- ' · I
» "" ι
ν
REG TS GELEERD,
PRACTICAAL
Ε ΓΤ
KOOPMANS
HANDBOEK.
/ti .Λ« ■■
ε ν
TEN DIENSTE van
uegters , ^ practizijims . ^KOOPLIEDEN,
EN ALLEN ,. DIE EEN ALGEMEEN
OVERZICHT VANf REGTSKENNIS
. VERLANGEN:
■ · '
. . DOOR
advocaat te amsteldam,
/ .
sa
te AMSTELDAM, bij
JOHANNES ALLART.
μ d c c c ν i.
-ocr page 3-„ Σχ ßudio pmceptiomm quarundamy & thea*
rematum unherfaUum , quihus ai judicandum ex"
hono ö* de ftnguUs negoiHs pmparemur & in-
formemur, cognitio yurisprudentiiß tantum fperanda^
esi. Nam , qu'ta infimta fünf, ful· mh
lam ariem, aut pmceptionem cadunt,^'*
F. DU Α REN US, itt Epifi, de
ratione docendi discendique
Juris; Oper, TomAl* pagj.
s.91. qoï9 i.
t '
Ψ-
^ α ν den
D e :aatiléiding tot het fclirijven van dit Boek
komt "in het kort hier op neder. Wijlen de Boek-
ihandelaar jacobiTs loveringh had weleer
uitgegeven zeker Boekjen , onder den titel van
Burgerlijk, Rechtsgeleerd^ Notariaal^ en Koop-
wans 'Handboek, het welk tot diiemälen toe,
ïaatftelijk in het jaar 1761, iherdrukt was gewor-
den. De Boekhandelaar Johannes allart,
het Copij-regt van dit, geheel uitverkogt, Boek-
jen bezittende, had in den zin," om het zelve te
herdrukken, en verzogt mij, om het van.de noo-
dige verbeteringen en vermeerdeiingen te willen
voorzien. Met dit oog 'het Boèkjen doorloopende,
bevond ik zeer ichielijk, dat, zoo lofwaardig als
iJiet oogmerk van den Schrijver was, zoo ellendig
'Τ";·;·'
voorberigt.
de uitvoering van zijn werk was uitgevallen: da
definitiën, of bepaalingen der zaken, waren meest,
al zeer onnaauwkeurig; op veele plaatièn ontmoet-
te men duisterheden, en zelfs hier en daar onver-
fraanbaare orafchrijvingen; in zeer veele opzigten
was het onvolledig, cn in anderen wederom met
overtolligheden vervuld; de aanhalingen der bewij-
zen waren verre van in orde te zijn. ■— Dat dit
mijn oordeel niet hard, maar zeer juist was,
vond ik naderhand bevestigd, wanneer ik toeval-
lig in handen kreeg de Nederlandjche Letter-
Courant van e. luzac, Dee/^ hladz. 324,
€72 volgg., alwaar eene recenfie van dit Boekjen
voorkpmt, na genoeg met het voorenflaande in-
ilemmende. — Ik gaf dus aan den Boekhan-
delaar ALL ART te kennen, dat ik dit Boekjen,
bij onderzoek , bevonden had, zoodanig geiueld
te zijn , dat 'er , regt uit gezegd , niets goeds
van te maken was, en dat ik mij aan zijn verzoek
moest onttrekken. ., j. ν.
Niettemin had het doorloopen van dit Boekjen
mij doen gevoelen, dat een werkjen van zoortge-
lijken aart, mits behoorlijk uitgevoerd wordende ^
zeer nuttig zijn konde, cn tevens geheel ontbrak:
want de Inleiding tot de Hollandfche Rechtsge-
leerdhefd van h. de groot, hoe onwaardeer-
baar ook, is voor onkundigen veel te duister, en
bevat ook niet alle iloil'en van het Κ egt; en liet
Rooms ch'
VI
li
■uS
ι
Roomsch'Hollandsch Regtyun s.'^VAN leeu-
WEN, het welk, on? eene. algemeene kennis yai^
ons Regt te bekomen , door veelen »weleei? ge^
bruikt werd, is zoo ver verwijderd van den meer
beidiaafderen fmaak ,van onzen tijd, dat het,
fchoon in de daad:,nog een'goed Boek zijnde,
aan zijn oogmerk niet meer voldoet. De on-
dernemingen van dien aart, door anderen gedaan,
ilrekken meer om-Onkundigen ,te verwarren, daa
te regt te helpen , ^n verdienen dus niet ^ liier
vermeld te worden, .
Mj door de overweging van dit een en ander
opgewekt vindende, ,om tot de uitvoering vaa
dusdanigen arbeid zeit' mijne kragten te beproe-
ven, en, in plaats van iets te leveren, waar in
het gebrekkige nooit volkomen te verhelpen was,
liever een nieuw geheel däär te ilellen, befloot
'ik tot het fchrijven van dit Handboek,, Ik heb
daar in de algemeene grondbcginzelen van-onze
geheele hedendaagfche Regtsgeleerdheid en Prac-
tijk behandeldin 't bijzonder echter mij tot het
Departement Holland bepaalende : want om de
bijzondere regten der verfchillende Gewesten, die
zoo zeer van elkander afwijken, daar in te
mengen, baart niet dan verwarring, en maakt
een wanftaltig geheel, uit — Met dit al, de
" eer-k
(♦) BiferentiéC Juris Romani & Beleid van'Prof,^
* 4 νοοΛ*
-ocr page 7-V0T VOORBERÏGT,
eerfte gronden van het Regt zijn alomme veelal
dcZciMe, en uit dien hoofde meen ik, dat dit
Boek 5 het geheele Land door, van een nuttig
gebruik kan zijn.
Daar mijn doelwit eigentlijk was, te fchrijven
tot onderrigting van hun, die, des Regts onkun-
dig zijnde, een algemeen gegrond denkbeeld van
Regt en Practijk begeeren te erlangen , heb ik
mij toegelegd, om ^idelijk, bevallig, en naauw-
keurig te fchrijven. En fchoon het noch doelma-
tig , noch zelfs mogelijk was, om alle Regtsge-
leerde en Practicaale ftoifen in Hn Deel in octavo
uitteputten, verbeeld ik mij echter alle de grond-
beginzelen zoo volledig te hebben ter neder ge-
field, dat hij, die dezelven goed verftaat, en juist
toepast, honderde gefchillen van zelf zal kunnen
beflisfen, ten minilen zig den weg gebaand heeft,
om met vrugt een dieper onderzoek aan te van·
gen. — Bij wijze van korte aanteekeningen heb
ik mijne gezegden ileeds met de beste auciorü
teiten geitaafd; en het zoude mij zeer ontfchie-
ten , indien zelfs meergeöeifenden daar in niets
aantroffen, het geen hunne x^plettendheid ver^
diende. -.
De
vooRDA; de Injiitutiones Juris Belgici civilis van Prof.
AUNTZENius, hoe veel goeds ook behelzende, bewijzen
klaar * hoe onmogelijk het is, ora regten , die eene
verfchillende analogie hebben j in één ßjstema te willea
bevatten.
♦
„„, ___________ , —j,.^.,...,.. ...........___—.fernffn'M.SR^»
Ι;.
De orde , welke ik mij heb voorgefteld, is
kortelijk deeze. — Na eene Inleiding, waar in ik
de noodige onderrigtingen tot den aanleg, 200 van
de iludie der Regtsgeleerdheid, als van eene uit-
gelezene Regtsgeleerde Boekerije, heb opgegeven;
heb ik het werk zeiven verdeeld in vier Boeken»
Het eerfie Boek bevat dé Burgerlijke Regtsgeleerd-
heid; het tmede de Lijfitrafï'elijke; het derde de
Manier van Procedeeren, zoo in Burgerlijke, als
in LijfftraiFelijke zaaken; en het vierde de wétten,
tot den Koophandel betrekkelijk. — Waar na
alles met een zakelijk Register befloten wordt.
Van mij zei ven kan ik zeggen, dat ik deezen
arbeid met genoegen en met nut volbragt heb. Ik
heb 'er gelegenheid door gehad, om de grondbe-
ginzelen van alle vakken van Regt en Practijk
mij op nieuw voor den geest te brengen. —-
Verre zij het van mij, den ijdelen waan te voe-
den , dat mijn werk boven kritiek verheven zou-
de zijn, maar, in weerwil van dezelve, meen ik
mij te mogen vleijen^ dat dit Boek zeer gefchikt
is, om en voor hun, die, zonder geiludeerd te
hebben, regtszaaken behandelen moeten, voor
jonge lieden , die , de Hoogefchool verlatende,
zig naar de Pleitzaal begeven, en eindelijk voor
bijzondere perfoonen, die eenigermaten uit eigen
oogen begeereii te zien, wat al of niet met de
gronden van Regt en Pracr.ijk overeenkomt, tot
f 5 eene
Κ
ν ο ο R Β Ε R ϊ G Τ.
χ
eene handleiding te verilrel±en. — En mtg mijn
arbeid dit doel bereiken, zal ik mij nimmer den
daar aan ie kost gelegden tijd behoeven te be-
klagen. —■ De Lezer gebriiike dit werk ten zijnen
nutte j en vaar beilendig wel.
j. van der linden«
Amßeldam,
den HO. Octoher ^
1 Β 06,
ÏN-
»tw-iauou
-ocr page 10-Inleiding , bevattende de noodige onderrig-
tingeii tot den aanleg, zoo van de Studie der
Regtsgeleerdheidals van eene uitgelezene
Regtsgeleerde J3oelieri]e.
EERSTE BOEK.
van de burgerlijke r ε ρ τ s ge l ε ε r d he id.
Bladz.
I. afdeeling. Van de Wetten in het alge-
meen. . . ,. . i.
I. Regtsgeleerdheid. . ,-; . —
3. Vcrdecling van het Regt. . . —
4. Welke Wetten in ons Land te volgen. 3.
5. Verbindende kragt der Statuten. . 4.
6. Uitlegging der Wetten. . 5.
8. Affchaffing der Wetten. . . 9·
II. afdeeling. Van de regten der Men-
fchen, naar mate van hunnen yerfchilknden " ^
i. Objecten van het Regt.
Onderfcheiden ftand der menfchen.
3. I. Vrijheid en Slavernij. ,, ~
4. II. Staat van Burgerichap.
5. Ui. Faiiailie-ibnd, . «
10.
. .13.
III. AF-
Bladz.
ϊίγ. afdeelïng. Van het IluweUjky en d&
r£gten daar ioe betrekkelijk» . ^ 14.
I. Htiwelijk. . , . ^ —
Trouwbeloften. . . . 15^,
Huwelijkfche Voorwaarden, - , 17,
. 4. Welke bedingen daar bij te maken. . —,
5. Hoe verre zij onherroepelijk zijn. . 19.
Vereischren des Huwelijks. — I. Verbo-
den Huwelijken. — II. Confent der Ou-
deren. —^ ΠΙ. Huwelijks-plegtigheden, üo.
7. Gevolgen des Huwelijks. — Maritaäle raagt·.
8. Gemeenfchap van goederen. " . . 28«
9. Ontbinding des Huwelijks. — Separatie
van tafel en 'bed. « « 51·
10. Tweede Huwelijk. .. . . 33.
ÏV. A-FDEELiNG. Vuu de Vaderlijke magt. 34..
а. Hoe verkregen wordt. . . .. 35.
3. Hoe dezelve eindigt. . . .36^
V« Α F DEEL ING. P^n Voagdijën en Cura-
ieelen^ . . , 38·
^i. Wie Voogden zijn kunnen. . . —
i2. Aiinrtelling van Voogden. . , 40.
3. Pligt der Voogden. . . . 41.
.4. Vertigting en Boedelhouderfchap. . 43.
б. Actiën uit hoofde van Voogdije, . 46.
7. Hoe Voogdije eindigt. .. . 47.
8. Curateclen. . . .48.
VI. AFDEELiNG. Van het regt der menfchen
op i en ιοί de onderfcheidm zaaken in het
algemeen» · . .
5» I· Regt op of tot zaaken. ^ - —
5· ^
-ocr page 12-5.2. Zoorten van regt op eene zaak.
3. Zoorten van regt tot eene zaak.
VIL afdeeling. Van regt van Eigendom»
I. Eigendom, waar in beftaat. · .
а. Hoe eigendom verkregen wordt,
3. Actie, uit hoofde van eigendom*^
4. Hoe eigendom verloren wordt. , '
viii. AFDEELiNG. Van het regt van Erfvol-
ging in het algemeen. . ,
1. Regt van Erfvolging.
Ä. Twee zoorten van het 2elve.
3. Actie uit dien hoofde.
ix. AFDEELING. Van Erfvolging door mter"
flen ml, . . ♦
§. I. Zoorten van uiterilen wil. .
3. Bevoegdheid, om uiterften wil te maken,
4. Wie bi] testament beuren mogen.
б. Erfftelling. . · .
7. Subfliitutie.
8. Fideicommisfen.
9. Legaten. , . . .
10. Executeurs. — Aditie en repudiatie. —
Acte van Beraad. — Beneficie van Inven-
taris. — Collateraal. .
11. Hoe uiterile wil te niet gaat.
X. AFDEELING, Van Erfvolging hij ver fierf 91.
1. Erfvolging bi] verfterf. . . —
2. Zuid- en Noord-hollandsch verfterfregt. 92.
3. Bijzonderheden in *t ftuk van verfterf. 97.
XI. AFDEELING. Van regt van Diensikaar-
biid, of Servituut* . . » 99·
§. I.
ΧΪΤΙ
Biadz.
51'
52.
53.
58.
61.
64,
65.
65.
67.
68.
70.
71.
76.
83.
89.
XIV ■ |
I Ν Η O U D. |
Bladz. |
S.i. |
Dienstbaarheden, in 't algemeen. |
99-' |
2. |
Veld-diensrbaarheden. | |
3. |
Huis-dienstbaarheden. . .'. . |
100.' |
4. |
Hoe verkregen en verloren worden. |
lOt. |
5· |
Vrugtgebruik. . |
. ^ ί ΙΟΙ. |
6. |
Verdere perfoneele dienstbaarbeden. |
ϊθ3· |
XII. AFD'EELING. V-αή regt van Pand, of
Hypotheek, , . · 104.
5·. I. Pandregt. . . . , · „ —
n. Legaal verband. . . · .V
3. Conventioneel verband. . . 107.
4. Praïferende. . . . . ' 108.
5. Verkoop van 't Pand. . . ■ i' iiö.
6. Hoe Pandregt te niet gaat. . . iii.
Xiil. AFDEELiNG. F^ütt BeziifegÏ. . iïsi.
2. Gevolgen van Bezit. . . . 115.
3. Rcgtsmiddclen ter zaake van Bezit. 114,
XIV. AFDEELING. Van de Verhmtenhfeny
en de daar uit voortvloeijende Perfoneele ..
Regien, in V algemeen, . . 115.
1. Algemecne aard der A^^erbintenisfen. . —
2. Contracten. — Gebreken derzelven. 116,
3. Welke perfoonen zig verbinden kunnen. n8.
7. Gevolgen der verbintenisfen. . 123.
8. Verdeeling der Verbintenisfen. . 126,
9. Aanmerkingen nopens verfcheiden zoorten
Ί.-. van verbintenisfen. · . 127.
10. Borgtogten. . . . . 133-
^r·; X^'· AF-
ΐ
-ocr page 14-
I Ν Η 0 ü D. | ||
Bladz. | ||
'XV. |
afdeeling· Van PerèiAUmifeti uit ■ ' | |
Contractfin en Quaft-rContracten* |
139· | |
S. i. |
Overgang tot deeze Afdeeling. ·" |
• |
Leening. — Verbruik-Ieening. |
* , 143· | |
s- |
Renten of interesfen. - . |
. 144· |
4. |
Bruikleening. . . |
• ; |
■ 5· |
Bewaargeving. . ^ . |
. ' 148· |
6. |
Sequestratiën en Confignatien. | |
' 7. |
Pandgeving. . . |
ϊ5ο. |
' S. |
Koop en verkoop. |
152. |
'9· |
Gevolgen van koop en verkoop. |
155. ι |
■■ 10. |
Hoe koop te niet gaati |
^ , ψ' |
" ii. |
Huur en verhuuring. |
ι6ι. |
12. |
Gevolgen van huur en verhuuriiig. |
, . . 102. |
13. |
Erfpagt-gunnïng. |
iö5. |
14. |
Lastgeving. , . . ^ |
ι66. |
15· |
Quafi-Contracten. |
Ιίρ» |
xvi. AFDEELING. Pan P^eriinÏenisfen uit
Misdaaden en Quaß-Mlsdaaden» . 171.
5.1. -Verbintenisfen uit Misdaad. . 1 —
' s. Misdaad tegen het leven. . —·
3. Misdaad tegen het lichaam. . ^ . 172,
4. Misdaad tegen de eer. . . . —
5. Misdaad tegen goederen. . . 174.
6. Quafi-Misdaaden. . . . 175.
xvii. AFDEELING. J^ati de onderfcheiden
zoorten van hev/ijs der handelingen, —
S. I. Van Bewijs in 't algemeen. . . —
fi. Bewijs door Gefchriften. . . 177.
3. Bewijs door Getuigen. . . . 180.
4. Bekentenis. — Priefumptie. —< Vonnis. —
Eed. , j . , . 1S2.
- i ·
-ocr page 15-XVI
Blad^.
xviii. afdeeling. Op 'welL· mjzeft de Ver-
bintenisfen te niet gaan. . \ 184.
1. Betaaling. . . . —
2. Novatie van fchuld. . . , 188.
3. Kwijtfchelding. . . , . 189.
4. Compenfatie. . . . . 191.
5. Schuld-vermenging. ' . . , 193.
6. 't Vergaan der zaak. . . 194·
7. Verloop van tijj^l. . . . —
8. Verjaaring. . . . . 195.
10. Relief. ..... 196.
I
i' !·
V
TWEEDE ROEK.
VAN DE LIJFSTRAFFELIJKE REGTSGE-
L Ε Ε R D Η Ε I D.
I. AFDEELING, Van de Misdaaden in het
algemeen. . . . . 19S.
§.1. Misdaaden, en derzclver vcrdeeling. . —
2. Volkomene en onvolkomene misdaaden. «—
3. Wie misdaadig is. — De ilrafbep'hlende
wet. — Voornemen om te misdoen. —
IS'lisdaad uit nalatigheid. — Toevallige mis-
daad. . . . . . 199.
4. Krankzinnigheid. — Eenvoiiwdigheid of
domheid. — Melancholie. — Doofheid en
ftomheid. . . . 201.
5. Dronkenfchap. — Toorn. -» Onkunde van
6. Kindfche jaaren, — Minderjarigheid. —
Onvrije daaden. , . 205.
Bladz»
§. 7. Complot van misdadigers. . . 207
9. Beoordeeling van de grootte der misdaden. 210.
ii. AFDEELiNG. Van de Straffen m 't alge-
meen, . » I . 2li2,
5. T. Straifen , en depzclver oogmerk. i —-
2. Zoorten van Straifen. . . —
3. Graden in de Straffen. — Confiscatie. < 215,
4. Regels in het bepaalèn der Straffen. ai5.
5. Naar welke wetten de Straffen te bepaalen. i2i8.
6. Willekeurige Straffen. . . 219.
7. Redenen tot verzagting van Straifen. 221.
8. Verdeeling der bijzondere Misdaaden. 224.
iii. AFDEELING. Van de Misdaaden, betref-
fende den Godsdienst, . . 225.
5.1. Van deeze Misdaaden in 't algemeen. —
3. Meineed. . , -. · 2,2().
IV. AFDEELING. Van de Misdaaden tegen
den Staatf en de algemeene veiligheid. 228.
S· i. Zoorten deezer Misdaaden. . . —
2. Floog-verraad. . . . . —
3. Misdaad van gekvvetile Majeileit, . , 229.
4. Vaifche munt. . . . —"
5. Oproer. , . . . 231.
ö. Misdaad van geweld. — OntvUigten van
' 232;
234.
gevangenen.
7. Brandfiigting.
δ. Afpersfingen en knevelarijen.
Omkoopingen.
mm
V. AFDEELING. P'äfz de Mhdaaden tegen het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bladz.
S· I. Misdaaden iiit ontucht* * 7 260^
3. Veelwijverij. . , . 262.
5. Hoererije. . . » . 5263.
8. Bloedfchande. . . . 266»
VIII. APDEELiNG. /^aff Bemjzeti ih V fluk
van misdaad* . * —
1. Bewijs in het liji'ilrafFelijke. . * —
IX. AF DEELING. Op welke wijze de misdaa-
den ie niet gaan. , * . 272.
5.1. Hoe de misdaaden vergaan. . . —
2. StraiFe. . ^ . . . 273.
4. Compofitie en fubmisfie. . . 275.
•5. Verjaaring. , . . 277.
6, Dood. ... , —ï
DERDE BOEK.
VAN DE MANIER VAN PROCEDEEREN,
zoo ÏN BURGERLIJKE, ALS IN
Algemeene inhoud en verdeeling van dit Boek. 279.
!f ■
t
Ε Ε τ Ε D Ε Ε L.
MAIsflER VAN PROCEDEEREN IN
BURGERLIJKE ZAAKEN.
Bladz,-
ï. AFDEELiNG, P^ati de onderfcheiden Reg-
ier s en Regtbanken y in dit Land. 2S0/
S.i. Schepenen, gewoone R.egterSo . —
2-, Zaakcn van Politie. . . , 281.
3. Nationaal Gerechtshof. . . 2821
4. Hof van Holland, Regtcrs ter eerite initantic.aSs·
5. Hof van Holland, Regters in ap].>el. 287·.
6. Bailliuw en Mannen. « . ,290,
7. Gemeene Middelen. . . . —■
8. Militaire zaaken. . . - . 291.··
9. Kerkelijke zaakeii. . « . 292.
10. Regtbanken voor bijzondere zaaken. . —
ÏI. AFDEELiNG. V/iH den aanleg van Pro-
¥ * ^
cesfen in Rau-acile. . . "94*·
§. I. Minnelijke aanmaning. . . —'
2. Behoorlijke adfiftentie. . , . —
3. Venia agendf. . . . .
4. Advocaaren en ProcuTeiirs.· '
5. Admisfie Pro Deo.
6. Dagvaarding bij de Gerechten.
7. Request om Mandament bij de Hoven.
8. Mandament, en BeOoten Misfive.
9. Deurwaarders. — Edicte. — Overduging.
— Edicte" ad valvas Curix.
ló. Prefentatie. — Rollen.
306·.
vJ
li
mm
lifr i"
11. Conclufie van Eisch. — Notulen.
12. Provifie, of Namptisfement.
13. Comparuit, en Dcfauten. — Tntcndit.
14^ Dag van beraad.— Prieliminaire verzoeken.. 308.
§· 15
29^.
297.
290.
299.
300,.
301.
303·
304·
305·
1:
-ocr page 20-. BJadz.
■§.15. Exceptie. . . . 310.
16. Antwoord. ' . . . 312.
j8. Reconventie. . ' . . 313.
19. Voldingen, — Pleidooi-op de Provifie. —
Interventie en voeging, . . 314.
20. Mandament van Debitis. . . ' 315,
ÏII. AFDEEL ING. P^a» zaaken, die fummier'
Ujkf en zonder msfeling van ßukken, be-
handeld worden, . , . 3.1 ó".
1. Groote en kleine zaaken. .. . —
2. Summiere zaaken.— Declaratie van kosten. 317.
3. Condemnatie decerneeren. . . ' 318.
4. Executie decerneeren. . . 319.
5. Actie inftirueeren. . . 320,
7. Arrementen aannemen. . . » 321.
8. Procureur Acceptant ftejlen', .. 322.
IV. Α F D Ε Ε LIΝ G. Van Arresten, en Poenaals
Jnter 'dkiiën. . , . . 323.
1. Wanneer Arrest plaats heeft. . . —
3. Arrest, bij Gerechten. .. ,
4. Arrest, bij het Hof. . . 327.
5. Hoe op een Arrest te procedeeren. 1 3 28.
ύ. Interdictiën. . . . 331.
7. Poenaal, en deszelfs vereischten. . 332.
. S. Auctorifatie <le facto. . . 334.
9. Dispofitie op een verzoek om PóenaaL —
so. Hoe op een Poenaal te procödêeren. 335.
v. af deeling. Pan Regtmiddekfi in T^os-
fesfoire zaaken* . ^ . 33(5.
XXII
2. Maintenue.
3. Coffiplainte,
4. Spolie, ,
VI. afdeeling.
Bladz.
336.
338·
339f
P^an de hhandelmg van
zaaken y in geval van Hooger Beroep,
1. Zoorten van Hooger Beroep.
2. Reauditie. . ...
3. Appel, en de fatalia van dien.
4. Anticipatie en Defertie.
5. Forme van Procedeeren in Appel,
6. Reformatie.
8. Revifie. . . . .
VII. AFDEELING. J^an Beneficie van Inven-
taris ^ Cesfie, ^tterminaiie f Inductie en
Relief . , . 349,
5.1. Beneficie van Inventaris, » . —
2. Bcneficie van Cesfie.^ . . 351·
3. Atterminatie. . . - 353·
Vni. AFDEELING. J^au de manier3 op wel'
ke de zaaken, na het voldingen , verder
in β α at van wijzen gebragt worden. 357?
§. i. Pleidooi in Rol-zaaken. . ·
2. Bepleiten of Jaefchrijven d^f zaaken.
3. Wisfelen van Inventaris en Stukken.
4. Hooren van Getuigen bij de Gerechten.
5. Vereischten der Pleidooijen.
6. Befchreven zaaken. — -Verbaal van infor-
piatiëji. . .. ·
IX. AF-
340?
341.
342.
343-
347.
348.
358.
360.
361.
3^3·
il'·
•1-
J. '
Bladz.
ÏX. AFDEEL ING. V^fi Vonnhfeti, en der zei-
ver Executie. . . . 355.
$. I, Rapporteur tot het vonnis. . —
2. Pointen van officie openq:n.
3. Vereischten der vonnisfen.
4. Pronuntiatie der vonnisfen. ^ .
5. Executie, en Executorie.
6. Sommatie, en Renovatie.
7. Onderfcheidene zoorteu van Executie.
8. In reëele actiën.
9. In perfoneele actiën. — Executie op roe-
rend goed. .- . ,. —
^ 10. Oppofitie van Executie. . . . 372.
.11. Executie op onroerend goed, — Bij de
Gerechten. . . . . 373.
12. Bij 't Hof. . . . , 374·'
13, Houden van Prseferentie. . 376;
^ 14. Apprehenfie. . . . —
P5'. Executie in zaaken van faiten. — Gijze-
ling bij de Gerechten. . · ' 377·
16. Bij 't Hof. . . 37S.
17. Liquidatie der Sententiën. — Tauxatie van
kosten. — Kosten, fchaden, en interes·
fen. — Debat van Rekening. . 380,
X. Α F D Ε Ε LIΝ G. Fan zaakcu , raakende boe^ -
dels y in welken eene regierlijke voorziening
fioodig is. . . · . , 383..
2. Aanftelling van Sequesters of Curators.' ' —
.^3. Pligt derzei ven. . . ^ 384.
4. Accord met de fchuldeisfchers. , —
5. Verdere beredding des boedels. ' . 38^
>6. Rekening en Prseferentie. . : - 38^.
36(5.
368.
3Ö9.
37α.
■) /
IIANIER VAN PROCEDEEREN, IN
LIJFSTRAFFELIJKE ZAAREN.
Bladz.
I. AT DEEL ING. </<?« aanleg van Crimi-
neele Procedures in algemeen. . 387.
1, Welke perfoonen daar toe noodig zijn. —
i2. De Befchuldiger. . . . —
3. De Bcfchiildigde. . , . 388.
4. De llegter. . . . . —
5. 't Hof, wanneer competent. . . 390
6. Naar welke wetten te handelen. . 391
7. Apprehenfie op heeter daad. . . 392
8. Prsecedente informatiën. . . —
9. Apprehenfie. . . , . 393.
10. Dagvaarding in perfoon. . . 395.
11. Andere crimineele aanleg. . . 39(5.
12. Purge. . . . . 398·
ÏI. AFDEELING. Van extraordmairs Crimi-
tieek Procedures, . ,. . 4°°'
§. li Extraordinair Proces. . . . ' —-
' <2. Verzoeken en incidenten in dit Proces. 402.'
3. Verhooren. .... 404.
4. Confrontatie. . . . . . 407,
5. Bekentenis, en eisch op dezelve. . 408.
HL Α F D Ε Ε LIΝ G. Van Crmineel* Procedures
op convictie. . . . . 410,
I. Pijnbank afgcfchaft. . . —
'"α. Regt doen op convictie. . , 4H.
3, Hoe daar in te procedeeren. ' . . 412.
"4. Ontilag onder handtasting. . . 414·
ÏV.' AFDEELING. Van ordinaire Crimineele
Proces [en ^ « . . ·
. S. I.
m
^t·
■h
ί
Hf
I Ν ΙΡ ο υ D.
I. Waatieer ordinair Proces plaats heeft.
Ä. Adfiilentie van minderjarigen. '· .
3. Form der ordinaire Procesfen.
V. AFDEEL ING. P^afi Vonuisfen , Execuiiën ^
en Appellen f in CrimiJieele zaaken. 418.
5.1. Crimineele Vonnisfen. * . —^
3. Crimineele Executie. . . ,—
4. Hooger beroep in 't Crimineele, . 4111.
r·'
XXV
BUidz.
415.
417·
VIEPvDE BOEK.
ï. A
'VAN DEN KOOPHANDEL, EN DE WETTEN,
DAAR TOE Β Ε Τ R Ε Κ IC Ε L IJ K.
F D Ε Ε L IΝ G. Ρ'αη den Koophandel in het.
algemeen, en dm iioUandfchen in het bij-
zonder,.Λ·· · . . '. ' 423»
Oorfprong van den Koophandel. . 424.
Hollandfche Koophandel. . 42(>.
Tot den Westphaalfchen Vrede. , 427.
Na dien Vrede tot heden. , ; ' 429.
Bloei en verval des Handels. . 430.
Middelen tot herüel. . , 433.
Koophandel van Amfterdam. . 436.
Eenige bijzondere aanmerkhigen. . 439.
Compagniefchap. Vereischten.— Winst.'
en Verlies. . . . 443.
Onderfcheiden zoorien en bedingen, 445.
Regten en verpligtingen der Compagnons. 448.
Hoe Compagriiclchap eindigt, 451.'
r "11. af-
1,
2.
3·
4·
5.
7·
.
9·
. ιρ.
II.
. 12.
η·
Η·
~ ί
PB"
-· ÏI, AF DE EL ING. Algemeens kefchoumng 4er
^ Hollandfche Zeeregten. . . 452.
1. Vrijheid der Zeevaart. . . —
a. Zeevaart van neutraale Natiën. . 454«
j ' 3» Hollandsch Regt daaromtrent. . 4570
4 , 4. Zeewetten in Holland. . 458^
I 4- Stapel-regt. . · . . 4(jo.
I 6. Uitgaande en inkomende regten. . 461.
I 7. Pilotagie. . . , 466.
8. SchjpbrcLik, · . . 470,
ÏIL Λ FD Ε EL ING. Vmu Schepen 3 Sijlbriêven,
m Bodemerijën. . · 47a»
!| I,: Schepen. « . . , ^
j 2. Regten omtrent oorlogfchepen. , 473,
3. Omtrent koopvaardij- en andere fchepen. 475,
4. Bijlbrieven. . . . 478,,
; j" 5. Bodemerije. « . 479..
ÏV, AFDEEL ING. Van Reeder s , Schippers ^
en Scheepsgezellen, . · 484.
•j Regten tusichen de Bevragters , en den
Schipper. ' . . . 488.
4. Regten tusfclien de Pasfagiers, en den
Schipper. . . . 491^
5. Regten tusfchen den Schipper en de Scheeps-
' gezellen. . . . . 49^^.·
V, AFDEEL ING. Van ^varijën en Zte-fcha-
λ»·
^ Avarije. , - . . —
2. Gemecne Avarije, . * . ^
y; . 3. Avarije grosiè. , . , 497^
i
^ I r liiiSISr"'tiiïr'^' ^a^rmÊÊÊÊÊÊSÊÊÊ
-ocr page 26-■UHJt" >
ϊ Ν Hä Ο υ. D. λ-χνπ
Bladzr.
4. Werpen van goederen. . . ·. 498,
5. Hoe, door wien, en waar van, Avarije te
500.
503^
504.
507.
509·
512.
513.
dragen. ...
6. Meerdere gevallen van Avarije.
7. Overzeiling van Schepen.
VI. AFDEE L ING, · Pa» uisfurantiën,
1. Asfurantie. . . . '
2. Wat geasfureerd kan worden,
3. Wie aslureeren mogen.
4. Voor welk gevaar.
5. De fomme, door den Asfiiradeur te voldoen. 514.
6. Premie. . . . · - 5i5·
7. Polis. . .' . , 517·
8. Verpligtingen van den Geasfureerden. 518,
9. Verpligtingen van den Asfuradeur. . 521,
10. Exeptiën van denzelven. . . 523.
11. Regtspleging in dit iluk. . .
VIL AFDEELING. Van het Wisfeïregt, 52,8.
g. 1. Oorfprong van den Wisfelhandel, · —
'α. Wisfels in 't algemeen. . . 530.
3. Gelijkzoortige Briefjens. . . —
4. Zoorten van Wisfels. . . , 533·
5. 'Welke perfoonen tot een Wisfel noodig zijn. 535.
6. Vereischten van een Wisfel. . . 536»
7. Endosfement. . . . . ' 538·
8. Acceptatie» . . . .,. 539-
9 Handeling tusfchen den trekker en remittent. —
10. Verbintenis van den trekker. . 540.
11. Verbintenis van den remittent. . 543.
12. Verbintenis tusfchen den endosfant en ge-
endosfeerden. . . . . 544.
13. Verbintenis tusfchen den trekker en betrok-
535.
kenen.
-ocr page 27-'SiXVHI
Bladz.·
§, 14· Betaaling ter eere van trekker of endosfan
ten.
15. Verbintenis van den acceptant.
16. Verbintenis van den houder.
■17. Protesten van Wisfels.
^ 'ïH. Actiën en regtspleging uit een Wisfel.
■ 19. Hoe Wisfel-fchuld vernietigd wordt.
•!2o. Slot v-an dit Wer-k. ,
54i>.
547.
548.
549-
550.
552.
553«
IN-
,1
ν ■■ ■
BEVATTENDE
ï>e noodige onderrrgtïitgen tot ^
den aanleg, zoo van de studie
der regtsgeleerdheid, als
van eene uitgelezene
regtsgeleerde boekerije.
EERSTE AFDEELING.
jSanleg van de fludie der Regtsgeleerdheid.
§ ï.
Al
Jlen , die zig op- de kennis van eenige wetenfchap, Atgemeene
welke zij" dan ook zijn moge , biegeeren toe te kggen, '
behooren zig tot eenen algemeencn regel voor te ilel-
len 5 dat zij beginnen moeten, met de grondbeginfe-
len dier wetenfchap te leeren, en zig dezelven voi-
komcn . eigen te maken, eer zij' zig met het lezen
van uitgebreide Werken , of het behandelen van
gefchilpunten, tot die wetenfchap betrekkelijk, πί-
laaten. — Die anders handelt, en'de eerde beginfe-
ien verwaarloost, zal nooit eene grondige kennis
der wetenfchap verkrijgen , noch in ftaat worden, -
óm gefchilpunten op vaste gronden te behandelen, of
te
i tl
lau·
-ocr page 29-ïnleiding;
te beflisfeii (i). — Zoo is liet coli in het bijzonder
met de Regtsgeleerdheid gelegen. Ontallijke maaien
zijn de eenvouvvdigile grondbeginfelen van het Regt
voldoende, om de gewichiigüe geichillen te beileg-
ten : en die of van deeze beginzelen onkundig is, of
dezelven niet weet toe te pasfen, redeneert altijd ia
het wilde, en kan nooit in het beflisfen van gefchil-
punten gelukkig Hagen (α). — Dan, langs welken
weg verkrijgt men best eene grondige regtskennis?
En van welke Boeken behoort men zig daar toe te
bedienen? Tot beantwoording dier beide vragen is
deeze Inleiding beftemd.
S TL
Gefchiktheiä Het eerfte, het welk hier in aanfchouw komt, is
Studie'i^^^^ de perfoonlijke gefchiktheid, tot het leeren en beoef-
fenen der Regtsgeleerdheid. — Behalven de alge-
meene vereischten, welken men altijd tot het aanlee-
ren vaii wetenfchappen hebben moet, is 'er een zeker
bijzonder character noodig, ora een goed Regtsge-
leerde te worden (3). — Deeze iludie is uit haren
aard dikwils droog en moeielijk : hij moet dus ar-
heidzaam en geduldig zijn, — De juiste toepas-
fnig der regts-gronden op de bijzondere voorkomende
gevallen is het waare kenmerk van een goed Regtsge-
leerden: hij moet dus oordeelkundig zijn. — Het
hoofd-
ei) h. grotii, ö? aliorum, Disfcrtaiione.si^ de Studiis
inflituendis. (L. B. 1545. in i2vo._) e. scheidu Opus-
cula^ de rntione fiudii. (L. B. 1792. III. vol, inSvo.)
C2) c. g. buder, Selecta Opmcula de ratione ac
methodo fludiorum Juris, 1724. in <Svo.)
q) cicero, de Offic, Lib^ 2. Cnp. 19. „ Omne$ non
,, fosfiini t ne multi quidm, Jurisperiü esfe.^*
XXX
%
I Ν L Ε Ι I> I Ν Cf» ί 3CXXÏ
hoofddoel in de behandeling van alle regtzaaken moet
altijd wezen: een ieder het zijne te geven: hij moet
dus braaf en eerlijk zijn (i). — De groote ver-
fclieidenheid van voorkomende zaaken, de dagelijk-
fche omgang met allerleie zoort van menfclien, vor-
deren , dat hij menschkundig zij. — Daar zijn post
medebrengt, om de belangen der geenen, die hem
raadplegen , op eene gefchikte wijze aan den Regter
voor te dragen, is de natuurlijke welfprekendheid in ,
hem een wezentlijk vereiscbte. —· Een vadzig en
ongeduldig mensch; iemand, wien het aan juist oor-
deel mangelt; een man van een flccht cn oneerlijk
character; iemand , die met de wereld niet weet om te
gaan, of niet in ftaat is, om goed zijn woord te
doen : onthoude zig volftrektelijk , om den posf
van lU'gtsgeleerekn te willen aanvaarden Qi),
Behalven de perfoonlijke y moet *er ook eene zake· ^^orfirir- ^
Vtjke gefchiktheid zijn; dat is , men moet behoorlijk
zijn toegerust met die voorbereidende Studiën , zonder
welken eene grondige kennis der Regtsgeleerdheid niet
te bereiken is. — Aan de ééne zijde moeten die
voorbereidende Studiën niet zoo ver worden uitge-
ilrekt, dat de Acadeinic-tijd reeds half met bij-iludiën
is doorgebragt, eer men aan de hoofd-itudie' der
Regtsgeleerdheid bcginc; maar aan den anderen kant
behoort mei^ook met de Regtsgeleerde ftudie geen
aan- '
Cl") J. c. RUCKER, Oratio·, de vero jCto ^ viro bono,
(L. B. 1758.)
Cs) p. RoscAM, Oratio, de pracipuis^ qua verum
JCtum commendanty dotibuu (Traj, 1787.)
ï: ■
-ocr page 31-mn INLEIDING.
IBP
ar.nvang te maken, zonder zig vooraf te hebben be-
kwaam gemaakt, om hetgeen men daar toe te befiu-
deeren heeft, behoorHjk te kunnen verdaan en bii-
grUpen. — Wij brengen, die voorbereidende Studiën
hoofdzakelijk tot de navolgende.
F.ene grondige kennis der Latynfche taal. Zij
is het waare cieraa d van alle geleerdheid ; en hoe
zeer het aan ieder niet gegeven is, een muretus,
een ernesti, een ruhnkenjus, een wyttenbach
te zijn, ontciert echter het gemis eener zuivere La-
tiniteit den anderzints verdiendelijken Geleerden. Zi]
is inzonderheid voor eenen Regtsgeleerden onont-
beerlijk, daar het Romeinfehe Wetboek in decze taa,I
gefchreven is: en men behoort zig, tot een goed ver-'
iknd van het zelve, ook vooral op' de Latiniteit dür
oude Romeinfehe Regtsgeleerden toe te leggen.
20.) Eene kennis van de Grlekfche taal, die ge«
noegzaam is, om de Paraphrafis van theoi'hiluSj
de Β α flik α , en den oorfpronglijken text der NoveU
kn van jqstiniaan, waar het noodig is, met vrugt
te kunnen raadplegen (i). ·
Eene kennis van de Romeinfehe Gefchtedenh
en Oudheden. ■— De lotgevallen van het Romein-
fehe Gemeenebest, den afloop der regeering van de
Roomfche Keizers, te weten, is voor eenen Regts-
geleerden , vooral ter beoordeeling, welke latere wet-
ten de eerdere hebben afgefchaft, hoogst noodzake-
lijk. — Door de Romeinfehe Oudheden verdaan wij
niet zoo zeer de Myihologifche, die tot verfland der
^ ou-
o) p· bondam, Oratio^ cle Lit'gua Cr^eca QOgnitiQ'»
ne^ jCto neeesfarid. (Zutpli, 1755-)
1
I Ν L· É I 1> I Ν 0. SXXIIÏ
öude Dichteren noodig is; als wel de Staatkundigei ^
waar door hij zig bekend maakt niet het onderfchei- |
4®.) Eine kennis der Gefchiedems van het Ro·
meinfche Regt. Men hoort fpreken van de Wet
der XII. Tafelen ; van de ζ^λτ ^«//w, Cincta ^
Cornelia, Voconia, en anderen; — van ulpianus,
PAPiNiANus, PAULUS, en meerdere Regtsgeleerden;
— van het Edictum perpetuum van den Pr^ietor ; —
van de fecten ^tx Sabinianen tvi Proculejanen ; — >·
van het Codex Theod&panus; — van de zamenftel-i
ling van het Corpus ^uris, op last van Keizer jusT^^
NiAAN, enz. — Hoe ver is men boven een ander
niet vooruit, wanneer men met de gefchiedenis van
dit alles bekend is.·
5°,) Eene algemeene Wzjsgeerige kennis ; waac
toe men zig inzonderheid behoort te bepaalen tot,de
Logica , of Redeneerkunde^ >- door welke men de
waare van de valfche fluitredenen leert onderfcheiden i
— de Mathefts , of Wiskunde ,· waar .doof men
juist en bepkald leert denkeni' — de Ethica f of
Zedenkunde f^N^-èX door men de algemeene pligtenvarf
den Mensch en Burger leert kennen.
Eindelijk iS het ook van grooté niittigheid #
om met de moderne, of hedendaagfche levendige taa-
ien , niet entend te zijti. — De Franfcha^txi:
Hoogduitfche taarVÊrdienen hier eene bijzondere aau-
|)ri}zing. — Zonder de eerfte kan· men in de tegen-
m
XSXIV INLEIDING,
woordige iiïtroeiilijke wereld niet verkeereii; en zon-
der dc tweede is men veritoken van een aantal ge-
leerde Werken, welken Duit&chland, zedert om-
trent nu eene halve eeuw , in alle vakken van
Wetcnfchappen, beeft opgeleverd. — Dat de be-
fchaving van onze eigene moedertaal ; als mede de
kennis der Gefchiedenis van dit Land, en van dcs-
zelfs Staats-gefleldheid 5 zoo als die zig van tijd tot
tijd toegedragen heeft, en nog heden bevindt; voor
eeiien Regtsgeleerden onm^isbaar zijn, behoeft waar-
lijk geen betoog.
S IV,
Studie der De Jongeling, op deeze wijze toegerust, bégeefr
fefrdheÏl. Studie der Règtsgêleerdheid zelve, en het
kan niet misilen, of hij moet, mits ^tnt gefchikte
' orde van fludeeren in acht nemende, daar in geluk-
kig (lagern — Om orde weite houden, brenge
men zig de volgende regels beflendig voor den geest,
a. De grondilag van alle Regtsgeleerdheid moet
beftaan in de kennis van het zuivere Romeinfche
Regt, zoó als dat in het Weiboek van Keizer jüSTi-
κιλΑν, het Corpus Juris genaamd, begrepen is.—
Men fla alle de Wetboeken op, die zedert eenige
jaaren , in onderfcheideii Landen, geiïiaakt zijn , de
Codes du 'Droit Frangois zelfs niet uitgezonderd ,
en' men zal zig fpoedig overtuigen, dat, wanneerde
„c
zamcnrtellers het Romeinfche Regt niet te baat geno-
t men hadden , hun werk allergebrekkigst geweest
t zoude zijn.
Ij ' 'Die het R.omeinfche Re^t goed wil leeren-,
li ftioet het zuiver leeren, en zig, als 't waare ,·■ ver-
f' ■ plaatfen' in het tijdvak der oude Romeinen, —· Niets
■ - "" '' 13'
tiiin^V -iiiiir i-v irr'iiiirT'-iÉliiililt^^
-ocr page 34-•I Ν L Ε I D I N'Gi 'XXXV
js verderffelijker, dan 'er in het begin iets van hét
hedendaagfche Regt onder te mengen. — Elk van
die Regten heeft zijne onderfcheidene analogie ^ die
met elkander niet moeten verward worden. — Wij
achten het dus voor een dwaalfpoor, om eenen aan-
ftaanden Student 'in de Regten vóóraf het comp-i
toir van eenen Procureur of Notaris te laten Μ]-
woonen. . ^ ή
c. De Studie der Regtsgeleerdheid móet begonnen
worden met het Romeinfche Regt y en niet met het
Regt der Natuur en der P'olken. — Die op het
laatfte eenmaal verlekkerd is geworden^, zal zig tót dé
veel droogere bezing van de fchriftén der^Römeinfche
Regtsgeleerden tnet weerzin verledigen , én loopt daar
door gevaar, vari 'er geene groote vdrderingen in té
zullen maken (i).
d. Schoon het eene zekere waarheid is,'dat zaa-
ken , die hedendaags nog in gebruik zijn , boven
öiide en afgefchafte ftoiFen, onze aandacht Verdie-
nen , moet echter de beoeffenaar der Romeinfche
Regtsgeleerdheid eene behoorlijke kennis trachten te
fcrlangen van de ontierfcheidene regten der fervi &
libertï, van de manumisßen, van de etnancïpatiën ^
van de bonorum posfesfonès, en veele anderen, zon-
der welker goed verftand een aantal wetten onver-
ftaan-
Ó) Wij meerien hier in te moeten verfcbiïlen 'van
,;.Prof. BARBEiRAC, dlc ϊπ zijne Oratio i de ßuäio Jurii
■recte inflituendoy met het Regt der Natuur én der
Volken een begin gemaakt wil hebben; — Zijne re-
denen bewijzen wel» dat ook een Regtsgeleerde zig
'daar op moet toeleggen; maar het zelve aan 't Room-
fche Regt te laten voorafgaan, is de verkeerde wei^
!
(
i ■
\
\
\
J Ν L Ε I D I Μ G.
ftaanbanr is (i). -- Evenwel deiloßbi, die thaiiS'
nog viin nut zijn, behooren meestal opzettelijk beflu-
deerd te worden^
e. Het Romeinfche Regt kan niet beter en ziii"
verder geleerd worden, dan uit de bronnen van dat
Regt zeiven. -7· De text der Inßituten moet dus-
gelezen en herlezen worden. — De text der Pan^
decten zelve, voornamelijk zoo als die door pothier.
in eene meer aangenaame orde gerangfcbikt is , ver-
dient alle onderzoek. — Eindelijk, indien men het
Regt,zoo als gewoonlijk,uit een Kort Begrèp\t<in^
moet men de aldaar aangehaalde wetten· telkens op-
flaan, en de bc-wijz-cn voor de opgegevene ftelling
naargaan. Op die wijze verkrijgt mtn de meeste vast-
heid in het Regt.
f. 'Er is bijna geene vvetenfchap, waar in hes
overladen met aanmerkingen zoo fchadelijk is, als in
die van het Romeinfche Regt. — In het begin moeë
men zig dus bepaalen tot zijn Kort Begrip, en tot
één, of ten hoogden twee, duidelijke en beknopte
Commentariën, — Werken van uitgebreidheid , of
die regts-gefchillen behandelen , zijn in het begin
iillerfdiadelijkst. — Men moet eerst en vooral het
■zekere Regt , en dat uit vaste grondbegimelen 3
leeren,
Deeze regels.ip het oog houdende, maakt men
een begin met de Jnßituten van jüstiniaan. —
(l) d. g. . van . der keessel, Ovatio, qua disqiiirh
tur, an capita illa Juris Romani, quie in ufu hodt-e
tien e%fe dicuniur ^ in Academiis doceri expediat? (Gron».
Γ753.)
xxxvr
t
I /I
Iii;
m
ί^ι:
ii).:
•i''
I
ί
ψ
InßUnten,
L Ε I D I Ν G.' XXXVlï
Men maake zig den text zoo veel mogelijk eigen; en
kere de definiiiën en divißen uin een goed Kort Be-^
g.rip, waar toe dat van böckelman, of westen-
berg , het best voor het gebruik is. — Men ver-
gelijke bij elke les de Griekfche Paraphrafts van-
THEOPHiLus , de ^ntiqtizieiten van heineccius ^
9ls mede de Recïtationes van dien Schrijver. —·
Eene ligte en duidelijke Commentarie, waar toe die
' van BORCHOLTEN door mij bij ondervinding wordt
: aangeprezen, daar bij gevoegd wordende , heeft men
^ Vf/'erk genoeg^ vooral wanneer men tevens gelegenheid
j liteeft, om de Dictata van zijnen Prof^sibr, wiens
ij lesien men des morgens gehoord heeft,' des avonds
I daar bij te vergelijken, en zig alzoo het gehoorde op
I Dieuw voor den geest te brengen. — Uitgebreide en
I diepzinnige Commentariën, als van vinnius , en
I anderen, moeten belpaard worden, tot dat men met
% de grondbeginzelen van het Regt, zoo als zij in de
I Jnflituien begrepen zijn, gemeenzaam geworden is;
— Men moet de Infikuten niet fpoedig uit de hand^
leggen; zij zijn de grondtlag, waar op alles rust,;
zij moeien .herhaalde keeren worden doorgeloopen en
beitudeerd. En verder gevorderd zijnde , neemt men
'er een meer uitgebreide Commentarie bij, waar toe
ik die van ritxershusius (i) ten hoogften .aan-
beveele^
CO iis^ is te bejammeren , dat de Schrifcen van dee-
zen, waarlijk groeten. Man zoo zeldzaam worden;
(«α het waare te wenfchen, dat eene ruime inteekening
den eenen of anderen Drukker koude aanmoedigep/
ώπι zijne Opera omnia uit te geven.
O -
:h
/-
S·' ,
—1 — Jr"'' ' ^
«Lvrii INLEIDING.
XXXVIII
faiiilecteti. De Studie der Inftituien voltrokken zijnde, of lie-
ver, terwijl die nog eenigen tijd wordt aiingehouden ,
gaal men over tot de Pandecten. — In het beilu-
deereii derzelven legt men tot zijnen grondflasi het
Kort Begrip , waar over Collegie wordt gehouden ,
onder welken dat van van eck, of westenberg ,
het beste is. — Men raadplege daar bij de wetten
zeiven , in het Kort Begrip aangehaald. — Men
leeze en herleeze op eiken Tkul de Pandecten vm
poTHiER. — De Enarratio van schulting; de
Commentarie van noodt ; de Commentarie van
wissenbach; en de Pnelectwnes van huber; zija
in 't begin'voldoende hulpmiddelen.
In dit tijdvak der Studie is het ook zeer nuttig,
nu eii dan eenige unren aftezonderen , tot het
beiludeeren van de ^urisprudentia ^ntejußmianaea
van schul Tino; en wanneer men nog een weinig
yerder gevorderd is , van de Obfervationes van cuja-
•pius (i). — Het is fchier ©ngelooflijk, welk een
■yveergalooze fqhat van waare en echte Romeinfche
Regtsgeleerdheid in deeze twee Boeken vervat is.
Voor meer gevorderden kan het ook van nut zijn,
om
(i) Wij onderfchrijven gaarne hen oordeel en ge-
tuigenis van H, DE GiiooT , in Disfert^ de fiud, inftit»
$ag. 5(?4. „ Si percoctam fapientiam & nomen exi,.
3, vtium optas, non aliunde Juris Oiiiritum cognitio-
„ nem fpera, quam ex cujacio, qui folus fufecerit,
j, jideo ille omnia istius jiudii arcana pervidit,
1
"üifl·
m
"mimm
^uibus é fontibus cuncta fiuercnty ■— Zie voorts
j» VALCKENAAR, Oratio, de Schold Cujaciand, CFraneg,
• Γ
m
-ocr page 38-I π L Ε I Ώ I Ν G. ΧΧΧΙΧ"
om nopens deeze of geene voorkomende iloflen te,
.■raadplegen Schrijvers, die dezelve meer.opzettelijk
■behandeld hebben; b. v. bij den Tit, de paciis leezé
men noodt, de pactis & transactlonibus; — bij,
het Vil. Boek der Pandecten raadplege men noodt^
Je ufufructu; — bij het iluk der testamenten, de
Interpreiationes van averanjus., een man , die in ^
geleerdheid .en oordeelkunde Ichier zijn wedergaa niet - ■
heeft. — De Hoogleeraars zullen \ve.\ doen , wan- «"
neer zij in hunne lesfen over de Pandecten, nopens
elke ftof, één of twee van de beste Schrijvers opge-
ven, die hunne Leerlingen daar over kunnen raadple* -
■gen. — Bijna hadden v^^ij vergeten, Óen Commeft~
^/srius ad Cod.. Theodof, van j. gothofredus den
meer gevorderden insgelijks aan te prijzen«
§ VIL
Men kan zig bijna niet te lang ophouden , met ^^ controvÉr·
leeren, wat ^het zekere Regt Qtts certum^ mede·^^^^'''*''
brengt. — Uit deszelfs gronden , wel verltaan zijn-
de , moeten de gefchilpunten van het Regt opgelost
worden , en de ondervinding leert ons, dat de helft
dier gefchillen uit onkunde, of verkeerde toepasfing
der zekere regts-gronden, haren oorfprong heeft. —
Met dit al echter, wanneer men met de Inflhut&n en v
tamelijk,gemeenzaam geworden is, (maar ' r '
ook volftrekt niet eerder, of men bederft zig gron-
deloos,) wordt het tijd, om'zig op het Jus Coniro' ,
mrfum , of de in verfchii zijnde punten der Regts-
ieerdheid , toe te leggen. — De Introductio in
'Cantroverftas Juris Civilis van walg mus, is daar ·
toe een uitmuntend Handboek. De werken .van
gAciiOviuSj MERENDA, en anderen, kveren daar
' V;
■
-ocr page 39-«Lvrii INLEIDING.
toe eene ruime ftofFe op. — En dan moet alles tot
volkomenheid gejsragt worden, door, onder het op-
zigt van eenen oordeelkundigen Leermeester, contro·'
Vßrfe flelUngen van V Regt te verdedigen, of tegen-
werpingen daar op te maken.
§ VUL
Het doorloopen deezer opgegevene vakken der R.o-
meinfche Regtsgeleerdheid is voor de Academifche
Studiën ten dien opzigte voldoende. — Men verlaate
echter de Hoogefchool niet, eer dat men zig nog op
eenige andere gedeelten der Regtsgeleerdheid heeft
toegelegd. Wij bedoelen hier mede:
'^ätuurRegt ΐ·) De,Studie van de Natuurlijke Regtsgeïeerd'
he'iäj waar in men best doet de leiding van Profesfor
pestel te volgen , en voorts de Schriften van de
groot en pufendorf te raadplegen.
^ieatS'Regt. 2,.) De Stüdie van het Regt der Volken y of
Staats-regt. — Het Regt van oorlog en vrede van
db groot behoort daar toe de grondflagen te leggen.
En het Werk van vattel verdient hier alle aanprij-
zing. — Behalven dit algemeene Staats-regt, is het
pok zeer dienflig , zig met het Staats-iegt van dit
Land in het bijzonder bekend te maken.
Crisriinetl 3·) De Studie van het Crimineel, of Lijfflrajfe-
Hjk Regt. — Want, fchoon ook wel in het XLVli
en XhVlllile Boek der Pandecten daar van gehandeld
wordt, vereischt het gewicht deezer zaak eene opzet-
telijke behandeling, Voor de Academifche Studiën
zal echter een Kort Begrip ^ als van ßieister, of
iiOEHMER,, voldoende zijn.
f-ausftVijk 4θ Dö Studie van het PausfeJijk Regt. — Het is
^^^^^^ iJp.^h ongerijmd 3 zig Messt&r in de beids Regten te
noe-
-ocr page 40-INLEIDING. XL!
noemen, en van het Kanoniekey of Pausfelijk Rsgt
ten eenemaal onkundig te zijn. — De Academifciie
Studeer-tijd gedoogt wel niet, om zig in deeze Studie
zeer diep te begeven, maar men behoort ten minften
de Differentiën van het Burgerlijke en Kanonuk»
\
Regt te kennen. ^
5.) De Studie van het Hedendaagfche Regt. — fielen-
Geenen beteren gronddag kan men daar toe leggen,
dan de Inleiding van de groot , opgehelderd door
de Regtsge'eerde Obfervatiën, en aangevuld uit de
Thefes van Prof. van der keessel.
Onze jonge Regtsgeleerde , die den zingtwtztn studiën na dg
weg met naariligheid bewandeld heeit, is nu behoor·
lijk in ftaat, om de Doctoraale waardigheid te ver-
krijgen. Hij fchrijft eene leerhandeling (Disfertatiq)
over deeze of geene Regtsgeleerde iloffe, die hem
het meest behaagt, en geeft daar door eene proeve
van zijne verkregene kundigheden : want het promo-'
veeren op eenige weinige Thefes, waar mede het vee-
len laaten afloopen, is een blijk of van onkunde, of
van weinig eerzucht. /
Gepromoveerd zijnde, heeft hij eene dubbele taak
voor handen. de Studiën, waar van hij ■
de gronden op de Academie gelegd heeft, voort te
zetten en te voltooijen. Thans is het tijdilip gebo-
ren, dat hij uitgebreide en diepzinnige Commenta-
riën met vrugt beftudeeren kan. — Thans is en
blijft het hoogst noodzakelijk, .om van tijd tot tijd
eenige uuren aftezonderen, tothetherhaalenvan.de
cerfle gronden der Regtsgeleerdheid, even als of men
ïiog op de Hoogefchool was. — Het leezen van de
Ί·Ι·1Ι 'i
-ocr page 41-Ψ
χε,ΐϊ ϊ ν l ε i d i ν gp
Cefftmentarte over de Pandecten van Prof. voet,
die het hedendaagsch gebruik van het Romeinfche
Regt overal heeft aangewezen, en wiens gezag in onze
Vierfchaaren met reden zeer groot is, kan hem niet
genoeg worden aanbevolen. — Ten tweeden, heeft
hij thans nieuwe vakken van Studie te doorloopen,
die het Rêgt en de Practijk beiden aan hem ople-
veren.
InhetKegt Ten aanzien van het begeeve hij zig tot het
onderzoek van In druk uitgegevene uddviefen , eia
^ Gemjsden. — ■ Hij belludcere de gevallen , die hem
merkwaardig toeSchijnen, uit dc door hem gelegde
Regtsgronden , en oeiFene zig op die wijze in de
juiste toepasßng van het liegt, welke eigentlijk des
waaren Rcgtsgeleerden vormt. — En dewijl 'smenr
il'hen geheugeii re zv/ak is, om al het merkwaardi-
ge, het geen men bij anderen leest, te kunnen bevatr-
ten, legge h'j thans een Regtsgekerd ^dverfaria"
Boek aan, in eenc Alphabctüche orde gerangfchikt;
of, het geen misfchien nog beter is, hij laate een
exemplaar van voet's Commentarie met wit papier
doorichieten , en teckene de merkwaardige plaatien
fei van andere Schrijvers aan, waar zij, naar de orde
der iloiten , t'huis behooren. — Op die wijze zal hi]
het nuttigst gebruik van zijne Boekerije bekomen, en
bij voorkomende gevallen dadelük de beste Schrijvers
bij de hand hebben, zonder dat hij nobdig heeft met
veel zoeken zijnen tifd te verfpillen. — Hij begeer
, ve zig al verder tot het onderzoek van bijzondere
ftoiien van het Regt, die, uit hoofde van derzelver
dagelijksch gebruik, meer van nabij verdienen door-
grond te worden, — inzonderheid legge hij zig met
ij.
-ocr page 42-ί Ν L Ε I D I Ν Gi iJTLirt
w
naarfli^liplfl toe op de Crimïneeie Regtrgekerdheid'l
die dagelijks, tot behoud der Maaiichappelijke orde
eu veiligheid , van zulk eenen onberekenbaaren in-
vloed is. En daar dit vak thans meer menschkundig
behandeld wordt, dan een farinacius , een juuus
clarus, een carpzovius gedaan hebben, maalie
hij zig gemeenzaam met de Schriften van lateren tijd,
over dit onderwerp. De Werken van boehmer,
QuisTORP, en anderen, zullen hem daartoe gemak-
kelijk den weg baaiien. — Dewijl wijders ons Land
een Land van Koophandel is, en Koopmans-gefchil·
len y als 't· waare, eene bijzondere zoort van
gie hebben, verzuime hij'niet, om ook bepaaldelijk ·
zijn werk te maken van de Wetten van den Koop'
handelj inzonderheid van de Zee-reg:èn, en van het
Wisfel-regt» > ■
Hoe wel toegerust hij ook nu ih het Regt zijn mo- de Prae-
st , eene moeielijke taak ftaat hem nog te behande-
lén ; namelijk, de Studie der Practijk, — Zij is
Theoretisch, oï Practisch. — Om ά^ Theoretifche
kennis te verkrijgen, leeze men de Schrijvers over de
Manier van Procedeeren. — Verhandeling
over de Judiciëele Practijk durve ik, op het getui-
genis van anderen , (Jaus enim propria fordet,)
daar toe als een gefchikt Handboek aanprijzen. En
wanneer men deeze wel verftaat, kunnen de Schriften
van merula, van alphen en anderen, met vrugt ^
geraadpleegd worden. — Dan, de Practifche Stu-
die, na dat men goede gronden gelegd heeft, moet
hier alles afdoen. — Het lezen en befludeeren; van
in druk uitgegevene Memoriën, Deductïën, en an-
dere Re^ts-ilukken; van de papieren van algeloopene
l^rp.
I
pt«'«""'·'·— ■•mu ' ι Ιίτ . --.J.IL MLUii.iiwwwiiiWiii
2CLIV ' INLEIDING.
Procesfen, met de Pleii-Memoriën, zoo verre men
*elie bekomen kan; het vlijtig bijwoonen der Rollen
enPlcidooijen; en eindelijk, onder het opzigt van een
ervmni en geoeflend Practizijji, de handen zelf aan
werk te flaan : zie daar de u^aare middelen en we-
gen, die eindelijk in ilaat zijn, om den ^^vocaai
te vormen, overeenkom (lig aan het tafereel, het
welk de onfterffelijke hdig de groot (i) van des-
zelfs ambt, in het volgend Epigramma,
zoo friiai gefchecst heeft;
Olli fancta fumis arma civilis togés ^
l'j Cui fe reorum capita^ foriuucs^ decus,
I Tutanda credunt, nomini pr^sta fidcm.
"Juris faccrdos, ipfe die caufnm tibi,
. / Liiemque durus arbiter prajudicap
I Voto dientum jura nietiri time y
' Nee quod colorem patitur y id justiim piita,
t'·1 Peccet necesfc est [xpe , qui nunquam negat,
Γ, "Welk Puntdicht niet onaartig in Hollandsch dichte
'ij oiaat aldus is overgebragt (^a):
^ ' Rechtspriester y die u zelf der pleitzaal hebt gewijd^
, ^ Wien ongelukkigen, hun eer, hun goed, hun leven ^
Om die te ν eiligen, geheel in handen geven,
Toon, dat gij, ongekreukt, dien eernaam waardig zijt,
Beßisch eerst bij u zelv"* de viaak, naar V firengjle recht,
Die u wordt veorgefleld, wagt u, in V oordeelvellen,
Den wil van uw CU'ént, of fchijn , voor recht te β ellen.
Die niemand afwijst, is opk vaak der fchurken knecht^
twee-
(i) 11. GROTii, Epigramm. Lib. I, int er ipfius Poë-
mata·, pag. 224.
C^j Men zie den Denker^ /. Dgel, No. 17. bi. 136-.
·- .i ----- ^ , . - . . -- -
r
'ηί'Α.ΙΤΓΊη····ί·ι·η ' 1,- ■ ri II li iiililgiMliiiiMÉi^^
-ocr page 44-■»BPrr·
tweede α f deeling. -
Aanleg van eene nitgeïezene Regtsgeleerde
Boekerije.
*tv
4
δ I.
Ζ
ίοο min als een Ambachtsman zijn handwerk $ kennis van
een Konftenaar zijnen arbeid, een. Heelmeeeter
operatiën, verrigten kan , zonder van de noodige' ge-
reedfchappen , of werktuigen voorzien te zijn; even
min kan iemand, zonder Boekeny den noodigen trap
van geleerdheid bereiken. — Ondertusfchen is het
niet onverfchillig, van welke Boelcen men, zig bedient.
De flechten brengen ons op een dwaalfpoor; de mid-
delmatige verfchaifen dikwils meer overlast dan
Iiulpj de beste zijn het, die ons dienen kunneni —·
Dit is inzonderheid waar, ten aanzien van Regisg&'
Jeerde Boeken, waar in eene goede keuze hoogst
noodzakelijk is. — Eene handleiding tot derzelver
kennis vindt men in . " ■·
B. g. STRUvii BthUotheca Juris felecia,
cum emendationibus c. g. buderi. Jen^e -
1756. in 8vo, ', ..
E. c. westphal's Systemaiifche Anleitung
zttr kenntnisz der besten Bücher in der
Rechtsgelahrheit. Leipz. 1791. in.
En begeert men eene algemeene lijst van Boeken,
die immer over de Regtsgeleerdheid gefchreven zijn,
men raadplege
m. lipenii BthUotheca realis Juridica , cum
Supplemeniis» Lipf, 1757—1789. IF". Vol.
in foL ·
ν
-ocr page 45-«Lvrii INLEIDING.
xl vi
S π.
Vooraf echter behoor en wij in 't kort te gewngêii
van die Boeken, welke tot de voorbereidende Stu-
diën betrekkelijk zijn ; en wel
I) De Latynfcue taal.
Onder de Clasßeke ^uteuren behoort men den
voorrang te geven aan die genen, welke ons tevenö
tot werenfchappen opleiden, als eutropius, voor
de Romeinfche Gefchiedenis , justinus , voor de
^Igetneene Gefchiedenïs, Tot eene zuivere en
nette Latiniteit verdienen nrpos , als mede de Ora·
tién en Brieven van cicero, en zijn Boek de Of"
ßciis, onze aanprijzing.
Als Woordenboek verkieze men tot dagelijksch
gebiuik,
j. j. g. sci-ielleri Lexicon Latiho Belgicum
^uctoriim C/asßcorum, cur ^nte d, rühn-
këivio. L. Β. 1799· ι vol. in ä^to,
En voor hun, die de kostbaarheid niet behoeven te
ontzien, is onmisbaar
j. FACCioLATi totilis Lattnltatis Lexicon»
JPatav. 1771. 4 vol. in jol, (i).
Deeze Woordenboeken echter bepaalen zig tot de
Latiniteit der goude eu zilvere eeuwen; doch meii
is ook zomtijds genoodzaakt, om de beteekenis van
woorden van de ijzere eeuv^' te weten ; en tot dat
einde behoort men bij dezelven te voegen
j. m. ges-
(t) Men overlaadt de wereld met zoo veele nutte-
looze Boekeu. Doch waarom wordt , door eeneiï
herdruk, deeze onvergelijkelijke fchat van geleerdheid,
welke ieder behoorde te bezitten, niet meer verkrijg,
baar gemaakt!
Foorherel-
ä""· '^ StU'
äien.
1;
'II
m '
Mm
inleïdino.
j. M. GESNERi ^iovus Lmgutx; Latmce Thefétw
rus, Lipf. 1749. 4 vol. in f&L
■ Tot beoeffeniilg van'eeneii zuiveren Latijnfchen
ftijl leeze men "· ?
j. G. HEiNEGCH Fundament α Siiïi culiiorh,
Lipf. 1766. in ,■
j. j. G. scnEVLEKil Prcecepta Siiiz bene^ La-
iini f imprimis Ciceroniam. Lipf, 1784. 2
νοί. in 8v<?.
α) De Latiniieii der· oude Romeinfche Regtsge~
her den, ν
c. A. DUKER, de Latinitate Veterus yCto^
rum. L, j&. 1711. in 8vö. ; "
' Hier toe dienen ook Regtsgeleerde Woordenboeken·
j. CALViNi Lexicon ^uridicum. Colh ^lU
1734. in fol '
B. BRissoNius , de Verborum Stgnificaiione,
Hal. Magd, 1743. in fol, ^ ς
Β. Ρ. viCAT, Vocabularium Juris uirimque,
Neap.. 1760. 4 voL· in 8w. ν
3) De Griekfche taal. >
Het zij genoeg.ten deezen opzïgte aanteprijzen ,τ
j. D. LENNEP, Eiymologtcum Linguce Gra-
Cüß, cum animadverfionibusy-R, scheidii. '
Traj. 1790. 2 vol. in 8vö. >
---——- Analog ia Lingua Gr^^Ci^t
ibid, 1790. in 8vö.
En als Woordenboeken: ' , , ^ '
B. HEDERici Gnecum Lexicon Manuale y cu-
rante j. a. ernesti. Lipf, 1788. in 8vö,
j. scAPUL/E Lexicon Gr^CQ-Latinum» ^mß,
•1687. in fal, ^ ■ »
/ . .. .
-ocr page 47-«Lvrii INLEIDING.
w
Ui-
nbt, var,
in 8Vil.
4,) De Romeinfche Gefchiedenis.
EUTROPii Breviarium Hißori<ß Romanos , cuni
& Η. VERHEYK. L. Β, 1762,
cum not, var, & c. h. tschuc-
ke. Lip f. 1796.
G. Ii. NiEöpooRT , Hisioria Reipubïicde 6?
Jmperii Romanorum, Traj, 1723. 2. voh
in Svo,
y. van hamelsveld , Romeinfche Gefchiedé-
nisfen van im. Stuart verkort y in vier
Deelen. u4mß. 1805. in 8w.·
Het groote Werk van Stuart verdient zekerlijk
den hoogiten lof, mnar is voor den Leerling te uit-
gebreid.
5) De Romeinfche Oudheden^
G. Η. NiEUPOORT , dß ritibus Romanorum^
Traj, 1774* in 8vo.
S. PITlsci Lexicon ^ntiquitatum Romanarum·^
Hag. Com, 1737. 3 vol. in foL
Inzonderheid die Oudheden, welke, tot ophelde-
ring der Romeinfche Wetten dienende, voor den
Regtsgeleerden zeer noodig zijn te weten.
j. g. heineccii uintiquitaies Romanze, Leov,
1778. in %vo,
j. gutherius , de Offlciis Domus
Lipf, 1662. i« Svj?. I
6) De Gefchiedenis van hei Romeinfche Regt.
J. V. GRAVIN/E, Origines Juris Civilis; ifs
ipftus Operibus. 1739. in /^to.
j. g. heineccii Hißoria Juris Civilis Roma'
mi ac Germanki, L, B, 1740, in Bvo.
? J. A. BA^
Ifi
ti
I Ν L Ε I 1? I Ν. G,
j. Α. BÄCHII (Ο Hifioria ^uriSpruäenfiie Ro*
man<e,, εαψ ohferv, a.^ c. stocounn#
Lipf. 1796. in . . , ;
j. bertrandus de Jurbpenüs. L, B, ιέ^ζ,
in 8v<?, ,
Gi. MASCOvius, de Secjts Saifipianori4m& Pro*
culianorum. Lip f. 1728. in 8vi?. ^
7) Eene algemeene kennis άοχ JP^ijshegeertei^^
^ j. A. ;ERNESTi Iniiia Doctrineß SoHdkfis,
Lip f. 1783. in 8 Vi». =
Me GE^NERi Erudittonem uni·
verf ahm. Lip f. 1^84. in ^vo.
In '£ bijzonder Aq Logica, of Redeneerkunde»
D. VAN, DE^ WYNPERSsii , Inßjiuüonej Logk^,
L, Β. 1779. in 8vö.
- j., WATTS, Mogica , pf pndprwijs van V recht
gebruik der Reden, 'j Hagein Sw,
•-- Verhandeling oy^r.^e oeffemng en bc'
fchaying y,an
Vit Mathefts·^
EUCLiDis Element α ^ edent/s van lom,
.....J,- ■
ρ. steenstra, Grondhegin^U^der Meetkunst*
X. -
Leijd. 1797. r -
j. ;H. y.m ji^EN, Grgndhgwzek dfr^ MeeU
, . -Jiunde^^-^mfl. 1790. in^fOt. , .. „
De Ethica^ pf^
, s4 eins,
■■ · ■■■«•-M.'^l'iv.. - ν
-'(i) 'Dit is-het-b§ste Handboeki' ov&xJit^zQ ftoffff,
het welk men zig niet genoeg'k^tt eigei».maltea. -j;
xnx
Λ
ψ
m
i
INLEÏ DING.
8) Dä kennis der moderne y of" hedendaagfche
Ifevendige taaien; en' wel in 't bijzoffdêr
a. De Franfche taal.
Onder het oneindig getal van Spraaklunften ge-
ven wij den voorrang aan
"RESTAUT, Grammaire Frangoife, Parisi^^e.
in I ^mo.
En onder de Woordenboeken aan
p. MARIN, 'Fransch êti Nederduitsch Woor-
denhoek, uimfi. 1793. 2 Deelen, in ^ΐο,
Dictiomaire de Γ Academie Prangolfe, Nk·
mes 1787. a vol, én /ito*
Terwijl, om nopens de komt -termen van bijna
'alle wetcnfchappen onderrigt te worden, niets even-
aart aan
Lê Dktionnmre de Trevoux, Paris 1752·
7 vol. in foL
h. De Hoogduitfche taal.
Onder de Spraakkunfien prijzen wij aan
j, c. GOTTSCHED, de Hoogduitfche Spraah
meester, ^mfl, 1785.
j. c^ ADELüNGii Grammatica Theodisca. Lipf,
1798·. in Βνσ.
En onder de Woordenhoeken'.
Nouveau Dictionnaire ^lkmand-Frangiis ^
Frangois-j^llemandf α fu/age" des deux na-
iions, Strasb. ι8σο. a vol, ifi 4to.
j. G. HAAS, fieues Tsutfches und Franzoßfches
Wörterbuch. Leipz, 1786. ,3 Theile, in Svoi^
Terwijl' boven allen ontwijfFelbaar uitraunt, en
voor iemand, die de Hoogduitfche taal grondig lee-
rea wil, onmisbaar is r
j. c. aöe-
lii;,;-
' ΙΓ
[
{■i
I
ï'h
■'4·
t
' il
k
iNLEIDiNd.
j. c. adelung, Grammatisch-Kritifches Wör^
terbuch der Hochdèutfchen Mundart, Leipz»
1793. 4 Theik» in 4/ff,
c. De Holland/ehe taal. Daar derzelver be-
fchaving thans zoo zeer aller aandacht tot zig trekt ^
maake men een vlijtig gebruik van den arbeid van
M. siEGENBEEK, Perhandeïing over de i^eder-
dmtfche Spelling, ^mft, 1804. in 8vo.
p. WEILAND, Neder duitfche Spr aakkunst i teH
dienße der Scholen, uimfl. iSo6. in 8νσ.
—^—Nederduitsch Taalkundig Woor-
denboek, ^mfl, 1799. .. Deelen i in 8vo.
Waar bi] men, tot een dieper onderzoek, voegen kan
L. TEN KA TE, Aanleiding tot de Nederduits
fche Sprake, ^mfl. 1723. 2 ï)eelen, in ^tOi
33. HUYDECOPER, Proeve van TaaU en Dicht-^
kunde, Leijd. 1782· 4 Deeleny in 8v(?»
D. VAN HOOGSTRATEN, Zelfflandige Naam-i
morden, vermeerderd door a. kluxt, Amßi
1783. in 8vo.
9) De Gefchiedenis van dit Land.
L. ofFERHAUS, Compendium Hifiorta Paede'
t ·
rati Belgii. Gron* 1763. in 8vi7.
Kaderïandfche Hiflorie v&rkórt, én vervolgd
tot 1787. ^mft, 1792. 2 Deelen, tn Svo,
j. WAGENAAR , Vaderlandfche Hiflorie ^ 21
Deelen. — Met de Vervolgen,
Als medi de kennis van deszeifs Staatsgefieldheid^
zoo als die;^zig van tijd tot tijd héefi toegedragen^ en
zeer fraai befchreven is in
F. w* PESTEL, Commeniarii de Répuhlicd
Batavä, L, B, 1795. 3 voh in Bvo.
ti
«i
PPiPi^
ι.
LU
Gelijk ook, zoo als dié z'ig tegenwoordig bevindt,
het geen uit de laatfte Conflitutie , en de bij vervolg
genomen wordende Decreeten , moet worden naar-
gegaan.
§ III.
Rnmtïnfchi ^^^ Boeken, tot de Regtsgeleerdheid betrekke-
lijk, in eene geregelde orde op te geven, beginnen
wij met het Romeinfche Regt: en wel
i) Zoo als het zelve voor den tijd van Keizer
jusïiNiAAN plaats had.
j. GOTHOFREDUS, ad Lßgls ΧΊ1, Täbularum
fragment α. Gemv. 1653. in /[to. & in οτ-
TONis Thefauro y Tom, 3.
c. RITTERSHUSIUS, ad Legem XIJ. Tabula-
rum. Urgent. 1616. in 4/0,
EOUCHAUD, Commentaire 'fur la Los dés dou^
ze Tables. Paris 1787. in 4t0.
λ. schultingh Jurisprudentia jinie^yußi'
' ηΐαηαα. L Β. 1717· ^^ ¥0. "
j. gothofredi Codex Theodoftams ^ edeni&
rittero. Ltpf, 1736. 6 vol. infoL
a) De beste uitgaven van het Corpus ^uris, of
Wetboek van justiniaan.
^ Corpus Juris Civilis Glos fatum. Lugd. 1612»
6 vol. in fol.
Corpus Juris Civilis, cum mtis D. gotiio-
fredi & s'. van leeuwen. ^mfi. 1663.
"in fol. - '
Corpus Juris Chilis, ex recehßone g. c. ge-
Β
Rest.
r
Η'
ï»
Ik,
BAUERi. G'óit. 1778. £> vol. in-^to, - ^
Corpus Juris Civilis, ^mfl. 1ÓÓ4. 1681. vel
1700. m övö.
-ocr page 52-INLEIDING.,
3) De Jnßkuten»
Inflituüones ^uflimam y cum mtis a. viNNir.
Z. B. 1753. in ^vo,
THEOpHin Paraphrafis Inßituüomm j cum
not. var, δ? g. ο. reitz. Hag, Cm, 1751.
a vol. in ^to.
Korte Begrippen vaii de zei ven.
j, f. liockelbianni Compenfium Inßitutionum.
^mß. 1802. in 8νσ.
j. o. WESTENßERG, Prificipia Juris fecun-
dum oräinem Inßiiutlonum. L. B, ιγ66. in 8ya.
j. G, HEiNECCii ΕΙβηιβηΐα Inßiiuiionum, ^mfl.
1728. in 8v<7.
j, VAN MüYDEN, Compendium Inßitutionum,
cum noiis e. ottonis. Traf, 1737. in
λ. perezii Erotemaïa ' ad Inßituttones,'^^mfl,
1669. in\imo.
Commentariëii over dezelven. ' ;
j, g. heineccii Recitaiiones in Elemenia
Inflitutiottum. Leov. 1773,.
j. borcholten, ad InflizutioMS, 1639.
in 4/0,
c. rittershusius, ad Inßitütiones,'Urgent,
1649. in ΰ^ΐο. , " . , .
ε. otto, ad Inßitutiones. Traj.iyh.^, in Δ^ΐο.
j. λ. costa , ad Jnßiiuta, curante j. van
de water. L, ^.1744, in 4^0.
a. viNNii Commentarius ad Jnflituta, ex edi-
tione j. g. heineccii. Lugd. 1767. in 4/0.
j. j, wissenbach, Disputatiotigi ad Inßitu-
ta, Franeq, 1700, in 4to,
4) De Pandecten. ^
3 " r. j. po-
tili
-irr
inleiding.
j. pothier, Pandecta JußmianeiS, in
novum ordinem digestie. Lugd. 1782. 3 voh
hz foL
Bafiïica fabrotti , iäf«? ruiinkenii Supplement
to. Paris 1647/& L, B. 1766. 8 vo/, infoh
Korte Begrippen van dezelven.
c. van eck, Prmcipia ^uris Civilis, fecun-»
dum ordinem Digestorum, Traj. 1756. 2 nU
in 8vö.
j. o. westenberg, Principia Jurisi fecun·
dum ordinem Pandeciarum, L. B, 1764.
in 8v<9.
I
j. g. heineccii Ekmenta Pandeciarum^ ^mfl^
1728. in 8vö.
j. voet, Compendium Pandeciarum, L. B,
1731. in 8vo,
Commentariën over dezelven.
a. gchültingii EnarraUo primce pariis Pan·*
dectarum, L. B. 1720. in Svo.
g. noodt, Cammeniarius ad Pandecias; in
ipfius Operibus. L. B, 1767. in fol,
j. j. wissenbach, Exercitafiones ad Pan^
d^ctas, Franeq» i66i. in Δ^ΐο.
j.brunneman, ad Pandectas, francof.iG^^^
in fol.
h. zoezii Cammeniarius ad Pandecias, Lo"
van, 1692. in fol.
j, voet, Commeniarius ad Pandecias. Hag.,
Com. 1707. 2 v^/. in foL cum Supplemeni^
fiosiro, cujus Seci. I. prodiii Traj, 1793*
^ reliqua D, V, fequentur,
^ De Cüdßx van justinjaa.v.
Λ*
UV
INLEIDING.
Ά. BEREzius, aJ Codkem, ^mfi, 1671. in ^tê»
j. BRUNNEMAN, ad Codtcem. Lipß 1688, infoL
J, J. wissEJMBACH, Commentarius in Codißem^
Franeq. it5(55, α voL in ^to,
•6) De Novellen van justiniaan.
j. F, HOMBÉRGK, NovellóS ConfiiSutiones Jufiz*
niani. Marb, 1717. in 4/tf,
c. RITTERSHUSIÜS , ad NoveVas. Urgent.
1615. in
c. F. ZEPERNICK, deJectus Scriptorum, Nê-
vellas J'ußiniani iUußrantium. Hai. 1783*
S Ίν.
Ten einde de Studie der Roraeinfche Regtsgeleerd- Bijzondere
lieid grondig door te zetten, is het noodig, om, bï- ονίΓ^Λ^*
■iialvcn de opgegevene algemeene Commentariën y ook
over het veriland van bijzondere wet-ten, of de uit-
legging van deeze en geene IloiFen van het Regt, de
l?e$te Schrijvers te kunnen raadplegen. — Deeze
allen in hunne clasfen , ieder op zig zelven, te rang-
fchikken, zoude deeze Inleiding veel te wijdloopig
doen worden; en ik heb dus meest gefchikt geoor-
deeld, om alhier te laten volgen eene Alphabetifche
'Lijst van de verdere meest noodzakelijke Boeken,
de Romeinfche Regtsgeleerdheid, of in haar geheèl
ßjstema , of in haare bijzondere deeïen behandelen-
de ; terwijl het aan den geen, -die zig met de Inßi^
^ tuten en Pandecten reeds gemeenzaam gemaakt'heeft,
weinig moeite kosten zal, om te beoordeelen, welk
gebruik hij van ieder derzelven behoort te maken,
In Folio»
δ. BEJSSONiüS, de FormuÏts ^ folmnihus Pt'
w. J-'
. Ilff
jLV
!
mm)
pu/t Roniani verbis , ex recenßone j. a.
EACCHii. Lipf. 1755,
c. VAN bynkershoek, Opera omnia, Z. B.
F. coNNANi Commentarii Juris Civilis,\ Neap.
: . 1724.·
[ j. CUJACII Opera omnia, ex editione C. A.
I' ' FABROTi, Néap, 1758. 11 voU
j. j, DOMAT, les Loix Civiles dans leur ordre
r natureU Paris 1745.
■ H. DONELLI Commentarü Juris Civilis, Fran*
, co f. 1626.
j -- Commentarii ad Codicem, iè. 1599.
j 'F. DUARENi Opera omnia, ^urel. Allobr. 1608.
I A. FABRi. Raiionalia in Pandectas. Lugd.
i ' iÖ5p. 6 Ïom. 4 vol,
. *""·........ Conjectune Juris Civilis. Lugd.i6ei,
I & Jurisprudentice Papinianecß fcientia^
i · Lugd. [658.
ί
ί
ί, >
j. gothofredi Opera Juridica minor α y ex
editione c. η. trotz. L. B, 1733.
o. HiLLTGERiZ)ö;i«e//«j enucleatus. Antw. 1642.
Jurisprudentia Rom an α & At tic α y cum pr<ß··
fatione j. g. iieineccI[. L, B. 1738. 3v0/·
i'' ' g. meerman, novus Thefaurus Juris Civilis
ö* Canonici y cum Supplemento, Hag. Com»
1751. 8 vol.
e. OTTonis Thefaurus Juris Romani. TraJ,
17.33. 5 w/. . ,
In Quarte.
q. p'arnaud, vari<!S ConjecturO;. Leov, 1744;"
J, f. ßöcKELMAN, Commentarii in Digesta &
äs Actionibus. Traj, 1694. 2 vol.
j. h. boeh-
'f
-ocr page 56-INLEIDING.
j. Hi BÖEHMERi Exercltationes Pandso^
ias. Göii. 1764» 6 voL λ
ρ. c, biiederodii Repertorium Senientlarum,
Francof, 1664. (i),
j. cannegieter., Fragmetttä Uipiani & Oh-
fervaticmes, h, 1774.
H. CANNEGIETER, Commentarms ad Fragmew
ta veteris ^urisprudentiöe y qu<ß exßant in
Coli. L. L. Mof. & Rom. Franeq. 1765.
c. coccEji Exercitationes curiaf4e, Lemg.
1722. 2 vol.
j. ä costa, Pr^lectiones ad illuflriores quos-
dam tiitilos locaque felecta Juris Civilis,
edente b. voorda. L, B, 1773.
D. , ^urisjjrudentia äniigua. Bern.
1760. 2 w/.
j. g. heineccii Commentarlus ad Legem ^u·
Itam & Papiam Poppaam.^^mfi. 1720.
u. iiüberi Pralectiones Juris Chilis, cum
additionibus c. thomasii. Franco f. 1749.
3 voL
tVIl
iU-
m
' --——— Digresfiones Jufimianea. Franeq·
16^6.
Eunomia Romana. ^mß. 1724.
M. LYC-
(i) Dit Boek is bijzonderlijk dienende , om de
wetten, die men noodig heeft, gemakkelijk te vinden,
' en verfchaft aan eenen Advocaat bijna het zelfde ge-
' bruik, als de Concordantie van den Bijbei aan eenen
Fredikant. ^ Het verdient te meerder aanprijzing,
-om dat de Schrijver eene grondige^ en naüuwkeurige
kennis van het Regt bezeten heeft.
■· V
ίΚ:
Μ
-ocr page 57-¥ <
Μ. LYCKLAMA ίΐ NYEHóLDT Membrana. Leov^
1644.
Ε, MERIL-LH Opuscula varia» Neap, 1720.
j« MEijERi Collegium Ar gent or atenfe. Argent^
1Ó57. 3 νοί. — 6? G. Biccii Collegium Ar^
gent or atenfe enucleaium. Ar gent, 16Ó4.,
ε. 0τίχ)ν18 Disfertationes ^uris Pub lid e?
Privativ Traj. 1723.
Α. scHULïiNGii Disfirtatlones. L. B, 1714.
E. sPANHEMii Orbis Romanus. Hal, 1728.
G. A. sTRiJVii Syntagma yuri£j)rudenti£E%
Francof. 1692. 2, vol,
l>. TOULLIEU, CoUectanea. Gron, 1737.
A. viNNii' Tractatus quinque, Traj, 1697.
•c. F. WALCiui Opuscula. Hal, Magd. 1785.
3 "^ol.
j. VAN DE ivATE'R, Ohférvatioues Juris Ro·
Viani. Traj, 1713.
In Octavo.
j. AVERANii Interpretaiiones Juris* L, B,
1753· 3 w/·
E. BLiONCKHORST, de ReguUs JtLris, L, B. 1624,
c. H. ECKHARD, Hermeneutica Juris. Ltpf„
1779 (i).
c. F. GLUCK, ausführliche Erlauierurtg dsf
Pandecterii. Tiri. 1797. .. Theile.
(i) Dit Boek moeten wij, als een onfchatbaar
Handboek , aan den Leerling van het Romeinfcae
Regt aanbeveelen. Het herhaald lezen en beftudeeren
•van het zelve zai hem de grooifte nuttigheid aaü-
Jbrengeu.
ϊ,νιΐ:
%
Ij
m
..TtiÜBii
INLEIDING. LIX
Villip,
j. GOEDDiEUS, de Verlorum Sigmficaiione,
Herb, 1Ö14.
c. f. hommelii Corpus Jurts CmUs, cum
not. var» Lip f. 1768.
— -Palingeneßa Lièrorum Juris ve-
ter um. Lip f. 1767. 3 vd//.
*■ Lifteraturα Juris. Lipf, 1779*
s. VAN IDSINGA, P'avia Juris Civilis,
Harl, 1737.
ί
α, leyseri Meditationes aa Pandectas. Hal.
1772. 12 vol.— Exßat etiam editio in /\.to,
je. menagii ufimoenitates Juris Civilis, TraJ.
1725.
ε. mercerii Conciliator. BeroL· 172a.
e. otto , de ' Tut el α P^iarum Pul>Ucarum^
Traj. 17 31.
. ■ de JËdiUbiis Coloniarum & Municipio'
rum. Lipf. 1732.
» Jurisprudentia Symbolica. Traj. 17 30.
Papïnianus. L. B. 1718.
g. pauw, Ol'fervationes Juris Civilis. Hag*
Com. 1743.
j. l. ε. putman, Interpretationes 6f Obfer^
vationes. Lipf. 1763..
— ---Probabilia Juris Civilis. Lipf,
17Ó8. . '
——- ^dverfaria Juris univerß,
Lipf. 1775' 3 vol.
P^ariorum Opusculorum Syl-
loge. Lipf 178(5.
j. C' HÜCKER, Disfertationesy Obfervationes,
^ Qration^s. L. B, 1749.
F. RY-
-ocr page 59-WB9"
ÏNLËIDING,
Ύ, RYGERBOs, Obfervatloms Juris Kommt»
uiSmfl» 1743.
Α. scHULTiNGii Not^ ad Dtgesta feu Pan·
dectas , edente n. smallenbürg. L. B.
1804. Tom, I.
-------------- Not^ in iii. Z>. de P^erb. Sign.
& de Reg* Jur^ edente ν. smallenuurg.
L. B. 1799.
c. siGONius, de óntiqiio yure Popuïi Roma-
ni. Liff. 1715·. 2 vol.
j. vooRDA, Interpretationes & Emendatknes
Juris Romani. Traj. 1735.
........ Ekcta. Traj, 1749.
II. G. van vryhof, Obfervationes Juris Ct->
vilis, ^mfl, 1747.
j. O. WESTENBERG, de Caußs Obligationum.
Harder^ 1704·
A. WIELING, Jurisprudentia restiiuia. Amß,
1727.
--- r,,,.,. Lectiones Juris Civilis* 1740.
In Duodecimo,
c. ο. h BOECKELEN, Opuscula. L. B. 1678.
A. DUCK, de ufu & aiictoritate Juris Cm-
Iis. Lip f. 1676.
j. GOTIIOFREDI ManuaU Juris, L, B. 1676.
H. GROTii Flor um Sparßo. ^mß. 1643.
c, A. RUPERTüS, ad Enchiridion Pomponii,
Franeq. 1696.
j. j» wissENBACH, dê Verhoruut Significaiio-
ne. Franeq, 1654·
——.,,,> de Regulis Juris, Franeq,
:)
165Ó.
s V.
kä
. "ΐ-. Λ
-'s ♦-·■··
iÉmii
iMWirrl
\
i ν l ε i d i ν g. 'xtit
S ν. ■
Tot de behandeling ètr Coniroverfiëny'oï
plinten van het Romeinfche Regt, dienen over '
algemeen de Commentari'ên, hier vóoren door ons
opgegeven; doch, behalVen deezen, Èijn die gcfchil-
lén opzettelijk door zommige Schrijvers behandeld,
waar onder wij de volgenden aanprijzen.
c. VAN ECK, Thefes Juris controverß. L^^JS,
1775. in 8Vi».
α. SCHULTINGII Thefes cohireverße» L. B,
1738. in Zvo,
h. treutleri Sekcit^ Disputatioties, Marp»
1666. in Δ,ΐο.
R. BACHOvii Noï(^ ad TreutJerum."Heidelb.
1617. "3 vö/. in /[to.
H. GiPHANii ^iiiinomiie Juris Civilis. Fran^
cof, 1666. in ^ta,
α. fachinei Coniroverßa Juris. Col, 1660»
in 4^(7.
e. α. STRüvn Èvoluüones Controvèrfarum, '
Francofé 1684. in 4/0. ' ·
α. viNNii Selectie Qunesüones : ^ inter ipftus
' Tract, V. fupra mentoratos.
E. BRONCHORSTj Ceniurii^ Sex. Frane^. 1695.
" in Svfi, '
s. coccEji Jus Civile controverfum. Francof,
1740. 2 vol. in /^to. ' - '
A. MERENDiE Controverß^ Juris, BruxeL ' '
c. F, WALCHii ^ntroduciid' iri Öontroverßas ■. ^
Ju9'is Civilis. Jenae lypiV w'^Svö. ^
R. zoucHEi Qu^esiiones Juris Civilis~Lond,
' 1682. in i^mo. § VI.
Ί
i
Λ
t^lï ïnleiding,
Natuur' en Ten aaiizicn van het Natuur- en Staats-vsgt
Staats-Kest. ^^^^^ het zeer gemakkelijk, cene uitgebreide Lijst
van Boeken optcgeven; vooral, wanneer men daar
toe ook de Statistiek der onderfcheidene Europeefche
Volken brengen wil: doch het is, overeenkomftig
ons ontwerp, voldoende, alhier de volgende Schrij-
vers aan te wijzen.
H. fiROTJus, de jure Belli ac Pacis ^ cum
not is J. F. G RONG VII 6? J. BARBKIRACir.
udmfl. 1720. in 8v(!?.
- ■ - ■ - cum Commentario η ö? s. de
coccEJi. Lau fan. 1751. 5 voL in /[to.
—--Ie Droit de la Guerre & de la
Paix, par j. barbeirac. Leid» j759. 2
voL in /\to.
s. pufendorf , de Jure Naturce & Gen-'
tium, ex editione g. mascovii. Fr^ncof»
1759. ^
—............. Ie Droit de la Nature & des
Gens3 par j. barbeirac. ^mß. 1734. a
vol. in 4.to»
j. scHEFFERi Gfotius enucleatus» Gron. 1771.
in 8Vi».
f. pestel, Fundament α Jurisprudentia
naturalis, L, B, 1788. in Sv*?.
j. g. heineccii Tilementa Juris Näturce ß?
Gentium, Hal. 1758. in iho.
ρ. r. vitriarii hißtutioiies Juris Natur<e
& Gentium. L. ^.1749. in Sv^?.
R. cuMEERLAND, Loix de la Nature3 par
j. BARBEIRAC. Liid. 175". in 4-10,
C. WOLF·'
-ocr page 62-■f
ÏNLEIDIJSTG,
c. woLFFii Jus Natur (β. Franco f. 1740.
8 vol. in ^to.
—— Jus Gentium. Hal. Magd. 1749. in j^to.
- Infiitution du Droit de la Nature &
des Gens , par e. luzac. Leid. 1772. inä,to.
E. OTTONis Notitia fracipuarum Europa
RerumpubUcarum. TraJ. 1739. in 8w.
de vattel, le Droit des Gens. Leid. 1758.
in j\to. ^ ' .> Vv .
MONTESQUIEU, de Γ Esprit des Loix. Genev.
1753· 3 "^oL· in 8vo.
σ. filangieri, /a Science de la Legislation.
Paris an VII. 7 vol. in Svä».
c. noest, algemeen Staats - rechte ^mft*
1753. 'in ^to.-
Als Schrijvers over het Crimineele of Lijfßrafe- crimineet
iijk Regt, verdienen bijna geenen onder,de ouden
onze aanbeveeling. Zij bevatten meestal eene opeen-
ftapeling van aanmerkingen, die meer verwarren, dan
ophelderen, en bijna allen dragen de blijken van de
Blindere befehaafdheid van den tijd , waar in zij
fchreven. Zèdert dat men het iluk van het ftraiFen
der misdaaden meer mjsgeerig en menschkundig
heeft beginnen te behandelen, heeft het-zelve eene
geheel andere gedaante aangenomen, en om, in dien
geest, van dit gewigtig vak der Regtsgeleerdheid on-
derrigting te bekomen, zij het hier voldoende, de
volgende Schrijvers aan de hand te geven.
Λ. MATTHiEüS, de Criminibus. ^drnfl. 1661^
in j^to.
CARPZovii Practica rerum Qriminalium,
txili
'«.Xtv I Ν .L Ε I 3> I ri'G.
cum ehfervationlbus j. s. f. böhmeri.
Francof. 1758. 3 voL in fol.
CLASENIUS , iu Couftkuihn^s Crimlnaïes
'CaroU Francof, 1693. V» 4/0..
J. S. F. BOEHMERI Meditathnes'm Conßku'
iionem Crimmalem Carolïnam, Hal. Magd.
1774. in ^io,
■ Eiementa Jurisprudentie^
Criminaüs. Bah 1774. in Zvo.
c. J. HEILS , Judex & Dejenfor .m procesfn
inqiiifiiionis y feu Tractatus CriminaUs Theo-
retico-Practicus, Hildb. 1768. in ê^to..
j. L. MM^mzA^ Oelineaiio Juris CriminaUs,
Qtnip, 1773. 2 vol. in Zvo.
D, H. KEMMERICH, Synopßs Juris Crimina"
lis. Pi fis 1768. in 8v<?.
C. F. G. MEISTER, Principia JuTts Crimma·'
lis. Lipf. 1781. in Svi?. „
7. L. E. PUTMAN, Ehmenta Juris Crimina-
Us. Lipf lyjg. in 8vi7.
DE BECCARIA, Traité des delits et des peines.
^mfi. 1766. in Svo.
E. c. WIELAND, Geist der Peinlichen Gefei-
ze, Leipz. 1783. 2 Theile^ in.^vo,
j. c. E. VON QÜISTORP, Grundfätze des
Deutfchen Peinlichen Rechts. Roß. 1792.
2, Theile, in 2vo. " ^
N. GROLiNiAN, Grundfäize des Criminalrechis
fVisfenfchaft, Giesf, 1798. j .
--------- Bibliothek für die Peinliche
Rechts-msfenfchäft und Gefetzkunde, Herb.
1798. , , 'Theile,
iNLEIDiNG.
, . S VIII. . .
f ^ * J ' ί > · .
Zig op het Kanoniek of Pausfelijk Re§t opzette- ^ausfelijk
lijic toe te leggen, zoude eene Studie op zig zeiven
wezen. Dit -heeft een Regtsgeleerde juist niet noo-
dig ; maar 'er geheel onkundig van te zijn, is een
zeer groot gebrek. Mén bewandele dus in deezen
den midden-weg , en bediene 2:ig daar toe van de vol-
gende hulpmiddelen.
Corpus yuris Canonici y ex editione h.
BOEHMERI. HaL Magd. 1747. in ^io,
j. F. GiBERT , Corpus ^uHs Canonici 3 per
regulas naiurali ordine digestas* Lugdö
Ï737. 3 vol. in foh
j. ä COSTA, Cotnmeniarii in BeeretaÏBS Gre"
·· ^ . ■ II
gorü IX. Paris* 16"^ 6, in /^to*
, ■ \ r ■ ■■ r ' « ■ /
c. RITTERSHUSII Differenüce Juris Civilis &
Canonici. Urgent. 1668. in ^to,
j. F. BÓCKELMAN, de differeuiHs Juris Civi-
lis , Canonici & He dier ni^ cum nótis E.'
OTTONis. Traj. 1737. in 8w. -
j. H, BOEHMERI Jus Ecclefiasiicum Protistóm-
tiuni.^ Hai. 1720. 5 vol. in £^to. . f
— --— Inftitutiones Juris Canonici. Hai.
1760. in %voi „ ä V
6. VON MASTRicHT, Hiflorta JuHi Eccleftäs-
tici* uimft. 1085. in 8vo.
s IX^ ; . .. : .
txv .
V Λ
Thans is nog overig te fpreken van (Je Schrijvers. ^
over het Hedendaagfche Regt en de Practijk. -^^^''}''^'^'^^
In den geest, waar in wij ons geheele Wer^ behan-
deld hebben,' verftaan wij daar door in't bijzonder
hüt Hoilandsch iiég·/, en de Hgllandfche Practijk:
wäit
-ocr page 65-. . - ' τ \
LXVr iNtffilDING,-
— Wat het Regt betreft, kan men, behalven de
' Conmentarie van Prof. voet, hier boven reeds ge-
noemd 5 gebruik maken van de volgelide Werken.
I r Latijnfche.
s. van LEbuwËN, Cenfura Forenßs, ex edi"
tione g. de haas. L, JB. 1741. én fol.
s, ä groene we gen, de Legibus abrogafts,
Amß. 1Ö69. in Δ^ΐο»
■■ c. r. ab ooïsterga 5 Cenfura Belgica ad
' ^ , Pandécias. Traj. i66ï. 2, 'νοί. in Ji^tó,
' ' ■ —— Cenfura Bè/gica ad Codè-
: " / .. cem. Traj. 16 66. in /[to.
Cenfitr'a Belgic& ad Inßi-
tüiiones, Traj. 1648. "in Svö.
p. voet; Commëntarius ad Trißkittiones. Go-
finch. 16Ö8. 2. val. in 4^0.
i>. gudelinüs, de ^ure novisßmo·. ulrnk,
1661. in
'"e. ZYPMi Notiiia Juris Belgicl. uints^.xe^o,
in
H. j. Infthttiianes yttris Èelgicè
Civilis. Gron. 1783. 3 vol. in ^
d. g. van der keéssel, Thefes felecik ^u-
ris Hollandici ö* Zeelmdich L. JB. 1800,
in
' Nederduitfche.
Onder deezen behöorenj in de eerfte plaats, de-
Placaten van den Lande, Voor zoo Vérre' dié^ be-
trekkelijk zijn tot den tijd der GraaffeHj'ke Regèe·'
ring , raadplege men
f. van mieris , Grooi Charter boek der Gräa^
ven van Holland* Leid, 1753. 4 I>^sJen ^
sn fol. En·,
m
-ocr page 66-li Ν L'E r D.I N"G.
' Èn,'gedüurende den tijd der Staats-regeertng,
2ijn dezelve begrepen iïi-
Cau en scHELTus, Placaät ~ Boek van dé
Staaten Generaal, van Holland ^ en van Zee'
ïand, 9 Deelen: als mede het Generaal
Register y door j. van der linden, ''sHit·
gé 1648—1770. & ^mfi. 1797. in fol.
be Revolutie van 1795, én de daar op'gevolgde
■Omwentelingen, hebben ook de geboorte aan ver-
fcheiden wetten gegeven; ' Men- vindt die bij elkan-
der in de
' - P^erzameling van Puhlkatiën voor de Ingeze-
tenen der Bataaffche Republkk,\ Leijd.
• 1795. ιδ Deelen , in<.%vo.
De verder uitkomende verzamele men van 'tijd tot
tyd. : V -
Behalven de Landswetten, behoort men zig ook te
' voorzien van de Plaatfelijke, beftaande in de Keu-
ren en Ordonnantiën van Steden, Diftricten, of
Dorpen, die genoegzaam bekend zijn, zonder dat
wij met derzelver opgave deeze . behoeven
'En men behoort tot de Studie van het Heden*
daagfche Regt voorts gebruik te maken van
H. DE GROOT ^ Inleiding i tot de Hollandfche
Rechtsgeleerdheid, ^mfl. 1738. in /^to.
■...........■ ---met ^anteekeningen van
SCHORER. Middelb, 1767. in 4.to.
' ·'Regtsgeleerde Ohfervatiën over de InJeidir.g
van h. DE GROOT. ^sHage 1777. 4
• lèny in 8vo.
' s. VAN LEEUWN, Roomsch-Hollandsch Regt,
♦ * ♦ a . met
tXVII
"Tv.'
I Ν L Ε I D I Ν
> met ^anteekeningen van c. w. decker«
^mfi, 1780. s Deelen i in ä^tq» .
-s^. VAN LEEUWEN, Practijk äet'^ Notarisfen„
Roti. 1742, 2 Deelen, in 'èvo, , ;
u. Η UBER, Hedendaagfche Regtsgeleerdheii, .
^mfi, 1726, in Δ^ίο,
g. van wassenaar, Practijk ^udkieel e»
'• 'NotariaaL Uir. 1746. 2 Deelen ^ in 4to.
e. van zurck, Codex Batavus 3 met de ver-
meerderingen van p. van der &ς:ηεί/·£ινσ.
Leid. 1764. in 4to.
A. LYBUECHTS ," RedéHeerend Vertoog en Prac-^
tijk over Notaris - ^mbt: met de -Aan-
merkingen, uimft. 1780. 4 Deelen.y,in 4to.
j. SCHOOLHOUDER, Oeffenfchool der Notaris^
risfen, ^s Hage ij$o, in 8νσ.
Tot de voortzetting van de Studie der Hedendaag-
fche Regtsgeleerdheid, en tot derzelver beoeiFening,
lieeft men ook zeer noodig, de voornaamfte Schriften
van hun^ die bijzondere ftofien van het Regt, tot
onze hedendaagfche gebruiken ook vooral betrekking
hebbende, behandeld hebben. — Het is niet moge-
lijk, eene volledige Lij&t,daiir van op te geven; ieder
heeft ook daar in zijnen eigen fmaak; enikvergenoege
mij dus, met de volgende5 als de meest noodzakelij-
ke 5 aan te wijzen."
Latijnlche.
Λ. FABER 5 dé Erroribus Pragmaticorumi
Lugd. 1658. 2 vol, in f&l.
a. \peckii Opera omnia. Ληίν, in fol.
m^ λ. galvanus, de ufufructu, Genev. ι6η6·
in 4to. γ. jmon-
LXVin
Schrijvers
over bijzon-
dere floffen.
inleiding.
Ρ, .MONTANUS , de Jure Tuttlarum. Hag,
Com. 1656. in 4/0. . .
Ή. FELicius, de Societate.Gorhch, i666.in Ato.
t, m, de escobar, de RatiOcinUs uldmini-
firatgrnm. Francof, 1618. in ê^to.
.a. van weza;l, Opera omnia. ^mfi, 17 01.
in Αίθ. , ,
η, brouwer, de Jure Connubtorum. Delph»
1714. ^n ^to.
c. rodensußg , de Jure Conjugum. TraJ,
1653.
c briste ν lus, de Jure Mairmonn. Har-
derw. 1651. in \imo,
A. MATTHiEüS, de Auctionibus. Traj. 1653.
itt '
•-— , de Probatimihm. Oron, 1739,
^to.
■' - Paroemia. Traj. ,1667. in Bvo.
a someren, de Jure Novercarum. Traj.
1668. .in δνί.
■ Vg Reprafeniaiione, Traj,1676,
in 8vi7.
p. VERRYN, de empfione & venditione. ^mß.
ϊ6γ6. in
j. voet, de rebus molilibus & immoFi/ibus,
Traj» 1666. in 8vo.
—■ de famiUa erciscundd, Traj, 1674,
in ^vo,
, Om voorts met den merkwaardigften inhoud van
de Schriften der beste Regtsgeleerden, welken
Duitschland heeft opgeleverd, bekend te worden,
zal men, bij ondervinding, een nuttig gebruik kun-
nen maken van
lxix,
/■ \
■I
7
j. E. j. MULLER, PrQtnptuarium Juris m·
vum, Lipf. 1792. 7' in ^to.
Nederduitfche.
p. BORT, Werken, Leid» Ι73ΐ· in fok
---------- nagei/ite Werken Utr, 1745. in foL
P^erhandelingen van V Genoodfchap pro exco·
lendo Jure Patrio, Gron* 1773. 4 Deden ^
in Svo.
p. PECKiüS, ï^erhandeling van het hand - op-
leggen, met de ^anteekeningen van s. van
LEEUWEN. J^mß, 1693. ^^
j. cos, liegt sgeleer de Verhandelingen, "s Ha-
ge 1733. in Svi».
II. VAN DER VORM, Verhandeling van het
Verflerf - recht, vermeerderd door v. j.
BLONDEEL. ^mft. 1774. in 8v/7.
il. j. POTHIER, Verhandeling van het TVisfel··
recht. Leid. 1801. in Svö.
............... Verhandeling van het Recht om-r
trent Sociëteiten of Compagniefchappen, ibid,
i8oa. in %yo*
^—---—^ Verhandeling van Legaten, ihd.
1803. in Svo,
■ '—· Verhandeling van Contracten en
y^-^r··
andere Verbintenisfen* ibid» 1804, 2 Dee»
lm:. Vi CO'
Β, VOORr
(i) Deeze Werkjens van den onverg^Iijkelijken
yoTUiEa vertaalde ik, met groot nut voor mij zei-
yen, en met de algemeene goedkeuring van anderen,
•er^ Mijn pogmerk is, om ook 's Mans VerhandeJingea
over de Zeeregten aan onze Laiidgenooten te I^vereii^ ^
mmsss:
ι "Ν L Ε<1 D I Ν G.
voQY^Tik^ de Crimlneeh Ordonnantiën i mst
Aanmerkingen. Leid» in 4^0.
G. feltman, Aanmerkingen over den Arü'
kel-brkf. "'s Ha ge 1716. in Sv^. r ^
Wij zouden voorts hier bij ook nog behooren te
voegen de beste Schrijvers over den Koophandel y de
Zeevaj^rt, en het Wlsfelregt; doch dewijl wij de-
zelven in onze Aanteekeningen op het IF^. Boek van
'dit Werk hebben opgenoemd, verwijzen wij den
Lezer derwaards, en achten de iierhaaling daar van
alhier overtollig. ' .
Het beftudeeren van gedrukte Adviefen en Gewijs·
den preezen wij hier vooren ten hoogden aan. —
Wat de Adviefen betreft, kan 'men gebruik maken
van de ■
Holïandfche Confultatiën, mei het Amfler- ^^
damsch derde Deel, en Kort Begrip. Rott, Cemjiden,
1661·, 8 Deelen, in ^to,
Plervo^g op de Holïandfche Confuliatiën, Amß.
1780. 2 Deelen j in ^to,
" q. de haas, nieptwe Holïandfche Confultatiënm
^sHage 1741. in 8vö.
j. van den iierg, Nederlandsch Advis-hoek,
Campen 1781. 4 Deelen, in ä^to.
c. VAN DER KOP, ntemv Nederlandsch Advis-
LXX!<
M\
V·
boek, "'s Hage 17Ö9. α Deelen, in ä^to.
Utrechtfche'Confultatiën, met het Kort Be-
grip. Utr» 167Ó. 4 Deelen, in
NASSAU LA LECQ, Algemeen Register op de
Confultatiën, Utr. 1778. a Deelen, in 4t0,
j. M. DARELS , Crimineels Adviefsn. Amfi*
1778. in 4to, J·.^'*!· ßA'
'iTir'-^flr-.
-ocr page 71-INLEIDING.
jf M. UARELS, Advkfen over den Koophmdd
en Zeevaart, Amft^ 1780, 2 Deelen, in a^to^
Ten aanzien der Gewijsden zijn de volgende Boe-
keji van een nuttig gebruik.
A. PABRi Codßx Sakaudicus. Lugd. 1649.
in foL
p, CHRiSTiNMi Deciftones. Aniv, 1671. 6 Tom.
hi foL
c. NEOSTADII Decißones utriusque Hollandicß
Curia;. Hag» Com, 1667. in
j. COREN, Obfervationes & Conßlza. Amfi,
1661, in
c. VAN BYMKERsr-iOEK, Qjio^ßiQnes Juris pri-
vati. Z. B, 1744. in
j. LQENius, Djßcißen en ObfervaÏzën door
τ. BOEL. Roti. 1755. in ^to.
Decißen en Refolutïèn van den Hove van Hol'
land. ^s Hage 1751. in 4t0.
j. VAN DER LINDEN, Verzameling van merk"
wjtardige Gewijsden der Gerechtshoven in
Holland. Leid. 1803. ifle Deel, in 8wCi).
j. a SANDE, Decißones Frißae. Amfi. 1698,
in 4ίο.
Ζ. liUEERi Obfervationes rerum judicatarum.
Leov. 1723. 2 vol. in 4tö,
Z. HQ-
<;i) Van' dit Werk zoude ik reeds lang een tweede
Deel gegeven hebben, indien zommiger toezeggingen,
tot het leenen van oude Proces-Hukken, beter ver-
vuld waren. Ik noodige een ieder daar toe op nieuw
bij deezen uit; en het Publiek knn op mijne bereid-
vaardigheid , tot het verder in orde brengen van dee-
zen arbeid, ffaac maken.
f
I Ν L' Ε ï D I Ν Ö.
Ζ. MUBERï Cäfus enucïeaii, Frsfief, 171α.
in 4ίο. ,
s. beucketi , Decißones fuprèm^ Frijiorum
Curia. Leov. 1782. in
h. radelant, Decißones Cftria T^»jècttna*
Traj. 1637. in ^io.
V. STOCKMANS, Decißones Curia Brabanti^è,
Brüx.-iC'jo. in j^to, '
g. de wynants, Suprema Curiee Brabantiie
Decißones. BruxeL 1744. in foL
Eindelijk komen wij, ten flotte deezer/«/ί/Λ«^·, Pfactiikf^
tot de Theoretißhe kennis der Praciijk , welke ge-
noegzaam uit de volgende Boeken te leeren is.
van der , linden, V^erhandeïing over de
Judicieele Practijk, Leid. 1794. 2 Deelen^
in 8vo.
p. MERüLA, Mankr van Procedeeren, met de
vermeerderingen van, d.> lulius ^ j. van
der linden. Leid, 1781. ^Deelen, in Δ^ίο.
w. de groot , Inleiding tot de Praciijk,
^sHage 1667, in 4^0. — Het zelve is ook
in 't Latijn , onder den titul: g. grotïi
Ifagoge ad Praxin Fori BaSavici, cum no-
iis A. de pape. L. B, 1694. in ^to,
w. van alphen, Papegaij, of Formulier"
Boek. Uir. 1740. 2 Deelen ^ in ^to.
p. VROiMANS, de Foro competenti, door h» van
middelland. Leijd. 1722. in Ato.
Manier van Procedeeren voor den Hove van
'Holland, ^sHage 1729. in 8vö.
s. van leeuwen, Manier van'Procedeeren
7 in
ip
\ ,
'4
-----X—,,.
-ocr page 73-IKXiy· INLEID I-N- Q5.
in Civiek en Crimineele zaaken, ^tnß, ijiïï
in 8vo.
JH
ς Men voege hier bij de Jnflructtên en Reglementeti
fan den Hove ; als mede de Ordonnantiën op de·
Manier van Procedeeren ^ die iii verfcheiden Steden
gemaakt zijn. — In de Latijnfche taal heeft men
weinige fchriften over de Pracrijk , die ons dienen
kunnen; de Obfervationes Practtci^ van λ. gail ,
en misfchien eenige weinige anderen, uitgezonderd»
....... J^- Ut^
Zié daar het ontwerp van eene Regtsgeleerde JBoß'
kerije. Zij konde zekerlijk nog met verfcheiden
fraaije.Werken worden aangevuld; maar mijn doelwit
•was eme m^gé/ezene te leveren. Die deeze bezit, en
'er een goed gebruik van weet te maken, zal uit zig
zeiven genoegzaam in ftaat zijn, om ze naar behoo-
ren tiit te breiden en te verbeteren, zonder dat hij
mijne onderrigting daar toe behoeft.
if is^
-ocr page 74-ε ν
KOOPMANS
\l
- ί
van de burgerlijke rechts-
geleerdheid.
è
eerste afdeeling;
Van äe Wetten in het α/gemeen»
SI.
e Rechtsgeleerdheid is die wetenfchap, ivelke
bus leert, wat recht of onrecht is (Ο* ·
S Π.
Recht en onrecht worden afgemeten naar de over- Ä^cÄf,
eenkomst eener daad met, of de afwijking dérzelvö
van de wet (α). ' '
s lïï.
Het Recht wordt gewoonlijk verdeeld in het Recht verdeeWn^
der Natuur, vervattende alle die pligten, zoo vol-
komene, als onvolkofflene, welken de ingefchapene
re-
(1) Juui atqne injiisti fdentia. § l. Infl, L, 10*
§ 2. /. de Jufl, & Jur. . .. :
(2) L, i. % i. de Juß,'& Jur. De gkoojp
inleid, χ Β, l D; § 3. en νοίξξ.
rnsssm
reden oiis leert, dat ter bevordering van her gelufc
van ons zelvcn, en van onze mede-menfclien, moeten·
worden in acht genomen (i); —^ bet Rscht der Kol-
ken y vervattende die wetten, welken de eenc Natie
omtrent de andere gewoon is in acht te nemen; bij
voorbeeld de rechten van den oorlog, omtrent aan-
gegaane verbonden, enz. (2);·—en eindelijk het^^'r-
gerïijk Recht, vervattende de vocrfchrifien, welken-
de ljurgerJijkc Overheid, met de wetgevende magt
bekleed, heeft verordend, cn doen af kondigen (3).—
De-
(ï") Behalven ds werken van grotius , pufejndorf,
en anderen, vindt men de grondregelen van het na-
tuuriijk Recht het best befcbreven door Prof. pestel,.
in Funclam. Jurisprud. Naiur, Eene nieuwe, geheel
©vergezietje, en vermeerderde, uitgave van dit werk is
thans ter persle, welke het te wcnfc^jcn is, dat deze
iichtenswaardige Grijiaart moge voltooijen.
(e) Wanneer men omtrent den aart der verfchilfcnde
- Rcgeeringsvormen, en de verpligtingen , zoo van da Na-
tiën omtrent zig zeiven, als omtrent andi-re iSiatiëu^
naauwkenrig wil onderrigt worden, kan men in 't bij-
zonder raadplegen, behalven guotius, pufendorl·', en
andere Schrijvers over het Staatsrecht, Ie Droit dés
Gcf!Sf par de vattel, in
(3) § I. Ιφ de J. N. G. C. Dat de wetten ^
door phbliccjtie^ !er kennis van het volk behooren ge-
bragt te v/orden, om eene verbindende kragt te heb-
ben, lijdt op zig zeiven geen twijfel. Voet, ad tiu
' f. de legib. No. 9 & lo. .Hoe verre echter aan Staats-
^ Refoluticn , die niet afgekondigd zijn, de kragt van
wet behoort te worden toegekend, hebben wij behaa-
iäeld in onze Aantcek. op merula's Man. van Procedg,
» i?, 4 Tit, Cap, 5. § I. in 't /. D, pag.
Iii«··
fct ó
ï'·' V
.
iüÜi
WS·
Van de Wetten Jii V algpieèiu 3
Dewijl wij in dit Boek noch het uitgeilrekt vak viiil
iillc pligten doorloopen, noch ook het Sta-its-rechjl;
bcfchrijven willen, bepaaleii wij ons enkel tot d^
derde zoort, of het Burgerlijk Rechte
§ IV.
Wanneer men de vraag zal beantwoorden, ^^^ weike mt'
nopens deeze of geene zaak rechtens is ? moet mm
vooreerst onderzoeken, of'er dienaangaande eenig^
algemeene vaderlandfche Land-mt 3 of ook eenige
plaatfelijke Keur, die kragt van wet heeft, of oofc
eenige wel hergebragte ^ gevonden wordt (1)4
Indien zoodanige wet ontbreekt, is het Romeinfchi
Recht 3 als een voorbeeld van wijsheid en billijk^
heid (2), door gewoonte, tot aanvulling van dit
gebrekkige, bij ons aangenomen (3). Zeer naauvv-,■. . .
kenrig drukken zig dus de Staaten van Holland uit,
in zekere 'kefohaie van 25 MeiJ 1735, in deeze be-
woordingen : dat het Hof, gelijk alle andere
,, Rechters in de Provintie van Holland en West-
,, vriesland, moet recht doen naar de Wetten en
i,, Placaten van den Lande , mitsgaders naar. de
5, Privilegien en welhergebragte Costumen en UIbiï-
5, trën, en, bij defect derzelven, naar de belchrevet
„ Rechten (4}. - ·;? ,
„ Rec^
(^l) v. d. keessel, Thef. Jtir^ Bpjilé ßf Zeel. Th.^t
(2) De groot, Inleich 1 B, 2 D. 22. No. 26.
C3) Over den tijd en de wijze dezer aanneming ver-
gelijke men h. fagel ßp j. c. van der'hoop, d'fs'
fert» de ufu Juris Romani in Hollandia. {Hag, 177p.)
en l. p. van' de' spiegel, Oorfpr*. der Vadertp^Reg'
jeut cap. 2 3, 1
Α 3
-ocr page 77-f
^ k liet gebruik maken van de Wetten van nahuuflgB
volken is een middel, het welk, fchoon niet teiï
eenemaal aftekeuren, egter met de grootfte omzigtig-
heid moet gebezigd worden, en nooit anders, dan
in zulke gevallen, waar in men zig wel kan over-
tuigd houden, dat de analogie van het Recht des
nabuun'gen Lands ten dien opzigte met de onze over"
eenilemt (i).
In zommige gevallen is ook het Kanonkke of PauS"
felijk Recht van gebruik, wanneer namelijk de zaak,
welke men voor handen heeft, daar uit oorfpronge-
lijk is: waar van men in de feparatiën van tafel en
bed 5 en zoortgelijken, de voorbeelden aantreft (2}.
VerVinäenät Onder de wetten, die in de eerile plaats in aan-
'siSi/sZ komen, noemden wij ook zoo even de
pïaatfelijke Keuren en Costumen. Het lijdt geen
twijfl'el, dat dezelve verbinden allen die geenen, ΛveI-
I ^ ke dädr ter plaatfe woonen, voor een tijd verblijven,
I of onroerende goederen bezitten.
I Maar hebben zij ook eenige verbindende kragt voor
Wetgevers en Rechters op andere plaatfen ? Dit is
f een zeer moeielijk pnnt van rechten, en het zal hier
I - genoeg zijn daaromtrent aan te merken, dat hoe
li zeer, naar de fcherpheid van het Recht, eigentlijk
( geene Statuten buiten het Rechtsgebied van werking
zijn, de onderlinge en wederkeerige infchikkclijkheid
1 tusfchen de nabuurige volken, egter als een bijna
af-
I
: . Co V. D. KEE9SEL, Thef. Jin\ lloli. Zeel. Th. 13»
- c^) ν. D. SPIEGEL, Ooi'fpr. dcf VaderL Regte"i>,,
pag. IIQ, et^ volgs» V. D. KEESSEL^ Thef, aS-,
-ocr page 78-Van de Wetten in Η algéMëeril β
ïilgemeenen regel heeft ingevoerd, dat men ten aan-
zien van de handelingen der geenen, die de verëisch-
ten, bij de wetten hunner woonplaats voorgefchre-
ven, hebben in acht genomen, naar die wetten be-
oordeelt , fchoon de bijzondere wetten van het Land ,
waar de zaak beilist moet worden, andere vereisch-
ten voorfchrijven : b. v. een testament, naar de
form, op de woonplaats gebruikelijk, gemaakt,
geldt alomme: de gemeenlchap van goederen 5 tus-
fchen echtgenooten door het Landrecht ingevoerd,
heeft tusfchen hen plaats, fchoon zij naderhand gaan
woonen in een Land, waar geene gemeenfchap ftand
grijpt, enz. Qi).
Alle wetten zijn vatbaar voor uiilegging, Dezel- uitlegjring
ve is van drieërlei aart. Zij wordt gedaan door den
Wetgever zeiven; — of door het gebruik; b. v.
door eene aaneenfchakeling van gewijsden, bij welke
deeze of geene uitlegging aan eene wet gegeven is; —
of door het begrip der Rechtsgeleerden. Schoon de
gevoelens der laatstgemelden op zig zeiven geene
kragt van wet hebben, mogen egter hunne gegevene
uitleggingen niet zonder grond te pas gebragt wor-
den; mits de regels eener gezonde uitlegkunde door
hun zijn in acht genomen: waar van de voornaamfte
hier in beilaan.
(O Over de kragt der Statuien, voornamelijk wan-
neer een conflict derzei ven plaats heeft, vergelijke men
p. vort, Tract. de Statut, j. voet, ad tit, f. de
Qonfl. Princ. part, 2. dc Statut, v. P. KEESSel , Thef,
I
1°,·) De hoofdregel iii alle uitlegging is deze, dat
tnen den waareii zin en de beteekenis der -woorden
nagaa, en van dezelven niet afwijke, wanneer da
woorden duidelijk fpreeken (i}.
In de uitlegging van eenig punt van Rechten
moet men vooral nagaan, ziit welke bron dat recht
oorfprongelijk és; b. v. in gefchillen over een uirer-
iten wil neemt men dadelijk zijn toevliigt tot het Ro-
pteinfche Recht, het welk in dat ftuk gevolgd wordt;
maar dat zelfde fpoor te volgen in een gefchil over
gemeenfchap van goederen , in het Roomfche Recht
onbekend , en van Duitlchen ooriprong, zoude ge-
heel oordeelloos zijn (2).
Wanneer do woorden der wet twijfFelachtig
zijn, moet men den zin der mt nagaan ; alle de
bijzondere artikelen der wet n>et elkander vergelijk
ken (3); de eene wet uit de andere uitleggen C4);
de verklaaring van den wetgever in een geJijkzoortig
geval (5), of de gevvo^.ntc (ó), of dat gevoelen,
waar voor dc billijkheid her ftcrkst pleit (7), te hulp
roe-
Cjt) Men vergelijke j. 11. boehmer , de Interpretiitio·
WS Grammatide fatis & afu vario in Jure Roma-
no, in Exerc. ad ff. Tom. 1. Exerc. 3. pag. 22. feqq.
en vooral het uitmuntend werk van c. 11. eckhakd , Her-,
vienentica Juris, cuui not. c. f. walchu. {Lipf. 1779.)
Ca) v. D. KivEssEL, T/iei. 9. & ro,
(4) L. 2(5. L. 37. L. 28. ff, de legib.
(6) L. 37. Z, 38. ff. de legib,
(7) L. 18. L. 19. ff. de legib. L. 56. L. 168. L.
?92, § i, de Reg, Jkr. L, 47. ff, de obL & act.
l'-ii
.Ψ
1) i\
•i;
'i.
i\)epen. — Ook komt het redeneeren uit de gevold-
gen, die uit de eene of andere uitlegging voort-
vloeien, hier dikwerf zeer te ilade (i).
4® O Zomwijlen kan men ook de befchikking van
eenige wet, op grond van eene volkomene en doorfte-
kende gelijkheid van reden , tot-gelijkzoortige gevallen
iiitilrekken , het welk men gewoon is de extenpe
ènterpretatle te ndeaien (2).
1 In andere gevallen wederoai moet de uitleg-
ging refirictkf zijn; voornamelijk dan , wanneer iets
,tegen den algemeenen regel van het Recht, uit "eene
bijzondere noodzakelijkheid, in een bepaald geval, is
ingevoerd (3}, of wanneer duidelijk blijkt, dat de
•reden, die den wetgever bewogen heeft, op het
■voorhanden zijnde geval niet ftrookt, fclioon het aii-
derzints onder de woorden der wet wel zou kunnen
begrepen worden (4).
§ VIL·
Behalven de gefchrevene wetten zijn zomraigen ook cojiwwi/».
■ongefchreven, Deezen bedoelden wij hier vooren
CS onder de benaaming van welhergebragU
Costumen, Zulken heeft men van alle oude tijden in
dit Land gehad , en ook als wetten gevolgd ("5).
vooi'-
CO 22. ff. <ie Ie gib,
(2) L, 10. L. ri. L. 12. L. 13. Z. 29. L, 50,
de Ie gib.» L. ζ. C. eod,
(3) L. 14. L. 16. L, 39, f. de legih, L. 141.
X. i(j2, f. de Reg, '^ur.
(4;) Ζ. 25. do legib, L, 6. C. eod, — Men ver-
.gelijke voorts over deze iloiFe pothier , in Pand, fh-
fiin, ad tit, f, de legib. art, 4.
Cs) V· D» SPIEGEL·^ Qorfpr, der Vaderl, Regien,
-ocr page 81-Oiidertusfclicii ziju ook hieiOmtreiit eeiiigc regels iii
acht te nemen.
De Costiinie moet op goede reden ilemien 5
anders befchoiivvt men dezelve te recht als eene cor.'
rupteele;, die, wel verre yan kragt van wet te heb"
ben, moet worden tegengegaan (i).
<2°0 Zij moet behoorlijk bewezen worden; b. v.
door eene turbe van getuigen , door eene onafgebro-
kene reeks van gewijsden, op die gewoonte gegrond,
enz. iα).
Eene Costume, die deeze opgegevene vereischten
heeft, bekleedt niet alleen de plaats der wet in geval-
len, waar in de gefchreven wet ontbreekt (3)5 maar-
heeft zelfs die kragt, dat zij eene gefchrevene wet
kan affchaiFen (4).
§ VIÏÏ.
3 Hoofdfi. § 8—13. pag. 95. en volgg. Rêchtsgel. Oh·
ferv. over de groot's Inleid. 2 Ώ, Obf. i. Zonder
dat het tot de begaanbaarheid der oude Costumen van
dit Land, mits -Δ] maar door een langduurig gebruik
bevestigd zijn, iets doet, of zij op de aanfchrijviiigen
van Keizer karel V., in 1531 en 1540., en van het
Hof in 1569, ter Griffie van den Hove, al dan nieE,
zijn overgebragt. Zie v. d. wall , Handv. van Dord-
recht ^ 6 fiiikfpag. 132i"/; volgg. & Supplem. nos'
truin ad voet, part. 1. pag. 13.
(o -^· 39· /· legih. Voet ad d. t. n. 28,
C2) Voet ad tit, f. de legih. n. sp. fcqq,
C3) § P. Infi, de J, N. G. & C. L. 32. § r, Z,
S3. L. 35. de legih.
(4) L. 32. § i. in fin. f. de legih. Over den zin
van de L. 1. C. qua ßt long. confuet., die hier dooi"·
gaands wordt tegengeworpen, vergelijke men noodt
in.
a
*
ί'
ί\
if
iA.
-ocr page 82-f/'an ch Wetten in V algemem* ^
§ VIII. . ,
De gcwoone wijze ondertuslchGii, waar door eene ^
wet te niet gaat, is de uitdrukkelijke affchaffing äsr i'/et\ca>
floer den wetgever (i). — Hoe minder egter zulks
gefcliiedt, hoe betere Staatkunde in een Land
heerscht. En het is voorzeker onder de onheilen
van onzen tijd te rekenen, dat zints eenige jaareii
door eene opéénftapeling van wetten, die naauwlijks
in 't geheugen te houden zijn, en waar van zom-
niigen elkander tegenfpreken , onze vaderlandfche
Rechtsgeleerdheid een maar al te willekeurig aanzien
gekregen heeft; fchoon zig thans meer en meer de
hope opdoet, dat wij ook in dit opzigt tot οηζς:·
voorige eenvouwdigheid en zekerheid itaan te ïug
te keeren.
tweede afdeeling.
Yan de rechten der Menfchen , naar mate vaf^
hunnen ver£chzllenden Stande
Gelijk de voorwerpen, (^objecten') waar toe alle ^^
rechten betrekkelijk gemaakt kunnen worden, be- ^^^^ Rechu
ftaan in deeze drie, i) de Perfoonen; 2) de Zaa-
ken; en 3) de Actiën (2); zullen wij ook die
hooM - vcrdecling in dit werk ten grondflag leggen ^
en
in Comm. ad t. ff. de Icgih. en vooral J. AVERAmust
hiterpr. Jiir. Lib. 2 cap. i.
(i) ulf. ff. de confi. Pr ine. § 11. Infi, de J. iVi,
G. & C. \ ,
tiJi. Inft. de J. N. G. & C.
Α 5,
- iBiiiiiÏlr rinii 'mimiÊÊÊÊÈÊÊ
-ocr page 83-mm,
'ν;
Ι
(f
'i
Onäerfche'i-
ÈenStand der
msnfchen.
j ii
ib
f. Vrijheid
m Slavernij.
Il.Staat van
Burgerfchap,
cii mitsdien eerst fprckcn van die rechten, welken
ieder mensch of perfoon, naar zijnen verichillenden
iland 5 heeft: en ien tweeden, van de rechten op j
of tot eenige zaak: terwijl Avij bij de behandeling-
van elk van die rechten, driar zulks le pas komt,
zullen vermelden, actie^ of rechtsmiddel, de
wet uit hoofde van dat recht geeft; zullende de
form van het aanleggen en vervolgen van die actiën
in het ///. Boek befchreven worden.
De onderfcheiden itand der menfchen, voor zoo
verre die op hunne rechten invloed heeft, kan tot
drie hoofdzaaken gebragt worden:
. I. De ilaat van Vrijheid en Slavernij,
IL Dc ftaat van pAirgerfchap.
Het onderfcheid tu sieben vrijen en ßaven, het
welk in de R.omeinfche Rechtsgeleerdheid zulk een
uitgebreid vak oplevert, komt in ons Land niet te
pas : alle menfchen worden in dit Land vrij geboren;
de ilavernij is hier te Lande niet in gebruik; ja
zelfs alle Haven, die uit de Indien in dit Land ko-
meij, worden dadelijk vrij (i); mits zij niet vaii
hunne eigenaaren zijn Aveggeloopcn C2),
§ IV.
ΛVat den ftaat van Burgerfchap betreft, deszelfs
in-
CO Cost. v. Antwerpen, Cap, 36. Art. i ö' 2·
Roseboom , Cost, v. Amfterdam, Cap, 39. Art. i 2.
GuDELiNus,-i/^ Jure novisf. Lih, i. Cap. 4. pag. 6.
(2) Regtigel. Obferv. over de groot, 4 Ohf, 16.
m
\
■ li
r-k
-ocr page 84-II. i..ijiiiiiiii»L.P!.uiiPL. ..........v.·....^
Fafj äen Stand der Menjckn, ir
invloed op de oiiderfcheiden rechten der menfchen
was in voorige tijden hier te Lande zeer groot.
De uiilanders waren van een aantal rechten der in^
hoorlifigen uitgefloten. In het iliik van erfvolging,
van het geven van getuigenis, van het üraiFeyi der
misdaden, van het toelaten tot ambten en bedienin-
gen, was dit onderfcheid aanmerkelijk Wan-
neer de goederen van uitlanders aan hunne bniten
'vS Lands woonende magen vervielen, was men aan
ccne zwaare fchatting, onder den naam van recht
van exue bekend, onderworpen (a). — Zeer groot
was ook weleer her onderfcheid tnsfchen Edelen en
Onedeïen. In het ftnk van toelating tot ambten en
bedieningen, van het ibaflen der misdaden, van het
betalen van fchot en lot, van het oefi'^nen der jagt,,
zag men de blijken deezer ondericheiding — Dc
Godsdienst zelf konde niet nalaten op den ftand der
menfchen eene verfchilknde uitwerking te doen ge»
boren worden. Behalven het oud onderfcheid tus'
fchen Geestelijken en Wereldlijken (4), waaren zij,
die tot eene andere fecte der Christenheid, dan de
Hervormdef behoorden, van veele voorregten uit-
gefloten. Geene anderen, dan Gereformeerden,
wa-
(l) de groot, Ifileid, i B, 15 D. § 2. Rcgtigcl,
Obferv. s. D. Ohf. 17 i8. ζ§ 3· D. Qhf, 21.
Cs) H. j. ARNTZEKius, Inßit. Jur, Belg. Civ, part^
I. tit. 12. § 8. feqq.
(3) A. MATTHAÉus, de Nobilitate, De groot, In-
leid. I B, 14 D. en S. v^n leeuwen, van de Edelen
t en Welborenen in Holland.
C4) De groot. Inleid, i B. 14 Beel.
-ocr page 85-12 1. Boek^ ÏL Afäeding,
Waren tot iimbten en bedieningen beroepelijk (^i); dö
huwelijken tiisfclien Hervormden en Roomschgezin^
den \varcn aan zeer nadeelige gevolgen onderhe-
vig (ji). Met de ^oden was het nog veel erger ge^
Held, als die zelfs tot geene ambagten en neerin"
gen, welke aan zekere Gilden behoorden', werden
toegelaten (3).
Dan, allengskens, naar mate de betrekkingen van
dit Land tot vreemde natiën begonnen aan tc was·
fcn, en naar mate de begrippen der menfchen meer
befchaafd en gematigd werden, hebben deeze onder-
fcheidingen afgenomen. Men deed de vreemdeling
gen, zig hier te Lande vestigende, fchier gelijke
rechten met andere ingezetenen wedervaren (4). Het
recht van exue werd eerst door bijzondere verdra-
gen ingekort, en naderhand geheel afgefchaft (5).
De zoogenaamde rechten van adeldom, grootendeels
een overblijfzel der middeleeuwen, worden naauw·^
lijks meer geëerbiedigd (6). De fecten-ijver tus-κ
fchen de Christelijke Gezindheden vindt geene voor-
llanders meer. De Joden, die met ons dezelfde las-,
ten dragen, genieten dezelfde burgerlijke voorreg-,
ten (7).
Met
CO ZuRCK, Cod, Bat. voce Paphten ^ § 21.
(2) Placnat van de Staten van Holland van 24
Januar ij 1755, afgefchaft bij Decreet van 6 Maart
\79S'
(3) ZuRCK, Cod. Bat. voce Joden,
C4) De groot, Inleid' 1 B. 13 § 3.
(5) Arntzenius , loc. fupra cit. Publ. 6 Jpr. 1297*.
(6) De groot. Inleid. i B. 14 Ό. § 6,
(f) Staatsregeling van Octoher 1801, Art.. ιι-ί4<..
Γ'·'"
1). ; ^
''ian den Stand der Menfckn, ^
Met dit al is het eene waarheid, dat het begripi
Van de gelijkheid der menfchèn , hoe veel waars erï
fchoons ook op zig zei ven bevattende (i), door
veelen met zoo veel overdrevenheid, en verkeerde
gevolgtrekkingen, werd toegepast, dat men, door
bijna alle onderfcheiding van ftand den bodem te wil-
len inil-aan, zelfs de grondvesten van Orde en Politie
meer of min begon te doen waggelen. Van dit ο ver-
drevene en verkeerde egter is men reeds veelal te rug
gekomen; zoo dat ook tegenwoordig de ßand vah
Burgerfchap, naar de verfchillende inrigtingen iii
onderfcheiden ileden en plaatfen, het genot van
Voorfegten medebrengt, waar van zij, die op zoo-
danige plaats geene Burgers zijn, veritokenworden.
Inzonderheid het inkorten van de onbepaalde afichaf-
fing der Gildens, die zoo veele wanorden, ventja:-
gerijen, en bederf van neeringen en handwerken ver-
oorzaakte; en het weder inroepen van de noodige
bepaalingen tot het verzekeren aan iederen Burger'
van deszelfs eerlijk beltaan (a) , ftreldcert onder an-
deren hier van ten bewijze.
§ V.
De Familie-{land intusfchen is de voornaamüe,
die in ons Land aan de menfchen zeer verfchillende
rechten toekent.
Andere zijn de rechten van getrouwde ^ andere
( van
(i) Men zie de Verhandelingen van de Heeren π,
C. CRAs en L. w. brown, over de gelijkheid der Men'
fchen·) heneevem haare regten en pligten·, in de T^tv-
hand. van teyler's Godgel. Genoodfchap, XIIL BteLr
Cö^ Staatsregeling van OQtob^ i^oi^ Jrt,
...../
-ocr page 87-van ongetrouvfde pciTooncn. — Dc ongemeen groöte
invloed van dit onderfclicid noopt ons, om de
rechien des Hmveiijks in de ///. Afdeeling opzet-
telijk tc beiclirijven.
Andere zijn de rechten der ouderen, andere die
der kinderen f aan het ouderlijk gezag onderwor-
pen. Van hier zullen wij in de If^. AJdeeling
de vaderlijke magt bcfchrijven.
Andere eindelijk zijn de rechten van hun, aan wieii
van wegen hunne jonge jaaren , zinloosheid, ver-
kwisting, en dergelijke oorzaken, het beiluur van
hunne perfoonen en goederen niet is toe te betrou-
wen , andere zijn de rechten van hiin, wien dus-
danig bcilLiur wordt opgedragen. — Hierom zullen
wij de F". Afdeeling tot de behandeling van Voog-
dijen en Cufateelen beilemmen.
DERDE AFDEELING.
Van het Huwelijk, en de rechten, daar tos
betrekkelijk,
% I.
Zeer onderfcheiden is de ftand der geenen, die, aï
of niet, door het huwelijk verbonden zijn. Door
het huwelijk verllaat men , „ de vereeniging van ma«
5, en vrouw, aangegaan met het oogmerk, om kin-
5, deren voort te teelen en op te'vosclcn, en om
„ allen voor- en tegenipocd met elkander, tot het
5, einde des levens, ondeelbaar te genieten (i).
S IL
(i) § I. Infi, de pair^. po test. L. i» f. de rit.
fiupt, X^ESTEL, Fund, jurispr, natur, § 127. Wan-
iieep
Jluwl'ijh
m'
yiiite
,ΤΤΤ·.'·
§ II.
Dikwerf wordt het huwelijk voorafgegaan door
Tromvbeiofieny be(taande m de verbintenis, om met'"''
den ander een wettig huwelijk aantegaan.
De peribGneu , die trouwbeloften maken, moeten
bevoegd zijn om met elkander te kunnen trou-
wen (i), — Voor zoo verre de man nog geen vijf
en twintig, de vrouw nog geen twintig jaaren oud
is, wordt de toeftemming der ouderen, voogden, of
magen daar toe vereischt^ zonder dezelve zijn ze
clandestien, en onbeilaanbaar Qi).
Zij kunnen aangegaan worden, zuiver, of onder
eene conditie, mits niet fchandclijk of onmogelijk
;;ijnde; — ook om dadelijk , of na verloop van
eenigen tijd, het huwelijk te voitrekken (3),
Van de toeilemming in trouwbeloften moet doof
een volledig bewijs blijken; zij worden niet geprie-
furaeerd; en zonder bewijs zoude zelfs eene delatie
van eede daarin niet worden toegelaten (4).
neer men den aart, het oogmerk, en de gevolgen des
huwelijks, zelfs zonder de minste faijgeJoovige begrip-
pen, overweegt en nagaat» moet men zig verwonde-
ren, hoe zommigen tot de dwaling hebben kunnen ver-
vallen , om hetzelve onder de civiele contracten te rang··
fchikken.
(i) Voet, ad tit. f, de fpanfal, n. 2.
Qi) Plac^ van Keizer Karei van 4. Ociob, 1540.
^rt. 17. Polit, Ord, van 1580. Avt. 3.
(3) Voet, ad tit, f. de fponfal, n. β—ιο.
(4) De groot, Inleid, 1 B. $ D. § i<S. 23.
'Voet, /ί-λ? tit. f. de fponfal^ n, 11. Lybregts, Red,
Vsrt. over f^ot, ambt ^ \ D. 6 Hoefdß. m 10—2^.
TiOiiwbeloftcn geven ccne actie tot voltrekking
Óes huwelijks, waar toe dc onwillige, na bij Rech-
terlijk vonnis gecondemneérd te zijn, door gijzeling
kan gedwongen worden (i}.
Even gelijk alle andere contracten en overeenkom-
ilen , kan men trouwbeloften door wederzijdfche
toeftemming vernietigen (2); maar zulks kan niet
gefchieden door édne der partijen in weerwil van de
imdere; zelfs niet op grond, dat men door het huwe-
lijk aan zijne ouders misnoegen zoude geven, en
liever begeerde hun te wille te zijn (3). — Wanneer
'er egter wettige redenen van repudiath zijn , kan
de vernietiging door c'én van beiden gedaan worden;
Men brenge tot die redenen b. v. opgekomene en
voortdurende krankzinnigheid, een oneerbaar gedrag
met anderen, verregaande losbandigheid, een gebrek,
't welk de voortteeling belet, een blijkbaar bedrog,
door verzwijging van aanmerkelijke fchulden , en
zoortgelijken (4): zonder dat men egter in het toela-
ten van die redenen , die nu cn dan Λνεΐ eens wispel-
tuurigheid ten grondflag hebben, te gemakkelijk be-
hoort te zijn C5)·
§ ΠΙ.·
(i) voet ad tit. f. de fponfal. n. 12.
c2) voet ad tit. ff. de fponfal. n. 18.
C3) boel ad loenii -Deeif. Cas, 55,, Egter is, op'
grond van de L. 20. C. de niipt., verftaan, dat een
meisjen , boven de 20, doch beneden de 25 jaaren,
zonder toeftemming haarer ouders trouwbeloften heb-
bende aangegaan, zelfs zonder relief, daar van kan te
rug komen. v. d. keessfcl Theu 55.
(4) h. j. arntzenii Ιηβ. Jur. Belg, Qy, Part, 2=
Tit. i. §. 39-45·
(5) VOET ad tit. f. de fponfal, n, 15^
-ocr page 90-ÏMeenigmalen ncht men liet ook geraden, ©ώ niet iiamVjhJciii
te trouwen naar het Landrecht', maai' den voet en
He conditiën, avaar door het aanftaande huwelijk zal
moeten geregeld worden, door een bijzondet verdrag
te bepaalen. Dusdanig verdrag rtoemt men huwelijk-
■Jche voorwaarden (^i)I
Tot derzelver begaanbaarheid is noódig, dat zij ih
"gefchrifie, en wel in een publiek ihßrutneni , vQYW^it
worden (α) : zónder dät egter èenige gerèchielijkA
'registratie derzelveu wordt vereischt, als zijnde het
geen daaromtrent bij Ρ la ca ai van 30 ^ulij 1624:
was vastgeileld, nimmer in gebruik gebragt (^3),
In de huwelijkfché voorwaarden zeiven wordt zom-
tijds de Inventaris of Lijst den goederen, door dè
Bruid aantebrengen , ingelascht; zomtijds wordt dïö
Lijst afzonderlijk onder de haiid gemaakt^' en daar
nevens gevoegd (4). Het maken van dezelve verzuimd
zijnde, vervalt daar-door wel niet de inhoud van 't.
verdrag, maar moet het bewijs vau den aanbreng väii
ëlders worden aangevuld (5). ,
Bij huwelijkfche voorwaarden kan men alle zooda- ysdiw
iiige bedingen maken, als men goedvindt; mits f^^^
inet den aart des huwelijks niet ftrijdig zijn (6),
(1) v. d.' keessel, Thef. 228.'
(2) Rcgtsgel. Obferv. 2 D, Obf. 35.
CSj Regtsgel. Obferv'. 1 D. Obf, 42. Handv', vaé
"Anißeräam^ α D. bil 551. ·
C4) Ord. van 't Zegel van ii Sept. i;94.
cs) v. d. keessel, Thef. 230.,, '
voet, a4 tit\ ff. de 'pact, 'dot, vi
• s
De meest gewoone bedingen zijn, de aan-
ftaande cgtgeiiooten, tot onderlbnd des huwelijks,:
wederzijds hunne goederen zullen in en aanbren-
^n, doch zonder dat daar van eenige gemeenfchap
zal plaats hebben (O- — voor
,deö anders fchulden, voor het huwelijk gemaakt, of
naderhand te maken, niet aanfprakelijk zijn zal. —
Dat winst en verlies gemeen zal zijn, dat
de gemeenfchap van winst en verlies zal zijn uitge-
lloten, of dat de vrouw, of haare erfgenaamen, na
feheidinge des huwelijks, de keuze hebben zullen,
<?m al of niet in winst en verlies te deelen (α). —
Dat de vrouw, bij feheidinge des huwelijks,
aan zig voorbehoudt het recht van dote, legaal ver-
band, en pi!:eferentie (3),-— 5®.) Dat de vrouw
Ääl hebben het beheer van haare eigene goederen,
zonder aan des mans maritaale magt deswegens on-
derworpen te zijn (4), — Dat de langstlevende
uit deia boedel van de eerstftervende, bij wege van
:giite of gefchenk ;, met eene zekere femme bevoor-
deeld zal zijn. Deeze gifte noemt men Douarie,
Dewijl dezelve eene enitele milddadigheid ten grond-
flag
(i) h. j. arntzenh, Infi, Jitr, Lelg. Civ, Part,
Tit. 5. §. 43 'S? 44·
(ji) v. d. keessel,, Thcf, Jur, HolL & Zeel, TIu
249. fcqq,
Xs) Al is dit voorregt niet uitdrukkelijk bedongen ,
behoort men het aan de vrouw toe te kennen, zoo dra
zij haare goederen buiten de gemeenfchap heeft gehou-
den, v. d. keessel , Th. 247.
(4) de eiiooT, Inleid, ι Β, ζ D. §. 24. η,
mtääiii
f
ï8
«Wif^-SWBipp
f- ■ ■ : ■ ■ ■
ilag heeft, zoo volgt, dat zij niet berekend of uitge-
keerd wordt, dan na af betaaling van alle de fchuld-
eisfchers (i); als mede Cimmers naar het waarfchijn-
lijkst gevoelen,) na de uitkeering der Legitime aan de
kinderen (2). — 7^'.) Hoedanig na affterven van één
of van beide de egtgenooten in deszelfs nagelaten
boedel zal worden gefuccedeerd (3). — So.^ Hoe-
danig de goederen der kinderen , indien zij fterven
beneden de jaaren om testament te kunnen maken j,
zullen worden geërfd (4).
S V·
Het geen de aanilaande egtgenooten bij huwelijk- noe verre
fchc voorwaarden elkander wederkeerig beloofd ^^^-'^Ïiifkz^t^'^
ben, kan bij act& onder de levende door wederzijd-
fche rocftemming niet herroepen worden ("5), ver-
mits zulks zoude zijn eene gifte tusfchen man en
vrouw, die naar rechten niet geoorloofd is (6).
CiD Placaat van Keizer Kerel, νμη 4 Oct. 1540«
Art. 6.
Ca) Hier verfchilt van ons de Prefident van byn-
KÉRSHOEK, Qiiafl, Jur. Priv, Lib. a. Cap, 7. wiens
faijgebragte redenen men kan wederlegd vinden in de
Rechtsgel. Obferv. over de groot, 3 Z). Obf, 38. en *
in de Supplein. egt er V 4 Deel, pag. 259.
C3) v. d. keessel, Thef, Jur, Holl. & Zeel. Th^
£35-246.
(4) Dit beding is bekend onder.den naam van ver-
kiezing van Landrecht, de groot, Inl. 2 B. 29 DeeL
lybregïs, Reden. Vert. 2 Ώ. Bijl, Litt. S. j. cos,
Rechtsgel. Verhand, 5,
Cs) V. d.,keessel, Th. 264,
(6) de groot, Inleid. 3 -ff. 2 Z). §. 9. vqet,
tit^ de don, int^ vir, & ux. n, 17. feq(i,
Doch bij uiterfte wil is dié heiToeping beftaanbaar^
mits zij beiden in dezelve berusten , en die met
den dood bekragtigen (i). — Of voorts de bedin-
gen, bij liiiwelijkfche voorwaarden nopens de aan-
gaande fuccesfie gemaakt, mede onherroepelijk zijn,
zoodanig dat de één der egtgenooten buiten den an-
der daar in geene verandering zoiide mogen maken?
is een vraagpunt, waar over de Rechtsgeleerden niet
^énftemmig denken. Wij voor ons zijn meest ge-
neigd I om te flellen, dat zulke bedingen enkel de
kragt van uiterften wil hebben, en dus door beiden,
of zelfs door één van beiden de egtgenooten, her-
roepen kunnen worden
rerehcUen ^^ vercischtcn van een wettig huwelijk kunne«
iji voornamelijk tot de volgende gebragt worden.
/. VerUden I. Dat de perfoonen, die te «amen in den echt tre-
Huwlijken, ^^^^^ willen, bevoegd moeten zijn om ö/in't geheel,
of met elkander te kunnen trouwen.
Jn V geheel worden verboden, die reeds door den
huwelijks - bayd verbonden zijn, want de veelman-
nC"
»
(l) voet, ad tit. f. de pact. dot al. n. Gl.
Cs) Schoon verfchêiden Rechtsgeleerden zig voor dë
onherroepelijkheid der pacta fuccesforia verklaaren»
kunnen wij ons met dit ^gevoelen riet verëenigen , maar
ilaan in het begrip, dat de analogie van oiis Recht in
dit opzigr zeer juist is uitgedrukt in de Coitumen van
Rhynland ^ Art. 92, ,, /« huwelijkfche voorwaarden
5, mag men ook hij uiterfte wille disponeeren ^ en ds'
,, zelve hebben kragt van testament, ah andere iiiter-
fle willen hebben.^'' Zie voorts onze Janteek. op
poïiiiER van Cgntr, en Verbintmi i Ώ. bh 14^-145.
¥f
■ )
h}
'l·
«I
Iln
Λ '
ïierij en veelwijverij zijn bij ons ongeoorloofd (i) 5
r—die de jaaren van huwbaarheid, zijnde in de jong-?
mans veertien, en in de jonge dochters twaalf jaa-·
ren, nog niet bereikt hebben (2); — eene weduwe,
\vicr man nog zoo lang niet is dood geweest, dat
men, omtrent haar al of niet zwanger zijn, niet ten
vollen zeker is (3) ; — die aan zoodanig gebrek van
den geest onderhevig zijn, dat zij tot het geven van
toeftcmming buiten ftaat zijn (4), of zoodanig on-
geneeslijk lichaams-gebrek hebben, het welk hen tot
voortteeling onbekwaam maakt (s).
Ma elkander worden vérboden te trouwen: a)
die den anderen te na in den bloede of in zvvager-
fchap beilaan. In de opgaande en nederdalende lijne
zijn de huwelijken tot in het oneindige verboden.
In de zijd-linie tusfchen perfoonen van den tweeden
en derden graad; gevolgelijk tusfchen broeders en
zusters, oomen en nigten, nioeijen en neven, In
de aangehuwde maagfchap ftrekt'zig het verbod even
ver en op gelijke wijze uit (ó). — Schoon 'er,
geduurende de regeering der voormalige Staaten ,
voorbeelden zijn van toegeftaane huwelijken , bij
we-
er) v. d. keessel, Thcf, 6l & 63, ' '
(2) de croot, Inleid, 1 B, ζ D. §. 3.
(3;) de groot, Inleid. 1 β. 5 D. 3. n, 7. ITN*
kershoek, Qjtcefl. Jiif. Priv, Lib» 2. Cap. i.
(4) voet, ad tit, f, de rit. niipt. n. 6.
Cs) de groot, Inleid. i if, 5 i). §, 4. lybrechts.
Reden. Fert. over Not. Ambt y i Ώ. la Hoofdß.
%. \6. p. 17Ö. /
(6) de groot, /«/. i j?, 5 D., .§, 5.ij, Re^tsge/é
Ql'ferv. 4 D» Qbf. 3.
β a
-ocr page 95-wegè van clispenfatie, tusfchen perfoonen, welken de
wet onder de verbodenc ileldeCi), waren egtcr die
voorbeelden zeldzaam, en men week niet ligtelijkvan
ί den regel der wet af. Doch na het jaar 1795 zijn
de dispeniatiën veel meenigvuldiger , zelfs in die
J j graaden, in welken men 'er te vooren niet aan ge-
dacht zoude hebben. Of het niet beter ware, op dit
' ßuk eene bepaalde Landwet te hebben, en dezelve
; flipt te volgen, dan wel hieromtrent in eene wankel-
I baare onzekerheid en ongelijkheid te verkeeren, laa-
I ten wij liefst aan anderen ter beoordeeling over. —
C IS) Die met elkander te vooren in overfpel geleeixl
't " hebben, welke huwelijken niet alleen nietig, maar
i zelfs ftrafbaar zijn (α). Ook worden dezelve niet
bij dispenfatie toegedaan Cs)· — c.') Omtrent de
j huwelijken tusfchen doorgegaane perfoonen heeft in
,ί- Holland een ilreng verbod plaats (4); het v,relk eg-
ter naderhand merkelijk is verzagt, wanneer de roe-
A , ftcmming der ouders bij vervolg verworven wordt (5).
ί — hoofde van verfchillenden Godsdienst wor-
15 den voor verboden gehouden de huwelijken van
Chris-
(1) De voorbeelden hier van vindt men opgezameld
1' in de Rechf!.gel, Obferv. d. /.
(2) Plac.HoU. 18 Julij 1674, bynkershoek, Qjiaß,
Jur. Priv. Lib, 2. Chp, 10. Regtsgd. Obferv. i D,
ij, Ohf. II.
,) (3) Zie hier van voorbeelden in 't Gr. Plac. Boek,
ƒ 7 Ό. pag. 81S. en 9 D. pag. 372 & 384.
I (4) Vlac. Holl, 25 Febr. 1751. in 't G. P. B. 8 D.
\ P· 525.
Οδ> Äi/o/. Holl, 26 Jtwlj 1783. en 't G. P. B,
9 I>' P^ 375.
'if
^SÊÊÊiÊÊÊÊÊÊÊÊ^si,iaaÊm
-ocr page 96-"SST·
Ciiristetieii met Joden of Mahomedaiien (i>. —^
ïusfch en Gereformeerden en Roömschgezinden wa.
ren zij weleer aan zwaare jjoenaliteiten ortderlievig;
doch deeze wet is thans afgefcliaft (α). — Geen
Voogd of Ciirateur mag trouwen- met de geene,
•over wien hij de voogdije of curateele gevoegd heeft,
dan na dat zijne rekening is opgenomen en geflo·
ten C3>
II. Dat, zoo de perfoonen, die met elkander troii* 11. Confeut
wen willen, nog ouders in leven hebben, zij van
derzelver confent of toeftemming moeten voorzien
zijn. Hieromtrent dienen de volgende zaaken te
worden aangemerlit. i^) Men moet in dezelven een
-onderfcheid maken tusfchen minderjarigen en meer-
derjarigen. Aan minderjaarigen, dat is, jongens bene-
den de vijf en twintig, en meisjens beneden de twin-
tig faaren ^ wordt geene aanteekening van hiiwelyke
geboden gegund, ten ware zij van de toeftemming
hunner ouderen tioen blijken. (4), — 2®.) Door
ouders heeft men in dit ftuk alleenlijk te verilaa«
vader en moeder, en geenzints grootvader of groot-
moeder , veel min eenige verdere vrienden in de op-
gaande of zijd-linie (5). — 3®,) Doch zijn zulke
i^erfoonen boven de opgegevene jaaren, wordt de
aan-
(i) arntzenii, Ififl^ Jur. Belg. Civ. Part. 2. TiU
3. §. 55.
. (2) Plac. HolL 24 Jann. 1755. en 't Decreet van
6 Maart 1795. ν - "i
(3) v. d. keessel, Thef, 74.
C4) Polit, Qrdonn, van 1580, Art, J,
. Cs) ^liic, Holl, 31. >/// 1671. ' - ' -
B4
der QUileren»
nanteekening der, geboden naii hun gegund; en d^
ouders worden ontboden voor den Magiftraat γ of·
yoor bet Collegie, tot liiuvelijkszaken in 't bijzondeï
^angefleld, om hunne redenen van confent of discon-
fent te geven (i).— Komen zij op dit ontbod binnen
veertien dagen niet op, wordt hun flilzwijgeii ge-
houden voor confent (s). —» Welke redenen vol·
doende zijn , waarom ouders de huwelijken hunnei;
meerderjarige kinderen kunnen tegenhouden, hangt,
van des Rechters beoordeeling af: meestal worden
die op een openbaar flecht gedrag gegrond'(3). —
Wanneer de .bijgebragte redenen der onderen door
den Rechter (waar door men het volle Collegie vaa
de Wet of Gerechte, ten minftcn iwee derde deelen
van hetzelve, te verilaan heeft,).woi'dcn goegekeurd,
is de zaak daar mede afgedaanen van die uitfpraak
valt geen hooger beroep. De ou.ders integendeel heb-
ben het recht van provocatie (4}. — 4".) Hei;
confent der ï^oogden achten wij naar het gemeene
Landrecht onnoodig te zijn , ten waare de plaatfelij-
ke wetten deswegens eenig bijzonder bevel Inhou·«
den (5).
co Pol. Ord. d. Art. 3.
(2) Pol. Ord. d. Jrt. 3.'
(3) arntzenii, Itiß, ^ur. Belg. Civ. Pari, 2, Tli^
(4) Edict Holl. 27 Sept. 1663. uit G. Ρ. Β, 3 i>.
505· bynkersijoek, Oji^eß. Jur. Priv. Lib. 2. Cap»
zurck, Cod. Bat, voce Appeln §. 59.
i
k
f
Cs) ÜE
groot, Inleid. \ B. % D. §. 3. bynkers-
hoek, Qji^ß. Jur. Pj-iv. Lib, 2. Qap, 3. v. d. KEES-
S.EL, TK 125 & V26, .....'
dk-·
-ocr page 98-III. De pleclitiglieden 5 die bij een huwelijk, zal liet ƒ//.
bcilaanbaar zijn, nioetcn worden in acht genomen ,
^ijn de volgende, — Men vervoegt zig bij deu
ÄJagiftraat, of bij Couimisfarisfen van huwelijks-
zaaken, doet zig aldaar ten huwelijk aanteekenen,,
en verzoekt aldaar drie Sondaagfche geboden (i). —
Men zorge voor dc betaaling van den Impost op '
liet trouwen, die, naar mate van het ambt of da
gegoedheid van Bmidegom of Bruid, of de ouders .
yan dén van beiden, op eejiie Ibmnie van dertêgi
yijftien , zes, of drie guldens berekend wordt (2), —
3".) De yerzogte geboden of proclamaiïén mo.eten
onverhinderd ailoopen. — Zij zijn drie in getal (3),
— Zij worden iifgekondigd van het Raadhuis, ■ of iu
de Kerk , op de mpnplaatfen van Bruidegom en
Bruid, of daar zij binnen jaar en dag het laatst ge-
woond hebben (4)· — Zij gaan van agt tot agt
dagen, ten waare om dringende redenen van noodt
zakelijkheid vergund werde, twee of drie geboden op
écnen dag te laaten gaan (Γ5). -- Wanneer iemand
yermeent, uit hoofde van eerdere trouwbeloften , ■ ^
of om andere redenen , grond te hebben, om zig·.
tegen den voortgang van het huwelijk te verzetten,
vervoegt hij zig bij die 'Overheid of Rechter., wieu
bet „ f
O") Pol, Ordonn. Art. 3.
(2) Ordonn. van het middel op het trouwen en
graven^ van 26 Octob. 1695. Puhlic. Dec, I()p5.
Pol. Ordonn. Art, 3. ' . ; -
(4) arntzeinii, Infi. J^ur, Belg. Civ. Part. 2. Tnt^
l' 59'
(5) loenius , Decif. &> Ohferv. Cas. 79. th-^ue
Boel, in not. pag. 513-528. ■ - ' '
1^5
-ocr page 99-het onderzoek van dusdanige zaken is opgedragen
€n doet aldaar fchutting van geboden (i), waar in
de gcwQone wijze wordt voortgeprocedeerd, en
ook geen hooger beroep is uitgefloten (2). — 4®.)
Eindelijk, na bet onverhinderd afloopen der gebo-
den 5 volgt -de voUrekking of inzegemng van het
huwelijk. — Weleer gefchieddc zulks door een Ker-
kendienaar in de Kerk, ten aanzien van Gereformeer-
den, en dopr den Magiftraat op het Raadhuis, ten
aanzien van perfoonen van andere gezindhedenCs). ^
Thans wordt die inzegening ten aanzien van allen
door den Magiftraat gedaan (4) ; hoe zeer veelen,
aan het oud gebruik verkleefd, ook daar op nog
eene bevestiging in de Kerk laten volgen, het geen
willekeurig, doch niet noodzakelijk is.
Een huwelijlc, waar in de bovengemelde vereisdi-
ten niet zijn in acht genomen, is nietig, en vau
omvaar de C5)·
% VIL·
Gevolgen des De gevolgen van een wettig voltrokken huwelijk.
Huwelijks, ^^^ ^jj ^^^^ bijzonder ante-
nuptiaal-contract gewijzigd zijn, hebben betrekking
ς/*tot de perfoonen, of tot de goederen der Egtge-
nooten.
Het perfoonUjk gevolg van het huwelijk (^want
van de verpligtingen tot het bewijzen van wederkee-
ri-
(0 arntzenii, Inft. Jur. Belg. Civ, d, l. §. 61,
ca) v. d. keessel, Thes. 81·
Cs) l^ol, Ord. Art. 3, Arntzenius, d. l. §. ó^.feqq,
<4) Public. Holl. 7 Meij i^gS'
(5) Pel, Ordonn. Art, 13..
I
w
rfge liefde 5 tot het verfcliaffen van behoorlijk onder-
houd aan liet huisgezm, enz. behoeft hier niet ge-
fproken te worden :) beilaat hoofdzakelijk in de
mar'itaak magt van den man over de vrouw. — MarUaaXs
De vrouw wordt door het huwelijk minderjarig (1);
de man is als haar Curateur; zij heeft geen perfoon
om in rechten te verfchijnen Qi) 5 zij is niet be-
voegd, om zig door eenig contract, zonder weten
of toeftcmmmg van haaren man door haar aange-
gaan , aan anderen te verbinden (3); dan voor zoo
verre zij door hetzelve blijkbaar zoude mogen zijn
gebaat (4), of dat zij, met weten van haaren man ,
dis openbaare koopvrouw gewoon was te hande-
len C5). — Maar integendeel brengt deeze magt
des mans over zijne vrouw mede, dat zij uit hoof-
de van alle handelingen , welken de man, fclioon
buiten haar weten, aangaat, mede verbonden eir
aanfprakelijlr is, itaande huwelijk te gelijk met haaren
man, en, na zijnen dood, voor de helft (6) j ten
waare 's mans verbintenis uit zijne misdaad voort-
fproot (7). — Ja eindelijk, de man vervreemdt en
bezwaart der vrouws goederen, naar zijn welge-·
(i) DE GROOT, Inl. I B. S' D. 19.
VOET, ad tit. ff, de jtidic. 14 ip·
(3) VOET, ad //Λ ff. de rif, nnpt. «.42.
(4) DE GROOT, Inleid. 1 B. % Ώ. §.23. n. 38.
(5) DE GROOT, d, §. 123. Voet, ad tit, ff. de rit.
lltipt. n. 44. feqq.
(6) DE GROOT, d. /. i22. S. V/N LEEUWN, Ccnf.
For, part. 2. Lib. i. Cap, n. ^ <2? 7.
(7) LOENius, Dedf. & O-bferv, Cas. 103. pag.
/
yglleii, zonder dat hij haare toeilemming daar toe
noodig heeft (i). — Evenwel indien de man eeii
Ijlijkbaar niisbruik maakt van zijne maritaale magt,
cn de vrouw tot armoede brengen zonde, geeft het
Recht aan de vrouw middelen aan de hand, oni
hem daar in paal en perk te doen Hellen (s). liet
meest gewoone middel in dusdanig geval is thans
een verzoek, dat 's mans perfoon en goederen ge-^,
fteld worden onder curateele.
s vul '
^cmtenfclïap Met opzigt tot de goederen der Egtgenooten,
yangoederen , , .. , ·.·,,-·, i
geene bepaahng bij huwehjkfche voorwaarden ge-
niaalst zijnde, brengt het Landrecht (^3) mede, dat
daadlijk, zoo dra het huwelijk voltrokken is, bei-
der goederen gemeen zijn (4), zoo dat bij ons de
regel geldt: man et^de mjf hebben geen verfcheyden
goed (5). Ja dit heeft zoodanig plaats, dat ge-
meenfchap, eenmaal door het aangaan des huwelijks
ingevoerd, naderhand op geenerleie wijze weder kan
Avor-
(O DE GROOT , IrJ. I B. 5 D. §. 22. VoF/r, ad til.,
f, de fund. dot, n. y &
(2} de groot, d. h § 24. Sent. van den Hoog, S
Prov. Raad, n. 135. s. vj^n leeuwen, Cenf, For.
part. i. Lib. i. Cap. 12. 7. ibique de haas in
not. Voet, ad tit. f. de fund. dot. n. γ. öf ßh
'matr. n. 2»
(3) Aangaande den oorfprpng van dit recht zijn de
pnderfcheiden gevoelens opgegeven bij arnïzejnius ,
jiifi. Jur. Belg. Civ. Part. 2. Tit. 4. §. 4.
(4) DE GROOT, Meid. a. Β. ii Ζ), 8. regis^eu
(ibferv. 2 -D. Ohf. 32.
(5) k. MATTnÄi, Parem, 2*
ri!
Ti; i ·
y
Van Jiet HmveJijkl -
worden weggenomen ~ 'Het maakt ook gceii
onderfcheid, of het is een eerile, óf een tweede liu-
welijk(2). En 'er zijn fleclits twee gevallen, waar iri
ïiet huwelijk geene getïieenfchap te weeg brengt ^
I®.) in clandestiene huwelijken' van minderjari-
gen (^3), en 2®.) in de huwelijken uisfcheli doorge-
gaane perfoonen
Decze gemeenfchap ftrekt zig uit tot alles, het
geen dc egtgenooten van wederzijde, bij het aangaan
van het huwelijk, bezitten, öf ilaande hetzelve ver-
krijgen , het zij bij eriFenis, legaat, donatie, of door
eenigen anderen titel: ook al het geen onder deii
naam van mnst begrepen is (5). Ën geene ari'dere
goederen zijn 'er van uitgciloteri, dan dezulken, diè
na den dood, of na verloop van eenigen tijd, aaii
derde perfoonen komen moeten , en dus uit hiiri-
hëu
ζΐ) AiiNTZENiij Infi. Jur. Belg. Civ* Pari, 2. 7V/.
4. §. 10.
(2) Declf. cn Refol. v. d. Hove, ν. Holl. η. ISS «S?
421. voet, aä tit. ff, de rit. nupt. tu 89 & 123.—'
Dat ook in tweede huwelijken de gemeenfchap ftand
grijpt, is naar ons recht ontegen^reeklijk: maar is bet
billijk, wanneer 'er voorkinderen zijn? Verdiende dit
iluk niet wel eenige bepaaling ? Dit is een ander vraagt
punt, waaromtrent wij nog al eenig gewicht hegten aan
de aanmerkingen van bynkershoek, Qucefl. Jur. Priv.
Lih. 2. Cap. 2. en Van barels , over eenige aloude
gebruiken in de Rechtioeffening, Hoofdfi. i.
Cs) Placaat van Ketzer karei, , van 4 Ogtob, 1546;
Jrt. 17. Pol. Ord. Art, 13.
C4) Plac. Holl, 25 Febr. 1751.
(5) VOET, tit, ff, de rit* nupt, n, ^S^Pj
.HIB -
]]cn aart oiigeichikt zijn, om in gemeenfchap te wor-
den overgedragen. Van dien aart zijn leengoederen,
zoo wel in rechte, als in eifielijke leenen (i);
voorts fiimilie-gocdoren, die, na des bezitters dood,
op den oiidllen van het geflacht komen (2); goe-
deren, met den last van fideicommis bezeten (3), eii
zoortgelijken. — Even gelijk nu deeze baaten in
de gemeenfchap komen , zoo komen 'er ook alle fcha-
den en lasten der wederzijdfche boedels in, waar
onder bshooren de fchuldenj niet alleen ftaande hu-
welijk gemaakt (4), maar ook waar mede de egtge-
iiooten reeds voor het huwelijk belast waren (5).
De gevolgen der gemeenfchap dus beilaan voor-
namelijk in deeze vijf — i®.) De goederen der beide
egtgenooten, zoo die zij inbrengen, als die zij na-
derhand verkrijgen , worden ilaande huwelijk ge-
meen. — 2«.) Staande huwelijk zijn dezelven onder
de beheering van den man. — Alle de fchul-
den, voor 't huwelijk gemaakt, zijn mede gemeen,
en moeten uit den gemeenen boedel betaald worden. —
4®.) Na 't overlijden van dén der egtgenooten houdt
de gemeenichap van goederen èpfo jure op. — En
de gemeene goederen van man en vrouw moe-
ten in tweën gedeeld, en de ééne helft aan den
langstlevenden egtgenoot, en de andere helft aan de
(i) v. D. KEÊssfcL, Thef, 220.
^2) ARNTZENii, Infi, Juj'. Belg, Civ, Part* 2. T/V,
4. i8. «, 3.
Cs) DE GROOT, Inleid, 2 n Z>.
(4) arntzenius ^ d. l·
(5) RechtsgeU Ohfery, 3 D, Obf. 3%
Μ
-ocr page 104-msmmsmum
erfgenamen van de eer^tgeilorvene worden uitge-
keerd Ci>
S IX.
Het huwelijk woFdt ontbonden door den dood fOft^'f^t^s
des hwwelijhß
en door egtfcheidmg (2), De laatfte wordt bij ons
toegeflaan om twee redenen : i.} uit hoofde van
overfpel (3); en α) van moedmllige verlating (4}.
Redenen van eenen anderen aart, hoe gewichtig zij
ook fchijnen mogten, gelden liier niet: offchoon eg-
ter gclijkzoortige redenen , die door eene extenfive
interpretatie onder de twee voorgemelden begrepen
kunnen worden , niet moeten worden uitgefloten.
Zoo kan men eene egtfcheiding vorderen op grond
van gepleegde Sodomie (5) , van eene eeuwigduu-
rende gevangenis CO·» enz.
Behalven de egtfcheiding, die den huwelijksband
geheel ontbindt, is bij ons , uit het Pausielijk S
Recht (7), ook ingevoerd eene provifioneele fchei-
ding , bekend onder den naam van feparatie van
tafely bed) blßvooning en goederen» Dezelve kan,
even min als disfolutie , door enkele willekeurige
overeenkomst worden aangegaan; zij vordert wettige
. re-
(i) DE GROOT, Inleid, α 5. ii D. §. 13.
(o de groot, Inleid. 1 B, 5 D, 18.
(3) Pol. Ord. Art. i8, »
C4) VOET, ad tit. f. de divort, n. <>.
C5) H. NooRDKERK, Dis/ert. de matrimoniis ob turpe
facinus jiire fohendis.
(6) Zie onze Verzameling van Gewijsden, I Ζ>,
Conf. 32.
(7) J. H, BOEHMER, in JuT^r Ecckf, Protest, Lib. 4,
7it% lp, n, 49. feqq^
r-
redenen, die de ziimenleving gevaarlijk, teh miniteil
Ondraaglijk m-aken (i^ ; hierom is tot het aangaan
derzelve de tusfchenkomst van het Rechterlijk gezag
noodzakelijk, die, na een fnmraier onderzoek, de
overeenkomst yan partijen in dit opzigt moet bekrag-
tigen (2). Wat de gevolgen der feparatie betreft;
indien zij tevens eene fcheiding der goederen böhelst,
en opentlijk is afgekondigd, is de gemeenfchap vaii
goederen, \Velke het hnwelijk had te Weeg gebragt j
daar door opgeheven, en de maritaale magt van deii
inah houdt op (3); alles ter tijd en wijlen, dat eene
lierëeniging tnsichen de cgtgenooteii, op hoop van
welkè alle ieparatiën gefloten worden, de vorige
rechten cn gevolgen des huwelijks mögt doen her-
leven;
- i X»
(1) bynkershoek, Qluvß. jiir. Pfiv. Lih.ü. Cap, 9,
leys ε , Me dit, ad f, Tom. 5. Spec. 316.
(2) Zoo naauw gezet, en dikwerf overdreven huive-
rig, men is in het toeilaan van disfolutiën, zoo fiordig
èn ligt vaardig is men veelal in het bekragtigen van fepa-
ratiën, zonder dat men genoegzaam inziet, vi'elke ge-
Iiëime ongeoorloofde drijfveeren van de ééne of andere
zijde de feparatie hebben aangezet, en welke jammerii]-
Ice gevolgen zij voor beide, of-ééne der partijen, dik-
werf met zig ileept. Wij beveelen in dit fiük aan allo
Rechters een naauwkeurig onderzoek, het welk hen van
nlle verantwoordelijkheid vrij ftelt, en wij nemen gaar-
ne 'over het gezegde van den Prefident υλν bvnkers-
•aaoEk, d, l, „ ik vvenschte wel, dat, door de al te
j, groote gemakkelijkheid der Rechters, de feparatiën
zoo meenigvuldig niet wahren, als zij thmi^ ^ijn.'i
LYNKERSnOEK, d, Κ
\J
m
-ocr page 106-Na dat het huwelijk door den dood van één der Twae/f^ Hu*
egtgcnooten ontbonden is, ftaat het aan den overgcble-
venen vrij zig ten tweeden huwelijk te begeeven.
Hetzelve flaat ook vrij aan de onfchaldige partij,
indien het huwelijk wegens overfpel of moedwillige' ■
verlating ontbonden is. Staat het ook vrij aan de
fchuldige, immers, zoo lang de onfchuldige niet her-
trouwd is? Geene wet is 'er, die zulks verbiedt(i)j
uitgenomen met den perfoon, met wien de fchuldige
in overfpel geleefd heeft (2). — Op. de tweede
huwelijken waa,ren bij de Romeinen verfcheiden poe-
naliteiten gefield, die egter bij ons niet zijn ,aanga- Y
nomen (3) , dan alleen het verbod aan man of
vrouw, die, voorkinderen hebbende, zig ten tweeden
huwelijk begeeft, om aan den tweeden egtgenoot,
bij gifte onder de levenden,.,;of bij uiterilen wil,
meer te mogqn maken, dan het minfte gedeelte,
het welk aan één der voorkinderen gemaakt wordt;
terwijl het meerder gemaakte aan zoodanig een twee-
den man of vrouw ontnomen wordt, en ten voorr
deele ftrckt van de kinderen van het eerde bed. Dit
recht is bekend onder den naam van - de Lex hac
edktalt m zoodanig, erfdeel noemt men· daar-
om eene filiale portie, of kindsgedeelte.
vier-
co bynkerstioek, Qjiiefl, Priv. Lib.n, Cap.lo,
(2) Plac. Holl. 18 Julij 16/4.
C3) BYNKERSHOEK, Qjiafi. Juf. Pi iv. Lil·. 2. Cap.
(4) L. 6. C. de fee. nupi. de groot, Inleid, 2 B^
12 Z). §. 6. G? ló I>. §. 7. voet, ad tit. de riU
nupt, n, iio, ^ feqq.
c' ■ "· ■
-ocr page 107-vierde α f deeling.
Pau de Vaderlijke Magt.
Vaderlijke eeiieii aaiimerkelijken invloed op den Stand der
Magt, Menfchen is ook het onderfcheid tiisfchen de geenen,
die hun eigen meester zijn, en anderen, die onder
het gezag van ouders, voogden, of curateuren ilaan.
Wat de magt der ouders over hunne kinderen be-
treft, zij verfchilt bij ons zeer veel van de uitgeftrek-
te vaderlijke magt bij de Romeinen (i). — Zij
komt niet flechis aan den vader, maar ook aan de
moeder toe, en, na 'svaders dood, aan de moeder
alleen (2). — Zij beftaat in een algemeen toevoor-
zigt over het onderhoud en de opvoeding hunner kin-
deren, en de beheeïing van derzei ver goederen. —
Zij geeft aan de ouders het-recht5 om van himne
kinderen behoorlijke eerbiediging en gehoorzaamheid
ïian hunne bevelen te vorderen , als mede om , in
geval van wangedrag, gematigde kastijdingen, die
ter verbetering ftrekken kunnen, tegen hen uitteoef-
fenen (3). — De ouders kunnen, door de kinderen ,
iiiet in rechten geroepen worden, zonder verlof van
den Rechter, w«/^ ^y^jf«^/genaamd ("4). — Geen
hll-
(1) de groot, Inleid, 1 B, 6 D. §. 3. n. 5.
(2) VOET, ad tii, f, de hts, qiii funt fut vel ah
jur. n. 3.
(3) voét , d, U arntzenii Infi. Jur. Belg. Civ,
Pari. i. Tii. 13. §. 5 Θ' 6.
C4j Ζ, 4· 1. & feqq, f» de in jtif voc.'SO'ej: ^ ad
eund. tit, n. 6. feqq. .i. . ■ -
Γ Α \
t ■
ii:^ » ■
%
ι·.
huwelijlt kan'door kindereii_worden aangegaan, ten
zij (^iiders 'er in toeilemmen (i). — De ouders
zijn bevoegd om, bij hun overlijden , in de voogdije
hunner kinderen te voorzien (2)· — De kinderen
kannen, zo lang zij minderjarig zijn, zig, zonder
toeilemming hunner ouderen, aan derden niet verbin-
den (3). — Bij uiterften wil egter kunnen de kin-
deren , zoo dra zij veertien of twaalf jaaren oud zijn,
over hunne goederen befchikken (4).
Sil; ■
Deeze Vaderlijke Magt wordrverkregen: Door ^^erkrsi
een wettig hmveUjk. Kindërêii, 'in onecht geteeld "^vordu
ftaan niet onder de magt van· den vader, maar wel
van de moeder, als welke geenliastaard maakt(5).—
Door Legltimatiè van onechte kinderen , die of
door een opgevolgd huwelijk te weeg gebragt, of
door cene fpeciale gunst van' de Hooge Overheid
verkregen wordt'(6). Het laatfte voornamelijk in
het geval, dat door den dóód van één der beide ou-
deren de wettiging door opgevolgd huwelijk geen
plaats meer hebben kan (7); niits' nogthans de kin-
deren niet zijn over%vonnen bastaarden, dat is, uit
bloed-
(1) ΡϋΙ. Or'donn. van 1580. Art. 3, ^ , - :'>
(2) voet, ad tit. f. de te$t. tut. n. l. " -
(3) de groot, Inleid, ι Β. 6 D. %. i. n. 2.
C4') de groot, d. l. §. 5. n. 6.
(5) A. MATTHiEi, Paroem. i. '
cö) de groot, Inleid. 1 B. D, n. 9. voet, ad
tit, ff. deiconctib. n, 4.-6? ßqq- --
Cz) V. a 45 Iloofdft. loeniüs,
Decif. & Obferv. Qaf.^ 5Ö. -ZURCK , in Cod, Bat* voce
Legitimatie , ίί, . η, ^ &
V
-ocr page 109-m
■ bloedfcbande of oveifpel geteeld, als aan welken nicC
dan zeer zeldzaam, en om dringende redenen, Legi-
timatie verleend wordt (1).
Het verkrijgen der vaderlijke magt, door aanne-
ming Ïot kinderen , is bij ons niet in gebruik (2). —
Of egter dit gebruik niet billijk zijn zoude, en ten
nutte van raeenigen armen wees zoude kunnen flrek-
ken, is geen ongefchikt punt van onderzoek.
§ HL
Hoe dezelve De vaderlijke niagt eindigt en wordt ontbonden:
j jo^) Door den dood der ouderen (3O, in welk geval,
j zoo de kinderen nog beneden hunne jaaren zijn, bet
I, vaderlijk toevoorzigt met dat der voogden verwisfeld
wordt. — 2®.} Dooreen wmlg /mwe/ijk, bet wélk
I de kinderen aangaan: waar door de zoon meerdcr-
jaarig wordt, en de dogter uit de vaderlijke in de
i^f , maritaale magt overgaat (4). Ja, dit gaat zelfs zoo
1 verre, dat eene minderjarige dogter, door 't buwe-
j' ïijk van de vaderlijke magt ontflagen zijnde, en dit
1 huwelijk , nog ftaande haaren minderjarigen ouder-
dom, door den dood ontbonden wordende, niet we-
^ ( der onder de vaderlijke magt vervalt (5). —
Door
(i) Zie onze Verhand, over de Judic, Fr act, 4
7 Hoofdfl, §. 4. η 2.
\ (2") de groot, Inl. I Β. 6 D, §. 3. in fine. stock-
I MANS, Dccif. Brabani, 69. zuPvCK , in Cod. Bat. vocs
Adoptie,
■ (3) voet, ad tit. ff. de adopt. n. 9.
i (4) de groot, Inleid. 1 B, 6 4. oroenewa-
GEN, de Leg. abrog.. ad §. «//. Infi, de patr. potest,^
HEEMSKERK, Bat. Arc. p. 140.
ΐ (5) DE GROOT, <r/. /. V. WOLX,, ad'titi. Infi, qtlib.
v'iüd»
f
'Ψ
' ' -.....^ ^ —
-ocr page 110-Km
wmi·
Door meerderjarigheidi het zij dezelve door het
l)Greiken van den ouderdom van vijf-en-Pf/mtig^s.^'
ren wordt te weeg gebragt (i), het zij door gunst
der Overheid verkregen, het v^^eïk men gewoon is te
noemen P^enia Miatis. Dezelve wordt thans ver-
leend door het Depiirtementaal Beftuur (2), op ver-
toonde brieven van voorfchrijving van den Magiftraat
der woonplaats, die gewoon is de ouders daar op
vooraf in hun belang te hooren, en ook die voor-
fchrijving niet anders verleent, dan aan jongelingen , ^
iien ouderdom van twintig, en aan jonge dogters,
den ouderdom van agttien jaaren bereikt hebbende (3}.
Door ftilzwijgende (4) Emancipatie, wan-
neer de kinderen, met voorvveeten hunner ouderen,
-op zig zeiven woonen, en eenigen handel of trafitik
in 't openbaar oeHenen (5).
vijf-
niod, juf patr. pot, folv, uit, in fine, zurck, in
Cod. Bai. yoc. Houwelijk, §.-7.
(i) groenewegen, de Leg. ahr. ad pr. Infi. qttiL·
mod. juf patr. pat. fol. s. v. leeuwen , R. H. R*
1 B. 13 Z>. §. 6.
CX) Staatsregeling van 17 Octoh. 1801. Art. 71,
(3) Zie on;ze Verhand, over de Judic^ Pract. 2 D,
4 7 Hoofdß. §. 5.
(4)-De uitdrukkelijke Emancipatie^ fchoon in dit
Land niet buiten voorbeeld, RegtsgeU Obferv. 2 D.
Obf. 7. (2f 4 Z). pag. 231—234. is egter niet gebrui-
kelijk , vermits het middel van venia at at is dezelve on-
iioodig gemaakt heeft,
C5) de groot, /«/. 1 B. 6 D, 4. n, 11, voet,
ad tit. ff. de adopt. n. 12.
v ij f r> ε α f d ε e l i ν g.
T^an Voogdijen en Curateelen.
SI.
meVoo^n Zeer oiiderfcheiden is ook de Stiind der gceiicn,
zijn kunnen, hiiii eigen meester zijn, of uit lioofde hunner
jonge jaaren, of van eenig ziels- of lichaamsgebrek,
aan de beheering van anderen onderworpen zijn.
Deeze beheering noemt men Vbogdije of Curateele,
Onder voogden flaan de ouderlooze kinderen, die
beneden hunne vijf-en-twintig jaaren zijn (i).
Naar den algemeenen regel is ieder, die tot voogd
benoemd wordt, verpligt, dien post te aanvaarden ;
en kan , bij onwilligheid, door gijzeling daar toe
gedwongen worden (α).
Zommigen egter zijn verboden voogden te zijn ;
anderen kunnen zig van de voogdije verfchoonen.
Onder de verbodene perfoonen beliooren voorname-
lijk, die zclven onder voogdije of curateele ilaanO),
als mede alle vrouwsperfoonen (4), uitgenomen moe-
der en grootmoeder, die, zoo lang zij niet ten twee-
den huwelijk treden, tot de voogdije over haare kin-
de-
CO öe groot, Inleid. \ B, j D. §. 3. Regt^geh
Ohferv. 3 D. Ohf, 8,
c^) l'^^fi' de exciif, tut, de groot, Inl. i B.
7 15.
- Cs) §· 2. Infi, qui test, tut. dart, 13. Infi, de
excuf. tut,
(4) L. ló. 18. ff. Je tiitel. L. 26. ff. de test.
tut, U a. L, 73. ff' de R.
38
w
■
tkren of kleinkinderen worden toegelaten, zomtijds
iiiet bijvoeging van eenen mede-voogd, wanneer daar
toe redenen dienen (i). — Krijgslieden worden wel
niet verboden, maar kunnen zig verfchoonen ζα). —
Die ichiildeisfchers of fchuldenaars der weezen zijn ,
voor aanmerkelijke fomraen, kunnen, ter beoordee-
ling van den Regter, geweerd worden (3). — Be-
diendens ter Secretarije en ^Finantie van den Lande
mogen niet, zonder kennis van het Beiluur, zig daar
toe laten gebruiken C4)·
De redenen, waarom zommigen zig aan de voog-
•dije ontrrekken kunnen, worden bij ons aan de be-
fcheidenlieid des Rechters overgelaten Als voor-
beelden kunnen wij daar van opgeven ^ die reeds drie
voogdijen heeft; die boven de zeventig jaaren oud
is; die, wegens ziekten of lichaamsgebreken, naauw-
lijks zijne eigene zaken kan beheeren, enz. (6). —
AVanneer men egter, onaangezien bijgebragte rede-
nen, veroordeeld wordt, om de voogdije te moeten
aanneemen, en daar bij meent bezwaard te zijn, valt
daar/
(1) DE GROOT, ƒ«/. \ B* y D, il. V. d. KEES- · X^
6el, Thef, 122. ' ·
(2) V. D. KEESSEL, Thcf. II3. ' l'
(3) VOET, ad tit. f. de tuteL «.4.
(4) Refoh van Gecotnm» Raaien i Febr» 17^4. G.
P. B, 6 D. pag. 42.
(5) s. VAN LEEUWEN, Cettf. For, Part, i, Lib. i,
cap. 16. 20. VOET, ad tit. ff. de excuf. tut. a. 12.
(6) D. D. ad tit. Infi. & ff. de mcuf. tut. ly-
BREGTS , Red, Vert, over Noi, Ambt, i Ώ, /30
Hoofdfi. n. 16. , . , -y
)
r.
_ . ■■ : ■ ■ ' ^ ; . . r
-ocr page 113-i-MWdJ."-·
daar van liooger beroep; en wordt inmiddels in de
voogdije voorzien (i).
I ^ § Π.
i 'Aanßellwg De aiinflclling van voogden wordt gedaan bij tes-
va'^Voogden. ^ cq^Ucü (2) , of bij cene bijzondere acte van
^^^ voogdije (3), en zulks door vader en moeder, zoo
% wel ter eeriler als ter laatfter dood. — AVanncer
'1 i door dezelven in de voogdije niet is voorzien, Avordt
die voorziening gedaan door de AVeeskamer van de
i; plaats, daar 't flerfhuis gevallen is, of, deeze uit-
I iloten (4) zijnde, door het Gerecht (5); hetwelk
daar toe meest gewoon is de naaste vrienden , ge-
fchikte perfoonen zijnde, te benoemen (6^. — Op
dat deeze voorziening niet verzuimd worde, is de
algemeene gewoonte, om bij alle ilerfgcvallen, waar
min-
co ne groot, Inleid, j B. γ D §. 14.
(2) DE groot, Inleich 1 B. γ D. §. 7. ti. 5. en
2 B. 14 D. §. 5.
(3) Ordonn. van ''t Zegel van 1794, ^rt. 53.
C4) Het heeft ons, en veelen met ons, altijd ten
hoogilen moeten verwonderen, dat dc menfchen in hun·
ne uiterile willen zoo gereed zijn, om de Weeskamer
uit te fluiten. Verdient niet eene publieke adminiftra-'
tie, door de Steden zeiven , als 't waare, gej^uaran-
deerd, verre den voorrang boven die van bijzondere
perfoonen, van wier trouwlooze of flordige beheering
wij dagelijks zoo veele treurige voorbeelden ontmoeten?
Zeer merkwaardige bedenkingen, nopens dit ftuk, vindt
'I ' men in de Vader h Let ter oef. van 1791. No. 11. Men*
i gelw, bladz. 475. €ίχ volgg.
c5) VOET, ad tit. f, de tut. S cur. dat. n. 5.
γ( v. d. keessel, Thef, wj.
I
f
t'
:t
Van Voogdijen en Curateelen.' 41
minderjarigen agterblijven , de boedclredders ter
Weeskamer te ontbieden, tot het vertoonen van het
testament (i).
Vreemde perfoonen, aan minderjarigen, bij erffenis
of legaat, iets nalatende, kunnen ook in derzelver
voogdije voorzien ; doch deeze is geene perfoneeh
voogdije, die de opvoeding der weezen betreft, maar
enkel ecne reëele, die in dc adminiilratie van het
gemaakte goed bcftaat (α").
Dc pligt van den voogd brengt, in de eerfteggf
plaats, mede, dat hij eenen Staat en Inventarh^'^^^^"*"
maake van der weezen goederen (3), of dcnzelven
van den langstlevenden, die in den boedel is blijven
zitten, afvordere C4)·
Het Hellen van borgtogt door de voogden is bij ons
genoegzaam buiten gebruik; fchoon egter zulks,
gewigtige redenen daar toe dienende , door het Ge-
recht zoude kunnen worden gevorderd (5).
De bcheering der voogden is betrekkelijk of tot den
perfoon, of tot de goederen der weezeri. — Wat
den perfoon betreft, de voogd moet zorgen, dat de
weezennaar derzelver gegoedheid, behoorlijk on-
derhoud erlangen, en tot eenen gefchikten ftand wor-
den
(1) DE GROOT, Inleid. i B. γ D. §. 13. Dit wordt
ook bevestigd door bijna alle ïVce%kcu7-m in onze Steden ·
en Dorpen
(2) v. d. keessel, Thef, 118.
(3) de groot, Inleid. 1 B. ^ D. §. 3. "
C4) v. d. keesstl, Thef. 135.
(5) de groot, Inleid. i B. 9 i). §. i. voet, ad
iit, jf. de adm, ß? per, tut. 11. 2.
den opgevoed, waar door zij, tot hunne jaaren ge-
komen zijnde, een eerlijk middel van beilaan hebben
kunnen (^i). — Ten aanzien der goederen, moeten
zij voor de behoorlijke bewaring van alles, wat we-
zentlijke waarde heeft, als goede huisvaders, zor-
gen. Als de Weeskamer niet is uitgefloten, worden
de Effecten aldaar bewaard (α). Anders houdt de
voogd dezelven onder z'ig; en zijn 'er meerder voog-
den, is het voorzigtigst, om die te bewaaren in
eene ijzere kist, wiiar toe de één zonder den ander
geenen toegang heeft. — De uitflaande fchulden
oioet hij met de meest mogelijke zorgvuldigheid in-
vorderen (3}. >— De ingevorderde penningen moeten
door hem aan rentengevendc liiFecten op het gemeene
Land belegd worden (4); andere zooiten van beleg-
gingen , als op hijpotheeken, borgtogten, en zoort-
gelijken, hoe veilig zij ook mogten voorkomen, vor-
deren eene voorafgaande ^ rechterlijke mictorifa'
(5) ■> op dat de voogd, bij onverhoopte fchade
aan panden of borgen, zig zeiven niet verantwoor-
delijk ilelle. — Zulke auctorïfaiiën zijn ook, over
"t algemeen, den voogden aan te raden, in alle han-
delingen van merkelijk aanbelang; b. v. in het
al of niet aanhouden van eene neering of koopman-
fchap (6), in het aangaan van transactiën over
twijf-
CO de groot, Inleid, ι B. ρ D. §. 9.
(2) Rechtsgel. Ohferv. 3 D. Ohf. 12.
(3) voet, ad tit. fj\ de adm. & per. tut. n. 8.
(4) RegtsgeL Obferv. 3 Ώ. Obf. 13. v. d. keessel,
Thcf. 155.
C5) DE GROOT, Inleid. i B, D. 2.
(β) voet, ad tit. ff. de adm» & per. tut. 11.
«i
li
r/'
Üi
-ocr page 116-!
Van Voogdijen en CuraUelen. 43
twijiFelachtige zaakeiit ([i), .eii zoortgelijken.
Het beheer der voogdije koomt toe aan alle de
geilelde voogden gezamentlijk, en de één is voor des
anders verrigtingcn mede aanlprakelijk (2),.
Van eenen meer of min bijzonderen aart is de pligt yeriigting
der voogden, ten aanzien van de of het
l^ewijs, door den langstlevenden bij het aangaan van
een tweede huwelijk te doen; gelijk mede de gevol-
gen der voogdije bijzonder zijn , ten aanzien viin
den langstlevenden deriouderen, die als Boedelhouder
of Boedeïhoudfler met de minderjarigen in den onge-
fcheiden boedel blijft zitten.
Belangende het eerib, of de verügiivg ^ wanneer
de overgeblevene vader of moeder zig ten tweeden
huwelijk wil begeven, is dezelve vooraf gehouden ,
aan zijne of haare voorkinderen bewijs te doen van het
geen hun uit des eerstftervendes nalatenfchap is aan-
gekomen (3). Tot dit einde gaat die vader of moe-
der met de naaste magen der kinderen, als daar toe
gekoren voogden, eene acte aan, waar bij de hoe-
grootheid van dat bewijs bepaald wordt; doorgaans
met beding, dat het zelve onder den langstlevenden,
tot der kinderen meerderjarigheid, zal blijven berus-
ten, om inmiddels uit de vrugten de kinderen groot
te brengen (4). In dit geval bepaalt zig de qualiteit
van
(i) voet, ad d. t. V. 13. "6? ad.ttit. f. de
tran/actf ».2. . " :
Ca) de groot, Inleid, i B. 9 Z>. >§..ii.
(3) ^egtsgel. Obferv., i D. Obf. 15.
(4) de groot, Inleid. 1 B. 9 D^ 6. lybregts» .
ί
Red.
t
-ocr page 117-van die voogden tot het ftaan over het bewijs; als
zoodanig zijn zij verpligt, den ftaat des boedels
ïiaauwkeurig op te nemen, ten einde de minderjarige
in het maken van die begrooting niet benadeeld wor-
de ; doch de acte verleden zijnde, houdt hunne qua-
iiteit op , en zij hebben met de beheering niets te
doen,
BetreiFende voorts het Boedelhouderfchap , wanneer
<le langstlevende vader of moeder, tevens voogd of
voogdesfe van de kinderen zijnde, geen' inventaris
maakt, noch aan dezeiven bewijs, vcrtigting of uit-
koop doet, is daar van het gevolg, dat de gemeen-
fchap tusfchen den langstlevenden en die kinderen blijft
voortduuren, en zulks wel tot voordeel der kinderen,
die de helft genieten van alle aankomflen, welken de
boedel, na des ecrstflervendens dood , verkrijgt, maar
niet tot hun nadeel, aangezien alle verliezen komen
voor rekening van den langstlevenden (i). Immers
dit kan men, naar ons Recht, met grond (lellen,
wanneer plaatfelijke wetten daaromtrent geene ande-
re bepaaling aan de hand geven ([2).
S V.
De magt der voogden beihat over 't algemeen daar
in, dat hij in alle handelingen, den minderjarigen
rakende, hem bijitaat en vertegenwoordigt (3), en
in
Red. Vert. over V Not. ambt ^ ï D, 13 Hoofdfl. ν. Ό.
keessel, T/ief. 142—145.
(O de groot, In/ekl, 2 B. 13 D. v. d. k£essel,
Thef. 266. feqq,
(2) RegtsgeU Ohferv. 3 D. Obf. 40.
(3) de groot, Inleid. \ B. % Ώ. voet, aliique
D. D. ad tit, f, de atict, ^ conf. iut.
M«gt der
Poogden,
wmm
Van Voogdijen en Curaieelen, 45
in 't bijzonder ook, dat hij^ voor hem in rechten
verfchijnt ("i).
In zommige zaaken egter is die adfiilentie aan den
minderjarigen onnoodig, — Zoo maakt hij, tot de
jaaren van huwbaarheid gekomen zijnde, lüterften
wil, buiten zijne voogden (2}. — In .'t ftuk van
't huwelijk, zoo de plaatfelijke wetten het niet uit-
drukkeh'jk gelasten, is der voogden toeftemming tot
deszelfs beitaanbaarheid niet noodig (3), — In zaa-
ken van misdaad iiaat de minderjarige zelf te recht;
immers zoo lang hij niet in ordinair proces ontvangen
is C4)·
In andere gevallen wederom is de magt der voog-
den door de wet merkelijk ingebonden, —> Zoo mag
hij voor den minderjarigen ^geene procesfen onderne-1
men, dan na vooraf auctorifatie van den Rechter,
om te procedeeren, bekomen te hebben; onderneemt
hij die, zonder zoodanige auctorifatie, loopt hij ge-
vaar, van in de kosten uit zijn eigen beurs verwezen
te worden C5)· -Geene onroerende goederen,·
den minderjarigen toebehoorende, mag de voogd,
zonder voorafgaande decreet van den Rechter , ver-
-rnr r koo-
CO. /. 4, 6.
(3) Zie hier y^ox^tn Bladx. 24.
(4) Stijl van Proced, in Crim. Zaaken, Art. 6l. en
aldaar v. leeuwen, in not, voet, ad tit, f.,de lud.
η. 12. ν. D. keessel, Thef. 127. ,
(5) de groot, Inl. I Jf. 8 D. 4, «. merula,
Manier van JRroced, Lib, 4. Tit, 93. Cap, 4. «. 2.
ibique not, · voet, "λίί tit, adm» (s? per, tut.
koöpen of bezwaaren (i). Het zelfde moet ook op
het vervreemden of beleenen van gemceiie Lands
Obligatiën toepasfelijk gemaakt worden (2).
'Aetiên uh Uit voogdije fpruit eene tweërleie actie voort, de
^oofdi/eT den voogd; de andere aan
den voogd tegen den pupil Cs)·
' De eerflc actie komt toe aan den pupil, en die,
bij afftervenin zijne plaats opvolgt , tegen zijnen
voogd, en deszelfs erfgenamen, en wel tegen eiken
voogd voor hei geheel, mits de één voldoende de an-
der zal zijn bevrijd, tot het doen van rekening en
verantwoording zijner gehoudene adminiftratie; tot
overgifte van al het geen, ter zaake van de voogdije,
onder zijne beheering gekomen is; als mede tot ver-
goeding van de fcliade, die door zijne verkeerde:di-
rectie aan den minderjarigen veroorzaakt is (4).
- De andere actie komt toe aan den voogd en zijne
erfgenamen, tegen den pnpil en zijne opvolgers, om
fchadeloos gefield te worden wegens al het geen liij,
ter zaake van de voogdij, ten nutte van den pupil
heeft betaald en uitgefchoten; mitsgaders tot betaa-
ling van een redelijk falaris, voor zijne moeite en
verzuim (5)· — De begrooting 'van dit falaris' is,
naar de verfchillcnde gebruiken', 'op' onderfcheiden
ΐ ■ plaat-
co de groot, d, l, §. (5. voet, ad tit. f. 'ds
reb. eor.
i2) v.-D. Reessel , T/iefi 130, i
" Cj) /iciid tutelie dir eet α S contraria
(4; VOET, W //Λ '/, de tut. e? rat. 'distrah.
(5) voet, ad tit. /. de contr. tut, util. act.
-ocr page 120-Van Voogdijen en Gurateelen, ■
plaatièn, niet eenparig. De algemeene regel intus-
fchen brengt mede, dat men berekene den veertïgilen
penning, (2 i percent,) van deji ontvangst; den tag^
tigften penning, (i4: percent,) van den uitgaaf; .en
den honderdften penning (i percent) van .contante
gelden, in den boedel gevonden,-Of»van verkogte
goederen, of van afgeloste capitaalen voortgeko»·,
men (i). /
De voogdijc eindigt, i^.) oor het overlijden van^
den minderjaaigen (2) ; in welk geval de rekening en
verantwoording aan deszelfs erfgenaam gedaan moet
worden. — a''.) Door het overlijden vaa den
voogd Cs) ; Avanneer de voogdije overgaat aan den
geen, dien hij, daar toe bij niterften wilde magt ver-
kregen hebbende, in zijne plaats heeft gefurrogeerd
en aangefteld; of die, bij gebreke daar van, door den
Rechter tot voogd benoemd wordt. — 3^.) Door
meerderjarigheid van den pupil, zijnde bij ons den
ouderdom van vijf en twintig jaaren (4). Op zom-
mige plaatfen egter wordt daarenboven nog een^uit;
drukkelijk ontOag van den Magiftraat vereischt (5),—
4''.) Door het huwelijk van den minderjarigen (6).—
... , . s'O Β0ΟΓ
O) Sententie van den Hoogen Raad van 28 ^ulij
1725, te vinden bij lybregts. Red. Fert^ over ^t Not.
ambt, s D. Bijl. Z. ^ : ,
C2) §· 3· ί«^"^· tut. fin Λ: . . ï .y.·^
. C4) DE GROOT, Inleid, 1 B, 10 i. (c)
(5) V. D. KEESSEL, Tkef. 160. ' .fhl .J-^Ïta^S
- Cö) DE GROOT. d. /. §. 2. VOET, ad ttt, f, de mi·'
nor, «. é. LOENius, Decif. Obfcrv. Cas, 1241·^. .r.Vv
5®.) Door van de Overheid te verkrijgen veniii aïtn-
tis (i}, waar van Avij reeds hier vooren (2) gehan-
deld hebben. — 6'Ό Door het ophouden van de
oorzaak, die tot de voogdije aanleiding gaf, wanneer
dezelve zig alleenlijk t€t een zekere actus bepaalt (3).
— En 7®.) door afzetting van den voogd, wegens
gepleegde ontrouw, of onbekwaamheid van denzel-
ven tot het verder beftier der voogdije. — De be-
oordeeling van de gegrondheid dier redenen wordt aan
: - den Rechter overgelaten (4). — Zoo 'er geene we-
zentlijke misdaad mede gepaard gaat, wordt dit ont-
ilag gegeven zonder krenking van des voogds eer (5).
Curateelenr P^oogdijen, Nog met een woord
van de Curateelen, — Over 't algemeen komen de-
zelven met de voogdijen overeen (6), — Het on-
derfcheid tusfchen die beiden bepaalt zig hoofdzake-
lijk tot deeze punten. — I. De grondflag van alle
voogdije is minderjarigheid : die der Curateele is
zoodanig ziels- of lichaamsgebrek, waar door iemand
buiten ilaat is zijne zaaken zelf te kunnen beilie-
ren. —
(1) de groot, d. l, §. 3. voet, ad iit, ff, dc mi
nor. n, 4.
(2) Bladz. 37.
Cs) DE GROOT, d, l. §. (j. nuBER, licdevJ, Rcgti-
geh ï B. 10 Kap, n. 17.
(4) de groot, d. l. §. 4.
Cs) voet, ad tit» ff, de fusp, tut, n* uit, v. d»
keessel, Thef, 162,
(6) de groot, Ifi/e/d, 1 B, 11 D. §.5. voet, ad
tit, ff. de cur, für. η, ι.
r«n.— Deeze gebreken zijn krankzinnigheid (i), iil
welk geval, zoo zig daar mede razernije paart^ te-
vens met de Curateele co?tfitiement verleend wordt.. —
b"^ Verkwisting van goederen ; hoedanige perfooneii
men Hofs- of Stads - kinderen gewoon is te noe-
men Ca). — Ook ten opzigt van de zoodanige«
kunnen zomtijds redenen tot canfinement zijn; b. v.
zoo onmatige dronkenfchap de aanleiding hunner ver-
kwisting is, of zoo men vrees heeft, dat zij tot
het vervroegen van de dagteekening van hunne ver-
bintenisfen verleid zullen worden. -- II. De aan*
Helling yau voogden gefchiedt door bijzondere per-
foonen; die der Curateuren alleenlijk door den Rech-
ter, na gedaan onderzoek van zaaken C3). — Zoo-
danig decreet van Curateele vereischt ook eene open-
baare afkondiging, op dat derde perfoonen,- dooi
onwetende te handelen met de geenen, die pndei
curateele geiield zijn, niet in fchade vervallen (4)*
— III. De curateele eindigt niet anders, dan dooi
opheffing van den Rechter, die ze verleend heeft. —'
Deeze opheffing kan niet alleen verzogt worden, wän·»
neer de oorzaak der curateele ophoudt; liiaar hij^
die in zijn weerwil onder curateele gefteld is, heeft
de bevoegdheid, om, door het voordraigen zijneï
grieven y de intrekking van den Rechter te verzoe-
ken j en worden die grieven niet herileld, kan hij ^
mits
CO voet, ad ά. t. n. 3.
(2) DE GROOT, d. l. §. 44 VOET, ad d. t. h.C&ft
C3) DE GROOT , d. l, 4. «. 6. Vt D. EEÉSSÉL«
c4) voet, ad d. t, n, 8.
D
-ocr page 123-mits inmiddels de curateele voortduure, daar van
aan 't Hof in hóoger beroep (reformatie) komen (i).
^e^ncstmie. Behalven de opgegevene ciirateelen over perfoo-
iien en goederen, is nog bekend eene andere zoort
van Rechterlijke voorziening, tot goederen alleen be-
trekkelijk , en welke men daarom niet onvoegzaam
Sequestratie noemt, b. v. om in opgekomene erlFe-
nisien ecnen uitlandigen te vertegenwoordigen, om
eenen onbeheerden boedel, waar van de erfgenamen
onzeker zijn, te bewaaren, en tot eifenheid te bren-
gen; öm eenen verlaten boedel, die met fcliulden be-
laden is, te beheeren, en zoortgelijken (2).
ZESDE AFDEEL ING.
Van het recht der menfchen op y en tot de
onderfcheiden zaaken 3 in het algemeen
Recht op of li^·^ tweede voorwerp des Rechts (objectum jurist
tot zaaken, j^eftaat in de zaaken , op of tot welken de menfchen
gerechtigd zijn (3).
Voorbedagtelijk zeggen wij, dat de menfchen recht
hebben op of tot de zaaken: immers dit recht is van
tvveeërleien aart, en in de gevolgen van een hemels-
breed onderfcheid (4)-— Recht op eene zaak Qus
in
Cl) Zie onze Verhand, over de Judtc, Praci. 1 D.
'i-B. Honfdfi, bi. zzi,.
C2) V. D. KEliSSEL, Tkcf. 167.
(3) §. uit, Infi, de Jur. Nat. Gent. & Civ.
(4) bockelman , -tn Tract, de Action. Cap. 4. hei-
Nïccii, Ziedt, ad tit^ Infi, de rer. dlv. png. 206 & 207.
isss.
-ocr page 124-Fan de zaaken^ in 't algemeen, 51
in re) is dat rccht, waar door de zaak zelve aan mij
verbonden is, zoo dat ik mijn recht op die zaak zel-
ve vervolge, tegen eiken bezitter, wie hij ook zij. —«
Recht ιοί eene zaak Cjus ad rem , vel in perfonam ^
is dat recht, waar door niet de zaak, maar de perfoon,
met wien ik gehandeld heb, aan mij verbonden is,
200 dat ik alleenlijk tegen hem eene actie heb, tot .. .
levering der beloofd? zaak, of tot de uitvoering der
toegezegde daad. — Bij voorbeeld, gij zijt bezitter
van eeniggoed, het welk mij in eigendom toekomt,
zoo verhaal ik mijn recht op dat goed zeiven, en ik >
reclameer het goed als mijn eigen, al is het ook ge-
komen in eene derde hand; maUr heb ik υ eene fom-
me gelds geleend, welke gij mij op den bepaalden
tijd niet te rug geeft, zoo heb ik geen recht van recla-
me op eenig goed van uwen boedel; maar enkel eene
perfoneele actie tegen u tot betaaling. — Wordt uw
boedel bedegen infolvent, eisch ik in *t eerfte geval,
als eigenaar, mijn goed, het welk nooit een ingre-
diënt van uwen boedel geworden is ; maar in het
tweede koom ik, als concurrent crediteur, ponds
ponds gelijke met de anderen.
De zoorten van het recht op eene zaak(y«r^ in re') Poorten van
zijn vier in getal. 1°.') Recht van eigendom. ^ rcciuop eent
Recht van erfvolging. 3®.) Recht van dienstbaar-
heid of fervituut, 4®.) Recht van pand of hij po·'
theek i).
Zommigen hebben hier toe ook gebragt het b^i-
recht;
CO KUBER., in Proleet, ad tit, de rer, div, n. 12.
Da'
l
)
-ocr page 125-m
recht; döch win naauwkeurig (i): fchoon egter het
zelve, om de bijzondere gevolgen, nahet afhande-
len der vier zoorten van reële rechten, afzonderlijk
verdient befchouwd te worden.
§111,
Zoortm van j^g rechten tof eene zaak, (.iura ad rem ^ of per-
recht tot eene > \ „ . ,
zaak. fonecle rechten, worden onderfcheiden , naar mate de
oorzaak der verbintenis, waar uit zij voortfpruiten,
verfchillende is. Men kan dezelven brengen tot vier
zoorten, als voortfpruitende Uit contracten,
a^.) Uit quafi - contracten. s''.) Uit misdaaden.
4'Ό Uit quafi-misdaaden (2). — Volgens deeze
leiding zullen wij het verdere gedeelte van dit eerile
Boek afwerken.
Eigendom ,
'ivaar in be-
f.aat.
zevende afdeeling,
Van Recht van Eigendom.
§ ï.
Eigendom is dat recht, waar door eenige zaak aan
iemand, met uitiluiting van alle anderen, toekomt.
— Het is inzonderheid kenbaar aan deszelfs gevol-
gen. Het bevat i*^.) het recht, om te genieten de
vrugten, die van de zaak voortkomen. 2°.) Het
recht, om zig van de zaak te bedienen tot zoodanig
betamelijk gebruik, als men goedvindt. 30.) Het
recht,
(i) c. F. wALCHii Iiitrod. in Controv. Jnr. Civ.
Sect. 2. Cap. i. 6.
c2) pothier , Fer/i. van Contracten en Verhintenis-
fen, 2 Deelen, in Svc. door mij veiiaald, en met aan-
merkingen uitgegeven.
rccht, om de form of gedaante der zaak, naar goed-
vinden, te veranderen. 4*^.) Het recht, om de
zaak, des goedvindende, geheel te vernietigen. 5^.)
Het recht, om aan anderen te beletten, zig van die
zaak te bedienen. En Het rccht, om de zaak
te vervreemden, of eenige andere zoort van recht, ^
b. V. gebruik, aan anderen over te dragen (i). —
Waar deeze gevolgen allen niet gevonden worden, is .
de eigendom onvolkomen. — Men moet dit alles
egter opvatten met die ^bepaaling, miis het voor-
fchrift der wetten, of het recht van een derden niet
beledigd worde (2).
De manieren, op welken eigendoms - recht verkre-tigen.
gen wordt, zijn de volgende. '
I. Occupatie, of enkele aantasting. — Hier toe
Avordt vereischt, dat de zaak aan niemand toebehoo-
re (3), of men begaat een diefflal. — Tot deeze
wijze van verkrijging kan men brengen, d) het recht
van de jagt op wilde dieren (4), — In vorige
tijden was dit recht veelal bewaard voor de Edelen,
en de geenen, die het als eene bijzondere gunst van
Graaflijkheids wege verkregen (5). — Thans hegt
men
(1) pothier, Traité du Droit dé Dojnaine de Pro-
prieté, Part, i. Chap. l, n. 5.
(2) pothier, d. l. u. 14,
Cs) L» 3. pr. f. de acq. rer, doJti,
(^4) L. i. §. i* f, eod.
cs) de groot, Inleid, 1 B, 4 D. §. 25-31. Regtig*
Ohferv. r D. Obf. s/rsp. en 3 Ζ>. Öbf 30. j. lUN-i
porp, Verh(tnd, Qver het Recht van de Jagt. (^Jmft»
»•τ»«
IPPIIHP
men minder gewigt aan d^eze uitiluitende voorreg-
ten ; zoo dat liet , onder'^-andereii, aan een ieder
vrijitaat, te jagen op zijn eigen grond (O· Ten
aanzien van duinen, en andere openbaare plaatfen,
ondervond men al fpoedig, hoe de ilrooperijën wel
dra de jagt bedorven zouden hebben, en men was
dus genoodzaakt , de oude rechten en gebruiken,
vóój" het jaar 1795. plaats gehad hebbende, weder
in te roepen (2). — b') Het recht van vogeïarije. ·—-
Ook in dit opzigt zijn de oude uitfluitende voorregten
der Edelen (3) thans merkelijk ingebonden, en het
geen wij zoo even van de jagt zeiden, is ook hier
toepasfelijk (4). — c) Het recht van visfcherije. —
In de zee komt dit recht een ieder toe (5). — Zoo
ook in de gemeene ilroomen cn wateren, met de
hengelroede (6). — Ten aanzien van het visichen
met netten en ander tuig , als mede omtrent den
verboden tijd van te visichen, zijn bij ondericlieiden
wetten bepalingen gemaakt (7), welke bij de joiigile
Publicati'étt op dat ituk, als in volle kragt zijnde , op
nieuw
1777. en j. DiERQUENS, Aanmerk, op V zelve. (^xHage
1778.)
Ct) Public. Holl. a6 Jann. cn 28 Julij 1795.
(2) Public, van V Uitv, Bewind, 28. Octoh.
C3) de groot, Meid.^o. B, 4 D. §.6-i6. Rcgtsgel,
Obferv. i D. Obf. 24. 3 Ό. Obf. aö, 27 a8. en
4 D. Obf. ιγ.
C4) Zie de zoo even aangehaalde Publicatiën van
1795 & 1799'
(5) DE GROOT, Inleid. ^ B. \ B. §. 17.
(6) DE GROOT, Inl. ζ B. i D, §.28. & ^ D. §. 18.
(^7) DE GROOT, Inleid. 2 4 Z). §, 23.
'ΊΓίίΙι
iiienw bevestigd zijn (i^, — ä) Het vinden van
ongeëigende goederen, of waar van een ander den
eigendom heeft laten vaaren. — Hier toe beliooren
kostbaare fclielpcn of edele geileenten, welken men
aan 't ilrand der zee vindt (2}: onbewoonde
eilanden, op zee ontdekt (3): — verborgen fcliat-
ten, welken men op zijn eigen grond ontdekt, als
die geheel aan den vinder toekomen; vindt mén ze
op eens anders grond, komen zij voor de helft aan
den vinder, en voor de wederhelft aan den "eige-
naar (4): hoe zeer de Bezorgers van 's Lands Domei-
nen dhar op ook wel eens recht beweerd heb-
ben (5), — Om te kunnen zeggen, dat een ander
zijn eigendom heeft laten vaaren, moet van dit oog-
merk klaarlijk blijken. Hierom ilaat het niet vrij,
verdwaalde beesten, een verloren beurs met geld,
verlorene kostbaarheden, door occupatie zich te ei-
genen (ó}, maar men is verpligt, om door omroe-
pingen, bekendmakingen in de nieuwspapieren, ken-
nisgevingen aan de Juilitie, en dergelijke middelen,
pogingen te doen, tot het opfpooren van den waiiren
eigenaar. — In 't bijzonder mag men zich niet eige-
nen
CO Public. Holl. 18 Aug. 1795. G? 10 Fehr. ïjpÖ.
PubL van V Uitv. Bew. sS Oct. i^pp. jirt. 15.
(2) L. f. de divif, rer.
C3) de groot, Inleid. 1 B. ä, Ό, §. 33. ν. D. kees-
Thef, 190. .
c4) v. d, keessel, Tltef. I98.
(5) de groot, Inl. 2 i?. 4 Z). §. 38. BORr, Troct,
van de Domein, van HolL 7 Ώ. n, 18. feqq^^
(6) DE GROOT, Inleid, a i?. i Z). 52.;
D4
>'
■ r
ÉIÉ
nen goederen, die door fchipbreuk op ftrand gewor-
pen zijn I of incn maakt zig fchuklig aan ilrandrove-
rije. De ilrandvonders zijn bevoegd, dczclven in
bevvaaring te nemen, en de eigenaars kunnen ze
reclameeren tegen betaaling van het bergloon (i). —
è) Het maken van buit op den vijand (2): moeten-
de nogtlians in de verdeeling daar van de krijgsge-
bruiken en zee-rechten gevolgd worden (3).
ii. Ε ene andere manier om eigendom te verkrij-
gen, wordt genoemd accesfie, of toevoeging eener
zaak aan de onze, — Uit dien hoofde zijn wij eige-
naars van al het geen uit ons eigen goed voortkomt;
b. V. van de jongen, door ons vee geworpen, van
de vrugten , op ons land gewasfen (4), enz. —
Het geen aan ons land , bij de ebbe en vloed der
ftroom, wordt aangeworpen, verkrijgen wij bij wege
van aanwas (5), — Al wat gebouwd of geplant
wordt op iemands grond, komt den grond-eigenaar
toe 5 cn het geen tot verciering in eenig goed gcwc'
ven, of daar aan gehegt wordt, vervalt aan dat
goed, behoudens egter den eigenaar zijn recht van
vergoeding (ó),
(1) DE GROOT, Inleid. 2 i?. 4 ö. § sö- Placaat
Holl, 22 '^ulij 177a. in 't G. P. B, 9 Ώ. pag. 8ii.
(2) DE GROOT, Inleid. 2 B. 4 D. 34.
(3) VOET, in Tract. dé^Jur. Milit. Cap. 5. & ad
///, f. de acq, rer, doin. n, B. Regtsgel. Obferv, 3 i),
Ohf, 31. V. D. KEESSEL, Thef. Ipi ^ Ip2.
Cs) f. §. 1. ff', de acq. rer. dom. DE groot, Inl.
^ B. ij D. liegtsgel. Obferv. 4 D. Obf. 21^25.
ζό) DE G15.POT, Inleid, ζ B, 10 D^
η
1*1
e'i-viC't'Tri^
Iii. Meestal verkrijgt men eigendom door kverhg
of overdragi (i). Hier behoort men onderfcheid
tc maken tusfchen roerend en onroerend goed. --
Van roerend goed gefchiedt de levering door over-
gifte van de ééne hand in de andere: of ook wel,
ter bekorting, door de overgave der fleutcls van de
kamer, of vim het pakhuis, vi^aar het goed zig be-
vindt (2). — De levering egter van verkogt roerend
goed doet den eigendom niet overgaan, of de koopprijs
moet betaald, of de koop op crediet gefloten zijn (3).
Is de koop aangegaan om contant, en de betaaling
volgt niet,zoo mag de verkooper binnen eenen korteii
tijd, meestal van zes weeken, het vcrkogte reclamee-
ren (^4). Meer bedenkelijk is het, of die reclameplaats
heeft, indien de kooper, die op tijd gekogt heeft, kort
daar na bankbreukig wordt, en dus een opzettelijk
bedrog gepleegd heeft (5). — Van onroerend goed
gaat de eigendom niet over, ten zij de opdragl; gedaan ^
werde voor 't Gerecht van de plaats, waar't goed ge-
legen is, en de veertigile penning en tiende verhooging
van den koopprijs aan den Lande betaald zij (öj).
(r) L. 20. C. (ie pact.
(2") §. 45. Infi, de rer. divif. Z. 9. §. 6. /. de acq.
rer. dom. ^
(3) §. 41. Infi, de rer. div. de groot, Inl. 2 D.
5 §. 14.
C4) Regtigel. Ohferv. 3 Ώ. Obf. 33.
(5) bynkershoek, ■ Jur. Priv. Lib. 3. Cap.
15. v. d. keessel, TJief. 204. ,
Cö) Regtigel. Obferv. 3 D. Obf. 32. Plac. van Kel·
zei' Karei van 10 Meij 1529. Ord. op den 40 penn.
van 9 Meij 1744,
É
IV. Eindelijk wordt eigendom nog verkregen door
verjaring, waar door men alhier te veritaan heeft
het ongcil.Oord bezit, geduurcnde een derde van een
eeuw (i).
§ III.
De actie, welke het recht van eigendom aan den
eigenaar geeft, wordt genoemd reclame ([a). Zij is
cene reëele actie, toekomende aan den eigenaar van
eenig goed, roerend of onroerend, lichamelijk of
onlichamelijk , tegen den bezitter van hetzelve, of
die, ter kwader ^romv, zig van het bezit ontdaan
heeft, om zijne handen van dat goed te trekken en te
houden, en hem hetzelve terug te geven, met alle
de vrugten, die nog aanwezig zijn, als mede met
die geenen, welken de bezitter, zoo hij ter kwader
trouw bezat, reeds genoten heeft, of had kunnen
en behooren te genieten, onder aftrek nogthans van
de kosten , door den bezitter aan het goed he-
fteed Cs).
jroe Eigen- Hoc eigendom verloren wordt (4), kan uit het
iln mi-(!t. verhandelde in § II. reeds eenigermaten worden opge-
maakt. — Dit gefchiedt namelijk, of met onzen wil,
of in ons weerwil. — Met onzen wil, wanneer
men den eigendom , door levering of transport,
aan
(i) DE GROOT, In/. 1 B. j D, MATTiiÄi Paroenu
. 9. LOENius, Dccift en Obferv. Caf, y6,
C2} Rcivindicatio.
(3^ VOET, aliique D, D. ad tit. f. de reivind,
POTHIER, Traite du Droit de Proprietê, Part, 2.
Chap, ï. pag. 449—4SÖ. DE GROOT, Inleid. 2. B. 6 D»
(4) DE GROOT, Inleid. 2 D, 32 D,
'Jcllr , ii;t
Itnofde van
Eiseüdo:i!.
ii
li
iP'
I
Ί
ί
■^iiÄaiääS
Tian een ander overdrangt , of denzelven geheel
laat vaaren en verwerpt (i); mits ook in dit geval
van hit oogmerk der verlating duidelijk blijke: waar-
om, b. V. indien, bij ilorm en onweder, om een
fchip te verligten, goederen over boord geworpen
worden, zulks den eigendom niet doet verliezen (α).
— In ons weerwil verliest men eigendom, wanneer
eenig goed, door executie, of op bevel van hooger-
hand , ten algemecnen nutte, aan ons ontnomen
wordt. Dit laatile egter kan niet gedaan worden,
dan met billijke vergoeding (^3). — Insgelijks door
verjaring (4). — Maar niet door enkel verlies van
het bezit, fchoon wij niet weten, wat van het goed
geworden is (^5); ten waare het goed behoorde on-
der die geenen, welke te vooren in niemands eigen-
dom waren. Zoo verliezen wij den eigendom van
wilde beesten, zoo dra zij ons ontvloden zijn (6).
Α στ-
ο O ^· f. pro der eh
(2) L. 9. 8. jf. de acq. rcr. dorn, L. 8.'/"· äe
Leg. Rhod.
Cs) Dit wordt genoemd Jus dominii eminentis^ waar
over men kan nazien bynkershoek , Qaafl, Jtir. Pubh
Lib. 2. Cap. 15. s. DE coccEji, Disfert. Prohnial,
ad grotium, de J. B. ac P. Disf. 12. 629. n, 2.
pag. 560.
C4) L. 20. C. de pact. t. t, f. de prascript,
C5) L. 44. f. de acq. rer, dom.
(ö) L. 3. $. 2. L. 5. Z. 14. §. I. f. de acq, rer.
dom. ,
f
Ή '
agtste afdeeling.
J^an het Recht van Erfvolging in hei algemeen.
% I.
De tweede zoort van reële rechtm, of rechten
op eene zaak, is het recht van erfvolging. — Die
als erfgenaam tot eene nalatenfchap, of tot een ge-
deelte van dien, gerechtigd is, of, door legaat, tot
eenig goed recht verkregen heeft, volgt in al het
recht van den overleden op, en wel zoodanig, dat
de eigendom, die de erfgenamen ofte makingbeurders
aankomt, wordt gehouden te zijn een nieuw eigen-
dom (i). — Deeze egter wordt niet van zelf,
maar door aanvaarding, verkregen (2}.
Tweeledig is de manier, op welke men een recht
van erfvolging verkrijgt, namelijk door uiterilen wil,
of bij veriterf. — Elk van die beiden zullen wij,
in de twee volgende ^fdeelïngen y behandelen. —
De erfvolging uit hoofde van verdrag C3), fchoon
bij ons, inzonderheid in de huwelijkfche voorwaar-
den, aangenomen, ftellen wij, ten aanzien der ge-
volgen , gelijk met de erfvolging bij uiterrten wil (4),
S ΠΙ,
(i) Z. 37. /I de acq. vel om. her. de gp.oot, Inh
a B. 32 Ώ. §. 2.
c2) de groot, /«/. ^ B. 1 Ώ. §. 12. n, 14. voet,
ad tit. ff, de acq. vel om her. n. 18, v. ß. Messel,
Τ hef. 182,
(3) Succcsßo pactitiü.
(4)iZie hier voorcu, hladz. 20.
60
Recin van
Erfyolging.
T%vse zooT'^·
ten yan het
zelve.
fli
Η
ä)»
m-
ÜÉ
i
-ocr page 134-■v' v-
γ
Van Erfiolging^ in ^t algemeen.
% III.'
Dewijl het recht van erfvolging eene zoört van
' hoofae'
reëel recht is, zoo doet het ook cene reëcle actie ([i)
geboren worden. Zi] wordt vergund aan een ieder ,
die, als erfgenaam, tot eene nalatenfchap, of eenig
gedeelte van dien , gerechtigd geworden is, tegen
den bezitter van die geheele , of gedeeltelijke na-
latenfchap , het zij hij die bezitte als erfgenaam, of
als enkele posfesfeur; ten einde hij erfgenaam ver-
klaard werde, en aan hem de nalatenfchap, met al
het geen daar toe behoort, mitsgaders met alle vrug-
ten, baaten en profijten, daar van werkelijk genoten ,
of die daar van genoten hadden kunnen worden,
werde overgegeven (2)*
Dewijl een Legataris ook, door zijne erfvolging,
den eigendom van het gelegateerde goed verkrijgt,
heeft hij, behalven de perfoneele actie tegen den
erfgenaam, ook eene reëele actie, tot reclame van
dat goed (3).
'1
negende afdeeling.
Fan Erfyo ghg door uiterflen ml. '
§ I.
Een uiierfle -wil, dac is, de befchikking, Λvelke γ^η
iemand begeert, dat, na zijnen dood, omtrent zijne^''·
(1) Deeze is in 't Recht bekend ouder den naam vaa
petiiio hereditatis.
(2) voet, aliique D. D. ad tit. ff. de her. pet, ·. ,
(3) L. i. C. comm. de legat, §. i2. Inft. de kgat.
DE GROOT; Inkid, 2 B. 23 D. 18.
6ί
goederen, zal plaats hebben, is dan eerst beilaan-
baar, wanneer de behooriijke form daar in is in
acht genomen. Dezelve is verichillende, naar mate
de Testamenten of open , of befloien gemaakt worden.
Een open Testament wordt gemaakt ten ovcrilaan
van een Notaris en twee getuigen, of van twee Le-
den van het Gerecht en den Secretaris (r}. — De
Notaris moet behoorlijke admisile hebben op de
plaats 5 waar hij het Testament pasfeert (2). — De .
getuigen moeten zijn mansperfoonen, oud boven de
veertien jaaren; wien, om eenige reden, niet verbo-
den is getuigen te zijn, en bij het Testament niet
bevoordeeld zijnde (3). — De Testateur moet bij
den Notaris, immers bij de getuigen, bekend zijnC4)-
^ Hoe zeer de onderteekening van den Testateur,
in tegenwoordigheid van den Notaris en de getui-
gen, noodzakelijk is (5), zoüde egter een niterile
wil, bij monde duidelijk aan den Notaris en de ge-
tuigen verklaard zijnde, als beilaunbaar moeten ag-
tervolgd worden, indien de Testateur, eer dat de
mi-
(0 de groot, Inleid. 2 B. 17 Ό. §. 17 g? 18.
RegtigeL Obferv. 3 Z). Ohf. 44.
(2) Regtsgel. Obferv, i D. Obf, 39. & ^ D. pag.
405. LYBREGïs, Red, Fert^ over U Not. ambt^ 2 D,
Bijl. Litt, Β
(3) de groot, Inleid. 2 Β, 17. D, 21. voet,
ed tit, jf. qui test. fac. posf. n. 22.
(4) de groot, d. l. 22. lybregts , Red. Feit,
I D. p. 14-24.
(5) voet, ad tit. f. qui test. fac. posf. ?2. 23. byn·^
KERSHpEK, Qiiafl. Jur, Pm Lib, 3. Cop. 5 8*
Ü
-ocr page 136-Van Erfnlging door tiiterpèn wiL 63 \
ïninute in orde gebragt was, kwam te fterven, en
dus niet teekenen konde (i). — Het moet gefchre-
ven worden op een behoorlijk Zegel, gerekend naar
des Testateurs gegoedheid, of naar het ambt, door 1 ^
denzeiven bekleed (2).
£en befloten Tb'j^'^»/^»/wordt door den Testateur
zeiven, of door een ander, op zijnen lastmits 'er
niet bij bevoordeeld zijnde (3), in gefchrift gebragt, i
op een behoorlijk Zegel, doorhem geteekend, en - ' >
alzoo aan den Notaris aangeboden, die het, in te-
genwoordigheid van twee getuigen, hl een omflag
iluit, en verzegelt, daarvan op het buitenile gedeel-
te van dien omflag de noodige aanteekening doende, ,
welke men daarom eene acis van fuperfcriptis
noemt (4). — Die op deeze wijze zijn Testament
maakt, moet verdagt zijn, hetzelve ongefchonden
en ongeopend te bewaaren, dewijl het anderzints
zijne kragt verliezen zoude (5). — Wanneer zoo-
danig Testament, door des Testateurs dood, be-
kragtigd is, wordt het door een Notaris, in tegen-
woordigheid van getuigen, na dat aan hun blijkt,
dat de zegels gaaf en ongefchonden zijn, geöpend,
êh daar van eene acte van opening in de wereld
gebragtwordende het oorfproriglijk Testament in
des
(i) Zie mijne Verzameling van Gewijsden ^ i D, Λ~
(^2·) Ordonn. op 'i Zegel van 1794. Art. 51. , ί
(3) BYNicERsnoEK, OjKeß. Jur. Priv. Lib.i. ϋαρΛ»
(4) de groot, Inl. 2 B. 17 25. lybregts,
Red, Vcrt. 1 D. 19 Hoofdß. η. 29. en volgg.
(5) vojET, ad tii, ff, de Jih^ qua in test» del, n, 1.
-ocr page 137-des Notaris Prothocol bewaard CO*
Behalven deeze twee manieren, om Testament tfi
maken, kan het, naar ons Recht ^ wel beilaan, dat
iemand, naar de wijze der Romeinen, in tegen-
woordigheid van zeven getuigen ^ mondeling zijnen
uiterilen wil verklaare; doch zulks is egter weinig
meer in gebruik (2),
CodmiUn, Behalven de Testamenten, is ook bekend eene min
volkomene zoort van uiterften wil, waar aan men
den naam van Codicil geeft Cs)· — Ten aanzien van
de form, komen de Codicillen en Testamenten mees-
tendeels overeen (4). Het wezentlijk onderfcheid
tusfchen dczelven bepaalt zig tot deeze twee zaaken:
Bij Codicil kan geene regelrechte erfftelling uit
de hand gedaan worden; maar daar toe is een Tes-
tament noodig. En Een Testament kan nooit
in een onderhandsch gefchrift begrepen worden, maar
wel een Codicil, wanneer de Testateur zig daar toe
de magt, bij zijn Testament, heeft voorbehouden,
het welk genoemd wordt de Claufiiie Referva'
ioir
(i) lybregts, Red. Fert. i D. 19 Hoofdfl. η, 3^.
& vplgg.
c2) voet, ad tit. ff. qui test. fac. posf. v. 20. v. d,
keessel, Thef. 293.
(5) de groot, Inleid. 2 B. 25 d. voet , ad tit. f.
de jur. codicill.
(4) voet, ad d. t, n. 5.
(5) bynkershoek, Qrtcsß. Juf. Pviv. Lih. 3. c/?/««
'mm
-ocr page 138-Van Erfvolging door-uiterßen wil.
J ΠΓ. .
De bevoegdheid, om uiterilen wH te maken (i),/Jiyoffjrr/AiW
komt toe aan allen, zoo mannen als vrouwen,
zulks, bij de wet, niet uitdrukkelijk verboden is. —
Onder die verbodene perfoonen telt men: i®ó tiie»
wegens eenig ziels- of lichaamsgebrek, buiten het
-beheer van hunne goederen geiteld zijn; b. v. krank-
zinnigen eii kwistgoederen. De laatstgemelden wor-
den nog thans tot het maken van uiterilen wil toege-
laten , mits zij zulks doen na bekomen octroij, en
ten voordeele hunner bloedvrienden (2). a°.) Die
de jaaren van huwbaarheid nog niet bereikt hebberi,
zijnde in de jongens veertien, en in de meisjens
twaalf jaaren — 3°.·) Die ilom en doof geboren
zijn, en dus hunnen wil niet kunnen te kennen ge-
ven (4). —· Die zoodanige ongemakken naderhand
gekregen hebben, doen voorzigtigst, o'm octroij töt
testeren te verzöelien (5). — 4°.) Die, uit haat
van eenigeri Godsdienst, ten nadeele van iemand hou-
den willen befchikken (6), — 5®.) Die in zooda-
nig Godshuis worden onderhouden, het welk be-
voorregt is, om in de goederen der gealimenteerde
perfoonen te mogen opvolgen (7):
(ï) Teitamenti factio activa',
(2) VOET , ad tit. f. qui tesi. fac. posf. n. 34.'
kegUgel. Obferv. 2 Ώ. Obf, 37.
(3) RegtsgeL Obferv, 3 D. Obf, 41.
(4) de groot, Inleid, 2 B, 15 Ώ, β,
(5) RegtsgeL Obferv, 2 D, Obf, 38.
(6) v. d, KEEsstL, Thef, 277—279. en mijne
van Gewijsden, 1 D, Caf, 17.
(7) RefoL Holl. 6. Junij 1733. G, Ρ. Β, 6 ß, päg:
en 17 Dcö. 1766; G. Ρ. Β. ρ D. pag, 017;
E'
•Λ
'ΨΤ'·
Om Testament te maken hebben kinderen dc toe-
ftcmming hunner ouderen, weezen die viin hunne
voogden ■> vrouwen die van haare mans C-)?
niet noodig. Dc laatstgemelden zijn meestal gewoon,
te zamen ulterilen wil te maken, het welk men noemt
een jnutuëel Testainent. Het zelve, fchoon in dcii
papier vervat ("3), wordt gehouden voor twee on-
derfcheiden Testamenten, waar in ieder over zijnen
eigen boedel befchikt, en het welk dus ook ieder 5
het zij te zamen , het zij afzonderlijk, herroepen;
mag (4).
Wie mogen, uit kragt van uiterften wil, iets ge-
nieten (5) ? Wederom allen , wien de wet zulks
niet uitdrukkelijk verbiedt. Hier onder kan men tel-
len: I®.) De befchikkingen ten behoeve van Pausge-
zinde geordende perfoonen, of geestelijke geflieh-
ten '(ó)-, het geen egter tot lloomfche Armen of
Godshuizen niet moet worden r uitgeilrekt (7^ —
ao.) De makingen en giften van onroerende of daar
mede gelijkilaande goederen, door minderjarigen ten
behoeven van hunne Voogden, Curateurs of Admi-
Ci) VOET, ad tit. f, qui /<?5/. fac, posf. n, 43.
C2) DE GROOT, Inleid. i 5 D. §. 25.
(3) DE GROOT, Inïeid.^i^B. 17 D. §. 25.·
(4) LOENIUS , Decif. & Obferi'. Caf. 137. en aWaar
BOEL, in not,
(5) Testainenti factio ρα$βνα.
(.6) p/ac. 4 MeiJ 1655. G. P. B. r D. prg, 1592.
C7) BYiMiERSHOEK, Qiu^fi. jur. PflV. Ltb. Z- Cap, Γ.
RcfoL Holl. 24 Fehruarij 1729. G. 1'. -B. 6 D.
Wie m ten-
tamsnt beu-
ren mogen.
If
Ί
Van Èrfvolging door uiterjlcn ml.
iT* .
iilitrateurs of derzelver kinderen (i). — s*'.) Dié
clandestine huwelijken hebben aangegaan, of met el-
kander zijn doorgegaan, mogen elkander niet bevoor-
deelen (2). 4®.) Overwonnen bastaarden mogen
met niets meerder begiftigd worden, dan niet het
geen tot hun noodig onderhoud dienen zoude (3). —
Andere onwettige kipderen mag men bevoordeelen ^
200 veel men wil; ten waare men te gelijk wettige
kinderen heeft, wanneer hun ilechts een twaalfde ge-
deelte mag gemaakt worden (4)^ — 5®.) Een twee-
de man of vrouw mag niet meer genieten, dan het
minste gedeelte, het welk één der voorkinderen ge-
niet (5}*
Naar den algemeenen regel zijn de erfilellingen vrij-
\villig, zoo dat men iemand iéts maken of niet ma-
ken kan, naar welgevallen. Dit egter lijdt uitzonde-
ring ten aanzien van kinderen , en derzelver afkome-
lingen, welken de ouders moeten ftellen, het zij als
Erfgenaam, het zij als Legataris, ten minften in de
Legiime portie, bedragende voor de gezamentlijkc
kinderen, zo zij vier of. minder in getal zijn, een
derde, en zoo zij vijf of meerder zijn, de helft van
den
(1) Placaat van Keizer' karei jan 4 OctoL ΐ54θί
Art. 12. byinkershoek , Qji^efi· Jur. Priv, Lib.
Cap. 3.
(2) Plac. 4 Oct. 1540. Art. 17. Plac. Holl. 25 Febri
1751. G. P. B. 9 D. pag. 5S5.
C3) DE GROOT, Inleid, ύ B. 16 D. §. öi
C4) V. D. KEESSEL, T/ief. 28/.
(5) L. 6i C. de fee. nupti.
Éi''
ii&i II iiv ■ I
-ocr page 141-den boedel (i). — Ouders , mits bij veriierf erfge'-
mam zijnde , hebben ook aanfpraak op dusdanige
Legitime (2}. — ^roeders en zusters hebben die
aanfpraak niet, ten zij een eerloos pcrfoon tot érfj^e-
naam ware geffceld (3).
Om zéér gewigtige en in het Recht bepaalde (4) re-
denen, mag ook eenc geheele gedaan wor-
den : moetende egter alsdan het testament gerechtelijk
worden verleden; of ten minilen twee Schepenen als
getuigen gebruikt worden (5).
ÊrffleUitig. Écii voornaam punt in alle testamenten is de erf.
ßellingy of, benoeming van dén of meer perfoonen
tot erfgenaam (6). — Mits van des testateurs wiï
duidelijk blijkt (7), doet het 'cr niets toe, niet wel-
ke bewoordingen (8), met welke aanwijzingen (9),
in welk gedeelte van het testament Γ10) , van of tot
wel-
(1) Nov. 18. Ciip, T^ VOET, altque D, D. ad at. f.
de inojf·, teit.
(2) voet, ad d. t, n. 42. loeniis, Bec, & Ohf«
€af. 85.
(3) L, 34. L. 36. §. 2. C. de inof. test,
(4) Nov. JI5, Cßp» 3 isj' 4. de groot, Inl. 2 i?,·
18 D, §. 13 & li?.
(5) Eed der Notar. Jrié 4.
(6) t. f. dc her. inft.
(7) L. 61. i. /. d. u
CB) Z. I. §. 5, ö ,2? 7. I, 4S. pr, f. d. i. Λ. 7.
c'. de te%tam.
(9) L. 34. ΰ\ de conc\ ^ dcir.
Cl O) 34. Ιρβ. de legaf.
-ocr page 142-V^n Erfvolging άϋοτ uüerßen nv7.
«.velkjii tijd (i) , voor gelijke of ongelijke gedeel-
ten, met of zonder conditie (2), de erfRelling ge-
daan worde. — Ten opzigt van de condkiën egter
iliiiit aan te merken, d^t dezelve moeten betrekkelijk
zijn tot eene zaak, die nog niet gebeuj-d is (3) : —
dat zij moeten mogelijk zijn in de uitvoering; want
onmogelijke qoiiditiën worden gehouden, als of zij
'er niet bijgevoegd waren C4); — dat zij niet met de
goede zeden moeten itrijden (^5); — en dat zij §eene
verwardheid en onverftaanbaarheid in des testateur$
wil moeten veroorzaken (6). — Eene conditie, be-
ftaande in iets niet te doen , is geoorloofd, cn is de
erfgenaam verpligt, voor de naarkoming borg te M-
Wanneer verfcheiden perfoonen te zamen tot erfge-
naamcn gefteld zijn , en édn of meer derzelven, bij
des testateurs afilerven 9 ontbreken, groeit het aan-
deel der ojitbrekenden aan de overigen aan , ten waare
ieder der erfgenamen voor een afzonderlijk gedeelte
geroepen is. Dit recht wordt genoemd het rechi van
aamvas ([8), . ;
svn.
CO CE GROOT, Inleid. 2 B, 18 Ώ. 21.
C2) t. t, ff. de cond. infl. t. t. ff. de cond. & dem,
(3) L. 10. §. i. L. ii. L. 68. ff. de ςοηά. & dem.
L. 45. §· 2. ff. de leg. 2. ■
(4) L. 3· f' ^^ & dem. L. ff* de cond,
ir.fl. VOET, ad t;t, ff. de cond. ivft. n, 16,
Cs) L. 14. ff. de cond. infi.,
(.6) L. 1(5. de cond^ infi.
C7) L. 7. pr. ff. de cond, G? dem, -
(8) V. D, KEES5EL·, TJtef, 326^
-ocr page 143-Su'ißUutle. Dewijl het ligtélijk gebeuren kan, dut een gefielde
erfgenaam, liet zij door vooroverlijden, het zij door
eenige andere oorzaak, geen erfgenaam kan of
wil zijn, is het voorzigtig, om, bij ontbreken van
den eerstbenoemden erfgenaam , een tweeden of der-
den te benoemen (^i). — Deeze benoeming draagt
den naam van fubßitutk.
Bij de Romeinen waren, behalven deeze vulgaire
fuhßztutie, nog twee zoorten bekend, Vit pupil-
ïairey waarbij de vader de erfgenamen van zijn on-
huvvbaar kind benoemt, indien hetzelve beneden de
jaaren van huwbaarheid komt te iterven (O? doch
dezelve is bij ons niet aangenomen (3) : offchoon
egter de verkiezing van het Landrecht, waarbij dc
puders omtrent hunner kinderen goederen een bijzon-
der verilerfrecht verkiezen (4), iets heeft, het welk
daar.naar zweemt. En quaßpnpillaire^
pf exemplaire fubfiflitutie ^ waar bij de ouders over
de erfvolging hunner zinnelooze kinderen bclchikken,
mits dezelven in den ilaat van zinneloosheid fter-
ven (5). — De begaanbaarheid hier van is bij ons
door gewijsden bevestigd (β),
(i) Λ t, /. de vuig, & pup. fubfi,
C2) L. 2. pr. f. d. t.
(3) DE GS.OOT, Inleid. i B. 6 D. 3 2 B.
ï9 D. §. 9.
C4) ΰΕ GROOT, Inleid. 2 B. 29 D.
Cs) §· I. Ιηβ, de pup. fuhft. L. 9. C. de impiii,
al. fabft,
(β) Regissel. Oh f er ν. i Ί). Oh f. 41.
"H
ψ'
r
Ρ'Τίη Erfvolgwg door uit er Pen wil. /i
§ VUL
ZomtïjüS wordt ook eene erfftelling gedaan met FiciekommiS"
den last, dat het goed, na doode.vaii den gefteldcn
erfgenaam, zal overgaan op een derdeij,(i). — Dit
noemt men Fideicommis.
'INIet deezen last mag de testateur bezwaarcn al-
len, die doorhem, bij uiterilen wil, eenigzints be-
voordeeld zijn (2) ; doch geenzints zijne kinderen,
voor zoo veel hunne Legitime betreft ('3). Deeze
moet altijd vrij nagelaten worden, en alleen het meer-
dere mag met fidekommts worden bezwaard. In de
Pnictijk heeft men egter ingevoerd, dat een vader
aan zijn kind mag laten de keuze , door het zelve bij
•ecne uit te brengene acte, dikwils onder Rechterlij-
ke condemnatie, te verklaaren, om de Legitime
vrij en zonder bezwaar te hebben, gaande dan het
overige aan derde perfoonen , of van de Legitime
ii 'ftand te doen, en in plaats derzelve tc genieten een
kindsgedeelte van de geheele nalarenfchap, met den
List van fideicommis (4).. ^
(1) tit. Infi, de fideic. kered, t. t. f. ad SCt. Tre^
heil, TiiEVENOT, Traité des Siibfiitiitions Fideicommis·*
faires. (^Paris 1778 in 4/0.)
(2) L. I. §.6. /. de Icgat. 3.
(3) L. 28. ff. de legat. 2, L. %2. C. de inoff, /es·
tanu Nov. 39. Cap. i.
(4) Voorzeker is deeze Practijk met het oogmerk der
wet, omtrent het onbezwaard nalaten der Legitime aan
de kinderen, niet zeer overeenkomftig, .en een indirect
middel om te doen, het geen men direct niet dpen
ir^g. ScHOTANi, Exam. Jurid. ad tit. ff. de inoff.
tesi* qutefi, 27. Doch zij is zoo algemeen aangeno-
Met welke woordan een fideicommis gemaakt
wordt, doet 'er weinig toe mits maar de per-
foon, aan wien het goed moet overgaan, duidelijk
blijke. — Een enkel verbod van vervreemding ,
zonder uit te drukken ten wiens behoeven het ge-
fchiedt, heeft geene verbindende kragt (ji); maar
wel, b. V. een verbod, om de goederen niet te ver-
vreemden buiten de familie (3).
De fideicommisfaire fubilituticn zi}n van onder-
fcheiden aart. — i®.) Een zuiver fideicommis, aan
geene conditie verbonden (^4). — 2".) Éen condi-
tioneel fideicommis, het welk alleen overgaat in een
zeker bepaald geval, en ook anders niet; b. v. in-
dien de erfgenaam zonder kinderen flcrft (·5). —·
Deeze conditie wordt zelfs üilzwijgende veronder-
ileld , wanneer iemand van de opgaande linie één
zijner afkomelingen met een algemeen fideicommis
bezv/aart (6'). — Een fideicommis met op
elkander volgende graden, wanneer, namelijk, de
^efubilitueerdc insgelijks met de overgifte aan verdere
per-
raen, en zoo dikwils door condemnatiën van de Hoven
van Juilitie bekragrigd, dat aan dcrzelver beilaanbaar-
heid niet te twijffelen valt. Zie VQorts lybregïs, Rcdi,
Fet't, I Z). 28. Hoofdfi, n. 6.
(1) i/. 2. C, comm. de legai.
(2) Men is gewoon dit een midum praceptum te,
noemen. L. 114, §. 14. f, de legat. i, L. 38. §. 4.
f. de legat, 3. '
Cs) öp. §. 3. /. de legat.^ 2.
U) L. 41. 14. /. de legat. 3.
(5) Z. 114. §. 13. /. de legat. 1.
(6) Z, 202. ff, de cond. & dem, L% 30. O, de fidele^
-ocr page 146-m·^
Van Erf volging door uiterflen wil, ■ f3'
perfoonen belast wordt (i). — 4°.) Een fideicom»
niis 5 of tot de geheele nalatenfchap, of tot een ge-,
deelte van dezelve, of tot eenig bijzonder goed, be-
trekkelijk zijnde (2). — 5°.) Een wederkeerig fideii
commis, wanneer twee pcrfoonen over en Aveder, de
één ten behoeven van den ander, bezwaard zijn (3).
— 6°O Een fideicommis van het geen bevonden zal
worden onverteerd over te fchieten (4). Het gevolg
daar van is, dat ten minCten een vierde gedeelte voor
den gefubftitueerden moet worden overgelaten (5).
De gcfnbilitiieerde heeft geen recht tot het fidei-
commis , dan wanneer het geval ddiir is , waar in hij
geroepen was, b. v. de dood van den geftelden erf-
genaam (6). — Hij moet derhalven op dien tijd
bevoegd zijn om te kunnen erven (7). — Hij draagt
dus ook het fideicommis aan zijnen erfgenaam niet
over 5 wanneer hij 'er zelf niet toe gerechtigd is ge-
worden · b. v. als hij voor den geftelden erfgenaam
ge (tor ven is (8).
(i) Z. I. f. Z. 41. 14. f. de legat. 3.
C2) t. Lifi. de fing, reb, per fideic, rel,
(3) Z. 77. 13. /. de legat. 2. Z. 16, C. depacU
L, II. C. de traiuact,
(4) L. 70. §. 3. ff, de legat, 2. Z. 54. Z. 58. §. 8.
jl. ad SCt. Trebcll, Meu noemt dit een fideicommisfum
refidui.
Cs) Nov, 108. Cap, I. DE GROOT, Meid, 2 B,
20 D, §. 13.
(β) L. tm, §. 7. C. de caduc. toll.
C?) Z. 52. ff, de legat, 2.
C8) Z. 3. Z. ff. quand. dies legat, csd, L. 17, ff,
de legat. 2. Z, 54. de Reg, Jur„
Ε 5
-ocr page 147-■ I. Boek, LY. Af deeling.
Een erfgenaam , die met fideicommis belast is,
ïieeft €cncn waaren, fclioon bezwaarden, eigen-
dom (O? verfchilt dus van eenen vruchtgebruiker
van goederen, welker bloote eigendom inmiddels aan
anderen gemaakt is, die denzelven aan hunne erfgc-
tiamen overdragen, fchoon zij voor den vruchtge-
bruiker ßerven (2), — Intusfchen is ook het ge-
volg van een fideicommis , dat de erfgenaam, zoo
lang het fideicommis niet uitgekeerd moet worden,
<laar van de vrugten trekt (3): — dat hij het goed
onder zijne beheering heeft, ten waare de Testateur
een afzonderlijk adminiilrateur heeft aangelleld (^4):
— dat hij die beheering moet uitoelFenen als een goed
ïiuisvader (^5): — dat hij het fideicommisfair goed
in behoorlijken ftaat moet onderhouden (6): — dat
hij eenen behoorlijken Inventaris make van de goede-
ren , met fideicommis belast (γ):— en eindelijk, dat
liij, ten behoeven van den verwagter, borg itelle
voor de wederoplevering der verbondene goederen (8),
De bezitter van eenig fideicommisfair goed heeft
cgter geene magt, om dat goed naar willekeur re
mogen vervreemden of verpanden (p), dan tot be-
taaling van fchulden, waar mede dat goed zelf is
be-
ζι) Ζ. 54. ß'tf ac^. vel om. her ed.
(2) VOET, ad tit. ff. dè ufiifr. «. 13«
(3) L. 83. /. de leg, 3. L. 57. ff. ad SCt. Trebelh
(4) LYBREGTS, Red. Vert.. i D. 30 Hoofdfl. n. 4.
(5) L. 22. 3. ff. ad SCt. Treben.
(6) L. 7. §. 0. ff de iißfr,
(7) Nov. I. Cap. 2. 2.
(S) t. t. ff. ut leg. vel fid. ferv. canf. cav.
: Ι·
Y-i'f
li-i
h·*
(9) Z. 3, §. 2, 3 4. C. cemm. de legat.
WÊm
-ocr page 148-Faii Erfvolging door uiterßen wiL ^^
bezwaard (i); of met toeilemming van alle de ver-
vvagtcrs C^^)? cn uit redenen van dringende nood-
zaak Γ3). — In. welk geval egter daar toe vooraf
ontflag en auctoriiatie zoude behooren verkregen te
worden.
Wanneer de tijd tot overgifte van liei fideicommis
daar is, moet de erfgenaam het goed aan den gefub-
llitueerden laten volgen (4) : behoudelijk aan den
erfgenaam het recht om een vierde gedeelte daar
van voor zig te behouden , het welk genoemd
wordt de TrebelUanlque portze (5), — Derzelver
aftrek egter wordt meestal bij de testamenten ver-
boden (6). — Een dubbele aftrek van Legitime
en Trebellianique wordt, volgens het Pausfelijk
Recht, toegeflaan aan kinderen, met een algemeen
fideicommis belast (7).
De fideicommisfen eindigen, i^.) Door het ont-
breken der conditie, onder welke zij gemaakt zijn (8%
— Wanneer de verwagter vóór den erfgenaam
fterft,
CO L. 1. §. 18. f. ad SCt. Trebell, L. 78. §. 4.
jf. de kgat. 2. L. 15. C. de legat,
(2) L, 12. i. f, de legat, 1. L. ii. C. de fidcic.
f3) Nov. 39. Cap, i. ,
(4) L. 27. §. ii.f. ad SCt. Trehell.
(5; de groot, Inleid. 2 li. 20 D. §. 6,
(6) Anth, fed cum C. ad Leg. Ftslc.
(7-) Cap. Raymtius X, de testam. de groot, Inl,
2 ΰ. 20 D. §. 10. viNNius , Sei. Qjiaft. Lib. 2.
Cap. 29.
C8) L. 49. §. 1 , s is? 3. /. de legat. i. L. 21./.
quand. dies leg. vel ψ4, L.^ 12, §. 2. fam ercifct.
mm
fterft (i), of onbekwaam wordt om te mogen er-
ven (2). — 3^0 Dooi' het vergaan van het fidei-
commisiiiire goed , buiten fchuld van den erfge-
naam (^3). — 4·*^.) Dooreenen gedaanen duidelijken
afitand van den verwagter (4). — 5®.) Indien de
erfgenaam , met fideicommis belast, reeds vóór den
testateur is geilorven, en de cifftelling dnar door is
vervallen (5). — En Door een verleend ont-
llag van fideicommis. liet zelve wordt alleenlijk ver-
kregen van den Souverain ; doch niet anders, dan
om wettige redenen, en met toeflemming van allen,
ep wien het fideicommis zoude moeten overgaan (6),
§ IX.
Onder de bijzondere bcfchikkingen, die bij uiter-
ften wil gedaan worden, verdienen de Legaten vooral
eene plaats (7). — Allen , die testament maken
mogen, mogen ook legateren; en aan allen , die uit
kragt van testament beuren mogen, mag gelegateerd
wor^
m
CO ^· ί7· -^· 60. f. (fe Icgat. 2, L. 4./". quand^
dies icgat,
(^2) Z. 10. §. I, f, de /«i, qua tif indigu,.
(3·) L, 26. I, jf. de legat, i. L. 22. 3. ff. ad
Sa. TrebelL
C4) L. 26. C. de fideic, L. 34. §. 2. f. de legal. 2. .
(5) L. 81, f. de legat. 2. L, 23. ff. de legat. 3.
(ö) IHac, 23 ^uUj 1670. C. P. B. 3 Ό. pag, 491,
Zie ook mijne Verhandel, over de Judic. Pract, 2 D.
4 B. γ Hoofdfl. §. 9.
(7) Infi, de legat. t. t. ff. de legat. & fideic^
30 j 31 & 32. Digest.) POTHIER, Verhand, vm
JUgaßen, door mij veriaaid eu uitgegeven.
i-cgaten.
Van Erfvolging door uiterßefi wil.
worden. — Dè legaten egter zijn nietig, i'',)Wan-
iicer men volibekt niet kan beflisfen, ten wi?«^ be-
hoeven de testateur iets heeft willen maken (i)- -r
Anderzints, als maar overtuigend van zijne bedoeling
blijkt, doet het 'er niets toe, of hij in den naam , of
in de omfchrijving gedwaald heeft (2)» — Wanneer
men volllrekt niet kan wet-en,· wai de testateur bij
legaat heeft willen maken (3). — Ook hier fehaadt
. de mistasting in den naam, of in de aanwijzing va·«
het gelegateerde niet, mits de wil maar te ontdekken
zij (4). — Noch ook eene dwaling in de bijgebrag-
te beweegredenen (^).
Het is geoorloofd zijnen geftelden erfgenaam; te ge-
lasten , om iets te geven of te doen, en wanneer hij
het niet geeft of doet ^ hem met een Legaat of uitkec-
ring aan een derden te bezwaaren, mits die gifte of
daad niet rtrijdig zij met de openbaare eerbaarheid,
of met de wetten (6). — Onbeilaanbaai egter zijn
Legaten, gemaakt om iemand een blaam opteleg-
gen (7);— of gemaakt uit loutere grilligheid(8) ;■·—
of baarblijkelijk ftrekkende tot belooning van on-
deugd;
(1) L. 10. f. äe reb. dub.
(2) L. 33. L. 34. ff. de eond. Q? dem. L. 48. 3·
i. 58. i. f. dé her. infl. . . ' , ■
(3) h- 73. ff' ^^
(4) L. 7. 5. 'ï. C. de legat. L. 75. 5· ï· / ^^
gat. I. L, I. ff. de dote praleg^
\ (5) L. IJ. 5. 2. L. 72. §. 6. ff. de eond. ß? dem,
(6) L. un. C. de hts, qua poerié caus. VOET, ad
e 'und. tit. ff. n. 3.
(7) L. 54. de legat. 2. Li 48. g. 1./. de ker.ivfi.
(8) POTHiERj Ferht van Legaten, 1 lloofdfl. g. p,'
I
Vi:
Ρ:·:
■ΐ.
>'
s VJ
i
-ocr page 151-ί'
deugd Cl); — of gemaakt met het oogmerk om erf-
fenisfeii tc bejagen, of door verleiding afgedwon-
gen C-)? of^die geheel van des erfgenaams wÜ
afhangen (3).
Met de uitkeerhig van Legaten kunnen bezwaard
worden allen, die als erfgenaam of Legataris door
den overleden eenigzints bevoordeeld zijn. C4)·
Men kan legatceren, niet alleen zijne eigene goede:-
ren, maar ook die van zijnen erfgenaam, en van der-
de perfoonen. De erfgenaam, of die met zoodanig
Legaat bezwaard is, is gehouden, dat goed tc koopen
van den geen, aan wien het toebehoort, om het aan
den Legataris te geven , of wel hem daar van de
waarde te betaalen, in geval de eigenaar het niet mögt
willen verkoopen (5). Indien het gelegateerde
goed reeds aan den Legataris volkomen en onherroe-
pelijk toebehoorde, is het gemaakte Legaat van geene
waarde CO j ten zij hij door koop, of zoortgelijken
titel, het goed verkregen heeft, wanneer de erfgenaam
gehouden is hem den prijs te rug te geven , dien het
hem gekost heeft, om 'er'eigenaar van te worden C7).
— Legaten van dingen, die buiten den handel zijn,
zijn onbeftaanbaar C8)·
(1) pothier, ibib. lö.
(2) L. 64. f. de legat. l. L. 70. L, 71. /. äi
her. ififlé
(3) Z. II. 5 7. f. de legat. 3.
W; L. i. l. 6.f. de Icgat,
(5) 4. Infi, de legat. L, 14. g. uit. f. de legat.Z.
{6) 5. 10. Inß. de legat.
Ρ'
ϊ
i
ife^
(8; 3p. 5. 9 10. de legat. t*
m
-ocr page 152-I :
Fan Erfvolging door uiterßen wïl,
In het uitleggen van Legaten moet men niet afwij-
ken van de eïgeniizjke bet eekenis der morden van h6t
testament, ten waare 'er gegronde redenen zijn om te
geloovcn, dat de Testateur dezelven in eenen anderen
zin verdaan heeft (i): b. v. wanneer zijne befchik-
Idng anders eene tegenilrijdigheid zoude inhou-
den (ji) , of onbegaanbaar worden (3). — Men
moet de woorden altijd zoodanig uitleggen, dat de
befchikking kan iland houden (4). ~ In twijffelirt-
gen omtrent de fomme moet men het tnïnfie vol-
gen (5}. — Een algemeen Legaat van goederen,
\\\l zekere gemaakt, bevat ook zulke goederen,
die niet geheel en al van die ftofFe zijn, maar waar iii
nog eenigc andere ftoife als een bijvoegzel komt;
b. V. onder een Legaat van fchildpadde doozen zijn
ook begrepen, die gouden of zilveren fcharniereh had-
den (6). — Wanneer een testateur op een algemeen
Legaat nog eene optelling van bijzondere zoorten laat
volgen, wordt het Legaat niet tot die opgenoemde
zoorten bepaald, ten waare een ander oogmerk van
die bepaling duidelijk blijkt C?)· — Onder een alge-
meen Legaat zijn niet begrepen de dingen , die,
fchoon onder de hoofdzoort vervat, reeds in 't bij-
zon-
(0 L. 96. jf. de Icgat. 3.
(2) L. 15. jT· di & ^fg' ieg,
(3) L 50. 5. ff. de legat. 3.
s
(4) L. lop. ff. de legat. i.
(5) L. 9. ff. de Reg. Jur. I,. 43- 5 i- ff* ^e legat,
2. L. 14. 5 I, ff, de legat. i.
(ö) L. 100. § . «//■, ff. de legat. 3.
(-) L. p. ff. de Jttppclh leg. ' ' ,
-ocr page 153-BP*
zonder aan andere perfoonen zijn gelegateerd (i),
Wanneer een testateur gelast heeft twee dingen, die
met elkander ftrijdig zijn, en in beiden zijne begeer-
ten gelijkelijk heeft volhard; of wanneer men niet wel
kan onderfcheiden, in welken bij volhard, en welken
hij ter zijde geileld heeft, vernietigt de ééne begeerte
wederkeerig de andere,; en geene van beitien heeft
kragt (2). — Een legaat van een fiuk land met zijn
toehehooren bevat ook alle de roerende goederen, tot
deszelfs bearbeiding dienende (3). — Een Legaat
van een landgoed, geheel gemeubileerd, bevat niet
alleen het geen tot bearbeiding der landerijen dient,
ruaar ook huisraad, om de kamers te meubile^ren, en
ter bewooning gefchikt te maken (4)^; — Ónder Le-
gaten van dingen, die op zekere plaats gevonden
Moorden, is begrepen , het geen beflemd is om aldaar
te blijven, en met het geen 'er toevallig is (5). —
Tot een Legaat van zilverwerk behoort al het zilver,
dat tot de tafel dient, als fchotels, borden, lepels,
vorken , mesfen , fchalen , zoutvaten , kandelaars ,
confooren, enz., maar geen ander zilverwerk, als
zilvere kroonen , armen , beeldjens, enz. (6}. —
Onder een Legaat van kleederen is begrepen al het
geen tot kleeding dient, zoo onder- als boven-kleede-
ren 5
(1) Z. 80. de^ Reg, Jiir, U 22. 5- U. cU
pecttl. leg.
(2) L. 8δ. de Reg. Jur.
(3) f· t. f. dc infir. vel inflr. kg,
(4) i.. 12. g. 27 & 28. iT. de inflr, vel inflr,·
(5) L, 78. jf, de legat. 3.
(6) L, ip. 8. de aur. &' arg, kg.
'1
IM
Van Erfvolging door uiterßen ^vil. 8r
ren, fchoehen, en het geen tot het kapfel behoort;
maar niet het geen enl^el tot verciering dient (i}. —
Tot een Legaat van huisraad behoort al het geen
noodig is, om een huis tot gewoon gebruik van een
huisgezin te meubileeren; maar geen zilverwerk of
kostbaarheden , enkel tot verciering dienende-(2). —
Men heeft eindelijk ook wog jaarUjkfche, maande-
Ujkfche of 'wekelijkfche Legaten , die dit bijzonders
hebben, dat het geen b. v. iemand jaarlijks is ge-
maakt, als veifchuldigd gerekend wordt, van den
eerden dag af van 't jaar, en overzulks, indien de
Legataris daar binnen fierft, overgaat aan zijnen erf-
genaam Cs)· }
\^an het oogenblik van des Testateurs afilerven,
hebben de Legaten kragt, en doen den Legatarisfeii
een recht verkrijgen (4), voor zoo verre zij niet op-·
gcfchort worden door eene conditie, in welk geval
zij geene kragt hebben, dan van den dag af,. dat de
conditie vervuld is (5). — De bijvoeging eener ze-
kere tijdsbepaling heeft ten gevolge, dat, fchoon het
recht aan den Legataris_vexkregen wordt met den dag
van des Testateurs overlijden, de vordering van het
Legaat tot aan de vervulling van dien tijd wordt uit-
: . - ■ ■ . - ^ gC-
(1) Z. 19. iéqq."f.\de äiii·. arg. leg.
(ο) t. t. ff. de fuppcll. leg. ν
(3) L. 4. /. de ann. legat. L. 12. i. ff. quand.
diei legat. de groot, Inleid. 2 B. 23 D, g. 14.
(4) L, 5. pr. G? I' ff. quand. dies legat, L. m.
§. 5. C. 'de caduc. toll.
(5) L. 5. §. ff. quand. dies legat. L. 104. §. i.
ff. de legat. i.
F
-ocr page 155-mm
geileld (i). AVanneer de bijgevoegde tijd onze-
ker is, het ^ij of die ooit zal komen, het zij wan·
neer, wordt zulks gehouden voor eene conditie (2) 5
ten waarc de tijdsbepaaling niet bij de befchikking
zelve, maar bij de uitkeering gevoegd is ; in welk
laatstgemelde geval, indien de Legataris üerft, wel
11a den testateur, ,,maar eer de tijd der betaaling van
^t Legaat dddr is , hij niettemin het recht tot het
Legaat aan zijne erfgenaamen overdraagt (3).
De Legataris heeft, tot uitkeering van het Legaat,
drieërleie actie: 1®.) De perfoneele actie, uit kragte
van het testament (4), tegen den erfgenaam , of zoo-
danig ander perfoon', als met de uitkeering van het
Legaat bezwaard is, of ook tegen den Executeur
van het testament, zoo die door den overleden is
' gefield; en zulks met zoodanige vermeerderingen of
■verminderingen, als het gelegateerde ondergaan heeft,
ten waare de erfgenaam zelf aan die vermindering
fchüld heeft (5). — 2".) De actie tot reclame van
het gelegateerde goed, tegen eiken bezitter van het
zelve (6). — En 3·^.} De hijpothecaire actie, op
grond"van het recht van ililzwijgend onderpand, het
wel li
(O Dit noemt men'in het Recht: Bia cedit, fed
iiondum venit. L. g. i, Σ. 21. quand. dies legat.
(2))/. X. 21.
(3) L, <26. i, jt. eod. j. averainius, Interpr.
Jur, Lib. 2. Cap. 16. Lil·. 4. Cap. 5. .
(4) g. 5. Infi, de ohlig. qute quafi ex contr.
(5) L. 16. f. de legat. 3. L. 24. Ζ & 4·/.
tle legat. \. L. lo, L. 39. f. de legat. 0..
(6) L. Ó4. f. de furt. 2. laß, de Lgat.
m
^"afi Erfvolging door uiterfien ml. 83
welk de wet aan de Legatarisfen op alle de goederen
der nalatenfchap vergund heeft Ci). "
Bij de Romeinen was ingevoerd de aftrek eener/'jf/-
aiiVf»^/ör/ii? ,, of van een vierde gedeelte des boedels ,
ten voordeele van den erfgenaam, wanneer meer dan
drie vierde gedeelten van den boedel aan Legaten
Waren weggemaakt (^a) ; doch naar ons recht wordt
die aftrek niet toegelaten, dan in geval de erfgenaam
den boedel onder Beneficie van Inventaris heeft aan-
vaard (3). '
Om ten aanzien der uitvoering van zijnen uiteriten Executeurs.
wil meerder zekerheid te hebben, is men zeer dik·
wils gewoon , één of meer perfoonen met die uitvoe-
ring te belasten, aan welken men den naam van Exe-
cuteurs geeft ; waar toe men alle zulke perfoonen
benoemen kan, die naar regten tot waarneemers van
eens anders zaaken mogen worden aangefteld; zelfs ^ ;
vrouwen (4;, fchoon die anderzints van voogdijen
geweerd worden (5). —^ Zij worden aangefteld bij
Testament, Codicil, of bij eene afzonderlijke Ac-
te (6). — Het ftaat hun vrij voor dien post te be-
danken , waar in zij van de voogden verfchillen. —
Hun pligt bcilaat in het doen verzegelen van dea
boe-
(1) L, I. C. comm. de legat.
(2) t. hfl. & f. ad Leg. Falc. j. voorda, Com^
ment. ad Leg. Falc. (Jiarl. 1730.)
(3) SANDE, Decif. Frif. Lib. 4. r/i. la. ^def. u
voet, ad tit. ff", de jur. delib. n. 22 Gf a/.
(4) L. 15. />;■. ff. de alim, & cibar, legat,
(5) Zie hier boven bhdz^ 38.
{6) Qrdotm. op Zegel van 1794. Art. 53,
Pa
-irK.
boedel, ten fterfhuize; in het bezorgen der begrave-
nis; in het maken van eenen behoorlijken Staat en
Inventaris; in het brengen van den boedel tot eifen-
heid en liquiditeit, door het invorderen der fchulden,
en het te gelde maken der goederen; in het naarko-
komen en volvoeren van des ovcrledens uiterften wil,
zoo door het uitkeeren der Legaten, als het volvoe-
ren der verdere gemaakte befchikkingen; in het doen
van rekening en verantwoording, en bet overgeven
van het batig ilot des boedels, aan de erfgenaamen,
of aan de geenen, die tot deszelfs beheering bevoegd
zijn ^ en aan welken men den naam geeft van yldmu
mflrateurs (i). — Tot belooning hunner moeite
zijn zij bevoegd te berekenen den veertigften penning
van den ontfang, en den tagtigden penning van den
tiitgaaf; van contante gelden, in den boedel gevon-
-den, en van afgeloste capitnalen, dén per cent; voor
befoigncs en vacatiën, tot bercddiiig van den boedel
gehouden, in redelijkheid (2).
Niemand verkrijgt naar regten eene erfi'enis, dan
door aanvaardhig, dat is, door zig als erfgenaam te
gedragen, en acten hereditair te plegen (3); ver-
mits het een ieder vrijitaat, om eene erfilelling aan tc
nemen , (jtdieeren,) of te verwerpen , (jepudtee-
ren.') Wanneer egter de gefielde erfgenaam voor het
doen van die aanviiarding, of zelfs eer hij van de
erf.
(1) lybregts, Red. Fert* over V Noi. Ambt ^ i D.
SO Hoofdß.
(2) LYBREGTS, d. l. 72. 6i. 611 2 Z). Bijl, Z. .ilwsar
eene op dit. Huk merkwaardige Sententie van den Hoo-
gen Raad, in dato 28 yulij--i775·, gevonden wordt.
(3) f' f* ^^ yel om. hif.
AiUt'ie
repudiatie.
en
Van Erf volging door ui ter β cn ip//.
erffteliing kennis had, komt te fterven, draagt hij
dit recht van aanvaarding aan zijne erfgenamen
over (i).
Dewijl een erfgenaam, eenmaal de erlFcnis aanvaard ,
hebbende, daar van niet kan te rug komen (ji), en
hij zig, door de aanvaarding , tot betaaling van alle
fchulden en lasten des boedels ililzwijgende ver-
bindt , al gaan die ook het beloop des boedels te bo-^
ven (3)5 heeft het Recht, tot beveiliging der erfge-
namen, twee middelen ingevoerd: 1*^.) Dat nien,^^^, ^^^
alvoorens zig omtrent de aanvaarding of verwerping -Siredi/.
te verklaaren, eene ^cte tan Beraad, ook wel ge-
noemd ^cie van non prejudicie ^ in de wereld bren-
ge (4). — Het gevolg daar is alleenlijk, dat uit de
daaden, die tot onderzoek nopens de geileldheid des
boedels verrigt worden, gcene aanvaarding kan wor-
den afgeleid ; ten waare die dabden vaii dien aart
zijn, dat de boedel 'er door gcbragt worde buiten
deszelfs geheel; b. v. wanneer iemand, zulk eene
acte gepasfeerd hebbende, betalingen deed. — Voor
't overige duurt dit beraad niet langer , dan het de
fchuldeisfdiers gelust daar naar te wagten, als dio ·'
ivel degelijk het regt hebben, om den erfgenaam tot
(O loeniüs, Decif, Obferv. Caf. 56.
(2) L, 4. C. de repud. vel. abfl. hered,
(3) voet, ad tit, f. de acq. vel om. her. «. 18 ßf 19,
(4) LYBREGïs, Red. Vert. over V Not. Ambt, a D.
γ Hoofdfl. ^ die egter, gelijk veele andere Schrijvers,
onze in de Practijk bekende Acten van Beraad verwart
met het Jus deliberandi bij de Romeinen, het welk in
deszelfs aart en gevolgen van de eerstgemelden merka-
lijk verfchilt, en als zoodanig bij ons niet in gebruik is.
mm
het aanvaiirden of verwerpen der nalatenfchap te
- .. noodzaken. — Dat, wanneer na het in de
Benefi'Ai van '' '
Inyemaris. vvcrcUl brengen der Acte van Beraad, en na het daar
op gevolgd onderzoek omtrent de geileldheid des boe-
dels, de onzekerheid blijic voortduiiron, of de boe-
del wel zal uitkomen, men vmihtt Hof van JuJii-
iie ([i) verzoeke Brieven van Beneficie van Inventa-
ris Ca) 5 waar door aan een erfgenaam vergund
wordt, om eenen onzekeren boedel te aanvaarden,
en de befchrijvinge daar van te doen, zonder aan de
fchuldeisfchers of legatarisfen verder gehouden te
zijn , dan tot verantwoording van den prijs der goe-
deren , die in denzelveii worden gevonden (3). —
Om-
(1) Hetzelve is ten dcezen opzigte gekomen in plaats
van den gewezen Hoogen Raad; Ivflr. H. R. Art^ii,
Public. 30 Sept. 1795. No. 1. Art. .3
(2) Dewijl de kosten, op een Beneficie van Inven-
taris vallende, uit hoofde der onmatige berekeningen,
welken de Deurwaarders zig dikwerf veroorloven, vrij
Zwaar zijn, heeft men te Amfterdam in de Practijk in-
gevoerd , om aan Schepenen te verzoeken, dat de Copi-
wi&fie van Executeuren in die van Curateuren moge
worden geconverteerdi waar van men dan een gelijk
effect heeft, als van een geïnterineerd Beneficie van
Inventaris. Die uitvinding is zeker niet onvernuftig;
maar of het met de analogie van het Recht wel zeer
ftrookt, om in een boedel , zoo lang die door den
erfgenaam niet is gerepudiëerd, een Curator aan te
Hellen, dunkt ons merkelijke bedenking te lijden.
(3) groot, Inl. 2 B. si Z>. §. 8-12. lybregts.
Red. Fert. 2 X>. 8 Hoofdß. D. D. ad tii. f. de jur.
idiK
m
Van Erfvolging d^or uiterßen wil. 8/
Omtrent dit Beneficie ilaat in 't bijzonder aantemer-
ken : a) Dat de Armen Godshtizen (i), Rcgentpn
van Weeshuizen , Diaconen , Aalmoesfeniers (α),
en Weeskamers (3), ook zonder dit Beneficie, het
voorregt hebben, van niet verder gehouden te zijn,
dan de boedel oplevert. — Dat die Brieven ver-
leend worden met last van onderzoek (Commitiimus))
aan het Gerecht van de Stad , waar de overleden
't laatst gewoond heeft (4); of, als het fterfhuis is
gevallen ten platten Lande , aan het Gerecht van de
naaste Stad Cs): ίΐ^η welk Gerecht dezelven ter be-
kragtiging (iinurmemenf) moeten worden aangebo-
den (6). — i) Dat , wanneer de overleden naar
de Oost- of West-indien is uitgevaren, en op de
reize ilerft, het Committimus geadresfeerd Wordt aan
den Regter van de Stad , voor welkers kamer hij
uitgevaren is (7). — Dat, wanneer langer dan
zes weken na het overlijden verloopen zijn, men ge-
woon is, dit Beneficie te verzoeken met de Claufule
van Relief, tegen het verloop van tijd, voor zoo
veel des noods (8). — è) Dat, die Brieven ver-
leend zijnde, de Deui-waarder aan de fchuldeisfchérs
en^
(1) Refol. Holl. 20 Decemb. 1635.
(2) Refol. HólL 7 Maart 1680.
(3) RtfoL Holl. 4 Decemb. 1751.
(4) Ampi. Inflr. van den Hove. Art. g, Refol, Holl.
10 Julij 1677.
(5) Ampi. Infir. d. Art. 5. Papcg. i D. pag. 214,
(5) Zie onze Verhand, over de Judic, Pract·. 2 B*
30 Hoofdß. §.4.
(7) Refol. Holl. 22 Decemb, 1735.
(θ) van alphen, Papeg. i Ώ. pag, 215. ». 13. pE
f 4 haas,
Wm
-ocr page 161-en legatarisfen moet dag beteeketien, zoo om te com·
piireeren in het flerfhiiis, ten einde de goederen al-
daar tc zien inventarifecren, het welk binnen veerlig
dagen na het verkenen der Brieven (O, door den
Deurwaarder, moet gedaan worden; iils om te com-
pareeren voor het Gerecht, ten einde-de Brieven te
zien interène&ren of bekragtigen. — De erfgenaam
moet de goederen , geïnventarifeerd zijnde, doen
waardeeren, en voor 't beloop van dien borg ilellen;
wijders den boedel redden , .en daar van rekening
doen. — ƒ) Dat het interlnement kan worden te·
gengefprcken op twee gronden, of om dat de erfge-
naam reeds acten hereditair gepleegd had, of om dat
hij in de opgave des boedels ter kwader trouwe ge-
handeld had.
counter aal Eindelijk (iaat hier nog aan te merken, dat allen,
die van hunne magen, namelijk van de opgaande of
2ijdlinie, of van vreemden, ecnige onroerende goe-
deren of Effecten erven, daar van moeten betaalen
den Impost op de Collaiera'e Succesfte; gerekend
tegen den tienden penning, wanneer men het geërfde
niet ab intestato zoude hebben bekomen, of wan-
neer de verkrijger den overleden beitaat verder dan
in den vierden graad; — tegen den vijftienden pen-
ning, wanneer man of vrouw, geene gemeene kinde-
len nalatende, van elkander^erven 5 — en tegen den
imntigfien penning, wanneer ouders van hunne kin-
de
haas, Aanteek. óp merula, Lib, 4. Tit. 24. Cap. 12.
s-13. ω.
(i) Placaat van Keizer Karei van Meij 1544·
Art, 3p. ^
Van Erfvolging door uiterften ml. 89
deren, of erfgenaamen bij vcrilerf van hunne rnagen
binnen den vierden graad, erven: alles met de tiende
verhooging van dien (i).
Sxr.
De oorzaaken , door welken de iiiterite willen, jj^^g uUerfli
eenmaal bedaan hebbende, weder te niet gaan, kun-
^ gioatf
nen gevoeglijk tot de volgende gebragt worden.
1®. De uitdrukkelijke herroeping^ gedaan bij een
nader Testament, of bij eene Acte, voor zoo veele
getuigen, als tot een uiterilen wil nodig zijn, verie-
den, waar bij men verklaart, imestatus te willen
fterven (^2). — Indien een testament inh.oudt de
cJaufule derogatoir dat is , eene verklaring, dat %
een nader Testament niet beflaanbaar zijn zoude, ten
waare daar bij zekere woorden herhaald werden;
b. v. de hemel zij mijn erfdeel; is zulk een nader
Testament van waarde, het zij die woorden uitdruk- ;f
kelijk herhaald zijn, het zij daar bij enkel,eene alge- |
meene herroeping van vorige Testamenten, offchoon ' \
ook eeiiige claufule derogatoir inhoudende , gedaan |
Het maken van een nader volkomen Testa-
ment, offchoon ook geene uitdrukkelijke herroeping ^
(1) Ordonn. op V Collateraal van i Meij 1723. \
Pub!. Boll. 22 Dccemh. 1733, en ap Junij 1743,· als |
mede een aantal Refolutiën, ter beflisiing van voorko- . ι
mende gevalien, in het FI, en volg^, Deelen vkn ' I
Gr. Plac. Boek. ^
(2) de GKooTy Inleid. 2 B. 24 D. §. voet, ad
tit. ff", de inj, rupt, irr, η. i. Γ
(a) bynkershoek, Quisfl. Jur, pny. Lih. 3. Cap, ' η
6 Gf 7. is? Lib. 2. Cap. 16. n, 6. 'l
FS (
ίβ······^
-ocr page 163-BOTP
"SS
wem
van het vorige iiilioadende, vernietigt het vorige;
teil ware bleek des overlec|ens wil geweest te zijn,
om ook het vorige, geheel of gedeeltelijk, te willen
doen iland Jiouden (i).
3°. Het losmaken der zegels en draaden vaneen
beiloten Testament wordt voor eene herroeping ge-
hoLiden ('s}. Xn een open Testament is het egter
niet genoeg, doorfchrappingen en veranderingen in
de groxfe te maken, wanneer men de minuie gaaf en
ongefchonden laat (3).
4". Wanneer de gefielde erfgenaam voor den Tes-
tateur komt te overlijden , of geen erfgenaam wil of
kan zijn (4): in welk geval egter de Legaten zou-
den moeten uitgekeerd worden, ijizonderheid wan-
neer 't Testament inhoudt, dat, zoo 't niet als Tes-
tament beflaan kan, het ten minilen als Codicil zal
moeten beflaan, het welk men gewoon is de Claufuk
CödiciUair te noemen (^5).
En wanneer iemand, ongehuwd zijnde, testa-
ment maakt , en , naderhand trouwende, wettige
kinderen verwekt, zoo doet de geboorte van die
kinderen het Testament vervallen (6).
τ IΕ N-
(O groot, InlHd. 2 B. 24 D. §. 9. voet, ad
tit. ff. de inj. rupt, n. 8. v. d. keessel , Thcf. 329.
(2) Holl. Conf. 6 D. 2 St.Conf. 13-16. stockmans,
Bccif. 13.
(3) v, D. KEESSEL, Thcf. 330. Zie ook mijne /h·-
zavi. van Gc^vijsden ^ i D. Caf. 13.
(4) ï8i. /. dc Reg. Jur,
(5) voet, ad tit, ff. de inj. rupt. 14.
(6) voet, ad tit. ff. de imff, tat. G? tit. ff. de
lih. & posth. v. d. keessel, Thef, 306.
Κ
|f
|Ι)
iln;'
IJl
li '
tiende afdeeling.
/
P^an Erfvolging hij verflerf,
De Erfvolging bij verfierf, (wfelke plaats grijpt, ^^yvo/^,·«^
wanneer de overleden in 't geheel geen'Testament ^V'"''·'/^^'''··^·
gemaakt heeft, of zijn Testament, door eenige der
hier vooren (i) opgegeven oorzaaken, is te niet ge-
gaan (2) 5) is van oude tijden in Holland tweërlei
geweest, of naar hti ^asdomsch , of naar het ^y^/;«?-
pendotnsch Recht, Het eerile had ten regel : het
naaste bloed beurt het goed» Dc grondregel van het
tweede was: het goed moet gaan y van -waar geko-
men is (3). — Uit deeze tweërleie Rechten is ten
jaare 1580 (4>, door de Staten van Holland, een
Verilerfrecht bepaald, doorgaans onder den naam van '
liet nieuw Schependomsch of Zuidhollandsch Ver'
flerfrecht bekend; doch die van het Noorder-kwar-
tier , aan 't Aasdomsch Recht gewoon, zig daar
mede niet kunnende vereenigen, is ten jaare 1599(5)
een nader Placaat gemaakt, waar naai· de erfvolging
bij verilerf geregeld wordt, binnen de Steden Haar-'
lern , Leyderi ^mßerdam y alkmaar ^ Hoorn , Enk-
(S) IX. /ifd el. lu
(2) L. β\, ff. de γ erb. ßgn.
(3) DE GROOT, Inleid. 2 Β. 28 i). §. i. en volgg.
Η. ν. D. VORM, Ferßerfreclit, γ en ^ Deel.
(4) Pol. Ord. van i April 1580. Art. 19-28.
(5) Plac. Holl, op de fuccesße ab iniestato, van 18
Dccembt 1599. ,
l
-ocr page 165-huizen.y Edam , Pf-^oerden y Ν α ar den ^ Monniken-
■ dam, Medenblikf Muyden en Purmerendj mitsga-
ders dc andere Steden, Heerlijkheden, Eilanden,
]J)oipen en Gehugten, onder het Dijkgraaffchap
van Rhijnïand, liet Land van fVoerden , en beoos-
ten of benoorden Rhynland en 't Land van TVoer-
den, in Holland en TFestfriesland gelegen; uitge-
zonderd TVaddingsveen, Boskoop, Reewijk, Siuip-
wijk y Bloemendaal en Middelburg, met den gevol-
ge van dien, zoo wel aan de oost- als west-zijde
van de Gomve. Dit recht noemt men het nieuw ^as'
domsch of het Noord· Hallandsch en West - Pl'ies-
landsch J^erflerfregt,
% II.
ZuUi- ' en Laaten wij den hoofdzakelijken inhoud van die
lendsch ver- beide verilerfrechten , met derzelver wederzijdfche
flerfrest. afwijkingen, kortelijk opgeven, en tot regels brengen.
J. Voor alie anderen worden de kinderen, kinds-
kinderen en verdere afliomelingen,geroepen,tot lum-
ncr ouders eriFenis. Zijn zij allen kinderen van ge-
lijken graad, zoo erven zij te zamen, hoofd voor
hoofd; doch komen zij bij plaatsvervulling , (t-ep.re-
fentatie in de plaats van vooroverleden kinderen ,
erven zij bij kluften of ilaaken (i).
II. ])e kinderen en verdere descendenten ontbre-
kende, komt des overledcns" nahitcnfcliap op zijn va-
der en moeder i indien zij beiden nog in leven zijn (ii).
III. Als flcchts öén van beiden, het zij v<iuer
of moeder, in leven is, het welk men noemt/i^i
led'
(1) Pol. Ord. Art» 20. Plac. 1599. Ari. l.
5-
i'i
livi
li
ί β
πνί
ï: 'i.
(2) Pol, Ord. Art. 21. Plac. Art, 2.
iiiSä
-ocr page 166-Van Erfvolging hij verßerf. 93
Ife^Je gefcheurd te zijn, komen, naar het
hollandsch Recht ^ alle des overledens goederen op
zijne broeders en zusters (i) , 't zij volle, 't zij
halve broeders ofte zusters (2) , ieder even veel ,
en op hunne kinderen en kindskinderen, bij plaats-
vulling : mits die halve broeders en zusters, hunne
«
kinderen en kindskinderen, den overleden beilaan van
die zijde, van welke hij beitorven is; want in Zuid'
holland 3 het bed gefcheurd zijnde, zijnde langstle-
vende vader of moeder, en alle zijdniagen, welke
den overleden door hem of haar alleen beilaan, uit-
gefloten (3).
Maar volgens het NoordhoUandsch Recht ^ komen
de langstlevende vader of moeder, met des overle-
dens broeders en zusters, 't zij volle of halve, eii
hunne kinderen, en kindskinderen , bij plaatsvul-
ling, te zamen tot deszelfs geheele eriFenis, te we-
ten, de langstlevende vader en moeder in de ééne
helft, en de broeders en zusters , hunne kinderen en
kindskinderen, in de wederhelft. — Dit moet ver-
ilaan worden van halve broeders en zusters, hunne
khideren en kindskinderen, die den overleden beilaan
van de beftorven zijde, — Indien 'er geen volle of
halve broeder of zuster in leven is, erft de langstle-
vende vader of moeder al het goed, al waren 'er ook
kinderen of kindskinderen van vooroverleden bi'oe-
ders of zusters (4).
co Pol, Ord,^rt. 11.
(2) Interpr, HolL· 13 Msij 1594.
(3) Pol. Ord. Art, 26, Inierpr. 13 Mei] 1594,
-ocr page 167-mm?
üü
mm
IV. Vader en moeder beiden ontbrekende, komen
alle des overledene goederen op zijne broeders en
zusters, 't zij volle, 't zij halve, hunne kinderen en
kindskinderen, bij plaatsvulling en bij flaaken (i),
— De halve broeders en zusters deelen egter maar
met een halve hand(a}; dat is, de boedel wordt ία
tweën gekloofd, de ééne helft deelen de volle broe-
ders en zusters met de halve broetlers en zusters v:m
vaders zijde, en de wederhelft deelen zij met die
van moeders zijde. — Zijn 'er maar halve broeders
en zusters van ééne zijde, trekken de volle broeders
en zusters vooraf de ééne helft, en de wederhelft
deelen zij met de halven van vaders of moeders
zijde (3)·
V. Volle broeders en zusters, hunne kinderen en
kindskinderen, mede ontbrekende, en de halve broe-
ders en zusters, hunne kinderen of kindskinderen,
van beide zijden, in leven zijnde, zoo wordt de ééne
helft des boedels geërfd door de halve broeders en
zusters van vaders zijde,en hunne kinderen en kinds-
kinderen , bij plaatsvulling en bij ilaken , en de
wederhelft door de halve broeders en zusters van
moeders zijde, mede met hunne kinderen en kinds-
kinderen, als vooren (4).
VI. Indien alle de halve broeders en zusters, hun-
ne kinderen en kindskindei'cn, den overleden alleen
van de ééne zijde beilaan, genieten zij, in Zuidhoï-
Imd )
CO Pol. Ord. ^rt. 22. ?lac. Art, 4.
(2) Pol. Ord. Art, 23.
(3) Interpr. 13 Meij 15^4. Plac. Art, 4.
(4) Pol. Ord. Art. 23 ί 27. Plac, Art. 5.
Kil
i
,Ι,ίι
t
Ρ '1
Γ
Van Erfvoïging bij verßerf, 95
^and3 niet meer dan den halven boedel, en de weder- ·
helft gaat aan de magen en bloedverwanten van de
andere zijde (1). — Maar in NoordhoJIand erven
die halve broeders en zusters, himne kinderen en
kindskinderen, alleen van de ééne zijde beftaande,
alle des overledens nagelaten goederen : ten waare
grootvader of grootmoeder, of hooger adfcendent
(^den overleden van de andere zijde beilaande) in le-
ven waare; want dan zouden de halve broeders en
zusters, hunne kinderen en kindskinderenHechts de
ééne helft, cn de naaste adfcendent of adfcendenten,
hoofd voor hoofd, de wederhelft erven (α).
VIL Naar het ZuidhoUandsch Veriierfrecht, fchoon
4e geenen, die tot de erifenis komen, den overleden
allen even na in graad beftaan, erven zij niettemin bij
ilaken, en niet bij hoofden (3): maar volgens het
NoordhoUandsch P^erßerfrechi iQXwm zij in dat geval
hoofd voor hoofd, en niet bij ilaken C4)·
Vlir. Alle de bovengenoemde perfoonen ontbreken-
de, komen alle des overledens goederen, volgens het
ZuidhoUandsch Recht y op de naaste afkomelingen
van broeders en zusters kindskinderen, hoofd voor
hoofd (5): — na deezen, op de grootvaders en groot-
moeders van beide zijden, indien zij beiden in leven
zijn ; maar is 'er één van beiden, grootvader of
grootmoeder , geftorven, komt deszelfs of derzel-
ver aandeel op de naaste magen van die bedorven '
(i) Vol. Ord. /^rt, zj,
{ti^i Plac, ^rt. 6, · - - .
(3) Pol. Ord. Art. 28.
(O Pluc. Art. ii ^ 12.
(5) Pol. Ord. Aft. 240^28. Interpr. 13 Meij 1594·
-ocr page 169-zijde (^i}; te weten, op de oomen en moeijen van
den overleden, en derzei ver hinderen van den eerden
graad, bij plaatsvulling, en wel zoodanig, dat de
boedel in tweën worde gekloofd, om de ééne helft
aan vaders, en de andere aan moeders zijde te doen
gaan; deelende ook de bloedverwanten van halveii
bedde alleenlijk met eene halve hand C2): — als 'er
geene oomen noch moeijen zijn, op hunne kinderen,
van den eerften graad, bij ilaaken: — en die mede
ontbrekende, op de naaste zijdmagen, hoofd voor
hoofd (3).
IX. Maar, volgens het Noordhollandsch Verflerf-
recht 3 wanneer alle de perfoonen, in ^rt. i tot 7.
opgenoemd, ontbreken, komt de nalatenfchap eerst
op de naaste adfcendenten, hoofd voor hoofd, al is
't ook, dat van de ddne zijde beide grootouders, en
van de andere ilechts één in leven ware (4); — na
deezen, op de naaste afkomelingen van broeders of
znsters kindskinderen, hoofd voor hoofd, het zij ze
van volle, het zij van halve broeders of zusters af·
komilig zijn (5) ; — vervolgens op de oomen en
moeijen, en hunne kinderen van den eerden graad,
bij plaatsvulling (6); — oomen en moeijen ontbre-
kende , op hunne kinderen van den eerften graad,
mitsgaders oud-oomen en oud-moeijen nevens him,
hoofd voor hoofd 5 — en m die allen, op de magen,
die
CO Pol. Ord. Art. 25 <2? z6. Interpv. 1594.
C2) Pol. Ord. Art. 23, 24 iif 27. Interpr. 1594,
(3) Pol. Ord. Art. 28.
C4) Plac. van 1599. Art. 7.
(5) Plac. Art. 8.
(6; PUic. ylrt. p.
ι
It
I'
t ■ ■
■
Ni
ii '
;;; !
-ocr page 170-Van Erfvolgmg hij verflerf. 97
die het naast in graad beftaaii, mede bij hoofden,
cn met uitfluiting van allen, die aan den overleden
in verderen graad vermaagfchapt zijn (i)·
Met opzigt tot her ftiik van Verfterf verdienen BijzonditUe-
^ ° , , , den in't ßtik
nog de volgende bijzonderheden te worden o'^go^· yan Ferßerf,
merkt.
i°0 Dat in de erfvolging bij verfterf, ten aanzien
van de roerende goederen, gevolgd wordt 't recht
van de plaats, daar 't fterfhuis gevallen is (2); ten
waare iemand bij toeval op cene andere plaats, dan
zijne woonplaats, kwam te fterven (3): — doch
dat, ten aanzien van onroerend goed, gevolgd wordt
't recht van de plaats, daar 't zelve is liggende(4).
a".) Dat kinderen, of kindskinderen, bij plaafS'
vulling, te zamen erfgenaamen van hunne ouders of
grootouders, bij verfterf, wordende, aan hunne
broeders of zusters, op dat dezelven in hun erfdeel
gelijk gefteld worden, in collatie moeten brengen,
het geen zij, de één boven den ander, voor huwe-
lijksgoed , tot het drijven van eenige neering of koop-
manfchap, van hunne overleden ouders, bij derzel-
ver leven, reeds genoten hebben (5).
(l") Plac. Art. 10, . '
(2) DE GROOT, Inleid. 2 B. 0.6 D. §. 12. n. 4.
(3) BYNKER.SHOEK, Qiitsfl. Jur. Priv. Lib. i. Cap.i6.
(4) DE GROOT, Inleid. 2 B. 2(3 D. §, 12. n. 5. ea
ai?. 29 Z). §. 3. VOET, ad tit. ff. ad SCt. Tertull.
(5) D. D. ad tit. ff. de collat. Pol. Ord. Art. 29.
s, VAN LEEUWEN, R. H. R. 3 B. l6 D, LYBREGTS^,^
Red. Fert. over V Not. Ambt, i Ώ. 14 Hoofdfi,,
mmmmm^
3®.) Dat egtgenooren elkanders erfgenamen bij ver-
fterf niet zijn; uitgenomen naar het Noordhoïlandsch
verilcrfrccht, wanneer 'er in 't geheel geene magen
van den overleden gevonden worden (i).
4®.) Dat onechte kinderen ook bij veriterf van
hunne moeder erven , als Avelke geen bastaard
maakt Ql)* — Maar erven zij ook van moederlijke
vrienden? Waarfchijnlijkst dunkt ons het gevoelen
der geenen , die deeze vraag met neen beantwoor-
den (3).
5®.) Dat bastaarden, kinderen uit een wettig hu-
welijk nalatende, dezelven tot hunne erfgenamen bij
verfterf hebben; en dat, bij gebreke van kinderen,
de vrienden van moeders zijde van hun bij verderf
erven; zonder dat het Gemeene Land daar op aan-
fpraak maken kan (4).
6^.) Dat, wanneer iemand fierft, zonder eenige
magen natelaten, de boedel vervalt aan het Gemeene
Land (5). — Zulks moet in eenen ruimen zin
verilaan worden; want al beilaan de magen verder
dan in den tienden graad, worden zij tot de eriFenis
ge-
(1) de gpvoot, InUid. a B. 30 D. g. 2. loenius,
T>edf. Caf, 108. bynkershoek , Quceß. '^iir. Priv.
Lih, 3. Cap» 12. v. d. vorm, Ferfierf-rcgt^ pag,
ip5-208 {Eclit. blondeel.)
(2) DE GROOT, Inleid. 2 B. 27 Ώ. §. 14.
(3) bynkershoek , QlKsfl. Juf. Pviv. Lib. 3. C<7p,
II. V. D. voRBi, Ferfterf~regt, pag. 209-236. v. n,
keessel, T/ic/. 342-345.
C4) de groot, Inleid. 2 B. 31 -D. v. d. vorm.
Verfterf-regt ^ pag. 237-241. v. d. keessel, Thcf.
(5) t, t, C. de bon, vacant.
-ocr page 172-Van Erfvoïging hij verßerf, 5)9
geroepen — Zoo ook wanneer van eene lijn de
magen ontbreken, vervalt dat gedeelte niet aan 't
Land, maar wast aan de magen van de andere lijn
aan (2).
ELFDE AFDEELING.
P^an Recht van Dimstbaarlieid, of Servituut,
§ I.
De derde zoort van reëele rechten is het recht van Βι$ηίΛαατ·<
Diemtbaarheidf of Servituut, waar door een erf
aan een nabuurig erf, het zij land, het zij huis, of
eene zaak aan een perfoon dienstbaar is. — De
dienstbaarheden zijn dus reïele of perfoneek (3).
De reè'ele zijn veld-dienst ba ar heden y oï buis'diensi'
baarheden: — De perfonee'e zijn vrugtgebruik^
gebruik, 't recht vm erfpagtentienden, cijnfen,
en zoortgelijken te heffen. — Laten wij die allen
kortelijk doorloopen.
Tot de veld - dienstbaarheden (4) brengt men: jtsU- dUnst*
a') Het regt om te voet te mogen gaan, over een
anders land (5)« — /5) Het regt om te paard ^over
iemands land te rijden (6). — Het regt om
bees-
(i) LOENius, Caf. 122, VOET, ad Ut. β", ad SCt.
Τ er tuil. n. 2 α.
(а) V. D, KEESSEL, Thef. 3(5(5 35/.
(3) L. i. ff. de fervhut,
(4·) Servitutes prcediorum ruflicorum.
(5) pr. Infi, de ferv. prad. L. I. f. de ferv,
frced. rufl. · ·
(б) L. 7. L· 12. ff. eod.
-ocr page 173-beesten over iemands land te drijven (i}. — Het
regt 011] met paarden en wagens over iemands land te
rijden C^)· — Wanneer eenig land niet uitkomt op
de beeren- of buurweg, wordt aan het zelve , door
het Gerecht, een noodweg aangewezen (3). —
Het regt om water te halen uit een anders put of re-
genbak (4). — /)Hct regt om water uit iemands wa-
ter af te leiden (5). — Het regt, om zijn water
te loofen over een anders ^Tond. — Het regt
om te vaaren door een anders water, — s) Het
regt, om in een anders water zijne beesten te wate-
ren (6).
De huls' dienstbaarheden (7) kunnen door de vol-
gende voorbeelden opgehelderd worden: a') Het regt
om op een anders muur te mogen bouwen —
Op een gemeene muur mag men niet verder bouwen ,
dan ten halve (9}. — Men mag 'er ook geene ovens
of fecreeten aan vast maken (lo). — Een gemeene
muur moet tot gemeene kosten onderhouden wor-
den,
(1) L, 7. L, 12. L. 13, f. eod.
(2) L. i. L. 7. L. 8. L. 23. f. eod.
(3) de groot, Inleid, 2 B. 35 D, §. 7-12. voet,
ad tit.'ff, de ferv. prccd. rust, n. 4.
(4) L. 2. i. L, 5. §. i. L. 9. f, eod.
(5) L, l. pr. L. 9. L. 15. f. eod.
C6; L. u §. i./. eod.
(7) Servitutes f fiediorum urbanorum.
(8) L. 33. f. de ferv. prad, urh.
(9) de groot, Inleid. 2 34 Z). 4. voet, ad
tit, ff. de ferv. prad. urh. n. 17.
(10) Regtss. Obferv. 3 D. Obf. 51.
Iluis-diensi-
baarheden.
P'an Rcclit van Ounsthaarhcid. lor
den (i). — Het regt om ecu balk of anker te
hebben in een anders gebouw (α). — c) Het regt
om zijn hemelwater te laten druipen op een anders
grond Cs). — d) Het regt om het hemelwater, van
een anders erf komende , op te vangen (4). —
(?) Het regt om te beletten, dat mijn buurman zijn
getimmerte niet hooger optrekke (5). — Het
regt om te beletten, dat mijn buurman mijn uitzigt
niet belemmere (6). — Het regt om een venster i
te hebben', opendaande over een anders grond C7)· —
K) Het regt om een goot te hebben op een anders
grond C8> — i) Het regt om het gezigt op mijn
erf aan mijn buurman te verbieden (9). — Om-
trent deeze en andere huis-dienstbaarheden moetqn
voornamelijk geraadpleegd worden de Keuren op de
erffcheidhgen, welken men in de meeste Steden
aantreft,
De erf - dienstbaarheden ) zoo landen als hmz&n Hoe vetkre.
betreiFende, worden verkregen, door overeenkomst
en wederzijdfche bewilliging (10); — door uiterften
(i) DE GROOT, Inleid. 2 B. 34 D. §. 6. $
C2) L, 2. jf. de ferv. prad. iirb.
(3) d. L. i, . ·
(4) d. L. 2.
(5) d. L. 2. Regtsg, Obferv. 3 Ώ. Obf, 53.
((5) Z. 2. L, 12. L· 17. f. de ferv. pr^ed. urb.
(7) voet, ad tit. f. de ferv. prad» urb, n, 9.
Gs
■fiViim
-ocr page 175-wil CO; — f^ooi' verjaring, zelfs van jaar cn dag,
volgens de Keuren van vcrfcheiden plaatfen (2).
Zij worden verloren, wanneer de eigendom van
het dienstbaar en van het heerfchende erf zig in den
zelfden perfoon vercenigen C3) · want het gebruik
van zijn eigen goed heeft men uit hoofde van eigen-
dom, en niet van fervituut ("4); — door van de
dienstbaarheid afftand te doen (5); — door iets toe
te laten, het welk met den aart van het fervituut
ftrijdig is (6); — wanneer het heerfchende of dienst-
baare erf te niet gaat (7); — wanneer het recht van
den vergunner ophoudt(8); — wanneer men, fchoon
daar toe gelegenheid hebbende, in een derde van een
eeuw van de 'dienstbaarheid geen gebruik maakt Q)),
Vrugtge- Onder dc perfoneele dienstbaarheden behoort voor-
I krutk, namelijk, en in de eerfte plaats, het regt van vrugt"
gebruik3 dat is, het regt om dc vrugten van een
anders goed te trekken, zoodanig, dat het goed zei-
ve
(2) de groot, Inleid. 2 B. 36 Ώ, 5. Kcgtsg,
Ohfcrv. 3 Ό. Obf. 5Ö.
(3) l. i. jt. quemadni. ferv. amitt.
(4) Volgens den regel: res fjm nemini fervii. L, 26.
f, de ferv. prad. urb.
I (5) L. 35- f' Reg- >f·,
I (6) L. 8. ff", quemadtn, ferv. amit,
'' ' (7) L. 14. ff^ eoi.
I (3) L. n. §. I. f. eod.
f , (9) L. 7. L. 10. 1. L. ii. L. 18. f. eod, voït,
ί od d, ί. η. γ.
Ψ
-ocr page 176-ve daiir door niet verminderd worde (i)· — De /
manieren, om dit regt te verkrijgen en te verliezen, ^
komen raet de fi;raks gemelden genoegzaam overeen. ,
Alleen merke men op, dat, vermits deeze zoort van , '
fervituut niet aan eene zaak, maar aan een perfooii
verbonden is, mitsdien vriigtgebruik eindigt met den
dood (a) van den lijftogter, wiens erfgenaamen dus
niet verder, dan tot dien tijd toe, de vrugten genie-
ten (3). — Dewijl dit regt zig tot 't genot der
vrugten bepaalt, moet de vrugtgebruiker wel toe-
zien, dat hij het goed zonder vermindering gebrui-
ke, zoo dat het, na het eindigen van den togt, in
goeden ftaat tot den eigenaar kan terug keeren; —
hier voor is hij zelf verpligt borg te ftellen C4) j —
hij raag dus het ufufructuair goed niet vervreemden,
noch bezwaren (5) ; maar is integendeel verpligt het
zelve, voor zoo veel de gewoone kosten van onder-
houd betreft, in goeden fland te houden (6).
De verdere voorbeelden van perfoneeJe ferviiuuten p-g^^g^g
beftaan: in h£t regt van gebruik, het
minder is dan vrugtgebruik, en zig niet tot het ge- Men,
siot van allerleie vrugten uitflrekt (7); — ^^
regt,
(O L. 1. f. de ufufr.
(2) §. 3. Inft, de iifufr,
<3) Z. 26. /. de ufufr. ,
(4) t. t. ff, ufufr, quemadm. cav.
(<5) de groot, Meid. a B. 39 D, (5. Kegtsi*
Obferv, 3 D. Obf. 60,
O) t. Infi, & f, de ufü a? hahitat,
G4
103
regt van hewoonhig van ecn huis (i); — 3·^.) het
regt, oin van een anders onroerend goed eene jaar-
lijkfche erfp.igt te genieten (2); — het regt
om tienäen te hefiün, beftaande in het elfde gedeelte
van eenige vrugten, het zij van koorn, welken men
groote oÏ grove tienden noemt; het zij van andere
gewasfen, genaamd fmalle tienden; het zij van jong
vee, die krïjcende tienden genoemd worden (3); —
En 5·^.) het regt om cijnfen en tij η fin te vorde-
ren (4).
Iii
S'.
twaalfde afdeeling.
Van Recht van Pand, of Hijpotheek.
De vierde en laatftc zoort van re'éele regten is
Pandregt j waar door eenig goed aan den fchnldeis-
fcher , tot meerdere zekerheid van zijne infchuld,
bijzonderlijk verbonden is. — Pandregt wordt, of
gegeven door dc wet, het welk men noemt legaal
verband, of bij overeenkomst däärgeileld , waar aan
men den naam geeft van conventioneel verband.
De wet verleent, ftilzvvijgende, zonder dat daar
toe eenige overeenkomst noodig is, regt van legaal
ver-
(O (μ 5. It^fl. de ufu habit, . .
(2) de groot, Meid. 2 B, 40 D,
(3) de groot, Inl, 1 B. 45 D. v. d. schelling,
Holl. Tiendrceht, 2 Beelen, in 8j'ö.
(4) DE GROOT, Inl, 2 B. 46 Ώ, s. ΥΛΝ LEEUWEN,
Cmf. For. P. i. Lib, 2. Cap. 17.
PandregU
•f;
I Λ
I
4
Legaal vtr·
haHd,
f.
\t
I
i
k
Van Recht van Pand, of liijpotheek, ιοξ
verband: λ) aan heiFers van cijnfen, tijnfen, 'of
oud-eigen, op het goed, waar van de cijns &c. ge-
heven wordt (i). — Aan den Dijkring, of
Waard, voor de onkosten van dijken, dammen, mo-
lens, iluizen, wateringen, en dergelijken (2). —
c) Aan metzelaars, timmerlieden, en andere arbei-
ders , die tot reparatie (maar niet tot verciering, of
meitoraiie y') van eenig gebouw materialen geleverd
of gewerkt hebben (3). — Bij de Keuren van ver-
fcheiden Steden is dit regt tot de reparatiën van de
laatfle t^vee of drie jaaren bcpailld (4). — d^ Aan
het Gemeene Land, op de goederen der geenen, die
eenig beituur of ontfangst van 's Lands penningen
gehad hebben (5). — In andere gevallen, wanneer
het Gemeene Land mede-crediteur in een infolventen
boedel is , heeft hetzelve geen meerder regt, dan an-
dere fchuldeislchers (6): — als mede niet met op-
zigt tot het invorderen van boeten, aan den Lande
toegewezen (7). — e') Aan pupillen op de goederen
van
cl) de groot, Inleid. 1 B. 48 Ώ, §. 11, voet, ad
Ut. f. in quib. cauf. pign, n. 27.
(2) de gpv-got, d. 1. §. 12. voet, ad d. t. n. 31.
(3) voet, ad d. t. n. 28.
(4) Zie de Keuren van Haarlem, Alkmaar^ Puv'
werend, den Ilage, ^mfterdam, Rotterdam en Mon^
nikendam, aangehaald door Prof. v. d. keessel , ΤΗ.φγ.
(5) boel op LOENius, Decif. Caf. 17. p. 108—201.
Gener. Plac. van 22 Julij 1749·
(6) Refül. Holt. 25 lebr. 1Ö78. in V Gr. PI. Boek,
3 ^· V^è- 591·
(7) groenewegen, de L· L. ahrog. ad tit, C. ds
poen· fiscal, voet, ad tit. f. in q^iiih, cauf. pign. ».p,
w··
van himne voogden, voor het geen zij, uit hoofde
van derzelver verkeerde adrainiilratie, te kort ko-
men (i). — ƒ) Aan verhuurders van huizen of
landen, op alle onroerende goederen, die aldaar door
den huurder gcbragt worden, als mede op de vrug-
ten, die op het land wasfen (2}. — g·) Aan de
Linnen- en Kleeder-bleekers, voor derzei ver was ch-
loonen (3). — /i) Aan Steden en Dorpen, op de
goederen van hunne Ontfangers (4); mitsgaders aan
de Kerken, op die van de Beilierders der Kerkengoe-
<leren (5)« — Aan den Schipper, op het fchip en
L'oopmans goederen, tot zekerheid van zijne vragt(6).
— ^')Aan den Koopman, op het fchip , het welk deii
Schipper toekomt, tot vergoeding van zijne goede-
ren, bij den Schipper uitnood verkogt (7). — /)
Aan een Factoor of Commisfionair, op de goederen
aan hem in commisfie gezonden, voor het geen hij op
die goederen aan den eigenaar heeft voorgefchotenCS).
m) Aan
(1) z. 20. c. i/e adm, tut. lybregts. Red. Vert.
I D, 30 Hoofdft. n. 64. ^ volgg.
(2) de groot, Inleid. 2 B. 48 D. ιγ. Regtsg.
Objerv. i D. Obf. 72. v. d. keessel, Thef. 423.
(3) Plac, Holl. 20 Jann. 1614. G? 9 Meij 1732.
('4) Refol. Holl, ip Ju lij 1625. en 24 Fcbr. 16·^ g,
LOENius, Decif. Cal.
(5) Decif. ξ^ Refol. v. d, Hove van Holl. η. 355.
(6) DE groot, Inleid. 2 Β. 48 Ό. ip. Roccus,
van Schepen en Vragtgclden ^ pag. 117. fcqq.
C7·) de groot, d. /. §. £0. vervver, Ncdcrl. ZeC"
regten^ pag, 28. fcqq.
(8) de groot, d. l. g. 21. neostadius, Dcdf.Cur,
lUll, 45. Handv. ven Awßerdmn, 2 D. pag. 539-
' li
i
if^
i: n
' i
•f.
ßf
t
1-
Γ
l-f
1
k
Van Rcchi van Pand, of ïlijpothecL· ιογ
vi) Aan eene vrouw, buiten gemeenfchap van goede-
ren getrouwd zijnde , op de goederen van den man,
tot te rug bekom ing van haare ten huwelijk aange- ■
bragte, of ihande huwelijk vcrkregene goederen (i},
— En n) Aan Legatarisfen, op de goederen van des
overledens nalatenfchap, tot zekerheid van de uitkec-
ring der gemaakte Legaten (2).
Ccnxentloneeï verhand, het Vi^elk niet flilzwijgen- conventh-
de, uit kragte van de wet, maar alleen ingevolge
eene uitdrukkelijke overeenkomst,. plaats heeft; be-
treft, oi roerende f of goederen. — Ver-
panding van ro.rend goed, om niet alleen met op-
zigt tot den fchuldcnaar zeiven, maar ook ten aan-
zien van derden, van waarde te zijn, verëischt, dat
het goed aan den fchuldeisfcher, vvien het verpand
wordt, werde ter hand gefteld Cs). — Men noemt
dit pand ter minne ; en daar toe kunnen allerleie roe-
rende goederen gebezigd worden, mits niet zijnde
zulken, welken men gewoon is in de Lombsrd te be-
lecnen C4). — Ten aanzien van onroerende goede-
ren, waar onder men ook Los- en Lijfrenten, Sehe- . ,
penkennisfen, Kustingbrieven, of jaarlijkfche Renten
begrijpt, is de vei-panding onbeilaanbaar, ten waare
CO Z. 0«. §. I ^ 15. C. de rei vxor, act, L» is.
§. I. C. qui poi. in pign, §. sp. hifi. de action. ■
(2) voet, ad tit, in quih. cauf. pign. n. ar.
Cs) üE GROOT, Inl. a B. 48 D. 5. 25-39. l^egHg.
Ohferv. 3 D, Obf, ó8. VOET, ad tit, ff. de pign. S
Ιηρ. η. χι. \
(4) Handv. van Jmflerdam, 2 D. pag. 681. en de
Keuren op de Leenbanken, in veifcheiden Steden.
V
-ocr page 181-zij gedaan werde voor het Geregt, en met betaa-
ling van den veertigften penning, cn tiende verlioo-
,ging CO·
Conventioneel verband wordt ook verdeeld in alge-
meen of bijzonder, (^generaal οΐ fpeciaaL') —■ Ge-
neraal verband wordt gelegd op alle de goederen van
den fchuldcnaar, doch is van geene waarde , ten zij
de veertigfle penning aan den Lande betaald zij (2):
cn het kan alzoo of gerechtelijk, of voor Notaris en
getuigen, of zelf onder de hand gevestigd worden.
Speciaal verband, voor zoo veel onroerend goed
betreft, vereischt, behalven de betaaling van dien
Impost, dat het voor 't Gerecht verleden werde (3 \
l^ïafereuHe. Het gcvolg vau Pand of Hijpotheek is het daar
uit voortvloeijende recht van Ρ ree.fer ent ze, waar om-
trent de volgende aanmerkingen verdienen te worden
in acht genomen.
Wanneer in een infolventen boedel goederen
gevonden worden, aan een ander in eigendom toebe-
hoorende, worden dezelve door den eigenaar gerecla-
meerd , zonder dat hij met de pra^ferentie iets te doen
heeft (4).
Eerst en vooral worden van het beloop van
den
(O Plac. ρ Meij 1529. 1^1. Ord. Art. 35. JFaar-
fchotiw, 5 Febr, 1665. Ordonn. op den 40. penu. van
5 Meij 1744. ^rt. 2, 16, 17 & 18.
(2) Waarfchouw, 5 Fehr. i<5()5.
(3) Zie de zoo even aangehaalde Plac, JFaarfch, ξ^
Ordonn»
(4) VOET, ad tit. f. qui pot, in pign, n. 13. v. d.
KEESSjet, Thef, 448.
■
Ir
li
» l' Μ
Van Recht, vafi Pa?td. '^ of Hijpotheek. 109
den boedel afgetrokken de kosten, op deszelfs be-
redding gevallen (^i).
3®.") Onder de eerst gepraefereerde fchulden telt
nlen kosten van begravenis; huis-en landhuiiren; de
loopende Iiunren van dienstboden; gemeene Lands-
en Stads-lasten (2).
4®0 Ten aanzien van fpecialè verbanden, wettig
gevestigd zijnde , zijn de houders daar van geprsefe-
reerd op het geen van het bijzonder verbonden goed ,
bij verkoop, gekomen is (3) ; met dien veiftande
nogthans , dat de Lands· en Stads - lasten, die van
dat goed onvoldaan zijn, als mede de daar aan ge-
daane noodzakelijke reparatiën van de laatflie twee of
driejaaren, in de prieferentie voorafgaan (4). — On-
der meerder fpeciaale verbanden, op het zelfde goed
gevestigd, gaat het oudfte voor Q}.
Na alle deeze fchulden komen In aanfchouw
de legaaïe en genemale verhanden y zoodanig,, dat
onder dezelven het oudfte voorgaat (6). — Ouder
legaal verband gaat voor jonger conventioneel fpeciaal
verband (7). — Generaal verband, met betaaling
van den veertigilen penning verleden, gaat over alk
goederen, waar die ook gelegen zijn (-6); ten waare
bij-
(1) v. d. KEESSEL, Thefé^\$x,
(2) v. D. KEESSEL, Thef. \s2. feqq.
(3) Pol, Ord. Art. 35. .
C4) v. D. KEESSEL, Thef, 466 ß? 407.
(5) V, D. KEESSEL, Thef. 469.
C6) DE GROOT, Inleid. 2 B. 48 Ώ. §. 35· ^egUgd.
Ohferv. 4 Ώ. Obf. 38.
(7) DE GROOT, d. L 3Ö. V.D. KEESSEL, Thef^ij,
CB) Po!. Ordomu Art. 35.
i
' '""ΙΙΙΙΙΒΙΐιΙΐιι
bijzondere Keuren daar van eene uitzondering vast-
itcllen Cl)· — Omtrent twee generaale verbanden,
beiden met betaaling van den veertigilen penning,
waar van het oudflie bij eene onderhandfclie, het jon-
gere bij eene Notariaale Obligatie gevestigd is, is
verilaan , dat het jonger Notariaal verband geprefe-
reerd is boven het oudere onderhandfche (2).
6^.) Na de afbetaaling der geprefereerde fchuld-
eisfchers , nog eene zekere fomme overfchietcnde, ko-
men alle de concurrente fchuldeisfchers daar opponds
fonds gelijkef dat is, ieder voor gelijke percenten,
naar mate van de hoegrootheid van elks pretenfie (3).
Eene fchuld onder fpeciaal verband van onroerend
goed aangegaan, en vervallen zijnde, mag de fchuld-
eisfcher het Pand niet verkoopen, dan na het beko-
men van Regterlijk vonnis, waar toe hij de willige
Gondemnatie moet laten opmaken, indien de fchuld-
brief onder overgifte van dezelve gemaakt is, of an-
ders den fchnldenaar dagvaarden, tot betaaling, en
om het gehijpothequeerde perceel te zien verklaaren
verbonden en executabel (4}. — Dit vonnis verkre-
gen
CO Handvest, van Jmfterdam^ 3 Z). pag. 532. feq.
mieris, Handv, van Leyden, pag. 190. Amßer-
dani heeft ook nog het bijzonder recht plaats, dat ou-
dere generaale verbanden prreferentie hebben voor jon-
gere fpeciale verbanden. Handv. d. l. pag. 533,
(2) L. II. C. qui pot, in ptgn. Zie onze Aanteek,
op merula's Man, van Proced. 2 D, pag, 188.
cs) voet, ad tit, ff. qui pot, in pign. n. 35.
(4) de groot, Inleid. 2 B, 48 D, §. 41. voet,
itJiique D. D. ad tit^ ff, dc diflr. pigu.
ïiVi'
■ii
Verloop van
Pand.
l-tä
i
li·
li ΐ
Van Recht van Pand^ of Hijpotheek. ~ii i
gen hebbende, executeert hij het fpeciaal Pand, met
alle de formaliteiten, welke een onwillig Decreet ver-
eischt (i}.
Tot het verkoopen van onroerende goederen, tot
pand ter minne gegeven, (waar onder men ook ge·
mecne Lands Obligation rekenen kan Qi)is almede
een vonnis van den Rechter noodig (3). Ten dien
opzigte is egter de fchiildeisfcher meestal gewoon,
om bij de Bekenings - aden te bedingen, dat hij, bij '
wanbetaaling, tot den verkoop van het beleende ge-
volmagtigd zijn zal.. Schoon dit beding naar regten be-
gaanbaar is (4), handelt men egter in dit geval voor-
zigtigst, om, alvoorens tot den verkoop over t^gaan,
daar toe auctqrifatie van den Rechter te verzoeken,
Pandregt gaat te niet, en virordt ontbonden: λ)
wanneer de hoofdfchuld, door betaaling, novatie,//o« Pand-
compenfatic, kwijtfchelding, of fchuldvermenging, 'gaatl'
of op eenige andere wijze, gekweten is (5). —■
l>) Door ontOag, van 't Pand, blijvende niettemin de
fchuld als concurrent beftaan (6). — tf) Indien de
fchuldcisfcher in de vervreemding van *t verpande
goed, door den fchuldenaar, heeft toegeilemd(7). —-
(i) Zie mijne Ferhand. over, de Judic, Pr act, 3 D,
3 6 Hoofdfl,
(β) ν. D. KEESSEL, Thef. 430.
(3) DE GROOT, d. 41.
(4) L, 4. f, ds pigiu act,
(5) VOET, ad tit. f, quib, mod, pign, vel
fuh'. n. 2. ■
(6) VOET, ad d. t. n, ζ.
(7) VOET, ad d, t, n. 6 & γ.
-ocr page 185-mmm.
i) Wanneer het verpande goed te niet gaat (i). —ί
Door het verloop van den tijd, tot welken zig de
verpanding bi] de overeenkomst bepaalde (α). —
En ƒ) Door verjaaring van dertig of veertig jaa-
ren; mits inmiddels geene interesfen van de fchiild
betaald zijn, en daar door de verjaaring niet afge-
broken is (3).
«>*,»'-ι·*·*-««.
is
ha
•i
%
dertiende α f deeling.
» '
Pa^ Bezit - Recht.
BezH of Hoe zeer, eigentlijk en naaiiwkeurig gefproken,
Fosfcsfte. ^^^^ Bezit of Posfesfte niet als eene vijfäe
zoort der reëele regten befchouwd kan worden (4).^
is egter het Bezit, in zijnen aart, en in zijne géi»;!'·'
volgen, te belangrijk, om 'er niet afzonderlijk van te
fpreken.
JBezit is ,, de dadelijke detentie van eenigc zaak,
„ met oogmerk om dezelve voor zig te behouden." —
Beide die vereischten zijn tot Bezit noodzakelijk. —
De enkele detentie, zonder dit oogmerkonvol-
doende; want b. v. een huurder, een gemagtigde,
iemand wien iets in bewaring gegeven is, kan, in
eenen regtsgeleerden zin , niet gezegd worden t&
h'
(O VOET, ad d. t. fi. 14.
Ca) voet, ad d, t, n. 10.
(3) de groot, Inleid» 2 B. 48 Z>, §. 44. v. n.
kefissel, 'fhef. 443.
C4) 'Zie hier boven bladz. 5c.
Itl
i i® > ■
i'
1
I' i '*
I *
I
\t
i'
-ocr page 186-■9P
\
hzltten (i). — Het enkel oogmerk," zonder dade-
lijke detentie, kan ons geen. bezit doen verkrijgen (2).
— Die beide vereischten moeten ook ontbreken, eer
men gezegd kan worden het ^ bezit verloren te heb-
ben (3).
Als voorbeelden van den bijzonderen aart en ge- Q^y^i^rgg,
volgen van Bezit-regt kan men bijbrengen: — a) van Bezit.
Bezit heeft niets gemeens met eigendom (4), ώε al-
tijd eenen wettigen titel van verkrijging vcreischt,
maar deeze is tot bezit niet noodig Q}, het welk
daarom ook in ^^Zf/ ter goeder en ter hvaätr trou.
we verdeeld wordt (6). — Niemand mag onver-
wonnen gefield worden buiten het bezit (7). —
Wordt hij , fchoon op grond van eigendom, uit het
bezit geftooten, moet zulks eerst herileld worden,
eer het onderzoek van deu-eigendom in aanfchoiiw ^
komt. (8).
co L. 2, C. de piajcr, 30 vel 40 ann, L. 9. f, dc
reivind. L, i. 20. L. 3. §. ao, /1 de acq, veLam,
posf. L. 16. f. de per. öf comm. rei vend. L.l, §.22.
de f. de vi & vi arm,
(2) L. 3. §, i. jf. de acq. vel am, posf. L, 10. c.
de acq. vel ret, posf.
(3) L. 8. Z,. 27. f. de acq, vel am, posf. Z. 153. in
fin. ff. de Reg. Jur,
(4) L. 12. 5. 1. ff. d· acq. vel, am. posf
(5) Z. u. C. de petit. hered, L, 25. ff, de jure fifct,
(5) de groot, Inleid, ζ B. a. D. §. 9—11,
(7) de groot, d. l, §. 6. Regfsg, Obferv» ζ D,
êbf 26»
(8) L, 35. ff. de acq, vel am, posf, L. 3. C. de^n·^
Η terd.
mm
114 -^· ^oek^ XIIL Af deeling,
Rtgtsmlddc' Uit hoofde van Bezit zijn in onze Practijk onder-
fcheiden regtsmiddelen ingevoerd :
i".) Om het Bezit te verkrijgen. Dit noemt men
een Mandament van Jmmisfie, het welk bijna eenig
en alleen te pas komt, wanneer men door een mede-
eifgenaam, met wien. men een gelijk regt heeft, uit
bezit van den boedel geweerd wordt (i>
Om het Bezit'te behouden, en de belemme-
ringen, die ons daar in worden aangedaan, af te
doen. Dit noemt men Mandament van Mamte-
nue (2). — Daar toe wordt vereischt een Bezit,
het welk noph geweldadig, noch heimelijk, noch tot
weijerzeggen toe verkregen is (3).
Om het verloren Bezit te rug ie bekomen.
Dit noémt men Mandament van Complainte (4)^
Tot dit middel is noodig, dat men meer dan jaar en
dag in de rustige en vredige posfesfie geweest is, en
binnen 's jaars uit dezelve is geilooten (5). — Ten
behoeven der geenen,.die, ge weldadiger wijze, van
hun bezit beroofd zijn , is uit het Pausfelijk
terd. §. 4. Infi, eod. L. i. §. ff' uH posfid. L. 3.
C, ^mr, bon, — Hier toe behoort ook de Ijekeilde re-
gel: Spoliatus ante omnia est reflituendm.
(1} Zie mijne Verhand, ov^er de Judic. Pract. 2 B.
20 Hoofdfl. I. Keuren van Leijden. Art. 185.
(2) Ferhand. over de udic.s Pract. d. l. 2—4.
(3) voet, ad tit, ff. uti posßd. η, q.'
(4) Ferh. over de Judic. Pract, 2 B. 21 Hoofdfl.
, (5) 'Inflr. Hof. Art. 39. liiflr. H. R. Art. 19S'
bort, Tract. van Complainte Tit. 5. n. 36 ξ^ 38.
Tit, ö. n, 7.
Regt Cl) in onze Pracdjk overgenomen het regts-
middel, genaamd Mandament van Spolie'
veertiende afdeeling,
F'an de T^erblntenisfen, en de daar uit voorts
yloeiendü ^erfoneele Regten, in 't algemeen*
Λ
De reëele regten , of regten oj> eene zaak, hier me- Algemeene
de afgehandeld hebbende, gaan wij over tot de per- IZtenisfeÏ
foneele regten, of regten /o/eene zaak,, w^ar door
niet het goed zelf, aan ons verbonden is, maar
perfoon, met wien wij gehandeld hebben, verpligt
is, om iets aan ons te geven, of iets voor. ons
te doen.
Wanneer wij in dit ftuk van
yerftaan wij daar door eene zoodanige, welke ons
bevoegd maakt, om onze partij, door regtsmidde-
len , tot de naarkoming zijner verbintenis te nood-
zaken: -want onvolkomene verpligtingen, b. v. de
phgten van liefde, van dankbaarheid^ enz. behooren
tot het vak der Zedekunde, maar niet tot de Burger-
lijke^ Regtsgeleerdheid v - ;
Tot
(i) Qap, 'f^pe contingit i8. X, de refl. fpoUat,'
Can. redintegranda 3 & 4. canf. 3. qtiafl. i*'
(12) Verhand^ over de Judic. Pract. 2 B. ^^ Hoofdfl,
leyser., Med. ad f. Tom, γ. Spec. 504—506. f. ς.
FLfiiCK., Comment. de interdicto unde vi remedio
fpolii. iLipf. 1797.) ' : . . r ·
(3) PEiSTEL, Fundam, Jurispr. l^atur,
Η α
-ocr page 189-mmm
Tot het wezen en de begaanbaarheid van volkome?^
ne verbintenisièn worden verëischt, i^.) eene wetti·
ge oorzaak, waar uit zij voortfpruiten. — Per-
foonen 5 bevoegd om zig tc verbinden. — 3®.) Eene '
zaak, gcfchikt om het onderwerp der verbintenis uit
te maken.
De meest algemcene oorzaaken der verbintenisfen
zijn de CoJitraeten 3 dat is, „ de overeenkomften,
„ waar bij de beide partijen wederkeerig, of alleen
„ één van beiden, beloven en zig verbinden aan den
„ ander, om hem iets te geven, of om iets al of
5, niet te doen (i)."
Alle contracten ontfangen hun beilaan door de we-
derzijdfche vrijwillige toeflemming der contracteeren-
de partijen. — Dienvolgende zijn de contracten
gebrekkig en onbegaanbaar , d) wanneer partijen
gedwaald hebben (·:) in het onderwerp der overeen-
komst; b. V. wanneer de één meent, dat hij iets ter
leen. geeft, de ander, dat hij het als een gefchcnk
ontfangt (3): —- of in de wezenrlijke (niet in eene
toevallige) hoedanigheid der zaak, b. v. wanneer
men meent zilver te koopen, en men koopt verzilverd
koper (4); — of in den perfoon, met wien /men
handelt, en dien men voor een ander aanzag (5). —
b) Wan.
(1) pothier, van Contr. Verbint, i D. pag. 7.
(2) L, 116. 2. /. de Reg. Jur, L. 57- f- ^^
obl. & act,
(3) L. 9. ff. de contr. eiiipt.
(4) Z. 14. L, 41. 1. f. de contr. eiupt. j. ave-
RANius, Interpr. Jiir, Lib. i. Cap. 19.
(5) pothier, van Contr. ^ Ferbint, 1 D, pag. 29,
Contracten,
Gehreken
derzclyen.
Van Ferhwtemsfen^ in *ί algemeen, ^ii/
ii) Wanneer de toeftemming van één der contractan-
ten door een onrechtvaardig of vreeze is afge·
perst (i); mits dit geweld van zulk een wezentlijk
belang zij, dat het op een moedig mensch-indriik
maken zoude (2); in de beöordeeling van het welk
de Regter op de omilandigheden van perfoonen en
zaaken behoort te letten; b, v. eene vrees, die niet
voldoende geoordeeld kan worden, om den geest van
een mensch van rijpe jaaren, of van een krijgsman te
ontrusten, kan zeer voldoende zijn, ten aanzien van
eene vrouw, of van een oud man (3). — O Wan-
neer iemand door het bedrog van een ander overge-
haald is, om te contracteeren (4)· Men pasfe
dit egter niet toe op die geringe benadeelingen, wel-
ken 'de geen, met^wien men gecontracteerd heeft,
tegen de goede trouw, ons zoude mogen hebben toe-
gcbragt, en die flechts eene actie tot fchaa-vergoe-
ding opleveren. Het geen openilijk de goede trouw
fchendt, wordt alleenlijk bij den Regter befchouwd
als een waar bedrog, genoegzaam tot vernietiging
van het contract; b. v. alle kwade handelingen
en konstgrepen , door de édne partij te werk ge-
field, om de andere tot het contract te bewegen,
zoo dat hij buiten dat niet gecontracteerd zoude
(1) t. f, quod met. cauf, de gr.oot, /«/. 3 B.
48 Z). §. 6.
(2) L, 6. L. 7. ff. d. /.
(3) voet, ad d. t. ff. n, 11, leyser, Medit» ad ff,
Tom, 7. Spec, 517. Medit. 1—3.
(4) t. t. ff de dol. mal, de groot , Inleid, 3 B,
48 D, §.7.
Ha
-ocr page 191-rai
licbbeii (i). — d^ Wanneer men ten aanzien van
den prijs, bij een contract bedongen^op eene enorme
wijze is benadeeld. Voor enorm houdt men de bena-
deeling, die de helft van den billijken prijs te boven
gaat (2).
Bebalven de onbegaanbaarheid der contracten, uit
hoofde van het ontbreken eener vrijwillige toeflem-
ming, zoo zijn zij ook nietig, wanneer zij in 't ge-
heel geene oorzaak hebben, — of eene valfche oor-
zaak, — of eene oorzaak, die de rechtvaardigheid,
de goede trouw, of de goede zeden kwetst (3).
rr^'eike per· ^^^^ wezen van alle overeenkom ften is ook
βοηίπ zig noodig, dat men bekwaam moet zijn om toe te ftem^
verbinden "' ·'
kunnen. men, en bevoegd om zich te verbinden. — Noch
kinderen, noch zinneloozen, noch dwaazen, zoo
lang hunne dwaasheid duurt, kunnen zelve niet con-
tractecren; maar doen zulks door tusfchenkomst van
hunne Voogden of Cu rate uren C4''. — Die zoo dron-
ken zijn, dat zij het gebruik der reden geheel verlo-
ren hebben, zijn ook onbekwaam, om te contractee-
ren (5^. — Getrouwde vrouwen kunnen geene over-
een-
(1) pothier, van Contract, ^ Verbint. i D. pag,
43 θ? 44·
(a) Z. 2. C, de rescind. vend. de οκοού , Inleid,
iB.s^D.
(3) f- ^^ cond, cauf, dat. cauf. non fee, — de
cond. ob turp, vel inj. cauf. de eond. indeh. ·— de
eond. fine cauf.
(4) Zie hier vooren bladz. 44, 45-, 48 49.
(5) de ghoot, Inleid. 3 B. 14 D. §.5,
\
m
Van Verbinte7iisfen j in V algemeen, iif^
eenkomst maken, noch zig aan anderen verbinden;,
dan met hunne mannen geadfifteerd zijnde (i)» —
Verkwisters zijn ook onbekwaam om te contracüée'·'
ren , zoo dra htm dooi-'curateele het beheer-vaii'
hunne goederen is ontnomen ("a). : (,;
Het is ook een grondregel van het Regt in dit ftuk ,
dat alleenlijk het geen ééne der contracteerende par-
tijen "ioor zig zeiven bedingt, als mede dat alleenlijk
het geen de andere partije voor zig zeiven belooft ,
het onderwerp van een contract kan uitmaken (3).
— Terwijl iets te bedingen of aan te nemen voor een
derden , kragteloos is, ten vvaare die derde nader-
hand de toezegging aannam, én daar door regt be-
kwam (4). — Dit moet men egter zoo ver niet uitftrek-
ken,dat ik niet zoude mogen bedingen5de betaaling,
in plaats van aan mij, te doen aan een derden(5):·—
of
(i) Zie hier voeren bladz.^y.^
(α) Zie hier voeren bladz. 4^.
(3) §. 19. Infi, de inut. flipul, L. 73.. tilt.
Reg. Jur» L. 83. f, de verb. obh pothier, van Con-
tract. Verhint.. i D. pag. 68. en volgg,
(4) de groot, Inleid.' I B. 3 D. §. 38. Wij
vinden geene reden, om van deeze leer van de groot,
ten aanzien van ons hedendaagsch Recht, af te wijken.
Wel is waar, dat groenewegen , ad §. 19. Infi, de
inut. flipul. voet, ad iit, β:, de verb. oblig. n. 3. lee-
ren, dat, naar onze zeden, iemand zoo vi'el voor een
ander, als voor zig zeiven, beloven en bedingen Kan:
ir.aar noch de analogie van ons Regt, noch Costumen,
noch Gewijsden, wettigen de voorgewende affchaffing
van het Romeinfche Regt in deezen.
(5) Deezen noemt men in 't Regt adjecm folutin*
Mts gratia, . , ,
UUÜM
-ocr page 193-ρηκ·
of ook bedingen , dat men iets voor een derden
doen zal, wanneer ik bij die daad zelf een regelregc
belang heb i}: —r of bedingen of beloven voor
onze erfgenaamen (2.) 5 of andere regt - verkrljgen-
den Cs) · — of , eindelijk, contracteeren door tus-
fchenkomst van een derden perfoon; b. v. door ee-
nen geraagtigden (4).
Regeh van Tot Uitlegging der verbintenisfen verdienen de νοΓ-
"JeTifrbfn- g^nde regels in acht genomen te worden.
tentifen, jo^^ ^iq^^ overeenkomften nagaan, welk
het algemeene doelwit der contracteerende partijen
geweest is, meer dan den letterlijken zin der woo]>
den C5).
2°.} Wanneer een beding voor tweërlei zin vatbaar
is, moet men het liever opvatten in dien zin, waar
in het eenige iiitwerking hebben kan, dan in dien,
waar in het zulks niet kan hebben (6).
AVanneer in een contract de woorden voor
tweërlei zin vatbaar zijn , moet men dezelven ver-
ftaan in dien zin, die met den aart van het contract
het meesf overeenkomt (7).
4^.) Het geen in een contract tvvijfFelachtig fchij-
nen
(1) L. 38. § 20, 21 & 22. /. dfi verb. obL
(2) L· 10. f, de fact, dot. L. 38. 14· /· ^^
ferb. oblig,
(3) L, 17. l. 5. f' ^^ pact.
(4) pothier, van Contr, G? Verbinten. i D, pag.
5)1—98.
(5) L. 219. ff. de verb. fign.
(6\ L· 80. ff. dc verb, obligo
mm
Van Veihintenisfen, in V algemeen, ι Hl ' ν
fien kan, wordt uitgelegd door het geen daar te
Lande gebruikelijk is (i).
lijke bedingen in een contract 'er onder begrijpt, ) '
fchoon zij 'er niet bij ftaan uitgedrukt Γα),
6^.) Men moet een beding uitleggen door de ver-
dere bedingen, in het contract begrepen, het zij ze ^ I
voorafgaan, het zij ze volgen (3).
7®.) In geval van twijifelachtiglieid moet een be-
ding uitgelegd worden tegen den geen, die iets be-
dongen heeft, en tot ontlasting van hem, die de ver- ·
bintenis heeft aangegaan (4).
8®.) Hoe algemeen de uitdrukkingen ook zijn,
waar in eene overeenkomst is ingerigt, bevat zij al-
leen die zaaken, waar omtrent bet blijkt, dal de
contracteerende partijen zig voorgeileld hebben te
contracteeren, en niet de zulken, waar op zij niet
gedagt hebben (5). ; ,
En 9®.) Onder eene algemeene benaaming zijn be- y
grepen alle de bijzondere zaaken, iie deze algemeen-
heid uitmaken, zelfs die geenen, waar van partijen
geene kennis droegen (6).
Behalven de contracten, zijn 'er ook nog andere ygy^g^g
oorzaaken van verbintenisfen : namelijk, quafi-c^n·^'^''^"*
' ' ^ ί * yerütmenu.
irac'
{i^ L, Zit. f, de Reg. Jur. Vv
(2) L. 18. L. 19. C. de loc. & co;uI.
(3) L. 126. f. de verb. fign.
(4) L. 38. §. 18. L. 99. /. de verb. ohL
(5) i" 9· §· lilf» f' de tramnet.
(6) L. 29. C. de transact. r
-ocr page 195-traden , misdaad&n, en ^άαβ - misdaaden. Wij
zullen die bij vervolg ontvouwen.
Ja, 'er zijn eindelijk zelfs verbintenisfen, die zon-
der contract of quali - contract, zonder misdaad of
quaii-misdaad, enkel de billijkheid en de wet ten
grofidflag hebben. Van dien aart is, b. v. de ver-
pligting van kinderen, wanneer zij daar toe irt ftaat
zijn, om aan hunnp ouders, zig in behoeftige om·
ftandigheden bevindende, onderhoud te verfchaiFen:
— de verpligting eener getrouwde vrouw, die, bui-
ten haaren man, geld geleend heeft, en door die lee-
ning gebaat is, om dat geld te rug te geven (i^.
Ondervitrp ^^^^ ondcrwcrp eener verbintenis kan zijn, of eene
eigentlijk gezegde zaak, (f'es^ welke de fchuldenaar
zig vcrpligt te geven; of eene daad, (^factum _,) welke
de fchuldenaar zig verpligt al of niet te doen.
Alle zaaken , die in den handel zijn , kunnen het
onderwerp der verbintenisfen opleveren. — Zoo
wel bepaalde, als onbepaalde zaaken; b. v. wanneer
iemand zig verbildt , om mij een paard te geven,
zonder te bepaalen, Avelk paard: mits de onbepaald-
heid niet zoodanig zij, dat ze de zaak bijna op niets
zoude doen uitloopen (2). — Zoo wel zaaken ,
welker hoeveelheid dadelijk bepaald is, als waar van
de hoeveelheid nog bepaald moet worden; b. v. als
iemand fcha - vergoeding beioofti Zoo wel zaaken,
die
(O Van hier de zoo dikwils in het Regt vermelde
condictiones cx lege, act tunes in factum, &c. wes-
tenberg, de cauf. oblig, Dif, 3 , 4 5. pothier,
van Contr. G? Verbint. i D. pag» 133 <2? 134,
(2) L. 94. f. dc verh. oblig.
ippi
fi
ï-
Van Verhintenisfen ^ in V algemeen. 123^
die reeds aanwezig zijn, als welker aanwezen nog
toekomftig is : b. v. als men verkoopt den wijn,
die dit jaar zal worden ingeöogst. — .Zoo wel zaa-
ken, die den fchiildenaar toebehooren, als die aan
een ander toebehooren (i). In dit laatile gevalis
hij verpligt dezelven van den eigenaar iu te koopen,· '
om zijne belofte te kunnen vervullen, of, zoo deeze
niet verkoopen wil, de fchade, uit zijne vvanvoldoe^
ning voorfpruitende, te vergoeden (a).
Op dat eene daad het onderwerp eener verbintenis
zijn kan, behoort die daad mogelijk te zijn (3). —
Met de onmogelijke daaden ilaan gelijk de zulken,
die met de wetten of goede * zeden ftrijden (4). —
De daad , waar toe de fchuldenaar zig verbonden
heeft, moet ook iets bepaalds zijn, b. v* de belofte
om een huis te bouwen, zonder te zeggen waar,
geldt niet (5). — De daad moet van dien aart zijn ,
dat de geen, ten wiens behoeven^ de verbintenis
w-
wordt aangegaan, belang hebbe, dat zulks gedaan
of niet gedaan worde, en dit belang moet op eenen
zekeren prijs gewaardeerd kunnen worden (6).
Die zig verbindt om iets te geven , is gehouden het Gevolgen éier
zelve te geven op bekwame tijd en plaats, aan denyv^,,
fchuldeisfcher, of aan iemand, die magt of bevoegd-
heid
(OL. 28. f. de contr. empt.
(2) L. 30. §. f. de act. cwpi.
iZ) L. 85. /. de Reg. Jur. i
(4) L. 15. f. de cond.iiiflii.
(5) L. 2. 5./; de 'eo ^ quod. eert, loc, ;
(ύ) POTHiER, ya;i Qontr, & Verb. 1 D. pdg. 149.
mm
heid heeft, om het in zijne plaats te ontfangen (i).
— Beilaat het te geveiie in eene zekere bepaalde
zaak, moet de fchuldenaar voor de bewaring van het
verfchiildigde goed behoorlijke zorge dragen, tot dat
de betaaling daar van gedaan zal worden; en indien ,
bij gebreke van die behoorlijke zorg, door zijn opzet
of Verzuim, het goed vergaat, verloren geraakt, of
bederft, is hij aaii den fchuldeisfcher tot vergoeding
van fchaden en interesfeu aanfprakelijk (2) ; doch
niet, wanneer dit gebeurt door onvoorziene toeval-
len, of onoverkomelijk geweld (3). ~ Tot die zelf-
de fchade - vergoeding is hij ook gehouden, wanneer
hij het op den behoorlijken tijd of wijze niet le-
vert C43. — De vrugten en interesten moet hij te-
vens voldoen van den dag af, dat hij, door behoor-
lijke aanmaning , in ftaat van verzuim gefield is (5),
Het gevolg der verbintenisfen, welke iemand ge ·
contracteerd heeft, om iets te doen, beftaat daar in,
dat hij de daad, waar toe hij zig verbonden heeit,
moet naarkomen, en dat hij, dit niet doende, ge-
houden is tot vergoeding van fchaden en intercslèn
aan den geen, ten wiens behoeven hij zig verbonden
heeft (6). — Beilaat de verbintenis in iets niet te
daen, en hij doet het evenwel, is hij gehouden tot
co t. t. f. de folut.
C2) L. 5. 2. ff* commd. L. 23. ff, de Reg. Jtir.
(3) L. IJ. §.5. ff. de minor. L. 52. §. 3./. pro
foc. L. 28. C. de loc. c&nd.
(4) L, I. pr. ff. de act. empt.
(5) L. 32. 5. 2. L. 38. §. 8. β feqq. ff. de ufnr,
L. 5. C. de act. empt.
iß^ L. IZ' ff' de re ju die.
wA
■tek
Van Verhintem^n^ in V algemeen, 125
vergoeding van fchaden en interesfen, voortfpruiten-
de uit het nadeel, door die daad veroorzaakt aan den
geen, ten wiens behoeven hij zig verbonden had, om
die daad niet te doen (i).
Aan de zijde van den fchuldeisfcher is het gevolg
der verbintenis, dat hij regt heeft, om van den per-
foon van den fchuldenaar, of deszelfs erfgenaamen,
betaaling te vorderen van het geen de fchuldenaar zig
verbonden heeft hem te geven (2). — Dit regt doet
hij gelden, of langs den v^^eg van gewoone dagvaar-
ding , of door dadelijke executie, vs^anneer de verbin-
tenis onder overgifte van willige condemnatie is aan-
gegaan (3). — Beftaat de verbintenis in iets te doen,
kan de fchuldeisfcher den fchuldenaar noodzaken tot
verrigting van de daad (4)» of tot vergoeding van
fchaden en interesfen.
Door fchaden en interesfen verftaat men het ver-
lies, het welk iemand heeft geleden, en de winst,
welke iemand heeft moeten derven (5). De be-
grooting daar van gefchiedt egter met eene zekere ge-
öiatigdheid, zoo dat zij de duhhle waarde vmh^t
, goed,
L. lil. f. de Reg, Jui\
(a) L, 3. de ohlig. è? act.
(3) pothier, van Contr. & i^rbint.tl D. ραξ.
iC^—iCs.
(4·) Dit is het gewoone gevoelen, ook meest in de
Practijk aangenomen; fchoon anders de regel, Nemo
ioteit pracife cogi ad factum, ons naar regten meer
behagen zoude. Zie pothier, d, h pag, 166. en ald.
onze Aanteek, , ... .
(5) L. 13. f. rat. Tem hab, pothier, d. /, fag.
168—i8p.
■ %
NMP»
126 Λ jBoekf XIV, 'Afdeeling,
goed, de echte waarde daar onder gerekend, niet
mag te , boven gaan Ci)·'
Veräetiing Dc Verbintenisfen worden, naar haaren verfchillen-
'den aart en onderwerpen, onderfcheidentlijk ver-
deeld. — Men verdeelt ze in natuurlijke, die alleen
in de vierfcliaar van het geweten verbinden, en bur-
gerlijke, die eene actie in Juftitie voortbrengen: —
in zuivere of eemouwdige, die van geene mits of
bepaling afhangen, tw. conditioneeley die onder eene
conditie, of met bepaaling van tijd of plaats, zijn
aangegaan: — in verbintenisfen om iets te geven, of
om iets te doen (2)' — in liquide en illiquide , naar
mate uit de overeenkomst zelve al óf niet blijkt, wat,
hoedanig, of hoe veel 'er verfchuldigd is (3): — in
bepaalde en onbepaalde: —- in enkelvomvdige en al»
ternative, dat is, waar in wel verfcheiden zaaken
beloofd .worden, maar zoo, dat men met de voldoe-
ning van ééne derzelven kan volilaan: — in folidai'
re verbintenisfen, waar in ie4er voor 't geheel aan-
fprakelijk is, en in verdeelde, waar in elk der fchul-
denaars met de betaaling van zijn aandeel kan vol-
ilaan : — in deelbare en ondeelbaare: — j in princi-
pale of hoofd-verbintenisfen , en in accesfoire of
bijkomende; b. v. der borgen: — 'm primitive m
fi'
{i) L, un. C. de fent. qua pro eoy quod int, Deezc
wet is ook bij ons in de Pratïtijk aangenomengroe-
newegen; L, L, ahrog. ad d. L, un. pag, 574.
voet, ad tit, f. de ν erb. ohlig. η. lo. bynkershoek,
Qjiisfl. Jiir. Priv^ Lib, 2. Cap. 14. pag. 327,
2. pr. f, de verb. oblig.
. t
ί έ
-ocr page 200-Van Verhintenisfen ^ in V algemeen' 12^
fecundatref h, v/ om te voldoen de poenalitcit, bij
wanvoldoening, bedongen: — in verbintenisfen met ~
of zonder met of zonder ƒenz, -
, ^ § IX.
Eene en andere deezer opgegevene verdeelingen
,vorderen nog eenige- bijzondere ophelderingen, waar ^"fSden
toe wij het'volgende'aanmerken; ' zoorunvan
° FeTbintemS'
I®.) Schoon άοί naitiurlijke verbintenisfen geenepwi
actie geven y hebben zij egter dit'gevolg, dat, wan-
neer de fchuldenaar vrijwillig betaald heeft, die 'be"
taaling van- waarde en aan geene^ te rug vrage ón-
der worpen4s(i), ·'
. Dikwerf worden de verbintenisfen door eene
conditie of mits-opgefchort; dat is, men doet dezel- | '1
ven afhangen van de gebeurenis eener toekomftige
zaak (^2), die onzeker is,-of-zij gebeuren of'niet
gebeuren zal; zqo egter, dat zij mogelijk, geoor-
loofd, en met" de goede zeden ^ of met den aart
der handeling (4) niet ftrijdig is, — Zij worden ge-
acht vervuld:te .zijn, wanneer>de zaak, die 'er het
onderwerpivan(Uitmaakt, gebeurt·,^al gebeurt zij ook,
eerst na den dood van den geen'V 'ten wiens behoeven
de verbintériis ^ is iiangegaan (5). — Wanneer de
conditie eenen'vastgeflelden tijd bevat, binnen wel-
·:·;ν; Γίΐ.·:υ·· · μ··.. i^rïO^.;^.::»'--
'(.1) Ζ, I3i X.t 64.jf. deicond, indeb, , ^
(2) Z. loq. de vcrb, oblig, L. 2,7' L. 38. L, Si>.
f. de reb* cred.
"(3) L. i. ii. L. 31. f' de obl. act. L. 7. ff,
de verb, obh . . .
(4) L. 108. i,-ff. de verb* oblig. ^
(5) §· 5' Inft, de verb, oblig. '^ liiQr in verfchillen de
verbintenisfen van de-legaten; /^Γ59. f. cond, & dem.
ken zij vervuld moet worden, is het noodig, dat dc
j^aak binnen dien bepaalden tijd gebeure ; want is de
tijd verloopen, zonder dat de zaak gebeurd zij,
wordt de conditie geoordeeld te ontbreken , en de
verbintenis, onder die conditie aangegaan, is ten
cenemaal vervallen. — Is de conditie ontkennende j
("dat is, mits iets niet gebeure,) wordt zij niet ge-
houden voor vervuld, dan wanneer het zeker gewor-
den is, dat de zaak niet gebeuren zal, of wanneer de
tijd, bij de verbintenis bepaald , verloopen is. —
De conditiën worden gehouden voor vervuld, wan-
neer de fchuldenaar, die zig onder dezelven verbon-
den heeft, zelf en opzettelijk de oorzaak is, dat zij
niet vervuld is geworden (i). — Wanneer eene ver-
bintenis onder meer dan ééne conditie is aangegaan,
is het noodig, dat zij allen vervuld worden Ca).
Eene verbintenis kan aangegaan worden, of
met bijvoeging van den iijd van betaaling, of zonder
dezelve. Wanneer zij zonder die bijvoeging is aan-
gegaan , kan de fchuldeisfcher dadelijk de betaaling
vorderen; wanneer zij eene tijdsbepaaling bevat, kan
hij de betaaling niet eisfchen, dan na den afloop van
dien tijd (3). —■ Tijds - bepaaling verfchilt van eene
conditie daar in, dat de conditie de verbintenis,
die uit de overeenkomst moet geboren worden, op-
fchort; de tijds-bepaaling integendeel fchort (ie ver-
bintenis niet op, maar verfchuifc alleen de uitvoe-
ring.
(1) L. 85. 5. 7. /. d^ verh. ohlig* L. 81. J. i. f,
de cond, G? dew. L, 39. ff, de Keg, Jur.
(2) L. 129. f. de verb. oblig.
(3) §. 2' ίφ 41. 5. I öf 3. de verb* oblig.
l·
ii. ι
Ü.,.JIIIP.IIIWPI| ■ ιΙΊ" ^''ί«-'"·-'.......-^i^sawKagmzrs:^:^^
Van FerhintenisfeJiy in Η algemeen, isp
ring (i). — Vermits de tijds - bepaaling veronder-
Iteld wordt ten voordeele van den fchuldenaar 'er te
zijn bijgevoegd, kan hij voldaan, met te betaalen
vóór den afloop des tijds, en de fchuldeisfcher kan
liiet weigeren tc ontfangen, indien de fchuldenaar be-
taalen wil (2); mits het uit de omftandigheden niet
blijke, dat de tijd van betaaling zoo wel ten voordeele
van den fchuldeisfcher, als van den fchuldenaar,
bepaald is. — Eene bijgevoegde tijds - bepaaling,
als haaren grondflag hebbende in een vertrouwen op
des fchuldenaars gegoedheid , verliest haare kragt,
wanneer de fchuldenaar bänkbreukig geworden is,
of het gehijpothequeerde goed bij executie is ver-
mögt Cs)·
4®.) Wanneer de overeenkomst inhoudt eene zeke-
re plaats f waar de betaaling gedaan moet worden ,
kan de fchuldeisfcher den fchuldenaar evenmin ver-
pligten, om elders, dan op de bepaalde plaats, te be-
taalen, als de fchuldenaar den fchuldeisfcher zoude
kunnen verpligten , om het geld elders te ontfan-
gen (4).
5".) Wanneer de verbintenis eene illiquide aanne-
ming inhoudt, valt daar uit geene executie, dan na
dat dezelve, door onderlinge overeenkomst, of door
Regterlijke uitfpraak, tot liquiditeit gebragt is; b. v.
wanneer iemand, bij overeenkomst, zig tot vergoe-
ding van fchaden en interesfen verbondeji heeft,
moe-
(1) L, 16. I. de compenf.
(2) L. 70. f. (Ie folut. L. 17. f. de Reg, Jur.
(3) pothier, van Contr. & VerMnt^ i D. pag,
240 S 241.
(4) vo£T, ad iit. f. de eo^ quod eert, loe,
/r
-ocr page 203-130
/. Boek, XIV. Afdeeling.
moeten dezelve eerst door gedaane tauxatie tot ecne
bepaalde fomme gebragt worden.
In alternathe verbintenisfen heeft de rchulde*
naar de keus, wat hij betaalen wil Ci); niits men
niet is overeengekomen, dat de fchuldeisfcher de keus
hebben zal. — De fchuldenaar kan uit de beloofde
zaken wel déne verkiezen, welke hij betaalen wil^
maar hij mag niet betaalen een gedeelte van het één,
en een gedeelte van het ander; zoo min als de
fchuldeisfcher, wanneer aan deezen de keuze gelaten
is, een gedeelte van de ééne, en een gedeelte van de
andere zaak, kan vorderen Qx).
7®.) Doorgaans, wanneer iemand eene verbintenis
van ééne en dezelfde zaak, ten behoeven van ver-
fcheiden perfoonen, aangaat, of, omgekeerd, wan-
neer verfcheiden perfoonen te zamen zig, ten behoe-
ven van één perfoon, verbinden, is elk hunner al-
leenlijk voor zijn aandeel fchuldeisfcher of fchulde-
naar van die zaak. — Egter kan ook eene verbinte-
nis aangegaan worden ten behoeven of ten lasten van
e^k voar "ΐ geheel, wanneer dit het oogmerk van par-
tijen is, zoodanig egter, dat de betaaling, aan , of
door één van hun gedaan, allen bevrijdt. Dit noemt
men eene folïdmre verhinfenis (^3). — Naar den
algemeenen regel heeft dezelve geen plaats, dan wan-
neer zij uitdrukkelijk bedongen'wordt C4): uitgeno-
men in eenige weinige gevallen: b. v. wanneer Com-
pagnons van een huis van negotie eenige verbintenis,
ter
(1) L. 25. de contr. empt*
(3) L, 8. §. i. de legai, i.
(3) ^· ^· f' duoh. reis conß.
-ocr page 204-Γαη Verhintenisfejt^ in V algemeen, t^t
tet zaake van hunnen koophandel, aangaan (i): o£
wanneer verfcheiden voogden met ééne en dezelfde
voogdije belast zijn (2; : of wanneer verfcheiden
perfoonen gezamentlijk tot eene misdaad hebben me^
degewerkt, en tot ichadevergoeding worden aänge-
fproken (3)4 — Wanneer verfcheiden perfoonen eene
folidaire fchuld aangaan, zijn zij fchuldenaars vooi'
het geheel, doch niet verder, dan ten aanzien vail
den fchiildeisfcher; want onder eikanderen wordt de
fchuld verdeeld» — Zij hebben dus wel niet tegen
den fchuldeisfcher het voorregt van fchuldfpitfingC;4.),
Qeneßcmm divißonis de folidaire fchuldenaar
die het geheel betaalt, heeft h et regt, om aan zig te
doen afilaan de actiën, welken de fchuldeisfcher voor
het meerdere tegen de mede-fchuldenaaren heeft; de
fchuldeisfcher vermag die cesfie van actie aan hem
niet te weigereii, wanneer hij die van hem vordert
en indien hij buiten ftaat was dezelve te kunnen ge-
ven , zoude hij zijn regt van folidaire vordering ver-
liezen (5). — Indien één der folidaire fchu^e^»
naars , zonder cesfie van actie te vorderen , be-
taald heeft, kan hij zig die cesfie bij vervolg wel
niet meer door den fchuldeisfcher doen geven, vei"
mits deszelfs gcheele actie, door betaaling, is ver-
nie-
(1) v. d. keëssel, thef. 702, <s? 704*
(2) VOET, ad tité f* de magiftr. convent w. 6.
(3) L. ii. 2. /. ad Leg, Aquil. de groot j InL
3 B. 34 D. 6.
c4) KEosTADius, Dec, Cur. Holt. 49. v^ d^ bero ,
Nederl. Adv. Boek ^ 3 D. Conf. 235* Beth Jitrid,
Caf. 24,
\
-ocr page 205-iiietigd (i); maar Iiij is egter daarom niet verflolcen,
om uit eigen iioofde vati elk zijner mede - fchuldenaa«
ren het aandeel, waar voor elk hunner in de fchuld
gehouden is, te rug te eisfchen ; aangezien zij mede-
fchuldenaars of Compagnons zijn van hem, die 't
geheel betaald heeft, of, door hunne folidaire mede-
verbintenis 5 als zijne borgen bcfchoiivvd moeten wor-
den (2).
8®.) Wanneer eene verbintenis deelbaar is, is elk
erfgenaam van den fchuldenaar niet verder aanfpraak-
lijk, dan voor het aandeel, waar voor hij erfgenaam
is (3); en elk hunner kan voldaan met zijn aandeel
te betaalen. — Maar is de verbintenis ondeelbaar ^
zoo 13 elk fchuldenaar voor 't geheel aanfprakelijk,
fchoon hij zig niet in foUdum verbonden heeft (4);
en elk der erfgenamen van den fchuldeisfcher kan de
ondeelbaare zaak voor 't geheel van den fchuldenaar
eisfchen (5) ; gelijk ook, wederkeerig, van elk der
erfgenaamen van den fchuldenaar de geheele zaak ge-
eischt kan worden (β),
po.} tle naarkoming eener verbiiitenis te verze-
ren, en den fchuldeisfcher wegens het niet uitvoeren
van
CO L, 76. f. de fohlt.
ti
ï
Cs) potnier, van Conir, & Ferbinten, 1 D* pag,
t97—302.
«y, c3) L. c. C. de herecl. act,
(4) L. 192. f. de Reg, Jur.
Cs) L. 2. §. 2. ff', de vevb. ohlig,
(6), ζ. ii. §. 23. ff\ de legat. 3. L. 2. §. 5. ff. de
verb. oblig, — Over de deelbaarheid en ondeelbaarheid
der verbintenisfen is opzettelijk gehandeld djoor pothier ,
van Contr, & Verbint, i D. pag. 312—371.
ΪΓ'
»ho
-ocr page 206-Van Verhintenisfen, in algemeen. 133
van dezelve fchadeloos te ilellen, is het dienilig en
gebruikelijk, om , bij vvanvoldoening, eene poenali-
ieit te bedingen. — Wanneerde hoofd-verbintenis
nietig is, volgt de nietigheid der poenaale verbinte-
nis van zelf (i}. — Maar, omgekeerd., brengt de
nietigheid der poenaale verbintenis die der oorfprong-
lijke verbintenis niet met zig Ca). — De poenaliteit,
in geval van het niet naarkomen eener verbintenis be-
dongen , kan , wanneer zij onmatig is, door den
Regter verminderd en bepaald worden (3). — Een
ichuldenaar, door aan een gedeelte van zijne verbin-
tenis , met bewilliging Van den fchuldeisfcher , te
voldoen, ontgaat de poenaliteit voor het betaalde
gedeelte (4).
Even gelijk, tot meerdere verzekering van den ßorgtoßtin,
fchuldeisfcher, dikwijls aan hem een reëel regt van
pand of hijpotheek gegeeven wordt (5), zoo voegt
men meenigmalen, tot een gelijk einde, bij de hoofd-
verbintenis de accesfoire perfoneele verbintenis van
cenen Borg (6)·
Borgiogt is een contract, waar bij iemand zig ver-
bindt voor ecnen fchuldenaar, ten behoeven van den
(O L. 129. S' f' ^^ R^S' Jt^r. L. (Sp. f. de
verh. oblig.
(2) L. 97' f. de verb. oblig.
(3) BYNKERSHOEK, Qjtaft, Jur. Pfiv, Lib, 2. Cap.lif.
(4) Z. 9. f. fi quis caut» in jud, — Zie
voorts over de poenaale veibiutenisfen pothier, d. L
PH' 372-415.
(5) Zie hier voeren Madz. 104. · _
if) pr. Infi, de fidejusf.
I3
-ocr page 207-J34. 1. Bock, X17. Jfdeding,
fchuldeisfdier, om hem geheel of gedeeltelijk te be-
mlen , het geen de fchiildenaar hem fchuldig is, zig
filzoo bij zijne verbintenis voegende.
Uit deeze gegevene befchrijving vloeit voort:
Dat geene borgtogt beftaan kan, of 'er moet eene
beftaanbaare hoofd-verbintenis van eenen principaa-
len fchuldenaar zijn (i), — jt^.) Dat een borg den
principaalen fchuldenaar niet ontlast van zijne verbin^
tenis, maar eene verbintenis aangaat, die bij de zijne
komt: waar in een borg verfchilt van den geen, diq
dc fchuld van een ander overneemt (2), — Dat
een borg zig niet op eene beftaanbaare wijze verbin-
den kan, dan tot de geheele of gedeeltelijke voldoe-
ning van dezelfde zaak, waar toe de principaale
fchuldenaar verbonden is (3). — 4^.) Dat een borg
zig tot niets meerder (wel tot iets minder,) verbin-
den kan, dan waar toe de principaale fchuldenaar
verbonden is; het zij dit meerdere de hoegrootheid
van de fomme, of de conditiën der fchuld betreft, —
Doet hij dit evenwel, zoude hij alleenlijk tot het be-
loop der hoofd - verbintenis verbonden zijn , maar
verder niet (4). — 5^,) Dat de vernietiging der
prin-
{i) L. f, de Reg. Jur.
(2) Deezen noemt men Expromisfor. L'. 7. g. 8. f,
êe doL mal. j. averanius Interpr, Jur^ Lib. 2,
oip. 15,
(3) L. 42, if. de fidejusf,
(4) Dit is alzoo in ons hedendaagsch Regt volgens de
billijkheid aangenomen; voet, ad tit. f. de fidejusf,'
71. 4, v, d. keessel, Tluf. 499. tegen het voorfchrift
Yan het Romeinfche Regt, naar 't welk eene borgtogt,
yogi eene grootere femme aangegaan , ten eenemaal
nie
1 - I irlT·
Van Vtrhintenisftn ^ in V algemeen. 13^
principaale verbintenis ook ih vernietiging der borg·
togt met zig brengt (i), en dat alle gronden van
verdediging, die de principaale fchuldenaar tegen den
fchuldeisfcher heeft, b. v. van ^gepleegd bedrog of
geweld, ook aan den borg toekomen (^2): ten waare
die verdediging aan den perfoon van den principaalen
fchuldenaar bijzonder eigen was^; b. v. wanneer de
principaale fchuldenaar cesfie van goederen gedaan
heeft, en dus, alvoorens hij tot beter fortuin geko-
men is 5 niet kan worden aangefproken, kan de borg
gig daar mede niet behelpen (3). — 6®.) Dat de
borgtogt te niet gaat, wanneer de beide qualiteiten
van principaalen fchuldenaar en borg zig in één en
denzelfden perfoon ve-reenigen, b, v. wanneer de één
des anders erfgenaam wordt (4).
Borgtogten worden gefteld , of uit hoofde van
overeenkomst; — sf uit kragte van de wet; b, v,
die door een vrugtgebruiker tot weder-oplevering
der goederen gefteld wordt; — £>f op bevel van den
Regter; b. v. als penningen uit de confignatie zullen
worden geligt.
Onder de perfoonen, die voor een ander geen borg'
blijven mogen, telt men in "t bijzonder de vrouwen ,
wier
nietig was. c. f. walchh, Introä. in Controv^ Jur.
€iv, Sect. 3. Cap, 4. Membr^ a. Subf. 2. 7, pag^
563, 3. AVERANH, Interpr, Jur, Lib, 2, Cap» 3.
<i) L· 4. C. de fiJejmf,
Cs) L. 7. §. I. L. lp. ff:, de excefU
(3) POTHiER , van Contr. en Ferbtnten, i D» pag*
435-448.
C4) L. 93. §, 2. a? ßn, ff: de folut. L. 5. de
ßdejusf, L. 4. C eed.
I 4
-ocr page 209-mm
wier borgtogtclijke verbintenisfen het Veile]αanfche
Raadsbefluit kragteloos maakte (i). Zelfs dan,
wanneer zij voor haare mannen borg bleven (2). —
Egter is het algemeen in de Practijk aangenomen,
dat de vrouwen van dit voorregt affland kunnen
doen (3).
Wanneer een borg. niet uit hoofde van overeen-
komst, maar uit kragte van de wet, of op bevel
van den Regter , gefteld moet worden, behoort hij
een gegoed man te, zijn, die ook daar ter plaatfe ge.
makkelijk kan worden aangefproken (4)· — Dit
noemt men een borg, die gejufiificeerd kan worden.
— Indien dusdanig een borg, bi] vervolg van tijd,
infolvent wierd, kan de fchuldenaar verpligt worden
eenen anderen borg te ilellen (5).
Men kan zig tot borg Hellen, voor welken fchul-
denaar, en ten behoeven van welken fchuldeisfcher
het ook zij; — zonder ondeifcheid ook, van welken
aart de hoofd - verbintenis zijn moge (6), ten waare
dezelve bij de wet als onbeilaanbaar was afge-
keurd (7). — Men kan zig tot borg flellen, niet
alleen voor eenc principaale verbintenis, maar ook
voor
CO i- i' f' &' C. ad SCt. Vellcj,
Cs) /luth. β qua muiier C. eod.
(3) de groot, Inl, I B. 3 D. J. 18 G? 19. v.
keessel, τΐΐβγ. δ^φ.
(4) I-" 2. ff. qui fathd, cog,
(5) L. 10. 5. i. f, qui fatisd. cog. L. 4, ff, de
ßipuL Praetor,
Cö) L· i. L. 16. §. 3./. fidcjusf.
mt
È ί
C7) L, 16, 5. I. f, ad sa. Fellej. L. 14. C. eod.
X. 70. uit. f. de fidejusf.,
ÉÉM
-ocr page 210-sapsassBip^
Van FerhinterJsfen ^ in V algmeciu is^'
ΧΌΟΓ cene borgtogt. Deezen noemt men agterhor'
gen, ~ Voorts niet alleen voor eene reeds aangegaa-
ne verbintenis, maar ook voor eene verbintenis, die
nog aangegaan moet worden (i).
Eene borgtogt kan aangegaan worden, of bij eene
Gerechtelijke, of bij eene Notariaale, of zelfs bij
eene onderhandfche acte, mits maar duidelijk blijke
van het oogmerk om zig' als borg te .verbinden; want
b. v. de verzekering, dat iemand een biaaf en gegoed
man is, die wel betaalen zal, bevat daar door juist
nog geene borgtogt (α).
In de uitlegging van borgtogten moet men op de
nitgeilrektheid der bewoordingen naauwkeurig let-
ten C3)' — Zijn die bewoordingen algemeen en on-
bepaald , wordt de borg geacht zig verbonden te heb-
ben tot alle de verbintenisfen van den principaalen
fchuldenaar, voortfpruitende uit het contract, waar
voor hij borg gebleven is (4)· — Hoe uitgeftrekt
en algemeen eene bortogt ook zij, zij ftrekt zig niet
verder uit, dan tot de verbintenisfen, die uit het
contract zeiven, en niet uit eene vreemde oorzaak
voortfpruiten (5).
Borgtogten gaan te niet op alle die zelfde manie-
ren, waar door andere verbintenisfen te niet gaan.—
Egter kan eene borg zig niet van de borgtogt ontfla-
gen rekenen, om dat de fchuldeisfcher aan den prin-
ci-
(0 L. 6. uU. f. de fidejusf.
C2) VOET, ad tit, ff. mand, n, 4,
(3) L. 68. I. ff. de fidejiisf.
(4) L. 52. 2. ff. de fidejusf. L. z. li & 12.
ff. de adnu rer. ad civit, pertifu L. 54. ff', locat,
(5) -^· 54· f. ^^ fide^u^ L. 68. L. 73. eod,
-ocr page 211-ϊ3δ /. Boeit, XIV. Afdeeling.
cipaalen fchuldenaar iiitftel van betaaling gegeven
heeft, zonder den borg daar in te kennen (^i}; want
zoo hij niet langer had willen verbonden blijven,
had hij de borgtogt aan den fchuldeisfcher moeten
doen opzeggen (α).
Bi] de wet zijn aan de borgen verfcheiden aanmer-
kelijke voorregten vergund. — I. Het voon-egt van
uitwinning , ^Beneficium ordtnis feu excusfianis^
waar door de borg den fchuldeisfcher, die de betaa-
ling van zijn agterwezen vordert, kan verwijzen, om
eerst en alvoorens de goederen van den principaalen
fchuldenaar uit te winnen (3). — Meestal egter
wordt Jiier van door den borg affland gedaan; het
welk hij ook geacht wordt ililzwijgende gedaan tc
hebben , wanneer hij zig ilelt tot borg en princi-
paal (4). — Π. Het voorregt van fchuldfplitfing,
(^Beneficium divifionis^ waar door ,·, wanneer ver-
fcheiden perfoonen zig tot borgen (lellen voor eenen
principaalert fchuldenaar van dezelfde fchuld , elk
hunner, die door den fchuldeisfcher voor het geheel
wordt aangcfproken, vorderen kan, dat hij zijnen
eisch tusfchen hem en zijne medeborgen verdeele,
voor zoo verre de laatstgemelden niet infolvent
zijn (5). — Ook hier van wordt bij de acte van
borgtogt meestal afftand gedaan. — III. Het voof-
regt,
(1) Zie mijne Ferz. van Gewijsden^ \ D. Cof. 34,
(2) L. 38. f. mand. L. 10. C, eod.
(3) Nov. 4. Cap. 1. poTHiER, van Contr. ξ^ Fcrb,
I ï>. pag. 481 — 494.
(4) VOET, ad tit, f. de fidejusf. u. 16.
(5) §. 4. Infi, de fi4eju$f, pothür, d. l. pag*
494-505,
Van Vcrhintenisfen ^ in V algemeen. Ï39
regt, om, bij het doen der betaaling, van den
fchiildcisfcher te vorderen, dat deeze hem alle zijne
regten en actiën afflaa, zoo tegen den principaalen
fchuldenaar, voor wien hij borg gebleven is, als
tegen alle andere perfoonen, die voor deeze fchiild
aanfprakelijk waren Ci)· {Beneficium cedendarum
actionum,')
Na dat de borg betaald heeft, indien hij zig door
den fchuldeisfcher cesfie van actie heeft doen geven,
kan hij dezelve tegen den fchuldenaar te werk liggen ,
even gelijk de fchuldeisfcher zoude hebben kunnen
doen. — Indien hij verzuimd heeft deeze cesfie te be-
komen, heeft hij des niettemin uit eigen hoofde eene
actie tegen den principaalen fchuldenaar, om zig het
voor hem betaalde te doen te rug geven (α). —
Ook heeft hij, wanneer verfcheiden perfoonen zig tot
borgen gefteld hebben, bevoegdheid, om van elk
hunner derzelver aandeel, in de door hem voor 't ge-
heel betaalde fchuld, te rug te vorderen (3).
VIJFTIENDE AFDEELING.
T^an Verèintenisfen uit Contracten y en Q^^fi'
Contracten,
Hier mede den aart, de vcrfchillende wijzigingen, I
en de gevolgen der verbintenisfen, in 't algemeen, ^ot
^^ yf/deeli^;,
(i) L. 17. f. de fidejusf. L. 21. c. eod,
(.2) voet, ad tit, f* dc fidejusf, «.31. poïhier, d.
1. pag. 508—521.
(3) pothier, /. />/7j·. 533—538. i
-ocr page 213-afgehandeld hebbende, ftaat ons nu te onderzoeken,
wat in elke zoort van contract of quafi - contract,
waar uit eene verbintenis voortfpruit, bijzonderlijk
plaats heeft.
Scket^kingof beginnen met Schenking, of Donaik,
Bjnatie. lijnde cenc overeenkomst , waar bij iemand , uit
milddadigheid, onherroepelijk iets afilaat, ten voor-
deele van een ander, die zulks aanneemt (i). —
Zeer dikwils, ja meestal, hebben zij haaren grond
in de belooning van, en de dankbaarheid voor voo-
rige gedaane dieniten (2). — Zomrijds is de over-
denking des doods, of van een dreigend doodelijk ge-
vaar, de grondflag der Donatie, welke men dan
noemt giße ter zaake des doods (3) , daar zij ander-
zints genoemd wordt gifte onder de levenden.
Elk, die het vrije beheer van zijne goederen heeft,
kan fchenking doen (4) , aan een ieder, wien de
wet niet verbiedt de fchenking aan te nemen. —
Zoo kan een vader niet fchenken aan zijnen onmondi-
gen zoon, die nog onder zijne magt is (5). — Gee-
ne egtgenoten aan elkander, dan voor zoo verre die
Donatie met den dood bevestigd wordt (6) : — Gee-
iie getrouwde vrouw, zonder toeilemming van haa-
ren man; maar wel de man buiten zijne vrouw, ten
waare uit de omitandigheden een opzettelijk oogmerk
bleek
(1) Inß. D. & C. de donat.
(2) VOET, ad tit. f. de donat. n. 3.
(3) t. f. de mort. cauf. don.
C4) 12. C. de donat. L. m. C. mand.
(5} de groot, /«/. 3 2 Z». §. 8. voet, ad tit*
ff, de donat, n. 6.
ζβ) t. t. ff, de donat. int. vir, & αχ. ______
-ocr page 214-Van Contracten en Quaft-Contracten» 141
bleek om haar te benadeelen (i)· — Geen minder-
jarige aan zijnen voogd, geen kwistgoed aan zijnen'
Ciirateur, geen zieke aan zijnen Geneesheer; vooral
wanneer die donatien eenig het minste voorkomen van
onmatigheid hebben (2).
Al v\/at verkoopbaar is, kan gedonateerd wor-
den Cs)· — aUcen een bijzonder ftuk goed ,
maar ook een zeker geheel; b. v. eene erfïenis, die
op den gever vervallen is ([4). — Eene fchenking
egter van alle zijne goederen , als waar door iemand
zig de magt beneemt, om testament te kunnen ma-
ken, is onbegaanbaar ([5). '
Geene donatie is van waarde, bf zij möet door den
donataris worden aangenomen (6) '; zonder onder-
fcheid, of die aanneming gedaan worde bij de acte
Xelve, of bij eenen brief, óf op eene andere wijze,'
mits 'er maar voldoende van blijke (7)·
Het geen bij de Romeinfche wetten was vastge-
ileld , dat eene donatie boven de vijf honderd ^»r^i
openbaarlijk moest geregistreerd wordenheeft zoo-
danig bij ons wel geen plaats (8); doch moeten on-
roerende gedonateerde goederen voor dcri R'egter wor-
den overgedragen, en daar van de veertigile penning
(1) voet, ad tit. f. de rit, niift. '54." '
(2) voet , ad tit, f, de donat, n. gl ' '
(3) L. 14. C. de donat. · ■
(4) L. 28. /. eod.
Cs) de groot, Inleid. B. ^ D, §. 11, loeniü«,
Decif. Caf, 123. v. D. keesseLj Thef.^
(6) L. \o, f. de donat. ' '
(γ) voet, ad tit. ff. de donat. n.\i.
(8) de groot, Inleid. 1 B. o. B. §. 15. "
.ft-
betaald (i): gelijk ook van de goederan, die bij ver-
llerf Collateraal onderworpen zijn, die zelfde Impost
in geval van gifte onder de levenden betaald moet
worden C^).
Het gevolg éener beftaanbaare donatie is, dat de
donataris eene actie heeft tegen den gever, om hem
in 't bezit van het gedonateerde te ili^llen (^3): —
dat de eigendom van het gedonateerde door levering
overgaat, zonder dat egter de gever gehouden is het
goed te vrijen en te waaren (4) : — dat zij uit haaren
aart onherroepelijk is (5).
Die onherroepelijkheid lijdt egter deeze en geene
uitzonderingen: — i*^.) Uit hoofde van verregaande
ondankbaarheid of mishandeling (6). — Uit
hoofde dat de gever eener donatie van groote waarde
naderhand wettige kindeten teelt (7), — 3®.) Wan-
neer de donatie zoo onmatig is , dat daar door de
kinderen in hunne Legitime benadeeld worden (8);
in welk geval zij egter niet voor 't geheel, maar
enkel voor het inofficieufe gedeelte , vernietigd
wordt.
(l) Ordonn. op,.den äfiften penn, van ρ Meij 1744.
(а) Ordonn, op V Collateraal, van ii Maart 1723.
Art, I.
(3) 35· C. de donat,
(4) voet, ad tit, f. de evict. n, 13.
Cs) L, 35. §, uit, C. de^ donat, L. 5 C. de revoc.
donat.
(б) de groot, Inleid. 3 B. 2 Ό. §,. i/. voet, ad
tit. f. de donat, n, 22—25.
(7;) l. 8. C. de revoc. donat, voet, ad tit. ff. d:
donat. n, 27, feqq,
(8) /. t. C. de imf, donat, , .
'mM
Van Contracten en'Quaß-Contra eten, 145
wordt CO. — Indien het eene gifte is ter zaaUe dfes
doods, als welke door den gever, bij levenden Iqve,'
ten allen tijde mag worden wederroepen (2),
S Π.
Eene andere zoort is het Coniract v/^n Leening^ litnmg.
het welk van onderfcheiden aart is , naar mate het
verkeert omtrent 2aaken ^ die door het gebruik al of
niet vergaan. Het eerfte noemt men Verbruik-Ue'
mng 3 het andere Brmk-kenmg ([3),
II. Verbrmk'ïeemng\% een contract, waar bij ^tVtrlsTutk*
eene contractant den eigendom van eene geldfomme,
of van eene zekere hoeveelheid van dingen, die door
het gebruik vergaan (4), overdraagt aan den ande-
ren contractant, die zig verbindt, om even zoo veel,
van gelijke qualiteit, te rug te geven (5).
Tot het wezen van dit contract behoort: d) Dat
het onderwerp van het zelve is, of eene fonime
gelds, of eene zaak, die, gebruikt wordende, te-
niet gaat, b. v. graanen, olie, wijn, brandhout,
enz. — Men kan hier toe fchier alles-brengèö,'wat",. -
toegewogen, toegeteld, of toegemeten wordt (6).- '
Dat dit geld of ander 'goed door den uitleener
aan den geen, die het ter leen neemt, worde-over-
gegeven. Zonder die overgiftc en dadelijke levering
. .λ μ . to
3 B,
(1) Z. 7. C. de inof, donat, de- groot, ïnh
D. §. 19. voet, ad tit. ff, dt dómt. n, 37,
(2) i. Infi, de donat. · '
(3) Mutuum. — Commodatumt^"
(4) Res fungihiles. '
(5) L. ü. ff. de reb. cred„ ' ' · ·
(ó; d, L, 2. §. i. ' · ·
kan deeze handeling niet beilaan (i). — c) Dat de
eigendom van het geleende aan den opnemer over-
gaat (2). — De uitleener moet 'er dus eigenaar van
zijn Cs). — <0 Dat de opnemer verpligt zij, zoo
' veel van gelijke qualiteit te rug te geven; offchoon
ook inmiddels de prijs van dat goed geitegen of ge-
daald zoude mogen zijn (4). — e) Dat de beide
contractanten het omtrent dat alles, door weder-
zijdfche toeilemming, eens zijn (5).
Uit dit contract, als Hechts van de déne zijde ver-
bindende, vloeit voort,eene acfJe^ aan den uitleener,
of zijne erfgenaamen, tegen den opnemer, of zijne
erfgenaamen, tot te rug gave van eene gelijke geld-
fomme, of van eene gelijke hoeveelheid van die zelf-
de zoort van zaken, als ter leen gegeven is (6),
en zulks na verloop van zekeren tijd, bij het con-
tract bepaald, of „anders door den Regter iri billijk·
h^eid te bepaalen (γ),
/
jifnte» of In leeningen, vooral van geldfommen, worden zeer
/»/er«/^«. jjjjj^yjls renÏtn of interesfen bedongen. — Hierom-
trent flaat aan te merken ; i.) Dat dit beding niet
mag te boven gaan den penning zestien, of zes
per-^
(i) VOET, ad tit. ff. de rel·, cred, «. 4,
(4) VOET, d, t, n, 24. j. AVERANius > Interpr. Jur,
iJb. 3. Cap. II & 12.
(^S) L. i. f. eod.
(6) VOET, d. Λ η, IS, feqq.
VOET, d, t. Η» lp.
-ocr page 218-n^U^esenr
'Van Contracteh en Ouaft-Contracten. 145
fitrcent (i). — Meerder te bedmgen, wórdt geliou^
den voor woeker, en is ilrafbaar. — 2.) Dat inter-
csfen ook zomtijds buiten beding verfchuldigd zijn ^
uit hoofde van verzuim of nalatigheid in de voldoe-
ning. — Wanneer die voldoening op eenen zekereii
tijd bepaald is, gaan de interesfen van dien dag in. —
Is 'er geen tijd bepaald, zijn dezelve verfchuldigd vail
den dag af, dïit de fchiildenaar in regten is aan ge-
fproken (2). — Deeze interesfen buiten beding
worden egter niet hooger berekend, dan tegen vier
percent (3). — 3.; Dat de opgeloopene interesfen de
hoofdfomme niet mogen te boven gaan (4). — 4.)
Dat geene interesfen van interesfen berekend mogeii
worden, noch de hoofdfomme daar mede mag wor·^
den verhoogd (5); . . ,
llfr^^^Vanneer de leening betreft zulke dingen, die
door het gebruik niet vergaan, noemt men dezelve
Bruikleemngy zijnde een contract. Waarbij de ééil
aan den ander voor niet een zekei goed overgeeft,
bm 'er zig tot een bepaald gebruik van te bedienen,
en waar bij hij, die het ontfangt, zig verbindt, om
dat goed, na dat het ten beilemden gebruike gediend
zal hebben, te rug te geven (6).
Tót het wezen van dit contract behoort: a^ Dat
'er
Ct) de groot, Inleid, 3 B. 10 D. n. 29. lóenius;
Dflcif. Caf. 21, voet, öd iit. jf. de ufUr. n. 3 ίί iii
Cs) VOET, d. II.
Ó) ZüRCK , vóce Renten^ §. i;' «. 3;
(^4) voet; hd d. ï. ».19;
(5) L·. 28. C. de ufur, νοέτ; ad dl r. n\ èSl
ύ
-ocr page 219-'er een zelcer goed zij, het welk ter leen gegeven
wordt. Daar toe dienen alle zaaken, die in den han*·
del zijn , vooral roerende goederen; b. v. een rijd-
tuig, een paard, een boek, enz. maar ook zomtijds
onroerende 'y zoo leent de eene vriend aan den ander
zijne kelder, zijn zolder, eene kamer in zijn buis,
enz. (i). Dingen, die niet verkoopbaar zijn, zijn
ook niet leenbaar; b. v. verboden boeken (2). —·
Zaken, die door 't gebruik.vergaan, zijn ongefcbikt
voor dccze handeling, ten waare zij geleend worden,
enkel om tot pronk te dienen (3). — Dat het
goed tot een zeker bepaald gebruik geleend worde. —
Die bepaaling moet fript gevolgd worden, of men
maakt zig fchuldig aan eene zoort van dieverije (4).
— Ook is hij, die iets ter leen ontfangt, gehouden,
alle mogelijke zorge aan te wenden , dat het goed
behouden blijve, en niet bederve (5). — Alle agte-
loosheid in dit opzigt verpligt hem tot fchade-ver-
goeding (6), en niets kan hem daar van verfchoo-
nen, dan onoverkomelijk geweld, of onheil (7). —
Dat het gebruik om niet worde toegedaan, anders
is het geene bruikleening, maar huur (δ). — d^ Dat
(1) L. I. 5. I. f. cl. t,
(2) L. 6, C. de pact.
(3) X. 3. §. lilt, L. commod.
(4) L. 5. §. 8. eod. L· i. §. uit. L. 40. f.defuri.
Cs) L. I. 4. /. de obl. & act. L. 5. 2. /.
commod.
(6) L. 20. L. 21. i. ff", commod,
(7) L. 5. §. 4. commod. L. i. §, 4./. de oll. ζ^act.
(-8; §. 2. 172 fin. Infl. qiiib^ mod. re eontr. ohl. L.
59· §· 1' f' dc py^fcr. ν erb.
ÄÜS"-·'""
Ι^α/ΐ Co7jträcten en Quafi- Contracten.
dezelfde zaak, die ter leeii gegeven is, öok weder ïii
denzelfden ilaat worde te rug gegeven (i). —- En
zulks na verloop van deli bedongen tijd, of van zulk
Écnen tijd, als tot het gebruik vereischt wordt, des
noods door den Regter te bepaalen (2). — Zomtijds
gefchiedt de leening eenvouwdig tot wederzeggens
toe (3)i
Uit dit contract vloeit cBne tvveërleie äctie voort;
— De (4) komt toe aan den uitleener tegeii
den geen, die ter leert ontvangen heeft, en zijné
erfgenamen ^ tot te rug gave vati het geleende goed,
of de waarde van hetzelve, indien de te rug gave
door zijne fchuld onmogelijk geworden is ; voorts
tot vergoeding van alle fchade, door bederf van het
goed, of door niet tijdig gedane te rug gave, verooi:-
zaakt; en eindelijk tot overgifté van alle vrugten ^
Welken het geleende goéd inmiddels heeft voortge-
bragt — De ändere actie (6) komt toé aart
den geen, die ter leen ontfangt, tegen deii uitleé-
ner, om fchadeloos geileld te worden; b. v. als het
geleende goed een gebrek had, aan den uitleeiler be-
kend, het welk fchade heeft te weeg gebragt ; als hij
buitengewoone' kosten aan het goed heeft móeteii
doen; als de uitleener, of iemand van zijnent wegé'^
hem in 't gebruik belemmerd lieeft (jy. · -^'v-.
I Vi
(1) L' 3. §. i. L. 19. f. commod.
(2) L. 5. pr, L. 17. §. 3· ff' eodi
Cs) L, 1. f. de precar,
C4) Actio commodati directa',
QS) VOET, ad th. f. commod. n. ά-^fi
C63 Actio comtnodati contraria,
C7) voETj ad d, t, n. $. feq^i
Κ a
-ocr page 221-m
Bemarge- IV. (0 is een contract, waar bij
iemand eenig goed te bewaaren geeft aan een ander,
die zig met tleeze bewaaring om niet belast, en zig
verbindt, om het goed te rug te geven, zoo dra het
gevorderd wordt (2).
De goederen, die in bewaaring gegeven worden ,
moeten zijn lichamelijke y en wel roerende goede-
ren. Op onroerende goederen is dit conti act niet
toepasfelijk, vermits dezelve niet verplaatst kunnen
worden, maar altijd weder te vinden zijn: en geeft
men, b. v. buiten s'Lands vertrekkende, de ileutels
van zijn huis aan eenen vriend ^ Is zulks meer eene
bewaargeving van die ileutels^ en van de meubilen,
tot welken men door dit middel toegang heeft, dan
Λvel van het huis zeiven (3).
De aart van dit contract vordert tot deszelfs ver-
eischten: £ene overlevering van het goed, het
welk in bewaaring wordt gegeven. — Dat het
goed overgegeven worde met oogmerk, om het te
bewaaren. Gefchiedt zulks met een ander oogmerk ,
dan is het ook eene andere zoort van contract (4). —
(?) Dat men die bewaaring om nk! op zig neme;
want wordt 'er iets vooi: bedongen, is het een con-
tract van huur (5}. — d') Dat de contracteerende
partijen het, door wederzijdfche toeilemmiog, eens
- ^ zyn,
(i) Depoßtum,
(ΐί) /. (2? C (fcpos,
(3) pothier, Traité du Contrat de Di'poi, Chap.ii
Art. 1. ,
(4) L, 8. viancï. L. i. 12. 13./, depei.
(5; L. I. 8. #: depo;.
P^an Contracten en Qua ft ^-Contracten. 149
zijn, het zi] dezelve verklaard worde bij monde, of
bij gefchrifte, uitdriikkelijlc, of ftilzwijgcnde (i).
Eene tweerleic actie is weder het gevolg van dit
contract. — De eerße (&) komt toe aan hemdie
in bewaaring geeft, tegen den geen, die in bewaa-
ïing genomen heeft, of zijne erfgenamen, tot te rug
gave van het in bewaaring gegeven goed, en tot ver-
goeding van de fchade , 'die door zijne fchnïd of na-
latigheid aan dat goed is overgekomen (3). — De
andere actie (4) wordt verleend aan den geen, die in
bewaaring neemt, tegen hem , die geeft, om fchade^
loos geilek! te worden; b. v^ wegens alle uitfchot"
t€n, welken hij, tot bewaaring van dat goed, heeft
moeten doen; voorts v\^egens alle nadeelen, welken
hij ter dier zaake buiten zijne fchuld ecnigzints heeft ^
geleden (5) : ter bekoming vap al het welk hij regt
van retentie op 't goed heeft, tot zoo lajig hij daar
van is voldaan (6}»
Met het contract van Bewaargeving hebben zeer Seqimtra.
veel overeenkomst de Sequestraiïén en Configna'^^^^^^sn^'^'
tién (j"),
Sequestratie is de bewaaring van eenig goed, waar
over gefchil is, onder een derden, bij overeenkomst,
(i) i. I. §. 8. f, naut, caup. ftabut,
(jx) Actio depofiti directa,
c3) voet, ad tit, f. depos. n, 4—9,
C4) Actio depofiti contraria.
C5) voet, ad d. t, n. lo.
(6) LEYSER, Medit. ad ff, Tom, 3. Spec, 176, Bied,
2 3.
(7) poTiuen, Traité du Contrat de Depot,
κ 3
ι·.'
-ocr page 223-.IIUII1.I IILII
pf door den Regter bepaald, om, wanneer het ge-
fchil b.eflist zal zijn, tc worden overgegeven aan den
geen, die tot dat goed gerechtigd verklaard wordt(i),
— Door den Regter wordt zulk eene Sequestratie
gelast; h. v. wanneer hij eenen bewaarder ftelt bij
gearresteerde goederen; wanneer een boedel, om bcr
I ilommering van fchulden, zonder beiieering verlaaten
»I ' is; of eene nalatenfchap agtergebleven, waarvan
men de erfgenamen niet weet.
U' Conßgnaih b.eilaat in de ontfangst en bewaaring
J van gelden, waar van de waare gerechtigde onzeker
is (2}, — Äfen maakt hier van gebruik, wanneer
een fchuldenaar niet wil belast blijven met penninr
gen, welken zijn fchuldeisfcher niet wil ontflingen,
of niet kan ontfangen, om dat een derde 'er arrest
op gelegd heeft. — Men brengt ook in de config-
natie de gelden, die bij executoriale verkoop van
eenig onroerend goed gekomen zijn, en waarover,
eer zij uitgekeerd kunnen worden, praDferentie moet
worden gehouden.
^aiidgswig. V. Schoon het regt, het welk een fchuldeisfcher
heeft op het goed, het welk hem door zijnen fchul-
denaar , tot meerdere zekerheid van zijn agterwezen ,
is ter hand gelleld, behoort onder de recele reg-
ten Cs); zoo is egter de overeenkomst zelve, waar
bij her pand gefield wordt, JPandgeving genaamd,
yan dien aart, dat zij perfoneele yerbintenisfen en,
(1) L. 110, f. de verb, ßgn. L. ιγ. f. depou L,
ς. cod.
(2) VOET, ad tii» f. de folut. n. 2p.
(3) 2ie hier boven de XIL Jfdeel. bi. 104. en volgg,.
ïüj
Van Contracten en Qjwß Contracten. 151
acti-ën voortbrengt (i).
Dc terfie (α) van die actiën komt toe aan den
fchiildcnaar, die zijne fchuld, met de interesfen,
geheel heeft afbetaald (3), tegen den fchuldeisfcher,
tot te rug gave van het verpande goed, of van de
waarde van dien, zoo het, door des fchuïdeisfchers
verzuim, is verloren geraakt; voorts tot vergoeding
van de fchade, die , door des fchuldeisfcliers fchuld,
aan het goed is overgekomen; en eindelijk tot over-
gifte en verantwoording van alle de vrugten, die van
het verpande goed gekomen zijn; ten waare bij de
pandgeving bedongen was (4), dat de fchuldeisfcher
<le vrugten, in plaats van interesfen, genieten zou-
de.— Het fpreckt van zelf, dat, wanneer de fchuld-
eisfcher, bij gebreke van betaaling, het pand verkogt
heeft, deeze actie dan niet meer kan ilrekken tot te
rug gave van het goed, maar tot het doen van reke-
ning en verantwoording wegens dien verkoop , en
overgifte van het overfchot, het geen 'er, na afbe-
taaling der fchuld, zoude mogen zijn Q},
De andere actie (6) komt toe aan den fchuldeis-
fcher, tegen den fchuldenaar, om fchadeloos geileld
te worden; b. v. wanneer hij hem eenig goed heeft
te pand gegeven, het welk hem niet toebehoorde,
of reeds aan een ander verbonden was, of door een
inwendig gebrek geene genoegzaame waarde had, en
(1) t. de pignor. act.
(2) jictio pignoratitia directa,
(3) L. 9. §. 3. f. de pign. act.
(4) Pactum antichreiticum.
(5) voet, ad tit. f. de pign. act. n, s.—^
(4) Actio pignoratitia cmtrtiria.,
-ocr page 225-dus aan den fcluikleisfchcr rot gcenc verzekering
dienen kondc; — zoo ook wanneer de fchuldeis-
fciier, tot behoud van het goed, eenige noodzakelijT
ke kosten heeft moeten uitfchieten CO· ^
§ VUL
Vr. Onder alle handelingen in de menicheh'jke za-
menleving is 'er geene gevvooner, noch meenigyuldi-
ger 5 dan Kooj> en Verkoop, — Men veriiaat daar
door de overeenkomst, om een zeker goed, voor
cenen bepaalden prijs, aan een ander over te doen (2).
— Drieledig zijn derhalven de vereischten in een
koop: het^'öi?^;', άο, koopprijs^ ^^ "wederzijdfche toe-
jiemming.
Er moet een zeker goed aanwezig zijn, het welk
verkogt en gekogt wordt, want geen koop beilaat,
als het goed 'er nooit geweest is, of 'er nu niet meer
(3)1 — Egter kunnen toekomende dingen verkogt
wordêi; b. v. de vrugten, die dit jaar op zeker land
zullen wasfcn (4). — Zelfs kan men de hoop of
verwagiing van eene zaak verkoopcn. Dus, al is 'er
di,t jaar een volkomen misgevvas, is de koopprijs
verfchuldigd, en wederkeerig , al is de oogst zoo,
voordeelig, dat hij de waarde van den koopprijs zes-
of meer-malen te boven gaat, komen alle die vrug-
ten ten voordeele van den kooper — Zijn eigen
goed
(i) voet, ad d. t. n. 10.
(jï) L. 5. §. i. f. de prisfci·. verb. de groot, Inl,
3 B. 14 D. ξ. i.
(3) L. i. L, 7. jf. de her, vel act. ν end. L, pr,
L. 57. pr. 5. i. &· 3. f' de contr. empt.
(4) L. 8. p·, L. 7g. 3. f, de contr. empt. L· 25.
f. de act, cmpt,
(5) -^· 8. i. L, ii. lilt, L, 12. f. de act, cmpt,^
Koop en
^'erkeop.
Van Contracten en Qiiaft-Contracten, 1.53
goed kan niemand koopen(i), maar wel een goed,
waar van men alleen het vrugtgebruik heeft (2), of
het welk men met een ander gemeen heeft, te we-
ten, voor zoo veel des mede-eigenaars aandeel be-
treft (3).
Het tweede wezentlijk vereischte van koop is de
koopprijs (4). — Deeze kan alleen beilaan iiï
geld (5); want wordt eenig ander goed ni de plaats
gegeven, is het geen koop, maar ruiüng (JS^* —
Deeze prijs moet zijn v/aar 3 en niet verdigt, of iti
fchijn; anders is de handeling eene ί/ί?/;/?^·*? (7;); en
hepaald3 het zij uit zig zelven, het zij door eenc ^
verwijzing tot iets anders ; b. v. als ik 11 'verkoop ·
mijn land, voor denzelfden prijs de mergen, als
waar voor Pieter zijn land gekogt heeft (8). — Men
kan den koopprijs wel aan de bepaaling van een der-
den , 'maar niet van één der contractantenoverla-
ten (9).
Een hoofd-vereischte in koop en verkoop is de we-
derzijdfche toeflemming (lo). — Derhalven -wordt
niemand tegen wil en dank gedwongen te verkoo-
(1) L. \6. pr. L. Z9']F' L, 4. L, lo. C. decontr.-empt»
(2) L. 16, §. I. f. eod,
(3) /:. 18. pr. ff. eod.
(4) L. 72. pr. ft. eod.
(5; 2. Infi, de empf, ν end.
(6) d. §. 2. L. I. pr. 5. i, f. de cetitr. empt,
(7) L. 21, C. de tramact. L. 3, Z» 9. C. de conirt
empt.
(8) L. 7. §. uit. L. 37. f. de contr. empt.
(9) L. 35. 5. I. tilt. C. eod.
(lp) L. I. f. lilt. X. 2. C. eod. L.SS'f· de οΜ.ξ^αοί.^
K5
-ocr page 227-ΐ54· 1' Boek, XF, ^fdeding.
pen (^i); ten waare de Overheid een zeker goed ten
algemeenen nutte behoeft, en het dus den eigenaar,
tegen eene billijke vergoeding, doet affiaan (2). —
Deeze toefleinming moet zijn vrijwillig en ongedwon-
gen; zonder dat bedrog, vreeze, of dwaling, aan
de contractanten hinderlijk geweest zijn Cs)·
Alle dingen, die van den handel niet zijn uitgeflo-
ten, zijn verkoopbaar (4). —> Onder de uitgeflotene
behooren de dingen, die tot gewijd gebruik, of tot
Lands of Stads dienst beflemd zijn (5); — goede-
ren, waar van de vervreemding, bij uiterilen wil,
verboden is (^6); — geilolene goederen (7); —
contrabande waaren, om aan den vijand te verkoo-
pen (8); — gereedfchappen , tot Fabrieken bchooren-
de, om naar buiten s'Lands te vervoeren (9); —
. huizen, om af te breken, zonder vooraf verkregene
toelating (lo) 5 — winkelgoederen, om daarmede
langs
(i) Z. f. L' II. L, 13. L, 14. C. eod.
Ca) Zie hier boven bladz, 59.
(3) Zie hier boven bladz. 116—118.
C43 L. 6. pr. L, 34. §. I. f. de contr. cmpt.
C5) L. 6. pr, L, 22. L, 23. L. 24. L» 51. L· (52.
5. i. eod.
C6) L. uit. §. 2 3. C. comm, de legai,
C7) L. 34. 3. f. de contr. empt,
voet, ad tit. jf, de contr. empt, n, 18.
(9) Plac. Gener. 17 Jpril 1624. G. P. B. i D.
pag. -1164. — Plac. Gener, ιγ Octob. 1753. G. P. B,
$ D. pag. 1281. — Plac. Gener. 18 Junt'j 1755. ibid.
fag. 1286. — Plac. Gener^ 31 Jann, 1776. G. P. B..
.9 D. pag. 1345,
(10) Public. Holl. 23 Junij
-ocr page 228-Van Contracten e?i Quafi^ Contracten,
langs dc huizen rond te loopen, het welk men ge-
woon is venijagerije te noemen (i). — Eens anders
goed is niet verkoopbaar C^); doch heeft de verkoo-
per, willens en wetens, eenen onkundigen kooper
daar mede misleid, is hij tot fchade-vergoeding ge-
houden (3).
Koop wordt gehouden voor voltrokken, zoo dra
de contractanten het wederzijds eens zijn , wat>
hoedanig, en hoe veel verkogt is, en voor welken
prijs (4), Tot deszelfs volkomenheid is niets anders
noodig, dan de toeftemming; en geenzints de leve-
ring van het goed (5), noch de toetelling van den
koopprijs noch de voltrekking van het gefchrift,
ten waare dit laatite uitdrukkelijk was overeengeko-
men (7). — Eene conditioneele koop is niet vol-
komen, dan wanneer de conditie vervuld is (8). —
In dingen, die bij het gewigt, het getal, of de maat
verkogt zijn, is de koop niet volkomen, voor dat dc
toeweging, toetelling, of toemeting gefchied is (9)·
S IX.
(1) Ptac. Holl. 12 April 1749. Puhl. 12 Aug.
(2) L. I. C, de comm. rer. alicnat, t. t. C. de reh»
al, non alten.
Cs) L. 30. 1. f. de act. empt.
(4) L. 8. pr. f, de per. ξ^ comm. rei vcnd, L. i,
§. uIï, ff, de contr. empt.
(5) L, I. §. 2, ]f. de rer. perm.
(6) L· 2. §. I. f. L. 9. C. de contr. empt.
(7) pf' ^^ & L. 10. L. 17. C. de
fid. inflr.
C8)Z. 7. pr. fi? I. L. pr. ff. de contr. ewpt,
L. 43. §. 9. ff. de aedil. edict. ^ .
(9) L. 35. §. 5, 6 i£P 7. ff, de contr. ewpt, L. 2,,
C. de per, <2? co viin. rei vcnd.
ÜP^P
Gevolgen De gevolgeii van koop en verkoop zijn onder-
ΓΓ fclieiden aan de zijde van den koopcr en verkooper.
kmp. Y^^j. levering, fclioon de koop door weder-
zijdfche toe (lemming voltrokken is , blijft de verkoo-
per eigenaar (i^, en kooper en verkooper hebben
tegen elkander niets, dan cene pcrfoneele actie, tot
naarkoming hunner wederkecrlge verpligtingen. —
De &e.rfle (2) van die actiën komt toe aan den koo-
per , of zijnen erfgenaam, tegen den verkooper, of
zijnen erfgenaam. — De andere (3) aan den ver-
kooper, of zijnen erfgenaam, tegen den koopcr, of
zijnen erfgenaam (4)0
De verkooper is gehouden, om aan den kooper het
/
■^-erkogte goed te leveren, en hem in 't bezit van het
zelve te ftellen (5), en zulks dadelijk, of op den
tijd, bi] het contract bepaald (ö). — Indien hij op
zijnen tijd de levering niet doet, is hij gehouden in
de vergoeding der fchade, daar door veroorzaakt (7).
— Te gelijk met het goed moet hij ook leveren al-
les, wat daar bij behoort; b. v. bij een huis, al
wat daar aan aard en nagelvast is (8). — Indiei]
liet verkogtc goed eenig wezentlijk gebrek heeft, of
met
(1) Z,. 8. II. C. de act. empt,
(2) Actio empti,
(3) Actio venditi,
(4) t. f, de act. empt.
(5) L. 8. C. de act» empt,
(6) L. 14. f. de Rig. Jur. L. 10. C, de act. empt.
C7) L. I. pr. L. 3. I. L. 11. 5. 9. L. 12.
L. 4. Zr. 22. C, eod.
(8) DE CROQT, /fi/eid, 3 j5. 14 D. §. as. «.
wm^mm
vV
P^an Coniracttn en Quaß'Contractenl 157
met eenige verzwegen lasten bezwaard is, is hij ge»
houden, den koopprijs daar naar te verminderen, of
zelfs den koop te niet te doen, zoo hij den kooper
willens en wetens heeft misleid Ci)·
De hoofd-verpligting van den kooper is, den koop-
prijs te betaalen (2), met de interesfen, zedert dat
hij in verzuim geweest is (3) : als mede aan dén
verkooper te vergoeden de kosten, welken deeze, na
den verkoop, aan het verkogte noodzakelijk heeft
moeten maken (4).
In het koopen en verkoopen eener eriFenis is het
gevolg, dat niet zoo zeer de bijzondere goederen,
daar toe behoorende , als wel in 't algemeen alle
regt van den verkooper tot de nalatenfcliap, zoo als
dezelve zig ten tijde van den verkoop bevond, in,
eens aan den kooper worde overgedragen (5); ter-
wijl de kooper, behalven de betaaling van den koop-
prijs, geliouden is, den verkooper fchadeloos te hou-
den, wegens alle aanfpraak der fchuldeisfchers van
den boedel, die, onaaiigezien den verkoop, gerech-
tigd zijn den verkooper te blijven aanfpreken (6), —
Wanneer men aan iemand eenige actie of fchuldvor-
dering, ten lasten van een derden, verkoopt, moet
■ ' .
(O f* t' f' de adih edict. — Men iwemt deeze
i iictio redhibitoriay ^i-quanti minoris.
C^') L. 13. 20. f. L. 6. L. 13. C. de act. empt.
(3) L. 10. f. de per. comm, rei vend. L. 13. i.
^5. Ci de act, empt.
(4) L. 13. §. 22. L. 38. 5. i. f. de act, empt.
Cs) L. 2. §. i. ff. de her. vel act. vend,
(6) L, 2. C. eod. L, 2. C. de legat, sanjds, Decif*
lih 3. Tii. 4. Def. 3.
de verkooper aan den kooper geven cesfte van actlê
en procuratie ïn rem fuatn, dat is, hij moet zijn
regt van vordering aan den kooper overdragen, eri
deiizelven onherroepelijk volmagtigen, 'om de invor-
dering ten zijnen eigen behoeven te doen (i).
Zomtijds ondergaan de verph'gtingen van kooper en
verkooper bijzondere wijzigingen, door bedingen ,
die bij het contract gevoegd worden (c), en daar
aan eene bijzondere form geven, voor zoo verre zij
niet onbetamehjk, of met den aart der handeling ten
cenemaal ilrijdig zijn (3).
Even gelijk alles, wat voor den verkoop gebeurt^
ten bate en fchade van den verkooper is C4), zoo
is dit alles ten bate en fchade van den kooper, na
dat de koop, door wederzijdfche toeiiemming, tot
volkomenheid gebragt is (5) , offchoon ook het goed
niet is geleverd (6). — Dit lijdt egter uitzon-
dering: />) in den verkoop van dingen, die eerst
toegeteld, toegewogen, of toegemeten moeten wor-
den f
(i) voet, ad tit, jf. de her. vel act. ν end. n. p,
& fcqq.
(p.) L. ifi. pr. ff. de contr. empt. L. 14, C. de refc^
vènd, L. 48. f. de pact, L· 8. C. de pact. int. empti
ß? vend.
Cs) L. 13. 25. f. de act. empt, L. 42. L. 52.·
ff", de contr. empt.
"" f4)' L. 44. L. 57. L. 58. f.^de contr. empt.
(5) §. 3· in ft, de empt. & vend. t. t. f. & C. di
per. öf comm. 'rei vend. de groot, Inleid. 3 B. 14
34.
(6) L. 62, §. 2. de contr, empt. L. 30. pr. f. de
act. empt, L· 4. L. uit, C, de per, S comK, rei vsndi
Van Contracten tn Qtiaß'· Contracten. 155?
i?en CO· — Indien door verzuim , of fchujd
van den verkooper, aan het verkogte eenige fchada
h aangekomen (2;. — c') Indien de fchade veroor-
zaakt is door een gebrek, het welk 't goed reeds
voor den verkoop had (3). —· d) Indien nopens
die bate en fchade eeft bijzonder beding bij het con-
tract gevoegd is
Koop en verkoop, eenmaal beilaan hebbende, ^^^^ ^^
worden op onderfcheiden wijzen vernietigd, n\et gaau
Wanneer kooper en verkooper elkander, lïiet
wederzijdsch goedvinden, ontflaan (5). — Doch,
was op den koop reeds de levering gevolgd, zoude
het een nieuw contract van koop zijn; en dus, het ■
goed onroerend zijnde, op nieuw de veertigfte pen-
ning aan den Lande moeten betaald worden (6).
Indien 't verkogte goed zoodanig gebrek heeft»
bij den kooper onbekend, dat de koop, zoo hij het
geweten had, daarom zoude zijn agtergebleven (7}.
CO L. i. i. Z. 5. L. 15. jT· & comm»
rei vend.
1
Cs) L. L. 4. X. 6. C. eod.. L. 35. §. 4.
f. de contr. empt. L, s,6. L. 54. pr. f. de act, empt.
Cs) L, 15. f, L. ó.'C. de per. &'C0mm, rei vend,
C4) 3. Iiifl. de empt. S vend. L. pr. f. de per,
comm, rei vend. L. 35. §. 4. f. de cpntr. empr,
Cs) L. 35- ^^ R'g' ^· 5. ί' i'f. de refc.
vend.
C6) Z, 58. in fin. f. de pact. Ordonn. op den i^ofisn
penning van 9 Meij 1744. ^rt. J,
(7) t' f' de adil. edict, de groot, Inhid,
17 D. 4. ·
τ 66 ' Λ Éoek, XV, Afdèelin 'g,
' 3°.) Indien kooper of verkooper; ten aanzien Vari
den koopfchat, boven dé helft benadeeld is (i) ; dät
is, indien iets, het welk honderd guldens waardig
is, is verkögt voor vijf - én - veertig; of omgekeerd j
indien iets, het Welk vijf - eii · veertig guldens waar-
dig is, is verkogt voor honderd (2). — De ver-
nietiging egter uit deezen hoofde vervalt, zoo drrf
men bereid is, den koopfchat tot de echte waarde
te vermeerderen of te verminderen (3). · ·
4®.) Indien eenig goed om contant geld verkogn
is, en de betaaling niet volgt, ftaat het dén ver-
kooper vrij, het verkogte te reclaraeeren, en alzoö
den koop te niet te doen (4).
5*'.) Indien het goed op dien voet verkogt is, dat
het onverkogt zal zijn, wanneer binnen zekeren be-
paalden tijd een hooger bod gedaan wordt ', of wan-
neer binnen zekeren bepaalden tijd de koopfchat niet
betaald is (5)i
En indien naderhand iemand opkomt, die
aantoont, een regt van eigendom, of ander reëel
tegt, aan het verkogte te hebben (6). — In dit ge-
val moet de verkooper het verkogte vrijen en v/aa-
ren (7); en mitsdien voor den kooper de zaak opne-
men ί
(1) L, 2. L. 8. C, de refc» ν end, de groot, Inleidi
% B. 17 Z>. 5. en 52 D.
(2) j. AVERANiuSj Interpf. Jur, Lib. 3. Cap. γ:
(S) d. L. 2. C. de refc, vendi
(4) Zie hier boven bladz. 57.
(5) ^· F' ^^ addicti —■ t. ti ff'i de legi
cominisf,
, (6) t. t, f. ßf C. de eviction,
(7) de gi'vOOT, Inleid. % B. 14 d. 6.
'•kvf^'·«
Van Contracten en Qua ft-Contracten.
men, en wordt het goed aan een ander toegewe-
zen, moet hij den koopprijs met de interesfen aan
den kooper te rug geven, met vergoeding van de
fchade, bij den kooper gehad en geleden (i).
VII. Met koop en verltoop ilaat het contract van ff^ur en
huur en verhuuring in een zeer nauw verband. Men
verilaat daar door die handeling, waar bij de één zig
verbindt om den ander, geduurende cenen bepaalden
tijd, het gebruik van eene zekere zaak te doen heb-
ben, tegen het genot van eenen zekeren huurprijs,
dien de ander zig verbindt om hem te betaalen (2).
Tot het wezen van dit contract behooren. — ι'Ό
Eene zaak, gefchikt om verhuurd te worden; het zij
roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk;
gelijk in verpagtingen van tollen en gabellen plaats
heeft. — Dezelve moet aan den huurder een zeker
genot of gebruik verfchaifen, het welk men meestal
bij de huurcedulle bepaalt, die derhalven daarom-
trent ten rigtfnoejdienen moet; b. v. land, het welk
als hooiland verhuurd is, mag niet beploegd en be-
kaaid worden (3). — Het gebruik van die zaak
wordt niet onbepaald, maar voor eenen zekeren tijd,
afgeftaan. — Wanneer die tijd langer dan vijf en
tmntig jaar en zoude moeten duuren, moet de huur-
cedulle gerechtelijk worden verleden , en de impost
(1) 8. Z/. 51. §. 3. L, 60. L. 66. §. ulf. L. 70.
f. L. 9. L. 16. L. 17. L. 21. L. 23. L. 25. C.
de evict. _ -
(2) t. t. f. C. locat. conti.
(3) de groot, Inleid. 3 Bi 19 D, 14, en aldaar
de aanteekt van groenewegen.
W
van den veertigften penning betaald (i). 20.)Een
bepaalde huurprijs, meestal in geld beilaande (2);
fchoon ook zoratijds de iiitkeering van een gedeelte
der vrugten de plaats van den huurprijs veiTult (3).
— En 3®.) wederzijdfche toeftemiTiing van huurder
en verhuurder (4). .— Egter is het in de verhuuring
van huizen (5) en landen ζό) noodig, dat de toe-
ftemming in gefchrifte vervat werde , en dus een
huurcedul op behoorlijk zegel werde geteekend.
Gevolgen Uit het contract van huur en verhuuring vloeijen
IT^Fer- de volgende verpligtingen voort. En wel aan de zij-
huuring. verhuurder: i^O Oni het verhuurde goed
aan den huurder, op den bepaalden tijd, te leveren ,
ten einde hij 'er gebruik van hebben kan (7). —
Hier toe heeft gevolgelijk de huurder tegen den ver-
huurder eene actie (8) ; welke ook tot fchade-ver-
goeding firekt, wanneer het verhuurde goed, door
des verhuurders daad, verzuim of nalatigheid, niet
geleverd wordt ^9). — a®.) Om aan den huurder,
in
(i) Plac. op den /i^ofim penning van 9 Metj 1744.
Art. 9 en 19.
(ö) §. <2. Inß. de loc, cond.
(3) Zr. 19. §. 3. f. loc. cond. L. 18. L. 21. C. eod»
(4) L. i. L. 2. f. eod.
(5) Ord. van v Zegel van 11 Sept. 1794. Art. 61,
(6) Plac. van Keizer Karei van 22 Jan. 1515.
Pol. Ordonn. Art, 31. Plac. 26 Sept, 1658. 24
Febr. 1696.
C7) L. 9. pr. f. loc. cond,
C8) Actio conducti.
^ Cp) L. 7. L, 8. L·, 9. pr. f. d. t.
■ ■ UW"-·mm^ ^'m Μ λ^
Van Contracten en Quaß- Contracten. ï6$
in het gebruik van het gehuurde, geeue belemmering
toe te brengen, en hem, wegens de belemmeringen
van anderen, te vrijwaaren (i'). — 3^.) Om het
verhuurde goed in behoorlijken ftaat te onderhouden,
zoo dat de huurder het behoorlijk kan gebruiken Ca)·
Om aan den huurder te vergoeden de fchade,
aan hem veroorzaakt, door wezentlijke gebreken ,
welken het verhuurde goed had C3). — 5°.) Om
naar te komen de bijzondere bedingen, welken de
huurcedulle zoude mogen inhouden (4).
Daarentegen beilaat de verpligting van den huur-
der, 1®.) in de rigtige betaaling van den huurprijs,
en zulks in de bedongene termijnen, of zoodanigen,
als de gewoonte der plaats medebrengen (5). —
Van deeze huur kan door den huurder eene gehee-
le of gedeeltelijke kwijtfchelding gevorderd wor-
den , indien hij van het gehuurde, geduurenda
eenigen tijd , geheel of gedeeltelijk , geen gebruik
heeft kunnen hebben (6); ten waare het belet door
zijne eigene daad veroorzaakt was (7). — Hier
toe behoort ook het geval, wanneer, door over-
ftrooming, zwaare onweeren, en dergelijke onvoor-
ziene onheilen , eene onvrugtbaarheid veroorzaakt
(a) L. 30. pr, f, eod.
(3) L. 19. i. f. eod,
(4) L, 23. de Reg. Jur.
(5) L. 17. C. dc loc. cond. L. i. g. 4.Jl? migr,
L, 34. f. de Reg* Jur.
(<i) L. 24. 4. if. loc. cond.
(7) L. 155. pr. L. 203. f< de Reg. Jur,
L a
m
-ocr page 237-is (i). — Voorts is de huurder verpligt: Om
het goed tot geen ander einde te gebruiken, dan waar
toe het hem verhuurd is C^). — 3^.) Om zorge te
dragen, dat het goed in behoorlijken ilaat blijve , en
niet misbruikt worde. — 4°.) Om, bij het uiteinde
van de huur,het goed onbefchadigd aan denverhuur-
der te rug te bezorgen (3). — 5°.) Om naar te komen
de bijzondere verpligtingen, welken de plaatfelijke
Costumen , of de bedingen in de huurcedui mede-
brengen, — Tot dit alles heeft de verhuurder tegen
den huurder mede eene actie (4).
Onder de bijzondere gevolgen van dit contract be-
hoort ; dat de verhuurder op de vrugten, die van het
goed komen, en op de roerende goederen, die op
den bodem gebragt worden, voor zijne huurpennin-
gen heeft regt van legaal verband en pr^^eferen"
tie (5), waar van hij zig ook, door middel van ar»
rest op dezelven , mag verzekeren.
Huur gaat te niet. ä) Wanneer de tijd, waar voor
zij is aangegaan , verftreken is. — Wanneer het
verhuurde goed, door een onvoorzien onheil, ver-
gaan is; b. v. 't gehuurde huis verbrand (6). —
c^ Wanneer de huurder is geworden des verhuurders
erfgenaam (7), — (f) Wanneer de verhuurder het
goed
(i) a. van wezel, Tract. de remhf. merced, voet,
od tit. ff. locat, n. 24 & 25.
(3) L. 3. C. de loc, cond,
(3) L, 48. 5. i. L, 32. L. pen, C. eod,
(4) Actio locati,
(5) Zie hier boven bladz. 106 <2? lop.
(6) l. 9. §., i. ff. loc, cond,
(7) 75· 95· §· 2. ff. de folut.
'.tc·., .
mm
Van Contracten en Qua ft Contracten. 165
\
goed volilrektelijk zelf behoeft (i)· — O Schoon de
dood de huur niet doet eindigen (2), blijft zij egter,
in geval van infolventie, niet langer, dan tot den ge-
woonen eerstkomenden verhuisiijd, voortduuren(3).
— ƒ) Door verkoop van 't verhuurde vergaat de huur
niet, geldende bij ons den regel: huur gaat voor
koop (4),
Het contract van huur en verhuuring bepaalt zig
niet enkel tot goederen, maar is ook dikwils betrek-
kelijk tot dienst en arbeid; b. v. wanneer ik mijn
zilver aan een zilverfmit geef, om 'er een paar kan-
delaars voor mij van te maken; of wanneer ik mijn
laken aan een kleermaker geef, om 'er een rok voor
mij van te maken, is zulks een contract van verhuu-
ring van zijnen arbeid , waar voor ik hem een zeker
loon betaal (5). — In *L bijzonder is hier toe ook
betrekkelijk de huur van Diensiboden y tegen wier
ongeregeldheden, bij de Keuren van de meeste Ste-
den, voorzieningen gedaan zijn (6^,
VIII. Het contract van Erfpagtgunning heeft zeer Erfpagtgun»
veel gelijkheid met koop, en ook zeer veel met huur.
— Het regt van Erfpagt zelf is eene zoort van ge^
brekkelijkeh eigendom, en dus een mW regi(j^f
(O L. 3. C. dc loc. eend, *
(α) §. lilt. Infi. L· 19. §. 8. f. L. 10. C. lec. condf
(3) v. D. keessel, Τ hef. 676.
C4) de groot, Meid. 3 B. 19 D. n. 59.
Cs) §· 4· I"ft' de loc. cond.
(6") de groot, Inleid. 3 B. 19 D. §. 13. v. n,
iteessel, thef.-ej<). '
(7J, VOET, ad tii, f. fi ager vectig. «. 4. .
aJ
maar het contract, waar bij dit regt gegund wordt,
brengt perroneeie verbiiitenisfen voort.
De Erfpagter is geregtigd om te trekken de vrugten
van het erfpagt-goed, even als een vriigtgebruikcr;
hij betaalt daar van ook op gelijke wijze de las-
ten CO·
De uitgever der erfpagt is bevoegd jaarlijks te vor-
deren de pagt, die tot erkentenis van den directeii
eigendom bij den uitgift-brief bedongen is (a).
Zoo de erfpagter daar van drie jaaren in gebreken ge-
bléven is, vervalt de erfpagt aan den eigenaar (3).
Thans zoude moeten volgen het contract van So'
ciëteit of Compagmefchap , doch dewijl wij voor het
geen bijzonderlijk den Koophandel betreft, het laat-
fie Boek van dit werk beilemd hebben , verwijzen
wij den Lezer derwaards; zullende wij aldaar ook het
ftuk der wisfeis , chertepartijen, bodemerijën, asfu-
rantiën, en meer anderen van dien aart, behandelen.
§ XIV.
Lasigeyiiig. IX. Zeer gebruikelijk in de zamenleving is ook het
contract van Lasigevmg of Mandaat, waar door
men verilaat die handeling , bij welke iemand het
verrigten van c6i of meer van zijne zaaken, in zijne
plaats en voor zijne rekening, opdraagt aan een an-
der, die 'er zig om niet mede belast, en zig ver-
pligt tot het doen van rekening en verantwoor-
ding (4).
Tot
(o voet, ad d. t. n. 11 g? 12.
(2) L, 2. C. de jiir, einphijt,
(3) ßb groot i, Ipkid. £ B. 40 D. §.19. Regtsgel.
Obferv. 4 D. Obf, 31. v. d. keessel, T/ief. 383.
(4) /. Λ Infi, I. f. ξ^ C. mand.
-ocr page 240-Van Contracten eri Quaß'Cofitracten. ιβγ
Tot het wezen van dit contract behoort; i*'.)
eene zaak, die nog verrigt moet worden(i); — niet
ilrijdende met de wetten, noch met de goede ze-
den (2); — ten aanzien der bepaaling niet ten eene-
maal onzeker zijnde; — van dien aart, dat zij ge-
fchikt is , om door den lastgever zeiven verrigt te
worden (3); — tot welkers uitvoering de last-aan-
nemer een gefchikt perfoon is ; — en waar bij de
lastgever, of een derde, eenig belang heeft (4). —
s".) Dat de lastgever en last-aannemer het oogmerk
hebben , om zig als zoodanig aan elkander te verbin-
den , zonder onderfcheid, op welk eene wijze de toe-
ftemming is te kennen gegeven, het zij door woor-
den , bij brieven, bij geteekende volmagt, enz. (5).
— Dus moet men lastgeving wel duidelijk onder-
fcheiden van eene enkele aanbeveling, of raadgeving,
welke niet verbindt, ten waare zij met bedrog ge-
paard gaat (6). — 3"^.) Dat de verrigting der zaak
om niet werde aangenomen , anders wordt het een
contract van verhuuring van dienst (7). — Even-
wel ftrijdt het tegen den aart der lastgeving niet, den
last-aannemer voor zijne verrigting eenige belooning,
of honorair i toe te leggen (8).
De verpligtingen van den last - aannemer beftaan
(1) L. 12. §. 14. f. mand,
(2) L. 6. 3. -^· 12· §· II· f-
(4) L. L, 6. §.4. f. eod.
(d) L. 2. 6. i. 20. f. eod, L, 47. f, de Reg. Jur^
(7) L, i. §. 4. ff, mand,
(β; L. 6, ff, eod,·
L 4
I
hier in; — om de zaak, welkers verrigting hij een-
maal vrijwillig op zig genomen heeft, ter uitvoer te
brengen (i); — om in de uitvoering de meest mo-
gelijlce zorgvuldigheid aan te wenden (s); — om
rekening en verantwoording van zijn verrigte aan den
lastgever te doen; — en om over te geven al het
geen, ter zaake van den last, onder hem gekomen
is (3).
De lastgever daarentegen is verpligt, om den
last - aannemer fchadeloos te Hellen, wegens al' het
geen hij, ter zaake van den last, heeft uitgefcho-
ten 5 mits die kosten niet door zijne fchuld of achte-
loosheid veroorzaakt zijn (4); — en om hem te vrij-
waaren wegens alle verbintenisfen , welken hij ter
verrigting van zijnen last heeft moeten aangaan ("5);
— mits in dit alles de last-aannemer de paaien van
zijnen last niet is te buiten gegaan (6). — Tot dit
een en ander zijn in 't Regt aan de wederzijdfche
contractanten de noodige actiën gegeven (7),
Lastgeving eindigt: — a) Door den dood van den
last-aannemer (8). — b) Door den dood van den
lastgever (9), — c) Door zoodanige verwisfeling
van
(O L. 5. §. I. L. 22. §.ii. L. 27. §.2. Z. II»
C. eod.
Cs) L. 20. eod.
(4) L. 27. g. 4. L. 52. Z. 56. §. 4. ff. eod.
(5) L, 45. ff. eod. L. 17. ff. de in rem verfo,
C7) jictio mandati directa G? contraria,
(8) L. 27. S. i. ff. eod.
(p) U 26. L. 58./. L, 15. C. eod*
y i
li
y
-ocr page 242-Van Contracten en Qtiaß-Contracten. 169
van fland, waar door de lastgever zijn perfoon ver-
liest (i). — d) Door intrekking of herroeping van
den gegeven last
§ XV.
Belialven de tot dus verre opgegevene contracten, 5««/?· C00-
zijn 'er, ook nog eenige handelingen, die, eene gelijk-
vormigheid met de contracten hebbende, zoortgelij-
ke verbintenisfen en actiën doen geboren voorden.
Deezen noemt men Quafi - Contracten (3), En daar
toe behooren de navolgende.
I. Het onderwinden van eens anders zaaken , bui-
ten zijnen last, en buiten zijn weten (4); mits niet
in zijn weerwil, en tegen zijn verbad (5}. — Te-
gen zulk eenen onderwinder heeft de eigenaar, fchoon
hij door geen regelregt contract aan hem verbonden
is, eene actie tot het vorderen van rekening en ver-
antwoording, en tot vergoeding van fchade» die
door eenig verzuim van den onderwinder aan hem
zoude mogen zijn toegebragt (6). — Wederkeerig
heeft de onderwinder regt, om van den eigenaar
fchadeloosftelling wegens de uitfchotten, welken hij
ten zijnen nutte gedaan heeft, te vorderen (7^.
II. De adminißratie eener voogdije: want fchoon ^
tus-
Cï) L. 21. jf', de procur,
/ ✓
(2) L, 12. §. riß. /I mand.
(3) t. t. Infi, de oblig. quee quaß ex contr,
(4) /. t. f. & C. de negoi. gefi, de groot, Inleid,
3 B. 27 D, *
C5) L. 40. f, mand. L. uit. C. de neg. gefl.
(6) §, I. Infi, de oblig. qua quafi ex contr, L* 2«
L. 23. f. de neg. gefl, ' . '
(7; L. 2. L. 27. f, eod. d. g. i. Infi.
riiiïïMiii'iiltf-1 ^Tnf^
-ocr page 243-•tp"
tusfchen den voogd en zijnen pupil geen eigenlijk ge-
zegd contract plaats heeft, zijn zij egtei" aan elkan-
der verbonden; — de voogd om rekening te doen: —'
de pupil, om hem, wegens zijne uitfchotten, fcha-
deloos te ftellen (i).
III. De gemeenfchap buiten contract (2). — Zoo
hebben erfgenaamcn tegen hunne mede-erfgenaamen
eene actie, om eene aan hun te beurt gevallene on-
verdeelde nalatenfchap te fchiften en te fcheiden (3).
— Zoo hebben mede-eigenaars van één en het zelfde
goed tegen elkander eene actie, om dat goed te ver-
deden , en over de genotene vrugten en gemaakte on-
kosten te rekenen (4).
IV. De aanvaarding eener erffenis. — Deeze
geeft aan de I^egatarisfen en Fideicommisfarisfen eene
actie, tot het vorderen der legaten en fideicommisfen,
bij testament of codicil nagelaten (5).
En V. De betaallng van ieis ^ het geen men niet
fchuldig "was, Dit kwalijk betaalde kan men te
rug eisfchen, mits het in 'c geheel, zelfs natuurlijker
wijze, onverfchüldigd zij, en mits men de betaaling
gedaan heeft door dwaling en onwetende (6}.
ZES-
(1) Zie hier boven bladz. 46.
(2) pothier , van Sociët, en Compagn, pag. 162*
& vo/gg.
(3) ^· ^· /· crcifc,
(5) §· 5· ^^ ohlig, qua quaß ex contr. L, 5.
§. 2. f. de obl. & acu
(6) i. t. ff, de Cond, indeh, de groot, Inleidt 3 Β,
30 Ώ, 4—18.
li-^
Van Misdaad en en Qjiafi-Misdaadcn, ifi
ZESTIENDE AFDEELING.
Pan Verbintemsfen uït Mhdaaden en Quaß··
Misdaaden,
Eene andere oorzauk der verbintenisfen is Mis- j^erVinte-
daad) waar door men verilaat een vrijwillig doen of
laten, ftrijdig met de wet, en uit dien hoofde ilraf-
baar (i). — Uit misdaad ontihat tweërleie verbin-
tenis, de eene tot ilraf, waar van wij in het volgen'
de Boek handelen zullen; de andere tot vergoeding
van de fchade, door de misdaad toegebragt: en uic
dit laatlte oogpunt wordt hier de misdaad, als den
grond tot eene civiele actie opleverende, bcfchouwd.
Men kan tot dit einde de misdaaden verdeden, als
gepleegd tegen het leven^Xtgzw het lichaamde
eet y of tegen de goederen van onzen evenmensch.
Misdaad tegen het leven, of doodflag, verpligt
den doodflager > om aan de weduwe of kinderen, die
door des nedergeilagen arbeid plegen onderhouden te
worden, te doen vergoeding van fchade en winstder-
ving , gerekend bij manier van lijfrenten (a). — Dcezc ^
actie hebben zij tegen allen , die handdadig geweest
zijn, of tot het gezelfchap van den doodflager behoord
^ heb-
(1) de groot, Meid. 3 B. 32 D. ζ. 3.
(2) de GROOT, Me/i/. 3 B. 33 Z>. «. 5 & 6. Uoll,
Conf, 3 D, Conf. 168. BORT , nage/. Werken, Lib. 4.
Tit. 2. pag, 148. feqq. voET, ad tit.ff. ad Leg. AiiiiiL
n. II. ad tit. f. de acq. vel om. her, n. 6»
wm
hebben, fchoon men niet juist kan aantoonen, wie
vanhu η den doodelijken ilag heeft toegebragt (i). —
Deeze actie heeft plaats, offchoon de doodflag niet
moorddadig, maar door verzuim veroorzaakt is; b. v,
door verzuim of onkunde van eenen voerman (a). —
Doodilag uit noodweer, of ten eenemaal onfchuldig
begaan, fluit deeze actie uit (3).
Misdaad iegen hei lichaam i dat is kwetfing o-f
verminking, geeft aan den gewonden eene actie tot
vergoeding van 't meesterloon, fchade, en winstder-
ving : — de pijn en fmart, als mede ontciering van
het lichaam, worden mede op eene geldfomme ge-
\vaardeerd C4)· — Zoo iemand in eene turbe gewond
is, heeft hij deeze actie tegen elk, die daar toe be-
hoord heeft (5). — Kwetfing uit noodweer , of bi]
ongeluk, komt hier mede niet in aanfchouw (6).
Misdaad tegen de eer levert ook eene actie tot be-
tering op. Hier toe behooren:
I®.) De actiën van injurie3 waar door men ver-
ftaat
(1) de groot, Inleid, 3 B, 33 Ώ. §. 4. Rcgtigd,
Obfcrv, 2 D. Obf. 85. '
(2) de groot, d. l, §. 5.
(s) de groot, /. §. 7 , 8 9. Regtsg.'Obferv,
i D, Ohf. i>2. — 2 7). Obf. 87. — 3 Obf, 95.
(4) de groot , Inleid. 3 B. 34 Ώ. 2. Regtsgel,
Obferv, % D. Obf. 96. voet, /id tit. f. ft quadr. paup,
fee, «. 8. Gf ad tit, ff. ad Leg. Aquil. «.II.
(5) de groot, λ /. §. 6. Regisg, Obferv, 2 D,
Obf 89. 4 z). pag. 255.
ζβ") de groot, d, l, §. 4,
Misdaad te·
san hit li.
cltaam.
Misdaad t;-
gen de eer.
\
r'wmm.
Fan Misdaaden en Quafi-Misdaaden, 173
ftaat alle daaden of gezegden, met een oogmerk om r't
te beledigen, tot fchending van iemands eer inge-
rigt (1). — Men verdeelt de injiiriën in dadelijke
en woordelijke, welke laatllen bij monde, of bij ge-
fchrift 5 worden aangedaan (2). — De geïnjuriëerde
heeft naar regten eene actie tot betering van den
hoon, en zulks honorabel en propabeU — Hono'
rabel^ door den Injuriant- voor den Regter te doen
verzoeken om vergiffenis, met verklaaring, dat hem
het gebeurde van harten leed is, en dat hij den geïn-
juriëerden houdt voor een man van eer, op wiens
gedrag hij niets te zeggen weet; en profitabely door
het beta^len eener zekere fomme aan den armen (3),
De actiën iiit hoofde van defloratie, of het
onteeren van een vrouwsperfoon, fchoon zulks met
haaren wil gefchied zij. ·— Zij heeft uit dien hoofd»
eene actie: λ) tot trouwen, of om haare eer te be-
teren in geld (4). — Daar toe moet zij zig onder
eede kunnen zuiveren, van met geen ander mansper-
foon immer vleefchelijke gemeenfchap gehad te heb-
ben. — Dus heeft eene weduwe, die beflapen is, ,
deeze actie niet (5). — De keuze tusfchen de twee
punten deezer alternative actie flaat geheel aan den
man, zoo hem geene trouwbeloften bewezen kunnen
wor-
(1} L. 3. §. I. f. de injur. .' .
(2) §. I. Inß, L. I. §. I./. eod,
(3) DE GROOT, Inleid. 3 B. 35 /). §. 2. Gf 3Ö -D.
3. VOET, ad tit. f. de injur, n. 17.
(4) DE GROOT, Inleid, 3 B, 25 D, §. 8. 17.
YOET, ad tit. ff. ad Leg. Jul. de adult, n. 3.
c5) voet, ad d. t, n. 4. ;
-ocr page 247-JWil l.i JWIWII
worden. — è') Tot betaaling van de kraamkosten,
en, in geval van overlijden van het kind, tot betaa-
ling van de kosten der begravenis (^i). c) Toc
het betaalen van een redelijk onderhoud, ten behoe-
ven van het kind (2.}. — Wanneer de man zig on-
der eede wil zuiveren, (waar toe hij in allen gevalle
gehouden is·,) van geene vleefchelijke gcmeenfchap
met de vrouw gehad te hebben, en zij geene bewij-
zen kan bijbrengen , waarom hij niet tot den eed
zoude behooren te worden toegelaten, heeft zijn eed
den voorrang boven den haaren (3). — Tegen een
getrouwd man, wanneer zij wist, dat hij getrouwd
was, is geene verdere actie, dan tot betaaling van
kraamkosten en alimentatie (4).
S V. :
Misdaad te- ^i^daad tegen goederen wordt begaan, wanneer
gen goede- fnen aan een ander zijn goed ontneemt. — Dus zijn
dieven en roovers (boven de ilrafle, op hun misdrijf
gcileld,) tot te rug gave van het geilolene of ge-
roofde, en tot fchade - vergoeding gehouden (5).
Of wanneer men een anders goed opzettelijk , of
door verzuim hederft, waar door men zig tot ver-
goeding van kosten , fchaden en interesfen ver-
pligt (6).
S VL
(1) de groot, d, l, n. 19. voet, ad d. t, n. 6.
(2) de groot, d. l. n.'Zi, voet, ad d. t, n. 6,
(3) de gro'öt, d. /. u, 22—24. voet, d. n. 6,
(4) voet, ad d. t, 4.
C5J t. t. ff", de cond, furt,
(6) t. ï. f, ad Leg. Aauil, de groot, Inleid,
37 ^·
ren.
I
m
m
Misdaaden cn Qiiafi-Mhdaaden. 175
S VI.
Even gelijk 'er zijn ^^aβ-Contracten, zoo ζψίΟμαβ'Μΐί-
'er ook Qu^iß·Misdaaden, wanneer aan een ander
fchade wordt toegebragt, door zoodanige daad van
ons, die wel geen ilraf baar misdrijf oplevert, maar
evenwel, om het daar in gelegen verzuim of onop-
lettendheid, ons tot fchade-vergoeding verpligt(i]);
b. v. indien men uit een boven-wooning onvoorzigtig-
lijk iets ilort of werpt, waar door men een anders
goed befchadigt (2): — wanneer brand, door uwe
achteloosheid in uw huis ontdaan, tot het mijne is
overgeflagen (3): — indien aan een fchipper of her- *
bergier, door gebrek aan genoegzaame zorgen op-
lettendheid, het goed van de reizigers ontftolen is (4),
f
i
'fi
zeventiende afdeeling.
yan de onderfcheïden zooften van bewijs der
handelingen,
Over de handelingen der menfchen, het zij ze. in Van Bev>}js
overeenkomilen ^ het zij ze in misdaaden beftaan,
valt dikwerf gefchil, niet zoo zeer ten aanzien van de
verbintenisfen en actiën , welken de wet daar uit doet
geboren worden, als wel nopens de daadzaaken zei-
ven , uit hoofde der verfchillende voordragt van het
geen al of niet gebeurd zoude mogen zijn. Het
(i,) i. t, f. de ohlig. qua quafi ex del, '
(2) ï. t. f. de his qu.i efud. vel dejec,
(3) 27. §. 8. L. 30. 5. 3. /. ad Leg. ^quil,
(4) i. t. f. naut. caup. fiabul.
-ocr page 249-•tffcJli-assHKHfcWjiii
verdient dus wel eene bijzondere ^fdeeUng, om te
onderzoeken: door wien, en op welke wijze, moeten
de handelingen bewezen worden ?
Als algemeene Regels kan men daaromtrent opge-
ven: — i'^OHij, die iets fielt, moet bewijzen, niet
hij, die iets ontkent (i): eene ontkentenis zelfs is
meestal uit haaren aart niet voor bewijs vatbaar C2).
De aanlegger moet bewijzen, niet de verweer-
der Cs), die , bij gebreke van des aanleggers bewijs,
moet worden vrijgefproken, al heeft hij zelfs niets
bewezen (4).
'.) Wanneer de verweerder zig
van eenige exceptie bedient, moet hij, even als een
aanlegger, dezelve bewijzen (5). — 4®.) Indien de
aanlegger en verweerder eene daadzaak , elk op eene
verfchillcnde wijze, beweeren , moet de aanlegger
e^n-st bewijzen, het geen hij ilelt (6). — 5®.) De
Pvegter moet de kragt van een bewijs niet blootelijk
uit de letter van 't gefchrift, of uit het getal der
getuigen beoordeelen, maar, na eene menschkundi-
ge overweging van de geheele toedragt, en de bijzon-
zondere zamenloopende om handigheden der zaak, het
beiluit opmaken, wat hij voor waar, of onwaar,voor
bewezen, of onbewezen, te houden hebbe (7).
De hoofdverdeeling der bewijzen- bcftaat in ge-
fchrif-
(1) L. 2. L. 18. 5. 2. f. L. 9. C. de probat.
(2) L. 23. C. eod, L. 10. C. de non num, pee.
(3) L. 21./. L, 8. L. 23. C de probat,
(4) L. 4. C. de edendo.
Cs) L. 9. L. 19. L, I'S'jf' L, i. C. de probat.
C6) L, ai. /. L. 2. C. eod.
(7) 3· §. 2. L. 21. S· 3· /· ^^ f^^i^b* I· ^^
Vlui val. quod ag.
Jchrlften, en in gePuigenhfen, — Hier bij komen
nog eenige bij-zoorten, als bekentenis ^ prcsfumptki
gewijsde, en de eed. Laaten wij d ezel ven kortelijk
doorloopen.
De eerite zoort van bewijs is dóór gejchi^ifien. ^qq^
Men verdeelt dezelven gevoeglijk in Gerechtelijke
Notariat · i en Önderhandfche.
De Gerechtelijke worden verledeii voor twee ledeii
van de Rechtbank en den Geheimfchrijver; zoo paä-
feert meh bij 't Hof verfcheiden acten voor twee
Commisfarisfen^en den Griffier; bij de Gerechten,
voor twee Schepenen en den Secretaris (i).
De Nótariale worden verleden voor een Notaris
en twee getuigen. — De Notarisfen wórden, ria
\vegens hunne bekwaamheid door het lïof onderzog't
te zijn , op Brieven van vóorfchrijving van den Mä-
giilraat van de plaats, waar zij zullen willen practi^
feereri, bij de Lands - Overheid (2) aangefteld, én
door Commisfarisfeh van het Hof ih den eéd gènö-
men; waar na vervolgens op die Brieven van creatii
door den plaatfelijken Magiftraat aan hun eene acta
van admisfiè verleend wordt C3), ingevolge Vah
Wellie zij dan ook alleen bevoegd zijn op de plaats
Van hunne refidentie äcten te pasfeeren (4);
(1) DE GROOT, ïnleid, 2 È, 17 D. j. 17, S. VA«
LEEUWEN, Coft. van Rhijnl. pag. 351.
(2) Regiem, voor V Depari. Beftuur van Holland,
Art. 47;
(3) LYBUEGTSj Red. Vert. oi^er V Not, amjity X Di
1 Honfdfl. v. D. SCHELLING, Hifi, van Ί NotariS'
fchap; Cap. 6.
4) Aegts^i Ohf. I ύ, Obf: 39i é 4. fHi 4φ
■m.
ι.
mi
-ocr page 251-mmm
De Onäerhandfche gefchriften worden of door d'e
luiden zeiven, wien de zaak raakt, of door een an-
der, op hunnen last, gefchreven, en door de con-
Êractanten met hunne onderteekeniiig bevestigd (i).
Wat de kragt van bevi'ijs deezer onderfcheidene
zoorten van gefchriften betreft, de Gerechtelijke eiï
Notariale, als publieke inßrumenten zijnde, verdieneri
het meeste geloof (2),— Om de egtheid, vooral van
de dagteekeniiig, te bewijzen, verdienen zij daarom
den voorrang boven de onderhandfche, offchoon an-
ders even beflaanbaar zijnde (3). — De onderhand-
fche gefchriften bewijzen volkomen/egê^j, maarniet
v&ór den fchrijver (4) , als zijnde het van gevaarlijlyC
gevolgen, dat iemand zijne door hem zeiven gehou-
dene aanteekening tot een voldoende bewijs vódr zig
20ude kunnen inroepen (5).
Onder de publieke inftrumenten kan men ook tellen
de zulken, die gemeenlijk bekend zijn onder den naam'
van uirchiven y welker bewijs (mits de uittegevene
Extracten of Copiën met de authentifatie en ondertee-
kening van den Griffier, of Opziener der Charters ^
bekragtigd werden) zeer groot is j zelfs zoodanig „
dat:
Cr) MATTHEUS, de Probat, Cap^ 4. η, ι,
(s) MERULA, Manier van Proccd, Lib. 4» //Λ 6(5»
€αρ. 2.
(3) BYNKERsiiOEK , Otiaß-, Jur. Priv. Lib. i. Q//^
6» pag. 65. J'i. „ Notarii duntaxat adhihentur prop·
„ ter hibricam private fcriptura fidcm, (2? inftrtnneii'
nta^ qiice ferihunt, puhlicä ubique auctoritatc ccn^
„ fentur.^*
(4) L. 29. f. Uli. f. depos, L. 13. C. de mn nwn. pec,
(5) L. 5. L. C. de probat.
fr <
Ir
P' h
f>
I t
ι
onderliandfche gefchrifteii, in de archiven gere-
gistreerd zijnde, daar door de kragt van publieke
inftriimenten verkrijgen (O.
Onder de ciiderhandfclie gcfcliriften, die een be-
wijs -uitmaken, behooren inzonderheid de Koopmans-
heken mits in goede orde gehouden, en door den
Koopman met eede gefterkt wordende (2).
Van publieke inilrunienten behooren de grosfen,
door den Secretaris of Notaris uitgegeven, en van
onderhandfche inftrumenten de origineele^ overgelegd
te worden (^3). — Copiën bewijzen niet, tenware
zij door een Secretaris of Notaris zijn geautlienti-
feerd (4). — Wanneer het geheele iluk ten bewijze
niet noodig Is, maakt inen ook wel van hetzelve een
Extract authentiek (5).
% UL
(O LEYSERus, Medit, ad f, Tom^ 4, Spec* 266. KfcAX«»
THEus, de Probat, Cap> 3. n, 25.
(2) MATTHEUS, de Probet, Cap, 4. 68^82. oa
HAAS, Aanteek» op merula's Manieir van Proced. Lib,
4. tit. 66. Cap. 3. §. 6. VOET, ad tit. jf, de fid,
inflr. «.12.
(3) MERULAj Manier van Proced, Lib, 4. Tit, 66»
Cap. 4. «. 2.
C4) Ampi. Inflr, van den Heve van 21 Dec, IS79*
Art, 17. s. VAN LEEUWEN, Manier van Proced, in di
Steden en ten platten Lande ^ Art, 18.
(5) LEYSER, Med, ad f, Tom. 4. Spec. 263. — Ηοβ
tioodig is het niet, aan de Notarisfen de vermijding van
alle ilordigheid , in het maken van Copiin Authentiek 1,
en eene met goed oordeel, en alle getrouwheid gedas-
11e inkorting, in het maken van Extracten Authentiek ^
op het ernftigst aaa te bevelen,
U 4
-ocr page 253-Bswtjs door Eene andere zoort van bewijs is ^oox g&tutgen, —■
g~tusgen, middel tot bewijs, uit enkele noodzakelijkheid-
ingevoerd (i), doch anderzints, uit hoofde van de
onoplettendheid5 partijdigheid, en andere gebrekeii
der menfchen, in veele gevallen zeer onzeker, zoo
dat men omtrent de geloofbaarheid van getuigenisfcn·
al zeer veel aan des Regters beoordeeling moet over-
laten (»). — Ondertnsfchcn is aan zommige per-
foonen bij de wet volilrekt verboden ^ getuigen te
zijn; anderen kunnen 'er zig van verfchoonen ; ande-
ren eindelijk kunnen gerej>rocheerd, of wederlegd
worden.
Onder de verhodene perfoonen kan men tellen, de
krankzinnigen en dwaazen (3); — die doof en ilom
te gelijk zijn (4); — die de jaaren der huwbaarheid
nog niet bereiken, dat is nog geen veertien of twaalf
jaaren oud zijn C5); — ^Is mede die eerloos en in-
faam· verklaard zijn (6)»
Van het geven van getuigenis kunnen zig yerfchoo"
^i?« , perfoonen, die elkander zeer na in den bloede be-
ilaan ; b. V. ouders tegen hunne kinderen, eene vrouw
ïegen haaren man (7); — die door hun getuigenis
{}) L, τ. ff. de teitih,
c2) L. 3. s· i· ^· ϊ3· eocL leyserus, Mcdit. ad
f. Tom. 4. Spec. 283.
(3) L. 10. 4. j}\ qiii teft, fac, posf. 8. Inft. de
inut. fiipul. '
(4·) 6. Infi, de test am. ordin. X. 3. §. i, ff de
testib.
C5) L. 3. §. 5. 19. §· I· ff- eod.^
(6) d. l. 2. §. 5. L, iz, ff. cod..
(7) L. L. 5» ff. cod.
-ocr page 254-liuniie eigene fcbande of misdrijf ontdekken zou.
den (i). — F" en Advocant of Procureur kan zig
ontflaan, om als getuige te verklaien Baaken, wel-
ken hij van zijnen cliënt in 'befognes, enz. ontdekt
Ijecft. — Een Notaris eg.ter kan zig met die ver-
iéliooning niet behelpen; noch ook een Medïcbine
Doctor, wanneer hij voor den Regter geroepen
wordt, om wegens den aart van zekere geheime
kwaal getuigenis te geven, — Dienstboden kunnen
Gok genoodzaakt worden , getuigen te zijn tegen
hunnen heer of v.rouw.5 mits zij in de zaalc zelve niei
■betrokken zijn (a).
Eindelijk zijn de reproehes te.gQn getuigen -van on-
dcrfcheiden en menigvuldigen aart. — Zoo weder-
iegt men een getuigen, om dat de zaak, waar om-
trent hi} getuigt, zijn eigen zaak is, dat is, wan-
neer hij bij zijn getuigenis voordeel of nadeel hebben
kan (3); — om dat zij zijn bloedverwanten, of
4iangehuwde vrienden, of man of vrouw(4); — ora
dat zij zijn huisgenooten van den geen, voor wien
zij getuigen (5); ten waare gefehil is over zaalcen,
die aan geene andere perfoonen, dan aan huisgenoo-
iten, bekend kunnen zijn (ó) ; — om dat het getui-
.genis blijken draagt, van uit haat en vijandfchap ge-
(^i) VOET, ad at. ff., de ustil·. v. 14.
(2) Zie nopens dit alles onze Aaijteek. op meruIvV„
Manier van Proced, 2 D. pag, 151.
(3) L. IQ. f. L. 10. C. de testib. L. i. §. ii.
qiiand. appell. fit.
(4) L. 4. L· 9. f. L. 6. C, de teitlb.,
(5) L. 24. f. L. 3· C. eod,
L· Z. 6, C. de repiid.
Μ 3
mm
geven te zijii(i); — om dat dc getuige een per-
foon is van een flegt gedrag , geen geloof verdie-
nende (2}; — om dat hij zig zeiven in zijne ver-
. Idaaring tegenfpreekt, onveribanbaar is , iets wil
opdringen als waarheid, het geen blijkbaar valsch is,
of zig enkel op het gezegde van anderen grondt,
zonder genoegzaame reden van wetenfchap (3); —
otn dat hij is een enkel (ßngu/kr') getuige, daar 'er
tot bewijs altijd twee behooren te zijn ; — of
om dat het getuigenis is onbeëedigd, en aan de par-
tije geene gelegenheid gegeven is, den getuigen ook
voor zig op tegen ^vraagen te hooren (5)·
Op die reproches valt dikwils ook wel wederom
wat te zeggen, het geen men noemt falvaften (6) ;
en dan moet eindelijk des Regters eigen oordeel, uit
de omfi:andigheden der zaak afgeleid, de meerdere
of mindere geloofbaarheid der getuigen bepaalenC'/).
Bekentenis, De vcrderc zoorten van bewijs, buiten gefchrif-
ten en getuigenisfen, beflaan in de navolgende.
I. Bekentenis of Confesfte. — Om egter aan de-
zelve kragt van volkomen bewijs te kunnen toeken-
nen , moet zij gedaan zijn vrijwillig, bepaald, en
voor den Regter. ·— Cekentenisfen buiten het Ge-
richt
O) l" 3· ff' L. 17. C. de tesiib.
C2) L. 3. §. 5./. eod,
(3) MERULA, Manier van Proced. Lib. Tit, ^B^
Cap. 5.
(4) X. p. §. I. C. de teitib.
(5) voet, ad tit, ff, de testib. n. 15.
(6) me ru la, d. /, Tit. 79, Cap, 2—4.
(7) L, 3. I. de testib.
-ocr page 256-rklit leveren wel eeiic prasfiimptie, maar geen bewijs
ΌΡ co-
li. Pr^fumptze, dat is een bewijs, of ook wel
een vermoeden, afgeleid uit de omilandigheden, naar
iTiaate van het geen doorgaans gebeurt (iz). — Den
meesten tijd levert de pricfumtie ecne gisfing of waar^
fchijnlijkheid op; b. v. de vlugt geeft vermoeden vaa
fchuldCs); doch 'er zijn ook pra^fiimtien, die een
volkomen bewijs maken; b. v. wanneeir eene ge-
trouwde vróuw van een kind verlost, na dat haar
man een jaar of langer is uitlandig geweest, is 'er
wegens het door haar begaan overfpel eene zoo
ilerke prjefumtie, dat dezelve geen bewijs van het
tegendeel toelaat (4),
III. ï^onnts of Gewijsde, — Hetzelve in behoor-
lijke form uitgebragt zijnde, wordt voor waarheid
gehouden , en maakt tüsfchen partijen een volkomen
bewijs C5); doch niet ten aanzien van derden, die
in het proces niet als partijen betrokken ?ijn ge-
weest (6),
IV. Eindelijk, ten vierden, is ook de eene
gsoort van bewijs. — l?artijen maken daar van dik-
werf
(i) merula, Manier van Proced. LiL· 4. Tit, 62,
VOET, ad tit. f. de confesß,
(2^ huber, hedend. Regpgel. ζ Β, 28 Cap. η. i.
(3) Νον, 53« Cap. 4. voet^ ad f^ de probate ^
prefumt, η.
(4) voet, ad d. t, n, i<5.
(5) L. 25. ff> de ftat, hom. L. 207. f. de R, J, L·
pen. ff, de jufi. & jur,
(6) i. t. C. int, al, act. vel jud, al, non mc^ L» τ*
C, quiK res jud, non noc,
werf gebruik, of om ccn bewijs, het welk niet volle-
dig genoemd kan worden , aan te vullen, of om zig·
wegens een vermoeden , tegen Iicn ingebragt, te
zuiveren. — Zulk een aanbod van eed wordt egter
niet eerder een bewijs, dan na dat de Regter bij zijn
vonnis édn van beide partijen tot denzelven heeft
toegelaten, en wanneer deeze dan den eed lieeft afge-
legd, wordt dit alzoo verkkiarde onder eedetusfcheu
partijen gehouden voor bewezen (i).
agttiende afdeeling.
Op vielke mjzen de P'^erhinïemsfen ie niet gaaf^,
§ T..
lUtaalitig. Even gelijk de reëe/e regten op onderfcheiden wij^.
zen te niet gaan, en verloren worden (2), zoo zijn
ook de manieren, op welken de vßrbintemsfen, eil
de daar uit voortvloeiende perfoneele regten, ver-
gaan , van veelerleien aart. Laaten wij dezelven kor-
telijk doorloopen.
I. BeïaaUng, dat is de dadelijke vervulling van
het geen men zig vcipligt heeft te geven of te
doen (3). Om eene betaaling van waarde te doen
zijn, is het nietnoodig, dat zij gedaan worde door
den fchuldenaar, of door iemand, die last van hem
heeft : wie ook de betaaling doet, al had hij geene
volmagt van den fchuldenaar, al deed■ hij de betaa-
ling zelfs in zijn weerwil, mits hij dezelve doet in
naam,
(1) voet, ad tit, ff. df jurej\ n. 17. feqq.
(2) Zie hier boven bladz. 58, 59, 102 ξ^ iii.
(3) Inft, quib, mod, tolh^ obh^
«ÜÜk·
-ocr page 258-WP
Hoe Ferhintenhjen vergaan, 185
naam en tot kwijting van deii fchuldenaar, en mits
hij bevoegd is, om den eigendom der betaalde zaak
over te dragen, zoo is de betaaling van waarde: 2ij
brengt de vernietiging der verbintenis te weeg, en
bevrijdt den fchuldenaar zelfs tegen zijnen wil (^i),
— Dit heeft egter alleen plaats in betaalingen, die
beilaan in iets te geven ^ want is eene daad het on·
derwerp der verbintenis, kan het den fchuldeisfcheu
dikwils veel verfchillen , door wien zij verrigt
wordt (2),
De betaaling, zal zij beitaanbaar zijn, moet ge-
daan worden aan den fchuldeisfcher ^ of aan iemand ,
die volmagt van hem heeft (3), of bevoegdheid om
te ontfangen. — Wanneer de fchuldeisfcher verfchei-
den erfgenaamen heeft nagelaten, kan men aan één
der erfgenaamen geene beftaanbare betaaling doen »
dan voor dat gedeelte, het welk hem in de fchuld
toekomt, ten waare hij door zijne mede - erfgenaamen
gevolmagtigd was, om het geheel te ontfangen (4).
— Indien eene infchuld aan een ander is overgedra-
gen, en aan den fchuldenaar van die overdragt ken-
nis is gegeven , moet de betaaling aan den cesfionaris
gedaan worden, en het is niet meer beftaanbaar , de-
zelve aan den vorigen fchuldeisfcher re doen (5), —
Zomtijds virordt bij het contract, waarbij iemand zig
ver-
co £. 23. Z. 40. L. 53' f' äe folut, L. 39. jf, de
neg. gefi.
(2) L. 31. /. 'de folut.
(3) L 12. L. 34. 3. f. eod. Z,. 180. ff, de Keg» Jur.
(4) L. 81. §. I,, L. 104./'. de folut,
(5) voet, ad tit, de her, vel aci, ν end, tu 15.
Μ 5 .
■ί
■t.
i86 /. Boek, XVllL Af deeling.
verbindt, om iets aan een ander te betaalen, ecu
derde perfoon aangewezen , in wiens handen men
overeenkomt , dat de betaaling zal kunnen gedaan
worden, even als of die in handen van den fchuld-
«isfclier zelven gedaan was (i). — De betaaling,
gedaan aan iemand , die noch bevoegdheid, noch
volmagt om te ontfangen had, wordt beftaanbaar:
ï".') Wanneer de fchuldeisfcher de betaaling nader-
hand goedkeurt Qï), 2,''.) Wanneer de betaalde
fomme ten voordeele van den fchuldeisfcher gellrekt
lieeft (^3). — 3®.) Wanneer de geen, aan wien de
betaaling gedaan is, erfgenaam van den fchuldeis-
fcher wordt (4).
Naar den algemeenen regel moet de verfchuldigde
saak zelve betaald worden; en oen fch uldenaar kan
zijnen fchuldeisfcher niet verpligten, om iets anders
in betaaling aan te nemen, dan het geen hij hem
verfchuldigd is (5). — Geen fchuldeisfcher is -in
zijn weerwil verpligt, om het aan hem verfchuldigde
bij gedeelten te ontfangen; ten zij de overeenkomst
cene betaaling in termijnen regelt (6).
Het gévolg van betaaling is de vernietiging der ver-
bintenis, en van alles, wat daar bij behoort, als
mede de bevrijding van allen de geenen, die 'er
fchul-
(i) L, 21,/'. de novat, voet, ad tit.f, defolut.iuü.
(3) L. 12. 4. de folut. L. 12. C. eod. L, 24.
/. de neg. geft,
(3) L· 28. L. 34. 9· äe folut,
(5) L, ï6. C. eod. L. 2. §. i. f. de reb. cred,
f'
f
ι;
(ö^ Zi. 41. J. ï. ff, de ufur. £.3. ff. fanu erdfi*
.....-
«UMlilÉtiMiaÉI
-ocr page 260-Hoe Verl·intenisfen vergaan. 187'
fchuldenaars van zijn (i). — Dit cgter lijdt uit-
zondering, wanneer één der fchuldenaars of borgen
betaaling doet, onder cesße van actie van den
fchuldeisfcher, ten lasten van de mede-fchuldenaars
of mede-borgen (2). —. Betaaling van een gedeelte
van het verfchuldigde vernietigt de fchnld voor dat
gedeelte, en ftuit ook in zoo verre den loop der in-
teresfen (3).
Omtrent de toerekening van gedaans bctaalingen
behooren deeze regels te worden in acht genomen, —
a^ De fchuldenaar, wanneer hij betaalt, heeft het
vermogen, om zig te verklaaren, op welke fchuld
hij de betaalde fommc wil hebben toegerekend (4).—
b^ Wanneer de fchiildenaar bij de betaaling geene
toerekening doet, kan de fchuldeisfcher, die pretsn-
iien uit onderfcheiden oorzaken heeft, bij de te ge-
vene quitailtie die toerekening bepalen (5). — c^
Wanneer de toerekening noch door den fchuldenaar,
noch door den fchuldeisfcher gedaan is-, moet zij
gedaan worden op die fchuld, bij welks kwijting de
fchuldenaar toen het meeste belang had — ' d)
Wanneer de fchulden van gelijken aart waren, zoo
dat de fchuldenaar , bij de betaaling van de ééne,
geen meerder belang had, dan van de andere, moet
de toerekening op de oudile fchuld gedaan wor-
den.
CO l·· 43· /· ^^ [olut.
(2) L, 17. de fidejusf. L, 47. f. locat.
Cs) L. 9. §. i. /. de folut.
(4) L. i. f. eod,
Cs) L. i. L. 2. L, 3. /. eed.
(6) L. 3. i. L. 4. in fin. L. 5. Z. 97. L. 103.
/. eod.
den (i). — é) Indien de ondeifckeiden fchulden
van dezelfde dagteekening wai-en, en in alles voor
ïiet overige gelijk itonden, gefchiedt de toerekening
op elke ichuld naar evenredigheid (2), — ƒ) In
fchulden, welke van dien aart zijn, dat zij op inte-
resfen loopen, gefchiedt de toerekening eerst op de
interesfen, en daar na op de hoofdfom (3).
Met betaaling iiaat gelijk de conßgnaiie van het
verfchuldigde, indien de ichuldeisicher weigeragtig
is, oni de hem aangebodene betaaling te ontfangen.
De fchuldenaar wordt daar door bevrijd , en het ge-
configneerde ligt ten baate en fchade van den fchuld-
eisfcher (4).
Nßrtitk mn IL Schuld- vermemmg of Novaiie van fchultis
fdtuid, niaken van eene nieuwe fchuld, in plaats"
van eene oude; het zij de verbintenis door den-
zelfden fchuldenaar , ten behoeven van den zelfden
fchtildeisfcher, in eene andere foort van verbintenis
veranderd wordt (5^; het zij een nieuwe fchuldenaar
mijne fchuld geheel op zig neemt (6); het zij een
fchuldenaar, ten einde van zijnen ouden fchuldeis-
fchcr ontfiagen te worden, op last van denzelven,
. eeni-
(1) L. 5. L. ep. 2. /; eod,
(2) l. B. f» eod.
(3) L, I. C. eod, L. ζ. n & 3. L, 6. f. eoi^
35· f' ^^ ^ct. L. ^i. C. de ufur,
(4) voet, ad tit. f. de falut» n. 29.
Cs) L. I. f. de novat. G? deleg. j. i. Infi, quih
mod. toll. ohl.
(6) L» 7. ff, d€ ioU mal, L, 4. f, de -cond.
eau ft dat.
mÉmÊÈÊmjÊÉÊm
-ocr page 262-Hoe Ferhintenisfen ν er gaan *
cenige verbinLenis, ten behoeven van eenen nieuwen
fchuldeisfcher, eontracteert (i)*
Tot novatie wordt vereischt, de uitdrukkelijk ver-
klaarde wil van den fchuldeisfcher, om novatie te
maken. Uit gisfingen en veronderftellingen mag geene
novatie opgemaakt worden, maar wordt veel eer de
nieuwe gecontracteerde verbintenis geacht gemaakt te
zijn, om de eerfl:e te bekragtigen, en om daar bi]
gevoegd te worden , dan om dezelve te vernieti-
gen (2}.
Het gevolg van novatie is, dat de eerfle fchuld
vernietigd wordt, op dezelfde manier ^ als door da-
delijke betaal ing. — Dien volgen de doet zij ook te
niet de hijpotheeken, die 'er voor gefteld waren,
ten zij die ook aan de tweede fchuld uitdrukkelijk
werden overgedragen; en de borgen van de oude
fchuld worden voor de nieuwe niet verbonden, ten
waare zij daar in uitdrukkelijk toeftemmen (3).
S ΙΠ-
III. Kmjtfcheläing van fchuld. — Dezelve kan
gedaan worden, niet alleen bij eene uitdrukkelijke, ding.
maar ook bij eene itilzwijgende overeenkomst, voort-
fpruitende uit zekere daaden, die dezelve doen ver-
onderftellen. Bij voorbeeld, indien de fchuldeisfcher
aan den fchuldenaar zijn handfchrift of fchuldbeken-
tenis heeft te rug gegeven, wordt hij veronderfteld,
hem
(1) L. II. ff", de noyat. delcg, §. ^en, Inft, quib*
viod. toll. obl.
(2) lilt. C. de noyat. c. f. walchius , in Introd.
in Controv. Jur. Civ. Sect. 3. Cap. B. 7,
(3) L. 18. ff. de novat. L. 12. 5. /. qui potitr.
J
TW
.i-iiJiniaui
hem de fclmld te hebben kwijtgefcholden (ι). — De
te rug gave egter der goederen, voor eene fchuld te
pand gegeven, doet wel eene vernietiging van het
pand, maar geene kwijtfchelding van de fchuld zelve
veronderitellen (2).
De kwijtfcheldingen zijn van onderfcheiden aart;
zomtijds vi/ordt de geheele fchuld gehouden voor-
gekweten , en allen, die 'er fchuldenaars van waren,
bevrijd (3); zomtijds is zij alleen tot den perfoon
van één der fchuldenaars betrekkelijk, en daardoor
worden zijne mede-fchuldenaars niet bevrijd (4). —
Dus 5 indien 'er twee of meer folidaire fchuldenaars
zijn, vernietigt het ontflag, aan den één toegedaan,
de fchuld niet; het bevrijdt hem alleen, en niet zij-
nen mede-fcbuldenaar. — Kwijtfchelding, aan den
principalen fchuldenaar toegeftaan , brengt die der
borgen met zig; maar niet omgekeerd , vermits
kwijtfchelding, aan den borg toegeftaan, niet den
principaalen fchuldenaar ontilaat, zoo min als dezel-
ve , aan eenen borg perfoonlijk verleend zijnde, zij-
ne mede-borgen ontdaan zoude (^5},
Niemand, dan de fchuldeisfcher, wanneer bij het
vermogen heeft, om over zijne goederen te beichik-
I Iten, kan kwijtirhclding van ichuld doen, of wel de
geen, die door hem in 't bijzonder, tot het doen
van die kwijtfchelding, gemagtigd is. — Een alge-
(0 L. 2. §. 1. ff. de pact.
(2) L. 3. eocl.
(3) L. 21. lilt. L. uit. ff. de pact. L. f. i.
f. de except.
(4) Z.7. 8. Ι.ιγ. 3. Ζ.25. ι. ff. de pact.
(5) L. 23· /· de pact. L. I^r i. ff. de fidejmf.
-ocr page 264-Hüe Verhintenisfen "Vergaan, ιρί
meene gemagtigde , een voogd, een ciirateur, een
adminiitrateiir, Iiebben<]it regt niet; want alle deezc -
peifoonen hebben alleenlijk de magt om te beftuuren,
cn niet om weg te geven (i).
IV. Compenfath 3 of Schuld -•vereffening , Waar
door men verilaat de vernietiging van fchulden, wel-
ken twee peifoonen wederkeerig aan elkander fchul-
dig zijn, door middel van de infchulden, welken zij
wederkeerig van eikanderen te vorderen hebben (2):
b. v. indien ik u fchuldig ben eene fomme van f 500
guldens, uit hoofde eener gedaane geldleening, en
ik aan den anderen kant uw fchuldeisfcher ben, voor
eene gelijke fomme van 500 guldens, uit hoofde vau
naderhand verloopen huishuur , zoo wordt mijnó
fchuld jegens u , door het regt van compenfatie,
vernietigd, uit hoofde der infchuld van gelijke fom-
me, welke ik ten uwen laste iieb; en wederkeerig
wordt de fchuld, waar voor gij ten mijnen behoeve
aanfprakelijk zijt, vernietigd , door de infchuld,
welke gij tegen mij hebt.
Om eene fchuld in compenfatie te kunnen bren-
gen, is het noodig: i.) Dat de verfchuldigde zaak
tot het zelfde geflacht behoore, als het voorwerp
der fchuld, waar tegen men compenfatie'inbrengt:
b. v. men kan wel geld tegen geld, maar geen geld
tegen graanen corapenfeeren Cs)· — Dat φί
fchuld, die in compenfatie gebragt wordt, eene zoo-
da-
(1) Z,. 37. ff, de pact» L> 22. jf. de adm, tut,
(2) i. ff. de compenf.
(3) Z.. 10. 2. L, II. L· 12. f. i.4. £..-8. C. eoa.
r
danige zij, waar van de tijd der betaaJiug vervallen
is (i). — 3.) Dat de fchuld , welke men in com-
penfatie brengt, liquide zij (a). — 4.) Dat de
fchuld verfchuldigd zij aan den perfoon zeiven, die
zig op de compenfatie beroept (3), — En 5.) dat
de fchuld, die in compenfatie gcbragt wordt, ver-
fchuldigd zij door den perfoon zeiven j met wien
' " men compenfeeren wil (4).
De gevolgen van compenHitie, die door het recht
zei ven wordt te weeg gebragt (5), zijn: a^ dat,
indien mijn fchuldeisfcher, aan wien ik effecten te
pand gegeven heb, mijn fchuldeniiar geworden is,
ik die effecten kan te rug eisfchen, mits hem alleen-
lijk het meerder door mij verfchuldigde aanbieden-
de (6). — Dar, wanneer de eene fchuld op inte-
resfen loopt, en de tegen-fchuld is zonder interesfen,
die fchulden evenwel ten gelijken beloope door com-
penfatie vernietigd worden, en dat van dien dag af
ook in zoo verre de loop der interesfen ophoudt (7).
— c) Dat,, fchoon mijn fchuldeisfcher niet verpligt
kan worden, om van mij eene gedeeltelijke betaaling
te ontfangen, hij egter, mijn fchiildenaar gewordeia
zijnde, voor eene mindere fomme, dan ik hem
fchuldig was , verpligt is de gedeeltelijke kwijting
van zijne fchuld te gedogen; als welke in dit geval
(2) L, uit* I, C. tod*
(4) X. 23. f. eod,
Cs) L, 21. L. uit, C. eoié
C6) L, 12. C. eod,
C?) L. II, f* L, 4. α eo'd.
Hoe Ferhinïenisfcn ^ ar ga an, 193
<ÏDor de wet zelve uit kragt van compenfatie, ge·
fcliiedt (^i). — En d) dat men , eene fchuld be-
taald hebbende, die door compenfatie reeds van zelve
vernietigd was, het betaalde, als onverfchuldigd„
kan worden te rng geëischt (2}: ten waare die be-
taaling ter voldoening aan een vonnis gedaan was (3).
S V.
Vi Schüldvermèngmg of Confufiey dat is, wan-^cA/'AiVif-
necr de qualiteiten vau fchuldeisfcher en fcbuldenaar
van éiiile eh dezelfde fchuld z!g in deii zelfden per»
foon vcreenigen; b. v. wanneer de één des anders
erfgenaam wordt (^4). — Hier door gaat ook de
verbinteriis van den borg te niet (^5): vvarit dè prin-
clpaale fchuld niet meer beftaande, kan öók de aciceä- '
foire niet beftaan (6). — INlaar, wanneer de fchuld-
eisfcher erfgenaam van den borg, óf de borg erfge-
naam vän den fchuldeisfcher wordt., vervalt dè priri-
cipaale verbintenis daar door niet (7). Om deêze '
ichuldvérmenging te döen plaats hebben,' möet hij
ichuldeisfcher of fcbuldenaar van de gèhéele fchuld
zijn, want is hij het flegts voor een gedeelte, Weefit
de vermenging niet verder, dan voor dat gedeelte,
piaats: zoo 'als ook, indieh hij flegts een gedeelte;-
Hl·
Cä) L. 10. §; I. ff", endi
(3) L. 2. C. eod. L. I. C; de coitcf. indeh,
(4;) Z. 95. 2. Li pen, in fin. f. de folufi /
(5) L· Si I,· de fidej. L· 34. 80 L. γι. fi
de foluti
ió) L. lapi i. /.' de Reg; Jur. L. 2« p. d/i
pecuL leg,
(γ) L. 71. /. de fidejüsfö
ή
Λ
Mm
-ocr page 267-lijke erfgenaam wordt, de fchuld, ten aanzien vaïi
zijne mede-erfgenaanien, voor derzelver aandeel blijft
beilaan Γι).
S VI,
V Vetgaau VI. Het vergaan van de verfehuldigde zaak doet
dsr zmk, ^^ verbintenis vervallen (a}, mirs zij geheel vergaan-
is, en wel zonder de daad of verzuim van den fchul-
denaar (3). — Is dat vergaan door zijne fcliuld
veroorzaakt, dan is hij, zoowel als zijne erfgenaa-
men en borgen, tot vergoeding van de veraarde ge-
houden (4);.
S vir.
„ , VIL. Het verloop van tijd, waar voor de verbin-·
verloop van .
tij^' tenis was aangegaan ; b. v. indien ik voor iemand'
borg ben gebleven, mits ik niet langer ahnfprakelijlc
zijn zoude , dan geduurende drie jaaren (5). —
Hier toe behooren ook alle geldleeningen op lijfren-
ten 5 als welke den dood van den geldfchieter, of
van den geen, op wiens lijf de rente gevestigd is,
tot haaren termijn hebben, waar door zij van zelve'
te niet gaan QS)^
Op gelijke wijze, indien- eene verbintenis is aange-
gaan , onder conditie , van niet langpr te duuren y
dan tot het dadelijk aanzijn van zekere gebcurenis?
b. v.·
(i)' L. 50'r f. de fidejusf, L, r. C. de hered. act,
C2): L. 33· 57' f' de vcrh, ohl.
Ca) L. 82. §. I. L, 91. 2. ff. eod,
(4) L. pi. §. 4 & 5' f' eod, L. 58. i /. de
fidejusf, L. 24. §. I. ff. de ufur^r
'J^ (5) 44. I & 2, ff. de obl. <2? act. Z.56.
fi' ff. de verh, obL
5' (6) DE groot, Inleidt 3 B,· 14 i). §·' 20·
:f 1
aiF^
ί
ii. Vi indien ik voor iemand borg blijf, tot dat een
^eker fchip, waar in iiij groot interest heeft, be-
ïiouden zal zijn aangekomen; zoo doet de aankomst
Van dit fchip de verbintenis van zelve vervallen
S VIII.
VIII. P^erjaarin'g doet ook de verbintenisfen zdo- pr^rjaaringi
danig vergaan , dat ria het verloop van den tijd,
door de wet tot verjaaring bepaald, de Regter den
eisfcher behoort te verklaaren niet ontfankelijk —
Naar ons regt wordt de vërjaaring in 't algemeen ge-
field op eèfi derde van een eeuw (3} ; fchoon 'er
Regtsgcleerden zijn , die in perfoneele actiën eene
verjaaring van deriig jaareh voldoende oordee-
len (4). — In jaarlijkfche renten is het enkel tijds-
verloop van dertig jaarcn, binnen welken men geene
renten gevorderd heeft, niet genoegzaam, oiii deii
fchuldenaar te bevrijden, ten aanzien van die jaaren
renten , welke nog geen dertig jaaren verfcheenen
zijn geweest, maar 'er worden zoo veele verjaringen
Vereischt, als 'er jaarlijkfche uitkeeringert zijn (5);
IX. Transattlè of Record doet de verbintenis,
waar over men tranfigeert, te niet, voor zoo verre
zij te vooreu beitaan mögt hebben; als wordende
eene
(a) de groot, Inleid, 3 45 z>. §. Regtigel;
Obferv. 2 D. Ohf. 97.
c3) ματτηλϊΙ, Paroem, 9. löenius, Decifi Obß
Caf.76.
(4) bynkershoek, Q^iaß, Jiii\ Privi Lib, 2.·
is. in initi
($) V. d. keessel, Tjie/, 875-,
Ν '
-ocr page 269-eene transactie, ten aanzien van haare gevoigeiip.
gelijk geileld met een gewijsde, waar in beide par-
tijen berust hebben (i>.
AeVief. ^· Relkfy of herfleUmg in zijn geheel, vernie-
tigt de verbintenis , waar tegen men gereleveerd
wordt (2). — Hetzelve wordt, uit kragte van ope-
n'e Brieven , door het Hof van Jirilirie verleend',
(MandamenUn van Réïief of Requesien Chieï') door
den dagelijkfchen Regter, na een voorafgaande ge-
ding, en behoorlijk onderzoek van zaaken , toege-
fiaan(3); mits daar toe wettige redenen dienen, die
in 't regt zrg bcpaalen tot vreeze of geweld, «
bedrog', — minderjarigheid, — afwezigheid, —
verfchoonlijke vcrgisfing, — benadeeling over de'
helft, — en verder alle zulke redenen van billijk-
heid , volgens welke· de handeling niet behoort te
blijven beilaan (4),
S Xi.
Cesfie. XI' Cesße, of Boedel-affiand kan ook gefteM
worden onder de wijzen van vernietiging der ver-
bintenisfen, in zoo verre namelijk de fchuldenaar,
die Brieven van Cesfie verkregen heeft, en dezelven
door zijnen dagelijkfchen Regter heeft ^(loen bekrag?·
tigen (5), door zijne fchuldeisfchers niet verder kati
aan-
(i) L. i2. ff", de jurej. L» 20, C. de transact»
ca) voet, ad tit, f. de in int, rcfl. n. 21.
(3) Zie mijne Verhandi, over de Judic, Pract. 4 B.
X Hoofdfl.
(4) D. Z). ad Lih. IF. Digefl. dé groot ^ Inleidt
3 48 (2? 52 D,
(5) Zie mijne Ferhand. over de fudic, Pract. 3 -i^»·
31 Hoofdfi»
i
I
i
Φ-
€
vp
4-
7
^mmm.
Hoe Verhintenisfen vergaan. i-^y
;aangefproken worden, dan bijaldien hij naderhand
tot beier fortuin komen mog-t (i).
Zommigen brengen eindelijk onder de wijzen,
waar op verhintenisfen vergaan, de gemjsden en den
•eed) doch min naauwkeurig; want, fchoon die bei-
den eene ontwijfielbaare exceptie opleveren aan den
geen, die des niettegen-ftaande uit 4e verbintenis
wordt aangefproken (2); ilrekken zij veel eer tot
bewijs, dat de verbintenis, waar uit de ei&ch oni-
zegd is^ nimmer beftaan heeft.
(1) L. 4. p}\ f, de cesf, bon. de «root, Itil. g B»
51 D. §. 6.
(2) de groot, d. L 4;9. & $o D.
Ν 3
. -υ,ιιμιιιι,ΒΙιρίϊΙΒϊ,,
................
van de lijfstraffelijke
rechtsgeleerdheid.
Κ
lï'^
I
Mi
aäaSi
üMUli
EERSTE AFDEELING.
Ρ^απ de Misdaaden in het algemeen.
SI.
D.
^isdaaden j Voor misdaaden verilaat men die vi'ijwillige ρη
m derzei-
'yer y^/·-fchadelijke daaden, die niet alleen met de wetten
f^eitng. ßj-jj^jg ^ niaar waar op ook bij dezelven ilraf-
fen gefield zijn. — Zij worden begaan door bedrog
of met opzet y en deeze zijn de ilrafwaardigfte; —
door verzuim i eii deeze zijn minder ftrafbaar; —
of door ongeluk of bij toeval, en deeze kunnen den
daader niet als misdaad toegerekend worden (i).
In alle misdaaden moet men letten, of de daader
Volnomene
fn onyoiko- zijiie daad zoo verre uitgevoerd heeft, dat 'er aan
mene mis- , . ^ i , , ...
Daaden. de misüaad, door hem voorgenomen, naar zijn in-
zien, niets meer ontbreekt, dan of dit zoo niet is.
Van hier de verdeeling der misdaaden in volkomene en
omolkoniene. In de laatstgemelden moet men al ver-
der letten, of de misdaad alleen beilaat in het voor-
nemen van den daader, dan of dit voornemen ook
door
(i) j. c. VON QuisTORP, Grundfätzs dei Deutfchen
peinlichen Rcchts ^ ι Th. 25.
J/'an d€ Mhdaaäen in het algemeen,
idoOT eene begonnen dadelijke uitvoering blijkbaar ge-
worden is,; en zoo ja, in hoe verre (i)?
Het is ook van eenen aanmerkelijken invloed, öf
-de daader zijn gepleegd misdrijf door opgevolgde
daaden heeft wortgezet; — als mede , of hij de een-
maal gepleegde misdaad op nieuw heeft herhaald,
In liet onderzoek, wie als misdaadig of niet misdaa- m^ misSaa-
dig te befchonwen is, verdienen de volgende zaaken
an aanmerking genomen te worden.
I®.) Alle misdaad veronderftelt, dat ^er eene ii'öi De ßrafbe-
νοοΐ handen zij, die op dezelve daad eene ftraffe'
ftelt, — Ontbreekt dezelve, zoo kan aan geene mis-
daad gedacht worden , al ware ook die daad in ande-
re Landen , onder zwaare ilraifen , verboden (2).
2°.·) Het enkel voornemen, om ftrafbaare daaden ^oorsi»«»
ie begaan, maakt nog niet de misdaad zelve uit ^3), ^/óJi"
ten zij daar op uiterlijke daaden gevolgd zijn, die
behoorlijk bewezen en niet enkel vermoed worden. —
Maar zijn 'er die daaden op gevolgd, dan komt het
onderzoek te pas, met welk oogmerk dezelve verrigt
zijn (4) ; aangezien het opzet of de bewustheid, dat
men eene misdaad begaat, eigentlijk het ftraffchuldi-
ge daarilelt .(5). — Dit opzet wordt uit de daad
zel-
(l) BOEHMER, ad Conft.Crdmüi, CareL ad jiri.izi*
C2) QUISTORP, §.
Cs) L, 18. de poen. L. 225.^. de verb. fign,
(4) Z. 41. in fin, f. ad Leg. Aquih L. 3p. L, 53,
'pu f. de furt. L, 79. f. de Reg. Jur,
Cs) L. I. £.7. ad Leg. Orn» dc ficar*
Ν 4
-ocr page 273-sclve veronderilcki , cu het onrchtildige moet van
elders bewezen worden Ci). — Even als in verzuiv
men trappen van nahitiglicid zoo zijn die ook
in de boüs'iciJ van djs misdadigers opx t , en de
R gt;r behoort in de bepaaling der itraiFc daar op
wel degelijk te leiten (2\
^/^wW \VaiHieer eeue misdaad niet zoo zeer in deii
^^^ ^^^ opzet, a1s in het niet behoorlijk gebrui-
ken van zijn veriland en oplettendheid , haaren
grondilag heeft, noemt men dezelve eenc misdaad
mi nalatigheid. —■ Indien op eene misdaad IhaiFc
nan lijf of leven gefield is, moeten opzet en nalatig-
heid naauvvkeurig van elkander Avorden onderfchei-
Cs) · ^vant nimmer kunnen misdaaden uit nala-
tiglieid met de doodilraf, en zeci zelden met de ge·?
woone lijfilrafFe, geilraft worden, C4).
TocvaW^e 4^0 Wanneer de daad noch in een opzet, noch
pisdaad jj-j ^g^^ onvoorzigtigheid van den daader^ maar in
een bloot ong luk zijnen grond heeft, en dus de mis-
daad louter ίοβ\'α:αξ is, valt alle toerekening weg,
en kan zoo min lliaife, als Ichade-yergoeding, plaats
hebben (5),
S IV.
(1) L. i. C. ad Leg. Corn. de ßcar. L. 5. C,
de injur.
(2) G. FjELANGiiiiE, Science de la Legislation ^ Tom.
''3) L·, 4. i. L. 7, /. l. i, L. S' C. ad Leg.
Corn. de Sic ar,
(4) BOEHMER ad CARPZovii Prax, Crimin. Qiiafl,
27. ObJ. I.
(5) §· 5. iijfl' L. 31. /.. 5f. ad Leg. AquiU
ï;oEHiü£R, ad Qonfi, Qrim, Ca rol, /ki'. 14(5,
ßGO
i-
w
φί
1«
ρ
mm.
i^an de Miulaaäen in fiet algmeen, £20£
5'='.) Aan den ge:n, wien liet aan ^^
ontbreekt, kLinnen de misdaadcn, welken bij in dien "'έ·^'"^·
itaat begaat, niet toegerekend worden. Dolle, krnnk-
zinnige,en dwaaze menfclien kunnen dus nietgefiraft
woi'den (i). — ]n dit iUik egter is des Regters
pligt, een zorgvuldig onderzoek te doen , of gebrek
aan verilandelijke vermogens alle oogmerk om te mis-
doen in den dader uitfluit; vooral ook , of dc daader
zoratijMs tusfchenpoozingen van gezond verrtand
heeft, om daar naar te beoordeelen, of 'er ook gron-
den zijn tot het bepaalen van de gewoone, of van
eene buitengewoone ilrafle (2},
JN-üet krankzinnige en dwaaze menfclien moet Eenvowwdis^
men ook niet verwarren eemowwdige lieden ^Xi
fchen van een bekrojnpen verßanä; dat is, niet, die
zoogenaamd kindsch zijn, want ook deezen zijn dik-
werf met de zinneloozen gelijk te itellen (3); maar
de eigentlijk gezegde onfchuidtge ^ dom-
me lieden, die als eene midden-zoort tusfchen de ^
kindfche en veritandige menfdien uitmaken. Deezen
kunnen waare misdaaden begaan, en, naar mate der
omiliandigheden, aan lijf of leven geilrafc worden ;
want in misdaaden komt het niet zoo zeer op een
doordringend verband, en eene naauwkeurige kennis
der wetten aan, maar enkel op de wetenfchap, dat
men
(O L. 12. f. ad Leg. Com, de ßcar. L. 13. L. 14,
f. de ofic. Prafid. L. 40, f. de lieg. Jur. L. 9. §.2,
ff", ad Leg. Pomp. de parric.
(2j ΜΛΤΤΠ/Eüs, de Crim. in Proleg. ^Cap. 2. n.C,
(3} QUJISTORP., §. 3P.
'•j?
I
Ν 5
-ocr page 275-men onregtmatig ca ftrafbaar te werk gaat (i). —
Intusfchen is decze eenvouwdigheid, mits behoor-
lijk bewezen zijnde, eene gewigtige grond van verde-
diging , zelfs in inisdaaden, waar op de doodftraf
ftaat, en vooral in dezulken , die op nalatigheid ge-
p grond zijn, of waar in de omftandigheden van geen
* bijzonder opzet of overleg blijken dragen (2).
MelancMie, Τ^Ό Moeielijker is de beoordeeling, hoe ver »^(f-
Jancholieke en zwaarmoedige menfchen verfchooning
verdienen. — Over 't algemeen moet hier aan niet
te veel worden toegegeven, wanneer deeze men-
ichen, buiten hunne droefgeestigheid, het gebruik
van hun veriland hebben ; maar evenwel lijdt het
geen twijiFel, dat menfchen zomtijds door zulk ee-
nen hoogen graad van melancholie of zwaarmoedig-
heid kunnen worden aangetast, dat zij als waare ver-
dwaasden te bcfchouwen zijn, en de misdaaden,
door hun in dien toeiland begaan , aan hun niet
kunnen worden toegerekend. Dezulken egter wor-
den dan, tot voorkoming van onheilen, tot eene ge^
vangenis verwezen (^3). —· Men moet van deeze
melancholieke menfchen ook wel onderfcheiden de·-
zulken, die uit verdriet in 't leven eene misdaad be-
gaan , en tegen welken de gewoone ftralTe der mis-
daad behoort te worden uitgeoeifend (4).
(i) leyser, Med. ad Pand, Tom. 9. Spec, 599.
(2; leyser d, l. quistorp, 39.
(3) boehmer , ad Confi. Cr im. Carol. Art.
§. 6. CARPZovn Prax» Crim, Qtiafi. 145. ibique
boehmer, in Obferv. v. hall en hamels veld, Har'
Vten Alßem. Am ft. 1798,
ι
Si.
ί
li '
i
φ BOEHMER, ad Conft, Crim, Carol, Art, 137, §.23»
' -l
ϋβ
-ocr page 276-KSlükjSJ
de Misêaaden in het algemeen. £03
Doof field QU fiomheid kmmtn ook in de toere-
licning der misdaaclen in aanfchouw komen, wanneer stomheid,
die gebreken zijn aangeboren, en men grond heeft,
pm aan de mogelijkheid van een boos opzet te twijf-
felen. Best is het dezulken, tot voorkoming van
niisdaaden, bij vervolg voor hun leven in een gevan·»
genhuis op te fluiten. — Maar is de misdadiger
door een toeval doof of ftom geworden, en blijkt
'er voldoende van zijn boos opzet, is hij voorzeker
volgens de wet ftrafbaar (i).
9?.) De dro.nkenfchap reeds op zig zei ven eene^^^^^^^^
wandaad, ja zelfs ten aanzien van krijgslieden (2)
ilrafbaar zijnde ; zoo is dezelve naar haaren aart
geene voldoende reden van verfchooning. — Even-
wel kunnen 'er gevallen zijn, waar in de Regier op
deeze omilandigheid behoort te letten, en men maakt
dan te regt onderfcheid, of hij zig vrijwillig, of
tegen zijnen wil, aan de dronkenfchap heeft overgege-
ven. — Is hij door verleiding van anderen dronken
gemaakt, kan zulks zomtijds redenen opleveren, om
tot cene buitengewoone ftraife te befluiten. — Maar
heeft de misdadiger zig vrijwillig dronken gedron-
ken, om met te meerder moed en iloutheid zijne
misdaad te kunnen uitvoeren, zoo kan dezelve, zij
moge zoo groot zijn geweest, als zij wil, geenzints
tot verontfchuldiging dienen; integendeel de misdaad
is in dat ^val nog grooter en ilrafbaarer, dan wan-
neer
(1) carp20vii Prax. Crim. Qjiafi. 147. ^
(2) G. FELTMAN, evef de» Ariiculr brief, Art.
mm.
ea
ft
■-ri^iili.·*-·*·^
...... '
iieer zij nugteren gepleegd was (1). — Heeft de
dronkenfchap , ichooii vrijwillig op den hals ge^
haald zijnde, eene geiieele zinneloosheid te weeg ge-
bragt ; is "er geen blijk van een vooraf genomen
voornemen, om te misdrijven; en betoont integen-
deel de mlsdaadiger een opregt berouw; zoo kunnen
'cr zomtijds redenen tot verzagting van ilraf zijn. —
Alles hangt hier af van de omitandigiieden, die allen
ten voordeele van den misdadiger behooren zamen
te loopep ; want over 't algemeen moet de Regter
«iet gemakkelijk zijn , om de dronkenfchap als een
goeden grond van verdedighig toe te iaten (2).
10".) De verontfcbuldigiiig uit hoofde van ^öö^«
gramfcbap doet eigentlijk niets af: maar komen
'•"er verzagtende omftandigheden, ten voordeele van
den dader, bij; b. v. blijkt 'er, dat aan den misda-
diger wettige reden tot toorn gegeven is ; blijkt het,
dat hij geen aanlegger van den twist was; betoont
hij dadelijk, na de volbragte daad, berou\y en leed-
wezen; zijn 'er geene biijicen van een boosaardig op-
zet om te misdrijven; is hij iemand van nog jonge
jaaren ; enz. zoo kan zulks tot vermindering van ilraf
in aanfchouw genomen worden (3}.
Onkunde van ii°0 Wanneer de misdadiger zig daar op be-
roept, dat liij de ßr af -bepalende wei niet geweten
heeft,
co leyser, Med. ad Pand, Tom- i. Spcc. 59. th.z»
Tont. 5. Spec 348.
(2) CARPZovn Pi-ifx, Crim. Qjiaft, 146. quistorp,
|. 42—44.
(3) carpzovii Prax. Crim, Qitcefl, 6. Qjjcefl. 18»
w· Qß'^ß. «. 41. /«i'if. ibique boehmek.* in
Qbfery,
hJ
l.
Tonn.
dt y/et.
Φ
wmm.
Ϋαη ä& Misdaaden in het algeme&n.
iiceft, moet men een onderfeheid ra-aken, of de af-
fcliiiwelijkhcid der misdaad aan een ieder, zelfs aan
den onkundigflen en onopgevoedlten in 't oog moest
loepen, en dan doet die voorgewende onwetendheid·
niets af (i), — Maar is 'er grond om te ilellen ^
dat uit hoofde van het zeer zeldzaam voorvallen van
zoodanige misdaad, of om andere redenen, de gc-
ftrengheid der wet den dader onbekend was , mag
de Regter, op grond van dit gebrek aan kunde en
ondervinding, de ftraffe wel niet geheel verwerpen ,
maar verzagten (2). — Deeze verbntfchuldiging
wordt te ligter toegelaten, indien de wet i-s eene bij-
zondere Lands- of plaatfelijke wet, en de misdaadi-
ge» een vreemdeling« — Maar is hij een ingezeten
van dat Land, is de wet behoorlijk afgekondigd, is
zij algemeen genoeg bekend , kan men ^er geen onge-
bruik van doen zien; zoo geldt het voorwendzel vaft
onkunde niet (^). — Even weinig doet het door-
gaans ook af, te willen zeggen, dat men, fchoon de
wet kennende, niet wist, dat dezelve op de gepleeg-
de daad toepasfelijk was: immers die dwaaling zou'-
de onvermijdelijk , en uit den zamenloop cier om-
ftandigheden zeer blijkbaar moeten zijn, zoo 'er eeni-
ge aanmerking op genomen konde worden (4).^
S VL
Aan kinderen, die nog geen jaaren oud mndfche
zijn, kunnen geene daaden, als met de wet ftrijdig,·''^''^''''
wor-
(ï) L. 2. C. de in, jus voc. L, il. (J. 10. f. ad Leg.
Jul. de adult, L. 37. f, de minor. L, j. C, unde vi,
(2) boehmer, ad Confl. Crim. Card* Arhiy^. J. la.
(3) QuisTORP, 48.
(4) (^UISTQRP^ 49.
HS
' ."f
■i
■J
It
■l
rwp
woricii toegerekend, devvijl men in dezelveri geetl
belioorlijk gebruik van verlbnd cn wil, 200 min alä
een opzet of nalatigheid, kan veronderiti-Ilen (i).—-
Zij kunnen dus wegens misdaaden niet geilraFt wor-
den (2), maar om hunne boosheden tegen te gaan,
tvorden zij alleenlijk door hunne ouders, voogden,
of meesters getuchtigd (3). — Zijn de kinderen
teeds boven de zeven jaaren, doch beneden die det
huwbaarheid, dat is beneden de véértien jaaren ,
wordt het In geringe misdrijven bij de tuchtiging der
ouderen enz. gelaten (4); maar begaan zij eene
zwaare misdaad, cn heeft men grond, om in hun
eene opzettelijke boosheid boven hunne jaaren te ver-
en der frei len , wordt wel niet de gewoone openbaW
ftraf aan hun uitgeoeiFend, maar zij worden of door
Gerechtsdienaars met roeden getuchtigd , of met
eene gevangenis voor een tijd, of met eeue andere
buiten gewoone cor red ie geftraft (5).
13*^0 betreft de geenen, die wel boven de
veertien jaarcri, doch beneden de meerder]arigheid
zijn, zoo kan hunne minderjarigheid, vooral in mis-
daaden uit ontucht, en van geen groot aanbelang, ate
eene reden van verzagting iii aanmerking komen (6);
maar
(ï) L· 23. §. 2. jT· ^^il· edict. Z..22. ff, ad Leg,
Corn. de falf, L. li. f. ad Leg. Corn, de ficar.
(2) L. 7. C. de poen.
(3) BOEHMER, ad Conjh Crinu Caroï. Art, Ï79. §. a»
(4) BOEHMER, d. l. Art, 164. r.
(5) L·. 37, f. de minor. L. 6. pr^ ff, ad Leg. Jul.
fccitl. L. i. 32./". ad SCt. Silan,
i
ifindcrjaTig'
held.
Mi
r.:·, .
(6) L. i. C. β adv,' del. L, 37. g. i. ff. de minor,
L. ic^, ff.· de Reg, Jtir,· L, i5. i.· f. de pöen,·
^iÊmÊ
'i
-ocr page 280-Van de Wisdaaden in het algemeen.
ïiiaaf is de misdaad zwaar, is zij te meermaalen her-
haald, is de daader niet verre af van zijne meerderja-
righeid , heeft men allen grond, om in hem een bobs
opzet te veronderilellen ; dan doet die minderjarig-
heid weinig af (x). Zijn 'er integendeel geene vol-
komen blijken van opzet en boos overleg, betoont
hij een waar berouw en leedwezen, komt de daad
meer uit eene overdrevene hartstocht, dan uit op-
zettelijke boosheid voort, en is 'er eene gegronde
hope tot zijne verbetering van leven bij vervolg; zoo
komt de minderjarigheid in de bepaaling der ilraf zeer
veel in aanmerking, zelfs in misdaaden, die andere
aan lijf of leven ftrafbaar zijn C^).
14°.) Dewijl alle misdaaden moeten beftaan in eene o^y^y^·
vrije en mllekeurtgs daad, zoo kan men daar onder ί^««'^·?"·'
riet wel rekenen de misdaden, die door flapenden, of
door zoogenaamde nagt-wandelaars, bedreven zou-
den mogen worden (3).
S VIL
De geenen, die eene misdaad dermate bevorderen, Comput tan
dat dezelve, zonder hunne medewerking, niet tot
iland hadde kiinnen komen, noemt medepUgti·^
gen. Wanneer die medepligtigheid gegrond is in
eene voorafgaande verbintenis en affpraak, om ze-
kere misdaaden gemeenfchappelijk uittevoeren, noemt
men zulks een complot, eene zammzv/eering, — In-
dien
CO X. p. §. 2. L. 37. 5. i. ff. de minor, L. 38.
5. 4. ad Leg. Jul. de adult,
(2) L, 108. ff. de Reg. Jitr. L. 16. 3. ff. de poen.
GoccEji Exerc. Cnriof. Tom. 2. Difp, 41.
(3) BOEHMER, ad Cofifl, CrifU, Qarol. Art. 179. 7.
-ocr page 281-soS iL Boek^ 1, Afjcelwg.
dién nu de declgciiooten van dit complot tot het uit-
vocrei) van zekere daad gemecnfchappclijk bij elkan-
der .en tot weL'erzijd clie Iiulp en medewerking gereed
zijn geweest ,· of als fpl^'uneu of iciiiUKvagten voor
onraa 1 gebruikt zijn geworden, z'jn zij allen even
ilrafbaar, fcïioon de daad zelve, b. v; een moord,
ilechts door eenigcn vail hun is uitgevoerd; ten
M^aare bijzondere omflandighedLn van de daad hier
eene uitzondering in de bcpaaling der (Iraill· manken
iTiogten; b^ v. wanneer iemand door dwang of een-
vouwdigheid onder een complot geraakt was (i). —
Indien door onderfcheideo gedeelten van het zelfde
complot ter zelfder tijd tnisdaaden van een onder-
scheiden aart gepleegd zijn, die met elkander in geen
onmiddelijk verband flaan, moet elke daad op zig
ζύνο. befchouwd worden, fchoon de daaders in 't al-
gemeen deelgenooten van het zelWe complot zijn
§ VUL
iircdepugti' ^^ deelneeming aan de misdaaden van anderen
i*·"' niet op een gemaakt complot gegrond, maar beftaat
zij in eene bloote bevordering derzelven j moet men
onderfeheid maken tusfchen dez;ulken , die regelrecht
linlp en bijftand bij de misdaad hebben toegebragt,
en anderen , die bij gelegenheid daar van , of na-
derhand ^ flrafbaare daaden begaan, waar door de
Hiisdaad mede tot ftand gebragt, of verborgen wordt-.
De eerftert zijn de cigentlijke medepligtigen ^
(_focii crimmis die aan lijf of leven even ftrafbaar
èijn ; de anderen zijn enkel bevórdcTaars der mis-
daaJj
(l) boehmer, d. L Art, 148, §. i. quistorp, $.54"·
(9) QüisTORPi /. in mti
MêêM
-ocr page 282-Van de Misäaad&n in het algemeen. ^09
daad, en worden doorgaans op eene biiitengewoone
wijze geftraft CO· — Ten aanzien deezer bevorde-
ring der misdaad moet men naauvvkeurig letten op
den graad der deelneming; deeze is volkomenof min
'volkomen ; en daar naar wordt ook de graad der
ilraile bepaald; b. v. wanneer iemand de werktuigen
tot het volvoeren der misdaad, waar van hij bewust-
heid had, aangcbragt heeft, ichoon hij de misdaad
zelve niet mede heeft helpen uitvoeren, is de deel-
ne'ming volkomen (^a). — Na het plegen der mis-
daad kan men ook aan dezelve deel nemen; b. v.
door de misdadigers in tc nemen en te verbergen ,
door te deelen in de voordeden, die met de misdaad
verkregen zijn, enz. (3). ^ '
Voor deelneming wordt ook gebonden het geven Lastgeving*
van lasi tot het uitvoeren eener misdaad; en in de
beoordeeling van deszelfs ilraf baarheid moet op de
om'tbndigheden gelet worden ; b. v. of bij den last
te gelijk is voorgefchreven de wijze van uitvoering,
of de gelastigde tot gehoorzaamheid en onderwer-
ping aan den lastgever verpligt was, enz. CO·
Insgelijks wordt voor deelneming gehouden, het Raaiigevir.^,
geven van raad tot de uitvoering eener misdaad.
Ook hier in komen de omftandigheden iii aanfchouw;
b. v. of die raad is algemeen, dan wel met bepaa-
liiig van de wijze der uitvoering; of de daader reeds
te
(l) IIOEHMER, (I, l. Art, 177. 5. I 6f 2.
Ca) QUISTORP, 56.
(3) -^· I. C. de Iris, qui latron, roehmer, d, Ι,Ανΐ.
177. §· 9. QuisTORP, §. 57 & 58.
(4) BOEHMER, d. l. Art. l'l'J. 4. PUTMAN, OpÏlS'
ciil. '}ur. Cr ί Uil JU No, i. . ^ -
O
-ocr page 283-te vooi'en lict misdrijf in den zin hadde, eii 'er nu
meer toe is aangemoedigd , dan wel of die raad de
eerde aanleiding tot de misdaad gegeven heeft 0)··
't Niet lekt- liet mei beletten der raisdaaden van anderen kan·
ten der niiS' , , .
daad. ook cen grond tot eene biiitengewoone coiTectie op-
leveren ; bijzonderlijk, wanneer men daar toe in de·
voegzaame gelegenheid, was , of eenigermaate verpligt
geoordeeld konde worden (2)..
Om kort te gaan, men ziet uit het opgegevene
duidelijk, dat eene oplettende en menschkundige over-
wegen door den Regter van den geheelen toedragt,
. en van alle de zamenloopende omitandigheden der
zaak , in de beoordeeling van de itraffchuldigheid
des daaders, den leiddraad moet aan de hand geven,
*'t Fêrzwj- Het verzwijgen van misdaaden, die nog uitgevoerd
moeten worden, is ook als eene zoort van deelne-
ming te befchouwen , die buitengewoon geftraft
wordt. — Maar is de misdaad reeds uitgevoerd, zoo
is de verzwijging niet ilrafbaar, ten waare van der-
zeiver ontdekking de welvaart en· veiligheid van den
Staat afhing; of dat eenige bepaalde wet,, of ambts-
bediening daar toe verpligtte (3).
§ IX.
SeoGTäBsiwg Γη 't algemeen wordt de grootheid der misdaaden
yandegraoy ^^ dcczc regcleu afgemeten: 1°.} Eene misdaad is
te der miS' do y
daaden, t^es te grooter, naar mate zij meerder inloopt tegen
onze verpligtingen om iets te doen of na te laten. —
Hierom is de misdaad grooter, waar door de open·
bca^
(O QUISTORP, <Jo.
(2) quisTORP, §, (5i.
(3) BOEiiMER, de obligatione ad reyelanduitt occiilta-f
in Exercit, ad Panel, Tom* 6. Exerc, 97.
• '
hi
f
■ΐϊ
Ι^αη de Mis da α den in het algemeen, zii
baare veiligheid van den Staat, dan wel die van een
particulier perfoon gefclionden wordt (i). — a®.)
Eene raisdaad is des te grooter, naar mate zij met
meerder overleg en bewustheid van te misdoen ge-
pleegd is. Hierom is eene herhaalde misdaad
zwaarder, dan die voor de eerfte maal begaan is. —
iCwaarder is ook de misdaad van hun, die dezelve
op nieuw plegen, na dat zij reeds over die zelfde
zoort van misdrijf ftraffe hebben ondergaan. (2}, —
Eene misdaad is des te grooter , naar mate
meerder nadeel en gevaar door dezelve veroorzaakt;
is. — Hierom is eene volbragte misdaad zwaarder,
dan die men alleen gepoogd heeft te doen. — Eene
misdaad is ook grooter, wanneer zij met andere mis-
drijven te gelijk gepaard gaat.
Naar deeze zelfde regelen wordt ook de grootheid
der misdaad in medepligtigen beoordeeld. — Het
is dus zwaarder medepligtige te zijn, uit hoofde van
een vooraf gemaakt complot, dan toevallig bij eene
enkele daad. — Dadelijk toegebragte hulp en mede-
werking tot de misdaad is zwaarder , -dan enkele
raadgeving. — De toerekening eener misdaad is ge-
ringer, wanneer men door zijne ouderen, of ande-
ren, aan wier gehoorzaamheid men onderworpen is,
daar toe is verleid geworden Cs)·
tw ε e-
(1) GRóTius, a'e J, B, ac P. Lib. 2. Cäp.20, §.29,
(3) L, 157. fr, f. de lieg. Jur^ leyseRj Mcdit, ad
Pand. Tom, 9, Spec. 580. Th, 8.
mimi
tweede α f d ε ε l i ν g^
Τ^αη de Sir äffen in ^t algemeen*
Strr.ifiu, -Dooi' 'Straff'e vcrilaüt mcii het- nadeel, het wellt
en dcïzeivtT y^Q vvegcii de OverUcid wordt toege-
bragt, uit hoofde van het niet vervullen van die.
pligten, waar toe hij, volgens de ■ wetten van den.
Staat, verbonden was. — Het hoofd-oograerk eencr
ftraife beilaat daar in , dat men bij anderen daar
door een indruk maakt, cn hen te rug houdt, om.
de rust en veiligheid vaii den Staat, door zoortge-
" lijke daaden, nier verder te ilooren (i). — In ilraf-
fen, die geene doodilraffen zijn, moet het oogmerk
ook ilrekken, om den misdadiger te verbeteren (2)»
— Zoo mogelijk, moet ook het oogmerk wezen, om·,
aan den beledigden voldoening te bezorgen.
Zoorten van De ftrafl'en worden verdeeld in zwaare en Ugiere.
iiiieffcn. — zwaare raaken lijf of leven, en zijn wederom
cenvouwdig , of , door bijgevoegde pijnlijkheden,
vergroot. — Men verdeelt ze ook 'm gewoone, die
aan alle overtreders der wet op dezelfde wijze wor-
den- aangedaan; en in buiiengewoone, die naar maate
van de meerdere of mindere toerekening der misdaad
bepaald worden.
Wat de onderfcheiden zoorten van lijf- en levens-
ftraifen betreft, hoe meer men opklimt tot de tijden
«s vaii
(i) L. I. C. ad Leg. "JuL rcpeiund„
(ji) h' 20. /0 14, C. de poenis^
QfÏZ
im
/
Fafz de SirajJ'en in V algemeen. 213
van verblindheid en vooringenomenheid , hoe meer
ii3cn bevindt, dat men, als 't vvaare, in ftralFcn van
uitgczogte wreedheid behagen fchepte (i)maar
hoe meer men afdaalt tot de tijden van verligting
cn opgeldaardheid van verband, hoe meer men be-
vindt, dat die barbaarsheden worden afgekeurd, en
dat de llegter zig het meest overeenkom [lig zijn^
waardigheid gedraagt, wanneer hij wel geilreng,
maar nimmer wreed is (2). — De thans nog in
gebruik geblevenc doodflraffen zijn d) het radbra-
ken , met of zonder het afhouwen van het hoofd.
— b') De galge. — r) Het zwaard. — d') Het
worgen, met of zonder het blakeren. — Het vie-
rendeelen, het verbranden, het verdrinken^ enz. zijn
in ongebruik. — Zoo is ook zedert eenige jaaren
,afgei£haft het ten toon ftellen der lijken op een rad,
of hangen aan de buiten - galgen, tot dat zij door
,de lucht of het gevogelte verteerd,, zijn (3). — De
C'ï) HEiNECcn, Elem, Jur. Qcrm, Lil·. 2. Tit, 30.
ρυτίΜΛΝ, Elem. Jur, Crim. Lib. i. Cap. 2. §. 66. feqq.
(2) SENECA, ch Ira, Lib, i, Cap. 14, i5 ß? \6,
L, II. pr, f. de poenis.
(3) Pitbl. Holl. 6 Maan 1795. Is het onbepaald af-
fchaffen van dit gebruik wel in allen deele goed te
keuren? Js het hi affchuwelijke misdrijven wel zoo
ongefchikt, dat de herinnering eener voorbeeldige dood-
^raife, tot affchrik der boosdoeneren, door dceze ten
loon ftelling hernieuwd worde ? Wij dagten er meer-
malen zoo over; en zagen met opmerking, dat de za-
menflelleri van het Ontwerp van een Lijfjira(fei.ijk Wet"
■beek, bladz. 15. die zelfde bedenkingen gegrond geoor-
deeld hebben.
O 3
ί '
IfA-
.^J
/
mui «,i«»pp,ji
nog gebruildijkc Hjfßraffen zijn : a) Het gecsfclen
met of zonder den Γα-ορ om den hals , cn met of
zonder brandmerk. — b^ Het coniineeren in een
tuchthuis. — i) Het verwijzen tot openbaaren ar-
beid. — d) Het zvvaaijen met het zwaard over het
hoofd. — e) Het te pronk ilaan op het fchavcr,
met of zonder roeden. —- ƒ) Het bidden, op dc
ontblootc kniën, aan God en de Jullitie om vergiffe-
nis. — Het zetten, gedurende eenige dagen, op
water en brood. — De ftraifen, die in eene ver-
minking der ledematen befiaan, zijn reeds voorlang,
als barbaarsch, afgekeurd; alleen zijn er nog voor-
beelden van het doorfteken van de tong met een
priem, het geven van eene fnede over liet aangezigt,
en eenige anderen meer.
Bij de bovengemelde zoortcn vnn ilralFen kan men
ook voegen dezulken, die, fclioon zij niet regelregt
aan des misdadigers lichaam worden aangedaan ,
evenwel met grond in veele misdaaden van gebruik
gemaakt worden. — Hier onder bchooren: a^ De
bannisfementen, voor altijd, of voor een zeker getal
van jaaren , uit het geheele Land , uit een zeker
Diftrict, of uit eene bepaalde plaats (i). ~ b) Het
verklaaren van te zijn eerloos en infaam. — c^ Het
vervallen verklaaren van een ambt of bediening.
Eindelijk is het ook dikwils geene ongefjhikte
wij-
(i) Over het gewigtig vraagpunt, of en wanneer de
Regters in ons Land verder dan hun Regtsgebied ban-
nen inogen, vergelijke men BYNKERsnoEK, Quieft. jur,
Publ. Lib. 2. Cap. ιγ. ν. d. wall , Handv, van Dord-
reiht, 3. D. pag. 700 ξ^ ^oi.
Ν.
Van de S>träffen in V algemeen·* 215
wijze tot beteugeling der misdiiaden, den misdadiger
in zijn vermogen te ftraiFen, door het opleggen van
2vva;ire of ligtere geldboeten , waar voor dan ook
dikvvils , wanneer de veroordeelde dezelven binnen
zekeren tijd niet betaalt, eene lijfftraiFe wordt in de
plaats geileld
Schoon de pligt van Mensch en Christen mede- Graden in de
brengt, om al wat wreed en barbaarsch is, uit de
crimineele vierfchaaren te weeren, zoude het egter
eene ongerijmdheid zijn , om de misdaaden altijd met
eene en dezelfde zoort van dood- of lijf-ilraf te ilraf-
fen Έγ zijn in de misdrijven merkelijke trap-
pen van verzwaaringen verligting, en daar op moet
ook in de bepaaling van de zoort der ilraf gelet
worden. Immers het zoude ongerijmd zijn, den
tnoordenaar en den doodflager , den huisbreker en
<len dief, met dezelfde zoort van ilraiTe te ftralfen.
In voorige tijden plagt men ook de doodftraffen te conßscaiie,
verzwaaren , door 'er eene confiscatie of verbeurd-
verklaaring van goederen bij te voegen ; doch zedert
liet jaar 1732 is dezelve in dit Land afgefchaft (3}.
En
(1) z. i. l. f. äe poen. L. 4. c. de ferv, ft!git,
"Gencr. Ordonn» van 28 Jug. 1749. Art. 4. Public,
2. Maart 175I5 en 23 Jann. 1753.
(2) Deeze aanmerking is van gewicht tegen de in-
voering van de ftraf der Guillotine. — Van daar reeds
het onderfcheid , om zommige zwaare misdadigers een
irood hembd te doen aantrekken, anderen wederom niet.
Cs) Refol. Holl. I Μ dj 1732. Men zie vooris hec
Gr, PI. Boek. VI. D. pag. 577. f lL D. pag. 844. tn
/X D. "458, 459, φ:) tn 462.
O 4
-ocr page 289-— En te regt , iiangezien alle die ftraffeii , waar
door de agterblijvcnde kinderen en familiën der mis-
dadigers mede nadeel lijden, moeten worden afge-
keurd.
S IV.
■Regelsinhet De algemeene regel brengt mede: 'er kan ^eene
hepaalen der
Sircifen, flf'^ffi ziJn zoiider misdaad. Derhalvcn behoort de
Regier in de eerile plaats in de bepaaling der ftraiFen
in aanfchouw te nemen al het geen in de voorige
uifdeeltng j nopens den aart en trappen der niisdaa-
den, is opgegeven. — Om de in de wet bepaalde
ftraf volkomen te doen plaats hebben, moet de mis-
daad door iemand, in wien dezelve vallen kan, op-
zettelijk volbragt zijn. — Is de misdaad niet vol-
tooid, maar flegts gedeeltelijk uitgevoerd, heeft de
gewoone flraf der wet geene plaats (i).
Eene andere regel is : de flraffe der misdaad kan
/xlleen de^i daader, en de medeptigiigen irejjen (2).
—- Dus zijn ouders voor kinderen , heeren voor
dienstboden, enz. niet flrafbaar, ten zij hun eene
■ - medcpligtigheid bewezen worde (3). — Erfgenaa-
men kunnen niet geftraft worden, wegens de mis-
daaden tier geenen , in wier nalatenfchap zij opge-
volgd zijn. (4). — Voor toegewezene geldboeten
cgter , of waar over reeds proces aanhangig was,
zijn zij aanfprakelijk , indien de veroordeelde, voor
het doen der betaaling, komt te ftcrven (5}.
Wan-
(1) ouistorp, $. 83.
(2) L. 22. C. de pêenis.
(3) Rcgtigcl, Ohferv, over de gr,oot's Inleid. i D.
(4) L. 2(J. ff", de poen,
(5) L. uit, C. β reus yel accuj', imrt. futr»
-ocr page 290-Van de Straffen ΐ7ΐ V algemeen, iij
Wanneer iemand verfcheiden misdaaden begaan
Jieeft, moet men een ondericheid maken, of zij van
vcrfcbillcnden of van denzelfden aart zijn. — In het
ecrile geval zouden eigentlijk alle die bijzondere ilraf-
fen, die op de verfchillende misdaaden geileld zijn,
moeten plaats hebben, voor zoo verre zij zig in de
uitvoering laaten bij elkander voegen (i); doch men
is veelal gewoon, ook in dat geval cene zwaardere
zoort van lijfftraffe te nemen , die gerdrcnd kan wor-
den tegen alle die bijzondere firaüen te zamen op te
wegen (2). — Begaat iemand cenc misdaad, waar
op lijfilraf (laat, en vervolgens ccne dood-misdaad,
is bet klaar, dat de doodilraf dc lijfftraf doet ver-
vallen ; fchoon als dan eene zwaardere zoort van
doodllraf kan bepaald worden.' — Wanneer iemand
door verfcheiden misdaaden in verfchillende lijfilraf-
fen vervallen is, die niet te gelijk uitgeoeifend kim-
nen worden, moet men de zwaarlle lijfilraf bepaa-
len, maar geenzints, in plaats van alle die lijfflraf-
fen te zamen , de doodilraf aandoen.' — Zijn de
onderfcheiden misdaaden aïlen van denzelfden aart,
moet men letten, of de wet op de herhaalde misdaa-
den eene bijzondere ftraife ftcit, welke men dan vol-
gen moet5 zoo niet, zig tot de gewoone ftrail'e be-
paalen , die egter, wanneer 'cr verzwaarende om-
ilandigheden bijkomen , eeuigzints verzwaard kan
worden (3).
Indien dezelfde misdaad door verfcheidene perfeo-
nen
(i) BOEHMER ad CARPZOVH Pvax, Cf im. Qiicefl. 132.
Ohf. I.
• (2) L. 17. C. de peenis.
/
ïiÏ-i.-.. .·
-ocr page 291-mm begaan is,"maaken zij met opzigt tot,de fchadc-
vergoeding , zoo als onze oude wetten fpreken ,
éénen èaarfchuldigen man uit (i); maar in de bc-
paaling der itraflen (^200 niet het deel hebben aan het
welfde complot daar in verandering maakt ,) moet
ieder voor zijne eigene daaden boeten (2).
In zeer zwaarc misdaaden, in welken het, tot be-
waaring der algemeene veiligheid, noodig is, een
algemeenen indruk en afTchrik te verwekken, is men
ook wel eens gewoon geweest de itraiFen aan des
misdadigers heeldiems iiitteociFenen Q); maar dit is
Êhans van een zeer zeldzaam gebruik. — \^an dien aart
is ook eenigzints 5 dat tot meerder affchrik de naameii
van Deferteurs aan d-e galge gehegt worden (4). -
Het uitoeiFenen van ftrafFen aan de 'äjke» der mis-
dadigers behoort onder de barbaarsheden der vorige
eeuwen. Men maakt daar van thans geen verder ge-
bruik, dan door zulke lijken te begraven op die ver-
achtelijke plaatfen, waar men gewoon is de misdadi-
gers ter aarde te beilellen (5).
ma^'iVilhe ftralFen der misdaaden moet men letten op
weaen de wetten van die plaats, waar de misdaad begaan
Straffen is c ^ σ
^epaalen. >
(1) DE CROOT, Inleid. 3 B. 34 Z), §. <5. Regtsgel.
Obfei'v. 2 D. Ohf. 8p.
(2) L. 22. C. de poen, L. iilt. f. ad Leg. Coni. de
ficar. boehmer ad carpzovii Frax. Crim. Part. i.
Qjaefi. 25. Obf. I. Tom. i. pag. 158.
Cs) PUTMAN, Adv erf. Jiir. Lib. i. Cap. 14. Lih. 2.
Cap^ 25.
C4) FELTMAN , Articul-brieft pag. 255.
(5) BOEHMER ad CARPZOVII Prax. QrUu. Paft, 3«-
ßöifA 131· Ohf. 3.
2Ï8
ϋβΜ
-ocr page 292--Jij υ xn^g,^
Fan de Straffen in ^t algemeen, zip
rs; offclioon ook de misdadiger elders betrapt, en
iiem aldaar zijn proces opgemaakt wordt (i}. —
Wanneer de Avct de ilraiFe der misdaad, die wel be-
gonnen , maar niet geheel uitgevoerd is, niet be-
paalt, moet in de flraf onderfcheid gemaakt worden,
in hoe verre de pogingen van den misdadiger haare
uitwerking gehad hebben , en wordt, naar mate
van die bevinding, als mede van het blijkbaar opzet
van den dader, eene buitengewoone itralle vastge-
ftcld Ca).
Geen Regter heeft ds bevoegdheid om de ftraiFe, mihUuri^^
welke duidelijk bij de wet bepaald is , en welkers
tQepasfelijkheid op de misdaad geene twijiFeling ge-
doogt , te veranderen, te verzwaaren , of tc verzag-
ten, indien de wet hem zulks niet veroorlooft; of
zig geene bijzondere- omilandigheden opdoen, die
tot zulk eene verandering, verzwaaring, of verzag-
ting, eenen wettigen grond opleveren (3). — Zulks
heeft plaats in de volgende gevallen: Wanneer het
blijkbaar oogmerk der bij de wet gedelde ftraffe door
het uitoeffenen van dezelve niet bereikt zoude wor-
den; — wanneer het onmogelijk, ten minden zeer
moeieliik is, de bepaalde ftraffe aan den perfoon van
den misdadiger uit te oeifenen; — wanneer de grond
der vi^et duister en twijifelachtig is; — wanneer de
uitoeiFening der ilraiFe aan andere onfchukiigen
hoogst-nadcelig zijn zoude; — wanneerde ilaat of
gefteldheid van den pcrlbon eene uitzondering der
wet
CO VOET, ad lit. f. de poen, 11.
Cs) QUisTORP, 9Ö 97.
Cs) i-. ii. jf. xh. poeuis. L, 15. C. eod.
PRÜHUBB
Μ
^ap·
W-et: noodzakelijk maakt (i)<.
is de bcpaaling der ftraflc aan des Regters wille-
keur overgelaten , en is de misdaad niet onder de
Ewaare re reekenen , ^oo lluat het hem vrij, naar
gelang der omftandighcdvrn van den peribon en van
de zaak, de ilrafFe te veranderen, cn in plaats van
de ilraf van gevangenis, van eerloosheid, of zelfs
van lijfilraf,' eene geldboete of dergelijke te bepaa-
len. — Decze willekeurige bepaaling der ftraili'ii
heeft plaats, wanneer de wet daaromtrent niet genoeg-
zaam beflist heeft, of n:t hoofde van den aart van
xek:r bewijs bedenkelijk is, of de ilraf der wet wel
volkomen toepasfelijk zij. — Die willekeur van den
Regier is egter niet hersfenfjliimmig , maar heeft
haare grenspaalen, binnen welken zij beperkt moet
■-bhjven (2). — Daar toe moet de Regter onder an-
deren letten , hoe dusdanige misdaaden , naar de
wetten en gebruiken van andere vierfchaaren , gewoon-
lijk gcftraft worden. — Zulke willekeurige üraffen
bcpaalen zig ook ten hoogilieii tot lijfflraiTen, cn kun-
nen tot gcene doodflrafFen uitge/lrekt worden ; al
ware het ook, dat het veelvuldig begaan der mis-
daad , de welvaart van den Staat,· of andere gewig-
tige redenen, zulks wel mogten fchijnen noodzake-
lijk te maken , Avant in alle zulke gevallen moet men
zig met een vertoog van die redenen aan den Wet-
gever vervoegen, wiens gezag den Regter daar toe
alvoorcns behoort te volmagtigen <^3).
QUISTORP, f. P9.
(2) L. 78. L. 79. L. 80. f. pro füciff.
<■3) QüJSïoïip, §. 100 af ïoi.
yL·
Van de Straffen in ^t algemeen. £2i
§VIL
Intusfchcn verdient liet een bijzonder onderzoek, Redenen m
welke de redenen zijn, die den Pvegter tot verzagting
van ibaflÏ mogen bewegen ? In 't algemeen kan men
'cr van zeggen, dat zij meestal uit den niftrderen
of minderen graad van de zedelijke waarde (jnorali-
telt^ der daden, en derzelver gevolgen worden afge-
leid (i). — Die verzagting van ftraffe wordt den
misdadiger veelal bezorgd, door zijne zaak civiel en
compofibel te verklaren; of doorhem in fabmisfie xst
ontfangen van welke middelen hier na gefchikter
gelegenheid zijn zal te fpreken. — Compenfatle
]5ceft in 't ilnk van misdaaden, uitgenomen in inju-
riën en geringe misdrijven, gccnc plaats (2}. —
Berouw over eene voorgenomene, doch niet geheei
volbragte, misdaad, of ook dadelijk na het vplbren-
gen der misdaad betoond, kan tot bewijs van eeneii
geringen graad van opzet verilrekken , en vooral
wanneer 'er andere gunftige omftandigheden, b.'v.
dadelijk gedaane vergoeding jler toegcbragte fchade ,
bijkomen , kan dezelve eenen grond tot verzagting
van flrafl'e opleveren... Intiisfchen moet in dit ftnk wel
bedachtzaam worden opgelet, of dit berouw niet be-
hoort onder het ZQOgenÏL^m^ galgen - berouw, het
welk meer uit vrees voor draf, dp uit liefde voor
de deugd voortfpruit , en vooral in zwaare , en
reeds volbragte misdaaden, niets afdoet (3). — De
ouderdom van den misdadiger (zoo hij niet wegens
kinds-
^i) c. j, HEILS, Judex & defenfsr in Procesfu^ in·
qtiifit. Cap, β. 335·54<^·
(2; L. 3Ó. de dol, mal, L. 39. f, foL matr.
(3} LEYSER, Medit, ad f. Γ. 10. Spec 645.
'S»
in
.kindsheid met zinncloozen als gelijk ilaat,) is op
zig zeiven geene reden tot verzagting van ftraiFe,
daar oude lieden de zedelijke waarde hunner daadcn
zelfs nauwgezetter behooren te berekenen , dan jonge
meufchen. Evenwel komen in de bepaaling van de
zoort van ftralTen, vooral van lijiïïrafien, de hoogc
jaaren , en daar aan verbondene zwakheid van den
misdadiger, zeer veel in aanfchouw, en men bepaalt
zig dus bij dezelven dikwerf tot de ilralfe van confi-
nement in een tuchthuis (i). — De zwakheid van
het vrouwelijk geflacht levert ook nu en dan eene
reden op, om de vrouwen zagter te ilraiFen, dan de
mannen , ten waare de misdaad befiaat ih ecne fchen-
ding der openbaare veiligheid, en in gepleegde ge.
weldadigheden,die bij de vrouwen zelfseenen hogeren
graad Van zedelijke waarde hebben (α). — Wan-
neer de vrouwen zwanger zijn, mogen geene dood-
ftraifen, dan na haare bevalling, aan haar worden
uitgcoeiFend; als mede geene lijfftraiFen, welken men
in dat geval, zoo mogelijk, met eene andere zoort
verwisfelt (3). — DeßegU opvoeding, en het daar
door veroorzaakte minder doorzigt van het kwaad,
kan 5 wanneer de misdaad niet affchuwelijk is, geene
verzwarende omftandigheden daar bij komen , en 'er
hope is voor een beter gedrag bij vervolg, ook zom-
tijds tot verligting van iiraiFe dienen (4). — Een té
vooren gehouden levensgedrag , en de verleiding
co boehmer ad carpzovii Vrax. Crim. Part. 3,
Qttceft, 144. Obf. I.
(2) QUISTORP, 5. 108.
(3) L. 3. f. de poenU. L, 18, de flut. hom.
(4) QUisTORP, §. 109.
II
ί'ί
Van de Straffen in ""t algemeen, ss^
eioor anderen, mits voldoende bewezen zijnde, eo
ilegts een geringe graad van opzet blijkende, kun-
nen in geringe roisilaaden door den Regter in aan^
fclioiiw genomen worden: maar is de verleide per-
ibon reeds- iemand van mannelijke jaaren, heeft hi)
aan die verleiding blijven gehoor geven, en is hij in
't bedrijven der misdaadeq voortgegaan, dan kan hi]
zig, tot verontfchuldiging zijner ftrafbaare daaden,
op die verleiding niet beroepen (i). — Eene opge-
komene ziekte van den misdadiger moge de ilrafoef-
fening doen uitftellen, maar zij kan in de ftraife, bij
de wet bepaald, geene verandering maken; ten waa-
re de ziekte van dien aart is, dat de lijfilraffe niet
zonder blijkbaar gevaar aan den misdaadiger uitgeoef-
fend zoude kunnen worden ~ De vraag , of
eene langduurige gevangenis verzagting van ilraffe
geeft? is niet zonder onderfcheiding te beantwoorden.
Heeft de gevangenis;, zonder des daaders fchuld, bui-
tengewoon lang geduurd, en is de misdaad gecne
hoofd-misdaad, levert zulks niet alleen eenen grond
tot verzagting op, maar wordt zelfs zomtijds, in ge-
ringe wanbedrijven, de gevangenis aan den befdiul»
digden, het zij geheel, het zij gedeeltelijk, tot ftraf-
fe toegerekend. Doch in misdaaden , waar op de
doodilraf ilaat, kan de langduurigheid der gevange-
nis den misdadiger van dezelven niet bevrijden Cs)· —
Voorts worden onder de redenen tot verzagting van
ftr^»
(1) QUISTORP, §. IIO.
(2) quistorp, g, iii.
(3) L. 25. ff. L. 23. C. de p»enis. leyser, Medit,
ad Pand. Tem. 10. Spec, 645. th, 12. b-oehmer act
CARrzovii Prax. Criin. Part, 3. Quafl. 149. Ohf. 2.
'd
X
i
•■H" - SJ
m
-ocr page 297-ftraiFe ook gebragt , de \worfpraak der beledigde
partijs; — dat de belchuldigde is een perfoon van
veel bekwaamheid en yerdienßen; ■— dat armoede
de aanleidende oorzaak der misdaad zij; — dat de
befcIiLildigdc een zwaar huisgezin van kinderen
heeft; — dat de bcfchuldigde zijne misdaad vrijwil-
lig bekend heeft; — dat de misdaad, fchoon wel
nog niet verjaard zijnde , egter reeds langen tijd
geleden is voorgevallen; — dat door de befchadigden
of beledigden de eerfle oorzaak tot de misdaad ge-
geven is; en zoortgelijken meer: doch het fprcekt
van zelf, dat om dezelven al of niet als wettig en
gegrond toe te laten, op den aart en de natnur der
misdaad, en op den zamenloop van alle derzelvcr bij-
zondere omflandigheden , gelet moet worden ; wan-
neer zig het gewicht of de nietigheid van dnsdanige
redenen van verontfchuldiging bij een oordeelkundig
llegter zeer gemakkelijk en van zelve bcilisfen (i).
VerdccVin^ Hier medc dan de misdaaden en derzelver ilraiFen
^"yihäauda'ji^fgchandeld hebbende, gaan wij over
tot de befchoiRving van de bijzondere zoorten der
misdaaden. Tot het houden eener behoorlijke orde, kan
men dezelven in de volgende hoofd-clasfen verdeelen.
J. Misdaaden, betreilende den Godsdienst,
li. Misdaaden tegen den Staat, en de openbaare vei-
ligheid.
III. Misdaaden tegen het leven het lichaam, en de
eer onzer medemenfchen.
IV. Misdaaden tegen de goederen onzer medemenfchen.
En V. Misdaaden uit ontucht.
ΐ
der-
mÊÊÊÊ
co QUISTOUP, §. 113-Mf, b.
Van Misdaaäen, betreff, den Godsdienst, aa^f
derde af deeling.
Van de Misdaaden, betreffende den Godsdienst»
Naar mate men meerder opklimt tot de tijden van Fan deeze
omvetendheid , bijgeloof, overdreven lecten-ijver,
en onverdraagzaamheid, is deeze dasfe van misdaa-
den grooteren uitgebreider (i); doch, hoe meer de
verlichting en gematigdheid zijn doorgedrongen, hoe
kleiner de lijst deezer misdaaden geworden is. —
Die ongelukkige tijden, in jvelken men de Ketters
met eene barbaarfche Inquifitie , de zoogenaamde
Tovenaars tot zelfs met de doodftraffe vervolgde,
zijn voorbij ; en alle die zoorten van zaaken zijn .
thans aan het Regterlijk onderzoek onttrokken, voor
zoo verre zij niet oiimiddelijk eene ftooring van de '
openbaare rust ten gevolge hebben, wanneer zij ze-
kerlijk als nog ftofl'e tot eene arbitraire correctie
kunnen opleveren (s). — Wij bepaalen ons dus ia
deczen liefst tot twee zoorten, Gods-lastering en
Meineed,
I. Gods-lastering i of Blasphemie* — Men Vtt' Qods.iaste··
ftiiat daar door alle zulke woorden of daaden, waar""^'
door men het Opperwezen fmaadt, lastert, of ver-
vloekt (3). — Men kan daar toe brengen het op-
(i) DAMHOUDER, Prax. Kci-, Crimin* Cap. 61*
(2J MONTESQUIEU, ï* Efprit diS Loix , Liv. ii,
Chap. 4.
(3) meister, Princ. Jur. Critiu 433·
! i
1
zettelijk verbreiden van de ontkenteiiis van het be-
flaan van een aJbeiluiirend Opperwezen; — liet ver-
achtend toefchrijven aan God van zulke daadcn, die
Kiet zijne eigenfchapjTen itrijdig zijn; — het uitbra·
ken van vervloekingen en openbaare lasteringen te-
gen God; — het befchimpen, en vooral het itooren
van den openbaarcn Godsdienst, enz. — Men ziet
dus klaarlijk, dat het in deeze misdaad op de groot-
heid van het opzet om God te verachten aankomt,
en dat de redenen tot verzagting van de ilraffen der
misdaaden hier zeer veel te ilade komen (^i}.
De itrafFe deezer misdaad is voorheen wel eens tol
de doodilraf, o-f voorbeeldige lijfflraf, b. v^ hes
doorilekeii van de tong met een priem, uitgeftrekt (2),
Naar de tegenwoordige meerder gematigde denkwij-
ze , en om dat deeze misdaad vooral ilrafbaar is uit
hoofde van haaren invloed op de ftooring der open-
baare rust, is de doodilraf bijna nimmer gepast5
men ftelt veeleer tot eenen Regel , de flraffe van
Gods'lastering is arbitrair ; lijfilraiFen, confine-
menten , geldboeten , komen hier vooral in aan-
fchouvv Cs)·
n. Meineed. — Deeze misdaad wordt gepleegd,
af wanneer men opzettelijk die verpligtingen fchendt,
tot welker naarkoming men zig, door eenen eed ,
verbonden had; of wanneer men voorbedagtelijk, ten
iiadeele van zijnen evenmensch , onder eede voor
y/aar verklaart, het geen men weet valsch te zijn. —
De
CO QUISTORP, I2Ö & 127,
(2) BOEHMER, ad Confl. Crim. Carol. Art. 106.
(3) VOET, ad tit, f, ad Leg, Jul. Majeß, «. i»
Meineed.
^ 1
Van Mis da α den, betreff, den Godsdienst, aaf
De laatflie zoort van meineed is voorzeker eene zwaar-
dere misdaad, dan de eerile; en in 't algemeen is de
meineed zwaarder of ligternaar de meerdere of
mindere boosaartigheid of baatzuchtigheid van het
oogmerk, als mede naar de meer of min nadeelige
gevolgen (i).
Naar onze oudite wetten werd de meineed geilraft
door het brandmerken met een gloeiend ijzer in het
aangezigt (2); ook wel door het afhouwen der le-
den van de voorfte vingeren (3); doch deze Üraf-
fen, waar door het lichaam verminkt wordt, zijn
thans bijna geheel in ongebriiik, en in derzelver
plaats is gekomen de itrafFe van geesfeling, confine-
ment, bannisfcment, enz. (4). — Met reden wordt
het doen van eenen valfchen eed voor eene affchu-
welijke misdaad gehoiuJen; het opzet fteekt'er zoo
blijkbaar in door, en de nadeelcn voor de Bnrgerlij·
ke maatfchappij zijn onberekenbaar; zoo dat een
Regter pligtmatig handelt, met dit misdrijf ernitig,
cn vooral niet met de ligte hand, te ftralFen.
VIER-
(1) BOEHMER, ad Confl. Crim, CaroL Art, 107.
(2) Keuren van Zeeland^ Cap. 4. Art. 11.
(3) J. V. D. EYcii, Hutidv. van ZuidholL pag* ipp.
(4) VOET , ad tit, f. de jitrejur. n. 32. — Senten^
tic van den Hoogen Raad, in de zaake van den Prd'
cureur Generaal^ contra Marijtje Blanken, van
Octoher I75<J,
i
vierde afdeeling.
F'an de Misdaaden tegen den Staat, en de
openbaare veiligheid.
Znortiti dce-
ztr Misäaa-
den.
Hoog - ver-
ruaiU
Tot dceze clasfe der misdaaden kan men brengen,
hoog - verraad; — misdaad van gekwetße maje-
ßeit; — valfche munt; openbaar geweld; —
brandfligting; — afpersßngen en knevelarijen; —
en omkoopingen in het fluk van ambten.
i. Hoog - verraad, of het crimen PerduelUoms,
— Deeze misdaad wordt begaan door hun, die met
een vijandig oogmerk (i) de onaf bangelijkheid of
veiligheid van den Staat ilooren, benadeelen, of in
gevaar brengen; b. v. door den Staat onder de ge-
hoorzaamheid van eene vreemde oppermagt te bren-
gen ; — het verraderlijk overgeven van vestingen,
ileden of andere bezittingen van den Staat; — het
bekendmaken van Staatsgeheimen, met een vijandig
oogmerk; — liet bevoordeelen van den vijand, in
tijden van oorlog, ten nadeek van den Staat; —
het vijandig verduisteren der grensfcheidingen van
den Staat; enz. (2).
Hoog-verraad kan gepleegd worden door alle Inge-
zetenen van den Staat, of die in denzei ven voor een
tijd
(1) BOEHMER, ad Confl. Crini, Carol. Art, 124. §. 5·
228
mmm
(2) Ontwerp van het Lijfftrajf. mthoek. a Hoofdß,
I AfdeeL Art. 2 — 20.
iS^
-ocr page 302-Fan 4e Misdaadm tegen dcii Staat.
trd Inm verblijf houden (i). — Een ieder, die van
hoog-verraad kennis bekomt, is verpligt, zulk? te
ontdekken, of wordt voor misdaadig en ftrafbaar ge-
houden (2).
De flraf van deeze misdaad is -in 't algemeen de
doodfiraffe, waar van de zoort en wijze van uitvoe-
ring, naar . mate van de meer of min verzwaarende
omilandigheden, bepaald wordt (3).
§ III.
II. Misdaad van ^ehvetfle Majefteit. — Deezc Msdaad
^ ·' van ftekweißc
komt met het hoog-verraad in zoo verre owrecn, Mojefleit.
dat zij insgelijks gepleegd^wordt door zulke daaden,
die de veiligheid van den Staat fchenden, of in ge-
vaar brengen; doch verfchilt van het zelve«daar in,
dat zij niet vordert dat vijandig Oogmerk 3 zonder
het wellc geen hoog-verraad beftaan kan (4),
Het fpreekt van z-elf, dat de ilraffe deezer mis-
daad zelden kan zijn de dood,; maar dat zij, naar
mate van het meer of min misdadig oogmerk, het
meerder of minder veroorzaakt nadeel, en de onder-
fcheidenc betrekkingen der peribonen^ die de mis-
daad bedrijven, zeer verfchillende zijn kan; b, v.
het zviraard over het hoofd, coniinement, bannisfe-
ment, enz, (5),
§ IV.
ÏII. Valfche munt, — Deeze misdaad wordt on· VaifcU
der.
(i) VOET, ad tit, f. ad Leg. Jul. Majefi. n. 4.
{2) voet, ad d. t. «. ii. boehmer ad carpzovu
Vrax. Cr im. Part. i. Qua β, 41. Ob f. 9.
<4) BOEHMER, EUw. Jur. Crim, Cap. 5. $. 72.
(5) QUISTORP, §. 158.
muntt
fu
----r "ΐίΐΜίΜίΤίιΓι ii
-α
derfchcidentlijk gepleegd : a) Door het maliën van
inlandlche geldmanten, die de vereischte innerlijke
waarde niet hebben. — b^ Of door het verminde-
ren der waarde van inlandfche geldmunten ; b. v.
door de geldmunten te befnoeijen , af te vijlen, met
ilerk water te wasfchen, of af te trekken, enz. —
O Of door het op eigen gezag maken van inlandfche
munt, al had dezelve de innerlijke waarde. —
0Γ door het op eigen gezag verfmelten, verbreken,
of het doen van verboden uitvoer der geldmunten
van den Sta;it (]).
Naar mate van de verfchillende zoorten deezer mis-
daad , en dcr/-clver onderfclieiden invloed, ten na-
decle van den Staat, kan de ftraffe zwaarder ofligter
bepaald worden. — Intusfchen worden valfche mun-
ters, die de misdaad in den volften zin gepleegd
hebben, bij ons met den dood geilraft (2). — Die
zig alleen aan het befnoeijen , of mindere zoorten van
vervalfching, fciiuldig gemaakt hebben, worden met
cene lijfllralie, of andere, naar gelang der omflandig-
he.
Cl) Ontwerp van het Lijfftrciff'eHjk Wetboek, 4
Νοφβ.
(s) L. 2. C. de faJf. monet. voet , ad tit. f. ai
Leg. Corn. de falj'. lu 8. — Die op de onberekenbaare
nadc-'clen, door deeze misdaad san den Staat wordende
toegcbr.'.gt, een weinig doordenkr, kaï) de dooJftraffö
Jiiet te zwaar oordeelen; eu die dit in 't bijzonder toe»
past op een l and van koophandeL moet in dat oordeel
yerllcrkt worden Het moeit dus unze opmerkzaamheid
gaande maken, dat de Ontwerpcs van liet Lijffirafe-
lijk Wetboek alleenlijk lijlftiaife in deczen gepast ge-
©ordeeld hebben.
« » V .
· >>- λ /
Van de Miidaaden tegen den Staat, 231
heden, geftraft (i>
Het namaken of vervalfchen van Staats-papieren,
b. v. van Schuldbrieven, Losrenten, Recepisfen,
Coupons, of diergelijken, wordt niet te onregt, uit
hoofde der nadeelige gevolgen voor den Staat, en des-
zelfs Ingezetenen, even als valfche munt, met den
dood, of, zoo er verligtende omilandigheden bijko-
men , aan den lijve , of met eene buitengewoone
flraffe geftraft (2).
§ V,
IV. Openhaar gewe/d. — In de eerde en voor- Oprosr.
naamite plaats brengt men hier toe de misdaad van
Oproer3 dat is, het aanwenden van middelen van
geweld en dwang, door welken de openbaare rust en
orde in gevaar gebragt, of het gezag der gefielde
Magten en Ambtenaaren aangerand wordt (^3),
Gelijk deeze misdaad door veelerleie daden, eii op
verfchillende wijze, begaan kan worden, is de ft-raiFe
derzeive ook zeer onderfcheiden. — In zeer ver-
zwarende omilandigheden kan zelfs de doodftraf in
aanmerking komen, doch meestal wordt deeie mis-
daad met lijfftraf, gevangenis, of bannisfement ge-
boet C4)· — In tijden van onmst, in welken deeze
misdaad dikwerf in zwang gaat, is de Overheid ge-
woon , door bijzondere wetten, daar tegen te voor-
zien , en de ftraifen te bepaalen; waar van onze leef-
tijd herhaalde voorbeelden heeft opgeleverd (5). —
De-
(i) VOET, d. t, n, 8,
<2) Ontwerp van het Lijfftraf, Wetboek, 5 Hoofdfl,
(3) BOEHMER, ad Cenfi, Crim, Carol. Art.izy, §. i.
C4) BOEHMER, d. l. §. 3. QUISTORP, I83,
is) Men vindt een aantal Publicatiën van dien aart
I
Dewijl intusfchen de grond van deeze misdaad dik-
werf gelegen is in verfchillende begrippen omtrent
de regeling van het Staatsbefiuur, vooral wanneer
Hetzelve, door voorgevallen Revolution, gefchokt
is, zoo is 'er bijna geene misdaad, waarin meerde-
re omzigtigheid den Regter is aan te beveelen, ten
einde hij aan de ééne zijde de handhaving van rust
en goede orde bewaare, en aan den anderen kant,
door overdrevcne geürengheid, geene ongelukkige
ilachtoiFers van ftaats - verdeeldheden make. ■
' Misdaad van Behalven door het maken van oproer, wordt de
geweld, niisdaad van geweld gepleegd door alle die daaden,
welke eene wederregtelijke ftooring der rust en vei-
ligheid , of een geweldadig indringen in de regten
|!ji van andere menfchen, ten doelwit hebben (i). —
In deezcn meer uitgebreiden zin is men gewoon
het geweld te verdeden in publiek en privaat ge-
weld, en hetzelve aftemeten naar de periboncn te-
gen^ welken , de plaatlcn op welken , cn de mid-
delen met of door welken, eenig geweld gepleegd
wordt (a^.
De aart der zaak brengt mede, dat op de misdaad
van geweld geene algemeene en altijd toepasfelijke
ilraiFe ftaan kan, maar dat dezelve is willekeurig,
naar
in 't Gr. P/, Jioek, IX. Bed, 3 Boek, 4 Tit. Men
voege hier bij de l^ubl, van 4 Blaart 1795 — i Maart
^797' — I Novemb. 1798. en anderen.
Cl) BiATTH^ïus, dc Crimin. Lib. 48. Tit, 4. Cap.
I,. 3.
Jl|
lil·
(2) POTHiER, in Pand. Juflin, ad iitt. f. ad Leg.
JuL de vi jpubL jpriy.
U' ·,Γ
frl
-1
St Λ
-ocr page 306-Van de Misdaaden tegen den Staat., 233
naar de wijze en zwaarte der bedrevene misdaad (i),
en dnt hier gevallen, kunnen zijn, waar in de dood-
liraf plaats heeft; b. v. het berooven van Bedien-
den der Posterijen (2) „ en wederom anderen, die
met ligte ftraiFen, of zelfs met correctiën , geboet
worden. .......
Tot deeze zoort van misdaad kan men ook bren- Ontylugtea
.. 1 , . . 1 .van gevaa-
gen het bevrijden der gevangenen int de gevangenis- genen.
fen. — Het zwaarst is deeze misdaad, indien zij
door den bewaarder of opzigter der gevangenis zei-
ven, en wel ten aanzien van eenen gevangenen van
veel gewigt, opzettelijk gepleegd wordt, wanneer
zelfs de doodilraf iu deezen kan te pas komen (3).
— Doch is de grondflag der misdaad gelegen in on-
oplettendheid en nalatigheid, zoo is de ftraf wille,
keurig, en geëvenrcdigd aan de tocdragt der om-
llandigheden (4). ·— Is de bevrijding van eenen ge-
vangen door derden verrigt, behoort men narir te
gaan, of daar bij oproer gepaard was; of'er eenig,
en welke zoort van geweld, bij gepleegd is; en naar
mate van die verzwaarende of verligtende omftandig-
heden, is de ftraf zwaarder of ligter (5). — Tleefc
de
(1) groenewegen, de Legib. abrog. ad 8. Infl.
de pitbl. jiuh
(2) Plac, Gencr. 6 Dccemb. 1646. in V Gr. Plac,
Buek, I D. pag. 527.
(3) doeiimeii, ad Confl, Crimin, Garol. Art. iSo.
I. VOET, ad tit. jj\ de cufi. exhih. reor. n. 8. j
(4) leyser, Medit, ad Fa^uh Tom. 8. Spcc. 564.
th. 8. feqq.
(5) boeumer , ad d. Art. 180. 5. 4. quistorp,
193.
Ρ
-ocr page 307-de gevangen zelf middel geweten, om uit de gevan-
genis te ontkomen, maaV^t men met reden onder-
fclieid, of hij enkel gevangen zat om bewaard tc
worden, dan wel tot ftraiFe. In het eerite geval kan
de gepoogde vlucht, behoudens de ilraf op de mis-
daad zelve, in eene correctie, naar mate van de om-
ilandigheden, beilaan. In het andere geval wordt die
ontvlugting afzonderlijk geilraft, doorgaans met ee-
ne verlenging van den tijd van het confinement,
tuchtiging met roeden, en zoortgelijke: ten waare
de . grootte van daar bij gepleegde geweldadigheden
eene erndiger behandeling vorderde Ci)·
§ VIL
Brnndßig- V. Brandfligtlng,— Deeze misdaad heeft plaats,
wanneer men, met een opzettelijk oogmerk om an-
deren te benadeelen, bij gebouwen, of andere on-
roerende goederen , vuur gelegd heeft, waar door
zoodanig goed in brand geraakt, en fchade veroor-
zaakt is (2). — In de beoordeeling van de zwaarte
deezer misdaad (3) komt in aanfchouw : ä^ De
grootte van het gevaar; b. v. wanneer eene geheele
Stad of Gemeente daar door gevaar liep van afte-
branden, is de misdaad grooter, dan wanneer het
vuur gelegd is bij een afgelegen, en op zich zelf
itaande , gebouw. — b) Het oogmerk van den
brandilichter , offchoon ook de uitkomst aan dat
oogmerk niet heeft beantwoord. — c^ Verzwaren-
de omfTiandlgheden; b. v. wanneer de brandffigting
gedaan is met een oogmerk om, te rooven en tc moor-
den,
(1) vokt, ad cl. tit, f. n. 9. quistorp, §. 194.
(2) <iuisTo?vP, §. 195.
Μ
twg.
' 1
ί' Ii
(3) BOEHMER, ad Coiifi. Ciim. Carol, Art. 125.
m
-ocr page 308-Van de Misdaad en tegen den Staat. 535
den, het welk iii onze oude wetten moor dhr and (i)
genoemd wordt, zoo is de misdaad grooter, dan
wanneer zi] uit enkele wraakzugt, en een doelwit om
fcliade toe te brengen, is voortgefproten.
De ftraiFe van opzettelijke brand iligters is in ons
Land de dood, veelal dcor dezelven te worgen en te
blakeren, of ook wel, 'in geval van zeer verzwarende
omilandigheden, levendig te verbranden (2).
Indien iemand door achteloosheid brand veroor-
zaakt heeft, wordt zulks voor geene brandüigting
gehouden, maar, naar mate van den graad van het
verzuim, met eene willekeurige ilraff^, bchalven de
verpligting tot fchade-vergoeding, geboet (^3).
VI. afpers fingen en knevelarijen , dat is, wm-Afpersfmgen
neer iemand, uit baatzugtige oogmerken, zijn aan- ^rljên"'^^^'^'
zien of gezag misbruikende, of een bevel der Over-
heid voorwendende, dikwerf met bedreigingen., een
ander perst en dwingt om hem in te willigen , het
geen. hij van hem verlangt (^4), — Zulke kneve-
Jaars zijn waare pesten der burgerlijke maatlchap-
pij , en verdienen dus door crnilige correctiën te
worden tegengegaan. — Die correctiën zijn arbi-
trair 5 en , belialven de te rug gave van het af-
geknevelde , beilaan zij meestal in een verlies van
hun ambt , gevangenis , geldboeten , en dergelij-
(1) V. D. WALL, Handv. van Dordrecht^ i St^ pag,
£02. Handy, van Vlaardingcn, pag, 36.
(2) VOET, ad tit. ff, de inccnd, ruin, naufr, n, 5,
(3) QUISTORP, ζ. 203 204.
(4) PUTMAN, Elevi, Jur. Cn'mhu 194.
-ocr page 309-ken (i). — Tegen afpersfingcn, door Militairen
gedaan, is bij vericheiden wetten voorzien (^2).
§ IX.
VII. Omkoopingèii in het ßuk f/xn üwbten y wim*
neer men, namelijk, door ongeoorloofde en verbo-
dene midde'en , waardigheden en ambten poogt te
verkrijgen. — Bij ons moeten de meeste ambtenaa-
ren, alvoorens zij in de aanvaarding-van hunne pos-
ten treden, den eed van zuivering Q) afleggen; in
't bijzonder ook in dien zin, dat zij in de uitoeiFe-
ning hunner bediening zig, doorgeeiie giften of ga-
ven , zullen laaten omkoopen. — Overtreden zij
dus deezen eed, worden zij als meinecdigen geftraft.
Omkoopin-
Sen.
vijfde afdeeling.
J^an de Mis da aden tegen het leven , het
lichaam 3 en de eer onzer medemenfchen.
f
il
De misdaad tegen het leven beilaat in den dood-
flag, dat is, die daad, waar door men zijnen even-
mensch, op eene geweldige en onrechtvaardige wij-
Doodßftg,
Omtrent deeze mis-
ze , van het leven berooft.
daad ftaan verfcheiden zaaken nader te onderzoeken,
welken wij als zoo veele vraagpunten zullen beant-
woorden.
co meister, Princ, Jur, Crimin. Sect. 2. Part, 2.
Cap. 222-225.
r 1
m
C2) VOET, ad tii, ff. de concusf. n. uit. in fin.
(3) voet ρ ad tit. ff. de Leg. Jul. ambit.
isü
-ocr page 310-p'an Misdaaden tegen 't leven, enz.
§ Π.
^an wien kan esn dopdflag begaan mrden ? Aan Aan wien
allen die leven, zonder onderfcheid van welke jaaren
of kunne zij zijn (i). — Ook aan de geenen, die
reeds gevaarlijk zie.k liggen CO· — monilers,
of wanfchapcne geboorten , wordt geen doodflag ge-
pleegd; men is zelfs gewoon dezelven tefmooren,
doch niet anders, dan met kennis der Overheid (3).
— Maar wel degelijk begaat men doodflag aan krank-
zinnigen, aan booswigten, aan ketters, enz. (4).—
Genoeg is het, dat men aan zijnen evenmensch het
leven ontneemt , van welken iland hij ook in den
Burgerftaat wezen moge.
Door wien kan een doodflag begaan ■worden ? ^gof
Door allen, in wien de zedelijke oorzaak van eens
anders geweldigen dood gevonden wordt, al heeft
hij, in den letterlijken zin, niet doodgeflagen (5).
— Dus wordt ook een doodflag begaan, wanneer
men, door het onthouden van de tot het leven on-
ontbeerlijke behoeften, waar toe men verpligt was,
iemand doet rterven. — En in 't algemeen, wan-
neer eenige daad de onmiddelijke oorzaak van den
dood is, en dezelve 'er ook wezentlijk op volgt, is
men fchuldig aan doodflag.
(1) L. i. 2./". ad Leg. Corn. de ßcar. leyser,
Medit. ad Fand. Tom. 9 Spec. 597. th. 5.
(2) boeumer, ad Conß. Crim. Carol. Art, 1^7' §.2.
(3) de groot, Inleid. i B, 3 Z). g. 5. Regtsg'il.
Ohferv. i D. Ohf. 7.
(4) ßOEHMER, d, l,
(5) BOEiiMER, ad. d. Art, §. i.
tfssi
-ocr page 311-PF'at heeft men te flellen omtrent het toebrengen
van doodeitjke wonden? In cenen geweldigen dood-
flag komt alles daar op aan , dat door de toegebrag-
te wonden en kwetfuuren niet zoo zeer aanleiding
en gelegenheid tot den dood gegeven is; maar dat
de eenige en waare grond van den opgevolgden dood
daar in gevonden worJe (i). — De doodelijklieid
eener wonde is niet enkel te beoordeelen uit den aart
van het gebruikte werktuig. Zoo kan een vuistilag
eene doodelijke kwetfing toebrengen (α). JNIaar het
komt hier aan op de plaats en wijze van kwet-
fing (3). — Zoude ieder mensch, of ook een per-
foon van dusdanige gefteldheid , als de gedoodde ,
naar den gewoonen loop der natuur, daar van ge-
ftorven zijn; zoo is de wond vo.'ßrekt doodeJijk, en
de dader is fchuldig aan doodilag. — Is de wonde
ilcchts toevallig doodelijk ^ dat is, niet voliirekt uit
haaren aart,maar door de omftandigheden,die zig na
de kwetfing opdoen; zoo behoort men te onderzoe-
ken , waar in dit toeval gelegen is: b. v. eene zwaa·
re bloedftorting, koorts, ftuipen , kond vuur, en
diergelijke toevallen , waar toe een moedwillig ver-
keerd gedrag van den gewonden geene aanleiding ge-
geven heeft, verfchoonen niet van den doodilag 5
maar wel dezulken, die hij zig door moedwil of on-
voor-
(1) quistorp, g, 219.
(2) L. 7. §. i. L. 27. §, 23. jj^. ad Leg. Aqv.ih
l'P'
i
Hoodelijkt
mnden.
iMr
IÉ
I
IW
(3) Over het onderfcheid tusfchen voljirekt en toe-
vallig doodelijke wonden, vergelijke men de Schrijvers
osev de Medicina foretifis; b.v. ludwig, iiebenstreit,
PLENCK, SCHLEGEL, en anderen.
m
m
-ocr page 312-Van Mïsdaaden tegen 't hven^ enz'.. 239
voorzigtigheid, daar de wonde anders uit haaren aart
niet volilrekt doodelijk was, heeft op den hals ge-
hanUl, en waar door hi] ook geftorven is (i). —
Dat de gewonde nog verfcheiden dagen (jiegen dagen
vertelt men elkander!) geleefd heeft, maakt op zig
zeiven de wonde niet toevallig doodelijk; maar ftrekt
alleen , met andere bijkomende om handigheden , tot
eene waarfchijnlijkheid, dat de kwetfing wel de ge-
legenheid, maar niet de oorzaak tot den dood gege·
ven heeft ("2).
Hoe vee/e foorien van doodflag zijn 'er F Alle opzeiteliJRs
doodilag heeft zijnen grond, of in opzet j of in
voorzigtigheidy of in toevalligheids — De groot-
heid van den doodflag berust op het inecrder of min-
der voorafgegaan overleg ; op de duidelijke kennis
van de afschuwelijkheid der misdaad , en derzelver
gevolgen; op de bijzon^'ere betrekking van den dood-
ilager tot den gedoodden; op de fchandelijke bedoe-
ling , welke de daader zig met dien doodflag had
voorgeftcld; en op de beweegredenen, die hem van
de daad hadden kunnen en behooren te rug te hou-
den.— De opzettelijke doodflag is oïge^ualificeerd^
of niet géqualificeerd^ — Die qualificatie wordt be-
rekend naar de plaats waar, naar den tijd wanneer ,
de misdaad begaan is, naar het aanzien van den ge-
dooden perfoon, naar de bijzondere betrekking van
den doodflager tot den gedooden , naar de wreede
manier, op welke de doodflag is uitgevoerd, en nnar
de
CO QUISTORP , §. 220,
(2) de groot, Inleid, 3 B, 34 Ό. §. 8, Rcgisgel.
Obferv. I D. Obf. 93.
de arglistigheid en boosheid, waar mede de toeleg
gemaakt is. — Zulk eene gequalificeerde doodflag
noemt men gewoonlijk een moord (i).
Het boos opzet in den doodilag wordt gehouden
voor bewezen, wanneer iemand zig voorgenomen
heeft een cioodilag te begaan, en dezelve op de voor-
genomene wijze ter uitvoer brengt; —■ wanneer men,
bij nacht, of in het duister, geweldige aanvallen op
iemand gedaan, en door herhaalde flagen, op ge-
vaarlijke plaatfen van het lichaam , zijnen dood ver-
oorzaakt heeft; — wanneer alle gedragingen van den
(ioodflager blijken dragen van zijn boos opzet om te
dooden; — wanneer de daader voornamelijk getragt
heeft het hoofd, of andere gevaarlijke deelen van het
lichaam, te treifen.
O/morzijii' Om eenen doodflag däiir te ftellen, is niet altijd
doodjiag. alreci opzet noodzakelijk ; een indirect oog-
merk is daar toe ook voldoende: b. v. wanneer men
iemand heeft aangevallen, met oogmerk om hem te
wonden , en die wonde , hoe zeer tegen de regel-
rechte bedoeling van den daader, den dood heeft te
weeg gebragt (2).
Een onvoorzlgtige doodjiag heeft plaats, wanneer
'er wel geen direct of indirect oogmerk is om te
dooden, maar evenwel eene daad gepleegd wordt ,
die, mits genoegzaame oplettendheid gebruikende ,
had kunnen vermijd worden (3) : b. v. wanneer
men, bij het verrigten van zekere bezigheid, zoo
CO quiSTORP, 221.
(2' boeiimer , ad Conß. Crtm. Carol, Act, ι^γ, §.4-"»
C3) QuisiORp, 5 224.
Ρ"*
P^an Misäaaden tegen 't leven j enz", 241
oiivoorzigtiglijk te werk gaat, dat men een ander het
leven doet verliezen (i) ; — wanneer men wilde
dieren houdt, die gewoon zijn de menfchen te bij-
ten , eh daar door te dooden (2); — wanneer men
bij fcheits of tuchtiging de paaien van gematigdheid
onvoorzigtiglijk te buiten gaat, en daar door eenen,
doodflag begaat5 — wanneer men, door onvoorzig-
liglijk iets neder tc werpen, ofte houwen, een an-
der doodt ; — wanneer men, fchoon onregtmatig
iiangevallen wordende, zonder noodzaak, de palen
van verdediging te buiten gaat (3); — wanneer men,
zonder tot beledigingen aanleiding gegeven te hebben,
door hoonende gefprekken en daaden van den ge-
dooden , aan zijne woede onmatig heeft bot ge-
vierd ; — en in 't algemeen , wanneer men vooraf
had kunnen berekenen, dat zijne daad aan de ge-
zondheid, of het leven van een ander nadeelig zijn
kon de.·
Offchoon de onvoorzigtigheid, die den geweldigen
dood van een ander veroorzaakt, in trappen zeer on-
derfcheiden, en dus ook in het ééne geval veel flraf-
baarder kan zijn, dan in het andere, zijn egter de
doodflagen, die in onvoorzigtigheid hunnen grond
hebben, nooit naar de regels van opzettelijke dood-
flagen te beoordeelefl, en mitsdien ook nooit met dert
dood ftrafbaar (j.);
svir.
Door eénen ïotvalUgen doodOag verilaat men den toevnuigê
zoo -
(1) L. 31. ad Legi Aquil.
(2) BOEHMER, ad Qonfti Crim. Caröl. Arti i^Ct
(3) noemmer,· d. li Art. 143.·
(4) qvisïotvp, d, 224.·
mm
'S
zoodanigen, die noch in opzet, noch iii onvoorzig-
tigheid van den daader zijnen grondflag heeft, en
evenwel door een louter toeval, tegen alle vermoe-
den , eens anders dood veroorzaakt. — Wanneer dit
alles zamenloopt, is zulk eene daad voor geene toe-
rekening vatbaar; doch dit geval is allerzeldzaamst,
en meestal doen 'er zig blijken van onvoorzichtigheid
bij op Cï).
§ VIÏL
J^eJls is de ßraffe van den doodßag ? Wanneer
dezelve met opzet gepleegd v^ordt, is de llraffe^
nnar de goddelijke en alle menfchelijke wetten, de
dood , Avordende de zoort van doodftraf naar de
verzwarende of verligtende omftandigheden bepaald,
— Doodilag uit onvoorzigtigheid , zonder opzet be-
gaan , wordt met ecne buitcngev/oone ilrafle , geë·
venredigd aan het gepleegd verzuim, geboet (3).
Wanneer een doodQag gepleegd is door verfcheiden
pcrfoonen, die zig daar toe te zamen met elkander
verbonden, en 'er ook gemeenfchappelijk toe mede-
gewerkt hebben, zijn zij allen des doods icluildiir. —
h
(i) boeiimer, ad Conß. Crim, Carel. /irr. 1415.
(2') Deductie in Revijte, aan de zijde van den
Iloefd- (.yijicier der Stad y-hnflerdam, contra J. B. F.
\'a:i Goch, Jrt. 250 — 320. — Zoude 'er nog iemand
gevonden kminen worden, die aan de gepastheid der
doodftriif in deeze misdaad twijfFeldeV Schepenen van
Rotterdam, in 't jaar 1798 , opperden zoodanige twijf-
feling ; doch zij v/erden bondig wederlegd , in eesie
Memorie van het IJof van Holland^ geinfereerd in dt
Befluiten van de eerße Kamer van V Fertegenwoordi'
gcnd Lickaam, agter den datum van 16 Augustus 179"'
(s) voet , ad tit, f. ad Leg. Corn. de ficai\ «. 9.
-ocr page 316-ΡΙΜρΜ
Γαη Misäaaäen tegen V leven ^ enz. S43
Is dezelve gepleegd in tegenwDordiglieid van verfchei-
den lieden , die allen deelgenooten van denzelfderi
twist waren, zoo wordt alleen hij, die de doodelij-
ke wonde toegebragt heeft, met den dood, de ove-
rigen willekeurig geilraft. — Dit laatfte heeft ook
plaats, indien het niet te ontdekken is, wie van hun
gewond heeft (i).
De redenen tot verzagting van ilrafTe in den dood-
flag laten zig uit de algemeene regelen, ten dien op-
zigte hier boven opgegeven (2), gemakkelijk genoeg
bepaalen. Men kan 'er bijvoegen liet geväl, dat
deskundigen omtrent de doodelijkheid der wonde ver-
fchillen ; als mede, dat de gewonde nog zoo lang ge-
leefd heeft, dat men aan die doodelijkheid met reden
mag twijifelen Q).
Wat is noodweer ? Wanneer men eenen doodflag modmtß^
begaat, om zijn eigen lijf en leven te verdedigen, —
Tot die verdediging wordt vereischt: a) een onyer-
hoedfche en onregtvaardige aanval. —· Een groot
en aanwezend gevaar, van door dien aanval het leven
te zullen verliezen. — c) De onmogelijkheid om
zijn eigen leven anders te redden, dan met de ne-
derlaag van den aanvaller (4).
Verdediging van eer geeft eigentlijk geen voldoen-
de grond tot noodweer ; ten waare misfchien in
perfüoncu, welke in dien fland geplaatst zijn, dat
het vlugten hunne tijdelijke welvaart bederven zou-
de.
(l) doeiimer, ad Conß. Crim. Carol, Art. 148;
C2) Zie hier boven bladz. 221. en volgg.
(4; eoEHMER, ad Cotiß. Crim. Carol. Art. 140.'
^rmm
Η
de Cl)- — Dat een meisjen , geen ander midde!
overig ziende, haare eer tegen eenen geweldiger fclia-
ker mag verdedigen, met denzèlven ter neder te leg-
gen, lijdt geen twijfFel (2).
Verdediging van goederen, tegen eenen dief, kan
OQk zomtijds eenen grond tot noodweer opleveren
wanneer bij o-p geene andere wijze was aftewee-
ren (3>.· — Evenwel het komt hier veel aan op dc
omflandigheden, waar uit men moet afmeten, of
de nederlaag, al of niet, ondereenen onvoorzigtigen
doodilag te reeiienen zij.
Noodweer heeft niet alleen plaats ter verdediging
van zijn eigen leven, maar ook van het leven, de
goederen, en de eerbaarheid van kinderen, vrouwen,
bloedverwanten, vrienden, en in 't algemeen van een
ieder , die onregtmatig en gevaarlijk aangevallen
wordt (45·
Dewijl alle doodflag het vermoeden van opzet te-
gen zig heeft, moet iemand, die zig op noodweer
beroept, door regelregte getuigenisfen, immers door
blijken, uit de omilandigheden van het geval afge-
leid, bewijzen, dat hij zig in die juiste termen be-
vonden heeft, \vaar in het Regt noodweer veroor-
looft (5).
(1) LEYSEPv, Medit. ad Pand. Tom, 9. Spec. 6co,
Th, 22.
(2) putman, Elem. Jur. Crim. 320.
(3) ρατΜΑΝ, d.· l. 321.
(4) boehmer, ad Confl. Crim. Carol. Art. 150. §. f»
Cs) CARPZovu Prnx. rer. crim. Qjuefi. 33. ibiqu^.
bochmer, in Ob/erv,
-ocr page 318-P^'an Mlsdaaden tegen V leven ^ ent, 245
§ X.
is moord F En "waar in verfchiïi dezelve Moord,
mn allen anderen doodßag r Het denkbeeld van
£enen moord brengt mede : a) Dat iemand gedood,
of doodelijk gewond zij. — é) Dat zulks gedaan
zij met een voorbedagt en opzettelijk oogmerk. —
/c) Dat de daader het oogmerk gehad heeft, om daar
door winsten en voordeelen te .behaalen (i).
Om de meerdere affchuwelijkheid deezer misdaad,
wordt tot de zoort van doodilraf doorgaans het rad
gekozen (α},
S XI'
Onder de gequalificeerde zoorten van doodflag be- Fcrgiftigins,
hoort ook het ombrengen van zijnen evenmensch,
door middel van vergift. — Men verftaat daar door
alle 2;ulke fchadehjke dingen , die ten aanzien van
het leven en de gezondheid van den mensch nadee-
lige uitwerkingen te weeg brengen. — Er wordt '
egter kltijd toe vereischt een opzet , om daar door
aan een ander het leven of de gezondheid te bene-
men (3). — De ilrafi« der vergiftigers is de dood,
en wel, uit hoofde van het arglistig en belagend op-
zet , eene zwaarc doodilraf, b. v. het rad (4),
Hoe zwaar intusfchen deeze misdaad zij, kunnen
'er egter ook verzagtende omilandigheden in aan-
fchouw komen 5 b, v. wann(?er, door aangebragte
hulp,
(1) BOEHMER, Elem, Jur. Crim, Secf. 2. Cap,
(2) s. VAN LEEUwpN, Cenf, For. Part, i. Lib. 5.
Cap. 12 <2f 13.
(3) LEYsER, Medit. ad Pand, Tom, Spcc. 6og.
(4) β0εη|λιειι , ad Co»ft. Crim, CaroL Art. 130,
VOET, ad tit, f, ad Leg. Corn. de ßcar. η, 14.
■ Q 3
1
hulp, het fchadclijk vermogen van 't vergift gebrp-
kcn is ; — wanneer het vergift wel bereid, doch
niet ingenomen is ζι).
§ xih
Vader- en Van alle tijden herwaards zijn de Vadermoord tn
Kindermoonk _, , , ,
Kindermoord als zeer affchuwelijke zoorten van
doodflag befchouwd. — In eenen uitgebreiden zin
bevat men onder vadermoord ook den doodflag aaij
verdere bloedverwanten; welke betrekking altijd de
misdaad verzwaart Ql).
Tot Kindermoord wordt vereischt, ^at het ge-
doode kind geleefd heeft, en voldragen geweest is.
De beoordeeling hier van wordt afgeleid uit de
gefleldheid, waar in men het lichaam van het kind
ontmoet (3). — Zeer veel heeft men altijd op ge-
had met het nemen eener proeve, of de long van het
kind zinkt of drijft; zinkt zij, in het water gewor-
pen zijnde, is liet kind, bij de geboorte, dood ge-
weest ; doch drijft zij op de oppervlakte van het
water, heeft het adem gehaald, en dus geleefd. —
Met dit al egter, fchoon deze proeve tot veront-
fchuldiging zeer veel kan afdoen, is zij, als een
grond tot befchuldiging 5 niet genoegzaam veilig en
zeker (4).
Behalven door een dadelijk ombrengen van het
fcind, kan deze misdaad ook gepleegd worden door
- na-
co QUISTOR.P, cöi.
(2) BOEHMER , ad Conß. Cr im. Carol, Ari. 131.
I öf 2.
(3) eoehmer, ad d. Art. 131. §, 3.
(4) p. camper, ovir de teekenen van leven en doed
■iß nieuw geborene kinderen, QLeeuw^
Van Misdaaden tegen 't leven, enz. 247
nalatigheid ; b» v. door h£t kind niet te reinigen,
niaar in zijn vuil te laaten verfmooren; — door aan
hetzelve alle voedzel te onthouden; door de na-
velltreng niet aftebinden, enz. (i).
Niet alleen ten aanzien van reeds geboren liinde-
ren 5 maar ook van dezulken, die zig nog in 's moe-
ders lichaam bevinden, kan een kindermoord plaats
hebben, wanneer men, of door gevveldadigheden, of
door het afdrijven der vrugi, de geboorte verhin-
dert (2).
Ook behoort tot deeze misdaad het gevaarlijk ie
wfidelsng Uggen van jonggebooren kinderen.. —
Wanneer dit gedaan wordt met het oogmerk om het
kind te doen fneeven, is zulks een waare moord;
zonder dit oogmerk het kind ftervende, is het £eii
onvoorzigtige doodflag (3),.
De ftraf van Vadermoord was bij de Romeinen sttaf van
zeer zwaar. De daader werd in een zak genaaid,
met een hond, een haan, een adderen een aap bij
zig, aan de woede van die dieren overgelaten, en al-
zoo in de naast bij gelegene zee of rivier gewor-
pen (4). — Bij ons is deeze flraffe niet in gebruik,
maar word tegen opzettelijke vadermoorders de flraffe
vgn het rad, en, waar dit opzet flechts indirect
is, de ftraffe van de galge, of van het zwaard, ge-
be-
ζι) BOïHMER ad cARPZGVii Prux. Crim, Part» i.
Qufifl, 9. Obf, 5.
(a) BOEHMER, ad Confi. Crim. Carol. Art. 133,
C4) J. F. RAMOS, Error es Triboni ani de poena par·*
rkidii, (Z.; B. 1728.)
Q4
mmmm
bezigd (1). — De kindernworderesfen worden ge^
worgd; eii 20 zij den dood des kinds in eer door
onvoorzigtigheid, dan door opzet, veroorzaakt heb^
ben, nieü eene buitengewoonc ilraire, b. v. confine-;
ment/geftraft (2). — De ftraiFe van het/sr/^r^yv*?;?
der vrugt hangt veel af van de omilandigheden. Hoe
Dud was die vrngt reeds, en hadden zig reeds blijken
van leven opgedaan ? Welk middel is tot het afdrij-
ven gebruikt ? Heeft de moeder het uit zig zeiven,
of door verleiding van anderen gedaan? enz. Naar
mate van dit alles wordt de graad der ftraffe, zijnde
meestal lijfilraiFe, bepaald (;3). — Zoo is het ook
gelegen met de flrafFe van het ie vondeling leggen ^tt
kinderen. Is het gedaan met een opzet, om 't kind
te doen fterven, zoo heeft een waare kindermoord,
en overzulks de doodilraf, plaats; maar blijkt 'er
van dit oogmerk niet, wordt zulks buitengewoon,
b. V. met confmement, lijfilraiFe, of ^nnisfementj
^i) geflraft (^4).
§ XIV.
^clfsmoord. Schoon de Zalfimoord ongetwijlfeld eene ongeoor^
loofde daad is Cs) ? behoort zij egter niet onder de
misdaaden, die met openbaare ftraffe gewroken wor-
den.
(1) voet, ad tit. ff. ad Leg. Po^ip. de parric. n. 4.
(2) voet, d. /. boehmer, ad Cunfi. Crim. Carel,
Art. 131. 20—s2. '
. c3) boehmer, d. l. Art. 133. γ. feqq. s. v. leeu-!
WEN, Cenf. For. Part, i. Lib. 5. Cap» 15. η.ζ.
(4) boehmer, ad Confi. Crim. Carol. Art. 132,
j. moorman, Verhand, van de misdaaden en derzelver-
ßraffen^ 2 7 Hoofdd.
ζ5) j. dumas, Traité du Suicide, {Amfi. 17^3·) '
iäi
i
..............,··^"
Van Misdaaäen tegen "t leven ^ enz. 249
den " Volgens de zeer oude gebruiken van
dit Land werden de lijken der zelfsmoorders op eene
horde geileept, gehangen in een mik, en hunne goe-
deren verbeurd verklaard; doch deeze gewoonte is
reeds voor zeer lang in onbruik geraakt (α). — Al-
leenlijk worden zij in ftilte, zonder ilatie 5 ter aarde
beileld,
Tot de mtsdaaden tegen het lichaam, waar van M'isdaaden
wij in het opfchrift deezer Afdeeling gewaagden , ufhagJi'*
brengen wij het "wonden en kwetfen, als mede de
tweegevechten, ■
Voor zoo verre wonden doodclijk zijn , hebben urondcnL i
wij 'er reeds hier vooren van gefproken , doch de
niet doodelijke "wonden worden, hehalven de verplig-
ting tot fchade - vergoeding (3), naar de Keuren van
een aantal^ Steden en Dorpen, met geldboeten ge-
ftraft (4). — Voor zoo verre egter het wonden met
verzwarende omilandigheden gepaard gaat, en daar
door onder de misdaad van geweld behoort, geeft
zulks dikwerf grond tot eene arbitraire ftrafle.
Tegen dc tweegevechten is bij onderfcheiden '^tt,-T-weegtvech*
(5) 5 en inzonderheid bij het Placaat van de
Staa-
(1) Over de oorzaaken van den zelfsmoord, genees-
kundig befchouwd, vergelijke merf l. auenbrugger,
de inwendige razernij, of drift tot zelfmoord^ ah cent
wezenilijke ziekte befchomvd. {Dordr. 1788.)
(2) de groot, Inleid^ 2 B. i D. §. 44. RegtsgeL
Obferv. 0. D. Obf. 23.- '
(3) Zie hier boven, bladz. 472. -
(4) s. V. leeuwen, R. H. R. 4 B. 35 D. ».
(5) P/ac, I yulij 1637. G., F, £, 2 J). col. 458.
■ Γ
Ά
mif^m^
-ocr page 323-Staaten van Holland van 22 Maart 1657 (ι)>
voorzien. Die wet behelst iii 't kort: a') Dat nie-
mand een ander in duel mag roepen, of, geroepen
zijnde, komen, op verbeurte van zijn ambt en eene
geldboete. — F) Dat de brengers van het cartel en
de feconden aaa dezelBe ftrafFe onderworpen zijn.—
c^ Dat een ieder, die van eenige uitdaging kennis
bekomt, verpligt is daar van aangevinge te doen. —
d^ Dat zij, die dadelijk duelleeren, als mede de fe-
conden, voor zes jaaren uit Holland gebannen zul-
len worden. — è) Dat het lijk van den geen, die
in duel wordt ter nedergelegd, des avonds of des
nagts, zonder eenig gevolg.. zal worden begraven.—
ƒ) Dat, zoo de nedergeilagene de uitdager geweest
is, zijn lijk ten toon zal worden geiteld. — g^ Dat,
die een ander ter neder legt, met den dood geflraft
zal worden, zonder remisfie of pardon aan hem te
verleenen.
§ XVI.
^ ^ E)^ misdaaden tegen de eer van onze mede - men-
Etf^tf» Λtfcr. fclien, anders injuriën genaamd, hebben doorgaans
alleenlijk een civiele actie, tot amende honorabel en
fropabeli ten gevolge, zoo als wij boven gezien
hebben (2). Zeldzaam is eene bloote injurie het
voorwerp van lijfilraifelijk onderzoek, ten waare bij-
komende verzwarende omilandigheden daar toe aan-
leiding geven; b. v. wanneer iemand zoogenaamde
Pasquillen beeft verfpreid, waar in de Overheid , of
Le-
Plac. 20 Meij 1641. G. P. B. i Ώ, col. 301.
31 Maart 1084. G. P. B, 4 D. bladz. 162,
(l) G. P. 2 Z). col, 459.
Ca} Zie hier boven bladz, 172,
mä
m
i
Van Misdaaden tegen V leven, enz, ngi
Leden van Regeering gehoond worden Ci); — wan-
neer de injiirie met eenige daden van geweld gepaard
gaat (α); — wanneer zi] van dien aart is, dat de
openbaare rust door dezelve geiloord wordt, gelijk
in het geval der geenen, die hunne eigene Regters
willen zijn (3).
zesde afdbelinc,
Van de Misdaaden tegen de Qoedcrcn onzen
medemcnfchgn,
Tegen de goederen hunner mede - menfchen vergrij-^tfi/^fe^A«
pen zig de dieven j — de roovei's , —■ ^^ GeeScre^
fen, — de landsdieven, — de verrc-i^ers — de,
valfche fpeelers y — óq èan^uerouiiTs ^ — de
keraars, — Laaten wij kortef«!; van elk derzelvea
handelen,
Diefßal of dieverije ivS de ORtvreemding van eeiiig jpieverp,
roerend goed, buiten weten è^'tegen den wil van
den eigenaar, met.oogmerk, om daar mede voor zig
zei ven, of voor anderen, eenig voordeel te doen (4).
Diefftal is of eenvouwdig, of gequalißceerd· —*
De gequalificeerde dieverije heeft plaats, -wanneer zij
met
(O Plac. Holl, 7 Maart 1754. G. P. J. 8
hladz, 5/0,
c®) voet, ad tit. f. de injur, 18.
(3) groenewegen, de Leg, ahr^ ad %, l. Inß, Λ
yi bon, rapt,
(4) QUJSTORP, 341,
■i
-ocr page 325-met inbreken gepaard gaat, -- wanneer de dief van
geweer en wapenen voorzien was; — wanneer zij
voor de tweede, derde, of meerder malen wordt
gepleegd; — wanneer het geftolen goed op een alge-
iloten plaats gevonden werd; b. v. het fteelen van
visdi uit.een gefloten vijver; het ileelen van vriigten
uit tuinen en boomgaaarden ; het Iteelen van hout,
cn bederven van het plantfoen; het fleelen van vee
uit de weiden; — wanneer de diefilal gepleegd wordt
door huisgenooten of bedienden, aan wien de oppas-
fing en bewaring der goederen was toevertrouwd, —
wanneer zij door foldaaten of wagten gepleegd wordt,
—- wanneer men goederen ontfteelt aan lieden, die,
om zig van br^nd en watersnood te redden, bezig
zijn met hunne goederen te bergen.
Omtrent de ßraf van dieverije is bij de wetten ,
welken wij in dit Land dcswegens hebben (i) vast-
gefteld: d) Dat alle dieverijen zullen worden geilraft
voor de eerl\e maal met geesfelin§ en brandmerk;
voor de tweede maal niet geesfeling, brandmerken
bannisfement uit Holland cn VVestvriesland; cn voor
de derde maal met de koorde. b') Dat dieverijen,
piet geweld of huisbraak gepaard, zullen worden
geilraft met de koorde. — c) Dat veedieverijën en
het berooven van molens, paalwerken, fluifen, brug-
gen, ploegen, wagens en diergelijken, met den dood
zullen worden geilraft. — d^ Dat gelijke ffcraiFen
ook zullen plaats hebben tegen de opkoopers van ge-
fiolen goederen. — Ondertusfchen is het zeker, dat
het
CO Holl, 16 Dec. 1595, en lp Μίαφ·ί
G. P, B. I Z). col, 482 485,
IM
f
i
.vi
-ocr page 326-4
Ϋαη Misdaaden tegen de goederen, 253
het gebruik, door een aantal gewijsden, 200 van
hooge als laage Rechtbanken, bekragtigd, üe letter- .
Jijke geilrengheid van deeze wet eenigermaaten heeft
verzagt; en dat de voorbeelden meenlgvuldig zijn ,
dat eenvouwdige dieverijen met enkele geesfeling, of
zelfs met mindere ilralFen; en gequalificeerde dieve-
rijen niet met den dood, maar met eene zwaare lijf-
itraiFe zijn geftraft (i). — Omtrent de ilraiFe der
veedieverijën is de practijk in dit Land niet eenparig.
Op zommige plaatfen is men daar tegen zeer ge-
Itreng, en ftr^ft deeze misdaad met de koorde; op
andere wederom met zwaare lijfitraiFe (a).
§111. .
De misdaad van Roof verfchilt daar in van dieve- jio^
rije dat zij altijd met geweld gepaard moet
gaan (3)* — Dewijl intusichen de graad van dit ge-
pleegd geweld zeer ondericheiden zijn kan, fpreekt
het van zelf, dat, boe zeer wel· een geweldadigc
roof, vooral, wanneer die op den openbaaren weg,
of in iemands eigen huis gepleegd wordt, de dood·?
ilrafl'e verdient, egter zomtijds, in geval van eenige
verzagtende omitandigheden, eene lijfftraffe voldoen-
de geoordeeld wordt (4).
Onder de verzwaarende zoorten van de misdaad
van r^ö/is kerkroof en menfchenroof, — Kerkroof^
(Sa-
(i) Men vergelijke des wegens zekere Rechtsgeleerde
Metnoriey te vinden in de Brieven over F. G. Meijer,
door Ds. j. scHARP, QRctt. 1797.) agter hladz, 128.
ci) voet, ad Ut. ff. de ahig. n, 4.
(3) boehmer, ad Cenft. Crim. Carol. ^rt. 126.
(4) leyser, Mcdit. ad Pand, Tom, 8.
voet, ad tir. ff. de vi hon. rapt, ν. 4.
) ■
,τγ
(ßacr'tlegium) wordt gepleegd omtrent goederen of
zaken, tot de iiitoeiFening van den godsdienst be-
ilemd; en heeft in 't bijzonder plaats , wanneer aal-
moesfen, aan de armen gegeven, geftolen worden«.
— Hoe zeer nu wel de bijgeloovige denkbeelden in
iluk van den godsdienst, die de vervolging deezer
misdaad voorheen wel eens tot het overdrcvene dee-
den overilaan, thans door meer gematigde redenee-
ringen vervangen zijn, is egtcr eene misdaad van
dien aart voorzeker gequalificeerd , en dus met eene
naar de omfhandigheden verzwaarde lijfflrafFe te boe-
ten 0). — Meufchenroof (^Plagiuni) heeft plaats ^
wanneer men een mensch verileekt, om hem van
zijne vrijheid te berooven. — De itraffe deezer mis-*
daad is veelal geesfeling en brandmerk; ja zelfs, in
geval van verzwarende omilandigheden, die voorai
uit het oogmerk der verheeling beoordeeld worden ,
kan de doodilraf in deezen gepast zijn (2).
Eene met opzettelijk oogmerk gedaane, en tot na-
deel van een ander uitloopende , verberging der
waarheid, noemt men falfiteit ^ en de daaders van
dit bedrijf faïfarzsfen. — Tweeledig zijn dus de
vereischten, om de misdaad van fiiliiteit daar te ftei-'
len: i".) Een opzettelijk en misdadig oogmerk (3),
het weik volledig, immers tot een' hoogen graad
van
(1) quisTORP, 3ί1<ί-390. voet, ad tit. f. ad Leg,
Jul. pecul, n. 5.
ca) voet, ad tit. f. de Leg. Fab, de plagiar.
(3) L. i. p:\ L. 2. L, 23. L. 32. pf. f, ad-Leg*
Com* de pdf.
FaJfitett,
if
i
-ocr page 328-Vei η Misdaaden tegen de goederen. Ä55
van waarfchijnlijkheid, moet bewezen worden (i);
want zonder dit opzet kan de beweegreden tot de
daad in eene dwaalif2g of mtsvaiiiKg beftaan, welke
niet ftraf baar is (2). — o.^,') Eene dadelijke bena-
deeling van een derden (3). Hierom zijn enkele
leugens, wanneer 'er de twee opgenoemde vereischten
niet in gevonden worden 5 buiten het bereik der ftraf-
bepaalende wetten (4)»
Falfiteit kan gepleegd worden, zoo wel door daa-
den, als door nalatigheid; zoo wel door woorden,
als door gefchriften en daaden (5). — Het fpreekt
van zelf 5 dat naar maate van de meerdere of minde-
/
re boosheid van het opzet, en van het meerder of
minder nadeel, hetwelk door de falfiteit wordt toege-
bragt, deeze misdaad in trappen van zwaarte on-
eindig verfchillen kan. — Zeer zwaar is, b. v. het
vcrvalichen of namaken van Lands of Stads Zegels ,
en van de handteekeningen van ambtenaaren (6); en
in 't algemeen verdient het namaken van handteeke-
ningen, ook van bijzondere perfoonen, om der ge-
volgen wille, eene geilrenge waakzaamheid van den
Rechter. — Het is bijna onmogelijk, de oneindig
veele gevallen, waar in falfiteiten gepleegd kunnen
(0 L. 18. I. /. dc probat. L. 20. C. ad Leg,
Cor tl. de falf»
(2) d. L, 220. C, L. 31. eod.
(3) L. 23. jf. ad Leg. Corn. de falf. boeh-
mer . ad Confi. Crivi. CareL Art. iis. g. i.
(4) leyser, Medit. ad Fand. Tom. 9. Spec. 5p4.
Cs) noEiiMER, Elem. Jur. Crim. Secf, 2. §, 324.
(6) QUisTORp, J. 410,
mm
-ocr page 329-worden, op te noemen (i). — In eenen uitgebreideri
zin kan men 'er ook onder tellen het opzettelijk
fraudeeren van 's Lands gemeene middelen (2); ge-
lijk mede alle die daaden, welke onder den algemee-
nen naam van bedriegerijen te rangfchikken zijn (3)*
Zoo onderfcheiden als de misdaad van falfiteit in
haarc trappen van zwaarte is, zoo onderfcheiden is
ook de ftraiFe van dezelve. — Hoe zt<iï Keizer karel
op falfiteiten vrij onbepaald de ftrafTe van de koorde
gefteld heeft (4), en 'er zeker, door een zamenloop
van verzwarende omftandigheden, als nog gevallen
zouden kunnen zijn, waar in de doodllraf tegen ee-
nen falüiris in aanmerking konde komen (5) ? brengt
egter de algemeene regel mede, dat de flraffe van
falfiteit is arbitrair, en da: dezelve doorgaans met
geesfeling, met of zonder brandmerk, confinementj
bannisfement, of geldboeten geitraft worde CO*
■Ί
(1) voet, ad tit. ff. ad Leg. Corrii de falf. n. 6.
(2) Deeze fraude egter wordt met eene geldboete
geftraft, en, alleen in geval van onvermogen, aan den
Lijve. Gener, Ordonn. 28 Aug, 1749. Art, 4. ten waa-
re zig met het fraudeeren der gemeene middelen andere
misdaaden zamenpaaren: b. v. meineed, vervalfching vaö
billietten, paspoorten, enz.
(3) jD, D. ad tit. ff. fldlionat.
C4) Edict. 30 Jan. 1545. G. 1\ B. i t). cd. 383.
(5) boehmer., ad Conft, Crim. Carol.- Art. 112.
6. boel, Ajnft. Priv./S Potrté Regt^ bladz, <27.
(6) s. V. LEEUWEN,· Cenf* For, Part. i. Ub. 5.·
Cap. 6. !i. 4.· VOET, ad tit. //'.■ ad Leg. Corn. di
falf. n. 4.
P'an Mis daad en tegen de goederen. 25/
§ V.
De misdaad van Lands dieverij wordt begaan,
Wanneer iemand 's Lands gelden, aan zijne bewaa-
iing of opzigt toevertrouwd, in plaats van dezelven
ten befiiemden gebruike,te beileden, uit winzielie
oogmerken voor zig behoudt (i). — De itrail'e
deezer misdaad , bchalven de vergoeding der alzoo
trouwloos ontvreemde gelden, beilaat veelal in ver-
lies van het ambt , gevangenis , bannisfement, en
zoortgelijken (i); — Tot verzwaaring der misdaad
kan het ftrekken, wanneer dusdanig ambtenaar onder
eede ftaat , en dus, door het plegen deezer mis.
daad, zig aan meineed fchuldig maakt.
Wanneer overheids - perfooncn of openbaare amb-
tenaaren, tot het waarneemen of verwaarloozen der
pligten, welken hun ambt van hun vordert, zig door
giften en gaven laten omkoopen, is zulks misdaa-
Cs)· — van de verzwarende of.ver-
ligtende omliandigheden deezer misdaad, is de ftraffé · ^
meer of min willekeurig. —^ Verlies van het ambt,
eerloos - verklaring, bannisfement, geldboeten, enz,·
komen hier in aanmerking (4),·
S V I,
T^erraderïj f of Pra:varkatie i wordt in 't bijzon- yeTrailéTij\
der gepleegd door Practizijns, die, in plaats van het
iegt hunner cliënten getrouwelijk voor te ilaan, en te
(1) Crimen reßdui, Ζ, 4. §, 4. ad Leg. Jul,'
(2> quistorp,. §. 417. voet, ocl tit, jf. ad
^uL pecul. η. 6.
(3·) f' äa Leg. Jul. repetwidi \ „,
(4) voETy ad d^ t. n. z. ·' .. ^ . .
% ^ ^·..........
-.1
3
-"t· -......■· ntrniir-'^'iiï'
-ocr page 331-verdedigen, met de tegenpartije beulen, en de zaak
verraden- (i). — Nair evenredigheid van het boos
opzet, en van de toegehragte fchade, is de (traffe
deezer misdaad zwaarder of ligter. Scliorsfing of
intrekking der ndmisfie, bannisfement, geldboeten,
enz. kunnen in tleezen als gepast geoordeeld wor-
den
§ VIL
Faifche- en Onder de misdadigers, die fchadelijfe zijn voor den
hazaid fpe- i^^i^-g^j-fj-j^j^j. ^ beliooren ook de valfche fpelers, in vvier
gedrag zig dikwlls dieverije en falfiteit te zamen paa-
ren , en die dus zelfs, in verzwaarende omftandighe-
den, aan den lijve, of met bannisfement, ftrafbaar
zijn. — Tegen άο. hazard-fpelen, behalven dat er
op het uit dien hoofde verlorene of beloofde geen
regt gedaan wordt (^3), is van tijd tot tijd, bij al-
gemeene en plaatfelijke wetten, voorzien ; meestal
door het bepaalen van geldboeten, en willekeurige
ftralFen , tegen de geenen, die zig daar mede ophou-
den 5 of hunne huizen daar toe leenen (4),
s VUL
Tegen de FaiUlten en BanpieroittÏers, op zig
zeiven , is eigentlijk in ons Land geene Urafbe-
paalende wet. De doodilraf, door Keizer ka-
rei,
(l) t. t. f, de pravaricat.
(α) voet, ad t. n, 3.
(3) de groot, Inleid. 3 B. 3 D. §. 49.
(4) Plac, van den Hove van Holland van ο,γ /Iprii
1723» — Jatiu. 1732, — 10 Maart 1749. Handy*
van Amßerdam^ i D. püg. 115. & 2 D. pag. 506.
Keuren van ''sHage van ai Decemb. 1704. Keuren van
de Beverwijk^ Art, 18»
Lanqiierou
iiets.
ΐίί-^iiyn'..... .- '1·'
yaji 'Misdaaden- tegen de goederen,
REL CO tegen hen vastgeileld, is, uit hoofde yaii
iierzelver blijkbaare ongerijmdheid, nooit in gebruik
gebragt; fchoon het egter wenfchehjk waare, dat bi]
eene wel ingerigte wet Ca) -tegen dusdanige bedervers
der maatfchappije voorzien werde. — Alle vervol-
ging tegen dezelven heeft dus alleenlijk plaats, wan-
neer zij bevonden worden zig aan falfiteiten, be-
driegerijen, of andere bekende inisdaaden, te hebben
fchuldig gemaakt (3).
Wat eindelijk betreft de woekeraars, dat is, tVoekeraars
Onmatige interesfen berekenen; en voorts in 't alge· ""an^!"'^''
meen die zig met zmndeldrijen ophouden, derzel-
ver misdrijf valt onder de benaamïng van bedriegerij
of falfiteit, en wordt dus, naar maate van de om-
ilandigheden, op eene buitengewoone wijze gecorri-
geerd (4>
ZE-
(1) Edict 4 Octoh. 1540, Jrt» 2* G. Pt È. 1 D.
col. 311.
(2) Dusdanige wet heeft men fa. v. in Zeelandy van
dato den 27 Junij 177Ö. G. P. B. IX Deel^ pag-5^9*
In Holland is het ten deezen opzigte altijd bij delibe-
reeren gebleven. zuRCK, Cod, Baté arii Banket'outiet's ·
2. 7?. 3. Egter is als nu in het Ontwerp van het
Lijfßrafelijk Wetboek^ ä^B. a, Hoofdfi. een titel, van
misdadige Bankbreuk, ingelascht,'
(3) QUiSTORP, §. 442. Ordonn. voor de defoL èoed.
kamer te Atnfterdam ^ Art>. 24, 36, 39· " *
(4j QUiSTORPj 449, VOET, ad titiff, de nfur» nf^i
R Ä
-ocr page 333-ZEVENDE AFDEELING.
Van de Misdaadm uk ontucht,
Tot dceze vijfde cn laatile clasfe van misdaaden,.
die in ontucht of ■wellustigheid haaren grondOag heb-
ben, brengen wij overfpel, veehvijverijl fchaking ,
IwerereiJ y concubmngie, fodomie, en bloedfchande.
Oyerfiyel·, Overfpel is vieefcheh'jke gemeenfehap tusfchen een
gehuwd perfoon , "i zij man of vrouw , met een
ander dan deszelfs echtgenoot (i). — Overfpel
wordt gepleegd , of tusfchen twee perfoonen , die
beiden reeds met een ander in den echten ilaat leven,
of tusfchen perfoonen, waar van de één gehuwd, en
de ander ongehuwd is. Het eerfte is eene dubbelde
echtbreuk j het ander eene enkelvouwdige, — Het
misdadige van overfpel fpruit voort uit de fchending,
der verfchuldigde huwelijks - trouw. Dus heeft het
geen plaats bij perfooneii, die wel verloofd, maar
niet getrouwd zijn (2), doch wel bij de geenen, die
van tafel cn bed gefcheiden zijn, als waar door dc
huwelijksband niet ontbonden is ^3). — De misdaad
van overfpel is volbragt, wanneer die uiterlijke daa-
den gepleegd worden, welken de natuur tot verëeni-
ging der beide geflachten verordeixd heeft, offcljaon
het
(O c. 15. caiif. 32. q. 5.
{μ) boehmex, ad Conft, Crim, CaroL 120. 3·-
(S) Zi« hier vooren, hladz» 31»
260
STiaäaaäcn
tat ontucht.
ι»'
f
ΪΛ
m-
Van Misdaad en uit ontucht» 261
liet geen toi bezwangering noodig is, daar bij niet
üiogt hebben plaats gehad (i).
De itraile van overfpel, tiisfctien twee gehuwde
pcrfooncn begaan, is een bannislemeïit van vijftig
jRaren, en eene boete van duizend guldens ; mitsga» .
ders dat de gehuwde man wordt verklaard eerloos,
van zijne ambten ontzet, en onbekwaam om , bij
vwvolg, eenigen te bedienen. ~ En van een. ge"·
luiwd man met een ongehuwd vrouwsperfoon, be-
ftaat de flrafFe, ten aanzien van den man., in de eer-
loos-verklaaring en ontzetting van zijne ambten, als
mede in eene boete van vier honderd guldens, voor ^
de eerile »reize; en bij herhaling in de dubbelde boe-
te, en een bannisfement van vijftig jaaren: — ren
aanzien van de ongehuwde vrouw, dat zij, voor de
eerfle reize, den tijd van veertien dagen te water en ^^ ,
t^e brood gelegd wordt; en bij herhaaiing gebannen |
voor vijftig jaaren. — £n is het overfpel gepleegd r
<loor een ongehitwd man met eene getrouwde vrouw,
wordt de man voor veertien dagen te water en te
brood gelegd, en verwezen in eene boete van vier
honderd guldens; en bij herhaaling voor altijd ge-^
bannen^ — de vrouw wordt in dat geval gebannen
voor vijftig jaaren (a).
Uit hoofde van de moeielijkhcid van bewijs 'm
dceze misdaad (^3), 15 het aan de openbaare Aankla-
gers
<(1) matth.ïus , ^e Crimin, Lib* 48. Tit. 3. Cap,
β. 7, 8 10. . '
(2) PoU Ordonn. r^?« 1580. Art, 15, 16 & 17,
Plac, Holl. ii Sept, 16J7, G. l\ B, 3 D. pag. 507.
<3) uidvis van de groot, in dg Holl» Qonf, 3 Ώ*
fi 'vol, pag. 707.
m
f'M
f-ΐ
li.
062 II. Boek, VIL Afdeeling. ,
gers tocgcllaan , om over de flrafllii derzelve te
mogen coniporeeren (j).
§ IIL
Veehvijyerij. Wanneer zig iemand ftaande het huwelijk voorbef
dagtelijk met een ander in den echt laat inzegenen g
en daar op vleefchelijke gemeenfchap volgt, noemt
men deeze misdaad veelwijverij , of dubbeïd hmyelijk g
^Polygami^ of Bigamie.} (2). De ilraf deezer mis-
daad beilaat, bij verzwaarende omflandigheden, in
geesfeling en bannisfenient; anders ftelt men de daa-
ders opcnbaarlijk op het fchavot ten toon, met een
opgevolgd bannislement (3),
SIV.
$}haking. Onder de misdaad van Schaking bevatten wij zoo
wel de geweld ad?ge verkragting , als de onmlliga
ontvoering y van eene vrouw of jonge dogter. — De
- begrooting deezer misdaaden hangt zeer veel af vaii
de
(O RefoL· Holl, 29 Jultj iÖ7f>. G. V. B. 7 D. pag,
g6o, VAN ALPHEI', PapL'g. 1 D. pag. 523. — Eene
wijze en iïaatkundige verordening op zig zei ven; zoo
inaar dit ftuk van afmaking tevens binnen de juiste
grenspaalen van billijke gematigdheid beperkt was. —·
Maar, helaas! hoe veele openbaare aanklagers mag men
op · dit punt niet met leedwezen en aandoening te ge~
moet voeren: Quid non inortalia pectora cogts^ auri
■facra fames, — Geen wonder dus, dat men in het
Ontwerp van het Lijfflrajfclijk Wetboek niets van geld-
boeten of afmakingen leest. — Diti evenwel is mis-
fchien ook een weinig overdreven.
ca) boehmer, ad Conft. Cr im. Carol. Art. 121.
iZ') RegtsgeL'Obferv,^! D, Obf. 10. v. d. keessel,
Thef, (5s,
ίί
fP
iliäiäliüliiii
1
II« ||Ι1ΗΡΙ
de omn^Hciighcden , die dezelven verzwaaren of vcr-
iigten. — Onder de vcrzwaareiide oniflandighedeii
kau men tellen het geval,, dat de fcliaking giplQegd
wordt door bedrijgingen met fchietgeweer of andere
wapenen; — op den openbaaren weg; — aan eene
getrouwde vrouw, of een nog onhiiwbaar meisjen,
of aan een meisjen, het welk 't gebruik van haare
zielsvermogens niet heeft; — door Voogden, Leer-
meesters of Opzieners, die integendeel verpligt wa-^.
Ten voor de kuischheid der gefchaakte te waken 4
enz. ζι). '
Naar mate van deeze verfcbillende oniftandigheden
is de ftraf van deeze misdaad ook verfchiilende. In
zttt verzwarende omibmdigheden kan de doodilraf ,
toepasfelijk zijn ; in anderen eene willekeurige lijf-
ftraf, gecvenredigd aan de zwaarte of ligtheid van
de misdaad (2).
Onder de benaamlng van Hoererije 3 als eene firaf- Uaererlje,
baare misdaad befchouwd, veriiaat men de levens-
wijze der geenen, die uit gewinzucht, of overmaat
van geilheid, haar lichaam ten ontuchtigen gebruike
aan een ieder leenen. — Die daar toe vrouvvsper-
foonen verleiden, of hunne huizen tot dat einde laa-
ten gebruiken , en zig op die wijze eene kostwinning
bezorgen, noemt men koppelaars of hoerenwaarden^
— Op zeer veele plaatfen in ons Land wordt deeze
misdaad oogluikende verdragen, fchoon 'er bij veele
*T
Wet.
C-i) BOEHMER, ad Confl. Cr im, CareU Art. 118 (
lip. Β in Obferv, ad carpzovii Praxm Critn, Part»
a. Qa<efi. 75.
(2) VOET, ßd Ut, Jf. ad^Ug, JuL de adult, n, . y
Μ
wetten tegen voorzien is; en men kun in 't algemeea
zeggen, dat de hoererije meestal bcfchoiiwd wordt
als eene zaak, waar tegen, in geval van buitenfpo-
righeden, door de Politie gewaakt wordt, die, zon-
der veel form van proces, gewoon is, om van tijd
tot tijd, waiineer die misdaad te zeer in 't oog loopt,
zulke huizen uitteroeijen, als mede de bordeelhou-
ders en hoeren met confinement, of bannisfement voor
cenen tijd, te corrigeeren ζι).
ponctéhiffgic Wanneer twee ongehuwde perfoonen, uit hoofde
eener gemaakte overeenkomst, het zij voor hun le-
ven, het zij voor eenen bepaalden tijd aangegaan,
doch zonder getrouwd te zijn, even als getrouwde
lieden, te zamen woonen en leven, noemt men zulks
concubinagie (α). — Schoon nnar de wet der natuui
hier in niets onregtmatigs is (3), en ook de concu-
binagie bij de Romeinen eene geoorloofde gemeen-
fehap was (4), is zij egter, naar de werten van ons
Land, om goede redenen van flaatkunde, verboden,
en is daar op gefield voor de eern:e maand, dat zul-
ke lieden te zamen huishouden of woonen, eene
boete voor elk van vijftig guldens; in de tweede
maand daarenboven nog eene boete van honderd gul-
dens; en langer bij den anderen blijvende, een ban-
nis-
co voet, ad d. t. n. i. zurck, in Cod, Bat. art,
Hoererije. s. van leeuwen, R.H.R. 4 B. 37 Z). n. ii.
(2^ leyser, Medit. ad jf. Tom. p. Spcc, 5 85.
(3) Men zie de Schrijvers, opgegeven door meister,
in Bihlioth. Jur. Nat. Gent. Tom. i. pag. 82.
C4) HEiNECCiüs , ad Leg, Jul, & Pap. Lil·. 2.
4;
/I
I
%
Ί·""··Ίί Τ flliliir-
-ocr page 338-■■ JJIIIP—llJW.i.ll.l-JIHI
iiisfemcnt voor tien jaarcn , en eene willekeurige
geldboete (i). — Te regt wordt deeze wet In dier
voegen uitgelegd, dat zij alleen toepasfëlijk is op die
geenen, welke, na vooraf gewaarfchouwd, en aan-
gemaand te zijn tot het verlaten deezer leevenswijze ,
des onaangezien in dezelve blijven volhardehQ^s),
§ VIL
De onnatuurlijke ontucht, doormannen miit mtm· sodomïéi
nen, of met beesten gepleegd, maakt de affchuwe-
lijke misdaad van Sodomie uit (3). — Eene mis-
daad , zoo ilrijdig met alle verordeningen der natuur,
met de Goddelijke wetten , en met de welvaart der
burger - ilnaten , dat bij éene uitdrukkelijke Land-
Avet (4) is vastgefteld , dat dezelve misdaad moet
worden geftraft, in 't openbaar, met den dood
en
Cl) Pol. Ordomu van 1580. Art. 3.
(2) groenewegen, dc Lcgtb, abrog. ad L. 2. c. de
matiir. Hb. η. γ. brouwer, de Jure Connub. Lib, i»
Cap. 27. 30, voet, ad tit. f, de concnb. 77. 3. -
c3) a. van goudoever, Disfsrt. de ncfanda libidi"
nc, (Jraj. 1731.)
(4) flac, Holl. 21 JuUj 1730. G. P. B. 6 D.
pag. 604..
Cs) Schoon 'er niemand, die wel denkt, zal gevon-
den worden , of hij neemt gaarne over het gezegde van
MDNTEsquiEu, J^/pr. des Loix, Liv. 12. Chap. 6. ,^Λ
,, Dicu 716 plaife, que je veuille diminuer Γ horreur ^ \
,, que Von α pour un crime ^ que la Religicn, la
5, Morale, & la Politlque condamnent tour-tl-iour
zoo .is egter wel eens, en niet zonder grond, getwijf-
fe!d , of de dood draf wel de juiste en recht gepaste i,
llraife in deeze misdaad zij. Bedenkingen over het·
firoffen van zekere fchandelijke misdaad. {Amfl. 1777.)
m
en dat de lichaamen der geëxecuteerden dadelijfc
moeten worden tot asfche verbrand, in zee gewor-
pen, of op galgeveklen ten toon gellcld.
Mloedfckatide Onder de misdaadcn uit ontucht telden wij, in de
Liatfte plaats, de Bloedfchande, waar door men Le
verilaan heeft, het aangaan van een huwelijk, of het
plegen van vleefchelijke gemeenfchap, door perfoo-
ïien 5 welker onderlinge huwelijken, uit hoofde vaii
verwantfchap, bij de wet verboden zijn. — De
ftrafFe dcezer misdaad is onderfcheiden naar den
graad van verwantfchap, waarin die perfoonen aan
elkander bciiaan. Bioedfchande, tusfchen ouders en
kinderen bedreven, is te meermaalcn met den dood
geilraft. Ten aanzien van perfoonen., aan elkander
in de zijd - linie of door zwagerfchap beilaande,
wordt lijfilraf, bannisfement, ^nz. van gebruik ge-
ma ikt (i).
P-il
AGTSTE AFDEELING.
Van Bevfijzm in V ßuk van misdaad.
SI.
Bf^ip ίΐ7 het ^^^^ (O van de onderfcheiden
Ujflrapi'jk^: zooxizn van bewijs van der menfchen handelingen in
burgerlijke rechtzaaken hebben opgegeven, is ook
groo-
(i) s. V. LEEUWEN, Ccnf. FoT. Part. i. Lib, 5. Cap,
s8. n, ibique de haas, in not. lybrechts, Redet},
Vert. over V Net. Amht ^ 1 D. II Hoofdfl. η, lo.
(2; 1 H. i; Afd. hladz, 175. tn volgg.
Fan Bemjzen in V fluk va7z mhdaaä, £2,6/;
grootemleels toepasfelijk op hec iluk der misdaaden.
Evenwel zijn in het lijfllrafl'elijke, nopens het bevvijSi
der misdrijven, deeze en geene zaaken:aan te mer-r
ken, die eene afzonderlijke befchouvving verdienen,
*
Dewijl, volgens den algemeenen regel, om iemand
jn een lijfibaiFelijk rechtsgeding te véruöfdeélea, een
volledig bewijs noódig is, zoo wordr daar toe ge-
vorderd, dat 'er blijke van deeze twee zaken: i".)
dat 'er waarlijk eene misdaad begaan is; en 2®.} wie
de daader van het misdrijf is.
Om tot een lijfftrafi-tlijk" onderzoek te kiinnen toe·
treden, komt het vooral en in de eerile plaats aan äeiictk
pp de zekerheid, dat 'er waarlijk eene misdaad be-
gaan is, of, zoo als men dit met andere woorden
gewoon is te noemen, 'er moet blijken van het corpus
delzcü (i). — Men kan dit bewijs da;irilellen, door
naar te gaan en te onderzoeken de fpooren of over-
blijfzelen , welken de gepleegde misdaad heeft agter-
gelaten; b. v. in een doodflag maakt het lijk van
den nedergeilagenen het corpus deUcit uit; in falfiteit
het iiük, het welk vervalscht is. — Het is dus de
eerde pligt des Regters, om met eene zorgvuldige
naauv^keurigheid, des noods met behulp van deskun-
dige perfoonen, het corpus delicti optefpooren en te
onderzoeken.'— Inzonderheid heeft dit plaats in de
fchouwingen van lijken, in de.bezigtigingen van ge-
daane inlDraaken, en zoorcgelijken. ~ Doch is de
misdaad van dien aart, dat zij, na het plegen van
. , I '
(i) Z. I. ad SCt, Silan» L. 16. C de poe».
ï50ehmer, ad Confi, Critth CaroL, Jrt^ 6* 5, l^» i'-'ii*
Ir
..ii.i.nuuij4|j m
dezelve, geene fpooren overlaat, gelijk in veele
misdaaden uit ontucht plaats beeft, moet door getui-
genisfen of klaare blijken het begaan dérzelve bevi^e-
zen worden ("i).
Bekentems^ Na dat van liet begaan der misdaad gebleken is,
volgt in de tweede plaats de vraag: wie is 'er de daa-
der van? — Tot ontdekking hier van beitaan de
middelen van bewijs in hekentenis, geUiigenlsfen,
gefchrifien, of klaare blijken.
De eigene bekentenis van den daader is ddn der
hoofd-bewijzen in lijfOiraiFelijke zaaken (2), mits
de waarheid daarvan door getuigcnisfen, eii door de
gehcele toedragt der za.ake bevestigd worde. — Tot
eene volledige en in regten geldende bekentenis
wordt derhal ven vereischt: d) Dat van het plegen
der misdaad genoegzaam blijke. — b^ Dat zij voor
den wettigen Regter is afgelegd. — Bekentenis
buiten het gericht maakt pracfumptie , maar geen
volkomen bewijs (3)· — ^at zij eenvouvvdig,
duidelijk, niet in duisterheden omwonden,en vrijwil-
lig zij C4)· — nwet dus niet door ilrikvraagen ,
door de woorden aan den befchuldigdcn in den mond
te leggen, of, door mi kielen van geweld, afgeperst
v/orden. — d^ Dat de informaticn, door den Reg-
ler nopens de misdaad ingewonnen, met de beken-
lenis overeenilemmen. — <?) Dat de bijzondere ora-
ftan-
(o i^eyser, Meditp ad Tom. 8, Spec. ξ^
Tom. 9. Spec, 598.
(2) L. l.ff^ de confesf,
cs'^ boehmer, ad Confl. Crim. Carol, Art, 32,
BOEHÄIER, d, /, Art, 60,
■ ν-Λ
êÊÊom
-ocr page 342-ψαη Bewijzen in V ßuk van misäaad.
ftandighedeii, döor den befchuldigden in zijne beken-
tenis opgegeven, bij nader onderzoek waar bevondea
worden (i). ƒ) Dat de bekentenis zulke omftan-
digheden bevatte , welken de beichuldig-de , indien
hij onfchuldig was, met geene mogelijkheid zoude
kunnen weten (2).
Wanneer een befchiildigde de hem te last gelegde Getutgems·'
misdaad, of in 't geheel, of ten aanzien der hoofd·
omftandigheden, ontkent, of zig, ter zijner veront-
fchuldiging, op zaaJien beroept, van welken van el-
ders blijken moet, is de meest gewoone zoort van
bewijs die van geiuigenisfen.
Ten aanzien van dezelven, voor zoo veel het lijf-
ilraifclijke betreft, verdienen de volgende zaaken te
worden opgemerkt. — De beoordeeling, of
een getuige , al dan niet, voor verwerpelijk moet
gehouden worden, faat zig het best door het eigen
oordeel van een veritandig Regter beilisfen (3). —
Hij overziet een gebrek in denzelven ligter, wanneer
het getuigenis tot verontfchuldiging, of tot verzagting
van ftraf, dan wel tot bezwaar van den befchuldig-
den dienen moet. — 2°.) Alle getuigen, die geene
reden van wetenfchap voor hun verklaarde kunnen ^
bijbrengen, of bij wien het gebruik der veriiandelijke
vermogens ontbreekt, worden in 't geheel niet toe-
ge-
co boehmer, d, /. jrt, 54.
(2) j. g. heineccii, Exerdi. de religiom judican"
Hum circa, reorum confesßones ^ in Opufc,. var, Syll.
pag. 650-^95.
(3) L. 3. §. 2. L. 13. /. da testib. leyser, ßiedk^
ad Pand, Tom, 4, Spec. 283.
gelaten. Eene onbepaaldheid en twijffelachtigiieid
in het getuigenis, of een verwijt tegen de geloof-
baarheid van den getuigen, brengt teweeg, dat de
getuige wel gehoord, maar de'kragt van het bewijs
tau zijn getuigenis naderliand door den Regter uit
den zamenloop der omibndighedcn ov-ervvogen, en
bcilist worde (i). — Geene getuigen kunnen in
lijfdraffelijke zaaken een volkomen bewijs opleveren,
ten waare zij den ouderdom van tmntig jaaren be-
reikt hebben (ji). — Getuigen van meerder jaaren
worden gehoord, en derzelver getuigenis kan dienen,
of om onderrigfing nopens het gebeurde te bekomen,
of om andere bewijzen te verfterken, en aan dezelven
licht bij te zetten (3), — 4°.) Schoon een ontken-
nend getuigenis geen kragt van een volkomen bewijs
heeft, mag men egter het tegendeel (lellen, wanneer
de zamcnloop van omitandigheden toont, dat, zoo
de misdaad waadijk gepleegd was, de getuige daar
van een ige fpooren had moeten ontdekken, en hij
niet geacht kan Avorden voor zig zeiven belang te
hebben, om die te verzwijgen (4). — 5°.) In Hjf-
ftraffelijke zaaken, vooral die van aanbelang zijn ,
gelden geene getuigenisien, dan die voor den Regter
zeiven belegd zijn , welke tot dat einde meest ge-
woon is de getuigen op vraag-articulen te onderhou-
den , waar van elk eene afzonderlijke omilandigheid
moet inhouden , en des noods aan den getuigen j
(i) BOEHMER, ad Covfl. CriiiÏ. Carol. Jrt. 66.
(s) L. 10, f. de testib,
(3) cARPZOvii Prax. Ciim, Pari, 3. Quafl, 114.
K. 41. fcqq.
(_4) ley5er, Mcdit, ad Pand, Tom, 4. S])ec. sS6.
miMéi'è,
Van Bewijzen in Η fluit van misdaadé tft
wanneer hij de mecning daar van niet genoeg fchijnt
te verdaan, moet worden uitgelegd, — Des getui-
gcns antwoorden moeten, zoo veel mogelijk, met
zijne eigene uitdrukkingen worden aangeteekend. —
Geen getuigenis heeft kragt van bewijs, of het
moet met eede bevestigd zijn (i). — Onbeëedigde
getiiigeiiisfen^ waar van men zomtijds, uit redenen
van omEichtighcid, de bevestiging door den eed ag-
ter wegen laat, maaken alleen praefumtie, doch geen |
bewijs. I
Gefchrifien, hoe zeer in burgerlijke ttzhtsz^LÜitn Qsfchriften^
van een dagelijksch gebruik, komen in lijfilraffelijke
zaaken minder te pas, dewijl van misdaaden niet,
zoo als van andere handelingen , acten verleden |
worden; en zoo dit algebeurt, dienen zij meest,
om het corpus delicti te bewijzen. — Evenwel kun-
nen zomtijds Extracten uit Prothocollen, wegens
verhooren en vonnisfen van medepligtigen, als mede
brieven van den befchuldigden, of door anderen
met hem gewisftld, ten bewijze dienen ; mits egter,
voor zoo veel de private gefchriften betreft, de
handteekening van den fchrijver erkend of bewezen
2ij (2). 1
Het middel van bewijs άοοΐ klaare èlijken^ aan-
mjzingen y of indiciën f is tusfchen de Rechtsgeleer-
den meenigmalen een onderwerp van gefchil geweest;
zommigen hetzelve toelatende, anderen het geheel
co BOEHMER, ad Conß. Crim. Carol. Art, 70. 4.
(2) ouisTORP, 10 Abfchn. 12 Hauptfi, 707-709.
ί
1
■A
L
«ippppilip
verwerpende (i). — Doch deeze ftrijdige gevoelens
fchijnen zig zeer gemakkelijk re vereffenen, wanneer
men ilegts een behoorlijk onderfcheid maakt tusfchen
fuspiciën, prefumptïén en indiciën y en de laatstge.
melden bepaalt tot „ zulke daaden, die op zig zel-
5, ven voldoende bewezen zijn, en niet waar kunnen
5, wezen, of de fchuld van den aangeklaagden moet
,, 'er bij noodzakelijke gevolgtrekking uit voort-
5, vloeien." — En zulke bewijzen behooren, onzes'
inziens, voor voldoende gehouden te worden, om
de gewoone ilrafl^n, op de misdaad bij de wet be-
paald, tegen den befchuldigden vast te flellen (2).
NEGENDE AF D'E Ε L I Ν G.·
Op welke wijze de misdaadeu te niet gaan.
'SI.
tioe ds mit' manieren, op welken de misdaaden vernietigd
daaden νί^·-worden, en het onderzoek omtrent dezelven geftuit
gaan, ' ° .
wordt , kan men gevoeglijk tot deeze volgende
brengen. — Straffe, — Het verleenen van gratie,
—- Compofitié, — Submisße, — Verjaaring. —
De dood.
Zoo
(1) leyser , Medit, ad Pand. Tom. 4. Spec, 25.7.
boeiimer, ad Conß, Crim. Carol. Art, 22. §.4. &
Art, 23 24. Deductie in Revißc^ in de zaak van
J, B. F, van Goch, Art, 143 4ö1, en van den Hoofde
«ffieier van Amflerdam, Art. 203-863.
(2) Zie de gemelde Deductiën, en de respcctive Sen-
tentiën des doods hi dat geval, tot in Rcviße toe be-'
kragtigd'.·
ifiV
l;
Van hei vergaan der misdaaden, ä/o
§ II.
Zoo dra, na behoorlijk onderzoek en vonnis van strap.
den Regier, de misdadiger de hem opgelegde Straffe
heeft ondergaan, is hij vrij van alle verdere vervol-
ging, ter zaake van die misdaad (i); aangezien de
regtvaardigheid niet gedoogt, dat iemand over het
zelfde misdrijf meer dan eenmaal geilrafü zoude wor-
den (ii)* — Hoe zeer intusfchen de misdaad door
de itraife vernietigd wordt, is egtcr die uitwisfcliing
niet zoo volledig, of, wanneer de dader in het zelfde
misdrijf op nieuw vervalt, de itraffe dier herhaalde
misdaad, naar evenredigheid van de voorige reeds
geledene ftraf, verzwaard wordt ^3); ja zelfs voor
dieven, landloopers, vagabonden, en ftraatfchen-
ders, eenmaal over die misdaaden aan den lijve ge-
ftraft zijnde, de weg van hooger beroep gefloten
is (4),
De misdaaden worden ook iiitgewischt, wanneer
desvvegens door de Hooge Overheid Gratie verleend
is. — Zomtijds wordt dusdanige gratie, om wijze
redenen van flaatkunde, verleend aan eene menigte
daders van zekere bedrijven, meestal uit de heillooze
bron van burgerlijke tweefpalt voortgefproten, wier
getal te groot is, öm zonder benadeeling van den
Staat
(O L, 7. §. I./. de jur, patrtn* , ,
(2) L. 23. C. de poenis.
(3) L. 28. §. 3 öf 10. X. 22. C. de poenis,^ Tol.
Ord. Art. 3 i<5. Plac. Holl. 19 Maart Art, .
1 G? 4. en een aantal andere wetten.
(4) Plac. Holl, 17 Junij 1718. G. Ρ. Β. 5 D,
P^S' ;ö4·
■ s- ■ ■■ ......'
-ocr page 347-«TOT
Staat geilraft te worden. Men noemt dezelve Am-
nestie (ι)· — Zomtijds wordt zij verleend aan bij-
zondere perfoonen, niet op grond eener vvillekcurige-
barmhardgheid, maar om dringende redenen van biU
lijkheid, die de flrafFe der wet, in de bijzondere Om-
ftandigiieden van zoodanig geval, niet zonder blijk-
baare hardheid kunnen doen werken (2).
De zoorten van gratie, aan bijzondere-perfoonen·
ter zaake van misdaad te verleenen, zijn de volgen-
de. — Ρ ar don 3 het welk verleend wordt we-
gens allerleie misdaden , uitgenomen doodflag ; en,
2ulks altijd behoudens het regt van fchadeloosftelling
aaii de belanghebbehde partije. ·— 2·^.) Remisße ^
verleend wordende wegens dood- of manflag; meestal
met oplegging eener betering van den nederlaag jegens
de Hooge Overheid met eene geldboete. — 3^.) Abo-
/i^iß, welke plaats heeft in alle zoorten van misdaden,
cn eene volkomene kwijtfchelding van de daad in z'ig
bevat, op grond van eenen zamenloop van zeer gun-
ilige om Handigheden 5 het zij ten aanzien van den per-
foon des daders, het zij van de gepleegde daad. — En
Landmnning, waar bij aan iemand , die, vlv-
weerens lijf, eenen anderen heeft ter nedergeflageii,
vergund wordt, om zig vrijelijk binnen 's Lands le
mo-
Ci) Men vindt hier van verfciieiden voorbeelden ir»
't G. P. B. 2 D. col. 2-397· ~ 3 D, pag, i8p, 517
& 5is. — 7 -d. /'ag, 840. — 420, 430?;
433, 441, 444, 446, 448, s;6, 578 <Sf 8ii).
(2) CARPzovii jPrax. Crinu Part. 3. Qjiafi. iS^·
ihique BOEHMER iti Obferv, Zie voorts een ^aWs y^f?
Hof van 8 December 1784, te vladen in onze Ji^^'
Pract. 2 D. pag. 257. volgg.
vm
■■■■•ttii
-ocr page 348-lEsa
Van het ve'ygaan der 'mhdaadcn*
ittogen ophouden ζι)»
Schoon het verleenen van gratie eert werk is van Coatpoßtu
de Hooge Overheid , en dat de Regter, hoe zeer in
de bepaaling der ftraffe op verzwaarende of verlig-
tende omiiandigheden moetende acht geven, verpUgt
is, zig aan de wet te houden (ώ), zonder immer
aan gratie, bov-en de geilrengheid der juftide , dea
voorrang te mogen geven (3); zijn 'er egter ook in
de iiitoeffening der juilitie twee middelen ingevoerd,
waar van dikwils tot verzagting van het lot van be-
fchuldigden gebruik gemaakt wordt*
P'oor eerst, het doen verlvjaaren, dat de zaak is
chèel en compoftbeL Deeze Regterlijke verklaaring
is noodzakelijk ten aanzien van zulke misdaaden
waarop bij de wet meerdere ilraiFe, dan die van eene
geldboete ^ geiteld is (4); of waar over de compofi.-
tie aan den openbaaren aanklager liiet uitdruklijk Ver-
oorloofd is, gelijk over de misdaad van overfpel (5)*
Intusfchen is des Regters mag't zelve ten deezen
opzigte binnen zekere grenspaalen beperkt, en de
compofitie is nimmer geoorloofd ten aanzien van
(1) Judicé Pract, d, l. pag. 272-274.
(2) Z. i. .§. 4. ad SCu Tuipii, Crim. Ordonti. van
1570. Art. 5ö* (. f ' ,
(3) ^é/ö/. HolU 27 Septemb,; 1C68. G. P. B, z.Di,
(4) Ordonn, van Keizer Karei van 19 Meij 1544.
Art. 3 4. Nader AmpU Inflr. van V Hof van
1644. Art. 30.
Cs) R-efoh Holl. 2S> Julij ÏÖ7P. G. Ρ, Μ* t Ρ,
pag. ξ)6ο*
Sé
-ocr page 349-iif6 - 11. Eoek, IX. Jfdeelmg,
zvvaare misdaaden, opzettelijk gepleegd; b. v. vaa
doodflagen, gedaan bij geleider lage, opzetten ννΐ!"
ie , of anders geqiialificeerd, valsch gctEÏgenis, val-
fche iinint, vrouwenkragt, en diergelijken (i)· —'
De Regter derbalven, alvoorens eene zaak , waar ia
lijfilraffe plaats heeft, civiel en compofibel re verklaa-
ren, behoort in ar.nfchouw te nemen, of zig in de
toedragt der zaak blijken opdoen , dat de daadci?
meer door onvoorzigtigheid, dan door een kwaad«
willig opzet, tot de misdaäd vervallen is; want beeft
het laatftc plaats, en vordert dus het algemeen be-
lang, dat de ib'aföeffeiiende gerechtigheid ten zijnen
opzigte werkzaam -zij , zoo is het eenc zaak van
kwaaden gevolge, en buiten des Regters magt en
pligt, om met betaaling van^ geld af te doen ecne
misdaad, waar op de v/et, tot handhaving der open-
baare veiligheid, lijfllraiFe geileld heeft (2).
■ tmeden, het middel, om door den Regter
ontfangen te worden in Submisfie, waar van gebruik
gemaakt wordt in zulke gevallen, in welken het
eiviel eii compofi,bel vei'klaaren den Regter te beden-
kelijk voorkomt. — Ook hieromtmit is de beoordeci-
ling, of het middel al dan niet gepast is, aan des Reg-
ters willekeur overgelaten. Hij behoort nOgthans het
zelve niet toe te ilaan in zulke opzettelijke misdaa-
den , waar bij het Publiek belang heeft, dat ze opeiiii-
lijk, en ten affchrik van anderen, aan den lijve gc-
ilraft worden; maar enkel in de zoodanigen-, dre of
' ' ■ we-
(0 Inßr. Hof, Art. p.
. C^·) Regtsgel. Obfen\ ever de groot's Meid. 4
Obf, 4c,
|t
! ■
Van het vergaan der mïsdaaden,
M'egcns derzelver duisterheid niet wel te ontwikkelen,
■cf wegens den zamenloop der omlkndighe.len meer
oi' min verfckoonbaar zijn (i)«
Even als de vervolgingen, uit hoofde van reëele of
perfoneele actiën, na verloop van zekeren tijd, ver-
jiiaren, zoo heeft de verjaaring ook tin het lijfftraf-
fdijke plaats , wanneer na het begaan der misdaad
een zekere tijd verloopen is, ponder dat de daader /
desvvegens in regten is aangeklaagd. — Zij heeft
plaats in alle zoorten van misdaaden , zonder on-
derfchcid (2) ; en. vordert een tijdsverloop van
imnüg jaaren (3). — De misdaad van overfpej
'heeft egter dit bijzonders, dat ze door een verloop
van jaaren verjaart (4).
S'VL
•Eindelijk gaan de misdaaden te niet door den dood Dood;
van den misdadiger, waar van het gevolg is, dat nie-
mand na zijnen dood over een door hem begaan mis-
drijf (uitgenomen hoog verraad en landsdieverij C5)>) '
kan
(1) Zie mijne Judic. Pr act. 1 D. 4 5 Hoofdfi,
18~20.
(2) leyser, Medit. ad Pand. Tom. 7. Spec, 515,
üOEHMER, in Obfcrv. ad Cx\RPZOvn Prax, Crimiiu
Part. 3. Qua ft. 141. Qhf. i.
(3) L. 12. C. ad Leg. Corn. de faif. L. 3./. de
requir. reis. L. 13. pr. f, de div, tempor, prtefcr,
aiATTH/Ei Paroem. 9. n. 14.
(4) L. 29. §· 5» ö δ? /. L, 5. L. a8. C. ad
Leg. Jul. de adult. voet, ad d. t. f. n, 22.
(5·) matthäus, de Crimin. Lib» 48* Tii» 19. Cap.Z·
S 3
Α
"mrr
m
kan worden aangeklaagd; ja dat zelfs, in geval een·
befchuldigde, gedurende het lijfflrafFelijk onderzoek,
voor dat het vonnis tegen hem geveld is, fterft, de
zaak daar door dood en te niet is, en tegen zijne
erfgenaamen in hun weerwil niet mag worden voort-
gezet (i); zelfs niet om van hun te bekomen ver-
goeding der proces-kosten , aan de zijde van den
aanklager gevallen, tot den dood van den befchul-
digden perfoon toe: want om hunne verpligting des-
wegens te betoogen, zoude des overledens fchuld of
onfchuld moeten worden onderzogt, het geen , zoo
de erfgenaamen dit niet willen , aan hun niet kan
worden opgedrongen Qi),
'i!
^aiHk
(i) L, 15. 5. 4. f. ad sa. Turpil.
Ca) Zie mijne Memoriën, rakende twee iateresfante
evimineele quani'èn. (JJtr. 1791.) en b. voorda, Λαηι
teek, op de Crim, Ordonn, Art. 67,
^i^mmmmmmm
α^αν de manier van ρ r 0 c ε d ε ε r en ,
ζοθ in burgerlij κ e als in
lijfstraffelijke zaaken.
uil^emeene inhoud m verdeeMng van dit Boek,
I
,et is niet genoeg te weten, welke de regten zijn, inhoud van
'die de menichen tegen elkander op of tot eenige zaa-
ken hebben; het is niet genoeg te weten, wat tot
het diiarftellcn cener ftrafbaare misdaad vereischt
wordt 5 en met welke itraffe elke misdaad behoort
geboet te worden·: maar na dat men deeze leerftellige
wecenfchap, volgens de waare grondbeginzelen, ge-
vestigd heeft, behoort men voorttegaan tot een on-
derzoek, welke is de gefchikte form, waar van men
zig moet bedienen, om zijn wettig recht in burger-
lijke zaaken tegen anderen tc bekomen of te handha-
ven? — En welke wijze van onderzoek iHQet luen
voor geregeld houden, om eenen befchuldigdqn te
regt te ftellen V hem fchuldig bevindende, te fttaf-
fen? en onfchuldig bevindende, vrij tc vci'klaaren?
Een ieder gevoelt, dat eene goede orde eft regelma-
tige form in beide die iliikken in acht te nemen,
voor de welvaart der Maatfchappij belangrijk is, en
wij meenden dus aan dit Praciicaal gedeelte der
ilegtsgeleerdheid een afzonderlijk Boek te moeten
wijden.
S 4 Zeer
mm
ffiBo 111. Boek, 1, Deels I. Afdeeling.
Zeer veel intusfchen verfchilt de form, welke men
in Burgerlijke zaaken te volgen heeft, van die geene,
welke tegen bcfchuldigde misdadigeris plaats lieefr.
Om de eene en andere niet te verwarren, zullen wij
dus dit Boek in tme afzotiderlijke Deelen verdeden,
waar van het éc'n de Manier van Procedeeren in
Burgerlijke, het ander in Lijfßraj]lUjke zaaken ,
bevatten zal.
EERSTE DEEL.
MANIER VAN PROCEDEEREN IN
BURGERLIJKE ZAAKEN.
EERSTE Α F DEELING.
Van de onderfcheiden Regters en Regthaiiken
in dit Land.
Sthepmen
pevOons
Reglers,
De algemeene regel ia het aanleggen van alle regts-
gedingen brengt mede, dat de aanlegger moet volgen
den Regter van den Gedaagden (i), en dat meii
gevolgelijk niemand in de eerile inftantie mag be-
trekken , dan voor zijnen gewoonen, dagelijkfchen,
cji bevoegden Regter (a). — Als zoodanigen Reg-
ter heeft men gewoonlijk te befchouwcn het Collegia
vai?
(i) L. 2. c. de juriid. omn. jtid,
(2} Inflt\ Hvf, Art* fl8Q.
-ocr page 354-Van äz ondcrfchdden Regthanken. ·2υΐ
fan Schepenen, in de Steden en op de Dorpen (i),
ann wiér 'hoofd men meestal heeft eenen Schout y
wiens nrhbt voornaniehjk ilrekt, om een algemeen
toezigt op het rigtig iiitoeffenen der Juftitie te heb-
ben , het Collegie van Schepenen te doen vergade-^
ren, de vierfchaar te fpannen, enz. (2).
Dewijl het Collegie van Schepenen, vooral in de
groote Steden, tot het afdoen van alle voorkomende
gefchillen, ongenoegzaam was, en, door de raee-
nigte van kleine zaaken, dikvvils zaaken van belang
veragterd werden, zijn op verfchciden plaatfen min-
dere Regtbanken ingedeld (3). — Zoo heeft men
te Haarlem eene kleine Bank van Juftitie; — te
Enkhuizen eene Bank van kleine zaaken; — iq Rot*
ter dam een Collegie van Vredemakers, die in zaa-
ken tot drie honderd guldens toe vonnisfen; —- te
Leyden een Collegie van Vredemakers, waar voor
alle zaaken zonder onderfcheid , tot het beproeven
eener minnelijke fchikking , vooraf gebragt moeten
worden ; — te Dordrecht een Collegie van het
Watergerecht; — te ^mßerdam zijn verfcheiden
Collegiën van dien aart; als Coramisiarisfen van Hu-
welijks - zaaken ; Commisfarisfen van de Defolate
Boedelskamer; Commisfarisfen van Asfurantie en
Zee-zaken, enz.
Het gezag van Schepenen bepaalt zig intusfchen zar.Av» y««
en-
(1) Notable Deductie in de Boll, Conf, 3 D. 2 ν oh
Conf. 22Ö. n. 19..
(2) Zie mijne Verhand, over de Jud. Pr act, i B,
4 Hoofdfl. I ζ^ 6.
C3) Jud, Pr act. i B, 4 Hoofd ft. g. 5. ;
S 5 I
-ocr page 355-^mam
enkel tot zaaken, die de regten van bijzondere per-
foonen betreiFen. Zij zijn onbevoegd , om zig iii
■zaaken van Politie te mengen ; maar was het ge-
woon beleid ende gebied in alle politique zaaken 5
zoo wel het beheer van flads goederen , en inko-
men, als den weiiland en de bewaaringe der Steden
betreffende , weleer aanbevolen aan het Collegie vaii
JBurgemeesteren (X)}, in wier plaats thans de Colle·
,giën van Gemeente-Βefluuren , Raaden , of Wet^
bouderen gekomen zijn,
, Ten platten lande zijn de zaaken van Politic, en 111
'[algemeen de Polder - zaaken , toevertrouwd aan^^^i-
hagts - bewaarders; en de zaaken , dijken en wate-
ren betreifende , aan Heemraaden (α),
De hoogere Regtbanken in Holland zijn tegenwoor'·
dig het Hof van Jußzth ^ en het Nationaal Geregts^
hof. — Deeze Collegiën zijn Regtera of'm de eerile
inftantie, of bij wege van hooger beroep.
Dq magt en bevoegdheid van het Nationaal Ge*
regtshof bepaalt zig tot de volgende zaaken (3): —
Het verleent, bij iiiti!uiting, Surcheances vaii
betaaling. Brieven van Sureté de corps, en wijders
alle zoodanige Dispenfaticn ,als door de hoogde magt
aan het zelve worden aanbevolen. — Het ver-
leent Relieven in alle procedures, die voor het zelve
(1) Kort TWt. van '/ Regt der Ridderfchap ^ Ede-
len, en Steden van Holland^ van 16 October 15
G. P. B, I 2>. füL 44. ^
(2) Jud. Pr act, i B, 4 Hcofdß. 7.
fSSP'^.
Nationaal
Gerechtshof,
(3) Inftruct. van 7 Nation. Geregishof, Art, 42-53·
Staateg. van 1805. Art^ 78-8^.
Jim
-ocr page 356-wm
If*:
Van de onda'fchddcn Regthanken.
aanhangig zijn, ~ 3°.) Het heeft het toevoorzigt'
op de uitoeiFening der Jiiftirie bij alle Gerechtsho-
ven, Reglers, en Regtbanken, met magt, om hun» ,
11e vonnisfen te kunnen vernietigen, en buiten wer·
king te ftellen, en in het laatgemelde geval de zaak
aan een ander Geregtshof of Regtbank over te bren- '
gen. — 4°,) Het beflischt alle jurisdictie-quiestiën
tusfehen Officieren en Collegiën van Juititie, niet
behoorende onder het zelfde Gerechtshof; als mede de
verfchillen tusfehen zoodanig Hof en eene mindere
Regtbank in het zelfde Departement, — 5°.) Hec
oordeelt ter eeriler initantie over alle actiën, zoo in
het petitoir, als in het posfesfoir, waar in de Repu<»
bliek of Gemeene Lands Collegiën , Ontfangers ,
Rentmeesters 5 of andere Agendarisfen, in derzelveu
qualiteit worden aangefproken, als verweerders; ge·»
iijk mede over alle verfchillen tusfehen het Gemeene
Land, of deszelfs Agendarisfen, als aanleggers, en
particuliere perfoonen , als verweerders , wanneer
dezelve zig aan de Jurisdictie van dat Hof uitdrukke-
lijk hebben onderworpen. — 6®.) Het neemt ken-
nis van, en oordeelt over alle misdrijven, door de
Leden der Vergadering vän Hun Hoog Mogende, en
de Hooge Ambtenaaren van Staat begaan, zoo die
hun ambt betreflen, als andere gewoone misdaaden,
— Aan dit Hof valt hooger beroep van alle ge- '
wijsden in zaaken, welke ter eeriler initantie gediend
hebben voor de Depai temen taaie Gerechtshoven.
Het Hof van Juflitie van Holland neemt ter eer- mfyanHoU
iler inftantie kennis: — i^O. Y^n alle gerchillen
tusfehen zulke partijen, die geenen anderen dagelijk-//««"'^·
fchen
-ocr page 357-a's3 IIL Boek, 1. Deels 1. Jfdeclïng,
fchen Regter hebben, en onder het zelfde Departe-
•nïentaal Gerechtshof behooren; b. v. gefchillcn over
het niet respecteeren van Letteren Requifitoriaai;
jurisdictie-qua^stiën tnsichen lieden en dorpen , en
ZQoitgelijken (i)· — Van klagten over exactiën
€11 cencusfiëiï, door Bailiiiwen, en andere openbaare
aanklagers , in hun ambt bedreven (α). — 3°.)
Van zaaken , viraar in gedagvaard moeten vi?orden
Raaden, of Suppoosten van den Hove (3). — 40.)
Van zaaken van perfoonen, die geene vaste woon-
plaats hebben, als vagabonden cn landloopers (4).—
Van xaaken, waar in de Rector of Profesforen
van de Univerfiteit te Leyden, of derzelver wedu-
wen, verweerders zijn (5). — Van zaaken van on-
bejaarde kinderen , weduwen, weezen, of andere
Kiiferable p .rfoonen , wanneer dezelve verkiezen hun-
ne klagten ter eerlier inilantie voor den Hove te
brengen (6). — Dit voorregt egter houdt op iii
kleine zaaken (7) , als mede wanneer de gemelde
perfoonen aan hunne actie bij transport of cesiie ge-
komen zijn (8J;. — Van injariën, aan GraalFe-
lijk^
Jud. Pvnct, % B, 5 Hooßfi. §. 5. Regiem, voor
ée Depart, Beßuuren van Julij 1805. Art, 57,
(2) Jud. Pract. ihid, §. 7.
(3) Provif, Ordre van 27 Sept. 1(514, Art, p.
C4) Jud, Pract. ibid. 10,
(5) Nad, Ampi, op het 39 Art. van de Statuten
der Unis'erfiteit van Leyden^ van 24 Maart 1662.
Inftr. Hof, Art. S.
(7) Ordonn. op de kleine Zaaken^ van 21 Deeembt
E579. Art. 2. Nad. Ampi. Inßr. Art, 2-7.
(S; Ampi, Inßr^ Art, i.
-ocr page 358-Van de ondèrfchiden RzgLhanlten^
lifklieidS'Oiïicieren , en andere gepriviligeeide per*
foonen aangedaan (i). — Wegens de bereken
ningjn van het faLiris van Advocaaten en Procu-
reurs, in zaaken, voor den Hove behandeld (2). —
Van misdaaden^ die verjaard en ongeftraft ge-
bleven zijn (3}. — lo*'.) Van alle zaaken, waar
in partijen zig uitdrukkelijk aan de jurisdictie van
den Hove hebben onderworpen C4). — n"·) In
gevalle iemand zig heeft laten verluiden, eene actie
ten lasten van een ander te hebben , verleent dit Hof
Mandamenien om actie te infiïtueeren (5)»— lü''.)
Insgelijks Mandamenten van Purge, ingevalle teu
lasten van iemand het plegen van eenigc misdaad
wordt verfpreid, vi^aar aan hij zig onfchuldig
kent (6). — I3°0 ^^ Mandamenten om exe·^
cutie te zien decerneeren, op verjaarde fentcntiën,
zoo van het Hof zei ven, als van andere Regters in
het Departement van Holland (7); en om condemna-
tie te zien decerneeren, wanneer bij eenige acte de
overgifte tot willige condemnatie bij 't Hof gedaaa
is, en, vermits den dood van den sgeenen, door
wien de overgifte gefchied is , of andere zoortgelijke
omitandigheden, de condemnatie niet dadelijk eu
bui-
co Ιφ'. Hof, Art. δ. . " .
(а) Inflr. Hof Art. Zie vooris mijne Ferzam,
fan Ge\vijsden y i D. Caf. <26.
(3) Inflr, Hof \ Art. 8. Jud» Pr act. 1 B. 5 HoofilJL
%' 15·
C4) Nad. Ampi. Inflr. Art. S
(5) Pract. ibid. §. 17.
(б) Inflr. Hof, Art. 8 & '225,
(7/ Inflr, Hof, -Art, .18,
-ocr page 359-èn^ lil. Boekj i. Deels 1. Afdeeling,
Buiten verhoor verleend mag worden. — 14®·)
Wanneer iemand verfcheiden fchuldenaaren van ééne
en dezelfde fcliuld heeft, woonende onder verfcheiden
jurisdictiën , kan hij dezelven te zaraen ter eerfter
jnftantie voor den Hove dagvaarden, om eene tegen-
ilrijdigheid van gewijsden voor te icomen (r). —
15''.) 't Hof neemt ter eerder iniÏantie kennis van
alle klagten over ftoorïng in eenig regt van bezit ,
verleenende tot dat einde Mandamenten van fpoHe >
mamtenue i en complainte (2)^ — 16''.) De ju-
risdictie van het Hof wordt ook dikmaals gewettigd
door Mandamenten van arrest ^ wanneer een bui-
tengezeten, door het in beilag nemen van zijn per-
foon of goederen , bij 't Hof bankvast· gemaakt
wordt Q). — 17®.) ^00 ook door Mandamenten
Poenaal, waar bij iemand verboden wordt het ple-
gen van feitelijkheden, in weerwil van eens anders
blijkbaar regt, om welken te beletten de gewoone
middelen van juftitie onvoldoende zijn (^4). · 18·^.)
Ingeval van weigering van juftitie, bij een lager Reg.
ter, verleent het Hof Mandament van Evocatie (5).
·— 19^.) Als Viit^t Mandamenten van Sauvegarde g
wanneer men door iemand met eene geweldige be-
jegening bedreigd wordt — ' 20®.) Ook ver-
leent
(1) Refol, HolL 10 Juli] 1677. Papeg. 2
pag. 221.
(2) Inflr. Hof, Art. 8 & 39.
(3) merula, Man. van Proced. Lib. 4. Tit. 2, Cap, 25.·
(4) Infir. Hüf, Art, 12. · -
Cs) Jud. Pract. i B. 5 Hoofdfl. 27. '
(6) van alphen, Papcg, I D. pag. 511. ^ 2
-ocr page 360-Vun de onderfchiden Regthanken»
ieent fiet Hof Letteren van Hitachi», om ftntentiën
en niandamenten, door R^gters buiten het Departe-
ment gewezen, door gantsch Holland te doen exaecu-
tceren (i). — 21".) Eindelijk verleent het Hof Be-
neficiën van Inventaris, Acten van Diligent-houding-,
Relieven, die aan lagere Regtbanken ter bekragtiging
gezonden worden , Brieven van Cesfie, Atteraiina-
tie, of Refpijt (2) ; als mede Mandamenten van
inductie (3).
§ V.
In alle deeze opgegeven gevallen is het Hof van HofvanHaU
Holland een bevoegd Regter ter eeKfte inftajitie;
doch voornamelijk is het zelve de Regter bij wege
^an hooger beroep. — De algemeene regel brengt
mede, dat een ieder mag appelleeren van fententiën,
vonnisfen, appointementcn, of andere dispofitiën ,
waar bij hij vermeent bezwaard te zijn (4). In-
tusfchen lijdt deeze regel een ige uitzonderingen, die
alhier verdienen kortelijk te worden opgegeven. —
ï?) 't Hof vermag geen hooger béTOep toeftaan van
interlocutoire vonnisfen van de Gerechten van de Ste-
den , Bailluwen en Mannen, ofte van de Dorpen ,
(de namptisfementen daar onder mede begrepen,) om
welke oorzaak het zelve zoude mogen wezen, ook
niet
(O Ï^flr. Hof, Art. 221.
(2) Deeze werden voorheen bij den Ho ogen Raad
vedeend; doch is zulks 1 met de vernieiigiug van dat
Collegie, aan het Hof van Holland overgebragt. Kt-
glem. 18 Scpt. i;95. Jrt, 2.
(3) Refül. Holl. 24 Novemb. 1581, Q. Γ. Β. α D,
püg. 1422. ' ^
(4) Ιφ. Hof, Art. 198 Β 205. ' '
-ocr page 361-111 Boek^ L Deels 1. Jfdeeïing,
niet onder het voorwendzcl van eenige niettglieid of
onregtvaardigheid, ten waare de executie van diö
interloGütoire vonnisfen ten definitiven onherftelbaar'
zijn zoude (i). — Geen hooger beroep aan 't
Hof virordt toegelaten in zaaken, niet meer bedragen-
de dan honderd giildens, komende uit de bellotcn
Steden, den Hage daar onder begrepen, en niet meer
dan veertig guldens, wanneer het zijn vonnisfen van
Bailliuvven en Mannen, mitsgaders van de Gerech-
ten van dc Dorpen (2). — c^ Van vonnisfen, ge-
wezen in zaaken, waar iii criminelijk, extraordina-
ne , en op confesfie , geprocedeerd is , vïilt geen
tiooger beroep aan 't Hof (3); ten waare eene blijk-
baare nietiglieid in de procedures gepleegd is , of
eene grove buitenfporigheid in de bepaaling der
itraifc plaats heeft (4^. — dy In zaaken van huwe-
lijk , waar in de beflisfmg overeenkomt met het ge-
fustineerde van de ouders, of de langstlevende der-
zeiven, valt geen hooger beroep (5). — é) Gee-
nerhande hooger beroep wordt toegelaten van vonnis-
fen 5 bij contumacie gewezen, mits op de defau-ten
(1) Jwpl. Inflr. van V Hof van 21 Decemb, 15/9.
Are. 3. Refol. Holl. 19 Maart 1622, in de Papeg.
1 D. pag. 304. Jud. Pract. 2 B. 24 Hoofaft. §. 2.
(2) Plac, Holl, 8 Meij 1674. G. P. B· 3 D.fol.to^.
(3) RefoL· Holl. 10 Sept. 1591. G. Ρ. Β. 2 Ώ,
fol. loöa.
(4) ;yud. Pract. 2 B. 24 Hoofdfl, §. 4.
- Cs) Refol. Hüll, 5 Dec, .. Edict. Holl. 27 Sept.
1663. G. F. B. 3 D. pag. 505, byinkershgek , Qjid'ß^
Jur, friv. Lib, 2. Cap.
I
i'
Ni
Väri de onäerfcheiäen Regihanken'. sSp.
of verilekken niét te zéggen valt (i). — /)"Van'
dispofitien, door de Gemeerite-Beiluuren in Politiquc^
zaaken gegeven, kan inen nimfner door middel van
hooger beroep bij 't Hof heritel bekomen; aangezien'
't Hof niet bevoegd is aan zig te trekken, of kennis-'
fe te nemen' van eenige zaaken van Politie (a). —^
Hier onder egter-behoort men niet te tellen confine-
iiienten en curateeleii, wanneer die (gelijk op ver-
fcheiden plaatfen iland grijpt) door Wethouderen ver-
leend worden (3). ' ^
Zommige vonnisfen hebben, niettegenflaande het
hooger beroep'aan het Hof, executie onder cautie. ·--
Van dien aard zijn de definitive vonnisfen'van de
fteden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leyden,'Am-
ilerdam, Gouda en Rotterdam, tot de fomme van
zes honderd guldens, die van de andere bedoten fte-.
den, en van den Hage, X^l drie honderd
die van Bailliuw en Mannen, tot honderd en tv/intig
guldens; en die van de Gerechten van de Dorpen, tot
tachtig guldens (4). — Vonnisfen, waarbij keur-
boeten worden toegewezen', welke.geene eerloos-
heid, of ander merkelijk nadeelig gevolg met zig
brengen, zijn al mede, onverminderd hqt hooger be-
roep, executabel onder cautie (5).
Schoon eindelijk van vonnisfen, door het Hof van
(1) Jud. Pr act, ihid. 7.
(2) Refo/: HolL 12 Julij 1674. G. P. 3 i).
}ag. 6«2. ' .
(3) Pract, ibid, J. 8. .
(4) Plac, Hall. 8 Meij 1674. G. P. B. 3 0.
(s) Inflr. Hof, Art, Pract, '% ^. 24
iiooßß. §. 13. . · . .Vi .. .·
.Μ
am
Ä90 IIL Boeh ^ /. Deels Λ Afdeeling^
Holland in de eerile inilantie gewezen, hooger be-
roep valt aan Nationaal Gerechtshof, behoort, men
egter daar van uit te zonderen die fententiën, van
welken, toen de Hooge Raad nog beilond, geen
liooger beroep aan dat Collegie werd toegelaaten ;
als daar zijn zaaken beneden de vier honderd gul-
dens; provifioneele en interlocutoire fententiën; firn·
pele of perfoneele dagvaardingen; fententiën in cas
posfesfoir; politique dispoiitiën of correctiën van het
Hof; en willige condemnatiën (i).
BaiWuwen Bchalven het Hof van Juftitie van Holland,'heeft
men in verfcheiden Diftricten nog bovendien Hooge
Vierfchaaren, voornamelijk wel gefcliikt om Regters
in lijfftraffelijke zaaken te zijn, maar waar aan ook^
hooger beroep valt van de yonnisfen der laage Ge-,
rechten. Van dien aart is , het Collegie van ßail-,
liuvv en Welgeboren Mannen van Rhynland (2); —
van Bailliuw en Leenmannen van Kennemerl an d (j^y^
— van het Hof of Hooge Vierfchaar van Delfland;
— van Bailliuw en Mannen van Schieland (5) ; —
en van Bailliuw en Mannen van Zuidholland (6).
Aan de Heven van Juftitie is in het bijzonder ver-
boden kennisfe te nemen van zaaken , raakende
's Lands
(1) Jud. Pr act. ibid. §. 15-20.
(2) s. van leeuwen, Cofl. van Rhijnland, pag, 60»
(3) lams, Handy, van Kennemerland, pag. 118.
(4) Tegenw. Staat der Vereen. JVederlanden^ 6 D.
P^g- 4?3. ^ , '
Q^yibid, 7 D. pag, 7. . . ., .
(6) Ibid. 7 D. pag,iz\9* . ·
Mannen,
Gemeene
Middelen,
ilAWtl*;.
Van de onderfcheiäen Regthankenl n^t
's Lands gemeene middelen (i). — De- gefchillen
raakende Comoijen ' en Lkenieß hehoovdm 'Welèér
aan de Collegiën ter Admiraliteit (2), thans aan den
Raad van Judkatuure over de middelen te ÏVaier
en ie Lande (j^, — De zaaken , betreffende i de
Jccijfen en Impeßiien , ■ wordQii in de eeriie inilan-
tie behandeld voor Schepenen, als Commisfarisfen ter
judicatuiire over de middelen te Lande, in de Ste-
den (4); van wier vonnisfen-meu weleer aan Gecom-
mitteerde Raaden, naderhand aan het Departementaal
Belhuir van Holland, in hooger beroep kwam. —*
En daar tlians eene geheel nieiiwÊ orde van belastingen
ilaat te worden ingevoerd',' is de judicatiiure in het
hoogfte rcsfort over de zaaken desaangaande aan ga-
meiden Raad van Judicatiiure opgedragen (5).
S viiL ; " - ■
Waar' de zaaken, Militaire perfoonen raakende, j^mtairg
behandeld moeten worden, is ten allen tijde-een
onderwerp van merkelijke twijiFeling geweest^ welks
beOisfing· zeer veel verfchilde , naar mate' men, al
dan niet, cenen Stadhouder aan het hoofd der re-
geering had (6). — Thans is 'dit ftuk in dier Vee- -
gen uitgemaakt, dat het krijgsvolk te water-en te
lande, met betrekking tot alle burgerlijke regtzaa-
ken, en gemeene misdrijven, onderworpen "is aan
den Burgerlijken Regter ; terwijl zijlieden nopens
(S^ Nad. Ampi, Inßr, Art, zi' - ■
(2) Ïlac. Genet'. 31 Julij 1725. Art. 202 203,
(3) Inftr.voor deezen Raad^ van 12 Julii 1805»'
(4) Gener, Ordonn, van \γ Jann. 1806. ·' ' -
(5) Inflr, voor gemelden Raad ^ Art, 20. n, ^
(<5) Jud,. Pract. 1 B. 1 Hóofdfi. %, ■ - ■ (.3
\
-ocr page 365-Spa IIL Boek,:L Deels L Afdeeling,
militaire misdaaden voor de Hooge Militaire Vier"
fchaar worden te regt geileld CO·
§ IX.
Baaken, die zuiver kerkelijk ζ\]Χ\ ^ moeten, naat
den algemeeiien regel, kerkelijk behandeld worden,
dat is 5 eerst bij den Kerkenraad, vervolgens bij de
Clasfis, en eindelijk bij het Sijnode (α). — De We-
reldlijke Regter bemoeit zig daar mede niet, dan bij
zoo verre het gebrek van executieve magt bij den
Kerkelijken Regter zomwijlen vordert, dat aan den
voortgang van eenige onbehoorlijkheid paal en perk
gefteld worde. — Ook de Politieke magt bemoeit
zig daar mede niet, ten waare de kerkelijke gefchil-
len tot die hoogte beginnen te rijzen, dat ze van
eencn fchadelijken invloed op de openbaare rust we-
zen zouden; of dat dezelve betreffen de Kerielijke
Politie; in welke laatstgemelden het oppertoezigt
weleer behoorde aan Gecommitteerde Raden (3), en
thans aan.den Secretaris van Staat voor de ßiunen-
landfche Zaaken is opgedragen (4).
. . S X.
Ten flotte merken wij nog aan, dat 'er, behalven
Regthanken
voor bijzon- het opgegevene, nög eenige perfonen en zaaken zijn,
' aan bijzondere Rechtbanken onderworpen. — a^
Gefchillen tusicben Ouders en Kinderen, in 't ftuk
van huwelijk, moeten fummier afgedaan worden bij
het Collegie van de Wet; zoodanig zelfs, dat,
wanneer de verklaring van dat Collegie overeenkomt
' ' ' met
(1) S,iaatsreg. van 1805. 75
(2) yud. fract. \ B. 1 H.
(3) Pr act, ibid. §,7,
C4) Jnfir» voor denzelven. Art, 2 & ao.
Kerkelijki
zaaktn.
tl
riTüsy
"ssf!
■ÄIPIT!
fS
.AÉiL
-ocr page 366-I^jl.. lliupiu,.^, J'·'^H.·. »H'Wllilli .ll«|p
'Van de onderfchciden Regthanken,
iïiet liet goedvinden van de Ouders, geen hooger He-
roep valt (i). b') Alle gefchillen over Zee-zaken
en Avarijën moeten komen voor het Zeeregt, of
Commisfarisfen van Zee-zaken, hoedanigen men te
Dordrecht, te Amfterdam en te Rotterdam heeft. —
£) Alle gefchillen over boedels, die infolveni gtwox-
den, of onder beneficie van inventaris aanvaai-d zijn,
of bij commisfie en oppertoezigt van Schepenen be-
heerd worden, moeten afgehandeld worden voor dea
Regter van de plaats, waar de boedel gevallen is;
zonder dat het Hof die zaaken onder ecnig voor-"
wendzel van daar mag aftrekken (2). — ä^ Alle
erflijke zaaken moeten ten petitoiren beregt wor-
den, daar het erf gelegen is (3) ; waar toe in ver-
fcheiden fteden Rooijmeesters zijn aangeileld. —
e) Geene zaaken van Studenten, Ledematen van de
Univerftieït van Leyden zijnde, kunnen bij de Ho-
ven, of andere Regtbanken beregt worden; dewijl
volgens de voorregten , aan die Univerfiteit verleend,
de Studenten in alle perfoneele actiën, zoo wel in
civiele, als crimineele zaaken, het zij ze aanleggers of
verweerders zijn , nergens anders mogen te recht
Haan 5 dan voor de Vierfchaar van de Univerfiteit C4).
τ wee-
(0 Edict Holt. 27 Septemb. 1663. G. P. B. 3 D.
col. 3090.
(2) Refol. Holl. 10 >//>· 1677, G. P. B. 3 D,
pag, 672.
(3) Grooi Privil, van Vrouw Maria van 14 Maart^
1476, Art. g.
(4) Interpr. Holl. 3 Maart 1588. Nad. Ampi, op
het 39 Art, van de Statuten der Univerfiteit van 24
Maart i66a.
■ '.....
-ocr page 367-TWEEDE Λ F DEELING.
yan den aanleg der Procesfen in Rau-actU,
ênnndijkg ^^^ lasten van een ander vermeent eenige vor-'
»anmamng. dering te hebben, behoort vooraf zijne pardje tot de
voldoening in der minne aantemaanen, het zij mon-
deling , het zij bij een brief, het zij bij Notariaale
Infinuatie, welk laatile', om een voldoende bewijs
van de gedaane aanmaning in handen te hebben, het
raadzaamst is. — Wanneer men zig, zonder zoo-
danige voorafgaafide aanmaning, aan den Regtet
vervoegt, en d'e partije de voldoening aanbiedt,zou-
de men de kosten, die 'er gevallen zijn, van dezel-
ve niet kunnen bekomen ; maar zoude veel eer de
partije bevoegd zijn, om vergoeding van de aan zijne
zijde gevallene kosten te vorderen (2).
§ IL
Zoo wel hij, die een proces aanlegt, als de geen,
tegen wien het ingericht is, moet hebben perfoon,
om in regten te ilaan, — Van dit vermogen zijn
verftoken, die onder voogdije of curateele (taan, en
getrouwde vrouwen, — Wanneer dus een mïnder-
jaarige, een kwistgoed, of diergelijke, een proces
moet aanleggen, zoo moet zulks gefchieden ten naa-
me van zijnen voogd of curateur. En heeft men
cene actie tegen zoodanig iemand aanteleggen, moet
de
(i) voet, ad Ut, f, de re judic» n, s2. van m-·
SHEN, Papeg, I D. pag. 30. «/7.
Èehoorlijhe
«dftßentie.
■SSIP"
.i.
^■iSitilfii
Van den aanleg derProcesfen in'Rau-actie. È95
de voogd of curateur worden opgeroepen. — Hier
van is geene uitzondering bij ons bekend, dan ia
extraordinaire crimineele procedures, die bij appre-
henfie, of dagvaarding in perfoon, aangelegd wor-
den , in welken de regel plaats heeft, dat de onraon-
digen in zaakeii van zwaare misdaad bij zig zeiven
moeten te r^gt ilaan (i). Doch zoo dra het crimi-
neel proces in een ordinair veranderd \y0rdt5 kun-
nen zij zonder adfiilentie- in regten niet verfchij-
nen (2). — . Op gelijke wijze, als de zaak eene ge-
trouwde vrouw aangaat, moet haar man, in naam
van zijne vrouw, ageeren, of in regten geroepen
worden. — Hier van zijn uitgezonderd : —; <»)
Openbaare koopvrouwen. — Gehuwde vrou··
wen, die bij huwelijkfche voorwaarden het beheer
van haare eigene goederen bedongen hebben. — c)
Het geval, dat man en vrouw tegen elkander proce-
deeren tot feparatie, echtfcheiding, enz. Q).
Zomwijlen egter gebeurt het, dat een aanlegger of
verweerder onvoorzien is van de adfiftentie, zonder
welke hij niet bevoegd is in regten te verfchijnen.
in dit geval moet , alvorens de zaak werd aange-
legd , bij Request aan den Regter, een Curator ad
Liies verzogt worden.
(1) DE GROOT, Inleid. i 4 /). §. i.
(2) s. van leeuwen in tjof. Op den ft ijl van Proc,
in crimin, zaaken, ^rt, 6i. voet , ad tii. f. de
judic. n, 12. G. de HAAS in not, ad s. VAN leeuweM
Cenf, For, Part, 2. Lib» Cap, 10, n, 12.
(3) Regtsg^l, Obferv, over de croot's Lnkid* 4 B»
Obf, 7.
Τ 4 / ■ -
üfetUm
-ocr page 369-i'
/
///. Boek, L Deels IL Af deeling.
% III.
Venia figdtdi Wanneer kinderen eenige actie vermeenen te heb-
ben tegen hunne ouders, moeten zij vooraf van den
Regter verlof verzoeken, om tegen dezelven te mo-
gen ageeren; welk verlof genoemd wordt venia agen-
— Bij de Gerechten verzoekt men zulks bij
een afzonderlijk Request, bij het Hof te gelijk met.
het Mandament.
Mvocaaten Iemand, die, het zij als aanlegger, het zij als
riursf'^"' verweerder, een proces wil voeren , doet voorzig-
tigst, zig te voorzien van eeneu Procureur „ of
wel, zoo de zaak eenigzints belangrijk en ingewik-
keld is, van een Advocaat en Procureur.
Schoon eigentlijk niemand behoort belet te wor-
den , zijn regt in perfoon voor te dragen (2), en
zulks bij zommige Gerechten, .vooral ten platten
Lande, wel gebeurt, is dit egter, tot voorkoming
van verwarring, bij verfcheiden Gerechten verbo-
den Cs)? inzonderheid bij het Hof van Juilitie
niet geoorloofd (4).
Als Advocaat wordt niemand toegelaten, dan die
op eene bekende üniverfiteit tot Doctor in de Regten
bevorderd C5) 9 en bij den Hove als Advocaat beëe-
digd
(1) L. 4. §. i. Z. 13. ff. de in jus voc.
(2) ·ί Grooi Privil. van Frouw Maria, Art. 6,
(3) Keur op het Prgced, te Haarlem van 11 Sept,
1751. Cap. I. Art, 7. Ordonn. op het Proced, te Am-
flerdam van 29 Jann. 177p. Cap. 3. Art. 6.
(4) g. grotii Ifag. Lib, i. Cap. 2. $. 14. Ord,
van den Hove van 2 April 1(572.
(5) Ιφ. Hof, Art, 71,
fr ^
I
(f
Van den aanleg derProcêsfm inKäU-dctie, Δ97
digd is C^)· Het ambt van Advocaat bellaat in ·
't algemeen , om over alle voorvallende regtzaaken
advies te geven; ,alle Requesten, inteilellen en te on-
derteekenen; de dingtaalen te ontwerpen, waar van
door den Procureur ter Rolle gediend wordt; alle
fchriftuuren te maken, en te teekenen; de zaaken
mondeling te bepleiten; en verder alle rechterlijke
middelen bij te brengen, waar door de zaak van den
cliënt het best bevorderd wordt (2).
De post der Procureurs is, om de Advocaaten bij-
te ftaan. Op hunnen naam wordt van de dingtaalen
ter Rolle gediend. Zij prefenteeren'de Requesten,
en vervolgen de dispofitiën op dezelven. Zij bren-
gen alle proces-ftukken in het nette. Zij berigten de
Advocaaten van de beftemde dagen en termijnen, op
welken iets in de ^aak te verrigten valt (3). — Bij
de meeste Gerechten pleiten zij de twee eerfte termij-
nen van eisch en antwoord; bij 't Hof pleiten de
Procureurs nooit. Hun getal is meestal bepaald;
daar dat der Advocaaten aan geene bepaaling onder-
hevig is. — Alvorens eenigen termijn ter Rolle] te
houden, moeten zij van behoorlijke Procuratie voor-
zien zijn (4).
§ V.
Dewijl het voeren van Procesfen eene kostbaare
zaak is, en het echter hard zijn zoude, dat iemand/'''o -O«·
een goed xecht, maar geen geld hebbende, van zijn
deug-
(i) MERULA, Man, V. Proc. Lib./^, Tii.16. Cap.u
Qi) Tnfir. Hof,-Art. 55-
Cs) ß· GROTii Ifag, Lib. i. Cap, 2. 14 G? 15.
(4) Infir. Hof, Art. 52 ^53. Ordre op de Kollt
van 21 O et oh, i6<5p. Art. 29.
BiroiÄsapeiiiMpsBsanni
CL^d III, Boek yL Deels 11 Jfdeeling. '
deugdelijli rechf-iüt dien hoofde verilokeii zoude blij-
ven , worden de arme en onvermogende luiden, die
geen Advocaat of Procureur, om hun^r-s?/« te die-
nen, wceten te bekomen, door den Regter voorzien
van een Advocaat en Procureur, die gehouden zijn
Iiun gratis en pro Deo te dienen ("i}. Tot het
bekomen van dusdanige admtsße pro Deo moet aan
den Regter een Request geprefenteerd worden, en
daar bij gevoegd een bewijs van des verzoekers ar-
moede ; waar toe , wanneer die admisiie bij het Plof
verzogt wordt, Brieven van voorfchrijving van het
Gerecht van des fiippliants v/oonplaats het meest
gefchikte bewijs opleveren C2). — Zulke verzoeken
kunnen worden tegengefproken, of op grond van
bewijzen, dat de fuppliant niet zoo arm is, als hij
voorgeeft, of dat zijne voorgenomene actie blijkbaar
is ongegrond.
De eerfte aanleg van alle Procedures beiiaat in de
Dagvaar·
iTtng bij de Dagvaapding, — Uier toe fielt men in handen van
gerechten. ^^^^ Gerechtsbode eene Acte van Citatie (3}, behel-
zende : ä^ Den naam en de qualiteit van den aanleg-
ger. — Den naam en de qualiteit van den gedaag-
den.— O ϊ^ε bepaaling van dag, uur en plaats,
tegen welken men in regten geroepen wordt. — d')
Eene opgave van de zaak ^ waar over men zijne par-
tije
(O Inflr. Hofy Art. 78.
(2) Refol. van ^t Hof, van ip Sept. 1662. eu 13
Octob. 1666,
(3) Ordonn, op V Proced. in de Steden en ten plat-
ten Lande van 1570. Art, i, en aldaar van leei^-
WEN, in not.
!"jivjju
IΓ
I
φ
f41
1
Van denaafilegäerProcesfen in Rau-aUte. app
tije dagvaardt. — Zomtijds laat teen die Opgave in
de Citatie agter wegen, eh Voegt daar bij copie van
de Conclufie van Eisch,
De Bode doet de dagvaarding, en levert copie van
dezelve over aan den Gedaagden, of aan iemand van
zijn huisgezin, jaareiï van onderfcheid hebbende, of,
bij gebreke van dezelve, aan iemand van des gedaag-
dens bunren, die bereid is de dagvaarding voor dén
gedaagden aan te nemen. — De dagvaarding gedaan
hebbende, maakt hij daar van eene verklaaring op ,
en hegt die aan de Acte van Citatie. J\len noemt
dezelve het Relaas, ,
Bij de Gerechten geichieden dus de dagvaardingen
. Rtqaest om
op eigen gezag, en zonder vooral gaande kennis van A/an^iwéwr
,den Rechter; doch bij de Hoven van Juilitie ge-
fchiedt nimmer eenige dagvaarding, ten zij daar toe
door het Hof vooraf auctorifatie op een Deurwaarder
is verleend. — Om dezelve te bekomen is het noo-
dig, een Request aan 't Hof te prefenteeren, behel-
zende : a") Den naam, woonplaats, cn qualiteit van
den fupplianr, zonder egter eenige eertitulen, b. v..
van Heer, Vrouwe, Jonker, enz. daar bij te mogen
voegen (i). — l>) Een kort, klaar en wel zamcn-
hangend verhaal van de zaak, en de gronden, waar-
op het verzoek gebouwd wordt. — Het flot of
dispofitief, waarbij opgegeven wordt, het geen men
door zijne partije gegeven of gedaan wil hebben; cn
voorts, in geval van tegenkanting, verzogt worde
CO Oräonn. van den Hove van 8 Junij 1663. in V
G. 2 D, col, £92-6.
■i
Η
ivffiiri^'r^
....."a—
300 IIL Boeky I. Deels IL Äfdeeling.
auctorifatie op den Deurwaarder, om aan de partije
eenen Regtdag voor den Hove te betcekenen ζι).
Het Request, op Zegel gefchreven, en door een
Advocaat en Procureur geteekend zijnde, wordt aan
Heeren Conimisfarisfen van de Rolle geprefenteerd,
die doorgaans gewoon zijn daarop vooraf eene Com-
paritie van partijen te ordonneereu, ten einde te be-
proeven, of de zaak door een minnelijk vergelijk
kan worden gevonden ; het welk gelukkende, wordt
daar van eene Acte ten overftaan van Commisfarisfen
verleden, die den naam draagt van Verbaal Ac-
Cord (2).
S VIII.
\mniament Wanneer de pogingen tot fchikking vrugteloos
» geene redenen opdoen, waarom 't Hof
zig aan het onderzoek der zaake zoude behooren te
onttrekken, verleent »het Hof het verzogte Manda-
menty beftaande in eene Acte, ingerigt op naam van
Prefident en Raaden van den Hove, waarin de ge-
heele inhoud van 't Request wordt ingelascht, en
voorts de Deurwaarder geauctorifeerd, om den Ge-
daagden te gelasten, én te dagvaarden, zoo als bi]
het Request verzogt is geworden.
Eenige Provifie van Juilitie verzogt wordende te-
gen het Gemeene Land , of tegen zeer aanzienlijke
Collegiën, verleent het Hof geen Mandament y maar
eene ßeßoten Misßve , en worden de geenen, die
daar bij gedagvaard worden , niet Gedaagden, maar
Befchrevenen genoemd (3).
CO Pracf. 2 B. 1 Hoofdfl. g. 1-3.
(2) ibid. §. 4—5.
C3) G· GROTii Ifag. Lih. I. Cap, 4. 11 ß? 12·
byn-
-ocr page 374-fan den aanleg der Procesfeii in Rau-äctk, 301
J IX.
Om 's Hofs Mandamenten of. Appointementen te jßg^f^g^fi
jverk ,te leggen, gebmikt men'eenen Ëxpïoitier oiders,
Deur-waaf^der ym den Hove (i). — 'Dezelve^zijn
tweederlel, te weeten, twee eerße Deuryfaar·*
ders y die dagelijks de Raadkamer waarnemen, en dé
exploiten in den Hage en Haag-Ambacht doen; als
meede eenige ordinaire Deurwaarders , wtWtn
zommigen in den Hage, anderen in onderfcheiden
Hollandfche Steden reßdeeren. r— De Deurwaarder^
wien het Mandament in handen wordt geöeld, moet,
met zijn Deurwaarders ilok in de hand, zig vervoe*
gen aan den perfoon, of ter woonftede van den Ge- »
.daagden, ,aan denzelven doen de beveelen, in het
Mandament. begrepen, en, in geval van oppofitie ί
aan hem eenen bfekwaamen Regtdag beteekenen^ ge-
vende voorts aan denzelveu over copie van het
Mandament, met daar onder
, behelzende aanteekening van. de gedaane dag-
vaarding, en van den beteekènden Regtdag. /
Deeze dag van regten wordt belegt tegen maan-
dag, ten minden veertien dagen , en ten, langften^e»
mamd te voorenCa).,— Bij de Gerechten in de. Ste-
den en ten platten Lande moet de 'dagvaarding ten
minften drie dagen te vooren gedaan worden (s)*- -
Het kan gebeuren, 'dat de Gedaagde, ten wiensje^V//.
... vOp-
bynkershoek, de For. Legat, Qap, 16. BelL Juridk,
Caf. 31. pag. 188. feqq. , , ;
(1) Juc/ic. Pr act, ζ B. s. Hoofdfi^
(2) jimpl, Infir, Art. 9. Regiem^ van a8 Maart
i68o. Art, 6. ■ . , ^ |
(3) Ord. op V Froced, in de Steden Art. 1.
Λ'·
■yiijUji!·'
30a III, Böeh^ 1. Deels //. Afäeeling*
opzigte de Jurisdictie van 't Hof door arrest, of op
„, eenige andere mjze ^ gefundeerd is, woont buiten
^dc Jurisdictie van den Hovey en dan wordt hij ge-
dagvaard bij Edktey dat' is van de puije van het
Raadhuis der plaats, op de uiterfte paaien van Hol-
land, het naast aan des- Gedaagdens woonftede gele-
gen ; alwaar eene copfe van 't Mandament aange-
plakt, en eene.»gelijke copie aan den Gedaagden,
met de gewoorie post, onder recepis, verzonden
wordt (i). ·— Da P^egtdag wordt in dat geval be-
legd op drie of vier weken, of langer, naar mate
van de afgelegenheid van des Gedaagdens woonplaats.
Overdagins. Indien bij de Geregten iemand moet gedagvaard
worden, die op-cene andere 'plaats woonachtig is
brengt de gewoonte niet mede, om zulks te doen bi]
Edicte, maar bij Overdaging, die bij Letteren Re-
quifitoir aan het.Gerecht wordt overgezonden, om
aldaar door den Bode geëxploicteerd te worden (2).
Edicte ad val ' Wanneer de Gedaagden onbekend zijn, of dat men
yasCuTKs. ^yjjjj^ ^ij zig onthouden; b.-v» als men
een Mandament verzoekt, om gerechtigd verklaard
le worden tot de nalatenfchap van iemand, die
testatus overieden is , en men dus moet oproepen
alle en een iegelijk, die buiten of benevens ons zou-
den vermeenen daar op regt te hebben, moet de
dagvaarding van die Gedaagden gedaan worden van
de puije van de groote Zaal van 't Hof, of bij de
Gerechten, van de puije van het Raad- of Recht-
huis, tegen eenen termijn van zes wèeké/iX^) ', van
welk
CO Jud. Pract. ζ B, 2 HoofJß. S- "4. é? 5·
(2) Jtnfterd, Secret. 10 Hooßjl, ' ·
Qrdann, van den Ihvs van lo Sept, ifz*^*
-ocr page 376-Van den aanleg äerProcesJeninRati-actk* 303
welk exploit wijders aankondiging in-^de Courantea
gedaan wordt. — Men noemt, deze eene dagvaar-
ding bij Edkte ad valvas curies»
De Procureur van den aanlegger moet, voor den 'ff^fintahe.
dienenden regtdag, ter Griffie'of Secretarie-inleveren
een biliiet, waarop gefchreveii ftaan de naamen ^
woonplaatfen, en^qualiteiten van partijen , ^e naam'
van den Procureur';, de Rolle, waartoe de zaak be-
hoort, en het geen in de zaak vertigt moet worden;,?,,
— Men nöeiïiÏ dit biliiet eerie Prefentatie (i.).· '
Op de meeste'plaatfen , \vaar "niët veele i'egtsge-
dingen voorvallen , houdr men' fiechis ééne-Rolle. —
Bij- V ^ifö/zijn- 'er-zeven·; de ordiriaris Rolle'^5 . de
extra-ordlnairis RölIe; de Pleit-Rölle; de Decréeü-
Rolle; de Furneer-Rolle; des Rolle van den Proöu- ■
leur Generaal Civiel·^ ren de Rölle van^den Procureur
Generaal Grimmeel(2). — H .Amflerdam heeft meil
de Vierfchaar; de o'rdiiiaris Rölle; de gepmviligeerde
Rolle; de kleine Rolle; de Rolle van-Inductie of At-
terminatie ^"Cesii^n en Beneficiën. vaft Inventaris.'; de
Schouts-Rolle; de Impost-Rolle; en'de éxtra-ordi-
liaris Rolle.(3). — 'Te Haarlem heeft men 'de - ν \
Schouts Crimineele Rolle; de Schouts Civiele'Rol-
le ; de Burgers^Rolle; de· matrimoniëele Rolle;'de
€Xtra^ordinaiffe'ROlie;.en de Meij-Rölle ^4). — Én
(i) Juch Praß. & Β,,Ζ !
C2) ibid. §. 2. , . ; h ν, j - ?·.·??)
(3) Ordonn. op de Manier van Proced. te Amfter"
dam^ van 29 Jahn. 17/9· , ^ 7
(4) Keur op de Manier van Proced, te Haarlem,
van II Sept* 77^1. ■ ■, ,,, - . . ? ,-,λ
ρ*
7
■»r
304. in. Boek f 1. Deels IL Afdeeling,
ZOO hebben verfcheidene plaatfen haare bijzondere
fchikkingen hieromtrent.
XL
Conclufte De zaak ter Rolle geprefenteerd, en den beteeken-
1/anE.Uch. ^^^^ Regtdag gekomen zijnde, moet door den Procu-
reur ter Rolle worden gediend van eene Conclaße va ft
Eisch. — Voor 't Hof doet men gemeenlijk Eisch
bij de middelen van het Mandament. Bij de Gerech-
ten laat men doorgaans een verhaal der zaake vooraf-
gaan, en; daarop het flot of den Eisch'volgen. —.
De inrigting van dien Eisch ontleent men, zoo uit
den aart en de natuur van de actie, welke men inili-
tueert, als uit de in de Practijk aangenomene For-
mulieren , 'die aliijd naar de verfchillende omftandig-
heden der zaaken met goed oordeel ^gewijzigd en ver-
anderd moeten worden (i). ■ : ; "
Men eindigt die Conclufie, en Ook alle andere ding-
taalen", meestal met de woorden, ofte tot andere
enz. om daar door aan den Regter de vrijheid te la-
ten, ten einde deeze of geene onbepaalde of dubbel-
zin ly ge uitdrukking te verbeteren, of in .de woorden
iets aan te vullen (2). - ^
mttiitn. i"De Procureur, van die Conclufie, of eenig ander
dingtaal dienende, doet daar van door den Griffier
of Secretaris eene korte mtul, ter zijde van zijne in-
geleverde Prefentatie, fchrijven: daei eisc/i,
verzoeh Proviße , en concludeert proui in fcriptis.
— Hij levert'Vervolgens copie van de Conclufie aaa
den Procureur van de partije over. "" -
(1) Jud, Pr act, a i?. 3 Hoofäß. §.7. en 6 Hoofdß,
§.'3-9.
(2) VOET, ad tit» f, de edend. «. "13. '
■ .nWi
. I -'iül
-ocr page 378-Van den aanleg derProce^ninRati-actie,
§ XII.
Bij de Concliifie van Eisch is inen dikwils gewoon
te voegen een verzoek van Proviße, of Νamptisfi-^^^J^f^^^^^'
ment^ dat is, dat de Gedaagde zal worden gecon-
demneerd, om, hangende bet proces ten principa-
len, de geëischte fomme, bijprovifie, aan .den aan-
legger te betaalen, onder behoorlijke borgtocht, van ·
dezelve, met interesfen tegen vier per cent, te rug
te zullen geven, indien bij vonnis ten principalen
verflaan werd alzoo te behooren (j)· ^^
beoordeelen, of eene Proviiie, al dan niet , behoort
toegewezen te worden, moet men in 't oog houden,
deeze twee regels. Aan de zijde van den Eisfc'her:
„ Eene Provifie behoort nimmer toegewezen te wor-
,, den, ten zij de Eisfclier voorzien is van een liqni-
5, de bewijs zijner vordering:" b. v. eene erkende
handteekening van den Gedaagden, onder eene obli-
gatie of-andere fchuldbekentenis ftaande; een koop-
mans-register, wanneer koop en leverantie niet ont-
kend worden; doch verklaringen , en andere zoorten
van illiquide bewijzen, zijn daar toe onvoldoiende. —
Aan de zijde van· den Gedaagden·,: „ Om eene Provi-
,, fie van Namptisfement tegen te fpreken, moet de
5, Gedaagde voorzien zijn van zulke tegen-bewijzen ,
„ welke den Regter voorkomen),van dat gevvicht^te
„ 2;ijn, dat de.Eisfcher de waarfchijnlijkheid tegen
5, zig heeft, van ten principalen de zaak te zullen
„ winnen." Hier komt het dus minder aan op de
zoort van föwlj|en, dan Wel op dé "overtuiging, die
- ft ■ ; .
(i) de groot, Meid. 3 B. 5 d. s· 7· 's. van
leeuwen, Aanteek. op het \ode Aft, van de-Qrdmiu
ip het Proced, in de"^Steden y ξ^ο. vc.
V
-ocr page 379-"II ι Iij.pt, J
306 ΠΙ, Boeky L Deels IL Afdeeling.
dezelve op het gemoed van den Regter maken. Hier-
om wordt aan eenen zwindelaar, fclioon een erkend
lumdfchrift voor zig hebbende, te regt de Provifie
ontzegd, wanneer de Gedaagde zulke bewijzen over-
legt , die het aan den Regter als ,gegrond doen voor-
komen, dat in de handeling bedrog en benadeeling
hebben plaats gehad (i).
De Eisfcher, Provifie van namptisfement verzoe-
kende, is meestal gewoon, bij de dagvaarding te-
vens door den Deurwaarder of Bode te doen overle-
veren copie van de ftukken, waar op hij zijne Pro-
vifie grondt, en dan is ook de Gedaagde verpligt,
dadelijk ten dienenden dage op de Provifie te ant-
woorden. — ' Is die overlevering bij de dagvaarding
niet gedaan, ftaat het den Gedaagden vrij, om op
den regtdag, alvoorens te antwoorden, te verzoeken
copie en vifie van het geen , waar op de Provifie
wordt gegrond, en dag na de levering (α).
§ XIII.
ComparuH Dit alles nu heeft zijnen gewoonen loop, wanneer
fiH Eisfcher en de Gedaagde ten beteekenden regtdage
compareeren. Maat hoe gaathet, wanneer, of de
Eisfcher,of de Gedaagde, niet vèrfcMjnt? Zoo de
Eisfcher niet verfchijftt, verzoekt de Gedaagde Com-
'paritit, en voor''t 'profijt van dien abfoliitie van de
inftantie met de kosten (3). — En verfchijnt de
·■ · ■■ ■ ■ ,1-,... ■ Ge-
- .-tf^
υ ·.!' ·
CO JiidiC' Pract, ζ B. 6 HoofcJß. §. 13,
C2) van KLmm^, "Papeg. 1 D. pag. 21. «. 5. me-
RüLA, Manier van Procédé Lib, 4. Titt, 24. Cap» 14·
§. 13, n. 29. in not, , -
(3) J^nßr, H0f, Art, iii, c, gw^ii^ Ißg* Lih^ i·
w
Van den aanleg der Ρ roe esfen inRau-actie, 507
Gedaagde niet, verzoekt de Eisfcher Defaut^ Van
deezcn is het getal en profijt, naar den onderfcheiden
aart der zaaken, zeer verfchillende. — In zommige
zaaken, die fiimmierlijk behandeld worden, is één
defaut genoeg, in anderen worden twee, in anderen
wederom drie defauten vereis cht. In de gewoone
Rail-actiën zijn vkr defauten noodig. — Het profijt '
van het eerile defaiit is een ander Mandament of
Citatie. — Het profijt van het tweede defaut is een
derde Mandament of Citatie. — Het profijt van het
derde defaut is admisfie om Intendït over te leggen,
en een vierde Mandament of Citatie ex fuperflbun^
aantip om hetzelve te zien veriffieeren. — Het profijt
van het vierde defaut is acte, om te voegen bij het
Intendit. — Door het Iniendit verftaat men eene inunälti
fchriftuur, behelzende een verhaal van de zaak, van
de procedures, en van de daar in verleende defau-
ten; en eindelijk de conclufie, die altijd daar in be-
ilaat, dat de Gedaagde en Defaillant zal wordemver-
ftoken VBn alle exceptiën declinatoir, dilatoir en pe-
remptoir, mitsgaders van alle defenfiën en weeren
van regten, die hij, gecompareerd zijnde, zoude
hebben kunnen of mogen doen en propoijeer^ ; en
voorts, ten aanzien van de zaake zelve, zoodanig
gecöndemneerd, als derzelver aart en natuur mede·»'
brengt (r). — Dit Intendit wordt, met de ftuk·^.
ken, onder Inventaris, aan,den Regter overgeleverd»
Cap, 7. §. 33-35. merula, Matu van Procédé Lib. 4,«
Tit. 31. Cap, I. -§. 3i
(i) VAN ALPHEN, Papeg, i^D» 5 Βαφβ., .$ag»
m^fm» !. ^ ' '
τ a
ü
émnmÊÊ
-ocr page 381-'' "■ï'-PKf'WW W'kHHïïP
-308 lil. Eoeky L Deels II. Afdeding,
Indien de Gedaagde op de tweede of derde dag^
vaarding verfchijnt, wordt hij toegelaten om ptirge
van de verleende defauten te verzoeken, waar in de
Eisfcher gewoonlijk toettemt, mits blijvende den
eiFecte van dien, en refundeerende de kosten der
reeds verleende defauten (i). — Op de vierde dag-
vaarding wordt hij niet toegelaten, dan na het ver-
krijgen van een Relief (2).
Den beteekenden Regtdag gekomen zijnde, en den
Gedaagden op denzelven verfchijnende, is het meest
gewoone, dat hij Copie van den eisch overneemt,
en dag van beraad verzoekt; — Deeze dag loopt
bij de Gerechten tot den naasten Regtdag, en bij 't
Hof op veertien dagen. — Zulks wordt aan den
Gedaagden nimmer geweigerd, ten waare bij de
dagvaarding is overgegeven copie van het geen ,
/ waar op de Provifie wordt gegrond, en dus dc Ge-
daagde geroepen is, om dadelijk op de Provifie te
antwoordenof wanneer, bij Appointement van den
Re-gter, om bijzondere en dringende redenen, gelast
is, de zaak op den eerden Regtdag te voldingen(3).
PraVmiftclïe ^^^^ dikwils gebeurt het ook, dat de Gedaagde
vwzoekcih, zig niet vergenoegt, met enkel dag van beraad te
nemen, maar, alvoorens te antwoorden, dén of meer
preliminaire of pr^eallable verzoeken doet.
- De voornaamile derzelven zijn de navolgende (4):
i^)
(i) merula, Manier van Procédé Lil·» 4, Tit, 33,
Cap, i. §. ii.
(a) Judic. Pract, 2 3 Hoofdß. §.12.
(3) Jtii^ic, Pract, a B, 4 Hoofdß, §. 2.
liag vut
beraad.
(4) Judic, Pratt. ihid, §. 3. en volgg^
Win^-pr- -J·.
-ocr page 382-f^an den aanleg der Procesfen inRau-actie. 305?
ι^Ό Vifie en copie van de Procuratie, door den
Eisfcher op deszelfs Procureur verleden. .
2^.) Copie van de qualiteit, welke de Eisfcher
zig bij de dagvaarding toefchrijft.
3^.) Copie van de documenten, waar van bi] het
Mandament, of den Eisch, met dag en datum mel-
ding gemaakt is, ^
4°,) Copie van het geen , waar op de Provifie
wordt gegrond,
5°.) Copie van het Relaas van den Deurwaarder
©f Bode, die de dagvaarding gedaan heeft.
6'^.') Opheldering of expresiie van duistere of on-
bepaalde uitdrukkingen, in het Mandament, of in
den Eisch voorkomende.
7°.) Cautie voor de kosten van den Procesfe, en
voor te doene Reconventiev, onderworpen aan het
regtsgebied van den Regter, waar de zaak gebragc
is (i). — Dit verzoek komt te pas, wanneerde
aanlegger een vreemdeling is, aan des Regters regts-
gebied niet onderworpen. — Dewijl het egter dik-
wils gebeuren kan , dat de Eisfcher onder dat regts-
gebied geenen borg weet te'vinden, biedt hij, in
plaats van perfoneele borgtogt, eene juratoire caut'zdi
aan, dat is, niet alleen belooft hij onder eede, de
kosten te zullen betaalen , indien hij, bij vonnis van
den Regter, daar in verwezen mögt worden; maar
ook verklaart hij onder eede, dat hij, na alle aange^
wende moeiten, geen borg, aan het regtsgebied van
den Regter onderworpen, heeft kunnen vinden (i^)·
(i) voet, ad tit. f. qui faiisd, co^, n.ï^
voet, ä. η. Α. in ßn.
' ■ V3
iL^ÉirfÉüiMeiÉ
Wm
üh
510 111. Boek^ L DeehtlL Afdeeling,
8°.) Verkiezing vnii eene plaats onder dat Regtsge-
hied, waar dagvaardingen geëxploicteerd, of execii-
tiëii gedaan zouden kunnen worden. — Dit heelt
mede plaats ten aanzien van vreemde aanleggers; en
men is gewoon hetzelve te noemen, een verzoek van
electie van domicilium citandi et exenfuendï.
Dewijl deeze verzoeken dikwils enkel ten oogmerk
hebben, om de zaak te vertragen, is het in de Prak-
tijk aangenomen, dat dezelve op den dienenden Regt-
dag, en wel allen te gelijk, gedaan moeten wor-f
den (i).
Exceptie. Den dilg van beraad veritreken zijnde, is de Ge-
daagde gehouden te exciptëeren of te antwoorden,
en wel, onverminderd zijne exceptie, op de zaake
zelve zijne conclufie te nemen, — Dit lijdt egter
uitzondering in zoodanige exceptiën, waar bij het ge-
oorloofd is te perfiileeren (2); namelijk De
exceptie van incompetentie en renvoij, wanneer men
vermeent voor eenen onbevoegden Regter geroepen
te zijn 5 en dat de zaak naar eenen anderen Regter
behoort verwezen te worden. — 2,®.) De exceptie
^an litispendentie; op grond , dat dezelfde zaak, tus-
fchen dezelfde perfoonen, en uit dezelfde oorzaak,
ïeeds voor eenen" anderen Regter aanhangig is. —
3^.) De exceptie van litisfinitie; opgrond, dat de-
zelfde zaak, tusfcben dezelftle perfoonen, reeds bij
pen vonnis, het welk in kragt van gewijsde gegaan
Is, is beflist en afgedaan^ — 4°.) De exceptie van
ι ■
(ï) Zie onze Janteek, op merula, Man. van Ρϊος.
i^ib. 4. Tit. 3Β. Cap. u
(5) Ilffi Art. 88. ^wpU Inßv. Ar^, 10.
4
—il.-' -^-^ι-ίί'Βάί
-ocr page 384-Vandsn aanleg der Procesjèn in Rau-qctie. 311
rubniisfie , of verblijf aan arbiters. — 5°.) De
c.xceptie van transactie; op grond , dat de zaak reeds
door een vergelijk geëindigd is. — ό'Ό exceptie
van uitfpraak van arbiters. — 7°.) De exceptie van
defertie; op grond, dat de tijd van hooger beroep
reeds verloopen is. — Of van homologatie en acqüies-
.cement; op grond, dat de appellant reeds door eene
geh^ele of gedeeltelijke voldoening, in het vonnis be.-
rust heeft, — 8®.) De exceptie van niet ontfanke-
lijkheid in cas van provocatie; op gi'ond, dat het
vonnis, naar'regten, aan geen hooger beroep onder-
worpen is. (i). — En 9®.) De exceptie van non
qualificatie ; dat is, dat de aanlegger de^qualiteit
niet heeft, welke hij goedvindt zig toe te fchrij-
ven (α).
Alle deeze exceptiën worden uitdrukkelijk en bij
naame voorgefteld, doch 'er zijn, behalven deezen ,
'ook nog ongenoemde expeptiën, om welken voorté'·
fuellen in de Practijk is ingevoerd eene concluße tot
abfoiutie van de inßanik, die onder anderen voor
de Vierfchaar te ^mßerdam zeer dikwils gebezigd
wordt. — Dezelve komt eigentlijk dan te pas, wan-
neer men vermeent, dat aan de zijde van den aanleg-
ger eene verkeerde actie is geïnftituëerd Cs)· — B'j
dee-
(1) van alphen, Papeg, i D. pag. 303.
(2) g. de HAAS, Nieuwe Holl, Conf* No. 17. pag*
Cs) Het is een verkeerd begrip van zommigen, als
of de conelufie tot abfolutie van de inftantie dan te
pas zoude komen, wanneer men zeggen kan, tibi
adverfus me non competit actio: want dit levert een
grond pp tot contrarie conelufie. Maar ^ zij is dan ge-
V 4 past .
-ocr page 385-SI \1IL Boek, L Deels 11, Af deeling,
deeze conclufie mag men niet perfifteeren , maar
moet de Gedaagde, dien onverminderd, op de zaake
zelve antwoorden (i).
Antwoord. Wanneer de Gedaagde wel niet heeft eene van die
genoemde exceptiën, maar egter vermeent geregtigd
te zijn, om des aanleggers eiscli geheel als ongegrond
te befclioiiwen, en re moeten tegenfpreken, doet hij
zulks door te concludeeren, ten ßne van niet oni-
fankelijk y en hij ordlne, dat aan den Eisfcher
deszelfs ezsch en conclufie , tegen den Gedaagden ge-
daan en genomen 3 zal -worden onizegd^ met de kos-
ten (2).
Indien iiogthans de elsdi van den aanlegger wel
niet, zoo als die ligt, kan worden toegedaan, maaï
in één of meer pnnten gegrond is, komt het niet te
pas, dien eisch voor 't geheel door eene contrarie
conclufie tegen te fpreken, maar de Gedaagde doet
voorzigtig, met aan zijne partije bij het geding ter
Rolle aantebieden, het geen hij denzelven waarlijk
verichiildigd is. Dit noemt men eene Prafentatie
doen, waar mede hij vertronwt te kunnen volflaan, '
mitsgaders onder beneficie van welke hij verder of
anders concludeert, als zoo even is opgegeven (^3),
s XVII.
Verfiek van Wanneer de tijd om te antwoorden gekomen is, en
ArUY^rnrd. de Gedaagde daar van in gebreken blijft, kan de
aa«-
pnst, wanneer de Gedangde zegt, tihi adverfm me
■non competit hac actio.
(1) Lijlr, Hof, Art, 88. Ampi. Ifißr. Art. 10,
(2) g. grotii Ifag. Lib, i. Cap. 9. §. ιό,
C3) Pract. 2 4 Ihnfiiß. 9,
k·
tMüÉüta
-ocr page 386-Va η den aanleg der Procesfen in Rau-aciie. 313
aanlegger denzei ven daar toe noodzaaken, door het
verzoeken, ter Rolle, van verßek van antwoord^
waar van het profijt is, adjudkatie van de verzogte
Provifie y en ten principalen admisße om Intendii
over te leggen ^ en een ander Mandament, of Cita-
tie ^ om het zelve te zien verißeeren, —■ Zomtijds is
het'profijt ook wel eene adjudkatie van het geëisch-
te y namelijk in zaaken, die fiimmierlijk behandeld
worden, en niet meer dan dén defaut vereisfchen([i).
— De vcrftekken worden bij het Hof doorgaans ver-
leend , behoudens het vermogen, om dezelven veer-
tien dagen daar na te piirgeeren; doch bij de Ge-
rechten zijn ze meestal peremptoir. (
§ XVlil.
Het gebeurt dikmaals, dat de Gedaagde wederkeef·
rig eenige fchuldvordering heeft, ten lasten van den
aanlegger, in welk geval het hem vrijftaat, daar toe
voor denzelWen Regter, wiens regtsgebied de aan-
legger , door het voorilellen eener exceptie, niet mag
wraaken, tegen denzelvea Reconventie^ of weder-
eisch te doen (^2). Deeze wordt gedaan alvorens te
antwoorden, en bij het zelfde dingtaal, waarin des
Gedaagdens antwoord vervat is.
Er zijn ondertusfchen eenige gevallen, in welken
geene Reconventie gedaan raag worden (3). — a^
Wanneer de aanlegger niet uit eigen hoofde, of op
zijn eigen naam , maar uit eens anders hoofde ageert;
terwijl de Reconventie hem in privé betrefien ^oude.
■— Wanneer de Regter, voor wien de zaak in
(i\yjudic. Pr act. ibid. §. ii.
(0) VOET, nd tit. f. de jtidic, n. fcqq,
cs; Jucl. Pr act. 2 i?. 4 //ö^^'//. §.13.
Ül
-ocr page 387-314 II!, Boehy I. Deels IL Afdeeling.
conventie is aangelegd, uit hoofde van de bepaald-
heid van zijn Regtsgebied, onbevoegd is, om over
de zaak in Reconventie kennis te mogen nemen, —
i;} In zommige posfesfoire zaaken, b.v. complainte,
ên fpolie, heeft geene Reconventie plaats. — d) In
appel mag men geene Reconventie doen, aangezien
het onderzoek van den hoogeren Regter zig"behoort
te bepaalen tot het zelfde onderwerp , waar over de
lagere Regter geoordeeld heeft. — Evenwel wordt
zulks, redenen daar toe dienende, toegelaten, onder
beneficie van Relief Ci). — in cas Poenaal valt
geene Reconventie, maar moet de Gedaagde, ver*
nieenende eenige Poenaale Interdictie aan den aanleg-
'1 / ger te moeten doen, daar toe eene afzonderlijke inftan-
I: i tie ondernemen. — ƒ) Reconventie kan ook niet
gedaan worden in executie of gijzeling. — g') Noch
in Revifie. — li) En eindelijk ook niet in crimi-
neele zaaken.
§ XIX.
Wanneer de Gedaagde zijne tegenfpraak tegen des
aanleggersxtisch gedaan, en dus geëxcipiëerd of ge-
antwoord heeft, met of zonder Reconventie, wordt
het wederom de taak van den aanlegger, om zig
daar tegen, ter Rolle, te verdedigen. — Hij dient
dus van antwoord op de Exceptie, of van antvv'oord
op de Reconventie, of, zoo 'er enkel geantwoord
is, van RepUcq. — Hier tegen heeft de Gedaagde
nog een termijn, dien men DupUcq noemt. — En
f^aar mede is de zaak •voldongen, zonder dat het
hoii-
(0 Zie onze Aanteek, «"ji, merula , Lih. 4. Tit, 43·
Cap. 6. $.6.
yaldingen.
\
Van den aanleg der Proces fan in Rau-acth. 315
den van verdere tentlijnen wordt toegelaten (i).
Indien nu in de zaak door den aanlegger een ver- Pieidooij op
zoek van Provifie gebragt is, wordt liet zelve, eerst
en vooral, afzonderlijk , bij mondelinge pleidooije
voorgedragen, en beilist; bli]venc|e de zaak ten prin-
cipalen zoo lang flil (laan (2),
Het gebeurt zomwijlen, dat, in plaats van den/«ferv-f«/«
oorfproiiglijken Gedaagden, een ander, uit hoofde
van het m£rkelijk belang, het welk hij in de zaak
heeft, het Proces voor denzelven overneemt. — Dit
noemt men Interventie. — Of dat, tervi^ijl de oor-
ijoronglijke Gedaagde in het Proces blijft, een ander
'Ag, voor zijn belang, met denzelven voegt. — Dit
iioemt men J^oeging (3).
S XX.
Een perfoon, die bevoegd is om zijne partije tQï Mamiament
eerder iniiantie ten Hove te doen diigen, b. v. eene
weduwe, een minderjarige, enz., verfcheiden fchul-
den van verfcheiden fchuldenaars te vorderen heb-
bende, zoude eigentlijk, naar den algemeenen regel,
pver elke fchuld tegen eiken fchuldenaar afzonderlijk
een Mandament iBoeten verzoeken ; doch, dewijl
hier door veele onnoodige kosten veroorzaakt wor-
den , is het, tot vermijding van dezelven, in de
Practijk aangenomen, dat men tegen alle die onder-
fcheiden fchuldenaaren te zamen verzoekt een gene-
raal Mandament, uit kragte van het welk zij allen
1 voor
ί
CO -JERUla, Manier va:} Proced. Lib. 4. Tit.
Qap. i.
C2) Judic. Pract. 2 B. 5 Hoofdjl. 5. 3.
(3) Pract. ihid, §.4. \
yau Debitis.
ρ,ι^^η,.ι^ ι. iii, .j^!^, lu'wv.·^.· ■ ^i·.. ■. .,. . j . ι. Pi^Jli
316 111. Boek, I. Deels IL Af deeling.
voor den Hove gedagvaard kunnen wordeiv — Het
zelve wordt genoemd Mandament van DeMiisQi),
i'i
DERDE Α F DEELING.
P^an zaaken, die fummkrlijk, en zonder w'jfe-
Ung van fiukken iehandeld worden,
t Croote en Bij 't Hof van Juititie wordt tusfchen groote en
kleine zaaken geen, immers zeer weinig, onderfcheid
i' gemaakt, en de Ordonnantie^ die eertijds op de be-
ί handeling van kleine zaaken gemaakt was (2), is
fchier geheel in onbruik geraakt. Het eenig onder-
fcheid beilaat thans bijna daar in , dat zaaken, bene-
iden de duizend guldens, noch in den Raad bepleit,
noch befchreeven, maar alleenlijk, voor twee Com.
^ I misfarisfen, op eene comparitie bepleit worden (3).
I — In de meeste kleine Steden en ten platten Lande
worden de groote en kleine zaaken, tot merkelijkon-
j gerief der Ingezetenen , die daar door met onmatige
kosten bezwaard worden, op eenen gelijken ΛΌet be-
handeld. — In grootere Steden, vooral in Koopfte-
den, heeft men dit ongerief gevoeld en ondervon-
den 5 en daarom op de behandeling van kleine zaaken
bij.
(l) van alphen, Ρ Opeg. i d. 2 Hoofdfi, pag.'JQ-'Jif*
Judic. Pract. ΰ. B, γ Hoofdfl.
ί (s) Ordonn. en Inflr. op de vordernhfe van kleine
^ zaaken^ van 21 Decemb. 1579. in 't G. P, B. 2
fvL 762.
(3) Regl. van Ί Heft 9 Maart 1728, Jft' 7'
-ocr page 390-■PH
bijzondere Ordonnantiën gemaakt, zelfs hier en daar
bijzondere Kamers ingefleld (i).
Onaangezien egter deeze vermenging van groote en summiere
kleine zaaken, zijn 'er eenige zoorten van zaakeh,
die noch den omflag, noch de kosten van gewoone
Procedures gedoogende, eenigzints fummierlijk be-
handeld worden, voornameiijk door na het voldingen
geene productie of wisfeling van fiiukken toe te la-
ten, maar dezelven, zonder wisfeling, voor Coni-
misfarisfen van de Rolle te bepleiten. Laaten wij d®
voornaamfi;en van dezelven doorloopen.
I, Dagvaardingen om Declaratie van kosten over j^^^ifif^tu
te nemen, , ye» kosun.
Een Advocaat of Procureur, geene voldoening van
zijnen Cliënt kunnende bekomen, vraagt alleenlijk
een ^ppointement in cas van faïaris ζα). .
AVanneer de geen, die in de kosten verwezen iS ^
cenen Procureur heeft, dient men enkel van Decla-
ratie van kosten; de ander diminuëert daar tegen j
de Declarant levert hier op nog eene Contra-diminutie
> - ·· ■ >
over ; en de Regter tauxeert de kosten (3).
Maar zoo hij geenen Procureur heeft, wordt hij
gedagvaard om Declaratie van kosten over te nemen.
. Hij
(i") Handv. van Amfterdam^ 2 Z>. 3 -δ. 4 Hoofdß,
fag. 6ji. en volgg. Ordonn. op de Fredemaken-Kamer^
te Rotterdam^ van 6 Junij 1535. en de Ampliatiên op
dezelve. Keuren van Haarlem, i D. pag. 33, en volgg»
Regleuu van het Coflegie van Juflitie in den Hage^
van II Junij 1795.
(2) Judic. Pract, 2 B. % Hoofdß. §.'2.
(3) J^äk. Pract, ibid. §. 3 4· ·
',- /
t
ίΙ
>1
f
\ '
h
- f'
''tj-
i
r
-ocr page 391-j ^iS IIL Boek^ L Deels 111. Jfdeeling,
Α
Hij zig hier toe bereid verklaard , of door de»
> Regter verwezen zijnde, wordt gediend van Dimi-
niitie, gelijk zoo even is gemeld. — In deeze iii-
I ilantie gaat maar één deiaiit, waar van, als ook vati
f het verilek van antwoord, het profijt is, dat de Gé-
μ
daagde veriloken wordt van dirainutie (i).
^ S III.
j ! ■
Co^mnatie II. Dagvaardingen om Condemnatk ie zien decer'·
f dteer nee re tl,
-' neer en.
Wanneer, bij eene Notariaale acte , overgifte van
willige condemnatie gedaan is , en Procureurs be-
noemd zijn, om dezelve' te verzoeken, en daar in
loe te ilemmen, heeft men, om die condemnatie te
bekomen, gccne dagvaarding noodig ; maar de ge-
fielde Procureurs leveren de acte aan den PvCgter ter
onderzoeking over, en deeze, geene gcwigtige rede-
nen voor het tegendeel hebbende , verleent de con-
demnatie (2).
■(, ' Het kan evenwel gebeuren, dat, om de condem-
M natie te bekomen, moet gedagvaard worden; name-
f-j lijk, wanneer de Procuratie door den dood van d£n
4 geen, die de acte gepasfeerd heeft, vervallen is j'—
wanneer de gefielde Procureurs allen, of op één na,
zijn overleden; — Wanneer de Procuratie door één
van beiden de comparanten , berouw hebbende,
■ ~ herroepen wordt; — of wanneer de Regter , uit
I i hoofde van bedenkelijkheid, welke hij op de acte
.■ maakt, geweigerd heeft,, de^.,;condemnaiie, zonder
i j verhoor van dc we.derpartije., te,jdecerneeren.
Ί
J
(O lußr. Mof, Art. n8 (2? ip^.
(2.) Judic. Pracu 2 B, 9 Ηοφβ. i ^
-ocr page 392-In alle deeze gevallen vraagt men Maiidament»
of dagvaart men, om condemnatie te zien decernee-
ren. — In welke inilantie ook maar één default gaat,,
met het profijt , dat de condemnatie op de acte ge-
dscenieerd wordt, met de kosten (i).
ΙΙΓ. Dagvaardingen om Executie te zien ^^^gcutie '
t'en. decerneeren,
Deeze hebben plaats: 1°,) AVanneer het Vonnis
of de Sententie, uit kragte van welke de executie
gedaan zoude moeten worden, is verjaard, — De
Sententiën van het Hof verjaaren door verloop van
vijf jaaren (2). — Die van de Gerechten der Steden
en Dorpen met één jaar. — De Vonnisfen egter te
^mßerdam verjaaren niet (3). ^ ao.) Wanneer de
gecondemneerde geftorven , of, door curateele, als
anderzints, zijn perfoon verlooren heeft. — In dit
geval moet' het Voimis, eer men 'er uit executeeren
kan, tegen de Erfgenamen, of den Curator, exe-
cutabel verklaard worden.
Het verdient ook nog opmerking, dat men , om
executie op een verjaard Vonnis van eenig Gerecht
gedecerneerd te hebben, zig niet behoeft te vervoe-
gen bij dat Gerecht, maar zulks dadelijk kan doen
bij" 'c Hof, het welk bevoegd 18(4), daar toe Manda*
' in€m
(1) Ju die» Pr act. ihid. §. 3 θ? 4.
(2) Ampi. Infir. van 21 Decemb. ι5γ9. ^rt* 30.
(3) Certificaat bij forme van Tnrbe \ van j Qqt^oh.
1592, in de Handv, van Amßerdam, 2 Ζ), pag. 557.
feq. LOENius en^Objfrv, Caf,62, en aldaar
boel, in not.' ^ ·. . ^ .
(4) Mr. Iiofr,4rMi%, ς , ν.; (i^
119
ii
ΨΙ
tf
32Ó 11L Boek, L Deds III. Jfdeeling,
ment te verkenen, met het gevolg, dat, die execu-
tie gedêcerneerd zijnde, men dezelve bij 't Hof kan
doen te werk leggen.
De manier van procedeeren in dit iluk flaat ge-
lijk met de dagvaardingen, om condemnatie te zien
decerneeren , waar van in de voorige gefproken
is CO-
IV. Dagvaardingen om actie ie inßitueeren.
Wanneer iemand zig opentlijk laat verluiden, te-
gen ons eene actie te hebben, doch nalatig blijft,
om daar mede bij den Regter voor den dag te ko-
men, heeft de Practijk ingevoerd, dat men hem,
door het vragen van een Mandament, of het doen
eener dagvaarding, kan noodzaaken, om zoodanige,
actie, als hij vermeent tegen ons te hebben, binnen
den tijd van zes weeken, te inftitueeren, voor den
Hove, of voor onzen dagelijkfchen Regter, terwijl
hij, bij gebreke van dien , daar van veriloken zal
zijn, en aan hem een eeuwig zwijgen opgelegd wor-
den (i).
In deeze inftantie gaan niet meer dan t-ivee defauten.
Het profijt van het eerfte defant is een ander Man-
dament, of Citatie. — En ten gevolge van het
tweede, wordt de .Gedaagde tot het inflitueeren zij-
iier actie gecondemneerd (3).
... ^ VI. ■
V. Dagvaärdiiigen in geval van Guar and.
Wanneer iemand eénig'onroerend goed gekogt
' . " heeft,
' CO Judic. Pr act. '2 S. 10 3.
(2) VAN ALPiiEN, Papeg. iB. sHoofdfl, pag.
(3) Jud. Pi-act. 2 B.. II Hoofdfl. 3,
/Ictie infiU
iuecren^
i
Η
0
Quardni,
y
j
ü
-■v· f
. ' "" Τ'
' Λ
heeft, waar van naderhand de eigendom door een
ander gevorderd wordt, of waar op door een ander
eénig Hijpotheek, fervituut, of ander reëel regt, be- " ;
weerd wordt, het welk door den verkoopsr verzwe-
gen is geweest, eii de kooper als bezitter deswegens
wordt aangefprooken, heeft de kooper het regt, om
den verkooper aantefpreken , tert einde dezelve hem
V
wegens die actie guarandcere en fchadeloos ilelle (^i),
Deeze zoort van zaaken wordt ook fummierlijk
behandeld. Men bepleit dezelven ter Rolle, zonder
wisfeling; en 'er gaan alleenlijk twee defaiiten, wor-
dende voor 't profijt van het tweede defaut de Ge«
daagde tot giiarand gecondemneerd ^ :i).
S VIL
VI. Dagvaardingen, om de afrementén van·, den Arremnun
Procesfe aan te nemen. . ' ν aannemm
Indien één van partijün^ het zij de eisfcher, het
zij de verweerder, voor dat de zaak in ftaat van
wijzen gebragt is, komt te derven, kan tegen des-
zelfs erfgenaamen niet worden voortgeprocedeerd,
zonder dat dezelve^ daar toe uitdrukkelijk zijn Op-
geroepen.
Deeze inftantiën behooren mede ondör ëié geetieli,
welke, na het voldingen, op eene pleidooij ter Rol-i'
Ie, zonder wisfeling, worden afgedaan. —- Er gaart
in dezelven niet meer dan iwee defauteii; en worden
voor het profijt van het tweede 'defaut de erfgeiiaä-
men van den Gedaagden verftoken van het geen,
waar toe in de oorfpronglijke zaak, volgens de laat·
fte
(O /. de eviction, . . . '7 '
C2) JudiQ, Pi-acs, 2 B. li Hoofdfl, 3.
-i. - ■ · ■ . ■ · . ; '
Tir ^iii r'^- "'ür
32Ü lU, Boeky L Deels IIL Afdtdlng,
fle dingtaaleii, de dag was dienende (r).
Vil. Dagvaardingen 3 om Procureur acceptant U
Procureur
acceptant ^ ,
flellen.
Gelijk de dood van (icne der partijen de Procuratie
op deszelfs ProciircLir doet eindigen, zoo eindigt de-
zelve ook door den dood van den Prociu"cur, of
vermits deeze zig aan de verdere waarneeming der
zaak onttrekt. In dit geval is dus de wederpartije
genoodzaakt, om den ander opteroepen, ten einde
eenen nieuwen Procureur aan te ftellen, met wien
hij in de zaak zal kunnen voortprocedeeren.
Deeze inflantie Haat gelijk met die om de arremen-
ten aan te nemen, alleen met dit onderfcheid, dat
tegen· dün Gedaagden (die, zoo hij opkomt, geen
dag van beraad kan vorderen (2),) flechts édn de-
faut verleend wordt, voor welks profijt hij verdoken
wordt van het geen, waar toe de dag diende (3).
Vlli. Mandamenten van Evocatie,
Wanneer iemand kan aantoonen, dat, het zij uit
partijdigheidhet zij uit eenige andere oorzaak, in
een Proces, het welk hij voor eenig Gerecht han-
gende heeft 5 Juilitie geweigerd, of onmatig vertraagd
wordt 5 ftaat het hem vrij, bij Request aan het Hof
te verzoeken, dat de zaak ten Hove worde overge-
bragt of geëvoceerd.
Eerst wordt dit Request, bij beflotenMisfive, aan
het
(1) Judic. Pract. 2 B. 14 Hoofdfi. 5. 3.
(2) Acte van de Staatsn van Holland van i8 DtC'
1582. in 't G. P. B. s D. foL 1422.
(Z) ^ϋύϊς. Pract, 2 B, 15 Hoofdfl, 2. ,
Lyozatie,
ra
I ί
'ί
4
ii'uj';,.
het Gerecht gezonden , om de zaak binnen zekeren
korten tijd uitte wijzen, of aan den Hove de redenen
van het tegendeel over te fchrijven. — Hier aan
niet voldaan wordende, fchrijft 't Hof eene tweede
zoortgelijke Misfive; met bedreiging van de zaak te
zullen evoceeren. — Dit al mede vrugteloos zijnde,
wordt het Mandament van Evocatie verleend (i)*
In deeze inilantie gaat maar één defaut. Voor
't profijt van het welk de zaak voor geëvoceerd ge-
houden wordt.
VIERDE AFDEELINO.
't
Van Arresten, en PoenaaJe Intsrdictien*
§ ï.
Schoon de algemeene regel medebrengt, dat WanneitAr»
mand, dan voor zijnen gewoonen, dagelijkfchen en "^φ^
bevoegden Regter, kan worden aangefproken·, zijn
'er egter zomtijds gevallen, waar in men hem, door
middel van Arrest^ daar van kan aftrekken. —·
De grond tot een Arrest,kan zijn van tweërleien
aard: of tot zekerheid van fchuld, en dan wordt *ec
toe vereischt eene verdenking van voortvluchtigheid ,
het zij de fchuldenaar dadelijk met vluchten bezig,
is, of toebereidzelen tot de vlucht maakt (2): of
om de Jurisdictie van eeneii niet dagelijkfchen Regter
tö
(1) VAN ALPHEN, Püpcg, I D, 13 Hoofäfl,·^ Judict , '
Pract. Λ B. ιγ Hoofdß,
(2) VOET, ad tit, /. de in jus m^ n» i8.
Xa
-ocr page 397-tc wettigen, het welk plaats heeft ten aanzien van
vreemdelingen Γι).
Vrï]dom yan Zonmiige perfoonen en zaaken zijn echter vrijge-
Aruit, , om niet door Arrest te kunnen worden bekom-
merd. — a^ De perfoonen , bedienden of goederen
van uitheemfche Ambasfadeurs of Ministers, hier tc
Lande zig bevindende, en eenige fchulden makende,
mogen, noch op hunne aankomst, noch geduurende
hun verblijf, noch op hun vertrek van hier, worden
gearresteerd of aangehouden (α). — F) De Ge-
committeerden ter Vergadering van haar Hoog Mö-
genden , of in eenig ander Generaliteits Collegie (3),
gelijk ook de Gedeputeerden ter dagvaart van de
Staaten van Holland (4), hadden weleer het voor-
regt van niet gearresteerd te kunnen worden. Het
fpreekt van zelf, dat men zulks, na de verandering
van het Gouvernement, op de Leden der tegenwoor-
dige Hooge Collegiën toepasfelijk kan maken.
Twee Ingezetenen van ééne en dezelfde Provintie,
Diftrict, Stad ofPJaats, mogen malkander daar bui-
ten met geen Arrest bekommeren (5). — ïen aan-
zien
(1) voet, ad cl. t. n. 22 fi? 23. bynkershoek, de-
For. Legat, Cnf. 2,
(2) JVaarfch, van de Staaten Generaal van 9 Scpt,
1579. in 't C. P. B. 3 D, fol. 310. loenius, Dedf.
Β Obferv, Caf. 82.
Cs) Refol. Gener. Julij 1635. G". P. B. η D. ^
fol. 55. Refol. Holl. 3 Meij x(58o, en 3 Jpril 1723»
G. P. B. d. l. fol. 65 &> 66.
(4) Refol. Holl. 4 Ociob. 1588. en 23 yullj i653'
G, P. B. 7 D. fol. 54 & 55.
. (5) yokt, θά tiS, f. de in jm vqq, 45,
't
, . •'r··-,
wm
Fan Arrettcn\ en Poenaale Interäictien. 325
zien van Utrecht ("i) en Zeeland (2) zijn deswegens
zelfs uitdriikkelijke overeenkomften. — Of de
ingezetenen van de groote Hollandfche Steden ten
platten Lande arrestabel zijn ? is wel eens getwijiFeld·
Naar het meest aangenomen gevoelen is die uitzonde-
ring niet gegrond, ten waare de ingezeten van eene
groote Stad toonen kan, door eenig Privilegie van
Arrest te zijn vrijgefleld; hoedanige Privilegiën aan
die van Dordrecht y Delft ^ Leyden , uimßerdam^
en eenige andere Steden, yergund zijn (3). — èy
Allen, die, volgens hun Privilegie, eeniglijk- tot het
Rechtsgebied van eenen hoogeren Regter behooren,
b. v, Suppoosten van het Hof, Studenten van de
Univerfiteiten 5 en diergelijken, zijn bij andere,
vooral lagere, Regters niet arrestabel (4). — ƒ)
Krijgsluiden , vooral die ten oorlog trekken, zijn
mede vrij van Arresten (5). — Op hunne tracte-
menten egter kan voor een gedeelte korting gevraagd
vi^orden (6). — g) Op de Gemeene Lands Comp-
toi-
(1]) Verdrag tusfchen de Staaten van Holland en
Utrecht van 23 Jugustns 1Ö57, van alphen, Papeg.
I D. pag. 351,
(2) Provif. Accord tusfchen Holland en Zeeland vasi.
II Junij 1674. Jrt. 5 «S? 8.
(33 bynkershoek, Quafl, Jur. Priv. Lib, 1. Cap.
15, van de wall, Handv. van Dordrecht, i Ώ,
pag. 39-42. pag. 70. Judic. Pract. 1 D. 2 B,
18 Hoofdfl. §. α. η. ζ. pag. 273 =74·
c4) voet, ad tit. f. de in jus. voc. n, 39 ξ^ 42.
(5) voet, ad d. t. «. 39.
(6) Judic. Pract, ai?. 18 Hoofdfl^ 2. «. 7·
»74 ^ 275.
/t
/
Ef
IIL Boek f L Deels IV, Afdeeling,
toiren mag onder de Ontfangers , zoo algemeene, als
bijzondere, op Obligatiën of Rentebrieven, noch
ook op de verfcbeenen Interesfen of Renten van de-
zelven,' geen Arrest gedaan worden, en behoeven
de Ontfangers zig daar naar niet te gedraf^en (i). —
Wanneer egter eene Obligatie, ter kwader trouw, in
verkeerde handen gekomen is, mag men, om dezel-
ve te kunnen reclameeren, bi] Request, aanhouding
ten Comptoire van deu Ontfanger verzoeken, —
h) Geene Arresten worden ook toegelaten op Gelden
of Efiecten in de Wisfelbank der Stad ^mfier-
4am (s). — è) Noch ook op de gagiën van Scheeps-
volk (3), of op de gagiën en maandgelden van per-
foonen, in dienst van de Oost-Indifche Compagnie
zijnde (4).
Arrest Uj Om een Arrest bij een Gerecht te doen, heeft
C^m^itfff. j^js^. j^jgf dezelfde form plaats. De Arresten
op goederen worden aldaar meest gedaan op eigen
gezag, waar toe de Arrestant de noodige Acte aan
den Bode ter hand ilelt (5)· — De Arresten op
perfoonen vorderen eene voorafgaande toeilemming,
of van het Gerecht, of van deszelfs Prefident, of
van den Hoofd-OiTicier of ßailluvv, naar dat de plaat-
felijke flyl zulks medebrengt (6), — Op zeer veele
plaat-
co Waarfch. Holl. 18 Maart 1661. G. P. B. 2 D,
(oL 2639.
(2) Ociroij 1(5 Dec, ι6γΰ» Handv, van Amß er dam ^
% D, pag. 674,
(3) JFaarfch. Holh 8 i553.
(4) Octroij Holl, 9 Me ij 1674,
(5^) ÄORT, van Arresten, 3 P, 7»
(6} Kö^T, ibid. tl. 3.
lEï-r
-Mf' •^-fi^-^niiMi
Van Arresten^ cn PoermaL· Interdictien, 327
plaatfcn brengt ook de Pnictijk mede, dat de gedaane ''
Arresteii binnen eenen korten tijd bij het Gerecht
moeten worden ingebragt of beklaagd, op ftrafFe
vaii nietigheid (i). — De Zuid- en Noordhol-
landfche Practijk verfchillen daar in , dat in Zuid-
hoUandy naar het voorbeeld van het geen bij den ^
Hove plaats heeft, geene Arresten gedaan worden,
dan met bijgevoegde dagvaarding, ook in Raii-actie \ ι
terwijl in Noordholland, naar het voorbeeld van de
Amflerdamfche Practijk, men enkel arresteert, zon-
der tevens te dagvaarden, ftaande het egter aan den
Gearresteerden vrij, om den Arrestant te roepen tot
het geven van redenen van Arrest (2.). — Een Ar-
rest gedaan zijnde op goederen, toebehoorende aan
iemand, die onder eene andere Jurisdictie woonach-
tig is, verzoekt men bij het Gerecht, waar onder
het Arrest gedaan is, Letteren Requißtoir aan het
Gerecht, waar onder de Gearresteerde woont, oni
denzelven voor het eerstgemelde Gerecht te doen
overdagen ; en wördt aan die Letteren Requifitoir
niet voldaan, daagt men hem over bij Edicten het
welk ook een Weet-brief genoemd wordt (3). ^
Siv.
Om bij het Hof een Arrest te kunnen doen, het jjrrest hij
zij op perfoonen, het zij op goederen, prefenteert men
aan
(O VAN LEEUWEN, Coß, van Rhijnland, pag-, 197.
ROSEBOOM, Keuren van Amßerdam, Cap. ip, /h t. 3,
C2) Ordonn. op het Proced. te Amfierdam ^ van 2S
Jann, 1779. Cap. 7. Art. 12.
(3) BORT, van Arresten, 6 D. n, 11-13. Ainflerd.
Secret, Cap, 9 10.
X4
»-.μ-
J
- r' --Tii-V·
-ocr page 401-328 IIL Boek^ 1. Deels IF. Afdeeling.
aan het Hof een Reimst om Mandameni van Ar-
rest en Rau-actie, inhoudende, behalven de hier
boven (i) opgegevene vereischten tot een Manda-r
ment van Rau-actie, ook eene korte opgave van de
gronden, waarom men meent bevoegd te zijn, om
van dit buitengewoon midd J gebruik te maken, en
dan laat men daar op volgen een verzoek om auctori-
faiie op den Deurwaarder, om dj bedoelde perfoon of
goederen te nemen in Arrest en bewaarderhand van
de liooge Om-heid, met last aan den geen, onder
wien het Arrest gedaan wordt, om hetzelve te ge-
hengen en te gedogen; als mede met last en bevel
aan den Gearresteerden, om dat geene te doen of te
geven, het welk men ten zijnen laste vermeent te
kunnen vorderen, en dagvaarding van denzelven, in
geval van tegenfpraak (a).
Uit kragt van dit Mandament wordt aan den Ge-
arresteerden een gewoone Rcgtdag beteekend, dien
de Gearresteerde egter raag verkorten (^anikipeereii) ,
door enkel aan des ïmpetrants Procureur vier-en-twin-
tig uuren te vooren te doen infinueeren, dat hij ge-
houden zal zijn dadelijk eisch te· doen (3). — Doch
pm de verdere termijnen te verkorten, is een Regier·?
lijk Appointement noodig.
§ V,
Sioé op êen De form van procedeeren, in geval van Arrest,
^mSmen^^^^ kortelijk hier op neder. — Bij het Hof, en
naar dat voorbeeld op verfcheiden plaatfen, verzoekt
de Arrestant, alvorens eisch te doen, Ohedieniie,,
I)e
(1) Bladx, spp tn 300.
(2) Jud. Pracf. u B. iZ Iloofdfi. §.3.
(^) Jmt'L hßr, vß^n zi^ M.mrt 1^44,
Ρ
h
mm^
ί··ι
yan Arresten^ en Poenaaïe InterdictieÈ» 329
De Gearresteerde ilemt daar in toe, behoudens excep-
tie en defenfie; en de Regter condemneert hem op
dien voet te obedieeren (i). — Hier op dient de
Arrestant van zijne Concluße van Eisch y concludee-
rende daar bij, ,, eerftelijk tot decretatie van het
„ gedaan Arrest, en dat het zelve, als wel en te·
5, regt gedaan, zal iladhonden en eiFect ibrteeren,
„ en dat de Gedaagden zullen worden gecondem-
,, neerd, het zelve Arrest te gehengen en te gedo-
,, gen: Dat voorts de eerde Gedaagde zal worden
3, gecondemneerd aan den Impetrant op te leggen en
„ te voldoen, enz. En dat eindelijk het gearresteerde
„ vo.or des Impetrants agterwezen zal worden ver-
5, klaard executabel, met de kosten (2}·"
Wanneer de Gearresteerde vermeent te hebben een
Privilegie van niet arrestabel te zijn, kan hij, zon-
der zig op de zaak in te laten, gebruik maken van
tie Exceptie van nulliteit van uirresiy en concludee-
ren ,, tot admisfie van dezelve, en dat het gedaan
5, Arrest kost en fchadeloos, met vergoeding van
j, kosten, fchaden en interesfen , zal worden afge-
5, daan, met de kosten." — Doch fpreekt hij het
Arrest tegen, uit hoofde van de vermeende onge-
grondheid der Rau-actie, antwoordt hij, en conclu^
deert daar bij „ tot ontzegging van den Eisch, en
„ dat het gedaan Arrest kost en fchadeloos zal wor-
5, den afgedaan, met interdictie aan den Arrestant
,, van gelijke meer te doen, en met vergoeding van
al-
(i) Manier van Procédé van 1729. 7//. 4. Cap^ 3.
a? Tit, 5. Cap. 3.
CO ^a^iV. Prait, 2 18 Hoofdfl. (5, pag^ 282,
Χ 5
/
-iil·
- ' ii ufr- - -^^^liabmmmamma
-ocr page 403-1
33q IIL Boek^ 1. Deels IV. Af deeling,
5, alle kosten, fchadeii en interesfeii, daar door bijs
5, den Gedaagden reeds gehad en geleden , of nog
55 te hebben en le lijden, met de kosten (i)."
De Gean-esteerde heeft ook het vermogen, om,
zonder de beflisfmg der hoofdzaak af te wagten, te
verzoeken , dat het Arrest bij provifie zal worden
afgedaan onder cautie of borgtocht, — Dit wordt
hem altijd toegeflaan, uitgezonderd het geval, dat
cenig goed gearresteerd is, om in natura als eigen
goed te worden gereclameerd (2).
Zoo de geen, onder wien het Arrest gedaan is,
niet opkomt, wordt tegen hem verleend defaut, en
voor 't profijt van dien acte van relatie y dat is, hij
Avordt geoordeeld iliilzwijgeende te hebben overgege-
ven , om zig te zullen gedragen naar het gewijsde,
het welk nopens de decretatie of afdoening van het
Arrest tusfchen den Arrestant en Gearresteercien ilaat
te vallen. — Maar verfchijnt de fchuldenaar of
Gearresteerde zelf niet, dan is het profijt van het
defaut, continuatie van het Arrest ten uiteinde van
de zaak , dat is, dat het Arrest tot de beilisfing
der hoofdtaak zal blijven voortduuren. — Meer
dan ée'n defaut heeft men ten aanzien van het Arrest
niet noodig, en de drie overige defauten zijn alleen
betrekkelijk tot de Rau-actie. — Her zelfde is ook
liet profijt van het verilek van antwoord, nopens
het Arrest (3).
Het gebeurt ook dlkmaals, dat, wanneer eenig
Ar-
Ci) Judic, Pr act. ibid. pag. £183.
(2) bort, van Arresten, 8 D. n. 4. feqq*
Cs) Jndic. Pr act. 2 i S Uoofdfi, 7.
I
II
-S
m
yan Jrresten^ en Poenaah Jnttrdictienl 33I
Arrest op perfoon of goederen gedaan is, zig meer
fcliuldeisfchers van den Gearresteerden openbaaren, ν >
buiten den geen, die het eerst Arrest heeft te werk »
gelegd. Deezen kunnen dan verzoeken, dat, na de
afdoening van het eerlle Arrest, de Gearresteerde
niet zal worden op vrije voeten gèileld, maar op
nieuw in Arrest zal blijven. Dit noemt men Re-
cêmmandatk in den uirreste (i).
ISlet de Arresten hebben zeer veel overeenkomst de inurilcmn»
Jnterdktiën. — Tot het doen van dezelven is nie-
mand bevoegd op eigen'gezag; ten minften, die ze
•op eigen gezag doet, moet zig getroosten, dat izë,
hangende het proces , geené opfchOrtende kracht
hebben, maar eerst beginnen te Weïkéini wanneer de
Ilegter bij zijn vonnis, overeenkoi'iiïli'g'de genomene
conclufie, aan den Gedaagden heeft geinterdiceerd.
— Doch niets belet, dat ook dè lagere Rechters,
na fummier onderzoek van zaaken, Interdictiën ver-
kenen mögen, die, hangende het proces, aan de
partije verhinderet!, om iiiet zijne'begonnen datTelijk-
héid voort te gaan. — In alle zoortèn vaii zäaken is
hét gepast om van zulke Interdictiën gébruik té riiakeiK
Aieestal echter éijn ze bij de Gerechten in gebrüik
tegen deil voortgang van eenige tiieuwe Werken (2);
cn men verzoekt dati daar toe vöörardé töeilem-
ming van den Prefidént Schepen, of vah den tloofd-
fchout,
(i) bort, van Arresten, 1 D, η.ϊΐ-Ίβ, van iUeü-
WPN, in not, ad peck. Cap.ij, Cap, ί^^,η,ζ.
(?) de nov, oper, nunc* .. '
ί >
γ
332 IIL Boeki L Deels IV, Aßeeling,
§ VII.
Poenaal, en De Practijk heeft ondertLisfcheii ingevoerd, dat,
iuchiiU^^'^^ eene Interdictie tegen gepleegde feitelijkheden te
doen, men zig bij Reqiiest vervoegt aan 't Hof, en
daar bij verzoekt Mandament Poenaal^ dat is , een
bevel van het Hof, waar bij aan den Geïnterdiceer-
den, en alle anderen des noods, op zekere groote
poene, tegen de Hooge Overheid te verbeuren, (men
verflaat daar door eene boete van vijftig caroli gul-
densvi^ordt geïnterdiceerd, met de door hem on-
dernomene feitelijkheid eenigzints voort te gaan , of
te doen voortgaan, direct pf indirect; maar v^^aar bij
dezelve integendeel worde gelast, die feitelijkheid,
uiet alle de gevolgen en aankleven van dien, als
kwalijk en ten onregte gedaan, kost en fchadeloos
aftedoen, met interdictie van gelijke meer te doen,
als mede aan den .Interdicent te vergoeden alle kos-
ten, fchadeii en interesfen, daar door bij denzelven
reeds gehad en geleden, en nog te hebben en te lij-
den , met de kosten. — Hier op volgt de dagvaar-
ding, ingeval van tegenfpraak (1}.
De vereischten, welken men tot een verzoek om
Poenaal woo^ig heeft, zijn deeze drie: 1".) Ëen
liquide regt aan de zijde van den verzoeker. — Is
deszelfs vermeend regt ongegrond, zoo fpreekt het
van zelf, dat aan de wederpartije, door eene Poe-
naale Interdictie., geen belet moet worden toegebragt:
en is dat regt twijfi'elachtig, dan is de zaak onge-
fdiikt, om zonder een volledig onderzoek en von-
nis, reeds bij het Mandament, alshetwaare, beflist
te worden. — Zoo egter de zaak, waar tegen Poe^
xiaal
(i) VAN ALPUEN, Pßpeg^ I D, 2(5 Uoofdß,
m
i
I
r k
\
i« 1
ίί
(in
'"τητΊ'ιϋηιΐΜ
ΓΓΊίιΜίΐιιιΐΜΤ
Van Arresten^ en Ρ oenaak biterdictien* 333
naai verzogt wordt, van dien aard is, dat deszelfs
voortgang voor den verzoeker onherilelbaar zoude
wezen, terwijl integendeel her nalaten van die daad
aan de partije geen onherftelbaar nadeel zoude toe-
brengen , behoort het Mandament Poenaal verleend,
en aan den verzoeker gelegenheid gegeven te wor-
den, om zijn regt, het welk in allen gevalle de hoog-
fte waarfchijnlijkheid voor zig moet hebben, in een
vollediger Regtsgeding te behandelen (i).
a·^.) Eene gepleegde feitelijkheid aan de zijde van
den Geïnterdiceerden; immers eene gegronde vrees ,
dat 'er eene zoodanige feitelijkheid door hem gepleegd
zal worden. — Wanneer derhalven, of de Geïnter-
diceerde kan aantoonen, dat zijne gepleegde daad
niet inloopt tegen des verzoekers regt, en dus geene
feitelijkheid is; f/dat de vrees voor het plegen van
eene feitelijkheid is ongegrond en onbewezen; of
dat 'er in geheel geene vrees is, dat de eenmaal ge-
pleegde feitelijkheid herhaald zal worden; in alle
deeze gevallen komt geen Poenaal te pas (2).
Dat 'er geen ander gewoon middel is, waar
door men met het zelfde gevolg kan geholpen wor-
den. — Hierom moet men geen Poenaal vragen tot
het (luiten van huwelijks-geboden; als waar toe het
middel van fchutting der geboden, in de Steden ge-
bruikelijk, voldoende is. — Hierom komt het ook niet
te pas, om tegen de executie van een vonnis , door
eenig Gerecht gewezen, Poenaal te vragen, niaac
men moet daar tegen gebruik maken van het ge-
ΛΙ
CO J^d. Pr act. 2 19 Ihofäß. §. I.
(2) Jud. Praet, d. L
? ■
ν-ΐ:!
V ,
-ocr page 407-334 IIL Boek^ I. Deels IV, Aßeeling,
V
woone middel van Oppofiüe van Executie (i).
§ VIII.
Wanneer de gepleegde feitelijkheid van dien aart
is, dat de benadeelde panij niet geholpen is, met
voor het toekomende de herhaaling daar van te be-
letten , maar dat die feitelijkheid dadelijk behoort te
worden afgedaan, kan men, mits het regt onbe-
twistbaar zij, verzoeken ^uctorifaiie äe fado op
een Deurwaarder van den Hove, om zonder form
van proces die feitelijkheid af te doen; b. v. om een
kind de facto onder de vaderlijke inagt te brengen:
— om iemand de facto te doen delogeeren, en de
gehuurde wooning te doen ontruimen: — om iemand
de facto uit zijne gevangenis te ontflaan (2).
Dusdanige verzoeken worden meestal aan *t Hof
gedaan , en, om de herhaaling der feitelijkheid voor
liet vervolg voor te komen, een verzoek om Poe-
naal daar bij gevoegd. Doch anderzints is 'er gcene
reden, waarom de Gerechten al roede zulke auctori-
fatiën op hunnen Gerechtsbode niet zouden mogen
Verleenen.
Dispoftth op De Mandamenten Poenaal, bij Requcste aan Com-
C« /yJ^Jrtflf.ïiiisfarisfen van den Hove verzogt zijnde, worden
nooit dadelijk verleend, maar eerst en alvoorens daar
op geordonneerd eene Comparitie, om partijën te
liooren , doorgaans met furcheance tot den dag van
de Comparitie , en dien dag al, — Op die Compa-
ritie wordt aan de zijde van den Gerequireerden
raeest-
(i) Jud. Pr act. d. l.
Juctorifatie
ie facto»
(i) '^uMq, Praat, ibid.
rv
„IriiiiÉ
-ocr page 408-yan Jrresten^ en Poenaale Interdictien» 335
meestal het verzoek tegengerproken, en daar op ge-
pleit; waar na het verzoek bij Appoiiitement beilist
wordt, door of het Mandament te verleenen, of
aftevvijzen, en daar op Nthil te verleenen, zelfs, zoo
de tegenfpraak den Hove zeer gegrond is voorgeko-
men , met last aan deii Requiraiit, om de kosten, op
het verzoek gevallen , te betaalen; het geen men
noemt een Appointement van Nihil cum
De form van procedeeren op een verleend Poenaal ^p ^^^
ftaat met die op eeri Arrest in de meeste
gelijk. — De Gedaagde kan den Regtdag bij Infi-
nuatie anticipeeren. — Alvoorens eisch te doen ,
wordt obediëntie verzogt en verklaard. — Men
doet Eisch „ tot decretatie van de beveelen en inter- .
„ dictie Poenaal, in des Impetrants Mandament ge-
„ infereerd, naar derzelver forme en inhoiide, en
,, dat dezelve, als wel en te regt gedaan^-, zullen
„ itadhouden en volkomen effect forteeren.en dat
5, dienvolgende aan den Gedaagden, op eene poene
„ van vijftig caroli guldens, tegen de Hooge Over-
„ heid te verbeuren, zal wordei) geïnterdiceerd,
„ enz." — De Gedaagde, antwoordende, conclu-
deert, even als in een Arrest, tot ontzegging van
den Eisch, en tot afdoening van de beveelen Poe-
naal, kost en fchadeloos, met vergoeding,van kos-
ten, fchaden en interesfen. — Het profijt van het
defaut is continuatie van de beveelen Poenaal, ten
uiteinde van de zaak. — De verdere defauten zijn
alleen betrekkelijk tot de bijgevoegde Rau-actie (2).
(O yiié'c. Pract. ibid. §. 5.
f.
CO Juclic. Pract, ibid, 8 &> 9*
-ι'""—,
-ocr page 409-33^ 111. Boek, 1. Deels IV. Afdeeling.
Tegen den Eisch in cas Poenaal mag geene Excep-
tie van incompetentie worden voorgedeld (i); noch
ook Eisch in Reconventie worden gedaan
Immisfte,
U
kJ
'■t. ·'
^aiiiienue.
V IJ F D Ε Α F D Ε Ε L I Ν G.
Van Regtmiddekn in Posfesfoire zaaken*
Gelijk wij reeds boven (3) hebben aangemerkt ^
dat tot het verkrijgen, het behouden, en het iW^/*
hekomen van ßezit onderfclieiden Regtsmiddelcn zijn
ingevoerd, zullen wij in deeze jéfdeeling die zelfde
orde, als meest gevoeglijk, volgen.
I. Om bezit te verkrijgen, vraagt men Manda"
ment van Immisfie, het welk bijna eenig en alleen
te pas komt, wanneer men dooreenen mede-erfge-
naam , met wien men een gelijk recht heeft, uit het
bezit van den boedel geweerd wordt. — De form
van procedeeren iiaat hier gelijk met de Maintenuen,
waar mede men de Immisfiën dik wils zamen voegt (4),
IL Om het bezit te behouden, vraagt men Man'-
dament van Maintenue. — Het Hof van Holland
is daar toe de bevoegde Regter (5). — Bij het
Request, tot dat einde te prefenteeren ^ geeft men
kortelijk op, de posfesfie van den vérzoeker, en de
iuf',
(1) VAN ALPHEN, PapCg. I D. pag. 43Q.
(2) Zie hier vooren, bladz.i\\.
(3) Bladz. 114.
(4) Judic. Pr act. 2 B. 20 Hoofdß, u
(5) Ififlr, Hof, 4tU δ a? 3P.
-ocr page 410-t
Van RegUmidäel'e'n ihP'osfesfoire taaktn. 33?
turhatie van de tegenpartije; eii op die gronden vei:-
zoekt inen dan Mandaraent, om iiit kragte van 't
zelve te worden gemaintineerd, geflijfd en gefterkt in
zoodanige posfesfie, als men vermeent te hebben;
en waar bij voorts de partije gelast wordt, öm alle
hinder, turbatie en empêehement, in voörsz. posfes-
ße aangedaan, kost en fchadeloos af te doen^ met
verbod van gelijke meer te dóen, en met de kos-
ten (i^i — Hier op volgt de dagvaarding 5 hi geval
van tegenfpraak. — De Concluiie van Eisch is
overeenkom Ω; jg aan het ilot van het Mandamenti
Men füstineert daar bij ook eene Provifie, die in dit
ftuk Recredeniie genoemd wordt. — De Gedaagde'
kan, behalven bij Antwoord tot ontzegging 'van deil
Eisch te concliideeren, ook Eisch in Reconventie
doen, het geen men noemt hei Interdict redonblee-
rtm De zaak wordt even als eene Rau-actie vol-
dongen; vervolgens eerst op de Provifie (^Rècreden*
iié) bepleit, en daar na ten principalen ^ (JH V pli*
na'ir püsfesfoir3') na wisfeling van Inventaris eii
Stukken, in ftaat van wijzen gebragt (2); — De
defauten zijn in dit Huk drie in getal; — Voor het
profijt van het eerfie wordt de Recredentie toegewe-
zen , en ten principaalen een ander Mandanlent ver-
leendi ■— Voor 't profijt van het/off^t/i? wordt deii
Impetrant toegedaan Intendit over te leggen, en eed
derde Mandament verleend, Öm het zelve te zieri ve. |
ririeeren. -— Het profijt van het derdè defaut is dcté ^ · t'
qih te voegen bij het Intendit (3)» , ,
giii
(i) van Alpüen^ Papeg, i D, fag. Xifi
C2) ^udic. Präct. 2 Β. 20 Hoofdfi. §. 3. ^ . ,
(3) VAN alphen^ Papcg. 1 Di pagi iifi. fidièt j
'^raci, di Λ g. 4;. ' .
' . · ' ■ [
{ '
ί· : .'!
. t i
SÄ
■i
<
33^
IIL Boek^ L DceU V. Afdeding,
% III.
CompJahiie. ΠΙ. Om bezit we^er te bekomen, verzoekt men
van het Hof (i) Mandament van Compimnte (2).
Die Complainte ligten wil, moet toonen:
1®.) Dat hi] zelf posfesüe heeft, of ook wel zijne
voorzaten, üuisgeziiinen, of huurders.
Dat die posfesfie is rustig, vredig, en deug-
delijk.
Dat die posfesiie is meer dan van Jaar en dag.
4°.)Dat de turbatie is gepleegd binnen 'sjaars(3)*
Het Mandament van Complainte befliaat in eene
Commisfie op Commisfarisfen, om, na dat hun ge-
bleken zal zijn van de posfesfie en turbatie, de par-
tije te doen dagvaarden op de plaats in gefchil, {ter
plaatfe contentieus en aldaar den Impetrant iii
zijne posfesfie te maintinecren, en den Gedaagden te
noodzaaken tot het afdoen der turbatie (4). — Com-
misfarisfen zig vervolgens naar die plaats begeven
hebbende, wordt door den Impetrant, zoo hij het
goedvindt, aanwijzing (demonflratte') gedaan; des-
zelfs getuigen worden door Commisfarisfen onderzogt
en gehoord; en vervolgens alle de bewijzen van den
Impetrant aan Commislarisfen overgeleverd. — Hier
op wordt de Gedaagde geroepen, om het geen hij
daar tegen heeft in te brengen, (contrarie feiten
pos-
CO Infir. Hof, Art. 9.
(2) Over dit Regtsmiddel heefc men eene opzette-
iijke verhandeling van p. bort, Tract. van Complain-
te, te vinden in zijne Werken, pag. 371—461. —
Zie ook mijne Judic. Pr act, 2 B. zi Hoofdfi.
(3) Itifir. Bof, Art, 39. Infir, H. R, Art, ïpS'
HORT, van Compl, Tit, 5. n. 36. feqq,
(4) v4n alphen, Papeg, I D. pag, 12Z*
-ocr page 412-psaips
yan Regtsmiddelen mPósfesfoire zaaken» 33'^
posfesfoir , deßructhe , of excepthem gdchxi^tt
voor te dragen, en te bewijzen; waar'.toe hij ook
«
van zijne zijde denionftratie kan doen, en getuigenis-
fen ov.erleggen. — De wederzijdfche ihikken bij
Comraisfarisfen overwogen zijnde, disponeeren de-
zelve op Restablisfetnenty -dat is, eene provifio-
iicele herileliing van den Impetrant in het vrij bezit,
tegen de feitelijke turbatie van den Gedaagden , ter
tijd en wijlen door het Hof zal zijn bepaald, wie tot
de provifioneele Recredentie gerechtigd is. —'Dit
Restablisfement toegewezen en daar aan voldaan zijn-'
de, of ook wel door Commisfarisfen niet tot resta-
blisfement geprocedeerd zijnde, volgt daar op'eene ^
gewoone dagvaarding, even als in Maintenue,'^Waar-
in ook naar de form, daaromtrent gebruikelijk, ge--
handeld wordt (i). · --
iV. Indien de turbatie met eene geweldadige ont-
neming is gepaard geweest, heeft "'de Practijk, lïit
het Pausfelijk Regt, ook nog ingevoerd een posfes-
foir middel, bekend onder dèn naam van Manda"
ment van Sfolk, —1 Het is niets anders, dan eene
posfesfoire Rau-actie f om de geweldadige ontneming
kost en fchadeloos af te doen,' en alles in yoóri'géri
ftaat te ftellen, zoo als het geweest is, eer de Spo-'
lie gepleegd wierd ^ met vergoeding' van kosteri",;'
fchaden en interesfen. — Men kan hier bij ook doen
een verzoek van Proviüe, of provißoneele redmü"
gratie van hei gefpolkerde. — De form van pro«
cedeeren heeft zeer veel overeenkomst met„.die pp·
. . , .... ... . eene
CO Judic, Pract, α Β, 2i Hoofdft» §. 4,.
ri
t >
-ocr page 413-. ·
·» »
540 III» Boek^ L Deels F, AfäeeUng,
eeiie»Maintenue; en 'er gaan in deeze inilantie
defauten (i).
ZESDE APDEELING,
Jf^aff de behandeling van zaaken, in geval
van Hooger Beroep.
§ Ι·
Zacrien van Welke zaaken al, dan niet, aan hooger beroep οπ-
^oef" ^srworpen zijn , is reeds hier boven (2) door ons be-
handeld. Wij zullen dus deeze u^fdeeling enkel doen
dienen, om de form aan te wijzen, die, in geval
van hooger beroep, behoort te worden in acht geno-
men 5 en daar toe kortelijk doorloopen de Reaudl-
tiën3 de Appellen^ de Reformati'ên^ de Reducti'én
en de Revißen,
S Π.
Reaudtth, I. Door Reaudiüe verflaat men een hooger beroep
van een vonnis, of andere dispoiiiie, door het min-
der getal van Schepenen (s) ? of door Commisfaris-
fen van de Rolle bij 't Hof uitgebragt, aan het volle
Collegie van Schepenen, of aan,den vollen Raad van
't Hof. — Zij heeft over 't afgemeen de natuur en
het gevolg van appellatie; met dit onderfcheid egter,
dat zij binnen drie dagen moet vervolgd worden (4),
wel-
",(1) Judic. Pract. ä B. 22 Hoofdß,
(2) Bladz, zS^—290.
(3) Ordonn. op V Proced. le Jmfierdam, van
Jann. 1779. Cap, 8. Art. 25—3:2.
(4) Ordonn. van dm Hove van 4 Julij 1640,
e D. /c/. 1457.
•iMii -niiiii
-ocr page 414-Behandeling ian zaaken in Hooger Beroep. 341
welke tijd zeer iliipt moet worden waargenomen.— (
Men moet ook, alvoorens in Reauditie gehoord te
worden, eene boete configneeren, zijnde bij 't Hof
tien guldens (i). — De zaak wordt in Rèauditie
^er beknopt voldongen (a), en op dazelfde ftiik-
ken, zonder dat men zig;'vitn liiêuwe ilukkenbedie-
nen mag, bepleit (3). ,. .. - ^
Π. uippel is een beroep van een vonnis van eenen jippei^ e»
lageren Regter tot eenen hoogeren, met opfchorsfing
van de kragt van het gewijsde, Qnhibttie.')
Wanneer iemand een vonnis tot zijn nadeel heeft
gekregen, waar van hij door beroep aan den hoo-
geren Regter herflelHng tracht te erlangen, moet hij '
beginnen met zijn appel te doen aanteekenen, {in-
ierjecieren,) Zulks mOet gefchieden binnen den iien"
den dag, te rekenen zedert de pronuntiatie van het
vonnis, of wel dat het zelve gekomen is ter kennis
van den geen, die daar bij in het ongelijk gefield
is (4).
Dit geinterjecteerd appel moet binnen twwtig daar
op volgende dagen vervolgd (^geprofequeird^ wor-
den ; en wel zoodanig, dat binnen deze twintig
dagen het Mandament van Appel verzogt en geëx-
ploicteerd moet zijn (5).
Dce-
(i) Nad, Ampi. Inftr, van 34 Maart 1544. Art. 16,
• Ca) Jt4äic, Pr act. 2 B. 23 Hoofdfl. 5. pag, 322.
(3) Ordonn. van den Hove van 21 Februari] 1584.
G. P. B. a D. pag. 2160.
(4) Ordonn, op 't Proced. in de Steden en ten plat^
ten Lande, Art. 21. Infir. Hof, Art, 198.
(5) Hof, Art, 204 ii? 206.
h
- t
■L-
if.
■ 't';-
\ v
ί
-ocr page 415-342 HL Boeky I. Deels FL Af (heling,
Deeze tijdsbepalingen, tot het aanteekenen en ver-
volgen van een Appel, worden zoo ilipt nlet in acht
genomen, of tot het verloop derzelven wordt ligte-
lijk Rel'ief toegeftaan (i), ■
Om den geen, ten wiens voordeele een vonnis-ge-
AniWpatie.. . ® ■
tnDejertïe,^Ntzti\ Is, niet in eene onbehoorlijke onzekerlicid te
laten, of zijne pnrtije, door middel van R.elief, nog
met het .vervolgen van zijn Appel zal willen voor
den dag· komen, zijn in de Praciijk twee Regtsmid-
delen ingevoerd, namelijk Mandament van uintlcz-^
fatïe y en Mandament van Defertie.
Wanneer de zaak grooten haast heeft, en befpoe-
diging vordert5 b.v. in huwelijks-zaaken, arresten,
en diergelijken, prcfcnteert men aan den Hove een
Request, ten einde de Appellant gelast worde, om
op zekeren bepaalden dag zijne vermeende grieven
v0d.v te ßellen, en in Appel eisch te doen; of dat,
bij gebreke van dien, de Appellatie zal worden ver-
klaard defert. ■— Dit noemt men een Mandament
van ^nikipaièe. — Het gevolg daar van is, dat
de Appellant, zonder eenige tegenfpraak te mógen
doen, dadelijk flaande Rolle, immers binnen den
tijd van a£-t dagen daar na, in Appel eisch moet
doen, of ten eenemaal daar van verftoken is. —
Verfchijnt de Appellant niet op de dagvaarding, die
aan hem uit kragte van dit Mandament gedaan is,
wordt voor 't profijt van het defaiit de Appellatie da-'
delijk defert verklaard (2),
In-
co GROEKEWÉGEN, de Leg, ahrog, ad Z. 3, C. ds
imp^ & rcpav. appel,
(s) "^udiQ^ Pr act, ζ B^ 27 ilüQfdß.. .
Bthatidelitig v^^ zaaken in Booger Beroep. 343 "
Indien de geen, die Appel heeft dóen aaiiteeke- '.
nen, in het vervolgen daar van nalatig blijft, terwijl
de zaak uit haaren aart eigentlijk geenen bijzondereu
haast vordert, kan men , om zig uit die onzekerheid
te redden, na het verloop van den tijd bij de wet
bepaald, of het vonnis ter executie leggen, wanneer
de Appellant verpligt is uit den hoek te komen; of
bij 't Hof verzoeken Mandament van Defertk, uit
kragte van het welk men dan bekoomt eene Regter-
lijke verklaring, dat het Appel verloopm is (i).
Om eene geïnterjecteerde Appellatie te vervolgen, •i"«'''«« w»
procedeer en
vervoegt men zig aan den hoogeren Regter , bij Re- /}pp&i.
quest, inhoudende : d) een verhaal van de zaak,
die tot het Proces aanleiding gegeven heeft: —
eene voord ragt van de gevoerde procedures: —
en c) van het gewezen vonnis, waar bij men ver-
meent bezwaard te zijn (2): op welke gronden men
dan verzoekt Mandament van Hippel. — Het zelve
behelst: a') Eene auctoriilitie op den Deurwaarder,
om den Geappelleerden te dagvaarden, ten einde het
vonnis te zien te niet doen, het zelve te verdedigen ,
of daar van af te zien, zoo zijnen goeden raad ge-
dragen zal. — b) Voorts ook om den Regter, die
liet vonnis gewezen heeft, it inthifneeren, omzijn
vonnis te handhaven, zoo hem zulks belieft. — En ^
c) de claufule van inhibitie, dat is, om, in weer-
wil der Appellatie, de zaak niet biiiten haar geheel
te brengen, en zoo dit reeds gefchied mögt zijn ,
zulks
(1) Judk, Pr act, 2 28 Hoofdfl.
(2) Judic. Pract. 2 B. 24 Hoofdjl. §. 24.
i
Y4
\
ÉÜ
-ocr page 417-544 ^ock , Λ Deels VL Afäeeling*
zulks in voorigen ftaat te herHellen (i). — Deeze
is de gewooiie inhoud der Mandamenten van Appel.
Zomtijds hebben dezelve ook ongewoone claufu-
len (μ), als daar zijn de claiifttle van Relief, om
tegen het verloop van den tijd, tot het aanteekenen
of vervolgen van 't Appel, bij de wet bepaald, in
zijn geheel herfleld te worden: — de claufuïe coni'.
pulfoiry ten einde de Secretaris van het Gerecht,
het welk 't vonnis gewezen heeft, de copie daar van
uitgcve, of ook afgeve de ftukken van den procesfes
— de claufule 3 om ten da^e dienende annullaiie
ilico te fustinee7-en. Dit komt te pas, wanneerde
Regter in de inrigting cn form van het vonnis zig
zoodanig misgrepen heeft, dat het zelve naar regten
nietig is (3}: — de claufuïe, om ten dage dienende·
reparatie van attentaten te mogen fustineeren dat
is, om dadelijk af te doen de feitelijkheden, die, in
weerwil der appellatie, zonder dat dezelve defert
verklaard was, gedaan zijn.
Niemand wordt in Appel bij 't Hof gehoord , ten
Zij bij, bij het ligten van het Mandament, onder den
Rentmeester der Exploicten heeft geconfigneerd eene
boete van veertig guldens, die aan den Appellant
wordt te rug gegeven, indien het vonnis door den
hoogeren Regter veranderd wordt; doch bekragtigt
ipeeze het vonnis, wordt die boete ten behoeve van
den
cl)^ van alpne»\, i -^· 'p.^·^·
(a) Jüdic. Pract, 2 B, 24 Hoofdft. §. 24.
(3) t. ï\ ff', qua [ent. fine appell. rescind. ibique
ψ. D, in Comment. s, VANTius in Tract, de nuli^^
^fQceff:, (li; Se!! Η fit O
______ ___________
__
-ocr page 418-Behandeling van zaahen in Hooier Beroep, 345
den Lande tevens verbeurd verklaard (i).
Op den in Appel beteekenden Regtdag wordt door.
den Appellant tot te niet doening van het vonnis
eisch gedaan, en dat door 't Hof, doende hetgeen-
de Regter ter eerfter inftantie hadde behooren gedaan
te hebben, de Eisch, ter zelve eerfte inftantie ge-
daan , als nog zal worden toegewezen of ontzegd
met de kosten van beide de inilantiën (2). — De
Gedaagde in Appel vermeenende., dat de 'zaak aan
geen hooger beroep onderworpen is, laat hij zig op
de zaak niet in , nTaar proponeert de exceptie van
nki ontfankelljkheid in cas van provocatie , waar op
dan vooraf een voldingen en vonnis valt; doeh is
de zaak tot dusdanige exceptie niet gefchikt, dient
de Gedaagde van zijne Conclufie van Antwoord in
Appel, en doet daar bij eene voordragt van de zaak
en van de procedures, zoo als hij vermeent dezelve
van zijne zijde te moeten doen, en concludeert op
die gronden, dat de Appellant zal worden verklaard
bij het vonnis in (^usestie te wezen niet bezwaard^
met de kosten (3).
Dewijl zomtijds het vonnis gedeeltelijk wel ten
na leele, maar ook gedeeltelijk ten voordeele van den
Appellant gewezen is, en dus de Geappelleerde daar
bij mede vermeent bezwaard te zijn , ilaat het aan
den laatstgemelden vrij, om, zonder het onderne-
men eener afzonderlijke inilantie van Appel , bij wege
van eene zoort van Reconventie, zijn bezwaar voor
te
CO Na^. Ampi. Infir, van 24 Maart 1644. Art 9,
10, 13 14.
(2) Judic. Pract. 2 B, 24 Hmfdfl, 26.
Jndic. Pract. ihid. J. 27.
Η
^ i
I
1, Ν η
Ι
μι)»μ· ι ii,,
III, Boek, /. Deeh VI, Af deeling,
te ftellen. Dit noemt men in de Practijk, Grieven
ä. minima proponeeren, of Eisch α minima doen.
«--. Na dit alles wordt de zaak bij pcrfiilit voor re-
en duplicq voldongen (i).
Indien de Gedaagde in Appel niet verfchijnt,
wordt tegen denzelven geprocedeerd bij drie defau-
ten. — Het profijt van het eerfle defaut is een ander
Mandament. — Voor het profijt van het tmede de-
faut wordt het vonnis te niet gedaan; den Impetrant
toegedaan raauwiijks- Intendit over te leggen; en aan
denzelven verleend een derde Mandament, om het
zelve te zien verifieeren. — Het profijt van het
derde defaut is Acte, om te. voegen bij het Inten-
dit (2).
Iii. Eene andere zoort van hooger beroep draagt
den naam van Reformatie. — Men maakt daar
van gebruik, wanneer het vonnis, waar bij men ver-
meent bezwaard te zijn , van dien aard is, dat, uit
hoofde van de geringheid der fomme, of uit ande-
ren hoofde, van de zaak geen Appel valt Q}, of
dat uit het vonnis geene executie valt; b. v. wanneer
de eisch is ontzegd, met compenfatie van kosten. —
De form van procedeeren in dit geval ilaat gelijk met
die in Appel. — Het ondcifcheid tusfchen beiden
deeze regtsmiddelen beilaat hoofdzakelijk hier in: —
uippel heeft eene opfchorcende kragt, zoo dat
liet vonnis inmiddels niet ter executie gelegd kan
worden. — Rejormatie· belet niet, dat het vonnis
in-
(r) Judic. Pr act. d. l.
(2) Judic. Pract, ibid. aii.
(5) Zie hier vosrea uladz. 289.
Rsformatïe,
i
ί '
V'
JliUpiuJiV·«·'
Behandelwgvan zaaken'ln Hooger Beroep,
inmiddels onder borgtogt worde geëxecuteerd (r).—
α®.) De .tijd tot het vervolgen van.een ^ppei
twintig dagen na de gedaane aanteekening. ~ Man-
damenten van Reformatie moeten binnen 's Jaars ver-
zogt worden (2). boete van ^ppelii
veeriig guldens, die van Reformatk alleenlijk tmn·'
ilg guldens (3). . "
IV. Wanneer het gewijsde, waar bij men zig be" Raductis,
zwaard acht, niet is een vonnis van den gewoonen
Rechter, maar eene uitfpraak vm uirbiteren of goe-
de mannen, geeft men aan het hooger beroei? van
dezelve den naam van Reductie, —-Deeze heeft
altijd plaats (4), uitgenomen in het geval, dat het
Compromisi of de acte van verblijf, is aangegaan on-f
der overgifte van willige condemnatie, en dat dezel-
ve dadelijk verleend is. — De aanteekening van Re-
ductie doet men bij eene Notariale acte, en geeft
daar van bij inünuatie kennis aan de partije (5). ·—
Schoon het geenzints uitgemaakt is, of men in Re-
ductie niet zoude kunnen komen aan den gewoonen
Regter (6} , brengt egter de gewoone Practijk mede ,
dat men de Mandamenten van Reductie verzoekt bij
den Hove. — De orde van procedeeren in dit geval
komt volkomen overéén met die, welke in Appel en
Reformatie gebruikelijk is.
Cl) Inftr. Hof, Art. 212.
(2) Injlr. Hof, d. Art.
(3) Nad. Ampi, Infir. van 24 Blaart 1644. Art. 9 ßf 10.
(4) Nad. Ampi. Infir. Art. 2p.
(5) Judic, Pract. 2 B. 26 Hoofdfl. §. i. .
(ö) voet, ad tit, f. de recept, n, 27*
■ J" 'V
hl
. I
β
ii
ΠΙ. Boek^ L Deels FL Af deeling:
S VIII.
Reviße, V. . De laatfte zoort van hooger beroep is het mid-
ckr van Reviße, waar door men verftaat een ver-
doek , gedaan door iemand, die zig bij eene Sententie
van den hoogden Regter bezwaard acht, ten einde
dat zelfde Collegia het Proces op nieuw overzie, te-
vens met bijvoeging van een zeker getal perlbonen ,
(^^djuncten Revifeurs,') die in naam van de Hooge
Overheid daar toe bijzonderlijk benoemd worden (i).
— Geene Revifie wordt toegelaten van Appointe-
menten of Sententiën interlocutoir, of van namptis-
lëment, die bij de eindelijke beilisfing der zaak her-
ilelbaar zijn 5 noch van willige condemnatiën; noch
van Sententiën in posfesfoire zaaken. — In civiele
zaaken wordt nooit Revifie pro Deo verleend, noch
ook in crimineele, ten waare lijfitraf is opgelegd,
en de gecondemneerde een vierde der itemmen voor
zig gehad heeft (2}. — Revifie moet aangeteekend
worden binnen zes weken, en voor boete geconfig-
jieerd eene fomme van iwee honderd guldens (3). —
iiet Mandament van Pvevifie moet zoo tijdig verzogt
en gcëxploicteerd worden, dat het dienen kan binnen
een jaar na de uitfpraak der Sententie, zoo de Impe-
trant in Europa, en binnen twee jaaren, zoo hij in
één der andere wereld-deelen woont (4). — Wan-
neer Revifie aangeteekend is van eene Sententie, wel-
kers
(r) Judk. Pr act. 2 B, 29 Hoofdft. §. u
(2) Reglement op de Revifi'èn van Sententiën van
dtn Hove van Holland en Zeeland, van 1 Febr.i/^.,
Art. 2. ' J
(4) Regl. Art. 4,
.....
-ocr page 422-BehandelitJg van zaaken'in Hooger Beroep. 349
kers executie bij de eindelijke beflisfing der zaak 011·
herileibaar zoude zijn, mag de partije van 'r. Hof
verzoeken Appointement, om de Revifie binnen
eenen korten tijd te vervolgen (i). — Men houdt in
Revifie een beknopt geding, volgens de Acten der
voorige inflantie (s). — Het getal der Revifeurs,
die aan het Hof toegevoegd worden, is in civiele
zaaken zes , en in crimineele agi j dezelven worden,
binnen een maand na het voldingen, door het De-
partementaal Beftuur benoemd (3). — Binnen twee
maanden na die benoeming verzoekt de Impetrant in
pleit-zaaken dag van pleidooij, en in befchreven zaa-
ken levert men de Deductiën over (^4). — De zaak
wordt in Revifie op de Hukken van de voorige inftan-
tie beilist; ,en na die beflisiing geen verder onder-
zoek toegelaten (5).
-I
ZEVENDE AFDEELING.
p^an Benefcie van Inventaris y Cesße^ jltter-
minatie ^ -Inductie en Relief,
Behalven de Regtsmiddelen, tot dus verre hehm'yan
deld, zijn 'er ook nog zommige, die wel door het
Hof van Juftitie verleend, maar door den Regter van
(2) Re gl. Art. 6.
C3) Reg/. Art, 8 & p,
(4) Reg/. Art. 10.
(5) M^l' Ho//. 25 Jann. ι6ζ9. G, P* B. 7 D, fo,^
P3 8. i^eg/. Art. 12 14. .
ν -
??
-ocr page 423-wm.
350 III. Boek^ L Deels VIL Afdeeling.
de woonplaats, na een behoorlijk voldingen, onder-
zogt, en bekragcigd, {geinterineerd^ of van de
hand gewezen worden. Deeze last van het Hof aan
het Gerecht noemt men het Committimus. — Tot
de ontvouwing van die Regtsmiddelen is deeze ^f-
deelhg beileind.
I. Beneficie van Inventaris— Om het zelve
te verkrijgen, prefenteert men een Reqiiest aan den
Hove , daar bij te kennen geevende zijne beducht-
heid, of de boedel met fchulden mögt bezwaard
zijn, en mitsdien deszqlfs aanvaarding fchadelijk we-
zen ; en verzoekt voorts Brieven van Beneficie van
Inventaris y met Committimus aan het Gerecht van
de Stad, waar het ilerfhiiis gevallen is, of van de
naaste Stad, als het üerfgeval ten platten Lande is
voorgevallen (2). —- Uit kragte van deeze Brieven,
moet de Deurwaarder aan de Schuldeisfchers en Le-
gatarisfen dag beteekenen, a) om te verfchijnen in
het fterfhuis, ten einde de goederen aldaar te zien
inventarifeercn ; en b'^ om te verfchijnen voor het
Gerecht, aan het welk het Committimus luidt, ten
einde de voorsz. Brieven te zien bekragtigen. — De
Inventaris wordt door den Deurwaarder gemaakt,
ten overftaan van Schepenen, en wel binnen veertig
dagen na het verleenen der Brieven (3). — De
s '
C.i) Men vergelijke hier bij tevens, het geen wij
nopens dit Rej^tsmiddcl reeds hier voren, /j/adz.86-8S.
hebben opgegeven,
IW
(2) y/7;7p/. Ir/ßr. van 'tJIof, Art. 5. van alpheN,
I^apcg. I D. pag. 214 221.
t c3) Plataat vdü Keizer Karei van 19 Meij 1544-
Art. 39.
mtr·
-ocr page 424-^an Beneficie van Inventaris^ enz» 351
Impetrant moet de goederen, geïnventarifeerd zijn-;
de, doen waardeeren, en voor 'c beloop van dien
borg (lellen; voorts den boedel,redden, en daar van
rekening doen. — Den beteekenden Regtdag gekomen
zijnde, wordt door den Impetrant eisch gedaan tot
interlneraent van de Brieven van Beneficie van Inven-
taris, naar derzei ver forme en' inhoude. — De
fchuldeisfchers 5 zig daar tegen vt'illende verzetten,
concliideeren bij antwoord, tot ontzegging van dien
eisch, met de kosten. — In deezen gaat Hechts één
defaut, voor welks profijt de Brieven worden geïnte-
rineerd (i>
II. Beneficie van Cesfie, of Boedel-affiand, "^Rineßcievan
Men vervoegt zig hier toe, bij Request, aan het
Hof, als in deezen den gewezen Hoogen Raad ver-
vangende (2) , en fielt onder het zelve de naamen ,ei\
woonplaatfen der voornaamfte fchuldeisfchers (3). —
Het Hof zendt dit Request, bij Misfive, aan het
Gemeente-Beiluur van des Cenfionants woonplaats,
om daar op hunlieder advis te bekomen C4}. —
Dusdanig advis worde echter niet vereischt, wanneer
de Cesfionant ten platten Lande woont (5). ·—· Het
advis ingekomen zijnde, en geene bijzondere rede-
nen voor het tegendeel dienende, worden de Brieven
•van Cesfie door het Hof verleend, met Comm'iimus
CO Jtidic. Pr act. n Tl. 30 Hoofdfi. §.4:
Ca) Reglern. 18 Scpt, 1595. Art. a. ,
Cs) Ordo7ïn. H. R. 24 Jtimj 1649. G. P. B, ? D,
P^g' 936. . I/
i'
• i
f
CO RefoL jm. Ά Meij 1595. '· . ' ^
(J) Jïidic, Preet, a B.^zi Hoofdfi^. pag,
NHÉ
-ocr page 425-III, Boek, 1, Êeels VIL Aßeding.
aan den Regter van des Cenfionants tegenwoordige
woonplaats, of van de plaats, waar hij binneii
'sjaars het laatst gewoond heeft (i). '
De Brieven van Cesfie verleend en geëxploicteerd
zijnde, is daar van wel het gevolg, dat de Cesfio-
liant met geen Arrest op zijn perfoon mag bekom-
merd worden (α); doch wordt, tot bewaaring van
zijnen boedel, dadelijk een Curator aangedeld. —
Op den beteekenden Regtdag moet de Cesfionant zelf
in perfoon tegenwoordig zijn, om den door hem
opgemaakten Staat en Inventaris van zijnen boedel
over te leveren, en het inÏerinement, of de bekragti-
ging der door hem verkregene Brieven van Cesfie te
onderzoeken C3). — De gedagvaarde fchuldeisfchers
hebben het regt, om vooraf Copie van de .Brieven
van Cesfie en van den Inventaris, opgave van des
Cesfionants ongelukken, en vifie van a|le 'boedel-
papieren te verzoeken (4)· — Zoo zij vermeeneil
grond te hebben, om, uit hoofde van bedrieglijken
handel van den Cesfionant, tegenfpraak te kunnen
doen, wordt door hun antwoordende geconcludeerd,
tot ontzegging van den Eisch ten interinemente, en
tevens gefustineerd, dat de Cesfionant bij provifiè
zal worden gelast te gaan in befloten hegtenisfe. —
Op dit alles valt een voldingen, en vonnis van den
Regter. — In Cesfie gaat niet meer dan één de-
faut s
CO ^ς/ο/. Holl. 14 Sept, J73(j. G* Ρ, Iii 6 D,
pag. 652. . i
> (2) Zie inij.üe Verzam. van merkwaardige GsWijsdefii
Κ Ό. Caf.-io, pag. 322.
(3) Jitdic, Pr act. 1 B. Hoofdft, J. 5»
' C4)· Jif^o Pr act ^ eU U pag, 400.
t
lil
Ψ
yan Beneficie vän Invèntarls^ en^. 353
fallt, voor welks profijt de Brieven geïiiterineerd
wordeii.
III. ^mrrninaiie of Refpyi» — Dit beneficie Aiteminath
beilaat in een verleend uitftel van betaaling, voor
dén tijd van vijf of minder jaaren, mits voor het
doen der betaaling, na verloop van dien tijd, be-
hoorlijke borgtocht gefield hebbende (1). — Men
prefenteert daar toe aan 't Hof, het welk in plaats
van den gewezen Hoogen Raad in dit opzigt geko-
men is (2) ,een Requestj-daar bij te kennen gevende,
dat de flaat van des verzoekers boedel zoodanig is,
dat hij, offchoön wezentlijk in flaat om te betaalenj
uitflel van betaaling noodig heeft, en dat hij voorts
aan zijne fchuldeisfchers, door behoorlijke borgtogt,
zekerheid geven kan ; op welke gronden hij dan
Verzoekt Brieven van ^tierminatie ^ met Committi-
mus aan het Gerecht van zijne woonplaats (3). —·
Die Brieven verleend, en aan de fchuldeisfchers ge-
exploicteerd zijnde , wordt ten dage dienend^ bij het
Gerecht Eisch gedaan tot interinement, en tevens
daar bij overgelegd de acte van.borgtogt. — -Het
ilaat aan dß fchuldeisfchers vrij, om zig daar tegen
te verzetten, het zij op grond van de ongenoegzaam-
heid der aangebodene borgtogt, het zij, uit hoofda
van door den fchuldenaar gepleegde bedriegerijën,
die hem deeze gunst onwaardig maken. — op'
volgt dan een voljingen, en eene Regterlijke,beilis·
fing C4).
S IV.
(O VOET, ad tit. f. de cesf, bon. n. 14. feqq.
Qi) Keglern.-van 18 Sept. 1795. Art. 3.
(3) Judic. Pract. 2 B. 3a Hoofdßl 2,; ' . ' . .
(4) Judis, Pract. ibid. i, 3.-
Ζ
ύ
354 III. Boek^ L Deels VIL Af deeling.
IV. Inäuciie, — Deeze beilaat in een Bevelfclirift
van 't Hof Cl) ? verleend op een daar toe geprefen-
teerd Request, waar bij de Deurwaarder wordt ge-
magtigd, de fchuldeisfchcrs voor het Gerecht yan
des fchuldenaars woonplaats te dagvaarden, om we-
gens uitilel van betaaling gehoord te worden, met
last aan dat Gerecht, om naar recht en redenen des-
Inductie.
wegens te beflisfen.
Rilicf,
m
Het JSIandament verleend eu
geëxploicteerd zijnde, wordt de zank door den In>
petrant ter Rolle van het Gerecht geprefenteerd, en
onder aanbod van zoodanige zekerheid, als hij ten
behoeve van^zijne fchiildeisfchers rtelien kan, ver-
zogt , 'dat de Regter de fchiildeisfchers, die veriche·
nen zijn, of hunne gemagtigden, op de Inductie ge-
lieve te hooren, en, is 't doenlijk, in 't verzogte
uitftel te doen toeilemmen, of wel, zoo zij tot geen
redelijkheid willen verihan, ex officio gelieve te be-
fchikken, als naar recht en reden behooren zal.' —
De fchuldeisfchers worden daar op gehoord; en die
zig wil verzetten, doet bij een dingtaal tegenfpraak;
waar op dan des Regters beflisfmg volgt (2).
V. Relkf, of herilelling in 't geheel, uit hoofde,
dat men door vreeze , bedrog, minderjarigheid,
dwaling, of andere billijke reden, tot de daad verleiil
is, waar tegen men herileld wil zijn (3), — Het
verkenen van Relieven kwam weleer toe- aan den
Hoogen Raad, doch thans, na de vernietiging van
dat
CO ^mpl' Infir. Art. 7»
(2) Judic. Pracf. 2 B. 33 Hoofdfl. 3 β? 4·
Cs) 2ie boven hladz. 19^,
l>
l^an Beneficie vafi Inventaris^ enz* 355
dat Collegie, aan het Hof (i). — Vit Relieken ^
die wel bij wege van eene Provifie van JuiHtie ver-
leend , maar altijd door den Regter, waar de zaak
t' huis behoort, of aanhangig is, onderzogt en be-
kragtigd moeten worden (2), zijn van tweërleien
aard, of de zaak zelve betreffende, (^fuhßamkele
of tegen het een of ander verzuim, in het proces ge-
pleegd , QtidkieeJe),
Zij worden verleend, of bij wege van een Manda*
ment, indien de zaak nog geheel moet worden aange-
legd , of bij Brieven van Requeste Civiêi, indien de
zaak reeds aanhangig is. — Om dit door een voor-
beeld klaarder te maken, ilelle men, dat ui, ver-
meent , door bedrog van B, in zekere handeling
misleid te zijn, en alzoo te kunnen vorderen te rug
gave van het geen B, ter dier zaake van hem onder
zig heeft. In dat geval verzoekt hij van het Hof
Mandament van Rau-actie, tot het bekomen van
die te rug gave, met de claufule van Reliefe tegen
zijne daaden en handelingen, die hem naar fcheipheid
van regten in die actie zouden mogen in den weg
zijn; en met Committimus aan den dagelijkfchen
Regter van B,, om, na gedaan onderzoek, dat Re-
lief te bekragtigen. — Maar gefteld, dat reeds
door B, tot de naarkoming van dit bedrieglijk con-
tract in regten geroepen is, en, om zig te kunnen
verdedigen , -van het aangaan van dat contract be-
geert gereleveerd te worden, zoo moet A. geen
Man-
co Jtidic. Pr act. 4 i Hoofdfl, §. i. Regletti,
van 18 Sept. 1795. Art. 3.
(3) Verdrag van 3 Aug. ι$?>7, Art. π.
Ζ %
-ocr page 429-356 IIL Boeky L Deels VIL Afdeeling*
Mandament vragen, omdat 'er reeds een Regtsgeding
aanhangig is; maar hij verzoekt alleen Brieven van
Requeste Chïeïy met Commitiimus aan den Regter,
voor wien dat Proces hangt (i).
De Relieven tegen judicieele verzuimenisfen zijn
veelerleie. Behalven de Relieven, om tegen het niet
tijdig doen aanteekenen of vervolgen van een Appel
gereleveerd te worden, en waar toe eene afzonder-
lijke claufule in de Mandamenten van Appel wordt
ingevoegd (a), heeft men Relieven : λ) tegen het
gaan van defiuiten: — b) tegen een verleend ver-
ftek van antwoord: — tot het veranderen van
zijnen genomen Eisch en Condufie: — tot het
vermeerderen van denzelven r — <?) tot het doen van
productie van bewijzen, waar toe de tijd vcrloopen
is: — ƒ) om als nog eene gedaane productie tc
mogen amplieeren en vermeerderen: En g) om
nieuwe feiten te mogen in 't proces brengen en be-
wijzen Cs)·
Zoo wel de Mandamenten van Relief, als de Re-
questen Civiel^ tot onderzoek van den Regter verwe-
zen wordende, moet bij dien Regter, aan wien't
Commitiimus liiidt, worden Eiseh gedaan, ,,, tot
- 3, inierinemênt, of bekra'gtiging van dzxReüef, naar
5, deszelfs forme en inhoude, en dat dienvolgende de
„ Impetrant zal worden gereleveerd en in integrum
5, gerestitueerd, zoodanig ais de Brieven medebren-
„ gen (4)." '
I
De
(1) "^iidic. Pr act. ihid. §. 4.
(2) Zie hier vooren hladz. 244.
(3j Judic. Pract. ihid. §. 8.
C4) Judic, Pract. ibid, 9 ß? 10.
-ocr page 430-Van -Ββηφοίβ van kiventaris^ enzi ^ζγ
De Gedaagde, het Relief willende tegenfpreken,
concludeert bij antwoord tot rejectie van het Relief,
en dat aan den Impetrant zijnEisch ten interinemente
zal ontzegd worden.
____I___I_ ',·..·'" __
AGTSTE Α F D Ε Ε L I Ν G.
■j { - . .
Van de manier y op welke de zaaken, na het
voldingen , verder in flaat van wijzen
gebragt worden. ι ■
) ;
Er is eene zekere zoort van zaalien, tót welke'r/)/«voo/y m
verdere behandeling, na het voldingen , niets anders
vereischt wordt, dan dezelven^mondeling te bcpiei- é
ten. — Dit heeft plaats op alle Provifiën, Excep-
tiën, en Inpidenten; als mede in die zoort van zaa-
ken, welke fammierlijk behandeld worden (^i)'. —
Bij de Gerechten worden die Pleidooijen meestal ge-
daan in het volle Collegie; op zommige plaatfen,
voor het mindér-getal van Schepenen CO ; en bij het
Hof, voor Commisfarisfen van de Rolle (3).
Alle -andere zaaken worden , na wisfeling van In-Bephitenof
ventaris en Stukken, bepleit of befchreven. — Bij ^'{f^S».
de Gerechten wordt meest alles bepleit; en men weet
(1) Zie hier vooren III. Afdeel, bladz. 315. en volgg.
(2) Ordorm. op V Proced. te Amfierdäm van 28
Jann. 1779. Cap, 6. ii. en volgg. Keuren van
Leydcn No. iZz-pag, z6p. - "Z
(3) '-die. Pr act, 2 B. s Hoofdfi. §. 4, en 3 /?,
I Hoofdfi, S. 2. ■ . , ' . . , ,
m
V
iü
t
mam
558 UI. Boek, L Deels VUL Afdaling.
aldaar weinig van befclirijven, uitgezonderd in zaa
ken, die uit haaren aard ongefchikt zijn, om bij
eene mondelinge pleidooije te worden voorgedragen.
— Bij het Hof hebben, ten aanzien van het pleiten
of fchrijven, deeze regels plaats. — i®.) Alle ge-
fchillen, in regten beftaande, en waar toe geen be-
wijs van getuigen noodigis, in zaaken van duizend
guldens en daar boven, worden mondeling in den
Raad bepleit (i). — Alle gefchillen, in faiten be-
ftaande, waar toe bewijs van getuigen noodig is,
in zaaken van duizend guldens en daar boven, moe-
ten befchreven worden (s). — 3°.) Alle zaaken,
beneden de duizend guldens, worden altijd voor
twee Commisfarisfen bepleit (3). 4®.) ^^^^ ordi-
naire crimineele zaaken worden behandeld als be-
fchreven zaaken, doch niettemin naderhand in den
Raad mondeling bepleit (4),
Dadelijk na het voldingen wordt bij 't Hof, dooi;
eene notiil ter Rolle, tusfchen partijen bepaald, of de
zaak bepleit of befchreven zal worden. — Dit noemt
men een Appomtemmt dhpoßtkf (5),
wisfeienvan Aan het pleiten of fchrijven moet altijd voorafgaan
ii-iV/i/^« van Inventaris en Siukhen. — Om el-
kander daar toe te noodzaken, heeft men bij 't Hof
^ drie
(ï) Nf^h Ampi. Infi}·, van 24. Maan'164.4.. Ari.zj,
(2) d. Art. 27. merula, Man. van Proced. Libl&f,
Tit. 4α, Capt 4. in not,
(3) Regiem. 9 Maart 1728, Art.
C (4) d. Keglern. Art, i,
(5) fudig, Pract, 3 B^ 1 Hoofdfi, $.
ψύ
tn ■
Van bepleiten^ of hefchrijven. \
drie Appointementeii noodig (i). — Bij de Gerech-
\
ten brengt de Practijk meestal mede , dat men, van
zijne zijde van Inventaris gediend hebbende, vefilek
van productie verzoekt. — De Inventaris of Lijst
van proces - (tukken lieeft overal niet dezelfde
form (2}; en zekerlijk moet men erkennen, dat ze
nergens netter gemaakt worden, dan bij 't Hof. —
Na den Inventaris zeiven , en de Procuratie, op den
Procureur verleden, te hebben overgelegd, brengt
men onder eene volgende letter de Dingtalen, die
van de eerile en tweede inilantie, elk afzonderlijk,
met eene korte opgave van den loop der Procedu-
res. — Hier op volgen de (lukken tot bewijs der
daadzaken, in die zelfde rangfchikking, waar in zij
bij het Mandament, of de Concluiie van Antwoord,
zijn ter neder gefteld, met aanwijzing bij ieder (luk,
tot bewijs van welk artikel het betrekkelijk is (3).·—
In pleitzaaken brengt men ook nog op 't ilot van
den Inventaris eene Schriftuur, genaamd C^/f/i-Pe-
ßiie, behelzende een verhaal van de geheele zaak,
en van de gehoudene dingtalen, en eindelijk een voor-
del
(1) merula, Man. van Proced, Lil·. 4. Tit. 42.
Cap. 4. in not. '
(2) Hier op mögt door de Practizijns wel een wei-
laig meerder aandacht gegeven worden. De Amfler'
damfche Notifien van Stukken, inzonderheid, kunnen
'er nu en dan vrij fiordlg uitzien, — Öndertusfchen
een Inventaris, in eene nette orde, en met een juist
oordeel gemaakt, is als een Recueil voor den Regter,
cot goed verftand der zaake.
Cs; Juäic, Brast, 3 2 Hoofdfl» §. 7—9.
Z4
' 4
■ Μ
3Ö0 UI. Boek, 1. Deels vut. Af deeling.
ftel van het vraagpunt, uit het gedmg voortvloeien-
de CO,
§ IF.
Hooren van Indien op den inventaris verklaaringen zijn overge-
^e%'eregtlii'-'S'-^5 ZOO volgt, in zaaken voor eenig Gcrccht han-
gende, het hooi'e'4 der Getuigen. — Dewijl naar
regten op geen getuigenis mag worden acht gellagen,
of het moet beOedigd zijn, en aan de tegenpartije
gelegenheid gegeven Vi^orden , oni de getuigen op
tegen-vragen (Contra - Interrog at oriefi^ te hooren ;
het geen men in de Pi'actijk noemt een getuigenis in
forma prob anti beleggen (2.): moeten de Getuigen
perfoonlijk voor den Regter verfcbijnen, aldaar hun
verklaarde met eede bevestigen, en tevens-antwoor-
den op de tegen-vragen, die Hun door den Regter ,
in naam van de tegenpartij, zouden mogen worden
voorgeflcld. —· Ten aanzien van het inrigten deezer
tegen-vragen moet wel bijzonderlijk worden in 't oog
gehoudt.'n, dat men zig bepaale tot die zaaken, waar
van de verklaring fpreekt, zonder den Getuigen te
mogen hooren over zaaken', tot de.verkUiarIng geene
betrekking hebbende; als mede,, dat men zorgvul-
dig veriuijde alle nuttelooze, en vooral alle flrikvraa-
gen, die de Regter, wanneer ze hem in't oog loo^
pen, vcrpiigt is agiervvege te laten (3). — Dit
alles wordt, benevens de verdere flukken, waar van
men nog mögt goedvinden gebruik te maken, bij
eenen naderen, of ^mpUatie-InventarIs^ in het
■ " Vd'Qr
CO y^J.dic. Pr act. ibid. §.5.
C2) VOET, ad tit. ff. de 'testib. n. 15.
Cs; yudic. Pr act. 3^-4 Hoofdfl. §.' 12.
Van bepleiten, of befchripen, 3^1
Proces gebragt. — De productie geheel afgeloopcn
zijnde, fluit men het Proces, het welk genoemd
wordt renuncieeren van verdere productie en ver? ^
zoekt dag van pleidooije (^i).
In pleitzaaken worden bij het Hof nooit Getuigen
gehoord; dit gefchiedt alleen in befchrevene zaaken,
waar van ilraks de form korteJijk zal worden opge- '
geven.
§y·
Het Proces gefloten zijnde, wordt de zaak bepleit, Vereischte^
Door pieken verflaat men: ,, de,gronden en rede-
„ nen van het geen ten procesfe beweerd wordt, bij:
mgnde aan den Regter voor te dragen, en de
j, daar op gemaakte tegenwerpingerji van de partije ' '
„ op te losfen." — Even gelijk in de Dingtalen,
houdt men in de Pleidopijcn ook vier termijnen,
namelijk Eisch, ^niwoord, Replicq en Duplicg.
Het doen van goede Pleidooijen is een werk van be-
oelFening, het welk door den tijd meer en meer be-
fchaafd wordt. — Ondertusfchen zijn daar toe de
volgende regels vo.ornameiijk in acht te nemen (a): —
i^.) De '
(1) Qrdonn, op V Prgced. in de Steden en ten. plat-
ten Lande, Art. i/j.—28. en aldaar s. van leeuwen,
in not,
(2) Zeer veel aanprijzing verdient op dit rtuk het \
werkjen yan gui, de fEloquence du Jiarreaii. {Paris
1767» in Svö.) ^ Tot het maken van goede plei-
dooijen is zekerlijk het lezen der Redevoeringen van
demosthenes en cicero dienftig. Doch dewijl tus-
fchen de inrigciug van die Redevoeringen, en,van onze
Pleidooijen, een merkelijk verfqhil plaats heeft, ver-
zuime men ook niet het lezen der werken van d'a-
'Μ
%
-t*··
z 5 gües-
-ocr page 435-362 in. Boek, Ι. Deels VUL Afdeeling.
De Pleiter nioet de zaak van alle kanten bezien,
en wel doorgrond hebben. Het leezen en herleezeti
van de ilukken; het brengen van de zaak tot het
waare punt van regten; de grondbeginzelen van het
regt; op dat punt wel toe te pasfen; voorts naar te
gaan, wat de voornaamile Regtsgeleerden daar over
gefchreven, of andere Regters, in gelijkzoortige zaa-
ken, beQist hebben; zie daar de goede toerusting
van den waaren Pleiter (i). — 2°.) Dit alles wordt
vervat in eene Pleit-Memorie , welke men in 't begin
best doet geheel uitgewerkt te fchrijven, zig van
langzamerhand gewennende, om dezelve in te kor-
ten , tot dat men eindelijk leert op eene korte fchets
te pleiten. ^ De ilijl behoort klaar, aangenaam, en
deftig te wezen (2), en nooit te worden uit het oog
verloren, dat, den Regter van zijn gelijk te over-
tuigen, het doeleinde van alle Pleidooijen moet
zijn (3). — 3®.) De beste orde en verdeeling is
altijd die, welke het meest gefchikt is, om de zaak
op eene duidelijke en bevallige manier den Regter
aan het verftand te brengen. — Zeer dikwüs levert
de orde van het geding de beste verdeeling op (4). —
4®.) Aan eenen Pleiter ilaat, als een hoofdgebrek,
) te
üUESSEAü, iParis i/Sg. in 8 voL in ^to.") en van
CÜCHIN, {Paris 1771. in 6 voL in en vooral, het
geen wij bij ondervhiding tot vorming van den ilijl
aanprijzen, het lezen van in druk uitgegevene Memo^
ricn en Deductiën.
(O Jt^iiic. Praet. Ζ B. 2 Hoofdfl, §. 13.
(2) Judic, Pr act. ibid. §. 14.
C3) Judic* Pr act. ibid. g. 18.
w
(4) Judic^ Pr act. ibid. §.15.
ÉÊi
-ocr page 436-Van bepleiten, of hefchripen, 363
te vermijden de langmjUgheid, Zij dooft de aan-
dacht uit, men verveelt den Regter, 'en men mist
eindelijk het doelwit van ^jn pleiten. — Men wagte
zig egter, om niet in een tegenovergefteld gebrek te
vallen, en door niet alles te zeggen, wat noodig is ,
oppervlakkig te worden. — Tiisfchen beide deeze
klippen midden door te zeilen, is de veiligite weg(i);
— De uitvoering der Pleidooijen moet gedaan
worden met eene natuurlijke en onopgefmukte wel-i
fprekèndheid; vooral met de gepaste zoo
jegens den Regter , als de p^rtije. Het gebruiken
van beledigende uitdrukkingen onteert de pleitzaal. —
Evenwel deeze zoo noodzakelijke zedigheid fluit we-
derom de vrijmoedigheid niet uit, en belet den Plei-
ter niet, om, waar de nood het vordert, de zaaken
bij haaren waaren naam te noemeni(s)· '
S VI. . ·
In het behandelen van pleitzaaken, of befchreven Bepchreven
zaaken, is bij de Geregten bijna geenOnderfcheid.
Doch bij 't Hof hebben de befchreven zaaken eene
geheel bijzondere form, waar van het alhier genoeg
zal zijn, het volgende kortelijk aan te (lippen(3).—
Men begint met door eene notul ter Rolle te bepa-
len, dat de zaak zal befchreven worden. Dit noemt
men ^ppointêment dispoßiief, om acte te maken y
ie dienen, en productie te doen , is V nood, — Men
brengt den Inventaris met alle de ilukken in behoor-
lijke orde, en dient daar van ter Furaeer-Rolle van
den Hove. — Men wagt daar op vier weken, en
nood-
(1) Judic, Pr act. ibid. J. 16.
(2) Jüdic. Pract. ibid. §. 17.
, zaaken.
(3) Judic. Pract. 3 3 4 Hoofdß.
-ocr page 437-UI. Boek^ I. Deels ΡΊΠ. Afdeelingl
noodzaakt dan de partije, eerst bij Jnfmuatie ^ en
vervolgens bij een ^ppointement van Bevel, om van
gelijken te doen (i). — De rtukken van wederzij-
den gefurneerd zijnde, wisfelt men van Inventaris
en Stukken, en levert onder den Hove zijne fecreete
Schriftuur van ^dvertisfement van Rechten, die ei-
gentlijk niets anders is, dan eene fchriftelijke plei-
dooij, in eeneu doorgaanden ilijl, en eene aaneenge-
fchakelde redenering, met gepaste overgangen van
het ééne punt tot het ander, articulsrgewijze, bcr
fchreven. — De zelfde regels, die de Pleiter heeft
in acht te nemen, komen ook hier te flade.
VtrUni van verre, als geene getuigenisfen behoeven belegd
Information, j-^ worden ; doch heeft het tegendeel plaats , en vindt
de partije niet goed zig te verklaren, dat hij de ge-
tuigen houdt voor belegd, moeten de getuigen voor
Commisfarisfen in perfoon verfchijnen , en aldaar
gehoord worden; van al. het welk een Verbaal van
ïnformatiën gehouden wordt. — Men begint niet
ter Furneer-Rolle te verzoeken tijd van produc-
tie (α). — Men prefenteert twee Requesten, het
één om Mandament van Tuigeny uit kragte van het
welk de getuigen ten Hove gedagvaard Worden; en
het ander om Gommisfte op Commisfarisfen y tot het
doen van de verhooren (3). ~ Men doet vervol-
gens den Procureur van de partije, bij Iniinuatie,
inthimeeren den dag, tot bet verhoor beflemd; tevens
daar bij copiën der verklaringen overgevende (4). —
Ten
CO Judk, Pr act. iUd. 3 Hoofdfi. §.4.
(2) Jud. Pr act. ibid. 4 Hoofdfl. §. 9,
Cs) J^dic. Pr act. ibid, §. to.
(4) Judic, Pragt. ibid. Ii.
-ocr page 438-Van bepkttcn^ of befchripen, 3^5
Ten beilemden dage worden de getuigen voor Com-
inisfarisfen gehoord, 200 op hunne verklaringen, als
op de tegenvragen 5 door de partije , des goedvinden-
de , overgegeven. — Dit verhoor wordt voor de par-
tijen geheim gehouden, tot dat zij zig verklaard
hebben van verdere productie af te ή^η, en opening
van informatiën verzoèkeri ([i). — Eindelijk wordt
de zaak bij de gewoone notulen ter Furneer-RoIIe
volfchreven (2).
NEGENDE AFDEELING.
„ .1·
ui
Ί·
Van Vonnisfen 3 en der zeiver Executie.
De zaak, door wederzijdfche partijen in flaat van/j^^^or/tfa*·
wijzen gebragt zijnde, moet door den Regter
vonnis worden beflist. — Bij het Hof worden de
wederzijdfche ftukken, door den Prefident, geileld
in handen van één der Raaden, om dezelven vooraf ^
naar te gaan, cn van zijne bevinding berigt te doen.
Men noemt denzelven Rapporteur. Deze moet geen
nabellaande zijn, van de Practizijns, die in de zaak
dienen (3). — ^ijn pligt is de iliptile geheimhou-
ding, het doorlcezen van de ftukken en advertisfe-
nienten, en het maken van korte aanteekeningen uit
dezelven, den naam dragende van een Recueii<i^'). —
Den /
(1) Jiidic. Pract. ibich 14.
(2) Judic. Pr act. ibid. §.15.
(3) Refol. Holl. 23 Maart 1669 ^ G. P. B. D.
pag. 663.
(4; Jfjßr. Hof, Art. 149 é? 150· ^
■->·:· -ψ··
-ocr page 439-366 III. Boek^ L Deels IX, Afdeelingl ■
Den Rapporteur rapport gedaan hebbende, worden
de il ukken zelve in den Raad gelezen, vervolgens
over de zaak geitemd, en naar meerderheid van
Hemmen de Sententie uitgebragt, onder welke de na-
men van alle de Raaden, die 'er over gezeten heb-
ben, gefteld moeten worden (i).
Bij de Geregten is het Hellen van een Rapporteur
niet gebruikelijk; de ftukken gaan bij elk der Schepe-
nen rond 5 voor twee, drie, of meer dagen, om
inmiddels door hun gelezen te worden; rond gegaan
zijnde, brengt elk zijne ftem uit, en de meerderheid
maakt het Vonnis op, het welk door alle de Leden
moet worden onderteekend.
rohsten van. Het gebeurt zomtijds, dat de Regter bij het on-
derzoek der zaak bevindt, dat een of ander punt,
waar op het in de beilisfing aankomt, of in 't geheel
niet, of niet genoegzaam bewezen is. In dit geval
gelast de Regter aan die geene der partije, wien
zulks naar den aard der zaake betreft, zoodanig be-
wijs binnen zekeren tijd over te leggen. — Men
noemt dit pointen van officie openen (2).
Omtrent de bcflisfende Vonnisfen (definit-ive fenten'
iiën) ftaat nog aan te merken; — λ;) Dat zij eene
geheele of gedeeltelijke toewijzing of ontzegging van
het geëischte moeten behelzen, zonder dat daar bij
gebruikt mag worden de uitdrukking van de con-
clufie te ontzeggen, zoo als die gedaan en geno-
men
Cl) Inflr, Hof, Ari. 34. Decif, en Refol. van V Hof,
No. 121.
Cs) Judk, Pr act, 3^-5 Hoof Hfl, §.4.
Vtr tischt en
der VonniS'
ren.
-ν-Λ
Van Vonnisfm tn äerzeher Executie,
men is (i)· Dat daar bij regt tnoet worden
gedaan in naam va» het Bataaffche Volk (2);
welke claufule gekomen is in plaats van de voormali-
ge: tdt den naam en van wegen ds Hooge Overheid
en Graaflijkheid van Holland y Zeeland en furies-
land (3). c) Dat daar bi] ook bepaaling worde
gemaakt'nopens de kosten, het zij door de eene par-
tije daar in te condemneereny het zij ^or dezelven
te compenjeeren y dat is, dat elk zijne eigene kosten
dragen moet, — Dit laatfle heeft plaats, of om dat
partijen zeer na aan elkander vermaagfchapt zijn, of
om dat de geappelleerde een Vonnis it;l zijn voordeel
had, of om dat de zaak aan den Regier zoodanig
twijffelachtig is toegefchenen, dat, zijns inziens, de
eisfcher niet roekeloos gehandeld heeft, met zijne
actie aan te leggen, noch de verweerder, met zig
daar tegen te verzetten; met welke beoordeeling des
llegters geweten is belast (4). — d) Dat een ge-
noegzaam getal leden over het Vonnis gezeten heeft.
— Bij de Geregten worden de Vonnisfen iiitgebragt
door alle de Schepenen, in zoo verre ziekte, ojt
noodzakelijk belet, hen daar in niet verhinderen. —
Bij 'tHof wordt,tot beilsfiing eener civiele zaak,ver
eischt een getal van v/j/Raaden, en in crimineelezaa
ken behoort het Hof 200 voltallig mogelijk te zijn (.5)
§ IV
(1) Qrdonn. op Proced. in de Steden en ten plat
ten Lande, Art. 19. Ampi. Infir. van V Hof^ Art, 26
(2) Staatsreg. van 1805. Art. 73.
(3) Jtidic. Pr act. 3^-5 Hoofdfl. %. 6.
(4) Inflr. H. R. Art, 49. voet , ad tit, ff", de re
judic. n. 22. '
t5) Jiid. Pr act. 3 $ Hoofdfl, §.7.
i ,
' ί
m
η
368 UI. Boek, /. Deels IX, Afdeeling,
% IVi
Om een Vonnis, door dcli Regter uitgebragt.
Van kragt te doen zijn, is 't noodig, dat hetzelve
in 't openbaar worde g'epronuniieerd, of uitgefpro-
ken. — Zulks wordt gedaan op de Rolle, door den
Griffier of Secretaris. — Bij de Gerechten is het
met gebruikelijk, aan partijen eenige onkosten, ten
behoeven der Leden , te berekenen, uitgenomen tea
platten Lande de advis-gelden van onzijdige Rechts-
geleerden , welken Schepenen over het uit te brengen
Vonnis geraadpleegd hebben. — Doch bij 't Hof
worden aan Rappdri-gelden berekend, die bij
parate execütie worden ingevorderd, en voor welker
betaaling geene copije van het gepronuntieerde Vonnis
tvordt uitgegeven (i). — De Regter, eenmaal zijn
Vonnis hebbende uitgefproken , raag daar in niets
veranderen, maar Wel zijne meening, bij wege van
interpretatie i verklaren (α).
§ V.
Executie en ^^00 dra een Vonnis gegaan in kragte van gewijs-
Execuioric. ^ ^ij 'er geen Appel van valt, het zij binnen
de tien dagen geen Appel is aangeteekend , het zg
de tijd tot het vervolgen van 't Appel verloopen is,
mogen ter executie gelegd worden, ren waare, door
verjaaring van het Vonnis , of door den dood of
ftaats-verandering van den gecondemneerden, het
Vonnis vooraf executabel moet verklaiird wordenes),
— Bij de Gerechten heeft men niets anders noodig,
dan
CO RefoL van V Ilof, van ir hbr, 1772. G.P.B,
9 D. fol. φ.
(s) yuc/ic. Pr act. 3 S. 5 lioofdfi, §. 7.
Pröttuntiatie
der VonnïS'
ren,
\
(3) Zie boven bladz, 319.
.L·,..
-ocr page 442-Van Vonnisfen en derzeher Executie.
dan het-Vonnis in handen van , den Geregtsbode te /
jflelleii; doch bij het Hof'moet men op de Sententie
alvorens ter Griffie een Execuiorie doen opmaken,
dat is 5 eene auctorifatie op den Deurwaarder, om de
Sententie naar haare forme en inhoud ter executie te
leggen (i).
S VL
Het eerfte begin van alle Executie h At Sommaiie, Somimtie,cn
beftaande in een gefclirift, door den Deurwaarder of
Bode aan den Geëxecuteerden over te geven , waar
bij dezelve wordt .-aangemaand,, om . binnen vier-en*
tmntig uuren aan het Vonnis te voldoen , en te be-
taalen de kosten, op ilralFe van verdere executie. —
Bij het Hof wordt in.de Sommatie uitgedrukt, overeen-
komftig de letter van de Sententie , wat men van den
Geëxecuteerden hebben wil, met overgifte van Co-
pie van de Sente\jtie, en van het Executorie (2). —.
Dit is allezints billijk en behoorlijk; zoo handelt men
ook bij veele Gerechten; fchoon op zommige plaat-
fen, b. V. te Amfierdam en in Noordholland, zulks
niet wordt in acht genomen.
De vier-en-twintig uuren overftreken zijnde , in-
dien 'er aan het Vonnis niet voldaan is, wordt de
Sommatie op gelijke wijze herhaald, het welk men
noemt Renovatie (3).
s VII. ,
Deeze twee acten van executie zonder voldoening On/UrfcheU
afgeloopen ziinde, wordt de executie verder ^oQxtgt^ dent zoorten
^ r i 1 ^ Μ , . yanEiitcuii»
zet, doch op eene zeer verlchillende manier, naar
i) Jtidic. Pr act. 3 U. 6 Hoofdft. §. a,
(2) Judi€, Pr act, ibid, §.6.
(3) Jttdic, Pr act. ibid. §.10,
-ocr page 443-- 37^ ßoeky /. Deels IX. Afäeeling,
mate, <?ƒ het Vonnis is gewezen in eene reëele acikf
waar bij eenig vast goed is toegekend j of in eene
perfoneeïe actie, tot het doen van de betaaling eener
geldfomme; of de condemnatle ligt tot het verrigten
van een fait y of is geflagen tegen ienjand in zijns
guaUteit
% VUL
Λ receh ac I· Ιπ reeeïe actiën , in welken iemand gecondem-
ncerd is, om van eenig vast goed (want op roerend
goed is 'dit niet toepasfelijli, maar wordt daarom-
trent bij gijzeling geprocedeerd,) zijne handen te
trekkèn en te houden, wordt de executie gedaan in
dier voegen, dat de Deurwaarder of Bode, met be-
hoorlijke adfiftentie, den Gecondemneerden dadelijk
uit het bezit ftelle, en den Execntant daar in bren-
s IX.
In perfoneeïe H. In perfoneeïe actiën, waar bij iemand tot be-
actun. taaling eener geldfomme verwezen is, wordt bij de
Renovatie tevens, door den Deurwaarder of Bode,
verzogt aanwijzing· van goederen, — Immers her
ftdat aan den Geëxecuteerden vrij, om, geene ge-
reede penningen hebbende, zig te verklaaren, aan
welke goederen hij begeert, dat de executie zal wor^
Executie op den te werk gelegd (3). — Bij gebreke van dusdar
roerend goed. ^^^^ aanwijzing, is de Deurwaarder of Bode gehou-
den
(1) Judic» Pract. ihid. §, 3.
(2) Ordonn. op V Proced, m de Steden^ en ten pint-
ten Lande y Art, 29 30. Regiem, mor de Deur-
•viiaarders van den Hove van 28 Maart iö8'o. Art.i^»
Ordonn, op de Man. van Proced. te Haarlem van n
Sept. 1751, Cap. 14, Art, 14—16.
(3) Ordonn^ op Ί Proced, in de Steden £?£■. -^rt. 24.
-ocr page 444-yan Fomiisjen en derselver Executie, 371
den, in de eerfte plaats te procedeeren σρ de roe-
rende of haafielijke goederen, neemende daar van
ZOO veel als hij benoodigd heeft, om zijne execu-
tie aan te doen (i). — Deeze aangewezene of an-
dere goederen neemt de Deurwaarder of Bode in
arrest of bewaarderhand, ten overftaan van twee
Schepenen j hij maakt van dezelven eenen Inventaris ;
en bewaart die geduurende zes dagen (2). — In
dien· tusfchen-tijd doet hij een zondags- en markt-
dags-gebod, tot de openbaare verkoopinge dier goe-
deren (3); en wanneer in die zes dagen de Geëxecu-
teerde geene voldoening bezorgd heeft, gaat hij
dadelijk voort met de verkooping. — Den daar toe
bepaalden dag mag hij zelfs niet uitftellen, zonder
fchriftelijk verzoek en toeftemming van den Geëxecu-
teerden, waar aan men den naam geeft van ^ciê
fan non interruptie (4). — De verkooping moer
gefchieden in de Steden, op eenen marktdag, en in
de Dorpen, op eenen regtdag; bij verhooging aan de
meest daar voor biedende, en om gereed geld» —
Na het afloopen der verkooping, en het ontfangen
der penningen, trekt de Deurwaarder van derzelver
beloop af de kosten van de executie; betaalt voorts
den inhoud van het vonnis aan den Impetrant; en
doet
(i) d. Ordonn, Art, 24. Reglement voor de Deur-
waarders van i68o. Art, 14—1(5.
C2) Ordonn. op Proced, ξ^ο. Art, 24. Regiem,
voor de Deurw. Art. 14—16.
(3) Ordonn, op 'i Proced. Art, 24. Regiem»
voor de Deurw, Art. 16 &
(4) Judic. Pr act, % B, 6 Hoofdß, §. 16 isf 17»
Λ» a
-ocr page 445-///. Bock, 1, Deels IX. Afdeeling,
doet van het overfchot, zoo 'er eenig is, aan den
Geëxecuteerden rekening en verantwoording
Oppofiiievan Geëxecuteerde, of ook derde i>erfoonen,
Ëxecutie, verineenen grond te hebben, om zig tegen de Exe-
cutie te verzetten, moet bij het Hof de Geëxecuteer-
de zulks doen door het verzoeken van een Manda-
ment Poenaal (α). — Derden, die een regt van
eigendom of ander reëel re^t op het geëxecuteerde
goed vermeenen te hebben, komen bij het Hof in'
Oppofitie, zig daar toe aanmeldende aan den Deur-
waarder , die hen als Oppofanten ontfangt, en dag
van regten beteekent (3). — Bij de Gerechten ge-
fchiedt liet verzet tegen executie altijd bij wege van
Oppofitk; evenwel, zoo de Geëxecuteerde zig op-
pofeert, niet anders, dan na daar toe vooraf een
Regterlijk Appointement verkregen te hebben. Te
^mflerdam noemt men dit een uippoiniement van
audiatur, in cas van Oppofttie van Executie.
De form van procedeeren in Oppofitie is eenvouw-
dig, en flaat gelijk met die in fummiere zaaken, hier
boven befchreven (4). — De Oppofant doet ter Rolle
cisch, om verklaard tc worden goed Oppofant, tot
kost- en fchadelooze afdoening van de executie j en
tot vergoeding van kosten, fchaden en interesfeiK —
De Geoppofeerde concludeert bij antwoord , tot
afdoening van de Oppofitie; tot ontzegging van des
Ofpofants eisch ; en dat hem zal worden vrijgela-
ten ,
(1) Ordonn, & Hegleni. d. d. Art.
(2) Regiem, voor de Deur·^, Art. 18,
(3) Regiem, d. Art, 18. '
(4) Zie de UI. Afdesl. van dit Beek,
-ocr page 446-Van Vonnisfen en derzeher Executie, 373 ^
ten, niet de executie voort te gaan. — De zaak
voldongen zijnde, wordt ter Rplle bepleit. — 'Er
gaat flecht één defaut, en voor *t profijt van dien ,
afdoening der Oppofitie (i).
Wanneer de Gecondemneerde geene roerende goe-
deren bezit, die tot de executie voldoende zijn, pro-
cedeert de Deurwaarder of Bode op deszelfs onroe-
rende goederen C2). — Na met alle naarftigbeid
onderzogt te hebben, of de Gecondemneerde ook
roerende goederen bezit, doet hij arrest op de On-
roerende, zonder egter groote goederen om kleine
fchulden te mogen executeeren, ten waare zij niet v'
fplitsbaar zijnCs): en neemt daar toe eerst de eigen
goederen van ·< den Gecondemneerden; daar na de
chijns-en erfpagt-goederen; de uitftasnde pretenfiën;
de vrugten van de leengoederen ; en eindelijk de
leengoederen zeiven(4), — Bij de Gerechten wordt, Bij de Ge·,
na het doen van het Arrest, de verkoop dier goede-
ren afgekondigd en bekend gemaakt, bij vier zon-
dags- en marktdags-geboden in de Steden, en vier
zondags- en regtdags-geboden ten platten Lande;
als mede bij billietten, die mede in de naastgelegene
ftad worden aangeplakt. Terwijl na gedaane verkoop ,
en betaling der kooppenningen, aan den kooper doot
het G^Ïtc\it Brhven van Decreet, of Acte van . , ^
(O Judic, Pr act. % B. 6 Hoofdfi. §. ai,
(2) Ordonn, op 't Proced. Art, «5. Reglm, \
voor de DeurM>. Art. 21.
Cs) Regiem. Art. 32. " ''
(4) Ordonn, op V Proced, fifc. Art. 25. Regiem^
vaor de Deurw, Art, 24.
V ·ν;ι
374 Boek^ L Deels IX. Äfäeeling.
Transport, geleverd worden (ι). — Tothetver-
koopeii van pretenfiën, of infcliiüden, wordt flechts
één zondags- en marktdags- of regtdags-gebod ver-
eischt (a).
s ΧΠ.
JBif'/ Hof. Bij het Hof hebben de executiën van onroerende
goederen zeer veel oniflag en plegtigheid. — Het
Arrest ten overftaan van Schepenen gedaan zijnde,
wordt het zelve, zoo aan den Geëxecuteerden , als
aan het Gerecht, geinfinueerd. — De Deurwaarder
doet vervolgens vier zondags- en vier raarktdags-pro-
daniatiën. — Den dag van de verkooping gekomen
zijnde, ontileekt hij eene wasfche kaarsfe, veilt het
goed op naar zekere koops-voorwaarden, die opent-
lijk worden voorgelezen, en geeft den laatilen ver-
hooger den palmflag, ten uitgaan van de brandende
ivasfche kaarsfe (3). — Deeze verkoop is egter niet
niecr, dan proviüoneel; de eindelijke verkooping ge-
fchicdt in de Rolle van het Hof. Tot dat einde
dagvaart de Deurwaarder allen de geenen , welke bij
die verkooping eenigcrniaten kunnen geoordeeld wor-
deeld worden belang te hebben, om het Decreet ie
zien interponeerisn, dat is, oin den gedaanen ver-
koop door het Hof te zien bekragtigen, en aan allen ,
die zig daar tegen zouden kunnen of willen verzet-
ten 5 een eeuwig zwijgen opteleggen (4). — Van dit
alles maakt de Deurwaarder een Relaas, en hecht
het
(O Of denn, op '/ Proced. ^c. Art, 25.
(2) Ordonn. /irt. 26,
(3) Regiem, voor de Deimv. 4rt. 24—33. Judic*
ï^ragi. % B. 6 Hoofdfl. g. 53^29.
-"i-iraai
-ocr page 448-Van Vonnisßn en derzeber Executie» ^>75
* ' ' "'
het zelve aan de Sententie en Execiitorie (i). — Op
den beteekenden regtdag wordt van wegen den Impe-
trant van Executie ter Rolle van den Hove eisch
gedaan tot interpofitie van het Decreet. — Elk, die
zig daar tegen wil verzetten, moet dan opkomen,
redenen van zijne Oppofitie geven, en tegen den
voorsz. eisch antwoorden, en daar op voldingen,
waar na de wederzijdfche -ilukken, onder Inventaris,
aan den Hove worden overgegeven. — Die oppoii-
tiën zijn ondertusfchen zeldzaam , maar meestal
wordt door de Gedaagden in de interpofitie van den
Decreete toegeftemd, behoudens hun regt van prse-
ferentie (^2). — Het Decreet door het Hof geïnter-
poneerd zijnde, wordt daar van ter Griffie opge-
maakt eene ^cie van Verkondiging, dat is, eene
uitnoodiging van elk en een iegelijk, om den gebo-
den koopprijs op zekeren dag ten Hove te komen
verhoogen. — Die acte wordt door den Deurwaar-
der afgekondigd, en van de aanilaande finaale ver-
kobping billietten aangeplakt (3). — Den voorsz.
dag gekomen zijnde, wordt het goed opentlijk in dè
Rolle van den Hove, door den Subilituut-Grifiier of
Secretaris, de Rolle waarnemende , op nieuw opge-
veild, en aan den hoogstmeinenden toegewezen. —
Deeze draagt den naam van verkooping bij het af'
trekken des zégels fan den wasfche, en de Brieven
v^n Decreet f om dat daar bij plaats heeft deeze
plegtigheid, dat de oudile Commisfaris de Brieven
van Decreet, benevens 'sHofs Cachet op dezelven,
ge-
CO Judic, Pr act. ibid, §.
(a) Judic. Pract, ibid, Z7'
(3) Juäk, Pract, ibid. §. 38 gf 39·
Aa 4
—-^ï
376 πι. Boek, L Deels IX. Afdeeling.
geduurende dat 'er op het goed geboden wordt, in
de hand houdt, en wanneer door niemand meer ge-
boden wordt, dat Cachet'er afneemt, tot een blijk
van toewijzing van het goed aan den kooper ^t).
s Xlll.
Houden vttn De penningen, van onroerend goed bij verkoop in
Prxferentte. exec^^jg komende., moeten ter Secretarie van het Ge-
recht, of onder den Griffier van den Hove, in con-
fignatie gebragt worden ; en wordt vervolgens bij
een Verbaal geregeld de orde van preferentie, die
nopens de verdeeling van die penningen gehouden zal
worden. — Zoo men het deswegens niet eens kan
worden, wordt gefchreven bij Ehch van Preferen-
tie 3 en het verfchii door den Regter beflist. De
preferentie geregeld zijnde, kan ieder zijne toegewe-
zene penningen ligten, onder borgtocht voor de te
rug gave, zoo iemand in tijden en wijlen bevonden
mögt worden, daar toe beter gerechtigd te zijn (2,).
§ XIV.
äßiprehenße. Wanneer de Gecondemneerde in *t geheel geene ,
of geene genoegzaame goederen bezit, waar aan de
inhoud van het Vonnis bij. executie verhaald kan
worden, zoo vermag de Executant op zijn perfoon
procedeeren, en hem in gevangenis doen ftellen. —
Bij het Hof doet de Deurwaarder zulks, uit kragt van
het Executorle, zonder daar toe eene bijzondere qua-
lificatie noudig te hebben. Hij brengt den Geëxeu-
teerden naar de Voorpoort van den Hove, alwaar de
Cipier verpligt is, denzelven aan te nemen, en te
logeercn op de gijzelkamer (3). -- Bij de Gerech-
ten
CO Jüdic. Pr act, ibid. 40.
Cs) Ju die. Pr act, ibid. §. 41 4a.
Pr^gt, ihi4. Ji» 43· *
^*^-^""'·'-·»-- · ΊI ί ι ι,ΗΐίΊιιΐιΜ··'·-'''*^—------
-ocr page 450-Van Fonnisfen en derzeher Executie. 377
ten liunnen, naar de algemeene Landwet (i), de
Gecondemneerden, geene goederen bezittende, door
den Bode geapprehendeerd worden; doch bij zommi·
ge Gerechten moet daar toe een Regterh'jk Appointe-
ment verzogt en verleend worden (2).
§ XV.
III. In zaaken, waar bij iemand tot η α «rhoming Executie in
η · 1 , . zaaken va»
van een fmt verwezen is; b. v. om rekening en fau,n,
verantwoording te doen: waar mede gelijk gefield
worden Vonnislen, tot lasten van eenige Collegiën,
Voogden, Curateuren, Rentmeesters, Gemagtigden, ,
of anderen in hunne qualiteit gewezen (3), wordt
de executie gedaan bij Gijzeling.
Bij de Gerechten m de Steden en ten platten Lan- Gijzeling ?/ƒ
de, wordt den Gecondemneerden, na voorafgaande'
Sommatie en Renovatie, gijzeling betcekend, of in
cene daar toe gefchikte gijzelkamer, oF in eene her-
berg. — Aldaar niet verfchijnende, wordt hij ge-
apprehendeerd, en in hegtenis gebragt, tot dat hi]
aan het Vonnis voldaan heeft. — Doch in de gij-
zeling dagelijks verfchijnende , en zulks veertien
dagen volhoudende, zonder te voldoen, wordt hij
in de gijzeling gehouden, om aldaar in voegen voor-
gemeld te blijven (4). — Eene maand in hegtenis
geweest zijnde , en nog niet voldoende, mag de
Executant verzoeken, dat het fait gewaardeerd, en
tot
(1) O r do tin. op V Proced. ^c. Art. 28.
(2) Bij voorbeeld te Amfterdam, alwaar op het ver-
zoek om apprelienfie de geëxecuteerde vooraf gedag-
vaard en gehoord wordt.
(3) van alphen, Papeg. i Z>. 31 Hoofdfi, ραξ.^^γ.
Regiem, voor de Deur^. Art. 36. . ^
(4} Ordonn. op '/ Proced. ßPf. Art. 31.
Aa 5
deGerechtenj
t
1
m
'Jë
mm
3^8 III ßoek, L Deels IX, Afäeeling.
tot ccne geldfomme gebragt worde ; tot voldoening
van welke de Gecondemneerde in gijzeling blijven
moet (i). — De Gegijzelde is verpligt, om zijn
aanbod 5 nopens de wijze van voldoening aan het von-
nis, in gijzeling over te leveren; en neemt de Execu-
tant daar mede geen genoegen, moet de Gegijzelde
in Oppofitk va/i Executie komen, en in die inftantie
de genoegzaamheid of ongenoegzaamheid van zijn
aanbod doen onderzoeken en beflisfen (s).
S XVI.
B'tj het Hof. Bij het Hof van Juilitie heeft in gijzeling eene zeer
geregelde form van procedeeren plaats, welke in 't
kort hier op nederkomt, — De gijzeling wordt
<loor den Deurwaarder beteekend op veertien dagen
na dc Renovatie, om in gijzeling te verfchijnen op
zondag den...... des avonds voor zonnen on-
dergang , in de Casfeleneije in den Hage, en aldaar
gijzeling te houden, ter tijd en wijlen hij zal hebben
voldaan en naargekomen 't gunt, waarom hij gegij-
zeld is (3). -- Eer de dag der gijzeling komt, moet
de Impetrant de kosten affpreken, en daar voor borg
ftellen, — Den dag gekomen zijnde, wordt de Ge-
CO Ordonn, op V Proced. Art, 32.
(2) Bij de Ordonn. op de Manier van Proced. ta
Haarlem van 1751. Cap. 14. Art. 17—31. is, meer
of ruin in uavolging van de Hof-Practijk, eene gere-
gelde form van procedeeren in het ftuk van gijzeling
bepaald, welke het te wenfchen waare, dat meer alge·
meen was aangenomen: vermits het middel van Ορρο'
fitte, om meer dan ééne reden, in dezen waarlijk on-
gepast is.
Cs) ^iit^fc, Praa* 3 i?· 7 Hoofdfi, 2.
m
Van Vonmsjen tn derzeïnr.Essecutiè^
gijzelde des avonds met zonnen ondergang, en ook
daags daar aan, des morgens voor het aaPigaan vali-
de Rolle, in gijzeling, gezogt (i),. — . Den Gegij-
zelden in gijzeling niet verfchijnendeV^-wordt bij *t
Hof verleend defaut^ en voor 't profijt vaji dien ap-
prelienfie (t). Indien hij wel f»verfchijnt, maar
niet voldoet, wordt na verlooprvan' veertien dagen
apprehenfie verleend, cn kan na verloop van eené
maand het fait gewaardeerd worden (3); ■U Om de
wijze van voldoening te regelen, verzoekt de Gegij-
zelde voor Commisfarisfen te mogen icompareeren,
op de deugdelijkheid of ondeugdelijkheid van .de gij!-
zeling, — Dit toegeftnan zijnde , wordt ten Ver-
baale voor Commisfarisfen door den Impetrant gedaan
Eisch in gijzeling; de Gegijzelde levert daar tegen
fchriftelijk over zijne Prefentatle, houdende eene
verklaring, hoedanig hij meent, dat aan de Sententie
voldaan moet worden : na het indienen van welk
dingtaal hij bij prbvifie wordt ontflagen. — De zaak
wordt vervolgens voldongen, van Inventaris en
Stukken gewisfeld, en van wederzijden eene Memo-
rie of Deductie overgeleverd, om de zaak in gijze-
ling op rapport van Commisfarisferi, bij Sententie
van den Raad, te doen beflisfen (4)· — Deeze
Sententie, zoo des Gegijzeldens Prefentatie voldoen-
de bevonden wordt, houdt in eene verklaring, diil:
de Gegijzelde daar mede kan volftaan, en afdoening
van de verdere gijzeling. — Doch de Préfentatie
■ -- -^v.v.. on-
ii) Judic. Pract, ibid, l. , ,
Ca) -dmpl. Jnflr. van 157p. Art. 44.
(3) Ampi, Inßr, Art, 15 ^ 16, " .' ν
(4) Judic, Pr act,.ζ Β».^ Hoofs', i ' ,
-ocr page 453-380 III, Boek, L Deels IX. Afdeeling*
onvoldoende zijnde, wordt bij die Sententie de Ge-
gijzelde verklaard met zijne Prefentatie niet te kun-
nen volftaan, ën gecondemneerd gijzeling te houden ,
tot dat hij voldaan zal hebben. — Deeze noemt
men eene gedecreteerde Gijzeling. — In deeze zoort
van Gijzeling valt geen provifloneel ontflag, maar
moet de Gegijzelde blijven zitten, tot dat hij voldaan
heeft. — Zoo over de wijze van die voldoening
nog gefchil is overgebleven, levert de Gegijzelde
eene j/fcte van Voldoening mti'^ delmpetrant, met
dezelve geen genoegen nemende, is gehouden, zijne
redenen daar voor fchriftelijk optegeven; doorgaans
levert de Gegijzelde eene nadere Acte van voldoening;
en oordeelt de Impetrant dezelve nog onvoldoende,
wijst het Hof eene Sententie in gedecreteerde gijze-
ling , die de wijze van voldoening juist en ftipt be-
paalt , zonder dat eenig verder verhoor in gijzeling
plaats heeft (i).
§ XVII.
Liguidatie Om na de uitfpraak van het Vonnis dadelijk tot
executie te kunnen overgaan, is het noodig, dat de
fomme daar bij bepaald en uitgedrukt is; doch in
geval het Vonnis eene condemnatie behelst tot eene
onzekere fomme, moet alvoorens eene Liquidatie
der Sententie (2) plaats hebben, dat is, die fomme
moet vooraf tot eene bepaalde fomme gebragt wor-
den. — De gevallen, waar in zulks te pas komt,
zijn voornamelijk deeze drie:
Tauxntie ί· Condemnatiën van kosten. — Men mag de-
niet zoo maar naar eigen zinlijkheid bepaa-
len,
(1) Ju du. Pr act. ibid, %. 6.
(2) Inßr, Η. R, jirt. &60. feqq.
I
il·:
Iii'
f.;
I,
i\
·■■ «-s
, „>
ίΙ?ίπτ-Ίίΐ
Van Fonmsjen en derzeher ^Executie. 381 '
len C0> ^^är voor executeeren; 'maar derzelveE
beloop moet alvoorens door eene Regterlijke ;tauxatie
bepaald worden.— Men dientvtot dat einde van - , "
Decïaratle van kosten ; de Gecondemneerdè mag ' ^^
daartegen diminueeren; en wanneer dan de Decla- ρ
rant van zijne zijde heeft gediend van Contra-dimi'
nutte f brengt het Hof uit eene ^cte van Tauxatie , ^
waar bij de kosten op eene bepaalde fomme begroot
worden, en uit kragte van welke, 'bij gebreke van
voldoening, vervolgens wordt geëxecuteerd (α).
II. Condemnatiën tot vergoeding van kosten, Kosten, fcha-
fchaden en interesfen, — Wanneer van derzelver
beloop aan partije, bij Memorie, opgave gedaan is,
en geene voldoening daar op volgt, wordt door den
Triuraphant gediend van eene fchriftuur,'die den
naam draagt van Declaratie van kosten y fchaden
en interesfen, waar bij meh alle posten der gevor-
derde vergoeding opgeeft, en ten flotte concludeert,
„ dat bij Vonnis van den Regter de kosten, fcha-
„ den en interesfen, tot de uitgetrokkene fommen
,, zullen worden getauxeerd, met de kosten.** —
De Gecondemneerde fchrijft daar tegen bij Debat,
en
(O Over de manier, op welke door ordentelijke
Practizijns behoort gedeclareerd te worden, verdieuen
te worden geraadpleegd de Mmoriên, die in den jaare
1770 nopens dit punt door de Haagfche^Advocaten
en Procureurs opgemaakt» en aaa den Hove overge-
geven zyn. Dezelve zijn te vinden in mijne Aanteeg,
op merula's Man. van Proced. 2 D. bladz, 437—454.
en, bij wege van uittrekzel, in mijne Judic. Pract.
4 B. 3 Hoofdfl. §. 3-5.
(2) Zie hier boven bladz, 317.
-ocr page 455-582 IIL Boé^ I. Beels IX. Afdeeling,
de zaak wordt;voorts behandeld, als in 't ftukvati
acekeniiig (i}*
Btlat van ΠΙ. GondemnaHèn tot het opnemen ^ dehatte&^
Kekmng.t,^^^ e» vereffenen^viin eene E^ekening. — De Reks-
-ning gedaan ,· en de papieren tot bewijs van derzelver
deugdelijkheid , v gedurende ecnen behoorlijken tijd,
ter vifie van den Gerendeerden gelegen hebbende,
200 wordt 'door den laatstgemelden, vermeenende
cenige posteii van de Rekening niet te kunnen lijden,
gefchreven bij — De Rendant wederlegt
. , ■ · het zdve bij eene fchriftuur ^^xi Conira-^Debat» —
De zaak wordt daar op voldongen bij Soïutfén en
Supêffolutiën s gelijk ilaande met Cond ufiën van Re-
en Duplicq; voorts gewisfeld van Inventaris en Stuk-
ken, en wederzijds eene Deductie ingeleverd (2). —
•Wanneer, na afloop van dit alles, de kosten, fcha-
den en interesfen j of het flot der Rekening bij Reg-
terlijk vonnis tot eene bepaalde geldfomme gebragt
-zijn, wordti dé executie deswegens gedaan, als hier
vooren (3) Omtrent de perfoneele actiën is opge-
geven.
TIEN-
(1) van alphen, Papeg. i Dm pag. 781. feqq, Jud»
Pract. 4 B, 3 Hoofdfi, §. 6.
(2) VAN M^vvim , Papeg. i D* pag,79Z' fHi'
Pract, 4 3 Hoofdfi» 7.
(3) Zie P--14· van deezs Afdeeling,
'r;
f:·
Van RegterUjke ^oorzming in Boedels. 333
TIENDE AFDEEL ING.
Fan zaakeny raaJtende Boedels y in Melken
êene RegterUjke voorziening noodtg is* 1
Ek Boedels der geenen, die in zoodanige ongele- Boedei-voor-
genheid van zaaken geraaken, dat zij genoodzaakt
worden, hunne betaalingen op te fchorten; als mede
verlatene en onbeheerde Boedels, vórderen eene biJ·!·
zondere voorziening van den Règter.' — Op zeer
veele plaatfen heeft hien daaromtrent bijzondere Or-
donnantiën (i), en in groote'Steden zelfs bijzondere
Kamers. — Het fpreekt van zelf, dat, waar zulke
Ordonnantiën gevonden worden, dezelve in de eerfte
plaats ten rigtfnoer ftrekken moeten. — Doch waar
geene plaatfelijke'wet iskunnen de volgende hoofd-
regels ten leiddraad dienen. / ,
■i-7 δ IK "
De voorziening in Boedels wegens onvermogen ge- jianfleiUng
fchiedt, ö/ten verzoeke van den fchuldenaar zciven, Τιη^οΓ^α-
of van één of,meer zijner fchuldeisfchersop ge-'"'^'''"·
noegzaam blijk van hun deugdelijk agtervvezen,''en
van des fchuldenaars ontwijiFelbaar onvermogen, of
om dat iemand een verzoek om Brieven van Cesfie
gedaan heeft, en dus daar door zelf verklaardni^c! ,
te kunnen betaalen, vermits iemands Boedel is ^ ^
verlaten en onbeheerd, — Zij beftaat in de benoe-
·' ί 1
ming
(O Deeze zijn alomme te vindea in de uitgegevene
Stedelijke Keuren. — Ook treft men 'ër verfcheldeu
san in het G^ 'Plac, Boek, vooral in het Deel,
1
psbsflf·
584 IIL Boek^ I. Deels X. Afdeeltng,
ining van één of meer perfoonen, die tot de behee-
ring van den Boedel nuttig geoordeeld worden (1).
— Men noemt dezelven Sequesters of Curators,
Hun pligt is, om dadelijk na het verleenen der
Sequestratie of Curateele, des noods met Commisfa-
risfen uit de Regtbank, zig te vervoegen ten huize
van den fchuldenaar, en aldaar dadelijk de kasfen,
kisten, lesfenaars, comptoir, en het geen verder
noodig zal worden geoordeeld, te doen verzegelen,
mitsgaders de boeken en papieren in verzekerde be-
waring te ilellen, en voorts den Boedel, door een
daar toe te benoemen perfoon, te laten bewaren. —
Wanneer egter^ de fchuldenaiir met zijn geheele huis-
gezin het huis, waar in hij woont, mögt verlaten
hebben, wordt het huis van Gerechtswege gefloten.
Hun pligt brengt verder mede, om den Boedel
dadelijk te inventarifeeren; om de goederen, aan be-
derf onderhevig, te gelde te maken; de uitilaande
, , fchulden met alle naarftigheid in te vorderen, zonder
egter procedures te mogen voeren, dan met voorken-
nis van de Regtbank; en om de ontfangene pennin-
gen , ter Secretarie, in verzekerde bewaaring (con-
ftfrnatiè) te brengen (2).
S IV.
Accorä met ^^^^ ^^^^ ^^^^ gewoon, dat de fchulde-
eisfihgyf^'^^^^ ^ wiens Boedel onder Gerechtelijke beheering
geraakt is, door het maken eener fchikking met zij-
ne fchuldeisfchers, zig uit die ongelegenheid weder-
om tracht te redden, en in het bezit van ziinen
Boe-
Ci) f· ^^ curat, hon, dando^ ibique D. D.
PUgt der
zeiyen.
i'
(2) MATTHÄUS, dt AuctiQUt Lik, \, Gap. "j.
^stiuam
-ocr page 458-P'an Regterlijke voorziening in ^Èoedels. 3^5 '
Boedel ie. rwg te keeren. — Dit kan ook aanko-
men, wanneer eene plaatfelijke geoctroijeerde wet
beveelt, dat de minderheid der Ichuldeisfchers zig
aan het begrip der meerderheid zal moeten onder-
werpen (1); maar, waar zulk eene wet niet is,, en
dus het algemeen Landregt geldt, volgens het welk
geene fchiildeisfchers gedwongen kunnen worden,
om in een accord toe te itemmen, waar door zij
eene vermindering in hunne fchuldvordering zouden
ondergaan (α), kan het Regterlijk gezag hier weinig
baten, maar is het gezag der Hooge Overheid, het
accord bekragtiginde volftrekt noodzakelijk ; vVn '
'·"'· '·' , ' Z', w·.' -
welk middel men ook zedert eenige jaaren nu en dan
gebruik gemaakt heeft (3).
„ iv.;·;
Ter verdere b^redding des Boedels is het noodig, veti^ere H·
<lat de fchuldei^fchers,^bi] openbare bekendmaking^^
in de Couranten, worden aangemaand, om hunne
vorderingen ter Secretarie op te geven; — dat alle
de goederen, tot den ßoedel behoorende, worden
verkogt en te gelde gemaakt, namelijk, de onroe-
rende goederen, op de daar toe gefchikte tijden van
het jaar, en de'roerende góederen, naar dat zulks,
volgens de bijzondere ■'■'g^briiïkeii op iedere pla-ats,
het voordeeligst geoordeeld zal worden; — en dat .
V int
CO Zulke wetten heefc men te Leyden, Haarlem^
Amßerdam , Rotterdam , en elders, v. d. keessel,
Uef. Jur. Holl. & Zeel, The f. 829,
Ca) Ordonn. van Keizer Karei van 19 Meij 1544,
^rt. 35.
(3) RefoU Hüll, 22 Julij 1779. G. P, B, 9 Ü?.
P^S' 551'
Bb
tl
il'ip
ri
Λ
'Yr
τ.
C^j»·
■H
2,06 IIL Boek, 1. Deels Χ, Jfdeelingl ■ .
in 't algemeen de Boedel met allen mogelijken fpoed
tot effenheid gebragt worde. - -
Deeze vereffening daar zijnde, moet de Sequester
Praferentte, ^^ ^m-ator de Rekening van zijne gehoudene behee-
ring opmaken, die ten overfiaan van den Regter,
na dat de fchuldeisfchers daar toe zijn opgeroepen,
opgenomen en gefloten wordt (i). — Alsdan be-
hooren de rdiiildeisfchers, die zig bekendgemaakt
hebben , hunne vorderingen bij den Regter te jußi-
ßceeren of te wettigen. Vervolgens wordt tusfchen
deeze zig gewettigd hebbende fchuldeisfchers het gb-
heele beloop van deii boedel verdeeld; het geen
men noemt het houden van een judicium van pra'
ferentie en concurre7itk, — En ingevolge van het
daar van uitgebragt Verbaal of Vonnis ligt ieder der
fchuldeisfchers de hem toegewezene penningen uit
de confignatie, onder borgtogt van te rug gave,
indien naderhand een beter gerechtigde mögt op-
komen.
Rekenhg en
m
(1) VOET, ad tit. f. de curat, bon. dand. n. lo.
(2) MAxm^us, de Auction, Lib, i.'Cap, 17.
fif-iiiiil^ii^'iiiii^
-ocr page 460-Van Crimin, Proced, in V algmectu 387
" Τ W 'E'E D Ε D Ε É.L.
MANIER VAN PROCEDEEREN IN
LIJFSTRAFFELIJKE ΖΛΛΚΕΝ.
^ .........
I ·' ·
EERSTE AFDEELING.
P^afi den aanleg vafi Crtmlneeh Procedures .
, in V algemeen, r-
Even gelijk tot alle burgerlijke Regtsgedingeny^^^,· ,
drie perfoonen vereischt worden", de eisfcher, ^^-^Γ^λοΪ
verweerder, en^ de Regter, zoo ook zijn 'er drie
tot een geregeld Crimineel Regtsgeding noodig, dc
hefchtldiger, de èefchuldigde j en Regter,'
Elk derzelven heeft zijne vereischten, en bijzondere
verpligtingen, welken wij kortelijk zullen ontvouwen.
SII. " '
Schoon, volgens het Romeinfchc Regt, het vef-BefcUuUt
mogen van befchuldigen aan een ieder vrijitond (i),'^'^"'*
mits zig aan gelijke ftraiFe onderwerpende, indien
hij bevonden werd valfchelijk befchuldigd te heb-
ben (2); zoo is dit echter in ons Land niet aange-
nomen , maar komt het vervolg van de ilraffe der t
niisdaaden toe aan de Hooge Overheid (3), die tot
' dö
(1) I. Infi, de publ, jud. .
(2) Ζ. 3. L, γ, f. L, uit. C, de accuf, G? infcfi
(3) DE GROOT, Inleid, 34 Z>. §. 5. 32 i?.
^ 33 ï>> §. 3· «· 7*
•i
; «i
, I
4'
Ρ
1 ■
III, Boeky IL Deels L Afäeelinp
de uitoefFening daar vaii bij elke Crimineele Regtbaiik
eenen openbaren aanklager benoemt, onder den titui
van Hoofd-Officier, Hoogfchout \ Salllmv y ea
zoortgelijken (i> , , ^
Ten aanzien van den befchuJdlgden valt weinig
aantemerken, dan alleen, dat dezelve moet zijn een
perfoon , bekwaam om misdaden te kunnen begaan.
— Geen Crimineel Regtsgeding kan dus aangelegd
worden tegen perfoonen , wien het aan veriland en
wil ontbreekt, b. v. krankzinnigen, kleine kinde-
ren , enz. , als niet vatbaar zijnde voor misdrij-
ven (2). — Het doet 'er egter niets toe, of zij zijn
minderjarigen, of getrouwde vrouwen; want de adfi-
ilentie van vader, voogd, of man, komt in extra^
ordinaire Crimineele Procedures niet te pas (3).
Be Rfgtir. Om RegUr to. zijn over lijfftraiFelijke misdaden ,
is het noodig: — bekleed zij met hoogt
- jurhdiciie. — In de Steden komt dezelve toe aan
het Collegie van Schepenen, die de misdaden, door
Poorters of Ingezetenen van hunne Stad bedreven,
van
(1) p. VAN SPAAN, Verhandeling over het hoogt
Rsgtigehi&cl in Holland en IVestvrieih i^sHage 1780,)
(2) Zie hier boven, bladz. ipp. en volgg. '
(3) Zie hier boven, bladz, 45. — Met het g^een
Prof. VOORDA, Aanteek, op den Qrim, Stijl, Art. 61.
■pag. 427. hieromtrent fchrijft, kunnen wij ons, gelijk
in veele andere punten , niet vereenigen. De algemeen
aangenoraene Practijk in dit Land , op eene juiste
iinilogie ναα Regt fteunende, wederlege deu Man
van zelf. ·-
' ■ . i
D'
äigde.
kr-
■-Är
Van Crimin. Proced. in 7 algemeen. 389
van ouds beregteden CO» O^ei" vei'fcheideii Hol-
landfche Diilricten wordt de hooge Jurisdictie uitge- .
oeifend door Bailliuw en Welgeboren Mannen;, als,
daar zijn de Hooge Vierfchaaren van Zuidholland,
Kennemerland, Rhijnland, Schieland, enz. (2), —
Op verfcheiden Dorpen heeft ook het Collegie van
Schepenen hooge Jurisdictie, en is bevoegd tot het
beregien van zaaken, in geval van misdaad (3}. —
α®.) i^at hij de competeme, of bevoegde, Regter
zij, met opzigt tot den perfoon van den befchuldig-
den. — Het is ten dien opzigte een ontwijiFelbaar
regt, „ dat geene Ingezetenen van\den Lande vaii
„ Holland en Westvriesland, niet voortvluchtig»
j, noch op heeter daad betrapt zijnde, gevangen
5, genomen, of te recht geflield mogen worden,
„ anders dan door den OiEcier en voor den Regter,
5, beiden ten hunnen aanzien ordinaris, dagelijksch
„ en competent zijnde (4)." — Waar van de zin
deeze is, dat tot het beregten der misdaden, in de
eerite en voornaamfle plaats, bevoegd zijn de Reg-
ters over het Territoir, waar onder de misdadigers
•woonachtig zijn, en dat de Regters van de plaatsy
waar
(1) Men zie hieromtrent een aantal Stedelijke
Handvesten, bij mieris , Chari. Boek, 2 D, pag, 808.
3 D, pag. Gf 125. en op veele andere, plaacfen.
(2) Zie hier boven, bladz» 290,
(3) Zoo heefc men 'er b. v. in Rhijnland verfchei^
den, die niet onder het Bailluwfchap behooren.
s. VAN LEEUWEN, Cofi. Van Rhtpiland^Inl, pag. 19.
(4) Plac, Holl, 15 Septemb. ιβγγ, G, P. Β, 3
fol. 1385·
Bb 3
■■ V
f '
I ·
t"
I
a
f '
/
J'.
-17
-ocr page 463--ι-ηί-·»
390 IIL Boek^ IL Deels L Αfdeeling,
waar äe misdaad begaan is, daar toe niet anders
bevoegd zijn, dan ten waare zij den misdadiger op
de misdaad betrapt hebben, of hem, voortvluchtig
zijnde, hebben ingedaagd (i). ·«· Vagabonden eii
Lnndloopers ilaan te regt, waar zij gevonden en ge-
vangen genomen worden (2).
V T-iof, mri' Iiï zommige gevallen is ook het Hof van Holland
Telt, eerder inilantie in Crimineele zaaken competent.
— i*'.) Wanneer Leden of Suppoosten van 't Hof
eene misdaad begaan (3). — a*'.) Wanneer eenige
misdaad verjaard en onberegt gebleven is (4) j waar
over 't Hof dan bevoegd is, zig dc kennisneming,
lij preventie, aan te trekken (5), — Tegen allen
deezen wordt het regt der Hooge Overheid voor
den Hove waargenomen door den Advocaat Fiscaal
of Procureur Generaal van Holland (^6),
CO Vei-klar. Holl. 16 Deceml·, i(5;8. G.P.B. 4 Ζ).
fol. 49p. alvvanr eene zeer zinftoorende drukfeil is
ingeflopen , moetende op fol. 500. col. 2. in init»
voor de woorden: „ de Officieren en Regters van de
j, plaatfen Êfc." geleezen worden: ,, de Officieren en
,, Regiers over het Territoir, waar onder de delin-
5, quanten woonachtig zijn, met exchifié van de Offi-
,, eieren en de Regters van de -plaatfen
(2) Crimin. Ordonn. /Irt, 50.
(3) Provif. Ordre van 27 September 1614. Art, 9.
Kcfol. Holl, 14 Maart 1^65. Art, 3.
C4} Iiiftr. Hof, Art. }j.
(5) EORT, Tract. van Crimin. Zaak, Tit. i. n. 51.
ztiRCK , Cod, Bat, voc. delicten, 7. & ibi not^
t:
i6) Jiuh Pract, 1 B. 3 IloofJß, ip.
Mi
-ocr page 464-ρ ^^ II «III Jigii^;!^,
Van Crlmin, Proced. in^'t algemeen, 39J
s^yi.
2oo wel de openbare aanklagers, als de Reglers,
zijn in de behandding yan Crimineele zaaken
pligt zig te gedragen naär de wet. . Door die w.et "
verflaan vvij de Ordonnantiën op het ßuk van de - .
Crimineele ^uflitk, en aangaande den Crimmeelen
Sttjly beiden van den jaare 1570 (1), mits dezel-
ven gewijzigd cn gematigd worden door eene biliijke
eil geregelde Practijk, zoo als men die bi] de yoor-
iiaamite Crimineele Rcgtbanken beftcndig ziet iiitoef-
fenen. ~ Deeze laatile bijvoeging aclitcn wij hoogst-
noodzakelijk; want.fchoon niemand aan deeze Or-
donnantiën met grond de kragt van AVet in dit Land
weigeren kan (2), ademen zij echter in zeer veele
opzigten zoodanig de onbefchaafdheid van den tijd
harer making, dat men zig bedroeven moet, dat
zij, in weerwil van herhaalde daar toe benoemde
Commisfiën (3), tot dus verre door geene betere
Ordonnantie op de Manier van Procedeeren in
Crimineele zaaken z\]n vervangen geworden, ende
onzekerheid der Crimineele Practijk daar door zij
opgeheven. 1
(1) Prof. vooRDA heefc ons beide deeze ilukkeii
zeer najiuwkeurig geleverd in zijne Verhand, over de
Crimin. Ordonn. {Lcyd. 1792. in 4/0.)
(2) voorda, d. l. Inleid, g, 5. pag, 8.
C3) Een fraai gefcliiedkiyidig berigt hier omtrent
vindt men in de gemelde mleiding voor het Werk
van Prof. voorda. — De Manier van Procedeeren ,
door eene daar toe benoemde Comniisfie in 1799 ont-
Avorpen, heeft zeker ongemeen veel goeds; maar hcc
tijdvak was 'er te ongunitig toe, en' zij zou noodza-
kelijk moeten worden overgezien.
Bb 4
f'
i ^ f
! ii
ύ
US
-.1
7
! ï'
,/ü
w
, 1·,
T.i'i
»f
r
ί
V
-ocr page 465-392 111. Boeit y 11. Deels 1. Afdeelhg.
A'Vanneer iemand op het plegen van eene lijfftraiFe-
lijke misdaad betrapt wordt, is de openbaare aan-
klager bevoegd , ja zelfs verpligt, om, zonder voor-
af den Regter daar in te kennen, zig van des mis-
dadigers perfoon te verzekeren. — Dit noemt meri
apprehenße In flagranti, oï gevangemieeming op
lieeter daad. — Hier toe wordt juist niet vereischt,
dat de daader nog bezig is met het plegen der mis-
daad maar men rekent ook op heeter daad te
betrappen dezulken, die even na de daad vlugtende,
of zig verbergende, gevonden, of ontdekt en agter-
haald worden (i); van al het welk de beoordeeling
aan des Regters befcheidenheid wordt overgelaten. —
Zoo dra ondertusfchen de apprchenfie op heeter
daad gedaan is, is de openbaare aanklager verpligt,
den Regter daar van dadelijk kennis te geven , en
deszelfs goedkeuring of bekragtiging daar op te
verzoeken (2}.
Naar den algemeenen regel, moeten alle Crimï-
ivformatisn. i^ggig vervolgingen van gepleegde misbedrijven be-
gonnen worden met het doen van onderzoek, ea
inwinnen van bewijzen, i^.) Dat 'er in de daad eene
misdaad is gepleegd, of, zoo als men dit gewoon
is te noemen, 'er moet blijken van het corpus de-
lictL — Hier toe beliooren de fchouwingen van de
lijken der nedergeilagenen, de bezigtigingen van ge-
daane inbraaken, en zoortgelijken (3}. — 2®.} W;'e
(il mattiiieus, de jure gladiiy Cap. 38, n.
(2) Crmin. Ordonn. Art. 50.;
(3) Zie hier voeren, bladz. 26/,
'jipprehenfie.
op hecler
daad.
fraceäente
Ai
Van Cïirnm Proced. in Η algmeeH. 393.
de perfoon -is, die de misdaad gepleegd heeft. —'
Hier' toe wint de dpenbaare aanklager zijne
dente informatiën in. — Voor zoo vérre die, ge-
lijk veelal, lieftaan in getiiigenisfen, moet hij de-
zelven doen beleggen voor den Regter zelven, die
over het al of niet verleenen van een Decreet zal
moetêii oordeelfen (i). En het is een misbruik,
als priecedente informatiën aan den Regter in de
hand te iloppen· onderhandfche óf Notariate verkla-
ringen, die de Bailliiiw zelf heeft dóen opmaken.
De Régtcf behoort de' getuigen altijd zelf te hooreii
fpreken, aangezien het nemen van inforiuaticn re-
gelrecht tot zijnen post behoort (2),
§ IX,
Alle Crimineelc Procedures worden', na het in- jpprehenße,
winnen én behoorlijk beleggen van de informatiën^
aangelegd op ééhe vati deeze twee manieren, of bij ^
■apprehenfte i of bij dagvaarding in perfoon.
Het noodzakelijk vereischte tot een Decreei van
apprehenfte , (behalven de 'algemeene vereischten ,
dat 'er blijke van het corpus delicii j en dat 'er be- ' r
lïoorlijke pracedente mformatiën voor handen zijn,)
is daar in gelegen , dat op,de daad, door den be- ^ -
fchuldigden gepleegd, bij de weteene lijfilraf ge-'^
iMd is , om welke te werk te leggen, de perfoon
van den befchuldigden iioodig is (3). — -Blijkt 'er
van zulk eene wet niet, of is het zeer twijiFc-lachtig,
dat de misdaad immer zoo zwaar zal kunnen wor-
den
(O Crimin. Ordonn. Art. '
(2) Crim, Stijly Art. 4, en jldaar de Aanteek» van
Prof. v00RDA,^i7f. 280«
(3 p. BORT, Tract^ van Crim, Zaken ^ Tit, 5. n.Sé^
' .r
Γ
■,
l'iU
'J
Ύν ij.
■i
U
t
ψ}
t'i
c
094 III. Boek^ IL Deels L Af deeling,
den opgenomen, dan komt geene apprehenfie te pas,
isaar moet geprocedeerd worden bij dagvaarding in
perfoon Ci)·
De^wijl het zeer dikwijls gebeurt, dat de geenen ,
die eenige lijftralFelijke misdaad begaan hebben, uit
vreeze voor de vervolging van de Juitide, zich met
de vlucht redden, en daar door' den openbaaren aan-
klager beletten, om hem in Crimineele gevangenis
te ftellen; zoo vervatten alle Mandamentm Criml-
tieel bij het Hof, en ook de Decreet en van Appre-
henfie bij de Gerechten, in zig eene tweede clau-
fule , waar bij de Fiscaal of BailHuw gemagtigd
wordt, om, indien de befchuldigde voortvluchtig
is , en hij hem dus niet kan gevangen nemen, den-
zelven bij openbaaren Edicte , ende infiiiuatie ter
laatder woonflede te doen dagvaarden , om in per-
foon te verfchijnen , op ilrafle van ban (2). —
Naar het voorfchrift der wet is de tijd van veertien
da-
(1) Hoe veel omzigcigheids is hier den Crimineelen
Regeer niet aan te beveelen! Het is wat te zeggen,
eenen ingezeten in de gevangenis te werpen; en hem
daar door een vlak op zijne eer, en een fchade in
zijn fortuin toe te brengen, die een opvolgend ont-
ilag nooit volkomen Itau uitwisfchen.i — ^ En vooral
behoorden de Floofd - Officieren en Bailliuwen het
iiaaiuygezetst toeverzigt te houden, dat door hunne
Bienaaren, dikwerf menfchen, die zig op hunnen
post te veel laten voorilaan, en te weinig opvoeding
en braiifheid bezitten , in dit ftuk meer regelmatig
g^andeld v>'erd, dan men, helaas! menigmalen zier
gebeuren. !
(2) VAN ALPHEN, Papeg. I jD. pag. 581. s. vam
LEEUWEN, Ccnf. For. Part. 2. Lib, 2. Cap. 6. n. 9.
fc
mm
fii
ÉÜÜËI^Ü^
\mm\m
Van Crimtn, Proced. in Η algemeen. 395
dagen tusfehen elke Edictaale dagvaarding ,'· die bij
het afwezig blijven van den ingedaagdeu tot drie of
vier malen herhaald wordt, voldoende evenwel
doet men die op veeb plaatfen van zes tot zes we·
"ken, en deezePractijk heeft 'vrij wat grond: maar dat
men, gelijk hier en daar gebeurt, van die dagvaar-
dingen advertentie in de Nieuwspapieren doet, is
onnoOdig en overbodig, ·
S X.
Wanneer aan den Regter niet genoegzaam blijkt
van het lijfftraffelijke der misdaad, en hij dus geene
gronden «vindt tot het verleenen van een Decreet
van apprehenfie, zoo komt in aanfchouw het ver-
leenen van Decreet van dagvaarding in perfoon,
·— Schoon' dit middel in verre na zoo geweldig en
nadeelig niet is, dan het eerfte, brengen egter alle
dagvaardingen in perfoon eene belediging aan, waar
aan een gezeten Burger niet zonder dringende nood-
zaak moet blootgefteld worden: en derhalven moet
de daad, waar over iemand in perfoon zal gedag-
vaard worden, altijd zijn van dat gewicht, dat de
wet ze als eene misdaad befchouwten 'er eene
crimlneele flraffe op ftelt (2). — Over zaaken van
weinig belang, en die gefchikt zijn om door eene
ligte correctie, of met eene beftraffing (reprimende')
te worden afgedaan, moet men dus geene dagvaar-
dingen in perfoon verleenen; en vooral komen dezel-
ve niet pas in zulke zaaken, waar op de wet alleen
eene geldboete ilelt, als in welken door den' Bailliuw
^ ■ · ■ op
(1) Crimin. Stijl, Art. 53.
(2) BORT, Tract, van Crimin, Zaken^ Tit, 5. ».43,
t/r·'
I ^
v:
'-t
in perfooom
I
i
.--ί I
volß^.
. I
tn
ι
op de gewoone Avijze, zonder dat bij ook eenig De-
a'eet daar toe behoeft, geprocedeerd moet worden.
De Maiidamenten én Decreeten van dagvaarding
in perfoon worden aan den Gedaagden in perfoon
niet medegedeeld, noch daar van copie gegeven. Men
exploictcert hem enkel eene acte, waar bij hij t' eenen
zekeren bepaalden dage in perfoon gedagvaard wordt.
—- Bij de Gerechten moet in die acte, zelfs in de
'Edictaale, ilaan uitgedrukt, ter zaake van welk
misdrijf de Gedaagde geroepen wordt, om in per-
foon voor den Regter te vcrfchijnen (i). — Bij
het Hof wordt de misdaad, den Gedaagden te last
gelegd, in de act^ van dagvaarding niet uitge-
drukt (2).
SXI.
I
'^pMtc CrU Buiten Decreeten van apprehenfie, en van dag-
vaarding in perfoon, is alle andere Crimineele aanleg
'.) Dat Bailliuwen,
mineele aan-
hg.
onregelmatig en aftekeuren.
ter zaake van misdaaden, fchoon lijfilralTelijk, die
niet meer in flagranti genoemd kunnen worden, op
eigen gezag, en zonder eenig Regterlijk Decreet in
handen te hebben, apprehenfiën laten doen, is een
zaak van zulk een kwaad gevolg, dat men 'er zig
niet emilig genoeg tegen verzetten kan (3). —
(l) Crimin. Stijl^ Art. 53.
('ij BORT, Tract, Crimin. Tit. 5. η. 3ο. ■— Er is
wel eens getwijifeld, en onzes inziens te regt, of
deeze Practijk voor den Hove billijk en behoorlijk
genoemd kan worden, voorda , over de Crimin,
Ordonn. i Hoofdfi. §. 25 & s6. pag, 93. feqq. &
p73.· 398.
(3) Crimin. Ordonn. Jrt. 50. en aldaar s. van
LEEUWEN, in zijne Aanteek»
I · i ij
Van Crimin. Proced, in Η algemtd.
Men bedient zig wel eens van een zijdelingsch
middel, óm iemand, die onder zekere Verdenking ligt,
<loch welke verdenking niet flerk genoeg is, om 'er een
Decr.^et op te verleenen , voor den Regter te 'requi- .
reeren , of te ontbieden ([i) , hem aldasx te onder-
vragen, en wanneer men uit zijnen mond'iets tot
zijn bezwaar meent te verilaan, hem agter af te
laten brengen: doch deze manier is onedelmoedig,
en behoorde uit alle Vierfchaaren verbannen te wor-
den. — Nu en dan begint men ook wel, met
provifioneel eenen befchuldigden te (lellen in c'mel
arrest, of gijzeling. — In misdaaden van aanbe-
lang, doch waar van men niet met volkomene ze-
kerheid den daader bepaalen kan, zonder uit zijn
eigen mond zig nopens de.daad , (b. v. de echtheid
of onechtheid eener onderteekening, die door hem
gefchied zou zijn,) < zeker gèfteld te hebben, 'is hét
omzigtiger, met dit middel te beginnen, dan iemand
dadelijk de ouuitwisbaare vlek eener Crimineele
ïipprehenfie aan te doen. Maar met dit al vordert
de veiligheid en vrijheid.der ingezetenen, ook van
dit middel zoo min mogelijk .gebruik te maken,
vermits men met niet -te iveel^^kieschheid en omzig-
tigheid kan te werk gaan, wanneer men eenen mede-
burger van zijne vrijheid ontzet, al geeft men ook
m
■ -M
, .i
daar
t ■
~ \
(i) Is een Burger verpligt om op zulk eene ont-
bieding te komen? Te Leyden is daar van eene uit-
drukkelijke wet. Zie de ^fle Keur dier Stad. —
Maar waar die wet niet is? Uit eerbied voor zijne
Overheid of Regcers behoort zig niemand daar aan te
onttrekken; maar dan moet die requiÜtie ook geene
kunstgreep zijiu
,11
-ocr page 471-398 III, Boek/IL Deels I. Afdeeling,
daar aan den fd^oonfchijnenden naam van civzel ar.
rest (i). — 4®0 Eindelijk heeft men zomwijlen
ook wel een? gebruik zien maken van een middel,
bekend onder den naam van PoUUque custodic of
lewaaring. — In geval van dringenden nood,.en
tot bewaaring der openbaare rust, kan de Lands-
of Stads-Regeering zig zomtijds in de harde verplig-
ting/'bevinden , om zig van deezen of geenen per-
foon of perfoonen te verzekeren; maar her is altijd
een gevaarlijk middel, waar van niet dan het fpaar-
zaamst gebruik behoort gemaakt te worden (α).
puTge. ßij ίί·^ behandeling der Crimineele zaaken in 't al-
gemeen, kunnen wij niet voorbij, om kortelijk te
fpreken van het middel van Purge(j^,— Iemand,
wien een openbaar volks-gerucht nagaat, van fchul-
dig te zijn aan eenige misdaad, begeerende van dien
blaam opentlijk te worden gezuiverd, mag zig,>bij
Request, vervoegen aan het Hof, in dezen onge-
twijfFeld competent (4), om te hebben Mandament
van Pur ge tegen den Officier van de plaats, den
Procureur Generaal van den Hove, en alle anderen,
die zig partije zouden willen ilellen (5). — Ten
dage dienende verfchijnt de Impetrant bloots hoofds
■ '' in
(i) Jud. Pr act, B, $ Hoofdfl, §. 7.
ca) h. de groot, Apolog, Cap,\i.
Cs) Men zie ómtrent die middel p. bort, Trad.
van Crimin. Zaaken, Tit. 3. van Pnrgc, w. van
alphen, Papeg. i Ώ, 34 Hoofdfl. pag. 514—528. ζ»
2 .-Ö. pag. 504-510. , , . '
m
ι
■•1·
■>;i···
F'
Μϊ-;··
ίΙ
SI
C4) Inflr. Hof, Art. 8 & 226.
Cs) van alphen, Papeg, i D. pag. $lp4
■ \
-ocr page 472-JZafi Crimw, Proced, in algemeen, 39p
1
in de Roll^» «^oet door zijnen Procureur eisch:
dat hij zal worden verklaard zuiver en onfchuldig
aan de misdaad, in het Mandament gemeld; eii
„ dat hij biji-provifie zal worden .ojitflagen vap de
„ perfoneele comparitie, en toegelaten te mogen
„ verfchijnen bij Procureur, onder belofte bij hand-
„ tasting, van ten allen tijde, des vermaand,zijnde,
„ weder in perfoon te zullen komen." — Dien
eisch gedaan zijnde, ftaat het den Officier en.PrO"
cureur Generaal vrij, te doen •verzoek , om den
Jmpetrant t6 hoor en op art'icuïen Qi'). — Zomtijds
wordt ook door de Gedaagden beweerd Praventie ^
en daar toe eene exceptie voorgefteld. — Men
houdt voor gepraveniëerd te zijn, niet alleen , wan-
neer voor het exploicteeren van het Mandament van
Purge reeds een Decreet verleend was, maar ook,
wanneer vóór dien tijd gerechtelijke informatiën wa-
ren belegd (2). — Wanneer door bewijzen, ver-
hooren , of anderzints , de Impetrant verre ^ van
onfchuldig bevonden wordt, wordt deeze zijne roe-
kelooze onderneming door een Crimineel Proces ag-
.tervolgd, het zij extraordinair of ordinair, met of
zonder incarceratie, naar aanleiding van de zaak. .
. ' ·: TW EE-
(l) van zurck, Cod. Bat. voce Purge, §. i. «. 5·
in not. Manier van Proced. van ιγ^ί^. Tit. 23. Cap. 5.
w. 9. de haas, in not. op merula's il/iï«. van Proced,
Lib. 4. Tit. 24. Cap. 12. n. 10. pag. 421. ,
(α) LOENn Decif. Gaf, s, 15 ^ 60, en aldaar
boel, in not, τ
3?
5?
\ ; > .
I
Üi
ι
4οο lil.'Boek 5 IL Deels IL Afdeelingl
TWEEDE AFDEELING.
P^an extraordinaire Crïmineele Procedures»
j
ï('
35
5>
5?
55
.ν 1
Λ Λ /
IM
iS
SI.
Extfaordi- befchuldigden geappreheiideerd, of in peifoon
mir -PwiJ.gedagvaard zijnde, wordt het Crimineel Proces eerst
extraordinair belegd. — \Vat heeft men hier door
te verftaan ? Niets anders, dan ,, een Regterlijk
onderzoek der zaaide , gedaan volgens de hige-
wonnen prjecedente- informatiën ,. en beiiaande in
verhooren van den befchuldigden, en vergelijkin-
gen van denzelven met en tegen medepligtigen
5, en getuigen, om langs dien weg te beproeven,
3, of hij tot bekentenis der misdaad te brengen
35 zij (i)." — Is de extraordinaire form van
pro-
Cr) Zoo leggen bort, van leeuwen, en alle Cri-
minalisten van ons Land, dit ftuk uit. Zoo leert ons
eene onheuchelijke Practijk bij 't Hof, en alle Cri-
mineele Regtbanken. ·—■ Prof. voorpa egter, in
zijne meergemelde Verhandeling over de Crimineele
Ordonnantiën, wil een ilelzel vestigen, geheel vnn
dit alles afwijkende. — Hij ziet de flellingen van
BORT en VAN LEEUWEN als dwalingen en misilngen
aan : — hij gelieft het tegenwoordig extraordinair
proces te noemen een gedrochtelijk wanfchepfel :
ipag. loq.) hij wil geene verhooren, als de. zaak
op bewijs kan afgedaan worden; geene confrontatiën
tegen getuigen, maar enkel tegen medepligtigen; —
hij is nog al zeer voor de Pijnbank, ook daar, waar
het bewijs zeer onvolledig is. — In de daad vreemde
en
■If
Van exti-aordinaire Crïmin. Ptocedurtu 4.0 t
procedeereii in het Crimineele, zoo als zij hier om-»
fclireven is, billijk, dan niet? Zekerlijk kan niemand
ontkennen, dat zomtijds wel eens, zoo door Rech-
ters , als Bailliuwen, wien het of aan braafheid, of
aan kunde ontbrak, van deeze form van procedeeren ^
tot verdrukking der onfchuld , misbruik gemaakt is»
Maar uit hoofde van dit misbruik, waar toe alle
regfsmiddelen , kwalijk toegepast, aanleiding geven
kunnen (i), een anders goed en noodzakelijk middel
uit de Practijk le willen verbannen, zou ons wedeï
in een ander uitcrfte doen vervallen, dat nog erger
is : aangezien de ondervinding ten onwraakbaarea ■
bewijze verftrekt, dat zoo men van exiraoräinairs
Procedures, (mits egter altijd binnen de juiste palen
van regtvaardigheid beperkt blijvendetegen Crimi·»
neel befchuldigden geen gebruik mögt maken, de
affchuwelijklle misdaaden, die in het duister ge-
pleegd worden, en waar van dikwils de medepligti-
gen niet te ontdekken zijn, als huisbraken, falfitei-
len
en zonderlinge denkbeelden! Gaarne eerbiedigen wij
de nagedachtenis van eenen Man, die, als llorneïnsch
llegtsgeleerde, waarlijk gtoot was; döch , hoe veél
wetenswaardigs 'er ook in deeze Verhandeling moge
verfpreid zijn , in de beoordeeling der Crhnineele
Practijk verkiezen wij eenen billijicen en doorzigtigeii
Regter, die dagelijks in de verhoor-kamer zit, boven
eenen Hooggeleerden in zijn boek-vertrek.
(i) „ Cum recte procedunt judicia^ deluhra funt
„ iequitatis ; cu'.n depravate, fovca fallaces & coeccs,^''
ammian. marcellin. Lib, 30. Cap, 4. pag, 48/.
Erneß.)
Μ
/
402 ΠΙ, Boek , IL Deels IL Afdteling,
ten en dergelijke, ongeilraft zouden moeten wordea^
aangezien (ι).
Verzoeken Alvorens van den loop van het extraordinair Pro·
tnincidtH' , , , i · .. i
ten in dit ces te handelen, zal het niet onvoegzaam zijn, kor-
f*rocei. jgjjjj^ optegeven de verzoeken en incidenten , die
daar in kunnen voorkomen. — a) Zelden komen
dezelve voor in het extraordinair Proces van eenen
geapprehendeerden , uitgenomen het geval, dat hij
in Crimineele gevangenis gefield is uit kragte van
een Decreet van eenen Regter, dien hij vermeent
ten zijnen opzigte incompeient, of onbevoegd te
) zijn. — ί Maar op welke wijze moet die exceptie
van incompetentie worden voorgefteld? — De wet
Ipreekt hieromtrent zeer duister en onbepkald (a).
— De Staaten van Holland hebben in zeker geval
verklaard, dat zulks moest gefchieden bij Requeste,
en een daar op-volgend Proces communicatoir op
korte termijnen (3). — 't Hof heeft zich over die
form vervolgens weder beklaagd — Dit is
ze-
Ci) p. M. RENAZZi, de ordine feu forma judidorum
sriminalium, {Rom<s 1777. in Sj'ö.) e. luzac, Disf^
de modo extra ordinem procedendi in cauß% criminali·
bus, (L, B. 1759.) Π. CALKOEN, Verhand, over het
voorkomen en flraffen der Misdaaden in de Ferhand,
van V Qenoodfchap, Floreant liberales artes, α jD.
& Stuk. pag. 211—228.
(2) Crimin. Stijl, Art» ip.
(3) liefoh Holl. 9 Jann. 1744. G. P. B» 7 Dj.
fol. 959 .
ί;
t) Ί
ί 1'.
' i'
(4) Misßve van V Ilof^ van 6 Meij 1744, onder
de Hukken van 't Proces vm v, d. Mieden te vindeo.
■iS^
-ocr page 476-mmmM
ΓαΠ extraordinairè Crimin, Proceéütés. 4ÖJ
2ekef, dat de tjehandelittg daaf van 200 fummiei?
öiogelijk, en zonder inbreuk te doen op den extra-
ordinäiren aart der Procedures, moet worden inge^s
tigt (i). — Op eene dagvaarding in perfooil
heeft men reeds dadelijk op den dienenden dag eert
verzoek (2), „ ten einde de Gedaagde in perfooil
j, zal worden gelast te antwoorden op articulen^
j, den Regter oVertegeven." — Dit te willen tC;
genfpreken ^ zoude ongehoord zijn 5 vermits dö
dagvaarding in perfoon, zoo lang zij-niet in eenö
cenvouwdige dagvaarding veranderd is, tot een on-
tegenfprekelijk gevolg heeft de verpligting van deii
Gedaagden in perfoon, om op articulen te antwoor·»
den. — Dienvolgende is de Gedaagde in perfoon
gewoon, door zijnen Procureur bij notiil te doen
verklaren, „ dat hij bereid is te antwoorden op de
5, voor te houden articulen , mits, na voltrokken
5, verhoor, aan hem werden geleverd copiën, zoo
van die articulen , als van de daar op gegeVeii
j, antwoorden Cs)·^' — O Öewijl bij de acte vatt
dagvaarding in perfoon de misdaad moet wordeii
uitgedrukt, heeft men, wanneer die uitdrukking
nagelaten, <?ƒ te onbepaald en te onzeker is, in de
iractijk ingevoerd een verzoek van expresße vm tijd,·
plaats
(ï) Men kaïi ïiiet Vergelijken Prof. voorda , jdatp-
teek. op den Stijl^ Arti 19. pag. 311. en volgq^
C2) Profi vooriDA, Aanteek, op den Stijl^ Art. ζΐί
lieeft tegen dit verzoek ler Rolle oneindig veel; hij
heefc in de zaak geliilc; maar de Praccijk is zoo, ert
deeze dienen wij te volgen, zoo lang ze niet verart·
derd is.
Cs) ^ud, Pract, 4 5 fieofdß. 5. ζ, pag, üzf.
m
Μ
■ te t
ik
■ i:·:
-ocr page 477-III. Boeky, IL Deels IL Afdeelmg'.
plaats en verdere omilandigheden der misdaad.
Om de gegrondheid daar van te beoordeelen, hangt
alles af van de vraag , of dé uitdrukking bij da
dagvaarding zoo onbepaald is, dat de Gedaagde
'er niet "uit weten kan, over welk onderwerp hij
ftaat gehoord te worden. Dan is dit verzoek bil-
lijk. Maar moet het dienen, om vooraf alle de
bijzondere omftandigheden te hebben uitgedrukt,
dan behoort zulks tot het verhoor, en dit verzoek
is niets meer dan eene Practicaale kunstgreep (i).
— d^ Wanneer iemand over eene zaak, waar op
lijfilraf zoude'kunnen vallen', doch waar van de
bewijzen te zwak waarcn, om' 'er dadelijk appre-
henfie op te verkenen, in perfoon gedagvaard is,
en de fchuld van den Gedaagden, door één of meer
verhooren, tot meerdere klaarheid gebragt is , doet
de openbaare aanklager een verzaek van incarcera'
tki of dat de Gedaagde zal worden gelast te gaan
in befloten hechtenis. — Dit verzoek wordt gedaan
in het geheim 5 de befchuldigde wordt 'er niet op
gehoord; en de Regter beflist daaromtrent, zoo als
hij in gemoede oordeelt te behooren CO·
Ferhoonn voori^aamite gedeelte van een Cri-
mineel extraordinair Proces is het Verhoor van den
Gevangen , of Gedaagden in perfoon. — d) Het
Verhoor moet gefchiedcn binnen vier-en-twintig
iiuren na de apprchenfie , en voorts ten fpoedig·
ften wederom herhaald : als zijnde des Itègters
plicht, om de gevangenis zoo veel mogelijk te ver-
kor·
(O Judic. Pr act. d. /. pag. 2fl5^
(2; Crimiiu Stijl ^ Art, 52.,
r
Van extraordinaire Crimin. Procedures. 405
korten CO· — O vragen bij het Verhoov moe-
ten gebouwd zijn op de prascedente informatiën, ■
en zoodanig ingericht, dat zij door den befchuldig-
den meestal met ja, of neen, beantwoord kunneii
worden. — Het ftaat echter vri), denzelven te
doen opgeven orafhmdigheden van hei gebeurde ;
redenen te doen geven van zijne gezegden; twijf-
fehichtigheden te doen uitleggen; tegenilrijdigheden
in zijne antwoorden te doen oplosfen; en dergelij-
ke <^2). — ff) De langwijligheid, waar door men
de^ zaak in verwarring brengt, en zelfs eenen on-
fchuldigen in gevaar ilelt, om zig tegen tefpreken,
is een onverfchoonlijk gebrek in Crimineele Verhoo-
ren, die beknopt zijn moeten, zonder egter twee
of meer daadzaaken in één en het zelfde artikel te
mogen bij elkander voegen (3).' — Zij moeten
duidelijk, plat, en eenvouwdig zijn; ontdaan van
onverilaanbaare bastaard - woorden; in eenen niet
ingewikkelden of afgetrokken flijl. — Bemerkt men,
dat de Gevangen de vraag niet begrijpt, moet ze
hem klaarlijk, met andere woorden, worden uitge-
legd. — #) Men moet zig wagten van flrikvragen,
dat is , dezulken, waar in geredeneerd wordt met
veronderftelling van eene daad, als waar en bewe-
zen , waar over ondertusfchen de Gevangen niet is
gehoord , veel min , dat dezelve door hem zoude
zijn erkend (4). — f) In het opfchrijven der ant-
woorden moet men, zoo veel doenlijk is, des Ge-
van-
(1) Crimin, Stiji, Art. 6.
(2) Judic. Praci. 4 jB. 5 Hoofdfl, J. 9.
(3) Judic. Praci. d. l,
(4) Judis. Pract, d, h
\ ;
Cc 3
-ocr page 479-4o6 ^ UI. Boek, IL Deels II, Af deeling,
vangens eigen woorden gebruiken ; op dat men,
door de woorden te veel te ^^crandeΓen, de zaaken
niet verminke, in een verkeerd licht ftelle, en den
Gevangen niet geheel iets anders doe zeggen , dan
hij gemeend heeft. — g^ Het Verhoor van den Ge-
vangen moet gedaan worden , zonder het afnemen
van eenigen eed, uit hoofde van de blijkbaare vrees
voor meineed (i). ·— h) Dewijl het de pligt van
alle Regters, ja van de openbaare aanklagers zeiven
is, om zoo wel tot onfchuld, als tot
yan den befchuldigden onderzoek te doen , is hij
verpligt, om de getuigen, waar op zig de befchul·
digde beroept, te hooren; als mede Bewijs^ftukken
of Verdedigings-fchriften, (^Memoriën van fuggis^
die door familie of vrienden aangeboden wor-
den, aan te nemen (2). — O Eindelijk moeten,
na het afloopen van ieder VerhOor, (op zommiga
plaatfen, bij het fluiten der Verhooren,) de articu-
}en en antwoorden aan den Gevangen, op nieuw,
worden voorgelezen, of hij bij het een of ander
üog iets te voegen, of daar in te veranderen mögt
hebben. '— En wordt ook als dan het Verhoor
door den Qeyangen onderteekend (3).
S IV,
(i) voet, ad til, f. de jurejur, 10. — Wat
ßOk de Crimin, Stijl^ Art, 6. hieromtrent ftelleii
inage, het is zeker, dat hetzelve in onze Practijlj:
niet is aangenomen, — Hoe heeft Prof. voqrda,
Aanteek. op dat Art, pag, spo, deswegens ijog bedeij?
Jcingen kunnen opperen!
C2) Cvimin. Stijl, Art, 45»
(5) Cri.-iin. Stijl, Art, Ut
fTTiir* ■ iiii iimiifiM
-ocr page 480-Van extraórditmire Crimin* Procedures, 407
Wanneer de befcliuldigde 'de hem te last gelegde ConfrontatU
daad ontkent, brengt de aart van het extraordinair
Proces mede , dat hij langs betamelijke wegen tot
overtuiging en bekentenis der misdaad gebragt wor-
de. — Behalven het ondervragen en verhooren van
den befchuldigden, kan hier toe dienen, dat men,
b. v. door hem geilolene goederen, breekijzers bij
hem gevonden, het werktuig, waar mede eene wond
is toegebragt, enz. in zijne tegenwoordigheid bren·
ge. — Zulks doet ter overtuiging dikwils veel meer
af, dan eene fijn geflepene ondervraging. — Maar
vooral is men gewoon in deezen gebruik te maken CO
van het middel van eonfroniatie, of vergelijking
van den befchuldigden tegen medepligtigen en getui-
gen, — Het confronteeren tegen medepligtigen χ
kan enkel dienen, om in verholen misdrijven,
vooral ten aanzien van de bijzondbre omftandighe-
den, agter de waarheid te komen. —- Zij zijn an-
derzints getuigen , welken het Regt volftrekt ver-
werpt (2), en aan wier gezegden, in het uitbrengen
van een veroordeelend vonnis , ten hoogden geene
andere kragt kan worden toegefchreven, dan om de
(ï) Wat ook Prof. voorda , §. 12. pag, 64.
volgg. en Aanteek. ep den Stijl^ Art. 13. pag, 29p.
tegen het middel van confrontatie moge inbrengen,
wij moeten van hem geheel verfchillen, en houden,
bij ondervinding, dit middel voor één der edelmoe-
digfte en meest gepaste, om in extraordinair Proces /
ecnfesfie te bekomen.
3. §»5./·. de testib, L» II, C, tod, L, 17.
C. de accuf.
Cc 4
-ocr page 481-40B III. Boek^ IL Deels IL Afdeding.
verdere bewijzen optehelderen en aantevullen (i).
Doch het confronteer en tegen getuigen is , als
't waare, een zeker beleggen van ^tzéstw in forma
probanti, «aar den aart van 't extraordinair Proces
ingerigt. — Het moet niet alleen dienen, om den
beschuldigden het plegen der misdaad in 't aangezicht
aan te zeggen, en hem daar door in zijne hardnekkige
ontkentenis te doen verftommen; maar ook om hem
gelegenheid te geven tot het bijbrengen van het geen
hij tegen de getuigen hebben mögt, met hun in
woordenwisfeling re treden, en ook daar door de
geloofbaarheid der getuigen te vermerken of te ver-
zwakken (2),
£eÏ!enients, Het gcvolg der vcrhooren en confrontatiën is zeer
ï/f/ii! dikwils , ^dat de befchuldigde daar door gebragt
wordt tot bekentenis (confesße^ der door hem ge-
pleegde misdaad, — Om die bekentenis volledig te
doen zijn, en 'er regt op te kunnen doen, is het
niet genoeg , dat de befchuldigde de daad erkenne,
maar hij moet ook erkennen het ilrafwaardige van
die daad, ten zij dit ftrafvvaardige zoodanig in de
benaaming der daad zelve vervat is, dat zij zonder
misdadig te zijn, niet kan begrepen worden: b. v.
iemapd erkent geld geilagen of gefchroefd te hebben;
door de bekentenis van die daad bekent hij tevens
eene misdaad, zonder dat hij 'er iets meer behoeft
bij
(ï) H. coccEjus, in Exerc, Curiof. Tom. 1, Difp,
30. de focio crintinis. boeumer, ad Conß. Crimin»
CaroL Art. 31. pag, 143—152.
I/
r
(ü) QuisTORP, GrundfiUze des Deutfchen Peinlichen
^echn, s Th, 14 Uauptfl.
isik.
-ocr page 482-Van extraordinaire Crimin, P.rocedures, 409
bij te voegen, om dat het munten van geld, buiten"
last van de Overheid, bij de wetten van den Lande
voor eene misdaad gehouden wordt. Maar wanneer
b. v. iemand erkent^ een boekjen gefchreven te heb-
ben, waar in de openbaare aanklager vermeent, dat
lasterlijke uitdrukkingen gevonden worden , doch
de befchuldigde ontkent, dat die uitdrukkingen las-
terlijk zijn, zoo is zijne confesfie onvolledig, om
'er hem op te veiOordeelen ζι).
Wanneer de confesfie in voegen voorgemeld vol-
ledig , en dus eene CrimïneeU confesfie is, levert
de openbaare aanklager zijne confideratiën en advis,
met de flukken, aan den Regter over, verzoeken-
de , op bekentenis te mogen eisch dóen. — De^^
Regter, dit ook zoo bevindende, iiaat hem toe, om
op des Gevangens confesfie regt te vragen, en te die-
nen van zijnen Crimineelen Eisch en Conclufie (q).
Deeze Conclufie van Eisch bevat een omftandig
verhaal van de misdaad , overgenomen uit de ver-
hooren van den befcliuldigden, en hier en daar ver-
fterkt of aangevuld uit de ingewonnen informatiën ;
— eene opgave, waar in het misdadige beilaat, en
tegen welke wet de befchuldigde gezondigd heeft ;
— en eindelijk eenen eisch tot het ondergaan der
ilraife, volgens de wet verbeurd. — Dewijl echter,
naar
(1) Men vergelijke nopens deeze zoo gewichtige
onderfcheiding de Contra-Memorie van den Hoogen
Raad in de zaak van Mv, Adriaan van der Mieden.
— als mede de Memorie in de- zaak van Hespe en
Verlern. (^Amß. 17 86.)
(2) Public, van het Uitvoer. Bewind van ïo Óctob,
1798. Jrt. 3 4.
ifwi
li .
Cc 5
-ocr page 483-41 ο IIL Boel· 9 II, Deels IL Afäeelingl '
naar ons Crimineel Regt, de flraiFen zelden juist
bepaald , maar meestal wilkkeurig zijn (i), is het
voorzigtig en gebruikelijk, om op dc vordering
eener bepaalde ftra/Fe te laten volgen eene meer al-
gemeene claui ule, of tot zoodanige andere flraffe ,
als de Éegier in goede ^.uflitte zal oordeelen is
hehooren.
DERDE AFDEELING.
Van Crimineeïe Procedures op connctie,
% I.
Ptjnhßnk φ Het gebeurt zeer dikwils, dat befchuldigden, om
gefchd/t. (jg ftraffe te ontgaan, in weerwil der tegen hen in-
gewonnen bewijzen, bij de ontkentenis blijven vol-
harden. —- In voorige tijden was men, in zaaken
van zwaare misdaad , dikwerf gewoon vcrzoeii te
doen, dat de Gevangen zoude worden geèragt tot
fcherper examen. — Oneindig veel is 'er getwist
over de geoorloofdheid en nuttigheid van dit mid-
del, als mede over de juiste gevallen, waar in
liet behoorde plaats te hebben. — Dan, dit moeie-
lijk onderzoek is thans pnnoodig geworden, na dat
de Pijnbank uitdrukkelijk is afgefchaft, en dus in
geen
(1) MATTimus de Crimin. in Prolegom. Cap. 4.
10. ^ Lib, 48. Tit, 18. n. 31.
(2) j. GREvn Tribunal reformatim, levser Medit,
ad Pand, Tom, 10. Spec, 630, 631, 6j2, 638, 63p
& 640. d. joNiiTYS, over de Pijnbank, voorda, Fer·
hand. 1 H^ofdfi, 14. ^ volgg, en meenigvuldige
anderen.
'1
Van Crimitu Procedures op comictt^·
geen geval hoegenaamd een Regter, ter bekoming
van confesfie van eenen befchuldigden, zig mag be*
dienen van eenig middel, het welk denzelven pijn of
ongemak aandoen, of daar voor, in geval van ver-
dere ontkenning, bevreesd zou maken. — Dit belet
echter den Regter niet, om eenen befchuldigden, het
zij gevangen of gedaagden inperfoon, die weigert,
op de hem voorgehouden wordende vraagpunten,
of eenige van dien, te antwoorden, en bij die wei-
gering , na dat de Regter hem zijne verpligting zal
hebben onder 't oog gebragt, blijft volharden, door
zoodanige middelen , als hij gepast zal oordeelen y
daar toe te noodzaaken (i).
§ II.
Het zoude ondertusfchen voor de algemeene j^tgtäoenn^
langen zeer fchadelijk zijn, om alle befchuldigden, convictie.
tegen wien de bewijzen, duidelijk fpreken, en wier
ontkentenis geenen anderen grond, dan in hardnek-
kigheid, heeft 5 te moeten ontvangen in ordinair
Proces (2}. — In plaats derhalven van fcherpe
mid-
Cï) Regiem» 10 Octob. Ï798, Art, i,
(2) De ordinaire Procesfen verporzaaken* 1®.),Ver-
bazende onkosten, zoo voor 't Land, wanneer de
Procureur-Generaal aanklager is, als voor de Hoofd·
Officieren en Bailliuwen, — a®.) Eene zeer fchade-
lijke langwijligheid, vooral om dat in dezelven hooger
beroep plaats heeft. — 3».) Men geeft aan flechte
menfchen, die met gretigheid de Pleldooijgn aanhoo-
ren, te veel ftoffe, om chicaneufe uitvlugten te leeren,
waar van zij, zelf in het geval zijnde van befchul-
digd te« worden, tot nadeel der Juftitie, misbruik
maken, — Blen behoort zig dus van geene ordinaire
Pro-
I rH
1
4Τϋ III, Boek^ Π. Deels IlL Afdeelingl
middelen moest een andere weg worden aangewe,
zen , langs welken zaaken van dien aart, buiten ύζ
omilagtige form van gewoone Procedures, kondeii
afgedaan worden. — Meii noemt dit regt doen op
convictie, dat is, uit overtuiging nopens de volle-
digheid van beu ijs, fchoon de befchuldigde de mis-
daad niet erkend heeft. — Indien namelijk de Reg-
ier bevindt, dat de Gevangen wel niet is kunnen
gebragt worden tot confesfie^ van de misdaad, waar
van hij befchukligd is ; doch dat de informatiën ,
ten zijnen Liste overgelegd, van dien aard zijn, dat
door dezelvcn ten vollen bewezen fchijnt , dat de
ïTiisdaad door den Gevangen (i) gepleegd is, vol-
magtigt de Regter den openbaaren aanklager, om
op die bewijzen, in extraordinair Proces, regt te
vragen , en mitsdien te dienen vaii zijnen Crimineelen
Eisch en Conclufie (2).
§ III.
Hoe Haar in De form van procedeeren in dit geval brengt mede r
— Dat van deeze Regterlijke befchikking, niet
alleen aan den openbaaren aanklager, maar ook aan
den gevangen, dadelijk kennis worde gegeven. —
f2''.) Dat de gevangen tevens de vrijheid beeft, om
Procesfen te bedienen, dan in die weinige gevallen,
welke in de volgende Afdeeling zullen worden aange»
wezen.
(i) De wet fpreekc wel alleen van Gevangenen^
maar "er is geene reden, waarom dezelve ook niec
tot Gedaagden in perfoon zoude worden uitgeftrekt;
zoo als daar van ook reeds veele voorbeelden m de
Pracdjk zijn.
Ca) Regiem, Art. 8.
I \
HS
te procédés-
ren.
m
Vaii Critnini Procedures op cómicüe. 41'^
één of meer Practizijns tc verkiezen, ten einde y»/!»-
mierlijky en buiten figuur van Proces f zoodanige
verdediging voor hem te doen, als hij zal te rade
worden. — Indien hij geen Practizijn kan beko-
men , voegt hem de Regtcir één of meer Practizijns
ten dien einde toe (i). — 3®.) Dat ifati de Practi-
zijns , door den Gevangen verkozen , of hem toege-
voegd , dadelijk vrijë toegang tot denzelven verleend
wordt (2). — 4°.) Dat binnen agt dagen de open-
baare aanklager aan den Regter moet overleveren
zijnen Crimiiieelen Eisch en Conclufie j met de Ruk-
ken. — 5®.) Dat ter gelijker tijd Copie van'dien
Eisch en Conclufie, en van de bewijzen, door hem^
bij den Regter ingeleverd, aan den Gevangen, of
deszelfs Practizijns, wordt ter hand gefield (3). —
6''.) Dat de kosten, op bet vervaardigen dier Co-
piën te vallen, door den Gevangen^moeten wordeii
betaald ; doch, hij daar toe onvermogend zijnde ,
onder de kosten en mifen van Juilitie worden ge-
bragt (4), — 7°.) Gevangens Practizijns
viiie mogen verzoeken van de oorfpronglijke bewij-
zen , en zig daar toe aan den Regter vervoegen (5)".
δο.) Dat het den Gevangen vrij ftaat, om de ge-
tuigen van den openbaaren aanklager, of zommigen
van dezelven, op contra-vragen te doen hooren. —
9®.) Dat de Gevangen alle zoodanige bewijzen,
als hij tér zijner verdediging zoude kunnen inwin-
nen,
(O Regiem. Art, p. . '
C2) Regiem.' Art. lo,
(3) Regiem. Art. ii,
(4) Regiem. Art. 12.
(5) Regiem, Art, IJ.
-ocr page 487-414 ll^* Boel·, IL Deels ïll. Afdeeling,
nen, aan den Regier mag overleveren, en daar bij
voegen pene Deductie of Memorie van Regten.
lo''.) Dat binnen denzelfden tijd de openbaare aan-i
klager ook eene Memorie tot betoog van zijnen
Crimineelen Eisch en Concliifie aan den Regter kaïi
overleveren Ci)* — n®0 Dat de tijd, tot het doen
van meergemelde, verdediging 5 door den Regter, naaf
de omilagtigbeid en andere omllandigheden der zaak,
bepaald wordt, nooit korter, dan op veertien da-
gen, en niet langer, dan op zes weken, zonder
buiten de dringendile redenen, verlengd te mogen
worden (2). — Dat de termijnen, aan den
Gevangen tot het doen zijner verdediging vergund,
veritreken zijnde, het zij hij defenfie gedaan hcbbe,
het zij niet, de Regter, zoo fpoedig mogelijk, de
zaak zal onderzoeken , en daar in tm definithen
vonnisfcn, zoo als hij in goede Juftitie zal bevindeii
te behooren , en zulks zonder hooger beroep ("3)«
Ontflctg on· Behalven de twee opgegevene gevallen, dat of de
//««i^-befchuldigde de misdaad erkend heeft, of dat zi|
tasting, ^^^ voldoende bewezen is, kan 'er ook nog een
derde geval zijn, namelijk, dat van des Gevangens
onfchuld wel niet blijkt,maar evenwel geene bewijzen
tegen hem zijn, voldoende om 'er hem op te ver-
oordeelen, terwijl 'er gcene waarfchijnlijkheid is»,
om voor als nog, of binnen korten tijd, meerdere
bewijzen in te winnen, die echter misfchien door'
den tijd zullen te bekomen zijn. — Men noemt dit
C^H'
CO Regiem, Arf, 14^ , .
(2) Regiem. Art. 15^
(j) Regiem, Art, ■ '
-ocr page 488-sjfsr^
yan Crimw^^Procedares op cofjvim'e» 415
ceft noff is, dat aan den Regter van de
fchuld of onfchuld niet blijkt. — In dit geval ont-
ilaat de Regter den Gevangen, onder handtasting
en belofte van ten allen tijde, des vermaand zijnde,
wederom te zullen verfchijnen, fuè poen-a con/efß^
^convfcii, dat is, op iiiraffe, dat hij, wegblijven-
de, voor fclüildig zal gehouden worden (i).
VIERDE AFDEELING.
ί
Pan ordtnaire Crimineels Procesfen, ' ^^
Zomtijds wordt, na het afloopen der verhooren n^anneer ör-
cn confrontatiën , het extraordinair Proces vtï-an-^'^^^j^^J'j'^^·'
derd in een ordinair, — Voorheen had zulks mee-
nigmaalen plaats, om dat men des befchuldigdens ' ;·■
confesfie noodig achtte tot veroordceling van den ν
befchuldigden (2). — Thans zijn de ordinaire Pro- ,
cesfen zeer zeldzaam , om dat men , ook zonder
bekentenis , wanneer de bewijzen voldoende zijn ,
regt kan doen op conviciie, zelfs tot den dood. —
De gevallen, waar in zij tegenwoordig gepast zijn,
kan men brengen tor deeze twee: 1 Als de Ge-
vangen de misdaad, hem te laste gelegd, niet alleen
niet heeft bekend, maar het ook daarenboven duister
en twijffelachtig is, of de bewijzen , door den open-
baa-
(i) Crimin. Ordonn. Art, 53. Crimin, Stijl^ Art,
44. en aldaar Prof. voorüa, in zijne Aanteek. Reßlem,
10 Octob, 1798, Art. 6.
Ca) Costurnen van Rhijnland, 4rt, I, vooRDA, Fer»
hand, ï Hoofdß^ 33
415 HL Boek^ 11. Deels IK Afäeeling."
baaren aanklager overgelegd , al of niet genoegzaam
zijn, om den Gevangen, als fcluildlg aan de heiu
aangetijgde misdaad, te veroordeelen. — Als
de Gevangen wel de daad als daad op zig zeiven
bekend heeft, maar niet het misdadige van de daad,
óver welk al of niet misdadige van de, daad gegron-
de bedenking vallen kan (i). — Schoon de Regter
den Openbaarcn aanklager heeft toegedaan, om op
convictie in extraordiuaii: Proces regt te vragen, be-
let zulks echter niet, dat de Regter, na onderzoek
van des Gevangens verdediging , bevindende , dat
dezelve zeer aanneemlijk en bedenkelijk vi^as, hem
als nog , met intrekking der voorigc bepaaling, in
ordinair Proc'es ontfange (2).
'Mßßentk Schoon in extraordinair Proces de minderjarigen
getronwde vrouwen, het zij ze geapprehendeerd,
het zij ze in perfoon gedagvaard worden , geene
iidfiftentie behoeven (3), lijdt dit echter uitzondering
in ordinaire Crimineele Procedures, het zij die ordi-
nair aangelegd, het zij naderhand in ordinaire ver-
anderd zijn , als in welken de minderjarigen met
hunne ouders en voogden, en de getronwde vrou-
wen met haare mans, geadfifteerd moeten zijn (4).
S IIL
CO Regiem, lo Octob, 1798. Art,
(jï) Regiem. Art. 17.
Cs) Zie hier vooren, bladz, 45 G? 388.
(4^ Supplem. noürum ad voetii Pand. tit. ds judic.
§. 12. nivvaar een merkwaardig gewijsde, op dit pons,
van Schepenen van Rotterdam, door Sententiën van
het Hof en den Hoogm Raad bekrachtigd , vermelti
worde.
^'.s -
Faf2 órdtfiairè ürimineeU ProcésfeHi 4I7
§ ΠΙ.
Ten aanzien .van de form der ordinaire Crimineele Torm deyi·;.
procedures valt weinig bijzonders aantemerken; als fJljlZ
zijnde de ihrigting daar van meestal op denzelfdert
leest gefchoeid , als van een Civiel Proces'. Het zij
gL'iioeg daaromtrent het volgende aantemerkcii. —
Meri begint hetzelve, zonder voorafgaande dag-
vaarding, vermits de Gevangen reeds in Proces is,
enkel met het dienen van Eisch, door den Procu-
icur-Generaal, of door den Bailliuw, ter Crimmeele
Rolle. — In deeze ordinaire Procesfen behooren
de termijnen kort te zijn en flipt achtervolgd te
worden. — Bij 't Hof zijn de termijnen peremp-
toir van veertien tot veertien dagen (i). — ό De
Gevangen doet doör zijnen Procureur , zoo dra vani
Eisch gediend is, ter Rolle verzoeken Copie van dé
Verhooren en Confrontatiën , als mede van de Huk-
ken bij Conclufie van Eisch gemeld. — Van dé
verdere ftukken en bewijzen vooraf Copie te vrageii,
is ongegrond. Daar toe dient, even als in Civiele'
zaaken, de termijn van wisfeling (2). — Des
Gevangens defenfie beilaiit meestal in eeiie geheelé
tcgenfpraak van den eisch, of zoogenaamde conirariè
Conclufie. — Zoo hij meent klaarlijk te kunnen
aantoonen, dat 'er op de aangetijgde misdaad geene
lijfftraf vallen kan, ilaat het aan heni vrij, bij zijn'
antwoord te doen een verzoek van provifioneel ont-
zag onder handtasting (^3). — Zulke zaaken vvór- ^
den, iia het voldingen, en de wiSfeling, mondelin^^
be^
(1) keglem. 9 'Maart 1728. Art, 2.
(2) Judic, Pract. 4 5 Hoofdfl. §. pag, 238»· \
(3/ BORT, Tracit van Crimin. Zaaken y Tit,· 8,·
Dd
\ i·^
4-18 III, hock ^ IL Deels IV. AfdeeUng^ ;
bepleit. — Bij het Hof echter worden zij eerst
behandeld, als befchreven zaaken, en daar in een
Verbaal van Enqueste belegd; doch, dien onvermin-
derd, naderhand op eene mondelinge Pleidooije af-
gedaan (i). ^
VIJFDE AFDEELING.
Van Vonnisfen , Executfén, en hippellen, h
Crimineele zaaken.
11
Crimineele Crimineele Vonnisfen, die op confesße, of
Vonmsfen. convictie gewezen worden , moeten inhuuvlen : —
d) Eene uitdrukking van het misdrijf tegen den
veroordeelden, op ftraf van nietigheid (2). — h^
Eene juiste bepaaling van de ftraf, die de veroor-
deelde zal. moeten oiidergaan. — c) Eene befchik-
king nopens de kosten der Gevangenis en van 't
Proces, — Hier in wordt de veroordeelde bijna
altijd gecondemneerd, fchoon ook de ilraf, bij het
vonnis opgelegd, van de geëischte ftraf merkelijk
moge verfchillen.
De Vonnisfen, in ordinair Proces gewezen, rig-
ten zig, even als in Civiele zaaken, naar de ge-
houdene dingtaalen.
De pronuntiatie van alle Crimineele Vonnisfen
wordt gedaan in tegenwoordigheid van den Gevan-
gen of Gedaagden in perfoon, die daar toe zelf
op
(1) Zie hier vooren, bladz, 358.
(2) Staatsreg, van 1805. Art, 72*
-ocr page 492-' ^ ■ · ' ' ' · ;.. ■■ ■ ■ '·■ ' f3
Van Vonm'sfen^ Executien^ en Appellen^ e fiz. 4ΐγ
op de Rolle veifchijnen moet (i). — Indien het
Vonnis aan hooger beroep onderhevig is , en hij
daar van gebruik wil maken, wordt de aanteekening
van het Appel dadelijk ilaande Rolle gedaan (2).
Indien de befchuldigde afwezig en voortvluchtig Tegen afvue^
is, en dus bij defauten tegen hem wordt geproce-.
deerd, behelst het Vonnis doorgaans eene condemna-
tie van den befchuldigden tot bannisièftient, meest
als eene ilraf van zijn agterblijven, waar door hij
zig niet gezuiverd heeft van de bewijzen en verden-
kingen, op grond van welken tegen hem Decreet
verleend was. — Komt hij naderhand in handen
der JufHtie, wordt de zaak zelve, door verhooreii,
enz., extraordinair onderzogt, en de firafte, door
de misdaad verbeurd , bij een nader Vonnis be* >
paald (3). — Men ziet hier uit, hoe onvoorzichtig
het is, en hoe weinig verbindende Icragt het heeft»
om bij een contumaciëel Vonnis, bij overtreding van
het bannisfement, de doodftraf of eenige andere te
bepaalen.
Zoo dra een Crimineel Vonnis is vitgeiproken, Crtmheiig
en van het zelve geen hooger beroep valt, volgt
daar op dadelijk de executie (4). — Dit lijdt ech-
ter - -
(1) merula, Manier van Proced. Lib, 4. Tit. 89.
Cap. I. in not. ;
(2) merula, d. h Lib. 4. Tit. 3. Cap. 2. in not*
Judic. Pr act. 4 5 Hoofdfl. §. 13· P'^S' 2 39·
(3) Crimin. Stijl, Art. 56. en volgg. en aldaar de
Aanteek. van Prof. voorda, '
(4) t, i8. C. de poen. - '
-ocr page 493-IIL Boel·^ IL Deels V. Jfdéetin^l
ter uitzondering , wanneer de veroordeelde is eene
zwangere vrouw, aan welke geene executie verrigt
mag worden, voor dat zij van haare vrugt verlost
is (i). — Indien de executie in eene doodilrafFe
beftaat, wordt de veroordeelde daar toe vooraf door
Kerkendienaaren voofbereid (2) , en wel tegenwoor-
dig (het geen zeer regtmatig is,) door dezulken,
die met den veroordeelden denzelfden Godsdienst
belijden. — De executie wordt gedaan in 't open-
baar, ten affchrik van anderen, door den Scherp-
regter, hoedanigen men in eenige Steden van dit
Land heeft (3^
Wanneer de Regier, na het wijzen van een Cri"
mineel Vonnis, bevindt, dat het zelve aan des ver-
oordeeldens perfoon niet is uit te voeren ; mag hij
dan het zelve op eigen gezag veranderen? Zeker
niet; want alle Vonnisfen , eenmaal uitgefproken,
zijn onveranderlijk (4), maar hij moet zig aan den
Souverain vervoegen , om tot het maken van zoo-
danige verandering gemagtigd te worden (5).
(1) L. 3. f. de poen, L, 18. f. de fiat, hom.
(2) Crimin. Stijl, Art. 47.
Cs) g. van hasselt, Disfert, de Carnifice. (Jraj,
1773.)
(4) L, 14. L. 55. Z. (j2. ff. de re judic. L. i.
§. uit. in fin. ff. de qucsstion. L. i. C. [ent. refc,
non posfe.
C5) d. L. I. de quaß. —■ Zoo deed hec Hof, rer
gelegenheid, dat zeker perfoon , gecondemiieerd om
gegeesfeld te worden, onder het voorlezen der Sen-
tentie zulke ilerke ftuiptrekkingen had, da: hij buiten
ilaat was, om de opeubaare ilraf op hec fchavot te
Van Fonnisfen^ Excmiën^ en Appellen, enz. 421
De algcmeene regel omtrent het hooger beroep in tlooger ie*
Crimineele zaaken, waar over in yoorige tijden zoo crfminèeie.
eindeloos ve?l getwist is (i) » brengt mede : —.
i'^.) Dat het Hof geen hooger beroep mag vêrleenen
<
ten verzoeke van eenige perfoonen, tegen welken
criminelijk , extraordinarié , en op hunne confesfie
is geprocedeerd ; maar dat die Vonnisfen worden
geëxecuteerd, zonder dat eenige appellatie, refor-
matie , of provocatie, daar tegen wordt toegelaten (2).
— De uitzonderingen van dien regel kunnen gevoeg-
lijk gebragt worden tot deeze drie: — a) Als 'er
geene, of geene genoegzaame confesfie gevonden
wordt. — Als 'er eene blijkbaare nietigheid in '
de Procedures is. — i) Als 'er eene blijkbaare en
in
ondergaan. RefoL Holl, 20 Juli] 1787. G. B. 9 D,
fol. 723. — Eenigzints anders werd in een zoortge·
lijk geval gehandeld door het Committé van Juftitie
der ftad Amilerdam, ten aanzien van zekeren Hendrik
J-anfen ^ die, tot de itraf van het zwaard verwezen
zijnde, doch, door zijne wederilrevlng, de uitvoe-
ring onmogelijk makende, bij alteratie van dat von-
nis, tot de galge verwezen werd. b. a. van houten,
Criwin. Proces tegen H. Janfen, pag, 219, <?« volggn
Schoon dee?:e behandeling van het Cotnmitté, on-
zes inziens, naar regten zeer verdedigbaar is, behoort
zij egter onder die dingen, qua non funt producenda
ad confequentias, \
(1) v. d. WALL, Handvesten van Dordrecht^ 2 Z).
pag. 1331. feqq, — vooRDA, Aanttek* op den Crim^
Stijly Art, 64.
(2) RefoL Holl. 10 Sept. 1591. C. Ρ, Β, faU IPÖä,
VAN alpiien, Papeg^ 1 D. pag. 307,
Dd 3
II
I,
%
1·ι
\
- y
I
t*
422 IIL Boek ^ 11. Dêels F. Afdeding,
in 't oog loopende biiiteiifporighcid in de ftraf is O).
—. a"^.) Dat Vonnisfen, op comktie gewezen, ge-
lijk ilaan met die op confesfie gewezen zijn; zon-
der dat daar tegen aan den Gecondeinneerden het
middel van appel, reformatie, of eenigerhande pro-
vocatie wordt toegelaten (2). — 3*^.) Dat Vonnis-
fen , in ordinair proces door de Gerechten of Hoo-
ge Vierfchaaren gewezen, zijn beroepelijk aan het
Hof; en die door het Hof ter eerder inftahtie ge-
wezen zijn, aan het Nationaal Gerechtshof (3).
Betrekkelijk het rcvideeren van eene Crimineele
Sententie, in ordinair proces gewezen, fpreekt het
van zelf, dat zulks aan alle GecondemneerdenVö»
hunnen kosien vrijflaar. — In Crimineele zaaken
wordt geene Reviiie Pro Deo verleend, ten waare
lijfilraf is opgelegd , en de Gecondemneerde een
vierde der ftemmen voor zig gehad heeft ^4).
(i) Berigt van den Hoogen Raad op de Remonßran-
iie van V Hof in de zaak van Mr. A. v. d. Mieden^
pag. 19. Judic. Pr act. 2 B. 24 Hoofdfl, 4. pag,
328 & 329.
(2} Regiem. 10 Octob, i ;'98. Art 16.
Cs) Inflr. van V Nation. Gerechtshof ^ Art. 49.
Staatsreg. van 1805. Art. 84.
(4) Regiem, op de Revifiën van 14 Maart 1795.
Art. 2»
VIER.
-ocr page 496-4
VAN DEN KOOPHANDEL, EN DE
WETTEN DAAR TOE BE-
TREKKE LIJK.
•ff
I
EERSTE AFDEELING.
Van den Koophandel in het algemeen, en den
HoUandJchen in het bijzonder^
SI. . ^
5, Het geheel leven ende welvaaren, mitsgaders/«/cij/B^,
„ reputatie van den ftaat der Geünieerde Provin-
„ tiën is beftaande in de Scheepvaart , en den
5, Handel, en de Commercie, die daar door over
5, ende langs de zee werden gedreven." — Deeze
wäs de taal van de Staaten Generaal in der tijd (^i).
— Het verwondere dus niemand, dat, hoe zeer de ^
handelingen , die aan den Koophandel bijzonder
eigen zijn, gemakkelijk hadden kunnen worden in-
geweren in hét eerße Boek, wanneer wij aldaar
van de Contracten en andere Verbintenisfen handel-
den , wij echter verkozen hebben een bijzonder Boek
in dit werk daar toe te beileninien. — Twee rede-
nen
(i) Plac. Qener, 8 Febr. 1545, G. i D, col.
984. — Zoo zege ook de groot, InL 3 B, 20 D^
§. I, „ 't "Welvaren van Holland beftaat meest bij de
„ Schipvaarc."
BÜ
-ocr page 497-4^4 Boek^ 1. Afäemng.
pen noopten ons tot deeze fchikking. Het bij-
zonder gewicht yan de ftoife, welke wij thans zul,
]en behandelen, gedoogde niet, om dnar van, alg
't ware, in 't voorbijgaan te fprecken; maar fclieen
ons toe, eene opzettelijke en afzonderlijke behande-
ling te vereisfchen. — 20.) Schoon het in de be-
oordeeling der zoogenaamde mercantiele qucestiën
een groot gebrek is, dat men de zaaken te weinig
brengt tot die eerite en eenvouwdige regtsgronden,
uit welker juiste toepasfing de zwaarite gefchilpun-
ten dikvvils zeer gemakkelijk, en met volkomene ze-
kerheid, kunnen beilist worden (i), valt het evenwel
niet te ontkennen, dat geichillen in 't il:uk van den
Koophandel niet flechis met het oog van eenen ftij-
ven Regtsgelcerdcn, maar ook met dat van eenen
Koopman , die zig met den mercantklen flzjl ge-
meenzaam gemaakt heeft, doorgezien behooren te
worden. — Dit alles laat zig beter in 't oog hou-
den door ecne afzonderlijke behandeling van deeze
ftoffe,
Qgyßrnnq D^ oorfprong van den Koophandel is fchier even
^eJ/iStf/.oud, als die van het regt van eigendom (2).
— Dewijl het geen de één in eigendom bezat, dik-
wils eene behoefte was voor den ander, ontflond
daar uit het contract van ruiling (3) ; waar van
men zelfs bij de wilde volken de voetftappen ont-
dekt. — 1 Joe befchaafder en volkrijker nu de natiën
wa-,
(1) Zie mijn Voorberi^t voor potiiier , Ferkandt
van Conti·, eu irerbint. i DeeL
(2) rijfendorf, de J. N, ê? G. Lil. 5. Cap. i,
(3) pufendürf, d. i. Cap. 5.
«MM
ih'iiiii.iiTm· - I iy^if'
-ocr page 498-waren, hoe menig vul diger die handelingen gedreven
werden. — Dikwerf echter waren de ruilingen aan
zwarigheid onderhevig, wanneer de één des anderen
waaren niet behoefde. — Dus ftelde men tegen de
koop-waaren iets over, het welk, in gebruik ge-
bragt zijnde, eene algemeene behoefte wierd; en men
verkoos daar toe de metaalen, eerst in grove, en
naderhand in juist afgewogene, en (tot voorkoming
van vervalfching) gem\rkte (lukken , welken men
geld noemde; terwijl de verruiling van waaren tegen
geld den naam van koop en verkoop droeg (1). —·
Niet flechts werd dusdanige handel te land gedre-
ven, maar ook bij vervolg ter zee, met die volken,
die door de zee van ons zijn afgefcheiden. — De
oudRe volken, die het eerst de fcheepvaart oeiFen-
den, waren de EgypÏenaaren en Phenicïérs (2). —
Paar door konde zig de Koophandel over den toen
bekenden aardbodem uitbreiden. — In de oudile
gefchiedenisfeii der Indianen, Chineezen, Perßa-
mn y Arabieren, Ethiepièrs, enz. vindt men van
den zee-handel gewag gemaakt Cs)· — Onder de
oude volken muntten inzonderheid hier in uit de
Carthagers y de Grieken , en vooral de Rho·^
diers (4). — De fcheepvaart der Romeinen, vóór
de oorlogen met de Carthagers, fchijnt van weinig
aanbelang geweest te zijn; doch is bij vervolg, naar
maate van de uitgebreidheid der Romeinfche Rcpu,-
bliek,
CO HUET, Histoire du Commerce de la Navtga-
^iän des Andern^ Chap, i—6.
(2) nuEï, d. /. Chap. γ,
(3) iiuet, d. l. Chap. 9—14.
(^ij.) HUi.T, d» /. Chap. 15—19,
Dd 5
τ
4-26·^ IV, Boek y 1. Afäeeling^
bliek, meerder aangewasfen (i).
mnandfche Dan , inzonderheid verdient de Koophandel van
Koophandel, ^^^^^ ^^^^ aandacht. — Men kan de gefchie-
denis daar van in drie tijdperken verdeelen: — <?)
Voor en onder de Graaflijke Regering tot de afzwe-
ring van Phih'ps. — Zedert die afzwering tot
den Wcstphaalfchen Vrede. — c) Zedert dien Vrede
tot onzen tijd.
foor en ori üjdvak, — Schoon de Koophandel der
der de Gra- Baiavkren weinig te beduiden had, is dezelve egter
al zeer vroeg in de Nederlanden gevestigd (a). —
Hun ecrile tak van Koophandel en Zeevaart fchijnt
b.ellaan te hebben in de Visfcherije, vooral van Ka-
beljaauw en Haring (3), zijnde zelfs het zouten en
kaaken van den Haring door eenen Nederlander,
fVillem Beukelszoon, van Biervliet geboortig, uit-
gevonden (4). — Het vervoeren van visch, zoo
gezouten als gedroogd, naar andere Landen, gaf
gelegenheid, dar met die vaartuigen andere goederen
werden te rug gebragt, die de behoeften konden
vervullen van dit Land, weiken het uit zig zeiven
niet konde opleveren. — Dit gaf allereerst gelegen-
heid tot den handel met het Noorden, van waar
graanen en bouwitoifen te bekomen waren. — Van
tijd
(1) huet, d. /. Chap, 21. g? fiiiv.
(2) ENGELBERTS , uloude Staat d^r Nederlanden ^
a D. pag. 38. (2? 4 pag. 249.
C3) Richcsfe de la HolL^ Tom. i, pag. 19. fuiv.
C4) Befchrijving der Baring » vhfehcrije , Awß>
1791. in 4/0.
yflia-4'iih.ï --fiiffifr
-ocr page 500-' · ;
\
tijd tot tijd'breidde zig de Koophandel uit tot aller- '
Iele Landen, en onderfcheiden zoorten van koopwaa-
ren (i). — De Stad Dordrecht was al zeer vroeg
als eene koopflad bekend (2). — . Te ^mßerdam
was voor het midden der ^zestiende eeuw reeds een
gevestigde kdophandel (3). — Ook andere Steden
van dit Land deelden allengskens in dien buitenland-
fchen Koophandel (4).
Tot voorwerpen van den Koophandel van dit
Land hebben ook grootendeels gediend de Manufac*
tmiren, op het maaken van welken de arbeidzaame
Nederlander zig op veele plaatfen begon toeteleggen.
— Touwwerk, zeilen, vaatwerk, enz. waren daar
van wel de eerfte. — Linnen en wolle flioiFcn ,
hoeden, en zoortgelijke dingen, tot huishoudelijke
behoefte dienende , werden ook hier te Lande be-
reid. — Dit verfchafte voornamelijk de geboorte
aan den handel met Engeland en Frankrijk (5},
Tweede tijdvak, van het einde der Graaflijke Re- > Tot den
geering, tot den Vrede, in 1648 te
ten. — Nadat deeze Landen, door de Unie van
Utrecht , met elkander verbonden waren , en het
Graaflijk juk hadden afgeworpen , is de Koophan-
del meer en meer aangewasfen, en daar dezelve zig ,
te
(1) Richesfe de la Holl. ^ Tom. i* pag. 23. 6? fuiv.
(2) v. d. wall, Handvesten van Dordrecht, ι D,
fag. 56, 83, 108, 132, 140. en elders.
(3) wagenaar, Befckr. van Avißerdam, 9 Stuk,
i^g' Z19' volgg.
C4) Richesfe de la Hollande ^ Tom. i. pag. 36.
(5) Richesfe &'c. Tom, i. pag, 39—42·
i·' '
1. _ ^ '
-ocr page 501-WW
vooren enkel tot Europa bepaald bad, werd die
ook tot de andere wereld-deelen uitgeftrekt. — In
die tijdvak ontmoet men, in den jaare 1602, de·
oprigting van de Oosi^Indifche, en in 1621 van dö
West-lndifche Maatfchappij (i}, — De handel
op de Middellandfche Zee werd van zoo veel aan^.
belang, dat in den jaare 1(325 eene Kamer van Di-
recteuren van den Levantfchen handel wierd opge-<
rieht (2) , tot beveiliging van welke vaart zedert
nog verfcheiden Reglementen gemaakt zijn (3). —',
De vaart op Tsland, de walvischvangst op Groen-
land , en de Straat Davids y zijn mede haaren
oorfprong aan dit tijdvak verfchuldigd (4). — D&
bloei der Hollandfche Manufactuuren breidde zig
merkelijk uit, ook tot gelieel nieuwe vakken van
koophandel, l>, v. de handel in baleinen, de fuiker-
raffinaderijen, het fnijden van diamanten enz. (4).
— Een merkelijke aanwas van den handel op En-
geland, Frankrijk , Spanje , Portugal en Duitsch-
/and y is blijkbaar uit de Commercie-Tractaateny
in dit tijdvak geiloten (6'),. — Inzonderheid is de
Hollandfche Koophandel deszelfs bloei verfchuldigd
san dien tak van handel, welke beilaat in het ver-
voe·
(1) wagenaar, Vciderl, Hifi. 9 Deely hladz. 147·,
en volgg. eu 10 Deel^ bladz. 306.
(2) wagenaar, Befchr. van jpnfierdapï y y Stuky
pag. 414—419.
(3) Register op "t Gr. PU Boek, Art. Levantfchen.
handelt en Levantvaarders.
(4) Richesfe Tom. i. pag, 62—71.
(5) Richesfe Tom. I, pag. 71—73.
ς6_) Richesfe ^^c. Tom. i. pag. 73—78,.
-ocr page 502-Ï^JAJ'^'Ίίϋψ'ψ'. !
/
voeren van koopwaareii voor buitenhndiche koop-
jieden C^)· — De oprigtiiig der ^dmiratiteitS'"
Colkgiën in 1597 (2) verdient hier ook in 't bijzon-
der te worden aangeteekend. — Geen vlonder der-
halven 5 dat men ook in dit tijdvak aantreft den
oorfpróng van den ^sfurantk-handel (3), de op-
rigting van de Wisfeïbank te uimfierdam , in
1609 (4), en het fluiten van verfcheiden Tractaaten
met vreemde Mogendheden (5); zoó dat dit tijdperk
voor de uitbreiding van den Hollandfchen Koophan-
del allervrugtbaarst geweest is.
Derde tijdvak, zedert den Munfterfchen Vrede
tot onzen tijd. — Ook in dit tijdperk ontmoet ^^^Qi^äe tuttudis,
eene verdere en zeer aanzienlijke uitbreiding van
Hollands Koophandel. — In de Oost ^ indien (6),
waar de Hollanders meesters waren van , de
Mo lukfche Eilanden, de Kaap de Goede Ηοϋρ;
waar zij in verfcheiden oorden Comptoiren van -
Koophandel gevestigd hadden; waar zij den uitflui'
tenden handel in fpecerijën dreven, was hunne han-
del luisterrijk (7). — De groote en kleine Visfdie-
nje ^
(1) Richesfe ^c. Tom. i. pag. 78—80.
(2) Inflructie voor de /IdmiraliteitS'Raaden en Be-
dienden van 13 Aug» 1597. in V G. P. B. a ih
col. 1530.
(3) Richesfe ζ^ζ. Tom, i. pag. 109. & fuiv,
(4) WAGENAAR, Befchr, van Amßerdam, 9 Stai^
iiladz. 430. en volgg, ^
(5) Richesfe &'c. Tom. i. pag. 158—168.
(6) Vredes'Tractaat van Munster van 1643. ArL·^^
(7) Richesfe ^c. Tom. i. pag, 214. futr.
mrm
1:
wm
rije werden op eene aanzienlijke wijze voortgezet (i).
— De oprigting der Societeit van Surmamen, de
verovering dier volkplanting, de handel op de Ber^
hices, Esfequebo en Demerary, o\>^Curacao,
maakten zoo veele takken uit van den Koophandel
der Hollanders in de West - Indien (2). De
Commisfie-handel met fchier alle Rijken en Staaten
der bekende wereld heeft zedert aan onzen handel
de aanzienlijkile voordeden bezorgd. — Wij kun-
nen hier eindelijk nog bijvoegen eenen handel, die
wel niet zoo oud ,maar in latere tijden zeer algemeen
en aanzienlijk geworden is; namelijk den handel iui
binnen- en buitenlandfche Effecten (3),
S VIL
Bloei en Zoo bloeide dan weleer de Koophandel van dit
"iZnfeis!^ Land, — De voordeelige ligging van hetzelve aan
de zee, en aan den mond van eene groote rivier, en
wel tusfchen het Noordelijk en Zuidelijk gedeelte
wm Europa f waar van het als het middenpunt is ;
de
(1) Riehesfe Gfc. Tom, i. pag. —
(2) Richesfe ^c. Tom. i. pag, 279—344.
(3) Richesfe Tom, i. pag. 363. & fiiiv. Wan·
neer deeze hmdtX reëel gedreven wordt, is 'er geene
reden voor deszelfs afkeuring; maar wanneer men niec
zoo zeer de Effl-cten zeiven verkoopt, als wel handel
drijft in de fpecidatie, die men op derzelver rijzin,g
en daaling binnen het beilek van eenige weken maakt,
Js zulks, onzes inziens, eene pest voor de Commer-
cie, en heeft zoo veel overeenkomst met den befpot-
telijken actie-handel van 't jaar 1720, (wagenaar,
Faderl. Hifi, Deel, hladz. zi6. & volgg.^ dat
deszelfs vernietiging even zeer te wenfchen ware.^
■HliJII
■ Wr
(
λ1·
de noodzakelijkheid, om de behoeften tot onderhoud
bij vreemden te gaan zoeken, daar de voortbreng-
zels van dit Land bijna alleen in boter en kaas be-
flaan; de huisfelijke fpaarzaamheid van onze voor-
vaderen ; de te vredenheid met eene matige .winst ;·
de goede trouw in het naarkomen der verbintenisfen;
de achteloosheid van de meeste volken van Europa}
omtrent Koophandel, Manuflictuiiren en Zeevapt;
ds verhuizing van vreemde Kooplieden naar dit
Land , om aldaar eene meerdere godsdienftige, eii
burgerlijke vrijheid te genieten; de achting, welke
men aan den rang van eenen Koopman toedroeg;
eene verilandige wetgeving omtr^iti zaaken van den
Koophandel, vooral omtrent de bepaaling der in- en
uitgaande regten; eene onzijdige en ongekreukte Ju»
ilitie; de overvloed van gereed geld in dit Land»
boven andere Landen: — zie daar de hoofd-rede-
nen , die den Hollandfchen Koophandel hebben
groot gemaakt
Doch , gelijk het bijna met alle wereldfche zaa-
ken gaat, tot zekere hoogte geklommen zijiide, be-
ginnen zij te daalen (2); zoo was ook dit het lot
van Hollands Koophandel. — Hoe ellendig zijn niet
vcele van onze Fabrieiien in verval geraakt ? —
Hoe ziet men niet, dat verfcheiden vreemde volken
de koopwaaren , die voorheen met onze fchepen
(O Richesfe Tom. i. C/iap. 6 & 7. pag. 375.
fuiv. PESïEL, Commeni. de Rcpubl. Bai. Tom. i.
149. pag. 488—490.
(2) c. ZILLEZEN, Ncêvlanch Opkomst, JBkici en Wek
vaart, pag. 88. ' '
f:
ify
' i
^-iS'·
Ί
452 . IV. Boek, 1. Af deeling,
Vi'erdeii äangevoerd, onder hunne eigene vlagj aati
zig bezorgen ?
Welke mogen de redenen van dit verval zijn (i)?'
Daar té voeren, 1?:] andere Europeefche volken ,
de Koophandel werd gering geacht , deeden dezel-
ven, door naijver gedreven, thans alle pogingen,om
daar aän mede deel te hebben , en zelfs dien der
Hollanderen , door zwaare belastingen, te drukken;
waar door Neêrlands Koophandel in denzelfdeii
graad verminderd is, als die van anderen is toege-
nomen. — De van tijd tot tijd gedaane verhooging
van 's Lands lasten moest noodwendig den prijs der
lïoopwaaren en levensbehoeften doen ftijgen; de loo-
nen der werklieden moesten dus verhoogd worden;
cn in die Landen, waar de eerile werkilofiÏn vie-
len , werden Fabrieken opgericht , in welken voor
veel mindere loonen werd gearbeid. — De onvoor-
zigtigheid der Hollanderen, om zig van vreemde
JSIatroofen, in plaats van inboorlingen, tot de Zee-
vaart te bedienen; en om vreemde arbeiders in hnn-
ïie Fabrieken en op hunne Comptoiren aantenemen.·
— Het inwikkelen van ons Land in geduurige oor-
logen, de kosten eener aanzienlijke Land- en Zee·
niagt, de belemmering van eene vrije fcheepvaarr
moesten noodwendig het verval van den Koophandel
bevorderen. — Het fluiken van Lands regten j
het welk zig zommigen veroorloofden ; het onma-
tig belasten van de rekeningen der buitenlandfche
Cor-
(i) Riehesfe de la Holl an de ^ Tonu 2. Chap. 8- pag^.
ï'—235. Λ. ROGGE, in zijne (Iraks te melden V<;rhan^
deling, pag, 202—243.
- „'-riMi 11Γ 'riumrwM^MiMÜÜ
-ocr page 506-Correspondenten; het fteeds afnemen van braafheid
en goede trouw in den handel; het tc onbepaald
gegeven crediet aan buitenlanders , in den commis-
fie-handel; de onmaatige weelde, en buitenfpoorige
verteeringen, in de levens-manier van veele Kooplie-
den ; de veelvuldige en ftraiFeloos gemaakte bank-
breuken , en zoortgelijke zaaken, waar door men
van de oude Bataaffche trouw is afgeweken, mogen
hier onder geteld worden. — Hoe veel zouden wij
hier bij nog niet kunnen voegen, ten aanzien van
de rampen, welken ons Vaderland in de laatfte tien
of twaalf jaren geleden heeft, en waar door het
zelve tot die laagte gebragt is, dat men 'er het ge-
zegde van zeker achtenswaardig Schrijver (i) op
kan toepasfen: „ Geen volk is gelukkig, wanneer
5, eenige weinigen, van rijkdommen overladen, in
„ wellusten zig zeiven vergeten, en verre de mees-
„ ten 5 ja , de nuttigde leden der Maatfchappije,
,, aan de eerile noodwendigheden des levens gebrek
O
5, lijden; neen, de vvaare Staatkunde is de kunst,
„ om een volk in het algemeen gelukkig te mn-
„ ken."
Van het grootile aanbelang is de vraag: Welke Middelen ut
zijn de meest gefchikte middelen, om den Hol-
landfchen Koophandel en Zeevaart wederom op te
beuren (2)? — Deeze middelen zijn onderfcheiden,
naar
(1) H. II. VAN DEN HEUVEL, ίπ zljne ilmks te mel-
den Verhandeling^ pag, 42.
(2) Men raadplege nopens dit ftuk de Propoßtie,
tot verbetering van den Koophandel^ door Zijne Hoog-
heid ^ WILLEM IV., Cf 27 Auguitui 1751, ter Verga.
4^1
Ï]
! 11
herflel.
m
Ee
■ A,
.i^sÉi
naar maate zi] of tot den handel van ons eigeiï
Land, of tot den handel in vreemde waaren en de
Zeevaart betrekking hebben. — De uitbreiding,van
onzen eigen handel moet voorzeker de grootfte
bron van welvaart voor de twee anderen opleveren.
— Om denzelven te doen bloeijen , is het noodig
den landbouw atm te wakkeren, en nut te trekken
van die meenigte van onbebouwde heide en driest-
hnden, die in verfcheiden Departementen nog ge-
vonden worden ; — de visfcherij , die voorheen
zoo veele millioenen aanbragt , op alle mogelijke
wijze te bevorderen j — het vertier van in ons Va-
der-
äering van de Staaten Generaal gedaan, in de NederL·
Jaarb. van Octob. 1751. pag. 894—909. — De Ant-
morden van 11. h. van i>£N heuvel, a. rogge en
c. ziLLESEN , gegeven op de vraag van de Hollandfche
Maatfchappij der IFetenfchappcn te Haarlem: ,, Welk
3, is de grond van Hollands Koophandel, van zijnen
aanwas, en bloei ? Welke oorzaaken en toevallen
5, hebben dien toe heden aan veranderingen en verva!
5, bloot gelteld? Welke middelen 2ijn best gefchiki
,, en gemakkelijkst te vinden, oin denzelven in zijne
,, tegenwoordige geiteldheid te bewaren, zijne verbe-
,, tering te bevorderen, en den hoogßen trap van
5, volkomenheid te doen bereiken?" te vinden in het
j6de Deel der Verhandelingen van voonz, Maatfchap-
pij. ·—. Richesfe de la Hollande ^ Tom. 2. Chap. 9'
tag, 236. fuiv. '— h. h. van den heuvel , Fcf'
handeling over de noodzakelijkheid van het onderfien-
tien der gemeene Indvftrie, en de middelen daar toe
dienende^ met betrekking tot ons Vaderland. (Utr.
1780.) — c. zillesen, ïVijsgeerig onderzoek wegem
Neirlands opkomst, bloei en ■ivelvaart. (Ainil»
mk
-ocr page 508-üläiWW
derland bewerkte ilofFcn, zoo binnen 's Lands als
anderzints, te beguniligea ; —- de oprichting van
Fabrieken buiten 's Lands, zoo veel mogelijk , te
beletten (ι}. — Tot uitbreiding van den Koop-
handel in vreemde waaren, en van onze Zeevaart,
behoort men het gereede geld, zoo veel mogelijk,
in ons Land te behouden, en ten nutte van ons
zeiven , in plaats van vreemden, te doen dienen;
en tot dat einde geen deel te nemen in vreemde
Maatfchappijen ; geene 'betalingen te doen vooc
vreemde rekening, ten zij de goederen'alhier gezon«
den zijn; geené penningen te fchieten of bezorgen,
ter voortzetting van vreemde Volkplantingen. — Het
herfiel der zuinigheid en goede trouw; het ftrafFen
van ontrouw, en bedrieglijke bankbreuken ;het bevor-
deren van eene vaardige rechtsoeiFening, zouden tot
dit gewenscht einde zeer veel kunnen toebrengen.
— Eindelijk is het hergeven van eenen auurzaamm
vride f waar door een einde aan den verdcriFelijken
oorlog gemaakt wo-rdt, volftrekt noodzaakelijk, om
ons eenig heritel van onzen vervallen Koophandel
en Zeevaart te kunnen doen hopen; en wij beflui«
ten dit fiuk met den hartelijken wensch, dat onze
tegenwoordige Monarchaale Regeering , (die zet.
kerlijk, naar de eerite gronden van Staatkunde (2),
verre den voorrang verdient boven die onvaste Re-
geerings-vormen, welke ons Vaderland zints eenige
jaaren zoo jammerlijk gefchokt hebben,) eerlang met.
(1) Men zie de uitbreiding hier van in het Ant*
moord van v. d, heuvel, pag> 54—104.
(2) ΜΟΛ'Τβδ^υΐΕυ, rEiprit des LoiXf Chapt
lp—13,.
Ee 3
.1
iiiÉi.
-ocr page 509-den herflelden Vrede en den herlevenden Koophati,
del en Zeevaart moge gepaard gaan,
Koophandel Na dus den Koophandel in 't algemeen befchouwd
lant*"^^^"'hebben, mogen wij niet voorbij, om van dien
der Stad ^mflerdam in het bijzonder te gewa-
gen (i). — Men kan den Koophandel deezer Stad
onderfcheiden in drie zoorten.
I. Voor zoo ver dezelve befiaat in het vertieren
van waaren, die in de Stad gemaalit, bereid of ge·
bragt, en ook gebruikt worden. — Hier toe heeft
jnen aldaar openbaare markten, zoo dagelijkfche en
wekelijkfche, als op zekere gezette tijden van het
jaar (2); een aantal onderfcheiden marktplaatfen (3);
cn zeer veele Gilden omtrent alle zoorten van nee-
ringen en handwerken (4), die, hoe zeer wel niet
meer in die uitgebreidheid en dat gezag, als voor-
heen , beftaande, evenwel in zoo verre gehandhaafd
worden, als hunne Wetten en Reglementen tot be-
vordering van de goede PoUtie der Stad dienen.
II. Voor zoo ver dezelve gelegen is in het ont-
fangen en verzenden van waaren, van en naar el-
ders, binnen deeze Landen (5). — Tot het drijven
van deezen binnenlandfchen handel zijn binnen deeze
Stad
(1) Men vergelijke hieromtrent wagenaar, Befchr,
van Amßerdam, 9 Sttik, als mede het Werk van le
long, de Koophandel van Amfterdam^ de tiende of
laatile uitgave van i8or. in vier Deelen, in Svi?.
(2) WAGENAAR, d. l, pag» 3—II.
(3) wagbnaar, d. l. püg. II—64.
_ (4) WAGENAAR, d. l, pag^ 64—224.
(5; le long, 3 Deel, 19 Kap, pag. i—4ö.
I
-ocr page 510-Stad al zeer vroeg , op de meeste binnenlandfclie
plaatfen, die aan de Zee, aan Rivieren, of aan
Binnen-watercn gelegen waren, Feeren opgeregt,
welke op bepaalde tijden, door één of meer Schip-
pers, over en weder bevaren worden (i).
III. Voor zoo ver dezelve in het ontbieden of af-
zenden van waaren , van of naar buiten 'sLands,
beilaat. — Den oorfprong van den uimß$rdamfchen
Koophandel kan men brengen lot het midden der
veertiende eeuw. — Eer die ten einde liep, en
vervolgens in de vijftiende en zestiende eeuw, is
die handel dermate toegenomen (α), dat deeze Stad
eenen handel drijft op alle oorden der bekende we-
reld (3). — Tot bevordering van deezen handel
heeft men te ^mfierdam: — ä) Eene Beurs y of
vergaderplaats voor de Kooplieden, die aldaar op
ï uiugusius 1613 hunne eerfte bijéénkomst hiel-
den (4). — Drie Wagen, om de Koopmans-
goederen , die bij het gewigt verkogt worden, te
doen wegen (5). — O Eene Wisfelèank, welke
in den jaare 1609 binnen deeze Stad, naar het voor-
beeld van andere Kooplieden van Europa, werd
opgerigt. Zij werd de algemeene Casfier van elk,
die 'er zijne penningen, waar voor de Stad inibnd, in
ver-
Cl) WAGENAAR, d. /. pag» fiSo—3(58.
Ca) WAGENAAR, d. /. pag, 379—387.
Cs) WAGENAAR, d. /. pOg. LE LONG, 3 Z).
20—i27 Kap. & 4 £>. s8—33 Kap.
C4) WAGENAAR, 7 S/U^, pag. 89—gp. LE LONG,
I D. pag. 64.^68,
(s) WAGENAAÄ , d. /. pag. Ι04'--ΊΙ0. LE LONG ,
I Z), 9 Kap.
Ee 3
j,.·
Sf--
vértrouwen wilde» Men had ook vrijheid, om aldaaf
geld-fpeciën te verwisfelen; zullende de Bank daar
op zoo weinig voordeel vorderen , als eenigzints
mogelijk zijn zoude. — Van alle Wisfelbrieven,
die hier gefloten , of op hier getrokken werden ,
moest de waarde in de Bank betaald worden, mits
ten niinilen zes honderd guldens groot zijnde; doch
het fteigeren der waarde van het Bankgeld heeft
naderhand veele Wisfelbrieven doen trekken, om in
Kasgeld te betaalen. — Niemand mag op de Bank
meer trekken, dan hij daar in heeft. ·— Niemands
penningen mogen met arrest in de Bank bekommerd
worden (i). — Deeze Bank kreeg fpoedig zoo
Veel creäiet, dat het Bankgeld meerder waardig
wierd, dan het loopend of Kasgeld; dit noemt men
de agio van het Bankgeld. — Men befchikt ovet
de gelden, die iemand in de Bank heeft, bij wege
van affchrijving , door Bankbriefjes of Asfignatiën,
op Commisiiirisfen van de Wisfelbank, welke aldaar
door den teekenaar zeiven, of door zijnen geniagtig-
den, moeten ingebragt worden (2). — d) Men heeft
aldaar zeer veele Makelaars, ten getaale van vijf
lionderd, zoo Christenen als Joden; behalven nog
veele Bijloopers , Beunhaazen genaamd. — Het
ftaat hun niet vrij in de waaren, waarin zij make-
len, koophandel te drijven ; maar alleenlijk voor
hunnen meester , dien zij gehouden zijn, zoo dra
het begeerd wordt, optegeven, zoo wel in open-
%aare veiling , als uit de hand, te koopen en te
ver-
co Zie hier boven, bladz.
(2) wagenaar, p Stuk y pag. 530—441, LE
I 'B-tel > .5 ^Kap, .pag> >150-«
mm
MErkcopen; vaii al 't welk zij behoorlijk register
moeten houden, het geen, in geval van verfchil, χ ·
tot bewijs nioet dienen Q). — e) Eindelijk heeft
men ook nog in deeze Stad verfcheiden Bedienden
van den Koophandel en Scheepvaart, als daar zijn,
behalven de zoo even genoemde Makelaars, de
Cargadoors, de Convooiloopers, Expediteurs,
of Perzen der s f de Waagdragers, de Korendra-
gers, de Korenmeters 3 en Korenzetters, de IJg- ■
tennans, de ScJwkenvoerders, de Sleepers, de
Binnen- en Buiienlands-vaarders, de Scheeps-tini'
merluiden , de Mastenmakers, de Lootsluiden, de
Voerluiden j de Pakkers, enz. ^2),
Alvoorens van deeze u^fdeeïïng afteilappen, aich- Eemge VtJ.
ten wij nog noodig, eenige bijzonderheden, de ui'^-
ocfTening van den Koophandel betreffende, hier
kortelijk aanteftippen (3).
1. De Koophandel, dat is die handeling, welke
met het inkoopen van. koopmanfchappen , om die
wederom niet voordeel te verkoopen , gedreven ,
wordt, ftaat aan elk Lid van den Staat vrij, zoo
lang de fretten daaromtrent geene bepaaling maken.
In het drijven van handel in V groot, (en gros,J
dat is in groote hoeveelheden van getal, maat, of
gewicht, lijdt die algemeene vrijheid bijna nooit be-
denking; maar in V ^/ein Qen detail^ is die vrijheid,
door
(1) wagenaar, 9 Stuk ^ pOg. 188—1(^4. le long,
I Deel, 2 Kiip. pag. 68 —115.
(2) wagenaar, d. l. pag. 447 — 455.
(3) Men kan hier vergelijken g. t. von Martens,
«
Crundrisz da Handeh-rechts ^ \ Buch ^ /ibfchn.i—6,
. Km.
Η
Ml
Ίί
J
door pkatfelijke wetten , in zeer veele opzigten,
beperkt, tot voorkoming van de misbruiken, die
door den eenen ingezeten, tot bederf van den
anderen, daar van gemaakt werden (i). — Uit
dien hoofde is liet onder anderen verboden , met
winkelgoederen langs de huizen rond teloopen, het
geen men gewoon is ventjagerije tc noemen (2). —
Plet beroep van Koopman wordt voor zoo fatfoen-
lijk gehouden , dat het zelfs aan den adeldom niet
fchaadt (3). — De ^oden, zoo wel als de Chris-
ienen, zijn 'er toe bevoegd ; zoo wel vrouws- als
mansperfoonen; evenwel de getrouwde vrouwen niet
anders, dan voor zoo verre zij, met weten van
haare mans, als openbaare koopvrouwen, gewoon
zijn te handelen (4); en de minderjarigen, na dat zij
ftilzwijgcnde zijn geëmancipeerd^ of venia atatis
bekomen hebben (5),
Π. De Koophandel wordt gedreven door ruiling
van koopmanfchappen tegen koopraanfchappen , het
geen men gewoon is troc^ueeren te noemen; of
door koop en verkoop (6). — Deeze wordt gedaan
om
CO Men zie deswegens de Keuren en Gildewetten
in zeer veele Steden van dit Land, welke, voor zoo
verre zij als Wetten van goede Politie befchouwd
kunnen worden, als nog met het grootde regt gehand·
haafd worden.
(2) IHac. Heil. is April 1749. Puhl. 12
(3) LEYSER, Med, ad Pand. Tom. lo, Spec. 670.
Med. 22.
(4) Zie hier boven, bladz.
Cs) Zie hier boven, bladz. 37,
¥::· 'τ
(i) Zie hier boven, blad%. 150 — 161. '
^êM
-ocr page 514-em contanti dat is voor gereed geld, of op tijd, —
Is de koop aangegaan om contant, en de bctaaling
volgt niet, mag de verkooper binnen eenen korten
tijd, meestal van zes weken, het verkogte repla-
meeren (i). — De betaaling van gekogte koopman-
fchappen wordt gedaan per Casfa, dat is, met
baargeld, uit de kas van den kooper; -- per Bari'
co f dat is, door affchrijving in de Wisfelbank (α) ;
— per Wis fel, dat is, door het endosfeeren van
eenen geaccepteerden VVisfelbrief aan den fchuldeis-
fcher, die dan het vermogen heeft, of om denzel-
ven verder te endosfeeren, of ten vervaldage van
den acceptant de betaaling te eisfchen. Volgt die
betaaling niet, wordt de Wisfel geprotesteerd, en
de houder heeft zijn verhaal, zoo op den acceptant,
als op den trekker, en de eerdere endosfanten (3);
—- met Casßers quitantien, — Die zoodanige qui-
tantie uitgeeft, kan, in geval van gebreken de betaa-
ling, niet worden aangefproken, wanneer de vol-
doening niet voor het verloop van den tienden dag
gevraagd is. En is die quitantie niet door den uit-
gever zelven, maar door een ander geteekend,
moet de betaaling gevorderd worden binnen den
derden dag na den ontfangst, of de overneming (4"):
— per Rescontre, dat is , door verrekening met
eene
CO Zie hier boven, l^/aiiz. 57 6? löo.
(2} Zie hier boven, b/adz. 438.
(3) Dit alles zal klaarder worden, wanneer wij hier
ηύ, in de FII. /Ifdeelirig^ van het PFisfelrcgt hande-
len zuilen.
(4) Kenre van Amflcr^am van 30 Januari} i^yS,
in het ide Vervolg der Handvesten ^ pag, 83.
V/
'l
V
ί
Ee 5
-ocr page 515-'1/
m*
4.42. IV, Boek, L Af deelin gl
eene tegen-vordering, welke de fchuldenaar ten las-
ten van den fchuldeisfcher wederkeerig heeft (i).—
Ecne betaaling op rekening of in mindering wordt
genoemd k conto,
- ΙΙΓ. De Koophandel is of eigen handel^ of com^
misße-handel 3 of expeditie-handel, — De eigen
handel is die geen, welke ten bate en fchade van
den handelaar gedre en wordt. — De commisße-
handel beilaat in de bezorging van den inkoop en
verkoop van waaren, gelden, of wisfel, asfurantie,
enz., tegen het genot van eene gewoone of bi] be-
ding bepaalde provifte, of belooning voorde uitvoe-
ring. — De commisfionair, mits behoorlijke vlijt
en voorzichtigheid hebbende aangewend, is niet aan-
fprakelijk voor de wanbetaaling der verkogte koop-
waaren, ten zij hij het gevaar daar van heeft op
zig genomen, het geen men gewoon is te noemen
del credere , waar voor hem afzonderlijke percenten
betaald worden. — De expeditie-handel heeft be-
trekking tot de verzending van koopwaaren tusfchen
vreemde Kooplieden , waar voor de expediteur of
verzender zijne proviße geniet (α).
IV. De Koophandel wordt gedreven , of door
écnen Koopman alleen , of door verfcheiden geza-
mentlijk. Dit laatfle noemt men Compagniefchap ^
waarvan wij de bijzondere regten in de volgende
Paragraaphen zullen opgeven.
V. Eehalven den Koopman, zijn tot het drijven
van handel nog eenige bijkomende perfoonen noo-
ilig»
(1) Men noemt deeze wijze van vereffening ook
compenfatie. Zie hier boven, hladz. 191·—193.
(2) MARTENS, Grundrifz des Handels-mftSsf §.
. i: |
1 1 |
; ,1 | |
ft' | |
■ ·ΓΓΙ | |
, ; | |
■i l··
-ττΤιΐίΐ^'^·
dig, als Factoors, datis, die het opzigt ..
over cenige affaire of handel hebben, en dus den- ' }
zelven drijven voor rekening van een ander, uit . j-
kragte van eene volmagt (i). —_ Makelaars, die
voor Kooplieden de handeling fluiten, en daar van
voor beiden bewijs uitleveren (2), — Boekhouders,
die de noodige aanteekeningen houden van alles, wat
de zaaken van het comptoir betreft, als de J^our- - \
nakn of Dagboeken; de Grooi-hoeken, bevattende ^
de openftaande rekeningen; de Factuur-boeken, be- · ·
treffende den inkoop der waaren; de Kas-boeken,
behelzende de dagelijks gedaan wordende ontfang- ,
fien en uitgaven van gereed geld;, enz. C3)· —' ' . ^
Comptoir-bedlenden , Pakhuismeesters Leerlingen , ^
Loopers en anderen, naar mate van de uitgeilrekt-
heid van den handel (4). ^
Sociëteit of Compagniefchap is een contract, waar
bij twee of meer perfooncn eene zekere zaak in
gemeen aanbrengen, of zig verbinden te zullen aan-
brengen, om daar mede gemeenfchappelijk eene eer-
liike .winst te doen, met wederzijdsch verband, om
dezelve aan elkander behoorlijk te verantwoor-
den (5). — De wezentlijke vereischten van ^^^
contract zijn: — 1°·) Dat elk iets in de Sociëteit
aan-
(0 D. D. ad tit. ff. de inftit. act,
(2) Zie hier voeren, bladz. 438 en 43p. » ■
(3) Men vergelijke hier de Schrijvers over hec Ita·
Uaamch Boekhouden , als desagüliers , .de graaf ,
sTRABBE, en anderen. ' '}
C4) De Koopman^ 1 Deel, No. 37—40.
(5) POTHiER, Verhandeling van V "Regt omtrent So.
ÏHieiten y of Compagniefchappen, i Hoofdß, §. i.
Λ
ι
-ί
\
i'l
κ
ii/
Hcsr
aanbrenge, of zig verbinde te zullen aanbrengen,
het zij geld, het zij andere zaaken, het zij zijnen
arbeid of vlijt (i). — Dat de Sociëteit voor
het gemeen belang van èeUe partijen werde aange-
gaan ; want wordt flechts het belang van den één
in 't oog gehouden, is het een contract van last-
gevingen). — 3°.) Dat partijen, met het aangaan
van dit contract, ten oogmerk hebben, om Virinst
of voordeel te doen, waar in elk der contractee-
rende partijen kan hopen deel te hebben, naar mate
van het geen door hem in de Sociëteit is ingebragt.
— Het beding , dat de één alleen de winst trek-
ken, de ander alleen de fchade dragen zoude, is
eene Letmun-Sociëteit, en van geene waarde (3). —
4''.) zaak, die het onderwerp der Sociëteit
uitmaakt, en waar toe de contracteerende partijen
zig maatfchappelijk vercenigen , moet eene geoor-
loofde zaak zijn, en de winst, welke zij zig voor-
ftellen te trekken, een eerlijk voordeel zijn (4).
Winst en Op dat het Contract der Sociëteit billijk zij, be-
veriies. j^qqj-j. gjj^g aandeel in de winst geëvenredigd te zijn
aan de waarde van het geen ieder in de Sociëteit
heeft aangebragt. — Dit lijdt uitzondering: a) in
geval van eene bijzomlere overeenkomst, waar bij
men den geen, die minder aanbrengt, begunftigt,
door hem toe te ftaan, dat hij de winst gelijkelijk
^len zal. — h) Wanneer het meerder aandeel in
dc
(1) pothier, d. l, 5. 7.
(2) POTHIER, i/. /. J. 8.
(3) L. 17. 2. f. pro focio. pothier, d. /. p.
(4) L. I. 14. f. de tvt, & rat, dUtrah, L. 35·
2. j^. de contr» smfi.
■ -ilfi^h
de winst vergoed wordt door iets anders, waar mede
die Compagnon de Sociëteit bevoordeelt: b. v.
wanneer hij bijzondere kunde van die affaire heeft (i),
^ In de fchade, die de Sociëteit lijden mögt, be-
hoort elk der Compagnons het zelfde aandeel te dra-
gen, als hij moet trekken van de winst, indiende
Sociëteit voorwaards gaat: ten waare aangebragte
arbeid en vlijt billijk make, dat hij een kleiner ge-
deelte 5 of in 't geheel niets , van de fchade dra-,
^anneer het blijkt, dat een contract van Socië-
teit enkel in fchijn is aangegaan, terwijl daar agter
eene leening van geld op interesfen verborgen is·,
moet het zelve nietig verklaard worden, en alles,
Avat de zoogenaanidc Compagnon ontfangen heeft,
om zijn aandeel in de winst der zoogenaamde So-
ciëteit iilttemaken, moet op de hoofdfom, welke
hij ingebragt heeft, worden toegerekend, en in ver-
mindering ftrekken (3).
s ΧΠ.
De Sociëteiten zijn, i?/algemeene, i·/bijzondere;
de algemeene heeft wederom twee zoorten, of eene ^^nStgcn
Sociëteit van alle goederen, van al hetgeen als
winst verkregen wordt.
De Sociëteit van alle goederen Q} is die geene',
waar bij de contracteerende partijen overeenkomen,
om alle hunne goederen, tegenv^roordige en toeko-
men·^
(2) Z. 29. i. jf. pro foc, pothier, cl, l. §. 15.
(3) pothier, d. l. 5. 16 gf 17.
■1 r.
\f·
t
! !
V.
Μ
(4) Societas univerforum bonorum, — Zie deswe-
gens POTHIER, d. /. a Hoofdft, §. 2—5.
riËUi
-ocr page 519-inenclé, in gemeenfchap in te brengen. —
wordr niet geoordeeld dceze zoort van Sociëteit te
hebben wi'llen aangaan , ten waare dit ilellig zij
uitgedrukt CO· worden aangegaan tus-
fchen lieden, van welken de één veel rijker is, dan
de ander (2). — Alle de goederen, die elk der
Compagnons, ten tijde van het aangaan van het con.
tract, bezit, worden van dat oogenblik af tusfchen
hen gemeen, zonder dat daar toe eenige overgifte
iioodig is (3). — Onder deeze Sociëteit is alles
begrepen, wat aan elk der Compagnons aankomt
onder welken titel ook , zelfs onder dien van erf.
volging , gifte of legaat (4). En niets is daar van
liirgezonderd, dan het geen aan één der Compagnons
aangekomen is onder de mits, van niet aan de So-
ciëteit te vervallen, of het geen hij door lirafbaare
of oneerlijke middelen verkregen mögt hebben (5). —
Dusdanige Sociëteit is aanfprakelijk, wegens alle de
Icliulden, door elk der Compagnons, ten tijde van
hcc aangaan der Sociëteit verfchüldigd, als mede die
elk , ftaande dezelve, verpligt is te maken, zoo voor
zich, als voor zijne kinderen en huisgezin (6). —
Dit moet echter niet uitgeilrekt worden tot dwaaze
uitgaven, verkwistingen met fpelen , of ligtmisferijën,
boeten of breuken ter zaake van misdaad, door édn
der Compagnons gedaan of verbeurd (7).
D3
CO L. 5. 5. I. S- eoch
Cs) L, I. §. I. L, 2. L. 3. f. eod,
C4) L. 3. §. 1. L, 52. 5. ló. eoß,
C6) L, 73. eod,
(^) L, 18. L, 55. L, 56. L, 5p. I. f. eoè*.
U
t
n
li
fel
De Sociëteit van aïgemeene winst (i) is die gee-
jie, waar bij partijen eene gemeenfchap aangaan
van alles , wat zij, geduurende den loop der So-
ciëteit , uit welke zoort van handel het ook wezen
mögt , verkrijgen zullen (2). — Deezc Sociëteit
bepaalt zig egter tot enkele mnßen; en het geen dus
aan één der Compagnons aankomt bij erfvolging,
gifte, of legaat, is daar onder niet begrepen (3).
— Zij is ook niet aanfprakelijk wegens fchulden,
die de Compagnons aan anderen verpligt waren te
betaalen; of die ftaande de Societeit, omtrent zaa-
ken, dezelve niet betreiFende, gemaakt werden (4).
De bijzondere Sociëteiten zip : i®.) Die aange-
gaan worden om zekere bijzondere zaaken in 't ge-
meen te hebben, en de vrugten daar van te dee-
Icn (5). — a"^.) Sociëteiten tot het gemeenfchap-
pelijk oeifenen van zekere kostwinning of hand-
werk (6). — 3°.) Sociëteiten tot het drijven van
zekeren Koophandel. — Men begrijpt daar onder:
a') Die geene, welke twee of meer Kooplieden met
eikanderen aangaan, om zekeren handel , in naam
van alle de Compagnons in bet gemeen, te drijven:
b. v. op den naam van N. N. en Compagnie. Dit
noemt men de firma der Sociëteit. — F) De So-
ciëteit, genaamd en commenditey dat is, de zooda-
ni-
(1) Societas univer/orum ^ qua ex quastu veniunt^
^ Zie deswegeus pothier, d, /. 7.
(2) L, 7. L. 13. L. 52. §. 8. f, pro foc*
Cs) L, 9. L. 10. L% II. L, 71. S· f* ^od,
(4) L. 12. f. eod,
(5) L. 5. f* eod. POTHiKR, d, /. 8.
ς(5) POTHIER, </./.§. 9. ' . .
; i\
'f;
ilt
) ii
i Μ
ν.
__
f
■■, . S" ' .■■ i
ïiige, welke een Koopman met een bijzonder perfoon
aangaat, tot eenen handel, die alleen op naam vaa
^ den Koopman zal gedreven worden, en waar toe de
r ander alleenlijk cene zekere fomme gelds inbrengt,
om de kasfe der Sociëteit mede te helpen uitmaken,
' ^ onder beding, dat hij een zeker aandeel in de
'/' winst trekken, en in de verliezen dragen zal. —
■ c) De naamloozs Sociëteit , dat is, waar bij twee
,;v' of meer perfoonen overeenkomen, om deel te hebben
■ in zekere handeling, die door één van hun op zijn
eigen naam gedaan zal worden i).
; ; . De Contracten van eene Sociëteit worden dikwils
gewijzigd door bijzondere bedingen: b. v. op wel-
ken tijd de SocicLeit beginnen, en hoe lang zij voort-
f duuren zal: — welke magt elk der Compagnons
i in de beheering van de zaaken der Sociëteit hebben
zal: — welke aandeelen ieder in winst en verlies
hebben moet: — hoedanig aan den Compagnon
vergoeding te bezorgen, die, ichoon zij voor ge-
lijke aandeelen Compagnons zijn, niettemin meer,
dan de anderen, in de Sociëteit heeft aangebragt^a),
§ XIII.
Λ gtett en ' aangegaane Compagniefchap geeft aan de
verpiigihi- Compagnons verfcheiden regten, en legt hun ver«
f^trnpa/twus fcheiden verpligtingen op, zoo ten aanzien van el-
kander onderling, als met opzigt tot derden. Men
Jian daar toe de volgende zaaken brengen. — a)
Elk Compagnon kan de goederen der Sociëteit ge-
bruiken tot zoodanig einde, als waar toe die beftemd
zijn.
(1) pothier, d, l. §. 10. martens, Grundriß des
Handeh-rechts^ §. 21—23.
(2) poïhier, d, /, 3 Hoofdfi. pag, 54—68'.
I ■
Η
J
r:i
. /
m
" - 'j'
-ocr page 522-'ii·
■api
^ï^an den Koophandet, 449
zijn C^)· "" ' ^^^ Compagnons moet dragen
in de kosten, die tot het in iland houden der goe-
deren , aan de Sociëteit béhoorende, noodig zijn ζα)«
— <;) Één der Compagnons kan geene verandering,
noch vernieuwing maken, omtrent vaste goederen ,
aan de Sociëteit behoorende, buiten wetsn en toe-
ftemming van den Mede-compagnon Cs)- ·— Eén
der Compagnons kan 'de goederen, aan de Sociëteit
behoorende, niet vervreemden noch -verparnden^
dan voor het aandeel , het welk hij in de Sociëteit
heeft (4). — O Een der Compagnons kan wel eea
derden in de Sociëteit voor zijn aa/ii/ee/'aannemen
maar nier als Compagnon van de geheele Socië-
teit (5). — ƒ) In Sociëteiten van Koophandel, die
op eene ßrma gaan, is elk der Compagnons, we-
gens de fchulden der Sociëteit, voor hei geheel tl^lyI"
fprakelijk (6); mits die fchulden gemaakt zijn door
iemand, die het vermogen had, om alle de Com-
pagnons te verbinden, en mits zij gemaakt zijn op
naam der Sociëteit ("7). — gy- Een Compagnon en
eommendite y en de 'deelhebber in eene naamïoozê
Sociëteit, is wel aan zijnen Compagnon, doch niet
(1) POTHiER, d. l. 5 Hoofdfi. §. I.
(2) L, 12. ff", comm. div. potmier, d. l, §. '
(^3) L. 28. f, comm. divid. L. 11. f. β ferv. vind,
POTHIER, /. §. 3.
(4) L, (58. f. pro ß)c, POTHIËR,· d. L §,4,
(5) L, 47. fin, ff. de Reg. Jiir. L. 20. Z. άΐ.
L, 22. L. 23. ff. pro foc. POTHIER, d, l. 5.
(6) POTHIER, d. l. 6 Hoofdfl. 2, en de AanmrL·
pag.
(7) POTHIER, ύ?. /. S· 3 ^ 4·
r·,
i r ly
11
\\
4
ψ-ίΐ
/,
nan derden aanrprakelijk (i). — h) Elk Compagnon
is jegens zijne Mede-compagnons verpligt, om aan
de Sociëteit verantwoording te doen van al het geen
hij aan dezelve* verfcbuldigd is, onder aftrek van
het geen de Sociëteit hem fchuldig is. — Die ver-
antwoording is betrekkelijk 5 tot het geen elk der
Compagnons bi] het contract beloofd heeft in te
brengen, voor zoo verre hij zulks nog niet inge-
bragt heeft: — tot het geen elk hunner uit de alge-
meene kasfe voor zijne bijzondere zaaken genoten
heeft: — tot vergoeding van de fchade, door zijn
verzuim aan de goederen, of aan de zaaken der
Sociëteit veroorzaakt (α). — f) Elk Compagnon
is verpligt, naar mate van zijn aandeel in de Socië-
teit., te voldoen , het geen zijne Mede-compagnons
van de Sociëteit te vorderen hebben, onder aftrek
van het geen deeze Mede-compagnonS zelve aan de
Sociëteit fchuldig zijn (3).
Uit de verbintenisfen deezer handeling wordt ge-
boren eene perfoneele actie, ten behoeven van eiken
Compagnon, en zijne erfgenaamen, tegen zijne Me-
de-compagnons , en hunne erfgenaamen, .tot naar-
koming van alle die verpligtingen, welken de aart
der hnndeling , of de bijzondere bedingen van het
eontract, medebrengen (4).
I
(l) POTHIER, d. l. §. 5.
Ca) POTHIER, d. L η Hoofdfl, §. 1^5.
C3) POTHIER, d. /. §. 6.
(4) Deeze wordt genoemd actio pro focio*^ voet,
λΛ tit, f, pro foc, «. 9. fem.
Hi
7,
■ Μ
Si
f
9Γ
S XIV. -
Alle Sociëteiten neenien een einde: — ι*'.) Door Äö^Cow^tf^-
nfloop van den tijd, voor welken zij zijn aange-
gaan. — 2°.) Door vernietiging der zaak, of
de voltrekking der handeling, die het voorwerp der
Sociëteit uitmaakte. — 3®.) Door den dood, of de
bankbreuk van één der Compagnons. — De dood
echter eindigtj^aar niet, wanneer bedongen is , dat
de Sociëteit op den erfgenaam zal overgaan (i). —^
4^.) Door de begeerte, om niet meer in de Spcië-'
teit te zijn, mits die afiland gefchiede ter goeder
trouwe, en ook niet op een ongelegen tijd (α).
De ontbinding eener Sociëteit heeft ten gevolge,
dat voor het toekomflige alle de contracten, die elk
der gewezene Compagnons aangaan, voor ieders re-
kening alleen loopen; immers voor zoo verre die
geen noodzakelijk gevolg zij tl van de zaaken der
Sociëteit (3). — De Compagnons zijn gerechtigd ,
om van elkander te vorderen, dat de zaaken der
Compagnicfchap tot effenheid gebragt «vorden , en
eene algemeene verantwoording en verdeeling van de
zaaken der Sociëteit gefchiede. — Tot dit einde
moet eerst worden opgenomen de Rekemng van het ■
geen elk aan de gemeenfchap verfchuldigd is, en '
van dezelve te vorderen heeft, het geen tegen elkan-
der wordt afgerekend. Daar na moet een Staat
wor·
(1) Hier in verfchilt ons hedendaagsch Regt vat»
het Romeinfche. bynkershoek, Ouaß. Jur» priv* Lik*
3. Oap, 10. pag. 450 vs, Noli ohjicere
(2) pothier, d, /. 8 Hoofdfl.
(3) L. 40. 65. 10. f. pro foc, FOTHIBR, Α /;
9 Hoofd/l,
)
!
i^peimiippiifi^
worden opgemaakt van alles, wat tot de gemeenfchap
behoort, in welken ook gebragt worden de fommen,
waar voor ieder, bij de rekening, bevonden isfchuld^
eisfcher der gemeenfchap te zijn, en die bij de ver-
deeling vooraf door hun genoten moeten worden. —
Alles wordt bij dien Staat op waarde gefteld. — Dan
begint men met de verdeeling, waar over het lot ge-
trokken wordt, wordende het grooter lot met eene
uitkeering aan het kleinere belast. — Zomtijds doet
men ook die verdeeling door opveiling onder elkander.
— De infchulden, die voor goed Qfolide ) gehouden
worden ^ komen mede in de loting. — De kwade of
twijfFelachtige (Juhitufé) worden ingevorderd, en
de inkomende penningen verantwoord. — De kos-
ten der verdeeling worden gemeenfchappelijk gedra-
gen (i).
_ ^_ ,
TWïiEDE AFDEELING.
^Igemeetis l/efchomving der HoUandfche Zeeregien, --
Vrijheid dtr Dewijl, naar het algemecne regt der natuur en der
Zeevaart, y^jj^g^j ^ ^jg ^^^ j,, niemands bijzonderen eigendom
is overgegaan , noch naar den aart der zaake kan
overgaan, zoo volgt daar uit, dat het bcvaaren der
Zeen aan ieder één vrijüaat, en dat alle belemme-
ring, die daar in wordt toegebragt, ecne inbreuk is
op der menfchen natuurlijke regten (2).
Na
. (O POTHIER , d. /. 2—i).
(a; D. A. AzuNi, Ie Droit maritime de VEurope,
Tom, I. Qha^, j, Art, i. ^ag, i—11. ^ Bekend is
de
.Ιιΐ-,Αΐ.ΐ,υυΐΡ»
r
mk
^^^Sifiidïni^ii^^^^^.......li
]^T3 dat echter de Landen door occupatie bemag-
tlgd werden, is ook een zeker territoriaal regt op
de Zee, die tegen het Land aanfpoelde, inge-
voerd (i). — Van hier de wettigheid der bepaa-
ling , dat tot het opvisfchen der voortbrengzelen van
dusdanige aanfpoelende Zee; b. v. koraalen, per-
len, amber, enz. alleen de inwooners van het Land,
daar aan gelegen, geregtigd zijn (2). — Van hier
het verbod aan vreemde fchepen, om, anders dan
onder zekere bepalingen, van de ftranden en havens
van het Land gebruik te maken (3): — als mede
dat geene geheele vloot van eene vreemde Natie ,
maar flechts een bepaald getal van fchepen, in eene
haven mag inlpopen (4). — Dit territoriaal regt
heeft derhalven zijne voorname betrekking tot de
zee-kusten, zee-havens, zee-engten, baaijen, enz,
om aldaar het vrij aan- en inkomen der fchepen te
bepaalen (5); mitsgaders om op het inkomen en
*
de twist, die iti 't begin der zeventiende eeuw over
de heerfchappij der zee gevoerd is, tusfchen h, gro-
Tius en j. seldenus. — De eerfle in zijn Tractaatr
Mare liberum ßve 'de jure y quod Batavis coinpetit ads
Indiana commercial te vinden agter verfcheidene uit-
gaven van zijn Jus Belli & Pacis. — De andere ia
ziju Traccaati Mare claufum, five ds dominio maris.
(Lond. 1635.)
(i) bïnkershoek, de Dominio maris^ Cap, s.
(a) GROTius, de J. B. & P. Lib. z. Cap. 3. §. 8,
AZUNi, d, l. Art, 2. §. 3. pag. 14.
(5) AZUNI, d, l. Qhep. 2. ^r/.i»—5. pag,&fuiv^
Ff 3
-ocr page 527-mmmmmmm^mm
uitgaan van koopiiianfchappen belastingen te ftellén,
en om op het ftuic der visfcherije bepaalingen te
maken (i).
Het lijdt ook geen tvvijffel, dat, wanneer tusfchen
twee volken oorlog ontdaat, de handel, geduurende
den oorlog, tusfchen dezelven ftilftaat, en geftremd
wordt. — Het wederzijdseh uitrusten van Commis'
ße-vaarders en Kapers en het némen van Prijzen
door dezelven, is daar van een blijkbaar gevolg (2).
Zij moeten echtelr, om geene zee-roovers of zee-
Cchuimers te zijn, van eene behoorlijke Commisfie
van den Souverain voorzien wezen (3).
. §11.
Zeeyaart Veel moeielijker en bedenkelijker is de vraag; Wat
ΤτΙιΓΝα- t>epaalt het Regt omtrent het drijven van handel van
neuiraah volken, die niet met elkander in oorlog
zijn C4) ? — Tot beantwoording van deeze vraag
(1) AzuNi, d, /. Art. 8. pag. 91. ß? fuiv.
(2) azuni, d. /. Tom. 2, Chap, 4. pag, 246. fuiv.
c3) bynkershoek, Qj4,efl, Jur, PubL Lib. i. Cap»
17 & 18.
(4) Onder de meenigte van Schrijvers, die dit ftuk
behandeld hebben, en waar over men kan nazien
L. HOLST, Ferfuch einer kritifchen veberßcht der Val'
ker"Geerechte. (Hamb. 1802.) vergenoegen wij ons,
met den Lezer te verwijzen tot bynkershoek, quafl,
Jur, Publ. Lib.i. a. PLoas van amstel,
Disf, de Jure commercii, quod Gentibus^ in hello me-
diis, competit, (L. B. 1759.) * azuni , Ie Droit
viaritime de VEurope, Tom, n, — lampredi , du
Commerce des neutres en tems de guerre, traduit par
J, PEUCHET. (Paris 1802.) — F. j. jAcoasEN, Hand-
huch
mmm
js het noodig, vooraf te'bepaalen;,, wat men; dooi'
neutraliteity of onzijdigheid, verflaat, .Om
iraal te zijn, moet men ontheuden.'^iin alle di&
daaden, we/ke tot den oorlog eene regelregte be·
trekking hebben, of een oogmerk van medehulp en
deelneming aan den dag leggen (i)· — De onzij·
digheid op die wijze bepaald zijnde, wordt de be-
antwoording deezer vraag, naar gronden van het
algemeene regt der volken, gemakkelijker. Het
drijven vaik handel met eene Natie, met welke wij
in vriendühap zijn , doeli tegen wien eene andere
Mogenheid oorlog voert, geeft aan die oorlogende
Mogenheid geen regt, om ons dien handel te belet-
ten ("2), al waare het ook, dat die handel beitond in
het aanvoeren van wapenenkruid, hout, en zoort-
gelijke voorwerpen van koophandel (3}. — Maar
het is eene fchending der neutraliteit^ b. v, wan-
neer men zig uit eigen beweging ,in eenen zeeflag
mengt, en aan de ééne of andere partij hulp toer
brengt; — wanneer een neutraal fcbip, ten nadeele
van eene in oorlog zijnde Mogenheid, zig als fpion
gedraagt; — wanneer een neutraal fchip eene ge-
blokkeerde haven, zonder toeftemming van den geen,
die dezelve bezet houdt, tragt in te loopen (4);
wanneer een fchip onvoorzien is van de noodige be-
lueh ueber dm Practifche Seerecht der Engländer und
Franzofen» 2 Bande. (Hamb. 1803.)
(1) AZüNi, d, l. Chap, i. ^rt» a. pag, is. θ? fuiv.
(2) AZUNi, d. /. Chap. 4. Art. i. pag. 5»· &
(3) s. DE coccEji, Disfert. Pro^nu in QrQtium de
J. B. ξ^ P. 789. pag. 619'
C4) AZüNi, d, /, Art, 3 & Z'P^g*
Ff4
-ocr page 529-HP
wijzen j om aantetooncn, dat het aan eene neutrale
Natie behoort (i).Op die zelfde gronden be-
hooit men ook, naar het algemeene regt der volken,
te ftellcn, dat een neutraal fchip , met vijandelijke
goederen beladen, niet raag genomen worden, maar
dat de regel moet gevolgd worden; vrij fchip, sirij
goed, — Gelijk ook wederkeerig neutrale goederen,
in een vijandelijk fchip geladen, niet mogen worden
genomen, en te gelijk met het fchip verbeurd ver-
klaard (2).
Dewijl ondertusfchen het drijven van handel door
eene neutrale Natie met eene Mogenheid, waar me·»
de wij in oorlog zijn, die ftrekking heeft, dat de
laatstgemelde daar door in het volhouden van dien
oorlog onderfteund wordt, vooral, wanneer men
aan dezelve wapenen , fcheepstimmerhout , enz.
aanvoert; zoo is , door een aantal Verbonden
en Verdragen f tusfchen verfcheiden Natiën aan-
gegaan, die algemeene vrijheid van handel inge-
bonden en beperkt C3): vermits men daar in met
wederzijdfclie toeilemming bepaalde, vwelke zoorten
van goederen de neutrale Natie aan de oorlogvoe-
rende zoude mogen aanbrengen (4); hoe te handelen
met neutrale fchepen , vijandelijke goederen inheb-
bende, en met neutrale goederen, in vijandelijke
fchepen geladen; en eindelijk, naar welke plaatfen
eene vrije vaart werd toegeftaan.
§ IlL
(1) laimpredi, traduit par peuchet, d. l, pag,i6i^
(2) AZUNI, d» L Chap. 3.
(3) AZUNI, d, l. Chap. 2. Art. 4. pag. 96. 6? /«/V.
(4) AZüNi, d. L Art. 5. pag, 141. ^ fuiv, LAM«
jcredi, ih /. Part. 2. pag. 19p. ^ fim\
■S-.-W-'
Van de Zeeregten. 457; '^ , , ;
Dusdanige bepaaling door Verbonden en Verdra» fjoUanisch
gen heeft ook dit iluk in veele opzigten voor den
riüllandfclien Koophandel geregeld. — In de oudfte ]
Tr act aten vindt men alleenlijk het algemeen ^ be-\
ding, van elkanders vijanden op geenerleie wijze te
helpen (i^. — De toen geldende regel was: v/aar »
ik u vind, neem ik u; en op dien grond was het
niet geoorloofd , vijandelijke goederen in neutrale
fchepen te laden. —^ Naderhand heeft men aange- ί ;
nOmen tot eenen algemeenen regel: vrij fchip, vrij ■
goed, en onvrij fchip , onvrij goed. — Dit gaf ^ Ïi
gelegenheid, dat, meer bepaald, de ongeoorloofde ,
of contrabande waaren in de Tractaten werden opge-
noemd. — Alleropmerkelijkst is ten deezen opzigte r;
de bepaaling, die Hun Hoog Mögenden in den jiiare '
1674 met Groot-Brittanniën gemaakt hebben ([2),
en volgens welke onder de verboden waaren worden j
begrepen alle zoorten van wapentuig, foldaten, ■
paardep met derzei ver toerusting, en allerleije krijgs-
gereedfchap, waar tegen onder de geoorloofde wou*
den geteld laakenen, wollen, linnen, zijde of catoe- · |
nc manufactuuren, kleederen, goud, zilver, en an-
dere metaalen , kolen , graanen , tabak, vleesch,
visch, en allerl?ije eetwaarenj voorts catoen, hen-
nip,
(f) Tract. imfchen den Koning van Zweden en Hun
Hoog Mog. van 5 April 1614. Art, 5. G. P, B, \ Ό.
pag. 275. ·
(a) Tractaat van Marine, tusfchen Karei Π., Kc»
7ïing van Engeland, en de Staten Generaal, van
December 1674. Art. 2, 3, 4 öP 8. C. P. J?. 3 Z).
» 352. : y -
i h
. i
l·
IA
\
I
nip, vlas en pik, kabels, zeilen, ankers, masten,
planken; deelen, balken, en alles, wat tot den
bouw, en het herilel van fchepen dient* — Men
vindt ook dezelfde of zoortgelijke bepaalingen in
Tractaaten tusfchen deezen Staat, en onderfcheiden
vreemde Mogendheden aangegaan j als met Zweden,
in 1679 (i); — met Denemarkeny in 1701(2); —
met Skiliën, in 1753 (3); — met de Vereenigde
Staaten van America, in 178a (4); — en andere.
— Uit welke Verdragen, met elkander vergeleken
iijnde, deeze regels kunnen worden opgemaakt:
i".) Dat alle die waaren verboden zijn, die regel-
regt tot gebruik in den oorlog dienen. — a^.) Dat
fcheeps - bouwftofFen, volgens de meesten geoor-
loofd , volgens weinigen verboden zijn, en nu en
dan met ftilzwijgen worden voorbijgegaan. — 3®.)
Dat levensmiddelen meestal voor geoorloofd gehou-
den worden.
Zeewttenin ^^^ oudfte Zeeregt, waar van men in dit Land
Holland. yJndt gewag gemaakt, zijn de Waterregten, in>
1223 door Graaf'PUyiiÄS IV.-aan Westkappel, in
Zeelandy gegeven (5). — In *t jaar 1475 is door
de Steden Amfterdam > Hoorn , Enkhuizen , Mon"
mkendam, en Edam, eene Zee-Ordonnantie (6)
ge.
CO G. ·Ρ· j^· 3 P^^' Ï394·
(2) G. P. B. 5 D. pag, 397.
(3) G. P, B. 8 D. pag. 261.
(4) LE LONG, Koophandel van Amfterdam, 4 D.
pag. aso.
(5) s. VAN LEEUWEN, Batav. illußr, pag.iiy-H^-
C6) coMMELiN, Be/ckr» van Amfterdam^ u Jh 6 B.
I
gemaakt, die de oudflein Bolland fchijnt te zijn. —
Maar vooral vindt men de bepaalingen tiopens het"
Hollandscli 2eeregt in de Qrdo'nhantk van Këiztr
Kar él V. ^ op het fait van de Zeevaart, van
JuBj 1551 (i) , en de Nadere Ordonnantie vä»
Koning PIMps, van 31 October 1563 (a). — Bij
gebreken tan deezen maakt men ook wel gebruik
van de i/efchrevên of Roomfche Régten (^3), van
de Wisbuifche Zeeregten (4), én zooïtgelijke.
Van tijd tot tiji! zijn ook omtrent deéze en geene
zaaken, het Zeeregt betrelFende, door de Staaten
Generaal Placaaten (5) uitgevaardigd; en de voot-
naamfte Koopfteden hebben ook op het ftuk väti
Avarijën, Asfuiantiën, enz. Keuren (6) gemaakt,
die désaangaande gevolgd worden,
pag. P15 ö? 916. — Men vindt ook nog eene zeer
oude Ordonnantie van het Schipregt, bij wagenaar,
Befchr, vm Anißerdam, ^de Stuk, Bijl, A, pag,
(1) G.' P. 1 D. pag. 783,
(2) G. P, B. I D. pag. γ^β.— Die Placdat is met
zeer fraaije aanteekeningen uitgegeven door τ, van
glins. (Amft. i665. in 4/0^)
(3) Zie p. peckii Comméntarii ad rem nauticam,
cum notis a* vinnii. (Amft. i663.)
(4) A. VEKWER , NederL Zeeregten , pag. i—52.
— p. le clekcq, Lichaam vm de Zeeregten ^ pag,
ii(5-iB8.
(5) Te vinden in het Gr. Plac» Boek, en in 't Re»
eueil van Zeezaken.
(6) Men vindt dezelven opgenoemd bij Prof. v. j>.
KEEssEL, Thef. 685 ^ fti. — Eene nieuwe Ordon-
nantie op het ftiik der Zeezaken y algeïtieen voor dit
J^and dienende, en waar in, het geen nu verfpreid is,
ia
4'
Stapel.regt. Onder de bijzondere regten, den Koophandel en
Z-Cvaart betreifende, en in dit Land plaats hebben-
de, behoort men niet te vergeten het Stapeï-regt,
voornamelijk aan de Stad Dordrecht vergund (i),
doch ook aan eenige andere plaatfen toegedaan (2).
— Men verilaat daar door, „ een voorregt, door
,, den Heer van den Lande aan de Ingezetenen van
„ eene Stad of Plaats gegeven, om de voorbijvaa-
3, rende Schippers of Koopluiden te noodzaken,
5, van hunne ingefcheepte goederen te ontladen, en
5, binnen hunne Stad ter markt te brengen, of daar
„ voor eenige gerechtigheden te betaalen (3)." —
Zommige Steden verkregen daar van vrijdom, ande-
re floten hier omtrent Verdragen. — Zeer veele
gefchillen en procesfen zijn daar over ontflaan, bij
vi^elker uitfpraak echter het Stapel-regt meestal is
bekragtigd. Onder anderen in den jaare 1540 en
1541, wanneer het Stapel-regt op veele punten is
verklaard en bepaald geworden (4). — Nog in den
in eena gefchikte orde werd bijeengebragt, zoude niet
ondienftig zijn. azuni, Ie Droit maritime de VEurope ^
Tom. I. pag. 263.
(1) Dlt is aldaar het eerst ingefteld in 't jaar i2pp.
Zie van de wall, Handvesten van Bordrecht, i Ώ,
■pag. loo.
(2) Als aan Naarden; zie mieris, Chart, Boek,
•2 D. pag. 656 en 826. aan Enchuizen; zie de Hand'
vesten dier Stad, pag, 93 en 94. aan Middelburgs zie
üoxhorn, Chron, van Zeeland^ i D. pag, 140.
(3) van de wall, d, /. pag. I03. ' '
(4) iMen vergelijke nopens dit alles n. lobedanius.
ι Λ
5>
-ocr page 534-m
mm
jaare 1703 is tiisfchen de Steden Dordrecht en
Middelburg deswegens een Accord gefloten (^i); —
in den -jaare 1719 met de Oost-lndifche Compag*
nie (2) ; in 't jaar 1713 met de Stad Nyma*
gen (3) ; — ja zelfs in 't jaar 1763 met Gecommit-
teerde Raden, wegens de afvordering van 'c Stapel--
regt van Ichepen of fchuiten, beladen met rijs, op
Dominiale Gorfen gewasfen (4).'
§ V I. ; -
Het drijven van den buitenlandfchen Koophandel, Uiigaande
zoo door liet uitvoeren, als het invoeren van goe-
deren en koopmanfchapen, is met onderfcheiden»
belastingen bezwaard. Daar toe behooren hoofdza-
kelijk de navolgende,
I. De Convoo'ijen en Licenten» Zonder te tre-
den in het geen deswegens vóór het jaar 1725 plaats
had, kan men zeer gevoeglijlc tot zijnen grondflag
leggen het Placaat van de Staaten Generaal van
31 Juüj 1725, en de daar bij behoorende
van de gemeens middelen op de inkomende goederen
m koopmanfchappen (5). — Daar bij is bepaald:
Dat van alle goederen, waaren en koopman-
fchap-
Biif, de Jure StapuU. {Traj, 1757.) en vooral van
DE WALL, Handvesten van Dordrecht^ op een anntal
plaatfen , te vinden in den Bladwijzer^ op Stapel^
Stapelregt, Stapelvrijheid»
(i) G. P. B. 748. en van de wall, d. /.
pag, 1950.
van de wall, d. t pag. ipÖS —ipÖS.
cs) van de wal-l, d. l. pag. 1977. ' ' · ) /'
(4) van de wall, d, I pag. 2034—2039. {'
(5) G. B, 6 D. pag. 1338-1378. * ' , "
Λ:
. ··
fchappen *s Lands regten, volgens die Lijst, moe-
ten worden betaald , bij het uitgaan en inkomen,
over Zee en Stroomen , langs de Rivieren", en te
Land (i). — 2°.) Eenige goederen echter zijn
daar van vrijgefield: b. v. goederen, aan 's Lands
magazijnen , of aan 's Lands oorlogfchepen geleverd
wordende; Oost-Indifche vvaaren ; goederen , naar
Suriname uitgevoerd wordende, enz. (^o.), — Hoe
te handelen met het aangeven van goederen, en het
bekomen van Pasporten of Loscedullen, alvorens
de goederen mogen worden geladen of gelost (3)* --
ilraffen van confiscatiën en boeten, op het
niet aangeven, verzwijgen, of kwalijk aangeven der
goederen (4). — Hoe te handelen met het
laden der uitgaande goederen, en het losfen van dc
inkomende, na dat daar toe de noodige Pasporten
of Loscedullen verkregen zijn (5). — 6®,) Bijzon-
dere bepaalingen omtrent het betaalen van deeze
regten , bij het uitgaan der goederen , ter plaatfe
van de eerfte lading of affcheeping (d). — 7®.)
Zoo ook bij het inkomen, ter plaatfe van de.ontla-
ding, het zij de goederen gekomen zijn uit Zee,
langs de Rivieren, of over Land (7)· — 8°.) Be-
palingen omtrent het geen bij het losfen, ontladen,
of vervoeren der goederen moet worden in acht geno-
men.
(i) Plac. 31 Julij 1725. Art. i—(J.
Ciz) Ibid, Art. 7—25.
(3) Ibid. Art. 36—42.
C4) Ibid. Art. 43—54-
C5) Ibid. Art. 5S—79'
(6) Ibid. Art, 80—104, r .
w
(7) Ibid, Art, 105-^133·
m
m-
■iVf --r^Éi
-ocr page 536-men (i). — p^OO'^'Jr® op het halen van een binnen-
landsch Pasport van goederen, die onder het gebied
van den Staat van de ééne plaats naar de andere
vervoerd worden (2); waar van echter de gewoone
Markt- en Veerfchippers bevrijd zijn; als mede die
kleinigheden , tot de confumtie behoorende , ver-
voeren ; en nog in zekere gevallen de opgezetenen
ten platen Lande in de 'Generaliteit (3). — |
Eindelijk wordt dit alles begoten met de noodige
bepalingen, omtrent de te recht Helling der geenen,
die zig tegen dit Placaat vergrijpen ; als mede de
pligten der Commifen, Waakers , enzj. (4). — In
de bovengemelde Zfjs/^ is bij vervolg van tijd in ver-
fcheiden opzigten verandering gemaakt ; waar vati
men uit de daar van zijnde Publicatiën en RefolU'
siën onderrigting bekomen kan (5). ,,
Dewijl het aan veele Koopluiden niet gelegen
komt, dit alles zelf naar te gaan, of door hunne
bedienden te doen naargaan, gebruiken zij daar toe
zekere lieden, Convooij-loopers genaamd, diejinko-
mende en uitgaande Schippers, op 't Comptoir der
Convooijen, klaar maken, en Los-en Laad-cedui-
len van de koopmanfchappen bezorgen (6). — Zij
V
(1) Ibid. Art. 134—149·
(2) Ibid. Art. 150—159.
(3) Ibid. Art. 160—188.
(4) Ibid, Art^ 203. en volgg,
(5) Zeer nuttig fs tot dat einde de verbeterde en
vermeerderde Lijst, welke men vindt bij le long,.
Kooph, van Amfterdam^ 4 Deel^ P^g- 229. δ? volgg^
(β) WAGENAAR, Befchr, van Amjierdiim^ ρ Stukt
W 43Ö.
•f.
Γ
hebben regt van pnieferentk op de boedels van
bankbreukige Kooplieden, voor verrdioten Imposten
cn Excijfen, Convooij-gelden en Eicenten, mitsga.
iäers Last- en VeiJgeld, doch niet langer, dan voor
één maandi na het doen der vcrfchotten (i); het
welk naderhand lot op drie maanden verlengd
is (α).
11. Het Last- en VeU-geld. — Volgens het bo-
vengemelde van 31 Jidij 1725 moet van alle
fchepen, van deeze Landen iiitvaarende, betaald
worden op het uitgaan tijf fluhers, en van alle
fchepen, van buiten deeze Landen inkomende, op het
inkomen thn fiuivers, van elk last, dat de fchepen
groot zijn; waar mede die fchepen twaalf maanden
vrij zijn. —- De fchepen moeten tot dat einde door
gezworen Ijkmeesters gemeten worden (3), die daar
van een' Jjkbrief uitgeven. — Die IJkbrief is niet
langer goed, dan twee jaaren. — De betaling van
het Lastgeld wordt op den IJkbrief aangeteekend. —
Van dit Lastgeld zijn vrijgeileld de fchepen, toebe-
hoorende aan de Oost- en West-Indifche Compagnie
en de Cólonie van Surinamen ; als mede de fche-
pen , tot de groote en kleine Visfcherije betrekking
heb-
(i) J^M Holl, iïS April 1764. G. P. B. 9 D.
pag. 1244.
(2^ Publ. Holl. 5 Jpril i;86. G.P.B. oD, pag.ss9·
(3) Insgelijks moeten alle fchepen of vaartuigen,
hinnen 'ί Lands varende, worden gemeten, ten einde
het Binnenlandich Last-, JVater-, Plnifier- en Ρ as fa'
gie-geld^ op dezelven, naar mate hunner grootte zou-
de kunnen worden geheven. Ordonn. oj) dat middel9
van z6 Nov» 1805.
ί|ϊ|·
-- r ιΓιτί
, Van de Zeeregtènl
hebbende; en nog, die door nood, of om te over*
winteren, inloopen (i), ^
' Het Veilgelds zoodanig als het zelve in het jaaif
1725 tot wederzeggens toe bepaald is, beftaat in
een half percent op alle de uitgaande, en één per*
cent op alle inkomende goederen, jwaaren en koop·«
manfchappen (α)* — Dit is alzoo gebleven tot dea
jaare 1760, wanneer, voor den tijd van een jaar ^
het extra-ordinaris Veilgeld is verdubbeld, met één
ten honderd op de inkomende, en een half ten hon-
derd op de uitgaande goederen Cs) bet geen bi|
opgevolgde Publicatiën jaarlijks is hernieuwd
III. De Impost op de buitenlandfche producten*
— Met den aanvang van het jaar 1806 is deeze be-
lasting geheven van de goederen ^ die van buiten
's Lands binnen dit Land worden ingevoerd ^ onver-^
minderd de gewoone inkomende regten van Con-
vooijen en Licenten. — De aard deezer belasting,
en de wijze van heffing derzelve, zijn bij eene bij-'
zondere Ordonnantie bepaald — Ten aanzien
van de huitenlandfche Brandewijn en gedistilleerde
'iiateren y is eene afzonderlijke Ordonnantie ge-«
maakt (6). .
IV. Fitur- en Bakengeld, -- Ten behoeven dei?
zee-
co Plac, zi Ju lij i^aSé Art» iSp-aèi.
(2> Plac. 6 Junij 1702. G. P. -δ. % D. pag, 303t
Liju van 31 Julij 1725. in ßn. Art. 8^11.
Cs) Public, Cener, 4 Februar ij 1760. in ^Q^Nederti
Jaarb. van 17Ö0. pag, 85^
C4) NederL Jaarb, 1761. pag, 87 ^« 177p. päg,^9t
Cs) Ordonn. 18 Decemb,^ 1^05.
(ßj Ordonn, 24 Decenib, 1805^
Gg
r
WiP
zeefchepen zijn op verfcheiden plaatfen vuurtooreiis
en bakens opgerigt, als te Egmond op Zee, te
Scheveningen , te Hmsduinen , op Vlieland, op
Terfchelling i op Urk^ enz. — Tot goedmaking
iiu der kosten , op de befteeding der vuuren, en
het onderhoud der vuurboeten, koolhuizen, en bran-
daris, is, in den jaare 1668, aan de fchepen, in
de zeegaten van Texel, het Vlie, en Terfchelling
in- of uitloopende, eene belasting opgelegd, gere-
kend tegen eenige ftuivers voor elk last, naar mate
van de grootte en de zoort der fehepen , volgens
eene Lijst daar van zijnde (i). ~ In den jaare
ιγ6ι is het Vuurgeld, bij provifie voor drié jaaren ^
mdt een derde verhoogd ; en voorts gelast, de
vuuren ook te branden in de drie zomer-maanden 5
en dat de fchepen, het Vuurgeld eens betaald heb-
bende , doch door ftorm genoodzaakt wordende
weder binnen te loopen, het zelve niet andermaal
behoeven te betaalen: welke ordre bij vervolg vaa
tiid is hernieuwd (a).
Om met te meerder veiligheid de zeën te bevaa-
ren, vooral in de nabijheid der ftranden, waar men,
geene kennis van de diepten hebbende, aan heü
ftooten op zandbanken ligtelijk kan zijn bloot ge-
field , bedient men zig van de hulp van Piloten of
Lootslkden, — Een fchipper is fcKuldig, op alle
plaatfen, daar het noodig of gebruikelijk is, een
Loots-
(r) Ordonn. 19 Dec. iö58. G.P,B·, 3 D. pag· 1303.
C2> Public. 28 Julij 1762. G.P.B. 9 Ζ), pag. 1251.
NederL Jaarb. 1762. pag. 4^1 pag, 451—1771 ·
pag. 838 1777' 813.
Fiiotagte,
vfi:
Lootstnan te nemen , op de verbeurte van vijftig
gouden reaalen, boven de vergoeding van kosten,
fchaden en interesfen, die de koopman, bij gebre-
ke van dien, zoude mogen lijden C^)· ~ Een
Lootsman heeft, geduurende zijnen dienst, den
kost, tot laste van den Schipper, en zijn loon, tot
laste van den Koopman: ten Waar hec loon bedroeg
boven de zes ponden grooten Vlaamsch,'' in welk
geval het zelve komt als avarije over fchip cn
goed (2).
Voor de Lootslieden zijn, tot bepaaliiig van der·
zeiver vereischten, verpligtingen, én belooningen,
verfcheiden Ordónnaniièn gemaakt : als in *t jaar
16Ö1 , voor die van de Maas en het Goereefch$
^^^Cs)? 1698, voor die van Huisduinen,
Helder, Petteny Calants-oög, Texely en andere
plaatfen daaromtrent C4); — ter zelfder tijd voor
die van Vlieland en TerfchelUng in 1702,
voor die van hét Stryénfche'~Sas (ß)'^ —'in 1764,
. ' : voor
(1) I>lac, van Koning Philips van 1563, Art, p.
DE GROOT, Inleid. 3 B, 20 D, ξ. lo.-
(s) P/ac. 1563. Λ yirt. p. DE GROOT, Inleid. 3 B.
(3) Ordonn. Holl, Octoh. 1661. G. Ρ. Β. 2 D,
col. 2(591,
(4) Ordonn» Holl. 34 Octob. l5p8. G. P, Ώ. 4 D.
pag. 1307. ' , V ,
(5) G. P. D. 4 jD. pag, 1316. .
■'f
•1
' %
- 1'
■ I'·
1:
(6) Ordonn. van de Raaden en Rekenmeesters vau
Zijne KoningUjke Majesteit van Croot-Brdttanniën,
als Heer van Niervaart, 9 "Januari} 1702. G, P, B,
Gg i
5 D. pag. 929.
-ocr page 541-il
voor die van de WilJemßad (0 J — ^^ eindelijk
in 1773, door het Gerepht der Stad uimfierdam,
op het ftuk van het lootfen der fchepen, zoo naar
Texel, als naar het P^Ih, eene nieuwe Keur ge^
maakt (s).
De hoofdpunten van deeze wetten beftaan hoofd-
zakelijk in de navolgende. — De Lootslieden moe-
ten vooraf worden onderzogt^ bij eene acte toege-
laten 5 een Lpotsinans teeken en nummer ontfan-
gen, en beëedigd worden (31). — Die niet toege-
laten zijn, vervallen in eene boete van vier-en-twin-
tig guldeps (4). — Zij moeten zijn kloeke mans-
perfoonen, boven de vijf-en-twintig, en beneden
de zestig jaaren , goede kennis hebbende van de zee-
gaten en ftroomen (5). — Zij moeten altijd van
hun Lootsmans -teeken voorzien zijn ; het zelve
moet, bij overlijden, door hunne weduwen of erf-
genaamen worden te rug gegeven (6); en mag niet
worden verzet, verdronken, of t* zoek gemaakt ("7).
Zij moeten dit teeken aan de Schippers vertoo-
nen, eer zij het fchip in- of uitbrengen (8}. —
Ieder lootsfchuit moet een wit vlaggetje op de mast
; voe.
Cl) Ordonn, van gemelde Raaden en RekenmeeUerif
9 Junij 1746. G. P. B. 7 D, pag. 1554.
(2) Keure ap Jann. 1773. in het ^de Vervolg der
Handv, van Amfierdam, pag, «223,
(3) Ordonn. liipS. Art» i.
(4) Ibid, Art. 6 & 30^
(5) Ib/d. Art. 2.
C6) Ibid. Art, ΰ^.
(7) Ibid, Art. 5.
(8) Ibid. Art. 6.
-ocr page 542-voeren, waar op, of anders op het groot zeil,
ïiet nummèr duidelijk gefteld is (i). — Zij moe-
ten de inkomende fchepen brengen over het vlak;
ten waare de 'Schipper verd£r vi^ilde gebragt wezen ,
het geen zi], tegen genot van redelijk loon, niet
mo^en weigeren (α). — Zij zijn gehouden, een
mijl buiten de gronden aan boord te komen (3). —
Zij moeten van tijd tot tijd de zeegaten pijlen, en
op het verloopen der gronden, kapen , en gaten, en
het verdrijven der tonnen, acht geven (4). Het
ioon der Lootsliedeu is bepaald, naar mate de fche-
pen diep gaan; iiaar mate van derzelver grootte; en
naar mate van het zomer- of winter-faifoen (5). —'
Indien eenig Lootsman een fcMp , bij moedwil,
ongeluk , zorgeloosheid , of kwade gisfinge, aan
den grond verzeilt, wordt hij met qpfchorting van
zijnen dienst, afzetting, bannisfement, lijfilraf, of
zelfs met den dood, geilraft; wordende die ilraf-
fen, naar mate van de verzwarende of verligtende
omilandigheden, vergroot of verminderd (6). — De
Lootslieden, in een fchip zijnde, om het ztlve naar
buiten of naar binnen te lootfen, en in gebreke
blijvende, den grond te peilen, of het lood te
werpen , verbeui'en eene boete van vijf-en-twin-
tig
Ibid. Art. 40.
(2) Ibid. Art. 7,
(3) Ihid, Art. 8,' \
C4) Ih'd, Art, io„ ' '
(5) Ibid, Art. 9, i5, 19, 20, fli , 22, 23^
24» 25, 26, 27. enz.
2p Jann. 1773.
Keur van Amßerdam van
iiwyiijjijwpiii.. —^r·
Og 3
-ocr page 543-tig guldens, het zij er ongeval door gebeure, of
niet (i).
s VIII.
^citiphreuk. Gelijk de menfchelijkbeid gebiedt, om aaii fchepen,
die zig in de nabijheid der zeeftranden of havens in
gevaar bevinden, alle mogelijke hulp te verfchaiFen ,
en zig niet aan het berooven dier ellendigen fchuldig
te maken CO; zoo is oo^ bij de Hollaudfche wet-
ten op dit ftuk voorzien. — Schoon van de oudfle
tijden af de geilrande goederen gehouden zijn tot
de Domeinen van de Graaflijkheid te behooren, is
echter onder de regeering der latere Graaven ten dien
opzigte eene aanmerkelijke gematigdheid ingevoerd,
om het regt der eigenaaren op geilrande goederen
te bewaaren, en de ftrandrooverijën te weeren (3).
— Ten blijke daar van kunnen dienen: de Voorreg-
ten, door de Graven aan bijzondere Perfoonen of
Collegiën tot dat einde verleend (^4); —· verfcheiden
Verdragen, op dit iluk met vreemde Natiën geflo-
ten Cs) 5 — εη een aantal Placaten ^ zoo door
(1) ΛφΙ Holl. 22 Ώεο, 1705. en 14 Aug, 1/06,
G. Ρ. Β, 5 D. pag. 1528.
(ε) GROTius, de Β, &' Ρ. Lib, 2. Cup. γ. §. ii,
HUBER, de Jur. Civit. L, li Cap. 19. n. 15 & 16.
c3) pe groot, Inleid, 2 4 z). 3(j. Regtsgil.
Ohfcrv. 4 D. Obf, 18.
C4) P. ä LEYDis, de cur, Reipl. Cap. i. 3.
(5) Bij voorb., mer Denemarken ^ in 1324; — met
Engeland, in 1495; — met Frankrijk^ in iJ^i; —
met Zweden^ in 1679; — bij de Vrede vnn Rijswijk,
in 1697:·— bij die van Utrecht^ ia 1713om van
de Tractaten met de Turken, Marokaanên y Algerij-
nen, die vsia Tunis en Tripoli, niqt. te.gewsgen»
Keizer karel , en Koning philips , als naderhand
door de Staaten zeken afgekondigd (i). — Bij alle
deezen is het regt der eigenaaren, tot het te rug
vorderen van in zee gevondene of geftrandè goede-
ren, eerst binnen het beftek vaii een jaar, of van
jaar en <3ag, en naderhand onbepaald, zonder bij-
voeging van tijd, toegekend. — Emdelijk zijn door
<3e Staaten Vün Zeeland, in den jaare 1751 (2), cn
door die van HoUandy in den jaare 1772 (3), op-
zettelijke verordeningen gemaakt , ten aanzien van
de behandeling van geborgen goederen uit geftran-
^e fchepen, , ;
Uit de voorsz. wetten C4) blijkt tevens de ver-
pligting van een ieder, om aaiv* fchepen, die in
nood zijn , alle mogelijke hulp te verkenen, ook
tot het bergen van geftrande goederen, mits daar
van aan den Comraisfaris van de Pilotagie, of, aan
•het Gerecht van de Plaats, dadelijk kennis gevende.
— Die zig bij zulk eene gelegenheid aan flrandroo}
fchuldig maken, worden ftrengj zelfs, des noods,
met
6
%
(i) Plac. van Keizer Karei van i'^'Sept. 1549. —·
^lac. van Koning Philips 15 Meij 1574. — Plac, 4
Nov. 1606; 24 Mei/ 1613,· — 55 Jpril löao; —
2 Dec, 1663; 28 ^iZ««. 1739. — Vergelijk voorts
Prof. VAN DER KEESSEL, TAe/. Jur* Holl. &' Zeel.Thef.
ip3~ip7.
(a) Plac. Zeeh 14 Junij 1751.'-G. P. B, 8 Deei,
pag. 907—913.
(3) Plac, Holl. 22 JuHj 1772. G. P. Β, g D. pag,
«11—813.
(4) Zie vooral de Placaten van 24 Octoh» 1698. en
sa Julij 1772,
li
Ρ
liy ,
ï,'
P.1
met den dood geftraft (i). — Die integendeel hulp
toebrengen, genieten een redelijk bergloon. — Wan-
neer over dit bergloon, of oolc over het loon van
Lootslieden, gefchil ontilaat, wordt het zelve beilist
door den Cemmisfaris > of door Goede Mannen
van 4e Piloiagie; van wier uitfpraak weleer hoo-
ger beroep viel aan het Collegie van Gecommitteerde
Raaden (α). — Na de omwenteling van 1795 is
men omtrent dit hooger beroep in 't onzekere ge-
raakt. — Een wijl tijds heeft het Hof van Hol·
land die magt uitgeoeiFend. — Naderhand de Zee-
raad der Bataaffche Republiek (3). — Thans is
de Raad van ^udicature over de middelen te Wa-
ter en te Lande Regter in Appèl over zaaken, raa-
kende de Pilotagie , en alle gefchillen 9 daar uit-
voortfpruitende (4),
DERDP AFDEELING.
P'an Schepen, Bijlbrieveny en Bodemerijën^
Door een Schip verftaat men zoodanig vaartuig,
het welk zig door middel van zijne boorden op des-
zelfs
(1) Men zie, onder veele anderen, het Plac. van
4 Jann. 1724. G. P. B. 6 D, pag. 797.
Cs) Plac. 24 Octob. 1698. Art. ΐζ. G. P, B. 5 D^
pag. 1310 & 1318. Plac. 22 Julij 1772,
Cs) iflßf». Zeeraad van % April 1802»
Art. 49 (2? 65.
C4·) voor äien Raad y^N U ^(ilij l§o5. /iff<t
20, n, 4. ü? Arr. 33,
■■■»Uk
-ocr page 546-Van Schepmi Bijlbrienfi^ en Bodemerijën,
zelfs kiel of bodem verheft, en alzoo over het wa-
tèr wordt heen gevoerd. — Hoe zeer de fcheeps-·
bouw reeds zeer oud'is (i), waren echter di^Egyp-
tenaaren en Pheniciërs de oudile volken, die het
eerst de fcheepvaart oeffenden (2). — De hoofd-
verdeeling der Schepen is, naar mate hunner beftem-
ming^iirOorlog'fchepenmKoopv'aardij-fchepen,-··-'
Deeze beide zoorten hebben wederom - haare onder-
deelingen, afgeleid van hunne grootte; b. v. oor-
logfchepen van 74, 60, 50 ftukkeh / enz., «één- of
tweemast-fchepen, enz. — van hun maak fel; b. v.
fregatten, brikken, fluiten, galjqoten, fmakken ,
enz. — van de gewesten, werwaards zij' heenzeilen , ,
b. v. Oostvaarders, Noordvaarders, Groenlands-'
vaarders, enz. — van de goederen, waar mede zij
beladen worden; b. v. zouthaalders, haringbuizen,
turffchepen, enz. — van dit bijzondere oogmerken y
waar toe- zij beftemd zijn ; b. v. branders , veer-
fchepen , jaag-of trekfchuiten , boeijers, fpeeljag-v
ten, 'enz. Om niet te fpreken van mindere zoor·
ten van vaartuigen, waar op de benaming van fche-
pen niet past; b. v. booten, roeifchuiten, floepen,
pranmen, vletten, ponten, enz. (3). -
§11»
De Schepen hebben verfcheiden bijzondere regten, legten om·
welke verdienen te worden opgemerkt. -- En wel
eer-
(1) N. wiTSEN, adoudc en hedendaagfche Scheeps-
houw en Beflier ^ 1 D, 1—6 Hoofdfl,
(2) HUET, Histoire du Commerce ß? de la Naviga*
tion des Anciens^ Chap, 7.
(3) Ni WITSEN , /. βπ de Schfijvers over do
^\;hceps-loiiwhinde, w ^
Gg 5
; il:
tn
w
f ''
Λ ' i'
- li
υ
ïfi
4^4 IF, Boekf III. Af deeling,
^erftelijk de oorlogfchepen: i^.) In ons Land mogen
zij voor geene nabuuren gebouwd, of toegerust, of
verhuurd Wörden , om daar mede aan verbondene
of onzijdige Mogendheden afbreuk te doen (i). —-
a®.) Geene vreemde Schepen van oorlog mo-
gen binnen onze Landen, Kusten, Havenen, Ree-
den , Rivieren , of Stroomen komen , op 'ftrafFe
van lijf en goed; maar mogen alleen ter voorsz.
plaatfen komen , en keercn de koopvaardijfche-
pen, die tamelijk tot haare verdediging mogen zijn
toegerust, ende niet anders (2). — 3°.) Geene
oorlogfchepcn mogen zonder openbaar gezag in Hol-
land worden opgekogt, zijnde zulke vreemde op-
koopers in gevangenis geworpen (3). — 4®·) Geene
Schepen, ten dienst van den Lande aangenomen,
mogen met vragten belast worden (4). — 5°.)
Geene Kapiteins van oorlogfchepen mogen in hunne
fchepen koopmanfcliappen overvoeren, op ilraiFe van
ontzetting van hunnen post, en arbitraire correc-
tie Cs)· — 6Geene arresten of executiën mogen
CO Plac. Qener, 27 Julij 162/, & 10 D^c. 166/.
G. P. B, 3 D. pag. 231. Refol. Qcner. 19 Julij 1(574.
Kefol Holl. 25 Meij 1717.
(2) Plac, 31 Octoh. 1563. Cap, i. Art, 26. G. P.
B. I D. cel. 805.
(3) Re jol. Holl. 6 April & 27 Aug. 1651.
(4) Ord. Raad van Staaten , 19 Jann. 1612. Plac,
Holl. 24 Jonn, 1660. Plac. Zeel, 30 Jann i6óa.
(5) Plac. Gener. 25 Aug. 1551, 8 Maart 1652.
G. P. B. I Ώ. col.. ^62. — 21 Aug. 1656. ibid. 2 Α
col, 494. — ï4 Nov. 1Ö70. 23 Sept, 1682, ih'd.
S D. pag, 1371 Β 1423.
5i
m
ΐα I
Van Schepen, Bijihrieven; en Bodemenjèn. 475
worden gedaan of gedoogd , op eenige oorlogfche-
pen van den Staat, of derzelver toebehoorten, nochv ^ ' ■
ook op eenigerhande wapenen of oorlogs-behoefteii ' >
van den Staat, te water of te landé dienende (i). —
7^.) De oorlogfchepen mogen ook geene flaven innee-
men, die van hunne meesters zijn weggeloopen (2}. ^
— Het geen hier verder zoude kunnen worden
bijgevoegd omtrent de verpligtingen van hoogere en
lagere Zee-Officieren, en van den volke van oorlo-
ge , zoude ons te verre buiten de paaien van ons".....
beftek afleiden (3). ' 1
SUL
Ten aanzien der Schepen van bijzondere perfoo- omtrant
iien, tot den koophandel en het vervoeren van koop-
waaren beftemd, hebben ook eenige bijzondere reg-'S'^^«·
ten plaats. De voornaamile daar van zijn de na-
volgende: — Schoon Schepen uit hunnen aart
onder tilbaare goederen te tellen zijn (4), worden
zij echter in dommige opzigten met ontilbaare of.
onroerende goederen gelijk geftcid. — Wanneer zij
aan een ander verkogt, of anderzints vervreemd of
^ ver-
(1) Refol. 18 Decemb. 1657. i" Aq RefoL van cortßd, , · '
vnn de JVitt, pag, 424,
(2) RefoL Gener, 4 Meij 1731, G. P» B. 6 D,
pag. 259.
(3) Zie hieromtrent den Articul-brief ^ rakende den
oorlog ten Zee ^ vnn 24 Julij lósi?. G. P. Β. 2 Ζ)»
col. 1B7. — 16 Sept. 1672. ibid. 3 D. pag. sop. —
1 Decemb. 1690. ibid. 4 D. pag. 202. — 8 /Ipril
1702. ibid. 5 D, pag. 275. — als mede de Generaßlt
Ordre voor den ,dienst ter Zee, in data η Junij jjs>5*
C4) VOET, ad iitk f. de rer. diy. ».li.
1f
f
-f,
I'
V
Iii
i
IJ '
Ia
sti
verpand worden, en hst Schip groot is vier lasteti
€11 daar boven, moet daar van een gerechtelijk
Transport of Acte van Hijpothecatie worden verle-
den (i). — Te ^mflerdam echter mogen dezelve
verleden worden voor Notaris én Getuigen (2). —
Voorheen moest bij die gelegenheid de Impost van
den veertigften penning worden betaald (3). —
Thans, daar, volgens het nieuw ftelzel van belas-
tingen, die Impost vernietigd is, wordt de Acte van
Transport gefchreven op een hoog zegel, bij de wet
bepaald (4). — a*^.) Alle Schepen of vaartuigen ,
binnen 's Lands vaarende, moeten, wanneer zij ge-
bouwd zijn, alvoorens eenige vragten daar mede te
veivoeren, worden gemeten, ttn tméo-htx. JSmnen-
landsch Last- , Water- , Plaifier- en Pasfagie'·
geld op dezelven, naar mate hunner grootte, zou-
de kunnen worden geheven. — Hier van wordt een
IJkbrief afgegeven. — Wanneer een Schip, reeds
eenmaal gemeten en gebrand zijnde , vergroot wordt,
liioet daar toe aan den Scheeps-Timmerman confent
verleend worden, en het Schip, na volbragte ver-
timmerlng, weder worden gemeten en geijkt; alles
op zoodanige boeten, als bij de wet daar op zijn
ge-
il) Ordom. van den veertigßen penning van de
Schepen i van 7 /Hug. 1748. G, P. B. γ D. pag, ΐ^γζ*
Refol. van Gecommitteerde Raaden, 27 Decemh, 1748.
ibid. pag, 1394.
(2) RefoL HolL 20 Julij 1669. G. P. JB. 8 i).
pag. ippo.
(3) Ordonn, γ Aug. 1748.
■ (4) Ordom. op het middel van V Klein Zegelj 2$
Nqv. 1805, Art, 62,
I
I
\
Van Schepen^ Bijlbruven] en Bödmen'jen:
i
gefield (i)..— 3®.) Die tot het bouweii van een
nieuw Schip geld leent, of daar aan arbeidt, heeft
geen regt van legaal verband of prjeferentie op dat
Schip; maar wel die geld leent tot, of arbeidt aan
modzakeiijks reparaik van een oiid Schip (2). —
4®.) De ingezetenen van dit Land mogen hunn^
Schepen niet verhuuren aan vreemde Natiën , omi
tot de walvis-vangst gebruikt te wrorden (3). —
5®0 Aan alle ingezetenen deezer Landen, geene
eigenaars zijnde van Schepen van de kleine visfche*
rije, die door de vijanden worden genomen en op*
gebragt, is verboden, eenige van die Schepen te
koopen, en in deeze Landen te brengen, met magt
aan de eigenaars, om die Schepen, hier te Lande
gekomen zijnde , als hunne eigene goederen aan te
tasten , zonder eenige vergoeding van kosten, of
betaalde kooppenningen te doen (4). — Dit is ver-
volgens ook uitgeftrekt tot de Buijfen en andere
Schepen van de groote nsfcherije en Haring-vaart ^
en
Cl) Ordonn, op het Pasfagie-geld; 26 Nov. 1805.
Art. 8, 9, 10, u, 12, 13, 14, 15, 18, 55, 57,
58 & 59·
(2) de groot, Ifileidé 2 B. 48 D. §. 13. en aldaar
croenewegen, tU flOt. v.'d. keessel, Thef, 417. —·
Zie voorts leyser , Medit, ad Pand, Tom, 3. Spec»
i'sp. Med, I—'6.
(3) Plac, Gener. 6 Maart 1553.— 17 Maart 165^.
>— 19 Maart 1661, — 24 Maart en 14 Becemh, 1663.
G. P, B, 2 Ώ. col, 302, 2639, 2902 Θ 3087. en van
i6 April t68i. ibid, 3 D, pag. 13^5·
(4) Plac, Gener, 28 Febr, & 22 Octol·, 1705.
C. P, B, 5 D, pag, i5<54. * ·
Φ
/
ï ί
Mfl
-ocr page 551-'47 Β IV, Boel ^ III, 'Afäeeling,
en derzelver wandt (i). ·— 6®.) in tijden van oor-
log "wordt de \iitvoei· van SiMiepeii en Scheeps-bouw-
ftoiFen algemeen verboden (α).
^ijilrieyeti/' Het gcbeiirt zomwijlen, dat hij, die een nieuw
Schip laat bouwen, of een oud Schip koopt, geen
gere«ltl geld genoeg heeft, om het te betaalen, maar
die fchuM , geheel of gedeelielijk, daar op laat
ftiian, het Schip met mast, zeil-toebehooren, en
verdere gereedfchappen , uitdrukkelijk en in 't
bijzonder, en voorts zijn perfoon en goederen in't
algemeen, daar voor verpandende. — De brief,
die daar van verleden wordt, noemt men een
ter- of Bijlbrief — Het gevolg van zoodanig
een uitdrukkelijk gegeven pand is, dat de houder
het Schip overal, waar liet vaart of zeilt, en in
wiens handen het bevonden wordt, voor de koop-
penningen, zoo lang die onbetaald zijn, mag aan-
ipreken en uitwinnen (^4) ; blijvende dit verband
voortduuren, al zijn ook de termijnen, bij den Bijl-
brief geileld, verloopen (5). — Het Schip vergaan
zijn-
co Plac, Cener. 22 Mei] 1706. G. P, B, 5 Ώ,
iag' 15Ö5·
(a) Men zie hier van de voorbeelden in het Gr.
PL Boek, 7 Z). pag. 490. en 9 D. pag. 108,114 123.
(3) Men vindc daar van een Formulier bij wasse-
naar, Pr act, Notar, Cap. 9. §. (5. en in de Voor heel'
den van Notariale Acten ^ No, 75. (Amft. 177Ö.)
(4) wassenaar, Pract, Notar* Cap, % §,5. hamer-
ster, Statut, van Vriesland^ i D, pag. 471.
Cs) barels, Advifen over den Koophandel, i D.
Adv, 75.
I
""■JiMiyp, mi«^... ^^
Van Schepen, Bijlhrimn \ "en Bodemerijen,
zijnde; of tot afbetaaling der fcliuld niet voldoende
bevonden wordende, blijft de kooper, lilt hoofde
van het generaal verband, voor het te kort komen-
de aanri3rakeli]k. — Evenwel heeft een Bijlbrief
geene prseferentie boven een' latereii Bodemerijbrief;
waar van de reden eenvouwdig deeze is, 'dat een
geldfchieter op Bodemerije het Schip daar door heeft
in ftand gehouden, en het regt van den pandhouder
bevoordeeld Ci). — De Bijlbrieven motttTi gerech'
telijk verleden worden; doch te uimfterdam voor
Notäris en getuigen (2).
Gelijk in geval van verkoop van Schepen Bijlbrie- Btdemerije.
'»en plaats hebben, zoo hebben, in geval van verpan-
ding van Schepen, Bodemerij-brieven (3) plaats. —
Door Bodemerije verilaat men een contract, waar
bij eene zekere fomme gelds ter leen wordt opge-
fchoten, onder verpanding van het Schip, en op
die voorwaarde, dat, indien het Schip bij ongeluk
vergaat, de geldfchieter geen verder regt zal heb-
ben , om het gefchoten geld te rug te eisfchen, dan
voor zoo verre nog iets van het Schip geborgen
mögt zijn; en dat, bij de behoudene aankomst, of
bij een moedwillig vergaan, de geldleener het geld,
met eenen zekeren hoogen interest, zal moeten te
(1) L, 5, & 6, f. qui pot. in pign, Holl, Conf. 3 D.
Conf. 56. BYNKERSHOEK, Qj4afi. Jur. Priv. Lib, 3.
Cap. 16. pag. 512, BARELS, d. l. pag. 39p.
(2) Zie hier vooren, §;· 3. «. i» -
(3) Men zie daar van een Formulier bij avassenaar, ' < "
Ïract, Notar. Cap. 9. §."4. ver wer, Nederl. Zee-
rechten f pag, 354 ^ 2.55.
«li
i.
kI
(■■ I
■ h.
iug geyen O)· .r^ Dit contract is iiiiet ongeoor-»
löofd, en geen woeker-contract, om dat liet bedon-
gen voordeel geene belooning is van de geldleening,
maar eene vergoeding van het gevaar, het welk de
geldfchieter geloopen heeft, om , bij vergaan van het
Schip, hoofdfom en renten tevens te verliezen (α). —
Dit contractwas reeds bij de Romeinen bekend, onder
den naam vm. foemis nautkum, οΐ pecunia irajec"
ihia; hoe zeer echter onze Bodemerije daar mede
niet in alles overeenkomt Q).
Naar den aart der handeling hebben de voorrég-
ten van dit contract alleen plaats, indien het in
eene vreemde haven is aangegaan, doch het gebruik
heeft ook ingevoerd, dat het zelve in deeze Landen ,
met toefi:emming van het meerder getal der reeders ,
aangegaan mag worden (4). — Eene verpanding
van Schip of goederen, onder den verdichten naam
van Bodemerije gedaan, doch zonder dat de geld-
fchieter aan eenig gevaar van de zee was blootge-
fteld , maakt zulks geenzints tor eene bevoorreg-
te handeling (5). — Een Schipper, die op zijne
reize buiten 's Lands genoodzaaltt wordt in eene
ha-
(o pothier, Traité du Contrat de Prêt ä la grosfe
aventure^ Art. i, §. i.
(2) pothier, d. l. 2. emerigon, Traité des Con-
trats ä la grosfe avanture ^ Chap. i. Sect. 2. §. 3.
(3) VAN DER KEESSEL, Tkef, 556 & .f,5/.
(4) Handv. van Amflerdam, 2 D, pag. 538. n. ar.
& PH' 541· IVaarfch. Holl. 5 Febr. 1Ö65.
(5) bynkershoek, Quaß. Jur. Priv. Lib. 3. Cap,
16. pag, 515. feq. barels, Adviefen ever den Koop"
handel^ i Ό. Adv. pag. 383,
ÏM
Ν
I
Van Schepen y 'BiJlbrJeveh, eft Bodemerijhu 48Ï
haven in te loopenalwaar de eigenaar van het Schip
» niet woont j noch correspondenten, heeft j is be-
voegd, tot het, doen van noo^jige reparatie,- geld
op Bodemerijè op te, nemen, .vi^aar voor de eige^^
naar^ van -wien hij veronderileld wordt daar toe
eenen iliizwijgenden last te hebben j aanfprakehjk is;
maar is de eigenaar op die plaats zelf woonachtig^'
mag hij zulks,aiiet doenzonder deszelfs^uiidruk-
kelijke toeilelnniing-,(ï)i
Wanneer het fchip wel behouden is, maar fchade
geledert"heefti moet de geheele opgefchotene fomme
met de interesfen betaald worden, volgens den re-
gel , Bodemérije draagt geen ävarije > het geen
zelfs geHt in het geval, dat de Bodemerije alleen op
goederen gedaan is (2). — Door het ge^mar van
^ ié
de zee, het welk de^geldfehieter in Bodemerije op
zig neemt, veritaat men alle gevaar^ het welk door
Horm en ónWeder^ of door"vijandelijken aanval ^ of
door önkunde en achteloosheid van den Schipper,
mits zijn cours niet veranderende , veroorzaakt
wordt (3). -A. Een onderdaan egter van eene neu-
traale Mogendheid, die, tof noodige reparatie van een
fchip j geld op Bddemerije gefchoten heeft, behoudt
zijn regt van hijpotheek op dat fchip, fchoon het
op de · reize door den vijand genomen wordt (4 . —
. -i!
(1) roseboom^ hèeueil der Keuren van Anifteyäam^
Tit. 52. j. wesrett, cmiplete Digest of the Theorie
and Practice of Infurance, ^Art. Bottomry, Λ. 3 ^ 5,
(2) BYNKERSiioEK, ^afL j^ur. Priv. Uh. 3. Capi
16. pag. 514. v, D. KEESSEL, Tkcf. 558 ξ^ 559/ '
(3) v. d. keessel, ïhef. $6θ, - \ ^νλ
I \
(4) c* ASSER., Disfcrt. de jure^ quod est cïvi gentis
in
Hh
-ocr page 555-482 IF» Boek ^ lil. Αfdeeling, ^^ .
Wanneer het fchip vergaat, doch van het fcbeeps-
tuig,'door aanfpüeling of berging, nog iets overig
is, moet cle fchuldeisfcher daar uit, zoo ver het
ftrekken kan, betaald worden ; dewijl de Bodeme·
rijen worden gemaakt op de fcheeps-'kiel, en het
fcheeps-gereedfcha'p; maar kan het verfchuldigde
daar uit niet gevonden worden, is de fchuldenaar
voor het te kort komende niet aanfpräkelijk, om
dat de ßoderaeuij-b rief gewoonlijk fpreekt: zooverre
deeze bodem zoo veel te land brengt (i).
Ten aanzien van de prieferentie van Bodemerij-
fchulden flaat aantemerken: 10.) Dat dezelve gelijk
ftaat met de pricferentie eener fchuld, waar voor
eenig roerend goed te pand geiteldi, en aan den
fchuldeisfcher overgegeven is. — Dat zulk
eene fchuld , als uit noodzaak tot behoud van het
fchip gemaakt wordende, gepraefereerd is voor eenen
ouderen Bijlbrief; en dat eene latere Bodemerij gaat
voor eene oudere (2); ten waare meer Bodemerij-
brieven, korte dagen na elkander, op dezelfde plaats
verleden waren , die dan te zamen een gelijk regt
genieten (3). — 3°.) Dat fchulden, naderhand tot
behoud van 't fchip gemaakt; b. v. bergioonen,
enz.
in Jtelïo media, eiii pro pecunia trajectitid navis est
hypotheae ohligata^ in ipfam navim, qua in itinere,
cujus causfd contractus initin est ^ ab hoste capiatur,
(i) verwer, Zeeregten^ pag, 254. bynkershoek^
Οιιαβ, Jur. Pr tv. L, 3. Cap. pag^ 40 p.
(α) Arg. L. s ^· f. qui pot. in pign. loenjüs?
pccif, & Obferv, Caf. 127.
(3; Handy, van Amflerdam^ a Ό. pag. 538.
-ocr page 556-l'üiWW'....... , ·ί!.......
Fan Schepeny Bijlbrieven, en Bodemenfën. 483
enz. gaan voor de Böderaerij-fchuld (i). — 4«».)
Dat de eigenaar met de laatstgemelde fchulden, nd
gedaaiie betaalinge, komt vóór deri Bodemerij-hou«
^ der, zelfs al heeft hij geeiie cesfie van actie geno-
men (α). — , 5^0 Bodeiiierije op zekere be-
paalde goederen gepraefereèrd is-boven Bodemerije op
goederen, in 't algemeen gedaan (3). — ö®,) Dat^
indien de geen, äan wien de goederen moeten afge-
leverd worden , Qgecönßgneerd zijn i) den vragt-
brief (cagfióscemén^ ontvangen hebbende, en zig
öp die zekerheid verlatende', wisfelbrieveil heeft ge-
accepteerd , of onkosten betaald heeft, bij gepriefe-
reerd is vóór den Bodemerij-hoiidèr (4). ,
De bepaaling der renten of winst, die bij behou-
den aankomst aart den geldfchieter betaald wordt i
is ongelijk , en geëvenredigd aan het meerder of
minder gevaar, het welk hij geacht kan wördeil te
loopen (5),
; - VIER·
(1) L. 6i' §. i. f. qui pot, in pign» verwer, Zee·^
regten i 22 ß? 23.
(2) verwer, d. /.
(3") barels, Adviefen over den Koophandel^ i D.
Adv. pag. 354,
(4) Hanäv» van Amflerdam, 2 Ώ, pag, 538:
"5P
f '
(5) Roccus, Van Schepen en Fragt gelden ^ fu 137»
feq. pag. 75. feq, poTHiER, du Prêt ä la gmfc avën·*.
turtf Art, a, 4i
1 ··.
I-Ih i
-ocr page 557-484
VIERDE AFDEELING.-
F'an Reeders, Schippers, en Scheepsgezellen,
Λ r.
Door een Reeder verilaat men den geen, die een
S^hip op zijne kosten laat bouwen, of door koop
in eigendom verkrijgt, met oogmerk, om het zelve
te bevragten. — Dik wils verfe'ehigen zig verfchei-
den perfoonen te zaraen, om reederij van een fchip
voor gemeene rekening aantegaan. — De regten erl
verpligtiiigen Van Mede-reeders, zoo onder elkander,
als ten aanzien van derden, moeten a;rgeleid worden
uit het geen hier boven (i) van Sociëteiten of
Compagnisfchappen is gezegd, als mede uit den in-
houd van het Contract, het welk omtrent dat mede-
reederfchap gewoonlijk wordt aangegaan , en de
Regten ven
J\Jêde-reede·
rije.
k
■F
Λ
Dikwils benoe-
Reeder-cedul genoemd wordt.
men de Mede-reeders één uit hun midden, om het
beheer der reederije te hebben, den Boekhouder ge-
naamd. — Zijne magt hangt af van de bepaalingen ,
in zijne volmagt vervat. Daar dezelve zwijgt, ziet
men wat het Regt omtrent Factoors Qnflitores)
leert. — Uit zijne handelingen zyj" de Reeders, elk
naar maate van hun aandeel in het fchip, aanfpra-
kelijk (2). — Hij is ook gehouden, na het afloo-
pen der reize , aan de gezamentlijke Reeders reke-
ning
(1) Zie hier vooren, hladz. 443—452.
(2) DE GROOT, Meid. ζ B. ι D. 31. νοΕΤ;
tit. f. de inftit. act, i2.
igÊ^
-ocr page 558-Van Reedersy Schippers, en Scheepsgezellen. 4-85
ning en verantwoording ïte doen (i). — De Ree-
ders zijn verpligt, om zoo lang in de reederije te
blijven, tot'dat het fcliip zijne voorgenomene reize
volvoerd heeft: ten waare de meerderheid der Ree-
ders eene verandering in het vastgeftelde ontwerp
maken wilde; — b^ de Schipper, te gelijk Mede-
reeder zijnde , door de Reeders werd afgezet; —
wanneer een Mede-reeder fterft; — d) of bank·
breukig wordt (q). — In mede-reederije hebben
nog deeze -bijzonderheden plaats: i®.) De Reeders
te zamen, meer dan de helft van den eigendom «be-
zittende, mogen het fchip voor "geraeene rekening
doen'Verkoopen (3). — Zoo ook mogen de
Reeders, te zamen meer dan' de helft van den ei-
gendom hebbende het fchip verhuuren, en het
geld, tot de equipagie vereischt wordende, voor
zoo veel het aandeel van de onwillige Reeders be-
treft , op Bodemcrije opnemen, of het zelve ver-
fchoten hebbende , aan hunne aandeeleii verhaa-
len (4). 3®0 Indien de Schipper is Mede-reeder,
cn alleen, of te zamen met de willige Reeders, meer
dan de helft in het fchip heeft, 'mag hij voor een
redelijk vragtloon de reize aannemen; waar door de
aandeelen van de gezamentlijke Reeders, ook van
de onwilligen, verbonden worden (5^. .
δ II.
(1) Handv, van Amfterdam^ ifte Vervolgd
(2) G. F. VON MARTENS,' Grutidrtsz des Handels"
rechts, 3 4 Abfehn, 157,
(3) Holl. Conf. 6 D. 2 Stuk, Conf. 51, fag, 431.
(4) V. D^ KEESSEL, Thesf. 70p.
(5) V. D, KEESSEL, The!>f. 710.
Hh 3
é
w'
L·
"Λ
•ffi
UsP"^
"jSÏS fJL/i
m
-ocr page 559-mummm
δ
Re^ttn ius' De Schipper is gehouden zig te gedragen naar de
Mnders fn Ordrcs cn Inilructiën, bem· door de Reeders gege-
den Schip' ___ Voorts is zijn piigt 5 alle behoorlijke naar-
fligheid, toezlgt, en zeemanfchap, op de uit- en
t'huis reize te gebruiken. — In 't bijzonder is hij
tot dat einde gehouden: i) B'J het overnemen van
het fchip, en voor het innemen der lading, het
fcliip te onderzoeken, en van de ontdekte gebreken
aan de Reeders kennis te geven ; en dezelven tq
doen verhelpen. — 2) Voor de behoorlijke bela-
ding van het fchip zorge te dragen, en alle over-
lading te vermijden. — 3) Zonder toeftemming der
Reeders geene waaren voor eigen rekening, zelfs
niet in de kajuit, raede te nemen.— 4) Buiten nood-
|| . zaak "'van het fchip niet,af te gaan , noch te overnag-
ten. — 5) Met den eerften goeden wind onder zeil
, te gaan. — 6) Den aan hem voorgefchreven cours
^ niet te verlaten, noch buiten noodzaak eene andere
i haven in te loopen, — 7) Het Convoij niet op-
i 2cttelijk te verlaten, — 8) Waar het noodig is,
Lootfen in te nemen , en aan hun over te laten ,
ij pm het fchip in behouden haven te brengen. — 9)
|ji, In bedenkelijke gevallen Scheepsraad te houden, en
j zig naar deszelfs meening te gedragen. — 10) Van
^ alle wezentlijke voorvallen aan de Reeders, of hun-
ί ne gemagtigden, kennis te geven. — ii)Eenbe-
I' hoorlijk Dagboek te houden, of door den Stuurman
[ te doen houden. — En 12) voor het behoud van
; fchip en lading op alle mogelijke wijze te zorgen (i).
■ ^ ' ■ De
j (l) G. F. VON MARTENS , Grundri^z des ll^ndels·'
rs$kn, 3 Α 5 Abfchn. 561 ^ 162.
-ocr page 560-Van Reeders^ Schippers, en Scheepsgezellen, 487
— De Schipper is verbonden aan de Reeders, tot
vergoeding van dc fchade, door zijne ontrouw, of
merkelijk verzuim in de waarneming van zijnen post
aan liet fchip toegebragt, — Buiten 's Lands zijn-
de in nood van geld, mag hij, naar gelegenheid
van zaaken, het goed van de Reeders te verkoopen,
of geld te nemen op Bodemerije; maar hij vermag,
zonder toeilemming van de Reeders <, het fchip niet
verkoopen (i). — De Schipper vermag , buiten
uitdrukkelijke toeiiemming van de Reeders, geene
koopwaaren innemen, die ter plaatfe zijner beftem-
ming niet ingebragt mogen worden, noch op eenige
andere wijze, door zijne misdaad, aan het fchip
nadeel toebrengen; en zulks doende, is hij. tot fcha-
de-vergoeding gehouden (α). — De Reeders kun-
nen door geene daad van den Schipper , buiten
hunnen last gefchied , verder verbonden worden,
dan voor hunne aandeelen in het fchip (3). — De
reize volbragt zijnde, is de Schipper gehouden te
doen behoorlijke rekening en veraiitwoording, welke
de Reeders verpligt zijn op te nemen, te vereiFenen ,
£n den Schipper te voldoen (4}: zonder echter aan
den
(1) /^/ac. 31 Oef. 1563. n/. 2. y/rf. 12. de groot,
2 B. 5 D, §. 16. & 48 D. §. 5. 3 D' 20 Z>.
47. (2? i23 D. §. 4. voet, ad tit, f, de exerc,
act, n, 3.
(2) voet , ad d. t, n. 7. van der. keessel ,
Thef. 696,
(3) de groot, Inleid. ^ B. i D. §. 32. n, 42—44.
(4) de groot, Inl, 3 B. 23 i). g. 5. van glins ,
Ζ eer egt en, pag. 16, feq. voet , ad tit. f» de exerc.
ACt.
.li
f
1/1,
\Γ
ψ
m
m
m
m
den Schipper verder gehouden te zijn , dan voor hun
aandeel in de reederije (i).
§ III.
Regten tus- Dikwlls bevragten de Eigenaars of Reeders van
fchen de Be·
yragters i« ecn fcbip het zelve niet, maar laten het voor vragt
dentichipper. , eenige bijzondere regten en verbin-
tenisfen, tusfchen de Bevragters of Inladers , en den
Schipper, voortvioeijen. — Het contract, hetwelk
wegens dusdanige bevragting aangegaan wordt, en
bij voorkomende gevallen in de eerfle plaats moet
worden geraadpleegd en gevolgd , noemt men eene
Chsrtepartije (2). — Van de in het fchip ingela-
dene goederen geeft de Schipper aan den afzender
een fchriftelijk bewijs , behelzende de opgave der
waaren , derzelver hoedanigheid, merken en num-
mers, de pliats der beilemming, de naam van den
bevragter, en dikwils ook van den ontvanger, en
de bedongene vragt. M-mi geeft hier aan den naam
van Cognoscement. — Een Schipper, hier door een
Koopiuan, om bevragting buiteen 's Lands te haaien,
aangenomen zijnde, en door hooger hnnd aldaar met
arrest bt kunimerd vvordende, of den Jvoopman niet
goedvindende te laden, iieeft regt tot het vorderen
van de geheeie vr:>gt (3) : maar indien een fchip,
buiten 'sLands zijnde, gehuurd wordt, om elders,
ooi; bukei? 's Landß, te laden , en aldaijr komende ,
bui-
co de groot, Inleid. 3 B. 20 D. §, 48. barels ,
^idviejen n^cr den Koophandel^ i Z). Adv, 6.
PüTHiER, Traité des, Contrais de louages mari-
ïinu-s.
t
m
'% ·
h
Mi
■ (3) Plac. 3! Oaob, ï5(53. Tjt, z. Jri.a, Confiilaat
■1,'an de Zes.^ Kap,
.dUuil
-ocr page 562-fan Reeders, Schippers, en Scheepsgezellen. 489
buiten des Koopmans toedoen,, door hooger hand
Ijelet wordt te laaden, heeff de Schipper alleen regt
tot de hahe vragt (ï). — Een ichip, liggende
hier te Lande , en alhier door hooger hand belet
wordende, de aangenotnene reize te doen, zijn Inla-
der en vSchipper van malkander ontilagen (2). —
De Koopman op den bepaalden tijd niet gereed zijn-
de te laden, mag den Schipper vijftkn dagen doen
wagten, mits hem die legdagen betaalendeen dan
nog niet gereed zijnde, en niet willende laden, moet
hij den Schipper de befproken vragt en legdagen be-
taalen (3) 5 van welke legdagen de Scheepsgezellen
een vierde genieten (4). — De Schipper moet der?
Koopman vergoeden de fchade, die door gebrek aati
fchip , door opdigte, geene goede ftouwing, enz.
is veroorzaakt; maar hij is niet gehouden, zoo hij
met twee of drie Scheepsgezellei] onder eede ver-
klaart, dat de goederen door onvooj-zien ongeval
befchadigd zijq. De Sqhipper moet niettemin goede
2org dragen voor het goed, en mag de buipenge-
wooiie kosten aan het goed verhaalen (5), — Een
Schipper moet zig voorzien van goede touwen, om
te laden en te ontladen; hij moet die aan den Koop-
man toonen, of is anders in de fchade gehouden (6).
Een
(1) Pïac. 1563. Tit, 2. Art, 3.
(2) Plac. ibid. Art.
(3) IHac. ibid. Art, 5, vervver, Nederl. Zeereg-
ten , -pag. 69.
(4) de groot, Inleid. 3 B. 29 Ό. §. 6.
(5) Plac. ibid. Art. 6. roccus , van Schepen en
Vragt gelden ^ Art. 69. png. 95. Confulaat vat^ de Zee^
Kap. 61. feqq. pag. 75. feqq.
(6) Plac. ibid. Art. j.
Hh 5
f1
ffj
li'
'P
' /
■ χ- ,
— Een Schip')er is gehouden wegens de verminde,
ring of beicliadiging van de goederen, binnen zijn
fchip, door fchuld van den Schipper of Scheepsge-
zellen toegekomen, tot den prijs, dien zij ter phiatfe
hiinner beftemming gegolden zouden hebben: maar
anders toegekomen zijnde, als door bederf, iiicioo·
pen, fmelten, of overladen door den Koopman, en
^ulks buiten fchuld van den Schipper of Scheeps-
gezellen, komt tot laste van den Koopman.— Indien
het fchip door het overladen te diep gaat, zoo dat
de Schipper eenige goederen moet losfen, moet de
Koopman de fchade dragen, die aan zulke goede^
ren, buiten fchuld van Schipper en Schipsgezellen,
aankomt (i). — Een fchip fchipbreuk lijdende,
zijn Schipper en Scheepsvolk verpligt alle mogelijke
vlijt aan te wenden, om de goederen ie bergen en
ie bewaaren, en zoo mogelijk het fchip te doen
hermaken, en de goederen dan ter beflemder plaatfe
te brengen. — Doch het fchip niet herRelbaar
zijnde, huurt hij een ander fchip , en volbrengt
daar mede zijne reize : genietende den Schipper in
beide gevallen zijne volle vragt (2); zonder dat daar
van eenige aftrek wegens bergloon mag worden ge-
daan (3). — Het fchip gekomen zijnde ter plaatfe
zijner ontlading , moet binnen vijftien dagen gelost
worden , ten waare in geval van merkelijk belet (^4),
— Is 'er. gefchil, aan wien de goederen toebehoo-
ren,
CO Plac. ibid. Art. 8, 9 Β ii.
(α; Plac. 1553. Tit. 3. Art. 3.
(3) BYNKERSHOEK, Qj^cefl. Jur. Pviv. Lib. 4, C?/.
24. pag. 722. V. D. KEESSEL, Thef. 681»
ίί'
(4) Plac. 1563. Tit. 2. Art, 13.
«ίϋ
-ocr page 564-mmi^-
fan Reeders, Schippers, én Scheepsgezellen, 491
ren, of is 'er arrest op gedaan, verzoekt de houder
van 't Cognoscement van den Regtcr auctorifatie
tot het opilai)in der goederen, of ook wel tot ver-
koop van WderiFelijke goederen, het zij de vrees
voor bederf uit den aart van het goed, of uit de
befchadigdheid van hét zelve ontilaat. — Gelijk de
geconfigneerde regt heeft, om de losfing te vorde-
ren , zoo heeft de Schipper regt, om zijne vragt te
eisfchen ^ tot zekerheid van welke hij regt van itilzwij-
gend onderpand, (Jegaal hypotheek,) en van aanhou-
ding (jttgntie) heeft op de ingeladen goederen (r).
Reizigers, die tegen betaaling van zekere vragt·tusi
penningen de reize mede doen, QP asfagier s i) ^"^p^ßgiefs ^'^en
yerpligt voor hunne eigene behoeften te zorgen, ten äenSckipper^
ware zij wegens het genot van kost en drank met
den Schipper zijn overeengekomen, gelijk meestal
gebeurt. — Schoon zulk eene overeenkomst niet
gemaakt is, is de Schipper, in geval van nood, ten
allen tijde gehouden, hun het noodig levens-onder-
houd, tegen betaaling, uittereiken. — Daarentegen
moeten zij van hunnen voorraad, zoo verre zij dien
misfen kunnen, den Schipper, in geval van nood,
tegen bctaaling, bijitaan, ja zelfs, in dringende ge-
vallen, tot redding van het fchip de behnlpzaame
hand leenen (2). — Zij zijn verpligt, op de eerile
aanmaning van den Schipper zig aan boord te be-
geven , en wanneer het fchip zeilree ligt, het zelve
niet
(O Plac. d. Art, 13. v. d. keessel, Thef. 682,
683 G? 684. —- Zie hier boven, bladz. 106.
(2) g. f. von martens, Grufidriiz des Handels'
rechts^ 3 8 AbfcJms U 181.
«pp"
!
I
t!
νΊ"
t
492 ' IF. Boel· 5 IV. Afdeeling,
iäiet te verlaten; doen zij dit evenwel, mag de Schip-
per wegzeilen , én zijne volle vragt eisfclien. —
De Schipper is niet verpligt, noch bevoegd, om
onder weg omwegen te maken, ten einde de Pasfa-
giers aan land te zetten. — Voor de goederen,
welken zij met zig voeren, ilaat de Schipper dan
alleen in, wanneer die door hem zeiven aangenomen
en ingeladen worden , of de fchade daar aan door
fchuld van Schipper of Scheepsgezellen veroorzaakt
is (1).
§ V.
Rekten tiis- regten en verpligtingen van het Scheepsvolk
SchippJl" i'^S'^"® Schipper ilaan gelijk met die der gebroo·
äe Scheeps. de dicnaarcn jegens hunnen meester; voor zoo verre
gezellen, ^^ wetten daaromtrent geene bijzondere bepaalingen
gemaakt hebben (2). — Iemand zig als Schipsgezel
of Matroos verhuurd hebbende, wordt zijn naam
in de monster-rol opgeteekend. — Een Schipsgezel
zig aan twee Schippers verhuurd hebbende, blijft
de eerile huur van waarde (^3): en die willens édn,
die verhuurd is, huurt , verbeurt de huur twee-
voud (4). — Allen, die tot fcheepsdienst zijn ver-
huurd, moeten, op aanmaning van den Schipper,
binnen vier-en-twintig uuren , met hunne kist en
plunje, fcheep komen, om het fchip te ballasten,
te laaden , en zeilree te maken , of de Schipper raag
een ander in hunne plaats huuren, blijvende de
Sghceps-
(1) martens, tbid. §. 1S2.
(2} MARTENS, 6. Ahfchn, 165.
Cs) ■P/'ÏC. 31 oa. 1563. 7iV. 2. Jri, 3.
(4) P/ac. d. Art. 3. voet, ad tit, f. de pff^'o
del, «,3.
1
■U-
■
Van Rteders, Schippers ;en Scheepsgezellen, 49S
Scheepsgezellen des - niettemin verbonden (i). —
Schipsgezellen, bij den Schipper aangenomen, mo-
gen het fchip niet verlaten, om gevaar of kwade
tijding, buiten wil van den Schipper, maar zijn
integendeel gehouden , de aangenomene reize te vol-
brengen. Die hier tegen handelen, verbeuren hun-
ne huur, verpligten zig tot fchade-vergoeding, en
worden zelfs, des noods , als Deferteurs ge-
ilraft (2). — Een Schipsgezel mag niet, zonder des
Schippers believen5 lUit 't fchip gaan, en moet, op-
ontboden zijnde, weêr aan 't fchip komen: agter-
blijvende, wordt· hij met verbeurte van zijne huur
geilraft (3). — Een Schipsgezel ^ zig als kundig
in zijn ambt hebbende opgegeven, en onkundig be-
vonden wordende , verbeurt zijne huur, en wordt
arbitrairlijk geilralt ^4). — De Schipper is gehou-
den , zijne Scheepslieden drie malen daags ecten en
drinken te geven (5). — Voorheen werd aan de
genen, die in fcheepsdienst zijn, zekere voering
toegelaten, dat is , zekere kleine koopmanfchap
voor hun eigen geld te koopen, en, zonder betaaling
van vragt, met het fchip over te brengen, doch , na
dat de vrijdom van de Convoijcn en Licenten ten
dien opzigte is ingetrokken, is die voering buiten
ge-
(1) Ordonn, Rottercl. 1721. Jrt. i85 θ? iS/. en
meer andere Zeewetten.
(2) Plac. 1563. Tii. 2. Jrt. l & 2.
Ca) Plac. d. l. Art, 4. v. d. keessel, Thef. 691.
(4) IHac. 1563. Tit, 5. Art. γ. Regtsg. Obferv. i D.
Ohf. 87. v. d. keessel, Thef. 6po.
(5) P/ac, d. /. Tit. 2. Ari, 10.
u;
I
Λ,Ι
1
-ocr page 567-gebruik geraakt — Alle Schipsgezellen moeten
den Schipper in het beleid der fcheeps-zaakcn bij,
ftaan; ook het fchip tegen vijanden en zeeroovers
beichermenj en in al het zelve den ScTiipper ge-
hoorzaam zijn zonder wederfpanniglieid te betoo·
«en. De ongehoorzaamen mag de Schipper tuchti-
gen met woorden en daaden, gelijk eeli heer zijnen
knegt (2). — De fcheeps-ilrafFen beilaan in ge-
deeltelijke verbenrten der huur, ligte kastijdingen,
enz. (3). — De Scheepsgezellen ,· ζvvaare misdaa-
den begaande, worden in boeijen gefloten , en aan
Land komende, in handen van dè Juilitie overgele-
verd (4). — De Schipper is verpligt de zieken, en
vooral die hunne ziekte in fcheepsdienst gekregen
hebben, zoo veel de gelegenheid toelaat, te doen
verzorgen, en de volle huur te laten genieten; maar
hij is niet verpligt in zijnen dienst te houden, die
zig door dronkenfchap , vegterijën, of roekeloos-
heid onbekwaam gemaakt hebben (^5). Iemand
van het Scheepsvolk zijnen natuurlijken dood , of
ook in fcheepsdienst, komende te fterven, genieten
zijne erfgenaamen de volle huur, onder aftrek van
de
(1) de groot, Inleid. 3 B. 20 D. 25—30. Plac,
42 Fi'br. 1657. G. P. B. 2 D. pag. 24Ó8. Refol. 21
febr, 1671. G. P. B. 3 Ό, pag, 1270. verwek, Zee-
regten, pag. 86 & 87.
(2) Plac. 1563. Tit. 5. Art. i.
(3) Plac. d. Art. 1 ö? 2.
(4) Plac. d. Art. 2, 4, 5 (j. en aldaar van
ci,iNs, in zijne Aanmerk.
(5) de groot, Inleid. 3 B. 20 D. 43*
m
-ocr page 568-Va η Reeders, Schippers, en Scheepsgezellen. 495
de bcgravenis-kosten (i). Een Schipper, zijne
reize niet durvende volbrengen, ter oorzaake van
oorlog, roovers, enz., mag zijne Scheepsgezellen
afdanken, met betaaling van een vierde van hun
loon (2). — Doch een willekeurig afdanken is aan
de zijde van den Schipper even ongeoorloofd; als
het willekeurig ontllag nemen aan de zijde der Schips-
gezellen (3). — In de huur van Scheepsgezellen
heeft dit bijzonder regt plaats, dat de Schipper^v
zijne reize veranderende, hen in dienst kan liouden,
mits het loon in redelijkheid verhoogende '(4).
In geval van fchipbreuk, het geheele fchip en goed
vergaan zijnde, verliezen de Scheepsgezellen hun
loon; doch fchceps-gereediehappien en goeileren gé-
borgen zijnde , genieten zij daar uit hunne betaa-
ling, en bovendien zelfs een redelijk bergloon (5).,—
De reize volbragt, en het fchip ontladen zijnde, is
de Schipper gehouden aan de Scheepsgezellen hun
affcheid te geven, en hunne huur zonder uitftel te
betaalen. Daar in vertragende, vervalt hij in de
verpligting tot fchade-vèrgoeding (6).
VIJF-
(l) de groot, i/. /. §. 44 & 45. v. d. keessel,
T^e'/. 695.
Cs) Ρ/Λί. 1563. Π/, a. y/r/. 9.
c4) de groot, (i. 1. §. 39. v.p.keessel, Thef.é^Z»
Cs) de groot, d. /. §.42. v.d.keessel,
C6) VAN GLINS, Zeeregten, pag. 37·
■li
• /1
VIJFDE AFDEELING.
T^an ^varijën en Zee-fchaden,
ii'
Dewijl tLisfchefi Reeders, Bevragters, Schippers,
Schipsgezellen , en medcvaarende lieden , hun lijf of
goed óp één en'denzelfden bodem hebbende, eene
zekere getiieenfchap plaats hééft 0)? zoo volgt daai
uit, dat de fchadé, die door onvoorziene onheilen
op de reize aan fchip of goed wedervaart, gemeen-
fchappelijk mo'lt gedragen worden. — Aan deezé
ichade geeft men dén naam van ^varïje, — Men
ondcrfcheidt dezelve in gemeene Avarijs, en grooi»
uivarije ^ of Avarije ^rosje (s).
De gemeene of gewoons Avarije wordf omgeila*
gen alleen over xle koopmans-goederen, en niet ovei
het fchip (3). — Het gebruik dcsaangaande brengt
mede, dat, indien het fchip op flukgoederen is aan^
gelegd^ dat is, door verfcheiden K.ioplieden met
verfchillende koopwaaren is beladen, de Schipper
bij het cognoscement eenige percenten, b.· v. tien
ten
(1) DE GROOT, Inliid, 3 B. 29 Z). i ê? 8.
(2) Over den onzekeren oorlprong van dit woord
is veel getwist. Meest aangenomen is het gevoelen
van BVNKERSHOEK, Jnr. Priv. Lib 4 Cap.^^i
[xig, 718. die het zelve afleidt van het woord avera"
gi'a-, in de latere Latiniteit voor zee-fchade gebruik-E-
geweest.
(3) VERWER, Zëeregten, pag, 223V
Ayarije,
Gemenne
Ayarije.
ÜÉ
t: F-.
'j/an Avarijè'n 'm Zee-fchadtn. ΰ^^γ
t€il honderd, van de vragt, tot vergoeding van die
gemcene Avarije, bedingt; en dat, indien het ge-
heele fchip door éénen Koopman bevragt ytordt > en
bij de chertepartije geen beding deswegens wordt ge-
maakt, die Avarije voor twee derde door den Be-
vragtcr, en voor één derde door den Schipper gedra-
ger wordt (i). — Onder deeze .geraeene Avarije
nu worden gebragt het Lootsmans-geld, Vuur- en
Baken-geld, Ligter-geld, Paal-geld, enz. (α).
Behalven deeze gemeene Avarije j, is 'er ook nog
eenc bijzondere , ύϊ particuliere Avarije y en weJké
betreft of het Schip alleen; b. v. fchade door overla-
ding , of verzuim van den Schipper, aan het fchip
veroorzaakt, als mede het geen bij onweder, of on-
geluk, gebroken, geftrand, bedorven, of verloren
wordt, al het welk eeniglijk komt tot laste van deii
Schipper en de Reeders (3) ; of zommige inladers
alleen, b.. v. indien zekere ingeladejie goederen be-
derven , of aan zekere bijzondere ongelden onderhevig
zijnj al het welk eeniglijk komt tot laste van zulke
bijzondere inladers, en niet over de geheele lading
wordt omgeflagen (4)i
Door uiivarije grosfe verfiaat men alle fchade
Voortfpruitende uit het geen vrijwillig gefchiedt, lotsrosß'.
r
(1) VERWER, d l, pag, Il<3~Ii2l. ^ püg. &
(2) VERDER, d. 1.
(3) DE groot, Inleid. 3 B. 29 Ώ. 14. νοέτ, ad
tit. f. ad Leg. Rhod. de jact. n. lo. v. d. keesselj
Thef. 790 ^ 791 & 792.
(4) G. F. VON MARTENS, Grundrtsx dti ΗαΜέίί-
'ruhUy 3 -5· 9 Ahfchn, §. 184;
li
m
h
I
■
hewai'ing van fcliip cii goed, öf om eene meerdete
en óogeiifthijnlijke fchade^ vooi· te komen (i).
Dseze wordt ouigeflagen over fchip en goed.
Werden van mrpen van goederen over hord, om het
gü^deron, f^^j^jp te vcrligücn in geval van ftorm, of dat het
Ithip door vijanden of zeeroovers gejaagd wordt, is
(iénc der voornaamfte zoorten van Avarije grosfe;
gelijk ook de fchade, door het werpen, aan andere
koopraartfchappen veroorzaakt. — Om deeze fcliade
le kuiinen omilaan , is het noodig : i^.) Dat de-
zelve noodzakelijk geweest is. —- Indien derhal ven
een fchip, het welk, toen 't reeds oorlog was, was
iiitgeloopen, uit vrceze voor den vijand, doch die
het zelve niet vervolgde, in eene haven inloopt,· en
aldiiar blijft liggen, om op convoij te wagten, wor-
den de buitengewoone kosten van onderhoud en
maandgelden van het Scheepsvolk niet voor Avarije
gerekend Csi); maar zulks zonde wel plaats hebben,
indien het Ichip de tijding van den oorlog, op zee
zijnde, vernomen had, of gelast zijnde, om onde?
convoij te zeilen, het zelve niet had aangetroffen, en
daarom de reize vertraagd (3). — Om nu het be-
wijs van die noodzakelijkheid daar te ileilen, moei
de Schipper, alvoorens te werpen of te kappen , deii^
Koopman, of zijnen gemagtigden , zoo die aan boord
is, ofwel de voornaamfte Scheepsgezellen , deswe-
gens raadplegen , en den. raad van de meerderheid
vol·
CO Ότάοηη, Rott er d, 1721. Art, 83.
(2) BYKRERSHOEK, Qti^.fi, jfur. jt^tiv. Lib. i^, €ίφ
734-
(3; ν. KLE^SEL, Tkef. 783,
-ocr page 572-P^ari Avarijën en Zte-fchaden, 499
Volgen; bij nalatigheid van het welk hij zelf tot
fchade-vergoeding zoude gehouden zijn. — En aari'
land komende , moet de Schipper onder eede verkla-
ren, dat het \verpen uit nood, en bij gemeenen raad
gedaan is (i). — Het is 2°.) noodig, dat het
werpen met dc daad het vergaan, of het nemen vaii
het fchip heeft voorgekomen, en belet. — Indiêri
derhalven een fchip, tot ontwijking van gevaar,
goederen heeft over boord geworpen, doch des liiet
te min, door dat zelfde onheil, kórt daar op is ver-
gaan , heeft geene vergoeding, bij wege vaii AvarJjé,
piaats, maar behoudt elk voor zig, het geen vaö
zijne goederen geborgen wordt (2). Doch het
fchip, door eén ander toéval, naderhand t^èilóreÜ
gaande, moeten de geborgen goederen, mits van
éenig merkélijk aanbelang ^iijnde, ra'ede dragen in de
eerile fchade;behoudelijk, dat van de geborgetie, goe-
deren de vragt moet worden betaald ^ en het béfg-
loon, bij wege vati Avarije, 'ver^oèd'worde (3), -
Men moet nitf alleen vergoeden de fchade dér gOÖ-
deren, die over hoord geworpen zijn, maar odk vaii
die geenea, welke ter gelegeilheid Vän het wef|)eö
zijn befchadigd (4)·
(1) de groot, hl, 3 B. ΰ, lOi VAN glïns,
Zeer egt en , pag. feq, róccüs , lian Schipeft en
Vragtgelden ^ póg, 122. feqq, v. n. keessel,
(2) bynkershoek, Qiiaß, fur» Priv. Lib, 4< Caf,
H' P^g' 721. Μ.
Cs) v. d. keessély Thef. fW* . . : '
■ 'i
i
Mi
(4) Ördonii. Rott, 1721. Art» 83i POTHIEK,' Tfa/t^
dei Avaries; Sect„ U.Art» Zi '
ί
ti %
-ocr page 573-m
Iloe^ door De fcliade van Avarije grosfe moet gedragen wor-
wirW/^den, I®.) Door de eigenaars van het fdiip, die daar
dragen dragen volgens de waarde van het fchip, of het
beloop der geheele vragt, naar mate één van beiden
het meeste bedraagt CO· — Door de eigenaars
der overgeblevene koopmanfchappen, volgens de
waarde van dezelven. — Nopens de begrooting
deezer waarde heeft de Coscume ingevoerd, dat de
goederen, na het Volbrengen van de halve reize,
moeten gewaardeerd worden op zoo veel, als zij ter
plaatfe hunner beftemming zouden hebben mogen gel-
den, en indien de reize niet half volbragt was , op
zoo veel, als zij ter plaatfe van den inkoop gekost
hebben (a). — Door de eigenaars der over
boord geworpene goederen zeiven, naar mate van de
waarde dier goederen: want anders zouden zij van
beteren ftaat zijn, dan de geenen, wier goederen in
het fchip gebleven zijn, het geen niet billijk wezen
zoude (3). — 4^0 Door de reizigers, of medevaa·
rende Heden , van hunne kleederen, en het geen zij
met zig voeren. Doch dit moet niet worden uitge-
ftrekt tot de Scheepsgezellen.
Onder de goederen, waarvoor, of door welken,
Avarije moet worden gedragen, worden verftaan be-
grepen te zijn, niet alleen de ingeladene koopman-
fchappen, maar ook kleederen, goud, zilver, ju-
weelen, en alles, wat in koffers of anderzints,
fcheep
(1) v. d. keessel , Thef. 78O.
(2) bynkershoek, QjlcEß. JüT. PHv. Lib, 4, Caf.
21. pag. ^98.
(3) voet, ad tit.jf. ad Leg, Rhod, de jaQt, n. i^·
m
-ocr page 574-yafi Avarijën en Zee'fchadcfi, ζοΐ . |
fcheep gebragt is; mits de goederen van groote
waarde intijds, vóór de werping, aan den Schipper
worden opgegeven; anders wordt daar op geen ver-
der aanfchouw genomen, dan de kisten en pakken
van buiten fchijnen te wezen ("i). — Het werpen
of ilorten van het goed, dat op het bovendo dek is
geladen, komt in geene Avarije. — Echter worden
de goederen, geftuwd tusfchen den overloop en de
koebrug van fchepen, uit de Oostzee komende, in
tijd van nood geworpen wordende, te Amfierdafn
mede in Avarije gebragt (^a). ,
Vermits, indien, bij ftorm en onweder, om een
fchip te verligten, goederen over boord geworpen ^
worden, zulks den eigendom niet doet verliezen (^3) ; l·]
zoo volgt daaruit, dat deeze goederen , naderhand ' j
door zwemmers, duikelaars, visfchers, of anderen, i
weder gevonden wordende, door de eigenaars kun-
nen worden opgeëischt, tegen betaaling van de kos-
ten , op het te rug bekomen derzelven gevallen (^4),
Op de behouden gebleven goederen , die in Avarije
moeten dragen, heeft de Schipper van het fchip, het
welk de fchade geleden heeft, niet alleen regt van
retentie f maar ook' van fitlzv/ijgend onderpand:
welk regt ook aan de eigenaars van de goederen, die
geworpen , of anderzints verloren en befchadigd
zijn, in gevallen, waar Avarije plaats heeft, wordt
toe-
(1) de orgot, Inl. 3 29 Z). §. ii 6? 13. v. d,
keessel, Thef. 789.
(2) v. d. keessel, Thcf. 792. Hatidv, van Amjier-
dam, 2 D. pag. 657. col. i. in med,
(3) Zie hier boven, bladz, 59.
(4) potimer, Traité des Avarie%, Sect, i, Aft. 5-
-ocr page 575-ί"
Ί
!ί
ΐύ
ίίΙ ν
toegekend. — Echter is niemand, uit hoofdevati;
Avarije, verder aaiifprakehjk, dan voor het fchip en
goed, dat daar in moet dragen; zoo dat een iegelijlf
met afiland van heü zelve kan volftaan (i).
De flctie, tot het doen van vergoeding wegens
^varije, behoort, uit volkomene gelijkheid van rg-
$3en , geacht ter worden re verjaaren door dat zeifde
|{ori tijdsverloop, waar door de actie tegen Agfura-
deuns verjaart (2).
D^ Scliipper moet alle de gevallen van Avarije mej·
de meest mogelijke naauwkeurigheid in zijn Dag-re-
gister (^^οιιτηααΓ) vermelden , en in de eerile haven,
^vaaf hij inloopt, zulks aan het aldaar zijnde Zea-
Perechtg of aan den Conful zijner natie, omilandig
aanwijzen , en daar van eene acte nemen, als mede
pn de Reeders en ßevragters, zoo dra mogelijk, in-
zondcj-heid, op de plaats zijner beftemming, aan dc
Kamer van Zee-zaaken daar van aanwijzing doen,
en, benevena de voQrnaamlien van het Scheepsvolk,
gijn Dag-register en zijne opgaye met eede bevesti-
gen. — Hier op wordt, meestal door beëedigde Ger
pommitteerden, de Rekening der Avarije opgemaakt,
en het beloop daar van over de geenen, die daar
dragen moeten, bij eene zoort van vonnis, door Comr
piisfarisfen van Zee-zaaken, omgellagen en verdeeld j
waar aan men den naam van Dispache geeft (3),
' ' δ
(ί) ν. D. KEgssEL, Thef^ 7P3.
(2) voet, ad tit, ff, ad Leg. Rhod. de jaci. n. n,
in fine. Hier van echter verfchilc Prof. v. d. kees3e;l,
Tkef. 795.
(3) G. F. VON MARTENS , Caindriiz dei Handel^
«vf/z/i, 3 β, ^ 4bfchn, 187 & . ...
. ι ï
-ocr page 576---
fan Jvarißn en Zee'[φαden, 503
Bchalven het werpen van goederen óver boord, Mcerdtn
zijn 'er nog meerdere gevallen, waar in ^vaHje l^fiSva.
grosß over fcliip en goed berekend woAlt Q). INIen
kan daar toe brengen: i®.) Wanneer eenige goederen
aan een , vijandelijk fchip, zeeroover, of ilranciroo-
vcr, zijn gegeven, aangewezen, of iets beloofd , tot
rantfoen, vrijmaking, of wederbekoming van fchip
en goed (2). ■— a*'.) Als ankers worden gekapt,
of de mast, en, om de masten kwijt te worden,
icenig wand of fcheepstakel wordt gekorven, of over
boord gezet, om fchip en goed te bthondeji (3). —
Hier toe behoort ook het maken van gaten in het
fchip, om aan het ingekomen'water loop te geven
naar de pomp; — het kappen of latcii flippen van
ankers, die niet fpoedig genoeg konden worden opge-
wonden, om het convoij te volgen, — Het afkerven
van de boot komt in Avarije, wanneer die'gevoeglijk
in het fchip geborgen konde worden , maar anders
niet (4). s''!) De kosten van het hüiiren van
Ligters, óm fchip en goed'te behoiiden; komen in
Avarije grosfc; doch alleen gedaan ziji)de, om het
/ ' fchip
(1) poTHiER, d. L Sect. 2.
(2) Ordonn» Rott er d, 1721. ^ri/ioo. '— Is de vor-
dering van Avarije grosfe regtens cf 'wederregtelijk,
wanneer de fchepen als vjjnudelijk zijn opgebragt,
en of de fchepen alleen, of de fchepen met de ladin-
gen, of de ladingen alleen, zijn verbeurd verklaard?
Die vraag is behandeld door p. sanderüs , Fertoog
ever Avarije-grosfe. (Amft. 1802.)
(3) DE QROOT, Inleid, 3 B, 29 ^· §· 10.
, Ordonn, Rgtterd» 1721. Art^ 86—po, van per
êeessel, Thef, 724. .
r'je.
fcbip te doen opvlpten, komen zij voor een derde tot
laste van het fchip, en voor twee derde tot laste van
de goederen. — De goederen, bij ilorm, of ander-
zints 5 om het fchip te doen opvloten , in een Ligter
overgezet en komende te vergaan, komt de
fchade van de goederen in Avarije grosfe (i). —.
4°.} De fchade, door het kwetfen of verminken van
een Schipsgezel, in gewoonen fcheepsdienst voorge-
vallen, komt tot laste van Schipper of Reeders;
maar wanneer het fchip door vijand, zee- of ilrand-
roovers, is aangetast, of ter zaake van het falut in
actie geraakt, ^komen de kosten der geneezing, en
de vergoeding van verminktheid, in Avarije gros-,
fe (2). — 5®,) De kosten van ontlading, om in
eene haven of rivier te kunnen inloopen ^3).
§ Vil, ,
p.yerzeuisig Onder de zee-fchaden verdient ook in het bijzonder
yanSchipen y^j-j^jgj^ ^^ worden de fchade, die fchepen, door
aan- of overzeilmg, elkander toebrengen. — Wordt
een fchip, zeilende of voor anker liggende, door
^an- of overzeiling van een ander fchip, befchadigd,
zoo is hij, die door boosheid of nalatigheid daar aan
fchuld heeft, verpligt de fchade alleen te dragen (4).
— Hebben zij beiden in gelijken graad fcliuld,
draagt elk zijne eigene fchade (5); doch de Schip-
pers zijn aan de eigenaars der koopnjanfchappen tot
(1) de groot, Inleidt 2 j?, 29 D. §. 16.
(2) de groot, ch l, 9. v. d. keessel, Thsf.
(3) L. 4. pr. ff. ad Leg. RJiod. de jact„
(4) Blac, 31 Octob. 1563. Tit. 4. Art. I.
(5) cynkershoek, Quafl, Jur, Priv. Lib. 4. c^j»,
pa^. 705. feqn, v. D. liEESSEi.;^ Thef, ,
• i··
%
„Van Avarijën en Zee^fchadm. 505
vergoeding aanfprakelijk. — Is het niet blijkbaar,
(Joor wiens fcliuld de aaur of overzeiling veroorzaakt
is, en konden zij dus elkander niet ontwijken,
wordt de fchade van wederzijden gedragen half en
half (1), zonder dat het eenig onderfcheid maakt, of
die fchepcn zijn Zesvaarders of Binnenlandsch vaar"
ders (a). — Door deeze fchade veritaat men, niet
piet alleen die aan de fchepen, maar ook die aan de
ingeladene goederen is toegebragt, al is zelfs het
eene fchip ongeladen, zijnde fchip en goederen voor
de vergoeding verbonden (3). — Deeze fchade be-
paalt zig niet enkel tot die geene, welke door dc
aan- of overzeiling op zig zelve veroorzaakt is, maar
ook die bij vervolg uit die zelfde oorzaak is voortge·?
vloeid, b. v. als het geftoöten fchip, het convoij
niet kunnende volgen, door kapers genomen is (4).
r— Schoon de wet duidelijk bepaalt, dat elk fchip dc
helft in de fchade moet dragen, is het meer bedenke-
lijk, of die helft moet worden berekend arithmt-
tisehy dat is, vlak midden door, dan wel
trisch y dat is, naar evenredigheid van de meerdere
of mindere waarde van elk fchip? Voor de geome-
trifche berekening zijn zeer veele redenen van .belang
> < bij
(ï) Plac, 15Ö3. d^ Art, i. de groot, Inleid. 38
(2) BYNKERSHOEK , Quafi. Jur, ^riv, Lib. 4.
Qap. ip. '
(3) BYNKEiisriOEK, d, l.~Cap. i8. pag, 67$. feqq,
y. D. KEESSEL, Thef. 813.
(4) BYNKERSIIOEK, Quafl, Jui'. Pftv. Lib, 4, Cap,
pas^ 708. V. D. KJÏESSEL, Thef» 814.
u
V
V . - ■
\lï
m
/li:
f Ii
--■Äftw - ' - ·
-ocr page 579-^66 ' IV. Boek, F. Af deeling.
bij te brengen Ci); doch de aritlimetirche fcliijntin'
de Practijlc meerder bijval te ontmoeten (z). — Zoo
mijn fchip het uwe, dat tén anker lag, of vastge-
maakt was , in de boeg vaart, en het mijne ook
fchade lijdt, moet ik de helft van de fchade, welke
ik u toegebragt heb , dragen, maar gij de helft van
mijne geledene fchade niet (3). ·— Dit heeft zelfs
plaats, ichoon het ten anker liggende fchip de kabels
niet had bot gevierd; ten waare bet, door den
Schipper van het driftige fchip daar toe aangemaand
zijnde, het zelve zonder gevaar had kunnen doen (4).
Op de Rheede van Texe/ echter brengt het gebruik
mede, dat fchepen, elkander bij ilorm of onwedei
aandrijvende, met het kappen van des anders tou-
vven zig ten besten mogen redden, zonder dat daar
over eenige actie van vergoeding valt (5). — Indien
een fchip, driftig geworden, en op de touwen van
eèh daar bij ten anker liggend fchip gedreven zijnde,
cTie touwen gekapthad, waar door het laatstgemelde
fchip, van zijne ankers geraakt zijnde, fchipbreuk
had geleden, is het zelve tot vergoeding van de ge-
heele fchade gehouden (6). — Twee fchepen ten
an-
: BVNKEPvSiioEK, Qji^ß» JuY. Prtv. Lih, 4. Cap.
£0. pcig. 689. fcqq.
■ (2) nrostadius , SupV. Cuf. Dccif. 48 49· co-
ren, Ohi. 40 41.
. (3' de GitooT , Inlrid. 3 5. Svl D. 17. bynkers-
iioek. Qjiaft. Jur, Priv. Lib. Ht,, Cap. 21. pȤ. 701*'
(4) BYNKERSHOEK , d. /. Cap, 22. pag. 704.
(5) BARELS, Adviefen over dm Koophandel, i 2).
■'^dv. 31 , 32 ß? 33. ^
{6) V, D. KEEssEL, Thef, 8ip. .
-ocr page 580-VatixAvarißn en Ze^'fcha^er;^ 507
a.iiker liggendeen aan elkander,, zonder dat de tou-
wen breken, door aan wrijving, fchade toebrengen-
de , moet die fchade gedragen worden half en
half (i). —- Een zeilend fchip ^egeja een vast lig-
gend fchip aanzeilende, heeft wegens zijne eigene ge-
Jedéne fchade geene actie , maar moet die van het
vast liggend fchip, voor de helft, vergoeden, mits
zig wegens zijne onfchuld^bij eede zuiverende. Zoo
?ijne fchuld bewezen kan wordea, i§ het zelve in de
j.
geheele fchade gehouden
zesde afdeeling. >
" f^an ^sfurantïën. " , /.
SI· '
Op dat de rampen, die aan de fchepen, ter Asfurantie,
vaarendc, of aan de daarin geladene goederen, door
itorm of vijanden overkomen, niet door één perfoon,
maar door verfchcideii zouden gedragen worden, is
reeds van zeer oude tijden ingevoerd, en ook hier te
Lande in gebruik geweest, het Coutracivan
ramkf of Verziering, τ-, Varlclieiden, zoo alge-
mcene , als plaatfelijke wetten , zijn daaromtrent
gemaakt — Men verflaat door ^sfttrantip
' ^^ ' , „een
(O B7MiERSiiOEK, Όιιαβ. Jur» Priv, Lib, ά^, Cap,
iS, Ρϋξ. (^73. ■ ' . ' ·
(ζ) DE GROOT, MaW. 3 38 D. ν. d. keessel,
(3) P/ac. van ch Zeeregten van Koning Philips^ ι
5i Qctob, 15Ó3. ^ii. 7. — fliic, £o Jann. i'^yo. — ' ·|
.........-h·---'—»r*·'·
-ocr page 581-3, een Contract, waar bij de ééne Contractant op
3, zig neemt het gevaar van toevallige onheilen ,
waar aan zekere zaak is blootgefteld, en zig aan
„ den anderen Contractant verbindt, om hem, we-
„ geus de nadoelen, door die onheilen te veroorzaa-
ken, fchadeloos te houden, tegen beding van eene
35 zekere geldfomme, welke de andere Contractant
„ belooft hem te geven, voor de waarde der ge-
„ vaaren, die hij op zig tieemt (i)." — Verfchei-
den zaaken kunnen het onderwerp van Asfurantie
uitmaken. Zoo heeft men, b. v. Asfurantie voor
trand van huizen en gebouwen (2); doch voorna-
me-
Ördonn, te Amfl er dam, 10 Maart 1744. — Handy,
2 D. pag. 66z. feqq. — April 1745. ihid. 3 Ό,
pag. 1666. — 30 Jann. 1756. Handv. ide Ferv. pag,
8p. feqq. — Ordonn. te Rotterdam, 28 Jann, 1721.
^/•jT.23 — 82. — Ordonn. te Bordrecht, 13 Jtilij 1775.
Ordonn, te Middelburg , 30 Sept, i6oo , en de
Ampi, derzelve, 4 Febr, 1719. ■— Onder de Schrij-
vers , die deeze ftoffe opzettelijk behandeld hebben,
verdienen te worden aangemerkt pothier. Traité du
Contrat d'Asfurance, in zijne Traités du Droit, Tom,
3. pag, 1—75. — b, m. emerigon, Traité des Asfu-
rances G? des Contrats ä la grosfe, (Marfeil. 1783,
2 vol. in 4to.) — j. weskett, complete Digest of the
Theorie and Practice of Infurance. (Lond. 1781. in
ioi.) — j. λ. park, System of the Law of Marine
Infiirances, (Lond. 1800. in Övo.) — a. baldassero-
511, delle Asßcurazioni Marittime Trattato* (Firenz,
1785. 3 Tom. in 4to.) en anderen meer.
(i) Dee?e is de naauwkeurige definitie van yo·
thffir, d, l. Chap, i. Sect, i. n, 2,
s. co v. d, keeissel, Thef 7I<5,
é
3··
melijk wordt dit Contract aangegaan omtrent de ge-
vaaren van de Zee, — De geen, die het gevaar op ,,
zig neemt, wordt genoemd ; — die
wegens de te vallene fchade gewaarborgd wordt,
Geasfureerde; — de fomme , die voor de waar-
de van het gevaar betaald wordt, Premie van ^sfu-
rantie; — het Contract, het welic nopens deeze
handeling in gefchrift wordt aangegaan, Polis van
jisfurantie*
De vereischten, die wezentlijk tot eene Asfiirantie ^^^^
behooren, beftaan in de navolgende: fureerd kan
worden.
I. Eme zaak ^ gefchikt om geasfureera ie wor-
den, — Hier toe kan men brengen: a') De fchepen
zelve, of, zoo als men dit gewoon is uit te druk-
ken, het casco van het fchip, met deszelfs rond-
hout, ftaande en loopend wand, ankers, touwen,
gefchut, enz. (ι). — Het doet 'er niet toe, of het '
een oud, of een nieuw fchip is (α). — è") Aller-
hande goederen, waaren en koopmanfchappen, be-
derffelijke en onbederiFelijke, geene uitgezonderd (3).
— c) De onkosten tot de lading, en premiën van
Asfurantie, reeds betaald, of nog te betaalen C4)·—·
Te
(1) Ordonn. Amfi, Art, 7. Rott, Art, 25. Bordr,
Art, 29. Middelb, Art. 4. ß? Ampi. Art. 3.
(2) BYNKERSHOEK, Qu<sfl, Jur. Priv, Lib, 4. Caf,
6, pag. 567.
(3) Ordonn, Rotterd, Art, 25. Bordr, Ari, 29. v. D.
keessel , Thef, 721.
(4) Ordonn. Rott. Art. 25. Bordr, Art, 29. Amß,
Art, 22. Midßelb, Art, 3. & Ampi, Art, λ.
w
'SP
Te verdienen fchcepsvragten (i). e) De gagiSn
of loonen van het Scheepsvolk (a). — f) De gel^
den, gegeven op bodemerije opfch'epen, of goede-
ren, d:iar in geladen; mits zulks in de Polis van
Asfurantie bepaaldelijk worJe uitgedrukt (3). —.
Zijnde niet alleen die gelden, maar ook de daar voor
geliogte én ingeladene goederen voor rifico der Asfu-
radeurs(^4): met dien verflande nogthans, dat Asfu-
rantie, gedijan op goederen, die met bodemerij ten
vollen bezwaard zijn, nietig is, en die Asfurantie
zigalleen bepaalt tot het meerder capitaal, in die,goe-
deren begrepen (5), — g^ De losprijzen der geenen 5
die bij de Turken gevangen zijn (6)> — /;) A! bet
geen tot den koophandel, de zeevaart, uit- en invoer
van goederen, en tot de reizen behoort, en daar uit
voortkomt (7), i) Het geen van eetwaaren op
de reize geconfumeerd wordt (8). k) De winst,
die
4,(1) Ordann. Rott. Art. 26. Dordr. Jrt, 30. Amßi
Art. 15.
(2) Ordonn. Rotterd, Art. 26. Dordr. Art. 30.
ï)och dezelve zijn uugezonderd bij de Ordonn. Amfi,
Art. 13. êf Middelb. Art. 6.
(3) Ordonn. Rott. Art. '26. Dordr. Art, 30. Antfl,
'^rt, 19—21. β* Λ,ηρΙ. 1756. Jlrt. ar.
(4), BYNKEPvSHOEK, Qjiafi. Jur, Priv, Lil·. 4. Capi
16. pag. feqq,
(5) Ordonn. Amjl. Art. & Ampi, ΐγζό,
(6) Ordonn. Rott, Art z6. Dordr. Art, 30. Αηφ
Art. 14.
c?) Ordonn. Rotterd. Art. 16. Dordr. Art. 30. ,
(8) Ordonn. Midsïdb. ^ Amß. Art. 7. Doch
■
i!
I
ί
Ii·
■vv
feec tegendeel vindt men ia de Ordonn. Rotterd. Art^
Dordr. Art» zt, " ■ ^' ^
-"■ -tT-
-ocr page 584-die uit zekere handeling te verwagten is, mits ορ
eene zekgre fomme bi] de Polis begroot^w^rdea^
Onder de algemeene benaming van waaren en
koopmanfchappen, zijn in Asfiirantiën niet begrepen
oorlogs-behoeften, noch ook goud, zilver, edele ge-
fteentcn en juweelen j ten 3ij zulks in de Polis duide-·
lijk ftaat uitgedrukt (α). — Schepèn, koopwaa-
ren, of andere goederen van vijanden, mógen niet
geasfureerd worden (3). — Op zomniige plaatfen
mag het fchip met zijn toebehooren Vöór dé geheelê
en volle waarde (4); op ändere flöchts Voor'zeven
agtile gedeelten geasfureerd worden (5). — De As-
furadeurs zijn niet gehouden iii de vergoeding vart
fchade, wanneer dezelve geen drie. teri honderd t6
boven gaat (6). — Tegen fchélmefij van den Schip-
per mogen de Reeders zig niet lateii'asfureeren, oni
dat zij zelve dien aanftellen, 'maar'wel tegen zijne
onagtzaamheid, gelijk mecjle tegeii dé fcheliiierij van
de Bootsgezellen, als ook vart de Schippers, die,
bij afilerven van den aangeilelden, of om andere
redenen, buiten 's Lands, en zonder liennis van de
Reeders, op de fchepen gefield worden.^ Dit echter
is niet toepasfelijk op de.Bevragters en Inladers, die
(1) Ordonn, Amfl.^Art. i^. i,
' (2) Amph Ordonn, Middelb. Ofdünti, Amft,
Art. 10. Rotterd. Art, 4Γ. Dordh Art. 43.
(3) bynkershoek, Qjiaft» JtlT, Pübh Ub, U Cap,il,
' (4) Ordonn, Amft. Art. 7. Dor4, Art, 34.
(5·) Ordonn, Rotterd. Art. 31.
(6) Ordonn. Roit* Art» 44, Dordr, Art» 45. Amß»
Art, 22 34.
2.1g tegen de fchelmerijëii en onachtzaamheid vaii
Schippers en Bootsgezellen mogen doen asfuresi
ren (i). — Der menfchen leven is aan geene Asfu.
rantie onderworpen, maar wel hunne burgerlijke vrij.
heid (2).
S IIL·
measfuree- ^· bevoegde perfoenen, om te mogen asfure«'
ren mogen. ^^^^ ^ Makelaars in Asfurantiën (3) mogèn noch
zelf, noch door anderen, zich als Asfuradeurs ver-
binden (4). —- Het zelfde is ook verboden aaii
Commisfarisfen en den Secretaris van de Kamer vari
Asfurantiën (5). — Tot het bezorgen van Asfuran-
tiën is geene bijzondere volmagt noodig, maar eené
algemeene is daar toe voldoende; waarom zelfs Fac-
toors daar toe bevoegd zijn (6). — Eene Polis van
Asfurantie kan geteekend worden dóór verfcheideii
Asfuradeurs, zelfs op onderfcheiden tijden: en zijii
zij allen even zeer voor de vergoeding der fchade
aanfprakelijk, in evenredigheid van de fomme, vi^aar
voor elk hunner geteekend heeft (jy. — Zij zijn dus
nim-
(1) *Ordonn, Rotierd, Art. 42 iSf 43. Bordr, Art.
44 & 45· bywkershoek, Qu^eß, Jür, Priv. Lib. 4*
Cap. 4. pag. 553. [eqq.
(2) bynkershoek, Quaft, Jur, Priv. Lib. 4. Capi
i. pag. 526, feq. pothier, Cap. 3. Sect. i. Art. 3.
(3) Men zie wegens derzelver verpligtingen en fa-
laris de Ordonn, Middelb. Art. 9 10. Amß. Art. 38
G? 39. Rott. Art. 75-79. Dordr^ Art. 76—79 6? 8u
(4) Ordonn, Rott, Art. 80. Anifl. Art. 39.
(5) bynker.shoek, Quafl, Jur, Priv. Lib. 4. Cap^
z6. n. 2. pag. 739.
(6) bynkershoek, d, l. Cap. Ï, /»λ·^. 524.
(7) Ordonn. Arnfi. Art, 24. Kotterd,.Art, 59 ^ 70*
Dordr, Art. 61 G? 72.
ρ
fi·
^ifl·
iv'
I
ίΙ
nimmer aanPprakelijk wegens het onvermogen van
hunnen Mede-asfuradeur; maar het ilaat den Geasfu-
reerden vrij, daar voor nieuwe Asfurantie te ne-
men (i). — Dewijl zij geene mede-fchuldigen (cor·
rei debendt) zijn, heeft de Geasfureerde het vermo-
gen, om zommigen te ontdaan, en de overigen ver-
bonden te houden : van het ontflagene gedeelte loopt '
hij dan zelf het gevaar (12).
III. Een gevaar, waar aan de geasfureerde Vo^r mik
zaak kan zijn èlootgefteld. — Dit gevaar moet on-'
zeker zijn, en aan de wederzijdfche contractanten
onbekend. Hierom is Asfurantie volilrekt van geene
waarde, indien één van hun geweten heeft, dat het
geasfureerde goed , of ter plaatfe zijner beftemming
behouden was aangekomen, of verongelukt (3). —
Ja, zelfs is het genoeg, dat de Geasfureerde dit ver-
gaan heeft kunnen weten; ten waare hij, en de
geen, die de Asfurantie voor hem'bezorgd heeft,
onder eede verklaren, het zelve niet geweten te heb-
ben (4): welke eed nogthans op zommige plaatfen
alleenlijk wordt toegelaten in Asfurantien, gefchied
op goede en kwade tijdinge (5). i— Het itaat echter
den Asfuradeur vrij, het bewijs op zig te nemen,
dat de Geasfureerde van het vergaan bewustheid ge-
had
Cl) v. d. keessel, Thef, yCif,
c2) v. d. keessel, (l. /.
(3) bynkershoek, Qucefl, Jur» Priv, Lil·, 4. Cap,
26. «.6»
(4) Qrdonn. Am ft. Art. 12. v!
Cs^ Ordonn. Rotterd, Art. 35—37» Dordrecht Art»
38 '& 39,
Kk
gtyaau
K*··
ï
■ 4r ..«,
had heeft CO; waar van blijkende, is dezelve, buf.
ten het verlies zijner actie, ftraffchuldig (α)» ^
Men mag laten asfureeren goederen of fchepen, die
reeds afgevaren zijn, mits het zelve, en de tijd van
het afvaaren, in de Polis worden uitgedrukt; of dat
de Geasfiireerde zulks niet geweten heeft, en dit bij
de Polis heeft verklaard (3). — Onder het gevaar
van de zee is begrepen al het geen door winden,
ftormen en onweder, niet door onkunde van den
Schipper, of de Lootslieden, veroorzaakt wordt (4)»
— Ook niet de fchade, aan fchip of goederen doo£
een inwendig gebrek overgekomen (5).
He fomme, IV. De hepaaUng van de fomme, welke de As'
furad'eufu furadeur zig verpUgt te hiaaien, in geval de ge-
yoidoett^ asfureerde goederen vergaan , of fchade lijden, —■
Die fomme wordt doorgaans bij de Polis bepaald;
doch de Asfuradeurs kunnen zig ook verbinden tot
de betaaling van de waarde, welke de goederen, vol-
gens eene te doene begrooting , bevonden zullen
worden te hebben (6). Deeze fomme mag de
echte waarde der geasfureerde goederen niet te boven
gaan, maar moet zelfs, in zommige gevallen, daar
be-
CO bynkershoek , Quafi. Jur. Priv, Lil·, 4. Cap^
16. pag. 653.
(α) Ordonn, Kotterd, Art» 39 G? 40. Dordrecht
Art, 42.
C3) v. d. keessel, Thef, 725.» 726 G? 727.
(4) BARELS, Adviefen over den Koophandel, i i>,
Conf, 13.
C5) v. d. keessel, Thef. 759.
i
pothier» Qhap, i, Sect» 2. Art* 3. §. i. 75»
,ί·
t
I
beneden blijven (i). — Wanneer bevonden wordt
meer geasfureerd te zijn, dan de waarde der goede-
ren beloopt, zijn dc Asfuradeurs niet verder, dan
naar evenredigheid van ieders inteekening, gehouden
te vergoeden de regte waarde van de bedorven, of
verloren goederen, of van de fchade, daar aan gele-
den
•c
V. De Premie van ^sfuranik» —/ Schoon ät-Pfg^tla
zelve ook behoort geëvenredigd te zijn aan dc grootte
van het gevaar, het welk de Asfuradeur op zig
neemt, maakt de bepaaling, in 't Contract van Asfii*
rantie voorkomende , daaromtrent zulk eene vaste
verbintenis tusichen partijen, dat het den Asruradeutf
niet geoorloofd is, om zig ten deezen opzigte over
benadeeling te beklagen (3). — Wanneer de geas-
fureerde goederen niet gezonden worden, of minder
in waarde geladen wordt, of de verzekerde fonmï
meer dan de waarde der goederen beloopt, kan de
betaalde Premie van Asfurantie worden te rug gé-
eischt, (restorno^ mits latende aan den Asfuradeur
een half ien honderd; doch zoo de goederen reeda
van de wal geladen zijn in fchuiten of ligters, om
naar de fchepen gebragt te worden, en alsdan de
voorgenomene reize-wordt geltaakt, is de korting
s - één
(1) de groot, Inleid. 3 B. 24 D, §. 4* «. 7 ê? 8*
bynkershoek , Quaft. Jur, Priv» Lib. 4, Cap» 6»
pag, 569.
(2) Ordonn. Rott er d. Art* 70. Amß. An* 23. βϋΝ-
kershoek, d. ι. pag» 570. ^
(3) BVNEERSHOEK, d. I. Lib* 4, Cap, 5ï pag*
t ',i
s
i'J
Kk a
.. ■■"fS. 't - —
-ocr page 589-één ten honderd (i). — Indien bij dezelfde
behalven de afgezondene laading, ook verzekerd is
de laading, waar mede het fcbip zal te rug komen ,
(Jle retouren i) kan de Geasfureerde te rug gave van
de daar voor betaalde premie vragen, indien bet
fchip, bij deszelfs wederkomst, geene laading heeft
ingenomen (α). — Alle Premiën van Asfurantie
moeten bij 't teekenen. van de Polis gereed betaald
worden ; en zoo de Asfuradeur den Makelaar daar in
crediet geeft, heeft hij zijne aanfpraak alleen tegen
denzelven, ten waare de Geasfureerde de Premie aan
den Makelaar zeiven nog niet betaald had (3). —^
De Asfuradeur heeft voor de Premie geen regt van
hijpotheek op des Geasfureerdens goederen ; alleen
lieeft de Makelaar, die de Premie heeft uitgefchoten,
regt van retentie op de Polis (4). — Een Contract
van Asfurantie , in tijd van vrede voor eene zeer
matige Premie gefloten zijnde, zonder daar bij eenig
beding nopens het geval van oorlog te maken, en
onverwagt eenen oorlog opkomende, ^ijn 'er gewig-
tige redenen, om te ftellen, dat de Asfuradeur niet
bevoegd is , verhooging van de Premie te eis-
fdien (5).
§ VIL
Cl) Ordonn. Amft. Art. 123. Ferzam, van Cafu%'
pos, Caf. 20.
Ca) BARELS, Adviefen over den Koophandel^ i
Adv, 19.
(3) Ordonn, Amfl, Art.
(4) BYNKERSHOEK, Qu<sß, Jur, Prtv, Lib, 4, Cap,
a. pag. 538. Ordonn. Αιηβ, Art. 3p.
(5) pothier, CAap, I. Sect. 2. Art. 3. 2. «.83·
EaiEiUGON, Chap. 3. Sect. Tom. i. pag, 70 ξ^ fuiv*
hinrtittliii
VI. De wederzijäfche toeflemming der conirac-Polis*
feerende partijen ^ in eene fchrifuiijke Polis ver- '
vat. — Schoon deeze handeling behoort onder die
geenen , welke door eene enkele toeilemming beftaan,
en van waarde is, offchoon de Premie nog niet is
betaald ; vordert nogthans de wet, dat de Hand-
polisfen, of aannemingen van Asfurantie, niet langer
van waarde zijn, dan veertien dagen, en binnen dien
tijd op eene behoorlijk gezegelde Polis moeten wor-
den overgeteebend (a), — Bij het Contract van
Asfurantie kunnen alle zulke bedingen gevoegd wor-
den , als bij de wet niet verboden zijn; en dezelve
moeten naauwkeurig worden agtervolgd (3). — Be-
dingen , bij de wet verboden, daar in gebragt zijn-
de , zijn nietig en onbeilaanbaar-; offchoon ook par-
tijen van de wet hadden afftand gedaan (4). — De
naam van het fchip moet in de Polis worden uitge-
drukt, ten minften op eene duidelijke wijze aangewe-
zen (5). — Eene verandering van naam, ter goeder
tiOuwe ge'daan, fchaadt niet, mits niet getwijifeld
kan worden , dat het 't zelfde fchip zij (6). —'
Door de omliggende plaatfen, {circumjacentiën ^
waar
(1) v. d. keessel, TTief. 713 7i29.
(2) ^ubl, Holl. 13 Nov. 177z. G. Ρ. JB. 9 D. pag.
Ϊ341. Qrdonn. op V Klein Zegel., 28 Novemb, 1805,^
Art. 74.
(3) V. d. «eessel, Thef. 730 & 731,
(4) v. D. KEESSEL, Thef. 732.
Cs) bynker.SHOEK, Quafl. Jur, Priv, Lib, 4. Cap^
ca. pag. 618. feqq. ^
i6j BYNKERSHOEK, </. /. Cap. II, pag, ÖIO—
Kk 5
-ocr page 591-waar van in de meeste Polisfen gerproken wordt,
verilaat men, niet alleen de plaats der lading, maat
ook de zee-gaten en zee-bavens, en voorts alle de
tonnen, bakens, of diergelijke teekenen , tot dat de
fcbepen dezelven zijn voorbij gefeild; maar geene
afgelegene plaatfen (i^, — Van ééne en dezelfde
Asfurantie kunnen verfcheiden Polisfen geteekend
worden. Zoo die, bij elkander genomen, de waarde
van het geasfureerde te boven gaan, blijft de oudile
Polis ftandhouden, en de te rug vordering der Premie
^restorno) valt op de laatere Polis (2).
§ VIII.
Wanneer de geasfureerde goederen vergaan zijn,
of daar aan fchade geleden is, en dus het geval aan-
wezig is., dat^het Contract van Asfurantie werken
moet, hebben, zoo aan de zijde van den Geasfu-
reerden, als van den Asfuradeur, onderfcheidene
verpligtingen plaats, die verdienen kortelijk te wor-
den opgegeven. — En Avel eerilelijk die van den
Geasfureerden, als eisfcher van fchadevergoeding.
Hij is gehouden, om door een Malielaar, of
ander openbaar perfoon, b. v. te ufimßerdam door
den Secretaris en Bode van de Kamer van Asfuran-
tiën, dadelijk en zonder verwijl , aan den Asfuradeur
berigt, en, des verzogt, copie te geven van alle
tijdingen , die hij krijgt van de verzekerde fchcpen of
goederen, wegens de ongelukken, arresten, of fcha-
den, aan dezelven overgekomen, — Bij nalatigheid
daar van is de Geasfureerde verpligt tot vergoeding
van
Cl) Ordomi, Amß. Art, 4. bynkershork , d.l. Lib.
Cap, 6. pag. 571. /^<7. Cap. 10. pag. 6οι—6οζ^
(s) Qrdmn, Amß, Art. 24,
Terfiligtln·
gen van den
Geasfureer-
den.
van alle kosten, ichaden cn interesfeß, daar door
veroorzaakt (i).
20.) Indien het geasfureerde fchip of goed geheel
en al vergaan, of wel zoodanig verongelukt is,. dat
de Asfiiradeur tot betaaling van de geheele geteekende
fomme kan worden aangefprok«n, is de Geasfureer-
de, alvoorens vergoeding te kunnen eisfchen, ver-
pligt, het goed of fchip te abandonneerm, en daar'
van afiiand te doen, ten behoeve van den Asfura-
deur (2). — Dit abandonnement wordt gedaan bij
eene fchriftelijke infinuatie, door den Bode van Zee-
zaaken (3). — Het fchip vergaan , of onzeilbaar
geworden, of de goederen vergaan, bedorven, ge-
nomen, pf anderzints, mits met zekerheid, verloren
zijnde, zonder hoop van weder bekomen te kunnen
worden, mag het abandonnement aanftonds gefchie-
den (4); maar is 'er nog hoop, om het gearresteer-
de fchip of goed weder vrij te bekomen, mag daar
mede nog eenigen tijd, na de gedane kennisgeving
aan den Asfuradeur, gewagt worden; te weten, zes
maanden3 zoo het is voorgevallen binnen Europa,
en verder tot Barbarijen en de Canarifche Eilanden,
©f op die hoogte , en een jaar ^ zoo het verder
voorgevallen is. — Zijnde den Asfuradeur inmid-
dels gehpuden, ten verzoeke van den Geasfureerden,
be-^
(1) DE GROOT, Inleid. 3 S» 24 Ζ>. §. 14. Ordonn.
Amft, 1744. Art. 36. & 1756. Art. 36. ^
(2) POTHIER, Chap.z.,Sect. i. Art. i. Ordonn.
Rott. Art. 60, ^
(4) DE GROOT, Inleid. 3 JS. 24 D, S.'ijt Ordonn,
KQtt, Art* 62, Dordr. Art. 64.
1 -v
- 'f;
mm.
behoorlijke borgtocht te ftellen (i). — Indien het
fchip, waar in de geasfureerde goederen geladen zijn,
buiten 's Lands aangehouden of onzeilbaar gewor-
den is, mogen de goederen, voor rekening van den
Asiuradeur, in een ander fchip worden overgeladen
en daar mede naar de plaats hunner beftemming ge-
voerd; maar is de fchade aan het fchip van weinig,
aanbelang, moet de Geasfureerde den tijd alAvagten,
die tot herilelling van het zelve noodig is ('2).
S''.) De Geasfureerde, het abandonnement doen-
de, is verpligt, tevens verklaringe te doen van alle
verdere Asfurantiëii, door hem gedaan, en welke
gelden hij op de geasfureerde goederen op bodemerije
genomen heeft (3).
4®O Hij is gehouden , door behoorlijke bewijs
zen te wettigen , zoo wel de waarde der ingela-
dene en geasfureerde goederen, als de grootte van de
fchade, aan dezelven geleden (4). — Schoon de
waarde der geasfureerde goederen in de Polis op ze-
kere fomme begroot is, is het niet genoeg, dat de
Geasfureerde die opgaave met eede fterke , maar
derzelver deugdelijklieid moet ook door' andere be-
wijzen geftaafd worden (5). De waarde der verlo-
re-
có de groot, d. l. j. 12. Ordonti. Amfl. Art.
Rott. Art. 64—ó(). Dordr. Art. 6j & 68. v. d. kees-
sel, Thef. 755.
(2) Ordonn^ Am ft. Art. 26. Middeïb. Art. 15. Rott.
Art. 53 & 54. Oordr. Art. 55.
(3) poTHiER, Chap. 3. Sect. i. Art. i. §· 4·
(4) pothier, d. l. §. 5.
Γ5) BYNKERSHOEK, Qj!(sft, Jur. Pviv. Ub. /]» Cap.
17' P^S <5(53-665.
■L-f,·,
'iS^Êé
-ocr page 594-r
rene goederen wordt begroot naaè derzelver inkoops-
prijs, en van de befchadigde, die ter plaatfe hunner,
beftemming zijn aangekomen, naar de waarde, welke
zij, zoo ze onbefchadigd aangekomen waren, aldaar
gegolden zouden hebben; zonder de vragte.n en an-
dere onkosten daar bij te rekenen, als Welke afzon-
derlijk zouden moeten verzekerd worden Q). —
Wanneer de goederen, deels gezond, deels befcha-
digd, aankomen, worden in de berekening der fcha-
de niet alleen de bedorvene goederen gebragt, maar,
ook de gezonde, zoo dat de fchade op zoo veele
percenten wordt begroot, als alle de goederen, te
zamen genomen, minder waardig zijn geweest, en
dus de winst der gezonde^ goederen tegen de fchade
der bedorvene verrekend wordt (2).
§ IX.
Aan de zijde van den Asfuradeur beftaan deszelfs verpUgtinz
verpligtingen hoofdzakelijk hier in:
IIndien het geasfureerde goed geheel verloren
is, of als verloren befchouwd kan worden, is de -
Asfuradeur verpligt, om tegen het abandonnement
der goederen de fomme te betaalen, waar voor hij
op de Polis geteekend .heeft (3). Wanneer van
het geasfureerde fchip of goed geene de minste tijding
vernomen wordt, zal het zelve worden gehouden
voor verloren, en is de Geasfureerde bevoegd, het
nbandonnement te doen, na verloop van een jaar en
zes weken, indien het gezonden is naar Europa of
Bar-
(0 v. d. keessel, Vief, 739.
Η
ν.
i
k
fi
'1
Vt.
f'
i ?
i
> - - '
'i'i
i;·
Ψ
■ 5
(2) Verzameling van Cafus- Pofiiiën ^ Caf, 5, pag,
43· fm-
(3) pothier, Chap, 3· Seci. i. Art, i.
Kk 5.
-ocr page 595-Barbarijen, en van twee Jaaren, indien deszelfs be-
ilemming· verder was (i).
Indien het geasfureerde goed niet geheel ver-
loren, maar befchadigd is , door één van zulke on-
heilen, waar van de Asfuradeur het gevaar op zig
heeft genomen, is hij gehouden , die fchade te ver-
goeden , naar evenredigheid van elks gedaane intee-
kening (α): ivant voor fchade wordt in 't ftuk van
Asfurantiën gehouden , niet alleen het vergaai,
maar ook het bederven van het goed (3).
De fchade, waar door het goed vergaan of bedor-
ven is 5, bevat in zig, al het geen gefchiedt bij zee ,
onweer, vuur, vijand, roovers, of aanhouden van
hooger hand; ook al 't geen bij fchelmerij of onacht-
zaamheid van fchippers , fchipsgezellen, of ande-
ren , aan het fchip of goed overkomt, en voorts
alles, bedagt en onbedagt, gewoon en ongewoon;
zoo als de Polisfen doorgaans fpreken (4). — Het
"is blijkbaar, dat de Asfuradeur niet aanfprakelijk is,
wanneer de geasfureerde goederen uit zig zeiven,
zonder eene van buiten aankomende oorzaak, in het
geheel of ten deele, bedorven, verminderd, of be-
fchadigd zijn: jCven als zulks ook plaats heeft ten
aanzien van een inwendig gebrek van het fchip (5). —>
Op dien zelfden grond is ook de Asfuradeur niet
ver-
co de groot, Inleid, 3 B, 24 Ώ, 10. Ordonn.
Rott. Art, 67.
(2) pothier, Chap. 3. Sect. i. Art. 3.
(3) Ordonn. Amfl. Art. 35. Rott. Art. 70.
(4) de groot, Inleid, 3 B. 24 D. 7. Ordonn,
Rott, Art. 42.
(5) v. d. keessel, Tkef, 75p.
f
m
ή'
I
j-'v
'
«
vcrpligt te vergoeden de fchade, welke het fcbip van
een Groenlandsvaarder, mits behouden binnen geko- '
men zijnde, door het ijs bekomen heeft (i), ~ De
fchade, die door den Asfuradeur vergoed moet wor- /
den, begint voor zijne rekening te loopen van den
tijd äf, dat de geasfureerde goederen gebragt zijn op
de kaaij of wal, om van daar te worden geladen in .
het fchip, waar mede die over zee gevoerd zullen '1
worden, of wel in fchuiten of ligters , om daar mede
naar het zeefchip te worden gebragt; en eindigt, wan- ~ j
,, Dat de Asfiiradeurs veel gretiger zijn, om Pre- Exceptièn
5, mie te ontfangen, dan om fchade te vergoeden, zllyem!"
5, en, om het laatfte te vermijden, doorgaans zeer
5, vernuftig zijnis eene aanmerking, reeds lang
voor onzen tijd gemaakt Cs)· doch de hier boven
opgegevene bepaalingen toonen echter, dat 'er ver- ' » t
fcheiden gevallen zijn kunnen, waar in een Asfura-
deur , tegen de aanfpraak van den Geasfureerden,
eenen wettigen grond van verdediging hebben kan.
Het is dus van belang, om de voornaamilen derzel-
-ven alhier kortelijk op te geven.
a) Dat de fchadc, waar van vergoeding geëischt
wordt.
Cl) BARELS» Adviefen over dm Koophandel^ ι D,
Adv. HS' P'^g· 138. '
(2) de groot, In/eid. 3 B. 24-D. §. R. Oräonn,
Rott. Art» 46 Gf 47. Amß. Art, 5. bywicershoek,
gtf^y?, Jur. Prh\ Üb. 4. Cap. 2.
(3) ßYNKERSHOEK, /. Cßp. 3. pa§. 545,
f
J
ivordt, niet door eeiie van buiten aankomende oor-
zaak , maar b. v. door een inwendig gebrek van
fchip of góed veroorzaakt is (i); of wel zoo gering
is, dat daar van geene vergoeding valt; b. v. geen
dris i^ercent van de waarde kunnende haaien (2).
Dat de geasfureerde fomme de waarde van het
interest in het fchip te boven gaat, waar van het
gevolg is, dat die foiiïme tot de echte 'waarde van
dat interest gebragt moet worden; ja, zelfs de actie
van den Geasfureerden vervalt, indien zulks opzet-
telijk en met bedrog door hem gedaan vi^as (3).
s) Dat,het geasfureerde fchip door de daad van
den Schipper , fchoon buiten weten van de Reeders
of Eigenaars, zijn cours, bij de Polis bepaald, ver-
anderd heeft ; want dit doet dc Asfurantie verval-
len (4), — In Asfurantie op goederen, indien de
Schipper zijn conrs, buiten weten van den Geasfu-
reerden , veranderd heeft, is de Asfuradeur niet ont-
ilagen, ten zij de geasfureerde goederen aan de Ree-
ders zelven toebehooren (5). — De Schipper echter
blijft altijd aanfp takel ijk, en de Asfuradeur betalen-
de 5 kan ccsfie van actie tegen denzei ven vorde-
ren (6). — De Geasfureerde mag den Schipper niet
belasten , cenige andere haven in te gaan, dan bij de
(O Zie hier vooren, Madz. 514 δ? 5S2.
{2) v. d. keessel, Tkef. j6o.
C3) pothier, Ckap. 3. Sect. i. ^rt. i. §.5. «.15(5.
<^4) barels, Adviefen over den Koophandel, i D»
Adv, 21. pag. J 23 —125. Ord. Ainfi. Art. 6. in fin.
(5) Ordonn. Amß. d. /. bynkershoek , Quafi. Jur.
Priv. Lih. 4. Cap, 8.
{.($) Ordoim. Koit. Art, 52, Dordr, Art, 54»
fioi.
I
é-
i;
ii'l
2
I
i
\\
■ \f
Μ
IHpip
Polis is uitgedrukt, of anderzints zoude de Asfu-
rantie van onwaarde worden, en de Asfuradeurs niet
sanfprakelijk zi]n(i). —Deeze last of wetenfchap van
den Geasfureerden moet door den Asfuradeur bewezen
worden, en kan ook daar in de eed van zuivering
van den Geasfureerden te pas komen (a). — Door
. verandering van cours verftaat men, niet alleen, in-
dien het fcliip eenen geheel anderen weg neemt, of,
alvorens aan de plaats zijner beitemming te komen,
andere havens aandoet (3); maar ook, indien het
de haven , waar de geasfureerde goederen moesten
worden ontladen, is voorbijgezeild, zonder dezelve
aan te doen , en met zijne geheele lading, die vérder
op beftemd was, de reize vervolgd heeft, en op die
verdere reize is verongelukt (4). — Eene verande-
ring van cours, uit nood gedaan, fchaadt niets aan
de actie van den Geasfureerden (5). ·
d) Dat de goederen , ter beftemder plaatfe aangeko-
men zijnde, niet bmnen den behoorlijken tijd, zijn
ontladen: welke tijd te utimflerdam is bepaald op
één-en-tmntig 3 te Rotterdam en te Dordrecht
vi^r/^V» dagen (ö).
O Diit
(1) de groox, Meid. 3 li, 24 T>, ii, n. 25,
(2) BYNKERSHOEK, d. L Ltb, 4. Cap. 5, J'ag. ζβζ.
feq, Cap.'γ. pag. 582. Cap. 8. pag, 585. Cap. ï6»
pag. 657.
(3) bynitershoek, d. l, Ltb. 4. Cap. 16. pag» 6$ζ,
C4) Ferzam. van Cafus-Pofii. Caf. 12.
(5) BYNKERSHOEK, d, l. Cap» 9. pag. 5pi. feqq. ^
pag. 596.
(6) de groot, Ifi/Cid. 3 B. 24 jD, f. 9- Ordonn,
Amfi. Art, 5. Roti, Art, 49. Dordr, Art. 0 & $1*
ï.
' Dat· het abandonnement niet binnen den be«
hoorlijken tijd gedaan is (i).
Over 't algemeen moet men in de behandeling
van alle gefchillen, uit Asfurantiën voorfpruitenHe,
' in \ oog houden, dat het Contract van Asfurantie
eene handeling is, waar in de goede trouw heerrclien
moet, en waar in , noch aan de zijde van den Asfu-
radeur, noch van den Geasfureerden, niets gedoogd
kan worden , het welk naar bedriegerije zwemen
zoude (α): in zoo verre, dat, die in deeze overeen-
koming listiglijk handelt, gehouden is in alle kos-
ten, fchaden en winstderving, buiten de ftraiFe van
de Hooge Overheid (3)·
SXI-
Regtspie- Alle gefchiJlen, ter zaake van Asijn-antiën, moe-
fit^fluk, behandeld worden voor Regters, die tot dat einde
in 't bijzonder gefteld zijn. Zoo heeft men te Am-
fterdam Commisfarisfen van ^sfurantiën (^4); te
Rotterdam en te Dordrecht de Kamer van 't Zee-
regt (5). — Dit gaat zelfs zoo verre , dat daar in
geene prorogatie van Jurisdictie plaats heeft, en het
voorregt der minderjarigen Qn weduwen in dezelveii
op-
(1) Zie hier boven, bladz, 5/9. pothier, Chap, 3,
Sect. I. Art. i. §. 6. n. 153.
(2) pothier, Chap, Sect, 3. emerigon, Chap.
I. Sect. 5.
(3) de groot, Inleid, 3 B, 24 D, §. 20. zurck,
in Cod. Bat. voc, /lifurantie^ §, 23. η, 3·
(4) Ordonn. Jmß, Art. 43 44. Ordonn. op V
Proccd, aldaar van 1779. Cap. i. Art. 4.
(5) Ordonn. Rptterd* Art, i, 23 24. Dordr^
W'
r
ι Γι, I
ïh'
Art.\s &
iärnJiam
i'
• I
-ocr page 600-ophoudt (i)· — Wanneer de contractanten zig bij
de Polis uitdrukkelijk aan de jurisdictie van de Kamer
hebben onderworpen, moet zulks gevolgd worden ,
en kunnen de Asfuradeurs, fchoon op onderfcheiden
plaatfen woonachtig zijnde, ter eerfter inftantie voor
den Hove niet geroepen worden (a). — ' Van de
vonnisfen van Commisfarisfen van Asfurantiën valt
appél aan het Collegie van Schepenen (3); en van
daar aan het Hof. ^
De actie tegen Asfuradeurs moet aangelegd worden
binnen anderhalf, jaar , indien het ongeluk is geval-
len in Europa of Barbarije; maar is het verder ge-
vallen, binnen drie jaaren: welke tijden gerekend
moeten worden van den dag af, dat het ongeluk ge-
beurd is (4). — Tegen dit tijdsverloop behoort
geen Relief verleend te worden, anders dan om rede-
nen, in regten gegrond (5).
Wanneer aan den Regter blijkt van eene behoorlijk
geteekende Polis, als mede dat drie maanden te voo-
ren van de geledenc fchade aan den Asfuradeur be-
hoorlijke kennis gegeven is, (als welke tijd aan
den Asfuradeur, tot het bezorgen der voldoening,
dooi de wet (6) gegund is,) wordt de Asfuradeur
bij
(1) Nad. Ampi. Inßr, van V Hof van 1744. Jrt.^,
(2) Refol. Holl. 12 Julij 1736. G. Α Β. γ D,
PH' 933.
(3) Qrdonn. Amfl. Art. 49,
(4) DE GROOT, Inleid, ^ B, 24 D. §.21. Ordonn,
Amfl. Art. 30. Rott. Art. 69, Dord. Art. γι,
(5) bynkershoek, Quafl, Jur. Priv. Lib* 4. Cap^
14. pag. 639. feq.
(6) DE ciiooT, Inleid, 3 B» 44 D» S· I3· Ordonn.
Amft:
1
■ '3
-ocr page 601-HUp
bij provifie verwezen, om de geëischte penningen te;
namptifeeren (i).
Indien de Premie door den Makelaar, bij het tee-
kenen der Polis, niet gereed betaald wordt, zoo als
raar regten behoort te gefcbieden (2), kunnen des-
wegens geene hoogere intresfen, dan de gewoone,
tegen vi<?r ten honderd, berekend worden (3). —
Ook zijn alle Asfuradeurs gehouden, om, wanneer
het vonnis ten hunnen lasten is uitgebragt, daar aan
terflond te voldoen, en bij gebreke van dien, te be-
taalen interesfen tegen a^·^ ten honderd in 't Jaar,
van den dag van het vonnis af, tot de dadelijke vol-
doening toe (4).
k·
ZEVENDE AFDEELING.
J^a» het Wisfelregt.
„ De Wisfel-circulatie is in den koophandel het
„ geen de omloop van het bloed in 's menfchen
„ lichaam is. Gelijk het lichaam door dien 'omloop
,, onderfteund wordt, en , wanneer dezelve op-
„ houdt, kwijnt en bederft, zoo kan geen koophan-
„ del
Amß. Art. 28. Doch te Rotterdam en te Dordrecht
is die djd bepaald op één maand. Ordonn. Rott. Art.
(58. Dordr. Art. 70.
(1) Ordonn. Amfl. Art. 47.
(2) Ζ e hier boven, hiadz. 5ΐίί.
(3) v. d. keessel, Thcf. 767.
Oorfprong
van den
msfelhan·
del.
PI
ïiit.'l
é
f
ir
■ (4) Ordonn. Amß, Ari,^ . w .keesseL·, Thef,76j,
•^-ïiliiiiMl
-ocr page 602-j, del bloeijen, indien men de wisfel-circulatie weg-
5, neemt (i)." — Geen wonder derhalven, dat de
Wisfelhandel reeds van eenen zeer ouden oorfprong
is. Bij de Romeinen vindt men 'er reeds eenige
voetftappen van (2). — Zommige Schrijvers hebben
ilaande gehouden, dat het gebruik van het Wisftl-
contract» en van de Wisfelbrieven herkomïtig is uit
Lombardyëtt y en dat de Joden^dSs. zig aldaar h^idden
nedergezet, 'er de uitvinders van geweest zijn. Ande-»
ren fchrijven die uitvinding aan de Flormtynen toe-^
wanneer zij, uit hun Land verjaagd zijnde, zig te
l^on , en in andere Steden nederzetteden. Er is ten
dezen opzigte niets zekers, dan alleen, dat de Wis-
felbrieven reeds in de veertiende eeuw in gebruik wa-
ren (3).
Teil aanzien van het Wisfelregt heeft men in ons
Land weinige Wetten, en vooral geene, die als goed
en volledig aangemerkt kunnen worden (4). — Men
moet zig dus behelpen met redeneeringen, uit den
aart deezer handeling afgeleid; met het gezag van
Schrijvers , die daar over gehandeld hebben; en met
de Wetten van uitlandfche natiën (5),
' 5 Π.
(1) leyser, Meditt ad Pand * Tom. 7. Speclm* 53 t«
Medit. 3. V · ,
(2) cicero, in Epifl. ad Aitic, XII: 24. ΧΓ: 15.
sd div. II: 17. III: 5.
(3) g. f. von martens, Verfuck einer historifcheH
tntwickelun^ des wahren Urfprüngs dei Wechfelrechtii
(Gott. 1797.)
Men zie hieromtrent het Aanhan^fel van IVii·*
fehvetten·, agter heinecciüs, Wisfelregt ^ pag, 619-6^9*
li
(5) Onder de meest aan te prijken Schrijvers oyef
^ LI ëi
/
-ocr page 603-Wisfeh in V Door een Wisfel-contraet verflaat men die hande^
algemeen. jjj^g^ j^jj jj^ ^ g^^f^ yerj^ji^fi om U Ie
geven,, eene zekere fomme, op eene zekere plaats,
om en tot verwisfeling van eene fomme gelds, welke
gij u verbindt, om mij op eene andere plaats te doen
toetellen (i). — Om dit eontract uittevoeren en in
werking te brengen, maakt men eenen Wisfelbrief,
dat is, een brief, in eene zekere form, door de wet
bepaald, ingericht, waar bi] gij aan den correspon-
dent, dien gij op eene zekere plaats hebt, verzoekt,
om aldaar aan mij, of aan mijne ordre, eene zekere
fomme gelds toe te tellen , in verwisfeling varl· eene
fomme gelds, of de waarde van dien, welke gij al-
hier van mij, of dadelijk, of in rekening, ontfangen
hebt. (2)..
GcVjkxoorti. Behalven de Wisfelbrieven, zijn in den Koopliandèi
gi Briefjens. j-,Qg genige andere papieren in gebruik, die met de Wis-
felbrieven wel eenige gelijkheid hebben , maar echter
daar van merkelijk verlchillénr — Van dien aart: zijn:
dit ftuk kan raen tellen j. c. heineccius, Grondbegin-
ßlen van het ïVisfelregt, door κ. κ. reitz. (Middelb,
1774.) — j- phoonsen, Wisßlflijl tot Amjterdam,
CRott. 1755. 2 Deelen, in 8vo.) — r. j. EoxmER;,
Verhand, van het Whfelregt, (Leyd. i8oa.) — j* du
puY, Γ Art des Lettres de Change. (Amft. 1792.; —
j. l. e, putman, Grundfatze des fVechfel^re-chtSé
(Leipz. 1795.) en zulks behalven die geenen, welka
de Wlsfel-regten van bijzondere Landen befchreveo
hebben,
(i) poTmER, Inleid. §. jt.
(2.) rotijier, d. h §.. 3o.
mim
ν >>
I, Vit TP^tsfil-biliktten, Waar door men verilaat
zulke handfchriften, bij welken zig iemand aan een
ander' verbindt, om hem eëne zekere fomme te
beraalen voor den prijs van Wisfelbrieven, die-'hij
hem geleverd heeft; of om hem Wisfelbrieven te le-
veren, op eene zekere plaats, voor de waarde, dié
hij hem daar voor betaald heeft (i). — Deeze
VVisfel-billietten worden ook zbmtijds gefteld aan
ordre ^ en kunnen dan verhandeld of geëndosfeerd
worden, even als Wisfelbrieven (2).
II, De Billietten, betaalbaar aan zekere woon-
fïaats, dat is, zoodanige handfchriften, waar bi]
ik mij verbind, om aan u, of uwe ordre, te betaa"
len eene zekere fomme, op eene zekere plaats, door
middel van-mijnen correspondent, in plaats van de
fomme, of van de waarde, welke ik hier van u ont-
fangen heb, of nog moet ontfangen (3),
III, De Billietten aan ordfe^ dat is, de zooda-
nige, waar bij iemand belooft aan een ander iets te -
jbetaalen, aan hem, of aan zijne ordre, aan wieii
hij de overdragt op den rug van het Billiet doet. —
Zij verfchillen daar in van andere handfchriften,
dat deeze, wanneer ze aan een bepaald perfooil
houden , tot hunne overdragt eene acte van trans-
port behoeven ; en dat zulk een transportant niet
inftaat, dat de betaaling door den fchuldenaar ge-
daan zal worden; zoo als dit het gevolg van endos-
fementen is: waarom ook de vervolging, uit hoofde
van getransporteerde handfchriften, aan geene tijds-
be-
(O POTmER, Inleid, en 2 Deeli §, 2—4.
(4) POTHIER, 2 Deelt §. 5—8.
■ 531
J·
(V
-ocr page 605-bepaaling verbonden is (ι)· i
IV". De Billietten aan toonder, dat is,. hand-
fchriften, houdende belofte, om eene zelcere fomme;
te betaalen aan den toonder van het Billiet, zonder
eenige aanwijzing van den perfoon des fchuldeis-
fchers , die 'er de waarde voor gegeven heeft (2).
Elke houder kan daar uit de betaaling vorderen, ten
waar bewezen wierd, dat hij daar aan was gekomen
ter kwader trouweQ)» — Indien het briefjen niet
eenvouwdig houdt, te betaalen aan hauder, of
toonder y maar aan den "wettigen houder, of toon'
der, moet hij bewijzen, door eenen wettigen thul,
bouder van het briefjen geworden te zijn (4).
V, De ^sfignatiëny dat is, zoodanige brieijens,
waar bij ik aan iemand verzoek, om- voor mij aan
een derden, meestal mijnen fchuldeisfcher, eene ze-
kere fomme te betaalen , of uit te tellen (5). —
Deeze handeling bevat in zig een contract van last-
geving, van den trekker aan den betrokkenen,
om de fomme , in de Asiignatie begrepen, voor hem
aan zijnen fchuldeisfcher te betaalen. En van
den trekker aan zijnen fchuldeisfcher, om van den
betrokkenen te ontftingen de fomme, in de Asfignatie
begrepen, en daar mede het aan hem verfchuldigde
aan zig zeiven te betaalen (6> — Zij verfchille»
■ |.
(1) POTHiER, 2 Dee/, lo—lö.
(2) POTHIER, 2. D^e/, §. 18. .
(3) de groot, Inleid,. 2, S. 5 D^ s·
3EL, Thef. 525.
(4) bynkershoek, Quafl» Jur. Priv. Lib, a, €αγΛ'^'
(5) poraiER, 2 Deel^ §. 19.
(ö; potmer, d. /. 5, 21. v. d. keessel, Thef. 84«'
-ocr page 606-. ■ Α
l-y 'Fia'n ^Jiet Wisfélregü 533
in verfcheldenropzigten van Wisfelbrieven, b. v. de
houder dei? Aefignatie^s,niet vérpligt om den betrok-
kenen in'jegtert te vervolgenzelfs niet om zig bin-
nen eenen--bepaalden' tijd tot het bekomen der betaa-,
ling raan denzelven te vervoegen. — De betaaling
geweigeal ' Wordende , volftaat de houder , met de
gegevene Asfignatie aan zijnen fchuldenaar te rug te
^even, en is bevoegd, om van hem betaaling te vor-
dereri van het geen hij hem verfchuldigd is, even als
of hij hem de Asfignatie niet gegeven had. — Zij
iiunnen plaats hebben tusfchen lieden, allen op de-
zelfde plaats woonachtig, doch Wisfelbrieven wor-
den altijd op de eene plaats getrokken, en op de
andere betaald. — Schoon geaccepteerd zijnde , ge-
ven zij geen paraat Wisfelregt. ~ De trekker eener
Asfignatie is bij wanbetaaling niet aanfprakelijk, zoo
■als de trekker van eenen Wisfelbrief. — De houder
cener Asfignatie heeft enkel zijn verhaal tegen den
iaatstvoorgaanden endosfant, en nïèt tegen alle de
-endosfanten, gelijk de houder van :een Wisfel ^
«nz. ζι),
VI. De Credkt-krieven y waar bij een Koopman
of Banquier aan zijnen Correspondent, op eene an-
dere plaats 5 verzoekt, om aan den perfoon, in den
Ijrief genoemd, zoo veel geld toe te tellen, als hij
Opgeven zal benoodigd te hebben (2).
S IV.
De Wisfels, zoo als zij in .den Koophandel gébnü-^^^^^^^ ^^^
feelijk zijn, (want de zoogenaainde of e/^em f^i^it*
(l) POTHIER, d, L §. 23—29. T. D. KEESSEL , Th^.
838-852. "
Ca) P©THIER, d, /. §. 30· . r //
LI 3
-ocr page 607-■i-i;·
Wisfels zi|n ilechts fcbuldbekentenisfen, iri de ge-
daante van Wisfels ingericht, en waar in de teeke-
naar zelf die geen is, die zig tot' de bctaaling ver-
pligt(i),) zijn van onderfcheiden aart. — a} VVis-
fels , inhoudende, ^v α ar de ontvangen, zonder dat
de zoort van waarde daar bij wordt uitgedrukt. —
Wisfels, waar in de zoort van waarde uirgedrukt
wordt; b. v. waarde comptant ontfangen , of waar-
de in koopmanfchappen ontfangen. — c) Wisfels ,
inhoudende, waarde in mij zeiven, — 'Deeze wor-
den getrokken aan de ordre van den trekker zei ven,
die, zoo dra de Makelaar iemand gevonden heeft,
welke de waarde voor dien Wisfel geeft, denzelveii
aan dien perfoon endosfeert, waarde comptant van
hem ontfangen, waar door die brief eigentlijk eerst
de kragt van eenen Wislelbrief krijgt. — d^ Wis-
fels, inhoudende, waarde in rekening. — In dit
geval ben ik vcrpligt, om het geld, het geen ik we-
gens dien Wisfel ontfiing, aan den geen, die mij den
'Wisfel gegeven heeft, te verantwoorden op het geen
hij mij fchuldig is (α). — <?) Wisfels, betaalbaar
op zigty dat is, te betaalen, zoo dra de houder
dezelven aanbiedt. — f) WisfeJs , betaalbaar op
een zeker getal ά2ί%ο.ΐΛ na zégt. — In dceze brieven
loöpt
(1) phoonsen, PFisfelflijl, Cap. 35. heineccius ,
Wisfelregt ^ 2 Hoofdd, §. 1—6, 20 21. putman,
Grundfätze des JVechfel- rechts ^ s—4 Haupifi,
(2) De vermelding in den Wisfel, waar in de onr-
fangene waarde {valuta) beflaat, is, volgens zotnrai-
ge IFisfei■ Ordonnantiën ^ noodzakelijk; volgens an-
dere niet. heineccius , 4 Hoofdd. J. 14. putman #
s liaupiju §.13.
loopt 3e tijd van betaaling van den dag af, dat ze
aan den betrokkenen zijn aangeboden, en door hem
geaccepteerd. — Wlsfels, betaalbaar op eenen
zekeren genoemden dag. — /;) Wisfels, betaalbaar
op één, twee, of meer ufo. — Door ufo geeft men
te kennen den tijd, dien meft in zeker Land., tot het
betaalen -van Wisfelbrieven , gewoon is toe te
fiaan (i); b, v. in Frankrijk is de «yè bij de wet
bepaald op dertig dagen : zoo dat een Wisfel, al·^
daar getrokken op anderhalf üfo ; betaald moet
worden vijf en veertig dagen na de dflgteekening;
v^ant van dien tijd af moet men rekenen, ten zij in
den Wisfel gezegd wordt, op zoo vee/ dagen na zigU
— i) Wisféls, betaalbaar op zekere tijden van jaar-
markten (2). .
T)oorgaans liomen 'er vier perfoonen in den Wis-
fel-handel voor; drie zijn 'er ten minften noodig. — ^ββΠνφΐ
i) De trekker 3 die den Wisfelbrief afgeeft. — i') noodig zijn.
De remittent i die de waarde voor den Wisfel aan
<den trekker toetelt , of belooft toe te tellen. —
3) 'De betrokkene, aan wien de Wisfel gericht is,
«Π die denzelven betaalen moet. Wanneer deeze zig
door aanneeming en onderteekening van den Wisfel
^to.t de betaaling verboaden heeft, wordt hij genoemd
acceptant. 4) De houder, die het beloop van
-den'wisfel ontfangen moet'(3). ' '
Het kan gebeuren , dat de remittent en houder
•de-
'■(i) phoonsen, Cap. i4. §. 10.
(52) Men vergelijke omtr^c dit alles pothier.,
τ Ήoefdfi, z-^ii,
(3) iothier, a Hoofdß» 5. i. van der. kee^sel^
.Thef, 574. .
1
-ocr page 609-53Ö IF, Boek ^ VIL Afdeding,
dezelfde perfoon is, en dan zijn 'er in deeze hande-
ling niet meer dan drie perfoonen (i).
'Er kunnen ook nog meerdere perfoonen in den
AVisfd voorkomen; b. v: Endosfanten, dat is, aan
■welken hij, wien de Wisfel toebehoort, door eene
teekening op den rug Qn dorfq) van den Wisfel,
zijn regt tot denzelven overdraagt (2): — vreemde
Acceptanten y die de betaaling aanneemen ter eer»
van den trekker, of van één der endosfanten (^3): —
Borgen van den betrokkenen. Deze borgtocht wordt
genoemd aväl (4),
SVI.
De volgende zaaken maaken voornamelijk het we-
zen van den VVisfelbrief uit: — i®») Daar bij moet
melding gemaakt worden van drie perfoonen; van
hem 5 die den Wisfel trekt; van hem , op wien die
getrokken wordt; en van hem, aan wien dezelve
betaalbaar is. — 20.) 'Er moet eene overmaking
gefchieden van de eene plaats naar de andere, dat is ,
men moet op de eene plaats geven, om op de an--
dere te ontfangen (5^, — 3°.) Men is gewoon den
Wisfel interigten, om te betaalen aan zekeren ge-
noemden perfoon, of aan zijm ordre. — Wanneer
dit is nagelaten, zou de Wisfel door geen enkel en-
dosfement aan een ander kunnen overgaan (6), —
De
(l) pothier, d. λ §. 2-5.
(а) pothier, /, 6—8, ,
(3) pothier, d, l. 9.
(4) heineccius, 3 Hoofdd. §. 26. roTHiER, zHoofdß,
·$. 10, & 3 Hoofdfi. 20.
(5) POTÜIER, 3 Hoofdfi. §. i. 4 Hoofdfi. 6.
(б) PHÓQNSEN, Cap, 9, (5, Ferzanu van Cafus-
pof. Caf, 8, ραξ, 88,
h
Verehthten
van eenWis·
M
4®.} De tijd van betaaling moet daar bij ^worden
uitgedrukt; b. v. of op zulk een dag, ö/opz!gt,
^?ƒ op zoo veele dagen na zigt, of op dén of meer
ufo Cl)· — 5*0 De vermelding van genotene waar-
de, met uitdrukking (volgens zommige Ordonnati'
ti'ènwaar in die waarde beftaat (,α). Zonder
die erkentenis van ontfangene waarde , zou het geen
AVisfel, maar eene enkele Asfignatie zijn (3). —
Het is voorzi-gtigst, tot voorkoming van ver-
valfchingen, om de fomme, die door den brief ge-
trokken is, niet in cijiFergetallen, maar in letters
uittedrukken (4).
De trekker, die den Visfelbrief afgegeven heeft,
is meestal gewoon, den betrokkenen bij eenen Ad^
vèS'Mef daar van kennis te geven. — Zomtijds
echter trekt een Koopman Wisfelbrieven op zijnen
CorresjDondent, zonder hem eenigen Advis-brief te
fchrijven , Hellende in den Wisfel: Betaal zonder
verder advis; het geen vooral gebeurt, wanneer de
fomme van niet veel aanbelang is (5), - "
(
Zomtijds maakt men verfcheiden exemplaaren van
een en denzelfden Wisfelbrief, vooral, wanneer die
op verre Landen getrokken is. — Men noemt die
de prima, fecund α , of iertia Wisfelbrief; en voegt
in
^ <
(1) pothier, d, l. §. 3. v. d. keessel, Tlicf. 6θ$,
(2) Zie hier boven, bladz, 534. v. d. keessel,
Thef. 598.
(3) pothier, d. /. 5.
(4) pothier, d. /. §.5.
(5) heineccius, 4 Hoofdd. §. i<5. du püy, ckap.^.
5 ^ <5. POTUJER, d, l. 7.
'1'
■
f,
.'h
/
^· /
U' - '
-ocr page 611-in dezelven de woord(^ii, de andere onheiaald zijn-
de(i).
Etidosfenteut De Wisfelbrief, gelijk meestal, aan een genoemd
perfoon , »ƒ deszelTs ordre , houdende , heeft de
eigenaar van den Wisfel het vermogen, om zijn regt
tot denzelven aan een ander overtedragen, door op
den rug van den AVisfelbrief een ander perfoon in
zijne plaats te fteilen, om de betaaling voor hem te
- ontfangen. — Deeze overdragt noemt men endosß'
ment; die overdraagt, endosfant; en aan wien over-
gedragen wordt, geëndo sfeer de (2).
Om zulk een endosfe'ment tot eene overdragt van
het regt tot den Wisfel te doen ilrekken , is het
noodig, dat de endosfant daar bij erkent de waarde
van den gecndosfeerden ontfangen te hebben; b. v.
voor mij aan N, N», -waarde ontfangen , of ^vaarde
in rekening, — Wanneer 'er dit niet bij ftaat, be-
vat het endosfement niets meer, dan eenen een-
vouwdigcn last aan den perfoon, bij het zelve ge-
noemd, om, als zijn last-aannemer, de betaaling
van den Wisfelbrief te ontfangen, en hem daar van
verantwoording te doen. Zulk een endosfant is dus
wel bevoegd, om de betaaling te ontfangen, maax
aiiet om dezelve in regten te eisfchen (3). — Bij
verfcheiden Wisfel-Ordonnaniiën is gelast, om on-
der het endosfement de dagteekenmg te ilellcn, en
verboden, om het zelve in blanco te doen. Hoe
(l) pothier, d, 1. §. §. phoonsen, Cup, 5. 15.
• m velgg. Verzam, .van Cafus - pof. Caf. α,
(a) JiEiNECCius, 2 Hoofddt §. 7.
K^i) POTHIER, 2 Hoofdfi, 7. en lUoofdß, S.pi^ Ji-.
ϋ·
wijs en voorzigtig deeze wetten zijn, heeft >echter
het gebruik bij ons dezelven niet algemeen aangeno·
men (i>
Hij, op wien een Wisfelbrief getrokken is, moet, Acceptatiei
wanneer de5:elve hem wordt aangeboden, zig verkla-
ren , of hij het doen der betaaling aanneemt ; zoo
ja, ilelt hij onder den Wisfel, geaccepteerd, en
teekent dat met zijnen naam (2). — Een Wisfel
op eenige dagen na zigt getrokken zijnde, en den
betrokkenen daair onder gefield en geteekend hebben-
de het woord gezien , wordt zulks voor eene Accep-
tatie gehouden. Wilde hij dit niet ,*1iad hij moeten
Hellen, geziert) zonder te accepteeren — De
Acceptatie moet gedaan worden zuiver, zonder bij-
voeging van eenige mits, en ook voor dezelfde fom-
nie, en tegen denzelfden tijd, als de VV^isfel inhoudt.
Bij gebrek van dit een of ander valt 'er protest (4).
— Een Koopman is verpligt den Wisfel , door zij- ^
nen Factoor, mits niet op eigen naam , getrokken , te
acceptceren (5). . „
Schoon 'er veel getwist is, tot welke zoort van uandeihg
handeling het Wisfel-contract gebragt moet worden , '^ln
fchijnt echter de zaak zeer eenvouwdig te zijn; na- remiuent,
nielijk : de remittent, of gever van de Avaarde ,
koopt y
(1) POTHIER, (/. /. §. 10. HElNtCCIUS, tiHoofdd. II,
(2) POTHIER, d. l. g. 13. V. D. KEESSEL, Thef. 618.
(3) heineccius , ^ Hoofdd, §, 2ö, pothib.r , d./, ζ,
(4) POTHIER, d. l. 17—19.
Cs) Coflum, van jintw, Cap, 55. Art. i. de groot, ,
Inleid. 3 Γ. 13 i?. 4.. piioonsen, Cap, 10. n. 5.
Μ
i54o IV. Boek ^ VIL Af deeling.
■kü9ptf of'(het geen misfchien nog naauwkeuriger
is,) verrmlt het geld, bet welk hij alhier geeft, of
sig verbindt, alhier te zullen geven aan den trekker,
voor of tegen het geld, het welk de trekker zig
verpligt hem op eene andere plaats te doen toetellen ,
door middel van eenen Wisfelbrief op die plaats (i).
— Dewijl de waarde van het geld op de plaats,
waar de remittent het geeft, en op die, waar de
betaalmg van den Wisfel zal moeten gedaan worden,
zomwijlen , uit hoofde van den overvloed of de
ichaarsheid van te doene overmakingen vau geld
'der waards, verfchilt, wordt des wegens wel eenige
korting door den remittent gedaan. Dit noemt men
den Wisfel-cours (a).
Hoe zeer nu tusfchen den trekker en remittent een
contract van koop of ruiling plaats heeft, zoo heeft
tusfchen den trekker en betrokkenen plaats een con-
tract van lastgeving (3). — Wanneer men voor-
komende Wisfel-gefchillen eenvouwdig uit den aart,
de regels , en de gevolgen van deeze zoorten van
contracten oplost en beantwoordt, zal men door-
gaans vrij gelukkig en zeker (lagen.
Uit het aangegaan Wlsfel-contract vloeijen onder-
fcheiden regten en verbintenisfen voort , welker
opgave ten hoogften belangrijk is. —■ ïii de eerile
plaats aan de zijde van den trekker. — Deszelfs
hoofd-verbintenis beilaat daar in, dat hij aan den
FerVinte-
mis van
den trek-
ker.
re-
POTHIER ,
(O DU PüY, Chap. 3. 13. & futv.
4 Hoof (iß. §.2.
(2) phoonsen, Cap. 3. pothier, 4 Hooßfl. 5.3—5.
Cs) POTHIER, d. /. 42. en volgg.
remittent, door middel van eenen,.Wisrelbrief,/op
een vastgeilelden tijd en plaats, het geld doet betaa·» |
len, het welk hij hem ter ontvangst gegeven heeft^
en zulks in verwisfeling van het geld, het welk hij
alhier van hem ontvangen heeft (i). — ,Uit den aart
van decze hoofd-verbintenis volgt dat'de», trekker
verpligt js: — i"^'.) Om aan den remittent, tegen
betaaling van de waarde, den Wisfelbrief.te leveren;
ten waare hij hem tot de betaaling vanj die waarde
crediet gegeven heeft, b. v. tot dat yan de acceptatie
van den Wisfel gebleken zal zijn; want dan kan hij
zig van het leveren van den VVisfelbrief niet ontflaan ,
oßTchoon de waarde daar van hem niet werd aange-
boden Qi), — 2®.) Om, wanneer di Wisfelbrief,
op tijd getrokken, door den betrokkenen niet geac-
cepteerd wordt, borg te ftellen, dat de-Wisfel ten
vervaldage voldaan zal worden^, of wel de ontfangene
waarde en kosten te rug gegeven (3). — 3^.) Om
aan den remittent, of zijne ordre,< te rug te geven,
het geen voor den Wisfel gegeven is, het zij het
geld, het zij de daar voor gegevene koopmanfchap-
pen, zoo die nog door den trekker bezeten wor-
den (4). — ^''j.) Oni te vergoeden de fchade,
welkende remittent geleden heeft, uit hoofde, .dat
de Wisfel ten vervaldage door den betrokkenen is
on-
(1) POTHiER , 4, Hoofdfl» J. p, .,VAN DER KEES SE L ,
Thcf. 584.
(2) POTHIER, d, l, §. II G? 12.
(3) DU PüY, Chap, 7. «. 7. & Chap, 10. n, ip.
PHOONSEN, Cap. 13. §.7. HEINECCIÜS , 6 Hoofdd. §.4.
POTHIER, //./.§. 21. ' ;
(4) POTHIER, §. 13 & 19.
-ocr page 615-i«
542· · IV, Boel·^ FIl Afchelinf
onbetaald gelaten — Onder deeze vergoeding
van fchade zijn begrepen: α) De inleresfen der foni-
me, van den 'remittent ontfangen, van den dag van
Iiet protest af. — h') De kosten van het protest. —
c) De verdere geledene fchade, b. v. de kosten der
reize, welke"' hij, aan wien de Wisfel geleverd is
geworden , gedaan heeft naar de plaats, alwaar de-
zelve betaalbaar 'was, om aldaar zijne zaaken te ver-
rigten, doch die bij, bij gebreke van betaaling van
gemelden Wisfel , niet heeft kunnen ten uitvoer
brengen' (^a). — Winstderving kan echter onder
fchade niet berekend worden (3). — De hef'
msfely dat is, de kosten, welken de houder, door
de wanbetaaling van den Wisfel in de engte gebragt
zijnde, heeft moeten maken, oin die fomme op den
trekker, of een ander, te hertrekken, en zig daar
door de benoodigde penningen te verfchaiFen (4). —
é) ΑΓ het geen de remittent heeft moeten betaalen aan
den geen, ten wiens behoeven hij den Wisfel had ge-
endosfeerd (5): want de trekker is even zeer aan de
endosfanten verbonden, als aan den remittent, met
wien zij, ten aanzien van hun regt, gelijk ftaan (6).
Alle deze verpligtingen rusten op den trekker, zoo
dra de waarde aan hem door den remittent voldaan
(1) du puy, Chap. 1(5. 3 G? 19. phoonsen, Cap.
flo. n. 2. heineccius , 6 Hoofdei. §. 4. pothier, d. li
§. 13.
(2) pothier , d, l, §. 14.
(3) pothier, ibid.
(4) HEiis^cciüs, 4 Hoofdd. 45. pothier , d, L 15^
(5) pothier, /. g. 18.
(6) v. d. keessel, Thef^ 593.
m-
II iflJinPAHi
■VWÜPHS
mum
is 5 want van dat oogenblik af,.aan raag hij van de
handeling niet te rug keeren, noch zijne lastgeving
aan den betrokkenen intrekken (i). — Zelfs kaa
hij, door den remittent, houder, of geëndosfeerden
aangefproken zijnde, zig niet behelpen met de uit-
vlugt, van geene waarde voor den Wisfel genoten te
hebben (2).
SXI.
Aan de zijde van den remittent, of gever van Verlintenia
waarde, beilaat deszelfs' verbintenis hoofdzakelijk
hier in, dat hij de waarde van den Wisfelbrief, die
aan hem door den trekker geleverd wordt, betaale,en
wel te gelijk tegen die levering, zonder te wagten, ; I
tot dat die geaccepteerd of betaald zij ^ ten waare men
anders was overeengekomen (3). — Indien echter,
na het aangaan der overeenkomst, eene merkelijke ver-
andering van' fórtuin was voorgevallen, het zij in den
perfoon van den geen, die den^Visfel heeft afgege-
ven, het zij in den perfoon van den betrokkenen,
mag de remittent voor de voldoening van den Wisfel
zekerheid vorderen C4). — Hij is gehouden, den
ΛΥίδΓεΙ ten vervaldage aan den betrokkenen ter be-
taaling aanl:ebieden, om door het protest van de wei-
gering van betaaling te doen blijken, en om van die
weigering aan den trekker kennis te geven, ten einde
dezelve zijne maatregelen tegen den betrokkenen zou-
de kunnen nemen (5). — Dit moet echter bepaald
ΛνοΓ-
(1) V. D. KEESSEL, Thef. 580.
(2) V. D# KEESSEL, Thef. 599—603,.
(3) POTHIER, 4 Hoofdfi, §. 23. V. D, KEESSEL»
Thef. 583.
(4) POTHIER, d. h V. D. KEESSEL, Thef. 579.
(5) pothier, </, /, 25. y, d. Thef,
Ê
\ ·
worden tot het aanbod ier bet aaiing; want het na-
laten van het aanbod ter acceptaiis doet den remit-
tent van 2ijne actie tot fchadeloosflelling tegen den
trekker niet vervallen (i> — In Wisfels, die ge-
trokken ζ'ήη te betaäJen op zigt, is de remittent ,
iil het doen der aanbieding aan den betrokltenen ,
juist niet zoo ilipt aan den tijd gebonden : evenvvei
moet hij niet van ouverfchoonlijke nalatigheid kunnen
befchuldigd worden (2),
Ferhlntenh Dewijl de handeh'ng tusfchen den Endosfant cir
Ï/dosfaniTn Geëndosfeefden (te weten in endosfementen met
Geêndosfeer- ontfangene waarde,) gelijk ilaat met die tusfchen den
trekker en remittent, zoo heeft, het geen daarom-
trent zoo even gezegd is, ook ten deezen opzigte
plaats (^3}. — Indien derhalven de betaaling van
den Wisfd geweigerd , en dezelve geprotesteerd
wordt, heeft de geëndosfeerde niet alleen eene actie
uit eigen hoofde tegen den laatilen endosüint, die
hem zijne ordre heeft overgedragen; maar hij heeft
ook nog bovendien de actiën, welken deeze endos-
fant had tegen voorige endosfanten , en tegen den
trekker, die geacht worden aan hem door het endos-
fement, ten zijnen behoeven gedaan, te zijn afge-
ftaan (4). — Zoo het endosfcment niet gegeven is
voor genotene waarde, en dus niets meer dan eene
enkele lastgeving bevat (5), is de geëndosfeerde ver-
pligtr
pothiep. , </./.§. 25.
(2) v. d. keessel, T/ief. 5812.
(3) pothier , ei, l. 30.
(4} pothier, i/. /. §. 31. v. d. keessel, t/k/.
(5) Zie hier boven, 538··
-ocr page 618-pligt, om den Wisfel te doen accepteeren j ten ver· ' ^
valdage de betaaling te gaan ontfangen; aan zijnen
endosfant de waarde over te maken ; of, bij gebre-
ke van acceptatie of betaaling, de protesten te laten
doen: maar hij heeft geen regt van vordering tegen'
den acceptant, trekker, of verdere endosfanten (i).
— Ook kan in het laatstgemelde geval de endosfant'
zijn endosfement weder intrekken, het geen hem niet
vrijftaat, zoo voor het endosfement waarde gegeven
is (2).
S ΧΙΠ.
α
De betrokkene is gehouden, den pp.,hem getrokken pgrVtntenis
Wisfelbrief te accepteeren, indien hij vooraf bij een '^JJJ
brief, of anderzints, had toegeftaan, om op hem hemkkenen^
te trekken; doch buiten zulk eene voorafgaande toe-
itemming ishij ongehouden, om den Wisfel, dien
de trekker willekeurig op hem heeft afgegeven, te
accepteeren (3). — Eenmaal den Wisfel geaccep-
teerd hebbende, kan hij daar van niet te, rug kee-
ren C4)·
De trekker daarentegen is verpligt: i®.) Om aan ,
den Acceptant, wanneer die door betaaling aan zij-
nen last voldaan heeft, te voldoen de fomme, welke '
hij voor hem, tot voldoening van den Wisfelbrief,.
heeft
(i) poTHiER, d, l. §. 33. en volgg*
(a) poTmER, d, l. §. 41. : *
(3) POTHIER, d, l. 5.43—47. HEINECCIUS, 6Hoofdd,
§. 6. V. D, KEESSEL, Thcf, 6l6.
(4) phoonsen, Cap. 10. §. 27. du puy], Chap, 10.
ί
54:^ IV. Boek 9 VIL Afdeeling*
heeft uitgèrdióten (i); ten waare de gelden vooraf
dóór den trékkér aan hem waren overgemaakt, of
dat hij voor zoo veel, of voor meerder, fdmlde-
naar van den trekker was Qi), — En α®.) om aan
den Acceptant te vergoeden de fchade, welke hij
geleden heeft, door vervolging van den houder,
Wien hij, door het niet overmaken der noodige gel-
den door den trekker, den Wisfel niet betaald
had (3).
' De fchade, die, door eene begaane falfiteit in den
Wisfelbrief,veroorzaakt is,kan aan niemand verhaald
worden,'dan aan den vervalfcher; en zoo die niet
.tte vinden is, moet hij, die met denzelven gehandeld
heeft, die fchade alleen dragenX4). — Indien dus
de'betrblckene eenen Wisfelbrief betaald heeft, waar
op des trekkers naam was nagemaakt, heeft hij
geene actie tegen den trekker; en was de fomme
door vervalfching'vergroot, niet verder, dan tot de
eöhte fomme C5.)· '
Betaaling Wanneer de betrokkene weigert^ den Wisfelbrief te
vL· tuL accepteeren , of, dien geaccepteerd hebbende , te
^Josfanten, betaalen, en dat iemand anders den Wisfelbrief ac-
cep-
(2) POTHIER , d, l. §. 48,
(4 j. bondt, Di%f. de periculo damtni ex faÏfo % in
literis cainUalibus commisfo. (L. B. 1788.) VAN DÊR
Keessel, Thef. 8/1—873. PoraiER, d, /· §. SO»—55,
(5) Y. D. KÊESSEL POJCHJEa, d, d* /. /. /
1
[i,i! ! '
ri
t'i
cepteert oF'betaalt ,1 ter eere van den trekker 5 of van-
één der = endosfanten (i) , is zoodanig trekker pf,
endosfant verpjigti'henif.'de fomme te,rug tegeven,
welke hij tér voldoening van υ den Wisfelbrief .heeft,
' uitgefchoten Die zoodanige .acceptatie doet,
is ; uit kragte - van .dezelve·,νevejUials. een betrokken .
acceptant','ftot betaaling gehouden, mits hem daar r
bij'cesfie'van·; aetie «gegeven W9j:de« j>-— Maar is de ^
Wisfel Feeds/'van non-betaaling geprotesteerd ,, en
wordt dan-deiiWisfel door-een derden/betaald 5 (het
^een men.moemt.y^/'r^? proiesi.,X heeft deeze, qok
zonder cesfie van actie, zijn verhaal^ als naar Wis-
felregt<(3). - /; ^ wr sii ..u ,τι ϋϋιη
Die een XVisfelbricf accepteert, verbindt zig daar jrerlintenit
door, om de fomme, in den Wisfelbrief begrepen"ƒ^ ^^
ten vervaldage te voldoen; en is , bij gebreke van
dien, verpligt,tot fchade^vergoeding C4> •^''^On-'
der deese fchade zijn, even als ten aanzien van den
trekker C5) ? begrepen de interesfen; de protest-kos-
ten ; de verdere fchade; en de< herwisfel (6). >—
(1) du puy, C/iap. 9· »· 5» 6 ^ 7.
(2) poTHiER, /, 64Gf65. v. d. keessel, TAe/l
ζογ—όϊ^., ' - V'^-kva r . ^
c3) roseboom, Remeili Cap,\$o, 10 θ? ii.
' keineccius, 6 Hoof (ld. 9.
• (4) de groot, Inleid, 3 ä 13 2). j. heiiwof
Clus, 4 Hoofdd. §. 38.. . ·, , . ^ . ,
(5) Zie hier hov&i, bladz, 542. ^
Cö) pothier, 4, h §. 68. , , ^^ , ■ >
•Va,
4f.
/
\
Tot dit alles is de Acceptant verbonden aan den
remittent, en aan alle de endosfanten , die als hou-
der van den Wisiel hem aanfpreken (i); en wel aan
ieder van hun h foüdum, dat is voor het geheel:
zonder dat hij zig aan de betaaling ten vervaldage
onttrekken kan , onder voorwendzel, dat de trekker
hem de noodigè gelden niet heeft overgemaakt, en
naderhand bankbreukig geworden is; als al 't welk
den houder in 't minst niet aangaat (α). — Tot
het doen der betaaling wordt aan den Acceptant ,
na den vervaldag , nog een kort tijds-verloop ge-
gund , refpyt-dagen genoemd, en hier te Lande ge-
woonlijk beftaande in zes dagen (3). — Bij en
tegen het doen der betaaling, en ook eerder niet,
wordt de Wisfelbrief aan den Acceptant te rug ge-
geven ^4). — De betaaling moet door den Accep-
tant gedaan worden op den tijd, bij den Wisfelbrief
uitgedrukt, en niet eerder; immers niet, dan met
. yolkoraene toeftemmiug van den houder (5).
% XVI.
p-erUntenis De hoofd-verpligting van den houder beilaat daar
ven dtn hou- jjj ^ jjaj- ^jj 2ig, ten vervaldage van den Wisfel-
brief, met dien Wisfel aan den houder vervoege ,
om
(l) heineccius, 3 Hoofcld, §. 17. en 6 Hoofdd. §.5.
' (2) pothier, d. l. 69—71.
(3) reitz, Aant. op heineccius, 2 Hoofdd, 14.
»V/. 34 Ê? 35.' ν ' . . ·
(4) v. d. keessel, Thef. 622, " .
(5) de groot, /»Md. 3 B. 13 §. 8. du puïi
CL·^, 12. pothier., 6 Hoofdft» 13.
I:
οτη 'er de betaaling op te ontfangen (1). — In
geval van weigering van betaaling , moet hi] die
weigering bewijzen , door eene acte van Protest, en
daar van dadelijk aan den trekker kennis geven, om
fchadeloos-ilelling van hem te kunnen erlangen (2).
«— Het ftaat aan den houder niet vrij, bra eenige
overeenkomst, het zij tot het verleenen van uitftel,
het zij tot kwijtfchelding van een gedeelte der fchuld ,
met den Acceptant, hangende of na de refpijtdagen ,
aan te gaan (3): maar wel vermag hij een gedeelte
der fchuld te ontfangen , en omtrent het over/ge
protest te doen (5}·
S XVII.
Het Protest is eene plegtige daad, door eenen No- Protesten
taris, in tegenwoordigheid van twee getuigen, ge- ^
daan, ten verzoeke van den houder van den Wis-
felbrlef, om de weigering van acceptatie, of betaa-
ling , door den betrokkenen gedaan, te bewijzen (5).
— De acte van Protest houdt in: d) eene aanmanins
van den houder aan den betrokkenen, om als nof
den Wisfelbrief te accepteeren, of te betaalen. —
ê
(1) POTHIER, 5 Hoofdfl. §.2.
(2) pothier, d. l, §, 6.
Cs) ^ofl. van Antw. Cap. 55. Art, 10. roseboom
Recueil, Cap. 50. Art. j. de groot, Inleid. 3 4
45D. §. reitz, Aanteek. op heineccius, %Hoofdè^
17. n. 25. , i
(4) phoonsen, Cap, 17. «."19 20. barels, Λί
yiefen over dm Koophandel^ 2 D, Adv, 35. . ^
(5) POTHIER, d, /. §. 7. . ,
Mm 5
.Vi
-ocr page 623-Eene vermelding van het antwoord, of van het
ftilzwijgen van den geen, aan wien het Protest ge-
daan wordt, het welk men als eene weigering op-
neemt, — O Eene protestatie van den kant van den
houder des Wisfels > om, ingevolge Van deeze Wei-
gering, wegens zijne fchade en interesfen zijn ver-
haal te zoeken, daar het behooren zal, en om zelfs
de fomme, lin den Wisfel begrepen, op herwisfel
te nemen (i)^ —i Het protest moet gedaan worden
binnen de refpijt- of loopdagen (fi). — Het verzuim
daar van doet den houder zijn verhaal verliezen op
trekker en endosfanten (3), — Het Protest moet
gedaan worden , offchoon ook de Acceptant zig
fchuil houdt, of openbaar bankbreukig is (4). —
Het Protest van non-acceptatie , of non-betaaling
van den Wisfel, moet bi] de eerile gelegenheid wor-
den overgezonden aan den endosfant, van wien de
houder den brief bekomen heeft, of, na denzelven
daar van verwittigd te hebben , regelregt aan den
trekker (5).
§ XVIII. '
'ActtSn en Wanneer de Wisfel van non-betaaling behoorlijk
iregtspieging jg geprotesteerd, heeft de houder tot zijne folidaire
vit een H^iS' ^ ^ ' ^ ,· ,
fel. ichul'
(l") pothier, d. 1.
C2) v. d. keessel, Thef, 627, 855 G? 855.
(3) de groot , Inieid, 3 B. 45 Ώ. §. 5. pothier,
d, l. 29. ïieur van Amßerdam van 2p Maart
Mandv. 2 D. pag, 543. 5.
(4) de groot, d. l. §, 6. v. d. keessel, Thef,^^^,
(s) de groot, Inleid, 3 B, 45 Ό* phoonsen,
Cap* w. 3—5,
SSWSWIlll
LIÏ
fchuldenaars den trekker, alle voorige endosfanten»
en den acceptant, met de keuze, wien van alle de-
zeJven hij meest geraden acht aan te fpreken (i). —
Hij heeft het vermogen, oni deze wisfel-fchuld in te
vorderen bij j>araai Pi^isfelregt, dat is, door van
den Regter te verzoeken appbintement op den 'per-
foon, en van arrest op de goederen van den fchul-
denaar des Wisfels (2). — Daar toe is echter noo-
dig, dat omtrent de deugdelijkheid' dér vordering
geene de minde bedenking valle; want anïierzints
wordt de verzoeker naar de Rolle verwezen om
aldaar zijn regt op de ^gewoone wijze te vervol-
gen (3). — Het fpreekt^ van zelf, dat, 'wanneer
de lands- of plaatfelijke wetten deeze buitengewoo-
ne form van procedeeren niet aan de hand geven ,
uit onvoldaan geblevene Wisfelbri'even bij gewoonè
dagvaarding en 'eisch tot betaaling geprocedeerd
moet worden ; ilaande het den éisfcher vrij, om ,
op grond van des gedaagdens handteekenmg j^^ri^w-
fe van nampüsßment te verzoeken (4).
s XIX.
(O DU ρυΥί-γ/^λ/», i6.,n. I. & faiv, heinecciüs ,
4 Hoofdd. §. 39. ' "■ , ■ i»
(fl) Keur van Amjl. 20 Jann, i6;79. 'Ordonti. Rott,
24. /lug, 1720. Art. ιγ. en voigg. 'r.
(3) Keur van Amßerd, 30 Januarij 1777.' /» 'V
' tweede Vervolg der Handvesten , paq.' 85. 'Ordonn.
op *t Procedeeren aldaar van 1779. Cap^ p. Art» 45.'
Ê? volgg,
C4) DE GROOrp/«/. 13 jD. 5j^HÈÏNECCIÜS,
7 Hoofdd. en aldaar dè Aianteèké van, miTZ» '^
Mm 4
' /
-ocr page 625-SS^ IV, Boek, VIL Afdeeïmg:
% XIX.
Hoe WisfeU " Wisfelfcliuld gaat teniet: — i) Door betaaling,
^^^ den eigenaar van den Wisfel, of aaa
den geen, die bevoegdheid of magt heeft, om voor
hem te ontfangen, het zij uit hoofde van een endos-
fement, het zij van eene afzonderlijke acte van
overdragt, zoo de Wisfel niet aan ordre houdt j
en zulks door den betrokkenen, of door den geen,
die tot het doen der betaaling bij den Wisfel is
aangewezen, of door den borg van den Wisfel;
of, na gedaan Protest, door een ieder, die, ter
eere van trekker of endosfanten, de betaaling op zig
neemt (i). —^ 2) Door kwijtfchelding, welke de
eigenaar van den Wisfel doet, of aan den accep-
tant; waar door de trekker en endosfanten tevens
ontilagen worden, ten waare die kwijtfchelding niet
is vrijwillig , maar gedwongen ; b. v. indien hij
door overilemming van de meerderheid der fchuld-
eisfchers van den acceptant genoodzaakt was gewor-
den , een door denzelven voorgeilagen accord te
'moeten volgen; of aan den trekker, waar door ook
de acceptant ontflagen wordt; of aan één der en-
dosfanten , waar door enkel deszclfs perfoneele ver-
bintenis, en niet die van de voorige endosfanten,
wordt opgeheven (-2). — 3) Door compenfatie, pf
fchuld - vereiFening , van het geen de houder uit
eenigen anderen hoofde aan den acceptant klaarlijk
(l) pothier, 13,
IS
(a) POTHiER, d, /. 14—as» . ' .
■aih I 'Vi
-ocr page 626-fchuldig is (ï). Doch eene fchuld, die de accep-
tant van den remittent, of eerdere endosfanten,.te v
vorderen heeft, kan aan den houder van eenen Wis-
felbrief nimmer in compenfatie gebragt worden (2^.
— 4) Door novatie, of fchuld-vernieuwing. —
4) Door confufie , of fchuld-vermenging (3). —
<5) In zommige Landen is tot de verjaaring van
Wisfelfchulden een kort tijdsbeftek \ bepaald ; maar
bij ons verfchillen de Wisfelfchulden in dit opzigt
niet van andere fchuldvorderingen C4)·. ^
% XX.
Hier mede heb ik dan den taak , dien ik mij ^^^^ ^^^
hadde voorgenomen , afgeweven. Mijn doelwit/i^^rA.
was , de algemeene grondbegin zelen van het Regt
en de Practijk , zoo klaar en volledig mi] moge-
lijk was , ter neder te ilellen, om daar door aan
de geenen, die eene algemeene regtskennis verlan-
gen , den weg te baanen tot een dieper en meer
uitgebreid onderzoek , het welk , zoo het niet op
vaste gronden gebouwd wordt, altijd onzeker blijft, ^
en nimmer gelukkig flageii kan. Heb ik dit doel
eenigermaten bereikt, zal mijn arbeid mi] ileeds ge-
noegen verfchaiFen. Ik onderwerp denzelven voorts
aan
(O heineccius, 6 Hoofdd. §. 27. itot. 39. G? S.30.
not, 44.
(2) phoonsen, Cap. 16. §. 17. Zie voorts pothier, ^ '
è. l. 23—27. v. D. keessel, Jhef, 623.
C3) pothier, d. h §. 28—35.
C4) heineccius, 6 Hoofdd.%, 14—21, pothier, d,i,
Mm 5
Vi
aan het befcheiden oordeel van den Lezer, en ein-
dig mijn werk met de woorden van den onfteriFe·
Jijken huig de groot (i): ,, Quam ego in
„ aliorum fententiis ac fc*'ipiis dijudicandu mihi
,^fumß libertatem , eandem fiti in me fumant
5, omnes eos oro atque obtestor, quorum in ma*
5, nus isia venient, Non Uli promtius m,e mone·
5, bunt errantem, quam ego monentes fc^uar.
J/Jl
»7
(i) GROTiüs, de Jur, Bell* ac Ρ ac* inProlegom,«.
.F .
RE^
■■■l^iiMi
i
-ocr page 628-DER
in pit werk voorkomende.
Aanmaning i minnelijke, moet aan alle procedures .voor-
afgaan. Bladz. 294.
Aanneming tot kinderen. 36.
Aanvaarding van eriFenis. 84·
■.■■ onder acte van beraad. 85· ; "
* ' onder Beneficie van Inventaris. 86—88.
II !■ van erffenis levert een quaii-contract op. 170.
Aanwijzing van goederen in executie. 370,
Abandonnement, door den Geasfureerden le doen. 519,
520, 526.
AboHHei een middel van gratie. 274.
Abfoliitie van de inftantie. 3tl, 312.
Acceptant, Dagvaarding omProcureur acceptant te ftellen, 3I2.
Acceptatie van een wisfel, hoe gedaan virord^ 539,
■I viraar toe zij den acceptant verbinijt, 547, 548.
Accesße, wanneer eigendom doet verkrijgen^, 56.,.
Accord, tusfchen dep fchuldenaar en de icliijldeisfchers.
384 »385·
Actie i uit hoofde van voogdije. 46, 47.
— uit hoofde van eigendom. 58.
— uit hoofde van erfvolging. 61.
~ aan legatarisfen toekomende. 82.
— ter zaake van bezit, 114, 115.
uit donatie. 142,
Ai·
i:
-ocr page 629-register;
Actie, uit verbruikleening. Bladz. 144.
- uit bruikleening. 147.
—— uit bewaargeving 149.
- uit contract V2n verpanding. 151.
■- uit koop er) verkoop. 156—159.
—— uit ijuur en verhuuri; g. 162—i<S4.
- uit erfpagt. 166.
- uit lastgeving. r68.
-- uit quaii-contracten. 169-, 170.
- uit misdaad. 171,
- uit doodflag en kwetfing. i7i>' 172.
-uit injurie. 173.
—— uit defloratie. 173, 174.
- uit diefftal, roof, en bederf. 174,
«—— uit quafi-misdaaden. 175.
- inftitueeren; hoe daar toe op te roepen, en te pro-
cedeeren. 320.
- wegens compagniefchap. 450.
Aditie, Zie Aanvaarding,
Adminißrateursy verfcliillen van Executeurs. 84,
Adßflentie, om in regten te verfchijnen. 294, 295.
"" van minderjarigen en getrouwde vrouwen, iü
crimineele procedures. 45, 388, 41Ö·
Advisbrief^ wegens een getrokken wisfel. 537.
Advocaten, toelaating en ambts-bediening. 290, 297.
Afpenfingen, hoe te ftraiFen, 235, 230. ?
Affchaffing der wetten. 9.
Agio van de Bank, wat is. 438,
Alternative verbintenisfeO. 130.
Ambagtsbewaarders in Polderzaaken. 282.
Amflerdam. Koophandel aldaar. 436--;439·
Annullatie ilico, wanneer te pas komt. 344.
Anticipatie van den Regtdag, in geval van arrest. 328.
— tot het vervolgen van appel. 342.
Antwoord van den gedaagden. 312.
' verdek van het zelve. 312, 313·
Appel t wat is. 341.
—— binnen wat tijd te interjecteeren. 341·
556
ï
^ppel ^ binnen wat tijd te piofequeerenj ßladz, 341
—— anticipatie. 342. ·. . .·,·; „,,^,,,,..,
- defertie. 343.
- hoe in appel te procedeeren. 343—346.
- Request en Mandament. 34'3.
--inthiraatie aan den Regter, die 't vonnis gewezen
heeft. 343.
— inhibitie, wat is. 343.
-verfcheiden claufulen in de Mandamenten van appel.
343» 344· V > -I
—— boete van appel. 344.
- eisch in appel. 345. ,
-exceptie van niet ontfankelijkheid in appel, 345.
—— grieven of eisch é minima. 345, 346.
- defauten in appel. 346, ^ 1
Appointement dispofitief, om de zaak .te bepleiten of te
befchrijven. 3S8 , 363·
Apprehenfie van den geëxecuteerden. 376, 377·
——— op heeter daad 392. r v/ ......
■ decreet van apprehenfie. 393—39S·
■■ niet zonder decreet te doen. 396.
Archiven f welk bewijs opleveren. iTS. "! " -:ίί
Arrementen, dagvaarding tot het aannemen van dezelven, 32?·
Arreit, wanneer plaats heeft. 523.
-- vrijdom van het zelve. 324—326.
— bij de Gerechten, 326, 327. : AVa
--bij het Hof, 327, 328. ^ .............
- hoe op 't zelve te procedeeren. 328—331.
- in executie op roerend goed. 371. .. .
--op onroerend goed. 373, 374.
- civiel, bij wege van gijzeling, in zaaken vati mis-
daad, 397, 398.
Asßgnatien^ wat zijn. 532.
waar in van wisfelbrieven verfchillen. 533.
Asfurantie^ wat is. 507, 508.
--- Schrijvers over deeze ftofFe. 508. -
'""" wat gea.sfureerd kan worden. 509—512.
■ I '"" ■ wie asfureeren mogen, 512, 513.
Ai'
557
342·
i.
' 1
i i
Η
I ίίί
f
i
li·-» *(
■ ' 'v
ί·ί Ü
Mt- i.
V.
-ocr page 631-R' E G I S Τ Ε R.
Asfurantie, voor welk gevaar. Bladz. 513, 514.
■i de femme , door den Asfuradeur te voldoen.
514. 515·
- ' ■' - premie van asfurantie. 515, 516.
, „ polis van asfurantie, 517, 518. ^
yerpHgtingen van den Geasfureerden. 518—521.
' '· verpligtingen van, den Asfuradeur, 521—523.
■pp
558
i
-ocr page 632-Seneßcien der borgen. Bladz. I3S> 139. „ ' ^
Seneßcie van Inventaris^ hoe te verzoeken. 8(5, 350. ,
—— verfcheiden. aanmetkingen ,desweg?]JS,.
hoé te werk te leggen. 350.
hoe op ^t interinement te procedeei
J'· 1
ij'
%
fa*'
m
ren, 351·
Bepleiten, Zie Pleidooi], · ; ' ■;
Beraad, om eene erfFenis te aanvaarden. 85. ^ ^
Bergloon^ voor hulp aan fchipbreukeliiigeii, 472, ^ ™
Befchrijven, welke zaaken bij 'tHofbefchrevén worden. 358,
■........ forme van procedeeren in befchreven zaakeh^-
Befchuldiger, in crimineele zaaiien.'3f87,'388. · ' » i
j^^öii« testament. 63. ' ^^t' , V Λ
—,,■■■ mlsfiven, wie daar bij te 'dagvaarden. 300. '
■ ■■ 11...· misfive'in géval van eï^öcatie, 32!2 V-32^.
Betaaling ^ onverfchuldigd'^gedaaA zijiide* 170.) .........-——
— vereischten derzelve.'''184—186.''
_ gevolg. 186, 187. " " ' Π'- · . V
. ... op welke fchuld toe te'rekenen. 187·
■ contant, of op tijd. 441.· '' ,
■ per casfa. ibid, ^ ' '
•- per banco. ibid. ' -.n
— per wisfel. ihid/ " ^ !
— -------raet Ca? fiers quitantlën* ïiii, ; h . Ui.
■ ■ per rescontre. 441, 442..,
—■ " ' van wisfelfchuld. 552. . ." · ■r""· '
Bevragters\ regten tusfchen dezelven en den fcbippfiï»
488—491· : > i . f
Bewaargeving, a^n en gevolgen van dit contract. 148,149.
Bewijs, 2λ<£ Vertigting* . j -M-tn ________________ _
Bewijs der handelingen in 't algemeen. I7S, ijö·
—— door gefchriften. i77-ri 79·, , .., .
-- door getuigen.MSo—182· ) , , „ L
——· door bekentenis. i8a. · u ^
- door ipraBfumptie. 183»
II
1
ψ
Ij,
' 1 ^
1"
VI
m-'
559
ÏU
4·
-ocr page 633-Bewijs y door den eed. Bladz. 183, 184.
·Ίη lijfilrafFcIijke zaaken, 266, 267.
—'..... - door te doen blijken van het corpus delicti. 267 > 268.
..........- door bekentenis. 268, 269.
—- ■■ door getuigenisfen. 269—271,
— door gefchriften. 271.
' - door indiciën. 271, 272.
Bezit-regt ^ waar in beÜaat» 112, ii3i
--gevolgen van bezit, 113. .
--regtsmiddelen ter dier zaake. 114, 115.
Bigamie, Zie Veelwijverij,
Binnenlandsch iast-, water-, plaifier- en pasfngie-geld. 476.
Blasphemie, Zie Gods-lastering,
Bloedfchande, wanneer begaan, en hoegeflrafc wordt. 26Ö.
Bodemerije, wat is. 479.
---bijzondere regten daaromtrent. 480—482.
--pricferentie van dezelve. 482, 483.
Boedelhouderfchap, waar in befiaat. 44.
Boedels^ waar in geregtelijke voorziening noodig is. 383·
■■ aauflelling van Sequesters of Curators. 383, 384·
»■■ "-.i· pligt derzelven. 384-
■ accord met de fchuldeisfchers. 384, 3B5.
........ . verdere beredding des boedels. 385, 386.
- rekening en prasferentie. 386.
Boete y van Reauditie. 341.
van Appel. 344.
■ ■■ van Reformatie. 347,
-- van Revifie. 348...
Borgtocht ^ was is. 133.
- vereischten en gevolgen. 134, 135.
-van vrouwen. 135? 136.
—--voor welke fchulden, enhoeaantegaan. 136,137·
--hoe te niet gaat. 137. 138· '
56α
voorregten der borgen. 138 i 139·
Brandßichtingy ftraiFe deezer misdaad 234, 235·
Bruikleening, vereischten en gevolgen, 145—147.
Buitenlandfche producten, irapost op dezelven» 465.
BuV'
Éi
-ocr page 634-REGISTER. S6t
burgerlijk regt, wat is. Blad?. 2. ^
Burgerfchap, ftaat van dezelve. 10.
--—— gelijkheid van deezen ftaat. 13.
Bijlbrieven, welk regt geven. 478, 479.
Casßersy hoe met derzelver quitantiën te handelen. 441,'
Cafus^poßtie f wat is. 359.
Cautie voor de kosten van den procesfe. 309.
Cesße^ of boedel-afftand. 196, 197.
- hoe te verzoeken. 351.
- hoe daar in te procedeeren. 352.
Cesße van actie ^ bij betaaling aan eenen folidairen fchal-
denaar te geven. 131.
/—--------------aan borgen te geven. 139.
Chertepartije, Wat is, 488.
Circumjacentien, wat daar door in eene Polis van Asfu·
rantie te verftaan. 517, 518.
Citatie. Zie Dagvaarding,
Claufule^ reftrvatoir. 64.
--derogatoir. 89.
--codicillair. 50.
Codicil^ waar in van een Testament verfchilt. 64.
Cagnoscement i wat is. 488.
Collateraal, betaaling van deezen Impost door erfgtTnaa»
men. 88.
Collatie, of inbreng. 97.
Committimm, wat is. 350.
Cornmodatum. Zie Bruikleening.
Compagniefchap, wat is. 443.
>" ■ --- vereischten. 443» 444·
---winst en verlies. 44i> 44S·
■. - onderfcheidenzoorten en bedingen. 445-440»
■ -^— van alle goederen. 445 j 44ö·
■ .. . van algemeene vsrinst. 447.
...........bijzondere. 447, 448»
regteo cn verpligtii?gcn der Coinj-a^^nons.
Nn Cm-
fi
ii,
Γ
il,
Ir
lu
Λΐί
448—450.
. -■^■^· jt
REGISTER,
Gowpagniefchap, hoe eindigi;. Hladz. 451, 452.
-....... I. . ■ afrekening en verdeeling tusfcheii de Com'
pagnons. ibid.
Compatuit^ a!s de aanlegger niet verfchijnt. 30Ö.
Compenfatie ^ wat daar toe noodig ist 191, 192.
- - gevolgen van dezelve. 192, 191,
■ —— hoe ver in wisfel-fchulden plaats heeft. 552·.
Complainte^ regtsmiddel tot 't weder bekomen van be-
zit. 114.
-------- hoe daar in te procedeeren. 358, 339·
Complot van misdadigers, 207, 208.
Compofitie, wegens ovcrrpel. 262.
---wanneer in ''t iluk van misdaden toe te latena
275,
Comptil[oir ^ wat is. 344.
Conclußc van eisch. 30^.
-- van exceptie. 310—3[2.
........— tot abfolutie van de inilantie. 311.
- ' van antwoord. 312.
van eisch in reconventie. 313, 314.
■ van verdere termijnen, 314, 315.
Goncubinagie, hoe geboet wordt. 264, 265.
Condemnatie, willige: hoe tot 't decerneeren van dezelve
te dagvaarden. 118, 119.
Conditie j in erfltellingen. 69,
-- in verbintenisfen, 127, 128.
Confi'.catie van goederen, afgefchafc. 215, 216.
Confrontatie van den befchuldigden tegen inedepligtigen-
en getuigen. 407, 408.
Confuße van fchuld, v/anneer plaats heeft. 193, 194.
Confenté Z\t Toeflemming.
Conßgnatie^ wanneer te pas komt. 150.
----- gevolg van dezelve. iBiJ.
Contract; wat is. I16.
--gebreken derzelven. 116—118.
-■--- welke peifoonen zig verbinden kunnen. 118,1200-
----— volgens welke regels uit te leggen, 120, 121.
■--- onderwerp van dezelveJi. 122, 123.
€'ύη>·
56z
\
€ontracty gevolgen derzelven. BlaJz. 123—126.
Convictie i regt tloen op dezelve. 411, 412,
—- hoe daar in lè procedeertn. 412—414. " -
Convooijen cn Licenten , wat deswegens is vastgefleld.
461—464·
wat zijn, en hunne prseferentie. 4(53,464.
Copiën, welk bewijs maken. 179.
Corpus delicti^ daar van moet blijken, en hoe. 267,268.
Costtimenf welke als wetten te volgen. 7, 8.
Credictbrieven ^ wat zijn. 533·
Crimineele procedures, welke perfoonen daar toe noodig
zijn. 387· ■ ... ,
- ' ■ de befchuldiger. 387, 388.
« de befchuldigde. 388.
' ■ ■ de Regter. 383—390.
-- 't Hof. wanneer competent. 3^0.
-— naar welke wetten te handelen. 391.
------------ apprehenfie op heeter daad. 392.
- priecedbnte informatiën. 392, 393.
—-'■■'■-· decreet van apprehenfie. 393—395I
-- decreet van dagvaarding in per-foon. 395, 396.
- andere criminetle aanleg. 390—398.
—.......- extraordinaire crimineele procedures. 400—410.
• procedures op convictie, 410—415.
- ordinaire crimineele procesfen. 415—418.
' vonnisfen, 4t3, 419.
—.......- executiën. 419, 420,
—— hooger beroep in 't crimineele. 421., 422.
€urateele^ wanneer plaats heefc, en hoe eindigt, 48—50.
■Curators in boedels, waar in geregtelijke voorziening"
noodig is. 3S3, 384·
■ pligt derzelven. 384.
——— hoe zig in de bereddiiig te gedragen. 585, 386a
»■■' rekening doen. 386. " .
i
r
n,
.yi
i'j
f
■i '
ί Η
I
Ά
i
w.
tlurator ad Utes* Zie Jdßftentie,
li η 2
ρ
δ
504
Daaden y welke het onderwerp van verbintenis zijn kun·
nen. Bladz. 123.
Dag ^an bcr^iad. 308.
Dagvaarding^ bij de Gerechten. 298, 299.
--------------- bij 't Hof. 30Γ.
— bij edicte. 302.
. bij edicte ad valvas curiée, ïM,
Debat van rekening, 382.
Debiih, Mandament van debftis, wanneer te pas komt 315.
Declaratie van kosten: hoe tot derzelver overneming te
dagvaarden. 317, 318.
■............. van kosten, hoe te tauxeeren. 380, 381.
--------van kosten, fchaden en interesfen. 381, 382.
Decreet^ onwillig, hoe te interponeeren. 374—376»
.—...... van apprchenfie. 393—395·
van dagvaarding in perfoon. 395, 396.
Defaiit ^ als de gedaagde niet verfchijnt. ^07.
-- hoe te piugeeren. 308.
---- 0111 declaratie van kosten over te nemen, 318.
■i·.' om condeninatie of executie te zien decerneeren*
319. '$20.
-- om actie te inilitueeren. 320.
■■ in guarand. 321.
........ om de arretncnten aan te nemen. 321.
' ' ■ om Procureur acceptant te ftellen. 322,
<■ in evociitie 323.
—' op een arrest. 330
■ op een poLnaal. 335.
« in maintenue. 337.
■■ in fpolie. 340.
—-- in appe^. 34ö·
■ ' ■ op een beneficie van inventaiis. 351,
— in geval van cefiie. 352.
Defloratie^ welke actie geefr. 173, 174.
Depoßtum, Zie Bewaargeving,
DefertiCi wanneer de tijd van appel verloopen is. 343.
-ocr page 638-Beifache van Commisfarisfen van Zeezaken. Bladz. 502.
Deurwaarders van den Hove, hoe hun exploit moeten
doen. 301—303.
Biemtbaarheidf wat is. 99.
». . ------- veld-dienstbasrheden, pp, 100.
κ huis-diensibaarheden. leo, lor.
........ hoe verkregen en verloren wordt. I0r,l02,
.......perfoneele. 102—104.
Biemtboden, huur derzelven. 165.
------ getuigenis. i8ï.
Bieverije^ wat is. 251,
■ zoorten van dezelve. 251, 252.
.. hoe te ilrafFen. 252, 253.
Bomicilie kiezen. 310.
Bominium eminens. 59»
Bonatie^ ter zaake des doods, of onder de levenden. 140.
■ vereifchten en gevolgen. 140—142.
onherroepelijkheid derzelve. 142.
Bood^ ontbindt 't huwelijk. 31.
- van den voogd; deszelfs gevolg. 47.
--van den testateur, maakt de legatenverfchuldigd. 8r.
- van den lijftogter, doet het vrugtgebruik eindigen. 103,
-- doet de huur niet eindigen.
—— doet lastgeving eindigen. 168.
--doet misdaad te niet. 277, 278.
Boodßag^ wat is. 236.
--aan wien begaan wordt. 237.
--door wien. ibid. ·
---doodeiijke wonden. 238, 239,
--opzettelijke, 239, 240.
--onvoorzigtige. 240, 241.
--toevallige. 241, 242.
--hoe te Itraffen. 241, 243.
Boodftrajfen y welke nog in gebruik zijn. 213.
Bouarie, we!k regt zij geeft. 18, 19. ^
Bronkenfchap, Misdaaden in en door dezelve begaan.
203, 204.
Duellen, Zie Tweegevechten.
Nn 3 Bu-
5«5
\ ^
Iii
, 3|
'r, 4L
rt "
Duplicq^ van den gedaagden. Blidz. 3T4.
ï)waaitng\mz\\t de verbintenis gebrekiu'g.
. E.
Echtfchciding^ οίπ welke redenen toegelaten. 31, .
iti/d/i?«^ .enionedelen. 11, 12.
Edicte ^ gawoone. 302.
---- ad valvas Cuiiaa. ihiih
---drg''aarding van befdiuldisden bij openLaar-ea
edicte. 39^, 395.
Eed^ Els eene zoort van bewijs, gebruikt. 183, 1S4.
Eigendom^ waar in beftaac. 52, 53.
---hoe verkregen wordt, 53—58.
---actie uit hoofde van denzelven. 58.
-—^--hpe verloren wordt. 58, 59.
Eisch, of conc!u)ie van den aanlegger. 304.
---- bevat diiiwils een verzoek van proviiie of narnp·»
tisferaent. 305, 30(5.
—- in geval van arrest. 329.
" - ·■' in appel.
—-- op een relief. 356.
·——' in exiraordinair crimineel proces, 409.
k-^Bk.
Eniaiicipatie ^ Üilzwijgende. 37.
Enckhfement ^ wat i«. 538.
------ wanp.eer het regt van den Wisfel overdraagt, thii*
------ wanneer e^nkele lastgeving bevat. 538, 544.
........— welke ■ verbintenis tusfchen den endosfant en
geendosfeerden beilaac. 544.
Erßhns^ te aanvaarden. 84.
--te verwerpen, ihid.
----- te aanvaarden onder acte van beraad. Sj.
---ondcï beneficie van inventaris. 8ö—88.
--gevolg van derzelver verkooping. 157.
Erfi>agt, regten daaromtrent. 165, 166.
Erfjlelling, hoe te doen. 68, 69
Erfvolging, bedingen, deswegens bij huwelijkfche voor-
waaidt:n gemaakt, of onherroepehjli zijn. 20, 60.
—„ hoe veelcïleije. 60.
ÏrfvoJging, welke actiën zij geeft. Bladz. 6i,
-— door uiterilen wil. 6i—po.
--- bij verflerf. gi—99. -
Evocatie, hoe in dat geval te procedeeren. 322, 323»
Exceptie, bij welke men mag perfiileeren. 310, 31 x,
--van nulliieic van arrest. 329.
•--van niet ontfankelijkheid in cas van provoca·
tie. 345.
--van incompetentie, in civiele zaaken.'sio.
--in extraordinaire crimineele procedures. 402·
--varj prffiventie. 399.
---aan de aifuradeurs toekomende. 523—526.
Executeurs van eenen uiterften wil. 83, 84.
Executie, wanneer^en hoe tot het zien decerneeren van
dezelve te dagvaarden. 319.
--van vonnisfen. 368—382.
■--bij fommatie en renovatie. 36-9.
--onderfcheidene zoDrten van dezelve. 369, 370.-
-■--in rtëele actiën. 370. ^
--in. perfoneele actiën. 37c—377»
--op roerend goed. 370—372.
--oppoiicie van executie. 372, 373.
--op onroerend goed. 373—377.
--- bij de Gerethten. 373, 374.
,--bij 't Hof, 374—376·
-,—^— houden van preferentie. 370.
--- apprehenfie. 37(5, 377. /
——- in zaaken van faiten. 377—'380. f
--in gijzeling bij de Gerechttn, 377, 378. I
i—--in gijzeling bij 't Hof. 370—380.
--van crimineele vonnisfen. 419, 420»
Executorie, op de fententie bij het Hof te ligten. 309.
Exheredatie, Zie Onterving*
Exprcsße, verzoek daar toe door eenen 'gedaagden in
perfoon. 403 , 404.
Extracten authentiek. 179. '
Extraordinair crimineel proces. 400—410.
w I ·ι·ι·!ΐ·ι I·.. n wat if, en of billijk is, 4C0, 40Σ.
li
.ft
ExtraêfditiMir procss: verzoeken en incidenten in het
zelve. Bladz. 402—404.
» verhoeren. 404·—406.
I bekentenis, en eisch op dezelve. 408—410»
ExuCf afgefchaft. Ji, 12.
S68
Falcidique portie. 83.
Falfiteit, vereischten deezer misdaad. 254, 255.
- ....... ■ hoe gepleegd wordt. 255, 256.
- ■■ ■ * hoe te llraiFcn. 256.
' - omtrent wisfels gepleegd. 546.
Familie-flandf iwlke regten geeft. 13, 14.
Fideicommis f wat is, 71.
——--- wie daar mede bezwaard mag worden, ibld.
-....... hoe gemaakt wordt. 72.
»I -- zoorten van het zelve. 72, 73,
- welk regt geeft. 73—75.
·——- aftrek der trebellianique. 75,
■« - hoe eindigt. 75, 76.
Gebruik^ waar in beilaat. 103.
Gelijkheid der menfchen. 13.
'Gemecne middelen ^ judicatiiure over dezelven. 250, 291.
Gemeenfchap van goederen tusfchen echrgenooten, waar ia
beilaat. 28—30.
>.......... derzelver gevolgen, 30.
... -buiten contract, wanneer plaats heeft. 170,
Cf/c-.i!/'///;?«, gerechtelijke. 177.
» . ........ notariaale. ibid,
.i - onderhanclfche. 178,
- --- copiëü. 179.
— -dienen in 't lijfilrsiFelijke zomtijds tot bewij-
zen. 271.
Getuigen^ witn verboden is te zijn· 180.
--wie zig daar van verfchuonen kunnen. 180, i8r.
Ci'-
-ocr page 642-Cëtuigm, reproches tegen dezelven. Bladz i8r.
---bewijs door deüelven in lijfftrafFclijke zaaken.
2Ó9—271
forme van liet hooren en beleggen derzelven.
Κ
1
it -i
)
η
1"
360, 364, 365.
GevaKgemn"te doen ontvlugten, hoe ftrafbaar. 233, 23<·,
Geweläi openbaar. 231—234.
Gifte. Zie Donatie.
Godsdienst^ deszelfs invloed op den itand der menfchen.
II, 12.
........ tnisdaaden, denzelven betrefFende. 225—227;
Godslastering, waar door begaan wordt, 225, 226.
»· ■ ■ ■ --- hoe te ftraiFen. 226.
Gratie, wegens mis da aden, door de Hooge Overheid te
vtrleeiien. 273. 374.
Guarand van verkogt goed. 160, 16 r.
-- hoe daar in geprocedeerd wordt. 320, 32!·
Gijzeling, bij de Gerechten. 377, 378.
■- bij 'c Hof. 378 , 380,
- " ' gtdëcreteerde. 380.
Heemraaden, in zaken van dijken en wateringen. 282.
Herwisfel, wat daar door te verdaan. 542.
Hoererije, hoe geftraft, en tegengegaan wordt, 263,254.
Hof van Holland, in welke gevallen Regter ter eerfte
inilantie. 283—287.
------wanneer bij wege van hooger beroep.
287—290.
■- ■ - wanneer in crimineele zaaken compe-
tent. 390.
Hoog verraad, waar door, en door wien begaan wordt,
228, 229
' hoe te itrafFen, 229.
Hooge Vierfchaaren, derzelver judicatuure. 290.
Hooger beroep, welke zaaken al, dan niet, daar aan on-
derworpen zijn. 287—,290.
onderfchefden zoorten van het zelve. 340.
van uitfpraken van Goede Mannen van de
i Oo
Pilotagie. 472.
ffeu-
-ocr page 643-Ilüvdcr van een wisfel, waar toe verbonden.- B!adz. 54E'.
Mutir, vereifchten. 161, 162.
•- verpligtingen en actiën. 162—164.
--hoe te niet gaat. 164, 1Ö5.
-- van dienst. 165,
Ilmvclijk, wat iS, 14.
---wordt voorafgegaan dbor trouwbeloften, 15, 16.
----ook wel door huwelijkfche voorwaarden, 17-20.,
--- vereischten. 20—26.
—--— welke verboden zijn. 20—23.
--- toeiteniming der ouderen in het zelve. 23, 24^
--plegtigheden. 25 , 26.
--gevo'gen. 26™3i,
--hoe ontbonden wordt. 31,3^,
■--tweede. 33»
--ontfiaat van de vaderlijke magt, 36.
Hiiv/elijkfche voorwaarden ^ deizelver vereischten. 17.
—-. welke bedingen daar bij te ms«-
ken 17—19.
hoe verre onherroepelijk zijOi.
19, 20.
Hijpotheek. Zie Pand.
«gt om te j^gen. 53. 54-
hnrnisfic^ rtgtsmiddel tot het bekomen van bezit. 114-, 33/^,
Indiciën^ welke zoort van bewijs daar door in't lijfihaf-
fclijke te veriiann, 271, 272,
Jnductie, v/.it is, en hoe daar in wordt geprocedeerd. 354«
ίφηηαΐίεη, prrecedente, in ciimineele zaakee, 392, 393»
Inhibitie., wat is. 343.
Injurie, wnt is, en hoe te beteren. 172, 173.
- in welke gevallen flrafbaar. 250, 251.
Inladers. Zie Bevragters.
Jniendit, wat daar door te verftaan. 307.
luÏcrdictien y bij de Gerechten. 331.
fv.icrcsjhiy wanneer, en hoe te berekenen. 144, 145.
37®
.•Inter:sßfi ^ t^n lasten van asfuradeurs te berekenen. El, 528.
Interjectie van appel. 34.1.
ïnterhcutie, waar bij pointen van officie |;eopenJ vvoj-
den. 36Ó.
Interruptie t acte van non-intemiptie 371.
Interventie i wat Is, 315.
Inthimatie van appel, aan den Regter, die ■£ vonnis ge-
wezen heeft. 343.
Inventaris van ftukken, hoe in te rigten. 359,
■--ampliatie van denzei ven. 360.
Joden ^ genieten burgerlijke voorregten. 12.
.........mogen koophandel drijven. 440.
i
«
1
t
/1
.....r
■JKanoniek regt t hoe ver bij ons aangenomen. 4.
Kerkelijke zaaken, waar en hoe t^ behandelen. 20.
■Kerkroof^ hoe begaan en geftraft wordt. 253,-254.
^.Kinderen, welke niet geftraft kunnen worden, 205, 20ö.
Kindertmcrd^ vpanneer begaan wordt. £46.
" -— hoe te Ür^^ffen. 247.
Kleine zaaken. Zie Summiere.
Knevelarijen ^ hoe te itraffen. 235, 236.
Koop ^ deszeifs vereiichten. 152—154.
- welke di^ngen verkoopbaar zijn. 154.
-- wanneer voor voltrokken ^te houden. 155.
- gevolgen, verpligtingen, en actiën. 156—159.
-- hoe te niet gaat. 159·—161.
Koophandel is de fleun van deezen Staat. 423.
—.■- ----- oorfprong van denzelven. 424, 425.
> . ■—— Hollandfclie. 426.
a-— --voor en onder de Graven. 426, 427.
------tot den Westphaalfchen Vrede, 427—429.
---na dien Vrede tot heden. 429, 430»
. . I ----- bloei en verval des handels. 430—433.
----- middelen tot herilel. 433—436·
■t' . --- van Amfterdara. 436—439·
IM n-wie deoselven drijven mogen. 439, 4^·
,Oo a Koof'
-ocr page 645-REGISTER.
Koophandel, op welke wijze gedreven wordt. Blad?.
440—443.
---in compagniefchap gedreven wordende. 443-452.
Ko'pmam-boeken, welk bewijs opleveren. 17p.
Koppelaars. Zie Hoerereijeo
Korting op tractementen van Krlji'Fluiden. 325,
'Krankzinnigheid geeft grond tot curateele. 49.
----fluit de toert^kening van misdaad uif. aor«
Kwijtfchelding, zoorten en gevel,^en van dezelve, 189—19U
.............gevolg in wisfelfchulden. 552.
Landsdieverije g hoe begaan en geüraft wordt. 257.
Landwinning^ middel van gratie, 274.
Lastgeld der fchepen 464.
Lastgeving, vereischten. 167.
•--verplfgtinjtien, en actiën. 168.
---hoe eindigt 168, 169.
' - tot het uitvoeren eener misdaad, 209.
Legaal verbajid^ aan wien toekomt. 104—107.
Legaten , welke beftaanbaar zijn. 77.
----wat men kan legateeren. 78.
----hoe uit te leggen. 79—gi,
----van welken tijd kragt hebben. 81, Si.
----welke aciiëti daar uit voortfpruiten. 82.
------aftrek van de Falcidique portie. 83.
Legitimatie van onechte kinderen. 35,
Legitime portie. 67, 68.
Levering van roerend goed. 57.
Lex hac edictali, wat daar bij is vastgefteld. 33,
Liquidatie van vonnisfen. 380—382.
Lootslieden , moeten door den Schipper aangenomen wor-
den 46Ó, 467, 486.
.............hunne vereischten, verpligiingen, en belop·»
'~ninizen, 467—470.
Lijfßrafelijke. Zie Crimineele,
LijffirafeU} welke nog in gebruik zijn, 214,
Êl Magt,
5n
Magt^ van den tnr.n over de vrouw. Biadz. 27, 28.
---------- vaderlijke, waar in beilaat. 34, 35,,
....... hoe verkregen wordt. 35, 36.
' hoe eindigt 36, 37.
—— dér voogden over hunne pupillen. 44—45.
Maintenue ^ regtpuiiddel tot 't behouden van bezit. 114,
——- hoe daar in te procedeeren. 336, 337.
Majefteit, misdaad van gekwetile. 229.
—--hoe te ftraffen ibid.
Makelaars, te Ainiterdam. 438, 443.
» - mogen geene Asfuradeurs zijn. 512,
»i--—- regt ten aanzien der premie van asfurantie.
516, 528.
Mandaat. Zie Lastgeving·
Mandament van 't Hof: wat is. 300,
Manier van procedeeien: in burgerhjke zaaken, 279-386.
■-- in lijfilraffeiijke zaaken. 387—422.
» ■'■ 'I'· eene geregelde is zeer noodzakeh'jk. 279.
Maritaale magt van den man over de vrouw. 27, 2S.
Bledepligtigen y hoe ver ftrsfbaar. 208, 20p,
Meineedy wanneer begaan wordt. 22ö, 227.
--hoe te ftraffen. 227,
Melancholie , hoe verfchooning in *t Huk van misdaad
fieefc. 202.
Menfchenroof^ hoe begaan en geiirafc wordt. 254.
Militaire zaaken, wie daar over judicatuure heeft. 29Γ.
Minderjaarighêid ^ tot welke jaaren duurt. 47.
—----wanneer een grond tot verzagting van
ilraf is. 2c6, 207.
Misdaad^ welke burgerlijke verbintenis voortbrengt. 171.
--- tegen het Jeven. 171, 172.
tegen het lichaam. 172.
·——— tegen de eer. 172—174.
--- tegen goederen. 174.
--- wat is, en boe verdeeld wordt. 198.
volliQUiene, en onvolkomene. 198» 199·
Ü 0 3 Mis*
-ocr page 647-REGISTER.
MAüdand, wie inisdaadlg is. Bladz 199, 388»
«■ ' — veronderftelt eene fl;r;if bepalende wet. ihii,
———— voornemen om te iiiisdoeß. 199, 200.
--- uit nalatigheid. 200,
"" ' toevallige, ihic!..
ο——— in k;ankz'nnig' eid begaan. 201.
--- door een vouwdigheid of domheid begaan. 201,202.
—-—— door me\ancholie. 202.
.......door doofheid en iloiiihcid, 203,
•- in dronkeiifchap, 203.
«———~ in toorn, of gramfchap. 204.
--- uic onkunde van de wet 20;, 205.
—..........- in kindfcïie jaaren. 205, 206.
in minderjarigheid, 206, 207.
—......... door een complot begaan, 207, 20S.
---------------- medepligtigen aan d'izelve. 208, socj.
« Ja^tgeving om dezelve te plegen. 209.
raadgeving tot de uitvoering, ihid.
........ het niet beletten van dezelve, aio.
- het verzuijgcn van dezelve, ihid,
waar naar derzelver grootte te beoordeelen. 210, ai i.
-------- vïrdeeling der bijzondere misdaden. 224.
---betreftende den Godsdienst. 225—227.
---—' tegen den Staar. 228—236. 1
·»—- tCKen het lev^in, het lichaam, en de eer on:^er
mede-nienfchen. 23G—251.
- tegen de goederen onzer mede-menfchen, 251—259^
uit ontucht. £60—26(5.
•- hoe bewezen wordt 266—272.
—— hoe te niet gaat. 272—278.
--- docr Icheepsgezellen aan boord begaan. 494,
Moord, v/at is, en hoe te ftrafFen, 245.
Munt ^ valfche: waar door gepleegd wordt, 229, 230,
"" hoe te firaiTen. 230, 231.
5H
Muiuunit Zie Ferbruikkening.
's^oftm
N. Nam}^-
ifl
-ocr page 648-REGISTER;
■?1
4
\
Η .
ν Ö 1
... /
Nßmpthfement, wat tot het zelve vereischt worJt. Bladg,
305, 30Ö·
——---- op wisfelfchulden. 551-
Nationaal Gerechtshof ^ deszelfs magt en bevoegdheid
282, 283.
Natunr-regt, v?at is i.
Neutraale t zeevsait van neutraale natiën. 454—45Ö.
■-- f]o!landsch ngt daaromtrent. 457, 458.
Noodweer^ wat daar toe vereischt wordt. 243, 244.
Notaris^ boa zig in 't maken van een testaaienc moei
gtdragen. 62, 63.
■ ■ - aanftelling derzei ven. 177.
Notulen^ bij het dienen van eisch, 30.^.
Novatie, vereischten en gevolg. i8i3, 189.
ó.
Objecten van het regt. 9,
Occupatie, wanneer eigendom doet verkrijgen. 53~5if. '
Omkoopingen in 't ftuk van aiubten ; hoe te flrafFen·,
236, 257.
Onderwind^ eens zoort van quaii-contract. 169.
Ontbieden y of requireren van perfoonen voor den Reg·
ter 397.
Onterving^ hoe te doen, <58.
Ontjlag van den befchuldigden, onder handtasting. 414,
4i5. 417·
Ontvlugten van gevangenen, hoe ilr.fbaar, 233, 234.
Oorlogfchepen ^ regten daaromtrent. 473, 475.
Oppofitie van executie. 372, 373, 378.
Oproer^ waar door begaan wordt. 231, 232.
>—-— hoe te itrafFen. ibid»
Ordinaire crimineele procesfen zijn fchadeüjk. 411, 412,
--wanneer plaats hebben. 415, 416.
--adfiiientie van minderjaarigc'n en getrouwde
vrouwen in dezelven. 416.
—- welke form in dezelven in acht te nemen. 417.
Or-
-ocr page 649-Ordre, billietten, aan ordre houdende. Blsdz. 531,
*■' " .■■ wis'fels moeten ook aan ordre houden. 536.
Ouders, totilemmi g in der Idijtieren huwelijk. 23, 24·.
■ " ■ raagt over buDne kinderen. 34—37.
Over daging, bij de Gerechten, hoe gedaan wordi. 302,
---- in geval van arrest. 327,
Overdragt van onroerend ^oed. 57.
Overfpel, wanneer gepleegd Tvordc. söo»
' ■ ^ hoe gcllinft wordt. 261.
--— is compofibel. 262.
Overzeiling van fchepen. 504'—507.
-■- legsai verband. 104—107.
- conventioneel verbanJ. ΙΓ7, 108,
■-- ter minne, 107.
■- preferentie, ic8—Ho.
- verkoop van 't pai.d. iio, iii.
—— hoe pandrepjt te niet gaat. iii, 112.
- bij contract gefteld zijnde, welke actiel3 voort-
brengt. 151.
Paraat wiifelregt, waar in beftaat, 551.
Pardon^ middel van gratie. 274.
Pasfagien, regten tiisfchen dezelven , en den fchipper.
491 , 492· .
Pilotagie, rakende het lootfen der fchepen. 466—470.
---Goede Mannen van de Pilotagie 472.
---aan wien van hunne uitfpraken hooger beroep
vak. 472.
Pleidooi)^ in ro!-zanken. 357.
* .....- welixc zaaken te bepleiten. 357, 358.
---- wat men door pleiten te verflaan heeft. 3(5i.
.■ regels btj het pleiten in acht te nemen. 362, 363.
Poenaal, wnt is. 332.
---Γ. deszelfs vereischten, 332, 333,
--- boe daar op te dibporieeren, 334, 335.
■.......... hoe daar op te procedeeren. 335, 336.
PqS'
57ί
REGISTER,'
Poenaal^ door den geëxecuteerden tegen de executie té
verzoeken, ßladz. 372.
Toenaliteit, bij verbintenisfen gevoegd. 133.
Pointen van officie openen. 366.
Polis van asfurantie, wat is. 509.
- vereiscliten, en regten desaangaande. 517, 518.
Politie y zaaken van Politie niet bij de Juflitie te behan-
delen. 281, 282.
»———te behandelen bij de Gemeente-Beftuuren, Raaden,
of Wethouderen. 282.
>■■■■-■■·— politique custodie of bewaaring, 3-98.
Polijgamie. Zie Feel)vijverije.
Portie^ legirime. 67, 68.
■ ' trebellianique. 75;
——>— falcidique. 83.
Preferentie, welke orde daai in te houiden. 108—iio.
>-■■■■—- over de penningen, bij executie van onroe-
rend goed komende. 376.
over de afkomst van gefequestreerdè of on-
der curaceele getlelde boedels. 386.
' - der Convooiloopers. 464.
Prafcriptie. Zie Ferjaaringi
Prafentatie, ter Rolle te leveren. 303.
---van den Gedaagden, alvoorens te antwoor-
den. 312.
Preefumtie^ welk bewijs oplevert. 183.
Pravaricatie. Zie Verraderije,
Präventier in geval van purge. 399;
Premie van asfurantie, wat is. 509.
> ■ wat daaromtrent regtens is. 515, 510.
Proclamatien des huwelijlis, 25, 26.
Procureurs y toelating en ambtsbediening. 297.
---acceptant itellen. 322.
Pro deo, wat noodig is, om daar toe te worden toege-
laten. 297, 298.
Pronuntiatie van vonnisfen. 368.
Protest van wisfels, wat behelst. 549, 550.
--gevolg van het verzuim daar van. 550.
Provifie van namptisfement, 305, 30Ö.
V ρ · Pro-
•sii
i \
1 1
f.
•4 .
-ocr page 651-Proviße, Pi( idooi op dezelve. Bladz 315.
--in geval van Maintenue. 337.
———— van Coinplainte. 338,
■--van Spoik'. 3-9;
Pupilhn. Zie T'oogden.
Purs.e van dcfauten .-Jog.
5/δ
Γ 1
-- een rtg-sini-ldel ia 't crimineele, en hoe daar in te
proctdeere». 398 , 399
Pijnbank^ afgefchaft, 410, 411.
Q.
Ojiaß' coniracien , zoorten derzelven. .169, 170.
Quaft-miidaady wanneer plaats heeft, 175.
Raadgeving^ tot het uitvoeren eener misdnad. 209, 210.
Rapporteur in de zaak, v^raar in gevonnisd moet v;orden«
365: 3^0.
Rapportgcld^ bij 't Mof gevorderd wordende. 36S.
Reauditie^ wat is, en hoe daar in te procedeeren. 340^ 341.
Recommandatie in een arrest. 331.
Reconventie s wat is, 313.
-—;—-- in wtike gevallen geen plaats heeft. 313,314e
Recredentie ^ wat is. 337.
Recueil van den Rapporteur. 363.
Redintegratic^ in güval van Spolie. 339,
R^edouhlement van 'r. interdict, wat is, 337·
Reductie van uitfpraak van arbiteren. 347»
Ree der ij, wat is. 481.. '
----- boekhouder van dezelve. 484.
---bijzondere regttn desaangaande. 485.
---- regten tusl'chen de readers en den fchipper.
486—488.
Reformatiei waar in van appel verfchilt. 346, 347.
Regt, Vv'at is, en hoe vederlei. r,
--Romeinsch, bij ons aangenomen. 3.
-- Kiaioniek, of Fausfe'.ijk. 4.
Ii:
■ί
Res^ r
WÉ ifl
ia
-ocr page 652-■Regt, objecten van het zelvè. Bladz. 9.
- op, of tot eene zaak. 50, 51.
-- zoorten van het regt op eene z^ak. 51.
- tot eene zaak. 52,9 115.
■Regters', onderfcheiden Regters en Regtbanken in dit
Land. 280, 293.
■.......... wie competent 7,\]n in lijfilraiFclijke zaaken. 388—390.
■ .......- in 't ftuk van asfurantiën. 526, 527.
Regisgeleerdheid^ wat is. i.
Rekening, hoe te debatteeren en te vereffenen. 382.
Relaas vun dtn Bode, wegens gedaane dagvaarding. 299.
Relief, doet de verbintenis te niet 196.
—-- oöi welke redenen te verleenen. 196, 354.
—■ tegen het verloop van fatah'a van appel. 342, 344,
—— wie het zelve verleent. 354.
onderfcheid tiisfchen Mandament van Relief en
Request Civiel. 355, 356,
tegen judicieele verzuimenlsfen. 356·
•——— hoe daar op geprocedeerd wordt, 356, 357.
Remisße^ middel van gratie. 274.
Remittent, of gevt='r van de waarde van een wisfel. 535Ï
» . ---- waar toe verbonden. 543· .
Renovatie van gedaane fommatie. 369.
RcpHcq van den aanlegger. 314.
Reproches tegen getuigen. 181, 1S2,
Request, om Mandament bij de Hoven vaii JuftitiÄ
299 > 300.
Reqimt civiel, wat is, en hoe vaa een Mandament van
Relief verfchilt, 355, 356.
Refpijt. Zie Atterminatie,
Refpijtdagen , tot betaa'ing van een. wisfel. 548.
Restablisfement, in compiainte. wat is. 339.
Restorno, wat is 515, 518.
Revifte , wat is , en hoe daar in wordt geprocedeerd-
348, 349.
—...... ■— in·, crimineele zaaken. 422.
Rolle, onderfcheiden zoorten. 303.
Rümein'.ck regt, bij ons aangenomen» 3.
Pp 2
Itoof^
-ocr page 653-REGISTER.
Roof^ hoe begaan en geiiraft wordt. Bladz. 253, 254. "S5
Ruiling, waar in van koop verfchilt. 153, 44c,
*
Salaris van vonpden. 46» 47.
-- hoe te b' rcisenen, ·;8ι.
--- hoe re taiixecren. ihicl.
Schaden en interesfen, boe te berekenen. 125, 129,
Schaking, hoe te (IrafFfn 262, 263.
Schc-epigrzelli'n, regten tusfchen dezelven )sn den fchip-
f»< r. 4g2—.195
Schinking, Zie Donatie.
Schepen, onderfcheiden zoorten derzelven. 473.
-----rigcen omtrent oorlogfchepen. 473—475.
»-■■III oiiiirent Icoopvaardij- en anderefchepen. 475—47S»
--- verpanding bij bijlbrieven. 478, 479.
--- bij bodeinerij-brieven. 479—483.
------------- fchade bekomende , hoe de avarije te dragen»
496^504.-
—-- elkander aan- of overzeilende. 504—507,
•■^rr?—— asfuranriën van deze!ven. 509.
Schppfittcn ^ zijn de gcwoone Uegters, 280, 581.
Schipbreuk^ wat in geval van dezelve regtens is. 470,472,
Schipper, regten tusfchen denzelven en de reeders, 486—488.
--regten tusfchen denzelven en de bevragter?. 48^^-491.
■ regten tu.-fchtn denzelven en de pasfagiers. 491,492,
,■■, regten tusfchen denzelven en de fcheepsgezelion.
49?.- 495.
Schuld'Verefening* Zie CompQnfatie,
Schuld-vermenging. Zie Confufie.
Schuld-vernieuwing. Zie Novatie.
Separatie van tafel, bed, bijwooning, en goederen. 31,32,
Sequestratie in onbeheerde boedels. 50.
«f-——--als mede in andere gevallen. 14g, 150.
-------in boedels, waar In geregtelijke voorziening
noodig is. 383 > 3B4·
—--pligt der Sequesters. 384.
Γ·:..........hoe zig inde beredding te gedragen.
Se-
-ocr page 654-Seqimtratie^ rekening doen Bladz. 386.
Servituut. Zie Dienstbaarheid,
Slavernije, hier te Lande niet in gebruiï:. 10.
Societeit. Zie Compagniefchap,
Sodomie^ hoe begaan en geftraft wordt, 205, 266.
—........ of de doociftraf gepast is. 265.
Solidaire verbintenisfen. 130—132.
Sommatie, tot voldoening aan het vonnis. 369.
Spelen, valfche en h i^nrd-f elen, hoe ie ftrafFen. 25S.
Spolie y reqtsmiddel ter ^aalce van ontweldigd bezit. 115; '
................ hoe daar in te procedeeren. 3^9 340.
Staat, miFdaaden tegen denzelven gepleegd. 228—236.
Stand, onderfcheiden ftand der menfchen. 10
Stapelregt, wat is: bijzonderheden daar van te Dord-
recht 460, 461.
Statuten, derzelver verbindende l<ragt. 4.
Strajfe, derzelver oogmerk, 212.
" onderfcheiden zoorren. 212—215.
■ ■ graden derzelven. 215, 216.
» regels in het bepaalen van dezelve. 216—118.
■■ naar welke wetten te bepaa/en. 215, 219.
--------- - willekeurige. 2 [9, 220.
——— redenen tot verzagting derzelven. 221—224.
-------- van go.ls-Iastering, 226«,
- van meineed. 227.
' ■ van hoog-verraad. 229.
~—— van de misdaad van gekwetile majeftelt. ihid,
.....·' ■ van valfche munt. 230, 23 r.
r^—· "Jan oproer. 231. 232.
-—- van geweid. 232 , 233.
-- van het doen ontvlugten van gevangenen. 233 ,234;
-- van brandfligting. 234, 235.
—. van afpersfingen en knevelariiën. 233, 236.
-- van pmkoopingen in 't iiiik van ambj^in, 236.
—— van den doodilag. 242, 243.
-err van moord, 245.
Λ
van vcr^ifcigiDg. 245. 24Ö.
Γ ρ 3 Strafe
tl
ν
ν*··- ·--ji'"
ss^ R Ε G ï S τ Ε R.
Strafe van vader- en bïnderinoord. Bladz. 247, i248.
- van 't toebrengen van wonden. 249.
* van twc\ gevechten. 249, 250.
van injuriën. 250, 251-
■ ' van dievefi/e. 252, 253.
--- van roof, Ucrkioof, en menfchenroof. 253, 254.
■■ ■ van falilteir. 256.
-...... van landsdieverije. 257.
—-- van verraderije, 258.
......... ' ■ van valfche en hazard-fpelers. 258.
van banqueroutiers. 258, 259.
" » van woekeraars en zwendelaars, 259.
——— van overfpcl. 25 r.
van veelwijverije. 2Ó2.
---- van fchaking. 263, 264.»
—— van concubinngie. 2649 265.
---- van fodomie, 265 , 26Ö.
---- van bloedichande. 266.
-•-^ doet de vervolging der misdaaden te niet, 273.
Sirattdroof, eene zwaaie uiiädaad. 471.
StraJidyondr.n , aan wien toekomen. 56-
---- wat desaangaande regtens is. 470—472.
Submisfie, wat, en wanneer gepast is. 276, 27,7·
6'ubßitutiCy wat is. 70.
-.■.„■ ■ zourten van dezelve, ilid,
Succesße. Zie Erfvolging.
Suggestie, memorie daar toe in te dienen. 406.
Summiere zaaken , wellic zijn, en hoe te behandelen,
310—323,
Supi-a pvoieii^ wanneer ter eere van trekker of endosfan-
ten etn wisi'el geaccepteerd of betaald wordt. 546.
Surchcance, op· een verzoek om Poenaal. 334.
Tauxatie van kosten. 380, 38r.
—--- van kosten, fchaden en interesfen, 3S1, 382.
Testament, zoorten derzdven. 61—64.
-ocr page 656-Testanent, open. Bladz. 62.
-' befloten. 63.
, —■■ wie maken mogen. 65 , 65.
mutueel. 66.
. wie daar bij beuren mogen. 66, 67.
de legitime, daar bij aan de kinderen na te h'
ten. 67, 68.
■ " " moet eene erfilelling bevatten. 68 » 69.
' ook wel eene fubftiiutie, 70.
■ -' of een fideicommis. 71—76.
■■ dikwils ook legaten. 76—83.
aanftelling van Executeurs en Adminiftrateurs.
83, 84.
hoe vernietigd wordt. 89, go.
Tienden, zoorten derzelven. 104,
Toeflemming der ouderen in 't huwelijk 23, 24.
Toonder^ briefjens aan toonder. 532.
Tramactie doet de verbintenis te niet. 195, 196.
Transport van onroeiend goed. 57*
--—— van fchepen en vaartuigen. 475, 476. *
TrebelUanique portie. 75.
Trekker van een wisfel, waar toe verbonden. 540—54.j».
—- verbintenis tusfcheii denzelven en den betrokke-
nen 545, 546
Trocqueeren. Zie Ruiling,
Trouwbeloften, hoe aangegaan en vernietigd worden. 15 , löw
Tvaegevechten-, hoe te üraiFen. 249, 250.
Tijdj bij eene verbintenis gevoegd. r28.
-hoe de verbintenis, te »iet doet. 194, 195.
Uiterße wil. Zie Testament,
Uitlegging der wetten. 5—7.
--- in 't iluk van legaten, 79*—8r.
■—- van contracten en verbintenisfen. 120 9 12T.'
' ' van borgtochten. 137. '
-" van vonnisfen te verzoeken. 368.
" '"- van asfurantiën. 5U, 514» 5^2.
Uni'
—**·ΐι-ι, k
-ocr page 657-Univerßteit te Leijden; derzelver Vierfchaar. Bladz* spfi
Vfoy wat in den wisfelhandel beteekent. 535^
Vaderlijke msgt, in beilaat· 34, 35.
•---hoe verkret^en wordt. 35, 35,
----- hoe eindigt. 3(5, 37.
Vadermoord, wanneer begaan wordt. 24Ö0·
•--hoe te ftrafFen. 247.
Veedicverije, hoe te flraiFen 253.
Veelwijverije, hoe te ftraffclL
Veilgeld^ der fchepen. 465.
Venia agendi, 34, ayö.
— ffirntis. 37, 48,
Ventjagerije verboden, 155, 44Ó.
Verhaal accord, wr.av bij een proces gefchikt wordt. 30^.·
vao informatiëi), wegens't hooren van getuigen. 364.
Verhand, legaai. 104—107.
- conventioneel. 107,1· 108.
- pr.-efereiuie, onder meerdere verbanden. 109 ^ iiOk
Verhhiienis, .n/geuieene aarti derzelve. iI5, Iló.
—--uit contracten voorifpruitende. iiö—118.
——-- gebreken derzelven. ihid.
--- welke ptrfoonenzig verbinden kunnen, 118-120.
——- volgens wejke regels uitteleggen. 120, 121',
---- oorzaaken derzelve. 12r , 122, (
--onderwerp van dezelve. 122, 123.
—-- gevolgen van dezelve. 123—126.
--verdeeling van dezelve. 126, 127.
- co"ditionee!e. 127, 128.
-----met bijvoeging van tijd en plaat?. 128,129^
--illiquide , tot effenheid te brengen. 129.
--- aliernative. 130.
--folidaire. 130—132.
--deelba.are en ondeeibaare, 132.
—--poenaale, 133.
— accesfoire der borgen, i33-"i3y'
Vet"
».«rrr·..
-ocr page 658-^^(rUntenis t uit contracten en qiisfi-contracten. 'BI. 135-170.
———-- uit raisdaaden en quafi-misdaaden. 171—175.
-------- hoe te bewijzen 175—184.
......... hoe vergaat. 184—197.
Verbndkleentiig y vereischten en gevolgen. ,143,, 144.
^.».,.».1—1--gaat dikwils gepaard niet een beding van
intereskn» 144, 145.
Vergiftiging, hoe begaan wordt, en hoe te ftraffcn. 245,246.^
Verhoren van den befchuldigden. 404, 400.
Ferjaaring vernietigt de verbintenisfen. 195.
.......—- der misdaaden. 277,
---van wisfelfchulden, 553.
Verkoop, Zie Xoop,
Verpligting. Zie Verbintenis,
Verraderijen hoe begaan, en geilraft worjt. 257, 258.
Verflck van antwoord. 312, 313*
Ver fierf^ Aasdomsch Regt, pr«
---— Scheperidomsch Regt, ibid,
·—— Zuid- en Noord-hollandsch verilerfregt. 92—517.;
van echtgenooten. 08.
»■ ' van bastaarden. /έ/Λ ' - ......
.—: vervaj aan 't (ienieeiie Land. fW·
-Vertigting, door de langstlevende »vader öf moeder te
doen. 43, 44; „., ,, ,
Verzagting van ilraffen, οπ) w.qlke tedenen plaats heeft«
221—224.
Verzoeken y prceliminaire, welke zijn. 308—Sjo. ^^^^
Verzwijgen-vvci misdaaden, wanneer ßrsfbaar. 2x0. "
Viifcherije, wie daar toe,^geregtigd is, 54.
ρ»—— --fchepen, tot dezelve behoorende, en genomen
zijnde, door wien mog^n ingekogt worden. 477.____
Voeging, wat is, 315..,j.
Voering der fcheepsgezellen, in onbruik. 493. ;
Vogelarije, wie daar toe gerechtigd is. 54. >
Voldingen der zaaken bij re- en dupUcq, 314.
Volker-regt, wat is. 2.
Vondeling leggen van kinderen. 24,7, d
S8S
. ν»««*
Von-
REGISTER.
FonniSf welk bewijs maakt. Bladz. 183.
*■' <.'.....waar van geen hooger beröep wordt toegelaten,287-289,
■ ■ wanneer onder cautie executabel is. izSp, 290.
H" ■ - door v;e)ken tijd verjaart, srp.
Γ" op rapport uit te brengen. 365, 366.
■■ waar bij pointen van officie worden geopend. 36g,
vereigchten van het zelve, 366, 367.
» ........ pronuntiatie van het zelve. 368.
ρ........ .■— executie van hei zelve. 368—382,
■ executie in rtëcle actiën, 370.
■■ in perfoneele. 370·—377.
ir- —■ in zaaken van faiten bij gijzeling. 377—380,
I hoe tot liquidatie te brengen. 380—382,
— criinineele 418, 419.
—-- tegen afwezigen. 419,
—-...... hoe de criinineele te executeeren. 419, 420,
■> wanneer de crimineele aan hooger beroep onder-
worpen zijn. 421, 422.
Voogden^ gezag in 't iluk van huwelijk. 24.
»■ wie zijn kunnen. 38—40.
--------------------aanftellins derzelven. 40, 41.
hun pligt 41—44.
f——— hunne magt. 44—46.
-— welke aQtiên uit voogdije fpruiten. 46, 47.
- hoe voogdije eindigt. 47, 48.
............. derzei ver adminiilratie leyert een quafl-contract
op. 169, 170·
Vreemdelingen, hoe onderfcheiden van inboorlingen, 11,12.
Freest maakt de verbintenis gebrekkig. 117.
Vnuweny toeftemming tot een huwelijk. 15, 23.
----------- geen getuigen in testamenten. 62.
ψ- hebben tot 't maken van testament geene adfi-
ilentie noodig. 66.
586
mogen executrice'S zijn. 83.
■u buiten gemeenfchap van goederen gftrouwd zijii'·
de, hebben preferentie, 107.
■ borgtochten'derzelven. 135, 13Ö.
κ »
1}
m
mÊÉ
donatiën. 140.
Frugf'
-ocr page 660-Vnigtgelruik, wat daaromtrent regtens is. BIad2!.l02»i03ii
Vuur- en baken'geld, tot onderhoud der vuur-torens»
465, 46Ó.
w.
tf^aarde^ of en hoe in den wis,fel uit te drukicen. 534;^
JVeeskamer t uitfluiting van dezelve. 40.
Werpen van goederen over boord. 498, 499.
JVctten, welken in ons. Land te volgen. 3.
■ van nabuurige volken. 4.
■ ongefchrevene. 7,8.
» affcliaffing derzelven. 9.
■ uitlegging derzelven. 5,
^ ............ regels daaromtrent, ö, 7.
"—- welken in het ftrafFen der misdaaden te volgen;
218, 219.
> welken, raakende de form in crimineele zaar
ken, te volgen. 391·
- wegens zee-zaaken. 458, 459.
- wegens het wisfel-regt. 529.
587
s.
'1
TVillekeiirige ftraffen, wanneer te pas komen, ai9, 2104
Whfel, ooifprons: ^i^e^i-uaxiMMi. 529. - "
- 1Π 't algemeen. 530. .
— gelijkzoortige briefjens. 530—533.
.■ zoorten van wisfels. 533—535.
—— welke perfoonen tot een wisfel noodig zijn. 535,530·,'
' vereischten van een wisfel. 536, 537.
-- endosfement. 538.
-acceptatie. 539.
-- handeling tusfchen den trekker en remittent. 539,540, -
— verbintenis van den trekker. 540—543.
—— verbintenis van den remittent. 543, 544.
—— verbintenis tusfchen den endosfant en gecndosfeer.
den. 544. 545.
verbintenis tusfchen den trekker en betrokkenen.
betaaling ter eere van trekker of endosfanten·
Wh'
54Ö, 547.
—— verbintenis van den acceptant. 547, 548.
Qq 2
k
f
y
i
Ν^έφΙ, veibintenis van den houder. Blaclz. 54.8, 549,
.......- protesten van wisfels. 549, 550.
' actiën en legtspleging uit een wisfel. 550, 55ί.
■ hoe wisfelfchuld vernfei'gd wordt. 552, 553.
Wiifelbßnk, re Amftcrdaiii. 437, 438,
--■'...... gecii arrest aldaar te doen.. 438.
Wiifel-hilliet ^ wat is. 531.
Wiifdbtief, ivat is. 530.
ivisfel'ccntract, wat is. 5310.
IVisfel-cours, wat is. 540,
Wisfclen van Inventaris en Stukken, 358, 359.
Woekeraars, hoe te ftraiFen. 259.
ïFonden^ doodeiijke, 238, 239.
- .......... niet doodelijlie. 249.
Baaken y regt op, of tot dezelven 50, 51,
-- zoorten van het regt op eene zaak. 51.
·"■' -—■-«« tot eene zaak. 52, 115·
------—— welke het onderwerp van verbintenis zijn kun^
nen. 122. "
Zeevaart^ vrijheid van dezelve. 452--454.
,——-- van neutraals natiën. 454—456.
--ilallandscb Regt daaromtreiit. 457, 458.
---- wetten nopens de meevaart in Holland. 458545^
„—--- Stapelregt. 460, 461.
---uitgaande cn inkomende regten. 461—466. .
---Pilotogie. 466—470.
---- Schipbreuk. 470—472.
Zeen>eiien in Holland. 458, 459·
Zeezaaken, waar te behandelen. 293, 526.
Zelfmoord^ Qi ilrafbaar is. 248, 249·
Zigt, wisfels cp zigt, en opeenigedagennazigt. 534, 53$.
Zwendelaars t hoe te ftraiFen. 259.
li' ^ ' ■
tiif
ÊÊmÊ
smi