2
VAN
^OIT VOOR DEZEN IN 'Τ LICHT GEZIEN.
Uitgegeven door
^f'^^MJMl^M'BOiTfL r.
Μ D C C X X I V,
komt u miiTchicn al wat vrecmt
voor, beminde Lezer, dat gy u
thans door ons 2.ict aenbiedcn een*
bondel van Gedichten, geftcltdoor
JOACHIM OUDAEN, wiens
, rymilukken gy mogelyk gewacnt
"ad pheel te f>ezitten in de vyf Boekdeelen,
j^^vhecnedaervan gemaekten uitgegeven. Maer
^^ IS zulx, dat men onder des Dichters vrien-
die licht van het drukken onkundigh zyn
Έ JSr DEN
Ζ
ΑΕΝ DEN LEZER.
gcwceft, of door afwee^iigheit of vermim, gelyk
Ii"t ibmtyts gast, oiimagtigh om de Gedichtea
die onder hen beruftten, nevens de andere, ter
drukperflè te ichikken, met geen geringe moeite
nogli deze gevonden heeft. Die hier de bïfte
hant acn gehouden, en deswege de meeftc eer
aen verdient heeft , is de Heer Jan Oudaen,
onzes Dichters broeder!yke zoons zoon, mynby-
zondere vricnt en weldoener, wien de koophan-
del , dien hy met roem en geluk dryft, zoo zeer
niet verbint, dat hy daerdoor het tietrachten
edele wetenfchappen en letteren van belecfthei
zoude kunnen vergeten. Dees, zeggen we, doo'
een edelmoedige liefde tot zyne voorouders aan
gezet, en yverende voor de eer en gedachtens
viin den naem zyns vermaarden Outooms, heet
niet kunnen dulden, dat dus een aanzienlyk g'-
tal der blyken van 's Dichters wysheid in vergc-
tenis zoude begraven biyven. Zoo dra hy dan
deze overblyfièls in zyn beftier zagh, deed hy
my de eer van ze myner zorge aen te bevelen'·
en ik mo^^b^cenncn dat Ze my zoo raich riiet m
handen \'iekn, oF men heeft ze aenftbnts dief
drukperile en den dagh vvaerdigh geoordeelt,
wegens hunne wacrJy zelve, a!s om de bem"''
n-rs van OUDAENS" Poëzy geene vruchten van
dit vernuft to latjn ontbeeren. Men weet hoc
]io.ie een recht ligf hebber gebr.-k lydt aen de ge-
denkt :'k:ns van ceu overvliegend verftant, en
^ dik-
-ocr page 4-ΑΕΝ DEN LEZER.
dikwyls, vooral in Schildcr- en Dichtkunil,
groote moeite en kollen aenwendt om zelf de
jeugdclyke Kunftwerken van groote geeften
magtigh te worden. "Doch dit zy gezeit zonder
cenigh opzicht op het tegenwoordige Werk,
wacrin wy u verzekeren kunnen, dat geene bly-
kcn van 's mans onervare jongkheid of fuffi:nden "
ouderdom te vinden zyn. indien echter de
Dichtftiikken, gelyk het in de werken der al-
Icrberocmtfte Poëten gaet, u niet overal e¥cnbe-
li'icglyk mogten vooiomen; wat wonder? de
dichters hebben hunne luimën. Met groots
moeite zal raen ibmtyts iet fchryVen, dat in aer-
digheit zal moeten 'wyken voor een ander ge-
didu van de zelve hant, met weinigh of geen'
^jbdt akoos, ter neder geftelt. Zoo veel ver-
schil is 'cr in de tyden, en gcfteltenjs der hariè-
Oordeel echter hier noit te voorbarigli j
^vant het geen in dit, gelyk ook wel in 's Dich-
^ ^^i's andere Werken , eenigerv^yze duifter of
I ^'''ccmtachtigh mogt fchynen, is een gevolg van
i ^yoc diepe outheitkunde, waervan 2,yne Room-
I 'dic Mogentheit kennis draegt^ en die hy dan
ook dikwyls in zyne Gedichten laet beipeurcn,
Jis wonderfpreuken voor de onkundigen. Hoe
f^^y, maek ftact dat deze Gedichten door JO-
^J-HIM OUDAEN gcmackt zyn, die door
^ - kuiiftkenners altyt onder de vermaeitfte Poë-
i^n van Nedcrlant getck is. Dc Heer David
5 van
-ocr page 5-ΑΕΝ DEN LEZER.
van Hoosftraten, dat helder licht van tael- eu
dichtkunde, noemt hem in de Voorrede van
nen vertaeldenFedrus een^krachtigh Diehter. El-
ders zeit die beroemde man, wiens oordeel wy
hier voor veelen doen gelden:
M'iït rykdom is ook, f>p tc garen
Uit al het dichtwerk^ van Oudacn,
Afct geur van ti^jshett overUcnl
In welk cene achting zyne kunil doorgacns
gehoLiden zy geweeft, blykt ook uit den gc-
meenzamen omgang, dien luiden van letterengc-
duurigh met hem hebben onderhouden; onder
welke ibmmigcn niet zouden ontkennen een
^oct deel hunner wetenfchappen aen hem fchul-
diqh te zyn. Doch zie hierop de befchryving
AE Ν DEN LEZER. ^ ,
van's mans leven, fierlyk geftelt door de bé-
caafde pen van den pas genoemden Heer Hoog-
ftratcn. Dit dan van den Poëet en zyne Dicht-
kunft in 't gemeen gezeit zynde, komen wy we-
der tot de Uitgave van dit Rymwerk, waemn,
om u geene verkeerde gedacnten te geven, wy
dit nogh te zeggen hcbl^n: De Gediehten dic
dezen bondel uitmaken, zyn, gelyk we voor-
hccnc al toonden, noit in openbaren druk uitge-
geven, en zouden derhalve te vergeefs gezocht
worden in de voorgaende vemmelingen en uit-
gaven, indien men alleen uitzondere een eenigh.
gedicht, dragende den naem van Sfraekverbeel-
der Stadt Delf^ welk dichtftuk wy, naer-
dicn het niet dan zeer gebrekkigh in de voor-
gaande poëzy van Oudaen gevonden woit, vol-
gens des Dichters eige hantfchrift, hier geheel
hebben bygevoegt, met meenende des aengaende
Jn eeniger maniere te zondigen tegens den eigen-
dom der vorige Uitgevers of Drukkers. Buiten
^it gemelde Gedicht, ziet alles wat wy hier ten
j^ftcn geven voor d' eerfte mael het algemeen
licht. Wyders hebben wy zorg gedragen, dat
Liefhebbers dit als een zesde Deel, nevens
andere op eenerlei groote kunnen hebben.
AJit was het dat ik fchuldig meende te zyn, u
vooraf te berechten. Lees met luft, bedank de
^i'gvuldigheit van den Heere jan Oudaen, eer
JO-
-ocr page 7-ΑΕΝ DEN LEZER.
JOACHIM OUDx^ENS naem , neem onzen
arbeit in 't goede, en vaer wel.
Jn Delf den / van Slagtmaent
Μ DCC XXI11.
STAATS-
-ocr page 8-STAATS-
gevallen.
-ocr page 9--Λ. r'
Λ ί'
tm
-ocr page 10-Tuilchen de Grootmachtigfiie ^
MONARCHEN van CHRISTENRTK
Ε Ν
W^^ autem, paribus quasfulgere cernis in armis,
\Concordes anima nunc.
•'i-'ö
- Wat dat my kan verbinüe.i
1 mmA Te zingen van de \ ^^ , ^ 'm.
i^ie'tFranlch' en Spaaufche zwaard ^^^^ .
% Daar ik my niet liet hooren, ν
4 Wanneerze wierd gebooren , ^
I By't Munfteriche ^ Ne&rland-
è'tSpaanfch' en Staatieh gcbie^P
ichen grond: "' dOnt-
Λ »
-ocr page 11-d'Ontworpene gedachten
Liet by my leggen wachten
'c Verwachten, vol van hoop,
Op d'Algemeene Vree van 't Chrift-genaamd'
Om dat de Chrifte Vorften (Euroop;
{Zo 't fcheen) de wapens fchorften,
En deden, dag aan dag
Den handel gadeflaan op 'tgroote Vree-verdrag;
Dan zoiiw het vrede Avezen
Van 'teind der Portugezen ,
Uoor 't Spaanfch' en Franfche ryk;
Door Duitflands meenig oord en omgev/roete
Door'tNoorden , ruwvanholens iw^
Tot daar de grens der Polen
Zich aan den Tartar ftoot j
Waar mee de Vrede reikt' in d'and're wercK
Dan dacht ik uit te breken
Met eenig vreugde-teken ,
En had den mond vol lof.
Tot dat de Zegezang bereike hof aan hof:
Maar dus verzwond , eylaci 1
Die lang-verwachte ftaci,
Wanneer zich al geheel ,
De bloed-bazuin verhief op 't Franfch en Spaanic"
Ay, dacht ik, dolle krygers, (kraKKee
Als luperden en tygers ,
Is 't niet genoeg gewoed ?
En ftootgy dus verdwaaftdie zege met den νοε ■
En queektgy zulke plagen ,
])at blyve God te klagen 1
Toen fmect ik al 't papier
Dat op de Vrede wagt, uitonluft, inhetvici-
O
Maar nu die grote Kronen
Zich meerder vocgznam tonen»
Vvaaruic veellicht, hierna ,
1)0«·'
ii
-ocr page 12-Door't ganfche Chriftenryk, dc Vree te wach-
Kan my die ftof bekoren (ten fta j
Ter neiging als te voren ,
Om met verheugden geeft
Te ftappen op het fpoor van 'c grote Vrede-feeit:
Om keurig aan te merken ,
Hoe alle rtoffen werkeii
Tot flechting van 'tgefchil
(Zelf ook door ftrydigh^ên) wanneer 't de hemel
Gy, wien in uwe dagen (wil·
De Vrede kan behagen,
Geef myne luft verlof,
Wanneerze'ftoffe neemt aan zulk een Vrede-itpf·.
ζ
ο komt zich eind'lyk dan die blydc dag vqr-
-—. toonen,
Uievan't vereenigen der glofirykfte krooneB
Lfi Vorrtcn van Euroop , de zeek'retydingdjaagC
tn van het grote werk al juichende gewaagt ï
V an 's lionings huwelyk en koningklyke V réede
iJie nu de droeve Euroop, op hollen buik gecre-
f. , . den ,
'^ods-jammerlyk geileurt, beklad van brein en
bloed,
^iet hoopeloze hoop al hygend zag te moet:
J^oom, vorftelyke Vrouw , die vreugde moet u
my geoorloft zy η myn boezem te verheiten ,
zeegelof, en met ontÜoten mond
e juichen op het heil van 't koningklyk verbond,
^^uznpich'ti-ranfche Ryk beftendigt, eiigre-
fteeven Α 3 Door
Door jeugde van Louys,eQX\ VoÏ^van God^egmn·,
Des groeide hare moed op 't groeijen van den
Vorft,
En met zyn jeugd ontftak de moed hem in deboril,
Na datzyngoedgeluk te hoven was gekomen
Hetfchokken op den draf der half-ontrukte too^
men ,
In 't Ryks-bcfiag, waarvan Condé den teugel hiei
N;i dat het Ryktemetin fmeulend' onluft viel;
Dochdeeze, balling's Lands, en uit zyn erf ver
dreeven ,
Krygsmocdig, ileefde macht van wien hy wierd
geileeven :
Dies^fcheen voor LodcAvyk en zyn getintelt hof,
Ofgeen gerechtiger of geen gereeder ilof
Oin zegenhafrig 't hoofd met wapenloof te eieren,
Een dikken bladerbos van palmen cn laurieren,
Dan, blank in't harrenas, de Spaanfche mogcnt-
heid
Te dagen op 't geding van 'tnoyt gefleeten pleyt:
Van zulkeii drift gevat, bezet van hooffche ilypers
En van den purp'ren Prins, dc fchranderfte aller
ilypers,
Tenburrig uit getrcên , zag op de Nieuwe-brug
Hoe's Grooten'Hcnrix beeld, van koper, op den
rug
Des koop'ren kleppers praald', wel ruim zo
groet als't leven ,
Oin 's Vorilen heldendeugd verdienden roem tc
geeve'n.
Hoe (zeyt de Vorft ,<en zucht) zal Grootvaars
heldenaard
Ailcene waardigxyη een kooprenbeeld en paard'
Zyn kryghs-deVgd, ik beken 't, blonk als een hei-
ure üarre. . .
Wan-
-ocr page 14-Wanneer hy, wettig erf des fchepters van Navarre,
Hoewel zyn recht ontzeyt , zieh manlyk heefc
gered, '
En zo de Franfche kroon zich op het hoofd gezet:
Maar hechte hy, als Filip , de ryken aan elkander
Dat niets te winnen bleef voor eenen Alexander ?
Heeft hy dien roem behaalt van ftof en bloed bc-
gruift,
lin zoud'ik, bynametden fchepter in de vuift
Gebooren, moedeloos myn fiere jeugd verilyten ?
Noch zo niet; dat het ros leer op den teugel bytenj
'k Wil Grootvaar op het fpoor nazetten , 'k wil
voortaan
My quyten , om als hy in koop'ren praal te ftaan.
Ous fprak de Majeftcit van en)cel vuur ontfte-
i0nj
De Kardinaal ftaat ftil,en grimlacht op dat teken:
7^0 (laat het jonge paard onkundig van het juk,
Op'tfte een der trompet, wanneer 't van eed'len
tuk
ten grilling voelt door'tlyf, hetfnoeftmet neus
enooren.
Maar fpat gelyk een vuur op't prik'len van de fpo.
ren:
^elyk de Ryks-raad dus dien moed noch fterker
Μ noopt.
^lanmoed'ge, die op 't fpoor van Groovaars daa-
Ρ den loopt,
yoe aard gy na den ftam waaruit gy zyt gefproten !
Kent men't edel bloed van Henderik den Groo-
j^iefier vooruit gerukt, geruft en bly te moe,' .
^ict afgeftroopten kling zette op zyn vyand roe;
'018 met eeuwige eer een koop'ren beeld re halen;
het oude Room' haar Cezars zegepralen ,
Α 4 Door
Door haar gevreesde Vuift en wakk're wapentrein:
Zo zit Aurelius, noch heden, op het plein - ^
Van 'tKiipitoolteRoom,in zynenkoop'ren zadel;
Die in zyn mogentheid, beftuüwt van Roomfchen
adel,
De wereld overheerfcht', des zyn gedachtenis,
Door 'theerlyk merk van eer, niet min als eeu-
wig is,
Nuvyftien eeuwen lang van alle ramp beilreeden
Door oorlog, roeften breuk; gy, poog hem na
te treeden,
Inglory, ingebied: ο Koning't ftaatu vry
Te Haan naar onbepaald' en eeuwig heerfchappy,
Te flappen op den troon ten Keizerdom verkoren,
XJws Grootvaars eigendom, gy zytj'er uit geboo-
ren :
Geheel de wereld weet, hoe ■ t Griexe Keizerdom
Uit onvermogentheid zich vondgenooddrukt,oni
Te ilaaken ryk aan ryk, des gaf z' in 'teind ten
beften
Aan woeften overlaft , den fchepter van het Wes-
ten :
Van d' afkomft van Pepyn, die Karei diezo groot
Van naam cn daaden was, ontfimgcnin dcnfciiooti
Gehandhaaft met gezag , en moogende verdadigt,
Pie metgenadeen ffunft de volkeren begenadigt: »
Èn, rechterarm des Ryks, vertoonde d'eed'Ie
zwier
lOesdubb'len Adelaars in zyne veldbanier:
l'Jees reikte zynen Zoon , eii deze weer den zy»^»
P!fchepters , daar Euroop dcglori van ziet fchy*
Van Room, van 't Duitfche Ryk, cn 't Franlcne
Leliryk;
Hoe wel de Kinderen van Ce.far Lodewyk
-ocr page 16-Elkandre haatigzyn, en met hun Vader twiften ,
'Dat kon de glans van zyn beftaafde macht niet qui-
ften;
In zo volkomenheid , dat zelfde Roomfche Stoel
Moeft volgen in haar keur het Keizerlyk gevoel ,
En dikmaal zich den Paus demoedigonderwerpen»
Omniet dieMajefteitin oniuft op tefcherpen ·,
Zo heeft dan met de Kroon, de Kroon met haar ge-
praalt,
0 Verft, de ry, waar uit uw' wettige aflcomft daalt:
Enzouw u iemands lift en averechtfe wetten
Ontzetten van die Kroon , daar moet g' u tegen
zetten ,
't Is lang genoeg den baas by Ooftenryk gefpeelt,
Enfcho^onz' uby de keur der Vorften word mis-
deelt,
Dat'shaatelyke dwang; ontrukfe d'Üoftenryker
Al ftondz' hem op het hoofd zo vaft, gelyk een
fpyker
Gehcehtisineen muur: daar nu in't tegendeel
By 's ouden Keizers dood een eerelyk krakeel,
V an wapenkracht gefterkt, den uitflag kan doen
neigen i
ί otteken dat de.keur gegunt word, maar gecn ei-
gen
Aan Oollenryk behoort; 's Ryks-vorften , 't Ze-
„ vental
^^ 't dien rtig zyn , om, byverandring van geval,
ψ l^aar byzonder nut verandering te wachten ,
1 en minile , fchyn in keur van onbedwonge mach-
^ ok zult gy d'eerft niet zyn die zullix dart beftaan,
^ w' voorzaat Lodewyk ftond Maximiliaan
^ict voordacht in de licht , en zonder te verbloe-
men
χβ STA ATS-GE ν ALLEN.
Lietzich van FrJof en Volk den andren Keizernoe-
men ;
Ook achte 't Vorft Francois een onvcrzetb'reii
hoon,
Voer Karei in den fchild , en vloog hem inde
kroon 5
't En deed' een ilinxen flag hy hadz' hem afgefinee-
ten :
En zo het ilaatgeheim uw's Grootvaars ftondte
weten ,
't Geen in zyn hart verborg die grootP en dapp're
Ziel,
Toen zyne iJuitfche tocht een's moorders mes
weerhiel 1
(Na dat de Koning vraagd', wat dat men uit kon
rechten
Met eene macht te veld van vyftig duizend knech-
ten ,
Braaf uitgerniT:, en voorts een kamer vol geftouwr,
Een fpies-lang in't vierkant, met piftolette goud.:)
Vorft Rudolf had veellicht een harden neep ge-
leeden :
*t Sta dan den nazaat vry die Vad'ren natetrede/i.
Of eert gy heiliglyk , zo veel 't ontzag belangt
*:Orakel van den mond daarChriftenryk aanhangt?
Gy kunt het als zyn zoon in'tgeeftelyk welhoo-
ren,
Maar in het weereldlyk laatu nietringelooren;
De zelve Lodewyk , uw' Grootvaar groot van
moed,
Tc reeknen na den naam, fchoon buiten ry van't
bloed,
Dreef 'thoofd van Rome toe, al kond' hy'tno
verzwelgen ^
(Zyn munt getuyght het noch) Zal Bak;^
naam verdelgen;
Mits hy den wapentocht op Sforfa tcgenftond j
En, wat Milaan belanght, door heymelyk ver-
bond'
En toeleg, hem de macht zocht uit de vuifl: te
wringen:
Ik zie, ο Verft, van fpyt u't bloed in d' aad'ren
fpringen,
Op't noemen van Milaan 3 ja , Napels en Milaan ,
Navarre, Vlaanderen, 't moet t'uwen zeggen
ilaan,
I En is 't uw eygen goed het volleg uw gebooden ,
En lyd men 'tin de hand eens anders ? dat 's te
fnode !
l-)wing Spanje dat het flaak hetgeen u toebehoort,
U fchort het aan geen macht, beveel maar, fpreek
het woord,
Zozienwe duyzenden gewapenden verfchynen,
UeLaiidcn omgekeert ,Ίΐο fteeden tot woeftynei^,
^Φ dat en d' onderdaan en uwe vyand leer
Hoeveel de macht vermag van een getergden
Heer:
Pj "^"^gYj hoe uw macht van beidezyds te wenden
^ins ilaan de Zweden , zit dat huurpaard op de
. lenden,
^ niyt dien behoeftigen een brok maar in den bek,
^υ zweert hy op uw'punt, zo trapt hy op den nek
crwanten , vrinden, bloed, verbonden,
^^ woord , en eeden j
"^«^cn reeds gereeder ilof dan reeds gereede
Zweeden:
'as α'andere Guftaafgemoedight, om recht aan
^chc toe, langs Appennyn , op Roome los te
aar hem den tocht gevcrgt, en hielp hy 't rvk
aan'thollen,"
Qunn-
n
r% STAAT S-G Ε V Α L L Ε N.
Quanfuys een reed'lyk Vorft, wat zal Guftaaf den
dollen ?
Schend die den Keyzerop j ruk voorts^uw' macht
te zaam,
Verdeclze wederom in benden , recht bequaam
Om tevens en Milaan en Vlaanderen te dwingen j
Taft Holland in het hart door fcheeps-bekomme-
ringen :
Of fchiet dit noch te kort ? gy kent den Ryxvoogcl,
die
En inheemfch en uitheemfch heeft onder zyne
knie,
Die zo veer alle macht en wetten is ontwailcn
Dat geene mogentheyd meer aan zyn ftok durft
baiTen;
Hy doet het geen hy wil, en wil hetgeen hy denkt;
Begeert gy zyn verbond , fchoon 't d' eer een luttel
krenkt,
Dat zeniiwt uwe macht; dat aanzicht met twee
blikken ,
Die koop're troni dient om heyren af te fchrikken,
'k Wed dat zyn yz're vuyft, viert gy het ros den
toom, ,
De Vlaamfche fteeden fchud als vygen op den
boom;
Dan zult gy met gemak , en zonder lang krakelen,
Als een gereeden buyt de Nederlanden deelen;
Hy, met die eer vcrkuyft , zal heeten uwen Neet-
Zie Koning hoe men dus ten top van gloriftreef·
Dan zienwe Lodewyk , door overwicht van
zwaarde, , ,
By Henryk, flatelvk, op fteygerenden paarde.
'Dus fpmk de Kardinaal, de koning hoorde ι
aan,
En trapptiü' als een ros dat langer niet kan
-ocr page 20-ST AATS-GE ν ALLEN. 15
Maar op den breidel byt, en moedig is mee
brieflen,
Nu wenfcht hy bus op bus, en fpieilen tegene
fpieilen,
En eene oorloghs-macht van paarden, zo ge-
zwind
Als wierdenz' aangevoert op vleugels van den
wind ί
Maar hard en bars met eea, als om met koop'rc
voeren,
Door alles door en in te trappen en te wroeten ,
Als paarden van Pont-neuf: 't geld Vlaand'ren
'tgeld Milaan,
Het hatelyk verbond met Engeland vaneht aan :
Mardyk luyd Duynkerk' in , langhs welke brug
men dwingen
In eenen zomer ziet Aat, Jipre, Grevelingen,
Bourborg en Oudenaarde, en anderen nevens
haar
Gent, Brugge lyden lail, zelf BruiTel loopt ge-
vaar^
Hiertuflchen kruypt de kreet van vyanden, van
vrinden,
Van krygs-verdrukten, en vooral van Roomfch-
gezinden,
£n onderdanen 's ryks van Vrankryk, in clx oor;
Aan wond'ren van geheim j ten hemel ï eind'lyk
voor
Q'Ontzügtb're voeten van Louys : hoe I zeggen
d'Eerilen,
J^ tilt hy die zo korts met lof en glori heerlle ?
tnftaaft hem nu't verbond, beluft op moorden
IV lOof,
vyand zelfvan hem, van Gcd, en van ge-
loof?
■üÜ
-ocr page 21-Of heeft hyz', om de giinfl: van d'eerfte, bey ver-
zwoeren ?
Ach! zucht de vriend , en denkt, de Staatzucht
heeft geen ooren 5
Waar fchort het, dat zohaaft de Franfche inoed
vergeet
DeEngelfch'overhifl:, en 'ttoegedreven leed,
Niet van voorleden tyd tocn'tgrootfch geweld def
Britten
Den Koning plag op't hart, 't volk op den rug te
zitten ,
Daar 't alles beefd' en boog, en Orleans alleen
's Ryks zetel ftaande hiel, dat's jaren lang geletn;
Maar dat niet lang te rug , en eerze zich vcrdroe-
'^gen,
De Brihen Vranlcryks vlag A^an zee en Aromen
joegen 5
Ja boot en konings-fchip onthaalden vracht en
vlag:
*t Ts waar zy zyn uit nood getreeden in verdrag,
Maar kan de vrindichap nu zo tlerk beilendigc we-
zen ?
Ja, Heere-boeken zyn te duider om tellezen.
Maar zy ellendige, die midden in den brand
Den val bexuren van 't beklaachlyk Vlaander-
land, I
Zy zuchten nacht en dag , zy fchreijen ganfche
plaflen,
Men zouw, helaas! men zouwhaar in haar traa-
nen waflen:
Hetwichje, 't zuigeling, devaderloozewees,
Gaan nokken om wat broods j de maagd is dooo
van vrees]
De jonge manfchap fmelt aan ftaal en lood, aan
rcuwe
}
-ocr page 22-ST Α Α τ S-G Ε ν Α LL Ε Ν. is
Demet haar kindertjes gevluchte wedu-vronwe.
Haar beenen beeven, 't hart dat breekt haar van
verdriet,
Vanvooren, daarze helaas! haar fchaapjes over-
ziet ,
Van acht'ren, daarze haar vlek ziet fmeulen ,
z' heeft geen nader
Dan traanen hemelwaards te zenden tot den Vader
Van wees en weduwen; haar tranen en gebeen
Die ftygen opwaarts aan al vallenze beneen.
Maar zy, die 't Roomfch geloof verdadigen van
harten,
; Zy voelen hoe hen fmert, 't geen and'ren niet kan
' fmerten;
jJe Roomfch e Vader zelf, om zulk een ö veria ft
Mdmmert, twyffelt of ook ila zyn zetel vaft;
Despooght hy, om zyn Stoel, den Tyberkant te
fterken,
^n ftad en veftingen met wal*en buittwerken :
jot minnelyk verdrag waar haaft een bod geboon ,
«laar ach Ihy weet geen raad met zulk een Itugiren
Zoon.
l'e Franfche Geeftlykheid beramen met ver-
tooning
i; u ^^^erchriftelykft'en oudfte Chriften-Koning
fpk^^ verfmydigen j en voor zyn Majefteit
Jjeaogen voeren dus het errenfthaftig pleit:
'^rootmoed'ge kan het zyn, ach Syre! is het
D». ïnoog'lyk!
^atüw getobgen ftaal helaas! al t'onmeedoog'lyk
jppJ^^d achterhaalt j dat, feller dan barbaar,
- "v^hriftenkoningwoedop RoomfcheChriften-
£ . fchaar?
Dija^i^^^ileene ftad, vol katolykepanden,
^eittïods vyanden en 'tkctterdooiin handen?'
i6 STAATS-GEVALLEN.
Ach Syre ! zou het zyn dat eich niet roeren moet
In uwebeend'ren'tmerg, in uweaad'ren'tbloed
Gedaalt uitLodewyk , uw'Grootvaar, diengod-
vruchtigen
(Die Sarazeenen plag te temmen en te tuchtigen,
En 't Heil'ge Land^bezocht, om d'eer van'c
Roomfch geloof,)
Wanneer iiwoogen' zien het Ketterdoraden roof
Van Kerkcieraden , wars öm iet gewyds te fparen,
Op flap'len op den grond der omgekeerde altaaren;
De drymaal' heil'ge dien ft befpotten , ach ! en zelf
Met een vervloeicten galm ontheil'gen 't Kerk-ge-
welfl
Grootmachtige 't behaag , 't behaag u op te waken
Op 't bloed van LudeAvy k, gy kunt het niet verza -
ken :
Ofhoudu meer een beul een dwingeland in toom,
Die tot zyn rykstroon heeft 't fchavot van uwen
Oom I
Al Avaar hy in'tbevang van zyn geraamt gezeten
Verdelghtdie uw' geloof, ο Vorft, het hunne
heeten,
En in het aanzicht fchopt het Kooningklyk ge-
flacht, .
Schier tot het uiterfte van brood-gebrek gebracht,
De Moeder, uwe Moey, de Zoonen, uwe Nee-
ven ,
Dus uit hun eigen Ryk gedrongen en verdireren >
Ontzeit men ook het uw', dat met zyn kryghi'
deugd won
Hy die zo U als hen in eenen graad befton:
Grootmachtige 't behaag, behaag u op te waken,
Om God en menfchen, of uw' Zeetel is aan 't kra-
Icen: .
Verzaak den dwingeland, ileck 't lemmer in ac
fchee. Her-
STA Α t S-G EVA L L Ε N; 17
Herftel den Godsdienft, maak met Oom van Span j ε
V ree;
Verwerp den Vreemdelingin 'traden zo -rermetel:
Door trouw en Godsdienft veftm' een onverwrik-
b'ren zeetel.
De Koning dus geraakt door reden van gewicht,
Voelt neepen in het hart, en ftatig van gezicht
Vervalt in onruil:, en angilvalligoverweegen;
En vat te met een zaad , dat tot een klomp gedegen
üpd'ced'ledeelenvalt, niet zonder lyfs-gevaar,
Zulx dc'bewcegingen van geeft en lyf hier naar,
Tot ziekt' en hee'te koorts zich zetten uit te bre-
ken ;
Hcnongerufteruft wasnu 't onfeilbaar teeken
Door veelderlei gevoel en dwerrelendgedacht:
dat het uur genaakt' dat d'aangereede nacht
Ikm noodight tot de ruft, door 't fuizen van haar
vlerken,
En fluifterende ftilt'; maar ach 1 de zinnen werken:
By onger uften flaap verfchynt hem in den droom,
Hyzag, of'tfcheenhemzo, hoe met gefchorten
toom
Uoor d'opgefpronge poort, en deuren wyd van
boogen,
^yn Grootvaar Henderik komt ftatig aangetogen ,
γ als hy van metaal geheeld ftaat op de brug:
"etbloed verkruipt na 't hart, de gecften worden
hy die pas te voor op 't koop'ren paart wou kla-
Y veren,
^richrikt van 't koop'ren paard; het doet de vloe-
, ren daveren,
met een bof verzet met eenen zwier,
•iar circh van 't ftyfgeftel, de voeten alle vier ί
Β In
-ocr page 25-In 't einde recht het beeld zich uit den koop'ren
beugel,
En ftygende te voet, langhs d'aangevatte teugel,
Staat aan het ledikant, en doet de lippen op,
i:n ilaat, als 't koper doet op 't vallen van den klop,
Een bommende geluid , en zwellende viin tooren,
Scheen d' ongerufte Vorft dit uit den mond te hoo-
ren.
Hier ilaanweLodewyk, hlerftaan wyin 'tpaleis
Dat ik in d'oorlog won , maar ftandzaam maa aein
peis:
'kHeb arbeid uitgeftaan intraage en fnelletoch-
ten,
Lands-ftroomen doorgewaad , en landen uitge-
vochten ,
\^eldflagen afgewacht, en zo my zelfs gered;
Won fteden in een tyddatand'ren zyn op 't bed,
Derand'ren tafel-tyd was om op 'tbed te ruften
Mytyds genoeg, wen niet, wanneer my'tilaapen
lufte,
My ilechts een fchokkend paard wat oogenbiikken
gafi
Spys nam ik korter in dan z'andre zetten af: ,
En daar maar iemand dreigd' en ik 'er lucht J'
fchepte
'k Was in den ftegelreep eer hy zich roerdeoff^P'
Dus heb ik my de Kroon verzeekert op het hoof|·
Maar noit zo zinneloos, en van verftand berooi»
Alsgy, my zelfs, mynnaam, mynryk, cnry^'i
vermoogen .
Bloed-dronken ingebrokt aan eindloos oorelo:, '
Al't woeden der Guizards, door 't Heilige ver·
bond, η
Was 't maaxel dat alleen op Spaanfche
ftond,
i8
Ë I
Om my van 't wjettig erf der Franfche Kroon t' ont-
zetten , ·
DoorParmaas Kryghs-bedryf en vliegende kor-
netten ,
Wei3 Spnn^e fchryven dor ft My η goede β ad Pary^y
'kHeb alles overduiirt elk op zyp tyden wys,
En echter eindelyk my η ilonde kunnen ramen,
Wanneer my d'oorelog pf vreede kon betameii: .
ik floot met Spanje vreed' , en al op heuflchen
grond, Λ
\Vantzag\vel dat geen kroon my meer te haaien
ftond;
Dien Leeuwenkop zo Avyd de kaken op te iparren ,
l^athy gedwongen ilaakden fehepter vari lN'ayar>
re,
Gelooüne 't heeft wat in j veel eer , zy η laa.tfte hiCdt
Isdood'lyk, fchoon hy zelf naeu meer van byten
^ weet:
vjy daarentegen zyt met Spanjebloed en magen ,
Ν onder 't zelve hart ten naaften by gedraagen Γ
AlevrouTerefe zelf, de Sipaanfche Ryks-V.orftü.n,
Ρ dochter van myn kint de Spaanfche Koni:i?gin ,'
^'^oon van mynen Zoon erkent een S|)aanfche
y moeder;
^ohuwden wederzyds een zuft«r et? e^ti :
^y weinig tellégen van 't Koningklykgeilacht,
-^eifpruiton uit i»yn ftam , wat xiitkomft of gy
, wacht, '
^ atdülheid, Lodewyk, watrazerny , >vat.wpf.de
Ikl ^^^^ wapens .aai? op ^w'en;mynen blQe<i!€ .?
ik vloek uw'drift, liw'wapens, en uw'
^^ flaai, ^.....
niyn ingewand met elke zeger»praal,
En eerelyk een koningk'lvke yreede ?
^oudgysjietuH^ jeugd heltaartiger hefteden
^ Ba' c . . In
-ocr page 27-STAAT S-GE V Α LL EN.
In eenen wapentocht en oorelog van min,
Op zulk' een overfchoon' en blakende VorAin ?
Het Spaanfche ryks-juMreel, en ooglyn van Εα·
rope,
Dat haar 's gelyk niet ziet ? door 't huw'Iyk kunt
gy noopen
DeRyken, die gy niiwilt winnen door 'tgeweer;
Want dat'er Princen zyn (gy weet hoe kleenen
teer)
Zal 's Vaders toellandmetgenoegen doen verkry·
gen.
Nu hy door manlyk oor zyn ftamboom op ziet Ay·
gen :
Gy zoekt het hier en ginfch, en flacht het Engelfcl»
wyf,
Dat telkens wierdde bruid, met woorden, zon·
der'tlyf,
Bepaal, bepaal uw' tocht om zulk' een morgen-
ftarre,
En vierze van naby, diegybeftrced van verre:
Of kunt gy 't kryghs-geluk niet zetten uit den zin ?
Die ftand hoe wankelbaar en vluchtig zietmen
z'in,
Die's morgens moedig was op ftalelegerbcridei ^
Had's avonds meenigmaal den wecrfliig in de len·
Ja van de zulken, daar hy 't minil van had ver-
wacht.
En die zyn overmoed getrapt had, en 1 j
Doch om-uw' wapenroem ^ en kryghs-deugn ι
niettefmoren , , .
Ziehiergereedeftof, koffigeefuw'paard de ipi
^^^ > · 1 roP
Om eens dien dwingeland te drukken uit den ι
Dien ins[ezwolgen roof, dien brok van kroo
"kop,
Die knagend aan het vleefch, en van den bloede
dronken,
Hetbioed uit d'aad'ren paril, en 'tmerrig uit de.
fchonken,
Die moer en kind verjaaght , myn Dochter en
haarkrooft:
Maar ach ! Avaar vind de Deughd nu langer heul
oftrooft?
Gy, lioor ik, hebt u met dat Ryx-gedrocht ver-
bonden ,
Rampzaal'ge, hebt gy zo uw' eer en naam gefchon-
den ?
Uw'bloed, en plicht verzaakt ? ha ! ha ! ik raag
van fpy t,
Eiitwyfei ofgy't bloed van Grooten Henryk zyt;
JJie waar in y 1 gerukt die Rykspeft onder d'oogen,
'k had, vertrouw my des, noch eind van oorcioo-
^ochuitkomfl:, iiochbelland, noch vree, noch
,, ruftgefmaakt,
^oor dat het wettig bloed waarop den troon gc-τ
j- ^ raakt,
beenderen zofynals ftofgewreeven , ^
nad 'er aan verfpilt myn leegers , en myn leven:
onnozele, dieopzyn kryghs-machtzict,?
' ' lleun is maar een ilaf van riet:
eichendig, eergy't waant, u door de hand zal
r , iteken ,
"Wen onverwacht, als hy't verbond zal bre-'
Of'^^^^^atdiekop vol harflens niet en weet,
Hoe V heeft, het geen men noy t vergeet»
vranKryk, fchatbaar, zich voor Engeland
Hn F ^^^^ buigen ,
ranfche Koningen (Bretanje kan't getuigen)
Β 3 Ver-
^^ S T Α A T S-GE V ALLEN.
Vérlieten, ofgevaan, ofvlóchtig uit het veld,
DenfchepterteParysin't Engelfche geweld? '
Hét word nu hondért jaar d:ït Kalis weder wende;
Maar, fprakenze verwaant, wy zullen Vrank-
ryks bendén
Met witte ftokjes ilaan , en keerèn van den wal:
Diefteigerdieiitden Vos, zo jaagt hy in den va!
Wat ooft of weftwaarts wil, en fnuikt het metzyn
zéiiién,
Hv zal veellichteerlang de ileutels wedereiilchen,
maanen , met verloop en hóofdforn , d' ouè
fchuld;
Gy hebt hem ingehaalt, Ziet hoe g' hem loOzen
Hem üuynkerk' irtgerüiriit: iS'tLand hemoopen
leggen ,
Dies ilaat^dê Franrche ftaat iii 't kort totrranne-
zeggen .·
Doch'tzy zo dat zyn woord zich oriverbreek'lyl^
bind , ^
En Vrankfyk biyft getrouw 5 hoe dan ? zyn wooru
is wind ;
Hy Zeif is wind , en word van d' aaiïem Gods ver-
blazen , '
Hy leyt'er , en hier blykt dé doörheid van die"
dwazen, .
Die korts noch op zyn lot hovaardig , zeggen derf,
Dat niemand hsm 'i beneem , of dat hy itiet htm
Hy leyt 'er, en is dood, grootdader, en groot-
M:iar die 't hem deede, leeft; of dacht hy omgcfi"
hoogej' > '
En fcnoon hy in zyn ftaat gevolgt word van
zoon, '
S τ Α Α τ S - G Ε ν Α L L Ε Ν.
Is 't dan gewonnen fpel ? Haat dien de kans zo
fchoon ?
Vreemd toeval, min gezaghs , onkunde veeier
dingen,
Staat-yver, koortfig bloed, elk baart verande-
ringen ;
En 't veeier leden ly f verfteekt hem licht de kaart,
Zo ziet men heeft dit werk veel voeten in der aard:
Sluit haaftig, heimelyk, fluit Koning, kunt gy
fluiten,
MetSpanjevreed» enheil, maarfluit 'er Richard
buiten,
Op dat gy uit uw' ryk hem verder buiten fluit,
En jaag hem, daar hy reeds wil wort'len , laamen
r uit:
Cedenk < ο Heldenaart, uit Henderyk gefprooten,
Watzynekoop're keel en lippen heeft ontflooten.
De Majefteit ontwaakt op dit gefproken woord :
'i Zyn droomen , 't is bedrog j zyn nachtruft is
, . geftoort,
i^n tingebeeld vertoogblyft in de finnen hangen.
Maar in dien zeiven ftond gevoeld' al andere
prangen,
Ue Ryks-raad van bewind , deRoomfche Kardi-
naai,
Uaar hy by toorts-licht ziet aan flappen op de zaal
ten ichrikkelyke fchim, mishandelt en gefchon-
Hetaanzicht fchrient en gaapt van zwart' en blacu-
, . we wonden,
Heel lichaam fchynt gezengt, geplettert , en
. , gefleurt:
t eyiide fpreekt de geeft , daar hy het hoofd
η . opbeurt,
•^ezieme, julius, bezieme, 'kben de fpicffel
-ocr page 31-24. ST Α Α TS-G Ε ν Α L· LE Ν.
Vanuw^gepoederthair i gy, die zo fier en krie-
gel
De Ryks-beftuuring dry ft, en hebt in uw' gewoud,
Die's Vorften jeugd miileid uw' voorzorg aanbe-
trouwt,
Gy ciert u prachtig van de zooien tot den fchedel,
Tervvyl gy wetten Ichryft, en eedel en oneedel
Doet draven naar uav' zweep, ontwaak eens uit
den droom,
Dien ftaat-droom , vier by tyds het ryks-bewind
den toom
Na reedeenbillykheid 5 enbiedze huldeen eere
Daar 't uwe plicht betaamt, den Koning, uwen
Heere.'
Inootmoet, trouwen raad; de Grooten naaftde
kroon
Eerbiedig onderiland, het ryks-bloed lyd geen
hoon i
Datv/aar u nutter dan uw' nichten uit te huwen:
iJezie uw' zelfs in my, om voor die prenttegru·
wen;
Of vraagt gy wie ik ben ? 'kbenuweStaats-genaii»
'k Ben d'Ancre, toen hy leefd', als gy dezelve
man ,
En, dochtme, mans genoeg om Vrankryk te be-
ftieren .
Om 's Konings jeughdden toom teftrakken , ofte
viercMi i
Uw' opkomft ofde myn'verfchilt byna geen aas,
'k Zie myn beleyd, en hart, in'tuwej maar he-
laas 1
'k Had naau den rug gekeert, of't voer van blaaO'
we boonen,
My in den mond gedrukt, fchontdus myn kTuy"
cn koenen , ^^^
STAATS-GEVALLEN. α^
Dat was een bUxemflag, elk fag verbaafr rondom,
Tot dat aorn 'c veynfter trad de Koning , jonge
blom,
Daarikmyn hoop op bouwd', enzeyd'. Ik hebt
geheeten
Daar werd ik van het fteyl in d' afgrond afge-
fmeeten,
Van 't volk geileept geileurt, als anderen Se)aan ,
Die had zyn koop'ren beeld, en 't vollik bad het
aan ,
Doch moeft het met zyn val ftrax in den fmelt-
kroes kraken,
Om napjes, fchooteltjes , en kruykjes , af te
maken:
Toen my dat onweer trof 't was *t minfte dat ik
dacht;
Op , O Mazaryn, heeft lang die ftormgewacht,
V an toen het Franfche ryk op uwen hoofde zette,
't Zy levendig of dood, een fom van piftoletten ,
En uwe Boekery, en koftlyk huifcieraad
«eflagen bleef by laft en ordening van ftaat,
i-iihcylzaamkunt gy u deruitkomft eens bedan-
,, I^en,
^let werpen onder 't volk Louwyzen van twee
^ blanken;
Dat 's eens gelukt, 't is waar, en feedert 't rad
gekeert
^ui X gy nu op den top der moogentheid braveert,
^^laar die nu gunftig waayt zal d'eerfte wint ver-
anderen,
u hecht men op uw' raad laurieren aan mal-
.. ^ kanderen,
Aiaar 't quynende Gemeen roept dat het ryk ver-
p armt
" zaadt zich met geen wind in 't rommelend
gedarnit, ii 5 Zy
ió STAAT S-G Ε V Α L L Ε N.
Zy morren onder 't pak, en zien aan allelcanten
Hun goed en bloed verfpilt op hun geloofs-vcr-
wanten,
U dreyght de ftorm, zie toe, die 's Koninghs goe
natuur
(Dns zeggenze) vervormt in enkel bloed en vuur.
En tochtig maakt na fteeds onvruchtb're pallem-
bladeren ,
En hitfigen laurier, op 't voorbeeld van zyn Va-
deren ,
Daar yders aart en trek eerft te befefFen fta,
En vindend wat hem voeght volg dan een voor-
beeld na,
Zo word een goedige aard niet buyten zich getrok-
ken ,
Noch die beweegbaar is vertuyc aan veed en wrok-
ken ;
De Koning neem zyn luft, als grootvaar Dagc-
bert,
Aan weydwerk in het veld, en jaag fint Huberis
hert.
Ten heyligen Kapel, daar't windemond ontwec-
ken ,
Aamhygend op de knien om byftand fchynt tc
fmeeken j
bf, om een luchje dat zyn deuzigheyd verzet,
Pas 't vroLiwe-timmer op, en leyze ten balet,
Zulx Karei Agnes dee, lieftallig en aanmiimjg'
Ten zy hy liever Avil, goedaardig en zaftziiinig,
Met Rene van Anjou, een veldhoen fchild'reni
niet .
T'crwyl men ftad en veft beladderd', ofverriecl.
.A4 iar zoTTd.;r dat zyn ruft een oorloghs-froriii
koom fteuren,
Daar hemd' oTyvefchaeu der Vreede kan
ren: ^
-ocr page 34-S τ Α" Α t S-G Ε V Α L L Ε Ν. χη
Dat koningklyke luft die niemands traanen
trekt, ,
Geen zwaard met bloed befmet, geen veld met
lyken dekt;
£11 zeeker, wat bedryf voeght uwen Koning;
nader,
Die uit die vad'ren daald' , als van zyn eygen
Vader?
Dat voorbeeld ftreef hy na , die handeld'het pen-
feel,
Of ζοη[Γ een nieu Muzyk met Icekerende keel:
Üie brave Lodcwyk , dieftatig' , en goedaardige ,
Verdiende, ook fchoon 't my trof, denbynaam
van Rechtvaardige j
aS waar, men zag zyn heyr te velden aangevoert,
tn dat Zyn oorloghs-trom heel Neederland be-
roerd'
Maar hoe? door Richeljeuj die uyt zyn herf-
fens fmeede
tn voor de Majefteyt vertoonen dorft, De Reede
^vaarom noodzakelyk (0 fchrikl) het Franfche
. bloed
Jn ecuwig' oorelog met Spanje blyven moet:
J Jces was de Mazatyn en roervink van die tyden :
^00 leeft het purp're volk in vechten en in ftry-
F , ^en 5
echter Lodewyk had Spanje peys gekuft,
anneerhyopzynbruyd , zyn weerhelft, wierd
.. bcluft,
^ Moeder van uw'Vorftj nü moet haar 't hart
doorfnyen
Jiet bloedige banket der dubble Maagfchappyen :
OnT^^^êroote Yronw, zo zy de Vroede zag,
Én f " roos, en zejjenen den dae !
^^gfe bioed aan bloed doof huwelyk verbon-
den , Dat
α8 STAAT S-G Ε V ALL Ε Ν
fluyfteren,
En wachten of ge'er niet een luttel na zult luy-
fteren;
Gy kent de Stad, van ouds gezegt de Stad van
Vree,
Om meenig vree-verbond ? gy kent haar Bifdom,
he ?
Hoe dunkt u , Geeftlyk Heer, wie zou dien brok
vermuylen ?
Men zou w dien myter met geen Rooden-hoed ver·
ruylen ;
Verwacht, en hoop; of neen , gedenk het Ma-
zaryn,
Gy zyt nu julius, maar zult hem meerder zyn ,
Zo uw vernufc volhard om hooger lot te prach-
chen;
En ik , en al de hel, om zulk een draay-wind lach-
chen, ^
Ja lachchen dat het klink: en fchreeuwen verd'
en na ,
Daar legge Julius, daar leyt hyl'ha, ha, ha!
Op zo vervaarelyk , en fchrikkelyk gefchater
Verliet hem alle ilaap 5 het lichaam dreop van
water
Uytbaren anxt, en hing een drop aan yder baar ,
Dat dreygcn trof hem 't hart, en 't nacht fpooK
zag te naar :
Doch dat cfoortrapt vernuft, om geen verzet ver-
iegen,
Stond fcrak d' ontroering van bedwellemd' heri*
fens tecijen; Doen
ST Α ATS-GEV ALL EN.
Doch zo niet, of behield' een dralend overleg.
Nu vond zyn inzicht 't een nu' t ander in den weg ,
Om 't opgerpannen web meteeren af te werken:
Nu was een duyft're wolk niet duyfterlyk te mer-
ken,
Waarvan ten minftcnhem, 'tzy dat het wel be-
flaag
Of dat het qualyk ga, te treffen fta de vlaag j
üie weerilag luft hem niet, dat pak op zynefchof-
tcii,
Waar zwaar genoeg, waar van de drager neder-
plofte:
Maar voorzicht en beieyd verzetten meenigding.
Dies fpitft hy zyn vernuft op ander'opening.
Doch Zweeden, die 'tbewind der Ryks-keur
zou betrachten
Ten dienft van Lodewyk , had andere gedachten,
En, door het Franfche geld te paard geholpen,
liet
Zich aan het Franfch belang, uit eigen inzicht,
niet
C^eieiien zyn : omby zyn opzette volharden
LietFraiikfortmetde keur ten Keizerdom gewer-
den,
En brak met Frederyk het dier geftaaft verbond,
Onnienfchelyk foldaat! en viel hem in de Zont,
Om, meefter met een zwap van 't ryks-hoofd Kop-
penhaven,
(Dus dacht hy) na zyn zweep ganfch Duitfland te
doen draven ,
zoud' hy, Engelands, noch Vrankryks on-
derdian,
Monarch van 't Noorden, op zyn eigen beenea
ftaan.
Inmiddels had de faam haar kaakea uitgefpan-
nen, En
L
-ocr page 37-go STAAT S-G Ε V Α L L Ε Ν.
En blies hetfterven uit van twee vermaarde man-
nen;
De dapp're Modenoys, de vuift van Vrankryks
arm,
Die in Italien de heiren als een zwarm
Dee vallen in den Staat van d'een en d'and'rc
Vorften 5
Waar op wel haafc, uit nood , de knoop was los
geborfcen
Van Mantua cn iVladrid ! de Kardinaal ziet om,
En hoort , terwyl hy dut, de doffe ketel-trom,
MetKoningklykepracht, hetlykten graveleien
Van hem, die wonder is't, op't bedde was vcr-
fcheien ,
Dewyl zyn groots gemoed een Weereld viel t?
klein ;
Diemeeronfterfrelykin 's menfchen harten brein
Zyndapp're daden dreef, dan in metaal ofmarm.cf;
Die d'eerftenaam verworf van Engelands befcher-
mer;
Die nieuwe wetten fchreef Auguftus-Olivier,
En tot zyn xegel nam den appel van 'r rapier;
Is nu her Staat-verbojid die ftandert-zuil oDtvalr
len,
Licht word de ,fchoonfte kans Jhet fnoodije Io,tvan
allen ,
Dus dacht de Kardinaal, en iJoeg daarop het pog
NaSpanjen, omals'tfpitsvan VrankfY-ks
boog '
Den laatilen fteen verwacht, daar langs ,den weg
te vinden,
Omernftig, enmeteer, den handel aan te binden
Λ^an Vreede, van verdrag by huwelyks-verbond
Der Vorllen , daar de ruft van ganfch Euroop aa"
ftond, ^^^
STA ATS-GE ν ALLEN. 31
Der Koning, Vrankryks roem , en Spaanfche
Koningsdochters
Men wikte' en overwoeg, men drong, men dreef,
men brochter
Den voorilag op 'ttapeet, in fpyt van fpeer en bus,
Men zond na Spanje, maar daar ftond het iluk al-
dus:
üe Spaanfehe Ryks-monarch Fiiippus, op zyn
diigen,
liad lang zyn zat gezet van bloed en oorlogs-vla-
gen,
En ncigd'uit eigen aart tot ruften , wel· gezind
Dathy zyn dagen flyt in vreedzaam ryks-bewindj
Maar voelend' hoe de drift van wrevelmoed'ge
Heeren,
Op'sFninfchen Konings naam , hem bruske wou
forceeren,
Ofiotonbilke vreed', ottot een forfien kryg,
Gaf biyken , hoe het bloed een V orft in 't aanzicht
Diens wil een ftale wet verftrekte in kryg en vree-
de,
üie ichier een hallef eeuw op troonen heeft ge-
treeden ,
En teld' een afkomft van Monarchen , grys van
ftam:
Hoe(zeithy) zotude Leeuw van Spanje , mak eij
tam,
Als waar hy machteloos aan nagelen en tanden ,
Verdragen op den muil en kaak een klap van han-
{Hn of de dartelheid van Vrankryk zieh belooft
jJe macht van Üoftenryk te waden over 't hoofd ?
^ in Italien zyn krygs-geluk gerezen ,
prangt hy Vlaanderen? 'tplach 's oorlogs lot
te wezen j Hy
S Τ Α Α Τ S-G Ε V Α L L Ε Ν.
Hy fchryfme wetten voor , ik houd het hem tc
goed',
Is hy in hondert jaar gevordert eene voetj
't Is meer dan hondert jaar, dat met zyn keure-
lingen
De forflert van Valoys Pavye dacht te dwingen,
Kn op dien zeiven tyd, die moedige Francoys
Raakte in de klem, daar zat de forilert van Va-
loys;
Ook is het nu verjaart dat even 't heyr der Franllcn
Den Paviaanfchenüag moeit voor Pavye danilcii:
Pavye fint ontrukt (dus keert de beurt der tyd)
En nu haar macht ontdaan weer voor Pavye quyt:
't Is even hondert jaar , dat met zyn keurelingen,
Filippus voor Quintin , en nevens Grevelingcn,
Door Hgmonds kloek beleid ganfch Vrankryk be-
ven dee 5
Wat keert hen nu ? de ftreekder Grevelingerzee;
Derhalven eeven naar als over hondert Jaren:
Maar hoeze te Milaan , en Napels , zyn gevaren
Dat voer my Ferdinand d' oud-grootvaar te ge-
moet,
Daar zag men 't heyr ontdaan, de Lyris rood van
Dloed,
En al de Franfche macht verflagen , toen den
Grootcn
Gonzalvus , op zyn paard een ftuk vooruit ge-
flooten,
Verfcheurde, ftak, en brak, al wat hy tcegcn
vand,
En rukte 't vreeflyk heir de zeegen uit de hand :
De dag des ftraffen ftryds gevochten voor Raven^
Geef jaarlyx hun den geeft Gaftons de Foix te ken-
' 1 r·
Des dats' haar wapenzuil aanfchryven deezeiijoy,
-ocr page 40-S t Α Α t S-G É ν Α L L Ε Ν. ^^
DIT VAN ITALTEN , HET FRANSCHE
KERRIKHOF,
Moe mynen Zoon Johaii haar hoogmoed nederzet-
te
(Γ.η immers zyne roem zal Guizc niet beletten)
Bccuige Valencyn , daar d'afgeweeke nacht
Heil zach gepakt j, gefmoort , gcbiixemt in de
gracht.
l)c Vrecde wenfcht'ik , ja, myn jaren wilze voe-
Maar heeft hen Munfter eer niet kunnen verge-
noegen,
^och cind'iyk Ofnabrug, het waar een dier ju-
n . ♦
^^up.en, door 'tUik verdwaaft, nu ftoppenzou
. do keel:
^'twii de vluchteling uit myne heerfchappye,
mom van 't Franfche Ryk, dat zich ter neder
[;'hppiis op de knie, en küHe 's 1 onings hand,
Imeokc Lodewyk demoedig om beftand ?
■u voeg'een eigenilaaf, ofgeevemin bezwaren
i oeds-Hcgen mynen Neef, en om zyn minder jaa-
lï '
»iy voelt geen ftramheid
,. ^ troon;
laar 't bloed van üoftenryk is 't bidden onffe-
Μ r ï® ^^^ J ^ " j η 2:7-y η y «iel e ged ach ten
f "' ^^ 'leeder heid of ο nmacht af te w ach tefi j
1 hcfr ' ^y^ de Weereld had beroert,
in haar moogentheid noyt foriler krvg· se-
voert
^ viel '^aar banggent)eg al eer't zo ver kon
Dat
-ocr page 41-34 STAAT S-G Ε V Α L L Ε Ν.
Dat zich de Spaanfche macht verneederd' onder
Roomen;
Dat tuig Numantia't geen veertien jaaren lang
Van 't Roomfch geweld geparft zich redde door
den prar^,
En met vier duyzend man wel veertig duizend vel-
de ,
Tot dat zich Scipio daar voor te werrik ftelde,
En , wy\ 'tnoodlottelykmoeftbuygen wat'er was,
Hy kreeg hetin , maar hoe ? aanlyken , enaanas:
Zo ftondgeen Kantabar het Roomfchejuk tely
den;
Hy koil: geen Roomfch gebied, als by Auguftus
tyden,
Nadat dezeege draald'en lang op 'tflippen hing:
Eer zyn gekneufde moed in bariTe keetens ging:
Dat zich Sertorius manmoedig heb gedragen,
VanSullasdolligheid en dwing'landy ontflagen,
V ier overften geveld te water en te land,
Dat dee de Spaanfche macht de zeenuw van zyn
hand;
En 't was Pompejus niet hoewel hy Eegepraalae,
Die op Sertorius dees overhand behaalde,
Maar zyn geveinfde V riend Perpcnna, die het lUa·
Hem in den boezem drukt' op 't vrolyk avondmaal, ι
Des weete Lodewy k, wy aarden na die ouden,
Die van Sertorius het zinnebeeld behouden,
Wy flaauwen om geen ftryd, en luft hem eene
Hy vinde weerwerk, kom, fchaf wapens, g^
geweer; ...
Men zett' hem zynen zat met geenen voet te )
Maar dat hy draag het bloed van duizenden van b'
ken :
Of is het avontuur der jongeluiden vriend,
-ocr page 42-S τ Α Α τ S -G Ε ν Α L L Ε Ν. 3S
Na <lat het lang genoegde ouden heeft gedient ?
Hy 7.y gelukkige, maar nok een krygs-bedrevene:
Myn Profper groeit en bloeit, en zal zyn naam
verevenen j
Dicwakk're wintertelgder Koningklyke ftriiik 1
Eiimctzyn groeijen groeit de Koninginne-buik :
ZozienweLodewyk manmoedig onder d'oogen ,
Van jcugde nevens hem niet minder, dan vermo-
gcn j
'k Bevind aireede hoe 't bloed my door de ad'ren
bruift
Met meerder jeugd enkraclit, om dat die kleene
vnift
Mv in tle myne klemt den fchepter , en den degen;
Komt, bpaanfche benden , ras, gezwind te ros ge-
ftegen,
I y willen Lodewyk gaan zoeken op het fpoor,
I l-.nin zynjcrygsluft zelfbertoken, dat 'suvoor.
^Jp zulk een wapenkreet der krygs-gezinde
Vorften
Lec'taardryk baarens nood; den afgrond opge-
, borften
jocg opwaarts, door de reet, een fchrikkelyk ge-
Itel
γ " naare fpoken , uit het diepfte van de hel:
erdclging, donderdreun , muurbreking , toor-
jj "ebotfing,
raiidltichting, plondering, vervloeking, ter-
Coi 1 trotfinir,
I^oubiaftenng , geweld, bloedplenging, meni
nwatafgryflykis, elk vond een oope poort; '
honger, dieretyd, roof, diefllal , vroii-
Q , ^\'c-krachten ,
ïuctuigheia ^ heji-og , vcrtwyffeïdegedachten
C i Elk
3Ó
Elk tuimelt , fpat cn fpookt door fteden en ge-
hucht
Jaagt medoog , liefd'en trouw, en Godsdicnft op
de V ucht.
De Roomlche keizer-keur tot vordel uitgefli-
gen
\ an 't bloed van Ooilenryk , de Ryksftaf opge-
dragen
Aan Leopoldus , d'oudil' van 'tHuis van Fcrdi-
nand,
Een Vorft in groene jeugd van zeegenrykver-
ftand,
Doen Duitfland zekerlyk , befchaduwt van de
fchachten
Diens dapp'ren Adelaars, een gulden eeu'^ ver· j
wachten :
Die tyding drukt het hof vau Spanje moedin't ;
Waarop het onverfaagt de macht vanVrankrvi'
tart, , j
't Geweld van Engeland en 't lot der Portugiez^
Daar Bajados ontzet de kans weer keer doet κΐ£-;
zen. p.
Hier tuilchen doet zyn keer de fchrand'rc
gnorand
(Die Konings guniteling en wyze hof-gezant)
By d'eerft' en verrezienft' der Italjaanfche Scatt^'
En trektze met zyn tong gedoopt in honigraten:
Wat dat doorknede brein op deze wys vcrmai.
Heeft Holland recht beproeft (en zegent neg"'
Wanneer hy handelbaar de Leeuwen heeft g^'·^
gen ^ 1 i;1·
fl'fi
In'tiniimelyk gareel voor Neerlands vrccai"
gen:
-ocr page 44-ST Α ATS-GE ν ALLEN. 37
En 2(511 de tovertaal van zo doorluchten tolk
(Als waarze krachteloos) niet winnen op een volk
Dat krachten kerlen proeft in honigzeem van
zegt^cn ?
En fchier op d'eige klank het oor weet aan te leg-
gen f
Daar hy zyn vyanden van and're toon en taal,
Smelt-woorden ongewoon , koft praten uit het
ftaal,
En meteen zacht geweld, tot heil der Nederlan-
den ,
Geweer en wapenen doen vallen uit dehanden :
Voorzeker ja vermag die wysheid, tot den lof,
En dien ft, en onderitand, van 's Spaanfchen Ko-
nitighshof,
De kracht van gunfteling , en bondgenoot, en
vrinden
i'o winnen op baar zy, en aan haar tong te binden:
J;" V rankry i had van nu dien Argus in het oog,
i:-n zag zyn gangen na j maar vond wel haaü clen
JJaar'tinltalien de ftreng vantrok , verfpannen:
j'^'iodenois, verzien van geld en mannen,
Ρ s Vaders fpoor gevolght, of, achtc weinig
waard
2ti roem der v/apenen , zachtganger in den aart 5
' omgezor door 't brein des fchrand'ren oovcr-
wegers
jUetdryven't zwaar bewind des Milaneeilchen le-
iQ . {icrs:
ra 7-ich gecn-zydige ter Franfch' en Spaanfche
Te
' t'ontgaaneen lichtgeladen hoon ,
-ar van 't geheugen duurt in 't ftaal' onthoud
i aer Grooten:
C 3 Al
-ocr page 45-38 STAAT S-G Ε V Α L L Ε Ν.
Al heefteen Leeuw fomtyds de nagels afgeftopten,
Zy waflen weder uit, tot dat hv met een flag
Weervreeflyk d'oude kracht der pooten proeven
't Geldmachtig Genua , 't hooöjadelyk Florencen,
Noch d'Adriaatfche Leeuw fcnynt geen belangto
wenfchen
Der Fraiifche leegertocht, en wakk're wapen·
fpoed;
'tGetornde Μ3Πϋμ3 , ja Parma zetquaadbloefi;
Maar boven al de Stoel dien zwaard en lleutcis
fchragcn ,
.L)ie Vader kun geen reuk van Leelien verdragen,
Hem heught van LodeAvyk, en d'oude wapen-part,
Van Karei d'achtft', en 'tna zyn bult gezwollen
hare,
Des zulk een voordewind van Vrankryk hem
doet Ichrikken:
Zelf, zo men 't denken durft, Savoje waar aan't
nikken ,
Zo dat het licht de keur van Spanje meedeviel
Wen geen fpeel-fippeltje dien uitilag wcderhcÜ.
Waar by quam, dat de klank van 't Noordeni
hcrgekoomen,
Van 't groote Zeegevecht in d' Oreiizontfchc
ftVopmen,
Aan't hof van Seyn , en Teems, een donderflag
geleek 5 ,
Hetcrelt verfpilt, hetbloed vergoten als een beeK
Op Zeeland, vruchteloos by d' "opgeblaze Zwee-
den ,
Die nu den rug geknakt en in den neer getrceden,
Bv Hollands waterleeu, in ftee van fier eii fto"^
Len ftut behoeven , die hen op de beenenbouo^
d' Een tyding, als 't zo wil, ichynt 'd ander aan
rcdrvvcn, Schoo»
STA ATS-GE ν ALLEN. 39
Van eenen jongen
Ie π;
Men rukt vol ongedulds en blydfchaps na de wal-
len,
Om driemaal 'tgrofgcfchut te lollen, met gelee/
En doffen dondergalm , 't geluid, dat overwoei.
Beliep de vyanden met deizend· gedachten j
De vrinden zyn vol vreughd, die *t hof gelukkig
achten,
En veilig, dat voortaan op zulke zuilen fteunt;
De koning, die zich nu geen ilaats-gewoel en
ki'eut,
Zietweer het heerfchend Huis , zoo vaak op wei-
nig leevens
(lebracht, in kracht en jeughd opbortelen alte-
vens :
1o fcheen het voormaals los en wankelbaar te
flaan
Met Vorft Filips, de zoon van Maximiliaan,
Totdat, aan Ferdinand, en Karei uitgefproten,
De Stam in Ferdinand veel telgen heeft gefchoten,
aar van die Brave althans beflaat den Duitfchen
troon ,
Zo ilond het met Filips, des vyfden Kareis 3οαη ,
En zometzynen Zoon Vorft Karei, diet'ontyde
^efneuvelt, fcheen de ftam den wasdom af te fny-
iv ·
ι>Ίειη een wmter-vruchtj een zoon, noch eenmaal
IV ur
Me Mippus, die daarna weer in drie telgen bloeid,
in^oonen Ferdinand en Karei (welker jaren
C 4. In 't
-ocr page 47-40 STAATS-GE VALLEN.
In 't bloejenfl:' zonder bloei ten grave zyn gevaren)
Ln in Filippus , 't hoofd dat thans de kroonen
torfts
Endeezezagzynhoop, in eenen jongen Vorft
Hlippus, eene wyl bellendight :· maar eikei!
I-Iet lot vergund' hem niet dan eene droeve ftaci,
Zyn jeughde!3 Avysheid werd aan 'taardrykilechts
getoont,
Stroy bloemen op het graf van zulk eenlykbc·
Avoont:
Nu ziet de Vader weer zyn gryze haaren kroonen,
Zyn Kroonen onderfaitdoor deze Jonge Zoonen,
Twee zoonen binnen 's jaars j des werft de Ko-
ningin
VrouThaniars zegening, diejudaas huisgezin,
Gelykmet Fares iiecf, cn Zara, zynen broeder:
Men j niche zegen toe de zegenryke Moeder:
Alen wenfch den Vader heil, die 't gryze haar mii·
ichien
Met Jakob ruit gunt, nu hy Jozef heeft gezien:
Maar hebben vader, zoon en grootvaar, honiiert
jaren
En meer , het kroonegoudgedragen op hun haren,
En dan den flafgezien verzekert in de hand
Des zoons, zoóblykthoeGed, die alle kroonea
fpant,
Dees afkomllgadeilaat, al smet genadige armen»
X)ic,voorzorgblyf hun borg, in'ckoeftren en be-
fchermen. .
tJir welke tydingen dc l-ranfchc Vorft zyn tyo
Te peilen weet, en 't voeght den vryer dat hy VH''
Die^ fchikt men (met zich zelf zo verre te vernee-
Om van den Vader vrecdecnDochtcr te begeeren.
Een üiecgen liandela_ar , doch al bedekten
-ocr page 48-ST Α ATS-GEV ALL EN. 41
Op dat men d' uitkomft fmoor indienze hap'ren wil:
Ε η om hetmompelend bedunken ce verftroojen
Befteekt men 't maskefpel van 't huw'lykmet SV
vojen
Tot dat d'onnozele't bedrog met tranen ftraft:
Oyverziichtig hof, dat fulke fauilen fchaft!
Eiitoetil mefmommery zo vreemdeling zo vrien-
den ,
Dieg'ophctfchoonilemet gedektefchotelsdien-
de ,
Hoe gaat uw' lift te werk ! hoe fpreekt gy mee
den mond,
Ln denkt gy met het hart,en elk op andren grond !
Delnrufche Redenaar , gebracht ter zale binne»
Daar hem de Koning wacht , om met geilrekte
zinnen-
Zynboodfchapteverftaan, brengt, metgebogcn
voet,
d'Ontzagb're Majeftcit den koningklyken groet,
Daar Kcniiig Lodewyk zyn wysheid mee belade i
KnvandeMajeftcitgelaftigt, uitgenade, . ■
Zich op te heffen , hief aldus de reden aan :
poorluchtige Monarch (nadathy opgeftaan
Met diep' eerbiedigheid zich weder had gebogen ,
En fcrnwyis d'oogen iloegop 'sgrooten Konings
oogenj)
j Je zaak waar toe de wil my ns Konings my verkoos
is immers , dat ik hoop , als nocH niet hoope-
loos,
üatis, omChriftenryk , vanmisyerRandbedre-
den ,
Tcgcven vafte ruft en een gev/enfchte Λ reede:
t Geval de iMajefteit, dar met haar fchepter blyf
Defchepter Lodewyks verbonden door d'olyf;
" anc zyn dc lioningen gefproten uit den bloede ,
c: j ' Dat
-ocr page 49-»
41 STA ATS-GE V ALLEN.
Dat, na geleeden leed, «n afgelegde woede,
Zo menigmaal verzoend' en tot bedaren quara,
Wie zal niet willen zien op 't voorbeeld van zyn
ftam ?
't Behoeft uw' ^Vysheid niette hooren uit myn lip-
pen
Hoéuitdenzelvenftam, deKaarlen, deFilippen,
(üie heilig, heerelyk , en eeuwig aan den troon
Van Spanje vaftgehecht, doch aan de Franfchc
Kroon
Hun naamen zyn verplicht) van ouds zyn herge-
komen ,
Alsook VorftLodewyk, uitLodewyk den vroo·
men:
Ofis dan noit verzoent het Borgonjonfchebloed
En't bloed van Ürleans? die manflacht, zover-
woed
Aan ürleans begaan; op Jan den Onverfaagden
Gewroken , daar elkaar om voor den zwaarde
daagden
De nazaat eeuw aan eeuw j ja'tfcheel is by·
geleic,
De veet vermorwt, maar ach ! noit in volKo-
menheid :
Hoe dikmaal is die ftam weer ondereen gevlochten
(Op dat, het geen de nood en reden niet vermoch·
ten,
De min vermogen zouw) ^oor huwelyks-verband
Maar telkens weer gekeert, helaas , tot d'ouuc
ftand :
Zy fchyntgelyk een eik, aan twee voorname taK'
takken
Gewaflen, dooreen buy, een wind, gebracht
aan 'tknakken,
En ^indlyk door een ftbrm tot aan den wortel t^
STAATS-GEVALLEN. 4?
CefchGurc en opgerukt, onheelbaar wat men doe:
Doch om het groot gefchil eens eindeling t'ont-
warren ;
't Raakt Neerland, 't raakt Milaan en Napels en
Navarre:
't Is kenlyk, dat Milaan, bloedswegen, door het
recht
Van Koning Lodewyk de Twalefde, gehecht,
Aan Vninkryk toebehoort; en, hoevan oude ja-
ren ,
Dc Kroon van Parthenoop geftaan heb' op de haa-
ren -
Dertcigen van Anjou , en dnsgedaalt, in 't end
Aan 'tkranfche ryk verviel, is niemand onbekcnti
Noch ftraalt gelyk de zon het recht , der wettig'
Erven
Van'tNavarroifche Ryk , by vaderlyk verfterven
Opmynen Vorftijedaalt, hoewel by Ferdinand
Den onvcrniogenden gewrongen uit de hand:
Nu wil Verft Lodewyk, niet op het punt van
rechten,
Maar na de billykheid het zwaar gefchil beflech·.
γ »
eifcht, O Koning, als de zegenrykfte buit,
Mevrou Terees, zyn Nicht, uw' Dóchter , tot
zyn bruyd:
j^oo hoope Chriftenryk dat eeuwig blyf verbonden
De bloedwel van die zwaare en lang-betreurde
wonden j
J'O itaptmen wederzyds de ftaat-krakeelen af,
^nzNvaay in V reed' en ruft den koningklyken ftaf:
groei en bloeideUefd', de Godsdienft , het
vertrouwen,
e ryke welvaart van die zee-en akker bouwen,
^-'ewysheid, 't heilig recht, de Wynftok, en d»
olyf, ^ ^ 'Want
44« ST Λ ATS-G Ε V ALLEN.
Want wel ftand volgfet de Vree, gelyk de ichadun'
*t lyf.
Behaagde Majefteit myd' antwoord toe te voe-
pen.
Die God, die Chrlftenryk, die Λ^ rankryk kan ge-
noegen j
Dit wenfcht de Vorft, dit bid de Moederkonin-
gin,
Uw'zufter , Chriftenryks doorluchtigile Vorftin,
Men zag (terv/yl hy fprak) in het verliekiert
wezen
Des Spaanfehcn Ryks-monarchs een lieflykheiii
gerezen,
De Spaanfche ftatigheid verfmydigt met een blik
\''an biydl'chap, zo geleek deKoninginzynfchik;
Doch met een voegzaamheid de majefteitcn ci-
gen :
Dies vacde Vorilhec woord gelyk de zinnen nel-
gen.
Zo bied my Lodewyk, uw' meefter, myne Neef,
De Vrede ? 'tis het geen dat ik niet wederlh'eef,
Behoudens, dntfe fta op redelykegronden: ,
'tGedenken aan die diep' en lang verjaarde won· ;
den'
]3at fmertme , maar Avat raad ? wie fehryft zie»
d' oorzaak aan ?
Daar elk miflchien te fterk pooght op zynrecht
te ftaan,
Wy houden d' oude ftam der Vad'ren onbe-
fproken,
De wreeker is gefcraft, de ftraffer is gewroKent
Borgonje, enOrleans, elk draagtgelyKefchulöi
Maar zogy't billyk recht naar eyfch vernoegen
zult,
Heeft noit de Franfche kroon te vord'ren va"
Milanen, ,
' STAATS-G Ε ν ALLEN. 4i
-■..iiPIIU
Als rouldacht om 't verlies yan zo veel onderda-
nen ,
Wantdat zich Karei d'Aclitile, en, omzyneifch.
op 't ryk
Van Napcis, en, by raad van Sforfa-Lodewyk,
(Die Galeas zyn neef van 't erfrecht zocht t' ont-
kleeden)
Werpinltalien, was beide buiten reden:
Noch dat Anjou zich niet behelpe met het rechfi
Hem by de koningin Johanna toegelegt,
Zy ftond al buiten keur reeds aan Alfons gegee-
ven,
Na wien hecfeder daald' op zyne Spaanfche nee-
ven:
Want om geen beenderen , die lang begraven zyn
Tc roeren, meld ik niet van't bloed van Konra-
Waar van niet min vervloekt , en t' onrecht
moordbaldadig,
'c Anjoulche lemmer droop, dan wreed en onge-
nadig 5
Des
quam na billyk recht de kroon van Parthe-
noop,
Niet den bemachtiger, die van den bloede droop,
Hoewel hybovenffoeg, en dus de zeeg behaalde»
Maard' Arragonner toe, die aan den bloede paal-
de:
Uoch 't zy wie boven lag , wie onder in dea
iJat rep ik niet, dat 's lang verfmolten door den
F ru
^n icheen het lang bezitbeftendig recht te ffeven
ΛΙ lang nu erfde 't van d' outgrootvaar op de nee-
Koning Lodewvk de twalefdc ondernam
)
-ocr page 53-STA ATS-GE ν ALLEN. 46
Zich 't erfrecht van Milaan te eygnen uit den ftam,
Was Koningklyk gefchil om wapen-recht te vin-
den :
Dat grootvaar Ferdinand Navarre wift te binden
Aan 't groote ryks-feftoen, 't geen tot verwonde-
ring
Uyt zoveel fchepteren en kroonen famenhing,
loei ir efteeven;
Uw Koning; He
Verkreeg hem 't wapenrccht van Roomfchen
do ' ~
ig Henrik zelfheeft dit te goegcgeeven,
Wanneer hy Vreede floot met Spanje, fchoon't
gefchil
Ora 't ryk Navarredraaid, op ongefette fpil:
Ért zeker dat den eifch der ryks gerechtigheeden
Van Spanje verder ga, heeft Vrankryk zelf be-
leden ,
Crootdadig (ik beken 't) en edelmoediglyk,
Toen 't honderd fteeden ruymde , en gaf aan 't
Spaanfche Ryk,
Nu hondert jaar verleen, op 't fliiyten van de
vreede
VanHenrikmetFilip , gebynaamt elk de Tweede,
Wy geeven koningklyk, tot beydefins bereyd, ;
V oorlog, dienze luft, of vreed'iri billyk·
Of d'
heid:
Jeughd kent :iich moediger, maar d' oudeïdom
bezochter:
Eyfchtnu vorft Lodewyk het Vrouwèlyn, iny"
Dochter ?
Wy zien dien grooteii eyfch r-eeds met bédaart·
heid in,
Die t' ooverweegen fta met ryp beraden zin'.
Gy kunt uwsvorften groet (wy laten, 't óiis
hagen)
Imn-jddels aan dc Maaghd , in 't vrouwentm^
nier, dragen j
STA ATS-GE ν ALLEN. 47
Fezie op's voedfters fchoot dePrincen allebey:
Terwyl u d' antwoord koom en 't koningklyk
geley. ^
Naau zag de Hofgezant des Konlngs mond ge-
floten
Of wierd hoogftutelyk oiitfangen van de Grooten ,
Met heufch onthaal geftreelt, met blydfchap
gcfefteert.
Verwelkomt, toegejuicht, geviert,gevleit,ge-
eert;
Want uit den handel daar de Vorften zich te zaa-
men
Toevoegen , fcheen men nu geluk en heil te raa-
men;
En van een blyden dag gereeds den dageraad
Te fpeuren, op den blos van 't koningklyk gelaat.
Geraakt ten kabinetby 't fchrand're Vrouwen-
; timmer,
i Kon plichtelyk bewys des heft van Vrankryk
i nimmer
ï Zich quyten zo volmaakt, als hier de Taalman
Β doet,
In kort en klaar gefprek der Koningklyken groet:
iJaarhydees antwoord vind: INoittydingtrof my
nader
(iJus fprak Mevrou) als dat die vyand van myn
Vader,
VanMy, en onzeri ftaat, Uw'Koning het beiluit
^an neemen, dat hy my vervQtd're tot zyη bruid:
i^och hier van blyf't beleid myn Vader op-gedra-
VV V voegen onzen wilna's Konings wel-beha^en.
in Vrankrykleit een Bofch , niet wydevan^Pa-
Cenaarnt na Sint Vincent, op oude Reomfche
wysj Hier
48 STAATS-GEVALLEN.
Hier ryfl:, terzyds de Sein, met hoog-verheve
tinnen
Een vorftelyk gebouw j van buiten en vanbinnen
Van cierelykcn iland en Koningklyke pracht;
Acht toornen, die het draaght, befluit een dub-
b'lc gracht:
De bronnen , 't openplein, de wandelgaleryen,
De beelden , d'arkeners, enfchoonefchilderyen,
Elk is verwondrcns waard 5 de hoven alcydgroen,
Van nctgevlochtei) loof, en groeyendefelioen,
De bedden met gebloemt, en kriiid're vreemdig-
heedcn ,
Van blad're-raanteling, en fchaduAven doorfnec-
den;
Waaraan hetbofch i^ehechtmetmeenigkronkel-
pad ,
Bezet van kreupelboich, en heggen, dicht van
blad, '
Struwellen , dellingen , haagdoornen , ruige
randen,
Voor Vorften-oeffeninff een tamme wild-waraii-
de: ^
Deesaangenaame plaats verrtrekcemeenigmaal
De welluftcn 't vermaak aan 't Koningklyk ont-
haal.
Dit huis werd uitgekeurt, om verderby vcr-
trouden
Het opgeworpen werk in handeling te houden;
Om 't Koningklyk gefchil, na plechtig ftaats-bs-
lang ,
Tefchiften, fonderRaan , te vieren op de gan^,
Te wikken op een aas., ter uitflagvan de Vreedc·
y.» De fchrand're Pimentcl beleid de Spaanfchereecle;
De iraniche Rvks-raad neemt die voorzorg 0?
• zichzelf, yp
s τ Α Α τ S-G Ε ν Α L L Ε Ν, 49
Opdat geen ander oog het ftaat-geheirn door-delt:
De poft draaft af en aan, zo zeer de paarden moo-
Men handelt fluips-gewys, en tiiflchen twee paar
oogen j
Alen fluit," men zegelt zelf, en neemt geen toe-
verlaat
Aüi fchryvers van geheim, of heeren van den
raad :
irUitheemichen ftaan verzet, d'inwoonderen ver-
I wondert j
Men mompelt.dit en dat, maar raadt 'er naar in 't
hondert:
De Roomfche Vader zelf eifcht dees eerbiedig-
heid ,
Omdccl, ofweetenfchap , te hebbën van 't bc-
leid:
'tllolg-yvrig E^ngeland hadgaaren'tgatdoorkes-
!>:eii,
iM.ur werd met plicht gepait en vond het iluk
verftecken:
Des vinde niemand vreemd , dat, daar niet uit en
Fii
een van fpreeken durft na dat hy is gebekt:
(zei men) rypte't werk, en ftond in 't kort
.. . te lukken 3
i^u ging het achterwaarts, enwasde.draadiniluk-
ken ;
■^^U'oer men ylings voort,nu ftond men plotilings
^ ^^^ 't is aan, en al zoo'tyder hebben wil.
-'us raaktmcn door den tyd 5 maar loop van
in 1 en ebben ,
I ^-^aken van den Staat, doen ook haar opmerk
hebben.
50 ST Α ATS-GEV ALLEN.
Hier leed deSpaanfche macht een onverzetb'ren
krak
Op Elvas fors ontzet, en vond zich veel tezwak
Om Vrank en Portugees te velde na te draven:
Gins ftiet de norile Zweed den kop op Koppen-ha-
ven ,
Dat al het Noorden dreunde , en daverde, op
denllagi
Wanneer hy aangerukt, zooraazend alshymag,
Met bêeftelyk geweld , Leeuwskoppen , Befe-
k la uwen ,
VertwyiFelt gafden iloot, en brulde van benau- |
wen , j
Als een benarde Beer, ofeen gequetflevar, j
Die m?t een mooker word geklonken voor den j
ftar:
Nufchreeuwd'hy heefch omhulp, by't Ryks-ge-
zag van Londen , |
Recht als de moede beer in 't vechten metdehon- ;
den,
Daar raakt de watermacht, en 'tgroóte lichaam
t'zee;
Maar die hoogmoedig Iprak ichynt minzaam en ,
fedwee, Π '
ts als d'eed'le Leeuw , wil geen beweegen ;
toonen,
Als tot vereeniging en vree
derNoordfcheKroo-
nen ,
Des al verheft zich 't hart by Zweeden noen zo
hoog, ,
Hy houd zich maken ilü s vöorzeeker heeft ny t
oog , /1. .
Op Vrankryks meuyerwerk en handeling gi*"''"
gen,
En twyffelt of de fprongin 't Noorden ftate wage'jj
-ocr page 58-STAATS-GEVALLEN. fi
Op dat hy daar vertuit, en niet , als 'tkon gefchien.
Geknakt van lenden, t'huis zich meer te redden
dien;
Daar hy'zich voor den fprong en weerflagheb te
hoeden,
Die hem de Tcheenen fchuur eer 't iemand kan ver-
moeden :
Dus \vii.:t, dus wiggewicght, als op den eevenaar»
Deiruicllag van den Fran'ich en Spaafchen hande-
laar :
Tot diit uit Spanje koomt de zw^areen grove diilel
J-nzc-thct dryfhoiit aan , de nu gewifle wiilel,
;De rykt'Zilver-vloot, behouden ingebracht;
|])at ffceftden handel klem en al de banden kracht,
op te Sint Vincent de poorten oopen bor-
J^iotzeegen, heil, en Vree; lang leef de bloem
dtr V orften ,
Lang leef de Spaanfche Bruid! dat zich Euroop
, Virqiiik j
Vrankryk aaflem fchep , en Vlaand'ren
tiocdfch van fchrik;
' ^ vorften zyn verzoent,enheiliglyk verbonden,-
i's oorlogsgeellel \vord van 't V reede-vier ver-
j. Honden,
I ^^'yldeHuw'lyks-kus, op 't Vree-verdrag ge-
Kooningen tot Vader maakt, en Zooni
f.n f'^" - gelyk een arend, of noch fterker,
prei de bjyde maarj men oop'ne 's Konings
Korker,
^^e^iie met die vreugd d'ellend'gen die zt
lln
' ot Vi y^ ^^ wapenfchoriTing tit ;
"Jt voiK-oome Vreed', op vailen voet te-
'chooren, Da ïö
r'vii .fatÉ
-ocr page 59-S Τ Α Α Τ S- G Ε V Α L L Ε Ν.
1η plechtige eerwaardy werd' op haartydgeboo-
ren ,
En metgccierden ileepen Koningklyke pracht
De Koning zyne Bruid in d'arment'huis gebracht: |
Maar laat ons 'c Staat-geheim, met al zyn eigen-1
fchappen, 1
En vorder handeling, hier over Overftappcn;
Aan'rwelke Mazurynzich zoo metd'Haroqueet
J Jat gcene volgende eeuw h;iar glori en vergeet.
Op zulk een vreugderoep is Braband uitgelate/
Deblydfchapholr ,'^en zwiert in Vlaand'ren langü
de flraaten ,
Gelyk de doodfche vrees, en trooftloos ongeduM,
En fidderendc Ichrik haar voormaals hadgevult:
Men ziet de kleine wees en teed're wichjes v^^cnie-
len,
Zy juichen dat het Ilygten hemel aller hemelen;
De maagdelykefchaar verlaat haar trcurgi^zaïigli»
En zingt een vreugde-lied van zegen , lof, ^
dank ,
Aan'den Algoedenen Almaehtigen , dievande
Hcogmoed'ge Koningen de harten heeft in iian-
den ,
Enleidfe, waar hy wil, gelyk een \i^aterbeeK,
De weduw, d'oude-man, hoe treurig, dor, c
bleek, . t.
Hen, zietm' een vrolykheid zich over't aanzie
fpreien,
Hy vouwt de handen faam, en moet vanvffwg
'C Vereenigt Nederland, gepynightom Τζ^ρ
En 't wezen , dat het van haar zuft'ren hoor
Aderlaat die treurigheid , en moet van ^^ -
fchateren; jli·:
STAATS-GEVALLEN.
fi
I
Hec wacht een oope vaart op ftroomen , en op
wateren,
Op wegen veyl geley, te velde volle vrucht,
£cn neering-ryken ftand in fteeden en gehucht,
üoe op dien zegegalm nieufgierig uit haar ho-
len ,
In dicht-gevlochten loof en fchaduwen verfcho-
len,
Met mcenig wuften fprong, en lichten trippel-
i -'-ich voegen in een rey , de tuiten met een krans
\ an bloem en lentegroen, de bloote borft en
nekken
lot aan d' ontgorde heup of dekken of ontdek-
ken,
•^t Hippen wimpelsAvys, of diergelyk gcftel,
wiluc'itig, lodderlyk, aanfpringcn op het fpel
I' Satyrs uit het bofch, de Nimfen uit de hoven ,
^Jit heb ik noit verftaan , en kan het niet gelo-
yen:
jj^ePalias, en Merkuur, en Mavors ,en Bflloon
«at, vertoünen, fteedsop d' oude trant en
[jHioe met fchel geluid de Tritons in de baren ,
■ t:igeland metonlull te bezwarea ,
^^ekoningklyke V ree doen toeten op hun fchulp ,
ÜatT !" ' of bieden weer en hulp ,
"■iia^k, datftreel detonsr van die met fchoen
" ' vermufte fous-
llyk voorge-
•Ma-
''li kaart
en koullen
Aanl
])ic
l'j^metclc Godenfchaar gebeden ten banket
" een l'ranfch vernuft bevallvk vo
•^'^rtjci meenigmaal gezeten by de Goden ,
-ocr page 61-54 ST Α Α TS-G Ε V Α L L Ε Ν.
Mê proefden van 't gebraad , 't gebakken cn
gezoden:
Maar wat raad nu , nadien de dolle Jupiter
Het Godenhuisje veegd', en alles bracht in't war)
(Al word het menigmaal geloochenc van een zoe·
tertj)
Gclyk'tPythagoras verandert in een roetert,
Zoduydelykverhaalde; ik echter (waarj ofniet)
Bennoitop'tmaalgeweeft ; en bood m'eeii ander
iet,
Het heeftmenoitgefmaakt; men hotide'tmytffl
beften:
Dat eenigHofin 'tooft, of eenigbofchin 't wei-
ten ,
Hiereenc woning , daar een nachtkeet, ginseen
hol
Gevonden word, alfins van vreemde wonciVeii
vol,
Door donderenden wind van woorden uitgeblazen,
Zouw wyven iHl doen ftaan, en kinderen veroi·
zen;
Ja mannen zelf miflchien , doen kyken als eeo
kind j
Onkundig van de knarten ftreek waar langsnicn
't vind ;
Doch .'tis 20 wonder niet dat zy ze niet en wee-
ten ,
Die , in den naaften raad der Goden noit gezeten.
Hun veld-gebouwen noit cn zagenί die, niu-
fchien,
Gelyk by Arioft, onzichtbaar zyn te zieni^
Of overblyffelen der Ridders die fteeds reizc"·
En ilaan op Amadis betoverde paleizen:
Doch 't zy hiermee zo 't wil, het is my noicg
beurt
STA Λ TS-GE V ALLEN. 5-?
Tehooren, wat alhier geftemt wierd of gekeurt,
Aangaande 't hcyl-verbond en Huwlyk van Eu-
rope,
Des mai een Godentolk dat gods-geheym ont-
knopen.
Ünsvoegtjiet rechtevcort te zingen zegen-
wen fch
Op 'thuw'lyk van een God; een God genaamden
men fch:
Brengt 11 we neiging toe gy Rechteren en Goden ,
l^ic onder God, een God , te buigen hebt van noo-
den:
F.cns heeft in heil'gen ernftd'Almachtige gezeit
rotiven , die onder hem in glans en heerlyJiheid,
i!i msclu en heerfchappy, zyn beeld op aarde dra-
n f Γ '
K»'afu der Goden naam, en Uetzc my behagen ;
"ocmd'u Goden , ja, maar heb'er by gelTelt,
A i over u haar noodwet en geweld ,
Als over 't zwak geftel van allemenfchenkinde-
ren:
^ublyft'er geen verzet om haar geweld te hinde-
Ai '
^^^ Koningen en Vorften op der aard
Unden aan de Wet die alles bind en paart,
f^^'n zegen gaf van waflen en vermeeren j
υ
STAATS-GEVALLEN
Schoon zyt gy , ja de fchoonil' van vrouwen voort-
gebracht;
Uw' lippen druipen dau des morgens neer gere-
gen t,
A^olmaakten licfi'clyk , zoo heefc u God gezegcnt;
ï'^n word uw lyfs gcftaltgeholpen door 'tcieraad
Dat Vorften-lcdtn voegt, eniconingklykgewaaJ,
Alen ziet het heerclykuom den lyve pailen ,
(jy zyt'er in gegelpt als waart g'er uitgewaflci! :
Gord uwen degen aan , en fnedig zyd-geweer,
l.)it voegt u ; maar ο neeiJ, ο Koning, legzenecr,
J3ar eiilchen Vreede en Min, om miniiciyk te
rechten 3
Want hanr gevreesde kracht beproefden onder 't
vcclitcn
])es Konings vyanden gevallen in den ilryd ,
])e volken die gy nu in vree genadig zyt :
1 iebtgy gerechtight id u tot een fchat verkoren,
Kn 't boze werk gehaat, zo ifler van re voren
( jC!;ocggCAvoed , genoeg gegeven aan de wraaKJ
De reciiteriiand des kr, verdadige dc zaak
Van alle elleiidigen die op hun aanzicht fmcelvct^
Zo b!yfden arme noit van 's Koning oor verltee*
Zo klem in 's Konings hand de fchepter dien n)
])c waarheid tot een fteun , en in gerechtigheiö;
Nu druip uw' kieed van myrh , va"n reukery
Wa>nncergy tegentre'ed , uit uw' verheve won» 5;
l,)ie Schoone , die alleen in 't hart de If ooneip^ '
Gy vind z' in vreugde, en zet z' aan uwe reen
Zylpant de kroon van min (en praalt In eni^
-ocr page 64-STAAT S-G Ε V Α LL Ε 57
Uic 's Vaders ryk gehaali) die z' eeuwig moet be-
houden.
Maargy, ο Koningskind, en koningklyke Bruid,
Vcrlaat'uw Vadert huis-, neem moedig een be-
fluit,
Verwiilel, om uw' Heer, uw'maagfchap en uw'
vrinden
Zo zal de Koning luft aan uwe fchoonheid vinden :
Verbind dien siroten band , ilrek hart en zin tot
1 °
hem,
hn llrook zyn hart en zin met uwe zoete ftem;'
Ik'/iede Volkeren verfchynen met gefcKenken >
iiv zio de Grooten's ryks zich neigen op uw' wen-
ken 5
\'olk op hun aangezicht u fmeeken om uw'
J'ytrcl:r den Koning met bevalligheid , en kunft j
inwendig zyt gy ichoon , en in uw' lyf-geAvaden
^ goud , ο konings kind, geftikt met purp're
^ draden,
'traalt nwe heerlykheid: geleize, ο Maagden-
P . fchaar ,
. ^'Ck 17.C Cl, π paleis, de Koning wacht 'er naar,
en bidnenkameren ^ vertrekt, verlaatfe, ο Maag-
, den, O
in vreugd en vrolykheid , die 's Konings oogbe-
^ haagde.
Vilder, oVorftin, dien gy verlaten hebt,
^•nvaeht gy uit uw' bloed , waar van men hoope
Ihr '
^ ze zetten zult totKoninGren en heeren ,
l'Tf εη geruft de Wereld te regeren :
η zal nicn uwen roem doen leven in 't gedacht,
naam verkond'gen vangellachtetotgeilacht.
STA ATS-GE ν ALLEN. 58
op een MEDAALfE van
Ier ziet men 't Staatverbond, daar, met
^reiloten'handen,
HISPANJE en GALLIE weerzydshun
trouw verpanden ;
tik als een Kryghs-heldin ftandhaftigtoegemaakr,
t Hoofd met een helm gedekt, de recht're fchou-
dernaakt,
De kleed'renopgefchort; een worpfpiesen cwce
pylen
Is d'een en d'anders merk: Zo ilond op vafte Üykn
't Verbond dat Galba floot met Vindex: maar hoe
kon
Elk yverzuchtig Vorfl:, gelykeen and're zon
In't wichtig Staats-bewind, zo dapp'renmaklfer
lyen, ©
Daar elk den top beoogd' der Opper-heerfchap·
pyen ?
't Verdelgende geweld vermocht dat groote 'ven;
De woede, als van een beeft te razend' en cc iterK'.
Van Nero , deed hun' macht die Vorftenfamen-
voe^gcn ,
En neemenin dien band hun onderling vernoc£J;f"·
Gelyk het Franfche Ryknu, op gelyken gromi.
Met Spanje vreedzaam fchynt te treden in vC'
Al
bond i
-ocr page 66-i
STAAT S-G Ε V Α L L Ε N. S9
Ai poogde't groots gemoed der Vorften, t'elke-
malen ,
In oppermogentheid de Wereld te beftraleii:
't Verdelgende verderf des oorlogs, zat van bloed,
Vervoegt:die Machten j dit 'sde Nero die 'theii
doet.
Te LO ND Ε Ν vertoont in Mey ιβ^^,
RUIT ALTO Α CULMINE.
"Eip! heilig heir der fnelle Serafynen,
Wat was 't een zwaare fmak.
Van boven 't ftarre-dak
'Te vallen in een poel daar zon noch flar-
P (renfchynenï
t-n zaagt gy niet, van uit dien trans der tranflen,
Öcn trotfen Lucifer,
.. Noch fneller dan een fter
i eerftorten, afgeweert van'tweezen aller glanf-
η '
'^ntmaaxclt van zyn godgewyde waarde,
|n heerlykheid en praal;
En als een blixemftraal
-ocr page 67-6o STAATS-GE VALLEN.
Geilingertin den kolk des afgronts, onder d'aarde:
Na dar hy dacht den Hemel te beroeren
Met werrelend gewoel,
En hooger zynen ftoel
Dan zelf de zetel des Almachtigen te voeren.
Tei7 grond gefchokt, na 't eindelooze lootfen,
Al wat die droeve λνίίΐ:
Was boosheid, nyd, en lift,
En (zeit menj luft om 't al met guich'len na teboot-
Nufcheen hy weer eens na te Avillen fpelen
Zyn ftorm op 't Weezen Gods;
En, recht als God ten trots,
Te voeren op het vlak der weereldfche toneelen
Zyn muitluft, zyn verhogen, en verhcft'eiu
God geef ook , hoe den Zoon
Die Lucifer vertoon
(Ook dat gevalt zyn luftj die weerilag koom te
(treitcii:
Hy fnord' eens om, en vond in alle wykcii
Zich geen gereeder ftof.
Dan in het Engelfch hofj
Om op gelvke leeft: zyn rol te doen gelyken.
Hier zat een Vorft, d'uitfteketitft' een op aartic
\λ aar in de heerlykheid
Der Opper-Majefteit
Haer ftralen hadgedrukt, van wysheid
, (waan·'·'·
Die wild'hy aan , om uit den troon teftornien,
Met woede, plaag op plaag,
Om 't Engelfch hof, om laag,
'tGeen hem miflukte, om hoog, in eenen k^u \
(t'hervormen·
Zo fcheen hy God en zyn gedult re tarten,
Met zyn verheerlykt beeld,
STAATS-GE ν ALLEN.
Waar in zyn wezen fpeeld', . '
Te fteken naar het hart door d' oude en fnode
(parten.
DcSchalke, met vernis en glimp beftreken ,
Van wien verborgen werd
't I Icerfchziichtig Vuur in 't hart
Dievamlen geell, en't licht, inwendig, weet te
(fpreeken;
Die mrr zyn woord en vcrkens-tranen fpeelde,
inedig , inood , en valfch ,
blo-ddorftig, en in alls
llcm (Lucifer) gelyk ; zouw Lucifer verbeelden:
Decs wringt en dringht, en itelt zyn ilorrem-
(ftukken,
Bedrog , gcAveld , en liit ,
Eii uTeedheid, als een rift
C ckctcnt, die den Vorfl: van zynen zetel rukken.
Nu zette hy zich , als had hy 'ttop befteigert,
In d' nitgefchopten troon,
^iehryft Avetten , geeft geboon ;
' Jaar hem noch diep ontzagh , noch ootmoed word
(geweiprt.
uet bukt, en zwicht , al Avat hem dart genaken,
En valt op 't aanzicht neer; ^
Als voor een God, een Heer,
JJie met geftrekte hand de ilarren weet te raken.
·' g^lyk een Nebuchodonozer;
^^aait kroonen op zyn kleed,
\i goud, \vaar op'hy treed;
^^icn Ïwyiidt, of hy is hovaardiger of bozer.
V'od zag het aan , geduldig en langkmoedig:
Maakt dat de razerny
_ Uen Lydende gedv
otheil en hemelgeur 5 voh-:iaaktcn overvloedig,
jOc. zag het aan , en wacht van dien verwaten
Ver-I
-ocr page 69-Verflagentheid in 't hart,
Dat hy vernedert werd',
Eer zyn vermogen hand die trots hem dwing te
(laateiir
En om de maat de# goedheid vol te meeten,
Wacht, af de vrucht bekoom
In aart gelyk de boomi
Toen niide Zoon op 'fvlak des zetels was gezcc-
(tcii;
Dien lof en heil toejuichen alle fchaaren,
Wanneer hem , op den dag
Diezyne fcheppingzag
Ten allen oorden zyn fchalmeyen vaardig wnaren.
God zag het Aan langkmoedig maar rechtvanr-
{cligi
Zod'Afkomd:, zo de Stam,
Al trots wat van hen quam :
Diesvond zyn godlyk recht hun 't billyk oorilecl
(waardig.
Hy, die op't vlak des zetels was gezeten,
Werd in een oogenblik.
Een flip, een punt, een fnik,
Alsindendiepftenkolkdcs afgronds afgefmeteiu
üntmaaxelt van zyn heerlylcheiden luifter;
yan zyn gezag berooft;
Een onweer dreigt zyn hoofd,
Al leevend' is hy doocl, zyn naam is droef cn
' ' ' (duifter.
Noch ftaat hem vry te flepen zyne dagen;
Om , op zyn Lucifers,
Rechts, van ter zyds en dwers,
Alfinszyn eigen hart te knyzen en te knagen.
VREl/^-
-ocr page 70-STAATS-GEV ALLEN. (Sj
VREDE,
6'f/7.?fe« e^cfi 10. Augnfii , en Dank:^plechteljki
geviert den y. O^lober 1678.
i'm Deus , et me Hor Litem Natnra diremit,
IS het waarheid! zynonzeoogen
])oor geen nevelen bedrogen !
Datde V REüE-wimpel wait?
En 't Geweld geen vlaggen zwait,
Met haar opgefte ce ilandets ,
Tot verderf der Nederlandèrs;
i^choon ter voorftand opgerecht:
E)aar het bloedige gevecht
Allen welftand aee verdwynen : ,
Daar de Staat, geraakt aan 'tquynen»
^orlogs onweer uit moeft ftaanj
Want die dolle krygs-orkaan
Aangezet, en voortgevaren ,
tjaf geen blyken van bedaren ,
Uaar ze ons dreigde menigwerf
^let een algemeen bederf,
^lenwe, datwe naau gelooven,
' Ons
-ocr page 71-ίφ STAAT S-G Ε V Α L L £ Ν. '
Ons dien hoek en ilorm te boven,
Kn dien woeften warrelknoop
λ^απ dien Beyaart overhoop,
i^ens oncftrikt, en los gebonden?
Staanwe weer op d'oiide gronden
Van 't verwag^ek Vaderland ,
Thans behendige in zyn iland ?
En beduchc men hier, of elders ^
Geen verhole i3uskruid-kelders,
Geen bedekte kamer-myn ,
Daar ze al Uil verborgen zyn,
Om vnn onder on'ze voeten
't Zwellende Aardryk op te wroeten;
J)at, zoo vrees'lyk als het mag,
Met dien onverwachten üag ,
't Helfeh, en niet hetüemelfch wonder,
Van dien daverenden donder
Ons verraile; al wat 'er drukt
Tot den afgrond open ruict;
En al 't ge'en het kan bevatten
JSamenwringende om doe fpatten,
En koom Horten in het log
Van zyn gapende bedrog;
Dat al zyn afgrylilykhedeii
Op doe wellen van beneden.
En zyn fpoken dryve om her.
Dat z'ons quellen wyd en rnr^E
Ach ! wy vreezen ! ach , de V
Schynt te flauwlyk, hier ter ftede,
Zich te verten op den grond, ^
Daar 't zoo woelt, en'raalT: in t r
't Hart flauwmoedig aangegrepen
Werd van zulk een vrêcs benepe»,
Daar 't dus lang in twyiVel hing»
Door die rpitfe tinteling γ^η
Van dees Staats-geheim-befluiteii;
'cZy \vat glÏMip haar dek van buiten:
Toe dat eind'lyk in zyn kracht
Nu dit groote Werk volbracht,
Vrylyk'^wy die vrees, cn 't duchten.
Met de winden heten vluchten
lil het hart der holle Zee:
Want de Zegenryke V R E' ^
Word gehandhaaft van een Sterker:
God, de groote Medewerker ,1
V» ekt een onverdroten moed
Die Meduzaas pruik ontdoet,
En haar laamgekronkelde adders,
't Broeyneil vol vergifts, en zwadders,
(Dat vergeefs zyn krachten fpüt)
j)oor den kriftallynen fchild
Van de Wyfheid, en de Reden,
Weet t' ontdekken ^ en t' ontleden :
Tot de VREDE 't heilzaam Averk
Machtig word' en ruim zoo iterk
Als voor henen ilaat haar banden
Om de harten, en de handen:
Dies barft hier de Blydfchap uit
Met het fchaterend geluid
Hares gul-hefchudden levers;
^at, in fpyt^der tegenftrevers.
En in weerw'il van 't geweld,
i>as de \ RfL' behoud het veld;
t-n de Zee en 't Veld moet ruimen
Alles wat daar zocht te fchuimen.
Amplijfmum , Illufirijfimumque Virftmt
9~W^Ene etiam cecidi(]e ! mihi qum fortitcr φψ
Lahenti col urnen ^ demens ! fulcrumqiie P^'
turum,
Crediiieram, aut Lapfs vires, dextrmin^
dauir-utn!
{Libertas, ijnofüQ}mape&oreducen.^ ^ ^
Heu! quondam Βntavismagnum-, et memorahtle
men,
Nunc profirata jacens, et fafiidha proterve y
H£cait\ et profertnonfióios corde dolores.]
Ten'cecidifp! querar ^ mea Spes, mea maxitmCura^
CHARE Ό EO, etPatrU; Ten\ quemde Matm^'
dentem
Excepi, gremiofovi\ dio nherepav't? _
Afjertor ^ Vindexque meus , mihi dedhusuni ,
{ (htid ïoquor! heu, quondam dumprofpevaj^r
bant:
Tune etiam nofirts difcedis Transfuga caflris ?
Et meliorafapis, Vi^ricia fignα fecnius?
J, neque te teneo y partï te adjnnge heata;
In laudes Vi^oris eas\ JuJiifflmui efioi
Spiritus altus agatper devta, pet citUs afiro,
Ïma Triumphalém , quem portet ad athera, currum i
Smtfinelabenota; Virtutis caffïs, et ambo,
Cajia minus, minus ALB Α, decenti at pi da crnore,
hftgncs extmt, et Honortus exeat al ter.
Miipium ccndis Epos ', tihi magnum et mhile . cultu;
Surgitopns, fateor i'Jèd pnemia quanta dedifli,
iltimii dciturus adhuc, cum Libertate Catonem
Si prins exueris! "(i, heu! diBamina mentis
bitbeci, perjurus, mutaveris j ufqtie relitiis
MecfHf, meifque. Pi is acceptis, dotibus; Ümbram
^^tvülupe ainplcBi fueritpro corpore; Nuhem
f' O Jumne levem, furiati Ixionis ÏJiflar
Ηί·« decus! beu pietas! non talia fuajerit Author
SCHELIUS, autpromefuaBdtiutvi&ima, Fratres,'
[eri/s anwr nofiri quos maxima ferre co'égit:
βα a§ixus , diro moliinine, partt y ,
i^'cmjuvat et Patria Dominum impojutjje potentemi
^"jiis non maculetfe candida nom 'me charta,
^-yidtiws, infultat eo, quod et inclitus tüe
^oiimodo Tyromeus, "oermn etDux ftrenuus tdem^
'f'^Mcipiat: Sed et Optime, dixeris ipje,
'' ^JatisfaBum morofa , hoe thure litando,
ψ quidcm credas Dtva\ utqiie volubilis illa
ψ,ι te rcjpiciat. blattdoque arrideat ore ?
quorfnm nofiri partem meminijje laboris ?
apicejn tangit, qui plurima corde volutans
Heet memoret, majora inta&a reltnquit:
p';·''^ mm , quo ft Tubantria diderit aflu,
^^pepias portas referaverit Ho/^ibus, ma ^
ex alia, tanto conamine, muros
ƒ vccj fataqunt defendere dextra:
l^^natis amor prapofi/ms ? ordè folutus ?
Pr^V io'por? lan^uejcens Jordida Virtus?
"itmie nova J'e vertens macbiiia rermn ?
-ocr page 75-Auri anjacra fames, ea fortia fa&α peregit!
Bic Borhorntas deceat labor; e(i quibus ortus
Ε cano , qiws forte juvat tranare paludes,
Cnm ranis, ut flapia queant diguofcere, per qtnn,
Suhlntoqiie humeris, tranfportatoqne decenter,
Pr£fidjo fefe primmn evacuaverit, ac fic
Ceperit hoft 'tles jiiiitans Vaccaulia turnms:
Fortïs nainra VaccauHa , fraude fatijcens,
Heu, hen! quant α Mart, meinorandaque quanUpsr
Urbes,
Technarum pallis , et cci^lde tefla tumultuumy
(hianta Solo rej7janentnon admittentia lucem.
Sed qua infana feror , qua 7ne dementia vexat^
Stulta ego, qua nondum videam, quus Scena hemgms,
Ohdufhs, lufus, ohjiurans triflia velis,
Pr α heat: Indigenam me iterum nunc Roma reducat >
Per Fora, per Janos, per Compita, Templa, Saburmih \
Porticihusque excepta pc tam Capitolia pernix-,
Vt nova nunc r er urn facies! ut et omnia verfa! i
Non luget jam Roma , stee et fervire videtur , I
Sed ludis, epulifque vacat; gaudetque teneri, |
Vulneraque, et crudum, quaobnuhilet, arte, dolon''^''
Namque profanator Sacrorum, namque Senatus
Contemptor, Legum Jpretor^ raptorque Peadi,
Fax Ρ atria, mnocutfons Patriciique cruoris ι
Jnlius ifle ferox, jam dementiffmius audit,
Ojii Lihertatem fervavit τίίΐον, et Urbem
Rèfiituit, rerum juflifimus arbiter,
Stator, Progentes Divum ^ Dis maxirfia curil'.
Ipfa ego jam- mentis compos, et nube fugata,
Mortales quahebetat fenfus {mortalis iitiq»f > .
<)uam vel fufpiciant generatmn e femine
Plurima nunc claro comprendere lumine
Ut piget, utque Virmn pudet hunc dixUfi
Qumjufiu}nfenfi, qui ctm me vicerit, β
S τ Α Λ τ S-G Ε ν Α L L Ε Ν.
Nil diiri fldtuit mitis Gladiator, et ultro
AhlBiiiit lateri, juguloque pepercit aperto:
ViciHï Juli, me rufiicitate fatehor
hiphcitam , qua non cognorim , quanta 'vicifjlm
Munera pertuleriin per te , qiiale7nve jolutem
Til dcderis, dum Ufajacens , conjperfa crmre,
'^ch'ü'u, aift fedis plagis infignis oberrajjs,
Λ te fufc 'ipioy, ftcque ornor vefie decora ,
l't pro manduco Cïrcmfis Pompa, vemejiam
Et ftico comptajn, me nunc admtttere poffit :
Jpla igitur meinet nunc ahnego; Cafira relinquo
Prcpria, et ipfa meos facHis dïmitto Clientes ·,
Ad partcs acccdo tuas; quo fignaferente
Gener in leges iret minor, et Cato cafiris :
lie Icvcs anima , fum Cafaris , ite profani,
folus habet C£far, pro Cafare tot α efl;
' w qnocuaque libet dtfcurrife, nttüa fuperjit .
^ φι curamihi'^ nam-dudum nulla momordit
' os et cura mei; et merito ^ nam que?n juvat ^ iflo
^mhe, mactari innocuum , dirifque voveri ? ,
Vβ jam nunc non omnia jorcïent,
^'ψύ pertafum, monitahac cape ultima noiira\
\ UiJA SArrs CORDIEST, FAMULATE IN
. C/ESARIS AÖLA.
■'ψνΐ! ipjh pycmer.s veβigia, prona recutnbam ,
■^i'l'Ciiptii'a licet ^ tarnen ut me Pileus arnet,
catenarum gravitate , et msle, lahorans,
hterim ιηο€(ββ^ videri;
'i'^dtdiore tcgens, ut vulnera, vefie catenas r
J^^nqui αβΗ€ΐα malis, atque ohdurata ferendo,
" ^ tclor, refonabo viriliter, Γό.
Ε 3
70 ST Α ATS-G Ε VALLEN.
Der Klaagende
Aan den HEER
2' üo zyt gy mede dan gevallen! wicn voor j
dezen i
I Ik my, wanneerik viel, een fteun te zul-
len wezen,
Te dwaaflyk had gedacht; of die ten onderiland,
Als ik gevallen lag, my bieden zoud de handi
[Dus fprak de Vryheid, diep verzuchtende,
bewogen:
Wel eer een heerlyk Beeld, in 's Nederlanders
oogen,
Nu neergevelt,en met een dartlen voet verfchopt'
Die niet zoo licht haar niet-geveinide iniercver·;
Zoo zyt gy dan , helaas , gevallen ! gy voorhcnij I
Myn hoop , en hartzorg j Gode , en 't Vadcrla"",
met eenen I
Zoo waard , en dierbaar; wien van 's Moed^" ;
\k opnam, ftoofde, enqueekte, engodlykvo^ö'
-ocr page 78-ST AATS-G Ε ν all EN. ηχ
Myn hulp, en voorfpraak (ach ! wat zeg ik , 't
was voor dezen,
Toen 't lachchende geluk my gunilig fcheen te
wezen:)
Vcrhiit ook gy, gelyk een overlooper doet,
Myn dienften legerfterkte ? en vind de Wysheid
't Verwinnende gezwaai dervendelen te volgen ?
(^•a heen , ik houde u niet, ('k hebgrooter leed
verzwolgen,
dees onheusheid wel verkroppenj) ga vry
heen,
En voeg u daar 't geluk de dapp'ren voegt by een j
Laat uw' rechtvaardigheid haar wysheid af doen
ftralen,
; -Met 's overwinnaars lof zoo hoog in top te halen
Α Is uw'verheven geeft den zegewagen ment, ,
t l'Jievande faam gevat tot in'tgeftarnte rentj
ΐ Langs (leilte en ohweg j Iaat geen fmet dien lof be^
1 vlekken:
ncimet en beukelaar, zie 't yd'le Avit bedekken ,
bniafbefchild'ren, door het purper en karmyn,
-at Uit de wonden vloeit die niet verfoeilyk zyn;
Ρ datwe in d'eed'le glans van 't aangegefpte wa-
t· Ρ
is noog en heerlyk, dat uw' geeft zich onder-
Windt:
aar denk eens om den prys waar met ze moeft be-
, V hctalen zal, de ftof om 't op te halen ,
^loeft ^'■^"^'^eid, en de Vryheid bovenal
atgaanj of indien z* al voorts verzaken zal
Ε 4. iJe
η% STAATS-G Ε VALLEN. '
De godlykc infpraak, die zeontwaar word , om
meinedig
Zich van myndienfl t' ontflaan ί zoo blyfc ze los
en ledig,
Van niyne gaven , by de Vromen zoo begcern,
En vatde fchaduvvjvoor het lichaam, en boeleert
Als dolle Ixion , die door fporelooze minne
Een yd'Ie wolk omhelftvoor 's hemels Koningin-
ne :
O eer! ο deugd'lykheid 1 dit zeker, dicbcfiaan
Zou Schele , noch die t^vee Gebroeders u niec
raan ,
Helaas, zoo deerlykals Oachtoffers neergeilagcn.
Uit lourreliefde my ten niterfte opgedragen:
Hy zelf die zyne zydc in drielle pooging fterkt,
Dien 't goed doet dat zyn macht me'^c dat vermogen
Dat z' over't V aderl and een hoogen Heer kon zet-
ten ,
(Noir moet het wit papier zich met zyn naambe-
fmettcn)
Dryftjiiichende den fpot met zulk een, die voor-
heen .]
Geen dapp'rcn leerling flegts, maar ook een lioow
met een
A'^erilrekkende onder my, dit werk heeft opgc"^
men :
Maar ze^ eens, denkj^ hier mede uw oogwit te
komen ?
Geloofje, ο goede, dat die korzele Godin,
Die wispelturige , mimetgezetten zin
U aan zal zien of dat de wierook zal befchiK^^^
Van zulk een ofFer, dat z' u rninlyk toe zal κ"'
ken ?
Nemaar wat baat een deel van onzen arrebcia
-ocr page 80-ST Α ATS-G Ε ν ALL EN. 75
Tc melden? ach', hy raakt de knoop niet daar ze
kit,
(Hy mag het, als hy Avil, zoo kunftig overwegen)
Vanwien, al meld hy veel, noch meerder word
verzwegen.
Mv zeg eens, zoo 't hem luil, door wiens beleid
cnlift,
DeStadaand'YiTelftroom zich opgaf, eer men 't
wifl,
Haar poorten opende aan den vyand, t'wyl de
knechten
Der hul pbe7,etting noch met zulk een yver vech-
ten ,
Tot voorftand van den muur: was 't d' averechtfe
zucht
Totvryhcid, was't de zorg, de vrees, d'ontbon-
de tucht,
Dcvadzigheid , 't verval der deugd,'s't bewind der
zaken
^P and'ren fpil gezet, doorand'rcn wind in 'da-
ken ,
Of ichend'gc goudzucht, 'die 't verrichte ? Iaat de
pen
'Jcr Aloddormannen dit doorwroeten, zoo ze ken;
j^cn nrbi^id die hen paft , die uit moeras en poelen
« Icrkomllig, zich veellicht vermaken dus te woe-
len
^'clyk de kikkers, om te zoeketi na den grond ,
aar langs uit Koeverden men 't volk na buiten
?.ond,
jjat opdefchouderen gezet en uitgedragen,
vyand toegang gaf, die na den weg moell vra-
1)
^^^^^^o^feKoeverden , door arbeid en natuur
ö Iterk, door ontrouw ach 1 zoo krachteloos
van duur: Ε 5 He-
74 S Τ Α Α Τ S-G Ε V Α L L Ε Ν.
Helaas! wat bly ft 'er niet ter Zee, wat in de Steden,
Dat met de huif gedekt van 's Volks oproerighe-
den ,
Zyn fnoodbedrog verbergt; wat blyft'er niette
Land,
Dat noch geen licht gedoogt, t'ontdekken in dien
ftand.
Maar ik Uitzinnige ! waar word ik heen gedre-
ven,
Die, ilechthoofd, als ik ben, allang geen acht
kon geven,
Wat lieflyk fchoufpel thans op 't nieuw Toned
verfchyn',
Daar m'alle naarheid, met de hangende gordyn,
iiedommelt en verbergt: my voer het Oude Roe-
men
(Ikben'eralseen Griekfche inboorling voortge-
komen)
In tyd-verbeelding , weer door tempel en portaal,
Langs markt, en^hof, en ftraat, en galdery, en
zaal, i
Tot op het Kapitool, in vryen tyd gerezen:
Hoe vind ik alles hier verandert in zyn wezen!
Verheerlykt en vernieuwt! want Rome treurt
nu niet, ,
Noch kan geen dienftbaarheid in Vorftelyk geoif"
Bemerken, maar verlet met fchoufpel en banKec-
ten ,
Λ^erheugtzich dat het dus zyn hartzeer mag
^-etten, ,
En dat het met een glimp zyn wrange wond d '
dekt:
Wanthy, die 't Heiligdom ontwydt, een
ftrekt
lirCKL
Voor 't V aderland, een bron van 't bloed, o^c
vergoten "
STAATS.GE ν ALLEN. yy
clOnnooile flachting meld der eed'le Staats-ge-
nooten,
Die Recht en Wetten fchend, 's Raads achtbaar-
heid veracht,
's Laiids geldkifl: meefter word , verweldigt en ver^-
kracht.
Die forüe Julius, voert nu al and''re namen ,
])ie7,yngrootdadigheid en heldenaart betamen ,
Viin Goedcrtierenfte , Verwinnaar, Toeverlaat
Der Vryheid , Steun des Volks, Hcrilellcr van
den Staat,
DesllcmelsGunft-gefchenk , en Voorzorg, 't
Bloed der Goden ,
Der dingen Scheidsman , ons in dezen nood van
nooden:
I ndatmetrecht: ikzelfnutot veriland gebragt,
l ii van den damp ontlaft, die 't oordeel had ver-
kracht
Ln'tftcrflyk brein bedwelmt (gelykfe vante vo-
•^'V aanhing, fchoon ik fchyn' uit god'lyk zaad
geboren)
j j^S^'P veel dingen thans heel duidelyken klaar:
loerouwt, hoefpythet my , een Ryksgewelde-
dapp'ren Man genoemt te hebben ! hoe
Ρ i'cchtvanrdig,
neus bevond ik hem, alle eer en dienile waar^
' ^ocn hy my verwon', zachtzin'ge Schermer,
, niet
nies zette op de keel , noch 't hygend hart
Ρ doorftiet, ·
iiv u^·^^^ "^y beiluit genomen,
. uit het , Julius , gy wint het: 'k zal niet
iclu-omen Τρ.
STA Α TS-G Ε V Α LLEN.
Te erkennen , dat het was myn boerfheid , en
myn feil,
Die niet uw' weldaad heb begrepen, noch wat
heil
Gymy bewezen hebt; daar ik ter neerjfefmecen,
Zwak, bloedig, ongedaan, miftrooitig, enbe-
krcten,
En vafl: met wond op wond geteiftert , cmme-
zworf,
En gy, uitgoedheid, eer ik't eindelyk beftorf,
Myopnaamt, my verquikte, en cierlyk tooyde,
en kleede,
En zo,O veel voorraad van bUinketfel aanbeftedc,
Dat ik heel hebbelyk; en fyntjes opgedaan ,
Haail in den Ommegang voor mom zou mogen
gaan :
'k V-erzaak my zelve dan van nu af, 'k ken geen
leger
Voortaan voor 't myne meers veel wil'gcr, en
gedweeger,
Dan iemand , υηχ myn volk t'ontilaken j my oi'
haagt
Uw'zy te volgen , wantdaar gy den flander
ZouKatozel^ althans zich onder't vendel geven.
En geen Pompejus meer uw' wetten Avederftreve"·
Gaat, laffe zielen ,gaat, lichtvaardige ga'heen,
'k Hoor Cefar toe, de Bruid der Vryheid isaUeei
Voor Cefar, hy alleen bezitzeals erf en eigen s
Gy, looptvrydaar 't u luft, my zal geenhcWc
neigen
Meer t'uwaarts, die allang geen liefde droegcf^
my;
Doch 'k geeft u toe, want wien geluft het, fchoo"
Onilraflyk ,dat men hem van lidttotlitzalfny^jl^^J;
ηύ
STAAT S-G Ε V Α LL Ε Ν. 77
Metd'afffrondalseen vloek verwaten toe te wy-
den ?
Maar hebt gy niet al heel een afkeer van al 't geen
Van iny komt, laat ik hier myn laatile l,es hefteen:
Hebto'uwEN welstand lief, wilt g'uwgenor
BEJAGKN j
2oo STEL U DIENSTBAAR IN BY CESAR , AL UW*
DAGEN;
Ik drukkende lichter hem zyn ftappen , zal ookmy
Te·; neder werpen , en hem bidden, fchoon ik zy
lyf-flavin , dat my de hoed dekke, uit ge-
nade 5
^pdat, wanneer 'tgewicht der keet'nen my ver-
lade,
Als een aanzicnlyk kleed dien pynelyken band
^^'clyk myn wonden dekt, ik deftig, en parmant,
enk'le majefteit mag fchynen dus te treden:
^· acht d' Overwinnaar noch na 't vleyen van myn
Of ·
jj'r )uigt hy dat het klinkt, ik allen ramp gewoon ,
'-Π door her dragen hard geworden , zal dien toon
'Meteengelyken galm weer helder op doen klin-
ken.
wachten dathy gaapt, en vliegen op zyn win-
ken.
78 STAATS-GE VALLEN.
Van den Ernfthaftigen, Hoog-Agtbaren, J^^el-U']-
z.en Heere y de Heer en Mr.
Tot het GRIFFIERSCHAP der Chambre
Mi-Parrie wegens de Hoüg A'log. Hoe-
ren Algemecne Staatcn der Verce-
nigde Nederlanden.
Hac tihi crunt artes ραά]ψιε imponerc morcin
Virg.
Te kan het wys beleid, en vaft gezette
ftand
Der Rechts-verdadiging van 't Vn··'
Nederland , ^
Erkennen na behoor , of na verdienfte pry/e" ^
Wy willen onzen plicht tot zulk een werk bc»v}-
Of fchoon de pooging niet kan ftygen tot den eiicft
Derftoffe, 't ftaat ons fchoon dat heerlyk hotpj
Isis , , „y.
Waarin de Vryheid woont, waar voor die Lu
Aven Avaken,
Uit eerbied en ontfag al fiddrend te genaken,
Nadien van Zomeren , met ongekrookcen
En ichoiidren 't hoog gebouw nu tot een zu»
ftrek'
Die in de barrening van fchrikken weet noen ^^
ken ,
STA ATS-GE ν ALLEN. 79
Dat zich de Vaderen der wyze keur bedanken.
Wy zien ΰ, Dapp're Man, gevordert tot dat
Werk
Dat in hun voorilag en omzichtig oog-gemerk
's Lands hoog gezag al ree koft fchiften en beflech-
ten
Meteen V ergv^dering en Kamer op te rechten
Dieuitde ftrydendepartyen t'faamgezet
Omzichtig en gezwind op alle zaken let
Dia· voorval nu of dan ('t was niet wel af te oogeii
'tGcen niet geboren was) iets zoude onftellen mo-
gen
In cl' aangevange loop der Vrede , die men floot
Met dien vermogen Heer (haaft haaren Bondge-
noot)
l^iezichhaaropper-vorildorfl: noemen, Filips de
Of ΛΤ^^'^
vnmisik, lydthy niet dat hem die bynaam ftyfde
]x" "oenide hy zich alree de vierde, in de ry
er Flippen ? dat 's genoeg; het Avy ft ons aan,dat hy '
Cjraaflyk' haarband niet, maar Spaanfche Ko-
i nings Kroonen
I ρ zynen fchedel droeg om 't hoog gezag te
^ hoonen
2ar d' Oppermogentheid van 't Vrye Staats-ver-
Γ Dond,
ri wel byzonderlyk van Holland in beftond:
" Qoor de wichtigheid der Koningklyke ichii-
uen,
'sLin^^^^^^^^ ^^^ rift op zynen fchoud'ren tilde
•Maar d ^^V'^^idal te zwaar te vallen op het lyf:
GedoopM ^ ('t zal verrezyn van vyf)
j P^s maar tweej twee Flippen, daar
' ze ve niet, maar hen de nazaat zette en
Pl^atfte ΛΙ»
So STAAT S-G Ε V Α L DE N.
Als eer fte van dien naam in 'ε Koningklyk bewind;
En mits de Derde zich ten Troon gellegen vind
En niet by't zagt gezag des V aders kan volharden,
Om in der Graven-ry te ftrekken eenen darde,
Maar zich de Tweede noemt, om ftout en over-
dwaais
Door d'overdadigheid des glinfterendcn prnals
En pracht, veel meer dan kracht, der wapen-
fchiid-qiiartieren,
De zeven Volkeren dervryc Batavieren
Te leggen op den hals met zulk een overlafi 5
Zoo word hy haaftgewaar hoezeer hy zich vertali
Metdiekloekmoedigen tetrotfenen te tergen,
En ecne heerffing, meer dan 't lantnut is tevergcn:
Behal ven dat;hy zelfbelemmert van die rift
Deryd'le wapenileep zich naii te redden wift,
Zoo kreeghy Leeuwen voor in't vechtperk, dii
wel vatten
Op fchilden van metaal, fchoon op geen riete
matten ,
En knarflelen op 't Aacl, en bryzeien 'ttotgruis;
Zoo kreeg hy Leeuwcii voor die voor geen vvoelt-
gedrliis
Der Dieren-vlcgels zich oritfetten of vertegen
Maar ruilig, en gezwind, een fprong te velde wa-
Die maken "'them zoo raoe dat hy
Λ^an zvn begonnen werk geen andre vruchten η
Als 't hartfecr cn de fpyt van zoo veel ongciu^
' ' illt
Die met vernieuwde kracht zyn flauwen naza
uitkomi^
dru kken
"Welk heel vertwyffelt hier geen andere
ziet j u* Η
Als dat hy lokt en ilreelt en zyne vrede bjca
üiii
-ocr page 88-STAAT S-G EV Α L L Ε Ν,
,0m zulk een Leeuwenaart tot ftilftandte bewegen'
Straks toont het moedig dier zich tot beftand ge-
negen.
Doch w^^at behoef ik hier te melden , 't geen
men weet -.r η ο
Moe tachtig jaaren ftrvds diegroote Voriten heer
l'iot dat door 'r-V ree^erbond te zaam oevredigt
wicrtlen
't Vercenig'c Nederland en Λ^ΟΓίΙ Filips de V ierde,
Daar ζαπ rnen 't noodig; ftuk van.dac \ereilchc
gezsij
lint alle onlicbblentheid en twift bcilechten mag
mooLiMyk hier of daar al wrokkend uitgebori-
ten
Het bloedig misverftand der V olkeren en V orften
nieuwsontfteken mogt, indien omzigtigheid
Niet ichifteby verdrag , oTfleet door kloek beleid
Alwathetbloeijendlotder Vrede mogt beletten
Alec tegen deze ruil zich in de weeg te zetten :
'-'ï.aswinkf.l wierddeman, wien 't vrye Is^eder-
land
J^H'voorzorg toevertrouwt, om van zyn oog.cn
hand
IMe kracht der zenuwen, die toeverzigtt'ontfan-
^^'aaraa^ndewelftantfchynt des Vryen Staats te
,, hangen.
''f^As-.viNKik, zulk..een pronk van wysheid en
vernuft,
'liir niet dan kruim in fteekt, daar 't kloekfie
brein voor luft.
y wilien geen bewys van 't Ridderlyke wapen ,
■'ijceuomzynvryeRecht, verdadigtzoo recht-
fchapen, ^
'Je Zeeleeuw van Sint Mark hém opdraagt tot een
8i
itn
.. * Van
nicvk
-ocr page 89-zyn naamhaftigheid; wy laten Themiskerk
Ln Vierfchaar, daarze fchift, en vonnis weet te
vellen
Na 't voorfchrift dat zyn pen haar bondig voor
qaam ftêllen:
Maar wat hy in zyn brein en binnenboezem huisd',
Is kenlyk aan datAi^erk, hergeeti hy voor devuirt,
Van 't recht van Oppermacht den Staten 's Lands
gegeven,
Ter laatüer pooging tot een procfftiik heeft gc·
ichreven ^
Hier acht ip.en 't flikrend goud van 's Graven
haarband niet,
Oni door die praal in 't oog den arrcm van 't ge-
bied
Tc zwagcMen als vcrftuikt, als hingzein eene fleu-
jer
Zichzelven niet te nnti hier kent men geen ge·
. meujer
Om zulk een Opperknecht te zetten boven ^
Om dus zyn meefters zelfzyn wil tc doen verftaat^
Of daar 't 's Lands Hoogheid geld hen plots den
mond tc binden,
Geen Keizer neem de niacht zich dit te onderwin-
den ;
Wat leit de Simpele of de Kaalc ons op de nck ?
Vond Holland zynermachtzoolydigen ffebrcK»
Dat Α qiuitaniii haar op den hals moeft un"»^",.
EenlaftigOppervoogdvan'tbloed dci' vrceniut'
lingen ?
Niet tegenïlaande 't erf van Bato ledig lag
Eer hy zyn Katten hier in vryheid en gezag
vStandhafiig nederzette; enzy, innoodsben}P
Recht waren op hun veld als katten aan te gryP^
Of was her ccrlyk bleet van Veldheer Burg^^^^^yjf
Die in het heilig bofch de Roomfche ftanders tart
Zyn Hatavicren toeft, om band en boey te ilaken,
Kudiis lafhartelyk een ryksflavin te maken ?
Neen, neen , die eens het oog bedaart te rugge
ilaat
Tot iii die fchemering zal licht den dageraad
Des rechten toeilands engefchapenheid der dingen
'lielf uit de neveldomp dier eeuwen door zien drin-
gen.
^'chceldc wereld weet, hoe eens die holle florni
Op datze ganfch Euroop ontmaaxel en hervorm
Al vliegend' en verwoed quam zetten uit den
Noorden,
Uiezwalpend over't peil der opgeboegde boerden
Pok Holland al gereeds in haren aanloop trof,
pi -S vond hier Waterland het voorwerp en de rtof
w tik te keer te gaan , 't zy RuiTen ofte Noren ,
^iedus van dezeii kant 's Lands ruft en vryheid
ftoren
yfïidatdc Noorman,daar de Kinheim vloeidin zee
Ucn voet te lande zet, te Egmond op de ree:
tffidapp're üiederyk, een man in dit geweile
Kcnt voor cene der Begoedften en der Beften,
^."y' t.door verzameling van knechten,als een wal
I ^'^^^njaren aanval fchutte en woede bracht ten val
®"cbbcn haar geweld in wederwiehc gehouden
ilat men 't hoog bewind des Lantregts hem
Ilvfl ^'^"'■oudes
i ^ begroeit in macht 5 zoekt hoe hy ook dcor
^ ρ p-cht *
l'onds-verbintenis zyn banden vafterleght,
ar toe hy fchvnc te wyf een Dochter van de
[Of ^^'"cn
I Tot dl ^y" Volk te hebben uitgekooreni
^ihy nadgrhandvan 't Keizei'lyk gezag
F a Be-
-ocr page 91-Bekrachtigt, fcheenhet leen t'ontfanffenby vcr«
drag.
Zie hier de harflenilof der vunfle Kloofter-
' fchryvers
Die leggende aan de kracht eens averechtfen yvers
Huntyden vlycte koft dit Waterlant doen zyn
Hun Α QUT Α Ν I Ε in 't afgedraaitLatyii.
Hier doenze ook menig Heer verzamelen in minne
Alet een Reuzinnei zeg, een Noorvrcu'ofRui·
iinne:
Fn dat op zulk een echt de tweefpalt blyftgebluft.
Pieeind'iyk famcngroeit, en zich begeeftterull
Ik'ilendigt van den Vorll: van Vrankryk , blyfc
geen wonder
Voor hen die Aveten hoe die Koning in'tbyzonder |
'c Verdrag met Roilo floot, dien Noorman, die"
^ygaf
Zyn dochter tot een Bruid, en fchoon die ryksiii?]
af
Gefcheurt wierd, als het voer uit zyne hcerfchip-
Die mantel zette haar plooy aan 't erfvan^öf'
mandye, .
Waar ben ik heen ? tc wyd ter zyden uitgefpsj'
Om eens defchemering die ik uitd'opkomlj^^^
Van't graaflykLands-beftuurte ftellcnelkvo»
oogen
Maar toen 't gelcent gezag, geen Opperft^^
moógen, ^
Ό en Leenheer wou te lyf, toen wicrd 1
tyd
Dat men de macht bekort van die die macm
"^^ydt: -ff
Graswinkel heeft^etoont dooroverwichf^'i·
tien,
S.T Α Α τ S-G Ε ν Α L L Ε Ν. Sf
Wie op geleende voet, wie wettig ,'t recht bekle-
aep.
Die krachtvan reden keurt, en waardigheid van
werk .
Keem hier dees Cynofuur ten wiflen oog gemerk:
Hy floot dan niet den mond , of't noodlot floot zyn
oogen, . ,
Alszeidehet, 't is genoeg men moet niet verder
poogen.
Dies vond de Vrye Staat zich van dien fteun
ontbloot
Odwingende heerfchappy der onverzetbredoofl
"'iezal defchade my van mynen held A^ergoeden ?
" ie ftcrken myn gezag, daar zoo veel geefielroe-
den,
Jinnyd, van Avoeft geweld, van onderknüpery
til vleiïugt, om den Staat in fnooder flaverny
^ ^ legg-en aan den band, en plotfling neer te ftor-
n
^^Pzwcepen; wie myn recht befchutten voor 't
,, verkorten ? ^ ,
klaagde 't Vaderland, maar kreeg terftond-
heldren^&ageraad , aan haaren Raadhofs
Y boog
een in lieflykheid en kracht ontloken Zo-
F nier,
^'ond tot haar behoef naamhaftigei noch vro-
fn weer den Zetel, die Graswinkel ledig liet,
' ^ ^ van 't Vrye Lands ge-
achtbaarheid
en kracht te doen beid eden,
wat de Vryheid weegt der vrygevochte
Steden,
-ocr page 93-STA AT S-GEV ALLEN.
En Staten , wat dat pand wil gelden in waardy,
Dat V/eet hy zekerlyk, en niemand zoo alshyi
Als Hy, die van te voor op haaren Zegewagen
Die dappre heeft gezet, en braaf ten toon gedra-
gen :
D;inr zitze met den hoed geileken op defpeer;
Met reden , want ze wil die op het hoofd niet
meer,
Dat kent geen Hcerengaaf j vermits ze vrygevogten J
Den fcheedel met laurier als Cefar heeft onwloch-
ten
Laat Roome vry den hoedeen afgefchoren Haaf
Gaan drukken op de kruin j zy kent geen heercn
gaaf
Dat waarpand hoeftfe niet V ontfangen iiitcii
handen
Van iemands meefterfchap, maar federt alle bin-
den
Van Heeren dwing'landy door haar gevreeft ge-
weer
Geilaakt zyn , kroontze dus haar lemmer of
fpecr:
Dit hebcgy uit den grond ons weten aan te wy^n
Waar uit die Vryheid rees die haaren moed ü»
ryzen .
O dapp're Zomeren, ivaar uit dat heerlyk go^
Der Batavieren ons by erfrecht volgen moet:
(irafwin kei gaf die proef van zyn ernnhafdgne^^^
Nu in bewind gezet, maard' uw is voorgejre^ ·
Wie vond oit nazaat die zyn voorzaat zoodefn .
Λ^oldoen kan in het geen den Staat zoo ne«/
ftaat ?
Dien d' edelmoedigheid des opgevatten yvf"
Nu met de Grotien, enjunien, en Schryyer
üelyk ftclt; brave Man , wat zicnwe twU»
ilecht
8<ί
STAATS-G Ε VALLEN. 87
Watïienwe Staatkrakeels enbarnings neergelegc
Nu gy dc hand zult flaan aan dat bewind van za-
ken ,
Daar uw' omzichtigheid op 't noodig iiuur zal
waken,
üic Ιιοηίσ van Hymet uit thym yan lettren
zuigt j
Zoo waagt de Staat den fprong daar Rhodiïs van
m ,, getuigt,
I l il ziet uw' nyverheyd behartigen van harten ,
I Dc welftant en 't ci^raad van uw' verkregen iparte,
D Ε
De Oroote Heer, cn Groote Heer ,
En Groote Heer daar by
(is 't niet genoeg ? of zynder meer >
^ 7vn genoeg aan dry)
^inevenvierigindeweer,
Om vord'ren te gelyk
'ε Verderf van 't Chriftenryk.
wat's de reden, wtt 's de grond,
de heerfchzugt hol van mond,
^ ^ t onrecht dat men zelfbeftond,
F 4
A.,·
Te
8s staat s-g ε v.a llen;
Te lande ^ en ook ter zee)
Zyn 't voorwerp in de Twee.
De derde vat die knns by 't haar/
Ten zy hy aangezweept,
Uf aangemoedigt van dat Paar,
Zyn benden derwaarts ileept,
Van' waar het hoogfte Ryks-gevaar
De Machten werk befchaft,
• Wier moed die wraak bcftraft-
Hoe lacht de bloedhond Mahometh
Om d'ecndracht van 't geloof.
Dat, t'wyl hy zynen fabel wet
Al vlammend' op den rpof,
Hem dus, de grenspoort open zet,
Door d'alderoudften Zoon ,
Der Rooinfche Myterkroonj
Dcez' Ahler-Chriilelykilen Vorft:
i>el"lendigt in zyn Averk
Van hem, dTe reformeren dorft
'c Misbruik der Roomfche Kerk:
Waar uit men nu dus mengt en morft
Een toeftel, van hun Dricn
Rechtmatig aangezien.
Ellendig Polen, dat den klaaii
Van Ottoman gevoelt!
i^ie met uw rookend blped al laau
Zyn bloeddorll niet bekoelt;
Terwyl g' amechtig, krank en fiaati,
Voelt hoe zyn felle hand
U wroet in 't ingewand.
Dan fteekt hy als een loopent vuur
m
STAATS-GEVALLE Ν."
I Iet vruchtb're Fruiilen aan;
i)an ziet m'Europaas koorenfchuur
Ganfch uitgeput van graan:
Van waar hy, vrees'lyk Nagebuur,
Heel DiÏitiland valt te zwaar,
In reddeloos gevaar.
Ellendig deel van Nederland,
Daar in zyn overmoed
l)c Franfche Voril den ftandert plant,
En die hem valt te voet,
^Aifrocft, en plondert, fchat en brandt;
Terwyl hy 't vordre deel
l-Jet mes zet op de keel.
Üe Derde ziet het zee-geweld ,
V, aar door den Onderdaan
Van weerzyds vail verarmt en fmelt,
^ Met lachend' oogen aan;
tn fchoon hy ziet te leur geftelt
Zyn aanilag reis op reis,
Hy luiilert na geen peis.
dat nit Stad, en Land-gehucht,
. Dat duyzcnden verdriet,
^vc]v;lnrr pn Hp n^rina vin
JaN
Zouw
Waar
'crozelf, indien hy leefd',
En 't werk te recht bezag,
w tuygen dat hy fchrikte'en beefd'
'Jni zulk ecu woeft beflag.
vaart en de nering vlucht;
^'-Ïaar hy gevoelt het niet;
fik om treurt, cn quynt, en zucht;
En fehrikt, wanneer by merkt
Hoe d'afgrond woelt en werkt.
Waar met de boosbeit Avederftreefc
En delgt in bloed en vuur
De wetten der Natuur.
Ten zy hy leg te diep, helaas!
Ύerzopen in zyn luft i
Op zyn Toneelfpel al te dwaas
Verilingert, en geruft:
Tot dat een hol en naar geraas,
Daar 't alles berfte, en kraak',
Hem eiud'lyk wakker niaak,
mengel-
dichten
}. m
.'i^^Sl'Js
-ocr page 100-MENGELDICHTEN. 119
Op 7jjn Edts. vsrtrek^ in bmtengewoonljk^
(i:xmtfcha-p hy de» Grootmachtig-
flen Koning van Spanje
' Oorlnchte en hoógbeiroemde Paats,
Hoe heerlyk fchiet uw' zon haar ftralen I
i^ie, nu ze op 't wiil'len fta vanj:>laatS5
Ter Weftcrkim zal nederdalen;
Om das het hemels licht gelyk
bien grooten Ryksvorft te begroeten,
Daar hy in zyn Hefperiich Ryk
l^e Zon ziet dalen voor zyn voeten.
En in zyn Zee te wedde gaan,
Om 's morgens fchoonder op te ftaan.
Maar gy, op heel een and're wys ,
Met glori aan dat Hof gerezefi,
Als onze Staatzon , ryk van prys ,
Zultblyven ftralen op dat wezen,
Waar uit gy weer een Ucht verwacht.
mengeldichten. loy
Dat dies een dubb'Ie glans aan 't flonkeren
Dien luifter zet in zulk een kracht,
Dat nyd, noch fpyt, die kan verdonkeren;
Daar 't Ryks-bewind, en 't Staats-belang
Haar vryd voor allen ondergang.
De hemel geef hier zegen toe ,
Ên laat zyn wind voorfpoedig waayen,
Dat ze uvoor 't zee-gevaar behoe.
En flux te land zette in Biskayen ;
Eer't roofgeweld, en d'ovcrlaft.
Van 't meer, of't mind're Barbarye,
Met felle klauwen van zich tall,
Gelyk een flinxe Uoof-harpye;
Of eer, in zyil' on'zaadbre kil.
Een Vraatgedrocht u flepen ΛνΠ.
Of is de reis re land ffemunt,
Wie opent hier dc wyde wegen,
Om veylig tuflchen fchoot, en punt,-
Van zinkrocr , en gefpitflen degen ,
Het dreigende gevaar te ontgaan.
Langs hooge bergen, diepe dalen ,
^ Eïi heiren die in 't harnas ftaan ,
Gereed om elke t'achterhalen :
Ach ! God alleen , in zulk geval,
Geleide u veilig overal.
Dan moet noch heeter zon,
Uw' lichaam quetfen , noch verzeerenj
Noch ongewone fpys, of vrucht,
Uw' krachten, noch gezondheid derenJ
Maar een gematigt lyfs-geilel
Behou zyn ftand in'alle deelen ,
Op dat de geeft door geen gequel,
Noch leed, dien laft zich voel vervel
mengeld.ichte ν;
Wanneer uw' tong , gedopt in zout.
Aldaar dat ryk yernuft ontvouwt:
Dat ryk vernuft, dat zoo doordrenkt
In wetenfchappen , die haar voegen ,
Ue Sp;\anfche ftatigheid befprengkt.
Mer zulk een geur van ziels-genoegen,
Dat haar Staatkundigfte beleid,
llüc zeer geilepen in haar zaken,
Door cene meerd're fchranderheid
7.ich voe\t gefterkt, en grooter maken;
Om dus cp onverwrikb'ren grond
Tc vclkii 't eeuwig Staats-verbond,
O hoe kan zich op zulk een ftof
ryk vernult den teugel vieren !
Wanneer het op dien dubb'leii lof,
i-^er Kancabers, en Batavieren ,
uitbreid 5 die van ouds gewoon
Het juk van Roome te verachten ,
Heldhaftig, met genepen koon ,
Ien Leeuw gelyk, in moed, en krachtenί
Toebeten , dat het Roome fmert',
Hn diep den nadruk liet in 't hert.
tn zouw dan nu een Vraat-gedrocht^
J'cchs gretig om zyn roof te voeren
hl 'c gruwzaam neil, in zyne tocht
^ic twee belagen , en beloeren ?
oyerylen een voor een ?
^ ^cn Kanrabers, neen Batavieren,
1 e zaamgevoegde Mogcntheên
ontzeggen beft zoo holle gieren,
j-jüor macht, en eendracht, en beleid,
van hun vraatgierigheid.
Wan^
-ocr page 103-Wanneer een tweede Karei 'ε woord
Gertand doet; dat een tweede Karei
Gebroken heeft ί 't geen rechtcvoort
Aldus een t'ongelyken parel
Hecht d'een en d'ancf're aan zyne Krovin;
Als d'Eerfte, totzyn lof, de Vrede
En d'and're Avcder, tot zyn hoon ,
Om 't kenlyk onderfchcidj de Wrede,
In ftee der Twecde-Karcl heet;
üm 't fchendcn van zyn trouw en cc(i.
Na trek dan heen, kloekmoedig Heer;
En koomc uw' letter-luil te ontbranden,
In Spanje leeft ook Ictter-cer
A^an overvliegende Verftanden:
Daar vond m' een Couvarruvias ,
Die zoo veel and'ren op kon wegen.
En lang het Rechts-orakel was,
Daar Themis kind'ren raad me plegen j
Daar vind men ze, in wat kunft het r.y,
Wier geeft alle and'ren Itreeft voorby-
Vernuft, door yrer opgewekt,
V/aaraan de kracht der fchrand're zinnen,
Een eerenfpoor en prikkel ftrekt,
Kan door den arbeid veel verwinnen,
Gelyk alhier: zoo dat miflchien
Het Hoofd van 't groote Godgezantfehap,
Zoo vroeg ook Spanje zogt te zien ,
Om zulk een aart van 't heerlyk Landicnai
Als die een ingang tot veel goed .
Door 'c fcherp verfxand hier zag te mw
Op zulk een voorbeeld voelt uw
Zich door een flerker dritt ontftekcn^
Van
03*
CCl! ILCllVCl UHIL WIJ·-"^-·-- Λ
't dringend Staats-belang bewuu,'
-ocr page 104-μ ε ν g ε l dichte ν. f ^97
Om alles manlyk door te breken ,
Terwyl uw' waarde Bedgenoot,
Haar ook dien arbeid laat behagen ,
O dapp're man, om op den ftoot
Van 't ilinx geval haar deel te dragen ;
In zuur en zoet, in lief en leed:
Gods fchaduw dek u als een kleed.
\
O Ρ ü Ε
^y Voorval van 't Vernieuwen der Tyd-'
Kaarten
VAN
XUnt gy't gelaat des; hemels onderfcheiden^
'Vaar? gy deze Tyden niet?
Der ^ ^^ tekenen geleiden » ^
welk onderλι.gefchied :
I 't Gee u Heilands aan de Joden i
O , Want
-ocr page 105-98 mengeldichten.
Want wat hen wierd vertoont, of aangeboden,
't Woord is in hen met geen geloof vermengt:
Zoo dat hier op met recht heeft kunnen pailen,
Ik werk iet groots, en'tgeenuheerlykfchynt,
Waar van of fchoon de wond'ren u verrailen;
Gy echter, die verachtende , verdwynïr
Zoo gaat het noch: die tyd is weêr herboren;
Men acht nu meer geen teek'nen. want lii
kracht
üer Wond'ren Gods, in 't ongeloof verloren,
Word met het Woord , verwaarlooil en ver-
acht:
Wat reden , dat die krachten niet en baten ?
Het vleeileiyk Geilacht, dat op de Wet,
En op den dien ft der Wet zich wil verlaten,
Had op het Aardfch zyn zekerheid gezet:
]Je Grieken , wien dit heil wierd voorgedragen
Van een verdeeld in onderling verftand,
Begeerden niet dan Wysheid, in hun dagen;
En dat Geilacht behoud nu d'overhana:
Hen toont Natuur haar grond-geheim, en
ten, ^
Hen heeft z' haar aart en wysheid, hoe zy werif^'
(Dus vleit men zich) en wezen doen bevatten
'tGeen in hun waan,en dwaasheit,henveriHr ^
Een Elimas, een Magus, dat 's een wyzens
Een Simon, mede een Magus, ^elkop'tF® -
Een kracht opgeeft, waarom z'hem al epr|^ *
Alshad die krachr nodheid na-ffeboot.--.
£n elk wie meert In wetenfchap, en krachtcn,
tNatuuf-geheim na-vorfchende door-wr<K'
Jietooverthen , dat z'alle ding verachten
wysheid geen gezette werking doei j
Dje Redenftryd , van Godd'Iyk' aartontled'f'
Die va Ifchely k genaamde Kennis, die p^i
mengeldichten. iu
ι.
1'HILOSOPHY , Avelk haar geheim verdedigt,
Maakt dat men 't pad der Waarheid niet en zie,
En dat mcii niet gelyk de Wyzen wandelt;
Maar wys gewaande, en dwaas gewOrden,'twerk
Derydellv.na in onverftand verhandelt,
En 't kenb're Gods neemt tot quaad oog-ge-
merk :
i)ics7.oektn-iennu, het zy dan dateen Heiden, *
^Üf dat een Jood | 't bedriech'lyk wébb' bedacht
Totonjeloof, verlokkende, intelciden,
l^oor eene meer dan enk'le tooverkracht j
l^sorteovcrkracht van 'tgeen men zich verbeelde
l^at grond'lyk hen d'Eeirw-onderzoeker leert j
En tooverkracht der vlecitelyke weelde,
En wat natuur in hare drift begeert t
is het v.it, met hopen , en verwachten }
pan blyft 'er niet te duchten na de dood j
^ij'ts hoeft men te gelooven , te betrachten ,
i>an 't geen waar toe de Burgerwet u noodt ?
^y. die zich aan 't natuur-geftel vergapen ,
L)n voor geen tyds verandering bevreelt;
\Vant federt dat de Vaad'ren zyn ontflapen
islyft alles hen gelyk het is geweeft:
'ftuit de proef: zich zelve te verzaken,
Uat word de ftryd van Wysheid, en Geloof;
trekt na d'aard , en dat zal zalig maken:
blyft men ftaan:want dat's de grooteldoohr
Menfche Gods , Avilt u de waan ontgeven:
«cH-aar uw pand , en ftryd den goeden ftryd;
des Geloofs: en ervp na 't eeuwig leven.
W
Lj Ζ
aar toe gy ook va-n God geroepen zyt:
AriftotcJes.
t Spimfa.
joo mengeldichten.
Wicn moet het hert niet bcrften op die reden?
Wien fmelt het niet als wafch, die op deiots
Der waarheid oogt, dus van Gods mond bedreden?
Maar dit's de zaak,het raakt den MenfcheGodsi
Dies kan hier geen narnurlyk menfch begrypcn
De dingen Gbdsi wyl 'z hem een dwaasheid zyii:
Ook zoekt hy zelf zyn oogen toe te nypen,
Zoo dat hem 't licht der waarheid noitbefchyn:
Maar onderwyl de tyden na te iporen,
En alles met opmerking in te zien,
Dat kan men tot zyn hoogfte nut oorboren,
En zal geen menfch die wys is oit vcrbicri·'
Zie hier een Man die lang voor flechtgehouden,
En dien men vaaknvoor dwaas gereKentheefti
De Tyden , welk gegeven zyn aan d'Ouden,
Inziende, wyft wat voorbeeld elk ons gcefti
En fpeurt het na war haar gevolg betekent:
Envraagtmen, wie? 'tis Robbert Robbe^^^
zoon ,
Die zoo den Tyd op zyne Kaart berekent,
Dat hy alhier een and'ren uitweg toon;
Dat hy ze meet met heel een and'ren
Om zoo Gods Volk, door bergen, en woelt) n,
Het zy ze zich of trager fpoey , of rafler,
Te wyzen , waar z' op hun bepaling ζγ9·
Een Man van vuur, en yver, in zyn
Een Man vol liefde/in 't handlen J
Woord;
Èn die zyn fchat, en gaven, wil befteden»
Tot 's Naaiiens nut; en fteeds na beterhCH
Ên, of hy 't wel, of qualyk , heeft begfcpR"
. Waar op hy , nu al honderd jaar gel een ^^
Met zulk een ernft zyn zinnen heeft ί?^ . ^Ifttju
Daar mag, dien 't lufl:, zyn aandacht aan " j^j-j:
En fchoon hy fcheen zyn goed bericnc» 1 ^^
-ocr page 108-mengeldichten. ïoi
Als vruchteloos te ftroyen by den weg,
Wie weef, of tiiet een dwaze predikaci
Zal dienen tot een wyder overleg?
l)n yvet is in 't goede niet verachtelyk j
En 't geen 'er word ter proeve voor geftelt.
Verwerpt men noit verwaant, of onbedachtelyk ,
Tcii zy men zelf zyn eigen dwaasheid meldi
't Wyl 't alles ons te proeven word bevolen,
^ -^Qöi al, veracht de Profccyenniet;
Behoud hel goede: in 't giflen kan men dolen j
En d'Eerfte zoekt, 't geen vaak een Tweede ziet,
I ^ V, evenwel, wy zien, in deze Tyden ,
t.ci\onverwficht' en wond'ren ommekeer;
Mahometh , en die zyn leer belyden ,
ί tyn Ryks-gebied geworpen ziet ter neer;
g Hoe word dat Hoofd^ van zulk een trots vermeten ^
^^l^ieii ruigen kop, als waar'tdehairen-kroon ,
' Jn vroiiwcn-hqir, engoud-draat, afgefmetenl
t^ie tegen God, en'zyn Gekruiften Zoon
I uitbraakte, en wandelde in zyn fchul-
IV
^^^ ^^^^' ^^^ zulliks ondernam ,
|cer hierom zyn leeuwe-koppen brulden ,
j ter neer dan 't tot zyn hoogte quami
wiad het tot zy n Mylpaal zich te haaften ,"
Jaar , en Maand , en Dag , enUuR be-
V.eik
' alderdwaaften ,
^Hieefr 1 des verderfs, hier achterhaalt:
])i , ^ecft des Heeren , lang te voren ,
%dat7' "och eens en in een and'rcH klank,
η ^^^^^ treffen , hier doen hooren ?
'^yn Apollion ten dank;
ii >s-genan , die, met hem aangefpannen,
G i in
-ocr page 109-11(5 MENGELDICHTEN.
Τη 's afgronds eed een zelve vendel voert,
Als 't aller hoofd der bloedig' Aarst-tirannen,
En met die woede al 't Chriftendom beroert:
Wie ziet niet, dat zyn Engel opgekomen,
Dien helfchen Draak, zoekt hoe hy 't al verdelg;
En , fpu wende uit zyn kieuwen ganfche ftromen,
Dat nauwlyks weer 't heel Aardryk hen ver-
zwelg ,
In grooten toorn, zoo grimmig, en verbolgen,
De Vrouwe weer, in 't overige Zaad,
Met moorden , en verilinden , wil vervolgen :
Hy weet hoe kort zyn tyd is; en beftaat
V^eei licht, hierom zyn opgeprefte machten
Der donders, en dragonders van verderf
Zelf by te ftaan , om 't Aardryk te verkrachten.
Op dat dit Zaad geen fchuilplaats meer ver-
werf: I
Wee hen, die d'Aarde, endiede Zee bewonen!
Daar hagel, vuur, en bloed, in eengemengt.
Een koniVfluk van zyn Mogentheid vertoonen,
Waar met hy 't al verplettert, en verzengt·
Dit alles maak uw' herte niet verflagen,
O Heyligen; word gy hem tot ^een roof:
En laat zich God in u die proef behagen
A^an Lydzaamhcid , en Ootmoed, en Gelooi ι
W-^ak nucht'ren, en flandvaftig dat deSlange
U , door haar lifts-verlokkende gerley»
Op 't onverzienile, als Eva niet en vange,
Ofu, 't verftand beroerende, verley:
Het wederom gedenken dezer Tyden,
Enz' in te zien , en wat 'er word verwacnw
die 't Geloof belevende belydcn, .
Wier aandacht op het Woord des Heerenacm.
Mag dienen, ο Godvruchtige, u tengoeaej^^-^j
mengeldichten. 105
I Laat fpotters iichbehagen , in hun waan;
I En 't helfch geweld der Dwingelanden woeden j
; Blyft gy maar pal en onbeweech'lyk flaan;
Een meerder Macht, een Heerfcher inden hoo-
gen,
lo iynen raad, bepaalt hun onvermpgen.
OP DE TWEEDE
VAN
Door den Konftryken
hpA tachtig-jarigen ouderdom gevlogten.
I Wrrien doet de kond niet fchemeroogen,
\\/ Om d'Outheid in haar kragt en glani,
Τ V Lang met een mift en damp omtogen,
t'Aanfchouwen in dien Tafel-krans;
i ^le t^vee-werf achtereen gevlochten,
^an Ryswyks konftig fny-penceel,
onnavolgb're kronkelbochten
üat Bloemwerk toont op 'tToets-pannccl,
'^let zulk een xwier, en zeo vol levens
G 4 y^^
-ocr page 111-ιοφ Μ Ε Ν G Ε L D I C Η τ Ε ϊ^.
Van onverwelkb're jeugd'lykheid.
Dat niet alleen die Kond al tevens
Ontdekt al Avat in d' Oudheid leit,
Maar fchooner afdraait dan voor dezen;
Celyk de zon die lang bedwelmt
Toont een veel üefFelyker wezen
Als 't licht zich van dien damp onthelmt:
Zoo was die Wetcnfchap verlooren.
Een denkbeeld bleef'er, en nietmeer^
Tot dat ze alhier van nieuws herbooren ,
Her fielt Avord in haar glans en eer;
Daar z' als een Zee-nimf op komt borlen
In ceneparlemoere fchulp.
En toont den fchóot vol d\erl3"re korlen,
(Daar Ryswyks hand haar komt te hulp:}
Veel meer dan Paarlen té waardeeren,
Welk uit den Morgen-dauw gcteelt
De Paarle-moeder komt vereeren.
Die met dien fchat de Vorften ftreelt.
Mnar Rysv/yk, voegt het uwe jaaren ,
(Cjy waart hét vyfde reeds voorby ,
Die nu gekroont van Zilverharen
Acht kruillen telt op 't jaargety:)
Dus als een Jongeling te pratten,
In 'tquikiïe van zyn Lentctyd ?
Die Bruid der Schoonheid aan te vatten ,
En op zoo geur'gen bloemtapyt
Ten dans te leiden , dat de voeten ,
Met niets te fchrikken van de maat
Zich in dien eed'len zwier ontmoeten
Daar zelf d'Aaloudheid ftom voor ftaat?
A^oorwaar 't beflaan is groots, en heerlyk,
En een fchier hopeloos beihaan ι
A'bar d^iitkomil maakt het onwaaYdeerlyK,
En doet die ftoutheid wel beflaan»
mengeldichten. loy
Wat zal ik hier die dart'le bloemen
Navolgen in haar eigenfchap ?
Elk poogen met z,yn naam te noemen ?
Noit fteei? myn kennis tot dien trap
Dat fchoon^fontvomvew 1 myn vermeten
Verheft zich tot die hoogte niet.·
'k Beken haar namen niet te weten ,
Dies volgt myn kennis 't geenze zict.
Hier zietze hoe 't loof zich krimpt in d'aders
Of mals en welig opwaarts krult
En dekt het Tafelb lad met bladers
Van hoogte, en diepte, en bocht, en bultj
Of word de tong mifleid door d'oogen
Nadien de hand haar logen wraakt,
Want door 't gevoelen niet bedrogen
Vind ze alles glad , en plat gemaakt:
^och wift de konfi: hier iets re ΛΊyen,
Dat zyne krachten neemt te leen
Van zck're flag van tooveryen ;
't Vlicg-goedje dut hier over heen,
E'i in, en uit, en door komt zv\^even ,
En 7,00 den dag en 't licht ontfangt,
Dat elk hier waarlyk (daar 't na 't leven
Op vlerkjes, of op pootjes hangt;)
^an kleur verwiilelt, drilt, en flikkert,
iui blau-lazuur, nu purper fchynt,
t-n met een nis van ftralen blikkert.
Tot alles weer tot een verdwynt,
iJe verf behoud en 't eigen wezen
van 't zilv'rig zuiv're Parlemoer:
Alvat van d'Oudheid dan geprezen
braveert met menig Brokkelvloer ,
"'^oftrpten , zoo hoog in waarde,
Mufivis-\s^erk, of hoe men 't heet,
^ · erfianwr hv -rnlL· pon Rri'/pnirnnrd
En
-rflauwt by zulk een iRozengaarde,
-ocr page 113-€oti mengeldicfiten.
En word van dit Gebloemte ontkleed.
Zoo wel als Salomon voorhenen ,
Van al zyn glans en heerlykheid,
Door eene Veldbloem , ras verdwenen
Daar e' haaft verflenft ter neder leit j
Daar dit Gebloemte noit ontluiftert,
En van natuiirlyk fchoon voorzien,
't Schoon van den hof, en't Hof, verduiftert;
Maar voegt het dit deez' eer te bien ?
't Heeft geen gevoel, hoe zeer geprezen j
Hoe Eeer geroemt, 't geniet hier niets
't Blyft onverandert in zyn wezen j
Een doode ftoffe, zoo men ziet:
Maar alles, wat het afdoet ftralen,
Doet tot een welverdienden lof.
Dien glans en luifter neder dalen,
üp 't hoofd des Werkmans in die ftof,
Om met zyn eigen krans te kroonen
Dien eed'len Meefter-Konftenaar :
O Ryswyk wilt m' alhier verfchoonen,
Uw' Loffpraak valt myn pen te zwaar}
Of zoo na waarde u iets bejegent,
Ik weet geen lof van hooger trap,
Bazaloè'I van God gezegent,
Van God begaafde Aholiab,
Met geeft en wysheid , als te wenfchen
Dat uw' Gedachtenis verblyf
In eer en achting by de menfchen ,
By God in waarde3 dat, als 't lyf
In vrede ruft, de Geeft , hier boven .
Verheerlykt, eeuwig God mag loven.
Tot
Der Stad Amflerdam.
f Oo ftaat dan 't Raadhuis als voorheen,
Op zyne Zes en dertig Stylen ;
jEii 't geen een krak te krygen fcheen
Door eenig ongeval by wylen
Word ftrak in glans en kracht herftelt
Door vlyt der Manlyk' onderfchragers:
Al fchynt het dat het fcfirikt, of helt,
Als 't van den nek des eerften Dragers
Op eenes and'rens overgaat j
Zoo ras maar onder 't groot gevaarte
l>aar Atlas ftond , Alcydes ftaat,
Beruft het op zyn eigen zwaarte
En hangt in draagbaar wederwicht
^'iet eens gezwakt, en onverwrikbaar ï
Al fcheen 't te fchrank'len in 't gezicht
't Staat in een zeiven ftand onfchrikbaar
Een wonde in 't Hoofd vcrftrekt geen wond
Zoo lang het hert noch onbezweken
Het lichaam fris houd , en gezond,
Gelyk tot noch toe is gebleken;
to% MENGELDICHT E N.
Al zyn in 't Hoofd twee oogen toe,
Zoo lang noch zoo veel and're waken,
Gy hebt geen nood dat u de Koe
Die lichte Danfler zal onfchaken,
O Amftellander, houw maar moed:
Slaat Argus Hechts zyn fleuit aan flukken
De ftaf daar hy de Koe me hoed
Kan't zekerlyk hen doen gelukken j
Zoo is het met zyn kunfjes uit
En 't pypje heeft zyn kracht verloren.
Het is vergeefs gepypt gefluit
Daar d'Achterdacht niet eens wilhoorcn,
JVlaar zoo die wachter hier bezwykt
En dat hy als in flaap getoovert
De moed verlieft hy't vaantje ftrykt
Dat ook de zyne aldus verovert
Die Koedief van Apollos vee
Wat Avilt een fchrik'lyk fchoufpel gevee
Als 't arme Beeft van wee op wee
Geprikkelt en om her gedreven
Voorvluchtig wordj geen ruft geniet
Gejaagt door bergen en valeyen
Slechts vel, en been is dat men ziet
Door overlaft en maag're Aveyen:
Maar neen, haar ftal fluit vaft en dicht
De zuylen ftaan noch als voor dezen
V/ant daar der een om verre ligt
Staat door een and're in plaats gerezen,
't Groot Lant-geboaw niet fchuins of fchriks
De Hoofd pilaar om ver gevallen
Word 2iulk een breuk geboet in Six
De grootfte en dapperfte onder allen: j
Die door geen los gezette jeugd
M;var grys in wysheid, cn van haren j
In Staats-belang, in loucre depgd,
Be-
mengeldichten. m
IJeproeft, geoeffent, en ervaren
In handen grypt het roer van Staat
De Hemel geef hier toe zyn Zegen
Dat hy het lang, 't Gemeen te baat,
Help overleggen en bewegen :
Wy w;ichten dat hem koom bekleen
't Gezag der Bondelen en i3ylen:
Zoo ilaat dan 't Raadhuis als voor heen
Op zyne Zes en dertig ftylen: ■
En geen gezicht is uitgedooft
Maar houd zyn beurt van ruft in 't Hoofd.
DER HEEREN
Wie Zeven Broederen, ten bouw der Zeq. ^
gefchapen,
Hoofd-Schippers , met den Pas van
, vryheid door de Zont
Vereert, (uit wien de Naam, eii ^t Ridderlyke
Wapen
Der Hoofden , en de Boom van 'c braaf Ge-
, flaeht ontftond ,) ^
>v li Zien herleven, zie ze in d'Opperwaardighf - ,
'
w aar met ze 't Schip van Staat van 't vrye Va- :
derlaiid
mÊmSm
-ocr page 117-iio mengeldichten.
Beftuuren in hun Bloed, en hdpen 't Recht bc-
kleeden;
't Zy Burgemeefter , Schout, Droft, Raads-
heer, Raad. Gezant,
Of and're naam van eer hun Staats-anipt kon beta-
men ;
Jrlier levenzein hun Lof, hun Afkomft, en hun
Namen.
ANDERS.
De Zeven Broederen, Hoofd-Schippers, wicii |
de Zont,
Alet's Konings vryen pas begunfligt, openrtont, ;
Hoofdtelgen van den Stam der Hoofden, zien , ais j
Heeren i
Van opperwaardigheid, het Schip van Staat re- ί
geren
Door hun beroemt Geflacht, tot heil van *t Va- ^
derland; ï
'tZyBurgemeefter, Schout, Droft, Raadsheer, j
Raad, Gezant, ]
Of and'renaam van eer hunStaatsampt konbeta-
' men;
Hierlevenze in hun Lof, hun Afkomft? en hun
Namen.
De Zeven Ikoeders , die , Hoofd-Schippers op
de baren,
Met eigen fciiipdeZont met vryen pas bevaren,^
Hoofd telgen van den Stam der Hoofden , ^^
dien Stam, n j..
Tot heil van 't Λ^aderland, en roem van Am'^^^
dam,
mengeldtchte ν, iii
Aan.'t roer van Staat, gelyk'tdegrootftenkanbe-
tamen :
Dus levenze in hun Lof, hun AÉkomft, en hun
Namen.
Üe Zeven Broederen,Hoofd-Schippers,door de
Zont
Mcr vvyen Pas vereert, Hoofdplanters, [in den
grond
Aan d'Amftel, van den Boom der Hoofden , zien
hun loten ,
Aan'trocr van 't Staats-Schip, dus op 't heerlykft
viirgefchoten.
doolhof,
Befchreven door den Heer D.
d'
y
D'len Uitgang aangewezen,
En den Doolhof afgefchildert,
l^aar de Menfch zich in verwildert;
i^an het niet zyn waan genezen,
^och hem in zyn drift weerhouden,
iiz Μ Ε Ν G E L D l C Η τ Ε Ν.
Ach 1 hoe deerlyk zal hy 't boeten!
Daar de rampen hem gemoeten,
Die w' in 't Tafereel aanfchouden,
Ons van Cebes voorgedragen :
't Geen hier andermaal na 't leven ,
Meer gefchüdert, dan gefchreven.
Alle oprechten moet behagen !
Ach ! v/at zienw'er woefte paden 1
i>ie zich door elkand're kronk'len ,
Daar z' op angels treen, en ftronken;
Daar de (ïoeden van de Qiiaden
Leed en ο veria ft gedoogen 5
Hun gereeden roüf verftrekken;
Die 't met treuren C5ode ontdekken :
Tor dat eynd'lyk 't Alvermogen
't Zwaard der v/nike neemt in handen ,
En ter ilraffe, op 't ongenoegen
Dat hen knaagt met angft en wroegen ,
Zyne toorne doet ontbranden :
Dit verquikt den geell der Goeden ,
Jn het onrecht datfe lyden;
Dit verfchrikt die hen beftryden
En als uitgelaten woeden:
Welker dwaasheid der gedachten
Ziet, gelyk een rook , verdwynen
't Geen v/aar omze zich verpynen,
En veel wonders van verwachten t
Dies ondekt zich in dien Doolhof
Ngboths Wynberg , Achabs Koolhof.
AiNT-
mengeldichten. iu
AAN
Tm hj mj vooraf f. F. FOND ELS Afbeelding
iüegez.ondm had, z.onder Brief of Byfchrift.
Et fchccn my als een vremde zaak
Te zien dien Zoon \an Agrippyne,
Uien welbefpraalae, zonder ipraak ,
'c Zy uwe byfpraak, of de zyne;
tn'k nam het als een voorfpook op
^f niet die wyze mond beÜoten
had het ftygen na den top
Van 's levens berglleil, haar verdroten,'
haaft zich fehikke in ftiUe ruft
Om met een lieffelyk be^^^egen
lAls van al 't Aardfch niet meer bewuft
j'\Cod t' ontfaan den Inctn.en zegen:
h'cil en welftand 't geen men niet
hem belangt hem kan mifgunnen 5'
zoo m' op onze neiging ziet ·
W
jar toe we langzaam ftenimen kunnen
. ziet r.vn Loopbaan haaft het jaar
"ai; 't negencigfte ronde fluiten ,
.. Y^oii ichoonze niet bepaald en waar,·
't Staketfel fteeg te buiten ,
U " niet verdrieten , die de kracht
fyivdora van zyn Geeft waarderen:
11(5 MENGELDICHTEN.
Maar nu geen menfchelyke maclit
üf wenfch , dien laatften Ilag kan keeren
Zoo wenlchmendat voor de Eeuw'ge troon
De hoogile prys zyn loop bekroon'.
AAN
Op den pntf-mg van een aan my gefchrcveii
Benevens een BOEK met het Opichrift:
ALLES HEEFT ZTN TTD.
'Eemskerk oudfte myner Vrinden
'k Zal uw wenfch by d'and'ren binden,
Die men my te voren draagt:
"Maar al 't wenfchèn van de mcnfchcn
Kan de quelling niet verwenfchen
Die het menfch'lyk leven plaagt;
Alles heeft zyn tyd, dat 's zeker.
En Gy fchenkt my iri dien beker
Zulk een grondgift van den tyd,
Als Gy wilt myn tyd dubbleren;
't Koddig fpreekwoord kan 't u leercn
Dar g' in 't wonfchen fpoorlüos zytj
Want al wiije met die trekken
Van de kunil: den droezem dekken,
Die voor honderd wenfcht en tien
MENGELDICHTEN. 119
't Waar een wenfch van Hechten uitilag,
En 'er niemand Qit naar uitzag
Die 't gevolg wel kon^'voorzien.
ilicr te leven zonder ende
Waar een pynbank van ellendes
J. C. Kluit die goede maat
At noit van de Gerftenbrooden ,
Weet niet wat 'er is van nooden
Noch waar Meins te meulen gaat,
Fxhter mocht men liever lyen
Zvn onnoof'le lammeryen
Dan den wenfch van honderd jaar,
Om door krnchchen en door fteenen
's Levens pak , op wank'le beenen,
Voert te ilepen na de baar.
Joodfche Zanggodin , die fmerige
Bruinette,
Het zy ze op d'outerdifch haar oly-koe-
ken zette,
jjet duim en vingeren gedeekelt; of 't gemak
Ruftdag onderhiel en d'avondlamp ontftak,
tlemmet inde pvp voortkrabde met den vin-
geri
treedt heerlyk in den diertft van zulk een dap-.
P'ren Zinger:
il a Maar
-ocr page 123-11(5 MENGELDICHTEN.
Maar ο! hoe goed is't, dat geen Joodfche Zang-
god hier
Te pas quani, als een tweede Apollo met zyn
lier:
Want wou hy op zyii Smaus , zich met zyn
mantel dekken,
Licht zou de hekelbuurt dien duikfchoer ftaan
begekken i
Of hiel hy 't bloot , hoe fnaaks zou dat ftaan,
hoe mismaakt
Α poll, als Jeudfch Apell , geyilt te zien, en
naakt.
AAN
κ vind, in 't opilaan dezer Bladen,
O BlasiuS, het veld befpreid
_ MetWysheid, en hoogdraventheid,
"Wanneerze ftaan uw' lof te ftades
En eifcht gy my dit Werk t'ontciereni
O Dapp're, met myn ftompe pen,
Die geeft nog leven geven ken,
Noch vaften ftand van Tuchte zwieren ?
Maar 'k heb de reden licht te ramen,
Men kent het keurigft' onderfcheid
Der dingen, als de heerlykheid
Λ^an 't fchoon , het mind're mag befchamen-
Laat dan die glans haar luifter vinden
( Zoo zet men 't licht zyn fchaduw by 5)
Aan myn geringheid; als ik my> . , j
De minlV , de meeft' noem van uw' vrinoc ^^
MENGELDICHTEN, nj
Op des HEER EN
Fan de Oude GOVDSCHE KRONTK.
β J'I/^^^ ^^^ ^^^^ , ja V , die Holland
ondernam,
Van dom het uit de ixieg en uit de luyren
qnam:
een oud Schryver mafl zyn heter pen verfny".
.den, ' ' ' "
y't^ottdefchryvery van halfverfufte tyden
^"tiiveren vm fchuim·, en helpen 2' aan den man,
'm kehb' de 'waarde hand die dit wil en dat kan.
oud Boek is oud Goud, als 't van den gulden
tydis:
' een' later eeww , daar nawvd een pond een*
f„ mis.
Leidfche fchrift ^^ XGotidfche
f over lezen. , .
I ^ V met den Toetsfieen: dat 's veel meunxsvoor
1 f. 'üicmig ouds, ^ ,11·
hecht hlokk (ieens voor een flecht brokje
gouds. ^ CONSTANTEtl.
11(5 MENGELDICHTEN.
Oorluchte, dat het Goud hier v/einigis,
! of geen ,
Vertoont het flaau verfchiet der ftreepcn
op den fteen:
Maar goud verfchuild zig ook in bergwerksaard
en yzer
En houd zyn waarde by. den Wyzer ; en den
Wyzer
Dien 't A\'erk en Avachten luil: doch zoo dit nicc
beilaan
Voor goud kan mach het voor Korintifchkoper
gaan :
Ook gaf de bouwval der Jerufalemfchc tempel
Ken ftofie waardig, Avien de Keizerlyke ftempd
Met Cefiirs zweemfel trof, daarkooper , zilv^^
goud
C^efmolten onder een eerbiedig achting hono'
En die de moeite nam dat mengfel uit tefchirfen
Behaalde weinig danks : zoo 'gaat het met ge·
Is 't yzer, tin , of lood, daar zig nu 'twerKmc*-
-ocr page 126-j mengeldichten. 119
Dank heb dyn hand die 't weer hcefc weeten te
vergulden
in met zoo gouden kant dat hakkelig gCAvaad
ie boorden , dat voor goud nu gaan zal 't gaat
zoo 't gaat.
h\ ik my trooften met de Zinfpreuk, dat ik Υ
Jie 11 de vodden toond' daar gy den tyd aan
fpilde ?
Jat ik de vodden toond' en opzocht een voor
een , ·
Wat weer, wat onfchuld , als zy wilden 't zoo
voorheen ?
Dar ik de vodden naaid' of in haar fcheuren
krabde,
HebMiiurcrsantwoord (toen hy lachte, dathy '
I fchabde,
l-^ic zoo veel hefs van bloed woeftaardig had
verfpilt)
ue Boeren , wat een völk ? zy hebben 't zoo ge-
wilt.
Op Hofwyks aangezicht een pleiilerken te
pallen
wel gefchapen vrouw is myn gezicht ont-
, wallen
hand ook; ja myn hart, die des geen von-
. ^ nis vel!
't woord, van die in als genoegen heeft, 't ,
ί hooger na de maan tereiken , waar een
' ^ teeken
Puntgedichten een zich rechtlyk te be-
fpreeken.
Zulichem neem dit voor d'antwoord
aan
Η 4 'Die
-ocr page 127-Die dy uit Schryvers naam gepaft word door
OuDAAN.
leitje , dat in 't eng beiloten
Van het Vrouwelyk bevang,
j Met de geur zyt overgoten
Van het Paradys-gezang.
Dat de fchelle Nachtegalen
Deden lilinken niet alleen,
Alaar daar 't Hemelfche koralen
Met hen meng'len onder een ;
Eer de Vyandfchap die Vrcden
Steurde, en verre dreef van daar,
Door het ichendig overtreden
Van ons aller Oud'ren-paar j
Och hoe zyt gy opgeheven ,
En gedreven naar om hoog!
Zoo niet kluiftervaft gebleven j.
Dit u weder neder toog:
'k Voel my zeilvlug op uw' reden.
En gy voert my met u meê,
Zoo ons 't pak der menfchlyjcheden
Hier niet weder dalen deê.
't Nachtegaaltje, in de leveren, -^T^-foni^
Wrong zyn eng benepe ziel,
Dat het, onder 'c ftem betoveren ,
Dood ter aarde neder viel 5
Dies hy zeide , die 't zoo kleentjes.
Daar hy 't opnam, voelt en^ziet
hl zyn veertjes, en zyn beentjes,
iitemme zyt g', εη anders niet:
Ik van uw' ge uid bewegen
Neem een wederzyds bedied,
'k Vraag't myn ooren , 'k zeg't myn oogep,
Stemme zyt g', en anders ietj
Anders iet, een vonk van boven, '
Van dat Goddelyke vuur,
Die aan zang voor uit geftoven
Hier beneden vind geen duur:
Zoo dan hiér, door 't fchelle zingen,
In 't bevang der brooze ilof,
"c Kluisje mocht aan ftulken fpringen,
't Vonkje vloog naar 't eeuwig Hof,
i^aar 't zyn oorfprong heeft ontfangen,
En het fmolt gewis aldaar
In den gloed der Zegezangen,
Onder Gods vergode fchaar;
J^yl het, dat het niet kan dalen
Dit behoud van Gods koralen.
op
Hf
-ocr page 129-Λ En welgefchapen aangezicht,
^ Gezond geftel en frille leden,
j Van geen onnut gefmuk beticht,
Noch vaftaan wulple, ofdart'lezeden;
Zoodanig acht ik d'eed'le Maagd,
Die 't eerlyk aanfchyn durft vertoonei,
Geen bokkenhaar om 't voorhoofd draagt,
Geen tralikanten om de koonen ,
Geen fpinneweb, met fnipper werk
Van pleifter gruif'ling ingeweven ,
Noch and're vodden, die men merk'
Dat yd'le Danten aanzien geven ί
Maar die eenvoudig, trots noch groots
Om uit haar pracht haar eer te halen,
Oprecht, 'en echter buiten fchoots
Van op haar zimpelheid te fmalen,
Met regt haar moed verheffen mag
Op haare Deugd , en wien by allen
Hn;ir 7edigheid lïrekt tot gezag.
En do.t haar eenvoud wel bevalleui
Waar met de wulpfe dartelheid ^
mengeldichten. 123
't Blanket-gefinük, en 't valfch geweten,
Befchaamt, en overtuigt, het pleit
Der fchoonheid noit'zich durft vermeten:
Zoodanig is (dus dunkt het my ; '
't Mag and'ren zoo als 't wil behagen: )
Deez' eed'le Maagd der Poëfy,
Ons van Heer I-red'rik voorgedragen:
Die zoo ze waarlyk als een Maagd
Hier lyf'lyk voor ons ftond in 't leven,
En 't wierd haar oordeel afgevraagt,
En vrylyk in haar keur gegeven ,
Veel liever zouw de Dochter zyn
Van Fred'rik, dan van Konstantyn.
Op den VOORKLANK van
ME-JUFFROUW
Aan de z.elve.
DOorluchte Vrouw , dienoit in lof zooveel
en Goudt,
Of meerder waardig waart j vand'y4toc
aan de Zeden
«racht elke letter, niet van giil'ren, nog van
heden
Maar
-ocr page 131-ιζφ mengeldichten.
Maar van voorlang, de ilof, van fteen, metaal
noch bout,
Maar van vernuft, en konft, en deugden menig-
votid,
Tot opbouw van uw' Beeld, gevoert door
Land en Steden-.
Uw' wysheid, als ze wil op 'tfpoor der Dich-
ters treden^
A^ereeuwigt uwen Naam, door 'tfprenk'len van
haar zout-.
Zoo haaft zich hier uw' Geeft en Gaven , ken- '
nen deden.
Vernam m'er graagt' en trek, en honger in het
Woud;
Maar daar gy in uw'werk mynLoffpraakzoekt
fomle^i,
Mistrouwt zich uwe pens dat's recht: 't is recht
mistrouixst *
Uit t'ongelyken paar een huw'lyktoe te reden-.
Myn onmacht leit te laag , uw yver ipreekt te
hout.
't Is waar, z' is op den lof van Heer van Dorp
gel) oud 3
Maar 't verd're ruft op gunft en neiging, niet
op reden:
Ik heb myn krachten zelfin't onderwerp mistrouwt:
Waarop uw' Loffpraak met verlegentheid gele-
den ,
Zal Heemskerk in de fchuld (fchoon hy ^ noggy
niet nioud)
Meedeelen, dat hy my dien dienft t'ontydig
d'i'de :
Indien gy op die ilof den prys behalen zoud,
Dient voor Maasdam, tot zyn verdediging
gejheden; ^ Waaf
MENGELDICHTEN. 135·
Waar aan uw pen haar kracht met glori zal
hefieden,
Wanneer ze zich in 't ruim van zynen lof ont·
VOUd:
Een waardig onderwerp en heerlyk QndQ.n-houd,
Op 'c heet en heilig vuur van zyn Aandachtighe-
den :
Ontfteekt zich dit van nieuws in uw Gedicht,
zeden,
Zoo wint de Dichtkunil veld, zoo gaat zy in haar
goud.
AAN
't Is eenmaal, dunkt me, lang genoeg
Wet neergeftreeken zeil gelegen ,
, t'Wyl Iform op ftorm ons fchokteen floegj
Is eenmaal lang genoeg gezwegen ,
Antonides, wantfchoon d'Orkaan,
JJie 't Vaderland zoo fel beftookte,
v)ns in gevaar bragt van vergaan ,
"aar 'c onweer ftormde dat het rookte;
ρ Wat baat het, of men zwygt en zwicht,
^ucrt, van angft cm 't hert benepen:
^tantvaftigheid betoont haar phcht,
Wanneer ze op 't hevigft aangegrepen
in alles d' eige moed behoud j
teirzelve wys van doen en laten,
Waarin de vrindfchap zich ontvouwt.
11(5 MENGELDICHTEN.
Wanneer ze onwanklyk ftand wil vaten: '
Het word dan , dunkt me, tyd en ftond
Om eens die zwygen af te breken j
't Zy ik 't begin , of gy 't begont,
Wy zouden niet ontydig fpreken :
Doch Avie van beide d'eerfte groet
Met recht verplicht bleef, op den leften ,
Of't zy wie d'eerfte reden doet,
Men boude elkandre dit ten beften.
Hoe gaat het u ? hoe ftaat het ftuk ?
Leeft noch uw hoop, om, buiten kommer
Van naaren angft, en diepen druk,
En als in licffelylce lommer,
Te keeren tot dien luchten luim,
Die u, als eigen aangebooren ,
Doet bruizen als een Zwaan door 'tfchiiini,
Wanneerze haar Maatgezang laat hooren ?
Niet dan , als ze op 't vericheiden ftaat,
Na 't valfch verzierfel van voorhenen ,
Maar daar men ze op den dageraad
Haars levens heerlyk ziet verfchenen:
Gelyk ons d'Agrippiner Zwaan,
Met van zyn jeugd af voor te ftreven,
Dit leert j die nu fchynt ftil te ftaan
Op d'uiterfte oever van zyn leven:
Geen Zwanezang is dan de wys
Van uitgedoofde en koude dagen 5
Maar vuur en y ver , kracht en prys,
En heerlykheid, en welbehagen,
Dat van der jeugd af bran(^ en blaakt,
En word befpeurc, en zich laat merken
In ftof die ziel en zinnen raakt,
In eerengalm, en heldewerken:
Want wien gemoete oit atid're klank
Van Zwaanen , daar ze om hoog geheven
mengeldichten, izy
De wieken klappen , vry en vrank.
Of met de borft door 't water ftreven ?
Antonides, als ik gedenk ï
Aan zulk een rykdom van gedachten ,
Die wy verwachten in 't gefchenk,
13at w' uit uw' grootfen Geeft verwachten,
Dan vliegt myn jook'rig hert vooruit
Met een oneindelyk verlangen ,
^üm aan het god'lyk ziel-geluid
Van uwe ftem te blyven hangen j
Wanneer uw PauluS met den glans
Van zulk een fchat ons komt beftralen.
En toont hoe verre uw' eerenkrans
Verdooft dien roem der and're talen:
't Zy daar Torrentius die ftof
Zich in 't Latyn heeft uitgekozen ;
Of daar Godeau, in 't Franfch , zyn lof,
üm 't Neerlandfch , ziet verwareloozen j
^Hoewel uw' werk zich met het puik
^ an haar beroemfte fchranderheden ,
I^'och voor de vuift, noch ook ter fluik,
't minile niet heeft willen kleden:
EnofDANSyS, ofCAPPEL,
^len rechtdraad aan elk'and're voegen ,
Men wacht dat d'uwe wel zoo wel
De kf
Daar zy na 't fpoor LH-i >v aii-i. «ινΊ" vivyv
Is pryPlyk; want al gaan zy voor,
^^en volgt met recht een recht gevoelen.
Ik hoor dan, dunktme, dus alree
Hoofd der grootfte Godgezanten ,
Met zulk een zielfnraak , fcherp van fne,
^ich tegens 't Hoofd des afgrond kanten:
hoor hem dunktme, dus te recht,
ivIS
-ocr page 135-11(5 MENGELDICHTEN.
Ats ftond hy levende ons voor oogen,
Gelyk hy 't ongeloof bevecht,
Gefterkt met wyshcid uit den hoogen j
Dies luiftert d'aandacht onvermoeit,
En vangt den honig van zyn lippen ,
Waar met hy het gehoor befproeit,
Der Feften , Felixen , Agrippen,
En Sergiën j daar 't hoog gezag
Der Koningen, erj Roomfche Ridderen,-
Aldus getroifen il-ig op ilag,
Begint te fchrikken, en to fidderen:
Uan dunktme, dat het Veld van Mars,
Zoo wel te Roomen, als te Athenen»
Aan 't wank'len , ruglings, fchriks, en dwcrs
Zyn heiligdommen werpt daar henen:
Maar die hem in het vechtperk ziet,
Daar 't Beeüclyk gedrocht te Efcfen
Al brullend hem de klaauwen bied,
Schynt zelf met hem ter dood verwezen.
Maar ach! wat poog ik met de fchets
En de onvolmaaktheid myner reden ,
('t Verftrekt maar een onnut gezwets)
Voor af dit praal-tapyt te ontleden ?
Dat ryk, en heerlyk zal beftaan,
Volkome Konft'lyk opgeweven
Van koftelyke en dierb're draan,
Die d'inilag en de fchering geven 5
Net op ζγη legvverk , zonder flrik
Offtop, of knoop 5 of kronkeiboorden ;
Maar glad, en cierlyk in den fchik
Der taal, en in den vly der woorden;
Niet, om de binding aan de maat,
Verdraait, of hard, om 't rym te iluitea,
Daar fpoorloos 't een voor 't aiider ftaatj
De ftdkonft weert die ;vanftel buiten, ^
MENGELDICHTEN. 119
Noch zoekt het rym niet, dat men zoekt 5
Want daar het niet van zelfs wil vloejeri,
Word ilechs het werk wat opgedoekt,
Mrthak'Ug, en armhertig knoejen 5
Daar 't anders zweemt na zulk een Beeld
Üatruftlg uit de vuift gefneden ,
Met volle kracht van 't leven fpeelf,
En heerlyk ftaat in al zyn leden.
Waar vaar ik heen ! Antonïdes,
't Is lang genoeg , dees uwe gaven
'Ik geef geen voorfchrift, noch geen les)
Van verre in fchaduw na te draven:
En 't lufte m' echter blindeling
l^it dus my zelve voor te dragen
On\ dat, indien ik 't licht ontfing
üatmet uw' wysheid op zal dagen ,
Ik my geen voorwerp machtig ken ,
Dit niet van uw' vernuft verflonden
Zoiiw fpreken met uw' eygen pen,
Of pronken met uw' eygen vonden :
yerfchoon het rukeloos beftaan
I" hem die blyfc uw Vriend Oudaan.-
ÓP-
-ocr page 137-ï30 mengeldichten.
VAN
Moeder, met de jaaren, hoog geilcgefil
In wetenfchap, en fchrander overwege'i|
Van menig ding, 'cgeen uw' gezwiiiiie|
ffeeft ^
In 't groote boek des wyden Werelds kelli
Of 't geen gy uit een Üapel wyze fchriften,
En mengeling van taaien , weet te fchiften;
Hoe vind gy u bevoorraad met een fchat,
Welks Avaardigheid by wein'gen word bevat
Maar boven al t>y dezen , wier gemoeden i
Een vrouwenhert in vrouwen-boezem voeden: i
Nu heeft allang uw' yver het verleg
Van ongemak gewezen uit den weg.
En afgefchud de kluifters die u letten,
Om niet den geeft na hooger ren te zeiten j
En 't bitter in den mond krygt in de kau^*^
Een geur van tym, en fmaak van honig-«au^ <
Nu gaat uw' oog ni^it weiden langs de wanden
Om op 't geblik der hagelwitte randen ^ .
Zich blind te zien , maar 't s^een u beli öt
Is zuiverheid, en witheid van deaid^ ^^
MENGELDICHTEN. 191
Het muurverdek, en praal ,yan fchilderyen ,
Van goude-leer, of van tapifleryen ,
Verlet u niet om 't oog daar op te flaan ;
Of doet gy 't noch , gy vind 'er iet, waar aan
Gy voedfel vind, en ilof voor iet verhevens,
Dat 's voor den geeft, het befte deel des levens:
Maar alzins laat gy maaien op den wand
Een goude leer van fpreuken veelerhand:
Gy Üaroogt niet op 't waas der glaze-ruiten ,
't Zy grauw, of blauw, die maar 't gezigt van buiten
Weerfchitt'ren doen , maar innerlyken glans
Te fpieg'len , is uw roem en eerenkrans:
Wil echter 't oog u op iet keurigs fpelen, ^
Een hoorn , en fchulp , zyn uwe pronk-juwelen ,
Daar ziet gy hoe de zelve in menig deel
Befchildert zyn, zoo fchoon, van Gods pinceel j
pan zegt gy , van verwond'ring opgetogen ,
iet van 't aardfch ζθο heerlyk in onze oogen ,
Ρ groote God 1 wat moet dan 'themelfch zyn I
i)aar 't oog niet liraalt, 'c geen voor geen zon-
, ne-fc lyn,
^ic neerwaarts fchiet van fcheem'ren zich kaïï
, wachten,
uaar niet ftraalt het ooge der gedachten:
iieft eer ik dan , in diepe nedrigheid,
Oe heerlykheid der groote Majefteit,
^mt'zyner tyd die hoogheid re bejagen ί
"fft houde ik my dcmoedig hier in 't lage, en
^rinner my dus telkens al het goed,
^ac my zoo ryk die bron der Goedheid doet.
vang ik vaft uw' lofzang met myn ooren,
" ^hyn aldus uw' dankbaarheid re hoofen ,
y wyze Vrouw, en wenfch dat dus geftaag
^ Gezond lyf een gezonde ziele draag 1
1
13^ mengeldichten.
i AAN
TOT
Op een Antwoord van 't voorgaande.
Κ voel, Euzebia, myn yver opgerezen,
ierwylje niy de print uw's kvensgeeft tele-
„ zen,
Uw's levens , dat, naar ik de zon in 't weftcn
peil,
Den berg geklommen is een ftukjen over'tfteil;
tn d'aandacht haalt te huis, vermids gy d'avonci-
uuren
(Waar van op 't fclioonft de dag geen halven
dag zal duuren ,
Waar van miilchien 'tgety zal vallen, eer men
't weet;)
In ernftig overleg bekommert ο vermeet;
Om nog, eer 't avond is, het Bruilofs-kleed te
gorden, "
Reisvaardig disgenoot j om, ο f geroepen ΛVOfclen ;
Hy komt, de Bruidegom! hy komt, en is hier al ·'
Niet overredt te zyn in reddeloozen val;
Maar over ree te ftaan, eh uit den ilaap ontfchoten,
JVlet oli in de lamp , eer's i3ruigoms deur gefloten,
Ceen verder wachten lyd, geen kloppen in en
Maar gaan heet die by tyds hem niet te moet en i
-ocr page 140-MENGELDICHTEN. 119
Nu leert gy't dicht gewoel van's werelds ftraat
temyden,
Daar hoogmoed ilaat in top, en ned'righeid ter
zyden;
Paar 't juifte ftip van eer alom op fchildwacht
ftaat;
Daar overdwaalfcheid woont,en dartele overdaad;
Daar 't alzins is bezet van rufteiooze zorgen j
Daar onder valfche vreugd veel weedoms leit ver-
borgen }
Daar't wemelt, Avoelt, en waalt, en op en onder
raakt,
En d'ydelheid zich mecft ind'ydelheid vermaakt.
Nu kan u d'eenzaamheidu d'eenzaamheid ver-
dry ven ,
Terwyl gy bezig zyt met leerzaams iet te fchry-
ven,
'j Gcen overpeinzings ernfl: u in gedachten ftort,
i^anneer gy aan den dag den tyd liog vind te kort,
tn liever clan des nachts hetzwanedons te druk-
P ken,
ten ongemeene Zwaan een ilagpen uit komt pluk-
, ken,
^ic ^langs het witte veld met zulk een hoogte
. zweeft,
jjat alles, wat 'er om en aan is, vliegt en leeft j
^^anneer gy zegt, het geen g' ervaren kunt be-
vinnen,
^ Welkom morgenilond , vriendin der Zanggo-
Ρ dinnenl
na het vroeg-gebed , in fte van offerhand
edragen op 't altaar, of aangefteken brand,
p^er lippen kalveren in 't innig hert geflagen,
η uit een reine ziel den Schepper opgedragen,
Zulk een overvloed van gaven vedderley,
^^egen tot behoud van ziel en lichaam bey;)
ï34 mengeldichten.
Het eerfte uur des dags met luft u komt gemo''^
ten,
En gy den morgenftond daar over dus te groe-
ten:
O wysheids gezellin, en moeder, morgenftond,
0 morgenftond met goud , enpaarlenin de mond!
Zyn niet de goeden van de Ziel, by .'s lichaams
goeden,
l^an fteviger waardy, en nutter aan te voeden?
1 leeft onder deze niet de Wysheidd'eerfte plaats ?
En vind die niet by 't licht des nucht'reii dage-
raads
Haar heerlykfte onderhoud ? wen 't groote licht
ontfteken
De nevcldampen van de leden heeft geftrekeii,
Die door de zaadzaamheid der veri'ch genuttc
fpys
't Gemoed en 't edel brein bezwalkten j weder
wys
Te worden geeft hen 't licht, dien met bekom-
meringen
De dag de zinnen plagtebinden , en tedwin^enj
Dan zynze 'c wit papier, welks zuiverheid deltor
Die haar genaakt, behoud j 't pluimvolkje,
dat den lof
Des Heeren, buiten kunft, onkundig cp konit
fteken ,
Als morgen-wekkerrjts , geeft hier 't gew0O"' i
lyktekenj ρ
Geen tyd van al den tyd veroorzaakt zoo ^'vει j
, I
En zouw de Zon den menfch verrailchen opzA" -
koets ? , ^
Geen arend zjet zoo gaauw ^ als d'oogen icneo
in
gewaflen
-ocr page 142-MENGELDICHTEN. 135·
In zilv're morgendauw, en 'c vocht der paarle-
plaflen,
Dat uit het bladerloof komt lachchend rollen
neer:
Dm d'eerfte morgen-zon is 't moog'lyk des te
meer
Dat d'oofter-wereld geeft haar paarlen en ge-
lleente;
En zit de ilaap zoo diep de Wereld in 't ge- ^
beente 1
Na zulk een bezigheid van loffpraak , of van
fchrift,
Verrukt, Euzebia, gemeenlyk u de drift
Om door een gulden oeft van boeken heen te
wey'en,
Om 't fmaak'lyk, meer of min, te fchiften en te
fchey'en,
üan komt u Griekenland met al zyn wysheid
voor,
Hoe Diogeen, met al het volk , zich zelfs ver-
loor , 1
En huisraad vond te veel aan eenen nap te dra-
υ 1
noe bytig ernil in boert van hem te voor geila-
ge»
Mf Alexander kon doen buigen na de ton
j^aar hy zich zelf in boog, en niet bezefFen kon
Uathy hem zelf, die dus den Wysgeer zocht te
. _ maken,
^jetinzyn ton quanfuis de Wereld te verzaken,
yrgat, want die elk een te ftade komen zal
"ient in geen ton gekuipt j fchoon om het on-
geval,
s Werelds dwaasheid, of bedrog, of lift, te
ontduiken,
I 4. Maar.
-ocr page 143-11(5 MENGELDICHTEN.
Maar daar elks oog zyn beeld ten zedevom kan
briTiken:
Op 't zelve fchoutoneel der boeken komen voort
Veel Wyzen van voor heen , en dien een def%
woord,
Aanfchryvens Avaardig , voor veel eeuwen is
ontvallen,
Of welker naam 't gerucht Avydluftig xiit kon
brallen, ;
Om zcdeleeringen , op 't ruwfte roeft bequaam, ;
Maar kracht'loos in den grond, om deugden mee
den naam.
Dan komt gy, by den draad van fchriften, cii
gedic icen,
Uit Grieken , tot de ry der Roomfche jaar-gc-
iehichten, ί
Daar u, na wat veriets, de Tyber aan den Ryn
Tot uw' Geboorteftad geleid met Agrippyn, ;
Van wien hier 't Ubiici veld het doopiel liceic j
behouwen, f
Van zedert dat het rees met al zyn hoofcl-gebou- ^
wen, '
En d'oude naam behiel nu zeftig eeuwen lang:
Hpe zal uw' yvcr hier geraken üoor den dwang
Der Kerk-verzierielen , die waarheids ftoel De-
klimmen,
Als Ooilcr-Koningen, en ellef-duizend fchimmcn,
En op dien grond'gebouwt de Kroonen, in lict
veld
Van Urfuis bloed, met vuur als fpikk'len bonts,
gcilelt;
En hoe Alaria waakt voor Keulens overrompt-
len :
Maar gy, venmfte, dpct de duiiicrhedenüroin··
pelen \
mengelutchten. 137
in 't fcherp van eigen zwaard 5 dit voelt de
Geeft'lykheid,
Dien 't ilypen kundig maakt van menig onbe-
fcheid,
Dies fpreekt ze zeli van zelfs haar eigen jaarboek
tegen,
En zoekt het, met de ftraal der helderheid ver-
legen ,
Te dempen Avaar ze kan: nu doet g' een omme-
keer
Door üuitfchland , om 't gewoel der Wirten-
bergfe leer
Te Augsburg ga te ilaan; en komt in 't eind ge-
dreven
Na Holland , ryk van roem om 't onbedwonge
leven:
Zil ik u hier het boek doen fluiten , ineen vloed
Van wetenfchappen , en geheugen, daar 't ge-
moed
Dekerne van erkauwt ? of zal ik, heen en we-
der ,
Door Indien uw' geeft geleiden met myn veder ?
^oor Indien, waar uit het veelderley gewas
'Met zeldzaamheen llofFeert uw ryke wonderkas.
lezen , na verftaan , na hoog en diep be-
merken
>an Gods alwys beftier , en fchoon gewrochte
werken ,
^^ ord uw' bepeinzing vlot 5 gy wikt , en eve-
Of "'^^rt,
^'fal 't vergangkelykeen wiflelbare op aard;
Dat zyn bezitters zelf verlieft in korte Honden ,
't fchoon al duurzaam, en beilendig wierd
bevonden,
Coelen waardigis; en of'thet wezen zouw ,
15 AI
ï34 mengeldichten.
AI waar de Bruiker zelfvan 't Heviger gebouw;
De Wereld bleef de zelfde, en waar voor lan-
^ ger leven
Een vak vol arrebeids, 't geen anders niet kon
geven
Dan 't gaf, en geven zouwi derhalven dat de
inenfch ,
Diens nooddruft weinig is , terwylhy leeft, den
wenfch
Niet uit te fpannen heeft tot ruim beilag in de-
zen ,
Die tot iet grooters zich gefchapen weet te we-
zen j
Tot zulk een hoogte daar zyn geeft zich heffen
kan,
En noch belyden moet dat haar de vleugels dan
Bczwyken, door den damp die haar van alle zy-
den
Benevelt, en alzins den doorgang af komt iiiy-
den:
Recht als een Adelaar, die, in het zonnelicht
Gekoeft.ert, eenigzins de flralen in 't gezicht
Kan lyden , en noch meer door haren glans ont-
fleken
Zyn pennen rekt, en fpant, om tot haar door te
breken,
Tot dat hy fuizebolt, van zulk een licht ver-
dooft,
Of't water uit de lucht, daar hy de Avolken klooft«
Wanneer 't tezamen pakt, en't lichaam log doei'
worden ,
De vleug'len vallen doet , die fchichtig op-
waarts fnorden;
Tot zulk een hoogte dan, daar, wat herafclioon
in 't ooij
^ Komt .
-ocr page 146-mengeldichten.
Komt fpieg'len , hem bericht, iet fchoonders is
omhoog,
Vergaap u niet aan dit, verflyt u niet in 't gene
Dat niet en is waar heen, maar 't geen u leid
daar hene:
Al wat gevoelig aan 't begrip der zinnen is.
Niet verder dan 't gevoel toepaflen , zwindeltmis:
't Was heidenfch bot , 't gefchep van zon, en
maan , en ftarren ,
Te eerbieden als iet groots j maar fteeds daarin
re warren
Om d' oorfprongh ftoffe, en dwang van juyft-
gezetten loop
Der ftarren, maan, en zon, te flrikken uit den
knoop ,
iHoe dwaas) was heidenfch wysj. en het verilond
zyη zoekers:
Want weinigen , voorwaar, dien'tin 'tverftand
iet kloekers
Toe-diende , en als een trap dee klimmen tot den
Geen'
Üie Schepper, meerder was , en door zyn fchep-
fels fcheen:
Zom fmooren noch in 't ftof, die dom'lyk zich
vergapen,
Met toe te pallen aan haar welluft al 't gefchapen ,
Zom ftygen hoger op, maar meulen daar zoo lang ,
^at hen de duizeling in 'tdiep vernuft bevang;
V an beiden , geen te recht het voorfchrift weet
te bruiken ,
pet al te hoog, of laag, te ftygen, of te duiken:
'jy dan , leert tuflchen tween te houden 't mid-
delpad 5
^lecAvroeten in der aarde , en niet zich zelve mat
i-n moe te maken in de fchors, en buiteleden ,
Van
-ocr page 147-Ï40 Μ Ε Ν G Ε L D 1 C H Τ Ε Ν.
Van 't beft, maar zelf het beft, met in u zelfs te
treden
Met nederig gebaar te zoeken; om voortaan
In deugd, en heiligheid, recht toe tot God te
gaan;
Die beft gekent word, o! met vreezen, beven,
eeren!
Dit 's wysheid-minnen, dit 's in ernfte redeneren,
En 't heeft zyn nuttigheid zoo veer het ftrekt,
en gaat,
Om 't opgewektvernuftte leiden tot de daad;
Maar wirhet hier met, als genoegzaam, zich
vernoegen;
Dat 's veel te kranken riet: Ik zal mynoordeel
voegen
Aan deezc ontwonde ftofFe, en bid u dat gy 't
lydt.
Op , op , EUZEBIA , al lang genoeg den tyd
Gefleten in een boek, en in een ïioek gezeten,
iktoon nu , datfe niet onvruchtbaar wierd geile-
ten ;
Nu na de menfchen toe, betoonuav' wandeling,
Op datfe prys verdien , en tot navolligïng
De menfchen, door den ftraal haar's hdd'ren fak-
kels , noode;
Laatfuifen wienhetluft; de doo'begraaf zyn doo-
de;
Maar altydlezen , altydleeren, altydftaan,
Is veer van t'ende weegs door d'enge Poort tegaaiü
Hier vordert dapper weg geen weten, maar be-
trachten ;
Betrachten in der daad, en niet flechts in gedach-
ten : ,
Wat baat een , of hy al ^t gewas, als voor den nood,
Verzamelt in de Ichuur , en nimmer nood zoo
groot, ^^^
MENGELDICHTEN. 141
Zöo dringende en erkent, om 't zellefde om te dee-
len ?
Die 'r halve werk verzuimt, vermift de vrucht ten
heel en ;
Eens zaam'len , en dan weer hefteden, komt te ila 5
Nietaltydiiunmelen : maar , ο EUZEBIA ,
Die tydig hebt begoft , dit maak u niet verilagen ,
Maar maan 11 aan om niet in 't goede te vertragen.
Gedenk , als zatgy zelf gefloten op den fteen ,
Aan diegevangen zyni dat'smet behulpzaamheen:
Maar gy, die Weduw zyt, kunt weduwen, en
M'eczen ,
Als weduw , in hun druk, aldus behulpzaam we-
zen;
'tGeen d'onbevlekte en God-gevall'ge Godsdienft
1 τ . ■
I J die zich zuiver houd van's werelds hindernis ;
U )ammer en erberm van der verdrukten fmerte:
ureek den nooddruftigenuw' brood, van ganfcher
herte:
Herbergzaamheid, vooral, krygt Eng'len onder
Zoo doet behulpzaamheid den Heiligen g-emak j
^oedis 't, het herte met genade te verfterken :
Dan krygt men tuichenis van Goddelyke werken j
Dan toont men, na de dood , de roidcen , en de
^le Dorkas heeft gemaakt dan fmeektmen mee
, gebeenj
zeitmen, uit een vaft vertrouwen aangedre-
, jy»hulperisdeHeer, Hy zal my niet begeven !
.an vergenoegt men zich met zyn befchoren lot:
's rechte weduw zyn; zoo hoopt men recht op
God.
141 mengelüichten.
Op zyii Woning, buiten Wateringe.
iP , op, myn pen , en voer eenheuflchen
Van dankbaarheid , dien Landman te gemoet,
Diens Kabinet de grage geeften voedt
Die weet Betrachten ί
Al ben ik met den lyve veer, ik dwaal
Eerwaardig' Heer, en wandel menigmaal
Omtrent uw' Beemd, en Landhof, met deftraal
Van myn gedachten:
Daar my de ruft van 't vredig Land-gebouw
Te binnen koomt, ruftgerige VAN WOUW,
Waar voor een Vorft zyn purper laten zouw,
Zyn kroon vertoaden;
Als Attalus, en taften na de fpa
In ftee der ftaf, en flaan de queekfels ga.
En wifllen zoo al 's werelds ongena
Met Gods genaden;
Met Gods genaa, die op den velde zweeft,
En dag aan dag een milden zegen geeft,.
Daar 't nedrig hert 't aandachtig oog op neen;
Dien loof en bladers
En 't jeugdig groen in dien bedauwden
MENGELDICHTEN. 143
VcrfchaiFen, met verwond'rens nieuwe ftof.
Steeds nieuwen ernft, en aandacht, op den lof
Ues grooten Vaders·
Hier fpeelt de geeft op water, lucht, en vuurj
En kent de weeid' der lachende natuur:
Js 'r een faizoen fomtyds van korten duur ,
't Maakt plaats aan 'tander:
Wie, die het al wil peilen met vernuft,
Hoe nyver in befpieg'ling, hoog, en wuft.
Die niet in dit Natuurboek dwelmt,'en iuft,
Hoe kloek, en fchrander ?
Geen veld-cieraad, noch lelie, ftaat hier dief5
En 't fraaakt te bet word dikwils dit pleizier
Met zweet gekocht j veel ο ! veel beter hier
Vergeten borger,
Dan aan het roer gezeten Van den Staat,
Ten doel te ftaan 's Volks tuimel-gunft en haat ί
Van 's Landsgezag, en recht, en buiten-baat
Een ilaafs bezorger,
pes oorlogs toorts, ontfteken hier of daar,
J^rüt hier geen hert als op een evenaar i
^elyk de Stad 's volks neiging van elkaar
Dus kan verdeelen:
Hier heeft geen plaats eerachtings juifte ftip j
^^een taal gefmuk van een geveinfde lip
^emoet u hierjhier ftoot g'u op geen klip
- Van buur-krakkeelen:
rher geeft het oog op koftelheid geen acht,
i^och laad den lart der overdwaalfe pracht
^ich op den hals, maar vind in ilechte dracht
, Gemak , en voordeel:
t Noodfchikknyk quaad verleid, verlokt hier min;
leeit zich zelfs, noch volgt de fleur niet in.
Met ongemak , of met een tegen-zin ,
Om 's volliks oordeel.
14Φ χΜ Ε Ν G Ε L D I C Η Τ Ε Ν.
Die dus op 't Lnnd kan woonen kleen en Uil,
Draait niet zyn lot op 's Werelds loile fpil,
Maar laat met zorg, en woeft bedryf, die wil,
Om fchatten zwoegen j
Hy houd zich laag, en fchoon hy anders mag,
Begeert het niet,"maar mint, gelyk hy plag,^
De rail, en vind in kleenen ommeilag
Een groot genoegen:
Die dus op 'tLand zyn eig'en hert bewoont,
Word van geen Nyd, die niemand ichier vcr-
fchoont,
Geteyftert, maar die meefl dat hoog is hoont,
Met felle ftekenj
Ook gadert hy zich zelfs geen nyd in 't hert,
Dien st qualyk gaat erbermt hy zyjier fmert,
Wien'snaailensfpoed , ofwelftand, nietverwert
In ziel-gebreken.
Met dit bezit beloont,'gelyk ik hou,
υ 't Land-vertrck, ο ruftige VAN WOUW,
Daar g' u verquikt, na 't itryken vandenbou^s
In wyze Boeken j
Het zy waar in beknopte fprenken ilaan ,
Of die 't gebeurde ontvouwen in hun blaan,
Of die men zoekt ora d'üudheid ga te ilaan,
En op te zoeken ;
Deez' Oudheid, die met haar gedachtenis
By U gcëert en hoog gehuifvefl: isj
In Pen^iing-fchat, en prent, en beeldenis.,
En vremdigheden j
Der Avelken gy ten hoogften kundig zyt:
O mocht ik maar, met'welk een luft, en vlyt
Begeerde ik, in dien ryken oeft, myn tyd
Eens te belleden.
üp
16^2.
-ocr page 152-mengeldichten. Hf
OP DE VERTALING
VAN
Yn' bezette bezigheden
Te verzetten , om, met luft ,
Eens een uurtjen , uicgeruft.
Aan iet lulligs te beiteden ;
Aan een ftoiFe, die het zout
Der aaloudheid kan vertrekken ,
Die de Waarheid, met te wekken -.
Voor verrotting onderhoud s
Dit en kon u niet verdrieten ,
Taalgeleerde Uorremans,
Nu gy zulk een ftof althans
Op mv' vorm komt overgieten :
Dat 's de ftof, daar Palefaat,
In haar faamgevlochte fchakels
Van verzierde fchen-orakels,
Griekenland te keer me gaatj
En zoo achterher komt rinkelen.
Dat 'er ftuiven in de locht
Mommegryns en fchrikgedrocht,
Herlen-fchimmen, en fcherminkelen:
Of die, zoo d'er iets in zweemt
de waarheid, haare leden ,
^00 verwrongen, komt ontkleeden , ,
En den leugenrok beneemt,
β.'·
m
ï34 mengeldichten.
Om 't verrtuikte weer te heelen:
Maar, myn Vrind , wat eifchcgy myj
Met een vaars je twee , of dry ,
U myn meening me te doelen ?
Denkje nier aar Pegafus
Zit gekortwiekt ? Hippokrene
Uitgedroogt, en ganfch verdwenen ?
Nu uwen Palefatus
Die fpringbron zoo op quam floppen,
Dat ik, met fmert, heefcli van dorft
(Hoor ! gy hoort het aan myn borftj)
Vergeefs aan die poort kom kloppen?
Maar wat nood! ik zal nu, met
Geen belemmerde gedachten
Na de negen Hoeren wachten j
Mits ik vry en onverlet,
Want die dorfl: en ftut geen vaarde,
Berrigfprongen durf beftaan,
En ga ry'en met de Maan:
Palefaat ^y kruipt by d'aarde.
En raakt naaulyks 't halve deel:
Ik ten hemel opgeftegen
Zal her Godenhuisje vegen ,
En beflechten al 't krakeel;
Dat die badaards, met hun allen,
Reddeloos en ongedaan,
Ën zoo kreupel als Vulkaan
Plotfeling ter aarde vallen:
Och hoe naakt, en zonder ftaart,
Zullen 2' als een Aap ftaan kyken,
Die nu als een Vos gaan ftryken,
En zich heffen hemelwaart,
Op dien ezel met zyn Avieken;
In 't geftarnte wond'ren zien}
En getoeft van Hemellien ρ^τ^^^
MENGELDICHTEN. 135·
Naar Ambroos en Nektar rieken:
't Zy ze rufpen, of een wind
Hen ontga, wat hard of zachter,
Goden zyn het, voor en achter,
Daar hun long de blaas me bind:
Zacht! maar zacht! wie mort 'er onder ?
Want hoewel ik niet en vrees
Palla^fpeer, Apolloos pees,
Jupiter» verroetften donder,
Noch de knodz' van Herkules;
Zie ik 't op myn boezem munten
Duizend fpitfe penne-punten.
Voor deez' afgerede bles:
Palefaat ik hou me binnen ;
Luil het u ftyg weer te roer.
Vaag het vullis van den vloer.
Maar bedaart, en al met zinnen j
Want daar 't d'yd'le Goden geld ,
Daar dit volk zoo graag meê boeide,
(Schoon g'ontrukte dat men 't voelde,
d'Oudheid krukken , ftut en fteltj }
Moet men goed beleid gebruiken:
O beroemde Borremans,
Immer ik en zie geen kans
Om die dwaze drift te fnuiken:
Hy, wien 't deert, of fnoode fchynt,
Mag 't belachchen, of beklagen,
Maar met lydzaamheid verdragen;
Meerder waar vergeefs gepynt:
Laat ze loopen, dat ze fteuiten:
Luifier Midas^ Pan zalfleu'tien.
Κ a
Toen hy my zyn Onderwys van 't
Ge leent hebbende ^ 't x,elve wederom^eifchte.
^ Oekt, Meeiler , niet uw' Boek Boek- |
Houden my te leeren ? '
|En kunje 't Πίΐ dien llyl, dan wederom be-
geren ?
Terwyl ik , om dc konft te brengen tot de
proef,
Het Boek moet houden , en noodzaak'Iyk niet
behoef
T'herleev'ren j mits ik dus myn leerzaamheid |
bezegel: ï
Ontkent gy 't? 'k loochen dan de Wiskonftvan
den regel:
Hoe maakt de Meefter, doch dit by den Leerling :
Tc leeren dat men 't houde , en 't t'eiflchen als
pien 't doet ? . -
ÜP
-ocr page 156-Μ Ε Ν G Ε L D I C Η τ Ε Νν 149
Ορ de Herftelling van 't
Ter zake des Geloefs, tot Bommel^ in de W^d
verdronken y ΰρ den 1% November 1542-. 't
Welk^van de Frdtifchen in den jaare 1672
z.pde ter neder geworpen, zedert door
des z.elfs Bloedverwanten is herfielt
en wederop^erecht.
Er Heil'gen dood is dierbaar in Gods
Gogen:
Al heft de Geeft zich heer'yk in den
V hoogen,
'Joch laatze om laag, wanneer ze ontkerkert is,
^cn eed'len geur van haar gedachtenis:
alhier aan S ε l κ ε 11 τ is gebleken:
ρ op de proet der Godsvrucht onbezweken ,
grondvafl: op een levendig Geloof,
JJoekmoedig lyf, en leven gaf ten roof:
oen 'tMis-vei-ftand der Paapie,en duift're tyden,
P^t, met vergeefs 's Mans yver te beilryden ,
ingang vond in 't onverwrikt gemoed,
Jtm 't leven deê verliezen in 'den V ioed ί
par 't water kan der Vromen lof niet fmoren;
laat zich door de volgende eeuwen hooren:
Κ 3 Hpe:
Hoewel de mift dier Roomfche duifternis
Zoo niet gefcheurt, noch opgeheldert is,
Of't'Mis-verftand blyft teren op zyn voedfel:
Dit bleek aan 't werk van 't dartel Franfch ge-
broedfel,
Dat, na verloop van honderd dertig jaar,
'c Gedenkfchrift brak van d'eed'len Martelaar:
Doch 't geen van nieuws zyn luifterdoet verry-
zen ;
Om 't nageilacht op 't eigen fpoor te wyzen,
Van God-getrouw dien Kruis-held na te gaan,
En voor 't Geloof onwankelbaar te ftaan.
Ε Tyd, het Water, noch de Wrok
Der Godsdienfl:, heeft niet weg genomen
Den Naam, noch 't Voorbeeld van dien Vromen j
Dien 't fterk Geloof na boven trok;
Toen hy, flandvaftig in den ftryd.
Om God verzaakte lyf en leven :
Waar van 't Gedenk-fchrift, hier gebleven,
Te met verteert wierd van den tydj
't Geen eind'lyk Roomens woede, al voeft»
Door 't Franfch geweld, heel deê vernielen;
Tot diep'ren indruk in veel Zielen :
Nu 't Av^eer herftelt word zoo 't behoort.
spraM^-
-ocr page 158-mengeldichten.' 151
Over harefi groey, en bloej, en tegenwoor"
digen Welfland.
Et zy men Korbiilo myn herliomft dank
mag weten,
Die tuiichen ftroom, en ilroom, die
Waterleiding Delft 5 *
^f'sLands Bemachtiger,.op't wettig Oir gebeten,
tot zyn vafligheid myn Landftroom over-
.Met iterkte, en huizen dekt, in wallen fluit en
muuren j
Uus ftond ik eerft, in 't hert van Holland, tot
V ontzag,
-^u tot een pronk in 't oog, van Vremden en
Gebuuren;
^aar m' uit myn grond-bewerp myn grootheid
jy kennen mag
^ie noit myn muuren ben, door aanwas , over-
fchreden j
met myn toor'nen , en gebouwen , hemel-
r hoog
^'"•^gen, noit en week de grootfte , en groote
bieden i , „ :
Κ 4
48' t 1071.
✓'
-ocr page 159-mengeldichten;
Of noch niet wyk , daar 't Land de hand be-
hoeft, of't oog.
Daar voorfpoed rykdom baart , baart rykdom
moed, en weeldei
't Geen Harcog Aalbregt, tot zyn onwil, wierd
gewaar, 1
Dies hy my weer eèn trek tot myn verkleening
fpeelde,
Totdat hy zelf erkoft zyn eigen ftaats-gevaar,
Met zich , in nood, aan my van zulk een fteun
te ontblooten j
Dies bood hy weer de hand, met genen min-
d'renmoed, f
En yver, dien hy eeril: ter neder had geftooten;
Wyl Handveft, Willekeur, en Voorrecht,'n
leed vergoed.
Die namaals, in een Brand, myn glori zag ver-
flonden i Φ
Doch op die ramp myn roem van macht en
glori veil:
Vermits ik op een bot, van uit myn eerftegron-
den,
Met glans verrees, gelyk een Fenix oit zyn
neft:
Hier zag men 't heerlyk Neft, niet des verzier-
den Vogels, ,
Maar van dien Vogel , die , godvruchtig , c
voorbeeld meld
(Door 't pluimeloos gebroed te dekken met zyn
Van kinderliefde , en dus uit liefde in 't vier
verfmelt. ,
'k Heb federt 't dlerb're bloed van myn' InDo-
relingen,4-
\
Daar 's Lands verdadiging een dapp'ren byftand
eiicht,
En ik het Spaanfch geweld voor^ Haarlem dorft
befpringen ,
Niet dierbaar gewaardeert, of moedeloos ge- '
deift,
Moeft noch een Donderflag f ( He fchrikke!) al
's Lands geweilen
Doen dav'ren, en helaas! doen fidd'ren al den .
Staat!
My trof die Donderflag , my trotze in myne
veften 5 '
En Delft verilrekte alom een berftende gra-
naat :
Noch ftaanwe, als d'eed'le telg der Palmboom,
onbezweken
Daar , 't geen myn beyaard fcheen , my toe
cieraad gedyd,
En geeft, in keurlykheid van wykcn afgefteken,
't Velddaar myn Handelaar hetmoedigros be-
fchrvd:
^och zoekt men, boven 't lot der and're Landge-
nooten,
T'erkennen , wat my wel den fchoonften luifter
V Saf·
»00r't oivan Heldendood,ofingcboreGrooten,
Gad'eerftePrincev/ieg, en 'tlaatilePrlncegrah
t
-ocr page 161-rtiÉfiirtHiiiiilflii
-ocr page 162-VERJAAR-
m
m
" ί , ; <
-ocr page 164-VERJAARGEDICHTEN. iS7
Aan den Edelen Η Ε ERE
*
Ridder j Heer van Ziulichem, 6cc.
O/i z.jn Edts. Agt-en-tachügfle verjaren, den 4 vm
Herffimaand 1684.
jEt ZuiLicHEM, den wenteltrap
Van Acht-en-tachtig jaren levens
Te boven , wederom den ftap ,
Als tot iet heerlyks en verhevens.
Om voort te vord'ren opwaartis
aan j
Tot dat hy 't Krooniluk van zyn werken
^ Heb opgevoert en afgedaan ? '
^00 moet Gods goetheid hem verfterken
Op dat hy dit te boven kom, 1
In Zyn gezegende ouderdom.
Want om een duurzaam Hoofdgebouw
Op vaftgeleiden grond te veilen,
Heeft d'Opper-Bouwheer zoo getrouw
tik voorgeftclt, zich hier ten beften
Te quyten j en een tekening
^"^groncl-bewerp , om na te bouwen ,
Cjeo;even : die dan deez' ontfing,
^''Oq kan hy zich van 't werk ontnouwen,
^ t,
Van
-ocr page 165-iy8 VERJAARGEDICHTEN.
Van dat hy niet, ten einde toe,
Met luft, na kracht, zyn plicht voldoe ?
Wat werk verwacht de Meefter dan ?
Goud, zilver, koftelyke ftenen.
Van eenen wyzen Arbeidsman:
En gaat met hem de dag vaft henen ,
Met niet te vord'ren in zyn werk;
Of, met in 't werken t'zaam te koppelen
Stof die men niet beftendig merk,
Beftaande uit hout, en hooy, en ftoppelenj
Zoo lyd hy fchade , daar de duur
Zyns werks beproeft word door het vuur.
Gy nu, doorluchte Constantyn,
Die zoo veel proeven hebt gegeven
Van wys en onvermoeit te zyn,
Eii die zoo fchoonen dag van leven,
Als weinigen gebeuren mag.
Hier toe geniet, volhard met luften ,
En blyf in 't werk den ganfchen dag,
Tot dat de Meefter zeg, ga ruften ,
Gy hebt uw' dagwerlc afgedaan:
Dies wagt nu om uw loon t'ontfaan.
Dit wenfch ik, dat het Kroonftuk zy
't werk, dat hemelwaards geftegen,
Den Bouwman lof geeft, en Avaar by
Zyn Naam-geheug'nis blyft inzegen:
Stantvastige, nu ga dan voort,
Zoo lang 't den Grondheer zal behagen:
Dat nu de Dag van uw' Geboort',
Om U dit voorwerp op te dragen ,
Verkoren word tot deze ftof,
Zy met uw gunft, en uw verlof.
Aan
-ocr page 166-VERJAARGEDICHTEN, 1^9
Aan den zeiven
O; zjjn Edts. Negen-en'tAchtigfte Verjaren dm
4 van Herfflmaand lóSjT.
Aat ik my met U verheugen ,
Hoog-verheve Constantyn^
Niet met ingefchonke teugen
Van tlorenfe of Griekfchen wyn j
Maar met teugen uit de bron
Van den üuitfchen Helikon:
Tot verheuging ingefchonken,
Om den geeft te doen ontfonken.
Nu men U , door 's Hemels zegen
Weer op 's levens wentel-trap
Zoo veel looger ziet geftegen;
Niet gezwakt in wetenfchap,
Noch gebroken in al 't gee-n
l^aar de menfch ooit menfch door fch^en;
l^üt 's vermogen , kracht en voordeel·
Van verftand", en fnedig oordeel.
'k Spreek nu van geen ftem-gezangcHg
Welk uw' welbedreven oor
Vergenoeging doen ontfangen,
Op het iuifter-fcherp gehoor s
Schoon dit Oordeel, als 't Gezicht
L)oor den glazen-fchild verlicht,
Jj>aauwlyks afbreuk heeft geleden j
k Spreek van d'oneezwakte reden.
i6o f.VERJ AARGEDICHTEN.
Theofraftus, onder d'Ouden,
Nu omtrent de honderd jaar.
Heeft die heirbaan uitgehouden,
En gy ilapt hem ruftig naar;
Frifch van krachten; het en zy
Dat g' allang hem trad voorby,
Die by wintertyd zyn Prenten
Voortbragti 't Proefftuk uwerLenten.
Herfftmaands vierde zienwe naad'ren ,
't Geen uit gulheid , my verplicht,
Met geen omllag van veel blaad'ren.
Maar met eenig Jaargedich,
U te wenfchen , dat het w eer
Nu de Negen neemt haar keer
Om tot Tnegentig te ftygen ,
U doe vord'ren zonder hygen.
U doe vord'ren met die treden
Waar mee 't Goddelyk gelei
U tot hier toe bragt, op heden;
En , zoo lang zich niet en fchei
't Lym dat ziel en lighaam bind,
Dat gy U in God bevind
Veilig, vrolyk en bevredigt,
En van'alle'ramp ontledigt.
ZuiLicHEM, hoog-achtbaar' Huigens,
"Wat^genieting wenfch ik meer,
Met veel rekkens, en veel buigens,
Als dat alles tot Gods eer,
(In 't genieten van den tyd
Daar Gy mee gezegent zyt)
En uw welftand af mag loopenj
Want wat waar hier meer te hopen ? ^ j·^
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
VAN
Op Edts. 59/?*? F'erjaaren, ten i6den '
van Louwmaand 1652.
^E Tyden gaan haar gang ; doch afge-
deelt in dagen,
- Die op haar ftonden ftaan ,
Of zomtyds in den loop een fchrikkel-fl-ap ver-
dragen ,
Na leiding van de Maan:
^us volgt het £ene jaar op 't ander dus verftre-
ken,
En klimt na 't daalen 5 maar
Met eenmaal heeft gedaan het leven, vergele-
ken ,
By tyden van het Jaar: -
^usuw' Geboortedag haar ilreek houd, en ge-
tydei
. Weer leit 'er fneeuw , en ys:
Waar, eertyds Jongeling, zoo veer aan d'ander
zyde
j. ' Gekomen , zyt gy grys:
Vat zoo j zoo fluit ik, dat de fchaal hangt opge-
heven
ΐ ·Λ (Wat weerfpoed dat ze lyd)
Μ op den evenaar van 't Mannelyk leven,·
-ocr page 169-170 VERJAARGEDICHTEN.
Des levens befte tyd:
Maar och ! de befte tyd en duurt maar weinig
uuren,
Want 's levens lang is kortj
Wie is die zeggen kan dat dit geftel zal duuren,
Eer 't fchielyk nederftort ?
Dat even dit geftel van trap te trap zal dalen
Gelyk 't by trappen klom ? ^
Van in een zulk bewerp het leven te bepalen,
Is hoop geen eigendom:
pus word ook t'onrecht hier het Leven op de
deelen
Eens ganfchen jaars gepaft ;
Waiit hachlyk 't een gety (want zelden 't jaar
ten heelen)
Of ook a^n 't ander vaft:
Tot noch toe heb ik my met u verblyden moe-
ten ,
O Vrind, na vrindenplichtj
En deze uw' le\ens-ftond bekroonen , en be-
groeten ,
Met dit Geboort'-gedicht:
De manlyk' Ouder ftaat om ernftig te betrachten
't Geen met haar waarde ftemt;
Ontbonden van de lyft van hopen , en,verwach-
ten ,
Waar in de Jongkheid zwemt ,
't Geen haar, in veel beftaan, in fchitsheiu weg
doet ftorten,
En denken na de daad;
Te hevige begeert niet machtig in te korten,
Of weder zonder maat:
's Mans oordeel Aveet de keeft der zaken t
dcrfcheiden,
En kieft, en neemt voortaan, ^^
-ocr page 170-VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
De dingen (groot ontilag van veel uitfporig-
heiden )
Na waarheid, niet na waan:
Zyn wysheid weet den toom te vieren , of te
flanken,
In veelderley geval;
!n voor- of on-fpoed niet ter zyden uit te wan-
ken,
Meer dan betamen zal.
Maar haaft genoeg gezeit den diergelyken jaa-
ren, ^
Haar ftonde brengt het mee
lalle voegzaamheid te wezen wel ervaren
En op 't ervaren , reê :
Jaar leflen dan , de plicht der Manheid toegé-
fchreven,
Niet voegen myne pen j
ok zyn 'er door en door uw' Rymen me door
weven,
Meer als ik iemands ken :
^an, hoogwaarde Vriend, tot dezen'fteil ge-
ftegen,
, U wenfch ik wederom
ε dalen van den berg , langs diergelyke i^e-^
gen,
Tot zaal'gen Ouderdomv
L a.
VYF-
-ocr page 171-VERJAARGEDICHTEN.
V Υ F Τ I G-J Α Α R I G Ε
Van den HE Ε RE
op den z^flen van Sprok^lmamdy
des faars 1678.
Elyk een Arend, in zyn vlucht,
.Geen fpoor laat in de dunne lucht,
Om langs die ftrcek hem t'achterhaleni
Zoo mede fchiet de Tyd voorby:
En 't is een lout're fotterny
Haar eens van achteren na te talen:
Nochtans met zulk een onderfcheid,
Dat van de Tyd, met goed beleid
Befteed, onfaalb're tekens blyven:
Dan ziet men wat een Man vermocht i
't Werk van zyn geeft, of kracht bewrocht,
Is 't ftandb're merk van zyn bedryven.
O Heemskerk, uw* Geboorte-dag,
Dien nu de Blydfchap vieren mag,
Op 't zegeipits der vyftiff jaaren, !
Toont dat de Tyd , hoewel voorby,
Hier niet onnut ontvloten zy.
Noch zonder vrucht u is ontvaren:
Wat zien we merken van u^v' Geeft,
Die zoo veel fchoonheids zamen-leeft
Zich uitftrekt in beipiegclingen
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
[Vaneen by-een-gegaarden fchat
Van wond'ren der Natuur j en vat
De kraeht en kern der braaffte dingen,
len ander, in zyn bezigheid,
Verplicht te volgen die hem leid,
Het zy vrywillig, of noodzakelyk ,
Elyfc diep in zorg bezet j maar Gy,
In niemands dienft, geruft, en vry,
Leeft vrolyk, ruftig, en verraakelyk.
^'at wenfch ik, tot een heilzaam pand
^ nu dan verder, in dien ftand,
Als dat gy op den top geftegen.
l^aar 't oordeel ryp, en in zyn kracht,
Al'tgeen men acht, of niet en acht.
Kan na verdienfte en waarde wegen j
Jan daar bedaart moogt overzien,
»at lla te zoeken, wat te vlien :
'tVoorleed'ne, weet gy, is verdwenen;
^^t Tegenwoord'ge kort van duur;
'^"oogenblik belooft geen uur;
'tToekomft'ge dan, noch niet verfchenen ,
jcreifcht een uitzicht van beraad,
•^^n wyze keur van goed en quaad j
Om 'c einde, dat, op bey te wachten»
w zalig, of rampzalig maakt;
daar 't met d'eeuwigheid genaakt
Mn onbeweeg'lyk te betrachten:
ρ wenfch ik dat g* erkennen meugc
"'loutrewysheid, ernft, en Deugd.
L ?
■H^IL..·.. ... . . . ■-g'.yiJ^.iyiW
1« verjaargedichten.
Aan mynen yRIEND
Nauwkeurig Befchryver der
Pp z.yn E. Vier^en-feventigfie Verjaren,
den eerfien van Wynmaandt
des faars lóSj'.
Y hebt, Vriend Balen, zoo veel dagen
.Dan 's levens brooze Vat gedragen,
Dat het vernieuwde Jaar-gety,
'c Zy wat voor ftormen , wat voor vlagen,
Inmiddels zyn hier toe geflagen.
Zet vier en tfeventig voorby !
Voorzichtig zyn, en Avel te wachten,
Bewaart het Vat, en fterkt de krachtenί
Want die verwaant, of rukeloos ,
Op 't brandend' lemmet niet wil achten,
In wind, en tocht, by dag, by nachten,
Verfuimt de kaars, en maakt ze broos.
't Is dan een heilryk Lot getroffen ,
Voor die op 's Levens nut kan ftoffen.
Zich zelve en and'ren tot behoud: g^^oon
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
Schoon Dordrecht mocht ter neder-plofFen,
't Wierd, door den rykdom zyner ftoiien ,
Weer uit uw' i31aad'ren opgebouwt.
Zoo dat u-zelve, en and'ren mede,
Uw' leven dienft en voordeel dede,
In veelderley gelegentheid:
'kWenfch 't, voorten voort, zich dus beftcde,
Tot dat het God bepaal in vrede,
Daar 't vroed gemoed het hene leid.
Cornarus, tot dat Lot genegen ,
Houd 's Levens waarpand voor een zegen;
Maar ftrikt zich aan te nauwen band,
Met drank te meten , fpys te wegen :
En acht hy 't dus hier meê gelegen ?
Ik dit t'orazichtig onverftand^:
Zoo dat, als in veel and're zaken,
Men hier ook uiterften kan maken,
Die wederzyds te fchuwen ftaan:
Niet te genaken, niet te raken ,
üf gulzig zyn , en uit te braken ,
Is beioe buiten plicht gegaan.
Nu laat zich dan met U verheugen
Al die uw' welftand lyden meugen ;
paar z' U den Dag, ter blyden difch,
JJïe Wynmaand inwyd, helpen heugen,
^et matig ingefchonke teugen;
^at fterkt de kracht, en houd ze frifch.
fchoon uw' Jaar-getyde ook heden
"ad β Ε V Ε R w γ κ te gaft gebeden ,
En dat 'er, tuflchen Gaft en Gaft,
win 't ftaan der Faalfteen wierd geftreden,
ΐ(ί8 tERJ AARGEDICHTEN.
'k Beweerde alhier (en 'k acht met reden)
Zy ilaat beweech lyk, en ook vaft:
Λ^aft, zoo ze met goe fchik , en orde,
Bewaakt, bewaart, gehandhaaft Avorde;
Bcwecch'lyk , zoo te toriTen hand
Haar telkens aangreep, Avrikte, en porde,
Of eene Heen daar tegen fnorde,
Dat z' ommezwlktj, en valt in 't zand.
Indien hier verd're twifl- mocht ryzen,
Waar met die Arts U wouw bewyzen
Dat Gy uw' zeis floegt in zyn oeili
'k Zouw zyn beftaan, en 't uwe, pryzen:
Wat Voorzaat kan den Nazaat fpyzen,
Blyft d'Akker verder wild en woeil ?
Gy hebt dan , daar Ηγ 't heeft gelaten ,
Den voet geveiligti en de ftratcn
Aanbouw, en Uitleg, van de Stad,
Tot meerd'ren dienfl: der Onderzaten
Vernieuwt, gerooit op beet're maten,
En afgefchetft van blad op blad.
])it zouw dien Heer behaagen moeten:
Want üaat een Werk op vaft're voeten
Dan 't in zyn eerilen Grond-bouw ftond,
Dat leert verval en fchade boeten ,
A''erlies van brand, en ramp verzoeten.
Herbouwt op min bezAvykb'ren grond.
Zoo moet, na lang verloop van jaren.
Een ander weer uw' Werk bewaren
In eeren-ftandj en 't zelve Werk,
Als Dordrechts aanbouw voort zal varen,
Ook ann doen groeven :ii zyn blaren:
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
Zoo word de Stad den tyd te fterk,
U wenfch ik ruft, en ziels-genoegen:
Zyns herten akker wel door-ploegen^
Geeft, zoo de verd're Goedheid Gods
Wil dagen tot uw' dagen voegen,
Gewenile ruft, en weerr het wroegen,
Door hoop des eeuw'gen heil-genots.
WILLEM
Τ "T^-ogw^aJ^dige Heer en vriend, vriend
I—Heemskkrk , zonder veinzen
■L ^ Gelukt my rechtevoort te ontdekken
rhyn gepeinzen
Hoe dezen morgenftond, op 't ruimen van ds
^ nacht,
My Zweefde een fneeuwolk van gedachten door'
't gedacht,
dus menigmaal een rift vanloiTedroomen
Den " = --^ " - --------------- ^
ïeemskerk onder
. Poëzy,
Zachte poes gewoon haar ileuiers en gewaden
^eüikkcn na de konft, maar van Arachnes dra-
den , L f Nu
170 VERJAARGEDICHTEN.
Nu onder 't vaakeloos bedreden van de vaak,
Bleef malen op *t ontwerp s maar alles uit den
haak:
Zy greep wel, om den draad der inflag door de
fchering
Te jagen na de fpoeb maar 't was een wilde nering:
Want om een Bloemtapyr, of Legwerk van Da-
maft ,
Te leev'ren, dezen dag, daar was wat meer aan
vaftj
En wat'erwierdvcreifcht, om voegzaam werk te
maken,
Bedacht ze nietgenoeg; en dat een lap van 't laken,
Nog ruw enongevolt, men op geen kleeuen zet,
't Geen meer dan halleffleet, het fcheuren niet
belet 5
Hier hoort bereiden toe van kaarden, ruwen,
fcheren :
Hoe dunkt U, heb ik iets van 'thandAverk kun-
nen leeren.
Vriend Heemskerk , 't geen ik U van ouds heb
afgezien ?
Dogh 't zy zoo! 'k weet nu niet waartoe 't ons
langer dien',
Nadien nu 's lighaams kleed, als op den draad des
levens
Gelleten , fcheurt en breekt j en dat die fpoel al
tevens
Α an 't horten, mits het webbe, uit Aveerfpoed die
't beproeft
Nog inflag meer begeert, noch langer fcheerdraaa
hoeft;
Want waar toe dient een ftuk vol knobbelige
knoopen,
Geen veel te dier te geef men niet en kan
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
'c Word dan vergeefs gegomt, geftyffelt, enge-
i papt,
tGeen weer terftond van zelfs verilentert, en
verflapt:
Wy ftaken dan dit Werk j en houden ons tevre-
den
't Verfwalckende geftel te kleeden, noch te ont-
kleeden,
En achten genen wenfch met recht hier wel he-
fteed
Als dat d' Almachtige (die beft de ftondeweet)
Na zyn bermhertigheid die banden koom te ont-
binden ,
Als'tzyne Goedheid wil, en voor ons nut zal
vinden,
En dat we, welgemoed, volharden op de wacht.
Tot dat we tot de ruft der zaligheid gebracht.
Nu ruften in zyn wil, en alle wenfch befluiten ,
En weren angft, en vrees, en hoop, en wanhoop
buiten ,
't Geen u gelyk zich zelfs van harten wenfcht en
gunt.
Die, Heemskerk , tot den nik zyns levens blyft
Uw Vrund.
den i^. January.
1088.
GE^
L·
-ocr page 179-ï7i verjaargedichten;
GEBOORTE-GROET
AAN
Aardde Weerflag van myn oogen,
Plicht en yver doen my poogen
Dat U mond en pen begroeten ,
Die myn blydfchap tuigen moeten
Op het weer verfcheenen heeden
Uws verjaarens; 't waar geen reeden
Dat ik zouw de Zon zien glimmen
Die'r uw' jaaren een doet klimmen,
Dat ik zouAV dien dagh zien blinken
En niet aan den Dag i gedinken :
Neen , ο neen , zy gaa niet heenen
Die zoo helder is verfcheenen»
Of de vreugde toon haar ftraalcn :
Vaders huis, om z' in te haaien,
Copen zich met wy'er poorte
Op den dagh van uw' Geboorte,
'k Moet myn blydfchap oopenbaaren
Op 't vcrmeerd'ren uwer jaaren;
Doch ik zal 't getal verzwygen ,
; Mits uw' gaa ven hooger ftygen,
Dan de Jaaren ons beloovenj
Mits uw' jeugde gaat te boven
In gelaacenheid van Zeeden,
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
Schrander oordeel, wyze leeden,
Huis-beilieringh, praclit-beftryden,
Needrigh draagen , twift-vermyden ,
Deftig weezen , lyves-groote,
Air uw' Tyd- en jaar-genooten: ' "
Nu uw' Lente-zon aan 't ryzen
Voedfel vind aan varte fpyze;
Goed en qiiaad kan ondericheiden,
Wysheid toont aan alle beiden :
Zulke gaaven doen ons achten
Dat ontwyf iyk ftaat te Avachten ,
Op zoo Avel gebouwden jeugde
Die het zaad van alle dcug3e
Voed en queekt; een V7yze Vrouwe ,
Dien haar plicht is, 't Huis te bouwen,
Zeegeninghj voor vloek, te leercn,
pat^het bouwiel blyf in eeren j
Sterker doch dan 's Vaaders-zeegen
Is de vloek van 's Moeders weegen: ^
peeze v/erpt de muuren needer,
Schoon de Vader bouwtfe weeder:
Billik achtmen zulk een Braave " : ■
Waardiger dan goud of gaaven:
En 't genoegen hier te haaien _ .1
Zall'er op myn aanzicht ftraalen,
Mits uw Dagh , die 't jaar zal ronden ;
Hier ons Echt-knoop ziet gebonden:
Zoetfte Stoutje , zuiv're bloemc, "
i^ien ik magh de myne noemen.
Mits een vafte gunit getroifen
Lyden wil myn moedigh ftoffen j
Welk een rykdom, wat een zeegen \
Zoo we beide flut vcrkreegen, ^
En elkanders hulp genooten,
Teegen alle ilruilcel-ftooten:
-ocr page 181-170 VERJAARGEDICHTEN.
Om het leeven, dat wy leeveii, -
Recht een-moedigh door te ftreeven,
Tot een voorbeeld aller menfchen j
Om '^t verjaaren dat we wenfchen
Wenfchelyker af te leggen ,
*c Einde 't pad vel doorn' en heggen;
Daar geen onluft of bezwaaren
Word vernoomen door 't verjaaren j
Noch geen peil of maat gehouden
Van verjaaren of verouden.
Zulke jStoutje , zulke banden,
Legh ons vaft om hart en handen ,
Legge vaft i'n zyne vreeze
't Weezen , bron van alle weezen ,
Die een hart, als ftaal te brceken.
Neigen kan als waaterbeeken :
Alle heil van hem te wachten,
Blyve 't wit van ons gedachten !
Worde 't eind van all' ons trachten !
't U, en zoo zich zelvén wenfcht
uw Vriend en Bruidegem
JOACHIM FRANSZ. OÜDAAN·
VERJAARGEDICHTEN. ιη^
Der Kinderen, en Kinds-kinderen
Aan haar Moeder en Groot-moeder
VAN
Op haar 6^fie verjaar en , deri 17 vdn
Wintermaand 1^75'.
^^ 00 komt het weer verfcheenen heden,
i Waar in gy , moeder , jarig zyt,
^ Gelyk het plag, te voorfcbyn treden,
In 't hartje van den Wintertyd j
2oo dat men nu uw' Zilver' haren
Met geen gebloemte , of Lentegroen ,
Vercieren kan, ook ziet m' uw jaren
Zich fchikken naar het laarfaifoeii:
lieide evenhoog in top geklommen i
Want vyftig jaar en negentien
fchier het perk waar toe we kommen ,
noch een weinig uitwaarrs zien:
mede refter aan de ronden
- ICllCl ctcin uc LUIJUCM
\ an 't loopend jaar een handbreed ftee
fchoon weer 't leven ryzen konde
170 VERJAARGEDICHTEN.
Gelylc het Jaar, wat bracht het mee
Dan moeyte en arbeyd als voorhenen ?
Gelukkig die zyn levens dag
Van Gods genade-zon befchenen
Met ruft in God befluiten mag!
Dit wenfchen met oprechter hertc
De Kind'ren haare Moeder toe
En dat Gods Goedheid buiten fmerten
Dees toegift tot haar dagen doe.
Luft nu de gulle Jeugd te^danflen
Of wuft te tripp'len op de vloer.
Zoo vlechtenie ook de Zegekranilen
Tot recht vermaak van Grootemoer
Vermits uw Dochters en haar Kindren,
Want een van Achten trof de dood
Die trachten om den Stam te minderen
Vyf zonen rukte uit uwen fchoot
Als afgedaalde Olive fpruiten
Bekranflen Grootmoer om den difch
En hunne vreugd en blydfchap uiten
Waar aan hier Grootmoer kennend* is.
De fpiegel van haar eindig leven :
Gelyk een ftroom voorbygedreven-
GE-
Aan de Gji'odvmchiige, zeegbare, en
crnilhaftige Weduwe J U F F R.
Laatfl: Weduwe Wylen den HEER.
op haare Eerbts. drie-en'feventigfie Ver-
jaren ^ ten zifien van Wynmaand
des ^Λars 1671. '
Oo is althans dan weer verfeheneri
De dng waar in gy jarig zytj
jMaar met dien dag het jaar verdwenen:
Helaas! hoe fchichtig fnelt de tyd 1
Beroemde Moeder, 't zy D ο υ d ε γ ν s,
^ls 's Va'ders naam , u beft gevalle j
Of Nobels, met een ftil gepeins
^ni 't pand der jeugd de liefft van ζ\\ί·\
Of deze, om welk gy rechtevooft
Aan Κ o υ w ε ν η o v f. ν toebehoort.
Nadien uw' Weduwlyke ftaat
^meermaals eenzaam liet in 't ftryden»
oeroofc van hulp, en hoofd, en raad:
maakt, op 't vliegend jaargecy,
Μ
170 VERJAARGEDICHTEN.
Althans 't geheuge zich indachtig,
J^at feventig al leit in ly,
En dat men dus den trap van tachtig
Eerlang genaakt; het uiterft perk,
Voor een die her tig is, en fterk.
Maar dat 's geen nood; van Godes zegen
Geeft yder morgen nieuwen blyk:''
Hoe hooger op dien trap geftegen,
In jaren en in deugden ryk,
Hoe op Gods heirbaan vafter grond:
't Geboorte-dag-licht weer herboren
(Ik fpreek nu anders dan terftond)
Heeft veel gewonnen, niets verloren,
Voor een die met aandachtigheid.
Waar toe men leeft, wel overleit.
'Het leven aan den menfch gegeven,
£n als een loopbaan voor geftelt,
Is niet te leven om te leven j
Gelyk een looper in het veld
Die ilechs in 't ydel hene fppeit,
Maar die met wel-beleide fchreden
(Gemoedigt fchoon hy zich vermoeit)
Nu kent het voorwerp van zyn treden 5
Die t'ende baans, waar na hy poogt.
Den opgehangen prys beoogt.
Geniet hy dan, met dus te fnellen,
Een fchoonen dag, dat doet hem goedi
Hy wandelt wyilyk, onder 't quellen
Van alle ramp en wedcrfpoedj
En komt ze, door den heldren dag,
Met min te ftruik'len , beft te boven,
Die voorwaarts fpoeit , zoo veel hy maff»
En^ telkens ftof vind om te loven, ^
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
Want alles wat voorleden is
Dat ftelc hy in vergetenis.
Gy dan , ο Moeder , die de jaren.
Nu drie en tienmaal zeven telt, .
Schoon 't was met vreugde, ofmet bezwaren,
Zyt des voorby : maar noch in 't veld
Vol moeds te itaan , gefterkt ten ftryd.
En niet te wank'len noch te wyken,
Gelyk g' hier toe gehertigt zyt,^
Dat zal, met God, den prys doen ilryken:
Dies we ons met recht verheugen , om
Uw' zoo gezegende Ouderdom.
Aan J U F F R.
J
Op haar een-en^twmtigfle Verjaarm, ten zg,.
van Herffimaand 165Ί.
Ongkvrouwe VAN DEN BERG de zon is
weer gerezen
(Verryftze, zoo ze plag)
Die uwer jaaren ring volkomen rond doet we-
tn'tzeven-trits belluit op uw' Geboorte di^r:
sLandswys, en heufcheid, eifcht elkand're op
dezen tyd
Μ α Het
-ocr page 187-hetgeenvermaanenheet: indiengynieten zyc
GedachtiiT aan dees üag, ik zal ze u doen geden-
ken.
υ ANNA ,'t is van daag de dag van uw Verjaarem
Drie jaren zyt gy oud,
('k Vermaan u ,weetgy'c wel?) en noch driemaal-
drie-paren ]
Nu reken eens op een 5 doch noodelooze kout:
Die dag, dat weet ik wel , en is u niet ontgaan,
Cy hebt ze niet vergeten j
E n wilt gy evenwel dat ik u des vermaan ?
ik zal, hoewel ik niet my η zei ven wil vermeten
Van veel vermaanenskunil, ik zal u zoovemaanen,
znlx u heugen zal
Ook op een ander jaar i en dat men 't zonder waa-
nen,
Fermaanen heercn mag , ver7naa»en zonder:
Ik zal niet uwen lof verheiFen , nu erals waar;
Uw'zeden, uwegaven,
(Op dat men niet cn zeg, pluimilryker ! logenanr!)
En zullen niet myn pen zich t'enden aam doen dra-
ven :
Ik zal ook uwe deugd zoo by iler niet waardeeren;
Want zeker , 'k weet het niet
(En 'kweet datgyen ik nog hebben veel tei'ecren)
Of 't waar is , of'er al zoo veel van overfchiet:
Nu hoor dan ,d'uchtentftond van uweLenciswe^»
Jad'avondfchierverftrekeni ^
't Gaat na den zomer toe: waar vind meil dan verlCg
]s voor die ryper tydde kindsheid niet geweken ?
En is her meer als kindfch , aan zooveel foppe-
prullen,
Aan zulkeenbeuzel-moy, , μ t «
Van op zyn achting ilaan , van kleden, fchnücen
huilen, ^
VERJAARGEDICHTEN. i8i
V
Te hangen zin en wit, teflyten tyden toy ?
Indien we laten 't oog eens door de wereld gaan ,
Eens d'afgedachten loopen,
Wy zullen zien, alom , dat elks gewoonte in waan.
En het gebruik in pracht cn dwaasheid, leit ver-
zopen :
Dit rukt de zinnen weg, en 't beter van te voren
Gewent aan 't fnooder deel:
Daar't qua jd het quader trekt, word alle goed
verloren ;
En yelelen behaagt al't ydel oog-geftreel:
Veel' volgen me den weg, zoo ze in de wereld leit.
Maarniet daardoorbeAVOgen3
Zoozeitmen, doch vergeefs, want deze uitwen-
digheid
Doet meeift het hert, zoo'tis, bloot leggen aan
elks oogen:
Of leit hen niet om 't hert het geen'er om de leden?
Waar toe dan zoo veel werk ?
Dies fluit ik, dat de pracht en alle ,uitftekcnthe-
den,
^ot zyn , of ongegrond, en av'rechts ooggemerk:
^antishetom den hoop te volgen in den loop ?
Dat's dwaas zyn met den dwazen ;
r^ooitwys, nog deftig menfch die dweepery be-
kroop,
aan die praal in *t oog zyn uitzigt te verazen:
'■^fis de zinlykhcid , en eigen luft, de hemel ?
Dat's feil van beter leer:
wereld , weetik wel, vloeit weg in dit gewe-
I . . nif'l,
m dit gafthuis ziek , en is hier wender teer :
^aar fchort het ? maar de gang van velen na t$
ilaan,
Én op 't G emeen te merken,
-ocr page 189-' Λ'ΈΚΙΑΑΚΟΕϋίαΚΤΕΝ.
Doet met den meeften hoop de gangen qualyk
gaan ,
En eind'lyk zullen loon ontftaan van zulke wer-
ken.
Gy Jongkvrouw, die dan nu telt een-en-twintig
jaaren,
Op dees Geboortedagh,
indien gy 'c noch niet deed, Iaat eens die dwaas-
heit varen,
En zie op fchoont rs iet als daar ilechts 't oog op
zag :
'tGeboort-yurgeefu eens te erkennen , by uzelf.
Waar toe gy zyt geboren ;
En waartoe met'er woon in 's lichaams broofch
gewelf
Eenredelykeziel ? o! nietomin tefmoren l
Maar om ?ich op de wiek van werken, en gedach-
ten,
Te hefien hemel-hoog j
En na d'oorfpronk'lykheids vereenigingtetrach-
ten,
Met naulyks 't oog teflaanop ai het fchoon in 't
oog :
Een uurtje, hier verkort, in beter werk befteedt,
Staat dapper uit te winnen j
De zinn en los-geftr ikt eens uit het net van 't kleed,
En wat dientoeftel eifcht, ilaandan omgrond te
vinnen.
Hoe vatje 't , Zoete meid, hoe dunktu,
meraatje,
Is dit niet wel vermaant ? ..
Maar't,fchort my hier almej en 'k vind al me me
paatje
Als ik het op zal gaan > tebyfter ongebaant:
Maar ftut is toeverlaat, dies biedGymydeha^if.»
, VERJAARGEDICHTEN. 183
'k Wil u de myne bieden:
Datgeeft den hawdel klem: wy willen bei na land,
Om uit diewoeile Zee de tobbeling te ontvlieden :
l)an zuilen wy het volk , dat met ons meent te
lachchen,
Belachchen in zyn waan;
Beklagen in zyn drift i bezuchtenal zynprachen;
£n ze f de ballaft quit den weg gemakk'ly k gaan i
Dan zal 'tvermaanen zyn aanmanen tot de reis,
Om eeuwig feeft te houden 1
Nad'afgeleideweg, in'tGoddelykpaleis,
(O vreugd!) daar't uit is met verjaaren , en ver-
ouden.
Aan zyn lieve en kleine Nichje
op haar vierden Ferjaardag, den 11 van
Wintermaand
^"Tlchje, lieflyk flonker-l.ichje,
X Vrolyk hertje, fpeelziek wichje,
^^ Dat met zoet en zacht gedruis.
Speelt, en dribbelt over 't huis;
öf by Moedér neergezeten,
Μ 4 . , Menig
-ocr page 191-Menig uurtje doet vergeten ,
Door bevalligheid van praat;
Of na Grootmoer, op de ftraat,
Uitziet, hertelyk genegen
Om met minnelyk oewegen
Haar te ontfangen j of die yoor
A^aderlief, met ftil gehoor
Nygt, en buigt, beleeft en ilatig:
Kom ik ruim zoo wangelatig,
En al weaiftrende, als 't eengaft.
Als 'teen Avoeften ruisbuis paft»
Dat en moet u niet veriloren,
Nu gy heden zyt geboren;
Nu gy heden, zoo de tyd
Streek en ftand hout, jarig zyt:
ï^aat ons dan die vreugde vieren»
Na den eifch van ons manieren ,
Kn 't begrip van ons v'erftand:
Nichje, geefme dan de hand,
Wil jy neurien en zingen,
Ik zal hippelen en fprtngen ,
Ik zal danflen qp de maat
Die Natuur zich beft; verftaati
Leer ik wat van uwe zede,
Deel wat van myn boersheid mede,
A^iCs dit mengelend geval
Ons niet qualyk paflen zal:
Nichje Klara, Kameraatje,
Geefme een kusje, maak een praatje,
Spring eens m.et den bovenzang
Buiten dien beleefden dwang j ^
't Gaat geen voegzaamheid te buiten,
Wat die jeugdige kornuiten ,
Wat die jonge Spruiten doen:
Nichje , geer me noch een Z9sn,
'4
- Λ
: 3
Of
VERJAARGEDICHTEN.
VERJAARGEDICHTEN. ' i<J}
Cf laat ik 'er u een geven;
Tel jy vier, ik tel geen zeven,
Kan 't dan nu wel qualyk ftaan ,
Klara BouwenS, Frans Oudaan,
Wat we maken en beginnen ,
Wat we woelen , of verzinnen ?
Daar op ons , van dit of dat,
d'Achtbaarheid noch niet en vat;
Daar we d'eer van meerder jaren
Noch niet hebben te bewaren i
Daar we noch op onze wys
Danflen , als in 't Paradys:
'kWedhetGrootmoer, Moeder, Vader,
En de Vrienden al te gader
A'rolyk maakt; en hoe we treen
Staat het kwalyk ? 'kdenk wel? neen,
Μ f
β
-ocr page 194-bruiloft-
dichten:
—r-7',- ,
-ocr page 196-DEN HEER
Penfionaris der Stede Briel; ' |
Oen 't noodgeheim, by God ge-
. . I ftelt,
Ontdekte d'eed'le minnegronden
Van HALEWYN en HARTOGSVELD,
Wat wierd'er een gewoel gevonden 1
Hoe druifte , 'k zeg geen Godenraad,
fie "fabel praai
cn die| dat opzet tegen'.
Maar 't Staats-belang, na ryp beraan ,
(Weg met oudwyfTeTabelpraat!)
Maarcfees,
Orn alles wyslyk t'ovefwegen ,
Sprak eindlyk dus den Bruigom aan.
Hoogachtbre en brave Jongeling ,
'c niet genoeg , op hooger tinne.
Met
-ocr page 197-190 BRUILOFTDICHTEN,
Met hartzorg en bekommering, ,
En wysheid van geflepe zinnen ,
Te wacht te ftaan , om 't Vaderland .
Te vryen by zyn waardfte pand ?
Moeft noch de Min u 't hert veroveren !
Verleyelyke minnezucht
Hoe kunt gy lokken , trekken, tooveren ^
IJat u geen wysheid zelf ontvlucht!
Maar fchynt geen dreigend Staats-gevaar
U tot veel nutter zorg te manen ?
Geen vrees voor onraad, hier of daar
Op 't krayen van Uitheemfche Hanen ?
Of ruift 'er op de Brielfe ree
Geen oorlogs-onweer uit 'er zee ?
En heeft de Vrede aller wegen
Zoo diep den ftaat en d'herten in.
Dat z' alle zorgen uit kan vegen
Behalven d'onruft van de Min ?
Of vaart gy fpelen , nu de Maas
Een paardehoef, by winter-weder,
Voelt trapp'len met een woeft geraas,.
En draven d'ysbaan op en neders
Zoo denk , hoe zyn geprangde rug '
De Belt, als tot een legerbrug.
Op 't dieplie vak voor Koppenhaven
Moefl: leenen j daar in zulk geval
't Geweld van Karei aan quam draven
Langs eene baan van ftroomkriftal.
Ik zwyg noch , dat de Wintertyd,
En 't hertje van dees koude dagen,
Uit eigen aart geen Min en lyd;
Noch zulk een opzet gunft wil draden:
"Want wie gevoelt 'er zomerbrand
BRUILOFTDICHTEN. 191
(i
Wanneer men trilt en klappertand ?
Of denkje dus op maat te kuilen }
Daar machtig is het jaargety
(Indien geen Sfaatzorg) uit te bluflen
Dees drift, en minnedweepery ?
Op op dan moedige ALEWYN,
Verftrik u aan geen mingedachten;
'kWeec nutter werk, hier moet gy zyn.
Hier ftaat iet anders te betrachten 1
Laat minnen een min eed'le ziel:
Hier roept u 't Raadhuis van den Briel,
Daar 't Staats-geheim in 's Gravenhage,
Gins 't broeineft van 't Uitheemfch geweld :
Daar ftaat een and're ftryd te wageu
Dan in het zagte minne-veld.
Dus fprakze: maar een luchter luim
Van 't alvermogend Minne-telen
Woeg al dees wysheid op een pluim.
En quam'er tegen aan krakeelen j
En fprak, ο dapp're Staats-voogdes
'k Erken de nutheid van uw' lesj
Aiaar voor befneeude e« gryze haren;
poch dien ik noo myn Bruigom vergi
^les brengze, daar ze nut kan baren
In'tRaads-flotby den Vyverberg,
Gy vreeft voor oorlog en gevaar;
^00 dient men dan den muuir te mannen:
En boet men niet van ji
Ue breuk, die forfle Ryk. .
y ryten in het ingewand,
^00 houd de Staat eerlang geen ftand:
t» hoe zich Helden moeten wagen
^P zee, te land, en in den raad,
aar tot jaar
CS'tirannen
,ρζ Β R υ I L ο F τ D I C li T E N.
Dat weet gy j dies ik zorg moet dragen
Tot ftuc en welftand van den Staar.
En leit de Maas van ys beknelt.
Dat 's pas een baan van weinig uuren.
Om van den Briel tot Hartigsveld
De ysilede af en aan te fturen ;
Terwvle fchiet de minnelonk
Van Vrou JOHANNA vonk op vonk
In 's Minnaars boezem: hoe bevrozen,
Hoe kil van ys, dan alles leit.
Gewis, ik wed, het fneeuwt'er rozen
In 's Minnaars zin en zinlykheid.
Door prangen word dat vier getergt ,
De kotide dryft dien brand na binnen,
Al waar z'er kracht het uiterft vergt.
Dat daar «^een winter op kan winnen:
Ja zelf ae krachtige Natuur
Verfpreid alom haar edel vuur;
Want d'ysbyt naaulyks opgebroken,
In 't felfte van den wintertyd.
Zal zelf gelyk een oven roken ,
Door 't vuur verborgen in de byt.
Al giet dan Een op zyn gefchut,
* NIÉT MINDER DAN DE Τ'ΖΛΑΜΟΕ-'
A^OEGDEN:
Door aanteelt word dien dwang geilut:
Ook is hy geen zoo quaad genoegde
Als zich die fpreuk in 't eerft geilet;
* IK DREIG DE T'ZAAMGEVOEGDEN
NIET.
Dus tuigt hy met de zelve woorden: ,
* jfUNms NON MINOR,
IBiJlOFTDiCHTEN. J93
't Zy dit den Echt ten jxoede gaat.
Of dat dees zinfpreuk toebehoorde
De t'zaamgèvoegden van den Staat.
Nu Echt-verbondene vaar dan voort,
Hy dreigt u niet; nu Staats-genooten
Hy fpreekt geen onvertogen woord ,
Waar aan gy u met recht kunt ftooten j
Of meent hy 't anders, *t word dan tyd,
Eer 't woeil geweld uw krachten ily£>
Nakomelingen aan te queken
üie pal (taan; en die eed'len aart
Komt allerkenlykft uit te fteken
Als bloed der Braven famenpaart.
Vmde Eerwaardige, en Godvruchtige Ecbtgemoten
EN
^evefligt in den Br iel, op den l6 Maart 1670.
'^O Pi'eekwoörd zeit (en 't heeft zyn reden,
d'ündcrvinding leerde 't η j)
13at men 't y/er dient te fmeden
Als het heet is; hard, noch fprü,
Niet weerbarilig, koud, en killig,
Schel van klank uit zyn natuur;
Maar tot alle werk gewillig
En geboogzaam door het vuiïr;
G' hebt, o Bruigom , dit getroiien
Aan uw' waarde Wederpaar,
Dies 'er ftof is , om te ftoifen
Van geluk, voor ll^-êii Haar :
'k Zeg voor Ü, die reeds aan 't dutten
Door 't verlies in d'Echt geleen ,
Thans uw' Huis ziet onderftutten,
üat het pal ftaat als voorheen:
'k Zeg voor Haar; die onbedreven
In het geen een man vermag,
't Zy in raad en moed te geven,
't Zy in trooil, en leeds-beklag,
't Zy in vriied'lyk t' famendragen
Van het veederlei geval,
Dit, in 't klimmen van haar dagen.
Nu met vrucht bevinden zal:
Als uw' wysheid en uw' reden,
Als uw' minlyk onderftand,
' Haar van zelfs zal tegentreden ,
Haar zal bieden hart en hand.
Wat 's de reden, dat die fierheid,
En die hoog gedragen moed,
Ovèr ftag en over ftier leit,
Anders, als de tegenfpoed ?
"Welk u als twee fchoppelingen ,
Ikide buiten boord gezet,
Aan elkand'ren leert volbringen
• 't Recht der Koningklyke Wet 5
Die der vryheid Av^ord geheten ,
En ook waarlyk worden doet
van 't binden van 't geweten ,
BRUILOFTDICHTE Ν. 19?
Dat een ftrik is op 't gemoed:
Laat dan andre binden , fluiten,
Laatze bannen , ilout en trots,
Buiten Gods gemeente; en buiten
't Voorbeeld en de Woorden Godi :
Dit leert u uw' heil te zoeken,
Daar 't, naaftGod, te vinden is,
In te zeeg'nen ais zy vloeken,
In uw' ziels getuigenis ,
En in't minlyk faiiien-paren,
Tot elkanders heul en trooft: '
God wil dezen band bewaren 1
En u zeeg'nen in uw krodft!
En u kind'ren voort doen teelen,
Niet door vleifch'lyke geboof^,
('t Geen uw jaaren mogt verveelen)
Maar uit Godlyk zaad , Gods Woord,
Door uw voorbeeld in 't byzonder,
Dat, gelyk een baak by nacht,
U ten roem, mag lichten ,ionder
Een verdraait en krom geflagt:
Dit is, wei-vereende menfchen ,
't Heil, en 't goed, dat wy u wenfchen.
Ν %
Opgezongen ter Bruilofte van den Hr. >
-s
Advokaat voor den Ed. Hove van Holland, ^·
EN MEJUFFROÜ
op den----vm WtntermAand
Remde zaken ! wond're dingen!
Zou m'er tot een geur van 't werk,
Niet van preken, of van zingen,
By de buurt, of in de KERK?
l)at een Meisje , dat een Knechje,
Dat een welgevallig Paar
Vatten 't avontuur by 't vlechje.
En zich ftreng'len-aan elkaar,
En zoo vaft te zamen binden,
En verkoppelen aan een ,
Dat men kan geen flipënd vinden,
Eer de knoop zich ilyt'in tween.
Maar 't is HEEMSKERK moetje weten,
Die zich lang in d'oefTening
Van de Boeken heeft gefleten ,
Tot rechtmatig Rcchts-gedingj
En, ervaren in de Rechten, - Wasi't
Waagt Hy 't , .dat Hy (dat is ilout!)
Om zyn hoofdtwïll te beflechten ,
Met een 's KONINGS-Dochter trouwt :
Is 't niet waardig, magmen vragen,
Datter Walch'ren en den Haag
Met verwond'ring van géwagen ?
Want dit beurt niet aiie daag.
Dat's wat anders! jeem'ny JOOSJE!
Heer, hoe ben je nu verguit!
Is het daarom, nu u 't Roosje
Toelonkt, dat uw baard zoo krult ?
Dat 's een wonder onzer dagen,
^ Maar het gaat fchier op de Avys
Van den Groot Vifier verflagen:
En nu eifcht men keur van fpysi
En nu dient men Hof-banketten,
Want dit leiter in 't befluit,
Op den Bruilofts-difch tè zetten,
^ Voor de Koningklyke liruid.
Tifta touwtje , 't ouwe deuntje ,
_'t Zoete lieve Nieuwe jaar:
Over-oud-Meuy, iMeutje Pleuntje
Heugt het noch hoe Grootevaar
Van zyn Over-over-Besje
"Wifr te zeggen, dat „ze toen
A-ls de mesjes in een nesje,
. hun eijertjes-te broen,
Wiften by mekaar te raken ,
En ze waren wel te vreen ,
Om wat mannetjes te maken,
, En wat wyfjes, onder een:
t Was dan zoo, en 't zal zoo wezen,
Nademaal 't zoo wezen moetj
selyk nien 't dee voordezen,
•Ween ik dat men 'r nog zoo doet:
L
-ocr page 205-Zoumen dan verzinnen moeten
Nieuwe faus op d'oude kofl: ?
l)ie niet zoo zyn luft kan boeten,
Had het nutter nooit begoft:
Weet niet anders ree te maken j
Neen Heer JUSTÜS van HEEMSKERK,
't Mag u walgen , 't mag u fmaken,
'k Heb geen handling meer van 't werk·
Eer Heemskerk 'k heb u dan hicr'tlJrui-
lofsliedgefchreven,
Zoo 't niet den eifch voldoet, dat moet
men my vergeven;
tls afgeileteftof, en omzeeen nieuw fatfoen
Te geven , diend'er wel een ander fchnmpeljoei:}
Daar ik geen kans toe ziej voor die'tmy weettc
wyzen ,
Ik ftel my leerzaam aan: Den Bruidegom tcpry-
zen
Des Bruids bevalligheid te melden met veel lof,
Is d'oude Tralikantaan d'afgeflete fto.f,
En zweemt na vleierv , een walg der ruftig' ooren,
Dielièffthaar eigen lof, fchoon wel verdisnt,
niet hooren,
Weshalven dacht my dit niet voegzaam voor die
Twee,
Wier byzyn brengt van zelfs haar roem en waarde
me:
Te weiden in een beemd en Paradys van weelde
Gelyk men meeften tyd het Huw'lykszoec verbeel-
de ,
ïsjeugdelyke drift; doch daar ik tegen zet
Den al volmaakten lof van 't onbevlekte Bed,
Die alle welftandhoud, en welluilinbeiloten^
BRUILOFTDICHTEN. 199
Dit weert verkeerde drift , en queekt oprech
Loten,
'tGeen onverbrekelyk in't welgevoegde Paar
Terbindde zielen met den Echtftrik aan elkaar,
Ilcwenfch, Heer Heemskerk, danU, met uw
Welbeminden ,
Uw' Anna 's Konings Kind, hier zoo veel heils te
vinden,
Als g'uit veel duizenden van wenfchen, die men
fpeurt
In Bruiloftsi-blaan gezaait, u zei ven wenfch'lykil
keurt j
En zoo gy zelf, zoo zulks u kori gelukkig maken,
Mocht dwalen in de keur der wenfchelyke zaken
1 t Zal beft zyn dat men by den wenfch eens Heidens
blyf,
Dat's een gezonde Ziel in 't welgeftelde Lyf.
N4
LYK-
-ocr page 207-'irsip
<
,1
-ocr page 208-—...W......UH
K-
L
,Λ .
■rrn .-,ί^ίι.,.^
L γ κ D 1 C Η Τ Ε Ν. 203
Voor den HEER
By hem zelf in 't Latyn geflelt, op z,yn Ed.
γόβΰ verjaaren ^ en op zjyn Ed.
hegetren dns vertaalt.
Iet mynen Ouder, niet de veelheid
myner jaaren,
Maar och ! de fnoode tyd gedydt
my tot bezwaaren,
Die meer dan zevenmaal liep lüruis-
____________ ling d'eigen baan j
En nu het laatfte jaar der levens in zal gaan,
Der Zevens elf op een ; gelyk my des komt manen
Der dagen eerfte op elf, die d'ingang plag tebanen
hl 't weer vernieuwde jaar: En ο 1 myn levens-
j ilond, .
t Waa r moog'lyk veer genoeg zoo hier de mylpaal
ilond,
Waar, over meenigwerk (desmoet menmyver-
fchoonen)
De laatfte fchaaf gegaan 5 of had ik uwe kroonen,
Wydheerfchende Filip , geregen aan het fnoer
iJer Graven , ryk van roem, Avien Holland hulde
zwoer j
*Jaar menig ftuk gefchrifts, nu aaneen kant ge-
fmeten,
Van
-ocr page 211-ιοφ L γ κ D I G Β τ Ε Ν.
Van kladden overvloeit, van ftrepen is doorreten.
Waar uit,in vollen glans, en fchooner dan het plag.
Het Graaf lykgoud eerlangzouw komen aan don
dag:
De Waarheid was, en blyft,my waard, de Zang-
godinnen
En kan ik, blind bykans, niet laten te beminnen:
MaarjBoeken, vaar nu wel j meer nut, meer heil-
zaam is,
Van Chriilus, mynen Heer, de ffrond-gedachtenis
Volernft, en aandacht; want dit kan de dag doen
hopen,
Terwyle nacht, en dood, verilinding zonder open.
Voor 'tanderoverblyft: Wat heblkmenigwerf,
De zonde, in mynen tyd, zien lopen uit de kerf,
En geneofkleenevly taan wenden om te boeten ;
Zoo dat het Gode zal, om hoog, verdrieten moe-
ten :
Maar d'Oorlog , dat gedrocht, is eens geraakt
aan band,
In Neerland , en in 'c eind de Vree gebracht in
ftandj
Maar mits men 't leven ziet verwendt op roove-
ryen,
Op liften, op geweld, zoo dat m'in dezetyen
Op rooven aaft, zoo krygt by my van nu voortaan
Het leven zyn verlofj en mag de weg wel gaan,
Dewegvanallevleefch: opdat hyeenmaalrufte
In Vrede, daarhyleit, dien ruft en vrede lufteï
Die niemand hard en vielj gelyk liy zulks verwacht
Dat dus hier d'aarde val zyn dor gebeente zacht.
ROVW'
-ocr page 212-L γ κ D I C Η τ Ε Ν. iöj
Ondflen Zone van den HeereW. NIEVPOORT^
Raad en Pl-oedfcioaf der Stad Schiedam,
Abitulit aü-a dies, & flinere mei-fit acerba.
^ I U)en 't Roomfche Kapitool, met Koningk-
I lyke pracht
i Van Zeven Koningen Avas in zyn bouw
volbracht,
Quam noch aan 't heerlyk werk de laatfte hand
r'ontbreeken j
d'lnv/yding van 't Getticht: hetuurglas was ver-
ilreken
Van 't Konhigklyk gezag , dat hollende uit de
kerf
Zich in zyn dartelheid inbrokte ten verderf;
En uit den troon gefchopt, liet aan de betre ty-
den
^er V R γ Η ΕID het geluk, om 't Praalftuk in te
wyden:
Wsar toe Horatius, met zynen amptgenoot
Valerius, om ilryd, elk zynen dicnit erbood;
J-llv Burgemeeiler, elk gezind , op'twelbehagen
l^es Raads en Roomfchen Volks, dees heeriyk-
heid te dragen:
io6 L Υ Κ D Τ C Η Τ Ε Ν.
Gelyk het lot hier toe Horatius verkieft:
Waar op Valerius, die zulk een kans verlieft,
( Van bitfe nyd in 'c hert belgzuchtig aangefte-
ken)
Vafl: omziet hoe hy beft die ilaci zal verbreken,
Dies maakt hy dit'gerucht, op 't midden van de
fee ft,
(Na dat Horatius met hoogverheven geell:
fsu toetradi) ο gy moogt de staci niet
bekleeden,
uw huis dat is besmet, uw' zoon is
overleden!
Maar die Kloekmoedige, niet eens van zulkeii
ilag
Ontzet, volvoert het werk zoo heerlyk als hy
mag.
Na dat hy nu de hand had aan de poft geflagcn,
En zeit , het iseenlyk, menmaghet
buiten dragen.
Standvaftig , onverfaagd , en manlyk ftond de
Ziel
Des grootcn Amptenaars, in 't geen haar over-
viel.
Maar Gy , ο vader, die op d'uitvaart zyt
getreden,
Van uwen braven Zoon, dien ruchtb'ren Uver-
leden,
Wie of uw' harten wee, en diepgedrongen rouw,
Deze onbeweeg'lykheid , eij ftrafiicid, vergen
zouw 1 /
Het nozende gemoed moet ook zyn troolt ge-
beuren j
Wie zulk een Parel mift heeft reden om te treu-
ren ;
Gelyk gy ziet, helaas ! in zulk een dapp'ren Zoon,
-ocr page 214-L y κ D I C Ή τ Ε Ν. ao7
Ontydig afgerukt die Parel van uw' Kroon;
Niet gy van d'uwe alleen , maar Zeven Vrye
Staaten
Gevoelen haare Kroon van zulk een glans verla-
ten;
Waar aan die Jongeling verilrekte een fcHoon
cieraad,
Gelyk een Parel, die parmant en cierlyk Haat
üpéen laurierenblad: maar wil men 't recht be-
vroeden ,
De Paarlen rollen meeft als tranen , uit hun hoe-
den.
Wat is ht t menfch'lyk lot een wiflelvallig ding I
Die dapp're Jongeling , die onlangs hene ging,
Hn offerde aan de hand van Ruyter zyne
Veder ,
En zette het Staats-belaug op wyze tonen neder;
Die 't gapende gevaar dat zoo verfchrik'lyk ftond,
Met onverfchrokken moed zag ruüig in den
mond,
En in die hagelbuy van kogelen en looden,
Die't overdek bevloert, en overdekt met doo-
ien j
Zich even manlyk hiel ί die't donderend gedruis
Van '£ zwangere metaal, de blixems van 'c har-
puis,
fchitt'ren voor het oog,'liet klaat'ren bm
zyn ooren,, ' ^ .
^nicheen geen vlam te zien, noch geen gedruis
te hooren, ; ν
yie alles ongeraakt en ongequetft aanfchouwd',
En met zyn wyze mond dat groot beflag ont-
vouwd'
't midden van den Raad der Vad'ren, daar
zy zaten,
Kand^
-ocr page 215-loS t Y κ D I C Η τ Ε iN.
Handhavende het bewind der Zeven vrye Staten
Wanneer zy luiftcrden na 't lief'lyk onderhoud'
Van zyne tong, gedoopt in honigraat, en zout;
Die dapp're Jongeling (ik moet myn reden flui- !
ten, ;
Λ1 wil, al kan de tong dat bitt're woord niet ·
uiten) >
Leit van een ftiïle koorts, geen woedende ge-
weld
Van 't oorlogs- zee-gevaar, verwonnen, en ge-
vetd.
Die Vorfc, die andermaal (ik moet het verder ί
melden;
Op dat hun glori volg deze onverfchrokken' ;
helden:)
In 't midden van dien gloed , als ineen Etna
ftond,
Wanneer de Ruyter zich alom becingelt
vond,
Niet van het dol gebas van SchiUaas waterhoa^
den,
Maar van dien Cerberus, ëien gouden droes van
Londen,
Met al zyn doggen, en moloflen, en'tgeblal
Dat in den afgrond zelf een hollen weergilni gaf,
Tot dat dus afgekeert z' al jankend'^hene dro-
pen;
Hoewel zelf Michael toen naulyics vond een o-
pen.
Vermits hy reddeloos hier dreef op Godsgena,
En'svyandsongena; dieBorft, diewelreita
V Zyn wysheidbragt te berde, in'tnad'ren van dien
brander,
En in dien hoogen nood bedacht gezwind, en
fchrander,
L y κ D 1 C Η τ Ε Ν. αο?
WiP
Diehelfche Waterflang, en Vierilang, met een
boot
Tekeeren, daarhyzelf, ten doel van kruiden
loot
Zich in begaf, alwaar geen bor ft weer hem bedek-
te;
Endien geen druppel bloeds uit al zyn aad'ren
lekte;
Die zelve legt, helaas! nuop het zagtebed,
Verwonnen van de dood , en zonder ilag verplet.
0 Willem , eed'le Spruit van Nieupoort, welk
een fmerte
Slaat uv/e Moeder Had, 't bedrukt Schiedam, om
't herte:
Ferftzagz'haar Voefterling, Held ATaximiliaan ,
In zulk een zee van bloed be'klaachlyk ondergaan ,
ïsu ziet z' u uitgebluft in zulk een zeé van tra-
nen 5
Zy treurt op 't ruchtbaar Lyk met al haar onderda-
nen ;
^y zugt, om dat die mond, die zoo veel Talen
iprak, *
Voor haar gefloten blyft; zy vreeft alree den krak
l^ic dus haar Achtbaarheid kan treffen, Aven ver-
fteken
van zulk een Raadsheer, dieintyd en wyl zouw
ipreken
\ oor 's Stads- en Staats-gezag, zy zulk een luiiler
mift;
l^aar zy die gaven ziet, gezonken in zyn kift;
^ ennitsdiejonrreling, ontydigloverrompelt,
^eitineen wrange dood, en uitvaart neergedora-
pelt.
Aiaar Gy, ο vader, die de mond vaii't hoog
Gezao:
zio L γ κ D I C Η τ Ε Ν,
Der Staten hebt verftrekt, u voege geen be-
klag
Dat uwe wysheid of ftantvaftigheid ontluifiert.
Dat uwe deftigheid benevelt, of verdnillert: '
God die het al beftuurt, die opheft, die ver-
drukt ,
Die gryzehairen maait, of jonge bloemen plukt,
Weet beft waarom, en hoe 5 wat valt'er dan ce
klagen ?
Zyn wil bepaal uw' wil, en help uw' droefheid
dragen:
U voege rechtevoort te vatten aan de poft
Van 's Vryheidshoofd-gebouw, dat Averkftuk is
begoft,
Niet uitgevoert U voegt, 't geen gene Konings
tydcn
Kon beuren , op het fchoonft' dien Tempel in te
wyden,
En moedig, ongekreukt, enmanlyk, uwe hand
Te leenen tot dat werk, ten dienft van 't Vader-
land j
Niet deizende, of ontzet voor 't roepen zonder
reden
Van die zoo garen hier een dapp'ren aanval dee-
den,
Om dit naamhaftig werk te ftutteninzyn vaart"
Zoo blyve uw Huis voortaan van allen ramp tC"
waart!
Zoo moet uw' ouderdom, zoo moet den Staac
bekroonen,
Een nieuwe hoop, gefchept uit al uw' and re
Zonen.
1
Ε LIEFDE , dic'voor 't Recht van'tvrye
Vaderland
Zich pal zet, kent geen vrees ; houd onbezwe-
ken iland j
Helpt vier-ën-twintigmaal den ftryd ter zee
beftieren j
En doet zich in de dood noch kroonen met
laurieren:
, van 's Zeevoogds deugd, en braaf
beleid bewuft,
dit, uit liefde, op 't graf, daar Held
de liefde ruft.
Overlede Huisvrouw van den Heer
Opd-Burgermeeftcr der Stad ROTTERDAM
00 fluit zich dan die zachte Mond,
Zoo luiken zich die lieiï'Iyk' Oogen,
Op 'thoogfte van den JViorgenfiond,
Of toen de dag begon te hoogen j
Van uwe dierb're Bed-vriendin,
En ziet Gy, HEER, den band gebroken
Van uw' ziel-roerlyke Echt en Min ?
Moeil zulk een ftorm zoo vroeg beiloken
Die jonge bloem, in haren glans!
U w'herts-beminde Ζ O Ν Ν Ε Μ Α Ν S!
Helaas 1 wat is de Jeugd een lot
En eigenfchap van weinig uuren 1
Een eigendom van geen genot.
Als die geen ftand houd om te duuren:
Recht ils een }31oein, die , fris van verf.
Word onverwacht ter neer gcflagen >
't Zy dat een onbekent verderf
L γ κ D I G Η τ Ε Ν. αι?
ί
Den bol al ilytende af komt knagen ^
Of dat een wind daar over waait i
Diens fcberpe tocht haar nedermaait.
Om niet gezucht 1 gy zyt ze kwyt:
Doch niet om niet, of zonder reden,
Indien gy zucht en treurig zyt,
Om 't zwaar verlies by u geleden j
Zooveel haar minlyk' ommegang,
Haar liefF'lyk aart, en zagt genoegen.
Haar buigzaamheid van zin , belang,
Om zich naar uwen zin te voegen:
Doch zulk gezucht e» quel-verdriet,
Ziet op ons zelve, en verder niet.
Ziet op ons zelve: en noch met fmert,
^Als't geen de Roos ons ftelt voor d'oogen^
i^n diep de doornen drukt in 't hert:
^ Nu laat ons waarlyk mededoogen,
tGeen wys en erniüg, redeneer,
En zich zyn ramp te nut kan maken ,
^ens hebben met ons zelve; ο leer.
Heer GAAL , uit allen ftand van zaken
Ie trekken heilzaam artfeny, ^ ^
uied'eed''ie ziel te nut gedy. _ ;; ^ ; ,
Hier toe vertoont u haare jeugd,
In d'eerfte en frifte bloem des levens,
Als in een fpiegel van de deugd ,
, Iet groots, iet heerlyks, en verhevens,
> m ha-ar voorbeeld voorgeilelt,
Uw hert en zinnen moet bewegen ,
lang 't gedachte niet verfmelt
IV L byzyn is genegen :
ijics blaas die luft tot uw' Vriendin
^ iQutre Deugd en Godsvrucht in.
Want overdenkt g' haar need'dgheid,
Haar kleinheid in haar eigen oogen;
Straks word gy van haar Beeld gevleit,
Dat , van alle opzet afgetogen ,
Om hooge dingen na te ftaan.
Zich in geringheid kon vermaken,
En , met geen grootsheid aangedaan,
Een afkeer had van hooge zaken:
Dit drukt U, met een zachten zin ,
Straks need righeid, en kleinheid in.
Λ^erlies van Midd'len, Staat en Eer,
(Als 't haar geen eer in God vermindert)
Woeg by haar lichter als een veer;
Als 't geenze voelt dat niet en hindert,
Maar myden leert, om mind'ren laft,
't Gevaar, zoo dicht rondom gelegenj
Hoe minder in de door'nen vaft,
Hoe meerder fpoed op 's hemels wegen:
Dit moedigt, om dezelve baan., -
Geruft en vrolyk in te gaan.
Gelatenheid in Gods beftuur.
En lydzaamheid ontrent haar qualen,
Gedoogt de flyting der Natuur
Met niet op 't hert te laten dalen
Iets dat haar ruft beroeren kan;
Of toontze een trek , en teed're neiging,
't Is uit ontroering tot haar man,
Niet voor de dood, of hare dreiging:
Kloekmoedige, wien leert gy niet
Stantvaftig zyn in zyn verdriet!
Wat wierd haar diepe Ootmoedigheid
Bedauwt met d'ee^ie geur der tranen,
L γ κ D I C Η τ Ε Ν. αι^
Die ζ' uit een ziel-beweging fchreit,
Om 't pad in ernft tot God te banen ί
Sn d'onverfiauwende onderftand
Der fterk-aanhoudende gebeden,
IVaar met ze ftreed om d'overhand,
Stort, om haar flappen na te treden ,
Een brandende yver in't gemoed
Dat zich met zulk een denkbeeld voed.
Met welk een herts-gebrokenheid
Gemoet z' in 't lezen deze woorden,
kWil luifl'ren wat de Heer my zeit;
En dus, 't geen d'ooren nooit en hoorden ,
f Ceen 't herte nooit be'grypen kon ,
Geen fterft'lyk' oogen nooit en zagen,
bevoelt z' een voorfmaak, uit die Bron
Der volheid Gods, haar voorgedragen :
Wet welk een blydfchap, welk een vreugd,
Laat dit haar Geeft in God verheugt 1
^ie met haar laatile Lofgeluid
Van Heilig, Heilig, Heilig Heere,
Dlaail zagt en liefF'lyk d'adera uit j
't Zy wie die "Wysheid niet waardeere,
uit een herflen-dwepery
per redekaav'lende ijedachten,
^'it d'ydle fchyn-filofofy,
Uien grond der vaftheid niet wil achten,
^y hoopt, geruft en welgemoed,
^P 't eeuwig onvergangklyk goed.
fchat wierd in zoo broozen vat,
Met omzicht en beleid, gedragen;
"Od breekt het vat, en bergt den fchat,
Wie wil zich dat verlies beklagen ?
04
-ocr page 223-%i6 L Υ Κ D I C Η Τ Ε Ν.
Die zorg, cn lafl:, en arrebeid,
Haar vrygekent, en afgenomen,
En zy gefte t in veiligheid
In 'c Riift-vertrek van alle vromen ,
Genier een leven, dat , gewis,
In God verborgen, dierbaar is.
Wat reden dan, kloekmoedig HEER,
Orn hier geen grond van trooft te vinden ?
Of wat belang van treuren meer ?
ΛΊαη, Kincfren, Broeder, Zwager, Vrinden, |
Laat dus die blyde en friile Roos
Steeds voor u ftaan in haar betrachting, \
En 'tgeefc u geen begeerte altoos, ^
Maar walging, afkeer en verachting,1 |
(Bewaiart gy haar gedachtenis ,) I
Tot alles wat vergangk'lyk is.
LYK-
-ocr page 224-[Meermaals van my EUZEBIA genoemt.]
Overleden den 50 van Herfflmaand 1652.' r
Oo zyt gy dan gevallen van nw fteeU)
En eer men 't weet, helaas!
EUZEBIA, gedyd uw fterilyk deel
Den knaager tot een aas !
Ei'kennen wy 't voor ramp, en ongeval.
Voor ftof van pyη en klacht?
Of vind de plicht 't geen haar bepalen zal
Door zediger gedacht' ?
Hoewel met fmert die noodwet der Natuur,
De dood, haar werk voldoet,
Zy voert den Ceeft , een vonk van 't Godlyk vuur ,
Haar oorfpronk te gemoet:
^ie groote Geeft, die God-begaafde Ziel,
Ui^ns neiging, eens van aart,
cOQ vaak de myn' met voedzel onderhiel,
%i8 L Υ Κ D I C Η Τ Ε Ν.
Terwylze henevaart.
Verplicht my noch, dat ik met myn gedacht,
Zoo veer het reiken kan.
Haar zegepraal eerbiedig neem in acht ,
En uitvoer opwaards an :
De Wysheid , hier met arbeid uitgevorfcht /
Verkregen iluks-gewys,
Bevind zy daar van alle fchil ontfchorfcht,
En in zich zeiven wys:
Al wouwze zich van allen lail ontflaan ,
En leed'gen hier om laag,
Dat konze niet dan boven zon en maan j
Daar gruwlvke oorlogs-vlaag.
Noch moordgefchrei haar ^aandacht houd bezet,
Noch zaal'ge ruft verfteurtj
Dien 't daar zich zelf te fpieg'len rein én net
In 't al-volmaakt gebeurt:
Al wouw zy fom hier daalen in zich zelf.
Den aanhang, veel te fterk,
(Ik zwyge noch van 's lichaams brofch gewelf}
Weerhiel den eifch van 't werk:
Aan 't nietig deel, 't gefchep van ftof en aard,
Gedenkt zy daar , en Avat
Des waardig maak, dat het ter hooger waard,
Dien ongemeten fchat
Dat wezentlyk vereen'gen met zyn God,
In 't eeuwig zonder end,
Kan ilvgen; kan behalen zulk een lot:
Niet iet op aard bekent j
Niet iet dat om , of aan die ftoiFe is, ach !
Als uit zich zelve; maaf
De byftand , de genaade is, die 't vermag,
En hulp verleent van daar j
Die zich zoo groot, en ongemeten toont,
En zelf zich toedient, en p^j ^
L γ κ D I C Η τ Ε Ν.
Niet laat een kroes koud waters onbcloont:
Terwyl al watze ken ,
Al watze doet, deez' nietig aardfche ftof,
Niet ftrekt een beker vol
Koud waters: dit doet daar de Geeft den lof,~
üaar^hier het hert van zwol,
By 'theilig heir der Serafyns, om hoog,
Uitjuichen zonder end,
In vreugde, nooit van hert, of oor, of oog
Begrepen, noch gekent:
En fchoon men hier den naam van ENGELSCH
draag,
Of dat men van dien aart
Λ1 iets ontleen; daar krygtmen d'eigenvaag.
En blyfc 'er me gepaart.
Waar ben ik heen! ik ftyg, EUZEBIA,
Met uwen Geeft zoo ver
In 't heilig Hof, dat ik hier d'aard, en, j'a.
Zelf d'alderhooglle fter
Beneden my Avel diep gezonken zie;
Aiaar d'aardklont, die zyn groey
Uit d'aarde trekt, noch vaft aan d'aard, 0 die
Verftrekt my tot myn boey:
ïk Ml dan hier, uit een beweegt gemoed.
Uw' lichaam daar het leit
Befprengen met een zuiv're tranenvloed,
En vreede in eeuwigheid
Toewenfchen, tot de groote Veld-bazuin,
^ Op't Engelen-juich-gefchrei,
"et wekke, en roepe, en met verjeugden kruin
Zyn Geeft weer toe gelei:
Kuft, Vrome, ruft, leg al uw' laften af!
zegen Gods bedauw' uw' zalig graf.
' BY-
-ocr page 227-, !
•WF^iVÏ^'Wf.i.'Tnfi'^·.?^
;
, η·
- .. < ηϊ'·:
-ocr page 228-Υ-
-ocr page 229-'JtikiiMMm&ÉiÊ^AL·
-ocr page 230-OP HET
VAN
\Tat clecus Aonidum , patria dectts Ur-
bis, ERASMUS,
Ut cum Imtde Viri crefcat & Urhh
bonos.
Qiiidfifipet attonitus vivos ïn tmagine
—^«„««.^ 'vultus
^ Advena ? quin Charitum maxima dona videt:
l'acts amor, Vietatis bonos, Mens cntbea, Morum
htegritas, Do^ium boe perpoliëre Caput.
Itvivum ajpicias, quemftf/prcis, Hojpes ERASMUM,
fiuc fides, é?- vivitm Jic inodo cerne Virum»
Aiiribus infultet petulanti Roma Batavis
^-mgua, quam dudum fquallor & horror habmti
^<'mrmam banc, rigidas mtdcendo leniter aures,
^^φίηϊί cultis Lingita BatavA Jmii, ^
Ε Ε
Us beeldt het Eerenbeeld den Held na
't leven af,
Die zyn Geboorte-Stad een naam ont-
leende > en gaf:
Wat ftaart de Reisgenoot verwondert op die
wezen ?
De Godsvrucht , Vredezucht, een Ziel ran
eed'le glans,
En 'c Licht der Talen , doen in 't hoog geftei
des Mans
De Gunftgefchenken der Bevalligheden lezen.
Anders.
's Geleerdheids roem , en pronk 5 en praal van
deze Stad;
ERASMUS , uit wiens lof de Stad haar v/eer-
fchyn vat,
Herftelde, in zynen tyd, hetAvoeft verval der
Talen:
Laat Roomens fchamp're tong op Hollandfche
ooren fmaien,
Als boerfch , en onbefchaaft j dit Hollandfch
Licht alleen
Heeft haar ontaarde tong, cn clks gehoor he-
in een.
LNi
/>[7i de dit Vrhs nomen, qnique ürhi nomen ERAS-
C MUS,
Hic ürhis patria munere in are niteti
Sic qui Roma deciis veteris tibi reddidit avi.
Inde avi veteris naBus & ipfe decus.
J'im quicumque voles aures iilude Batavas 5
Hoe Batavus Batavo vindice tutus erit*
O i>
Es Hemels Wonder-gaaf, en toever-
trouwde Pand,
Beftond in louter Geeft , en Wysheid ,-:·^ \
en Verftand ί
^^at maalt de Konft vergeefs op 'c geen > dat,
onverrichtbaar
aaóBYSCHRIFTEN.
Noit BRANDT verbeelden kan ? dat Voorwerp
is niet zichtbaar:
Doch fchoon die Zonne zonk, de liefde blyfc
zoo groot
Dat fe ook zyn ichaduw mint, en doodverft nl
de dood.
A.l
O Ρ
>Inos qui reges uno ter vicit in anno;
' Lihera qui pelago tutaque jura dedit,
Qjti Batavmn medïts terram fervavit in untin'i
Qui demmn in vi&o laudis amore perit,
Exuvtasboc RUTERUSβώ marmore, &ingens,
Heu ! defiderinm pars imitanda fui.
O Ρ
Ε Leeuw van Nederland , i"
fchild gevaren , ρ
Getoont in tegenweer, in'tveld, en ν
de baren ,
Ontleent dees eigenfchap van Alexanders eej^^·
-ocr page 234-üat daizend pennen luft den Nederlandfchen
Leeuw,
In zyii grootmoedigheid , te fchiid'ren op hun
.blaren
'tGeen and're flaauw van trek, en and're fchoon-
der klaren ;
Maar niemand zoo beroemt, voor Hollander en
Zeeuw,
Waar in hun glori zien de Nazaat, Wees en
Weeuw, .
Van meenig Heldenaart, als 't Hoofd der Duit-
fche Schryvers.
Dit 's NIEUPOORTS brave Zoon , die
als de mond der Staten ,
In Ruiters heldendienft de proef heeft na-
y gelaten
3n moed , vernuft en deugd , op 't nypen van
τ den nood'; ' '
"'Pyt van 't helfch geweld: dies leeft hy na de
dood.
■ ?
-ocr page 235-1x8 Β γ S C Η R 1 F T^E Ν.
OP DE
Et Beeld van Held DE LIEFDE (al I(ori=
't de Konft gelukken) ;
Gedoogt in 't wezen niet dien zeefchril uit
te drukken.
Die 's vyands herten trof met doodfciml ,
daar men ftree ;
Zyn Naam en aart, verliet die ilrafheid, niec
de zee:
Zich zelf bedwingen , 't volk met zagt gezag te
buigen,
Den lafter met bewys van daden t'overtiiigen,
Is heerlyk Heldenwerk; 't welk, of hy zien
rerftond.
Dat vraag de Groote-Zee, Duins', Ciiattam,
en de Zont. I;
1^73- ' /
OP
-ocr page 236-BYSCHRIFTEN. azs>
O Ρ D Ε
'^Reed Vader, treed in 't licht, en laat uw
j fchaduw naj
X De fchaduw van uw* Beeld, doorlucht-;
^ fte VANDER AA,
Het voorwerp van de Nyd, gelyk s' u aan quam
randen,
Toen z' haare pylen fchoot, die g' affchutte op
. uw tanden >
^ieruftig, onverfaagt, onkreukbaar, onver-
moeit,
^P 't voetfpoor van de Deugd ter Eeren-tem^
pel fpocid';
Alwaar gy d' Eer, en Trouw, en Vryheidhcbt
ij, gevonden:
"'er wierden ze uitgejaagt, mishandelt, en ge?
fchonden.
■Ie Μ Ε Ρ Ρ Ε L niet en kent, en koomC
den Held t'aanfchouwen,
Ga heen na Gottenburg, Livorne, 't
oud Algier, '
Guineeiche of Franiche Kuftj of is't te wyd ΐ
van hier ? . ■
Britanje heefc zyn Beeld en zeefchrik befl ont- ^
houwen: ^
Daar als een kopre zuil , op hobbelenden
_ grond,
, Hy in het midden van een gloeijende Etna
ftond i
Die van geen blauwe vlag zich uit de lyk liet
lichten :
Laat wanken wie dat wil, hier flaat m' op eer
cn plichten. j
Een ilagpen van'metaal, om Ruiters zy te ücr^ ^
ken
Was MEPPEL, na de proef op Franfch en
Zweedfche Kuft,
En 't afgekaatft geweld der Moren j wie zyn ;
vlerken , i
Durft nadren, is niet wel van ZulkeenkracW
-ocr page 238-Waar van Britanje, noch beduizelt, kropt met
zuehten;
De fpyt in, toenze 't ia dien brand niet har-
den keft,
Wien 't zeezog valt te naau, hier weet men van
geen vluchten j
,Wie zyne poft verlaat, hy ftaat gelyk eeti
poft.
OPEEN
GLAS.
De proef van Buur- en Burgerwacht;
Waar van, in 'tFranfch geweld te keren,
Schoonhoven Rotterdam ter eeren
Getuigen moet5 met trouw volbracht, "
Word vrolyk op de proef herdacht
Van 't Franfch gewas, om d' oude zeereit
Te zalven: dat met een kan Iceren
^oit vaft te ftaan op eigen macht,
« « · · «
WAt Kramer zet hier weer de Schuif-
gordynen open
Om dus zyn pronileliiig ten dierile te verkoo-
pen
In Roomejis Poppekraam , daar glas en klater-
goud
De Kinders gaande maakt , en fimp'len bezig
houd
Die met het koftelykil' hen uit de hand te wrin-
gen ^
Van alle ftukkcn die oit in de Winkel hin-
gen ,
't Is , wat het wezen zal , voor dieze wel be-
ziet
In haar verholentheid , de Roomfche winkel
niet. ^ „
f Aan
-ocr page 240-Aan de opmerkende en wysheid4icvende Jongk-
Vrouwe
Waardige Dochter van den Eerwaardigen
en Hoog-achtbaren Η Ε Ε R Ε,
Wylen Gezant van haar Hoog Mog,
^üorluchte Jongkvrou, dien *t geen paden
Van Hofgebloemte, of groene laan.
Zoo zeer gelufte door te gaan,
^Is 't wand'len langs papicre-bladen j
Om, wat m' op zuiv're velden leeft,
j^it luft tot Wysheid na te fpeuren,
En zulke ftoffen uit te keuren
Die voedfel geven aan den geeft:
"oe wenfchte ik u nu voor te dragen /
Een zulke vrucht! daar ze aan gevat]
Zich met het donk're fchadublad
^er Oudheid dekt, dat opgeflagen,
Ρ 5 I>oor
-ocr page 241-]^oor eenig onverwacht gezicht
Het oog bekoort, en kan verrukken,
De hand verlokt, en noodt tot plukken ,
En zoo, niiflchien, vermaakt en fticht;
Doch 'k moet, ik moet die kracht wantrouwen,
Van 't hlad der Roomfche Mogentheid,
])aar d'Oudheid breede lomm'ren fpreidt.
Gevalt u echter dit t' ontvouwen,
En vindtg'er iet dat in die blaan,
IJ met genoegen kan vermaken;
Zoo zullen hier haar toppunt raken
' De wenfch, en 't oogwit, van
' OUDAAN.
Met
14.
1^74·
OP DE
"^E laatfte paal wierd ingeflagen
§ J Als d'eerfte jaar-maand dertien dagen
in 't jaar van een-en-tachtig telt,
Ka zeftien-honderd; dies we zagen
Werk vord'ren, toen de gronden lagen
i
' ■ ' ι
Met zulk een yver en geweld,
Dat d' eerfte dienft, in welbehagen ,
Op Nieuwe-jaars-dag voorgedragen,
Gods goedheid cn'genade meld. '
Onder de gezeegende Regering der Heeren Burger^
meefleretiy
PAULUS TIMMEP.S ,
DOMINIKUS ROOSMALE,
PIETER de MEY, en '
FRANKO du BÜIS.
Als Fahryk-Meefleren maren de Heet en
WILLEM 13. SCHEPERS, en
DIRK DANEN.
QEdachte-Merk van 't Metfel-werk,
Dat Jacob , dat Van-Harzeels hand
Lei d' Eerile fteen van d'Oofter-Kerk :
Lang blyf het fchoon Gefticht in iland!
God doe 't beftendig zyn, en fterk!
Geveiligt op geen grond van zand.
aLs
-ocr page 243-aLs sLaChtMaands drIeWerV'-zestë
LICht VersCheen,
m11 IaCob, zeg Van-har2eeL, d'eerstë
steen.
M. CCCC. LLLLL. WWV. IIIII. lóSo.
op raads-besLVIt , door eendraCht In
zIIn kraCht,
MoCht zICh bIt Werk aLhIer dVs zIen
VoLbraCht.
At CCCCC. LLL. WWV. IIIIIII.
BYSCHRIFTEN. ajji
O Ρ D Ε
SLuyt dit Vertrek met dubb'le deuren;
Geen Weetgier paft het, na te ipeuren
Wat Raads geheym hier omme gaat:
't Geen op goedvindend' welbehagen ,
Ofuitgevoert, of voorgedragen,
Bewyft de Wyfheid van den RAAD: ,j
Voor af verbiedt de Plicht den Leken
't Ontydig wel, fteeds, 't qualyk-fpreeken.'
l^e zorg der welftand van 't Regeren ,
Gekent in 't werk der BURGER-HEEREN,
Is 't lym der Liefde, geen 't Gemeen
Uit plicht en eerbied houd verbonden
Aan 't Staats-heil, ruftende op die gronden j
En vloeit hier 't minlyke overheen,
Dat 'sals een Balflem van verzachting.
Weert heym'lyk giiluft, en verachting,
OP
-ocr page 245-OUDE MANNEN-
lOt oiiderftand der zwakke jaaren,
Die nu hun voorraad t'ende waren ,
Is, op DE VOOGDS omzichtifibeid.
Dit Huis geftichti dat hier VERKAUt
En WASSENAAR hen kom te ftade
Met raad, met voorzorg , met beleid:
God wil hier toe zyn zegen geven !
De Liefd haar Gaven j die hier leven
Hun dankb're plicht: op zulk een bee
Heeft, tot een voegzaam welbehagen,
Hier dit Gedenk-fclirift opgedragen
ÜUDAAN: op zyn geboorte-ftee. ^y^'
w
Dienende tot d' OPDRAGT der
Ρ S Α L Μ Ε Ν,
Jlcir van Heeraartsheinge Ó'c.
ÏNdien 'er een verevening,
Die my verhoog', en u verneder', , ^
Gevonden ΛVord in eenig ding.
Heer BUSERO , dat 's in de Veder i
Die, hene zwevend' hier en gins,
Ons dus vcreenigt eenigfins:
Wint op de Veder opgeheven
Beflaat uw' Naam t' onmeet'lyk ruym;
En zoo de myne omher durft zweven ,
Dat's op het roeywerk van de Pluym;
En dan'verdwyntiiyt elks gedachten
't Verfchil van Staars-tmpt, en Gcflachten:
Want wie dan overweegt of nu,'
zal 't miffchien hier na waarderen,
Myn
-ocr page 247-Myn bezigheid, zoo ruyg, en ruw,
I3y 't zinnen·oefFenwerk van Heeren,
Die zich verftoutende inne dringt
In 'ε geen met Staats-zorg hen omringt >
Maar 't oordeel, datt'er word genomen,
Is 't geen zich veftigt op het Werk:
Hier hoeft een mind're niet te fchromen,
Wel onderleit maakt alles fterk j
Men ziet niet wie, maar 't word geprezen
Is 't goed i is 't quaad, als quaaci verwezen.
Hoe komt my hier 't behulp te pas
Der Koningklyke Harp-Gezangen !
't Gefchenk, 't geen onverfchoonlyk was,
Zal uit de ftof zyn glans ontfangen;
Daar 't hier i>le Heer gelyk doet ftaan
Van Heeraartsheinge, met
OUDAAN.
" · 'tKlflll
Aan
-ocr page 248-Β y S C Η R I F τ Ε Ν. z^t
Aan den HEER.
Burgermeefier der Stad Delft. ^
Oog-Achtbaar' Heer, neem Avelgevallig
aan
Dk Koningklyk , doch door inyn hand
gegaan
Gernig Gefchenk: Vereven, door uw'gunft,
't Geen aan de Stof verkort is door de Kunfti
Als wordend' op geen andren voet bellaan
iJan op de gunil van β l ε γ s w υ κ tot
O υ D Α Α Ν.
-^dvt. voor den Ed. Have van Vriefland,
tót Luuwerden.
Onder omilag, of pallering,
Niet tot opdracht, of vereering ,
--ί Maar tot diep' erkentenis
yan uw' gunftbe,wys , en achting;
i^uiten toeleg, of verwachting ,
Boven 't geen ze Avaardig is,
Haar betoont, en al voor dezen
Eer z' in wezen Avas, bewezen;
Komt myn halver drachtfe Vrucht,
Op haar zwakke en wank'le voeten.
Onverwacht U dus begroeten ,
In uw' vrye Vrieflche luclit,
Si r x μ α , voorbeeld aller Braven,
Die dOnnoof'len hand te haven
In hun onvermogentheid,
U tot roem en voordeel rekent;
Daar Gy krachtig, en welfprekend',
Haar elk fchuwb're zaak bepleit5
Vind Gy dan hoe ver beneden
D'achting uwer heufligheden 3
Hier haar kracht en waarde daalt,
Zoo voorfchik u tot haar Voorfpraakj
£n denk vry 'k heb zelf, als oorzaak,
't Werk my op den hals gehaalt:
Want, met tot haar lof te fpreken,
Nam ze moed om door te breken s
En ze houd oneind'lyk aan
Om haar onmacht te verdeed'gen,
Daar haar iemand mocht beleed'geni
Als een Ynncht van uw*
OuPAAN.
Aan
-ocr page 250-jldvt. voor den Ed. Hove van Holland.
' 'Tan 't, Heer pe hartog, u gelnilen
\ Dien drang en prang der bezigheid ,
. l^ie vaak Ü volgt mee onbefcheid,
Üeens t'ontflaan, om wat te ruften ;
'c 2y zich 't gezicht, of't oor verlicht,
Üoor Maatgezang, of Maatgedicht;
Zoo durv' ik met d'onfeilb're Biaad'ren ,
Waar in Gods Koning en Profeet
kracht van zynen"Geeft beftecdt,
J in 't gewoel dier onruft naad'ren ;
pm des t'ontheffen uw' gemoed
.# waar daor hy 't zyne do:t:
η Maar ach ! hoe ver moet hier bezAyylion
j^e kracht die my en elk ontfchiet!
. i^adienmen hier'geen houding ziet
*"'ezich by 't voorwerp kan gelyken;
['at, daar 't van goud en purper gloeic,
in Goddelyken luifter bloeit: ' ,
ι wie van alle, die 't beftonden ,
y 's Konings Geeft verevenaart,
3ünneer Hy in de hoogte vaart ?
"y nebben 't mede ons onderwonden :
' Ε Η Α R τ ο G , oordeel Gv ,
^.Waar 't welgepalt, waar 't qualyk zy:
' 2al zomwyle, durvl ik hopen ,
Q e
Ja
244- 13 Υ S C Η R I F Τ Ε Ν.
De toeftel der verandering
(Want die vermaakt in alle ding)
Uw' aandacht met genoegen nopen;
Om ook te zien hoe 't iaal', of ryf,
Daar ik 'c bewerk op myne wys:
En daar 't uw' achting mag ontvaüen
Hou myn geringheid dar te goe 5
En acht me vry, in 't geen ik doe,
De minili-bedrevenfte van allen;
Wyl 't aan de fcof vergolden word
Het geen 'er fchiet in 'konft te kort.
: plicht, en toegenegentheid,
Dit Werk, Me-Neef, Uopgedragen,
Laat om de keurftof U behagen ·.
£n dekken myn verlegentheid
Om d'anderzins geringe waarde j
'i -en waar uw' gunft den prys verzwaarde:
't Oprecht gemoed, waar uit ik 't fchryr,
l'uigt dat ik ben , gelyk ik blyf,
Utv^ E. toegenegen^ Neef en Dkviiar
Aan
-ocr page 252-Aan den HEER
Mynen Ouden , en zeer
OUdfte myner Tydgenooten
Daar myn kennis me beftond;
Eertyds uit een zeiven grond,
^nzer neiging opgefchoten;
üat 's de luft der Poëzy :
Leeft ze in U , gelyk voor dezen,
Zoo gelufte U dit te lezen i
Immers leeftze noch in my;
En zoo doet de V>rindfchap mede ,
Die U brengt dft Voorwerp voor.
Daar gy zien kunt, op 't gehoor
iJat ik 't dede, wat ik dede :
Vindgy dit, in ftyl en kracht,
verwachting ver te ontvallen ,
Acht vry 't maakfel niet met allen,
, ^Is gy 't om de ftof ilechts acht:
t Zal genoeg zyn , zoo dit Laken
^'och dat Staallood halen mag,
Dat zyn Deugd, in held'ren dag;
^raad, en maakzel, goed kan malcen:
Hurper, dat op purper gloeit,
^^ kroon van alle verven
'laar noch zal 't zyn glans niet derven
Q 9 't Geen
-ocr page 253-Χ4ίί Β y S C Η R I F τ Ε Ν.
't Geen in mind're houding bloeit:
Zoek het in de deugd der ftoffen,
't Geen de Konft niet heeft getroffen.
Die my met zyne
OVERZETTING des N. TESTAMENTS
Op
Hadde vereert.
ΤΛΕη Knecht te krygen voor den Heer,
^ In wiileling; dat 's min noch meer
Dan of men goud voor koper gaf:
Men neem het my niet qualyk af,
Hartzoekêr , dat Gy voor uw Goud,
't Geen gy me gaaft, myn koper houdt ï
De koop're Cimbaal paft den Klank;
Myn koop'ren Speeltuig volgt den dank
Die David zynen Zoon en Heer
Bewyil: 't gevall' U des te meer,
Terwyl in galmend nagetoet
Ook hier myn dank zich uiten moet:
't Is niet behooiiyk dat hy zwygt
Die 't meerd're voor het raind'r'e krygt·
En niets en is 'er, inderdaad,
Dat myn natuur meer tegenftaat,
Dan 't gene my de vlek opleit
Van domheid, of ondankbaarheid.
Cefielt ten verzioel^e van iemand, die het <,<?/-
ve opfchrift wilde brengen onder desze/fs
In prent uitgaande, en waaronder eeni-
ge ichimpregcls te lezen zyn.
l^Enno, Deo tnnocuos ut c£tus condat inermis,
Α KI Tingit aqna, tinBos Janguine deinde viros:
^'nc fincerus amor Pietatis conflet, & ar dor,
Sanguine rujpibis, ptirificutus aqua.
^IsMenno, wapenloos, weerloozen Godealom
Verzocht ten eigendom;
Uoopt' hy met water, dien vervolffings hete gloed
r. Eerlange doopte in bloed:
ioo blykt d'oprechte liefde en yver, om ν oortaan
ρ ^ Godvruchtig vaft te ftaan j
^ercinigtdoor het bad des waters, en gegloeit
Van 'tbloed, datheerlykbloeit.
O?
Q4
-ocr page 255-En daagt al zins om 'c ftuk der Gods-
dienft my ten ftryde ,
En 'k vind hier werk van meer dan
ccnen vyand; ach!
Hoe vruchtbaar is de twill , ze ontftaat ten al-
len zyde,
'k Word van myn Spitsbroers zelf gedrongen =
tot den Hag:
Der l^bcrynen ichrik , had ik 't hoogmoedig |
Romen
( Hoe zeer van Bellarmyn verdadigt) als een ;
roof i
Geplondert, waar my hier niet op den hals gc- ^
komen ,γρ
Het yverzuchtift rot der Jjroed'ren van 't i
loof: "
Toen bleef het by geen Aryd van pennen, en ;
geiehriften', i
Men vordert my te vuur, en dingt myn^ii^T"
bloed i j r '
Maar ik in God geflerkt / in 't barnen dezer ^
Zwicht ;
-ocr page 256-Zwicht voor geen Nyd, en houde een onbe-
vlekt gemoed.
Qf
Edenk- en Gode- dank- erkenning ,
Die W O U Τ Ε R Κ Ε R F zyn Kind'ren laat
Ter Vyfrig-jarig' Echtenftaat,
Met ADRIANA VANDER PENNING;
Welk met d'Achtiende Mey beklom
HUn Vail' en heUCliLIk' oUWerDoM.
hekel-
i-i
1
dichten
-ocr page 259-!ί
-ocr page 260-Aan
Te weten j
Geljk^ hy het Evangeli preekt. Hebt Hw^
Vyanden Itef, &c.
Op zyn onbefchofte KLINK Ε R S.
ZANG.
Ie of het is , die 't Vreê-VerboriS
Die heilzame handel , aan durfc
baflen ?
En , fchor van toorne (^tgee'n
ivi) hond ,
Een leeu, een tygerdierzou pailen^
Die met verwoede nag'len ryt,
Met klauwen fcheurt, en tanden byt,
Kn toefpringt on de kracht der lenden 5)
ünmenfchelyk eens menfchen-hart
Poogt in te ftampen , flaan en fchenden ?
Van Gods genaderecht te verd.
ΊΕ*
-ocr page 261-ifl HEKELDICHTEN.
Ja , die het Nieuwe Teftament
(Wat gruw'len of dien mond oplyreken I
Ik fchrik, voor die dien zegen zendj )
Wil van Gods-wegen laren preeken
Door donderilageB uit den mond
Der zee-kartouwen, in de Zone:
Om op te wekken die vaft zondigen :
Men denk van die in zulken fchyn,
En dus geftelt, de Vreê verkondigen,
Hoe lieflyk dat hun voeten zyn.
Die onbefuisden yveraar
Is meer geen Wolf in Lamm're-vachten,
Maar in een Wolfs-vel ruig van hair.
Door 't merk der bloedige gedachten ,
. JEen Wolf van imboriï en van kleed;
En mag wel lyden dat men 't weet:
Te beter 5 want daar 't hart doet liegen,
't Geen 't kleed zom\vyl verborgen houd,
Is meerder toegafng tot bedriegen j
Maar nu word open aart mistrouwt.
Aan
-ocr page 262-Van
Α , Heer Gezant,
Gezegent, vry na Spanje»
Ver van de hand,
Ten dienfte van . . :
Een eer die vaak
Te Room' hun mogt gebeuren
Die in zyn wraak
Of welliift Nero (leuren:
Niet Nero flechts,
Maar ook zyn Tafellikkers,
En fchuim van Knechts ,
Hof-fchurken, en Verklikkers:
't Geen nu de Kunft
En hoiF'lykheid kan reek'nen
Voor lont're gunft.
Ja voor genade-tekenen;]
Toon in dat Ryk
(En val zoo mede aan 't blazen)
Uw macht, gelyk'
Een Hopmaii der Bombazen,
Die'r jaagt, en dryft.
En aftouwt aatze zweeten j
Maar zelve blyft
Geboeit aan d'eige keten .·
Doch 't heeft weleer
Aan and'ren kunnen baten,
Te wezen veer
Ifé Η Ε Κ Ε L D' I C Η Τ Ε Ν;
Vati 'C wiiTellot der Staten j
'c Zal U miiichien
Tot voordeel ook gedyen ,
Hier niet te zien
Het lot van and're tyen.
Ga jHeer Gezant ,
(Ik wenfch u fpoed in 't reizen)
En geef dit pand ,
Aan al die anders peizen.
Van uw' nu klaar
En v/el-bekeert geweten:
Veel beter daar,
. Als altyd t'hiiis vergeten.
proe-
-ocr page 264-1
HEKELDICHT E N.
O Ρ D Ε
VAN
Ha Linkert! onder 't fcherm vanmetmyii
naam te fpelen,
Geluil u Avederom fpitsvinnig tekrakee
Γ ρ lenj
Ij^ii, met die fcherpe loog te wryven in de wond
ijjanTwee-en tfeventig, (een meefterlyke vond!)
i'Jen fchuld'gen dus hun leed, en onwil, op te
; zeggen:
zy zoo; 'c luft my niet. uwMuft te wedcr-
; ^ok, dat^t Quaad zomwyl het Goede voor een
Mv , poos
ί ''erduift're, ftaanwe toe: maar eeuwig, en al-
I γ toos,
I wrokken 5 dat men Zelf het Goede doemt, en
|λ lafterc,
't quaade., is veel te ver van 't goede zich
I verbaftert:
1 R Om
l
-ocr page 265-hekeldichten.
Om 't Goede ftapt de geeft des Grooten Rech-'
ters wel
1)' onboetb're teil voorby van moord, en over-
^ fpel:
Het Goed dan , Avaarmen 't vind, te pryzen; 'C
Qiiaad te laken ,
Isbeidepryilelyk? maar 'tzyn verfcheydezaken:
Het pryzen hééft zyn tyd, zoo doet het laken
mee:
'k Beken , de Lafterzucht won voorniaals veld,
en fteej
'tGeen Velen van die weip geileken, en gedre^
ven ,
Als waar d' Uitzinnigheidd' aanvoerfter van hun-
Ie ven ,
Het bloed aan 'tzieden bracht j daar d'aange-
brande gal
( Een eygen aan dstyd Landziekte, en overval|
'tUytwerpfel kennen deed aan Bioed-en Lafter-
kladden,
A^an die hnn ftaat, en plicht, en trouw vergef
ten hadden j
'tGeen and'ren , daar men't dekt en met een glimp
Om 't voordeel zagjes me dee lund'ren in die
fchuld:
Om dus de boosheid beft te fluiten in haar hiJ
Wy hebben ook dat Bloed met tranen
En zien , dat, door de tyd, d' onftuyraigheen Dc^
Hen, die, door drift vervoert, niet wift^^"
-ocr page 266-En welken federt, ach 1 die fchel van d' oogen
Datfe, in verfoeyenis , metfchrik, en fiddcring.
Gedenken aan het Werk 3 en , raetfe niet te noe-
men ,
Inwendig, in hun ziel, hun eigen daden doemen :
Myluft, geluftu weer te drabben door dat bloed.
Te vragen , of de veet ©nfterfflyk blyven moet?
En of'er niet en dient te ryzen in 't geweten
'tBezadigt overleg van dempen, en vergeten ?
Want welt dit uit het hert tot in den boezem op ,
üaar 't eeuwig , als een brok , blyft zitten in
den krop j
l^at 's ons de menfch^ykheid niet onderhe\ig
maken ,
Jie vaak ons flibb'ren doet in veelderhande zaken:
^'V't is een vinnigheid dit weer en weer te berd
ie brengen, om den zoen te weren uit het hert: -
i^jcledene is voorby , en in geen ftand t' her-
ftellen :
'« dwaasheid , al te zeer zich vruchteloos te
qu ellen:
"et zy dan eens genoeg die drift den toom ge-
il 1 ^iert,
3td"Overledene,om zyn deugd, geprezen wierd,
"ceft dat de Wraakzucht 't oog zoo verre en
diep verduiftert,
dit met een den glans van alle Deugd ont-
QP luiltert ?
vond men in den Man niet lofTelyks , niet
f goeds ?
»raft' hy 't quaad uit luft , of raakt' hy 't
r onverhoeds ?
^ beloof veel eer , dat Gy , door 't dond'ren
van zyn leilen,
R X Mede
Z5'9
Mede op uw' zeer geraakt , getrokken by de
blelTen
Des wilden hairbos, of gedrukt op'tKammarool,
Te noode voelde ontdekt wat in den boezem
fchool;
En dat u dat van fpyt noch doet de tanden zetten
In 't Lyk , om met een glimp uw' Wraakzucht
te blanketten.
Nu, dat betreft myniet: hetquade, daar men
't zag,
Of ziet , yerglimpte ik noit j daar 't moog'lyk
dieper )ag,
Fn zich, of niet ontdekte, of weg dook in 'c
verholen ,
i)at onder[^-aaf ik niet; dat Iaat ik God bevolen :
Diesduidrmen 't my vergeefs tot myn verklce-
ning naar ,
Tndien ik na de dood geen vyandfchap be\iMar:
'tWasScaliger telof, dat, in zynryafndfchappen
Met Defideer , by 't Lyk met eerbied na quam
ilappen :
Wy eercn ook het Lyk, en 's Mans gedachte-
nis ,
Met lofipraak , die voor God , en Menfcheu,
eerlyk is;
Alaar ftyan geen Muitzucht voor : is dit zich
zelfs vergeten,
.En uitgewifcht "de plicht van 't ongekreukt ge-
weten ,
Zoofchuwe, offchroom' ik niet, alhier bekent
te Ikan ,
Pus ruim, en baigzaam» van geweten was
OuDAAN.
-ocr page 268-Tjr-Rede- en Hinvlyxverhont mffchen Ft lippus den
r IJ/^ Koning vm Spanje en 'Lodeioyk denXlV,
Konit7g van Vrankryk. Pag, 5
Aemnerktng op een Medaelje van Keizer Galba. 58
De nedergeplofte Lucifer, 59
Vreugdegalm over den Koningklyken en Staetfchen
Vrede. " 6j
Ad Ampliilinium , Illuftriiïïmumque Virum,
D; T. H. 66
'Ueurverwyt der klagende Vryheit, qo
Ter Inivydinge van Jcan van Imneren tot het Grtf-
fierfchap , enz. 78
' Μ Ε Ν c; Ε L 1) 1 c: Η Τ Ε Ν.
Geluk aen Adriaen Parts met zyn Gezantfchop by
den Koning van Spanje Karei den tweeden. 95
0/> de OrniOenteling der Tyden, over vernieuiven
der Tytkaerten van Robhert Robbertfen. 97
Op den tvjeeden Tafelkrans van Parlemoer , door
Dirk van Rysivyk> ,105
Op de Verkiezing van Joan Six^ tot Raedt en Vroet-
fchap van Amβerdu7n. 107
Op den Géβachtho(}m der Hoofden. I09
Op 'j- Werclts Doolhof, befchreven door F. V. D.
Amimorihrief aen G. Bidloo. 113
Aen W. van Heemskerk, op den ontfang van een Ge-
boortedicht, enz. J14
Ληΐ L. Β. op zyn Jovdfcbe Zanggodin, ii<i
Όρ Petrus Scrwerïns Toetfieen der Goudfche Kro"
nyk. . 117
.7. Oudacns Antnuoort aen K. Hmgens. 118
Op de Gezangen van G. Gordon. izo-
Op de Rymoefeningen van Fredenik van Dorp. . 112
Uitgelokte v)eêrklank , op den Voorklank van G. Gor-
don. 113
Aen J. Antonides. iif
Opgetogenheit van Euzebia. 130
Aen de zelve.
Lant leven. 142·
Op de Vertaling van Palefatus. 145"
Op de Herlielling van Η Gedenkfchrtft van Hubert
Selkert. Η9
Spraakverbeelding van Delf. 151
Λ^ Ε R J Α Ε R G Ε D I C Η Τ Κ N.
Aen Konflantyn Hiiigens , op zyn acbtentacbtigfie
Verjaren.
Geboortedagh van W. van Heemskerk. _
Vyftighjarige Gehoortcgedacbtenis vein Adriaen van
Hee-fTiskerk.
Aen Mattbys Balen, op zyn Verjaerdagh. Jo"
7>r Verjaringe van Willem van Heemskerk. 109
Gehoortegroet 'aen BeifWitje Stout.
Der kinderen en kiniskinderen Geboortegroet aen
'G^ebeortegroet- aen Antoneite Doudeins. ^IJ
Gieh0ürtevermüvi7ig aen Anna van den Berg. I79
Frans Oudaens Gelwoorte^rastaen KlaraBoinvens. ίb?
BRUILOFTDICHTEN.
Op het Hwwelyk van K. Ί ereflein en JohannaHar-
togsvelt. * 1s9
Op het Huvjelyk van J. A. Treffier en EUzaheth
Jans. 193
Tcifeldeuntje ter Bruiloft van J. van Heemskerk en
Anna de Koning. i()6
L Y Κ ü I C Η Τ Ε N.
Graffchrift voor P. Schryverius, ao?
Rouklage over de doot van IV. Nieupoort. 20$
Graffchrift voor Joan de Liefde. 1 air
Dierbaerè Gedachtenis van Maria Zonmans, 212
Lykgedachtenis over Elizabeth Engels. %ιη
Β Y S C Η R 1 F Τ Ε Ν.
Op G. Brant, den Jongen. - aif
Op de Afbeelding van W. Nieupoort» 227
Op Jan Kornelifz. Meppel. ' 230
Op een Glas, ^ 231
Op de nieuwe Kerk te RotterdaWj. 134
Op de Raedtkamer. , 237
Op het Oude Mannen- en VrouvDenhuis te Rynsburg.
23^
^yfchriften met de Pfahnen. Aen Diedrik Bufero,
2^9
en
-ocr page 271-Aen D. van Bleisivyk. '
Aen Joan Sirxma. , .
Aen M. de Hartoge,
Ami Kajpar Henrik Selkart.
Aen W. vm Heemskerk.
Aen Krifliaen Hartzoeker.
Op de Afbeelding van Menno Sim ons.
Op de Afbeelding van Konradus Vorfiius.
(^ulde Bruiluftgift.
Aen N. ^ afi;
241
^ 241
245
244
H>"
240
247
245
H9
Proeve der Aenmerking op de Lykgedachtenis vun
Jakob Borjlius. 2j7