-ocr page 1-

Groot

SCHILDERBOEK,

DOOR

GERARD de lairesse,

Konflfihilder,

iUSJaiLLÖ

t

-ocr page 2-

ο ρ Η Ε τ

GROOT SCHILDERBOEK

Van den Η ε ε r ε

GERARD DE LAIRESSE,

Tot verklaaringe der Titel;prent
Aan de Schilde RK UNS T.

0)(ν.ηβ:, spelles ίαηβ gehuten ,

Die alle ktinjl ie boven gaat,
En die, fchoon hier en daar verbeten.
Op uwe vafie gronden ftaat:
Oy toont door eUe τ erffchakeerinr

wat hier michtbaar is veor 't out,
't Heelal··is 't voorwerp uwer leering.

Van d'aardê' tot. den herneiboog.
Gj z.yt, O ScSoone , hoog te metten ,

een gnddeiyke gift,
Nuar vaflreklonke redenswetten ,

Op 't fynfi gez.uivert en gex,ift..
Vw wetenfchap kfnt maat noch paaien.

En reikt in 'f endelooz.e heen ,
Gy prjkt, gebult met gonde firaalen ,
Vot/naakt in fvhoonheit en in le'n,,,
Maar V Zohnelicht kan x.df verduifteren,

.BedeiQ door 't lichaam van de Maan
Zoo x.ietmen α ook^ivel ontltiificren,

Door zjuiken die geen k^-nfi verftaan,
Cy word onteirt, gehoont., gefchonden , " ■

Door Onkunde en Laatdunkendheit,
^Is χ,γ κ teifiren en verwonden ,
Dasr verfr?iisbriii\ei7 onbefcheit.
Maar die u in aw weien kennen
En onyernifehten fchhterglans ,
Verhoogen » m^t hunne pennen

Eu Xjinjen aan den ^arrentrans.
L ^ I\ E S S Ε , een van uw ontfte Zoonen ,

Die al uw binnenfte doorz.'et,
Kj>rnt hiir uw k^nfïgcheimen tnonen ,

Op voorgrondt, wykende., en in 't verfehiet.
Ja fchoon z^yne oogeii z^yn verdonkert,

Zoo geeft hy ons het groatfle licht,
Waar doorge in yders oogen fionkfrt,

En voor geen andre fchoonheit z.vji!t.
De Tytelprent toont ons dien Braven .

üèblintdoekt, die de kiynfi befchryft,
De wetten z.yner fchildergaven'.

Waar door z.yn naam verkeerlykt hlyft,
ίίγ maalt ζ,ηι licht en groots kennis.,

Die hy van d''eedle kunfi herrit,
MfC eigt h.-indt, en wraakt de fchtnnis

Van hen, tittt doelende »p dit wit.
De fchrandre
Vinding fiaat hier heerlyk.

Oefiert, en houdt het Tafereel,
Voor kttnftenaaren ganfch begeerljk^.

Zee in haar deelen als geheel.
Vaar hoofdt is met een' handt omvlochten ,

Waar op de vierfiag is geflikt j
Ζ γ haat harpyen en· ged rockten
\Daar 't ^,nftgehoti door wordt verwrikt.
De
Kennis., naakt^ en fchoon van leden.

Staat achter'hera'en'grypt x.yn handt:
De Pajfer toont de maat en reden
Die alles zetten in
'f verbandt.
De Vaam trompet de ktinfi en leering,

'In 't groot e Schilderboek_bevat,
Zoo fchoon van inflag als van fcheerin'.

Een pronkjuweel en dierhre fchat,
De Dichters- en de Schildertiiigen^

Zyn hier het pronk.fefloen om hoog ;
De fchriften daar men utt moet zjiigen,

Bikeorclykjfe voor het oog.
In 'f Miintji»k^ ftaat de ktfnfl gedreven ,

Met haare drie 'Bevalligbeên , .
Die haar bekraiiffcn, als befchrextn

Volmaalit in glans van top tot teen.
Men iiet haar Jlinkje handt hefluiten,
'f geen z.y met de rechte maalt,
Natuur, waar van
'f al kan uiten

't Ceen Ïebxs geude hooft befiraalt.
Een 'Jongetinr i.it .hier heneden,

By avendt in ζ,γη Boekfry ,
Die net herfchrvft de flojjle en rede»

Der Tafereclen aan x,yn i.r.
Zoo '^iet >rien 't rroot tooneel cntfloten,

Der Schilde^h^nfl door GETt^AT^S handt,
Wiens lof
χλΙ dag op dag- vergrooten,
Zoo tang de wereldt hlyft in fiant;
L ^
i\è S S- Ε ί n.aam zaI emwlg Uevt» ,

En blieken als het middaglicht,
Ή^αηί fchoon het licht hem heeft hegeeven,

Hem manfdt kla^rheit noch gezwicht
Om Schildcrk»nfl tiaar eifch te flieren :
Dies v!(chr de Dichtkf^nfi her/t Uuriertn,

F. HALMA.


-ocr page 3-
-ocr page 4-

"in».

GROOT

SCHILDERBOEK,

Waar in de

SCHILDERKONST

In al haar deelen grondig werd onderweezen, ook door Redé-
neeringen en Prentverbeeldingen verklaard j

Met Voorbeelden uit de befle Konflflukken der
OUDE en NIEUWE PUIKSCHÏLDEREN

bevefligd:

En derzelver Wel- en Misiland aangeweezen.

g ε r α r d D Ε αir ε s s ε,

Konflfchilder.
Tweden druk, vermeerdert met des Schryvers

l ε v ε ν s β ε s c η r y v i ν g.

Ε Ε R S r Ε D Ε Ε L.

re HAARLEM^
ES MARSHOORN, Boekvcrkoop^ï.

MDCCXL.

-ocr page 5-

OPDRACHT,

Aan de Wel-Ed: HEER

Mr. MATTHEUS WILLEM
van VALKENBURG-,

Qehetmfihf^ver der Stad Hücirleyn^

enz. enz,

WEL-ED: HEER,

at de konftryke Schilderleiien vaa
den grooten
g ε r α r D de L ΑI-
RESSE, ai van den beginne dat
zy het licht zagen, by Konftken-
ners zeer hoog gefchat werden,
heeft geen
bewys benodigt. Zyne
Konilwerken, die noch dagelyks tot hooge pry-
zen door'de Liefhebbers
worden opgezogt, zyn
mede onwraakbaare bewyzen , wat Meeilerwerk
daar in is opgeiloten: ja zelf in alles wat van zy-
ne konftryke hand vertoont word. Hy, die zelf
^-iegt, als tot die Konft geboren te zyn, en waar-
lyk hem ook als eigen was , heeft, gelyk men
Weet, daar loffelyk in volhard j tot dat hy , door
't miiien van zyn Gezicht, zyn konftryk Penieel
moeil nederleggen.

* j Doch 5

-ocr page 6-

Doch ^ nu een blinden Homeer geworden, heeft
ly met een onvermoeiden vlyt y dit zyn G
r ο ο t
Schilderboek opgeftelt , en daar in zyiie
Schilderachtige Geleerdheid (ten. nutte voor die
zucht tot deze Konft hebten) zo konftryk ver-
toont, dat deze zyne Goude LeiTen noit kunneo
of zullen gewraakt worden.

En, Wel - Ed: Heer, bewuft zynde, dat uW
\Vel-Ed: mede geen geringen Nafpoorder tot deze
edele Konil zyt, verftoute ik my (verzoekende,
zo ik misdoe, verfchooning voor myne vermetel^
heid) uw Wel-Ed: deze als Goudene KonilleiTefl?
zynde het
Groot Schilderboek van GE-
KARD de LAIRESSE, by my herdrukt, en
vermeerdert met een korte Levensfchets en Pour-
trait van den Schryver, enz. nederig en gulhartig
aan te bieden en op te draagen.

AVEL-ED: HEER,

Na alles toegewenfcht te hebben, dat ijoor w^'
IVel-Ed: heilzaam is ! onderfchryve ik myi
als uw iVel-Ed: Dw: "Dienaar^

J. MARSHOORN, J. Z·

In Haarlem, aen
n'jv. 1740.

O Ρ

-ocr page 7-

opdracht van den SCHRYVER

Aan den Edelen Η ε ε r ε

Mr. JOAN HEES,

Gehelmfchryver der Stad Jmfierdam,

MYN HEER,

® et ware van my eene onverfchoonba-
Sre ondankbaarheit , dat
ik , na zo
^veele blyken
van uwe genedentlieit
|aan my betoont , deze vmcKt van
mynen geeft en oefFeninge Uw Ed.
niet opofferde; te meer dewyl ik Uw Edts. grootc
bekwaamheden en liefde tot konften en weeten--
fchappen ten vollen overreedt ben, Yan 't werk
dat ik Uw Edt. opdraage, zal ik niets in 't byzon-
der melden, nademaal het Haar t'over bekent is.
Öen lof Uwer Edt, ook hier
luidruchtig uit te trom-
petten , lyden uwe ^edigheit noch myne geringe
J^ekwaamheit I dewyl
't beter is dien geheel met
itiizwygen voorby te gaan ^ dan 'er niet naar be-
^i^oren van te gewaagcn.

Ik zal dan, om kort te zyn · hier opentlyk be-
^^igen j dat deze Opdragt uit verplichtinge gefchied ^
en uit eene zuivre beweeginge van myn harte, we-
gens

-ocr page 8-

Tens de waardigheit van Uw Weledts. Perfoon, en
^yzondere verdienften.

En alhoewel ik my, myn Heer, niet onder Uw
Edts. naam en befcherminge ftelle, om geheel voor
de felle beeten der Nyd, afgunftige betweeter^, en
booze lafteringen beveiligt te zyn , dewyl zulks
voor Uw Edt. te moeijelyk, ja volkomen onmo-
gelyk ware j echter houde ik my verzekert, dat,
wanneer deze gedrochten den naam Uwer AVeledt.
voor dit werk zien geftelt, zy hier door niet luttel
zullen gemuilbant zyn, en hun krachteloos en dof
blaffen my weinig zal konnen deeren.

Ontfang dan, myn Heer, dit werk als een op-
recht bewys myner genegentheit, en hoogachtinge
voor Uw Edts. Perfoon j dien de Hemel bewaare,
zegene, en tot hooger eerampten opvoere. Ter-
wyl ik het my altoos voor eene byzondere
eerezal
rekenen, dat ik met der daad toone dat ik oprech-
telyk ben en blyve ^

MYN HEER^

V'-ju Wel-Edts. onderdaanlge, gehoorzaame en
•ver;^lichte dienaar,

GERARD DE LAIRESSE.

VOOR.

-ocr page 9-

VOORREDEN

aan de Konilbeminnende

LEZER

et moet verwonderlyk aan de waereld
voorkomen dat een Man, die door veele
toevallen van de werktuigen des gezichts
; beroofd zynde, de droevigfte kwaal, die
V een iterveling kan overkomen, noch een
werk in het licht geeft door hem zelf
gefchreeven; niet alleen een werk, maar
, , _ van zo groot een belang als dat der Schil-

aerkonft is. Zekerlyk moet iemand denken, dat 'er krach-
tige redenen geweeil zyn die my hier toe hebben bewo-
gen. Het is waar; want de zucht tot de Konil my aange-
öooren, is, nevens de hefde, die ik voor myn Medekon-
Itenaars heb, de grootfte oorzaaken die my aangezet heb-
ben. Hier uit nam een andere beweegreden haren oor-
Iprong, naamentlyk, dat van zo veele deftige en verwon-
derenswaardige Schryvers ,die deze Konil verhandeld heb-
Den,nun voorneemen meer is geweeitom den lof der Konft
en Konitenaars in top te vyzelen, als een handleiding, om
Α ^^ ^^ geraaken, aan te wyzen. Dit overdenken-
de, deed myne blindheid my mede na eenige bezigheden
omzien, op dat ik myne gedachten, tot vermindering des
verdriets, niet onnut mogte befteeden. Doch dat^myn
werk met zo net van trap tot trap, als dat van andere Schry-
vers , na malkanderen volgd, is verfchoonelyk, door dien
iif alles by itukken en brokken,nu hier,dan daar wat van,
pichreeven heb ; vermits de eenigile beweegreden mynes
icnryvens toen alleenlyk was, myne zwaarmoedige gedach-

ten.

-ocr page 10-

VOORREDEN

ten, gelyk ik zeg, daar door van my af te zonderen, en?
geenzints A'^an voorneemen om het met 'er tyd uit te gee-
ven. Docb naderhand verzocht werdende door myne vrien-
den , die my de eere aandeden, een geruime lengte van
jaaren, van 'de voorilellingen, om deze Konil vafte grond-
leggingen te geeven, tot mynen huize aan te hooren, en
fmaak daar in vonden; verplichtten my,. tot hulp der na-
komeling, de zaaken aan een te fchakelen, en die in het
licht te geeven. Waarlyk een voorilel der overdenking
waardigi want kennende myne zwakheid in de uitvoering
dezer Konil, vermits myne krachten nooit zo hoog gellei-
gerd zyn dat ik de begrippen myner geelt en gedachten heb
konnen uit\^oeren na myn wil en wenlch, vereifch der na-
tuur, en deze Edele Konit; zo heb ik echter, om de voor-
verhaalde redenen aangenoopt,my laaten overwinnen door
de achting die veele der voornaamile Nederlandfche Mee-
llers my toedroegen, die, byna met een algemeen verzoek
my nodigden, oordeelende myne bekwaamheid daar toe
^root genoeg te zyn,'t welk zy meenden beweezen te heb-
ben door my menigmaal tot fcheidsman over hunne onder-
linge konitverfchillen, en tot oordeelaar over hunne konil-
werken verkoozen te hebben. Een zaak, hoewel ik die
eere onwaard was, echter bekwaam om my moed te gee-
ven tot het onderneemen van dit tegenwoordige werk;
niet door het zelve,als een voHlrekt middel, om deze Konil
volkomen te leeren en te oefFenen; maar als een handlei-
ding daar toe voort te brengen, alzo ik menigmaal onder-
vonden heb dat een klomp fneeuw, of een koole vuur,
myne gedachten en zinnefpeeling gaande maakten, om iets
\^an belang in deze Konil te onderneemen, dewyl my dacht
iets daar in te zien, dat 'er waarlyk niet in was. Daar en
boven kwam hier noch by myne overweeging, dat veele
jonge Leerlingen, door een uitmuntenden yver tot deze
konil, zich tot der zeiver oeffening begeeven, maar,door
afwvdering van plaats, gebrek aan goede Meefters, en by

ge-

-ocr page 11-

aan de Konftbeminnende LEZER S.

-gevolge aan grondleffen vinden. Een overweeging be-
kwaam om een edelmoedige ziel te doen beiluiten tot ae
onderneeming van iets gemeen te maaken, ap^i tot nut
van zulke, die dikmaals verder als andere in de Ronit op-
klimmen , 20 als de gefchiedenis van het leven zommiger
Schilders ons leerd.

Koomt iemand voor dat ik hier of daar myn gevoelens
te vry uitgefproken, en te ftoutmoedig over de konltwer-
ken van andere geoordeeld heb, hy overweege^dat ik een
menfch als andere ben, die myne driften en hertstogten
beb ; maar hy onderzoek ook de redenen, met een onzy-
dig oordeel, die ik van myn oordeel en gevoelen geeve,
mogelyk dat hy my dan wederom rechtvaardigen zai. n^n
indien alle wefen, van hoedanig een natuur de zelve mo-
gen weezen,niet met liefde en een onzydig oordeel gelee-
worden , zo is alle moeite, tot leeruig aangewend,
vruchteloos: dierhalven wie wel
en grondig iets leerenwü.

^oet het vooroordeel fchuwen, en iets dat hem vreemd-
of tegen ^ '

ïken ί

daar van vaft ftellen: want myn grootfte doel is .

· v^A J.V^'iXCI. VT Si-Xl. J V^Xi XWCO VtilU XiWXXX YJ.WW-i.XAv

ïoeken^^ ^^ borft voor komt, ovexweegen, daar op onder

/.utreen en redeneeren, vervolgens een gevoekn en ge-
dachten
daar van vaft ftellen: want myn grootite doel is ,
dat dit werk den tegetiwoordig leevenden Konitenaar tot
nut, en volgende gaauwe geeften
enwelgeoeitende bcliry-
vers tot een fchets verftrekken mag, om door hunne pen-
nen. de middelen krachtiger en duidelyker aan te wyzen,
tot voortzetting dezer hoog geachte en van outs beroemde
Konft.

Van veele zaaken, heb ik de eene wydloopiger dan de
itndere verhandeld; eensdeels,
om dat ik oordeeldeii, de
zelve fomtydts in haar eigene redenen bloot ter nederge-
fteld zynde, te duifter te zyn, waar door ik met fenige
verdere uitbreiding en voorbeelden de zelve getracnt neb
te ver klaar en, en myn zin netter uit te drukken: ten an-
deren, dat wanneer de proefdruk ken my voorgelezen wier-

waar door het uitseeven des wefks ook eenigzins is

ver-

* *

-ocr page 12-

VOORREDEN

vertraagd, my fomtydts noch andere redenen, en, namyn
oordeel, wicntige zaaken te binnen fchooten, die tot het
zelve moeften gevoegd werden, om het voorverhaalde in-
zicht te beryken: oordeelende, dewyl het hoofdzaaken
waren, dat men de uitbreiding niet voor een lankwylige
en verdrietige llyl kon verdenken, om dat zegt^

Non enim taedet bis dicere, quod bene dicitur ^ dat is, het
kan niemand verdrieten twee maal een ding te zeggen, als
't maar wel gezegt is.

En elders heb ik, als gezegd is, om duidelykerverilaan
te worden, en om niet te verveelen door herhaalingen,
menigmaal, in plaats van redeneeringen, het geval van de-
ze en geene voorgeileld,, om korter tezyn,, en noch meer:

om

T>at leeringen wekken,
Maar voorbeelden trekken,.

Noch zal men gewaar worden dat ik, in het vaiHlellen
eeniger grondregelen, eerft de nutheid der zelve, daarna
de misilagen die 'er tegen aan loopen, en eindelyk de mid-
delen tot haare voorkoming aanwyze, op dat men dus,
zo wel het fchoon der Konft, als de affchuwelyke wanilal-
ligheid der gebreken en misbruiken, van die dezeftaande
houden, ja met opzetuitA^oerenwil, aantoone, Mogelyk
zal men my betichten dat ik op veele plaatfen regelen voor-
fchryf die ik zelf in myn werken niet altoos waargenomen
heb, zulks beken ik; doch men moet weeten, dat myne
memorie en denkbeelden, in die ilaat daar ik my tegen-
woordig in be\dnd, veel fterker en gerufter, en by gevolg
de geeft en oordeel, door de opmerkingen en gelladige
gedachten tot de Konft, fcherpzinniger en fynder geilee-
pen geworden zyn, als in myn fchildertyd.

Wat de taal en fchryfftyl aangaat, myn Zoon Abraham
heeft getracht dit in zuiver Nederduits te brengen, op
dat het door ieder vaderlander wel verftaan, en myne zin

naar.

-ocr page 13-

aan de Konftbeminnende LEZER S.

ïïaar behooren begreepen mogt werden. Maar alzo veele
uitheemfche konftwoorden, wanneer die in goed Neder-
duits vertaald wierden, onverftaanbaar voor den Neder-
lander zouden zynheeft hy geoordeeld die te behouden
en in zyn gebruik te laaten, dewyl dit menigmaal boven
de reden gaat.

Wat nu het lang onder de pers zyn dezes werks betreft,,
dat is voornaamentlyk uit het groot getal der voorbeelden
en plaaten ontftaan. Want wyl ik de fchetfen nu en dan
ïneeil zelfs gekrabbeld hebbe, en die door myn Zoon
Jan
op verfcheide formaaten, de eene groot en d'andere kleen,
vertekent zyn geweell, wyl ik gezegt hebbe toen niet van
gedachten geweeit te zyn om myne fchriften met der tyd
Uit te geeven, zo was hy ook niet bepaald om de tekenin-
gen een formaat te doen behouden, Doch na dat ik de
goedgunilige Lezers, in de voorreden van myn uitgegee-
ven Tekenboek, belooft hadde dit werk fpoedig te laaten
volgen, en tot dien einde deze gezegde voorbeelden in 't
Koper wilde laaten graveeren, bevond ik dat eenige Plaat-
Inyders, doch niet alle, daar zwaarigheid in maakten om
die te TOkleenen en op de grootte van, de plaaten te bren-
gen. Dit onvermogen van hen deedmy grootelyks ver-
wonderen, en door dit onverwagte uitilel buiten myn gis-
iing gaan. Weshalven toen de meelTie voorbeelden, om
nen te voldoen, vertekent moeilen werden. Hier op bood
Xich myn gewezene Difcipel
ΨΒιΙϊγ Ttedeman aan om my
daar m fpoedig te helpen, het welke my wxder geruililel-
ae. Doch zyn toekomende geluk was myn ongeluk, want
r^^Mj ^^ toenjuift kort op malkanderen groote werken
te Ichilderen, moeit het tekenen voor my daarom zo lang
Weer achter blyven, brengende hy tot verfchooningby dat
Y^^^vil voor my wel goed was en hy niets Uever wenfte
Jis de tekeningen alleen te mogen maaken, maar dat hy
Kwalyk zo veel tyd overig had om te tekenen, alzo hy om
groote haail die 'er by de beileede werken was niet al-

de

a leen

* *

-ocr page 14-

VOORREDEN

leen by dag, maar ook zelfsby de kaars daar aanfchilder-»
de, het welke ik hem, om zyn huishouding voor te liaan,
niet euvel konde afneemen, en dus al wederom geduld
moeft hebben, waar op zyn dood kort gevolgt is. Naar
hem heeft
Otmar EUiger drie a vier kleene voorbeelden
in den korten tyd van maar vyf a zes maanden getekent ,
en zoude mogelyk zo kloek verder voortgegaan hebben
ten ware hy niet, zo hy voorgaf, te veel te doen gekree-
gen, en andere menfchen neffens my daarom mede moe-
ten afzeggen. Toen kreeg ik de Zoon van myn oude
vriend
Rademaker, en Jaeohus Baelens tot myn hulp, de
welke my naar wenfch fpoedig en trouwelyk bygefean
hebben. Deze zwaarigheid dan eindelyk uit de weg ge-
ruimt zynde, Eet onderwylen niet na dat ik 'er noch eeni-
ge meerder door fommige Plaatfnyders moeil beproeven »
die vier a vyf maanden een plaat onderhanden hielden ^
doch onder anderen een zeker fynman die het plaatje van
de
Vanitas geëtil heeft, met het welke hy my ruim twee
jaaren en een half heeft opgehouden: zynde het zelve daar
en boven noch zo fiegt gevolgt dat'er geen tekening, hou-
ding, noch koleuren in waargenomen is. In tegendeel
moet ik byzonder pryzen
G. 'uan der G&uwen ^ de Bkis\
Mat tb- ψοοΐ^
en Corfelis van Jagen, maar voornaament-
ïyk den eerfi: genoemden,, diezyne dankbaarheid , voor de
weinige lefTen welke ik hem, wanneer hy eerilin Amfter-
dam voor een groot Meeileris bekend geworden, gegee-
ven heb, zo vieriglyk heeft getoond, dat als ik hem de
tekeningen liet brengen, hy de plaaten die hy voor and'e^
ren onder handen had aanilondts neder leide, en demyne
voort maakte.

Indien de Konilkenners bevinden dat eenige plaaten niet
wel naar behooren zvn en hun onbehaagelyk voorkomen,
zulks is mvn fchuld niet, want dat gebrek vind men door-
gaans in de meefte boekprenten, doordien alle Tekenaars
en Plaatfnyders hunne konft met even goed verftaan. Z^eift

zal

-ocr page 15-

aan de Konftbeminnende LEZER S.

ik de Konilbeminnaars twee plaaten aantoonen daar zy
2.ich niet moeten op verlaaten, te weeten, de Proportie-
beelden van man en vrouw, alzo my gezegd en bekend
geworden is, dat die door den Tekenaar, in huntie ver-
Meening, flegt zyn gevolgt. Maar wat de zin van het
ichrift, het geheele werk door, aangaat, die wil ik gaarne
op my neemen en daar A^oor aanfpraakelyk _zyn. Dat ik
hier en daar wel zal gemiil hebben, ontkenne ik niet; doch
daar hebben al ichranderder vernuften in deze loopbaane
dan ik geftruikelt. Zo 'er echter zich vroome en befchei-
dene Liefhebbers opdoen, die oordeelen mogten dat ik
op fommige plaatfen te duifter zy, of eenige zaaken niet
wel begreepen of verftaanbaar genoeg gezegt hebbe; die
verzoek ik dat zy my de eer gelieven aan te doen van zich
ten mynen huize te vervoegen, om met hen over die zaa-
ken te fpreeken, en by aldien zy my met goederedenen
en vafte itellingen konnen overtuigen, wil ik my gunftig-
lyk van hen laaten onderrichten, en daar voor dankbaar
zyn.

Verders verzoek ik dat men myn waare en opregte mee-
ning wel inzie, die is, de Konil bp te
helpen, en zo veel
in myn zwak vermogen is, de Konftenaars daar in aan te
kweeken door deze handleidingenniet uit waanzucht om
de naam van een Schryver te hebben, noch uit een inbeel-
ding dat ik alleen de godfpraak doe over de wezentlyke
deelen waar uit deze Konftbeftaat;
maar uit myne oprech-
te liefde voor de zelve en den Konitenaar. En ikbefluite
met een toewensfmg dat deze mynen arbeid tot dit voor-
noemde einde, en tot vermindering van moeiten, voor my-
ne medekonilenaars gedyen moge.

De goedgunftigen Lezer zal de ingefloopene drukfauten
ten beften geheven te duiden, en met den mantel der lief-
de bedekken.

m

-ocr page 16-

IN

COMMENTARIOS

ARTIS PICTORIAE,

GERARDI LAERESSI

SUMMI PICTORIS.

L

LAERESSI amfices videre duBus
Ρ Et miracula mvidt colorh
Μ Cmcm contigit, hk heatus ultro
Naturae potmt vtdere operta-^
Jam nee cortke femk 'mBa claufo^
Verum quaUa Dii vldent Deaeqide,
Tanta efl mmficae manus potefias
DoBt grat 'm tanta pemcdL·
Inv'tdit Neme fis, vtrumque longu
Damnavit tenebrh, et orba luch
Pre£it lumma mgrkante veL·
O duram Nemeftm^ ο maïtgna F at af
Sed nee ftc tarnen omnts 'die mhis
L Α Ε R £ SS'US pernt, Sagace menth
Luflrat lumme qmdqmd undecumque
Magnae artï peperk fuum decorem·^
^'tdqmd fedulkaSy laborque fel'tx
Longa contuïit aemulattone

-ocr page 17-

\mdqmd tof varu cremt colore
^uanth nee pluvius relucet arcus.
ïaec folatta caecitath y haec funt
Durh ot'm duBa fuh tenebm.
Crevlt pervïgiü temre charta,
Illuflrans fac'dï docentis ore
^uae myfieria condtdh Vetuflas,
Et quae muUtplm labore faepta
Non omnes voluit docere myflas,
Salve doBe fenex ^ ο aurearum
Pr'mceps conditor eleganttarum,
Foecundae pater magtfler arth.
Jam nunc 'm folm virejcit tflh,
TLque 'tpfa bene puïlulat papyro
An?iorum domttrtx decor α laurus;
§uae nomen vetet mterïre clarum,
Et noBem mvtdïae geluque vmcat.

JANUS BROUKHUSIUS,

OP

* * *

-ocr page 18-

ο ρ '

" Η Ε τ G R ο ο Τ Ε

SCHILDERBOEK

VAN DEN HEER

GERARD DE LAIRESSE.

G^ae te tam laeta tulerunt

' I

j

SaecuLa ?

D^e Schilderkunil, die ilomme poëïy,
li Plag hoog in lof en hemelwaart te draven ,
„S Begeert, ge-eert vele ewen op een ry,
m dier gefchat by Griekfche en Roomfche braven»
Al fchenkt natuur veel gaven overmilt,
Veel wonderheën, de kunft flaat dikmaal boven.
Die haar flechts volgt en nabootft, meer gewilt
In huis by huis, en vorilelyke hoven.

Maar eew noch tydt heeft fchrift of merk bewaart
Van enig nut berecht en fchilderlefle,

't Gemeen ten dienil: dees glori bleef gefpaart
Voor vlyt, vernuft en veder van
Lairesse.

Dees brengt een werk, by al d' aaloutheit fchoon
Vergeten, ons ter goeder uur te voorfchyn;

En fpant veelfms de rykfte fchilderkroon,
Opdat de glans der kunil volkomen doorfchyn'.

Dat beelt voor beelt het wezen wel gelyk',
Vernoegt hem niet, indien 't niet, fchoon gefchildert,

Ook geeitig en recht fchilderachtig blyk',
Zo dat 'er niets verwart legge, of verwildert.

-ocr page 19-

Hy wil, dat een puikfchilder wys bevroe ,
Met wakkre zorge en toe?.igt, om te mikken

Op 't rechte wit in τγη fafreien, hoe
Een kunftenaar zy kenbaar aan 't welfchikken.

Hy, leert wat reên met overleg gebiedt
Vooraan in 't ftuk en fterker te verichynen; ^

Hoe 't minfte van belang dient in 't verfchiet
Te w^ken , en al flawer te verdwynen:

Hoe 's meefters hant , beftemt van elx gezigt .
Vernuftig verf en kleur van pas moet mengen.

Met zwart en wit, met fchaduwe en met lichte
Gelyk natuur dit eifcht, of wil gehengen.^
Hy let, wat in verfcheide luchten voeg',
By vier of vocht, in galerye, of kamer,

Of ope lucht, 's aanfchouwers zin vernoeg';
Keurt teilen af, en tekent veel bequamer.

Hy beelt met luil, uit haat van kunftgebrek,
Hiitorien en fablen, ryp van oordeel,

Natuurlyk uit: wie wenfcht niet, dat het ftrekk
Een voorbeelt, veel leerzuchtigen tot voordeel ?

"ZiO Weet hy leên op hun vereifchte maat
Alleen niet, die geen kenners oog verveelden,

Maar fchuw van al, wat lam en ledig ilaat,
Hartstogten en gepeins öok af te beelden.

Zo levert hy geen' fchyn , de doot ten fpyt.
Maar vel en vleefch qp doeken en pannelen,
Daar man en vrou veel jaren na hun tydt
Verfchynen, en van 't leven naaw verfchelen.

Wat ilreken kent dit brein niet van 't penfeel f
Het melt u, wat in lantfchapfchilderyen,

Schakering van gebloemte en bloemprieel.
Te kiezen fta, of, als een vlek, te myen.

Geen etskunil, geen ftilleven wort hierby,
G^n kunilwerk, door dien naain beduidt, vergeten,
Geen boukunde ook, noch beeldehouwery,

Naar 't voorfchrift van de wiskunft net gemeten.

* * * -

Zag

-ocr page 20-

Zag Zeuxis op, Apelles me zo klaar
Een kunilbereGht in 't licht gebragt, zy riepen,.

Dat zy zich zelfs vergiften hier of daar
In fchikkinge ^ of in 't hogen en verdiepen.

't Verhaal wiert nu te lichter toegeftemt,
Dat vogel, vee, en llraal van menfchenogen,

Door fchilderlmnit en verf, al luidt dit vremt,
Zich vonden, als door toverkunil, bedrogen.

Maar wie kan ooit begrypen, fchoon men 't zwoer
Hoe die dit fchreef gezigt ontbere, en zonder
Den dag te zien zo fchoon een werk volvoer'
Met eige hant ? ó wonder boven wonder!

O fchryfkunil, nooit gehoort! ó bhndeman,
Vol zeldzaam Hcht, zo klaar en ver noch ziende!

O kracht van geeft, in zwakheid kloeker, dan
Veel llerker wrocht! wie melt, wat gy verdiende ?

Een meefterftuk, dat meeft zich zeiven pryil,
Elx oog en hart bekoort, verdient niet zelden

Een dekkleedt, fijn van zyde, of goude lyit:
Maar wie kan dit volfieren, wie vergelden?

Poëten, op ParnaiTus hoog verHcht,
Eert gy om llryt
Lairesse, en kranil zyn haren

In fchildery, die fpreekt, van lofgedicht
Met Dafnes loof en nooit verdorde blaren.

i' 'i

1

J. VOLLENHOVE,

GE-

-ocr page 21-

GEDACHTEN
OP HET

GROOT

SCHILDERBOEK

VAN DEN HEER

GERARD DE LAiRESSE.

In tenebris Lux.

AIRESSES fchildergeeil ontiluit haar hofpoortaai,
p
Τ ^Alwaar 't leerzuchtig oog weid in eens Vorllen
p ' S zaal,

Naêr kunft en maat gebouwt, verrykt met tafe-
, ^ reelen,

an s meeiters hand volwrocht door verw en konilpenceelen,
^^eï"^edenafgelegt, door Weetenfchap beftiert,

Met kleuren gefchakeert, gedommelt en gefiert,
Verdiept, verhoogt, doormengt met fchaduwen of lichten,
y^r d'ed'le kunil vereifcht 't gebruik der fchilderplichten.
η/ί· ^^^^ doorlucht veriland GefchiedenilTen maalt,
Oi Iticht een trots Gebouw uit Romaas grond gehaalt,
^n volgt d'Aloudheid na, op'tfpoorderwakk'remannen,
Om^tot de Bouwkonil al zyn krachten in te fpannen, -
^ t prachtig groots geiblcht volmaakt in iland en leeft,
^iet Crriekf' en Roomfche praal te fleren door zyn geeft.
Of ^^^^^ ^^^^^' ^^^ konftryk fchynt te leven

VI maalt de baare Zee, die, hemelwaard gedreeven,

*** 3. » Stuuwt

-ocr page 22-

'Stuuwt waterberg op berg, tot woeft geweld gewent;
Daar zich de hemel wreekt van 't waterdreigement,
En 't held're middaglicht in wolken legt gedompelt,
Om niet op 't onvoorzienlt te werden overrompelt.
Of maalt de zachte Vloed en vlak gekamde Zee,
Daar veilig dobb'rend dryft 't neil van Halcioné;
Of leid het ilraalend oog in weelige Landsdouwen,
Om 't vee, geboomte, vrucht en bloemen aan te fchouwen,
Doorklieft met Beek en Bron en zilv're Watervliet,
Daar 't hemelhoog gebergt, verflaauwend' in 't verfchiet,
Smelt in een dunne lucht verlicht door zonneilraalen,
Of daar de luil hem noopt 't Stilleeven af te maaien,
Of 't Beeld te klinken uit de harde marmerfteen,
Gebytelt naar de maat, voltooit in al haar leên.
Het zy Graveerkonftluil in koper, iteen, metaalen
Έλλ and're ftoiFen haar gedachten af te maaien.
Of, dat men 't fchouwtoneel iHcht op een vaften grond,
Daar Bouw- en Schilderkonil geen misilal ooit in vond.
Dit alles leert
Laires, fchoon hy 't gezicht moetmiflen.
En leid ons, door zyn geeft, in die geheimeniiTen,
Die 't fcherpgefleepe bryn in zyne blindheid ziet.
Veel klaarder als het oog dat held're ftraalen fchiet,
Wiens groote Schildergeeft, zo ver in konft ervaaren,
In alle deelen kan Apelles evenaaren,
Gelyk daarblyken zyn van dat doorftraalend licht,
F.er hem 't wreed noodlot trof en floeg in het gezicht,
Daar zyn verheeve ziel bleef ongekreukt, vol luifter,
En fpreit, fchoon 't ligchaam lyd , een klaarder glans, in't
duifter.

Men trooft zich in 's Mans leed, en hoor zyn leffen aan, 5
Door zyn geleert vernuft gefehildert op dees blaên.

ABR: ALEWYN.

A: HOU-

-ocr page 23-

Α: HOUBRAKENS

AANTEKENINGEN

over 't Leven van den Heer

GERARD de LAIRESSE,

Konflfchtlder, en Schr^ver van dit ΨerL

erard de L aires se, een Konftbloem, 20
|fchoon, als ligt in geen eeuw weêr ftaat gezien
te worden, ontfproot te Luik, in den jaare

Veele hebben gemeent, dat hy een Leerling van den
beriichten
Β art ο let geweeft is. Wy willen dit in 't ge-
heel niet betwiften ; maar het grootfte deel van dien roem
zyn Vader
Reïnier, die een braaf Schilder, en in dienft
van de Prins van Luik, t'zamen met *
Bartolet was, toe-
wyzen. Zyne Konftwerken worden weinig minder dan
die vp
Bartolet gefchat , aangezien dat zyne penceel-
houding met die van
Bartolet overeen kwam: gelyk my
ook van zyne Schilderen zyn voorgekomen, die men voor
eigen Penceelwerken van
Bartolet zoude hebben apge-
2ien; alleen was hy wat ruuwer in zyne behandelinge,
noch zo in een fmeltende niet.

Onze LAIRES had dan by die gelegentheid ook toe-
gang tot dien grooten Meefter in de Konft, die van zyne
jeugd af ïn verfcheiden Taaien geoeffent, groote geneigt-
heid voor de Oudtheidkunde had, en naar Rome trok,
om 't geen hem in boeken, óf prentvertooningen aange-
toont was, nader in de eigen Friefche op de Keizerlyke

Ko-

* Bartolet.■ Zominigen meeneii dat hy een Brabander of Nederlander is geweeft, uit zy-
nen bynaam FUmani gelyk ik ook noch een proefdruk heb van een prent, door onzen
> /^ίΐϊ eenige Amazoonen te paard zitten, aan welke een doode Leeuw ver-
toona word, daar hy met eigen hand,
BanoUt FUman, Inventor, heeft onder gefchieve» ,
tca oewyze dat dic naai een fchildery of tekening van
Bartolet gevolgt is.

-ocr page 24-

Aantekeningen, over 't Leven van

Kolommen en Eerepoorten te befchouwen, en zelf af te
tekenen: alwaar hy in eenige jaaren verblyfs aldaar, door
zich zonder ophouden na fchoone voorbeelden, daar Ro-
me vol af is, te oeffenen, een Hoogvlieger in de Konft
geworden is. Dit is te zien aan zyne Penceel werken-, die
groots van gedachten, woelig in hunne fchikking, vlak of
breed gefchildert, en konftig getekent zyn. Waar door
LAIRES dan een denkbeeld, van 't geen^men
Antiek
noemt, en de Italiaanfche Penceelkonft achting geeft,
kreeg; 't geen hem naderhand door ander behulp (gelyk
wy op zyn plaats zullen aanw^yzen) volkomen onderricht
is. Daar"benevens heeft hy de prentkonft van
TetraTefla
al vroeg, eer dezelve by anderen in Nederland gezien wa-
ren , gekent, en inzonderheid in zyne wyze van tekenen
zich daar van bedient, als klaarlyk in zyne eerfte Teke-
ningen te befpeuren is. Dit zeg ik niet tot 's Mans ver-
kleening, maar tot zyne roem, en ten bewyze van zyn
goed oordeel, waar door hy de prylTelykfte behandeling
heeft weeten te verkiezen, en zich ten voorbeeld te ft el-
len. Want zich te bedienen van eens anders vernuft, zo
dat het ontleende niet affteekt, als een nieuwe lap op een
ouden bedelaars mantel, vereifcht een goed oordeel, 'k
Heb daar ook niet tegen dat het dus gefchied, en pleit
voor die vryheid myner Konftgenooten, als
Andr: Ψ els ^
voor de Dichters , in zyn Gebruik en Misbruik des To-
neels:

Indien Virgilius wifl goud te puur en uit
T)e drek van EMnius ^ en eene ryke buit
Haalde uit Homerus: zo V de lof niet kon verkleinen
Van d'allerbefle Blyfpeldichter hr Romeinen,
'^at hy twee Spelen van Menander fmolt in een^
Toen hy zyne Andria toeflelde: en mach V zo heen,
T>at Tlautus^ Navius^ en Ennius, uit taaien
Van anderen
V fieraad van hunn' gedichten haaien,

Ja

-ocr page 25-

G: de LAIRESSE. .

Ja vaak de flelling, en de flyl: en is 't geen fchand
Voor u Guarïni, dat ge in uw Vaderland,
T>at ge in uw" Moedertaal hebt Taffo uitgekoozen.
En met de fiof van zyn Amintas, zonder bloozen,

Vw Taflor Fido fiert ?..........

..........En kan het fieeds betaamen

Aan Moliëre, dat hy, zonder zich te fcbaamen^
Volgt in zyn meefle werk de Italiaanen na^ ^
T)ie hunne geefligheên, en kwinten ^ zonder gd,
^it Ariflophanes weerom, en Tlautus trekken ;
Ja zal het hen tot lof, inplaatsvan lafler, flrekkenl
enz.

Dus doende hebben ook d'oude Konilfchilders lof ver-
dient, als zy het pryiTelykfte uit anderen hebben ontleent,
vervormt , verfchikt, en dus de Konftby trappen tot meer-
der volmaaktheid doen opklimmen; waarom zou dit nu
tegen gefproken worden? doch, gelyk ik boven gezegt
heb, dat het zo gefchiede, dat men niet kan zeggen, dat
is een beeld, dit is een arm, been, enz. van dezen ot
geenen gerooft; maar, dat d'ontleende deelen, zo m het
geheel verfmelten, dat 'er niets van door ileekt; op dat
lun niet gebeure als den Rave in de Fabel wedervoer,
die zyne zwarte pennen had uitgeplukt, en zich met de
vederen van andere vogelen oppronkte, tot dat elk de zy-
ne weder haalde, en de Rave naakt Hond te kyken, en
van elk befpot wierd.

Onze meening hier omtrent by tuiTchenreden klaar ge-
noeg te kennen hebbende gegeeven, willen wy onze Le-
vensbefchryving verbolgen.

Gerard de L aires se, neemt een beiluit om zyn
Geboorteilad te verlaaten,
{geen Sant^ zegt defpreuk,
word verheven in zyn land) en zyn fortuin elders te zoe-
ken. Hy 7et zich tot Utrecht ter neer, maar vind ten
eerilen niet het geen hy zogt, noch kon daar met zyn
Penceelkonft te rest raaken, dus hy zomwyle uit nood ,,

* * * * een.

-ocr page 26-

Aantekeningen, over 't Leven van

een Haardfchut, ofLuiffelbord moeil fchilderen. iemand
die by zyn deur woonde, riedt hem een paar Stukjes te
fchilderen, en dezelve naar Amiterdam te zenden, om die
aan den Konilhandelaar
Gerard 'Viknbur^ te vertoon en;
gelyk gefchiede.
Jan van Teé en Grehber fchilderdeti
op dien tyd voor
Vilenburgy en maakten met hun beide
zo veel Frans uit, dat zy de Brengiler der twee Stukjes 5
die geen Duits konde fpreeken, Λ^erίtonden, en antwoord
konden geeven. En beziende deze twee Stukjes, in te-
genwoordigheid van
"Oïlenburg , preezen de zelve naar
hunne waarde, t'effens verwondert dat zo een Konillicht,
door onverftand, als door een donkeren miit bedekt werd 5
en rieden
Uilenburg dezelve te koopen; welke daar op
aan de Brengiler vraagde , hoe veel geld zy daar voor
eifchte ? die tot antwoord gaf, zo veel als hy beliefde te
geeven.
Uilenburg bood haar 60 guldens voor 't iluk, en
vraagde of zy daar meê te vrede was; en of die Meeiter
wel tot Amfterdam zou willen komen, om voor hem te
fchilderen ? 't antwoord was ja. Zy vertrok met dien buit j.
en
Vtlenburg, aangefpoort door van Teé en Grebber^
volgden haar dien zelfden avond (om dat die Haas hem
niet ontilippen zoude) met de nachtfchuit op Utrecht; en
fprak hier over zelf met
Laires; die zich gereed toon-
de om van daar op te breeken, dat ligt gefchieden kon,
wyl hy geen vragtfchuit nodig had om zyn Inboel ov^r te
voeren. Hykwam dan ten eerllen tot Amilerdam, en op
een morgen omtrent negen uuren by
Uilenburg, daar van
Teé
en Grebber waren, die hem, van wegen zyn miffelyk
figuur, verzet ftonden aan te kyken.
Uilenburg toonde
hem een ledigen doek, en vraagde, wanneer hy begin
wilde maaken ?
Zo flraks, antwoorde Laires, en ver-
volgde ,
wat wilt gy dat ik daar op maaken zal ? T)at is
my onverfchillig
, zei Uilenburg ; maak.daar op dat geen van
uw genegenheid is.
Straks wierd hem een Palet met verw en
' eenKrionpengegeeven, en hy zette zich voor den Ezel.

Tot:

-ocr page 27-

Ο: de LAIRESSE.

Tot noch toe had hy de eene hand onder zyü rok ge-
houden, daar ieder het oog op had, nieuwsgierig wat hy
daar onder verborgen hield, tot dat hy
zyn Fiool daar on-
der van daan haalde, de fnaaren ftelde, en een deuntje
fpedde, zo wel naar de konft , dat
Grebber ^ die zich meê
't fpeelen verftond, zich daar over verwonderde, en noch
meer, als hy de Fiool neêrgezet hebbende, de Krionpen
nam, en maakte in een oogenbhk de Schets, of bewerk
van zyn Stuk, 't welk verbeelde een Beeileftal, en daarin
Jofef en Maria met haar Kindje. Toen nam hy weer zyn
Fiool, en fpeelde een muzykilukje, maar verwüTelde ilraks
de Fiool voor 't Palet, en
fchilder de dien zeiven voormid-
dag het Kindje, 't Marias en Jofefs Tronetje, en een Offe-
kopje volkomen op, en zo konftig, dat zy, die den ge-
neden tyd by hem geftaan hadden, zich daar over ver-
Wonderden.

Wanneer hy nu in den tyd van acht weeken verfcheiden
Stukken voor
Uilenburg fchilderde, enhy die aan de Lief-
hebbers liet zien, en prees, wierd onze
Laires ilraks
van anderen aangezogt, die hem
meerder loon voor zyn
Penceelwerk aanboden; daar hy zich van bediende.

Het was niet mogelyk te befchryven alle de Konft- en
Kabinetilukken, Zolderwerken, Zaaien, enz. die hy be-
fchildert heeft. Of zo 't ons al doenlyk waar , zoude het
wel een geheel boek beflaan. Als mede meenigte van Te-
keningen met rood kryt, en met het penceel konftig en
op een gemakkelyke wyze behandelt, waar van de voor-
naamfte, als ook het meeile getal thans in 't Konftkabinet
van den Heere
Jeron: Tonneman bewaard, en in groote
achting gehouden worden.

Doe hier by het groot getal van zyne geëtfte Prenten,
die door
Isi: Vijfcher ^ tot een geheel Werk verzamelt, de
KonftoeiFenaars ten voorbeeld, en dienftverkogtworden;
die mede op een ligte en welftandige wyze, even als zyne
Tekeningen, behandelt zyn.

■·"■■'■■ Dit

*■* * *

-ocr page 28-

Aantekening en over 't Leven van

Dit alles dient niet alleen tot verwondering, maar zelf
zullen de nakomelingen 't naauwlyks (wanneer 't hun ver-
haald word) gelooven willen, dat zulks in eens menfchen
levenstyd te doen was, ten waare daar by gezegt wierd,
dat hy by uitneementheid vaardig in 't fchilderen was.
D it is aan 't volgende ilaal te zien.

Hy ving een wedding aan, dat hy op een redelyk groot
doek, op een dag, Apol en de negen Zanggodinnen zou
fchilderen, met hunne behoorlyke toeruftingen op Parnas,
en won ze ook. Daar en boven had hy noch ten overvloe-
de 't Pourtrait van
Bartholomeus Abba (die, nieuwsgierig
zynde hoe verre hy gevordert was, hem in den namiddag
kwam bezoeken) voor 't beeld van Apollo na 't leven ge-
fchildert, dat ieder het konde zien, dat het
Abba was,
die voor den Parnasgod gefchildert Itond.

Dit in 't algemeen gezegt, zullen wy ons uitlaaten tot
eenige byzonderheden, en uit het groot getal van zyne
Penceelwerken, maar van eenige zyner Konltilukken fpree-
ken, die niet alleen den Konftlievenden behaagt, maar ook
de pennen der Dichteren hebben vlot gemaakt, om 'er tot
zynen lof van te melden. Gelyk de Heer
Ludolf Smids,
op het natuurlyk en konftig verbeelden van zyn * Tolixe-
na \ gedood op het graf van Achilles, (daar hy ook met een
des Schilders verftand en oordeel over, of aangaande het
regt gebruiken der Poëetifche Hiftoriebefchryving pryft}-
zich dus laat hooren:.

Geen Minnaar trekt den degen uit -.
En wond zyn fchoone Bruid.
Ovidius ^ gy fchiept nooit yjfelyker logen.

V Is Ψyrrhus niet, wiens jiaal die maagd de borfi ontfiuit ^
En 'x Vaders fpooken, met dat bloedvergieten fluit.

Leer-

* PoiixenA, de fchocnfte en laatfte Dochter van den Koning Priamus en Hecuba, watd,
van Pyrrhus doorfteeken op 't graf van zyn Vader Achilles , op vermoeden dat zy van de
vcrradeilyke onderneeminge tegens Achilles geweeten had, die van Paris , zo als hy ftond
voor 't Autaar, in den tempel van Apol,
om ïyn UOHW met ïolixena t« beveiligen, ia^
zyn hiel gewoijd wierd,. dat hy ftierf.

-ocr page 29-

G: de LAIRESSE. .

Leermeefler 'υαη de Mïn ! hoe kan V uw hart ge doogen !
L AIRES fchïkt beter y die weet wat de Min beduit.
geeft het mes een paap, flokoud en onbewogen ;
Zet T^rrhus in een hoek, en dekt zyn lekende oogen. j
Geen Minnaar trekt den degen uit,
En wond zyn fchoone Bruid.

Noch een, door eyen gemelden Dichter L: Smids, op
de verbeeldinge van 1
Tiido's dood:

Pels leerde T>ido (zo tuigt HmgQns) fierlyk flerven,
Toen hy dat Tiicht fchreef, dat het haafl bewoogen hart
Eens tedren lezers ^ door onlydelyke fmart,
In een doet krimpen, en van fchrik zyn warmte derven,
^eelfierlyker fterft zy hier door
Lairesses verven.
Haar boeze^n zweet ^ en is ten uiterflen benard.)
Haar oogen βααη met kragt en arbeid opgefpart;
-^Is of zy noch den draad haar]s levens moefl zien^ kerven,
Terwyl een traanenvliet^ by dropplen^ ^ar uit lekt;
En hetgewrigte zich verdraait^ en kromty en rekt.
En d'aders fpant, en de verflapte fpieren lillen.
Tie pen is dan te zwak om tegen het penceel
Te worflelen ; een vaers flrylit voor een tafereel.
"Doch het zyn zuflerszagt
l haar paf en geen gefchillen.

Alle goede dingen , ^egt het fpreekwoord, befiaan in
drie.
Wy zullen 'er noch een aanlaiTen, dat wel niet groot,
maar voor 't befte en uitvoerigfte van zyn Konftwerken

3 ' ' ge-

* * * *

1  Dit verhaal van Dido woid voor eeft verdichtzel van Virgiilus gehouden , die dit trou-
wen en fcheiden van Dido en Eneas heeft verciert, om de Karthagienzers te bcichimpen
die haar Keningin EUie , na haaie dood, om datze zich zo inannelyk had omgebracht,
met den naam van üido (Manninne) onder hunne Goden hebben gefielt. Waarom ook
-Ai.
Ae Ïonte::elU, in zyn Zamenfpraak der Dooden , Dido dit doet zeggen: Zo de Mtnne-
handel, dU VirjiUm my t,efchryft, eenire -waarfchyneiykheid hadde ,
Z-omie ikkinnen Ue^enmm , dat,
wen my χ er dacht hielt ^ maar hy ζ^ή my Eneas tot een Minnaar, die drUhondert jaaren voor my Kit
bet leven is gejcheiden.
't Geen door dc Schim van Stratonica fchamperlyk aldus verdedigt
woed ;
Dat gy ^eft, is al iets hyz.onders. Bet is xLaar dat ^y driehondert jaaren na her^ ter -wa.rejd
z.yt gebracht
; maar Virgilius heeft x.o -veel reden gehad om » t'Ritmen te voegen , dat hy oordeel den dat.
die driehonden jaaren , die
u van den anderen fcheiden , ^een ζ.λλΚ.'^'Λ» atinbelan^r -waar..

-ocr page 30-

Aantekeningen over 't Leven van

gehouden word. Dat is te xien by den Heere Huntum^
tot Amfterdam, verbeeldende den geitraften Tempelrover
Heliodoor, daar de braave Dichter Ψ: Verhoek
de vaars op maakte:

Hier fpreekt de Schilder konfi, terwylze in my η gedachten
V Stilzwygende gemoed beweegt met meerder krachten,
'Dan zelfs welfpreekendheid: ' t ge zicht gaat voor 't gehoor.
Ik zie als op
V tooneel, hoe dat Heliodoor
Om kerkroof word geflr aft ^ ten fpiegel aller eeuwen:
Ik zie en vind my zelfs in 'i Godshuis der Hebreeuwen.
JVat pracht ^ wat heerlykheid der Bouwkonfl freeltmy't
00

Hoe ryfl dat trots gevaart ^ zo wyd^ zo diep ^ zo hoogy
Van marmer en arduin door arbeid opgewajfeu !
Hier zal d'aanfchouwerflilte , ontzag, en aandachtpaff'en,
Tyaar'tfchreijendTrieflerdom^ bedroeft^ metdoodsgelaat
Voor V altaar legt ter aarde in 't heilige fieraad^
T>e Hoogenpriefler God om hulp fmeekt uit den hoogen.
Men ziet hen alP gelyk in droefheid opgetogen ,
T>ees wyde Galery van 't vrottwelyk geflacht
Vervult^ dat fchreijende om Gods hulpe zyne klacht
Met handenwringen toont ^ of flaat verbaafl zyn armen
Ten hemel^ om genade en Goddelyk ontfermen.
Noch treed den Rover toe , door gouddorfi boos ontzind^
En flaat haar klachten en gebeden in den wind,
'T>aar zyn Staffieren ναβ den fchat der Godskifl rooven:
Maar Gods Almachtige arm weer flaat zyn trots van boven.
Hier lep: hy, die noch flus ontzaglyk., groots., volpraal.
Ter Schat zaal intrad^ nu aamachtig van V onthaal
Der Hemelgeeflen, in gedaante als jongelingen;
Terwylze aan elke zyde al flaande hem befpringen.
Dees rykgewapende en wel opgezeten noopt
V Gezwinde ros., dat met de hoeven op hem loopt,
ÜD/V nu door fchrik V gezicht verduiflert, fchreeuwt vól
fmarte::
 Zyn

i:

-ocr page 31-

G: de LAIRESSE. .

Zyn dappre Wagentuurs ontz.ygt hun Oorlogsharte,
Het gulde harrenas des Ridders op het paart
Tioorfchittert hun 't qezicht met vreeze^ die vervaart^
Nu achter hunnen fchut hem fidderende ontvluchten:
Qy z,iet Hebreeuwen ^ van dien trans ^ op dees geruchten
Verwondert, 's hemels hulp befchouwen tot hun troofl.
Zo ryfl de Schilderkonfl, gelyk de in V Cfofi,
T^te V al haar verwen geeft ^ met voeglykheid en orde,
Natuur flaat zelf verheugt, die eerfi den Schilder porde
Ds heirbaan van de konfl, zo klippig, ongebaant,
Bezet met doornen op te klautren, en vermaant^
Met d'Oefening verzelt,
Laires voort te vaar en.

kondig oogmuzyk braveert V geluit der fnaaren.
T>e verwen ondereen ge dommelt, eel en zacht,
T)aar flaauw en
fomber^ hier weêr in haar volle kracht y
En kiejfche zuiverheid, en houding in de kleuren^
Voldoen het keurig oog, als zag men het gebeuren,
Terwyl uit ieder beeld 'i geheim der hartstocht flraalt.

My komt in gedachten, dat F: van Hoogflraaten, in
een vaars op de Beeldenis van zynen Broeder, mynea
Meefter
S: van Hoogflraaten, zeide:

Hy dicht in Schildery, en fihildert in Gedicht.

Dit paft ook op onzen Dichter Ψ: Verhoek, die door
zyne pen, even als L
αires door 't penceel, het fchoone
gepaarde licht, en brnin, het natuurlyk voorkomen, en
wegwyken, en de zuivere behandeling daar in waargeno-
men , ten toon ftelt; en wat pryswaardig in dit Konftftuk
aan te merken is, affchetft in letteren. En dus mag men
in 't algemeen van zyne Penceelwerken zeggen. Immers
^y heef't altyd het voornaamfte, en hoofdzaakelykfte in
zyne Werken laaien fpreeken: daar andere braave Man-
aen in de Konft zich zomwyle wel eens aan kleenigheden

heb-

-ocr page 32-

Aantekeningen, over 't Leven van

hebben vergaapt, en 'er meer tyd, dan ze verdienden, aan
befteed ; waarom ik ook daar en boven tot zyn roem zeg-
gen moet, dat zyne verkiezingen, of de voorwerpingen
zyner verkiezingen, pryffelyk zyn, aangezien dat ny zel-
den iets door 't penceel verbeeld heeft, dat geen vlyt en
konft verdiende, 't Is waar, alles is wel niet even gelyk
van fchoone vinding, en penceelbehandeUng; maar men
moet weeten, dat de gedachten der Konftenaaren niet al-
tyd even bekwaam zyn, noch de luft altyd even groot is,
te meer in hem, wiens levenskoers wel eens buiten 't fpoor
holde, en in ftee van den boog t'ontfpannen tot verfrisfm-
ge der geeften, uitfpanningen kon maaken, die zyne gee-
ften en krachten affloofden.

Niemand zal dit zeggen voor haatigopneemen, die weet,
dat een regtfchapen Hifioriefchryver (gelyk ik in opzicht
van deze zyne Levensbefchryving daar voor moet worden
aangezien) volgens zeggen van
"Polybius^ geen acht moet
geeven o^ de perzoonen ; maar uan de zaaken oordeelen,
zo als ze zyn, en in de Hiflorie 'van fpreeken, zo als ze
verdienen.

Om nu met onzen Luikfchen Fenix voort te vaaren,
moet ik zeggen, dat hy in allen deele van de Konft ge-
tracht heeft de Natuur na te bootfen. De Mannenbeelden
kleede hy in laken , aan de breede plooijen te kennen.
Lichte zyde ftoffen, en menigerhande tintelend weêrfchyn,
by dunne floeriTen, en fyne lywaaten, geeftig opgefchikt
en natuurlyk geplooit, zyn alzins het iierfel en de beklee-
dingen zyner Vrouwenbeelden. Zilver, Goud, en veel-
erhande Metaalen, heeft hy geeftig met hunne fpiegelin-
gen, en fterke affchitteringen weeten na te bootfen. Geen
minder fieraad heeft hy ook aan zyne Konftftukken toege-
bracht, door 't fchilderen van veelerlei aart van Marmere
Kolommen, Vaazen, Poortaalen, enz. Inzonderheid munt-
te hy uit in 't fchilderen van
Basreleeves van wit marmer,
met veele Niflen, die in Voorpoortaalen, op de Keizers en

Hee-

-ocr page 33-

G: de LAIRESSE. .

Heere gracht, tot Amfterdam, pronken, zo natuurlyk
gefchildert, dat men dezelve voor gebeeldhoudeMarmere
Plaaten aanziet. * 't Luft ons een van die Werken, als

wel

*****

* J. C. mr™, in zyn Levens der iïedeilandfche Konftfchilders , twede deel , ^

^yde 4oi, vraagt, verwonderende: doch, S Laircjfe/ het „

^^ngjM-vem^^r. zegt verder: Hy was eea Konftenaar die
vereuchte deelcn bezat ea om ntemands hulp was benodigt, noch

noch in Doorzicht- of in de Bouwkunde, noch in de Landichappen, Cieraaden . JJieien ,
yogelen, Fruiten, Viffchen , Bloemen, en met een woord, die een
fchool verftrekte aan de adelyke Schilderkenft. Ook was hy een
ker ten opzichte van de draperyen dei Beelden, want hy klecde
beelden xn het laken, kenbaar aln de breede plooijen. De Vrouwen, de
Nymfen wift hy ooideelkundiglyk op te traliën in vrolyke of m kleurige
■tervolgens den inhoud van de Hiftorie, onder welke optooizels de "««lentte weeiichy nen
de armozynen de gebloemde en ook de eenkleurige damallen , de
fer dc ii,5erfyne lynwaaten , de paarlen en de veel ^oleurige gefteeineiis , gou^
ver met waien vergeeten. Daar by was hy geen minder overvlieger in l^^t natuuilyk ve
beelden van allerlei aart van marmL koloVLen, bronze A^ndbeelden , halfronde graa^
γ figuuren, antickiche hoofden, en in cierlyk opgepronkte graftombes. Het luft ons om
den mede te deelJn, llt fvy op dat kapittel ge^ad met

W^^^f· Eenige jaaien geleden waren wy «genwoordig oj de
Konftverkoop.ng van den Heere Taats , al^waar gevllUglyk een Stuk van - f ƒ
hing nevens een Schildery van den
^Viidier L· Werf. "Het Tafereel van den e ifte ver-
trifrih iï Sev'al daar Sara haaie dienftmaagd Hagar
^/e-^gt by den ouden^

triarch Abraham, om daar uit een vrucht te verwekken: en op het Stuk

men den Koning Seleucus , die zvne diergeliefde byzit Stratonice ^^^
aan de koets van zynen krankèn zoon Amigonus , om hem tot zyn ^o^^Sf.Sf
Sft^chiW ' T^ekpleifter. Wy zullen ^e balden dier be,der

^cn^ ^"" overilaan , om maar in 't voorby gaan te zeggen, dat het van

dat , ^''f ^eer was opgepronkt met eenige cieiaaden , daar ^|endeei

Een H../·'""·^' flonkerde als een geftelnL door alJe de daar op gebragte rykMcdcn
Een Heer, ons wel bekent, zy vraagsgewyze :
Wat z.erje, Weyerma» , dte tu'ce hebuf^mt
^aar op wy tot antwoord gaven: Bet Stuk f^n d,r, \oÏurdamn,eT heeft em kp^aad .SmrmM
dat vm den L^Kenn^r.
Wy keerden ons daar op om zonder een verdere uitbreiding, en
wierden deri
Tiidder van der ziende, die ois Lacedemonifch discoeis had Delm.tcK.

Ke^T die tvd voeren wy van Breda op Rotterdam, en een zeker He" "ΐΥ"

lor vvf" beluft te zyn om die alom uitge4zuinde Konft , zo door de faam a s

door zyne vr-enden , te zien , en daar op lieten wy door een livery dvaagende Mercuur

^erkreefen, In oTdaJi by beleefdelyk wierden ontfongen
èen met ïasftukken befchildeide Kamer, waar van '«ousnoeh
een hengt gezien te hebben , zvnde een Harder en Harderinne, den Veldknaap fpeeldeop
zyn fluit, en de Veldnymf f£heen met een tedere air daar na te
luifteren; op de twedc
giond zag^men een groote tak met Gelderfche roofcn , dewelke fcheenen neder te daalen

^an een fchoone Benthemcrfteene vaas, die vriendelyk gekoloreert en oordeelkundiglvk

waren gcfchilden. Dat Ronfttafereel hing ons zo veels te meer aan , dewyl wy duc-

reaals de Copei van hadden gezien by zyn zwaser Toulon , tot 's Hertogenboxch , die het

Konftpeiiceel verwiflelde voor een Eoerenplaag'ers ampt, dat is,'die een poortbewaakcnd

Komies wieïd m die Stad, een waardigheid die meer aanleiding geeft tot zuipen, als tot
bidden. Na dat den η,,.,^ι;.^ --- ^ ■ ■

irrrii ÏUX z,uipeu, ais rot

_____________^'-""Tl-L^ftuHes had laaten zien,

-.-^cii. iNa aat den Chevalier ons drie a vier uitvoerige „ j^h een poos te heb-

tezag hy my in 't byzonder van het hoofd tot aan de voeten > en n^ ^^ ^

ben bedacht, fprak hy my aan vraagsgesvyze : W^.tnatnha « " f^^ hen^e,,,

Stu-k, een kyjaad Bfir.rman ha.d aan het StKk.van den Schilder at 'f'^'·'''· [ Yffelftein) doch of

(vervolgde hy op een als immers zo ontli:cldcn toon als üen ' t^Jc bit-

te omrchmen ■wcez.en , het -wr.s ,p het K^nflhoelhm^ vm de-a door't hoofd

fche vraag furpreneerde my in den beginne, want dat voorval ^ van een

gewaaid; maar ik heiftelde mv aanftonds , en antwoordc den K^d^tr u ^^^^ ^^^^ ^ ^^^^^^^^

haazefaus, half azyn , half zulkcr , half hoveling , en halt ,

wj uer wel, (gaf ife den Konftichildei tot antwoord) '» 'ks^'^^'f

-ocr page 34-

Aantekeningen, over 't Leven van

wel het voornaamfte in konft van fchilderen en geeftige
vinding, de Schilderjeugd tot leiding (als haar ietsdierge-
lyks voorkomt) en een ileutel, tot opening en verklaaring
van den inhoud te geeven.

Dit is een uitlegging van de vyf Zinnebeelden, in 't
graauw gefchildert, ten huize van den konftlievenden Heer
ThiliP de Flines. Het eerfte Stuk, als men de deur in-
komt , over 't licht, verbeeld de Schilder-, Dicht-, Beeld-
en Tekenkonft.

De Schilderkonil ilaat vooraan, houdende met haare
linker hand haar gereedfchap-, palet, penceelen, en maal-
llok; met de regter hand beurt zy een Tafereel op, waar
eenige voorwerpen op afgefchetil Haan. Achter haar itaat
de Natuur, waar van zy door konil een navolgfter is, en
waar uit zy haaren oorfprongk of beginzel heeft. Het
Kindtje, dat voor haar itaat, met een masker of gryns,
betekent de veranderingen vanvindinge, en nabootfin ge.
Hier nevens ziet men de Dichtkonit, houdende in dè reg-
ter hand een trompet, en in de linker een rol papier of
* toneelrol. Zy is met een lauwrierkrans gehuld, aange-
zien zy door haar doen de menfchen onilerllyk maakt, en
den lof der Helden (door de trompet verbeeld) uitba-
zuint. Het Kindtje, dat nevens haarftaat, torllhetfpeel-
tuig van Apollo, ten bewyze dat de Zongod de Dicht-
konit gunilig is. Men ziet twee Beelden achter de Schil-
derkonil, verbeeldende de Beeldhouwery en Tekenkonit,
ftaan. in haar hand heeft zy een tekening, befchetil met
zommige konitbeginzelen, om aan te duiden, dat zy is de

grond

ieder is ten urtlerger van ζ,γη eigen -woorden.. Vv.' Stuk. had een k^waad Buurman aan het Stttl^
■van de Lairejfe , dewyl hit kraakte vm g'jude , zjhere en bronz.e cieraaden , en gtvol^elyk. alles door dit
kolemn over kraaide wat 'cr omtnnt hin^i daar in tegendeel kvj Stuk^, hneviel óokxefchildert, eenvcu-
dighk, vjas op<ζeCchtkt: vorders verz^oek^ Heer, van my gun ukle^ging af te vorderen, wiens

Schildery de kontiq; (re v.its , devj' l i^ rny deswefcn niet Ïaarn z.ou eyfliceeren. Daar op namen vvy
ons affcheid van den Heer
^driaan van der Werf, die ons uitgelei deed met een vry onge-
lyker air als hy ons liad ontfangen.

Op rollen' papier en parkement te fchryven , is van de oiidfte tyden af eerft by de
Hebreen, naderhand onder de Giiekiche Toneeldichters (om elk hun byzondere rolte doen
hebben) in gebruik gekomen, en heeft ftand gehouden onder de Kamerfpeelders , tot in
mynen vroegen tyd. "Zedert zyn de kamers , of konftgenootfchappen, onder de zinfpreu-
ke,
In liefde Hutij'ende, en andere, geheel te niet geloopeii in Nederlaad.

-ocr page 35-

G: de LAIRESSE. .

grond daar de Schilderkonil op word gebouwd. De Beeld-
houwerykonft heeft mede haar beduidteken; het Kmdtje
boven in de Nis, met een gebeeldhoud menfchen hootd
gemaald, wil aantoonen, hoé die konft beilaat in een ge-
regelde fchikking van welgevormde menfchelyke ledemaa-
ten, waar van het hoofd een voornaam deel is.

Boven elk dezer groote Vakken ilaat een kleender, en
«iaar in door kleender Beelden verbeeld, iets dat toepaiie-
lyk is op de groote of onderfte Niffen, gelyk 'er dan zin-
weelende op het boven verklaarde verbeeld ilaat de Godm
der Wysheid, by een vlammend altaar, waar voor de Voor-
ï-ichtigheid, vergezelfchapt met noch andere Beelden,
knielt, tot beduid, dat die door haar gunft tot volmaakt-
heid geileegen is, en toegang tot den tempel van eere en
lot gekregen heeft, dankbaarheid verfchuldigt is.

Het eerile der Tafereelen , op een linker dag gefchü-
^ert, aan de regter zy, verbeeld de Godin der Wysheid,
m 't midden van de zeven vrye Konften: Dichtkonft, Re-
denkonft, Letterkonft, Starrenkonft, Rekenkonft, Maat-
konft, en Zang- of Speelkonft. Zy ftaat als Belcherm-
vrouw in 't midden van dit doorluchtig gezelfchap; om
datze geacht is de wyfte der Godinnen: waarom ook de
Poëeten verciert hebben, dat zy uit de herfenen van den
opperften God Jupiter gebooren is. Nevens haar ftaat een
Olyfboom, of Olyftak, het zinnebeeld van vrede, met
rede by deze Godinnen geftelt ; om dat de konften en
weetenfchappen 'in vredestyd bloeijen, en als de Olyfboom
haare nutte vruchten geeven: gelyk ook het vlammende
Lamplicht van 't menfchelyke veritand, door den oly der
Wysheid gevoed en onderhouden word. Nevens haar ftaat
ook een Schild, met een Slang omvlochten; ten teken
dat zy zich met voorzichtigheid, meer als met geweld,
befchermt tegen haare tegenftreevers.

Het Vrouwenbeeld, dat vooraan zit, en de Harp of

lier

-ocr page 36-

Aantekeningen, over 't Leven van

Lier van Apollo * moet in de hand houden, is met een
Lauwrierkrans gekroont, en komt voor de zinftreelende
Dichtkonft in het Tafereel. Aan haaren fierlyken Zetel
hangt een t Gryns, om inzonderheid het Toneeldicht te
betekenen; waar omtrent alle de byzondere wyzen der
Dichtkonft gebruikt worden, en even eigen zyn.

Achter haar itaat de Redenkonil te praaien met haar
Slangenilaf, ten zinteken van de kracht der reden en wel-
fpreekendheid ; aangezien men zegt, dat Mercuur hier
door de menfchelyke gemoederen, als door een vermo-
genden fcepter, beheerile. Zy omhelll, met een minne-
lyk gelaat, de Letterkonft. Aan den anderen kant Haat
de Starrekunde, houdende in haare hand een
Aflrolabe y
of Zonnewyzer.

Achter de Dichtkonft ziet men de Rekenkonft, met
twee Kindertjes, waar van 't eene een Schryftafel ophoud,
met eenig cyffergetal, daar het ander op wyft, en aan de
regter zy van Paltas ftaat de Zangkonft, en de Meetkonft.
met een PaiFer, en
Globe, of Waereldkloot.

De kleene Nis, boven het zelve, vertoont den Zang-
berg, Apollo, en de negen Zanggodinnen, in een over-
fchaduw^enden lommer, en de Faam vooruit vliegende,
om den lof der weetenfchappen en konften te verbreiden.

Het twede Tafereel, op de regter zyde van de muur,
verbeeld de
Glorie, of Eere van de Waereld, Dapper-
heid, Zege, Roem, en Onfterflykheid.

Men ziet hier op een hoogverheven zetel de Beeldenis
van Eer geplaatft. Zy houd in de linker hand een Wae-
reldkloot , en in de regter hand het Beeld van Zege of

Over-

* Moet in de hand houden:, enz. Want in ftee van de Harp, is het een Borduurraam·
't Schynt dat de Patroon van 't huis het dus heeft gewild, op dat het toepaiTelyk zoude
wezen op zyn Fabriek^, of wevery van Zyde Stoffen.

ί Gryns: de eerfte bekende vinder van het zelve, ook de verandering van de Rerzooncn
cn Toneelen , is ^ifchylus van Athenen , tydgenoot van Piadaius. Zie
B: Kjnnet, Griek-
iche Dichtr: p; 3S.

, .......r^fchylut houdt een vaflt ftee

Vp liite hal kies, en WAs vinder -van Ttruelen ,,
Van Gryns , en ileeding..........

zegt Ρί/ί, in ^ya Toneelwwtea,

-ocr page 37-

G: de LAIRESSE. .

Overwinning , (zo als men 't op de oude Keizerlyke Munt-
ftukken ziet) die verkregen word door Dapperheid en
Deugd; 't welk noch nader beduid word, door het Kindt-
dat nevens haar ftaat, torfchende Hercules Leeuwen-
huid en Knods op zyn fchouderen.

De twee jonge Maagden, die in haar fchoot Bloemen,
en in haare handen Lauwrierkranffen hebben, en dezelve
de Eer aanbieden, en opofferen, willen te kennengeeven,
hoe door een aangenaame duurzaamheid, de Eer door
deugd en dapperheid verkregen , vereeuwigd word. t
Zelve word ook door de Jerufalems Veer of Palmtak (die
door een Kindtje opgeheven word) t€ kennen gegeeven;
waarom wy 'er ook in onze
Emblemata een zinneprent
van gemaakt hebben, met dit byfchrift:

Hoe meer dat dOoflerpalm gedrukt.

Getrapt word en ter néér gerukt,

Hoe weeliger zy wafi en groeit.

Gelyk de ^eugd te fchooner bloeit,
Hoe meer zy word ge fchoot ^ -vertreên
Als ook
de Waarheid^ fel befireêti y

Van Kerktyrannen. .... . .

Op den achtergrond van de Nis ziet men een Gedenk-
naald , opgeregt ter gedachtenilTe der zulken die den weg
der deugd, eer, en dapperheid betreden hebben; ook de
Faam, die hunne roem waereldkundig maakt.

In het kleene Tafereel, boven dit Stuk, ftaat verbeeld
een Palmboom, waar aan twee Fakkels en Schilden han-
gen, zynde het oulings een overwinningteken, als boven,
door deugd, eer, en dapperheid verkregen. Men ziet
hier nevens ook verbeeld een Leeuw, Paard, en leggen-
den Kameel; om nader uit te drukken, dat de verwinning
moet behaalt worden door kracht, moedigheid, en lyd-
zaamheid. Daar wy mede op zinfpelen in 't bovengemel-

' ' de

*****

-ocr page 38-

Aantekeningen, over 't Leven van

de Boekje, op de verbeelding van den geduldigen lail-
draagenden gebukten Kameel, met deze toepasfmg:

Gedult en fiille Lydzaamhetd^
Zyn flutten die den Kruisdruk fchraagen.
Leer van dit Laftdier^ ('t welk tot araagen

^en rug bied, en zich neder kit)
Hoe elk zich naar zyn lot moet voegen,
Met taay geduld, en vergenoegen.

Het eerite Vak, gefchildert op een regtfen dag, aan de
linker ■z.yde van de muur, vertoont de Godin des Ryk-
doms, óf anders de Afgodin, die de geheele Waereld door
haare blinkende Munt betovert.

Zy zit op een verhevene Troon of Zetel, welkers Leu-
ningen gebeeldhoud zyn met Arentskoppen, óm haar op-
^erile vermogen en aanzien te betekenen. Zy houd op
laar fchoot een Koffertje met Geileenten, en in haar reg-
ter hand een Appel. Voor haar Troon ftaan verfcheide
fierlyk gewrogte Schotelen, Kannen, Vaazen, ook de
Hoorn des Overvloeds, vol goude en zilvere Penningen,
en andere koiMykheden, die de begeerte verrukken, de
zinnen betoveren, en de heele Waereld voor zich doen
buigen, om in haare gunft te ilaan, en van haare Staat-
dochter de Fortuin begiftigt te worden. En gelyk de
MagneetfteenYitt Yzer door een verborgen kracht tot zich
trekt, zo trekt zy ook, door de verborgen kracht van't
blinkende Goud, de begeerlyke harten der menfchen naar
zich: fchoon dezelve niet als de behandeling daar van ge-
nieten; gelyk door de twee Kindertjes, die aan een open
Vaas vol goude en zilvere Penningen lullig en vrolyk grab-
belen , en dien Spaarpot greetig en yverig ilaan om te roe-
ren , om de Schyven van de fchimmel te bevryden, te zien
is, en dit is 't ai. Want,

-ocr page 39-

G: de L AIRES SE.

!D/> zich aan V blinkend Goud vergaaien,
En zoeken hunne ruji in 't geld,
T)ie vinden zorg, die hen fteeds kwelt:
Zo wel in V greetig zamenfchraapen ^
Als in V bezitten -van hun wenfch%
En fchoon het zelve noch vernoegen,
ISloch rufl ^ maar onrufl baard na 'f zwoegen,
V Blyft echter V doelwit van den menj'ch,
Tius 'Was het oudtyds, en noch heden.
'Ï>e Muntgod word fleeds aangebeden.

Men ziet nevens de Kindertjes verbeeld, een Krokodil,
een gedierte dat de vermaarde Rivieren den Nyl, Ganges,
en nizonderheid de Indifche Stroomen (daar zichdePaar-

XT ^^^eei^ten, en het Goud laaten vinden) bewoont.

Nevens de Rykdom ilaat een Vrouwenbeeld, welke in
de hand heeft het Beeld van Pluto, en achter haar twee
Beelden by een Vruchtboom, als ook een Kindtje, dat
van de vruchten plukt, 't Een en ander wil al wat zeg-
gen, gelyk ook de Appel, die zy in de hand houd, zynde
een atbeeldzel van de Goude Appelen, die de Poëeten
vercieren dat Hercules mede bragt uit de Hoven van He-
fperides, waar door de oude Fabeldichters niet anders

viehCr' de ouae t^ aDeidicnters met anaers

OoiW^ ? beduiden, dan dat hy uit de Afrikaanfche
ook eenrykenbuitmeê bragt. 'tWil

b-^Ln τ ^"λ^ ^^ Rykdom ontfpruit uit d?n vrucht-

teeh Λχ^ιι en Veebouw, inzonderheid de Schaapen-
of Λ,^ηΙ . ' en vlees tot voeding, en hunne veilen
Srnn . ^ noodwendig tot bekleedinge der menfchen,
Inh t geeven en aanbrenien: waarom men

gL·^ v?·"" Fabeltyd heeft verdicht, dat Jafon het

mei Α V·^' doo^ van Medea beko-

wa^ ' een vetten buit geroofd had, die Goud waard

Het kleene Tafereel, boven het Stuk, verbeeld, dat

Ja-

-ocr page 40-

Aantekeningen, over 't Leven van

Jafon de Goude Vagt verovert heeft, na dat hy den Be-
ichermdraak, geftelt om het zelve te beletten, had omge-
bragt. Het welk, zedelyk toegepail, onderwyil, hoe
men door 's Hemels hulp en byiland, den Draak van kwaa-
de driften en geneigtheden, die den toegang tot het Gul-
de Vlies van Godvrucht en opregte Deugd beletten of
dwarsboomen, eeril moet overwinnen en dooden.

Het twede Vak, aan de linker zyde van de muur, ver-
beeld Milddaadigheid, Voorfpoed, jeugdige Gezondheid,
en zwakken of armen Ouderdom.

Milddaadigheid ilaat midden in de Nis, houdende een
Overvlóedshoorn, daar het Geld aan alle zyden uitilort,
in haar regter arm, het geen Milddaadigheid of Mede-
deelzaamheid te kennen geeft. Aan haar regter zyde
knielt de V oorfpoed , die haar aanbied een koitelyke
Halskarkant, 't Waar te wenfchen dat zulks altyd gefchie-
de, en dat de Voorfpoed den Milddaadigen toevloeide,
aangezien zy 1 gewiekte f open handen hebben, om vaar-
dig wel te doen, en den Benoeftigen meête deelen. Ge-
lyk wy dan hier zien, dat aan de voeten van Milddaadig-
heid de arme Ouderdom, door een afgeleefde.magere ou-
de Vrouw verbeeld, (aan haar ilegt hulzel en bekleeding
te kennen) ter aarde leit, by zich hebbende een Kruk of
Stut, leunende op een Waereldkloot, als ook een Kindtjè
nevens haar fchoot ftaan, welk Van de Milddaadigheid
eenige flukken Geld worden toegereikt, waar over 't zich
verheugd, en bly ziet ; 't geen klaarlyk aandient, dat de
deugd van Milddaadigheid, een TroollereiTe is voor de
Weezen, en den Afgeleefden eenStutverilrekt, wanneer
zy dubbeld ongelulvkig, dat is, arm en oud zyn.

Ιί

1  Gewiekte : dit betekent, vaardig in 't weldoen te weezen, op dat het niet gebeure,
ais verhaald word van een Voift , die, bewuft dat de Wysgeer , zyn Viiend, ziek en be-
hoeftig was , zo lang vertoefde met weldoen , dat het te vergeefs was ; want als zyne die
naars hem fpvze bragten , was hy al van gebrek overleden.

t Open handen : du betekent gereede Milddaadigheid. Men leeft in de oude Gefchig-
ten, dat, als de Gezanten van Bearn bevel ontfangen hadden, om een der Zoonerf
van
Heet Willem van Moncade tot hun Vorft te verkiezen, keurden zy dien, welke hun in 't
begroeten voorkwam met cpene handen j om dat zy het voor een zeker voorteken van
Milddaadigheid opnamen.

-ocr page 41-

G: de LAIRESSE. .

Zy heeft een zedig wezen en gekat, ten bewyze dat de
Godvmcht in haar hart huis veil, waarom ook onze Ver-
nufteling den 1 Olifant, tot een zinteken van de God-
vrucht , achter haare zetel geplaatil heeft.

Men ziet ook achter de Milddaadigheid een Arent op-
waards vliegen, naar den Troon van Jupiter ; 't geen te
kennen wil geeven, dat de deugd van Milddaadigheid van
de aarde opwaards vliegt, naar den
Hemel, van waar zy
haare belooninge wagt. En, wat laager, de jeugdige Ge-
zondheid , tenger van wezen en leeft, bekranil met Bloe-
men, die tot een Krans met levend Groen gevlochten.
Jeugd betekenen. Zy houd in haare regter hand den Staf
van t Efculapius, en aan haare zyde het Stuur of Roer van
een Schip; welke dingen Gezondheid en een gelukkigen
itaat van Voorfpoed betekenen.

In 't kleene Tafereel, boven dit Stuk, word vertoont,
Marcus Curius, daar het Gezandfchap der Samniters hem
met Gefchenken komt aanzoeken, en daar hy vergenoegt
met een Schotel Raapen, geruil, en buiten ftaatgewoel,

1 en hunne Gefchenken afwyft. Dit Vertoon-

zel eilcht geen verklaaring.

Weide ik, door dit doen, in deze Levensbefchryving
wat breed uit, dit gefchied, om dat de^geenen, welke
noch onbedreven zyn, hunne Denkbeelden, door het be-
Ipiegelen van dit groot Vernuft, zouden oeffenen, endoor

hl'iliivp VnnrKa^l J1__________Γ 1 Tc rrf

digen Lezer laftig vallen; maar 't is het wezentlyke, de
ziel en het leven van de Konft, en die het Konilwerk doet
fpreeken.

****** jj^

1  Men zegt, dat dc Olifanten de opkomende Oofterzon eere bewyzeii-: en als dc nieuwe
Maan veifchynt, dat zy zich dan in de riviei eaan reinigen, en vooi de Ipiegelinge van
Maan, in 't water zich buigen. b ο . ^ ,

1 t^Jcuiapzu^s, de God der Geneèskiinde, of Gczondmaaking, heeft Hippolitus, door t
^^ paarden , tuffchen de klippen verplettert, na dat hy de afgeicheuide lede-

ndeibaare Genceskonft geheelt. Zie

maaten weder by een verzamelt had, door zyne won_______________________ ^

L·; ümids kantfchrift, op den Brief van Cydippc aau Akontius. Zyn Staf is beven aan
omwoeld met het GeneèsWid, dat hem a;evallis; door ee» flanci aangewezen wierd. Daar
fty
de eeilte proef mcê aan den dopden Glaukus dce^,

-ocr page 42-

Aantekeningen, over 't Leven van

In dit 'zelve huis van de Flines^ thans bewoont van den
Heere
Adr: Rutgers^ is ook een befchilderde Zaal van
onzen
Laires te zien.

Maar, alzo wy met het verklaaren van het voorlle Werk,
reeds buiten ons bellek zyn uitgedyd, zullen wy 'er niet
anders van zeggen, als dat dit zelve konilig van vinding,
wel getekent, natuurlyk van koleur, geeilig van toetake-
ling, en breed, en imeltende gefchildert is. Doch dit
zou de eenigile reden niet weezen; maar als ik bevond>
dat
Laires, in zyn Schilderboek, verfcheidenzynerTa-
fereelen befchreven heeft, en niemand, als de Maaker zelf,
beter weet, wat hy met het zelve te verbeelden gemeent
heeft, heb ik het nodeloos geacht my daar verder in uit
te laaten.

't Waar te wenfchen geweeft, dat hy het zinnebeeld
van de Armoe (door hem zelve verbeeld) met wat meer-
der nabedenken befpiegelt had, en in tegendeel het zin-
nebeeld van de Spaarzaamheid zich tot navolging voorge-
ilelt, en betracht, daar hy een grooten trooft en lleun aan
zoude gehad hebben, toen hem in denjaare i(i9o de blind-
heid overkwam, die hem tot zyn dood bybleef. Menig-
maal heeft hy betuigt, dat hy, blind zynde, meer zag dan
toen hy ziende was; want toen zag hy, daar hy te vooren
niet eens op gedacht had, namentlyk, dat hy moeil ge-
fpaart hebben; doch te laat even als die, van wien
jan
de Bruïn, de jonge ^
in zyn Jok en Ernfl, op bladzyde 5-,

verhaalt: dat hy, zyn inkomen yerwaarlooll: hebbende,
met een zyner Vrinden in een Schilders Winkel ging, die
daar eenige Stukken kogt. Hy, ziende een Tafereel dat
konilig gefchildert was, verbeeldende het Oordeel, doch
dier van prys, en geen geld hebbende om te koopen, gaf
de fmart, diehy daar over had, dus te kennen:
ÏVat een^
Oordeel verlies ik, overmits ik geen geld heb !
Waar op
zyn Vriend hem tot antwoord gaf:
Gy mogt beter zeggen
wat een geld verlies iky overmits ik geen Oordeel heb !

Doch

-ocr page 43-

G: de LAIRESSE. .

Doch het fchynt my toe, dat zyn noodlot hem, uit ge-
duldigen aart, zo zeer niet fmarte, als het wel anderen
^ovi gedaan hebben: want die geenen, die verkeermgmet
hem gehouden hebben, getuigen, dat hy zich in die elen-
de heel getrooil droeg, en zich met een deuntje op de
Fluit of de Fiool te ipeelen, vermaakten, daar hy wonder

wel in bedreven was. ttv i i

Hy verftond zich heel wel op è.<tIconologta^ ofUitbeel-
dinge des Verilands, en wat de Hiilorien, en de oudtyd-
fche gebruiken, in opzicht der Feeften, Praaien, Zwier,
Vergodingen, en Lykbeftellingen, met hunnen toeilel oi
aankleeven van dien aanbelangt, daar omtrent bediende hy
^ich van in de Oudheidskunde bedreven Puikdichter
An-
d?-ies Tels^
die hem dikwils kAvam bezoeken.

De zugt en geneigtheid tot de Konft bleef hem, fchoon
blind, by, tot het einde van zyn leven; en verfcheiden
Liefhebbers, Schilders
en Plaatfnyderskwamenweekelyk
by den anderen aan zyn huis, om zyne Leffen orReden-
voeringen, over het een en ander deel van de Konit te
hooren, die hy, na dat hy 'er een denkbeeld van gevormt
hadde, zo goed als hy kon fchreef.

De Lezer zal ligt vraagen, hoe dit gefchieden konde,
daar hy blind was? Maar hy deed het dus: hy had twee
geplumeerde Doeken, waar op hy by den taft, als men
zegt, fchreef met een iluk wit kryt. Als de eene vol ge-
fchreven was, vervolgden hy op den anderen, terwyl in-
middels de eerfte door een van zyn Zoonen wierd nage-
: fchreven op papier, en voorts uitgewifcht, om ledig te
Weezen tegens dat de twede Doek weder met kryt vol ge-
fchreven zoude zyn. Eindelyk zyn deze Schriften opge-
zamelt, en door het Konilgenoodfchap tot twee Boeken,
gefchikt, en overal met Plaatwerk, daar de Voorwerpen,
waar op hy in zyne Redenvoeringe zinfpeelt, op vertoont
itaan, vermengt. Het eerile dient tot inleiding van het
twede, en handelt van de Tekenkonil, gelyk het twede

****** " ΤΓΛΠ

van

-ocr page 44-

Aantekeningen, over 't Leven van

van de Schilderkonit, nevens al het geene daar toe be-
hoort.

Hy overleed in Amfterdam, in het jaar 1711, en wierd
door het Konitgenoodichap gedraagen, en op 't Leydfche
Kerkhof ter aarde beilelt, op den i8llen van Hooymaand.

De konillievende Arnout van Halen ^ die groote ach-
ting voor zyn Konil heeft, ziende na lang wagten, dat
niemand van de Amilerdamfche Dichters, des Mans over-
lyden met eenig L^^kdicht gedacht, maar 't zelve meteen
eeuwig ililzwygen fcheen voorby te willen flappen, vatte
de pen op, en maakte een langileepend Rouwbeklag, tot
een altoosduurende gedachtenis van zyn overlyden; en
voegde deszelfs Afbeeldzel, dat hy alvoorens uit liefheb-
bery in 't koper gebracht hadde, voor het zelve , met het
volgende Vaers:

L AIRES "was eerfl ApeU\ daar na wierd hy Homeer.
Ligt krygt den Amfiel in geen eeuw zo 'n Fenix wéér,.

Van welk Lykdicht dus de Tytel is:

Op de Stilzwygentheid van de

AMSTERDAMSCHE HELICON,

Over afflerven van den vermaarden Konflrjken
Schilder y de Heere

GERARD de LAIRESSEj

Aan de Liefhebbers van de Poëzy en Sch 'dderkonfi ^

wegens het nalaat en van eemg V%ers op den

Overledenen 'm 't licht te brengen,

T/f/^at tyd beleef ik , ach ! roemruchtige Amflelaaren ^
^^ Nu dat het licht verdwynt dergrootfle Konflenaaren ^
^ö veel jaaren hier roemruchtig heeft gekeft,

En

-ocr page 45-

G: de LAIRESSE. .

En aanflonds na zyn dood uit uw gedachten zweeft I
Is dan dïe Geeft niet waard voor al zyn konftbedryven
En moeite^ dat uw pen zyn lof voorat laat ft mag fchryvenl
T)aar Schilder en Ψο 'έεΙ ^ van een natuur en aart
In geeft en vinding^ als ge zfift er s gaan gepaart.
Kunt gy die laatfte eer aan de Afgefturven weig'ren ?
^aar
Gerards Konftpenceel ten top;punt komt te ft eieren
In ψ alias oefenfchool. Gy zaagt zyn Tempelpraal^
En waart niet onbekend op zyne Schilderzaal:
Wat reden dat gy nu ftilzwygend zyt q^ebleven ?
Hy heeft u in zyn tyd veel ft of tot dicL· ge ge even,

En was in keur der Kon ft de Thenix van zyn tyd,
^ Ja toonde zelfs itoch al in 't blind geval zyn vlyt:
Schoon 't noodlot hem, helaas ! van zyn gezigt beroofde^
Bewees hy echter dat zyn geeft geenzins verdoofde.
Wat zyt gy anders mild, wat weid ttw dichtpen breed,
JVanneer het fterflot treft een wel bekend Toëet.
Wat ziet men dan aanftonds een reeks van vaerzen vloeijen\
Enzederyvert dan om 't vaardigft voort te fpoe-ijen-,
^k bromt om 't groot ft, want inverfcheideftofen keur
Hangt maar een dag daar
na des Boekverkoopers deur
En venfters vol, 07n het nieuwsgierig oog tepaaijen.
Men ziet ze aan touwen dan als groote vlaggen waaijen.
Of fier ft een Staatsman, of een dapper Oorlogsheld,
^e To'ézy fiaat reê, de pen gaat firaks te veld,
^e geef is vaardig, ze is niet flof om flof te zoeken,
Zy draaft dan voort, ja maakt in weinig dagen boeken
Vol lof', 'k zeg 'i niet om dat dit qualyk is gedaan,
Maar dat een Schilderheld word fom voorby gegaan :
O f is hy in uw oog niet waardig te beloonen,
Wiens dierbaar Eerengraf de Zanggodinnen kroonen ?
Ik zeg 't u allen dan, indien gy Y niet en weet,
't Kan geen regt Schilder zyn die niet is een Toëet.
Men moefi veel eer dien Man met dubbHe lauwren eieren,
k Zal dan als Schilder hem ^aan vlechten lauwerieren,

3 j fyl -

-ocr page 46-

Aantekeningen, over 't Leven van

Wyl Amflels Helicon, na zo veel maanden, ach !
Niet eens te voorfchyn komt ^ V is of ze op flerven lag!
Kunt ^ hem dus traag en laf in't donker graf zien daalen}
Zo moet een Schilder als Toëet zyn fchuld betaalen,
En iets vermelden van
Lairesses groot e kunfl:
V Is onverfchoonbaar aan deez' Konflenaar die gunfi
Te weigeren, en Cipres met Lawuuren niet te vlegten,
Om aan zyn Grafnaald tot een Eerenkrans te hegten.
' k Leg aanflonds dan't palet y met verw belaên ^ terneêr%
'i Gebruike op dezen tyd ApolWs ganzeveer.
Moet ik (een Schildergeefl uit Uefd') de rol gaan fpeelen
Van een 'Ï^oëet ^ en my7t peticeel en tafereelen
Verruilen voor papier en pen, om dat de ry
Der Dichfren dus
Laires flilzwygendgaat voorby'i
Men hoeft geen yd'le roem van zyne Konfl te melden,
werken blyken, hy was V hoofd der Schilderhelden:
Onze Tflad zal de roem van zyn volmaakt penceel
Noch eeuwen na zyn dood doen Ie even op V Tafreel:
Hy overtrof elk een in V ryklyk ordineeren;
Hiftorien, gebouw, en V bywerk zal u leer en ,

Waar dat ge uw oogen wend^ zyn grootfche Schildertrant
En cierlyk koloriet ^ en wat zyn konftryk' hand
T)oor verw al wrogt, en teer het marmer u verbeelde,
T^at zulks voor V keurig oog niet van Natuur verfcheelde,
T>at tuig' Tronkgalery en ZaaV in Amflels fladj
'Daar't oog nooit moede word of van't hefpieg'len zat.
Zo gy weergaloos werk van Ψ rent en gaat befihouwen,
IDie hy in 't koper bragt dat m^ag men ν aft vertrouwen
Het beft te zyn dat ooit Holland te voorfchyn bragt;
T>aar ziet men een manier, 'door niemand noch betragt^
Van cierlyk tekenen en met de naald gr aveeren,
In alles meefterlyk waar dat zich 't οοζ komt keer en;
Een werk, hoewel het hier aan d'Tftroom is gekweekt:
'Tyat zelf den Tyberftroom ht konft na de eerkroon fteekt
Indien dit deftig werk zyn oor/pronk had van Romen^

En-

-ocr page 47-

G: de LAIRESSE. .

En was voor Itaaljaans in Nederland gekomen,

Ί)αη had men dat Juweel met dubbeld goud bekleed,
T>aar een naamkooper nu naauw zilver aan befieed :
Zo kan de naam van Frans en Itaaljaans flaan praaien:
Zo moet de waare konfl door onkund' nederdaalen:
T>at is de reên waarom 't zyn waarde niet berykt,
IVant nu het fimpel met de naam van Neêrlands;prykt,
Zo acht men 't niet als "t is; de onkunde kend de waarde
Van zulk een Konjlfchat niet, men gaa eens met bedaarde
En kundige oogen regt bezien dat deftig werk;
Beken uw misverfland, dat V de oorzaak, na ik merk :
Hier is een vollen oogfl van geefl en konfl te vinden,
^)ie voordeel toebrengt aan die ooit regt konfl beminden.
V Kwaad oordeel zal geheel hier worden overtuigt,
Terwyl een konflby uit deez' bloemen honing zuigt.
Wilt gy hem na zyn dood noch lef en hoor en ge even ?
In
V Schilderboek, dat hy blind zynde heeft befchreveny,
Vind gy de volle keur van allerhande flof,
T>aar hy in yverde als een planter in zyn hof
Al quam hem in de nacht een voorwerp in de zinnen,
Hy flapte V Leger uit en ging aanflonds beginnen

Te fihry ven 'i zinnebeeld of konflgreep op zyn doek,
Met eenig droog cryon, dat was V Mans pen en boek.
Zo luflig was zyn geeft op V laatfl noch in V betrachten
Van 'konfl., verfchoonende geen rufl in naare nachten.
In V kort, Natuur had hem befchonken met die gunfl\
T>at hy het al bezat wat ooit behoorde aan kunfl,
Waar voor hy hier op aarde altyd die lof zal erven ,
^at nooit zyn konfl hy
vreemde en AmjieHaar zalflerven.
Roemd Rome op Angelo, Carats, Marat, * Vrbyn-,
En Vrankryk op Le Brun, Mingnard, Bourdon, Toujfyn-,
Snoeft Braband op de naam van Rubbens en van T)yken;
Ons Holland hoeft voor haar de konflvlag niet te flryken-^
Wy roemen op
Laires, die in zyn ryke keur
Van ordinantiënbevallige koleur

Ejï

-ocr page 48-

Aantekeningen, over 't Leven van

Kn kolorïeten^ voor geen Mee fiers hoeft te wyken:
Zo mag hy dan met recht als onze Thenix pryken.

Men kan noch tot 's Mans lof gaan wand'len, wyd en breed^,
Maar dit is V werk veel meer van een vermaar dTo'èet y
Die met de Lauwer 'van God The hts zit te praaien:
Ik wil uit eerbieds pUgt voor haar het zeil inhaalen;
Myn inkt heeft uitgediend^ ik heb nu na myn kragt
Myn plichtvaers of V Mans dood aldus ten eindgebragt.
JVilt dan deez' Schildergeeft nu zyn gebrek verfchoonen,
'i Leef noch in hoop dat een Ψ ο eet ons aan zal toonen
Heer
G ε Ma r d s groot er lof, in duurzaam Heldendicht,
'k Leg myiu pen ter neer. De tyd gebied myn plicht ^
Dat ik palet en verw' weer op neeme als voor dezen,
En dat myn rol van den Toëet nu uit zal wezen;
Tenceel en doek y zyn voor myn fludi beft bekent.
Dus raakt de Schilder weêr in V Schilders element.

GRAFSCHRIFT.

Dit Graf befluit een Schildergeeft,
Door V Noodlot is hy blind geweeft;
Doorluchtig in de Konft te ftichten:
Zyn werken ftaan als flonkerlichten.
Het is
Lairesse die hier leit,
Een twede ApeW, in V kort gezeit.
Geen Nyd kan ooit zyn Thenixjlukken
H)it ons geheuge en zinnen rukken,
Maar zyne lof aan Amftels kant
Blyft blinken als een diamant.
Laat hier een Eerzuil voor hem bouwen,
Van duurzaam Marmer uitgehouwen ^
Ψ laat ft vry daar op zyn Beeltenis.,
't Welk uit fyn goud geklonken is.
Zo zal
L ΑIR Ε s zyn roem nooit fneeven,
Maar eeuwig by Konft kenners Ie even.

Arnoüd van Halen.

Waar

Ei

-ocr page 49-

G: de LAIRESSE. .

Waar op 'zich W: van der Hoevep aldus liet hooren:

liefde tot de Kon ft brengt ons Laip.es voor deoogen.
Wiens onbepaalde geeft ^ ten Hemel ingevloogen j
"De Schilders voorlicht als een heldere mor gen ft ar ^
Gelyk Aurora's fchoon gelaat ^ of als de kar
Van Thebus, wen hy eer ft in V Doften komt daageu.
Heeft dan
van Halens geen reden om te klaagden ^

Terwyl geen Dichters oog dien Schilderheld befcbrett
^ T>ie mei Natuur om 'tfchoonft heeft met V Ψ encc el gepleit^
Zyn vlugge hand wierd door zo hoêg een geeft gedreven ^
Dat hy V verfturven deed door zyne konft herleven :
T>it fpeet de dood-, zy ftak, als dol en opgeruit^
Toen
V fterftot haar bed'wong, Laires z:>yne oogen uit^
Om dat zyn Schilder kon ft haar macht
niet zou braveeren,
6 Zwaar er li es ! ó ramp! die Nederland zal deer en ^
Zo lang de Schilder konft geëerd werd en g^eroemt!
Van Halen, die L α ires zyn licht, zyn leid ft ar noemt.
Heeft zich na zyne dood op V loffelykft gekweeten,
V Geen de Nakomeling hem altoos dank zal weeten
Wy zien ons door zyn vlyt op V hoogft aan hem verplicht;
Laires herleefd door hem in Schraap konft en Gedicht^
T>e Zangers aarzelden om V Mans waardy te roeinen:
T>it
van Halen y^ö/Jé" ondankbaarheid te doemen.

Meergemelde van Halen is ook bezitter van een zyncr
befte Konftftukken, verbeeldende de Vergoding van E-
neas, daar Ψ: Rixtel dit vaarsje op gemaakt heeft:

Hier fpoelt Numicius Ene as menfcheid af·.,
Die, na veel ramp, in V eind^ geplaatf word by de Goden t

Het lof van d'oorlogsmoed blyft eeuwig buiten 't graf
Vrouw Venus daald 'beneén, om hem om hoog te nooden.
Men loont de dapperheid vaak laflerlyk met^ nyd.
Dies fiygtze om hoog, en word onfierflyk, door den fryd.

Eindelyk moeten wy noch na zyn dood tot zynen róem

******* zep-

-ocr page 50-

Aantekeningen, over 't Leven van

zeggen; dathy de Perzoonverbeelding, volgens den regel
der Konil, wel verilaan heeft, waarom ook zyne Konil^
tafereelen met den eerften opilag aanduiden, wat zy ver-
beelden willen: en zich daar omtrent zelden heeft ver-
greepen. Want dat zomwyl groote Meeilers een misflag
hebben begaan, eifcht geen bewys. Wie is. 'er zonder
gebreken? dus, zo ik niemand een Puikfchilder wilde
noemen, dan die volmaakt in al zyn doen was, weet ik
niet wie op de Ιγίΐ myner Konftgenooten boven aan moeil
ilaan; waarom ik in dit opzicht van dezelve zeg, als ji:
'Pels, (in Horatius ©ii-tó.vbladz: 33.)

Niet dat ik een Gedicht juifi za volmaakt kegeer,
'^Dat ik geen misflag in- den Tiichter verfchaenen.
In V luitfumn geeft zomtjds een fnaar wel and're tomen ,,
Als hart en hand begeert·^ meii grypt by av&ntuur^
Al denkt men in Β mal te grypen, in É duur.
Ook treft de niet fleeds, daar oog en boog op mikken.
T>us weet ik eene vlek of twee wel in te fchikken,

T>ie uit verzuimenis ^ of's menfchen zwakheid f^ruit ^
Steekt maar het grootfie deel des werks voortrefiyk uit.

Onze Gerard de L ai re s had drie Broeders,. Ernfl
of Ernefi genaamd, die ouder was, en twee die jonger
waren dan hy,
Jaques en Jan^ die noch in leeven is, en
dagelyks 't penceel oefFent.

Ernefl, die al vroeg in de Konil gevordert was, munt-
te inzonderheid uit in 't fchilderen van allerhande Gedier-
te, waar van hy een geheel Boek toegeilelt had, en zyn
Beeldenis uitvoerig in waterverw gefchildert daar voor
geplaatil; het geen als den
Canfelier van den Prins van
Luik in handen kwam, hy zulk een welgevallen daar in
had, dat hy hem aannam in zyn dienil: doch zond hem
op zyne kollen naar Itahe, om zyn Konit naar braave voor-
beelden voort te zetten. Van daar weder gekomen, is hy

in

-ocr page 51-

G: de LAIRESSE. .

in dienft van gemelden Prins tot Bon overleden, omtrent
den ouderdom van 40 jaaren.
 rr^-ii α

Jaques, die naar onzen Gerard volgde, fchilderde
alles, ook Beelden in 't graauw, om in Niiientepiaatzen;
maar, daar hy zich het beft op verftond, was t bloem-
fchilderen ; hy kwam mede van Luik naar Amfterdam
zakken, daar hy de Konft tot het einde van zyn leeven
geoeffent heeft. , ,

Gerard delairesseliet drieZoonenna: deoud-
ile
Andries genaamt, geen genegentheid tot de Konlt
hebbende, ging in Vrankryk by een Koopman woonen;
na welks dood hy naar Indien vertrok. De twee anderen,
Abraham tx^ Jan, oeffenen de Konil, gelyk ook hun Neet,
de oudfte Zoon van Javjws^ vanwien met roem geipro-
ken word: zo dat de naam der
Lairessen met ligtitaat
te verdwynen. Dus verre
Λ: Houbraken.

Eindelyk, voesen wy ook hier achter het geene den
Heer
Tieter Langendyk tot 's Mans lof en op des zelts
dood uitgeboezemt heeft.

OP

*******

-ocr page 52-

OP DEN D O O D

Van den beroemden Schilder,

ARD DE LAiRESSE

j reur, Melpomeen, fclireij droeve zangeres,
'"T^ ^^Omplant het graf van
Gerard met Cipres,.
X '^Die de eed'le konft door menig fchilderles

Heeft licht gegeeven.

Boog, Grieken, op den blinden man, Homeer j
Laat zeven ileên in 't harnas ilaan, om de eer
Wie 't nell zy van den Fenix, op wiens veêr

De dichters zweeven..

ΛIR Ε s S E s land ilaa van zyn voorrecht af;
AVyl Amfterdam zyn konft het leeven gaf. ~

Al ruft hier 't lyf, zyn naam blyft uit het graf.

Voor hem te duifter.

De Fenix, die aan bei zyne oogen blind,
Naauw aas in 't land, dat hy vereeuwigt, vind,
W ordt naa zyn tyd vergood, en hoog bemind,

Met vollen luifter.

De Fenix, die de Schilders heeft verlicht,
Wierdt mildt beloond eer 't miifen van 't gezicht.
Hem leerde, hoe in ramp de ondankb're zwicht

Op vlugge wieken.

De Dichter, die ontfonkt van hemels vier.
De Goden zelf deed luift'ren naar zyn lier.
Leeft door zyn geeft vereeuwigd op 't papier.

Ten roem der Grieken.

Zo

-ocr page 53-

Zo leeft L AIRES, de ondankbaarheid te fterk,
Door zyne konft in hof, paleis, en kerk,
Doch
xvn vernuft is in xyn fchilderwerk

Het beft te vinden.

De Schilderkonft fchoeijt op der dicht'ren leeft.
Lairesse paart zich met Homerus geeft, r, n.

Dees brengt voor 't oog, 't ^een de ander zmgt ot leeit.

Twee wondre bhnden!

Al wat ons de een van Goön of menfchen meldt,
Wordt op 't paneel van d'anderen gefteld,
't Zy 't is gefchied in 't hof of open veld,

Met fchoone verven.

Al wat natum' door 't gantfche rond verfpreid.
En brengt voor 't oog, met glans en majeftdt,
Doorzag den geeft met groote fchranderheid,

Die 't licht moeft derven.

Hy leert de maat van 't fchoone menfchenbeeld,
En hoe het hcht op yder voorwerp fpeelt
Wat A^erw het oog kan ftreëlen, of verveelt,

't Zy dof of gloeijend.

Der ftraalen kracht in 'ion of maanefchyn,

De plooi jen in het laken of fatyn,

Wat vlak en groots, en vliegende moet zyn,

\Vat zwaar, of vloeijend.

Hy leert wat kleed een krygsheld voegt of maagd,
Wat rok het volk, een raad, of priefter draagt,
't Zy op een feeft, of daar men 't lyk beklaagt

Van zyne vrinden;

Wat trekken dat de hartstogt geeven moet,
Op 't aangezicht, zo 't bly^fchyne of verwoed,

En

-ocr page 54-

En keilt of fchreijt; hoe iianden, liooM eft voet

Daar werking vinden.

Hy leert de maat der bouwkonft door zyn werk,
In graf, paleis, of fchouwburg, brug en kerk,
't Zy deftig, groots, aanzienlyk, zwak of fterk,

Oi vol 9ieraaden.

Hy fpant den geeft ook tot verquikking uit,
Daar ons gezicht in 't blaauw gebergte ftuit.
En fchildert bofch, rievieren, hof en fchuit,

Gebloemt en bladen.

Men zwyge van Apel en Protogeen,
Van Zenxis, van Melant, en Filoxeen,
Elk vond een deel, LAiRESSE't algemeen,

Om elk te leeren.

Waarom zyn naam zal blyven in waardy.
Door zyne pen, zo wel als fchrldery.
En als Homeer, door zyne Poezy,

Steets triumfeeren.

Treurt konftenaars, die hy zyn' leiTen gaf.
Elk breng een fteen tot fierfel van zyn graf.
Of vrees vry voor Prometeus droeve ftraf.

Die u kon naaken:

Maar neen, hy heeft zich zelf een graf gebouwd^
't Geen fchooner bHnkt dan marmerfteen of goud *
Dat zal zyn geeft, die nu 't gefternte aanfchouwt,

Onfterflyk maaken.

II,

Overleden in Amfterdam
vm hoöymaand
1711 .

PIETEK LAïSiGENDYK.

OP

-ocr page 55-

OP HET

EERSTE BOEK,

Handelende van de maniere des

PENCEEL S.

ΓΛ Schilderleerling, die genegen,

^ Het -voorbeelt van Natuur te volgen of haar wegen
Aandachtig V Meeflers lejfen hoort,
T>oor liefde tot de kunfl bekoort,
Gebruik met vlyt penceel en pennen,
Om yder uit het oog te rennen,
En tracht^ gerezen uit de laagte en V aardfcheflof.
Naar waare glory, eer en lof.

Maar myd voorzichtig alle paden,
^ie uwen yver in het keren kunnen fchaden.
T)an gloeit natuurlyk wat gy maalt,
^Dus wordt het leven achterhaalt,
Het befle voorbeelt tot het maaien.
T)an nadert gy tot aan de fraalen

zonne, en heelt ons af een' net gedreven
T)ie by het daglicht halen mag.

^Dan vloeit uw fchaduw voortgetoogen
Naar 'j lichaams nette maat, en lokt verflandige oogen.
Τ)αη blinkt de fchoonheid overal:
Het zy ge een' fnellen waterval.
Of bofch, of beemden uit zult beelden y
Of eenen lufihof vol van weelden :
Het zy ge uw beelden kleedt bekoorlyk voor V gezicht,
'T>aar zelf het leven fchier voor zwicht.

"Dus

-ocr page 56-

T)us toont de doodverf zelf ww krachten^
En wat gy verder groot van moede ztilt betrachten.
Verlies de hoop dan nimmermeer,
En oog of geld min^ dan op eer,
Die u geen rover kan. ontdragen.
T)tts word gy op den gulden wagen
Der vlugge Faam gevoert tot roem van uw geflacht.
Dus blinkt gy als een flar by nacht.

D: van HOOGSTRATEN,

In»

-ocr page 57-
-ocr page 58-

Bladz. ι

Inleidins; tot dit Werk.

O

Α Α Ν D Ε

KONST-OEFFENAARS.

iie toteedeleKoiiftenenverheevene weetenfchappen zich
'wil begeeven, moet zich eenen moeyeiyken arbeid ge^
trooften: en nimmer 'verdrietig zyn, om dat het einde
^ 't welk hy hem voorileld, niet aanftonds aanhemopen-
. baar werd, en zyne verwachting voldoet: Het gelukt

2-elt den allergrootile Meefteren niet, datzy, met altoos eevengroo-
te fchreeden hun gewenile doel naderen. Wien het marren verveeld,
werdenk by zich zelf waar aan het haperen mag, en of daar geen
Meeiters zyn, die hen moogen helpen. Gewislyk zal men'er altoos
ontmoeten. Indien men niet verwaand is, noch te groothertig, zö
jal men het gewenfl-e doelwit bereyken. Men ftelt zich altoos de
ipieuk, der wyze
D: Kat ο voor oogen:

Ne piideat, qu^ nefcicris, te veile doceri :
Scire αΐϊψιά^ lausefi-, cuïpa efl ^ nil difiere

Dat is :

Schaamd u niet dat ^e iets leerd, nven iemand u 'wil heren-,
Ί Lfchand, zo gi't niet wild, maar V lijeetenfirekt tot eeren.

De Ervarenheid heeft my geleerd, dat de weetenfchappen niet
ons, maarwy de weetenfchappen moeten zoeken. Omdiiis^ wyttons
door 't verdichtzel derNootenboom aan, dat dezelve, hoe meer hy
geflaagen werd, ook te weeldriger vruchten geefd, maar wacht met
tot dat die in 't najaar uwer leeftyd, van zelve afvallen. Zodctyve-
rig na een goed vriend en Meefter die u ondervvryzen kan, hebt gy
hem nooit beleedigd,hy zal u ook 't aanzoek niet
ontzeggen: w ant
gelyk het waarlyk in hem een ilegte daad zyn zoude, dat hy u met
hulp, 20 zoude het van de andere zyde noch veel ilegter daad zyn.

-ocr page 59-

ζ INLEIDING,

niet geholpen te willen weezen, alleen om de verplichting van we-
der andere te moeten onderrichten, te ontgaan. Men doe hier in aan
anderen, zo men zelf wil ontfangen: Maar die eenmaal een w^aar vriend,
tn te gelyk in den zeiven een goed meeiler aantreft, eerd hem als een
onwaardeerbaare fchat > acht u voor gekikkig wanneer gy, zo één,
vriendfchap bewyzen moogd, want de ondankbaarheid vernietigd de-
zelve: fchroomd nimmer, a-an zo één, uwe zwaarigheeden bekend te
maak en, en of hy geringer dan gy moogd zyn, iaat u zulks niet iloo-
ren: Want nimmer zal het u tot verwyt ftrekken van zyn minder ge-
leerd te hebben. ^

Maar laat voor al de waanzucht nooit uw hert bekruypen j deze is
het die veele onderdrukt en onwetend laat: met de grootlle waarheid
zeide een der oude Wysgeeren, dat

VeeJe tot 'wetenfchappen zouden gekomen zyn^ indien zy niet gewmnd
hadden dezelve aireede te bezitten.

Laat ook nooit het inzien der toekomende zwaarigheden u moede-
loos maalcen j zo veele andere zyn, door zwaarder weg, tot het bezit
dezer Konft gekomen. Nu volgen wy hunne wiile gangen en my-
4kn hunne duiftere omweegen j een zeeker en kort middel, om in min-
der tyd, meerdere kennis te bekomen, waar toe deze mynen arbeid u
gedyen mooge.

TAFE<

-ocr page 60-

TAFEREEL

VAN DE

SCHILDERKONST.

De ScHiLDERKONST, zyndc een fchoone Maagd m t\
van haar leven 5 deftig, zedig en opmerkende van we^enj xu
een zwarte Marmore vieriiante fteen, alwaar Geometnile en UptUQ
figuuren in ceeraveert ilaan. , j- j

h een goudG dmdema oï

Haar kleedinge is een blaauwe borftkp ,roode rok, wit onderkleed
en een zwarte gordel met zilver geftikt om de middel.

DqNatuur, met vyf boriten verbeeld , ftaat voor haar, clie zy m
haar volkomenheid met de penfeel afbeeld. ^

De Theorie vertoond zich naakt, hebbende alleen eenblaauwe üuyer
met dewelke zy omgord is, ftaande ter regter zyde der bchildeiKomy,
welkers lokken zy met de linkerhand opligtj, en haar alzo m t oor mi-
fterd: wyzende met de vinger der regterhand op het Tafereel:
Ly neeti.
op haar hoofdhuiszei een pafier met de punten om hoog.

Aandelinkerzyde, litPramca, alseenbedaardematroon, opeenc

knie ter aarde, houdende in de linkerhand een lyn, een boritelt )e en een
paiTer met de punten om laag: en met de regter,leidze de if
derkonit naar het tafercel: op haar hoofd heeft zy een geelachtige witte
doek, en om het lyf een donkerachtig geel kleed:
de rechtermouw is
tot de elboog opgeftroopt: haar mantel legd neevens haar op de vloer,
zynde heel donker groen en byna zwart van koleur.

^chxcx^cSchilderkonflit^^thtt Ferfiand^ wat verheeven, lichtende

haar met een groote brandende fekkel in de hand, hebbende een purpeie
mantel aan bezaait met goude ftarren, en gevoerd met goua laaken: aan
zyn zyde ziet men een adelaar. ,

Boven hem zit Iris op een wolk, leunende met de Imkert op
Reegenboog, welkers einde op
Pi^lutaas Palet ilraalt. /.y heette
wit kleed aan, en een blaauw hvilszel om 't hoofd.

Ter linker zyde deezes vertre cs, zietmen Jntcros een donkere goi'dyn
opfchuiven, van achter het welke, door cenvèniler, eemge ia-aalen
Van Hemellicht op de natuur fchiéteii. .

Hy heeft een Laurierkrans op het hoofd, een bloedrood manteltjen
aan, en een fakkel in de hand, voor zyne voeten legt een palmtak.

Aan 't einde deezer kaamer,een tree hooger,zietmen, door een groote
openmg, als een poort, ih een ander vertrek :
ter zyde deezer poort^i

Ai

de
een

-ocr page 61-

4 TAFEREEL van de SCHÏLDERKONST.
liaan in niiTen, de
Hifloria ter regter en Poëzia ter linker zyde: booven
het rond der poort, is een witmarmorboritbeeldvan PixZ/iï^geplaatllj
ruftende op een plint, waar in een
Sfinx uitgehouwen is.

Dit vertrek is met duifter graauwe ftof bekleed,en rondom metSchil-
deryen in ronde lyften behangen, verbeeldende
Gefchiedenijfen ^ QcboU'
wen, Landfchappen ^ KonterfytzclSi Zeen^ Beeflen y Bloemen^ Frug-
ien-i Stilleeven
diergelyke oefteningen en uitwerkzels der konft.

Aan 't einde der kaamer, zietmen, door een groot venfter dat open
ilaat 5 de
Faam uitvliegen, blaazende op haar bazuyn.

En in 't verfchiet, befchoutmen een opgerechte Piramide.

UITLEGGING E.

Dat wy de Schilder κ onst hier een fchoone maagd in 't be-
fte van haar leeven, deftig, zeedig en opmerkende van weezen ver-
toonen j is, dat in die jaaren de grootite kracht en ftandvaftigheid onzer
geeft betoond werd: om dat die tyd haar van alle loffigheid en onbedagt-
zaamheid bevryd, laatende niet» ontglyen dat opmerkens waardig is.

Zy zit op een ziüarte marmore •vierhoekige fleen^ overmids het zwart een
onveranderlyke en natuurly ke eigenfchap is,welke aan de koleuren be-
hoord ·, gegraveerd met GeometriiTe en Optife ftguuren , door dien zy
op de wiskonft haar onfylbaare gronden boud.

Dat wy haar met Kafianjebruinh^x verbeelden,is om dat die kóleur de
befte, beftendigfte en met die jaaren meeft is overeenkomende: heb-
bende tot haar hoofdfieraad een
goude Diadema^ waar meede een der
drie hoofdkoleuren, zynde het geel, werd aangeweezen.

H-A-ZYBorfllap en röi:,werd door het blaauw en rood ondericheidenjbe»-
teekenende de twee andere hoofdkoleuren, welke door haar zoete ver»
menginge, en aanwyzinge van dag en fchaaduwe, door de gordel, met
een aangename ftreelinge ons gezicht vergenoegen.

De volkoomen Natuur met al haar naakte geheimeniiTen, is het voor-
werp dat zy nabootft, met-raadpleeginge van de Theoria.

Deze vertoond haar naakt, ten deele omgord met een blaauwe iluyer,
orn dat zy door haar geduurige befpiegelinge iets Goddelyks in zich
heeft, hebbende een volkomen kennifie, van alle het geene zich zicht-
baar aan haare oogen ontdekt.

Zy ftaat ter rechter zyde van PiBura, om dat zy door opligtinge der
hairlokken, voortrefFelyke en uitmuntende gedachten inblaaft, waar
door deSchilderkonft, tot haare kracht en volmaaktheid, geraaliten
tot groote uitvoeringen bekwaam gemaakt werd: onderrichtende haar
verder met de vinger der rechterhand op het tafereel, om haar tot de
geheimeniflen de;r weetenfchappen aan te
porren»

-ocr page 62-

TAFEREEL van de SCHILDERKONST. r

Be Pa£er, welke 'ïhcoria op haar lioofdhulszel heeft, verbeeld de ge-
tiuurigeinfpanninge der gedachten, waarmeedezydeHemelfchege-
■heimeiiifien geftaadig beipiegeld.

- Dat PraÜica of de werkende oeffening een lyn, horfleltjen cnpajer met
de punten om laag in de linkerhand houd, ende ter linker zyde op eene
knie geboogeii zit, beteekend haare dienilbaarheid welke zy geduurig
en onvermoeid aanP/ffara opofferd: zynde bedaard van weezen , om
öat zy zelden ais by dien ouderdom gevonden werd: Zy leid de regter-
hand van
Piciura naar het tafereeljom dezelve tot geduurige en naarlligc
oefl-piinge te verrnaanen. Haar huiszei of geelachtige witte doek en
donkergeel kleed, betoond dat zy door den ouderdom en geduurige
yyer tot de konfè j weinig acht neemd op haar uiterlyke oppronkentheid
oi- optoojinge, v^aar door zy nalaatig is om haar weederom met een wit
huis'zel en andere kleedinge te verfchoonen.

De opgcfirovpteregtcrmou-w ^ beteek end de daadelyke werkzaamheid.

Haar afvallende donker gr oovc ?nantel op de vloer, geeft te verftaan,
dat zy alles uit de duiilerheid der natuure ophaalende, het zelve te
voorichyn brengt.

De/^i^iz-f/i^e;? die zy in de linkerhand houd, verbeelden het noodigc
dat van doen heeft: haar paiïerwyitmetdepuntenoopennade

aarde,om dat zy het aardfche en het geene daar van af hanklyk is, afmeet.

Het V^rfiand, meede deel neemende om PiElura in volmaaktheid te
doen voortgaan, verlicht haar met de ftraalen van zyn Goddelyk ver-
j ^ welke ook by de
Fakkel^ als een brandend vier, datby de
oudheid de Goddelykheid beteekende, werd vertoond.

Zyn purpere mantel met goude laakenze voering, en van buiten met
goude flarrcn bezaaid, beteekenen meede de Heemelfche invloejinge,
wellp alle, volgens de order haarer loop, van trap tot trap, onophou-
delyk moeten voortgaan.

Den aan zyn zyde, doet ons meede verilaan, dat hy , als de

voogelvan Jupiter^ de hoogftvliegcnde ende de blixemdraager is.

Iris, op de wolk zittende, leunende met den arm op de regenboog,
"Welkers verfcheide koleuren het Palet van
PiBura verlichten, vermaand
tempering der aangenaame, enverfcheiden, dochallengs-
^ens zaamen voegende koleuren, voorzichtiglyk, na de konft 5 werk-
Itellig te maaken. Haar
ivit kleed en blaauw huhzel^ beteekend dat zy
«aar heemelfche gedachten met alle zuiverheid diend uit te voeren.

yinteroi meede ter linker zyde des vertreks ftaande, ende een donkere
gordyn opfchuivende, met de palmtak aan zyn voeten, toond, dat
2;ynde de broeder ^^Kufido, deluft tot i konil beteekend: om

Α 3 dee-

-ocr page 63-

6 TAFEREEL VAN DE SCHILDERKONST.
deeze palmtak zeggen de Poëten, dat hy lange met zyn broederge-
twift, en eindelyk dezelve hem uit de handen gerukt hadde.

Hy oopend het donkere gordyn, betoonende alzo dat de liefde tot de
konitjde Chaos der duiiteriiis en verwarringe weg neemd, waar door de
ftraalen van licht en klaarheid, de Natuur verlichten en aangenaamer
maaken.

De Lauwrierkrans^mantel ζχί fakkel^ beduyden zynen yver en branden-
de liefde tot de konil, welke eindelyk ter volmaaktheid gekoomen zyn-
de, tot haar éeüwigduurende loon, met Laurieren gekroond werd.

Hifioria en Poézy, in niilen, ter regter en linker zyde der poort ftaan-
de, geeven te kénnen, dat zy de voornaamfte hulpmiddelen zyn aan de
konit, om haar ryke gedachten en bekwaame iloffe tot oeffeninge te
verfchaiFen, en dezelve fierlyk op te tooi jen.

Het borflbceldvan Pallas ^ vertoond de Godinne der Wysheid, als
bevorderaarfter deezer konil j en het
wit marmor, om de zuiverheid haa-
rer kennifle méede te deelen.

Oq Sfinx ^ onder in de uitgehouwen, geeft te kennen, dat dit
wyze wangedrocht, het welke zeer duiftere raadzelen uitgaf, en dien
veriload die dezelve niet oploilen ·, gelyk de konil: mééde doedjden gee-
nen dié niet tot haar geheimen indringen,dezelve in den poel der onwee-
tenheid jammerlyk iinooren en omkoomen laatende.

Het tweede'vertrek met dmfiergraanuoeflofheklctd^ word hier ver-
toond, om denverdere inhoud deszaals, ons met meerder luiilérende
helderheid te doen voortkoomen.

De Schilderyen met Beelden , Gebouwen , Landfchappen, Konterfyt'
zeis, Ze'én, Beefien, Bloemen, "vruchten, flilke-vens
enz, zyn de uit-
wêrkzels deezer konft. Dat dezelve in
ronde lyften hangen,verwekt onze
aandachtjom een nette en wel afgedeelde fchikking,zo in 't waarneemen
der teegenfbreevige veranderingen van de geilalten der Bouwkonft,
midsgaaders het plaatzen der Schilderyen, de zinnen der aanfchouwers
met bevalligheid te ilreelen; geevende daar by ook verder te kennen, dat
de rondigheid, het oneindige beteekend, en den roem der naavolgers
deczèf konft, in haat byzondere neigingen en verkiezingen, met een be-
jUêndige en önilerffelyken lof en eer, gedraagen word op de wieken van
de overal vliegende en verkondigende
Faam, welke hen in de volgende
eeuwen komt te kroonen.

De opgerichte Piramide in 't verfchiet,word hier ook,gelyk by de oude
Egipténaaren gebruikelyk Was, tot een teeken van treiFelyke en held-
daadigé ftervelingen, ter eeuwiger gedachtenilTe geplaatil, met dit op-
fchrift 5
M.törna memoria facra: Dat is, Dit zy der eeinmger gcdach-
tenijfe toegeweid. GROOT

-ocr page 64-

GROOT

SCHILDERBOEK.

Vm de Handeling des Ψ enfe els,
Eerste Hoofdstuk.

ie of gladde j de Uve'ede een wakkere en vaardige, of iloute.

De eerile wend men aan, in het Copieeren of namaaken V/eikedie
"van nette en uitgevoerde itukken. De tweede volgd dan van "J'"·
2clfs, als men zich oeffend na levens groot, ilout εη vaardig Schildery,
<ioor een vafte hand uitgewerkt.

Wanneer men zich de eerile aangewend, 2.0 heeft men veel boven an^ ^^^^
deren voor uit, want de nettigheid geleerd hebbende, ilapt men ligtelyk "''
tot de iloute enlugtige trant overj daar het in tegendeel zwaar vald,zich
tot het net te gewennen, de reeden is, om dat zy de volheid en kleenig-
heid der voorwerpen nimmer bezeft hebben,en daa4"om die niet kennen:
boven dit, is het gemakkelyker, iets dat men weet af te laaten, dan het

teen men niet weet noch geleerd heeft, by te voegen. Een ider tracht
an zo veel doenlyk is, zyn werk uit te voeren j vangd uw zaak by het
befte eind aan, niet als onnozele kinderen, welke een mes by het fcherp
en niet by het hegt aangrypen, gelyk ν er Handiger doen.
. Belachchelyk is 't, Leerlingen,welke by groote en ervarene Meeilers
leeren, te hooren roemen, hoe zy door
het Cö/'/Vi'm^ van groote din-a^er IceriiH-
gen, een vafte handeling krygen, wakker indeverwfchiideren, ens<»^· .
een ftout penfeel bekomen, en diergelyke verwaandheden m-eêr, die hen
alles, wat net en uitvoerig gefchiiderd is, verwerpen doen.

Maar wie de befte handeling begeerd te hebben, volg die, welke de
ïiatuur der voorwerpen en zaak en die wy verbeelden, naaukeurigft ver-
deling ^y.
tpond; Want buiten de twee genoemde,zyn geen andere penfeel hande-
lingen, diedenKonftenaarvoordeeligzyn. En begeerd gv reeden van
bew*

-ocr page 65-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

ons meerder wiiift aanbrengd. Want dien Meefier is waarlyk gelukkig,
welke in één dag zo veel, als een andere in twéé kan afichüderen, alzo
de uitwerking z.yner geeil door de radheid der hand begunftigd word,

_____■ ïder Iludie heeft haar byzondcrc handeling, na den aart der dingen die

Natuur" cTer z,y vertoond : De Landfchap fchilder in het liaan van 't loof der boomen,
voorweïjen. jg Bcesjens fchilder in de wol en hayrachtiglieid, de Lof fchilders in hun
ranken, Bloem fchilders in dunnigheidjenvervolgenii ider in zyn ver-
kiezing van voorwerpen.

Ook gebruykt den een ander flag van penfeelen, dan de ander, de ee-
ne lang^de andere kort, deze dunne en die dikke vervs^en, en niet tegen-
fcaande deze verfchillendheden-, komt het aües op de twee voorzegde
handelingen uit: en niet een derzelve moet beipeurd τ rerdenjdan dat het
enkelyk tot voordeel dey Konftenaars gedye, en nooit tot dat der
Konft, want deze is een
Theorie of kennifle der Geeft, en het andere een
Praktyk of uitvoering door dehand, hier in befiaande; dat het is

Een handgreep of lyding des penieels met verwen, door de hand, op
een zekere en ordentelyke wyze beilierd, waar door men een ding zon-
der moriTen, wis en vaardig kan maaken en vertoonen.

Veele zyn van gevoelen dat dit een gaaf der natuur is, de een boven de
ander meedegedeeld j en hoewel ik dit niet geheel ontken, zeg ik dat zy
meer indeoeiieningljeftaat, en geleerd word. Hoewel men nu veele
Meeilers in hun oude daagenjechter ftyf en moriïlg fchilderen ziet,werd

han
beliüoid,

Hoe menigmaal zien wy niet, dat de Meefters door hun Leerlingen be-
kend worden; fchraale en ilordige meeilers zullen geen nette en zinde-
lyke Schilders aankweeken : fchoon dit echter gebeurd, dat een net
Meeiler flordige Leerlingen nalaat, de reeden is bevatbaar, dewyl een
goede onderrichting alléén niet genoeg is, maar een goed begryp, en
naauwkeurige waarneeming daar by vereiil werd} want de onachtzaam-
heid is de moeder der flordigheid en zufter van de fchurfdheid, en deze
een befmettelyk kwaad daar veeier leerlingen handelingen mede befmet
zyn, en, zo lang zy geen meer kennis bekomen, dus blyven.

Γκ·idei ^en ^^^ ^^^ ®™ goede handeling des penfeels te bekomen,voor

^'''^"oede al vereifl: word, een goed begryp van de onderrichtingjcn kennis van het
üofd"^ gebrek, zonder welke het onmogelyk is daar toe te geraaken: derhalven
' moet noodzakelyk een Schilder deze drie gaaven bezitten,ftoutmoedig-
heid, voorzichtigheid, en geduld of fbandvaftigheid. Het eerfte be-
hoord tot het aanleggen van een ftuk werks, het tweede om hetzelve
wel op te maakerijen het derde om wel te voltooyen) hoe meêr bet werk

vor-

Zf veran-
derd na dé

Wat een
handel ng
zy.

En waaï in
tiiebeftaat.

-ocr page 66-

GROOT SCHILDERBOEK. Ρ

vordert, hoe meêr zorg daar toe behoord: engelykaande
hevalligioeden^ Zo moeten deze drie eigenfchappeii den Schilder, eigen
z.yn, en malkander volgen.

Eerii legd men iloubnoedelyk, met een breede penfeel, vol verw,dag Manier
en fchaduw vlak tegens malkander aan, over al even vet en zonder mori-
fen, daar na de zelve penieel heen en weder llingerende, links en rechts, aangewe-
op en nederwaards door malkanderen, om die
te vereenigen, en dus na
het beloop der voorwerpen brengende, met een bezadigde voorzichtig-
heid lettende, dat men het licht niet te veel over de fchaduwe, noch de
fchaduwe over het licht dry ve, tot men, ten laatilen, met een groot ge-
duld en langmoedigheid 5 deuiterile lieffelykheid en bevalligheid daar
aan geeft.

Dus werkende, volgd dat men in het iluk geen handeling van het
penfeel gewaar werd, 't welk.onvermydelyk voor een goede handeling
moet gehouden worden, Λvant het begin, word door de tweede wer-
king te niet gedaan, en die weder doordelaatile , zo dat de uitvoering,
waarindezuyverheid beftaat, alleen daar aan befpeurd word.

Hoewel nu<lefraayiteftukken der beruchtfte Meeilershetmoeije-
lykile om na te malcen zyn, vermids daar geen byzondere handeling in te
zién is , geloof ik echter dat zy hen de minfte moeytengekolthebben,
want die deze drie hoedanigheden bezit, is van alle moeyten en bekom-
mering vry : die zich op deze wyze te fchilderen gewennen, zullen door
de tyd en d'oeffening bekwaam werden om grooter dingen te verrigten.

In dit Hoofdftuk voornamelyk van kleen Schildery en deszelfs be-
handeling gefprooken hebbende, ziillen wy in 't
volgendebreeder on-
derrichting geeven van

om
e te
bekoomen.

Het Schilderen der Levens-groot e Beelden.

f d s τ u κ.

Τ w ε ε d ε Η o o

Wien het ordineeren te zwaar vald, ken zyner macht en jaaren > in- aa^ ν ^^^
dien hy bemerkt, dat dien laft hem te wichtig zy, en het doel te het ordin«-
verre, om door hem bereeken te konnen werden, hy leg zyn geelt met ^«n »
meêr op, dan die draagen kan 5 zyn tien Beelden te ν eel, hy neem voor
maar vyf,en deeze nog teveel bevindende,zo neemd tot twee,
tot een, ja
laathetmaar een half zyn: want weinig dat
goed is, overtreft verre,veel
dat misftaat. Vald de kleeding niet toe, hy ftel zich op het naakt,
eeven als
Spanjolet, C arUt, en andere Meefters gedaan hebben. Tracht
daar in, nevens hen uit te munten, want middelmaatig bly vende

ven.

T>

Β

zal
het

-ocr page 67-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

het u noch eer aoch .voordeel aanbreagen. Overweeg dan het geen hier
aan te iiierketi ilaat, om hi zodanig een zaak te vorderen: Hier in komt
u eerft vóór een grondige kennis der geftalten of
proportie, en der
faffién of kenteekens der te heteen , op dat gy aan uw beel-

den , niet alleen haar natuurlyke beweging weet te geeven, maar ook
waar uit dezelve ontftaan, aan'toog kennen doet j daar na dat gyiders
ftaat en waardigheid in't wezen wei weet uit te drukken, zo mans als
vrouwen , menifen of Goden.
D'-roio- 2iOek daar na de
Cohriet ^ niet uit Spanjolet noch Carloi ^ maar uit
riet" moet en na het leeven j fchilder zo natuurlyk vlees, als 't u mogelyk is,
feeven fchoon uioet wczcn, maak wit en fchoon , dat geel of ros is,

zoeken. defgelyks > maar wacht u boven al voor een byzondere neiging: Laat
u niet voorftaan dat de gloei]ende en bruyne Co/or/i·/de belle zyj want
een Vleermuys is, in zyη aarii, zo fchoon als een Papegaay : anders doen-
byzondere dezoud gy
Op ccn dwaalwcg geraken, vermids de meeilen vermaak
wacÏren. in hun gcbrecken fcheppen, maiir laat u veel liever kennen, door uwe
goeden aart, handeling en deugd,
waaï op Om nu met gewiife treeden , tot het geheim der konfl:, in ordre te
i^dineere^" gaan, zulicn wy het w erk en den Konftenaar in zyn beezigheden volgen,
•acht moet en. deze grondreegelen voor af laaten gaan, door hem in het ordinee-
geveu. ^^^^ ^^^^ jl^i^ waar te neemen.

Hy geeve dan vooral wel acht, Avaarzyn ftuk geplaatil: moetwor-
'^Zichtsinder. den, om den Horifont en oogpunt welte ilellen. Hy moet letten
waar den dag van daan komt, of het krachtig gedaagd moet zyn,
en vlak van fchaduw, als digt aan de glaazen, dan zwak en fmcltende,
wanneer het ver daaraf zy, hetwelk men, ofineenLandfchap of ka-
mer, haail gewaar zal worden, enofhetinde fchaduw gloeijend moet-*
zyn of niet j want het is zeker, dat de voorwerpen, fchoon levens-
groote, in die twee plaatzen zeer ver fchillende zyn, zo wel als klee-
nc dingen: wie zulks niet bevatten kan, moet een gering verüandbe-
zitten. Hy neem defgelyks nauw acht op de *
Perfpetiief en vaar.
als dan voord, met fchilderen, na de voorverhaaldè wyze van handfe-
len, welke, wel waargenomen, dekoleuren zuyver geipaard',iderop
zich zelf daar het behoord, en nochtans daar zy eindigen , metgroote
penfeelen ofborüels, in malkander verdreevep zynde, zo zal hy ge-
wilTelyk een goed iluk werks volvoeren.

Indien ik voor iemand te duyfter mogt zyo, door dit wcord van
Handelen en de verwen in een doen fmelten·, wil ik hem gaas ne met
dit voorheeld te gemoet komen , enmynineening, zo veeldoeniykis,
klaar te verftaan-geeven.

Neerad

En zich
voor een

* Z)oof,
kunde.

-ocr page 68-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

Neemd dat tot uw voorwei-p belM>ord,rood,blaamv,groen,paars,
enz. ylaktegensjnalk anderen, legd het ook zo
aan zonder het mmite voojee^^^^^^
te verdryven, zet dan
een zuyver hoornebladdaartegens aan, gelyk ^^^^^^ ^^
men in de Lantaarns gebruykt: zo zult gy aanftonds zien, dat al die een^^ma^iffe
gemelde verwen in m alk
and er zullen Tmelten en te zamen vereenigen, ^i^^g
dat men de .eene van de andere niet zal kunnen icheiden. Dit is het
geen men te kennen
wilgeven, als men van een vloeijende enmallie
penicel fpre^ktj zo
is het ook wanneer men in de vernis, taaijen olie
of vet in de verw
fcbilderu , want die met maagere verw op eendroo-
ge grond fchilderd, kan onmogelyk
die malsheid krygen. waarom

l"ty die zich tot het g rootfchilderen begeefd , is genoodzaakt met
grootepenieelen zulks te doen, en hoewel veele deze les
voor on-pe^^^^
nut zoudenachten, denkende dat het
van zich zelfs leerd, grooteg^jg,,
ftukken met groote werktuigen uittevoeren, ziet men echter zulKeWgen
futzelaars, welke met gemeene en
afgeileetene penfeelen, het zeive
doen , waar door de iiukken zo vol vuyligheden en hairtjensra^<en,
dat men met een mes dezelve gemaklyk kan aflchraapen: Ja zich zo-
danig hier aan gewennen, dat. zy het eindeling
niet meer voor een
tnifftal achten, noch het zien kunnen. " „ „ verdeeiW

Dewyl'er nu tweederlyefooitvan Schilderyenzyn,de eeneloiieen^^^^^^^^

de andere vaft, welker eene menhangd in Zaaien en Kamers, en
laatfte tegen de Solderingen , of verve boven het gezicht ^'

worden, zo werd'er een byzondere manier tot beide vereiit. Wat

de Nifen in Galleryen aangaat, deze om dat zy na by der hand zyn,
reeken ik mede onder de lofie, zo wel als een Konterfytzel,daarom
moet men die netter uitvoeien , dewyl zy onder het oog zyn, en
dan eenshooger, dan voeder laager geplaatil worden.

Indien nu imand vroeg, of m?n een iluk van 40^5-0 voeten hoog r^en^
vandegvond tot aandezolder, over al eveneens moeit net uitvoeren,
dien antwoord ik neen, maar net en mals zo hoogde hand reykt, lug-
tiger in de middelipatie, en zo na hoog klimmende allengs lugtiger,
met
zulk een voorzichtigheid nochtans , dat het boveniie deZcive
kracht en malsheid fchynd te bezitten, als het onderfte.

En hoewel men het tegendeel , indatdeitig Schildery
zynde de Triomf-wagen, Üaande in 't huis in 't bos by den Haag,
vind } geeft dit echter geen voorbeeld tat navolging: Ook kan men
door't oog niet gewaar werden of het boven, niet allengs lugtiger en
ruwer
is: daar en boven , zyn het meêr als leevcns-groote beelden. ^^^^

Hiér doet zich riu noch een tweede zwaarigheid op, te weeten> „etK by
wanneer in het vcrtick (^aar zodanig een fiuk is, iets kleender moeitwe^setuu^-

B ζ

ryer

ge- deren raoct.

-ocr page 69-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

gefchilderd worden , als by voorbeeld een enkeld beeld Levens-
groote. Hoe zal men dan beft zich gedraagen, om dezelve kracht
en gloeij endheid daar in te brengen ?

Men moet weeten dat de kracht en gloeij endheid in de Verwen,
niet in de niwigheid der fchildery beftaat 5 men moeft het, als voor
gezegd is behandelen, zo zal het zyn weliland eevenwel bekomen,
en zich daar by houden, en welftandig zyn. Want wy konnenhet
eeven fterk hoogen en fchaduwen, waar door dezelve gloed en ver-
heevenheid zal bewerkt worden, is het niet aanftonds door de bloote
kracht der Verw,men fchommel en lakfeer het zo lang, tot dat het
die eigenfchap bezit.

Oïq Harmonie of overeenftemming die het met gelyk Levens-groot
hebben zoude, kan men daar niet aangeven, vermids onderfteld word
dat het kleender dan Levens-groot is. Derhalven deze maat te bo-
ven gaande, ftaat wanilallig, en is vals en verwerpelyk , vermids daar
zulke menflen niet zyn. Wierden 'er gevonden, alles zoude zich in
dezelve vergroven, zy zouden ruwer van vel zyn , de pooren of
zweetgaaten grover , zwaarder en dikker van hair , en zo voort.
Doch
in Ρ laf ons is 'teen heel andere zaak, uit oorzaake dathetmeeft
Zinnebeelden zyn.

Om nu als by de hand, een Jong leerling te leiden, zo zullen wy
in het volgende hoofdftuk, een goede manier, of handeling breeder
aanwyzen, en van de grond op, beginnen,

Van het T>oodverwen om ναβ en vaardig zulks te doen.
Derde Hoofdstuk.

Hoe men
het·, bègin-
flen moet.

In Land-
fchap van
achtere af.

In Beelden
anders.

Wat men
daar in waar
moet nee-
"sneia.

Hierinkomt my voor, de allerwifte en zekerfte wyze te zyn, het
van achtere te beginnen, inzonderheid wanneer het Landfchap
meeft te zeggen heeft. Dewyl na de helder of fomberheid des luchts
zich alle dingen fchikken moeten, en de tinten
der voorwerpen ge-
vonden i want het licht op de voorgrond, en de kracht der beelden,
moet daar na gepaft
worden, het geen, anders begonnen Zynde, zeer
onwis uitvallen zoude.

Maar zo het voornaamfte in Beelden of andere groote voorwer-
pen beftaat, is het beter te beginnen daar men de meefte kracht by
een ziet, het zy dan op de eerfte of tweede grond, en op dien voet
na achterwaards.

Om nu niet vergeefs te arbeiden, 20 moetmen voornamclyk in acht

■ ■ neemens

-ocr page 70-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

neemen, dat de- algemeene houding, \vel waargenomen word: dat de

en verwen zodanig gefchikt zyn, dat na vereis dcvwyking&naf-

fiand^ en het ftuk uit der hand gezien werdende, alles eai volkomen

welfiand heeft, en zyn behoorlyke eigenfchappen bezit: dan zal 'er

weinig moeiten tot het opmaaken verëifi: worden.

VeeieSchilders dwaalen van het rechte pad af, die, nietweetende

waar zy beginnen zullen, aan hun zelfs vraagen, waar zy de meelte
luft — ' , . - - . ,, .

luft in'hebben, en vervolgens nu hier dan daarop invallen: by voor-'
beeld vald hun zin op een poudevaas,
die werd eerilbegonnen,daar na
eenblaauw kleed, dan een rood,enz. andere vallen weder op het naakt,
dit Schilderen zy alles eerft zonder aan eenige kleedmg teraaken, en

zulks het geheeie iluk door van voor tot achter, waar door dan ge-
beurd, dat de ilukken,dus onordentelyk begonnen, een onvermyde-
lyke misftand en wanilalligheid bekomen, die
den Meeiler meer ver-
leegen maakt dan met een leegen doek. 111'

Beklaaggelyk is het , dat de zulke niet eens denken op middelen om

uit dien doolhof te geraaken : maar wat helpt het, hen die dwaahng

aan te wyzen en daar van te overtuygen·, zy zyn in hun doen geruit, ^^^^^^^

en geeven tot antwoord , 't is maar gedoodverwt, in't opmaaken^Hmmc^^^^n

zalhetanders zyn,'tgeennu te licht is, zal ik donkerder houden, enrigheid.

dat partytjen, zal ik het licht wat meer opdoen vallenj oridertuflen

vorderd het werk niet, en door de opkomende zwaarigheden, ver-

vald de luit tot het opfchilderen. j · ·

Wy tveeden dan over, om door langwyligheid met verdrietig te
vallen, tot

V

voor-
een

■ wezen.

H^et Opfchilderen, en wat daar in waar te neemen is.

i ε r d ε hoofdstuk.

Hier is geen twvfFel aan, dat men veel voordeel ontmoet, m het op-

deei een

fchilderen van een welgedoodverwd ftuk , in welk een goede hou- goededood-

ding^ koleur en welfiand is waargenomen. Wy behoeven onze^ge-

dachten niet meer daar mede te bezwaaren, maar kunnen met een dub-

b'le ernft die elders op aanleggen, zoom byzondere gedeeltenszuy-

ver en zindelyk aan te Jeg^en. die op te maaken^ en op devoorigeu^f/-

verder te arbeiden. , .opfcMide-

Hier moetmen, om de befte manier te volgen, van achterbegm-
in, te 1- 1 .

ren mocc
cv van achter
20 behoud begonnen

worden , ea
men waarom.

nen.

te Weeten de lucht, en dus allengs na voorcn toe,

Β 3

-ocr page 71-

14 GROOT SCHILDERBOEK.

men altoos een bek wame en vogtige grond achter de Beelden, om den
uiterften omtrek daar in te doen verdwynen, hetwelk, anders begon-
nen , ondoenely k is. Belialven dit is 'er noch een voordeel in, dat niet
min aangenaam als nut is, >te weeten, dat men gewaar werd dat het ftuk
vorderd, en alles by malkander,
zo in fchikking, als houdhg wel ilaatj
-en daar door geduiirig het oog kitteld en vermaakt, waar door de luft,
Zo menigmaal men het ziet, opgewekt en aangezet word.

Dit is een der grootile hoedanigheden die in een Schilder vereift wor-
denj wat kan ook een Schilder meêr aanmoedigen dan verzekerd te zyn,
dat hy op, een wiffc grond arbeid , dat hy vind en niet hoeft te zoeken.
Zwaatiglie- Het tegendeel werd gewaar, hydie loste werk gaat: Wantfutze-
lende zo lang op een ding, als de zin ftand houd, endus metalJedean-
moet. dere voorwerpen, zo miit. men alle weifiand, en tot flot van reekening,
fcheeld overal wat aan j dan vergaat de luft, en men kan gelyk het
fpreekwoord zegd, de ihaart niet villen.

Dus verre uw iluk gebracht zynde, komt men tot de manier

Fan het Retocqueeim of Nazien.

U K.

jj^ c FraniTe noemen het Retoucher^ by ons nazien en overzien.

doen.

V γ F D Ε Η O O F D S Τ

Wat hier

ftaan word" Hoe gemakkelyk ccn Schildcr, op de vooraangewezenewys,

'tot dus ver geraakt is, zal hem de ondervindingen zyn overweeging
leeren, wanneer hy ziet, dat alles zyn behoorlyke
houding en kokur
heeft, de wyking der beelden is'er in, zy doen op behoorlyke plaats hun
werking: nu is daar niets meer aan over, als het uiterfbe
hoogzel en
diepzcl·, daar in te zetten.

Opivatwy- Om dit wel te doen, zo haal uw fluk met een goede en dunne Vernis^
ze beft te onder eenige taaje witten olie gemengd word, uit, het zy geheel of
half, zo als gy oordeèld bekwamelyk te zullen konnen bewerken, eer
het droog word: zet dan uw
lichten op de hoogflepartyenzagjensen
dunnetjensin het nat
verdryvende ^ htncvcm άcteêrb€den van naakt en
kleeding ^ ider na zyn eis , gelyk ook dc geelachtigheid oïgloeijendheidïn
de refleüien οξ weerkaatzingen des lichts.

Indien nu, hier of daar, het naakt tcïickt mogt 2,yn, zo mengdeen
weinig Ligtenooker, Vermilioen, Bruyn rood, Lak of Alpalt, na
de koleur teder of robuft is, onder de/^^mx, en
lakfeerdbttAwmet-
jes over: dan daar op gehoogd met zodanig een koleur als men be-
lw«.a;rja oordeeld ; ecven eens kan men met de
kïesderen handelen, en

op

-ocr page 72-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

opdezewyze , mag men zich verzefcer4 hoiidsn^ dat het wel zal
uitvallen , behoevende alsdan niet bekommerd^e zyn dat'de Verwen,
in het di-oogen:, zullen
infchieten.

Van de rondigheid of tweede Tint,
Zesde Hoofdstuk.

Daar zyn veele meniTen, die, wat mocyten zy ook i^anwenden, ^^Gry^,^
niet kennen een zaak doorgronden, daar zy zoveelzwaarigheidveckiSdui-
iii vinden, j. Zy, die zo lang na't leeven geichilderd hebben, zien dat
de Schilderyen van zo veel andere iMeeite^ fraajer, zuiverder, en^^^^^^
plyzmtergskoloreerdzyn^ waar door zy onluitig worden.in hunne eige- ichiidcien
ne te zienj kunnende te nauwernoodwederom aanhetfchilderenko-
men: maar daar aan geraakt zynde, vaaren zy met de grootfte yver
en hoop des waerelds voort, hen inbeeldende wonderen te zullen uit-
werken, doch gedaan zynde, vallen zy weder in de voorige kwelling.
Deze plaagen hun zelve, zonder op een rechten grondde oorzaak na
te ipooren,want hoewel hetnatuurlyk is,dat de dingen van g^ooter
meeftersons meêr, dan onze eigene behaagen, zo lang wy noch hun
vafte kennis enwetenfchap niet bezitten, zo moetmen daarom geen-
fins de moed laaten vallen, maar in tegendeel yverig blokken tot
ontdekking der hoofdoorzaak. ..

Menmoet zyn goed oordeel aanleggen in het onderzoeken van traaije ^
konftilukken, men moet ook trachten met zyn meerder om te gaan, voor tc ko-
waar van wy nut en voordeel konnenbekomen. Zomtyds zien zy iets "^en-
dat fraay in een ander is, maar de
reeden waar om, blyft hen verbor-
gen, om dat zy meer by geval of lofle drift, als op een vafte grond te ^^^^^^^^^
werk gaan, gelyk my met een jong Schilder voor eenige jaarenwe-^^„^^ikeen
dervoerj deze my eenige zyner'ftukken zienlaatende, zeide: dit ftuk schilder,
heb ik over zes Jaar, dit over vier en dat over zo veel
minder jaaren
gemaaltt, doch^can geen verfchil van beetering tuiTen de öudfte en
de jongfte zien: hoewel'er nu een merkelykonderfcheidintebefpeu-
^en was, dat de laatfte, zo
'm-ordinantie^ handeling^ als tcekening bee-
ter waren, daar en boven de
Meedingen boeter geplooyd , w?lde hy
Zulks van my niet geloovem, en hy beriep zich, dat hoe zeer hy meting,
yverden, zyn fchildery altyd eeven graauw en onzuyver bleef, daar
dat van anderen zo
%uymr exxplyzant behandeld en gekoloreerd^ daar be-
nevens Zo
vlak gedaagd was > Ik leg nevens hen myn verwen fchoon

en

-ocr page 73-

GROOT SCHILDERBOEK,
en gloeijend aan, en dit gedaan zynde,
'verdryfxk die op een vaardige
wyze: zegd my nu waar van daan deze morffigheid doch voort mach
Des schry- komen ? Hier op gaf ik hem tot bericht,dat zeekér Schilderjmet welke
woo d. êy verkeerd, u geheel bederi'd, eu zo lang gy dien ge-

hoor geeft, is al myn raad tot uw hulp vruchteloos; wat uwe be-
"oatiingcn
en ordinant:enhtX.ïc.it ^ dezelve behaagen my volkomen, maar
uwe
handeling in 'tfchildcren mishaagd my: uw tivcede Tint legd gy
de^'^m^Ai^iet zuiver genoeg aan5 door de
tweede Tint veritaa ik, die geene,
^'l^'^jerftaan welke
Op at gcdiw.gdo partycn tegens den ommetrek aan gelegd word,
waardoor alle verheevene deelen genoodzaakt Avorden in de grond
Die hem^^ fmelten en te ronden : deze moet gy alzo zuyver en fchoon m die
zyn mifflag zelve koleur als die van het licht
aanleggen ^ maar niet met eenvuy-
té Jng^ aan-1ε ? die te zefer na die der fchaduw gelykt, want dewyl zy mede van
toond. het daglicht befcheenen word, kan de duyilernis en deiTelfs graauw-
heid die zelve niet aandoen , want de
rondigbcidi^ niet anders dan een
affchamping des lichts na achterwaard, of een zylicht, dat mm of
meer blaauwachtig moet zyn na de koleur des naakts zulks vereift,
En waarin want die geelachtig zynde, zo vald
dc tweede Tint groenachtig i
rLbeftiiat^is de eerfte rood, de tweede moet paarfachtig zyn , en zo het een
blanke koleur is, zo vald de tweede tuflen de beiden eerllgenoem-
de in, waar door ligt te begrypen is, dat deze tweede koleur, met
blaauw verkreegen en getemperd moet worden, maar niet met een
vuyle koleur als dan verlieit het die vleesachtigen aart en natuur.
Hier op vroeg hy my, op wat wyze hy zulks dan verdonk eren zou-
de } aar op ik hem antwoorden, dat gelyk de afftand der voor-
werpen de vermindering der koleur maali.t, en dat het geen wy
lucBt
noemen, het geene is, 't welk tuflen ons en de ver afgeweken voor-
werpen zich blaau aan ons gezicht vertoond, alzo moeil: hy mede niet
dan zuyver blaauw
oi fmalt ^ doch maar zo veel als de natimr è^x af-
ftand
vereift, in lya&T'int vermengen, min of meer na dat het don-
kerder zyn moet; dit is een koleur, die, om zo te zeggen geen ko-
leur en geeft, of zonder groote verandering zulks doet. Ditmoet
nu niet alleen in het
Naakt , maar in Landfchap, Gronden, Steenen^
Kleedcren
, en al wat een ronding of afftand heeft, waargenomen worden.
vordere Nu is 'er noch een waarneeming die zeer veel tot de volmaakt-
n^rM^hier^^·^^*^ toebrengd: te weeten dat men
 ογ Atrandigheidniet

om«cnr.""te duyfter houdj want de vlakke daaging ftaat zeer deftig en fchoon,
wanneer men tuilen dezelve en de
flaauwe fchadww , maar een
teeder onderfcheid befpeurd. Hier mede bedankten hy my en ik
vertrok.

Veelc

-ocr page 74-

GROOT SCHILDERBOEK. 17

Veele zyn'er die niet weeten hoe veel daar aan die zaak , die men
gering acht, geleegen leidj zy is hen in vergelyking van anderente
kleen om daar veel op te letten j eeven als het met een ander Schil-
der was, die een ftukvan
Pou(fyn na fchilderende, met de allergroot-bccia in «r
fte opmerking op \ictkolorkt: letten, temperendeztlhdc halffchaduwen^^'^^^^^'

tecdere tinten mmwkcnrxg op ^yn Palet, maar gedaan hebbende
met dit iluk, gong hy wederom in andere fchilderyen op zyn ouden
trant voort j hy zach wel een groot verfchil tuflen zyn volgende
werken en dit ftuk, hy wierd'er zelfs bedroefd over, geen achtgee-
vende op hetgeene hy voorheen gedaan en met zo veel zorg bewerkt
had: dit was alleen de oorzaak zyner verachtering. ^^^^^^^

' Men vind zelf Schilders die hen laaten Avysmaaken, dat de tweede ge^oeiks
tint^ op de heel donker wezen moet, daar ^n de koleur

gf'owi mengende, voor reeden geevende dat dien grooteni^üf^Wiiook j^ier om-
2-0 deed, doch dat door my heel ontkend word: 't Is wel waar dattient.
■ik eens een kleen boekjai , door den vermaarden
Boffé gefchreeven,
Le Peintre Lonverti of den Bekeerden Schilder genaamd, geleezen heb,
•Waar in hy onder anderrcn grondig meend te bewyzen , datgemelden
Mignard zyn tweede tint op de kant te duyfcer maakten j maar dat eii , ^
■is geenzins te verilaan, dat hy die
tint met een -^^AAtx grondkoleur
bemorften , maar dat hy die , na maate dat de tegngrond hchter oi
.duiflerder
was, ook 'verlichten oi verdonkerden^ en gants niet met rood^Aoot eer.
'geeU zwart of andere koleuren^gdjk men voorgeefd, daarenboven zo

ia de nevens

weet men weldat'het grootely ks verfcheeld wanneer een tronie half ot gaande fi-
héél rondh, datde eene op ócwykendekant ^ noodzakelyk meêr verwy- l^^nd'"
deid als de andere, gely c deez neevensgaande aanwyzen: 't

welk waargenomen zynde, aan een afbeeldzd^ een groote welfiandoi
'misftal aanbrengd.

De grootfte zwaarigheid, welke zich voor zommige Schildersin de- ^
Ze Zaak opdoet, is, dat men onderde hoedanigheden van een goed Schil- zompiger
dery, ook een
vlakke daaging fteld. Dit waanen zy in een pUtbeid te sduideis-
rnoetenbeftaan: redeneerende zy aldus j Indien het waarheid
zy dat een
:Schildery,'twelk
vUk is, het befte geoordeeld werd^zo moe-

ten onvermydelyk die, welke meêr ronden, flegter zyn. Waarlyk eeA
loiTe flelreegel, want de natuur endaagelykfe ondervinding omtrent
ronde voorwerpen, leeren ons het tegendeel, inzonderheid wanneer
net buyten
zonnefchyn is. '

Ik h^o hicÏ Λί-οοχ^η gtztgè^ è^tèefuperficie οΐ ά'ηιίσβε ommetrek^

-in dc Tinten der grond dienen te fmelten, op dat dezelve, van óe ver-
beevene partyen ^wykende .
'zo veel niet vóór komen zal als d'andere.

C Tot

-ocr page 75-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

Tot bcwys daar van, ftellen \vy hier een ronde kolom^ getelcent
dint^ eens A, tcgeii ccn
half 'wltt6 en een half donkere grondzo ά2Λ. άQ,dag zyde
koïoms. tegens defchaduiu^tn defchadtiw zyde tegens het Ikht mxkomt. Zo moet
noodzaaklyk volgen, dat, om zyne
rondheidtthékomtn , è£.fchadim
van gémelae kolom^oy^ de kmt^verlicht zal worden, om na dcwittegrond te
wyken, anders %q zoude het maar Qenhaif rond zyn. Wederom aan de
andere zyde, i^'teeven eens als hier met de , behalven dat het

iichtyajyr^ri/irblyftenzyneige koleur behoud, vermits de tufjen-lucht
άο fuperficie o£ zy-ommetrek
, doet ronden en wyken^ en in de fchaduna
defgelyks, maar werd door de lichtheid des achtergrond^ verdubbeld,
neemendé zyn
koleur min of meer aan.
Voorbeeld Indien dit niet wel verilaan word,
20 laat eens, zien of het tweede
londe b^ói. voorbeeld begrypelyker zyn zal; Neemd een^o7, fteld die tegens een
fchoone lichte geele grond: fta dan een weinig van dezelve af,cn daar op
ziende, zult gy gewaar worden dat de
uiterflen ommetrek, aan de fcha-
dwwzyde^
geheel in grondζύ. fmelten^ en gants geendaar
aan konnen befpeuren: dit is zo verre de
ronding aangaat.

Laat ons nu eens letten hoe veel de koleur^ door dezelve, aange-
daan word.

Derde Indien AeizMl van een hlaauwe koleur is, zo zullen de kanten ^2x1
Zmt^Tf^^^fonding^ tegens helgeel, groenachtig zyn : is hy^^iïrj, zo werden
purperachtigrood^ ^^^ nevens degeel zy, zullen.

' ^"■■•''■^"g· dezelve, in de fchaduwe, noch geelder vertoonen, gelyk wy hier
vooren van het
naakt fpreekende, mede gezegt hebben. Deze b&l<i
ruig oi glad zynde, geeft weinig verandering, ten zy na maate dat
' dezelve verre af, of na by aan de gefielde is.

Zien wy nu eens op. den of lichte zal men gewaar wor-

den , dat, zo de koleur der ból lichter is, dan de geftelde geele grond, zal
de
koleur der grond zo veel vermoogen in ons gezicht niet hebben,
waar door de
fuperficie der ból, door een minder, niet kan overweldigd
worden,en by
gevolgeAe geelheid der grond, hem geen koleur aanzettenj
Zo dat de
tuffen lucht alléén, d ^ommetrek ronden en wyken doet.

En hoewel de ^rowi/tamelyk i^ö/z/éi-r, ja zwart mogt zyn, zo zal
daar om deze vermindering van
koleur^ die de/ϋίί·^/veroorzaakt, niet
minder noch meerder zyn, maar wel άοοχ d,ttegengro7id ^ meer of min
affieeken y rond

swaaiing Vcele konftenaars dwaalen, welke zich verbeelden, dat de halve ΊΊηί·,
S^aaie-^egen den omtrek aan ^dag zyde gelegd, tw Me'Z^'^e-'iint genaamd
wezen. .woi'd, dezclve is, welke tuflen het licht en de fchaduw ^ met de naam
^m tuffen-Tint bekend,geplaatft wordi deze zyn daar in grootelyks mis,

al-

-ocr page 76-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

alzodelaatfte een heek^ en de voorige maav een halm "tint is, zynde
zo breed niet als de
Mezze-tint^ want tot over de helfi is hy met de
fchaduw vermengd, by gevolg ook blaauwer. Alhoewel het zomniige,

een andere geven, die méér

duw^ als nade^a/c^rvan't;?^^^? gelykt: demifflag daarvan, hebben
wy hier voeren aangetoond. Maar wanneer het
licht vlak van vooren
komt, alfdan is deze
Mezze-tint, half met de tuffen-tint vermengd: doch
nietineeng
^^i^^i?;? licht ^ gelyk wy gewoonlyk gebruyken. ^

Derhalvenishet zeker, dat deze tint, 'tzy hoedie genaamd w-erd,
Mezze-tint oïgebréke Mezze-tint^ niet voox fcbadu-we kan gereekent
worden, nademaal het door
fchamplicht vermengd is. · ^ _ ^

Het komt dikmaals te gebeuren, dat in één en dezelve ttuk of

nantie, eenige voorwerpen, op de te/, ronder oï donkerder .χγη
anderen 5 't welke zo moet wezen, om die reden wil, datmenvanöePf 'j^e^^et
gemelde voorwerpen, meer
ó^néchalve Diameter vm zyn rondie, eïid^-n^^ande-
d'arider maar tot de /if/T/of minder als de ^i/f/, zien kan, nadatzy ver-g^!
<ier, ter zyde vanhet
oogpunt afwyken. Wantals hetOo^ oizuhtpuntic^M
in de miüden des ftuks is, en het licht, van de rechterzyde, een wemig van
'Vooren^ daar 'mvald-. Zo zullen ae kolommen en andere voorwerpen,
aan de
rechterzyde, hreeder vau fchaduw, en die ter linker, breeder van
daaging zyn, gelyk in het voorbeela dezer twee kolommen^ tót meerder
klaarheid, aangetoond werd. ,

Wanneer nu eenige kolommen aail wederzyde , even ver .van iiet
zichtpunt^ waren, en dezelve van boven tot beneden^ d'wars door het
tniddelpunt , en dat Paralel met den Horizont , doorklooft wierdcn;

is het Zeker en waarachtig dat men op de behoórlyke Difiantie
of affiand ftaande, de kloof niet alleen aan de binnenzyde^ maar ook
noch een ttuk voorby de
achterfie helft zien zal, gelylc m de kolom
Α aangewezen is. Denk dan dat het geene men over de helft op de
dagzyde liet ^ noch zo veel verder afwykt, en by gevolg denker der^
^^^ ^^^rhtt licht affchampt.

Befchouwt nu in tegendeel die terregteraande/zil'/^ ^^ö'Ji alwaar
men zo veel minder van devoorfte of , als die aan ètdon-

^^rezyde, ziet: derhalveii kande ommetrekzovcvmet ronden^ alsAvel
^an de andere
hlom^ alzo die donkerheid, agter fchuilende, met ge-
zien word j waar door het zo
duifier niet kan vertoonen op de ommetrek^

gemerkt men de linker kol$m tot over de helft ziet, en deze rechter
Zo veel minder.

Wie hier op let, zal zo veel mifilaagen, als de onkunde in de konft
der perfpemve te weeg brengd, niet begaan.

-ocr page 77-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

Van de Schoanheid,
Ζ Ε V Ε Ν D Ε Η O O F D S τ υ K.

D tV7y\ de Schoonheid^ het voornaamile en waardigfte deel derEe-
dele Schilderkonft is, zal het zelve ook het eerfte voorwerp onzer
verhandeling zyn: doch myn oogmerk is niet in dezelve, alles wat
van haar kracht en vermogen gezegd kan worden, op te haaien j de
dagelykfe gevallen leèren ons zulks genoegzaam. Dat de wyfte on-
de^^'^^Se^^^ de Aaloude haar hoogachting toegedraagen hebben, zien wy in
•wysgeeren' Ρ lat O ^ welkc dezelve achtten te zyn een menflelyke glants, uit haar
ëaar van. beminnelyk, macht hebbende ons de geellen de oogen te ont-

rooven. Ja Kato achten dezelve zo hoog, dat hy oopentlyk zeide , het
geen minder zonde te zyn, haar te befchadigen, dan het was een
Tempel te berooven,
Onmogei);k Echter is het genoegzaam zeker, dat zy meeil beftaat in een
denkhecUy
eea'^'^giftii-zinnenenoordeel afhangd, zo dat wyhetonmoge-
tcn te be-lyk achten, de waare befchryving in een eenig voorwerp daar van te
ichryven. j^^onncn doen. Het zekerile dat wy daar af konnen zeggen, is dit,
dat zo veelerlye foort van voorwerpen daar zyn, ook zo veelerly
Schoon-.
Koe vee- heid is j het Spreekwoord zegd ook niet zonder grond: Zo menigerly^
leiiydieis. ^inycelderly
Schoonheid.. Paris waande, volgens Homerus^ dat
Voorbed
^I^^^^'^^ Menelaus huysvrouw , de fchoonfle was ; ^poUe roemden.
<5en van ' het zelve van zyn
Dafnc: Narcijfus weder vond geen fchoonier dan
zich zelf.
Stratonika, wierd, door de; Perfen, voor de 'volmaaktfle fchoon-,
^i/W.gehouden, en afbeeïdzcïttngoAdeljlic eer aiUigedaan. De
hals én boezem van de Atheenfe
l'heodota y waaren %ο bevallig in de.
ooge.ri^m.Socr.ates, dat hy daar op verliefden, Veele diergelykefchoo-
ne^
zouden wy konnen ophaalen, zonder dat wy echter meêr in de
dingen die tot
άίfchoonheid vereift worden, vorderden, of dier kun-,
dig wierden, vermids ons nergens
ét gefi alt en noch. deszelfs /^fy? ver-
toond word, noch min, waar in het
fcboon beftond.

Ider:La,ndaard, ider Minnaar, meend de fchoonfle te hebben, de
volken om-iiouden de bruyne koleur^ès. Latynen de blonde voor dt fcboone:
het de Spanjaarden Ac Zwarte^ de Duytzers bruyne haircn voor de be-:
valligfis.
Deze bemind deƒ ^ ^n dikfie, en de ^nAtre ά^ tengere
zoftdtre ' geene de zcedige en die de dcrtele gebaarden: waar door myn.

menlen. ftelHng, dat htt fchoon rneeft: van onze inbeelding afhangd, beveiligd
word.

Ν Van de

[choenheid.

icliooae.

V'éïfchil in
de keur der.

trent

fchocn,

-ocr page 78-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

Zy is driederlei: gemeen ^ ongemeen ^ onvolmaakt: gemeeMi^ yxn
de mode
zeer afhankelyk, en vernoegd gemeene verflanden> de ongc-
mcene^
werd door ons veriland uk veele anderen gekooren : de voU
maakte
is, die \vy ge'z.egd hebben in inbeelding te beilaan.

Maar wy zullen ons hier bepaalen, in een opfteldat wy naonzeal-
lerbeilc kennis, uit veele anderen getrokken hebben, die door de
Grieken is verkooren geworden, en door hen ons nagelaaten.

De fihooréciclNzn een naakt ^ het zy man of vrowwen beeld, beftaat^waat^^^^^^^
hier in, eerilelyk dat
ó^tLeedemaaten wel gevormd zyn j ten tweeden, menffen bc-
«!at zy een/c/joowe, wje,
tn gemakkclyke bewceging hebben: en em-fta^t·

^^lyk ten gezorJe en frife koleur. Eerfteded

Het eerlie is, dat de heden gelykmaatig zamengevoegd zyn, lüer na^^^
zyn
aart en hoedanigheid^ het hoofd en tronie^ wel geproportioneerd^
bevallig bcfneeden van oogcn^ mus en mond-,
de handen^ vingers^ voeten
en toonen, van een welvoegelyke lengten en dikten , gelyk meedc dc
overige Λί/έ-^ des lichchaams. ' « .
pHp

Door de gemakkelyke bewecging , verftaan wy , dat alle leeden tot hc. tw.eae.
de minfte toe, zich op zyn
/ώοοηβ vertoonen, en, zonder mocyten,
met een
bevallige zwier haar beweeging doen j gelyk wy door eeni-ge
voorbeelden op zyn plaats vertoonen zullen. , . , , , . .

BetrefFende de hlcur , hier door verftaan wy, zo als zich deze^lve irt dcid.,
gezonde menflen, geen toeval onderheevig vertoond, noch te bloedig
noch te bleeks zo als wy daar van meede op zyn plaats zullen han-
delen.

Dit zyn de^w hoedanigheden^ tot een fchoon naakt vereift, cn wel-
ke, door de Dichters, de
drie gratiën of bevalligheden genoemd wer~

den, zeggende dat in Fcnus Vrania ^ deze drie hy een gevonden
wierden.

Om nu den leergierige Konilenaar, een goed begrip y^nde/ehoone^J^^''/^'^
verdeeling der Leedemaaten te vertoonen, zal ik hier de n^aat itcl- menffen.
len, zo als wy dezelve uit het geraamte van een
dooden opgenomen

hebbe, wanneer ik voor de Heer Pfi/^r^/^/o*, alle de

in zyn vermaard Jnatornie-boek na het leeven , teekende, volgens
^yn opftel. ' . if::;

Ik heb dan om het gemaklyker opftellen dezer maat van ditmans- ηψφΐψ
beeld^
een maatilok daar nevens geplaatft, en om dit te volgen,
in^aakt een
recht nederdaalende .Ijn^ getekend met zon en maan. Dit^J^n^^haw
de
lengte van uw beeld zyn. Verdeeld dan deze in vier gelykegrofdee-
deehn^ welke men grof declen noemd, gemerkt met A.B.C.D. aan-ien.
wyzende door dezelve, de
okzelen^ het manlid^ de knien en de zoo-

C 3

-ocr page 79-

21 GROOT SCHILDERBOEK.

Jen. Daar na verdeeld men de geheele lengten, weder in gelyke jè dee'
Hoofd- len, welke hoofddcelen genoemd werden, en gemerkt i. 2,. 5.4. f. ö. 7!.-
deeien. ^gjj^gj.^ ^^γ-β^ f^gg^ 2,y. Het Jjoofd wcrQ hier op wederom in vier
^^^^^^^■^^proportiettjoi eevendcelige deeltjcns verdeeld, en getekend met a. b. c. d.
4eeien. te weeten het voorhoofd^ de oogen^ de neus en diO. kin. Welke ge-
bruykt werden , om alle de andere tot een
minder 'verdeeling te bren-
gen , beginnende van het teeken C , tot dat der O opwaards, zó zal
men vervolgens deze
maat vinden van de

LENGTE.

Proportie deden.

2

zen een vierde,
een derde.

twee derden,
drie vierden.

3
ζ

I en een derde.
3

I

ζ

I en twee derden,
ζ

drie vierden,
drie vierden.

I

I
I

een derde,
drie vierden.

Lengte Van de zool D. tot aan het gewricht
beeid!^" Van daar tot de binnenkuit

Van de binnen tot de buitenkuit

Van daar tot de onderknie

Van daar tot de knie - - .

Van daar tot de opperknie

Van daar tot de dyen

Van de dyen tot de bil

Van daar tot B. of de middel

Van de middel tot de navel

Van daar tot de heup

Van hier tot onder de borft

Van daar tot de oxels

Van daar tot de fchouder

Van daar tot de halskuil

Van de halskuil tot aan de kin

Van de kin tot de neus

Van de neus tot de oogen

Van daar tot het voorhoofd

Van 't voorhoofd tot de ftern

Van de ftern tot de fcheidel

Breedte van het Mansbeeld ter zyde.

Proportie deeïen.

De voet is lang - - - - - 4 en drie vierden,
't Gewricht - - - - - j en een derde.

De kuit - - - - - ζ

De onderknie - - - _ - > ζ

Bo-

-ocr page 80-

GROOT SCHILDERBOEK.

1 en een vierde.

3 en een derde.

3 en een half.

4 en een der dé.

4
4

4 en een half.

ί

5

t en een half.

BoYcnktiie
Dye - - -
't Eyndc der billen
't Manlit
Over de navel
De heup

Onder de borften
Oxel - -
Schouder
Halskuil

Het hoofd vierkant.

e?t van achteren,
Proportk deelen.

Breedte der beelden van vooren

De voet aan de buiten enkel
't Gewricht

Binnenkuit - - - -
Buitenkuit - - -
Onderknie

Bovenknie - - ~
Dyen - - - -
'tEynde der billen - - -
Over 't Manlit - -
Over de navel ~ - -
Aan de heup - - "
Onder de borften - "
Over de oxels - -
Schouders » - - - ~
Halskuil - - - -
De kin - - - -
Over de neus _ - -
Boven de oogen - -
't Voorhoofd - « - -
De jftern

Lemte van het Vrouivenbeeld.

^ Proportie deden.

Van de zool D. tot aan 't gewricht - i en een h^f.
Van
daar tot de binnenkuit - - ^ en een dei de.

Van de binnen tot de buitenkuit - - ^^^^

I

I en twee derden.

ζ en drie vierden,
ζ en drie vierden.
6

f en een derde.
f

ƒ en een half.
8

ƒ en een vierde.
2 en een half.
2

2 en twee derden.

3 en een vierde.
3 en een vierde.

2 en drie vierde».

Van

-ocr page 81-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

Van daar tot de onderknie

Van daar tot de knie

Van daar tot de bovenknie

Van daar tot de dyen

Van de dyen tot de bil

Van daar tot de middel

Van de middel tot de navel

Van daar tot de heup

Van hier tot onder de borilen

Van daar tot de oxels

Van de oxels tot de fchouder

Van daar tot de halskuil

Van de halskuil tot de kin

Van de kin tot de neus

Van de neus tot de oogen

Van de oogen tot het voorhoofd

Van 't voorhoofd tot de ftern

Van de ftern tot de fchcidel

3 en een vierde,
een half.
drie vierden.

3
2,

1 en drie vierden.

3
r

2 en een half.
I en een half.
z.

een half.
1 en een half.
I en een vierde,

I
I

een derde
twee derden.


Breedte van het Vrouwenbeeld ter zyden.

De voet is lang
't Gewricht

De kuit - . -

d'Onderknie - —

Bovenknie

Dyen -

't Einde der billen

Het middel of dikfte der billen

Over de navel - -

De heup

Onder de borilen
Oxel
Schouder
Halskuil -
Het hoofd vierkant.

Proportie deelen,

1 en een derde.

2 en een vierde.
ζ en een vierde.

2 en drie vierden.
4 ^

4 en een vierde.
ƒ en twee derden,
4 en een half.

4 en een half.
4 en twee derden.

3 en een half.
ζ en een half.


Breedte

-ocr page 82-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

breedte der beelden van voor en en 'van achteren.

Proportie deelen^

τ

I

r en een derde-

a.

ζ

ζ en een derJê.
3 en een derde.

3 en een half. -
7 en een derde.
6

4 en drie vierden,
f en een derde.

7 en twee derden.
6 en een vierde,
f en een derde,

1 en drie vierden.

2 en drie vierden.

3 en een half.

3 en twee derden,
3 en een half.

De voet aan de buiten enkel

't Gewricht -

Binncnkuit

Buiten kuit

Onderknie ■·

Bovenknie

Dyen ^ -

't Einde der billen

De middel - "

Over de navel -

Aan de heup

Onder de borften

Over de oxels

Schouders

Over de halskuii "
De kin

Onder de neus
Boven de oogen ~
't Voorhoofd
Deftern

Ik twyffel m^t, of v/ie ^yn beelden maat na de voorgaande fchiKt,
ïal altoos een goede verdeeling en geüalte vinden, inzonderheid wan-
neer hy t'eevcns
de bevalligheid (Ier/^//^i^iwaarneemd. ^ V ., i,·

, Om den leerling aanleyding te geeven tot het uitvoeren cn verder na-
fpeuren van het tweede deel
der fchoonheid ^ namentlykde^rjö!//z^e^i-vaiiigheid
-weging der leedemaaten y zo gelief hy te letten op dit nevenilaande ft-det^^^^wc^-
guur^Wii^r in de voornaamfte fchikkingen, welke een fchooneaktïe-vcr-
oorzaaken, waargenomen zyn, beftaande in het op of nederhuygen der
fchouders, heupen en derzelver
beweeging, om die recht ftrydig te doen
^ivenken^ en daar nevens in een tegenftelling en werking der mmdere
leeden, gefchikt na dezelve ordre : hier uit fpruy t niet alleen de
beval-
ligheid
der fchmie en aangename gefialtens} maar geeft daar en boven,
pok voordeelige fchaduwen, die de uiterfte
gracelykheid by brengen, _

• Dit is van zulk een algemeen gewicht, dat het zowel m dooden NumgheiA
als levende, in grammen als zachtmoedige, razende en dolle^ inneeming.
gertifie menifen , en in ^r^^w als hlygeefiige. waargenomen moet woi-

;i : D i^en.

-ocr page 83-

16 GR Q O Τ S C ΗIL DE R Β O Ε Κ.

den j'ïowel mfynlyke en fiervendeA's, in cenlyk. Ja het is onmogelyk
dat ider by zQndere (^iiwgc·^/??^, of geftaltenis des lichchaaftis goed kan
2,yn, die ni-et natuurlyk uytgedrukt en met deze ^nV
hoedanigheden
verzeld zyn, namentlyk een grootze ommetrek , fmaije zwier in dc
he wseging^ en een ièhoone koloriet. Want als men wilde ccÏi leven-
dige met t^m dopden kokur
fchilderen, of. het tegendeel: CQVi dolle of
razende^ bleek-, ttn nifiende^ hrandig-·, ten treurende ^ mtt een la^ch-
ihend weezen
j zulks zou zeer oneigen zyn en tegen de waarheid ftry-
dig, vervolgens een leugen, alle leugen haatelyk, deze gaat mank
en werd niet geacht, en alles wat veracht werd, verwerpelyk zyn.-
de, is by gevolg het fchilderen onwaardig.
..n^feweè- Indien nu aan imand onbevatbaar voor -komen mogt, wanneer ik
ging enko-zeg, dat fraaije be%vegingen en koïeur^ ook in een dood lichchaam moet
' waargenomen worden, in het welk volgens het gemeen zeggen, noch
beweeging noch fchoone koleur is> hy gelief te weeten , dat'het geen
ik zegge, alleen van een gefchilderde
dooden, en niet van het leeven
verfta,an .moet worden, vermids een dood lichchaam zich zelf niet be-
weegen noch fchikken kan: wanneer nu echter zulks vereift ,'zo
moet men het Modél zodanig fchikken, dat het zich op zyn fchoonft
vertoond: het aangezicht van vooren, de borft op zyde ,· de heup
opwaards, het eene been ingetrokken en het andere uitgeilrekt, de
eene arm gints en deze derwaards, en zo voort > dit word een fchoo-
ne
aktie en zivier genoemd, ja zelf een fchoon beeld.

De koleur betreffende, deze moet na geen hout noch fteen, maar
vleefachtighcid ftrekken, en natuurlyk dood vlees gelyk zyn.
• c- inr wat lem^i^^ zoude my nu konnen tegenwerpen, dat dewyl'er drieder-
^i^fSioo'nite lei ftand van ouderdom zy, jonge, middelbare en oude, en alle by-
oadcrdom rondere
bewegingen en kokuren ,ook vanbyzondere maat en leefi zyn,

het zwaar vald uit een der zelve een volmaakte te kiezen.
xiefSiw."^ Dezulke voeg ik dit tot oploifmg toe, dat zy alle drie ider na 'zyn
aart eeven fchoon moeten verkoozen worden. De Jonge, teêr^zwie-
rigenfris:
dc middelbaare, ναβ^ bedaard erxvleezig: en de oude,
traag en dor. Niet tegenftaande nu hun ouderdom, heeft ider zulke
hoedanigheden, die hem verkiezelyk doen zyn, want zowel als men
2egd,
dat is een fchoone Jongeling j zegd men mede, zie daar een fchoon
en wakker kaerl^ ei let eens op de deftigheid van die oude rnan^ dat is een
fchoone gryzaard^
en zo voort.

Aanmerk eens de Statuaas van Perrier ^ en geef naukeurig acht op
de
yonkh.t\é.Y^n Ganimedes ^ Antinoüs oi Jfollo^ voor de tweede
ilaat 5 en:de
mie Fmnus^oox de derde 5 zo zult gy bevinden dat ider in

het

te

leur
dooden,

Tegen-

-ocr page 84-

groot schilderboek.

feet zyne volmaakt fchoon is, voeg daar dan eens by, hun BeBoorlyke
^ohur, elk na zyne jaren,xo zal gewiirelyk myne ftellïng doorgaan, en

uw beeld, door idèrbefcliower, bekoorlykenfraay geacht wordta

Hoewel nu een fchoon beeld, in een goede fropof iie en fehikkmg der
^eden, elk na zyn
pajjten en werkïnge^ beftaat >; zo is. echter zouanig
een beeld noch niet volmaakt, ten zy
datde uiterfte. bevalligheid van
een fchoone en toegeëigende
daaging, daar by gevoegd werd.

. W y bevinden veeltyds, dat door een al te zedig licht, de voorwerpen ^verfchUm
zich heel ongracelykNCxtoovicn^ en eentegenftrydigeuitwerkingever-
oorzaaken, het welk de meening zomtyds heel doet te buiten gaan en lichts,
onze zinnen tot onluft verwekt, fchoon wy in 't begm onzer
Con-

ccpien, degrootftegedachten enverwachtinge daar van hebben j en dat

noch het ergfte is, zonder eens de oorzaak te kunnen begrypen: het
geen zekerlyk gebeurd, wanneer wy zonder acht te neemen op de uit-
"^verkinge onzer voorwerpen ^ een lichi daar toe fchikken , 't v^elk daar

«iet eigen is j w aar door een krachtige en zielroerende hartstogt in een

beeld, door ^tnflaaww licht, t'eenemaal machteloos en onbeweeglyk
gemaakt word: en in tegendeel, een zwak en liefFelyk voorwerp,
^oor een al te
wreede 'vlakke daaging en fcherpe fchadww., geheel ver-
«^ragtword,
en de bevaUigheid te niet doet. ' ,

Het isdai van groot belang, dat men zich welbezint eermenzyn^cdegen^^^
'Werk aanvansd, om die twee mifilaa;en te vermeiden.: Ν eemt aer- omtrent
halven acht op de navolgende voorvallen, op welke deze aanmerkin---pwc
ge paft en dodd : namentlyk de moord van
JMius Cezar in den vol-
den Raad , of de dood van
Kato·, en in tegendeel^ Siratomca met Jn-
if/of^iij trouwende, ofwel de Koningin van by Saiomon, met
haar geftoet van ftaatjuiFers, enz.. j · j·

Overweegt nu eens wat een onderfcheid van hertstogten, dat in die
byzondere voorvallen befpeurd werden. .

In deeei'fte, ziet men een geweldige beroering, een vluchtige
fnelheid, fchrik en verwarring, alles is beweegende: en in tegen-
deel ziet men in de andere, niet alsfchoonheid,lieiFelyke
,zeedigheid en gezag.
Alsmen die dingen aangemerkt heeft, wie zal met my danmet toe joepaffiug
«emmen, dat men de eerft'e, met
eènivreeden hard licht moet daagen,^^^^^ ,,ορ^,
en de tweede, met een üeffelyke υ^rmits men weet dat de Jirto of weipen,
dagingen, mede haar byzondere hoédanigheid en eigenfchap hebben,
dat de
tent wreed en flraf en de lieffelyk.en aangenaam^

Wanneer nu Ket tegendeel gebeurd , zo moet het onvermydelykvals
^y" 3 en de
zaak door deZe tegenilreèvigheid vcrduiiberd ^yorden:

mo-

D a

-ocr page 85-

%S GROOT SCHILDERBOEK.

mogende den een, als dan met regt, een gracelykeγevwiirxingy en de
andere, een i^aflFe liefkozery noemen.

Derhalven beiluit ik, dat een beeld, het geen geproportioneerd en
gefchikt, met een goede beweeging en draajing voorzien, waarlyk vol-
maalit geacht mag werden, wanneer het door een bekwaam en daar toe
eigen
licht, gedaagd is j op dat het geen de ommetrek en beweeging
tracht uit te drukken, daardoor niet verhinderd noch tegenftrydig
gemaakt word.

Van de Beweeging der Leeden.

Α C Η τ S τ Ε Η O O F D S τ υ K.

Laat ons nu eens komen tot het tweede der deelen waar ιηά& Γώοΰη'

.----- - - - - · -

flaat.'

Eerfte
Tooibeeld.

Tweede
vooïbeeid.

Berde
vooibeeld.

Verdubbeld
vooïbeeld.

liet

Van
hoofd.

Tan het

dM^hoon- L-i ^izWbeftaat, namentlyk de beweeging der leeden.
j'iei'i· . Deze hangd voornaamlyk af, van een tegenftrydige werking aller
fraai|s be- lichchaams leedemaaten, en van derzelver daaging en fchaduwing :
weging be- yeroorzaakendc dit een beeld , roerende en leevendig. De voor-
naam ile waarneeminge om het zelve te verkrygen, gefchied dooi*
een
draayinge ^ welke verftaan moet werden , wanneer het hoofd,
vlak van voore, het lyf weinig op de een zyde , en de beenen we-
der van vooren gedraayd zyn, ziet de fig. A.

De tweede waarneeming, is een tegenftreeVendheid in de helling
des lichchaams, van het hoofd tot de voeten. .

By voorbeeld: dat de fchouders, de eehe hoog , de andere lager
zy: de heupen, kniejen,en voeten desgelyks, als in dezelve figuur
letter
A. te zien is. i. De rechter fchouder hoog. z. De rechter
heup laag. 3. De rechter knie of voet weer hoog, en het tegen-
deel , werd men aan des lichchaams andere zyde gewaar.

De derde waarneeming is, dat als de rechter arm en het linker
been voorwaards komen, dat dan linker arm en rechter been, ach-
terwaard gaan.

Maar deeze^mii?^/;^^ verdubbeld , wanneer de rechter fchouder
van vooren komt, alsdan moet het hoofd en onderlyf meede van
vooren komen, gelyk de zelve figuur ook aanwyft. Wanneer de
borft zich verheft opwiiard, zal het. hoofd nederwaard buygen : en
het tegendeel, zo wannéér de borft nederwaard buygd, zal men
het hoofd over'end ftellen, zie de fig; B.

Het hoofd moet altyd over de hoogfte fchouder hellen, enbuygen,
zo alf by A. aangetoond word j wanneer het lichchaam recht ttaat,

' . zul-

-ocr page 86-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

de voeten altyd een gelyke hoek maaken, te weeten de hiel
■tan de één, tegen de binnen enkel van de ander, zie C.

De handen moeten altoos een ongelyke be-weeging hebben, ziet men
de een van binnen, de andere zal men van buyten vertoonen, de een
•hangende, de andere opgetild: het onderfte deel des arms verkort
2ynde, diend
deszelfs bovendeel, recht, de dye in't verkorten en het
■been v.^eederom recht gezien te v/orden, als fig: D. aanwyft.

Vandebeenen, isde bewecginghj\Ύχύ& é^ic derarmen, wanthetbo- van de
vendeel des arms, iielddat overeen met de dye, en het onderdeel, als^""®"'
i^'et been. Indien nu gebeurd dat het bovendeel des arms neêrhangd,
'Zomoet de dye meteen ihydige
beweeging daar tegen aan werken 5 en
20 vervolgens met alle de gelyke leeden. Λ¥anneer nu de rechter arm
om hoog en de linker la-ageris, dan zal het met de knien of voeten^
contnu-ie zyn; zode heup opzweld, fchiet het bovenlyfin het onder-
ste ^ als men de ichouders ophaald, zo zakt de hals in dezelve.

Voor al moetmen zorg draagen, dat de hand en den arm niet ge-
lyk uitileeken, gelyk men een goed en kwaad voorbeeld daar af iii

fig: E. ziet.

^^Dat het kruys des aangezichts, nooit met dat des lichchaams over-
één komt, noch van voeren noch van ter zyde, noch ook het bo-
ven met het onderlyf.

. In deze heweegingen , beftaat myiis oordeels , de fchoonheid des
lichchaams, ten opzicht der geftalten. r> α ■

Belangende de verdere he'weegingen, daar van zyn deze drie, de voor-
naamftenj eerftelyk die des hoofds, ten tweeden der handen en voe-bew&gingcn
ten, en ten derden des lichchaams.

chaams.

Die des hoofds, zyn vierderly, voor en achter over, en aan we-
derzyden: die der handen en voeten desgelyks. des^hooWs.

De armen en beenen, hebben maar een htüeegmgyé'ceii aan de^J^^ea,
elboog, en d'ander aan de knie, den arm voor, en het been ach- '

terviaards.

Όe bewegingen des lyfs, zyn driederly, voor over, en aan beide Desiyft.
de zyden.

Biiyten deze aangeroerde, zyn'er noch vierderly bewegingen door
^e Zelve leeden, als de
ftmpele of eenvoudige. ^ofwerke-

De yiBh^e of werkelyke. Ivke.

De of driftige,en .

■Ue horjfe of geweldige.

De eenvoudige is, wanneer de leeden zich natuurlyker wyze ^^-t&w wauie een-
gelyk imand die gaande, de eene voet voor de andere zetjdie drinkt

D 3 of

Van de

.zen

-ocr page 87-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

of éet^ de handen aan de mond brengd , het hoofd keerd en draaid, en
vorder de leeden tot lichchaams behoeft gebruykt, welfce heweging-i
kinderen zo wel als de oude, door de natuur onderworpen 2.yn,
De weikê- Dewerkelyke, beftaan indraagen, trekken, duwen, itooten j klim-
^ men en diergelyke, 't geen door kennis en verftand gefchied, zynde

de kinderen maar ten deele eigen, ziet Fig: B.
De driftige. Wat de driftige belangd, zy neemen hun oorfprong uit de ontroe-
ring des gemoeds, of die de ziel door het lichchaam in de hertstochten
vertoond j als daar is, de
liefde, haat, gramfchap, droefheid , blydfchap,
fpyt·, verachting^
en diergelyke meer j deèzer v/erking, fchoon meelt
inwendig, vertoond zich echter uitwendig, voornamelyk in de kleene
leeden, als oogen, neus, mond, vingers en toonen, zie Fig: C.
De gewei- De gcAveldige zyn, fcbrik, irees, wanhoop, dolheid enz, alles wat
de natuur, boven gewoonte, door toevallen, op het gehoor of gezicht
werkende, doet ontroeren ·, gelyk daar zyn, een
fchielyke dondcrfag^
[pook, oiierfchrikkelykgezicht:
welke dingen, een krimping, rekking,
en draaijing der leeden veroorzaaken, die beide, zo wel jongen als
ouden ondeï"worpen zyn, ziet verder hier op na de Fig: D.
Nuttigiieid Alle deze aangewezene hertstochten, konnen zonder de voor aange-
roerde fchikldngder leeden.geen volmaakt beeld voortbrengen, want
men kan wel een trap opkhmmen met de handen in de zak, of iets op-
tillen met beide de handen gelyk, en de beenen naaft malkander;
iemand kan fchrikken van iets dat voor hem ilaat of legd, zonder dat
men zulks in het aangezigt befpeurd; men kan ook verliefd zyn, zonder
de allerminile
bemccgingit toowcw. Maar myn meéning is, deze herts-
tochten door de
beweeging der leedenraaten uit te drukken, endatider
lid ten dien einde diehd, gefchiedende zulks wanneer het lichchaam
zig keerd of wend, de leeden fpartelende de een voor en de anderen
achterwaards, de een om hoog en de anderen om laag.
dd^ls "βΓ Vermids het een onmogelyke zaak geweeil zou hebben, alle deze
kwaam die voornoemde bewecgingentn hertstochten na vereis der zaak uit te beel^
d-n^nfhun'^^"? na dien zyheel zelden en onverwacht voorkomen, en dat men·
alut. ' geen modél zo duydelyk kan ftellen, om hen de waare indruk dier heits-
tochten te doen begrypen j zo heb ik zélf, om de wiffigheid, voor alle
geilaan,
cniAcv zjnpaffie tot de minlle leeden toe, ja oogen, mond,
neus, vingers en toonen uitgedrukt, welke geftaltens
met eert vlugge
hand, door myn Zoon dus getrouwelyk nageteekend zyn.

fan

-ocr page 88-

GROOT SCHILDERBOEK.
Van de driftige en geweldige Bewegingen.

Negende Hoofdstuk.

γΤ' oor af, diend aangemerkt te worden, dat het grootlle.deci dezer Deze h-we-
V
hcwegingen ^ niet dan ten deele kunnen begrypölyk zya, enmeeft-^^'-^'^j^j^^g·^
door het vertoonen der oorzaaken
hnnncx beweeging^ om der overeen-noeg duyle-
komft die zy met elkander hebben, 'tzy in hun begin of ein-

üe. Want het eind der eenc, baard dikwils het begin der andere.
γο is de gramfchap een trap tot de dolheid^ de droefheid tot mismoedig-
en deeze baard de wanhoop oi gekheid. En dus zyn meeft alle
f geweldige ontroeiingen des gemoeds en pynlykheden des lich-
cnaams. Want deze fmert, doed de leeden geweldelyk beweegen,
de fpieren zwellen, de zenuwen, fpanzels en andere werktuygen,
iiucriip^gj^^ en uitrekken ver buyten hun gewone
hcweeging^ jazom-
tyds boven vermoogen. Als by voorbeeld,
branding^ kinctzing tx\.
«iergelyke· welke pynlykheden , niettegenftaande zy hun byzoa-
"ere p ekkingeninhet aanzicht en andere leeden veroorzaaken, ech-
^er niet ten volle zoude gekénd noch onderfcheiden werden, om
^ulk een toeval uittedrukken, ten waar men iets van de oorzaak daar D-m mee
neevens befpeurde: als
Piramus, met een pook doorftooten, ken Π^ϊ

en Hifperia door een ilang gebeeten, PrcX'm met een werpfpiets,by.
^ Centaur Neffiis mtt een pyl doorfchooten, Hippolytus^ door zyn -ïrooibeci-
hollende waagen verwond , en meer diergelyke , by welke men
noodzakelyk, gelyk ik zeg, iets der
oorzaak verbeelden moet $ als,
^ iriramus^ de Ilui er van
Thishé^ of de pook uit de fcheede, by
■turi^ce,^· ée ilang, het zy leevende of dood. Βγ Prokris, het noch
:met bloed befmette moordgeweer, en dus met de-anderen desgelyksj
boven dien behoord men de plaats dier kvs^etzing of wonde aantewy-
^en, en hoe zulks toegekomen zy, het welk myns oordeels alzo
noodzakelyk als al het voorgaande is. Gelyk metNejffuSy diewierd
Van achter doorfchooten,
Euridice en Hifperia in de hiel gebeeten,
■^chilles op de zelve plaats getroffen : een verilandig meelter moet
i-ulks bekwamelyk fchikkea, en die myn gedachten niet klaar ge-
noeg bevat, dien zal ik door dit volgende
Tafereel-y myn meening
<^uydelyker te kennen geeven, en daar in verbeelden

-ocr page 89-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

©é· "Dood van Hljperia, \

Hifperia^ Dochter van de Rivier iji/^r^wi·, άοογ JEfacus ^ Priams
zoon, vervolgd werdende, wierd door een flang in de hiel ge-
beeten, waar van zy ilorf.

Deze jonge en fchoone Dochter, welke gy midden inhetiluk op
't gras neder ziet leggen, is
Hifperia^ de ongelukkige maagd, om-
zxageld door eenige Nimfjens die haar betreuren: haar Vader, welke
tegens' dat fleenwerk zeer mismoedig ilaat en haar dood be\veend,
werd'door eenige
 Rhnergooden verzeld, die hem trachten te

trooiten, doch i'chynd daar niet na te willen luyileren.

Haar kleed is lugtig, de borft bloot, het goudverwige hulzel los,
hangende flap over hare fchouders, de rok is opgeflagen, waar door
haer blanke dye ontbloot is, die men met eenig bloed befmet ziet j een
jongetjen daar by leggende, wyilopde vergiftige wond, fchynende
te gelyk een Nimfje, dat de rok wil opligten, wegte ilooten, doch.
zy beziet al bokkende de wonde: Een ander Nimf ]en met een knup-
pel in de hand, daar mede by komende, wyit de eerüena voorento'e,
alwaar een ilang, door eenige jongens met iiokken en lieenen dood
gefmeeten, op degrondlegdj dezelve jongens roeren en ilaan de flang
met ilokjens en dooren tak jens: een van deze trapt hem met de voet
op de keel, waar door hy gaapt, een ander daar over verfchrikt,
fchynd weg te loopen, waarom een derden begind te lachchen.

Het bos is aan de rechterzyde des ituks > in het midden, op de derde
grond, zietmen eenige
wilgen ryzen, en andere boomen van een wa-
re rachtigen aart j achter dezelve loopt een rivier dwars door het ihik,
die terhnkerzydeherwaards afkomt vlieten, indeflHfs llroom, dryfd
riet en ander w aterloof > aan de kant ilaan eenige watervazen en kruy-
ken, waar van eenige omgevallen, en anderen half in 't water zyn,
-ook iiaat 'er een by een afgebrooken
uuilge fiam.
i , Eenige fluyjers, rieten, ilagzwaarden ofΗααάβη^, zietmen,
aan elkaiir gebonden, gints-en herwaards verfpreid. Uit het Bosko-
'^raen verfcheide
Saters ^ Dryaden en andere Boi en Veldgoden te voor-
jichyn: zommige met pyn appelen, en andere met Fakkels van den
zeiven boom voorzien, eenige onderhen fchreeuwen en maaken groot
misbaar, andere bezien de Hang, zommigebefchouwen het lyk j meeit
alle hebben
ivilde ranken c>i cyken bjaaderen om 't hoofd,, eneenige oïïr
der hen,
bokken^ en anderen, harten vellen om het lyf.

Aan de linkerzyde des ftuks j in 't verfchiet, zietmen een hooge over-

han-

Tafereel
tot verder
vciklaring.

-ocr page 90-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

pogende rots of klip, en, op dezelve hoogten, inde midden van het
op haar Zeekoets na de gemelde rots rennen, om
jEfa-
5 die zich van deszelfs top geworpen heeft, te redden. Hier zietmen
em in zee dobberen, door droefheid met zyn wieken óp de golvea
aande, terwyl hy zyn krop ten Hemel heft, met 4e kop in de nek
gellagen, fchynende den Gooden zyn droevig noodlot te klaagen.
enige nieuwsgierigen ylen na de rots, met uitgeftrekte armen,
-^reeuwende , waar door de voorile toezienders omkykende, en
de hand en vingers zeewaard inwyzende, hen fchynen te ken-
en te geeven, dat het met hem reeds gedaan is.
• ^^wyffel niet, of wie eenigzints der verdichtzelen, of gefchiede-
^ kundig is, zal, zó een Schiidery ziende, aanilonds de geheele
^ bevatten in zyn volle zamenhang, ja ik derf my vlyen, dat een
, ^undige de hertstochten in het zelve nevens de gefchiedenis, zpn-

Λλ daar in betrokken te noemen, gewaar zal werden,

on u^ laat ons nu weder tot de verdere bewegingen keeren , en
^ begonnen draad opvatten.

-Wet iü zeker dat alle ililftaande beelden,'tzy man of vróuw, moo-
de^ r^ "welftand wille, rnaar op één been ruften en het gewicht |
dan draagen, en nimmer op beide te gelyk, waardoor

dan j heup komt te zwellen > de beenen moogenniet wyder,

e lengten van een voet van eikanderen (laan.
^.ê^^ii^e, kan de heup niet of zeer weinig zwellen, en de borft
ind' ®ver het been komen, waar op het lichchaam ruftj

rechterbeen vóór komt, zo moet het linkerbeen achter-
waar mede het lichchaam aangezet en voordgeiluwd
de linl Schiet de rechter arm of elleboog achterwaard, en

of hand nevens het aangezicht, zonder de minfte draai-
Jing, vooruit. -
 dj

cr^t^l gewicht des lichchaams van een loopende , fteund gantfelyk i^oopende.
gP^^^^J^^^i'zettende been, de bórft " ' ^ " "

ae cene voet van de grond
^en klimmende, znl hetht

Klimmen-
de.

Stootende,
trekkende,
en diagcn-
de.

vooruit, het hoofd in de nek.

ende, zal het hoofd in de nek, en dehals overend hou-

^en. Zo de linker arm opwaards is, zal de rechter, als hafpeknc,
i^ederwaards ftrekkenj in teegendeel het rechter been op het Ipoox
ftaande,en'tlinker onder:
het lichchaam over het optreedende been
hellende, zonder dat men eenige merkelyke 2.weUing der heupen,
gewaar werden. j j ■

De ftootende en trekkende zyn verfcheidcn, cn,neevens de draa-
iende, genoegzaam alhier vertoond, waar door wy weimg daar van

Ε zeg-

Wederke«-
ring tot het
voorgaan-
de.

Van draa-
iende beel-
icn.

Van gaaii-
de.

-ocr page 91-

34 GROOT SCHILDERBOEK.

zeggen zullen, Dit geliefd men vooral aan te merken, dat nie-
mand êenig zwaar gewicht in zyne handen draagen kan, dan alleen
aan die zyde, daar de heup zweld j en in tegendeel geen zwaar
gewicht neederwaards trekken , als met die hand aan welke zy-
de de heup invald , zullende het hoofd hellende over de ryzende
fchouder zyn.

........ E)aar zyn rioch tweederlei herwegingen, van geen minder belang als de

Saapeöde. Voorgaande, te weeten, biddende en flaapende, doch deze laatlte niet
aangemerkt by nacht op een bedde, maar gelyk dikmaal gebeurd, by
geval over dag j de oude mannen door zwaarmoedigheid, andere 'door
oefFening van geeft en lichchaam, de vrouwen door vermoeidheid hun-
ner huysdienft, en jongelingendoor luyjedertelheidj en hoewel mén
met recht dezelve geen
beweeging noemen kan, maar wel een ophoüding
of vermoeidheid door
beweeging, heb ik echter gevoegelyk geoor-
deeld, het geen in deze plaat aangemerkt word, daarvantevertoonen.
skapende Met nommer i. werd een fluimerend jongman aangewezen,
jcngeimg. ^g^j^gj-g armen en beenen dartel van een gefpreid zyii.
vroHw. De andere getekend
2., is een fluimerende vrouw hebbende
het hoofd wat op zy hangen, maar de armen en beenen zeedigef
als die des jongmans.
oud En' dé nommer 3. wyft een flaapende oud man aan, wiens hoofd
voor over op de borft hangd, de armen digt aan't lyf leggende, de
beenen ingetrokken, en het lichchaam in malkander vallende.

Onder de biddende, Avyft het getal 4. imand aan, welke met ver-
langen en aanhouding bid. De bid met de uiterfte verlegéntheid,
en de (5. fmeekt potmoedelyk den Gooden om hulp.
Des fchry- Ik oordeel dat deze voorbeelden overvloedig genoeg zyn,om ontally
Jicht ""ovrrkeanderenjuitdehertftogtenvloeijendejnatei^uren én uittevinden,
het voDi-na voorvallende geleg entheden en zaak en, nadat min of meêr kracht»
geweld, yveren luft inde zaak vereift word; maar men denk
niet dat
Seze welke hier vertoond worden, in hun uiterfte kracht zulks zyn ^ en
dat" ik by gevolg,' deze voor de alleruitgedrukfte en krachtdaadig"
vertoond houde.3. geenzints, myn waanzucht ftrekt zich zo verre ni-et'
ik gedraag my hier iri als de worftelaars, welke wakkere Meeftersuit^"
daagen om met hen'te kampen, niet om te overwinnen, maar
om de
kans te waagen, wie overwinnaar bly ven zal. Ik ding wel na de prys?
maar met die verwaande
.gedachten niet, dat alles voor my zwichtenzal.
Dit zoude een groote dwaasheid in'my zyn, te willen denken, dat
hetgeen ik door oeffening en opmerking geleerd heb, een ander niet
het zelve,
ja noch in volmaaliter trap, door zyne vlytzoude kennen

Van bid-
dende en

|·Γ·

Ü!

.Γ:

Ea
man.

Van de
biddende.

gaande.

i

H;

-ocr page 92-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

leeren i want uit het eene licht fpruit het ander, van het kleen werd
het door yverige aanhouding allengs grooter en grooter ,^ dit leerd
ons de daagelYkfe ervaarendheid : Hoe veel weeten wy tgeenonze
voorvaderSi onbewuft geweeft is, en op dien grondflag mogen wy
gelooven, dat onze nakomelingen desgelyks vernuftiger v"idmgen
bullen te voorfchyn brengen.
Gelykveelekönften , ^wèetenicham>en
en zaaken, zederi weinige eeuwen, zeer verbeetei;den opgehelderd
2yn geworden, zo geefd de tegenwoordige verliéhte «euw ons
het
ï^elve te hoopeij H^kuks heeft ^ne wonderdaadèn en dapperheden
totaandegeiteldekolommen, inzynleeftyduitgeftrekt - maar
Thefeus,
'^yn opvofger en nakomeling, heeft déze verre ^oor ^ gc^^
en is iuytëi derzelver beftek heen gedrongen, echter het voo.heen

^^feoop^^^^^ meede aan te wyzen, met wens, dat

^y volgens dit, of door zyn vlyt, een veel korter en veiliger ont-
dekt hebbende, tot de opperfte hoogten dezer beroemdekonlt, ge-
raaken. mooge.

• J^an de Koleur der Ndakmu

Τ I Ε Ν D Ε Η O O F D S τ υ K.

Ν'a Veelvuldig en naauwkeurig deze ftof ondcrzocht te Rebben, JykJ/^^^^^^
vind ik zo veel daar af te zeggen,dat het onmogelyk in een HooM-
ftuk bevat kan werden
j desweegen zullen wy maar het voornaamfte
daar van op deze plaats nederftellen, niet twyffelende ot de geie-
gentheid van het verdere te verhandelen, zal
zich allerweepndoor
m dit werk op doen, wanneer wy, het geen voorvallen zal, zuilen

trachten op te loiTen. , , / j i „

Twee der bepaalde fchoonheden in het mensbeeld,. ƒeeds verhan-
deld hebbende, zullen wy tot het laatfte overgaan-, en zo veel mo-
gelyk de natuur volgen. . ,i·

De verfchillende tó^ari^ der naakten, zyn zo menigvuldig en ^^zy is ree-
veelerly, als de voprwerpen zelve zyn, ja by na ontelbaar, üer-
naiven zullen wy ons bepaalen in driederley ftaat, namentlylc, aan-

Waarin die

gemerkt in een gezonde, een zieke en in een dooden , tot dnehierbepaaid

verfcheiderie perfoonen toepaflende te weeten , kind , man -
vrouw.

Ε 2 Het

-ocr page 93-

GROOT SCHiLDERBOEK.

Kinderen, jjct Idiid, gezond zynde, is bloozende, de man, gloeijendc en
de vrouw , blank van verw.

Maar zo dezelve ziek xyn , vertoond zich het kind \vat geelachtig
bleek} de man, donker bleek of vaal, en de vrouw, melkachtig
bleek of geelachtig wit.

Geftorven zynde, is het kind, paarfachtig, de man, graauwer,
doch echter min of meêr geelachtig, en de vrouw, gelyk het kind,
maar fchoonder, vermids zy het blankfte van velis: de reeden hier af
de verfchii-vald ligt te begrypen, dewyl het kind, dun van vel en zeer bloed-
de" et^'ftaa- Zynde, zich bloozende vertoonen moet: de man, geelder en dik-
ten fpmyt. Jter van huyt zynde, vervolgens graauwer, dewyl het bloed minder
door het zelve heen fpeeld: de vrouw, wit en glad van vel, ver-
toond zich daarom een weinig bloozende.
verrthii der Mcn Ict wel OP het sezeffde; want daar door ontftaat ook., dat

jialflchadu- , , . . i · i j ° r i · j

wen en des-het kmd, m zyn teengneden paarlachtiger j de man, graauwer^ en
rpjQj^g de vrouw, zich blaauw vertoond, doch meer na de groene als paarf-
fc kant trekkende.

Ook in Ja de verwen en haare menging, zal ons de waarheid dezer ilel-

(le

in

verwen

■aen
ka-rnen

Bwaasheid
ÏeekxSekii-

zelf aange- ling beveiligen : want wanneer men blaauw onder rood mengd,
reojid, word het paariachtig, dit is den kinderen toegewezen i wederom
blaauw, rood en geel, maakt graauw, voor de manj geelachtig
wit en heel weinig rood met blaauw gemengd, geefd een groenach-
tigheid , die wy de vrouw toefchryven.
verwen en Om nu idcr een goede koleur te geeven, zo neemd deze koleu-
f i'eiT^ j deeerfte, witen vermilioen, zynde tamelyk bloozende of bloed-

nsakt. achtigh} de tweede dcsgelyks, doch met wat geelen ooker daar onder
getemperd, dus word deze gloeijender en ook te gelyk brandiger:
de derde, maak die uit wit, heel weinig vermilioen met wat gee-
len ooker > om nu zonder daar na te giflen volkomen te weeten,
hoedanig de tederheid, zo wel in de eene als de andere, na haar
Middel om behoorlyke tint wezen moet, zo gaat aldus te werk ·, wanneer deze
naakte beelden , op de tederheid na, van zo een koleur als
boven gemeld is, opgemaakt zullen wezen, zal men wat fmalt of
tiltramaryn neemen zonder daar wit onder te temperen, flreek daar
een zagte vispenfeel in , fchommeld dan met uw blaauw op de
tederfte partyen , al verdryvende , zo zal men bevinden dat de
gemelde tederheid , in ider een byzondere, en natuurlyke koleur
:zal voortbrengen : doch dit is zo ver de gezonde Co/orzV? betreft»
van die der zieken en dooden, zullen wy in 't vervolg handelen.

Maar tuffen beide moet ik iets aanmerken, dat my onbegrype-

lyk

mannen en
vroiuven.

Zieken,

ςη dooden.

Waar uit

-ocr page 94-

GROOT SCHILDERBOEK. ^^dersinhui»

lyk voorkomt, en echter is 'er niets zo gemeen, als der fcliilders
verkeerd oordeel ten opzicht van de
Coloriet. Zy zoeken de Konitjoverde ko^
en kennen de Natuur niet, doen een vrucht en nutteloos onderzoek ·
met veel moeyte, en brengenhen een vrywillige kwellmg aan, die
haar doet waanen dat zy de geheele waereld doorwandelen, zonder
dat zy één voet breed vorderen : zy fpreeken niet anders als van
de Cö/onVi, welke deze of die meeiler in zyn konftwerk gebruikt>
van het eene zeggen zy, Ach dat is fchoon en fris,en van een ander,
<iat is vlees en bloed eelyk, nog een ander, zegd , dat is helder en
brandig., zommige, uitgepraat en hun geeft in 't onderzoek verdooM
hebbende, geev?n het Sp, zeggende, die koleur is m de waereld
ï^^et, ik kan zulk
een koleur niet vinden noch bedenken, het is
onnavolgelvk, en meer diergelyke redenvoenngen gaan onder hen
om: het zvn voorwaar fchoone gedachten> Avant is een geichilderd
naakt voor onze zinnen onbegiypelyk, wat zal dan de Natiwr zel-
ve voor ons zvn^ Is het
Origmaal met beter als de Copy r Hebben niddeien
^itiaan en odrnon een fchoone Cohriet gehad , laat ons hun manier om myum
van doen navolgen zy hebben de Natuur tot een leermeefteres geiaaken
verkooren, en niet andere meefters nagebootil ; en hoewel
Natuur in alle andere deelen

tooiïd.

, .u.c , ten opzicht der konft , gebrekke-^Denatuux

^yk is, 2,v is xulks niet omtrent de Colonet ^ hierom is het , ciapn

deel der konft, geen beeter modél gevonden word, dan hetlee-^od^^^^^^^^
ven zelve ·, dat ook ui dit deel haar met vohcomen gelykt, al waai
het noch zo veel het oog vlyende en vermaal^ende , blyft in 'zynbuyten
zelfs vals en van geen waardy. r-L-u · -^nfflipr

En gelyk d^t voorverhaalde een dwaasheid m die fchilders γ^ζ^^Ι^''
geen minder kwaad is het volgende in anderen : Ly .waanen üe
natuur , door
haar konft te verbeeteren, daar zy in zich zelts m
dat deel onverbeterlyk isj ongelooflyk zwaar ishimvergeefzemoey-
ten in alles overhoop te haaien , om hun herfleiifpookzel na te
fpeuren , en niet gewaar werden, dat zy het rechte , waare, en
wczentlykc middel by hen hebben , maar het zelve verwaarloozen
te gebruiken. ,

Êen andere zwaarigheid doet zich in de Leerlingen op j deze Mjsflag^^n
^villenin hun eerfte begin
het leeven volgen, meemgmaai mocije-
lyk zvnde, dat hun meefters hen wederhouden : Zy geheven te
^>·eeteni dat hun meefters
verftandighandelen, wanneer zy hen ver-
hinderen, tot zo lange zy in ftaat zyn van een ftuk volkomen wel
na te fchilderen j als dan is het tyd voor hen het leeven te gebruy-
kcn. Zy moeten eerft grondige kennis van de menging der koleuren
^
 Es ^e»

-ocr page 95-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

bekomen, zonder welke zy met Het leeveii niets goeds zullen ken-
nen verrichten j want het is veel gemakkelyker een voorwerp dat
met koleuren aangewezen is, na te maaken, dan het geen noch met
de hand noch door verwen gemaakt is.

Dierhalven moeten zich de welmeenende Yveraars in deSchilder-
konft, niet laaten voorilaan, dat zy de rechte
Colorist buyten de na^
turn- vinden zullen j want de grootile bevalligheid hier in, bèftaatin
schadeiyk-deszelfs verandering, te weeten in de bloozigheid , geelagtig en
iekenen ''na5 ZO wcI in oude als jongc voorwerpen, inzonderheid
een avond- wannêcr ider op zyn behoorlyke plaats gebracht word, en natuurlyk
aangeweezen is : welke veranderingen nooit ineen avond, maar wel
in een dagmodél op de Teekenfchooien gevonden word.

Om den leergierigen KonftoeiFenaar wat te gemoet te komen,
zullen wy in het volgende Hoofdftuk eenige verwen noemen, van
welke ik my in het doodverwen, aanleggen, en opfchilderen bediend
heb , niet om hen daar aan te bepaalen, maar aanlyding tot verder
onderzoek door oeffening te geeven j want de eene landaard gebruykt
deze, en een andere geene verwen, eenpaarig goed, wanneer zy zo
gebruykt worden, dat het zelve doel daar door bereikt word: ook
zyn veele, door hun meefters, tot andere verwen van jongs op ge-
wend, maar ik ftel aan hun opmerkend oordeel en de uitkomit der
zaak, de nuttigheid dezer les.

* -Sexeii,
Kunnen,

Van de ko-
loriet eens
vroiiws , en
deszelfs be-
handeling.

Eens jong-
mins.

Eens zol-
daats.

Een land-
man.

Een 2ieke.

ϊ^απ de Verwen, gebruyk der zelve , en Coloriet der
verjchilknde * gefachieri.

Elfde Hoofdstuk.

Een blank en teder Vrouwenbeeld, word met wit en bruynrood
gedoodverwd, in 't opfchilderen, wit en een weinig vermilioen
gebruykt.

Voor een Jongman, defgelyks, doch men mengd een weinig lich-
ten ooker daar onder.

In èen Zoldaat, bruyn rood met weinig wit, in't doodverwen,
en gelyk de anderen, opgemaakt.

Een vaale of van de zon verbrande Landman, bruinrood, omber
en wit, voor'tdoodverwen, lichten ooker en wit, in 't
opmaalcen-

Een Zieke, wit, weinig vermilioen of bruynrood, in het dood-

ver-

jT-sdéi.

-ocr page 96-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

verwen, lichten ooker cn wit, in het opmaaken, doch weinig οΓ
geen blozentheid. .

Op deze ΛΛ^γζε opgemaakt zynde, gefchied de retokeering in dezer Manier om
voegen. Het beeld, dat gy gezind zyt te voltooijen, haald het zei-wei
ve dunnetjes uit met vernis , door welke gy een weinig lichten oo-^'^^i^'^"®»·

getemperd zuid hebben : zet dan uwe uiterfte hoogzels daar
op, en verdryfd dezelve heel zagjens in het nat, zo verre als gy be-
geerd^ maar indien het een kind zy, zo temperd onder de vernis
^en Weinig vermilioen.: wat lichten ooker voor een mansbeeld, en
noch Wat minder lichten ooker voor dat van een vrouw.

Voor al diènd wel v/aargenomen te worden, dat de blaauwach-^^^^^
/κ die men teêrigheid noemd, in het doodverwen noch op-enLolige
^^yöercn, niet werd getemperd noch aangelegd, maar in de vol- ^aarnee-
toyiiig met het laatile hoogzel daar in gefchommeld , en in het"''''"' '
jja-t verdryvende , niet met graauw , noch met wit vermengd

ii^auw, maar met zuyvere en dikgetemperde Smalt of Ultremaryn, der teedei·-
^ενen door de punt des vispenfeels aangeraakt, zo als ik voormaals
noch eens gezegd heb, en hier om de opmerkelykheid der zaak we-
^^^^ai^gehaald word j eeven dus gaat het met de weèrkaatzingen of
■^fjleEiien des lichts, hoe krachtig , zichtbaar, of van wat koleurenrijiii?/^.
Wo '^oogen zyn, waar van op zyn plaats breeder gehandeld zal

I^e tinten die men in het naakt vind, zyn maar driederly 5 na- Hoe vee-
mentlyk, het licht, de Mezzc of tweede tint ^ en de vlakke Ichadu-

J de bloozendheid uitgezonderd, werd mede in drie deelenon-een "ikh-
dwfcheiden. De drie eerilen, moeten.uit één koleur, zo wel de-i^^dTbioo"
ichaduwe als het licht, gemaakt zyn en daar uit voortkomen5 doch zendheid
hier onder reeken ik, noch de uiterfte diepzels, noch de hoogzels
m het
rctokeeren. .

Door deeze tuiTenvoeging , heeft de koleur eens dooden geen Hoe mea
plaats achter de anderen konnen hebben > hier toe neemd men in het feTiidcKn
doodverwen, bruyn ooker en wit j in het opmaaken, lichten ooker z^i.
cnwit, zynde het eerfte alvoorens met lak, èxktLgelakfecrd^ min of
^eêr na dat het jong of oud, cedel of oneedel zich vertoonen moetj
■^vcl lettende op de vingers, toonen en andere kleene gédeeltens, 20
in het lichchaam als aan het aangezicht, dat die graauw en paars-
achtig moeten aangewezen worden, en by gevolg alles, wat ialee-
vende, bloozende en rood fcliynd.

Indien iemand my vraagen mogt, waarom ik lichten ooker, ver-pJ.'y^eleTs
siiiiioen of brüyn-rood, tot dit of dat lichchaam met de naam
aan-de genoem-

-ocr page 97-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

wyze en noem, en my niet genoegen, laat, met te zeggen rood en
er. opiof-wm, of geel en wit? Deze gelieven te weeten, dat'er een groot
fingdetzei-ygj.fc|jj| tuiTen rood en rood isj neem maar by voorbeeld eens, ver-
milioen en wit, en bruyn-rood en wit, en let hoe veel die beide
temperingen in kracht en fchoonheid verfohillen zullen. Dus is het
ook met het geel, want zy verfcheelen veel in 't
Chloreer en dier drie
naakten, en ook in haare
tinten.

Niet dat men zich aan deze verwen hoeft té binden j ik ilel die
hier alleenig om myn meening uit te drukken, en om zo veel duy-
delyker my te doen verftaan.
zwarig- ^^^^^ imand in het opfchilderen, de teederheid nevens de an-
heden, dicdere koleuren daar in aanleggen, en gelykelyk verfchilderen, hy doe
iïhiideien-^ zulks} maar bet gebeurd zelden, ot men zal, wanneer het ituk uit
de
, ont-de hand gezien word, het zelve als vlakken befpeurenj behalvendit
zal hy meêr werk. en moeyten vinden, om dat de verwen daar te
dik opleggen, waar door hy overwonnen zynde, genoodzaakt is,
op een anderen tyd, zyn werk te hervatten.

Eer ik, door het eindigen van dit hoofdiluk, van deze ftof af-
icheide, moet ik noch een vraag, die my meenigmaal voorgeko-
men, en van veel nadenking is, voorftellen, en na mynvermoogen
oplolTen, beftaande hier in:

Waarom veele leerlingen, een andere en flegter manier, dan zy by
het fpoor hun mee%rs geleerd hebben, aanneemen en opvolgen ?
meekers ^ct is vreemd doch opmerkelyk gevraagd, maar myn gedachten
wyken? tot oplofling, Zyn deezej wat hun vreemde wyze of manier betreft,
defzeWcf^ daar omtrend hebben meefter en leerling van weêrzyde fchuldj het
eerfte betreft voornamelyk de Meefter, dewyl hy zomtydszynfchul-
dige plicht niet wel waarneemd in 't geeven van onderwys: want,
fchoon hy de grondreegelen verilaat, hy onderwyft daarom zynen
leerling in dezelve niet 5 zyn grootfte zorg befteed hy, met hen te
oeiFenen in het nafchilderen van allerhande ftukken, 20 wel van ou-
de als heedendaagfe meefters, ider van een byzondere manier, me-
nigmaal gants Itrydig met de zyne: zy van de andere kant, zyn ver-
noegd , wanneer het uiterlyk maar wel gelykt, dit zó rood dat z©
geel, blaauw of groen, als in het andere, 't welk zy met temperen
en hertemperen uit hen zelf moeten zoeken. Hier door volgd,
dat men gemeenlyk hen in 't een of 't ander deel der konft, buiten-
fpoorig zien vervallen, wanneer zy van hun meefters zyn gefcheiden.
Is de meefter aan een fcherpe manier van fchildeüen gewend,
zy
zullen he-t noch erger maaken j was hy ruw, zy noch ruwer: hy

gloei-

-ocr page 98-

GROOT SCHILDERBOEK. 4-K

gloeijetid, zy brandend: maakten hy zyn fchildery bont, zy xullen
noclV flimmer hem nabootzen: had hy een manier om vronwen jong
eii oud, van eenen trant en wezen
te fchilderen> zy zullen, niet
alleen al hun vrouwen, maar mans, jong en oud op een wyze, cn
Ra hunne vrouwen of meid
fchilderen. . ,, , . „n.

Wat het fleeter fchilderen belangd , deze misilag komt meelt
van de difcipulen, door dien zy gcwoonelyk hun zmnen , op deze
of die zaak veften , zonder op het
generaal te letten. Deze op dc
kleeding , die op het naakt, geenen op de fierlyke toeftel oi het
bywerkVcn dul^ider een, na zyn zinnelykheid Zy
moe en het
met kwalyk neemen, datikhenbyeendjftelige klits vergelyk, wel-
ige, zo als hy hegt en vald, fteeken blyft.

Maar een meeiler, die zich tot eere en achtmg
te zoeken bcecefd, moet niet alleen het gezegde, maar "och meer
dere zaaken^weetin , indien hy de daad en
Hiftory
-Schildcr bekomen wil : want dezen naam behelfd iets
algemeens.

Van het hemïïig en fchoon koloreeren.

Twaalfde Hoofdstui^.

Dewyl een iluk, dat fuyver en fchoon gekoloreerd
, delyk alle menW moet behaagen, zo wel kenners der konit a^
onkundige, en die het tegendeel zyn, aan iders ooge walgen, zo
zullen ^fy'iets daar van aanmerken, als een zaak van zo veel aan-
plegenth'eid, welke men niet behoord voorby te ^en ^
v^ant veele verzinnen zich hier in, zommige
met, andere tegens^Mi^i^^^^
hun wille en zin ν Ik zegge met moedwil, om ^at zy hun gedachten je j-
ftellen om deze if geenfna te volgen, het zy zulk een
voorbeeld
deugd of niet 5 tegois hun wil misdoen zy , wanneer het te laat is,
en hun gewoonte in een natuur is veranderd geworden: het gebeura
ook wel door achteloosheid en fchroom, vreezende
dat m plaats van
beeter te doen , zy het ilimmer zullen maaken^ deze luyfteren wel
«aar na, maar achten het niet. ^ , , i

Gelyk het helder licht de oorzaak is, waar door al de koleurigt
voorwerpen, zich fuyver en fchoon voor onze oogen opdoen5 z®
IS ook onwederfpreekelyk, dat hoe meer het zelve door duiiterftcia
befmet en verbroioken zy, hoe gezegde voorwerpen zich ook üui-
Uerdcr en mlhder fchoon zullen vertoonen. ^ ^

-ocr page 99-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

Vecle doorluchtige meefters, hebben zich jammerlyk hiéfinver-
greepen > onder de Brabanders,
Ruhhcns-, in YioVi-mA^ Rembrant-y
Lievens
en veele anderen , die hun trant hebben nagevolgd : de
eene willende het leeven al te fchoon hebben, is tot een raauwe
bontigheid, een ander om de murwheid te bekomen, tot de ryp en
rottigheid vervallen j twee buitenfpoorigheden, als twee gevaarly-
ke klippen by ons aangemerkt, om dezelve als een baak tot waar-
fchouwing aan andere voor te ftellen.

De voorzichtigheid fteld in alle dingen de maat aan de veel-
heid, daarom let een ervaare Meefter met verftand op het gebruyk
der
koloreering 'm.\generaal^ het zy in Naakt, Kleeding , Landfchap»
Metzelwerk, en andere dingen wat het zoude mogen zyn dat eenige
koleur heeft.

Met verwondering heb ik menigmaal aangemerkt, hoe zommigC
haar hebben uitgemergeld om het onderfcheid der
koloreering in twee
beelden te toonen, te weeten man en vrouw j zynde de eerfte geheel
gloeijend geel of brandende, en de vrouw heel teeder en blank ge-
fchilderd, zonder overweging ofde'ftaat dcrzelve zulks mede bracht?
ja zelf geen onderfcheid tuffen Gooden en menflen , eedelman e^
boer maakende, het welk na myn oordeel een ilegte daad is: Of
het nu hun oogmerk is, om te toonen hoe fraayennatuurlykzyduf-
danig een
koloriet konnen uitwerken, of dat zy tot diergelyke uitfpoo-
righeden een byzondere neiging hebben, dan of zy andere willen
uitdaagen, welke alle hun naakten, mans, vrouwen en kinderen mct^
geen of weinig onderfcheid
koloreeren^ zulks laaten wy daar.. Het wel
koloreeren is véél, maar daar men meeib zyn verftand in betoond, is
dat ider voorwerp, na zyn aart en natuur, wel
gekoloreerd zy:
het fcheeld veel dat voorwerpen op de voorgrond,onderling
veelmeef
dan die op een tweede of derde grond, verfchillen moeten , uitooi"'
zaak dat de verheid of tuffchenlucht, alles min of meer vereenig<Jj
zo wel de koleuaren als iets anders. . .

Of

-ocr page 100-

Η

jg^ —UC HlbVl ^ JilCLi UiCl KaWieitiUn ^ LCi llilliU,

Λ^ geeft aan de aarde een mol.^ aan 't vuur een faiamander^
an t water eenen vis; waar na dat elk verander
an ftandplaats, en verkiesd zyn meetel laag of hoog,
2 ^ ^^ ^yn neiging eift en hem natuur bewoog.
^ nioet den konllenaar in 't fchikken daar op letten,
hy j elk na zyn aart, op rechte plaats gaat zetten.

VAN HET

ORDIN EEREN

OF

SCHIKKEN DER VOORWERPEN.
TWEEDE BOE K.

at in een Schilder tot het Ordineeren van zyn
gedachten verpifl word.

Eerste Hoofdstuk.

den weetgierigen konftoeiïenaar van alles een goedbe-wat tot het
jgrip te doen hebben , vind ik noodig, eer wy de zaakgooX
I Zelve verhandelen, dit voor af te laaten gaan, op dat een
ider by zich zelf overweeg , of deze noodzakelyke hoe-
tot A- -L ^^"igheden in hem zyn, zonder welke hy bezwaarelyk
yiit hoogwichtig punt geraaken kan.

^en te h w ^ ^^ ^^ eerfte plaats, diend hy een goed en vaft' geheu- Geheitge»,
cfi' in ίτ Η ^y verbeelden wil, wel teoverweegen

Ten Η ^ ^^

anderen werd een vlugge hand vereift, ©m het geen onze en een vkg-

F 1 fnd-s^^^^"'··

Op het tweede BOEK.

Verhandelende de grondreegelen om tsuel te Ordineer en.

J^r zit voorzkhtigbeid vcYicKchupt door 't verfland:
^y fteld de lucht^ het dier kameleon, ter hand,

-ocr page 101-

44 GROOT SCHILDERBOEK.

fnelle gedachten bevat hebben, aanftonds op het papier te ftellen,
eer zy uit het geheugen raaken.

Hoewel nu deze hoedanigheden veelmaal in een perfoon gevon-
den worden, zo is het noch onmogelyk voor hem, het ^ewenfte
doel te bereiken, ten zy hy ordenteiyk te werk gaat. En hoe ge-
wichter de voorgenomen zaak zy, hoe minder uitfbel die lyden, of
in onze herffenen verblyf vinden kan > dewyl ons veeltyds fchielyk
een goede gedachten invald, maar ook fnel weder ontvliegd, en
Noodwen-wy ze menigmaal ons doen erinneren, echter is dezelve nooit
digheid van 20 gocd, als de eerlte indruk : na dat wy ons der zaak min of meêr
kenen^'^'deitlAaten aangclcegen zyn, zal ons dit verlies moeijelyker vallen j maar
gedachten, dien. Welke met een zwak geheugen bezet is, treft het allermeeft.

Op de zulke zal dit zinnebeeld niet oneigen toegepaft werden, na-
mentlyk een man, die de rook van een brandende houtftapel met
beide de armen omvangen wil, en deze fpreuk :
fVie te "veel omarmd-^
behoud niets.

Hoe menigmaal bevindmen , dat , als wy ons itellen om iets
te verbeelden en naauwkeurig te onderzoeken, hoe ligt en onver-
wacht wy geftoord werden, waar door wy in onze voorneemens
worden verydeld, het zy evenveel door welke oorzaaken, als onze
zinnen maar daar door ontroerd en in verwerring gebracht worden:
Hdfn""^dfêdit voor te komen, is beft zich in eenzaamheid te begeeven,
«ot het voorzien van papier, pen en inkt of kreon, en wanneer het beftek
fi^'wordcö ^^^ ordinantie , het zy in de hoogten of lengte , vaft gefteld is,
" dan het
planum of de grond aangewezen , en het oogpunt gezet, het
2y dat gy een Landfchap, Kamer, Paleis,
Grot of wat het voorwerp
mede brengd, wild maaken. Dit gedaan zynde, zo vergaderd uwe
sinnen by één om het voorgenomene te onderzoeken, engevoegelykft
het zelve te vertoonen, benevens welke perfonaadien, en wie de befte
cn voornaamfte plaats moeten hebben j wyft ditterftond, benee-
vens haare grootte, aan, niet met beelden, maar met ftreepen, hier
op de eerfte, daar op de tweede grond, na vereis hunner waardig-
heid , beginnende met de Koning , Prins of Vorft , daar na die
hem verzeilen of tot de zaak dienen > Is 'er noch een andere party
jdie minder te zeggen heeft, en echter tot de volmaaking vereift
word , dat de fchikking of
ordinantie betreft 3 wyft zulks met
ftippen op zyn plaats aan , zonder u te verwarren, want als het
voornaamfte wel geplaatft is, volgd het overige van zelf.

Dus verre het gebracht hebbende, zo is het genoeg om waHf"

r.ecr het u behaagd de zaak te hervatten en uit te pluizen , weder-

orfi

-ocr page 102-

GROOT SCHILDERBOEK. 4T

óm met de voomaamile perfoonen beginnende j overweeg dan door
welkehertsto^tenzybewoogen zyn, hoexybehoorenteftaan, zitten
of leggen : wat zy
doen, vliegen of loopen, voor oi tegen het

icht, hotzy Contrlfieeren, en hoe ^y tegens e^ander werken of uit-

komen zullen Teeken dft alles op een tweede ftuk papier, en zo
iets mogt vergeeten zyn, zulks zal weinig van belang wezen, want
uit het voomaamile vloeid het mindere als mt een nvier zonder
^at zulks het eeheusen bezwaard of lailig vald. Vald dan met
liieuweluft, nu en dan, daar weder aan, overieggende Λvat naakt
öf gekleed 'fchoon of gemeen moet wezen, benevens de fchakee-
nng der koleuren, hare
harmonie en reddering, dus werd het vol-
tooid 5 en dit is mvm oordeels het heilzaamite middel, om u ge-
heugen te ontlailen'en te hulp te komen. ^

, Dit is, meen ik genoeg gezegd, wat tot het Ordmeeren m het
algemeen behoord, nu ziIllSi wy eens overilappen tot de veihan-
delmg van ider deel in het byzonder.

f^m het Ordineeren.
Tweede Hoofdstuk.
iets Verwonderd my meer, dan daar zo veel GefchiedeniiTen in De armoe-

' Schriften gefchreeven zyn, men zo weinige uitbeeldin-vèfie,sfhii

g η en verfchillende vertooningen daar van ziet, en in vierhonderdders m^het
onlangs uifgegeeven, meeft alle verbeeldingen van zaaken"""'

Jam- ^

ten vexkw»·
merxea.

verkiezen
van voor-

^yn, die men op diergelyke wyze en voor deeze medegezien heeft,
iaatende die onuitgebeeld, van welke zy 'er voorens geen vertoond
afzien hebben. Even als of men van de zelve geen
ordinantie maa-
^εη konj op dezelve wyze gaat het met,
Homerus^ Virgilius
f^ andere meêr , uit welke ftoifen, meêr dan driemaal zo veel ver-
^edditigen te maaken zyn.

De oorzaak hier af, heb ik na veel moeiten en nafpeuren bevon- oorzaakeit
den te zyn, hunne onkunde en achteloosheid j deze twee gebrekkelyke
ulters, gepaard zynde, moeten noodzaakelyk de uitwerking onzer
innen bepaalen, en alle verdere onderzoek verhinderen j daar en te-
W^^^*^ dit kwaad door naarftige oeffening voorgekomen. Pe

TipKk ^ ^^hoeven daar aan niet te twyffelen, of de aloude Schilders, de schiideis
tew gefchiedeniiTen om te verbeelden uitgezocht, dogJfSePf

^^en dat zy hier door al het overige verwierpen, is dwaas. Tam- fchiedenis^

F 3

-ocr page 103-

i8 GROOT S-CHILDERBOEK.

mer zoti het 2.yn dat alle geheimen gevonden en ontdekt warén, difc
nocli EÏt te vinden zyn , de luft om verder te komen, zou daar door
Doch ech-Verbrooken worden ^ en gefteld zynde, dat de befte gemaakt en di&
voorlT^e?*^®®'' Ben niet verbeeld zyn , veracht waren geworden j zo gebeurd
■dendaagi'e het dikwils, dat onder die minile de fchilderachtigfte, enkrachtig-
iie van hertstogten, daar by de iïeriykfte in
fioffagie en bywerken
zyn, zo dat het ons aan geen ftoF ontbreekt.

Maar eeven ais men in de onreedelyke dieren, oiTen, fchaapen
en ander vee ziet, welke' cenen voorganger alle na volgen, zo gaat
het met veele Schilders, wanende dat zy genoeg gedaan hebben,
wanneer zy tuffen hunne
ordinantie^ en die hunner voorzaaten, dic
onderfcheid maaken , dat zy zittende vertoonen, het geen andere
ftaande verbeeld hebben, öf buytens huys, dat de vorige binnen ver-
toonden, of wel in fieraden en byw erken eenige verandering ge-
maakt: dit zo gedaan, meenen zy hun wonderlyk wel gekweeten en
uitgefloofd te hebben. Maar rechte yveraars, welke grootzer ge-
dachten bezitten, zoeken fteeds hooger te klimmen j zy laaten hen
met het reeds gemaakte niet vergenoegen j maar hebben iets beeter
in het oog, of'ten minften zo goed.
. ^^^ Welke roemwaardige heldenftukken, voeren deze plunderaars van
piTnderaars^mderer geeil, konft en arbeid uit?'Niet, dan dat zy de voorige Mee-
voor de waereld zoeken verdacht te maaken van onkunde en
kleen veriland j door hen te willen verbeeteren in ftelling, kleeding,
koleuren en fieraaden: maar dat zy vry hun leeden dag en nacht de
ruft onttrekken, en hunne herffenen onophoudelyk door'ziilk -een
arbeid pynigen j in het oordeel der verftandigen zal altoos de eerfte
vinder lofwaardig geacht, en de anderen , als een kwaadaartigëii
en luyen nabootzer gehouden en verworpen werden.
Door de Maar eedelmoedige geeften zoeken altoos de eere gclykelyk met
gelukkiger en grooter meefters te moogen deelen, want wie onder
©mnogeiyk de dichters zoude niet willen
mti Homeer^ onder de Wysgeeren riiet
te-begaaa.
jirtfloteks ^ onder de Schilders nevcmRafaél^ en by de konftige Beeld-
houwers ,
mQt MichfelJngeïo gelyk gefteld zyn ? Doch ydele wenffen
en poogingen zyn daar toe niet genoeg, zy hebben meer gedaan oni
dic lof hunnen naam en perfoonen eigen te maaken ; de zucht tot
eere, heeft het vuur hunner arbeid aangeblazen, waar door zulke
, groeten lof en, winften hun eigen zyn geworden. Zy hebben, het
licht des daags miflende , des nachts hunne lampen met een yverige
tegenwoordigheid verzelfchapt , en niet hunne koftelyke uuren aan.
andereii in gezelfchap kwiftelvk gegeeven j men verlaat dezelve,

om

overgelaa-
ten.

Kwaadaar-

-ocr page 104-

konft, en zowel in de koppeling der beelden, fchikking der kolen-tc .e.
ren, verkiezing van dag en fchaduw, legging der gronden, ja m laer
^eeld byna dit alles Avaargenomen werden. Kort,: klaar en bevatbaar
ik trachten hier in te zyn j en om niet te herhaalen wat tot het
beginzel dker zaak in'teerfte hoofdftuk gezegd is j zo blyttditvait
geileld, en wy zullen verder gaan. . , vv^.nï. Eerft

Wanneer nu imand zyn voornemen om die of deze gefchiedeni.,
yerfiering, of zinnebeeld uit te voeren, vaftgeileld heeft, zo maa-gets ma-a-
f e hy daar van

een ruwe fchets 5 enzolugtig, dat hy maar zyne ee-
^ens en trekken, al was het alléén, verftaat. ^ ^^ ^^^^^

I^aar na zal hy de befte en nauwkeurigfte Schryver over üie zaaic, ^^

opmerkelyk leezen, op dat men het voorwerp volkomeirbeyat, en mme zaak
2yn geheugen inprent, aanftonds het overgeflagen aantekenende. > ^ere

"Wederom tot zyn:ieekemng keerende, zal hy voor al acht gee-noo^dwend.
ven ni wat Land in v/elke tyden des jaars en des daags het voor-

gevallen is, in een oopen lucht of beilooten kamer
nieene plaatzen,-en voor al. de hoedanigheid en waardigheid der per
Waen, welke moeten uitgedrukt zyn. , ,: ,

Dit betreft de omftandigheden: neem dan nauwkeurig acht wat
cigentlyk het rechte pit en merg der zaak zy > boven dien, wat al
voorvallen daar gelykelyk moeten uitgedrukt worden, van v/eilte
iie uitkomft of het einde alty d het voornaamfte deel. des ftuks moet
befiaan, en het begin der zelve of de oorfprong m het verichiet
of afwykende grond; eeven gelyk een Kanonkogêl, van verre ge-
ichooten , een naby geleegen bolwe-rk
over hoop werpt, en het
geen hem wederftaat, yerftuiven doed : waar door men het
ein-

GROOT SCHILDERBOEiC 47

em in de Konft, en door die, dat te verkrygen , waar in op aarde
de volkomene gelukzaligheid beilaat.

De:£e dingen oordeelden ik, vooraf te moeten zeggen, om daar
het verhaal en knoop der volgende zaaken niet te breeken: Laat
ons nu over gaan tot het verhandelen van

HetOxèiÏiQQXQnderGefihiedemJijfen.

D Ε R D Ε Η O O F D S τ υ K..

itzal voor ons een algemeene ilof, doorgaans veritrekkenJn
dit werk; want zonder dit welteverftaan, kanmemanüeenbe-toiHis,
oemd meefter worden. Zy moet in en door al de deelen^ dezer

2oed Mee-

^onft, en Τολχ^Ι m ^Pr Wl^pn fr^ilrl'inor dpr Volpn-H

ren

ftanéighe-
l·'" den.

-ocr page 105-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

de en oogmerk der zaak met de eerfte opflag van het gezicht be-
grypt. Teeken al die dingen in uw zakboek aan, op dat zulksvaft
in uw geheugen blyf, en herlees ten dien einde zulks meenigmaal.

Neem dan een vroegen morgen waar, wanneer de herlTenen van
alle denkbeelden gezuiverd zyn , en gaat in eenzaamheid alles over-
weegen. Verbeeld u zelf die perfoon te zyn, de een voor en de
andere na, die gy verbeelden moet, zelf tot de minfte toe. Laat
uwe gedachten, tot in die plaatzen daar de zaak voorgevallen is,
heen wyden, dus zult gy de natuurlykheid der zaak ligt begrypen.

Hier uit zal volgen dat gy in 't kort alle uwe beelden haait by
door deeze malkander zult zien, en ider zyn hoedanigheid waarneemen, waar
ehandc-^^^gj^ hoe "zy zich onthouden, en op welke plaatzen> het geen aan-

ling in
ordineeien
vind.

ftonds met trekken moet aangewezen worden, in 't welke men al-
leen de fchikking van het
generaal moet beoogen: fchryf mede de
naamen der voornaamfte by ider, op dat gy nooit in de perfoonen
dwaald, of u de fchikking mogt ontfchieten, ook om dat gy te ge-
makkelyker op ider beeld in't byzonder zoud kunnen letten, be-
nevens op de byzondere hartstogten daar zy door geregeerd wor-
den.

Tot hier toe, heeft men verre gevorderd omtrent het algemeen,
maar ten opzicht der byzondere zaakenen waarnemingen, niet veel:
Nu is het niet meêr dan imand, welke op een hoogte ilaande, of
van een hooge toorn in het vlakke veld , de toeruiling van een
groot heyr befchouwd > hy ziet alles in hoopen en benden net ver-
deeld, hier de ruytery en daar het voetvolk geplaatil, daar weder
de Veldheer , en verder de minder overilen en kolonellen : gints
weder de LeegerAvagens tot mond en krygsbehoeften, enz. Niets
meer weet zo een , als dat het daar is , en ook de plaats waar >
Maar hy heeft een goede order, welke navolgende,het overige lig-
ter te verbeelden vald.
venroigder Nu moet hy verder gaan, en overweegen, van wat zyde en in
waaineram-^^^ ftaudplaats hy allcs zien wil. Of het een laage of hooge
*zichuind(r* Horifont zyn moet. Zet dan uw voornaamfte voorwerp, zo
veel mogelyk is , in de midden op een verheeven plaats. Steld
uw oogpunt, bepaald uw licht of het links of recht-s
gedaagd
moet zyn , van achter of vooren, zonnefchyn of gemeen licht.
Schik aan vervolgens de overige beelden, by koppelingen, zom-
mige van twee a drie, andere van vier a vyf, min of meêr na gy
het begrypt of oordeeld goed tc zyn j doch dit laatfte punt zullei^
wy in een hoofdftuk byzonder, brecder verhandelen.

Oin

-ocr page 106-

GROOT SCHILDERBOEK. 45^

Om verftandeu, welke dit gezegde niet aanftonds inogten be-
grypen, te hulp te komen, xo zullen wy eens een voorbeeld ttel-
l^n van de voorgrond af. Ik zeg dan plaats uwe voornaamfte verdeeh^^
daad of beelden , wat aanzienlyk en verheeven op de voorgrond,
voegd op hen uw grootfte licht en kracht van koleur in een
^^F^ i of party : Zet de andere mindere voorwerpen wat lager,
by welke de kracht der koleur, en die des lichts wat meer
verfpreid xA zynj de tweede grond zult gy, óf m de IcMuw
brengen of met donkere voorwerpen vullen, en achter dezelve
^'P dfe derde grond, die weder licht zal zyn, fchik daar de ge-
ringfte voorwerpen, of daar het minft aan gelegen is. Waarne-
«lende dat groote beelden akyds achter kleene, en kkene voorwer-
pen achter sroote sefteld worden : nevens krachtig licht tegens
donkere fchlduwe j kunt gy het door de fchaduw met vmden , zo
^oekt het door donkere koleuren te weeg tebrengen, gelyk wybree-
der in een ander hoofdftuk zullen verhandelen.

i^itdus op een fchets by één gebracht zynde, zo ontwerpt op

igg^^^'^^ede papier een andere j teekend dan al wat naakt is na het ίεΙαζϊΓ

Vocdere

va»

ï en het gekleede na de Leeman, beeld voor beeld, zo uit-

dat ^^^ doenelyk is, fchikkende en alles na het licht ilellende,
vere'^ft noch meer fchaduw als in uw algemeen ontwerp

ven h op vald. Ten anderen, dat uw beeld en Leeman ee-

roet het oogpunt uwer fchets zich vertoonen.
om
j·^^"^ ^ooï" al vlytig acht op de beweegingen en hertstogten, Middel o»
niakk^ op het natuurlykil te verbeelden > waar toe ik hier een ge-

^elyk middel zal aanwyzen. gingen, na-

beeld u d ^^^ ^^ ^^ beelden wild doen hebben j ver-

dat u driften en hertstogten, welke zy moeten vertoonen, na
neem S^^ehiedenis vereift: by voorbeeld, één die verfchrikt is ;
de Γ 1 ^^^^ ëV ftaat,wat gy met uw rechterhand doet, waar
het ? hoe gy uw hoofd draaid, wat het linkerbeen en wat
ki-nJ uitvoerd: hoe uw licjtichaam buigdjcn zo voort. Tee-
het zodani ' ^

- .... ^^^ ^^ waarneemingen zo

veel 't u mogelyk is , zonder op de proporfie te letten | doch al
leen op de beweeging der leeden acht geevende Steld dan uw
Leeman na dezelvl fchets, die zodanig fchikkende, als gY het in

uw Ordimmie nodig hebt, zoekende de fchoonfte zyde, de belte
daaging, en voordeeligfte
fchaduwen na de zaak vereiit. Indien t

een gekleed beeld moet weezen, zoek het beloop der piooy^^^J

G

-ocr page 107-

ZO GROOT SCHILDERBOEK. ,

naar de eigenfchap van 't beeld, zo fraay te fchikken als 't u mo-
gelyk is. Téekenende het zelve , op blaauw of gegrond papier,
uitvoerig na5 fpaarende alleen het naakt, om het daar na, op die
wyze als ik hier voor gezegt hebbe, na het leeven op te maaker^
om bekwaamlyk zulks te kunnen fchilderen. Desgelyks kan mefl
met allerhande
paffien en weezens doen, zo als wy hier na, in het
zesde hoofdiluk dezer verhandeling verder zullen zeggen.

Dat gedaan hebbende, zo teekend uw Ordinantie in 't generaal
volgens de laatfte fchets, op uw doek of panneel, en in 't byzon-
der, naar uw uitgevoerde teekeningen of modélen : wat de bywei"·*
ken en toepaflende
floffagie belangd , daar van zal in een andei'
hoofdiluk gefprooken worden.

Hoe men fraatje Ψνιηΐβ,η, Academie-beelden en Modéllen
in het fchilderen gebruiken zal..

OOFDSTUK.

Η

I Ε R DE

dw^^^sdiü- Τ ^ weinige deelen der Konft Iluypen meer misbruiken in, daH
deis in het Α in het nazien der fraaije printen, en herfTenwerk der beroemde Mee'
dei^diuen ^^^^ > veele gewennen zich zo vaft daar aan, dat zy zeldei^

printen. ^ ^^^ geheel uit printen of teekeningen van andereO

gehaald is. Zy, zo haaft zy iets zullen aanvangen, het zy Gc'
ichiedenis. Zinnebeeld of Fabel, haaien het met
ftukken en brok-
ken by een, werpende al hun printen, teekeningen en Collegia-
beelden overhoop, neemende uit de eene een arm , uit deze eei^
been , hier een tronie , daar een kleed , en uit andere het lich'
chaam , en dus hun geheele
ordinantie aan een flaniTcnde. Wie'^
• ^hlitTe^ ^^^ ^^ ^^^^ Wanneer imand uit de konft van Poa^^, h^^
gepaft! voornaamfte in zyn
ordinantie te pas brengd j wien zal mep-
zeggen dat de vinding toekomt , ot hem of aan Poujfyn ? Het is
eeven als een deel Eenden eyren, welke onder een hen te broede»
gelegd worden, waar van men niet weet of het Eend of de Hc^
de lof toekomt. Als nu eens de eigenaars van zulke geftoolen
brokken, van dien fchilder ider het zyne weder haalden, ik gelooi
niet dat 'er veel van het hunne zou blyven , maar dat het tiyct
hen als met de
Cumanijfen Ezel, daar Erafmus fchryfd, ga^-O

zou, die zich, met een Leeuwen-huyd overdekt hebbende, vooi

V, . . een

-ocr page 108-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

^g^y^^^^^rikkelyke Leeuw uit gaf, maar by de ooren bekend wor-
ïrn, ^ » 2;yn geleend gewaad teoofd, door ider befpot en met
knuppels geflaagel wierd.^

ken ^^ ^®^"· ^^^^^^^ ^^ ^^^ voordeel te vinden, bewer- nop hem
en zy hen zelf een groote fchaade j 'zy verachten het leeven, ja ais
yoL·^
aan ^leenigmaal het zelve 5 ilreeven tegens
alle grondreegelen^eei.

daar' ^^^^ welke Het onmogelyk is een goed uitvinder te worden,
Ï3pr dezelve opvolgende, met meer gemak, grooter nut eneere
'^men Zoude.

ja het noodzakelyk gebruik , beilaat hier in, dat, ï^^j^^waar^^m
^aak ^^ ^^^ voorgaande hoofdiluk aangetoond is, en de fchets
daan 1' i^aziet wat groote Meefters over die zaak gedacht en ge- ·
Wv ^ ^y ^^^ voorwerpen verkooren , en met welke

verrykt hebben, dit zal u nieuwe, vafte en goede ge-
^^ ^^geevenj daarnaletop de bevalligheid hunner ^Si^/iytronien,
hef f^^"^hadüwing. Is'er iets dat u voornamelyk dienltig is,, zoek
dus ί leeven, of zyn het kleederen, op de Leeman na te volgen^
gy ^^^^^ zult gymoogen zeggen, dat het uwe eigen eyrenzyndie
ü Zelf hebt. Voor al bedien u meeft van Collegié-beelden door

Jig^^ §eteekend, maar voornamelyk van die, welke gy in het byzonder
kgj^iê^^aakt en niet in het openbaar, door een ider naall u getee-
^yn ^^^^^'^erd ook geen tweemaal, zonder daar toe gevergd te

niee' ^^^ ^^ dezelve ordinantie. Maar deze volgende dingen moogd gy
g^iTiaalen en na anderen gebruiken, zonder berifpt te worden, als
lei^ Q^^en, Steenen ,Graven, Fonteinen, Vaazen, Statuaas,
verval-me»
men ^^ ^"^en, allerhande Bouwkonfl: , en
ornamenten^ zo veel als in zyn oidi-
gedacht ^^^ verder gaat, bind zich zo naauw aan de
printen cn^^'^J^^^^^'J^^s
kan ni t^ anderen, dat hy waand, het geen
hy verbeelden moet, gen.
in de · ^"^^ers dan op zulk een wyze uitgedrukt worden, als het zich

jj P^^^^en of teekeningen van deze of die meefter vertoond,
konfl- τ dat men in het nazien en befchouwen van P^pier-oogmerk

te ftj-e Ρ ' ^^ tweederley: het eerile, om door het zelve ons oog Lkn "de"/'
^ken^ en vermaakenj het ander, om onze gedachten te ver-P"""»·
dan ; t "^^iieer men zich fchikt om het een of het ander te doen:

--------- ' ■· ......want daarSSr'

is'er niets ^leerlbg

uoor krygdmen niet

alleen kenms der traaijc . , een fchoo^e en aangename manier, i', een
t^en, wclgefchikte kleeding en plomjen, en dat voorn ^^^^
Jlugge g?eft en een zonderlinge luft, gelyk wy m het
breedcr aangetoond hebben.

ö-^j^^-ii uici aiieen Kennis aer traane seaacnten, maar ook

Van

G ζ

-ocr page 109-

GROOT S-CHILDERBOEK.

Van de Waarfchynelykheid en Schilderachtigheid in een
Ordinantie van veel of weinig beelden^

V γ f d ε Η

De waarfchynelykheid, welke door het gezicht op ons ν erfland
en inbeeldingen werkt, moet voornamelyk waargenomen wer-
den , in de verdeeling en verbeelding onzer gefchiedeniiTen, naait
die drie deelen daar in de fchoonheid beilaat, \vaar van te voren ge-
fprooken is. Men moet dezelve niet alleen in het algemeen, maar in
ider byzonder voorwerp doen blyken, en nauwkeurig zien op het
verwerpen van zaaken, welke daar tegens ftrydig zyn.

Men overleg dan eerftelyk en voor al, waar uit het voorwerp
beftaat, het zy uit lieden van een verheeven of van een minder
rang , of uit beide door een vermengd. Men maak dat zich
dit blykbaar in hun wezens vertoond, en dat men het zelve vol-
komen daar in befpeuren kan, zo in haar geilalten, wezen, beval-
lige zwier en liefFelyke koleur, als lieden zynde van een fraaije
cn
zeedige opvoeding.

Is het boers , toond ook desgelyks zulks in hen op die wy-
ze aan , niet alleen in hun kleeding , maar ook in hun geftal-
ten , wezen , koleur en beweging 5 en zo daar eenige bevallig-
heid in befpeurd moet werden , dat het zelve meede op zy»
boers zy.

OOFDSTUK.

De waar-
fchyn-elyk-
hetd is het
voornaam-
&e punt in
het ordine-
ren waai te
Bemea.

Baar na
dc onder-
fcheiding
der byzon-
«iere waar-
digheden
der peïfoo-

ÏICM,

Dit wel waargenomen zynde , zullen uwe gedachten natuurlyk
en waarfchynelyk voor den dag komen , wanneer het volgende
daar by gevoegd werd, te weeten een minder en meerder fchoon-
heid by de hooge, en een minder eenvoudigheid by geringer per-
foonen, de een kort , de ander lang, de een dik en vet, den an-
der mager en fchraal, de een fcheef of wat krom , een ander bruin
of. bleek van vel, de een fnel en de ander traag van beweeging-
Ja onder drie of vier beelden moet'er altoos een zyn, de anderen
geheel ongelyk j zelf derf ik zeggen, dat'er naauwlyks twee ge-
lyken onder gevonden konnen werden : onder zes of acht zal'e^
ten minften een zyn met een hooge of kromme rug, of
ingedron-
gen van geilalten j cn hoewel zulks ilrydig fchynd te wezen met
Eet geen wy van de fchoonheid gezegd hebben 3 wed^erfpreekt het

Oadei-
icheid der
Wezens en
»eftaltens
i* dez-ch-e.

>

-ocr page 110-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

niet ten opdicht dezer gelegentheid ·, want een hooge rug, fchee-
^f^ J'^houders of heupen , dik of dunder hoofd , hebben zo wel
""ne
poprtien na de andere leeden, als die geheel wel gemaakt

indien nu imand vraagen mogt, wat'er dan aan ontbreeken zou-
5 indien zy wel
geproportioneerd zynde, echter de anderen niet ge-
yk Zoude wezen ? Dien beantwoord ik dus : dat zy de bevalligheid
ei eerfbe maar ten deele, en de eene minder als de anderen bezit-
en gelyk het waarheid is, dat groote en machtige perfoonen,
^ niisgeitalten aan hun lichchamen meede onderworpen zyn, zien
y het echter zo veel niet als aan kleene en geringe lieden, hec
^^Ive uitmunten en vertoonen.

ik acht daarom myn gevoelen niet ongegrond ^ dat men inzon-
erheid in openbaare vertooningen , als fchouwfpeelen , groote
Kerkdienften, rechtspleegingen en diergelyke , alwaar een zamen-
viocijing van allerlei je llaaten van menflcn is , ook allerlei] e ge-
^^•itens voegd, als kromme, korte, lange, fcheeve, vette en ma-
p^'^iij maar ook zelve eenige lamme en kreupelen, als het de ge-
ƒ cgentheid toelaat, mids dezelve zodanig fchikkende en plaatzen-
dat Zy 5 zonder het gezicht te kwetzen, ongevoelig deugd doen
andere beelden, waar omtrent men dezelve plaatft, dewyl dit
een voornaam bewysteeken der waarfchynelykheid eener gefchiede-
nis IS. g^jj Qj^j^ zulks tot de hoogfte top te voeren , zou ik het on-
^erfcheid tuifen een oude en een oude, jonge en een gelyke jonge,
ider in een minder en meerder graat van ichoonheid doen vertoonen,
"ct Welke men met eenige voorbeelden zal beveiligen.

Wat nu het verbeelden der verileringen en zinnebeelden be-
^"ti deze, vermids hetgeen ware gefchiedeniiTen, maar loute-
re Uitvindingen zyn, die meeft uit deugden en ondeugden beftaan,
aar is het anders mede gelegen. Is het dat men een deugd ver-
. , moet men geen het minfte gebrek daar in befpeurenj
^^ het een ondeusd , zo moet daar geen volmaaktheid in gezien

^vorden.

hun
Zyn.

Tegenwer-
ping opge-
loft.

Gevoelen
des Schiy-
vers ,
'Om-
trent de
misft allen
te vertoo-
nen.

Aadere
waarnemin-
gen in het
vertoonen
der zinne-
beelden.

En die des
Goden,

Van het vertoonen der Goden , die in alles volmaakt moeten
5 zullen wy als ons de gelegentheid voorkomt , omftandiger
j^y^^en , en die zaak uit de grond in een byzonder hoofdftuk
van ' ^^^^ eenige onderfcheidentheden in het behandelen
en dezelve zaai , daar perfoonen van verfchillende rang
yzen, gelyk in de bygaande figuur gezien word.

Het

G 3

-ocr page 111-

τ4

Τ SCHILDERBOEK.
Het eerfie voorbeeld

Wyyft de verfchillende manierlykheid in het aanvatten van een glas

Verfchil- _ , ^

laïaS- ^ '■ ^^ ^^^ g'^'yP^ h^t een volle hand,No, i. En den andervat
ten in per- het met wcinig meêr manierlykheid onder aan,No. 2,. In tegendeel ziet
ee^Tnckr- "f^^n No. 5. als een Vorftin, een kelk met de toppunten haarer drie vin-
|hddenen gers houden, terwyl zy de pink voorzichtig op een aangenaame wyze
van het glas ligt. Wederom ziet gy No. 4. een Staat jufFer verbeelden-
de , op eeiji befchroomde wyze, uit vrees voor ftorting het zelve wel be-
hendig, doch niet zo bevallig aanvatten. Een Vorll wederom No. f.
vat het zelve, behendig en voorzichtig onder aan de voet.

Het tweede voorbeeld.

Het zelve
verfchil in
wyze van
eeten.

wie in

Hier zietmen wederom het groot verfchil dat een goede opvoe-
ding , tuflen lieden van een byzondere ftaat geefd, en op welk
een Schilder naukeurig diend te letten. No. i. vertoond een plompen
boer, zie eens hoe gulzig en onordentelyk hy uit zyn kom eet j hy
zit en leund met beide de elboogen op tafel, omhelfd zyn kom als
met beide de armen, uitvreeze dat men hem dezelve ontneemen zal 5
de leepelhoud hy metde duym en al de vingeren onder aan het blad
vaft, zyn mond hangd over zyn bak, met de kin vooruit de leepel
te gemoet komende, zyn hoofd: zinkt in de fchouders weg, en hy bokt
voor over met het bovenlyf. De ander No. zit recht op, en bceter
opgevoed, heeft de kom by het eene oor vaft, en de leepel met drie
vingers boven aan defteel,openendezynmond maar een weinig. We-
der ziet men een merkelyk verfchil in No. 3, een groote Jufter ver-
beeldende, zy vat met drie vingertoppen de leepel, van boven over,
by de fteel; let eens met hoe weinig moeiten zulks op een bevallige
wyze verricht word. En in No. 4. ziet gy de wyze van een Staat-Juffer,
hoe zy, doch met minder bevalligheid een leepel regeerd.
7.uiks Deze behendige en aangenaame bevalligheid,
hebben dien grooten
dén^^mtge- Cotregio by uitmuntendheid waargenomen, en byzonder Ba-

munt heeft, riji/^^i, gelyk men zien kan in een fchoone print, die naar een fchildery
van hem uitgaat, alwaar hy
Maria verbeeld met een leepel· in de hand,
eenig nat fcheppende uit een fchootél, haar door een Engel voorgehou-
den , om aan het kindeken
Jezus te geevcn, 't welk half geZΛvachteld
op haar fchoot ftaat. Deze print, mynes oordeels, is om de Beval-
ligheid niet alléén byzonder fraay, maar daar by zo natuurlyk, zeedig
en deftig, dat het niet beeter kan bedacht worden.

Het

-ocr page 112-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

Het derde voorbeeld.

iA Ihoewel de twee aangewezene voorbeelden genoegzaam zyn,ombedï^°van
d κ ^ ^^^^ andere handelingen, en het verfchil vaxi uitvoeringen

j "y^ondere ftaaten van meniTen aan te toonen» zullen wy noch hun eeftai-
öit derde daar by voegen.

^le eens hoe aandachtig deez twee boeren ftaan te luyfteren, de
^i^ite met een hoogc rug de kin vooruit fteekende, befchquwende
Α ^ . ^i'i'ende ooge op den vertelder, als of hy hem het gezicht wil»·
&niit2.Ten, hy heeft beide de handen geflooten kruiilingover malkan-
Γ onder de okzelen, ruil en Haatte gelyk op beide de beenen, die
ct de toonen eevenwydig van malkander zyn, deknienwatgeboo-
ëe^en de voeten binnewaards.

^^ ander ftaat over end, ruftende met het lichchaam meeft op het
°een, de eene vuyft in de zyde zettende, en met de andere zyn
eed Voor op de borft vattende, het ander been een weinig gedraayd,
Satineer voorwaard, endebuyk wat uitwaards fteekende: vertoo-
^^ een bevalliger geftalten dan de eerfte.

^aar üq ggns deze aanzienelyke Juifer , hoe zedig haare be wee-
en hoe groots en bevallig haare geilalte is, de eene hand rufton-
j Qe borft tegen het lyf, het binnenfte des hands bovenwaards ge-
2v ^aatende de vingers los en ilapjens neder waard buy gen, terwyl
15 aandachtig luyfterende, met de andere een flip van haar kleed ee-
niP^^^^ «pbeurdj zyftaat recht overend, het hoofd zyling een wei-
geboogen, de knien en voeten dicht aan een, en met
ene hiel tegens de binnenfte enkel van de andere voet gekeerd,
toeh ^ ^^ ^^^ andere vrouw daar by ftaande en desgelyks aandachtig
, eens in teegen overeenftelling met de voorige j en let
beid "^^^^chil de opvoeding in de gebaarden der meniTen maakt
vo ^ ^^^ banden heeft zy op de heupen gezet, ftaande op beide de
Vo ^^ de minfte draaijing, het boovenlyf held een weinig

in y borft en kin fteekt zy vooruit, ftaande het hoofd wat

heiiü ^ ^^^ mond eenigzints gaapende, en geen zwelling der

T_ j ■ Noodzake-

een opmerkingen beftaat de natuurlykheid en bevalligheid van ^^

-ocr page 113-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

gelegen iegd. Ik fpreek van het verheevenfte, dcftigile en bevai-
iigfte, want het geringe is ons natiiurlyk eigenj en hoewel'erveele
zyn, die wel begeerden datmen beeter gedachten van hen had, too-
nen zy echter het tegendeel met dagelyks het gezelfchap van gerin-
ge perzoonen by te woonen, waar door zy de gelegentheid ,
om tot
beter kennis, door fraaijer oefFening, te geraaken, verwaarloozen,
maar alleen hen vernoegende, met zonder wiffigheid, na het rechte
doel te ilaan.

Of zy nu Ichoon hun uitvlucht tot verfchooning zoeken, met irt
te brengen , dat de gelegentheid om in >deftige gezelfchappen te ko-
men, hen ontbreekt, dit is een zwak fchild om hun achteloosheid
te befchermen i de Kerk, de Schouwburg, de wandeling, verfchaiFen
die geen gelegentheid genoeg om fraaije lieden te zien en op hufl
goede manieren te letten ? Voor my eer ik defgelyks dat geluk had,
waar toe men zomtyds door de eene of de andere goede vriend geraa-
ken kan, ftelde ik al myn zinnen te werk, om het één of het an-
der op te merken en aanftonds in myn zakboek aan te teekenen j
want een Hiftorie Schilder diend nooit zonder zakboek te zyn, 'tzy
waar hy ook gaat: vermits de gedachten zomtyds zo vlug zyn, dat zo
fchielyk als zy komen, zy ook aanftonds weeder vervliegen, gelyk
wy in 't eérfte hoofdftuk van 't
Ordimeren breeder gezegt hebben-
Ja langs ftraat een fraaije Juffer gaan ziende, onderzocht ik de oor-
zaak en waar in het beilond, dat zy my bevalliger, dan een ander
voorkwam, en waarom die ander minder was 3 dus komt men tot de
kennis van bevalligheid emmisftal, zo wel door het eene als het an-
dere , maar beft door het nafpeuren van het verheevene.

Hier toe wilden ik gaarne ider konftenaar aanporren, niet dat
ik hun yver in door andere middelen tot deze kennes te geraken ver-
oordeel of afwyzen wil, en deze manier voor de befte en
eenigfte
houde, neen, zy ftrek alleen om aanleiding te geeven, en tot de be-
zitting dezer hoognoodige kennis een Aveg te baanen.

Derhalven is het verzuim of uitftél van eenige daagelykze geval-
len, die ons dienftigzyn, aan te teekenen,''ten hoogften fchaadelyk,
en oorzaak van 't verlies der fraaifte dingen j welke, gelyk
onze
vlugge gedagten, ééns voorby zynde, dikmaals gehéél en voor al-
tyd weg blyven.

Dwaaling Hoe veele dwaalen, welke zich verbeelden dat prachtige cn kof-
telyke zieraaden, als goude en ziivere ftoffen, juweelen, paerlen?

veeier kon-
itenaars

er^S^r-^^^» de onfeilbaare kenteekenen van de deftigheid en het vermoo-

icgd. ^ gen der lieden zyn. Zouden de allerfchranderfte tegenwoordig daar

van

-ocr page 114-

GROOT SCHILDERBOEK. S7

van wel zeker konneii oordeelen, ten waare onderzochten ot dc
deftigheid hunner opvoeding met die hunner pracht overeenkwam,
echter konnen zv bedrogen worden, om dat veele germge lieden,
uit de natuur of door opmerking, met zulk
een geeilige zwier en
behendigheid begaafd zyn, dat, indien hunne kleeding met die der
aanzienelykile gllyk waaren , zy waarfchynelyk voor lieden van
het grootfte vermogen zouden genomen worden. Een
üeei der
oorzaak is, dat'er zo weinig onderfcheid tuflen fyne en vallie Ju-
weelenin'teerfte opflag der oogen word gevonden > maar onderzoekt
rnen hunne zeeden wat naauw, zo zal men, eeven als ^ hun
Ju-
^eelen, iets verfchillende befpeuren, waardoor hun rechten Itaat
ontdekt word het zy in hun wezens of mameren.
, Anderzins was'er niets gemakkelyker als dit voornaam en moeije-
}yk hoofddeel der konft voor de fchilders, wanneer het veAeeldender
%^ondere ftaaten alleen van koilelyke
kleedingenJuweelenathong,
daar zoude seen Mode ter waereld zyn, men zoude ligt een bezem-
ftok met eel kaper konnen verzieren. Doch fchilders, welke met
deze inbeelding befmet waaren,zyn'er genoeg geweeit, en, totjam-

"^er, noch heedendaags, die zulke mameren als een ftaale wet volgen,

denkende, d-xtDawd, SalomoncnJhafueros voor geen Koningen zou-
den aangezien noch bekend worden, ten waare
hun goude kroon

^ulksaagwees, die hen, ook waar zy zyn, altoos gezelfchap houd

wel iii de fla-apkamer als op den troon, en de fcepter zo wel a. η
de tafel als aan het hoofd van een heir regeeren, noen ipree c i
hunne Koninklyke mantels niet.

Wie nu het gezegde wel overweegd, moet met my toettaan, dat

dc deftigheid en welgemanierdheid twee uitneemende zaaken zyn, aan

welke zo veel gelecren is, dat wanneer het in een fchildeiy ontbreela,
men het zelve nief voor goed kan keuren: ja ik oordeel het
de ztei
-oan een konfligfchildery
te zyn. Het is met de fchoone pronkziCTaa-
den niet te doen, maar als een deftige en cedele ziel m een welgeiteid
iichchaam werkt, zyn alle die dingen onnut om de waare deftigheid
wit te drukken i wanneer men met verftand, dan het zelve noch op-
pronkt, zo krygt het wel een grooter luyfter, maar met het wezen
der zaak aangebragt, ook maakt zulks geen der hertstochten m de
'^ezcm
. Rafael, Poujfyn, Dominiquin, noch Barotiushebben daar
i^iet van gehouden, en echter door hunne eenvoudigheid, deonge-

n^eene deftigheid en grootsheid in hunne beelden vertoond. regenwei-

\

Nu Zoude my iemand konnen tegenwerpen, dat Ra faëï jelr te- pi„g uit «en
gens deze reegel aangaat in het vertoonen van Baizeha, daar hyJJa' l^lf^,,

Η

vid

RafaëL

-ocr page 115-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

met een kroon op het hoofd, in 't veniler verbeeld j of daar
Abraharnzyn Zara ^ in het helder zonnelicht, liefkoofd, hetwelk
in 't verfchiet door
Abimelcch , zo als hy over een baluyiler leund,
gezien word.

en opg^ioft'! ^^^ belangd deze ordinantie, myn gevoelen rond uit verklaard,
het behaagt my niet heel veel: maar ik geloof dat het hier in, als
met my geleegen is, die noch moejelyk b^en om veele dingen welke
ik in myn leertyd vol miiïlagen gemaakt heb , en die echter het
licht zien. Ik kan ook zyne meenig, die hy hier in beoogd heefti
niet recht bezefPen j maar wat het zonnelicht betreft, mogelyk zy»
daar in zyn gedachten fchranderder, dan zy in de eerfte opilagzich
aan ons vertoonen; want indien de zon niet helder op dit verliefde
paar gefcheenen had,
Ahimelech zoude hun lief kozeryen, door zyn
afgewyderdheid van ftandplaats, niet hebben konnen zien, en indieö
hy hun in een anderen hoek van de kamer vertoond had, zouden zy
niet hebben konnen zitten. Doch nademaal de grootfte meeiler^·
hunne miiïlagen hebben, zo is het waarfchynelyk, of dat deze By-
belfe Prenten, in zyn jonge tyd, of in zyn laatere, door zyn beft^
difcipelen als
Julio Romano^ Gio Francefco Pemi of Perrin del Vag^t
na zyn lugtige fchetzen opgeteekend of gefchilderd, en vorder door
hem zelf
geretokeert zyn ^ want het is onmogelyk dat zo veel werk
door een Meefter in zo een korte leeftyd alleen gemaakt zy, fchooH
hy vaardig in het fchilderen was: behalven dit, was het zyn ma-
nier het werk lang by hem te behouden, tot hy die na zyn gedach-
ten zo ver gebracht had , dat 'er niets meêr op te zeggen viel.
Maar wat belangt deez Bybel , als men dezelve met aandacht be-
iiet , zal men bevinden , dat tuflen de een en de andere print
een groot onderfcheid is , hoewel 'er in zommige de deftigheii^j
grootsheid en waarfchynelykheid , wonderlyk wel waargenomen
zyn.

lefluit van Om noch iets tot beiluyt van dceze zaak en dit hoofdftuk te zeg-

ftuk ' gelieft te weeten, dat het gezegde niet alleen moet waar-

" ■ genomen worden in een ordinantie van veel, maar ook in één τα^
weinig beelden, want een ygelyk kan by zich zelf wel bevatten»
dat zy alle zeer bezwaarlyk by malkander in eengefchiedenis konnen
gevoegd worden j maar als eens imand een hoffelykegefchiedenis, ^y
zy dan van
Salomon^ Ahafueros of diergelyke, verbeeld} moet hV
weeten, dat de perfoonen, die de deftigheid en bevalligheid meelt
eigen zyn, ook meeft daar in moeten uitmunten , gelyk de Ko-
ning onder de Hovelingen, de Koningin ouder de
ftaat-juivets»

een

Λ

-ocr page 116-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

dere^^^^^^^ onder burgers , en zo de meerdere boven de minf-
'm ' Staat, ampt of waardigheid vereiilj zo dat elk

mu ^^ ^^^^ deftig is , welke hem boven een mindere doet uit-
bv ^^' ^^ boeren, die weinig of zelden in de fteden komen,
kouf·^^ der goede zeden meeil onbewuft, dat zy echter in hun
jjj· ^^S^^ï openbaare feeilen , kerkdienften , enz. tegens noch
evenv^M ^^^^^ zeeden-kennis uitmunten ·, doch dat het alles
ande · ^^ ^^^ boers toega , en den een niettemin boven den
die ^i^'^unt , na de hertstogten zulks vereiflen ; echter met
daa ^^^^^^^-^g'^^id, dat indien men een amptman of fraay borger
g· J* onder moeft plaatzen , hy aan zyn welgemanierde bewe-
^o^e^'^ burgerlyke zeden , onder hen alle gekend diende te

het onderfcheid der Wezens ζ,ο wel van oude als jonge
ierfoonen , in het Man en Vrouwelyk gefiacht.

O F D s τ υ K.

Zesde HO

Niet alleen moet den Konilenaar de gebaarden, ^^^ar «ok de on
. ^erfcheid^ne wezens der meniTen, waar uit be-

^^aat, en die tot de gefchiedenis behooren , nauwkeurig m a^ht
f e^Rien: en inzondcrhid op deze algemeene en by^o^dere ^ex^^^^^^^^^
^endheden zo wel in de geflachten als ftaaten des ouderdoms letten.

öe jonee kinderen veranderen gemeenlyk van dne tot drie jaarenj
^«V^s .iaaren hebben zy altoos korte halffen en ronde

onderfcheid van meisjes en jongetjes , dienen noodzakelyk aan de.^^i.j,,,
^itweiidige deelen, welke zich vertoonen, gezien te worden, zon-
der dat men als Tteda, dezelve de beenen van een iperd.

Aan de kleene 4rtyen is hun onderfcheid zo igt niet te vinden,
lioewel de meisies wat meêrgeflonken ^yn van vlees, kleener ooien
en langer hoofï hebben, defgelyks ronder van arm eeven boven dc
^and en
dikker van dven zynt dan de jongetjes: daar en tegen is het
boven deel des arms A^^an die der iongetjes, dunder en kleener.
^ Die van
Francifco menoy. zyn onverbeterlyk fraay om na te fchil-
^eren: ja niemand is ooit buiten hem, tot d;e volkomentheid ge-
raakt. Men ziet de zyne veelmaals zonder hair verbeeld ot immers
^eer weinig, of hy Jiier in een fchoonheid gefteld heeh , of zyn
Verkiezing omtrenit Het
batzeeren^ is my onbekend j nochtans dunkt

Η i

-ocr page 117-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

my dat de jongcijes zomtyds wel 't hair, wat , en dikmaal veel
gekruld mogen hebben, en de meisjens het zelve op 't hoofd ge-
Icheeld, met kleine tuiten of zwierende lokjes ; het welke niet al-
leen tot iieraad , maar ook tot onderfcheid van beide die Kunnen
ilrekt.

De jongens van vyf azes jaaren, mogen fierlyk gekruld hair heb-
ben , en
de meisjes wat zwaarder: deze hebben ook het hair op
't middelhoofd, zo lang als aan de zyden. Hier in kan men desge-
lyks een onderfcheid tuffen deze beide vinden, dat de meisjes'thair
zagter en dunder hebben als de jongens, de jongens het zelve meer
gekroefd en wat korter op 't hoofd.
Befchiyving De kinderen van vyf, zes en meer jaaren, zal men zelden met
ke(ien°°/an ^ond toc Verbeelden , hun boven oogleeden zyn meeft onder
jonge kin- de zwellende wenkbraauwen verfcholen, en gemeenlyk zien zy fnel
deren , ^^ OOgen.

vaw jonge De jonge meisjes zyn wakker en leevendig van opzicht, verhee-
meisjes, ^^^ ^^^ voorhoofd, een weinig hol van neus, een kleene doch meeft
half oopen mond, ronde lippen, een kleene kin, in wélke nevens
de wangen, een kleen kuiltjen is, maar geen onderkin,
van jonge De. jonlcvrouwen of aankomende maagden, ziet men zelden met
inaagden, oopen mond i hun oogen zyn ftaadiger en wat zediger van opzicht,
en oude De oude vrouwen zal men ilyver en traag van opilag der oogen
vertoonen, haare oogen diep in het hoofd, de booven oogleeden.
groot en ilaaperig, doch een weinig oopen, de onderoogleedenj
gemeenelykgenoemd, duidelyk te zien en gezwollen : de
neusgaaten Avat opgetrokken; de mond geilcoten en wat ingevallen,
en Avanneer zy tandeloos en heel oud zyn, ziet men veeltyds hun
onderlip over de boovenlip uitfteeken, daar beneeven hebben iJ
zwellingen als kwabben onder de wangen aan wederzyden de mond >
haar palt wel een lange, maar weinig gebochchelde neus, doch veel
meêr aan de mannen,
tn lieden Den lieden van'groot g^zach voegd een ilaatig opilag van oogen
beft, een taamelyk verheeven en groot voorhoofd, zwaare en hair
oopene oogleeden haar wezen geruft en vreedzaam, hun
gezicht
wat zyling gedraaid, de neus met het voorhoofd en de oogen gelyk?
hun mond geilcoten, en zy,met een onderkin voorzien.

Noodzakelyk is het dat men op de verfchillendheid der geftalten®
en gedaantens der menflen naauwkeurig acht geeft, by zo verre die
in de gefchiedenis verhaald word , om de natuur der zaak des te
klaarder te vertoonen , als by voorbeeld
Jkxander en Ephefiion^^'^

vreTiwen.

van
.aien.

-ocr page 118-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

en tent van Darius^ in welke Ephefiion grooter van geftalten, als
^lexander zyn moet: In die van Saul en David\ den eerften kloek
^an poftiiur en leeft, en den tweeden minder, fchoon van opzicht
Λ i'oodachtiff : en zo in alle die om ilandiffheden, daar den Gefchied-

fchiyverafmeld. ^ '

Jit aangaat eenige af beeldzeis der Phifionomie , dezelve zouden

O

j 7 Vttii 111 L IlCllt gekomen is, vinden wy niet noodzakelyk
^■ΛΓ verder af te melden, maar wyzen de Konitoeffenaars en bemin-
dcrzelve daar na toe, alzo het een nut en dienilig boek is, niet
ieen voor Schilders , Beeldhouwers en Plaatfnyders 5 maar ook
oor Dichters, Ηiftoriefchryvers en andere,
in de waarneemingen omtrent het vatten en grypen met de handen, van de
ik aangemerkt, dat de jonge kinders heel onwis en onnozel infaa'd'T "^fn
^ezelye zyn, en vermids haare leeden heel zwak, en gemeenlyk zo wel joTge'"itin-
^"iuuiten als
na binnen overbuigen, zo gelyken zy half lam te zyn of*^®'^"'
^^jojfcerd. Zy zyn altyd bolletjes en uit dien hoofde meeft oopen.
.
^^e jonge meisjes zyn dartel van greepen , en meeft op de ma-jonge meis-

jonkvrouv/en en bedaarde zyn zeedig en manierlyk van gree-maagden en
^o als ik voormaals aangetoond heb. vrouwen,

■iVIaar oude lieden ilyf en droog van handen, waar door dezel- ook oude
meeft altyd toe zyn, en zy de vingers niet ftyf uit ftrekken

bonnen. .

hoewel de verfcheidenheid der toevallen oorzaak van de ve'r- ne driften

andering (igy —____verooizaa-

■ en "d ^ wezens is, nochtans zyn zy haar zelfs heel ongelyk, d"mec-
^^^cr moet op een byzondere wyze uitgedrukt worden;
voorna-fte verande-
yk Wanneer zy door een byzondere hertstogt, tot deze of geene "ens.
Worden gedreeven, welke trekken zich alsdan door de ge-
inelde ongelykyormigheid verdubbelen.

Men ilel eens, tot een voorbeeld, dat alle tronien in eene vorm
gegooten wviaren , en ider door een byzondere drift of hertstogt
geregeerd V7ierd,'of droefheid, blydfchap, haat, nyd , gramfchap, dol,
al rl' ^^ergelyke , is het echter zeker dat zy elkander, zo wel
^ de AEtien, zeer ongelyk en verfchillende zullen zyn j indien nu
^an ider een byzondere trek of maakzel gegeeven word, zullen zv

noch meer ve/fchillen. ^ ' I

Deze aanmerking is heel noodzakelyk voor Konterfyt en Ge-
Ichiedenis-fchilders, maar het tegendeel daar af is ook zeer dienftig,^^^!.'""''"

Η

3

wan-

-ocr page 119-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

wanneer de zaak en natuurlykheid mede brengd dat'er twee of drie
van een gelykvormigheid in een iluk vereiir worden, als by voor-
beeld 5 een gezelfchap van beelden uit een geilagt, alsdan mogen die
wel wat zweemen na één: gelyk de
zoonen Jacoh, Horaces cn
Curaces,
enz., want in zo een gelegentheid, toondmen daar door dc
waarheid der zaak aan. .

Gelyk ook in het verbeelden dier Fahel-^ alwaar de dochters
van
Cecrops het korf jen, waar in Erichtonius beilooten was, oope-
nen j hier zoude men genoodzaakt zyn , om hun zufterfchap te
verbeelden, de wezens na elkander te doen gelyken : want anders
zynde, wie zou raaden dat het zufters waaren, al wierden zy eeveti
fchoon vertoond ? imand zou moogen_ vraagen, waar aan blykt die

bloedverwantfchap ? want het is niet genoeg dat men zegd, dat
zyn zufters , dat is
Pa//as , Jupiters dochter 5 of die langgebaarde
Efculapius , is de zoon van dien jeugdigen ApoUo. Maar wanneer
men deze drie zufters nu, eens één en het zelve wezen gaf, doch
ider een byzondere hertstogt, zoude zy immers zeer veel komen te
verfchilien ; als by voorbeeld , laat de jongfte, welke het korfjen
opend, met een verwondering achter over vallen , eeven als of zy
zeide, O
goon ivat is dit! de tweede vol vreeze weg loopende, roe-
pende ,
αώ lieve zuficr, red my voor dit monfier ! en de derde, als ou-
der en bezadigder zynde, met een verbaasdheid te rug treedende,
zegd,
luat ^ dit is een misgeboorten! Dus zal men uit één wezen,
drie verfchillende beweegingen zien voortkomen : want hoewel de
gelykenis trekken, zich zo klaar niet meer vertoonen, blyven ech-
ter de zelve
proportien en aangezichts deelen.

Eeven zo ook is het tuften een vader en moeder met hun kin-
deren ; by voorbeeld, de vader heeft een gebochchelde neus, of
wel die van een
C^efar, het kind zal na proportie mede daar na
zweemen, en die wat langachtig en met een kleene
verheevend-
heid zyn j heeft de moeder dezelve recht en lang, desgelyks heeft
de dochter, maar echter min of meer in de teedere jonkheid ge-
boogen, want de ouderdom maakt dezelve wel dikker en breeder,
maar in de lengte weinig verandering, gelyk de ervarendheid ons
leerd.

Men ziet in de 12, troonien der Roomfe Keizers , hunne drif-
ten en aart krachtig uitgedrukt, zo als hun levensgefchiedenis het
befchryft : doch ik twyffel of die wel alle met het waare wezen
dier Keizeren over een komen
3 dan of de meefters van haar tydj
die na haare groote gedaantekennis, aldus na haar natuur
veranderd

-ocr page 120-

hebben

GROOT SCHILDERBOEK.

' ^ veel eer hunne ingeboorne aart, als uitwendige gedaan-

ten , hebben willen vVbeelden,
f 1 ƒis het, als men overweegd hoedanig onze zinnen
betoverd te werden , wanneer ai die byzondere wezens,
'ï-ai de ^jjg zy vertoonen , wel waargenomen zyn ; my

ik daar door hun geheimfte verborgenheden ontdek, dat
IvVK weder een laage toon zingd, géene van pyn-

]/ ^^ f , ^chirecuwd , en de ander innerlyk lacht, een ander van
^'^oiLcle i-vlappertand en de andere van hette en dorft verfmagt, dus
Ceii kicene trek een gants wezen onderfcheiden : minder
g^^eerder vettigheid , k an mede veel verandering in een trony

. ^^^ de oeffenende konilenaars te gemoet te komen, dunkt my Middel em
^^et ondienllig , hen een middel om allerhande weezens door het
'^stjeeren uit te vinden, aan te toonen, op de allerzekerile en ee
-uu te voc-

^^lakkelykilewyze. ^ --

-wyze.

^y neem een fpiegel, en teeken zich zelf daar in na, in zoda-
^g een hertstogt , blygceftig, droevig, pynlyk , boosaardig of
O hy begeerd j tot dien einde zich zodanig een zaak verbeelden-
als hy -wü Jat het wezen vertoonen zal, laat dit met roodaai*d
® ander Cryon op gegrond papier uitvoerig geteekend zyn : let
^urig op de trekking der wenkbraauwen, luiking der oogen,
• ^g der wangen, optrekking der neusgaaten, nyping of gaa-
r g Qer mond, het uitfteeken van boven of onderkaaken, na dat gy
" op of nederwaard buigd. Neemd dan een plaifter-tronie en giet
van twee ilukken op dezelve, van loot of eenige andere
te d^ ff^^ï om'er daar na zo veel als men wil van potaard in af
met ^ . ^ 5 welke afdrukzels gy na gemelde teekening als dan,
de ^ y^.^gers of boetzeerftolijens, tot uw genoegen, kund veran-
' ^^^ opgezet, daar wat afgenomen, en gins wat aange-
in ' het
generaal echter te veranderen : dus zullen u dezelve

jj. van het leeven konnen dienen, inzonderheid wanneer de

te ^^^^ gy uw vorm gemaakt heb, nauwe tekening komt
tr op dat gy by verandering ook zien kund hoe veel de

ha ^ desgelyks veranderen. Op deze wy2se zult gy aller-

^ P^fficn kunnen vormen en hervormen met zeer weinig moei-
Sv ' ^^ dezelve gebruiken op zo veel verfcheide manieren als
aen^^"· ^^^ van onder, vaii-booven of van terzy-

in ^y heeft een groot behulp , die veel zulke modéllen

voorraad heeft, vermids het leeven daar af niet te bekomen is,

ca

-ocr page 121-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

cn naar zich zeiven in een fpiegel , kan men niet anders kry-
gen dan van voore. Wat de kennis van
boetzeeren belangd , iii
weinig daagen en door een weinig onderrichting kan men
haait
zo veel leeren als hier toe noodig is , wanneer men de Teeken-
kunft wel verilaat : en indien men behalven de gezegde , noch
twee vormen heeft, een voor een kind en een voor een vrouW>
is men zo veel te beter voorzien,
waarnee- Eer wy dit Hoofdftuk fluiten , diend nodig aangeroerd en iets
mnt gewiegd te werden , wegens de fchikking der
Sexen, of Kunnen,
fchikken bv malkander, behoorende tot het opilellen van een volkomen
ordi'

der Kunnen , ■ ^

by malkan- natltte.

dt^i- Eeven gelyk in een toevloejing van veele menflen, die van aller-

ley foort by malkander komen , inzonderheid in een offerhande,
fchouwfpel en diergelyke, zal men echter zien dat die van idcr ge-
flacht zich zullen by malkander voegen, daar en boven jonge by
jonge, oude by oude, mans by mans en vrouwen by vrouwen:
meeit zietmen jonge dochters, door nieuwsgierigheid aangedreeveH)
onder het volk loopen, en hoewel zy zich by haar foort voegen,
zyn zy met meerder fchroom aangedaan voor de eene of de andere
kwade ontmoeting, door welke reeden zy menigmaal kinderen
op
den arm neemen, om daar door voor allen aaniïoot bevryd te zynj
maar wie kennis heeft , zal haar wel door de boezem, kapzel oi
kleeding, voor 't geen zy zyn, konnen onderfcheiden, fchoon zy
drie a vier kinderen by haar hadden.
Jn^^inder Onnatuurlyk is het, dat men kinderen van drie of vier jaar, zon-
gewoeh" "der moeder, broeder
of ouder zufter, onder een groot gewoel en
drang van menflen zou laaten loopen , zy moeten of de een of de
ander aan de hand houden.

Van vïou- In Rechtspleegingen zullen aan de Vrouwen altyd vaile en ver-
Rechtsgc- heevene plaatzen gegeeven worden, als teegens fteenwerk, muuren
diHgeii. ' of diergelyk , wegens de fchroom en vrees voor de mannen, die
hunne fchaamte gewoonelyk verzeld, wel verfl;aande als het eerlyke
vrouwen zyn 5 ook zullen zy hen liever by oude dan by jonge man-
nen laaten vinden,, en zich onder hun befcherming , beveiligd
voor
de onbefchoftheid van het graauw, zoldaaten of andere die in dier-
gelyke gelegentheden zich over al byvoegen en alles doorfnuffelen,
of om te fteelen, of hun boevery daar omtrent uit te voeren.

Het gemeene volk, dringd gewoonlyk tot dicht aan de Recht-
plaats door : boeven en lichtvaardig vrouwvolk, laaten zich meelt
in de midden, en fatzoenelyke lieden, meer achterwaards
vinden

-ocr page 122-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

^an de Eigenfcha^ en Verkiezelykbeid in de beweeging der
Leedematen, tot uitdrukking der Hertstochten.

Zevende HO

Eer mea tot de zaak ^elve, in dit hoofdftuk vervat, toeneedc,
, nullen wv een wichtige opmerking voor af
ien, welke, myns oordeds,waardig is om overdacht te weiden,en
^ie niet min voordeel dan vermaak den Konftenaar ^^^brengd Zy
beftaat in te weeten, wat de oorzaak .^^ele zo ^^^^^^

ftudie vorderen? de reeden daar af verbeeld ik my te zyn, liun on ^^^^^^^^
ftandvaftigheid en verflaauwden yver, welke fchynd vo.de-

y^tvoeren! dan wanneer de nood hun dringdj uit demond schUders

ke rold menigmial dit zegwoord : het is

toegevaUen. ^Eeven of he? van 't noodlot en «^e^/··^^^.^" ^Jt ?
afhong. Geheel anders gaat het met die , welke ftandvailig de

Konftoeffenins met luft overweegen , met by invallende , maai
bedaarde Zd&Ucn i deze zyn ni?t vernoegd wanneer zy een goed
ftiik gemfakt hSn, en daaJ voor wel betaald zyn, maar zy zien
en naïorirefhoevLTverder zy daar door in de konft gevorderd zyn,
en als hen het zelfde weder voorkwam met welke verandering, vei -
rneerdering en verbeetering zy het op een nieuw behandelen zouden.
Want hoeiel het zeker is^dat wy, aldoende, leeren , xyn 'er ech-
ter korter Ï^dddL uit te vinden, waar door wy tot de volkomen
wetenfchap konnergeraaken, en in minder tyd daar m vorderen.
Wy hebben ooTeen^oter indruk onzer dgen mifllagen, als ,
door onderzoek , die ^elf ontdekken , dan dat ons door een andei
dezdve werden
kngetoond of verweeten: want de reeden bewaai-
heid zulks, dat wy niet gaarne door een ander benfpt zyn. iSiets
deed my grooter indruk in de herffenen dan dat ik zdf myne mis-
flaagen ontdekten , en geen grooter vreugd kon my overkomen,
dan wanneer ik die verhelpen had, en zulks was my noch met ge- .
foeg, maar iets dat aireede goed was zocht ik noch beeter te ma^
ken. Het is omtrent
za Jaar gdeeden wanneer ik luft kreeg, om
een
Coficepi in 't kieen te fchilderen, namentlyk daar Stratomka An-
bezoekt, voerende het zelve uit met een meer als gewoonc

X yver,

O F D s τ υ K.

-ocr page 123-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

yver, en het wierd ongemeen geprezen. Maar na eenige Jaareflj
als my het zelve noch eens te voeren kwam, daar vry meêr aan ge'
üoor ei- leegen was, zynde ruim zes maal zo groot j toen dacht het my tüct
ffndingïes i^aadzaam by de voorige gedachten te blyven , fchoon ten volle»
goedgekeurd, maar ik ftelden my ernftig om uit de befte fchry
vers de genoemde gefchiedenis nauwkeurig te doorleezen, en niet
uit gemeene fchryvers, welke het maar ter loops aanhaalen. Me^
dezelve yver en opmerking voerden ik het uit, waar door het
tcti
opzicht der verkiezing en hertstogten ongelyk beeter dan het vooj'
gaande geoordeeld wierd, welke laatfte hoofdzaaken, maar pafle'
lyk in het eerfte waaren waargenomen, zynde het zelve zeedig, eeO"
voudiger en met mindere om Handigheden, niet
meêr beelden daaf
in vertoonende als de Koning
Seleucus, Straionika, Antïochus en dc
Medicynmeefter, daar in het tweede boven de voornoemde een ge'
heele hofiloet en alles op zyn krachtigfte en prachtichfte
vertooud
wierd. Zo kan men uit een enkelde bloem, door zorg en vlyt, eef*
dubbelde aankweeken: gelyk meede in het volgende gebleeken ih
te weeten, de verbeelding
van met de jonge Bruyd, die op

de kamer der H: M: Staaten van Holland in den Haag is,

ditwas

myn eerile gedachten j maar ongelyk beeter is de tweede, hoe^vel
maar twee Jaaren daar na gemaakt, welke verkiezing ik aan iders
oordeel overgeeve, om het belle te keuren, wanneer zy die bei"^
zullen gezien hebben.

Nu zou men my moogen vraagen, waar het by toekomt dat me^
'zulk een groote verandering in zo korten tyd befpeurd ? dien an^^'
woord ik, dat myne onkunde en miiilaagen in het eerfte befpeui"'^
hebbende , ik myne moeiten heb verdubbeld, en beeter my ondei"'
rechtende, nauwkeuriger acht nam en geen moeiten ontzach
my zelfs in het eerfte te overtreffen. ,

Desgelyks is het met myn eerile ^/cxa^der en Roxaf/e gegaan,
kers laatfte verbeelding jegenwoordig ten huize van den Zalige Hee
Major Wi'^zm tot Amfterdam beruft, het geen met de voorgaan'^^
heel ongelyk is. Dus meen ik met myn eigen voorbeeld ge^^eg
■zaam a-angetoond te hebben hoeveel het verfchild, dat^men
. Ycrkreegene kennis ruft, of die verder zoekt uit te ftrekken: ^^^^
is'er niets vermakelyker dan dat men vind het geen men zoekt, e
dagelyks in kennis toeneemd. - te

Óm nu de leergierigen een wiiTer trap en weg tot vordering
baanen, zo gelief het hem acht te geeven op de volgende voorbee
den 5 welke waarnemende, hy merkelyk vorderen zal. yQOR'

Schryvers
bewezen

-ocr page 124-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

T. V O O R β Ε Ε L D.

Van wedermin.

T^ ^^^ kinderen , welke malkander brandende fakkels verwilTe-
len, Werden hier vertoond 5 zy geeven niet de linker en ont-
^ "g^n met de rechterhand j daar dóór beteekenende , dat het geen
een goed hert gegeeven word, met dankbaarheid moet ontfan-
ö^ii en vergolden werden : alzo de rechterhand een verbeelding is

^^'^eederzydfe weldaadigheid, of hislp en befcherming.
fli ^ welvoegendheid leerd ons de plicht des geevers te ;
den ^ booven aan te houden, cn d'ontfanger, onder of in

De geever rykt het toe met een uitgeilrekten arm, daar teegens
, ^ ^tfanger zyn arm met fchroom dicht aan het lyf houd. Beide
booven-lyf weinig voor over bokkende. De hoofden in de nek
f^.^^de zyde van hun gift hellende, met een vriendelyk weezen,
ebbende beide de mond open. De fakkels kruiswys over elkander
Snevende. Zy zyn in alles gelyk, zo in fchoonheid, geftaken, be-
Jeeging als weezen , behalven de mond , vermits d'een vóór en
^ ander na uit boezemd. De geever houd zyn fakkel met drie vin-
E^rs
, d'ander ontfangt die met een volle hand.

Wanneer nu ider zyn gift ontfangen heeft, geeven zy eikanderen
rechterhand. Hun fchouders dicht aan een, het linkeroor voor
oy den anderen, dat is te zeggen, de hoofden kruiswys over de
ünker ichouder , en zo men wil , ider de linkerwang kuilende,
^e rechter voeten bezyden malkanderen voor uit.

X. VOORBEELD.

Vm vrywillige onderdaanigheid.

^^ iet deze lafhartige, hoe hy zyn deegen aan een ander over geeftj
'^-'Jioudende dezelve met de kling, dwars in zyn hand leggende,
aan 't geveil : d'ander vat het by de greep. En gelyk deze

li wer-

zyii, de
de mid-

-ocr page 125-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

werkingen tweederly zyn, zo zyn ook beide de hartstochten. d'Eca

betoond zyn lafhartigheid, en d'ander zyn ftoutmoedigheid.

De geever buigt zich raet zyn hoofd heel laag, ziende d'ande-
re na de voeten : ftaat op beide de beenen , gelyk geboogen or
ais bezwykende. De linkerhand vlak oopen voor uit fteekende, or
het buitenfte des hands teegens zyn borit drukkende, fchynende tc
willen zeggen, daar is alles wat ik heb, ik ilel myn lyf en leeven
in uw hand. d'Ander in tegendeel ftaat vaft op zyn voeten enover-
end, de rechtervoet voor uit, de linkerhand in zyn zyde achter-
waards , vertoonende een wreed gezicht, de mond toe, de onder-
lip, met de kin, wat voor uit, ziende de geever verachtelyk over
de fchouder aan.

3. VOORBEELD.

J'^an milddaadigheid.

Deez aanzienelyke man, welke, in'tvoorby gaan, die behoefti-
ge een hand vol geld geefd, fteekt zyn rechterhand ter zyden
uit, het buitenfte booven, ziende na de nooddruftige met een be-
vreedigd en deftig weezen, ftaat recht op, de buik vooruit, al
voorttreedende. d'Ontfanger in teegendeel, ftapt met er haaft naar
de eerfte toe, het lyf voor over bokkende , reikt beMe zyn armen
zo ver 't hem mogelyk is, voor uit, de handen dicht aan een, hou-
dende dezelve open als een kom: 't aangezicht needer waards, zien-
de met blydfchap naar de gift : zyn oogen wyd open, maakende ee»
ronde mond, als öf hy zeggen wilden, O ho.

4. VOORBEELD.

Van goedgmfligheid.

De geen, welke iemand een appel vereerd, houd dezelve van on-
deren op, met drie vingers, als vriendelyk verzoekende j druk-
kende de linkerhand, het binnenfte om hoog, dicht aan zyn borfti
de borft en kin vooruit, het hoofd een weinig over een zy hellen-
de. d'Ander, integendeel, ontfangd het met eerbiedigheid, nee-

mende het zelve met vier vineeren booven aan > 't boove-lyf ^^^

ftec-

-ocr page 126-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

^eekende j en zyn hoofd een weinig neêrwaards hellende: vertoond
^en ieedige blydfchap , houdende het gezicht op de gift , terwyl
■^«der hem naar d'oogen ziet.

5. V O O R Β Ε Ε L D.

Meede van goedgunfligheid.

J emand die een fchoone bloem aan zyn vriend behandigd, houd de-
^ Zelve met drie vingers onder aan 't eind van de fteel. d'Ander
^^'emd die aan met de duim en voorfte vinger booven aan de fteel:
hoofd daarop hangen laatende om te ruiken. De geever, als
^srooken hebbende, Haat zyn hoofd, over een zy h^ellende, in de
1 daar van af, het gezicht heemelv/aards, de oogen wat toehaa-
doch d'een meer als d'ander , de mond half open. Zyn lin-
"^hand, het binnenfte buiten, dicht teegens zyn fchouder, vlak
houdende, als in verwondering: ftaat op eenbeen, metd'an-
Cfe Voor uit. d'Ontfanger in teegendeel, ftaat op beide de bee-
^lyiicht aan een, houdende de linkerhand achter zyn rug,. Deee-
^'üat vaft, en d'ander los en twyfFelachtig.

<5. VOORBEELD.

Van getrouwïgheid.

J^ ^ Perfoon, welke tot teeken van getrouwïgheid, een zeegelring
^an een Juffer geeft of vereerd, houd dezelve met zyn duim
^nnen in^ overend , de diamant om hoog, het lichchaamvoorover
. .^^gcnde, zyn aangezicht gelyk met het lyf zonder de minfte draa-
.y^ge, Zettende het büitenlle zyner linkerhand, 't binnenfte beo-
en, teegens de borft.
Vo · ' teegendeel, ftaat of zit recht op, de boezem weinig
ve
 aan de ring.' Het hoofd eenigzins in de nek, naar de

Ha^d fchouder hellende 3 haar linkerarm langs de zy uitgeftrekt, de
tcrl openj neemende de ring, met drie vingers der rech-

lïio^T'^' ^^ geever ziet haar niet na de oogen, maar na de

JüiF ^^ , met een gezicht tuiTchen hoop en vrees. De

er met een zedig en geruit weezen, flaat haar oogen neederwaards

I 3 op

-ocr page 127-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

op dè ring, ftaat v^ft op een been, de voeten dicht aan elkandercn.
De geever treed met het linkerbeen vooruit, de knie geboogen,
ileunende op de toonen van de rechter voet.

Deez drie laatfte voorbeelden vertoon ik maar half, alzo men ge-
noegzaam uit het fchrift verftaan kan, hoe de
beenen komen moeten.

Vermits de giften in al deeze voorbeelden verfcheiden zyn, zo
zyn de gedachten desgelyks zomtyds veel van den anderen verfchil-
lende, zo wel in 't geeven als ontfangen.

Het gefchied uit oprechtigheid, geveinilheid of welftaanshalven.

Doch de beweeginge in dit geval verfchild zeer weinig , om dat
de eene zo wel als de andere, zyn doeninge met zo veel behendig-
heid zoekt te vertoonen als 't immers mogelyk is, ja zo, dat zy el-
kander meenende te bedriegen, dikwils
alle beide bedroogen wor-
den. In zulk een geleegentheid 5 zoumen
de fchyn voor de waar-
heid neemen, en ook het teegendcel.

Zodaanige uitbeeldingen zouden van geen goede uitv/erking zyn,
om dat zy tegens de rechte meehing Itryden : want in plaats van
geveinilheid of welftaanshalven , zoumen 't voor oprechte liefde
aanzien , vermits alle drie , gelyk ik zeg, een en dezelve bewce-
ging uitdrukt.

Om in zo een geval dan alle duifterheid en twyffelachtigheden
weg te ruimen , zal men noodzaaklyk zyn toevlucht neemen
tot
zinnebeelden, die de meening helpen verklaaren, als geveinilheid,
valsheid, bedrog en diergelyke , door beelden, beesjes, ofHiro-
glifife figuuren : welke byvoegzelen een voorzichtig Meefter zo
wel diend te fchikken , dat zy al ililzwygende of bedektelyk haar
werking doen j om die welke bedroogen of misleid worden, geei^
dé minlte teekenen daar van zou kunnen befpeuren.
''•Iemand zou hier op moogen denken, dat alsdan bei de
party en?
de bedrooge zo wel als de bedrieger , met gelyke
zinnebeeldeii
zouden moeten aangewezen worden} Neen dit is overtollig , ver-
niids zy alle beide oprecht fchynen,
zo dat niet al de geveinilheid
aangeweezen moet worden.

Ovidius verhaald, dat Merkurius ttnige oflen geiloolenhebbende,
en merkende dat zeeker man, genaanit Battus^Yitt zelve gezien had?
wierd daar over bedugt of hy hem ook zoude moogen verklikken?
bad
hem dierhalven daar niet van te zeggen, hetwelk den
trouw
lyk beloofde. Doch Merkurius νcrmom^QiAch. om hem
proeven, en kwam weinig daar
na, als of hy den eigenaar van de oflei^
was, hem vraagen, of hy niet will waar zynbeeilen vervoerd

-ocr page 128-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

hzd^^h^^ ^^^^^^ het hol wees, ά-λΆτ Merkurius dezelve veriteeken
2·^ ' . ^ geen de goddelyke dief zodanig verdroot, dathy aanftonds
y eige gedaanten herneemende, den trouwlooze floeg, en hem in
^en toetslteen deed veranderen.

JSati^ Γ ^^^ ^^ ^^ neemen , dat wanneer Merkurius vermomd by
aan ^^ hy zyn gevleugeld hoedje, ilangellaf, noch de vleugels

Ge voeten vertoonden j maar wel dat hy dezelve verborgen hield.
Q ê^^yk verhaal ftaat'er ook van
Jupiter en Califio^ è.iaxjupiter
^^ i^chyn van Diana ^ Califio miileid. In dat geval zou de zaak
Q ^^J^emaal onkenbaar werden, indien men niet eenige teekens daar
belpeurden , dat het
Jupter was en niet Diana, fchoon
fcheen.

77j ^ ^^ niet zo een tafereel , gelyk met een vertooning op een
^oeater^ daar alles vertoond word of het waarlyk gebeurden j zy be-
^cgen en beliegen malkander bedektelyk, daar van zy zelfs niet
^eten mogen; maar de aanfchouwers merken alles, ja haar ge-
• enten moeten naaktelyk gezien en gehoord worden.

^m de IVerkrdg der Gedachten omtrent het ordinee-
ren der Gejchkdeni£en.

o o f d s τ υ k.

Achtste H

^^ elyk ii^ weetenfchappen enKonften vaftc grondregelen zyn, De groad-
ne ^^ ^ich mpet fchikken, en, zonder die wel waar te moeien ai-

ζ-,ν^Γ'^^' liiemand tot het opftellen, veel min grondige kennis, der^oos waar-
^en geraken kan, zo moet men die by zonder inde Schilderkonft,

oornarnelyk in het ordineeren waarneemen : en dewyl ons ge- ^
lleup-pn t^i 1 · · 1 1
 n^ En wel op

dio-1 ^ machtig genoeg is, een voorval, met al zyn omitan- gelet, om

Vc^ ^^ ' gelyk pp te geeven , dat men daar van aanftonds een ^."j^f^n ^fn

niaakte fchetz kan maaken, zo moetmen zich voornamelyk hier vlugheid de

JJ^van vaile reegels bedienen, die dezelve te hulp komen; en ofïf^treTve"

i^^aiid 2o gelukkig was, dat zyn geheugen of detegenwoor-

^.gneid zyner geeft zo fterk en gezwind Λvare, de handen zyn het

^^ gedachten flreeven dezer uitwerking voorby ; ook moet de

'^Ityd .voorgaan en de andere volgen, daar tyd toe vereiit

maar indien wy zo haaft konden teekenen als denken, dan
-ic net geheugen onnut zyn, maar nu kunnen wy niets
^y het zelve denkbeelden aan de zinnen byzet.

Ech-

-ocr page 129-

GROOT SCHILDERBOEK.

hoord te zetten, en dus vervolgens na het hem invald tot de fchecs
gemaakt is: gewiflelyk neen, want de invallen zyn nooit ordente-
lyk
, hy zoude daar meede niet veel konnen uitwerken 5 en ziet uit
dit voorbeeld hoe het zich zal toedraagen.
daartoeïilf I^nand necmd voor
Ka'in en Abel^ en de broedermoord te wille»
ncnde. Verbeelden, nu komt u eerft voor dat
Kaïn voor Gods gramfchap
vlucht, daar na, dat
Abel dood legd, ten derden het brandoiFer op.
de Altaar, en eindelyk het moord geweer by dezelve j het laatfte is
nu het versfte in uwe gedachten, derhalven vald het eerile uit de
pen, gaat dit nu na vervolg voord, zo komt den Altaar, daar na
AbeL , en eindelyk Kaïn te voorfchyn , en ten laatften God de
Heer^ en tot ilot het Landfchap, 't geen de groote van ons ftuk
moet aanwyzen. Oordeel nu eens, v/at zo een koddige wyze van
ordineeren en tcekenen zal uitwerken.
Regelen die Hct is dan niet evenveel hoemen een zaak aanvangd, maar meü
moet eerlt het eene en wel het voornaamfte, daar na het andere
beginnen: eeven als men het goud, uit andere daar mede vermeng-
de aarde , zuiverd en aficheid. En dit zal in het teekenen orden-
telyk toegaan, wanneer men eerft het
planum of de grond, daar na
het muurwerk, en dan verder de beelden of
fioffagie maakt, en dit
noem ik ordentelyk in zulke voorbeeldingen: dóch dit voorwerp is
noch eens verhandeld geweeft, in het ordineeren van gefchiedenis-
fen, zinnebeelden en diergelyke ftof j en aldaar gefteld, dat men
het voornaamfte eerft, daar na de mindere figuuren, en dan het by-
werk moet plaatfen.
^οηίΓ'v7r' Maar dat, waar van ik voorgenomen heb hier te fpreeken, is ge'
fchii, weg- heel wat anders, namely k een kort en zeker middel, om, wanneer on^
genomen, ietvoorkomt, het zy in fchrift of mondeling, kort of wydloopigi
met weinig of veel omftandigheden, bekwamelyk te bevatten en tc
onthouden, daar van een opftél te kunnen maaken, zelfs tot de aller*
mmike fioffagie j met het verhaal zo wel overeenkomende dat het wei-
^ nig of niet zal fcheelen, noch in de ftelling , beweeging
enwaarfchy-

nelykheid, en zo wel in de koleur als toetakeling: zeer nut voor die
geen, welker geheugen gebrekkelyk is,doch die echter kundigzv^
van al wat tot een fchoone
A^ie behoord, kennis der Paffen heeih
wat neiging en beweeging de zelve voortbrengen, daar na de toe-
paffing der koleuren en ftofFen weet,
20 na het geflacht als ouderdom»
het leggen der koleuren tegen bekwame gronden, die

^r^'^'Mer moet niemand, dit lezende, denken, dat een meefter al

het geen ons 't geheugen eerft opgeefd, ,ook eei'ft op het papier be-

omticnt.

men wa:i
moet nee
men.

-ocr page 130-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

Iv] landaard, zon en gemeen licht en diergelyke noodzake-

y^heden, hier toe vereift, volkomen weet.

iJien Zeg ik, zulks nu bewuit is, moet verder aldus te werk gaan: wat eea
et voorwerp wel overwoogen hebbende en waar de zaak gefchied J^^lf

' ^oet by zich zelf een overdag maaken van de grond qï plammin hctoidi-
ot het fchilcken van zyn werk 3 daar na moet hy nauwkeurig acht®®"^"·
geeven Waar het voornaamfte gefchikt word, en de hoofd-voorwer-
pen of beelden ftaan , in de midden , ter rechter , of ter flinker
yde j daar na de mindere die mede deel hebben aan het werk, het
y een of twee of meerdere, als
zy eenige naam, aanzien of wer-

hebKi»n t-Λΐ- AP >7nn)r · iTroi- ViJoi- /^.ir-i πΛ/^ΐι

Wat in ie
omftaiidig-
hedcn waa.t
tc ncemeij

hebben, tot de verbeelde zaak behoorende: wat hier dan noch
er toe vereift werd, zulks zal wel toevloejen. Dit weetende,

Verc

ll^oet men ider zyn kentekenen by voegen die hein doen aanzien voor
^ geen hy verbeeld j Is het een Koning, Filofoof,
Bacbchm of
^^ergod, behandel hen aldus.

Koning heeft zyne raaden, Hofjonkers en lyfwachten.
üe VVysgeer, andere geleerden of leerjongens.
^ Bachchus^ Satirs^ va Β ach ch anten.
ten Watergod zyne Nimfen en Nayaden.
^ eerfte munt uit door zynKoninklyke mantel, Kroon en Ryks-
1 ^ i de tweede door een lang en zeedig kleed, een muts op het
. ^^d, boeken, pergamentrol, of kuniltuigen by zich j de derden
^tiïien met wynranken verfierd , bekranft met druif en gewapend
^^Tirfen; wederom de Watergooden met Kruiken, Rietftaven
^ bekranil met Liezen; alle welke eigenfchappen,hoewel in 't voor-
w^ ^^^^ gemeld, daar by behooren en hoewel zy mochte genoemd
dat d ^^^ 5 behoeft men zyn geheugen daar niet mede te belaften, om
. perfonadien zulks uit hun zelfs mede brengen en ons indach-
g rnaaken, wanneer wy daar mede bezig zyn. Als by voorbeeld^
aar Word in aangehaald dc Jagtgodin, zo weet een ieder dat zy met
j ê^ftoet en jaagtuig voorzien is , de fchoone Godin
Fenus , door
^e bevalligheden, enz. Dit is genoeg ten opzicht der perfoonelyke
^^gemchappen j wat de beweegingen der zelve aangaat, zo gebied
^ Koning , de Wysgeer is aandachtig ,
Bacbchus aan 't hollen,
cn de Watergod is op zyn poft.

^ -^Is de Koning gebied, is alles in rep en roer , om vlytig zyn verdere

uit te voeren , zyn gevolg fchikt zich na zyn woorden
" nandwenkingen.
 eigenfchap-

Als een Wysgeer zich oejfFend, of hy redeneerd, of hy zit in ge-
dachten, offch?yft. / .

Κ

Wan-

-ocr page 131-

74 GROOT SCHILDERBOEK.

Wanneer Bachchus zyn ommegang doet, loopen de Menanden,
Bachchanten
en Satirs om zyn waagen als dol, fchreeuwen en rau-
zen, flaande op trommels en kkpborden.

De Watergod op zyn poft zyndc , leund op een ftortende kruik»
of zit onder zyn
Nimfen aan de oever van een Rivier te ruften 5
dus is elk na zyn natuur en hoedanigheid beezig, en zo vloeid het
een iiit het ander, zonder dat men behoefd te zoeken of verlee-
gen te zyn, hebbende wy een fchat van werktuigen in onze herlTe-
nen, en zo dra iemand aan ons genoemd word, vald het van zelf
toe, of het een of het ander, zo een perfoon of voorwerp eigen.
Verdere Hier op volgen dan de uitwerkzelen der hertstogten, want na de
Veldoverften zich beweegd , beweegd ook het leeger 5 dreigd de
merkingen. Koning, de befchuldigde word beangft en vreesachtig, de Raadeö
en omftaanders, worden bewoogen of in twyffel gebracht j Rede-
neerd de Wysgeer, de toehoorders zyn aandachtig j elk beweegi^
zich na de bevatting, die hy daar van heeft, of opmerkende is; dc
eene heeft zyn vinger op de mond of het voorhoofd, de ander te^^
op zyn vingers , een derden klouwd zyn hoofd , een vierden op
de elboog leunende, bedekt met de hand het aanzicht, enz. Al^
Bachchus fpreekt, houd het geraas op; Als de Watergooden ruf'
ten, fpreekt niemand, elk zit of legd, hier of daar van malkandei"
verfpreid, op zyn gemak.

En begeerd iemand noch eenige voorbeelden tot bevefting vaiJ
het gezegde, ik zal'er noch een of twee by voegen, want deze
zaak heeft nooit iemand voor my op zo grondig en krachtig e^ii
wyze, en bevatbaar vertoond, ja naauwelyks aangeroerd.
Aanwyzin- Wy leezen in de Heilige blaaden, dat de Koningin Hefier^ dopr
vallei^
wIm ftuiirs gezicht des Konings Ahafueros geraakt, in onmacht viel ί
zy Aood-dat
Β elf af ar de hand, aan de muur fchryven ziende, nevens al
a eiyK j^^fgezin ontroerd wierd. En wederom in de Herfcheppingen va^^
Ovidius^ dat de wanhoopende .^möf»^ aan ftrand door een minii^'
lyke ontmoeting van
Bachchus , die haar zyn hulp aanbood, vei"
Icwikt en vertrooft wierd. Zulke en diergelyke voorbeelden zyn'ei'
veel, uit welke men vaft moet beiluiten, dat een hertstogt aU^^^
ftof genoeg leeveren kan, op voorgaande wyze behandeld zyn^^»
om een geheele Ordimnte , rykelyk te verfieren, zonder andere by-
ftof tc zoeken , alzo veel dingen en omftandigheden uit deze al-
leen voortfpruiten, ' ,

Men ftel eens een. voorbeeld van twee pe-^rfoonen die malkander
voorbygaan, daar de een van voor, en de andej: van achtej gezi^ö

word ■

in

zaakelyk

xyn

Yöorbce-Id
daat af.

-ocr page 132-

Word

groot schilderboek. 7f

die aan de linkerzyde des fluks heen gaat, heeft een pak

hv fchouder, uit het welk iets achter hem heen vald,

Hl· ^^^ hond en een Jongetjen by zich: de andere die her-
''^aar ^^^^ ^^^ geYallene, roept en waarfchouwd den ander,

yg^M^^P deze zich omkeerd, en het jongetjen toeloopt om het ge-
uit ^^ raapen. Ik ftel nu aan het oordeel van anderen of
begr^ ^cn eenvoudig verhaal, myne gedachten niet fluks en klaar
ni^ worden, dewyl'er alles in is? Ik geloof wel van ja, maar
de ^^ ^^^ ^^^ ^^^' hoewel binnen de paaien van het verhaal blyven-
lin* kunnen uitvoeren, ten waare hy een fchets of krabbe-
gg^pdaar af gezien had, anders is het onmobgelyk; maar de ilelling
vgt eeti indruk op eens anders gedachten, doch die de fraye
f^jJ^^Singen en fchoonheid der ^^k niet verftaat, zal het na des
ƒy^^crs gedachten niet goed maaken, en deze beilaan meeft in de
H^^ftrevigheid der beweegingen onzer leedemaaten.
Om · ^^^ ^^^ die roept voor, de andere voorby hem heen^^^^^ ^^ ^^
ov ^^j^dp na 't geroep hoorende: in deze geitalten zien zy bei^ering'^va^n ^t

er de linker fchouder; imand zoude nu moogen vraagén ^ of die heen
[gj.^'^^et zo wel rechts als linksom zich zou konnen keeren, om ach-beeld,
nee ^^ ^^^^ ^^ ^^ andere desgelyks ? Hier op antwoord ik,

^ ten waare men tegens de löop der natuur aan werken wilde j
ftel dat die aankomt een ftok in de rechterhand-houd, én
Zv ^ ^^'^^^r na de gevallen lap wyftj de andere heeft een pak op
jn rechter fchouder,

en de linkerhand in de zy", waar by ook het
en a ^^^ ^^^ houd. Dewyl zy nu links malkander voorby gaati,
dwi ^ fook ter linkerhand van hém de gevallene lap ziet,
jjgj^ Sd zyn gedienifigheid, vaardig over die zelve fchouder, zulks
lia de ^^^ ^^ roepen , welkè de flem duidêlyk hoorénde, zich
Iqj^J^^yde des roepers keerd. Hier op zien zy malkander aan, de
Voor ^^'^der zynde, Ibopt filel daar na toe, en de hond fchiet

mt derwaards, volgens dé natuur dier beeften.
dem*^ immers één natuurlyke werking en draaying der lee-

Yq ^^^^^» donder dat mén behoefd te zeggen, 't booven lyf van
PW^^* linker of rechterbeeh, dus of zo j als men de ftand-
Γ^Λ ^ ''^eet, tegens wie, en wat zy té zéggen hebbén, zo moet d0
j^yan zelf volgen.

^oud^ ^^^^'^^yns oordeels eén groot licht tot het wel verilaan^ oiit-
te neem^^'^ Tafereelen, eii om alle zwaarigheden en duifterniiTen weg
die of d^'ft· ^^^^ indien men tot dit, éenige vaile trekken voegd,
^ *taöd of werking derbeélden aanwees, het zoude geinak-

K 2 lyker

Verdere

-ocr page 133-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

lyker zyn, en veel het geheugen te gemoet komen. Zo heb ik ze-
leer Schilder gekend, die tot yder letter of teeken een
byzonderebe-
duiding wift , als by voorbeeld een L, was een zittend beeld op de
grond, de T, een gekruiile
Knflus ^ en zo voort met andere let-
ters j daar en booven had hy noch een andere
verborgentheid, om
zekere beelden, die hy altyd gebruikten aan te wyzen, als een leg'
gende vrouw van
Carrats^ een loopende y-xa Rafael^ een vliegend
beeld van
Cortone^ een kindjen ύ^π ^enooy ^ dag en fchaduw vaö
La Fage, en diergelyke dingen meer.

Indien nu dit gegeev en voorbeeld, dezer twee voorbygaande man'
nen, iemand niet volilagen genoeg voor kwam, zal ik noch een, van
diergelyke aard, maar van een waare gefchiedenis daar by voegeöj
namelyk het geval van
Juda en l'ham-ar, daar hy van zyn lufthuis
afkomt, en op de weg, door haar, als een ligtekooy verkleed zyn-
de, aangerand word. Ik ftel dat het voorval dus gefchied zy.
Ander voor- Juda komt herwaards gaan, de weg ter rechterzyde van zyn land-
i'ecid^^^'inhuis leggende , langs welke zyne knechten derwaards heen gaan orn
/« .ten fchaapen te fcheeren:
Thamar zit ter linkerzyde aan de weg op

het gras, ligt en dertel gekleed, en haar hoofd met een fluijer o-
verdekt.

Nu is het waarfchynelyk dat thamar, een ligtvaardig voorneemci^
hebbende,
Juda, die als een eerlyk en aanzienlyk man voorby kwap?
eerit aangefprooken heeft, derhalven wanneer zy haar fluijer opge-
licht en hem toegewenkt had, is hy blyven fbaan om na haar zeg'
g^en te hooren
5 Hy, ilelik, ftaat dan ilil, ruft op zyn achteruit-
Itaande voet, zet de andere ver voor uit, als fchielyk halte houden-
de om te zien wie hem roept, keerd zich linksom, zyn linkerhand
oopenflaande, als iemand die in verwondering is, daar na ilaat hy
die op zyn borft, toonende dat hy daar geraakt is, ten laatilen vat
. hy zyn baard, als in bedenking ilaande wat hy doen wil: midlerwy*.
ryfd zy op, en vat hem by zyn kleed j de knechten ziet men zyling
van achteren, na dat de weg naar het huis loopt, hebbende fchaa-
reu by zich j het huis kan eggen zo als het de weg uit wyil, i^aai
volgens de ordinantie voegd het beeter in de midden als op zy.

Dit, oordeel ik, is genoeg om de meening te verftaan, en een
recht middel om door een korte inleiding een groot werk te kennen
maaken.

Men zou my konnen vraagen , of wanneer imand de we^. c®^®
dedng '^'L dwars door het iluk wilde leggen, en by gevolg de geheele fchn^"
het begrip, j^jj^g yerandcren, de man van de rechter na de linkerzyde doengauttj

-ocr page 134-

^^ GROOT SCHILDERBOEK. 77

^^^"^^waangeenzydede weg ilellende, of dit niet eeven veel zou-

' vermids zy dan evenwel aan zyn linkerzyde zoude blyven ? Ik opioffing
eef zy hem roepende, zoude men van twee lichchamen maar ^

^^^^^icht konnen zien, en wat had men aan zulk een ftokbeeld
^cler hertstogt j ten anderen zoude men het voornaamile zynerbe-
^^^S^^gen niet konnen vertoonen, daar en booven zo is hét geval
fri '^Pgegeeven: dierhalven moet men bekennen dat het waar-
•-^lynelyker is, zo als ik het hebbe verhandeld.

a 1, niemand bedrieg zich in deze gefchiedenis dus, als ik ge- waat-

^^eid heb, na te volgen: want de zelve in de H: Blaaden nazoeken-

^^ ί ï.al hy bevinden , dat ik die zin gedraaid heb tot een voorwerp,

^J^^'^ee perfoonen ider met een byzondere hertstogt aan te doen, '

daar meede een fchildery te ftoffecren: want daar zult gy bevin-

Q "iat hy na de plaats gaat, van waar ik hem te rug doe komen,

^ haar daar na een Lam of Geit tot lofling van zyn pand toe te
■eenden.

del ^ een ider oordeelen, of uit zodanig een voorval niet dui-
be u afgenomen werden, wat voor beweegingen deeze twee
j^gi j^n, kunnen hebben, om zekerlyk drie voorname en waarfchy-
^^yke ontwerpen daar van op te ftellen , dewelke ik aldus heb
^ ê^'^erkt : voor eeril in de perfoon van de man, als een onver-
^ '^hte ontmoeting > ten tweeden een verzeekering wie het is en
j, 2Oekt,en ten derden een reedenloze drifti in't eerft is hy be-
ondervraagd haar, en verftaande wat'er van is, of ten min-
^^h zulks inbeeldende, wenft hy dat het waar mogt zyn en
cirifl^ kozery ^indelyk ten vollen verzeekerd, geefd zyn
ke d toom, werd ftoutmoedig en wil alles wagen. Wei-

die J^^ ^"^'ioden, byzondere hertstogten in alle beide voortbrengen,
^edi ^^^ anderen verfchillende zyn
5 d'cerfte is deftig en

ΙΏ0 d ^^ '^'v^rede vriendelyk en minzaam, de derde dartel en ftout-
hert v^ E)e vrouw ter andere zyde, werkt daar tegen met drie
dert^i"®^^^ · ^^ eerfte is zy lieftalig en minzaam, ten tweede
^am^ een geveinsde afkeerigheid, en ten derden werden zy te
VallS Eerilelyk fpreekt zy hem met een aanlokkende be-

^oek^i ^^ toe, zyn ftaatigheid verwinnende j hy naderende, ver-
(jg op een vriendelyke wyze, doch zy van toon veranderen-

l'Util hem ilraffelyk en wil niet geraakt zyn j hy werd ten

e^^j^y^ vervoerd, waar over zy in haar zelve lacht,
^'arder " kwanfuvs aan een kant van haar af, en houd hem aan
ε Zyde vaft. Zo dat men hier uit, gelyk ik zég, drie by-

K 5 zon»

-ocr page 135-

7« GROOT SCHILDERBOEK,

Zondere ftellingen vinden kan , alleen maar uit de woorden dii?
wy giflen dat zy natuurlyker wyze met eikanderen
verwifls-
len moeten.

Nu zoude iemand kunnen zeggen , ik weet van diergelyke voor-
vallen niet, wyl het my nooit is gebeurd
3 maar weinig zyn d'erdie
het nooit voorgekomen is , en het zomtyds beeter kunnen zeg-
gen als die het gebeurd zyn : veele kennen de kracht der artze-
nyen en doodelyke fenynen, zonder daar ooit de proef van geno-
men te hebben. De reedekaveling met verftand, kan veel te weeg
brengen} want behalven dat, zo was onze Konft een onuitvoer-
lyke zaak , of ten minften zouden 'er weinig toe kunnen komen?
indien het alleen in 't onderzoeken beftond : Want wie is ra-
zende en zinneloos geworden, die ooit heeft kunnen na vertellen
hoe het hem overgekomen is ? alleen maar na giffing moet men
daar van oordeelen.

Zekerlyk is dit voorval, uit geen andere reeden van my opge-
fteld, dan alleen om een bevattelyk begrip te geeven, hoedanig de
leeden, door de kracht der zinnen en woordenwiiTeling, bewogen
worden en uitdrukkelyk het inwendige te kennen geven.

Diergelyke ontmoetingen zyn 'er veel , voornamentlyk in O'üi-
dius
, gelyk Jupiter en Calïfio, Salmacis en' Hermaphrodit , FcbuS
en Lemotho'é, Mercurius en Jglaura , Jupiter en Semele, Fertum'
ms cnPomona^ Fenus Adonis^ Apoilo Daphne^
enz.

Buiten die zyn 'er noch anderen in de Gefchiedboeken te vin*
den , als
Apelles en Campafpe , Alexmder en Roxane, Scipio en dc
jonge bruid ,
Tar^uims en Lu cr et ia , Antiochm en S tratonica. En
uit de Schriftüür,
David cxx Abigaël, Hagar mtt άο,η Engel, Chri'
fius
en Magdulena in 'tHo^e, Chriflus rAct dcSamaritaanfe vvon^^
aan de put, Maria boodfchap, 't bezoek ν-άά Maria tn. EUzabeth,
en ontallyke anderen meer: alle welke op dezelve manier moeten o-
verwogen werden, na de zaak vereill die zy met eikanderen verhan-
delen j denkende op ider woord dat zy zamen verwiiTelen, wat be-
weegingen dat 'ér van 'thoofd tot de voeten opvolgen moeten, ^^
wat trekken zich in het aangezicht vertoonen, hoe de koleuren ver-
anderen, rood óf bleek, met min of meerder
heevigheid en zo voortj
door Welk middel men alles op papier kan Hellen dat maar bedagt
kan worden: zynde dit de iléutel der geheimenis die de
neevelach-
tige duifternis verdryfd, de kortfte en zeekerfte'weg, om tot yol-
koi^ntheid te geraaken.

Jatt'

-ocr page 136-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

-^mierkingen over eemge misverflanden in het ver-
beelden van Gefchkdemjfen.

Negende Hoofdstuk.

J|-J 5t 2;al niet ongevoeggelyk zyn, dat ik eenige misgreepen, door Schaddyk-
Meeilers, in het uitbeelden der gefchiedeniflen, an-
^ waarfchouwing aanwys : om te toonen hoe veel aan een
volgen van
"^'^i'beelding der waare gefchaapenheid van zaaken geleegen isi fy^en^^^zin
^P Qat men acht ilaa op onze bevordering in de konft, en dat
zulke fteekt, aan
nn^ · ^^^ roemwaardig konnen maaken , niet tot berifping
ib^!^ ^'^^y.'^^ring moogen ftrekken. Een mens van doorluchtig ver-
^^-ct mach vry, naar zyn welgevallen met zyn geeft omfpringen,

j veele meenen, wanneer zy een zaak na de letter opvoleen,

Qat ______i'· r 1____li.:_______J- 1.-1 r. j „ .ί_______Pi'

he'f!^ alles wel is, Ichoon zy meer als de helft der natuurlyk-
Zel^- ^^^^terlaaten, gebeurende hen zulks dikwils wanneer zy hun
^js reeds een goede achting en beruchte naam verkreegen hebben.
\νί ' ^^ ^^^^ gaarne voor zulks wil gehouden zyn ? En

Vo^ ^^pper, die tot een lafhertige daad zou willen vervallen? Of,
^^or geacht zynde, een dwaaze daad verrigten willen, alleen

vrywillige onachtzaamheid ?
?e i^ct fchynd een zaak tegens de natuur, en ik ben vaii

een^^ · '· niemand is, hy zy wie hy wezen moge, die met

cf verftand begaafd zynde, niet zou trachten om in deze

dine· uittemunten, zonder door de begeerte van vergel-

nii te worden, het zy by zyn leeven of na de dood}

Pen ^ daar voorbeelden zyn die my fchynen tegen te loo-

trefj.' ^^ geliefd te letten, dat ik fpreek van 't geene de deugd be-
boi ' ^^^^ die geen , welke de Tempel van
Diana heeft laaten
beg·^^^^ ' di^ welke ze in den brand ftak , fchoon door eene
^erfïï? om een eeuwigen naam na te laaten, zyn zeer

Ree ^ , ^^^ ^^ lof en uitwei'king gcweeft j zo befluit ik ook dat
ontb zonder zucht tot eere en roem zyn kan , en déze

fteld^^^ ^^^ ^^^ onmogelyk zo verr' geraaken; en dit vaftge-
wie zal dan door een onkundige daad, zyn goede naam
willen krenken. ^ ^

noewel de doorluchtige Rafaël^ in zyn Jdam en Eva, daar deflag in v-

eer-

-ocr page 137-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

eerfte van de tweede de appel ontfangd, op een dorrenboom ruften-
de, verbeeld heeft, en zulks noch niet alleen, maar met de bylglad
af gehakt of nettjens afgezaagd, een dubbele miiïlag is, die, indien
hy met voordacht zulks gedaan heeft, nietverfchoonelyk zy. Want
wat fchyn van waarheid is 'er, dat een boom, die nauwlyks het
leeven heeft ontfangen , en zo na by den boom des leevens gC"
plaatit, aireede verdord zou wezen, zekerlyk dit kan niet als doof
onachtzaamheid hem dus uit de hand gevallen zyn, eeven als in die
ymKam^ daar hy zyn Abel met een fcherpe yzere hoU'

weel dood (laat j en in noch een ander Huk Eva met een fpinrok
vertoond. Welk een onnatuurlykheid en ongerymdheid ! Want
als
Eva nu haar vlas tot gaaren gefponnen. heeft, van waar zal dafl
den weever komen j en reeds geweeven zynde, wie zal de fchaai'
maaken om het zelve te fnyden? Wy zeggen dit niet tot zyn lafte,
want hy in zyn jeugd mogelyk deze dingen gemaakt heeft, in we^·'
ke de gaauwlle geeiten in de konil hun wel vergiiTen.

Misflagin ΖίίΓ^/Fi^m^iW^r is niet min onbedacht geweeit, wanneer hy ^^
^Ifder^"' verwarring
'va. Β ah el wilde uitdrukken, hy, die daar en boven waS
een Schryver , Dichter en goed Natuurkenner , als hy gemeld^^
tooren, met zyne bouwtuigen onvoltooid verbeeld, midden in het
ftuk, zweevende de
Goddelyke gramfchap met vuur en vlam boveH
dezelve ·, vorders zietmen daar de kinderen
Ifraïls in ilammen vei*'
deeld, afgetrokken, en hier en daar by troppen onderfcheiden, zf»
benevens hun byzondere kentekenen, ftaan, zitten en leggen ovef
al, niet als verwarde lichchamen, die, door verwarring van taal
onder een vermengd zyn, met een dooiende verwarring, maar als
lieden, die van alle geweften des waerelds te zamai gerot, nu eeö
volkomen lichchaam willen maaken j men ziet daar Egiptenaars^
Perfianen, Arabiërs, Mooren, Azianen, Amerikanen, Europee^
en Turken, ider in zyn hedendaags gewaad, totdeZwitzers inklui^·
Men behoefd hen zekerlyk niet te vraagen waar zy heen
zullen trefe^"
ken, want de liefde des vaderlands boven alle lieBe ftreevende, g^'
lyk men zegd, zo zal ider na dat oort keeren, waar van zy reeds
de zeeden, manieren en kleeding tot voordeel hebben.

Wat hier in zyn meeninggeweeft is, kan ik niet begrypen, niaaï"
myn oofdeel is, dat het een rechte verwarringe zy.
Een andere Ik kan noch een ander ftuk, waar 'm Roeland Savry\itt Paradys
^'iW id- geftoffeerd heeft, niet voorby gaan, alwaar men een
menichte v^
too ^"""sc-allerley verflindende beeften, dat Heilig hof ziet betreeden, alsEle'
■ fanten, Renoceros, Krokodillen, Beeren, Wolven, Eenhoorens,

-ocr page 138-

Strui GROOT SCHILDERBOEK.

Byzondere
aaBmeikin-

_____ _ _ „ gen op ide£

"^an aan het geheel, en aan een arm of been 7 dat de zaak ^"^het^^^er
raakt : hen niet ftoorende of zy de natuur verkrachten, ftl ^^
^^^ omkeeren , en daar door hun onkunde of llofheid , aan
""^Y^g brengen.

ke ^^^ tweede behoef ik niet te zeggen , alzo men wel mer- Het tweede,
kan, wat ik met het yzer des bytels zeggen wil,

^ het derde, dat zy zomtyds vyf voeten aan een fchaap zoe- Hctderd<^.
!' het fpreekwoord zegd, waar door men in plaats van de

^W te vertoonen, dezelve dikmaals duiilerder en onverllaan-

^jj vierde belangd, hoe zommige geen onderfcheid maken, .van kei

en e ^^ Vernuft maar toonen moogen, tuffen een Italiaanfe vloer,
Ren ^^ veld: zettende maar alles neêr het voegd of niet, vol-

Tsj Spreekwoord, de man in 't trog en 't verken in huis.
baa ^^^ ^^^ gedachten eens, over het ftuk van Savrf, open-wegens het
j^· namelyk dat wel alle dieren van
God gefchapen zyn, maar^^"^'
foo ^^^ "Wyze als den Mens, èn dat ider landaart zyn byzondere
Verf l· ^^^ voortgebracht, welke van daar gekomen en voor
Adam
zyn, op dathy ider een naam zoude geeven, elk na huw
den ? , 't welk zo haait niet volbracht was of ider keer-

i^en na vanwaar zy gekomen waren: veele na 't Ooften, ande-

na hpt ^ en dus ider, volgens zyn natuurlyke geneigtheid,

^^^ ^^^ of het ander geweft i doch dat het Luft-hof, waar in God

L met

(j^ Arenden, enz. die onvermydelyk het zelve in den grond

^^ ten verwoeften. Ik ftel aan het oordeel van een reedelyk mens,
doe van zulke wilde dieren en roofvogels iet tot de zaak

_ 1 ^^^ eeten van een appel, die door een Aap, Inkhoorn of

g 1 ^^ "^^^^gelyk kleen dier, gemakkelyk kon opgegeeten werden y het
Luft in waarheid na een wildbaan of diergaarden, dan na een

l· Indien buiten deze menflen meer andere ter waereld ge- . a:

de "^aaren, zo behoefden è.tCherübim den ingang voor dewree-ovef.

Qieren niettebefchermen, alzo alles daar binnen was, ten ware zy
j. 1 ^^'^S^ng voor hun ontloping bewaarden, om het overige deswaa-

g. voor overlaft te bevryden.
^ ^^^gelyke heb ik meer gezien, doch om de lankwyligheid te
^•^"^yden, zullen wy dezelve niet aanhaalen j genoeg is 't dat men
lio· voorbeelden, van groote meefters, leerd, dat men zich

ge vergrypen kan, of door onkunde of door onachtzaamheid,
«e" ^et eerfte voorbeeld heb ik willen aantoonen hoe het gemee-
ï
^ y^^^niet die geene gaat, welke zich meer aan een gering gedecl-ge

Aanmer-
dase

ten
niet

de

-ocr page 139-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

met iyn geeft wandelden, alleen voor Mam was, en zy η huisvrouw
Eva: deze leefden gelukzalig in het zelve, en nevens haar geen die-
ren, dan alleen deze welke ftrekten om hun oo^ en oor te itreelenj
daar en boven is myn gevoelen, dat in dezen hot'geen de minfte ofl-
reinigheid, rottigheid, noch fchadelyke dieren zyn konden, dier*
halven maak ik volgens myn gedachten, daar af het volgende

TAFEREEL.

Tafereel ΤΛ ^zc twce naaktè meniTen itel ik» als zynde de hoofdftof der zaak?
van JLJ'in de midden des ffcuks, op een kleen heuveltjen, digt aan ee»
Paiadys!*^ fchoon gekruinden appelboom, zeer gaaf vanftam en buiten g^meei^
groot en zwaar
Adam zit met Eva in zyn armen, die half in zy^^
Ichoot leggende, hem de appel na de mond reikt j by weder , keerd vj^
aanzicht na haar toe, ziet met wyd geopende oogen, en opgetfOkke^
wenkbraauwen haar met v erwondering aan , teevens met de haü'^
haar aanbod willende afweeren, waar toe zy met een minnelyk g^'
laat en vlyende geftalten, hem zoekt te beweegen, terwyl zy, met
de andere hand achter zyn rug om, na een tweede appel grypt,
de ilang, van een tak afhangende, haar toereikt: achter haar ft^at
een Paauw met een opgeilooken ftaart, en een kat die haar ftreel«j
nevens een fchoone wachthond, die, van hem omkykende, fchyn"
weg te gaan. Ik voeg daar noch eenigeHaanenen Hennen, nevei^^
andere tamme dieren by, welke in dat geweft gevonden werden, ^^
daar meede ftoifeer ik myn Landfchap.

Ik plant daar allerly flag vanboomen, uitgenomen de Cypres, to^^
kitteling van 't gezicht en de fmaak, kleine voogelen laat ik, tot vet'
maak van 't gehoor, overal vry vliegen: de fneeuwitte Zwaansi^
zwemmen in beeken en rivieren, tot bevochtiging dezer plaats
fchikti aan de rechterzyde van het ftuk wys ik den ingang tot h^f
hof aanj op zyde, zyn twee vierkante pilaren van groen loof, ^^^
Kalbajfen, Pompoenen en diergelyke vrucht behangen , nevens ee^
lange en hooge borft weering na
è^tn Horizont afloopende en in de ve^"
heid verfmeltende: den
Horizont fcheid Hemel en Aarde zonder bei-
gen of rotzen maar langs gemelde borftweering zietmen Oranje en
Citroen met dadelboomen daar tuifen.

Het ftuk is door een aangenaame zonnefchyn gedaagd.

Nu zal ik hier noch een ander Tafereel by voegen, waar in ver-
toond werd
 J)e

-ocr page 140-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

T>e vlugt van Adam en Eva.

X^oor dezen was ik van gevoelen, dat toen deze beide hun von-
lot O , uit het Paradys verdreeven en een zelfde nood-

ten wierden, dat als dan de dieren neevens hen vlug-

Van °j ^^ i^o^ii hun aart kennende wierden j derhalven was ik
S^^^chten, zodanig een opftel daa,r van te maaken, namelyk
Zw naakte en daarom bei'chaamde meniTen, voor het vuurig

by ^^ ' hen dreigden, te doen vluchten> en tot ftoffeeringdaar
een grouwzame verwarrine van dieren, alwaar ider

tioz Tc" ^^ lyf vald, de wreede Wolf op het on-

^et Η X ^^ ihelziende Arend op de bange Haas, en zo voort verbeelden

ftuk ^^^eren j maar alzo, door dit geweld, het voornaamfte des

kracht ten deele, ja geheel verliezen zoude, en tot eenden sduy-
na^^ei-den zin vervallen, heb ik zulks geltaakt tot 'er tyd dat ik^oVer^''
Zig j^^^i'igerdezaak onderzocht hadde en beeter onderricht wierd,
•^at "rf ^^^ ^^^ eerlle tegens de natuur aanliep, reeds bewezen zynde
Ven ^^ ^y^^ gefielde plaats vertrokken, en niet in den hof geblee-
gelvl^^^ j zo dacht ik, hoe kan dit na de vlucht
Adams uit Eden
daad Veel eer zal men hen voor twee ter dood verwezene mis-
Vei-n^i^^ j^^^den, welke in een wildperk, om door de wreede dieren
Zal gedreeven wordenj hun bang en verfchriktgelaat

lïiaar^^^ Geinig geloofwaardigheid deze laatfte gedachten by zetten ·,

In ? "^clve overwogen hebbende, maalden ik het aldus af:
pen he^'Ï vlucht laat ik hem door den werkzamen Os, om te hel-
Tafereel
groote 1 ^ bereiden, verzeilen> de gefchubde Slang kruipt, met
Os ^'^^llenen bogten langs d'aarde, op zyn buik voor uit
j by den vlucht,
gende gebaarde Bok, de dertele Geit, het woldra-

Itej^ tot-' ^^ gepluimde Haanen en Hennen, en diergelykebee-
cn lïienflen onderhoud gefchikt, als mede de getrouwe Hond

deze Kat, zynde de overige meeft tamme dieren, die met

Volggj^^^ in zinbetekening daar op toepaiTelyk zyn. Daar nevens

eenige fchadelyke dieren, als rotten en muizen, enz,
"^aard^ geen Zonnefchyn vertoond > de wind blaafd fterk,

cn \!vild°^ ^°omen fchudden, en de blaaders afvallen > alles is woeft
iplyten 5 winter naderden j de onefFene en drooge gronden,

^ct Water Τ ^^ 5 maakende hier en daar daalen en heuvelen,
uroogd in de moeraflen op, waar door de kikvorflen als
L ζ ^ ziel-

-ocr page 141-

$4 GROOT SCHILDERBOEK,

zieltoogende gaap en op het drooge , de Zon is heel verduiilerd,
terwyl de Maan of ten minile de Noordfterr' zich laat zien. ZuU^s
was myn gedachten in het verbeelden dezer gefchiedenis.

Om nu tot de voltrekking dezes hoofdiluks te komen, zal ik ccn
derde Tafereel van myn vinding affchetzen, 't welk de leergierige
beeften-Schilders hun behoorlyke plicht zal indachtig maaken, eft
hen daar naukeuriger op te doen letten, zynde het

TAFEREEL

FaM Orfeus dood.

Ik verbeeld zulks in een woefte plaats , nochtans vervuld met

Menflen , Dieren, Boomen , Bergen, Rotzen , Watervallefi
en Beeken vol Vis , en wat meer daar toe dienende bedacht kan
werden, zynde alles in, wanordre j doch of de daad in "waarheid ge'
fchied zy , twyffel ik niet zonder reeden.
Ovidius getuigd dat
dezen geeftryken Dichter en Zanger, zoon van
Jpoïïo en de Mu-
ze
CaUiope, met het liefFelyk geluit ilaan op zyn harp, dien hoop
zodanig betoverd had , maar dat zulks niet lang duurden :
want
de woedende Bachchanten , van gramfchap razende , vermids hy
haar verachten, floegen hem dood, werpende zyn hoofd en harp
inde
xWitx Hebrus de grieken Marifia$ genaamd, volgens het
•zeggen des dichters.

Daar legd nu de rampzaligen romp des doorluchtigen harpflagei*?
aan de voet eens booms, zynde de zelve van een kieen heuveltje^
neêrgeworpen 5 welke boom door dit droevig ongeval bewoogefl?
zyn groene meijen treurig laat nederhangen, trachtende hem
aooi'
-zyne fchaduw geheel te bedekken j ziet die verwaande en door den
wyn onzinnige vrouwlieden , met vellen om het lyf gegord ,
fchimpende weg gaan, het hoofd bereids in de rivier, welke daal"
bezyden loopt, geworpen hebbende.

Dat jong meisje, welke zyn harp, desgelyks daar in gooid, is meede
door dien dollen geeft gedreevenj laat uw oog op die voigezoopene eens
gaan, welke reeds zo zat zynde, dat zy door andere onderfteund moet
worden, echter noch de romp niet verlaaten kan, maar dezelve
met voe-
ten fchopt, gooijende een drinkkan daar op, door welke krachtige
beweeging, zy achter over fchynd te tuimelen: hier leggen gebroo-
ken tirzen, ftukken van potten, gepletterde druiven en wyngaar^i
ranken, rondom de romp gezaaydj alles in wanordre: het
langlee-

-ocr page 142-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

Ser ^ ^^ ^ vlucht bos waard in, de vreeflely ke Leeuw en gevlakte Ty -
"jj. ^ grimmig aanziende, gaan zich voorby: elk zoekt en

5o T^^ vyaud aan, de Ichadelyke Muis, tot noch toe, geruft by de
in ^^^ feczceten hebbende, om nevens hem te luifteren, hang^nu
de bek, de roofzieke W olf grypt het onnozele Schaap by

lan» ^^ getrouwe Hen ontvlugt de loze Vos, terwyl dezelaatfte
en fi ^^^ ^'^gevallen denneboom de geile Duif betrapt > de Rotzen
W- trekken weg, vallende hier en daar tegens malkanderj

'lar dcor zy over hoop Horten} hier ziet men een zwaaren fteen^
^j^r eenvlugtende boom, ja het water zelf fchynd tegens de ftroom
^P willen vlieten i de kikvorfchen andere moeraffige dieren, voor
„ VerOindende Gier en Roofvogels bang, duiken na de afgrond,
vli «ie witte Oyevaar een derzelve in de neb, daar meed e heen

de liftige Haas fneld voor de vlugge Hond heen, ftuiten-
en ^^^ ^y η volle loop, waar door de Hond over hem heen fpringd,
Haas, om te ontkomen, een andere weg inflaat j de zwarte Ra-
„ ^ende eenzame Uyl,
fchreeuwen in de boom tegens elkander,
vermoorde Lichchaam ziende, waarop zy trachten te azen,
der ^^^ve legd de getromven Hond, het zelve befchreijende zon-

j^.^gcns anders zich mede te bemoeijen.
iaa ^^^ werd niet door een aangename Zonnefchyn gedaagd,
on ^^ ^^ Lucht is buijig en vol dryvende wolken, dreigende tot
Ve Γ i het voornaamfte des ftuks is donker , tegens een licht

^hiet, 't welk by na in de midden is, uitkomende.
Sef ^^ ^^^ "^y ^ gedachten voord, onderzoekende na de waare Reedenea
y^^^^^Penheid cn aart der zaak, even als een jager de in 't zand gedrukte _

niet j^PP^^·^ des wilds nafpeurende, eindelyk deszelfs fchuilhoek vind: loerdc zlak.
iils e alleen gefchiedom myn nieuwsgierigheid te voldoen,

en a^JJ ^^^urkenner ofWysgeer j neen, maar om dat my dit middel
ik n^ ■ ^^^^^ helpen kan, en zo lang ik zulks in acht neem, hoop^'
"vvai ^^ dT^aalen, noch de vooraangewezene miiïlaagente begaan:
^^ Qaar is myns oordeels niets, dat meêr na een botte domheid
^^^ ontydige eenvoudigheid j en zulk een navoi-ffing is
j^g-'^^^p^eutel van desNatuurs fchatkamer en haare verborgene ge-

^antdaaris myns oordeels mets, dat me

gelykt, als

een ontydige eenvouu g ?
fekerde fleutel van desNatuurs fchatkame. "" "Τ;- '
heimeniiTen, komende nietlovalykover een,me^^^^^
dere Grieken van Miner^a verdicht hebben , haar met ^^n
en fleutel verbeeldende, als uit het zelve de menfl^n, naar Hun

kwaamheid, de weetenfchappenjchenkende.

ïk plach

voor dezen de eenvoudigen mede hier in na te galmen, fooi'ngtïcs

tl-·!· 1 · 1 · rr· ■ '1 . ® Si-iirv'vpr!!

dat

i^en de Heilige gefchiedeniflen niet verminderen noch vermeerde- oïtr

L 3

vers
;nt hei

Ten

-ocr page 143-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

ren mogt, maar, zonder verder onderzoek, by de bloote letterden
H; Schrift blyven, zonder ondericheid tuHen Hemelfe en Aardfc
zaaken te maaken, tuilen ziel en lichckaam, of om korter te 'zeg-
gen, tiilTen iets en niets 3 ik weet, dat, voor zo
verre zy'ons eeüwig
wel en zalig zyn betreft, daar niets aan ontbreekt, maar zeer veel
ten opzicht onzer konft j zal ik daarom in gebreeke moeten blyvefl»
of door een domme eenvoudigheid, met de bloote vuiit eenambeeM
aan ftuk ilaan?

Daar ftaat niet meêr gefchreeven als tot de zaak diend ^ maar hoe
komen dan de dieren in den boomgaard ? Hoe komt
Kaïn aan ee»
yzere houweel en aan een fpinrok? De Babiloniers aan die by-
zondere kleedingen , nademaal daar niets van gefchreeven ftaat?
Wanneer daar ftaat, de Koning ging deze of geene bezoeken, is ddt
te zeggen dat hy alleen gi.ng> Als 'er ftaat dat
Haman ter galge ge-
voerd wierd, is dat te verftaan dat hy met de fcherprechter allee^^
gong, zonder door andere vergezelfchapt te zjn^ Jo/ua^ die
zo veel
duizend menilen veriloeg, deed zulks alleen niet, maar met behulp
zyns heirs.

sreibeelden
dei Η: ge-
Ichiedenii-
ien aange-
toond.

Wederkee-
ring tot de
voorgaande
nnsllag.

Wat my aangaat, myn gevoelen is dat in waare gefchiedeniiTen?
het zy Heilige of waereldfe,- of uitvindingen, geen onwaarfchyn^"·
lyke noch onmoogelyke dingen verbeeld noch bygebracht moog^^
werden, noch minder iets twyffelachtig laaten, maar
dat men in^^'
gendeel alles bybrengen moet, dat tot opheldering en duidelyke^
verklaaring kan ftrekken, behoudendede volle zin en kracht deszelf^·

Gevoelen
des ichry-
veis ovet de
iiitbeeldin-
geii.

F'an de Rykelykheid en NatuurLykheïd in V ordmeC'·
ren eener gefchiedenis.,

ο ο F D S τ υ κ.

Η

Τ

I END Ε

Ondeizoek
van't nieuw,

baard iVOor- j j ^ - ,, ^

kolV" '^^wae.reld ontdekt is: eeven zo gaat het met de Schilderkonft,

neer de fchiiders geen moeiten willen ontzien, die, behalven da
het gevaar, ongelyk minder is, dan dat der Zeelieden,
zo zullen
meede een nieuwe waereld in de konft ontdekken , vol van veran
deringen tot bekoorlykheid des gezichts. ..

heSSf Wy hebben geen nieuwe Homeer^ Firgyl, noch tweede

elyk door de ftoutmoedigheid en nieuwsgierigheid der Zeevaa^
r- Vj rende lieden, veele wyduitgeftrekte Landen, ja als een nieu^^

iï._______J .17.· 1 J η 1 ·! 1 1 rL -.TT-Otl-e

-ocr page 144-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

te.*^ ' noch hun vindingen j zy hebben ons ftof genoeg nagelaa-
om duizend jaaren daar op te arbeiden, en in dien tyd zuilen nai;.
y net tiende deel hunner nagelatene gedachten niet konnen uitvoe-
^^ "^^erd de hand niet meêr en yveriger daar aangeilagen , zo
^^ loooo jaar zulks niet volvoerd werden: de reeden is om dat
oude huizen met nieuwe kalk herbouwd en vermetzelende, zy
^J^y^ altoos de oude en zelfde: vervald het hier en daar, een an-
^ Γ herbouw^d weder dé meeft vérvallene hoek , laatende noch lie-
L· ^ ^^ts achter blyven , dan tot verbetering by; te voegen. Maar

ons van de gelykeniffen af ftappen en tot
' γ konien , en andere middelen by der hand
iiü^l ^^^ ongewoon zyn, ons met meerder nut , verder in de Konft
af» doen vorderen > de nieuwsgierigheid werd daarom gevleugeld
tiori , om te toonen w^elk een yver zy heeft, om zaaken haar
Q onbewuft te bekoomen: iaat ons dan alleen maar blyven in het

^^'^Oeken der oude, en die door nieuwe gedachtenverryken.
Q eens een voorbeeld te geeven, in een Tafereel, zo' laat ons "'an
^itis maar opiQaan , en zyn fabel van Deucalion nazien , waar een vcoi-
yy in het eerile boek der Herfcheppingen gewaagd : deeze was
me'^r^^^ van
"ïhejfalien^ welke neevens zyn vrouw Pyrrhay y^r^. het ^
(
Jq ohelyk geflagt alleen overgebleeven waaren 5 werdende hen
Orijy^c/van de Goddelyke
*'Tbemis opgelegd , om gelyke-
Vv-· fteenen des aardbodems over hun fchouderen te w erpen,
uit het meniTelyk geflacht weder op nieuw herbooren, en de
bevolkt wierd.

ding^"^^^ men nü weet dat een welberedeneerde gedachten, aanlei-
een^ ja tot meer anderen geeft, vinden wy-ook het zelve
^it Poëtis verdichtzel, zynde ons zodanig ais eeii volle waar-
Yj oogengefteld j ja zo mei; de waarheid , omtfend de Zond-

en h ^^ ^^^udenis van Noach overeenkomende, dat tuiTen het waare
^erd^ ^^^'.dichte weinig onderfcheid is : want wat in de eene is,
^en ^^ andere gevonden, buiten dat alle de omftandighee-

hgj. ' ^ "^^atervloed bétreiFende , even eens zyn 5 alleenlyk komt
ftro · ^ op aan, om de fchaade, door zo een algemeene over-
eii daardryk gedaan, waarfchynelyk uit te drulcken 5
5 lia myn bevatting ichetswyze, aldus uitvoeren.

are--

* Goddelyjj. ^^ , , ' ,

den HeiTe'i genaamd, om dat zy voortgeteeld is, volgens Hefiodm, uk

van Jupiter tot 'Vefia., Ai Aarde; dewelke haar gefteld hebben over de Geïcehtigheid,
hoeder dex biixgerlyke weetenfchappen benoemd»

het wezentlyke der
neemen , die, hoc-

-ocr page 145-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

Tafereel van Deucalion en Pyrrha, na de algemeem

Zondvloed.

Ik ftcl deeze oude lieden, voortgaande op de vlakke grond j de mafl
heeft het hoofd met een flip zyner mantel, en de vrouw het haar^^
met een üuij er bedekt, om gel alind te zyn, welkers laat
ftc achter met
een knoop legdj hy houd met de linkerhand de mantel vol fteenen?
en de fchoot der vrouw is leedig j
Cupido geleid hen by de Αΐρρε"^
hunner kleederen, welke hy met eene hand, waar in hy ook eefl
brandende fakkel heeft, vaft houd, op dat zy eikanderen, door te
keeren of te wenden , niet zouden befchadigen, noch voor malkandei
loopen. De ileenen, die zy, al gaande langs de weg, achter heö
geworpen hebben, vertoonen meêr en meermenflelyke gedaanten^,
na maate dat zy verder van hen af, en eerft geworpen zyn.
man gaat recht overend, de rechter arm om hoog, en die hand open>
in gellalten als eerft geworpen hebbende , welke ileen noch in de
Lucht zweefd, eeven booven de aarde j de vrouw verbeeld ik in hc^
gaan wat bokkende, ontfangende de ileenen van
Cupido, die zy t'elkeflS
weg fmyt, en hy al gaande weegs voor haar opneemd. De mantej
van
Deucalion is purper, doch nietfchoon, het kleed der vrouw oud
en donker, en haar rok violet.
Cupido heeft een roode Diadetna oiï^
'thoofd. Het gras, 'twelk vol flyk en zand bezet is, legd neêrge'
flaagenj en weinig van deze beelden af,
ïs Themis Tempel, zynde
op een verhevener grond gebouwd, en door kolommen onderfbeund?
of wel door een heel begroeide en bemofte borilweer; deze Tempel
is met fchoone en bloei jende boomen omringd, en digt achter dfi'
zelve vertoond zich de tv/ee toppige berg-, die, al tot voorby

bet

oogpunt heen:wykende, rondom in't water ftaat. '

Ter linker zy de, in het verfchiet, verbeeld ik ά&η Oceaan,
Tritons
en Ncreïden^ achter den berg om loopenj op dezen berg
hecht ik een anker in de grond, welkers touw aan de boot vaft
daar.zy, door het laag zakken van 't water, met de voorfteeven ^^
omhoog, is bly ven hangen. ,

Dit is nu het voornaamfte van myn begrip of bevatting: wat de
verdere geringe omftandigheden betreft, die zal ik hier niet bepaalenj
als daar is het wegdryvender reegenwolken door de Oofte wind, he
weder te boven fchieten der verdronke klippen en heuvelen, de ont-
dekking van eenig gebouw of zwaar metzelwerk,
door het wate^be-

-ocr page 146-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

vleefii bukken van wrakken5 pronkbeelden, Zeemonfters, ont-
<ien Γ ^^ heeften j eenige brokken en zieraa-

gj^ Qie hier en daar uit het flyk te voorfchyn komen, waterplaflen,
ontallyke andere dingen, die door
het geweld der golven van
^^εη na 't ander waerelddeel,
vervoerd, en van 'tOoiten na het
^^rs laat
 ' goedvinden des Mee-

Ve^^ niy iemand moogen vraagen, waarom ik Cupido daar by zwarigheid
re ^^^ ^^ ^^ befchryving door
Nazo niet gemeld word? DCj^o'^tiyu da

^«en daar van is, om dat hy de oudile der Gooden zynde, en vol- vVn^^fd»,

do'^^ B^tuigenis vznHeftodus uit Chms en de ^rfrii voortgebracht,

^^^^^ voortgekomen, gelyk de dichteren getuigen:""
be ^^^'•'■^^^chynelyk dat in deze tweede fchepping hy zo min ont-
ftp · worden als in de eerften: de
liefde was ook de voornaam-
^enigfte hertstogt, die deze menfien na hun rampzalig onge-
ti&K · ê^^^^^ven was, want zy door hun godvruchtigheid, oprech-
sfteid en rechtvaardigheid elkander trouwelyk beminden,
j ^^ anderen, hoewei zy door ouderdom nu na by hun leevens
opaal waren, dachten zy echter op middelen om de dood te ont-
Q ^ ƒ η hun geilacht onfl.eriFelyk te maak en j en wie is'er onder de
pid ? ^' welke hier toe meer werken en hulp bieden kan, dan Cu-
f'ao^^ Moet Jupyn zelf, zich niet zyner heerfchappy onderwerpen?

, hoewel den dichter niet meer als van twee menflen
, laat de reeden niet alleen toe, maar wil dat Λvy dezen
Sch'/i hun gezelfchap zullen brengen , te meer om dat het den
dacht ^ toegelaaten is tot verziering en opfchikking hunner ge-
Wann^*^ ' nieuwe vindingen en meerder beelden daar by te doen, vtyheid om
daar niet tegens de natuur en waarfchynelykheid aanloopt 5

, a!s het

ï-ar,^ hen volkomen vryheid toe geefd, zeggende inzyη lier-luet tegen

^^^govcrdedichtkonft, ^ ^ '

PiUorihus atq^ue Poëtis

^idlibet audendi femper fuït aqua potefias.
Dat is:

^^βaat den Schilder en Dichter vry temaaken^hetgcenezyoerkiezen^
anneer zy de natuur haare aart niet doe n^erliezen.

m^ak dan, wanneer den fchryver zwygd, vry een beeld of.ofde^isak

Μ

meer-

-ocr page 147-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

hdderen ""^^erdere daar by, niet om te heeriïeii of in het iluk uittemunten,
^cïduifteid. maar om de zaak klaarder en duidelyker te doen voorkomen, het^
welk in verdichtzelen noodzakelyk, maar in waare gerchicdeniiTea oict
dan zinnebeelds gewyze toegelaaten is.

Ik heb u nu myn gedachten omtrent deze verbeelding verhaallij
neem nu niet kwalyk dat ik de verbeelding der zelve zaak en geval?
door een ander Schilder nauwkeurig uitgevoerd, eens meede deel?
niet om de koddigheid, maar om de overtolligheid, de oneigeW'
fchap en de kAvalyk befteede tyd daar door aan te wyzen, als me^^
om het misverftand van zommige waanwyze voor te ftellen : tcp
anderen , zo bevinden wy dat men dikmaals door twee kontrai'i^
ftellingen te hooren, tot het recht begrip van zaken komen j waai·'
uit men oordeelen kan, hoe dienftig de voorfchreeve grondregel
om niet belachchelyks en onnatuurlyks te maaken. Wy zullen heiï^
eens fpreekende invoeren.
Andere Wanneer deeze Meefter, door zyne vrienden bezocht wierd, zet"
verbSdtig ten hy het ftuk op den Ezelj en redeneerden omtrent aldus:
van^'^vooï- Zie vrienden daar is een proef van myn vernuft enkonit. Ik roep
gaan e. ^^^^ geleerde mannen, noch wakkere geefben om te raaden wat hc^
verbeeld, neen, een lompen boer zal het u wel zeggen, daar is
waereld na de Zondvloed zo natuurlyk of het leefd, doch het
is ge^^
wonder, want de Ark werd men kenbaar genoeg op de top
Parnallusberg gewaar, hier ziet men de buizen des Hemels toeg^'
iiopt en de onderaardfe met een prop van kurk toegeflaagen, daaJ"
brui ft de
Zee in een dal vol alderhande houtwerk, als Tafels, Stoc
len, Draaybanken, Papiermolens en diergelyke, nevens
eenigedoo'
de lichchamen , zo van Vrouwen als Mannen , de eene met
fchootsvel voor, en de andere met een Kroon op 't hoofd, en cc^^
^erde met een flaapmuts > dit raakt nu noch maar 't geene door he^
water weg gedreeven werd, maar daar op het Land legd een

ia-

meel, nevens het dier een zilver fchenkbord, en daar by een gefto^'
ven Nachtegaal in zyn kou; hier weder ziet gy het graf van
met, waar omtrent eenige rollen Varinas Tabak leggen, en vopr
aan op dit heuveltjen eenige Kaarteblaaden en Eyerdoppen : maar^^
liad haaft vergeeten die Kardinaalshoed, welke daar legd met
befchilderd , en een Schorpioen of hy leefden j daar op de derde
grond legd een galg en daar onder drie dieven met de ftrop noch aafi
den hals, ginder een kind in zyn rolwaagen half in 't zand
gedolven»
en daar een Zeekalf tuiTchen de takken van een kreupelbos verward?
seevens eenige zoute Peekelhaaringen j noch ziet men daar eenikf^^'

-ocr page 148-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

ja Krionnen^ als mede een Priefter met zyn misgewaad,

^velk ■ Turkfe Paardeftaart j bezie eens al dat goed 't

Verf ^^^ Neurenberger Avinkel geftroomd is , hier en daar
! » legd by een oude Lantaarn een Trommel, wei-

Van water tot pap geworden is, ik fpreek noch niet

Spier ^^ -^rchiven der Keizeriyke gcrichtskamer te

jjy- ^ ^^^ bewaard zynj en honderd andere dingen meêr, behalven
tot ^^ ^^ Klooilers, Gaatebetielcn, ja het Vatikaan zelf, alles is
calio^^^ puinhoop; geen leevendige zielen zietmen daar, als Dcu-
VenH'^^ nevens drie zoonen met haare vrouwen, alles lee-

J^^g afgebeeld: wie zal zulks niet voor een zondvloed aanzien en
Voor^^^^ dat zulks op deze wyze
niet toegegaan is ? daar zit ik zelf
^^ar ^^ heuveltjen, modélleerende alles na het leeven, en

itaat myn naam, jaar en dagteekening.
^ac! S^^^ê^ hebbende ftond hy zeor verwonderd als men zyne ge~
keu^^^'^ niet Hemelhoog prees en beaamden, nademaal hy 't zo nauw-
Vgj^ ^ uitgevoerd had zo hy meende. Voor my ik wil wel geloo-
Vggi ^^ nooit imand dan hy zo vreemden gedachten verbeeld heeft j
^eei-^ ^^bben wel hier of daar misgreepen in gehad, die zy daar na,
cen ^^ onderricht zynde, verholpen, maar dit geheele ftuk was maar
» ^y niengd de Heilige Schrift met de verdichtzelen,
Vat'f het oud met het allernieuwfte, Kardinaalshoed,

eerfl-^^?·^' Speelkaarten, dingen die duizenden jaaren naderhand
zyn, met de aaloudheid: wat konnen al zulkeuit-
^^gen anders dan een
Chaos vol zotternyen verbeelden,
go^^^^^^lyk zo één is de gemeene Alchymiiten niet ongelyk, welke
dat maken, alles in de kroes fmyten 't geen zy weeten

in dg /"belten kan, ftokcnde dag en nacht, verdoende al wat zy

Verteer hebben, vinden eindelyk niets in de grond van de al
een onl i ^ kroes, als een weinig fchuim van ik weet niet Avat voor

j) niet met al, zonder koleur noch gewigt.

leii ^^ tegendeel een goed Alchymiil, de regte kennis derMeta-
enz' ^^^εη aart, eigenfchap , koleur, vlugheid en beftendigheid
koi^g^^ , om door konit en arbeid het heerlyk goud te be-

aart ^ j ^^ moet ook een Schilder, kennis der voorwerpen, hun
^enthri/ ^^' eigenfchappen en gebruik waarnemen, of al het we-

Wy ^A^r konft vervliegd.
van een f ^ ^ meeraiaals aangemerkt dat de overtolligheid in plaats
en v^^^ "p^erder kracht en luifter te geeven, de zelve vermin-
^^auiftefd, dat ook de te groote ruimten en luchtige om-
Μ ζ fta»-

-ocr page 149-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

ftandigheden van geen beeter uitwerkingen zyn, men moet dezc
twee gevaarlykheden, als
ScylL· en Charibdis fchuwen, ik kan dezel-
ve niet beeter vergelyken, als by overgroote armoede en verkw^'
ftende rykdom, het zy dat de eene uit een logge, fombre en zwaar*
moedige verdrietende geeft fpruit, en de andere uit een vlugge en ai
te vruchtbaare geeft, of wel dat zy voor neemen deze of geene fi^
te volgen, waar van wy dagelyks veel voorbeelden zien, als dert
eenen de kloekheid van
Carats^ den ander de fchoone Coloriet va»
'^Btiaan^ die de bevallige zeedigheid van Rapha'él^ en deze de
tuurlykheid van
Guido j dit is noch wel eenigzins natuurlyk, maai"
wy moeten overwegen wat onderfcheid 'er is tuilen boetzeeren
Ondeizoek potaard en tuffen het hakken in groot marmer.
Yoorbeer^^ Doch om eer wy dit Hootd-lluk eindigen, noch eens weder tot
den, tegens onze Zondvloedexi te keeren, laaten wy dezelve eens tegens die vaii
d^e van ^^^^^^ óverweegcn en toetzen, en alsdan een rechtmaatig oordeel
vellen.

Rafael fteld Noach en zyn huisgezin, als het voornaamfte van zp^
ftuk, wy
Deucalion en zyn vrouw meede, maar den ander in tegen-
deel zeer twyffelachtig in het verfchietj
Rafael laat niet het minft^
der verwoefting door het water , noch doode menfchen, beeft^U
enz. zienj in de onze zo veel, dat het voorgevallene genoegzaam®
neevens deszelfs oorzaak blykt, en in de andere zo overtollig, dat
het fchynd of de geheele waereld in het ftuk begreepen is > by
de eerfte, werd
Noachs uittocht uit de Ark verbeeld j in de tweede
die van
Deucalion en Pyrrhauït het bootjen, naar de eindiging d^
zond-vloed j in de derden kan men het geen naam geeven, vermiö^
de aftogt by na onkenbaar is.

Derhalven In Medio fecuro,
Dat is:

daar
fan

D» Middelmaat
Houd
befl den fiaat ^
En zekerfi gaat.

Laat ons derhalven in dusdaanig ecji geval ons wel bedenken 5 cêr
wy de hand daaraan flaanj en eerft rypelyk overweegen,
wat to
het opftellen van zo een gewigtige onderneeming behoord. en daa
na fchielyk voortvaren.

-ocr page 150-

order GROOT SCHILDERBOEK. Pf

^an de Jchtkking der Zin-heteekenende Beelden.

Elfde Hoofdstuk,

J^ewyl voorheen ter loops gezegd is, dat de overtolligheid der
^ ^'in-betcekenende Beelden, de zin en kracht derzelve dikwils
^· -^iiteren, ja onverftaanbaar maaken, achten wy het niet ondien-
§3 daar oveT byzonderlyk in dit Hoofdihik te handelen, alzo ons
^^^^gniaal in het fchilderen zulks voorkomt, zo wel van verdichtze-
p^j,^' gcfchiedeniilen en zinne-beelden , als in het uithouwen van

^nk~beelden en basrdee-vcs, tot Vorften en hun Paleizen.
^ y^öctwiftbaar is het, dat het boek van
Qefare α Ripa, de Ico- Lof v^a
licM^' of uitbeelding des veritands, genaamd, een zeer lofFelykj^i^bosk?'
j- '^^^yk en nuttig werk is voor alle Konilenaars, wiens konft oor-
jP^^iikelyk, gelykvormig of aanhankelyk van de Schilderkonll is.
^'U· alhoewel alles wat bedenkelyk is, de zin-verbeeldingen aan-
(νη 5 daar in gevonden word , aart , paffien^ driften, deugden
y^^^^deugden enz., hoorddaar echter noch iets tot het wel gebruiken
Vall ^ ^clve boek, na de gelegendheid en verfcheidenheid der voor-
Va ^^^ welke door dien grooten Schiyver niet aangeweezen is:
Hoedanig-
ii^et?^ 'der beeld moet geen meer hertstogten dan zyn eigen uitdruk- ^i^febèe^ ^
» lïiaar wanneer zy tot byvoegzel of cieraad gebruikt worden, den vereif-
Ve^^^ Zy haar werking doen of helpen j als by voorbeeld in een ge-
jjg^^s daar moet de overwinning altoos den overwinnaar volgenj
of de faam moet een doorluchtig man verzeilen, de Liefde

by eg^^''^® een verliefden, by een wraakgierige de wraak, de valsheid
^nnoz ^^^einsden, eennydige met de nyd, een onschuldige met de
hiej· · ^^id, en meer anderen van die natuur j men let vry, dat ik
hei^ ^^^^ byvoeg zommige anderen als gramfchap, dolligheid, droef-
welke en
heid' ^^^digheid, lloutmoedigheid, gezag, liefdadigheid, maatig-volgen ""en
^llg ^'^nozelheid, wreedheid, noch de pynelykheid j want deze vermydea
niet geen rol in eenige bedryven, ja fpeelen zelf voor

febeèy^'^ alleen wanneer zy zonder en buiten gezelfchap van menf-
tegens ^ geplaatft en gebruikt worden, gelyk als de hoofdftofFen
^ Öierh | ^^der, deugden tegens ondeugden en diergelyke meer.
houwer ^^ is
't van het iiiterlle belang, voor een Schilder, Beeld-
ryp t^ichter, of Redenaar , dit wel te overweegen met een
3 by zich zelf reedenkavelende om een vaften indruk
Μ 3 daar

-ocr page 151-

GROOT SCHILDERBOEK.

daar van te belcomen, en die in zyn geheugen te bewaaren, 't welfc
al oeifenende niet zwaar zal vallen.
Vooibeeid My heiigd, dat wanneer ik noch onder de leiTen en beftieringei^
vlrs ui^'^zyn Vaders was, en my in het ordineeren oeffenden, dat myn
groot-
ile vermaak in de Zinnebeelden v/as, door my na myns Vaders als
anderer Teekeningen en Schilderyen, geleerd, en die te pas te bren-
gen, ja zelf geheele Hukken daar van te maaken, die m waarheid
met veel byzoiider.s waren, als zynde noch jong en zo
te zegg^^
onbcdreeven , echter veele die het zagen verwonderden , raden^i^
myn Vader my daar in te laaten voortvaren j doch,.of dat hy my ^^^
zwak en te jong daar toe oordeelden, of liever zag dat ik my nieêi"
in de ware gefchiedeniilen oeffende, benam my zo veel doeuelyk was»
de gelegentheid van daar in te vorderen j doch het geloop van an-
derer meefters leerlingen, om myn vreemde gedachten te zien iü^t
hem meeft tegens de borilj maar toen myn oudlle broeder my ^^^
Italien het boek van
Ce/are d Ripa bracht, te vooren ons onbe-
kend, of zo het imand had, wierd het als een geheimenis opg^'
ilooten 5 toen zeg ik, begon dien luil, als onder de as gedolvei^
geweeft, weder aan te vlammen. Ik oeiïende my dan met dat boek?
maakende veele dingen en vreemde gedachten, die om
haar zon-
derlingheid voor fpooken of droomen aangezien wierden, zo uit n^'
diglicid jegens my, als uit onkunde van anderen, echter vorderdei^
ik zo veel, dat het my Jaarlyks een goeden winit toebracht, doof
dien my van der Jeiuïten leerlingen, meer dan lyo ftellingen oi
Thefis Jaarlyks befteld wierden , om met watei-verf daar zinne-
beelden, Gefchiedeniilen, of verdichtzelen in. te fchilderen j me^
oordeel of deze myne moeiten my niet voordeelig en vorderly^
was , dewyl ik boven myn tydgenooten en meedeleerlingen daaf
toe verkooren wierd , en hoe weinig kennis men te dier tyd
de Zinnebeelden had, en denkt viy na hoe menigmaal ik daar ^^
gemilt heb.

beelden
Ung der de vcrki

^ly wyze zullen voorftellen , het een natuurlyk en het ander zinnc'
beelds gewyze.

Eeifte voor- Ih het eerfte verbeelden wy de wanhopende en mismoedige i·^®
iÏdood.'Qp een houti^^^^^ na haar oflFering, doorfteekende metn ^
moordgeweer haaren boezem,
terwyl Iris de noodfchikkelyke
afknipt ii de .ziiftcr der Vorilin
kermd en weend, en alles is in '

wyze van
ocfieiicn

; wedefke- Maar keeren wy Aveder tot de^ zaak , en zoeken wy door voor-
ïmg tot ^ duidelyker onzen zin te doen begrypen en ten dien ein-

de verkiezen , het voorwerp van Didoos dood, dat wy op tweedei^

-ocr page 152-

order GROOT SCHILDERBOEK. Pf

«ndc ' ^^ ^^^^ bcfpeurd men droefheid, in de eene min en in de

jJ^^'^e-der. Dus fteld het Firgilius ons voor,
2e1rl j ^"^^'^cde vertoonen WV) hoede Avanhoop, door de woede ver- Tvecae
^o ss ί graffleept, met dit opfchrift ,DidoosDood,

bce! ^ 1 1 ^^^^^priiit voor dit Treurfpel van de Heer Pels gemaakt, ver-
hoon ^uvald ligt te zien, waarom in het eerile de woede, wan-
Vo]-ft iiefde by de Vorftin gevoegd zyn, en in de tweede, geen
gee-i ^^^' byitaanders, Altaar noch houthoop. Want in het eerlte is
Vop^-^^ Ρ Van nooden, vermids ider beeld genoegzaam zyn rol uit-
'^leb "^fii'beeldende alles wat zyn hertstogt hem gebied j derhalvenal
den J bewegingen,met dezelve
Pajjien en zinnen by deezebeel-

iler ^ ^^^^ubbelen 5 zouden overtollig zyn, ja zelfde waarheid verdui-
fl-Qj^ · Om deze reedenwil moogen zy geen rol hebben, noch ook voor
Γ-,ς 1 Pcelen, maar wel in een volkomen zinnebeeld, daar zy alleen
ider h ' van het Toneel zyn, zo als in het tweede voorbeeld, daar
zin Zyn natuurlyke hoedanigheid uitdrukt, tot verklaring der

donder in 't byzonder iemand te melden, aangeweezen is.
bef ^^^d'^i^ig was het Tafercel van
Afeliei, toen hy van Antiphilus
■v^^Q^^^^^^digd wierd, als hy de onnozelheid verbeelden, die door de
Voor ^^^er? leugen en achterklap gevolgd wierden, en de eerile
enkgif^^ onwcetenden rechter fleeptenj zo beftaan vecle uit een
^itffpH^ 2,in. Maar wanneer nu imand in zo een zin particulier
en verbeeld word, het zy man of vrouw , gedaanten,
ïïjg^ ^ ^f hoedanigheden, dan is het een byzondere verbeelding, die

Q (ie naam van Paskwil doopt.
nioo-p ^ bet onbetwiilbaar, dat ider mens, wie het ook zoude
to^t h ^^^^ meer dan een eenige heerflende herts-

die hem beweegd en regeerd.
Voor^· T'^P^'^ichtig, eedelmoedig en dapper man , wanneer hy een Eene hens-
^^oed/κ daad is ν errichtende, kan ν erzeld wordendoor de eedel-jyf^
lioetj.,^^·'^. en dapperheid, maar niet. met voorzichtigheid, dewyl die maai een
ïianval ^^ reeds in hem werkende is> wederom indien.hy, in een
■Word ' dappere daad verricht, zulks moet in zyn perfoon befpeurd
ten ^^ niemand dan voorzichtigheid en eedelmoedigheid moe-
Weder^ Toond hy zyne eedelmoedigheid, gelyk als in

dapp^^T^^^êgevangens, zonder losgeld, de voorzichtigheid
Voegen , zyn genoeg, zonder de eedelmoedigheid daar by te

'^er^he'id ^^^^ ^^^ roemruchtig Meefter, welke

heid^ goede boedanigheden bezit, als verftand, werkzaam-

■ " êge geeft en andere > indien zo een aan ^yn Ezel bezig zyn-

de

-ocr page 153-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

de verbeeld word, mogen zy alle, zonder de werkzaamheid, byhem
vertoond worden, want deze vertoond zich door zyn bev/eging e»
geftaltenj en zo een Wysgeer een dwaaze daad verricht, zo zuU^
alle andere göede hoedanigheden by hem zyn, maar de zotheid
niet vertoond worden.

Redenen Deze opmerkingen zyn wel der moeiten waardig, dat men daar op
Γεη°.ο «ei- » ^onder deze kennis vald het onmogelyk een goed zinnebeeld
ni^ de zin- te maaken want daar is geen deel der konft meêr de berifping on-
vilai?" derworpen, ook zyn 'er weinige die het wel verftaanj waar van de
reeden is, dat het al te zamen verborgene zaaken zyn, die dengeme^"
nen man niet verftaat zonder bygevoegde uitlegging, om datzyni^^
in hun waare gedaanten, maar in een andere ichyn verbeeld wof'
den, derhalven is 't noodig dat men dezelve klaar uitdrukt, op ^^^
zy ten minften door de verilandigen begreepen en niet berifpt worden·
Kedenvoc- My heugd een Tafercel van Bachchus en ^ricidne gezien te heb'
ee"/ zbne-^^"' ^^ ^^^ ^^^ diergelyke misllag aanmerkten, begaan in Het
beeldend Verbeelden der droefheid en wanhoop by deze Vorftin , zynde ^^
laatftgenoemdc van haar vlugtende verbeeld, 't welk myns oordeel^
zeer goed was, endoorden meeiler welbedacht, maar over
het beel"
der droefheid was onze reedenkaveling, hy toonden door zeer Wii^i"
fchynelyke reedenen eenigzins gelyk te hebben, zeggende, dat fchooi^
door de aankomfl: van dien meededoogende
God, haar droefheid eeii
e^inde nam , dezelve echter zo fnel niet overgong , door dien
Kem eeril- een verhaal haarer ramp moeft doen , en daar op eei^
gunftig antwoord verwachten, blyvende de wanhoop zo lang by
haar
j ik heb haar met een droef gelaat vertoond, wyzende r^^^
de oogen vol traanen Zeewaard in, na de trouwlooze
Thefeus, ^^
bewegende oorzaak haarer droefheid, verder was Bachchus aandach'
tig daar by, welkers mantel door
Cupido oopen geilaagen wiei'^J
om daar meede te kennen te geeven, dat
νzrmids Jnadne onbeN^^^^
was , wie zy voor had , een mens of een
God, daarom de J-ief'
de allengs zyn goddelykheid ontblooten, en zyn vermoogen haar
te kennen gaf.

Dit ftuk was myns oordeels zeer fraai en goed, maar dat bed"
der droefheid mogt wel weg zyn, om dat volgens onze ftelling, g^^p·
hertstogt op twee plaatzen gelyk werken kan, dewyl de Vorfti^
bereids door haar eigen gel-aat betoonden daar meede bezet te zyn?
en ondertuiïen als overwonnen tydze meede op de vlugt. Dierge^
lyke misflagen heb ik meêr gezien, doch het is geen wonder, de-
wyl niemand wys gcbooren werd. ^

-ocr page 154-

^ groot schilderboek. 97'

den t^"^ ^an voor al wel acht in het vertoonen van Zinnebeel- Nodige
den van hertstogten, ofdie inwendig of uitwendig op mislrdk"'^

werken, dat is, of de gebaarden en beweeging des ko-.

Soed^^ genoegzaam de regeerende hertstogt aanwyzen: want een""^"'
tg y en deftig man, behoefd geen werking te doen om zulks

iften gelaat wyil het genoegzaam uitj maar wanneer

Hen O droefheid, als zy innerlyk de ziel bezitten, te ken-

teek^ wil, zulks kan niemand zien, hier toe behooren zinbe^
ej^, ^'^^nde beelden : doch als het lichchaam daar door ontroerd
cwoogen werd, dan kan men de werkende hertstogt klaarlyk
peuren en onderfcheiden, zonder behulp van zinnebeelden,
^an j^^^^S^'^ft^s^iide de noodzaaklykheid dezer kennis voor alle die Misgree?
iou afhangen, waanen veele jonge Meefters onder de Beeld-

beelT^^^' dat hen, die zich meeft met het vertoonen van een pronk-fLwers!
daar , aan deze kennis weinig geleegen legd > verre van

te v' ^^^^ ^^^ hen voorkwam zo een pronkbeeld met zinnebeelden
of ^^^ken, het zy op het Pedeilyl of in de Nis, in Basreleeve
of j^'^d , toepaflelyk op het beeld , om deszelfs hoedanigheden
den ^^^ ^^ wyzcn , ik meen dat zy verre te kort zou-

Verb meêr als men den Schilder ziet zyn meefte zin-

VertQ^^^^gen tot verklaaring eener gefchiedenis in beeldhouwwerk
hen ^^ lleunen zy meeft op de hulp der Schilders om

hun m / ^^ diergelyke gedachten voor te teek enen , waar na zy
nen^p ^^^^ ftellen, en vervolgens hun arbeid vorderen, niet kun-
^P hun eigen beenen voortgaan.

^^ ^^utelykheid der beweegingen ^ die uït de hertstogten
na malkanderen vloeyen.

Twaalfde Hoofdstuk.

^ §enoegzaam gefprooken te hebben , hoe ider beeld , door van dc
denis gedaanten de hertstogten, in het verbeelden eenergefchie-^'·^'""'^^'''^
ke uitdrukken, is het noodig iets aangaande de ordentely-
gen,

Wils de ^^ derzelve te zeggen, want hoewel in een voorval dik-
in de anrf^'^^ ^^^ ^^ anderen ontftaat, en wederom van de eene
aangewe ^^ vald, moetmen wel toezien, dat zy niet alle te gelyk
'^oorbedd^'^ ^^ vertoond worden, maar ider zyn beurt afwacht. 3y

5 eén heer beveeld zyn knecht imand afteroiTen, welke dci zelvc^

Ν drie

-ocr page 155-

p8 GROOT SGHILDERBOEK.

drie bewecgingen niet gelyk konneii volvoerd worden > want eerft
moet het gebod uitgefprooken zyn, eer daar gehoor en uitvoering
op volgd. Het voegd kwaiyk dat de voril in een gebiedende geftalte
. het ftaat f terwyl zyne dienaaren het bevel uitwerken. Alzo onnatuurlyl^
zoude het zyn, wanneer men de vrouw in overfpelbevonden, wü'^^·
dus yertoonen:
Krifius fchryyende in het zand, het volk misnoegd en
befchaamd wegtrekkende , én noch oneigener eenige met
mantjeflS
Yol fteenen, op de tweede grond, den uitflag afwachtende, of ook
den Tempel uitgaande, alzo Krifius zyn fchrift noch niet voleiii'
digd had, door 't welke deze hertstogten bewoogen worden.

Den doorlugtigenPö/^;?, heeft dit uitneemend wel verftaan, g?"
lyk men in zyn verbeelding van dit geval zien kan $ men geeve
dan acht dat terwyl de Veldheer zyn firygsvolk aanmoedïgd ,
geduurende dien aanfpraak zich ftil en buiten beweeging houd..
heb eens in myn jonge tyd een Tafereel van
Progne gemaakt, daa^
zy aan
l'ereus ^ om haar gehoonde zufter Philomela té wreeken, he^
het afgekapte hoofd zyns zoons, nu door hem by na opgegeetei'
vertoond, en toewerpt, waarop den Vorftyergramd, haar vervolgd'
en zy in een vogel herfchept word.

, Ik verbeelden deze woedende vrouAven, hou-dende het afgekapt®
vanPro^w. hoofd hem voor oogen 5 de Koning van gramfchap vervoerd, ftaaf)
met het bloote zwaard in de vuifb van zyn zeetel op > de Tafel
omgeworpen , de Kannen, Schotels en ander Tafelgereedfchap
aan ftuk , en oyer de vloer verftrooyd, de wyn voor. haare voete^
neêrgeilort, en zy blyven het hoofd noch vaft houden.

Aanmer- Laat ons nu eens overweegen hoe dit toegegaan is. In den aai^'
'^'■'"vang zat de Tyran geruft aan den dis, nergens van bewuft zyn^^^'
vervolgens traaden zy de kamer in, des kindshoofd aanftonds veitoO'
nende met eenige daar toepaiTende reedenen, die hem
eerft
den en daar na aan het hert troffen, hier door verwoed worden"^
Haat hy van de Tafel op, fmyt dezelve ter neêr j en
met uitget»®'
gen zwaarde om haar te vervolgen, floot hy al wat hem in de A^eeg
was, om verre, en niettegenftaande alle deze zyne
yervoerdhedei^s
blyven zy. in dezelve geftalten flaan, als toen zy inkwamen.

Let nu eens op myne miillag en de onnatuurlykheid die ik
deze verbeelding begong : wel is waar dat deze
verfchillende be^
weegingen in korten
tyd gefchieden, maar het was te lang gevrac^-
om hef hoofd op de Tafel te werpen 5 daar legt ze nu
onder o^
voet, en na allen oogfchyn moefl zy op het eind haarer reedenvo^^
ring al het hoofd daar neergeworpen en de vlugt genomen heb-

In.

vonden.

Lot van

PoKjfyn in
deze zaak.

Tafereel

Des Schry
vers

Kieep,

-ocr page 156-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

hier' ^^ ^^^ ^^ minfte beweeging van opftaan maakten: want
volo^^ het volgende Huk , namentlyk haare herfchepping,

en zy van de grond af zyn.
Ijg^f dan, dat de tafel noch moeft overend ftaan , of zy,

en O neergeworpen hebbende, al aan het vlugten zyn,

haar voor de beulin te doen aanzien, diende zy een Zwaard
'w-ord?^^^ in de hand, en met de and're vuift drygende vertoond
Voorhal ^^^^ iriede breek ik daair van af , om door een ander
rjjj , beter myne gedachten uittedrukken, zynde de verfie-

M van uipollo en den draak Python.
de verbeeld een woeft gezicht. Ter rechterzyde op de twee- Tafereel

van uAfoth

üit^/S^'^^ in een laag Moeras, ziet men het vervaarlyk gedrocht Python.,

^ en en uitwaaiTemingen des aardryks voortgekomen, half
cetii ^^ buiten de poel, met pylen doorfchooten , leggen:
het 1 óp een naby geleegen heuvel ftaande befchouwen

tgj. houdende om der ilank willé hun neuzen toe 5 ter lin-

eti · daar de grond hooger loopt, zietmen een ronde Tempel,
ν^η^^ dezelve het pronkbeeld van
jipollo alwaar veele meniTen
^ jy^^^^^'^hillende ftaaten het zelve aanbidden, offerhanden pleegen,
ïv^Q ^^ ^ringen en daniTen veel vreugde bedryven. Omtrent het
of de Poel ftaan eenige dorre boomen, ftukken van
Ruinen

n^gj^^^'^valligheden , en hier en daar geraamtens van verflonde
^erfrif·'^ enbeeften verftrooid: achter de voornoemde heuvel, in 't
lej^ werdmen eenige boere hutten gewaar, zommige verval-

Op* die verft van het beeft geleegen zyn, minft befchadigd.
Op doorgrond zietmen den opgeblazene Β oogfchutter , fteunende
Vaft g ^oog, hangende de leedige kooker hem op de rug; hy ftaat
ter Q^^^^^ts op zyn linkerbeen , flaande zyn hoofd ter rechterzyde ach-
lïigj. j 5 na het L icht, terw y 1 hy
Cupido^óic van hem op waards vliegd,
al hnkerhand, recht uitgeftrekt, op een verfmadelyke wyzeen
ïia he"^ . van hem afwyft: maar deze meteen gram gezicht

ê^he^ ^i^nde, knikt met zyn hoofd, toonende hem een zyner pylen,
gy ^^ pnnt om hoog, als of hy zeggen wilde, deze punt zult

/λ δ^^^^ΐεη; zyn fluijer vliegd fnel achteruit. AchterPhoshus
v/eiif ^ ^^^at een zwaaré Palmboom en daar neevens een Eyke, tegens
blaad^^^ ^^ni hy met de rug leünd j zyn hoofd is met Eyke en andere
daar h^^H Voor aan zou ik een kleen beekjen vertoone%

GoudJ ^^ wederfchyn ten deele in gezien word. Hy is met zyne
achter h en Purpere Mantel aangedaan, welke laatlte

^^ by den rug nederhangd.

Ν 1 TWEE-

-ocr page 157-

100 GROOT SCHiLDERBOEK.

, de pylkooker hangd op haaren blooten ru
ilaagen en minnelyk gezicht, over de linkerzyc
fchouwende j de linkerheup zweld, houdende d
het binnenfte booven, onder haar borit j in de rechterhand houd ^y
haar boog over de helft naar onderen, daar zy eenigzins op lleundj
itrekkende de elleboog van haar af, waar door deholligiieid haares licb'
chaams aan die zyde vervuld word
3 haar kleed is kort onder de bon^
gcgordeld, zynde met een band op de linkerfchouder vaft gemaak^J
en boven de knie met een knoop, waar van de wederzydfe üipp^^
in een anderen riem boven de heup zyn geftooken,
hangende

..einden met fluiten wederom af. Uit haar opgeknoopte hulzel, ha^'

gen ter wederzyde de blonde lokken zwierig af, fpeelende over
Ichouders langs den rug. Achter haar, langs de waterkant, dieeei^
gedeelte na het oogpunt loopende een anderen ftreek neémd, itaat eei^
langwerpige fteen 3 of 4 voet hoog, metBasreleeve behouwen,
wit marmer , teegens welke haare llagfchaduw vald j op dezelve
een Waternimf op haar buik of linker zyde uitgeilrekt, doch
verkorten gezien , ileunende haar boovenlyf op de elleboog ^^^
de linkerhand onder de kaaken,
Dafne op deze wyze aanfchouW^'^^
de, haar onderlyf met een blaauwe fluijer bekleed, waartegen
r.es naakte bovenlyf uitkomt. Dafnei kleed is Appelbloeyzel ko-
leur, weinig donkerder als het naakt, met Paarsachtig weêrfchff^^
langs de waterkant ftaan Wilgeboomen, onder welke de Nin^i^^·
zitten
te ruilen.

Aan de overzyde der Rivier, ter linkerzyde, is een Rotsachtig

TWEEDE TAFEREEL,

Verbeeldende Apollo en Dafne.

Zo haaft )Ά·&.ά Apolloj Dafne niet gezien, of zyn hert ontftalc door
liefde, deze driftige hertstogt, deed hem haar vervolgen,
dezelve haar te openbaaren.
Cupido, deze gelegenheidwaarneenie»*
de, trof hem met een vierige pyl, na
hy Dafne s hert, alvorens
een koele getroffen had 5 waar op hy zich verfchuild om het ip^^
aan te zien.

Midlerwyl fpreekt Dafne, als nergens af gevoelig zynde, met eC'
nige Waternimfjes , die met haare kruiken aan deft oever van
klaaren beek leggen j zy ftaatindeZon en werd vlak van vooreng^"

ξ, met eennèdergC'
e, die Nimfen aa»'
e linkerhand flapje®'

zien

-ocr page 158-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

"Welk ' ^^^ ^^^ veele heuvels op en afloopt tot booven toe, tuflen
p» rotzen het bruiszende water van booven af komt fchieten
^^ vallen.

J'echter zyde ziet men Jpollo tuffen het oogpunt,alwaar de
^ona heel hoog is, en met een ruwe trap opgaat j hykomt, volver-
bok! ter zyden af, hebbende de linkerhand aan een Hok, en

kend ^^ ' ^^ rechter voet is heel laag voor uitgeftrekt, raa-

grond eeven met zyn toonenj de borft zakt tot byna op
h- ' knie, zyn rechter elleboog is achterwaards, houdende die
^^nd naaft het oor vlak oopen, zyn aanzicht ziet men in
Profil, en
^yne oogen fteroogen op
Dafne-y een vierige pyl ziet men hem ten
V ^^^^^ fnorren: zyn kleed is ligtachtig: graauw van grove ilof,
^^^kers twee einden onder de kin geknoopt zyn, en deszelfs andere
cJp . van onder zyn armen, beneevens een herdersfluit, voor in
^ ^^ Hem geitooken, 'hebbende een blaauwe muts op het hoofd boo-
orn krullende, en voor op geflaagen j zyn borft is een weinig
na het licht en men ziet hem tegens de rechter dye aan ·,
-Liicht vald van de rechter zyde. De heuvel aan die kant loopt
^ als een miiur, de trappen zyn
Paralel^ maar aan de linker-
oopt dien heuvel fchuin af,'Zyndo ruig enwoeft begroeid, vol
derlye kruiden langs den weg dien hy gaat, beilaande dezen

^yde

Van
h

het eind by het

ooi> ^ y ^^^ rechterzyde des ftuks, loopende op
^ öpunt hoog op, hangende aldaar over de zeer laagen weg, vef-
Öaf ^^^ daar een flagfchaduw die tot halfweegen den fteen achter
^eni en voor by dezelve is een andere flagfchaduw, die door

hooge boomen achter de gemelde heuvel heen loopt,
^ynd verfchiet, ter linkerzyde, ziet men een fchoon Gebouw,
Veld ^ ^^^ Paleis van den Koning
Admetus, waar by op het vlakke
(j^ jJ^^ige beeilen weiden.
Cupido-^Xit^^^ omziende na , na
j ^^"g heen.

(j!^^ ^.^rid Zoude my nu mogen vraagen, waar aan men erkennen kan, Te^enwer-
gcel ^P^llo is ? Dien antwoord ik aan zyn fchoon wezen en Goud- voorgaande
^e ]vf· 5 minnelyk gelaat en de aandacht, waar meede hy de-
vlii
i^^^^^^chouwd, en aan de gefchootene pyl, met welke de weg-° '
"^uft . getroffen heeft, daar en booven is my onbe-

dino-' ^^ de herfcheppingen vanO-y/ü/zV^j-, diergelyk eén verbeel-
ligfl S^vonden word, van een Herder die dus op een Jagtnimf ver-
V moet wel letten dat
Jpllo toenmaal uit den He-

tel en van zyn Goddelyke fieraaden, als Purperen Man-

2 ^^^neftraalen, het beftuur der Zonnewaagen, de Öier en dier-

N ? " ge-

-ocr page 159-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

gelyke beroofd was, en op de waereld zich geneerden mêt bet Ve®

des Kohings Admetm te hoeden.

Dat ik Dafne verbeeld met de Najaaden in gefprek te zyn j is
oordeels niet oneigen , vermids^ haar vader de R.ivier-God Psneü^
was j dat ik dien Qod zelve daar niet byvoeg is, om dat het vadef
lyke ontzach haar zulk een aanminnend gelaat niet toeftaan zoude,
"Ui zy ondeirling oneens waren, ten opzicht haarer wyzen van leeveii»
want dé vader zag haar gaarne getrouwd, enhaarenatuurlykeneigi^ê
ftreed daar teegen, waarom ik ook om haarafkeer
van het mannely^^
geilaeht te vertoonen, niet als maagden hier by gevoegd hebbe.

Dit voorval· werd nóóit uitgebeeld, maar door de Schilders meej^
altyd overgeflaagen i ik heb ook Afollo hier geen Eyken krans ^
aan een Herder niet welvoegende, maar een Blaauwe wolle muCSj
dracht met die ilaat beeter over eenlcomende, opgezet, dewyl
iiu niet meer
Pheebus maar alleen Jpollo is.

D Ε R D Ε Τ Α F Ε R Ε Ε L
^iij^ Α polio (f^ïf Dafne.

Hier vervolgd 't voorwerp zyner liefde , loop ende en tec
vens haar fmeekendé i men let eens op haar bang gelaat, enh^^
zy, hem zo naby haar ziende, door een fchielyke omwending zy^
hand ontwykt en een anderen weg inflaat j zy fchuwd noch doorn^
ftruiken noch oneffen weegen, over alles heen fnellende, en hyyl'^

haar na^ niet om haar aan te grypen, want zyn eene hand houd hyop
de borft, en uit de andere werpthy zynftaf,
dienochnietopdeaai'
de achter hem is zyn bla-auwë muts, waaid hem van't hoofd na die
weg heen daar hy van daan komt, zyn hoofd een weinig achter ον^^"»
hangd op zy, waar door hy genoegzaam te kennen geeft,

dat hy haar»

die na hem omziet, fmeekt enbid. Zyn aanzicht gloeyd, de
vlammen in zyn hoofd, maarte vergeefs, want zy in tegendeel 5 hoe-
wel möede en bezweet, is bleek en beftbrven, haar gezicht droog?
wenkbraauWen neergetrokken^ de mond, in de midden verheeve^
met de hoeken nederwaard als een omgekeerde halvemaan,
nelyke wyze , heffende haar voor uitgeftrekte handen ten hemel,
boven haar natuurlyk lichchaams gewicht hellende > haar py^^®^
flingerd op de rug, de pylen Horten langs den weg daar uk,
haaren ongefpannen boog is in de
linkerhand beitorven.

-ocr page 160-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

^och h ' ^^^^ volgende, heeft reeds een flip van haar Meed gevat,
geke voeten liaan al vaft in de aarde geworteld, zy is na hem
tiig l· ^ 5 c^aar het aanzicht hemelwaards, llrydende met de dood
en η ^^^ ê^i^aakt : dit merkt haar vlammende Minnaar noch niet,
eji haar nu in zyn macht te hebben, hoopt hy den ftryd

ftaand te winnen. Maar myn meening is niet haar nu ilÜ-

^ vertoonen , geenzins , maar dat zy fchynd voorder te
ten ^^ , haar gewortelde voeten en toonen voort te zet-

(ig^.j'' "^"^'^.anende dat die alleen door Jpolla wederhouden worden,
heeft zy het hoofd in den nek geflaagen , met fchreeu-
Wr 1 angft te kennen geevende, en op dit oogenblik begind
^herfchcpping._

kilo· ^^^^ oneigen dat men een lange en kromme weg zietj,
hyj^^.^'^ke zy van daan komen, en in het verfchiet de Nimfen
bov ^ "^^'^"te marmere fteen, haar na oogende: de een met de hand
rnio·^'^ de oogen voor de Zon, andere zich verwonderende, enzom-
tjj^ '^a-lkand.er omarmende. Achter deze zietmen de bergen Cy

op heffende , en
een term van
Mercurius^

by

en Helicon^ haar kruinen tot de wolken
^er Dafne , tuffen eenig geboomten ,

^eeft hy toen al gebooren was, of zo niet, van Diana haar
de 7 ' de kleeding is als in de voorgaande. Zy loopen teegen
Uit en men ziet haar teegen de rug, het rechterbeen voor

ke ' ^^ ^^^ linkerbeen heel om hoog heffende , fchynd , regtsom
bojji^^^de, de weg te willen inflaan. Hy in tegendeel een weinig
de J^^de, het linkerbeen voor uit en het rechten achter eeven van
wir^^^^d af, zwaaid linksom na haar voetftappen, eeven als een
deredie een volgd, welke terftond een an»

^^ginflaat.

Vervolg van Α polio en Dafne.

niet langer kunnetifie loopen , blyft eindelyk vait gehechtj
geefg^f^^ende meenigmaal haar voeten te ontwortelen , maar ver-
de d ■ ^^ ruuwe fchors heeft reeds haar blanke beenen tot half
re aa "cdekt, en een doodelyke killigheid doet het bloed in haa-
nock ^^^^ ftremmen i haar bange ziel fchynt haar tebegeeven met

voor't laatft te zuchten. ^

■^elvf ^^^ ^^^ linkerzyde des oogpunts op de voorgrond , het boo-
I j armen en hoofd noch in haar geheele weezen, de kooker op

de

-ocr page 161-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

de rug is heel gedraaid, hellende een weinig van het oogpunt af
de linlcerzyde des iluks, haar onderlyf is viak naar 't licht, derecn^
terheup zweld , 't linkerbeen over het andere gellaagen
en in een g^"
ilingerd, vereenigd naar beneeden ceven onder de knien tot een
kelde ilam 5 haar boezem uitileekende ziet men vlak van voore,
hoofd linksom gekeerd hangd over de linkerborit heel op zy,
oogen zyn half toe, de mond weinig oopen, laatende noch eeflig®
flaauwe trekken van pynlykheid zienj zy is bleek van kaaken, iH^·^'·

de lippen paars, haar hoofd is vol takken en zo digt van blaadere
die hier en daar ter zyden uitfpruiten, dat liet aangezicht met
halve boezem daar van belommerd is: voor haar een weinig ter

kerzyde, ryft een zwaare Eikenboom op, die zy met de Imkerari»
omvat, teegeüs welke haar hoofd ileund. De kleeding is als iii
voorgaande.

alle hoop voor zyne oogen verdwynen ziende, barft in klag'
ten uit, befchuldigende haar droevig noodlot, doch
meeftzynhart-
nekkige min, als oorzaak van haar rampzalige dood en zyne fmart-

Hy ftaat aan haar rechterzyde, met het rechterbeen op de
grond, de voet in de delling der weg verborgen zynde 5 het linkerbeen
op de eerfte grond zettende met de voet digt aan deftamj hethooio
na de rechterzyde een weinig agterover hellende en
't gezicht he^-
melwaards geyefti de rechterarm byna zo ver als hy reiken kan,
dc hand het binnenfte naar buiten gekeerd, onder haar
linkerbori^j
houdende, om te voelen of het hert noch klopt, en de rechterhand,

van zich, vlak open flaande.

De flip van zyn kleed, aan de linkerzyde los geraakt, hangd ag"
ter neer.

Ter regterzyde komt, van agter de grond, een Watergod vol
verwondering aanloopen, booven welke zich
Jtropos^ of't Nood-
lot, met het fpinrokken en de fchaar , vertoond, men ziet haar
van agteren in 't verkorten , naar de regterzy, doch heel hoog?
heen vliegen.

DeLucht is vol dryvende Wolken.

_ Den Berg Parnajfus is heel ver ter regterzyde, als mede de
vier, achter om den Berg naar 't oogpunt wykendej aaa-welk^^^
oever eenige beeften ftaan te drinken.

Half Vv^eegen den Berg na het einde, zietmen een kleine ronde
Tempel der Godinne
themis^ voor welkers portaal, twee boomeflj
een Eiken en een Linden, ftaan ·, en heel ver by na op den If^'
rizont^ de Stad en het Koninklyke ilot xmAdmeius: het overig.^

-ocr page 162-

GROOT SCHILDERBOEK. lof

ςη^/, ^eld, midden op 't welke een Schaaphoeder in het gras zit,
^^^^ by ftaande die hier na toe wyft, daar d'ander als ver-
^^onderende naar ziet.

-^pido^ fpreekende met Jiropos^ vliegt met haar heen.
Te ^^^^ Eikenboom zou men een iluk van de voorgemelde
kunnen doen zien.

Het fiot van Apollo en Dafne.

^^^poïlo zyn voorzegging geëindigd had, knikte D^/^i hem toe,
een teeken dat zy daar mede te vreeden was: maarhy, na haar
^an h ? vond dezelve niet meer. De Boom alleen, waar

^U ^^ ^^ kookerisblyven hangen, moeit hem trooilen. Hy
^alf en kermde: gaat zich leunen teegens den Eikenboom, die
^and ' ^^^^ gefcheurd is, vat zyn elleboog met d'eene

itann ^^^^ ^^^ aangezicht in de andere hangen, debeenenoverel-
'^^fen geilaagen, blyft dus een wyl zonder fpreeken ftaan. De
(jg ^^^^rnimfen zitten daar rondom, de eene op haar omgekeerde kruik,
op de grond aan zyn zyde. Een andere omvangt de ramp-
'er ^^^ romp, op waards het looF beichouwende, enfchyndhaar, die
haar^a'" meer is, beklaagender wyze aan te fpreeken. Een ander, by
{-(j^ , trekt de fchouders op, laatende de handen in een gevlog-

o^jj ^Pjes neêrhangen, desgelyks het hoofd over de fchouder. Een
njg^^ herder trekt hem by de ilip van zyn rok j maarhy lui rterd daar
di'o f^^ ' ^^^ ^^ anders als een algemeene onileltenis,

koo^ ^^*^·» en verwondering die men hier befpeurd. Van alle kanten
Voor deGooden en menfchen toevloeijen, om dit nieuwe en nooit
^^^ ^czen geziene Schepzel te befchouwcn, naamelyk
^nde' ^^ Jagtnirnfen. Zommige zien haar aan met eerbiedigheid,
^et verbaafdheid, en vèele weeder met blydfchap.
^^gemeene moeder Aarde ftaat zelfs als opgetoogen."^
^nto^'" ^^^ deze veriiering zal ik dit agter aan voegen, niet

it^i.^P^ffelyk op JpoUos voorzegging, naamentlyk, dat die Laurier
ken ^^ ^'^cnde altyd tot een teeken van overwinninge zoude ftrek-
derg^^'^^ï'OverY/innaars hoofden verfieren, in plaats vanEikeblaa-,
: pv, . .. , 1 1 . booven alle andere, hem

toerrpk ^^ ^^^ gedachtenis

geheiligd zou werden.

^^ler VPT-fr^—j 1- rr......7.. -C

.V/eri}i -/^r^oond TAch Hercules^ of de Dapperheid, metzynLeeu-
boom Λ ^'^Knods, aan .wien de Overwinninge, die aan deLaurier-
een krans toereikt, terwyl zy een anderé-tak af plukt:
O Haar

-ocr page 163-

io6 GROOT SCHILDERBOEK.

Haar Z«eegenteeken houd zy in de armen, of teegens haar fchouder.

Geheiigenis, of Memoria^ 2,it by de gemelde Boom op een heu-
veltje, des Helds daaden in haar boek aantekenende.
De eeuwige Va-
der
Saturnus toond haar Hercules aan.

Op de tweede grond legd de romp ν^Ά Hydra by een moeras,zora-
mige hoofden afgcflaagen, en andere zwart verbrand of
gefchroeid-

Van het gebruik en misbrtiïk der Schilderkonfi.
dertiende hoofdstuk.

bi

jjp J et is ider een genoeg bekend, hoe hoog deze Eedele Κο^Λ

konft'^' toe- m van alle eeuwen by de menfchen is geacht geweeil, en. de re^'
komt. ^jgj^ waarom. Derhalven zullen wy het laaten aan de getuigeiii"^
van zo veel geloofwaardige Schryvers.

Zeeker is 't, dat onder alle de Konilen geene het gezicht met mee^'
der bevalligheid en genoegen itreeld, dan de Schilderkonft, vi·'·^!*^'
neer zy in haar volle luiiler werd befchoud. Zy is fchoon, öOp^^'
hartig en milddaadig, om haar gaaven, zo veel mogelyk is, aan
ernilige verzoekers derzelve gunftig mede te deelen.

Dewyl nu in alle dingen een gebruik en misbruik is, en zel^^^
goed zonder kwaad, zo vind men zulks mede in deze Eedele Koni^'
Goed ge- Haar recht gebruik moet bepaald worden in het verbeelden
.uiK, Jeftige en ftichtelyke zaaken, als fraaije Gefchiedeniflèn en Zianebee^'
den, Geeftelyk eni^/öf^ö/, dewelke op een deugdzaame
en betaamd'
lyke wyze, ider een tot vermaak en nuttigheid ilrekkende, moeteti
werden uitgedrukt. Dus geraakt die Konft tot haar

volkomen

Τ ^'if^^^^ misbruik derzelve is, wanneer men zich begeeft tot ontuchtig ■
zevt.
^^ lafterlyke Vei'beeldingen, die de eerbaaix en zedige lieden ofa^^^"
fchoüwers ontroeren en af kecrig maaken. Wiedanditlaatfte vo^ê '
zal nooit de belooning van de Deugd, die,
y olgens Hor ai ms·, eenoi"^'
fterffelyke naam is, verwerven, maar wel een eeuwige'fchaiw^·
Laat ons nu deze zaak eens tulTen beide verhandelen. ' ^ , ·
Men moet W anneer de Hiftoriefchry vers, zo oude als nieuwe , een geicA^
denis verhandelen, zullen zy, van het begin tot het einde, zeiden iets
fchikte vIL overilaan, al was het noch zo onbetaamelyk, ja al zou daar
heeidmgcn. en gants geen nuttigheid uit getrokken worden. Desge^

doende Dichters in hun verzieringen, en noch zo veel erger als dê ^J·
fchiedenisfchryvers, vermits zy door een
vlei jende taal de zwakke g
moederen der leezers lichtelyk ontroeren, en dikwils misleiden ^^^^

-ocr page 164-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

telvk^ het waar te \venfchen,dat zulks, behalven daar het yolftrek'-
bekl wezenjniet gebeurde,raaar dat zy de waarheid met een floers
der gordyn voor die tyd toefchooven, om alzo de toorts

^^^J^c^chelyke luften niet te ontfteeken. Doch hoewel het fchrift
^ ] ^^ luften kitteld, het oog doet zulks veel meêr, nade-'

g^zieht krachtiger onze zinnen ontroerd en aandoet, ihzon-
Vo wanneer men de zaak zelf zo duidelyk voor zyn oogen ziet, "
ti^^j^^^ïentlyk de vleefchelyke welluft betreffende. Én is het waar,'
dw 1 ^^^rr"^^rs,metonbefchaamde vertellingen van 't rechte fpoor
J^ ^^^de, meêr lafter als lof verdienen, hoe veel meêr noch een
een d 'Schilder door dusdaanige verbeeldingen ? Wat eer kan
^^tigMeefter behaalen, als hy die groote man in Ifraël,
Νοαώ\
J^g r druivezap bevangen, op de grond leggende, gefchilderd
i'icht ^^^ ^yi^ fchaamleeden bloot ? Wat heeft hy daar mede ver-
lig- ' dat beeter zy en minder ftraf verdiende , dan
Cham die met
"^an · Deze deed zulks teegens zyne Broeders, welke aanilonds

het · ^^'icr afziende, het zelve met hun mantel dekten op dat
Vae gewaar wierd. Peze, inteegendeel, fteld het voor al de

Wvf ^^^ toon. Niet minder betaamelyk is het, dat menPotifars

yf naakt

op 't bedde rertoond in een onbefchofte , om

fcj^-^.^^Wanswys te bekooren: een zaak die onder vier oogen is ge- Groave
rnoet· mogelyk zo ver niet eens gekomen is. Waarlyk , menhiefX®
jVig^^^^et Zeggen dat
Michel Angclo da Buonaroti, hoe deftig
^aakt ^ % ook was, een groote lof behaald met zyn
Leda geheel

.^.^'^een Zwaan tuiTen de beenen te vertoonen. Die omftan-sa^»·
ly^ ^^^ ^on hy wel overgeflaagen hebben. Is 't niet beklaage-
^^iigen^^^^^ zo veel ilof^ ja zo overvloedig, tot fraaije vin-
Deugd ^litvoeringen is, van alles dat bedacht kan werden , zo
ken ka^^ Ondeugden, daar men een goede zedeleering uit trek-
foeiigi verftandige Meeilers zich tot zulke fchandige en ver-

A·^ ^isgreepen cuhnen begeeven, en noch zo onbefchoft en
Ho7-at· ö^^^voeren, dat'er niet als de ftank aan ontbreekt: gelyk
ons mede klaarlyk te verftaan geeft, als hy zegt:

Nam fruflra mtium 'vUa'veris illud^
Si te alib pravum detorferis.

Maar

Dat is:

Tndie

"iim men de iveg der ondeugden inflaat,

heel hez-waarlyk de fchande konnen verniyden.
O ζ

-ocr page 165-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

Maar laat ons deze ftoiFen, een eerlyk Konilenaar onbetaamelV^
en door de wet onvoegelyk , overflaan, om aan te toonen
kenteekenen vereill worden aan een Konltig Scliildery.
Watmen in Wy bevinden, dat een gedrukt Schrift doorgaans meer geleezen,
kct voiko-en beeter verftaan werd, als dat van een ongeoeffende hand gekrabd
Eeven alzo gaat het met een Tafereel. Indien het yef'
'«^""^^^'^^'^beelde naar vereis is uitgedrukt, en dat ider voorwerp zyn eig^i^
rol fpeeld, zo als de zaak, tyd en geleegentheid mede brengt, naak^
dat naakt moet 2,yn, en gekleed dat gekleed behoord te weezen j
een Tafereel mag met recht een fpreekend Schildery genaamd we^''
den. Het is ver daar van daan, dat de Stukken, die na eigenhoor-
dige zin zyn gefchilderd, in welke de waarichynlykheid ontbreekt?
zo veel vergenoeginge zouden kunnen geeven. 't Een verklaaf'^
zich zelf ten eerilen , en 't ander is een duifter raadzei, daar eei·*
verklaaring tot oplofilng by behoord,
't Is een groot gebrek ^^
misverftand van zommige, die al haar oeffening by zonder in het Ν aak^
beiteeden, en dus alle hunne Beelden fchilderen, het voegd oi ni^^t
zonder eenig onderfcheid te maaken tuffchen een eerlyke Vrouv/
Lichtekooy,
f^cms of Diana ^ Lucretia of Flora. En deze zyn nie^
minder te beklaagen, die het teegendeel doen. Hoe oneigen
Angelo zyn Leda verbeeld heeft, is hier vooren aangetoond. EenV^i'
ilandig oordeel overweege eens hoe t hem gevallen zal, als hy haar op
het kleed geheel
naakt ziet neederleggen, het hoofd met krullen ^
een
diadema opgefchikt. Waarom haar nietopeenruftbedgeplaatitj
als zulk een Princes betaamde, en voor al zonder hoofdhuizei?
Deroiko- 't Is niet genoeg dat Diana een Maan op het hoofd heeft, V^·'·

mene ken-^^^^^ gj^j. en i'Yöri? een Bloemelcrans, om haare Perfoonen te ken-

teekenen ' ' . -11 1 1 J rce,"

moet mennen te gecvcn: maar wat zy zyn, en voor wiezy willen bekend
^^^^zcn, moet men noodzakelyk mede aantoonen. Omtrent dit
wor- val is noch aan te merken, dat men op de hulzels en hoofdfierai"·"^^
acht moet geeven, en in wat geleegentheden die moeten ^

vertoond werden, enweederom niet. Ongetwyffeldhetisdege"^
Ie waereld door, dat goede wetten en zeeden over al gevonden wer^
den, uitgezonderd by de Wilden: daar en booven, dat 'er
drie voo
naame Honden van den dag zyn, na welke de
menfchen zichkieea^^
en fchikken, voornaamentlyk de vrouwen,
's Morgens en's avon'
zyn zy eenvoudig van kap, en'smiddags opgetooid. ^

oeiiaak Dat 'cr Zelden onder zo veele fraaije Meeilers gevonden weraen,

de rechte welftandigheid in hun Ordinantiën volköomentlyk doen b,y-
k"" ken, is geen wonder; vermits zy van
oordeel zo vei-fcheiden zyn

aan de Pcr-
looneu ge
waat
ien.

-ocr page 166-

order GROOT SCHILDERBOEK. Pf

■ ''■^j^y niin of meer weeten en bezinnen. Den een lleldvaft, dat bet
de houding of zaamenliang van üeht en donker geleegen isj den
^sr, in de zaamenvocging der kolear, en die al te gaar gebrooken;
j^·^ derde weêr, die op zyn fchoonft te verldezeni weer een ander,
^ de groote kracht zommige in lieldere
reflediien^ en zo voort:
aar ixien zegge wat men wil, geen van deze aüéén is machtig een
Uk welilandig temaaken, hoe enkeld het ook moge zyn, veel
' inder volilaagen Ordinantiën, 't zy Beelden, Landichap, Archi-
^c^uiir ^ Bloemen, Beellen, leevend of dood.

^ is een Ordinantie van Beelden, daar alle dePerfona-^ienvan,
^^^yke geftalten en weezen zyn: in een Landfchap, daar tuilen Boo-
• en Boomen geen ondericheid is van ilam, loof noch koleur:
^ Gebouwen desgelyks ?

, -Maar v/elk een welftand is 'er weeder in een Stuk met Beeften,
ider naar zyn hoedaanigheid verbeeld is > zo dat men zien kan,
'^ike
glad, riuiw, hairig of wolachtig zyn?

Als men de zaaken na behooren en met ernil wilde overweegen,
, ^oude haail gewaar werden dat het veeltyds onze fchuld is, en
i-n ^ middelen zyn die wy in onze macht hebben om tot volkoo-
^nheid te geraaken, hadden v/y maar de rechte eerprikkeling die
irv^ hebben moet, en dat Λvy niet meêr onderneemen als in onze
is.
ültm vires nihil aggrediendum.
^aarom ik zeg, dat geen van alle die byzondere gevoelens alléén
' ^chtig is om een Stuk welilandig te maaken, maar wel alle te ge-
mt' '^^'^ens een groote kracht van dag en fchaaduwe, refle^iie, har-
pqY^^ Van koleur, zo wel fchoon als gebrooken, elk na de konilree-
ove'^ Sefchikt en met de natuur overeen komende. Alsdan zal het

-.^ydelyk een volkoomene welftand voortbrengen,
miso··^^ 'ej· al braave Meefters geweeft, en noch, die zich hierin
hebben, nietteegenflaande zy de bekwaamheid hadden om
daa ^ j^S'^w^ezene welftandigheeden in hun Stukken te vertoonen, en
o'f^.J / een onfterifelyke roem te verdienen. De konfi is lang^ en
rg^f ^^^"^cnstyd tc kort ^ zeggen veelej maar een flecht ze^en voor
'''■uil ^^ ^^*^'^^ftbeminnaars. Is het waar dat gy door uw oeitening na
ee^^ wenirelyke welftand tracht, wel aan, kant u bytydsteegen
Tilj j^^'^dere neiging aan. Laat u het geringe zo wel ter herte gaan,
l^'^-nt^Γ ^^^^"'^^^^Tiftc van uw Stuk. OeiFend u vlytig in de tuiTen-tyd j
■is het ^^^^ 2.waarlyk iemand vind die in alles eeven konftig zy,

ggj.^ ^'^chtans niet onmoogelyk : en dunkt u zulks buiten vermoo-
^ 2:yn zo veel meêr tyd met voordeel te befteeden, tenminften

O 5 ge-

-ocr page 167-

iio GROOT SCHILDERBOEK-

gebruikt die voorzichtigheid, dat gy in uwe Ordinantiën niet
vertoond, als gy kund verantwoorden.

Vtn de byzondere neiginge tot deze of geene ver kis-
zinge, als Beeldeit, Landfchap, Geboiiwen, Zee,
Bloemen , enz.

i: Ε R τ i Ε Ν D Ε

V

Η

ο ο F D S τ υ κ.

der weet, dat men door een yverige naarftigheid, en bekwaam^
^ geeft, goederen en geld kan vergaaren, wanneer men de middelei|»
tot dien einde gebruikelyk, met voorzichtigheid in't werk iteW·
De ervaarendheid lecrd ons, dat de fchielyke winften op ver na
wenfchelykfte en beitendigfte niet zyn, maar wel die langzaam ^^^
geftadig toevloeijen. 't Eerile is een uitwerking van den blinc^^^^
yver en van 't geluk, en 't ander van de voorzichtigheid.

.......t Ik acht het een verftandig Meefter te weezen, die zyn oefFening^i''»

d=" schüde'r zouden moogen beftaan, naaukeurig onderzoekt

bêlooid. ^'overweegd, of zyn geluk en behoudenis van één menfch alleen?

vanveele, afhankelyk is: ten tweeden, of't hem nietraadzaamerzy

zich te fchikken na de gelegentheid en 't welbehaagen der menfchei^'
als na zyne wil: en ten laatilen, wat'er vereift word, om hetnu^
dan met meerder nieuwigheden te verryken j waar toe
overvloedig^
middelen zyn, als men Hechts weinige moeite doet om daar op ^^^
denken.

Het is, zeg ik, een voorzichtig Meefter, die alle deze dingen tyd^"
lyk overwoogen hebbende, dezelve ten eerften werkftellig maiw^ ^
want het is genoegzaam bekend, dat de verandering en nieuwig^ ,,
den de waereld het behaagelykft voorkomen, en hen tot liefde j
en begeerte prikkelen. Ja zelf is'er niets, dat zonder
kan beft-aan. Zien wy eens het groot verfchil tuften een
niet dan een enkelde fpys op ééne manier kan toemaaken, ^y
die dezelve op allerly
wyze en naar aller menfchen fmaak bere
kan, dan
Zoet, dan zuur, dan laf, dan krachtig, enz. * λ-rs
Welke beklaagelyke voorbeelden hebben ons veele braave
Mee ί
zo de oude in voorgaande eeuwen, en nu daagelyks noch, niet naa g
laaten, die haar leeven lang gefukkeld en gevroet hebben,
ftaande zy in hun vcrkiezinge uitmunten, alleen uiteen driftige

1

Wat tot

-ocr page 168-

^^ . GROOT SCHILDERBOEK. iïï

^^ iiigheid j Avillende liever gebrek lyden, als iets buiten haar gewoonte
ichoon het in hun vermoogen ftond als zy maar gewild hadden,
tin^^ ^ Beeldfchilder, hy maakte niet anders als Santen en San-
nen; Een Landtchaprchilder, niet als Wilderniflen en Woeilynen:
gj^'^^'^^childers, niet als Bloempotten: Zeefchilders, niet dan Stormen
>^J^weeren: Architeétuiirfchilders, niet dan Grotten en Ruïnen.
V/n A^ ^^ _>vaar , dat in een kleen gedeelte uit te munten prys-
aiicf is , dan in veele taamelyk : maar het is ook waar, dat ver-
de ^^^^ ^Pys nieuwe luft verwekt. Behalvendat, wanneer het
nood vereiit, moet men wel van zin veranderen, en zich natyds
^sgcntheden fchikken, maakendc van de nood een deugd.
^ ^-ullen wy deze zaak eens verder onderzoeken, en aanmerken j^f
Van oe&ning noodig heeft, om zich in ftaat te ftellenv"s in'rfit

i-j^ .'^^i'nmer verleegen te wezen j als mede of'er ftof genoeg in voor-
zulks werkftellig te maaken ^eneindelyk jwattotelkeby.
verkiezinge eigen zy.

beftaat in verandering van hcrtstogten en (ΤΟ/^ίΤί'/'ίί»: het
'^otT in nieuv/igheden, waar door men ider een kan behaagen en
cit verwekken j want gelyk het fpreekwoord zegt, mn fuffi,^
Derhalven zyn veranderingen en nieuwigheden noodig.
ftjj^ i^^cening is echter niet, dat zulks in één Stuk alléén, noch ge^
•Jan ^^ ^^ ' vertoond diend te worden j geenzints: maar nu en

l^^^at, om de nieuwsgierige gaande te houden,
gevo^^^ derden, of'er wei zo veel verandering van nieuwigheden kan
n^gj^^^den worden, als ider in zyn ftudie noodig heeft om nim-
tlg^^^^^leegen te zyn, en waar in die beftaan. Ik zeg ja, en oordeel
llaadi^^^S^'^de de voornaamile, uit dewelke een oneindelyk getalge-

Yq^ ^^evloeijen·, gelyk ik zal aantoonen.
teil en^?^^' ^^ Beeldfchilders betreffende, daar zyn niet alleen San- Rykdom
S'bill ^^^timien, maar Wysgeeren , Profeeten en ProfeteiTen offerpen^^^i^
Krvo doorluchtige Mannen en Vrouwen zo in Staatsbeftier als
als , waereldfe Monarchen, Wetgeevers zo Staatsliedengen.'^'"'"'

en j^^g^i^elyken, de vier Gedeelten des Waerelds, de vyf Zinnen,
oiïi te^^ ^'^dere gedenkwaardige Perfoonen en Voorwerpen, te lang
den ^Ar^^^^^^}· nu oordeclen, of'er geen ftof genoeg te vin-

^en^^ de geene die van voorneemen zyn niet hooger te klim
hun ι ^^^ enkelde Beelden, om daar mede meenigte van jaaren, ]a

^^eeven lang , door te brengen,
iler^y.^ dcLandfchappen aangaat, wat is 'er,niet al, behalven woe-Lan
^^Gerniflen, verandering van ftof overig? vermaakelyke Lands-

- Landichap-

dou-

-ocr page 169-

^^^ GROOT SCHILDERBOEK. yp

douwen, fchoone Velden, Rivieren en Watervallen, Rotzen
Spelonken, Piramiden, Begraafplaatzen en Tomben,Loop-jR^^"
en Kaatsbaanen, Plantagicn, Lulthuizen, Veehoeders, Harderfpe^'
len , Offerhanden en Bachchanaalen. Ik zeg noch niet, op hoe
meenigderley wyze alle de genoemde zaaken vertoond kunnen vvei"
den i van vooren, van de zy en van achter j dan hooge dan laag^
Horizonden·, dan Zon, dan Maanefchyn. Voegen wy hier nocht>y
eenige Dieren,Beesjens en Voogelen,enz.

Zeeën. Wat de Zeefchiiders belangt, dezelve zyn mede rykelyk vafi
verandering en Itof voorzien, als aanmerkelyke voorvallen ^^
oude als nieuwe, heilige als waereldfe gefchiedemflen j gelyk med^
fabelen en daagelykfe bedryven , waar van ik 'er eenige zal of'
noemen: als een ilille Zee, daar
Chrifius op de baaren wandelende?
Petrus, die in een fchuit lag te viilen, tot hem roept ; een and^^
in onwee'r, daar
Chriflus flaapende , het Schip heen en weer üi^'
gerd, en hy door het volk opgewekt word: een Zeeftrand met leg'
gende en vaarende Schepen van Oorlog en Koopvaarders : Ge-
vecht tuiTchen Koopvaarders enKaapers, Turkfe en Algiersfe
vers: Zeehaavens met handelende Kooplieden: verloiïing van Sla^"
ven :. Zeetriomfen: de Veneetiaansfe Zeetrouw of
Bucentoro : eei^
Zeeftrand, daar
Hdena door Parii ontfchaakt werd: Coronis dooi"
Neptunus aan ftrand vervolgd : Polifemus en Galathé : de Konii^r»
Ceyx en Alcione : Uly£es om de zang der Sirenen aan de maft
Zyn Schip gebonden ;
Eneas met zyn Vader Jnchifes vluchtende ·
Rovery, Scheepsontlaadinge, Morgen- en Avondftonden, Zon-ei^
Maancfchyn , Kalmte of ftil weêr , als mede aanftaande en op"
koomende Onweeren, enz.

Gebouwen. Betreffende de Architeftuur, geene verkiezing onder alle isover-
• vloediger, en die zo veel verandering van ftof buiten de Ruj^^
verfchaft, dan de Boukunde, zo van binnen als buiten. De "
fagie, waar mede men die veriieren kan, is oneindig. Wat z-y
'er meenigte van fchoone Tempelen, Paleizen, Geevels,

Galderyen,

Triomfboogen, Colonnaden, Lufthuizen, zo deftig en fierly^ ^
geftalten, ornamenten en koleur in de vyf Orders
begreepen >
Termen 3 Ν iffen met Beelden 3 Balufters met Leeuwen, Leeuwmnen,
Sfinxen , en veelderhande dingen meer van Porfier, Hartfteen, Kope^
en andere Pronkfteenen ? Wat is 'er met al verandering buiten dn ge-
zegde in 't bywerk en pronkfieraaden van goud, zilver en
Basreleeves, Schilderyen, Behangzels, Alkooven,
Paviljoen en
binetteri, enz. Ja men kan niets bedenken, ofdczeMcefter kan

-ocr page 170-

order groot schilderboek. pf

^yüe verkieziiige te pas brengen. Komen wy nu tot de verbeel-
^gen
: Salomon biddende om wysheid : De Koningin Seha by
^ ^mon : Jofef en Maria trouwende; Chrifius onder de Pharizeen :
«rcaj Anthonius
en Cleopatra : de dood van Julius Ceefar : Solon
^ p^efus : De Godin Fefla voor den ingang ym het Pantheon
^ichynende, om de moedwillige onderneeminge des volks, 'tgeen
wilde fchenden, te fluiten:
Herze met een deel jonge |VIaag-
QJ^^^ar den Tempel van
Flora gaande, daar Mercurius^ doorliefde
^ tlteeken, haar zweevende vervolgt:
Mercurius by Hcrze in haare
^^^pkaamer, enz. In't kort, daar is voor een Architeduurfchil-
. ^ een onuitputtelyke fchat van nieuwigheden en verandering, om
^^t
alleen zyne ftudie van buiten te vercieren, maar ook van bin-
■y-^5 als Offerhanden in Tempels , hoffelykc GefchiedeniiTen en
y^^^Vallen, in Paleizen, Zaaien en Kamersj gclyk wy daar van
Qts eenige genoemd hebben : verders Raadspleegingen, vrolyke
j-Operaas, Bezoeken, Tooveryen, Spookiels, vermaa-

yke Verfchyningen, en zo voorts.
t\a wy nu tot de Bloemen. Wat is 'er lieffelyker en aange-

Ue als Bloemen? Om hunne meenigvuldige verandering, fchoo-
g ^^ier en friffche koleur, worden zy van alle menfchen bemind en
dewyl het oog zich nooit verveelt in dezelve t'aanfchou-
ij^ J^ ï al zyn ze maar gcfchilderd : niet in een enkelde Bloempot,
öp allerhande wyzen , gevlochten als Kranflen, Feftonnen,

Oj^^'^^etten, en ook los in Mantjes j nu en dan eenige Vruchten daar
V
q^®^ gemengd, als Druiven, Abrikoozen, Karffen, Beziën, enz.j
het eene met de andere voorzichtig naar de getyden des jaars j

\λ7· η —------------ - ------ ' — - ο j" j '

liand ^r Borftbeelden kan vertoonen, van koper en aller-

-Vyf;^· ^<^rten van fteenen, ook wel in Basreleeven, beneevens de
n-ig Ιζ^'^Ρ^ιΐ· Men zou ook noch, om de verandering, eenige voornaa-
en Bladeren daarbykonnen voegen, als Laurier, Cipres,
i^oo ·' en by de Vruchten zomtydts andere Gewailen, gelyk

Vy^^ï Raapen,'Wortelen, Pompoenen, Meioenen, Okernooten,
'eru^^' enz.
W.zt de Concepten, daar op ilaande, aangaat, 'k zal
liefj^^^^ levens eenige aanmerken. Voor de Lente,
Fems en Adonis^
«a en^r/^^"^*^^» met Kindertjes en Bloemen: voor de Zomer, Porno-
^onton ^^ malkander, met Bloemen en Vruchten: voor de Herfft,

Jl^· ^ ^"-rtumnus in een Prieel,
rig het overtollig te zyn alles, 't geen daar van noch ove-

^cre te vervolgen> vermits 'er geene ftudie of byzon-

^^kiezinge is, hoe gering die ook zy, of ze kan met veran-

P der-

-ocr page 171-

order groot schilderboek. pf

Tegenwcr-derlykc nieuwigheden genoegzaam venykt worden. Maar zou zu^
een Landfchapfchilder mogen zeggen y
huiten myne gewoonlyke vefki^'
zingey heb ik nergens grondige kennis af. Hoe zalikmy daarvan dankonns^
bedienen^ nademaalikgeen Fogels noch Beeijes geleerd heh?
Een ander des-
gely ks:
Stilleeveen is myne fludie. Landfchappen, Beelden noch Be^^J^^
O'sioKiazhebiknooitgemaakt:
bygevolg, geen verdere bekwaamheid nochke^'
der zciv-e. Geen nood: tot alle zwakheden zyn hulpmiddelen te vindeti·

Die een zwak gezicht hebben, gebruiken brillen j tot zwakke heu-
pen, krukken 5 voor de harthoorenden, een hoorn,enz. Het raap^^
dan in zulk een geval uit fraai je Schilderyen, uitgevoerde Printen
Tekeningen, diealtyd wel te zien en te bekomen zyn,
is geen fchande·
Behalven dat kan men, des noodts zynde, zonder zyne eer in 't min^ ^^
krenken of te benaadeelen, anderen te hulp neemen die het wel verilii^'^'
wanneer dezelve de overeenkomfte der zaak en zin niettebuiten

Het is aanmerkenswaardig, dat de Stukken, van twee byzond^^"^
handen gefchilderd, nooit of zelden het oogmerk van den Vinder
nen bereiken, maar merkelyk onderfcheiden werden 't zy in de knchh
uitvoerlykheid ofkoleur: geen wonder, wanneer ellc ?yne zjii en
wil volgen, zonder eikanderen te ontzien, min of meêr of daai"
Helper zo veel deel aan had als de Vinder. Wanneer zich een Velö'
overfte tot deeze of geene onderneeming te zwak bevind,
Iiy van een ander hulp, maar niet om te gebieden.

' Desgeiyks als wy Schilders een Medehelper noodig hebbenj
't niet oni te toonen wat zulk een kan of mag, tot zyne roem
eer j maar om de zaak naar het goeddunken van

den Vinder of eef'

iten Meefter te helpen uitvoeren, van wien hy zyn bedongen loc^
voor gedaanen dienil trekt, en meêr niet.

Wat 111 Nu zullen wy verder gaan, en zien wat een konftig Medehelp^^
ders heeft, en waar na hy zich zal dienen te fchikken entebepa"'^'

helper ver-

len. Het is dan noodzaakelyk, dat hy de Perfpe5tief^ de Koi^^^ '
hetzyomte^'^^ ten laatilen het
Manuaal of handeling des Penfeels wel verft^^- .
ftofFeeren, Door de
Perfpöticf willen wy te kennen geeven min of meer k^"^^ .

naar de trant des Vinders: de Koleur, desgeiyks min of meer fchoon-

en ten derden de manier ofPenfeel j dat het een met het -q

een kome. Is het Stuk mals en natuurlyk gefchilderd, dat de
of toepaflinge desgeiyks mals en uitvoerlyk gehouden werd: is ^^
kloek en luchtig aangetaft, even het zelfde; zodanig dat het
Stuk niet alleen een generaalewelftand daar door verkryge , rnaar, '
meer is, van ééne hand fchyne .gefchilderd te weczen. Dit
oordee
wy zo noodzaakelyk voor een Medehelper, dat hy onmoogelyk, zo ^^

-ocr page 172-

^^ GROOT SCHILDERBOEK. iif

ggi ^^^aarneeminge, ietsgoedtskan uitwerken; ja, fchoonhyon-
Vej-I Meefter in zyn beroep was, als die welke hem te hulp

te ζ ^ ' lïioet hy zich evenwei wachten dat het zyne niet het meeit
vjêgen hebbe j 't geen anders nadeelig voor beiden zou weezen.
^^ gebeurtook wel, dat zulks door misverftand gefchied, als mede
^'^^.adaardigheid, waar door de deftigheid en cierlykheid van een
Ordinantie gekrenkt, ia te niet gedaan werdj verfchaiFende
fchimp enfpot aandekenders 5 waar van ik ver-
fi jg voorbeelden, als het noodig waar, zou kunnen bybrengen,
Λ ^elve heb ondervonden; doch, om niet lankwyÜg te zyn, zal
'dezelve voorby gaan.

door een Tafereel verfiaan moet werden > en hoe
veekrley die zyn.

Vyftiende Hoofdstuk.

^aa^^^ iang getwyfeld, of wy zonder fchyn van verw aandheid deze
.^yj^i^'^prking over de Tafereelen in 't ligt zouden mogen gecven j fchfyvers

het werk van een verlicht verftand, en van een zeer groote en «ver de ftof-
Pgj^^^'^gene nutheid voor een leergierigen Oeifenaar, zo welmetde Hoofd''-^^
de(j^ . het Penfeel: maar eindelyk naveele twyffelinge overtuigd zyn<
Van^^^^ «ly niet kon misgrypen, wanneer ik het opofferde als een werk
Oord^T^^ geringe kennis en vermogen,
't welk zich aan een goed
het & ^ ^'eenemaal onderΛverρt en gaarne wil onderricht zyn, heb ik
2:al he^^^S^· ^^ ^^^ onvolmaakt, gelyk ik niettwyffelj tenminfl:en
Ven tot^^'^^^S ^y^ ^^^^ ' ^^^ ^^^ ^^^^ aanleiding hebgegee-
Oeffgj^ ^^rder onderzoek, en een weg gebaand om de naauwkeurige

^et^^^^ tot kennis der volmaaktheid te brengen.
Van ipi- ^^ volkomentlyk bekend, dat een Tafereel een Ai-ertooning is
^^rte geschied 5 'tzy door de Pen of Penfeel. Hetfchriftiseen
^ep ^^^ het voornaamfte 't geen aanmerkens waardig is j zon-

l^enr^gj^ ^^^ eenige onverilaanlykheid of duifterheid onder loopt ·, te
Voof^i®^^^^"*^^ ^^ waare oorzaak, waar uit de ixgenwoordige daad

örie

^^ntlv?^^^^ worden in éen bekwaam Tafereelfchry ver vereifcht: tot een

^an (jg^ ' naauwkeurige kennis van de GefchiedeniiTen j, nevens die f "
S^of tp Schryvers : ten tweeden, een goede onÜervindin-
ver ver ■

^nilTe der Oudheid: ten derden, een aangenaame en nette Poe-

Ρ 1 fy.

Verdedi-
de$

-ocr page 173-

iii» groot schilderboek,

fy. Voegen wy hier noch by, een fraaije Redeneering j doof
welke, na het onderzoeken der bekwaame iloflFe en hertstochten»
hy de zaaken ordentelyk, volgens den loop der zelve, op zyn al^^'·"
duidelykil en begrypelykft weet te fchikken. De Oudheid
hem in zyn bywerk en iloffagie, door welke hy op zyn gierlyki
de tyd, plaats en gebruik dier-Landaart aanwyft.

De bevalligheid der Poëfy word vereifcht, om dat zy is in ^^^
gefchilderd Tafereel de
harmonie of welvoegelykheid der koleuren·
maar als alle die fchoonehoedaanigheden welwaargeriomen zyn, kai^
het noch geen volmaakt Tafereel te voorfchyn brengen, indie^'^^'
de Schilderkonft niet by gevoegd is, zonder dewelke het onmog^'·
lyk een goed Tafereel kan weezen: want een fchoone Hiftorie oiy^'
fchiedenis van deftige perfoonagien, verzeld met een aardige of
lyke ftofFagie in een aangenaam geweil, niet na de konit gefchi^ -
zynde, is niet volmaakt-j konnende die uiterfte bevalligheid nie^
hebben, al waar het het Leeven zelve, 't Is waarlyk veel, als eeii
zaak naar den inhoud wel uitgedrukt is : maar dat is niet te vergely"
ken by een gefchilderd Tafereel, door een verftandig Meefter nao^,
grondregel van de Konil wei uitgewrocht 3 want de Konil docthi'
geen krom is recht fchynen.

Het zal niet onvoegelyk zyn iets verders wegens de byzondere
tuur, kracht, en hoedanigheid der Tafereelen op te haaien,
noodzakelyk en dienftig zo wel voor Landfchap- als Hiftoriefch^^^
ders : voor eerft, hoe veelerley 'er zyn: ten tweeden, hoe zy
den genaamd : en ten derden, welke dubbeld of enkeld zyn.

Ik ftel dan vierderley, te weeten Hifiorifche, Poetifche, .

en Hieroglififche.

De eerfte is een eenvoudige waare Gefchiedenis.
De tweede, een dubbeld Verdichtfel, verbeeldende niets als g^^
waande gefchiedeniflen , of vermenging van Goden en MenfchcW
der een. 1 ,

De derde, een drievoudigeZedekunde, ons leerende hoe wy ^
Icn leeven omtrent onzen God^ onze Evennaaften, en
Onszèlven-
De laatfte is viervoudig, om datze deze drie voorgaande, g®
onder een korte verborgene zin, in zich behelft: befbaande
den en Ondeugden j llrekkende eensdeels tot leidinge der
vorder tot die des lichchaamsj wyzende de
gelukzaaligheid Ρ
fterffelykheid van d'eene, en de verderiFelykheid des anderen aa ·

Hoe verre
de Dichc-
konfl; daar
in te pas
komt.

Hoe vecler-
'ey hoeda-
nigheden m
cea Tafe-
leel ver-
ei'cht wor-
den.

Wat in de
Hiftorilche
'.verd ver-
ïifchr.

~ ' ' ■ "Hrhrcr of Srhilder zich t'eeneniaai

Zyneverg^

In het Hifloriaal moet de Dichter of Schilder zich
waarheid onderwerpen, zonder iets by of af te doen.

-ocr page 174-

groot schilderboek. 117

_ . fch'oon hy zich van de Poézy bedient moet echter zodanig be-
P'^ald Weezen j dat'er niets en zy of het ftrekt tot duidelyker ver-
'-^aringe der zaak, zonder dezelve in het minile te veranderen met
^^'^'ge onwaarfchynlykheid: gelyk by voorbeeld om den Dageraad
^ Verbeelden met
Poëtifche figuren, als Aurorade Nacht met een
^^-na-, en de Zee met Neptunus. Zulks is onnoodig, en een misver-
• ; vermits die dingen natuurlyker wyze met koleuren konnen

J-^gedrukt werden: geiyk de Dageraad gemeenlyk voorkomt geel,
ƒ en blaauw, of als de zon aan de kim met ilraalen: de Nacht,
^oor cie duiilerheid, met maan of ilerren: de Zee met golven en
a^^Ven, zeeklippen of zeemonfters, of wel eenige fchulpen aan de
^trnn^ ,, , , , ------------'twelk

gelyk mede de Nyl met krokodillen en diergelyke, 't
Zee of die Stroomen eigen is.
, ^^ Poëtifche Tafereelen zyn de Hiflorifche voor zo verre ongelyk, pY^^y^'j^^'^®
iii V in plaats van waare geichiedeniifen te verbeelden, niet als ver-behoord.,
^^^htfelen vertoond werden ·, vermengende Goden en Menfchen on-
'^alkandere, gelyk wy voormaals gezegt hebben j betekenende
anders daar mede dan de loop des v/aereldts door de Hoofdftof-
als Vuur, Water, Lucht en Aaxde : en fchoon Hiilorifchcr
is echter ider in zichzelf een natuurlyk Beeld, hebbende zyne
l^^^eteekening in de naam of gedaante, en dikwils alle beide gelyk;
^y Voorbeeld
, Jtlas^ Lcda, Cyclopen^ en meer andere j wer-
eü^fi dan de
Fabel gcfilofofecrd en ook gemoralizeerdy en alzo op eene
^ wyze tot een fpiegel voorgefteld, om de deugd te doen

^/^^'^eemen en het kv;i'aad te fchuuwen3 gelyk wy doorgaajis inOw-
ƒ 3 en anderen befpeuren. ^^^^

dan noodzakelyk , dat men naauwkeurig lette in het opilel-keiyke
^ve^^ulk een Tafereel, dat de
Fabel of inhoud wel uitgedrukt"^""'''"
j^j ftiet dezelve opmerkinge als de voorgaande, naamentlyk dat'er
Rin invloeije dan tot de zaak dient, zonder eenige byvoe-

t'gS® Vanzinbetekenende Beelden, 't welk de eigenfchap der zaak
zou vernietigen, als Maatigheid, Voorzichtigheid, Gram-
hiej!^' J^^ouzy, enz. v/elke Beelden hier niet eigen in zyn, gelyk wy
ïiert ^^ ^^^llen aanv/yzen : want daar zyn andere die eene en dezelve
,^^?chten, doch in een verfchillende zin, te kennen geev en j ftel-
ΐϊίς^^^ Plaats van de Liefde,
Cupido, voor Wysheid, Ρ aliasen
diergelyke die de Dichtkonft tot dien einde voortbrengt.

Noodza-a-
aan-·
aeiking.

Tafereelen zyn waare gefchiedeniiTen of voorvallen,
ge^vg ftichtinge ofleerzaame voorbeelden voorgefteld, te kennen
fereden. ^
•^de braave daaden of misilagen der menfchen, w elke daar in hun-

ne

-ocr page 175-

ίΐ8 gïloot scmilder.boek.

né röl fpeelen, door eenige bygevoegde zinbetekenende Beelden uit-
gedrukt, welke de neigingen, die hen gedreeven en vervoerd heb-
3en, uitdrukken: als by voorbeeld, by
Jlexander^ de Eerzucht-
3y
Marcus Aurelius, de Goedertierenheid : by /lugufius , de God-
vruchtigheid: by
Sclpiö Africanus ^ de Gemaatigdheid > wanneer hydc
jonge Ondertrouwde, die hy gevangen had, aan haaren Bruidegoi^
weder overgaf: en meer diergelyke anderen, gelyk
Horatius in zy»^
Zinnebeelden zeer konilig en verilandig heeft vertoónd.

in dit foort van Tafereelcn is men geenzints bepaald, ten opzi^^^^"
te van de fchikkinge, tyd noch zonneftand en landaart; want
is geoorlofd Winter en Zomer by malkander te voegen, ja alle "C
Hoofdftoffen ondereen. Het voorwerp kan voor aan in Atrica zy|^|
terwyl inliet verfchiet, te Romen of elders, een andere rolgefpeeW
word, ja al was 'tin de Hel. Zodanige vryheid mag eenZedeku^'
dige in zyne Tafereelen gebruiken: alleenlyk moet hy zich wagte'^
vóór overtolligheid, en zaaken in te voeren die geen deel aan h^t
bedryf hebben j zynde deze in alles de Tooneelfpeeien gelyk,
allé hunne vertooningen, zonder dewelke een Spel niets waard is.

EndcHie- Dc HierogUfifche Tafereelen zyn geheel vaneen anderen aart c-""·
ïogiiüicke. hoedanigheid als de drie voorgaande j komende daar niet mede o-
vereen dan in het oogmerk door het welk men den menfch to
deugd'Zoekt aan te maanen, en derwaarts te ilierenj Hellende
belooninge der deugd, en de ilraiïe van het kwaad, voor. Deze zy^^
zo wel Chriilelyk als Heidenfch : Chriftelyk, zyn zy op de ziel wer-
kende i en Heidenfch, op het lichaam. In het eerfte, zeg ik,
zen zy de onfterfFelykheid der zalige zielen, en in het tweede e
vergankelykheid en ydelheid des waerelds aan: beftaande in zamefl
voegingen uit zinbetekenende Beelden van verfcheidene hertstoc ^
ten, welke te zamen een krachtige zin uitmaaken , als by
beeld de Godvruchtigheid, Vrede, Oorlog, Liefde en diergely^^_]
Zulke Tafereelen worden Zinnebeelden genaamd, zynde to^^^
lyk en zinbetekenende , vermits zy meeft door het zamei^^te ^^
van voorwerpen , die een' eigene zin en betrekking hebben ? ρ
maakt worden , of daar uit verzierd zyn , als de Palm,
Mirtus, Cipres, Zon, Maan, Sterren, Zandlöoper5,Pyleni
vlammen, en diergelyke dingen, welke eenige kracht, vermog ?
en buitengemeene werkinge betekenen, . ^^^^

Deze foorten van Tafereelen lyden medé geene de minlte ° ^^^
tolligheid, of worden dikwils daar door onverftaanbaar j veim ^^^^
geen gefchiedenis noch verdichtfel tot grondilof hebben 3

-ocr page 176-

a GROOT SCHILDERBOEK. 133

door dc
van

^^^ds een heel andere zin kan geeven. _ ..

^^^^^iier ftaat mede aan te merken, dat'er noch een onderfcheid tuf-
Ït''^'^ de Heidenfche en Chriftelykc verbeeldingen is,. waar van de

^idenen - '' ____________ ^ —■f·^--

y-^ti^u y enus ^ Cupido^
^^^l^-'iitenen Charitas , of een Vrouw met kinderen en een vuur-
op het hoofd, verbeelden. Den een
\\tt£t Hercules voorde

fterkt

bli

ook wel Jnteros voor de Liefde j en de

en den andere Mkhaeï. Den een neemt Jufiter met ae

ï en den ander de Gerechtigheid. De laatfte vertoont de
^-^odvrticht^gl-jeid door een Vrouw met een ofterfchaal in de hand,
^^^en altaar met een kraanvogels daar de eerile, in plaats van de
, een kruis verkieft. Doch dit alles is los en zonder
¥γ uiede niet bepaald in tyd noch klimaat. _

onderfcheid van alle weetende, is zulks het rechte en veiligfte

VooibeeM

^^^ konftige Tafereelenna allerhande wyzen op te Hellen, hoe
v·^/^^"ook zouden mogen zyn. Ja dat meer is, al is uwe be-
Volfj'^^ noch zo enkeld, daar is altyd gelegentheid om een ruim en
fej.g^^S^u ftuk rykelyk te ftoifeeren, gelyk wy in het volgende Ta-
2,0^» ^^dlen vertoonen, hoewel noch maar ten deele : want men
Ath^^' als men wilde, wat meêr konnen byvoegen> als de Stad
de in 't verfchiet, een Rivier met zwaanen, het Noodlot in

of met yZ/rc/ioi heen vliegende, enz.

^^^aiïiJ ^ee2,en van zekeren Griekfchen Wysgeer , jEfchiks ge-
een die op het veld zittende, door een Schildpad, \velke van
^yn opgenomen was , door den zeiven losgelaaten en op

dachti hoofd nedergevallen zynde , zo als hy in zyne aan-
Vertip ?? bezigheden y/as , gedood wierd. Dit droevig ongeval
Ee^^^aldus.

Uikj^· Geinig ter flinker zyde van het Oogpunt ftel ik den onge-
fchoof^^ Gryzaart op een klein heuveltje, met een boek op zynenbeeldenvaa
Vallgj^ een pen in de hand. Hy legt op zyne rechter dye ge-foS^"'
<ler' ^Jelke men in 't verkorten zietj het eene been dwars on-
ftrekt. ^ vlak de grond, legt, naar de linker zyde uitge-

^^^^ bovenlyf voor over in malkander vallende, een w^einig
■^^aarts ^^ S^^'^aaid 5 zyn hoofd heel op zy m.et het aangezicht nêer-
^^et (jg ö^^^eerd. Hy Haat zyne rechter hand ter zyde van zich af,
pen byna tot op de grond ^ tcrwyl hy d'andere boven zyn

hoofd

, uit een enkelde hertstocht beftaaii , welke uit haar'voorwerp
oet Voortkomen, 't geen zodanig is als men het wil verkiezen,
andere zinbetekenende Beelden kenbaar gemaakt word,

Zelfs het minfte verkeerd genomen zynde, aari de zaak

-ocr page 177-

iii» groot schilderboek,

hoofd vlak open houd. De Schildpad valt wat fchuins, en g^X^»
met de kop om laag, langs zyn ilinker oor. Het boek valt van z/J
nen fchoot naar de ilinker hand. Boven zyη hooFd , een wein^o
meer naar de ilinker zyde, alwaar zyn m-lntel legt, op welken hy
zit, zweeft den Arend m de lucht, neêrwaarts ziende. Op
hoek van de fteen , een half voet hoog, daar de gemelde mantel op
legt, en naar het Oogpunt ioopende, legt den inktkooker als
de eenige papieren zo gerold ais anders, nevens zyne muts. Dit IS
het voornaamfte van het iluk. ,

Nu zullen wy in't verfchiet, alwaar het veld naar de rechter zy"
laag loopt, een Piramide vertoonen, en by dezelve een Herderin zit'
tende, nevens een jongen Veehoeder by haar llaande, die haar
kommetje met water of melk toereikt. Hier en daar ziet men
Schaap of Koe : en wat nader, op of achter de voorgrond, zou
niet onvoegelyk zyn een anderen Man te vertoonen, welke,
by gaande, op het geluid of gefchreeuw van den ouden Gryzf^^
zeer verfchrikt naar hem om ziet, zyn bovenlyf linksom zwaaij^^'
de, en by na tot het halve lyf bloot achter de grond.

De Filofoof is eenvoudig gekleed met een lange rok j en een ''^P
van de mantel, daar hy opgezeten heeft, ilingei't noch onder zy-
ne rechter dye. De rok is donker violet, en de mantel licht fe^^
Icmort. De fteen, daar dit kleed op legt, is blaauwachtig · ^
grond-, grasgroen.
De Man, achter de voorgrond, inde fchad^
we op het hoofd en een gedeelte van de fchouder na, is
met
rosachtig vel bekleed> hebbende een muts op, en een ftok over zy'
nc fchouder daar een paar muilen aanhangen. De Herder en ^^ r-
derin, onder de lommer der Piramide, zyn heel helder
werdende dit alles in een klaare zonnefchyn vertoond.

Wat het Landfchap en 't verfchiet aangaat, zulks laat ik ^
goedvinden en verkiezinge van den geenen , dien deze gedac
zoude mogen behaagen. i ale

Men zegt, dat die Wysgeer zo bang en bevreesd voorzyi^^ ^^ ^^^
1:)ól was, dat hy zich nergens dorft betrouwen, dan buiten op
vlakke veld onder den blaauwen Hemel. Dit is de
reden,
om ik huis, boomen, noch iets ter waereld daar omtrent ^er
't welk hem zou konnen befchadigen: doch daar hy i^^ende ze
te weezen , heeft hem het onvermydelyk noodlot des doods g
troffen:
mors inevitahile fatU7n. i^Rpeld

Rcdenvoe- ^^^^ imand mogen denken, waarom ik maar een enkeld ö

ring over dit , ö ' „ , redcil

Tafereel, vcrkoozcn heb tot het voorwerp van myn Tatereei ί uc ,

-ocr page 178-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

Om den geenen, welke in de Laiidfchappen wel geoeffend
' ƒ ^lï middel aan te wyzen, waar door zy aan haare ftoffagie
ij luifter en heerlyker naam kunnen geeven j ik meen die,
Pen ^^ vruchtbaar van geeft zyn omtrent leevenlooze voorwer-
te v' ^^^ ^^ ^^^^ ^^^ enkeld Beeld, en ter naauwer nood twee,
of i^^^den houden j alzo het hun niet of weinig fcheelt, of zy iets
en ^^^^ ^^ beduiden hebben. Doch de naam van een heerlyk, wys
Perfoon in een konftig Landfchap verbeeld, geeft,

gez^theb, een groote luifter aan het werk, en achting

VQQ„ J tJ -----j ----O---------- ---------- ■ ----3 --- --------

^er 1 Meefter: want een konftig of vernuftig Landfchapfchil-
't d'eerkrans toe : maar wanneer hy toont het
Hifioriaaï en

daar by te verftaan, dan verdient hy een dubbelde eer-

Qig^^^yk een goed Hiftoriefchilder ongelyk meerder lof verdient
^anHr^ Landfchap wel vertoont, komt zulks ook toe aan een fraay
fgi ^yi^hapfchilder die zyne Stukken met gefchiedeniflen of verdicht-

y ^^onftiglyk weet te ftoifeeren.
f
^g-^^^^c Landfchapfchilders zoeken gemeenlyk ilegte of geringe ftof· Gebrek,ί»
der k' S^iïieene en onnoozele gedachten of verbeeldingen: zommige Jifhapfchu,-"

^^dendaagfe niet alleen, maar ook beroemde Italiaanfche Meefters. 4eis.
in ^^ ïïiy aangaat, ik heb altyd liever een foort minder willen zyn
j^yil Landfchap, en wat meêr in de ftoftagie.

wel waar, men kan in alle dingen niet even volmaakt zyn j
^^hter als men zin in iets heeft, en met een onvermoeide ftand-
voortgaat, kan men verre heen ki

:omen 5 gelyk het Latynfch

kennen geeft:

^utta cavat Upidem^ non vifed fape cadendo.

Dat is:

L ^^fiadig droppHen holt den allerhardfien fieen :
^fladige arbeid flrecft door '/ alkrmoeyïykfi heen.

feeren is een voorwerp om een braaf Landfchap te ftof-

is, ς ' meêr, om dat het een geval verbeeld't welk niet gemeen

niiiar met weinige omftandigheden. Het is, zo te zeggen,

^f viey Beeld daar 't geheel in beftaat. Ja' al waren 'er drie

te Veel ^^ ^^^^^ ^^oodig, zulks is in een fchoon en ruim veld niet

Q^ Wel

-ocr page 179-

order groot schilderboek. pf

Welaan, doorluchtige Laiidfcnapichilders, overweegt deze z^'^
eens, of het de moeite niet
wel waard zy noch een weinige
ning
daar aan te befteeden? Ik zeg weinige moeite: indien gy ^^ ,
daar toe hebtjZal'tuligt vallenj gelyk deezeLatynfche fpreukz^^ê^'
cupit, cafit omnia.

Hoe men de Fabelen van Ovidius, of de Herjcheppingen > ^^^
voordeel zal gebruikenen wat meer vereifcht word tot
het o^ftellen en uitvoeren van eeti konflig Tafereel.

Zestiende Hoofdstuk.

y zullen hier geen wet Hellen, noch den geeft bepaalen > ^^^^
alleen de zaak eenvoudig, en naar onze bevattinge, teverft^^

W

geeven.

^mde'laa? ^^^^ dagelykfche ondervindinge, dat de waarheid^^^^^

.w derGe" voorgevallene zaak door het over en weêr vertellen meeft altyd va» $
ien^firiüe
^^^^^^ Verandert, ja zodanig dat zy eindelyk ,heel onkenbaar
juare" o^^m- Daar blyft wat af, of daar word wat by gedaan. Daarom zegt
den^^ na^ te
^^^' ^^^ ^'^P g^^^ofi ^ 'word ligt bedfoogcn. Dierhalven is het^.
Vpeiuen. derzoeken der waarheid van groot belang j zynde het een vopr^^
tig Meefter die, naar wysheid trachtende, d'onfeilbaarfte
om zyn oogmerk te bereiken, en anderen te overtreffen, in'tW
ftelt. Want wat een zaak is het, wanneer wy het Concep ^ r
anderen gezien hebbende, 't geen wei geordineerd, cierlyk ^
feerd, fraay gefchilderd of gecoloreerd is, alsdan heen gaan en j
zelve tot het alderminfte navolgen, zo veel beelden, desgelyks ê^^ ^^^ ?
en van zodanige koleuren? Wat heeft men daar mede g^^^^^^ch
Den naam vaneen uitmuntend Meefter ? Geenzints, al was
zo deftig uitgevoerd, heel anders gefchikt en onverbeterlyk g^ .
derd. Daar moet noch meer voor af gaan eer men een^ zaak ^^ ^^^
neemt. Een voorzichtig Krygsoverfte zal zich niet op één ven£ ^^^

alleen νerlaaten, wanneerhy een aanflag van gewicht voor hee

dewelke zyne eer en achting hangt, 't zy om poft te vatten, ^^^
of fterkte aan te taften, of den vyand flag te leveren. Neen,

uitte

Wat mea
ioe.a moet

te bekomen van

. Volk, geld noch moeite fpaaren om regte kondfchap tebekonn

_^vyandts aanilagen. EenbraafSchilder moet insgelyks doen, .ijin-

^munten. En om daar toe tegeraaken, zyn de volgende aanme »

Aanmoedi-

fing vooï
cn.

-ocr page 180-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

S^i^hoog noodig te weeten: vooreerft, hoedanig het voorval, 'tgeenom Mertoc
Van zin is te verbeelden, door den Schryver befchreevenis i en" s"aken.
met zyne meening in alle deelen overeen komen: ten tweeden,
^^^^leggingen van den beften Schryver over het geval na te leezen,
<Je den rechten zin aan te gaan: ten derden, detoepaffing

V ^^^eedingen, en de daar toe eigene koleuren en ftofFagie: en ten
^J-titen, hoe de vier hoofdftoften, de vier
compkxien der menfchen, eil
Ve K^^^ ftonden van den dag nevens haare gedaante, toeftel en koleur
"eeld moeten werden. Door deeze middeien,en geene andere, is
^^^ dat men de zuivere waarheid komt te ontdekken. Het is de
^ ƒ ^^fteen, waar door men verzekerd kan zyn, of een Meefter in zyne
^celdinge zo wel de ziel als het ligchaam getrofFen heeft.

Eetal

erhalven moet men zich niet verwonderen, dat 'er onder een groot

die eenige bekwaamheid hebben, zo weinige in Gefchiede-

j^. ^^ uitmunten, doch voornaamentlyk in Fabelen of Verdichtfelenj
.j·® doende'tgeen roemwaardig is: vermits zy de regte lufteneer-
^^^cling niet hebben om hetgeen, 't welk zy voorneemens zyn aan
^^g te brengen, ter deeg en naar vereifch te onderzoeken. Het
^^^eti Valt hun laftig > en zy oordeelen het zelve alsnu ook onnoodig:
ς de Fabelen van
Oz'idius tegenwoordig zo overvloedig afgebeeld,

êemakkelvk te bekomen zyn, nevens een regel fchrift, drie a vier siegte
■p-cnu^ welke genoegfaam te kennen geevra wat het weezen "wii,

kl

hiai

Vertumnus en Pomona , Zefirus en Flora, en zo ders

__________genoeg ? vraagen zy : d'een is ipaakt en d'ander ge-

egj^^'^·' dit is een man en dat een vrouw: by deeze is een hond, bydie
^Q met vruchten, en by d'andere een bloempot. Waarom

^en ί ^^ Zelve dan niet mogen volgen, zonder verder te onderzoe-
duc i. deeze voorvallen van zulk een beroemden Meefter al-

afgebeeld?

^yn ^^ Prentboeken van groote nutheid voor de Schilders

^ik ^y ga3,rne bekennen: maar de zelve op die manier te ge- zelve.

\vijj: en'er aan te bly ven hangen, is een gewis teken vaneenvry-
taa]],^^ flaavernyj ten ware de zodanige noch leezen konden, noch

Hoe- ^"slen ^^^ Ovidius waren my in myne jonge jaaren wel ge-
(igj^ö "^^kend, ja tot de geringfte toej tot zo verre dat, wanneer ik
^inft^^ "^an eene maar hoorde noemen of leezen, ik dezelve tot het
Was ■ 1 kon verhaalen, hoe, waarom en wanneer de zaak gefchied
tege" Wat de uitlegging betrefte, 't geen eigentlyk de ftof onzer

^oordige verhandeling is, daar had my η Vader tot dien tyd toe

α

noch

-ocr page 181-

114 GROOT SCHILDERBOEK,

noch niets af tegen my gezegt, noch ook wat nutheid daar in ft^^·
Lang daar na, door nieuwsgierigheid gedreeven, nam ik dezelve nocn-
maals voor, en las 'er nu en dan iets van j 't geen my de luit me^r
en meerder opwekte, en wat goedts beloofde : gelyk ik daar ƒ ^
waar bevond, door de hulp van mynen Broeder
Jacohus^ die der
Griekfche Taal kundig zynde, my nu en dan eenige verborgene hoC'
danigheden in dezelve te verftaan gaf.

Dat 'er veele zyn, die,de Fabelen van Ovidius van buiten
nen, ftellen wy vaftj maar van binnen zeer weinig, 't Is ineei^
uit de Printboeken, en niet in de Grondtext, dat men tegenwooi''
dig zoekt.

Nu zullen wy, tot klaarder beduiding van ons voorneemen,
twee Voorbeelden wegens Zon en Maan ophaalen, en daar inwy"'
loopig vertoonen alle de omftandigheden hier toe vereifcht wordei^"
de , nevens eenige der voorgemelde noodzaakelyke aanmerking^^
daar toe dienilig, en eerftelyk de

Fabel -uan ATOLLOen HTACINTHVS,

Ovidius zegt , dat deze Jongeling heel bevallig , uitneetw^^^.'^
fchoon , en daarom van
Apollo zeer bemind was. Doch ^^^

Fabel van
Ovidiusn^d-
loopig tot

beeld ""vei-^^y üeden op zekeren tyd eikanderen vermaakten met het
handcid. van de fchyf, wierd hy onvoorziens daar door zodanig getron^^^'
dat hy van den ilag dood ter aarde viel.

Doch in de Uitlegginge vinden wy, dat Zefirus^ mede op
verliefd weezende, hem aangebooden had, dat hy hem Alleenhéerfche^
van de liefFelykfte Lentebloemen' zou maaken; maar hy, deze aafl^
biedinge niet achtende, bleef volftandig het gezelfchap van

Lato'

naas Zoon aankleeven

alle

waarom Jpollo hem in vergelding^
deugdfaame oeffeningen beloofde te leeren, welke zyn Itaatverei ^
te, en daar zyne neigingen toe ftrekten j als het fchieten ®
de boog, de weetenfchap van waarzeggen, het fpeelen de ?
de oeiïeninge der zang- en boven alle anderen de oeiïeninge ^^^
worftelkonft j ilaande ook noch daar en boven aan hem t®^' 'β.
hy, op een zwaan gezeeten, alle de ileden, waar in yfpollo 't i^ee
bemind en aangebeden wierd, konde befchouwen. i j l·, b-

De B'^'efle'wind , verfcheidene poogingen in 't werk geftela
Ηρ- pn yiende dat. hv Aey.e.n Tontrelinfr niei: rot liefde kon VC

bende, en ziende dat hy dezen Jongeling niet tot Hei
wekken
, wierd eindelyk, door gevoede minnenyd, wanhoopig >
kende op middelen om hem, in fpyt van zynenTegenftreever,

-ocr page 182-

^^ GROOT SCHILDERBOEK. iif

helpen. Derhalven zynen tyd waarneemende, ais hy met
^en iteen ofte fchyf wierp, verborg hy zich ergens achter,
od veel windts op de vliegende fchyf, dat dezelve recht

Ρ des Jongelings hoofd fbiiitte, waar van hy ruggelings neder viel.
c}^ ^ , door zynen val en
Apolloos klagten bewoogen, beloofde
>-üt van dezen God toe te ftaan, te weeten, het bloed, 'twelk
Jongelings wonde vloeide, aanilondts in een lente-bloem te
om ten minften zynen aaam, kende hy niet hem zelf,
Welyl^te maaken. ^

TAFEREEL.

in het bloeijenil zyner jaaren, is vooraan, terilin- ovdinantis
iïi α van het Stuk, en valt ruggelings over. JVlen ziet hem "i'chikkmg

-ic Van achter 5 de buik vooruit, als mede het rechter been, doch bceldiiig
in geboogen > het linker ftyf uitgeftrekt van de grond af; J^j^^f

Yjj^^S^ndeel den rechter arm opflaande, met de hand vlak open, de ''
het^P®. van een, de flinkerhand met den elleboog achterwaarts, vanHya-
"uitcnfte tegens zyne regterwang. Het aangezicht, linksom
vertoont
zich. in profil^ hangende heel achter over in de
^ ' loopende het bloed van zyn voorhoofd langs de kaaken.

1 blond , kort en gekruld. Een bloemekrans valt van

blo langs de regter fchouder, welke fchouder met de halve rug

, en de rok om 't lyf gegord,
'^^i'tooi'^t aich, twintig of dertig flappen van daar , ter Ayoiio. '
Verfc^^.^y'^^ van het oogpunt, achterwaarts treeciende, met een zeer
bovp^f/^^^ en verbaafd gelaat. Men ziet hem van vooren, met het

en het
de

^nderl om laag bokkende j de boril van het licht af,
linke ^ .ë^draaid j het hoofd in de fchouders, de mond open,
met d ftyf toe van hem af > de rechter arm dwars voor het lyf,
hgj.^ hand om hoog dicht aan zyn linker oor, het binnenfte naar
Eebo ^iet linker been ftyf vooruit zettende; het rechterbeen heel
is na^^^^' de voet achterwaarts onderlleunende het ligchaam. Hy
Oïïi ho^^' ^^^ geelachtig blond, lang, vliegende meeft naar

over zyne fchouder j hebbende een laurierkrans op.
^^^pz 'y^ Weilewind , wiens minnenyd d'oorzaak van dit
zefitus,

Jongp]· ongeval was , verbeelden wy aan geene zyde van den
hee^ vT^'· ^^^^ ^^^ bofch ter ilinkerzyde de vlugt neemende. Hy
aarts 7 ^^^^ fchouders, en vliegt met de rechter voet op-

5 Waaijende het bovenlyf linksom. Een deel van het hoofd, en

Q^ 3 een

-ocr page 183-

groot schilderboek.

een weinig van den rug, is met takken en bladeren der boomen bedekt.

En de Nyd. Ter linker zyde, heel voor aan, ziet men, tüilchen de takken, de
Nyd , welke ai lagchende haar hoofd uititeekt, doch zich in de fch^-
duwe houd.

Hctbywetk. Achter Apollo vertoonen wy een Zuilfteen, by na van 't oogpunt ai:
tot aan de lyft, waar in twee groote ronde gaten zyn, door
welke men ziet, en waar tegen eenige kruiden en wilde takjes groei-
jen. By hem ilaat een zwaare boom , benevens een Laurier, ^^^
de welke zyn Mantel hangt j en onder op de grond, tegens de ftanij
ftaat zyne Lier.

't verfchiet. ^^^ grond van dit Tafereel verbeeld een ruime vlakte, ter ilink^^
zyde met een bofch geflooten, die naar het oogpunt loopt, tot even
voorby de gemelde zwaare boom 5 alwaar de Rivier
Eurotas^ van de
flinker naar de rechter zyde, dwars door komt ftroomen.

Ter rechter zyde van het Stuk, voor aan, zetten wy op een breede
phnt een groote Sfinx, op welkers rug
Hyacint bus Mantel legt, als me-
de tegens dezelve een Werpfpiets > en op de grond Boog en Pylen>
Wigchelftok, Speelinftrumenten, Muzyk-en andere Boeken.

DeSchyf voor des Jongelings voeten, van zyn hoofd neergevallen
zynde, ftuit een half voet van de grond weder na de rechterzyde oin
hoog.

Achter, of aan geene zyde van de Sfinx , ftaat een groote Oty^'
boom, en daar benevens een Cipres.

De Zuilileen is bruinachtig graauw, uit een paarfche koleur.
^ Jpollos Mantel, aan de boom hangende, is purper met goud g^'

De Lier is van yvoor.

De Sfinx, waar van men het voorfte alleenlyk ziet, is vlak op z}'?
van Λvit marmer.

Het Kleed, dat de Jongeling aan heeft, is wit met goude.ilreepen ·'
zyn Mantel, op de Sfinx leggende, fchoon donker paars.

Dit Tafereel vertoont zich in een fchoon en helder weer.

Het Licht komt van de rechter zyde 5 en 't Oogpunt is in 't midden.

Dus verre heb ik dit volgens mynebevatting geuite laaten-

de de v/elmeenenden daar van oordeelen.

Uitlcgginge over de Fabel zelf.

^ yacinth ^wclkc^ volgens der Dichteren verdichtfel, in een Bloem
van dien naam άοοτ Jpollo zou zyn herfchapen, is een recht

Algemeene
uitlegging
daar over.

κ

-ocr page 184-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

^ eeld van Wysheid en Voorzichtigheid: want. Jpollo de God der
•^^J^P en der Geleerdheid zynde, hebbenzy ons Hyacinthm, als een
j ongelmg van
ΑροΙΙο voorgeileld, wegens zyne fchoonheid :
is ^ ^^ natuurlyke zin en reden noch onbedorven zynde, een kind
^ ' donder oordeel en befcheidenheid 5 doch echter fchoon j heiFende
^^^^ geefiop, om zich zelftebefchouwen: waaruit ontftaat, dat, als
^^^-cn de achteloosheid der jeugd en haare kinderachtigheden ver-
' en, 2,y laatften den bloem der wysheid en voorzichtigheid
-^rtörengcn, vercierd met de bevalligheid der deugd, welkers on-
ï"n-elyke roern door de Schryvers aan de eeuwen ingewy4 word.

Nader üitlegginge.

leeren met de Boog fchieten. LAT'ONA had twee Kinderen
ji, jOPIfER, JPOLLOenD IJNJ, heide zeer geoefende ÏZT&n

^.^r^f^^eetenfchap van Waarzeggen. Om dat hy het was die onder

vcrhMl ge-

geh ^^^^^^om "joor den God der TVflarzeggingen en Orakelen ivierd'^"^--'^·
dl, , ter oorzaak van de D Ε L P Η IS C HE Vraagbaak, alwaar
plee^^^^^^'^''^ f-a» alle oorden des maerelds verfcheenen , om te raad-
ZqJ^^"* ^^ ie "iveeten wat gefchied was, tegenwoordig gefchiedde ^ of noch
^^fihieden.

^nde^ oeiFeninge der Zangkonft. APOLLO is van aloude tyden
Heidendom voor Opperhoofd der Zangkonflenaars gehouden^
^^ "Van fiem als fnaarenfpel.
-vooor^
boven alle anderen in de Worftelkonft onderwyzen. Dit
gQ^ ^^ fi 'veelerley heteekenifjen.. In V algemeen worden alle oeffenin-'
Qflphn^%chaams daar onder verflaan , welke in de oude tyden in de
i^fi η ^^^^^^^ gebruikt wierden, als het werpen met de Schyf^ Sprin-

^ -^^nszen^ met de Fuifi vegten, Worftelen ^enz.
lo
^y 1 op een Zwaan gezeeten , alle de Steden, waar in Apol-
nict ~ ê^^'^tfte genoegen fchepte, kon bezien. De Oudheid heeft
fi^lyk'^^^^^ '^^or dacht de Zwaanen aan AP O LLO toegewyd : eer-
1-0 ' hy^ als de Zon zynde ^ het leeven aan alle dingen geeft^

ïVysgeers: DE ZON EN DE MEN SC Η
en ha ^ DEN MENSCH Ten anderen worden door de Zwaan
ii'elke^^^· dood verflaan y voornaamelyk de deugdzaame lieden^
^eevgj^ ^^^^ ^^^^i^ig , maar met een vrolyk gemoed, het tegenwoordige
'^^^'ivijfelcn, om dat der ziele te gaan vinden.

Uit'

-ocr page 185-

order groot schilderboek. pf

'Oitlegginge over het Tafereel^ de verbeelding
des Schilders betreffende.

Vertjorge-
ne zin door

den Schilder ν o- öv------^ q-'j— ------ ---------j' ----------------------TiPiTl

veibeeid. Zyne wysheid en kennis geeven de Sfinx nevens alle de by
leggende
Werktuigen genoegiaam te kennen.

De Bloemekrans wyft zyne aanminnelyke hoedanigheden aan.

Zyn Kleed, dat hy in deze gelegentheid draagt, zyne eerbaal·^
deugden en zedigheid. .

Cipres^ by de O/jy/, geeven te verftaan, dat alle de waereW'
fche vermaaken of ftreelingen der zinnen, hoe groot en heeriy^
die ook mogen weezen, ten laatilen een treurig einde neemen.
verande- Keeren wy nu van de Zon tot de Maan, op gelyke wyzegeftel*^'
myne meening ten^vollen uit te drukken,
om des Al het geene ik van
Diana en Endymion by de Dichters
LÏ^^voiko-^chreeven, kan nafpeuren, vind ik dat zy eenigzins in 't verhaal^^
tcen'^ Fabel verfcheelen j doch wégens de uitlegginge komen

vatten. meeitendeel overeen: gelyk ik tot ieders kennis, en myn voorn^^'
men dienftig, het zelve hier zal bybrengen.
(λ) Diana, De Dichters gewaagen , dat de (a) Maan op den Harder i^J*^
dywion
verliefd zynde , hem op eenen der Karifche Bergen
met een eemvigduurende flaap beving , om hem zo veel ^^ , ^
ter na haare luft te konnen kuiTen ; doch zommige melden
anders. , ^

jerichiikn- Paufanias zegt , dat zynoch verder als het kuilen gingen j ^^
lens Endymion vykxg Dochters by de Δίααη geteeld heeft. Andere g

' dat zy haar, ligchaam aan hem overgaf,
de van haar een gifte van eenige witte fchaapen zoude doen. . . .j--.
altcmaal verdichtfelen zyn , blinkt 'er echter
eenige
fchynlykheid door : v^mt Paufanias zegt^ d-^t Endymion ^^^^
Diit van is geweeil , die de natuurlyke verandering der Maan en
^^Qp J^ieeft waargenomen.
Van piïnius. Pliniiis getuigt mede , dat Endymion de eerfte van allen ·

beweegingen der Maan gelet heeft, en haaren aart en ^ %
heid onderzocht
j waarom 'er dan word voorgegeeven ,
op hem verliefde. Jles^"

)

Dat deze bevallige Jongeling van edel geilagt is, getuigt

deftige geflalte, gelyk ook de Paarfche Mmtel.

-ocr page 186-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

-fk^ander Apbrodtfius fchryft defgelyks in zyne Zinnebeelden, van

flat ^· ' J · J 1 -/T- J TT 11 mdtr

^ ^naymton zeer ervaren was in de kenniiTe des Hemelloops; en difitn,
^ riiiits hy by dag iliep, om des nachts zyne onderzoekingen en waar-
^^emingen te doen, zegt men, dat hy zyne luil met de Maan boet-
5 een wonderlyken droom droomde, door welken hy, eenWys-
o^^f^ynde, die weetenfchap bekwam.

.^Andere zeggen, dat hy geen geringe Harder was, gelyk Seneca vanzom-
Zyn Treuripel van HyppoHtus mede getuigt, maar een Konings mige ande-
^Oouj en dat hy zich op de hooge bergen en eenzaame plaatfen
^en ^^ j om op de beweegingen der Maan te beter acht te gee-

geleerde P: Gautruche mek .'er dit van. De Fabel getuigt,
c^Et hy,
dat Diiina op den Harder Endymion verliefde, welke door
^^'iief, vermits hy zich te gemeen met
Juno maakte,, tot een eeu-
flaap verweezen wierd: doch zy verilak hem in een berg, om
Voor de gramfchap van haaren Gemaal te beveiligen. De
hier van is, dat
Endymion naarftiglyk de beweegingen der
^^^ari Waarnam : en hierom was hy gewoon geheele nachten in
ij-i^^^me plaatfen tot haare befpiegeiing door te brengen j waar

verdichtfel gefprooten is.
bel ^y genoeg om tot onderrichting des Leezers te verilrekkcn,
y^^^Sende de gefchiedenis of het vgrdichtfel. Laat ons nu tot de
^^eling en verbeelding van de Fabel zelve komen.

Veibeel-
derFa-
vanDia-

Tafereel van Diana Endymion.

_ Zoon van Etlius , Koning van EUden , een fchoone

tej. ^^^j^elgemaakte Jongeling, leggende op zynen mantel ter rech
Pep ^an het Stuk, vooraan, op een hoogen berg neder, flaa- nas en Eii-
eenjj ' een Graadboog onder zynen arm, en aan zyne
eej^· ^^ersftaf by zyne voeten een groote Hemels Spheer, nevens
^^eke ^^^^^^ ^^ Papieren, v/aar opzommigeCiïrai?^ en Hemels-
S^itis ^^^ Men ziet hem geheel op.zy, het bovenlyf eenig-

op leunende met het linker oor, een weinig voor over,

S^^adff ^^^kerhand j het rechterbeen uitgeiirekt i en het linker op-
dye Hy is door de boomen, op het rechterbeen eri de halve
^^xeerd de fchaduwe, en door de Maan krachtig gere-

en '

- een weinig verder, vertoonen wy niet in haar Jachtgs-
^.em zittende te ftreden of küflen, en met een wailende Maan

R op

-ocr page 187-

ip GROOT SCHILDERBOEK,

op 't hoofd, gelyk ze doorgaans verbeeld werd ·, maar naakt, van de
wolken afdaalende, met een volle Maan achter haar, zo
groot als
zelve is, en omringd van eenige Starren. Zy is door de Liefde, ο
Cupido, verzeld. Men ziet haar vlak van ν ooren, een weinig voor oveJ^
bukkende, met de linker knie op een laagc wolk j de aiinen Avyd o-
* siflre apen, als of zy hem omvatten wilde j hebbende in de linkerhand een
^y heeft een fchoon en vrolyk weezen, doch vol verlangei^»
meeniyk.«de zyndc van ccn ondergaande Zon gedaagd, als ook
Cupido, die

haare rechter zyde mede komt afdaalen, haar aanziende, en houdei^"
mn'^' l^'^^de in de rechter hand, achterwaarts neêr, zyneBoog , en de link^"
gaans hi de hand vooruit, wy zende met de Pyl in dezelve vuift op den ilaapeii"^^
mSen '"Jongeling. Hy vliegt wat fchuins, met het bovenlyf van haar i'-rj
z-ïn ken, Tertoonende zich zyne beenen achter de wolk.

Een ander Kindtje, ter regterzyde van Endymion ftaande, ziet
Godin linksom aan j de linker elboog van hem af, en een vii^'
- ger op den mond i lichtende met de rechter hand het loof, dat achtef
Jongelings hoofd hangt, op: terwyl een derde, achter
Diana, een ^^^
nig na de linker zyde, de mantel van haar lyf aftrekt, waar van
flip om haare rechter dye , die wat in 't verkorten is, flingert. , ^

Onder dit Kindtje, ter linker zyde, daar de Berg neederdaalt,
ten noch twee andere Kinderen, die hunne fakkels, by malkand^^ ^
houdende, aanblaazenpachter dewelke men het verfchiet als een
ziet, benevens een laagen
Horifont.

DeSpheer, of Hemelsloopsbol, nevens de Boeken en Papieren 5 ^ ^
linker zyde vooraan by zyn^^v^oeten leggende, zyn met een klein g®
deelte van den Berg, dat na vooren komt, in het licht.

De Mantel van den Jongeling , waar van een flip zich over
fchaamleeden flaat, is l?urper.

Die van de Godin, Azuurblaauw.

De Zon is laag, komende van de rechter zyde.

^itlegginge der Ver der mg.

te T? ndymion verbeeld een deugdfaam gemoed , 't welk de
:
JlI lingen, door een groote kracht van liefde, trachten te ftreelen
' te kuflen,

Op een hoogen Berg, betekent dat, wanneer zich zyne gedachten ^^
Hemel heffen, het ligchaam door eenzwaare flaap gedrukt word
weeten, de ligchaamelyke dood: want dewyl het zelve
ons vei^i^^
dert volmaaktelyk met
God vereenigd te zyn, volgt dat, zo na^^^^

. cAorgeac
zin dezer
verziering

-ocr page 188-

j groot schilderboek. ιμ

daar Tan zyii ontllagen, wy geruft en vry Hemelwaarts fnei-

^J^iana verbeeld de wifTelvalligheid der dingen, door der zei ver aan-
vermindering; want de GriekfcheDichters gaven voor, dat
Diana dus naakt ziende wandelen , en oordeelende dat zulks
^^ voegelyk aan een maagd was,
Tiv^Mercurius belaftte haar een kleed
^^aaken j het welk door hem menigmaal verricht zynde, kon hy ech-
Vrvf?^^^ zulk eentoeftellen, dat haar volkomen paftte j om dat, ter-
^Ji hy het eene maakte, zygeduurig van geitalte veranderde j waar
^^ ^^^^ nimmer tot nut kon ^n. Hierom is dit Beeld een na-
^yke zinverbeelding van aanwaiïing of tocneeming, en van ver-
^dering , benevens de wiiTelvalligheid der waereldiche ^aaken.
in h ^^ ^^^ ^^^ Beeld der
Maa», bchaiven de natuuriyke dingen die
j. ^ vertoond worden, ons noch eenige voordeelige zaaken mogt
dp l^etrefFende het menfchelyk leven, zo laat ons op het zeggen van
Ambrozius acht geeven, die door het voorbeeld der Maan,
ikers licht met recht onzeker genoemd kan worden, om dat het
^j^^^^rig verandert, dan eens wall en dan weêr afneemt, ons leert,
tvH ^^ waereld niets beftendigs gevonden, maar alles door dea
^'i^ernietigd word.

it\ Η ^ 5 die wy in de hand van Diana ftellen, en welkers gebruik
felHf ^^weeging beilaat, verbeeld mede de beurtwiiTeling der wae-
Zaaken, en eengeduurige werking van maaken en vernielen,
j^^ndpre gevoelen, darde
Siβre het geluid betekent, 't geen de

in den loop des Hemels veroorzaakt.
dicV^ iieze wyze moeten alle de GefchfödeniiTen, Fabelen, of Ver-
1 hielen door een Schilder, ofKonftenaar, nagezocht worden, wil
achting bejaagen en bekomen. Voor my, ik oordeel den
^lïi voldaan te hebben door deze twee Voorbeelden: want

Voorwerpen aldus te behandelen, zouden wy veele Lezers
^ati^d^^^^·* en zeer weinige vermaaken, en een Boek, veel grooter
gee ^antfcheWerk, over deze hoofdftofFe alleen in 't licht moeten
Laat ons dan, tot dat'er andere gelegentheden voorkomen,
Vey^^en, om de Konftbeminnaars door andere voorwerpen, na ons
te leeren, en den Lcezer te vermaaken.

R i

Gmid"

-ocr page 189-

order groot schilderboek. pf

Grondregelen om kleine Figuur en in een groot e ruimte > ^^^
groot e Figuur en in een klein begrip, te ordineeren.

Hoofdstuk.

Onder- enzietccn groot onderfcheid tuilclien den geeft van een konft-

'^Ïeften Scliildcr en dien van een Tekenaar, ten opzichte van het

icWideis en ordineeren. Alles, wat hier omtrent door den eerften gedaan word,
Tekenaars, jg volgens de regelen zyner konft j daar den ander alleen op het te-
kenachtige doelt j deze ten vollen wegens de grondregelen on^^"
richt is, en den anderen gewoonlyk die kennis ontbreekt. De Ί f'
kenaar bemoeit zich niet verder, dan met het geen de verhevenheiti
betreft 3 niets weetcnde van de hoedanigheden der iloiFen , koleU'
ren, noch tinten: zulks dat hy by gevolg alles door dag en fchadu-
we moet vinden. Daar en tegen heeft een Schilder meerder vryheid
en voordeel 3 dewyl hy, buiten de fchaduwe, door zyne koleuren
en tinten zulks kan volvoeren. Dit kan men bewaarheden,
neer men de moeite wil neemen van de dagelyks uitkomende Prifnt-
boeken na te zien 3 het zy die beftaan in Landfchappen, Doorziek'
ten, Gebouwen, enz. of oude en nieuwe Gefchiedeniden 5 in al h^^
welk de Tekenaar de gewoone ilender der oude verbeeldingen volgt?
en na hem de Etfers en Plaatfnyders den zeiven voet doet houdefl-
maar als een fraay Schilder eens eenige daar onder ordineert, zullef*
dezelve in alle deelen uitmunten, zo in vinding, houding als fchii^'
king, ja zeif in de beweegingen3 waar door het ieder, die maar ee)^
weinig kennis heeft, meer zal behaagen, en menigmaal om teri ο
twee fraaije printen een gantfch boek doen koopen. Die een b^"
Voorbeeldwys dezcr voorgaande ftelling begeert, üh-a Oudaans Roomfche
ichih" gerdbeid op 3 alwaar maar een blad is, door Jbraham Bloteling

den, het welk door zyne fraaiheid alle de andere verdooften
meer is dit aanmerkelyk, om dat in zyne Medailles de
beelden me
fchaduwe aangewezen zyn, niet met een artzeering, maai" inet e -
grove trek en toets aan de fchaduwzyde. rj

■wcdetkee- Doch laat ons keeren tot de volvoering van den ty tel dezes Hop
kolfdftoi^' ' ^^ befchouwen wat'er vereifcht word
tot het ordineeren ν

■groote Figuuren in een klein begrip. _

Onwederfpreekelyk is het , dat een Ordinantie in
ruimte veel meêr ftof vereifcht dan die in een klein begrip bep^^^

eventiend ε

beelden mogtbe
itaan,

worden, hoewel de hoofdzaak maar in drie of vier

-ocr page 190-

a GROOT SCHILDERBOEK. 133

doen, men gedwongen word zyne
teneemen, die, hoewel ze tot de
niet \^eel doen, echter daar niet tegen ilryden mogen, maar

:bbcn, welke iets tot de ver-

'IS

y . ^og op getrokken werd, doordien kleme beelden, in een groote
^^te, op zich zeiven aangemerkt, onmagtigdaar toe zynj dierhal-
jj 1 ^oet inzulk een geval van kleine beelden, om groote partyen van
niet^ ^^^^ te vinden, de ftoffagie of het by werk groot zynj doch
^· buiienfpoorig, gelyk zommige doen, wel
ke« om cie zaak
hii ^^'^^εη groots te vertoonen,de pylaaren dikker maaken dan drie
^ Hrier beelden konnen omvademen, cn met
capiteeien als kleine ka- Mifi^,
friezen met byna leevensgroote beelden hun gantfche ruim vcsie

of die in een Landfchap boonien van 3 a 400 voeten hoogte

οη^^^^ι en daar ieder Term een ColoiTus fchynt te wezen, of zulke
hooge Pronknaalden, welker gelyke nooit indewaereld
icjj^^^yn, daar en boven huizen in het verfchiet, daar, eerde men-
byj.'^ dezelve konnen naderen, zy door afgewyderdheid reedts
ilat ^ gezicht zyn. Neen, dit is de meening niet j maar wel
^ulke partyen daar by voege, die de beelden noch verklei-
rujjj' ^och'er door belemmering hinder aan doen : die de ruimte
^toi blyven, of op een maatige wyze vullen en vercieren,
"ei^g 'iez.e twee ichetzen van de treurende Fems kan zien,

UatitQ verfchillende wyze voorgefteld j welke genoegzaam

licht ' ' groote ruimte , de grootfte party van

ttr^^ wel in de eene als in de andere: want het geen hier in de
rite beknopt by malkander komt, moet ia de tweede verfpreid
jïï om een groote ruimte te vullen ; om het welk na behooren

^ Op egj-j natuurlyke wyze te c
^aak^^^·'^"'^ tot andere byvoegreien

fjg ^^ "^oornaamile is, 't geen men moet waarneemeii.
A-iii^j^ S^val vertoont Fenm ^ treurende om de dood van haaren Befdiryving
ïnog^ ^^y ^doniix, verwerpende alle trooll, nu zy dit waarde pand

Cup':do zelf, haar tot geen ruil konnende beweegen,
^■'orf} zyne krachten en vermogen, dewyl hy niét gehoord

^^ ^aarjÏ^^ tegendeel zyne pylen, boog en uitgeblufte fakkel,
t)ern:nnelyivc roozenkrans met de voeten vertreed. Mars, in

zy.

Κ 3

-ocr page 191-

iii» groot schilderboek,

zyne ziel verblyd, veinil echter bedroefd te zyn, en deel in
ongeluk te neemen
j doch niets op haar konnende verwerven,
zyne gedienftigheid veracht, en met de hand afgeweezen. Zy ^
op het graf van haaren Minnaar, in 't welk zyn iigchaam of begr^^
yen, of wel, volgens 'slands wyze verbrand zynde, zync afche ^
deze urne bewaard word. Het verdere bywerk is een boiTchagi
van cipreile- en mirthusboomen. Men zoude ook wel een taiij
van die bloem , welke na zynen naam genoemd is, uit die asbü
konnen doen fpruiten, dewyl zy uit zyn bloed is voortgekomen,
veïfchü in Wanneer men deze Piaat wel overweegt, zal men zien wat yef'
vetbeeidfn- ^^ ^^ andere verbeelding is. In de bovenfte is fl^

gen aangc- party des lichts noch zo groot, noch zo algemeen niet als in de o^'
derfte. Hier uit blykt, dat in een kloeke en beknopte Ordinant^^'
in een klein begrip, zulk een kloeke party van licht niet noodig
en veel minder itoffagie orii dezelve te vinden j dewyl de beelden ^
machtigfte zyn: en in deze gelegentheid blyft de meeile kracht, J·^
ia uitvoering, fchoonheid en koleur alleen op de figuuren j en
bywerk word maar als een noodhulp aangemerkt, om de plaats ^
gelegentheid enkelyk aan te wyzen, zonder het oog daar na tetre^
ken. Wie dan deze twee Tafereelen, gelyk wy gezegt hebben,
aanmerking befchouwt, zal bevinden, dat het geen in 't èene
iland en fraaiheid toebrengt, in het ander ftrydig is, en het zelve fchr^^^
en onaangenaam zoude doen voorkomen. Ik ipreek alleen wegens
licht, waar omtrent ieder Stuk een byzondere aanmerking van no^'
den heeft. Derhalven dewyl de ftoiFagie, in een groote ruimte, ^^
meelle is, dezelve by gevolg daar grooter partyen van licht
maaken; en in tegendeel in een kort begrip, daar de
ilofFagie het nui^
ile is, zal het voornaamfte en krachtigfte licht alleen op de beeldt
blyven. Daarora zeg ik nochmaal tot beveiliging, dat het geene 1
de onderfte verbeelding ons oog zodanig bekoort, en het Stuk ver-

ciertenverheerlykt, alleenlyk doorliet licht te weege gebracht yor >

ja abvaar de ruimte noch eens zo groot, om dat de Ordinantie
meeft zynde , in de beelden zo veel niet te zien is: daar het in die m ^
de bruine Tombe meer geweld doende, verbyfteren en verhinder
zouj waar door de beelden, als het voornaamite zynde, ii^
volle kracht niet zouden konnen befchouwd worden.

Tot beiluit voegen wy'er dit noch by, dat, hoe grooter bed ^^^

weezen.

hoe kleinder bee

in een Stuk, hoe meerder fchaduwe > by gevolg, hoe klein
den 5 hoe meerder licht.

-ocr page 192-

GROOT SCHILDERBOEK. 1J5·

^^^ het Ordineer en der Htfiorien, Conterfeïtfels ^ Stïllee-
vens, ensi. in een kort begrif.

Ac η tiende Hoofdstuk.

λνγ dit boek beiluiten, en van deze ftoffe affcheiden, ïal het ©athetoï-
^ie^^'^P^^^^^isnftigzyn deze hoofdzaak wat verder aan te roeren, en teji'^'^^^^^^j."
riiet niet vp.pI knnivirjpr fn ηνν.ςΛΧΤ',ιηΓίΐίσρΓ - in ppn Vort· bpiy, iw. n-r;,-, mvrr^..

^^^^^ niet veel koniliger en pryswaardiger is, in een kort begrip, grip piyire-

nji^^^k natuurlyk en beknopt te vertoonen, dan in een grooter^y^"^^" ^'

meen zulks klaarlyk door de voorbeelden, die Rafaéi^Caratsis,
We^
' ' Ie Brunei en meer zulke fraaije Meeilers nage-

fche ^^ 5 te kénnen bewyzen. Daarenboven leert de dagelyk-

Vaij. ^i^^cpinding dit aan oriS. Weliswaar, dat het veelenmoeiJelykbêeiden van
ne^een kieinbegrip bepaald te vinden, inzonderheid den
itig ^^^'^eteryk van ordinantie willen zyn : want het is gemakkelykzsn.
Ιΐη^ gtoote ruimte zynen geeft te laten weiden. Dit verfcheelt onder-
^^rft ' ^^^ ^^^ groot en klein ichilderen > daar rnen ziet, dat in het
op^^ ^etfleeftekonlt fteekt: dewylmen gemakkelyker van het groot
dan van hetkleen tot het groot kan komen j fehoon het
Stuijj.'^^^^t leevengefchied. Hier gaat het hun evenals een ervaaren
gev;^ j welke op de onftuimige zee lang met ftorinen en gevaaren
1 ^^cld hebbende, met een onverfaagden moed zyn vliegend kas-
evetj fl· ftroomen en rivieren ftuurende, over en weer kruiit,
Vatej. kiriderfpel ^^^ · ^^^^ tegendeel een Veerman in binnen
^eer zynlceftyd, aan het roer zittende, verileeten had,

irioeft ^^^'^^'^verleegenzou alshy eens het roer in volle zee
\Vel g J^^S^eren. Hy is dan verre gelukkiger, die in kloeke dingen zich
^ewvl u dan die

in het klein zich altyd bezig gehouden heeft ^
lyli eeri^^ groot de fpringader is, uit de welke, het ander afvloeit: ge-
Mij ^ die hoe verder hy zich van zyn oorfpronk en door het

dien ' machtelozer en zwakker hy heenen vloeit. Dit is

^y Xic}^ grooten Meeilers niet onbewuft geweeft, v/elke, hoewel
niet het klein bezig hielden, echter hunne uiterfte vly t aan-
^en hebben om groote werken te bekomen j zekerlyk by zich zel-
'^ereif^.r dat het geen, waar by de meefte moeite en konft

De ΐζ , ook de grootfte lof, eere en voordeel medebragt.

"^edan· L ' welke

een kloek Schildery by een klein heeft, en de wa»'
^«rftfl die daar uit ontftaan, zyn de volgende. ϊονίη^

pen: ^^ natuurlyke verbeelding kan daar in meerder plaats gry-

^ van naby dezelve befchouwendcjbe weegt het den ziender tot acht^^ty.

liefde

-ocr page 193-

order groot schilderboek. pf

ofde

liefde, medelyden, gramfchap, ot eeiiige andere bertstogt ·, even or
verbeelde geichiedenis hem aanging. Ten tweden verkrygt
door deze uitwerking, de Meeiler een groeten lof: waar door dai^
in de derde plaats, het konilwerk in groote waarde gehouden '
Onnoodig is het, tot deze, noch andere voordeden op re haaien:
met eenige voorbeelden zal ik niyn gevoelen beveiligen.
Λεεί- Leeil eens, wat v/egens het At beeldfel van
Stratomca gezegt
van. 'twelk van de zeelieden, door eeii ilorm beloopen, voor een g*^
heid wierd aangezien, en als zulks door hen aangebeeden. Ik
ïïi^^ ^
dat het
m juywos Tempel was, daar men het beeld dier Godinz^
nig gefchilderd vond, dat haare oogen ieder aanfchouwer fchee-^^^^
aan en na te zien, na v/elken oord des Tempels zy zich ook
wendden j fchynende of zy de misdaadei'^wreedelyk ,end'onfchii^
En de ree-gen vriendelyk aanzag. De reden daar va'n is, dat deze twee ^^^ ^^^
dM waar- niïïèn zodanig doorwrocht en gelykvormig met de menfchelyk^
^"^· daantens over een kwaamen, dat zy niet als geichilderd, maar vl^^^

en bloed, ja als beweegende beelden, vertoonden.
Nieuwsgie- Waar uit men kan oordeelen, welk een vermoogen de kloeke
beeldingen op onze gero.oederen hebbenj doch boven ai, w^c
veeie harts- teil de nieuwsgierigheid in onze herten veroorzaakt,
togten. ji^ omeeli goed begrip door een kort voorbeeld hief af te g

ven, dat'er ergens een vermoord ! igchaam legt. Naby het zelve
■ iemand, die het hertelyk beweent. Een weinig verder in den tyd
deDaadervaft gehouden Deze hoop volks fnclt na den Romp 3
nadenDaader: deze loopt toe, en een ander trekt weder af- ^^^ g,
men vraagen, is zulks tot de natuuriy ke verbeelding dezer daad »
noeg} of moet iem-and daar, noch meerder en met driftiger
aangedaan, by weezen ? Ja, ik moet zien of de geitokene
noch le ^^
waar de wond toegebragt is > of ik denDaader ken^ of diedaa^ ^ _
een voornaame of gemeene Vrouw is, nabeilaande vanden Ne'^^J'^f
velden, of niet: doch nader komende, dunkt my, dat de ^^^^^ . jk
myn goede vriend is, often minften hem zeer wel gelykt. Ik ^^ , '^ic
iiaa myne oogen op de wond: vreeflelyk en fchrikkelyk ^^^Xjef
voor y waar door myne neus ontfpringt. Myn hert werd noch ξ^^αο
tot medelyden aangezet door de traanen van die eerbare , „y^h-
Vrouw, welke naby zyn hoofd ftaat. Ik zoek, ontroerd
en wraa ^^^
tig 5 na den. Moorder : ik zie hem tuflchen twee Gerechtsdieoaa ^^^^
boeid heen ileepen, bleek van aangezicht, de vrees des , ƒ , of
beklemd hebbende .-
ja al wat ik zie, dat acht ofveracht , bekia g
is ongevoelig om
het noodlot van den Gevelden, of den Moor t-

Voo
den daar

-ocr page 194-

GROOT SCHILDERBOEK. tyr

^ ^le voorwerpen van verandering doen zich in diergelyk een eenvou-
jj op. Men
overweege nu eens, wat vermogen en kracht

ali , zulke verbeeldingen van naby heeft, te meer, wanneer

^ naauwkeurig en natuurlyk daar in uitgedrukt is.
y
Oorwaar, men behoeft zich niet te verwonderen, dat 'er nu zo
io^^t^^^ zyn die dit oude fpoor navolgen j dewylzy meeil het gemak
ς . en gcerüc eerprikkeling hebben: gelyk''wei voor dezen door
Wakkere geeilen gedaan is, om, nevens hen, door een naar-
onderzoekinge der natuur de lauwerkrans te behaalen.
^ch "^^y gelukkig te zy n, wanneer ik in het klein een goede

^p^rig had verkreegen: maar eenigen tyd daar na vergenoegde my het fduy veri

Ve ter waereld niet. 'k Was nergens meer na begeerig als tot het°ve^
δ oot, J\4yneeenigtte betrachtinge was, alle Schilders van mynen tyd IT" jonge
overtreffen, of ten minilen den beiten gelyk te zyn·, waar toe ik

andere middelen bekwaamervond, dan kloek te ichilderen, dat's ding gehoi-
het lecven van naby te befpeuren: maar de nydentwiil:,^""·
jj^ geen vreugde fcheppen dan in't verdriet van anderen, hebben dit
y^^.Soed voorneemen geftuit. Wat eer zodanige kloeke Schilders
^^enen, is welafteneemenj vermits'er zo weinige zyn welke zich
is ^^^^i^ch daar in kwy ten, voorname lyk in deze Landen. De oorzaak
Haf 2,y het rechte Antiek, noch het fraaije Leeven, niet grondig
Jjg-P^^^ren: of zy hebben iets anders, 't geen in een eigene zinnelyk-
oeftaat. Met het woord recht Antiek, verftaa ik onvervalfcht de
^enA opvolgen i en niet gelyk veele doen, die hunne Beelden met
^jj Mo(Je vermengen, als
i^enus meteenryglyf. Mars met een harnas
handfchoenen ^ Ρ alias
met een flroohoed^ enz. Welke manier
^er ^"^^^^k eenachtinge noch eer kan komen, om dat de Meefters de-
HQg^^^kiezinge het leeven, gelyk ik meermaals gezegt heb, niet ge-
^yud ?^ S^oi^'^en, en geen werks genoeg in hunne Stukken brengen j
^Un ^ikmaals op een luchtige en vaardige penfeel zo verzot, datzy
Hag^j^^'^eefte ftudie en kracht daar aan beileeden j gaande het voor-
Wht' Wiet weinige opmerkinge voorby j tekenende gemeenlyk zo
i\oo^j^§^^^onuitvoerlykop heele vellen papier, dat men ter naauwer
'^rtv^^^ ander hoogiel vind, danopdeverheevenfte en glinfterende
^alveja dat'er by na zoo veel papier zoude van nooden zyn om de
Zy ^^i^ten, tedere partyen, enflaauwe mufculen op te brengen, die
ijerilaan : fchilderende,

naar zulke tekeningen, leevensgrooteriri-eid
2,ich zeiven vrywillig noodzaakende om al het overige,
'tweike " tü'
by ^ ^^ ^^et leeven ongeacht voor by zyn gegaan, uit den geeft daar

'^cgen. Wat eer of lof hebben zodanige Meeftertiens te ver- acWn,.

S ^ wach-^i'™^-"

-ocr page 195-

order groot schilderboek. pf

wachten? Zekerlyk niet veel 5 dewyl'er geen Hof genoeg daartoe

gevonden word. Het alderbeklaagelykfte is noch, dat de zulke ^J
anden van kleedingeenfchoone plooijen zyn, ja zodanig,
leeven ter naauwer nood willen aanzien: een zaak die zo gemakkell
te verkrygen is, en zulk een fchoone deftigheid en cieraad '
Maar neen, die wisje wasjes, denken zy, moeten maar
alleen uit ^
geeft voortkomen : zo als het valt, is 't goed genoeg : gelykt Π
geen linnen, 't mag voor laken doorgaan: en gelykt het geen V
beiden, het is nochtans voor kleêren gemaakt,
d en- ^^^ ^^^ ^^^^ ^^ tegen met aandacht de werken der Ouden
hedendaag- wat viiid ik daar in niet een groot onderfcheid ! Wat moeite ^^^ ,
^y niet aangewend, omalies, 't geen zy voorhadden, ophetkrac
de^e tigft te vertoonen ! Zy maakten niet veel omftandigheden j

geen zy voortbrachten, was alles even konftig, fraay, en natuurlyk ^
gewrocht. Befchouwt eens het Vrouwtje aan de put, van
den Ί"ivenaar, van Raphael j Judith, Zeha , Hefler en Da'vid»^
Onder- Domimqum ·, Hefler en Jhazuerus, van PouJJyn. Beziet het
iof^'
van ne Stuk van k Brun, de dood van St. Stephamts verbeeldende: hoe v^^^^]]
^loekb^oven Jei^lyl^ krachtig, deftig, natuurlyk en beknopt hy deze dinge^
schiidexeif." fchikt heeft, en dat met kloeke beelden. Dit
gezegde is genoeg

klaarlyk te bewyzen, dat het kloek fchilderen het kleene verre ove

treft} en dat de geen, die zich in het groot heeft geoeiFend,
moeite tot het kleen kan daalen, als hy maar wil: daar in tegendeel
mand, die zich aan het kleen altyd bezig houd, befwaarlyk tot het gi"^ ,
kan geraaken. Het kleene wel en natuurlyk uit te drukken?
en een lofwaardige zaak. Het is gemakkelyker een
Leger ar tel ^^
ken, eninilagorde te Hellen, in een ruim veld, dan in een ^^^^ ^
naauw bepaalde plaats. Een Leger, dat verfpreidis, is zwak j ^
zo veel te fterker is het, wanneer de Benden dicht by elkander^^^^
dringen. Het is dan in een enge en ongeleegene plaats,
dat een ^^

feoefFeiid Krygsman zyn beleid en voorzichtigheid moet tooflcn·
eile Schryvers en Dichters, zegt men gemeenlyk,
zyn korten ^^^
dig. In de Muziek heeft men 't zelfde: want de kracht van
fchoone Harmonie beftaat volkomentlyk in vier
partyen, ^^^

Vocale als Inftrumentale Stukken. Desgelyks is het meerder konit,
Stuk met weinige, als met veelenpartyen,
tc componecren. t, dhf
K.arel du 'Gardyn was uitfteekend fraay in het kleen : echter
i^e^dT in groote neiginge en luft in het naarvolgen der doorluchtige κ ^^^

Schilders: doch hy heeft eindelykdaar mede niet kunnen te reen
i^llIL men. Mm,die roemruchtige Kleen - Schilder, heeft, met zyne L>o

fche
fters
trent
zaak.

-ocr page 196-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

!ynen te fchilderen by den Groot-Hertog van Tofcaamn^

Oie ^^^-(^yias^ alle achting veiiooren j en zo gebeurt het meer,
'^an. ichilderen, gebruiken wel kleene poppen tot haar Lee-
pap·' poppekleeren. Hunne Academibeelden zynop wit

niet^^ ^^y^lachtigvan fchadu we, zonder of tederheid, en

betp ^^^^^^^ "it;gevoerd als in hunne kraam dienilig is. Die het nu
gèjj"'^^cnen te weeten, kwanfuis of zy verftonden wat vlak tezeg-
^er t^^^' maaken het wat fcherper op de kant, en een weinig don-
L ^^ ^^^^^ y hebbende geen tweede tint noodig, om dat zy
^nebben willen dat hunne beelden ronden.
Ιίς Ρ ^en tyd in het Collegie teekenende, was'er een onder allen, wel- vooibeeu
beelden alzo teikende, gelyk ik zeg. Ik liet hem vraagen, kt"ad gc-
"^ild ^^^ tyd de taal noch niet verllond, waarom hy z-yne^t^^y^j^^^^^^^

ïjy '^iet beter uitvoerde , nademaal 'er tyds genoeg toe was? "c^ekeasn.
dji ^Woordde, niet meerder noodig te hebben; alzo hy maar kleene
^iet
Van een voet, twee a drie ten hoogilen , fchilderde. Ik
liQjj^^der vraagen, indien het voorviel dat hy iets grootermoeftmaa-
ik b] % iii^t verlegen zou zyn ? Neen, dat hoop ik niet,
defv ^ by myn text, zeide hy j voorzeggende zeer wel, gelyk het na-
^eti bleek: want krygende eens leevensgroote beelden te fchilde-
was 'er doch nooit meerder in als in zyne geteekende
\Vy ^^^εη. Meerder voorbeelden hier van op te haaien, oordeelen
geti^^^^^ollig te zynj hoopende, dat de welmeenende zichdeswee-
ge^ beraaden zullen, om in hunne oeffeninge altyd te bezor-
K*^)" ^^^ven nauwkeurig te onderzoeken 5 en zich tot groote din-
^Waam te maaken.
diej^a?^^ aanmerkinge, van kort begrip en groote ruimte, is niet alleen
peti. δ in de verbeeldinge der Hiftorien, maar ook in Landfchap-
j^vQ ^onterfeitfels, Bloemen, Vruchten, Schepen, Architedum-j
alle verkiezinge als een algemeene regel noodig.

Ν

^?gens de Verdeelïng der Gejchiedempen.
egentiende Hoofdstuk.

ί

iïie^.^^^'^geniszekerlyk een volkomene ordentelykheid waartenee- pat inaiu

^nitQ · hoewxl ieder een hier in na zyn welgevallente werk gaat, fj^f^fei)"-

^ulljjj dikwils de regelen en voorgefchreevene maat overtreeden i i^eid is en

niet zo zeer om beft wil, maar door onervarenheid.^βΓο^η^Γ"
Een du^*^ ^^^ wiilen, waar na zy zich moeften fchikken, dat de din- worden.
®ofzovaft gefteldzyn, ofdat hun de reden waarom bekend was j y

S Z' ^ooit

-ocr page 197-

iii» groot schilderboek,

nooit Zou in hunne gedachten komen den grondflag te verander^^
want daar zyn geene dwangredenen tot het omkeeren van een zaak 5
eens rnet algemeene tosilemminge voor onfeilbaar gehouden en F„
iteld isjdewyl 'er nooit iets onmogelyks voor goed gekeurd zal
bevoorrecht ^^^ ^^^^ iemand in zaaken, de konft belangende, bevoorrecht ac >
is^'^om^^Lt en zich de vrydom wil aanmaatigen van alles te mogen doen en ichik^^
^^ ^y^ welgevallen > zulks Haat hem vry,al wilde hy alles
verkeerd ma ^
ken, Jupiter met een zotskap op , en een geele of groene mantel 0« >
Momusin tegendeel met een purpere tabberd aan, en diergelyk^
gerymdheden meêr: wie zal het hem verbiedenPDaar is geene wet
de overtreeders: zy hebben geene ftraf te verwachten, dan alleei^
welke hen hunne onweetendheyd zal opleggen. Waarlyk, een wel
raaden en verilandig Schilder zal'er zich altyd aangelegen laaten zy^^? ^^
waare gefchapenheid der zaaken, diehyby der hand wil neemen»
onderzoeken i ten einde hy, des noodts zynde, zyn werk konneV^
antwoorden: enfchoon hy zulks naliet, hebben zyne konftwerken
het minfte leed noch ilraf te verwachten. Laat ons liever zegge»^
Horatiuyhcmmó. de deugd om des deugdts wiljen laat ons het kwa^
vreeze der ftraiFe alleen niet nalaaten,maar om deszelfs affchuwlykhei ^
weike Hoewel nu iemand door het uitvoeren zyner wil, hoe onordent^v
yoox''^'^ dep zoude mogen zyn, ten opzichte van GefchiedeniiTen uit te beeldt '
cvertreeder niet behoeft bekommerd te zyn voor lyfftraf j
zo is hy echter niet J
tL^zy!'^'^^" van verwy ting en befchuldiging w egens onkundigheid en misverft^'^^^
een ftraf heel groot, ja zeer gevoelig voor een edelhertig g^^'^gjj
Men onderwerpe zich dan liever aan de eenmaal goed gevondene
vaft gefielde ordentelykheid, en bevoordere
zyne iludie op dien
De zekerile weg
is altyd de befte j en in die zaak is het gebaande ρ
het naafte. -

in de^b Gelyk een goed Gefchiedenisfchryver tot het opftellen van ^^^i^ eef
feien ^^vflTr j^ Hiftorie zekerlyk een ordentelyke verdeeling van zyn werk maa ^ ^^
^ nsemenhy bcffint te fchrvven, eerft in 't algemeen de hoofddeelen, 1

te

heeft

len der G
fchicdenis
fca.

het Urdee- mindere gedeeltens verdeelt en fchikt j onderzoekende verders

voorvallen en welke de voornaam fte zyn, hoeveele, welke Dm ^^^
buitenshuis gefchied zyn : wyders, dat hy denkt of hy het zelve
begin tot het einde toe wil uitvoeren met alle de voorvallen, ii^ ^"^ier efl
deelen, of maar eenige vandevoornaamile:
oihy Homerus vaü

tv/intig boeken tot twaalf, Firgilius van tv/aalf tot zes, OvtA'
vyftien tot zeven of acht, minofmeer, wil inkorten:
mee een verftandig Schilder, in voorval van deftige
Gefchiedeni·
te beelden. Hy onderzoekt den inhoud en zin der zelve, of 'er ^

En niemand

-ocr page 198-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

^an of'er te veel iloiFe is 5 en zulks zynde, of hy het niet ïn weinig kan
j^E'^ypen: en zo'er weinig is, of hy daar niet veel kan byvoegen:
en boven, welke devoornaamfte zyn j watuitgelaaten kanwor-
bekwaamelyk tot een redelyk getal tebepaalen, na dathy
^iks voor heeft. Hy bedenkt zich geduurende een naaukeurig on-
j^^rzoek, om, in gevalle hy te kort kwam, die middelen te gebrui-
Avelke tegen de natuur en reden niet of minft ftrydig zyn, en
^^itydts van een twee te maaken,wanneer de nood het vereiicht.
^.^aaten v/y dan, zeg ik, ons indachtig maaken, dat het een vafte en
Hoofdrege-
/ê^eene regel is, dat, wanneer wy eenGefchiedenis onder handen aaÏ
^ebben^ l^gj- ^y in drie vier of vyf Stukken verdeeld, als de gelegent-neemen.
^^^^ ^uks toelLt, dat, zeg ik, het eerfle altyd den inhoud, den Haat
Conditie, en de plaats, te kennen geeft3 en het laatile Stukdes-
het fiot en einde van de geheele zaak.
■ ^^fchiedenifien, die wydluftig zyn, konnen in een enkeld Stuk wat men
afgebeeld werden, uit oorzaak van de langduurigheid en de mee- kfcdchie'
(iej. vooi-vallen die .zich daar in opdoen, eelyk de Gefchiedenis deniffen

^ Λ •,·^.-'^^·' 111 wocsr mi

'\Jo/eph, Alexander^ Hercules, en aicrgeiyke. Deze zyn de bexwaam-
H ^ ^^ gi'oote Paleizen, fchoone Zaaien en Kamers of Gaanderyen j alzo

"^^^Γο-ι ' ·ι· 3. r :_______________________i

gelegentheid is om de Hiftorie in verfcheidene Stukken te vervol-
g*^^ 5 W zy in Tapitzeryen of Schilderyen. En gelyk het dikmaals ge»
1 dat de Goden zich daar mede vermengen, en hunne rol fpee-
is men niet verleegen om hen inde
Plafons^^ of zolderingen, te
i acht neemende, dat het begin of het iluiteinde op de fchoor-
jy^^ gevoegd werd, zo als ik verder in de Zolderwerken zal zeggen.

lange Hiftorien zyn'er veele te vinden in Homerus^ Virgi-
t
J'^ f^pMleus, Torquato Tajfo^ ja zelf in de Η. bladeren. Indien men
tw ^^^· diergelyke Hiftorie twee voorvallen wilde verkiezen, of
cerï malkander hangende Stukken maaken, zo zal men in het
W ^^^^ vcrbeelden,'t welk de meeile opmerking inheeft, 'tzy
w ^erfte, twede, derde, vierde of vyfde voorval, ίο als het dan is,
"Van de weêrga noodzaakelyk het iaatfte zal moeten zynj als,
^Oorbeeld, het einde van
Jdonis, of zy ne dood 5 de val van Fhaéton^
Vej-^^^S^afj Sardanapalus ^ daar hy zich verbrand 5 Eneas^ daar hy
^aaf ^^ Word 3
Reinouds onttovering j en in de Heilige Hiftorien,

^^alomon aan den Afgod offert,
oorf ^^^ ftaat aan te merken, dat alle GefchiedeniiTen twee ftrydige ®

üeeii^^^êen en uitilagen hebben, te weeten zommige die hun begin dens allei
Vej uit een treurigen aanvang en op eenblyde\vyzeeindigen, ofSfien^ïan-
blyd beginnen en treurig eindigen. Een derde foort kan getoond,^"

S 3 men

waar moet
neenien.

-ocr page 199-

14^ GROOT SCHILDERBOEK,

men daar by voegen, te wecten die noch blyd, noch treurig zy»·
ekeUng "bel voorvaUen zynde gedeeld, moet het eerfte als een inleiding

gin, midden weezen, waar in men te kennen geeft, van welk men wil handelen;
en emde. m hettwcdc vertoont men de voornaamfte daad: het derde moetz^»
de gelukkige of ongelukkige uitilag j by voorbeeld,
JuUus Οφ^ ^^
het begin van zyn regeering, daar na zyneftand of verdere verheffing»
en ten iaatften zyne dood. Even op deze wyze handelt men als men
zulks m vieren verdeelt, gelyk de geboorte, opgang, ftandhoudingi
en dood van een gemeen of Vorfteiyk Perfoon.

V^yfishet volmaakile, meer i» overtollig en verdrietig} vermits ^^
de vyf deelen genoegzaam alle Gefchiedenilfen, zo als zy moeten wee-
zen, volkomentlyk konnen vertoond werden, op deze manier: hc^^
begin m het eerfte, zyne opkomft in het twede, zyn ftand in het
^rde, zyne daaling in het vierde, en zyne ondergang in het νγ^^^·
Doch dit zullenwy verder en breeder verhandelen in het Hoofdltuk?
daar wy fpreeken van Stukken die men weergaa noemt.
Vryheid der In het fchilderen en vertoonen van een verbeelde Gefchiedenis

een Konilenaar niet gehouden zich altyd aan de wetten van een be-
ichreevene Hiftorie te verbinden j aangezien het de fchuldige pligt ^^^
een goed Hiftoriefchryver is, de byzonderegefchiedeniiTcn ordente-
lyk van 't begin tot het einde te verhaalen. Daar en te^en is de verkie-
zmg van een Schilder vry onbepaalder 3 de wyl hy zich niet veel daar aan
bmd, ofhy plotfelinginhetbegin, in het midden, ofwel in
einde der gefchiedeniflen invalt. Hy begint zomtydsdaar't hem belt
Somtyds pikt hy uit den hoop 't geen met zyn oog-
daar van. merk allermeeit overeen komt. Hy verbeeld, zeg ik, of het voorgaan-
de, het tegenwoordige, of het toekomende 3 en is niet verder verbon-
den, als 't geen in eenen opflag der oogen tevens kan gezien gor-
den, mt het gantiche vervolg der zaaken te vertoonen.

/ïtfr.^/m verdeelt de Speelen in vyf handelingen: in de eerfte,
zin en inleiding 3 in de twede , 't vervolg der zaak, daar in «J
eerite van gemeld IS3 in de derde ryft de twiil:3 in de vierde word
men van verre den uitkomil der zaak gewaar; en in de vyfcie het
ilot, treurig of blyeindig.
vetfchii Maar een Spel verfcheelt hier in met een Schildery dat het eerfte
ichenVef elke handeling een byzonderentyd, plaats, of daad begrypt^ daar
schilder tnhet Schildcry maar een oogenblikkelyke daad of zaak vertoont.
Dichter.
n^^ jg J^lgj. j.^ ^^^^^ Speelen in vyf handelingen verbeeld

worden, na't voorbeeld van de zonneloop, welke met den dageraad

begint > tentweden, op den voormiddag opklimt; ten derdep,'s mid-
dags

Schilders
boven de
Hiftorie-
fchrjrvers.

-ocr page 200-

^ . groot schilderboek. 143

<3a& ^i^^yne volle kracht vertoont; ten vierden, iia den mid-

^^gaati en ten laatilen met den avond ondergaat,
hy I ^^ nu zeker wil gaan, en een ordentelyke verbeelding maaken,
doiv,^^^^ op deze middelen, die hem, nevens de waarheid, een ryk-
^ Van gedachten zullen byzetten.

ot) op de 'Tyden·, ten tweden, op de Plaats y ten derden, Korte «n

Staaten der Perfoonen. zekeremid-

j^P Oor de Tyden veritaan wy den voorleedenen, tegenwoordigen, de'c" fcM™
len Tyd: en in dezelve doen zich weder deze onderdee-

iig.v'^Ps des Nachts, des Morgens, des Middags en des AvondsjrL."^
bei^ ^orjaar, de Zomer, den Herfil, en de Winter; en de tuflc'-' =
^^kornende, als Maanden, Weeken, Dagen, Uuren, enz.

den Herfil, en de Winter; en de tuffchen in het

' ' waarnemen

dei l'yden.

Ten tweden
5;,.

^"ïitrent de Plaats zyn aan te merken deGeweften, Europa^ Αβα^

^Uis^^» ^^^ America: In de Stad of op het Land, binnen of buitens-

Ten derden

des», Koningen, Vorften, Raadtsheeren, Veldoverilens, enz, foonen.

Perfoonen komen ons voor hooge en verheevene,

koftelyk of gemeen, of met. alles vermengd.
Staaten der
Ρ erfoom

^^sgeTÏ''®' Koningen, ...................................

^I^^ vks Goden, Opperpriefters, onderfcheiden zyndezowel in het
ï^Q 'tVrouwelyk geüacht: daar na in den tweden Staat, Adel,
ren
 5 Burgers: en ten derden de gemeenen of geringen, Boe^

te ^*^elaars, enz. Onder deze vind men nochmaals een verdeeling,
ö^^^f^'^en groote Koningen, mindere enkleene, en zo in ieder Stand.

δν^^ boven vind men onder deze oude, middelbare en jonge,
korte .^^i^ichen in het algemeen vind men lange, middelmatige,
dunne, wel en wanfchapene, gezonde en zieke, ver-
Wn^? of gekke, en van inborft of humeur zo wel als in de kente-

^ des gelaats en in geftalten verfchillende.
fUgf^^^^^n in de vierde plaats hier by voegen,
de zeden van

cn de byzondere gewoontens der volkeren, als Romeinen,wooatms

^ ■ ■ ■ - . 1 zeeden, en

Denevens j^iejiingeiu

hxiy-^^'^^Perziaanen^ Jrmeniers^ Duitfchers ^ en andere; bene
de^ Sleedingen, welke in verfchillende HoiFèn beftaan, als zy-

laken, dun of dik, lang of kort.
■iJe j Q^lyk, op
de Gedaantekennis of Pkifionomie, op de Perfpe^tl·'
üefl^^^.^^^^rie^ Bouwkunde^ Anatomie^ ProportieKoleur^ Houdinge^
^^^êhe?' ^^ ^^^ verder in ieder byzonder Hoofdiluk, deze zonder-
^i^rig betreffende, werd aangewezen; waar toe wy den weet-
■vved^^^ Liefhebber wyzen, en 't welk wy, om kort te gaan, niet

■^lle 1 op deze plaats herhaalen.
^ΟΓ^ξ,ρ^^ yk zullen wy hier noch twee aanmerkingen by voegen;
ende het zelve hier ter plaatfe niet onvoegelyk
te 2.yn: voor

eerftj

-ocr page 201-

order groot schilderboek. pf

eerit, dat 'ertweedevley foort van Schildeiyen aan te merken
tc weten, natuurlyke en onnatuurlyke > en ten tweeden, wat g^c
Hiftorien zyn om achtervolgens in een Stuk uit te beelden.
Natuiuijrke De natuurlyke Schiideryen zyn die, waar in men vertoont de n®
danigheid van een Gefchiedenis of Voorval dooreen enkele hertstogf
dat's te zeggen, eenmaal den Perfoon te vertoonen, waar op ^^ ê
hcele zaak beruit. , ^

En on- De onnatuurlyke zyn deze, waar in men meer als eens eenen^
sdirueryel zclvcn Ferfoon vertoont, en alzo twee Voorvallen in een vermeng '
op twee verfcheidene tyden gebeurd, als het een by dag
en het anci ^
hy nacht > zaaken die in de natuur zelf niet konnen gefchieden j
waar by dikmaals meer als een oogpunt gefield word.
De t^cc- De krachtigfte en de veritaanlyklle GeichiedeniiTen zyn gely^^.
4e aanmer-volgende:
óiQ vmHeliodorus^ xx\ MachabeenhQichxttvcn.^ It
'"^· door den Engel geftrafd wordj alwaar men noch kan by voegen j
de Hooge-Priefters voor den altaar des Heeren fmeekenj en
meer, daar de Weduwen en Weezen kermen en fchreijen,
een Stuk; het Avelk de Hiitorie van het begin tot het einde ^^^^
wyft, of voor het minile een groot gedeelte. Defgelyks in
fejus^ daar hy alle de brieven en papieren van Pcrpenna voor η
doet verbranden
j en ten tweden, daar hy hem ter ilraf laat ^^ ^
voeren i en meer diergelyke.

Van het waarneemen der fchikking in een Tjtel^laat'

Twintigste Hoofdstuk-

ewyl wy bezig zyn met van de fchikking veeier byzondere^^
Λ-ν- ken 5 en waarneemingen daar omtrent noodig, te fp
reeken,
ons niet ondienllig voor, ter zelve plaatfe van het ^chi ^^^
der voorwerpen in een Tytelplaat te handelen , en hoe ^^^^^
zulks moet aanmerken > nademaal het, als een zaak op zicn
zynde, heel veel van de andere Ordinantiën verfcheek,
nabehooren, tot cieraad van een Werk, moet worden gem^ ^^^
1 als een fchoon wandelperk in een Tuyn, alwaar de
, 't zy Potten, Statiiaas, Boomen, enz. op hunne bchooi y

D

even

pen

ftandplaats gefteld worden, ^ Werks

Schikking Noodzaakelyk moet het Beeld, 't welk den inhoud des W
derBcdden. j,ctekent, in het midden des Stuks zich ofverheven, of

byvoegfelen het voornaamfte vertoonen. Daar boven , «i ^^^^

-ocr page 202-

iii» groot schilderboek,

^elve, een mime Tafel met des Boeks opfchrift, in grove zwarte,
^^ ^'^ders dubbelde letters j en de andere Beelden, die 'er vereifchc
^ ^rdeii tot bekrachtiging der zin, aan weder zyde, op gelyke ttand
^^^ hoogte of laagte, meeit ftaande, of ook wel zittende. Dit is
Zo verre de eerile of voorgrond betreft.

Ungende het verfchiet, als weinig gemeenfchap met de zaak heb-

't IS geoorlootd dat men bet fdiikke alwaar men het gevoege-vcrichkt. '
he j *^®rdeelt, met hoogtens of laagtens, om door het zelve de gelyk-
Van het voorwerk meerder luiiter by te zetten, en 'er een fchil-
^^iachtigc weliland aan te geeven. De voornaamfte doorzicht behoort
^•f het midden te plaatien: maar indien 'er twee doorzichten ver-
^^'Cht V'orden, om het een en het ander in het verfchiet te doen zien,
dezelve aan vi^ederzyde het beft, doch dat zy zich even
^^ uitgeftrekt vertoonen.

L ^''-^ar.

voor alles , dat het voörwer-p des Tytels rondom in zyn ge-^van^degc-

^^•t ^'Otfen, of boomen geflooten blyve, of ten minften voor aan he^aeivc.
rj, net einde der voorgrond 5 '-t welk men moet aanzien als of het een
was't geen aan eeneofwederzyde met een gordyn word geo-
^enH zulks met twee kolommen en een frontefpiesvertoo-

' * of het wel met een ly ft of compartement omfluitende; in wel- Faa«

bla-
daac

^^ ê^valle altyd een blaazende of bazuinende Faam moet vertoond
^eld » ^^^ voor of achter, van wat zaak ookin het Werk gehan ι"*^ ®
^^^^: ja de Faam alléén met het Opfchrift des Boeks kan beter
5 dan het Beeld des Boeks zonder de Faam.
Vk
^^ ^^^^ ^^^ Opfchrift op de wimpel des Bazuins ftelt, is welvoege- waar men
lïvg^.'^^'^neer het zelve in hét midden des Stuks vertoond word, doch
f^^.^^bbelde letters-i maar zo het aan de eene of de andere zyde ge-piaatfcn
ulsjj^ J^^Svgantich niet. De kloekeen zwarte letters voegen niet beter
iiatrjj lïiidden, maar meer na onder: doch wanneer het gebeurt, ^^ ^^^^^
ftieg^^^ <iezeiveboven moet plaatfen, dan zullen ze met een dubbeldelcttcκΓ^
Cog ê^ttiaakt dienen te worden, om deze reden, dat zy anders het
Veel trekken, en het ander werk krachteloos zouden maaken.
ge ij /^'^'oor zo ver het algemeen belangt. Nu zullen wy nocheeni-
jJ^onderheden aanmerken, en voor eerft de Beelden betreffende,
i'"'" inid?^^^'" altoos het Beeld des Boeks op de voornaamfte plaats
in verdeie
Xegorgj, μ εη verheven ftelleni die, welke, naaft dit, hetmeeftte^aaïne-
^^aiwyi/^^"' laager en afgewekener j en dijjs met de mindere Sde™ ^
ïi irig L tot aan de verfchieten toe, ieder Beeld na zyn rang, wer-
^enijj» ,"®^danigheid, in ftandplaats verminderende. En-zo'er noch van het
^ ^yvoegfelen van minder kracht, echter noodzaakelyk , inge~weTk"

Τ . - iaft

Van het

-ocr page 203-

14^ GROOT SCHILDERBOEK,

laft moeften worden, dezelve konnen in basreleven, hier of '
werden geplaatft en verbeeld, U'Ta-

Om my nu verilaanbaarder uit te drukken, zal ik een voorbeeld .
fereels gewyze voorftellen,en tot voorwerp neemeneenBoek, gen^·'^
ARS MILITARIA, handelende van de Krygsoefïening; p^,
vootbeeid
Belïona, als den inhoud des Boeks, zit op een hoog en ruiii^
«ipiaTt^^' ^eftal, in het midden des Stuks, rondom in allerley wapentuigeii ' h^^
lyk men gewoonlyk haar verbeeld. Aan de eene kant vertoont ^^
OiOX Aanvaller of Offenftve^ aan de andere zyde den Ferweerder o^ ■
fenfive^ welke te iamen de geheele zaak betekenen. ,^^ιι

De laatile is afgemaald als een deftig Burger, indelinkerhan
tafel houdende, waar op een iterke veiling in haare platte gi^n Ojier
kend ftaat, en in den rechter arm een bos koornairen. Den
word verbeeld als een fluks jongman, houdende in de eene hiiw
morgenfterre, en in de andere een houweel j leggende een
kracht, of muurbreeker, aan zyne voeten.
Aan de eene zyde zi^^^j.
in het verfchiet een ftadts muur, aan de andere kant eenige g^'^^'^^jga
dc mannen, zommige huizen in lichten vlam zettende.
eerilen ftaat de "Wakkerheid, en achter den anderen de ^^yd

Aanmer- Nu merkt men, dat de voorgemelde regulierheid niet ^^^'^/Ljitot
ïigf Bee"" worden, te weeten van die voorwerpen, welke wy als hulpmid^e ^^;

de zinverklaaring daar by fchikken, om. Bellona te vergezelic^Pr^ jj-.
•^mt het zou onvoegelyk zyn, dat een van die beide Zmnebeeldf^
tende, en het ander itaande vertoond wierd, en een ongelyk^^ i^gel-
fchikking veroorzaaken, door dien zy beide één werkely kheid
den moeten, of ten minften zich vaardig houden om het een ^^h'
der te onderneemen j waarom zy, nevens de twee anderen, die ^^^ci^
ter hen vertoonen,ftaande dienen gefteld te worden,en wegens di ^^j^^ei^
aldaar zyn geplaatft,om dat zy ten dienfte en hulp der eerite
zelf geen hoofdzaak verbeelden: want men zou hen konnen uit '^^j.jei^'
wyl zy meer tot cieraad,als noodzakelykheid, daar by gevoegd ^ζχ-
Het verfchiet zelf, als overtollig, kan men ook vermy f 'jyiaaf
mits het ()pfchnft genoegfaam deze gevolgen te kennen geer^-^^^geo?
als men zonder hinder van het voornaamlle zulks
daar in k^ yerbec^'
ftryd het met de reden niet: doch ik zou het liever will^'^

Van het ver-
fihict.

Wat in een
Tytelplaat'
Yeieifchj,
wend.

nevens den Tekenaar, ^^ op

den als bafreleve, in fteen gehouwen. , ^^

Alle de Tytelprinten moeten deze vólgende hoedanig"^
te» 5 eerftelyk

Het vermaak voor ieders oog,
Tot lof en eere des Schryvers,
Het voordeel des Verkoopers.

jeige

dea, en

-ocr page 204-

PP deze

groot schilderboek. 147

ooj^ ^ opmerkingen word door weinige acht gellagen 5 en dezelve
veeic niet geacht, fchoon het zeer noodzaakelyk is : want alle
toe"·^^ hebben hun opzicht en einde waar toe. Als men die nu een
jj '^gening geeft, zo behouden zy hunne volkomene hoedanigheid,
is ^ nu deze drie aangeweezene daar in beoogd moeten worden,
V
qp^^» myns oordeels, met verwerpelyk, dat 'er noch iets by ge-
^eicf ^^i'de, het welk wel een overvloed, maar geen overtollig-
toebrengt.

iiof^^® gedachten zyn, dat, indien het voornaame Beeld door een
i^y^ 5 Paleis, of ander Metfelwerk verzeld word, zulks ter rechter
> te weeten van binnen het Boek moet komen, en na de linker
yl af loopen als de zaak kan veelen. Ook zou het tegens myn
dei^ ^'^^^den zyn, dat'er een Tafel, Pedeftal met een Vaas, of iets an-
^yft ^^^^^ kwam, en de reft buiten fchoot, ten ware de

Op i Print, die rondom loopt, zo zwaar wierd vertoond, dat,
'^^en? ^^ ' zulks daar achter, met het overige deel, kon

^ichieten, of dat het op een derde of verdere grond ware.
Voq./ bullen daar noch byvoegen, dat het licht of de daging, op de Van het
opg^y^rpen vallende, van buiten het Boek, dat is van de linkerzyde of ü^ht en^da-

desBoeks, na binnen fchiete, om alzo door heteenra^thetloofwcx-"^
^itte * ^^ weeten de Print en het Boek, een volmaakte overeenkomil F®"'
%ch 5 g^^yi^ de ziel met het ligchaam heeft, het Boek voor 't

be^ ^^lïi en de Print voor de ziel gerekend zynde, die het ligchaam doet
icnj^^S^n: engelykderug desBoeks de oorfprong van print en blade·

^o neem ik ook het zelve voor het fteunfel myner ftelling.
Oor^j ^^rom ik de voorwerpen ligt of zwaar aldus fchik, is om dat ik
<ie·^ ^^het tegendeel onvoegelyk en minder gegrond te zynj gelyk
^ie j^^^^nd daar van in de Tytelplaat van myn uitgegeeveti Tekenboek,

deze regel aidus opgefteld is, kan gezien worden,
^ei^s ^^ hier van een nader bewys voor en tegen te geeven, zo let
•ii^clit^ ^^^ twee voorbeelden, hier nevens getteld, welkemynege-
^^ naauwkeurig en genoegfaam zullen doen verftaan.

ïk

EERSTE VOORBEELD.

ftel

"^aji j-j ρ de rechter zyde des Stuks een fchoon portaal of ingang,
^p dezH 'tempel, aan wederzyde met vleugels of borilweeringen, ea
> ^ het ^ ^^nige Menfchen over een baluiiter leunende, loopende al-
t portaal ^^^ ^^^ midden des Stuks is. Voorden ingang van

^^^udeeenVorft, NoxMnoiFefiaalfche Non ftaanj en voor

Τ 2. haar,

-ocr page 205-

148 GROOT SCHILDERBOEK. ^^

haar, aan de trap, een Man of Vrouw, op de kniën leggende,
aan de gemelde Vorft of
Feflaalfche Non een ftaf of rol papier ^^^^
de toereiken of behandigen. De Faam^ van boven het port^*^^'
ïia de linkerzyde blaazen^ en op de tweede grond, mede ter Ui^^ ■
zyde, half uit het Stuk, zouden eenige als verfchrikt de vlucht f
men. Aan die zelve zyde zou men het verfchiet tot aan het oo&^
junt open zien als een galdery. Het Stuk, links gedaagd, en ^ ^^
uchtig opgeileld en overgedrukt, zou de eerfte voor zyn,
overdruk het tegendeel: alle beide αρ een vierde van een blad.

Τ W Ε D Ε VOORBEELD

Jn een Landfiha^,

Ter rechterzydè zal een Tombe zyn, heel mafflef, en op ^^"jjefï
gedraagen, aan wederzyde met andere Pronkileenen, als Pedei^^
met Vaazen, devoorfte meer als half uit het Stuk, alles naar
puntwykende, gelyk in het voorgaande; achter dezelve digt jigc

preiTe en andere boomen geilopt tot aan het oogpunt, en verde

verfchiet. Van de linkerzyde, op de twede grond, zou men^
Menfchen zien aankomen, als eenPriefter, Jongens met O .
reedfchap, als mede de Byldrager en de OiFerbeeilen, niet geheel
iets of wat. Voor de Tombe, op de plint, zou een klein Auta-^^^
ftaan. Voor aan twee a drie
Harpyen^ diede vlucht neemen. gen^

de Tombe afvliegende, zou haar met de pyl op de boog "^-^^^fjyk
als haar van daar willende verdryven. Drukt dit dan mede? &
hct^ ander, over j en befchouwt dan de welftand van beiden. ^p,

Schoon-dèze verhandeling door de reden, enuitwifle gro^dei^^^^,
gehaald is, geloof ik echter dat'er veele zyn, die dit voor een oo ^^^
aige opftelling, als te verre gezocht, zullen achten j denken
men een zaak, die zo veel honderden jaaren onbepaald envryg jg.
is, tegenwoordig wil verbeteren, en voor een wet doen doorg"·!^ j.'öeel-
wyl de Boeken in zich zelf, zonder die aanmerkingen, in de "^^^^^ctiy
den bygevoegd,- even deugdfaam, niet minder aan den man
en wel betaald worden. Ten anderen, zo't een
fraay Boek
een Print voor-is of niet, als'er maar een

Opfchrift is vanden^

dat

s genoeg i en zo d'er een is, al was het noch zo als

maar te kennen geeft waar van het handelt. Doch ik ^^^^^^^d^^n
men,
in een zaak met even geringe moeite een grooten weii ^^^^.jcr
brengen, en dezelve verbeteren, of het niet pryswaardiger enin . ^^

Tcgenwer-

fing-

-ocr page 206-

j GRÓÓT SCHILDERBOEK, 149

i^an de oude én gemeene ilender te volgen, voornaamentlyk als
en hetmetwiiTe regelen kan goed maaken, en
't ander daar door te
^ ^^ doen ? Waarom is dit voor dezen dan van anderen niet beichree-
als het zulk een vafte Helling is? zullen zy mogeiyk zeggen,
aar op ik antwoord, dat het onmogelyk is, fchoon de menfchen veel
yiÏ in de waereld, dat alles door hen zoude gevonden zyn 't geen noch te
Irl! is: want de verandering der gedachten van weetgierige men-
^^ï in nieuwe enbyzondere dingen te onderzoeken, is oneindig,
^^"etiswelwaar, dat, zo
't eenilegtBoek is, deTytelprinthetzel-
^^ïiietgoed maaken zal : maar het fpreek woord word hier beveftigd,
een Zaak 5 fchoon voorgedaan, half verkogt is: en by gevolg dient
^clftand, in alle dingen, naauwkeurig waargenomen te worden.

het verbeeMen der TDroomen, Herjfenfpookfelen, vreem-
^^ Gedachten, eti verdichte Gefchiedentjfen in tyd van
ontlafiing, verUifiiging of overige mren,

y^ ie kan mifpryzen, dat een yverzuchtig Konilenaar zich zomtyds
ftpli ^^rluftigt met vreemde gedachten en invallen op het papier te dingen te
de 1 Viii^elfsdietefchilderenPwelteverilaanvoorzichzelven.Icoor-
^g ^uiks een loffelyke zaak, en klaar blykteken van een grooten geeft
jjQ^y^j daar en boven een recht middel om door bekwaamheid in de
kei 1 Ordineeren boven anderen uit te munten. Onv/ederi pree-
^j^'^l^ is het, datdegeenen, welke hunne tydkorting vinden in dingen
Χγ konilaangaan, een dubbeld voordeel daar van trekken j want
^il-L effenen hun veriland met woeker, ten opzichte van de allerzwaarfte
g ^^Idingen die ons konnen voorkomen, en door ons vernuft be-
Si^Pen-Worden. Men overweege, ten aanzien van het volk, eens, hoe
eg j^^lk een Schilder kan zyn 5 vermits het meeftendeel der menfchen
^aa neiging en verlangen hebben om nieuwigheden en zeld-

Bly^^ "Voorvallen te befchouwen. Men ziet zulks klaar genoeg aan de
Treur-, Operaas en diergelyke Sehouwfpeelen, dat, waar de
Xvef^'^^^^fte dingen vertoont worden, demeefte toeloop is. Enhoe-
Ver mogt denken, dat ik my in myiie redenen vergreep, én lie-

ge^ 1 de ilaande houden dat zodanige Schilders in tegendeel geinig
te^^i.^^^oorden te worden, en beter elders hunne tydkorting mog-
^aar ■ boeken dan in zulke dingen; zo wilde ik wel eens weeterï,
' ^^ ^^ welke ftoiFe, zy zulks zouden doen: in kroegpraatjes te
^ 5 onnutte boeken te leezen, langs ilraat te wandelen , of d waas

Τ 3 ^ be^

Opgcioft.

veibeeldcii.

-ocr page 207-

order groot schilderboek. pf

bejag van allerhande tydverdryf? al het welk meer na.

tiiig gelykt, dan om zich bekY,raam te maaken tot voortzetting^

zyne oefFening, ea om ryke vindingen te bekomen.

Het is niet^'onbekend 5 dcXtRapha'el^ Michiel Angelo ^ en meer ano^ ^
beroemde Schilders zich zomtyds met diergelyke vreemde
hebben verluiligdi Vv^aar uit ik beiluit, dat deze groote lichten ^
de konil zulks voor geen fchande gehouden hebben. Daar en
valt het wel te denken, wat uitilag van zaakendie gecnen hebben ^
vachtep^, welke, de konil aan een kant gefteld hebbende, zich g^
dronken drinken, en met andere zaaken bemoeijen, als of het fch
deren
hen ter waereld niet meer aanging. Men kan de waarheid ν
dit
fpreekwoord niet ontkennen, naamentlyk, dat wy gee^
meeiters te
gelyk konneti opvolgen en gehoorzaamen. Het ii^
mers zeker, dat, zo iemand een tamelykzwaare ftudie heeft, die 7
gezind is door te zetten en zich daar in te oeffenen: dat, zeg ik ,
by een tweede daar by wil neemen tot tydkorting of
onlaftingi ^^
deze zwaarder, of van een heel andere natuur als de eerile is,
zwakfte zyner oeffeningen zal moeten verliezen, ja geheel
ten. Het is dan van groot belang, zich te gewennen aan dingen -
onze zinnen niet overweldigen, en het geheugen niet teveelaank^^
ven j wel verilaande in dien gevalle, wanneer wy iets doen om
geeften te ontlaften, en buiten onze ftudie te verluftigen. . ^

Dierhalven zeg ik, dat een jóng Schilder, die zich in zyne
uuren bekwaam zoekt te maaken tot het uitvinden van fraaije/^^ ^^
nantien, zich voor al moet wachten van zich dronken te ^^
ftraatgefchicdeniilen aan te hooren j na nieuwe tydingen te
men 3 beuzelachtige en geringe boeken te leezen,
als Kluchten ? ê
meene Romans, en voornaamentlyk moorden, wreede voorval
toveryen en diergelyke, als mede de gronden der Muziek te . ^^

Want wat fpruit niet al uit den Wyn ? Hy bedwelmt de
door de dampen. Welk een geweld doen de nieuwe Tydingen niet
het verhaalen van rampen en ongelukken op onze gemoederen · ^ ^^^^
niet een geduurige ontroering, die ons dikwils onbekwaam '^^^g^ylc
te konnen bedaaren, en ons tot ruft te begeeven ? Niet minder fcha > ^
is het leezen van wreede Gefchiedeniflen., Moorderyen, ^i-^die

fomtyds in het diepfte van ons hert indringen, en ons van de
afrukken, ja daar toe geheel onnut maaken j die ook de nieuwsgi^ ^^^
heid, in plaats van dezelve te verzadigen, meer en meer ^^^^^
vermeerderen, ja zodanig, dat, wanneer men iets zedigs zoime

len voortbrengen, het zelve naauwelyks een plaats in onze ge ^^^

■Wederleg-
ging der ^
gsenen, die
deze ftei- ^
ling betwii
ten.

Voorbeel-
den ir. groc-
te Mceftc-rs.

Waarfchou-
wing aan
jonge Kon-
den aars.

Kwaade ge-
volgen van
zommige
uitfpannin-

g'ïn·

-ocr page 208-

order groot schilderboek. pf

ög ii^et iiiGt geweld door de verwarring ingenoomen is.

êïOnden der Muziek, of die A^an eenige andere groote Konit of
j^· ^^^fchappen , hebben te veel kracht op onze zinnen: men moet
j^^^^akelyk een van beide verlaaten, dewyl'er geen twee groote
^εη op een fchip konnen zyn.
^^^^alven zal ik drie a vier Verbeeldingen, elk van een byzon-
^an en natuur, tot klaarder aanwyzinge myner meening, en
tyj^^'^ieiding om eigeneen vreemde gedachten in onzen overigen
iieti' dienftig om zich by zich zeiven in 'tOrdineeren te oe&-

Uit te vinden, hier achter laaten volgen.
Re ^^hvoor af zullen wy noch eerft eens onderzoeken, waarom'er Kedenen

Schilders gevo-nden worden, die zich bemoei] en met vreemde of
ich GeichiedeniiTen uit te beelden, gelyk Indiaanfche, Japan-

Chineefche. De reden hier van komt my aldus voor, dat'er geen^^^^^^^^^^^'^^
^y^ van befchreeven hebben 't geen te fchilderen
fche ce-

hg^^'^igis j verfchaffende die Natiën geene andere dingen als wreed-ei.

> moorden, tirannyen, en diergelyke fchrikkelyke en onaange- den.
lij^ ^^ertooningen, welke deaanfchouwers meer tot verdriet en on-
hgj^' vermaak, zouden νerftrekken: behalv en dat de zeldzaam-

"vvanfchikkelykheid hunner drachten, zeden en Avezens, zeer
met hetl'choonen fraay Antiek. Het is zeker, dat in een
^ert of Gefchiedenis, de zaak met behoorlyke en krachtige

uit te drukken, het voofnaamile is waar op een Schilder
de j,· ' dat men klaarlyk moge bevatten wat hy wil zeggen, om.alzo
nig^ ^'^^^sgierige toehoorders in het gehoor te voldoen. Doch het zou
danofmen'tuit een boek had geleezen, wanneer debe-
."ier perzonaadjen daar niet mede vergezelichapt was > waar
aanfchouwers een tyd lang, zonder verdriet, mogten ver-
ineej,^^^^· ^^^ is'er, dat den toeziender van een fchoone Comedie
de ^^^êcn de borft fcoot, dan ilegte, ongemanierde en kwalyk geklee-
Vei-j^ r^^^s j of dat men deftige Toneelltukken fpeelt op een flegt en
hocy ^/^ooneel? Is een fchoone ilem aangenaam voor het gehoor 5
^^tZe '^'^cr verrukt dezelve, wanneer de oogen mogen aanfchouweii
een fchoone vrouwemond voortkomt.? De fchoonheid ver-

an j maar de mismaaktheid en ongefchiktheid, afkeer. Het is

3ortv z.egik, dat zich niemind wil vergaapen aan zodanige

^■cit ^ '^■^i^beeldingenj wel denkende,gelyk niet onwaarfchynlyk is, wat inin-
fchoo^^'^^^^eeliiftrek zouden hebben : om dat de Europiaanen aanhetveTeddV
fele^ Veel gewent zyn, dan zich door zulke ichimmen en fpook- gen pryfie-
aten verluftigen. Maar niettegenilaande het gezegde, 't welk u^iezdyr^s'

de

-ocr page 209-

order groot schilderboek. pf

de Beelden enGcfchiedeniflen betreft,oo.r deel ik het niet oiiaangenaftH^'
zulke en diergelyke Landichappen
fomtydts te verbeelden voor c
vernuftig audichapichiider j vermits de vreemdigheden, welk^
opzicht
van de gronden, boomen en gebouwen daar in gevonden v^*
den, aan het meeitendeel der aanfchouwers behaagelyk zyn, voo^
mentlykaandie geenen welke daar wat van gehoordofgeleezenh^
ben. En waarlyk, deze verandering van gezichten is gantfch niet it^y ^
dig met de natiiiur, noch met de konii, gelyk de menfchen en hunBp
den daar zyn, welke
hunne rechte geilalte en volmaaktheid, di^ ^
van Ci^en de natuur hebben verkrecgen, verkrachten en tenietdoe j
door hunne onkunde in de weliland en zedigheid. ,

Tegenwet- Maar iemand zoude my mogen tegenwerpen, dat het onmogely ^
de'Vow'igel'iet een zonder
het; ander .te .doen j en dat, by gevolg, als zod^^'g^
öeiiiiig, Landfchappen volmaakt zouden zyn, dezelve noodzaakelyk is

en weder- ^^^ ^^^ Landaart moeilen geiloiïeerd weezen. Ik antwoord: ^^ .
leggingfdei:-waar > maar vermits het.ftoffeeren ineen Landfchap het minfte^^^
men op ziet, zo is het, myns oordeels, niet onaangenaam, dat tnci^
of daal* eenige van die fchepfels laat zien, tot aanwyzing· van den
aart. Een verftandig Meefter kan zulks fchikken daar hy ^^^ 'Jjj
kwaamft ten dienfte van het geheel oordeelt,
en zodanig dat de f"

der aanfchouwers daar door niet geiloord worden : en vermits ^^

wellen by deEuropiaanen ten vollen bekend zyn, kan hy die da^ ^^
voegen , onder dezelve vermengende Reizigers van andere Na^i^^^j.
Geweften, als Periiaanen, Romeinen, Grieken, en diergelyke ? jg.
ke het alles konnen goed maaken en vercieren, zo als men vocg
Blanken in Moorenland en Mooren in Griekenland.

png."" zodanige Stukken, naamentlyk dat men die zo fraay noen ^

tuurlyk niet zoude konnen fchilderen als men w^el andere doet j ^^^

Twede te- Nu kan men noch een tegenwerping maaken wegens het

Ί — va

men het leeven kan gebruiken zo dikmaals als men wil. Ik bek^

opioaing zulks al eengroote ichynvan reden heeft; maar de boeken,
det z«ive. van fchry ven,zyn zo meenigvuldig en zo naauwkeurig,dat men ge J
iaam-daar van onderrigt kan werden voor iemand die kloek van
ver
is. Het temperament der lucht, de vruchtbaarheid der gronden, ^^^ ^^
ilaltens der boomen, nevens andere gewailèa,
mitsgaders nati
koleuren zyn duidelyk genoeg verklaard j en of het groen een ^
■ lichter of donkerder,
of de gronden een weinig geelderofroUe^^^^?
wie zal dat berifpen als het met de regels van de konft wel overeen- ^^^^^^
Wat my
aangaat, ik Zou niet fchroomen zodanig een Stuk te
ren, en wenlchte wei datik het gedaan hadde met zulk een oo^m

-ocr page 210-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

teti^ï^ '^^ude doen: te meer om dat het geen Schilder betaamt te laa-
ttie "^y^ vermogen is, waar mede hy zynen lof ican ver-

^at L fomtydts na een zaak te doen, niet zo zeer om.

lï^p . niet in gedachten komt j want alles fchynt ondoenlyk dat
'^iet onderzoekt noch onderzoeken wil. Wat vermag het pen-
i^o vernuftig Meeiler niet als hy het maar wil onderneemen ?

tjgf vind men 'er veele, welke met den Ezel nooit uit hunne
S'-ian j gelyk ik'er voor dezen een ontmoet heb, die, nevens my,
pL^yncn Vader een tyd lang geleerd had, welke, wanneer ik hein
•ieR waarom hy fomtydts niet wat anders fchilderde ais uit

^icr Κ · antwoord gaf: wat zou ik veel zoeken na hiilorien ?

Ree ilï^'er meer als ik myn leeven zal maaken. Doch het was
hy ^^iider j want hy fchilderde wel tienmaal een en het zelve, als
J^aar behagen daar in had.
^eb'og- ^ nu eenige Verbeeldingen, gelyk wy hier vooren beloofd

^^aaginge der Qonfcientie door een S^ook veroorzaakt.

Seatus Tarquinius Lucretia had verkracht, lag hy op zyne Tafeieei,
pQ^r^oets te ruilen, wanneer de rampzalige, die haar zelve met een
iyjj, W omgcbragt, om haare gehoonde kuisheid te wreeken, voor
de; ^^ verfcheen, en haaren boezem, met bloed befpat veiitoon-
Va^ ^^^ gezicht hem zodanig ontroerde en verfchrikte, dat hy zich
j^^'^êft niet wiil te bergen.

die haar geleid met een pook in de hand, gehuld en om- Aanmer-
^Is ^ ^et cypreiTetakken, verbeeld de Wanhoop of Redeloosheid, zo^i^Jy'.er?"

Eebroke pailer, die in de gordel fteekt, genoegfaam aanwyft.over h«
of ^oude iemand mogen vraagen, om dat zy de wond ontbloot,
^^ de pook niet toekomt? Waar op ik antwoord van ja^

^ daad uitvoerde door hulp van deze die haar aanhitfte. 't ls
gsy. '^^r, dat'er, gelyk wy op iyne plaats, in 'tftuk van
Melea-
doQj. y'ilen bewyzen, geen byfiulp van nooden is, als het misdryf
^fe/p^^êene handen gefchied j maar dit is een heel andere zaak: want
ï^a^j, f'^as daar noch ilcrvende, en de wraak noch niet volvoerd;
is , is 'tal gedaan, alzo zy haare wond aanwyft. By gevolg
doet beweeginge der wanhoop al voorby. Derhalven

fche door deze, de bebloede pook vertoonen. Ja hétgant-

Vil^^ overtollig zyn, 't en ware zy daar niet mede zeggen

• lïiet dit ftaal is het geichied ·, gelyk de reden zulks mede brengt.

V Want

-ocr page 211-

order groot schilderboek. pf

Want als zy in een wanhoopende a6tie was met de pook in de vuift, ^^
d'andere onkenbaar, en by gevolg overtollig zyn. Ten anderen zou η
gantfch oneigen weezen, dat zy zich voor zyn bed de pook ii^ ^ ^

boezem ilakj vermits'er geen geeft voor iemand kan verlchynenvo ^^

dat die uit het ligchaam verhuiid is. Dienvolgens vertoont '^Ί ^^ ^
voor dezen booswigt, als oorzaak van haare rampzalige dood, ^
hem tot een gevoelige deernis en knaaging te brengen. Dit is dé
den, waarom de W anhoop als zegenpraaiende alhier verbeeld
λ^®^ '
gelyk of zy wilde zeggen:
bac inviSla mmet. ts

DeMegera aan het bed, hemflaandemet een fmookendepiktoof »
en gehuld met flangen, betekent niet· alleen de wroeging of k'^^j^
ging, maar alle andere innerlyke plaagen, hertzeer, razerriyj'^^
ling, vrees, fchrik, ongeruilheid, enz.

Wat aangaat het lampje op de tafel, in een Vorftélyke katnei·» ^^^
zommigen mogelyk wat mizer voorkomen,
doch ik oordeeli .
het zelve licht daar veel goed aan het voorfte Beeld doet j maakei^
't geen op dc tafel
is, mede kennelyk, zonder het ander licht
derlyk te zynj doende noch te meer deugd om dat het een
en, zohetfchynt, lang ongefnooten heeft gebrand, geevenil^
gemeenlyk een fomber en ros licht, en het ander
verbeeld ik als ^
vellicht, brandende wit enblaauwachtig. oU'

Wat belangt de Ordinantie in zulk een kleen begrip, anderen
den een ruimte, driemaal zo groot, met deze vier Beelden
ja zy zouden een opgepronkte zaal vertoonen met fchilderyeo?
releves, tafels, geridons, enz. daar by noch een
twede deu^^ ^^^
eenitaliaanfche vloer met compartementen ^ endicrgelyke dXr:^^^^

Verbeelding van Ydelheid , op de fpreuk, het MenfthP^

keven is een Droom.

lexander, op zyn ruftbed leggende te fluimeren,

___hem deze voorby gaande Schimmen.

Eerilelyk de Tyd, gaande vooruit met zyne zandloper · ^ , '
den, de Heerfchzucht, met een fakkel in de hand: ten '^.^/^chtef
Dapperheid, gevolgd van Aiia, Africa en America, y^j-dci

hem geboeid gaan. Daar op komt Rykdom en Welluftj ^^ernels'
, Eer en Glorie: Eer met een piramide, en Glorie met een
fpheer. De allerachterfte was een naakt Man, zeer bedroetan^^^^j.,
de ziende, houdende beide de handen onder zyne okfels {yc

by het bed gaande3 den Voril aldus aanfprak: O

Twfde Ta-
fcieel.

-ocr page 212-

groot scf^ilderboek. iff

^^^fT^ ïïiy eens: herdenk, wat ikgeweeft heb j en zie, wat ik tegen-
gg^^^^S ben. Ik heb de geheele waereld onder myne heerfchappy en

Vaij öcjiHu. Door myne dapperheid ben ik tot den hoogllen top
be^-g^^^ ^^ glorie gefteigerd geweeft j hebbende rykdom en welluit
tyanr^^^' ^^^ ^^^ ^^^ naakt, voorl?
J^^ Gloria mundi.

^ell ^^^ ^^^ifie verbeeld ik in een zaal, zeer prachtig geftoiFeerd,
Op ^^^^ hentefamenalzweevende een voet van de aarde af, gaande
liijj^^'^ dunne waaffem ais over de vloer, dwars door het Stuk na de
ν^η Κ ^^^^ twee a drie trappen af, en zo linksom , ter linker zyde
oogpunt, een achterdeur uit, alwaar zy verdwynen. Hetle-
St^ji^^'· ftaat een weinig verheeven, achterwaarts, in het midden des
pigi^· Deze Schimmen zyn dommelachtig, zonder eenige fcher-

voor aan. Hel ik op een pedeftal het
.^^i·^ een zittenden
Jlexander met den blixem in de hand, een
^elv ^ d'^loot op de fchoot, en een arend aan zyn zyde. Achter het
itiet^i degens het pedeilal, ftaan twee Schildwachten, fpreekende
Orrt^^^^^nderen mond aan mond. Deze weeten niets van 't eeen'er

^lïl

Aannier-
over

Saat.

^Ip

^Qeid moet niet denken, om dat ik de drie deelen des waerelds ge-
le Y
q giian, dat AUxander door zyne oorlogsdaaden, gelyk vee- hét^z^eive!
, dezelve hem onderdanig heeft gemaakt; dat is de
niet. Want, volgens het getuigenifle van eenige Schryvers,
h alleen noch niet verwonnen: doch dat zyne opgeblaa-

ly^ S^oed hem zulks heeft doen hoopen, is niet onwaarfchyn-
'^^ï'niits hy zich niet ontzien heeft zich ais een tweden
Jupiter
^^ fï ^ ^^ doen aanbidden, gelyk hy zelve met deze woorden te ken-

Ijö^^ft: Alterius Jovis altera tela.
niej. ^'^'^yfFel niet, of deze gedachten, op zulk een fchimachtige ma-
^it &p ^^ uitgevoerd wordende, zouden zeldfaam voorkomen. Doch
gebey niet voor een waare gefchiedenis, die zoude

Ij^ maar voor eigene vindinge.

gaan. j S^2;egt, dat ik die Schinimen als op een waallera wilde doen
te ' ^^ar mede verilaande een dunne damp, om hiin tot grond
^e ; een heel- fiaauwe ilagfchaduwe over dezelve grond ilaan-

^^^n^t damp en ilagfchaduwe my geen ander voordeel toe-
^cHgj^ ' ecj^ bovenatüurlykheid uit te drukken, en een onder-

^an^^^^maaken tuiTchen ménfchen en gewaande menfchen. Ik heb
Mati la een diergelyke gedachten gefchilderd gezien, alwaar een
δ en droomde j en voor zyn bed ilond een naakte Vrouv/, wel-

V ζ ke

)ori5y gaande als een fchim : Sic

-ocr page 213-

^ . groot schilderboek. 143

ke zich niet anders vertoonde dan als een vrouw die by he^n ^
wilde, t'en ware hy daar niet eenige wolken by gemaakt
venofzy in een deur van wolken ftond.
Dit deed my gelooveii 5
het een Spook was geweeft: maar het gaf ter waereld
druk genoeg, om dat het Spook, docht my, te veel gemeenlc ^r
met de reil had. De Vrouw was vlak van achteren verbeeld,^^^
uittermaaten Tchoon gekoloreerd: hebbende ik,
en meer anderen
zelve beeld nergens anders voor aangezien, dan een Modél
de reil tot vullinge van de doek bygelaptwas. Maarkeerenwy^'"
der tot ons Tafereel. ,

Myne gedachte is niet, ^leaander m^it op het bed te verbef" *
maar in zyn vörftelyk gewaad : anders zoude de deur niet open ^^
En aan het kamerlicht ben ik niet gebonden, ter oorzaak :
Spooken. Derhalven heb ik twederley oogmerk ten dien
het eerile is, het licht zo fchoon te houden als van een zonnei^y
doch het twede oordeel ik dat veel beter en naarder
wanneer het licht wat fomber gehouden wierd, om de -
m/,

tigheid natuurlyk uit te drukken, te meer om-dat het een f^^^^
υί ydelheid van 's menfchen leeven betekent.

Belagchelyke Fabel.

tl ^^

De Verdichters der Fabelen verhaalen, dat in het begin
fcheppinge der waereld tuffchen en
Diana, beid^ ^^^^

jong weezende, een verfchil ontllondi te weeten, wie de
Dieren zoude voortbrengen om de waereld mede teverryken-
j
teYy als opperile Hemelvoogd, ftond zulks, uit tydverdryf?
gaf hun daar benevens het vermogen. Als zy malkanderen
genoeg gefard en uitgedaagd hadden, wier d de affpraak geioaj^J
dat
Apollo^ in de tegenwoordigheid van alle de Goden, zy»^ edeï"?
het eerile zoude doen.
ΑροίΙο bragt, tot verwondering van
een grooten Leeuw te voorfchyn.
Diana, daar over zeerg^"^ ^^^
tiende alle de Goden aandachtig in het befchouwen van ^^ ^^j^j·
vreemd fchepfel, en zich zelve niet vertrouwende een diergeiy ^^^
tegen te konnen voortbrengen, deed een Kat hervoor komf^'^
dier, voorwaar, niet ongelyk den Leeuw, maar veel
 q^.

krachten en geilalte, gelyk de Maoft ook minder is als ^^
dertuiTchen, terwyl de Goden daar over begonden te lagchen, ^^^
Apolk zeer gevoelig dat Diana zo vermeeten was, dat zy ^^''^^jjiep
hem wilde gelyk ftellen, of zich tegens hem
aankanten»

-ocr page 214-

^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifr

een Muis5 om te toonen, fchimpsgewyze, dat de Kat
kfj^ Leeuw te vergelykenis. Derhalvenipandei^/^«:3allehaare

Vqq j ' vermogen, en ichranderheid te werk, om een Aap te doen
, ^^'Ώεα. Dit dier mede, gelyk de anderen, zeer belagchelyk
^cht gevonden, en haare poginge by de Goden vruchteloos ge-
eq j' 2y daar door zodanig geraakt, dat zy tuifchen den Leeuw
een eeuwigen haat vaft ftelde, gelyic tuflchen de .Kat

^^ Muis.

Tafereel dezer Fabel.

j^f'^^^o ftaat eeri weinig ter linkerzy de van het zichtpunt, als een Derde ra
^Ccl ^^''^kotneiing van omtrent veertien jaaren, den fcepter in de^®"^^^· ,
ne vuift op de heup zettende. Hy ftaat ftyf en trots op zyn ee-
wreed van opzicht. Aan zyne rechterzyde, een weinig
^aa ^^^ een groote Leeuw. Tegen over ^^o/ , een luttel her-

hoQ j^ï ftaat Diana^ mede zo jong, een pyl in de rechter hand om
Voq^ l^^udende, fchynende een Aap uit d'aarde op te roepen, welke
aloj.· op den grond tot het halve lyf komt op fchieten, ziende
Het ^'^^^kende om na een Muis, die voor de Kat, ter zyde van Dia-
^^j^^nde, tufichen de beenen van JpoUo fchynt weg te kruipen.
^ de Goden en Godinnen des Hemels beichouwen met vermaak
op ^ '•^uwe en vreemde fchepping.
Jupiter alleen met Juno zitten
Πα laage wolk i-n het midden Een weinig voorby Jpollo en Dia-
cn ^ ^^^ Mercurius en Aurora \ en ter rechterzyde, vooraan, Mars
leggende de eerfte op een ileen. VenusXt^-^ vergezel^
khc^ ^an Cupido^ op het gras. Naaft deze, een weinig verder, zit
chgj^
Ceres; welke laatfte in der eerfte fchoot ruftende, al lag-
den Aap wyft. Tuflchen deze twee en de wolken, daar
a^n op zitten, ziet men Saturms. Ter linker zyde, voor

^^des ^^^ met Efcuiapius j en aan wederzyde ftaan Iris en Gam-

Achter JpoUo komtMomus herwaarts over bukken, hebbende
Op ^ ^arot of zottebol in de linker hand overeind, daar hy al gaande
lïieti^Jl^^^i ter-vylhy, rechtsom kykende, fchimpsgewyze lacht, dat
^yne tanden ziet. Zyne eene hand houd hy vlak open, den
Ι^^Λη de tip van zyne neus zettende,
gejio, a^«eeie vergadi ering der Goden ziet vrolyk en blygeeftig, uit-
^iQerd
jipoiio.

V 3

-ocr page 215-

ï;8 groot schilderboek.

Tafereel y Zinnebeeldsgewjs, van de Onbedagtheid.

vierde en
laatfte Ta-
fereel.

Z^ iet hier een naakten Jongeling, van alle zyne goederen beroof<3^ ,
Jhy onnuttelyk verkwilt heeft, voor dezen vei-vaariyke
verichynen, wordende door de W anhoop of Mismoedigheid ge^^ö
Die wreede Oude, welke daarby ftaat met een zwart kleed aa^ >
hair en baart aan tuiten gevlochten, gelykt niet kwalyk een
naar, wyzende dezen Jongeling op een kuilen,
't geen ter aarde ν
den autaar legt, alwaar eenige doorne takken onder uit ileekenj ^^ ^^
de hem echter, zo het fchynt, dwingen daar op te knielen,
de Natuur, dié daar bezyden, op de twede grond, op eenmi^"^ X
machteloos legt, llaande haare oogen, vol.traanen, zeer beweeg ^^
op Ceres en Bacèchus, welke verachtelyk van haar gaande, haar n^
hulp ontzeggen. De behoeftigheid alleen blyft by haar op de »
ken zitten, hebbende niets by haar als een gebroken bocaal en e ^^^
ge kruipende ongediertens. Het gebouw fchynt een vervallen e»^^^
broken paleis te weezen. Ziet hoe naar is het doorzicht jgt·.

Afgod i en dat fchoone huis op de derde grond in tegendeel zo heiiij:^
ten deele door de zon beilraald, en ten deeie
door de lommer van
aangenaame boomen bcfchaduwd. My dunkt, dat 'er twee Sh^^
op de borftweering, bezyden het portaal, ftaan, van wittern^^^^,
fteen. In den ingang, op de trap, vertoont zich de Overdaad, oJ.,

De

jende geld met volle handen uit den hoorn van Amalthéa. -- .
daadigheid fpeelt op een rinkelbom ·, en eenige Satyrs danflen ^^^^
een deel ontuchtige vrouAven. Een weinig verder,
onder de bo^
zitten zommige van het zelve gezelfchap, elkandei" vermaak^^e ^^^
vreeten en zuipen, leggende langs de grond, by een fontein
beeften. Den Afgod, hier vooren gemeld, is als een Chimeef^^^
veele oneigene leden aan malkandercn gevoegd i het
hoofd ^ ^
kikvorfeh, het bovenlyf als een vrouw, de armen gelyk vlen^e ί ^^
handen als leeuwepooten, met welker eene hy een zwaare S
optilt, en met de andere op een Harpy leunt: de beenen en
zyn als die der Satyrs
j op zyn hoofd heeft hy een krans van hu ^^^
deren. De Jongeling treed op een afgebroken fteen, ^^jj^ven
een klein autaartje, of ten minften een ftuk daar van, ^^toci

ziet. Het Geluk, of de Fortuin, vliegt van hem weg ^'^'^^^jÏfyyiuin
terwyl de Nyd, achter den Afgod, in haare vuifl lacht.
vit α fortuna difpenimm.

fjod*

-ocr page 216-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

^J^^aakelyke iVaar/ieemmgen in het hefchilderen der Zaa-
Gaanderjyem, en andere ;plaatfen^ alwaar men ge-
zant is een Gejchiedenis in verfcheidene
Stukken te vervolgen.

Ε Ε Ν - Ε Ν ~ τ W I Ν τ I G S τ Ε Η Ο Ο ΥΏ ^ Τ U Κ..

^^^ y hebben verfcheidene maaien beweezen, dat de waarfchyn- nat de
„ ^ykheid eene der voornaamfte zaaken is, welke een verilandigf^j^j^'^-^y'^'jj
dcf üient en betracht in xyne verbeeldingen waar te neemen, zon-dc veibeei-
gcti^'^^^ dezelve in hetminfte, onder wat voorwendfel het zoude

, aftewyken, 'tzy in welke verkiezinge, Beelden, Land-^aargcup-
Arcbite&uur, enz. betreiïende, hy ook mogt voor hcb-^eT.
fpj. meefce oeffening en vlyt te befteeden j denkende, gelyk het
ons gemeeniyk leert, dat de waarheid, fchoon bewim-
Q» eiiidelyk helder voor den dag komt.
V/v deze

waarfchynlyKheid, buiten andere noodzaakelykheden die Regelen,
tiigj op hunne plaats hebben vèrhandeld, te bekomen, is het om dezelve
dat de voornaamile Perfonaadjen hunne

eigene en jj^e^ ^ aan-

dg j ^^ykfe geilaltens, wezens en koleuren, van het begin tot het ein* gewezen-
behouden.

j^^or (Je geilaltens, moet men verftaan de ligchaamelyke proportie,
ής
^ Wezens

zyn de kennelyke trekken des aangezichts, welke, na
de ρ der menfchelyke aaren, van tydtottyd veranderen j zyn-

ten twed

enjvolwaflen; ten derden, bedaard j en

^leei^*^^ koleuren verftaan wy de Colorkt, blank , bloezend,
bruin j daar benevens lang of kort, donker, ros, blond of
allg j "^irj lange of gekroefde baard·, in 't kort, dat zulk een, in
^'ooj. ^ achtereenvolgende Tafereelen verbeeld, zonder onderfcheid
^eti delven gekend werd: desgelyks de Vrouv/enenDienilbo-
MQ aldaar vereifcht worden j voornaamentlyk een Moor en
din^i'^' welke, zo zy om de ftaatfie deel in de eerfte verbeel-
i'edgjj^^bben, haar rang tot in de laatfte moeten behouden , om
^al^o Zy, flaaven zynde, zelden verwiiTeld wordenj maakende
"WH
oq^*^^ i^unne tegenwoordigheid de perfoonen, waar onder zy
bv te kennelyker, te meer wannner zy verfcheidene maa-

^ ^^ met dezelve gezien zyn.

Dat

1 . 1 , ,

-ocr page 217-

i6o groot.s'childerboek. niet

Dat wy hier van Mooren en Moorinnen gewag maaken, is
kint^"OνΓιoneigen j vermits 'er geene volkeren van vermogen en aanzie»
de
Zwarten, ^f ^y worden in hunne trein, d'een min d'ander meer, gemeenlyl^'^^^
fpeurd: wordende dezelve van ieder Vorft
of Heer opeen byzondj^^
wyze toegeruft, om, gelyk men tegenwoordig aan de livrey»
wapen of blazoen doet, gekend en onderfcheiden te worden.

ε-te weeten hoe veele Olimpiades het geheele werk beloopt, ^^^ , ^
£;- naauwkeurig te onderzoeken de verfcheidenheid der jaaren,in welke
eerile, tweede, derde en vierde GefchiedeniiTen zouden mogei^ V ^^
loopen zyn, om alzo eiken Perzonaadje zynenvaften ouderdom
verande-pafl'en, wel te vcrftaanbuïten tocval i 't geen de natuur der ^^^ ,

zodanig verandert, dat zy in korten tyd onkenbaar worden i g^^^^j-
door toé- ondervinding ons zulks genoegzaam beveiligt, dat de geenen, ^^^.T'^gjj
ooiïTakr'"^^^^^ fchraal en rank van lyf plachten te weezen, naderhand dii^

vet geworden zyn5 die fluks en gaauw waren, zyn zwak ^^^^ iË
geworden, en ook het tegendeel: alle welke dingen de trekken
aangezichts, waar uit de gelykemffe is voortkomende, desnietteg
llaande in hunne volkomenheid doen blyven.

Hier zoude iemand mogen vraagen , by aldien men deze ^ ^
merking zo ftipt wilde opvolgen,
of de gelykenis daar -^y
verminderen zou, en eindelyk met den ouderdom geheel vergaan ? ƒ
antwoorden, ja, voor zo veel de koleur en volheid van
doch d'een min d'ander rrieerder, betreft: maar het weezen, nie^
Ie zyne kennelyke trekken, is het geen waar uit de gelykenis
naamentlyk fpruit,al is een menfch noch zo oud. Derhalven
noodig, dat men zulksindePerzonaadjen, van tyd tot tyd,cloe ƒ
De iec-ken. Akxander was noch jong toen hy ten oorlog tegensdeFei"
in trok j en wanneer hy zyne overwinningen uitgevoerd had, [J
Periooneii m den voornaamften loop zyner jaaren: Darius en Cafar

welke, doch onderfcheiden en 'in jaaren met den eerften ver ,
lende , dienen waargenomen te werden.
Chriflus in den *
tot Jeruzalem, twaalf jaaren oud zynde, leerde de Farifeen^, ,
Schriftgeleerden ·, naderhand, vohvailen, deed hy zyne mii"^^*^
Avierd fe 't laatft befchuldigd, v-rweezen en ter dood gebrag^j
zynde in de dertig jaaren. , jj.yf

Verders ftaat aan te merken, dat eindelyk het ^^ itse-

De ty-d ee- Het is dan hoog noodig, om in deze gelegentheid niet te
fc^kdenfs^^^ weeten hoe veele Olimpiades het geheele werk beloopt, alsn^^,^

waar te ne-
men.

dikwils in lanffc rven van achtereenvolgende laaren woi" - .

werkt, gelyk Romulus^ JuUus Ca;far^ Scipio, Jlexandcr·) ^^
anderen gedaan hebben j en iii de Heilige bchriftuur, ^^ ^^n'

-ocr page 218-

iii» groot schilderboek,

i6i

^en » ^®'^·' ^^^^ ^^ Boek der Tafereelen en Zinnebeel-
tiaau } Se^n wy metter tyd het licht meenen te doen zien, eenigc

^keurig hebben befchreeven.
^eri r^ ^^^'jen nu oordeelen, hoe noodzaakelyk in het vervolgen van
tej^ ^^fchiedenis dit waargenomen dient te worden: niet tevergee-
^Vn
^^^ Hori-zont^. het heele werk door, van ééne hoogte moet
ϊ,γη' ^^ gelyk met het oog des befchouwers, zo als wy meermaals op

^^ plaats gezegt hebben.

rej^^^^S^lyks gaat het met alle vafte voorwerpen, totdezaak^hoo-DAtdcv^fte
Hui^' ^^ voorbeeld, wanneer het werk vereifcht, dat een Paleis, ofaUy/^^n"
ü. s iiieer als eens vertoond moet worden, is het noodzakelvk dateigene

" η η 1 η ι ι ι ι ι ι ^ ftand en ge-

^ere j eerlte geitaite, en itaanplaats, blyve behouden j veran-ftaitc
Wo alleenlyk het gezichtpunt derwaarts, 't zy dat men het
^•ieti ^ 5 ^^^ regter of linker zy de, van verre of naby, wille doen

t^^ ■ Dezelve bepaaling zyn de Order en Ornamenten der Architec-
ten ^^^^ onderworpen; wantFrontefpies, Balkon, Portaal, Trap,
in > Borilweering, Pronkbeelden, Venfters, enz. moeten zo wel
^OrH ^^^^ ^^^ ^^ andere verbeelding onveranderlyk aangewezen
of jj^'^· dat niet alleen, maar ook noch van de zelve marmerlteen

-geen van
vervalt en ein-

rtigj^^^^elve hout: denkende ondertuiTchen, dat alles , 't
delvi^ ^^ handen gemaakt is, door langheid van tyd verv;
Vergaat.

^^ de Binnenvertrekken gaat het eeveneens. Dezelve mogen ais mede
'^et geen tweederley wyze geftoifeerd verbeeld worden; i^aar^^J®'"^^;
ll^a^ ^Pyten of Schilderyen, die in deze of geene verkiezinge be
-eenderiey
be^i^ behangen: van gely ken het Binnenhof met Fonteinen, Pronk-
enz.

ïii&^^^lven kan'er, myns oordeels, geen grooter misflag in zoda- Grootemis·
gelegentheid begaan werden, dan dat men tot het uitvoerenJJfU^''^";
^^^Ik^ een groot AVerk verfcheidene Meeilers daar toe
gebruikt, vericheide
Uiej, ^ gerneenlyk zo veel van malkander zyn verfchillende, in ma-
teg^^l^^^^deling en kennis, als dag en nacht j waar door het komt
^.^^en, dat het gevolg van een zaak zodanig verbroken en twy f-
is, ^.^Swerd, dat het kwalyk, zonder tolk of fchrift, te verilaan
Atitig? ^^''^at men daar mede wil vertoonen. Den een volgt het
^'Ckgj.^ 5 cn d'ander het Modern: d'een geeft aan zynePerzonaadjen
ditjg ^ S^lykenis, en d'ander aan. dezelve Perfoon in zyne verbeel-
'^et ^^'ezen heel verfchillende van dat des eerften, naar dat het
^'et
tg 2,innen en verkiezing overeen komt : zo dat P'irgiiiui
Oiiregt Zegt, amant alterna Carmen^.

X Mv

moe-
behosi"

-ocr page 219-

order groot schilderboek. pf

My heugt noch, twee Stukken gezien te hebben naaft
der, zynde een vervolg van een waare Gefchiedenis, in beide ^ „
welke een en dezelve Krygsoverite vertoond was. In heteeritc '
hy. een harnas aan, en was blootshoofdts, min of meer Αηίϊβγρ
wyze; in het tweede wierd hy triumfeerende op een fchild g^"^ ^
gen, hebbende een leere kolder, als mede kouilèn en fchoeneft ^^^
een hoed met een pluim op, en een blooten degen in de hand. ^
het wezen aangaat, dat geleek het eerile alzo min. Ik laat den ^
zer oordeelen, hoe belagchelyk zulks aan de geenen, die betei' w
ten, moet voorkomen

Meerder mifllagen van die natuur zouden wy kunnen aanwy^^^^^
maar oordeelende, dat deze alleen genoeg is voor de geenen, ^J^vja
zodanige Werken aanbevoolen zyn, om zich voor diergelyk^ fu'
te wachten, willen wy onze zaak vervolgen, en komen tot
keniiTe, welke t'eenemaal in de trekken des aangezichts beftaat > ^
oud iemand ook moge worden.

Middel om Om dezelve dan Avel te trefFen, en de gemelde misgreepen ^''''ι^ίζ
komen, is 'er geen beter middel als dit naarvolgende j nain^'^ ^^^
— een fchoone plyftertroonie, 't zy van man of vrouw, te of
van zodanig een wezen als de zaak vereifcht, iladig, ilraiïe^
minzaam. Deze troonie zal men van het begin tot hetein"^^^
werks, daar dezelve waarneemingen vertoond moeten werden» ^^^
voor of op zy, daar toe gebruiken, en met zodanig een licht
het concep nodig is, links, regts, van voor en achter, kaars-
kellicht, alles zonder de minile verandering, dan alleen
de frisheid en vleeiigheid betreffende, welke van tyd tot ,
jaaren of ouderdom min of meer vergaat, zo wel in mannen
wen, gelyk wy hier voor nochmaals gezegt hebben. ^jjen

Wat de beweegingen der hertstogten, door byzondere toev^^j^
veroorzaakt, aangaat, daar van hebben wy in een
ander H^^ ^^^
een middel aangetoond, hoe en op wat wyze men zich ii^ ^
geval, buiten het leeven, zal draagen. ,

Dewyl wy nu dus veel van het Ordineeren gefproken
zal het, myn 's oordeels, met ongerymd wezen, dat wy
noodzaakeiyke aanmerkingen , zeer dienilig tot al het by

en het geene wy noch verder zuilen komen te verhandelen ^
voegen
i te weeten, een befchryvinge van den Menfch
ipaertyd, en een in den Wintertyd, en tot bei!i?is een klem
beeld.

Ζ)οβζ een

voorbeeld
bewccöJJ.

ïer'oonen
in een Ge-
icJiiedenis

uit tc vin-mmzaam.
den.

-ocr page 220-

groot schilderboek. 117

Menfch in den Zomertydy

is

door de hitte geplaagd. Deze verbeelding vertoont y^j^jggjijj^,
in ^ehitte, het bloed verdunnende, het zelve gemakkelyk
^yrie deelen des ligchaams brengt j 't geen veroorzaakt, dat^rzomc^

^^eegiogen zonder dwang gefchieden. Het hoofd ryft op-^^y^·
de 1 5 de ichouders zakken, de armen en beenen verfpreiden zich,
^at L werden geopend en de vingers van een gefcheiden j zulks
Vej.^ ^^ ichynt, dat ieder deel des ligchaams zich door dit middel wil
^onH · 5 ^ecvende overal een vrye doortogt aan de koelte. De
Qoj,^ nieeilen tyd open j de oogleeden fchynen ligter te zyn, ter
^^^k d^t de warmte alle ding vlugger en radder maakt j veroor-
VVqj.daar by een damp, welke tot de herifenen opgetrokken
Oofg ^ ^^ eindelyk weder op de oogen valt. De hairen, agter de
te^^^Seftreekenj hangen langs den rug; zo dat alles ontdektichynt

^?rbeeldmge van een Menfch in den Wintertjd,

dit Beeld wel uit te drukken, is het noodig dat
ilely] verklaare, welke de oorzaak dezer beweegingen is. Eer- " den wiL

het bloed, daar de warmte des ligchaams'in beftaat, door "nyd.
teti i j - 5 ^^^ zelve ftrydig is, en door depooren van bui-

Uiti j dringt, binnenwaarts gedrongen j zulks dat het inzonderheid
irelj^^ leeden, als vingerenen toonen, na zyn middelpunt

I^aarom zien wy dat men gewoonlyk, om de uitwendige
^ers ^ "^ederftaan, het hoofd in de borft doet zinken; de fchou-
üuit i de armen kruift, en met kragt tegens het ligchaam

ïe be-uT^^S^nde de handen onder de okfelen, om die voor de koude
Jini^j^^^ren, ter plaatfe daar dezelve niet ligt kan indringen; de
^t öpL^ê^ns malkanderen geilooten; de beenen wat geboogcn; en

ligchaam gekromd.
^^ ïïlop· ®ogen belangt, die zyn byna geflooten, of als met groo-
doof een weinig geopend; de mond ftyf toe; de bovenlip meeft ,
Jat ^g^^^derlip begraaven, bedekkende dezelve tot aan de neus, op
^^gen nergens door in het ligchaam dringe; de hoofdhaireii
"van vooren, gelyk oök over de ichouderen van agter.

vuujcii, gelyk uuivwvci
^^ar ^^ voorgenomen Zinnebeeld.

^^ geen beter middel voor iemand die een zwakke memorie

X ζ heeft.

-ocr page 221-

i64 GROOT SCHILDERBOEK,

heeft, als dathy zyn verftand en voorzichtigheid gebruike
die hem tegenwoordig zyn j dat is op te fchryven 't geen hy
daar van zoude willen onthouden, om, wanneer de gelegeni^^^^^
voorby
is, door het nazien zich zulks te erinneren, en in zyne her -

_______j________1........ _ — _____.,1,. «-^i- a.·,*- m^n ei'

fmaak en de reuk·, alleen by zich houdende het gezicht en'tge^o
waar van wy onze gedachten aldus hebben opgefteld. .

bïe'ir" ^^^^ Jongeling, in 't beft van zyn leeven, aan een ^^^^^

ne tafel zitten, met een pen of krion in de hand. Tegen
zit Memoria, die een overeind ftaande open Boek voor hem op
fel houd, waar in de Waarheid verbeeld
is. DeTyd, aan zyne ^
zyde ilaande, wyft hem op het beeld van de Waarheid. De ν
zichtigheid, aan zyne andere zyde, beftierd zyne hand.
en 't Gevoel liaan by hem aan de tafel. De drie overige
Zinnen ^^
den door de Maatigheid, op'tbevél van 't Verftand, naar een ^^^
Vertrek van hem af, geleid. Achter Memoria zien wy het ^^^·
een deel Kinderen verdry ven, die hier aangemerkt worden als ο
deugden en ontydige hinderpaalen , welke de Memorie fch^'^'^^,
zyn. Deze buitenfpoorige beletfelen, welke gemeenlyk omdC^ ,
fchen zwieren en de befte plaats by hen zoeken in te krygen > ^
ben ider hun byzonder kenteeken in
de hand > de eerfte een rink^''*^^^
de twede een raket, de derde een fchaal met druiven, de vierde
paftey, de vyfde een patrys, en de zesde een zotskap. , ^^^

Hier uit kan men genoegfaam bemerken, wanneer Verft^n" ^^
niet te hulp komt, hoe zwak en onvolmaakt wy
zynj laatende
gemakkelyk vervoeren tot de verdurvendheid onzer natuure.

OP

-ocr page 222-

OP HET léf

Ε R D Ε BOE K.

Handelende van V Jntiek en V Modern.

waar gefchilderd ,

ier komt de Schilderheld den Schilder aan te wyzen,

^ Wat inde Schilderkonil het fchoonilis, en'tgeen'tpryzen
i Ter naauwernood verdiend. Hy toond hem ilegts een Beeldj

Gekleed na d'oude trant, dcor 't konitpenceel geteeld j
I ^y niet zeggen, ichoon 't al lofF lyk

I® <^u\ver\vets, en heel van 't hedendaags verwilderd?

"^vaar, maar dat hy dan zich zelv niet ftreeld nog vleyd
deze tyd baard weêr een andere tyd,

Tp in zyn werk, 't geen hy nu waardig acht gepreezen
j^r ^yri, zz\ eveneens gelyk het oude weezen.
l^/'t dan die Schilder niet in zyn begrip verdwaalt,
^ in eea ander wraakt het geen hy zeiver maald?

Zyn konit, hoe wel geveiligt voor 't bederven,
Ho ^^gslyk met hem, ja voor den meefter fterve%

'^eenig wroeter noch in 't alderengfte deel,
J), ^ ^o veel ruimten is voor 't loifelyk penceel,
^n K? ^^^^ ^^^^ blindelings door zyn begeerte vangen,
^n f Jufferfchap en zulk gezelfchap hangen j

^."ildert vorders al zyn leevens dagen niet
Ter ^^^'"ichapi het is al Juffers wat men ziet.
En ander gaat zyn fchoone tyd vergiiTen,

ï^n V ^^^^ anders maald als llranden, markten, viiTeSs
öat ^ ^^ waereld op met zulken grooten hoop,
Een^^^^ die dag'lyks ziet op ftraat, en markt te koop.
Tg fchat voor goed, en 't zal hem nooit verveelenj

op 't paneel Kaartfpeelders, en Bordeelens
■'^t nf^ meenigmaal zo onbefchaamt in wroet,
Otï^ d ^ gordyn, of bort voor fchuiven moetg

^et zonnelicht zyn werk niet wil gedoogen,

Vee] k^ van fchaamte bergt, en fchuyld voor eerlyke oogesu.
waar -
 ^^t.---α r^i^^^A

<ooit

't, als dus de Konft gehoond met fchand.

Μςη'^ ^ edele Penceel te nemen de hand.
Met en? Schilderkonil ook ver beneên haar waarden,
^ei Kinderfpel, Huishoudens, KortegaerdeUj

X 5

Zee-

-ocr page 223-

i66

Zeehavens, Scheepcn, en meer ander lUein beilag.

Dat om zyn veelheid hier geen pkats verdienen mag.

Is nu in 't fchilderen van deeze Konftgezinden,

De fchoone Zufter van de Poëzy te vinden ?

Heeft ooyt van Manders pen hier onn de konfl: geroemd ?

Vazary^ Junms^ dit Goddelyk genoemd?

Of heeft Hoogfiraten door zyn negen Zangheldinnen,

Den Schilder ooit gevleid zulk fehildren te beminnen ?

O neen; heel anders fluit de fchootife Urania

Zyn lofi-'lyk werk, en tart Saturnus óngena.

Zo haar niet anders ooit gekomen was voor oogen,

Als 't geen hier word geEoont, zy waaren nooit bewoogen

Tot zulk een yver, ja zelfs door een Hemels vier

Gedreeven, om de hand te zetten op 't papier.

Tree dan de dwaal weg af, L α i r ε s toont u de trappen

Op nieuw, om lofFelyk in 't Konftpaleis te ftappen.

Daar zult ge uw arbeid zien op t heerelykft geloont,

Wanneer u Pallas 't hoofd met groene lauw'ren kroond.

Kruipt langer niet by d'aard, ilier opwaards uw gedachten)

U ftaat gewiflelyk een heerlyk lot te wachten.

Dan raakt het klagefi uit, de Konfi die loopt om hrood-.

Maar ik verzeker u, de ΚοηίΙ die heeft geen nood

Het is haar fchuld niet, neen, zulks meen ik wel te weetcn:

Die Konft liep nooit om brood, die waarlyk Konft mogt heet^

Hoe meenig hebben 't van de grond hier op gehaald,

En zagen naderhand haar arbeid milt betaald:

Die eerft niet fchroomden met een leege buik te loopen >

Ja fpaarden 't Zondags geld om kaarilen voor te koopen,

Waar by zy blokten, zelf geheele nachten lang,

En kreegen dus door vlyt de Schilderkonft in dwang.

*t Gaat met de Schilders, als met die zich wend te fpeelen

Voor gek, en by geval iets grootfer moet verbeelden,

Zo zal een kcnder zien, een hy zyn reden iluit,

Dat hier, en daar, de gek fteekt in het fpeelen uit.

Dus zal een Schilder, die van jongs af zich wil wennen

Aan prullery, te fpa zyn onmagt leeren kennen.

Dan zal hy zien, hoe hem geheel 't vermogen mift,

Iets goed te leeren of te doen, zyn tyd verkwift-

Wie dan roemruchtig tracht in t fchilderen te deelen.

Die volgt dit Boek-Juweel, de vuurbaali der peBceelen- y

^GROG^

-ocr page 224-

GROOT

157

DERDE BOEK,

Önderfcbcid tnjfchen V Antiek en V Modern,
Eerste H ο ο f d s τ u

^ï^^^e noodzaakelykheid vereifcht, dat -wy tegenwoordig ons- ce tegen-
oogmerk werkftellig maaken, om het Antiek en Modern van

maikanderen ordentelyk te onderfcheiden j aangezien de tick en Mo-
tegenftrydigheid van die beide zo groot is, dat men de- '^®·"·
het^ zelve in geenderley maniere te zamen kan vereenigen, of
^e^ ^kerlyk zodanig een wangeftalte veroorzaaken, gelykofmen
ΐη l^^^fdtshoofd op een menfchenhals Helde : want het Antiek gaat het mo-
Eeev > ^^^ Modern verandert t'elkens van Mode,

tej^ ^Qde door haare eigene benaaminghaareveraüderlykheid genoeg ringen dci
gej.^^^'^enj dewyl'erniets wifpelturiger is, als't geen naar de Mode
^'ikpH"^®^·^» om dat niet alleen het eene jaar na het ander de zwier
ir^j^^^ding verandert, maar dikwils ieder dag by de geenen die den
^^Ud Deze tegenftrydigheden, welke hen onop-

iigj^ ^^yk verwarren, entot verwydering tegens elkander aankanten,
üicl^^y voornaamentlykinhet ordineeren der Gefchiedeniilen, Ver-
ie be·?^"^' Zinnebeelden, en wat'er meer van die natuur is, waarin

doch het Moderne altyd het meeile, over hoop leggen.
'^^fiiiT ^^B^^^chap en welvoegelykheid in 't ordineeren der Gefchie-
^eerivt waare kenteeken van een vernuftig Meefter. Watis'erLil in 't
^ert/ als dat men door de verrukkinge der oogen met een
iïi (Je ^^ treffen, wanneer het gezicht niet alleen weiden gaatzaaXeiyk
itraci^^^^oonheid dezer konft , maar dat de welgefchiktheid en
^cht m uitbeelding ons als buiten ons zelf vervoerd? Derhalven
^ytie p·^^ voorzichtig en wys te weezen, die niet alleen alles met
verveen afmaalt j maar die met een aan alles zyne uitdruk-
CLch 3 Zuiver en onvcrvalfcht, weet te geeven. Dus 2.ien wy de

ede-

-ocr page 225-

Ï68 GROOT SCHiLDERBOEK. ^^^

edele Gecften, welke tot dien trap zyn gekomen, πΘοΐί alle dingen ^ ^
der onderfclieid, als
ia taxChaos^ byeen voegen, gelyk ooit, *
zuid en noord: want op die wyze zou men,gelyk veeltydts door gen ^^
af'fê ^erftanden gefcbied, tegen de natuur arbeiden.
Dienvolgens is
wy^n. noodzaakelyk, dat wy, om het waare doelwit te trefi'en, altyd ^^^f^^L·^
doen.i,ien wat het zy 't geen wy verbeelden. Hoe kan de
waarheid e
zaak bekend ofverliaan worden, indien dezelve niet zo duidelyk ais ^^
fchriftelyke uitlegging
werd vertoond? Laaten wydan, óleergi^^^»^
KonftoefFenaars, meü voorzichtigheid en bedaarde zinnen
overlegd
wat de Konil zulk een kracht en glans byzet. Luil het u iets te ο
leenen om in uwe Ordinantie te pas te brengen, zo denkt fu^
at-wat Gefchiedenis gy van voorneemenzyttevertoonen,

Griekfche, Romeinfche, enz. is 't dat gy (i) Dafius wilt verbeeW

pen dêTce-verkieit alles watgy noodig moogt hebben van de Perfiaanen om ^^

Wiltgy ten tooncei voeren, zo onderdo ^^

vaift op te de omftandigheden der Athenienfers, tot uw voornemen dienft^ê^^^
vSeeL·^''doet hem als een (i) moedig en wakker held re voorfchyn komen· ^^^
den^aange-geert gj den dapperen (3)
Scipio te vertoonen , kleed hem met^^^^

toon . Koomi'ch gewaad, en andere nodigezaakenvan de Romeinendaa^^^^

gevoegelyk : dus doende zult
ven, en met eenen toonen dat

cns ten
hoogften
nut is.

gy aan ieder zyne waare eigenfchap
; gy in de Hiilorien, 't welk een

zaakelyke opmerkinge in de Konft is, niet onervaren zyt. Vo^^ ^^^
dus
nsfTConcept uit, acht neemende opdetyd en plaats,
beeldingen daar na te fchikken. Aldus behaalt gy door uW
der vernuft een eeuwige eer, en word als een wys en treffelyk
ilenaar vermaard. Behaagt het u Hoog-of Nederduitfche,
fche, Franfche, of andere diergelyke GcfchiedeniiTen voor te ^
2oekt geen ftof in Periïen, Griekenland, noch Italien, ^^^
keiyk vin te behelpen. Elke Landaard is, voor iemand die opmerken»
zien. genoeg' van alles voorzien 't geen zyn geweft eigen ^^

aardegewaiien 5 huishoudinge, oefFeningen, huiscieraden,
Waar toe kleederen, byzondere Godtsdienfren , tyd en manier van ^ j^n-
d" boekei" ' als mede om te ruften. Men overweege dit dan nie ^j^et

om tot die dacht, om tot die Konftkennille te geraaken. Ten dien ^^^
geraken, '""nodig, dat mcn leesgierig zy, en zich wel voorzie van .yj^'eeri
ons ^lar omtrent groot licht konnen geevcn j want
even

JDfne vjlerd met z.yn Parffch Ujcr by Marathon gefi^lsn, en da.Ar n& noch van Milt^.e ^^

der CAthenienjen. · , „fjerft'

(2) Mlx.0 hy SUmen -vert-vtrdt, ν.Λ dit hy het huk van Epiiiiuren veriiyocf «
^ikferd had.

(j) Van vjün Carthago ζ,β vetl afbreuk^ leed.

Niet van

De waar
heid en
genfchap-

-ocr page 226-

GPvOOT SCHILDERBOEK.

&yne wysheid moet putten uitdebronderRoomfcIie^
andiche en andere bchryvers der Rechtsgeleerdheid j eenGodts-
l^^erdeuit deH. Schrift yooraamentlyk , en verder uit de Verklaar-
^an ^elvej een Wysbegeerige, VVis- en Natuurkundige, enz.
OrjjS^^y^^enj moetende ieder zich in zyne weetenichap wegens het
bevlytigenj zo moet ook een Schilder in die uitbeeldin-
op ^ "^elke hy het meeft behertigt, en daar hy zich voornamentlyk
dev ^^ ^^toelegt, kundig wezen, 'tzydat hy aan het Antiek ofMo-
^yne meeite naarftigheid te koile legt. Hier door bemerkt men,
^e/^r ^^^^ Schilder zich begeeft tot alles, dat 'er een groote kennis
^eKk word > dewyl hy dan wel van alles kènnifle behoorde te
Pen. ja meer dan veele andere Konilenaars in hunne weetenfchap-
reu," "^ant hy dient ten deele de Wiskunde, Natuurkunde, Wae-^j^Q^i^g^i^
Hiftoriekennis, en andere zaken te weten. Men ver-der grootfte
^ de dingen, daar wy niet kundig in zynj ofmenlaate zich pen!"
: v/aöt het is Yeel meer eere waardig een Kat of Hond
lyj^ ^^ Verbeelden, als een Elefant, Kameel of Krocodil maartamc-
^aai· ëy ^^^ Geichiedenis te verbeelden ? ontleen

Ver ^^^ geen nieuwe toeilel, nu eerft uitgevonden Is uw voor-
'er η hedendaagfch Geval, 't zy in wat Land gefchied ? voegt
^^a dingen van den ouden tyd by > want het kan voor geen
§elvi ^ aangezien werden, 't geen met leugens vermomd is: even
tÏQQ^^^enReiziger, die, van verre landen komende, de waarheid,gc
^Uif}- ^^^^ byvoegielen en wonderen te verhaalen, gemeenlyk ver-
nigj. Zyne herifenfchildery maalt hem alles af wat hy gezien en
heeft, en doet dat iemand, die de zaken, door eenrecht-
.^^rdeel, bezeft, daar van de onmogelykheid gewaar word.
^ moet het oordeel van een Konllenaar zelf eeril voor af
heijj' ^^ alles, wat hy voorneemt te vertoonen, met de natuurlyk-
^^^fch^ ^^den overeen komen. Een Italiaan voegt niet op zynlndi- Dei andaaK
de^. '^och een Periiaan met een gefneede wambuis gekleed te
behó j^^'^^'ï^aal men daar door verduifteren zou den perioon, dien men den'

nie^ ^ ^^ doen kennen voor die hy is. Elk land, ja elke Natie,
higj. alleen aan zyn gewaad te kennen, maar aan alle andere zaken'
heijj ^poren gemeld. Men geeve dan aan een ieder 't zyn, en 't gecil*
lïiet Hoe heerlyk zal uv/ Tafereel voor elk ten toon ilaan^'

^yti ejp^verwondering van ieder befchouwt worden, zo gy elk ding
Hebt! ^ gegeeven, en alles wel en voorzichtig in acht genomen
"^^^ïiiei k" ^^^^ gy verdienen, zo gy die wysheid hebt gebruikt
s bovea uw vermogen en kennis uitgevoerd te hebben I want '

y mep

-ocr page 227-

Ï70 GROOT SCHILDERBOEK,

men kan niet alles grondig weten j maar men moet na

■ Vetgely-
■kir.g.

2yn verftand te werk gaan. Die overal2-ynwil, word dikwylsn
gens gevonden j en door het een in het ander te verwarren, toont ρ
die voor ver ftandig wil aangezien worden, zyne kleine kennis, ve^
beelt dan niet meer als uw begrip toelaat, en wacht u voor ai
nieuwe en oude modeie drachten en toeftel, in een zelve Schilde
onder een te voegen. ·μ

^jtjp.oör^er £)us toont men van een' edelen aart en een braaf Konilenaarte^^
Meê'lers nalen zyn, wamieer men tracht op het fpoor der deftige Italiaani·- ^^
ic voigen, Franfche, Ν ederduitfche ai andere Meeilers van de voorgaande
tegenwoordige Eeuw iets heerlyks, groots en zinryks te verbeeld
gelyk die wakkere en hoogverlichte Mannen hebben doen
hoe veel zy malkander in edelheid en waardigheyd getracht heb
te overtreffen. , ,

Ik kan, myn 's oordeels, het groot verfchil tuflchen 't Antiek ^^
't Modern niet beter aanwyzen, of te verftaan geeven, dan ^^i^gji
Windbal en eenEy, welke ik aldus aanmerk: de Bal,
door het Π
en weer kaatfen eindelyk geborilen, vertoonthet tydelyke, g^^^
de niet dan Avind. HetEy, gebroeid en geopend, levert in
deel een levendig fchepfel uit; brengende dit niet alleen wat,
ook iets goedts voort, en 't ander niets j of zo
't noch iets zo^
gen genaamd worden, is het ilechts ydelheyd, dierhalveneerk'V^'*
als goed.

^ ^ De Schildcrkonft wierd eertyds by de Romeinen in zulk

L^nftb^d'e en waarde gehouden, dat niemand dezelve vermogt te leeren als ^^^
Romeinen jyk Edellieden i gelyk wy onder de Schilders ook bevinden jgglsj
'gcb^uLL fcheidene Edel zyn geweeft. De oorzaak hier van, myn 's oox ^^^
kan men lichtely k befeiFen: want het is niet alleen waarfchynlyk ·>
het komt met de reden zelfs overeen, dat zodanige fchrandere ^^^
nuften een byzondere neiging, met deze waardigheid riffen

mende, boven de gemeene hadden. Hun aandacht, doen en
wasop verheeveneenheerlyke dingen geveiligd. Zyonderzoc
lazen veele deftige Boeken, als van Eliilorien, Fabulen en
qc
-den, zo heilige als waereldfche, en de befchryvinge der alon
denkpenningen j uit welke alle zy overvloedige en zinryke
ïot hunne oeifeninge bekwaam, geput hebben. Wat hebben ai ^^ ^^^^
luchtige Mannen al heerlykeKonililukken in
hebben zy al 1'empels , Paleizen en treffelyke Gebouwen met
ke en tot deugdftigtende dingen verrykt, waar door zy een ^ gg.
cnonilerffelyke naam hebben nagelaten! Hoe heeft de
nooitvo γ ^^

; bereik ^^^

-ocr page 228-

^ . groot schilderboek. 143

ieev^ ^^wkonil in die tyd gefloreerd! Maar wat veranderingen be- j^®
«ierl^^ ^^y r^u! Hoe zyn de fchoone cieraaden en nuttigheden der Schil- don-en,
\Ve ^^^ vervallen , of ten minilen verduifterd en achter de hand
pea federt dat de Bambootllades in deze landen zyningekro-

talryk geworden! Tegenwoordig ziet men naauwelykseen
Oriti den dag komen, ot ilraks groeijen d'er tien ja honderd

tegen. Zo zien Λvy weder een Hydra, gelyk die uit de
Ηζγ Ί^"^ Lerna fproot, zich vertoonen, daar wel een manhaftigen
iian ^oe van noden waar om die draakekoppen, welke t'elkens
tig^^^^ijen, te verilaan. Dus word zelfs de Bouwkonft, hoe def-
^efn ^^^^ door, nevens de regte oeffening der Schilderkonft,

^eu k' veele andere volkeren gefchonden: want

ti-g]^ oefchouwt naauwelyks een fchoone Zaal ot een heerlyk Ver- dooi ficch-
^oe kollelyk die ook mogen weezen, of zy zyn nu met Be-
Bordeelen, Kroegen, Tabakrookers, Speelmans, befmeur-
Vilders inde kakftoel, en wat noch vuilder en erger is, voorzien,
otj^^r ^yne vrienden, of iemand van achting, in een zaal durven
Of ^^"^êen, daar het aldus over hoop legt, of daar een kind fchreid
^e^^J'^inigd word ? 't Is waar, dit vertoont zich maar alleen in fchii-
't α ' ^^S·!" is de Schilderkonil niet een naarbootfinge van 't leeven,
Ven ff ^ menfch kan bekooren of doen walgen? Zo men het lee-
^fke "W-el wil doen gelyken, moeten zulke dingen noodzaakely k met
^^^rti^l ^^^^Iiouwd worden. Dierhalven zyn het al te flechte en onbe-
^oor r ^^ voorbeelden om daar mede te pronken, voornaamentlyk
Voej. ^^^en die hunne gedachten boven 't gemeen behoorden op te
en die van ftaat en aanzien zyn. W el is waar, dat dit alles
Vgj^ , of ten minilen werd het zo genoemd, wanneer men het Ie-
dooj. ^^^ natuurlyk uitdrukt: maar hoe veel het opperfchoon,
dooj. konftryke hand gewrocht, verfcheelt by het gebrekkelyke
iCo^iyioderne Schilders verbeeld, ftel ik aan 't oordeel van rechte
clk^, ^tiders. 'tis bekend, dat alle menfchen, ja zelfs de dieren,
hehfjg ^ ^y^onder onderfcheidene neigingen tot deeze ofgeene zaaken
^^^iti ^^ar door zy't geen met hunne aart en natuur overeenkomt
liet goed, d'ander het kwaad j uit oorzaake, gelyk
toortg^'^^S^^f^ 5 dat zy zekere
afcendentm of confldUtkn hunner ge-
^f ted' ^^^ ^^gt door een invloeijinge van 't gefternte in ons
verfEheidc.
^^nen ^ · ^' onderworpen zyn : immers, dit Avfeeten we , dat des df/ml^
tot den^^^^^^ ftrekt tot de jagt en 't eenzaam leeven j des
anderen ^«^^επ.
^Oopjj^ ^jP^^og , twift en tweedragt j wederom eens anders tot
^ï«chap en bedrog j deezens tot ilaatzaaken en ν

Y 2.

verhevene

din-

-ocr page 229-

d'andere in haare voorwerpen en uitvoeringen verfcheelt.
kfchlfder ^^ Antieke Schilderkonil is onbepaald, dat's te zeggen, .
klnft Lon'en vermag alles te verbeelden, niets uytgezondert j oude Hiftp^^^.^
heilige als waereldfche j Fabulcn ; geeilelyke en morale
^w^lden: in ^velke drie dingen, al wat 'er is geweeft, enwez.cn
begreepen is, het voorleedene, tegenwoordige, en toekomende 5
zulks niet alleen, maar op een hecrlyke wyze die nooit verander ?
maar aityd dezelve blyft. ■ .j

caai ente- De Modeme, in tegendeel, is niet vry j zynde daar en boven

ftreng bepaald, cn van 'zeer gering vermogen: wantzyverm^H^
dan het te-noch kan, niet meer als het tegenwoordige verbeelden, en datö®
|e"^8i°adftVgOP ^y^ nimmer ftand houd, maar geitadig veranderd en
is. vreemd word. Het voorleedene en toekomenden is buiten haar vei'"!^'

gen, als mededeHiftorien, Fabulen , en Zinnebeelden , zo
iche, Filofofifche, als Moralc. Hier uit kan men oordeelen,
Moderne Schilderkonil is, en waarom zy nooit edel genoemiJ ^
v/orden, veelmin gemeenichap hebben, of vereenigd werden^
het Antiek. Meer andere oorzaken, waarom zulks niet kan
den, zou ik wel klaarder kunnen uitleggen j
maar om tweerede^^ *
zal ik dit voor tegenwoordig Haak en. ■· De eerfte is, om dat de ^
deelen der menichen heel verfcheidcn zyn, en elk naar zync
togten en neigingen redenkavelt, na maate dat hem de zaak voo
tegen den zin is. Ten anderen, ter oorzaak datditweldevoorfl^®
ite is om geen fchyn van partyfchap of vooroordeel te toonen. *
wat behoef ik myne gedachten te bepaalen ? Laaten wy ons gevo^
in weerwil van andere , recht uitfpreeken. Wy zeggen dan , j'^^^j^e
dien deze dnigen al eenigen fchyn van aardigheden hebben ?

alleen voor uitfpanningen van de Konit moeten gertfkena^^^^^^^

bepaald, en 2,0
k;-ii aüeA, , ,

vMbcdden. beelden

al eenigen fchyn van aardigheden hebben,

^ uitfpanningen van de Konit moeten gerekend ^^^^

^'^^'"^^rs houd ik llaande, dat men zodanige Schilders, ^^
handwe^r""'λ1 Iceven niet dan eenerhande foort van verkiezingen Y^^^l
g.ieekent. brengen, waarlyk onder de Ambachtslieden mag ftellen j ^ L^d-
2ulke verbeeldingen geen oefFening des geeiles , maar eer ee« ^
werk mogen genoemd werden. afaarii

Uit deeze voorgeftelde opmerkelykheden kan men
feefpeuren, dat het begrip, kennifle, en oordeel tle ^enigUe " ,
ken
van de luiller en verlicifinge der Antieke Schiiderkonit y^^

De
ne

-ocr page 230-

gkoot schilderboek. 7?

de tegendeelonweetenheid5onachtzaamheid, en eigenzinnigheid
ge^ v^^erne Konit verachtelyk maakea en ter neder houden: invoe-
de Ouden niet te onrecht by d'eene
Miner^a, en by d'andere

over hetAn-

Deffg \ Seplaatit hebben 5 veriiaande door de eerfte , konilkennis^^^k.
tJe > wakkerheid , en een hemelfche begaafdheid 5 en door

onverftand 3 blinden yver , v/aereidfche gebreeken en

'^paaien.

Ma

indien iemand overweegen soude willen, of 'er geen mid-
te JV'^e om deze Moderne Konit , zo wel als de Antieke , edel
^oii ^at zy beide nevens eikanderen zouden mogen gaan, die

is ζς, ^'-^chteloos werkdoen: want van een Ezel een Paard te maken,
ϊ,γη', '^^mogelyke zaak. De gebreeken, eens te verreingefloopen,De Gcbt«e
li^^j^^^^^-iiyk te herilellen. Dit is als een onkruid , 't geen hier te ^'onft kw;.-
εη ειι elders, zulke diepe wortels in de aarde heeft gefchooten,
ie':;^ ] is vermenigvuldigd , dat 'er geen uitrooijen a

f anderen.

aan is, ο

<ier verhoopen ilaat. Hoe heerlyk praalt het moedig Paard

i Romeinen by zulk en diergelyk een opgepronkten
het ö^ ^^^ hier te lande! En weder in tegendeel zien Avy, wanneer
rifcj^ Ρ 'dusdanig een wyze gefchied, den Ezel hier vercierd met TLi-
het e^^^P·^!'? zacht fluweel, zyde , goud, zilver en juw^eelen; en
Πςη ^iinoedig Paard, zo fchoon van hals, boril, ilaart, en maa-
isj van de onkundigen veracht, wanneer het niet opgepronkt,

ooii het door vcriland geleid word.
Wor^jj"^^. ^εη onderzoeke de zaak eens naauwer. Wy hooren met ver-
^^Πη ^ikwiis, hoe den een den anderen tracht wys te maken dat,
^^ ^^^^ hebben te verbeelden, hoedanig die ook

wezen, het genoeg is de natuur te volgen} Ichoon die
^^hcef ^^^onaauw niet zien, of dezelve gebrekkelyk, kreupel, lam,
Ceel n-K ^^ > 9 wanneer zy die met een lekkere pen-

^e hjg'^ , , zy alsdan genoegiaam voldaan hebben.: v/orden-
^entQj. ^u^lk een yver en uititeekende vlyt getoond , dat den. wisbmik
^^^ykh einde het wezen vanzyne Vrouw, daar men nochtans de ver^ichUdl'
^Ue Wat in over 't hoofd behoorde te zien, op 't krachtigfte met

f^^icht^^ ^i'oeten en vlekken afmaalt 5 waar door het aangenaam
^^ anJ^^ fchoone Vrouwetronie geheel weg genomen word.

verkieft zyne plompe en ongemanierde Dienitmeid, èn
jongej^ ^ een juffer in t falet van. Weêr een ander zaleenSchool-
anderf*^* ^^^en, (die t'elkens 't hair achter 't oor lirykt, en dus
^^'^WvJi^^^e^ de nagels in het hair zit, of ftyf voor zich neerziet)

de natuur volgt,

feet

^eere Λ "^et de nagels in het hair zit, of ftyf voor zi
'^i^ieed aantrekken
3 denkende, dat, ais men de:

Y 5

en Mo-

-ocr page 231-

174 GROOT SCHILDERBOEK,

het d-.m genoeg is, zonder op de bevalligheid, die men verbeei ^^
moet, te letten, oi'op fraayePIayiiertronien, die'ergenoeg
denken. De fchoone en
welgemaakte weezensineen Schildery'5
ken
een veclc oF Weinige Beelden in. Icomen 5 geeven een groote kracht en c
aangenaam, weliland in't gemoed der kundige aanfchouwers. Dit heb ^^
de Ouden mede wel geweeten, want zy in de volmaak tile ligch'^^^^.
het aangezicht allermeeil in fchoonheid en bevalligheid deeden η ^^
Tweetegen-mnnten. Niemand, die eenig oordeel heeft, zal
konnenontkeon^^'
wee'^iute^n"^'^^ een fchoone en welgemanierde Vrouw zodanig een vermogen ^^^ ^
veroorlkTkt dat zy de herten der aanfchouwers op twederly wyze, en
door ^^^
'^e°n^'tegenilrydige hertstogten, op het krachtigil kan beweegen. ^^ jg.
biydfchap. geval, of fmertelyke pyn, zal zy den menfch drukken, entoti^^

dogen verwekken ·, en wanneer zy ons te vooren komt in een d y ,
geiegentheid, zingende of lagchende, zal zy ons weder fee^^i^^^j
verheugen. Die hoedanigheden, of werkingen des gemoedcsj 1
ons geen flecht en plomp Vrouwmenfch veroorzaken; in
zullen de aanfchouwers door haare onmanierlyke en malle gebaai
van haare vreugd een afkeer hebben, en zich door haare bel^g^
lyke droefheid de lever doen fchudden. ^^

Wat grover gebrek vinden wy noch in de Moderne Schilders
neer zy het leven komen te gebruiken, of liever
te misbruiken >
de niet gelyk andere, die, een hoger trant gewoon zynde, ^^^ „gl-
altyd met kennis en oordeelbefchouwen, dat is, niet zo als ^^^
ve fomtydts is, maar gelyk het op zyn fchoonite behoorde te
Maar zy, in tegendeel, door de gewoonte verblind, zyn j^yH
zo keurig in j dewyl zy 't leven op die wyze afmaaien als ^^^^
voorkomt, maakende daar omtrent geen onderfcheid. Ja men ^^^^
het zelve noch veel leelyker nabootfen, dan de natuur dat
dlrne mIc-brengt: want hoe \vanfchikkelyker
tronienΒaml/oots, Ofiadet ζ jg
fters. ^i-r. Molenaar en meer andere vertoond hebben, hoe meer ze
geringe verftanden geacht worden. Üit welke flechte verfcJ^^
men zou konnen oordeelen, dat het fchoon voor hen zeldf^'^,
ge weeft zyn, en het leelyk gemeen 5 of
wel dat de leelyk»^^ poch
der liefde by hen
heeft konnen verwekken, dan de fchoonheid-
dit is een onfeilbare regel, dat de dagelykfche gewoonte,
gang met zyns gelyken, hier veel toe doet. Dus word ^^^^ gj^yd
kelyke en de ondeugd voor de deugd genomen ·, en 't ^^ de
moet worden, gezocht: daar, in tegendeel, die de
deugd i^e s
gebreeken altyd zal zoeken te fchuuwen,

jm'

't Schoon

verwaai·
iooft

-ocr page 232-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

•danuDyzinge om het burgerlyke of cierlyke Modern

wel uit te beelden.

w Ε Ε D Ε

ο ο F ï> S τ υ κ.

^ gedirarige veranderingen der waereldfche zaaken geeven ons Het ont-
Hebe y ^^"^^^«edige ftof buiten Gefchiedenifien, Verdichtfeien en Zin-

^iuen de Modeiche trant betreffende, ia om niramer verlegen te schilders

■1. „1 ^ _ - -- , . geen

^yn

öienftpleegingen in Tempels en Kerken, Regtspleegmg
^oerii5 ^peelen in de Schouwburgen, manieren van
^HiJishoudingegebruikelyk, en wat diergeiyks meer is ; al
^yu '^s deftig, minneiyk, droevig, of anderfins, naar de toevallen
^οηη^ ^oorenkomt. Deze dingen, hoeverfcheiden van elkander,
^eei- ^ji ^o Wel in 't Antiek , als in 't Modern, verbeeld worden, wan-
'ieelg '^aar in zyne eigenfchap gehouden \verd, gelyk ik reeds ten
heb, en in't vervolg verder zal aanwyzen welke op deze
j^W^g^j^ ^'^ieren konnen werden verbeeld, beide evennatuurlyk enbe-
. i» he' ^^^ ander iets hoeft te ontkenen, als al-

'^-ct Q ^^ncept of voorwerp. Dit oordeel ik aanmerkelyk, en gantfch
^^^Dm overwogen te worden, temeer alzo in geene boeken,
^et , daar van gefchreeven is, ϊίο weinig in die welke van

Prci^ ^is in die van het Modern handelen.

heeft zynen Meefter Gerard: Boim in. het y.uiverekin^^fnij;.
^^fre f. ^^^^ alleen cierlyk en net nagevolgd, maar in eenige dingen'"'"''' -
d»»^»
>fch
 ^^ deftigeΡοφη msg,clyksRafacl,Frms der Ita-Modem-"'

^^ iti ^"^childers, in het Antiek. Volgen wy dan hun voorbeeld'
ft ^^ h^^ êeene, daar onze zin en neiging beft mede overeen komt: ^en
i ^^ert^^^^ ^^^ laatfte veel loffelyker zy, en in deftigheydheteer-^^"^f>j"^jAj'i-
Λ^/ is het niettemin veel pryswaardiger dat men een
goe- iets ^'
r ' fS"^" Modern gelykt, dan een ilechten Rafaeïm 't An-
^^^ ^^^ ^^^ voorftaat een Schilderytje van den ouden
Mie-hedding
ilechil hebben, 't welk my noch verwonderd doed zyn als ik^em-"

iet onge-
meens.

een

'^^^PaW denk. Het Avas een Beeldtje, tot aan de kniën, van^chMe^uit-

pïiln κ jtiet Avas een «eeiarje, tot aan uc

lengte, verbeeldende de Schilderkonft, met een mom-

zynde van wezen, hulfel, kleeding en toeifel, j
^ γΥ^ fchoon en zuiver Antiek j diergelyk ik nooit van ee-
^ciern-fehilders , hoe konftig zy ook mogten geweeil zyn,

meer

-ocr page 233-

vjS groot schilderboek. , ^^

Ouders aan
baaden en te

Modern uitgevoerd worden. φ

y^fereei Het Bad Hellen wy voor aan 'tStuk, mettv/eetreedenaft'^ê^
aueenEad-13e Jongens van twaalf tot vyftien jaaren, by en in het

geheel naakt. Daar nevens befpeurt men een Dochter vaU
jaaren, met een fchoon wit laken over haarligchaam, ovah^^^^^^^^c
20 ver het eerbaar is en in die gelegentheid gebruikelyk, daar 1 ^^^
te bedekken j doch de armen en weinig van de beenen ziet ^^^
Zy treed ter linkerzyde de trap op. Een van de

tig

Ψ
of zy.

om

haar het uittreeden te beletten. Verder achterwaarts»
Ledekant, vertoond zich de oudite Dogter, omtrent vyf-en-^^^
jaaren oud, gantfch naakt , haar hemd uytdoende , en daar ^j^^J^ri
Dienilmaagd die haar het laken zal omhangen. Den Vadef
wy in zyne kleêren of japonfche rok, ilaandeopde kant van
lagchende om die in het water zyn en verfcheidene potfen Je

ten. Een ftaat 'er met zyn linkerbeen op de trap , en raakt ^^^j^gs
andere voet eventjes aan
't water. Het kleinfte Jongetje leg^

onderlle trap vlak op zyn buik uitgeftrekt , en ratnn^^ ^^^^^^
zyne handen in het water. De jonge Dogter, uit het ^oo

dende, zal de doek, daar 't

vaft klceven, dat er alle de leeden doorfchynen als

was
een
w

IViUCVCll, UtlL dijio UV i^vviL·!! uwijj m^n tiia ffl^^

_ j terwyl de Moeder ondertuiïbhen bezig is om opeen ^^ '^jcen»
en fervet 'gedekt , eenig banket en confituuren
gereed te
.-aar by een Kind van twee of drie jaaren in zyn hemd ^^^geiï
iio<?.lzit, aan wien zy een makron toereikt.
Wat verder
zydefamaaren,fluv/eele fiuyers, kapers, aankapftokiiC^^

een tafel leggen paarlfnoeren, brazeletten, en andere ge-

ilel meer. Alles is ordentelyk op het natuuriykft en kant

fchikt. Wat de jongens kleêren aangaat, die leggen ^ fcbo^'"
van 't bad neer
als rokken, hoeden, broeken , koiifle ?
nen,
enz. nochtci"»

ieno'S"; Ik laat nu den verftandigen lezer oordeelen of die jong^^^ e^n
^dve. welke ter linkerzyde het bad optreed, niettegenftaandeda^^^/^^^ z;o
kken bewonden is, niet wel gemaakt en fchoon van ^elf

armen, beenen, handen en voeten, moet verbeeld worae · j^gt

meer gezien heb : waar uit blykt, dat het iets raars en zeldza^inis is j
een Modern-fchilder zich fonitydts eens tot het Antiek begeett. ^^^^

ahvaar

Laat ons nukomen tot het verbeelden van een voorval, ^^^^
hunne Kinderen eenig vermaak toelaaten, met zich te
;e reinigen. Dit
Co,nep kan zo wei in't Antiek ais

V

ftov

bloot.

melde Jongens houd haar by een Hip van 't natte kleed

-ocr page 234-

hetii^^ groot schilderboek. 177

5 voor 2,0 verre het naakt door het natte kleed heen fchynt ?
^^^"oaare fchaamte geeft zy genoeglaani door het neerOagtigge-
Wwe ^^nnen. Welk een gemanierdheid verbeelden de voeten en de
die geheele ly t, terwyl zy haare leden tracht te bedekken,

g-^i^g'^^,δεζίεη moeten werden, of dat ze, verre van door een dertele

geen de eerbaarheid gebied te verbergen, ze-
^ely^ Semanierd optreed ? En of de Jongeling, die haar by de ilip van 't

houd, minderfchoon en welgemaakt moet zyn, als de
Uitö .^^^lomdejaponfche rok? Dat Kleintje de&gelyks,'t geen gantfck
^chtiop zyn buik legt j daar moet de onnozelheid en kinder-
v^m®^ geeiligheid in uitblinken. De oudfteDogter, in tbloeijenft
Ïeeven, van aanzienly ke Ouders wel opgevoed, in alle eerbaar-
Uit ^cden en deugden opgebragt j waar na zal zy gely ken, of v/aar

^ter Γ

lierV^tlc

ν^η en aangenaamheid by is, kan men zich in zodanig een geval
Vallj een niet bedienen: want aldus zou het fchoon, zonderbe-
mismaakt en ilyf worden. Deze Maagd dan, vv^elke op de
Priil^,^geheel naakt is, dient voor al zo fchoon en gracelyk, als een
^^tti Ir evenwel niet als een onkuifche, maar als een (i)

'^is (jg .^he, dat is deugdelyke, afgemaald te worden. Want zo verre
^Ογ ^^el van't ligchaam, en het ligchaam van het kleed verfcheelt,
Jj^^l^jwykt het edele van 't onedele, de deugd van 't gebrek.

hy dez iemand overzulks dan begeerig mogt zyn om

Vel}^ ^ Schoonheden zal vinden, dien Avys ik aliereerft na de Boeken, ίοΓοοηίΓαά
^^^ ^^ volmaakte proportien, en waar in de regte bevalligheden
handelen > terwyl hy daar mede bezig zynde, gcftadig de befte
^^eti ^ ^^^'ien voor oogen dient te houden, om alzo zynen geeft te oef-
^εη J door een vaft oordeel te νerkrygen. Doch hier op zai

het ρ ^g^lyk zeggen, dat het maar pleifter en geen vleefch is : ik beken
^aar , rneening is ook niet om vleefchkoleurdaarnate fchilderenj
gr^c^i ^om een indruk in ons denkbeeld vm haare (a) fchoonheid, oebcvai-

y^^heid en bevalligheid, zo in'tgeneraal als in'tbyzonder,
^^Ik e^^ volmaaktheid fpruit, te bekomen: zyndedit hetgeen'tzlkdvk°in
^^^ doorluchtig Modernfchilder behoeft. Want uit het leven
V;.? de Coloriet genoeglvxam en gemakkelyk vinden j gelyk ikgenwaarge-

te weeten waar

men de

0)

ren.

^ verfcheidene voorbeelden in eenige ficgte Schilders, die fraaye

Ζ Co-

"i ^rania, (a) Di drie Gratiin.

-ocr page 235-

178 GROOT SCHILDERBOEK.

Colorieten gehad hebben, zou koniien bybrengen: nochtans^
neer deze maar weinig tydts by de Konfl; waren geweeil, ^
zy door hunne begunitigers ah'eedts voor cv ervliegersuitgelclTe^ -gl,
en ondertuiTchen vonden zy zich , als 'er iet ongemeens voo^ ^^^
in geen ftaat van een hoofd, hand, of voet, ter deeg te kunne
kenen. ^of'

Invoegen het Modern fchilderen voor geen konfl: geacht '^^^^rbts
den, wanneer de natuur enkelyk gevolgd is
: want dan is het '•^'^gg,
een onvolmaakte nabootilnge, of wel een gebrekkelyke
Ja alwaar het fchoondatmen een zaak natuurlyk uitgebeeld had j^^gji
getekend, geordineerd, en voegelyk gefchikt landaard,
gebruik, modes en dragten, als mede de koleuren

duidelykwaafc^o^j.

men en vertoond > zoo zal zulks nochtans, door rechte kenocr^
konilig werk aangezien worden: maar alsdeKonll
mar ge- tuur, Wanneer zy door een fchranderen en verheevenen geeft
cm" ' ^voi- gebrekkely kheden gezuiverd en verbeterd is, gepaard, de ove '
nuiaktschii-hebben, en dan de voornoemde deugden hier by gevoegd ^y^'

het zekerlyk een volmaakt en deftig Konililuk voortbrengeii· j^jjj-

Ik zeg dan ten opzigte van het naakt, 't zy man, vrouW ^
deren, dat, wanneer zy die niet op het fchoonile of in hunn^^^^^oit
te proportie en afdeelinge verbeelden, het Modern fchilder^^^ ' jts
den naam van Konfl; zal verdienen, en niet zonder reedeflj -ef

dit het eenigflre middel is,

waar door deeze twee ongelyke
De nooitvolpreezene
Jnthoni "oan in

Γ·» Dyk. konnen worden. De nooitvolp

gepreezen, in het Antiek zo wel uitmuntende als in 't Modern ;

het laatfte zo wel als in het eerfte de voorzeide drie
den gelyk een ftaale wet gevolgd, en daar door den naam vaii
gadeloos verdiend. _ ^cch

Laaten wy dan zyn doorluchtig voorbeeld navolgen ^^^^ggri^c?
om dat hy't gccn hem zo roemrucht ig gemaakt heeft j want hy is ^ ^^ifl
dVbcvaf""het Modern zo verre heeft gebragt, dat men het ^^^. c^n^^'

hei/^Ve^ft van Konfl; verwaardigd heelt: zulks dat daar uit lichtelykis^· g^j^il-

-^iavgcnoo- men, dat 'er een groot onderfcheid moet weezentuiTchei^^^^^jggveii
der die zich in het Modern oeftent of in 't gebrekkelyk ^ ^^
zoekt uit te munten, en tuflchen een die het Antiek
les op zyn fchoonfl: en volmaaktfl; onderzoekt en betracht· ^^^^
lyk, het verfchil van die beide is zo groot in alle deelen^^^^
my verwonder j te meer, als ik overdenk hoe ongelyk
van de eerfl:e flag gevonden word, en noch dagelyks aang\ j^y-
yerwonder my, zeg ik, dat hedensdaags de Deugd
zo ^sven

rdeii

-ocr page 236-

hetii^^ groot schilderboek. 1183

is ti^ De Deugd, die van den Hemel haaren oorfpronk heeftj

dcel^ ^wel eer de Godlyke (a) Aftréa^ vervlogen > en in tegen-
geljQ ^ Ondeugd, welke uit den (b)
Erebus en de zwarte Aarde voort-
is, blyftop de aarde heerfchen. Maar hoe kan het anders
^Oi^^'^s dewyl de blinde liefde nu alleen heericht, en geen (c)
Ante-

j^^eer gevonden word ?
gefQj^ ^^'ien van zulk eengroote verfchillendheid kan niet anders toe-
ti^tjjJ^^^en worden, dan aan de verfcheidene neigingen,welke met de
ftifp / ^^ Voorwerpen der Schildergeeilen overeen komen,volgens het

' ^^Woord:

Weinige zyn tot de Κοηβ gehooren^
En van veele daar toe 'weinige uitverkooren.

Au

Wei^j^ 'ie geenendan, die zich vergenoegen en beyveren met het ge- Die zich in
Ecn yk leevenna te volgen, zullen nooit iets volmaakts voortbren-jyl^^o^g^ji
min den naam van Konftfchilders verdieneiij om dat zyoefiFenen^
hujjj^^ft niet kennende, of niet willende kennen, als ftrydig tegens den^^na^
de^g > ^^^uur ,-onmogelyk na het zelve konnen trachten: daar dan noch
het ^ ^^kheid by komt, dat zy gemakkelyker van het kwaad, dan van
yerdicnen,
^et h ^ ' oordeelen. Dit kan ik niet beter te verilaan geeven, als
Volgende voorbeeld.

Jongeling, als een Schildergail met palét en penceelen, verge-
ν^η^ ^Pt door den yver, word door een blinde
Cupido naar het beeld aanget^nt.
^^kt ^ atuur, welkers aangezicht, door
Fulcanus met een fluyer be-
het j^^^d, geleid. De Zon, achter den gemelden Jongeling, befchynt
de Beeld.
Mercurius met zyne ilangenroede in 'd'eene , en in
hand een ilar boven zyn hoofd houdende, vliegt, of zit op
(a) ^ Ζ 2, een

''^"^deyi de Gerechtigheid. Eenvoudigheid, Liefde, en alie Goddelyke Oeagden

Hefi "verflaan. Z'j was de dochter van eenen der Titans en van Tiiemis,

««a/de ■ gevoelen : maar. Ovidius noemt haar dochter van Jupiter en Themis. Zy
"l kI^ ^^ goude Eeuw van den Hemel: maar teen de gebreken en z,onden infioopen,
(b^ ^ "^fder derwaarts.
■ verflaat mende Hel, en deJ^acht. Anderen noe^nen hem Godvande

^^ K^c^/; als ook een Helfche Rivier, daar Virgiiuïs zingt

Illius er^o

Ifii ^"imus & magnos Erebi tranavimus a-mneis.

''J^oede ^^ Nacht zouden voortgekomen zyn de Losen , Nyi , Hardnekkigheid,

TeleS·''*''

^'iüs Venus, en jenger hrtedervan Cupido. Suidas, pMfaniss>

f enz»

-ocr page 237-

het ν ΟΟΓ"

iS» GROOT SCHILDERBOEK,

een wolk: waarvan de Uitlegginge aldus is. De Natuur is

Tweede
Voorbeeld
het
deel V
«erftc.

erftft

doovPallas^ die de wysheid is, hetbovenile en volmaaktilegede^^j^

, en aan de ziel dat geene ontdekten bekent maakt'tg "

------ , ,ν VAIIUV. W^XLXC^i^iiiUt, itlUUS iS. C iN itLUUi " ^^ggC'

werp van den Schilder, de Zon, de kennis j Fulcanus^
deeke des luchts, of het aardfche; en Mercurius^ ^^^^^'^^^Ïlodef^^'
lot. 't Overige verklaart zich zelf. Dit is voor zo veel een Μ
fchilder betreft. . |;iats

: Ziet hier een ander, met dit onderfcheid alleen,
Kicn.vxwFtilcanus ^ die hetbovenile gedeelte van het beeld der Ν
i'anheteen fluyer bedekt,
Ρ alias ilelt, welke dezelve afligt·, en

plaats van Cup Jo: daar mede te kennen geevende , dat het , g^te

doorPalL·^. Λ^ .. p-eat .

beheerfcht, en aan cleziel dat geene ontdeicten beleent maa^·-
haar noodig is j dewyldie de liefde tot deugd betekei^ 5
Schilder, door yver vergezelichapt, daar toe geleid. gc

Om noch duidelyker en klaarder te fpreeken, zullen wy
dachten met een derde Tafercel te verftaan geeven, "Dee^®

üerdcVoor- Wy verbeelden dan twee J ongelingen van eenen ouderdom-

TeT-^^^^ ^^ gi"ond voor het beeld van de Natuur j en de ^^^^r'^j-iip·
dubbciing vcns of achter hem, ftaat een weinig verheven op een Heen ο
voorgaar-"^y cerilen zy
Fulcanus gefteld, en by den tweeden |,jieid

ds, tekenende deze de ziel ofvolmaaktheid, en d'andere gebrekkeij

of aardfchegedeeltens. Laat hier het beeld der Natuur door 'i^ ^-gg
heel befbraald werden, en uit dezer Jongelingen oogen dri^^^
lèraalen op het zelve beeld fchieten. Die des eerften gaan van cl^ ^^^
ten tot de middel en die des tweeden van de voeten tot bove
hoofd. Tsin I-Iiitr^n A^'7---------^^Ir^nnlSV/ ^

Maar laaten wy eens verder opmerken, en zien of het vo ^j^ebbef®
Voorbeeld niet dezelve kracht heeft, ten opzichte der Lic
van 't Antiek en 't Modem. , ^^ t^^ee

Hctzdfde Wy ilellen tot dien einde dan, inplaats van twee Schuwe

Konftbemmnaars 5 enneemen tot voorwerp, in plaats van de
de Liefheb-de Schilderkonft, diezy, gelyk de voorige, befchouwen,
A^nrieren't CH d'ander maar half. Dus blykt het, dat de geen, die haar ν
Modern, bezctt, het mcefte weet en de befte kennis heeit 3 en

-ocr page 238-

GROOT SCHILDERBOEK, i8i

d'Ander ΛνοΓίΙ in dit geval niet dan als liefhebber

Oe wcricen
ran dcKonft
zyn
zo kos
télyk,datde
ristiiux CU
opvoeding
daar voor
moet vky-
ken.

Gelyk i»
Otmadts,

HeracUdes,

en S Μ At es
blykt.

Groote
Mannen uit
een nederi-
ge geboor-

l^en dingen, die de deugden der verhevener zaaken niet en

iti d ' ^^^"^S^'^'i^crkt, Van de zodanige vinden wy het grootile gedeelte

landen. '

^ch ^ "^"^^"^cel het een vafte ilellinge tczyn, dat zommige menfchen,
'^y ώ hunne Jonkheid door de opvoeding verhinderd worden
Ho gedachten te krygen, en naar grootle dingen te trachten,

nietter tyd door konll en oeiFening konnen veranderen, ja
^nd ^^^^^^^ aangebooren aart overwinnen en verwifleien,en tot hooge
dej, ^^^ge zaaken bekwaam worden : zulks dat wy het voor geen won-
houden, dat
Demades zo \velfpreekend is geweeil als De-
Cn 5 i^ie van de natuur met tong noch fpraak begaafd fcheen,
zo welipreekend wierd , dat zyn eenig voorbeeld be-
Seb^V onraogelyk voor de Konit is, ja dat' er by na geene

\vj. ^^^^^ zyn die men niet, geiyk hy, door vlyt en arbeid kan ver-
ijl Leezen wy niet van
Heraciïdes, die een wysbegeerige wierd,
Heti natuur en opvoedinge meeft daar toe hinderlyk fchee-
^ei) ^^ '^^'cez.en? Wat wonder dat iS'öir^/i'i, zo ongefteldtotde deugd,
dat ^'^'^^yk word ? ^^ cshalven men zich niet behoeft te verM^onderen,
k}-g^^^"^cheidenegroote Mannen de genieting van veele deugden vcr-
tjj^gen hebben,'

fchoon zy'er door de natuur ongeileld toe waren,
'tg ^"tblykt, dat de konil enoeffening meer te achten zyn, dan al

Ij^^^ede nataur voortbrengt,
ke ^^^'''yge noch van zo veele anderen, van nederige geboorte, wel-
cn [yjv^^ar het ook dat zy een groot gedeelte van hun leeven met yver
ei^j ^ ^^an geringe zaaken venleeten hadden, tegens alle verwachtinge
lyl^ y^^totdenhoogften trap hunner konften zyn geklommen : ge-
fctei ^^^^^^ word van Polidoor da Caravaggio, die, ten tyde van Ra-
eej^y 2,ynachtiende jaar aan de kalkbak geftaan hebbende, daar na
bnMeeiler is geworden. Het zelve is gebleeken aan ^in-
da^f ï welke tot zyn twintig fte jaar een Smid zynde ge weeft, zich
^^^nr'^ ff^ fchilderen begaf, waar in hy anderen van zynen tyd verre
^^ heeft.
jMartin Heemskerk , een Boerenzoon Andreas
ft^iH een Beeilenhoeder j en veel meer andere uit een geringen

Isj^·^"^ ^ot een hoog bereik der lofFelykeSchilderkönft gekomen,
liiiiti. n^'^^'^^ï'^^eoudc WysgeerenProiij^ör^i een zoon van eenLand-
van een Graveerder >
Iphicrates ^ Generaal der Athe-
gciiQ^jJ ' een Kleermaaker 5 de Redenaar
Demades^ hier voor
^atyi^^ een Schipper j en de Mantuaanfche Maro^ Prins der

^^e Dichters, een l-'ottebakkers zoon gewecft ? Ja de Mufen zelf

Ζ λ wa-

-ocr page 239-

rïiaa'^

ï82. groot schilderboek.

■waren arm. Haare edelheid kwam niet doorhaarc gebooite;

door haare weetenfchappen. _ ^^^

Meer diergelyke voorbeelden, tot onsvoornemeiadienitigi^^V^ ^^
wy konnen ophaalen, indien't ons luile : maar om niet lankwy^^S
fchynen, zullen wy het hier by laatcn, en Happen over tot

T^e eigenfchaf^en van het Burgerlyke, het welk dage Ijl
in overvloed voo?^ Modernfibilders verfchaft.

oofdstuk.

Derde H

Gelyk de genegentheden der Koniloeffenaars niet alle even '
maar hunne neigingen verfchillende zyn, den een tot een
vener, en een ander tot de gemeene, of wel tot de geringfte trant
hellende j vinden wy ons genoodzaakt van alle deelen der Ko»^
fpreeken, om, is het doenelyk, aan ieder even nut te weezen.

Dewyl nu reedts aangemerkt is, dat'erdrie foorten van mefli'^
zyn, de hoifelyke of verhevene, de burgerlyke of gemeene, ^ ' u
geringe of armoedige ftand j en dat de eerfte in 't voorgaande
van 't Ordineeren nu verhandeld zyn, oordeel ik het nietondiei^^
de tweede daar op te laten volgen.
Driedeiiy Wy ftellen vait, dat ieder in zyne verkiezing tracht uit te
ïfn^eider ^^^^ ^^^.e rocm cn geld, andere geld en roem, en zommige geM
Schilders, zoeken: doch daar benevens ftellen wy ook, dat het geen minder

is,een boertige als een ernilige zaak, een Landman als een Hoven Q

vcSezm- E-zel als een Paard te verbeelden } dewyl tot het een zo

gen hebbenais tot het ander, goede kennis vereifcht word,omhet wel ^^^ β .j-,
ne "opmei- Hoe wel 'er nu een groot onderfcheid is tuiTchen lieden van een
kingen
noo-gelyke ilaat en dien der Hovelingen , munten echter de eene ^^«j^gji
vèfhe^Letals de andeiix in fchoonheid en deugd evenveel uit. De pracht a ^^^
is het maar, die het hoiFelyk van het burgerlyk onderfcheid^^ ^^
overdaad enhovaardy is den Hovelingen, daar en tegen zedighe^'·"
matigheid den Burgers eigen. , jg

Dit aldus overwogen hebbende , Zal het ons niet zwaar vaüe ^^^
verdere ojnftandigheden, naar vereifch van zaaken, op het allerklaa ^^^

ten toon teilellen: zullende echter dit noch voor af zeggen, dat^ ^^^

demaal de burgerlyke ftaat ons eigen is, en alles wat in dezelve i

Bur.eriykeg^'^^pe^^' als famenkomile, oeffeninge, huishoudinge, en wa ^

ïoorviiicn,voorgaandeHooidiluk meer gezegt is, wy zulks gei^aaigvtJ^^^^^^^

-ocr page 240-

GROOT SCHILDERBOEK. igj

Sef^'^ Door dien dandeeigeiiichappen dezer zeden ons da-

nigg ^'oorkomen, valt het een Schilder gemakkelyker zich in zoda- bekwaam
iijjj., te oeifenen, inzonderheid zulk een,die zich metden^al'^by-

j^^at bevind omdeprachtigfle en allerhoogfte trant te ondernemen.
en n^^ ^^ ^^ gevallen, welke zulk een Schilder kennen voorkomen,
kej^"^^^akelyk door hem moeten waargenomen worden, tegemak-
V;^^ ^ante v/yzen en te doen bevatten, zuilen Λνγ eenige opilellen
Qe Zelve hier in voegen, en eerllelyk een

Voorbeeld njan Verzoek en Weigering,

^J^i^r ziet men twee Juffers aan een tafel Thee drinken. De jong- cefeifchap
j/^^^it in haar huisgewaad > en de andere is een vriendin, welke''»^ Ju&eis,
ftp ^^^^oekt. Ieder heeft haar kopje en fchooteltjej doch dat der jong-
Ιι^η^^^^ Voor haar vol^efchonken. Zy heeft het trekpotje noch in de
Ve Q ' dat der andere desgelyks voi te fchenken, maar deze het zel-
Vrïg'^Sekeerd hebbende, zet het op de tafel. Zy \vord door de andere
ΐηςη i^^^yk genoodigd, noch een kopje te willen drinken. Het is of
u zeggen: Ey lieve ^ Izahel^ noch maar een kopje ^ bid

en^' -"^^aar deze, die door een Knecht word afgehaald , weigert het,
fc}^^^^'Gehand aan de trekpot, orn haar het fchenken te verhinderen,
f'^^e te zeggen:
Ik bedank u hertelyk^ fchenk niet meer. Deze
^^"tstogten doen twee tegenftrydige beweegingen in't geheele
j^^iiaiTi, handen, voeten, en gelaat voortkomen.
^ ^^eder, Avelke den Knecht, met de hoed onder den arm, ter
^yneV^ laat, houd de^deur, halfopen, in de hand, en wyft hem
- ^ JUfFrouw aan. ~ ' ' ' ' ' '

Verande-

ilee

Door de opening van de deur ziet men een
^ 5 met dewelke hy haar komt haaien,
det^^v^*^ 'iit uitfcheiden van Theedrinken noch duidelyker te verbeel- ^^^^ ^ ^^
^elk ^^^ tweede Juffer naail Izabel aan tafel gevoegd worden, ^in van dit
kopj^^^^e deur ziende, fchynt te willen opftaan, zettende haar thee-
kofii'^^^^r. Den Knecht -zou men met een briefjen in de handiykcienna-
tan naderen, en de Moeder aan de deur ilaan kyken. ΟοΙ^Γ? voot!

iieels^^"^ "ekwaamelyk eenkleen Jongetjenby detafel ilellen, 't welk^^'^e^'^a^-
'^Pde/^^^^ een klontje fui keruyt het fchaaltje neemt, ziende ernitig^^™^"^"'
^in» j ^fter, of zy zulks gewaar word. En aldus zou men de fchik-
Wan!", konnen laaten.

Yy- —IdtlLLJI. tlCrZClIOC

itieti ïnen nu dit zelfde doorHeeren wil verbeelden, behoeft^kan

Kon· ^^ in '-yn, de Trekpot in een Fles of Kan, deneeren uit-

^J^s m Glazen, het Theegereedfchap, Ketel, Confoor, enz in|ebedtwc«.

een

é

Hetzelfde

-ocr page 241-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

een Koelvat te veranderen, na het Saizoen zulks vereifcht,
de Moeder in een Huisknecht, en het vertrek by Zomertyd m ^^^
Prieel of Tuinhuis, en by de Winter in een Kamer, daar «i^n
Maaltyd of Collation byvoegende. ^^

Zulke Verbeeldingen zyn lofwaardig, en mogen aanzienelyk
plaatft worden. Hy verdient eere, die zich by dien trant houd, en ^^
ten Kotten, Kroegen, Speelhuizen, Borde&len, KortegaardeHi

diergelyke blyft. Il-neii

Ν u zullen wy eens een ander Voorbeeld van dagelykfche
toevallen geeven, waar in meerder heitstogten uitmunten > om te
nen, dat die in zulke Verbeeldingen niet behoeven te ontbreekei^·

O

Tweede
Voorwerp.

Dit voor-
werp is' be-
kwaam om
drie doeken
te ftoiFec-
ren, ze wel
voor eeu
Antiek als
Moderii-
ichiliier.

TWEEDE VOORWERP,
Zynde eett 'voorval ten hm ze van een Schilder gefchi^^'

ρ zekere morgen kreeg deze Konilenaar een fchoonPleiftcrbe^jg

cntweeBorftitukken t'huysj zette die, by voorzorg, om
weeg te zyn, op een kas j betaalde den Pleiilergieter, en liet hem
Eenjongetjen van zeven a acht jaaren, daar
dicht by een boterat^ ^^
tende te eeten, zag zulks aan > liet niet na, als hy gegeetenhii" ,
vader vertrokken was, een ftoel te krygen, om deze beelden van

te befchouwen > en dezelve voor poppen aanziende, wilde hy die ar
men: maar het zy door de zwaarte, of dat de ftoel wiggelde,
heö beeld vallen. Op dit geraas kwam de vader af, t'^^^^^ej-lc
'er van de zaak mogt weezen j opende de kamerdeur > en zag dat ^^^
met bedroefde oogenaan. De jongen, zeer verbaafd, zocht ^^^^^jgj·.
om zich te verbergen, en nam eindelyk zyne toevlucht by de iwo ^
vatte haar om den halsj enbidom haarebefcherming. De
alhoewel de fchade haar jammerde, beweegt echter den by

zien op des kindts onnozelheid ·, en hier het bidden zyner doch
komende, welke op'tgerucht; mede toegefchoten was, laatny
gramfchap vaaren, en belaft de meid de brokken op te
weg te werpen: waar na de twee borftftukken in den
arm neem
ging hy met dezelve weder na zyn kamer. ^^ ^joa

Hoewel dit toeval gering in zich zelfzy, is het echtei e jvio'

drie doeken gevoegelyk daar medeteftoiFeeren,zo welvoore y·^

dern-als een Antiekfchilder j zynde vol krachtige hertstogten » ^ ^as.
en vol verandering} daar by zo ryk van ζΐη,αΐδ of
het een verdic ^^ ^^^^

-ocr page 242-

GROOT SCHILDERBOEK. i8f

is J'.'^s.n niet ontkend worden; of dit, hoewel geen hiftorie 2,ynde,
^eelH van dien zeiven aart, en heeftzo veel moeite in als hetver-
yen
van eenige verdichtfelen uit Homeer of Firgiel. 't Is wel

Vy » Qat men meerder vryheid in't byvoegen van opichikfelen, of
οη^'^^ρκι^β van te zwaare
byvoegfelen, heeft j alzo wymeeiler van
vindingen zyn j konnende met onze gedachten omfpringen
<iere "^^elgevallen, tot dat men zich zelvcn voldoet: 't welk in an-, J" ''g!^!®'
niet tocgelaaten word. Doch wanneer men eeni«n ^ men.
^chon' voorverhaalde, wilde verbeelden , zou men zo wel,
zoiideihe-

geenhiftorie is, aan die byzonderhecden moeten bepaald^

ie

■ in eea His-

; dewyl die weggenomen zynde, het zelve geen ingang op on-

Zou veroorzaaken: want dit voorbeeld, hoewel het maar ge-
eif^, ^ord om ons allengs tot zulke uitvindingen te begeeven, ver-
^yk een flipte navolging. Doch wy worden met'ertyd

gel f .^ulke verbeeldingen te verdichten , door het geen wy da-
HqI ^ien, en ons voor oogen komt. Zelfs voor Schilders » die
de hoogdravende trant oeiFenen, kan het verbeelden van zulke
Οη^^^ tot een groot vermaak ilrekkenj dewyl het hunne heriTenen
lyl^^^^' Want leezing werd hier niet vereifcht j en honderd dierge-
nii^g S^^allen komen hen te vooren in hunne verluftings uuren. Ko- De waereid-
de^ ^ εη Vorften vermommen zich menigmaal in Hechter gewaa-
in j ^ hun vermaak ; daar en tegen Burgers, en gemeene lieden, zvh voor
,>eno kleeding : om dat alle verandering het hert kittelt en ver-^^jfg
eevp^S^*^ geeft, en ieder zyn vermaak buiten degewoóne
wyze van naam.

^^^ ï^oekt.

^ati ^^^ getnakkelyker valt het voor een Burger, een burgerlyke rol
het y^^^'^dere te fpeelen> alzo ook voor een Schilder, teblyvenby Geiykcnk.
Wifg ^"^^Iden van het geen hem dagelyks voorkomt: dewyl onze
^^iigg'^^'^ ^yoi als een glaze bol , in 't midden van eea kamer opge-
'^^an ' Welke door alle voorwerpen, die zich vertoonen , aange- v·"^'"! f"

fv^^OrH -JIJ J rr η r, vauü^i^heb-

en een mdruk daar van behoud. Zo za» men Rubbcnshcn hunne

^eertj ' mannen die dagelyks te Hoof en by de Grooten ver-
^'^^fis ^' hunne gedachten op het verheevene der Konii veilen; Jor-iTeeveneV-
^P het^ weder op ^^^ burgerlyke j Bamboots trx Bromvcr^^^^^^'-'ll''

^Oor ^Q^^^^geringlle : en dus ieder na de maat hunner neigingen, in

^^rten «dezelve tot den ommegang met menfchen van hunne

^kten. toetsenBrc.-

°^gende geval is niet minder opmerkelylc,

Α a

vjer iB het
geiingc.

TA'

-ocr page 243-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

TAFEREEL.

hoxi^·

it O LUK V Cl ucciu ccn ivioeaer, aie naar is-ina een ipiegei yuu^ ^^
Zy zit recht overeind, met de rug meeft tegens het licht, digt '
veniler 't geen na het oogpunt loopt, en half uit het Stuk is j
:y, een weinig van vooren, haar licht ontflingt. Zy heeft een ^

ge donker-blaauwe mantel aan> en het onderkleed met lange niöi^ ,

is van lichte goudkoleur, met purper weêrfchyn. Met de linker n'
houd zy de fpiegel op haar fchoot llaande, ziende na het Kind,
lagchende, doch de mond v^einig open. Het hoofd, in profiel
ccn weinig na de linker fchouder. Haare rechter hand achter uit 1 ^^^
kende , leunt zy met dezelve opeenkleyne ronde
tafel, op de
een open boek, een rol borduurfel, en eenige zykloiTen leggen·. jg

Ï-Toi- „UI,----------1Λ-----J- --------------fllO'^

Het Jongetjen, vlak voor de fpiegel ftaande, heeft een appel
rechter hand tegen zyn linker borll, en heft de linker ai-m
engeflo _
tene vuift digt aan zyn oor, waar mede hy al grimmende dreigt

ua.*· tt-. _______· 1 tia

Jj^ k Stuk verbeeld een Moeder, die haar Kind een fpiegel voor

Derde
Yoorwerp

een

uit zy,

fpiegel, en treed met zyn rechterbeen achteruit, hebbende een
kap met bellen op het hoofd. Zyn rok is op de rechter fchouder ^
zy nde de zelve wit, met een roosverwige gordel omgord.
boril ziet men bloot.

Een Dienilmeid, achter hem ftaande, is vlak van vooren,
deneers achter uit een weinig na de linker zyde. Haarkleedisgr^^ pg
achtig violet, hebbende een witte doek om het lyf geflingei'd· ^^^^
linker hand, waar in zy een fleutel heeft, fluit tegen haar borit > ^^^
dende aldus een ftofveeger geklemd tuifchen den
zeiven arm· ^^
haare rechter hand leunt zy op de V rouws arm jterwyl zy met het^i ^^^^^
in de nek, linksom gedraaid, zo hertelyk lacht, dat men alle ^^^i^^j^te
den ziet. Het hair is in een trekmuts gewonden j en een ge^ ^oU-
zwarte tuit hangt ter linker zyde over den boezem. Haare hei^^ ^
wen zyn tot boven de elboogeii opgefchort. , ^
qu^'j

Digt achter de Vrouw hangt eengordyn, licht graauwV'anKj^.^^^^^
zynde hetzelve raeeilindefchaduw vandekozyn of d'AWi'^^^^^j-^jiet

het veniler is, waar op de Meid een grooteilagichaduwe geert,^^^^

Kind doet afiteeken Ter linker zyde ziet men een deur, j-j

open ftaat, Voor aa- ------------^ - ' ' " -

waar op een bonte k ^ ^
lepte krans, als mede een rinkelbom.

open ftaat, V oor aan vertoont zich op een kleine voetbank

e kat legt, en daar by eenige blommetj es, or ee

:nde

jLCi^raas, ais meae een riimeibom. ig-ende

Geeft u nu den tyd om over deze verbeelding te lezen de vo

-ocr page 244-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

Jlanmerkïngen,

ί di^ ^'^'^srs dan desKindts onnozelheid is hier deze opmerking waar- Aanmer-
Λ S· Dit Kind word toornig, door Uien het zich verbeeld dat zyne s^hf^^gj^/^^
tev . ^^ipiegel een ander kindis, aldus toegetakeld om hemoye7dhia-
eig ^^"^ikken, en hem zynen appei te ontrooven j zynde hem zyne^
dil's'^ ^^eeding onbekend. De voornaamfte zin is eigentlyk, om ie-
kgy . ^'^tstogt, eik na zynen aart en hoedanigheid , op het allernaauw-
OQj^'^^Sft uit te beelden j 'twelk door de gebaarden niet alleen , maar
kj. ^^or hunne toegeëigende kleedingen, en der zeiver koleufen,
Iq^l .^«aadig vertoond word: te weeten d'onnozelheid des Kindts, de
^exd j^gj. jv^gj^^ jg gemaarigdheid der Moeder,
^^"^el dit niet meer een waare gefchiedenis is dan de voorgaande,
1 ^^ achter, als een gebeurlyke zaak, op onze hertstogten: en
^en Η ^^^^^^^ zodanig vertoont inkleeding, welke juiil nietvolko-
Vog hedendaagiche wyze is, mag het, wel gefchilderd en uitge-
lid ^ynde, beter by een Antiekiche Gefchiedenis of Verdichtfel
^IceH^'^ ï dan een Gezelfchap van Heeren en Juffers, welker fatyne
Xe Vf ^^^ goud en zilver blinkt. Daar en boven de kleedings wy-
Xg^K ^ Veranderd en buiten de hedendaagfcheMode geh,racht zynde,
dig het Schildery zodanig een ftandvafcige welfrand aanbrengen,
he^g ^^'^izend jaaren niet zal verminderen, wanneer deze omilandig-
^et by werk betreffende, waargenomen worden. Dat men,
^ers ^^' kinderfpeeltuig, by het zelve geen moolentjens, knik-
gegj^ kooten, enz. voege, maar een rinkelbom j by de Meid
geejj p.^em noch luy wagen, maar een llofveeger > en by de Vrouw
bof^j P^^newiel noch pofferpan, maar een open boek, of opgerold
ilo^pji^^^erk 5 vertoone: zo zal men in het eene de kinderachtige on-
de ν,Γ^*^» ^oor het andere de dienilbaarheid, en in de derde perfoon
kiitb^yfchap of het oppervermogen konnen bemerken. Zelfs de
Xithd^^.^^ verlepte bloemen, leggende opeen kleen iloeltjeof houte
Ovej. j ' geeft der kinderen bezigheid en achteloosheid, van alles

ïnd"^ ^^^erteveritrooijen, te kennen,
tiekt^,^^'^ ïiu een Konitenaar geen fmaak in de Oudheid of het An-
^Vfier
 vond, en het Modern of hedendaags te flaauw, en

^onjj onwaardig achtte, zulk een zou zich pryfelyk bezig

. fereel.

pcn , "oudcn met het uitvoeren van zodanige zaaken en voorwer-
' s hem een fchets vertoond word in het volgende.

TA-

Α ^ 2

-ocr page 245-

iss

GROOT SCHILDERBOEK,
TAFEREEL

Vm de T^eiigd.

Vierde
Voorwer p.

Waar ia
ren weJge-
iiclde en
goede Ηιήε-
ioutiijig be-
ft aan.

Kuishou-
ding
mrt
ccH kwaade
oeconomie.

Hier'ziet men haar geruft zitten voor een groote fpiegel,
lyfl: met vreemde gedrochten uitgehouwen en verguld is.
zelve fpiegelt zy zich geheel, hebbende een ilangenkrans met la''^.
omvlogten in de hand. Zy is zedig van Aveezen, deftig van beweegt ^
en toegeruft als een R O Μ Α. Ν aaft haar ziet men eenige Kin^j^

de gemelde lyft met aandacht befchouwen, en die gedrochten mal^
der met de vinger allagchende aantoonen. d'Een heeft
een zotskap ï
een ander een neil met jonge vogeltjens onder den arm: een det"^
yzer met ringen in de hand: de vierde heeft een fchelp met water,
het welke hy door een riet fchuimballen blaaft : de vyfde wedei ^^^
heeft een poppetje, daar hy zich mede vermaakt. De helft
Kinderen zyn jongens, en de andere meisjens. , cv^eb'

De zin van dit'l afereelis ligt te bevatten: enbegeerendeLier^^^^
bers meerder aanleiding tot ilof, zy overweegen maar eens, by '^'γ,^·^
beeld, waar in een goede of kwaade Huishouding beftaat > en zy
bevinden, dat 'er vierderley Perfoonen zyn: te weeten, in een
Huishouding, een verftandige en ontzagchelyke Vaderjeenzorgvti^ ^^
ge en goedaar^ge Moeder j de Kinderen gehoorzaam en buigzaam
Dienllboden eerbiedig en getrouw. De Man ileltde wet j deJVJ^ ^^
leertzeaan haare Kinderen j en deze j nevens deDienftboden, g^^^·
zaamenze. Daar en boven itraft de Vader ·, de Moeder matigt j ^· j.
deren lieven en vreezen. Ook geeft een milddaadige
Huisvade ^^^^
een onbekrompene beurs tot onderhoud van zyn Gezin. Ve '^^^^ngs
dige Vrouw weet zuinig, doch deftig, het
zelve te befteeden-
is daar in vrede en order, want zy hebben eenen God, eenewet, ^
ligheid en eer: en de Deugd is hun aller betrachting. Vat^^^

In tegendeel ziet men van een kwaade Huishouding, dat de
zorgeloos, en de Moeder kwiftig is >
dat de Jongens baldadig?
Dochters ligtvaardig zyn j de Dienilboden luy en ongetrouw. D ^^^
der ziet na niemanid om, de Moeder geeft aan de Kinderen
lüil; de Meisjens zyn dertel en hovaardig ·, dejongens ftoeijen en

lenj de Dienftboden zockefi te grypen met hunne handen van a . .

ten, denkende in ontroerd water is goed viflen > Knechts en JV ^ ^^^

kruypen by malkander, zuipen en flempendkgelyks, en alles t

den hóogen boom af, tot dat men eindelyk de hond in de pot ν

-ocr page 246-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

1S9

^^^ederom vind men andere voorwerpen in een verdeeld Huisgezin,
is ^ j'^^^rinhet zelve een godvruchtig Man, en waereldfche Vrouw
ee^ ^^^ 2;ietraen gewooneiyk geddelozeKinderen. Integendeel,by
Man en vroome Vrouw zyn de Kinderen dikniaals
Inr I^e reeden, en de waarom, valt ligt te bezeiFen.

ryi^ Zulke zaaken wel aangemerkt worden, zyn dieby overvloed
huijl^^'^^^of en van een uitmuntend vermogen in alle voorvallen het
aui^t^^^^en betreffende, in wat ftaat of gelegentheden men dezelve
gerj^p Zo welinvoor-abtegenfpoed, doorlμchtige en verhevene,
^erli^v ^ ^^^ burgerlyke, of ook in die van geringe ambachts en hand-
Zy die · ^^^' ^^ ' »beweeging als kleederen: en het

Een kwade
vexdeeliag.

Een goede
vcrdeeling.

Deze aan-
merkingen
zyn nood-
zakelyk
voor alle
lionfte-
naais , zo
weliu 'tAn-
tiek als Mo-
dern.

teer 1 ^^ ^^^ Antiek of Modern wel uitgevoerd worden, het zyn alzins
^ift'aardige zaaken en voorwerpen voor een Konftenaar.

Vervolg van V voorgaande.

oofdstük.

V

Η

i ε r d ε

^^"^"^atikvan deze beide konilen gefchreeven heb, achtereen
Mve·^ q ^ volgen, zal ik verder voortgaan met het verhandelen der-
^en J '^och alles, 't geen er van deze twee ongelykezufters zou kon-
is oijj Worden, zullen wy niet ophaalen, de wyl'er ft of genoeg
Van alken een gantfch boektefchryven.

^ Verbeeldinge van een Viinicas.

•U ve^^^^ht verbeeld een zaal, die haar licht ontfangt door een groot voorbeeld

êeu ^^ rechter zyde. In het midden van de kamer, achter te- ^a-

, cie . c Λ 1-1 ""as.

Theei· a '^ir aan , ziet men een tafel, waarop een groote hernels-

aari ' dewelke zich eenige hemelstekenen vertoonen, On-

"^aiij^p^ svQp^^^^^j, globe legt een open boek. Ter linker zyde

plaats ^^"^punt ziet men, door een deur die met trappen afgaat, een

•^^Pend van een fontein j en aan de zyde, naar het zichtpunt

1 pi· 1 · . ■> „ooT^r, borftbeelden van voornaamehelden.

f Utïj^g' ^erfcheydene vaazen en 1

^^ ^'^n r ^ ^^^ ' vooraan, llaat een kabinet, op eenbor-

'ootejj^^^^ treeden op te gaan, aan weêrzyde met een laage baluifter
lïig^
. 1 j ^^^ midden des Stuks, voor aan, ftellen wy een ronde
tTiz ^ ^^"^^i^i^evrouwengereedfchap, als fpiegels,mantjes,doos-
■Aanhetvenίlervertoonenzich tweeKinders, eenjonge-
A a 3 ' tje

-ocr page 247-

leunt op

ip3 groot schilderboek.

bellen. Het Meisje, op een voetbank geldommeu, Iteunt op '
regter hand, en wyil met de andere, om hoog oopen , ai ^

de na een waterbel , die in de kamer zweert, waar na de
om li.ykt, houdende het riet of de pyp met zyne regterhana i' ^
fchelp. Ter regter zyde van de achterite tafel ilaat eea oude r
in gedagten, hebbende een vinger tegen het voorhoofd, en de
kerhand met de paiTer op de globe. Aau het kabinet, dat . ^fii
ilaat, vertoont zich een oude Vrouw, na vooren ziende,het η
een weinig op zy hellende, terwyl zy in haare handen vryft. j-^
baluiiler, aan geene zyde der trap, legt een Dienlhnaagd op
kniën, veegende de gemelde baiuiiier met een doek, by haai" ^^
bende een zandbak, een pot met water, en een ftyve boender^^^
kas is vol zilverwerk. Aau de ronde tafel, voor aan, zit een J ^^^
Juffer, welke zich voor de fpiegel palleert. Zy heeft den
vry ver ontbloot , en is luchtig gekleed in fyn lynwaad efi
Met de linker hand haalt zy haare regterzydfe hairlok over dei^ ^ jg
zem, ziende haar zelve zylings in de ipiegel j terwyl zy ^^
regter hand een paarlfnoer uit een doosje krygt. De kamei" iS

ligt pizaans marmer. i

De mantel van den ouden Man is donker paars j het kle^

't Jongetje in het venfter, wit: en dat van 't Meisje, fchoon ^r-

Aanwyzin-

fe van de

dei voor-De Juxfer , die aan de tafel zit , is m t wit, en ligt oii^

werpen ίηΓ^Ίτ^ιπ moi- Kloomtr olc mc^o /^/Atll.· i»t-_l-i1oontVe It'

het;

iPgj^g'"fchyn met blaauw, als mede een fchoon donker-blaauwe

het lyf. Het kleed van de oude Vrouw is groenachtig ju
doch wat vuil of verlept, en de mouwen ligt geel. De Me^
't ligt graauw, en heeft om haaren hals een paarlfnoer. ^ ^^JiCf'
trap leggen een paar voetzooien. De ronde tafel is met een ξ
groen kleed overdekt. De vloer is met
ileenen verdeeld, "
ook wel van hout zyn. _ T^i"^'

Myne gedachten over de fchikking der voorwerpen ^in d^t
ik aan - - - - ' -

üeSchiyveï

dThyd^'orreel zal il aan de konilbeminnende Leezers , om redenen
cenise on-mededeelen. Gelieven eenige het zelve te onderzoeken? ^^nd^

noch
alzo

of

niei»

•Ivlt

voor teftel-
len.

kundige be-
tigt

oidwat van myne opftellinge reedts befchreeven is ,

mogen volgen, zy zullen my gi-oote vriendfchap '-f^^^geiy
ve^ogen^" dan Zal konnen oordeelen , of het
onmogelyk is , dat i ? ^^
""'^"''zommige kwaadaardigen voorgeeven , een Ordinantie ^j^^jgurei^»
hoorlyke beweeginge
der beelden , hunne ftaanplaats en
na de konftregelen gevoegelyk , zonder gezicht $ poci»

tje en een meisje. De Jongen, met een ichelp ia de banc.,

iennctüfpypeemge^^^^^

de dikte van 't venfter, en blaaft uit

-ocr page 248-

GROOT SCHILDERBOEK ipi

Mfs e ^iefchülen der oogen van die onverffcandigen (i) ezclsooren
^at ^^ ^%eligt wierden, zouden zy wel haaft konnen bemerken,

Êewi^'^ 'ie wiskunde beftaat.
^c pg^,^ ftel ik de kamer met de onroerende voorwerpen, daar na
^et^i ^'^■'ladjen, en ten derden de koleuren, waar mede ik de or-vers over
^ Jliheid te kenn<

P.cdeneii
des Schry-

te kennen geef.

pUatj,^^'^'ede verdeelmge der roerende voorwerpen, na dat ik de voorwerpen
^U Ze ^angeweezen, ipreek ik van de venfter, tafels, en 't kabinet.
ter i-g ^ ^ ^ eigentlyk niet, aan Avelke zy de van de tafel deze Juffer zit, *
^v^n linkerzyde} alzo het onnoodigis, en niet anders bedagt

Wn. 5· vermits de fpiegelhaare plaats tegen den dag moet heb-

^^^icK ^ dient de V rouw vlak in het licht te zyn, om haar aan-

Qoez^^. ichoonile daar in te zien: want hoe zou zy anders den

^e^e ρ vooren konnen vertoonen, terwyl de tronie op zy moet
ti-Ql^ ^ ■ En indien zy de haiiiok met dé regter hand over den boezem
f. ? eu üj. li-ker uitilrekte tot aan de tafel, waar zy zonder z\vier

goeci.

^e-j^ geftalte , en van het hoofd tot de voeten in
^cii 'ρ ^^^^ "wy nu, of de oude Patroon anders zou konnen gefchikt wor-·
linker zyde kan het,om twee redenen,geeniins wezen: ten eer-
^^^'ie globe aan die zyde meeftindefchaduwis, by gevolg
^oujjg tot zyne verrichtingrten tv/eden,alzo hy ten deele in't licht
ïieii. j enbynadezelveaÊtie, als de voorzittende Vrouw, vertoo-
i^y VQQ^^^^^ochtans een tegenftelling in vereifcht moet werden; ilondL
Eiug tafel of globe, zo v/aar 'er niets aan te zien, noch bewee-
Pl^its 7 ^andagt. Derhal ven voegt hem geen beter noch eigenckr
^^yl hy Waar by dit voordeel noch komt, dat, de-

^er n^eer fchaduw als licht ontfangt, dejuffer daar door meer-
jP de fpu^'^^^i'i welftand verkrygt. Hy kan bekwaamelyk genoeg
d'ep ^^^ en arbeiden, door het omzwaaijen van zyn lyf, om
• 1< recht voor het licht en d'andere daar tegen komt.

^^ j'·'^ "et ook met de oude Vrouw aan de kas weezen : want het
^ordg^ö^^yk, datzy, en alle die hier zyn, anders konnen geplaatft
Zo veel voordeel en welftand, als op deze wyze.

"^et kwalyk met Conterfeitfels konnen
^ii^ve;. ^rden, voornaamentlyk wanneer men een gantich Huisge-
kwaam tot

de vader of man van den huize, de moeder,
Zuil· ^^^^' meid. Men vind dagelyks voorvallen genoeg,
^e en diergelyke verbeeldingen beilaan. Maar om duide-

de oil^ iier litnge en roerh\e aorm hebben·, z.o dM z.y fchynen mei un heel

ren vaorz.ien. te vjeez.en, hoenel zy de aUerdvjaafie zyn.

-ocr page 249-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

lyk over dit Tafereel te redeneeren, en aan ieder te betoogsn
op voeten ftaat, zullen \vy voor eerit over de gedachten noen e
openinge of uitlegging doen. ik zeg dan, dat'er vericheiücn^^.
nen in deze verbeeldinge aan te merken
zyn·, hoewel ze g^^·^^»
alle in één getrokken konnen worden: geiyk men op het iaat
deze redeneering genoegiaam zal kunnen begrypen. Je

Tegenwef- M^n moet weeten dat deze Juffer, voor -aan de tafel, als

oude Vrouw aan de kas, beide de ydelheid beteekenen. ^^

mogelyk zeggen, dat de èerite ai zo wel na de hovaardy gely'^
de tweede, vermits zy voor het zilverwerk
Itaande met een lag^
wezen de handen vryft, de gierigheid natuurlyk uitdrukt.
Man, die hier alseenFiloioof gefield word,
zouby gevolg dcv^'y^^^jf
opgcioft. geerte
kennen geven. Maar wy zeggen,dat dit alleenlyk de

van is; want indien men de uitleggmge op dezewyze wilde ma' ^^^
zou het zelve geen beknopt Zinnebeeld konnen weezen, maar
mengelmoes van verfcheidene zakenjen waar zou het ilot op j^cl^'
Derhalven zal het niet ongevoegelyk zyn, dat wy onze lif-
ten in deze verbeelding, tot de allerminile
voorwerpen toe het ^^^^^

ile te kennen geeven > waar toe wy van achteren af zullen beg^
en zo allenskens na vooren. 'ddi^

.^arder D^ Borilbeelden en de Fontein in 't verfchiet, als mede de
er ^ voor- de baluifler fchuurt, liaan altemaal op de ydelheid; gelyk Lft

uil
der

der voor- ^^ U'itJ.WJLJ.H^t XK^IILIVÜ L , ixn-tltx v^^ J ^ -{V _ Ι''^!^

'^"neraai ^^ Globc de ydele l^etrachting verbeeld: want wi^ ^^^ de

" 'de geheimen van God en de Natuur indringen? Van ^^J^ «Vesha^'
oude Vrouw hebben wy den zin hier boven reedts gezegt. ^. ^ op
ven dan de rechte en eige gedachte van dit voorwerp alle^ cc^^^^
uit komt, om aan te wyzen dat alles ydelheid is j 't geen
niet wel uit zou konnenbeflooten worden indien'er de

iou Konnen oeuooten woraen inaien erae lezH^'

by waren; vermits die andere Beelden en dingen op verfcheidei
nen zouden konnen toegepafl worden, als Hovaardy,
Wysbegcerte , en zo voorts : want de kinders, die met ^^^ jit

bellen te blaazen hunnen tyd doorbrengen, zyn nu de iJ z·»'^
werk ; anders waard' 'er geen binding noch ilot: ja ieder "^^^j^-v^^el
een byzondere zin hebben j waar toe dan ieder van de
zelve ο

een byzonder vertrek noodig hadde. En fchoon men w noch
hertstogten in een Stuk wilde voegen, zou evenwel by ^^^^
iets by moeten komen, om de meening van elkin'tbyzon j^it,

verltaan: want het is niet met een Schildery, als meteen y^ gely^^

waar in men alles verbeeld wat in 't geheele Boek vervat WO '
de zeven Wonderen, de twaalf Maanden , enz. P^^

-ocr page 250-

groot SCHILDERBOEK.

overeen, en zou ook wel· voor een Moraal of Zinnebeeldnenveifchd-

byj.^^" genomen werden: want ieder perzonaad-je heeft hier

en eigene karakter. De mannen zyn meeil tot de ihidic «oiÏcn.''^'
i-e^ g de vrouwen tot het verzamelen van wacreldfche goede-gJ^^gj^®^"®''

de ^chatten: de dogters groeijen op in weelde en tydkwüting: menichcn.
ggj^^ Aderen, die noch jong en onnozel zyn, bemocijen zich ner-
iji acK^"'^^ dingen van geene waarde. Zo dat dit alles wel ^

3.1s j êcnomen zynde, kan 'er niets anders uit beilooteii worden,
ïnH^ ^^^^ '^· ydelheid bemint.

iemand hier mogt tegenwerpen, en zeggen, datdeSterrc-
^llg Wiskunde, en Natuurkunde geen ydelhedenzyn,
alzo die
de ^ ^^ Wyzentoegefchrecven worden 5 die gelieve te weeten, dat
^ier ^^^^
"z-el^^ door zommige, voor (a) dwaazen geacht worden,
ΐίίς^ "vvilde
(l>) Pytbagoras^ fchoon een heiden, dennaam van wys
j maar gebood, dat men hem alleenlyk een vriend én
van de goede reden en wetenfchappen zou noemen. Veel-
it^ j-^^^rden mede die Wyzen door de kennis heel vermeetcl5enbczef-
Pcix ^ct dien Filofoof, dat 'er ook een ydelheid in de vv^eetenfch'ap-
icliQ ^^tt· Dus zien wy dagelyks de ryken trots en opgeblazen 5 de
Ceii 0 ^^ hovaardig en welluftig: hoewel de fchoonheid en welluil als
ter w^^^^^droos met den avond vergaat, en men met den Tafereeldicli-
Et\ zeggen,
(c) dat die welluft een fchaduw en een fnelluft is.

ven

^^erhal

^ ^ Arme menfchen

^^ V die n'aar fchadwWen^ en 'vluchtend fchyngoed wenfchen.

alles dingen zyn, die ons t'elkens te vooren komen.

Oo ^J^S In — ____1______J:____'ι-τ,.^

^'^^^de u ^^^ ^^^ zelve huishouding 3 gelyk wy daar van in'tvoor-

^oofdiluk breeder gefproken hebben.
^Cc]^^^. ^ige Zullen my mogelyk te vooren leggen, dat ik hier zulk een^ Ai^tc
•Vne een paar pantoffels by de trap, die de oude vrouw dér iiJuand-·

ic te komen, ter neder ftelle : doch ik zeg, dat het niet ge-

. i-r-1 11· ° wen, m het

fciijg, ontwerp komt ook niet kwalyk met een waare ge-uit dltvoo::'

^"IllS OVerPPn - ΡΠ τλιι nok wpi vnor prr\ IVinrcï^l of .

ijeri ^ ' '«aar eigen voor de vrouwen die afgoden van haare huizen maa- verfchoonen
^^^et? blootsvoets over deblaauwefteenenloopen, als die
^olig ichoon zy de meiden geduurig agter aan hebben met een
CWyi jP > om ieder treê, die 'er gedaan word, af te vecgen. Maar
^^Gafgodery, en zyn hertop defchoöiiheid, cierlykheid en
/ , Β b net-

Tuf,

de ivysheid dwaas, fchandelyk^, en cerlao!.
■-Ki i'yT Siraos. 'D
ctlc verwierp de naam vm Wjz.e, ditn men htm gaf.

^rtel der Ondeugden, in de Welhfl.

i

-ocr page 251-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

netheid van de huizen te ftellen, hier in Nederland genoegzaam ^^^
, en derhalven aan ieder overvloedig bekend is,

incen

--—— ......—, .....------* „ , -------. , itU

xaak niet verder aantoonen, maarfomtydts, om de vrede en mit? ^^^^

fwygende by ons zelfmet verwondering zeggen: óy delheid der

puntige Hollandiche vrouwen! Aldus bevinden wy ook, dat de iw ^^^

als afhangkelyk van de vrouw, met eénen een uitvoeriter van h

ydclc bcgeertens is: doch vermits die dienftige fchepielen inhaa

itaat altyd ook iets hebben't geen de y delheid verbeeld, ^

koraalen, of paarlen om den hals, al fchoon zy een bakkes bad als

grins, of, gelyk ten tyde vanüiï/ö/ii?, de boeren hadden,

kikvorfchen herfchept Avaren: want hoe leelyk deze deerns zyn 9 ^

den zy zich evenwel noch in fchoon te weezen, als zy Hechts kruU^

het hoofd, en koraalen om den hals hebben. Derhalven blykt het g

noeg, dat alle die omilandigheden van grootc en noodige mV^^^

m;

ζγη.

Wat aangaat de ordinantie der kleedinge in dit Tafereel, die ^^^
iien
de Modernfchilders, met hunne verkiezinge overeen konie ^^^^
fchikken naar hun welgevallen. Ik heb dezelve alleenlyk dus
\vorpen , om te toonen dat men een Vanitas zo wel Antieksg^^^^
ze kan verbeelden buiten de gemeene trant, dan de Moderne i ^
ftcrs
die gewoonlyk voortbrengen, en de waereld mede opv^^

Van de Kleedïng en 'Drachten.

V γ f d ε Η o o f d s τ u kv

en behoeft niet te twyffelen, datdeSchilderkonftooitai^^^j.g
. ^gewceft is, en altyd weezen zal, als tegenwoordig ,ten 'gf
van haare verfcheidene verkiezingen: want van 't begin af aan jgj-e
Mode-fchilders geweeil3 en gelyk ieder Klimaat zyne byzo^ t^,
■t Ji^l. heeft, zo volgt ook ieder Ν atie haare eigene modens ot" ^^

fondJie'ivio-ten: waar uit genoegzaam blykt, dat demenlchcnindietyd^ii?^^^
cc volgt. wel als nu, van gedachten zyn geweeft dat de hunne de befte λ^®

der eens te overdenken wat de beweegreden daar van is. ^^^ olk^'
ders volgen een eigene byzondere dracht, gelyk de Noordfche
ren mede ten opzichte van de hunne doen. Deze laatfte

laken, wolle en wildebeeftenhuiden, dandefchoonftcendun ^

de, van het Ooilen. Aldus gaat het doorgaans met de drachten

Natie, zeg ik, als Romeinen, Spanjaarden, · Jang^^"^

fchers, enz. behouden en beminnen ieder de haare. ^^^^^ jgrevef··
wonder, dat de Schilders dezelve,
welke met hunne by zona

-ocr page 252-

GROOT SCHILDERBOEK. 19^

egyg^ê^ overeen komen, navolgen. Doch het is hier in met de Konit
^aa'^ lïien ten dien opzichte met de Godtsdienft doet. Daar is 'er
tep die de waarachtige is: d'andere worden üechts voor Sec-

^e^ouden. Desgelyks de dracht, die de beftendigile en altyd de
Vn^ "lyft, is ook de befte. Doch wy zullen ieder Land en olk
j^^byzondereneiginge aan zich zelfbevoolenlaaten.

Modefchilderyen van tyd tot tyd veranderen, en hunneff
^gheid allengskens vermindert en vergaat,
isonwedcripreeke-veiiiimme-
ti^^ '^^rmits wy daar dagelyks voorbeelden genoeg van hebben ^ νοοΓ-^'ο",
dj^^^^^tly]^ wanneer zy met onkunde of misverftand doorwrocht zyα;
^^chtans de Dorifche Order, die de
geringftc en plompfte is, zo
j^^en goed Architeélvannoodenheeft,
alsdeCorintifcheofbeiLC.
ti^r^ Modernefchilderyen komen in alle deelen met de beile

over een, voor zo veel de konft betreft, als teekening jor-rceü'ko"'
koleur, dag en fchaduw, ftoffagie, enz. _ SecuAntïck

^ Schrander Modefchilder zal zich wel wagten van het Antïek toonder het
cetj^^^^en -, en het een onder het ander te vermengen j v^^antdat zouJntiïii'^
^yj^^^'^ergeevelyke miiïlag weezen: nademaal hy alles, 'tgcenhyin
het .^^^eele iludie behoeft, overvloedig genoeg kan bekomen. ' Is
ïebr,^? ^en groote dwaaling, eenigeuitheemfche woorden te willen
egj.^ ^^en in een taal die van zelve ryk genoeg is ? Waarom zy η de ge-
^erj^ en
Huigens zo geroemd ? Is het niet om de kracht en ziii-

^^^ hunner taal ? En voornaamentlyk Vondel, dien men met regt
den naam van den Hollandfchen
Firgilius geeft,
gebj. door de dagelykfche ondervinding, hoe onvolmaakt en^^ 'diacht

eii de Mode is. Ieder dag brengt zyne veranderingen mede; b dLe 'iy- *

^Oqj, "^yze dunkt ons beft, als ze maar de algemeene toeftemming p®" ''«^^««ι·-

en de navolging kanbekomen. Dit kan men genoeg
otigg ^^^ 5 alswy met bedaarde zinnen overleggen, hoe belachelyk en
bv dracht onzer voorouderen zich in onze oogcn vertoont,

lileej S^volg hoe iemand met de nek aangezien zou worden, die het
üit^ÏQ zynen overgrootvader aangetrokken had: zou hy niet voor
en gek worden gehouden ? Even alzo komen ons die oude
koeti^Ï^gen der kleding te voor , met hunne ftyve kraagén, bar-
i«ts "'^uders, naauwe en gepikkeerde wambuflen, enz. Is'ei
fj. meer doet

verwonderdzyn? En hunne Schilderyen, hoe-
^atig ^^y gefchilderd, zyn zy niet met kleine eerbiedigheid van ons
wat grond van reden is 'er, om ons te doen gelooven
^9,1 j ^j^^'iensdaagfchc Mode aan onze naneeven behaagelyker zyn
ons de Mode van het voorleeden jaar zelfs mishaagt?

Β b ^ Die

-ocr page 253-

Ï96 GPvOOT SCHILDEPvBOEK.

Die zicli tot deze verkiczinge begeevcn, hebben geen

lien koddige

in'hï^vel'^om eenige Gefchicdeniflen der Oudheid te verbeelden: v'-

befpottelyk zon het zyn, indien men de Konijïgin jE//:?^^
co-fgckhié? kleed en in ce^i naauwe en ilyve tabbaard met linten hier L

Acnis. gefchikt, een ilyve en geplooide labaar om den hals, dikke

de rokken om de heupen, kante ponjetten die digt aan de ^^ rj/^-
ten, een ilyf opilaandc Spaanfche kant op 't hoofd voor een

ien, een iiyr opuaanuc opaamciic xviiuL υρ l nooru vuui ^^
deracij en zo vervolgens opdiewyzej en daar nevens den
Jhazuerus ^ zittende op een Spaanfchleere iloel,. niet een hoogc ^^^^
zeer
iiiiallen hoed op 't hoofd, een fraas of lob om den hals? ^^^
hebbende een kort wambus met lange fchooten,als mede een
mantel met bont gevoerd,een wyde broek met ilrikken
ondci ^
en over de beenen kanonkouflen, een geftrikte roos op
een Spaanfche ponjaard op de zy, handfchoenen in de hand?

en in 't verfchiet Haman met een roode hembdrok met zilvere Ji ^^

pen en een linnen onderbroek, ftaande met den Beul op de
een Franciskaner Monnik onder aan de voet, hem een ..
qO'

reikende? Wat dunkt u, leezer, zou dat niet een fchoone vei

,„ SchH'

EciagchcJy- Doch Ïpcn vind 'er, welker ftoutheid belagchelykjs
ke Mode- Sofonisba durven verbeelden eeheel na

Jcliildeiyeii. - y . - . . . ^ .

ning zyn ? En nochtans ziet men zulks al gebeuren.

Nu zoude my iemand mogen vraagen, of de Modefch'--
Modt^'^i^i's? tc wectcn die Markten, Keukens, en zulke dingen f^^^ j^y
uitgebeeld, ren, dan niet onder de Beeldfchilders behooren? Ik zegg^
ic verre zy zich daar by houden en blyven, en zelfs

ïyn- eenige vercierde gefchiedeniifen, of gelykeniflen, v/elke ^^^ i^^^'^ry
tyd verbonden zyn, verbeelden: gelyk die van Lazarus eti jj^j·-
ken Man, van den Tollenaar, van den verlooren Zoon, ^^
gelyke, of die men dagelyks ziet gebeuren. En de
dingen ontroeren onze gemoederen des te meer, als zy uithe ^^^^
en in uitlandfche dragten vertoond worden j
alzo ons de ve -^^^xe
ring der kleedingcn en modes uit een ander geweft zo lig^
vooren komen, en zo haaft niet misftaan. afifchêj

Maar zy moeten zich wagten van Bybelilofifen, en 0-vm^ glden i
Virgiliaanfche, en andere gefchiedeniiTen van dien tyd te verbe
gelyk hier vooren nochmaals is gezegt. Aicec^

" ' " " ^ -dbelagchelykis,

de hedendaagfche ^[^^Jde

kleed, met een iluweele tabberd aan, een witte fatyne rok me
boorden, kante mouwen, valfche krullen op het hoofd, witte ^^^ ^^^
aan de voeten, en dat in een kamer
met goud leer behangen, ^^^^^

vuur en houte vloer, daar al de draaden en kwaften van het xio

-ocr page 254-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

Je,

^^ 'pnomcn zyn. Dc kamer is geftofFeerd met felpc ftoelcn fliet fran-
' teo ^^P'^rcfpykers, enopdefchoorfteengrooteporceleinefchotels,
b^n het béhangfel tabletten met theegoed, een papegaay in een ko-
^ilv^ enz. Men ziet'er een Moor aankomen, die haar op een

Rla ^^Ijoor een heedendaagfche goud of krifcallyn geileepen drink-
l^Q®' öfkelk^ aanbied i gekleed zynde in eenlivrey metgimpen en
is d^ koftelyk ledekant, tot de pispot van tin ot zilver,

^ar niet in vergeeten, nog dc matten op de vloer,
^^at-ft verbeeld men
Lucretia en Dido desgelyksj by ΛνοΓκε

geil ^^^ ^^^ kaart agter tegen de wand van de zaal durft lian-
^ie de nieuwe vergrooting van Amfterdam, die men kan

^ dat by Allard op den Dam gedrukt is.

kwanswys die hiftorien zo van Plutarchus^ Livius ^ T'a-
' ^^^ diergelyke Schryvers , in het geheugen der menfchen hou-
der' ^^^ ^^^^ ^^^ ^^ ongerymdile en belagchelykfte wyze

V^^^^ereld: even als die Dichter, welke, om zyn vaers door dc ^^eiykems,
Vigj. bgj^gj^j maaken, 't zelve op het water in een grootc ri-
'fi^.ar de ftad toeliep, leyj waanende, dat het papier, al-
lof .S^dreeven zynde, opgenomen en geleezen, en derhalven zyne
doQj, door rugtbaar zou worden : maar dit gefchrift, ceril
«eti Λτ^ geworden zynde, zonk in de grondden wierd daar na door
fc^· ^'^dderman opgebaggerd, en nevens de andere modder in de
en geworpen,en de Dichter aldus van zyne s;rootfe inbeeldin^e
^^^P verfteeken..

leergierige, verzint u wel, houd ubydewalj, opveimaamng
geva^^' konnende fwemmen, niet verdrinkt: want die het
ontziet, blyft 'er dikmaals midden in. Een goed mes
iclÏ^^^ ^"^iet in een zilver hegt, noch de lekkere wyn in een goude
iset· , Laat u van de waarheid onderrichten: want uw werk . hoe

.g. Antiko, diede wyitemeende::ijt"S:
^ neenien, endoorliappen j Modo-,

binder op zyn eer en aanzien itond, wou niet v/yken: en al-

gy ^^^^'•ê^wrocht, zal uwe zaak niet in uw voordeel bepleiten, zo
waarheid afwykt.

gevai Schilders malkanderen eens ontmoetende, raakten by datvenv

te^y^^^ Woorden om de voorrang. —-'i'---------j-niflti

tlie^p ^ilde de hoogerhand

^ lïiinder op zyn eer en ««.ix^u^oi. χ^,^χλ^^ , w λιχ^.^ w j iv^ix. ^n ai-
W^^at jonger

en koppiger was, ftiet met zulk een ge-

i^'^os V^ff borft, dat zc beide ter aarde vielen. Als zy nu een
^egQj^ ^^ oedwelmd gelegen hadden, en weder wat bedaard waren,
itiy Wakker te fchelden: maar
Antiko fprak, zult gy voor

? Neen ik, zei Modo, ik ben zo goed als jy > en heb-

jc

B b

-ocr page 255-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

^e wat te zeggen, zo trek eens van leer, of ik dawje dit fflcs ^^ty
huid. Deze beiegening was te gevoelig voor den trotfen
Antiko>
greep, vol woede, zyne ilokkade j en daar mede was het val aan
ïleeken en kerven, Het gevecht was fel en tv/yifelachtig. Alle?
het aanzagen, fchrikten en beefden, en riepen: houd op
houdopj maar tevergeefs. Elkiliettoe> dochzykonden
deren niet aan 'clyf komen.
^a\iir\Jufius^ daarbygevalköme^ '
en ziende dat het alle beide zyné vrienden waren , fprong , g!

en fcheidde ze met goede woorden van een. Als zy nu een weimg ^^
daard waren, vraagde
Juflm, wat hen beweegde met zulke
wapenente ^ ' ' ' ' ' '

-len-? Hoe

■.EO veele ec

die de kuifche Lucretia en de deugdfaame So fonisha, onder een vaü^"'^
fchyn, uit liaar land vervoerd hierin Amilerdam heeft gebi'^^^^^

Taferee

vooiea

haald.

om 'er de fpot mee te dryven ? Weet gy niet, hoe dat hy die onno^
godvru chtige
Efiher met het heele hof van Ahazuerus onder de ti-
vei- ny der Spanjaarden heeft gebracht ? Dat 's noch niet genoeg,
beilecit my dagelyks, enAvilvoor my nietwyken. Heb ik dan
reden genoeg 3 dunkt u? Hier op vraagde yzi/fej, ofdetwifti^^^» j·^

anders, dan om de voorrang, ontftaan was ί Maar Modo, die ge'^'^ t·^^^
woord wilde i^erAvagten, fprak vol gramfchap : alles, 't geen di^ ^^
jeur daar zegt dat ik hem doe, dat doet hy my. Hoe meenige
heeft hy my ontfutfeld, ilormhoeden, yzereharnailen, ryglV^^^^''
W el hoe! is u dat groot fchelmfiruk vergeeten, 't geen in ^^^
zo Veel gerugt gemaakt heeft, toen hy
{a) Heliodoor den
uit het Joodfche land deed komen, en te Romen in de St. Pieters ^^ ^
voerde, om in weerwil van den Paus de heilige fchat te ber^o ^^^
Maar om zyn voorneemen te bedekken, en geen vermoeden te
of het kwam te mislukken, ging hy heen en maakte aan ^jts iiï

den achtften dezen aanflagbekend , waarover deze zich
'Zynen itoel derwaarts liet draagen, en den Roover vraagde, or ny ^^
niet vergifte, en of hy niet wift, dat het te Jeruzalem gemeend ^^^^
niet te Romen? Denkt gy dan, dat de heilige Vader, indien ny^^^

omgekeeken, en den hoogen Prieiler van Jeruzalem in't hei

heiligen gezien had, dezen kwaaddoender ongeilraft zou gej^^^^ ^.üs,

ben? Watdunktuvanditftaaltje,zouikdanvoorhemwykcn· ^^^^

(a) Heliodoms , Capitein vAn Seteucus Philopatcr , Ks'ting van Sfrten. ^^^^^
in den Tempel te Jerazjilem , om d&ar bet heiligdcm te iefleelen ιναΛΥ over hy , , ^^^γ πΛ
flugen , voor άα(·ά bleef leggen ; doch kreeg door het bidden., en ds offeringen Aan (jo '
$ez.<mdheid weder. Ziet het
tvJSide boek, der MxchabdH , cav.

-ocr page 256-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

Wil' ^ Jufius, geeft doch de reden pkats. Doch /i^wiiX'öriep, ik
niy y^^^ brooslcens en Romeinfche wapenrok weer hebben, diehy
g/g^^^^'^otnen heeft: dan fcheld ik hem de reft kwyt. Doe
ϊύΜοάο\
eerft dien ftormhoed en het yzer harnas van myii overgroot-
^3-rd ^ic gy aan
JEnms vereerde, toen hy met zyn vader uit

εη^ ^^^icn vluchtte; de yzere handfchoenen zal ik ulaatenhouden,

^^-iiko zeide, die wapenen van uw overgroot
aan
Domimquin vereerd ·, en de yzere handfchoenen gaf
^iiio·'^ en die heeftze weer aan een lyftrawant van de Ko-

X^l^^y'^haleflris^ de hooftmannin der Amazonen, vereerd. Einde-
het hier op uit, dat
Jufius hen raadde, dewyl geen van
e^ y ^^ets wederom kon geeven, dat zy de queftie zouden afdrinken,

iJc Voortaan wachten van eikanderen iets meer te ontrooven.
Va] ft niet 5 of de gunftige Lezer zal uit dit voorgeftelde ge-

m ^^^gf^-am konnen verftaan, wat ik daar mede wil betekenen,
die ^ ^-ebben voor dezen gezegt, en beweezen, dat de geenen,,
Üecjj^^êelyks by ilecht en ondeugend volk verkeeren, gemeenlyk
^^lïie ondeugend ·, en, in tegendeel, die met deftige en deugd-
'βί^·^^^P^gaan, ook deugdzaam worden. De gewoonte,
ztglHo-
ηίςη ' is een tweede natuur j en't gemcene fpreekwoord zegt; daar
^ic ρ verkeert, word men mee geëerd. Hy is dan gelukkig,
Vooj-^^^ ^edelyke kennis van goed en kwaad hebbende, het befte en
^oen ^^^^gfte voor het flecht fte en fchadelykfte kieft, en zich in al zyn
^Verken daar na fchikt. Die zich een flechte manier heeft aan-
^'eri la^''' komt daar zo ligt niet weer af maar blyft dezelve al zyn le-
JiW^^^Sbchouden: in tegendeel, die zich tot het goede fchikt, zal het

■^Id 7 omdat hettegenszynenzinftryd.

Vooj. ^^ i"edenkavelcnde kan men bezefren, h^oe voordeelig het is
^et o^f^^ leergierigen zich te gewennen aan fraaije dingen j 't zy wat
^lles Aveezen, tot onze ftudie behoorende, en te verwerpen

gebr^kkelyk en overtollig is. De groote meenigte goede-
Hoo^-^ ^^Wen goed, plagt de beroemde
Bartolet te zeggen.

eens een Tafereel, zinnebeeldsgewys, op een verwar- ■
Wr ^^^^ te veel ieezen van allerhande onnutte boe-

g^l^^ ^ar uit wy toonen, dat men moet leeren niet meer boek enken, Piin-
^^^^ken als in zyne ftudie te pas "komt; het geen
S^Wuii^^^^^^·^^?'^at weinige boeken,maar die goed zyn, moeti^i'^ddyk.
1 ^^ trelcT" oorzaak van verwarring men noch veel verder

■^Hino-g gelyk in de groote meenigte van onnutte printen, te-
^ en alles wat het ook verder zou mogen weezen; want

al- -

-ocr page 257-

mail'

ioo GROOT SCHILDERBOEK.

alle deze dingen zouden onze gedachten alzo wel onbekwaaffi
ken
om het beile te betrachten, als het overdaadig leezen.
Tafereel op Hier ziet men in een Schilderkamer een tafel, Antieksgewyzc^; 8
den Schilder bordcn, en in de midden een fchotel met een koek

'' ' benevens een bocaal, aan dewelke vier vrouwen zitten, de Scn^J „
kunde , Beeldhouwery, Bouwkunde en Graveerkunde, ^jg

iiaare behoorlykc kentekenen. Verftand met de Schoonheid a·^^^^!^
hand, gevolgd van de Deugd, komen de kamer in en naderen de ta
ahvaar zy verwelkomd wordenj terwylVoorzichtigheid de Onde σ ^
;v]s
ecagcbogcheide dwerg verbeeld, nevens een vervaarlyke ^^^jft^p-
ror l;am er uitdryft. De kamer is behangen met Hiftorieil, Landic^ ^^^

De Oudheid zit in een nis, ei^ ^^^j·
ailies in de hand, verbeeldende de oude luiiler. I^f
is achter ter linker zyde, daar zy inkomen j
en de andere werdei^ .
rechter zyde uit het Stuk, of na vooren toe gedreeven. De ^
heert areudtsklaauwen, draakevleugels, ilangeilaart, een langei^ ^

pen, Arcliitcctuur, en Printen,
ccnigc Mc

iclioon
poitie

gen,

^ Akademie-beelden, en andere Modellen j verwerpende^
overige't geen in onze oeffening niet te pas komt.

Nademaal wy dus verfe over het Modern gefproken hebb^i^?
het niet ondienitig zyn, dat'wy in 't Antiek ook noch eenig^"^ "
necmJngcn, doch in't kort, aanmerken. Ir^fl^

Hetj^ntkk X Iemand, die het Antiek zuiver wil navolgen,dient noodzaa
yex'eifchteentc Vvccten, dat het in deze twee hoedanigheden, als ichoonhe ^^^
' ' deugd, beibiatj welke fchoonheid in een correiSte proportie

den moet worden verilaan, gelyk Avy in het zevende

Hootö

aangeweezen hebben > en de deugd in een zedige bevallig|^^^ fpoo'
de
liscweeging der leden voortkomende, zonder eenige buit^"^ r
righeid
noch Carrigatie. Dit is voor zo veel het naakt '^[σ en
fi-.iiy beiccp De kleedingen, die met een fchoon beloop van plooijen P·^^^
ggf^ljjl^,- Zodanig dat de beelden zich daar door ^^"^^^fte,
derd
met welftandigheid konnen beweegen, zyn zekerlyk ^^^
gelyk de doorluchtige Rapbaël, Poujfyn^ en meer ande^?
zuiver Antiek hebben nagevolgd, genoegfaam in hunne K-o
ken hebben doen blyken. ak^hd^

ichoone Het ordineeren, ichoone daaging,cn wat meer tot
.r>aaging, ^^^ heerlyk Stuk behoort, dient alles op zyn fchoonite "v

zen te werden. fAét

-ocr page 258-

M(

groot schilderboek. 2.01

r^^'^yl deze verkiezinge ten einde loopt
tot derzelver flot, hier achter aan

■^f^reel Antiek , over het verdryven van V Moderne of
Mode uit dezelve.

M^n Zoude in plaats van Schoonheid en Deugd, dieindevoor-
gaande door Verftand geleid Avorden, een ichoone zedige jonge"^'^^^'^®'·
iiet ^ kennen ilellen, met dun lywaad gekleed, zodanig dat men
ha^j.'^'^^kt daar onder kan befpeurenj hebbende een vogel Feniks op '
gQ^? hand, en een bloemekrans op 't hoofd. Vcritand met een
d.p ^ band om't hoofd, en een fcepter in de hand. In plaats van
Vl^j^f^^chclde Ondeugd en de Chimeer, zou men een jong Meisje
hoofkonnen verbeelden, met een ilyve tabberd aan 5 op het
^ou^ fontange j een bonte fabel om den hals > en om de armen
eetj ^^ Vol kanten i kouflen, fchoenen, en handfchoenen aan, en
rtig^^^ndtje met Ooilindifche Thee-goederen onder den arm j als
of paddeftoelen, die zy, door het wild en on-
%ieo· ] loopen, ftort. De Voorzichtigheid flaat haar met een

t^ütn ' hebbende in de andere hand een pyl, daar een flang om-
J^ ê^^d is. De bloemekrans op het hoofd van de fchoone jonge
.5 ^^^ ^^ zamen gefteld weezen uit kleine eeuwigduurende
i^e Λ ^' genaamd
Phermica Aufiriaca, cn Gmfalmm.
E^Hd· "'^pignons beteek enen korten tyd,of fchielyke op- enonder-

eve ^^ ^^^ Landfchap, Architeilimr, cn verdere ftofFagie, gaat het L^^ndicha?.
^cens: alles moet zuiver. Antiek, of geheel Modern zyn. Aicnte uur

en andere

zullen \vy noch

^ m ρ ρ f.

voegen.

Qiiar 1 ^^pter van Verftand is een lan^e dunne ftok, met een knop
op.

OV

C c

-ocr page 259-

OP HET

schilderboek

VAN DE

KLEUREN,

DOOR DEN

GROOTKUNSTENAAR
G Ε R Α R D DE L Α I R Ε S S E.

l

r Α ï R Ε s s Ê, door het kunftpcnreel,
By d'aliergi-öotfte Kunilenaarén,
En die het befte zyn ervaar en,

Alom het hoogli: gerotmt, zo veel.

Of me-cT dan dOudheid , minder t^cereft
In al dat ieders oog voldoet,
Toont hoe haar kleur nu wyken moet ,
Hoö hoog haar Kunft was te waardeeren.

Zyn Kleuren op het fchoonft j doar een^
En dan weer zacht en mals gefcheiden,
Den zin bevallig fpeelen leiden,

Door zyne penne , eü kracht van reên^

Om dus die Kunft: in top te haaien,
Door verwen, die, als Iris kleed
Gemengelt, toonen hoe gereed
Dat zonlicht fpreit zyn glans en ftraalen

In

-ocr page 260-

In zulk een held'ren rcg^boog,
E)aar 't zacht en zoet door een gedreevect,
Het fchoonft de verwen weet te wecvea ,
Dat zelfs het allerkeurigfte oog

Z-ich voelt, door deeze glans betov'ren,
Wyl 't hart, verbyftert en verrukt
Door 't fchoonfte fchoon haar ingedrukt,
^aar naau bezeft, zich laat verov'ren.

Wat fchittert dan een hemclgloet,
Zo wel van boven als van onder ,
Dat oog en hart vervult met wonder ,
Als of de zon met haaren ftoet,,

En ileep van maane- en ftarreftraalen
Doormynen in en onder d'aard.
Daar alle fchat zich openbaart,
Schynt vol van luifter neer te daalen,,

Daar alles gloeit en blaakt en brand,,
^Is of de hemelkring en aarde
bezwangert, al haar rykdom baarde,.
En fchitterde van allen.kant,

^an Jaspis, Chryzoliet, Robynen,
Turkois, en wat door d'ertfen heen.
Als gout en zilver, glansryk fcheen,
En baart ontelb'rc zonnefchynen.

Bier gloeit Paktool en Gangesftrant,
Door al de glanffen, die 'er dom'len,
fchynen onder een te fchom'len
^elyk in 't gout en 't goude zant,

ï^^r d'elementen zich vereenen.
Woe praalt nu d'eedle Schilderkunft
^elyk een fchoone maagd, elks gunii
^^ liefde waai^d, dus ryk omfchecnen,·
C c ζ

Van

-ocr page 261-

rö4

Van al dat koft'lyk is en eêl.
Zy veil nu hemelwaart heure oogcn.
't Palet legt vol van regenboogen.
Een zonftraal fchiet uit elk penfeel.

Zes kind'ren danflen om haar heenen,
Elk met byzond're verw bekleed.
Drie Hooitkoleuren wyd en breed
Hier aangevveezen, en omfchenen

Van and're drie, die deeze maagd
Gebroken noemt, en die in 't mengen
Zy by elk Hooftkleur weet te brengen,
Daar nu de Kunft haar roem op draagt.

Dus doet L αi r ê s die Schoone leeven,
Gelyk Pygmalion zyn beeld, '

Daar geeft en aardigheid in ipeelt
Als daar de ziel word ingedreeven.

De Schilderkunft krygt bloos op bloos,
En zegt: gaf d'Oudheid my het weezen.
Nu word myn fchoonheid meer gepreezen.
Zy pronkt nu als een Lenteroos

Die by de lelie ftaat te pryken.
Dus toont
Lairesse dat zyn Kunft
Zal altyd leeven in elks gunft,
En dat hier d'Oudheid moet bezwyken.

Kor ne lis sweerts-^

OO'T

GK

-ocr page 262-

GROOT

ZOf

Schilderboek

VIERDE BOEK.

ko-

■j^a/i de Koleureuj en derzelvér fchikking.
Eerste Hoofdstuk.

ipmcrkelyk "is het, dat, daar de fchikkiiig der koleiiren Gebrek van
Ρ in een Ordinantie, het zy van Bedden,

' Bloemen, Gebouwen, of wat het moge weezen, ieders deel der
oog behaagt, echter tot nu toe niemand eenige grond-he°eden,
regelen daar van vaft gefield heeft, waar door men wis
te werk zou mogen gaan.
^Qoj-^j^y^igheid der beweegingen is op redenen gegrond, die men
in oeiFening in 't kort van buiten kan leeren, ja zelf anderen daar
Pfo^ ^f'vvyzen j gelyk mede de verdeelirig der leedemaaten, of
Ms j-^^tiej dewyl dezelve, volgens de Helling van jO^^^m·;^

lylfg/^^ftig kan beweezen wérden > de fchaduwe en daaging desge-
j^i «Oor middel van de
Pe'rfpeElive of Doorzichtkunde.

. ^ ^lle kan men in zyne jeugd grondig leeren en verftaart; maar
cn ^ ^^ing der Koleuren by en op malkander, om dezelve fmeltendc
tot k j^ig met een ^otè^zharmonie te doen voortkomen, daar van zyn
^eidg^^n geene vafte grondregelen bekend gemaakt, die ons daar toe

i^en f ^^^^ ^^^ ^^ ^^^^ geval alleen alle onze trooft.

% V '^hoone welgeteekende en fraay geordineerde Print, beval- Door de ko-
dag en fchaduwe, zuive'r geëtft, of gefneden, is lof enschü^er"bo-
^Oei^^^^i'dig: maar een Schildery, tot welke, buiten het
^er^i^s een konitige koloréering en fchakeering vèreifcht word,

® den ^^^^^ Meefters ieder eèn byzondere manier hier in hebben, Jun'nf veT""
^eniö^^^^^ flets,

een ander fomber, een derde graauw, zommige bont, fchiiiend-
zülks ontftaat doordien hun onbewuft is, dat'er
^ötelykhcid in het fchikkeft der zelve moet waargenomen wor-

C c 5 den ;

-ocr page 263-

τά^Κ

taó groot schilderboek.

seiykenis. den: evcii als een fchrandeL-c Bloemift tot het opkweckcn van uitgc--^^
zene, fchoonc en grootc bloemen doet. Hf onderzoekt, w^.tgJ'^ ^
beft tot der zeiver teeling. dient
i welke droogte, en welke vocht ^^

ge'eren > wat foort beft uit, enwelkemeeftindezonopfchiet^J ,
die meeil door duiven- en aad^e met Iiondenmcft wilkn
om opdezewyze, voor anderen-, zyn voordeel daar mede tc ^^^
Toepasfing bct met dcn Schilder gaan, indien hy maar de natuuf ^

4erzelve, "aart dcr koleiiren naauwkeurig uitvorfcht, op wat grond

affteeken, cn hunne werking doen: en aldus zal hy zien> ^ '
mede niet een merkelyker voordeel boven anderen kan bekoio
Door zoeken word veel gevonden: maar men moet, almisluk^ ^^
méérmaal, t'elkens met een nieuwe luft het weder aanvatten· ^ ^
mecnigen aanval heb ik op dit geheim gedaan, eer ik een bres
in kon maaken! Had ik het voorbeeld des grooten . jj;:

gevolgd, en die Gordiaanfche knoop aan ftukken gekapt,
noch al zoekende gebleeven hebben. Nu zal ik alle myne on^"
kingen en voorderingcn den Konftenaar goedwillig mededeclc^>
aan zyn oordeel ftellen of dezelve van gewigt zyn.- ,

Hoeveelko- Wat het getal der Koleuren belangt, deze zyn 'er zes, ^
foorten onderfcheiden.

De eerfte bevat het Geel, Rood, cn Blaauwj en deze
Hoofd-Koleuren genaamd. ^ ^

De andere is een gemengde foort, en beilraat in Groen , P^^^? '
cn Paars j en deze draagcn den naam van gebrokene Koleureo·

Wit en Zwart werden onder de Koleuren niet gerekend.
leen vermogende genoemd,, om die reden, dat de andere>
hulp van deze, niet konnen werken., _ φ-

van f!e zin- ^czc genoemde Koleuren hebben ook hunne zinbetekefliflg*^ ^^^
éetekenin- byzondcrc eigenfchappen. In 't algemeen word het Wit VO^^
iiehfe,, en 't ZΛvart voor dé duifternis gehouden

gen der zel-
ve-..

Va;t kóieur

Het Geel , voor lüifter en glorie.
Het Rood, voor geweld, of liefde.
Het Blaauw, voor de Goddelykheid.
Het Purper,; voor gezag en oppermagt,.
Het Paars, voor onderdaanigheid; ea
Het Groens voor dienftbaarheid.

■ De Koleuren, in zich zelf aangemerkt, zyn

hcdea, die zich niet konnen kennelyk maieiti ém i^of ^^

ieuren er

7yn.

Éji welke.

-ocr page 264-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

haar?·^ aandoening van een ligchaam: even als de Maan, die
Ύ van de Zon niet zou konnen erlangen, Teel minder aan
w^.^edeelen, dan door middel van een ligchaam. Zo is ook
dat geen, waar uit de Koleuren zyn voortkomende, en
j^^S^aam waar door zy aan ons kennelyk werden.
Ve^ ^ ^oleuren geeven, ten opzichte der Schilderkonft, het
lee- ^^^^^
Ven T' ^^i^^iï^g^^· Zonder deze zou het Onmogelyk zyn het lee -kracht eii
Van » ^^ dood te onderfcheiden, het hout van lleen, de lucht
^yn ^ "^^'^terj goud van zilVer, ja hét licht van de duifternis. Zy
felyi byzonder groot vermoogen j verèenïgende door hunne lief-
fcheidende door geweld met hardigheid. Zy doen de
gronde dunne lucht verdwynen, en andere met geweld
uit de

jj*^^!! te voorfchyn komen.
% dg ^^ vermenigvuldiging maakt de groötfte bevalligheid
, zo wel
Ve^j^^^^tuur als fchildery, maar voornaamentlyk
Zo in hét laatile
ti^n ^^ ^en könftige hand gefchikt worden. Dan is 'er niets dat de zin-
bevreedigt en betoovert, als der zeiver overeenftemming en
c^n ^^llendheid. W ant wat is 'er fchoonder, dan in een Landfchap
Vef,^^.^^rblaauwe lucht te zien, de groene velden met duizend veel-
bloemen bezaaid, de ongelyke koleuren der gronden, deze
in ^ , en andere weder groen of graauw, ieder na zyn eifch; gè-
'^e "v^· ^ bruine Cyprellen ^ de graauxyé Willigen, de blonde Olyf,
^Cj ; Populier, de groene Els, de roode Dennen, enblydeLin-
boom na zynen eigenen aart. Voegt hier nevens de verfchei-
^er ^ ^^ des Steenwérks, hoe aangenaam zich aan ons gezicht het por-
ïïJere v^raffteeden, de ferpentynileene Puntnaalden, de witte mar·'
^^rsli ^^^^^ en Termen vertoonen. De Bouwkonft verfchyntim-
^ehj^^^rfyker door de verfchillênde aart en verw der fteenen, wanneer
^^n ε arduyn, roiTe hartfteen, wit marmer, en diergelyke door
^^ öpify® Schikking wel by een,en op malkander gevoegd worden ·, en
^e^ ^ ^üw van binnen met rood gefpikkeld groenachtig Jafpis, por-
% rn opgehaa] d, in de niüen met beelden,basreleven,en rond-

^e ^ieraaden van goud, zilver, koper, eil albaftèr opgepronktj en
j^jj^i^ met allerhande koftelyke fteenen, als azuur, poiiier,marmer
• ^^ ^^ koleur, tot ftreeling van oog en zinnen bekleed worden,
ï^het^^lles hangt af van eenordentelykefchikking. Onmo2;elvk

IcoU ^^ ^^^^ deze koftelykheid iets bekoorlyks uit te Λν6^ζ6η, zo de-
^iit ^^^^ ^^ konft niét na eifch gepaard en geplaatft worden.

is voor al noodzaakelyk, dat een oprecht

cnde by zoudere krachten vall kenne j op dat hy volkom ent- kin|

ver-
word.

iykeifcï

-ocr page 265-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

lyk wis cn zeker gaan moge: even als een goed Schry ver, ^^^^
letters kennende, alleen op de woorden zyne gedachten ^^^^βu^^l'

Betreffende de fchikking , gelyk in een ordinantie met
den, met hoepen verdeeld zynde, altyd een het voornaitin
waar na zich alle d'andere, ieder na rang, moeten voegen j ^^^
het ook hier mede gelegen, op dat zy alle by malkander een
harmonie over het generaal te weeg brengen. _

Ja indien het noodzaakelyk was, dat zelf de drie
ren, hier voor genoemd, by den anderen geplaatit moeiten
den j zo zal men het geel in 't midden, het rood daar naaft,
blaauw achter brengen: door welke fchikking, men een red ;
houding zal zien voortkomen. ^^

De drie andere Koleuren zou men desgelyks konnen » ^^
wanneer men het purper voor ftelt, het paars, achter het zeiv^j
het groen het laatiie, als minder kragt hebbende. ,

Dat deze laatiie mindere en gebrokene genoemd worden,
dat zy zeer veel van de eigenfchap der eerfte bezitten j woi""'^^ ^^
by voorbeeld, het purper getrokken uit het rood met een
ging der andere, het paars uit het zelve cn 't blaauw, en h^t g
uit ola^uw en geel.
Doch niet tegenftaande elke Koleur haare verfchillendekr^^
b>^zondeie cigenfchap heeft, hebben zy echter geenbyzondererang,
peciraif gcn gecn order houden j vermits dan eens een fterke voor de

dan de flaauwe voor een krachtige moet fpeelen, na vereifch vf·^ ,
en voorval: want ware het altyd na vervolg, cn het geel de ^^P^^gj-an-
ile party , de anderen allengs verminderende ,
zo zou'er nooit ^^^^
dering, maar altyd een en het zelve zyn. Maar neen, het is ni^i
de als met een Schouwburgfpeelder, welke by
wylen voor een ^^
ning, dan voor een God, nu voor een man, dan voor een vroU\V>
eens de voornaame rol, en daar na weder voor ftom fpeelt. ^g^·-

Doch wanneer de voornaamile party in het Stuk, het zy
kiezing of gedwongen zynde, uit witte, lichte, of zwakke
ren bellaat > zo zullen de andere gedeeltens daar rondom, ^^y ^^ ^y
zelve noch zo fchoon van koleur, niet hinderlyk weezen,
maar vcrfchillende en na order gemengd zyn. . ggel,

}V:s.unec- Desgelyks, wanneer het voornaamile deel des Stuks ^^ A^^ert

bcTt?h!kLaiOod, blaauw of groen beftaat, en daar door

deikokmen-met deeze doorfteekende cn de meefterfpeelende party an^ of het
re gedeeltens hier en daar bezaaijen met kleine partyen, ais
daar mccdc geëmalieerd was,
maar zo voorzichtig, dat 2y

-ocr page 266-

tJorn

groot schilderboek. 209

^ïit het grootfte gedeelte fchynen te oiitleeneii, en fclioon
^^^ m ^ ^ynde, te zamen eene zaak uitwerken, en het geheel
oiïi r-, verbinden , gelyk het groot ligchaam der Maan rond-

öit*^^ ^^"telende fterren vergefelfchapt is.
iiet ê^^'^gde is genoeg betreffende de fchikking der koleuren in
het - δ^'^εεη: doch zulks kan niet wel uitiievoerd werden dan door

van bekwaame achtergronden, tegen welke zy uitko-
ίΐς ' hunne byzondere werking'^oen, op dat zy hunne gewen-
te ^^^nd bekomen j vermydende die welke hen te Λveemelcnde,
^Oen^^^^ en hard doen zyn > en verkiezende zulke die hen lieffclyk
ïy ^^itkomen, waar van ik 'er eenige zal opgeeven.

■net _ __GrondcKOp

^"""welke deze

koleuïen
zich wel ver-
toonen , en
vant
te op
donkere.

Ultgi

A^vit paft^op allerley donkere gekouleurde gronden.
j^^P gloei]end geel.

jj^t licht geel5 op purper, violet, blaauw en groen,
licht blaauw·,

^^au-w paiTen daar by.

^P licht geel
^P bleek rooa,
bleek groen,

op groen, violet, en geel dat niet gloeijendee^^

^randi

__g IS.

J^.groen doet een goede werking op purper, violet, en blaauw .

On ^^^ paars, op groen en blaauw.

paft zwart, paars, groen, violet, en purper5 doch geelmandonkcje

^aSTnicr ♦-ΐπ/Τ^ΊΛ rloov Ι^ττ lid-ifp «rrfiti-

lichte gïou-
ricn.

)ail violet, purper en groen,
groen en blaauw.
gi^^ii, purper, blaauw, geel en violet,
jyj Ρ bleek blaauw, donker geel, rood, en groen.

Μΐή^Χ indien men op licht geel donker blaauw, of anders om, ^ ƒ ^n^ijaivie

?8gen,zulks zou zich zeer hard en wreed vertoonen. NochkoieuKB.'
^yndg ^*^leuren zyn 'er , welke noch hard noch wreed in zich 7:eive
^^^epi^^^h nochtans onaangenaam en krachteloos vertoonen, ten wa-
f ^Pd. i^f de andere heel vuil en bemorft was: als daar zyn purper en
l^iiu^ rood op g"^!? of fchoon groen op geel, en purper op

^i^ciersV'f violet, en ook anders om 3 witop gloeijendgeel, en m ede
yk (jg ' mitsgaders ook rood op rood, of blaauw op blaauw : ge-

Avelke licht te neemen is, tooncn zoude,
^'^êt, j koleuren, welke in wederfchyn gebruikt worden, bc-^J^^J;^;;;^:
■ ^at ^^^^ ik dit zeggen:
 de koieurcn.

koleur mallikot beft paft, met licht purper of
^eêrfcL ^^ ^^'eêrfchy η: by asblaauw, paft geelachtig wit, en de
^^^ ^l^au^roozekoleur: by auripigment paft donker purper,
weêrfchyn; op fchoon groen voegt wel koleur deroie,
D d met

-ocr page 267-

2IO GROOT SCHILDERBOEK.

met hemelfch blaauwe wederfchyn: by purper of paars voegt
pclsgeel,. en een wederfchyn van zee-groen.. ■ t, en-

aanme?kfn<r vooral dicnt opgemerkt te worden, dat alle wederfchyi^^^^

daar om- ° de ftoiFen in de fchaduwe hunne eigene koleur behouden, te
trait,- ^jjg yg^j^ hoogfel'; en dat men niet de misflag der Ouden

welke alle wederfchynende kleedtjes van twee koleurenfchildci''^^!^'
gelyk een geel ftof met blaauw weêrfcbyn gefchaduwd.
ten zy het hoogfel geel, en de.fchaduw blaauw; cn desgeiyk® j
delden zy met alle de anderen. Waarlyk een groot misverlt^
geheel tegen de natuur ftrydende. , gj·

Dewyl wy nu tot dus verre ons in dè bykoleuren, en
houding en werking gewikkeld hebben, zullen wy ook ietsa^fl
len van kolcuren welke byzonder wel tot
ftofFagieineenLandli^
llrekken, ook in andere Stukken cn GefchiedeniiTen.

op het gras fteekt het bleek rood wonderlyk wel af, cn verto^^
lanlichap zich lietïelyk aan het oog, nevens donker violet, donker hl^"^^, ^
geele weêrfchyn, met rood en wit j
lichte Engelfche '

blH^üV^

Op rolTc
gronden.
Opl
öcen

op hart-

ftceii..

Welke ko-
lèuren men

moet.

weêrfchyn met purper, of violet.

Op rofle aarde gronden voegt fchoon en donker violet
op"bfaauwe en donker groen.

teen. Op donkere graatrwe iteen, gemecnelyk blaauwe fteengeii^'^

paft licht rood, groen, geel, en geelachtig wit. ^j-j.

By hartfteen voegen al te gader donkere koleurcn, als P^^"
paars, violet, blaauw en·groen. .

Maar voor al moet men nimmer een kolèur uit enkellalc en Wi &jj

bruiken, nochenkelcauripigmentenRusgeel. Dezemogert^^^^^jj
in tyd van nood,en dan noch heel fchaars,gebruikt worden. Het
en't rood van eene tintin licht of bruinte
ilryden mede om hunne ^^^
digheid altyd te famcn j moetende daarom nooit by eengeplaati

den, , nfwei'

i'^binnè'i" geeve ook desgclyks acht, dat in een Stuk metveeie" ^^^^

kameTs?^"^ nige beelden, het welk binnens kamers tegen een donkere

hangt, of met veele fchaduwen bezet is ·, desgelyks ook in een ^ ^el"
fchap tegcns donkere en dichte boomen,
het wit een nien^^»

ftand heeft, en voornamelyk Napelfchgeel,,Rusgeel,aunpig

vermilioen, en fchoon licht rood. ^ ^^χΐ-

Wederom in een licht vertrek, met wit marmor of lucb^
ileen koleury of in een Landfchap dat klaar,
helder en vo ^^^
gefchilderd is, voegen het blaauw, purper, paars, yti de

en zwart het zelve een groote wdftand toe. Daar cn tegen ^^^j·-

-ocr page 268-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

der niet alleen hier mede ilrydi^

Hie^ behalven liet wit, om dat I

lootfte
tacht doe».

Middelea
^ ^oin alle deze

-ic iji^ - ΊΟ------' ^^^^^koleuren te

Vïi^^ Purper, paars, blaauw en groen: zo konnen zy echterd?£n veree-
^ortl^Q ^^^ '^y andere gevoegd werden, tot het doen'"^'^"'

^cn van een aangenaamc fchakeering en overeenilemming,

D d ζ wan-

alzo het geen koleur is en over

al fc],-| veel kan gebruiken,

behalven tegen de lucht.
Stuif] ^ ik ftel hier niet vaft, dat de ftoffagic in de eerftgenoemde ^^""^j^iJi'®·
geej^j^*^"^ uit die lichte en gloeijende koleuren alleen zal beilaan: fver.

maar wel dat dezelve met eenige donkere en zwakke ge-
lie j, werden: en in de tweede,alwaar men donkere en zwak-
Eloe^· ^^^^ tot ftoffagie gebruikt, daar zal men eenige lichte en

j^^Jende tuil'en fchikken.
^Mer zommigemogelyk denken, om dat wy hier nevens de

hitjH^. ^"^leuren blaauw ftellen, dat het zelve tegens het verfchiet
Ve^ij rjyk Zoude zy η, of dat het verfchiet der bergen, die men om de
^^^aa S^^^^sniyk blaauw vertoontjdoor zulk een fchoone vlek te niet
ïiccr ^ Worden: doch deze twy feling is haaft weg genomen,wan-
Verjj^·^^'^ gelieft te letten dat ik hiernietallegader donkere koleuren
^er maarwcldathetverfchictdaardooreenigiinsverderjzwak-
J-an^J? ^^eltende fchynen zal. 't Is ook waar, dat de blaiiuwheid in een
^
CcJq dikmaals hard is,en het Stuk verwachtig maakt: maar door
^^.^rheid, in dit geval, werd het murw, natuurlyk en teeder.
^ct blaauw noem ik ook paars, groen, enz. Nu is de mee-
het b5 dat het evenveel is^waar menze zónder onderfcheid fchikt >
^Oojvj^^^^ tegen het blaauw d'er lucht i het groen tegen het groen der
êeti ί het paars tegens een paarsachtige fteen of grond ·, of licht te-
ν^η^ ^"t, en donker tegen donker. Neen, dat zou oneigenzyn :
öJïi aan ^^^ Landfchap donker en licht is, zo is 'er altyd middel

^ Qonkere en lichte koleuren ieder haare plaats te geeven.
^it vif^^ kaarslicht, buiten of binnens huis, of andere lichten die weike ko-
^^ ^^ftaan, voegt paars, purper, blaauw,groen, wit,zwart ,κ^Γκίί^ϊκ
S^cne uitgezonderd j zynde dit ftukken waar in de voor-en
vuur dc
gj. ^ koleuren met voordeel werken, en als op haar toegeëigen-[
heerfchen: want met geel en rood is het omtrent gelee-
^oe^. ^et een brandende kaars, die groote uitwerkfelen by nacht
^ers op den dag van geene kracht noch vermogen is, als wel-

Oej J'^iel men dan naauwelyks gewaar kan werden,
^eldjJ^^u de twee eerfte Schilderyen, of Tafereelen, uit dié gé'·
^ilderg . als wit, geel en rood kunnen beilaan j en dè tweej

;, maar ook fïaauw cn zon-
iet een vafte ftelliiige is dat

-ocr page 269-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

wanneer by de geweldige eenige zwakkere, en by dc zwakke ^^^
weinig geweldiger gevoegd worden, laateiide elk in 't zyne,
bekwaamheid van ieders gronden, den meefter fpeelen. jg

het byzonder heb ik noch aangemerkt, dat uit die drie voornoen .
geweldige koleiiren andere van minder kracht konnen geteinp

Berchoonfte^®'^'^^" ' als bruinokcr met wat Napelfchgeel, fchytgeel en

kokur°mo« en meer diergelyke j en dezelve by de andere als taflenmiddelen ,
πΜϊηΙοΓη ^^ende, zal men met de voorverhaalde een groote party
r.<um ^^ graaden, als het rood: altoos

waarneemende, dat de voornaamfte in kracht en fchoonheid de ® ^^
fter zyj en die, welke daar uitgetrokken zyn, hier en daar
het geheele Stuk veripr-eid \verden .· om deze
reeden, dat zy het d
tegens den algemeenen grond uitkomen. _

Aanmerkin- a dat wv nu recdts duidelyk genoeg voorgeileld hebben de ^.
fiCii over ec~ 1 Λ 1' /Λ iit-^iS

nigevooi«a-den vaii deze tegenwoordige, en 't geene meeit aanmerkely^

' de gelegenheid en verfcheidenheid der verwen ·, konnen wy

lyk daar uit af neemen, dat de Schilderyen, die deze opn'icrki'^i?^

in zich vertoonen ,.onze zinnen noodzaakelyk door een zoet ge^^

tot zich moeten trekken. ,

Wy zullen hier niet aanwyzenwat, waar, en hoedanig iie e ^^

koleur met de andere vermengd, zich zal vertoonen: zulks is

mogelyk, en onbegrypelyk. jHet voornaamlle, om deze

greep te bekomen, is dat m.en acht geeve op wat hoogte

eerfte en kragtigfte koleur maakt. Deze moet alleen dc overnf^^^

hebben, en boven de anderen heerfchen·: en daarom word by

voor een vafre regel gehouden, dat men geene andere als ^^^^ ^^f

koleur, of eene die dezelve verbeeld, in een Schildery mag bi

gen. Maar ik heb reedts aangeweezen, dat verfcheidene op

wyze konnen te zamen gebragt worden.

Het is dan het oog en het oordeel eigentlyk, w^elke men in deze z-

moet te hulp neemen, en daar mede raadpleegen: want ^^

goedvind een fehoone koleur te brengen ter plaatfe waar uwe ^^^
kiezing dezelve Helt, waarom zou het kwaad zyn? Maar dit
het kwaad worden, dat men de bykoleuren gemecnlyk niet
fchikt; voegende het gloeijende tegen
het gloei jende, en het gr ^^^
we en 't blaauwe by een; 'waar door zy niet
te'voorichyn kon ^^^
of dat 'er al te krachtige en veele hoofdkoleuren by een gep a^·
zyn, die het doet ilceken en bont worden. , pt^s

Om dan niet in deze konil: te dwaalen, verkieze menüecnts ^^^
koleur
5 cn om 'er eene by te vinden, zo neemt eene daar ^^

me zaakeiv
dezesHoofd
Suks.

-ocr page 270-

ft GROOT SCHILDERBOEK. zij

^cetn ^ Is ze rööd, men neemt een graauwc : is ze bruin 5 men
^olo- ^^^ lichte,enz. Aldus werden dezelve,de cene uit de andere
'^y gevoegd. Op deze wyze vind men zich nooit ver-

te

der

δ Ώ 01^ verfeheidene koleuren, tot byzonderekleedingenoqdig,
r T^ bepaalinge echter 5 dat in alle de kracht of afiland

'"'en, daar uwe beelden zyn, moet waargenomen v/orden.
Cf^n ^ ίom deze dingen op een gcmakkelyke wyzetevcrkrygen-,, ,

I ' ^ ^epi' Tl · · 1^111 1 1 1 j'Een gemnk

y^io Α "chte manier uitgevonden ^ hcoDende dezelve my altoos de kei j k mid-^
len ^cid en de houding met bekwaame en eevoegelykcmidde-.'l'-V/T^^^

, ja meenigmaal uit die zwaarigheid over hetverlchil derdi.iK dsiko-

iooj.^^^^ diende my dezelve in wederfchynendekleedinge, welke ik
mesnigmaai voordeclig en fraay van koleur vond.

In-

iS^cleerd

^^^ren geholpen, op zulk een vafte wyze, als met de klecdingcoetfe"

^yn ''^^^^'■'^derheid in de weérfchynende. Eerftelyk temperde ik op
^ergi^'"^^^ alle koleuren, welke gemengd worden, drie byzon-
Weeten een voor het hoogfel, een voor de halffchadu we, en
^ict ^^ rehaduwe. Toen nam ik een deel kaarten, en beilreek elk
^ytid^^^^^ der getemperde koleuren. Deze aldus befchilderd en droog
tot d·^' Ichikte en herfchikte ik dezelve zo lang door en by malkander,
'^^yn oog en oordeel vernoegd waren. Somtyds, als dit niet
grcen verfchoot ik die door een, cn nam 'er by wyleneen

aangctooiid.

Mp a' die ik aldus opvolgde, om dat ze my alzo behaagden.

df^" - ^ dlPnrli» mi/· Aptf=-\\Te· in l.'lppclino-f·

^Ul&^^id hielp my dit veel, wanneer ik twyfFelde of zodanige ofte
r.c-i'^l^ur wel of kwalyk by zo een andere zoude paflen: en alzo wel

"•IS qC·. -^^Ul WCitH IVVViiiyiV L>y CCll Hliucrc VCiOUUC pilJJCil . CliHi

ftofFea daar by had, weezen my de kaarten de zaak a·.
^^^ vergeeftche moeite, of onwiile in 't onderzoeken.

rUi, en

^et

^Cr&j het niet onvoegelyk zyn, dat \vy noch iets van de Ach-

zeggen

^y, gebeurt veelmaals, datiemand een koleur ziet in eenig Schilde-
^y? d^ 1 ^''ii''genaam voorkomt: maar in't navolgen bevind Αΐ-Ϊ^Γημοη-

^•^^ien ^ werking zo krachtig niet is, als wel de geene die hy heeft
,,^6redenhiervanis, orn dat hy geen acht gegeeven heeft te~
^Pm^ 1 · ^^^ koleuren gefchilderd w^aren. Dit is dan een groo-
^^ kol^ 5 want hier door komen zo veelemisilagen in

Sfon^ig^^'^ring. Men moet derhalven altoos welachtneemenop de
^Is rtiej' plaatfen, indien men wil dat zyne koleur zal overwinnen,
Sccl tg ^^^regtftrydige daar tegen aan: gelykby voorbeeld, om uw
^o^i^g^J^oen heerfchen, zo plaatft hetblaauw daar tegen, ofwel het
^^^"heff 3-ndere koleuren.. Wiltgy, dat het geel zich minder zal
^^^ Zet het groen daarnaaft: enop dathetnoch zv/akker zy ,

D d 5

-ocr page 271-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

114 ζ

%ο ilelt een kolcur uit het geel getrokkendaarby,

'tzyhartfteenö^

iets anders van een geele daaging: en handelt aldus ook met de reit·
Dat de ko- Verders is zeer noodig op te merken, dat, gelyk de voorwerp^^
iennindei'^ï groote dïftantie vcrkleenen, desgelyks na maate der

in een verrek deuren moeten verminderen, en allengs graauwer werden.
d?vo°o"têf-'natuur leert ons het zelve.

pen veiklee- Doch ik heb bevondcn, dat men zelfs eene der hoofdkolcuretJ
't verfchiet mag plaatfen, zonder dat die voor dringen zal,
neer men ze met gelyke koleuren,uit des zelfs natuuroorfpron^^
lyk getrokken, verzeldi gelyk als hier voor is aangewcezen.

J^an de eigenfchappen ^ aart en koleuren der Kleedif^è^^'

ncn.

Η O O F D

Τ

STUK.

Vv Ε D Ε

Y hebben te vooren geizegt, dat de Schilderkonft ^^"^en
. bootfter van de gantfche Natuur in haare zichtbaare ^^^^
is. Niets blyft voor haar in dezen ondoenlyk j
maar in alles beft ^^^^
zy een vafte order: en gelyk wy die in 't algemeen vandekol^^'^^
hebben aangeweezen , zullen wy dezelve in 't byzonder ^^^
kleedingen, in welke die wel 't meeft beilaat, mede doen-
In de Idee- Dezé zyn dan van vierderley ftotïen, te wecten
ylefdede?" Lywaat of linnen.

ft O ffen aan tc Ύ-,τΑ

merkcH,

Stoften, en

'Lak enen. ^^^

Alle zyn zy van een byzonderen aart en plooijing.
danigheden zyn mede vCrfchillende: en om zulks met een g^^jgn
nis aan te wyzen, zal ik die verdeden in de vier
ilonden van

dag} alwaar men, neevens het voorige, ook hunne wezen

cigenfchappcn in zal konnen merken. _ , an

De linne kleedercn zyn voor de geenèii , welke in 't „ ya,n
dageraadts vcrfchyncn j 'de zyde voor die zich in den
hunnen ouderdom bevinden j de ftoiFe vöor die zich in den
middag ftond hunnens leevens vertoonen j èn de lakene fJj-ee-
den avond van het zdyè zyn. Doch om wat verftaanlyker ^j^-jJj^g-
ken. Daar zyn vier byzondere ftaaten der menfchen, ^^^^
heid, jongelingfchap, manbaarheid, en ouderdom. ^^^^ kindc'
ze verzorgt zich met klecdcren na maate hunner jaarcn- ^^^^ijr
ren moeten in 't linnen gekleed worden > de jongelingen, m ^^^

W;

-ocr page 272-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

<ic ^^ zydej de vrouwen en mannen, in volle kracht zyn-

^^let itoffen j en de oude luiden in lakenen.
als V Y koleuren in de trappen des ouderdoms belangt, die zyn ^^ elfd-!"'
Q
jS^ · de kindtsheid wit, de jonkheid groen, de manheid rood ,fcfverkoicu-
T Y^rdom donker violet, en dc dood zwart.

^^v^rt ^ Hoofdftuk hebben wy aangeweczen, dat het wit enoudc!doms

Vooj.0 onder de koleuren gereekent worden, alzo dc cene dc
roofi^^^^^gfter maar is van de koleuren A^^^A^r-r.

^eli,

m de
en des

gebruikelvk.

en d'andere der zeiver be-
Daarom Hellen wy het wit, als het Licht, zonder het

' geene koleur gezien kan worden,
^e of^ 'ionker feuiljemort5of taneyt,zal tot verbeelding vand'aar-^^^'^^J^'"^
§iOen dienen.
 i-ioofditof-

^vit voor 't water. '

blaauw voor de lucht,
bo-^ ^iOod voor 'tvuur, en het zwart voor de duiiïerniilcn, die
Wl . t element van 't vuur zyn, om dat daar geen ftoiFe of dun-
^^in» meer is,in dewelke de ftraalen:der Zonnenietkonnendoor-

en verblyven, en by gevolge verheeven. worden,
deej·^^ de Tyden belangt,, die-zyn, als wy weeten, vier in ver-^^^'j^^^^r^ea^

ίals de vrolyke· lente,, de gulde zomer, de vruchtbaare
^^'aa ' ^^ naare-winter. In de lente begint men de lakenen of
ϊΠεη ^^nterkleederen af te leggenten de ligte ftoifen aan te nee-
hiipp I^e zomer en herfft geeven ons de vryheid van, na maate
Sclif^^ ^^itc, zich in linnen of zyde te kleeden: waarom een zeker
^
cq wel zegty.dat men zo wel de kleederen.als de woor-

^ 3,aj· (^gjj moet fchikken..
't gj-Q^^^^i^ dezelve mede door koleuren te kennen geeven, als door
Cti (j^^^^de lente, door 't geel de zomer, door 't rood den hafll,

^o^k Zwart de winter.
kle^J^ii daar zyn 'er onder de Goden welke altoos hunne eigene ^^emge ce-
pere ^ii der zeiver koleuren, behoud en j als Jupiter een pur-dcn aiivd"

Aleg^ ^ntel, Juno een blaauwe fluyei-, Diana, een wit en blaauwjj
i'^isdog ^^punm een: zeegroene, enz. en deze kan

ϋπη^ eigc-
, ne kolemeiT
men zonderen kieediu-'

lyi

per

zeegroene.

» , piet veranderen: maar men moet die beelden, is 't moge-^^"'
daar ze beft voegen. Desgelyks dient men alle dap-

^ierK 1 ^ en vrouwen in 't rood of gloeijend geel te kleeden.
^'^ikom ^ ^^^ ^^^ voorzichtig en befcheiden Konftenaar
cenEc-a schiidet

^^Orgg ^^ kennifle te hebben van den aart . en de hoedanigheden der
% i^Q^/^^mde ftoffen: ja al waren de beelden noch zoklcen,moet|;-e'!e'kM-^
^tans in 2,yne verbeelding kennen tooncn van wat iloffe dcva,i Ven aait

klee.

-ocr page 273-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

en hoeda- kleederen zyn. En alhoewel de reflexien in klccne beelden
"igheden dex , i . j , 'i-Vielo^P

ftoffeii. wel kunnen waargenomen worden, moet men echter aan tf^

der plooi jen konnen zien, of het zyde, laken of andere ilof is-

Een klcen en net Schilder behoord mede niet alleen door de p^ ^^^

jing, en koleur zyner klcederen, derzelver dikte en dunte tc^

derfcheiden-, maar ook in de byzonderei aart en koleur ^^q
kleed hunne verminderingen en veranderingen, als tuiïchen ^
en dikke zyde tegen het zatyn, en diergelyke meerder. ^^^^ j^r-
dien ons oog met den eerften opflag zulks gewaar word en
fcheid, behoorden wy zulks, inzonderheid in kleene en nettel .
''doryen, ook te laaten blyken j gelyk
Mieris en anderen zeer ^ίζ
Murh. en konitig gedaan en waargenomen hebben, zo dat men

^ mindere duigen 't zilver , tin, blik en yzer kennelyk kan o»
fcheiden. ^ ■
 ' o\i

En gelyk de welvoegelykheid niet alleen in de ftoffen j
in derzdver koleuren beilaat, zal men,, die kennende, zo Ü»^ ^ ^
■dwaalen in 't verkiezen van koleur en kleeding, , . u'ldei'S
^^^■■«rjciiou- Μίψν hier moet ik een waarfchouwing doen aan veele-ScW ^^
n/glschü-^ ointi'ent de natuur der ftoffen, en byzonder dér gekouleiirde-

Schikkin
»er
gen

f!- .i η

kleedin-
d

;n, dat men daar in gemakkelyk alle ilaaten van iw^ ^^
kan onderfchciden en aanmerken > als mede de byzondere 1

ïcn oud
man.

hen joni

iS.

gelooven na witte zyde lappen zatynen te zullen konnen
en na gekoleurde zyde, wederfchyn: doch dit gaat..zeer
want het geen in efFene zyde licht op den dag zal 2,yn,zó:ltSy
wils in zatyne heel bruin vinden. Derhalven moet dit in de nat"-

waargenomen worden.

Om deeze reden is het heel aangenaam voor ons oog), ? ^ndci

wy in een Schildery aanfchouwen een gróote meenigte

d cn OU-een vermengd,'t geen een openbaare vertooning of

eerbeelden

kan onderi . e» ""

ouderdom der fexen, daar by hunne beweeging na den aart ^^

tuur derzelve, en de Avolvoégelykheid hunner .kleedingen^^ , . · :
toepailende koleuren. ' .. '

Gelyk het een oud man, zwaar en zwak, op beide ^ , -^el

ftaande, cn fomtydts noch met een ftok om vafter te ruit

voegt een lange donker-verwige lakcnfclie mantel, als orn
leur, donker· paars, feuilleiport of zwart, met'banden ο
vail gemaakt, en^vat kouwelyk omgeflingerd
j voegt'hetée^ .
-man^ weelderig, ongéftadig j en die dikwils op één been ^ J^^ft,
vluchtig van natuur, eene gantfch andere beweegiftg te αχο^'^^
Deze moet gekleed zyn met een purpere mantel, or in ■ &

-ocr page 274-

GROOT SCHILDERBOEK. 217

of ^^^^ geel, de koleur op zyn allerfchoonffce, van luchtige ilof
liejï^ j-·^^^'® zyde, op dc fchouder vaft, en niet te lang 3 op dat het
die V ^ hinderè in zyne geduurige beweeging: want een menfch ,
VfQ^ vuiir is, wil voornaamentlyk de beenen vry hebben. De
en jonge dochters, als van een tedere complexie, zedig.
Wa byzonderlvk aan haare witte kleederen van diin;?"^^

deien.

êelvl^V ^^^ allerhande lichte en vrouwachtige koleuren van zyde,
^icht blaaiiw, appelbloeflem, paerlkoleur, licht citroengeel,
'^ver malkanderen, en zodanig dat de fchoonheid van het
^^dip·^^^^ gemakkelyk daar door kan gezien worden. Haar iland is
lyf ö 5 Van Weinig gewoel, de beenen digt aan een geilooten, het
(Ie ^ overeind 5 dc hals een weinig geboogen als fchaamachtig,
h ^y^·) kleederen luchtig aangedaan, dezelve

en bedekt tot de voeten. De kinders meelt met

Mttg citroengeel, blaauw of paarfle zyde, en veeltydts met

'VVeg^ J^ökjes aan, geen mantel noch loile lapjes: en als 'er iets mocil
dcf' ^^^ klein lapje van een el of anderhalf zyn, en noch

^ ^^U-der vaft, op dat zy het niet verliezen, teroorzakedatzv
He^en, woelen,

ravotten, en geftadig over de grond rollen.
dunkt my, een zaak van groot belang, hoewel weinige
^ie ^^j^^^i'genomen hebben: ja men ziet veeltydts fraaye Schilders,
'^^^Hei ^^^ byzonder vergrypen j maakende geen onderfchêid in
^"^"kol^ of vrouwelykc koleuren pailende een oud man een vrou-
Γ 5 en een mannelyk geΛvaad aan een vrouw ·, vermengende
w^^j^^^een onder het ander, als of'er geen vafte regels op waren,
^obuft koleuren

van zycle, welke en jongman wel pailen, die
^εΐΐζς S 5 veranderlyk en moedig is, die zullen aan een dochter,
py v^j, , zwak ρ llandvaftiger en lufteloozer is, niet pafleii.

d^· krachtiger, zy daar en tegen tederer en fchooner ko-
^^u, ee g^^y^^ lieflfelyk zyn. Desgelyks zou het kwaad wee-
e^ ^ind in 't zwart, een Jongeling bruin, een Man veelver-
, Ik , een Ouden

met fchoone koleuren te fchildercn.
eens een Schildery gezien van een my onbekenden
re^. in alle die dingen heel duidelyk en net aangeweezen v\'a-sl!il!dety°op
ik Zodanig een welitand efi voldoening aan myn oog gafjpSbidciïc-
ftond : en terwyl ik het zelve met opnieiking bezag ,^ϊεΊ ts b'av
^^''^fftijjl S^waar, dat het daar alleen om gemaakt was. Derhalven
^neei^ ^^yk^ toeky kende, zag ik eenige oude luiden hier endaar,
een^^^*^^^' donkere en gelyke koleuren van lakenen^ daar
^i^deren hoop jong en v/eelderiü; volk, met verfcheidene

Ε

rig

fchoo-

-ocr page 275-

lichte

η 8 GROOT SCHILDERBOEK.

fchooii& gekoleurde ftoiFcn> als mede eenige vrouwtjes ui
Ivolcurcn, weêrfchyn, enz. By dezelve bevonden zich
de vrouwen, mede in donkere kleederen. Hier en daar z^»
een kindtje loopen, en in't zand fpcclcn, alle met linnen ^^
teedere koleuren van kleedtjes verbeeld. J)cze zaak verblV"*^ ^^^
t'eenemaaljcn maakte my indachtig hoe ik dat tot
een gelykem^^^^
brengen
5 om iemand dezelve met weinige woorden te doen vd
Het is, dunkt my, even als met de vier lumieren van den of
Neernen wy voor den dageraad de kinders, 't zy jongc^) ^^^^
meisjes; voor de jongmans en vrouwen, den middag, Tiv^ef
op zyn krachtigile isj de oude luiden voor de nacht. j^^^idc

nacht en middag is vefper^ die kan men verbeelden niet va»

Λvat te zamen te voegen, gelyk tuflchen aurora en den niidt-^êj^^j^
moet weezen: in zulker voegen dat men een bekwaam ondcn
meiden Ou maaken tuflchen den ftand en ouderdom der menfchen.
den zomtyLmoeft nict vergecten worden, dat dikwils de oude luiden

jpjj_gebruiken om hun kindts werden te verbeelden. In tegendeelλ
pn zwart het ZAvart zomtydts onder de jonge luiden gezien, als een
to.evoept. ^warte fluyer, om eenige droefheid te beteekenen, ook
een getrouwde vrouw van een maagd te onderfcheiden.

Vafi de koleurde Kleedingen ^ en der zeiver
'vermenging, by en op malkanderen.

derde h ο ο f d s τ u k.

I 'erwyl wy bezig zyn met het verhandelen van de
zo zal 't niet kwalyk voegen ook iets van
hunne
koleuren te fpreeken, dat's te zeggen, welke voering of ffl^o^^^ge'
ieder koleurig kleed vereifcht: zynde dit een zaajc van S^^^^^Q^cvcn
leegenheid, en daar evenwel, doorgaans zo weinig acht op
word, niet alleen in fchildery, maar ook
in 't leeven zelfs. "T J^e
ven zal ik hier een aanwy zing doen van eenige zwakke, ^

geweldige koleuren, en voor ceriÏ met de ζ wakke beginneo- ^^jer'
rin^'ofmon' Wanneer het bovenkleed wit is,zo mag de
voeringorhe
fteriniT die

kleed van het zelve wel koleur de rofe, feuiljemort, purp^^' ^
xifkS'offchoon zeegroen zyn. ■ „ van

vereifc.hr. Een hemelsblaauw kleed paft zeer wel een monrtering ^ ^

achtig-wit, violet, donker feuiljemort of donker paars. -^Q^y

En vergelykt
de trappen
dis oiuier-
tioms by de
ftondcn van
den dag.

-ocr page 276-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

Zqq ^ of bleek geel kleed dient gemonfterd te zyn met violet,
^^oen, fchoon groen, donker feuiljemort, purper en paars.

bleekgroen kleed moet gemonfterd weezen met geelachtig
jvJ ^^'Uurblaauw, paars, en donker rood.
^cn/i^: de machtige koleuren en der zeiver tbepaflende ver-

«η citroengeel kleed gemonilerd met zeegroen.

door her
mon-
ver-

paars, violet

jonker feuilj emort.

riisgeel kleed gemonilerd met violet, azuürblaaim, groen-
blaauAv, muskus, en omberkoleur.
tig ^zuiirblaauw kleed gemonilerd met koleur de rofe, geelach-

bleekgeel, en licht fchoon groen,
fe^ feuiljemort kleed gemonilerd met bleekgeel, koleur de ro-

'^^cht asblaauw, violet, donker purper en donker^groen.
^fte^l" ^^g^i^deel van alle deze genoemde koleuren, of van achteren

j^.'■'tekenen, doet dezelve kragt en uitwerkinge.
iterj ^^^^ t^u aan te merken, wat ik meen met he t woord van mon- wat ..

Het zelve is zo veel gezegt als verciering, gelyk wanneer een'^"®.^''
van een enkelde koleur vercierd is meteenotnieer andereftaanwoid.
Vgj.^^) het zy een fluyer, gordel, mouw, onderrok of borillap.
ν^η ^ J" lïioet nien weeten, dat de gemelde toeilellen of weêrfchyn, of
koK'^'^^^driekoleurdciloffezyn, wanneer zy een groote ew^nkelde
lap verderen, en het tegendeeldesgelyks, namentlykals
Q^^te lap\veêrfchyn is, zo moeten de kleene enkeld weezen.

^Cn Koniloeffenaars wat meer te gemoet te komen, zal ik hier weike stof^
^^^ aanwyzing doen, welke gekoleurde iloiFenbeilmetgoudJ®J|.|®4ier
η ^j^crcierdzyn, het zy met bloemen, loofwerk, ofilreepen. verckicÏ zyu,
V ^ Groen paffen bloemen.

Purper, Paars en Violet, dunne ranken of ilrcepen,
On 1 '^^^^^'■ïskoleur, digte en breede bloemen of loofwerk,
nt f oleur de Roiè, Appelbloeffem en Wit, te weeten van dmi.^
ftreepcn.

? ' feuiljemort, Muskuskoleur en \¥it, ilaan ook wel met
Λ'ΐ}! of zwaar na dat de ftof dik of dun is.

uie^ ^^ geene ik hier wxgens de fchikking der koleuren gezegd heb,
to ^ verilaan van een beeld alleen, maar voor alle gelegentheden j
malkander paffende, als ook boven, neven of bymalkan-
'ïiaa^' -V^eh myne meening is niet, dat 'er onder verfcheidenebeelden
enkeik oleurd kleed, en al d'overige weêrfchyn of
^^^ 2:ullen weezen. ο Neen, want als zy gefcheiden en aan groo-

E e λ te

-ocr page 277-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

beelden, dan zullenze ieder noch met andere kleene lapjes.

gelykc daar op paflende koleüren, vercierd werden, gelyk he^ S , ^^
koie^ moltecrft was. Als men maar gedenkt, dat een hcelc koleur met weên^
een weer- , en ecn Aveêrichyn met een heele koleur moet gefcbakeerd wei'dsi'^ ?

fcnyu j Cl^ l^y „_„„ -TT.τ /^t-Ar^'.^-l-fy'itAr'Ut^iA λΙλιτλ ΤΛίΐΤ,- t-ί» nf

cai vveer-

worden,
Aanme

roieu?def of bdloote kamer,
kicediagen eifcht het geen kunit

Cii CCIl \V UCI leiiy 11 IliUU W-CIJ. iH^L·!!^ IVUl^Ul IJIUCL ^tlClJiliVCCl u. vvv-igjl 1

men befpciiren wat een ordentelykheid in deze zaak waar te ne^iï^
ich vn ^ecii^^ gen w clltand te doen voortkomen en bet oog te voldoen. _ .^j.
q^
gevoegd Doch tot klaarder begrip der konftminnende Leezers zal ^^^^
ver twee voorbeelden ter neder ilellen. HeteerftezalzyneciiY

ikin-fchap van vyf a zes bedaarde luiden byelkanderen in ecn ορεπεί^-^^^^^.^

Zo die beelden nu alle gekleed moeten zyi^ ?
: , noch 't en is geen teken van kennis iedet'J^^^-j,

JOll^

dciu

^Jf een enkele Icoleurde liof te geeven van even gfoote lappen,
bedaa:de nien zo vcelc verfcheidene koleuren kon vinden om dezelve
wisnicacn. yQggg|yjj ^amen te fcliikken j om die redens wil, dathetin'^^^^j^jet
zonder voordagt niet kan gefchieden j ten anderen,
zinbetekenende te fchynen. Want alhoewel den twaalf ^H^ jgii'
hunne byzondere koleuren toegeëigend
Vv'erden, moet men
ken, dat, indien zy alle by malkanderen waren, men hun van 't \jQoii
tot de voeten een enkele koleur zoude geeven: geenzints, want 1 ^^^j·-
men de koleuren verbreek t,blyven zy daarom echter dezelve>
beeld, blaauw, weêrfchyn met groen, datblyftblaauwj
Ajs med^o-p^ii-pgj.^ blyftgcelj enzo vandeanderedesgelyks. Hier zal

van twede voorbeeld bybrengen, zynde een dertel Gezelfchap vanJ
joiiKc lui- lingen en meisjes, AmiTendc en fpeelende op het veld,
of in een be^^

kamer, luchtig en zwierig na hunne jonkheid gekleed. ,^^^ι^ϋΐ-^η
immers niet eigen weezen, alle deze kleedingen van gebroke l^o
by malkander te voegen, ichoon zy ordentelyk na

hunne

waren, om dezelve reden als vooren , te weeten, dat zulks ^^ \ jiet
gefchieden dan met voordagt en uit noodzaakelykheid > ^/^tidef
cierlyk en vermaaketyk zoude ftaan, doch gantfch niet konftiê ^^
met eenige enkele koleurde lappen gemengd te zyn. Noch jj^in
men 'er genoeg, die zulks doen> voor eerll, om dat zyg® ^^l^e-
weêrfchyn hebben, of wel dat zy die niet maaken konnen: ande-
helpen zy zich met halve koleuren. In tegendeel zyn '^r ^^^^^
ren, die in de enkele koleuren geenbehaagen hebben > voiegen ^^^
om overal weêrfchyn, of halve koleuren by.
Een derde lo ^^^^Iceft
ook te vooren gekomen, welke geen
onderfcheid,weeten te ^^^^

te lappen zyn, dan worden zy elk byzonder op dezelve wyïe vei
gely κ voor gemeld is. By voorbeeld, wanneer
alle die kleenc^'^y^
van liet arootc afeefcheiden waren, en men kleedde daar mede zo

j______.....____-L _____γΛη^^^

ote

-ocr page 278-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

tuffc]

eenweêrfchy n, of halve koleiir: daarhet nochtans zeker is,
^ole^^^^ "^^^eêrfchy nend kleed van twee of moer koleuren, en een halve
^ood^^ kleed van twee koleuren onder een gemengd is, als violet met
ty h f ^ '^^^^.uw, groen met geel en blaauw , en zo voorts, waar door

j , ^ of vermengde k oleuren genoemd worden.
fcK, ^erfte Hoofdlmk dezer verhandelinge hebben wy van de v/eêr-
kleederen begonnen te fprecken: derhalven, alzo wy ons nu
dej "^aafin gewikkeld vinden, zal liet niet ondienfcig zyn wat meer-

Van op te haaien, en ons wat nader daar over tc ν erkiaaren.
Heej-^'^^^gelooven, dat zy een goed wcêrfchynend kleed maaken wan,- Aanmeiicin-
Vej-j·^^^ Wel geplooid, en dat het in zyne hoogfels, diepfelsenreflexie gp
oto de
IVlgg^^^iende van koleuren is.
Rafa'élzelfheeft, nevens andere grooteulade'^töf-

' dus doende hier in gedwaald. Maar een goed wederfchy-
tf^j j^^curde kleed moet zyne reflexie of wederkaatiing uit die koleur
(
Iq daar het hoogfeluitbeftaat. Defchaduweis desgelyks uit
koleur voortkomende , doch zweemt wel ietsnadeweêr-
ee^^· En alhoewel de kleederen weêrfchyn zyn, hebben zy echter
εη grond-koleur van de hoofd-inüag, gelyk men zegt, groene
^edg^f? "^vederfchynende kleederen. Dit is dan de regten aart van een
^ie^ kleed, dat alles, watwy op zyne ronding vlak van vooren

We^^^y^ehoofd-koleur blyvebehouden maar diezyden der plooijen,
kelyj^^^tt'Ons afwyken, maaken de wederfchyn; 't geen zeer geraak-
Op^ ^6fpeurd kan worden, wanneer men een Avederfchynendeftof
' of op een tafel vl ak neer legt, en men ziet dezel ve^'cr/'iWf-
^et ^ ^^^'^boven, zo zal het zich rood of geel vertoonen, maar ziet men
Hief daar langs heen, zo zal het dikmaal fchynen blaauw te zyn-,
inpg^r^^è^ dan uit, gelyk wy zeggen, dat alleen die plooijen, welke
iie afgaan, reflexeeren en in koleur vervalfchen, daar

ΤΛ^^ hoogfel en diepfel hunne eigene koleuren blyven behou-
^erg *2sgelyks zal het geene in de eene ilof rood reflexeert, in de an-

^it V ^^^ of geel zyn, al na den inilag of fcheering is,
i^y^Q dan van deze toevallen is men genoodzaakt lappen van

ftoiïen tc hebben, welke ons deze onderfcheidentheden
'■^Ice- · niemand in de waereld is machtig dit van buiten

dat het zo naauw luiftert.
^"icbben in 't voorgaande Hoofdiluk gezegt, dat in een Or-
^Udgji^ ^"^ct veele beelden agt moet genomen werden op de fexen,
eiggj^^ , en ftaaten der menfchen, en dat ieder zyne toege-

^^den ^ , ^^^ moet hebben. Het goud voegt den Goden en Ver-
i act purper dcA- Vorilen, en zo ieder na zynen itaat tot een

Ε e Slaaf

-ocr page 279-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

Slaaf toe. Voor die geenen lui, welke kort van memorie

zyn 5 zal ik een goed middel aanwyzen om binnen weinig tydts
alle deze dingen meciler te worden.

Neemt een zakboek, en fchryft liet volgende daar in. Oude p^ti ^^
Middsi cmnen en matroonen, eetrouwde mannen en vrouwen, iongi'^^^^,.^

zich in de . , , . . . ,, i · j 7,et

i<kc«ingcn jonge dochters, jongetjes, meisjes, en kleene kmderen.

2.elvc als een regifter onder malkander, en daar nevens ieder zy^^^
renVc ocfFe-behoorcnde kleeding, ftof en koleur. Als gy dit nu alzo in
icoadfboek gefchreeven hebt, zo ziet het dikwils na j voornamently^^ '

neer gy iets onder handen hebt, het zy met veele of weinige beeldt ^
an dc koleuren kunt gy desgelyks een regifter maak en, als

geel, blaauv/, groen, rood, enz. en nevens dezelve dan iedei" ;

ne fovteering of monftering, gelyk hier voor gemeld is. j-,

Aanraeikin- Hc't nict ondicnftig zyn hier eenige byzondere dingen aan tf p ,

op, j'-f ken op verfcheidene voorvallen in een Ordinantie van veele of

vooivallen , beelden, ten opzichte van do koleur; niet om dat zy by fchr^ii''

ten onbekend zyn, noch nict waargenomen worden 3 ^

van dc ko- ^ . , , ' . , . ö ,^ητΛΙ^^

om dat zy dikmaals werden verzuimd, en met geagt j het zy uit
tighcid,vooiOordeel5of eigene inbeelding dat zy zo ftreng niet bei^-' ^^

dcu bepaald te zyn^ ofwel ook denkende dat de fchoone koletire ^^^

menfchen het allermeeft bekooren, en daarom boven alles het ^
doen moeten j niet eens betrachtende dat zy 'er dc Konft mede
doen,cn hunne eigene achting daar door verminderen. Zulke ^^ r^
zyn de ν eclvuldigc praaters gelyk, die Aveinig zeggen dat pas g^^ ' ^^
V/aarlyk zyn de koleuren van een groot vermogen, ^^.nnee ^^^
Λνεΐ en ordentelyk in een Tafercel by een gevoegd zyn j maari
gcndccl walgelyk, alszc ongefchikt onder elkander hafpelen· ^^^
Een redelyke ziel zal ongetwyffeld met my overeen komen? ^^^
'er byzondcre merktekenen zyn die den eenen menfch van den

, _ wat

ftand, gang en deftige beweeging, als mede aan zyn gewaat. ^^^^^^
langer, en vooTnaamentlyk kofteiyker van ftof,
en boven an^^^^^
fchoon van koleur. Dit aldus zynde, zal het ligt te bcgryp^n ^^^^
zen, dat, fc hoon zodanig een perfoon met alle die voorgemei ^^^^^
danigheden niet'en was begaai^d, maar met het
tegendeel ^^^^

door 't een en 't ander kemielyk rnoet verbeeld worden i
in de verhandeliage van 't ordineerengenocgfaam aangetoond ne^^^^^
Derhalven zal het Jiiet noodig zyn deze zaak verder op te π
Λ'

Iciir.

-ocr page 280-

GROOT SCHiLDERBOEK. 113

het bovengemelde genceg te wcezeii om tot myn oog-
ly]^ ■ ^^ komen, 't welk is van de koleiiren te fpreeken, naanient-
lil -«rat ichoon moeten ocbruikt

"^^crd gelegeiitheid zy fcliooii en ni
bceijj^'^· ik Zal dan drie gevallen, als de vc

^ ^ ooraaamfte zynde, totvoor-

fcKiTf'^ geeven, uit dewelke men alle de andere kan oordcelen en

Icg ^^ ^et eerfte, zynde een M-.aadtspleeginge, Triomf, of diergely-pfccgtii'c'r.,^
in ieder óp zyn deftigil uitgedoit is,moeten de kofLelyke-^'^^o^^i»'
jj^ Y^ne ftofFen vertoond werden , geen flegte nog Oordige.
twede, beftaande in Bagclianaalen, Boerekerraifien
^Vn ^^'Φείΐεη, moeten de koleuren half fchoon, en half gebrokenkelirafen of
> elk na
y.vn vn-mntTPn. Hcïdcifpei-

vsnooiicii.

ïjJ na zyn vermogen. _ -

^et derde , zynde openbare vertooningen, als Rechtspleegin- dpenbaare
-^kwakzalvers3 Googchelaars, Polichonelies, en diergelyke,J/,"°°";^';
Ci^ in het gemeen en gering voHc, moeten de fiegte iloiFenl.e'']^®?^'^^'

koleuren het allermeeft heerfchen. Iwfkzai-

^^tf hier noch aan te merken, dat zo wel in 't een als in'tander
^yn ^ ^^nöe uitmunt. Overmits nu deze drie voorvallen zeldiaamenz!'^'
^er belden gebeuren, zal ik 'er dit noch byvoegen,dat 'er on-
beii ^i^êften zo wel als onder de beften zyn die de voorrang heb-
Uocj^ de fchoonen zyn noch fchoonderjcn onder de ilegten

"^Velj^ ê^er- En dit is voor zo veel de koleuren betreft, door de-

^^"^en een verftandig Konftenaar kan kennen..
"Vv^^- 'F kiaten wy tot befluit dezes Hoofdfniks eens aanmerken, in.
■•^Uo V ^^^^^^ ^^ gekoleurde ftoffen zich op het fehoonil vertoonen i
icliQ^^^^ ftoifen ten dien opzichte zeer verfchillende zyn, en hunne

heel verfcheidentiyk toegeëigend hebben,
kfacj^^ ^sggen dan, dat de uitrteekendheid der zwarte ftoffen ώ
^ct ij^ ichaduwen befiaat. De witte, geele en roode
ontfangcnieurde' ftof-

hoogfels en grootfte licht: blaauw, groen en purper injj^"
^eelf^i® binten. Maar alk de ftoffen, die geen glans hebben, zullenv '

die bunne verlichtende partyen,dan in de fchaduwe zyn:

] ^eti T^^^^ii 9 dat het licht het leeven geeft, en de eigenfchap der ko-
jyke fcS^'^^^^^ maakt j daar in tegendeel de fchaduwe hunne natuur-
jigcha^^^'^^^i'^ verduiftert en uitdooft. By gevolg zullen dan alle
ke hunne waare koleuren beter toonen, wanneer de uitterly-

^kcrj^.^ lï^inder glad en effen zal weezen > gely k men kan zien in de
dev^'i, boombladeren en kruiden die ruuw ofhairigzyn,

^^^etid glans noch flikkeringe kan koinen j om dat zy, niet

^ '^iitfangen de weêrkaatiingen der nabuurigcvoorwerpen,^

al-

-ocr page 281-

124 GROOT SCHILDERBOEK.

alleenlyk aan het oog zenden hunne waare en natuurlykc koleur^ "v^^
niet vermengd noch beroerd is onder die van eenig ander ligchaain,

geen hun de voorzeide reflexien toezend van een overilaandekoie^^^

als die van de roodheid der zonne, v/anneer hy, ondergaande, de
ken, en den
horizont van zyne koleur deelachtig maakt.

Van het fchikken der donkere 'voorwerpen tegen eefi
grond^ ver en -vmi naby dezelve.

ο ο F D S τ ϋ κ.

Η

V

I Ε R D Ε

et is niet oneigen, dat licht tegen licht tot elkander toetrek^ ? ^^^
V/cl als'donker teeen donker. Tceeneen

lichte erend voe^

—^ lichtegi—-

wel donkere beelden, en tegen een donkere weder lichte > te ^ ^
om krachtig af te fteeken, maar anders niet: want tuiTcheii
weinig, en noch weiniger af te Iteekenj (wel te verilaan op ^^
fte, twede, en derde grond gefield zynde) fcheelt noch vry
fkiukere Nu zoiide iemand mogen vraagen, wanneer eenige beelden
gon een lidï- ftaandc of zittende, een witte achtergrond hadden, en dat zy ^^^^
re gror.d, vcrrc af, naby, of tegens aan vertoonden,of'er dan de donkere

in alle drie de party en niet wel voegen zouden ? Ik antwoordje J
ze moeten alsdan anders aangem erkt worden : want zonder
lichte koleuren te vermengen, zouden zy niet konnenbeftaan· . ^^^
hal ven is het aan zommige derzelvc noodzaakelyk, meerder
kracht te geeven. Die digt aan de witte achtergrond zyn, zuU^^ ^^^
lichte koleuren vermengd worden, om zich aan dat licht te hcgtcö ?
hunne kracht te minder te verbreeken ·, blyvende echter dedofl ^^^
koleuren de overhand behouden 3 en zynde die lichte koleureö
gelyk ik zeg, om gemeenfchap met de witte grond te hebben,
door in 't verfchiet op hunne plaats te bly ven, en zich met dat g
licht van de achtergrond te vereenigen. De andere beelden, •-.-.dei'
meer na vooren op de t\vedc grond bevinden, zullen wederoiw 1
lichte koleuren hebben : en die troep, heel op de voorgi'O^^ ? ^vitte
het allerweinigil 5 waar door zy minder gemeenfchap me^ vn
muur behouden, by gevolg van meerder kracht tegen dezelve zy ^

Van gelyken is het met licht tegen donker: want men kan w^ ^^
grypen, dat; wit en zwart elk and eren nooit zullen naderen,
eene van de andere wat aanneemt. Hoe nieer
het zwart met w^^^ ^^^
mengd word, hoe meer het ook het wit zal toetrekken: even .
^,waare of dikke fefton , welke meeft met lichte tegen een ^^^ j

En ]iet te-
iiv'ndecj.

groi

-ocr page 282-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

ïicn ^ ' gcfteld is. Zo men nu wil hebben , dat deze fefton zal fchy-
als ^ §ens de muur aan te komen, (want het is met de natuur zoniet
^loe^ een Schildery) dan moet men noodzaakelyk eenige donkere
^^^eiiofloofdaar toe gebruiken, fchikkende dezelve om de kant,
de wit of licht op het verheevenflc, en al minder en minder na

^^^r (f ^ einden toe daar die zich het digft aan dc vafte grond bevinden,
dee^^orzichhet werk aan één hegt en in malkanderen fmeltjblyv en-
ip^'^el een lichte fefton, fchoon 'er wat donker onder gemengd is.

met een donk ere fefton tegen een witte grond , dedon-
^eli'^ '^e midden, en aan weêrzyden allengskens verminderende,
^e^}^ . "^"^aar, dat die zich zo welftandig, noch zulk een groote verhe-
i^rac^. '^iet zal vcrtoonen, hoewel haare fchaduwe na proportie alzo
^Is als die van de voorige: doch het is maar des noodts zaaide,

itioct

cn de gefteltenis van de plaats vereifcht. Derhalven
ög^en na alle voorvallen konnen fchikken.
^olv ^itwerkinge is de bloemen alleen niet toegeëigend: maar
Γ Vruchten,

ornamenten, enz. ja zelfs allerhande cieraaden
j en zilver konnen op die zelve wyze met een lieft'elykc
. ê^ieid door de koleuren te lamen gevoegd worden,

^icr, ^^ dit Voorbeeld na dezelfdex)rders;efchikt als voor gezeet is. VoorbeeA

-b, ^ Ve}-}-„ -IJ J ru IJ 1 van donkere

^en "-oonen zich op de voorgrond vyr beelden, zo mans als vrou-kieedinge
^yn^j^ egen een witte achtergrond. Demiddelftedric, digt aan een,
^^"^ko} en krachtig j en de twee aan weêrzyden een weinig lichter
^p cig j^Ur: waar door die^m^ een aangenaame rondte en verfmclting
^^n behoud. Op een verdere grond ftaan twee andere, waar

ft eh ij^P'^^fte donker is, endetwede, halfachterdeeerfte, licht 5
ll^iiand^e^e minder krachtig dan de
voorikegroef. De laatfte vier,
^reij, tegen de
groep zelf, vcrfchillen noch alzo veel van de an-
zy hier en daar met meerder licht vermengt zy nj d'een
^^^ m -T^^^e borftlap voor, d'ander met een witte doek op 't hoofd,
Pot^ die mét licht blond hair, een ander met een witte

kleedjes, naaktens, en zo voortj Avelke klecnigheden
> teelkracht

niet hebben óm de heele party te verlicTiten.
^^ lïien^.ï'^^'^^^'^^c fchikking in de
harmonie, of reddering, leert ons, Aanmerkia^
^^ar dit ■ ^ donker tegen licht en licht tegen donker moet plaatfen 5 ge over het

e^n tuiïchenzaak, wyzende alleenlyk hoe, en waar door
v'^^^crcn?^ een ftelling welvoegelyk kan maaken, dat zy digt aan el-
i^fhaalij ρ ^y'^en, of verre af, gelyk men kan bemerken aan de voor-
^^eng , eftons: doch het moet niet anders aangemerkt worden dan
^eltc Van een Schildery. Maar begeert men een volkomene

F f Or-

en een
ite srond.

-ocr page 283-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

Ordinantie te hebben, zo kan men tegen lichte grondendierg
donkere beelden, als deze zyn, naar ons welgevallen fchikken, ei^
ctef b^eYdin" lichtcbcclden tegen donkere gronden. By voorbeeld, Bljjen

te"eus\e-" aan de regter zyde mves Stuks een donker bofch hebben, in de

het doorzicht, en aan de andere zyde huizen of fteenwerk niet he^^
noch heel donker: zo kunt gy tegen het bofch lichte beelden οτ afl ^^
voorwerpen itellen , cn in de midden tegen het verfchiet donk^i^'
tegen de huizen wederom andere die beft voegen.
Voertdan^j^^^.,
korrektenbyzonderuitnadeze gezegde voorbeelden, zo zal'ei ^^
lyk niets aan ontbreek en, wel te verftaan voor zo ν eel de tinten
de koleuren, daar by zynde gevoegd, maaken het werk volman ^
Deze zaak van donker tegen licht., en licht tegen donker ?
deel ik klaar genoeg beweezen te hebben: doch «^ewyl^Z-^^gfl,
cenige dingen, tot myn voorneemen dienftig, in den zin fc^i^^^^g-
welke in 't eerfte Hoofdftuk vergeeten "zyn , zal het niet ο & j^,!!»
gelyk Aveezen dezelve alhier.ter plaatfe in te brengen. Ik ^^^^
dat alle lichte koleuren, al warenze half of gebroken,
donkere grond wel affteekenj maar niet met zulk een
als de geweldige: alzo wy voor dezen gezegt
hebben,dat o^^' qa
jende hunne befte uitwerkinge doen tegen een zwakke ^yo-

de zwakke tegen een gloeijende, 't zy dat ze donker of li'-' i^^leU'
Het is ook doorgaans een bekende regel, dat de geweldige piin^^^
ren, als licht rood en lichtgeel, op licht noch wit paften, fO'-'

fchoon azuur blaauw tegen een donkere grond, hoewel dc?-^
de onder de drie hoofdkoleuren gereek'end word. , ^^y to^

Maar laaten wy komen tot ons voorbeeld. Aange^i^^j^j^iiei"?
noch toe maar alleenlyk van derzelver tinten, of licht en ig^-eC
gefproken hebben, zal het noodig zyn tegenwoordig ook de Κ
unner kleederen na hunne order, plaats en vermogen aan te
No. I. Uit een zeegroen.

2. Geelachtig graauw.

3. Paars.

4. Weinig fchoonder groen als de i.

ƒ. Purper. . vars^^

6. Donker violet, doch niet fchoon, maar de
fchoon licht geel.

7. Bruinoker en paarfle weêrfchyn.

8. Groenachtig blaauw, als Engelfche afch.
S). Rusgeel.

10. Paars of violet. A^^'

ïi. Omber met weinig rood.

kwame
gronden.

Koiearcn der
kleedinse
van de beel-
den in het
voorbeeld
aangewec-

-ocr page 284-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

nu eens, van achteren af beginnende en zo na vooren Aanmeikin-
^Oor ? '^^^.elve niet allengskens nader en nader krachtiger worden, fei^g^^^^jf®,
tuiTchen mengen van krachtige en geweldige koleuren. Deien·
heeft 'er geen, de middelile een, en de voorfte twee,
jv^ '^a.n de eene geweldig is.
tei^ ^^ ^oude iemand mogen vraagen, waarom ik de geweldige, te wee -
ne L alhier plaats,nademaal die tegens een lichte grond van gee-

llet^^'^htis. Hier op antwoord ik, dat men hem moet aanmerk en als

j^^^orftg heeld, zynde aan weêrzyden met twee donkere geiloten.
^Us ^^ Kloet ook niet denken, dewyl ik de koleur van ieder beeld
^oU^'^'^^ys, dat zy daarom van 't hoofd tot de voeten uit die zelve
^je weezen. Ziet maar na de fchets, en denk op haare

btX'die

Zy aan hebben,het een groot en het ander kleen, vange-
^elyi^ ea zwakke koleuren waar mede zy vermengd zyn en bek waa-
l^ep/^ ^egen de grond voegen j gelyk wy op zyne plaats gezegt heb-
§eel ^^ 3 01Ώ groote partyen van voorname koleuren te maaken, als
Οζη ' ^^od, of blaauw, wanneer zy in een Ordinantie de overhand heb-
^■erg'^en zodanig een geweldige party, met vermenging uit dezelve,
^J'iibe*^^^'^'^ verbreeden kan by voorbeeld ^ Rusgéel met bruinoker,
3 of diergelyke i 't welk ev enwel geel bly ft: enopzulkeën wy-
met alle de koleuren doen, als fchoon groen met ander
iHet &' met purper, paars met blaauw of graauw, geelachtig wit
^ ^^u^Vj enzovoort, alsmaar een van beide minder fchoon is.

ö

V

γ F D Ε

men ip.
wel

^an de Hariiionie of Houdinge der Koletiren.

Hoofdstuk.

"^yl de leesgierige Schildérgceften doorgaans bewuil zyn, dat
Befck ^^ "^^einig Schryvers van de
harmonie ofhoudinge der koleuren
^en^^^even hebben, en dat hetgeen, 't welk zy daar van noch heb-
J^^'tgebragt, heel duiiler en onverilaanbaar is zal ik myne ge-
^itbr^,·*!' om deze zaak klaarder op te helderen, een weinig meerder

ϊη H^n 5 en aan de yverzuchtige Konilbeminnaars mede deelen,
ÏJtUür dat dekonft raakt, moet men naauw acht geevcn op de j,.,
^och ' '^^.i'iOits die zich zelve beft fchikt en voegelykft reddert.deze
f^^Wi^^'^^S'-'naal zien wy iets fraays,'t geen zich wel opdoet in deop^^defmtmu'.

daar nochtans de reden , waarom hë-t zelve zulk een cierly-
Ecnthcd ^^^ heeft, aan ons verborgen blyft. By dusdanige gele-
n^oetën wy de regels van dekonft derfchikking doorloo-,

pen,

F f 2

-ocr page 285-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

loopen,cn 2,ien met welke derzclve die voorwerpen overeen ^^^^

en daar na die van de houding j wanneer men haaft een begViP .
de welftand, welke op reden ileunt, zal bekomen, litig^

Waar in de ^^^ harmonie fpruit uit een plaatfing van flaauwe tegens kf

koleuren, en ftcrke tegens zwakke j, daar de houding zodat g
blyft, dat het fchynt als natuui'lyk uit malkanderen te vloeije·^· ^^
En om hier van ech voorbeeld, tafereelsgewyze, te g^^^.^fign ■>
loiuiing,verbeeld u een Stuk in drie gronden verdeeld. Stelt in lictnii
«· op de voorgrond, uwe voornaamite beelden, en daar onder ^

met geweldige koleuren j welke beelden tegen een grotsge^^/ ^^^
donkere rots, welke achter hen is, krachtig, uitkomen, en ^ '^ggt
kloeke majfa vertoonen. Ter regter zyde,opdetwedegrond5
desgclyks eenige beelden met fchoonekoleuren, docheen.i/hi^J'. ^^
der als die op· de voorgrond-ftaan j en agter dezelve een luch
graauwachtig groen bosje> en noch verder een helder ven j^^jje
doch met eenige kleine boomen hier en daar geflopt: welli
noch een tint donkerder moet weezen als de beelden οΡ^'^^ ^'^βί-
grond. Aan de linker zyde,mede op de zelve grond, fteltda^^
ge andere beelden, zo jonge dogters als kinderen, met zwakk^.^
leurde kleederen, die zich echter tegens de lichte gebouW^^.
verfchiet, en, de blaamy e lucht, fchoop opdoen en wel houden ^

Hier uit kan men bemerken, hoe deze drie partyen, te ^^
die in het midden en de wederzydfche, uit de natuur der ^^Cf
daar zy tegen aan komen, elk zyne plaats behouden. ^^éSA

dat het krachtigile is, en meefl: in licht beilaat, dringt mct % ^^
tegen het ailerdonkerfte, 't welk in 't heele Stuk is,
wederzydiche, hoewel zybyna even licht zyn,
worden doot ^^^^
tergronden, dié met hen maar ééne tint verfchillen, Λ t^i^·

door zy niet verder, noch nader by, gelyken dan zy in der daa

Invoegen men klaarlyk kan bezetten, dat, fchoon die drie
tyen even gelyk van kracht en koleur waren, de
zelve door de^^^^^^
gronden zodanig gemaatigd konnen Averd'en, dat, zo men Wil j^gel"
leen zal afileeken en d'andere wykcn. Begeert men nu de νοοΠ ^^ ^^.
den donker te hebben,.zo fchikt men deze ftelling maar
want dezelve is in alle geleg^ntheden goed. Aldus zat men zeer Β ^^ ^^^

kelyk konnen de gronden en de voorwerpen by een brengen?

houding daar in veroorzaaken. Desgelyks geeft de houding en γ
fing der koleuren eene der grootile bevalligheden in
een Stuk- j^^en

Maar om het vermogen der koleuren tegen bekwaaftieg ^

na hunne wykinge noch duidelyker, en tot meerder gemak e ^^^

en 1]
'ueftaaj.

. Het vermo-
gen der ko-
leiucn tégcJi

-ocr page 286-

Wenaars

GROOT SCHILEXERBOEK.

^naars, te doen begrypen, zal ik een twede bewys, met een Af-bekwame

hier nevensgaande, voortbrengen, en over het zelve in
^'eede redeneeren. ^

-^eze Boot, als zynde het voorile, verbeelden wy heel verguld, en^'
j^^chtig van flikkering, tegen de fchaduwe der booraen en ftcenrots.
Voorfte vliegende beeld, op geef ik een licht rood

^ed tegen het donkere der zelve rots, met zodanig een kracht dat het
Γ ^ de fchuit overeen komt. De twede, daar aan volgende, heeft een
groen kleed, mede licht, tegen de gemelde rots, al-waar de-
van een halve koleiir, flaauwerwerdi terwyl de derde, die
ïioch verder en in de fchaduw e bevind, welke een donker blaauw
5 tegen het diepfte des hols of doorzicht, 't geen licht is, nevens'
pi _ 3 welke zich geelachtig blaauw vertoont, afileekt en op zyne

^tsblyft. Het ftaande beeld, op de wy kende zyde des boots,lleekt
^^en donker en glocijend geel kleed, tegen het voorgemelde door-
(jJ^^^j niet meerder kracht af, dan het blaauwe kleed, en minder als
^oorfteven van de boot, die het meefte geweld doet, als zynde de
party,welke met de weêrfchyn in het water verdubbeld word.
^en *^verzyde der rivier ziet men tegen de boomen noch anderebeel-
fgj. ' ^o naakt als' met zwakke koleurde kleedingen, gelyk appelbloes-
fch ? ^^^auw, lichte weêrfchyn, en wit, hier en daar met wat geel ge-
^at ^^^^ 3 en hunne fchynfels met die van 't groen der boomen in het
dej, ^f^P^^gclen^ftrekkende tot tegendeel der andere zyde. Deze beel-
lyj^' zwak en licht, zyn na hunne vermindering in kracht ge-

V^j^ ^et het middelfte vliegende beeld als op t^n^cli^antie ·■, dewyl zy
^öo ^Λ^^® natuur in halve koleurenbeftaan: even gelyk het rood van het
vliegende beeld ijiet het gecl·van'tί<:huit je, beide geweldige
overeenkomt. D e Roeij ers zyn in't donker blaauw.
^üli ^^ "^oorbeeld ftrekt niet alleen in 'tbyzondertot aanwyzinwvan AnnmcrKb-

1 ^Ik Λ. . . , 1 ■ 1 ■ 1 ° 1 ςβ over dit.

^^nn Ordmantie, maar m t generaal van zodanige als men zoude voorbeeld.

Niet dat voor aan:ee,n geel voorwerp moet weezen
^εη blaauw, en in het midden een groen, purper of paarfch;
Vafj j Zodanig van koleur als men begeert:, want men zou, in plaats
Vlig^^e vergulde boot, eenroodekonnenftellen y en aan het voorftc
te vg^l*^^ beeld, in fteê van een roode, een geel kleed voegen j wel
iietg.^ , " als men elk een bekwaame achtergrond gave. Hoewel nu
fv ^^^^ roode kleed van 't beeld twee geweldige koleu-

Verj^^^ r^o zyn zy echter noch eenigHns onderfchciden van natuur: en
^iok e^^^ j ^^ uit zich zelve lichter is als het rood, vercifcht het rood
^^ donkerder koleur dan hetgeel, om af te ileeken.

Ff3 Als·:

met een
Voorbeeld
aaiisetooad.

-ocr page 287-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

Als men nu, in plaats van de beelden aan de overzyde vanher vva^

i·, welke appelbloeilcm, blaauw, enz. gekleed zyn, andere ^
leuren wilde voegen, als groen, of rood j zo kan men mede zy^^
i^ryheid daar in neemen, wanneer men, gelyk in het
voorige?
bekwaame grond daar achter ilelt,. waar door zy na hunne difl^^
aflleeken: want fchoon zy in het verfchiet zyn, is het echter g^
wet dat zy van zwakke of halve koleuren gefchilderd moeten
zen. Daar is geene zoo geweldige koleur, die niet kan geïW^p^i^j
en bepaald werden na haare
difiantie of afftand. Dat in dit voorde
de koleuren aldus na hunne rang gefchikt zyn, de geweldige ^^^
en de minder krachtige na derzelver aart verder en verder >
om duidelyk aan te wyzen,en klaarlyk te doen
begrypen,λν^ΑΓ
ieder koleur bekwaam zy, het zy om met geweld door te dring^^^
of met zwakheid te wyken. Nochtans is het kwalyk mogelyk?^ ^^
ons een zaak, daar alle die koleuren na hunne byzondere
voordeelig va-llcn, aldus by geval zal voorkomen, gelyk hier
'zc Afteekening aangetoond werd: doch men kan dezelve in alle
g
legentheden genoegfaam veranderen. .

Neemt ,by voorbeeld, dat gy,in plaats van dat vergulde fch^?.·?
een witte marmere ileenhoop met basreleeven, uitfprongen en.
heden hebben wildet,cn zulks krachtig gedaagd j het verfchi^^
achter geftopt ; en de boomen agter de gemelde fteenhoop ? Ρ^o
van graauwachtig, gloei)ender, donkerder, of nader by maak^^.' ^^^
zou'het dezelve uitwerkinge te weeg brengen die hier de
doet, en mede met kracht voor dringen j alhoewel het wit, j^^i·
iGeJ vkeiiis, '^'^'eeten, geen geweldige koleur is als wel het geel. Doch het Jc
' ' mede als met een Leger, wanneer de Generaal abfent is: dan^s

Lt. G eneraal die het in zyne plaats co-mmandeert. Desgelyk^'^ ^^^
Capitein niet by zyne Compagnie is, voert de Lieutenanthetg^.^
vervolgens de Vaandrig j enten laatften is 'er noch een Sergeant^.^^ ^^
voorrang heeft. Zo is het ook, als 'er de geweldige koleuren ,
zyn, ftellen de andere hun vermogen in 't Averk, min of meer na
zaak zulks vereifcht: hier in is het voornaamite gelegen. ,1, jfc

Maar wanneer men nu zyn Concept aldus gefchikt heeft j S^^gj-^et
•zeg, met die witte fteenhoop, moet men aanmerken, ^^^^ ^^ ^ aeei^
krachtigile voorwerp in 't geheele Stuk moet weezen, en dat me ^^^^
gev/eldige daar omtrent plaats geevc die deze,
welke boven a ^^^^^
lieerfchen, verzwakke en te niet doe, 't
en zy die in zich zei ν ^
de dampen, of hunne geftelde achtergrond, zodanig gebro
dat ze niet meer te zeggen hebbe, dan een halve koleur.

ter

-ocr page 288-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

^^^ het fchikken der ongelyke Voorwerpen, benevens licht
tegen donker, en donker tegen licht.

Zesde Hoofdstuk.

ö

^ar IS zeer veel geleegen aan Het wel plaatfen en fchikken der
^^rk want indien wy alle dezelve op het allerfchoonftc

,^Ρ^εη hebben, en die achteloos by een voegen, zullen ze veel v an
dien ieder bezit, verliezen. Wederom, in tegendeel, zal
^icri Τ · ei^ plaatilng een voorwerp, dat in zich zeiven
on-

gg is, bevallig maaken. En om hier van eenige voorbeelden te

'z.al ik met deze nevensgaande beginnen,
tcg Ρ voorgrond, aan de regter zyde, legt een omgevallene pot
^yn groote fteen, welke beide krachtig en gloeijend in't licht

,■-1 Vooibeeld

^-----------^ .. --------------------------- llCntdeioiigdyke

Cti j^^^Scn het donker derbbom'en, die op de twede grond ilaan,'^'®"'^""·?'-.·!.

^^^^og opfchieten. Op de derde grond,'heel laag aan het v/ater,
ζη kolonnade op, die zich weder licht vertoont. In het raid-
iti „ Stuks ziet men den
horizont heel laag mét eenige bergen,
parj·^ voorgrond drie beelden, maakende te iiimen de grootfte
teop ^ynde meeft in gloeijende en donkere koleurde kleédingen
fc^J"^ ^"^et flaauw en licht des verfchieLs. Op de twede grond
bc-
ttien een jongeling, die met het huis, Avaar in hy ilaat,
boQ^' in. de fchadiiwe zyn, veroorzaakt door de ilagfchaduwe der
^icht ^^^ ^^^ ^^ andere zyde. Dit huis is van hartfteen, by gevolg
te he^f^^^^^ ^^^ blaauw der lucht. De voorgrond is zonder groen-·

en al verlicht, doch wel 't meeil omtrent de beelden,
in ^^^^ '^ertooff-fchets wyft ons aan de onffelykheid der voorwerpen

Ce^ ö , / 11 ^ y 1 Λ li Aar.meikii

eeii t Ordinantie, en hoe men dezelve na de konir voegelyk , het ge over d;
^in ^^ het ander laaa;, benevens hunne kracht, zal fchikken

' een Tr 111 1/11 1 'omftandi!^··

Verft y^^^nderlyke welitand te verkrygen. Door de voorwerpen heden van
fc^gj^^ .ik roerende en onroerende,,, als leevendige fchepfels, men-
vogels, boomen, heuvelen, gebouwen, enz. zo
aan het Stuk, als wykende of achter malkanderen.
doi^j^^^ ^^ngaat de kracht, die bellaat in licht tegen donker, en
^
cIq^ licht: want buiten de koleur,is 'er anders geen mid-

1 ^oorwerpen tegens malkanderen te doen afiteeken als deze.
εμ (J
q^i gezegt,dat die drie beelden heel krachtig van koleur

^er tegens het flaauw des verfchiets komen. Daar door wys

ik.

-ocr page 289-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

ik aan, dat 'er in een zelve Stuk geen twee lichten op een
grond mogen zyn, alfchoon zy even krachtig affteeken} maar
dat de eene party in kracht van licht, en d'andere in donker nio ^
beilaan. Het is ook wel te begrypen, vermits die drie beelden ^^
gen het lichte verfchiet komen,en niet in defchaduw,datzy^'^°^j.
'zaakelyk donkere koleuren vereifchen. Bn, integendeel, ^ ^^
met de iteen tegen de donkere boomen afil:eekende,is eenalgeff'
nc regel, dat, als 'er eenige lichte voorwerpen aan
d'eene zydc-^Y '
die aan de andere zyde donker moeten weezen. , ^^

Bcfchouwt nu het twede voorbeeld, als zynde een aanfflerkii^o^
die afhangkelyk is van het voorige j konnende het een zondet
ander niet beilaan. Dit ftrekt tot het wel verftaan der lichten?
ven 5 nevens en achter malkanderen, en dat men altyd de vooi^^^^^j
ile reddering op zodanig een wys moet zoeken: daar het eeri-^
aanwyll'de ongelykheid der voorwerpen, hoog en laag. ^^

De voorzittende beelden, met de eerlle grond, zyn donker , ^^^^
duweT een dry vende wolk befchaduwd, gelyk mede het loopend beeld
e.ligïn^^^^^^· Het gebouw, op de twede grond, is vlak in't licht,

■Ïnd. de tAvee llaande beelden, die weer tegen de donkere zyde des h^u^- ^

komen. De drie achterlle zynin de fehaduwe van het zelve
tegen de lucht die hun tot grond dient. De kolom, mede op , ^^
de grond, is byna tot boven toe in de fehaduwe tegen de achterftc^^^,^^
men die na het oogpunt wyken. Deze halve lichte man
werkt
tegen die donkere kolom j terwyl het onderlyf, dat met de eerft^ê
donker is, tegen de twede, die heel licht is, afileekt, An·^^

raaken^dei' ^^^ch het is niet genoeg, dat men hier of daar een flagfci^^'^^y^
ikgidiaoï- plaatfej maar men moet ook-duidelyk de oorzaak daar van \c
'^esie^r'''^··^"^' ™ ^^'ikcr voegen dat de aanfchouΛvers niet
genoodzaakt

waar die van daan komt: want alle fchaduweii zyn
eveneens. d'Eene is donker, cfi d'andere wat helderder: ^
halven dat, vcrfchillen zy fomtydts ook van koleur. DerhaK^ ^
het niet ondienllig zyn alhier iets of wat daar van op te haaien,
ty d dat wy die zaak op haare plaats in' t breede zullen verhandelen- ^

De ilagfchaduwe van het loof der boomen vertoont zich vee ^

η veiichii niinder of meerder groen, na maate dat het zelve digt of yl is.

de kolen- ^ , . τ i 5 i n , ° · Ir rtt nCv-J·

fehaduwe^ die de dryvende wolken veroorzaak en, iszwaK, ^od,
geen koleur als die der tuilchen-lucht. De Ilagfchaduwe van ^^^l^^j^yr
groen of blaauw géfpannen gordyn, werd mede van dezelve
gekoloreerd. Die van een huis, of andere
zwaareopgeregte ^^^^
werken, zyn graauw enduiiter, enz.
Keerenwy nu weder to ^^
voorgenomene zaak.

Vocifaceld
van d
ichadu
als ir.
leddciiiig
-■«■clftiind.

moeten woi- Vr
den.

Als mede
luin vcifchil
in
■iCih

-ocr page 290-

Is Wel

GROOT SCHILDERBOEK. 253

te begrypen, dat het geen hier in deze voorbeelden aange- Het licht e»

^sgens licht en donker boven, iievens en achter malkan-vooibeeTdt^

om even het zelfde is: dat's te zeggen, als het geenom'

zelve wegge -
nomen , vet-
alt de wel-

nu donker is, licht waar, en het lichte donker. Ook is het veroorzaakt

Q

Qj.^eripreekelyk, dat, by aldien men.één van die lichten weg nam juft^etkhf^e
en aangenaame reddering t'eenemaal te niet zou worden, ' '
cigj, j/^^^ig dat men dezelve onmogelyk zou konnen gped maak en, zon-
het geheele Stuk te veranderen. By voorbeeld, neemt eens dat Doch een

koU^^P^nde mannetje boven donker was, hoe het zelve dan van de
^oude konnen atileeken j nademaal wy te vooren gezegt heb -
ko^Q tegen donker heel oneigen is. Want maakte men deftandt'eenc^

luc}^^ lioc zou men het dan ilellen met de lucht ? En indien de

(ie 1 -échter de kolom donker was, is het wederom niet goed: want
Cfi Λ "Voorgrond, en alles't geen zich daar op bevind, is donker.

Of

grond weder licht. By gevolg zou het zonder fchikking
^l^pd weezen. Hier uit kan men ligtclykafncemen, dat het ah
ei» |?^silbaare regel doorgaat. Wanneer nu de koleuren, na hunne
de^Q welgefchikt, daar by komen, (want wy weeten, dat

meer als eenderhande koleur hebben, en dat men de
tcjg^j^^Sc kan kiezen welke men beft oordeelt) zal de welftand zo veel
ili-ggjö^'^amer weezen, en zullen onze oogen daar door noch meer ge-

^ "borden. De boomen, fchoon ze zich altyd groen vertoonen, j® ^ "
evenwel veclderley, na den tyd en hunnen aart. Zommi-
koleuren van
^ie ^^^^'gi'oen, andere hoog-groen, dezeros, diegraauw-groen,^®'^s^^°endet
^^^fcK'if ί icht- en andere donker-groen. De gronden zyn desgelyks
Als mede de

^ ' als berg-, zand-, Mey- cnflikachtigj gelyk ook de
^■^^deT^ fteenen: al het welk wy in het eerfte Hoofdftuk dezer ver-
ken, en de
^e Uit genoegfaam aangetoond hebben. Wat de menfchen, gee-
ieij^S^^onderd, aangaat, wat koleuren hebben die niet al ? In't kort,
i^eve^^ ' ^ie de fchikking der koleuren wel verftaat, welke beft op en

VoQ^^^^^^^'^'^cren paffen, zal zich nooit verleegen vinden,
^c eetij^ dient men ook in acht te neemcn, dat in een Ordinantie ^i)at i

: ifi eea

Jn dQj^j^yde het tegendeel van de andere is, niet alleen wegens licht de
^^dfrk^^"' niaar ook in hoogte en laagte: zo wel in Hiftórien
als heel contra-
. Ög^^appen, ja in alle verkiezingen. "nVereiï

het dezer twee voorbeelden zweemen nietkwaiyk i'iadat^^^-isemeenc

p^n in. Hoofdftuk 3 doch hier zyn veel meerveranderin- over de

^er ,Λί· j. het voorige Avas van de kracht der voorwerpen, don-''°'
^cnt tegen des zelfs ftrydige gronden en deze, hoewel de-

G g

delfde

^^nmerkinge, wyft ons aan 10e die gefchikt worden boven

mal-

-ocr page 291-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

malkanderen, als het zo voor valt. By voorbeeld, men ziet een

beelden op de voorgrond tegen een ander op de twede grond, ^^^
hooger, en die weer tegen een ander noch hooger, en zo vooi
de zoldering of lucht toe. Wy hebben in 't vierde
Hoofdftuk aag^^
toond,hoe men de voorwerpen achter eikanderen moet doen afftce ^^
en aan de grond vaft kleeven: maar dit wyft ons vooreerft? r^^jlct
lichte en donkere voorwerpen boven malkanderen moeten gc^

worden, dat zy eikanderen deugd doen, en elk zyneplaatsbehou^^^^

als mede hoe dat men, uit gebrek van fchaduwe, dekoleuren^^ jj
moet neemen 5 en ten derden, hoe men de ongelyke voor werpen
malkanderen moet ftellen, 't welk de ziel en 't leeven in een ^^ Q^êt.
tieis, voornaamentlyk daar zeer veelemenfchenzyn. Doch het
niet verftaan voor de menfchen alleen, maar allerhande voorW^^P^
als gronden;, heuvelen, borftweeringen, traniTen, venfters, da
wolken, en lucht, ja alles wat men achter elk anderen ziet opi^^^^^^
daar zich menfchen op konnen vertoonen. Als ik zeg van cii:
moet men verftaan, dat men zo wel beelden in de luchtvliege^"^? j.^.
op de wolken zittende,, kan verbeelden,. alsopdeaarde. Het^ ^
naamentlyk in zulk eengelegentheid,
te weeten, alsdemeei^e ■ ^
ken in de hoogte beftaan, dat veele zich verleegen vinden
fcheidene lichten, koleuren en tinten.- Derhalven,
gj er*

Schildergeeften, neemt het zelve als een onfeilbaare regel in ^^
overweegt verders, alle hetgeene ik in deze voorbeelden
hebbe, wel ter deeg j op dat gy niet en valtin.de algemeene mis »
die hier doorgaans in begaan worden, ^^^ .

Nu zal ik noch een derde Afteekening, wegens de dw^r ^^ ^
wykende voorwerpen,als zynde een vervolg van beide de an
hier nevens voegen. ^ hooS.'

Beide Voor- Ziet in dit voorbeeld deze wykende fchuit tegen eend warlie ^^^

te, of aarde borftweering, alwaar verfcheidene menfchen be^^^^^g
malkanderen op leunen, welke, nevens de achter ^Pj^^^jjko'
boomen, de gelykheid dezer borftweeringe breeken. ..
mende beelden, vertoonen .zich weder tegen het verfchiet,
dwars loopt.

De fchuit is krachtig in 'tlichttegen de donkere borft'V^'^^^^l^jc

halfwegen Het Stuk eindigt, alwaar de voorfte her waarts aanK ^^^ ^^

beelden, met licht, weder tegens affteeken, als mede ^^^ j^j^ig
achterfte idie in de fchaduwe zynj en deze doen hunne ^^^
weder tegen het licht der gebouwen in 't verfchiet. Deluc
de regterzyde des Stuks, is met zwaare fchuins afloopeaae ^^^^^

-ocr page 292-

GROOT SCHILDERBOEK. 12,1

j en aan d'andere kant zyn 'er geene, of heel klein,
liij^g word men voor eerft een groote bewegelykheid in de fcliik-
^an^ ^^ voorwerpen, die tot op
den horizoni tegen malkandéren^^hikkmg^
aai^^^P^^s gewaar,en de andere zyde het tegendeel > het welk eenwerpea?'^'^'
'^^Cndverandering geeft, vóornaamentlyk als 'er eenige wy-
^^erlf- zyn die het oogpunt aanwyzen. De twede aan-
Alsmedeni

VofN beftaat in een reddering van licht en donker, gelyk indeji'^'^^

ggaande.

^^orbeeld wy ft ons dan aan, hoe men zich by gelegcntheid van
^ful middelen' kan bedienen , om diergelyke werkinge uit te
üe^g "^· Om die redens wille is het, dat d^eze zaak,op verfchei-
iu ^^y^^e 5 meermaals word vertoond- Derhalven moet men hetj^.^^^g^P™'^^'
goed^^^''^^ ftellen als het te pas komt,zo veel en zo weinig als menin aiie geie-
tiiij.^ ^^i'deelt, hoewel men het nooit te veel kan gebruiken >

verandering niemand verveelt, maar altyd behaagelyk eniyk.
ilop^^^'^Kï is. By voorbeeld, hier een doorzicht, daar weêr ge-
^en ^^^ boomen, huizen,enz. hier een kromme wegj daar weêr
een ^ j 't geen een deel van het verfchiet bedekt > hier weder
k^ji^ ^^.vlak landj daar een loopende rivier, met boomen langs de
ïegtjj^ Η ^^^ weegs na het oogpunt;, en alsdan zich links of
Vej.j· 'n Y,3.rs door het Stuk, om een rots keert, en eindelyk zich
Verró , ^^^ ons gezicht. Die verandering houd ons in een geduurig
Or^-^^^^lyk verlangen. Maar men moet weeten,dat dit meeit de
^ntien in de opene lucht, of landfchappen, betreft.

^^^ de Welfland in de ongelyke en tegenfirydënde
P'oorwerpen.

Zevende Hoofdstuk,

τ y ^nneer wy de kennis van hét ordineeren niet en hebben, is
icc^ γ V^t alles wildzang wat wy in de Konit zoeken uit te wer·^
bfgj^ p ^ihen men noch al eens een goede fchikking voor den dag
Vel ö ' ^angt het alleenlyk van 't geluk af: daar in tegendeej een
Cen Stuk, fchöon maar tamelyk gefchilderd, altoos

^czer '^^^a^me houdinge zal voortbrengen. ïk vind de wa,arheid
^^^^ inzonderheid klaar werkende in de ongclykheid
der
' "^^Ike een leeven en roerendheid in een Ordinantie
^^ken^ gelyk wy verfcheidene maaien getoond hebben in de

G 2 i ver^

-ocr page 293-

^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK.

vcrhandelinge van 't Ordineeren, als mede in het eerile en ^atl
Voorbeeld van 't voorige Hoofdftuk.

Deze roerendheid word gelukkiglyk uitgevoerd, indien de
buuriglieid der tegenftrydige dingen voorzichtiglyk wordgep^-^^ /
want door dit middel zullen de voorwerpen eikanderen in een iï^l·
zo welftandig bejeegenen, dat zy het vermaak van 't oog iii j ^
zullen voldoen 3 niet zo zeer door de natuur aldus geplaatft,als Avel doo
een konftige t'zamenfchikkinge van een fchrandere Schildergeeft'
«= Door de ongelykheid der voorwerpen verftaa ik de gedaantens dc
zelve, wanneer het een hoog is, dat dan het ander langkwerpig
laLi/"' dezeipits, die vierkant, rond, ovaal, enzovoort. Doch eei" 1
verder gaa, zal ik een middel aanwyzen, 't welk ik gebruikt heb, ^
hier in op een gemakkeiyke manier de ervarendheid te bekome^·
Middel om Eerft tekende ik allcrlcy foort van beeldt jes op verfcheidene aitKi'l^
ïrdldiiian- zittende, ftaande, bukkende, leggende, gaande, enz. en knipte dezei'
tie te Jeerenve met de fchaar uit. Daar na tek ende ik myne Ordinantie in
ken?" '"leggende die vlak neder, en my ne uitgefneede beeldt] es daar op j

vende en pailende zo lang tot het my voldeed 5 Λvaarik een zittel. ?
ilaande, of leggende plaatfenmoeftj hoe veele hier, enhoewe^ê^
daar, by een voegden : en dus heb ik na veel leggens een goede . _

nantievoortgebragt, die ik alsdan nateekende j veranderende de aai^
der zelve bceldtj es na het my goed dagt^
behoudende echter de ge^
ftaltenin 'talgemeen: daar groote moeften zyn, groote of
ftaandclaa-
tende: daar kleene moeften weczen, leggende of zittende, en zo vooi

LaÏdfciïi" Aldus heb ik ondervonden, dat de ftoffagie in een Landfchap?

pen,' met veele en kleine beelden, uit groote by werken moet bel^^ ?
tegen dewelke de beeldtjes uitkomenj als kloeke en loofryke bo
men, zwaare ileenwerken, vlakke gronden, enz. .

bufs^'"'^^"' En binnens huis 5 in een paleis of kamer, moeten agter de klei

beelden breedc en vlakke muurcn met weinige ornamenten zy '
"want ingevallc men veele kleinigheden daar in wilde maak en, zou a ^^^^

even groot fcliynenj en zo men by groote beelden eenigebreede ? ^

tyen voegde, zoude het alles zich kleinvertoonen, of,

genomen, even groot in't oog. Een grooter moet een ander κ

maaken3 een fchuinile een ander regtj en een vierkant het ^
ilaande fpits, of rond. Het eene ftrydige moet by
het andere geplaa
worden, op dat het eene het andere aanwyze. t^f

wat in de Desgelyks gaat het met de daaging. Zo een breedc P^i'ty, '
in dag of fchaduwe,,beftaat,maakt dat alsdan de grond da^rte^.

inen^y. g^n arbeid. By voorbeeld, indien op dc twede grond een. gr^^^^^

T^'at dcoide
cngelyke

-ocr page 294-

pj^j.^ . GROOT SCHILDERBOEK. 157

en val/'^ ^^ fehaduwe is,zo laat de derde met eenige kantdaagingen
dcj. r flikkerende lichten voorzien zyn. Dit zal de breedheid

j^cnaduwe, en de dertelheid der daagingen, ophelpen,
^ier ^^^^ twee verkiezingen hebben een heel verfchillende ma-
gefte]^]^'^ ordineeren noodig. Het voornaam fte dient altyd voor af

In Η ^^ ^^^ andere daar na gefchikt te worden..
roei·^ j -Landfchappen heerfchen de onroerende voorwerpen j en de wat het

"i^^e dienen alleenig tot flroffagiev In tegendeel worden de beel-[rdÏTa"'£
Ordinantie eeril geplaatft, en daar na de ftoffiigie.fchappeii,en

«int Γί-Ι,^ 1 ° ^ r? 11 111 1 in Oidinaii-

lïïe b wy zeggen, dat een regtlraande beeld by een krom-tien met

lïioph^^'^' en een kromme ilam by een reetftaande beeld, gevoegds^;.

η -1 Ρ Λ η 3 D σ rckendwoid.

^^^lïiil· verlraan wy met het eerlte de Itam voor het voor-

fcha en het beeld voor het minile, of hulpmiddel in een Land-
n^oet , ^^ in een Hiftorie het beeld voor het voornaamfte. Aldu&
k^iiig, aangemerkt worden. Op de zelve wyze gaat het in een
^"^ade^i ^^^ architeóluur, pronkbeelden, basreleeves, en andere cie-

Veif^^^^^'^en geeft de ongelykheid der voorwerpen een byzondèrc

iee^ m een afzonderlykc fchotel zag leggen ? waarlyk gantfch weiftand in

•^eliiv' ■'^aar indien men by druiven, meloenen, of andere knob-i'e.ongeiyk--

τ ΓίΜΛ^ 1 ■ ^ 1 1 'leid der

flet"..^ ' langwerpige en-groote vrugten bragt, zoii het cenvmditcn,

\Vy ^^^^ luiiler byzetten.
^yk ve ^■^^^^en ook, dat een klein huis een tempel of paleis merk e- Gebouwen,
^CU o^Oot en vfrlieerlvkt 1 als dar rpn Uincr Rn ΙηΛσ pebniiw

en verheerlykt > als mede dat een lang en laag gebouw

η "" vcillcci lyivl i ill,^ lllcuv.

D" of mauzoleum doet opryzen.
te w-i/i^^ tegenftellingen zyn 'er veèle: maar alle voorwerpen
^Is nli onderfcheiden, en opnoemen, zou een onvermakelylc,enmeerdi,er-
^oegej^ onmoogelyk, werk zyn. Derhalven zal ik my verge-pjj^^^®
genog^'^et eenige der voornaamfte op te haaien, vermits het een

ichii^j^ ®°i'beeld, No. i , met een hoogen/jörizö;?^, wyft aan hetserfte voor-
teggj^ der voorwerpen na de perfpeótief. De trap Α loopt pp^^'^^^·
Qpryi^ ^wftweering: het beeld Β zit op de grond daar de trap.
^et oop·^^^ ·> dezelve nederdaalt, ftaat het beeld C..

I^Q ζ ^ ^^ "^P horizont,
^^^^zönti ^^et tegendeel van het voorgaande, wanneer

No. , -δ^-

ί· IS het ze^lfde als No 2. met een h^^m horizont.-

No..

Derde Voor-
beeld.

G g 5

-ocr page 295-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

vierdevoor- No. 4. Wyft aan, dat by leggende voorwerpen itaande bcei

worden vereifcht, p,

vyfde Voor- No. f. Is het tegendeel. By leggende beelden moeten hoog ^F^
■ ftaande voorwerpen gebragt worden, als kolommen, booffl^ii,
diergelyke. _

Ε η meer an- een fpits Opgaande piramide , of ecnhoogeenfmallevier^^^j,
dere oiigely- -fteen voegen wel bukkende, zittende, en leggende beelden. ^

pL^ b°/"ΙηΓι- ï^ogen 'er by de piramide Λveί ftaande komen, maar meeil ter
kandelen Onder of by il:atuaas, in niiTen of op pedeftallen, pailen

beft^voege- beelden j ten ware men een van beide zittende vertoonde·^ ^

By leege haagen of gefchooren kreupelbos, voegen beft ft^^'^ '
leunende en bukkende j maar geen leggende, nog zittende. ^^^

Tegen een cierlyke fteen, met basreleeves, zullen beelden met ν
Ice en breede partyen van plooijen zyn.Het tegendeel isdesgelyksg^^^^

By een gelyk en zoetloopende rivier, brokkelige oevers en kan

By leggende beeften, itaande menfchen j als ook het tegci^
By paarden, ezels en koeijen, jongens, enz. . r hen

Byfchaapen, geiten, cn ander klein vee, volwaflene nienic ^^^
By kantige fpeelinftrumenten voegen ronde, als hobo,
diergelyke. .

By een rinkelbom, een cimbaal of driehoekig yzer met ring
en zo voort.

Doch wanneer iets in 't ordineeren gebragt word om

ftrydigheid temaaken, moet altoos het voornaamfte ftuk,^ g

men door het bywerk wil brecken, het meeft te zeggen hebbe

J^am krachtige Voorwerpen tegen zwakke Gronden, ^
tegendeel^ of donker tegen licht ^ en licht tegen don^e- ·

Achtste H ο ο f d s τ u k.

Omtrent de fchikking der koleuren hebikreedtsveelgefpi^^^^,
't Is ook eene der voornaamfte hoofdzaaken in de ^^^^ j'Lge-
weshalven ik veele moeite heb aangewend om eenige vafte gron ^
len daar op te bouwen, met die gedachten om vervolgens,Dyg^^_
gentheid als het te pas kwam, goede redenen daar af te konnen èf ^·^
Ik heb dan in myn ongeluk dit voordeel, of deze trooft noch,
J^qj·'-
nu geene hinderpalen meer te vooren komén
in'tgeeneik va ^
neem te doen. Dienvolgens begryp ik het meer, als ooit .Ja

-ocr page 296-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

en hoe die zich vertoonen,

_____ __________ ^ voorbeeld, en oordeelt of het

j^^van gewigt zy. " _

VerfVi P^^ri Ajmet een gloeijend feuiljemort kleed, tegen het flaauw''^oojbecid.
tèrfl-j. De vrouw Β , met een licht blaauw kleed tegen deach-
i'ooc} 'Zoomen. ^^ f'-'^io^n azuur blaauw : B, heel bleek
Wp^^iiders A, donker fchoon rood. B, koleur derofe: of Α
^eit^' en Β wit. Dit zyn de voornaam fte veranderingen, welke

l^^y een voegen, béhalven noch de weêrfchynen.
n^^Qj^,.houden zommige mogelyk vraagen, of de blaauwe mantel, dien J^genwct-
iiegt j^^^^^gcn het verfchiet pkatft,nict ftryd tegenshetgeene eens gc-|eEidr°''
Vor^j >' ^^ weeten, dat het blaauw onder de zwakke koleuren gelleld
jericj ^^er zegt men gloeijend tegen zwak, en zwak tegen gloei-
fen t^Q ^^^ op ik antv/oord, van neen y ν ermits men gloeij ende koleu-
fcho'^^t welke uit zich zelve beftaan, en niet vermengd zyn, als ""
^et .^-^-^^^rbkauw, fchoon geel, en fchoon rood- Maar wanneer zy
^eér. ^^ Sernengd worden, alsdan hebben zy hunne gloeijendheid niet
'ïierj ^ ^^tit de donkerheid geeft de gloeij endheid. In tegendeel ziet
ftrel'v licht blaauw, licht geel, en licht rood,.jahet wit zelf, ver-
^oor zw^akke koleuren tegen het donker gelyk in ditvoor-

^et vgï*^"? Α ^'^an een enkclde of hoofdkoleur moet zyn, is om dat
'"Cu ^ ^^ehiet,, vermengd zynde met zo veele tedere en zwakke koleu-
^eel tc^f geen gemeenfchap zal hebben j het geen de eene zo
1 ^er doet wyken, en· de andere voorkomen. Β doet het

n't n' tegendeek
^yQ, voorbeeld

is zodanig, dat 'er geene Ordinantiën konnen
natuur die ook zouden mogen weezen, of zemoeten
gemaakt worden, zo wel in kamers als opene lucht,
^«s in plaats van het verfchiet, een gebouw met

ofandere

cieraaden, van een zwakke koleur, ofte welandedng in
^en^ ce^^' ^^iit is al het zelfde: en maakt men^ in plaats van deboo-^J^j^"^^'""'
is iig^ ^ gor^dyn, grot, rots, of ander gebomv van gloeij ende fteen, / "
effe ^^^er 't zelfde, ten opzichte van de koleur. Maar als Α tegen
^^tïiaJï een enkele koleur komt, 'tzygraauw, of wit j

^^^yks Zo ^^"^ ei van verfcheidene koleuren zyn, ofte weêrfchyn. Des-
\ W no ^^'^^*^^geneenbehangfel, ofte veel verwige grond, voegt,
^êevolo-1 ^^^ enkele koleur of lap moet weezen.

ö ^an rnen oordeelen, hoe verre deze aanraerkinge zich ftrek t..

Doch,

aa^ii ^^^ ftiy Zodanis, als de natuur zelve j vermits my de kracht en

•^i^^ccievtr.^___Si 1 1 . . J .:________1____

^ «er verwen ten vollen bekend zyn
^elve, ^^^ dan dit nevensgaande

-ocr page 297-

240 GROOT SCHILDERBOEK. ^

Doch vermits dit voorbeeld maar het licht en

donker alleen aamvgj

hebben wy noch een ander, meteen derde oftuiTcheti-tint? '

•onder geplaat ft i hetwelk, nevens het boArenfte, duidelyk en

genoeg zal zyn om een bevatting te geeven tot het opftellenv^n _
lerhande Ordinantiën, hoedanige die ook zouden mogen
zo wel binnen als buiten j gelyk wy hier voor nochmaals g^
hebben: alwaar het fchoon dat het
concept in twee, drie,
meer troepen beftond^ acht neemende op de gronden wa^-i'
j öj^
■zy gefteld zyn, 't zy flaauw, krachtig, ver, ofnabyj ^^ t^ti-
gemelde troepen, met kracht van lichte of zwakke koleuren,
ne behoorlyke fchoonheid en Avellland mogen verkrygen j ^le
leen ieder troep in zich zelve, maar ook alle in 't generaal·
ónker te- Wy bevinden, dat, wanneer donkere koleuren tegen een zwal^ ^^^
S^ekt weHf gefteld worden, zy dan merkelyk komen af te ftcekcn
^ ^ ' "het een verre doet fchyncn, en het ander naby:
temeer, als mei^
ge lichte en zwakke koleuren op de voorgrond zet, zo dat het dan
veel meerder kracht doet j. gelyk men in Α kan aanmerken. 0e

Als ook het welke reden genoegfaam klaar te zien is, dat men je

tegendeel, -uitwerkinge met het tegendeel kan te weeg brengen 5

ftelling van zommige daar door geheel verworpen word j ^^
ten, dat men de krachtigfte en gloeijenfte koleuren altyd
moet plaatfen, om te meer te doen voorkomen >
en de
proportie dat zy wyken, hoe flaauwer hoe verder: niet deni^'^

éc

dat het nieeft in de grond beftaat.

Deze twede fchikking is de zelve alsde voorgaande, ^jugc

voorgrond, welke daar by gevoegdis.totvolkomeneonderricn. ^

van onze meening in 't plaatfen der koleuren ordentelyk en voor ^^^jg
door welke regel men allerhande Ordinantiën
gemakkelyk zo
kan fchikken, dat 'er een goede en fchoone
harmonie in bly ft -
Twcdevooi- ^er linker zyde op de vooi'grond, in 't gras, o^'

Ïedd. vrouw, met de regter voet naar't licht j hebbei deeenv/it^^^ idoi^'
der, en eenlicht rood boven. Haare regterhand houdzy o'p '^'^^
ker, groenachtig blaauw potj e. Een weinig verder, vlak ach ^^^^
vrouw , ftaat een halve kolom van graauwe fteen, daar zY^^ö
fteektj op welke kolom een oude patroon, offilofbof, is leun
in donkcr-blaauw gekleed, hebbende op zyn hoofd een ^rans yat^ö^^-^j.
ne bladeren. regter zyde, op de voorgrond, die ^^^^^^ Ico-

-en daar rosachtig is, legt een groote platte mand, donker-ros ^^^^^
leur, en daar in een groote Italiaanfche pompoen op een fchof) j^y
ker-blaauwedoek, die half uit de mand over de lichte grond ■

D

-ocr page 298-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

klee^^-^^^^at een meisje, houdendehaarenfchootopen j 5;yndege-
^^ koleur de rofe. Achter haar vertoont zich een zwaare witte
geu ■ Ter linker zyde van dezelve ilaat een vrouw, in licht violet
iiien ' 'Welke de genoemde Term een krans opzet. Hetmeisjezict
^y > en de vrouw van vooren. De filofoof wy ft de voor hem
naar de Term, daar zy ook na om ziet. De Term
groQj.^^'Meisjes zyη digt aan een j maakende, nevens de grond,
^^cht, waar tegen de mand fterkafileekt.

f^aM het bèfluiven der Voorwerpen^

OOFDSTUK.

is noch een zaak, die door veele Schilders ongeagt voor- tïaauwkcu-
^eliig y gcflagen word, en nochtans van een groote nutheid en^'^j^j^®^^;
is γ is^ als die wel en natuurlyk word waargenomen j 't welk gronden, om
liaiï^.,. ^^^ beftuiven der voorwerpen door ftof en zand, zo wel in en ^Jaai-

buiten in een hof, hoewel d'eene zomtydts fchoon
fters, ^^ d'andere geharkt wordj maar de pedeftallen, balui
-zxive te ver-
^crygj^ ^''^weeringen, vaazen, noch pronkbeelden nooit: in gaan-'^'^ys^"·
ötïi 151 ^^ gemeene wandelplaatfen desgelyks, of heel zelden. Daar-
Het welk
Icc dunkt my, heel oneigen het geen zommige doen,

de Yj^ ^cn groote zorgvuldigheid in de boven genoemde plaatfeniwaiyk ver-
iiet^^^^ beleggen met veelerhande fteenen van koleuren, en Jie^^^'^"'®'^ '
lici^^^ onderfcheidentlyk verdeelende, d'eene donker en d'ande-
e ' ^^^'^er de minfte vlek van onzuiverheid te laaten: het
J^gen^^ moeijelykc zaak is om een goede welftand daar in
? geev' ^^ P^^^ fchynen, en geen hinder a-an 't 00

te ^^^ aldus uitgevoerd zynde, een groote fty.

Yaar "^^eg brengt,ja al waren de koleuren noch zo welgefchikt.
"i^ti genieenlyk" in een groot vertrek, 't geen dagelyks betree-
iirij,^ > ^o onderfcheidentlyl·

■i^iir

dc niet kan bezeiFen wat koleuren

^y ^yn, dan alleenlyk aan de kant of digt aan de muur, alwaar
daaj. ^^^ eigene koleuren weder bekomen: maar in het midden,
alles ζ gegaan word, zal het zich dommelachtig, fmeltende, ea
titueo}.^'^^. ^^^ ^^^^ ^^^^ vertoonen. Zommige wyzen de compar-
Vlog^. ^^ in dezelve zo duidelyk aan, dat men zou zeggen, dat dc
^'Ullis is in 't leeven ook wel zo, dat 'beken ik^ en

cn een ^^ donkere fteenen : doch wanneer men die verbreekt,
"^veinig lichter maakt, dan zouden zy zo veel niet te zeggen

Η h · heb-

met
een

Ν

Η

ö

Ε G Ε Ν D Ε

te

-ocr page 299-

GRÖÖT SCHlLDÊi^BOEK:. ^^^^

Bebben, eft èVinWel niet minder natuurlyk zyn. By
een kamer k rondom ffiet een börftwecring van marmer j ^^^fvje
midden j op dé grönd, ftaiit een verguld koelvat
^ by het j ^^t
grond wel krachtig mag weezen,alzo hetbevalliglykovereen^
met het marmer, en 't flikkeren van
't koelvat, < j^i

Doch wat my aangaat, ik zou veel meer houden van een
of enkele koleurde ileen, of grond, als van een met conip^i"^^^
ten: maar indien men genoodzaakt
ware het echter te doen^^
is het befte middel de koleuren 'zo zagt en teder in
malkandei
doen fmelten, dat de tinten weinig van eikanderen verfchill^·
Eng^^eS' Wat de Landfchappen aangaat, die treft deze opmerking

want het is zeker, dat de plaatfen, daar vee
'k'oorl^arn-boomtcns ftaan, 't zy in boilchen o£ ter zyden de wegen?
fte-, Pn Λπ'ηΗ/^η r>nrti=^rwnrnpn 7.vfT ·. waar door het ftof en; Zaï^fjf)

dat

zommige plaatfen zodanig bcmorli, beftuift en overdekt, —
kwalyk de koleuren van dezelve voorwerpen kan onderfchei
By voorbeeld, daar ftaat in iz.odanig een plaats een roode ton^t» ^^^
een zwarte plint:. 'zo men nu deze plint, of tombe, te bruin
krachtig maakt, zal het fchynen, of daar iemand: is gGweefi ^
zelve heeft afgewaiTen. Neen, die moet door de
ftof,van de
ken en bladeren die 'er by wylen op vallen, zodanig
bedekt
dat men naauwelyks kan zien, of het een.roode tombe of

is. _

Hoewel zommige deze zaak te gering, of te verre toe-

fen oordeelcn, is het nóchtans geen van de minfte opnierkéiy^.j^
den, maar ten lioogften iioodzaaklyk
ofti, nevens andere hulp ^^^
delen, de waarfchynlykheid, zo veel als het mogelyk is,
Stuk te zoeken
j 't zy om voorwerpen, die door hxinne eigene ^^
leur te veel geweld zouden doen,daar door éenigfinsteverbreé^^^jj
cn aan malkanderen te binden j of om eenige andere inzicht: ^^^
niet zonder wettige, reden, öp dat het ook niet
al tc'gezogt zo
fchynen. ' j..

en winden onderworpen zynj
te , tombes, piramides, vaazen

en alle andere

Tcgenwei- Maar hier dunkt my te hooren, dat eenige daar zullen te2enw^__
pen, dat, zo men de ftof en vuiligheid overal zodanig wilde
neemen, de lange rokken en fleepende kleedingen der
niet vry van gouden konnen zyn, voornamentlyk die
der vrou
welke gemeenlyk van fchoone en lichte koleuren, ^ jgd^

ying over de-
ze zaak,

ich
ei'

UlILlV^l tlrtll JLlilll Ui lin-lil Utian-L ZiUUl-i^lJL ------- J

witte voctzóolen, waar xöcde de menféhen lachen zouden ^ ,

bcaiMwcord.

onder aan min of meer befmet zouden moeten weezen.

-ocr page 300-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

te "^^i'wonderen; doeH ik zal daar op antwoorden, my meer
i^Orne "^'^rwondercn wanneer ik iemand droog uit het water zag
het v^' ^^ ^^^ ^^ vuiligheid onbevlekt. Want hoewel men
daig^ ^^ geene anderen waargenomen ziet, maar dat ze altyd de
fan-
een ^ ^^ voetzooien, fchoon en wit hebben gelaaten, zo wel van
gelyj^^S^ Soldaat als van een Overften, de fleepende rokken des-
' ^^ ^eg ik vérder,dat deze aanmerking rxiet ftrekt om mis-
jg ^^ beveiligen noch te volgen,maar om de natuur der dingen
in worden, en dezelve met alle waarfchynlykheid
Vcfejr f Tafereelen te pas te brengen, min of meer na dat de zaak
^e 5 doch niet met overtolligheid, maar maatig; want gelyk De makig
in de^^^^êheid in allerley andere dingen plaatfe heeft, mag men zeio^fdSl
^eeftg^ ê^légentheid mede niet verzuimen. Het is een
verilandig lyk in deze_
te die de dingen altyd iü evenwigt houd, om geen afkeer
cti Voo · ^^^^ te fchoon is onnatuurlyk j al te vuil
iofii zJ leder een onaangeaaam. Het zoude ook noch niet geoor-
d ' ware men duidelyk, gelyk wy hier voor gezegt heb-
b^ oorzaak daar van konde befpcuren, als omtrent arme lui-
^leetcj^ , en diergelykc, met oude lappen, onder aan heel ver-
^ülke kleêren cn flyten niet zonder te fmeuien en vuil tc
^or^g^^j^· Deze aanmerkiftg is fiiet voor de onkundigen, wélke dc
^yn dingen niet konnen bezeiFen : willende liever alles op
^eelgj^ ^^iifte hebben: daar nochtans de waarfchynlykheid in alle
^jglvlf doorblinken.
Pr-udmter mendo. Men moet voorzich-
^^ ^^ Werk gaan.......

Ό Ψ

Η li

-ocr page 301-

O Ρ Η Ε τ

244

VYFDE BOE Kr

Verhandelende van het Licht en de Daaging.

Zinnebeeld der lichten.

atuur, bemanteld in een kleed van top tot teenen,

Pronkt met vier Wigjes aan de rechte cn linker iJi
Het cerfte voerd een zon, waar van zy

word befchccneHj

Wyl hy heur rechte kaak ontbloot verfchynd ze bly-
Zyn vleugels zyn als goud, goudgeel zyn krulde haaren.

Het andre, naaft hem, beurd voort op het zwart gewa^^'
Zyn Maanefchyn doet ook heur fchoonheid openbaaren >

Spierwit blinkt lok en wiek. Een die ter luchter ftaat ^
Ontdekt die koon, welk hy door Kaarslicht gaat verlichteflJ^^f^

Zyn kruin cn Nachtvlerk zyn, als 't bleekgeel, zacht tti "
Het laatile fwaaid een Toorts, cn gaat zyn dienil verrichtefs ·

Verfchuifd het opperkleed ·■, maar ziet' 'er door écn bril·
't Bruinrood zyn vlerken en haarlokken fchynt te verven.

Het Hoofdlicht geeft den dag aan 't iluk ter rechter hai^"·
Men ziet, in 't bruin verfchiet, de blikfems Avolken kerVCi^'
Een Etna vlammen, en oud Trojen in den brand.

UITBREIDING.

Wanneer V Heelal noch in een Chaos lel verzonken^
Ί Was eemmg duifier, zelf daar blikten licht noch
vonken
In cVakehge nacht en lucht, noch nooit verdund.
Maar toen de Liefde elk ging hy zym gelyken paaren,
Zeeg
V zivaare en donkre neer, fieeg op het licht en klaare j
En elk vergaderde zich om zyn Middelpunt,

Mits kwam de Zonneglans allengskens aan te groeijen,
Juroor in blaakend goud en purperverw te gloeijen,
En Iris pronkten met een mantel van veel kleur.
O Schoone Zon! ο hron! ó moeder aller klaarheid!

Uw licht ontdekte ons eerfl Naturas ftant en waarheid:

Door u hefchouwen wy haar fchoonheid deur en deur. ^^^

-ocr page 302-

Ζ4Γ

daar den Hemel met het fchoonfle Azuur gefchilde-id-^
^ groene bojjchen flaan gants dertel en verwilderd^
^Id d'oogen naar de wei en akker, hof en vee

hoornen^ bloem en vrucht^ zie vogels^ viffchen, dieren^
^ tekening ! wat kleur ! wat fchoonheid zietmen zwieren y
ooven lekkerm 'k verdrink in deeze zee.

hoe? terwyl ik hier vafiβα als opgetoogen^
^ö my dit fchOon gezicht onttrokken uit myn oogen:
^ ■ Moederlicht verzinkt heneden ons gezicht.

goude Zonne rys. Maar laas ! zy daald beneden^ .
^y Vervallen weer in d'eerfie dmflerheden.

angflig^ naar en droef is V alles zonder licht.

ik zie op nieu een Hemellicht verfchynen.
V ^^^^^ ^^ zwarte Nachtgordynen ?

ί ^ is geen Zon ? ο Neen: zou V wel haar dochter zyn ?
ΓΛη^'^τ^ε Maan! 't Zv tf ν uw dans kryzd van uw Moeder^

Niets

Maan! V Zy gy uw glans krygd van uw Moeder
^ geleende licht zyt [chuldig mven Broeder,
y danken ook met recht uwe aangenaame fchyn.

^aay f 7

^at ■ · ^^^ ^^^^^ ^^ verfchynen veld en boomen?
^ ^^ de fchaduw bruin ! hoe bruin de zachte firoomen !
is
V gantfche bofch I alleen Amintas waakt:
TrenyV' j<^nge knaap, door Minnenyd befprongen,
^ ^Is de Nachtegaal om.
V miffen van zyn jongen,
laas! die Proferpyn word ons op nieu ontfchaakt.

-fi^öor;?^/? in, ο Dochter van Latone !
J^Tch^^ 'Vüeêr in dikke nevel woonen ?

Ï^e Zevenfier ver fch aft flechts fchemerlicht.

^y rok· nochtans 'haar taak affpinnen

Zyn ^^^ , en die Ρ alias rei beminnen

^'^k hun nachtwerk aan een Ongelkaars verplicht.

^aar I Maagdewas blaakt

in der Vorflen zaaien,
Qelyl^l ^^^ ^^^ P^nt, uitfchieten licht en flraalen >
^^^ fchitf afvlieten van haar bron.

^gil gewelf! hoe flikkren de Karkanten

^Vende Robyn en helle Diamanten!

Η h 3

-ocr page 303-

Niets mMÏd ons heter af het aangezicht der Zon,

24»

Hoe yfelyk en bar is in de Noórdfche kuilen ^
Daar zich de blonde Apol fes maanden gaat verfchuilen ^

Daar Arms zelf bevriefl op zyngefielde wacht·.
Maar Fehus zaly met vreugd^ die droefheid weêr vergelden-,
Als hy ook evenlang befchynd die guure velden,

En geeft daar 'i ronde jaar maar eenen- dag en nacht.

Hetleeven^ vreugd^ geluk^ wordfleeds door 't licht betekend-
De droefheid.^ dood en ramp voor duifternis gerekend.

dOlimp is altyd klaar maar donker Plutoos ryk.
Doch wie zyne oogen wilin V Zonnelicht vermaaken^
Zal ook., ter rechte tydgeen lommeringen wraakeny
■ Veel dingen voegen wel, al zynze ook ongelyk.

Zoo kan de blydfchap naafi de droefheid befi bekooren.
Zoo ftreeld een fchelle klank, hy zwaar geluid, onze ooren.

De flerren flonkren befi in dikke duiflerheid.
De fchaduw volgd het licht, als bergen fiaan hy daalen.
Naar V grootfle licht altyd onze oogen greetig ftraaien.

Welfchikken voegd de Konfi, Natuur de Konfl geleid.

Wens'

elk wel.

GViO

-ocr page 304-

GROOT

2:47'

Schilderboek,

VYFDE BOEK.

Wegens het Licht en de ^aaging.

Eerste Hoofdstuk.

^ angaande. deze zaak,ik aclit die te zyn een van dc meeil
« ^ aangelegéne der gantfche Schildcrkonil; want zonder
^Jt ^ grondige kennis der zelve is 't onmogelyk een goed
JiC^^Schildery te maaken. Derhalven zal ik alles, wat ik
He c ^^^ uiten, en door veelc opmerking en

^^^rendheid geleerd en ondervonden heb,te voorfchynbren-

ö

Van een algemeen Licht.

^ Voorwerpen in een gemeen licHt 'zyn gantfcH niet vlak ge- Aanmerkin-
^n (jg f i^^öd, en de fchaduwen heel twyiFelaclitig. De twede
^efg 1 ^hadüwè behouden veel meer hunne eigene koleur in een zui-
Licht.

Vei-v 1 zonder wolken vermits de voorwerpen aan alle kan-
^^'Se en.niet bedampt zynde,de zelve zich duidelyk vertoo-
^^rdeel ^^^^ meer ronden als in de zonnefchyn. Dit foort van licht
^ie ik het bekwaamfte

te zyn in Conterfeitiels en Voorwerpen,
^^^nde^ buiten het Stuk gedaagd wil hebben, als een opene
diergelyke plaatfen : en fchoon de voorwerpen, aldus
g ' ^ïet veel kracht hebben, bevind men echter dat de diep-
^^ licht^ '^öetfen des te fterker zyn, ja ongelyk fterker dan in ande-
re Λ Dit licht heeft

een groote weliland en voordeel by laa-
^sn^ wanneer de fchaduwen thans wat grooter worden,
^^eti ƒ^ het loof der boomen, lyilen en uitfprongen der gebou-
andere diergelyke dingen.

Fm

-ocr page 305-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

Van de daaging in een betrokkene lucht.

Men zal zich niet moeten verwonderen, dat de voorwefp^^^^,^
een betrokkene lucht zich duidelyker aan onze oog^'^ ^f
toonen, als in een Zonnefchyn of helder weêrj vermits de ^^^^ ^^
dampen, meeil opgetrokken zynde, de beneedenvoorwerpe^
bedampt laaten, en alzo een veel fcherper doorzicht geeven ο ^^
les zonder het minile letfel te konnen bezeifen: uit welke
de dingen in een betrokkene lucht minder van ons fchynen ^ jj-

ken5 maar alles vertoont zich donker ennaby, daarenbovenί^π

der van koleur j voornaamentlyk het groen van 't gras -en hoo^

Vau het Zonnelicht.

De voorwerpen, in de zon gedaagd, zyn min of meer
na dat de zon fterk of flaauw fchynt, en zulks om die
Avil, dat de
atomen^ of de vezelen en ziertjes, welke zich tu
ons en het Oogpunt bevinden, door de kracht van 't zonnelich
ligchaamelyker fchynen, dan in een gemeen of zuiver licht, ^
of meer gekolorecrd worden, waar van de fchaduwen der "^''^^j^Jer
pen t'eenemaal verflaauwcn, en fchielyker wyken, als in
licht. Het is dan wel te begrypen, dat, fchoon de ί^^^Γ^.^Ιν^
vlakker en duidelyker bepaald zyn als in een ander licht, ^„^c'i^
zich echter niet fcherp vertoonen j gelykzedoorzommigeM^ ^^^^
by misverftand worden uitgedrukt , als voornaamentlyk γ ^gd
heeft gedaan in zyne dingen minder als leevensgroot: het ^^^^
zoude zyn in overdekte plaatfen, als gaanderyen,
mers,en diergelyke,alwaar geen lucht is3 waar door dan dc ^^^^
werpen zicli netter, duidelyker, en minder wykende, ^^^
oogen vertoonen. ^iit,

Neemt,by voorbeeld,dat gy door eenig donker gcboornte^^^.,
zo is het zeker dat men, aan 't einde der zelve komende, dc
werpen in dc opene lucht veel duidelyker en kennelyker ^ .^gnis
dan zelf in 't vlakke veld ftaande. De verrekyker geeft ons g^'-'fei-ki·
genoeg daar van, ahvaar het noch zulk een helderen dag· ^er'
dan hier in 't algemeen, dat, gelyk ik gezegt heb, .

pen, welke van de zon befcheenen zyn, fchielyker

uit ons gezicht verdwynen. Daar in is de zonnefchyn me^^

een ceracen licht verfchillende.

f0

Ovei de daa-
in fCen
etrbkkene

g'iig
betrc
lucht.

Over het
ZojineJiciit.

-ocr page 306-

I

GROOT SCHILDERBOEK. 249

^^ daaging in Zaaien ^ Kamers, en andere Vertrekkeii^,
Ιη)?^ Stukken, welke gefchikt worden tot liet bekleeden van ka-

L-V, fs i^n 1 ___________ · lir-Vil- T-ip-t-

f^^amn.^^ "ier Welver muuren, is het algemecne licht wel het be-ging^n zaa-
^clv-e ^ zo verre de gelegentheid des lichts van die plaats het
Hiit^ > als ^yi^'^e het zedigile en lielïelykftè wanneer het welvenidi-kel
ίΓ 7 verbeeld is. Dit is dan het voornaamile,'t geen men
>0 ^^ neemen heeft, naamentlyk dat de beelden, en an^
dat min of meer krachtig en vlak gedaagd werden ,

Op ^errc van of naby het licht gelteld zyn: en fchoon ^γρα-
f'^ ^Οίζ Zelve grond ftaan, moeten zy echter in kracht des lichts
der fchaduwen verfcheelen; dcsgelyks de ilag-
1 ^rtej. op de muuren,gronden en andere voorwerpen,die eene
^^Ιν^η ^ de andere langer, fterker, duidelyker of flaauwer. Der-
j^^J^erlyL^^^^n de beelden, die xich dicht aan de glazen bevinden,
da ^^^ boven gedaagd worden,en korter ilagfchaduwènheb-
Ma^f ^ welke verder afgelegen zyn.

li ^^^yk het gebeurt dat de geene, welke verre van ^t voor^
^•^gen Zyn , meerder licht door andere venfters komen te oat-
^"erfj^ ^^ moeten hunne fchaduwen ook min of meer verbreeken
(}' ^aaj-^L 3 ^^^ oorzaak dat hun licht grpoter en meer rondom
lu^ ^^tïield komt het
reflexeeren der wanden.

De fchaduwen

e voorwerpen zyn ook veel gloeijender als in de openc

d

ers ^^Waar het blaauw ^er lucht nevens de dampen dezelve an
ïn \ Y'^tzwakt en verflaauwt.

, ^^ ror^ïδemeen moet men ook in acht neemen,
Wej. «od, - '

________________________^ in een kamer

geel, blaauw of groen behangen, alle de fchaduwen u-

h ^^^pen daar van gereflexeerd, en van dezelve koleur ge-

P^ti X^jj^^^'den: doch de diepfels en toetfen der flaauwfte voorwer-

^ich des te krachtiger vertooncn.

Jj^ iCort begri;^ der daagingen.

Sloei^^^^^^ökkene lucht zvn de voorwerpen minder afwykende.Kortbegr^
en kenbaarder.'
een ' lucht zonder wolken, weinig meer wykende.
Icr ^en meerder en onkenbaarder,

^^eft of dampig weer (als in het najaar of de winter) al"

' ^^ ichielyker uit ons gezicht verdwynende.

Τ ί Hoe

-ocr page 307-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

Hoe grover de lucht is, hoe ligchaamelyker de zelve is i ^ri^^c'
ligchaamelyker, hoe zichtbaarder zy door het licht word be
nen: waar door ons gezicht des te korer word bepaald,ei^"^
werpen meer onkenbaar worden. ^^

Dit is voor zo veel de voorwerpen in de opene lucht ' ^^^

In het wel Dcze vicr byzondere lichten, wel en natuurlyk verbceW
Teze!· vfer" waarlyk proeven van een vernuftig Meefter: en het zoude ^^
lichten zal oordeels, niet onvermaakelyk zyn zulke Stukken by elkanuC
ïoTdMeeftei^^^^ hangen met hunne toepaiTende ilofFagien, als volgt.
leunen. In ccn betrokkene lucht, daar de herders, bedugt voor ;
vieirtukkeng^i'^ of andere ontilaande ongemakken,hunne goederen
oiideifchei- fchaapen zich van alle kanten by hen komen verzaamelen, i··^® t,oS'
ηΓί'οΤρΛΓΛη- lo®s mct dc hoofden hangende > welke zy met 'er haail ^ b^'
de stoffagi- fchen dryven, geduurig na de lucht ziende. In 't kort,

fpeurt 'er een groot gewoel, en ieder in beweeging. j

In een helder weêr, daar op d'eene plaats d^ herders
hand wandelen j zittende eenige anderen hier en daar by ee^^
te kouten. Een derde troep vermaakt zich op
een vrolyk^ ^.^jt,
met zingen eti fpringen waar by men eenigen op een ei'

fchalmey, rietpyp of ilroohalm, inftrumentcn den lan
gen, ziet fpeelen 3 terwy 1 hunne kudden onbevreesd in ^
loopen graazen. _ χΦ'

In een zonnefchyn, daar de herders en herderinnen zittei'^^ ^lldj';
ten onder hunne gefpannene kleederen > eenige
aan een W^tei
zich AvaiTendei andere zich in de fchaduwe van een

lommer der boomen te ilaapen leggende. Ondertuilcheii ^^
ne beeften met hoopen hier en daar verfpreid, weidende f-^ge ^^
ne gras. Zommige kaauwen eenige kruiden, om verkoel'·^^jct
zoeken j terwyl andere aan een rivier liaan te drinken. ^
men 'er eenige in de fchaduwe leggen. . jj to^

In een miftig weer, daar de hoeders hunne kudden n^ ^ ge-
dryven 3 gaande fchroomachtig,met het hoofd in de fchou ^^^geuS
trokken, en vooruit fteckende
3 fnel toekykende of 'er JJoii'
,jeen fchaap of geit door de mift afgedwaald mogt
weezen: ^ ' jje
zich, voor, achter, en overal digt aan eikanderen hou ' ^^
jonge dochters, agter aan volgende,
hebben doekjes of
ver het hoofd
3 Zommige den neus daar mede ftoppendc,
ftank van de mift.

fari

-ocr page 308-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

^^n de ge fielt enis der Lucht ^ of des Hemels.
TwEDE Hoofdstuk.

ψ ^ ^Ucht is cenverreuitgeiftrektewyclte, welke hooeer of kaffer De lucht is

Van ^ r 1 1 -r r · · "^Oólt xon-

. maat dezelve veel of weinig met dampen bezet dei dampe».

gee^g ^ IS de lucht zekerlyk nooit zonder dampen: want indien'er
^Ve^i p^pen waren, zou de lucht aan den
horizonty en boven ons,
^'ciij· zyn. Maar nu vertoont zich de lucht aan den zichteinder

i^chon ^^^ boven ons hoofd3 om dat de dampen de kracht van het
^et biaauw voor onze oogen benevelen, en doen verminderen.
^^rdf^j^P^^ een blykelyke zaak, dat, hoe digter de lucht zich aan het
^ογς^ "cvindjhoe grover en dikker dezelve is; en na maate datze naar
dam^^^^^' verdunt zy zich, en word doorluchtiger. Desgelyks zyn
^U ί binder of meerder zichtbaar, na dat zy dik of dun zyn.
^R^yft ^^^ hier aan te merken, dat, wanneer de zon in het ooften^^^^^^g"!®;
^rie a ' ^ct alsdan in dat geweil op den
horizont lichter is als in dene ftaatdaar

Oor, ^^ ^^ ^^ omsY^rSi

y εη ^^^ dat de kracht van dit groot hemelligchaam alles, datiietüchtfte·
ί)ς hem is, daar van mede deelt,

^iclij^^^en nu waarom de dampen, hoe verder zy van ons wyken, hoe Middel;

gorden, zal ik met dit kleen voorbeeld bcwyzen. Neemtfa"'"""-'''
Heiv^n floers, of gaas, van acht a tien ellenlang.
Spant het^ej
^llc lucht op vier ilaaken, als een verheemeltc. Aderkt nu iéder der'de°dam-

' genommerd 1,1,3, en zo tot totoe. GaatP^'J
^"^It^ No. 1 itaan, en ziet na het einde der uitgeilfektheid j Zo
dezelve lich-
Ho het blaauw der lucht in 't 2de park minder, en hoe ver-

zien: doordien de dunne draadtjes zich voor uw ge-
-5 verdubbelende, het floers dus meer en meer verdik-

^iudgK^es zelfs ylheid of doorfchynendheid verliezen, tot datgy
Kfgg ^iet meer dan een geheel witte doek gewaar word,
ftar^^^ ^^^ of hemelsteekenen, aan het firmament Dèzeive

fl^inde^^ blinken, en doet dezelve proef als vooren j zo zult
^ocrs ^^^ ^^ "^e eerfte verdeeling veel duidelyker door het

danhcid van

^ fchynen, en, na proportie datze afwyken, verdwy^fauiniebt-
M is klaar bewys,dat, fchoon de lucht voor aan noch zo fub-ipeuren.
^^Igj' ^ Zelve evenwel hoe verder hoe dikker word, en by
ge-
fiet hebbende, meerder licht ontfangt.

s om die reden, dat het geftarnte nooit zo laag aart dén

I i 2, ή^

b

Is

aan-
gewcezcn ,
waar door
men zLenkan

-ocr page 309-

■z-64 GROOT SCHILDERBOEK.

rizont gezien werd: en of men'er al eenige befpeurt, 't
zelden gefchied, zo. zyn zy kleen en krachteloos. r 1 ei^'

fcS^tis-^ Tuifchen de lucht en het water is gantfch geen

fchen de
lucht en 't
watei is.

zen

ven ons, en het water voor donker.

1 «^ll

Be gronden de groiid, οί plauum ^ aangaat, 't welk van den

dc Jacht zyn zyn licht ontfangt, het zal niet noodig zyn dat men andeis.

, om. te bewyzen dat het daar mede heel tegenilrydigi^'^^gj-
«TO.' als met de lucht: want de Pé^r/^^i?/^/kert ons, dat alles, ''^f iitcï
licht is, als het maar een vail ligchaam heeft,meer en meci" d ^^
word, na dat het verder en verder van ons afwykt. Neei'ii
voorbeeld, dat 'er een ongedekte gaandery ware van omtreii ^^^
voeten lang, en met een gelyke vloer
> zo zult gy bevinden? ^
de eerfte voet de lichtfte zal zyn, en zo vervolgens naar ^^ jj^u

toe minder en minder. Het zelve kan men befpeuren aan

in 'twitgekleed, hoeveeldatdeeerftevandelaatil:ezulienyei"i'^^^.jg

len. Ik fpreek alleenlyk van het geen verlicht is: want dat dpi| ^gji
en in de fchaduwe, daar is het heel anders mede gelegen j g^v
kan zien wanneer die beelden.met-zwart bekleedxyn, datzy ^
lichter en lichter worden,, door het verdikken van de damp'^^'^j. jc
vandevcor- De voorwerpen, die zich in een vlak veld vertoonen, ^^^^^fuoo^^

menln eïn ^^^^^^ zondcr wolken en de ζοπ crgcns achtcr een hoogcn bcrg

openc lucht verborgen is, zullen van alle kanten verlicht worden, en echt^i
Inmne'ia- Verhevenheid behouden, uit oorzaak van hunne krachtige "^^^jylcÊ
tuur en ko-Hunnc kolcurcn zyn niet gebroken, maar behouden
de natuu ? ^
ag^" fchoonheid: en hoewel de zon, gelyk wy gezegt hebben, ^^pgH
achter verborgen is, en by gevolg voor dien tyd op de
niet kan fchynen,. zo zullen echter dezelve min of meer door de ^^^
van die kant daar-de zon zich verbergt, verlicht worden - zpn
koleuren te vervalfchen·.

Jeur
i-ΆΛζ

[it?

Dat Tiet azuur-blaauw der lucht geen koleuris, kan^nei^ d^
bemerken aan de voorwerpen op het vlakke veld, wanneerz·^ ^ j^^ij·
"Wolken noch de zon niet befcheenen zyn
, dat zeniet in't min .jjer
van gekoloreerd konnen werden uit oorzaak datdeblaauwn^
lucht niet anders is als een ver afgelegene diftantie
of hoogte, ^^qIcM^
dezelve voortkomt: zynde by gevolg niet machtig om deze i^gb"
aan de voorwerpen· mede te deelen, als daar toe geen ligcb^^'
bende, gelyk het eene voorwerp tegen het ander doet.

Terv^ryl wy bezig zyn met het verhandelen van de kracht der ^^

fchynende niet anders dan de eene over de andere afgedrukt te
dat 's te zeggen, beide na den
horizont licht, en de luc ^

-ocr page 310-

GROOT SCHILDERROEK. 2f5

tle ^^ kwalyk paflen, dat wy insgelyks een weinig fpreeken van
^^inp· derzelve 'zynde een zaak die wel een naauwkeurige opmer-
δίΐ^η "^^rciicht, alzo hier in veeltydts groote misiiagen worden be-
ov^j.^' "^^^-nneer men het niet na behooren, en met een ryp oordeel ,

^"^eegt j eer men het in 't werk ilelt..
Vqq 1 y bullen dan, om onze zaak klaarlyk te bewyzen, alhier drie

beelden ter neder Hellen.
i. , *^yffcrletters in de zelve beteekenen de tinten, r is een tint:

j^Qer een tint bruinder: en 3 noch een tint bruinder.
Wjjj^^ beeld Α is een tint donkerder in de fchaduwe als B,. om dies
ï^iQl^ 1 C een ruuw voorwerp is 't welk geen licht van^

j^geeven, en het witte huis D in tegendeel een groot licht fledie der.
het ^ij ^^^aa.tfing.. Wanneer het huis daar nu niet itond, maar dat^"'^'"'"
^oi^j ^^enlyk een vlak veld vertoonde, zou Β noch eer lichter als
tyn. Als men nu de ilarn en de achter ftaande kleine
Icl
^j^j Ook weg nam, dan zouden die twee beelden even eens van
het Weezen. Nu zien wy twee beelden^ia^ra/i?/ op een grond,
fte u ^ donker

en het ander lichter, hoewel de diepfels in het laat-
^e^ t eigene kracht behouden 3 het welk anders verbeeld zyn-
J^^^ê^ns de natuur en de regels van de Konit zoude ilryden.
N) voorbecid is dezelfde aanmerkinge.

ik wel verzekerd,, volgens de ondervindinge, dat Tvanneer
^Veji eenigen, zonder deie Aftekening gezien en de reden daar
te hebben, een ommetrek van het volgende of een
yke
concept gaf, even alzo gefchikt,. den een dus verre van het
% ander zo veel nader, beide^^ri^/^/aan den
horizont ilaande,

licijj. na hunne eigene bevatting te fchaduwen, zy die gelyk in
^ereg^^.^chaduwe zouden vertonnen:. daar het nochtans een onfe'ilba-
^on^Q ^^1 veriÏe van hetbofch ilaat, veel meer lucht

^elyj^ ^^^^ heeft, als die welke nader is. By gevolg kan het onmq -
weezen , als men 't hier verbeeld ziet: te weeten Β een
"^^fcK f ^'^'^"^aduwe, entweeindeflagfchaduwe: en Α twee tinten in
'^jeon^e, en drie in

de ilagfchaduwe. Befchouwtnu het vrouw-
'doorgrond. 'tZelveheeft, gelyk Β, een tint inde fchadu-
""^eOp j^9r2.aak van de
reflexie der nevenftaande fteen. De flagfchadu-
in drie tinten. Wanneer de ileen daar nu niet was,
^^ht d ^^ gcene diergelyke hinderpaalen in den weg waren, zo zou de
, te weeg brengen, hoewel niet zo krachtig,

hiiij i dommige hiermogelyktegenwerpen, cnoordeelendat
te ver van daan is om zodanig te
refleyxeren > zo niet, dat
I i iih-

-ocr page 311-

tf4 GROOT SCHILDERBOEK.

alsdan het beeld Α zo veel niet behoorde te verfchillen. ^^^^ in
ik antwoord, dat de ftain C met de achterftaande
de weg zyn, welke beletten dat het beeld Α van het huis
eerd kan worden: by gevolg is het natuurlyk, dat die in we-
duwe een tint donkerder is als B. Wil men nu een vergez^'ê ^gg
genftellinge maaken, en fchikken Α met een wit kleed ογ· ^^ y^ ;
ik, dat 'er alsdan die boomen noch het huis niet noodig zoudej^
ί
daar het echter genoegiaam blykt,dat het een en 't ander al"
fchikt is om tot een voorbeeld te verilrekken. ^ndc»

Het derde voorbeeld dient tot beveiliging van de twee voorg^'^^^ jj;i
Avaar in wy klaarlyk bêweezcn zien de reden waarom de
voorW^rp
hunne fchaduwcn min of meer Verzwakt worden, niet alleen'^'jit
weérkaatfing van andere voorwerpen
, maar buiten dat door de -j.

ter linker zyde > desgelyks de flagfchaduwen, welke buiten hc'i
derzelve lucht of
reflexie min ofmeer verduilterd worden: X
blykt aan deze drie kolommetjes j in de welke men duidelyk ^ jg ί
dat de flagfchaduwen van i en 3 een tint flaauwer zyn als die van 2- p^,
door het licht van 2. en de lucht, en de 3 door de vrye lucht aH^^^'^cP,

ζ is omtrent de helft van onderen donkerder in

en zyne llagfchaduwe een tint donkerder als r en 3. ter oorzaak ^^^^^
nader aan de 3 ilaat, en daar door de
i op de 3 zyne flagfchadu"We ^^^^.
te flaan j welke flagfchaduwe het licht van de 3 tot de
waar door deze dus verre oók niet kan ri/ifA'fiifi» tegen de koloin^^'^ ^
q
mede niet in zyne flagfchaduwe. Deze uitwerkingen
wel in een zonnefchyn, als in een gemeen licht, zonder de mm
andering. . ^in"

Hier vcrtooncn wy noch een ander voorbeeld, 't geen ^^^ d^
ftehoogfeis'^cr te bedenken geeft als het voorgaande 5 waar door ik aan J ^
«fgianifen. kracht van 't licht, en de uiterfte hoogfels op de voorwerpe^^^jj^
hoe 'die in twee gelyke voorwerpen zich heel ongelyk
na dat den
horizont hoog of laag is. De Α en Β betekent ^gc
zelf.) en C en D is het bewys daar van dat het niet
anders ka^
zen. Het werd ook niet bepaald, of het een zon- of
is, noch of het licht van de zyde of van vooren komt. ^ 'Φ
is, gelyk men ziet, tuilchen bey de hoofden, en het oogP
het midden j of wat meer ter réchter zyde. Dc dag k''^
van de rechter zyde.

BefchouAvt nu het voorbeeld zelf, hoe het hoofd Α en J ^gfels
van een en het zelve licht gedaagd,
echter in de uiterfte h ^^
■min of meer vérfchillen, naamentlyk dat Α

op het voorho

-ocr page 312-

^icht GROOT SCHILDERBOEK. 1.61

derljp ^^^vene gedeeltens, als op de neus, op de kin, tegen de on-
^arigg' ^^^ Zo voort, met een krachtig hoogfel, daar het glad is,
^^ hoH "werd j en Β tegen het been van de winkbraauwen,in
'^ip y^ ^^^ Van de oogen, bezyden dc neus en langs de wang, op de
^ergg" ^^ neus en kin, enz. krachtig glimt: welke verandering
van daan komt, als door het zichtpunt, na dat het
^ie Q of laag geplaatit word. Als de voorwerpen (hoedanig

^^i'itic^ '^ogen weezen, wanneer ze maar glad of effen zyn, 't zy
koper, of het leeven zelf) ondereen hoogen/:76in.z^/ftaan,
^cggj^^^^ven de voornoemde hoogfels, of glans, naar boven: en in
^ont _ ^^ daalen zy naar beneden hoe dat zy meer boven den hori-
^cn ^^^'heeven zynj gelyk wy gezegt hebben, en hier aangewee-
Va^^^' Merkt nu C, D, gelyk de voorfte van de zelve ftof,
Zelve licht gedaa'gd. C heeft een krachtig hoogfel, of
^εη (jp^'^êi op de zwellende party, en daalt min of meer als hy bo-

η horizont opfteekt.
Voortj^^öorbeeld

is van byzonder belang, en doet ongemeene zaaken
^^ge <iaar men zomtydts om verleegcn zou zyn, en die in

EecfigjJ^^i'en niet in de gedachten zouden vallen: ik fpreek van die
^^eti ^ ' ^elke al te veel op hunne vlugge geeft en vindingevertrou-
Zaaken niet rypclyk genoeg onderzoeken. Want men moet

}üt de V 5 d'At het, zonder de kenms van Atferfpe6tief^ de waarheid
bruii^ ^^'borgend hcid der natuur na te fpeuren, om in ons werk te ge-
Hetlcg^^o als het behoort, onmogelykis, Hetiswelwaar, menkan
öf aritj^^*^ naarbootfen, een goude of zilvere pot, een ketel, fchotel,
^ian j, · ^^ glinftercnd huisraad, zo fraay als het leeven zelf: maar men
^antig^" geweldig misgrypen in het gebruik derzelve inonzeOrdi-
le^ '^oor iemand die niet naauw keurig op de beweeging der glans-

alli "^elke zo uitermaatenveranderlyk zyndathetongeloofïelyk

^eniju^j ^'elke dingen echter zeer gemakkelyk zyn tebegrypen voor
Qie
ditperfpciief verftaat, en zich zomtydts daar in oeitent.

Van de weêrfchyn iii het JVater.

Yjl' Derde Hoofdstuk.

J^et Verbeelden van de weêrfchyn in het water is zekerlyk van
Μ V. ^«linfte niet: en de aangenaamheid van zodanig een voor-
V . moeite wel om de zelve natuurlyk uit te drukken,
^"ttiits men daar toe noch geen middel heeft voort gebragt,

waar

-ocr page 313-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

waar door men 'er vaft op kan gaan, en dat men 'er ook
zal vinden dan door de
Perfpe6lief^ fchynt het vruchteloo/.cn a
te weczen elders een te zoeken. vcêf*

De weer- Hct is om die reden, dat zommige Landfchapfchilders de ^ ^^
Stydtr'^ fcliyn in het water vecltydts voorby ftappen., en achter l^aten? ^^^
aoor de ^^^^ gcnoodzaakt tc zyn zich met de Doorzichtkunde tebemo^^j

fciüiders''^' Dc wecrgadclozc hccft hct echtcr niet vcTgectenteg^ jjj

ken: enwaarlyk, hetisietsdathemgrootelyksverluiilerdhec ' ^

fpreek van Nicolaas, die niet minder in zyn Landfchap v/as dan
Beelden,en die nooit zwaarigheden heeft ontmoet welke hy ^
boven is gekomen. Maar laaten wy tot ons voorneemen ke^

Deze zaak met een ernilige aanmerking overwogen
zo heb ik naarftig onderzocht of 'er geen ander middel zoiidc
nen gevonden worden, 't geen van minder omllag ware, dft^ ^^^
ilaggronden, trekken, en linien, om voor te komen dat
fraay en aangenaam voorwerp niet mogte achter gelaaten ^^^^
Eindelyk heb ik dan, na een lange en geiladige oeifening ?
naarvolgende praftyk ontdekt^ welke aldus toegaat: ^Is

-Neemt daar toe een langkwerpig plankje, 2,0 groot of kl^ j-gt
weêrfchyn gy bekwaam oordeelt. Stelt daar op eenige wafle beeldtjes,^^
dc kant al s gy goed vind, of na de afiland dér gronden
' de oevers die zy in uwe fchildery moeten hebben. Kneed cn ^
de gemelde beeldtjes tot die adien in uwe fchets aangewee^^^n^j^^
ftclt dezelve zo hoog of laag als gy begeert, door middel ^^^ i^od?
jes of potaard. Neemt alsdan een daar toe gemaakte bak, van ^^
hout, of blik, met zodanig een grond van binnen

beftreekenai^^

vannooden hebt, met zwart, omber, of tervert. Vult dieboorde^^ ^^
water. Zet die dan tegen de plank met de beeldtjes,zo hoog
laag als uw grond zal aanwyzen. Stelt vervolgens uw
cn als gy uwe difimtie gevonden hebt,zo plaatft u dan aldaar
de of zittende, en tekent het alzo na het een met het ander, ^^g.
ten de beeldtjes met hunne weêrfchyn 5 als mede de fchaduW^^^^y^
tig aanwyzende. Gaat dan heen en ftclt uw Leeman, en voert ^^^^^
voor beeld zeer naauwkeurig uit j zettende elke reis uW^ j^^f
daar de beeldtjes geilaan hc&en, zulks dat gy de weêrfchy
van even gelyk ziét als uwe fchets j doende alzo tot de , ^géf'

Voor al moet men acht geeven op de lengte en breedte dei
fchyn: want dezelve verkort altyd meer als haar voorwerp,
zo veel laagcr onder
den horizont is. Wanneer mten het 1 yut)

Leeman, zoveel hooger boven den ^^r/xw/ftelt als hy onder ic ; ^^

veifloft

Byzonder

Bys
tniddel om

te modellee
ren.

-ocr page 314-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

ï.0 het zo eorre6t na, om naar het zelve dan te fchilderen,

^εη ^^^ die uitgevoerde tekening het onderfte boven. Hier zal
heggen,dat de weêrfchyn anders om moet weczen als het
^ricigj. het geen ik niet ontken : maar die tekening kan men op een
Λ^^ί^ Papier overdrukken > en daar door zal men de goede uitAverkinge
^^^oefy ^^^^ worden. Ik twyiïel niet, of dc geenen, die hier een
gelieven te neemen, zullen het aldus bevinden.
^^ /'^de dit nu alles waargenomen, en op uw doek gefchilderd,
^u fi Verzekerd dat 'er niets aan zal ontbrceken.
^cht ^^^ hier noch byzonderlyk aan te merken, dat men naauwc
^^'^dicui^^^ neemen, dat de weêrfchyn altyd met het bovenftejCi-r-
Si'oejjj^'^'^^ moet weezen, min noch meer als of zy uit malkanderen
aai^ ^ tegen voet > gelyk in het twede voorbeeld, hier ach-
i)it ^"^^ende, kan befpeurd worden,

is niet alleen om beelden te ftellen, maar ook allé
hoedanig die zouden mogen weezen, geene uitge-
^srei 5 S^lyk paarden, honden, piramides, vreemde fteenen met
^^or vaazen, potten, en meer andere dingen: dat meer is,

, Me^^hter, of bezyden het ftuk.

■ clo ' plaats van een waterbak, een fpiegel komien gebrui-
ondig ^ ^^^ natiiurlyk niet als het water zelve ,'t welk men diep
lïia^?^·^ donker en licht,kan doen fchynen als m en wil, wanneer
■^rpt ^ de grond van de bak een weinig modder, gras, of zand

1· ^^"t d

aangaat, wy bevinden door ervarenheid ^ dat hoe

Wanneer de

ïT ^^^ ge · ^^ ^^^ water verlicht, hoe twyfFelachtigerdefchynfels^^j,'^'^·^^^^
y yiit werden. En wanneer de zon volkomen op het wateren twyiSei-

; "^toon.^™ zich de

voorwerpen daar in noch veel twyffelachtiger ^'^
wel ten opzichte van ons als van de geenen die zich daar
ς ^^^^ 'ic Λveêrfchyn vertoont zich dan niet anders als ne-

^^^^ ftraalen zonder gedaante i gelyk men zomtydts ziet a

3,

;aan

^j^^tei-g ^^^^ ii^aan, of iets anders, 't welk alleen op de oppervlakte des
·) 2^0 wel in zonnefchyn als by nacht j om die reden
is f^hvnr^ ^^ klaarheid van het water niet en kan bezeiFen,

^yn ii^ bet water,fchoon het zelve heel donker en klaar

^yu /ijv^^^^it Zó licht gedaagd, als de voorwerpen die 'er buiten
1 ^'^nifi een tint of een halve donkerder. , ' ^

P gemelde fchynfcls te vertoonen , gelyk wanneer het wateï^ «ffcJli^^^M^
men het zelve maar ten eerften opfchildercn met dag eneen joopeud
ï op ccn grond die eerft met een weinig taaij en olie dunnetjes^g^'^^g^f/g^^
Κ k üit-

toont.

-ocr page 315-

GRÖÖT SCHILDERBOEK.

pitgehaald is: en dan een groote das genomen, zo zagt als men ƒ
kan, en daar mede heen en weer dwars over geftreeken. Maar
beter tc doen,, moet men een gemeenevispenceelneemen,
hair, en ftryken , als ge2 egt is ^ zo digt aan eikanderen, gèlyk
pen van het Avater ioopenj wel acht neemende
, dat mendcBö
Geiykenis.p^ict te yéel weg dryvc.Doch gelyk het glas een

doorfcfay^n

chaam is, zo heeft het geen beftendigheid noch vailighcid j ^ ^^.ct
niets uitwerken dan door hulp van een ander't welk ligchaan^^jljd
zy,als de aarde die vaft is. Mcnbevind zulks wanneer het glas
is met kwikzilver, pik,of iets anders. Alzo is het met het water,
geene werking zoude doen omtrent de voorwerpen, en gcene»^
aanneemen, indien 'er geèn vafte grond was die deszelft
heid beilendig maakte > gelyk men aan een ftuk ys kan
ondervi« _ ^^^

Wy hebben genoeg' van de refiexie of Weêrfchyn in 't
iiandeld, voor zo veel ons dienilig is, en voor zo veel de ^^^ iét>
pen buiten het water betreft. Het zal derhalven
noodig
aan te merken Avcgens dc voorwerpen, welke in het water
Deze zaak is,myn's bedunkens,aanmerkelyk, wegens de
de toevallen die zich daar in ontmoeten j 't gcen dikwils^^^^^ φ

niet word betracht, min noch meer als of het-op't land

geen water daar omttent. ^

"Van dewcêi-

Men moet dan Vdor eerftvaft ftellen, dat het water is als
luchf mt ίκΐεη dat de voorwerpen tuilchen het zelve en de lucht, vanbo^^^^r
tegen beneden gezien, zich eveneens vertoonenUls of
zy vanondejgj·'
boven tegen de lucht gezien wierden: zynde géen meërdei"
'fcheid tuilchen' beide die lichten
5 als dat dat van het water eeii

zwakker is als dat van de lucht. Dereden daar van is genoeg te

penaandcfpiegel, "waar in de voorwerpen, hoewel zenoch^j^^^^
lyk daar in fchynen, nietteminhet keven zelf niet konnen ^^ζ^,^^^ϊτΐΐ ?

Die dingen dan zo'begrypefide, zal het ligt af te n'cem en ^^^jge'

•'dat devóorwerpen, welke inhet water ftaan, van
daagd worden als van boven. Ik fpreêk hier niet van het fci^y _ ^glyK
öofwerpen,maar van de voorwerpen zelf en hunne fchad^^^, ^Jj Λ?
ier in Ynevens^Saandie Voorbeeldkangezieft"werden. H^^ ^rtd^»^

watei
de VOO
gèn

vöorw

Voorbeeldt
^anhctfelve.

-ocr page 316-

^^^ GRO0T SCHILDERBOEK. zfp

^^ 4efchaduwe der iDQomen. Met dezen wys ik aan,dat de weêr-
eeti ^^^ waters gelyk is met 4ie der bovenlucht, doch alleenlyk
ibe^^^^^g ï^wakkerj gelyk wy te voorennochmaalsgczegt hebben.

op de fteen C vertoont het zelfde , maar \yatduidelyker
^^"vveezenj zyndemedevan onderen gedaagd,
^el/nu noch aan te merken, dat hoe verder of hoe hooger de
ge-
Οη^ρ ^ "Voorwerpen van het water af zyη, hoe zy ook meerder reflexis
Wg^^gen i gelyk in dit nevenftaande beel4 D gezien kan worden, 't
(Ις de borft digt aan het water is zonder
reflet^ie, uit oorzaak dat
liet ^enlucht daar niet in kan fehynen, door dien hy' er over bokt en
Verj.^ .^-er tot in de grond met zyn ligchaam befchaduv/t. Dit is zo
^^Ue ^^^^ - ^^ konnen uitpluizen : de verdere ornilandighedcn

^ al oeffcnende daar uitvloeij en.
^e^j^ ondertuffchen, hoe veel devoorwerpenophct landvan

waar omtrept men moet bezeflfcii , dat , hoe zy zich
ν^η de grond opwaarts verhoogen,hoe de fchaduwen minder daar
perf^^^fi^^eerd worden: uit oorzaak dat het licht der gronden op Acfw-

Vv^ of oppervlakte zynde, zy hunne eigene vafte koleuren hebben.
4e de weêrfchyn in 't water, heb ik, buiten de verkorting en verander

OHg^j 5 al over lang eenige twy ffeling gehad, ten opzichte van de
Vel (X "^id derzelve en de voorwerpen die daar in fchynenj konnendefgis tan^cfe
^at '^^fdeelen, volgens de regels van de
OpicaoidePerfpeclief-praëlyk^^^^'^'^'^^^^^
iiicj^j-i^^^s meer aan te merken was. Ik kon ook begrypen, vermits'crfchynfeHH 't'
ίζη ovenen onder is, enboven en onder een zon, dat die twee lich-'·^'"^^·
fpeEi ^pdzaakelyk in hunne voorwerpen en fchynfel een ongemeen
• ^'^^^cht moeften veroorzaaken: > maar evenwel kon ik niet vail
is ggj^ ^^ 3 hoe , of op wat wyze > te minder, om dat my nooitter ooren
^chj.g^'^'^i"^ dat het iemand regt heeft aangeweezen, ofvoor.dendag
^^Ud^ -' ^^^oos by myn wceten niet: het welk my ten hoogften ver-
^eti Qp"^ ^'Ëindelyk,vindende de meefle zwaarigheid om myne gedach-
^Pftei]^^^^^ ^orftaanbare wyze te verklaaren, heb ik, om een duidelyke
§elyj j^^ê® daar van te maak en, de waarheid zelve laaten onderzoeken j
in dit Voorbeeld te zien is: waar in men klaarlyk be-
h ^^ veiTe de dingen fomtydts buiten onze gisfinge gaan kon-
die geenen, welke de zelve naarilig onderzoeken, zich ver-
deiji^^^^^^cer zy zaaken ontdekken die anderen niet cn hebben,noch
"^f oem^^^v ■ Die Zoekt, die vind, zegt men > maar niets zonder arbeid,
^ίβη ^ ^^^^g· Gedenkt maar, dat het hier op 't hoogfte licht aange-
^Η^χΐ,ί ^elyk dezefig

uuren duidelyk aanwyzen; maar het zelve kan
S^iïiatigd worden na gclegcntheid van zaaken ais men't goed

Κ k ζ vind.

-ocr page 317-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

vind, wel tc verftaan in de voorwerpen, en hunne weêrfchyiT·

Wy neemen dan tot onze voorftelling deze nevensgaande vooO^^^^

vooxbee welke even op de oppervlakte des waters ftaan > zyüdede ^

zo verre onder den horizont, als zy noch eens hoog zyn > werden
de rechterzyde gedaagd. Zyftaanbezy den het oogpunt, enhe
hunne behoorlyke dag en fchaduwe,
yolgens de Ρerfpeèliefy
het uiterfte hoogfel of glans op de rondigheid. Op deze wyze
met allerhande voorwerpen, gelyk wy te vooren nochmaalsg
hebben, dezelve uitwerkinge bezoeken: in welke alleincn^^
nen bemerken, hoe veel de
v^'-eêrfchynen, buiten de verkorting ?
de voorwerpen zelve zullen ν erfcheelen. j^ji,

Deze Avaarneeming is heel zeldzaam > maar kan gemeen
als wy onze gedachten daar maar op leggen.

Ï^aM de flag fchaduwen volgens de -verfchetdene lich^^^^'

F D S τ υ K.

Vierde Hoo

iet kwalyk zal het voegen, hier nevens iets aan te mei'k'^^^j^^D
-i- ^ gens de ilagfchaduwen der voorwerpen op de grond? ƒ
beloop na de verfcheidene lichten, beginnende van

de zyde ci'i

om naar vooren toe. ^^^^ic

Zonder de Gelyk ons de PerfpStief^ of Doorzichtkunde,de lengte, ^o-
hJtlfofJlen diepte der dingen naauwkeuriglyk aan wyil j fchynt het^'^.l^el-
sciiiider on-gelyk, zonder dezelve wel tc kennen iets naar behooren

de°KoU te den,al oefFende men de Konft honderd Jaarcn,by manierva« F

vcordeten. , cn al Avaren't maar Ordinantiën van tVv'CC a drie bceW^ f

laat ilaan met tien of meer. .

jW^T^nf" Het is geen wonder, dat men de jonge geeilen, die zicJi^^-^g.-
Konft ocftcnen,
de PerfpeUtief m vroeg laat leeren, eer zy ^^ al'
dlm^aLÏ'e-tot het inventcercn te begeeven.
Ja al hadden zy
jceveumo^et.leenlyk een tamelyk begrip daar van, (want al oeficnendeko ^^c
eindèlyk tot volmaaktheid) als zy zich maar wel wagten o^

die van een tegenilrydig gevoelen zyn, en de Doorzichtkun
de grondregels derzelve, niet alleen verwerpen als ^'^'^^V^jJ^xide'^
tollig, maar ook zelfs de geenen verachten en voor de ge^ pin
die zich daar aan verbinden. Zulke verwaanden zyn
fchade }
by te verkeeren voor jonge en zwakke geeilcn. Maar ke^
Jithris^Êr tot het geene de tytel des Hoofdftuks behelil. , ^ydc

-gemaike- Wy bcvinden, wanneer wy in onze Ordinantiën een vW^

lykftc om de ^ ^

-ocr page 318-

^icht GROOT SCHILDERBOEK. 1.61

op^- ^i^len gebruiken, dat wy een groot voordeel hebben, tcnüagrciuKiu-
op (jg . de ilagfchaduwen j vermits de gemelde llagfcliadii wen, '
I
oq ë^'ond, van voeren tot achteren altydaan den/jöfisö/i?

τ 5 donder de minfte verkorting : het welk wy 5 zonderdeDoor-eeïite^voo"
cerf^ ^^ gebruiken, genialdcelyk kennen vinden, gelyk in 't^®®^,^ aan-

^et . ^ oorbeeld gezien kan worden, alzo dezelve bekwaamclyk^^^''

j^j^eii paiXcr konnen worden gemeeten, ook wel na gisfing. .
«Ja^r te neemen, hoe veel gemakkelyker deze is, by een Maar deï.ei-

loop ^^cht wat meer van vooren komt,"alwaar zy w^einigfcliuinjj^i ί"

lïiin of meer verkortende ï konnende met geen pailer, veclmcei vm
Y^^^ gisiing, afgemeeten Avorden: vermits dieflagfchaduwen^°"®j,"
öc YQ^^^'ierlyk zyn, dat de eenede andere niet gelyk t. Veranderen άί ƒ edpec-'
eet^^ l'^^'^'^erpen van plaats , de ilagfchaduwen veranderen mede: de"gf?f g^ftjii
bynaregt, de andere loopt wat meer op, cnAverdkorter rworden.
meer, na datze verder van de zy de, daar het licht van
^'erij ^ 5 afwyken, gelyk in het derde Voorbeeld te zien is, bene-
^eji ^^ P^iddelom zonder moeite of tydverzuim. zodanige llagfchadii-
^
Qq^, , hoedanig het licht ook mochte vallen. Dit zal ik nochj^.^^

ïn ^^ggen wegens het licht van ν ooren, gelyk Ν ο. ζ, dat, de wyl
geval de ilagfchaduwen achterwaarts over de grond wy-
cj^^^ ^ dezelve te vinden, anders nietvan nooden is dan het oogpun.t ·,
Ïiiig maar alleen, door het middel van deladder, htinne verkor-
ee-n ^'^^ïiden, zonder dewelke het gantfch onmogelyk is: doch hst

rft

'Oofil^^ , Oogpunt daar ik het hebben wil.

fchaduw het zelve ,

en flaa myne llagfchaduwe, na

^Us vg ? als ik het licht begryp, een weinig van vooren . Als ik dit

yoete^^b, ftelik

m'yn ladder ter rechterzyde Β, alwaar de Avykende
'"^et vn "^Pê^tcekend zyn. Verders haal ik
eenparalelk linie C van de
l-^g^'^^^^^'^tbeeld A, aan de ladder die zyneftaanplaatsaanwyft. Oni
Voet'^ Ρ ^^^^ fchaduwe aan te wyzcn, zet ik myn liniaal aan
volgende zyne flagfchaduwe tot op
denborl-
^""yne ^^^ ee» kleen frarretje Dvcegj uit welk ftarretje ik alle

^ycle ilagfchaduwen haal, van vooren tot achteren, van d'eene

^^n ^llg andere, 't zy beelden, iteenen, enz. Om nu de lengte
i'^Wu-^ Ρ ^agfchaduwen te vinden, haal ik van het einde der fiag-
'^ptell ^ j^^^'icrom een paralellc linie F tot aan de ladder. Daar aan
der wykcnde voeten. Genomen, het beeld is 7 voet, en
Κ k 3 zy-"

^en geringe omilag, die in minder tydts kan gemaakt als gelee-
Èer^^*^^^^· Hetmiddel, 'tgeenikhii^i-f^f^o-'^^t^'-ni^r is^k vo1o-i-·
Hs Schets ik No. 3, mynOrdins

't geen ik hier toe gebruik, is als volgt :
^chetsikNo. 3, myn Ordinantie, en plaats myn/iörisöwne-^^^^
'^'Om-a^^, Oogpunt daar ik het hebben wil. Dan zo begin ikaanhetbedX

Derde Voor-

-ocr page 319-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

zyne ilagfchaduwe 6 voet lang, fchietcnde of wykende 3
Stuk, gelyk op de ladder aangeweezen is,
en zo met al de voor .
pen, reekenende maar elk zyne hoogte, om
de diepte van de üag
duwedaarnatemaaken, endaarmeêgedaan. ^def»

Nu laat ik oordeelen, hoe zwaar het zoude vallen zonder W
oifUnmn^ die verandcrlykheid te vinden. -^clk®

Waar cl oor Dcze praftyk heeft noch een ander voordeel voor de geenen ? ^
ea, bviiten.^||g iiunnc bcelden naar het leeven willen uitvoeren: want doo

mea
de V
noemde
merk
de rc

onf

ide op-

beloop der gemelde llagichaduwen kan men ilraks weeten waar ^ ; .
Model of Leeman moeten plaatfen, naar het licht van't Stuki
itaanpiaats Vv'y voor dczcn in ons Teekenboek aangeweezen hebben. j^gj

paiik^iiivfn- Hier mede wil ik eindigen 3 niet twyffelendc of men zal / '
bezoeken van de proef groot voordeel daar in vinden.

VaM de weêrkaatfingen (9/Reflexien.

Vyfde Hoofdstuk.

Om deze aanmerkinge duidelyk aan te wyzen,

heb ikfloaigg^

acht dezelve doorheen Voorbeeld of twee te bekrachtig^^ ^^^
zynde eene der voornaamfte bevalligheden in een Stuk, ^ jgn,
men het verftand van den Meefter
in alle deden kan gewaar

Het is niet oneigen, dat de vermoeide jagers ofjagtnimfje®' γ^,οί'
ruften, de lommer of ichaduwen der boomen zoeken
·, gelyk di
beeld aantoont. Hier zitten zy, voor aan in de linker hoek cci^

by eikanderen, op een groene bank of aarde borftweering, gj-dek^
hoogemuur, welke heel begroeid, enmetloofderbooineJ}®
is. Op de toppen dezer boomen ziet men, hier en daar, ^ic

tige licht es. Dit ftaande beeld ontfangt tot even onder de Κ ^fj

IgL lOl· even UULi^- - ^gs^eJl'

krachtigfte licht, waar van de reit, met de grond vereenig" ^^ ^gel
ftaanpiaats aanwyft. Nochtans heeft het licht van ditbeel . ^^jefi

kracitniet, om de gemelde muur, welkeachter de zittend^ ge-

is, tereflexeeren: eensdeelster oorzaak van

melde zittende beelden j en ten anderen wegens de ruuwigheK^ ^^^ ^^q^
ve, die vol gaten, holligheden, en uitfprongen is, van f^j .^^g
welke de fchadu we verdubbelen, en de ilraalen der
weêrkaa ^
het beeld niet of weinig gevoelen. Integendeel ziet men dez
de tegen over het voorzeide liqhte voorwerp, of beeld, ^^^j^gerva'^
der re et kracht deeenvan vooren,
de ander w.at

dezyde, na dat zy achter, voor, of in het midden zitten· pa^r

-ocr page 320-

t) m

GROOT SCHILDERBOEK. 16^

^^^ veel aan gelegen , dat men de regte oorzaak duidelyk
hunft ^^ gemelde
reflexien zynvoortkomende,nament-

. f.^dpkats, ^^oleur, en grootheid of kracht. Van dc
astïQ. „ ^^^ 'heggen, (v/ant de ilandplaats der beelden is alree-
^Verp^-fe^^^^-^efezen) dat, by aldien het gemelde licht geevende voor-
^aii I oseld j met een fchoon licht-rood kleed gekleed was,en
. ^^'achtige zon befcheenen, en dat de vier zittende gekleed
^oode V en wit , dezelve zekerlyk 2oor dc

^^ eiog·verbafterd zouden worden, en ten deelen hun-
^ koleurcn -verliezen, om die der anderen aan te neem en en
^Qód ^^ ^^ liiede te vermengen: als by voorbeeld, het purper zal
^ het ^et blaauw, paarfchj het geel, ros of feuiljeraorti

f'^^ei'jj, > appelblociTem of vleeskoleurj doch het een "min het
1 ' ^^^ flaaii w of krachtig, van naby of van verre, zul-

Hen. ƒworden. Daar en boven zal het naakt gloeijender wer-
^ant (j^^i ^ geheel, maar op de partyen die daar van geraakt zyn;
'^hadij^ ^'eht, '^^e 'er om i-s, laat zich min of meer zien, 'tzyinde
öit. ^' of tufTchen dezelve en de
gercflexe&rde party.
r^^legTiS >^öorbeeld wyft aan de verbreeking der Schaduwen naT-,edeVoor-
"eid der plaats, zo m koleur als kracht. beeid ,

^ bpf^i^^^^etnuur is uiteen rosachtige engloeijendekoleur. Deftaan-gn aWemee-

rbaft ^^ otivervalfcht is, zy niettemin in hunnefchaduwe geheel zyn
opj; ter oorzaak dat zy van de lucht verfteeken, en van een

^ ΟΛλΙ j AnuUl lö UlLi^wia iv^otv^iAv-x^v. ^^---,-------------cii^i^^ii^w-

êi'ondT^' in 'Ïwit of licht gekleed, zyn, benevens die fteencn en-j™^
ö^^^trent dezelve,van het gemeeneiicht,of zomiefchyn,gcdaagd.c '
ons aan, dat, hoewel het licht, 't geen hen befchynt ,

Pn^^. , · · _______· 1__________TTrf^

Ve

ter oorzaak dat zy
^i^n de Λ êi'ond omcingeld zyn j geen. ander licht ontfangende, a]
? ^élv ! ^^^ der gemelde gloeiicnde grond, waarvan de fchadu we
koleui- aantrekken. Het tegendeel zien wy in het onder fcc
j^^Cïci-i ^^^^^ > te Aveeten dat, hoe meer de voorwerpen aan de lucht
t^'^e ?,yziijverder worden, en hunne eigene koleur behou-

Is
en

't tïiiiJ^^yk aan het bovenfte beeld blykt, 't geen half in de lucht en
^'^ein;: ^^et veranderd is in zynefchaduwe, dan alleenlyk dat het een

Jenctej. ^^^ een andere koleur als het bovenfte, te weetengloei-

ba'j «^e andere ondergaande van gelyken.

^^cr^. Ynvoör dezen weinige Meefters ge weeft die dc rsficKk wcl·^^^ '^r «i-·

iiebbcn, vöornanventlyk onder de Ita]«vanen. (>n.uer dcftcK gev/^-fc ,

ΓΓΛΠ:-

-ocr page 321-

■z-64 GROOT SCHILDERBOEK.

zyn die de fi- Franfchen vind men'ernocheenige die zich daar in hebben geoe^b'
Jürüu ver- £chter beken ik rond uit, dat de geenen, die het waargen^m ^^^ ^^^g
•ben onder de Italiaanen, al was'er maarééngeweeit, hetweJ- ^ ^^^^
hebben verftaan, en de Franfchen meeft in alle dingen tarnelyJ^''
Avel'er /^öi^é'/heel vermaard door is ge worden, hebbende daai^
gedaan, ja meer dan alle de Franfchen en Italiaanen te zanie^' j^yH
door ik haait gelooven zou, dat de
reflexien niet lang gepraftili^^ aei"^'^^
gev/eeil, alzo men noch veele oude Stukken vind daar ze ter^'^'^^ ^get
niet in waargenomen zyn. Ik kan niet anders denken, or ^ ^^^^fi
toen ter tyd hen noch -onbekend geweeil zyn. Maar 't ge^^
al zo arg is: zommige,
gcljk Σαβηιαη^ Rottenhamer,
ben niet geAveeten, als een voorwerp in de fchaduwe was, ^y^
ke zydc het licht of donker moeit weezen. Derhalven ^^^^^
die, gelyk de andere die in 't licht v/aren, gefchaduwd 5
meer als óf ze zo veel donkerder \varen gelaxeerd. ^
voorbeeld, een Stuk, 't welk van de rechter zyde word

daar zal men zomtydts een beeld in de fchaduwe van |
ander voorwerp zien. De fchaduwe van dit beeld dan ^^ f "fteei'''

in plaats dat de zelve aan de rechterzyde, veroorzaakt door ο^^^^^,^,-

moeit

\veczen.

aan de linkerzyde gemaakt, gelyk alle de
Uit oorzaak baarblykelyke tekenen, voorwaar, dat zy van geene refle^^^''
iegenlLiul'^^i^ '^^If is hier in niet verlicht geweeft:
want toen wifte^ .-J^ j^t
en donker' vaii licht tegen licht, en donker tegen donker te
ftellen- gjfiei?'
1«? toer geval komen de
reflexien meeft te pas. Maar zy zochten

werking en reddering met het licht tegen donker, en j^eO-
welke oorzaak ζ ν Qeenereüexienvs.nnoode^'^

tegen licht

"Γ uit welke oorzaak zy geene reflexien vannooden^yd,
Behalven dat, hebben zy alle groote fchaduwcn en vlakheid g

is 't heel anders. Men zoekt de groote fchaduwen·" j.^agi^'
daagirgeii" is het fraay in een Ordinantie, dat men groote partyen ziet van ^^^^
wènfeeiby. gc cn fchaduwcn, het zy gebouwen met beelden en basreleev^J'^^^ jef
•/oudeïe wel- fchadicn of iets anders, heel in de fchaduwe, en van de
weêrkaa : >g|ylc

iland in een _ i i -i r· , , - , - - ---iir

ii <nd i ^ Jtwi-x^Lui^iiuxicLSiuiuciö, iicciiuucicnaauwe, envanQewecii^"'-:. /^-gjyit
Schilder/'^" gronden, lucht, ofvan andere helder gedaagde voorwerpen Ü

verooizaa- gefefiexeerd? Het geeft, zeker een vergenoeging, tenopziclu^.^^j^j^g

veranderinge, aan het gezicht, en te gelyk een aangenaame

ii errom^e'^'' en tederheid aan het Stuk in 't algemeen, zo wel als in 't byzon " ^jj
r^fiexie^i v?ai-vcnwcl is hct mei
dereflexiengelyk als met alle dingen: g^ibe'

gdykzyn. ye^-oorzaakt gemecnlyk Avalging. Zo zyn'er ook, ^^^^^ ^^j^an^^

hagen daar in hebben, dat het hunnietenfcheeltof'tweeze

niet: en dikwils 't geen noch onzichtbaare reflexien zyn, zullen ;
iille kracht, door vermiljoen, ultramaryn, F.usgeel,

ftaan heb-
ben.

mentiyk

L^Jimf-n cn

li^öttcnfja/;

-ocr page 322-

Γϊΐ, groot schilderboek.

alsy^^· Voornamentlyk vind men zulken onder de Brabanders,
Λ. ^aaa^s, Rulhens, en meer anderen.

Μ

"^er^ ^ geeve dan vooral wel acht, dat 'ér geene reflexien verbeeld
cle "^elke niet met hunne oorzaak waarom verzeld zyn, als me-
^^^der duidelyk konne zien hoe verre of naby de eene van de

of ^^.S^^gen zyj op dat men te recht konne oordeelen wat kracht
hoey ^^^eidzy ontfangen, of ge^ven; in 't kort, dat men niet be-
vraagen, waar komt die reflexie van daan? waarom is ze
' êeelj of blaauw? zo fterk of zo zwak? enz.

de Zon met weinig of veel kracht fchynt, enbyg
^^dus 1 ^^'Clve tint blyft behouden: het geen ik, met dit vooi

ï

zonnelicht geen meerder kracht heeft ^ ten
^^chte van de fchaduwe, als een gemeen licht.

Zesde Hoofdstuk.

X 'zeker, dat de gedaagde voorwerpen, in een krachtige
dan (iig^^^^^^hyn, niet donkerder noch ilcrker gefchaduAvd zyn,
^ei-i. een algemeen licht, fchoon zulks echter fchynt te wee-
^^orH reden, dat liet biaauw der lucht min of meer verlicht

gevolg
orbeeld

öe^^rys.

^^^n Qf^ het zy effen of met basreleeves, gclyk die vanSr^-Eerfte voor-

^^n djij, ? midden op het vlakke veld opgeregt,en verre daar ^^

dat ^' ^e^yden het ftuk, een hooge toorn of bolwerk, 20 hoog
^en .■'^«s iiagfchaduwe de gemelde kolom half bedekt 5 weshal-
rnen^^"^ '^^eenlyk het boveiifte deel met al zyne kracht befchynt:
^^ΐ'εη ^ ^"^hter bevinden, dat zich de fchaduwe van boven tot on-
• ^^sn·'^ zelve tint zal vertoonen.

kjf gaat het met het licht van een kaars in een donkerach-

Even eens is

avond; hetwelk, fchoon fterker en krachtiger ίί'^ί

ίΐη t irii -1 ·π · ι · licntvaneea

^Mt Qj, ucjit, echter dc ichaduwen in het mmite niet verdui-kaars in een

de partyen die zy befchynt, m.aar wel zodanig doetf,®"!'"®
fi ε ^ geen men aan het twede Voorbeeld klaalrlyk kan zien.
v^de'vo!,'^^"^^' die dit jongetje in de hand heeft, verlicht de by-jj.^g^^^^^^^
her ^'^^erpen ten deele, terwyl de overige partyen derzelvedh twede
de dJf^^'^ei-licht befcheenen Avorden. Men ziet dan, zeg ik,Sïeiie-

d

niet

Was.

^oo/r.^^-clcn

nig^ ^ie door het licht van de lantaarn verlicht zyn,daar
worden in dc fchaduwe ab ofhet gemelde licht
En indien het gebeurt, dat de dag vertrekt, en
L 1 het

-ocr page 323-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

het nacht word j zo zai het omU'ent dat gemelde licht iiVj^^^
donkerder worden, maar overal.

VHJLJ.1V vv>_<iU.Cil, lllilill UVCIHI. iViail^''^

Van door- Het gaat met de doorfchynende voorwerpen, als ftofFen, alö ^
foonvelpeii hooHi, en dicrgclykc, heel anders dan met de voorgaande die
« hunne Zyn 3 't wclk men aan het dcrdc voorbccld kan zicn. lileci"*

De?d"voor- Mcrk, dat dit kolommetje,van papier of albafter,dooreci''·^^ ^^
beeld. gaatje zyn licht fchept,het: zy van de zon of van een kaars >

men bevinden , dat de fchaduwe, omtrent de party die van ^^^^^
melde zon of kaars befcheenen is, min of meer lichter zal
na dat het hcht veel of weinig kracht zal hebben; het ge^'^ jje
merkelyk zal konnen onderfcheiden van de andere
fchadu^v 5
niet verlicht, of daar geen licht omtrent is. pns

Deze aanmerkinge komt voornaamentlyk te pas in naakt
doorfchynende kleedingen. . hevii'^'

aanme^rkir^ In de naaktens, die van de zon befcheenen worden, zalm^^

gen'^daarö-den, dat de kleene en dunne deelen altyd min of meer doorfehV i y-

lïikten?^ zullen zyn, gelyk de oogieedeH, neus, ooren, vingers en die·
naa
tens, by gevolg zondervalle fchaduwen. Het tegendeel daar

men gewaar aan een fteene troonie: want al fchynt de zon 1

tig tegen de dunile deelen aan, zullen ze echter niet doon^^J^^^^c
maar zo donker als de grove deelen blyven. En
al waar deze
trooni met een fchoone en natuurlyke koleur befchilderd, ^^^ op'
tans het leevcn niet gelyk zyn, maar wel een doode: ik ipreci'^ t nidif'
zichte van de doorfchynentheid. Want men weet

dooronderv-

ge, dat het bloed, noch warm zynde, dunendoorfchyiien | dat
integendeel, alshetgeiloldofgeilremdis,
is het ligchaanieiy^,^^ ^
is te zeggen, vail. By gevolg is het zeker dat een doodmem'' '1 an
dien gevalle, meer een fteen als een leevendig beeld
gelykt. ^^ ^ -^^ge
men klaarlyk befpeuren aan de geilagte oflen. Wanneer d'er ^^

wand uit gehaald is, en men alsdan een kaars daar binnenvet?
men door de borit en tuflchcn de ribben veel helderder doorz-i^^' y^ii

beeft noch Avarm is, dan als het koud is en langer gehangen ^^ch'

gely ken is het met een dood menfch. Wanneer men een kaai s
ter zyn oor of ter zyde de neus, zo zal het niet doorfchynen- ,^^οΐΐ^^
Als mede De enkele plooi jen van de doorfchynende kleedingen jxaee''
door-^ich noch veel klaarder en doorfchynendcrin een
zonnelicht,da

kleedingen gemcen licht, by gevolg flaauwer van fchaduwen dan in grorer ^
w^dejonne
-^^gj. Sleedingen. Maar de fchaduwen der vërdubbelde hangende F ^^^^
jen, in
een zonnefchyn, vertoonen zich, voornaamentlyk j^ide
malkanderen raaken, veel fterker en duidelyker als in enkele gepi,

-ocr page 324-

^icht GROOT SCHILDERBOEK. 1.61

j) van dikke ftoiFe. Dc bladen van de boomen desgelyks.

iiraci^^^i^^fiarigheid dan aldus opgeloil: zynde, naamcntlyk dat di
Zonnelichts, noch die der kaars, defchadmvennietver-
Ιβη ^^jïïia.ar even dezelve blyven als die in de gemeene lichtenj zo zul-

voor-

van
en
eis

krack^^^^ het voltrekken van ons voorneemenbewyzen, waarinde
^cnv 2,onbcftaat:'t welk gemakkelyk zal konnen begreepen wor-
II cle geenen, die de voorverhaalde redenen wel veritaan hebben,
daaojj^ ^'^inden door ervaring, dat de voorwerpen, door de zon ge-
van de
ί^ε^Λ ?. ®^gelyk meerder eeweld doen, dan die welke door een alae-'^^^'^'"
^^ich ^ gedaagd zynj t geen met door
de kracht der ichaduwenvoorwerpen.
Eeiïio '.^^^ar alleenlyk door de vlakheid en kantigheid, welke het
ïieti niet en heeft, noch buiten noch binnen. Zommige waa-

gec^ ^ ^'^^cht grooter te weezen in de zon, als in een gemeen licht ·, 't
koijj J^^^'gens anders toe kan ftrekken dan om de dingen te doen voor-
Vcii e ^y kl^c^ of groot zyn, van verre of naby, als kleen lee-

"^^el ^^"^ensgroot. Nochtans zeg ik, dat het gemeene licht dat zo
fciigj^^^ft als de zon, elk in 't zyn. Watonderfcheidis'erdantus-
en 't ander ? Niets anders dan in 't eene vlakke en fcherpe
^elyj^^^^n, en in't andere ronder en fmeltende. Het eeril geeft dui-
i^it ig ^^ge ilagfchaduwen, het twede korte en twyffelachtige.
J^an eigentlyk waar aan men het zonnelicht van een gemeen licht
riiet vj, ^^'^cheiden. Dat het een meerder geweld doet als het ander, is
Zien ^^^d· Hetbewysd

aar van kan uien aan deze twee voorbeeldenbeeiden.
.^'^ΐεΓ als ik wel zeggen kan, waar van het eerfte met de zon
^e Ze^ 5 en het twede door een algemeen licht, beide met eene en
^yke ^onkerheid van fchaduwen j het een kantig met lange duide-

ik h ^'^^^duwen, en het ander in tegendeel,
^er fp· eens een zinnebeeld, of wel een
Narcijfus die zich ia 't wa- ^
κ ^ "^eii^^ ' gefchilderd j neemende het licht wat meer van vooren, wlmj^,

in zonnefchyn doet; waar mede ik niets ^^dersdes^h^^vei.
^en alleen om aan te toonen hoe ik de zonnefchyn begryρ over,

van de fmeltinge en kantigheid 5 en ook om een llag-
(^ynde
Λ ^^ vermyden,die van een kindts hoofd op Narcijfus wang
^^feede voornaamfte van het Stuk, want zyne linker wang was
^yde ^^^ ^^ fchaduwe) zou gekomen hebben indien het licht van
geen heel ongracelyk zou hebben geftaan :
^ertoo^J^ ^yne fpiegeling die fchoonheid niet zou hebben konnen
^iet ^ daar hy zo zeer op verliefde. Daar en boven kon het my
^Oorei^ ■ ^ f ^^' h^t licht van de zyde kwam, of min of meer van
> alzo dat in 't generaal niets doet, ja al was het vlak van

L 1 2,

voo-

-ocr page 325-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

vooren. 't Is wel waar, dat de groote ilagfchaduwen de
fraaiheid in een zonnefchyn te weeg brengen, te weeten als ze
te digt by eikanderen komen : want dan zyn 2e verdrietig? cn
oorzaaken een zekere naarheid in een Schildery. Maar veel ^^ j^^j·
naamer vertoont het zich, wanneer eenige kleenclichtjes hier ew
doorftraalende, de al te groote vlakheid der fchaduwen verbreek^^^'

De reden waarom ik dit Stuk een zinnebeeld noem,is οΐΏ "
Dichter meld dat deze Jongeling op zich zeiven verliefde
zyne gedaante in het water zag : welke liefde ons niet anders
nen geeft als een dwaaze inbeelding, of zwakke gemoedtsdrift?^^^'^jj
door de zodanige van kennis en veriland beroofd
zynde,niet
wat zy doen,af bezeifen. Om de bekrachtiging van dezen z-ii^
halven natimrlyker te verbeelden,had ik een kindtje,met een
kap op, by hem gevoegd, 't welk hem ftreelde, omhelsde - en ; _

UI--------------— — — · 1 f.

re

hair met bloemen, als een jonge dochter, vercierde. En ^^^

J ------ ,------------, . - ^^fl

toonen, dat hy behaagen in zyne dwaaling had, zaghy, -^Iwii
beweeging en weezen als iemand die geraakt is,na zyne ween-^
die hem het kind in 't water aanwees. _

Dit Stuk. was rykelyk met veelerhande voorwerpen voorzien?

beelden, architeétuur, geboomtens,beeftjes, bloemen en water: ^^^
bende dit
Concept alzo gezocht, om alle dicbyzonderevoor^^elp .
met zonnelicht gedaagd, ieder na zyne hoedanigheid, op i'^et
voegelyk, te verbeelden. Het zelve was heel uitgevoerd j

, door het woord uitgevoerd, wanneer d'er alles in is tot het minfte ^^^^^
maar niet als men de voornaamfte partyen aanwy il en veele kleen^ö
den uitlaat, of de zelve heel curieus verdryft, gelyk zommige^^'^^^gji
woord willen te kennen geeven. Nochtans was alles niet
gelaaten
3 want indien ik dat had gedaan,zou het veel gefcheeld he
dat het nader had moeten fehynen : want het is zeker, wanneer de
werpen van ons wyken, datze dan meer en meer twyffelachtig
De kleenc enfubtielfte dingen fmelten weg,als kleene plooi jen en
ken in 't aangezicht. Echter mogt het wel uitgevoerd heeten
j

'er zo veel inwas, als'er naar zynenafftand in behoorde te weez ^^

Dit zelve Concept had ik te vooren noch eens gefchilderd tot he
del van het bovengemelde > zynde ν lak aangelegt, en in 't rainit
verdreeven: zulks dat men het onderfcheid van beide hier ^^^^^jjig
kon bemerken. Ik wil wel bekennen, dat het
verdry ven ge^^'^

flatteert, en merkelyk doetwykenj maar evenwel zal men al ty
w^aar worden, dat het een alzo veel kracht heeft als het ander.

Wy hebben hier voor gezcgt 5 dat de voorwerp en, ^^ ?

-ocr page 326-

^icht GROOT SCHILDERBOEK. 1.61

gei-^p ' nieerder geweld en bcweeging veroorzaaken, als door een
^W:. 'twelk zomniige meenen door de rcherpheid der fcha-

Mai^j^ Λ^^εεη toe te komen. Het is wel eenigiins zo ten opzichte van de
^rfchaduwen, maar meeft om de duidelykheid der ilagfcha-
δ^ιι γ voorwerpen tegen malkanderen ilaan, waar door de din-

zodanig verbroken en doorfneeden worden, alsofalles
^Celg : ja zes beelden in een gemeen licht zullen dik wils zo

j^j ^^'^ken niet uitleeveren, als vierineenzonnefchyn. Waaruit
'^abyj^^^^^^yk bemerkt, dat de kantigheid niets anders vertoont als een
^^ylien ^™eltende meer en meer na proportie dat de dingen van ons
^''^ee;^ ^ dat geene voorwerpen, hoedanig die ook zouden mogen
l^orj.^ 5 ^cnige fcherpheid konnen vertoonen, ten ware van naby, ter
^'^^cn^ ^^^^ tuflchenlucht. Veelen zal dit mogelyk vreemd voor-
i^ttio ■ ^^ 2:y zullen het kwalykkonnenbegrypen; doch zo iemand
^y gelieft te neemen van het te onderzoeίζen, ik twyiFel niet of
"^^crpg ^^Jdus bevinden. Hier volgt dan uit, dat hoe nader de voor-
^ytij vertoonen, hoe duidelyker en fnelder zy vanfchaduwe

^'^^ns 'er zo veel minderluchttuilchendenaailevoorwerpen

is -y maar meer en meer, na de maat dat zy van ons afwyken.
pcti ongevoegelyk zyn,tot beveiliging vanmyneftelling

^pder voorval te verhaalen. Ik heb voor dezen gezegt, dat ik
Jndei^ pionkheid ^eele Tekeningen met waterverw maakte. Onder
^^rdhg·]^'^ ik 'er eens een gefchilderd, welke om haarefchraalheid en
^iddgl ^y Zodanig verdroot, dat ik voornam door'teen of'tander
• ^i'ft b' ik ze geheel bederven, een ander oog 'er aan te geeven.

met wit van een ey : maar dit niet helpende, plakte
^en bordpapier,en maakte eenrandvanwasdaarom. Toen
^etej;, ^ ^^klaard vislym over, en lietzealzo droogen 3 waar door ze zo
i^i ·lietzeeenmynermedegezellen
daar over verwonderende, naauwelyks kon gelooven dat
'^^^aalfj ^^ Tekening was: want door de dik heid was de voornoemde
f^^^ ik d ^'^^^^'^ig^^id meer en meer verdweenen. Maar naderhand,
^ latuur in alle haare deelen begon te onderzoeken en na te
^ier ik het niet vreemd noch verwonderens waard.

^^cht wil ik

te kennen geeven, dat de deizigheid, of de
S'^^vheii fcKcrpheden weg neemt, maakende de grofheid en
alleg · ^^ glad: 't welk ik aanmerk als een vernis of lym.
Wat natuur voor onze oogen verglaaft.
Qaage^ de voorwerpen, die men door zonnelicht wil

' ^^clve konnen door fterke en donkere fchaduwen,en metz.onnerchyn

L 1 5 gcel·.^^"'^^"

-ocr page 327-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

Tyo

Bïetnatiuu- geclaclitigheid alleen,niet natuurlyk noch zonachtig .^cbtj

nen?w°it' tuflchcn dit cn andere lichten, ten opzichte van de ^js

neeï^dez^cNcgccn ondetfcheid is, Avel te verftaan in voorwerpen die tnn'^ ^^ je
fterk van leevensgroot zyn. De kantigheid der vlakke fchaduweö? y^jii,
ixibeïïd^ gedaantens der ilagfchaduwen, benevens de koleur van het
zynTcu de en hunne reflexien^ al waren die noch zo zwak, konnen het
ien waai- docn worden. Maar de voorwerpen, die leevensgroot

vcf'

rede

buiten ons vermogen wanneerze alleenlyk in de kracht zoU" ·φ
ftaan. Iemand zal mogen zeggen, dat men het dan des te jgn,
het
kleen zoude konnen verbeelden: doch hier op wil ik antW®^.
dat het alsdan niet zoude wyken na proportie, maar aan de
hangen 3 waar van wy op een andere plaats breeder zullen fpree^^

Fan de Slag fchaduwen m de Zonnefchyn.

oofdstuk.

Ζ

Η

ε v ε ν d ε

et is onwederfpreekelyk, dat de ilagfchaduwen in de
fchyn, welke zeer veel tot welftand eener fchildery
ucv.uc.Lwx c^ . niet alleen beftaan in lengte, breedte, vlakheid en kantige
andere voor- maar in gelykformigheid met de voorwerpen, 't zy een pilaai z^j^i,
ten^lu'^r^ mide, een vierkant, enz. De flagfchaduwe van een
regtft:aande "
duidd^Ï^" flaande op de grond of elders anders, moet duidelyk gezi^^ ^l^eel^i

aangewee-

worden, j a zodanig dat, al fchoon men het gemelde voorwerp - j. te
zen worden, niet en Zag, of dat het achter iets anders verborgen was, "^f^^.^elv^
min aan de flagfchaduwe kan oordeelen wat geft-alte
of figuui" η ^^j^yii.
heeft i zynde dit een van de voornaamfte kentekenen der zonne ^^^^
'Zommige beelden zich in, dat dit zo naauw niet komt, en dat 5 pa-
neer zy een lange ftreep van een zekere breedte op de gron"
gen hebben, het daar mede wel
is, zonder onderfcheid te '
of het na een pilaar of na een menfch gelykt. , » ^ γίΐη

ïenmisflag kan niet nalaaten ten dezen opzichte een groote yei"

vooinaam ccn voomaam Meefter te verhaalen. Hy had in een
fl^a^ch'du-^^^^^'^ een St. Franciscus in de woeftyne, aanbiddende op zy^^^^
velegaan. een Crucifix dat voor hem ftond, ftrekkende zyne
armen ^^^^
diergelyke geftalte gelyk men hem gewoonlyk op zulk een
beeld. Het Stuk in zich zelve was heel fraay 3 dochmyneoog ^^g
het kruis, 'tgeenvantakjesvanboomengemaaktwas, Jj-oU"

ik dat het zelve een duidelyke flagfchaduwe van het geheel o]p
floeg, fchoon het byna tot de helft van dezen biddend^n man m " ju-

De ilagfcha-
duwen der
bedden en g^" ,

-ocr page 328-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

'tx^gjj*^^®· Maar ik itond noch meer verwonderd, dat zyn ligchaam,
lïiaal d'1 ? figuur met de armen maakte als het kruis, hoewei tien
^Cj ^ ^^^ker, geen gelykformigeίlagfchaduweoρdegrondvcrtoon-

·^ ynd e niet anders van gedaante als een blok zonder armen.
^Ooj.^ ^^'^ben hier voor gezegt, dat, al fchoon een beeld, of ander Hoe nun
^^hari ergens achter verborgen is, men niet tcminaandeilag-Seeideu^sta-

iY/, "^üWp J 1 ^ 4 ^ cc 1 ^ 1 '1 Γ tiKuis, ot aa-

•^^Ik -i^^^^^^ïiooi'deelen, \^at gedaante offiguur het zelve heeft j hctdeic^F
^Gtti^j 5. ^^^ weinige woorden zai beveiligen. By voorbeeld, βεΙι^^Ι^ι,^^^^^
^yiis^ ^en paleis of kamer, achtereen pilaar, tombe of iets dierge
-venoonen,
^ö in die kamer behoort, en laat dezelve van de zon gedaagd zyn 3 daaï Vie/hi
^^iig ^yne gcftalte op de grond, door de ilagfchaduwe, duidelyk
too^^^^ezen worden. Wil

men in een Landfchap een piramide,
' §lch doen fchynen, die daar niet in is, zo kan het door de

^c ï.yj^'^^^^'e nochtans gefchieden, wanneer dezelve van buiten van
pen ^ "^cs lichts in het Stuk komt te vallen 3 waar door de voorwer-

^^^ ^^^ ' ^^^^^ duidelyk zullen vertoonen.
^ere^ ^^^hrandere Zonfchilders hebben noch een voordeel boven de an-
^^'^oiu ^^^^^ Zy behoeven geen ligchaamen van boomen, heuvelen ofi'cin, dat de
^'"ontj te maak en, om hier of daar een grootefchaduweoverdefkhten^^
^chtgj.^^ i^aan, ten einde de voorfte dingen te doen uitkomen, en de
Mv ^ ^^ doen weg wyken. Zy voegen hunne fchaduwen waar zy
^ dienilig oordeelen, konnende altoos dit met de reden goed
^fy Vei^^V Vermits m en in zonnefchyη meenigmaal ziet, dat een kleene
^^r Verp^ "^olk een geheel iiuk landts overfc ladu wt, en weder een an-
Veld*^ ' zulks tot verfcheidene achter een: konnende aldus
licht en donker verdcelen naar hun believen, om alzo de

IgUU-

"^Wen ·' ï /.eive z-ynuis ihcl ιλ^«-ιχ vv χι. , ^^.χ

faiïig J^odachtig graauw, als wit, zwart, en een weinig bruinrood te
^enclc ^^^^^^gd 3 en niet als in een gemeen licht in het blaauw verdwy-
^en^jg'zommige mecnen, maar allengskens weinig paarfler,wer-
^len (j^^^^^ver na den
horizont, alwaar geen blaauw te zien is. Deboo-
voor- en tw
ede grond vertoonden zich fchoon groen 3 het
^chtiö. ^^'^oorwerpen, groenachtig 3 het rood, oranje 3 het paars,ros-
öi en alle dekoleurenaldusna proportie: gelyk mede het diepe wa-

-ocr page 329-

GROOT SCHILDERBOEK. p^^^
ter, 't geen van de zon beftraald is, werd groenachtig graau^'_ jg,
naauwkeurige opmerking kw am net overeen met het geene ik , ,
zen, wanneer de zon heldeer fcheen, menigmaal in 't werk geftei
door middel van een kleen gaatje in het venfrer, naalvoorens my ^^^^
mer donker gemaakt te hebben, door welk gaatje ik op de witt^
of op papier, alles natuurlyk zag
reflexeeren wat' er buiten omg^^^i^j^^»
Maar gaan wy verder, en overweegen of de wanfchapeiie

duwen de voorwerpen niet onkenbaar maak en.

i>ha ^^ fchoonheid in 't algemeen, het zy in Beelden, LandfchapP ^ ^^^

fcharuwen andere zaak.en beil:aande,is dat geen 't welk alles duidely k en ^y in
P^ mAeT oogen in hunne eigene geftalten en gedaanten vertoont

der daad zyn, zonder dat dezelve verminderd noch verbroken ^ ^^
w-ant die dingen,Λνelke tegen malkanderen ftrydig
mogelyk een aangenaame fchoonheid in onze oogen veroorzaa ^^

aan onze zinnen het waare begrip van hunne gedaantens beken

ken, ten Vs^aare door een tuflchenmiddel,beilaande in
tuilchen-tint, die beide de ftrydige partyen, te weeten, dag ^^^^^
duwe 5 vereenigt, wanneer dezelve ai te fcherp tegen malkander
loopen, om daar door de wanfchapenheid op de voorwerp^^' \
zacliten en te doen fmeltcn. Ik fpreck van de dingcn,die al te Y^'^^geii'
waar door de rondevoorwerpen, vérre van rond te ichynen,!'·^^^.

deel vierkant of hoekig gelyken,even als of ze
welke oorzaak zy zich niet fchoon, maar wanfchapen in
vertoonen. De reden is natuurlyk, en weitcbegrypenj ^^^lu^zich-
menfchen geene andere welftandigheid kennen, dan die ^^^ j^jooi'
in hunne oogen openbaart: want het is zeker, dat die '^^^^Sr^liadti'

de minfte toevallen veranderen, het zy vreemde lichten ot ^^.jgn-

wen, waar doorze noodzaakelyk vervreemd en

onkenbaar ^^^

Laat zommige vry roemen, dat het vlak is, en de befte "^^^^^j^^er ^^
hou 'ftaande, dat, alfchoon het een zonncfchyn w^as,
een en het zelve is. En als wy zullen fpreeken van de beva
en volmaaktheid, zo zeg ik, dat het Avel te begrypen is,^ ^velk^

Schildery,mct een gemeen licht gedaagd, de volmaaktfteis? gj-ei^
daaging eigene gedaantens der voorwerpen
aan onze
duidelyker vertoont: het ronde blyft rond j en een vierkant
dert niet. Wat de misfailligheid der dingen, die ineenzom^^^^
verbeeld worden, aangaat, hebben wy genocgf^iam aangewee^

inedc dat de fclierpheid der wahfchapcne-fchaduwende waai^^

fchap der voorwerpen vernietigt. By voorbeeld, twee

•den, tegen malkanderen fpreekende, worden van de zon beii- r^^

b:iar inaa-
ken.

-ocr page 330-

i75

GROOT SCHILDERBOEK.

liQ}^^ t ccn een ilagfchaduwe tegen het ander flaat, dat het aange-
Mve van geraakt werd, behoeft men niet te twy itelen dat het

ïn worden, al was het eigen vader of moeder,

ichap "^^^^^s^uür, of Lyilwerk , is het alzo ergj vermits de wan-
t'cgj^ ^^ fcherpheid der fchadiiwen des zelfs geftaltc en netheid
Jöj^'^^^l onttekent en verward maakt.

oordeel ik het eén teken van kleinmoedigheid, om niet
^rg lafhertigheid, dat een vernuftig Landfchapfchilder zich^hiider feFd

feich
moet
aapen
om altoos
Zonnelich-
er-

'locijj.P^ verbind om altoos zonnelichten te verbeelden i daar
êed^^f^ ^eker is,dat het zelve niet anders dan als maar een gering ^
^et ^^ zvr.e konil· mOét aano-pmerkt worden r éi^en als het i.<

an zyne konil möet aangemerkt worden: éven als het is

^f U^^^^ouwkundige, die zich altyd met het maaken van een kift bedden.

JJ^Phóudi een Bloemfchilder aan een flesj een Beeftefchilderi/iV^KoiJ""
i ^^ fchaap> een Stilleevenfchilder aan een doodtshoofdi^a^^^ich
3 een Scheepfchilder aan een iloep of boot 5 een Beeld
"byzondere
^it een Chriflus aan 't kruis, 't Is geen Hiftoriefchilder

[chiijj een Herodias rsict het hoofd van 'St. Jan'in een fchotelden.
κ'ïier-
^^ Lucretla die zich doorfteekt^ oi tcnJahelmQtctn
v^^otid ^t.Jan met een lammetje: alle welke dingen maar

^^^cn toevallen zyn,die naauwélyks een naam verdienen. Der-
^Orcjg^^^*^^ een Konftenaar niet fchroomen, alles wat verbeeld kan
•^^arV^^^ allerhande lichten te voorfchyn te brengen.

] algemeen gevóélen by de meeile Zonfchilders is niet 't Gebmik
^ecti Jj j^'^^gchelyk, als dat van die geenen, welke altyd een alge-
j^orH ^ht Volgen i alle beide uit een misverftand of onkundigheidien van't

olgenj alle beide uit een misverftand of onkundigheidie

Avaar door zy niet regt van de dingen konnen oor-buTte"n hmi-

ƒ ^^ 'Van een andere natuur zyn als de geenc daar zy zich aan"'=

hebb -- ---·'. -- - . ~ -

■ίΠης .1 ^"^^Joen. Hun oordeel is niet anders dan een befluit met
Ver^, '^'^^ttinge overeenkomende, in een zaak die zy raeenen wel
^us df zo moet weezen: daar het nochtans zeker
^'Oet Qp^^^^^^i^eer men een oordcel wil véllen, men de zaaken eeril-
^^Urip. ^^^'^oeken, en,de eene by de andere vergelykende,naauw-
L·®^" \v , waar in zy mét elka'nderen zyn verfchillende j

^^iige iial'lf ^^^^nis men de zaak alsdan tot een gewenfchte uitwer^
^'-bat"[^i^^^'^ngen, ik meen met ryp oordeel. DafhetZo.i-

Η ^edenin-^^^'^^^^^^cht zo bekwaam'niet is in verbeeldingen van Gé- nelicht zo ei-
l]^ het fis in Landfchappen en Architeauür, fpruit daar uitl^^lil!''

^Is ^Glvc . I" -- , x^xu.. uacu uxuGefchiede-

g "^ede -J 2^ulke gelegentheden den menfchen hmderlyk is,niflen, ais

ter oorzaake-, gelyk wyrchii,peteh
van de fcherpheid der fchaduwen
en flagfchadu-^rchkec-
M m wen :"'"'^·

-ocr page 331-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

wen: doch als het de zaak vereifcht, is men genoodzaakt li^t^.^j^j.
ve in 't v/erk te ftellcn, echter met die omzichtigheid van hc
en de voorwerpen zodanig te fchikken , dat 'er geene wan ^^^ ^^^^
llagfchaduwen her voor komen, die in ons geziciit hina^^^)'
en een Avalging veroorzaaken. ^oo^'

Maar voor- Indicn het zonnelicht het befte en voordeeligile licht "^^^'^iJiii-
fè^^'nïi^ydig'^^ker zouden de Conterfeiters mede geen aader, in de ^^
q^c^^
dingen die zy maaken, gebruiken y waar van tot noch ^'"'^i^^reH
teieites.
yQQj-jjggjj . j^g redenen, dat, voor eerft, zich de k^^^
in het zonnelicht zodanig niet vertoonen, als
ze eigentlyk
daad zyn: ten tweden, om dat het onmogelyk is dat een ^^j-p.tr
vrouw, of kind, zonder moeite, en zonder van wezen
deren, voornaamentlyk omtrent de oogen en de motid, ^^^^ je
met het aangezicht in de zon kan zitten: ten derden, οπ^ ..^e^r
zon niet ftil ftaat, maar te fchielyk draait of omloopt: ten vie ^^^^
om dat de liefFelykheid der trekken in de wezens,
door verbafterd v/orden: en ten vyfden, om dat het heel ^^^ψίΐαΐ
zou Zyn zodanige Conterfeitfels in een kamer te hangc^^ J
Geiykenis''^^^^'' de zon zo vcel zoekt uit te houden als 't mogelyk is- ^etf
Gvei^zónnrii- Hct ZOU belagchelyk en ongerymd weezen, dat mf^ ^jidei"^^^
licaileUeTvrouw zeidc, het gelykt geen man, ten waare d'eene eten ^^^
l'rSn he' geleek, dat 'er ter waereld geen onderfeheid in W^®' ^^
qC^

E-onSiicht dewyl de vrouw een vrouw gelykt, en de man een man? ^^^^ j^y
ΙωΧ^^^ noodzaakelyk een van deze twee dingen volgen, te weetcnj,^^^

het niet zien kan, of dat hy het niet zien wil. Een derde ^^^^
daar by konnen voegen, als een verachting voor de vto^^^
dat zy den man niet in alles gelyk is. Deze laatfte, ^helY^^'
fchen meeft in het oordeel vergezelfchapt, is de allerbelagc^
fte, en voor menfchen van regte en goede bezeffing ^^^^ j^· ^Λ'β^
fchuwelyk zynde dikwils de oorzaak van haat en nyd,ei^ ο^^ ^^^^
van eigen bederf: gelyk de ervarenheid^ons dagelyks leert
welke door een vooroordeel ingenomen zynde, alles Ig^
zoek of onderfeheid verwerpen of verachten ,
wanncei
hunne zin en werk niet overeen komt. nlV^^^

Be hoeda- Ik Zal my niet verder hier over uitbreiden, maar my ^
«^heden^^^ den text houden dien ik voor heb te verhandelen,
naam entJ
icyÏichtên,en vooroordeel zo van Zonnefchilders als andere. Doch tot ^^^

verftaan van myne meening, zal ik dit voor af zeggen,_ ^βΐ'ίΐ
zaaken zyn, waar op het heele werk is gebouwd, die ^ ^ een
moet vaft ftellen en onderfcheidentlyk aanmerken, te wc

Waar in
zelve ver-
ickillen..

-ocr page 332-

GROOT SCHILDERBOEK. ify

νίΐη ςίμ^^^ 5 een gemeen licht, en een flaauw licht j welke Zo veel
verfcheelcn in de daad, als in den naam.
krachtig en kantig,
fj ^^cde vlak en niet kantig.
Óet ^^^^ ^wak en niet fmeitende,
ï^ ^^i'fte geeft duidelyke flagfchaduwen,
tj ^ ^^ede fmeitende, en

derde ilaauwe.
^et ontfangt zynè koleur van de zon. ^ ·
ïier van de wolken, en

'^crde van het blaauw der lucht.
"
VVqj.^^ ^^illen hier dit noch by voegen, dat het cérile aangemerkt

j^^als een mj^n,

tip^ ^^ede als een vrouv/, en
^Meerde als een kind.

i g^j llCill llWl^llLcliiO ιχι^-ι ι-α-^χί —^ , ---

δ^η J verholen te houden ? Maar wat was daar aan gelee-

^eezen^^i ^eni: het moeft vlak zyn; en de zonnefchyn moeit daar
Sema-il·^^ "^as het midden in de nacht. Had hy een maanefchyn

X ''^Kt. rioi^ -----1 . 1 . . ____

llliU.UClJl lil ut» XICI^IIL·.

Maar'^l het noch wat gelyken.

^et gaat met de zulken even als met dien welke zo graag Gennjegc-

Oran-

M m ζ

Zal

-- nu zeggen, dat het kind niet en deugt, om dat het zo
'^'^ro ^^^^^tig, en helder niet is als de vader of de moeder en
^en ^^ ®ede om dat zy den man niet gelyk is in alles ?
hr. ê^lieve te letten , hoe deze onbedaete Zonfchilders

!> ^et t-iT^ j 111-1 11 TT· -11 deei van de

^^ ■^••.{^cde en derde licht oordeelen. Het is niet vlak, zcggenvooigeme!-
Jüicieu!j ^de daar mede te kennen geeven, dat het niet zonachtig
^^"^ne > ^'^ch fcherp van fchaduwen is, zo als zy gemeenlyk in
^^ legj,i°^^clichten verbeelden. Vlak, vlak, roepen zy tegen hun-
y ^'^êen, of difcipelen, met een zagte ftem, op dat het nie-
• Jioiifl-^^'^'^^® zoude hooren : even of het een geheim was 't geen
^^ive niet wift. Men zegt ^ dat de vroomé
Filameen zoda-
1.hy op de dingen, die vlak van dag jcn fchaduv/e waren,

Η ^iet ^^^^^ Stukken fchilderde als in de zon- of maanefchyn. Hy j

iu het*^^^^^"^^^^' blyken, wanneer hy alle zyne zinnen aanfpan-kelsdffidLy;
^^g i^'^tbeelden van
Jupiter by Alcmena 5 alwaar men hen beiden
^^ kj^j, ^^^ treeden j en de zon helder en klaar door de glazen
^'^^yocn, met zulk een kracht, dat men alle de ruiten·
f konnen geteld hebben. Arme
Jupiter^ wat word

i-^V^ien ! Zal Febus tegens uw bevel door de venfters

^ïntir·' ^^^^ hem nochtans belaft had zich drie maal vier-en-
gen,

-ocr page 333-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

ander Oranjeappels fchilderdc, dat hy nooit een Stuk maakte of hy .^j.fg
'er aityd een in te pas. Deze yverige kwant krygende eensdci^
van Pavyen voor iemand te fchilderen, vraagde aan den
^^ in
of 'er niet een Oranjeappel in weezen moeit? Hoe zou die
te pas komen? antwoordde den Heer daarop.
Te pas? ° ^ μσ-
zei de Schilder, laat my. maar begaan. Het heerfchop hiei"
chende, en niet denkende dat liy zulks in 't. werk .zou fteli^
tegen hem in 't uitgaan,na dat zy tuiTchen beiden weder ^'^^^rj^^efl
re zaaken gefproken hadden: doet zo als gy het goed
vind." ^ j^y
bloed, daar over zeer verblyd,zogtan zyn- Stuk een plaats jiy
den gemelden appel zou leggen,: maar vreezende dat, wan^^^^pj·
zulk een. .fchoone vrucht op de grond voegde , dezelve alsda ^^^^^
der paarden voeten zou vertreeden worden, maakte hy e^^^ .^„ot^^
vierkante fteen in den hoek van 't Stuk, daar hy een g^'

oranjeappel op een tinne tafelbord neder zette, heel natuui'Y.jj^j.5
fchilderd. Deze onnozele wurm (want zulke mogen geen l^n ^bij-
genaamd worden.) geeft ons te kennen, dat het
geen hy
doen kan, het beft is, of het te .pas komt of niet.. . ^ Je

Het is een^vafte en algemeene regel, dat . de dim Ten DU.-
zonnefchyn, fraay gefchiiderd,-,wel gedaagd en gefchadu^^
Hnwoo-d'^^ eigenfchappen, zo als 't .beho®rt, noodzaakelyk goed ^ j. al
viiikwordbyweezen, zonder het woord vlak, 't geen zy misbruiken e» ^n-^^fl^
SLr'^' te pas willen brengen, aan te merken. Laat u dan niet vooi

gy regte.Konftoe&naars, dat de Stukken, die niet vlak zy^^ ^^
al zo goed.zouden konnen wcezen, dan die door zon-, rnaai^"'
kaarslicht befcheenen. worden.

een

Schilder
een zyiier
Tafeiéelen
aangetoond.

Hoe men het Zonnelieht in een Stuk y van een
licht gedaagd, zal verbeelden.

Ach τ s τ ε Η ο ο f d s τ ü κ·

Dit myn .voorftel zal veelen mogelyk vreemd voorkoin^^^^^.
miilchien als een konsje
of gaauwigheid: maarhetis oa ^
re van daan, dat ik de geeilcn met beuzelingcn zoude W"^^ ^ ^^^el
zen, veel min verbluJfen. Neen, het is geen kunsje,
een konft j geen gaauwigheid, maar een zaak die op gronden ^^^

Dat de zon van de andere lichten verfcheelt, te weeten?
weid, als mede dat dezelve een tint lichter is, ilellen wy
Men befpeurt dikmaals in een veranderlyk weêr, als.^

cn

-ocr page 334-

IVlg^ ^^^delyk, min of meer dan in een gemeen licht, vertoonch:
^ei) ' komen wy tor de zaak , \velke is, oni in een Stuk, door
l^r^c}^^. ^εη licht- gedaagd, een zonnefchyn met eene en de zelve
verwen te verbeelden, elk in zyn graad, zonder mal-
binder te doenj wel te vefftaan, als de zon nier voor aan
^iet te veel verfprcid: want daar door zou het Stuk al

? ^erdeH ^elve- derhalven- na de regelen van de Konft uit te werken",

Aaiiwyzinge

rl„ 5 by voorbeeld, een Landfchap m'er vier gronden, waar'^oe men het

ds ^^ eeril·» J·· JJ· Λ ■ zonnelicht

'cre^j τ g^'onü wit IS, en de cirie anaere na proportie vermm

"met eeiie en

"^Ot (Jg ■ öe tvvede grond,ook met wiraangeftreeken, zal

^^erig j 't welk klaarlyk aanwyil, dat, dewyl het ge-vei^^n IiT

i^Ood^ voorgrond de kracht der verwen alreedts bezit,

moet volgen, dat de zonnefchyn, die een tint lichterbeeiden;

^elvg I ' ' ......

Ook geen nader plaatsIcan hebben dan die van de twede

ij j j J

hebben gezegt^ en geene andere' kracht heeft dan het'

ver-
ker

Vogtf*^^ klaar bewys dat, waanneer men die op-de derde grond
^hili §^ 5Zy veel meer verfcheelen zal in kracht. Om nu de ν
if ^'^derf k dezes lichts op de twede grond van de eerfte duidely^.
'^gfc}^ ƒ ^^iden, en natuurlyic te vertoonen, zal men dcfchaduwen en
Nr ^ '"dender voorwerpenfcherp , vlak cnlang aanwyzen j waar
^^tniï^gl'"^ kan bemerken, dat dit een zonnelicht is 3 en het ander, met
de j.^'^^^^gc en korte flagfchaduwen,maar een gemeen licht. Doch
van 't zonnelicht noch klaarder te begrypen, zo geeft
'ï'en · yk acht op deszelfs koleur in den morgenitond of avond.

^ogtci^^^^^^ nu de verftanden, welke dit gezegde niet aanftondts-
' ^^ ^^ komen, zal ik een kort middel aanwy-
kon, men het zelve op een wiile en gemakkelyke manier

,. ^ ^erkftellig maak en.

Ργ ΐ^®^ gy uwe-Ordinantie gefchetft, en daar in-de partyen, Gemakke-
febt^^^egeerd dat door de zon befcheenen werden, waargenomenj;nh^;'Se

Mie ^ ^ ^^^ ^^^ ^ ^^^^ ^ ^^^

^au^pj^ dat de zon eventjes met zeei- duiliie en luchtige ,

^ic wat laag zyn, bedekt word 3 waar door meii geheele
^chad^^*^^^^^ met huizen, bergen, ja zomtydts heele boflchéii over-
^Verp^J^^ ^ïet: welkefchaduwen echter helder zyn , enaliede Voor-
K - Quidelyk, min of meer dan in een gemeen licht, vertoonch:
komen wy tor de zaak , \velke is, oni in een Stuk, door

ancig ^^^^^^ alsdan daar een nette doodverw af, zonder de ko-^^^ft^
pch jj^ Ρ ^^n te merken als of't doorgaans een gemeen licht ware
/^eeticj^ > "^pmaaken zal men die partyen, welke van de zon be-
na ^^ hooger ophaalen^ 't zy witter, geelder, of ros-

-i^^en die hebben wil,altoos dat 'er een merkelyk onder-
M m 3 : fcheid

-ocr page 335-

27S GROOT SCHILDERBOEK. ^^j^j^cï

fcheid in befpeurd werde 5 de fchaduwen duidelyker efl ^Jaiii
aangcweezen, zonder dezelve tc vergloeijen, dan alleenlyk hi^
in de
gereflexeerde partyen. _ ^cC^C

Wanneer nu op of omtrent de voorgrond geen wit is^ ογ
mén gelegentheid om hier en daar eenige doorftraalingcn ii;'·

dezelve te laaten fchynen, met kracht van wit, geel, ° ά^^
dat de koleur der zon zich alsdan vertoont j wel verftaan .
zulks niet zoude konnen gefchieden, wanneer
men alreedts ^

der zon in 't verfchiet gebruikt hadde. . ^,^οί'

Nu ftaat ook dit aan te merken, dat, indien men eefljê^
werpen voor aan, gelyk wy gezegt hebben, van de gemelo^
len wil verlichten, dezelve niet van lichte en hooge kolcui""
moeten zyn, gelyk het wit marmer,
of lichte.hartilecn, ^^^^jgc
klcediiigen, noch ook fchoone lichte naakten,
maar van
tinten dlie men in een gemeen licht voor fomber aanziet. j^icl^'^
met kracht van dat zonachtig wit opgehoogd, zal
licht genoeg krygen. ^ ja^e^

Om nu" met gewiiï'e treeden tot het volbrengen van oii^ ^^oi-
met order te vervolgen, en de eigene tinten der
voorwerpt j^py
't zonnelicht befcheenen, op een bekwaame manier uit te ν

zal men aldus te werk gaan: rged?

Tempeiiiig Tempert UW wit met Rusgeel of auripigment, min of i^e
lnd"èiPneniidatgydezon, vroeg of kat, wilt verbeelden. Vermeng^^l^^eii,
vconver " ^^ alsdan, in plaats van enkeld wit, onder uwe verlichte eerlt^ ^^^^ ^
alle de voorwerpen die van de zon befcheenen worden j n»

fchSien''''" bevinden, dat elke koleur haare regte verbreeking zal
uitte vinden. dat hunne hoedanigheid of kracht, ten opzichte van de ug*^ ^^oj-d
lykheid,veel of Aveinig van malkander verfcheelt. Hier
de gewenfchte uitwerkinge te weeg gebragt j gelyk de
ding, dogter der waarheid, ons genoegfaam kan getuigei^·

Τ)αί de fchaduwen der -voorwerpen zn een

gloeijender zyn ^ dan in een gemeen Licht.

Negende Hoofdstuk-

Va

eele zyn zodanig van de waarheid der zaakcn vervreem ? ^ j^t,
ten zich Zo weinig aan het onderzoek derzelve
geleegen zy ^
om het geen zy gewent zyn te behouden, hoe ongegrond het ζ ^^o-

-ocr page 336-

Γϊΐ, groot schilderboek.

Ogg

^Oelip 5 ΐγ na de reden niet en vraagen, maar eer iets zullen

^Vee^ '^'^ar is, blvkt genoegfaam aan hun algemeen gevoelen, te skgtbegiip
"at de fehaduwen der voorwerpen in een zonnelicht gloeijen-ver de koieur
Ιίζη. 3 dan in een gemeen licht j 't welk ik nochtans rond uit ont- J^n^ijïl'i^'i'

^at Η· ëeen hun tot beveiliging van hunne dwaaiing kan dienen.

\>,. ^^t-^vaai·1-1-1-x._________________1_________"______1___

dat(
I dan

—Λ. jYj j σ ~ """ j -- ~ wen in net

defchaduwen en acreflexien na proportie helder en hel-zonnelicht.

^at ' iterk fchynt, dat is de Avaarheid.

êee^ ^^ Zonnelicht gloeijender is als het gemeen licht, lyd mede
^it (jg^^ê^i^fpreeken:. v/ant vermits het licht der zon min of meer
Vii^ roode gekoleurd is, zo is het natuurlyk, dat alles,

^ig Vg'^Y befcheenen word, dezelve koleur eenigzints deelach-
^^ niet alle en in de gedaagde partyen, m.aar ook mdiefcha-
^aii^^^'^^^Cike de wederkaatfinge van de gronden, of" van andere by-
Peti ^ ^'"Orwerpen, ontfangen. Maar dewyl'er geene voorwer-
"■^Ocl^ ^--oe fcerk die ook
gercflexeerd werden, die niet hier of daar
^eev scnige fchadawen zonder
reflexie overblyven (gelyk wan-
^^Oetejj ~ voorwerp in de ilagfchaduwe van een ander komt) zo
gemelde fchadawen joademaal zy met de zon noch der-
geen gemeenfchap hebben, noodzaakelyk, als
δείΐΐς.^ ^'^dere natuur zynde, graa^iwer wezen, even als in die der
_ dichten, uit oorzaake dat zy geen koleur konnen ontfan-
^^ de lucht haar mededeelt. ''
ri^ ik één der waare kentekenen te weezen van een reg-

, "y^? om dezelve van een algemeen licht te konnen on-

jylc Waarom het dan vreemd is , daar de tnenfchengemeen-

f^^uwen om de koelte zoeken, dat deze nochtans willen
't ïg dezelve warm zy.

'^^-^alven geen wonder, dat 'er zo weinige Winterfchiiders

De winter

Jie ^^ borden. Ik heb Winters van Breugd YCïh&tU gezien,
^^ ys e gekoloreerd waren als in 't midden van de zomer, jaioorgaans,
f ^^^^^^ als gloeijend 3 daar nochtans in de winter alles liciit'/^;, Χ^ϊί'Γ

, ^r ej^ εη byna zonder fchaduwe is, de ilagfchaduwen heel hel-^euï ' oana-
^^^ ^ege^l^^w : en echter heeft het zyne diepte en wyking: hoewclc'o'o2'
Van f ^ zommige hunne voorwerpen in 't verfchiet zo gloei-
maaken, als

konftenaar is, dat hy zich-

voor.

^^^igen^t^^^^ ^^^^ nood zaakelyk voor een koni
^eug^^'^yd oeffcne om de opmerkingen, die in de natuur van'tzon-
^^'^oude ^^ ^'icemen zy, gade te liaan j niet om zich daar altyd by
^^^^^atïie VP f^^ verbinden, maar vermits het een by zondere en aan-
Het is nocd-
^1'kiczing is. Een iegelyk moet dan naar.zyn vermogen daar^^^^keij^^kdar

-ocr page 337-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

na trachten, is het niet volkomen, ten minften zo veel daarViifl^

H^ht''zoovel als van het al gemeene licht, om zich te konnen bedienen
vexftaat als tjdts hct ccn, cn fomtydts het ander in hunnc werken te gehi

na dat het te pas komt. Zommige meenen, vermits de vlakl^^^ 'jaiif
het zelve gemakkelyker is als het gemeene licht
j maarhetis^^
van daan: want ik oordeel, dat het alzo fwaar is voor een Zonjf < jidc^
een algemeen licht te verbeelden, als voor
een Gemeenlicbti^^.^glc
een zonncichyn, ten opzichte van de natuurlykheid derzelve-
zullen dit mogelyk met my niet toeitemmen,
vermits de flagl^
wen in een,zonnei'chynduidelyk onbepaald zyn
j brengende zy " ^^^ Je
volgens totbewysby, dat een Stulc, vlak vande zyde gedaagd

-zon ο
van al

too'

ede voorwerpen een derde minder als hunne volL-- ^
nenj derhalven men de ilagfchaduwen met een pailer, zoalsz/ .^n

7.pn mnpten, clk na proportie van haare lengte corix;6tkanj^^jtó
verfchiet, ja zo verre als men zien kan,
zonder de J^·^

itc
ef

den middag (dat is te zeggen,op zyn hoogite) de'llagfc^^^^.

zen moeten.

tot in het vc..,^...^., .... ivan, ,

verandering, 't Welk ik gewilliglyk toefcaa j en ik zal
tot hun .voordeel zeggen, te weeten, dat dit niet allecnlyi^ h ^
heeft daar de gronden'vlak en waterpas zyn, maar zeifin
gronden daar men geen pailer kan gebruiken. Loopt de ^zC
zo loopen de ilagfchaduwen mede af; looptze op, dan v^i^
mede op. Die de
PcrfpeUief kan daar het allei'"^ ^^ als

oordeelen. Tot-dus verre, zegge ik , hebben ^y gclyk : he*^
het gebeurt, :dat het Stuk van binnen of van buiten daagt?
dan niet alzo onwis als in een gemeen licht,en noch ongely^^
jclyker om de fchaduwen en de behoorlyke flagfchaduwen
de pailer ons in geenen declenbehulpzaam kan
weezen) te vinde^^'
ne ver wy dering na voorin en vermindering na agteren, 't gce^^
. delyk moet zyn na dat de-zon achter of voor is? En hoe g^^^'y^eii
-lyk is het in tegendeel in een gemeen.licht, daar
dezelve zo ^^^
„en dommelachtig zyn? Dienvolgens is het zo ligt niet te "^^^^^jij^ks
zommige,die zich maar alleen bemoeijcnmeteenzyfchadmy^'
of regts,. te verbeelden, zich wel laaten voorftaan. Maar die

op allerley wyze in zyne Tavereelen vertoont, dat's heel wat an^^j^
doch zulke zyn'er weinig. Want men zal
niet ligt vinden,
Zonfchilder zich met het gcmeenelicht zalbemoeijen > maar in ^^^^jjt
deel, dat een,Gemecnlichtfchilderfomtydtsnoch weleenzonn^^^·^
zal verbeelden. De reden hier van is, om dat de gemeene licn ^^^^^
zich zelve alles behelzen; en die zulks wel verilaat, kan lig^ f^^^iien'^
nefchyn maaken. D,e zaak is maar dat een zonnefchyn alleen gl^^ J js

-ocr page 338-

is q groot schilderboek. 281

Inleen ^^S? cn niet gloeijend in de fchaduwen, gelyk het ge-

gevoelen is.

^tKip. S^beiirt fomtydts, dat tAvee Stukken, het een zon- en het Eenmisiiag
^et ^icht, by malkanderen hangen, waar in de kracht ofbfgi°n£d

der verwen tot het uiterfte gebruikt is, welke zich
Hïi j ^^S Zodanig gelyk en, dat men naauwelyks kan oordcelen wattwcrTchli'-

^on gedaagd zy : om die reden, dat zy alle beide even licht
^'^OrH^ gedaagd. Want tegenwoordig, federt dat hetkandeïen

^οη^ ^ vlak hier bekend is, willen zommigc, het zy zon of geen^r'"
luc}^^ j Schilderen, zo wel in een geiloote kamer als in de opene''
in' ^^^ ^^^ boven gloeijend. van dag en fchaduwc. Wat raad
oiTi het^.^^^ ^^^^ geval, daar zy nevens malkandercn moeten hangen,
^at jy. ^^®n.nelicht te onderfcheiden? Geen ander middel is 'er,dan
Eeevg^'^ ^et een weinig maatige, en het ander wat meerder kracht
^et J échter niet met de fchaduwen donkerder te maaken, maar
dijïj^, gloeijender en helderder koleur van licht, als mede lange
^Vcn 1 yke iiagfchaduwen, die niet alleen vlak zyn, maar daar en

fv_ , kn-ni-· η 1 · 1 . 1 . n. 1 1 ·. 1-1

^ig. ïk verftaa hier, dat het Stuk, door''t gemeene lich
^lict v^ ,' ^iet minder deugdfaam moet weezen in zyn aart j maar
^aar^ ' ten zy men de oorzaak daar van befpeure.

zal men dusdanige twee Stukken,van eene handge-
i t)y eikanderen zien j vermits de meeile Schilders zich niet
^enl^g^ van beiden bemoeiden: en fchoon het al eens gebeurt,
ϊ^η · ï^iet, dat het een lichter moet weezen als het ander. .
Zv Ai'an twee byzondere handen gemaakt worden,fpant

krachten aan om het gebruik der verwen in hunne wil tc

^^ecie ^^^t het by, dat de Zonfchilders zich het allerminile daar
· '^y denken, zal myne party met kracht
^^^ '^^S komen, ik zal met kracht en gloeijendheid
y h 1 I^aaken dat ik de bovenzang behoude.
fterl^f g^^^gtj ^^^ rsflexien^ na maate dat de

^^illej^ ^^^ ^chynt, helder en helderder worden: de reden waarom,
fl. ^cn j]^ ^"rgenwoordig duidelyk verklaaren.

^^k wanneer de zon wat laag is, en de voorwerpen waarom in

, een zonne-

-iiv o-pj ----' >'v <nmcci uc z^uii w au ιλλ^, j.o , 1-J.1 uw γ w wi jjcii

2^yn, dat ze dan veel krachtiger t^gen malkanderen|-^]^^,jj
tijg ter oorzaak dat de ftraalen der zon op de voor werpen,
^getisJiT^^^ op andere voorwerpen, niet en fchampen, maar daar da';

^yeder te rue kaatfen. In tegendeel, wanneer het licht'» εέη p-

1 1-1 jij meenhcht.

' konnen de reilexien der verlichte voorwerpen d'andere

Ν η met

-ocr page 339-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

rpet zulk een kracht niet raaken; vermits de weêrkaatfing 20

noodzaakely k weder na zyn oorfprong moet ilaan. By voorbee ^
in een hooge lucht twee mcnfchen by malkanderen ftaan te
praat ^^^^
de een ontfangt de 2,0η op de borft , en de ander tegen den rug > 2.0» ^^
noodzaakelyk het licht, 't welk vanboven op de boril valt, . j^et
om hoog ilaan daar het van daan komt, by gevolg den anderen
hoofd fchietcn j zulks dat het ecrile beeld daar door geen, 01 ^ ■ -
flaauwe
en byna onzichtbare reflexie kan ontfangen. . dai^

Door deze reden meen ik genoegfaam beweezen te hebbc
de
nflixien in een zonnefchyn veel fterker en kragtiger moet^ iiïiei^
toond worden,dan in een eenieenlicht. De proef hier van
aan het leesren zelve gemakkelyk neemen.

K.

£erfte Voor-
beeld.

Tweede

beeld.

Van het onderfcheid der Slagfchaduwen y voort
uit de Zony of uit het Zichtputit.

Tiende Hoofdstu

Dit eerfte Voorbeeld wyft ons aan de plaats, of het
daar de zon is, welke ik aanmerk
alshetooften:
over ia het weften ftaat een gebouw 't geen heel van de ooi ^^^^^
van het begin tot het ejnde, verlicht word, niet als ni^ ^^fj/efi'
voortkomende van ftraalen die zich ver^^ydeHjmaar^f'S^/^/ip^nt
wydig, van eikanderen, dat is te zeggen niet uit het ïï^^" ^^(vcft
van een bepaalde zon bezyden het Stuk., maar uit het heele g . ^^^
daar zich de zon bevind, of de gantfche zyde des Stuks
zo
de opening is, waar door hy in het zelve fchynt. eci"^^

1 weeae ^ct twcde, Voorbceld wy ft., dat het tegendeel valfch is,
Voorbeeld, zonvkk achterdevoorwerpen zyttde, de flagfchaduwen uit ^^

punt gehaald worden als het zichtpunt: want indien het goed ,
zou moeten vol gen, dat, wanneer de
zon vlak door een ftraati
zynde regt in de midden, hy de gemelde ftraat aan wederzyde ζ.
fchynenj het welk met het voorgaande tegen de
natuur i"Χ
Derde Voor- En in dit dcrde Voorbeeld ziet raen klaarlyk, dat , zo

ooilen is, eiï de kamer kx het weften, de voorwerpen op ξ^ψά

onvermydelyk vlalc. van achteren gedaagd moeten zyn, het een

als: het ander , zonder de misile verichillendheid j het geen
ichaduwen op
het fiiamm^ akookdeftreepeavandevloer, ê^^^e
xaamaaawyxeii, bdde-mt het zichtpunt voortkomende: w^^i

-ocr page 340-

^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ιδ^

, e ons het ooft en weft, de geheele kamer door, aantoont.
Cgj^ gierde Voorbeeld bekrachtigt hetzelvebewys , vertoonendeVïerde Voor-

inhetzuidergeweft, werdendc van de zon, die in het
acti^, f^^ vlak bqfcheenen, waar van ieder kolom, vanvoorentot
Uit ρ haare ilagfcliaduwe tegen de achterpilailers aanilaat, niet
l^Q ^ : voortkomende, maar
άοοχparaUllen^o^evenwydige ftraa-'

eigens de grondregelen der PerfpeSlief^ of Doorzichtkundc.
aan '^yf'de Voorbeeld wyll ons in tegendeel een groote dwaaling

nochtans veeltydts word opgevolgd, beftaande hier in, dat ^^ "
nerit} ^ - ê^chadu wen uit een bepaald punt wildoen voortkomenjfchy-
^laJc kolom eenbyzondere flagfchaduweté veroorzaak enj 'tgeen

-^gen de grondregelen en de natuur der zonnefchyn aanloopt,
iiig y ^· ^^^ liiet kwalyk voegen, dat wy hier ter plaatfe mede een wei- pj^t-a^ g^-^n^i
: ïïioög^^^ ^^cht der gronden handelen, namentlyk dat, hoe het ^^chtaijy^i.
■-Of^j^ ^yw, van achteren, van dezyden, ofvanVooren, hctρIammmL·t%-L·^

p-i-^^j^· ·, -------------zeggen voor aan het

^ ja tot op den horizont

Dg · Qe vlaklce gronaen niei auccu, mvtvir alles Avat licht ©ntfangt.
^co-o- ^^^ ^^ klaar, dat het overtollig zoude zyn daar iets meer van te
Voo^^^^i als het geen deze drie nevensgaande Voorbeelden, een van
bg een van de zyde, en een van achteren gedaagd, aanwyzen,

Jj^ i^'^rzichtkunde geeft ons genoegfaame getuigeniiTe daar van.
^chtp,^^^ 'er nu eenige mogten zeggen of waanen, dat het licht van
d^ao i ^^^ ? of van de zyde komende, de grond heel anders moet zyn ge-
^^cJnft ^ vooren (gelyk 'er veele zyn die dezelve altyd het

^oory^ houden daar het licht van daan komt) die zal ik het toeilaan
kcj^^ï^^ '^^erre een kaars of fakkellicht aangaat: maar van de lucht fpree-
't ' ik antwoorden, dat zy zich de zaak gantfch niet verftaan.
^iep. ^ i^och niet heel oneigen zyn in een grond die van het licht af-
^cr^^j vlakke en gelyke vloeren, of gronden, kennen onmogelyfc
kng. . , al warenze, by manier van fpreeken, duizend treeden
'■^chteV ^^ ^^ hair van ons hoofd verfcheelcn, of het licht van

'■yd he^p vooren in het Stuk vallende, dat de grond voor niet al-

ecf)^ ^^^ '•^yn· Ik denk niet, dat hier omtrent een Konftenaar

^^^n w wcezen, en vraagcn, waar aan men dan zien zou kon-

van daan komtdewyl hetgenoegfaameenalge-
OUs het fchaduwen en ilagfehaduwen der voorwerpen

^^erpej^ ^elve volkomen aanwyzen. En genomen dat 'er geene voor-
"^^ Hiinft*^^ ^e grond waren, zo zou ons de lucht, indien'er maar
c Wolk was, het zelve genoeg te kennen geeven.

Ν η Λ P^an

' I

-ocr page 341-

Sté-

zS4 GROOT SCHILDERBOEK.

Van het 'verbeelden der verfcheïdene lichten in een
Elfde Hoofdstuk.

De verfcheidene lichten in een·Stuk oordeelenzommig^'" j^qi
mogelyk wel konncn ftaan: want, zeggen zy,

Avas^ zo zouden I^aj^/^ae/., Garats·^ 'Ïitiaan^ Poüffyn-,

re Meeilers meer die manier wel voor goed gekeurd, cn ^^

worpen hebben. Ja de Franfche Academiften, voegen -„lylc,

vei"'

by?

die tot zulk een
dat men niet als

[II

I S

Tegenwer-
ping vau
aoitiKiige, en

hoogen top gereezen zyn, beiluiten eenpaanb
een eenig licht
in 't algemeen zal gebruikei^
Averpende een Schildcry dat· meer als een licht vertoond- ^ zyi"*
volg oordeelen zy, dat de gezegde lichten
maar een vind|i d^^^,··
Antwoordvan Hollandfche Meeilers, die het Antiek niet verilaan,'Wei-^ i^ken-

alleen de natuurlykheid beoogen,om de onkundigen aan te ^^ ^te
Waar op ik zeg, dat, hoewel
 Pou£yn^ en andere ^

Konilenaars het zelve in hunne Werken niet getoond,
enkelyk aan een algemeen licht gehouden hebben, zulks
fpruit uit een verachting of verwerping van het zelve,
tegen de natuur en konft zoude ftryden i maar
alleen dat zy j^Q^il
noch niet om gedagt, of'er van geweeten hebben: alzo de
toenmaals in die deelen haare volmaaktheid noch niet
of verkregen. Niet dat ik zeg, dat zulk een Stuk ^^^y
ne lichten beter is, als met een alleen 't geen natuurlyk is ver ^^^
maar wel dat, als het zo te pas komt en
konftig uitgewerkt j
een fchildery een veranderlyke weliland byzet. i^iet

Ik geloof, dat veele Schilders, van de gemeene trant, ^^Jgjjg,
zullen bedanken dat ik deze zaak ophaal, of voor den ^
' om dat, wanneer de liefhebbers eens zodanig een Stuk van

geerden, het hun mogelyk wat meerder moeite zoude , ^ l^aP·
in 't werk te ftellen. [Doch ieder doet wat hy wil, of wat
Het gaat met onze Konil gelyk met alle andere Konft^·'
mand alles leeren dat daar toe behoort om een goed Meeitei ^^
den, het ftaat hem vryi
of is hy van zins alleenlyk de ^^ ^^ 2-yO'
derzoeken, en dat hy zich vergenoegt met middelmaatig^ ^^
of maar ilechts een vierde part, te weeten om een
knoeijci t^gjj.
ven, zulks zal hem niemand betwiilen. Maar die bekwaa^
heeft om een eenig licht wel te verbeelden, die kan, j^els?

-ocr page 342-

deels d' ^^ΟΟΎ SCHILDERBOEK. zSf

'er^ di insgelyks wel doen, Hoe veel brave Meefters zyii

lii ' ^^^ ^y ondcrneemen, machtig worden ? Wat
Viij^g dan letten, dat
zy niet zo wel drie a vier lichten in
ii^ y^^nantien zouden konnen verbeelden als een alleen ? Niet
te ^ ttianier van zommige Landfchapfchilders voor goed keur,
^yti ιγ, veele kleene lichtjes in een Stuk te brengen: neen, dat

eigenzinnige gedachten, die plaats noch reden hebben,
^^^^del^ ^^^^^ ^^^ verfcheidene lichten heb ik noodig geacht te ver-
lens vf'^' ^^^ ^^^^ ^^ toonen dat wy ons aan geene partydige gevoe-gg^jjg
^lty^j t^ dommige onbedrevenen moeten laaten gelegen zyn, maartiigeoordeei-
On.. l^et natuurlvkile en aaneenaamfte verkiezen, dat 's te ζ

Dat raeu
zich aan

aars moet

patuurlykile en aangenaamfte verkiezen,dat 's te zeggen,ftooreX
^^^inantien in 't algemeen verryken na de voorvallende zaa-
jOorfj ^^'der gezocht te fchynen. Derhalven zullen Avy alhier een
'er ty^^l verfcheidene lichten by brengen > verwachtende met
zwaarigheden daar over te hooren, welke zommige oor-
Hig ^ daar in zouden mogen vinden,
^eii gj. ^^rtoonen wy een gebouw, als een gaandery, voor aan met

iTrf ^^'water, en aan de wal een man die een gelaadene fchuiten^eL^ge '
rnad, ^t· ^P de kant van de gemelde wal legt veelerley
i^leej^g mannen ziet men herwaarts aankomen, welke eenigclingei^daar

ftaat ρ op een burry van binnen afdraagen. Op de drempel"^®'"

^^i'ften^j ^^daarde matroon met een jonge dochter, die aan den ag-
Λ het ς "^y^ dit goed by het ander te leggen. Wat dieper

iien gp ^^^^ word men twee a drie krygslieden met ontdekte hoof-
^Hciefg^^^^^'' torflende eenige huisgoden en groote kandelaars. Een
icl^Q 1 dienftknegt komt de trap af met een zwaar kiilje op zyne
WT?·
Door een poort van deze gaandery befchouwt men, aan
^^eedp '^an een veld, een hoog lufthof,met een trap van 50 a 40
toe ~ kte gaan, aan weêrzyde, van de borftweer af tot boven
^"^^^ch^·^ εοη groene haag geflooten. Langs deze trap klimmen
^eti 1 ^dene menfchen op en af. Op het veld zit een harder met
^^or^ by een fteen. Het voorfte, getekend Α, met alle de
tig p.^^P®'^ die 'er omtrent zyn, is weinig van voor en, doch krach-
je De gaandery, B, en de beelden die zich op dezel-
is^ ^"^^d bevinden, vlak van de zyde. Al wat 'er op het veld D
"^erpe S^lyk Α gedaagd. De trap C, en de daar op zynde voor-
^^ith' ^^^ vooren. Α ontfangt zyn licht uit het zuidooiïen:
Ooftg^ ^^ duiden: C uit het ooilen: en D, gelyk Α, uit het zuid-

^ ^aat ik de vcrilandigen oordeelen,of die lichtennietvanmal-

N η 3 kan-

-ocr page 343-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

kander moeten verfcheclcn, zo wel in de tinten als in tl^ γ pcH
Α CU
't veld D tot aan de trap, gelyk gezegd is, J^^^dc
liiin licht uit het zuidooft'en, alwaar ik de zon iiel: by geeH

kiciit aldaar het alleriichtile. Het zuiden ter regter zyde, g^oi'
alleenlyk door een opening de gaandery verlicht, word da^ ^^

weinig zomberder als het voorftc. De trap C in het verfchi^ï'^j^^j^^
de rcchterzydfche haage van het zuiden en zuidooften vei'iï
en door de linker het noorden geilopt, moet derhalvcn ^ί^·^ is?
noodzaakclyk uit het ooften ontfangen, en, 't geen noch oV^ ,rooi"
door de bovenlucht. Waar uit men kan oordeelen, ugiloO'
Averpen zich nooit zonder licht bevinden, hoedanig zy
ook
ten zyn-, want verliezen zy aan de eene, zy winnen weêr aan
dere kant. · tot

vx4.iiviLiiLt: Kiiuici- , uic naar iicnt uit de vier geweiten ^^^^^ C
fangen. Α ftellen wy, by voorbeeld, als het noorden, ^ ^^ eii4
zuid, en D weil: No. i noordooll,
2. zuidooft, 5 zuidW^'^^V eii

Hee voor
deelig en
noodzaake-
Jyk deze
wrtSÏiieemin
"ca ζγιι.

JL^ i IlUUiUUUJL·, Z, ZLliaOOlC, 3 ZUiUW-- g)

noordweit. Tuilchen deze zyn zuidzuidooft, ooftnoordo
zo voort: maar dezelve zyn overtollig. Nu moeten wy ^^^
gen, dat, wanneer deze kamer aan de vier zyden open
'er een beeld in de midden op een pedeftal ilond en van de ^^d^
ten verlicht Avierd, van welke zyde het zelve 't krachtigi^^.^, eii
gedaagd zyn. Zonder twyffel van de oollzyde, daar de zon
naail dezelve zuidooitj noordooileenllagoftintminderj ^^

en zuid noch een tint donkerder j en zo mede met ^^^^ ^
noordweit. De weitzyde alleen zou de fchaduwe moeten

Met deze voorbeelden meen ik genoegfaam verklaai'd te

de natuur en werking van verfcheidene lichten3 als t^^

deelig de kennis daar van is, zo wel in zon- als gemeen ^^^ ·φ
^-opzichte van de veranderlykheid, zo wel in Landfch3.pp jie
andere verkiezingen; daar en boven de overvloedige mJda^ ^oV^^
daar uit voortkomen, tot verrykinge onzer Ordinantiën,
de gemeene trant. Ik zal 'er dit noch by voegen, dat, y^oi"
men zich verftandiglyk hier van wil bedienen, ^^^^
zichtigheid in het fchikken derzelve lichten moet E^^.^ ^oC^'^
dat zy,gelyk wy hier voor nochmaals gezegt hebben,ni^t ê^^^jiie'^

--j , XV vv ƒ iin.1 injcijiuaaij» gCACgi neuuciJ, ,- ƒ

ichynen, maar natuurlyk, en onvermydelyk zo moeten g^^'jat
den j dat het generaal aan een gebonden en
vereenigt blyve? ^
de voonmamftè party haar voordcel bekome en uitmunte. ^ ^r^'

Ziet hier een andere Aftekening, ilrekkende noch eens tu^.^^jj

wyzinge van verfcheidene lichten in een Stuk. Aanmer''"
vierkante kamer, die haar licht uit de vier geweften

Twcdc Vooï
beeld , en d
aanmcikin-
geii (laar c-CCn
ver.

-ocr page 344-

Γϊΐ, groot schilderboek.

'eurige opmerkingen^ die in het Zonnelicht waar
te neemen zyn.

w Α Α L F D Ε Hoofdstuk.

η

- ^^^ verfcheidene maaien van het zonnelicht gefp.roken heb,

^^n g nochtans niet ongevocgelyk zyn, nademaal het een zaak

(voofK^^*^^ gewicht is voor Beeld- en Landfchapfchilders, dat wy
^ig » ^^εΐ het zelve in drie Tafereelen, welke ik tot dien einde noo-
üieeng '^^^^^^d^heb hier te laaten volgen, aangeweezenis) eenalgc-
^^eia ^^^^^ricinge daar over doen y door welkers middel men de m is-
Vk te ^^ ^^ eenen en de goede hoedanigheden van de anderen klaar-
^ie lïjgff ^^^^^ geeven: dienende tot een voorbeeld van die geene, wel-
^rie ^^^^de StofFagie eer en lof willen behaalen.

Schilders raakten te Tarnen eens in verfchil wegensygjfgj^ii j.^^^^
^^rt· ^ "^^Iden der zonnefchyn. Zy waren alle drie ongclyk vanfcSien
drie
^^ïii^n; ^^^^ 'ien een dwarsdryvende en koppig > de twede zacht-ii°e"s%eiïs
^^or j/ ^^ ^^ goed veriland 3 en de derde Avierd den meeften
^ Oj^ ^^^^ eenvoudig verileeten, Eindclyk beilooten zy, iederzonJe-*" ^

^^tie te maaken: en om hunne konil in't werkteilellcn,^''"''^''·
^oogf^j^^ tWee eerften een en het zelve
Concepty geljk deze Ver-

be g^J^ö aanwyzen.
'^bti/r"^ had alle de voorwerpen, zonder ondcrfcheid, geel-
J^erdj gedaagd ^ en de fchaduwen krachtig en gloeijend gekolo-^''"'''"^'^·
W v^fk ^^^gsevende 5 daar door de zon als in het ondergaan te wil-
^och ijj Λ niet denkende, dat hy zyne onkunde hier mede

^daQ^^f^*;^ ten toon ftelde, te wecten,, wegens de ilagfchaduwen
I tw^j ^^ gemaakt tc hebben,

liiet ^^^ fchaduwen en flagfchiiduwen zo fchcrp noch zo TweJe Vooj·-
fiaat ^^'^g^eczenj vermits hy de zon veelhooger, en
een wei-^«eid.
I^ier jjj. verbeeldde. Echter toonde hy zyne fchranderheid
Pp te grooter> doende het vrouwtje en jongetje, wel-

'^^Ur fchietyk geluid van den hoorn (door ccn jaager op de
gelyk de man,, uit de poort komende, hun
ï i^^aarts willende zien, de handen voor de oogen hou-
^Qii
verb natuur ons leert > daar den ander ,, een veel iierker

■ I>c. eeS ^^ ^^^^ ® ^^^^ genomen.

Τ

^^ iet een man voor den boora;,.iii de xon ilaapende j daar

r

m

-ocr page 345-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

in tegendeel de twede hem achter den boom in de
den zeiven plaatil. Ten overvloed doet deze laatile-no'^^^
menfchen tegen de gemelde muur in de fchaduwe ruften, om he
ken van de zon te myden. u o^

De derde had een Concep van zyne eigene vindinge bedacht?
nauwkeurige opmerkingen der zon na zvn begrip
aante^y

de naauvv keurige opmerkingen der zon na zyn begrip aan te wj'ς-
wordende om de aardigheid van zyne gedachten in 't fyd

lachen, te meer om dat hy, gelyk ik gezegt heb, den mee^^^

Derde Voor-

aaninerkin-
gcn over

by hen voor een eenvoudige doorging. jjj

Hy had een naakt kindtjc,in een op en venfter zittende, ver R^j^gj.

blaazende met een tabakspyp eenige bobbelen of fchuimballe^·
ontfing zyn licht ten naaiten by van vooren, van
een
uit de kamer komende. Door het venfter ziet men eenige
van huizen,als mede een iluk van een kolom, waar tegens eei^
newyzer ilaat. idat

Aigemeene ^^^ 'naauwfte ondcrzocht, bevond

:rkin- dezc zyne gedachten nochtans het dicpfte had op de zon gclegt > i^gn
^^^geen van de twee anderen op zo veele hoedanigheden in hunne St^ ^
acht genomen hadden, als deze in zulk een
kleenbegrip
Λ¥·ληΐ voor eerft wyft hy aan de koleur van't zonnelicht aan
en toppen der huizen,genoegfaam verfchillende van het gernee»^ ^
Ten tweden, dat het niet genoeg is ofmen de
Zon krachtig of "^^^(^Jc
noch lang of kort van.ilagfchaduwen, verbeeld j maar dat j^^^J
aan de ilagichaduwen moet konnen zien, hoe laat het is. Daafoi^^^^j,
hy die zonnewyzer daar geplaatft, welkers Üagfchaduw
op 9
Hond. Ten derden, de twyffelachtigheid der kantige arWP^ ^^ji
voorwerpen. En ten laatften, om aan te toonen dat men de
't zonnelicht in de opene lucht niet en kan verdraagen, zet hy ^gr
tje in de venfter doende het zelve door een gemeen licht, in ^^ r^
q^ï

vallende, daagen: vermits zyn gezicht nu meerdervryheidhe^^

op en nederwaarts na deze fchuimballen te konnen zien, dan"vvan ^^
het zich in de fterke opene lucht bevond;
geevende alzo doo^j^^,
voorbeeld den tweden gelyk, die zyne
beelden de handen voor ^^^^

gen doet houden i en raadende den eerften, zyne beelden met at^ii

oogen te fehilderen, dewyl men zegt dat den arend onder alle de ν ο

len alleen machtig is tegen de zon te konnen opzien. Hat^/

Door deze natuurlyke waarneemingen bekende de anderen, , t^jgr

• in dezen ten vollen van hem overtuigd waren 3 verfchoonende jj.

mede, dat zy niet gelagchen hadden om zyne kennis,
vreemde verkiezing die hun in't cerft zo ongemeen koddig
voork ^^

-ocr page 346-

groot schilderboek.

Z§S)

D

άίr/e hoedanigheden der Zon.
ertiende Hoofdstuk.

Wy genoodzaakt zyn de -wonderen der Natuure niet al- Een be-
^^^^yk na de maate des menfchelyken vernufts te
i^^aare'^- gelykenifle derzeive wonderen, die de
waereldnoodzaake-

'^aaleJJ/^^®®^ vervat, na 't leeven op het allernaauwkeurigfte afjfoedlnighe

f^v/' I > Zo ^.nll/at^ ΛΤΤΛΤ ι rr t'/At' Λί^ ^i-In-n ΊΓΟ ίΛ l-ii^t· den der ZOli

5^ulien wy tegenwoordig tot de opmerkingen van het
Wie bi f dingen treeden.
""yke noch in de duifterheid van onkunde, die, door de

f 'Verlicht zynde, deze drie hoedanigheden der Zon (naa-
P^n? ,"aare klaarheid, hitte en koleur) niet zal konnen begry-
^^^'^cht^^' ^^^^ iemand 5 die een ander licht weet aan te wy zen, dat
^^ercigj. , ^^^ helderheid de Zon kan overtreffen? een vuur, dat
^^^lïiogej^^P'^^^ geeft of verteeren doet ? en een koleur, die meer
«eeft ? zynde, gelyk
Fondel zoetvloeijcnde zingt:

Ï>e Zon, die V al zyn verwe geeft
Rn daar gedierte en plant hy leeft.

Haare klaai-
heid.

.ï^n

op een wonderlyke wyze weet

O iljjjj

^^t h ^'^y ■ ^^^ ^^^ floppen

ê rykdom ziet des Hemels hooge toppen.

Ur^^^^V^^^^snd Licht, dat 's levens zufter zyt 3
In ro ' u, men leeft, als waar men
V leven ^l^yt,

Zn ^'^^'^'^^gende lucht ^ en trooflelooze naarheid:
X^iej "^^IzaaVge Zon^ 0 moeder zulker klaarheid
Zo hoü Heyr^ en αΙΓ der Starren rey

0 ■ , ' op dag, befchenkt met uw livrey:
■Ö/V ' .P ^iii-oerheid,

0 fchoonfte van de dingen,
Ver(j ^^ ftand^ van Scheppers hand ontfingen! enz.

|0U(ie ^y ^^^^ ^^^ hemelfch oog toe, of noemt haar dc

i^oor de'd' ^^^ andere Dichter zégt: zy dringt met haare firaa-
^ ^^^ 5 en verlicht de zandige gronden maakt alzints

licht

^^^ flofjes en vezelen voor onze oogen lichtbaar y enz. Wat

blixem de oogen kan
ver-

IS

dat h waereld 't welk doen kan 't geen dit doet? Men
fnelblikkend verfchieten van de blixen

o o

-ocr page 347-

tpo g^oot. schilderboek. ^^^

verblinden j maar de fchielykheid is daar alleen de oorzaak van?
niet het licht der bl-ixeril. ' η

Wat de hitte der Zon belangt , Ovidius geeft ons te
Faëton, door een onbedagte grootsheid zyns Vaders vuurige
willende mennen, en de aan hem gegeevene leiTen, ^ ^^xiic
dien hy neeme-n en hoe hy zieh gedraageti moeft, niet kow^
opvolgen, noch de paarden bedwingea, dezelve z<.onder ceo'^jj^j^
der of maate te houden een anderen weg inüocgen, en aan't ^ ^^^^
geraakten, waar door de Aarde, verrnits de droogte van „i te
bloot, verilikte. Fiet goud, dat men in de beek Tagus f
zoeken, zag men, gefmolten, gelyk een beek vlieten. üi-jjio'
tig licht ontftak de landen in de boilerfche geweilen, als in ^^^ gU
pien en Lybien, zodanig, dat de menfchen daar van zelts
verbrand wierden,gelyk zy noch heden zyii· De wateren de
den,beeken en bronnen kookten en verkookten j ja de zee
niet dan een zandachtig dal. Wie deze hitte en kracht
gebreid wil zien, leeze
Nazoos val van Faëian, hier voor gsj^ jgj-j
Men verhaalt, dat het rollen en vreefelyk gedommel des jgeö
alle metaalen in een ©ogenblik dDetfmelteni 't geen
niet ο
is: want het doordringende geweld hgeft 'er groote ki"»·'^" \
Twee keijen, tegen elkander geilagen, zullen
aanftondts ^^
ven: ja zelfs twee houten, door een foelie beweeging g^f^^^^jve
verwekken een barning, vuur en vlam > fchoon zy in
van een koele ftoife zyn, en vaa de minfte v/armte. fe^iih

En koieiir. De Dichter vervolgt aldus wegens de derde hoedanigheid ■
zegt hy, met zyn blonde paruik ^ en op een flikkerende
gloei jende karbonkelen gezeten, verguld alles wat hy beftr^^-
een geelverwige koleur. Wat licht heeft zulk een glans en

neverwe! Wat falpeter, zwavel, of andere brajndende ftoii

zo verre reiken, en van het ooilen tot het weften haare ^^iiell*^
fpreiden! De blanke maan en de fchitterende ilarrcn,
blixemen zelfs, zyn alle machteloos en flaiiuw,ten opzichte
heldere fchoonheid en den ryken glans van zyne
leevendige ^^g^t'
Groeve mis- 't Verwondert my dan ten hooeften, dat'er noch zulk^

gevoelens
van een

voornaam tg

Meefter Incr

meten

gevonden worden, gelyk m^zelf noch over vyf a ^^-^^geflj
vooren kwam,die zyne valfche
ftellinffenwildedoordri g ,

meeiter nrei atj τΛ v-t^i ^ xrnOTi^^

omtrent, en itand doen grypen. Deze, die zich noch voor een vo^
Meeiler fcheen te willen, doen achten, zeide rond uit, dat "
l>laauw is, ja zelf azuurblaauw. ,

Is'er wel ooit een dommer en laffer gevoelen ge weeft, dan da ^^^

Hitte.

-ocr page 348-

het^^^ . groot schilderboek. 191

looftg ^^igfte 5 helderfte, en doordringenfte voorwerp het machte-
Want het is genoegfaara bekend^ dat het blaauw de
ken/ S^^^derdekoleur en, door dewelke men alles moet doen wy-
üit een licht kan doch het blaauw voortbrengen, of daar

of geel ? Werden ? Komt 'er uit een blaauw ligchaam groen^rood,
fchVnV/oort? Ja, zegt Mamu^, een blaauw voorwerp zal een geel
^oo'ci een rV^^^^^ii^g van zicli geeven > een geel licht een blaatiwj en eeii
^^^tfen. groen: een geel kleed zal een groene
reflcxie wederom

Hclj^·^ h blaauw kleed een roode> en het wit een zwarte. Het
^^téjl^ · ^^^^ is wel uitgedrukt als de hoogfels witachtig blaauw, en
alle], f^'^^Scelengloeijeiidzyn. Dus moet men, vervolgde hy, van

^it fT^^f^' welke van de Zon gedaagd zyn, redeneeren.
■^aiit j ffly de blaauwfte ftelling te zyn, die'er kan uitkomen :
^eW^,/ wyze de Zon, en alles, afmaaiende, zou 'er wel een
^kay^ ^ ykcr Schildery konnen vertoond werden Hoe groen, geel,
' pldvkerig zal 'er zulk een Stuk niet uitzien? Doch daar
deze verwachtigheid ten hoogilen beminnein.
^o on,^ ^^ eens een van zyne Tafereelen befchryven^ 't geen Enverdei^-
. iii tlis als zyn oordeel over de Zon. zyncrmisfia-

g jftfeel had by een Fulcanus verbeeld ^ frfteederidé op een am -
jjj^^ ^uk ftaal van ê^ri voetlange de helft gloei] eitdeeiid'andere
^icJï^j ■ ^ ^uift vaft houdende j mitsgaders een, dus ook voor-
^yft d makt öfldef alle de vonken onbekommerd zittende.

^Vortj^^, fchöóöe ggdax:hten, waardig om" ten toon gefteld
t '^triïp l^^· of mén zeggen wilde: dit yzer is- niet in

^eér^^'-t^^^G vail diende te houden,' legt nevens hem op de grond
Lc^y Saat noch verder, en ontziet zien liiet een vuur tegen
dery
^^gfel tefehildefcn^of onder de fchoorfteeotegeneenfchil-
hy wat v^rwótidert men zich hier over? en waarom zou

JVieïi ζ komien doen ? want eefï gefchilderd vuar brand niet.

diee l^f^ iö cm zeiven graad van Avysheid mogen itellen iriet
ïiet t'h · ^ itük ys in de zon te droogen ftelde, om- dat het in

^r^agen zyn zak niet mog.te nat maaken.
^^ men zulke kwanten onder het geringilevolk vind ^

ï>e wilka doorgaan, dat is onbegrypslyk.

Ö^ft ί die de reglé hoedanigheden der Zon niet ken-

^^ verfchöoften j dewyl zy daar nict-s van zeggen of maa-
O O 1 ken

maar onder Schilders, en die zelfs voor braave

i^en

-ocr page 349-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

ken konnen: maar die de zelve weeten, zien, en gevoelen,
noch dus grovelyk daar in misgrypen, alleen door dom- ^

loosheid, zyn nooit voor te fpreeken. Men laate zich dan

richten in de dingen, die men niet regt verftaat j op dat men
wat de Konil vermag, moge weeten. _ ]

Is 'er wel iets ter waereld dat men met penceel en vcrw niet

bootfen, 't zy hitte, koude, dag en nacht, aarde , lucht, water ?
wind,donderi]ag,vervaarlykc vcrfchyning,liefi-clyk gezang oië?
droefheid, vrolykheid,bitterheid,zuurheid5of wat dies meer
onzichtbaarc dingen, gelyk de klank van een bazuin of hoorn ·
waarnec- Maar keeren wy ons tot de daadelykheid, enop wat wyzeio^^,^)^
v^elfb^on-i^eefte dezer dingenhetbeft enwaarfchynlykft zalvertoonen- ,· ^y

dere dingen niet overvloed van beweegingen, gebaarden, of hertilogten ö ^^
To^oneu/"" hier toe tot onze hulp hebben, en die ons de natuur zelve aanwj

waar van wy alle dagen, als men daar op wil letten, voorbeeldefl^.^^^
konnen ? Waar aan zou het dan ontbreeken, dat wy onze me ?
niet klaar, en voor ieder verftaanlyk, zouden konnen uitdr^K ,
Wat verwekt een fnelle klank niet een fchielyke opwekking^^^gt
weeging? Wat baart een donderflag niet al fchrik en vrees ? ^^ - -
een vervaarlyk fpook geen bangheid, angft, en grilling voort -
wekt het fchielyk branden, gelyk een heet yzer met de hand ge^^ '
het vuur op een naakt ligchaam, geen dolle razerny, trekk^'^^^ge:
krimping der leeden? Veroorzaakt de zuurheid geen toenyPj^^^j
van mond en oogen ? debitterheidgeenvieze trekking ? dez^^
geen vreedfaam en lieffelyk wezen ? j^t

De toopas- Belangende het verbeelden van de warme landen, wy
dingL'^^de'ï aldaar de menfchen en het vee de fchaduwc en onderaardfch^ ^
men^chen.zojej^ zocken, om de hitte der zon te ontfchuilen, en te ruften ^^
warme/en'ook dat 'cr in gebruik is met zonnefchermen boven het hoo^

dei'ieie'-^ene^"^^^^^· ^Y wcetcn, dat aldaar de menfchen naakt, of ? ^οΐϊ^
lajidll^^^^'^zyde, gekleed gaan. In de koude ge\veften vinden wy

het tegendeel: \vant daar ruft en verkwikt men zich in de
fchyn, en deszelfs meefte warmte ·, men zit 'er in een hut or ^^^
by brandende houthoopenj of men is 'er (zo het land,'t welK ^^^
verbeeld, heel koud, en onder de noorder pool gelegen iv p^j
wolle,en harte-, beere- of andere wilde dieren huiden gedolt·
zien wy zoekt den een de warmte, en den ander de koelte. ^^^
fchynen heete zonnefchynen5 daar, in tegendeel, iluift de ine
jagt de menfchen om de ooren. De warme Indiaan vertoon ^^^^
byna naakt j daar de Laplander en ruuwe Rus in bonte lappeii ^^^^^

Ver-
01
en

-ocr page 350-

groot schilderboek.

β. ^Avv^vyj. ov^jnxjLjju/xLiXvu wxii xv» ^PJ

^^n de 2 dewyl het allecnlyk door de meefte of minfte kracht
is^^fiS^"^'' ^^^^ geene landen heeft, na datzy'er

^an iecJej,.^! 5 weeten wy, dat daar door de warmte of koude

^^^^Pla veroorzaakt word j waar door de zon zich op de

Ter^w' ] ^^^^^gei^^^tieeter, als op de andere, vertoont.
^^^^^ T^^ bezig zyn met het verhandelen van de Zon, zal het Noodzake-

de ^ dat wy insgelyks een weinig fpreeken hoejy^h^i^^.^^'j^

m "^^^^sr van zeggen der Dichters in het befchryven van de-va^Dkhters
J^e
p^'^^erftaan. ^^ ^

^y^de Schilderkonft, gelyk men zegt, twee gezuilers

^abe]^,^ ^nien met elkander zeer wel overeen: maar hoewel men de
v^rdichtfelen voor den Schilder niet noodzaakelyk oor-
^chili^^j/'^ echter vermaakeiyk en nut j want men zou geen goed
1^e^zen zonder eenigfins de hulp van de Poëzy van nooden te
difterie ί ^ bediene zich van depoëtifche gedagten, zoverrede
^n eeri \ '"i ^^ §^wyd of ongewyd, dat lyden kan, en als de natuur
] ^geraad ^^^^^ uitgedrukt worden. Hoe zou men den

Jyker afi.' het licht van de Zon, den Avondilond, ofdeNachtcier-
;!'^iiidva ^^ alsi/f/xiijriiiOpzommigeplaatfen, onder anderen in
"Van ^dyjfea, zegt, dat alle voorwerpen des morgens by het eer fte
"^^nn&er ^ ο R Α donker fchynen^ vervolgens als eenfchok voortkomen,
^^^Hyke P.^^i^'^oelig aaniüajfchende licht die onderfcheid ^ en derzelverna-
den geeft. Dus haalt hy het begin op, en zegt elders

^^§enilond en den Avond : gelyk ivanneer F ε β υ s, heel
hv' in Thetis boezem verbergen^ enz. Verder

00/? ® ^ ^ ' ^^ dageraad en voorloopfter van F ε β υ s, ree^

^'^Ppen ^d heurt, gezeten in een purperen wagen, en vergulde

O kr s ^^^gen, enz. En Virgilius zegt; Aurora, uitT\·
hloo^f^'^^^^ ledekant opgereezen^
enz. Elders zegt hy ook ; al-
J^'^gen ^^^ ^ de zee van morgenftraalen: d'oranje dageraad blonk aan den
^geraad den roosverwigen wagen ^
enz. Alsmede: zo draa de

^Ue λ^Λλ^'^* oranje wielen den hemel oprydende, begon te bloozen, enz

Ucht ------------1 1 1.1

^an

\Vv k V ^^^^ haare plaats mrmmt,
^ichtei niets meer omtrent de benaamingen, welke de

^UUr vrl^"^'^ grootfte Hemellicht geeven, op te haaien: de na-
pen- en het zelve dagelyks in meeft alle deze eigenichap-

merkin^ ® natuur niet wil letten, dien zullen myne aan-

vij^ e manieren van fpreeken ons te kennen geeven, dat haar
neer s^v^^ begint, en allengskens geel en krachtiger word

öCn Weinig baaten. /

Fcm

O ο

-ocr page 351-

GROOT SCHILDERBOEIt. 141

Van de natuur der Zon ten o^zkhte der Laflden di^

men 'verbeeld.

V ëêrtiènöe .Hoofösïü^·

erwyl ik in myiie uitfpanningen en uuren vanverluftigi^S^n
'g was in het leezen en onderzoeken der hdchrjj}
van verfcheidene Oofterfche cn Noordfche Landen, zo ^^^^ ^Qpii
teru Olaus Mdmus * Aartsbiflchop van Upzale, en anderen ^vy^

ί chynt, die door de zeelucht wat gematigd v.^ord j gely k mede ^

Nutheid die
men uit hef
lècieii der
L:!ndbe-
fchryviiigeii
haalt.

dezen bezis was in het leezen en onderzoeken der befchr^^J^^^

«^/i-, Olaus Magnus, Aartsbiflchop van Upzale, en anderen
beiehreeven 5 zag ik aan de eene zyde de Gaap , daar een
ί chynt, die door de zeelucht wat gematigd v.^ord 5 gely k mede ^^
door geheel Indien, Java, China, en andere Koningryk en.
Chincezen bcTichten mj· de Schryvcrs vaftdeaangenaamftelü-eir^^^

dat de inwoonderen aldaar zeer oud werden, zelf dat men 'ef
peil,
of diergelyke ongemakken, gehoord heeft. Ikhs^or^^^ ^^^
veele koftelyke en zeldzaame vreemdighedeiai van
Kocosboö
welke een verkwikkende drank uitleveren * eii wat meerder
Byzondeiewas om aan te merken. Aan de
andere zyde van de waereldbe^ ^^
Croenland. Hier bevond ik de koude op haar fclftc te weezeïï-
ecji met het Land is vol hoogc bergen j Welke eeuwig met fneeuw bede^^^ ^^
teft?^ De v/dvilFen 7,vn Vr in overvloed, l^aar hpi^rfrhf pf^n itf^^ ·-'■

Lull: des
Schryveis
oïii zulks te
veibeclden.

De v-ralviiFen zyn 'er in overvloed. Daar heerfcht een
itrenge lucht, terwyl de alkocfterende en lieve lentezon ^'^ïgfcrf
geweeken is, na welkers ftrengheid cn ongemaatigdheid de v^ ^^
hunnen astrt hebben 3 geiyk aan de Gotten y Schfikfinflefi, ^^^ pe
Hitlanders, en andere diergelyke aangrenzende völkerenblyl^^^·
koude lucht en de natuur heeft hier veel vat op de getiïoed^^^'^êji'
Alle die dingen in mynegédachtenövéfweegendeenbefch®^^^j.|t,é;
de lufte het my twee'Schetfen daar van te maaken. ^^^ cö^'
had ik, navolgende het getuigenis der Schryvefs,Pato- ^^ ^ -
boomen, wefnig At^ater, doch veele gebergtcns verbêeld^, ^^^jv^
ftoff-agie eenige naakte Mooren daar in gebragt,· doefic^ t^
door de zon daagen. In de twede Schets kon ik weinig ^^ ys'
pas brengen, als eenige fparreböomen, hou te' hutten, eii ^^^ j'^ige
fchotfen. De menfchen had ik met beeitevellen gekleed. ^eii

waren bezig met een witten beer na te jaagcn, en andere
walvis,.die zy met harpöencn gefchooten hadden,op hét
ken, en wat vorders hunne leevenshandel vercifcht, te

Deze krabbelingen had ik op een tafel, in myne kamer, g ^^^

-ocr page 352-

om, ^ . SCHILDERBOEK. ipf

dan ^^^nu en dan noch iets naders kon vinden of bedenken, ;ils
die m ^aar in te voegen. Weinig tydts hier na zag een Heer,

5deze SchetfCn op de gemelde tafel leggen> diemy cevaihem
fteed^jg \ gekrabbeld als ze waren, afkocht. Daar en boven
^Yn Ζ noch een Stuk aan voor hem te maakcn j waar

tcn (ΙεΒ^*^^^^^ kortelings uit Indien gekomen v/as, my de gedach-

I)e> ^^^'^^i'^ï^daags zoude opgeeven.
Ïiy gg^^^ ê^komen zynde, befchreef my een zeker vlek in Indien, daar
"^^^dhad, meeftdoorMoorenbevolkt, behalvcnhetOpper-
^ndery· ^i^ns gebied hy ftqnd, en noch eenige anderen. Hy

^ndej-g^^^^^ my van 't een cn'tander, zo van manieren als dragt, en
'"^^^endg ê^^^hedèn het landfchap eigen j het welk ik altemaal aan-
^^^Zei' ^^^ iTiaakte dan een ruuwe opftellingmetdepeninzynby-
^it&pV ^'^a-rinik, zohyzeide, zynemccmngregtbegreepcnhad.
^^η 't ging ik, zondermeer zwaarigheidtemaaken.

Oef {,· hoopende daar door zyne gunft te winnen: gelyk

^^Mhu^ ^ ^^ Zoon, die onderwylen drie weeken op zyn

^εηί^^ ® geweeft had, kwam weder inde fcad, 20 als zyn Vader met
"vrienden, zynekomftverwagtende, vrolyk waren. By
® ^^ê^theid liet hy zyn Stuk, dat reedts gedaan was, haaien,
de ir^al ^enen aldaar verzoeken. Het zelve wierd aanftondts in
^^Cii^ync plaats gehangen. Na dat hy het een weinig ovcr-

. "«'■U. F 11 1 . r i . j___________. J _„ .. , .

jes

' ^^^ hy my by dchand, enfprakmy deze woorden zaclit-

Is treffelyk ivel gedaan: maar éé?ie zaakvan groot gewicht
''^^^'^nder^f^^^^^^'^· ^^ '^^g^n \ dochgy kuyit zegemakkelyk in een halfuur tydts
'^aar ^^ kort te gaan, ik had de zon te laag genomen, en

Ver ^^^ ^^ ^Yinvallen 3 het welk lange llagfchadu-
daar ik in tegendeel de zon boven het hoofd moeit
Wd heel ^^^ 5 gelyk zy zich den meeften tyd aldaar^

'^U^ggl ^ciy iV ii^ ^lUli v-n^iJi liiv^-i^it^ii L.J 1.4. aivj-dcn vertoont. Ik

berifp ^^^'^et, en bekende myne misflag: want hy had gelyk in m y
'^Qrd^' dewyl op zulk een wyze de groote hitte moeil aangewee-
^^ies ^^^^ ^''^g dat,'nicttegenilaande ik heelnaauwop

^ ^oo&g ^ geflagen, ik nochtans in het voornaamile mi fte: want
S^eve^^ oiineftand moeft hier voor al dc hitte van dit land te kennen
i ^'^der oordeel van dien Heer in het een v/as 20 geed, als het in ferSea aU
^^ dat n- ^^ ^^^^ j want hy daar te lande gewecü; zynde, en den aart men inui

^^^chil^tT^eit heel wel kennende, was zyn oordeel daar heel Λνεΐ na'^e^^'^Ld-
f ^^ ^^^ ^^ fprak van dat ligtelyk , en aanftondts, te
kon-i» voigt.'

^^^^ ί dacht ik aan het geval van Jpelles, waar van dit
ïdnachafkomftigis: Schoenmmkerblyftbyuwleefi. Dewyl

-ocr page 353-

Zii GROOT SCHILDERBOEK. ^^^

de M'

hy wegens het verheipen zyne onkunde toonde: want met
fchaduwen weg te ncemen was 'er noch niets met al uitgei'eg^/^^^^
de beelden van boven te dagen, was meerder werk dan een
Stuk van vooren te beginnen. Niettemin leerde hy my^in
komende myn voordeel daar mede te doen.

Hier door begreep ik,hoe veel 'er aangelegen zy alle ding^^^jj,;.
te overweegen eer men iets begint. Dit is een zaak, op
van veclen dikwils weinig acht word geilagen.

Groove
dwaaling
van veele
Meefteis in
fleze zaak.

Van de daaging der Zon in haaren ondergang efi
Vy f tiende Hoofdstuk.

Beklaagelyk, en onverantwoordclyk is het , dat veele I^^^^rjs'
naars, die zulk een Konft hanteeren welke alleen op ^
konil haare gronden, op de Ondervinding haare oeflFening5
dc eenvoudige Natuur, welkers nabootfter zy is, haare uit^'' jH

gebouwd heeft, echter zo weinig op zulke drie wichtige zaak^^,
dewelke hunne roem beilaat, letten, enA^oornaamentlykifl^^ ^Jc
gen der voorwerpen wanneer de Zon in een laagen iland is:

zon, hoe laag zyis, kangeenevoorwerpenbefchynenonderd^/^^j.,

■lellen, dat 's te zeggen, in het minile niet van onder, al was ^ ^gn
werp, by manier van fpreeken, zo hoog,
dat het zelve fcheen^g^^j·
de wolken te reiken. Nochtans komen ons veele Stukken vooi'3
in de voorwerpen door een ondergaancjc zonne meer
van
tmu heïzeifWerden als van boven j 't welk met dc natuur ftrydig is· .^jj ^
jiet tegen- kan dagelyks immers het tegendeel befpeuren, als men gaat
ds^afooM. of'elders daar men de zon voor zich heeft,
wat moeite

' zyne oogen van haar fchynfel te bevryden. Men houd zyn hoofd 1
op zyde, of een neusdoek voor d'oogen:
j a de hoed zelf kan of® ^^j·

tc

voor niet befchuttenj gelyk wy vecltydts ondervinden ; ^^

fchynt zy nooit daar van onder tegen aan.

Door de is zulks wei te begrypen, en gemakk^^^X

bewyzen, naamentlyk dat, dev/yl horizont de bepaaling
gezicht is,en de zon niet meer kan
daalentenopz,ichtevanofls
zy by gevolg haare ftraaling -niet naar om
hoog moet fchieten?
langs de grond, dat 's te parakl^ of waterpas.

Deze itraaling der zon in haare raaking gaat zo verre, ^^i'i^iii
ware men zynen hoed voor d'oogen trok, zy 'er noodzaakei^^^fj

-ocr page 354-

groot schilderboek.

fch

^oed yi^en. Ik zal zelfs noch meer zeggen, dat,al had gy een

aan d ^^^^^ ^^ breed als tien morgen landts, en hy was pa~
"i'eedtc of waterpas, dezelve de dikte van een fpeld

^^^ oogen zou fchieten, noch zo veel fchynfel

^P een ^^gen den rand aanÜaan j alwaar het fchoon dat men

^och of verhevene plaats klom,

êce^ u öiyn zeggen klaarder te doen begrypen, zo let op het
^eiiheej^^ nevensgaande Prent aanwys j ftellende op de voorgronde/i?aaTfi°
^^ eenbord, gelyk de Americaanen draagen, op het hoofd
^^tot aan de winkbraauwen toe. Hier naail ziet men een hoogto^ond""^^'
lo-^ ^^^^ doorgaande
kornis, die vry wat uitfpringt en na het oog-
V» ^an de andere zy de eemzeer hooge kolom, op welkers
ca-
^^nde - ^^ ^^^^ diergelyk bord op zyn hoofd als het onder-

^aar ^^^ 'ψ ^ult gy zien, dat de zon daar van onder niet tegen aan ilaat,
êaat. ^^ P^ralel haare ftraalen fchiet, wel te verftaan als zy onder
fl'^'^i'fteb ilraal van de zon af, gelyk met het bord van het

^^ ^ ^^ ^^^^ ^^^^ ■) fchaduwe dezelve op haare oogen

If^^deln'i ^^^ na Zo haalt 'er noch een van de gevel of kornis tot op het
^ ^yft ^on 5 om te vinden hoe veel fchaduwe de uitfprong van

Zult ^^ ^^ ^^^ flaan 3 desgelyks een aan 't beeld op de kolom.
L ^^ gewaar worden, dat de voegingen der fteenen, zowel

huis' ^^^» eenpaarig zullenloopen: en deginfe hoek van
^^^, en rl laager zy als de voorfte, zal evenv/el gelyk wee-

waterpas met de grond.
F^ri VeiT^^^ '^y iemand mogen tegenwerpen, dat, wanneer men uit Tec-enwei-
dat zv ^^ 5 ^on laager gaat als de kozyn daar men op leunt ,ρίηε"
ïk ant^^^^^^^·'^ niet befchynt.

dat men zich zulks inbeeld: want als men 'er naauw
1 ^ciirp. ^^en van de eene of d'andere kozyn een kleene ilagfchaduwe^V®'

Der halven kan men oordee-

Weinig zy ook verlicht. ___...-------------------------

''^^^ger tiwf^^^Pen, dat, zo lang als de zon fchynt, al was het maar een

-gcr κ ^ -f I , UclU, /.U lilUi^ aj.3 UL· iVJlI iV-ΛΙ J liL , rtJL VV a.0 ill^U ill£i.iU l^Cli

5 ^orixö;??, de grond eenig licht ontfiingt: en by ge-

T'^iTi oiider^^^® ^^ grond eenigfms verlicht is, kan de zon onmogelyk
"^^οΐΐίγο ^^ ergens tegen aan fchynen. Stelt by voorbeeld eens een
^^'^üagfp? ^^^ ^oet hoog, gedaagd door de duikende zon: is 't dat deze
i^i^erti-ia ^^ye op de grond ilaat, dat men die ziet, zo moet de grond
r^J ^^oni^g^^'^ ^^eht fcheppen. Dit nu zo zynde, hoe zou het dan moge-
^.J^eezen dat de zon van boven en van onderen gel}4 zoude
'^oet ^^ 3 gefield dat de zon de kolom boven op niet verlicht, zo
^"^oodzaakelyk een eindelooze ilagfchaduwe docnvoortko-

P ρ men 5

-ocr page 355-

298

^yo GROOT SCHILDERBOEK.

men ·, in welken gevalle het oapiteeleventjes van

onderen verlicht

ΛνεΓίΙεη, en onvermydelyk de grond zonder licht zyn. Dit is een ^^^

re waarheid, fchoon dit puntweinie doorvooreaandeSchryvei^ ,

op

clit

Konil is aangeroerd geweeil:Ja zelden vind menMeeilerd die daa

geeven. 'tisook nietverwonderlyk, dat zich iemand daai
in misgrypt j waar van de meefte en waa-fchynlykfte oorzaak 9 J
oordeels, is, datziilkeendePtT^i^ii/metwciverilaat. ^do^^
Wy zien dagelyks veele diergelyke groote misüagen beg^a ^^^^^^
zodanigen, welke de grondregelen dezer konft niet bezitten

tamelykverilaan, is weinig j maar niet met al is noch veel rnjn '

dat voor en Schilder, wiens geluk , eer en achting daar aan '

Van de toej^dsfing der Zon, en andere Lichte^i"
Ε S τ I Ε Ν D Ε Η O σ F D S Τ υ Ιί·

Η" ρ

et is een oud en gemeen kwaad, en daar door een jaii
geworden, dat men veel eer zyne luiten en blinde dnr'^^
bmikin ^^
 1 wil opvolgen. De meeile Schilders beveftig^^j^j tc

vooitf hunne verkiezingen en gebruiken deze Helling. Het j^^tül'
verbeelden is aangenaam,en bekoort het oog: daarom moet
toos te pas brengen. Neen, dit is de waarheid niet. D^ nt
ring der iaifoenen, en verwiileling van al het zichtbaare, ^^fr^l^ap'
het tegendeel aan. Dit licht is v/el hetbevaliigileineenL3.na
maar binnenshuis verveelende en fchadelyk. Want hoe ^^ .,^βΐ t^
Aanvivzinglyk ZOU het zyn in een groote maaltyd de zon vlak op Jer^^

daarvan. fchvnen, cn het volk daar door te verhinderen malk^^^^^cJc

aanfchouwenj waar door het flikkeren der ziivereichotelscn^jgt·
bekaaien niet na den eifch zou konnen uitgedrukt \verdeo>
alles wat meer vertoond wierd te verduifteren . ^^^

Wat een fchoon Stuk zou dat weezen, alwaar het wi^
tafellaken, vlak door de zon beftraald, met zwart moeil ê^j^vv^i^
worden ? Én hoe aangenaam zou het iz,yn, te zien de V^fcl ^^

der kozynen en de ruiten van de glazen over de gemelde ^ jte
vloer aangeAveezen ? Ten anderen komt het zonnelicht niet a
pas: doch z,ommigen overAveegen
niet, of het voorwerp zti ^^^
eifcht of niet 5 gelyk in een kruifiging Chrifti, daar voegt
toos niet, alzo de Schrift meld dat de
zon vertrokken was- .j^ Jfic

Irtoedi'' Om myne gevoelens beter en klaarder uit te drukken, ^ai

-ocr page 356-

γϊΐ, groot schilderboek.

S'fcheidene Lichten in drie byzondere Tafereelen, alle den per-Lichten k
^iï onzen Zaligmaaker bctreiFende, vertooncn, en het eerile

/^α^β Jezus kruysfing

b

IS de geregtplaats op den berg Golgotha. De zon is op den
^^oe maar evenwel door een duiilere wolk bedekt. Ziet

νο1]ζ ^ plaats verlicht is van de regterzyde, alwaar het kruis en het -
^verd''^at, ^^^clke llerk van dc wolken met een vlak licht gedaagd
fte ^ '^'ertoonende zich dit alles op dc twede grond. De voor-,
^yn jj,; onder de fchaduwe van een wolk, op de voorgrond,

kiuisUflg.

^yHjj,; 7*'· 3 ouuer ae icnaauwe van een woiit , op ue voorgrond,
"^erep^- vlak .zich meer en meêr met de andere allengs in kracht

lykg^nde ' - - - - " - -

na dat zy nader by een komen, wanneer zy geiyke-

en werden. Omtrent de derde grond isdeluciitdon-

η ^^^ ^waare wolken bezet> welke opkomende, een weinig
Meti ^ regterzyde is, fchynen te trekken.

Mg^j^ '^oet de waarheid, zo veel het mogelyk is, zoeken op te
^^ieici^ ^^ zyne eigene zinnelykheid of keur. Hier werd een
^^Iks "Geinig leeven vereifcht. Onzen Heiland is dood: baard
^icht'^ oorzaak genoeg om te treuren? Hier toe heb ik dit foort
^^id ujj. ^^rkoozen, als oordeelende geen beter tezynonidie drocf-
Selyk jj^ ^^ drukken : doch in alle gelegentheden is het niet eigen,
Ρ 8 en ^ twee volgende Stukken blyktj waar van heteenkrach-
^^^^^^^ §edaagd is, en het ander van de zon kantig en met lange

, en'^H^^^ ', Stuk Avaar in zodanige overwegingen gebruikt voordidin

^^ binnen.

De

en een
naauAV»

^oet riQ de natuur der zaaken,tyd en v/ylen in befpeurd word,";^^^^·;!^
oiiieii ^ v^'^^^^^elyk den gecnen, die het verftaan, behaagelyk voor
-gé'opmei-
ecii r ' zodanige redenen en aanmerkingen te hooren,^'^^^!/'·^''^
^ercigj. hebber tot een kendcr gebragt worden j doch vry Λ^εεί
ot^Jj^'l^'^^^'^cer hy by een goed Meefter, die hem de rcgte gron-
ï^ich beeft, een weinig tekenen heeft geleerd. Ja, hy

l^'^'inen bevinden om zelfs mecnigen Schilder te

«η; voornaamentlyk, zo hy een zonderlinge ge-
^'^arnggj^ ê^auw begrip, en goed "geheugen heeft 5, zynen tyd wel
"^Uen^ di ' fra^ije boeken leeft j weinig gezelfchap van los-

''^■eer praateii en weinig uitregten, zoekt , enz.

? jïpirZ! ,i^^t·) ^Is men lieden kan aantreffen van kennis,

igen voeren: met ilylooren eoblaaskaakcn
reden moet overal plaats hebben j
Ρ ρ ζ

vborvalleii
te verkiezen.

-ocr page 357-

310 groot schilderboek. de«·

naaii wkeurig oordeel is niet te verwerpen. Men doe liever vva ^^^^^^
der, en overlegge het wat rypelylcer.
Jugufius heeft
deze fpreuk gevoerd, F
ε s τ i ν α L ε ν τ ε , dat is, Ηλ^!^ ^τχ
mak. Dat deugdfaam is, valt niet af: maar dat deugdfaam ^^^^ Joof
geen pitinheeft, moetnoodzaakelykvervallen. Dochwy^; j^ji
onzen y ver te verre van onze voofgenoniene zaak geraakt: laat
weder tot dezelve keeren, en het Tafereel voorilellen van

Chriilus Graflegging.

• σ C^'^

aan de linker zyde des Stuks, welkers openn^^-^ae
weniig van vooren is, en de ingang heelduiitcrendieP ' .
plaats daar
Chrifiusin 'tgrafgelegtword. Het gefchied daar W
en men ziet 'er een lamp of twee, die degrotte een weinig ver^^ 'φ.
Daar word het doode ligchaam ingedraagen door drie a vier
't Is tegen den avond j endczonfchyntnietmeer.
Ziet dat voi
tegen de gemelde rots, hun licht van den
hemel ontfangende i j-
zonder flagfchaduwe, rond en weinig van vooren gedaagd j γφ
zaak van een twede iluk rots't geen daar bezyden met deeeriteMj^-^fi

opryft. Merkt weder die drie beelden op de twede grond, ^^ ^^εΐΐ
die twee rotfen llaande. Deze het ΛΌorftc licht ontbeerende, '^jgj-Je
noodzaakelyk van agteren verlicht werden. Wat verder op ^'^^^ir
grond, 't wellc de wandel- of gemeene weg is, 2 iet men menfeh^^^lj^e
komen ^ digt aan de boonien die ter regterzy de des Stuks
aan de andere zyde, voorby de groote rots, hun licht van de
ontfangen: een klaare blyk, dat, wanneer zy noch wat verdei"
in het vlakke veld, zy alsdan van alle kanten zouden gedaagd p-gii

Wat myn oogmerk in dit Stuk is, en de voornaamfte waarneiï'
daar omtrent, zal ik verder verklaaren. Dit graf behoord
van
Arimathea, en is gelegen omtrent de ilad Jeruzalem, ^^^ jSif
aanwyft. Daar ftaat hy zelve met zyn volk, die het lyk indraag^n·^
is de meening, deze voorfte^m^zo krachtig te vertoonen, .jjyfii^
mers mogelykis, en zulksbuiten zonnefchyη.
Het licht koin^^^y-
van vooren, uit oorzaake van die bezyde-rotfen die het licht ^^
de verhinderen, zo dat zy byna geen Ichaduwe konnen hebb^ ^ei'
agteren door de rots of't graf, en weinig van eenige cypreA^^ ofl^^'
zyde der zelve ftaan. TuiTchen die twee gemelde rotfen wilik to
dat die menfchen, welke aankomen, onvermydelyk van agtei c
ten gedaagd worden, alzo zy noch half in de lucht zyn j en Li eii
verder op den weg, tegen de zyboomen van vooren, vanag

TvvcdeVoor-
beeld van de
plaatling des
lichts in
.Chriftns
Grafleg-
S'8g.

-ocr page 358-

vati^^j. groot schilderboek. 301

^^^fanp- alwaar dc rots heel laag is, hunne licliten moeten

^oon-f^ V ^^ gevolg maar weinig fchaduw aan de regterzyde van
l'^oep ^^ "^bben, op welke hunne üagfchaduwen liaan. En de ande-
t-Q ' die fteenhoop op het vlakke veld, op een laager grond ,
^chacj,,,^ 1 dat zy aan alle kanten verlicht zyn, en geen andere

^^^"^its d ] hebben, als van oiideren en de diepile holligheden,

'er we^ ^^^^^ overal eenpaarig en zonder wolken is. 't Is wel Avaar,
^^^"iiino· Worden gevonden, die zich zulk een naauwkeurige op-
^Ullg^ ^ bullen laaten welgevallen > want als het hun maar behaagt, zo
^inggj^ ^ ^iet eens vraagen na de w aarom of reden: doch echter als die

i)e waren, zou 'er de zaak ook niet in te vinden zyn.

^^ebbg '^^^'^s.amfte opmerkingen ,,welke ik meen hier waargenomen te

de tyd of ftond j de plaats daar dit graf gele- keiykfte, dat
^ynge^^' ftaat van den man die deze zaak uitwerkte, niet alleen in
^^egijj ^^^ perfoon,maar ook in zyne kleedingj daar en boven hoe hetaangitoonl'
'^ee^.e^^^J^gens de Schrift. Dat alles ziet men duidelyk hier in aange-
^'•^f^Voi-f] die fteenhoopen beduiden, welke in het verfchietgc-
^^Bt
 5 Zulke zyn graffteden die hier en daar om Jeruzalem opge-

^^^üegtg^ igelyk deze ook

een derzelve is. Men ziet 'er zo wel kleene
^^ bieten êi'oote en pragtige, na het vermogen der geenen die dezel-
iNTu yeJ^^^^^^^ on^ hunne lyken in te leggen, volgens de Η; Schrift,
leve men te letten op het derde Tafereel van

h

Chriilus Verryzenis.

tj· ^^rbeeld ik wederom een rots, voor welkers ingang men__________

J^l^ten Jongeling of Engel des Heeren op dc ftecn des grafs 2.ietbeeidjn_de
^^ar ^^^ blinl^ei^^g kleederen, fpreekende met de drie vrouwen,

v;in Chiiltus

^ondsoi^ ^ hoog wyzende. Ghriflus^ die hemelwaarts opryft, wordve«jzenis
. eeiie ο ί ' ^^^^ ^^ ^ ^^^^ dezer vrouwen,

^^g ziende met de hand boven haare oogen5Zcerkrach-

Quwgj^ ^^ borden, ja zo fterk en fcherp, dat haare duidelykefcha-
^'^^ens nabyheid 4er glans op de grond flaan na vooren toe,

gelijin. η "^P al wat daar omtrent is. "

de
^er

in d

^Deixié Voot-

De eene,nader aan den Jon-

5 (ir„-^ande, wGrd daar mede ikerk vzngerefiexeerd-, terwyldeder-
■ Uch? · ^^^ toe treed, buiten het bereik van 't een cn t an-
^ 4e v1 fchoon van den hemel eenigfxns geraakt, niettemm

geeven Η 1 Schaduwen fmelt. Wat verder, op de tweede grond,
<ie gi-Q Τ Doornen langs den Vsreg mede hunne vlakke fchaduwen op
^· In het verfchiet, wat verder, ziet men de ftad
Jeruzalem ^

ρ ρ 5 als:

-ocr page 359-

310 groot schilderboek. de«·

als in een damp die van onderen opgaat j vermits het in den ^^^f^^nt
is, en de lucht met dunne wolken bezaaid,en zulks wel niee^ ^^^^
de zon is, die aan de regterzydc des Stuks, een weinig van »

ren, infchynt, zich wat geel en purperachtig vertoonende.

Indien een Liefhebber Jv^

of Meeiler dezer voortrefFelyke J^^ ^^^
met een naauwkeurige opmerking zyne gedachten by demyn^^'^^^j^y·
en gcene moeite in de uitwerking fchroomt, twyffel ik niet?

zal door zulk een verbeelding zo wel de gemoederen en hertitog ^^j

als het oog,zyner Medckonltenaaren voldoen,en den naam ^^

van een groot Meeitcr bekomen.

f^afi de eïgenfchappen der Zon^ en andere Licht^^''
hunne weezendlyk.e verbeeldingeti ^ en de ondef-
fchetdene tyden des T)ags.

Hoofdstü^^·

Ζ

Ε V Ε Ν τ I Ε Ν D Ε

^y^^y behoeven niet meêr aan te haaien, dat alle Lichten

^ * den in hunnen aart zyn i dewyl wy inde voorgaande "
ilukkcn der zeiver natuur, werkingen, en hoedanigheden gci'^^^oii'
aangeweezcn hebben: maar tot beiluitzullenwynocheenig^^y^^ii,
derheden hier ter neder ftellen, die aldaar geen plaats konden bek^
j Belangende de Zon, myn gevoelen is, dat dezelve in geen je
ry mag veijtoond Avorden ·, nademaal ons oog te zwak is om haai

natimr aan te zien : by gevolg k^n menhaarebehooriykekracn^ ^^^

verbeelden, dan door alle voorwerpen bruin en zwart te · ^^

anderen, om dat, wanneer Λvy de zon vlak in't gezicht hebben?

alsdan geen ding in zynweezen, gedaante, nochkoleurkonflC ^gt
beffen, ten zy wy de hand, gelyk wy voor dezen meermaals g
hebben, voor de oogai houden, zo als de natuur ons leert.
noch ook : Desgelyks
ook oordeel ik, om dezelve reden, dat men geen br^ ^^^

urii^n^o" Κ aars, Fakkel, of ander groot lichtgeevend tuig in het ^^^ j^·
Fakkels, verbecldcn, ten
zy men de voorv/erpen alzo wil vertoonen g^L·^!·
licht hen voor
ons oogdoetfchynen,enmetzoalszyindcrdaa^^^^^,

hunne koleur, wemeling, en fmelting zyn: want hoe ^.glyli®

kaars, hoe flaauwer hunne verbeelding word. HetisdangiO*^ ^^n
gedwaald, fe willen ftaandc houden, dat de natuurlyke
kracht
kaarslicht, voornaamentlyk als men de vlam ziet, nag-ebootft ^

denj alzo wy de macht niet hebben om aan het overige werk zj

hoorlyke klaarheid te geeven: want wanneer wy het licht van ju

pe Zon ma
in geert
ichiidery
vertoont
woidea,

-ocr page 360-

in'te· GROOT SCHILDERBOEK. 303

hebben, Zo fchynen de allerdicpfte cn donkerfte holen, ja
^^dao- duifter noch zwart,niet,meêr dan of't eenduiile-

van deze Lichten breeder zal gehandeld wor-
^ot ^^dienftig verder in dit Hoofdftiik daaraftefpreeken.
dereQ ^^^^crking der geenen, die groote liefhebbers in het fcliii-Aanmerking
Waaj^-^'^·^ Zonnelichten zyn, dient, dat het Zonnelicht zeer
iicn^ C ^^ gebruikt te worden in het verbeelden van
per/gj^'^J^^^ten, Bagchanaalen, Danfleryen, Herdersgezelfchap-ing ^'yan'

Zonlichten.

5 cn ^Tf^ ] ^--------------^ ·' O

^en andere vrèlyke voorvallen en gefchiedeniflen, in welke

Reii jj^ ^^ Scwoel vereifcht word: doch zeer hinderlyk en geenilns ei-
Rechtspleegingen, Maaltyden, Konltfchoolen,
^'^aar ^^ P^^^chtigheden van Huwelyks- en andere omitandighedcn.
^ · ^^olklicht geeft een ongemeene welftand en

Plcegjj^^'^ ftaatige voorvallen, als Raadtsvergaderingen, Rechts-

iiej. en zaaken van ontzag en groot gewicht.
S^^réur^ der Lichten, daar wy van gefprok en hebben, is eigen En minder
pcrg^j Gevallen , ilervende Pcrfoonen en Begraaveniflen, of^''^^"^·
•^ied vnl ^ gefchiedeniflen waar in de treurrol regeert en het opperge-

ï^och ' ""^^onderheid als zulks in de opene lucht is voorgevallen.
Mdj ^^ ^^^genaam en vermaakelyk vertoont zich de Zon in't open waat het
zy door digte boilchen engeboomtenshierendaarde^^^C^''^!'''^·^^
T^^Uncy ρ fti'aaltj dat men de menfchen onder dit bekoorlyk lommer'
y ZoTitj· ""^^^^icheppen, of zoete vermaakelykhedenpleegen. Maar
tegens de natuur , die tedere en bevallige Juffers, op het
^een ^^ in de krachtige zonnefchyn vertoont, daar hy zelve haar
5 Om ^ zou durven houden, maar fciüelyk trachten te verlaa-
^nderg^^^ ^'gchaam voor die brandendehette te verbergen ^ terwyl
^ich ^^^ joegen de zon op zien, met eikanderen itaan te praaten,
^^«n
als de hand voor de oogen te houden,

OiT^ jj^ de Zon maar een kaars of fterlichtje was.
'^^sfl^gej^ ^^ vaften voet te geeven 'tot het voorkomen van alle '-'^ie^Hoofdniid-
tot xi' ^^ ^^^^ ons eens den Dag, en de gefcalte des lichts vangens"

bf>r>· ^ den zeiven befchryven, en naauwkeuri^ overwee-™\®^'^.f"i te

^Sinnende met gebruiken.

ÖTien T^ageraad.

b ^^i'br ^^ ^ur van den Dag begunftigthetvoorneemen vcibediang

r^ve Veldoverften,voornaamentlyk wanneer die eenigerchiiiende^
itorm, of aanvallen voor hebben} zynde daar toe gecng-'ie" des.

be-

Dags..

-ocr page 361-

304 GROOT SCHILDERBOEK.

bekwaamcr uur: gclyk het inneemen van JmV^o door
wyft. Die regel, hoewel niet zonder uitvlugt,
is by allerley^ ^^^^
De Dage- keren altyd in gebruik geweeft. Ik zou veele voorbeelden ^^ f^f,
konnen bybTengen, als daar is de Slag van
Pompejus tegens
welke op deze zelve uur van den dag zyn begin nam. ^
zonderling dienftig en noodzaakelyk tot de Jagt,als ora cc^·^
Cephalus, Adonis, ofte eenige andere voorwerpen van die n^
verbeelden. De verftandige Meefters verkiezen altoos den bek"'^
Hen tyd, of uur van den dag, met het voorval der geichiedeni^^^^j-
overeen komende. Dit uur geeft een byzonder groot voordee ^^^^^
deszelfs
mezxetinten; vertoonende ons alles in zyne eigene natu ^^^
ke koleur: en dit wel waargenomen zynde,veroorzaakt een ong^'^
bevalligheid en weliland voor ons gezicht.

De Morgen
ÏÏond.

Van den Morgenfiond,

Dit uur is ongetwyiFeld het geen,'t welk de natuur gjig-
blyd: ja de ziellooze dingen zelve zyn daar van g^^^ ^er-
Het fcbitterende licht beilraalt de toppen der hooge bergeik? ^^
oorzaakende zo wel in d'Architeótuur, als in de Landfchappe^'^iyli
vermaak der aanfchouwers, groote fchaduwen > 't geen woJ^
fchoon ilaat. Dit licht doorbreekende,geeft een uitmunten
genaamheid, wanneer de voorwerpen in het water fchynen j ^
een zekere frisheid, vermengd met zommige dampen, die ^c
tyen zo wel aan eikanderen binden, dat de kundige oogen ë
lyks daar door verkwikt worden. t.afldei'

De Heidenen hebben dien tyd waargenomen om hunne o^.^Q^eO·
te doen. In de Gefchiedboeken van
Mozes leeft men, dat de ki^^^j-,
Izraéls niet alleen hmine vroegofferen gehad, maar ook in ^^^ ^qW
genftond het gulden kalf aangebeeden hebben. De Jooden j^n

den noch hedendaags dezelve gebruiken; als mede in voorig^^^
de Chriftenen,welke dikmaals doopten op die uuren des daag ?
lyk de dooping van onzen Heere Chriftus in de Jordaan.

De Periiaanen eerden mede den Morgenftond door
handen. Derhalven moet men den tyd, in diergelyke g^^^ë^^^fi^
den, wel waarneemenj voor al dat het lieht op ^^^
voorwerp en plaats valle, zo als
PouJJyn wel te regt
blyken in een Tafereel alwaar hy
Chriflus

verbeeld die den
het licht weder geeft; zynde het grootfte en
krachtigfte licn

hem in 't geheel verfpreid. f0

-ocr page 362-

groot schilderboek. 40f

het Licht tujfchen Morgen en Middag,

^Zo^*^!?^^ van Licht is weinig bekwaam tot cenige voorwerpen,
"st niet gebroken word door eenige toevallen van regen,
onweer. In zulk een tyd kan men zich bedienen van treu-

ft,

tQriïi

fy^ de Sch ' ^^^ ^^ voorbeeld,' in het laatfte Oordcel Godts, ge-
^er^ ggv ^^rtuur ons meld j als mede in 't Lyden van onzen Zaligmaa-
^'^fduii/ yy ^^ 't voorige Hoofdiluk gczegt hebben,wanneer de Zon
^^^itfpr Γ' 't weikfchrikkelyk

is: verwekkende in de menfchen een
^odan^^ ^^^ zoudebelagchelyk zyn, dat men

^δε Voorvallen een fchoon en aangenaam weer verbeeldde.

d

Van den Middag.

' fch'^ ^^trent dezen tyd, dat de Zon haare glinfterende ftraalen
^aarfc}^ ^^^^nde, in volle luifter fchynt: weshalven ik de
geenenMidLg.
Eeti ^ 3 Welke zodanig een tyd zullen gebruiken, zorg te draa-

^^^^eelcj ^^tuur door de kracht van 't licht doe het geen wyniet
^yne konnen

> vermits men zomtydts daar in dwaalt, willende
gcben^^ pooging in het Stuk vertoonen: waar door het komt
^^ikt ^^^' ïïien dikwils op de voorgrond kracht van licht ge-
i^^^de ^^ Zaaken te doen voorkomen, die het licht van de voor-
Vooj-ij^^ ^pire te bovengaatj 'twelkonverantwoordclykis, als
Men ^^ kleedingen van brandende koleur, of diergelyke.

l^or^g^ ^^^ het licht achter bergen, gebouwen, als anderzints ver-

ïie^li^ ^^^ menfchelyken arbeid,

^^riiiQgl^^Se Schriftuur leert ons, dat Chrifiiis^ zynde van de reis
^^^^mfch» tot ruiten zettede by de Put^ 't welk aan de Safna-

^^^ tc ^ouwe oorzaak gaf om zyne wonderlyke voorzegginge
^'^ent 5 gelyk zyne Difcipelen, mede afgemat, daar om-

' ^aakej te ruften, AVie in deze heerlyke Konft de natuur
Wa ^^^ uitbeelden, dient voor al de tyden en ilonden zorg-
^^ te neemen, na het de zaak vereifcht.

g

Van den Namiddag.

dit

dryY" uur dikwils, ja meeft altyd, 'verandering, door de'^'^™'^*^'^?®'
' ^ge der wolken, onderhevig is, welke veele duiilerhe-

Q^ q den

h

Op dcii

-ocr page 363-

310 groot schilderboek. de«·

den des lichts veroorzaaken, laatende veel vryheid aan de Schil ^^
als ia Bagchanaalen en ongcbondenc bedryvenj zo moet ^^
gefchieceniflen niet altoos op deze uuren van den dag fchikk^'^'
op dien tyd gcileld zyn.

F^aM den Avondflond.

^--^I^ermits alle werken om dezen tyd een einde necmen, ZiO ^^^
» het zelve volle vryheid tot allerhande vrolykheden envcf
ken, gelyk diinilen. Vandelingen, enz. Wanneer men

En den A-
voiidftond

UL-il ii V V/llVllUJlJlU. V , lllWl^L· IIV-1 Vlis^'^

I, veroorzaakende lange flagfchaduwen. ^ ^ct

)e Morgenftond is gelyk den Avond 3 en met deze

aftogt van een leger wil verbeelden, of herders, welker vee ^^^
henlieden weder na huis gedreeven word, is deze ftond van
daar toe wel de bekwaamfte en natuurlykile. Dit hoofdlicht ^
andert dikwils van koleur, door tuiïchenkoming van ορΛχ»

dampen, die het na zich trekt > doch laat echter niet na de bui ^^
deelen, of oppervlaktcns, van alle voorwerpen
meeft alty". ^
breiden. Wanneer de fchaduwen door andere voorwerpen ^^^ ^yj
reflexeerd zyn,zo moeten zy het licht deelachtig weezen.
is heel verfchillende van den Morgenftond, welke niet onaanê
mer is door flikkerige lichtjes, houdende het algemeene ^gcf
fomber, 't geen grootc partyen maakt, voornaamentlyk{d
de koleuren door een vcrftandig Konftenaar eenigzins vcr^

Als men de Middagzon wil verbeelden, moet het licht van
daagen, gecvende korte flagfchaduwen. j^ag

. Maar den Avondftond verbeeldende, moet het licht der
zyn,
De

ft

Maanlicht overeen.

^erhandeling der Maan, aangemerkt ten ops::>ichte
haare verbeelding in Schildery.

chtiende

die

k twyffel niet, of vcele myner ilellingen en aanmerkmg^^^'

ik over deze zaak zal te berde brengen,als geheel tegens

U^A — J---—1-----—dcr J> J

Evenwel ^

Α

Η

STUK.

o o f d

i

en hedendaagfch gebruik ftrydig, zullen, in opzicht der
voor ketterfch en onaanneemclyk gehouden worden

-ocr page 364-

ik ν groot SCHILDERBOEK. 507

1 Hiet ΓγΤι

v^ie Jc ^^'^öiïien de zelve aan het onderzoek der reden, cn rede-
geen n' ^^"^^^aren, voor den dag te brengen > te meer dcwyl het
is, maar iiegts een oude misflag verbeeterd: waar
üit te V ^^^^ bewyzen, dat zulks geen onmogelyke zaak is om

Ιΐζ gelyk zommige zich verbeelden,

ïs, (jg ) Voor eeril:, vaft, dat het een groote en grove dwaaling
deu'yj ^^^ minder als leevensgroote in een Schildery te vertoonen jdwaaUng by
^Itoog hoe afgewyderd zy ook moge wcezen, haar

^^ore}^ c ^^^ natuurlyke groote ziet: want deze twee groote Afir-ders.
'^^oit'; "^^Hemellichten, te weeten Zon en Maan, verminderen
^ige or omtrek. Dit vaft gefteld zynde, word het ftry-

''^^^uurlyk, cn dienvolgens den Schilder , als een nabootier
Maar^^ verbooden.

' de luft, om een Maanefchyn te fchilderen, prikkcl-^^^ men die.

^^eti ikj zonder tegens de natuur te misdoen, te werk gaanbehoord te
^entlyj het verbeelden der Zon hier voor gezegt is, naa-'^"*'®^'^^''' ,

(^ant nooit zelve, maar alleen haar fchynfel, te vertoonenj
^3-an ' daaging in een Schildery is meer gelegen, dan de Zon,
^chte/ ^ Klaars zelf te vertoonen) doende myne voorwerpen van
^el'i ^yden, ofvanvooren, door dezelve daagen , en zulks
^icht, o^f elden als landfchap

, een weinig fomberder dan het dag-
j^jg^ Ρ dat men het voor een recht Maanlicht moge erkennen,
^^^Mle?^ een Zonnefchyn, na de welke het, zo ten opzichte
hier e , en fcherpc flagfchaduwen, zeer veel fweemt,

hcht^jj in de azuurblaauwe lucht ettclyke fterrcn en tintel-

kan j^^^^^onen. En om zulks noch natuurlyker te verbeelden,
f^ki'^^J ^elf, zo de verbeelde daad het toelaat, hier en daaree-

na?^" of'andere lichten, houtftapels, offer- of andere vuu
i^^ring ^^ gelegentheid vereifcht, het licht krachtiger en de kolo-
n"^^ geelder,doch zo fcherp van fchaduwe, als het Maan-
PordeeigT^'" aanfteekcn. Dit zoude een groote welftand, myns
doni^g.^^^en, inzonderheid als de gemelde toevallige lichten meeft
J^^^.ftien ^^P^^^tfen gefchikt wierden: doch voor al moet men waar-
i^OüWd doorgaans meerder duifterheid, dan licht, be-

'^^oon l^erd. en dat geene koleuren in 't heele Stuk zich zo
^are ro^j ^^^ 'ier Lucht, vertoonen, ten opzichte der Maan, ten

B^'^cl, en andere die de brandende lichten eigen
jebben : ^^ eerfte Hoofdftuk van het vierde Boek aangeweezenMaTnefchyn
haare^^?^^ lichtrood, en geel, worden donker: in tegendeel j^n^^deko-
glans het donkerblaauw en zeegroen zich lichter aan onsbrengt/°^
Q^ q i ver-

-ocr page 365-

3o8 groot schilderboek.

vcrtooncii: alleen het zwart behoud zyne donkerheid j
weinig lichtrood, en alzo min donkerblaauw, in befpeurd ^
worden.

Door zulk een fchikking ontmoet men twee voordeden ? ^^
lyk een natuurlyke daaging, en ten anderen een ongefflC^ne
fchillendheid in de koleuren. .

Indien iemand zwaarigheid hier in mogt vinden, zo
να^^^Τ^'ν'ε'Γ-^ΐε weeten, dat hy niet meer genoodzaakt is de Maan, dan ^γ
MaLiftand ^^^^ ^^^^^^ ^^ Ichildcren 5 doordien de eerfte zo Λνεΐ als de ^^j^^r
aan an . omloop aan 's Hemels trans heeft, en dezelve daaroi^"

hem geplaatft mag worden na dat de welftand der beelden
by werken zulks vereifchen: want zo wel het een als hetaiidcr^^^^j.,
verlicht en beftraalt den aardbodem, en de daar op zynde vooi
pen, van voor, van achteren, en van de zyden. rfch^^'^

zon^z^iiln ^^ Maan is in drie zaaken de Zon Zodanig gelyk, dat tülij^^^,
veek ^h^aarerbeide geen het minfte onderfcheid is, te weeten ieder in haaf^,
geiy?'^'" danigheid. Zy fchiet haare ftraalen altyd
parakl, even en

Zon doet. Alles, dat van haar licht befcheenen word, qoX'
kantig j de ilagfchaduwen op de grond zyn duidelyk, en ^ ^iVi^
werpen gelykformig: doch de
reflexien^ of wcêrkaatfing^^''V^jiC
Zo fterk niet als in een Zonnefchyn, ter oorzaak dat het M^·^'^
zo helder of krachtig niet is als dat der Zon, om die reden j^^t
twee of Hemellichten, van een ftrydige natuur ^T'^Ld^

een warm en liet ander koud : en gelyk de Maan haar licht
Zon ontfangt,kan zy by gevolg zo veel kracht niet hebben jjc
fchynfel aan de waereld mede te deelenj en alle voorwerp^^'j^j^t
door haar verlicht worden, konnen zich zo duidelyk aan
öH® g^ ^^
niet vertoonen. En even gelyk de Zon, door de
dampen ^
zich trekt, dikwils van koleur verandert, zulks vind men
de Maan, die dan om het zelve toeval of bleeker of geela'^^^^
werd, na maate dat zy met dampen omzet, of de lucht
ontroerd is.

Hoe kan iemand, zo een ftuk Schildery, een Maanefcby^ £.
beeldende, doch daar haar ligchaam niet in vertoond wor<i > jc
felen of het wel een Maanefchyn is, wanneer de fomberh^i,^'^el-
vlak- en kantighèid der ilagfchaduwen,
en de bleekachtighe^
koleur daar in wel waargenomen zynj 't welk alles te
voegd, den avond of nacht beduid. Vraagt my
iemand,^
voor dezen zo gedaan is ? dat ilaat my niet te

onderzoeken: /t

wy moeten de Konit niet na onzen zin, maar de zinnen tot de

-ocr page 366-

groot schilderboek.

^at op^ ^'ï^aken. Daar is ook niet aangelegen wat gedaan zy, maar
^en, γ ^^ kan worden, en na de reden behoord volvoerd te wee-
^^den 1 ^^ onraogelyk 5 wanneer de drie voornoemde hoedanig-
^^ürlv]"^ Λ ^yn waargenomen, of zulk een Stuk moet een zeer na-

ö.^^i^^^aanefchyn vertoonen.
halvgj^ ^ ftelling tegens het oud gebruik aanloopt, en dier-

ik gemakkelyk niet is om tebegrypeni zo heb

^^'idelvt^ ïnyne gedachten in de drie nevensgaande Voorbeelden

ϊη ^et gezicht te doen verftaan.

^Is het^K^*^^^*^ hebben wy de Maan na haare natuurlyke grootejZOvooAeeiden
"^hoort, doch buiten het Stuk, verbeeld j vermits zy an-''^ de
figuu-

ΓΡ 3 _ j jen aange-

1.611 Oj. "^^^^cnzonneichyn, ot gemeen iicnt.

, aanmerking heb ik hier noch by te voegen, naamently k, ^^^^

^oor^J ^^ Maan fomtydts door de eene of de andere foort van hoo- aanmerking.

den horizont zou komen,en alsdan te lange en onaan-toond!
ïn h ^^gichaduwen veroorzaaken.

ï^n ■ Vwerd zy volgens de oude fleur aangeweezen.
tige ^^ . derde vertoon ik alleenlyk een Sterrelucht, met de krach-
Waa^^^^^^^ eener Maan , die, gelyk in het eerfte, buiten het Stuk is.
^ierlyVi^^'^u iemand, dat de Maan zelve een krachtige flikkering, Redenering
'^oor g ^^^ cn leeven in een Stuk baard, dien antwoord ik, da;t zulks daatorer.

^rrelicht, welkers glans tintelende is,niet minder uitge-
^an Qj^^ ^^rd,inzonderhcid als men dezelve zo groot maakt als die zich
^angg T^^'toonen, m aar niet
mperfpe^ief\ als tuflchen hemel en aarde
ï® 5 m ^' S^^yk men de Maan doet. Doch menbehoeft dezelve niet
^rieho ^^ voornaamfte te verbeelden, gelyk, de Wagen, de

fbek i Slang, deNoord-enAvondftcr, endiergelykewelke
yk -WeeJ^ figuur maaken 3 't geen altemaal, vermits zy geen figuur-
hebben, maar flechts de ftraaling van een zeer kleen licht
. Behal^ .^^yk met kleene Hippen kan uitgebeeld werden.
? ^et
wat^^^ ^^^' kan men de Maan, hoewel buiten het Stuk zynde ,yooïdeei dat

^ baarc ^j'^^^'^icbynen, cneenaangenaamer^/i-xii^inroetkabbelen-^eze^m^^^^

^en Ijg^ ^ ^oen hebben: en door deze verkiezing van het zylicht heeft^''"

van alles op zyn fchoonfl:e te konnen vertoonen, min
, ^en een zonnefchy η, of gemeen licht.

geVoS """

r ^^i^indcrd ^^^' ^^^ i'otfen, paleizen, boomen, heuvels, en diergelyke
^^ lïioete overal te fchynen, onvcrmydelyk eenige hoeken don-

■waar inder^/mV», ofwecrkaatfmgen, van zulk een
daar i^ machtig zyn de voorwerpen,ofligchaamen,welke zich

^^by. 5 ^^ verlichten en kenbaar te maaken, al zyn zy noch zo

«alven moet een Schilder zich wachten, dat hy zulke geval-
Q^q 5 len

-ocr page 367-

310 groot schilderboek. de«·

len fchuuwe en vermyde, en niet als in tyd van

nood dezelve gebruik":'

om een reddering en kracht uit te werken, endiemeeft vooraan^
ffa'^'e iH^^^^ verfchiet tegens de lucht plaatfende:
want indien zulks tuüc^^^

,eeL°Maane'"beiden word gedaan, kan het niet dan een onaangenaame vlak zyi^
ichyji. ware het met cenig water gebroken wierd, in'twelkfommig^
ren, of andere lichtheden der lucht, een weêrfchyn hadden'
zulk een verkiezing van Landfchap, of Doorzicht, kan
marmerepronkbeelden, gebouwen, lichteftofFagie, ^nlicht
leurde ftoffen te paffe brengen, dietcfamcneenaangenaamewel
veroorzaaken: en vermits de dampen des nachts veel dikker zyw ^^
daags, zo werden de ver afgelegene dingen fchielyker duifter, ^^ ^
q
kennelyker. Voor al moet men waarncemcn, dat in windig '
wel de Maan als Noordller met een geele kring omtoogen zyn· ^^t
Indien nu iemand noch onvoldaan mogt weczen, hy gelie·^^ ΐγ]ζ
aandagt te letten op deze onwcderfpreekelyke reden, naarn^ ^^y
dat de Zon, Maan en Sterren niet komien verkleinen,doordi^^^^^f
dezelve niet naderen, noch ons ook van haar konnen verwydereo · .
alles, wat op den aardbodem aan onze oogen zichtbaar is, kaW j
^^^y^ooibeeidonzeafwyking verminderen, ofvergrooten. Mennceme,
mengde ^h" dezer ftelling, een glas, zo klcen of zo groot als gy uw Stuk

aiMkin"" ■ Pl^^tft het voor een Λ^cnfter, en teekent daar op dat gezicht?

kieenen. ^ ncvens de Maan, dat zich als dan voor uw oog vertoont. Dit in ^^

een geftalte geteekend zynde, zal men bevinden hoe groot dit ^^^ laC
licht moet gefchilderd werden. Indien men nu dit glas nam, eö ^^
duizend treeden aan de Zon of Maan naderde, zo zouden
zy ech^^ -ji
dit glas, of daar door ziende, zich niet grootervertoonen,

dezelve geilalte bly ven. Dicrhalven toont zich de valsheid dezcf ^^

beelding wanneer men de Zon, Maan, of eenige andere Meteor^^?^
wel doet verminderen gelyk men de beelden doet, inzonderhe^
men zulk een verbeelding voor natuurly k zou willen uitgeevcn- . ^ j^j
Bdiuit des ^^^ beiluit dan, dat zodanige Schilderyen, die de natuuï" ^
sciuyveis ' haar eifch verbeelden , verwerpelyk en de berisping lo^'

■ze ftdïhig!" ^y^ ·■ ^^^ dc reden na de waarheid f^i oi

icen, en alsdan ons eigen oog geloof geeven, en alle vooroori^^
oude gebruiken ter zyde ftellen. ^

Ik zal my verder in de Hoofdftukken van Wat men door
reel moet verftaayi
, benevens P'an het gebruik der hol en rond0 ƒ^g,
•Glazen
, en Wat het groot en kleen, of gloeijend en zwak fchildef
treft ^
breeder vcrklaarenj waar toe wy dan den onderzoek
Jvonftenaar wyzen.

-ocr page 368-

GROOT SCHILDERBOEK. , ^le^f

^''^^^^ndeling van de Nacht en gemaakte Lichten^ 'van
Fakkel^ Lamp ^ Kaars, en Vuur.

Ν

^us verre de kracht van de Zon-, Maan- en Sterrelicliten af- tot^^deTet^

hebbende, op de kortfte^ klaarile, enbevatbaarilejandeiing^

"^^^Ike Κ ^ wy op dien zeiven voet trachten de Medehiüplichten,Liiht'eL"^
Hitvij, j- ^ B^brck, tot gemak van den menfch, aangeweezen, en da
docj^j^'^ë en konft voltooid heeft, te verhandelen, om, zo min als

Nier > de Konilenaaren in hunne Koniloeffcning op te houden.
by^Qj.^ ï^^ oordeel ik, ter eerfter plaats, hier de kracht dezer

öat aan te toonen, zo als ik dezelve begryρ

^eldi^i?^ Fakkellicht is by nacht het fchoonfte, krachtigfte enge- Kracht en
f^hrïf'^i hebbende twee hoedanigheden, naamently k dat het ver- van^ ^«''Flk-
Handcy^^^^^rvrolykt. Deszelfs licht brengt cengrooteeigenfchapkeiiicht. ""
Vrolyjjg^^°^eldingderBagchanaalenj maaltyden, fpeelen, en andere
^Pookc ^^^ j en is in tegendeel fchrikkclyk in Tooveryen,

öe τ ' ^^ diergelyke nacht- en onverwachte voorvallen,
"^ingej^ is droevig, zwak , en naar j
daarom eigen in begraa- Lampiichr.

toev^lj^^ê^vangcaiiTen, by zieken, ftervende, cn andere treurige

^aare^g^^ht is meeft eigen binnens huis, in fpelonken, grotten,
^es^g^r ^%elegene plaatfen, van kleen begryp, uit oorzaak van"

Wat d ^^ krachteloos licht.
Jreft^ d ^^ï ^^^^ werking van het Lamplicht op de koleuren be- Kracht en
^^oleurc^is eveneens als die der Zon, ten opzichte dat het de'""'""^··
êWs is voorwerpen vervalfcht: maar het licht en de weder-
^^^er ^^rk niet j waar door de Konftenaar in het verbeelden
^eliQjj^ ^^ ?ich meenigmaal verleegen vind,en het hemeengroo-
lïien veroorzaakt, ontftaande meeft uit de kleenachting

^Pmerkin^^.®'^ dit licht heeft, waanende dat het een zaak van geen
• '^^rionf· achting onwaardig.

? vla chder fchaduwe is het dat der Zon niet zeer ongelyk, zo ^^^ dagfiigr
^^eid kantigheid, alsfcherpheidderzeive, met dit onder-ais Vchadu-

5 na m dat het zonnelicht eenpaariger op de voorwerpen'"®"

^^ondts d ^^^ ^y verder van dezelve is, cn om dat de dampfen des
' voornaamentlyk 's nachts, duifterer en dikker zyn als

Lamp

^gentiende Hoofdstuk.

-ocr page 369-

310 groot schilderboek. de«·

die des daags in de lucht zweeven j waar uit volgt,dat alle voorN^^
die dit licht ontbceren, aan onze oogen onkenbaar werden:
en ver
de nabyheid .dezes lichts kan het zelve die maar ten deele verü'-'^''.^? jj^jif
Door een Om dit te bewaarheden, Zullen wy een wiskonilig voorbeel'^
Voorbeeld van aantoonen. ^ït

aangetooid. Men ftelle een ftip, welke het middelpunt des lichts,

alle de ilraalen vloeijen, zyn zal. Teekent onder de zelve een ^^
delaar tot op een gcgeevene hoogte van vier voet, boven dc ê
Teekent dan drie oF vier kolommen, al verder
en verder vai>
ilip des lichts wykende. Laat deze ter hoogte van acht voet op^^^
haald zyn. Zet dan de pafler in het punt des lichts,
en haalt
ve cirkel over ieder pilaar, zo verre de uitgeffcrekte punt de hu ^^
ilc omtrek kan raaken, eeril aan de naalle, en zo
vervolgens ^^
verfte kolom : zo zult gy bevinden, dat de eerfte wel het mi^
raakt is, maar het krachtigfte licht ontfangt, en dat
onder en ^^
de raaking des paflers flaauwer en flaauwer licht zal vallen > .Jit f
dat de verile het meeft door den grooten omkring des pailersgeJ'^^^^,,
en by gevolg byna geheel, maar ook het zwak ile zal verlicht
Waar door hetblykt, dat de voorwerpen, door zulke
lichtenbeftf^ i^t;
nooit geheel en eenpaarig verlicht zyn
s en zo zy al gelykelyk j^c
en opgehelderd wierden, zoude zulks zo flaauw en duiftcr wceze^
wy niets duidelyks daar van zouden konnen bezeilen, zo wel in
als ommetrek, alzo min als in een flaauwe Maanefchyn.

Oordeelt iemand meerder aanleiding tot oeffening te hebben 5

het weeten van myn gedrag in het verbeelden dezer Lichten jê'

ne werd hem zulks gezegt, , ^^fj

Handeling Ik tecken eerfl; myne Ordinantie op blaauw of gegrond papi^^^.

des schtv-^^een bruine en donkere tint. Hier op trek ik myn planum, om de . g
vers in zulke , jiij - ^ •'^^i-mj eCl^^B

voorvallen, plaats der beelden cn voorwerpen aan tc wyzen, die ik dooi r^^^

: crabbelingen aantoon. Daar na ftel ik een middelpunt, tot myi^ ^^ ^φ

hoog of laag na dc gelegentheid vereifcht. Op deze ilip zet ik

dc punten des paflers, en haal met de andere, cirkelswyze, j-zy

depaflerraakt, de voorwerpen aan, waar zulks die maar treft ^^^

onder, boven, of in de midden. Hier door vind ik de partyen ?

naait aan 't licht zynde, ook het ilerk ft gedaagd moeten wórden-

volgens werd de vermindering van licht en koleur door zich zei

geweezen, na maate dat het van die getrokken kringen afwyk^· ^ςχ
ftelif^ deV' Belangende de wederfchyn of rcflexie, daar mede is het ^
i^achtiidt alle lichten. De heldere, grootile, en krachtigfte geeven ^
qI^
ftej cn hoe zuiverder licht, hoe geelder de koleuren zich alsda ^^

-ocr page 370-

vati^^j. groot schilderboek. 1317

der pn in de weêrfchyn vertooncn: daar en tegen hoe vuil-

öe '^P^er 5 hoe de koleuren rofler fchynen,
i^ie Kaars is geelachtig,

t)iV ^ ^^^ Lamp ros , en . de Lichten.

De ^Fakkels noch rooder.
Verbeef ^^^'^^^ars, ^^^ ^^^^ vermaak fcheppen in zulke Lichten tc^^^^f^Jfi^.
no^ dienen acht te geeven op deze drie,voor hen zeer nut-gen voor

Ten t ' ^^^ ^y hun,meeilc licht in het Stuk by een houden,
fier otni-^f^^^^ ' ^^ foieltinge en verlichting hun-

ten J^^^^i'i letten, en,
i^aars τ^^'^^η, de natuurlykheid der byzondere lichten, het zy

Vqqj.^'^P 5 of Fakkel, wel in acht neem en.
^og ^lles dient men te letten, dat de plaats, die tuiTchen ons Noodige
^oet ^^ verbeelde licht in het Schildcry is, de allerdonkerile^pe"ver?

^^ AVeet^*^^^^' ^^^ eerlle voorwerp of beeld het allerduifterile

^^i'd het voor het licht komt} maar daar achter ftaande,L^haduwL^'^

^^Iks vp ^^^nwer en flaauwer zo in licht als fchaduwe: wordende
^^ch diCf^'^r^aakt door

de dampen, welke, als sezcet is, des avondts

aan

vertoonende,het nachtlicht meer op hunne deeltjes doet

Öaav^^ "^peivrviVlkht.
^^mper^^^^oven, dat uw hoogfel uit licht geel, ros, of rood „p

Jier y^^ J^ynde, men door het zwart de vermindering en breekingdie dei· ko-
fl ^^ürc ^^ 2Oeken moet, w^el veritaande door die en in die eigene
^aau^ ^ ^aar door de voorwerpen befchaduwd zyn, en min of meer
^^aftg "^aate hunner afitand: want de voorfte duifternis, en de
maate K^^^ ^^ gloeijender als de achterile en veerfte, die

^Pene j^^arer afwyking blaauwer werd} doch vry wat meer in de
J'^el fubf in een kamer,uit oorzaak dat de dampen der lucht

^^rft, of^J^er zyn,dan die-van beilootene lichten, welke van traan,

Maar 4 ^^^'Selyke een vuile rook geeven.
Jeiis Ic^f^^^yl de voorfte voorwerpen, door het bepaalde licht bin- fchadmvea,
^•^or ^yS ^nvermydelyk veel fchaduwe onderworpen zyn,waar
^^den ^ J^iis maar een fmalle en kleene daaghig op de kant be-
^^ '^^eêr k^,^ bevinden, dat de gemelde kantlichten zich min
^'^orvsrgj.^^ehtiger zullen vertoonen als de vlak van voor gedaagde
^yn. £ 'r de ftoffe, waar op het licht valt, ruig of glad

P^^Ue p^Q belangende de re flexie nevens des lichts doorftraaling
5 de^v^^"' ^^^^ omtrent gedraag ik my aan 't geenevan 't Zon-
party en raakende, gezegt is: doch ten opzichte van de
R r ver-

-ocr page 371-

310 groot schilderboek. de«·

door zuiverder blyven, en minder befmet, en zulks noch m
de opene lucht als in ccn beflootene plaats.
Sn^^^dt li^ fchroom niet noch een hulpmiddel hier by te voegen, or^L·

iin""deÏt"m tinten op de voorwerpen door een geJ^^^' j^cb

lins tc komien vinden, ieder na zynen bepaalden afftand?

Nadei en
kortei mid-

ten te vin-
den.

niet van het oogpunt, maar van de kaars, falikel, of lamp· ^^
fnyde een ftrook van papier of perkement, zo lang als van ^^ -^^it

trum van het licht tot aan de verft afwykende hoek van'tStuK-^ -^-j

dit papier Onder een duim of anderhalf breed zyn, en boven
toeloopen. Bcftryk het zelve alsdan aan de punt metdiekoleü
kc gy aan uw licht geeft, geelachtig of ros, allengs die
rende, na maate van de afwykinge d^es lichts. Dat gedaan j^^t
'Lo zet de punt van dit papier met een fpeld op het centrufn· ^ ^^^^
licht vaft. Deze ftrook alzo hangende, kan men draaijen t-"'^ yg^
den na de voorwerpen, het zy verre van of digt aan het licht·^^^^,-^
deelt dan deze ftrook als een ladder,
oïphnum^ in wykende^^^ ^^
maatcn, kleen aan het fcherpe lichteind, en vervolgens
breeder afwykende; waar door men zonder moeite deregt^^^
vinden die de ftreepen aanwyzen, welke men daar na kan tero^j^j.^
Voor de inwaartswykende na uw oogpunt, kan men jjch^
maaken, zynde tegenftrydig met de eerite, naamentlyk oog'
en boven verminderende aan het fcherpe eind, 't welk op
pmit gehegt word. . ' _ η

, GeHeft men zich van noch méér hulpmiddelen te bédie^^ ^^y
trent de vermindering der koleur, en van minder omilag?
zelf naderhand uitgevonden, zo let of deze u dienftig zy· . ^^ Jicf
Kuiici mm- ^^aunccr ik in myne Ordinantie de beelden naauwkeui"^ g^tiJi
del door den leeven getekend heb, fchilder ik he:t zélve even als een andei
een gemeen licht gedaagd,zonder de minfte vcrhrceki^B^^
koleur,dan alleen die de
neemende het ^ p^rιt
van een kaars, of iets anders, dat binnen in 't Stuk uit e^.^ ^c^
voortkomt, het zy in een kamer, of in
de opene lucht._ tiP^
daan zynde, neem ik een dun lakfeerend geel, van zodanig ^^ ^^^η
als ik myn licht verbeeld 5 het zelve dun en zuiver daar ov
itrykende, zo wel over dag als fchaduw: doch dit geel m
al te donker zyn, om dat ik myne daaging en hoogfel jg
gemeen licht genomen heb. Dierhalven 2,011 den efpalt, g^ eH

verbreeking der koleiiren,..zal ik dit noch toevoegen, ^^^'J^'^^oi
de voorile duifternis de allergrootfte zy, en dierhalven minden ^^^^
het licht word vervalfcht als de verder afwykende,dekoleu^^^

ΡΓ Vilv\7f>n pn mir>rlf>r V<i=>rmF>l- fn "rnlVc rvnrfl lillik

dc

-ocr page 372-

en^j. GROOT SCHILDERBOEK. · 31^

^^^ffcK^^li ^^ ^^ gloeijend zyn j waar door de dyzigbeid, die
^^^elyk van de nachtlichten is, weggenomen zou worden, ten
ïïioeit ^^ alvoorens daar na gefchilderd hadde: 't welk een groote
dinöp ^ veroorzaaken. En vermits gewoonelyk de gelakfeerde
^yiïcie ^^^^^ uiterfte netheid verliezen, kan men dezelve, des noodts
(ie tro menige weinige ftreeken op de hoogfels verhelpen, zo in

I^· ^ls elders, en met een toets hunne kracht g-eeven.
het ly ^^ dit middel uit, dat 'er geen foort van nachtlicht is,vJ°diilat-
kaïi if ^^^ traan, olie, pek, zwavel, of kaars en toorts,
of men^e^^iddei.
alleen ^^^^^

moeite uitdrukken en verbeelden j dewyl ditEndeftoffeit
ftofF^^^^'^ het temperen des lakfeerenden middels afhangt: welker
toe beft

^ mi, » 1 1 1 η · ι· 1 r 1 i ^eu bekwaam.

§eel(. J', "^yn s oordeels, beft uit guttegom, hchte fchytgeel, of

Ιΐζ ^^^ '^et een weinig vermiljoea daar onder, beftaan.
^^^icht de^e middelen zeer voordeelig, om datmenmpiigmaalin
^iindft^ff^'^ drie, enmeerbyzondere

en tot lichten, inzonderheid in een groot gewoel, gebruikt :

Vüuj. J" ^^ middel krygt men een vaftigheid om de gemelde lichten en
, niet alleen by nacht, maar by dag, avondftond, ja
^^^tide , alwaar o,ns menigmaal flambouwen, toortfen, en «

iiiets i altaaren of houthoopen Voorkomen, te meer om dat 'er
D Qe Konft

is 't welk een onkundigen niet vcrleegen maakt,
^aar «i middelen ftcl ik den Konftenaarcn voor, niet als wetten,
^ing ^^Qorbeelden, om hunnen yverigen geeft daar door aanlei-
^oe Ιΐι,ΐη^^^^Ώ tot verder onderzoek en vordering in de Konft : waar

Mtte

^yn arbeid gedyen moge.

^'^erweeging omtrent het gebruik der Perfpedtive
of Door zicht kunde.

^ I Ν τ I G S τ Ε Η ο ο F ρ S τ υ Jv.

i

τ

heb

■ geruimen tyd in myne gedachten met

,myn's oordeels,zeer aannierkenswaardaanmeikin"
. ^ot nu toe niemand zyn volkomen beiluit over gegeevenfe^^^j^^cifJ'
ptreft de^^^^"' ^^^^ dunkt dat echter wel gedaan kan worden. Het
^^dfci^ ^^^tvoering der Gefchiedeniflen binnen of buiten, en dc

^yn, deppen

met beelden geftotfeerd. Myne gedachten daar over En voorftei
Perfpecliefm bet befchouwen van een Schil-

treilt.

Kcre afftand bepaald, verre of naby, naar dat het groot
R r 2 , ' of

-ocr page 373-

bei^j^^ groot schilderboek. μι

of kleen isj of wel een groot Stuk met kloeke beelden-ew
voorwerpen in zyn verfchiet, te weeten op de twede en derde
dat, 'zeg ik, de zelve al even eel,net,en uitvoerlyk dienen ê^^'^j^e
derd te worden als voor op de eerfte grond j mits behoudende η ^^^
zwakheid, door detuflchenlucht veroorzaakt: oordeelende, dat
mj-ne ftellinge op zekere en natuurlyke grondregelen geveftig
Tuffchen- Maar voor af zal ik eerft vail ilellen, dat, wanneer men zegt een ^^^

verhande·· konftiff en wcl uitgcvoerd tc zvn, zulks moet verftaan worden
]nig tot beter . & . O λι τ · ι '

begrip van geheel, en met ten deele. Als men begmt een zaak te ondci

ilng.""'^"^' moet men die zo verre zien te brengenals'tmogelykisi opdat ^^^^

konne zeggen; dat Stuk is konftig uitgevoerd, ja zo volmaakt da

nlei-s aan ontbreekt. Want niemand, kan oordeelen _ Hat een Scn^^ ^^

t/1'

volmaakt is, daar het voorwerk uitgevoerd en welgefchilderd,
twede en derde grond maar luchtig is aangeweezen. 't Is
ziet fomtydts Stukken met kleenebeelden, welke,
fchoonluch h^^^
aangetaft, veel, jaongelyk fraaijerenkonftigerworden
als kloeke die heel uitgewerkt en doorfchilderd zyn. Zulks ftaa
maar echter kan niet ontkend worden, dat het meerder werk ^'^^"^j^tig
een groot uitgevoerd Schildery temaaken,
dan een kleen dat W
is. De woorden alleen, van uitvoerig en luchtig, geeven ztiH^^^^ii
noegfaam te verftaan. Myn gevoelen is, dat, by aldien me^
moeite noch tyd wilde ontzien, men een Stuk zou konnen -g ge-
gen zo fraay, konftryk, en natuurly k, als 'er ooit in de waereid
weeft. Doch ik weet wel, dat het voor iedereen niet doenlyk is
alleen voor zulke die de
Konft wel verftaan en regelmaatig gejjf^^
zo wcl in
dcpraStyk of handeling, als in de theorie of kcnniö^·
En hoewel het eenzwaare zaak fchynt,
ictsteonderneenien ^
tot nu toe niemand ondernomen heeft, moet men zich daar^i ^^^^
laaten affchrikken: want wat zyn 'er niet al
groote dingennti^^i;-
ondernomen en bemagtigd ? Wat heeft de Grooten
Jkxander fC ■
gerecht.^ Had hy hetgevaaren de moeite ontzien, hy zoude z®^^^^.
niet gekomen zya.
De wil was 'er by. Deze deed hem beüu
en daar door heeft hy verkreegen't geen hy beoogde. ^

Maar om weder tot de voorgenomene zaak tekeeren. ^ ^.go^^
voor eerft eens vaft,dat een Stuk tien voet
groot,metIcvensg^
beelden, op een afftand van tien voet moet gezien "WOrdenj ^
een kleender van vyf voet hoog, en halfleeven, vyf
voet ^^
dient te hebben j en zo vervolgens kleender en kleender, j^-jc
Vcorftei^ van nader, volgens de uitwyzinge der Welke van

InvSii Stukken zal men nu oordeelen dat het uitvoerlykfte moet ge

-ocr page 374-

dercj GROOT SCHILDERBOEK. 317

Z.ckerlyk zullen vecle voor het allerlaatile ftemmen.
als 't andgevoelen is, dat alle drie de Stukken, zo wel het een
^y^e be uitgevoerd moeten zyn; om die reden dat ieder

. Ρ, afftand heeft, naar dat het groot of kleen is.
gronden ^^ een diergelyk Stuk van tien voet groot, doch in drie
S^iande · op dewelke dezelve beelden ftaan als in de drie voor-

groQ^^ ^^"^veetcn, de levensgroote op de voorgrond > de halJElcvens-
Mke^T^^^'^^i endelaatfte op de derde grond. De vraag is nu ,Twede voor-
ïndien gronden het meeft behoorde uitgevoert te wcrden?niing dli/

^eelaa-f 'ï^'^ ^^ dezelve alle drie in een Stuk ilelde, zo zullen deze oor-over.
de aeht Λ ^^gendeel, als van het eerile, zeggen ·, willende dat alsdan
^^onnen ^^^^^ ^^^ ^^uitvoerig zouden moeten zyn: alzo zy niet
en net beelden, op de twede en derde grond, zo eel

Verval ^^cn moeten gefchilderd zyn als die op de voorgrond : want,
Vie lig^r^y 5 wie zoU zulks op tien voet afiland konnen bemerken ? ja
IVla^j, ^^^^^^ gezien, of een diergelyk willen maaken ^

^aak jj ^^ het verfchil niet, of'er zulke geweeft zyn of niet: de
i)et de ^usbehoord te zyn ? Wy weeten immers , dat

en in ^^^ is kleene Stukken uit te voeren, hoe kleener hoe netter yd ie zich hier
de de Sendeel groote, met kloeke beelden, ruuw of luchtig. Ik wil-'"
l^ebben^ j "^"^εΐ wecten, waarom een beeld van drie voet meer in zal
ja een h' ^^ ^^^ ^ ^ ^^^^^^ bewyzen, dat het kleene een plooy,

op ande^-^'' toekomt als een levensgroote ? Maar wat zal men hier
geenn^ antwoord gceven, dan, dathetnietgoed was, hctzou

^o lan f ge worden,noch zo lang iland gehouden hebben ? Doch
aan dep· ongegrond redeneert, en zich zo gevi^eldigbind

'tïs fleur en oude gewoonten, zal men niet verder komen,

dcxelve^^ middel niet om te voorderen : daarom blyven veele altyd
is Zeker" · ^^y, ik hoor byzonder graag wat nieuws: v/ant het
^y de oiiV'^'^^®^ 'er geen nieuwe dingen gezogt wierden, en men altyd
^^i'ande ■ ^^^^^"^iWe blyven, dat de Konil niet zoude toeneemcn. De
^^mtydt^^'^^ ftoi"voed den geeft, 'tiswelwaar, daar zyn'er die

nieuws voortbrengen, 't welk wat fchynt en niet werd Oo^^aakv^
geen ^oeH^'^' zulks anders van davin, als datze ophd/'n άΓ

"^^^^ydic ^^^ gJOnd fteunen en de zaak niet rypelyk overweegen, ofge^^ve^^g^i"'
Otn k ordentclyk en verftaanlyk weeten uit te leggen ?.
de ηεΓ^^^^^^^^ ^"^y^^^ gedachten uit tc drukken, heb ik dezelve,
^ict, ^'^sgaande Plaat na myn vermógen·verbeeld. Ik twyifelting
en óor-
Het ecrfte ^^^ meenige daar uit genoegfaam begrypen, tteït^'^ndc'

^^ beelding

aangewezen.

IS met. drie Stukken vlak van vooren, nevens hunne i'temver-

R r. 3

-ocr page 375-

310 groot schilderboek. de«·

diflantie·, een van tien, een van vyf, en een van twee en een ^^
No.
ζ zyn dezelfde 'mprofiel^ nevens de maat of oogftraalen
afftand bepaalen,na dat z,y groot of klcen isj 't welk de zel^e
ling is, als de laatfte daar zy alle drie in een zyn. j^jc

Van No, i is nu myne cerlle vraag, te weeten, welke va»
het mceft behoord uitgevoerd te zyn ? Indien my iemand ant^^o^^^^
het kleene, vermits het van nader by befchouwd moet worde»
vraag ik wederom, of 'er dan meêr in het kleene, als in het ê
moet weezen? Beziet nu No. 3 : daar zyn ze alle drie in een? ^^
ά& perfpeBief. De vraag is nu, wat het meefte uitgevoerd zoU
ten zyn,het voorite of het achterfte? Men zalgewiflelyk ^f

den, dat zulks zich zelf wyft, dat het beeld op de voorgrond
uitgevoerd moet weezen,als dat verder afgelegen is,en
meêr in het groote zyn moet, om dat het nader by is. -ggt

Doch hoe kan dat te famen gaan met het geen even hier voot g^. ^^
is j te weeten, dat het kleenfte van de voorgaande drie het uitvoeriy' _
moet weezen: en nu zegt men dat het grootfte zulks dient^^·^
Λν^ηί de voorbeelden en voorwerpen zyn dezelfde j en daar is ^
vaftgeileld dat, hoe klecnder het is, hoe nader men
en dat in het kleenfte, of verlie, ten naaften by zo veel moet ^φ
het voorfte: gelyk men in dit Voorbeeld ziet. En hoewel men ^^f
zal, dat het laatfte beeld fwakker is als het voorfte j niettemii^^^
niet een plooy minder, als of het voor aan, en levensgroot was- .^^t
S'^^oieef ïk zal 't u noch duidelyker doen verftaan. Als ik eenlevensg^-gt
volkomen beeld ten uiterften naar het leevcn uitvoer, dan moet ik 'er ^^
laEeL^^ zitten, ten allerminften op de lengte van 't Model na, dat ^^ps
tot de kleene partyen toe,kan zien. Als ik nu een anderbeeM
zo klein,mede naar 't leeven wil maaken,om op myn
tc voegen,hoe zou ik dan het Model ftellen? Zou ik dezek^ Ρ
niet houden i of zou ik daar verder af moeten zitten? H^^ ^ci^
doet men niet: want als dat zo was, dan had men, in ftee 't
fchilderkamer, veel eer een kaatsbaan noodig,
om een beel ^^
verfchiet naar 't leeven te modelleeren. Maar ftellen wy ^^^ | j. te
is, zou ik daar dan zo ver af moeten zitten om het τ^'^^^^ΐγ^ο^'
doen zyn? zo zoude ik de helft dakr niet van konnenzicn. ^j^t
wel men hier op kan antwoorden,dat het geen men in'tleeven^^^,^
kan zien, men in een Stuk,om natuurlyk te fchynen,ook
toonen moet: zo let eens op het volgende.
By voorbeeld,ik
in 't verfchiet een beeld van een half voet groot i en de zaak
dat het zelve beeld een draad
indehandhebbe,waaraaneennic^^^^

-ocr page 376-

310 groot schilderboek. de«·

draad toe. De afftand maakt het natuurlyk als 't wel
^iiaii^,! is, en dat de vermindering na haare verheid wel en

Of is waargenomen.

yocJi ^ulks aanftondts in het gebruik zou doorgaan, weet ik niet:
^^ ieder een vry te doen, of te laaten, het geen hy wil,

^ ^^nte Var. A^ Τ^^,λΑ- '

d

van de Konft.

S^Hs het onderfcheid in V koloreeren van groote en
^leene Stukken^ of groote en kleene Beelden.

^ Ε N- τ w I Ν τ I G S X Ε Η O O F D S Τ U Κ.

^^^ Voorftelling vloeit uit de voorgaande: en om klaar ver-
Eedaci,^^'^ te worden, zal ik door een gegeeven Voorbeeld myne
baar ^ voordraagen.

^ ^^n gaandery van twaalf voet hoog en vyf-en-twintig voet voorbecM
^oog'j^^^'Qeeld in drie vakken, ieder vak vyfvoet breed, en tien voetvan groots
^ de j^· j '^edcrzy dfche zyn van boven tot onder met doeken bekleed,
ynderH^ ^^fte i«aar half, vyf voet hoog van boven af
te reekenen.^«^^"^'^sren.
^Oor ^^^ cierlyke zitbank. Deze drie doeken nu moeten

het L ^^^^cheidene Meefters befchilderd worden. Il onderftel,
f^ct hy^^^^^chappen zullen zyn, alle drie met
gelyke horizonten^ doch
^ ^y fah Oogpunten. De eene ftoffeert het zync met beelden,
^^^J^kbeiu®^ gefchiedenis: een ander het zyne met architeétuur en
^^^pen ofK^^ goeddunken: het derde zal men iloffeeren met

C>e Yj. ^cftjes, ofiets daar die Meeftermeêrluil in heeft,
^et {j^ is nu, om een generaale welftand daar in te brengen
^et elkaÏ^^^'^ overeenkomende, of deze Meefters in 't fchilderen
niet eens moeten weezen, ten opzichte van
kracht , en vermindering ? Men zal my zekerlyk ant-
^ J^· zulks is onwederfpreekclyk. Het licht moet in alle

drie

-ocr page 377-

310 groot schilderboek. de«·

drie links, rechts, van vooren of van achteren zynj

delyks: dat fpreekt van zelf: want zekerlyk moet het zi^ ^ ^

eens vertoonen als een Landfchap door drie openingen, g
door twee deuren en een venfter, gezien. _

den'dk^l'i'ch ^^ ^^ ^^^ twede vraag, of de beelden in alle drie leve ^p

hié'r omtréVt moeten zyn? Men zal my wederom tot antwoord toevoegen 5 ^^^
.opdoen. Jg voorgrond zyn, ja. Maar hoe zal het in het Middelftuk weez
de helft kleender is ? Hoe zal men daar levensgroote beelden

kenkonnen.^ want een halfvoet grond, of vyf voet, dat fcheelt ^jj.

Als nu deze Meefter, dien het Middelftuk aanbeileed ? als
kleene Stuk zo krachtig en gloeijend opfchildert als hy tC"

een levensgroote troonie van Rembrand^ dat zoude immers
igens dc natuur en tegen de regelen van de Konft zyn. Maa^ ^
wy weder tot ons voorbeeld. nc^^^^

Ik ftel vaft, dat het verfchiet in een kleen of groot Stuk ee ^
zelfde is, ja al waar 't een zo klein als de palm van een hand, en
tien ellen hoog. De reden daar van, benevens debygebf^ê j^ yef'
beelden, hebben wy genoegfaam in 't voorgaande Hoofdi ^ ^^^
klaardj gelyk wy verders op zyne plaats zullen aantoc>^ jrj^^fe-
Hoofdiluk daar verhandeld word "wat men door een gefchiWej"^
reel moetverftaan, 't zy Landfchap, Hiftorien, Conterfeiti'^ Vig^^^'^
Eer ik van deze ftoffe affcheide, zal ik noch eenc zW^^

■di

ïen van vee·
, schillende
grbotens
h

voorwerpen.

Andere fewa- Men weet, dat fomtyds een groot Stuk in 't kleen gecopi^^^ „ in h^^
iilt'fóp/eè- wel in't groot na kleen. Alsnu, byvoorbeeld, j^rdj-hoc
vee-Principaal groot is, in het Copy na maate zo
veel verkleend ^ ^^^^ jc

® in kan zulks dan het zelfde gelyk en, gelyk in deze Aftekening ^gj^iii

α vermin- twee deurcn vcrtoond werd5 nademaalmbeidegrooteWOi
derenenvei-, . , ,, 11 ^ » ■ r.. ri· ^· ;n'teenv'-'

'erm't verfchietis,m ^ .^i^is van

meerderen, het ander kleene Zyn j en alles, dat erin cvericmetis,"' "li^eis
fchynt als in het ander ? Als het verfchiet
in't kleen het
het groot, waar mede kan men het dan bewyzen
5 dewyl ^'ly^s k^H

:>en, die men in de uiterfte verheid in het kleene Stuk naauwej^^

befchouwen, in het groote zich zo kloek en duidelyk vertoon ^ ^^^
^eden van Jk geeve dit tot oplosfiug en antwoord, dat alles, AV'at ^^el
-piosimg. ^^^ vertoont, in 't ander altyd het zelfde is, en
blyft} ^^^^ of ο
nader: dat fpreekt van zelfs. Want wat is 'er in j^oc

den aardbodem, hoe verre het gezien moge worden, ^^^
verder kan zyn? Daar is voor dezen eens gezegt, dat alles
op dc aarde vertoont, de prffectief onderworpen is, ^itg ·>

Zon, Maan, en Sterren, ja alles wat aan het Firmament gez^i^ t>c-

-ocr page 378-

bei^j^^ groot schilderboek. μι

hunne geftaltens: maar wat de wolken betreft, deze zyn
ty g ^^eegelyke ligchaarnen 5 die den hemel niet aankleeven, en
Megj^ als aardfche voorwerpen aangemerkt moeten werden, ver-
ίίς^. · en vergrootende na dat zy verre of naby, hoog of laag zyn.
iy gelyk als met de leeuwrikken, en andere vogelen: dan zyn
^icj^ ^ '^^n laag. Alle die dingen konnen wyken en naderen, en
^^^ ^^ naby vertoonen. Behalven dat: daar is een groot on-
teti tuiTchen een
Copy en een Origineel, niet alleen in de geftal-
^^u'p ^^^ in 't gebruik : ik zeg in de geilalten, vermits het een
iiaar ^^ afiland gezien moet werden, en 't ander van naby.

^^Ρ^αΙ^γ. gebeurt het nooit,dat men een Coj^y nevenshetPn»-

i maar wel de weerga van het ΒήηΦ^ααΙ.

O

Τ

β e-

o.

^^fcheid der kracht in groot en kleen Schilderen ^ en
der Vergroot- en Verkleenglazen,

en-twintigste Hoofdstuk.

onze meening: duidelyk en klaar in dezen teverftaan,zullen,, ,

ac Wv Y> 1 ^ Λ Λ ^ Λ ' 1 1 "β wet-

? Vai^ de opene lucht begmnen, en deze twee zaaken voorking des

pt xy ^^llen: naamentlyk, dat alle donk ere voorwerpen, na graadenjgf^oj^^®/
^^clite ^^^ afwyken, op den dag lichter en lichter werden: depen.
J^ogg'^'^ tegendeel duifter en duiilerder, hoe helder weer het ook
^irig ^^ezen, doch in zonnefchyn minderi 't geen de ondervin-

^ genoegzaam leert,
^erpg^ ?^ men mogen vraagen, of de koleur van de gemelde voor-^J^^^^S^^'^
^crliei^j^ j^^lk een geval haare eigene natuur en zuiverheid mede niet dfng'"daar"

dg „ ^^^ oordeel, zeer weinig, als alleen in de fchaduwe, welke"'""^"^·
^^Ινς 2,yde des lichts verbroken,allengskens in 'tazuurder-

^ego-^^ herfchept, na maate dat zy weg wyken, of, om beter
yiien dat zy in het verfchiet verfmeltende, eindelyk ver-

Men haar weezen. Zodanig is myn gevoelen,
rt^^^^ken ^'^^'^'eege ook eens, wat onderfcheid 'er is tuflchen kleene
^^fwvV·^^ ^^ buitenlucht, en die binnenshuis, ten opzichte van
fl. ^ooi-ee I ^^ h^nne koleuren.

j. licht · 1 ^^ggen wy, dat debuitenlucht 't alderhelderfte en klaar-
'^ht buiten het zonnelicht: en fchoon een binnenvertrek
zynverfcheiden-
^^ht en v^n buiten moet ontfangen, zo zal het evenweiinj^f^ij^^nf''

"elderheid ongelyk minder zyn, by gevolg de voorwerpen

S f fom-

-ocr page 379-

310 groot schilderboek. de«·

ibmberdef 5 niet alleen op den dag, maar ook in hunne icna- ^^j^^^

Ten tweden konnen de voorwerpen in hunne wykinge zo
lyk niet verflaauwen > vermits men geene of weinige damp^o»
de nabyheid der afftand, daar in kan befpeuren, eriï^^^'

Ten derden, zyn de fchaduwen geene verandering nochv^^^^d,
ging onderworpen, maar behouden hunne natuurlyke
om die reden dat 'er geen ander licht binnen fchynt als dat doof
zen of de openingen inkomt, 't welk niet machtig genoeg is oö^ ^ ^^^^ ^
reflexien of weêrkaatfingen te veroorzaaken, dan alleen iets ® igiti-
digt aan de opening, verders geen koleur geevende; . zulks ^^^,,
berheid der voorwerpen, 't zy conterfeitfels, beelden, 'J^gi^oü'
enz. evenwel aldaar haare natuurlyke koleur in'tgeliee
den, zo wel in de fchaduwen als in haare lichten. Nademaa
fchoonheid en zuiverheid der koleur door de helderheid en
der lucht zich beft vertoont, zo is 't in tegendeel door dc duu

to

Cpö-

ttei'

t

dat zy verminderen en hun vermogen of kracht verliezen

Hier nevens zal ik een kleene gelykenis voorllcllen,
verklaaringe van myn zeggen. » ν

toufete'^T'^ Laaten wy van een konftryken Meefter eenige dingen, ^gj-mct
g°Vde" ^'tcrfeitfels, Landfchap, Beelden, ofBeeftjes, zokleinenzu'^
zaak. olieverw fchilderen, ds een Konftenaarin^^ezend^·

delt, beide hunne zaakenophetfchoonftcnnatuurlykft verki^^^j^^g.

Ziet ze danby malkander, hoe veel het een van het ander zal ve^
len; zo veel als het binnen- van 't buitenlicht. Derhaken is ^ j^j^dag
tuurlyk, -en tegens de grondregelen, dat men die gloed voor ^^^^jit
haalt, om kleine voorwerpen, die verre afgelegen zyn, aftand'

en.geweld van koleur, licht en bruin, uit hunnebchoony ^^iü'
plaats te doen voorkomen,of het venfter tegen ons lyfte doen ^^^ ^gH
gen, in plaats dat hetbehoordeagteruit te wyken.
Daarby ^^^aai"
weeten, datalles, watin'tkleengefchildèrdword, voorg ^j^etis»
heid, zelf voor geen fchyn van waarheid, kan doorgaan: jg^-g yer-
onwederfpreekelyk, dat ons het leeven zich daar in niet ^^
toont, dan van een verre en wykende afftand gezien >
deur en venfters, of andere openingen, 't zy binnen of buiten ^ ^^

gevolg behoorden dezelve zodaniggefchilderden

den, dat, wanneer die tegen een muur vaft gemaakt zyn ^^^^^ei-or

nen een gefchilderd panneel of doek, maar een natuurly ^ ^^^
deur te weezen, daar men het leeven zelf waarlyk door ziet, j^Qleü'
niet met kracht van gloeijendefchaduwen, nochvlaminj^^^g-^j^cii-
ren, kan gefchieden, maar met zwakke en

heldere , dooi ^^^^^

-ocr page 380-

groot schilderboek.

is: ^^^brooken, na dat het weer min of meêr klaar of bedampt
hier geene Ordinantiën, hoedanig die ook zouden
Weezen, Landfchap, Architeduur, Hiftorien, enz.
^aar ^^^^S^vindinge zal ii de waarheid genoegfaam doen zien, alsgy
lyi. fyne gaas neemt, zodanig dat gy uw Stuk daar bekwaame-
ίϊ^Ύ kunt, doch een weinig uit den blaauwen: want dan

lykj^^^^^^n'^enjdat de daagingen uwer voorwerpen heel ordente-
^^nnej. I afwykinge, zullen verzwakken, zonder de fchoonheid
·, ^oleuren ^^ verliezen: ja dat meer is, het zal een zekere te-
§i-Oótg ^^ liefFelykheid daar door verkrygen, welke uw Stuk een
ee^ '^elftand zal aanbrengen. Het zelfde zoud gy ook noch met
gaas, uit een graauwe koleur, konnen bezoeken j gelyk
de lucht zwaar met nevelen overtrokken is ; door welke
licht der voorwerpen niet alleen zal verduiileren, maar
^ iii ^^ morsfig fchynen, invoegen dat de voorzeide Schildery
AanT ilegt en onaangenaam zal voorkomen.

[Ic kracht van , strydighc-

j ^ den tulJchen

de IS-Onit, ZO't groot cn't

'■^Eetid Duitenveroeeiamgen, zo zuiien wy nu van het^^^^"'

^εη te weeten Stukken met kloeke voorwerpen,gaan fpree-

^Oor ^^ iioeii verftaan wat wy daar af, buiten alle vooroordeel,

aldernatuurlykftc houden.

^aby ^^^^^eeten zekcrlyk het een vaile regel te zyn, dat het lecven, van

ongelyk in kloekheid, kracht, en koleur dat geen, 't

'j. ^^ een verre afiland is, overtreft j zynde het een de natuur zelf,

maar de fchyn: vermits het leevensgroot in alles met ons,

jeniie J^^ichomven, in kracht, wezen, en koleur gelyk is, verfchil-

't nie^' ^^^nlyk in de beweegingen. Dittoegeilemd werdende, zal

^^t '^j, l^'^'^'^ar te begrypen vallen, als men de reden wil plaats geeven,

tiei) va^^L ^erkelyk onderfcheid is tuiTchen groote en kleine Ordinan-

^chcj^lJ^ ^eel- of halfleevensgroote beelden, ten opzichte van dc tus-

'"•^cêi- ^ j alzo dit de eenige en w aare oorzaak is die de dingen min of

^erbe^u^^ verzwakken en wegwyken, zo welinbinnen-alsbuiten-

^Ulk^i^^^^gen. Laaten wy dan naauwkeurigaanmerken, hoedanig

^ke Voorwerpen zich behoorden te vertoonen, niet alleen om

'^erir.Q^^j^ ^ maar ook konftig te zyn j doch vooraf deze twee dingen on-

Wgji^^^' '^vat licht voor eeril daar het bekwaamftetoe zy, en ver-

. Wat h ^^'ieling de aldernatuuflykile zy om uit te voeren.

Weiklichi
tot lec-

^^^ aangaat, ik oordeel hetgemeenehetbeile, en veelte^*;'

S f 2

fchoon

-ocr page 381-

GROOT SCHILDERBOEK. ^^^^ig
voorwerpen iclioon zommige , die de
huono gufiο mttncn te γcrii^^^i ge-
dient. roepen, dat men vlak moet fchilderen, is 't nochtans ^gj-alei^

dwaald, gelyk wy meêrmaalen gezegt hebben, die manier
zonder onderfcheid te gebruiken: want het is ineengetncen ^^
Hcht niet eigen, (byzonder in ieevensgroote beelden, wplkf ^p
met de aanfc houwers gelyk moeten zyn, ja zodanig dat, ^^ 1 ·| jef'^ '
uitgefneedene planken gefchilderd waren, zy niet voor ^^ ^^^

maar voor het leeven zelf, aangezien zouden werden) dat

vlakke fchaduwen te daagen, maartwyffelachtigenfmelten

zy ronden > niet zwart gelyk Spangmlet-y nochgraauw, ^^eii?
als
Rembrand^ Jan Lievenfz.^ en meer anderen onder
Hollanders en Brabanders gedaan hebben, welke zonder veric- ^^^
heid de gloed, zo als zy die noemen, zodanig in de
fchaduwe d
of'erdebrandinwas, alleenlykiiiaar om geweld te doen.

Hierom raad ik ieder een deze zaak wel te overwcegen, 1 ^josd
koloriet van het natuurlyke en volmaakte leeven niet vcrW^^

werde. ^ kiire te

Gevoelen ^^^ gevoelcn aangaat, ik oordeel het waarfchyi^J^

des schty- Zyn, dat men de fchaduwe van dezelve natuur maake als

vertoonende in alle voorwerpen, 't zy naakten, klee gif-
hout of fteen, rood, geel, blaauw of groen, op den dag
ftekoleur, als in de fchaduwe. ifchooi^

Wat de kracht belangt, ik zou wit noch Zwart fpaaren,
veele waanwyzen voorgegeeven hebben, dat men geen wi^ ^is'
moet: een braaf Schilder doet alles. Men moet zich niet ^^ gy
leiden door deze of geene manier: volgt alleenlyk de

Natuur? tS^^

de Konft wil voldoen. Weg met futfelen, vroeten, en tnoi'^ i^^^s
uw werk met een kloeke hand aan. Evenwel niet op zyu^^ ^ p^a^r
of
Lievenfz., dat het fap gelyk drek langs het Stuk ncêrloop^^^^^j-
gelyk en mals, dat uwe voorwerpen alleen door de Konft j^et

heevenfchynén, en niet door kladdery. Maakt, dat het een ^^^.j^ct
ander overeen kome j op dat men met waarheid zeggen mogf >
kloeke beelden zyn, krachtig gefchilderd, en ftoutmoedig^» ^^iil
deld: even als een vaft en ervaren Basiift de groote ftrykftol^ j^t
grypt, gins en weêr over defnaarenftrykt,
zuiver en kr^cn ö'
alles dreunt en weêrgalmt door de heldere klank.

Hedendaags is men van zodanig een gevoelen, datdeScni
tot zulk en trap van volkomenheid is geraakt, ^^^"^y^^^f^lg^ffufloi
ring meêr nodig heeft j want de fchoone en grootfe ^^^^^ ?. uitu^^'

en de koloriet vol vuur, dat alles ziet men tegenwoordig 7 j^^nt-

-ocr page 382-

GROOT SCHILDERBOEK.

de ίς ^^ ^^ Vrankryk^ Italien^ Nederland^ en andere Geweften daar
fchranS ^eoefFend word. Maar het is niet van heden dat men zulke
'^^doo 1 ^ Geeftenvind, die door nieuwigheden eenig aanzien onder
fcliej j ^ Vei^ilanden zoeken te verkrygen. Men heeft 'er ver-

^ligg , ^^ van dien aart federt eenigen tyd gezien: doch ik zal 'er
Ve^ ^/^^^eenoemen,
·ύ.%RembrandJanLievenfz. ^ welkermanier
te^ ^^ Scheel te verwerpen is, voornaamentlyk die van den eerilen,
kr^g^ ^P^ichte van zyne natuurlykheid, als ook zyne uitfteekende
Vei^·' -^venwel befpeurt men 5 dat hy niet nagevolgd word dan van
geg^^^' \velke noch eindelyk met hunnen Voorganger te gronde zyn
Vafi-a ïiiettegehllaande dat men 'er vond, en noch vind, welke
Ceel het in zyn vermogen was alles 't welk de konil en 't pen-

'^otJipj^ uitvoeren, hebbende hy alle de beroemdftenvanzynentyd
^ie (j^ ^oe overtroiFen: Avant, zeggen zy, was 'er ooit een Schilder
licl^t in kracht van koloriet zo na kwam , door zyne fchoone

lïiee^^' liefFelyke overeenftemming, zyne zeldfaame en boven gc-
ileek ^^'^achten, enz. Watkonhemontbreeken, nazoveeleuit-
Mi te begaafdheden ? En is zulks niet genoeg om.de geheele wae-
^^nie T.^^'^^kken, indien hy niet ingenomen was geweeft door een

^leallangejaarenindewacreldftandgegreepenhad?
iiier oi^^ ^^^en gelieven te weeten, dat ik met hen in myne gevoelens
^at ii^ ^^^^t zeer verfchillende benj hoewel ik niet wil ontkennen,
dezen een byzondereneiginge tot zyne manier gehad heb :
^e^gj. i^ad Zo haaft niet begonnen te bezeffen de onfeilbaare regelen
Ρεη ^onil^ of ik vond my genoodzaakt myne dwaalinge te herroe-
^P lof^^ de zyne te verwerpen j als zynde niet anders gegrondveft dan
^ee^e^^^ fpookachtige inbeeldingen , welke zonder voorbeelden

^U d ' wifle gronden hadden, daar zy op ileunden.
^leengi my,kan ik nergens beter de kracht der Vergroot- en Ver-
Vggj^^^^i en de verfchillende gevoelens daar omtrent, aanwyzen.
cen
γ gevoelen is, dat een klein Schildery, en het leeven, door verfcheide-
door ee^ gezien, een en het zelve isj en dat het klein leeven, "vef "de® ce-
^ich y^^ 'Vergrootglas gezien, en een groot Schildery,
de " ^^^i-ar zy dwaalen grootelyks, en zyn zo verre van

Het i het ooften van het weften.

^oorwej-Ï^^'^^^g' holgeileepen glas vertoont de nabygeleegene verfchiiien-
een verLi Ρ hunne kracht, ichoonheid, en gloeijendheid, met^^^^'i^^J^

vert^^'^^'^^· ^^^ uitwendig of rondgeüeepen glas, in tegen-kieen-
Sroot j de zwakke en ver afgeleegene voorwerpen leevens~g"ootgT^r
^ïiimelachtig, enverbrooken.

S f 5 Men

maar

-ocr page 383-

groot schilderboek.

Men zie nu deze twee Stukken by malkander 5 het kleeft^ ^^^
jend en krachtig, en het groote flets en zwak. ^^ J^^gdykt^
regtzinnigen, welk van beide het leeven of de natuur beit &
Voor my, ik antwoord geen van beide.· Het is even ^ ded^^

1 vrouwenkleed 5 en een vrouw in een manskleed j hebbe gj^

Be li uk
ove;·.

in een

een aan het geen den ander toebehoort; want dit is te krach S'
het ander te zwak. aoso^'

daar Maar genomen dat men hen zulks eens toeftond, en huti &
len geloof gaf, zo zouden wy door hun eigen gebruik hun \
loof zien aan deze hunne ftelregel, dewyl zy zelve het
groot
tig en fterk , en het kleen even ilerk als het groot maaken.
door, en door de voorgemelde krachten der beide glazen,
iaam de misilag van dit gevoelen blykt,
cn de Konftenaars
ge waarfch01.1 vv d w ο rden.

/

Onderzoek na V verfchil dat 'er tuff^chen een rmnt ^
fchap met kleene floffagie, en een flrydig met
beelden is, ten opzichte van de lucht beide ^^
een helderen dag aangemerkt zynde.

κ I Ε - Ε Ν - τ W I Ν τ I G S τ Ε

üic·

D

Η

S ΐ

ο ►ο F ρ

eeri^

V/at liÏt
oomaamfte
η een L;ii!d- -
hap zy. Uit

andeiintien
dcor
lucht.

m hier in kort en bevattelyk te zyn , zo ilellen wy
vaft, dat de lucht in een Landfchap het voornaamft^ ^ irhi^t?
alles, dat 'er in het heele Stuk is begreepen, het zy ^^^llco'
water, velden, boomen, en wat
'er meêr vereifcht word, h^^'' rS^^'
men weliland en natuurlykheid moet verkrygen, 't zy ii^ ve*"
icond 5 middag of avond, ja zelfs de nacht: want zo als de hi^
andert
5 veranderen alle de voorwerpen die van haar befcheene
den. Is 't een heldere dag,en de lucht klaar,zo vertoont zic ^^^^^
helder cn klaar : is 't avond, alles werd fomberj en by nac
i>c!Teifs vcr-duifcer. By zo verre nu een Meefter dit wichtige punt '^^^^j.^oo'
neemt, zal zekerJyk zyn werk zich natuurlyk voor onze
oogen ν ^ ^^^
nen, en hy daar door den naam van Konftryk verdienen;
dat hy de Natuur
in dat deel, als een onfeilbaare gids, eenvouoig ^^^
gevolgd heeft. Niettemin dient hy vaft te gaan in de daapng
voorwerpen na hunnen by zonderen aartj
en nevens my te ffasi^'
'cr een onderfchcid zy tuiTchen een ruim doorzicht zonder Ito
en een daar men het tegendeel
in vind , ten opzichte van cie

-ocr page 384-

310 groot schilderboek. de«·

moet men verftaan hétbovcnile gedeelte, 't welk men
^-^uiyi^ m een helder weer 't hemelfchblaauw der lucht noemt,
te ^^ggcn, dat die twee ongelyke voorwerpen in Landfchappen,
wat 'er in
Hen geiloiFeerd

en 't ander niet,om natiim'lyk tefchy-weS"^. ^
Xy helder, noch lichter noch donkerder mogen weezen, als

^Idigj^^, een en dezelfde ilond van den dag verbeelden: en by
flag donkerder blaauw was ais het ander,zo is 't eenmis-

^fligj. ^ ^ ttiet geen reden goed gemaakt kanwordenj want het een

^j^^^^'ier moet noodzaakelyk tegens dc waarheid aanloopen.
^eti ^^gen zoude iemand, volgens de oude fleur, deze fchynre-
Tegenwei-
^tïi bybrengen, dat die de Konft wel verftaat, de Natuur

gein-j^ ^j^^^ïids wil vry mag verbeeteren of verfchikken in die gele-fteiiing.

ïlc a^ ^y hinderlyk kan weezen.

Μ tjj J^^'^^oord den zulken heel kortelyk,- dat de Natuur in dat ge- En opios-
fcl^j^p T^^ hcerfchen,en de Konft gehoorzaamen. Want wat eigen-^'"^·
^ hun doch het geen zommige doen, welke het blaauw der lucht
Landfchappen fchilderen twee a drie voet boven den
hori-
^^'^onker als of het avondwasj terwylzy alle de voorwerpen,
i^aag^j^^'^k begreepen, met de grootfte helderheid en kracht doen
Mfs'j^^^ dezydeofvanvooren, fchoon de zon aan dc kimmen is;
^Ulljg^, *^^fchaduwe helderder als de bovenlucht. Denkt eens, hoe
Hls g^^^^^ningen in de oogen der kenders voorkomen: of het anders
^orjj ^^ ^agverbeeldinge, of Toneelfpel 't welk by avond vertoond
^or'd 1 ^^ ^^^^ baaten, indien alle menfchen de rechte keanis
l^icJe^ ^^n deze Eedele Konft hadden, zo wy hen geen Konft voor
k ^^ ^^^iibooden? Wat liefde kan dat ver wekken? Die de Konft
^^'^irit waar dezelve op doelt: by gevolg, die de waarheid

^^^ ^^ leugen haaten en verachten. Een Schildery is een waar-
^chen al^ ^'^rtoog: en dc kennis van de zichtbaare Natuur is by de men-
toets ft een, door welke zy van alles, dat hun voorkomt,
^eri^^^j^ ^^.Ifchoordeelen. Niet alleen die, welke de Konft grondig
^or
dè iiie 'er geen kennis van hebben j beide werden zy

fl^êelyk gelokt, als zy zien dat het 4e Natuur gelyk is, fchoon

Zin · «T Λ ·.-.-t- ' in Kpprlvlfp pn rl'onrlpi· in

^^gte' en^^^ ^^^' want d'een zal in grootfe en heerlyke, en d'ander in
Maar dingen, zyn meefte behaagen fcheppen.

J'ensgfQ yredcr te keeren tot de zaak, en van het kleen tot het lee-

ζ ? ^^^ meen in Stukken van f a <5 voeten tot lo a i ζ voetenKn"m%en'
^oet gj,^^ de vraag, of de heldere blaauw heid der lucht in een van '

Eiilnen als in een vanf voetkleender, even laag moet

5 te Weeten vandeJdmmcn, ofboven de kimmen? Ik oor-
deel·,

-ocr page 385-

GROOT SCHILDERBOEK. ...^^eti
deel, van neen j om reden dat in alle beide d'uiterfte verheid e»^
dezelfde is, en geen ander onderfcheid tuflchen groot en kl^/ ^gveflS'
'er is tuffchen een veniler half open, of heel open j gelyk dit
gaande Voorbeeld natuurlykerwyze aantoont.
Het zyn twee ^^
even hoog en breed, het eerfte tot de helft met een half veriite''
't ander heel open. Door beide ziet men het Landfchap en
J^^^^^^^derdehalfvoet hoog. Nu word men gcmeenlyk gewaar, ^jaau^^
de ÉientvTr-helder weer is, en de lucht zonder wolken,dat zy zich hemeli'^ ' j^^^guf

bee]ding. ycrtoont, dat is zo veel ofmenwildebeduiden heel licht, haare

Misfla^g dcrneemende zeer langfaam en verre boven de kimmen of den^^f'^^^ xJaP'^'
euÏicïd-^' halven zeer oneigen en tegens de natuur 5 het geen zominig^^^^jgi-
ichiiders. fchapfchildcrs doen : doch de Beeldfchilders zondigen hief j^jggn,
meeft, te weeten die welke in hunne Stukken, al zyn zy
de lucht zo fchielyk donker en hoog blaauw verbeelden,
neemen of te onderzoeken waar uit het blaauw voortkomt. ^^ licht"
heid leert ons, dat het is uit wit en zwart, by gevolg 's morgei ^^ 'j
blaauw, 's middags hemclfchblaauw, 'savonds azuurblaauj''?^^g^
nachts donkerazuur. Zodanig verdeel ik devier ftondenvanwe
gelyk wy in dit volgende Voorbeeld, door verdubbelde artze^ }iet
itlaarlvk aantonnen . nipl- ci11p<=>n A
p· -------1. u ^^UnnS.

vcuL rL,jD,v_>,L/,aiss morgens, 's middags, 's avond ts, ^^.^['^tioc^
't Zal niet te onpas komen,dat ik hier by dezegelegcnthe^ ^^-ak
een myner gedachten bekend maake wegens het gloeijena ^ j^ieiri
fchilderen, zo in Landfchap als Hiftorien, benevens groot
keven > dewyl het mede uit deze bron der daagingen
fpronk neemt. /

Gedachten Wy bcvindcn, dat de geenen, welke een zekere maniei""^ inW^a*'

vers ove'7't ccns bczint hcbbcn, zelden dezelve kohnen veranderen

.gioeijend engclegentheid het ook moge zyn, fchoon zy de wil hadden

J-ren ^^^^ die zich met grooteen kloeke Beelden, f^hi^de-

bezig houden, en groote kracht en gloeijendheid gebruikeii, ^^^ ^,ο
ren alles, dat hun voorkomt, krachtig en gloei j end, al is he jjj^gefl
klein, zonder onderfcheid. In tegendeel een,

gewent is, zo die een zwakke manier heeft, al komen hem no^'^^j^^ii-
groote dingen voor, blyven zy die zwakheid
altyd behouden 3
de de kracht en gloeijendheid van den anderen onmogcly^^ julkee·^
myn's oordeels, een groot misverftand j dewyl 't een zaak ^^P-^e
geringe omilag is, en niettemin van een zo groote ^^^^^^ j^^J-ilaat·
meen ν oor dien, welke zyne dingen na de konftregelen we ^^^t

-ocr page 386-

groot schilderboek.

Haby ^^ '^ï· 5 dic een natuurlyk verftand heeft, die niet weet dat een
die iQ^ V boom meerder kracht en gloeijendheid heeft, dan een
daii^j ° ^ 2,00 Happen verderisj en een leevensgroot beeld krachtiger
OiY^ ^^ ^an een voet lang ? Waarly k, geen van beide kan reden hebben
de ^^ verwen te klaagen ·, de groote, dat hy geen zwakke j en
^ie (jn^^^ ί dat hy geen krachtige noch gloeijende genoeg heeft, of
^Uivej.^'^ temperen kan. Het hapert daar niet aan : als dekennis

i behoeft men niet meer als de wil om het wel uit te voeren,
^iei^ Κ ^aaten wy eens onderzoeken, op wat wyzemenhierin voor-
^^'^rtu^'^· ^^^^ goede reden, dunkt my, is iemand genoegfaam te
'■ydts r^f^ * 'ioch de twyffelachtigheid maakt de menfchen zom-
niet ^^'^^^'^otnachtig om iets buiten hunne trant te onderncemen 5
^iet V ^^^^ ^^^ vrees van het niet te konnen uitvoeren, als wel om
dery· ^ een goede in een kwaade manier te vallen·: dewyl de on-

t^o κ leert, dat iedet zynè manier voor dc befte houd.
^^fiiclit· niecn hier een middel voor die, welke tot groote en
^e gj^ dingen gewent is, gevonden te hebben om zich tot klee-
dci-gj^ ^^akke bekwaam te maak en. De doek, daar men op fchil-
^ίδη. .^^ijZal men alvoorens met een lichte graauwe grond beftry-
V'^^egendeel, die tot kleene en zwakke dingen gewent is, met
^OofU ^cre en gloeijeride grond: op dat, dewyl zy geene andere
^^^clii-· ^ hebben, 't zy beelden of landfchap, als gloeijende en
hunne verwen daar na zouden konnen temperen,om aldus
^^^^ oude gewoonte af tc geraaken. Daar toeis ook nodig een
dezelfde koleur, niet lichter noch donkerder; op dat de
lieren op getemperd, dezelfde kracht of zwakheid in het fchil-

^el^^^ Voortkomen. En om te toonen, dat dit middel van meer-
'^erhiial^'^ê is als zommige zich aanftondts zullen inbeelden, zal ik

^^kei^ïJ^^^ my eens op een tyd wedervaaren is.
^^ by "eer had in zyne zaal de zolder met doeken laaten bekleeden,

deijc?^^^^^ niet een paarlkoleurbeftry ken. Daarna zin krygende^^"jS.
1 ^ ^iiak^^ ^^ befchilderen, verzocht hy my daar op wat te wil-hLwnuenu

Wgi^'^j 't geen ik aannam. Ik tekende dan een CöWip/j 't geen
H^üis,^' ^viel. Hy Huurde my vervolgens vier doeken daar van
pl' groot, en drie ronde wat kleender. Voor de vier-

Middclc.%
daartoe.

Wedervaa-
des

P^atsge^'^^^r een lekkagie

Ώ , niet met ecu iic-iJiLi^ gnjiiu ut-iti ccivcii, gci^ivuc vou-
j^erwd eïikeld geplumecrd. Al ik nu het geheele werk gedood-

verrot was, wierd my een nieuwe in de
een lichte grond beftreeken, gelyk de voo-

^^^^ Van j ^y malkander bezag, merkteik^ datdc

vier ronde veel donkerder en gloeijender van fchaduwe

Τ t

was

-ocr page 387-

GKÖÖT schïlöêrboek.

was als de tóorgaafide: cn fehoon ik zulks in 't opmaaken,
mogëlyk was, trachte te verhelpen, en
met d'anderen gelp
ken, bleef'er echter noch iets of wat in defchaduwe, van een ^^ "
aart, dat zommigc beter óórdeelden als van de ecrilen ^ voornaaco
iyk van die geenenAx^clke de gloeijende trant mceft
bezinnen, ^^ j, j
acht te ilaan op
het generaal of het eigen was of niet. Aldus ,

ik, dat de grond van't paneel, of doek, ons

Γίη<· rlon- Λτττι nipl- xxrApTpn Λϊτΐΐίρη. Tir-t TV fp VertC 0Γ tC^ '

1 gebéuren, wv-xv^^-w-— ^
men dus doende, ongevoelig en Zonder dwang, van het
klein, en van het klein in 't groot, gelykelyk meciler kan vt^J'^
«n^ordere Nu Zullcn wy verder aanmerken, in wat
gelegentheid

i'ioemde hulpmiddel met voordeel kan werden gebruikt. '^^^,ΙεΠ?
ν^εβζεΓκαΓ fchüderén van een helder Landfehap. Ten twedeil van ^^
qo'
middd^'Kamers, en andere Binnenvertrekken. Ten derden,
Nachten»

ken, Kaarslichten, zo in't kleinalsleevensgroot. TotW«? jyic
byzondere
Concepten men de grond der doeken aldus kan.bcreidc ^^^ ^^^

van de Landfchappenzal mcn mcteênpaarlkoleurbeilryken> j^^ul-

cen Binnenkamer, met omber j tot Spook of Kaarslichten, '^f i^aU^^
fche aarde, of omber met zwart: de ëerite min of meer aati de t> .^gi-
kant, iia dat dc lucht groot of kleen is 5 de t wede wat
Jender, na dat men van voomeemca is gemeen- of
zonnelicht tc ^ j^^ji

nfenj de derde, na dat het weinig of veel licht, diep of ondiep 5

of groot, doch Iloe grootcr hoe zwarter. Dt reden, '^^^wjiooi''
behalven de tinten, deze koleurcn zeerdienftig, janoödz^^^^^^^ vatï
deelen
, is niet ongegrond j vermits zy gcmeerifchap met de η ƒ jc
de zaak hebben: decerfte methctblaauw dcrluchtj detwcde
refiexiem^, en de derde inet dc fchaduwe. lAstnO^^'

^erlfd"^^' Ik heb menigmaal over deze zaak zitten denken, ofzy"^®^ thc^^^
«tkonkun-waard was om iets daar van op te lia*len 5 wel
wcetenae, .^ο^εΐί
^igswaanen^zommiiTi?: voor ppn irprinrrp en kinderachrip-e vërtfeliinS® opS \U'3X

zal werden: het wélke ik graag

4ig«waaneii^zoinmige vooF een geringe en kinderachtige vèrtfeliingc ops j^iiaf

ag wil bekennen dat zo fchyn^^^jgtê

-ocr page 388-

310 groot schilderboek. de«·

j) j^^'^igen onderwyzcn cn leeren, dat het my dan genoeg is.
dat m wederkecrende tot onze voorgenomenc zaak, zo zeg ik ,

^^nde^^ doek ofpaneelaldus kanbcreiden: de verwen ^ met droo-wyze hoe
gen ^ dik gevreeven, zal men met terpentynolie zeer dun men- di
^e ov een zacht kwasj e het gemelde doek of paneel op deze \v y-

of^^g^^ ^^ykenj dc lucht blaauw, en de grond graauw of groen, min
eif^,!^^*^^ donker, na maate dat uwe Ordinantie cn Aftekening zulks ver-
Verj^ ' ^^^ ^^^ ^y ien^And mogclyk vraagen, wanneer d'er cenige
voorwerpen tegen het verfchiet aankomen, die boven
'er moeten op fteeken, 't zy boomen, huizen, of iets anders die

B^Qot deel van ftoppen, hoe men alsdan met dcz,e zal te werk
^^dan' op ik antwoord, dat myne miening niet cn is, datwy
ïetis dockenin voorraad zullen hebben, zonder alvoo-

ïleril*^ ^^cten wat ons oogmerk zy daar op te fchildercn: gcenzins.
οιΐ^ζ J^^eten wy onze gedachten op papier llellen, cn dm na dezelve
tnoe^^^^^'^g ïnaaken, hoe veel of hoe weinig lucht of grond beftreeken
ïïie^ J^^^den, blaauw of groen, geel of zwart. Tot deze gronden zal
Üecj,^®^ fyne en koftelylce verwen gebruiken, maar gcmeene, als zy
en wel dekken. Tot het blaauw zalmen neemenlndi-
tót tii·^^' de grond, omber en wit, of lampzwart en lichten oker j
gïoji^i ^^'^ftuur en ander fteenwerk, omber, bruinen oker j enz. D eze
danj^i' ^^dusbereidenhard dróóg zytide,heeft drie wenfchelyke hoc-
^alvg^jdcn: voorcerft gemakkelyli., omdatzegelykcndofisj wes-
'^eu ^^ verwen, hoe dun die óok zyn, ten eerften vatten j net, welk
teq t^^^de of blinkende grond niet toelaat, als met moeite en talmen3
leuf ^' en beiléndig , door haarc,overeenk omfte met de tinten en k ο
^^eitj daar over heen ftry kt, welke hunne voUcomene fchoon-

êroj^^j'^ ^ii'acht/behouden j 'het geen ni^t gefchieden kan wanneeV de
doiif'^^^^anderi koleur oftintisjgelyk wit op zwart, lichtblaauw

' ^ ^ 1 , i-----/-i /-vi* 1 Vl-*/aiTro t·^

'^^dcfg , om zyn CV;^^^//-met den eeriten te voltooiden j
het eerit te doodverwen, niet kan gcfchieden .
1 ^· ^Ovv. W verder uit als zommige wel zouden den-

■ Vo ® degebruiken, ishetbyzouderdienftig j niet

maar ook basreleevesdiein een
ö graauw, paars, of uit den geele.

f i of de moeite van zulk een doek te bereiden niet

Qerg^i ? het groot voardeel dat 'er van komt metfchil-

men zich
-daar van be-
dienen moet»

"" ■ Wil

Τ t 1

-ocr page 389-

groot schilderboek.

Wil men een voorbeeld neem en tot beveiliging, ik zelve ^^^^ξ^ι^Λ
'dien grooten
Bartoïet aangemerkt j welke , als hy een gjvl^'^
zoude fchilderen met een purper of zwart kleed, het
zelve κ ^^j^^er
aanleide met een eenpaarigdonkerpurper, ofenkeldzwart,^
eenige plooi] en: en daar na, als hy het zoude opmaakeii,
diepte hy alleenlyk. Dus doende wierd het ten eerilen opge^^

Van de Lichten bmnens Kamers.

lER-EN-TWINTIGSTE

O O F D s

nder de Daglichten moet ook dit begreepen zyn-,
zelve hier van daan zynen oorfpronk haalt, en dat het
leTkamlr-'iicht dit bepaalt. Wy konnen dit, 't welk men gewooneir^ ^^t
lichten daarnaam , van Kamerlicht geeft j in drie foorten onderfcheiden,

deze bepaaling brengen. olaat'

Het eerfte komt door deuren, venilers, en andere openc Ρ
fen uit de heldere lucht daar in vallen, en veroorzaakt daar ^

Het twede, naamentlyk 't gecnd^ weêrkaatfingofr^/^'^^''''^
zo vafi muur, grond, sils andere voorwerpen·. tilca^"^

Het derde heeft het in zich zelfbepaald, ipruitendc van
of flambouw. ^ liich'-

onderfcheid Deze zyn van een verfchillenden aart. Die van de jei'ei·
'^'DalvSézyn zuiver op de gedaagde partyen der voorwerpen, en ^.lak
lucht. dezelve niet meer als in de opene lucht gefchied,
laatende

en donker van fchaduwe. ' . " (jat

■ ^ Het twede valt min of meer zuiver op dezelve, na j^jiïi'

kaTtflng.^''''koleur en aart der gronden en wanden zyn, haare ichadu^ve^ ^
meiachtig en onfchynbaar zynde, en

alleen de diepfels zicM^J^^^^ ^jg
krachtig, werdende de kamer in het algemeen, zo wel
onder, daar door verlicht, zo door de kracht
en'werking
nenmuur, als door de grond van buiten.
Van de flagf"^"^
en der zeiver kracht en vermindering, alzo wy PP ^^^^jcn-
plaats verhandeld hebben, zullen wy niets daar van ge-

. En kaars- Van het Kaarslicht is in het Hoofdfcuk, byzonder daar ^^^ ^jg

maakt, mede genoeg getoond, hoe men dat behandelen mo^^^^^

mede van de Zonnelrhyn; doch dit laatfte ftellen wy voor e,

V

Η

O

bekwaam licht, om het in een kamer te verbeeldenj g^ /
_____^ 1 11

mecrmaalen gezegt hebben.

Veele hebl^en zeer oneigen van deze lichten geoordeeld > i^^J^e»
de zich op eene verkeerde wyzc dit voorrecht, 'twelk^^^'^^^plcli-

-ocr page 390-

310 groot schilderboek. de«·

^ IV V/ V/ 1 OVvn.A-Lv-U'JLUrViJVv'JLlv -l^. ^ y ^

'Win Schilders in zyn Boek'van de Dichtkonft geeft, aan; Dwaaiing

lykj^gl, ^ ^y op een buitenfpoorige wy ze de natuur in haare gebrekke- ftenaars^Tn"

^cg ^ komen i zich niet ontziende een heel pand uit de kamer Jeze lichten.

Valigj^ · ^^' ^^^ fchoon licht op hunne vporwerpen te doen
ï } ΐΏιη noch meer als zich 't zelve in de opene lucht vertoont.

opene

zo verre, dat, fchoon

dwaaling

meer is, hunne

gaat

Wat in het

maar

eer
voor-

lUg^^r^^ en venilers hebben, zy echter alles hunne behoorlyke
^^uwen dben genieten, behalven de poften, dammen, en
^^are even ' " .....

als

.......... of een muur niet zo wel een vaft lichaam

^^^ menfch, tafel, ftoel, of andere byftaande iloiFagien :
^^^ks te mogen doen om dat het hier en daar aandebeel-
^Wio ^^ zoude. Maar, myn's oordeels, ware het veel ver-
^Is gedaan, de oorzaak van zulk een kwaad weg te neem en,

^ertoonende^ haare ware eigenfchap te vernietigen. ·
^cht ^ ^^ een kamer wil fchilderen, moet wel op de
ling ^^^^^en, dezelve wel grondveften, en een behoorlyke verdee-van^'^ee/ka-

bei^^'^ hebben,een deur aanwyzen waar door men in cnuitgaat
^ϊη Ogende de venilers, die veel of weinig zyn, zulks moetmenmenzyn.
[che^^^orwerpen koruaen zien, en aan de flagfchaduwen van tus-
"Hitej ea koTynen, en zulks in een zonlicht duidelyk, i

Orrj ^^ ^elve twyffelachtig. _

H^^rlyl^^ ciit laatile, als het doelwit dezer verhandeling
pier ^^ doen begrypen, zal ik in twee byzondere voorbeelden,νοοΛΓβΤάίη
tr^^^^iisgaande, myne gedachten, zo bevatbaar ais i'ï^ogelyki^^^Fe^ ^
f-iet e uit te drukken. tomTd^om-

^erfcj^^.^i'fte voorbeeld wyft. twee verfchiilende lichten, door twee
lücht ^ venfters invallende, aan. Het eene licht valt uit de hclde-
^Vcrj}- inj en. het ander word door een bygelegen en daar tegen
^^iir niiiur^^erj. watbedompt, werdende weinig of geen lucht

Tee}^ gezien, zyndc een breede dam of muur tuiTchen beiden,
ρ ^ezc twee venfters met de letteren Α en B. en de tuffchen- verkiaann-

Ρ <ie ρ ^^^ eens hoe de flagfchaduwe, welke de dam ^^

Ρ ^ in V η' wederkanten door het licht uit dé venfters Α bedd!
^ige ög^^ende, worddoorfneeden,
en ecnpiramidaak offcherphoe-
^ord i^^^^te maakt, en 't licht van Α door dat van Β verflaauwd
welk een korteraaking van licht Α toebrengt; daar
•Oeelci^^^^eidatvanBdiep in de kamer fchict: gelyk ook noch dat het
r®^"^ ^ati η ^^''het licht van Α gedaagd, fombcr, dommelachtig, en
^eheppg^^^^gfchaduwe is; en het ander in tegendeel, uit Β zyn licht
^ 3 beider , vlakker en langer van flagfchaduwe. Daar bene-
T t 3 vcns.

-ocr page 391-

GROOT SCHILDERBOEK. , ^le^f

vens, let eens op de beelden, dat, hoe zy nader aan

het licht zynöf^'

't venfter, hoe zuiverder en duidelyker hunne flagichadu^^
daar integendeel de kolom C, tegen over de dam C g^P^ ^.^ίηί·
dubbele flagrchaduwe geeft, en dat de meerdere de
vaa het twe- Hct twcde voorbeeld wy ft ons, na de gefchapenheid der licn, ' j^t;,
zelve aan j zynde maar het licht veranderd, en van achteren

Het derde en vierde voorbeeld wyzen zulks in de L^ndic
aan: want eene en dezelve waarneeming heeft in beide
Ρ .^^jit^
opzichte van dag en fchaduwe. Wat de koleuren in de opei^^
cn hunne veranderingen, betreft, daar van werd in het eige» ^
iluk genoeg gefproken. _

Misflag vee- ^^^ ^^^^ ^^^^ ^^^ grootc achtelooshcid veeier Konilenaars
iei· Konfte- dat
zj hunnc voorwerpen binnens kamers vlak van de zyde daag

"oTndf''"^''" geen acht ilaan of dezelve aan deze of geene zyde van het
ilaan door welke het licht in 't verbeelde vertrek valtj
weegende, dat het licht in een kamer fchietende door een j^iyk
opening,zich daar binnen wyd en zyd verfpreyd,en onvermy
door de tuflchendammen, na maate van de kracht des 'ij.
een diergelyke zwakke of fterke flagfchaduwe op de gfoi"^"^ die
Bta-ive Plint De Konftbemiönaar befchouwe eens met aandacht, ƒ j^ct
van N. Pf^i^-fchrandcre Konftheld Nicolaas Poujyn zich gcdraagen heert J
verbeelden van de dood des grootenVeldoverftcn£^i3!ii^/;ii<!''^i^^·'^'
is geene waarneeming van licht in overgeüagen. Alles '^^^gj-lyJi ,
zyne natuurlykc werking i waar door het aan onze oogcnbet<^
en bekoorlyk voorkomt. Jat^f

Het moet den j ongen Leerlingen niet verdrietig voorkomen ? ^^^
veele opmerkingen omtrent wigtige zaaken in deKonft eepe^
men hebben: want eenmaal de zaak in haaren grond wel begi" ^^^
zynde, zal het nooit, als by achteloosheid,
verzuimd wordeö-^^ j^g^ ,
u dan aan om de gronden en kennis der Konft in uw geheugen jgn.
verftand in te prenten
i en ik verzeker u, dat alles u zal toe ν i

/^^a/^ de toe'èigemng der Lichten na Jen bysionderej^.^..
der Gefchisdeniffin ^ nevens een T'afereel van de verfchillende

Vyf-en-twintigste hoofi^stU

Dit heb ik noodig geoordeeld noch tot de Lichten by te ,

niettegenilaande de wydloopige verhandeling xli^^^y^V^efi?

neii aart, hoedanigheid, kracht en werking reedts gedaan

op dat men my itiet verdenkt van iets vtt-fweegen te hebben, ·

of den cenen of den anderen Konftenaar dienen mogte. ^

Derde en
vieide.

-ocr page 392-

^ groot schilderboek.

en ommetrek, hoe konftig enfraay gemaakt, heeftEen kiachtig

geeiikp^^^^^^-^^TOgenommecreK, noeKonitigcnmiiiy ......

iiadeji^^Y/^glieid voor dat dezelve gefchaduwd zy: maar zo dit laatileliihd°/e'
van konft en natuur gedaan is, verheft men het eer- gewddi|e
^^^ ^ed ■ ^ werd daar door als een meerder luifter aangezet: wantlufoi^toê

't ko^^n. ^^jop §^welddoendebeelden,voeg^
^eeljj ■ ^^ j^^ge van de andere kant daar door veriwakt word, als by voor-
öiïitrent- ^^ gefchiedenis van
Cefars vermoording op het Raadhuis, of
piers. Nj· 5 opzichte der verbeeldingen binnens ka-

vk (J^j. datik hier door het voorensgeftelde omver werp, n-ament-
^^lepgj, ^^^ zonlicht binnenskamers niet wel voegt: daar moet in deie
^orljj,^ "^den een
temperament of bemiddeling in het licht gevonden
^ang ■> gelyk in de koleuren tuiTchen de fchoone en mindere fchoone
is, even als wy reedts tuflchen de zon en wolklichten
hebben te zyn.

Zoude dit licht kwalyk voegen in een groetenis van E- ve^rtoond. ί
v^^tofii Maria^oihy de zedige verbeelding der gefchiedenis

van de voorwec-

^^eip^jv of die der Koningime yzn Scheba. Deze vereifchen een P"^
^^ '^^chter, by gevolg een gemeen licht,
u dit niet waargenomen zynde, zo kan men een goeden omme-
f^j, maken en bederven, wanneer men op de zwellende partyen
liet vallen, of dat

een flagfchadu w daar over heen fchoof.
^^ciit^^^^cr men nu een gefchiedenis moeft maken daar beide de herts- .

ige en werkende, in te pas kwamen, cnvcrvolgensgemengdr
^^en^JrHheid in de daaging vereifcht wierd , ïo moet men de kracht- lef «^piaÏ
^•^iftcg als die het meciï te zeggen hebben , voor aan opdeun,

brengen, en zo veel doenelyk na hen het licht voegen,
my een gefchiedenis te binnen, in welke de drie vo
y el^^ •J^i'tstochten moeten vertoond worden, en zulks in een Siu^·.

naamentiyk, in die van , Efiher^ ^Haman.

^rtoo^^j^^^ met een fmeekende en zachtmoedige werking en gefèalte
^^^tig ^de
Koning is gram en vertoornd 5 Haman verbaasd en vrees-
f Pl^atf "> na mynbegrip, het licht op deze voorwerpen T?el

Xy^' Zoude ik Efiher in het grootfte licht, een weinig 'mprofiei
den iTöwwg in het allerkrachtigile, dat is daar het
^^ordcjj ^^^^ ^^ werking doet, en dit aanzetten en ophelpen
w ^^^ koleuren: maar
Haman zoude ik aan de andere zy de

j ^de dcs*^^^^ fomber licht doen zitten, om hem tc meerder voor de
1 is j jj^ ^'^ngs te verbergen. En dewyl het een feeft of wynmaal-
^rdecl
^flher toebereid, alwaar alles koninglykenheerlykis,
dat het gemeene licht hier het toepaflelykfte is, om dat

het

toe
aft zyn.

omme-j Gevolgen
daar van.

, Middel om
het in eeu

in welke de drie voor-En voomaa-
en zulks in een Stuk ^ιΓΛίι εμ»

en Ussr/tMi.

-ocr page 393-

verhandeling der Lichten befluiten met

Tafereel van de Lichten.
ier ziet men de fchoone en glinfterende Aurora, die a^^q ά^'

X -Itige dampen der naare en duiftere nacht door haare liep^ vkec^

geraad doet verdwynen5, op dat het volmaaktfte, 't welk de^y
mededeelzaame natuur ooit voortgebracht heeft, in haare ^oi"

danigheid, geftalte^ koleur, en vollen luifter moge befchouj'·
den. Zy, van boven ncderdaalende met haare klaarlichten"

in de hand, dry ft de duiitere nacht in de onderaardfche hooi

De helder blinkende Febus, op zynen koetswagen
uit ΊΊο6ίι$ fchoot opwaarts) doende alles, wat onder den
biaauwen hemel is, door zyne heldere ftraalen gloeijcn,
nende zelf dc foceuw witte leliën niet.

De kuiiTche Diam , met haare fcherpgetakte zilvere y^^Jj^ede'
vergenoegt zich met 't geene haar Broeder aan
de waereJd i ^^^
deelt) dev/yl zulks niet alleen tot verkwikking, maar ook
veilige baak op de wandelwegen der ftervelingen dient.

De Helfche Megera Tififom^ met haare itinkendc pi^^^^^iieteH'
de menfchen zoekt met angft en fchrik te vullen, zulks ^^oc^
de, vlugt voor dit onwederilaanbaar Hchti alles wat ^^i^^ici^

blaakende en brandende, ja alle fchoonc voorwerpen en

inet haare duiilere en ilinkende dampen bcmoriTende. liv^^^

Hier ziet men, dat de heldere Moreenftond, door haare z· , ^

vei

dc

'«"XV.U ivvJiiiJtUil J ννΛΛί —

zwakheid der zilvere Maan kenbaar word, konnende alle
___________ ·
^ .... 2 . -

wer
vore

de voof'

ii-in^iu u-L-j. /.iivv-jLfc-j-v-i^rtii ivcnuHar wora, Konnentic im»- aakei'''

pen voor onze oogen niet onderfcheidelyk en kennelyk ip ^ti
'ier verbeelden wy vier ronde pedeftallen, met bünne_ pu
V Jere bouwcieraaden, zynde alle van cene groote en „

heid, ter rechter zyde des Stuks na het oogpunt wykende, r
redelyken afftand. Op dqeerfte, zynde de
JVIorgenftond, ^^^^^loo'
een tintelende Sterre, met een korte llagfchaduwe
, puntig
pende. Op dc twede blinkt dc Zon, in haaren luifter gepi
geevende een lange en breede ilagfchaduwe als het
voorwei Ρ'
delyk en fcherp. De derde pronkt met de Μ aan, en baar tee^-^^^^,^
gelyke ilagfchaduwe. En de laatfte, op welke een toorts ^^^^

veroorzaakt door dit licht een lange en verbrcedende flaglc ^ ^^

336 GROOT SCHILDERBOEK.

het gevolg dezer gefchicdenis endeskoningsgramfchapecntoev ^^

Laat ons nu de verhandelinti der Lichten beiluiten met het volg

η

1·\

Ι!ϋ·

ilraalen, alle voorgaande licht te boven ftreeft: maar de 2.oii ^^
haare gloeijende kracht fpant boven die der eerfte de
kroon:
guldende alles wa:t haare ftraalen konnen beraaken; waar door Oi·

I »» 1 , __ Λο VO^

-ocr page 394-

Tafereel"'

ν ο ο R Η Ε τ
ZESDE BOEK,

Verhandelende de

Landschappen.

r·—I zit de God Pan^ fpeelende op zyne pypen. Een kroin-
I ftaf houd hy in den arm : en om hem heen zyn drie vrou-
is ij^ 'Vven, welke als
Bagchanten hand aan hand danflen. De eenb
gekleed, en heeft een krans van kruiden op het hoofd,
^'ndg ^^'^ten met veld-blocmtjes. De twede is in 't blaauw,heb-
^Je krans van lies op, vercierd met witte water-klokken,
^^^en ς ^^ in 't zwart of donker, _ en heeft een krans op van wor-
K*^ Oro^ jP^'^deftoelen. Deze drie verbeelden Boomen, Rivieren,
^fclig^j· De plaats vertoont een aangenaame Landtsdouwe met
waterbeeken, rivieren en gebergtens verrykt.

^ UITBREIDING.

. (^^Λ^ηβοηά breekt door y God Febusflygt ter wagen ^

^^ een Zonnereïs den Hemel rond te jagen,
^^n €nlr ^^^ nevens my ^ olSchilders ^ met V penceel
^Tn ^^^ dagreis langs den grond van uw panneel^
^et landfchap, wild ge uw yver maar befleden,
""^ikf ^^ ^^nfchouwen^tgeen uw voet nooit mogt betreden,
fch ^^^ Aardkloot^ Zee en Wolken op uw hand^
γ ^ ^eb^^ '^eel waerelden naar Ιηβ van uw verfland.
^y vo^^"" '^^^g -vry aan den Aardkloot om te reizen^
p·^ ^b^^ ^' ^^^ ^ ^^^ ^^ ^^ g^P^^zen:

^u^eer^ ^^^^ 't^y zyn ^ en zien al wat gy ziet.,

' "^ant ook de nacht en fchaduw ziet gy niet.

V V "Puik^

-ocr page 395-

^^^ ~ ■ 1 n'

Ψmkfch^lders helpt mj hier den morgenfiond afr^ gal^f^'
"De Hemel fchynt faffi^aan en goud
door gloed en β^
De wolkjes blozen met een aangenaam gezicht; ■ iich^ 'i
weêrglans heeft den kruin der bergen reeds i^^e^i '■>
De Maan
, ah flervende^ fchynt flauw; 't begint ^^ ;
De Jagthond gaat te veld^ om V nuchtre wiU
J ^
't
Gevogelte in zyn neft gedooken voor de nacht ^^chf-
Zingt vrolyk, mits haar hoop het moederlicht ^

Nu vüorts de da^^ befchouwd. De zon begint te >

Rn fchiet haar graaien wyd euéreed vau de oofl^^^^ μο^
V Krygt al zyn verwen weer.
De lucht verheelt
Het heerlyk wezen van een wydgefpanneu boog- i.g^-jje^^
De voorgrond hard van verw geeft keurig te befi'^
Door hage en firuiken heen, verfcheide veld g^^^^
ÏVy zien het wollig vee op berg en rot zen gaén ·
Hier lagt
Ons, bar?^voets, de jonge melkmeid ''
d'Arkadifche ezel wa^t om room en melk te voef^ ^^
En werk te fchaffen tn het bouwhuis voor de 00 ">
Eefi vreemd bojfchaadje doet zig op gants zwdft^^^
Met bladen takken digt gewajfen
in elkaar.
Om waare V mogelyk het zonlicht uit te fluiten ■>
En op V gewelf zei van zyn kruinen af te fluttef^'
Nog valt het hier en daar door ^t
loof op de aards

l,cht

en

Als heldre fakkels in een donker nachtgezicht. /

Wie word niet door de kunfl verrukt en opg^'^^o^^^^en-
JVaar zyn, waar ftaan wy hier, waar dooien dog ^^ , ^gi
Nam Febus op zyn koets, van hier, ons dröOfn^^
En zette ons neder in geweflen over zee ? pp.-

Neen, duizend landfchappen, die ^oor onze
Staan hier gedagvaard voor de punten ί/^^^

Een kunflvertrek befluit meer ?nylen velds in I ^^^
Met veel meer flroomen, meer rivieren, en fneef
Als vader Atlas op zyn fchouderen kan laden.
Het Oofle en Wefle kan V gezicht hier niet 'ver^
De Zuid en Noor der-as bereike ik met myn oog- ; jj0og
"k Zie Heklaas fneenwherg met zyn vldmtn^'^ ^

-ocr page 396-

^ Jolken lekken, daar

in zee wortels beeven;
ψ'^^η koken langs z,yne oevers heen gedreven ;
^^t Ir ^wart -Όαη fmook, maar door de vlam verlicht ^
Zoo vreesljk hem weerom βααη in Y gezicht.

KrP^''^'^ ^^^ ^tna als

zyn ingewand aan 't branden^
"^««i V ^^ fl^den en naar by gelegen landen.
Ky^^, met

den buik vol honden, in haar kolk
φ ^ffen tot een fchrik van varend watervolk,
veiliger ^ alwaar V ons lufi befchouwen
c^^^me beemden en welluflige landsdouwen.

^^^^ i/é* klifpige Ide eens word te récht verheelt^
^ nat van Simo'is zyn voeten wafi en fireelt,
Scamanders vloed te zaam hun kruiken gieten
^^lar^^^ en in V Egee£e pekel fchieten.
Het ^^ Scamander, zag u nimmer, of nog fcheen
-Ar% ^^^ir uan Troje door uw flauwe verwen heen.

^^ gezicht van hier tot over zee geflagen,
^o^ rt ^^fl de OlympjWiens kruin dewHemel jchynt te dragen,
^n heft haar torens uit het nat ^

^nuQ^^ «i^ op aan flrand gelyk een waereldflad.
doen wy hier onze oogen verder weiden
O ^^ ye Europa van kleen Afie onderfcheiden.
^^^ ' //^«^^-iif/j wyd vermaard^

^Qg Q^ '^iet op, fchaon gy V bezien zyt dubbel waarde
^enji^kenland

zoo ryk van zeldzame gezichten
jk .^γβ der Schilders, dan te ruim voor myn gedichten,
^an ^ ^^^lie bezien. Hier is de troon

Schilderkunfl: 'i weet geen ge zicht zoo fchoon

J^ f - Τ _... ï _

η

^ - ifi ζ oogen door de toppige^Alp^s dwaaien

^ valleijen nederdalen,

^e n^ '^ie heeft oit uw bronnen naargefpoord,
'^it '^^rborge kil dry ft door veele aadren voort,
^ie ^^ ^J/ds Ryn nog Ψ O de waatren konnen tomen,
Gj/ ^^'^ers breken en veel landen overflromen ?
^alf eertydts die roemrugtige Eridaan ^

^^ > wanneer hy reukloos had beflaan

De

-ocr page 397-

34°

^e zon te mennen ^ maar van 't blikfemvier gefl^è^^^
Ontfingt in
uwen Jchoot ^ door Nymfen weggedragen-

En gy door lucht e Ryn^ die hier uw kruiken %
En noordwaards naar benede in honderd bogten kf^^ '
^w oevers brallen vol geboomte groen van bladen,
Met veel meer vruchten dan uw takken konnen ^^^^g^ti
Uw velden, daar het ros voor V kouter zweet en
Zyn vruchtbare akkers en met voor en Jiet geplosg^^
Van welkers graanen al uw volkren welig leven,
En nog van d'overvloed den nabuur ryklyk geven- .
T)og hoe verheugen we ons, wanneer we aan all^ ^ ,
De Wynflandaarden langs uw boorden zien gepl^''^^'
ó Rynfche Wyn^ 'k geloof dat u de Goden dronken·)^
En naar uw Nekker u den naam van Nektar fchofi*^
Ge ze gent nat ^ het geen de flauwe zielen doet yloC^'
Verkwikken ^ die het fchaft nieuw leven metniei^''^
Zoo nu God Bachus, als wel eer ^ zou zegevieren?
Hy gaf zig herwaards, niet gevoerd van pantef^^^
Maar zette fchrylings zig op
V HeideIberger
Veel trotzer of hy op zyn zegewagen zat.

Tot hier toe was ik met den Rynflroom afgedre''^^^^^^
'Dog '/é wil my naar den kruin der Alpes wéér
Van daar oud Latium befchouwen, Janus ryk, ^^
Tot wien Saturnus^ toen hy vluchtte ^ nam ^^^Jc^j, ■>
Door Jupiter^ zyn kroofl ^ uit V Hemels erf g^^^^
Om als. een balling in V verborgen hier te leven,
Florenjfen ^ Tadue, Venedig ryk van pracht.
En Napels doen zig op, de waereld
door geacht. ,
Dog Vrankryk fchynt te verre aan de ander zj! ê^t^en ·'
Dat gants Euroop verfchrikt met haar
bebloeden « b
Nog dunkt me dat myn oog op haaren bodem zi^l
Kaflanieboffchen en wyngaarden in V verfchiff ·»
Geplant op velden die van rosmarynen bloeij^'^ · loeij^^^
Maar wy verfchrikken als we ''t oorlogsvuur
Door haar ontfleken, dat Europe dreigt met fi^^/ I
Die Kareis
Ryken met haar voeten trapt op ' ^^

-ocr page 398-

^n V Λ

y^a ' T^uitsland door zyη woede wil verdelgen^

tfr ^ j^loè^d uan zogelïng en moeder f evens zwelgen.

meer 'urevigd gerufi naar Rome gaan^
Q wy legers zien met andre legers βααη.
^Oörl^'^^K 3 frots gebouwd op V Tybers gronden,

^v η boord 'van een wolvin gevonden·^

iïoe ^^^ 'Verwonderd als wy zien zoo breed, zoo wyd,
Oy^j f ^^^^ ^^ d'omtrek op uw zeven bergen zyt.

^fl de aaloudheid nog in wezen hier te aanfchouwen,
^^ verheve grafgebouwen·,
'^aar^^^^ door uw woud en bojfchen heen,

^n Λ ^^^ geraamtens flaan van Tempels y brokken fleen^

j ^^^^ 5 ronder mtiuren,
^nta^^ V Romeinfche volk, toen Heidens, ojfervuuren

't outer voor zyn Godheên hier geflicht.
^oo ^^^hke Aventyn, gy vleit ook ons gezicht,

^'vervloed van uw opwajfende laurieren,
tp-y ^ede oud Romen eer haar Cefars plagt te eieren ;
Oji^^^^IPenze op uw hoofd, ó Schilders, het behaagt

^'^É·/ ^^^ verdienfie ook lauwerkranffen draagt,
jil^ ^^^ wie is magtig om van lachen zig te onthouwen,
^et ^^ beelden der Triapen hier befchouwen
Te' ^"^^emde tronien en zeldzaam afgebeeld
^^ : yt ^ ^ u + htoi/1 /1r,/\1/' Ao hi1 £>t/1

lonnen fpeeld.

^'^n naaktheid door de

ie I ^ γ

Zoo '^^^'dfchynt en als door V windetje bewogen;

^^^^ het zwak gezicht door't kunflpenfeeï bedrogen.,
^loeil^^^ die uit de rot zen bruifi,

"^oor ^^^ ^^^^ beekje voort, dat bogtig fpeelt en ruifi
Ï)é> klaver heen, en küelt met zyne firoomen

T^^len van Eike en hooge Tofelboo^nen.
iioe η ^^^^^ Evander, lang voor dat uw grondvefl fond,
^^^^^ gy worden zoud, ê Rotne, uit 's moeders mond.
^e Faunus danfl in V lommer van de bladen.

Een ^^^'^f daalt, halfnaakt, in V water, om te baden ;
i^ykt loerende op den oever van de vliet,

^ ï zig kit lende, aan, gedoken agter V riet.

V V 3. Maar

-ocr page 399-

Maar Febus fp&eït zig vafl nmr't Wefie met
Om in het bleeke azuur van Tetis fikoot te dalen.
O Febus y keer ! ei keer uw licht weer herwaarde '
Al wat gy ons deed zien wy bleven onvoldaan:
Of waren wy met u alleen dus verr' gekomen ^ /

Om flegts een fchaduwe, en niet meer, te zien van KO
d'Aaloudheid, die hier op haar zege zetel praalt y
Met veel verfchieten op haar tabberd afgemaald.
ψMikfchilders, nodigd u, uit alle waereldsdeelen i
Om te vereuwigen de kun β van uw penfeelen.

Vaar wel Italië I de Zonin V ondergaan, ^

lyaalt reeds op d'eefte kim, aan de ander ryfi de
Ï)ie zal al 't aardryk door met flauwer flraalen
En eieren d'avondflond met fchaadwe en

Bedanke u Febus, ghebt dees dag zoo fchoon 've^^
T>at ik de Landfchappen affchilderde in myn ^icht-

H. VANDER MAi^^'

ot

gro

-ocr page 400-

GROOT

Schilderboek,

ZESDE BOEK

Verhandeling van de LaudfchapJ^en.

rste Hoofdstuk.
igct is een vafte ftelregcl, dat

Ai wat keft en l-ufien voed ^
De zelve door verandering hoet.

Deze is de ziel van alle vreugd., de prikkel tot

»defaus van 's menfchen leeven j en baart ons zulk een ver-
^oej. ^*^» dat wy, die mifl-endc, ons inbeelden ilaaven tezyn) ja
liaare geduurige beurtwiiïeling wenfchen, onfteriFelyk op
^^de leeven: daar in tegendeel een menfch, dezelve ontbee-

^i^Sefl ^^ verfeaafte dood verlangt, zyne ziel als in een kerker
"^'■^ïiit zynde, uit welke zy, volgens haare zucht, zoekt gc-
^•ej
^aj^a 'borden. MaaT Jiy doolt, die ieder uur van den dag tot Ligt vcrsn-
^^g geneigd is > dewyl alk buitenfpooriglieid, en wat dcu

^chii^j^j'^ ïïii^ weezcn, niet alleen belagchelyk en gehaat,maar öoksyh^H^^^
^'Crtft^^ ^^ is, Zo wel voor hem die zulks pleegt, als die het ontfangt. ® ·
f^^nft r gienoeg is voor iemand, die zich met deze of geene

fiandwerk wil geneeren, dat hy zich aan zyn eigen wel-
^Cn Viiil^i^^^^^"' geleegen leggen 3 dewyl zyn wclofkwalyk vaa-
iii ^ niet af hangt, maar van andere menfchen, na dat
iP^^erk behaagelyk ofonbehaagelyk is. En gelyk ieder fchep-
neiging heeft, en dezelve, wanneer 'er veele byeen
een eenige toebereide fpys niet zyn te vergenoegen, is'er
^^■iajir verandering noodig. Zo moet ook een vernuftig Kon-
^in aan ■ aan wenden, ten einde hy zich bekwaam maake

^''Viiarejj α ^ imaak te göeven , cn elk te vernoegen: even als een
zyne winkel zorgvuldig met alle bek waamege-
^Aen Voorziende, alsdan aan ieder het geen hy begeert, of noo-

dig

Iiileidins

-ocr page 401-

S44 GROOT schilderboek. .j^efl·^

dig heeft, kangeeven, en alzo zyn voordeel ten overvloed beK^^^

Dit zal genoeg zyn, om aan te toonen dat een vernuftig Lafl

fchilder zich niet behoort te houden aan eene enkelde verkiezii^ö ? · j.
diïgTif fen^y dezelve te veel woelende en wild, of datzete ftil en zwaarmoe^iö^jg
Xandfchap- alzo zulks maar eenefoort van menfchen kan voldoen, en hy by ë , jg

ichilder. . . , , , .. r. j Λ„ «-naendee^

ker.

Wat de
Schikking,

van weinige liedenvoordeel te verwagten heeft: daarintcgeii^Jj^j,gjj
verandering die twederley flag van menfchen niet ei^

verlokt, maar zich ook door ieder een doet aangezogt woi '
ongelyk meer voordcel, eere en roem doet verkrygen.

Ik heb geoordeeld, dit voor af te moeten ilellen,
fchouwen. Laat ons nu eens, eêrwytot

hetbinnenftegeheiioj^j^^jj.
Dat een ocffcning der Konft indringen, nochcenigeomftandighedenj^
heTvnm?i en Zeggen zckcr te zyn, dateen Landfchaphetvermaai^^v^^jc

keiVkiiTvaavoorwerp in dcSchilderkonilis, eninderdaadmetzeerverinf^&^g^ji
deiconftis. hoedanigheden omtrent het gezicht voorzien
, wanneer het

lieffelykc famenfmelting van koleuren, en niet een cierlykee^n
gepaard, de aanfchouwers vermaakt en verluftigt. ^^^ ΐς^ιϊΐ^^
menfch meer vergenoegen, dan dat hy, zonder een voet uit ïY^ ^^ jts
te zetten, de geheele waereld doorwandelt, en in een oogenbli ^^^^jic
van Afia in Africa, en van daar weder in America, ja tot in de ^ ^^ί^ίΐ^
velden toe, alle de wonderen kan bezichtigen, zonder in het
gevaar tevervallen, bevryd van de hitte der zon, ofkoudceii^-^^ji-
dere ongemakken des winters, en de moeijelyke bejegeningei^ ^
ze ligchaamen treffen? A^at is vermaakelyker dan
eendonk^^^j^^^i'
fchaadje, digte waranden, en klaare watcrbeeken, rotfen?
nen, licmelshooge bergen, en diepe deizigedalen, "i^^f^^^^eeftei^
fens kan befchou wen, en in welke te zien de zwaarmoedig^^ |
ftoffe genoeg vinden om hunne kommerlykheden te verdryvcn '^^j.^gr
Dewyl dit nu zo heerlyk, vermaakelyk en nut is, zo laat ^^^^ ^{ch^
onderzoeken, wat tot een fraay en behoorlyk Landfchap ve
word. k'nS^^'^

LalTr/hlf . ^^^ zelve beftaatvoornaamentlyk in een ordentclyke fchikii^^g^i-t-

bcftaat in

licht en donker tegen eikanderen, waar uit de goede reddering^^^^^ji
licht ea don-i^Qj^,^ ^ die op een ongevoelige wyzc ous gezicht misleid, j^de

het maar een vlak paneel is, echter een natuurlyk doorzie» >
natuur zelve verbeeld. tcn^P'

Hier toe worden vereifcht twee hoedanigheden,
zichte van ons oog, behaagelyk maaken j eerftelyk de SchiK
ten tv/eden de Koloriet. . 1 fori^^ê^

De Schikking is een konftige famenftejling van ongely^^

-ocr page 402-

>0

de

orver

GROOT SCHILDERBOEK. 34f

pen, welke, fchoon ze byeen gezogt zyn, niettemin met

i^e ^^^ ^^^^ ftiy dig, noch ook onmogeïyk fchynen.
ίη
oq is een famengepaardheid der welvoegende koleur^n, by Koloriet >

en , in de voornoemde voorwerpen, na de gelegentheid '

ovcfg '^ '^srzelve en hunne hoedanigheid , met de natuur der lucht
t^o^K , waar door ons gezicht bevredigd en gerull word.

^^ ^en Schildery, 't welk een regt en volmaakt Landfchap ver-^» veiyi--
^on^.? noch uit alle deze voornoemde hoedanigheden alleen niet
ft^at ten zy'er een goede verkiezing voor af gaai welke be-

veranderlyke famenfchikking van veelerley voorwerpen,
^atepa^^^^djen met doorzichten daar het oog zich in verlieft, rotfen,
y^ell^g en watervallen, groene velden, en diergelyke meer :

Qingen de zinnen verluiligen , endeoogenvcrmaaken.

iti

Hier

. ^ ^ , en waar in de
^ingp^^^'^^onit de natuur zeer gelyk is, ten opzichte van de ziellooze
^Is ^^ i 2,onder dat ik noch een meenigté van andere zaaken melde,
^Ues y ^ffagie die de zelve ten uitterilen volmaakt, en aan de zinnen
j^'^^ftelt 't geen tot hunne volkomene vergenoeging cn verkwik-
l^iet fti'ekken. Doch de voorgenoemde verandering beilaat j uift
"ej-g^^^^n in de verfchillende ofongelyke voorwerpen, als boomen,
^erij^ » fonteinen en diergelyke j maar ieder van die moet ook veran-
, als by voorbeeld kromme enregteboomen, groote
bergen, cierlyke en eiikelde fonteinen, boerenhutten en
Mvg^v^'iZen, groene en ook rotsachtige landen, enzovoort, flet
^^ des desgelyks in de koloriet waar te neemen, na de gcty^

^^Γγς^, Jaars i op dat men de leerzuchtige Liefhebbers niet kome te

ttiet altyd, gelyk de koekoek, een en't zelve voort te bren- ,
^^^lïip dat het woelt, fpartek of leeft, kromme en mismaakte
E^^rij g^ï üingerende taklcen, altyd dorre gronden, blaauwe ber-
tcftg^ƒ^ders niet als beeilen, vogelen, jagten en diergelyke : of
^fuii^gj^5 altyd zedig en ftil, altyd regte Hammen, gefchoorne
^"^altyjj' gelyke gronden, fpaarende geen groen, altyd llil water,
Wv u P^lve daaging, koleur, en aart.

^ell^g, ^nders dan de dikte der kozynen of der muur aantoont, i

Nuis^^^^Tafereelisingefteeken,ofhangt.
^^^ > en ^ ^^'^ag, of zodanig een gefchilderd doorzicht natuurlyk
kanvoorftei

oogen misleiden, zonder dat men een oogpunt en y^'^rZ-aen.''"®''^"
X X ^
 zont

^^^neei-ï ^^^^ voormaais gezegt, dat een Tafereel, of Schildery, wkteen
f len xvor?^^ ^y ne vafte plaats gefield en van een bepaalde afiland ge-wüVÏ'beel·.
^^ niet- ' ^ich als het leeven, datbuitenis, vertoont, waar van de

zelfs lyft tc
in kennen

-ocr page 403-

310 groot schilderboek. de«·

bepaalt, gelyk deoogenvanhendiehetaanfchouwen-

even veel is of dezelve hooger of laagergcfteldzyn? daar en ^
de dikte van de lyfl: genoeg zy om de dikte der muur aan te wy^^ ' ^ji
der dezelve op het paneel te vervolgen ? Ik zeg volftrektclyk ^'^^^Jccii
dat het nietnatuurlyk, veel minder bedriegelyk kan zynwann 2,al
van deze aangeroerde dingen daar aan ontbreek tj 'twelkik^ jjaii^^'·

bewyzen: Ν eemt, by voorbeeld , een iloel, en gaat in u^e^^^^gC

voor het veniler zitten, zodanig dat uw oog metdeszelfsbo ^^^^^^^^

gelyk zy, zonder daarop te konnen zien; dan zult gy

dat óe horizont^ ofdeuiterile verheid, die hemel en aarde van e ^^^cX
ren fcheid, by manier van zeggen, daar na toe zal trekken? i^jjoH'
uw^ gezicht gelyk worden 3 en dat gy by gevolg niets anders ^^^^^.Jeflj
nen zien dan de lucht alleen. Ry ft dan op > en gy zult gewaar
dat de
horizont mede zal opryzen, en dat uw gezicht altyd mej j^/jek'
ven zal gelyk zyn, en hier en daar de voorwerpen op de g''®^ oog»
Onvermc-i^c"· ^ï^t hier nu hetonvemiogenvanUW Tafereel wanfleeT^^j^
l^fk^wLr" geplaatft, met uw gezicht niet overeen komt > ^"l^eii do^^

van hl^oog-tuur? naait uwe verbeelde konftgepaart, allesJet

punt inet on- tuimelcn , hct bedrog ontdekt, en uw oogmerk vernietigt·

niet^oleieendan klaar, dat uw Stuk, waar in het oogpunt geplaatlHs
ikomt.

om
vi

Opgcloft.

ftand moet bepaalen, en dat uw oog nimmer van
einder moet afwyken, maar altyd met den zeiven gelyk
gezicht laager als het oogpmitvan'tStuk, zo moeten j ^.g da^'
alle de voorwerpen voorover fchynen te vallen,en de voorgr® ^^erp^''
len. Staat gy hooger, zo ryil de voorgrond 5 en alle de vo j^oog^^

Middelen

zinken agter weg. Hoe kan het dan natuurlyk fchynen , HetS^^^

Üen.'"'"^''bedriegen? Derhalven is 'er geen ander middel, alsdatifl^^^^^eiihef

op een zekere plaats zette, en een afftand bepaale van'v^'^ jkz^^^

de'S aan'-" zelve onveranderlyk moetbefchouwen. Watdelyilaang^^J-^'^g^aO'

gewèezen,isdat het noodzaakclvk is, dat men de dikte daarvan op xve^^^^

no:dzaake- , ' j , π J ifit'An"

jyk.enwaai-wyzej op dat men, zonder zoeken, ten eeriten den ^lenn^"
O'"· van waar men het zien moet, doordien deszelfs hoekige ^^^^

oogpunt zyn aangeweezen. idun^^'^'^'

ïijfrij: ^^^^ ^T^' zodanig een ftellingvreen^d^^,,^^^

ze.ifciiing. cn dat men zal my tegenwerpen: zulks hebben wy ^^^^ , ^^

Ψϊήααη^ Bril^ noch/r<?»«ji-c)A/fie, en andere braavcMee

gezien. -j'

Ik antwoord hen, dat het oude fpreekwoord waarheid is 5

Dat leeringen'wekken^ .

Mmr voorbeelden trekkem

■Opgeioft.

-ocr page 404-

groot schilderboek. ^f

Varj ^y Zoeken wel de misflagen, maar niet defraaijedeugden,
dat ^^klcere en braave Mannen op te volgen. Ik verzeker my·^
Zy ^ ® genoemde Meeilers op deze waarneeming gedacht hadden,
^^av A^^^'^^^^'^^i'worpen zouden hebben. Wiltgybewys, dat ieder
too^t ^^^cr myn zeggen toellaat, en het zelve volgt ? Wel aan,
Vqqj. '^y een Schildery, Tekening ofPrent van hen, daar zy uit een
te (Jgj,^? ' kamer, een doorzicht doen zien, zonder dat zy de dik-
"Wy^g l^^^ynen, poften, ofmuuren, zullen hebbeiivcrgeeten aan te
^^^de ' anders moeften zy de natuurlykheid verlaaten > en men
T^p^'^ggen, datzy, in plaats van het verfchiet, een Schildery of
i:\il· ^^oecld hadden. Dierhalven beiluit ik, dat, indien de natuur
^en Schildery vereifcht, het zelfde noch zo veel meer begeerd
giiai^ * ^^^neer men het Schildery voor de natuur zelve wil doen door-
2,0 het mogelyk is, de oogen der Konftenaars te misleiden,
^yri denkt: laat ik zo verre in de Konft komen, als zy geAveell

Zal ik vergenoegd weezen. Ondertuilchèn blyft de Konft
'^'^Pen om ooit tot grooter luifter, door een meerder volmaakt-
b^egeraaken.

Icti is weder te keeren tot de voorgaande ftelling: myn gevoe-

^Qttit;· ^^^ gezegde in acht moet neemen, als ons iets voor-
i^ovc^^^^^^en, kamers, gaanderyenendiergelyke, het zy inniflen,
ïiaatï^' ^^^ onder defchoorfteen, ofandercgelegentheden. Envoor-
^eti ^ J^^vk komt het hiér op aan, dat mén den
horizont wel moet plaat- voorbeeld
tens het Stuk hoog of laag ftaat. Ik heb in mynen tyd de dik -

^aar ^^uren wel aangeweezen, en altyd zulks wel willen doen j'
^^^ O ^^^fdcens^ voor een voornaam Liefhebber fchilderende, door
Vcj-^^^dzaakt, watredenenikookmogtebybrengen, het weder
^ad oj^^sren, om hem te voldoen: méenende hy, dat ik het gedaan
werks, en niet om beft wille ·, voorgeèvendedathet
^ daar door al te bekrompen en geftopt was: doch het kind
^oricj ^^^ ^"^aam hebben j waanendehy, dat het veranderde ruimer

^^ntie^^^^ men zich niét inbeelden, dat ik myn Stuk met de Ordi-
^ikte da*^ maakte > en dat, wanneer hét heel gedaan was, ik de

^^aashe heen fchilderde: geeniins j want dat zoude een groote
^ervoU ^y^"'· Eerft ilocg ik met een lyn het vierkant daar op j en
^^^yker Ordinantie daar na gefchikt zynde, wasditgevoe-

^^de'r ^^^^ ^^ dezelve daar over heen fchilderde, om

^eg gefjj^ ^ veél werk daar door over ftuur zou gegaan hebben, en

Oni

^^.yn geworden.

X X 2

-ocr page 405-

548 GROOT SCHILDERBOEK.

Om nu den yverzuchtigenKoniloeffenaar een goed voorbce^^'^gf,

myne bevatting, te geeven, hoe hy dient aan't werk te gaan
goed Landfchap, op een geniakkelyke wyze, op te ftellen,
Ly deze volgende grondregelen in acht neemen. , j^iaf

vi'at men Hy ovcrkgge wel't geen hy voorgenomen heeft tc maakcA · ^^^^

moetTe^rm^na j wat geweit van dewaeieldhy wilVerbeelden: tenderdenr ^^^
«n Land-^ gctydcn des jaars, wat maanden, en wat ilonden van den dag·

^L lap te-> ofzulksinzon-ofmaanefchyn, helder of neevelachti»'

gen-of windig weer, zich vertoont. ^^t

Danbekwaa- Dczc vcrkiezing alzo by zich zelven vaft gefteld hebbende

iia-^men verder, en zoekt daar toe bek waameftoiïe, dezelve by ro^^^^^j·,
toe gezoen. ^^^ fchikkende tot voltrekking dermeeningy voegende de vo^i^^^jg,
-pen ter plaatfe die haar eigen zyn, iedernazyne natuureenhoc
heden. ^ pii

Stelt daar na het oogpunt in 't midden des Stuks, hoog oi ^^Js of
'oog- dat men minder of meerder lucht ofgrond wil hebben, ^^

Tlaatfing
van
punt

men dezelve op een gelyke grond wil zien, en alzo de beelden t^ ^-een
ken gelyks met het oog, om ftraks te bezefFen of het Stuk do :
hoog veniler in een laagte, af van de laagte na de hoogte ge-
want men weet zekerlykwel, dat, als de dingen van een .
zien worden, de beelden onder den ^orzzo;;??bepaald moeten^ ;
cn van een laagte gezien zynde , boven den
horizont opfteekco - p^at
Daar na het j^jje Jc^c dingen wel overwogen enzo verregebragtzy^*^^^ vao
men verder en treed tot het verkiezen van een bekwaam ^ .Λ^ά^ι
voor, van agter, of van de linker of regter zyde daar in

lieJit.

Het vooi
naamltc

om alle voorwerpen na het zelve te daagen. Alsdan fchikt men - lyjc

voorwcrp onzer doeling op debeiteplaats,
piaLs hcb-^is , en dat het voorwerp zulks kan toelaatenj 't zelve in't ^^*^

ben. * ' - - - - . - _ _ .

,worden;

Waarnee-
ming der ^
hcrtstogten. ■

men

Stuks, doch altoos van de kant af, vafbftellende.

Van verfcheidene hertstogten, zodieindezaak vereifcht j^

u is Γ

Gedac'iten

iils mede hoe
men een
bofth en
vordcre
fchildcty ,
Itofleeren
moet.

weeten als het Landfchap met een gefchiedenis vermeng^
jn eeneden meefterfpeelen, enboven de andere heerfchen, |j-oot:'

_______heid, pragt, en cierlykheid, beflaande metde zelvealtydhe^&^^y-

op"'tiiyweikll:e gedeelte van het Stuk, het zy door loof of gebouwen· gjflde
% mede^hoe Werk. Zal men zoeken wat beft en eigentlyk daar toe dient, ^^.^erp
de zaak klaar cn duidelyk moge uitgedrukt werden. I® ^ ^^crs? ^^
een bofch, zo zal men het zelve met Bofchgoden, ..gely^^^

paaleny tombes, ruftbanken, Bofchnimfen, "" m^ér ai

cn meel'

dingen, daarmeefttoeeigen, ftoffeerenenvercicren.
Is
't een waterilroom of rivier, zo dient men zulks op dez

-ocr page 406-

groot schilderboek.

jadefi j daar by voegende, tot ffcoffagie, Riviergoden, Na-

^oHozwemmende waternimfiés, viiTers, zwaanen, cn andere
l'ijê^cicraaden.

^^fde van het Stuk een veld , dat men dan het zelve met

lei) p/® ^^ herderinnen vervulle en verciere, veehoeders, bagchanaa-
j^^^ndere.

lïie^- ^^ offpelonken leeft men op die zelve wys, doch evenwel

tot κ een omzichtigheid, dat het oog en opmerking alleen

OYgj.^,^ Principaal getrokken werde, en niemand het by werk anders
^lle dan. als een by voeging en toedoening van hulp: want in

fch^^^^ Waarneemingen beftaat de fraayheid of deugd van een Land-
Ê 1

gelyj^^^gende de ftofFagie van modern of hedendaagfch Landfchap,
^aai die vermaarde Schilders,
Everdrngen, Pynakker^ Ruys-

is ögV ^pucheron, en meêr diergelyke die de moderne trant volgden,
Ιίοτ^η ^^i^derddezelve behoeven de genoemde ftoffagie niet 5 maar
tl donder aan boerenhutten, viilers, voerluy met hooy-, jacht-

k
en

' Onderfdieid

^oegf^^''^ laftwagens, aan diergelyke dagelykfche landgevalfen ge-
van ftoffe en voorvallen vinden, die daar toe zo
^eel^
antiek eigen zyn: want de iloffagie maakt, myn 'soor-
' Vleen

een Landfchap antiek οι modern, ten ware het hedendaag- tu^hen het
Eee^ ^^^^^ende plaatfen waren die men wilde verbeelden, in welkeïntkTin de
pallen zoude, even als die oude beroemde Schilders iir^^-zelve, ^
^onder
^ ' Hans Bol in de voorgaande eeuwen geichilderd hebben,
^erkip '^^ondering van het beil uit het gemeen en ilegtfteleeven te
^Vef Want dc Natuur is in haare voorwerpen nu even als zy

^j'^^nd jaaren geweellis: boflchen, velden, bergen, enwa-
^^ ^egö aïtyd het zelve. Derhalven is de Natuur dat is

onvolmaakt > maar weder antieks en volmaakt, wanneer
"oii^ weet tefchikken met vreemde en uitmuntende ge-

, cn diergelyke overblyflelen van de aloudheid,
^^ voornoemde ftoitagie te famen eenLandfchap

beeldS!^^· Maar

wanneer een hedendaagfch Ryngezicht met antieke
^yk: ^ gefchiedeniil en opgepronkt werd, is het beide belagche-
^^Hcn "ε boerenhutten, bouwkunde, land- en veftingbouw,
S^Hn, fci; ^'^^ftandig onverftand

in de ftoffagie door den Meeftcr be-
®on hy in beide uitgemunt heeft, zonneklaar aan wy zen.

Van:

-ocr page 407-

de

GROOT SCHILDERBOEK.

Van het Licht, de Geflalten, en Ko^pling
Landfchap^en.

Τ w Ε D Ε Hoofdstuk.

aat ons nu eens verdergaan, om de voornaam ile hoedanig .^^jjt
en eigcnrchappen, die tot een goed
Landfchapfchildery ver ^^^^

Waat lil een
goed Land-
ichap be-

worden, naauwkeuriger te overweegen. Ik meen, dat
beilaat in een goede fchikking der ongelyke voorwerpen,
ftofFe, gedaanten en vormfel, alsindekoleurj eninde tv/edCF
ie, de getallen en koppeling derzélve > ten dèrden, in ^^^ ^
ichikking van^iet licht. r liikk^^^

vande roc^ Uit deongclykevoorwerpen maakt mcn, door die wel j^^og
Sfe"^ ^^ roering en iseweegingi beftaandc in krom, regt, fchéei?^^^^]^,

en laag: en door de koleur werd het zelve veroorzaakt, het ee^^

ditfmeltende, dat krachtig, en'tander weder hard. rtoi'^^^"

De koppeling beftaat in de byeenplaatfing dezer ongelyke^^ ^aaf
als van twee ligchaamen op twee verfcheidene gronden j^^^e

■^PPeTili|. van dat op de voorgrond het kleenfbe, en óp de twede

moet weezen 5 als by voorbeeld , zo een zittend beeld voordo ^p

'er een ftaand agter zyn, en op de deerde grond weder een Icgê^ ^aa»^'
de vierde een hooggeklommen, en dan\''ervolgens weder eeo ge-
enzovoort. Even zo moet men handelen met boomen, ro*-
bouwen, dieren , en alles wat in de Landfchappen te pas ko^^ |„efld6
zo veel de ongelykvormige voorwerpen aangaat. In ^^^/iroleüi» ;
voorbeeld zal ik die van de ongelyke, zo wel in hunne ftoffe

3Γ0

aan wy zen.

Voorbeeld jj^ fl-gi in ccn Stuk methétverfchictvyfgronde»3

van de enge- ... ^ . . ^ ■>. ο

emerkj

maal

het

Van
iichr.

lyke voor- vicrdc de grootile is; en op de voorgrond plaats ik een ^^ eeO
Sn!^" van donkere porfierfteen, getekend No. 5., opdetwede^r^^.gj.ae

fontein No. 4. en op de derde een groene haage' No. i-o?'
een pronkbeeld, No.f. De vyfde is een laag verfchiet,

No. I. Dit is nu voor zoverrede wykende gronden aangaat

echter moet die zelve ichilddngmedeop een^amklleofgelyi^^^
waargenomen worden. n- t'^^

Belangende het licht, deszelfs voornaam ft e reddering beitaa^^é
brum en donker, tegens licht en noch lichter: maar [χ^οΐί^

lichten tegen malkander aflleek en zullen, zo moet het nooa^^-^^ét

-ocr page 408-

^ctdei ^r^^ot schilderboek. 5 π

^^^^^chtK ê^^onden werden. Als by voorbeeld, wanneer een Donker te-
felyi^ tegen het heldere verfchiet zal uitmunten, moet ge wis- lot aïd?""

^"^^^duto ^^^^ê^noemde donkerverwig zyn, wegens het gebrek vanje-
^^^mile dan zal het een goede uitwerking doen. Want de voor-^
^erp^ beftaat hier in, dateengloeijendgekoleurdvoor-

Ijpi®^^ ^en licht, flaauw en zwak verfchiet aankome: daar en te-

let Vqq η zwakke koleuren tegen donkere en gloeijende gronden:
"^erd^ en krachtigfte voorwerp tegen het diep fte doorzicht, en
tere ^^ afgelegene tegens ondiepe; en zo met de lichte tegens don-
en weder over,

fwe^jj boven dient een Konftenaarwaarteneemen, dat'ergeen^.
i!^ Kraok ^^^^^'^en malkander mogen zyn, ten ware het een merkelyk gen'^bov^er
• ^en het ander verfcheelde, hetzy inkoleuroftintj op dat^^^JI'^"'^"
^ien ^ ® het ander niet kome te vloeij en: het geen uit der hand ge-

^^«al ' ^^^^ wanfchapene famenhang zoude vertoonen.
^yn, ρ ^^^ dat moet altyd een gedeelte van't doorzicht verbrooken
Hetdoor-

^ct'iy^^^n d'eene of d'andere zydc het oog nader bepaald werden, y^'^joJkin.

^Oet een bofch, rots, gebouw, of eenig ander voorwerp. Ont
yjf ^ ·

Ook

fc van

^tuk van denhorizont altyd worden gezien, en by gebret
h ander ^^ri^/^/ofgelykgrondig voorwerp a'angewee-

n^^yJis ^^ ^y door een muur vlak van vooren, pilaarwerk, of iets dier-
'^tid Α ^oor deze dingen word het oog meell voldaan ^ en de wel-
Vi,^ingebragt.

?yn; kan betwiilen, dat 'de ongelyke getallen dc volmaaktfte^^Koppdmg

Γ. ^^iift ^^^ Zulks genoegfaarn door de Wysgeerenen Wiskonitenaars door raeeve-
Dit getal neem ik waar, envolghetinmynefchik-"«s«'^"="·
aldus.

^^ee Q ^^el ik een beeld op de voorgrond y dan drie op de twede j dan
y^^ft .. derde j dan vier op de vierde 5 en dan wederom een, en zo
f Wall ^P gelyke grond als agter malkanderen: welke ongely-
de koppeling geenfins van'tminftebelang in de Land-

die wy daar even aangeroerd hebben , is dit m ede een"^^"
^^^ ^Vel^^^^^^^elykftezaakeni naamentlyk, datdevoornaamfteko-S."^
^^Zien ^^ ^et Stuk regeert en de befte plaats heeft, nergens meer
dan met kleene partyen, dat is te zeggen minder in
d, Quantiteit, enwaardieheid.

voor-
namfte ko-

-ocr page 409-

310 groot schilderboek. de«·

Van het Stoffeer en der Landfcha^pft-
Derde Hoofdstuk.

e T^ et is geen vreemde xaak, dat ieder Laftdfchapfchilder een
* -"-dere neiging tot deze ofgeene verkiezing heeft} de een ν j^
J"
en woefte gezichten, en de ander tot ilille en zedige} weder ^ jjeU
de tot noordfche of koude, tot zon-en maauefchynen, "^^^'^^gVïV^
en duinen, water en bofchachtige gezichten j en ieder dus oa ^^^g^lyic^
keur: vermits het meefte deel dér menfchen, door een vv^ ^eZ^fl?
fchikking, de gaaven der natuur meer toegedaan fchyntte'v^ilg^j
als de hemelfche, die ons het gehecie en het volmaaktite

zulks dat men niet racer als een gedeelte zoekt, daar het alles tp^
men is: 't welk voortfpruit uit oorzaak der jonge onervarenl^^ diiig^'^
welke de grondige kennis ontbreekt, en die by gevolg van de
niet kan oordcelen, wat beft, fchoonft, en voordeeligft ?
Gebrek eenszy bekwaam zyn. Maar het vreemditc en onbegrypelykfte ^et
ichiMeir^^^^^ is, dat veclc Landichapfchilders hunne eigene
detegenwer-lconnenftöiïeeren. ---------------"

ping daar
over.

weiverftaatjhy ook beft weet Wat in zyn S'chiWery natuurlyk^ _
niet beftaande in beuzelingen,of beelden die niet met al beduide ■ jj^
met gefchicdeniilen, vcrdichtfelen of gelykeniften door ft®^ ,
het werk verheerlyken, 'tzy die genomen zyn uit den efte *^^^^

of uit Efopus. Doch dit gebeurt heel zelden; vermits het^^^^.
of geen tyd,of geen luft tot het leezen van zodanige boeken nee
wat my aangaat, ik waar liever zonder prenten
of tekeningen' j. be"
Ik, alzoik eenBeeldfchilderben, neemboeJicn^^^j^j^p-
icn hierom-fchryvinsen van landfchappen endieren: maar alsikeen-L-a ^^χ-

^ -------------------. y^^j,

r op zou iemand mogen tegenwerpen, ' i^^le
mits zy zich daar in niet geoeffend hebben, zy liever met hunnf ^
doorzichten willen te vreedc zyn, als de byzonderheden, ^^^ jcs
daar by vereifcht worden, niet wel te doen > en
dat zy daarop
noodts zynde,den Eigenaar daar voor laaten zorgen. Dit is een ^
gelyke zaak, dat men zonder eens anders hulp zyn eiijen werk n^e

Hier

frhiM^rw^. ------Wantwai

j, y ingvii V ctii ictiiuicjiitppcu cii uicrCT: fflaar ais li^ —
fchilder was,zou ik my voorzien met gefchiedboeken. ^Vant wa ^^^^
de het my baaten,dat ik my oeiFende in een by zonder ding alleen .jj

-ocr page 410-

ilibe · groo τ schilderboek.

Vk ^^ myne magt had, en andere liet vaaren die ik noodzaake-

kïin tïi ^eeten? Dat ik aireede weet, behoef ik niet te leeren: ook
^enp' ^ ®pniogelyk totkennis enweetenfchap komen van dingen dié
^tiiiffü] ^^^^ onderzoeken. Heb ik tyd om alle nieuwigheden te door-
'^eeti ^^ ^^ ^^ , waarom ook niet voor't geen mynoodig is? Ia
Oorly J^Jf^^^sgierigheid 5 ^^^ ik heb, om te weeten hoe het met den
'^"^^ilr of het verlangen na de vrede, op dat het alsdan met dc

^ Zou gaan? wat zal my de vrede helpen, als ik my niet
genig^.^^ "wil maaken om alsdan, wanneer zy verfchynt, voordeel té

pj&^^ ^C'wyi'er weinige of geene Schilders zy η, die geen byzondere

hebben j zo zyn 'er ook weinige bekwaam om die wei ui

iruge
lilde

kennen ftoffeeren j want ieder is altyd gretig om in het een of

tc üit te munten, en zich door een zekere vreemdigheid kenbaar aUe Land-
re^ ,^^^εη j waarom zy dik wils die zaak meer verergeren als verbéte- ^

r^^Ein» ^ '^et fchooflc koléuren, wilde kleêren, vlakke en zonachtige
ofrondendommélachtig: wélke dingen hen onmogelyk
■ ^ils , alzo hunne meeilekragt daar in beftaat, en ook

^itWéj,]^^^ 't ftoffeeren van andérer werken dezélve van een verkeerde

tveri'^^ doen zyn. Daar en boven ftaat noch aan te merken, dat Dat 'cr twe-
^^^^elvl foorten zyn van ftoffagien, noodzaakelyke en
Γ ^Γο^^" öcnoodzaakelykeZyiidie, weikétotdezaakbehóorcn
,gienzyu, te
Ηβη ^ ^^ende en vafte. De onnoodzaakelyke zyn roerende, als men- "aakeiykc'^"'
^^ften, vogelen, en diergelyke> welke, ten opiichte der^n onnood-
^^exi^r^Ppen, niet noodzaakelyk konnenaangemerkt worden, maar^^"^ ^ ^

^'^i'ekken om het leven daar in te brengen, ten einde zulks het
^tïi j^i^^gé ver^eelen, maarbehaagelyk voorkomen. '

Λ ^^δ^η ^yne gedachten klaarder uit te drukken, zullen wy over- Noodwendj-
^^ te ve^ ^^ een Schilder omtrent het ftoffeeren heeft waar te neemen,ΙιίησειΓΓιΓ
^ ïk i^^J^yden. 'hetSofPee-

de eerfte plaats, dat het önbetaamelyk zoude weczen^"^'
d ^ te by of omtrent een
Priapus, of diergelyken Afgód,

te ^^ ruften, veel minder in gezelfchap van mannen

f ^^ ^y ee^, r·^^'^ ·> ^^n ware dat men daar mede te kennen wilde géeven ,
Ij^^'^eiilyj^ ^gteköoy of hoer was. Ook is het oneigen, dat een vrouw ,
S^kleed, aan den weg of in een bofch op de grond alleen
(j. bete ^^' of ftaan praaten met volk van veel geringer ftaat. Het
ρΊ^ dat oig ^' dat mén een man doe zitten en een vrouw voorby gaan,
ten 2iit en de man voorby gaat, of daar mede ftaat en

ware dat hy na den weg vraagde. Het is ook veel beter ,
Y V daÏ

Daar zyn

Iers be-
iaam om

-ocr page 411-

GROOT SCHILDERBOEK.

dat de fittend eden weg v^yil 5 als de voorby gaande. ^Jjeinaii'

volks, zo mannen als vrouwen, in een gezelichap is, ^^ ^ erge·^®
nen niet leedig gaan, en de vrouwen bekaden. Als een vrou , ^j^^of'

alleen ruil, laat zy geen meer ballaft: by haar hebben, E^H

lyk alleen kan draagen, het zy pakken, koffers, voo^

vrouw van aanzien zal nooit alleen reizen door bofichen en dai

:dby

naamentlyk als zy jong is: ten minilen zal zy een meisje '^'^ggefl
haar hebben. De herders, herderinnen, boeren en boerinnen

wel by malkander. Daar geen fchaapen zyn, pail
noch fluiter, noch meisjes metbloemekraniTen: wantdieW^ ^^t
men niet op het veld om te zitten praaten, maar om te werken·
is beter, dat men vraagt waar de herder is, als waardeTchaap ^^jj-yd

De kinderen der landluiden zyn des zomers zelden in huis, '^'^'Iglei»'
buiten op het veld by de ouders, zoekende vogelnesjes, vcrz^^ lipii^^'

de hout, graavende kuiltjes, ofplukkende bloemen', vlegtende^^j^,

fen, en meer andere kinderlykhedenbedryvende. In wilde oit^^^jcü

den, of boerenvreugden en feeften, zal men geen lieden van ^j^fS,
vermengen zonder wettige oorzaak, ten ware dat zy, als lui'

een weinig daar van afgefcheiden waaren 3 doch voor al,geen 'f^^jjben j
den, vermits die gemeenlyk geen behagen in zulke dingefl
voornaamentlyk de mannen.
Aanmerking Het is tegen de natuur ei

fing'^ en it^'^^an ccn vrolyk feeft een droevige plaats zal veriaezen, en oni ^^^ •ή
genfchappenrige te Verbeelden een vermaakelyke uitzoeken, Avelke

van oike- jnet beeldwerk cn fonteinen, ten ware het voorwerp der gcft^^^^ c^
zulks vereifchte en medebragt. In dit alles wel te onderfchei
waar te neemen , kan men een vernuftig Meefter kennen. . ^fitoi"

Gelukkig is die Landfcbapfchilder, welke zyne bebeeldmg
fagie na zyn Landfchap,en het Landfchap na de iloffagie weet ^^
keni maakende, dat dus het een cn het ander moet aangein^^^^g^tt^
den: maar noch meerder achting is hy waardig, alsbj^^^f^^-fidei'
voegen na het Landfchap. Worden dan de beelden of
geacht als het Landfchap, zulks moet hem leed zyn: ^et

ven is hy geruft, als hy geduurig voor heeft het een zo go^" ^,ιΐΐ^^
der te maaken. Zodanig een is boven veele anderen te ^'^^^^^"igjjelp^'^'

niet zyn: want zich altyd met grinten ofeens anders werkte

is het rechte middel niet om Meeitcr te werden. Men ven*»'^ ^^elii:
veel daar op. Niet dat ik het wraak, dewyl 'er degeeft
werd: ja ik bevind zelfs, dat ik zonder dat middel daar ^^-j-e ni^JJ
aicnzoüzyn. Maar men moet wel onderricht weezeu > ïicn

-ocr page 412-

GROOT SCHILDERBOEK.

te Venf^iy^^P^^^^^'S houden, om niet in een algemeene dwaaling
Va^j. . j^J^j uit welke men daar na beziwaarlyk kan gered werden ;
^^fioofj^ P^'^^^^woord is voortgekomen, de raapen zyngoedals ze wel

aat

^antï^gyj^'^® nu tot de onroerende ftofFagie eens overgaan, endaar

"^at 'er niets zo verdrietig in eenLandfchapis, alsdatdchet^geLek'"'
booijj ^^yachter tegen het verfchiet zyη, en m en ter zyde niets "

iJerejj ^^ heuvelen, ofternaauwer nood een fteenoftwee op malkan^ '' ^
^Cclgj^^^^^ar word. Deze herhaaling moet den aanfchouwer zeer ver-
ïiietyg* J'^^shalven het geen wonder is dat die, welke de Bouwkunde
<iert m ^ de zelve zo veel myden als zy konnen: maar het verwon-
^ieli^,^' ^^^ vcele Landfchapfchilders die konft niet weeten willen, ja
^Cjig ^''^ooitvcrtoonen, hoefchoonzyookzynmag, dan de moeite
oni daar wat van te leeren en te onderzoeken, of om anderer
^^alct ^^ ^^ volgen, die in zulk een overvloed, en tot dien einde, ge-
•iat hgi^'^· Immers kan men daar gemakkelyk toe kómen, behalven
ooj.^ een fchoone welftand in een Stuk brengt. ïk heb lang na
^e ^ van gezogt, maar geene konnen vindén die voldoenen-

'iaar to ^^ reden gegrond was, dan deze alleen, dat de genegenthèid
^^nt t ^ ^^^^reekt, en hun de deugd en achting daar van onbe wuft is:
Se^^ ^^^ggen, dat de Landfchappen alleen beftaan in boomen, ber-
Γΐιϊπεη groene velden zonder huizen > en als 'er huizen, gebouwen,

' ^n r — . ------------------' ------------JC? j

: of triomf boOgen in zyn, dat het dan geen Landfchap meer
^^niiifj. onkundig geredeneerd} dewyl het ontwyflFelbaar is, dat
Qeji ^ ^ï^ie in een Landfchap voor geen Landfchap aangezien zal wer-

an

de

^Oof een Stuk met huizen, gebouwen, en eènige boomtjes
^U^e^'^'^^chap noch Gefchiedenis, maar voor een gezicht met ge-
J^l Vo(ij.' ^en Landfchap, met honderd kleine beelden geftofFeerd,
^ ^εη beeldftuk doorgaan: maar zonder beelden of huizen is

^fibyg "Vernis of een onbewoond land, daar de peftilentie regeert,
^^t ggj daar geen huizen getimmerd worden. Het zou nog wel
"" ien j tja^- j^gj- jjQ Groenlandts gezicht was.

Onroerende Stoffagie, zo van Graven en Tombes^
als Huizen, Tuinen, en diergel^ke.

t)

V^ierde Hoofdstuk.

b^ tombes, die men in de Landfchappen maakt, heb-iy kheid van

^en by rondere opmerkinge noodig j alzo zy niet alleen een^'^^^^i tc
Y y i goe-

^ich

-ocr page 413-

irchap

3fó GROOT SCHILDERBOEK.

goede weliland, maar daar en boven

een waarfchynlyke ' jj-j-y
aan die plaats geeven daar zy geleegen zyn of ilaan, op dat zy 5

dig werden tegens de waarheid endentvd. Hetisdanhetze^^^^^j.
dat men, wanneer men zodanig een metzclwerk opregt, daar to
ceril een plaats verkieze de zaak en 't voorwerp eigen, om van _ ^ gn:
bygangers gezien te worden, en hen
tot aandachtigheid te bi^^^p^gj^

w^aarom zy drai dik wils minder of meerder prachtig en cierlyK
dc^itaatf^^^^tntgewerkt na de hoedanigheid, ftaat,
en eerwaardigheid de

leedenen of der itigteren dezer gedenktekenen. Men ziet ze
lyk omtrent de gemeene wegen, op het V eld, of aan den pp

een donker bofch geplaatfb, ook wel in het bofch zelve, ^^ jn^^^
zodanig een wyze dat men daargemakkelykby kan komen,
iin^^ P^''^'^·· doorgaan dezelve zien. Is het zaake dat
zy koftelyk iiitgeweJ"^^^

met beelden en andere cieraadjen., dan werden zy zekeriyk ^^'^y^r*
zorgd tegens alle ongemakken des tydts. Sommige werden^.^^-^j,,
wulffels overdekt, ook wel met kleine voorgevelen of frontelp^
fèeunende op kolommen, zettende op dezelve eenkopere

teltje van metaal, en aan wederzyde twee kindertjes op fpii^^^^o^

jende na dat de wind hen voert, met een kloppertje van ftaal in ^,^η

waar mede zy , dus bewoogen zynde, op dezen ketel ilaan? j^grc

groot geluid geeven, als de wind ilerk waait, uit oorzaak van ^^

voorzorg holligheid die zy in den rug hebben. Dat gefchiedde, zeggen ^y
omtiïnt'^^" de duivelen en kwaade geeftén door dat geluid teverdryven,
^'"aTf^if^t' gcmecnlyk om de graven zworven. Sommige^^'^""j^-jgti
feagcLuikt.met kleine borftweeringen beilooten voor den noorden win"·

Vooraaa-
ineiulyk om
trent 'de ver
brandt as
Ichc.

ilelt ze meeft alty d op hooge gronden, of heuveltjes,
in woeile landen: en men behoeft ook niet te twy flfelcn dat ze ^^ac
fondamenten ftaan, alfchoon men ze

fomtydts hier en daar zie^^j^^ci·
vallen, of gezonken; vermits'er niets in de waereld is, datnie

den vernielenden tyd moet buigen, al waarhetnochzo vaften
Het is niet buiten waarfchynlykheid, dat'er omtrent zulke p
zitbanken gevonden wierden om te ruften; en om het
volk des te

_der aan te lokken, hebben zy'er fomtydts fonteinen by gemaal

er-plagt gemeenlyk de aflche der overleedenen in zekevt urnen or bn ^^^^
doen, welke boven op de tomben gezet wierden, ofineenn
daar by zynde, heel cierlyk mclhieroglyüfcheL·ttercnoίcΛr'2ί 'enin^^
houwen. Deze graven of"bcgraafplaatfenzynontiillyk^°^^^^j./];aan
zinnebeelden en figuuren, door welke men altyd kan ^^^'^«'^r^.hsod ?
of ze een Held, Wysgeer, Staatsbedienaar, S hrV^^^^

ofiemand anders toegeëigend zyn geweeft, zo men de oude . ^^

-ocr page 414-

chq^ groot schilderboek. 3f7

^Jyficlen mag gelooven. Het zou te lang vallen hier alle die
tot een y ^^^^ te verhaalen: en vermits deze dingen alleenlyk dienen
^yn a1 "^'oor de Schilders, oordeel ik het hier mede genoeg te

^^bbejj ^ ^^ geen der zeiver ftoffe aangaat, daar noch by gevoegd zal
de fo-,■ -^^c^-ezynveelcrley, gelyk als van porfier, jafpis, allerhan-
y^''marmer, zo rood, zwart, als wit, koper, en metaal,
lïj^ ^ Eeringer ileen. Men vind 'er dikwils een altaar liaan, Avaar
P«gt aan de gedachtenis der over leedenen te offeren.

' ^^ de hand- en Boerenhuizen, en andere Stoffagien.

ö

.boeren- of landhuizen ziet men genieenlyk laag van verdie-
^enp^P^'^gi zynde alle hunne meeile gelegenheid en uitgeilrektheidhntter,^ of
tot · cn vermits die luiden weinige goederen, janiet meêr als zy
^eelgj^'^'^^ nooddruft van nooden hebben, bezitten, zyn'erook niet
^cn^Q.^^'^^ers of zolderingen in hunne wooningen: maar zy zyn flegt en
^nh^^g, zonder cieraad, mecft van hout of geringe fteen. Daar
^y ^^^ hebben zy noch order, noch fchikking, noch verdeeling.

Ze met riet of biezen door malkanderen, en plakken of
^eiit^ kley. De daken zyn doorgaans met riet of zooden be-'

^^Jil^ej, laaten weinig licht daar in vallen j zynde gemeenlyk wat
binnen, en van buiten met zekerekoleur licht beilreeken,
§cn.' ookgraauw, waar door men ze van heel verre kan beöo-
^oli fo^ hebben veelmaals putten of waterbakken daar omtrent, cn dcï Fontei
gerï^g^^j^inen of regenbakken uit eenboom gehold, ofwel van ileen"^"·
^'^^^'^ed · fonteinen zyn ilegt, en van weinig konll:: maarvmi-
Proti]^!^ ^gt aan de ilad leggen, zyn ze groots en prachtig gebouwd met
Pottef, en andere cieraaden. Men vind ook vazen, of cierlyke

1 d basreleeves, op hooge pedefrallen ftaande > en die zyn zo^
^cn^Q ^^eboven het bereik der handen itaan,op dat

men ze niet iluk-iyiiiarea.,
^Ooj. breek en, fom.tydts wat vergaan en gebroken, of gefchonden
en Γ en de regen, en ook door de wreede moetwil der barbaa-
^ ^^nder j ^^^^en: het geen menbefpeurenkanaande ftukken enbrok-
pommen en pilaaren die men hier en daar op de wegen,en ook
^hoorig j y 5 ind leggen, ook ftukken van frieflen met basreleeves en
welker overblyfzelen, nevens die der fondamenten,
^^^"^üen ^yven ftaan. Daar en daar omtrent ziet men ook brokken vankeaein oudé
^^ Cldejpg groote beelden > cn men vind 'er die noch half begraaven,

een moeras eevallen leggen. Desgelyks ziet men in de bos- balik in dl
^ Y y ? fchen^^^-^^-'·''·

-ocr page 415-

groot schilderboek.

fchen leeuwen cn leeuwinnen van fteen op pedeftallen ruften'^^'^ggj-jft-
water uit hunne muilen fpuigen. Op beide de zy den der bof ip ^^^ ^^
gen plagt men in de oudheid wel Sfinxen te leggen, " 5 ^^'Lor dei^
ilaat op de verborgenheid der weetenfchappen: want alsdan
zy gemeenlyk tot fteunfels der kolommen, piramides ennhoi?"
bruikt. Men plagt ook,en het is noch wel in
gebruik,eenige «ec ^^^^
pen op tc regten met opfchriften of
caraëien, ook wel paaien ^p

wyzcrs, of ook welbeeldentothetzelvegebruik, voornaament

kromme en kruiswegen, alwaar men veelmaals ook T'ermen
derheid aan de einden van de wegen of laanen, vooral wanneer ^^'Vjgji,

ras, water, of eenige andere ongelegentheid, de wegen dooriny^^jj

om de reizigers te waarfchouwen voor een naak end ongeval > ^^ jjbe'
ook hun naam van T^m^^izynenoorfpronk heeft, dat is te ze^ pjr3'
paaling of het uiterile eind. Deze Termen zyn als een omgekeerd ^ ^^^
mide, vierkantig, daar een hoofd boven op ilaat, met den πι^π jj^
gaapende, meeil van koper of metaal, in welker opening van den
de wind, door zynefpeeling, een groot geluid maakte. All^"^ en*?^"
gen hebben eenby zondere welftand, en gecven aan de Stukken ^^^^^
gemeene grootsheid, als zy wel geplaatft cn gevoegelyk te ^^

worden, voornaamentlyk in Landfchappen: en het is ongetwy ^gt
allerbefte en grootfte manier. Hier zal ik dit Hoofdftuk bcfluit^
waarfchouwinge dat men ze niet al te veel gebruike, nocht^^^^gik
een en dezelve zonder verandering} op dat het
niet verveel^ ■ ^j-gn-
den maaker meer fchande en fchade, als eer en voordeel, ^^
gen.

Van de fchoone Koloreering in Landfcha^^^^'

Vyfde Hoofdstuk. ^^

ndien'er iets bekoorlyk is voor bet gezicht, ik meen dat ^ jjj
fchoone groen der boomen is. Met welk een
zucht verlanB^ j-iii
het lieiFelyk voorjaar! Is 'er iets dat onze oogen meer ver^ -juftciJ
het eerft
uitloopende groen ? De krachten, geeilen, en vroly^^ endlV^
fchyncn alsdan in alle fchepfelen te herleeven. Indien het j^Jcii
gezicht zulke krachten heeft, niet veel mindere werden 'cr S^^^^xïn
in het befchouwen van een konftig en bekoorlyk Landfchap j ^ ^^^
het heldere groen, eenderaanlokkelykftckolcuren, hetopp

Maar dat een Landfchap, geheel uit groen gefchilderd,

de krachtdex
Leatc,

En hef
ichoonc

groen. voert.

-ocr page 416-

GRÓÓT SCHILDERBOEK.

êroetigi is niet geloofFelykj alzo min als een uit vuile en graauw-

ichoo^ óns oog kan vermaak en. Ν iet dat men ook, omeenggf;;ff®^"

^oe^g^^^.®^^ te hebben, het Spaanfchgrocn moet gebruiken: want van het

^^^ykft .'^{letfchoonftezy, is het nochtans het aangenaam ilc en lief- g wS.

^ϊηΐς^ι 't Oog niet, te meer doordien het zo geweldig verfterft en
ICUr J____

het

Ö^^V^urverandert.

geen beklaagd moet worden, isdatmenfchen, die voor

^^ ervarene Konftenaars in het Landfchapfchilderen willen
SchiQ ^^' 5 2:eg ik, de zulke het fchoone groen geheel uit hunne

verbannen, en, in plaats van't zelve, zwart, geel, en ·
^Vjjp^'êeiyke vaale koleuren daar in brengen,
iiar^ Waar, dat alle groene planten en kruiden zo welinhunnei,7/j^'[?J'Jjgj
^êcnfchap, als gedaante en koleur verfchillende, en de fommi-
koieur in de
groen, dieblaauw, deze geel of ros, eenige graauw,
^toiij^ I 5 moeras- en ettelyke waterachtig van koleur zyn: doch de
ons niet het verdorvcne en ilegtfte, maar dat bekoorlyk en
voor het gezicht is,na te bootien: en zelfs onder de verfchil-
êeiugg^^ii der genoemde planten vind men ieder in zyne foort5geringe,
, Xeg^ï fchoone, enallcrfchoonile.

^^ïinu, dat een Konftenaar alles moet verbeelden, zowel
^ fteiïj^^^ het onfchoon, en dat hy maar een aap van de natuur is >
^yn, e k ^®^· hy moet een na.bootfer der welgeitelde natuur
, Met heerlykfte deelen op het cierlykft afmaaien.

^^yne ftelling, dat het fchoone groen in een Landfchap hetj^gdeneering
?^aa
}g^,hekoorlykite is, wil ik geen toeilemming geeven aan hetover de
. ^ gevoelen der geenen, welke waanen, datmengccne ko-[eu°°"®
a^'^iitui ^ Schoon kan maaken, al verbeelde men dezelve fchoonder als
ViijJ^» wel in een Gefchiedenis als Landfchap. In het Hoofd-
^ houding en plaatfing der koleuren word hier breeder van
^^^u? W' voordeel konnen dan de koleuren op malkander

O ^ diifiy anders de ^i3!mö»/Vofzamenbinding der koleuren, wan-
t ^^^eej^a' ^ven als in de Zangkunft, geen hooge en laage toonen in
Wat zal het goud tegensgoud, ofwatdepaerlen
^^re ft^E^^rlen uitmunten ? Indien alles uit eene van deze beide dier-
j^'^'^oo^g was, zo zoude dekoftelykheid zich niet eens aan ons oog
de fpreuk niet,
Ternes ornant diademata cuna: dat is,
•^,· ^ie β ί helpen vercieren de kroonen.

3f9

^^^htigO^^reken ziet men aan Schilders omtrent deze zaak, die, hoe
.wor^i^ en grondregel het zy, echter by
hen niet in achting gi

ïenomcn

Ik

-ocr page 417-

GROOT SCHILDERBOEK. , ^le^f

vootbeeid Ik Zal cciis een aaiimcrkelyk voorbceld daar vati aanwy^cfl· ^^^r'iti

Schilder had onder anderen ook een Landfchap gefchilderd, J
de voorfte en twede grond, met alles wat daar toe behoor ^^'^^jch
fchoon en natuurlyk vertoonde. Beelden en itoiFagie, alles , gH
wel. Maar op de derde grond was alles graauwcn vuil gd^^^^lj^oni^
op deze grond had hy een mannetje geplaatft, hebbende een . |ijerd
Ultramarine rok aan, welke, al ware het op de voorgrond gei
geweeil, niet fchoonder kon zyn. Hoewel hem nu aangetoon ^
dat die twee dingen onnatuurlyk en ftrydig waren, naafflen^^^^
vuile en bemorfte groen en zulk een fchoon blaauw kleed,
cnboVen, om dat het in de zon ging, zo helder en fchoon in .j-^licn
du we als op den dag was gefchilderd, had zyn licht meerder Jicc
moeten zyn: doch daar het voornaamentlyk op aan kwani? ^^glv'C^^^
groen in 't verfchiet te veel verbroken was j dewyl men op de ^ j^oi"^^
iland zulk een fchoon blaauw kleed niet onverminderd en oW.jlgHt
kon befchouwen, daar het groen zo zeer was te niet
gedaan. ^ g^ni^^
tot een voorbeeld, om aan te wy zen, dat men zo ligt de p^^^, al"
moet bemorflen noch verbreek
en, inzonderheid niet zo
hoewel men hetdoor veele ziet doen,om hunne voorfte Mely^^^

en krachtig te doen voorkomen. De natuur geeft zo ^^^ c^^
verandering voor ons gezicht niet, noch het heldere w^^'·'
nevelachtige deizigheid in zonnefchyn.

Kwade ma
nier van vee-
le

naars

P^afi het βααπ en Modellen der Boomen na het
Zesde H ο ο f d s τ u k.

Heenh^"

et baart aan veele Konftenaars een groote moeiteeer zy^^^^jo-
-........ kwaame handeling omtrent het flaan der meijcn en^^^ jg^en

aSfeii,,. tien. De meefte fchikken zich in dit geval na de-manier van ^^^^^^en

' geenen Meefter, zonder na het léeven hun werk te richten, ge-
arbeid daar aan te befteeden. Hierdoor word het loof der öoy'
meenlyk %f, en alles op eeneen dezelve manier j ^ulk^^^ ^^^^ereO
olm nietvandewilge, de eyke van de linden,
en zo allen by
aart der boom en in hunne Schilderyen kan onderfcheiden. , j^^eve^"
Middelen De natuur leert ons, dat wy hen van verre, zo wel door ft ^^
om dit ge- fchillende koleuren, ais gewas en gedaante van kruin,
komen!''' ^^ncn. Om nu wel en voorzichtig te doen, en tot de hoog ^^^^^^^
deze KonftoeiFening te geraak en,
behoort men op het leev

-ocr page 418-

groot schilderboek.

351

ϋίρη^δ ^^ letten, cn het by zonder foort van groen en loof waar te nee-
dicj^^ ^P hunnen verren afftand gezien zynde, en overweegen ofzy
bosjg ^^ ^^sfief zyn, dan yl van bladen en takken, en of dezelve by
Op ^^'^snpaarig aan hunne takken hangen. Men lette met aandacht
Voii^ ^^^^chillendheid hunner koleuren, zo wel in hunnen opgang,
liQg i'^'^enen ftand en verval, als in de byzondere foort 5 daar en boven,
van ilam die zyn, ofdezelveregtofkrom waiTen, in
j, of Waterachtige plaatfen.

zaak, die heel veel moeite, maardegrootfte welftand

J i-Ct :„J___ Tl'-III ^t· 1-111·

Middelen
tot de ron-
an her

^ 5 tot voorkoming van dit kwaad, dient men te over weegen, din^ v;
b oot den omkring van uwen boomzy, het zy dertig of veertig

y-n χ^·, -iommelen verhelpen j vermits zulks altyd by de andere par-
ö^aj. %eken, zo in koleur als netheid.

Om hier een goed middel tóe te

gecygj^ ^^ rondigheid der boomen.

Hoe

Vq

^^etK* ^'^^PP^rfterondigheidenverheevenheid, die na u toekomt,
en krachtigfte gedaagd en gefchaduwd zyn, en ver-
reik ^ Van vyf tot vyf, of van zes tot zes voeten de tinten verminde-
^^atiif'^^P ^^ lucht of ander by werk fmelten, niettegen-

^feft gj ^at het licht op zyde mogt in het Stuk vallen: want het zelve
^f tïjgj^ ^s^akt ook zo veel te krachtiger, als het meer na u toefchiet. En
k ^^^ gelegentheid de uiterile kantigheden verlicht en hoogt,
^Hoop tot de rondigheid niets doen, vermits het licht te fchielyk
u ^ ■ het zelve eenmaal te ilerk gefchilderd hebbende, kan men
^et Q^^^der het eenigilns morsfig enbrodachtig te maaken, niet door
^yen ^hommelen verhelpen; vermits zulks altvd bv de andere oar-

I)

i^id ^^^ boven is 'er een groot onderfcheid tuflchcn de verfchillend- Opmcikin^

Stammen, zo wel als taiTchen het by zonder loof.
S^^Vei, ^^ fchilderachtiger als de andere > wederom dieregter enLrioof op'^
r^^ar jj' gcene weder in koleur van de andere verfcheelendc, enz.ft^l^l^sc'ie
gewigtigfte, waar op men letten moet, is, dat men niet
θη^^^-ofLindenloofop

een Eykenftam plaatfe, noch het Wil-
1 Olm : want het eigen loof moet uit zyne eigene ilam fprui-
het ^^^ 'er vcele geen acht op Oaan, als het maar wel ftaat. Ook
^^nt hg J^^^ge en fchoone loof niet op een oude ilam gevoegd worden:
is even als een menfchenhoofd, op het lyf van een aap
^^^dercj' bet ander, een jonge kindertronie op een vervallen en door
fv ^eeK^^^^'^waktligchaam,

mpn r\r\]r tti 1

vcrb

Ziet men ook in Landfchappen, door een gemeen licht
^^Iden loof der boomen zeer fcherp en kantig tegens de lucht
^^ I daar de natuur ons in tegendeel leert, dat zelfs het loof

"Zoomen in de lucht op haare uiterile kantigheden fmelt, cii
Ζ ζ dom-

-ocr page 419-

^iz GROOT SCHILDERBOEK. ^git^vyr'

dommekchtig daar tegen uitkomt en in 't verfchiet noCJt V
fckchtiger.

Van de plaatfmg der Landfchappen, en der g^^ne
men Weergaas noemd.

F D S Τ υ ί^·

Η

Ζ

ο ο

Ε V Ε Ν D Ε·

eei^

qX ^

k vind geen ding onvoordeeliger cn onvermaakelykci ^i^^^jdei^·
Schilder, als zich altoos aan eene manier van verbeelding , ^ii
; natuur zelve moet hen van hunne
eenzinnigheid overtuig
niet alleen deze, maar ook de volgende regelen. , γ^ζΆ^^'

_________ Eerftclyk, de verfchillende plaatfen, in welke de Schiloe^ J^^c

tüt v^emldr worden: want daar is niemand, die my wederfprecken '
dnVvan Ur' ftcllcn, dat ieder Stuk op alle plaats paft. Wanneer ik zo nv^ ^^
Scgen" andering in de trant eens Meefters befpeur, oordeel ik , ^^
regte Meefter niet is: want die zulks is,
laat de rykdoi«

MK.

geeft blyken.

Ten andifren, moet hy zich in zyne Ordinanti e na de ζιπ^"^ - J^g
des Eigenaars voegen, zo verre ais de reden het toelaat >
ftrek te en eenzinnige wil niet tegcns de grondregelen der ko^^
ftandaanloopen. leifl^^'^^

Belangende de eerfte reden, het beloop der Natuur leei't ^^^^^figc
misilag erkennen. Doet zy ons niet een heldere zönnefchy^'^ ^ vei'^'^!^"
naam weder na een zwaaren ftorm met meerder aanmerkingf" ^in;
lyking befchoLiwen ? Oordeelt men, dat
zulks in een Schil ^^eU^
der uitwerking op onze zinnen doen zoude ? gewiffelykneen· leen
is 'er geen landftreek zo arm, ofin minder als drie mylcn lan on-
geheel andere ftreek landfchaps zich opdoen.
Hoe kan he
vermaakelyk voorkomen, fomtydts zulk een
ftormψ-^χίί

bezadigd, en dan weder een vrolyke zonnefchyntemaake ·

dc merkelyke ongelykheid baart de verfchillende ^^^^^^Ï^^^f^Jie,
ze bekoort het oog. Dan ziet men eens een donkere boiicn^^
weder een wildernis, daar na een zedig landfchap, enz· ^-^i-gelyji^
watervallen, overftallig grooteeikeboomcn, rotfcn, ^^^ j-j-gk ,
voorwerpen,
avcI gefchilderd, zullen in zodanig een in ^

niet mishaagen. Op deze wyze zoude men de gehccle"^ j^^et
kleen konnen verbeelden, en,
by wyze van fpreeken j

opilagvanhetoogbefchouwcn.

I

De

Redenen om

-ocr page 420-

rei^ groot schilderboek. 37^

^ytie ^^ ^^^^ Schilder by eene trant, hoe meenigwerf zal hy Redenen die
te verb u ^ onvermogen laaten blyken? Ishetby

Voeöp wat plaatfen zal hy vinden daar alle zyne Stukken wel teing moe-

de S^^^len? Kan hy aityd de zelveindezonnefchyn ilellen, omieT''^^'""
dat zv ^^^ ^y^er konit en de natuurlykheid te toonen ? Men neeme,
^al 'vverk alzo geplaatft wierd, noch is 'er een gebrek: want dan
^«n in 't Schiidery van ter zyde, en de waare zon van voo-

fcopfchyncn.

' aeze reden biykt, dat het ge meen licht niet alleen noodzaake-,. Gemeen
Uitt'alleiins het voordeeligite is, oinzyneKamerftukkendaardeciigft^e^ili

J-^^gen kamers.

^^cn p^S^edKonilenaar moet zich voorzichtig gedraagen in het fchik- opmexking
^^getif van z-yn werk, zorgvuldiglykachtgeevendeopdepi®f^®"4gf

-^^P der plaats, op dat zyne konft de bouwkunde niet ontbinde ,bencpns d
'"^^^Mvl verfterkei maakende de Landfchappen, die men na-ea veiande·

^^ii^er ^ ^^^ verbeelden, hoe zy verder van het waare licht, dat in
^nci^j, Jalt, zyn, zo veel helderder als die naby het zelve zyn: w ant

ίί'boende, zou het maar een fchildery vertoonen.
^eii /^ede, dat machtig veel tot het cieraad doet, is het waarnee- vandewe-
Srk.-i \wρλρνσ-Ά'Λ'ί te maaken: en hoewel dit geilacht van'^^saïs··

werd door veele nochtans daar in ge-

, ^ ovf.'· "Wanneer ze op een gelyke hoogte hangen moeten: maar die

5 aiülr hetbefchouwen van een naare wildernis te hebben ge-
^s ook te doen in het zien van een aangenaame vlakte, of in

h '^y^iiï \ waarom zoude ik myn vermaak niet mogen hebben,
in viïn ppn niiarp wilHrrtiis ff hpbbfn fff-

het

Ζ 2

δ^αζς^' Hunne gedachten, noopende wat'er tot een goede Wcder-^ nrav^T^
^^ïi i^^^rd, is zeer verfchillende: maar de mceile mecnen het te be -gL'odcus.
j> gclykvormigheid van begrip enfchikking vanvoorwer-
ur, en daaging: en veele voegen daar by, dat, indien het
^^riefQ^^^^nLandfchapis, het andere desgelyks moet weezen : ishet
^^ï^ne^^^^^^ig? zo moet ook weder het ander zyn > ja zodanig dat,
1 ^"^Piïiali^^y malkanderen geplaatfl: worden, hetfchynen moet als of
J^ejyj ^^^.iider overgedrukt waren: in beide even veel lucht, ofge-
i beidde op de voorgrond of in het verfchiet met gelvke
Βοεη^^^ Voorzien:

ja met zulk een omzichtigheid, dat in heteene
1 My^ ® plek is, die niet in het ander mede gevonden werd.
^^ ÏCojwf^'^^len is, dat dit voorigemeeft uit de eigenzinnigheid van DciSchiy.
^^rd ve voortkomt j en dat 'er niets meer in een Wedergaa^"®

als een evengelyk oogpunt en gelykvormighcid dero-i^tiewt'
^ overi ze op een gelyke hoogte hangen moeten: maar die

Se daar by wil gevoegd hebben, zoekt het vyfde rad aan een

de

goede Wedergaas tc
zeer bekend is,

-ocr page 421-

GROOT SCHILDERBOEK.

het vcrfchilvan ecnLandichapmetborchintegenftelling'^^^'^j^
te rivierkant en een vermaakelyke doorzicht? My dunkt? ίςείτΖ^^
En zyn gc-^elf wyft het genoegfaam aan, te weeten dat het tweeStu γ Μ

— -ι-" •^ll l'^ 1 1! · 1 T-il· hun .

van een gelyke hoogte en breette, geiykvormig van lyi'-, yov^i
ontfangende uit eene zelve zydeder plaats daar zy hangen, h^ „^oti^

of naail malkander, meeil even zwaar of vol werk, g^^Y f
der beelden, verminderende allengs na het oogpunt. En beiai^o^^^^

de gedachten, oi h.e.z concept ^ hoe verfchillender hoe beter en ^^^^^^^
naamerj op dat men den ryken en vloeijenden geeil des Meel ^ ^

364

zoC'

Toekn.

in gewaar moge werden. Doch een Landfchap voegt ,^^-ΐοΐ
Landfchap, Gebouw by Gebouw: meer oordeel ik niet
het maakcn van een goede Wedergaa word vereifcht.

Van de Lichten in een La?idfchajp>

Hoofdstuk·

Α

c η τ s τ ε

Hoewel wyd en breed van de Lichten in het voorgaande

fproken is, vind ik my echter genoodzaakt omtrent d^ gj^uk'
fchappen, en inzonderheid wegens de voorinvallendc lichten, i^ .jjgj-s
ken welke tegen over de glazen ftaan, tefpreeken. Veelei''^

Middelen
«m het wel
nit tevoercn

het

zyn in die gelegentheid zeer ν erlegen, en niet zonder reden j
is een moeijelyk proefftuk van hun vermogen, tiet^^^

De voornaamfte reden is, dat men zich niet kan bcgeeven to ^^^
ondcrneemen daar men geene voorbeelden van heeft j en niei^'^^
de eerfte zyn. Zy geeven voor, dat hunne
zwaarigheid
ftaat, om dat zy het licht van vooren hebbende, geene flagfeha

op de gronden, en geene fchaduwen aan de voorwerpen konne ^^^^

ken, en dezelve allcenlyk door de uiterfte diepfcls hunne ^^^^^"folJicH

king, en kracht moeten vinden: even als of dc zweevendc ^.^g

geen groote flagfchaduwen veroorzaakten ·■, gelyk de ondei
ons dagelyks leert. Ten anderenbelydenzy iliHw'ygendenu^^^gj-
kunde in de kennis van de krachten houding der kolcuren, ^'^^^^peii.
kiezen van bruine tegens lichte,
en lichte tegens bruine voor
Want wanneer men tegen een
verfchiet van groene

■ koleurde voorwerpen itelt, als wit, koleur de rofe, licht ^^i ^^juvv^^
geel, en diergelyke koleuren, dan heeft men geen
groote ic t^^yvV
vannooden. Wilmenyoorwerpentegencenlichtgekol^^^ ° ixj^ia-

Voorinfchie
tcnde Lich-
ten zwaar
om te ver-
beelden.

Redenen
daarvan.

-ocr page 422-

rei^ groot schilderboek. 37^

^aax/i^' ^^^^ bruine en donkere koieuren zyn 5 of een pot of

gloeijende en bruine koleur, en daar tegen wederom een
de ^öorwerp: en tegen het verfchiet werd het voorwerk, door
"^ykt '^j^^'^^'^ing der tinten, in kracht herfteldj dewyl alles, wat
en dommeliger word 3 zo als integendeel defcha-
bovgjj'^^ ^öe verder af, hoe flaauwer of zwakker werden. Daar eniemcH
enby-
Uc}^^ groote reddering bekomen door de gronden, '

^onde ? de andere groen, dieblaauwachtig, en zo met hunne by-

^le cjgenfchappen i als wy verder zullen aanwyzen.

i^e fci^^^^ beelden belangt, die konncn een genoegfaame en natuurly- eh omtrent
^anj ^^uwzydehebben, waar('

■door zy zichkonnenredden: want die
^^^rf ^^^ afwykende zyde des Stuks zyn, zullen veel

■ f'^haij ontfangen, als die in de midden liaan, en ook een ilag-

dcj· , om dat zy zo verre van het oogpunt afwyken, en hoe ver-

ΜοηΓ^'·

^pil;^ l^cgrypt dan ook wel, als men daar eenige huizen, of andere Amkic
deeg^^^^ Werken, na het oogpunt wykende, heel ter zydefteldejj'^^^ijPPHj'"
^^eér ^l^^ogend'anderelaag, 'tzy een grot daar men door ziet, daari
!aiidfchap.
anders met gekartelde llcen, ofborllweeringen, enz. cn
een water als een gragt of vyver, langs welkers kant of boord
^ern. Patten of pronkbeelden op pedeilallen ilonden: dat deze voor-
^C
iiq. ^an, fchoon zy geen volkomene fchaduwe hadden, echter
fiiet van het licht daar genoegfaam toe zouden ftrckken. Dat

maar het een zou tegen het ander noch eenige ilagfchadu-
^ecig^^^Ven: 't welk een groote welftand cn cierlykheidaanhetge-
Zoude byzetten.

Peti^ ^P^iemand my tegen, dat zulks teveel geweld aandievoorwer- Tegenwci·-
SevoU^^^ke buiten het Stuk

zyn, zoude veroorzaaken , en dat hetby^"^"·
^yde »^^ midden leedig zou zyn, en derhalven het 00:^ te veel na de
plokken

worden i daarenboven, dat alsdan de beide hoeken
Öp'^gcflooten zouden weezen;

'^^^twoord ik, dat, by aldien zy op zulk een grond, als bo- ^
^crkig^êeweezen is, hunne Ordinantiën fchikken, de koieuren wel
Ijet kr^j^jJ 5. en by malkander voegen, zy hun groot lich t in de m idden
> en 1^^ ^^ " werk meêr gebonden zullen vin-

, "^er en daar eenige pedeilallen met vaazen tegen de groote
der gebouwen geplaatil zynde, zou zulks een def-
]· ^^ele^^^"^ Werking daar in brengen.

^^Kt op ven geen ilagfchaduwen in dusdanig een voorinvallend^ ^Andere
^ ^*^orgrond brengen, om dat groot licht een weinig te br

ee- vo'orgVftcl-cJ,

ζ ζ 3 ken

-ocr page 423-

GROOT SCHILDERBOEK. ^^^^
■ken-en te doen wykenj zeggende,
dzthxmnthalufiradeJüW^
zulks bedekt > en zich inbeeldende , dat 'er geen meer fl^gi^ yvzi'^
op de grond kan gezien werden als dievan debaluifter: roa'^ ^^
verre mis. Zy ftaan enbefchouwen de plaats,
en denken nie
werk dat boven hun hoofd gebouwd is , hoe hooge verdiepii^^
hoe gróote llagfchaduwen· die dingen op de
inwykcnde voorL
moeten veroorzaak en, welke zy zich dienen
te verbeelden buite ^^^
te konnen zien, boven de opening van het Stuk : want hoewei
gen een vierkante muur ilaat, werd door hun konftwerk hier ^

heel open vak inde kamer vertoond, waar van het licht derzeiv

daar in ilaat .

Om my duidelyk en· klaar te doen begrypen, en met een wat
werks betekent en genoemd werd, heb ik n,oodiggeacht
gaande aanwy zing daar by te voegen,. . ^^x,

Men tekent op het Stuk, gemerkt Α , eenoogpuntB> ^^^js,
zelve trekt men twee oogilraalen C, D·. Al wat buiten de zcl
is buiten het Stuk Ε, Λyerdendc buitenswerks genaamd, tn^^^ ^j·-.
een doorgaande of weggebrooken muurwerk, aan.de muiii· " · jg
knogt en-vereenigd j waar door fchaduwen en ilagfchadαW"^. ge-
grond vaMen : en boven het zelve alles lucht zynde, kan men ?
zegt is , de hoogte des huis of derfchoorftcenen, dooriof'''^^
llagfchaduwen, opdegrondaanwyzen. .
λ ^^^

Nu zoude iemand mogen vraagcn, ofde beelden in demi^'^^ '^ol^
nu het voornaamfte lich^tmaaken, nietaltemaal,
ofaltoos eeng
gedeelte daar van, in de fchaduwe zouden moeten zyn ^ f^^^cH'
antwoord, na dat men het huis minder of meer hoog wilV'ei'Y^ ^
Is het hoog, zo ilaat de flagfchaduwe wat verder heen j. is het laa»^^ ^^
maar eendalcdaarboven, gelykveeltydtsgebeurd, zoverreno
breed niet. -g^o

Dit middel, voor zo veel de vlak van vooren Stukken betrer*^ ?
zeker en vail gegrond, als nut en behulpfaam j en hoewel lï'
nooit op.die wyze gedaan ziet, is het daarom echter nietvei^^P^

maar men wil, zonder voorbeelden van anderen gezien te ^^ yt^U
cerfte niet weezen. · Is 'er wei een voorbeeld zo bekend, ^Qtiy

herhaald , als dit, in degeheelewaereld? Alle dagen fchyn^i^.^j^l,
en wy gaan hier of daar wandelen, enkonnenhetaangetoonde^^^^^^g

in de natuur dagclyks- gewaar worden: en het is immers voor
genoeg dat zy ons aantoont. Daar en boven is het redelyk f",
lyk, dat'wy, om iets te zien, liever de zon op dën rug, y^u^aci^'
gezicht hebben; en nochtans vind raen 'er veele die het zonneli ^^^

V'exklaait en
door ccn
vooibeeld
opgeloft.

-ocr page 424-

tej.^^ groot schilderboek. 357

r^nis V ' niet een die zulksvan voorendoet; omdatiiimde
^^^^ natuur en werking derkoleuren^ licht en bruin tegens
^^^cho^? te maaken, ontbreekt: en by gevolgtooïienzy

^ien ^ "^^vkeiiiïmff^^i^niette verftaan. DeConterfeitfchilders doenweikeSchii-
^"^ίΙ^ςΓ ^^ durven doen en'onderneemen, nevens de Basreieeve- ht

^etg deze vinden zo veel voordeel daar by, datzy opdiewyzenecmen.'

Wi ^^^ beft het oog der aanfchouwers misleiden enbe-driegen.
^er (j nu een Κ onftoeffenaar oordeelt, dat hy myne gedachten be-
^oggj^'''; een voorbeeld zou konnen bevatten, ik wil na myn befte ver-
^yiicfi j ^^ gaarne behulpfaam zyn, en dit volgende daar toe en tot

ll^.fi ^^^^ft en hulp aanwyzcn.
i^i^t ^^ "ter regter zyde in myn Stuk een rei huizen, na het zicht- voo
.-beeii

Het eerfte is vierkant met een tree in te gaan: de deur
f ^ η^,ΐνεη achter de lyft, en is aan wederzyde met banken , waarbieeder aan-
^Uc ^^gt? bezet. Twee a drie voet boven de deur loopt

^Mei- die het dak onderfchraagt. Naaft ditgebouw ftaateen
eiw^^ï hooger, welk ers zyde een vlakke muur is, voor met deu-
^^iiRög ^^"^fters. Aan wederzyde des ingangsftaan twee kolommen ,
^^ Tif^ ^ ^rchitmve ^ Fries, mCorms, en boven dezelve efcnron-
J^is ^fin. . Naaft dit ziet men een hek, 't welk tegens een ander

oger als het eerfte doch laager als het twede is, aanloopt,
-X. ^'^"^aalf voeten verder ftaat een hooge muur, dΛvars door het
^^Ttric ^^^ linker zyde des zichtp'untsis een grootc opene poort,
(ijx vevfchiet door ziet. Boven deze poort·, ter regter zyde,
Ve eemge 2;waarc hoog gewaiTeneboomen, diedc

^^'"toQ^^J^^Uen en door·hun löof" ftoppen. In het middên des Stuks
^ ^''y een achtkatitige ft'cen, en tegens de voor fte vlakte een

d " j^-e^e fteen is acht oftien voeten in 't geheel hoog ^ enbö-
5 ruft.een ronde kloot. Ter linker zyde, 'buiten het

V l^^^'^cehigeboö.men^ nahetlzichtpunt wykende.

er, ^^^ ^^^^ ^^^ gezegtis, vlak van vooren in-

Jjr^^^^^ het k ilagfchaduw en het eeiie voorwerp op .het ander geeft,
^ ^^^Iho "^löop der xelve, na dat de zon hoog of laag vertoond word.

^P'^itcfi deze opening noch een Fronteffies van een zekere hoogte,
j^^'^ie Wederzyde insgelyks min of meer van breedte.

^oötïichtkündÊ welverftaat, zal genoegfaam konnen
^ , J flagfchadüwe zulks op de grond zal veroorzaaken, hoe
en waar op, dwars, en na het zichtpunt wyken-
? ^OÊ veel meer dit licht van vooren dat van een zydelicht
id Zo wel als in koleuren zal overtreffen. Alles, ά-^ιρατα-

M

-ocr page 425-

368 GROOT SCHILDERBOEK, ^^^^j^de^i

lel aan den horizont is, word vlak van dc zon verlicht j en
het geen met de oogftraalen gelykloopt,
isduifterenbuite
reik der zelve, en zo net bepaald, datdeminfteuitfprongi gg-
zy maar van een duim, ja van een ftroobreedte, zalverlicnt ;
lyk in het nevensgaande voorbeeld aangetoond word.

Wat de reddering aangaat, niemand behoeft te tvvyffele^'ydetc
minder in een vlak van vooren zonnefchyn, als in
een van ^
vinden is: want het geen aan de fchaduwe ontbreekt, zullen
ren en tinten dubbeld goed maak en. ^jg oo^

Deze ilag van lichten, ineen Landfchap, hoe zcldiaain^^^j^iet-
mogen voorkomen aan hen die het nooit bezocht hebben,
temin,veele fchoone en voordeelige toev allen,
welke in't beien
ons oog met liefFelykheid ilreelen en behaagen:
doch hoe j^^jgC'
breeder is, en grooter ruimte heeft, hoe het
bekoorlyker
zicht is dan in een kort begrip in dc hoogte om die reden ? d^ itiin'^^
ter de voorwerpen aan het zichtpunt naderen, hoe dczeiv'

LCl UC VUUlWi^ipCll ΛΛΙΙ IICL ^ICliLJJUUL liaUi-J Cll , JIJ.UL· | gjj

fchaduwe doen voortkomen j en hoe zy verder ter zyden arv^J
vlakker zyzyn

Noodzaake- Ik had gemeend niet meer van de lichten en hunne

dere^ig'^:

x^ijjuuiiiiiKc- XIV iiaugciiiccuu uicL uiccr viuiuc liCiiLcacimuuiic ^ rioch^

medting^óp fchappen te fpreeken: maar geduurcnde dit fchryvenisO^Y.

dezelve raak ende, voorgekomen j ^^^ di^'^j'·
lende. deel wel der opmerking waardig, en zo zeldfaam te weez^"' fjet'®
geloof byna nooit eenig voorbeeld daar van gevonden te zyf^'^^j^fofl'

wegens het hemelfch of gemeen licht, dat door een opening

den en geilooten Tempel van boven invalt, of wel eenige ^^raa^e^*

daar men de koelte zoekt, of lyken in een uitgehakte ro*^®,, ^aiT^^'

worden. Ik ftel de opening, endeszelfsgroote^ onbep^-i^' ' j.vaft' .

tedathetfo/ic^ji/ofbeftekzulksvereifcht. Wy hebben hief j^gtvci"

geilcld, dat het gcmeene licht, contrarie het zonnelich*^? dat^^'^

wydende iliraalen de voorwerpen befchynt. By gevolg ^ ^^^^ lang^^

het centrum eens rondenTempels afwykt,doet de

en fpitfer of fmaller werden: in tegendeel, hoe nader aan ^^ ^^ ftaafl'

punt, hoe korter j ja zodanig, dat vlak onder of op het ƒ ^^^^^gten·

de, geene de minile ilagfchaduwe gegeeven

word als onder-- bo-

Daar en tegen zal men bevinden, dat dezelve krachtigei ii ^er'^'^S
ven zullen ontfangen, dan die welke ter zyden afx^T^'^'^^j refle^'^^
af hoe minder. Doch het tegendeel befpeurt men aan ^^^^centf^*'^, '

wederkaatilng van de grond. Hoemeerdevoorwerpenaan^ de

naderen, hoe zy helderder zyn; hoedanig ^^β^ο^·

' ■ blaauw, rood of geel, licht of brum van ,,

mag

-ocr page 426-

rei^ groot schilderboek. 37^

^^ '^εΐοορ der flagfchaduwcn van de voorwerpen, waar die
^itjw ophetgemelde/i/iz/^^i^ofgrond, aangaat, dievloeijen

of middelpunt, vlak onder het licht.

^de Landfchappen in een kort begrip.

oofdstuk.

Ν

Η

ε g ε ν d ε

y hebben voor dezen gezegt, dat de verbeeldingen in een kort
'^
oocJk ,^grip, voor alle verkiezingen, als een algemeene regel
zyn. Het zelve zullen wy nu inde Landfchappen, als
^^^ÏRe aanmerken j waar in wyhoopen den leergierigen

^er te geeven: maakende byna dezelve itelling als in die

i-arKjj- i^^ien 5 naamentlyk dat 'er een onderfcheid is tuifchen een
^^t het ^ ^^ ^^^^ bepaald begrip, of een in een groote ruimte ;
^^^ ïti' ^^^i^e veel konftiger enmoeijelykerisalshettwede, hoewel
eii^'^^^r omilag: verders wat men in beide moet waar neemen, om
Hw ^^^Zynen aart even deugdfaam te maaken. Daar benevens zul-
^elV^*^^^ een aanmerking over de ftoffagie doen.

^^Sggj Ρ het veld, in boflchen, doen zich indeLandfchappendöm^'n't
in ® "^ntallyke voorwerpen op tot het maaken van fraaije gezich-

1 1 -r» ι··η 1 τύλ Lr 1 /^i fT />·»λ rrv/^rvf" r\/^-fT Ιτ /«κλ ττ ι .λ Ir _ ι-» α μ

I^e

het algemeen der Landfchappen, het is daar mede ge- Geiykvoi
wy aangeweezen hebben dat het zich omtrent de Hiito-^^si^g^®;
tïie ^gt» naamentlyk dat een kloeke en beknopte Ordinantiepen me/Is
konft, achting, en kennis is, als een ruime j dewyl J·,

^ P^n duidelyker, en onderfcheidentlyker in hunne hoedanig-ded.
^'^ruijj^^'^geweezencn uitgevoerd moeten zyn, het welk inhetkleine
'^^ret^ ^^^ naauw niet luiftert; want hoe meer wy de voorwerpen na-
^^ i-J kennelyker worden. Gelyk in de Hiftorien meenig-
Oj,^Eedachtcn en voorwerpen zyn te vinden tot het famenftellen
Zo klein als groot, met twee, zes, twintig, vyftig,
in paleizen, kamers, gaanderyen, fteden, dor-

verkiezen

-^II -11· Λ m λ" ~ Λ Λ vooxwcn-

begrip, en m ruimte, klem en groot, bolTchcn, vlak-pen.
en. f 5 rotfen, wilderniiTen, of gemeene wegen, met gebou-

Patten ^'^^^εη, en pronkbeelden, eenzaame plaatien met tombes en
daar i ^^^^^vens, i'^/i^iw of watervallen, om allerhande voorval-
/'^^rigg ^c^vertoonen, zo held-en herderachtige, alsfchimpige,
y^Oncigy ^^'olyke en boertige: alle welke gelegentheden en plaatfen
^^ Voornff^^^^^-yk verbeeld konnen werden. En hoewel men alle

e .Zaaken in een Stuk zoude konnen fchikken, zo kan
Α a a zulks

-ocr page 427-

570 GROOT SCHILDERBOEK. .^jg^ii^'t

zulks nochtans van zodanig een uitwerking niet weezen als j^jio

byzonder, ten opzichte vandeKonftj zynde het zeker, ,Ι^^^^οΐ^'
gen, van verre gezien, gelyk wy voor dezen aangemerkt he ^^^iir
ze nieuwsgierigheid nergens na zo veel voldoen als die van ^ al^

door zy aan ons kennelyker worden, zoinhun w^ezen, g^ ,^γ^φ^ί^ι
koleur. Men weet, dat de voorwerpen, hoe meer zy i^iet

en van ons wyken, hoe meer zy hunne kleenigheden verlie ^ '

alleen op de vlakke partyen, maar ook in den omtrek en
ilam, die vol holligheden en bulten is, vertoont zich van
en effen} jadatkrombogtig is, bynaregt, cndekruinalsee"
Geiykenis- 't Is wel waar, een kloek en beknopt Landfchap voldoe
yzn^A&yir Zinnen niet. Ν ochtans weet men, dat een vergadering van ^ ^^ tc'
kiezeiykheidtnaar verilandigelieden, nimmer vrugteloos zal fcheiden >

vanhetgroot , , ^ . 3 . σ n i η

by hetkieejugendeel eene, uit een meenigte van gemeen volk beitaan"'^·' 'j^ee»*
wat byzonders, zonder hafpeling , uitregt. Desgelyksisi^^^^^el"
Muzyk met veele ileramen. Deze zullen wel veel kracht vaf'
doen3 doch niet zodanig op onze zinnen werken, dat wV ^^^^^ ζ,φ·'^
ontroerd en bewogen w-erden: daar in tegendeel de fte^^ ^'^fisg^'
fchoone Zangfter alleen, vergezelfchapt met de
Bas Continuo^ _ gc
heel doet veranderen, zugten, ja zelf&fomtydts traanen ι·ρ jn
fchiedende dit uit geen andere oorzaak, dan door de kracht, Jui'
alleen begreepen is, door de onderfteund j ten andere^
delykheid der woorden, door een lieffelyke en zuivere kk^^^ eeU
galmdj tenderden, de zin of hertstogt: alle welke ding^^^^j^ niet
groote
harmonie onmogelyk konnen zyn, om redenswilo'^''
de woord
en, veel minder de zin, kan ver ftaan, maar ^r ,
neraale ο vereenilemming zyne aandagt kan bezig houden. ^ ^^^
een volflagen Muzyk zal den gemeenen manbehaagen j ^^^^''geiiig^'^^
iHge
Solo is voor de verilandigen. De eerile doetdelede^
beweegen 3 maar d'andere ontroert de ziel, en is van lang^^ ^^ Jcl^ ,
tuTrchelfhe" ^^^ voornaamile onderfcheid, dat 'er is tuiTchen kl^^^^jjiee»^)
sroot en ^ Landfchap, is het oogpunt. In het kloeke is den, eH
fc'iap laag, en in een groote ruimte heel hoog. 't Een is hoog ^^jgroP

waar ih zulks 't ander een dal: 't een is natuurlyker wy ze uitgebeeld, ^^ lihiïi'^ ^
de manier van een landkaart: 't een behoud een goede crely^

focitaat.

hangt het noch zo hoog, en alles fchynt regt overeind, ^ J^^jta-l'
men zegt, op zynkootenteftaan j
in'tander in tegendeel t^^^^^g op

les wat 'er in is, vertoonende zich wel zo lans het beneede^^ j^eii

'erin is, vertoonende zich wel zo lang het beneeaC j^^ ^e

den Ezel ilaat. In een k loek Landfchap ziet men alles düia
minfteneendeel, zo als de verkiezing ineen kort begrip^®' ^^

-ocr page 428-

Cu

groot schilderboek.

deels ^^ ^^^ ^^^^^ volkomen bezeffen dan het generaal} ______

diej^ l· dat het zo flaauw is door het groot licht j ten anderen, door-

ttieeni ί ^^^^^

van een verre afftand word gezien, want dezelvege-
ïede^ J· °oven andere Beeldftukken gehangen worden. Ja het is een
<iie2;Q^^vaftgaat, dat, nademaal men nooit Schilderyen, hoedanig
l^oopi ogen weezen, onder het oog hangt, ten ware in een ver-
Zo}if §3 het alsdan zeker isdateenLandfchapmeteenhoogen^m-
Ιεη y J^^^rrnydelyk altyd valfeh moet ftaan. Ik laat een ieder oordee-
^elk ^^ tegendeel, hoe veel meer welftand.danmoet hebben, en
^en Voordeel die zulk een ruimte heeft om op en neêr te klimmen
bolder toe, en nimmer bevreesd is dat dezelve zal onder ons

■ een ------'---- —------ ---------— ---------- —

J^ tot d die zulk een ruimte heeft om op en neêr te klimmen

^og ^ bolder toe, en nimmer bevreesd is dat dezelve zal onder ons

SeitgY^P^aatft worden j daar de anderen als bannelingen onder hunne

'^iJnng ^ "oogte hunne trooft moeten zoeken, zonder hoop van ooit

^eu ^^^^^Iftand teverkrygen, ten ware dezelve by ongeval weder tot

^^ "^^grip met een laageny&önzo»/boven ons gezicht kan beilaan,
^crji^jj.^ ^elftandig vertoonenj en dat een kleen ineen ruim bellek,
j êoede ^ hoogen/?öri.Zi5;>i/, zyne waare eigenfchap verlieil, zo dat

l^^^^^konaen tekeeren op welke zy gemaakt zyn.
ipa^i, ï ^y beweezen hebben, dat een kloek Landfchap in een kort

eens-

^ tïieening van den Maaker daar door vrugteloos word: beflui-
^Udf^i' 'cr ceen nader middel is tot het verbeelden van een ruim

^^Or e'er^' deugdfaam, welllandig en natuurlyk te weezen, als
1 ^Qda ·
horizont wat laager, gelyk voorgezegtis, teilellen,
^^^^ Stukken altyd zelf ver boven ons oog worden ge-

5' j^i^^^^iïiand werpt hier een zwaarigheid tegen, naamently k deze, swaarigheid
oog zo laag gefteld word, deluehtdanalte veeltezeg
-faagcn w
en het voornaam ile te weinig. Hoe zal men de lucht dan^««fïs·

Sen als een onnutte vlak j en is dezelve niet het geen een Land-
^'^'"dryi^verciert, verkwikt, en aangenaam maakt? Zal men't

lu willen ftellen dan den hemel? Daar is, zegt men,

S^tïial^l^^, ^ien. Is dan een fchoone lucht zulk een geringe zaak en zo
^ te maaken ? Is het niet al zulk een konft dunne zweeven-

de

toe.

hn

OpgeloiK

^^Itje, ^^ verbeelden, als een iluk vlak land, hier en daar een heu-
xr!^ "^y Oiis^^lj^^P^^®' weinig gras of kruiden ? Neen, laa-

eén niet wvs maaken. Eenfchoonc lucht is een proefiuik
l'aad . ^ ^eftio· _______________________

tig Menl-pr

^■^iiekj;^. ^^akt de voorgrond

wat kloek : een boom of twee met

^ §een „ , het zy masiief of yl, konnen die niet genoeg vervullen

^ttollig is ^ ej^ ftoppenofverbreeken dat hinderlyk zoude

Aaa ζ kon-

maar dunkt ze u wat te groot te zyn, hier is

-ocr page 429-

GROOT SCHILDERBOEK. ^^^op
konnenzyn? als mede een gebouw, is'tnietvanvoorenj niC*^

zy de werden gezien j of wel tcnpiramide of pimtnaald, nie^ ^
meeft altyd verbeeld agter in 't verfchiej:, neen maar voor aan,

enhcgtj laatende de toppen van deze genoemde dingen hoog F gn

ten, om te Hoppen, en daar door, gelyk ik zeg, de g^vvei"
daar eenigiins te breeken. Maar mogelyk zal iemand liier ^cn
pen, dat zulke kloeke boomen niet fraay zoudenilaan, ^^^^jglcruii'
hunne kruinen niet kan zien. Wel, is
'er meer gelegen aan^^^^ ^f

van een boom, als aan de top van een fchoon gebouw, νψ^ψ -σά^^^
zo een zeldzaam voorwerp, 't welk konftig en heerlyk, "^,^^ζΐΐΐ^^®
mogelyk drie honderd mylen in 't rond niet werd gezien? Jüt

wyken en gemiil v/orden voor een boom ? Zou men niet ^^ hofl'
het een wonderlyk fchepfel was, en jammer zyn dat 'er een jgten 5
derd zyn kruin verloor ? Laat'er een, twee, of meer uiti^ ^^pt
daar zyn'er noch genoeg. Ik zegge dan,
dat de lucht genoeg öj^^fit
is jen daar mede is deze zwaarigheid weg genomen. Nublyr^ ^agi^'
gemaatigd, en de meeile kracht in
't Landfchap en
myn voorgrond word cierlyk geftoffeerd: myn verfchiet
diep, met ruimte naar myne wenfeh : de
horizoni is zod^n^ë ^
niet heb te vreezen voor het omtuimelen der voorwerpen. ^ ■^jc

Wanneer ik zeg, vooraan groote boomen, hoog op^
bouwen, puntnaalden, en kloeke beelden tot iloiïagie te fteU^^ ag^^^'
len zommige my mogelyk tegenwerpen, dat alsdan de ë^^^^^do^^'
neêr daalt, en voor opry il: konnende zy zulks niet goed vii^
hunne ongewoonte, alzo zy zich nooit op die manier van eü

gefteld hebben, vermits de voorwerpen alsdan wat uitvi?^
kloeker dienen te zyn als hun gewoone trant medebrengt. tn^'

Hoewel ik nu de verkiezelykheid vandeeenebovendea^ ^^^ g^ji
nier van fchilderen aangeweezen heb, itrekt dit echter .aeh^^
wet dat men zulks altyd moet volgen, 'k Heb alleenly^ ^^
het eene fraay boven het andere te toonen.

Ι^απ het befchilderen der Vertrekken.
Tiende Hoofdstuk.

iSiwicht de- 1 k oordeel, dat deze zaak niet van een gering gevolg 5 ®
2cr zaak.
jl · . . . σ σ ο

^· -^genoeg is om met opmerking daar op te letteni ^^®

het zommige Schilders (wegens de re gelen der Konilio tDu ^e»

-ocr page 430-

rei^ groot schilderboek. 37^

fchei^''^^^^^^^ kamers , en andere vertrekken) dikwils voorkomt ver-
ïiicj. 5 berken daar van te zien j daar zy nochtans,wanneerze een ka-
Xen ^ ^^^ onder handen neemen, niet konnen beiliiiten noch verkie-
^y befte zal ftaan' en 't voordeeligfte voor hen weezen. Alsgn zw

he^jgj^ ^^^sin'twerk ftellen, doen zich daar orntrent zo veelezwaarig-hei^^ «ï
ίΙ^^η ^Ρ? en hunne gevoelens zyn zo veelderley, dat zyintwyftelvi
^y tapv^^ ^^ kiezen uit deze drie volgende zaaken, ichildery, of ichilde-

, of de natuur zelfs te verbeelden,
^foot^-^^^^^e het eerile, moet men weeten dat dezelve van
^evy ' ^^ ordentelyk geplaatil, door dekenders voor enkele fchil-iingcn opgc-
^otna, aangezien werden, welke met de kamer geen overeen-^®^·

^■^itt ^^ gelykgemeenlyk degeenendoendie veelefchilderyen
" ^^Mee kelken het niet fcheclt waarze hangen, op de muuren of op
iiooit Wat de twede belangt, men moet aanmerken, dat

en, ο

' ^^^gezien werden

ichildery

de wys van tapyten gemaakt, voor tapyten
^ ^ 1, al was'erfchooneencierlykerandomi en

^es y gevolg van zodanig een uitwerking niet zyn als het oogmerk
] ^ ^®· ^^ derde ibort, wegens 't verbeelden der natuur,
kh Pykde befte: want wat kan 'er aan ontbreeken, als het natuur-

^cn 5 en tot de plaats eigen is.

^ery ^pytverbeelding iseengebrekkelykSchildery. Een Schil-
5 ^et de natuur en de plaats niet overeen komt, is mede ge-
^^^kt · ^ "waarom dan een Meefter, die zulks met voordacht alzo
^^^ in verfchoonen is: want in fteê van de kamer te vercieren,

^ciïiaii} bouworder order te houden, werd dezelve daar door t'ee-

^fte Vraagde my eens, of'er wel in 't opftellen van kamers eenige wat 'er hi
^^'^■^'cor5 te neemen waren, behalven het licht en oogpunt ? Ik
^^en ^ ^ hem , dat de architeótuur overal moeft worden waargeno-moet wsL-

eiiZOüe-„crden.

veel de verdeeling en de ornamenten aangmg 5
^an tri^J^^^^t dienden te werden,het zy gefchilderd of getimmerd,dat

kon^^^^^^aroerdeur,fchoorfteenmantcl, enalkoveovereen moe-
j^ebbej^ en het geheele werk zyn proportie uit eene bouworder
ï^ich weltevertoonen, en alle met malkanderen een vaft
^^k ^^ maak en. Wanneer nu iemand de muur met een enkeld
f ^^^eeltj ^ °eflaan, zo moeft het zelve op de manier van een behangfel
te kwet-?'^^^^ · ^^^ fchildery is wat eelder als een tapy t, en lig-
aa^ ^^ 'Wanneer het zo laag hangt. Hier kan men geen ftoelen
Wel Als'er bulten ofkwetfuren in komen, die zyn'er

^er uit tekrygen. Eenborftweering is veelbeter j en ook
Aaa 3 ten

En zvva;iï!g-
die vee-
;ir in
vinden.

-ocr page 431-

rei^ groot schilderboek. 37^

ten anderen is de muur fomtydts zo lang, dat die niet wel in een op^^^
kan gezien werden. Wanneer nu de afftand te kleen en te kort is^^^^
beter dat men de muur verdeelt, en meer als een oogpunt geW^^ ^^^
<1° mf^^ ^^^ ^^^^ midden, of aan ieder zyde een is, die y.

icuren. dczelvc uit te fpiiaren, fchoon zy zonder ly ft werk met de doe

zyn 5 want de kamer moet ten minften een uitgang hebben:
gelyk zommige doen, die dezelve metboomen,
heuvel- of ftee
overfchilderen, als of ze daar niet waren. Geenilns, dat is een g
ne dwaaling. Geen Meefter, die zyne koiift welverftaat, ^^^
goed keuren, of hy moeft racer op zyn voordeel als op de , ^y ijei"

't geheele werk zien. Μ aar wanneer men een diergclykwerj^ ] ^^

hand neemt, en de eer van den Patroon of Ey genaar, zo wel als
meer betragt als 't voordeel,dan
is het veel raadfaamer dat me^

het zy 'er een of twee zyn, met deftig ly ft werk of ornamenten ν
nevens een borftweering die het zelve fluit. Is 't dat die in de' -gfil?
komt, dan zal een fchoon portaal, meteenigbeeldhouwcrk^^
heel groots ftaan. Het zelve zou men ook , om detimmeronK^'-^^Ii
befpaaren, zo wel als iets anders op
dc doek konnenfchilderen'^^^^cfi

veele, die dit niet gewoon zyn, zouden, om niet te verre bui^e .^g^f

ftudietegaan, niet graag hier aan willen, maar liever zo'V'e j^^fia-
landfchap maaken: doch die zich wel bezinnen, zullen,
tuurlykheid en welftand, daar toe veel eerder hulp zoeken. ; jjen?

Zelf als zy Wannccr het nu gebeurt, dat 'er een deur, doch niet in de
maüg^yn. ïs, Zal hct gevocgcly k zyn dat men, om die te dekken en een re^ ge-
heid te krygen, noch een aan d'andere zyde ordineere, ten : al^
lyks de muur iluitte, endelyftvandcborftweerdwarsdoon ^j^j^eC
dvm konde men 't een of 't ander van 't bovenfte maaken? γο^^^'
Landfchap te pas brengen, het zy een ftecn met basreleeve ^ jiif
by: ik zeg, men zoude zo konnen doen j maar voor my? ^^ deii^'^^
nietaanftaan. Myn gevoelen is dan, dat het veel beter is
als geen 5 en fchoon men echter tot het laatfte genegen was j-fioe^
ruimer Stuk te hebben,kan het doch niet beftaan : want dc U^eb^^^
haar fteunfel hebben na dat dc verdeeling derzelve is. ^^ L^Qt
moet wat zyn, of pilafter of term > of, in plaats van die, ^gi-s
bOven rond loopen als een boog. Dochzeldenvindmende Jca^.j^^ j^t
danig geordineerd. De voornaam fte reden daar van is, g^^^^^jpiats
de meeften gaarne het voordeel alleen hebben zouden zoiKie ^^^^
hulp te verzoeken: en indien men zommige liet begaan, d·^^
zyn of zy zouden het befchilderenj overal bloemen en ^og^'it

al gefcIiiedcniiTen i eengebouwfchilder overal lyftwerk ' J' daï

-ocr page 432-

rei^ groot schilderboek. 37^

2.0 verre zouden ftappen, dat het te bedenken zou wee-
^iet · vloer zo wel als de zolder beichilderd kon werden, of zy
^en vei·^ f fteen een byzondere ploempot, doorzicht of hiftorie zou-

^^gelykmenfomtydtsopdeyzeregeldkiftenziet.
Mcjj · ö 5 dat een Konftenaar ^ fchoon het werk hem alleen aanbe- cmtrent
k ^^^^ ordmeert en fchildert, als de Jp

' welftand vereifcht. Tot het overige, zo der noch iets""s«"·
f ^ §cenbuiten zyne verkiezinge en oeffening is,zal hy een goed
'^ajih r? neemen: want de verandering verkwikt het oog t'eenc-
^^^^als ^^^^ of kamer, met eenerley foort van fchilderyen,

^cg ^hikel daar niet dan eenerley waaren verkogt worden,

w^en een voorbeeld daar van , zo ftel een kamer van dertig schikkiu^
'^ing J.Q ^^gtezymuur. · Deze verdeel ik in drie vakken. Deborilwee-dss sciuy- "
j^^ÜcIp^?*^^^ de kamer, en de pilafters tuflchen dc vakk en werden ge-Ye fchfide-"''
k ' ^^natuurlyk van hout gem aakt, na dat ik het tot weliland""

beft oordeel > en op de fchoorfteen plaats ik een Stuk met
gelj ■, ^^ onderftel nu, dat ik een Landfchapfchilder ben, en dat my
f^tSc}, ^ kamer aanbeileed is: maar alzo ik my onmachtig ken om
Ρ d wel uit te voeren, verzoek ik een Bceldfchiider tot

Vil

^Crd ^^^ ■ edelmoedig Schilder moet, zo hy lof en eer

, zo veel op zyn voordeel niet zien, als op de welftand van
jP ^ ■ ^P een doek van een voet vy f of zes, min of meer, komt het
i'tiecf ichoon en deftig werk niet aan. O neen, veel liever een an-
een ftuiver te laatenverdienen, alshetmaartotcieraadvan
d^t ƒ ^'ckt. Dat ik een Beeldftuk op de fchoorfteen ordineer, is
^'Ma^ ^^^Ivehetvoornaamftevandekameris : wantAvateigenfchap
κ " Landfchap hebben,

welkers horizont buiten, ia verre be-
PUatg^^. ichildery moet weezen j waarom men dan op die voornaa-
y w enkele lucht zoubefchouwen ?

immers zekerlyk, dat, indien wy in zulk een vertrek de
^^^"Scnft verbeelden, men niet kan maaken in 't eene Stuk een
ool^^^^^' l^ct tvvede een middag, en in bet derde een avond 3
t/^' 't i'^^^'^^-dering vangeweften: alles moet eene en dezelve lucht

Y ^dcvig^^^lwaar, dat, zo de kamer in vier vakken verdeeld was,
^l^elcjp °y^onderc ge weften, of de fayfoenen daar in zoude konnen

V 1 ^^ de ' ^^^^^ alsdan een by zonder oogpunt hadde.
Vail ^^^'igheid van de linkfche en rechtfche daaging belangt,
U ^^"^de noodzaakelyk onderworpen zyn, en het vlak in-

^^fdft^j^^^ öp de groote muur over de glazen, daar van is in het
oyzondere Lichten genoeg gefproken. Indien het nu

door-

-ocr page 433-

^γό GROOT SCHILDERBOEK.

doorgaans een eenpaarig of
ook de lucht, gelyk wy nochmaals _
weezen, en zelf het loof der boomen van ' teen in't ander
"wanneer zy xo ver reiken konnen: en dan verbeeld ik my? jgj-liefl'
wel zou moeten ftaan, en de natuur en konft nevens het oog '^^γ
ners voldaan zyn. Word ik niet van ieder een nagevolgd j ^^
eere genoeg de Konft en haare Liefhebbers te voldoen.

y^a^ de Schilderagte buitenshuis ^ als in ΨτίβεΙεη^^ίφ

Gaanderyen, Portaalen, en andere 'verfchilïende pUatfen toef^M

ο ο f d 5 τ υ κ.

Η

Ε

l f d ε

aar is, myns oordeels,geen bek waamer rang voor dit

dan het zelve na dat der Kamerfchildery met landfchap ^^ pc

volgen i oordeelende deze zaak om twee redenen zeer nut te ZY plaiit'
eerfteis, dat men door zekere fchilderagien, toepaflelyk aaU ■j^V^^'·
zen, dezelve leert kennen voor het geenezy zyn, en het gebi" ^^^^ di^
toe zy zyn gefchikt. Ten tweden zal het nut konnen weczen
Schilders, welken het meenigmaal voorkomt doorzichten j
ken, en andere verbeeldingen, op d.eze of diergelyke plaatfeii ^^^^
ken, op dat hun dit aanleiding tot verdere gedachten moge g^® j^j. pa-
En gebruik Ik oordecl beft en gevoegelykft te zyn, dat men aan

hetcina-/jef

inPnceien, iii de Prieelen, alwaar men gewoonlyk banken zet tot rü^^^f^eel-

wandelaars, dat men, zeg ik, daar in verbeeld grotten, do ^^geflS
den en fonteinen vercierd: maar de kleene of ondiepe prieele^i
de zyfchuttingen, dienen het allereigenft met basreleeves ? jj^je
wel die van een fombre koleur zyn, befchilderd te wordew- ^^^
Speelhuizen, daar men gemeenlyk met gezelfchap zit te P^^^ ^ fo^'
glas te drinken, of ander tydverdry f zoekt, paflen beft ë^^^^het
Gaaiideryen.teinen, beelden, potten en vaazen. In de Gaanderyen, tUS"

de, voegen doorzichten van gebouwkundei en aan 'if

en Poriaa
Ici

fchen de venfters of glazen, niiTen met beelden en basreleeveSj^^^^u

aa- de muur dik of dun is: in de Portaalen, met kamers of j

wederzyden, beelden en basreleeves, als mede fchoonci?^^^ Jiiig^^
benevens optooifels van Urme/^ en diergelyke daar toe eigei^^
meerj doch op de venftxrs niet als loofwerk. r i^ilder^ê**'

Nutheid de-
zei ftoffe.

. - . - 'aat ons eens eenige verdere aanmerkingen op

der daagin-
i^en op 't
Srhilder-

er

in Prieelen ter neder ftellen^ envooreerft overweegcn?

-ocr page 434-

vvej.., . groot schilderboek. ^77

ie(igj. ^ ^'"^idene foorten van prieelen gevonden worden, 'er ook in
Ha (ig y^ondere verbeeldingen paffen, zo wel in
concept als koleuren,

Is L^ .^'^^-eidenelichtenzyn.
Vaar f, ^i^i'kant prieel, met de opening in de midden, enal-

^^oren^^ "^^^^derwerk een basreleeve vertoont, zo dient het vlak van
^^η ^ ^ te zyn: maar indien het boven toe is, moet het meer

^c verlicht weezen. Desgelyks zo het zelve prieel diep, of

Ηΐΐ (j^ ^^cheppende opening verre van de muur of fchutting is, zal het
δοη. j ^^fl^i^ie ofte wederkaatfing der grond zyn meefte licht ontfan-
iins Va j ^^ opening breed is, zal het weinig fcheelen of het eenig-
^e Qp^ r*^ 2,y de komt: maar wanneer in tegendeel het prieel ondiep of
Had^^^^'^^g naby, en een deel des Stuks in't licht, en het ander in de
i^e reii^? 5 alsdan moet in het fchaduwdeel zyne eigene en natuurly-
^Hal^. ^^ngeweezen worden, op dat het waarlyk een uitgehouwen.
^e gee^^ ^^gevoegde basreleeve moge gelyken 3 en doordien in het zel-
J^et ^'^derheid noch lieflykheid kan vertoond werden, by zo verre
^et Op in de fchaduwe komt 5 oordeel ik noodig te zyn, dat men
^eijij plaats kloeker en krachtiger aantafte, dat is te zeggen, met
j^^einigheden, om het te doen uitzwellen en alle verwarring
Mio ^^en, op dat het zich alsdan van een verderen afftand wel-
. j^^^^vertoonen. Ditis voor zo veel het licht aangaat,
^"^cgfj ^^^Uren in zulk een geval, alsdiewel verkoozenenbycenge-
^ricfQ brengen niet weinig luifter daar toe by. Ik oordeel deze
de gevoegelykfte te weezen, te weeten hartfteen, blaau-
^^ar IJ, j wit marmer^ uit oorzaak van het groen der prieelen,
® dezelve zyn overdekt, en doorgaans het verbeelde belom-
j^^Wg '^in of meêr eenige koleur aanzetten j 't geen echter niet
p'kopj^^^am is^ jnaar in tegendeel lieffelyk en zoet, voornaament-
iten^^ 'etxvit. De twee anderen zou men tot by werk konnen gebrui-

Neveiis dc
koleur.

blaauwe en hartfteen5 dewyl purper, paars, of

'^eci,

δ^οεη een goede uitwerking j zvnde het verbeelde daar door
I "Wanneer het tuffchen blaauweileene ornamenten ge-

vertoont zich door dezelve fchoon en frifch,

^^'elke zich rondom met het groen verbinden en aan een
^^h men moet my in deze plaatfing wel verftaan, naament-
Bbb lyk

•'^erfl·, ê^cn welilandige plaats konnen hebben, ter oorzaak van de
^^^S Vo ^^^'^^ndheid van 't groen, 't welk een onaangenaame vermen-
^'^orengt: maarbyaldien een zuiver licht vlak op defchiider-
f^^^'^ïidek het niet belommerd word, alsdan ilaan de drie laatftge-
heel wel, benevens een vleefchkoleur, endoentus-
een goede ........

wh^ ^-anneer he

-ocr page 435-

rei^ groot schilderboek. 37^

lyk wanneer het een breed prieel is, alwaar het gezegde aan W ^^ ^^^^
de naait de opening van buiten op paneelen
gefchilderd WO
toond, weinige of geenefchaduwegecvende.
foime der dc fchildcragic moet men ook d^e gedaanten waarneerncn ^ ^^^^

fchiidewgie. rond , vier- of achtkant, dan ofeen ovaal of eenige andere rori"

beft paflen zoude. _ _ _ lerk^^'

_ Έη verkie- Βe4ang endede voorwerpen of hier is veel in op tel 0,

vöofwerpen dat hct de gelegenheid der plaats toelaat. De bloemen zyn ^
"Lfch , als hunne Godin, toegewyd > aan
Fenus het voorjaar > p-^i dc

fen.'^"^^ de boomvruchten j aan jSiagi/^^iide wyngaardeni

kruiden > aan Ceres het koorn ^ aan Apollo de zang- en fpeelkon
is ook de vader der faifocnen;
Priaptis van de voortteeling > ^^ ^^^ qcï^
van de vruchtbaarheid. Dit zyn de voornaamfte waaruit ^^^

overvloed van iloffe totverciering dezer luftprieelen kanhaal^' >

voegd en bekwaam gemaakt zynde ria de gelegenheid der ^pcn j

beeiLJveT ^^^^ volkomener myneftelling en gedachten te doen begur

khiard. acht ik noodig twee voorbeelden, hier toe dienende, te vertooi^^^^fi
van"/r"en ^^^ ccrile neem
ik Zefirus en Flora, henindemiddc'ij^.^^-iit.

f)o]-J '^"'^"rond of vierkant Stuk plaatfende, nadegelegcntheidbeft^^ ^j-eii
Zy koefteren malkander zeer minnelyk, werden-debeideliriii^'·
gezien.
Zefirus^ aan haare regter zydczittende, heeft |ioU-

arm om haaren hals eeflagcn, met zyncnrcetcrdenhaarenva gp-

dende, welke op zyne knie ruft j fpreekendc zy hem vrieo
met een lieftaalig wezen aan, by na mond aan mond ë^^^^f^y/f, ^
Haar hoofd helt over de regter ichoudcr. Zy tilt uit een ^^jjdei'C
bloemmand, met de linkerhandeen/^/o;?op, vanondcr^c^
daar dezelve mede gevuld is. Haare fehoot ftrekt na de lii^j ^ fitten 1
zyne na de regter zydc, tuffchen welke een oitvrceCupi»'^ akt?'^^^
vlegtende een krans om een brandende fakkel. Hy is meeil na^
vlerken of vleugels voorzien, leggende een trompet by of
enzyislugtig, maardeftig, gekleed. j.//t^fisstei'

Het twede Het twede voorbeeld beftaat in drie beelden, envertoo ^^^^^Q-pf
νΖ'ΛηΡο. 1'egtcr, PöTOi? ter linker zydc, en in de midden, ^P^/öf^hcei^

wo»^. zyne lier, en wat hooger dan de twee anderen zittende, ^^^hoo"^'

een hoorn des overvloedts vol bloemen, en Pomona ^itvh^·^^^^
vruchten gevuld, nevens een fnoeymes indevuiit. ^^
voorenj Plora ziet na vooren met de vinger op de monii?^^
is als opgetoogen, het hoofd in de nek op zyde houdende. j^jn be'

Gedaante of

Hetbywer^^

pe-

nen zitten op zy, tegens malkander over,
ilaat in kindertjes of
Cupidootjes.

-ocr page 436-

rei^ groot schilderboek. 37^

^^ blop "icrgelyke Verbeeldingen zyn mecft eigen enbeil geplaatft Eiger.fciiap
Vruci^J^J^tuinen, voornaamentlyk het eerfte: maar indien 'er meerderde/L^fvÏ''^
Οοΐζ i^^^^en als bloemen zyη, ^^atPomonavoox. Doch men moet
Ves ^^^^ geeven, dat ik deze twee Ordinantiën tot basrelee-

i^^rie .'^vat meer als half rond, en van vooren gedaagd j maar
^eevft f· licht van de zyde komt, alsdan heel flaauw of weinig ver-
g^lykwy in de vei-handeling der Bouwkunde, daar wy van de
^^llen ^^^^^ fpreeken en dezelve in drie foorten onderfcheiden, verder
Ιη A^toonen.

Ei-oc,,^ ^^^iuinen voegen beft verre doorzichten, of boiTchen met^.^i®

"^nte ■! 1 · ° 11-1 ί- 1 -Ι 1 · Blocmtm-

j ^'iere » ^^^ tegendeel m laanen, of daar veel geboomte is ,ηεη,ΐααηεη,

''•c 5 Zeehavens met gebergtens, gebouwen, rotfen en diergcly -
als zy door geen lommer der boomen befchaduwd
prieel '^aar een helder licht en zuiveren dag ontfangen: doch in
"^art ^^ en zitplaatfen, aan welke het groen cenige belommering
tv^ce' wederom geen doT)rzichten, maar basreleevcs van een,

Op ^^^ drie gronden.
I^Ootejj plaats tuflchen huis en tuin, aan wederzyde met een muur be- En openc

P'^^flcn mede flaauwe basrelecves, van d'eene ofd'andere
^Hnj^ ^ ^^een > als
mede termen, potten, vaazen met groen overdekt,
^et daar op of omtrent geen natuurlyke ftaan j ook wel fonteinen
of watervallen. Inzonderheid voegen tegens een
^Mvg of begroeide muur, ronde gaten, metborftbeeldenin

^εη ' by^onder wel, als 'er ook geen natuurlyke omtrentftaan.
^^Ccjj Ze van wit of licht rood marmer, of andere licht gekoleurde

H^^^'ko ^^ornoemde plaatfcn zyn wel de voornaamfte en die ons meeil
Κ fno^^"^ 5 hoewel nooit of heel zelden by malkander : doch indien
j^^^ierie ^^ gebeuren, zo kan men zich van deze aanleidingen

re f ' ^^ bloemkrans op j

haar een tak met periikken toe, diec

Bbb 2

re

en zyne gedachten daar mede verryken. Hebben zy geen
g^l^-j^^i^h ryker, zo zyn hun de voorgeftelde tot een voorraad, zo
x^^i-e een voorbeeld, gegeeven: en hetfraay encierlykevan/^
^^ar bygevoegd zynde, zal men zich nimmer verleegen vinden.
S^evejj^ de gedachten van een jong Meefter noch beter aanleiding te
^^ ^an ^P de gang te helpen, wil ik hem gaarne noch een Ordinan-
9P ft el by zetten, welke hier volgt,
^^n ^gT ^^ in de midden des Stuks, zittende neder, geheel naakt vInT
^^yde van haar Pomom en Flora. Deze laatile ftaat aanyoorgeftfide
iinker öter zvH^ ^^t- hl^^rr^lr^or^c Qp j cn Pomomy tcri^ef.®'''^''^®"

die door Fems met de
lin-

-ocr page 437-

580 URUU 1 ί> υ HlJLJJJdvKJi Uü^iv. GROOT SCHILDERBOEK.

liuker hand aangenomen word, welke zeer hoog enbyna reg i ^ ^^c'

zittende, een bevallige gcftaltevertoont, nevens eenbekoo

zen:

maakende aldus met haar driën een aangenaame ^vci''^

raing van Schoonheid, Reuk en Smaak:

wantdeSchoonnc- j.

in dit geval voor het gezicht gerekend. En als de plaats hoog
dan breed , zou men ^pollo fpeelende daar by konnenvoegcn? ^^ je
een wolk, wat fiaauwer en dieper, zittende j en aldus zoude^,^
vyf Zinnen met een zeer gevoegelyke en bek waame manier op ^j^o
ze konnen vertoonen: doch
vipollo is daar juift zo noodig niet|>y

Fe?ms oi de Schoonheid mede voor de/i««mowVverftaan wol'"· ^^jjeii

dat ik 'er Pomom by voeg, is om dat de vruchten en
zonder malkander gaan : want de bloemen groeijen
en vertoon ^
van het eerfte tot in het volgende faifoen, en dus een geheel ji^^^^.^^'ef
20 wel als de vruchten in de zomer en herfll. Behalven dat jj-a^-
vruchtengevonden, die te gelyk
ookmetdebioemenblocue^^^^j.gji
genj als daar zyn perfikken, abriRoozen, amandelen, cn
in't vroege voorjaar. . ·\ ββ^'

Voorbeeld In ccn Kruidtuin, van genees-en keukenkruiden, zoudei ^is
tie hi'Ïeïf ) den zoon van God der genees-en heelkonit ^^^aii'

Kruidtuin, het voornaamile des Stuks, aan wien het Planthof toegcwy<i gei'^^
de in de midden, en aan wederzyde
jipoUo en Diana, zittende d ^^ ^gn
aan zyne regterhand met de pylkoker op den rug ofbyh^^"·^' jeiidi^
fcepter, op welkers fpits een zon ilaat, in de hand, ofeenbr^^pj,
fakcelj en
Diana pronkende met de maan op't hoofd of in
ter linker zyde van hem, met haare boog en pylen voorzien· ^^

heeft een ftaf, om welke een gekrulde ilang is, indehai^j^'^^/-

Έη uitleg- DeMaan, ofde Aarde, is't die het zaad doet rotten,

/0 of de Zon door zyne verwarmende en doorftraalende kracht {t
fchieten: en gelyk aan alle kruiden, die tot geneesmiddelen g ,
worden, driederley kracht werd toegefchreeven, naanient >
warmende, verkoelende, en beide te gelyk, zo konnen de

kwaamelyk door deze drie Perfonaadjen verbeeld worden j ^^^^{Itot

voorzichtigheid inheteenenhetandertemaatigen, endoo^ eflang'^^
haar gebruik en oogwit te brengen, door
Mfculapius met de g
ilafwerdaangeweezen. •n-i'VOOi·''

Iclry-'" Dit heb ik dus wydloopig uitgehaald, en zal het met ,

^^"^ omjit^beelden in figuur, ten opzichte van het eerft verhandelde, bev ^^^
ftiekkeii, en te tooncn wat foort van fchildery en ver
beeidinop ^^^^ plaatfen zy, daar men gewoon is^eenige fchilderagie^^'^^^^

« iieideren. waar na een voorzichtig Meeiler zich moet fchikkcn om zyi^^ te

-ocr page 438-

tef^j. groot SCHILDERBOEK. 381

'^^cht 5 wanneer hem zulks voor komt." Menneemederhalven
Vq "^atik, beginnende met de eerfte Schets, ver der zal zeggen.

^ 5 ? meening van den Patroon of Eigenaar is deze
foori- met eenige verbeeldingen te laatenbefchilderen, wat

"^fba ^f ^^iWeragie aldaar het gevoegelykfte zoude zyn, gekoleurd
^Ve^}^. ^ieeve: Ten tweden, wat hinderpaalen in de weeg zyn die het
fot^^^.'^^ *^cszèifs volkomene natuurlykheid zouden konnen fchaaden in
'^^^^^^'^'^^cepten; Ten derden, van Avclk een afiland dezelve moeten
of gezien, van buiten of van binnen; waar na het werk luchtig.

uitgevoerd werden : en ten laatften, ofdezelveby zomer
^'^en ^^^oos zullen blyven ftaan ?

^ict dan in No. i. een plaats afgebeeld ter wederzyde in muu-voorbeeld in
oi'cetj aan welkers eind een prieel gebouwd is dat de geheele^fj'

uui en
klaarins

Vl ^^^^t· ' Den ingang tot het zelve is in de midden, en aan we- van de eei-
een^^^e een

opening, door welke de verbeeldingen van Α en Β, de
^l^k γ ^^ εη de andere links, verlicht worden, enhetmiddelftuk C
P^n Vil] Boven over het prieel en de muur ziet men de top-

^^ ot) O ^cliterhuizen D opfteeken. Nu is de vraag, wat voorwerp
Stoei^^ ^ dient gefchilderd te zyn ? een doorzicht of basreleeve ? Een
k ^ iti als bofchachtigelandtsdouwe of een bloemtuin, zul-

"Uitgj^ ^^ groen prieel geen goede uitwerking doen, wanneer het van
Ε^Οζη ^^aar zyne voornaam fte Ifand plaats is, gezien werd, omdat
^ §roen geen verandering noch verluftiging geeft. Eenzee-
^^^rlyj', een binnenhof met ƒ ^/ίί^ίϊχ, fonteinen,
cascades, en alle
opgepronkt, z.oude wel wonder fraay ftaan, van binnen
want die koleuren fchikken zich wel tuflchen het groen;
als men het op zynen regten afiland van buiten be~
„^^oti^ ' "^vord het leugenachtig en geheel tegens de natuur ftrydig
ter

oorzaark van de toppen der huizen D, die daar achter
' echter daar over heen fchietende, een algemeene ilopping
als ï^iei" uit volgt dan, dat'ergeenbekwaamerfchildera-·

^^at ^^^^basreleeve, zal paffen, te weeten voor het middeliïuk.
Op ^ ttu eens de wederzydfehe verbeeldingen overweegen,. ge-
^fereg^^'^^'^enbinnenafftand, deeene, alsgezegtis, links,ende'an-
yns oo zynde, en overleggen wat beft daar in zou voegen.

een basreleeve daar geen welftand aanbrengen;
wil zo kort niet bepaald zyn. Het moeten doorzich-
e^l ^ op^' ^^ 'er het beletfel niet is 't welk zich tegen het mid-
^ ^"^Yeii^^^' natuurlykheid kan verhinderen. Het pri-

' en ten anderen valt het licht veel gunftiger op deze

Bbb ? twee

-ocr page 439-

^Si GROOT SCHILDERBOEK.

twee plaatfen als op de middelile, zynde die jflikkering niet

pen: dicrhalven paffende doorzichten hier beft, en xclfs hoe

en blaauwer hoe beter, zo als ik voorens gezegtheb. Ecnï
metfchepen, een voorhof met fonteinen , eilandenmetgcbc
het verbeelden van een doorgaande ftraat met fchoonc geboU"W' ^γ^^-^ζί
pels en gaandcryen benevens een blaauwverfchiet, enz. ceH

geen onvermaakelykevoorwerpen, engeeventuflchenhetg^
verandering en wclitand. Nu dient men ook aan te merken ? ^^^^
zy/ce Stukken Α en Β , niettegenftaande zy van de plaats
tangen, echter, als men het zo begeerde, w el anders om
gen werden 3 vermits het buitengezichten zyn, die geen jji^i
met deze binnenplaats hebben, gelyk het basreleevc't welk j^jgcü
verbonden is. Dit is zo verre die zyde betreft: dezelve overwee&
en opmerkingen, hebben ook plaats in de zy muuren
Ε en F. jcs^fi'
TwedePtcnt- Het twede printje verbeeld een tuin met zyn bloemperken j ,
veibeciciing. ly^g ^^ muurcn beflooten. Vlak in 't midden is een poort van

en aan wederzy4e twee ondiepe zitplaatfen, met latwerk eng,^^js5
overdekt, gemerkt Α en Β, in welker ieder een ronde verbeet" ^ten
en boven dezelve ziet men de toppen der boomen, als vaneen&^^j^cO
boomgaard, opfteeken, met de letter C getekend. ^ρ.βΠ^·^^"
ovcrweegen, welke voorwerpen in de prieelen Α en Β beft
len. Men geeve dan eerft acht op den afftand waar van
gezien word, welke van buiten over dc bloemperken is. [ts^^'^f
gen, gelyk Π1 de voorgaande, geen yle doorzichten j enveri^^^^el"
plaats zo vol groente is, zou noch meerder groen daar geen

ftand geeven: derhalvenzalbasreleevehctbcft cnbekwaami ^y^de·

zeiver opfchikking en verciering ftrekken, half verheif^ Q?
Wat de koleur belangt, daar hebben wy hier voor af gefpr'^^ ^^ {cbi^'
deze wy ze kan men hetdesgelyksmet de wederrydfchcionui' j^ov^cr'
ken, als men maar altyd acht geeft op het geen achter en bo^^ gjxdc^^
fteekt: aan de eene zyde is't met huizen betimmerd} eii^^^

" ^ eind

nn
over.

een tuin of oranjery.
i3erde Prent- Bczic nu de derde Schets, verbeeldende een laan, aan

eeng'".

verbeelding i r i -i j i

cn redenec- "Ct gelchiiderd voorwerp Α ftaat. Hier in heeft men — , „.
,ve!. ^eid, konnende veelerley gedachten aldaar toegepaft worde"
'er niets omtrent is 't geen eenige verhindering kan
toebrengen
dit alleen hier in te overweègen, dat, vermitshetecnverreiio
is, in de natuur zelf ons dik wils, om ze te doorwandelen·, "^^^pdef®

dc, men dezelve niet behoeft te verlengen door/^r/^^^^'^'f^f.
doorzichten, maar liever den wandelaar door een fraay gezien ,

-ocr page 440-

le^ . GROOT SCHILDERBOEK. 381

tcDs'een weinig aandacht te noodigen, ohi na een luttel uitrus-
^^tifcii^^^ wandeling te vervolgen r weshalven men hier

letif^ .?^"Dceldwerk, fontcinsgewyze, van wit marmer, zoukon-
fcn ^^ 5 cn het zelve in een grot
oinis, met groen overdekt, plaat-
Cn Aurora^ Zefirus en Flora ^ oi Fems Adonis ^

ïieïi- § ykc, in kloek leevcn met alle kracht gefchilderd, vertoo-
iyn' V kan daar in een rots, alwaar hier en daar eenige gaatjes
ft dewelke de lucht gezien word j een
Cadmus, die den draak
of verbeelden 5 ofeen Dii^^ii? met haar A^z/^j^'Mj
oiecnTerm

iUiggj^'^^·^ ^ergezelfchapt door Bagchanten en Satyrs, met hunne werk-
ecn fl ^^tende hier en daar uit dezelve eenige ftraalen water fchietenj
^e ?^pcnden
Silems met de Nimf Egle, welke moerbyen over zy-
Alle de genoemde voorwerpen zyn op deze plaatien
^eh f' op gelegentheid paffende.

dit kan men eenige l^ermen op uitgefneedene planken fchil-
^Ψΐη ^ ^^ 2,etten dezeh^e tegens een groene haag aan weêrzyde der
^^iljej ^^^tters, of ronde gaten, in de welke borftbeelden, of me-
^ertÓQ' Beplaatft konnen worden, gelyk in het twede Printje word
van zulkekoleurenalswy voor gemeld hebben, die in het
^Uieffelyk ftaan.
Oc%t'I'ermen^ Y&vh&eXdQndcBagchanten^
üoL ^°den en Godinnen, na gelegentheid van tyd en plaats, kon-
"^^ge naakt en eenige gekleed zyn.

^dffi

^^eleu van Venns en Adónis, tot fioffi^ne en ordi-

nantie der Landfcha^]^en flrekkenae.

'ï' W Α Α L F D Ε Η O O F D S Τ ü K .

Ν

ρ,,

gchten ^^^gen ^^ geeft op te wekken, .en met ryke ftof,

V^^^itv ^^^'^^^dingen te vervullen, hebiktot ftoffagieinLandfchap-iieze xakr
V ^^iiter ge'^^cimen: en hoewel deze ftoffe gemeen is, twyftel"®^^""

^i'tooj^^ 'er ooit iemand is geweeft, die dezelve op zulk een wyzc
-^^eis^ ^^eft. Het zal
Fems en Jdoni's zyn. Den inhoud van het

eliefkoosd word: het twede,
r^^^ ten.^^^ ^^^^ aifcheid neemt, om terjagt, oflieverterilagt-
en het derde,
^^Cïïi vind dood leggen.

Dc

-ocr page 441-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

DeGefchiedenisofhetVerdichtfelbehelii: als volgt. η

van en ^«^us was, na het zeggen der Dichters, op den zy

Adonis, ea zeer verliefd, niettegenilaandehy koel en ongevoelig bleer? j0ig

Juudfeï'"^ Het zich voor een tyd zoenen en ftreelen: het welk i^^ri^^^^ggkeiij
verdroot, werdende daar door van jaloerfche gramfchap oo^
zo menigmaal hy dien Jongeling in haaren fchoot zag leggen·

Nevens de Het toonccl is een lieffelvlce cn aangenaame landtsdouwc, l^gi"

verbeelding. ^^^^^^^ ^^t tot vermaak der oogen kan ftrekken, boflchaadje^^p^ls.
gen, dalen, rivieren en fteenwerk , uitgezondert huizen en t
Myn oogpunt ilcl ik in de midden. Tuifchen dezelve en de
de, op een heuvelachtige grond
, plaatsik de Godin met haai
llerling, nevens de drie Bevalligheden die haar oppronken. 'er

vlegt een krans, d'andere zet 'er haar een op, en de derde bi" u^^^r'
een mandtje met vruchten by.
liLenige Cupidootjes fpeelen rondoi^ jioO^''
voornaamentlyk zit 'er een by haare voeten,

blaazendeop^e" ^fli

van Adonis, na welken hy al lagchende ziet j terwylzymethaai-^^lct,

om zynen hals, en met haare hand de zynetegens haar boeze^ ·

ofkuil. Achter den voornoemden heuvel, tegenshetverrch'j^^'^ eti
ik eenigc loofryke boomen, de hooglle in de midden des^^ ^^h^t
die na de linker zyde wat kleender en ylder. Achter deze _ gC'
overblyffei van -een
colonnade, of pilaarwerk, die halfacht^^ eZf
melden heuvel opfteekt en naar het oogpunt loopt. Aan ^^elaai^'
vooraan, zet ik een dwarileborft weering,
tegen welke de h^iJ^^og
ftuit. Tegen de bor ft weering, die maar drie of vierdehalf jjc^^
is, plaats ik een Watergod, welkeby zyne kruik zit te ilaa^,]jj;ecii
omcingeld met groent:ei en in den hoek, tegen de lyft? n'tSt^^^

en weg tuilchen het 7x1 νe en denheüveij^^^ljji:,
an 't einde der voorgrond, daardetwe ^j^va^^

lende, eindelyk op een open veld uitkoint:, jef-

zwaare willigeboom, of anderhalf: zynde alzo de helft ^^ ^jgg Φ
beflagen. Aan de regter zyde, vooraan, plant ik een
heel begroeide ftam, omtrent zes of zeven voeten hoog 5 ^^ot

ter dezelve, een kloeke, fchoone, enlöofrykeboom. p^gxo^^^
ziet men een hooge vierkante tafelfteen
oipedeflal, waar op e 5
en cierlyke vaas gezet is. · Deze dingen ftaan alle op een rey ^jg vat*
rMint- maakende e^n ■"'■'^'τ t-nflVii-iprt τ-ι*"»- -.τί-ι^τ» ^ïfit»

punt,

vooren ruim, en aa ^

wat naau wer werdende, eindelyk op een open veld uitk ^

men tot op den^ürizö«ieenigeflaauwebergjes ziet.Laat ons ^^oof'

,r vooren keeren. In deze rester hoek ontfteekt dc^y dc

OIU ΠΛΗλ VU<JlCUIS.Ct;iCIl. AU UCZ-C ICgLCI nOCK. OIlULtCXvi. i-^oftSl^* 1

logsvuur. Zy vliegt, met een gebrokene ftinkende pik , gji^ely^
vuift, en 't hoofd vol krinkelende flangen j

die twee liefkoozenden aan. Befchouw .eens, hoe de ve r\nt'

-ocr page 442-

oorlo gi^oot schilderboek. ^sf

ftecii op zynen buik leggende, met het eene been overeen

fchen'j^^^^^ achter het pedeflal verfchuilt, ftaroogende yverig, tus-
opgc^ ^^ ^^Ive en het loof der boomen door, na db, oorzaak van zyne
^y^g lïiinnenyd. Zynfpeer en fchild leggen έ>ρ de grond, by

neêr.

u ^^ris een Print van , oijulio Romaan ^ gezien, al-Duifterever-

^iiive^^''^^ in het verichiet ftelt, die Adonis met het zwaard in deSf.'y'l^ti^^^^^
^ΐη Ijg^ ^^olgtj 't welk wy te duiiler en te ver gezocht oordeelen. De^ooï^®'!'^'^*'
^er}^^ , ^clgoedzynj doch het itryd tegens de fabel: wantOwWm
^a^r i 5 dat
Adonis door Mars met het zwaard wierd omgebragt j
Ofjj '^^gedaantevaneenzwyn, doorhemtoegeruft.

u^l^^^ftchen twyifel ik niet, of deze myne opftellingenfchik-
^^el zeldfaam voorkomen j maar als ze\veluitgevoerd was,
^^^^^rlyk fchoon ilaan, met die pronkileen, borilweering,
; want die dingen geeven een groote welitand
en verande-

^y^^ht, dat wy hier toe verkiezen, is een heldere zonnefchyn.
^n, gedachteis, alhier de maand May of het voorjaar te verbeel-
ê^Oej^^alles groeit en bloeit j fchoon ik wel v^eet, dat de
j^^itti
Uq ^^ boomen, door de verandering der koleur, in de zomer
j ^"^hilderachtig is5 doch dit moet geen zomergelyken: en,

Η ^^e ^^ ^^^ 5 Eiland Cipms niet als in Holland, of andere

daarhetgroen zo laat opkomt 3 want anders zou ik
Nti ^ ^landtje met vruchten bybrengen.
f^^otg^^de iemand mogen vraagen, om datik terregterzydeop die Tsgenwer-
^^M ^^^'^kfteen noch een vaas zet, en zulks vlak tegen over dien f^^s^ps®'
^^^ ^
"^ms en Adonis met de Bevalligheden op zy ή, of dit niet een
groote ilagfchaduwe over hen lieden zou geeven? Ik zeg
^ dat ik

myne zon wat hoog, en als op den middag, neem.
^^^dehp^!"' meen ik het zo digt aan den heuvel niet te zetten, dat het
yne κ . ^en hinder doen konde. De voorilcboom, om dat die met
^'^efgj^^^ ^ohoogopftcekt, kan hun ook geen kwaad doen, flaandc
^tej-jj^. "iuwe voorby hen heen over dien willigeboom in den hoek,
en op een deel daar van, 'tgeendeiTfj/öi^^mi^i?, daar hy tegen
gepj ' ^^^ doet wyken, hoewel de boomtjes achter den heuvel
^ ^^^gfaam doen konnen j want die wil ik meeft van een donker
^elig^ de fchaduwe, hebben, en het weinige loof, dat over
jP'^l^eri^^·^^ hangt, helder laaten daagcn, om alzo onderaaneenige
^^
^'^oep Jv i-^. iiebben daar zy tegens affteeken: zynde myne meening
in'tlicht, welteverilaanindezon, teftellen, omal-
C c e

-ocr page 443-

GROOT SCHILDERBOEK.

aai"

ren.

Maar hier uit ontftaat een derde zwaarigheid, te weeten, ^ ^^ jigt
deze flagfchaduwe op hem alleen kan vallen, nademaal zy t.As,
aan eikanderen gefteld zyn, dat
 haarcnarm om zynen

hy zyne eene hand op haaren boezem heeft 5 oordeelende, dat z) _

Opgeioft en^^^i^elyk mede aan d
beantwoord, op ik tcgenwerp,

et

en

Vierde te-
genwerping

Vyfde zwaa-
righeid.

ie zelve fchaduwe deelachtig moeit "^^^"^^jjdel^^

at 'er door 't een of't ander genoegfaam^ " ^leii

overig zyn om de fchaduwe te vinden. En wat

kan haar zodanig fchikken, een weinig achter of voor ove^^jV)/^?
licht genoeg kome te fcheppen. Om datnuMïri, als ook ^^^^ [ict^
by dat ileenwerk , het oog niet te veel van het voornaamft'^^j^jioci'
zouden trekken, indien ik ze in het licht maakte,
zal ik ecii

flOCJ

Hl

niet veel zons brengen. Ik meen de voorfte ilam geheel
groot deel van dien achterften boom in een ilagfchaduwe te
een gedeelte van
Mars, door iets dat buiten 't Stuk is, en de^^^^^^j-jgc
ten loopen op de voorgrond, tot even aan de borft weer 3 d^^ai

hier en daar met takjes en loof wat breekende: mogelyk z·^^
w el een
Priapus-term of zo iets by, om dien hoek wat te iiopp^

Wy hebben voorensgezegt, dat 'er huis noch tempel in koii»
de; waarom dezelve zo wel niet als die
term, zou iemand '^^.^^^ginel'^
gen.^ Waar op ik antwoord, om dat zulks in
de. faki ηί^^β^ jiit
word: ten anderen, wie zou daar in Avoonen? Men zegtm
Adonis^ fchoon een menfch zynde, eenhuishoudingehau, "
hy de Goden in tempels aanbad. vkdf^

Ik twyfFel niet, of dit Stuk zal met tien of twaalf beeldenry^^u

genoeg geiiofFeerd weezen, alhoewel Mm en de Nyd maar ace
beelden zyn. , cüij^^^

Zommige Landfchapfchilders zullen my mogelyk tegen^^^ Ρ ^er^
zeggen: daar zyn te veel beelden j en wanneer die alle wel ui g ^ ^^^f
zouden worden, is het meer een Hiftoricfchilder eigen , als ^^
o.p ik antwoord, dat
dcbeeldenkleen zyn, enhetLandicnapr ^^^

Derde zwaa-
xighcid.

-ocr page 444-

rei^ groot schilderboek. 37^

^en ^ ^^llen wy van de koleuren en de beweegingen der beelden fpree- van de κο»

^ leuien.

^^^"^oonen wy in 't hembd, dochhetbovenlyfendebeenen
"^eeltg Onder haar ligchaam, op het gras, ziet men een ge-

een lichtrood kleed.
^^^^ heeft een groenachtig blaauw, of donker violet, kleed aan.
jY^e Gr^ijfiV^i! j die 't naaft by/^^^^^iftaan, zyn met licht geko-
Kcnel^p'^cren gekleed, zo van weêrfchynende ftoffen, als verbro-
j ^^fen > houdende omtrent die
Groep een groote majfa van licht:
't ik daar toe zodanige koleuren verkies door welke het naakt,

Mce^j ^'ms of Jdonis ^ geen misftandiger^/^mf^^verkrygt. Het
.^'^geene, dieeen krans opzet, isroofekoleur. Eentwe-
^icer naar vooren op haar eene knie leggende, is in't wit,
e^ cenijiQcnQ in de hand. Die met de vruchten, ter linker zy-
Ecej ^ ^'^a.t hooger op den heuvel ftaande, heeft een aurore of itroo-
kleed aan. Wegens
Mars en de iV^öf valt niet veelte
'^iet ej ' ^Izo daar genoegfaam van meld i zynde aan i^^forx

de 5 daneenroeftige 5/m^'^ör/^, ofbloedrooderok; en

een zwarte.

^ie^yj^.^^ngaat de draaijingen of bewcegingen van femstn Jdonis^

Eeltp j^ beide van vooren; doch de voeten min of meêr naar het licht besvceffineea

der Β lelde

ea

en»

l^^e'rg^^' terregterzyde, draait zyn bovenlyf natoe, hebbcn-
^er. gterhand op haareborft. Men ziet hem tegen de regterfchou-
beenen, of 't onderlyf, zyn van vooren het linkerbeen
of ê'^ond uitgeilrckt; en 't ander heel, na hem toe, opgehaald,
^^Ideopilaanj omziende met zyn aangezicht, vlak van voo-
'^p^einig over defchouder, naar het kind dat op den hoorn
hii^^ , daar en tegen, op de regter dy leggende, vouwt eenig-
Zy oeide kniën tegen zyn uitgellrekte been. Het aangezicht,
Vqq ^^ gekeerd, is vlak in de zon. Haaren boezem ziet men
^^feiii^^^^^· Zy zet de linker elleboog achteruit, omzynehandop
^ic't^^em te drukken.

^ bedenken, zullen in deze twee beelden een natuurlyke en
k^^^alil^ ^'^^'^ow/r^/i, oftegenftrydigheid in werking, vinden > na-
^cldetjp het aldus onderzocht heb : doende alzo met alle de ver-
l^.^a^rQ^^^gingen, eer ik myn Model of Leeman ttel.
^^'^dertj^^ "^^eder tot de Ordinantie te keeren : ik heb vergeeten twee
^^^leunp^^'^^ter de voorfte borftweering te zetten, waar van het een

lende.

lïiet de vinger op den mond en het hoof4 in de fchou-
Ccc ζ der,

-ocr page 445-

38!^ GROOT SCHILDERBOEK.

der, aan het ander den ilaapenden Riviergod aanwyft· ^f^^^^iic^

v/aarom ik dezelve aldaar plaats, is voor eerilom de welftan
anderen, om dien langen en ftyvenlteen wat te breeken.
god is geel en fomber van kolsur, byna zo donker als de borltv ^^
om twee redenen: voor eer ft om deitiltej
en ten anderen,
geen
party van licht met de kinderen te maaken: 't welkan^^^^^,
oog te veel van het voornaamile zoude aftrekken.
Verder is
ning, het pedeflal van de pot met een basrelee-ve te vercieren, jc

dende een Bagchanaal of danflende N imfen ; en hoewel π
fchaduwe komt, meen ik echter het zelve fterk
telaatcnr^/ j^^or
Wyders
moet 'er noch een ilaapcnde hond oftwee bygevoeg
den, waar van d
'eene, ontwaakende, metopgeileekeneoorei^
hoornblaazer omziet. Γη'ί^"^'^^

- Ik heb hier vooren gezegt, dat ik eenederGV^?/>i^geheei^ ^^|]0-
wilde kleeden: maar nu voegen wy daar noch een fchoonblaaU^^ jjc
jer boven over j oordeelende
het aldus veel beter, omdathet
'iluijer nu zo veel nietaffteekt, als het anders, heel wit,
hebben.

Aanmeiking Een Stuk, op Zodanig een wyze uitgevoerd, is genoeg oiO * ^at^'

glande.^'"''^' dere te vinden, voornaamentlyk als men met aandagt overweeg ^^^ j
zaaken, die weinig menfchen aanmerken , hier in waargeno^^ bet^^'
gelyk de hoedanigheid van ieder beeld, deszelfs oorfpronk
kening, enz. Daar worden wel veele verdichtfelen gefchHi^^^ccbiT'
dePoëeten diefchryven: maar de meeile denken
weinig,wat
vers daar mede gemeend hebben,fchoön de uitlegginge daar ^^^ ^ Jj^/h^'
dezelve verhaalt niet anders dan het algemeen. Alle de
den, hoewel zy die wiilen, zyn daar niet by gevoegd; gely^^ ctK^^i^''
degeftalten, kleedingen, koleuren, hertstogten, en andere op'^^^'ggg-
ke zaaken meer. Zo dat men weljcan overweegen, hoe het
nen gaat, Avelke alle die byzonderheden niet overdenken j ^^^ -frach'
dat zy de zinenmeening des Schryvers, of Dichters, konncnve^^^^jgO
ten, ja geheel te niet doen. Is het in de lente gefchied, zyvei ^^ ^y
'tin de zomer: is het winter, en in den morgenftond, ë^^^^i^^^tb^^
zullen 't in den herfft, en in den avonditond, vertooncn · ^gji al'
een eenzaame plaats of wilderniile te zyn, zy daar en tegen breng ^^^
lerhande vermaakelykheden by : moet iemand
een rood klee ? ^^t;
eigen zyiide, aan hebben, het word blaauw of geel
gemaakt, ci ^'^j-^lcs
is welwaar, de fabel is duidelyk genoeg verbeeld j en iedei
zien wat het is, wie het zyn, en wat zy doen:
maar de zin is . ^^te
Wy vinden niet nodig over dit Tafereel een verdere

-ocr page 446-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

gaaiij wy onze gedachten en aanmerkingen in het zelve door-

kars hebben. Alleenlyk zullen

wy dit noch zeggen, dat
Wte· wraakluft betekent >
Adonis, de winter > en Fenus

l^on^" ^y^de dit de reden, waarom deze twee laatftgenoemde niet
ö^^^ereen komen.
κ getuigen, dat 'er vier zyngeweeft, onderden

naam Eh dever-

^T? ^^ eerile was de Dochter van ά^η Hemel en ^

^tiee^ twedewierdgeboorenvan'tzeefchuim, zyndeontfangen-die F^Kige-
^es^^y^^^ylemoere fchc p, en gevoerd naar
Cyprus door de luchtige"'^''^""^
^e ' 't Was deze die C^ü^i^obyAfÉ'rirami·baarde. De derde was
% ^ yznjupiter cnDione ^ die getrouwd is geweeil aan Fzif/fi?-
en van de hoorndraagei-s. En de vierde is de
Syri-
k^^&eii ^ genoemd Afiarte ^ die Adonis tot haare min zocht te be-
^^iiap· ' welke
Salomon autaaren opregtte om zynebywyven te

^Cfg Waar uit men kan oordeelen, dat tuflchen d'ecne en d'an-

Wf^^onderfcheidi

Q Zwyn aangaat, het verbeeld de nacht, onweetenheid,
^"^id, vuiligheid, ligtvaardigheid, enz.

'fch

van het twede Tafereel ^ zynde V vervolg
van het voorgaande Verdichtfel.

anneer nu Adonis het zoenen en ftreelen eindelykvcrvcelde,x^^,edeTafe

om beter te zeggen, dat zyn droevig noodlot naderde, ««i'^^^^^de

een vervolg
van 't vcoi-

, het wild ruikende, begonden te blaffen 5 fprong hy op,

hem ontfonkte. Hy rukt zich uit haare armen, niet-s*^"'^^·
haar bidden en fraeeken, 't geen alles tevergeefs was.
nien dienen te weeten, dat wy ons aan twee der voor-

'l-e >>-1 . - ' J . . ...........- omtrent.

^^^^racii verbonden vinden, naamentlyk defchikkingvanhet

• ^OorH licht. Dit wel aangemerkt zynde,zal het mogely k min-
fchynen verkoozen te weezen, als ofheteen Stuk op
j welke ik gewillig toeftaa. Doch het verilrekt nu
· ^Y gevolg vereifcht het een en 't zelve licht als het
5 daar my anders een verkeerd licht veelgunftigerkonde
^^ gele'n· ik dan myn vrye wil volkomender zou hebben ·, maar in
weder de fchikkinge niet genoeg van de eerftc

eenHoofdftuk van'tOrdineerenaangetoond, dat,
^^'^er^jeicl ^^^ Stukken by malkander hangen, dezelve een zekerer^?-
lenen te hebben, voornaamentlyk in Landfchappen met
C c c 5 klei-

-ocr page 447-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

kleine beelden. Zo hetzwaarftewerk, by voorbeeld,
regter, en het doorzicht aan de linker zyde is
, voegt het tege ^^^^^
't andere Stuk of Weerga. En echter vind ik in deze nooddwang

___.1 ιΠ L *

't geen my veel beter voldoet, en tot de zin helpt, gelyk gveO'

volg zal hooren, niettegenftaande dezelve grondregel,

wel in zyn weezen blyft. -^fieflj ^^

verdeeiing Ik ftel, even als'in het voorgaande, het oogpunt in de midü
vL^vcorwe/- tci" regter zyde een heuvel met drie a vier treeden, van vooren, j^^t
P"·
ralelzÏai denhorizont ^ optcgaan. Opdezelve, aan't einde teg
verfchiet, vertoonen wy eendoorgefteekeofopene^/V, ornti·^
kant, en boven rond, aanwecrzydemet/)/7i?/^rigeflooten, '
q0
gende een fmalle doch cierlyke cornis, hier en daar wat g^^^-fj^flbo'
de
ms hangen fcftonnen van papaverbloemen, welke in

dcmida;

ven de vaft, en aan weêrzy de opgeknoopt zyη, ftrekkenu^'' ^
ver einden, meeft dor en ongefchikt, neêrwaarts. Dooi"
werd men, op een daar voorgeftelde bank te ruften zittende, ^^^l^^cref'f
enaangenaamedoorzicht, vanboffchen, pleinen, rivieren?
enz. gewaar. . Deze heuvel beilaat een derde van het Stuk, ^^^poo^
dezelve aan de bimienzyde ftyl af. Vooraan tegens de trap 7
dezelve, die meeit in defchaduwe is van boomt] es buiten het ^^^gci^'
aan de hoek daar de Godin op ftaat,
plaatfen wy haare koets
meeft verguld, door twee duiven getrokken.

Ter linker zyde, tuflchen het oogpunt en delyft, ilaandr'
kloeke en fchoone boomen op een rey, van vooren beginnen^^ ί
het oogpunt wykende , tot voorby den heuvel. Gantfch in οθ§'
achter dezelve, ry ft een hooge en ruuwe rots, die desgelyks ^ggro^^
punt wyktmaakende tuffchen beide een naauwe weg, vooi" ^^^ j^cft
met kleene fpruiten en takjes, en achter weinigofniet, ^^yoof^'^
het verfchiet en het einde van de rots daar tuilchen door
ziet- ^^ooj
de rots maak ik een opening, als een grot, alwaar het water ^ < gtfCi^'
gedruis in valt5 zynde dit voor zo veel de voorgrond ^ Αζ,η^'^^ί
Aan 't einde derzelve loopt een naauwe rivier dwars door, van
vel af tot achter de rots, langs dewelke wy aan de overzyl^ ^ *
planten, doende de boomen wat hoog opryzen, om het
dat men daar tuilchen door gewaar word,
als in een dal te ver
Op de gelyke grond, waar op ftaat,
zetten wy

boomen een witte marmerefteen, meteengebrokenei^^?'^?
romp daar benevens op de grond legt.

Aldus hebben wy degrondilag vanhet^^wri^iï/aangeweeze^'

twyffclende, ofdit zal vry wat ongemeender en ook bofchacn ö f^c

-ocr page 448-

rei^ groot schilderboek. 37^

jJ^aal^gj^^ ^y^· Het derde hoop ik noch meer en wilder, alsdeze, te
Jjoorej^j' de zaak zulks medebrengt. Zommigen,
èSx. concept
het zelve mogelvk als eenaaneenaam en vermaakelyk

^ien·^^ "^Of^rkomenj doch het vervolg zal een anderen uit ilag doen
VcrT^^ verbeelden alhier de maand van Auguftus, de zon eenig-
1 ^^ch V en gloeijcnd, daar zy anders helder zoude fchynenj

^^^'a·^· eii betrokken, als of het donderen wilde. Ik wil, dat

^^ j dat alles in 't beweegen en fpartelen is, niet van eenen weg,
cendwarl-of draai wind, op zommige plaatfen het ftof, als
ll^ Ρ 5 van de grond opvliegende.
δ^ν^Ι w f ^^^ ? ^^^ verwagt heeft: maar als men het

®^'crdenkt, zal men het natuurly k, en na de konilige wy ze
Zodanig vinden.
, Q ? ^y ^^ perfoonen eens op hunne plaats voegen.

ziende den avond aankomen, verdubbelde haarelief-
Λ^δΐϊΐΠς · De ongevoelige, integendeel, allengskensdcjachtluil-daai'Tnïe''
'^^ts ^^ voelen, en het bailen der honden hoorende, ftaat aan- S 'ceP'^"·
liet ly heuvel op : alles is in oproer : F^nus volgt hem achter

y de^ ^^dcncnfmeekcn j doch te vergeefs. Het AVviZ/i»/heeft hem
'^a^iorc}^^''^5 en trekt heni met haar heen. De
Bevallighedemyn'm
ri'^^^^enH^' · de eene loopt hem na: een andere omhclft of vat dc Godin;

dat zy van de trap in onmagtmogt vallen: de derde heeft
^isb^j^^^'^ om hoog uitgeftrekt, niaakende door fchreeuwen een groot
^Oïj.^ · De Jongens ziet men aan 't vegten; de een trekt
Adonis
^iiei)^ ander Idouwt hem te rug. CV/zVö legt onder de voet ge-

I>a

j^yn ve loopen de anderen met de honden vooruit. Het wild-
t e ^^^^^ ^V voorgemelden naau w en weg, tuilchen den
rivier, aangehift door de wreede /if'W^methaarepik-
j ^u fpj^'^uirt. Aldus heb ik mynegedachten uitgevoerd.

in dit veel meer werk s als in d' andere is: doch
^^eltjp over w eegt, zal men zulks niet bevinden j maar wel, dat
^^ ^^J^cteerfte meer\''crfpreid zyn: en ook in^t verhaalcn komt
^^ j "^ίίίί y*^ meerder voor, als in het Tafereel zelf.

^^^en (j-g ik als van de trappen afkomende, cn eene van dc Bevallig- Hunne
^l^clehyjj^'^ naloopt, alzo de Godin hem met
meerdervaftheeft,f^i^^^k^

iii ^j^^^fc handen ontfnapt. Dcnjongelingftelikalsloopende,
ith^ <-iric Stuk s, tuffchen den heuv el en de boomen, een

qn ^^^^^ met'if verder als de trappen daar dc Godin op ftaat, die hem
traanen op de wangen. Hy is van den heuvel byna tot
deüagfchaduwc: wantik heb gezegt, dat de zon aan

'tdaa-

reïlooiieii

-ocr page 449-

rei^ groot schilderboek. 37^

't daalen is. De kinderen, die met de honden vooruit l^^EfAoog
heel en al befchaduwd van den fteen op den heuvel, diereW
en zwaar is, zo dat de ilammen van de laatfte boomen daar fli jglitik^^

zyn. F^/^i^i ftaat met deregtervoetopdeonderile, cni^i^ jiet^'^'
op detwcdetrap, teweetenopdebinnenhoek, bokkende,
derlyf byna van vooren, en het bovenlyfop zyde naar he®
de handen gevouwenftyftegenshaarlyfdrukkende, Irhei^^

gen vooruit, en het hoofd in de nek van hem af, hetgez^^^' Is'/^^^i
waarts ilaande. Een van die dochters ftel ik aan haare jg initl'^
mende, houdende haar, vol angft: en verleegenheid, frho^^^^'
vail, terwyl zy met een verbaasd gezicht hem linksom aaw j^^jet^
Het ander meisje, dathemnageloopenwas, legtnuopceii'^ j^j-ijg'
aarde, wyzende hem met de linker hand op de Godin j ^^ lïi^'^
ter hand houd zy de flip vanzynerok vait, zulks dat men j^^jjde^
van achteren komt te zien. De derde heeft, als gezegt is, ^ /re^^
om hoog uitgeftrekt i en het aangezicht is gefwollen door
dig fchreeuwen. flapt, alsgrootenhaafthebbende» ^

regterbeen vooruit j zwaait zyne borft regtsom naar het ^^^ Ac ^^^
in de regter vuift, digt aan zyne zyde, een jachtfpiets,
jongetje met al zyne macht achter te rug houd ·, waar
achter de eerile itaande, vergramd zynde, dezen met zyn jg do^^^^
ziet nederwaarts, met het aangezicht van vooren, ^^ jj^ji^ '
ter die aan zyne voeten legt j wy zende met zyne linker hand »

verkorten is, naar het bofch j by welken arm het Geval, of^^j^jp
hem derwaarts trekt, houdende al vliegende het roer van

haare fchouder. Men ziet haar tegen ^e regter fchouder en

borft, de reil heel in 't verkorten, en het aangezicht achtei"^ ^^^ jef'
keerd. Dwars voor hem vertoonen wy een
Cupidootje, dat '^^gfn ^^^

waarts vliegt, trekkende hem by het touw of band van den ^

op zyne zyde ilingert. Dezen jongen ziet men vliak van acn

voeten vooruit, houdende zyne boog in de regterhand, ^^f^i^-i 't
een ander dreigt, die onder de voet gevallen is,

welke meae^Wö.

korten legt, h^et hoofd na vooren, en de voeten naar

Hy is meeft in de fchaduwe, behalvcn zyn hoofd, en dc han

het zelve mede krabt. Zyn ftikkcl legt by hem uitgeblufcht· ^^rOi >

Fmm heeft de flip van haaren rooden mantel om haaren
flingerende dezelve achter over haar linker been. De blo^^^βΰί^
valt van haar hoofd en rolt langs den rug nederwaarts. f gu,

in't zwart gekleed, met een fmallefluijer daar boven over he '

ke achter haar opvliegt.

-ocr page 450-

GROOT SCHILDERBOEK.

Δ , vjrvwv^l ö VJ χι 1 JL. JL» Jt5 VJ £L.IV, ^P^

Voornoemde gpbrokene 'Term ziet men de wapentuigen
in (jg f·^^·^ 5 als harnas, helm , fchild, fwaard, en fpeer, op de grond ,
te ^^duwe, nederleggen. Alhoewel men nu zyne eigene gedaan-^^^aanghe-
K^lf'' gewaar word, maar wel hetzwyndaarhy inherichapenzeiveroplos-
niet' men zich daar over niet te verwonderen > dewyl men^'^s-

denken, dat, fchoon hy een God was, hy metkouiTenen
^et in kroop. Men zal my dan mogelyk vraagen, of hy dat

^Ujjjj A'^^olle toeruiling niet doen kon? Ikzegja: maarhoezoumen
Ecvq^j ^^ "^^eeten ? De kleederenvanmenfchen en goden hebben geen
^uar '^och goed noch kwaad, ja hebben gantfch niet te zeggen dan
^CDjg ^^cn om de perfoon kemielyk te maaken: want by aldien zy
^^^fi^n van koude of hitte onderworpen waren, zouden zy mede
^Qcte^ ^i'^fvan 't ligchaam deelachtig zyn, gelyk het hoofd, handen,

öoch

^^Πιΐρ veel fchyn van reden zou men my hier op mogen vraagen . ^i"·'^"··

^en de nydige Aglaura, die door iVfrana^ in een toetslt eCnf/aiirrt,
P^^ce) wierd, wilde verbeelden, of men haare kleederen dan ook
Sck ^^art zoude moeten maaken? Ik antwoord neen: niet als haar
want anders waar onze ftelling niet met al, fchoon ik ge-
U ^^h ii kleederen te kennen gceven wie het zyn die ze draagen.

Vc inyne meeninge daar over tegenwoordig eens wat duidely-
be ^rcn.

^'^Ing Lmus komt aan 't bed daar zyn gaft tnptoïemus legt en Uncus cu
Qeti Om hem te vermoorden. Ceres verfcheen op heeter daad, die^"^'"^'""'·'·
^^^HcJp^^S het moordgeweer ontrukte j hervormende hem, om het
'^^êcr. ^.^andegaftvryheid, aanftondts in een I-j/^/^·, een dier als een
"^cej..' Nu Zoude ik dit aldus verbeelden; De koning is daar niet
ij^rpepg^ beeft doe ik de vlucht neemen, fchuddende op de vloerde
koi^^^^^^l en kroon, het een hier en't ander daar. Dit, meen
^'■^oorK^ "^eer met de natuureneigenichap overeen. Men voege by
β y^no noch het volgende.

h ' ^^ Poëet, lloeg uit jaloerfche gramfchap de arme Cali- van cn

^y in een beerin herfchaapen wierd. Hoe zal men dit nu ver- c^ufto.
1· "^i-ide ^^ konnen weeten wie zy was ge weeft, man of vrouw?

^^U ^^rfchrikte beerin vertoonen als op de vlucht, niet met kleê-
f^^êi d ^^^^ 3.chter haar langs de grond naileepende: hier legtde
^^^ koker met pylen, gordel, cn verdere cicraaden ver-

^^eej'^^^hebik den koning hincus op een verachtelyke manier door verbeeitHu^^
uitgebeeld ? Hy ftaat met de pook in de hand, zyne kle-Xg '^■«cX',

-ocr page 451-

groot schilderboeïc. .letij

1 van bei

deren aan 5 en de kroon op't hoofd j hebbende, in plaats
tweevcrvaarlykebeerenpootcn.
Een Print- u^ heb dan vait gcileld, dat dc kleêren den Menfchen en Go^ ^^

als tot een kenteeken dienen: en hier op fchietmy tegen woor δ^Γ^

yan pas de Print van Pcujlyn in den zin, waar in het voorgezegd^ ^
De zelve verbeeld de
Elizeefche velden j

Aanmerki
over de lelvë

AooïTejh. vermaakelyker, en fchilderachtiger: maar echter loopt

wee, waar van aen een uit ae icnoot van een meisje eenC^pi,..
men grypt, om welke daad zy hem
de oogen uit het hoofd
krabben
i zynde weder de oude twift. Daar moeft immers,
zou weezen, noch haat, noch twift, noch jaloersheid befp^

den, en niet als ruft en vrede zyn. Tvi^^^''^

veS'LSn ' ^^^ hooi" zeggen, dat ik die twee groote^ ^^ ξ^ο/

wegens het veel te kort doe, door hunne misuagen aldus zo klaar ten too j^ji >
voorgaande-.

lyk cn klaarblykt. jLycz-civc ^ ίσε^^'"

ge gelukzalige zielen, ruitende, alwaar de jonkheid ^

danft, en bloemen ilrooit. Verders vertoont
CrocuSj Adonis^ en meer anderen. Zy zitten daar al

leefden j zo dat men hier uit genocgfaam kan befpeuren, hoe ο ^ ^pjeSi
lyk zulks te doen zy, zonder hunne byzondcre
kentcckenen ? ^. ^ liet
hoorn, fontein, helm, roofekrans, enz.

En hoe ontnog<^v ^ge-

voor PouJJyn, die zulk een doorluchtig cn doorleezen man ^el^^
weeft
jijax te doen kennen, dewyl hy hem daar verbeeld jccf^^'
woede of daadelykc wanhoop, tc weètcn,

zich zeiven

even als toen hy voor Troye was; myn's bedunkens een groote
omtrent de natuurlykheid. Ik zoude het veel
liever uitgelaa'i Jt,
ben, benevens die pispot of dat koelvat daar
Narcijfus zich in Ip^^^ vci"
Kwalyk kan ik gelooven, dat zo een vreemd
concept met tl jj^^i j
bedding van Po^^j/i zeiven bcdacht zou weezen > nademaal w. ^j^^a·'
dien hy in zulk een wreede geftalte vertoont, aldaar onder de ê
lige zielen plaats geeft 5 een man die, als een moorder van ^
zy nde, eerder de hel had verdiend. Waarom zo wel niet Syfif^^^ ^ ά^^^
Prometheus, of 5ΓmtaJus, die tot de helfche pynen verdoem^ zf ' jjjis'
by gevoegd? 't Is welwaar, ^'iJA? heeft maar tegen zich
daan, om de wapenen van
Achilles die hem rechtvaardig
en de anderen hebben de Goden vertoornd. d'Een ftal
den Hemel i de ander had de ftoutheid
vandeopperfte
door een heimelyke laage, tot zyne geile luft te dwingen,

oveiüezeii heeft, myn's oordccls, in veelc dingen die zélve ar

Vcrbcildin^

duidclyker en bevattelyker vertoond 2lsPouJfyn^ zyndevee^ jgt^'
onrTv?, vermaakelyker, en fchilderachtiger: maar echter loopt h/^^j^^^a^
gens dc waarfchynlykheidvandieruftplaatsi gelyk men j^lo^'
die twee, waar van den een uit de fchoot van
een meisje

verbeelding
van
ρ snif·· η ,
cn eeni^e
aanmerkin-
gen daar
ever.

-ocr page 452-

1399 groot schilderboek. ^^^^βοΗ^

^^^ berispen veel gemakkelyker is dan zelfs een Ordinantie

^Oor^g op te beginnen > 't welk ik volkomen beken: dochmyn

j^^^rh^ff is niet hun verftand te verkleinen om het myne daar door

Α In ' gcenfins j want men zal doorgaans in dit Werk vinden,

^^ k^^ eigene misflagen, zo wel als die van anderen, mede voor

"^^eg |·ς°ι ^^^g > 't geen alleenlyk gefchied om den konftlievenden een

Onth oiïi zich van diergelyke ingeüopene gcbrekkclykhedcn

^^^'^^en^^i ' en denatuurlykheid, inalledeelen, meerder waar tc

^^πης " " ^ een verilandig Meefter genoe ^faam kan voorkomen,

^^^Ivlr^ ^^y de voorzichtigheid wat meerder plaats geeft, 't Zal niet Door een gc^

^erbw ^,oegen alhier een gelykenifle van een Archited en een Schil-

^i^dcrj. ^ ^^cngen. Een voorzichtig Bouwmeefter zal eerft een naauw

^yn^ doen, welke grondentotzynvoorneemen de bekwaam ite

jJNcö^i*·^" hy zyne Tempel, Paleis, enz. wilplaatfenj of het een

zy, dan of zy moerasfig is j van wat zydedenoordeof

winden blaazcn i na wat zy de hy zyne voorgevel wil voe-

'^eef ' ooft, noord, of weft: dan aan't bouwen. EenSchil-

^^ts^j^^^Voor een Liefkoozery, KrygsoeiFening, Offerhande, of

P^ts te verbeelden. Hy zal zekerlyk mede ecrft een bek waame

ν^η eigen, daar toe zoeken. d'Architeft Haat hetpla-

f Hofmetalwat'erinbegreepenis, zo groot of zo klein j

^ ^aak Tempel met deszelfs choor, altaar, en andere dingen meer j

^^Penni^ ^^ beftek van zyne Veiling met haare baftions en ravelynen ^
uen Plaats ^— '

t of?^^' enz. Een Schilder, desgelyks, üehdeElizeefchevel-
r
plee' ^^^ Hof vm Flora, tot liefkoozery > een Tempel om dienil
jl^^^tej ^ een Hof, om den Koning met zy η geftoet van Hofjon-
zien: of een Bofch, om tc jaagen. Wanneer hy nu ie-
^^r itien'"^^^^ moordgeweer in de vuift in den Tem pel deed treeden
'^i^nft doet, of in
d'Elizeefche velden onder dc lief koozende
Voq^^P zielen, en dat hy zich aldaar door het hert ileekt, om zyne
V^^ ^^llis ff ^ ^'^^ede maal te doen verhuizen: zou men dan niet zeggen,
T^-oy P^^ plaatfe zeer oneigen w as j maar veel beter zou voegen
Lyraa^, of zo een den Tempel, en dat heilige Veld niet

j^^liepe^ ^^eft ? En wanneer dc Jagers met de honden in het Binnen-
xy-'^Jê^^ 5 of op de Wapenplaats j zou dat niet een belagchely-
y ^'^Hcei· i " ^^ immers niet in de
EUzeefche velden gevoerd, dan
loch ^^^ ^^^^ ^^^ ^^^ ligchaam gefcheiden was. Hier fteekt hy
O ^^^ onl^-^ · zal daar dan weêr een andere ziel uitvliegen?

en

' ^^cging^ °verftappen tot de befchryving, verdeeïing

Ddd ζ

Het

-ocr page 453-

groot schilderboek-

Heit derde en laatfle Tafereel,

BefchiyvingTn^ c Liefdegodin, ziende alle haare poogingen ^•""fJ^^^jiWaOi»
drvÏidkht" ongeduldig wordende dat
Adonis niet w eêr te voorlcnY"

^ e Vei door tweezwaanengetrokken?

de bofchv/aart in om hem te zoeken, en laatende haare Gratiën

als zynde in dit geval krachteloos i gelykwy op het einde van
fereel verder zullen verklaaren.
C^if/j/Wö volgt haar fchreijen ^^g^rJ^
na. De rampzalige jongeling, door een wildzwyn in ^c^cU
gebceten, legt zieltoogende tegens een zwaaren
eik ter aarde ^^^p^jd
alwaar zy ten laatften, na lang zoeken, hem in zyn bloed gc^
vind leggen: weshalven zy, van de wagen getreeden, ^Ιιά^^
ontzinde aanilelt en hem beklaagt, verfoeijende haare Goddciy ,^ιΐ
cn vervloekende de wreede Dwingelandin
die hemel en aarde
ilelt. geeft ondertuiTchen den geeft, welkenMf^^^^^^'j-j c^

dende den zeiven cindelyk heen en weer zwerven, mede nee
op zyne wieken naar de
EUzeefche velden voert.
Dit Verdichtfel verbeelden wy aldus:
En deszeifs
Adonis legtop zyne linker zyde, metdcnektegensderomP ,^^-οΡ'
verbeelding, zwaaren eikeboom, inhetver corten j deregterborftenfcho^^ Jiiii^'
waarts j de linker arm van hem af langs de grond, en de jg
zyne zyde neêr, in welke hand hy de fpies vail houd, Avaar , liH'
ten dcele onder zynen rug legt. Zyn hoofd hangt byna tot oppe
ker arm, een weinig voor over, metderegterwangomho<^ê^jjge'
voeten zyn naar de linker zydfche hoek des Stuks herwaart® ^^^ is
keerd. 'De linker knie, op een kleine hoogte of fteenruu^ jide^i'
half opgehaald. Een jagthoorn legt by zyne voeten. De^
• by zyn hoofd ter linker zyde, huilen en janken.
Cupido, ^^ t;et·'
regterzyde, bukt nederwaarts, ziende/^É'wi al fchreijende 'j^·^!!
wy 1 hy het kleed van
Adonis open doet, om alzo de bloedige jitef'
zyne IVloeder tevertoonen, welke, daarover heel verfchrikt .^^ei'
waarts treed, en haare handen hemelwaarts-flaat.
deele door de Godin in de ilagfchaduwe. Zyne borft zietn[^ .^ge-
verkorten , de voeten digt aan malkander, en de kniën een Wd·^ ^^
boogeni hebbende in deregter hand een fakkel.

Venus ilaat van fchrik, gelyk gezegt is, de handen om
regter been vooruit; de linker voet achterwaarts op een wolk ? jj^^f
achter haar regtsom oploopt tot onder de wagen
j hellende^
bovenlyf over de gemelde inkervoet> de kinophaarenboez

-ocr page 454-

. GROOT schilderboek. ^97

ï^ich aldus nederwaarts op de wond. Haare borilen vertoonea

^ "^^^korten ^ en men ziet haar vlak tegen de regter heup aan.
^^en ^^'^^'^voorfchreeven eikenboom, daar tegen ruil, ziet

^^kog^P menigezweevende wolken, met horizont gelykzyn,
^^ alle^^^ê^^^j zylingsalsin^royïe/, ilaan^ welke wolken om dezel-
i^e lichter en lichter nederdaalen tot onder haaren voet.

^^Udgj^.^ koets, verguld, doch echter door een Avolkfomberge-
^"^^tcf ' cierlyk bewerkt met kindertjes, feilons en loofwerk ,
niet een groote ilar, ten deele door de romp van den eik be-

tuilchen de midden en de linker hoek, ftaat een vierkante
'^^^^tent drie voet in zyne
diameter, m'et de fbukkende romp eener
^^kkg^^'^iar van het overige, als 't hoofd en een ftuk van 't lyf, achter
Ηΐιΐη^*^^"^ ftruiken op de grond nederleggen. Deze fteen ftaat wat
^ell^g ' ttiet de linker hoek naar de linker zydewykende 3 digtaan
een hooge boom opryft, en een weinig verder noch een,
ïia ' ®nitrentvyfa zes voethoog, digtbegroeid , jazodanigdat
daar door kan zien. Achter dien ileen, onder de
^Wci^^'^j diftelen

en doornen blyft het zwyn, gewond, willende de
^.^^ernen^ op de voorileknien, metdefmoelwydopen, le^-
e in zyn bloed en flik.
grond, ter regter zyde, gaat
Jtropos met de fchaar in
'■^chtgj, de fpinrokken op defchouderj zyndebyna tot de middel
Ichad ^ ëi'ond, op het hoofd en een weinig van een fchouder na, in

j. ï^en doorzicht is ter linker zyde van het oogpunt.

^inig boven dezelve vliegt Mercurius metdezieldes jonge-
^dp'^ 'iezelve na de
Elizeefche velden over te brengen. Men ziet

naa verkorten tegen hunne regter zyde.. De Jongeling is
^ceiig^J^t, hebbende zyne armen kruisv/ys over zyne borilen, zyne
een, en de linker voet een weinig hooger als d'andere.
hem met den linker arm achter om demiddeU wyzen-
^illen ^ J^'^'^iende, met zyne flangeroede vooruit, waar zy na toe
^^on, kleen manteltje dezer gevleugelde Bode vliegt achter
FWaarts.

is hobbelig en rotsachtig, hiercndaar met gras en wilde
Het? huift, diftelen, enz. half dor begroeid.
^^ê^Uaci · van de regter zyde, een weinig van vooren 3 zynde

^^eu ly^^^ë, weêr. De lucht is winterachtig , dochftil. Deboo-
"eelflecht van bladeren voorzien 5 behalvenzommigediete-

Ddd ; gen

-ocr page 455-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

gen de winter konnen duuren, als cy pres, laurier, olm, v»^

enz. welke hier de meefte groente moeten verfchaffen. isi"^

de voorgrond, ter regter zyde, tot aan den voet van de Go

defchaduwe, door een haag en eenigeboomtjes. Venin-i
lyf van
Cupido^ het doode lyk nevens de grond, endeboom
aan legt, zynkrachtigrerlicht. Defteen, vooraan^
donis, is meeil belommerd met de voorgrond door eenige ^ΥΡί"^^ di^
regter zyde heelvoorin den hoek. Eenige brokken van de ^^ eld^^^
wat verder leggen, vangen een weinig licht 3

en dezelve vcru-^^^^..

Faunus of Satyr. Het zwyn, welkers achterlyf tuflchen de {jjr-
de van den ileen en by ftaandenboora word verborgen, is mcdc
na aan den hals herwaarts van die fchaduwe deelachtig. De g^ ^^^ d^
ge heen vliegende ziel, met dengcvleugeldenbode, evenvoo^^^^ii
boom of koets, werden van de voeten tot

de middel door het 1

takken der boomen befchaduwd, en zyn verre boven den hori'^ ^
dat het loof der boomen byna op hmine hoofden hangt. De St^f^^^j^^'
als d'eerfte wintermaand zynde, vertoont zich in
cn lichter als de lucht. Men ziet hem regt boven de koetswag^ '
deluchtallerdonkerftis. luC^'^^

Als mede dc \¥at dekolcuren aangaat, ik fchik zealdus : Venus mttcc^' ^pii
Koieiuen. j^jgg^l ^ bleek kolcur dc rofe, en een blaauweüuijer daar over.

met de regter fchouder en borft bloot, heeft een licht
kleed met paarfchc weêrfchyn. Zyne kaaken zyn bleek, γ
befturvcn, als mede handen en voeten, dochfchoon van vd- j^jjjiaf^
is heel wit en teder, het geheele aanzicht gloeij end, gelyk 1

handen 3 Cupido^ tuflchen beiden, zo wit van vel niet als de

en wat bloozender als Adonis. VerMS heeft blond, Adonis lit:!^^

jekoleur, en bruin hair.

Dit gezicht vereifcht meer cypres en mirthen, als andere boo^
De grond, vooraan, van de regter zyde tot voorby den
moerasiig.

Dat ik dc Bevalligheden niet in dit, gelyk in de andere Tafcr^^r
vertoon, is om dat de zelve alhier niet eigen zyn: wantzy koO ^μΐΐ-
in droevige voorvallen niet vergczelfchappen, alzozyeeo
qqX'
dere zinbetekening hebben, gelyk wy alhier zullen aanmerken jiit
deelende het te dezer plaatfe niet kwalyk te voegen,
wy indevoorigeTafereclendebeduidenisvanAdonis^
en'tWildzwyn hebben aangcweezen. -rsic^^'

vaÏd'/diil Hefiodus fchryft van haar, dat het drie zufters waren, welke

Gratiën of

dcryen j ong, vroly k en bevallig vertoond wierden, vattende 1 ' Jcr

-ocr page 456-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

de U'H] "^^dcn. Haare kleedingen awicrden los, dun en dartel, door
Η ^^^^ ^^lare naakte ligchaamen kende zien j zyndcdeoudfte
Euphrofyne ^ en de jongfte Sl^i?/;^ genaamd,
^er P
p,herder, en toont ons haare hoedanigheden,en de betekenifien zinbctfke-

zeggende, onder anderen, inzynBoekder
'■^cde 1,' ^^^ 2,ommige de eene voor het vernnaak zelve houden j dat de '
^Cer^g ^^ ontfangt 5 en de derde het wedergeeft. Anderen wederom
glitj^ "^iit door dit drietal drie byzondere foorten van vermaaken, of
te g^^ '^erftaan worden j naamently k, dat bcftaat in iemand vermaak
Ιοοης^'^^ ί in dat van 't zelve te ontfangen, en in dat van 't weder te be-
" Maar dat zy zonder een verborgene zinbetekening dus hand
^ geplaatft worden, werd niet geloofd 5 maar wel dat hier door
^^nti-y ^^^kend, dat de bcwezenc weldaaden of gunften,, van hand tot
"^ees ^^%aande,eindelyk weder keeren tot hem die de zelve eeril be-
^^n ' ^ ^y ^vorden met een vrolyk gelaat verbeeld, om dat de weldaa-
ι de zelve in hunne volkomenheid aangenaam zyn , met een
^'^tby^^p en onbekrompen gelaat moeten beweezen worden: want
j r 2,0 ontbreekt de grootfte ofbevailigheidaandic

vertoont men haar, om te betekenen dat het geheugen van
^ weldaad nooit in ons moet verouderen. Haar maagdely-

^^n .^^y ft ons aan , dat zy onbevlekt en oprecht zyn j goed doende
J^der, 2,elfs zonder hoope van wcderbelooning, welke de wel-
^ot . Haare dunne kleedcren geeven ons te kennen ,dat het ge-

1 ^'^«cwaardy moet zyn, dat het zelve gezien kan v/orden.

Vqq^^^sr van te fchry ven zoude een verdubbeling van arbeid, wel-
^^''bet gedaan is in het Hoofdftuk der Zinnebeelden, en derzel-
^^^ingen, weezen. Laat ons dierhalven daarvanafbreeken,
tot

I

Ver dicht fel van Dryope, tot fioffeering der
Landfcha^pen.

Dertiende Hoofdstuk.

j het

yOorgaandeHoofdftuk m;yn oogwit op eenfchoon Verdicht-oorzaak cot
c verborgene zin van ecnige omftandigheden, verhandeldK^''"'

^^ '^y genoodzaakt, door het groot genoegen 't welk
^^ Hocjj ^^ voornaam fte Konilenaars daar in vonden, hun verzoek,
^^^ dicrgelyk op te itellen, in te volgen: en tot hunne vol-
ö j en oeiFening van anderen, zal my nooit de moeite verveelen.

Ik

-ocr page 457-

rei^ groot schilderboek. 37^

Ik ïieb dan tot dezen einde de fabel van Dry op verkoozen ^
zelve, tot ftoiFeering der Landfchappen, na vermogen fchikl^^ :

zelve, totftoiFeeringderLandfcha

eenbuitengeziclit daar van maaken. Atèx'^^'

't Geval van Het gevaHs, volgensOwWw, aldus: , jitai

vig ongeval haar was naakende, ging op zekeren tydby een p^
't overal met myrthcn bezet was, van mecning om de
Nimfjes met bloemkraniTen te vereeren. Zynam

haarzooOKl itcr

phife^ dat noch geen jaar oud was, medcj wêrdendevanhaai·^ ^y
'Jok verzeld met een mandtje vol bloemen en gevlogtekrami^'Veis?
de poel was een boom, Zoii^wgenaamd,
draagenderoodeoi
daar zy onbedagtelyk een kleene tak afbrak, om haar kind t^j^eö
maak of fpeeltuig in de hand tegeeven: maar ziende, dat η
daar uit droop, en dat de gcheele boom zich daar door met ^
geweld bewoog, wierd zy beangil en bevreesd3 temeer?^^j-cfl?

zy van daar willende, voelde dat haare voeten in de aarde valt

veranderende alzo in een boom.

verbeelding Zict hier een vertoogfchets van de vcrbcclding, voor zo vd" j^iivei^
h^de vei·!"''^^^^ of grond, en ftaanplaats der perfonaadjen betreft,
toogkhfts de beweegingen,
contrafien^ qx\ contorfien
aangfJce-" ttrcepen aaiigewee'zen, genoegfaam kan zien en bezefFen.
zenf Ik verbeeld het in een vermaakelyk dal, volgens de gctuig^^

den Dichter met myrtheboomen beplant, rondom door een
omcingeld. In de midden des Stuks plant ik, alshetvoon^^^^^^js'c
den boom
Lothos^ vol roode bloeifels, en digt van loof.
van welken
Dryope de tak heeft afgebroken. Den zeiven doe
dig fchudden en fpartelen, zynde de ftam heel krom gewrong^ ^ix v^^
flingerdi en ter linker zyde ftel ik de onbedagte Dryo/)^,
wezen, en zwart van hair> hebbende haaren jongen AmpM j-yof'·^
middel onder den linker arm gevat. Zy treed niet de linker

uit na den boom toe^ en de regter is een weinig achterwaartsjic

het bovenly f helt noch meer achter over. In haare regter h^ .
om hoog opgefteeken is, houd zyde bebloede tak,

een verbaaft gelaat fteroogt. Zy word tegen haare linker dy^c^l^iiiii

haar bovenlyf zwaait linksom: de borft is, byna van vooren' ^^er^'
't licht: haar aangezicht, op zy, is min of meer achterwaarts iidj'
enhaarevoetenzynreedtsvaft indeaarde. Het kind ziet
^^
teren, fleekende zyn hoofd tegens haare borft af. Dezufte^' ^ ik?
regter zyde van den boom, tegens haar over ftaande, ver
blondhairig, in de alleruittcrfte mismoedigheid, de handen 5 ^^^iS'

oevouwen. ftvffPCri^nclriMr ltntf>r «rcinn· H"pt hOO ί 00·

C J---------------J UV^ —

gevouwen, ftyf tegens haar linker wang drukkende. Het ho(

I3rycpc,

-ocr page 458-

rei^ groot schilderboek. 37^

Uit hangt over haareregtcrfchouder. Deborft fteekt yoor-

W» ^'"^y^^'^^tonderlyfgeheel achteruit deiit. Haarekniënzynge-
^^enfg^' ^ regter voet voor, en de linker achterwaarts alsbezwy-
^itïif" heeft den ouderdom van veertien azeftien jaaren.- Het
gcpij^ welk
Dryope ondcrfteunt, is tuiTchen dezelve cn den boom
tcr\vvi haar met-de linker hand achter tegens den rug vaft,

^^kvi de regter het been ontbloot, enaandezuftcr, daarzy

^■iiiir ' toont dat de voet reedts in de aarde geworteld is. Een ander
^och ^^' '^'Velk na het kind grypt, ziet men tegens haare linker zyde,
de j^J^^elt van achteren, leggende op de knien, de linker voor, en
^at (j^ ^^· heel achteruit, met de voet tegens een vii^aterkruikraakende
^•yde om valt aandekantvan'tv^ater. Eenderde, terregter

hlo^j^ verbaasd komende aanloopen, heeft haaren fchoot met
linl^s^'^ gevuld, wyzendc met de linker hand herwaarts, terwylzy
^aii ^ haare gezellinnen ziet, die op de kant van de rivier, waar
^ittej^'^^edeelte tuflchen de boomen door na het oogpunt loopt,
■"^aal^g ^eeeneryil daar op overeind, en ziet verbaasd na vooren toe >
^^^ha] twede, die na het water zit, zulks mede bekend,

^cl^yj^ Zwaait deze het bovenlyfregtsom om mede herwaarts aan
Η Op"?' deunende op haarc linker hand. Zy hebben alle meeil krans-

Tot^"^ hoofden, ofby zich leggen.

verre ilrekt de plaatiing en w erking van my ne roerende iiof-
iJ allegaar dochters, ieder na haare
henstogtgecontrafleerd.

Tej, "wy de onroerende ook aantooncn.
^^loel
^g^^k^r zyde, op een heuvel, tuflchen de boomen, ileiikcen van de 0«·
''^^(ipus-term, vlak van vooren, zonder armen ofbeenen j
^^ ^^ de fchaduwe tegen het verfchiet, waar tegen de voor-
'^^tike. ^tigafileekt. Ter regter zyde, vooraan, halt in 't water,
^P leot ^^ ^"^'aare vierkante ruuwe tafeliteen, daar een mantel of iluijer
^^^'"^iant hoop groene bladeren en kleene bloemen. In de

^ plakte dezer ileen ftaat het Geval in basreleeve uitgchou-
het ^ '^htcr dezelve, en tuffchen het meisje met de bloemen, doe
^och cg eind ν an een mandtj e, ο ρ de grond leggende, zien, daar

^y^, het faifoen, ik verbeeld het tuiTchen winter- en zomer-

■^^''tydts ^P^^^c herfildagcn,

en in een zeer fchoon weer, na die

} ^-5· of^^^ê^'^theid. Het is een zylicht, een weinig van vooren. Eiihet-ikht.

fabpi ^^^^^ zonnefchyn, laat ik aan ieders vrye keur j dewyl het
Nu J^ct vermeld noch vaft bepaald word.

^ ^ de verdere omftandigheden vaij dit Tafereel befchry ven ;

Ε cc want

-ocr page 459-

κ

402- groot schilderboek.

want zonder licht en donker, reddering, harmonie^

tewyzcn, is het onvoltooid, en de natuur ongelyk.

de reddering en Ichaduwe wyzen veeltydtszich zelven, ^^ Lof'ei"

geeft zich genoeg te kennen voor die verftaat 5 doc ^^

niets in deze zoude zyn (het zy in de reddering, dag enfcbaau'^^ ^^jr^I

buiten de gemecnegisiing en oordeel zou konnen vallen,

ik aan. Wat aangaat de kolcuren, die moeten noodzaakcl}'

aangeweezcn worden: want daar in kan men onraogelyk rnJ'O^j^Pi·-

ning en zin, noch de gedachten van geene Schilders, treftei^^'
^gronden.

Als mede de Ei crhalvcn geef ik aan Di jope^ als de voornaamfteperfoon
koieurcn, eenblaauweiatyne mantel, welkers eene eind over haarercgtej" ^^^^
der tot in de middelgordcl hangt > en het ander eind, of flip 9, ^^^ ^^ 't
-met de linker hand gevat, houdendcdaar mede haar η
lyfvafi;, terwyi de lap, om haar lyf ilingerende, met deszelfs oo
onder haare linker boril in de gordel geilooken, de gcheele bui^·^'
tot de voeten, bedekt, op een weinig van het linker been ni'^'-
na, die in de grond vail geworteld is. Haar onderkleed is g'^^^.'jjnice'-
wit, met een groene weêrfchyn, nevens demouwomhaar'-'^^^^yd
arm, welke zich niet verder als tot den clboog itrekkende,

daaeingeii
ichadii-

cn

«•ca.

ir

hangt. De rok is aan het linker been op de zyde open. j·*- vcc^J
Nimf je laat ik geheel naakt, hebbende zy niet anders dan een
ne dochfmalleiluijerom , die haarebillen ten halven bedekt·
klecding, als mede die van
Jok, zyn met goud doormengd, . ^if '
derfcheid tuflchen haar en de Nimfen te maaken. HetBofcW^^
't welk met het bovenlyf tot de middel bloot is, kleed ik
kergroene rok,boven de navel gefronft,en door een gordel vait
ρ
7ö/cgeefik een enkel en luchtig kleed, met naauwe mouwen? JoiJ^^'
iioog-roofekoleur, om de middel met een breede riem , j^loC^'^'
violet met goud geftikt, gegord j en onder dezelve noch een pc
de rok, die van onderen open is, waar door zy de beenen vrV ^f ^gri-of'^'
fteen, vooraan, verbeeld ik graauw > de kruik, donker roo'^
langs de kant van 't water, vol gras: en alzofchakeerik
voorgrond. Het Νimf je, dat op de twede grond ter regtei' in-
komt loopen, geef ik een groenachtige borftrok aan, heel
gebonden, zonder mouwen, en maar op de eene fchouder ^'^j^fC ·>
'hegt j zynde de linker borft bloot, gelyk ook de beenen. ^^^^ «reli^
welke verder achterwaarts op dekant van de rivier zit , laatxi^t. pc
naakt ·, en die by haar opllaat, heeft een kleene groene iluijet
i.lecne
Priapus is donker graauw, doch een weinig paarsHchtJg·

-ocr page 460-

^^ groot schilderboek. 405

^^^^tlvk licht aangaat, ik oordeel, dat de grootile party voornaa-

^an (jjg I^ryope met haare twee by zynde Ν imfen, en het overige ΗςΗίΓ^^

'^^εΐΐ: 5 moet vallen j de reft met weinig licht, en noch

ter lichtjes, het zy van achteren, van vooren, of heel van

'ioch de oorzaak, zo wel als die der fchaduw en waardoor

borden' ''^"daan zy komen, moeten 'er duidelyk by aangeweezen

^^"^dcr ^ anders maar loiTe uitvindingen en herfienrpookfels,

"^^i^igenvaften grond, zyn zouden.

Q l^ige zullen mogelyk twyflGelen, of ik myn oogmerk in dezen,

van het licht, wel zal bereiken, om dat ik Dryope een

^c (j· ^ mantel en een witachtig geel onderkleed toevoeg j oordeelen-

ten^· ^^Iven , en niet zonder reden, hoewel zonder myne gedachten

^"^eri , ^ eintJe tc weeten, dat het anders om beter w elftand zoude heb-

op li' IS te zeggen, het licht boven, en het donkerile onder j om dat

ii , als debuik enbeenen,de grootfteen krachtigftemaja-

Vallende,het naakte kind alsdan veel fchoonder affteeken zou-

^cl^i;· de borften of het bovenlyf donker waren, dan tegen het gcel-

'^aa j ^^^it: het Avelk ik, ten opzichte van het licht, gevviiliglyk toc-

^^ety^^^r wegens dekoleur niet: want het blaauwè kleed heb ik alzo

^'crtQ ^^'dacht gefchikt, op dat het naakte Nimfje zich fchoon zoude

doch met zulk een inzicht niettemin, dat die party een

vlak licht zoude hebben. Dit is de reden waarom ik 'er zo-

ftoffe toe heb verkoozen: want, gelyk men weet, het iittyn

i^ket^ ^heldere glans,en doetbyna zo veel geweid als goud- of zilver-

^''^leijj. · ^ lOode kleed van Jole^ om dat het zulk een fchoone en lichte
Is

HV 1 ' genoegzaam voorkomen tegen die donkere grond 3 en
fteekt het niet te veel in 't oog : maar het blaauwe heeft hier,

i'erif. §^"ootc majfa, vry m eer te zeggen al is 'er meer licht by en om-
■ ^^^ ^^ maar een kleene plek. Ik héb, zo veel my mo-

l^'hil^j » de waarfchynlykheid dezer verbeelding, en dcharmonie in de
• koleuren, ieder beeld na zynebyzondere eigene zinbete-

hutiti'^ ^ waargenomen, niet alleen in de kleedingen, maar ook

^.Q Y^ ^^^ktens, de een blank en teder, de ander wat bruin van vel,
^^ct ieder in 't zyn. Daar en boven geef ik elk een kenteken >

I ^^ by' witte klokjes j het Bofchnimfje wilde kruiden 5 en

^of/ fteen herwaarts aan komt loopen, veldbloemtjes op het
^Oor y Zommige zullen zich mogelyk verwonderen, dat ik hier
π de O ^ ^^^ gefproken j dewyl men zelden hoort dat die itofFe
^eeld]^ gebruik is geweeft : 't geen ik hun toeftaa voor zo veel
bouwers betreft, maar niet de Schilders > alzo my vcrfcheide-

Eee ζ ' nc

-ocr page 461-

404 gpvoot schilderboek-

^ tj i^i^ijipveO»

Satyr noch Famus is 5 behaiven dat ook noch geen het minfte
onbefchoftheid in deze verbeelding word gepleegd ? Ik wil ^^^ ^r^n
ne de reden openbaaren> zynde deze: de Dichter maaktge^^^^ige
de eerile oorzaak, uit welke alle de onheilen, die deze ong^^^j^^oi^
vrouw overkwamen, fprooten > fchryvende dezelve toe aan dC' . ^^jgt
Lothos: alzo hy met haar, noch menfch zynde, zyne geü^^^^j^ef'

boeten konnende, haar in dien boom , den zeiven naam voerei^'^ '^ef
fchepte, om zyne wraaklufl; te boeten, behoudendenoch^'-Tj^^'l.v'^;!!
zuchtig hert. Daarom plaats ik hem hier als den eerften
het geval, welke met een dien vloek over
defchendersdez^'
vrucht of takken uitfprak. igidi'"'»

Geb-ek in ^^^ ^^ Tafcreelen watwydloopigbefcliryf,

tot het verder onderzoek der zelve te geev en j dewyl Owdiu^ '^ -oot^^
middel tot verdichtfelen niet even volilagen uitvoert, maar dat men het

vooiko- I 1 · 1 1 1 i />

ining. gedeelte Uit andere Schryvers moet haaien.
Naauwker- Hy geeft zelfs gceii denkbeeld geiioeg van deiiboom
Lothos-)

rigebe'chry-geweilen Onbekend j noch meld niet, wat foort van bladen

hy heeft 5 noch of hy vochtig ofdroog van aart is j noch^ige
volgens^an- mecil gevonden word. Dierhalven zal ik het getuigenis vai^^-^g^iis
^eic schiy^ Schiyvcrs, en ook hunne zinbetekeningen en uitleggingen φΦ
den zeiven, hier aan wyzen, zo verre my die voorgekomen
het is heel noodig voor cenLandfchapfchilder, indienhyby jeH?

ders en naauwkeurigen voor geen onkundige wil geoordeeld ^^^^geP^

zulks te weeten, inzonderheid wanneer de kift hem tot iets oog
aanprikkelt.

In het algemeen heb ik gevonden, dat deszelfs bladen rond ^^Xl^j^ig j
ke, na maate dat de zon opklimt, zichopenen,
als zy in het weften daalt, zich allengs toeiluiten, tot dat zy in
zich geheel toevouwen. Indien men nu in de verbeeldingg·^

Wat nu de verborgene zinbetekening betreft, moet ^^^^^
. dat dc Êgiptenaars den zeiven meer cere dan aan eenige andei e ^^^ j

licht gebruikt, zo moeten zy geilooten zyn.

Deszelfs
^inbcteke-
tun£f,en ach

-ocr page 462-

^^^iho GROOT SCHILDERBOEK. 4of

^^^^ een middelaar tuilchen de hemclfclie en -aard-ting hv de
Xori?^^"' boven w ierd hy geacht voor een verbeelding van^^'^'®"'"'''''·

en ondergang, inzonderheid wanneer 2y een ki.nd daar by
^cti (j·^ 1 zittende op deszelfs takken, willende daar door beteke-
i^^yl K^^^'S^ndampen, welke door de komft der zon verdwynen: en
de ryzingofde daaling der zon, zyne bladeren opent of

.■ lihr:
cal': 19.

hy y//)(9//iftoegewyd,^als een boom hem eigen zynde,
• eerbiedigheid alleen aan hem zyne bladeren wil vertoonen.

sïQo^g ^ëe of hairachtige Lothos Yv^ierd door de Romeinen mede in een
^"^kkgj^^.^^^ing gehouden 5 werdende aan haar de afgefneedene hair-
'^polifj ^ylaalen opgeofferd , gelyk als die der jongelingen aan*
Εγςη . ^^^ z^neii zoon
Mfculapius.
^ o fferden de Grieken hunne hoofdhairen aan de Rivieren
en land, als zekere overeenkomil hebbende met de-
"^^aati?' "^velke zo veel gemeenfchap met de Goden had, dat zy daar
^^'■'^tïiK dat de Goden hunne zetel op den zelven plaatilen, en
, yam^^"^ in vochtige moerallen planteden.
(jg Q^'^^i getuigt, dat deze boomen zeer vochtgierigzyn, waar^Jj®"^^^^"''
beilooten dat de eerfte oorzaak der voortteeling ont
-vmchr.
daarom den Oceaan vader van al het gefchapene.
Op op hunne ronde bladeren, ronde ftam , en ronde vrucht
P^M^th y^ride, wilden zy door deze allervolmaaktfte figuur de vol-
^^^en ^^ des opperften Gods beduid hebben j inzonderheid als een
'^P den zelven boom zittende, daar by vertoond word ;
^ee ^^^ ^^^^ f^hcl gewaagt, zeggende :

teeder 'wicht uit ff armen van zyn moeder,
dciti^^^ 'i^slk^ en maak het flerk door V voeder^

^et fpeci^Yi^d fieedts onder my 'vermaak,

en w y eens overtreeden tot
r^ Het twede Tafereel van Dryope.

i/^Oeer voor het zelve, de gefchiedenis aanmerken. Wan-TwcdeTaie-

^ndvpirvir,^ J_____--------1 ------------------ t\________________________van

van
ot?e.

Juinen ^^^remon het droevig ongeval, zyne vrouw iirj'ö/'ioverge-'^^^^,
^^^ Zy ] ^'^^"^ond, fpoedde hy zich, nevens zynen vader, derwaarts:
ffï^^^^'^cn te laat om haar voor de hervorming te fpreeken. Een
i^iet nV^^^ haar ligchaam en leden reedts overtrokken; zyndc
^'akkc ft andere boomen onderfcheiden dan alleen in wezen en

Haare armen beftonden in twee bladerryke takken,

Eee 3 be-

-ocr page 463-

406 groot schilderboek. ^^^^βοΗ^

benevcnshaar hulfel metgroenloof overtrokken. Ieder vie ^^^^ ha^i"
en kermende haar om den hals, en gaf,
nevens het kind,

verzocht, haar de laat fte kus j waar na haar de menfchelyke &

t'eenemaalwierd ontnomen. efti'^^^'

In de eerfte verbeelding heb ik de rivier vooraan gefchikt >
ze ziet men dezelve op de zyde verkoozen. Dryope^ in een
boom, op 't hoofd na, herfchept, plaats ik byna in de mi j^fr
Stuks, een weinig ter linker zyde des oogpiuits, regt overein ^^er
nwn vat haar om den hals, en drukt zynen
mondtegenshaa g^nS
wang. De oude en ontftelde vader klaagt dit droevig onge^^ J)rff.
een by hem ilaande Nimf, fcheurcnde met
hembdopen, om haar dc romp te vertooneni
welke door h^
zynde, haar de fchoudersdoetophaakncn

het hoofd daarvao^^^ggj^cij
den, flaande het gezicht nederwaarts. Een ander Nimf je, den^ ^^
Jmphife op haarcn arm hebbende, tilt hem op, om zyne i^oed^'·
, nen kuflen.
Jole plaats ik aan de voeten van Dryope, zeer beh^·^
de boom
Lothos Ibiat een ftap verder. Op de twede grond, ^f loei^"^''
zyde, ftel ik de
"Term van Priapus, kruiswyze met feitons van ^
en groente omhangen, en onder den navel geknoopt, en vooi ^^^^ d
een klecn rookend autaartje, waar op eenige menfchen offefCi'^'
linker zyde , op de voorgrond, plaats ik die groote vierkante ^^lis^^
half in 't water, en daar by een Nimf je dat daar op leunt. Je ^^^
het voornaamfte van myn Stuk. Het doorzicht is ter linket c^ii
oogpunts, beftaande uit gebergtens en rivieren: en
avondilond verbeeld, is de lucht dampig
en met duiftere^^ <

zet, blaazende dc wind daar in dat alle geboomtens zich be^''^^^!

Eeddi^^t^' Dewyl dit nu de Wedergaa van het voorige is, diende be^ .
omtrent even zwaar van werktezyn:
maar vermits hier rn^
dering in is met dat 'er mannen by komen, ben ik
genoodzaak , .
een weinig van de eerfte grondifclliiig af te wyken; alzo het
welk in de andere verbeelding vertoond is, ook noodzaak^/^^jgtt
moet gezien worden3 gelyl^ wy breeder in
het een-en-^^ p^at^
Hoofdiluk van 't Ordineeren verhandeld hebben.
ik
Dryope vlak van vooren, met beide de armen regt om hoog ? j^^f
re van malkander
j het hoofd flapjes tuilchen deze ^^^

hellende. De armen, vandeelleboogcnaf, nevens de boezC j^e

weinig van 't lyf, behouden hunne eerfte gedaante. Jndremo^
ter linker zyde zich op zyne toonen uitrekken, om haare ^^

diezyhemtoeduuwt, te kuilen > flaande zynen regter arm

haarenhals, terwyl hy de linker hand op haaren boezem h^i ' ^^c

En de ver-
beciding
daar af.

hunne bc·
«vèeging

-ocr page 464-

groot schildep-.boek. 407

'^^nen·.'^^^^ vooren ftaat de vader , doeh zeer zwak , op beide de
'■^rwvl κ ^^^^ ^y^'® Nimf je tegens de welke hy klaagt,
J.J, y de regter hand het onderkleed van
Dryope open rukt, 't
X ofd ^^^ ^^^^ lintje op de fchouder gehegt isj draaijende zyn
^^imff ft het gezicht hemel waart ilaande. Het

"^"^^aar Γ l· digt achter hem, zeer weemoedig en bedrukt, trekken-
k^^yde b op, en ziet met het hoofd nederwaarts, een weinig

L > f^ê^^de, van Dryope af, drukkende de linker elleboog tegens.
ft ish?^' en de hand digt aan haar hoofd vlak open houdende. De
bep 3 i'cgt in 't licht 3 het onderlyf van vooren, en het reg-
^'^oi'Waarts. De mantel vznjinclremonhN^mync{cho\xdcvs
k^^^ydc ' en hangt op zynchielen. Het Nimf je, 't welk ter reg-
^^V
q^i^ ^iiar de grond watlaageris, het kind optilt, helt met haar
^^gtcr]^ ''■ehteroverj hangende haar hoofd voorover. Zy ftaatop het
^cti hebbende haar linker digt aan de boom opwaarts getild.

rug vlak van achteren naar het licht gekeerd 3 en het
K^r^'^bef ^ in tegendeel gedraaid. Hetkind, welkersbovenlyf men
i^'de (Jg ^^^ü^vt, zynde de reft achter haar hoofd verfchoolen, fteekt
] ^ lyf ^^^en vooruit na den boom, drukkende dc eene voet tegens

Ntin

tuflchen haar en den boom op haare hurken zittende,
'rf'"^anp · ^^nker fchouder tegens den boom, het hoofd voorover met
V^' ling'^^^eht in haare hand, en een doek op haaren fchoot leggende,
f , buiten het Stuk op het einde van de voorgrond, plaats

yf

ομι ^"ïifjes. Deeene, metdcbeenenin'twater, enhetboven-
ha^V^^^cggende, ruil op haaren regter elboog, met de kie in
j^P het Ijij^ ? ^ eii d'andere hand onder den regter okfel. De twede zit
j, ' ^lebbendchaare bcenen-aehter d'andere in 't water, en ruil
V? ^'^Ster arm op een kruik. Haar gezicht is herwaarts gekeerd 3
a^erty^^ ^aar tegens de regter boril. Zyzyn beide naakt, en met
jJ^k, ^^j^^^r^ien. By
deze twee ftaat een derde, hebbende een kngc
Vajj ^®ikers eind een pynappel gebonden is, indehand, enden
^'^tóg wild dier om het Ivf ; wvzende met dc regter hand na

,^^ΐ'ςη'^^ "^^'ild dier om het lyf3 wyzcuuc i .....λ.--

^^"or^p y ^ord tegens haare regter zy de gezien. Achter deze, op
^^eiT^elde tafelftcen, legt Dryopes mantel 3 en aan dc zelve zy de,

-vo
'Oor

een

enfo,?,,.7ft een zwaareboom, omvlogten door eenige wilde tak-
et

neem ik als iahet voorgaande, te weeten een regter dag,
^^''clcep δ yan vooren: want waar het een linker dag, zoude het zo
dopê niet zyn om de
partyen van licht by malkander te brengen

-ocr page 465-

4o8 groot schilderboek.

een Wedergiia vanhctvoorigeis. , iro^^^^'

Ik ilel dan de ilervende Dryope, door het afvallen van haa^^^ by
kleed 't welk geelachtig wit is, zo als in het ander is aangeto^o»^^,^ ^^t
na tot aan de middel bloot. Haar aangczicht enborften n^ ^^^^ jig'
noch toe hunne vleesachtigheid en kolcur behouden j ^^^

chaamword, hoe meer naar onderen, hoe donkerder en brüi -^ho^^
houtkoleur gelykende, tot dat het, op'talleronderiledeel?
veranderd isj gelyl^ het met de armen even eens gaat, di^
elleboogen hunne eerfte verwe behouden, maar aan de ving
hout en takken zyn. Haar aangezicht is tot aan de kin, nevd^^^^^fd;
Andremon tot de fchouders, in de fchaduwe, van 't loof h^ai'^^^ χ^^ό·^
bladeren, en die der armen. Andremon^ alseenaanzienlyk he^l^^^jjijei
een korten rok aan, groenachtig graanw vankoleur, cng^^ 'Ιή'
goudgeftikt. Zyn mantelis purperrood, donker
en glocij^'^ P^
iie beenen, tot aan de heupen, zyn in dc fchadu we van den bo^ ^^^ o^-
oude Man is op zyn Perfiaanfch gekleed, hebbende een lang^^^'^ bf^
die tot de kuiten hangt, van een licht feuiljemorte koleur β^^Ρ^
paarfche ftreepen en goud loof. Zyn mantel, geheel opefl ê^PQH^'^'^
en met mouwen voorzien, is fchoon violet. Hy heeft wy'^^^ljgiid^'
cn fchoenenaan. Zynemuts, als een tulband, boven oink^ -j gr/®
legt nevens zynen ftok by zyne voeten op de grond neder. jfrl'M^'
vanhair. Het Nimfje, aan zyne zyde, is van hem halfin
we, te weeten de geheele regter zyde van defchoudertot^^^j^^tiV^?
behalven dc knie die zy vooruit zet. Haar kleed is groenachtig,
doch een weinig aan de donkere kant.. Het Nimf je met het
een luchtig blaau w kleed aan, om de middel gegord j de i'^B^^^^ei^
der bloot 3 en de flip van 't kleed door de wind onder om det»^
flingerd. Het Meisje, achter haar, cn tuflchen den boo·^ jgjo^
heeft een wit kleed aan.
OePriapus, tuflchen deboottic^^'^gpaf'!''
dezelve meeil in de fchaduwe j en van hem af, tot voorby het 0 d
is 't meefte deel met kleenc boomen geflopt, welke pet^^L
fchaduwe zyn j waar tegens de
vooxiïegroep helder affl;eekt. p^la^y
naakte Nimf jes, ter linker zyde, ontfangen
weinig licht- jgj-iji'^j^
Ό^ den horizont^ of zichteinder, is heel dampig
tendej alzo ik de zon hier zo helderen zuiver fchynendcniety ïOji?
als in een fchoone morgenftond, of zo krachtig als de mi ^
maar door de dampen min of meer bedekt >
om welke rede e

uit een rosgeele gekoleurd word. De wolken zyn gi'oot,
zwaar. ui eHj

Als men geen moeite wilde ontzien, en het rykelyk hebb^ '

-ocr page 466-

"^^^end 1 ^ï^öOT SCHILDERBOEÉ:. 405^

^'^^aale 7 ook kohnen llofïeeren met de drie Schikgodinnen, of

is j ulters, aldaar te vcrtooiien, alzo het niet oneigen aan de zaak
^Wecy^ ^ ^^^ ^^^^ werk verricht hebbende , wederom na de hoogte
^^ch jitropoSy met het klouwen endefchaar, diendeals-
^efpjjj ^^^^ftevoortezyni
Lachefis^ metdehafpelj cnClotho^ met

^u I ^^ eerder en verder. '
^'tve-i ^ ^^ voortgaan, en vertoonen denaftogtvan^^if^ri-^i'i?;?,
^dereGczin, tehuiswaart, in

Het derde Τafereel van Dryope.
§eweezene
Dryope^ haar droevig noodlot voltrokken zynde,DeMc Tafe-

^^^ nevens den boom Lothos op het einde der voorgrond, een^^i^an^^;
f^ï ^^gter zyde des oogpunts j en van dezelve, na de linkerzy- zelfs Tci·.^*
'^en een weg lialvemaans gewyze navooren, tegens welke^^®^'^^?· '
^ee^Y^^rvanderegterzyde, een voet ot drie laager, aanfpoelt. Ge-
^^ , tegen de wal, legikeenfc^itje, gereed om volk over

^^cr k ^· Ter regter zyde, buiten het Stuk, vertoon ikeeniluk
^ïiby^g^ê land, na 't oogpunt wykende. in de laagte van dit land^
êe ^et het water gelyk, loopt een paadtje, op welkers kant eeni-
^'^ecie boomcn ftaan, èn zelfs zommigein 't water. Dc

'^entj^pond ryft, tegens het verfchiet, bergiichtig op , envoornaa-
^ing regter hand, van waar na de linker zyde, dooreen ope-

rots noch een verder verfchiet beipeurt word. Achterde-
^'^Oü^f. of hoogte

, ziet men de top van Andremons huis, een fchoon

, Ik g j^ynde, opfteeken.

dat het den Konftkendcrs niet vreemd zal voorkomen-
^rid, v^^l·^® ^^^^ hoog land en water, rondom een kleene plek laag
5 alzo ons de Dichter meld, dat het in een poel voor-
dj^^^· Dit's de reden dat ik , omhetzelvenatuurlykaantetoo-
^^Hey "oek halvemaansgewyze met de weg, welke maar een ge-

V ^^is d doe zien.

? of een Schilder, om welilandts wil, nieteenige

Ik zeg^i^ mogen gebruiken ?
^^^ "^orH ^' ^^ verre als deeigenfchapderzaak niet weggeno-
X ^erft ^^nt dat uitdrukkelyk gefchrceven ftaat, moet voor een
^· Derhalven is het wel te denken, dat OwVwhet
^eleii, ^^niet gezegt heeft. Zommige zullen raogelyk oor-
^^^ ftien^^ ^^^ echter wel vermaakelyker hadkonnenverkiezen:
"loet wceten, dat dit geval van een heel andere natuur is.

F ff Ik

-ocr page 467-

rei^ groot schilderboek. 37^

Ik zoek het vermaakelyke hier nieti want de droef heid is jef
leen myn voornaamfle oogmerk: gelyk de
goedgunftige Lcï ^^j·-
zal hooren y indien hy ilegts zo veel geduldts heeft van het zeiv

volgen. jante^^^

Op dit laage pad, ter regter zyde, vertoon ik.eenige-S^I^/'^^gjj 'er
Satyrs ^ die naar ,'t gebergte trekken. Onder dezen hoop zi^^ jgiide
een die de
Term van een Priapus op zyne fchouders draagt,
een groote kan in de andere hand, en werdende door tygers en P· ^
gevolgd. Wat de veranderde i^rjö/»^ belangt,
ik laat het "
van de voorens aangeweezene koleur, aan den boom hang^^^,'^^ jeH
welken drie Nimfjes ftaan, waar van de eene met beide de h^o ^^^ j^ct
zeiven omvat als of zy hem fchudden wilde, ziende tege^P^^giid^
loof opwaarts. De twee andere fpreeken met malkander,

ilct,

-CflS

de eene na vooren op het bedroefde gezin, 't welk huiswaart
/t'plaats ik vooraan by de fchuit,
hebbende haar zuilers klee . ,

een bloemmantje, 't welk zy, al huilende, den voerman
in haare handen. Andremon^ een ftap verder aankomende, ^^ fpr^^^'
zoontje
jl7nphife op den linker arm in zynen mantel gewondeo
kende tegens den voerman, dien hy de plaats, daar hy wil da^
zal overvoeren, aanwyft. Achter hem volgt de vader, ^^K^roi^^'
oogen hemel waart op den vooruit vliegenden
Hefperus,

fter, geflagen hebbende, aan den zeiven het rampzalig

zyne dochter fchynt te klaagen. bf^^T

Nu zal ik wat breeder de befchryving der beelden en huo^^^^ooii'
dere werkingen aantoonen, nevens de kleedingen, en aii^'^^
zaakelykeomftandigheden. _

De fchuit, aan een paal vaft gebonden, legt wat fchuii^^'
verkorten. Men ziet deszelfs voerman tegens zyne regter zy^ Jib^^^^
waarts overbukkende, de rug vlak in't licht j neemcnde?
de armen uitgeilrekt, het kleed en bloemmantje, 't g·^^" ggfl
Jok toegereikt word, aan. Zyn rok is lichtgraauw, tot^^^
gespte zwarte breede riem omgord, en de regter fchouder bv»
middellyf bloot.
Jok vertoont zich met haare linker zyde „^et
aan, en deborft nahem gekeerd > reikende hem hetbloeinJ^^^^f oii'
de regter hand, over wdkehaa;-zufters kleed hangt, toe-
derlyf ziet men van vooren j de voeten digt aan een > ^^ llip^^*^
weinig geboogen; het hoofd linksom draaijendcj
en met een

de flnijer, die zy om den hals heeft, haare oogen afdroogen ^yfilj^'

dremon^ den kleenen ^i^ip^/y^ op den arm hebbende, L·

kcrbeen, enilaptnahetfchuitje. Het bovenlyfis linksom g

-ocr page 468-

GROOT SCHILDERBOEK.

^^erm ^^^ vooren} zyn regter arm ter zyde uitgeilrekt, om den
Eebraöt"' S^^yk gezegt is, de plaats aan te wyzenwerwaartshy wil
VatiQj^ De purpere mantel is op zyne regter fchouder vail i en
om 't ly f ilingerende, bedek t hy dus het kind ten
hy met de andere flip van de mantel, die hy in zyne lin-
^ ] ^^ heeft, het gemelde kind tegens de linker borft op zyne
bydejfjjYnde heup laat iteunen, cnvailhoud. Het kind heeft hem
^aft. il^^ls, in de opening van zynen onderrok, met het linker handtj e
^e in/'^^gende met het b

ovenly f achter over van hem af, en hebben-
otn , ^gterhand, omhoog, eenbloemmekransje, daarhyregts-
^^Dj-gj Vkt. Een zyner voeten ziet men tuiTchen de plooijen van de
^ei's ^ ^oor hangen, raakende dezelve.tegens het geveft van zyns va-
j^et De oude man, die achter hem komt, heeft den rug na

^ytlft êpunt gekeerd, enfchynt, verwonderd, te rug te treeden.
^Cr Vop ^^^ ftrekt zich hemelwaart, het linker been voor, en de reg-
lyf '■.^^htcruit, waar op hy ileunt. Zyn regter arm is dwars voor
^yihv "^elke hand hy de ffcok tegens de linker boril houd s ter-
yerg^^^^et de linker hand, vooruit fteekende, op den bedroefden va-
^^ ^e^g ^^ moederlooze kind, welke voor hem heen gaan, wy zende,
• XcganHefprus fchynt te klaagen.

^^ het met de Nimfjes, en watopdiegrondopfteekt, reflexeert
^^^nio^ ^^sr, als mede't geen langs de rivier ilaat ter regter zyde. yin-
^fonci^et het kind

is tot aan de boril met den horizont gelyk j alzo de
ïk ί J^ooren toe oploopt, en met het boot

op

dat willengaaninhetvoorftellendezerdrieTafereelen, Bcfluit des

^^thr^ 2.ien moge dat het den Landfchapfchildersaan geeneftof®'^'"^*"®·
^^Htfg/^ om hunne werken teiloffccren metgefchiedeniiTenofver-
f'^it V
oq ^^ ^ie op het Landfchap paffen: en ook met eenen acht ik het
^^^^^lef L ^^ichiedenisfchilders, om op dien voet rykdom van iloiïc

^e b

41 ï

gevallen te verbeelden,
^abei l^en zal ik tot overvloed, en verdere aanleiding, noch een
Λ^ ^^Üu' een concept van eigene vinding verhandelen, en alsdan,
^^ Landfchappen, het fchilderachtig fchoon, en fchil-
^slk laatfte gemeenlyk by deonverftandigenfchil-
ö genaamd word, tegens malkander overweegen.

Fff i

-ocr page 469-

groot schilderboek.

een

Tafereel van Eriiichtonius, en het Zinnebeeld^^^^^ _
Satyrs flraf^ beide tot fioffeering der Landjch^fjf

Veertiende H Ο Ο F D S Τ U I^·

Xnkoud d"· I He Dichter Nazo zegt, dat Erifichtonius^ een zeergo" , y^ot^'
Teicicüng., XJ^^yncie, overzülksdoordcGodinneCi^m, welkehv ^^^-[^otiT
■der door het omver hakken van eenoveritallighoogen Eikc
aan haar toegcwyd, niet zulk eenonverzaadelykenhonger ^ ^^
ifcraft, dat hy genoodzaakt was, uit gebrek van levcnsmi*^'^'^ '
ne eigene dochter te verkoopen.

Dit verbeeld ik in een vermaakelyk Landfchap of buit^»
Het licht komt van de regter zyde, en het oogpunt in de .-^ooH^
EeiJi'"^ Ter linker zyde vertoon ik een heerlyk ge:>ouw met een

poort van de Dorifchebouworder, en met drie treeden, ^of^'
punt wykende, op te gaan. Aan geene zyde der trap ilcl ik h^^^
•weering van vier voeten hoog, die dwars van
het huis tot
oogpuntloopt. Op het einde derzelveftaat een pronk vaas. f nde*^'
zyde ilroomt een rivier \ en over deze legt een houte brug. _ ^egci"'^.

verkant van de rivier doe ik een ftuk van eeaftadtsmuurziso? j^iei
welke het water aanfpoelt en omloopt. Het overige is doorz.i'^ ^eti
en daar met boomtjes beplant. Aan dezeborilweeringpl'^J^f^^^d
hongerigen
Erifichïonius^ welke met zyne muts in delink^f ^^jju·^'''
digt aan houdende, het geld, daar op geteld, met de regter
Zyne dochter,
Mefire genaamd, ftaat achter hem na de trap to^^ jjn^f
koopman, de trap opklimmende, wyfthaarmetde
hy een half volle beurs met geld in heeft, na de deur j terwyl ^-^r
met de linker hand, by de rok of flip van haar kleed vail houd-
gere Honger, achter tuilchen haar en des vaders regter „
q.

metbeide de handen voort. Dus is het generaal van mync
Έ f h'k ^^ koopman met een trots en ftadig wezen dejongedocn
kin" άΐί ' ziende, heeft een fchoone paarfche rok aan, tot even
onder α
S^i-oieliÏn ^^ middel gegord, en eën windfel op zyn hoofd, kouflcn

^^"'nep.Ïianop dewyzedei·Spartaanen. Men ziet hem meeft^^'^^^ rac^^^^^
ruilende met de regter voet op de bovenftetrap, endeünke j^je-
van de grond af. De dochter il:aat op haar regter been, ^^^
linker voet even op de onderile trap, een weinig

achte^r^/ r^j
onderlyf byna geheel van vooren, min of meer van 't ƒ j^rj
zwaait haar bovenlyf regtsom, het aangezicht na
haarén va
hem niet kennende verlaaten, gekeerd 3
fchynende meteen ^ ^c

-ocr page 470-

^^ groot schilderboek. 405

41?

^en traanen op de wangen, dezen heer, omliem temislei-

^ana haare wil te volgen. Zy heeft een doek in haareregter

i lii

"IttriQ ^ wil LG VUigCli. liV-Cl L CLll USJl^IV Jl 11 llcUH t i LCl

^eeol^^ê^aan-het linker oor, waarmedezyhaaretraanenrchyntafte
ïegtgj, l^^rwyl zy met de andere hand, dwars over haar middel, de
fchy^ ^^l^'-'^oog ondcrlleunt. Haar kleed, bleek geel met groen v/ecr-
pcn ij ' morsilg en vol fcheuren, onder de borften gefronil en met;
ïs M
q ' ^^^^ gebonden, hangt aan flarden tot even onder de kuit. Zy
^lond enfchoon van wezen, doch wat mager 3 haarhulflel

^nde' ^^^blaauwe lintjes doorvlogten. Erifchtonius ilaat heel biik-
gg^^^ geboogene kniën. Zyn mantel, met een touw om de mid-
^c ^riden, isfeuiljemortvankoleur, en komt hem achter tot aan
^^^Pbl' ^^^^ zyde zo veropenzynde, dat men het been tot aan de
'^^n h^j^^^ ^^ct. Zyne linker fchouder is mede naakt. Hy is heel grys

baard, mager en vaal van vel. Tegen de borilweering Nevens
^Us; · ^^^ Honger aangaat,
Ovidius befchry ft hem al-''^'''^^·

^^ t^n^l '^yk van hair, de oogen ingevallen, de mond en lippen bleek,
§eel en ilymerig, en de huid hard, daar m en 't gebeente en
^cn door kan zien. Men ziet hem byna tot aan de middel boven
huij
Erifichtmiui. De pilaaren van het portaal graauw 3
^^ ^Is ^^nevens de trappen, van hartfteen. Het overige, zo ver-
i'^ftj j. °*^rilweering, is met grooteblaauwe ileenen belegtj en de
^Oori^^j ^^ rivier, aarde grond. In de gevel van 't huis zyn twee
Ai ^ j '^an overvloed uitgehouwen. De vaas is roodachtig van ftcen.

derzelve, achter de borftweering, ryil· een kloeke
ftat^^^^^ van loof, die een groote lommering tegens het huis geeft,
t^'^'^ctv ^ fnet klimop, en ander groente, omvlogten, welke 't licht
^ dci-^^chiet, tuflchen dezelve

en de vaas, mitsgaders de fcherpig-
'^^tïiej .^i'ilweering, \veg neemt, waar tegens de helderheid van

b

Ί ^^bo^a ^^ welitand affte^kt. Tegens de vleugel van het huis, bui-
^^ ^^n ^^veering, doe ik een wyngaard oploopen. In de deur ilel
^'■iP, ii-^'^êcn knegt. Heel vooraan, in de linker hoek, digtaande
Α ^ wakkere hond, aan een keten vail, en blaft.

1 ^ ^ehogf J^^'beelding heb ik drie voornaame zaaken in acht genomen j
^^heid, de levensmiddelen, en degelegentheid. Oebc-
to" ^^^ middelen om zich te redden daar die te vinden zyn: zyn

niet genoeg, het mag buiten weezen. Derhalvenvér-
. ^^ -"^^d in varlpr pn r!nr>itpi- knmpnde dR hiilomiddelen bv f^f-

J>ar

r^elö Λ in vader en dochter, komende de hulpmiddelen by de-
^^elien. ji'^^den man, die alles in overvloed heeft, op zyn luithuis
^ omftandigheden, als het bruggetje, de ftad,

' overvloedts, verklaaren zich zelfs.
Fff-5

-ocr page 471-

rei^ groot schilderboek. 37^

0et

Aanmeikin- Dat ik dc magere Honger by hem voeg, isniettegcnitry ^^j-getf
getidaar het geeneikvoordezengezegthcbbc, teweeten, dat,

hertstogt in de perfoon zelf uitdrukkelyk is, men alsdan gc^ j^^el-
beeldnoodig heeftom die te doen kennen. Om
twee redenen 1 ^
vc hier geplaatft; voor cerft, om dat men die kwaal in deze loeC
king niet volkomen kan verbeelden, vermits die
tegenwoor ^^^d-
ietsanders, dat is de happigheid en blydfchap vandemiddcleö^^^^jjj
den te hebben, te weeten het geld, vermengd word: tenafl .^ji-
om dat hy zo naakt niet is, dat zyn afgeteerd ligchaam, gelyk
ter verhaalt, getoond kan worden na vereifch der zaaken. „i^eiii^^
Dereden, waarom ik hier den hond by voeg, isomdatdez^^ ^^jits
alleen tot de fchikking aldaar is geplaatft, maar mede om 'er ^'^'^^^
qoO^
wyzen dat iemand, die veele en koftelyke goederen heeft, de ^^jggfiby
wel moetbewaaken. Behalven dat is het gebruikelyk, niet^^^l^
de boeren, maar voornaamentlyk by zulke aanzienlyke liedeo?
dieren tot iuft en vermaak, zo wel als tot nut en dienil, hou^^^efS

Deze Fabel ziet men zelden'in Tafereel gefchilderd, noch ^^^pel f
Prent verbeeld als in de herfcheppingen van
Owdius j doch
dat men naauwelyks zonder fchrift kan raaden wat het ^
Want wat is dat, of een oud mager man een beurs metg^'· jofêf
heer ontfangt, die by malkanderen ftaan, en tuiTchen beide

daar men noch arm noch ryk kan onderfcheiden, ^^^^ ^ (jfc^^i!

eii
eH

vrouw , UitAl llJCll lHJCil rtJ. lll llUl^ll ly L\. iVrtU (JlAUCl It-lH^lUCli J - rtdi''*'""^
in kleedinge als of'tzufter en broeders waren, en dat in een

of midden op het veld, daar men noch huis noch teken ^ ^^

gen
over.

hpfinnv/^n Vipfn λχγΪΙΙρπ of van Haan Irnmf^n ? P-ipt i<! nifit .A .

behooren, heen willen, ofvan daan komen? Het is niet
men het ilot van de zaak leeft: men moet den oorfpronlc, d? ^^^ ei*
het gevolg weeten. Eerftelyk is het noodigdenmantek^^^^lliSi|J

Φ

wat voor ttXiErifichtonius\j'x%^ desgelykszynedochter,
hunne perfoonen, ^elyk ook in hun gewaad,
natuurlyk
uitdrukkenj tentweden, doorwiezygeftraftzyn, enop^^
en eindelyk, door wie, en
waar doorgered. Wannecrfijf ^^zO'
die zaaken naauwkeurig heeft onderzocht, dan is't
verleggen hoe men het natuurlykft en beft zal verkiezen of ^'^L pliJ^^'^J
met de byzondere omftandigheden daar toe
dienende, als ^ ^
enz. en hoe veel dezelve verrykt of verminderd
konnen j-ypeii»
welk alsdan van zelf zal toevloeijen. Doch het isweltebeg j^^jJijf
datdegeenen, die zo veel moeite niet doen willen,
daar aan te koft- hangen, ook zo verre niet konnen komen J^^
een gering voorval natuurlyk en verftaanlyk konnen
uitvoeren,
ftaan een van grooteromflag. " ^

-ocr page 472-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

Η ^^' volgens onze belofte, in 't einde van 't voorige Hoofd-
g ^^an, noch een voorbeeld tot lloiFagie geevcn, beftaandein
^efc^'^^^oeeld van eigene vinding, voor die geenenwelkeziclïaan
^tlryi^ ^^^^^isfchryver noch Dichter willen binden, enhunncnvryen
^^^ geeft in zulk een naau we bepaaling fluiten.

'T^e zoete rufl door onttigt verfioord.
ZINNEBEELD.

^ ^ ^ict men drie jonge Nimf jes van Dianas gevolg, door de jagt voorbecid
""Crioeid, zich neder leggen onder het lommer der boomen,

den weg af, en digt aan een bruifchend water, omzichgedachteji
^^^ely j·- tuften j 't welk van eenige
Satyrs en Faunen verfpied zynde,
f^ ^^^be ^^^ befluiten haar een pots te fpeelen, en hun vermaak daar af
i^· Derhalven heen gegaan zynde, en hunne makkers gewaar-
^^Hgg , hebbende, komen deze gezamentlyk in ililte aan, medc-
^ een
Priapus-term van de allergrootile die zy hadden, bene-
^^^etjj^^Panthcrs j een vaas met wyn, en eenige druiven. Zydan,
i ^f^y gekomen, en ziende dat deze Nimfen, mceft naakt uit-
^ diepe ilaap zyn gevallen, plantten voor de plaats, daar
δεςηJ ^ezen onbefchoftenbullebalk > namen ftilletjes hetjagttuig,
q ^ytit alspylen, kokers, beogen, enz. cnhongenhet

; j het zelve met de riemen, die zy vaft toe gespten,

^ ^ ^gtende j Avindende \vy ders om zyn hoofd een van haare ilui-
grij-'^^'^om ftaken zy hunne
Tirfen in de aarde, waar aan zy een
fi^^^ ^^ hingen: doch hier mede noch niet voldaan, namen zy
^ytcn^^ ^^^ dezer dochters kleêren als zy mede konden neemen,
ei op de hooge takken van eai boom die daar omtrent

'^P dat zy niet op den boom zouden klimmen om hunne klee-
· ^ ^^ ^^^ygcn, bonden zy die twee panthers onder aan den zel-
ij §eeti" ^ ^^^ ^^^ ^y ^^ druiven en wyn daar by neder gezet hadden,
H) te ^p^aas te raaaken, gingen zy heen, ten einde uit een fchuil-
Hi^j^^'^ndc deze dochters zouden doen, als zy wakker wierden j
» dubh ^^ ^^^ fraais hadden uitgeregt.' Eik had zynfpeeltuig
^ , cimbaalen, klapborden, rinkelbommen^,

^ann' ^^ lang llicpen, vermits het tegen den avond

Eez 1 ^ haafc^ ^^ flaan: maar door een onverwagt voorval was den
^ ^'^hap 2 want een andere Nimf, die mogelyknahaar

komt op dit voorval aan, welke ziende de voor-
noem-

H

vive

-ocr page 473-

1420 groot schilderboek. ^^^^βοΗ^

noemde panthers onder den boom leggen, en meenende dat ^^jhy
tèmde waren, fchoot 'er op los, en trof deneenenzodanig?
'"dood bleef leggen. OtSatyrs, dit ziende, komen uit hun« ^^^tï
hoeken te voorfchyn j loopepde haar na: doeh zy nam de
dagten ze, dat hun werk alzo lang genoeg geduurd had, ^ j^oj- di^
wierd 5 bemerkende ook noch, dat deze iluimerendc Ninir'Sii ^co^^^'
kleen gerucht zich een weinig begonden te roeren, en om ge'
Zy kwamen dan allegaar,
Satyr s, Faunen, Bagch anten, ja het π .^^jjgeiï
iloet vjan
Bagchus^ te voorfchynj maakende met hunne uielf^
zulk een fchrikkelyk geraas, dat de Nimfjes ontwaakten? _ j^j^af
opfprongen, en, volverbaaftheid,nahaarekleederenzochtei^' ^of

de vaak uit haare oogen gewreeven hebbende , zagen zy die ^^
haar itaan, en haare jagttuigen daar aan hangende j welk
zeer ontilelde en beichaamd maakte, niet weetende wat zy ^^tr
aanvangen, voornaamentlyk toen zy haare kleederen op den ρΐΐΐ
gen hangen. Niet een van haar dorft het ftomme beeld
het geweer daar af te neemen. Midlerwyl hielden deze fch^^^'^grl^^'
ftil, en zagen al lagchende toe zonder zich te laaten zien.

gene Nimfjes, niemand bcfpeurende, liepen hier en daar, ^
of zy haare kleederen konden weder krygen: maar komend^ iii^
boom, fp rong de pantherraazende en tierende op} waar doo j-^oJ^
wiften, waar heen zich te wenden. Huilen en kermen was ^^^L-ge^^®'
niet. Zy riepen wel honderd maal Z)/» tot hulp i dochte^'^^^jgd^
Eindelyk deoudfte, C/iötogenaamd, verftouttezich, ^^^P^^jcts^^^
Term, van meening de iluijer daar af te krygen, om Carilé,
't ly f had, met dezelve te dekken j zeggende: Ey, hoe koi^ ^^p oi^
dwaas, dat wy malkander zulk een fchrik aanjaagen, en dat il j jj g^'
een itokbeeld ? Waarom zyn wy befchaamd ? Dat 'er
weeft, is zeker: maar nu is 'er niemand. Ikzalhet'omv^^^d^/
Komt, gezuilers, helpt my maar ftoutelyk. Doch
naauwely -g^fOi^l
de hand daar aan, en het woord uit den mond, of al het gefp^l
voor den dag, met raazen, fpotten en fchimpen. Wie toen
en verleegen was, laat ik een ieder oordeelen. Een kleen ^

na de Term, en ligtte de kokers daaraf, toonende haar die on
weversfpoel, geduurig lagchendei 't geen deze onnozele

hard viel, te meer wyl andere fpbtters haar de kleederen m

aanweezen. De vluet te neemen, was ondoenlyk. Den ^^^ t v^aef

.............j_____j________' _________j- -liiJl

ïi-

herwaarts, en den ander gints heen. Geduurende dit fchouw ^
'er een ander geraas op kromhoorns gehoord i waar doc^
fchielyk ophield. Eik nam de vlugt, laatende alles ilaan.

-ocr page 474-

rei^ groot schilderboek. 37^

ver. De Panther, aan den boom gebonden, tragtte,
fcl^g ^^ê^efs, los te raak en, en mede de vlu^t te neemen.
Diana ver-
(Je,;;^ terftond

met haar geftoet van Nimfen, welke haarepylenop
P^titlip "'^O'^P loiten i terwyl de honden, die zy by zich had, den
daa ^^^erfcheurden. De drie Nimfen, vol

vrees, kwamen voor den
I^^der ^^^ί'ρει^ 2:ich, zeer befchaamd, voorde voeten der Godin ter
t geiièlr^^^ dewelke zy haar ongeval verhaalden, cn de fmaat haar door

Ö^ïelr--' «-JXNV.- llrtdl «Jllgv^-v ΛΧ V , vav^ ΛΙΙΙίίαι. ϋΛΛΙ

^n ^ ^cnap der Satyrs aangedaan j te gelyk haar de T'erm, de gri

irmzen.

Ve^^e kleederen

in den boom, en wat meer tot haar fpyt was bedree-
^y iiana y^ende. De Godin toonde zich daar over zo verilooi^d, dat
J^iet y ^V^dts lalt gaf om de vlugtenden na te jaagenj w illende de nacht
^Ott; ^ ^^hten voor dat haare wraak over deze baldaadigheid ware ge-
geen ook volvoerd wierd. Zommige trokken bofch waart
,en de overige door het veld heen. Weinig tydts
of daar wierden eenige betrapt: want van die drie, welke
^icr^i 5 dat den panther had doorfchooten, nagejaagd hadden,
^ete^ ^^^en in het net gevangen. Vyfanderen wierden kort daarna
"y p^^, geboeid voor
Diana gefleept, welke zy voet aan voet

^^ortipf ^ deed vail binden, en door deze drie beleedigde Nimfen met
^^Ceve en hulsbladen zo geweldig geeilelen, dat zy op de gr nd

Ooor^^ ^^ggen. Drie anderen liet zy by de ilaart aan de takken der
f^^kteji ophangen, zo dat zy even met hunne hoofden aan de grond
^Ul^g · Hier mede noch niet vergenoegd, liet zy den geenen, die
^^ gevangen was ge weeft, door twee a drie Nimfen met net
JaSj e^V^^^ê ^^^ water dompelen, totdathybynavolgezoopen
^«^cè^'^ het Water hem de keel weêr uit liep. Dit alles moeil deze
^es^ •^'^"efchouwen, welke daar na een ftaal lemmet, ofeenjagers-
^^Jiligj^ l·,· gegeeven wierd, waar medezy de drie, die aan de

.^dei^. ,^gen, by aldien zy henverloflen wilde, deftaart moellaf-

te

doe^. ^ ^y 5 na veel tegcnftreeven, eindelyk genoodzaakt was

Ti'^k na dat zy haar de handen achter op den rug had gebonden ^

j ''tel j. ^^^^ ·· Gaat, vertoont u nu by het meerder gedeelte van uw
^^ifche'ï? en zegt, dat ik alle de geenen zo zal ftra&n, die met de
r Is (Jj^. ^^^^ en haar gevolg den fpot durven dry ven.

hoewel een vercierd geval, niet llofs gei'^oegom veele^^^^^.^^^^^^
t ^^dirig^PP^" diergelyk een wyze te ftoffeeren ? Hier is een ver-
r^^^eine ^^'^^^^^eheidenehertstogtenby denLandfchapfchilder waar
^brs ^ debefchaamdheid by de Nimfen, de dertele vreugd by de
'^^^dxvi^^ ^^^afheid en toorn by
Diana ^ en de verlegenheid by deze

Hier

G-gg

-ocr page 475-

GROOT SCHILDERBOEK. ett

Hier ziet men de zoetheid en aanlokking, die zich in het
van een misdaad opdoet > de fchaamte en
verlegenheid der fe j^jt-
welke het kwaad word aangedaan}
maarook tegelykde ίπ'^ ^ ■
tere gevolgen die de bedreevene moedwil en boosheid na zicft^^^^^J^j,,
in 't kort, het zoet endeftraiFedeskwaadts, en debeloonrng*-
verhoopte reddering der dcugdfaamen, j uit'

En de eïfifti-
,ge zin aaii-
gewcczen.

Kan iemand ontkennen, dat dit, ineen
gevoerd zyndc, niet het oog van ieder aanfchouwcrzou
en behaagen ? Kan men ook voor onmogelyk houden zulke efl ^^ j^^t;?
lyke uitvindingen te maaken? Neen, geenfins: derhalven
myns oordeels, den Leezer niet verdrietig vallen, dat wy teg^^^ ,
"dig iets wegens debetekcning van't woord Schilderachtig/P'
zynde een noodzaakelyke omiiandigheid welke eenLandich^P^^^(>0,
der moet weeten, en die in ons Werk geen beter plaats kon bei·'^
alzo het wel meeil de Landfchappen betreft.

Overgang
tot de ver-
handeling
van 't Schil-
ëerachtige.

I^an het woord Schilderachtig.

O O F D S τ υ κ.

V

Η

YFTIENDE

Daar is byna niets in de waereld, of het heeft een goede ^^ ίι^^ h^^
uitlegging j en in alles vind men een middelmaat, ^^

veriland alleen uit die twee tegenftrydigheden doet voortkom j^d
verkieftj zynde deze zekerlyk de fchoonfte en befte. Voc^ .^jflCi
het byzonder in de Schilderkonft bewaarheid: want de rfch^^'
zulk een vermogen verzeld, dat zy den menfch op twee
lende wyzen ontroert j eerftelyk doorfchoone, deugdfaamecn ^j^ggl-
naame, en ten anderen door flcgte, mismaakte, en verachte vj^^^^jlct
dingen, beide in tegenftreevigheid even krachtig. De
eerftc ve ,
en bekoort de regtzinnige aanfchouwers j de twede,
baard hun een af k eer en walging. Derhalven is hetonwcdeup i^e-

lyk, dat het Schilderachtige, naamentlyk het fchoonfte en ui^&^^f-

zenfte,niet anders betekent ais het geene waardig is gefchildert ;
den > en dat het ilegtfte, of onfchoone, het allerminft die eere ^^ C^
Geiykejiis.ge]yl^ ^ by voorbccld, wanneer iemand een mande vol ryp^?
rottige vruchten, onder malkander, voor m
dien ik verftand wil toonen,de befte van fmaak,of de
voor de waardigfte verkiezen, en de andere als
onwaardig ver
- Een Landfchap met gaave en regt opwaiTende boomen, we ^^

VerfcH! der
verkiezingen
indjtdeel „ ,

deiKonft. veritand

't Schilder
achtigc in

-ocr page 476-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

êiOn^jgj^ ' zedig van loof en kruin zyn j vlakke en ongrobbeligeLandfch*p-
J^n ' met zagteop-cn afgaande heuvelen } waterbeeken^'^"'

^hil^tgi ^^ ^^ ftillc ftroomenj vermaakelyke doorzichten} wel ge-
tïiet e °. > benevens een aangenaame lucht, die azuurblaauw,
dry vènde wolkjes bezet is} als mede cierlykc fonteinen,

"^^CrcJ cn paleizen, die verftandiglyk na de bouworder geor-Gebouwen,

ê^rn^^j^^ met fraaije ornamentenverrykt zyn} menfchen metwel-
^^Πίς^^;® gcftaltens enleeden, bevallig van werkingen, daar en bo- Beeidea,
hïi ^ na hunne eigenfchap gekoloreerd en gekleed} koeijea, fchaa-
e» BecftcR.
welgevoede dio en: deze genoemde dingen mogen alle
, naam van Schilderachtig voeren.

^^ch ^ Stuk vol wanfchaapeneboomen, welker takken en loof

kro^ ^^ongefchiktvan'tooftenna't wcftenfpreijen} deftam-fc
f^groejj^ï oud, en geborilen, met veele kwallen en holiigheden^s
"^^eU grobbclige en afgehaktegronden zonder wegen } feberpe
^c ^^ overiiallig hooge bergen die het doorzicht Hoppen}
^^.^Cj^tgi ^crvallene gebouwen, waarvan de (lukken en brok ken on-
δίί |[j ^ overhoop leggen} modderige waterbeeken} een drie-
P^'^hil^j > vol zwaare wolken} het veld met magerebeeiljes en on-
^^ ^Ooj.^ ^^ndloopers of een heidensrot geftoffeerd, enz. kan onmoge-
S fchoon Landfchap aangenomen worden. Kan iemand zy-

ti^^^Mcf ^^^ goed maaken, of met gezonde zinnen zeggen, dat is een
[ ë mannetje, wyzende op een kreupelen en bemoriten

i Vü'i^*^^ fcheuren en lappen, groot en plat van voeten, het hoofd
I '^oek bewonden, geel en gerooft van vel als een engelfche

'^^Pe f^' oezig met zyne luizen te knippen} of diergclyke fchraale en
ƒ ? zou men niet zeggen, dat zulk een daar mede boertte ?

ïl ^ e ^i^^'^g^^ti ikbeeldmy vaitelykin, dathetvcrfchiItuil"chenoveiecnftel·
^^ al te groot is om geen onderfcheid daar van te maaken. j/^&^an^ve^
Èrr ^^^ zommige menfchen van Laar, anders Bam - vc.kiezingen

r^m^ '^^'^^f·, Molenaar-, en in de Landfchappen Bril^;'^^'^

tlij^ η' „ ' ,. , , .τ ο 1 -1 ) 'rteneMec-

τ ^etv^^^ ' ^dvery ^ Berchem^ en diergelyke Meeiters Schilierach-fteis.

^^ndf^.L ■ ^^^ Ra ''ad^ Corregio, Pou 'ffyn, Ie Brun, enz. j en wegens
'^f^^^oor ^^Ppen, Albaan^ Gemuilje^ Gaspar Ρüuffyn^ denDuitfchen
V ^^ ^a-lb ^ j ^^^^ hunne verkiezingen gelyken, daar tegen,

liet ^^^ gelegcntheid, eer wy tot hctbeiluit komen, ook iets

ν erhandelen} ' t welk by veele, e ν en ζ ο

cn k> m isbruikt word.

^^ gedraaide ilammen m.ct veelebogten, kwaften schry-
^^ 3 robbelige aarde kluiten j geborilene en fcherpe rot- i^u'oyex hei
Ggg ζ , feu}

Wat niet

fchüderach-
zy.

-ocr page 477-

4ZO GROOT SCHILDERBOEK. ^-^μ

Tckenachti- feni robuft en een grof gemuskeldiigchaamopdemanicrva

Jngelo'y een tronie met groote partyen, lange neus, ,^^οο'^'
diepe en holle oogen op zynfefias^ enz. üezeendiergely . ^o^'
werpen hoort men gemcenlyk met den naam van
men3 daar nochtans het zelve zoongerymdis, enzominei»^j^-ug'
heeft, als of men uit de duilternis het lichtwilde zoeken, en «
den uit de ondeugden haaien. ntflii^'

D waaslyk doen dan die Meefters, welke hunne LeerlingeO^^ j^op

nen om in dezen langen en moeijelyken weg zodanige voorWC^J^^^^jii

te zoeken en na te tekenen i 't geen nergens anders toe ftrckt? "ireii·
hen de aanwyzingen van eenige ruuwe ommetrekken te leei'cn ^ ^^.gjr
Is dit dan den verlten weg ni-t gezogt om hen op het regte pa" } _ j^af
gen ? Ja hoe meenig fcheid met zoeken uit eer hy halver weg^^^^
hy den anderen weg inilaande, veel gemakkelyker het eelfte in ^ ^p^S'
hadde bekomen. Derhalven is het beter het fchoon van Raf<^'- h ^cï'
fyn, en andere voornoemde Meefters, die zulke ongefchikthc^ di^
myd hebben, in hunne zedige grootsheid na te tekenen,
lompe voorwerpen en wanfchapene beelden. f c^cet^'

Doch indien het kwaade en mismaakte Schilderachtig of giiig'
achtig zy, zo is het fchoone zulks niet: dit lyd geen overbi'^^^ide
en dienvolgens is het ilegtfte beft, en het befte ilegtft. Zyi^^^gialC'
goed, zois 'er geen keur overig, Menmengedanbeidefch'^^,^,.fi;i5·
lyk, vrolyk en treurig, ryp en groen,
goden en bedelaars οΠ
Maar dewyl het fchoone aanlokt, en het mismaakte aan on^^^j^e^''
afkeer baard, is zekerlyk dit het regte Schilderachtige dat

aanvaliigfte voorwerpen onderftelt, en behoorde derhalvei^^
genoemd te zyn, en gezogt te worden.
dezeiaak/'^ Niettemin zyn 'er voorvallen, waar in men noodzaakely ^ ^fjiii^
moet waarneemen, of om dat de gefchiedenis zulks vereifc^^'j^ecil^
men het onfchoone gebruikt om het fchoone, 't geen jlJei"?

overhand moet hebben, op te helpen : maar dan valt het den ^^ct^^
die zich op't fchoon verftaat, ligter te vervallen, alshctd^^j^^j^reii
doet zich boven zyne kennis en vermogen te verheffen. ^

beiluitik, dat het fchoone in de natuur liet verkiezelykfte, ^^

volghetSchilderachtigfteis. vlcd^''^

Ik wil, tot hul ρ van zulke Konftenaars die de overgrootite jy ^ g^n
van geeft
en vinding niet hebben, van verfcheidener.^jjtof
korte en beknopte befchryving doen, op
de wyzevaneeng
verciering,

-ocr page 478-

^^ groot schilderboek. 405

^^ het Schilderachtig Schoon in de o^ene Lucht.

estiende Hoofdstuk.

"^^as bykans ten einde, en de zon op haar aangenaam ile, Befchiyvius
•^^Men,, een weinis uit denweften, en veroorzaaiicndealzor''u'J^'' 1,

If ° j , O ^ , , ' , . Sehilde ach-

K ^^Or '^"^^wen, t geen zeer heitelyk en plaizant was, wanneertig Gezicht.

'^y ^^ ^^ verluftigen 5 overdenkende ondertuflchen
iWts , hoe meenigte fraaije en aanmerkely ke dingen ons zom»

^tel^J^^'·' <^ogen komen, daar wy echter geen acht cp flaan, hoewel
^^ , wanneer ze door een malfle handeling des penccels,

van de Konil, uitgebeeld wierden, onsveeltydtstepas
5 Qj^^'^^en. Deze onachtzaamheid fpruit dikmaals uit een al te los-
manier van ftudeeren, welke niet toelaat onze ge-
^Veilen op dingen daar ons meeil aangelegen is. Duswande-
ik in een aangenaam geweft, 't welk de lufthofder ge-
^^^hei^*^ hielen fcheen te weezen. Daar ontbrak niets 't geen tot ge-
een vreedfaam gemoed kon ilrekken. Alles was fchoon en
ri ê^^iim l' Het blinde geval had hier geen deel aan. IVlcnkonge-
j-^Sti» "etnerken, met Vv^at y ver en luil Natuur en Konil hun een-
^ ^ ^o'^ï^^ogen daar aan beileed hadden. iMen ging 'er langs wegen,
^ ^^ en gezuiverd waren, dat men de grond niet fcheen te raa-
vi^'^'^^ili·^^^ ^^effelyke en zoete wind heerfchte aldaar, die de hitte der
ijj Zodanig matigde, dat het niets of weinig fcheelde of men
.^'^ftii^^ Y'uiten dezelve zat. Debladerrykeboomen, ieder zo wel ν

d ·■ het fchoonile,beweegdenzich bynaonmerkelykj

d ^^ lieff ^^ teêre fpruiten, die noch weinig bladts hadden, van
^ende ^^^^ gcftreeld werdende, zich fcheenen te kittelen,

^^daljgj^ verzilverde blaadtjes, door een zoete navolging, ais

IJ'^gtie-^^ikkeren. De lucht was fchoon azuurblwuw, gaande zich al
higj.^'^e kimmen in de dunne lucht verblikken. De wolkjes wier-
j ^lïi en ciaar met geweld heen gedreeven, maar zweefden lang-
^ ^w^^ J^W verdweenen ongevoelig uit het gezicht. De fneeawwit-
^orof^ ^^ Spiegelden zich in de klaarebecken, niet voelende of het
ïii cJij-^Sen ftroom was, keerende en wendende zich zonder moeite.
] ^ch ρ geweft, daar niets tot vervulling der menfchelyke

Schoone

bak begeerte ontbrak, vond ik een zeer fchoone fontein, wel- ^««"in.
witte marmeriteen was, zynde tegens den weg voorzien
Ggg 5 met

Ζ

b

-ocr page 479-

GROOT SCHILDERBOEK. 38P·

met rotsileene bakken en fchelpen daar het water
pronkbeelden, daarop ftaaiidc, waren op hctallerwelftanaig
koozen. Rondom dezelve ftondenlaage en digte mayboofflcn 7
welker groen dit wit marmer deftig, doch zedig, afftak , vei"
kende aldus een liefFelyke vermenging in deszelfs fchaduwe}
zeer aangenaam in 't oog was. nbi'^^"

cieriyke Van hier begaf ik my ter regter hand om , langs een effenen e ^ ^^^
den weg, ter wederzyde met een borilweering van hartfte^'^^^^^^O'
^
Konftige haald, op dewelke vooraan twee groote vaazen van vleefchkole ^^ ^

den, gefatfoeneerd en vercierd ais die m den Hof van Farnefe ^ f^jlo'^'^
ven wyd en zonder dek
fel: maar inpliats vaneeni/'^z^^^^'^'
het fiaauw uitgehouwen beeldwerk uit danflende vrouwtjes· .^jyi;
vaazen waren v; onderlyk fchoon van beloop, debeeldtiesf''''^'^^^jliJi
geordineerd, en overal even zwaar van werk, doch:maatigê^j.^icb
en vermits hetbasreleeve zo weinig verheven was,
vertoonde »
noch alles geheel zuiver, gaaf, en oagefchonden.
Dcbaluftrade^ ofborifweering, was

volgens de Dorifch^ ^^aef
gebouwd j en haare paneelen waren met loof en rankwerk , ^^^^
_ eenigrietdoorvlogten, vercierd. ndi^^^

Hier door gaande, kwam ik op een anderenbreeden doch ^^gtcf
weg, aan de linker zydc met een zoetvloeijende rivier, en aan jei^
met fchoone en hooge boomen geilooten. Langs dezootn^'^ ^
qC^
rivier ftonden niet als graauwe en witachtige willige boomeOi^jlcn'
niet alle even regt noch groot, maar zommige over
het watet^^^ll^ei

de, andere digt van takken en loof, eneenigeylen jong, doof^^.j-de
opening men het water zag flikkeren. Ter regter zyde, ^Λοϊΐΐ^Π
weg hoog opliep, ftonden, gelykikzeg, grooteenzwaare^ pyOt
van veelerley foorten, alseike, eiTchen, linden, wildeoly.^'.jl-v'^ii
cyp! eilen, enz. zommige regt van Ham , rond van kruin, ^"^^p^.^jftC^^
loof, en ichoon van groen i tuilchendewelKeeenigetede; eip;
door hunne regt op waflende tak jes en luchtigheid van bladen j

niet wat voor een cicrlyke verandering gaven.

De bruine cyp^^^ tu-
rner Iiunnebeezien gelaaden, brachten onder het fchoon groeO ggu-
dere boomen mede een groote lui iter toe > 't welk myne or^g^*^ trfO^^'
byzondere enaangenaame wyze ilreelde.
Onder deze bommen
Gionden. den op de grond eenige wilde kruiden, en verfcheidencpl^f^^^^^al'
groot en kleen blad, waar onder zich diftelen en doornen ^^ Joof
lige manier zeer fchilderachtig vertoonden.
Dit laage goed ^^"j^tlV^
het il:of van den weg op vecle plaatfenbegruisd
, en voornaanj^^^^'^c
het gras aan de zydenj 't weik eenbekGorlykewelft^nd^^cV

Boïftwee-
ling.

Weg, en Ri-
yieï.

-ocr page 480-

groot schilderboek.  ^^^^βοΗ^

Hier en daar ter wederzyde langs dien weg
itiiaii^^^^S^ laage hartfteene ruftbank jes, van gedaante als een lange
^^ixiiie '^l'^^'^traaf^ lleunendeop twee vierkante zuilen, tot gemak der
η ^ ^^^ geileld. Verder gaande, kwam ik aan een kruisAvcg,
^elli p
^fTerm of wegwyzer vond ilaan. Ik wiil in 't eerft nic^t ofweg-
^fgcc a L ^'^i'^an wilde om op geen verkeerden w^eg te raaken. In de-""^^"'
ίΐ^ηρ. kwam my te binnen,dat deze wegwyzers gemeenlyk met
na den regten weg gefteld worden, om de reizigers en
^ctio^^ te doen dwaalen. Dcze?im was vanboven tot aan

λ ^^^ mcnfch, doch zeer muskuleus en fpierachtig, en

^^^ ^^^ S^iyf 5 voorzien met een paar groote kromme rams-
^^öie '· ^yi^'^nd in een inwaarts wykende plaats, tuilchen eenige
half bedekt met loof en klimop,fchynende van v/it marmer
^P. ïi^j ^^ 2,yn, maar zeer bedroopen en bemorft door een groenachtig
daar van daan zag ik op
etnplint van drie voeten hoog,
^j^^^ooö marmer, een naakt Nimf je leggen, ruilende met haaren
d j^nd ^^ ' ^^^ ^^ water Hortte, 't welk langs
άο,ρΐίηΐ

'"ivigj, ^ > onder den weg, die aldaar een weinig rotsachtig was, tot in
^'^gliep. Ditbeeld was ongemeen bevallig. Ik verΛVondcrde
pt Jiet^ ^^^, nademaal het niet verre en veel laager als de
Term ftond,
^tide P^htans veel zuiverder en onbemorfter dan deze w as j oordee-
^^ar ii^ ^^ het kwalyk te dier plaatfe zo fchoon en wit konde weezen:
5 ''^^te^^^^'^^kte wel haait uit myne verwondering, wanneer ik be-
"•^iie οη "^aar geen hoog overhangende boomen Λvaren, maar een ο -

\v ^^ by reiken weshalven het mogclyk door den eenen

t)]'i. tekenaar, een weinig te vooren hier geweeft, afgeveegd

: ^^sggi ^nkende, nam ik wat water uit de pot in myne hand, en was-
& ^yne ^pn kleene vlak op de fchouder af. Toen bevond ik, dat ik
d P^^atfe ^^^liiig niet bedroogen was ·, want ik zag, dat 'er reedts eeni-

Vo^^ ged^^^^*^^' ^^^^ handelen glad en glinflerende geworden waren. Ia
^ '^'"tft^p ^^ten wicrd ik wel haail beveiligd, wanneer ik een weinig
, een ander niet minder fraay gezicht gewaar wierd: ik
"W^^^Pl'Ut ^^^"P^-iehtevandekonil. Hetwzs een'oudc Sepulture, o£ crafphats

. 5 '^an een lichtrood marmer, bezaaid met donkergraauwe en"
Sft ^''^fee^ ^ v^*^® ilagadercn. Het dekfel was van
Lapis, of blaau wc
^'eii ^^ X" Tom_be wierd onderileund door vier witte marmere

b doo vleugels, ruilende op een zwaare zwart marmere/i/iw/,
^grond^'^^s^elfs beilovenheid

van een lichtgraauwe koleur fcheen.
^er dezelve was rotsachtig, doch drie of vier voeten rond-

om

-ocr page 481-

424 GROOT SCHILDERBOEK. j^j^co^c

om dej>//?;/redelyk efFen. Dit werk lag rondom in het Z3.nd,ftfc
zich tot aan de zeeilrand, die ter linker hand maar tien of ^^^^

van daar kwam aanbruifchen, alwaar deze grafllcde haai'g^ befl'''''
had. Midden op de buik der Tombe was een ronde basrelee^c ^^a
ten in een gehouwene krans van eikenloof. In dezelve ^^β^γά^^
vliegenden arend verbeeld, met de blixeni in den bek j 'twej'^'
oordcelen, dat hetP/^i^i/o/^i graf was, temeer, doordien ^^^jitcf'
preflen, zeer oud en zwaar, aan de hoeken ftonden, waar van ö ^eci^
fte zich noch heel cn gaaf vertoonde, maardevoorilcdooi'O^ j-eU^
anderzins zodanig befchadigd, dat de een
en de ander aan de eene zyde half onttakt en kaal was.
grafplaats zag men een zwaare pedeftal van graauwachtig^
ileen, waar op wel eer, zohetfcheen,
een groote doodb^ ^yii-
geftaan had, welke nu daar nevens in de grond half bedolven Ι^σ'
de eenigzins gefchonden en gebrooken, doch weinig van bcUi^ê'^j-iïiij^-
'er op uitgehouwen ftond, kon ik niet wel ondcrfcheideH j ^^,βίΐι^^'
het beeldwerk onderlag, en het oor ofhandvatfel om hoogi <
ven ik, om het echter te weeten en te zien, de grond daar ofl^
gon op te graaven : maar naauwelyks een kuil van een vo^^^ ifi-au'
maakt hebbende, wierd ik een iluk van een wagen mete^^^
van gedaante als een ftar , gewaar. Dit deed my geloov^^^'
de zonnewagen was, alzo het daar niet k walyk na geleek, ^^

Nademaal dit werk dus oud fcheen, en de Tombe met ^
cieraaden zich nochtans zo even gaafvertoondeofzceerlt'-'^^j.jyli*^^
den des Konilenaars kwam, oordeelde ik, dat de
zelve
een boven gemeene inzicht, door des hemelsgunft, ,

weezen. Ik had zo veel behagen in dit wonderwerk van all^^
befchouwen, dat myne zinnen nergens anders als hier op ik

niet eens denkende, dat, terwyl het geluk my begunftig

moeil fpoeden om meer andere dingen van belang te konoe^^ijde^^

dat de duillerniskwame te vallen. Nochtansnam ik voor, ''^„^^erl^^'

xige opme
^{ingen de

,_____________haddcaanget-*-^iic-^.

ging dan tien a twaalf flappen voorwaarts daar van af, om η ^^g ^^ Ji'
schryvers mct alles wat daar omtrent was, zo aan weêrzyde, achtei» ^^^ oJ" ,
in 't geheel te hebben. Hier zittende, wierd ik een vol

i^^enmecn nantie gcwaar: want de boomen, die zich achter en aan

van 't leggende vrouwtje opdeeden, en aan de Je ^J

opgaanden heuvel met een kleene hut daar achter, wel^^^ ^o^ ^

-ocr page 482-

dig groot schilderboek. 431

' bemerkte ik, hoekeurlyk cn wdftandig zich al het
W De hoornen achter de Tombe vertoonden zich don-

f ^^iide^^" degens de Tombe zelve met kracht en helderheid af ftafc.

werpen aan wederZyde kwamen flaauwelyk tcvoor-
erdei- achterwaarts zag ik een kleene brug, en in 't verfchiet
^an dit alles maakte ik aanllondts een krabbe-
^eti^ evenwel gefchaduwd j en om tyd uit te winnen, weesik

i'^^ereni!'' «fcyffers,

aan de koleuren van dc iteenen en hunne tinten
^ci'p oven malkander, als mede hoe donker en licht het eene vöor-
, Dij-^^^ het ander, en tegen de lucht, was.

J^Ode Zynde, ging ik verder, my altyd aan de regter hand hou-

K tuft" ^iwam aan een zeer groote enzwaarebrug, maar op eene
of welke byiiitneemendheid wyd was, cn boven als een

1. i^te P^ïït toeliep. Onder door dezelve heen zag men een elïene
Ι^^Γςη^ ^^^^^ horizont^ of zichteinder, uitftrekte,

kleene boerenhutten en huisjes bezaaid, dorps gewyze.
^'^^ent^'^^nniet ilegt, noch op zyn Duitfch" van planken ofkley, maar
^ van fteen gebouwd, hoewel vorders zeer eenvoudig van
^"^^"^er byvoeginge van eenig pronkcieraad. De gemelde
tot achter de boom en terj'egter hand, en liep over de land-

^ce^j een rots op den oever der zee leggende, welke zeer hoog
af ^^^ do^'^^' mogelyk alhier geplaatft om, wanneer de naby leggen-
"^ancjj,^'' ftorm winden aangezet wierd, en de velden overftroomde,
jj· ^ncjg ^^Bvoets tot aan de andere kant te konnen geraak en.
> boos

doorgaande, bevond ik my op het vlakke veld. Nevens Hcr-
y^en ei>n cinripr flaa van fremeene wooningen , welke ik van

f^^^^niel?^'^ een ander ilag van gemeene woomngen, , -"gg,,,

^ie koïmen beze&n, ter oorzaak van cenige tufichenboom-
v^jj y ^et doorzicht verhinderden. Deze huizen waren door her-
^'^Uw^j §en:icene of geringe ilofFe op een grootfe en deftige wy ze
ge~
jj'^erel· ^ opzichte van dekontt. Zommige hadden een drempel;
j. ■ Aan ' ^^ meeile gelyks de grond
zag men een vierkante deur, en boven dezelve een
eetjy^^'s ofwel een ronde ly ft, uit welke, in plaats van basrelee-
^ü^Cfj 'loshoofd, olTen-of geitenkop uitilak, van witte fteenge-
Van^^ ^^ ^yïie werking ofdoeninge. Deonderftevenfters
j----------i-mci1 lioocTpr nis der/.elvcr

1ΙΛ wciiviiig ui wv/i-i^iiig,^. --------------

-M^e pcftalte als de deur, anderhalf maal hooger als derzelver

t' ^^ ^'el twee maal debreedte en vierkant. Aan die huisjes,
r ^oven ^ Verdiepingen, of een kleene zoldering, hadden, waren
^^^ele^J^'^fters, of luchtgaten, meeftrond. Zommige, vaneen

'erdlPniMr,. 1___ 1 1 1 ____1______moorinpf

^Ping hoog, hadden ook wel een ronde poort, maar met

Hhh ^^^

Brug,

Boerenh-
uizen.

-ocr page 483-

dig groot schilderboek. 431

dit onderfdieid, dat 'er, in plaats van een rond venilcr pooi"'^'

een langwerpig achtkant was, doch de venfters, mede gely hier-
boven rond j en^od'ernochkieenehoogerkwamen, '^^^jglct,
kant. De daken waren meeil platachtig ,
en met pannen ge^^-^.j^els,
waar het water voor afliep. 2.ommige overtreften, ÏpY^ ^
verre de andere door hunne welftandigheid,
hebbende bove^^^^j^jf
een kleene vierkante balkon ofuitflek, waar op noch een an

was, boven rond, en de venfters gelyks dezelve op eeneb00g^jg,jf,

kant, en boven deze noch andere rond. Aan wederzy de
of ingang, zag men inde muur vierkante luchtgaten, '^jjouti^^'
een fpleet naauw toeloopende als niflen, zynde met yzere

kruiswyze over malkander, geilooten. De gevels van dez (je
als een kornis van
Dorifche of Jonifche oxdev ^ van een wittel j^goip^
onderfte verdieping van een graauwe, en de reil· hart (leen·
waren met een licht roodachtige koleur beftreeken > andei
Avit, hartfteen, of graauw. Zommige hadden zuilen
weêrzyde der deur. Tuflchen eenïge huizen zag ik ook een '^'^^jj-tei^^
ronde gaten. Hier en daar vertoonden zich groote en
als Hallen. Eene vond ik open ftaan, welk gezicht van bJ' Jicj
overdekte plaats geleek. De ipeeile venfters waren vanho' j'^^fOp
boven vaft hangende, met een ftok opengedaan wierden, ^^
bleeven ruften. Deze huizingen ftonden vry wat
hoorei'^^^,^^οί^}
voor het oyervloeijen der rivier, die daar omtrent liep. ^ ^^^^^^
ik vergat niets aan te tekenen van dezer Landluidenwoonin»^

maar eenigilns aanmerkens waardig was.

Een fraaier Wat Verder, cven buiten dit Dorp, kwam ikaaneenron^^^^^lcop'
Gebouw of 'pel, welkersof voorgevel, zich zeer groots en ^^^ jfti'^^/
TempcJ. Voor aan was een wyde en hooge trap, van tien of '

den, aanwcdcrzyd&mtttmo^loo^tndcbaluflrade^ ofborft^^ixc^^^l
van hartfteen, waar op twee Sfinxen lagen, malkanderenaaiji ^ gC-
met kappen op'thoofd, enfchabrakkenofdekkleedenop
lyk als die zich onder de overblyffelen der
oudheid noch vo^^
De trap opgeklommen zynde, bevond ik my voor een '

het welk een Colonnade van acht kolommen was, van de Jon^· cC^
met hunne ornamenten, frontefpies, en timpanum. Binnen dez- p^gj-ge.'
fchoon en noch heel gaave basreleeve, niet zeer verheeven. ^yjc^^'^
lyke kolommen liepen rondom het gebouw,
twee aan t wee, liep
zyde, fteunendeop/ö/^zi^en^/z;?/^;?.
Boven hunne ^

een gaandery, άοοχ pedefiallen gcfcheiden, op i' Ρ .rcii '^^ .

fraaije pronkbeelden by malkander ftonden, te Λν€£ίεη oo i^o-

-ocr page 484-

JcQj^ GROOT SCHILDERBOEK. 4x7

^arc^ "^^f ■ échter dehalufirade van de gaaiidery, tegens de gevel aan ,
?y> e ^^ van de
Corintifche order, ook twee aan twee, zyaan
deze groote venfters , heel cierlyk na de gemelde
loof ^ gewrocht j als mede
de fries en kornis, met fch oon en zedig
^pe^^"^^o^j· ^ enz. Hier boven kwam een en om de

^eci^j.® "^^rzelve was een borihveering als een geilootene baluifter,
Sclj ö^et een ronde iéör^^/of dak overdekt, daar eenzonop ilond.
^^^ter ^^^ ik de Bouwkonil

niet als tamelyk verilond, oordeelde ik
^^def^ ^^ heel ordentelyk gefchikt was. Dit Gebouw, aan
niet huizen verzeld, deed zich zo groots op, niettegen-
^Ci'tQ Jet een zo wel als het ander zich fchoon, ordentelykengaaf
^Jera.j^'^^i dat hetafflakals

een iuweel in Emaus, al hoewel 'er eeen

ll- - - - ï . . , IJ . ______ j../-^..J___

ti
oi
ft

k

f'''^^luia·''' ' r------------------> -------- - w

^otitej^^^iter byzettedeii. Bezyden de voorgemelde trap zag men twee

of liever vierkante bakken, in welker midden, o^jede-

' ^ llCVCl V ICl Utll^ iVWXJ , ilJ «vv^nv^x ----------J jr

^aterfpuwende leeuwinnen van een tamelyke grootte lagen. :

^ochtmy, zag ik ditheerlyk , groots, en voornaam entlyk

Bouwkunde en het ver-
moeite neemen van

^chtig gezicht. Wanneerwy vand'^Bou

ƒ Schoon binnens huis handelen, zal ik de --------------------

^en ^ ^Pen op klimmen, en binnen dezen Tempel van Jpollo te trce-
0! ^ "^fchry ven wat daar heerlyks in is.

na een Beiiuït cn

nareden des

f^^^a^rT^^ is het aangenaam te zyn aan den oever der ftille zee,

Ηςη ^yke ftorm en onweer! Hoe groot eenonderfcheidis'ertus-sirryieis.

tS liefFelyke zonnefchyn en een naare nacht! En welk een ver-
^e lief^'hen een friiFche en jonge jeugd by een krank en ouderdom !
veri zich in delufthoven en fchoone paleizen 3 maar de

in Mtrnp^l-r· wililprnilTen onder de puinhoopen der

zich in woeile wilderniflen onder de puinhoopen der
f ^ ^Onfil^ ^y ter neder itort. Staakt uwe blinde drift dan, waare en jon-
f^eh yg y^eraars. Hctisnietmethctlelykc, verwoede, bemorfte,
· Pt W dat de fchoonheidzegenp raait, en alhier vergezel-

r^'^^^v rT'· het fchoon vergenoegt zich met de eenvoudigheid, of
-W., "Oon zonder oehreken. Derhalven oordecl ik, dat dit

,'^οοη zonder gebreken. ------------

'er tuS?*^"^ het ander gefteld , even zo veel verfchil in zich bchelft,
^^i'is. de groene geneugchelyke zomer en de dorre barre win-

Was noch in 't een noch in 't ander, als dat 't geen de Order
ïen yk Dp hniy.pn aan de zvden waren laae, en ftrek-

Achter dezelve was het digt van boomen, beftaande

ïen yk medebragt. De huizen aan de zyden wa
^^kle ^^debreedteuit, behalven eenige opileek

ende fchoorileenen

ftat^jj ^^e toornt] es, welke, myn's oordeels, een aangenaam e wcl-
Achter dezelve was het digt van boomen, beftaande
^^Hiei'^.Pyn-, en cypreileboomen, die aan al dat metfelwerk geen

Fonteinen cf
Waterbak-
ken.

^^ ^-al ook, wanneer hv voor zyn plaizier timmert, een ver-

bro-

Hhh' 1

-ocr page 485-

4i8 GROOT SCHILDERBOEK. „^et

broken gebouAv maakcn? of die een lullhof bouwt, den ^ ^^q-i
half riitte boomca en geichondene Hammen oppronken?
een eenzinnig en hoofdig menfch zyn, die zich in een woefte ^^^^ ji^
begeeft om zyn vermaak daar te vinden. Blykthetdanniet
menfchen een kwaad begrip hebben, welke het fchoon cvflfof'
genovergefteld leelj'^k willen ophelpen,
en doen uitmunten ?
llin praalt genoegfaam door haare grootsheid en deftige npei''?

der haare Itaatjufers, dan dat men, om haare luifter op ^ ^^ci^
een verkenhoeder nevens haar zal ilellen: en wat van fchoonc ® ^^
beelden ergens in de waereld word gevonden, zulke worden oo
de eigenaars voor alle fchendende moedwil, envoordeong^'^^.^ e'
des tydts, na vermogen bewaard i hoewel hy niets fpaart,
ven als het fpreekwoord zegt:

Gutta eau at lapidem^ non vi fedfape cadendo.
Dat is;

op

Een droppend water, door de tyd^
Allengs een zwaare key doorfnyd.

Alleen de waarfchynlykheid moet in alles waargenomei''^^ j^figi
dat men niet behoeve te vraagen, ishetnieuv/ofheefti'·^^ ' ib^^
de waereld geweefl; ? zonder dat het daarom verbroken, of j,
morft zy: want werden de ileenen veel gehandeld ,
zy worden^^^.l^eC
doch niet gefchonden. En waarom zouden wy
het oordcel^^tid'
fchoon en fraay aan een menfch ilellen, dieuit woefteen
ilreek en komt, en nooit het rcgte fchoon gezien heeft ? j^Je)' ?

Verbeelden wy nu eens, in tegen overilelling van dit, ^^
en laat ieder gezond veriland als dan zyn oordeel vellen.

Van het onfchoone en verbrokene, te onregt Schi
achtig genoemd.

Zeventiende Hoofdsti^^'

L· Ι'^Ό

aat ons nu eens het blad omflaan, en bezien het geene lO Q^f-
overilelling van het voorgaande ook, doch te onregt, ^ ge-

achtig genaamd word j zullende het zelve mede gezicEtswy '

ly k het ander, yoorfteilen. ^^

-ocr page 486-

h^ groot schilderboek. 4x(>

^itscjg^^ "^^^^i^-ielende, een groote poort, welkers deur, ver- Berchiyvhig

^waaren eikenboom, door de wind gedreeven, aaii-^^j^
teti was. Daar in gekroopen zynde, bevond ik my bui- ?iciu.

^luitg^^^!".^'^^^ vreemd geweil, ongemeen grobbelig, woeil, rots-en
;i 'ö' zonder eenige paden of wegen 5 zulks dat ik niet wiil

_ ^ii -----____-NT____________·

Koiom.

^^Vke'' '^^ync voeten vail zetten zoude. Nergens wierd ik een brok
ftuii^ Ê^'^^ndts gewaar 5 op welke men konderuilen. ïk zag wel een
••εη ko ^^ ^^^^ kolom leggen; doch zo fcheef, dat men daar niet op zit-
^^nv-^ft' By het zelve lag een brok vande/nVi-, daar de/('öf/W noch
dan. "vvas; inaarzeilakmeteenpuntomhoog·; en een andere ileen

^Hs lag w'cl redelyk waterpas, maar in een moerafch vol onge-
'k deed evenwel myn beft om 'er op te komen waar naik 'er
^^cer "^tcl over fmeet, en op ging leggen. Ik lag naauwelyks, wan-
^eeg ftem hoorde roepen: gaat daar af kaerel, gy legt my in de
die niet dagt dat hier iemand konde weezen, keek heel
^ie en fchielyk om , en zag een jongman op een heuvel zitten,
^^de^j^ fteenen tekende daar ik op lag, zo hy zeide j doch zich weer
riep hy myAvederom toe: dat, als ik daar maar een half
^eide^^ Wilde blyven, ik hem groote vriendfchap zou doen. Ik
'^ftep^·'^^ en hem vraagende: wat hy met zulkelompebrokken
de"^Ude uitregten ^ Antwoorde hy ; het zynde fraaifte dingen
M
oqj^^ ^"^reld om in onze Stukken te pas te brengen. Als ik zulk een
c ^^ VoQj^^'^y byeen heb, gelyk dat ftuk van die kolom , en dit water

^^^ ku dan een gebrook ene ftam daar by gevoegd , benevens

^^^ts ^ Momber verichierje daar achter, maakt het te faraen aan-
olil agene Ordin; intie. Och! gyzoudnietgelooven, hoe
vol verandering dat dit goed is: ja daar is voor een leergie-
P'^ftoeffenaar in de gantfche waereld geen beter plaats als dit.

of het is fchikierachtii

zo los

te
een

Die dingen leggen alk

^gelXLY^'oefl-, dat 'er weinige braave Meeirers zyn, öfzy komen
? te 'er en hier omtrent, om alle die wonderheden na te tekenen
j doch óm de zwaare wind zyn 'er nuniet veele ver-
vatft ^Lis praatte hy al, terwy 1 ik hem van 't hoofd tot de voe-
'et een I ^"^^^ouwde. ^^^ nedergeboogen en ineengedrongen,

-'^Vero ^^^ op de fchoot en een kleene inktkoker in de hand , nevens
of Huk vaneenbnl, eenilaapmuts tot aan zyneoogen
'^elvebet linker been over zynen hoed, mogelyk omdat
vjij. Jf^'ioxxde V/eg waaijen. Een kleen lichtje, tuffchen de boo-
in r^Y komende, fcheen hem op de fchoot. O bloed ! dacht

^ delven, hoefmaakelykweetgyvandefchilderachtighcidtc

Hhh 3 fpree-

-ocr page 487-

JcQj^ GROOT SCHILDERBOEK. 4x7

ipreeken, en wat een verlichting moet gy in die zaak η^ζ .wkbi^^
dien 'er noch een of meer zyn gelyk als gy, zalmenzezei^^' ^ g j-e-
vinden. En in der daad, hoemeerikhemaanfchouwde, ^^^^ggzefl
den aan hoorde, hoe meer my dagtdatikeen botterik moeit ν
dat ik zulke fraaijigheden niet kon zien. Merkende,

had, ging ik na hem toe, om te zien hoe hy't had gemaakt: ^^
ik by hem konde komen, had hy zyne vodden al opgeraapt

een anderen v^eg, achter deboomen, ingeilagen. Dig^l^^; .^j-tj^»
gezeten had, vond ik een ander, welke eenkleenloopend
al ftaande, natekende, vol groote en kleene kluiten en
die hy netjes op gegrond papier namodelde, en met hunne ^^^^^^
ne koleuren aanwees. Deze had zyn gantfche , vet"

verbeeldingen vanfchilderachtige prullen, als modderig
vallene en gebrokene fteenen, ftukken houts, dorre takken ^^ ^^χ.
hakte gronden, padden, flangen, enz. Ik, hem vraage^^yn*
zyne ftudie was ? kreeg tot antwoord : noch niet aan de Konit v^f
doch dat hy hoopte, als hy alle die dingen had en wel konde
een goed Landfchapfchildcr te werden: want, zydehy,
werpen zyn zo ongemeen, dat zelfs groote Meefters moeit··''- ^c}^^
ze te zoeken. Maar my verwondert een zaak, vervolgde
is, dat 'er eenige zyn die hier en elders alles doorfnuiFelen,
lylcs een brok konnen vinden die hunbehaagt: ja zy gaan
zelf γ ^νβ!"^*·
weêr heen zonder iets gedaan te hebbenj daar integendeel? j^diC'
waar ik my keer of.wend, duizenderley dingen voor
oogen
behaagelyk en nut zyn. Indien ik alles, dat ik wel zie, ^^ι^^οϋ^ ^^
nen, zou ik jaaren werk hebben. Ziet daar, zeidehy, gii^^ ^^jtt^p'
noch een van die foort zoeken : ik heb hem noch nergens vin^^ {cb^·^^^
Toen dacht ik in my zeiven, hoe het mogelyk was dat de lïi^
zulk een wilde en verwoefte plaats gingen dwaaien. fc^^'^^i

weinig voortgeftapt zynde, kwam ik aan een groote
eGion . j^^lykerots, midden doorgefpleeten en gekloofd, welksi'^J^^ftog'
voor over liing, vol fcherpe hoeken, doorluchtige gaten ef· ^gfiX
ten, hier en daar met mos en dorre tak ken begroeid. Ter teg^ lin'
zag men een diep dal, zeerfbeilafgaande, volmoerafchj ^ ilar»'
veivaiieii kcr zydc een vervallen gebouw, als een fteenhoop, voladdei
gen, en andere fenynige dieren , daar en boven onbekli
ter my was de grond zo ongelyk, vol hoogtens en diepte^'
eenig in
't minil gebaande pad, dat ik onmogelyk konde de ^e-
van daan gekomen te zyn. Zo als ik echter op het punt
der te rug te keeren, zag ik een man op handen en
voeten υ di

Rivier.

Gebouw.

-ocr page 488-

dig groot schilderboek. 431

tog^^^'"^^ ^^ openingen der rots kruipen, baanende my alzo een door-
^aar y man verzekerde my van de wonder fraaije dingen, die

Ρεη zien waren: maar naauwelyks was ik half door gekroo-

^ce<| ^^ hoorde een verbaazende donderflag, die de geheele rots
^.yqg My derhalven fpoedende, en eindelyk aan de andere

^Vde ■ ^^^.ë^^^omen, bevond ik, dat de top dezer rots over de regter
i^'^feeitort was. Ik vertrok dan zeer fchielyk van daar j vreezen-
den overgebleevene my op het lyf mogt vallen. Het geen my

iiq. ^S'^ochatkcerigevmaakte, Vv'as een vermorleldc Tombe, by-^^^^- ^^^

in de grond verzonken, by de welke een ftuk vaneen zwaareif>-r/;.
Pl·^ ^^ niarmer lag. Uit de
bazement kon ik befpeuren, dat het een
tc Wg ^^ , was geweeil: doch evenwel nieuwsgierig zynde om
\vat zich daar achter mogt verfehiiilen, klom ik op dege-
ne n , en zag door de boomen na beneden dat het een vervaar-

og^", "^· was. itv li'^^eg uicrnaiven ter imKer nanuom, aiwaarmy
'^Ppe ^^ ^^ grond ook een weinig gemakkelyker wierd. Drie a vier
l;- '^daar van daan zag ik een wit papier voor my heen over de grond

poel

VI:

"^''tia!' ^n achter het zelve noch een blaauw , watgrooter. Ik liep
en raapte ze op. Hetblaauv^papierbevondikeenTeke-

^'iJlcj ^^ voorzeidc Tombe, doch in haar geheel en overeind

Π Op ' 't geen my deed oordeelen, dat het een goed Meeilermoeil
- ^^^ verbeterd had. Mogelyk, dagt

Gibrooken

^ei^j hy hjei- omtrent zyn j 't welk waarlyk ook zo was: want een
^^arf ^^^"der gaande, vond ik dien armen bloed leggen onder een

door de donder ter neêr gellagen. Een Eikeii'
eten tot onder toe, waar van een groo-

dere^^'^ Wam te redden.
Qi

^^^igevallen eikenboom,
^ak midden door gefpleet
^^ ^Ue > over zyn lyf heen lag.
Zynpariefemlje lag by hem neêr j
^'^ht. ^^^^ tekeningen waren 'er uitgewaaid. Ik ichrikte van dat ge-
rig^'^'Milderende, hoorde ik hem zuchten. Hy, myverneemen-
om hulp. Ik tilde , zo veel 't my mogelyk was, de
^^eren^r*^ lyf > waar door hy na veel martelens zich eindelyk uit de

Hy V/as, daar men zich over moet ver won-

^Octi befchadigd, dan een weinig aan zyne ilinker hand,

'^· W ^^^^cduiden. Ik gaf hem zyne papieren weer, en vraagde

ezien? Hy
zo dra hv

h:

^^^^Oöi-lj^ ^y nagetekend had, en of hy het alzo had ge
j^y^ie οο5>ρ ^ '^an ja j en my zulks willende wyzen, trad hy,

daar heen wendde, vol verbaasdheid te rug, ziende dat
Was. Och! zeidehy, legt dit ook alom ver, juiftnu

^^ening meeil voltooid heb! Wy gingen dan tefamen ver-
^ï· hand op , en vonden meeft alle zyne papieren weder. Hy

tek

ver-

-ocr page 489-

43X

groot schilderboëk. ^

begoft,

vertelde my, dat zyn kameraad, toen het onvveêrbegolM ^jiet^
laaten en de vlugt genomen had. 't
Geen my deed oordeelen
2.yn geweeft welke op handen en voeten doorliet vodrfchreeve ^^^
koroen kruipen. Toen wy neder gedaald waren, νοηάοη^γ^^^^^ρΑ
reedts ecnige, met de grootile yver van de waereld,
na dien omgeilagen boom, daar de goede man onder
gelcegen

zeiden alle eenpaarig, nooit fchilderachtiger boom gezien te „n-

Ik was verwonderd van zulks te hooren , enhy desgelyks. ^ Ksf^ci?
'de hun met een zyne tekening, en zei: datditheteenigfte^^f iiU
was'tgeenhy in dit geweil heel en gaaf had gevonden, zodat
dit ingeftort was, niet meer over bleef, 't geen hem kon
Maar zy gekten daar mede, en antwoordden hem: dat men zu ^^^fi-
gen genoeg uit de geeil kon maaken, ofin de prenten
vinden. j^jjfïi-
te in my zelf als ik ze kort daar aan zag heel y verig den een hiei'
men, en den ander ergens onder door kruipen om de ingeftoi't^
tombe na te tekenen, als of zy een groote fchat zouden haalco· ^ ^^^ ·,
Vcrvilicne Van dezen perfoon gefcheiden zynde, vervolgde ik nay'"^^^'. roiï^'
ne lontehi.' moeft, ter oorzaak van een vervallene Fontein, waar vao

pen, alsvaafen, lyitwerken, en andere cieraa den, overdeO j^j-ok'
gen, en den zelven flopten, ter regter hand om liaan. Op j^gel^^
ken, met basreleeve vercierd, vond ik niet een beeldtje dat
ongefchonden was, zynde geweldig vergruisd en bemorft, ^^^^
fen met wilde kruiden en ftronken. Deszelfsbak lagfchecf?
een hoek in de grond gezonken, gebroken, en vol met aarde ^ eU
der gevuld. Een jongetje, dat daar gezeten had, kwam ^l.^c

vraagde: of ik hem niet wi ft te zeggen wat het fchilderachti^^^lgde

dezen hoop lleenen was ? Ik heb daarnuzolanggezogt , ^^^ord»^'
hy, om'er iets goedts uit te kiezen 3 maar door de meenigt^ leh^^
verbyfterd. Alles is zo gebroken, dat 'er naauwelyks een ^yii^
of voet te vinden is. Ter naauwer nood, zeidehy, toofl^fl
aqO^
tekening, heb ik'er dit noch uitgevonden. Enwaarlyk·»
niet, dat 'er noch zulk een ongefchonden ftuk meer was, ^^^^ct^^^
weinig om 't lyf had. Het was
een plint ^ waarop de voet, ^ fiy
regter been van den
Jpollo^ op een groote toon na, op ft®']
verhaalde: dat zy met haar achten of tienen na
hadden getekend, uitgezondert dit ftuk, om dat de voet ^^^ffac^f
zin niet genoeg vermorzeld was.

Ik trooftte hem, mette^ J^^gl-

dat hy'er het befteuithad. Doch hy bekende, dit niet uit

ven gekoozen te hebben, maar door aanraading van een

deze beenen door het cieraad der voetzooien en banden wel beK j-eii j

-ocr page 490-

tejj . groot schilderboek.

^eedts weg gegaan was. Deze jongen, docht my, moeft
^^^ verleid zyn 3 en ik had goed behagen in zyne eenvoudig- ι

in egj^ J öj·^^' omflaande, gelyk ik gezegt heb, geraakte ik ^^^ ^^

^'^•Ift plaats, welkeaandegrootevloerileenen, enhetver-donker ce-

sCWg^ ^ ê^enop zwaarepilaaren fteunde, voor dezen een hof feheen
^^ hebben. Het was hier zo eenzaam en naar, dat my het
'^eet over het gantfche ligchaam uitbrak; weshalvenik myne

iHeti ^"^rdubbelde

om daar door te zyn. Aan de andere zy de geko-
ik mynen weg > doch tien a twaalf groote 'fchreeden
^^Eefp .^°t»ende, bevond ik my bezyden die poel, daar hiervoor af
^^Ik e Omtrent in de midden lag een graf om ver, uit het

^ιίίςη ^ ligchaam half

op de grond hing. Het hoofd en de eene arm
^^Jcfe^P een groote wortel van een boom,. die daar nevens kg. Het
ρ ^^ ^er zyde gefchooven, en ftond op het punt van neer te ftor-
' van onderenfchietende, kroop in het graf. In der
ί)ς ^ Was fchrikkelyk^om te zien.
j^^^Ιΰη ^^ daalen was, fchoot haare glinfterende dc Lucht,

^rikgj, j^l^flchcn eenige zwaare wolken door, zynde de lucht verder
en op den
horizont met geelachtige lichte itreepen,
^ de boomen heen ilerk in myne oogeil flikkerden. Ik
rnet f? deze lucht met groote naariligheid heel vaar-
p^r li^i^^^oleuren namodelde. In 't voprby gaan zeide ik tegen hem :
j^^Ua^j^p Sy een fraay gezicht getroffen, myn vriend, dat is een regte
^s V
oq, W'ht. Ja, ja, dat weet ik ook wel, antwoordde hy.
^rhefi-g^'·. gaande, hoorde ik weder een donderilag j en het onweer
langer hoe meer: waar op de gemelde patroon zyne
^^^
Vqqj, jP^kte, opilond, en heen ging: 't geen my ook deed beilui-
■ ^u ^ duifteren avond na huis te kceren.

^^erJ^Q ^k 't aan 't oordeel van verftandige liefhebbers en kenners Ainmerkin-
Jyne egjijj^ 5 wat voor fchilderachtig behoorde gehouden te worden, fver."'"

ovej- laatfte verbeelding ? Myne gedachten heb ik genoeg.
^^^ % maar beklaagelyk is het, dat menjongeliilgenmet

^y 'ey . jeugd en eerile drift vergiftigt, henwysmaakende,
1) ^^^ ong donder en winderig weder op uit moeten fnuiven, om
gez gebreken in de natuur, tot nadeel en gevaar van

^it ^.g^'^dheid en leeven, na te modellen > nietom hetfchoonfte
^p SeriQg J^^^^^en, want daar toe is hun veriland veelmaal noch niet
^^ ï eti do . k^ oordeel te kleen, om dat deugdfaam is te verkie-
01 byvoeging van het geene ontbreekt het zelve te verhel-
Ti i pen.

-ocr page 491-

4h groot schilderboek.

pen. Zy ilrekken aan een groot Meeiler alleen

maar voor tyavc ^

maar die zo verre inde Konft noch niet verlicht zyn, g^br^^^ {loc^'^'
hun voornaamile voorwerp. Daarom, gy leergierige citefl'-''
naars, weeft zo yverig niet om uwe iloi^gie metgrootelï'ƒ'_^^^^f-
zoeken en na het leven te modellen, als gy het voornaamfte,
dig achtende, toch uit de geeft wilt maaken; het zal u eer tot
ling brengen, dan tot vaftigheid doen komen. . ^j^g t^

Dat dan het oordeel gelleepen werde, om een goede verKi^^/,
maaken. dOverblyffelen der fchrandere Konfthelden, te^^"·'
Pouffyn^ en zo veele anderen, zynnochinde waereld, offlO^®
lichten, door hun doorluchtig voorbeeld na te volgen.

Ε Y Ν D E.

Bi'

Φ

-ocr page 492-

bladwyzer

de voornaamile zaaken, die in ieder Boek
en Hoofdftuk vervat zyn.

tot dit Werk aan dc Konftoeffenaars. bladz. r

^lep van de SchilderkoniV. 5

Sginge der zelve. 4

i'^/VX
Μ
ibid.
ibid.
8

ibU.
tb ld.
■ 9

Eerste Hoofdstuk.

iiof. ^ ^^ ^^indeling des Penceels.

b^Qr^e'f^'^y handeling van 't Penceel 'er is, en welke die ^yn.
W^^he het Penceel.

^e hlS® '■oem der Leerlingen.
W ^«Ike handeling ay.

W ^ eeti L^^^'andert na de natuur der voorwerpen,
toc g "^"^eiing zy, en waar in die bertaat.
^'^'er Schilder en een goede handdiü;^ behoort.
' rn de xelve te bekomen, aaïigeweeïen.

twede Hoofdstuk.

ren der kevemgrooie Beelden,

•Ugr,'«Oj, 1.

'orie ^^^ Ordineeren begeeven.

^etitrioet men alleen in 't leeven zoeken,
^erh m byzondere neiging dient te wagten.

v ^^'■'ne j Ordineeren acht moet geeven.

«oor een Voorbeeld, wat het verdryven en een malïïe

"fe^^^eliiig ^^ groote Penceelen in 't groot fchilderen moet gebruikeo.
Vorf^ern;!^^ loffe en vafte Schilderyen.
^ e^'?^'opgeloft.
^eii jJ'^^r Van.

^Ite by ruuwe Schilderyen moet fchilderen.

>> Derde Hoofdstuk.

% het

^^dvertven^ om 'ναβ en-'vaardig zulks te doen,

lil r ^en hPi

lii 2

■ ibid,

ibid.

10
ibid.
Wti.

penceel-

11
ibid.
ibid.
ibid.

ibid.

1%

ibid.
ibid.
ibid.
Wat

-ocr page 493-

Β L Α D W γ ζ Ε R.

ihtd-

Wat men daar in waar moet nee-nen.
jL>waaling van vcele Schilders aangeweezen.
Hunne reuen van haltterrigheid.

Vierde Hoofdstuk.

Het Opfchildereny en iva-t daar in waar te noemen is.

Wat voordeel een goede doodverw geeft.
OpLchilderen moet van achter begonnen worden, en waarom»
Zwaarigheden die men anders ontmoet.

Vyfde Hoofdstuk.

Fan het retocqueeren of nazien..

Wat hier door verdaan word.
Op wat wyze beft te doen.

Zesde Hoofdstuk.

Van de Rondigheid of twede· l'int. ,

Groote zwaarigheid van veele Schilders, die hen in'tfchilderenoo'^^'" t^'J,

ïO

iUd

il!tt
f^f'

ibid
ί

Middelen om zulks voor te komen.

Voorbeeld van luJk een Schilder ^ eri zyne redeneering.

Des Schryvers antwoord.

Wat door de twede Tint verftaan word."

Die hem zyn misllag en verbeeteiing aantoont.

Waar in de twede Tint beilaat.

Verdere waarneemingen hier ointrent.

Ander voorbeeld in een Schilder.

Kwaade gevoelens van zominige Schilders hier omtrent.

De ronding door een Voorbeeld, in een nevensgaande Figuuf»

ibii;
i4

m

Verkeerd oordeel van ïommige Schilders.
Voorbeeld van de ronding eens Koloms.
Voorbeeld met een ronde Bol

Perde waarneeming omtrent de koleur door de ronding,
Dwaaling vaq veele Schilders aangeweezeii.

Dat in een Stak de ronde voorwerpen, minder of meerder dan ^^
moeten gefchaduwd
lyn.

Zevende Hoofdstuk.

Vm de Schoonheid.
Gevoeleni' der oude Wysgeeren daar van.

fon

i9

t.0
ö»'

-ocr page 494-

^ BLADWYZER.

f^'^^vS^ in een geltaite te befchryven.

VertcjJJ'.^n van fchoone,
i>fche>, lïeur der Volkeren omirent het fchoon der byzondere Men-

Νμπη r

liftte , 'Cbooiiheid der Mcnichen beftaat.
.elv

21

ibtd.
ihid.
ib,d,
ibtd.

xz
ihid,
ibid,

ibtd,
24

/e.

Ν

'^er Menfchen, en haare verdeeiing in grofdeelen.

j , meiiKJdCH, cii i

^^fietp prnportiedeelen.

grt^^jau het Mansbedd.
reepte het ïelve ter ïyde,
p'^tigtc v^*^ ^^t^elden van vooren cn van achteren
J^ftMtg^^n het Vrouwenbeeld,
f/eedtp!'^'^ het Vrouwenbeeld ter zyde,
Vettir- - '^e'· „i,^

Beelden van vooren en van achteren.

Van de bevalligheid der beweeging, en de nuttigheid der üe've'.

Seii^ \ beweegins , en koleur eens Dooden. 2Ö

wat de fchoonite ouderdom zy , benevens de oplosfing der

p'ege tl de verlneïing des Lichts.
^^Pasiijj^'^^o waar omtrent aan^eweezen.
δ Van het licht tot de voorwerpen.

ibii.
ihid.

Achtste Hoofdstuk.

^ati . ' ^^iioeeiim der Lee den.

V^f iti^^e'^e d..el der fchoonheid.
Τ V^^·^ tvaaije beweeging beftaat.

{/trd Voorbied.

V'^^üb·; "'•beeld,
^n Λα Voorbeeld.

ïi^'^iaaai^^^ame beweegiagen eens Ligchaams,
t), des Hoofds.

Beenen, als mede die des Lyfs.

"geweldige. >
^erk.j^l^oüdige beweeging zy.

lii 3

28

ihid.
ibid.

ibid.
ibid^
ihid,
ihid.
29

ibid.

ibid,
ibid.
ihid,
ibid.

50

De

-ocr page 495-

^ BLADWYZER.

De driftige.
De geweldige
Nuttigheid dezer fchikking.

Geen Model is bekwaam om die te verbeelden na hunnen aart.

5'

n-etb^;·;;.

ihi^·

ihil
itm

jU
ittd'

4

ièij

if

ifid-
iht^:

Φ

Λ-

M'

m
jU
iU

ihld

3.!

' ' ƒ

jki/'
Η

3'

s

Negende Hoofdstuk.

F'an· de driftige en geweldige Beweegingen.

Dtïe beweegingen kan men niet duidelyk genoeg vertoonen, dan

oorzaake daar by.
Voorbeelden daar af.

Tafereel van de dood van Hifperia, tot verdere verklaaring.

Weaerkeering tot het voorgaande.

Van draagende Beelden.

Van gaande.

Loopende.

Klimmende.

Stootende, trekkende en draagende.
Van biddende en flaapende
Slaapende Jongeling, Vrouw, en oud Man.
Van de biddende.

Des Schryvers nabericht over het voorgaande.

Tiende Hoofdstuk.

Fan de KoJeur der Naakten.

Rykelykheid dezer ftofie.

De koleur der Naakten is veelderley.

En waar in die hier bepaald word.

De koleur van Kinderen, Mannen, en Vrouwen.

Als mede van Zieken, en Dooden.

Waar uit de verfchillendheid dezer ftaaten fpruit.

Verfchil der halffchsiduwen, cn der zeiver oorfpronk.

Ook in de verwen zelf aangetoond.

Verwen en Koloreering tot het Naakt.

Middel om de tederheden te bekomen.

Dwaasheid van veele Schilders in hunne oordeeling over de koleur·
Middelen om u^t hunne dooHng te geraaken aangetoond.
De natuur is het fchoonfte model vuor de koleur; en wat daar bï»^
valfch.

Andtre misilag der Schilders.
Misllag in veele jonge Leerlingen.
Schadelykheid in het tekenen na een Avondmodel.

ihj
ibid.
il/fd'

-ocr page 496-

^ BLADWYZER.

^ Elfde Hoofdstuk.

^/f ^'r-men, sehruik der zelve, en Coloriet der jverCchillende zc-

Kt '

^ati eener Vrouw, en desïelfs behandeling. ibid.

eens Jongmans, eens Soldaats, eens Landmans, en eens

^«tiier ibid,

op te fchildcren. =9
den "'i^eriielykc ----—.....—-

ïioe

ihid.
ibid.

ibid.
ifing
ibid.

Vggi -J-'-'^iea,

lerley tinten 'er zyn in een ligchaam, en in de bloozendheid deffélfs.

k^^^nxl Dooden ïal fchilderen.

wegens de verwen hier gebruikelyk.
^'aariJ
^^^ ^elve.
) "^Oin ^^ die men anders fchilderende ontmoet.

af.

41,
ibid.

aP ^ifcipelen van het fpoor hunner Meelters wykeii, en de oplosfing

p. Twaalfde Hoofdstuk.

^'sfl ^ ^^^ ^^'vallig en fchoon Coloreeren.

^ ^an veele Schilders in hunne verkieiing.

TWEDE BOEK.

jp- Eerste Hoofdstuk.

^at Schilder tot het Ordineer en van zyn gedachten vereifcht word.4%

Qrdineeren behoort. . ibid,

'Hoeid van het aanteekenen der gedachten. 44

ö^^den die tnt het t >rdiiieeren vereifcht worden. ibid.

die tot het Ürdineeren vereifcht worden,

, Τ wed ε Hoofdstuk.

''''het

Ord

t)

4r

■ineeren.

^^Tnoe^jj -----

dS! ''eeler Schilders in het verkiezen van voorwerpen,en oor-,

^^hilders hebben wel de befte gefchicdeniiTen verkoozen. ibid.

En

-ocr page 497-

^ BLADWYZER.

En echter genoeg voor de hedendaagfche overgelaaten.
Kwaadaardigheid der plunderaars van anderer gedachten.
Door de edelmoedige geeften onmogelyk te begaan.

Derde Hoofdstuk.

Het Ordineeren der GefchiedeniJJen.

Noodzaakelykheïd deïer kennis om een goed Meefter te worden.
Eerft een luchtige Schets maaken.
De befte Schryver over die zaak nazien.

Verdere noodwendige waarneemingen omtrent de omftardigheden.
Nuttigheid die men door deze behandeling ia het Ordineeren vind·
Vervolg der waarneemingen.
Verdeeling der gronden
Verdere wyfe van fchetfen.

Middel om de hertftogtige beweegingen natuurlyk te vertoonen-
Vierde Hoofdstuk.

Vierde Hoofdstuk..

Hoe menfraaije Printen^ Academieheelden· en Modellen in hi'^Γ'
gebruiken zal.

Al

ib'J-

llfid.

thi»·

Dwaasheid der Schilders in het misbruik der Printen.
Gelykenis op hen toegepaft.
Waar in het regt gebruik beftaat.

Wat men meermaalen in zyne Ordinantiën mag te pas brengen.
Oogmerk in het nazien der Printen.
Nuttigheid deszelfs.

Vyfde Hoofdstuk.

Fan de JVaarfchynlykheid en Schilderachtigheid in een Of <
veele of 'weinige Beelden,

De waarfchyrilykheid is het voornaamfte punt in het Ordineeren
neemen.

Daar na de onderfcheiding van dc byzondere waardigheden der Perioon
Ondericheid der wezens en gettaltens in de -zelve.
Tegenwerping, opgeloft.

Gevoelen des Schryvers omtrent de misftallen te vertoonen.
Andere waarneemingen in het vertoonen der Zinnebeelden, cn "ie

Voorbeeld van verfchillende wyzen van aanvatten in Perfooneii vai^

derfcheidenen fiaat. '

Voorbeeld van het zelve verfchil in wyzen va» eeten.
Wie iti zulks te verbeelden uitgemunt heeft.
Derde voorbeeld van boorende Menfchen en hunne geftaltc.

ίβ

te

oifl

Ikid'

tüfJ'·
οπ:

si

ff

^oo

-ocr page 498-

Β L Α D W γ ζ Ε R.

in het onderzoeken en nafpeuren der natuurlyke uitwerk-

S^aalin

^'"ΊΊ veele Konflenaars aangeweezen en wederlegt. j-6

een Print van Rafaëh y?

dit Hoofdüuk. ibid.

Zesde Hoofdstuk.

h h^^ ^^^erfcheid der M^ezens zo wel van oude als jonge Perfoonen^
^tidef^ ^^ ^rouwelyk Gefiacht. fP

t^'^'^yvi? Jongetjes en Meisjes. ibid.

Als ^Sden Hoofdleeden , van jonge Kinderen, jonge Mej^jes, jonge

60
ib d.

Va' en oude Vrouwen,

fie i-iieden van aanzien.

Vrl^Pen der handen, in longe Kinderen, jonge Meisjes, Maagden en
Vj '^fitten » ais ook 00de Lieden.

^^roorzaaken de meefte vmndering der Wezens.
W^'o^'-^^'^anmerking. . , _

Va MCgj^.'-' 'ί^ΛΛ tvciyi\ aiivi vv νι^νιι.» nv·. en uii ι

V,^ Kin) omtrent het fchikken der Kunnen by malkander,
in Rechtsgedingen.

61

ibid.

W "^^tïi —ö· irid.
V/^ftieei^.S^tnakkelyk allerhande Wezens door het boet^eercn uit te voeren Ö3
.........■ 64

Md.
ibid.

öf
ibid.
66

ibid.
68
ibid.
69

Zevende Hoofdstuk.

^ «e ·

π ^nd ^^ verkiezelykheid in de beweging der Ledemaaten , tot

^"tigglj '^^^king der Hertstochten.

Vq^·^ ^'gen ^^^ ^^ traage vordering eens Schilders aangeweezen.
Vo^'^^eeu Ondervinding des Schryvers beweezea.

Vq ^Iq V ·» lillIJ,

vrywillige onderdaanigheid.
mMddaadigheid.
^orfi^ Vo^^i^ goedgnnftigheid.

^'■beeicj ^oeeld ^^n goedgunlligheii.
getrouwigheid.

achtste hoofdstuk.

'en.ji

^Vg^^^^ch^ln^n^ "toeten altoos waargenomen worden, en wel opgelet, ibid.
^e^f», de vUi^heid der handen verre voorby.

UVvJn u· "" "'"f^'"·'" iiaiiui^n vi_iiv vwwiuj.

"^ie tv, ^ omtrent, en een voorbeeld daar toe dienende.
^t^nT"" neemen.

^eggenoomen.
cnaar doen moet in bet Ordineeren.
Kkk

^■er

ibid.
_ 72
ibid.

ibid.
73

Wat

-ocr page 499-

Β L Α D W γ ζ Ε R.

Wat ίη de omRandighedeLii waar te neemen is.

Verdere aariwydingen van eigenrchappen.

Verdere noodzaakelyke opmerkingen.

Aanwyzingen van gevallen waar in zy noodzaaktlyk 2yn.

Voorbeeld daar af.

Nette bepaaling van 't aangeroerde Voorbeeld.
Ander Voorbeeld van
Juda en Thamar.
Voorftel van verandering ia het begrip.
Oplosfing van 't zeive.
Waarfciaouwing wegens het laatile geval.

Negende Hoofdstuk.

Aanmerkingen over emige misverfianden in het verheelden
. nijfen.

Schadelykheid, welke in het opvolgen van den letterlyken ziu

toond.
Grove misflag in
Kafa'éU
Misflag in Karei Fermander.
Een andere misflag in Koeland Savry aangetoond.
Aanmerking daar over,

Byzondere aanmerkingen op ieder Voorbeeld.
Tafereel van
Jdam en Eva in 't Paradys.

De vlugt van /^dam en Eva. q.

Zwaarigheden in het verbeelden dezer Geichiedenis den SchryV^f
men.

Tafereel van Orfeus dood.

Redenen over de vooraangeroerde zaak. _

Dooliiig des Schrjvers omtrent het verbeelden der H: Gefchiedei^·*^
toond,

Wederkeering iot de voorgaande misflagen
Gevoelen des Schryvers over de uitbeeldingen.

74

il/iii'
?

11

f

'So

§3
eK":

S4
S/

Tiende Hoofdstuk.

F'an de rykelykheid en natuurlykheid in't Ordineer en eener Gefihi^'

Onderzoek van 't nieuw baart voordeel in de Konfl;.
Rykelykheid der ftof voor een Konftenaar.
Fabel vati
Deucalton tot een voorbeeld geiteld.
Tafereel van
Dematim en Pyrrha na de algemeene Zoudvloed.
Zwaarigheid omtrent de byvoeging van
Cm'tdo in deze, weggeöo^,^
Vryheid om by te voegen als bet niet tegen de natuur ftryd, or ί

Oeede van op te helderen , verdrtiftert, ψ

Andere en ürydige verbeelding van 't voorgaande.
Onderzoek der twee Voorbeelden, tegens <iie van
Rafaêh

rrhicM^^

■Μ

S7
88

-ocr page 500-

^ BLADWYZER.

^ Elfde Hoofdstuk.

de fchikking der Zinbetekenetide Beelden.

ίΐ^ώ Rtpas Boek.
Weligheden in de Zinnet

Vr>„ ^^ en -WO» -----

ibid.
ibid,

94
ihtd.
ibid.

95
ibid.

.Vö
ibid.

. T'
ibid.

wvïe van oeiFenen.

v^ffte V ^^^ de verhandeling der zaak.
V in
Didoos dood.

^IkTJ^^^^n in de' Zinnebeelden vereifchelyk,
Txr^fbeeu ^^^ "loet volgen en vermyden.
i^fliceri Schryvers in zyne wv

^Voorbeeld"

l'^^enejj^^^ioKt te gelyk kan maar ecnen Menfch doen werken.
m'^'^^Ivq ^■•^'^''ons men zo weinig de Zinnebeelden verftaat.
j^^^ciiag^'^"'^^ over een zinnebeddend Tafereel.
'sgre^.'^^Kclen om misbruik voor te komen.
^ Van veele jonge Beeldhouwers.

Twaalfde Hoofdstuk.

^ri

no

der be'weegingen die uit de Hertstochten na malkmderen

T^c^^ti ρ ïelve in het Vrouwtje in overfpej bevonden.
a! ^^eei,, ^iy» in deze zaak.

K^i^eel r^i^s Misgreep.
γ^^Α^ψ^) Apollo cn Python.
èp ^'^^eV· ^^, verbeeldende Apolio en Daplme,
V ® Taf'^S ^^^^ voorgaande Tafereel opgeloft.
V > van
Apollo en Daphne.
ApoUo tn Daphfi^.

ApQliQ en Daphne^

Dertiende Hoofdstük.

r^^tin en misbruik der SchiUerkonji.

gUri® Schilderkonft toekomt.,
moet? misbruik der zélve.

wagten voor ongcfchikte Verbeeldingen,
èe'^^ Jiietv in omtrent door groote Meefters begaan. '

ibid,
ibtd.
ibid.
ibid,
99

100

101
lOZ

103
xos

het

106

ibid-
ibid.
ibid.
107
loS
worden,

ibid.

QJq^oIIc"- *· volKomen verbeelden moet waarneémen.

kentekenen moet m^aa^ de Per,foonen gewaar
van flegte welftandigueid in veele hunne werken. ^

VEER-

Kkk 2

-ocr page 501-

Β L Α D W γ ζ Ε R.

Veertiende Hoofdstuk. βββίβ'ί

Fan de byzondere neiginge tot déze of geene vèrkiezinge, jiO

Landfchap^ Gehouwen^ Zee ^ Bloemen ^ enz. .^-j.

Wat tot een verlb.ndig Schilder behoort.

Oogmerk des Schryvers in dit Hoofdftiiki ' · ^ rie i

R\kdom der voorwerpen in tvyzöndere vepkieiingen , als in 0

^'Undichappen, . . -- jj

Zeen, Gebouwen, enz. ' ^

Tegenwerping cn oplosfing der 'ielve. (ïo^^^^^V.

Wat in eens'Schilders Medehelper vereifcht werd , het zy o-m te 1 ibf*'
als anders.

Ui

jl»
f!9

tiO

V y f τ i ε ίί o ε Hoofdstuk.

TV^at door een Tafereel verflaan moet worden, en hoe veelerle_

Verdeediging des Schryvers over de lloiFe dezes Hoofdituks.
Wat tot'een goed Tafereel&hryver vereifcht word.
Hoe verre de Dichtkonfl: daar in te pas komt.
Hoe veeierjey hoedanigheden in een Tafereel vereifcht worden^
Wat in de HiHorifehe werd vereifcht.
IVlisverftand fay 7,ommigen.
Wat tot de Poëtifche behoort.
Van de Moraale Tafereelen.
En de Hierogh'fifche.

Voorbeeld van een Tafereel in 't afbeelden van MfchyJus dood.
Redenvoering over dit Tafereel. -

Gebrek in veele Landfchapfchildcrsi ' -

jftanmoediging voor hen. ■ ■ ' ■

Zestiende Hoofdstuk.

'VOOf'

■aeti

'ib'i'
124

Λ

effend^' ygr*

Hoe m-en de Falelen van Oyidius , of de Herfchepüngen
zal gebruiken en wat^ meer. vereifcht w.grd tot het
ren ύαη een konflig Tafereel. ' ' ' ' '

Noodigc les om de waarheid der Gefchiedéniirén in alle haare orn^^'^ ^

na te fpeuren, '

Wat men doen moet om hier toe fe geraaken.
Slegte gevoelens van veele Schilders hier omtrent.
Wederlegging der zelve.

Fabel van ApoUo en Hyacinthus, tot eeri Voorbeeld verhandeld.
Tafereel dezer Fabel, en de fchikkmg in 't zelve -waargcnörnen.
Uitlegginge over dc Fabel zelve.
Nader uitlegginge.

Uitlegginge bvcr het Tafereel, de verbeelding des Schilders betre

-ocr page 502-

. Β L A D W Υ Ζ Ε R.

V^^^ndf?^ ^®®·^ Schilder verbeeld. f'^fd

voorwerp om des Scbryvers zin volkomen te bevatten,
ende gevoelens der Schryvers over de liefde van £>ία/ι/α en
Endymion.

v^fere^l ^ . . ibid.

^'tlegg. ^tï Oiana en EKdymh». 129

g-over de verborgene ïin dezer Vercïering. 130

q Zeventiende Hoofdstuk.

om kleine Figuuren in een groote ruimte, engroote Tnguuren
On^j^ ^^^^ ^^^in begrip, te ordineeren. 13 2

^^^fb^fiij geellen in Schilders en Tekenaars. ii>id.

^ederk Van het verfchil, i^id.

M- ^leen^^'iS tot de hoofdftoffe. fóU

b '^ilatr r^ ^i^elden moet groot Bywerk zyn. 133
V'^chrvv·^" ^eele.

^^ichii Verbeelding. ^hld.

twee Verbeeldingen aangeweeien. 134

p. Achtiende Hoofdstuk.

dyi r

m Ordineeren der Hiflorien^ Conterfeitfelsy. Stillevens^ enz. m

j'"'^'tieeren in een kort begrip pryffelyker dan in een groote ruimte is,
^^aar de voorbeelden van groote Meefters beweezen. i^id.

kloek boven het klein fchiideren te achten zy. i^Jd.

'^ü-vYj .den daar van , en de reden vi'^aarom. 136

af. ^ëierigheid

oorzaak van veele hertstogien, benevens een voorbeeld daar
. ,
ihid.

des Schryvers over deze Zaak in zyne jonge jaaren, door onder-

V>riif.fholpen. 137

On '^'^il d ' Welke uit deze grondregel te verachten fpruit. Vnd.

V '"fche^I o«de en hedendaagfche Meefters omtrent deze zaak. 138

y^Qibefij"^ ^^^ ^^^ fchiideren. il'id.

"^^ibeeij van 't gezegde in tv/ee doorluchtige Schilders. l&iJ.

^ ^an een kwaad gebruik in 't na 't leeven tekenen. 139

Jp·^ Negentiende Hoofdstuk..

■^^Mii gjj- ^ ^^^deeling der Gefchiedenijfen. iUd.

^ '^'etïia^fV^^'^ een ordentelykheïd is, cn moet waargenomen worden. z^/W.

fpu, hevoorrevt is om het tegendeel te doen. /

^^tianHf. j...........^v 'tbtd.

ïoofS;'"^· ....., Md.

die men moet waarneemen. J.^i

■^t tripn ^^ den overtreeder te verwachten zy. 'f'/·

^eiiiirS beginfelen waar te neemen heeft in het verdeden der Geichie-

leemen.

Kkk 3

-ocr page 503-

^ BLADWYZER.

Wat men omtrent ryke Gefchiedeniflen moet waar neemen.
Oorfpronk en uiteindens aller Gefchiedeniffen aangetoond. '4

Hunne verdceling , begin midden en einde. ^^^r ^fq

Vryheid der Schilders boven de Hiftoriefchryvers, benevens de reücu

iht»'
143

if'"].

ibtd'
Μ

■φή

14?

Verfchil hier in tuiTchen den Schilder en Dichter.
Korte en wekere middelen om de Gefchiedeniiren wel te
ordinceren·

Eerjl, in het waarneemen der tyden; ten tweden , in de plaats; te j^iged^'
in de perfoonen; en ten vierden, op de gevvoontens, zeden,

gen-

Nacuurlyke en onnatuurlyke Schilderyen.
*

Twintigste Hoofdstuk.

Fan het waarneemen der fchikking in een Ïyielplaat.
Schikking der Beelden.

Van het Verfchiet, en de Gebouwen in een Tytelprint.
Waar men het Opfchritt plaatfen moet, en met welke letters.
Verdere waanieemii^ in de Beelden, en het minder Bywerk.
Voorbeeld van een Tytelplaat,
Aanmerking op eenige Beelden, en het Verfchiet.
Wat in een Tyteiplaat vereifcht word.
Van het licht en de daaging der Voorwerpen.
Eerfte Voorbeeld-

Twede Voorbeeld in een Landfchap.
Tegenwerping, en opgeloft.

Nutheid in verdichte dingen te verbeelden. //ƒ

Wederlegging der geenen , die deze ftelling betwiften, ψ:!!

Voorbeelden in groote Meellers.

Waarfchouwing aan jonge Konftenaars. «'^Γ'

Kwaade gevolgen van fommige uitfpanningen. Gef*^^'^

Redenen waarom braave Meefters weinig Barbaarfche en Indiaanfcne tfi

deniiïen verbeelden.
Wat in Indiaanfche V'erbeeldingen pryiïelyk en verkiezelyk is.
Τ e'Cil WerDinsr tes/ens rif vnortp-r» ΟρΠϊησ ΡΠ wpHprlpo-.iinfr ί^ρΐ

iti^

■Μ
μ

Te.:enwerping tegens de voorige ilclling, en wederlegging der zelve.
Twede tegenwerping, en oplosfing der
7.elve. . .

Tafereel van de knaagtnge der Confcientie door een Spook veroorzaakt·
AanmerKinge des Schryvers over het zelve, „v

Twede Tafereel, iynde een verbeelding van Ydelheid, op de Sprc"
Menfchcn ieevea is een Droom,

-ocr page 504-

^ BLADWYZER.

Zinnebeeldsgewys, van de Onbedagiheid.
Twee-en-twintigste Hoofdstuk.

JVaarneemingen in het befchilderen der Zaaien, Gaan-
^^ym, en andere plaatfen, alwaar men gezind is een Gefchiedenis in
^at (j Stukken te vervolgen. i fp

Tj ^Ordp^^^'^^chynlykheid in de Verbeeldingen voor al moet w^aargenomen

rS^Un "

^'^ffttrl^·'^'^ dezelve te bekomen, aangeweexen. ihid,

y® over de Zwarten léo

Gefchiedenis waar te neemen.

jC^ der Menfchen, door toevallen veroorzaakt. -

(3e '^^ioop in voornaame Perfoonen na te fpeuren. il^'d,
^^^^ Ligchaameii altyd hunne eigene ftand en geftalte moeten behou-

^Oote Vertrekken met eenderley ftofFagie.

in 't verkiezen van verfcheidene Meefters, door een Voorbeeld
^iddef^en. ^
 i/^id,

y de gelykeniflen der Perfoonen in een Gefchiedenis uit te vinden.

ib'td.
164

ί5·ό
Ï57
ikU.

JerbeeiJ'Oge van een Menfch in den Zomertyd.
'^^ebegu®® van een Menfch in den Wintertyd.

α

DERDE BOEK.

q Eerste Hoofdstuk.

I^e tufchen V Antiek en Ί. Modern.

get l^J^'l'Jrydigiieid van 't Antiek en Modern.
jN^ Welvr;^'^ toont de veranderingen der Modens.

Wa^rk^B^^ykheid in 't Ordineeren word noodzaakelyk vereifcht.
ioJ^^t
vo,!'l eigenfchappen der üefchiedeniiTen onvervalfcht op te volgen,
UnH aangetoond. 168

toe vf^·^^ 's rykelyk van alles voorzien. Und.

niu · ^^^^en der Boeken,om tot die kennis te geraaken,ons tenhoog-

1Ö7

ihid.
ibid.

169
ihid.
't Spoor

^ ^^^ grootfte wcetenfchappen

Wel dient ondericheiden tc worden.

-ocr page 505-

^ BLADWYZER.

ν

'ί spoor der deftigRe Meefters na te volgen.
Dc Schilderkonil by de Romeinen in waarde gehouden.
De Schilderkonft bedurven door ilegte verbeeldingen.
Verfcheidene neigingen der Menfchen.

De Antieklche Schilderkonft is onbepaald, en kan alles verbeelden·
Waar tegen de Moderne niet dan 'c tegenwoordige machtig is.
De Moderne Konft word als een handwerk gerekend.
Gelykenis der Ouden over het Antiek en Modern.
De gebreken der Konfl: kwalyk te veranderen.
Misbruik in 't na 't keven fchilderen.

De fchoone Wezens maaken een Schildery aangenaam. ^fch^

Twee tegenflrydigebLweegingen, veroorzaakt door droefheid enblydi
't Schoon verwaarlooft door Moderne Meefters.

.<7f

τ w ε d ε Hoofdstuk.

jianwyzinge om het burgerlyke of cierlyke Modern, weluitte h^^'

Het ontbreekt den Modernfchilders aan geen ftof.
Vergelyking van
Gerard ünuvj en Modernfchilders: desgelp^

lil
Η

itid·
iS?

en

faél en Ρϋζφη, Antiekfchilders.

Een Antkkfche verbeelding, door een Modernfchilder uitgevoerd» ' i^'
gemeens.

Tafereel van een Badftove, en aanmerkingen over het Zelve.

Waar uit mende fchoonheid mocf haaien.

De bevalligheid moet noodzaakelyk in Moderne verbeeldingen w;
worden.

De Koail met de Natuur gepaard, geeft een volmaakt Schildery.

Van Dyk gepreezen, om dat hy in 't Modern de bevallighèid heeft
men.

Die zich in 't gebrekkclyk Modern oefFenen, konncn nooit den ^
Konftfchilders verdienen.

Het zelve door een Voorbeeld aangetoond

Twede Voorbeeld , het tegendeel van het eerfte.

Derde Voorbeeld, zynde een verdubbeling van de twee voorga'ind^^

" " ' ■ -s van't Antiek cn .t^^ ff'

ΐνή
:hi»·

Het zelfde Voorbeeld flaande op de Liefhebbers

De werken van de Konft zyn zo koftelyk, dat de natuur en opvo^

voor moeten wyken.
Gelyk in
Demades ^ HeracVtdes^ en Socrates blykt.
Groote Mannen uit een nederige geboorte.

Derde Hoofdstuk.

De eigenfchappen van het Burgerlyke^ het welk dageïyksflof ^P
vloed voor Modernfchilders verfchaft,
Driederley betrachtingen der Schilders.

ih!^·

'i?
■φίΑ·

iiil
ihti'

itf^'

-ocr page 506-

^ BLADWYZER.

hlev^ ^^r^iezingen hebben το wel hunne opmerkingen noodig, als de ver^
lyKe voorvallen , bekwaam voor Schilders van byzondere verkie2ingen.

185

V'^iers.

^«rb,

Van Verzoek en Weigering, aangetoond in een Gezelfchap van

^«t^gu^ voorkomen, aangev^etzen.

^Vfe^g ^ Concept kan mede door ......._ -------

Vo zynde een voorval ten huizc van een ^childer gerchied, 'i84

1 '^ntiVu^^'^P bekwaam om drie Doeken te ftoftleren, zo wel voor een
^ (Jier® ^^^ Modernfchilder. ^^'V·

Hiftl. gevallen is men aan de byzonderheden zo wel bepaald,, als in een

■''^^ièe^^'^^'dfche veranderingen zvn voor ^lle menfchen aangenaam
daeif^^ Va^i Dyk hebben

i),

'8r

hunne nei^i^gen in het verheevene getoond; Jor-
^^ Remhrant in het burgerlyke, Bambo^ts en Brbuwer in het geiii'ge.

fenijeX^fereel.

yler^e'^'ngen des Schryvers over het zelve. i?7

^aar j ^ ^ereel van de Deugd. 188

^^isijQ ^^n welgeitelde en goede Huishouding beRaat. fhtd.

kwn "iet een kwade acommie.
^e^e g^^ae en goede verdeeling. , ,

Ή ^fkingen ζγη noodzaakelyk voor alle Konftenaars,zo wel in 'tAn-
^^^Modeïn.

Vierde Hoofdstuk.

'^^n V voorgaande.
ü'^^Vii van een yanitas. ihid,

k^^Hrvv^*^ van de Koleuren der voorwerpen in het zelve. 190

R P^en^ï toont aan, dat hy Joor eenige onkundige b;tigt word van dingen
^^^iienej^^yn vermogen voor te ftellen. ^ tbid,

T'^ "^^oth ^ iichryvers over het fchikken der voorwerpen in dit Tafereel. 191
kfSetiWp.^.^^'l's bekwaam tot verfcheidene CowfiWiP^. ii-id,

opgeloit. .igz

Vh V der voorwerpen in 't generaal· ihd.

Al konnen verfchddene zinnen getrokken worden. 193

'te der Menfchen. 'Md.

^^ntie hl ■ ^'iidelykheid der Hollandfche Vrouwen in het verrchoonen van

Md.

IP4
ihd.
De

'ien.

^^dn j Vyfde Hoofdstuk.

^^ 'eder ^^ Drachten.

^^tie haare byzondere Mode volgt.

Lil

te ) om den zin van dit Voorbeeld noch duidelyker en natuurlyker

-------

en

N^ede kan medé door Heeren ni'gebeeld worden. ii>iJ.

-ocr page 507-

^ BLADWYZER.

De Modefchilderyen verilimmeren van tyd tot tyd.
IVlode en Antiek wa;ir in overecnhomende.
Geen Antiek
o·.het Modeicne te mengen.
De ouwcrwetfciie Dracht in deze tyden verworpen. fiefci^'^ /4

Een koddige vdorftcilinge in het verbeelden der Kleedingen in een ^
nis.

Wat ïaaken , met Mode uitgebeeld , in hunne volle kracht iyn·
Belagchelyke Μodefchi,deryen.
Verwytingen tulichen
Antiko tn Modo,
Taierecl hier vooren verhaald.

Te veel Boeken, Prenten, en andere dingen fchadelyk.

Tafereel op een verwarden Schilder. t/lce'^"''^ i

Het Antiek vereifcht een fchoone Proportie , fraay beloop van >\ %o

fchoone Daaging, Landfchap, Architeauur, cn andere ftoliagien
Tafereel Antiek^over het vetdryven van 'tJVloderne ofMode uit del

i9f

jllld'

ihlli

.M-
'ilid-

,9»

199

jOO

VIERDEBOEK.

Eerste Hoofdstuk.

Van de Koleuren, en derzelver fchikking.

Gebrek van grondregelen in dit deel der Konit, tot heden.
Door de koleur munt de Schilder boven alle Konftenaars uit.
Oorzaak van hunne verfchillendheid in de koleuren.
Hoe veel Koleuren 'er zyn.
En welke.

Van de zinbetekeningen der zelve.
Wat Ko'eur is
Hunne kracht en werking.
Hunne aangenaamheid.
Wat tot derzelver fchikking vereifcht word:
Zy hebben wel hunne blondere kracht, maar geen rang.
Waarneemingen in het fchikken der koleuren.
Gronden op welke de koleuren zich wel vertooncn, en
eerft vaP
donkere.

Van donkere koleuren op lichte gronden.
Van harde en wreede koleuren.
Van de wederfchynende koleuren.
Noodige aanrrerkini^ daar omtrent.

Ko'eurèn die op Gras en in l^andfchap goede kracht hebben.
Od roife Gronden, op blaaiiwe Steen, en op Hartfteen,
Welke koleuren men moet vermyden.
Van Schildcry binnens kamers.
Aanmerkingen hier over.

ih'd·
iOO

il»^·

ϋή
il»{
jOi>

iffd;

ihtl
ihid;
iK

-ocr page 508-

BLADWYZER.

by Kaarslicht en Vuur de grootfte kracht doen. iMd.

Α ^ciio koleuren te doco vereenigen. ibid.

p^^^crk·' koleur moet de voornaamde zyn. 2ia

gem'u^*^" c^ii'ge voornaamc zaaken dwes Hoofdiluks. ihtd.

. aatip., ^kclyk middel, onï zich in de houding der koleuren teoefFencn,
Ï^an^^^ond. 213

^ ko!e over de Achtergronden. ihia,

verminderen zo wel in een verre dlflantie^ als de voorwerpen
^'^«iien. 2i4

p. TwEDE Hoofdstuk.

Ih , ^^ ^'igenfchappen, aart en· koleuren der Kleedingen. ihid.

^ KleeJ^'^"^^®!! zyn vierderlcy ftoft'en aan te merken. ib'd^

. ^eiyj^, en der zclvcr iioleuren in de trappen des ouderdoms gebruike-

j-'^Qigj 215-

ρ de vier HoofdflofFen, cn de Tyden des Jaars. ihid.

Λ Sch'u ^ behouden altyd hunne eigene koteuren en kleedingen. ihid.
o'^^'iieK j ^*· dient noodzaakelvk goede kennis te hebben van den aart en hoe-
der Stoffen. 2.6

&rfcL van Mterls. ibtd.

^ "'kltiii^^ing aan eenige Schilders. . {h^d.

Oqƒ j^^r Kleedingen na den iiand en ouderdom der Sexen, ibid„

® Jongman, Vrouwen en Jonge Dochters, en Kinderen 217

^ bejj yvcr verhaalt een Schildery, op deze zaak paffende, gezien te heb-

Hr ^^fgeivv

trappen des Ouderdoms by de ftonden van den Dag. 21S
^fïi den Ouden zoratydts wit, en den Jongen zwart toevoegt,
tbid.

Derde Hoofdstuk.

^^ koleurde Kleedingen, en der zeiver toepende 'vermenging by em

ibid.
w ® V

W ^ Monftering die ieder koleurig Kleed vereifcht. ibid.

g.^'ke s·^®^ woord Monftering verftaan word. 219

I he 1 " ^^^ wiHen vercierd zyn. ihid^

Α "^Γβρ,^ koleur moet een weêrfchyn, en by een weêrfchyn een hedeko-
worden. 220

Als '^^f'hen^ over de koleur der Kleedingen in een gezelfchap van bedijarde

fc^^erkl " een gezelfchap van jonge Luiden. ibid.
^'^dei Q^gen over de weêrfchynende Stoffen.

^ieh in de kleedingen en toepaiïènde koleuren te oeffenen, aange-

f^titiieri;..

^ ^WqnP verfcheidene voorvallen, ten opzichte van de koleur, ibrd.
^^Pieegingeti, Triomfen, Bagchanaalen, JBoerekermiffen, of Herder-

Lll ζ iP^-

-ocr page 509-

Β L Α D W γ ζ Ε R,

wer^i

fpekn , openbaare Vertooningen , als Rechtspleegingcn , Kwalv^a ,
nnodchelaars. enz. '

Googchelaars, enz.
In wat deelcn de gekokurde Stoffen zich op het fchoonft verioonen.

Vierde Hoofdstuk.

Van· het fchikken der donkere voorwerpen tegen een lichte g^'
verre en nahy de zehe.

Van donkere Beelden tegen een lichte grond.
En het tegendeel.

Voorbeeld van donkere kleedingen tegen een Itchte grond.

Aanmerkinge over het zelve.

Schikking der Beelden tegcns bekwaame gronden.

Koleuren der kiecdingen van de Beelden in nee Voorbeeld aangew^e^·^^'

Vyfde Hoofdstuk.

F'an de Harmonie of houdinge der Koleuren.

Dat men in deze wel acht geeve op de natuur.
Waar in de Harmowe en houding beftaat.

Het vermogen der koleuren tegen bekwaatnc gronden, met een

aangetoond.
Aanmerkingen over dit Voorbeeld.

Zesde Hoofdstuk.

Van het fchikken der ongelyke Voorwerpen, benevens licht fege^
en donker tegen licht.

il'i^i

Voorbeeld der ongelyke voorwerpen. . β"'

Aanmerkinge over dc voo'naamite omitandigheden van het Voorbe^l^'
Voorbeeld van ÜPg en Schadawe, al» mede de reddering en welftati^· rt.^^r
Dat de oorzaaken der Slagfchaduwe.i altyd aangeweezen
moeten vvof"
Als mede hun verf^hi! in dc koleuren. . , . ^je ^^ '

,2

Ht:t licht en donker in dit Voorbeeld, anders om gefchikt, veroorza^''^'· ^
de uitwerk int;e.

al é

Doch één licht ^ uit het zelve weggenomen, vervalt de weinand
De verfchillendheid der koleuren van het groen der Boomen; als

Gronden, Steen werken, en de Menfchen. . '

Dat in een Ordinantie do eene zyde heel contrarie van de andere is
Algemeene aanmerkinge over de beide Voorbeelden. -

Derde Voorbeeld. ^ . · v,t eO

Aanmerking over de fchikking der Voorwerpen; als mede in li'^ht

De^e opmerkingen zyn in alle gelegentheden uoodzaakelyk.

ifv!'
Ih'J'

iiTj-
%

-ocr page 510-

BLADWYZER.

Zevende Hoofdstuk.

nvelfiand in de ongelyke en tegenflrydende Voorwerpen, ihid,

A^'^ ■e^o'^ ^^ on.elyke voorwerpen word verftaan
U^^^k · Ordinantie te lecren by een fchikken»

ίη ' ' L-andfchappen, en binnenshuis.
^ ^iiiging waar te neemen zy.

in dc Landfchappen , en in Ordinantiën met Beelden ,'
^-ord. 237

ongelykheid der Vruchten, Gebouwen, en meer diergelyke

{Jerdeoorbet ld. -

V^t,,^ oorbeeld. 238

Mev'^^'^beeld. '

ibidt

uccja.

^^^dere ongelyke voorwerpen by malkanderen beft voegelykft. ihid-

^39

ibtd,
2,40
ihid.

échtste Hoofdstuk.

^H j

()ƒ ^^ drachtige Foorwrpen tegen zwakke Gronden, en het tegendeel^
Vqq^j^^ I ^^^^^ ^^^^^^' ^^ donker. ibid,

voorgefteld, en opgeloi}.
> ^kej· ^ S Wer een verandering in de Achtergronden,
^edg t^Sen 'iwak fteekt wel af; als ook het tegendeel.

^«orbeeld.

p^ NegendeHóofdstuk.

^aa^, ^efiuiven der Voorwerpen. 241

Hel^"'^ d"''^ op nerl.ingen der Gronden, om de welftand en waarfchynlyk-

te verkrygen. ·

Τς^^ i^Prt^r??^ ïonimige ve^;]tyds kwaalyk verilaan word. ihid.

betreft dïï Landfchappen wel 't voornaamft. 242.

.'^aatjoiL'"^ "ver deze ziak , en de zelve beantwoord. ihtd.

«en, ö^eid nioct noodzaakelyk in deze gelegentheid waargenomen wor-

243

^47

Aan ■

V Y F D Ε BOEK.

Eerste Hoofdstuk.
^^ Licht en de Daaging.

LU 3

236
ibid,
ib'td,
ihid.

-ocr page 511-

BLADWYZER.

Aanmerkingen over het algemeene Licht.

Over de daaging in een betrokkene lucht. '

Over het Zonnelicht.

Van de daaging in Zaaien, Kamers, en andere Vertrekken.

Kort begrip der Daagingen. , ^gj. ^en^^ '

In het wei verbeelden dezer vier Lichten zal men een goed JVieei

' π. ^^

Dezelve in vier Stukken onderfcheiden met hunne toepaiFende Stoffag'

twede Hoofdstuk.

/^m de ge fieltenis der Lucht ^ of des Hemels. /^/Z

De Lucht is nooit ïonder dampen. ,

Jn wat geweft de Zonne fiaat daar vertoont zich den horizont het V^psU,^?,
Middel aangeweezen waar door men zien kan dat, hoe verder de a^^ ^

ons wyken , hoe de zelve lichter worden. _ be^PS

De zelve proef orn de ondericheidenheid van kracht in de Starren ■

Φ

ren.

-IK'

eii

Wat onderfcheid tuifchen de Lucht en 't Water is.
De Grond en de Lucht zyn tegenftrydig , en waarom. «^''■t'i

Van de voorwerpen die men in een opene lucht verbeeld, hunne ρ
- koleur van daaging.
Voorbeeld van de
reflexie der lucht.
Van de uiterfte hoogfels of glanifen.

ittd'
Κ

κ,

2f

Derde Hoofdstuk.

Van de weêrfchyn in het TVater.

De w eêrfchyn word veeltyds door de Landfchapfchilders veriloft.
Byzonder middel om weêrfchyn na het leeven te modelleeren.
Wanneer de weêrfchyn zich flaauw en twyiFelachtfg vertoont.
Hoe men de weêrfchyn in een loopend water zal verbeelden.
Van de weêrkaatfing der lucht uit het water tegen de voorwerpen·
Voorbeeld van het zelve. · hvoi"^'

De verandering der uiterfte hoogfels van de voorwerpen en hun icny

water.
Voorbeeld.

Vierde Hoofdstuk. ^ij-

F%n de Slagfchaduwen volgens de verfcheidene Lichten. ^^ ^roOf'

Zonder de PerfpeSief h het voor een Schilder onmogelyk in deKonft^^
deren. ^^

Waarom een jong Schilder zich al vroeg tvdts daar aan begeeven mo
Een zydelicht is het gemakkelykfte om de ilagfchaduwen te vmden.
Gelyk het eerfte Voorbeeld aanwyft.

-ocr page 512-

BLADWYZER.

« wat meer van vooren,konnen londer de Perfpec-
h^e^e Vr!" / ^ gefteld worden. ibid.

! buiten de voornoemde opmerkingen, de regte ftaanplaats der
"^'■pen kan vinden.

ρ- Vyfde Hoofdstuk.

Vqq ^^ ^^eêrkaatfmgen of Reflexien. ' ibid,

V'^ 'er -w . , en algemeene aanmerkingen daar over. 263

Meefters geweeft zyn die de reflexien verdaan hebben» 264
I^Oor^^'^^lyk L-^man en Kottenhamer. ibid^

Γ) '^^tid ^ het licht tegen licht en donker tegen donker, toen noch niet

P^rtyen van daagingen en fchadawen een byzondere vsrelilandineen
^^ dat 1 ^^roorzaaken. ihid.

Overtollige reflexien walgelyk 2yn. il^id.

Zesde Hoofdstuk.

^^^^ Zonnelicht geen meerder kracht heeft ^ ten opzichte van de Scha-
l^rft eerl· gemeen Licht.

geet^ het met het licht van een Kaars in een donkere Kamer, ibid.
iJew'^^rf u*^ dit twcde Voorbeeld werd beweezen. ibid.

Bv 'feilde voorwerpen en hunne fchaduwen. ϋβ^

Al^'^'^erl^'^^eW. . . ibtd.

Vg''^>e(ie'"^^^'tTierkingen daar over in de Naaktens. ibid.

'ï'vv l^r doorichynende Kleedingen in de Zonnefchyn. ïbid.

Vn ,' Zon op de voorwerpen. 267

i)e J'^fbeelden, ib.d.

^^^^tv^^ ^^rdj/us, en des Schryvers aanmerkingen daar over. ibid.

^^'iJieer in de ^iionnefcbyn konuen zich met natuur;yk vertonnen,

^^ίοΐη ~ Zelve donker en fterk van fchaduwe verbeeld zyn, en de reden

270

p·^^ Zevende Hoofdstuk,

Sla ^ ^^^Ifihaduwen in de Zonnefchyn. ihid.

ï'en^^'-'^yii dÏ^^" ^^^ Beelden, en andere voorwerpen, moeten in de Zon-

^cq voornaam Meefter in de Slagfchaduwe begaan. ibid.

"telden, Statuaas, of andere Figuuren in een Stuk kan vertoo-

nen

-ocr page 513-

bladwyzer.

nen die 'er in der daad niet iii ïyn.
Voordeel in 't Zonnelicht, dat de gemeene Lichten niet en hebben.
Aanmerking op de koleur van Zonnelicht en Schaduwen.
Dat de wanfchapene fchaduwen de voorwerpen onkenbaar j^^el'^ 2

Dat een Landichapfchild'er zich niet moet vergaapen om altoos i·'^ ili^
te verbeelden. etcO''?^·?^.

Als nnede dat alle Konftenaars lich aan geene byzondere dingenmo^

't Gebruik der Schilders in 't oordeelen van 't Zonnelicht buiten bo"^®

Dat het Zonnelicht %ο eigen niet is in GefchiedeniiTen, als in M'

en Architeanur.
Maar voornaamentlyk tegenilrydig in de Conterfeitfels.
Gelykenis over zonnmige Schilders die alles verachten wat buiten if'^j

licht verbeeld word. , .,νΐΐ,

De hoedanigheden van driederley Lichten, en waar in de zelve verren' 37|

Verder oordeel van de voorgemelde Zonfchilders. ,

Belagchelyke Schildery. lea^'^^^S

Geringe gedachten van een anderen Schilder in een zyner Tafere^' ^ i1
toond. f^''''

Het vi'-oord vlak word by veele misbruikt. *

Achtste Hoofdstuk.

Hoe men het Zonnelicht in een Stuk ^ van eet^ algemeen

virv

zal verbeelden.

Aanwyzinge hoe men het Zonnelicht met eene en de zelve kracht

als het gemeene Licht zal verbeelden.
Gemakkelyk middel om het zelve werkftellig te maakcn.
Tempering der verwen, om de eigene tinten def voorwerpen, door
licht befcheenen, uit te vinden.

Negende Hoofdstuk. ï ^if'^

Dat de fchaduwen der voorwerpen in een Zonnelicht niet^oeij^^' ibi^'
dan in een gemeen Licht. φ

Slegt begrip van veele over de kolcar der Schaduwen in het Έ,οηο^^^^^^^^, ^^^^
De" Winterverbeeldingen werden doorgaans, ten
opzichte van de Κ f^^
natuurlyk vertoond. fta^t 18^

Het is noodiaakelyk, dat een Schilder het Zonnelicht zo wel veru %

gemeen Licht. Schi^

Een misilag, die fomtydts begaan word in het verbeelden van twe^ jjj

welke nevens malkanderen moeten hangen. „ji, ^■fii'

Waarom in een Zonnefchyn de reflexien fterker en zichtbaarder τ-) t
een gemeen Licht,

I'T'

-ocr page 514-

Β L Α D W γ ζ Ε R,

Tiende Hoofdstuk.

^^ hut onderfcheid der Slagfchadwwen ^ voortkomende uit de Zon^ of

bfde V ^«'■beeld.

öat de ^oorbeeld.

het Zichtpunt.
'oorbeeld.

182

ibid.
ib'td.
ihid,
283
tbtd.
ibid.

ëfoiid altyd vOor het lichtfte moet iyii.

Elfde Hoofdstuk.

^^^ '^^'^^^^Uen der verfcheidene Lichten in een Stuk.

van zommige, en hunne "reden waarom.

Og ƒ

Wti,
ibi-i.
285-
' ihid.
280
ibid.

•YQorbeg.^'^h aan geene partydige oordeelaars moet ftooreii.
h^^^e V ' «•enige naauwkeurigê aanmerkingen daar over.
^Oe VQ„^orbeeld, en de aanmerkingen daar over,
""yeeliV pfi nnnHiaakeWk deie waarnceminere

elig en noodzaakelyk dezë waarneemingen tyn

Twaalfde Hoofdstuk.

"'"''''^keurige opmerkingen, die in het Zonnelicht tvaar te neewen zyn·.

Z87

^ichy, ^^ffchen drie jonge Schilders, wegens het verbeelden van de 2onne-

^er^e /oorbeeld, ibid.

Α,ΐρρ^ VoorhppM zS'i

aanmerkingen over het ielve.

α Dertiende Hoofdstuk.

jjg ^ ,

^en ^^^^^ hoedanigheden van de Zon.
^^rftag^'^^tn Schilder moet noodzaakelyk de drie Hoedanigheden

Hitï^'ijWheid.

^^ Koleur.

^yne vf^jOelens van een voornaam Meefter hier omtrent,
misüagen.

VP^PaiTen^*^" byzondere dingen wel te vertoonen.

Κί,Λ^'^εη pi!^® Kleedingen der Menfchen, xo in koudeals warme, en

ÏKheid in hej nazien van Dichter? omtrent dit Hoofdlicht.
Μ mm

ibid.

.z8p
der Zon

ibid.
ibid.

290
ihid,

291

292
tuiTchea

ibid.

293

Veer-

-ocr page 515-

Β L Α D Λ¥ Υ Ζ Ε R.

V ε ρ, r τ i ε ν d ε Η ο ο f d s τ υ κ,

Vm de natuur der Zon ten opzichte der Landen dié men 'uerhecU'

Niuheid die men υ'ί het leeieii der LandbeCchryvingert haalt.

Byzondere en ftrydige aart van 't een met het ander Geweft.

Lnft des Schryvérs otn znlks te verbeelden.

G'-val hem tofryne leerii ge wedervaaren.

Misflag veeier lieden als men hun oordeel in eenig deel involgt,

Vyftiende Hoofdstuk.

P^an de daaging der Zon in haar en ondergang en opgang'.

Groove dwaatingvan veele Meeftfrs in deze zaak.
Daar de natuur hun zelf het tegèndeel geduurig aanroont. ' .
Wydloopig en klaar in een Voorbeeld aangeweczen.
Tegenwerping, weder opgeloil.

Zestiende Hoofdstuk.

Fan de toepasfing dcr Zon^ en andere Lichten.

Schadelyke gevoelens brengen kwaade gebruiken voort.
Aanwyzing'daar van.

Voorbeelden om goede Lichten in byzondere voorvallen te verkiezen·
In
Jefus Kruisfing.

Voordeelen die uit een naauwkeurige opmerking ontflaan.
Twede Voorbeeld van de plaatiing des lichts in
Chrïfius Graflegging-
Het opmerkelykfle, daü hier in waargenomen is, aangetoond.
Derde Voorbeeld in de verbeelding van
Chrijius Verryzenis.

Zeventiende Hoofdstuk.

iU
ihiii·

ihd'

ir

■M'
ifiJ·

iti^;
ilii^'
ψί

■ iflil'

Van de eigenfchappen der Zon^ en andere Lichten^ in hunne

lyke Verbeeldingen, en de onderfcheidene tyden des Dags. ^^f

De Zon mag in geen Schildery vertoond worden, noch ook dc K^^^^ifi'^·

Fakkels, ijcht^'''

Aanmerking wegens de natuurlyke en onnatuurlyke plaatiing van joj

il)!^'

Van 't Wolklicht, en minder Licht. , /W·
Waar het Zonlicht wel paft.

Hoofjmiddelen om tegens deze misilagcn te gebruiken. i^'

Verbeelding van de verfchillende Tyden des Dags. iOj
De Dageraad.

De IVlorgenflond. ^ί
Van het Licht tuiTchen Morgen en Middag.

Van den Middag, ^ ^ , pti-

-ocr page 516-

AcMTIENDEHooFDSTXiK:.

^^^^andeling der Mam ^ aangemerkt ten opzichte manham verhèelding

^^^ '^SchUdery,

fioe^^/^^'aHng by de Maanefchynfcbilders.
yat ve benoori te verbeelden.

•^anvyy^^fiering de Maanefchya aan de kokuren toebrengt,
fe van 't verloop der Maanftand,

yoofj^^^^ en Zon xyn in veele haarer uitwerkfelen gelyk.
X ^^etie . in de figuuren aangetoond.

daar ov^r.
c deze manier aanbrengt.

i^oiaZl^ aanmerking.
^Qorbe een Maanefchyn.

^fluit ri^ tot.bewys dat men de Hemellichten niet kan verkleencn.
Schryvers omtreiit deze ftelling.

Negentiende Hoofdstuk.

'yh

p^deïing njan de Nacht- en gemaakte Lichten ^ ^an Fakkel^
Q ^aars en Vuur.
k ''San

K^^ht tot de verhandeling van andere Lichten,
η .^'genfchap van het Fakkellicht, en Lamplicht,

^'genfchap, kracht, en werking, xo in daaging als fchaduwe
V^^'^eli ^oorbeeld wiskonftig aangetoond,
't/^ de ^^ Schryvers in zulke voorvallen.

der Nachtlichten.
A^i^e koleur in de Lichten.

^^"merkingen voor Lichtfchilders.
^^tiev^j^® op de vermindering van licht en fchaduwe.
U'^lpm die der koleuren, fchadnwen, en rejiexien.
y^^er cj/^fï om de vermindering der tinten te vinden,
ij^^i^^eei korter middel door den Schryver uitgeyondin,
^^ ftof?^" middel.

daar toe beft bekvsraam.

316

ibid.
Τ we-

Twintigste Hoofdstuk.

iv.

^^t^e over-weeging Omtrent het gehruik der Pérfpcctive of Doorzicht-

^oofllgi^^^rhandeling tot beter begrip van de voorfteüing.
Van verkiezing en verichil

Μ mm a

ihid.
307·

ibid.
308
ibid,

ibid.
ibid.
ibid.
ibid.
3to
ibid.

Lamp,
311

ibid.
ibid.
ibid.
31S
ibid.
ibid.
31?

ibid.
ibid.

3f4
ibid.
315·
ibid.

Β L AD W Y Ζ Ε R.

Md.
3cS

ÊaV'^ Namiddag.
^ Avondaond.

-ocr page 517-

■φϋ-

Β L Α D W γ ζ Ε R.

Twede voorftei cnTedeneering daar over.
^iwaarigheid die ïich hier in opdoet»

Oorzaak van veeier blindheid in de Konft aangeweezen. upeldifg ^"j

Des Schryvers bevatting, en oordeel hier omireot, in de Prentvertjec

geweezen. 3'

Nader bewys om tot een volkomen begrip te geraaken. 3'j

En doi>r andere voorbeelden byzonder verlicht.
Befluit des Schryvers hier over.

Een-en-twintigste Hoofdstuk·

Wegem het onderfcheid in V coloreeren van, groote en kleene
groote en kleene Beelden.

Voorbeeld vfin groote asngelegentheid in 't fchilderen.
Zwaarighedcn die zich hier omtrent opdoen.

Andere zwaarigheid in het copieeren van verichillende groottens,"^

minderen en vermeerderen.
Reden van oplosfing.

Twee-en-twintigste Hoofdstuk·

Onderfcheid der kracht in groot en kleen fchilderen, en der
Ferkleenglaze^..

Van de werking des Daglichts op de voorwerpen.
Vraage en beantwoording daar omtrent.
Onderfcheid tuffchen de vericheidenheid der Luchten.,
i^elykenis tot beter begrip der zaak.
Strydigheden tiiiTchen 't groot en 't kleen.
Welk licht bei] tot leevensgroote voorwerpen dient.
Gevoelen des Schryvers hier omtrent.
Verfcheidene gevoelens over de Gezichtglazen.
Verfchillende kracht van
't Verkleen- en 't Vergrootglas.
Beflaic daar over.

m
tbi^

η

3^4

Μ

D R γ Ε - Ε Ν - τ AV i Ν τ i G S τ Ε Η ο ο f d S τ Ü Κ ·

Ugl

Onderzoek na '/ verfchtl dat 'er tujfchen een ruim Landfchap ^
ftoffagie ^ en een flrydig met kloeke heelden
is^ ten opzichte .
lucht beide in een helderen dag aangemerkt zynde.
Wat het voornaamile in een Landfchap zy.
Deszelfs v.esanderingen door de. lucht.
Wat 'er in vereifcht word. ■ ' \

Tegenwerping van de voorgaande fteüing, en oplosfing.
Redeneering over de luchten in etn Landfchap.
Bewys van de fteiling door de Prentverbeeldingi. '

'ihii:
ihi»'

φ·

-ocr page 518-

Β L AD W Υ Ζ ER.

Sac^n Landfchap- en Beeldfchilders. ibld.

wJ^iitlen j ^ Schryvers over 't eloeijend en zwak fchilderen. ihid.

Nerva toe. ^ 3^9

• ^eraj""^ Schryvers hier omtienr. ihtd.

i)'^ dan V van 't voorens aangeweeïen hulpmiddel, 't welk nutter

® Wyüg onkundigen waanen. 330

"oe men xich ddar van moet bedienen.

p. Vier-en-twintigste Hoofdstuk.

^Qe ^^ dichten Vimens Kamen,

^'^^eS^frley Kamerlichten 'er zyn.
fiat v^ ^f^
dier Lichten. ^

en het Kaarslicht,
veele Konftenaars in deze Lichten.
Oor ^^ 'Verbeelden
van een Kamer rnoet waargenomen zyn.
V^·^ fchrij^^^nsftaande
Voorbeelden in Prent klaar aangetoond, omtrent licht

ju^ti het [ J ^an het eerHe Voorbeeld. ' ii'id.

ÊriH'va^'^^' derde, en vierde. 334
"^ve p^fi Veele
Konitenaars aangetoond.
van N: PoHjfyn.

ρ. Vyp-en-twintigste Hoofdstuk.

fen der Lichten na den hyzonderen aart der Gefchudenis-

^^ ^ievens een Tafereel van de verfchillende Lichten

"tl "-^'uens een jLcijtirael· -^(ΑΊί nu ......

^ licht moet op krachtige en geweldige Gefchiedeniflen toegepaa

^^richillende voorwerpen. i&·
in 0Jf f van.

^„/oorti- "et in een gemengde Gefchiedenis wel te plaatfem éid.

v^entlyk in die van Efiber en Haman, Μ

de Lichten. 33«

343
ibtd.
ibid.
Nut-

ZESDE BOEK,

^erha ^ Eerste Hoofdstuk.

Ijl^eiaijj^ Landfchappen.

331

552.

ibld.

ibid.

ibid.

333
ibid.

te zyn is den Schilders fchadelyk.

Μ mm 3

-ocr page 519-

Β L Α D W γ ζ Ε R,

Nuttig gedrag van een Landfchapfchilder,

Dat een Landfchap het vernfiaakelykfte van de Konft is.

Een goed Landfchap beftaat in licht en donker.

Wat de fchikking, koloriet, en de verkiezing ζγ. „gfï.

Wat een Landfchap wil verbeelden, endeszelfs Lyft te kennen b
Voorilel van zwaarigheden,

Opgeloft. niet

Onvermogen van een Stuk waar van het oogpunt mei onte 0^5

een komt.
Middelen om het wel te vinden.

De dikte van de Lyft aangeweezen is noodzaakélyk, en waarom.

Tegenwerping van deze ilelling, en opgeloft.

Voorbeeld den Schryver wedervaaren.

Wat men overweegen moet eer jnen een Landfchap begint.

Pan bekwaame ftof daar toe gezocht.

Plaatfing van 't ougpunt.

Daar na het licht.

Het voornaamftfi voorwerp moet de befte plaats hebben.

Waarneeming der hertstogten,

Gedachten op 't Bywerk en Cieraad; als mede hoe men een Boft» ' tv

'U

Schildery moet ftoffeeren.
Onderfcheid tuffchen het Modern en Antiek in de zelve.

Τ wede Hoofdstuk.

Fan het Licht y de Gêfialten, en Koppeling in de Lmdfch(fpP^'

Waar in een goed Landfchap beftaat.

Van de roering in het zelve.

De getallen en hunne koppeling.

Voorbeeld van de ongelyke voorwerpen en ftoffen.

Van het licht.

Donker tegens licht, en ook anders om geplaatft.
Geen twee lichten mogen boven malkander zyn.
Het doorzicht hoe verbroken.
Koppeling der Beelden door oneevene getallen.
Van de voornaamfte koleur.

fff"·

Derde Hoofdstuk.

Fan het Stoffeer en der Landfchappen.

Byzondere verkiezing der Landfchapfchilders.
Gebrek eens Landfchapfchilders, en de tegenwerping daar over
Zyn eigen Landfchap te ftoffeeren is 't befte. ^^

Daar zyn weinige Schilders bekwaam om alle Landfchappen te «o
Dat 'er twederley foort van Stoffagien ïyn, te weeten nooazaaKe|j^
npodzaakelyke.

jl;ld
ja

over

βιΊ;
ίβ;
iU

ri

-ocr page 520-

BLADWYZER.

i'^'^^rkiii ^ '^farneemingen in het floffeeren. ièid.

^fZaalt V ^ plaatiing en eigenfchappen van ftoifeeren. gf4

oJt gebrek in Gebouwfchilders. 3>5·

Vierde Hoofdstuk.

J^e Onroerende Stoffagie^ zo van Graven en Tombes^ ah Huizen^

^^eJi^'^kheid va» dir wel op te merken.

Va "uden omtrent hunne Begraafplaatfen gebruikt.

Vg ^e [^^"tiyk omtrent de verbrande Alfche.
LS en Boerenhuizen,

^'ittie Pedeftallen en Pylaaren.

^^ Oude Beelden, nevens hun gebruik in de Aaloudheid,

ρ Vyfde Hoofdstuk.

^^ d Γ

Verj^^^ y'^koone Koloreering m Lmdfchappen.

V^'^J^eii^e liracht der Lente, en het fchoone Groen,
ï^^/^hiii^ ^ gebreken van het Spaanfchgroen.
Vqo ^^fin»^^'^ der koleur in de groene Planten,
"'"betijj ö Over de fchoone koleur.
een grove mïsilag.

ï^ia^ en Modellen der Boomen na het leven.

j^i. "«dg lY,

jCi'i ''«len van veele Konttenaars hier in.

Od ^^len Sebrek voor te komen,

^'^eriii ^ot ronding van het Loof.

Zesde Hoofdstuk.

ibid,
ibid.

MC ronanig van nci jj-v^*· 361

5 Wegens het plaatfen van het Loof op hunne eigene Stammen, ibid.

Zevende Hoofdstuk.

no^y^^^^'^fing der Landfchappen ^ en der geene die men Weêrgah

3(5Z

ibid.
ibid.
3Ó4

Ob'^^en een Schilder tot verandering van verldexing te beweegen. ibid.

rf^liin? voordeeligfte in Kamers. . .

v Ht. 'S vvegens de plaatling, benevens de verkiezjng en verandering van

ïhid.
ihid.

.35'6
it>td,
ibid.

3S7
lifid.
Wid.

3Γ8

ihti.

35-9
ibid.
ibid.
360

^^ ^^Svï'^w^^®' ^at ^y ^y" na veeier gevoelens,
^rs bepaaliug daar omtrent, en zyn gevoelen.

Λ cht-

-ocr page 521-

bladwyzer.

Achtste Hoofdstuk,

Fan de Lichten in een Landfchap.

Voorinfchietende Lichten zwaar om te verbeelden.
Redenen daar van.
Middelen om het wel uit te voeren.
Door de koleuren en byzondere gronden.
En omtrent de Beelden.
Andere hulpmiddelen iu 't Landfchap.
Voorheeid.

Voorbeeld met een licht van vooren.

Noodzaakelyke aanmerking op het licht van boven invallende-

Negende Hoofdstuk.

Fan de Landfchapfen in een kort begrip.

Gelykvorm'gheid der Landfchappen met de Gefchiedeniflen in dit
De ïelve rykdom in 't verkiezen der voorv?erpen. ^jgeU·

Gelykeniifen tot bewys van de verkiezelykheid van het groot by hel^ . ^ (
VerfchillentnlTchenhetgrootenkleen Landfchap, en waar in zulks ' Sk
Zwaarigheid die in een laagen
honzont is.
Opgeloiï.

i

Tiende Hoofdstuk.

Fan het hefehilderen der F"Strekken,

Gewigc dezer zaak, en zwaarigheid die veele daar in vinden.

Verrcbillende vooriieilingen opgeloii. .

Wat 'er in het Kamerfchilderen moet waargenomen werden.

Omtrent de Deuren, zelf als zy niet regelmaatig zyn.

En omtrent het plaatfen van veranderingen

Schikking des Schryvers omtrent de fchildering van een Kamer.

Elfde Hoofdstuk.

Fan de Schilderagie buitenshuis^ als in Prieelen^ opene
Portaalen^ en andere verfchillende plaatfen toepajfelyk'
Nutheid dezer ftofFe.

En gebruik in Prieelen, Gaanderyen en Portaalen.

Aanmerking der daagingen op 't fchilderwerk. HB

Nevens de koleur. ,

Gedaante of forme der fchilderagie. ^ 'qj

En verkiezing van voorwerpen, na hunne eigenfchappen* ^ Ρ

il>t'
ièi'
ihi'

ilif

f

ifjj
i'f»·

I

-ocr page 522-

D, Β L AD W Y Ζ Ε R.

verklaard

A'genfch® ΛροΙΙο, Flora, en Pomsm,
ff^Qk iil^P'^atfing der zelve.
V^^de v " ^^"emtainen, Laanen, en opcne plaatfen.
ir'^fbeeM van 't voorgeftelde in een Tafereel- .

Ordinantie in een Kruidtuin, en derzelver Uuleggmg. 380
v'^I^te i^n des Schryvers em dit ïo wyd uit te ftrekken, en met voorbeelden

ri^ecie l^'iguur, en verklaaring van de eerfte.

Sdep^^emverbeelding. , . __________

ihtd.

,'^ucverbeelding.

'^tttverbeelding, en redeneering daar over.

TwAAi^FDE Hoofdstuk.

985
ibid.

3§4

il^id.

.3S5·
tbid.

386
ibid,
ibid.

387
ibid.

388

^es f^ien firekkende.

iv]^ oogmerk met deze Tafereelen.

van ^'ems en Adonis,

""hf^en ^an Venus Adonis, tot fioffagie en ordinmtk der Land-

J) η f r 7_

er-

ibid.
ibid.

390

391

tbtd.

.393
tbid,
ibid.
ibid.
ibid,

394
ibid.
ibid,

395

.396
ibid.
Als

door een Italiaan.

TfiwQ· ^^ding van dit Voorwerp

^rdJ'Cn®' opgeloft.
Vjp 7 Werping en haare oplos fing.

^an en V , opgeloft en beantwoord.

iS^l'^etkf^^^'^fiilIende beweegingen der Beelden.

^«feh ^«rifu'^.^^f 'i voorgaande,

^w^'np· Perfoonen die genaamd zyn.
I^Cfi^^^ie], ^ het twede Tafereel, ïynde 't vervolg van het voorgaande

Vpvj ^ da·

Omtrent,

Plaatiing van voorwerpen.

Vnl^^^hpJ" '"g en beweeging.
C C^den e?, der zelve?op^sfing.
Vlt't^ etl r en Aglaura.

"^^oiemus.
^^ Cahfio.

door TempeclT:.

den Koning '-■'-r--'- ,

c'^fiitiP ^^ding van Poulfin, en eenige aaiimerkingen daar ov,er»
Wo^^f^ryver^^^^ de zelve Verbeelding door
Tefla.
^efoK ^eti V-d^nen wegens het voorgaande.

Veïbeeld·Verdichtfel,

Nnn

ibid.
ibid^

ibid,
.379

tbid.
ibid.

-ocr page 523-

BLADWYZER.

Als mede de Koleuren.

Befchryving van de drie Gratiën of BevalU^eaen^
En haare verborgene zinbetekening verklaard.

ifti-
j^iJ-


ip^·
scwi^

4

ip1

k
ΛΐΙ

Dertiende Hoofdstuk.

Het Ferdichtfel 'uan Dryope, tot floffeering der Landfchap^^^·
Oorzaak van dit Hoofdftuk.

't Geval van Dryope. " ■

Verbeelding van 't ïelve in de Vertoogfchets No. i, aangeweezeti.
Van de onroerende StofFagie, en het Licht.
Als mede de Koleuren, Daagingen en Schaduwen.
Aanmerkingen over het Licht.
Zwaarigheid wegens Priapus· opgeloft.
Gebrek in Ovidius^ en middel lot voorkoming. '
Naauwkeurige befchryving van den Boom
Lothos^ volgens andere

Benevens haar aart en vrucht.
Twede Tafereel van
Dryope.
fn de verbeelding daar af.
Piaatiiïïg der Beelden, en hunne beweeging.
Van het Licht.

Derde Tafereel van Dryope., en deszelfs verbeelding.
Beiluit des Schryvers.

éi-'
p

V ε ε r ri ε ν i> ε Hoofdstuk.

Tafereel van Erifichtonius, en het Zimeheeld vm een Satyi'S

heide tot floffeering der Landfchappen.

Inhoud der Vercitrfng.
Verbeelding der zelve,
iin fchikking der Kleedingen en Koleuren.
Nevens het Bywerk.
Aanmerkingen daar over.
Voorbeeld in een uitvinding of vrye gedachten.
Befluit deïer Verciering.
En de ernrtige zin aangeweezen.

Vyftiende Hoofdstuk.

Fan het 'woord Schilderachtig.

Verfchil der verkiezingen in dit deel der Konft. .

'r Schilderachtige in Landfchappen, Gebouwen, Beelden, en Beelie
Wat niet Schilderachtig zy. ^^

Ovcreenftelling van verfchillende verkiezingen in verfcheidene Meeii

ibii;
Ihii'

4'i

iP'

-ocr page 524-

BLADWYZER.

^'^^'^van de^cïaak.

^ Ze stiende Hoofdstuk.

^^ίςΚ^*^ ^^^ Schoon in de opene Lucht.

SchoQ^^'^g ^an een fchilderachtig Gexicht·,

t> ^atiHf opmerkingen des Schryvers van de voornaamfte zaalcen

ëen λ ^erihuixen, nevens Herderswooningen.
t^teini? of Tempel,

^^üit e " > of Waterbak ken.

Nareden des Schryvers.

420

411

ibid,
ibid,

ibidt
ibid.

ibid.

ibid.
in een
4H

426
4Ζ7
ibid.

Zeventiende Hoofdstuk.

^ ^^^ ^nfchoom en Ferhrokene, te onregt Schilderachtig genoemd. 42.8

van een vreemd Gezicht. 4^9

Jivie/· ibid.

én η . 43O

r^jjvgi? Grond, 'f.-^·

^ ^ii gebrokens fontein. 43^