GROOT
■ Waar in de
^^ haar deelcn grondig werd onderweezen, ook door Rede^
neeringen en Prentverbeeldingen verklaard 5
Met Voorbeelden uït de befle Konfiflukken der
^ÖE en NIEUWE PUIKSCHILDEREN
bevefbigd:
derzelver Wel- en Misiland aangeweezen.
DOOR
GERARD DE LAÏRESSE,
Konflfchilder.
tWEDE DEEL·
^y Te Η ji Α R L Ε M,
J^HannES MARSHOORN, Boekverkooper.
MDCCXLo
-ocr page 2-ZINNEBEELD
op de Verhandeling der
"Γ ^^^ ^^ Natuur met haare veelvuldige borften;
IJpen naail haar ilaat een Kind,'t welk het kleed van
^l^haare fchouderen afligt. Aan de andere zyde
^^^ftaat de Waarheid , die haar een ipiegel voor
houd, in welke 7,y zich tot het middellyf fpie-
yè J ^Vnende zy daar over verwonderd te zyn. Op de
Öe fpiegel ziet men een verguld palet en penceelen.
barheid heeft een boek en palmtak in de hand.
. U I Τ B R Ε I D l Ν G.
υ er de menfch^ Godts heelt 'verwint
dl wat men op de werrelt vint ,
zichtb're, op doeken en paneelen
J'>^aelt door Kunflige ΨεηοβεΙβη;
oo uerre ryfl de roem en lof
p.^^ Ktmfl j die hem naar ''t leven trof^
bo'ven alle Schilderyen
^^ alle niewe en oude tyen.
^ ^aalt ^ geroert van hemelfch vuur ^
^It ^^^^^^ wondere Natuur,
^a ? ^^^ ^^^ wezen
^^ 'i manlyk fihepfel is te lezen,
^^^^ 't aangezicht den geefl verheelt ^
^ ^ V ryzig lichaam meêgedeelt j
'^f^'^l^^de van boven,
j^ynen Schepper fteedts te loven.
^^ wakk're Schildergeefl
0% ^^^f^^^Jes, en juiflen leefl^
^^^^ tn 'f 'Wilt van V fpoor te dwalen,
α ζ
Maar
-ocr page 3-Maar 't leven kunflig f acbterhaleni: .
T>(iar hem in V geen hy dus bewerkt
De hand der Art fen leid en flerkt,
En leert ^ hoe V lichaam het bewegen
Van Spier en Zenuw heeft gekregen,
En hoe V gebeente op zyne maet
In evenredenheid befiaet ^
Om by het net beflek te blyven^
En wangeflalte te ν er dry ven. ' '
T>a7t vordert hy, en meer verlicht
Vertoont ons in het aangezicht
T>e bly fchap^ die daar uit komt fchyneUy
Of haat of vrees, of droeve pynen ;
Zoo dat het beelt maar fpraak ontbreekt;
En anders niet. Tie Schilder fleekt
En munt dus uit door zyne flreken ^
Zyn grooteh meefier afgekeken ^
En looft uit dankbare eerbiedigheid
'De hand., waar door hy is geleid; , '
Die hem behoedde in duifernifpen y
Om mit den rechten weg te mijfen.
Maar hoe beloont hy naar den aart
L AI RE S S Ε y die geen moeite fpaert
Om V werk., na zoo veel kunflbedryven ^
Nog voor den naneef te befchryven;/ '
Den naneef^ die bev'ryt van nyt '.,"
Gelukkig achten zal den tyd.,
Die dezen Eenix bracht in V leven"^ ■ ^ :
Wiens naam de werrelt om zal zweven y
En tarten zal den'roeft^ en brant
Zoo lang de werrelt blyft in flandt.
O'
GViO
-ocr page 4-Bladz. )"
GROOT
ZEVENDE BOEK.
ε r s τ ε
Van de Afbeeldfels of Cont er feit fels.
Hoofdstuk.
y zullen dit t wede Deel met deze ftoiFe beguineii, en,
\XT 'Sialzo ons in de Konil· geen rang voorkomt, onsnietded-
V V ^tot hofmeefter noch beftierder der plechtelykheden ■
'' "^aanilellen, maar na dat de zaakenvoorkomen, de-
Vergelyking
SLii deze ver-
-nii zelve ter neder zetten i alleenlyk ons doel wit veften-
, veelals mogelyk is, klaar en nut te zyn.
iertj ^^^ ftoffe belangt, het heeft my menigmaal vreemd gedacht, _
^'arj rf"^^ ^ywe vryheid kan verlaaten om zich tot een ilaaf te maaken,iüezïiïg te-
^ ^^ de ^ ^oltnaaktheid dezer edele Konil afwyken om zich zeiven aan^®" audcic.
l'Oote ^^ ^'^i^en Natuur te onderwerpen. Ik fpreeke van zulke
i^tïCi-i doorluchtige Meefters, als miiDyk, LeJy, vanLoo, den ou-
en aadere die zodanig een vermogen in de Konil
, 't ' '^at, zeg ik, zy het hoftelyke achter het burgerlykeileldcii.
men heeft gezien, dat men door dezen weg eerder
^^Mvg ■i^'^^icren tot een gouden gedenkpenning, aan een keten van
^ ^^^Keti· ^ hangende, kan geraaken, en het rapier daar en bovenand«eschü-
niej' hoewel ditdelofeneere, diemenhun waarlykfchuldig^"'·
hebben zy noch een voorrecht, te weeten, dat
en Prinfen wetten konnen Hellen, henonderdeoogen
v^^^ heiligdommen aanraaken, daar aan, na 't hun luil, fchik-
, zonder eenige misdaad te begaan : ja nevens
V ^pp^ zymeenigmaal alleen bevoorrecht om het af beeldfel van
^^ fchilderen, en door dit middel grootefchatten te
(j^'^^^'eeo- Welk een onwaardeerlyke en ongehoorde vergelding
.^Gekg^ "toeging zyner minnebrand, in het fchilderen dezer fchoone
^^^^^anti' '^^en Konilheld by het leeven te behouden! Waarlyk,
zy de hun voordcel befclioiiw, ftaaik verv/onderd, dat
niei:
-ocr page 5-dig groot schilderboek. 431
niet alle Schilders deze oefFcning verkiezen, en zich aan de ver-
geevenj door dien in de hedendaagfclie waereld het geld ^^^ch^
ftand, en winft boven deugden gefteld word, en de eere^l^ ^^^
werd aan iemand toe te komen na maate zyner fchatten. P^j^j- fCoi^
niet langer hier mede op te houden,zo laat ons het inwendige ^^g^gef'
in de7.e osffening befchouwen, en, wat daar toe
behoort,overvv^^^i^i,
oeft^" Zang- en Speelkonft een zuiver gehoor,
Kwiii'vfi-'^'deze oefFcning der Konil een zuiver gezicht, vereifcht. ^^rcrC^^^'
eirdu\vo;d. i-^ji i^figjQ onmogclvk een goed Meeller hier in worden,
aan 't welk dan al onze welvaart is hangende. Ik verilaa hie^
zuiv er gezicht zulk een, dat door bek waame zinnen, en ^^ ^^ f ef'
gene liefde oi^ neiging, gedreeven en geregeerd werd j
cii ebt w ord, ^^ jji
Een uittermaaten nette en naauwkeurige tekening, beilaati ^^t^iii
volk omene waarneeming der proportie, of verdeeling der Ic"^ rcl^^^'^^
en zulks niet alleen in het aangezicht, maar van het geheelel'c'^^vci"
met al zvn tocbehooren, om het zelve op de aangenaam fte
toonenj op dat alle, die het befchouwen, van wat geweilenzi^^,-^·,^
wcczen, altoos den perfoon door het af beeldfel konnen
geen zeer fraay kan gefchiedcn door de mode met het fchiW^ et^^ u
gelyk die gvooteMeefterl.^ gedaan heeft, ^^^
• ' men gemeenlyk de Schilderachtige of de Antyke manier noe·^ '
by het gemeen en onkundig volk Romeinfch werd genaamd- ^^e^^f
Bevallige Daar enboven moet men, in de twede plaats, eengron^l^^ ^jso^
^aiikht/ van de bevalligheid hebben, zo in de verkiezing van het
pkatiing van het voorwerp tegens het zelve, enomdetroi^'
ichoon{lenvoordecligil tevertoonen> benevens dit het lig^^
gelyks op de welftandigftc en natuurlykile wyze te fchikken· .
twee hoofdpunten, en der zclver waarneeming, meen ik dat ^
voornaam ile dezer KonftoefFcningbeftaat.
£ndea/i- ivjen voeg 'er noch dit, voor het derde, by, als 't g^e^^
-----1-------- -- ■ 1 ^ , nO
riet.
^ ----------, ^J , W ρ pd^^
g;rootften luiiler daar toe aanbrengt, te weeten de Coloriet,
der menfch en iederdeelzyneeigenekolcurbekome, en»^^
een als zy by geval hebben, maarzoalszygewoonlykzy^^igi-z^i'-
nen dagelykfchen ommegang zich vertoonen. DatdeScm ^^e^
wel wagte voor een byzondere neiging tot deze of geene Λ^τοί"'
als zommige, welker werk hier door beter voor 't hunne beken^^^ei^
als de perfoon door de fchildery van hunne hand aan zyj^ev^n
bloedverwanten. ryi^^^^u
dlrichcirdS Noopende de daaging,' hier aan is veel gelegen, om die op
Neite tfk;
lUtliï.
groot schilderboek.
eWOOn-daagingen
Ve, DO-viouw.
"^an. onlrK^i-i
l^opj^'"^^ j ook het fchoonfte en aangenaam fte licht noodig.
i^cno ^y ons verder in deze ftofFe inwikkelen, zolaatonsden oorfpionk
'^^t doo^Ï^^^'^^^ Afbeeldfels of Conterfeitfels eens ophaalen, om der contei-
^oogmerk der geenen, die zich laaten fehilderen, aan te
^'ÓL?'^P'^^^ns de vrucht die de Meeilers daar af genooten.
^'■^Urn· plagt die, van welken de Stad of het Vaderland eenige
h yke y '^cl^aad genoten had, het zy door krygsdaadcn, ofbur-
^ lofp . of uitnemendheid in Godtsdienft , in marmer, ko-
^^^tie^ '^^ige andere ftofFe te laaten uitbeelden, of in fchildery te ver-
ivf^ tot ^^^ einde hunne gedachtenis en geftalte aan de volgende eeu-
H ^a-id prikkel te doen zyn om hen door dit eerbewys tot dierge-
en verrichtingen aan te moedigen. Dit wierd eerft met
Ij ^^W'^de Goden begonnen, daar na omtrent doorluchtige
(j^'^en ' Vervolgens met Wysgeeren en Redenaars, Godtsdienftige
^^^hte^j^ andgj-g ^ ^^ ^ nevens hunne deugd, hunne naamen en ge-
ftj^j. j^evereeuAvigen: doch nu gaat het verder. Niemand, vanMisbmikdei:
ook zy, kan hy maar zo veel gcldts, als hem daar voor
^^isggj/ '^vord, by een raapen, of hy wil mede afgebeeld weezen.
ί misbruik, uit zulk een lofFelyke oorzaak gefprooten.
^^^^tej) ^^^^ieden, welker roemruchtige voorouders uit grootege- i» ^«ike
to^' is afgedaald,
en die zich noch dagelyks uitbreiden, zulksiyk eiitoege-
ii , om den luifter hunner voorouderen te vertoonen i®·
' 1 _________1______1-_______ _ _ _ 1 1 ____'
d
^ Vo ^ "^an hunne nakomelingen, ten einde den lof des ge-
Zetten, en nimmer door een verachte of ontaarde daad
te ^ luifter van zo veele braave mannen, welker beelteniilen
ï^fy Vej^^S^^i hebben, te bekladden, en een onuitwisbaare fmet aan
i^ejJ ^^dheer te land belangt, of een Opperhoofd ter zee, die
' 'ίί arü' ^ooi' ^etvaderland oThet ryk ftrydende, verloorenheb-
^ dat de dankbaarheid ons verplicht gedenkbeelden tot hun-
tt c^ glorie op te rechten, zo wel als tot aanmoedig mg van
i^e » de hielen in laater tyden: maar wat het gemeene volk be-
doejj^^vaardy is alleen de prikkel die hen hier toe aanzet. Dery-
td ^^^le l··^'^ dat hunne kinderen namaals daarop zullen roemen .·
V^^dfta geteeld heeft, op dat hy voor vader by de waereld
^ei?' ^y b ' iemand een magazyn der vyanden in brand geftoo-
^^euj y^ich, nevens deze zynegroote daad, in welke uit te voc-
^^ hem hinderen konde, uitfchilderen. Heeft een burger-
vrouw
éigenen: want vermits het vrouwelyk geiïachtg·
bevalligheid bezit, zo heeft het zeL·
eni
8 GROOT SCHILDERBOEK. ^^getïi
vrouw een eenig zoontje, het moet, eer het een
■ geconterfeit weezen, op het tiende jaar noch eens,
op zyn vyf-en-twintigfte jaar, om daar door haare malletj^'
toonenj en dan Haat men verwonderd hoeeenmenfch,
zo veranderen kan. Is dit niet een grootebeweegreden· XeK^'f
verwerpelyk zyn, ten waare de Schilders daar een groot voo^ Jef^'^
genootenj en "derhalven zullen wy aflaaten van de onnuthei
beêldingen meer aan te toonen .
Toegeevelyk is het, wanneer de minnaar van zyn lierS^ cleli^
zynde, zy elkander hunne Conterfeitfels overzenden,
de, door die geiladig te zien, moge aangroei] en, zo wel als ^
man en vrouw door een langduurige afreis gefcheiden worden- ^j^^iti?
waaifci-ou- J^^eer weder tot de zaak , om de Konilenaarste waarftlj^ jili^''
wing veocde , . . · i i ι «Ifh^ fC
schiideïs. dat zy Zich nooit geheel aan het gemeen overgeeven,
onkundig volk onderwerpen, zonder eenige macht aan zich ^ gjeii^^
- behouden om te mogen doen 't geenzy redelykenfraayooi"" .
zyn, en door't welk hunne achting moge toeneemen. Mei^^.,. jiin^
ze zaak niet vreemd 5 want voor een Meefter, die het geld tn^^* dof
konit bemint, zyn 'er geengevaarlyker klippen om temy^^^gtiei'^
dien de onverftandige meenigte ge woonlyk begeert na
haare ei^yfe^lt'^i
en hoofdigheid afgemaald te zyn, durvende tegen een fra^i ^^
zeggen: fchildert my dus of zo: zet my de eene hand op de ^^^^ {liiH^
de andere op een tafel. Een t wede wederom wil een bloetn^J.^ijii'^l
hebben, ofeenbloempotby zich 5 een derde dit of dat dier ^^jie^J
op zyn fchoot: een vierde wil zyn gezicht dezen of gecne»
gekeerd hebben: enveele, dieopzynRomeinfchwilleng^^Jgen'^^^
zyn, begeeren of een waereldkloot ofeenuurwerkby zich
fel, zonder dat iemand dezer menfchen het allerminfte in ove^"^
neemt ofzulks daar voegt, en zyneregteeigenfchap heeft· ,
Ε tl wat het Maar dewyl wy van deze fpreek wy ze, V is op zyn Romeir^M \ % ί^Ύ
Z^efnfchVt- gemaakt hebben, moet ik ook dit hier tuilchen voegen, ^^^s^P I
duid. overlegt en overdacht heb, wat doch door dit woord beteken ψ
Eindelyk heb ik gevonden, dat men 'er een klceding en opi^ ^ λ
heel niet met de Mode overeen komende, maar daar buite
mede betekenen wilde, welke nochtans gantfchgeenover^
met de oude Roomfche kleeding heeft. ^ ^rt ^^
Doch veel grooter zwaarigheden doen zich op in deze
KoniloeiFening, naamentlyk: jtsro^'^^^n
„ÏSSS-' 'Eerftelyk, de onkunde der geenen, welke uitgefchilderd ^l
heden iuiie-^rant hct minllc deel niet alleen van hen, maar het duizenii
ze ICoaft. '
-ocr page 8-^ig ^ROOT SCHILDERBOEK. ^
L^' ftc11 afbeelden hebben geen kennis van hunne eigene gedaan^'
^et qq meenigmaal het oordeel van een deftig Conterfeitfel aan
^eer ο^Λ^'^ ' knegt ofdienflmeid: zo die het zegt, zal Myn-
Öc -^^^rou w het geloovcn, pryzen of verachten.
J^t (J'^^^de reden beftaat in debyzondere neiginge die ieder menfch
1 ^^eh^ ^^ geene voorwerpen heeft, oordeelende van zaaken na dat zc
^^g^^ofmishaagen, niet alleen van ichilderyen , maar van het
f ' ^y ? ^^^ fchroomen hun oordeel over een fraaije ge-
^Vcf· gefchiedenis, of een landfcliap, te vellen, zullen zulks
'^^Eeq af beeldfel niet nalaaten j waanende, dat dit in hun νer-
'ϊ'εη j ^^ onder het bereik hunner krachten is.
ίη „ ^rden, vind men vèelc zulke Konilenaars, die nooit vernoe-
anders arbeid vinden, maar, door een^igenliefdeingeno-
^^ïite^^ het geene door hen zeiven niet gedaan is, berifpen en ver-
^^^ykt' '^^^^^egenftaande dat het werk van dezen het hunne natuurlyk
zy maar de minfte afkeer ofnydtegens dien perfoonheb-
Γ \ ^^ zynen ommegang, manier van fpreeken, kleeding,
dig 5 of dat hy in meerder achting is als zy lieden: en zyn 'er
(J*^ fraay Stuk van zulk een ptyzen, zy zullen desgelyks doen
jJ^Jï We^^^^^aadaardigheid voor dien tyd te verbergen: maar komt 'er
tog^" ^^^ ander die het met ftyvekaaken veracht, ftraks vallen zy
'■^gens andere tien. Doch is 't een Stuk van hunnen vriend,
was het noch zo vol misilagen, dat zullen
^M® voorftaan en doordry ven, al fchoon het met hun eigen
.^'^d^a^^'^iet overeenkwam. Dit fpruit uit een kwaade natuur 3 en
^ y fpr ^ behebt is, kan onmogelyk een regt oordeel vellen:
het isaltyd tot voordeel van den —7.vnp
: want
eenen daar zyne gene-
^jiftin^j^ ftrekt. Doch zulks grypt meeft plaats in hen, diehet
Ve ^νίςΛ^οηft vermogen en geoeifend zyn.
rn!^ ''^^tyd ^ zyn deze, welke verward van geeil zynde, zich zel-
(j-^^^ktj ^^^^rachten, hebbende groot behagen in alles dat een ander
ga ^^ïi&e ^^ '-^g^ndeel nooit genoegen in het geene zy zelve voor den
φ Maar deze zyn evenwel zo vergiftig'niet als de voor-
^"^'^tcvc^ ^^ecile kwaad, dat zymtrcgten, is op zich zeivenen
f,^ y^^^eclen alle menfchen. Daar en boven heeft men,
der^^^^ ^ind zodanige vooringenomene menfchen, welke geen
^elV*^ ^oel"^.? ^^ ^^^^ zedig en deftig wezen en geilalte j weder an~
klggj'Se. en fpartelendej die daarentegen in krachtige en ge-
// ^^. ^^ vierde foort wil, dat de vrou wen met ilappe en leemge
^eel ^^ ^^eder een andere, dat zy influvvecl, latyn, ofbont
b moe-
-ocr page 9-dig groot schilderboek. 431
moeten geicliilderd worden. Deze meent, dat een donkere ο
grond achter het beeld beft is j die verkiefl: een landfchap ? or
ne gordyn, het paft of niet. Zyn de koleuren op hun fchoo ^^^ jg-
koozen, het dunkt veelen te verwachtig te zynj enbreei^
2;elve, zo is het in anderer oogen te morsfig en vuil. Hoe is ^ ^ j^aii
gelyk, dat men zo veeie verfcheidene zinnen meteen Content .^j^iiis
velJoen? Het is niet met een Conterfeitfel alsmeteen Getc
vol beelden, daar men die verandering van woelende en zedige ^^f-
wingen, fchoone en minder fchoone koleuren, ftyveenfl^Pi^j^ j^ao
f'en, donkere en lichte gronden, enz. gcnoegfaam in tc
brengen en vertoonenj want dit is maar een enkeld beeld·
Laat ons derhalven veel eer trachten een weg tuiTchcn deze
Qharihdis te vinden, waar door een Liefhebber dezer oef¥enif>|p , ^jjir
kwaam en goed Af beeldfel zal konnen fchilderen: want wie ^^^j^egt >
nige opmerking heeft, en alles naauwkeqrig aanmerkt en ^riê
k an zich in ftaat ft ellen om boven de hier voor aangeroerde
denheente ftreeven.
Van de Gebréken des Aangezichts, en der ^^^
e gebreken, welke 5;ich in de natuur, ofinheteenV^^^
uc nomen vcn zclfOp docn, zyn driederley 3 enbeftaan
aangetoond. I^l NatUUrlykc ,
Toevallige,
En Gewoonlyke. ^H
De Natuurlyke zyn, een fcheeve tronie, fcheele oog^^'
fcheevc mond of neus, enz. r-ec'^^^
Ook Toeval- De Toevallige Zyn, wanneeriemandeenoog verlooren, ^
dc wang, ofeen aanzicht vol pokputten, endiergelyke, gely^
De Gewoonlyke zyn, die men van de tedere jeugd aanv^cni^T^ ^o^^
trekkingen van oogen en mond, ofdezelvewattoetcnyp'^^^^ tc^^
gaapen, en wat overdeeeneofdeanderezyde, hoog of laag?
ken, enz. 'er^^^ '
- I^^^^ngende dc overige in 't ligchaam, hoe veele vind nien ^
tbLin.' '^Tchecven hals, hoogen ofgebulten rug hebben, kromme
vc of korte, ja ongelyke armen in lengte, ftyveoflamme ^
vingers aan dezelve, enz. Onder deze beeft men, ZQiW^^^S ' ot"-'
-ocr page 10-^iteen^j GROOT SCHILDERBOEK. 2;
'^^or hg ^ ^y^ i andere die uitgèlaaten konnen werden, of wei
^^^ of het ander verborgen j ook die noodzaakelyk moeten
S^^^en, door dien zy veel tot de gelykenis helpen, als veraraenx
Hr^^j^ fcheeve tronie, fcheelheid, een kort voorhoofd
'^^^Peic ° } een fcheeven hals, een te korte of te lange neus,
Nitg^^'^^'^ffchen de oogen, rood- of bleekheid der wangen of lippen, ^^
öig '^^ratten omtrent den mond, en wat van die natuur meer is.
^^^^etei^i^'^ > ja geheel nalaatcn, onder Eadiemen
^en^ een blind oog, eenfteek, fneede, nven, maal, pokput-^^"
. ^'^chtigheid, enz. eenroode, blaauwe, of ruige vlek hier
'^""ronie i ook de zulke die door aanwenning gekomen zyn,
lippen, of zekere nypingen en trekkingen van mond en
Van de on-
vermydelykc
^Is u ^ de tronie j ook de zulke die door aanwenning gekomen zyn
Oog^J^Sende lippen, of zekere nypingen en trekkingen van mond ei
tiit, oordeel ik, dat het gewaad of de gewoonedragt,VMdcmode
^f^ndcr ook zy, zeer veel tot de gelykenis doet: wantzohaail|eufcSf"
f do kleeding, of het^elaat verandert mede, werd
aangedaan, en vertoont zich of bevalliger en behaagelyker,
Of ^^^^^gcr en minder behaagelyk j en daar door word de perfoon
^iter kennely k. Om dit voor te komen, raad ik een Conter
-en middel
Η ^at hy voor al eerft de tronie wel doe gelyken, en die fchildere Ciekïof'ie
^^^Qpr.^^®'^ eigenaar te vrede zynde, hy met het overige na zynen zin,komen.
" * f · ------ ^
ö^^jIq. ^^ eigenaar te vreueityuuc, ny ujcl
S ίί ik het wel der moeite waard, dat een Schilder, zo veel
nuuci , ^u v ^^^
__________________________________________^ die zich willenden aart der
als mede waar zy hun meefte vermaak en vergenoe-fJe"eiufeY-''·
zoeke te kennen en te ontdekken, het zy door het nen.
- . ^ . , . ^ 1 ____i_ ___________: ^ 11___
la. ^
Elil
reenen.
^ ^Selyk is , den aart en manieren der
.i'-^hUderen,
^f k ΡΡί-Π , /VCiLIV»^ Ι,ο xvwiiin^ia. ------------------j
f^ gel ^ middel, al zoude hy fomtydtsdezaak watuitilellen
''^οη ^j^.^gcntheid tot de ontdekking te bekomen, hetzydoordeper-
gg^^® 5 of door zyne vrienden > om dat, wanneer iemand zit, hy y
^P een weinig na deszelfs aart en genoegen dient te richten,"
y hem doorgaans wakker in een geif adig wezen, en in een na-
^^llik}^· ^eftalte, moge houden, vooral van geen droevige noch on-
^^ ^^^ vreemde voorvallen reppende, die de gemoederen ont-
y ^ ^^^ gevolge het wezen en des zelfs trekkingen in een andere
al "^et ' ^^^ geheel doen veranderen, konnende het zelve niet
Hy of^ote moeite fomtydts weder te regt gebragt worden: maar
gcef^ i Qle - . l__1----------t-<»ir^nnr>n
'Zodi
j. ^it, zynen natuurlyken aart door het gefprek te kennen
^lent de Schilder het zelve wel op tc volgen tot den eindetoc,
b ζ
het zy vrolyk of gematigd , zonder eenige verheffing of vcrflspp^,.^^
als hc'tmaarveranderlyk inzaakenis, opdatheteindelykni^^ nn^^-'
tig werde, en de tronie doe vervallen. Diegeenen, ^^ ^
cours dusdanig niet wetten te maatigen, zullen daarom vee
ten
•jeii'
over een tronie bezig zyneer zy degeiykenis daar in konnefl iJ ^gpb)'
jade menfchen zullen criea vier maal zitten, en ieder reis in^t
zonder wezen: en al kwamen zy tien maal, noch geloof ii^ ?
daar wat aan te doen zou vinden.
Hier toe helpt noch een t wede zaak, alzo erg en hinderlyk ? ^c^
tl, dat de Schilderkamers.menigmaal·kwalyk opgefchikt
onbetamelyke verbeeldingen, waar aan een maagd zich 'J^^jcbi
iloort, of haar gelaat doet veranderen: want hoewel een SchiW'^^^^ gc-
tot oeiFcning in deKonft, vanfraaijeSchilderyen, diehyi'^''^^ j^oï
zicht plaatft, bedient, nochtans pail het niet Mars en gei'?.
Fulkaanhctv^pt ^ en op een dertelewyze vertoond, aldaar te o'i
noch een Bad van Diana,^ al waar het door vanDykgc.ich^^'^^^} 'ji^
Jofeph en Potifars vrouw ; want al hangt het fehoon
daar eens zy η oog opgeflagen heeft, denkt het altyd ν oor ooge^"^ ^od^
ben; alzo het geftadig tegens wil in de zinnen fpeelt. By ge^^^^-^öe
nfl
,ken"aandezegëfchiedeniilen, ofverdichtfelen^
en kuifche maagd bloozen en fchaamrood v/orden. Moet ook
hét herdenk
Dwp.aHng
'-■^eier Schii
menfch graag, en de luften aangezet worden, die daar voor
Schildery ziet hangen, waar in twee jongens, alsbedelaars, aa^i ^^er
ne rype vruchten vallen, en voonkamentlyk den een,
fmaakelyk in het fttik van.een friiTchemeloenbytj en d'andei^j^^fil
bosblaauwe-druiven,dat hem hetfapby de kin neer op zynblo^^^^jiil'
druipt? Maar hy behange de zelve met iets zedigs, als fraaije'^j^jei'
deryen van landfcbappen ofbloemenwaar door het gezicht, ^ ^jjeii
te verdrieten of de zinnen en gemoederen te ontroeren, ^Pêy^^aiê^
word, en geene de minite verandering veroorzaakt j of ^^^ .
deftige Contcrfeitfcls, die den zittenden aanporren om,
wel te houden, een diergelyk e fraai je geitaite te bekomen. gC
vere en grootefpiegel zal mede een goede uitwerking doen, ept'^'
plaatPi is dat de zittenden hunne eigene gedaantens daar in ko^^^^^^jlleii
ichouwenj want deminllemisilalinhun wezenbefpeurende,
zy zich zeiven daar door verbeeteren, en zodanig een goede g
zoeken te bekomen, als zy gcfchilderd willen weezen. hV^^'^'
Indien een vaardig Meeiler deze waarneeming opvolgt, zal w
vc voordeden konnen doen, en een groote achting bekomen. ^p^rt
Laat ons nu eens overwecgen, hoe veele dwaalingen en misg
dig groot schilderboek. 431
ge z' , wegens de eerfte aanmerking, begaan, waarvan zom-ders tegen?
Is, de geleegen leggen om , zo veel in hun vermogen
ftaf van commando fchynt te willen doorfteeken 3 doende
on ^^^^ aanfchouwer zyn wit of bleek oog op het duidelykil
dagbefchouvven, om dathy, volgens het zeggen, befl:
(ίρς?^" Mcend is. Waar het niet duizend maal fraaij er ge weeft,
^clill.J. 1 .....·______________ _______3______1_______ 'c^^..___
iJ:
''Jr Zelve weigert vermaak te neemen in het befchouwen van
want wy zullen ons oog niet als met een foort van af-
. . ^^op hen geilagen houden, en hoe eer hoe liever, met op een
IJenr,^ Jteroogen, - " ' . ^ -
fonie, zonder onderfcheid, opüngen.
tiet ^^^^^^ien en gebreken van een tron
pfdj^j.^'-^^i^-eurigft aan te wyzen, even als een blind oog, fcheethei'd
't fchoonzy zelve weeten, dat het een fchadelyk gebrek
inbe^l^l^'^k de bevalligheid van een tronie geheel wegneemt: maar de
V/^^^'^S -) dat zulks te meer doet gelyken, vervoert hen.
"^^yteti ^^nfch is 'er, die zich gaarne zyne gebreken ziet en hoort ver-
wanneer die op een befcheidene Avyze konnengen^de eeriit
S^n Worden ? Waar bleef dan het waarneemen van de bevallig-
^yi) ons leert, dat alles, wat een Schilder onderneemt, ορκοηΛ.
Bebr^j^^^^^^ft moet verkoozen worden ? En zy in tegendeel helpen de
^ op den troon, verbergende het aangenaame der Natuur.
'ïlGin-j p^ven acht ik hoognoodig, dat men zyne gedachten voornaa-
^^Cr ρ ^^^ over de geilalte, plaatllng, en draaijing der tronie, als
'^Ρίίΐϊη^^ε andere zaaken, het fchilderen betreffende, laate gaan j
J^f het een noch het ander aan ons oog mishaage, -door gebrek
'^oiïit ' zo wel
in de tronie, alsin degeilalte. Hoe wanfchapen
^et ^^^ iïet Conterfeitfel voor van een zekeren Admiraal, welke zicli
'' ^^Π fl-it-f r-nmmanriri Γί'ΐ-ιυηΐ" t-f willpn Hnnrftppli pn ί rlrsprifip
VI
l·^*^ Zy^^^'^^^^ier de tronie wat meer op zyde verkoozen, of ten minften
'^ietV^"'^'' oog in defchaduwegefchikthadde? Zoude
Ni te^^^agchelyk zyn, dat men, om den Hertog vxnLuxemburg
gchgi^^'^eelden, hem op de zyde vertoonde, op dat daar door zyne
^'^sde '''^cl te dui Jelyker gezien wierde, en zulks alleenlyk ver-
be ^'^seite menfchen weeten dathy 'er een had ?
^iifcb^ ^''•^^"oogen, het zelve trachten te vermaaken. Een fcheel
iiiet zonder moeite en ongenoegen dit gebrek inde
Wu ^^ baart hem altoos een innerlyke kwelling, inzonderheid
^^'il het ' "^elke, buiten dit mangel, fchoon en welgemaakt zyn :
dat
'er een andere diergelyke naby is, zo zal zy, in-
ι Vqq^ ^ '^ict vermyden kan, haar gezicht fchaaraachtig op een an-
^^Pflaan, ofnederwaarts tegen de grond, zelve een afkeer
een voorbeeld, dat haar het eigenile gebrekaanwyft-
b 3 Hoe
dig groot schilderboek. 431
verrichten. Hebben wy zeere oogen, wy trekken onzen hoe
't hoofd. Hebben wy een zwakke heup, wy zullen dertel, pui'
dezyden, als huppelende, gaan. Hebben wyeenigeroodhei
ften aan een wang, wy leggen'er een pleifter op, offchilder^^ ^(iiid
derezydedcsgelyks. Hebben wyleelyke tanden, wy houden efb'^'"
toe. Hebben wy een lamme hand , mcnzaldezclvezoekent^^^l^^^iO
sen met inde rok of in de zak te houden, enz. Dit in de natuur^
een nood-
zaakelyke
oyerden-
kiiig.
iict na ae κοηιτ IS, isnietaneentoegelaaten, maar pryllelyK ? ,
de geilalte in het lecven of de perfoon zelve zodanig geichik^
dat het de Schilder zelf niet zien, noch befpeuren kan. rtld^^?
Men vraage eens aan een perfoon, die op zy η holle oog eefl F ·
heeft leggen; of hy van die zyde wel zal willen gefchilderd ^ jj^^üi
Ik geloof neen. Een man, die een houte been offteltdraag^^?^"
immers niet gediend zyn, dat men het gebrek zyner ledert^^
lilaar aanwyft. Men ichildert zulk een tot het halve lyf: ^
held zo gezet op de zaak, als neemende het voor een eer
been voor het vaderland verlooren te hebben, maakt het zo ^^^^ 't^^P
begeert, of plaatft het op een rood fluweel op de tafel. ^^^^ ^
zyn Antieks hebben, zo brengt het in een braafbasrelceve te P^^J^xriiii^
men de gefchiedenis in verbeeld i ofhangt het daarnevens aan
met zyne riemen en gefpen, gelyk men de jagttuigendoet ? ^^^jgC'
onder de ornamenten van de JrchiteSluur op dathetaooried^i'
merkt, en het oog derwaarts getrokken werde.
Beüuhdcoï Maar welk een lof, welk een voordeel zal zodanig een
;en nood- bchaalen, als een ander, die kennis heeft,
zyn oordeel daar O
ftryken ? W el is waar, dat hy zich kan redden, met te zeggen •j.^iJe'
de wil van hem , die my zulks beftelde. Hier tegens gaan niy
nen niet j dewyl men gewoonlyk tegen iemand, die voor zyi^^
betaald word, zegt: doetmynz'm ^ en doet kwalyk.
Isditniet jammerlyk? Hebben dan die menfchen oiigcly^^' je
-ocr page 14-^iteen^j GROOT SCHILDERBOEK. 2;
Pndej ^por flaafachtig houden in de Konft, dewyl zy alle dwang
itl ^ Heeft men niet het voorbeeld van een Heer, die zich
de Pp liet affchilderen, en daarna de kleenheid zyneroogen na
liy der levendigebefpeurende, aan den Schilder vraagde: of
^^^^ne oogcn had? Vervolgens zichrekkelyk willendebe-
Vert^ ' verzocht hy aan den Meefter, dat hy doch een oog, tot zyn
^^der ' ^^ groot als het zynefchilderen wilde j laatende het ander
, ik Kpn^y" genoegen over.
flet ^ j ^^wag hen, die tot zulke uiterftens gedrongen worden: doch
Ven ^'^"ïïogelyk alle zinnen tot ons genoegen te buigen. Dierhal-
'^piij. ^ geen moedeloosheid te verwekken, zullen wy tot de verdere
^^i^gen overgaan, envertoonen.
Ooq geene ïn een Afbeeldfel of Conterfeitfel, en wel
in die van Vrouwen, is waar te neemen.
Derde Hoofdstuk.
)ornaamentiyK op uc tiuiiguig. vvaiiL aj^l 13
dat 'er niets meer dan de fchaduwen den onkundi
i)
. ^^gene inbeelding en zelfsachting is een raenfch, en onder die inbeelding
δ^οης '^^^^derheid hetvrouwelykgeflacht, alsaangebooren: wantvede mei-"
^^ Xo V ^^^^ ^^^^ fchilderen, of zy waant zulks waardig te weezen
^ te meer als het op verzoek en iterk aanhouden van anderen
^^ΗΥζη ï^it is noch de geheele zaak niet > want al bezitten zy eenige
ί^'ίΐίζη fchoonheid, noch zyn die voor haar niet genoegfaam : zy
^^^ht y^^ks verbeeterd, gevleid, opgepronkt, en in hetfchoonfte
^^keg^^^ond hebben 5 en ongelukkig acht ik den Schilder, die aati
1 ïij^j. j^^oonheid maar een half grein ontnam en verduiilerde.
pofcj^ "Oor werd de Meefter genoodzaakt byzonderlyk op deze tv^^ee^^'J^'^^'^
^^Wv ^^^"^^Ciningcn te letten, naamentlyk op de daaging en op dewTa"Γηβϊ^ ■
ïl^jj' men is.
^^keriiif 5 voornaamentlyk op de daagine: want het is een zeer wel zo in de
^aak ' " ■ ^ ■■ 1 1------- J--^ j;_____daagingal
ït^e
(j.p„daaging als
^^ ^kk ^^ ^^δεη de boril ilooten, en te meer wanneer de zelve krachtig
^^^i^Is ^y gelooven zelfs een krachtdaadige redeneering te voe^-
^an» ^ tegenwerpen: wel,hoe kan het mogelyk zyn,dat myη hals
^ieo groote fchaduwen hebben ? wanneer ik my dagelyks in
"D^^®? bevind ik , datmynveloveral vaneenekoleur en wit-
^^^Undf. ^^ hier uit maakt men dan een beiluit, dat het een misilag of
den Schilder is.
ionder hcrtstogt of vooringenomenheid deze ange-
gron-
-ocr page 15-1(5 groot schilderboek. ^^^^^et
gronde reden 5 en de oorzaak der zelve, eens inziet, zal ,
my moeten toeftaan, die geheel ongerymd te zyn? want een
hoe verilandig hy ook mag weezen, als hem een ander tege ^j^g,
welke door een lange afweezendheid, en verandering van
onkennely k aan hem geworden is, zo zal men gewoonlyk zieii' -gitc
eerfte den laatilen na het licht zal fchikken, om op het pide
zelfs de minfte trekken des gelaats te konnenbekennen. γ g
\oc-döt^h\Barotius heeft dit wonderlyk waargenomen in zyne verbeel
^jjg EUzaheth in haar zwanger gaan komt bezoeken) ^gfl
door zyne plaatfing der poiluurèn, en de aandacht der troa^^^jcii''
hungefprek fchyntte hooren, terwyl zy elkanderfcherp in^
zien. , heb^^'"
Des schty- Ik oordecle deze Meefters de befte verkiezing gemaakt te π ^^^^pS
ίεη'ΰΓορ-" die hun licht meeft vlak van vooren hebben verkoozen, cnyei ΐς^Γ
"^^^J^if^^we^ hunne koleuren natuurlyk en fchoon houden j dewylditlic",^^j.itef
geus t befte is, het zy dan hoe en waar de zelve mogtengcp^'^
aan de wand gehangen worden.
ingewSpen'^ Nu fchynt hier een zwaarigheid voor te komen, dewylv'^^^^jnte^
^"'gezegtis, dat men een zekere plaats moetbepaalen,
afftand vaft ftellen, en het licht, na dat het op die plaats kan
fchikken, endaaropwelachtgeeven. retf^^'''
xuopgeioft. Maar dezeisgemakkelykweg teneemen, doordien de Cont^^l^tili
fels geen vafte plaats hebben j 't welk verder in een ander HoöJ^^^eti
zal aangetoond worden, alwaar met eenen zal werdenaang^^ p^o^^
tot hoe verre, en in welke gelegentheden, men zich daar^i^
verbinden. lieê^^'
Laat ons in dit algemeen geval maar vaft ftellen, en volgenge'
hcht hebben verkoozen, en, gely'^ ns^^^
1
nen welke een byna vlak V tl IV«^wiiL·!!, cu, ^^gw-'c
zegt hebben, een natuurlykekoleur, zo als zich de zelve aan
opdoet, benevens een goede verkiezing j dewyl ik meen dat
als met het kurieus en koftelyk porcelein omtrent de plaatfing^^^
gedraagen, 't welk, 't zy het hoog of laag ftaat, overal 2-1
fchoon vertoont. Aqs^o'^^'a
-£n reden Dc reden, die my tot dit gevoelen brengt, is deze, om dat α ^^βΐΐ^
verldezinr^werpen, welke vlak van vooren daagen, een uitneemende gj-on"
van licht." gn verhcevcndheid hebben, als de zelve tegens een
geplaatft worden, en noch zo veel fraaij er wanneer het licht ^^i^eï^
van boven op valt, indien de perfoonen, diemen verbeeld, J gfib^^
toevalligheden zulks niet verhinderen, in welke zaak de re ·
_____j.1.--j _ 1 ' _____ Mei·^^ ^^^
oog onze leidslieden en raadsmannen moetenweezen.
-ocr page 16-GROOT schilderboek. 17
Uit het fraayheid indegecnen, welke over de deur, of
^i^c^· ^^^^fter leggende, gefchilderd zytij 't geen door
^erhg ^^ aangemerkt is, doordien de toetfen en diepfels omtrent de
partyen, in zodanig een voorwerp, een groote bcval-
^^^^elvi ^^^valligheden, die ik zo even aangeroerd heb, zal ik, om öok ukzcn-
^ic ^ ^'erftaan te worden, twee of drie aantoonen ; als daar zyn 'er^gp^^f^jp^^"
ggj!:^ ■ iLciciii Lc WO! ucii, Lwcc IJl UI IC aiinLuuiicii, vii;, Utiai/.yii ci
^Ull^gj^ ^e lange en fpitfe neus, ofholleoogen, hebben. Voor de^angs-vee-
^ege^^ ^^^ laage licht het befte enbekwaamile 3 maar daar men het'"®"'
^εχς vind, moet ook het hooge licht gebruikt worden: en op
iet een verftandig Meeiler de gebreken der natuur, zon-
de zelve by of af te doen, te hulp komen. Doch het te- ^ ^ ^
Λ'"^Ve , men, tot leedweezen van een onpartydigen Konftenaar
^oricf^/Bewaar: want, evenals hier voor is aangetoond, datde
Qp/^^^dcrs hunne byzondere verkiezingen hebben, en hunne drif-
Hti^^^Wnj alzo gaat het desgelyks met veele Po^^r/mVfchilders :
P^ifoQ^'^^ Word door hunne byzondere manier beter als de verbeelde
i^^^^oor hunne konll bekend.
^^ Mgn^y toe, dat ik eens een vergelyking maake van die twee groo- vergeiyking
^Knh^ en van Dyk, ten opzichte der oordeelen die ik
V^^^gt Konilwerken heb hooren vellen·; Van den laat ftenwor en
intekening, bevalligheid, èn verkiezing, ten aanzien
j^^^n τ °'^t^rfeitfels,de allerkonftigile was. Niettemin heb ik 'er vee-
A/f '^y ^^^^i'w-elkeby demeeftennochhoogergeacht word,gezien,
jj^ar hj^^orkwamen onverbeterlyk te zyn, hoewel minder bevallig.
weder myneftelling, vanbyzondere verkiezing der
v^'^j't ρ' ^^^nd te grypen j dewyl ik meen, dat het gebrek inbevallig-
1 ^'^hei^l^^^^yne landaard eigen is,zyne verkiezing bepaalt,en dierhal-
en c-^if^dertewytenis: daar in tegendeel onze landaard het vroly-
j Cii voor het deftige en zedige wil doen gaan, en het wel
^^tuj^^ yken het eenigfte voorwerp gerekend word van hem diezich
l^^ar v^^^^ilderen , en van den Meefter die het uitvoert, en al het andere
^ ^^^riken'' ^^^ byvoegfel en oppronking: een gering oordeel, myn's
^^^ de g Manverftandige lieden: want indien een Conterfeitfel,bui-
f ' ^im ' goede fchikking of bevalligheid is ver-
^^^Ure^ ,aanftondts de geringe kennis van den Schilder daar uit be-
^^iet'ali ^ ^^ waar, dat ons veele tronien in het leeven voorkomen
V-^p^'^nen ^S^'^^^ly k zyn, voornaamentlyk in ilegte en ongemanierde
ii^ 2,eg, al waren zy noch zo plomp, zo moet die be-
^^eel in hunne Conterfeitfels waargenomen worden.
Door
-ocr page 17-dig groot schilderboek. 431
Door de bevalii^heid
eid verftaaikdefchikkingin'talgemeea'^
neer een tronie met voordeel is gedraaid, min of meer na het ^o'
waarts of nedersvaarts, om welilandigefchaduwentedoen
men, en andere misitandige te vermyden: Avant ieder wezei^ licht'
byzondere opmerking van nooden. Het een wil beft een
het ander een laag 5 diteenzydig, endateenbynavanvooretï j',
Ik fpreek noch niet van meer andere dingen, als van dedr^aij^^jj
hals, fchouders, ofboriien, gelyk medeeenbekwaameΆοη'^^^ν^^^ι^ι^
welke dingen eengracelykConterfeitfeluitwerken, zoten^P .j^j^t
van de natuurlykheid en koleur als beweegelykheid.Doch van " - .ge-
en de achtergronden zullen wy in't volgende Hoofdftuk brceder
de achtergronden zullen wy in't volgende Hoofdftuk i
n. Keeren wy derhalven weder tot onze begonnene vergey
Zommige oordeelen, dat de Conterfeitfels van vanDykoJ
maar waterverw gelyken, om reden dat die van Titi0''^
kracht in koleur, dag, en fchadu we hebben, datdievanden^^ Jje
daar niet by konnenhaaien, jaeenkoleur, zeggenzy,
wyze YooYvanDyk onnavolgelyk is, en daar het zyne zich all-^'^peji^i
krachteloos by vertoont: waarlyk, eenbelagchelyk en
oordeel. Doch dat van Dyk en "titiam in koleur veel
ilaa ik.hun toe j maar dat men in dit geval by de Italiaanen nic^ ^ d^
te loopen, om zulkstebewyzen, is ook zeker: want voor z·^ jj. jat
krachtige CWtim^, indien het daar in beftond, belangt,
Remhrant voor Titiaan niet heeft te wyken. Maar wat is 't!
menfchen volgen gemeenlyk de dwaaze oordeelaars, \velkeg^'^^j^^jiy
gen goed keuren, dienietopzynltaliaanfchgefchiiderdzyni
Hiftorien 5 Landfchappen, oiPourtraiten.
, Myn gevoelen is, dat de geheele zaak beftaat in
deverfchiU^;*
desschiy veis der Landaard, meer dan in de handeling der Meefters: wantik- r-
trent?™" af beeldfel van een Engelsman naaft dat van een Italiaan gehang^ ^^^
den, beide even konitiggefchilderd, wel getroffen,
eniedc' ^jjcti
nen aart vertoond, zal 'er geen groot onderfchcid tuflchcn h*^ Jefl
het ander gevonden worden? De tederheid des Engelsmans^^^j^j-eii
eenen, en de krachtige en gloeijende tint des Italiaans zal den ^ Jiicf^
bekooren, In wien van beiden heeft nu de Meeiler zyne ^
meeft befteed? Is het niet in beiden? en verdient hy niet
grooter lof, om dat hy ieder in zyn natuurlyk wezen welg
üoor een ge- L-^at ons zo verrc niet in de vergelyking van byzon^^i"^ Jjf ^eti
veftlgd. '' gaan: dit ons Nederland toont genoegfaame verfchillendne
Twee broeders, uit de zelve ouders, in eene ilad en op ι,ο·^'
-ocr page 18-dig groot schilderboek. 431
ï^lle (jg ^y^de, zo word den een tot den oorlog opgebragt, enftaat
^^gCïi desïclfs, ongemakken van hagel en ineeuw, wind,
<le ug.' ^oi^neichyn, rook en falpcterachtige dampen uit j waardoor
ξεη^' ^^^yke koieur verandert en bezwailct word : den ander, in te-
^Pgev^ ' ^ei'd in faletten, hooffche zaaien, en tedere ommegangen
^Dcf^ op welken, door zyne geftadige voorzorg, de kracht ■
'ien .^'^^^inakken van tyd en onweder niet hegten konnen. Nu wer-
"eiden ieder door een byzonder en groot Meeftergefchilderd.
^^rfcVi ^ Afbeeldfels
voor iemand gebracht wordende, zal hy het
^at der tinten en trekken den Schilder wy ten ? Of zal hy zeggen,
^^^tuur niet opgevolgt en waargenomen is? of wel dat het niet
^eicjg ' E-en verftandig en onzydig oordeelaar zal zeggen , dat het
'He^S^ed en natuurlyk isj en datieder Meeiterdekonitbehoorlyk
ίΐζ f^^tuurvereenigd heeft,
lyj^ eb een grootemisflag door de ervarendheid ontdekt, naament- Kwaad ge-
Wvgj^^^'^tieer de tronie gedaan is, dat men zich dan niet meer met hetg
. "ekommert, en of uit tekeningen, of prenten, eenpoihiur,
^εη Q^^aamfte dat men daar toe oordeelt, zoekt, zonder acht te gee-
fta^j- geftalte met die van den perfoon, en de klceding met zynen
aart zyns gelaats overeen komt j ja of het hoofd wel op dat
1 ^ lifï^? P^^· Waarlyk, een zeer kwaade achteloosheid : want moet
Ö^'-'IUIK j nocnvailbn-mjvi. /,Λΐ,ϋ ZiVJ vvv^nijLv.Laj.0 in-wi^v-,
^at 'er veele zyn, die zich daar weinig aan laaten gelegen leg-
^ïOi^ig ^^^nende zich wonderlyk gek weeten te hebben, als zy maar dc
^^■onie ^^^ treffen. Midlerwyl voegen zy tot een zedige en ftaatige
^'Mei'^^^ dartel kleed > en tot een vrolyke, een modeft, zo wel in
^e^s ah in aêik. Noch meer: op de handen werd niet
ï'^erei^ ^ ^^^ 'er twee tedere en fraaije van den eenen of den
^^ti^Qg^.^^ceiler, men volgt die, zonder om te zien na hetleeven,
j' korte, dikke, grove en vierkante handen voorzien
^^nig ^^^ konnen deze dingen te famengaan ? Is het niet omtrent 20-
^^ Van rf ^^ '""^en Flora met de kleederen van Fφα, en deze weder met
bekleedde?
wy hebben de Prenten van cvwDy/é, Lely ^ Knetter ^zn Tegenwet-
a'^^-^inbe anders als tot fchoone voorbeelden: engelyk^"'"'
^■'it ^^^^^g^aSiien, en kleedingen, 'uas Dyk opgevolgd heeft, zo
· lïiaa^"^ ^^^ anderen op te volgen. Ik ilem dit gewillig opios^
" Γ Wy moeten hem en deanderen opvolgen op dien voet alshy^^g.
c ζ
ge-
-ocr page 19-dig groot schilderboek. 431
gedaan heeft. Zyne geilaltcns zyn niet vlak op die
londer veranderingen, nagevolgd, noch minder
Beziet dit eens in de AfbeeldfelsdertweeMeeilereflen van q^^;!
Tweden, Koning van Engeland. De eerfte is
die van .geit
een dertele en lichtvaardige Juffer, welke hy ook na
uitgebeeld : de twede is die der Hertoginnc van PorisfüOUt'^ i
weduwe, en niet zo lichtvaardig zynde, door hem ook, ^
ten opzichte van haaren weduwlyken ftaat, en ten anderen
mindere dertelheid, zedigervei'beeldis. vlecft^^
■U'at het regt Dit is de regte voet, dien men inhet volgen van
diebraaveiv^;
fiÏmcïitr houden: maar als men zulkszonderonderfcheidvanp'^'^^^^ggi-e-
om die uateen ftaatendoet, dan is het glad mis, en ilrekt den Meefter tot j^'^^ü^t
\oigeii. die dus ileelt, mag het alles zyn eigen noemen,
de prenten eens zo veel j en niemand verwy t hem zulks. Geen
zal hem te gemoet voeren 't geen Michel Angelo eens tegens ^·
Schilder, die deze misflag te grof bedreef, zeide: waar zaU^^-'j j^er
iien dage, wanneer alle gefcheidene deelen weder tot hun
ren, uw SchÜdery blyven, dewyl het van zo veelegeiloole'"'''
ken te famen gelapt is? at^^^
Daar en boven moet men in het raapen wel acht geeven, ^{tuiJ'
door hen aan ouden of jongen toegepaft is, zo wel omtrent dc
ren als de kleedingen en bywerken: wat by een raadsheer of eei^ '
held voegd, by een koopman of burger, edelman of gemeen V^^-qO^^
en in dit waar te neemen zal men beft de oogmerken, t^
Meefters gehad hebben, met hunne beelden aldus
klceden, en door bywerken te vercieren, ontdekken. D'A'^i ^^^.Ι^.,χί^α·
men op een zoete en gemakkelykewyze hunne fraayheden en^
leeren opvolgen.
en
Van de daa-
ging eens
Conterfeit-
Fa^i de Verkiez>ing der Tiaagingen ^ Kleeding^^^^
Gronden, in en by de AfBeeldfels, nevens
Verhandeling des Oogpunts.
Vierde Hoofdstuk·
^ï an de daaging is in 't voorige Hoofdauk reects vail
" het licht van vooren op het aanzicht vallende, het fchoo ^^^^
ids van voc-verkiezelykile is, voornaamentlyk in de vrouwen; en noch des t
acht ik zulks noodzaakelyk, wanneer de tronie zelfvan voore ^^^^
-ocr page 20-hrty^^^' om dat alsdan de meeftc kracht vlak op de verheevenfte
^tlee ^ Maar nu zal ik'er dit noch by voegen, dat, nademaal
^^orer,^^ r' ^^^ ^^^ ^^^ fchikt of draait, van of naar het licht, van
^Oor^p echter zich zelf al tyd red, fchoonhetnietopzyn
^ verkoozen is, en een Conterfeitfel niet, men dan nood-
'^i^cli m' fchynen als't behoort, het licht ook na
'^eei-^J^^J^eu van de tronie dient te voegen-, als, by voorbeeld, wan-
weinig van ter zyde gedraaid is, moet het licht desgclyksden."
^^tUi ' S^ncht zyn; en is dezelve geheel op zyde, zo zal ook een zy-
Vn ^etalU,. j 1· n_ j- y i i Benevens de
Α ^ic} 1 ^'oo^eeliglte weezen, door dien alsdan een groote party. cdenen
"y malkander blyft, als voorhoofd, neus en wangen, die'"··^^·"®»''·
^lagfchaduwe gebroken werd, maar door de rondmg, wel-
^cbo^^ ^ ^ette vertooning der zwelling in de natuur aanwy ft, aan een
een welilandigeverheevendheid veroorzaakt,
[eeve^ j ^^^^ 5 dat veele zonder onderfcheid, of het levensgroot of kleen
1 ^yot^^' toetfen onder de neus zo zwart en donker maaken , dat het
^^ïUipj./^^ uit de neusgaten des verbeelden'perfoons een zwarte tor
dg ^ct nochtans zeker is, en de natuur leert het ons3dat,wan-
heel krachtig gedaagd is, de neusgaten en der zeiver ilag-
^ ^^^^ onmogelyk zo zwart konnen vertoonen. Nochtans
I^Wei j ^y Zich wonderlyk gckweeten te hebben, als zy maar kracht en
^ogen gebruiken i alzo het hun niet fcheelt of zy'taan een
aUg^ j teêre tronie, zo groot als de palm van een hand,doen,al zoude
de/ ^^tikerile zwart, 't geen zy gebruiken, te krachteloos weezen
f ^^^) Hl voorwerpen, die van een donkerder koleur zyn, gelyk het
^^yut of leed, te diepen 5 waar door de tronie alleen uit de ly ft
^'t rt^Q^^illen fpringen, en de paruik , hair, of kleeding te verlaaten.
^Orn^^'· '^en niet verftaan wanneer d'er geleerd word, dat men het
^'•^erlT^e licht op de tronie moet doen vallen: neen, alles moet na
J^gj. i'ang zich houden, zal het natuurlyk weezen. - Elke koleur
^^ao-j ygevoegde werk, na dat die licht of donker is, dient nevens
^aif^ δ ook haare gematigde fchaduwe en diepfel te hebben, na dat
1 of doorfchy nende is : als mede na maate dat de
^yl^svej verkleenen, moet de kracht van hunne koleurendesge-
I^^Uen j~^inderen, zo als wy in 't volgende Hoofdftuk hier van breeder
herh^^^^^^' "^y Lezer toe wyzen, om niet door dub-
tn^ "S^^teverveelen. Wy zien hier van een hcerlyk voor-, voorbeeivi
Me^ . t navn1fr;^„ ________ J:„„i_____λτ.. « Con-
di^^^^'^^ê^^g de Stukken van dien beroemden Schilder iVi?/-ieifeh^rs
^yiie J^Q Ï. ^iepfels en toetfen na de natuiirlyke kracht van de koleur^^lJ
nitige Pourtraiten verftandig waar genot" — ^ - - " '
! verftandig waargenomen heeft.
c 3
Tot
-ocr page 21-dig groot schilderboek. 431
.Mykt Μ gemakkelyker verftaan van de noch overige toevallen ^
vvaameemin-"^ gocü gevonden nocli iets byzonders bekend te maaken wJ^^ j^ in
l'teiL ichikken der daagingen na gelegentheid van zaalcen, beft^^
iel.. licht tegen donker, en donker tegen licht 5 en hoewel alles d^ar .
rond word, en zich red, is het echter niet genoeg: want het ^^
der koieuren tegen malkander op bek^vaame .c^ronden, ^^^f
tegenitreevigheid in devoorwerpen, roerende en onroerende,
mep malkanderen, is van een groot belan? en welftandigheid ^ Λ^ΐά
Vooiftcl
Tegens ee
f'QC
or-
A.ciiteigroH
den.
wel wy deze dingen in ons Ëerite Deel reedts wydloopig^'^'J^gi-feit^'
hebben, vind ik nochtans raadüiam dit, in het byzonder de hi^^
fels betreffende, benevens de wy k ing of
doorzicht achter de zei ^^^^yi
noch by te voegen; hoopende dat zulks niemand zal ^^rveeie
het tot onderrichtinge der yverzuchtige Schildergeeilen i^e
V..H JVIen geeve eens acht, of een fchoone en blanke
^e^kSf! i^chtgraauwe of bleekblaauwe grond welilandig te vooricny^^^Ioe^^
men j en of een man,gloeijend en krachtig van koleur,tege^ ^^ ^eO^'F^
jende of geelachtige grond het oog bekooren zal? n^Znhctf^
zichte der tronie, en met van de klecderen > hoewel het een ^
gens eea j^y gevoegd een Af beeldfel uitmaaken. Maar laat eei^^
ke en fchoone tronie van een vrouw tegens eengloeijende^^^j-^iii^^
Held worden: dan zullen niet alleen de gedaagde partyen daa^
genaamer en helderder afileeken, maar ook de fchaduwen
en teder doen fchynen. Want het is tegens de natuur,dat men
lyk, zwak, en teder meisje, 't welk zonder groote beweeging '^^rtj^^
een fterk gewoel is, met gewéld en kracht uit het vertoonde Κ ^oo
iUlllwaar in het zich fchynt te bevinden, wil rukken j gelyk zo^^
omuiigeii. hunnc gloeijende fchaduwen en reflexien hebben getracht te ,
door hunne tronien aan de fchaduwzyde zich vertoonen
brandende kaars achter de zelve ftond, welkers licht ^^^ igbi^^^^el
drong, 't Is immers onnatuurlyk, zo wel in de opene lucht a
kamers. Dit voorbeeld in een vrouw zal genoeg zyn om het J^q^ó·'^
in dat van den man te bewyzen, volgens de voorheen ge^^^ f
gelen omtrent de fchikking en plaatfing der koieuren ^Pj'i^g^ ^^^ j
gronden i naamentlyk dat het krachtige tegens het zwali^.^vii
zwakke tegens het gloeijende en krachtige moet gefchiW^f", ^ lïie
onder het lichte tegens 't bruine, en het donkere tegens 't Iic
begreepenis. rleb^^'^ ff'
Krach: der Derhalven bly kt het, dat de achtergronden zeer veel tot ^
lykheid en gracelykheid der voorwerpen toebrengen: ja 5 ^ W^^^Jat
gen 5 dat de welltand meeft daarvan afhangt: en hoewel vee^e α
^iteen^j GROOT SCHILDERBOEK. 2;
f^^^ nier of zwarte grond altoos by een Püurtrait wel rtaatjZulks
•^'"'^erv^ want, gelyk zo evengezegtis, iederbyzondereko-
'^^^ien^· °°'"^^-'erpenvereifcht een anderen achtergrond, Behalvendit,
^^"^Je dingen als vaile grondregels ondcrileld v/ierden, zo
r^'^ donl^^ KoniloeiFening eer na een ambacht als konft gelyken: want
seev ^^^^ koleur tegcns een donkere grond kan geen goed uitwerk-
^^^'olg öic van een witte of blecke, daartegen, is te hard. By
e^ een verftandig man beiluiten, dat in beide de middel-
gezond oordeel vereifcht worden, opdatdeeenekoleur
. gemoetkomc. Zo gaat het ook met de kleeding. Den
^^iie^ j^j lichte, en den anderen donkere iloffen beft voegen > den
en den anderen rood, geel of groen, enz. DeKon-
^^^ar in alles acht geeven, dat hy de natuur niet verkrachte,
1 ^och enaltydopzynfchoonilvertoone.
"^isoj. ^^^ iemand myn gevoelen weeten, waar uit ik oordeel dat ^ce-
ontftaan, het is dat de koleuren van het naakt minder ofverandeHn-'^^
ρ I ^^ kracht ontfangen door de bykoleuren van gron-Hf^^"'
j ^Uieig "herwerk.. Het gaat hier mede zo als 'er getuigd word van de^es levens en
i^Me 5 die zo menigmaal van verw verandert, als hy by verfchil- '
jcnde^^eurengeplaatil word, hoe wel dit door zyne zuivere en blin-
ρ^ΐ ^t)ben werd veroorzaakt j daar in tegendeèl het menfchenvel
j, glans is. Echter zal men bevinden, dathy, die een
j ^oi/f tnaal fchildert, en ieder tegens een itrydige grond,
^ ^'"onien uit een zelve mcngfel van koleuren bewerktzyn^
. ^J'de^^ zeer groot, ja ongeloofFelyk onderfcheid, gewaar zal
j^^^^^^cre" I^e waarheid hier van heb ik verfcheidene maaien, eninby-
^ eet^^'^^egentheden, in het leven aangemerkt, te weeten dat, wan-
clvg^ j^ige Juffej-g 2,ich in een met geel behangcne kamer bevonden, de
ze fris van koleur waren, niettemin als zieke en graauwe
gclceken> daar. in tegendeel, in een paars vertrek Zynde,
Vcr^^^j^uren zich zeer fchoon vertoonden. Hier uit blykt het, dat
jj^^it^dejT^gÊ" veeltydts in de voorwerpen, die zich daaromtrent
^^^sijj^^j oeftaan. Die my hier in niet wil gelooven, onderzoeke het
^ gefchilderd Af beeldfel, al was het door een grond van wa-
tege tronre in het papier uitgefpaard en weg gefneedeh zyndc j
Hl en voor de achtergrond geplaatilwerdende.
na εεη zeer bekwaam middel is om dit voor te
Perr^'^^'^^^yk dat men een kleed, doek, of iets anders, achterkomej"
den wand
of ten naa-
ften
Va^'^j· gefchilderd woi-d, omhaale, en tegen
^ koleur als men zyne achtergrond verkieftj
llenby daar na ζ wymendc. Dan zal hy gewiiïer de koleur tr
dc weiftandighcidinzynKonilftukaanbrengen. . gg^
Van de VVV- Qm nu ccn groote ruimte, en wel voornaamentlyk H"'
mgiL'den'. Schildery, te vertoonen, zo dient men, 't zy dat heteen .j^or
landfchap verbeeld, tuilchen het Afbeeldfelen'tvermaakeiy ^ je
zicht cenige bruinte te hebben, het zy door een pylaar, ΜεΟ*^^'
Ham van een boom, pronkvaas, ofiets anders die lloffe^e ypd^'
Deze voorwerpen in defchaduwe, of van een donk ere kole'^^^^^.^ je
zullen de lichte daaging, die op het achterwerk ofverfchiet
tronie noch de kleeding, hoewelbeide licht, niethinderen· ^^d^j
tegendeel zal het beeld, als het voorile en ilerkile licht ontrao^^^gc-
daar door opgeholpen werden, enzoveelteaangenaameraan
zicht voorkomen. r
En houding Wat de kleedingen betreft, alzo de zelve beftaan in onden^ ^ureii"·'^
fnid«de"én!en verfchillende koleuren, ieder van een by zonderen aart, ^.^eft^/
met de koleur van't naakt der tronie overeenkomende, vd'^^ vbi^f''
mede ieder een byzondere grond, beft daar by paffende, ^^· j^o^ï^'
de zelve vereenigendejop dat zy,fchoon onderling verfchin^i^':"^!,^^;'^'
tans met malkandereen-volkomeneovereenftemming moge^ ^^ ci^'
waar door het oog noch alleen op de tronie, nochopdekleed^lyk^
raad, noch het bywerk werde getrokken, maar door deze
te famenvoeging ongevoelig overal geleid werde. _ oreS^'^^'
't Zal niet ondienftig zyn, dat wy tegenwoordig ook ie^
handelen wegens het zedige tegens het woelende, en dit
"tegens het eerfte j naamentlyk, dat het af beeldfel van een ^^
mevrouw, welke op een deftige en zedige wyze nahaarcn^^'^^jsdii'^
wederga, die nevens haar hangt, gedraaid is, dat, zeg
een woelend en fpartelend achterwerk geen geringe welrtaO iyiteO
zelve toebrengt, het zy door ilingerendeboomen, ofdwaj'i ^d^
van metzei- of timmerwerk, of wat de Meefter meeft ftry^iiê
zedigegeftalte van zyn voornaamebeeld oordeelt. e^^^^^^A
veikiaariiig Om dat ik meene deze zaaken van zo veel belang te weezen f ^
Sdln hi'de ze dat ieder een myne meening niet duidelyk genoeg zal bevat
byftaaHde ik dienitig door voorbeeldcn, indenevensilaandePrent, ^^j-gj-gi'^*^'
teverklaaren, omtrent de welftandigheid en houding der acn
No I ^· verbeeldik een fchoone tronie tegens het licht α jjlie
"'"en hetligchaam, datwitis, of uit lichte koleuren beftaat, g ge'
bruin der zelve. Dezetegenilellingen, malkanderen dusdan»^^ ^a
moet komende, veroorzaaken boven eenlieffelykeverm^i^ö ofl
Waarnec-
weegitigeii.
^^^allige zwelling en ronding des onderlyfs. Ware dit na
^^Hen'· ^^ ^oude de tronie, die maar een klecne vlek by het lyf te re-
H^cl·^ 5 ^ich ftraf en wreed vertoonen , en het onderdeel zonder
^^ïnd ' ^ct Afbeeldfel van een Man, diegloeijenderen no. 2.
cJe
No. 3-
■ van koleur is, daar ziét men het tegendeel van het voorgaan-
ï^cl^.^'f ^at zync koleur en diederkleeding van een anderen aart zyn.
^HcJp. * geeft deze grond een groot cieraad, en helpt het een door het
§ti' vertoont een Man met eeüverzoopene tronie, en heel op-
^ 3 purper en paars van koleur, doorgaans wat bruin en donker-
Hitl ö Vallende,
die tegen een wit marmere of lithte hartfteene grond
itj ^^ en een ongemeenewelftand daar door verkrygt.
45 ziet men het voorbeeld vantegenftrydigheid der achter-
fjpen ^ fnet de plooijingén van het beeld Zelve j wyzende de te-
^^^ ^i» ^er roerende met de onroerende voorwerpen aan: want in
^^^tidp ronde en dwarsloopende plooijen tegen regt op en neer-
i:. · ^hterwerk.
No. 4.
No.
■■^rb,
lïiej^ ^o. Ti word het tegendeel vertoond, daar de plooijen regt
'ei(j '^eêrwaarts geftrekt zyn, en het by werk dwars daar tegen aan
geii*^!' geeft ons een voorbeeld van de tegenftrydigheid der werking no. 5.
'^Stef^ onzer ligchaamen in twee wedergaas:
^e van de Vrouw geplaatil wordende, heeft de tronie op zy
^^da^g^^'ouv/ gekeerd 5 en hetlyfdraaitzichnavooren, zynderegts
ί ^ti Χτ"
h^iiat^ befpeurt men de Vrouwsgeftalte in tegendeel 3 alzozy No. 7.
^Cefj. SezicJij. nf^ vooren, en het ligchaam op-zyde naar hem gekeerd
bg yynde mederegts gedaagd.
^P ce^ ^^"beeldingen, getekend No. 8 en No.p, vertoonen, doch no. s.enp.
ïre wys, mede de tegenftrevenheid der beweeging : want
vi ^^Pp^ regterzyde des Mans ftaande, heeft zedige bcv^reegiagen
^ele^^^ ^^ederhangende fchouders ·, daar de Man in tegendeel in een
- ^n cjjf i^^'^^^i'kelykcbewecgingis.
j, .^^^tfte, No. 10, wyil ons een bekwaam middel aan om een επΝο. 10.
in een kleen Stuk uit te werken, oftenminftenzote
j^^'ievsrpti^^'^ ■ want het beeld Haat in het krachtig licht. Het tuilchen-
het verfchiet of achterwerk is weder in't licht, doch een
en verheid.
'Tot
e-j ^' ^Is gordyn, vaaze, kolom, en bor ft weering zyn in defcha-
^^niöy vcncniet or aenterwcnt isweucnu luc
ter oorzaak van deszelfs afvvy dering
d
want de Man ter
z8 groot schilderboek. vol'
Tot befluk van dit HoofdIkik, zaliknochietwesvaüdep ^
der Afbeckifels, en van hun oogpunt, zeggen. ve^n'^
Belangende het eer fee, 't is zeker en gewis, dat, wannee^"^ Lnê^'
Ir^ oogVmgefchilderd beeld of voor^verp zien, ter plaatfe daar het leeveiJ^^j^^jl-oH
^er contei- vondctt worden, het zy Itaande op de grond, leggende ^^λ^ι-
® of baluftrade, of leunende op en over het kozyn van een ^^^^^^enip'
een fchoorfteen, zulks ons oog bedriegt, endoorverrasfing'^^j^j'iK'.
maal een aardige misgreep doet begaanjook zommigen doet ν ^^^^ jc
ken en ontroeren, wanneer het hun onverwacht op de voorn^'.'^jjy js-
diergelyke plaatfen voorkomt, en daar eenige waarfchynlykh^' ycel
W orden wy dan door een verbeelding der natuur misleid,
te grooter achten wy den Konilenaar niet die zulks te weeg ρ
heeft? De kundigen houden hem in waarde >
hem, en blaazen zyn lof overal uit. Dit aldus zynde, zo moeten
trachten de natuur en de waarfchynlykheid op te volgen, en
de regelen der PerfpeSilve Optique acht geeven : want wie ujld^^
len, of eenilaande, zittende, ofbeweegendeperfoon,
op zodanig een plaats, en na het konftig fchilderwerk aldaar
de, dat het een niet zo veel uitwerking als het ander zal doen- ^^^
De laage Hier uit volgt, dat de laage oog-en zichtpunten, oihofi^
btóe. beile en natuurlykile in een Conterfeitfel zyn, die het meeft ^^^ ^o^
zullen bedriegen en misleiden, wanneer het licht en de afft^'^ rSS'^^'
gens de eigenfchap der plaats daar men
hetftellenwil,
men zyn. Doet men zulks niet, zo zal men ook een ftrydig*^
king zien met die welke men daar van verwagt heeft. J^o^ê
Dit moet vooral in acht worden genomen in
Pourtrmten
hangen: want vermits ze zo veel hooger hangen als ons oog ? ^j^^ei^
voornaamentlyk een laage horizont in die Stukken waargef' ^^liCi''?
■worden. Want in loiTe Conterfeitfels, hoenatuurlyk
ScBfl'or
en hoe fraay dezelve gefchilderd zyn, hangen zy niet op hun^c
lyke plaats, zy zullen geen goede wel handigheid hebben ·,
in deze onvermydelyk is die altoos op eenige hoogte en afit^nd
deren, dewyl zy geduurig vanhangplaatsverwiiTelen,
onmogelyk deze grondregel daar in waar te neemen is als
zwaarigheid die zelfs de allergrootile Meeftersinoetenbepi^^^|j.j-ek^^
ondergaan,en tot een groot nadeel voor deze Konrtoeiïening ^
{irchu'"c"s ■ ^^^^ ^^^ aangetoond te hebben, dateenlaa.gc/^^^^^l^ict'
hfexcnKrent!oogpunt beft en natuurlykft is, om dat zy dit gebrek by^p
wes voorkomt. Hoe veele misflagen begaan dan die,
met ilyfhoofdigen wille, altoos een hoogen zichteinder vei
V;in de
plaatlhig en
z8 groot schilderboek. vol'
bitten gelyk met den Peribon dien zy fchilderen, en brengen
veele voeten Iiooger dan het waterpas is: ja zy oordeelen,
lct\ 'ic natuur en konil zondigt die anders doet. Zommigc wil-
liet oogpunten in een Stuk hebben, een voor het beeld en een voor
fchie^'^^rk, het een metdeoogengelyk, en het ander voor het ver-
tretji-j ^^^ breed hooger oflaager, na het hun gevalt, ofom-
lïiisj] of vier vingers breed boven het middellyf. Hoewel deze
^migj^®^'^'^iiverfchoonlyk zyn, meen ik een vergeeffchen arbeid te
^^•^rd zo ik wilde onderneemen die uit her gebruik te brengen :
^icl^^ ^en gezond oordeel heeft, overweege het gezegde, en wachte
Oor Zulke grove dwalingen.
V^an de Cont er feit fels in het kleen.
Vyfde Hoofdstuk.
t)
' veele dinpen, eelyk voormaals aangetoond is, welke
. -.j i 11 · · 'over de klce-
^liit' ^^ men de zelve door hunne natuurlykevertoomngeenigever-ne comer-
onzer zinnen doen hebben, men altoos in hunne natuurlyke^^\!,®gij,f/.
feit(\I . επ kracht van koleur moet verbeelden. Maar in een Conter- gea, in te-
gi-Q is het noch iets anders: dat kan men in 't kleea zo goed als in hetf^g^aeiver-
XVgj.^ lïiaaken, mits dat de vermindering natuurlyk waargenomen^ie«^e^
^Cn ' ^^ behalven dat, is zulks vandegefchiedeniflenafhankelyk.
het 1 ^o^de van een kleenebloem, ten aanzien van grooter bloemen,
eii j ε konnen zeggen: want indien zy na maate van haaren afftand
leening gckoloreerd wierd, bleef'er ten dien opzichte geen
Ook > tuflchen dezelve en een kleen Conterfeitfel. Maar het is
-'^^^eti ft ^ en waarachtig, dat in feftons, kranilen, bloem potten in
kely^^ ^^aande, houquets^ en andere tot ornamenten in kamers gebrui-
^e klecne bloemen van geenc waarde zyn, jazelfin geene ftof
yeelg^^^"^ noch geborduurd. Ν iettemin zoude iemand konnen oor-
in ^at een kleen Conterfeitfel, als de palm van een handgroot,^'"""
vierkant gat tegen de muur, alzo weinig eigenfchap heeft,
^etzQ^^^ntlyk wanneer het zyn licht van buiten de lyilontfangt, en
Teelkracht als'tleevenzelFuitgevoerd is ? Ik beken, dathet
^et,-^ ^^l^te van de kracht, hetzelve is. Echter zoude men het, om
^otï^^^j^^^^^uurlyker te vertoonen, veel gemakkelyker konnen te hulp'
"^erl^^' oan kleene bloemen tegen een deur, veniler, of ander vlak
^^^aal· ^ · welk laatfte, myn's oordeels, door geen reden goed
"^enis, en het ander wel, gelyk ik in't vervolg zalbewyzen.
d ζ Wie
-ocr page 27-z8 groot schilderboek. vol'
η in W ie een goed kleen Afbeeldfel wilfchilderen,
gendczaaken te letten: vooreerft, datmenoverweege, hoe^^^^j^^t;
leeven aa proportie verkleent of vermindert, en by gevolg
moet verflaauwen: ten anderen, dat hy zyn licht van buitel
ontfangen, zynde tever van delyftaf. r^y^^'^
Tcgenwer- Nu zou iemand'mogen vraagen, of een Conterfeitfel, j
JuiFer of Heer, leunende op een venfter^ gdyk 'er de oude ^^g
Metzii.^ van der Meer-^ en meer andere veele gemaakt hebben? ■ '^^nf
ik, zulks niet goed en natuurlyk zoude zyn ? Ik antwoord j^'^^j^te
het venfter moet mede wyken: want dewyl het zwaar ^^^Tgpbei'
verbeelden dat het van de lyft afwykt, nademaal 'er niets ^'^"''^gerji^^
den is, het zy zoldering of vloer, noch tuflchenmuur, noc^^ui'i
lyilen, noch fchaduwe, ja niet met alj zo valt het moeijeiy
ve/beeidiiig hier is raad toe , met iets te verbeelden het welk levensgroo^w^^fiJ-
aangewee-
zen, ,
Μ 51
Φ -J "
liddei om
natuur
lykheid te
bekomen.
w
Ml
een ruimte.
om het ander te doen wyken, aldaar te vertooiiei^·
die diepte en afftand aanwyft 3 gelyk men het onderfcheid in
gendeVertoogfchetfen kan gewaar werden. ^ jjlit^
In No. Γ. zien wy als een gemeen gebrek aan het beeld op^^^jocf
van de lyft leunen. Hier is immers geen kans om het beeld
wyken, zonder de lyft. En hoewel No. z. zich binnen de „c'
"'toont, echter zoude het vruchteloos weezen, indien men nie^^
"noegfaam ruime dikte aan de lyft fchilderde : want in zulk
moet men op een hand breed doek niet zien, om daar iets
leeveiisi^ l^jii
op te verbeelden, 'tzy eenaranjeappel, fluit, boek, enz.^
Voorbeeld
No. 3. zien wy een middel voorgefteld, myn's oordeels op dc
natuurlykfte wyzeaangeweezen. j^jei
My ftaat voor een Schildery gezien te hebben by een zeker^^^lgj-eO
de vSiczin-bebber, die veele fraaije Stukken in zyn kabinet had. Ondei'
Wat men
een kieen
CoBterfc
fel waar
moet nce-
men.
was 'er dit, verbeeldende een Doótoor met een urinaal in de haii'^'^p je
kende zynen arm uit het venfter, datdeilagfchaduwedaarV^^
dikte des venfters duidelyk te zien was, nevens de flikkering
water. Ter zyde van het venfter zag men een meid in de deti^ (^ci^
fpreekende tegen een vrouw die op ftraat ftond met een kin"
Verders waren 'er noch eenige andere beelden bed voo'^jj^te
arm.
maar tot de fchouders toe, even als of'teen ftraat was. PP^jali^^
van dely ft lag een kluwen blaauw gaaren., met een naald ^t^
zelve fteekende, daar nevens een fchaar, een donker blaauw^
een vingerhoed, alles levensgroot; om kort te gaan, ditStuK
met toeftemminge des Eigenaars, dooreen Konftenaar ver^^
om, verminderd te worden. Hy nam dan een ftuk kry^
en
■eJi^
-ocr page 28-te gpvoo.t schilderboek.
: om het venfter daar de Pisbekyker in begreepen was, fny-
i^oo ^^^ εεη mes lanes het krytrondoni hctovenjwwea; hier een
______■ ■_________________11 _
ιλ'^ ai'ra raakende, zonder iemand te verfchoonen als alleen
ii^ar y 5 die teritond in een andere kleender lylt wierd gefteeken.
toen dat geheele Stuk tot eenhaifgefnoeid 5 geichie-
^Hee^ uit geen andere reden, zo hy voorgaf,. dandatdeDoclor
lyl,-Waardig was het oog te voldoen, en de reil overtollig. Waar-
^itig^, ^^^ rampzalig toeval voor zulk een goede ordinantie en verkie-
bo weigeordmeerd Pourirait.
|ict ^^ ^'^ele Schilders zullen veel liever de oude ileur volgen, dewyl Hardnek-
^ierjj. ^^^ valt een oud ingeiloopen kwaad te verbeteren. Hct gaat5"g!ieid in
^^^^ticl ^^^^ ^^^^ 3 oude vrouw, welke op haar llerf bed ver-bil'ikeirte
versierd, zich tot het waare geloof te willenbekeeren: cntot^fp» «P-
"^'olg^j^'-d gaf, dat zy de voetilappen van haare voorouders wilde na-
ν^η' waren zy allegaar verlooren gegaan.
iieef^ is het met eenkleen Conterfeitfel, 't welk niets in zich
^nde ^^ de natuur gelykt, dan alleen de trekken in 't wezen j wor-
I ^hter het zelve aangemerkt als een poppetje: daar nochtans de
be^ genoegfaam bekend zyn om het levensgroot te doen fchynen,
^erpj. ^^gen en ipreeken, by manier van zeggen : maar evenwel ver-
de zelve, laatende het Afbeeldiellieveronbewecgelyk,
Op , l^en, en by gevolg onnatuurlyk bly ven.
'■^Uriyi^ ^^en voet meen ik aan tetoonen, dat alles in kleenleevcn na-
fr ^vyzc kan gemaakt worden, behalvcn een Maanefchyn,
, itifjj '^^tïier kan g'.>ed komen 5 ,hoe men ook zulks overweegt.
j O' ^^wand my nu vraagde, of de groote uitvoerlykheid in zo een Audcrc te
^fwyp^'-^^'feitfcl niet overtollig en tegens de natuur zou zyn volgenslediropli.
f'^'-^Oo ii'^ê^jen ofhet niet twyffelachtiger zoude moeten weezen ? Ik'®^·
'^an neen, als het maar niet zo gloeijend en krachtig is als het
deb'^^^^'^ vermitc· het niet in vlakke velden verbeeld is, kan'erzo
^^'^Vogj.i ^Iieid noch Rampen niet zyn: by gevolg kan de netheid of
is /^"^^^d met hinderen, als het verftandig en na de regels gefchil-
l^^ee^jg^ 't behoord, naamentlyk de voornaamfte deelen wel aan-
teêre en fmeltende kleenigheden op de vlakke partyen
V^'^ ee^ xulks dat van een behoorlyke afiland gezien werden'de,
^^^^ 't ander minder word bezeft. Hier op werd noch sre-
ino^^S of O. , , _ . -------------------- i----------, .
^^ do
Vo
anige Stukken niet van eene natuur zyn met het geen
ziet, nademaaldatallc3Zoduidelyk, uit-
^de ^^tdaarinfchynt? Ik antwoord neen, datzy geenl?ns daar
y ^ zyn noch konnen weezen; vermits het glas het leeven
d ; zon-
-ocr page 29-z8 groot schilderboek. vol'
zonder delzigheid oftuilchendampen met kracht van gloeij^n
duwen vertoont, het welk zy nek leenheid overweldigt. eofÊf""
Ik heb my meenigmaal over dusdanige kleene Verbeelding ^^gU
wonderd, en zulks alleen om dat ze natuurlyk geleeken als or i ^^^vyl
kleen Neurenberger fpiegeltje, of door een verkleenglas zag > ^gf-
ze zich niet ais hetlceven, maar als kleene roerende poppetje '
toonden.
Nu is 'ernocheenezwaarigheidover, naamentlyk dat, ^^
zodanige Conterfeitfels niet goed te maak en zyn, volgens ^ g^jcHj;
ftellinge, zonder het een of het anderbywerk, 'tzy pronk"
heele of halve beelden, wynrankenom delyil, oFwel'teenor.^^jii
der daar op leggende, het vry zwaar zou vallen voor zulken 5 ^jjgc^
een heel of half beeld altyd te fchilderen hunne ftudie aangj^ ^ueii
hebben, niet verder beoogende dan zich alleen daar in te os^
meeiler te worden. Maar wie anders regt geoeifend is, en de ^^^-cti
raerkingen waar neemt, zal de genoemde zwaarigheden Wil
komen.
K.
Η
pen, dewyi men altyd hulpmiddelen overvloedig kan
zelve te gemoet te komen of te bemiddelen, enzulks mcti^^^Jj-j^ai'
reden, zonder de natuur geweld aan te doen: gelyk eenUng^^^^^
Ie tronie, met een daar toe paflend hulffel ofanderhoofdcie
verhulpen worden3 mitsgaders een dikke en al te ronde do^^^the
gendeel. Een al te eenig ofte enkeld beeld kan men vervullen ^^jt^j,
een of 't ander, als een kolom, pedeftai, vaas metbloenie
en diergciyke eigenfchappen daar by te voegen j welke ding^ \Φ
a/^ de tQepasfing der Voorwerpen by de Afleeld'tf^i^'^
Terfoonen van verfchiLlende flaaten.
et zal niet ondienftig zyn, tot voltooijinge onzer
nochmaals een kleene aanmerking dcnKonilenaarsind^ ^.^eef'
maaken, betreffende de toepasfmg welke eenConterfeitfei^'
lykt en deftig doet her voor komen. Zy beilaat hier in:
Vooideeien Dat het een groote zaak in deze oeiFenuig is, en welke ϋ^'^^,^ΐί^"
«rfdtichu-'men nooit behoeft verleegen te zyn, ten opzichte van de
heid of gebreken, welke men dikwils ontmoet in de ilcllif'^^ltaP'
Conterfeitfel, en die men ook zomtydts onmogelyk f
---- -'-wyl men altyd hulpmiddelen overvloedig kan vin^
gemoet te komen of te bemiddelen, en zulks met
-ocr page 30-lee GROOT SCHILDERBOEK. 31
^otvolr Λ^^·^ tot deftigheid en cieraad des Stuks, maar daar en boven
van des Perfoons luifter en deugd j acht neemende, dar
't ly 5 welke het voorwerp des Stuks is, het raeefte deel beflaa,
Ner Spartelende zwier, ofdoor het by voegen van 't een of't
elfro , ^oeeieenbywerk. Met zulks te doen, zalmen een groote
voortbrengen. ^
'^"^gd ^^'yHiet onbctwiilelyk is, dat de ondeugden, zo wel als de eigen-
^er^gj^ï twee vermogende hoedanigheden hebben, hoewel ze
j^itig zyn, niettemin zynzy beide van een goede
^ïkwilswerdeenkwaadenontuchtigmenfchdoorhetvoor-
'^Cel de deugdaangelokt, en uit het k waad gered i enintegen-
P^d ^^eugdfaam menfch door een kwaad voorbeeld van het regte
Λ 1 "^"^aaling verleid en tot het verderf gebragt: doch wanneer
^^ίΐη. y deugd gevoegd is, dan zal 'er geen onheil te verwachten
ΖΛ ^aarhet kwaad zal ilrekk en tot fchuwing van het zelve,
'^'^r^aoi^^orden onze Schilderven een opwekking tot de deu^d te ver- Redenen
^ken · J 1 -j / Aru IJ- j j ^"aaromde
j^'^ïie τ · ' ^^^ mzonderheid de Aroeeldmgen van vroome en deugd-zelve nood-
eej.^ieden j dewyl dit, gelyk in het eerfte Hoofdilukgezegtis,^^·^^'^^^'''
^ell· ε aanleiding tot hunne Afbeeldingengegeevenheeft, om zo
^Cfi. ^ Weezen als deugd en hecrlykedaaden in gedachtenis te hou-
d '■ifie^^' te beter op dit heerlyk oogwit te doelen, zo laat ons door
g ^^ fraai je byvoegfelen hunne deugd, aart, zeden, enbyzon-
e^ .^^gentheden aan ieder kenbaar maaken, en die, nevens hun
aan ieders oog vertöon.en ·, 't welk zeer gevoegelyk door de
v^Orij lijn-j gefchieden: ja ik oordeel, dat hetnoodzaakelykbe~
'^cnf ^y'^· Derhalven zal ik hier eenige voorbeelden, hoewel
Wy^che, ter neder if ellen,
v^iibe^ ^^den onder de Heidenen lieden, welke zodaaig met deugden
^ehoefafdgcwceft,
datzy voorniemand , ja zelf voor geen Chrilten,
te wykenj als een (a) Lziiirm'ii^in kuisheiden eerbaarheid j
in ilandvailige moedigheid > en meer andere
^^ zullen overflaan , om eerder tot ons voorgèno-
sUierlc tg geraaken, 't welk is eenige Tafereelen op te ilellen,
■
" Oji'
.^'^oofi'.^^'^liter van Lucretius en Vrouw van CoUatlnus, die haa-re fchoonheid te veel
i^'^geh do voor de zoenen van den hovaatdigen Koning van Romen 7«?--
a 'i^^at ' 'ie oudfte, vieiig op haajc verliefde , en, haar niet kennende- be-
^a· j 3 zonder dat zc middel vond om hem te wedeiftaan : waar op
een' SepleeJl ' > en andere viiendcn ontbood, aan de welke zy het geweld,
^^^te y PooU I ' ontdekte , en , niet oneerbaar willende leeven , zich voor hunne oogen
''^^«id ver?'^'^^^'^' ^en daad waar door de Koningen afgezet wierden, en Rciiicn
iKreeg. Tiu Uv: Uh: i. Fhrm, lil·· t. Val·· Max: Ub. 6. c. i. ix. i.
z8 groot schilderboek. vol'
of ten min-ften een voorflag daar van te doen, om diergelyke
welke voornaamentlyk in een hof, kamers, en andere
gelyk men wel de meeile van die natuur vind, gefchied zyn, j^^^js-
keuriglyk uit te beelden. Laat ons dan, tot voorbeeld van eei^
fche Juffer, een begin maaken met Lucretia. λ i
Daar word tot haar lof getuigd, dat zy van een groote afkony
en in alle deugden opgevoed j waar door dan klaarlyk blykt, Igeft j
zy eenig vermaak had, zy het alleen onder de deugden geztJg^
vermits haarebyzonderc neiging tot de zelve.' ^,οβ'
vooïbecid Verbeelden wy haar dan, 'tzy leevendeofdood, in zulk ^^'Joolc
il-.fde Vercieren wy haare kamer met fraaije tapitferyen ? Pj^jito-
iieid. beelden, en fchilderyen. Schildert in der zeivertafereelen^^^^^^^;,
rie van Penelope in haare bezigheid, defiibelvanCoröwien/^^'j^ijis'
eenige zedige zinnebeelden der Goden, enz. alles ilaande op y^^is-
heid en getrouwigheid. Indien'er eenige Pronkbeelden, eii
goden vereifcht worden, zo maakt een 'Palias^ Diana^
voornaamentlyk de Godin Fefta. Haar ledekant mag verc!"^; j^r
mct Getrouwheid en Standvaitigheid, enop dekoetseenig^^
tjes met fakkels, die zy de eene aan de andere ont fteeken, of
rakken en olyfbladenfpeelende. De kamer is hier en daar venl ^et
eenige goude en zilvere vaazen, bekaaien, en ander huisr^^ LroO*
diergelyke deugdfaamebetekeniffen bewerkt. Doch men d^^
al zich wel wagten van hier geen misilag in te begaan, tewcff'^' ci^
alle de gemelde toepasfingen hunne byzondere eigenfchap
geen ding verbeelden 't geen toen noch niet gefchied was.
moet men zich wel laaten onderrichten van de waarheid der
opdatmengeenverwytingenverdiene. reb^^'
Door dit voorbeeld meen ik genoegfaam inleiding gegee^efi ^r
η tot meer andere voorvallen, als met C^y^r, Jugufius^
ben
relius^ Crefus, Solon en Seneca. Met het tegendeel is't van ^
•Ahcen Sardanapalus ^ Semiramis^ Fauflina^ 'FalariS j enz. rftf^'^'
Nu, wat belangt een wreeden Voril: of Tiran in zyn hof, ^ ,^ό·
of in wat voorval het zoude mogen weezen, jaalwaarhetl^ p^iS'
zyne vrolykheid, enz. zo vereifcht nochtans alles zyne eigent ^j-b^^
fing: dat de kamer geftofFeerdzy met fchilderyen, waarin^j^ge-
leO»
rdK^
üfn^ftci^
welke hy geduurende zynebloeddoriligeRegeering uitg^"^®^^ lii'-'
rot dien tyd toe,· en zyne hoedanigheden in marmerebasrelcc
zyn allerhande ilraife en v^α■ecde zaaken, uit zeldfaameen ^^
Εηνηηοη-ii^ hiedeniiien, benevens den geenendieze laat doen. Is het i*. »
deugd in --^-ίεη wy alle zyne wreede daaden, of een gedeelte der zelve,
'' til 1 τ 11 1 1 /Λ · · _ __ I «-Ύ-/3
-ocr page 32-z8 groot schilderboek. vol'
^^en -----------------
' zinnebeelden. Zy nè pronkbeelden zyn Goden ofHuis-
^οη ^ls Mars en Megera. Verbeelden \vy hem op een Pedeiial met
^Oomr^^^^^ in de hand, en de waereld onder zynen voet, daar de
^^ave^!^ Raadtsheeren voor hem buigen en knielen, geboeid als
diej," drinkvaten met ongediertens^ als ferpenten, adders,
gedrochten voorzien: zynen lloel of zetel met tygers,
^ytieu^"^' cn draaken van zilver^ goud, en elpenbeen uitgewrogt:
^logj, i^'^on van^^/ii/éT, Jnm^ Neptums ^ enP/f#(? onderileund ; de
en prachtig ingeleid, verbeeldende de Hemels-^y/i?^?-
^^'^ftcen, en alle de metheoren en geilarntens met blinkend goud
De wierookvaten rooken in alle hoeken yan de kamer,
E^^n j ^mentlyk om zynbeeld. Is het in zyne eetkamer, daarleg-
V ^^isgoden hier en daar in den hoek neêrgefmceten en omgeval-
,°ornaamentlyk het ^
imiilacrumv^nRorna ^ welkers hoofd, af-
j^^ftiil;^^' daar nevens legt. Jupiter ^ ApoUoa\Vefta^ zyndevoor-
^^loos ^^ "^ï^der dezen leggenden hoop : en alles wat men aan een god-
j^enfch, of liever gedrocht, kantoepaflen, moet hierdoor
H-^^^cl·, ^^^^εεΜ worden. Het zelfde moet men in zyne dienaars of
^iig; ^^Hmedebefpeuren, in hunne beweegingen, wezens en klee-
OcfT ^'^enzegtgemeenlyk, zomeefler^ zokmgt
^^^^fo ^^ Vorften niet alleen te blyvcn, zo laat ons ook van an-
By^y^^ken, enaanwyzenwatdaarby voegt.
'^^^htipL^ ^urgermecilcr paft het SimuUcrum of pronkbeeld van de Ge- Bywerk ca
Hn^jSJeidj en in tafereelen, of behangfels, eenige zinnebeeldenJ^^JJ^'^'i;
Jigj. vertoonende de belooning van het goed, ende ftrafFelurgeimee-
^Per ^"^aad. De roede met de byl is het regte kenteken vaneen^
I ee ^ofBurgermeefter.
of^Raadtsheer, of Schepen, voegt het pronkbeeld van de Pö-
/Maatkunde 5
en in tafereelen, of behangfels, eenigeafbeel-
^y cen O? nevensde Voorzichtigheid en Wakkerheid,
j'^^tes ^ci'etaris of Geheimfchry ver dient het pronkbeeld van cehehn-
^^^fider ^^^ens het voorbeeld, intapitfery, ofbasreleeve, van^-
^^^^rsva ^y den mond van met een ring toeiluit, mits-
te ^ycen^ Getrouwheid, ofeengansmeteenfteenindenbek.
van de Ooftindifche Maatfchappy, het beeld Bcwindheb
g^^heh^^^^'«en heldin met een fchulp van paerlemoer, op de wyze vanger.
, ^ber)' "^P het hoofd, en een koraaltak daar op > eenborftlap met
^"^en P^crlen, en koraalen om den hals brooskens met twee
^ dejjg aan kop, met kleene kinkhoorns en fchelpenvercierd,
^ Ï>eei ' ^"^^^^grootefchelpenop defchouders j een drietandi-
e ' ge
-ocr page 33-z8 groot schilderboek. vol'
ge vork in de hand, en een langen mantel om, in een landfchap^'^ ^j,
beeldende een Indiaanich gezicht met palm- en kokosbootn
eenige Moeren met olifantstanden daar nevens.
zeeoveifte. Dit beeld paft ook een AdmiraalofZeeoverften, wanneei ^
zeeilag, in plaats van het landfchap, verkieil. . C^ï'^^'
By een Godtsgelecrden, het pronkbeeld van de Waarheid '^^^^',ιίΐ-
telyk afgebeeld, of wel het zelve zinnebeeld in de eene hand ? ^yeti ?
dere hand op de boril·, wyderstapyten, basreleeves, ofich"
eenige Chriftelyke zinnebeelden van 't waare Geloof, als ^
af beelding van de oude en nieuwe Wet, enin'tverfchieteeii
pel.
By een Wysgeer of Geleerden in de Natuurkunde, een ^^ viei
oigloh, het pronkbeeld van de Natuur, en afbeelding
hoofdiloffen, enz.
Een V^eldoverften voegt een witte ilaf in de hand, enhct^^ ^^,ιο.Ι'^
Is het in een landfchap, zo kan men een p'''^^^^!·
Hercules kan by
Vefting-
bouwer.
Cafiorcn Pollux.
Stum-maii. By een Stuurman, het beeld van de Voorzichtigheid,
kompas, en in fchiidery de vier geweften des waereldts verbee^.f^,
By een Ingenieur^ of Veftingbouwer, het beeld van dc J-^'
nevens een kaart van fterktebou wing. ivdl^
Redenaar. By een Of^/f/iif, of Redenaar, het beeld van de Welfpi'ce'^f.; ifi
oxMercurius, doch zonder beurs, en nevens hem een rol
verfchieteendie, op een fteen geklommen zynde, met toeW^
_____r„i__________ί j
wj-j^j-v-iiv^ljl K/LiH itl^VI -lO,
By een deugdfaam Joiigman het beeld van de Deugd, enaai^ ^fd^
het zinnebeeld uit Horatius van den lonseling in deloopbii^*^'
rr^_____Ί rs' i i i i ' P,-.
■Ik^
aZ
menfchen omringd is.
Jongman.
jonge//^ra^j/i-xtuilehen deagd en ondeugd ftaande.
Byweïken Dcsgelyks kan men de Vrouwen eenige dingen toepafl^^^^^'^^-iitir
hiare deugden en hoedanigheden aanwyzen: alsbyeendooi
en achtbaare Vrouw, het pronkbeeld van de Eerbaarheid^ ^^^ ο
eenige zinnebeelden van de Getrouwheid, voornaamentiy
(economie of huishouding, en ettelyke gedenkpenning^^
op
-n-ande. of^^^^T-
Godtsge-
kcide.
Wysgeer.
Veldoyex-
ften.
Mars in een nis.
opregten, op welke de Overwinning'zit.
pronkbeeld hebben. - j^-ytij
ci ve^St Affuradeur^ of Zeeverzekeraar, paft Arion
Lk'en in tafereel een zeehaven, alwaar een fchip met volle zeileU
aan den oever, het beeld van de tortuin: en boven het fchip^
een
By een Weduwe paft wel het beeld van de Nedrigheia, jjeei'
Voor een
"W'cduwe.
z8 groot schilderboek. vol'
^^^ daar op oogende, nevens dat van de Standvaftigheid.
ίεη u ^ jonge en eerbaare Dochter voegt wel die van de Zuiverheid, En Jonge
^en ^j^'^^ürraam, en.de gereedfchappen daar toe, nevens zinnebeel- Dochter.
waar onder die van de Bezigheid, en verfoei] ing
Wogj^^S^^^d, Hovaavdy, en Gulzigheid een voornaaraeeigenfchap
^^ de befl voegende koleuren der Kleedingen by de
Qonterfeitfels,
Zevende Hoofdst uk.
, ^ komt ons ook, gelyk een zaak van zo groot belang als het
^OOf. y^oi'gaande, de fchikking der koleuren by de Conterfeitiels
Vn ^'^'^elk geen minder opmerking verdient.
by'^'" 1 veele menfchen een gevoelen hebben, hoewel k walyk, opmerking
& ^ hooffdragtig perfoon beft hoogrood voegt j by een vaal ,by zon'«e^
d ' V en by een bleek, alle bleekekoleuren> en,
^^t bruin, donk ere en een zwarte toeft el: zo dunkt my echter, " ^
^^'^^lagchelyk en redenloos is. Overweegt maar eens, welk
vertooning zodanig een fchikking van menfchen zou
i^'ety^^ken. Waarlyk, als de Konft niet anders was, zouden wy
En wat om-
trent dc ver-
fchill endhe-
den der
waar te ncc-
mea is.
lïioeite hebben om een welftand te vinden j en ieder zou be-
^ by'^ê^noeg weezen om die te voegen en fchikken zo als 't behoort:
^ dit een welftandigheid was, zoude de verandering geen
^^t, yn; ja de mode zelve, die men alle jaaren viermaalen veran-
if^P opzichte van de koleur, zou ieder een niet vry ftaan te draa-
^'Qod^^elyi^ in het voorjaar het groen, in de zomer geel, indeherfft
''^^ogei:)^^ ^^ winter feuiljemort. De geele of vaale zouden geen rood
j de 'hoogdrachtige geen groen: maar genoeg daar
de ϊς ^^ten wy tOt ons voorneemen keeren, en aanmerken waar toe
<^11. ^yy^^ ^ welke andere reden gebruikt en geen lofle gedach-
ι ^eti Jj ^erft beginnen met het hoofdcieraad.
^^eurgjl ? ik fpreek hier van het hair, paffen hooge of geweldige
, ilenk/ ^^shoog
rood, hooggeel, enhoogblaauw, enz.
S'^isbla voegen beft de halve koleuren of ζ wakke j. als purper, Me.ii-hen
^ïidi^^^^' "^^olet, groen, enkoleurderofe. w^!.··
^ geel van hair is, paft byzondcr het violet, paars, blaauw,
e
en
-ocr page 35-z8 groot schilderboek. vol'
en witaclitig geel, gelyk de maftikot of diergelyk : en dit zyi"^
naamiiedieikweet.
Hier Itaar aan te merken, dat hoe lichter het hair is, hoez
koleurde toeftel j en hoe donkerder hair, hoe krachtiger.
Het is een vernuing Meelterdiedeverfcheideneaartenug''
geilaltcn, of de compkxien, in zyne verbeeldingen weet ru^xU^^
ken 3 de volgceftige of vuurige menfchen van zwakke of ^^gjy-
wectteonderfcheidenj ziekelykeen tedere, van robuile en "i ε'
ke i tot de zelve voegende zodanige koleuren als volgt:
Den hoogdrachtigen van vel paiTenbeft halve koleuren dei uj^e-
Ge voelen
iies Schry-
v:ers.
ch geweldig , ^ ^^^
koleuren. De Swarten of Mooren beminnen het wit bove'^^^^ jie
beelden zich in dat hun geen beter toeftel van kleederen paft j ^^ qc^
licht van koleur zyn, en zulks niet zonder reden: want W^'-j^jjeei^
zwart menfch met zwarte of donkere kleederen anders gelyke'^
duivel offpook, fchrikkelyk om aan tefchouwen ? En hoeb^'^Je
lyk is't, dateenbleeke juffer lichte kleedeven aandoet van ί^ΐγ o^
bleeke koleuren, als bleek'geel, bleekgroen, en diergely'^j'^piil^
kwanswys minder bleek te fchynen 3 en dat een hoogdrachtig^ ^^^
rood wil aandoen, ook ten dien einde ftrekkende l· want hier
plaats van een kleene misftal te verbergen, zal hy een veel gi'^^^ ^jgn ίί^
voortkomen. Nochtans is dit het gemeen gevoelen. Maai"op'
myne gedachten regt uit zal fpreeken, zo komt my ceni'oo
. drachtig menfch met roode kleederen voor als een roodbei^
fiatua\ en een bleeke, met lichte of geele kleederen, alseei^
doode. _ _ : ^^^koP
L- Derhalven indien men de Konft wil volgen, moet men
een andere manier aanmerken: naamentlykdatdegeenen ·,,'^^
verbeelden dus ofzo te moeten zyn, te weeten gezond of Jrük'
ook moeten fchynen te weezen, om de meening duidelyk ^^^^^gct
kenj 't geen onvermydelyk door tegenilreevendekoleureii·^
fchieden; als by voorbeeld, levendige koleuren byeenzi^^^^^^h'^^^
gezonden j. en zwakke of krachtelooze by de gezonden, jiei^^^^j
men myne meening hier in welverftaa. Ik ftelniet, 'l^^^^^giil^y
voorbeelden, dat zulks een ilaale wetis, die zonder verandcn^^j^^lp
dus doorgaat, maar dat ik den zwakken Konitenaar hier doo^^^^ ι^φ
wil komen. Die verder in de Konft gevorderd zyn,
de zelve wyders aanwyft tot middelenbuiten dit} want zy 1
brej^j groot schilderboek.
^en · "^^ar gclyk fonitydts liet kleed meeil te zeggen heeft, kan
^y een^i ^^^kt daar na fchikken, voegen, of matigen. By voorbeeld,.
■ eete k^eed dient men het naakt middelmaatig te koloreeren, te
if.^ ^ ïuilchen bleek en rood: en zogaathetmeteenbleekekoleur
Als ik zeg, dat de wclftandigheid in een tegenftrcevigheid
''e^ji·^" Γ ^^^^ ^y 5 ^^^ naakt moet altyd van een ande
ichynen te weezen, als de kleederen.
1
V'lnr^ O ---- ------- ^ ------------- ---- · 1 ---- --uyz-uijuï
^^ti-ofï· ^^ukken van geringe Meeiters, dieinditdeelredelyk.welMeefter
gejvij^}.^'^ Zynj hoewel hun onbewuil is, hoe zy tot deze kennis zyn
^'"aaijg ' de^vyl het meeft by geval toekomt: want ziende eenige
T^n ^velilandige koleuren in het Stuk van dezen ofgeenen braa-
['"•hUfu^^^^^S die hun wonderlyk gevallen, ftellen en voegen zy die
U ^ achf '^^Tï zonder eenige rype en grondige overweeging, of
"eurt ji ofvoor, in de midden of aan de zyde, moetkomen. ^^c-^n wiffeivai-
P^'^^tft by geluk, dat zy tegens een bek waame achtergrond ge-dfL'af!
n'^'^oenl'^' eenige bykoleur die dezelve ophelpt, zo is het wel j
ftr ^A '^^et alleen het oog, maar ook de regelen der Konft :
^^lïXyy^i ^^^ met deze gronden, zo valt het tegendeel uit i en dan
1 leegen, en hun oogmerk is mis.
e 5 Wy
^ ^^t itavolgen der groote Meeflers ïn het fchilderew
'^^n Afbeeldingen, en van het namaaken hunner
Schilderwerken in V algemeen..
Achtste Hoofdstuk.
[ , eer wy van de verhandeling der Conterfeitfels af bree-
^^^^at ^^^^ ^^^^^ ^^^^ ^^^ genoegfaame aangelegendheid te zyn om
^^=iuwkeurig uit te pluizen, en aan te toonen hoe verre, en op
'''^n Q^ y^c 5 nien zich daar mag inlaaten: en daar nevens van het copiee-
^fQof^'^^'^aaken der Schilderyen, zo van gelyke als verfchillende
^^^'"ipl·^^ 3 hier ietwes in te voegen j dewyl het, myn's bedunkens, op
ïk V'^^^® in dit Werk gevoegelyker kan komen.
dat deze opvolging der Meeilers minder omtrent hun- verkiezing
ordinantie, als wel de koloriet, daaging en fchaduwine^^^''=!·
v;ord. Deze is wel devoornaamileineenSchildery jnavoigeiidcr
^lei) ^^ Zonder dezelve geen volkomenewelHand kan weezen. JabyioÏdeir"
^^^i'ofï· Stukken van geringe Meeiters, die in dit deel redelyk.wel·""
^ynj hoewel hun onbewuil is, hoe zy tot deze kennis zyn
fi.- . '^C. 1 , η 1 1.1 . _ · 1 .·'
Jiede.
liei/'^'"?, ^y^ 'er niet te rain verfcheidene graaden van tegenftreevig-
bruii' ^ ^^ne min en d'andere meer: het welk men moet weeten te ge-
^^oji^p ^ de verfcheidene voorvallen en gronden daar zy tegenaan
38 GROOT SCHILDERBOEK. ^^^^jiiig
Wy zouden tot breedcr verkkaring dezer zaak hier yi''el ε ^^jgi-en·
omftandigergaan, en door voorbeelden dezelve wat meêr op
maar myn's oordeels hebben wy in dit zelve boek, T^i j '
tergronden en houding der kolearen by een Pourtrait gehande ^^^
voorbeeidwydloopig genocg daar van gefproken. Echter moet ik le
« kwaade Schilder daar by voegen, die gezien hebbende dat een
fter een zeer fchoon wit erTgroen boordfel op de rok van een j ^^^
gefchilderd, zulks met kracht opvolgen wilde: doch
gevraagd wierd: of hy op de grondkoleur der rok wel gelet
woorddehy,· neen. Hoe kan nu anders, als by geval, zy^o
boordfel, dat hy zo welilandig gevonden heeft, dezelve tut^^
in zyn Schildery'hebben ? _ . ^ιτΐΐ^
De reden hier van is, namynegisitng, datzy, ofuitie^'^^lylcefi
uit grootsheid, en dikwils welom beide, iets van een voorti'C
Meeiler neemen, 't geen hy in de blaauwe lucht vertoont^ gt'J''
zylieden, op dat het niet bekend zal worden^ voor aanio2.y
plaatfen en het geen in een heldere lucht gefchilderd is, voeg*: ./ge-
een donkere kamer. Onnozele vond om iets, 't welk ordeo^
bruikt zynde, toegelaaten is, te verbergen! Zulke roovers ^^^ ge'
ilandig- en fraaijigheden van andere Mceftersloopenzichz·^ (tel^^'^'
meenlyk mis, als zy waanen het op zyn fraayft in 'twerk^^ goiit'
Maar de geeft, hetverftand, en het begrip des εοΓΛεηΜε^ι^^'^^,^αίΐ'^
breekt hun. Hun oordeel, door dien'er geen goed begrJ^P .η t^·^
misleid hen j en zy ilellen met den Rave van Efopus zich z·^
1 —
Noodzake--
lykheid in
doel van alle fpotters.
- -.......^ jt'V'^^'
Want het is een zekere waarheid, dat wy nietskonnen^ (^fb^^
Μο'ΙΧΓΐε ais het geen door onze gedachten fpeelt, en daar wy door zieJi
gebruiken, ^en ecn denkbeeld van krygen. Dierhalven moeten ons de Scn ^^^ ^^ti'
en Tekeningen, nevens de braave Prenten van ouder MeeftefS ΐρβίΛ'^
leiding tot gedachten en ©effening geeven; want die nooit ^^^^
gezien heeft, zal hem nooit regt afmaaien, als door behulp"^'^idei^
beelden en modellen. Den Mof verging het dus: want h^^'
leeuwenkuil fchilderende, en deze wreede dieren nooit
betide, maalde hy zwynen af inderzelver plaats, enfchree j-jifi"'
der, dit fchoïïenjo leeuwen zyn. Dit zy een verdichtfe
het leert ons echter, dat wy niets konnen uitvoeren, o-eii^*^'
geen denkbeeld hebben : ja zelfs, al heeft men de voor werpc*
ten zy wy die nagetekend of afgemodeld hebben, daar is gee^ fch^'^^'^T,
ze natuurlyk te verbeelden, door dien ons geheugen maar j^t^v^^^
in er van hetverftand en den geeft is 5 waaruit zy die zaak en ■ Κ
van kwaade
opvolging.
En reden
diiai af.
z8 groot schilderboek. vol'
VTXVV^WA
voor nuttigft en dienftigft waardeert.
Eerie^^^ J^^.'^^yngevoelen, dat'er tweegrootevoordeelen in het navol-voordee-
van braave Meeilers gevonden worden. Het eerfte is die in het
^oor ^^ dezelve veelemisilallen, die de eenvoudige natum-bezit ,βεΙ^Γ
^ien geeft en konll verbeterd ziet: het twede, dat men op
j ^^■^■befi^^ gewent om dezelve, wanneer wy denatuur voor ons
^S'^ivn^"' ^^verbeteren. Waarlvk, tweedineenen\vezendlvke zaa-
, Ja;"foot belang.
hy ^'^^^ieer is, een Meeiler in zyne natuurlyke neiging aangemerkt,
"^an ^j^^'Qprs als een kind, dat grooteren ouder werdende, de driften
'^'aar^jj ^^^^^ur opvolgt ? Doet hy een zaak die prys en verwondering
^'ntigj^? hoe veelc zal hy 'er uitvoeren, die verwerpelyk en der
_ yfter zyn? Maar laat reden en konil dezen ingeboorenen aart
■, zal, als door een zuiver kanaal, de heldere vocht van den
D en onbeimet geleid worden.
, nioet men eenigfins belyden, dat de kon ft en oefFening
^ kleine voordeelen geeven, of ze zyn meer te achten dan al 't
peni. .^en door de natuur heeft verkreegen > om dat de natuur in een
Mii "^P^vverp dikwils ten opzichte der begeerde volmaaktheid ge-
^^^^eo ' onitrent haare uitwerkfelen en voorwerpen in het al-
VoW^^^ is Zy volmaakt > en de konft werd hier gedwongen haar op te
& .Dierhalvenhoud ik my op my η zekerfte, als ik met zeKeren
^ hilofooph van de Konftenaars^zeg :
ISiatura incifit^ Ars dirigit^ Etkperiemrn docet.
Dat is:
^tuur maakt om lekivaam, en haart in om den geefl:
" Konfl heflierd hem, maiir de uitvoering leert hem mcefi.
^C'enjYi^^'^-e redenccring kan men genoegfaara waarneemen, wat men
dit groot gebrek, van niet wel zich door anderer arbeid om '^met''
i'^^iTiee^^^' voor te komen: maar om my, volgens myn vaftgefteldcJ'^i'i^f^J.
^elig "^en, n;i alles duidely k, en voor den leergierigen nut en voor- vocïen. '
^Mefe'/e doen
verftaan, zal ik noch door een middel aanleiding tot
^^ll^cn ^^ geeven: immers het behoord de opmerk ing van de
l^^^fiiotii'^^"^^',^'' ^^ maaken. Als het dan gebeurt, dat zulk eenen iets
'«'elk hem byuitneemendheid behaagt, en waarom hy
^gens te pas zou willen brengen, het zy omtrent de fraaije
5 kleedingen, fteen of diergelyke zaaken en voorwerpen,
laat
Middelen
-ocr page 39-z8 groot schilderboek. vol'
uit een opene lucht, of door glazen envenfters, ineenkaiTi
gclyk mede in het Hoofdftuk,- dat van de dagingen en lich^'^'^
breeder aangetoond is. 's oof'
Dat ik deze zaak hier omtrent weder ophaal, is om dat, . j, eii
deels, deze misilag veelby de Conterfeitfchilders gepleegd
om dat deze Konftoeffening van het Hiiloriefchilderen afh^i^»''
veele zien een flaauw doch fraay kleed binnens kamers
geen zy weder met de zelve tint in een opene lucht vertoonefl· . ^fi
indien zy op de voorgemelde wyze te werk gaan, ik verbeef
dat het hun zelden zal ontfchieten.
Misaagen Een diergelyke misflag., mede uit gebrek van opmerking ^.gilei'^
iTeif dimmende befpeurt men in de Copyen door veele Leerlingen en jonge/ ^ ge"
injt copucmii·^^ der ouden Konftwerken, ofdievanhedendaagfeheMeeft^^ ' die
maakt: want zy geeven geen acht of deze beroemde Stuk^^^ .Jy-ati
dik wils en meefb door hen verkleend worden, niet in tedei'h^^ ^^f-
koleur en tinten verfchillen moeten j gelyk noodzaakelyk dooi' ^^^
kleening volgt: neen, zy maak en de koleuren, zo wel op ^^ί'ι^βί'ε'^'
letf
netb
lanSoond. kndfchap. Laat dit levensgroot zyn, en een derde kleei^'^^^^^oe'^
J___ ΤΙΛ"- - /1____ _ f^______lï- Τ* ______ T^ * '--Ι .. 7
in de fchaduwzy de, even fterk als het voorwerp daar zy na ^^^^Lqh e^^
ook is het dezelve misiUl onderworpen wanneer zy na het^^' j^eO»
Door een groot maaken. Neemt, by voorbeeld, een
ooAeeid ofkndfchap. Laat dit levensgroot zyn, en een derde kleei^ ^^^ef.
'den Meeiler of een wakkeren Difcipel^^i:öp/>i?r^ werden·
noodzaakelyk volgen, datde^'zW^/^indeCci/'jFeenderdezW^'^
ten weezen j en verminderd in kleender formaat, ook zo vee'
na maate der vermindering in moetverflaauAven, '^^^^ieefte'·'®'
Eu de oor-goed zyn. Dit ontftaat voornaamentlyk daaruit, dat de Μ .^gjide
weezen!"^^" wanneer zy hunne Difcipelen iets te copieere^i geeven op {{άί'^^'
groottens, hun hier van geen onderrichting doen, maar wel ^^^ζβ.
kelykbegeerendatzyalles, zonaals'thundoenlykis, volgei^
het welk regtdraadts tegens de waarheid der Konft aanloopt· , -^jefy
Is deze zaak van zo veel belang omtrent het i-ö/ï/V^r^z? der i> gj-
en, van hoe veel meer aangelegenheid moet zy zyn, ^^^^tgcn-^f
Piiiir/röi/fchilder het leeven in grootte vermindert, of na een ^ i^c^l'^'
ίΐ, •^ldfel
groot schilderboek. 4T
fchildert, omtrent de verzwakking ofver-
, ^'^elhet lof en roemwaardig is, groote Meefters op hetfpoor Cebïekdat
^'^^de 5 is het echter een misilag dat men op eenige van hunne by- opdoj
Q^.^^rheden valt, als op een ornament, pot, vaaze, zekere
^ati^^^ ^'^ders door een Meefter gemaakt, zonder dat men zynen geeft Meeie°s,
da^r iets verfchillendts uit te vinden. Men denkt maar: ik heb
aan. Dit is waarlyk onnozel: wantdeKonilendeNa-
^yd ij^ ^'yk en overvloedig van voorwerpen > en de leer- en levens-
otis^ l^^^ggenoeg, om daar over te denken, enalraadpleegendemet
4η den geeft op tefcherpen.
de gg ^^en begaan dezelve misilag door een tegenftrydig inzigt: want
CoIqj,. ^§entheid voor dezen of geenen Meefterinzynevoorwerpen,
of andere dingen is zo groot, dat zy zich niet eens willen
de noch ontleedigen om hunne gedachten over het werk en
^yn(jg^?^oeffening van een anderen braaven Meeiler te laaten gaanj
o.^nne zucht
zo groot voor dien eenen, dat m.en wenfcht - ti'acht
^elyj^ '^dig blokt om hem in alles, zo wel gebreken als deugden, te
ej) I } en door het naauwkeurig navolgen zelfs van de misftal- van de
^-i^sïrekken, ontftaat dat men meenigmaal 't Origineel en de CopyH derÏeSi
; ^Ikander kan afzonderen, om dat zy zo wonderlyk wel gely-ve^c^knd-
^^riggj'. dat Zelfs Stukken van een eigene uitvinding echter voor Copyen '
, I^it Worden door dezelve reden.
^eefj. veel daarvandaan , dat een Leerling, diebekwaamheid^^j]
^^erJ ^ich eerftelyk een goede manier van tekenen aanwent, diehyI«/Jv4"r'
Η ^ei) ^ ^ ^eeft, eer hy zich aan het fchilderen begeeft, en het wel
Je, ^Q^^'ftaat eerhy tot het ordineeren overgaat. Dit vaftgefteldzyn-
^y ceij '^Qeft hy gevolgelyk een goed Stuk kennen maaken, wanneer
^^k^^^p^ndige kennis van het ordineeren had. Niettemin ziet men
^^^ieti ' ^^^ ^y" '^^erk maar voor dat van een jongen Leerling aan-
^^^^tfij^ jailegterdanCi?jC);3 en, dat noch minder is, hetgelykt
^^ ^evij, eigene manier of handeling. Als ik na de reden onderzoek,
' hiii^ dezetezyn, datdezulke zo verre gekomen weezen-
?P Vooj^^® eigene vindingen voor den dag willen brengen, niet meer
i^^^^yk h gronden en vaile regels acht geevende, hangende al-
ter gedachten na nieuwigheid, zo dat mca menig-
(jjj^^^^wer nood op \vel fchilderen en tekenen acht üaat, waar
Cu
^^^^oloi· ^^"^^^e Schilderyen paiTelyk getekend, flegtgefchilderd
^eel ' niaar wel geordineerd zyn, aiieenlyk fpruitende uit
' f .. .. ^^
CrV; ^ levensgroot
z8 groot schilderboek. vol'
■f^ VJ AV W W Α U Vj I 1 JL JU IV lli XV ΰ V/ XLi JL-V, Λ C CC'
de verachting en verwaarloozing van 't geen zy by hunne ^^. ƒ j^eid
leerd hebben, en het geene zy weeten, en de groote nieuwsgierig ^^^^^
tot het geene zy noch wcetca willen, waar d:ior men
fchenbeidefchipbreuklyd. Verderffelyke uitwerking
onzer jeugd, die niet als dooreen Avederkeering en oerFening
fte grondregelen kan heriteld worden: want door de
zwaarte op zwaarte te willen bouwen op een week ennochon-^^-tj-
ven fondament, fchoon anders "wel gelegt, doet men alles 5 ge-
wils het fondament zelve, inftorten. Derhalven moeten
dachten, terwyl wy ergens aan bezig zyn, geduurig op " Jiit
fpeelen, ter wy 1 men ondertuiTchen zich in de PraSiyk oeifent j
de gewoonte, die, gelyk men zegt, een twede natuur zo
goed als kwaad is, by ons een vaileii indruk krygende, oflS
vailebaak moge verilrekken.
O Ρ
-ocr page 42-Of het achtfte Boek zyner
Prov. 24; 3,4. ^
Wyshcid word een huis gebouwd, en door veriiandigheid
ê^gfondveil i en door weetenfchap worden deilelfs bin-
nenkameren met aangeriaame Cieraaden vervult,
Λ7« zoo veel fchoone ^ηβ Tooneelen,
Op welk LAIRESSES edel Breyn,
^^^ura heeft haar Rol doen fpeelm ;
Ontfchuyft het mtldHyk hier 't gordyn^
^^ field een Schouwburg voor onze oogen,
^.^^aar in 'i Verfland haar Zetel kouwd:
•Oe Wysheyd zig in marmWe boogen;
^et Konfi en Wetenfchap onthoud.
^^er onderlinge harts Vriendinnen;
gekleed in 'i BlaauWj in V Rood^ en Wit:
^^cierfiers van de Bouw-Godinne y
^ie fiaatig in het midden zit
V.
Zy
Ρ een vierkante en marmre Zetel;
^^aar door fe haar vafle β and vertoond,
yis op Vorfle gunfi vennetel^
^^ zelv, als een Vorβ in gekroond
f^ V deftigfie aller kafiteekn;
^ ^een we aan de Toners zyn verpligt.
44
Zy houd^ om alles wel te deelen^
Voor Èyx flafj daar zy V al me R 'tgt y
^e Vajfer in haar hand befiooten ;
• En wyfi daar me ede ïn een Taff''reel ^
Aan V kleyn Gebouw, hoe dat het groote
Gefchikt moet yyder in zyn deel.
Haar Tabbaard, van verfcheyde kleuren y
Wyfi de verfcheyde Bouw floffe aan ;
Met welk V de es Κοηβ-Maagd mag gebeuren j
Haar naam en werk te doen beflaan.
T>us leeftfe door haar Ψronk-Gebouwen y
In marmer van verfeheyden aard;
T^us doedfe haar met ontzag befchouwen y
In meenig deftig bouwgevaart.
lyaar leggen Troffels ^ Beytels, Booren,
Een Schryf-haak ^ Lood-lyn^ en wat meer
Voor tuygen tot dit werk behooren^
Gevallig by haar voeten neer.
Zy voerd by haar vyf jon^^e knappen \
Elkander ongelyk in leên,
En van by fond're aard gefchapen r
Elk vormende uyt een ruwe feen.
Een (*) Hoofdfuk naar zyn leef en zeedetr.
Dus kapt dïe grove en boerfe gafl ^
{Regt kennelyk aan zyn Reufe leden f) η
V TOSCAANSE 'Hoofd-deel, 't geen hem f^r
T>e tweede, van bedaarder wee zen,
Eyn een beklonke vafligheyd\
Het DORISCH, {Herkules voor deezen
Van de ottde Grieken toegewyd:)
Terwyl diie, met vry teerder leeden, fó'
Capiteel.
4f
^ ^ lömSCH döor zyn beytel teeld-^
f t knaafje met zyn derfle kleedeft,
t CORINTISCH naar de konfl -verbeeld.
^et vyfde, V geen men tuffchen beyden,
Vrouwelyke fchoonheyd ziet .
V.
O
*Compoiita.
Eu
_ , ^ xJ ^ '
5 ^^(^flig van de vier gefcheyden ;
^elks,Konfi-werk hy met lifl befpied,
^ daar uyt fieelswys nut te trekken;
Geen hy aan 't zyne weer befleed:
^^r uyt men ligtelyk kan ontdekken,
^^aarom zyu werk, V (*) GEMENGT>E heet.
^ vertoond de luflige oogen,
ƒ ^e uytwerkfels van dees Konfi-Goddin,
^^armWe TempeU, Zeege-hoogen,
^aleyfen,, die met hunne Tin
^^^ Τταηβη aan de Wolken raaken.
ziet hier niet zyn oogen uyt,
^gl'mfleren van de Goude daken 7
^ier ziet r/ie een zuyl, welks Toppunt fiuyt
'f hlaauw gewelv \ gins ronde perken,
Q γ aar in men vegt en loopt en rend.
' ^eemd van fchoone Met zei werken :
· fchoone Schouwburg, waar V uw end ?
^ doed gy onfe zinnen dwaalen,
^ ^ grootfe gevels van arduyn;
^^dhuyfen, Koninglyke Zaaien,
^ '^onk-graven. Naalden, die hmt kruyn ^
^ö!/ uw botiw-gevaartens fleeken.
^t toont ge al Vazen fchoon van leefi ?
^^ pronkt een pragtig Zeege teeken,
^ar Steenen vol met konfl en geefly
fi
-ocr page 45-En dertel fny-werk^ groots hehotiwen.
T>og, wie verlangt^ de Bouw-Goddif^
Te hoor en haar geheym ontvotiwen,
En als Minervaas Triefierin,
'T)e Schilder-geeflen door haar lejfen.
Te keren hoe men bouwen moet;
'Die fwyg, en hoord hoe Heer LAIRESShi
De wyfe Bouw-konfl fpreeketi doet.
46
Van de ArchiteAuur of Bouwkunde.
Eerste Hoofdstuk.
ÉV^^i^^oveele en menigvuldige zaaken in de Schilderkonil ver- Oogmerk
Ρ \ I :phandeld te hebben, komt ons ook de Bouwkonft voor j veK^i^deze
een Konft vol heerlyke uitv/erkfeien, en nutte gebruiken.^«hande-
Niet dat ik voorgenomen heb alle haare voornaamfte en zo
^'iti , 'hoogberoemde deugden, ieder byzonder, naarvereifch
"^^Cn 5 op te haaien, of de gronden der zelve te verhandelen:
^it u'it^ ^oude een al te langen werlcweezen. Ookzoudeik, om
^eti ^^ ε Voeren, een Homerus of Virgilius inde w elfpreek end.heid die-
^öQf^J^yn. Derhalven oordeelen wy het niet nodig, en ook tot ons
l^hei^j '^'^cn overtollig, te meer dewyl zulks genoegiiam doorver-
1 ^ al| ^^^ êeleerde pennen op het cierly kfte gedaan is. Wy willen
l^ate^^^^^lyk dus verre kom.en, als het den Schilder nut en nodig is 3
overige voor de Bouwmeeilersberuilen. Eenfchrandere pat ee»
J^^kely] ^^^Wer, zo hy zich i^^'/i^vry^i?/zoekt te maaken , moet nood-B?uw1aLuÏ
"^e Bouv^rkunde en Beeldhouwery verftaan: want indien hy^n
'^cze ontbeert, zal hy zich veeltydts, ineenigedin^en van dicaoodzaake-
^^^Ïtïi' ^erleegen vinden, " Derhalven behoort een Schiloer alzo
i^'^êoeH ^^'^cenBouwmeeiler, te weezen in de zelve te verftaan, en
jlykfcj^ Gebouw te ordineeren ^ hoewel de laatile zulks als een dage-
^'^ikt ^^ffening, en d'ander het maar voor een gedeelte dcrzelve ge-
] ^y'm
J^ove^ ^^tenvaft ilellen, en als een bekende waarheid volftandigge-
v f κ ^^ ^^^ Menfchbeeld in zyne verdeelinge, maatfchikkelyk -
is^^onheid, deftigheid, en bevalligheid het voimaaktfle ibuk
''^ftj .'t geen ooit bekend isgeweeft. Wat de Bouwkundebe-
^^'"ftc "iet minder volmaakt in haare uitwerkinge, ja heeft het
tier ^sr W aereld voortgebragt, en daar door de laurier en
Schr
aam verdiend.
^acjg^V^^'y^ers verhaalen, dat de Bahilonkrs de eerüm zyn geweeil:, wie dc eeiöe
^^eley^jjJ^nd de Egip.naaren en Grieken, die de Bouwkunde tot de ge-™ kund"
^^ktheid hebben gebragt: maar door den inbreuk en woeib- geweeft zyn.
heid
de
ule^
z8 groot schilderboek. vol'
heid der Qotthen, Wandalm, Longoharden, Hunnen, en an α '
riichc Noordfche Volkeren, welKe alles tot puin en
aflchever^ jü
kwam de zelve allengskens meer en meerhaarenluifter teverii ,
zodanig, dat zy byna t'eenemaal is te gronde gegaan: een ^^^^^ndei^
teken dat niets ter waereld beftcndig is, nochte in zynen
ftand blyft. Doch ten tyde van den Keizer heeft " ,
kunde eerft te Romen weder begonnen macht en fterktete_^
zulks datze van dien tyd af dagelyks meer en meer in deftig^^' ^qoV
gegroeid j alzo voortgaande tot den hoogften trap toe van""»
heid desRoomfchenRyks. , cat'i^l·^'^^
wat men Om tot ons voomeemen te komen, dient hier wel voor ar g j^j-stc
dooi het worden, dat het woordofBouwkonil, nietsjop'
woord ^-^-i^ennen geeft als gemaakte ontwerpen, waar na een Geboinv ^^ gncl^
gehaald, getimmerd, en uitgevoerd ·, zynde hier onder beg'-'^ ^^^Cj'
vyf Orders, met naameniTff/rii^i?, Dorica^ Jonica^ ^c'i^''
rinthica > volgens de w^elke alles word gem aakt, 't zy '
pelen, Raadhuizen, Zegeboogen, Badilooveii,
Stadtspoorten, Gaanderyen, Pronkgraaven, en andere deftig^ ;
gevaartcns, rond, vierkant, of van die beide te
famenge^oCd
fpreek van de uiterlyke gedaantens. ^ί,Φ'
Wat het Het woord Order, in 't algemeen genomen, betekent
woord ^rch
teSiiur ver-
ftaat, €11
da-ar ondeï
begrypt.
jjj Je Bouwkunde is het eigentlyk, volgens Fitmvius, ^^^
voeginge van verfcheidenemaatfchikkelykeenovereenkoni^^
len, als Pedeilallen, Kolommen, en hunne Ornamenten > ^l^en·
famen geiteld zynde, een volkomene Order en ligchaam uitii^^^j.^vcf'
En Orna- Wat de Cicraadcn boven de Kolommen belangt, als de Arcl^' jjj
iekent" fc Fricfen, en Corniflen, welke om hunne rykelykheid de» ^j-aei^^
iieveiis'der Ornamenten gekreegcn hebben, deze mogen alzo min, als"^
rcemingenrzelve. Onder malkander vermengd, of van d'eene aan d'ao^'^^ja J^
\viireld worden5 zynde het een voorzichtig Schilder,
Cornis af totdeBaiis, d'eenefoortvand'andereonderfcheiii? , da'^
ieder haare toebehoorende eigenfchappen geeft: by voorbe^^ ' ^eji
men geen Jonifch Lyilwerkop DorifchePedeftallenzet, ^ f^^ch^
Corintifch op Tofcaanfche, geen Romeinfche Cornis op eenJ
Fries. <=Π7,. Ten anderenis het Zeker, dat in alle Gebouwen ^j^j^efl
nmiTVn· moov r/xr ______„„J^/^i
Orders niet en paffen: maar zy moeten, benevens de eigene-
byzondere leden der Ornamenten, w^elke mede d'eene van d'an ^^gg-
't algemeen verfcheiden zyn, zodanig een overeenkomftejn^ ,^(,r'
heele Gebouwen, en der zeiver gelegentheid, hebben, als de
lykheid van het werk vereifcht. Deze Ornamenten moeten m aU^ ^c
z8 groot schilderboek. vol'
Dc^ "^^^ten verrykt worden, en een welvoegelyke cierlykheid vertoo-
jj yoornaamentlyk de Capiteelen, behalvendievan
^etiv^ ^picaanfche Order, welke in alle haare deden en leden grof en
^ OüHi'rr · ______J
1 Zonder eenig cieraad
r munt uit door de Ί
na de
he-
Ge-
bouwen.
deTriglifencn Methopen.
^cT munt uit aoor uc ι rjigiucut;n ^vx
dooii,deVoluten, Modiljons, enz.
^eriH^^^'sinfche, door de cierlykheid van Corniilen,en wel voornaa-
bp ρ defchoonheid vanCapiteelen met voluten en eikenbladen.
door de Corniflen van verwinnendeolyfbladen,
t)g Schranderheid en bevalligheid vanCapiteelen.
^ently] ^^^^ der Methopen in de Dorifche Fries koiinenverfchei-vercienngen
jnill^^f S^^uM en vercierd worden, i^f^hnpHflniVhp.dfinofhctffe-rfL^^lll^^if
ï^ei-p ^^ Gebouwen j 'tzy dathetTe:
j^^orten, ofVoorhovenderPrieik., ,
^aa^p^ ^^rfte voegen het allereigenft uitgehouwene Kelken, Boeken,
itif}^' MytersofBiflchópshoeden, enz.
rrig 5 ^^vede, de Wapenen van dcRepublyk, of Opperhoofden:
w^i ^ Straalen en Blixem van Jupiter, aan malkander gebonden :
'•^kengj^^ Staf van Mermrius met flangen omcingeld, om Vrede te be-
^ei) derde, verfcheidene Wapenen en Triomftekenen, den vyan-
"^örnenj ook wel allerhande Muzyk-en Oorlogsinftrumenten,
iVlq^'^fcnenLegersgebruikelyk, door malkanderen.
J^tiVc], ^^ laatfte pailen beft uitgehouwene Oflehoofden met krans-
toteentekenA^-anOfferhanden welke zy voor hunne Go- ^
Η Veekydts wierden ook de gereedfchappen, die zy in
^Hcvq ^rhanden gebruikten, daar by vertoond, als Autaar, Vaazen,
n- en Rookvaten, Kandelaars, Bekkens,
Ot^y^n, Hamers, Byl
en, MeiTen, endiergelykeOvertuigen.
Werken der Ouden ziet men in de Friefen van de fonifche, ais mede in
jneei^ en Corintifche Order, doch in de twee laatfte wel iietiU^^S^^^^
ι^^^οη Λ^"^ge loofwerken van eikenbladeren ·, welk loofuitermaaten^^j^cotimi-'
^^Ιΐεπ ^^^ wanneer het vermengd of doorilingerd word met ftruik- '^'^"
'^yngaardranken, en hier en daar met rbofen en andere bloe-
Peeigj^j^ierd. Somtydts worden 'er grjnzen onder aangezet, met
l^^^chtej^ kindertjes, en loopende gediertensj ook v/el feftonsmet
h^^^'^nft ' ^^^deren, en verfcheidene foorten van bloemen, welkede
^^den ^.liefFelykfte
in de natuur zyn. Deze met malkanderen ver-
'^^^lïientlv? ^^^^ gewikkeld, geeven een ongemeene welftand, voor-
-öé·?/ "^^nneer ze wel geplaatft worden. Maar al genoeg hier
g van:
-ocr page 49-z8 groot schilderboek. vol'
heid der Gon^m j Wandalen^ Longoharden^ Hunnen, Aèi^V
rilche Noordfche Volkeren, weke alles tot puin en aflche vcf ja
kwam de zelve allengskens meer en meer haarenluiiler te verli^ ^fjlyk'
zodanig, dat zy byna t'eenemaal is te gronde gegaan: een
teken dat niets ter waereld beftendig is, nochte in zynen vo'^j'^n^asv"
iland blyft. Doch ten tyde van den Keizer^i/^^^/^^iiieeftde ^,
kunde eeril te Romen weder begonnen macht en ilerktete^i-P^^ii-
zulks datze vandientydafdagelyksmeerenmeerindeftigl·"^] gf^^^'
gegroeid > alzo voortgaande tot den hoogilen trap toevao"
hcid desRoomfclienRyks.
Om totons voorneem ec te komen, dienthier wel voor
liet Avordcn, d-^l h&l-^'oord Jrchitectuur^ ofBouwkonft, niets^ jop'
L -^«^'-i^epj^ej^ geeft als gemaakte ontwerpen, waar na een Gebou^v ^ep^i'
gehaald, getimmerd, en uitgevoerd j zynde hier onder beg^"^
vyf Orders, ract π'Χ'χνα^ηΤοβαηα^ Dorka^ Jonica, rfc^'
rinthica j volgens dewelke alles word gemaakt, 't zy Paleiz^^' tfeO ?
pelen, Raadhuizen, Zegeboogen, Badilooven, Schou>^"'P
Stadtspoorten, Gaanderycn, Pronkgraaven, en andere defti^^ ; ^^
gevaartens, rond, vierkant, of van die beide te famen gcvo^'^
.{preek van de uiterlyke gedaantcns. ^liCi^'
Het woord Order, in 't algemeen genomen, betekent
Wat iiet
in de Bouwkunde is het eigentlfk, volgens Fitruvm, ^^'^^jed^^
voeginge van verfcheidene maatfchikkelyke en overeenkotfl^/^ .lle
len, als Pedeilallen, Kolommen, en hunne Ornamenten > JcCJ^·
famen gefteld zynde, een volkomene Order en ligchaam
Wat de Cieraaden boven de Kolommen belangt, als de Ai'^^Lpj vai^
orders
ver
En Orna
inenten be
iekeLT, βΓ- Fi'ieien ? en Corniilen, welke om hunne rykerykheid
uevens'der Ornamenten gek recgcn hebben, deze mogen alzo min, als ^^^^
«ït^ingeT'zelve, onder malkander vermengd, of van d'eene aan d'aj'' ^^n ^^
wiiTeid worden j zynde het een voorzichtig Schilder,gii^f
Cornis af totdeBaiis, d'eenefoortvand'andereonderfc^ei a^i
ieder haare toebehoorende eigenfchappen geeft:
men geen Jonifch Lyiiwerk op Dorifche Pedeftallenzet,
Corintifch op Tofcaanfche, geen Romeinfche Cornis op je^ei^^
Fries, enz. Ten anderen is het zeker, datinalleGebouw^'^^^leoeO
Orders niet en paffen: maar zy moeten, benevens de eigent ^^^gj-giO
byzondere leden der Ornamenten, w^ elke mede d'eenev^ metd^ê^^
't algemeen verfeheiden zyn, zodanig een overeenkomit^ v^^ljoaJ^
heele Gebouwen, en der zelver gelegentheid, hebben, als ^^^^ l^^ir
lykheid van het werk vereifcht. Deze Ornamenten moeten J. ' n
Wat men
dooi'
woord
teciuur vei-
ftaat, en
daar ondei
begiypt.
z8 groot schilderboek. vol'
^Cn "^^^^^^^rryktworden, eneenwelvoegelykecierlykheidvertoo- '
ljg!i°^naatnentlykdcCapitcclen, behalvendievan
Cetiy ^P^caaiifche 'Order, welke in alle haare declen en leden grof en
^en^·"* ^o^dereenigcieraad, is.
ï^^l^orirche munt uit door deTriglifencn Methopen.
dooK.deVoluten, Modiljons, enz.
rtieni-j'^^^einfche, door de cierlykheid van Corniflen,en wel voornaa-
ï)(;. Ρ de fchoonheid vanCapiteelen met voluten en eikenbladen.
^Isi^^pV^^intifche, door de Corniflen van verwinnendeolyfbladen,
ï^e 1 ^^ Schranderheid en bevalligheid van Capiteelen.
ilet)|-v F^^^tfen der Methopen in de Dorifche Fries konnenverfchei-veicienngen
^^'^ïkn vercierd worden, na de hoedanigheden of het ge-
^erpQ'" Gebouwen j 'tzy dat het Tempelen, Stads- of Raadhuizen, ^oed
ij^j^^'ten, of Voorhoven der Prieiterenzyn. bouw
^ eerfte voegen het allereigenft uitgehouwene Kelken, Boeken,
inj'^ï Myters ofBiflchbpshoeden, enz.
^Is twede, de Wapenen van deRepublyk, of Opperhoofden:
'^f de Straalen enBlixem van Jupiter, aan malkander gebonden :
^eli^ ^an Memirius met ilangen omcingeld, om Vrede te be-
t
■'O (j
^ieD^ J^ tierde, verfcheidene Wapenen en Triomftekenen, den vyan-
'ITTj,· ^^omen i ook wel allerhande Muzyk- en Oorlogsinftrumenten,
en Legers ^ebruikelyk, door malkanderen,
^^nv^^^^iidelaatftc paflen beft uitgehouwene Oifehoofden met krans-
toteentekenΛ^anOffcrhanden welke zy voor hunne Go- ^
J^^n· Veeltydts wierden ook degereedfchappen, die zy in
'^cvq pi'handen gebruikten, daar by vertoond, als Autaar, Vaazen,
Potten, Azyn-en Rookvaten, Kandelaars, Bekkens,
Hamers, Bylen, MeiTen, endiergelykeOfFertuigen.
Werken der Ouden ziet men in de Friefen van de Jonifche, aIs mede m
j^eef^^^i'che, en Corintifche Order, doch indetweelaatilewelhetSdnSe',
ί^ΙΐΓίΑ^ S^nicïe loofwerken van eikenbladeren; welk loof uitermaaten^'^ Coimti-'
fche.
ilingcrd word met ftruik-
phoQ^ ^^nige loofwerken van eikenbladeren;
"^Πεη ^^^ wanneer het vermengd of doorfli
^οη ^^^'^.'vvyngaardranken, en hier en daar met röofeil en andere bloe-
Teele^^^ierci. Somtydts worden 'er grjnzen onder aangezet, met
r^^^^htp^ kindertjes, 'en loopende gediertens j ook wel fellonsmct
j^hoQ bladeren, en verfcheidene foorten van bloemen, welk ede
in de natuur zyn. Deze met malkanderen ver-
^^^itienti^? in een gewikkeld, geeven een ongemecne welftand, voor-
^ ^ wanneer ze wel geplaatft worden. Maar al genoeg hier
na de
anighe-
den der Ge-
bouwen.
van
-ocr page 51-groot schilderboek- ^^^f^r
hddderQof^hfi, Wandalen^ Longoharden, Hunnen^
riichc Noordfche Volkeren, welke alles tot puin en aiTche 'γ
(Ttt^
V,'at men
dooi hst worden
woord ^rchi- „„
ver- kennen
ftaat, eii
daar onder
begi-ypt.
Wilt het
zodanig, dat zy bynat'eenemaal is te gronde gegaan: ^en i'^^S^^j^Jen
teken dat niets ter waereld beftendig is, nochte in zynen
ftand blyft. Doch ten tyde van den Kexïcr: Augufius heeftj
kunde eerft te Romen weder begonnen macht en fterktete/-^jj-
zulks datze van dien tyd af dagelyks meer en meer in deftighcj qI-
gegroeid j alzo voortgaande tot den hoogilen trap toevafl"^^
gegroeid:
heid desRoomfchenF.yks.
Om tot ons voornecmer. te komen, dienthier wel voorarg^^^^stc
dat het woord ofBouwkonft, niets op'
geeft als gemaakte ontwerpen, waarna een GebouW ^^ ζ^Ι^·
gehaald, getimmerd, en uitgevoerd > zynde hier onder
vyf Orders, met naameafij/^r;;^, Dmica^ Jonica^ ΚοτηΛ^^'» r^t^"
rinthica ·■, volgens de w^eike alles word gemaakt, 't zy Paleiz^^' ^^fea ί
pelen, Raadhuizen, Zegeboogen, Badilooven,
Stadtspoorten, Gaanderyen, Pronkgraaven, en andere deftig^ ^^;
gevaartens, rond, vierkant, of van die beide te iamen gevo^i?
fpreek van deuiterlykegedaantens.
Het woord Order, in 't algemeen genomen, betekent ved^ ^Αιΐΐ^'^'
%voordorder, jj^a^j. ^^ de Bouwkunde is het eigentlyk, volgens Fitruvius, jgde^'
voeginge van verfcheidene maatfchikkelykeen overeenkomt/^ .llef^^
len, als Pedeilallen, Kolommen, en hunne Ornamenten j Jcei^·
famen gefield zynde, een volkomenc Order en ligchaam
En Orna-
Wat de Cieraaden boven de Kolommen belangt, als de Ai'^^l^^ v^i^
iekent" be'- Friefen, en CorniiTen, Avelke om hunne rykelykheid den^'^^fdef^
nevens'der Ornamenten gekrecgcn hebben, deze mogen alzo min, ^^^ Lrc^^'^'
«Sigenrzelve, onder malkander vermengd, of van d'eene aan d'^i^^ ^^^
wiiTeld wordeni zynde het een voorzichtig Schilder,
die 5 ^j^^ao
Cornis af totdeBafis, d'eenefoort van d'andereonderfchei^'lj^ d·^''
ieder haare toebehoorende eigenfchappen geeft: by worbei^^^^g^ef^
men geen Jonifch LyilwerkopDorifchePedeftallenzet,
CorintifchopTofcaanfche, geenRomeinfcheCornisop
Fries, enz. Ten anderen is het zeker, dat in alle Gebouwen ^^gpeii
Orders niet en paffen: maar zy moeten, benevens de eigen^'^gj-e in
byzondere leden der Ornamenten, welke mede d'eene van da jgg^'
't algemeen verfcheiden zyn, zodanig een
heele Gebouwen, en der zeiver gelegentheid, hebben, als de ^^j^ai^"
lykheid van het werk vereifcht. Deze Ornamenten moeten m a
groot schilderboek.
^cn verrykt worden, en een welvoegelyke cierlykheid vertoo- '
i)^T2°^naamentlykdeCapitcelen, behalven dievan
ecny^^ P^caanfche Order, welke in alle haare deelen en leden grof en
öen^^·' donder eenigcieraad, is.
munt uit door deTriglifencn Methopen.
t) •Jp^^fche, dooK.deVoluten, Modiljons, enz.
nieji.^oineiniche, door de cierlykheid van CorniiIen,en wel voornaa-
ϊ)ξ. ρ fchoonheid vanCapiteelen met voluten en eikenbladen.
^Isii^^pVprintifchc, door de Corniflen van verwinnendeolyfbladen,
^^nfchranderheid en bevalligheid vanCapiteelen.
^eritK^^tren der Methopen in de Dorifche Fries kotnnenverfchei-verderingen
gevuld en vercierd worden, na de hoedanigheden of het ge-
■"Po ^^ bebouwen j 't zy dat het Tempelen, Stads- of Raadhuizen, hoedanighe-
den der Ge-
bouwen.
of Voorhoven der Prieiteren zyn.
V^^^^^^crfte voegen het allereigenft uitgehouwene Kelken, Boeken,
ti^ MytersofBiflchbpshoeden, enz.
^lsj^ ^twede, de Wapenen van deRepublyk, of Opperhoofden;
en Blixem van Jupiter, aan malkander gebonden :
^el^e^^^e Staf van Mercurius met ilangen omcingeld, om Vrede te be-
^en oj "^^^rde, verfcheidene Wapenen en Triomftekenen, den vyan-
'^Tfi ^^Ottien i ook wel allerhande Muzyk- en Oorlogsinftrumenten,
JVfg ^'^fen en Legers gebruikelyk, door malkanderen.
ίζη^^Γin de laatfte pailenbeft uitgehouwene Oflehoofden met krans-
ten
^ ^^erd, tot een teken van Offerhanden welke zy voor hunne Go-
Veeltydts wierden ook de gereedfchappen, die zy in
JHcvq ^^rhanden gebruikten, daar by vertoond, als Autaar, Vaazen,
^choJ.^Jge Potten, Azyn- en Rookvaten, Kandelaars, Bekkens,
^ Οη^^^^ϊ Kamers, Bylen, MeiTen, endiergelykeOffertuigen.
^Ofi-jpi'^^de Werken der Ouden ziet men in de Friefen van de jonifche, aIs mede ia
jneef^^^He, en Corintifche Order, doch in de twee laatfte wel hetSe";,',
l^hoo^ ^^nige loofwerken van eikenbladeren; welk loofuitermaaten^^j^conuü-'
^^ilene ^ wanneer het vermengdofdoorflingerd word met ftruik- '''^·
ve ? en hier en daar met rhofeil en anderebloe-
Somtydts worden 'er grjnzen onder aangezet, met
kindertjes, en loopende gediertensj ook wel feilonsmet
ι^Ι^Οοη^ > bladeren, en verfcheidene foorten van bloemen, welk e de
^^den ^^.lieffelykile in de natuur zyn. Deze met malkanderen ver-
een gewikkeld, geeven een ongemeene welftand, voor-
X)^ Wanneer ze wel geplaatft worden. Maar al genoeg hier
g
-ocr page 53-f4 GROOT SCHILDERBOEIC;
------ Men roemeenbédankedan5 Serlius,
Philiheftdel!' ^^
T^Tl^ltPaUadio, Cataneo, Leo Baptifla Santoritio, VigmU, «^^^^^^^Jeii^^
Bcuwkonft^ meer anderen die de waereld verlicht hebben door aO
lebifeT^ fchriften. Zelfs oordeel ik , dat iemand geen goed Archite^ ^^^ pe
zen, zo hy deze Autheurcn niet geleezen heeft, en verita^^'^gop-
Franfchen willen gaarne bekennen, datzyindezeKonftzon ^j-jde
geklommen zyη, om dat zy de werken en de leiTen van de vooi
Boiiwmeefters op hun gebaand fpoor hebben gevolgd,
Nu willen wy overgaan, en komen ten
eerileii^vandeOeo- aic
zelve te fpreeken, doch niet verder dan voor zo veel een Sch'
tot cieraad van zyn werk nodig heeft. _ ho^ê^^*
Waai in een Dewyl de deugd van een Gebouw in de bovenmaatigf ^pvo^'
fouw b^-" breedte, noch diepte beilaat, maa^ in een wel Handige te ί'''·^.^ jig^
ftiiat. ginge van verfcheidene maatfchikkelyke deelen tot een (■in'^'
chaam, het welk om zyn uitneemende gedaante, 't zydat ^-η^!^
hoogte of breedte is, aan het gezicht, volgens het oordeel ^^^J^nfl^^''
die zich des verftaan, achting en fchoonheid geeft, te meer ?
het na de hoedanigheid van den eigenaar, en gelegentheid
η en
volgens het gebruik, gemaakt is, moet men op die ho
tige hoogte, breedte, noch diepte acht gecven. tJet^^'"
Maar komen wy wat nader, tot de byzondere deelen.
cifcht, vooreerft, eenvaftfondament, ofgrondilagj ^en jggü^^^
gemakkelyketrap ·, een ruimen ingang j een wclftandigever
van deuren, venfters, openingen of luchtgaten j eencierlyf^.^
fpies, en wat meer tot zodanig een aanzienlyk voorwerp nodig ^jig^'^
ze voornoemde dingen, ieder in het zyn, tenuiter
ftenverlt^ uonii^
door konftige handen gewrocht, en met voorzichtigheid
plaats gefteld, moeten onvermydelyk een goede welftand ge^ b^·'^ t
is voor zo veel het werk in 't generaal, van buiten aangezien > ^^ jn b^^
Hoewel nu een ander daar tegen in mogt leggen, dat het
gemak van binnen beftaat j zo ftel ik tot overtuiging heni j^gdo''
voor. By exempel, iemand kwam in een vreemde ilad,
de voornaamite iiraaten wandelen j en een ander vraagde; ^
van die huizen dagt ? Wat zoude hy daar op antwoorden ? ^
zeggen, dat het fchoone of il egte gebouwen waren j ^
gen: ik moetzeeerll van binnen bezien, ofde fondamenten g^^gfCi^
verdeelina;e van kamers wel gemaakt, als mede otdezelve , pa.
De voor-
tf groot schilderboek. rr
daarom over het Gebouw van buiten niet zou konnen oor-
bej-j^ ' men moeft eerft; die genoemde hoedanigheden vanbinnen
teil "sbben: even of de geen, welke een deftig Gebouw vanbui-
^ ^'"^aken ^ niet in ilaat zou weezen om het zelve van binnen des-
Derhalven vraag ik, waar in doch een goed&verdee-
^^Ud .'^^i^beftaat ? Of het eenbyzondere weetenfchap is, die een
^y, ^^i'^'^ietenkenti of'er een net getal van zaaien en kamers bepaald
een zekere forme 5 langwerpig, vierkant, in de hoogte,
^f ΐη ^^'eedte, hoe hoog, of laag van verdieping, meteen, twee,
ftee^^ trappen, met een fchoorfteen of twee, meteenhouteof
^er^y^'^'^er, moetenhebben? Ofrekentmen, dat een Paleis fchoon-
^ ' dat het ruimer als een gemeen of burgers huis is ?
^cn ^Qj,'· ^aaten wy de gevoelens en tegenwerpingen van anderen in de-
'^'^^'h toe een weinig beruften, en vervolgen onze begonnene
k^'^der ^^ zaak te wikkelen, daar wy anders
^ §roote moeite mogelyk niet uit zouden geraaken. Ook heb-
^tiitey êezegt, dat ons voorneemen zich niet verder en ftrekt, dan
^^handelen het geene een Schilder, in deze landen, nodig heeft
Weeten.
^Ooggj,?^rdeelen, dat de beile proportie van een Gebouw een derde
't g. breed, voornaamentlyk als het bedekt is met zyne koepel,
^aar toe behoort 5 en ongedekt, een derde deel breeder in '
Ï^Me^^'^^^/^^als hoog > en een enkele Order van onder tot boven. Het
^'^ftojj^'^^igen weezen, dat tulTchen beide pronkbeelden, basreleeves,
> '^i^en' ander cieraad gevoegd wierdcn: want zulke ζ waare en ge-
^^^ Bou^^gevaartens, zonder dragt, en noch boven open, zyn
ï'iile^'^ ^^^^ -^f^^^/i/Z^^ö/^r of Schouwtoneel, maar voor geen Tempel
f '^Wd " ^^^ ipj^eek ten opzichte van 't gebruik en de welftandigheid,
^Hoqj^ ^ het een niet zonder het ander gaan j want geen ding is ,
j j^'^'^der eigenfchap. Het is daar mede gelegen als met een
of ^^^ 'ïians, of een man in vrouwek leederen 3 alsookeenwater-
iita,, pot. vercierd met een olyftak enblixem > en een oliekan met
ini^JJ^dolfynen.
t^i^'^^^e ^^^^'^eren van een goed Gebouw is, buiten de Bouwkonft,
V i^e de peripeëtiefen 't coloreeren waar te neemen.' De orden-
■q,,! , waar uit de bevalligheid en cierlykheid voortkomt 5
5 ^^oj-y^^eezen, oPtismis.
fchikking beftaat indedeelen, tothetvoortbren- weiiiandis-
^^r Zy ichoon iluk wedcs, door kpnft te famen te voegen 5 waarf^jJ^j^i^ei^ ''
^^nderen deugd doen door verkwikkende veranderingen, ja , '
zo-
-ocr page 55-GROOT SCHILDERBOEK.
zodanig, dat zy een behaagelyke figuur aan ons gezicht ^f/'^'^j^tg^'
Deze verandering beftaat in de ongely kheid der openingen or -
ten, als langwerpig, vierkant, rond, en ovaal,
zer openingen, naaft, boven en onder malkander, ^ellci^'
gronde regel, zeer bevattelyk voor een redelyk menfchj ^^
met een voorbeeld zal te verilaangeeven. ^flie-
Wy ft ellen hier een Tempel, 30 ven met een koepel '^^dekt, ^^^^
ver een Huis boven rond aan weêrzyden het bordes met tr^pP.^^,^^ίΐ^
gaan langs een baluftrade, waar onder een kelder, en
boven den i'Po.
een balkon is. Nu zullen wy eens van onderen op beginnen ? tdf^^
nen, welke figuur elke opening dient te hebben om een ordci^^^^er
fchikking te maaken. De deur onder de ftoep vierkant,
als breed, zo 't vallen kan: die van den ingang boven een dei ^^ji^oii
ger als deszelfs breedte, en bovenboogsgewyze: die van
mede een derde hooger dan breed, maar van gedaante vierk3.n^en$
ven plat: en dan de koepel weder bovenrond. Nu fchik ik »
in tegendeel anders, alwaar het onder rond, in
de midden vit^^^^j-cJi
dan weder rond, en zonder koepel is. Ditis voor zo veel
aangaat > want men vind 'er anders geene, dan ronde en
Van gelyken gaat het met de venfters. Als 'er twee boven ^^^asf''
zyn, kan de onderite langwerpig vierkant,
endebovcnftebo^^^^l,
wyze, doch laager, weezen: zyn'er dan nach bovenaan"^-
die zullen plat vierkant zyn. Deze regel hebben wygenoifl^^j^cx?'
Werken der Ouden, welke hunne openingen, ofvenlters
ger gemaakt hebben in de eerfte verdieping, dan in de t wede,
derde noch klcender of laager, doch alle in breedte overeen^^ Ρ ^^ïo
metdeonderfte. De venfters moeten nooitlager komen,
voet na aan de vloer binnenshuis.
eo
^ Indien 'er nu noch eenige venfters, of luchtgaten, indebof^^jgji-
ing, daar de muur op haar dikfte is, en gemeenlyk van een V^'^j^^oC,
fche Order gebouwd word, moeften zyn, dezelve zullen v»^! ^qO^'
boven flaauwrond of plat weezen. Het een wyft aldus het an^^*^'
zo veel het rond en vierkant betreft. eri^^^^"
Veidere aan- Of het nu gebeurde dat 'er ronde luchtgaten in de borft^ nü^^
le^fchikingin de gevel waren, zo zullen debovenftecirlcelrond, endeo^^^^Qct
•kr vcniiers^ d warsovaal zyn, om dat de laatftgenoemde door het geheele ^^ ^^teg^*^
gedrukt, en daarom van rond plat werden: de bovenfte daa
hebben niets te draagen. Doch deze ronde openingen, 01
zyn zelden meer in gebruik, om dat zy zo veel licht niet koïiö
pen als die welke in het voorbeeld aangev/eezen 7-yn. j^feC^
Door een
Voorbeeld
bevcftigd.
tf groot schilderboek. rr
^^en d dat tuiTchcn ieder ven fter een nis met een beeld was, en Enp^aatfen
te ^^^^^ de plaats tot een basreleeve, zo dient dit een vierkantCves van biü-
^^nte en boven het veniler, dat vierkant is, een ronde ge-"''·
Qe^r ^^ de deuren boven malkander zal ik dit zeggen : wanneer bo-
boogsgewy ze frontefpies was, en aan weêrzyde een
^^ H^oq.^ '^ct beelden i dan zou de deur van de balkon niet boogsgewy-
^εη bly ven, maar vierkant en met pilaiters > doch de deur van
^^^ tïlo S ^^ balkon geenbaluiiler met beel-
^^etten, maar knoppen of iets diergelyks dat laag is. Noch
^^Ce d'andere baluifter veranderd dienen te worden j want
"ove^j^^ykc figuuren op twee zulke voornaame deelen misftaan: het'
^f'tonderfte moet toe weezenj konnende de vlakte der zelve
'"^fal worden met basreleeves, 'tzy beelden, feftons, of
ik J^^sveeren, enz.
'^^^oort^^'^ 5 dat dit Voorbeeld genoegfaam zal ilrekken tot meer ande-
r^^'-hccf ^^ ^'an Gebouwen: want deze waarneemingen zyn in alle gele-
Hil^j^·^'^ Voor een Schilder, ten opzichte van de bevalligheid in de
• ^^ar"^^' zelve en onveranderly]
Γ ^^nochiets, 't welktegens'dezevoorgemeldefchikkingftry- Tegenwer-
Perli , denwel onvermydelyk is, als by voorbeeld een tuin of bloem -
^ee^gj^^^'^elk, zo het fchoon zal zyn, noodzaakclykreguliermoctBioempei-
^^^er^g' ten opzichte van deszelfs algemeene gedaante, als by zonde-^
i^et p^^^wg. Xen minilen moeten de twee zyden gelyk weezen, 't zy
f^i'cj ^ vaazen, pronkbeelden, of iets anders. En het word ons ge-
^'^iv egelmaatigheid ftyf, en niet fchilderachtig is > en dat men
T^^^crft^ die, zo veel mogelyk is, moet vermyden. Doch als wy ditEn opiosfinj,-
]'"^'ich^ · ^ overweegen, zullen wy bevinden,dat ons niet k walyk on-^^'^^
niaar dat wy't niet na de meening begry pen. Het isonwe-
^ogetj^^^Jyk , dat dedingen, die in een regel en order beftaan, niet
'"'^^tte^j V^tenregelig gemaakt werden, zonder hunne eigenfchapte
^^^ hof^ > niaar het kan wel voor een tyd bedekt worden: en fchoon
ê'^Ieggj^^^ bloemperk aan wederzyde regulier is, zyn wy in zulk een
κ §enop ^^^ '^^Êt genoodzaakt die gelykheid te vertoonen. Ecne zyde
als^' de reft kan men met het een of'tander bedekken, ofbree-
^^Verj een boom, fteenwerk, kolom, ofeen hoek van'thuis,
j.^ï'peii n^ denken, dat zommigeregclmaatigevoor-
fl ^ils Ï^^oodzaakelyk zyn in een Ordinantie: neen, die brengen
^^htsegAê^heele welftand in een Schildery: maar wanneer men
lig^! ^^^ daar van ziet, kan men wel oordeelen van het overige.
z8 groot schilderboek. vol'
v-» x-v v^ v' jl uvjixaxjj^j^ ix. yj \j i-j i-·^· ^ t·'
Ik zal noch een ander voorbeeld geeven 5 naaftlently k
beelden aan wederzyden van een poort of alkove itaan, ^^ ^elf^*
menfch by het eene gaat ftaan of zitten; d'an is 'er reedts een 01 0
beid, ook als door een gordyn de fchaduwe over het een of't an ^^ ^^^e
Zo mede wanneer twee basreieeves aan weérzyde zyn, kan jg^t^
door de perfoonagien, na dat men 't goed vind, tendeeleo^ ,^αΠ
worden. Hier toe is altydgele.gentheid genoeg. Zyn'erbU
weérzyde van een itoep twee gehouwene leeuwen of ffiuxert
van de eene den kop af breek en. De ftoelofthroonv^an"
DeKonft en
Natuur te fa-a
bezet met twaalf goude leeuwen. Het zou hard vallen ,
alle twaalf moeil zien: de eene zyde toont genoegfaam ,
zes weezen moeten. Twee of drie geheele zyn genoeg : van
behoeft maar hier of daar een ftuk of brok gezien tè werden =
ïnoet men altoos handelen in diergelyke voorvallen.
Fafi Je fchikking der gekoimtde Steenen by en of ^f
deren ^ zo hinfien als buitenshuismitsgaders J O^'
Vaazen, en Termen in de Bagchanaalen g-ehruiy^·
Daar is geen ding inde waereld, 't welk niet een by zonder^
ge- iigheid in ons oog heeft, wanneer het, de Natuur en Κ'Ο^Ι^.
pa-ird" vei- taen gepaard zynde, door een geoeffeiide hand wel uitgewroci^^l^gig-
''eTïfeTe ^ ^^ ^^^^ oogen-nlet eveii kund ig zyn om d e reden van dez^
itweikinpe. hpïd σΓοπΓΐίσ tp bp7.f;fff"n . h
uitweiiiinge. heid grondig te bezeffen, komen zy niettemin
fchikking in een en het zelve gevoelen j ftemmende eenpaarig jJi
ichoon itaat en Zo behoort te weezen, onaangeziendeneen? β Jhï^^
zeg, het verftaat, en den ander niet; en zulks om die redens ficf^^
Konft van zülk een vermogen is, dat, hoewel deNatuuri^^^itci^'
haarer voorwerpen fchoon zy, de zelve echter in onze oogen^
ile bevalligheid niet zouden hebben, zonder behulp der ^^, ^'jcy
De Natuur verfchaft ontallyke iehoone Steenen van veelde te-
leur, aart, en eigenfchap: maar de Konft alleen kent der
kw aamheid, fchiktfe ordentelyk , bepaalt hunne plaatfen el ^^
en waardigheid, ja zodanig dat wy, buiten kennis van de kon ^^^ ^ ^{i
een natuurlyk oordeel, konnen bezeifen, dat het zo moet
anders niet voegelyk zyn zounoch ónze oogea koönen voiuo ^·
z8 groot schilderboek. vol'
^et^^ ^ecten, dat het wit zwak en teêris, daarby lieiFelyk in 'toog j Schikkmg
Stelen droevig, wreed, en onaangenaam ioL^lmfte
l^g ^"^y dan het zwart onder het rood, en op het rood het wit. Marmerftee-
'^Herf ^^^ koleurige fteenen zyn de voornaamfte, welke niet anders''^"·
"ieη., ^^richikt werden, volgens hunne aart en eigenfchap, zonder
geweld aan te doen, endekonfttegenteloopen.
^cr γ ^^olgens hunne rang en toecigening konnen dezelve, na de or-
Architcümr, aldus geplaatft worden :
^Qicana, als de onderfte. zwart marmer. Rang der
Dnr;^^ gekoleuide
^öllca, groen. lleenen.
Jonica, geel.
J^ornana, rood. En
it.
w
ietp^ ,®üden zommig
zommige mogelyk vraagen, waarom het rood niet voor Tegenwer-
en de
opge-
Schikkiiig
der geko-
leurde Stee-
iifti vci-
êezet, dewyl"het rood in zyn natuur donkerder is dan het geel ?
'■^ge^a Ρ ^^^ antwoord, om dat het rood en groenheide in hunne krachtioii.
^Het ydende zyn, en in tegendeel het geel aan het groen eigen, al -
uit geel en blaauw herkom liig is.
liet komt te gebeuren ^ dat men genoodzaakt is tulTchen twee
iigj^^^^oleurde fteenen een andere te voegen, zö zyn deze volgende
"Ï^^^Ylermeefte in gebruik :
pj^en twee ζ warte m armerileenen paft beft jafpis, koper, mc-
tweeferpentyn-ofgroenemarmerfteenen, desgelyks. ^^^^^
rood een zwarte of ferpentynileen, Pifaans marmer met
tu^^ttc vlakken. ; ^^ ^
^hen twee graauwé fteenen, hartfteen, of geelachtig wit mar-
li^^n twee gevlakte langaderige fteenen j een gefpikkelde, en
iiit. ^tweeJgfpisfteenen, geel, ofvleefchachtigwitmarmer,
'^^iclf'^ de voornaamfte fteenen welke op malkandcrenleggende,
^et 'ïïalkanderen gefloten werdende, in 't geb ruik zyn.
l· ^^ noodig, dat een Marmerfchüder acht neemt op de ^^^
vaor
aanmerkin-
een
imer-
•^iftie hl ^^^ plaats daar hy marmeren zal. Is het een grooteen aam
v·''· te V 7.0 he.eft hy vryheid om zyn werk met kracht m^;
^êetig^'^^i'eni maar is het kleen van begrip, zal hy het zelve wat ma-
^^^^too dat deplaatsdaar door niet verkleend werd,heefr^^^"
' δ te veel geweld aandoe. Is hetzaakedatdekamermetfchil-
h ζ de^
-ocr page 59-z8 groot schilderboek. vol'
deryen bek leed is, moethy2,ich voorzichtig daar in draageii 5 ^Jtlv''
dien het mpgelyk is, meteenigekenders, doch welvoornaa j^^jgtii'
met'den Meefter die dezelve geichilderd heeft, raadilagcn W^t
aldaar het dienitigfte zoudezvn. ii-tiail'^^'
By of omtrent lichte Schi^deryen zal donker
marmer DCi·;^
en in tegendeelby donkere, licht marmer, alsPifaans, j^y f^jasi'^'
■wat licht geelachtig is. Doch zo het een enkele koleur is gcv
leeves, alsdan voegt hartileen het allereigenft. ^ kii'^
Wanneer men nu veelerhande koleurde marmers wil "^j^olof^'
men dezelve, by voorbeeld aan een portaal, mettweeofvic'
men en door pedeilallenonderileund, aldus het voegelyk^ei'^
enverdeelen; 'iii^^
Het bafement en lyilwerken der pedeftallen zwart, met^^'^^^jj-gs^
geene vlakken j het blok of vierkant derzelve donker rood, ^ ^yfvof
tikt met veele kleenigheid en weinige lange ilreepen j de pli^^j ^fpi'
onder de kolommen en pilafters witj de kolommen licht (jvc"^
faans marmer, met groote witte vlakaders, en aan weêrzV ^eii;
zwaar gevlakt j de pilafters mede licht rood, dochfoberin y^vc^"
de kapiteelen wit j de architraaf zwart, gelyk het bafement ειγΓ^,ίοΓ
ken van de pedeilallenj de fries donker rood, zo als het blo^ jndi^^
kant derzelve ·, en de cornis weder zwart, gelyk de architraaf- j^of'
'er eenige verheevenecieraaden in de fries vertoond worden 1 ^ ^lsti^''
Λverken, kindertjes, triglifen, oflehoofden, enz., diemoet^fjo^
wit zyn. Wanneer d'er nu boven de cornis noch een bori·^ ge^T^^
komt, zo kan die geheel uit een gantfch andere koleur beila^^^yjifiiifl®
de wederzydfche pedeftallen en hunne lyften van Pifaansfi-^^'j^^elei^
marmer, met eenige dwarsloopendelideren j en demiddelft^P leeveS
of vlaktens der zelve, graauw marmer, ofwitalshctmetl?^^
vercierd is. Debeelden ofvaazenboven op, desgelyks vvi^· ^^ ggte'.
Deze verdeeling kan men verdubbelen en veranderen ^^ ptif'^'^^''
gentheid. De fries en kolommen konnen wit zyn > de bafe"^, j-j-jgU'
capiteelen goud, met alle de cieraaden in de ornamenten, ^^jegti®'
fcn, blokjes en loof. Het overige mag alsdan, gelyk vooi'ê
blyven. lyil^^^'
In een zaal van rood, of andere koleurde marmer, alwaar de
ken der ornamenten verfcheiden zyn, grooterofkleender, .jtja^'
een portaal of alcove van wit, of van een andere koleurde ^^^ g^} o^ ^
ken: doch indien de ornamenten vervolgen, zo moet het γθΐ ^^^
cove van een zelve koleur als de kamer wcezen. De kamer κ^ι , j.^;
Order zyn, en het portaal, alcove en fchoorfteen van een an ^^Qf
De verdee-
linge dcï a-
derige Stec-
ïien en hun-
ïie koleuien
door een
Voorbeeld
aangcwee-
-zen.
Wanneet
men twee-
derhandcOr-
ders in een
kamei mag
bw:ngeri.
z8 groot schilderboek. vol'
i^e > kamer Jonifch, en het overige Corintifch ofRomeinfch.
^^ggg de vloer moeten met het gebouw gelyk komen, datiste waainee-
. ' ^ls de kamer pilafters heeft, zo zullen de banden van de vloermingcn in de _
^igt:/^^^ aanloopen of uitkomen, 't zy dat de pilafters verre van οίΓ"^'^"^'
^e^ ^^^^ '^alkanderen ftaan j moetende de zelve zodanig gelegt wor-
overal een reguliere figuur vertoonen, hoewel 'er verfchei-
^'en ^^kken zyn, gelvk onder aan de deur, portaal, alcove, enz.,
' Hlï ■ 1 ■ 1 1 . J _ 1
J ® ^en voorzichtige tuinman zyne parken doet, dan een rond,
^cnjj. Vierkant, achthoekig,enz,, maakendedat'eraltydeenover-
^e ^j^a'if^'de gelykheid is die met debanden fluit, In het midden van
^ot^ kan men zodanige figuuren oicompartementen vertoonen als men
lenf^^önderwerpbekwaam oordeelt of goed vind , en datvaneenko-
^εη jj^ ^ 'ïien wil. In de kamers of lange gaanderyen, daar de eene zy-
andere ongelyk zyn, is men genoodzaakt met een tuilchen-
n'^ene van d'anderc te fcheiden: en evenwel moeten de banden,
'< .....
ott^j^^iten, overal gelyk komen. Indien 'er aan beide de zyden ko-
Γη·»., Zyn, moeten de banden van ieder kolom degaandery door-
en van d'eene aan d'andere loopen.
_ _ ^^^ ____________
wy nu totde gekoleurde Tombes, en andere Stecnen.
^erp^, "^itte , Leeuwinnen, enz., voegt wel een Tombe van Maimeie
of of porfieriieen·, en op een zwarte plint,zo d'er geen beeldenTombes.
^ figuuren zyn die het onderfchragen, een diergelyke Tombe
^^v^j.^'^' ^crfteen. Op onderftutfels van koper ofbrons, Tombes van
Op zarken, of andere blaauwachtige fteen, fchikt zich
iiiejJ^^fsachtige ileen, porfier, koper, metaal, ofbrons. Merkt
'^Is dat het zwart altyd onder moet weezen, voornaamentlyk
^i'dej.^^^'^'^heidene foorten boven malkanderen zyn, gelyk wy in de
Dg ® Aangetoond hebben,
^elv^ l^oote Vaazen en Potten zyn altyd met hunne plinten, aan de Vaazeji.
^p p^j 5 van eene ftof, Zo wel in niilenalsoppedeftallenitaande.
^eti ^^ftallen moeten de plinten met de buitenkant van 't blok over-
ft^^ 5 nooit breeder noch fmalder.
^^n in de Bagchamalen gebruikelyk, waren meeii ^''''''^"'"·''""'·
niet heel groot, en onder met een punt, omgemakkelyk
f'^lcha^'^^^ plaats naar de andere, daar de troep van Satyrs, Faunen en
^^ VerkT'^^^"^^^'^'^ ' verdraagen te konnen worden. De plaats van
J^tit , V f gekoozen hebbende, plantten zy dezelve met de gemelde
geb ? Deze Termen waren veeltydts rood gefchildert, als
-Vloerftee-
"nen.
^oiici ^.V^^ne potaarde} fomtydts ook wel wit, maar omtrent den
oi'ft door met blaauw e druiven beklad en bemorli.
De
z8 groot schilderboek. vol'
De Paaien, of Wcgwyzers, ii^^mw genaamd, op
En Hermes.
onroerlyk van witte fteen, op gemetfelde ileenhoGpcngeplari^'^ijje
dat ze van verre door de reizigers mogtengezien worden i {'.^opge-
reden zy fomtydts daar en boven noch wel op pcdeilallen of p»^^
en
zet wierden.
VaM het fchilderen der Aderen en Vlakken in M^h^^
Timmerwerken ^ ζ,ο binnen als buitenshuis^^^
ordentelykheid daar in waar te neemen 'valt'
Vyfde Hoofdstuk.
onderfcheid Tj « fchoonlieid in't fchilderen der Gebomven is dat men he^ ^^^^
der fteeii|n ,-L-^ fcheïd der fteenen wel aangewcezen ziet, 't geen men jfl
ihigVb ko-"melyke netheid kan doen ^ niet alleen in hunne verdeeling, """^^^j^jiaU^
l^T^zen"" koleuren, voornaamentlyk van buiten, alzo men daar
irodzaaké- niet op en ziet als van binnen, en ten anderen om dat ze meefd^'
^y'*^· makken onderworpen zyn, van regen, hagel en wind, inzd^
zulke die in vochtige plaatfcnleggen, welke gemeenlyk in kof^^ ^^.yO ·
front p"pvnp1 diiiir viin Irr^'cpn alt- ·τ\τ imn U^^Af iiC nfi
Wat de op
jcmetzelde
groot gevoel daar van krygen, als zy niet van heel harde
want hier en daar vallen ilukken uit van lyilenenuitfprong^^' ^jyk
-Fonteinen voornaamentlyk werden zeerbemoit enbedroopep?
itecnen, m ook de Tombes of Graven, maar boven al de Piramides, vermits ) ^φ
fuch^^^door fchoon en glad ligchaam opgeregt worden,
den tyd oh- hunne gedaante en ζ waare gevaartens 3 weshalven het niet cn jik'
denvorpen ^^ fteenen van eene zelve ftoffeenkoieur zyn.
Menzietzeoo
maals van veelerhande fteenen, ten deele zo gevonden en ten de^
den tyd zo geworden: doch het gement ly d de meefte nood, ^^^^qO^'
opgegeeten > waar door de opgeftapelde fteenen los raaken,
zaakelyk vervallen moeten. Daar en boven zommige fteenen
en brofler van aart zynde als d'andere, van de lucht, vocht, e^·^ ®
verteerd, worden dezelve door de persfinge der bovenfte aan fO ^ygei^
gebroken, en laaten alzo gaten, daar de regen in verzamelt j^^^-gfii
wier, mos, en andere groente, ja geheele takken doet uitg' 'C
al het welk het jaar om zynde vergaat, en tot een groen fap ^
geen daar dan uitvloeit, en langs de fteenen nederloopt. ofti^^^^^
Doch wy vinden niet ondienftig, eer wy onzen voorgen
weg vervolgen, deze zaak een weinig meerder op te haal^j VjC^"^^^
misbruik, 't geen in de zelve veeltydts gepleegd word, den
ik
geen
vooroogenteftellen.
-ocr page 62-•^^Wcet _________________
? van niet alleen de pronkfteenen en fchoone beelden zo jam-{^edmipen"
bederven, maar ook de lieele gebouwen zelfs. Indien het der^swen-
i\en "of vergaane brokken, ruïnen, en andere vervallcneftec-"'^'^^'""
zou daar niet aangelegen zyn, al waren ze noch zobe-
liiimi ^cdroopcn : maar aan eêle en fraaije beelden, daar niet het
^^ befchadigd, is het zeer oneigen, en dat noch op een plaats
^ai) ^"^ttien, noch niets ter waereld, by of omtrent komen : desgelyks
't vinf, ^^"^cn die zo gaaf zyn of ze eeril opgebouwd waren. Warei
1 gaaf zy η of ze eeril opgebouwd waren. W aren
^^n in de fteenen, dan zou het noch eigender weezen als alle die
Wtlj.^PP'^ne frreepen. Men neeme derhalven wel acht eer men aan het
Verj-p/P^'^ gaat, dat men een onderfcheid doe zien in de dingen die
vi 1 > denkende by zich zeiven, hoe veel duidelyker men
'^olo j. P^enkleedvannaby, als van verre, gewaarword. Byge-
j ^tnoo-dzaakelyk op de vermindering der afgelegene voorwer-
of te werden. Doch wat vuiligheid van nat en ftof kan doch aan
i^ffp^ ^3,dde ligchaamen hegten, 'tgeen regen, hagel offneeuw niet
maar wel datze door den tyd verteeren enafneemen, voor-
^'tlyk die in 't noorden ftaan, en het ongelyk van't weder, en
^et γ ^ Ongemakken welke zouden mogen voorkomen, als den yfel,
' ^^^ geweld der winden moeten uit ftaan. Men ziet.aan de
^Ooyj^^'^ouwen daar veeleexempelen van, dat'«r beelden zyn welke
^ ^^ tyd zodanig zyn verteerd , dat men naauwelyks meer kan zien
'^Ooy^^^s of vrouwen zyngewee'ft, ev-en als de beelden vanfneeuw die
jy^ "ε Zon ten deele zyn gefmolten.
ï^iet het bedruipen en bemoriTen van zodanige; voorwerpen hier
^it^f^^ê^gcCproken dan in zyn misbruik,wanneer het geen eigenfchap
Ccri "^^'^nt daar moet altyd een waarfchynelykeoorzaak, waarom
>,t^dusofzo is, befpeurd werden. Anders is het geen konft,
lyic jj ^^^ enkele eenzinnigheid , die voor alle menfchennietbehaage-
• ' ICt i i-»·'"^'·· J —---O"-^'-------------
E'eb ^^ mispryzen, dat men de moeite neemt van de fteenen Dat de ade-
de
aan-
geweezen
niccten wor-
den.
Hc't · ■^^ar keeren wy weder tot onze begonnene zaak,
^'iin^^'i^iwen aan te wyzen, benevens der zeiver aderen en vlakk en,
met oordeel en maat, volgens deregel overeen komende, oordee] en
^^^fpeêi ^ · ' ^^^ lofFelyk is voor iemand die de
maar in tegendeel bclagchclyk voor die geenenjgeweeze
iöeρ "^^^"^Iv-e niet en kennen.
K^^cr^^ ^^^εη vanbinnen, die de angcmakken des tydts zo zeer niet
^^Ïcn ^yrii hebben zoveel nood niet van te breeken als die van
GROOT SCHILDERBOEK.
niet, hoe zommige behaagen in die morsfigheid konnen vanhetbe-
^itid
Het ^etncnt houd ook beter ftand j w^aar door die dingen
ZUl-
-ocr page 63-z8 groot schilderboek. vol'
zuiverder en gaaf bly ven, zulks dat men naauwelyks de farne^ ^Hts^^^
der ileenen kan gewaar werden 5 uit welke oorzaak
eenen fteen fchynen gebouwd te weezen^: waarom men ?ich ^^^jH >
MisHagen wagten voor diergeiyke misflagen, door onkundige Schilders ^^^j-fli
sTiSr'' ^ ^^^^^ liunne gebouwen met aders en vlakken opfchildcren, »
deis begL'n. met ileenen afdeelen, waar door dikwils een ader of vlak doo^d
drie ileenen gelyk loopt, zo dat het zeer natuurlyk fchynt gei^
tezyn, engeenleevcn. riei^^^
^ndf^Ti^' ^^^ werk wel aangelegt en verdeelt aan ileenen, dart getB^fi
ma"nie"aan-gevlakt, is, dunkt my, hetzekerilcj welagtneemende,uc^i^^
getoond. fteen zynebyzondere vlak heeft, opdatmenoogfchynlykziie'^
dat het bedruipen en marmeren geen een ding is. i^ntly^^
De marmere gebouwen zyη fchoon en aangenaam,
voornaatiJ- ps
'v/anneer de zelve met een eierlyke Architectuur verzeld zyn?
hunne toepaflende ornamenten, zo wel in fchildery als natuufV^'^'^jf^i)
Het is zeker, dat deordentelykheid een der krachtigile^oi ^id
daar van is, zonder de welke hetonmogelykdiegrootebev^i ^
zoude hebben. yOii^^
kSerief' vernuftig Bouwmeeiler laat zich ten hoogftengelecgei^/^^j^b^'
fteTnTnp?ys-het Zetten van dc ftcencn, die hy tot zyn werk uitgezocht he^^ ^qO^
feJyk. k waam oordeelt, ten einde de fchoonheid zy ner ArchiteÜmre φίΐ
niet mogtegekrenkt, maarintegendeelverheerlyktwerden?
't oog een aangenaame /^j^mfwzi? geeven. Derhalvcn zet
rige ileenen ordentelyk op hunne plaats: als by voorbeeld
portiek is met twee kolommen, zal men altyd maak en dat de ^ .-j^nCtJ»
ken tegen elkanderen aanwerken, als fehuins van buiten naaf
of van binnen naar buiten: desgelyks de pilailers, en alles dat& y^t)
is, zodanig dat het werk van verre altyd een reguliere figtiür^^ ^p
zoekende, zo veel het mogelyk is, dat ze even zwaar gevlakt^/^j^ ^^c
dat het oog altyd gebalanceerd bly ve, en niet meer tot het ee^^jlleti
ander getrokken werde. Tot de architraaf, fries, en
zy de ileenen zodanig zoeken, dat de ilreepen of aderen
gezet worden, om de lyil werken niet verward te maaken j Yij-gep^^
kerlyk zou gefchieden, by aldien de aderen der ileenen met de
der lyilwerken overeen kwamen. . riii^^'
νΦιΐίΛ^ω'^^ Nu ilaat dit noch aan te merken in hetmarmerenderkoto
inde Kolom- dat de vlakaderen het krachtigfte licht moeten ontfang^ '
S'eTan^^" de Zwellende partyen, om alzo het platte, 'tgeeninfcni
Udit'Ldoor de konft te hulp te komen > 't welk de natuur
heeft j als van zelve rond weezende. Derhalven zou het geen W
-ocr page 64-groot schilderboek.
'im^-' ^^^ donkerfte der viakaderen op de zwalile partyen
UV-X V JlO-rk Λ»^ 1 vyj^ Λ-ι vv cn^ χ cv^ ^^O-ILVV
'Oorf' ° deuitwerkingc, die men daar in zoekt tc brengen, da
vruchteloos zoude weezen.
^yde V eens een lange muur, in drie vakken verdeeld, aan ieder
d
Als mede.
^lkan^ ^ welke vier kolommen ftaan. De twee eer lle zullen tegenSkkeu
aanwerken. De vlakken 7.u[\cn oiparaleHm den horizont
"^t^e^V diagonaal tegens eikanderen toeloopen, na buiten of naar
• de twee andere desgelyks, en zo al voort.
laar
de Ruïnen of vervallene Gehouwen.
Hoofdstuk.
Ζ
Ε S d Ε
, y hebben tot noch toe wegens defchoonhéidenordentelyk-
vif , ^^eid der Gebouwen gefproken,waarom wy hier niet onvoege-
^an^j I ook iets van de vervallene en gebrokene Gebouwen te ver-
, 1 j 't welk , myn's oordeels, alzo noodzaakelyk als het eerfte is.
b Scey ^i^enigmaal gedagt, hoe het komt dat onder zo veele, die zich
] ^^^ ^^tot Gebouwen en ander Metfelwerk tefchilderen, hetzy
1 'Ώοη" . ^dfchapfchilders, zo weinige gevonden werden die de vol-
'^ati^p ^^d in haar geheel cn gaafvertoonen, en voornaaraentlyk de
' Het is algebrokene muuren en uitgcgcetenefteenenveeiezyn'cr
^^t ^aaken, en zelden een heel en ongefchonden gebouw, ^londeryaueïe gc-
^Herfgetracht of uit de oudheid nagefpeurd hebben de gedaanten^omvcn kwa
^^Udg^^'aaifte deelen der gebouwen, waar uit ze iets bezienswaardigs/en.
\ ί ^^oben geleerd aan den dag te brengen. De reden daarvan kan
^t 2.oekens, anders niet vinden te weezen, als voornaamentlyk
kennis ontbreek t, gelyk ook de eerluft om die te bekomen.
lUiiu ei« - , .. „ .
^^ifter^^ iiu veele meenen, dat een vervallen Gebouw zo naauw niet
^ ^Ve]'. een heel of gaaf, zyzyn verre verdwaald j want het een
^et ander in een maatvoegelykheid en proportie beftaat.
5 ej^^^^^^ige gaan heen en fmyten een gedeelte van een Gebouw om
pPitee/^^ê^^^ daar onder of omtrent eenige vreemde brokken van
_ '"Π» ii-nH/«n ir.:ti-i ΤΓι-ϊι=Γί!»η Γ^ i-fT i Π%η ΡΠ l'Pi'frf>1 vir Ρ Tro η ρ·.'»:-.
P^teeu c
, -el ftukken
vanFriefen, Corniflen, endiergelyke, vaneen
Μ Higj^^^arie Order als het geene daar van noch overeind ftaat. Hoe
i^êefl-^.^^^lks verfchoonen? zy mogen zeggen, als'er een Gebouw
, 't zy door ouderdom orandere toevallen, wiezalonder
ςΑ^^'^ 2Ocken of'er een verkeerde Capiteel, Fries, ofCornis
^ ^et ^Ώοοη daar iets of wat van dien aart mogt gevonden worden,
•^■^· löisilag? want het kon wel gebeuren, datdiever-
i keer-
-ocr page 65-groot schilderboek. ^^^^det
keerde brokken daar vari een andere plaats gebragt waren j ^^^^ ^Hc
dien hoop geimeeten. Maar deze reden gaat mank,
billikheid dwars aan. En om de waarheid te zeggen,
zefFen, hoe iemand zo verkeerd van zinnen kan weezen, ^^^^apaiHi·^^
ireer kennis en moeite van nooden is tot het befte als tot het ^^^qcI'
tot gehecle als halve: in d'eene zo wel als in d'andere moet niei^
maat ea pafler gebruiken. Is 't dat een fchoon overblyffel van
lyk gebouw een fraay landfchap vercierd en deftig doet ilaaii,
te meer een dat in zyne volkomenheid praalt ? Diedandeino
ontziet, zal zekerlyk alle zwaarigheden, welke zich hier
opdoen, al oefïenendegemakkelyk overwinnen, zohy m-i'^i"'^^ jfide
zucht tot het befte en loifelykile geprikkeld word. Nietdati -g-
verkiezing der vervallene Gebouwen een tegenzin heb, ^^^ ^^vc^^
mand zoek te verhinderen zyn werk daar af te maak en j want 'l
dat alle menfchen hunne byzondere neigingen hebben, gely^ _ Z^o'^'
eerfte Deel hebben verhandeld,daar hunne genegentheid toe It' pgj--
daar in uit re munten, zynde een zaak dij natuurlyk en gemeen ^Y^j-^lit
halven moet men niet denken, dat het geen ik hier gezegt hebo^
om eenig ongenoegen te geeven aan fommigeit^izWfchilders? |yli
onlu ft tot de te verwekken: geeniïns. Ikwilmaar^^^
bewyzen, met wat aandacht men de Antiekfche overblyff^^^ j^fH'
befchouwen, doch voornaamentlyk dat men moet poogen
leizen en Gebouwen, zo als ze ge weeft zyn, te onderzoeken·
μ
ten
Schiide
T>e voornaamfle Tjoaarneemingen over de Stoffagi^
fchïlderen van Zaaien , Kamers en andere VertT^ '
Zevende Hoofdstuk.
Hoordpun-'^^^oor al dient men· omtrent deze ftoffe acht te geeven op ^^ijjlec
;verdeeling, detimmeragiebetreffende) ^jyve?
waai moet m zyne volkomenheid, zo dezelve in zyne bouworder wei is, ^ "iJei''
«ωΓάςζΓ' zonder die in het minfte, onder voorwendfel van welftand ^^^^^^ ve^"
2aak. achtigheid, te krenken of te hinderen i en
ofde nood zulks eeni- i^et
eifchte, dat het zy met voorzichtigheid, altyd totvoordee
generaal, te weeten van deBouwkonft. _ be^^^^v
Tentweden, dat de Schilderagie, het zy waar in die ook iK
tot luifter en cierlyke deftigheid des Gebóuws moet "^^^^jiiïi^^"
fpreek ten opzichte van het houtwerk te befchildcren, het zy
mer of andere fchoone fteen., ofwel van hout.
lierheid van de
-ocr page 66-z8 groot schilderboek. vol'
^^δΐίςη dat de Ornamenten, diemenfchilderen wil, met de
iiien ' ^^'^Ike alreedts gemaakt en vaft werk zyn, wel overeen ko-
'J^' ^it dezelve Order als de kamer is, vloeijen.
^erbg dat in de vakken, niflen, ofvenfters, konilig zal
"^Ogjj ^^ "Veerden het geen men in der daad, of als natuurlyk, daar wil
tlyj. ^hynen, het zy tapyten of doorzicht. Ishettapyt, dat moet
^^» doorzicht desgelyks j het eerfte aan zyne rand, het ander
^^rvJ?^® lucht of zon: in d'opene lucht het licht van de kameralom
'^J^ende.
^yfden, dat de Meeiler zich zal wachten, drie of meerder fton-
^'fto^·^ '^en dag in één vertrek te gelyk te verbeelden, mede niet in
ten ware tapytsgewyze.
, dat hy zich zal wachten zyn basreleeve van wit marmer
^eifj ^ iluiten 3 dewyl zulks tegen het gebruik en de waarfchynlyk-
^^*
Vati ο laatften, vermits de overtolligheid dikmaals de deftigheid
^^ Schoon vertrek verbreekt of vermindert, zal de Meeiler by-
^^gi'.'Voorzichtig doen met zich van veele kleinigheden te wachten,
^^ 2;yiie verdeeling, als in zyne cieraaden der Ornamenten. Een
êeCê Meeiler zal in 't verbeelden zyner gefchiedeniiTen in zulk een
^Qetg ^.^cid, in de kloekheid zyner beelden, de maat van drie a vier
^y^g niette boven gaan, al waar het Stuk noch zo groot. Tapytsge-
f^etj^^^^^r als lev ensgroot kan met geen reden goed gemaakt werden.
Jj^ ^anilallig in een kleen vertrek, en het ontruimt een groot,
^^re wel te wenfchen, datPatroonen of Lief hebbers, die
^^ aanbeileeden, van alle die byzondere aanmerkingen eenigCcen^ais iwt
yier^j^ ^^ weetenfchap hadden, of ten minilen daar van onderricht^®'^'''®"·
Hie den Meeiler, die het verilaat, Avildcn te vrede zyn,
Ee^j de uitvoering betreffende: want het is niet onbilly k-,dat hy Λνε-
Mej!^ zo hy'er een heeft't geen hem behaagt,het zyne volgt.
Uiite^ ^^^^ weinige Konilenaars, die zich aan de iloffagie binnenshuisj^^l^g vee-
'^^lyl^.l^plcgen zyn, niet alleen ten opzichte van de cierlykheid en kos-
x^^^e. ^^»"^aar ook omtrent het gebruik en de noodzaakelykheid der-
> '^iie ^^yl^^ genoegfaam in de werken van veele oude en beroemde
y^dj'^p·. Doorgaans heeft men in hunne ordinantiën een enkele een-
^^ken · alles is, volgens het fpreek woord, flegt en regt j tafels,
; · ' ^^oelen, keukengereedfchap, drinkvaten en meer andere din-
^^et j^Y daar dikwils veele oude en jonge perfoonen in een kamer zyn,
''^'^ier ^^^^"^elyks een iloel om op te zitten, en fomtydts niet meer Kameis? "
^Uüren met een enkele gordyn, en noch op zodanig een wyze
i ζ han-
-ocr page 67-z8 groot schilderboek. vol'
hangende, dat men niet kan begrypen tot wat einde zulks
plaatft is. Dc cicraaden en het loofwerk vind men in hunne w^i
zelden, en veeltydts noch zeer oneigen te pas gebrogt en
\vy na veel onderzoek daar niets anders van konnen oordeel en,
zulks niet om welftand, maar uit eigenhoofdigheid, aldaar
ben: waarfchynlyke tekenen dat de natuurlykheid, de noodz^a g^-
hcid, noch toeëigcning der voorwerpen by hen niet gekend Z;
^^ oude Grieken en Romeinen in het begin zo prachtig
dLFveri'oop wecil zyη in hun huisraad, als wel in laater tyden, werd niet teg '
O®"™";/proken : maar het is wel tebegrypen, dat 'er een onderfcheid
ryken erx ai-fchcn lieden van vermogen en 'tgemeene volk, als mede in
"^®"· bouwen, kleedingen, en andere dingen. Den een gebruikt^ j^n
werk op zyne tafel, en den ander aarde werk of gefehilderdhou'^· ^^^
eenhadbasreleeves, pronkbeelden, behangfelenoftaρicfery-'''γ,,gf·'
ander weder ilechte en enkele muuren: en aldus ieder na zyn
^^J^^i^fl^g'^mogen. Waarlyk, ik kan my over geene zaak meer verν'οΠ^^^^^ΐ;.
in denSchiy-dan wannccr ik myne eerile Ordinantiën herdenk, die
ik placht
werpen toen ik noch in myn Jongelingfchap was, hoe oneigc^-Vjiie'
gedachten waren, verbeeldcnderaeemgmaaleenkoninglykeg'^
denis in een rtal of ilecht boerenhuis, cn dik wils ooldiet teg^'^ j^et
Natuiuiykei-Jet is buitcn twyifel, dat de gcenen, welke een huis bewooH^^ '^j-j,
dfe °nfiffla ^zelve ook iloireeren en voorzien van alles wat in ieder vertrek be^
teveiheipcn.^j-im de keuken, kamer, pronkzaal en gaanderyen5
ceniedekant, of rufcbedde, metalzyntoebehooren, kaffe''^^ ^^ζ^
eniloelenj een ander met behangfels, min ofmeerkoilelyk-, ^''^f^^yei'
op de vloer, gerldons, kandelaars, ilaalefpiegels, enz.
weer met banken, fchoorileen, tafelbedden, halvemaansge^^'5 ' gii
de forme van de tafél, en het overige na dat de plaats het ν ere
aldus met andere vertrekken desgelyk s.
vooibeeid Zommigc meenen, dat de ftoelen in den eeriten tyd nietg^'fcH^
van eenmis-zyn gev/eeil, maar dat men op kuflens neer zat als in de Ooi \ή
delezaak!'"Eanden, of op ruffbanken. Wanneer eens zekerePerfoon^f ..je,
Dido had verbeeld, in een deftige zaal, en Dido op een kleen uoo^i
met een tapy t overdekt,hebbende den kleenen Afcaan in haaren 1
en Fj^eas aan haare zyde, en vorder omtrent haar eenige Staat)u
wen hier en daar over dc vloer op kuffensnederzittende, ^^
mede met een groot tapy t bedekt was j zo verwonderdeik my ? ^^^Xh
in een hoek, aan dc zyde van 't Stuk, een grootc ronde tafel
op welke gcdifchtwierdj alstot eenaanilaandegaftniaal, ^^liii'
tf groot schilderboek. rr
ftcr ^^^^ di^ar omtrent niet ecnen ftocl vernam. Ik vraagde den Mee-
geiijj^^'^arom die Juffers niet op ftoelen of banken zaten 5 dan of deze
^'Oor^j^ in de Gefchiedenis vermeld ftond? Hy gaf mytotant-
ik I^Q ' ^^^ ^ίε tyden noch geen ftoelenofbanken bekend waren.
^^Vï^ ^y niet wel van lagchen wederhouden : dóch toen ik hem daar
Eet^f 5 2,y dan ftaande zouden eeten, vermits 'er zulk een hoo-
'^er^^.j jgeplaatft was, begon hy zyn misveriland te bemerken. Ech-
^Oe g l^^hy zich verfchoonen, zeggende: zy zullen die ruftbank daar
welke gints tegen datbehangfel ftaat. De meening
^ie W V^e'Ïid niet, had dezelve daar maar toe gemaakt gew eeft: maar
^iet tp^-i^^ft regt, en de tafel rond. Ik zweeg ilil, om zyne fchaamte
-Ivg
^nr
groote luil had om te ordineeren. 't Was een, ^^
by ΟηιϋΙοαΙε. Ik had van Bartoïet in een ander voorval uitge-
^adr, êezien,
dat h^ Hermies ongelyk kloeker, dan alle de vrouwen,
^^Ite ^^^kt. Derhalven verbeeldde ik hem ook veel kloeker van ge-
l'^eg^^'l^'hebbende een vrou V/enk leed aan, met mouwen, voor toe ge- ;
TÜ , y Ven mede gedaan heeft) een fpinrokken in zynen gordel, een
^uift, een paerlfnoer om den hals: en om te toonen, dat h et
iejj^'^ kleed v»'as, had ik haar geheel naakt by hem gezet. Nu laat
j oordeelen, Jioe fchoon Omphak dat kleed gepaft had, dewyl
I^^Oi't x^^^^^^·) die ten^minilen andermaal zo kloek was als zy, niette
■^οοι-]^^^!! te naauw van mouwen of lyfwas. Doch daarnawierdik
tigj. r^cnking wat opmerkender.
ko^^ ^^^^ neemen, dat zodanige misilagen nergens anders van oo^z^akea
'iiiio^^^^' dan uit een geringe kennis, of ilegteonderrichtingin^e^itVont-"
geen df ^^velke
deze hooge Konft vereifcht, en voornaamentlyk het^-'^''''^·
^ogej^ ^offagie betreft: ik zeg, ftoffagie, hoedanig die ook zoude
^eej-^j^ "^cezen, zo binnen als buiten ^ dewyl'er weinige zyn, welke
^'^'^ecn ^u^ks van zo groot een aangeleegenheid is, en zulk een on-
. iMen ^^^^^^erking
^ier en daar uit de fraaije Werken der oude en vernuftige Hoe verre
'^en een of't ander wel afzien, naarbootfen, en in zyne Cö^^^-gTaa'mag'!'''
,^Μν 'er wel meer, die zulkemisilagenbegaan. Hetisbyna Twede
^roL ^ misfloo- olc rlp (Tppn l-ipffincr Aip. vn1 σρης Hp vprrpilillfr . ^.kwaadVc
? de geen beging, die, volgens de vertelling,
^'^eei '^ff'erhande willende verbeelden, hem met een krom zwaard
oJl'^gte fcheê had gefchilderd.
pipggy'^emisflaghebik ook gehad, wanneer ik noch weinige opmer-perde voor-
Vooi-
^en, als het te pas komt j welteverftaan,2oheteigenfchap
1 3
met
-ocr page 69-70 groot schilderboek. dooi' de
fpreeken door wat gezag het den Schilders toegelaaten is geel ;
' levenloozc dingen onder menfchely ke gedaantens te verbeeld^
len beveiligen) maar het is, myn's oordeels, belagchelykj gt,^·^
het zelve beeld met al zy η tocbehooren op de kant van een ri v i^ ^jj b^t
■infpiegeltj denkendemogelyJ^'j^ ^i^h
:t daar mede wel zyj en zeggende
icivcii: iicLicnii^L wci. l 15eenfchoonbeeld: enbehalvendati^^g^^s
y^» heeft het durven doenj waarom wy niet? Dochditftry^^jjlcoi^
de gezonde reden j waar de Sfinx met de kinders daar noch ar,
hetdoorfchieten. _ . fto^f
Wie is 'er toch, die een bczoekkamer ftofFeert, dat men uit ^^ iH
gie kan oordeelen of het voorofnadcmaaltydgeweeilis,
d'ecne hoek of d'andere geen tekens daar van befpeurt, niet aU^
otmienfde" ccn gedekte tafel, maar ook kannen en glazen, koelvaten, ^^^lóV
nauiiuiyk- tot een maaltyd behoord ? want voor deneeten moet alles ora ^clej
heid vaneen^^^^^^ Haan j cn na den ceten, leêge kannen onordentelykl^^^^a^ï'
leêgefchotels, een hond die een been knaagt, de ftoelenhie* ^
het tafelldeed half opgeflagen, en meer diergelyke dingen.
Wie zal ook voor goed kempen, dat Tejia in zyne dooping
■les^, J'hetis haar kraambed doet houden in een opene gaander/ ?
k inderwieg by noch omtrent is ?
ts Wat de roerende ftoffagie aangaat, het is oneigen, dat me''
Antonius met Cleopatra wifverbeelden, om daar mede te kenn^^^^^jidc'
ven haare pracht en overdaad, en zulks zonder iloet als in een^y ^gjb^'
re maaltyd i daar men weet, dat het in zulk een ongemeen g^^j^^jtlii^'
ilond, vanfpeellieden, hofnarren, googchelaars, cn andere "" ^jt-
digheden meêr. Of kan men Chriflus, in een kribbe legg^^' Jji ·, ^^
beelden, met Marm en Jofeph, alwaar de drie Koningen b}^ jjjitsS^'
dat in een ilal daar overvloed van vouragie voor debeeften is? jg^eg^'
ders aan de muur een wan en dorsvlegel hangende, en meerad
recdfchappcn tot den akkerbouw behoorende j daar by geef jpkel'
ofboereknegtsj wat meer is, geen kofïcr noch kift, zaago^
haak? doch dieftalgehuurd, ofontblootvanmeni^liite
met de reft heeft, en met den zin overeen komt.
PouJJyn in xyne Mozes vindinge de Nyl met een Watergod V
heeft reden: ('t welk wy in een ander Hoofdituk, ^^lylie^''
Beia^cheiykdaar by Narcijfus die rich daar
varopraei- maar een Watergod is, dat het daar ------------,-----^^
king. zclven: hetfchiktwel: 'tiseenfchoonbeeld: enbehalvenda^i
heid van een
Terheeldin
moet w
neeinen
Desgel
Omtrent c
roeiende
Beelden.
vonden heeft, ilaat ons tc denken j daar en boven een der ^^^^^ ^ti^^
perfonagien in het volle harnas, en zulks blootshoofdts,
'Voorbeeld
men geen helm noch muts, die hem toekomt, kanbefpeure ·
Als eens een myner Medegezellen een maaltyd had geic
^de Ml·.
^Piii · ^cm, waarom hy geen mes op dc tafel vertoonde ? Waar^^
^arcn ^'^'^ers tot antwoord kreeg, dan dat de meiTen niet antieks
'Iriei^ 1 ^ Is wel, dacht ik : is dan het brood, hetvleefch, cn een
, .^^^^en leuning, die daar ook ftond, antieks?
^^ j^^'^^^de niet oneigen, fchoonhetflegtfchynt, dat men by een
^org iemand ilaapt, een waterpot zet: ja ai was 'er ook in den
'^ingg^^l^ond een lamp brandende, ofuitgebluil, by, en meer andere
^7·
H'
^^aar uit men kan oordcelen wat verder aan te merken
^^i^deV^ na myn gevoelen, een voorzichtig Meefter, die zich
iets f t'eenemaal laat geleegen zyn, en weet dat het zo kwaad
^tlriQ^^ laaten 't geen'er by behoort, alsietsby te voegen't welk
IS·
foört van Schilderyen ïn ieder Vertrek van een
Huis gevoegelyk z,yn.
jv/® latuur, eigenfchap, en't gebruik der Schilderyen in't alge- Benauuu,
[^^eid^^^^^ zyn bekwaame werktuigen om de zinnen door de
'^Ci)^'^ Veranderingen der voorwerpen, die onsbehaagelyk voor-^^^schiide-
beelden, landfchappen, enz. in eengeduurige aandachtier nood-'
Dg'^êheid te houden. aikviwk-
^'^Seiï dcrzelve is een gróote overeenk ominge met denatuar derken waarge-
ri^^^epf ^y verbeelden, als ze door een ervaren en welgeoeffcndd.°™^'^'''°'''
^^'^•tii zyn; en zy konnen ons, by gebrek νέιη de voornoem-
bg ^^"b'ke dingen, genoegfaam te vrede ilellen.
^y gef^^^B^nfchap is een behoorlyke toepasiing tot de plaatfen, al waar
borden ; 't welk van d'eene in d'andere plaats niet kan wor-
Aan^iffeld zonder de natuurlykheid te kort, ja zelfs te niet, te doen..
^^ntf^gj^^^^de het gebruik der Schilderyen, dat beftaat in wat gele-
^^ plaatfen daar zy mogen toegepail worden, om de zinnen;
Vo^^^^^rs, wel uitgedrukt, tevoldoen, enin deverfcheidenheid
^ctfjgj.^'^verpen, tot het cieraad derwooningen overeenkomende,,
Of ^j^^wkonft te dienen.
gezegde nuvoOrzommige nietduidelykenverilaanbaar ge-
^^Iketif^?^ "^'eezen, wil ik, zo veel als in myn vermogen is, om de
ïlw.^P te komen, de zaak wat klaarder en breeder. uitleggen.
§ dan, dat het niet genoeg is, dat een Schilder zich zeiven.
, en in 't een of't ander Vertrek een Stuk maakt 't geen
hem
-ocr page 71-GROOT SCHILDERBOEK. . ιϊ,απί
hem goed dunkt, of't geen hy het beft kan: neen gantfch ^l^^g^fchap
hy moet ook achtgeeven, ofhet zelve met de natuur, eneig^^^^gj-te
van de plaats, overeenkomt, en'er wel paft. En om hier
gaan, dient hy zichMiietdeBouwkonft teberaaden, ^^j^^-c
dezelve aan arbeiden, maar inzonderheid acht geeven op
hoofdpunten :
Eerftelyk, op den ftaat des Bouwers.
Tentweden, op'tGebouw zelve.
En ten derden, op de Vertrekken in het zelve,
"nïetfchii-" Wat belangt het eerfte : hy moet zien enoverweegen,
deren der Vorft, Heer, Amptmao, of Handelaar zy.
Op hettwede: ofhet Gebouw zy een algemeene plaats,
in
-vertrekken
^eiffen.
srrrekken.
huis. Kerk, Palcis, enz., of een byzonderc, als een
•Burgers wooning. , jCc^'
En op het derde: ofhet een Zaal, Kamer, Spreekvertreli ?
ken, of zodanig een zy tot het een of't ander gebruik ^^ι^Ιί^^^
Voor zo verre moet'hy raadpleegen met de Bouwkonft, ^^bf'
zich hier na. Men zal voor een Koning een Paleis bouwen, ^^jjifö^i"
zondere Vertrekken daarbinnen tot andere dienftenfchikkei^'
een Koopman, of als zelfs een Raadhuis zal weezen:
Raadhuis vind men veelerley Vertrekken tot zulke verrichtii^ö^oot"
fchikt, die nooit in een Paleis gefchieden. Enom eenvolm^^^^i^fii"
beeld te geeven, zo beziet het Stadhuis van Amflerdam, daai' ^^^ ^y-ii
Bouwkonft alle de Vertrekken op een wonderlykewyzeiedef ^jjef
gebruik gefchikt zynj en neemt met eenen acht op het verit
Schilders of Bouwmeefters in het gevoegelyk plaatfen der ^ φύΫ^
ryen inde Vertrekken. Ieder Schildery, doch wel voorna^'^^^^^l-jeb'
Beeldhouwery, is gefchikt na degebruiken die de zelve Κλιϊ^ ^^eliaf
ben, op de welke zy naakt en klaar flaan 5 zo dat men
kennen waar toe de Vertrekken verordend zyn, en uit de V -
wat de Schilderyen, fteene Beelden en Basreleeves beduiden· ^ dei
Derhalven is het zeer noodzaakelyk, dat men de eigeoi'^^ggfft?
Vertrekken aanzie, om zyn werk daar na te richten. Gelyk vf> „^t^i'
veifchcide In het Voorhuis paft een graauw basreleeve, ook eenige W^F
gen ^i'^de" ^uurnaar 't leven gefchilderd. oi
In een Zy vertrek , waar in men de menfchen, die om
dere order af te wagten komen, inleid, voegen ook geenan ^^^ gc-
raaden als graauwen, fomtydts een weinig bloemen daar οπ
mengd, doch heel foberlyk.
In de Zaal van gehoor, paften tapy ten of fchildery en tegen j-ert
Drie zaaken
waar opmen
noodzaake-
ivk acht
teen
z8 groot schilderboek. vol'
^Cfig ^ ^^vensgroote beelden van prachtige uitbeeldingen, in gciloo»
η voorgevallen.
^^Uitgj^^ ^ Bezoekkamer dienen andere foorten van iloffagie, als
landfchappen, zoete gedachten, zedige uitbeel-
bg .'^eeft gekleede en eerbaare gefchiedeniflen.
'"cj^jj^^'^derkamer zal het voegelykft vercierd zyn metbasreleeves en
gef,
^ in ^ ^^gclte, en andere diergelyke dingen byΛ'Όegen.
Va l^^^ken paflen geen andere fchilderyen als eenige yerbeeldin-
^^cukengereedfchap en Avildvangft, het beeld van d'eeneof
, knegt, hond of kat, enz. doch meeftgraauw ofhout-
^^Sö-J oorzaak van de rook, diedefchoonheid der koieuren an-
zinnebeelden of moraalen, waar uit zyeenige goede ze-
mogen leeren, en zich van jongs op tot deugdzaamc
^^nj^g^ê^^vennen. Men kan 'er ook wat bloemen, vruchten, of
pitlicij gccil hiiucicicjiiiuci ycil cllïi cculgc -j^ci ut-cluill-
j^9.n^j^^^kcukengereedfchap en Avildvangft, het beeld van d'eeneof
^'Söp· Vciii ucrooit,
1 "^^gzoudebefchadigen.
^Vej^^, ^aan'dery zullen wel voegen allerhande jagttuigen op de muur
in jj^S^fgebeeld.
'cJ^tetj ^^^nkamers paffen landfchappen, en allerley fchoone ge-
^^^apkamer van man en vrouw zyn goed eenige fchoone tro-
1 binders, levendig afgebeeld.
^^fw^j,^^'^derenilaapkamer paflen geen andere dingen zhfeuillage, of
Studeerkamer voegen eenige graauwe marmere gefchilderdc
^ ïilvan geleerde lieden, als Philofophen, enz.
K^^ ^ot^ ^^terhuis, aan 't einde van de Tuin, alwaar men in de hitte
v^^^^i r^^^ vermaak neemt met een zoet gezelfchap, encolatio-
f^'^^yke onder manvolk, voegt niets beter als eenigefraaijeen
^ê^^Iianaalen, hardersfpeelen, danilen, waterbeeken en
^^ ^^Ure^^^ komen tot de verbeeldingen, die men op fchoorileenen veibecidin-
^eh^Vf'fchildert. Lïoo4cc-
^^i^etrT ^^^"^c^nindeeetzaal, Comus, Godder maaltyden, vcr-nen cn dcu-
jj^'^p cjg ®SniaakendeReuk. En op de deur Z^/zto of Vreugd.
^^-^«//J^^oorfteen in de vergaderzaal, D^^or^i of Gezag, verzeld
cn/7ö/iöJofEer j en op de deur het Verftand.
O^'^ vrouws bezoekkamer, Eerbaarheid verzeld
q^QU^jJ^J^^ of Gehoorzaamheid en Naarftigheid j en op de deur
in een faletofvergaderplaats voor de jonkheid.
k
-ocr page 73-74 GROOT SCHILDERBOEK. ^^^^^nd'
Jwoentus of de Jonkheid, verzeld met Bevalligheid cn Wellp^
heidj enopdedeurGi!ï«<^/iif;?ofVrolykheid. edii'ê^^
Op de fchoorfteen in de kinderi<.amer, Educatio of ^V'^^Q^-hoO^'
daar i)y een j onge tak tegen een ilok gebonden > en op de deur
zaamheid. . ^{^aW^^
Op de fchoorfteen in de keuken, Prudcntia of Voorzien &
verzeld door 'Ceres en Bagchus. En op de deur Naarftigheid· ^^ac^""
Op de fchoorfteen inde flaapkamer, deGeruftheid. En^'P
i'^fmViij of Zekerheid. sh^^'^
Op de fchoorfteen in de ftudeerkamer of kantoor, de W ƒ '
Weetenfchap. Enop dedeuriJd;r/>öirr^?w.
In 't voorhuis op de deuren van beide de zykamers, ^^^^jeH
Goedaardigheid, of Wakkerheid. EnindeïWi
gen de muur Oecommie of Huishouding.
Op de deur van de fpyskamer ^ Abondanüa of Overvloed.
Op de deur van de kelder, Silems.
Op de zolderdeur, de Winter.
Op de deur van de tuin, Flora.
Op de deur van de boomgaard, Pö^ö;?^. ^
In de Oranjery, tuifehen de kagchels, de beelteniilen ei)^'
boomenen planten veranderd zyn, -ihCiparis^ Mirrha^ '
Op de deur van binnen en van buiten icto^^"'
Op de deur van de ftal, allerhande paardegereedfchap ? ^^^iff^'
fchabrak, ftygbeugel, meftvork, fchop, roskam, en dic^ê
Opdedeurvan'tfecreet, Afi/m^^jlagchendc.
Van Schilde- Om niets voor de Konftbegeerige Liefhebbers
willen wy ook fpreekenvan Schilderyen die men onder
schoorftee- fteenenzet. . .
ncazet. zodanige plaatfenzoude men veeleir(?W(?/>2fi;?konnenvin" ^^uf ,
mits men aan het vuur niet verbonden is, ter oorzaake dat h^^
leenlyk by de winter geftookt werdende, men zodanige k^i^^^^j jiisd^^
den weg neemt. De Lente, Zomer, en Herfft, heeft
tot voordeel, dewelke cierlyke en aangenaame ftoffe in
fchaffen: want vermits de plaats geduurendedrievierendec
alle dingen gefchikt kan werden, kan men daar van
maakeoy, ^Ι,ίΐη;
goed vind. Men kan die toe laaten of open ilaan, of in 'jcti?.
de pronk-ofborftbeelden, basreleeves, enanderecierlyk»
koelvaten, vaazen, bloempotten, mandtj es met vruchten
inftrumenten, globes en andere dingen meer, zetten. ^ hulV^'i^gf
doen open gaan met of zonder deuren, meteenheeleoftwee ' da
^ar; groot schilderboek. 7ί
zodanige doorzichten als men goed vind, 't zyeen
^^ch 1 ' plaats met fonteinen, een ilraat met huizen, een
i^etgg' poortaal, eenfpyskamer, eenwynkeldcr, eenalcove
^ei^i^^'^ftbedde, ofeenboekkamer, en meer andere dingen, wel-
zyn, als het maar niet iets is 't geen noch eens in dat ver-
Hie^ ^ η hier dient wel aangemerkt te worden, dat zodanige Stukken Hoe den i.·^
^erd^^^ ^^atuurlyke horizont, te weeten hoo2 gefchilderd, moeten
t «J · · r tl σσ 7 ver genome»
'■e tïj 5 en daarom wemig of geen lucht vertoonen, op datzezo veèlmoet wct-
diepen. De openingen, die ons van'teen in't ander
^^iden, het zy hoedanig die ook zouden mogen weezen, als ze
^e^C ^binnenshuis verbeelden, zyn niet oneigen. Maar wanneer
^cr^ ^^^engezichten, als voor gezegt is, wilvertoonen, isheteige-
Eelyj^ Κ ^^ beuren aan verbeeld werden, kwanfuis om de tocht. En
• η veeltydts gebeurd, dat zodanig een Stuk het voordeeligftc
^^ de r^l ontfangt, en dik wils door de verre uitfprong der fchoorfteen ,
^εη ^^"^duwe is, dient men wel acht daar op te neemen, teneinde
VertWerk daar
na fchikkc, op dat het zich niet als een fchildery
't 5 maar als de natuur zelve.
^^'^^CtJ ondienilig zyn hier eenigeiow^^/m tot zodanige plaatfen
^yn. ^-teftellen,
om den geenen, welke niet al te ryk van vindingen
, ^oor eenigfms te hulp te komen.
"loettjg vrolyk wezen uitkomende, heeft een mandtje vol^^^^®*^®^^^®
l·} ^cK?^^^^ onder haaren linker arm. Haare regter hand heeftre'ei^endrdc
^'Hlief ^^'^aarts ■> waar mede zy haare rok een weinig je optilt.
^^^rts is om laag op een trap, treedende met de regter vooruit op-
^^n de borft is een weinig na het licht gekeerd. Achter, in
ji^cIif^^S Verfchiet, ziet men ten parterre of bloemperk met vaazen.
H^dyj^^ar Zou men noch een beeld, 't geen de trap opkomt, inde
^ykej^ ^ konnen ilellen, om daar door het verfchiet te beter te doen
het voor fte beeld krachtig te doenafileeken. Deze Flora
^ plaats geproportioneerd zyn. Kan het geen volwaiTene
'^e y^^^en, zo laat het een meisje zyn: en is de tronie in de fcha-
zoneemtder^/mVtebaat. Het zelve fö»-
f ^^^ kindertjes verbeelden,
t ^^teeifk^^^ een mandtje vol vruchten op de fchoot, en in het
Ver~ Twedc»»«-
^^ en °®omgaard, waar in eenige Cupdootjeshezig zyn met vruch-^^η'αΓίζο-
, ^agcjj te verzamelen. n^".
zich in den ingang, rondom met wynrankencn^^'^^^^'^'"'^''/'^
enangenj en, zo men wil, eenjongiy^iiijr/jVmcteenkanby Herfft"
k ζ hem>
hem. kinderen at Deci- ^^^
Het zelve concept kan men desgelyks met
J)e vierde
verbeelden-
de de liefde
lljl. X Zj^JLV t-WWI-C^f All JllS-ll Ul^Ogjl^ij' rvlliv^v^^------ρ LI··
Anteros^ als een Jongeling met laurieren gekroond, ft'^^ J^ts^
ac aejierae ^mpcl, hebbendc ccn fakkel oflange pyl daar hy op fte^nt, ^^^
tot de ftiidie. de na binnen op een hihliotheek of bockkamer, alwaar men e^i j^j^^u,
en globe ziet, als mede een lieraan de wand hangende, ^ί j^ftiK
op beide de fchouders vail, is purperrood. Hy is bevallig ^
ook de voorgaande.
Cupido komt hier voor den dag met een blydenzoetlagch^
Vyfdc.
ïn zesde.
zen, hebbende eenteenebouteljeinzynenarm, eneenfpav^^'·^. ^^ιίί
in de hand, die hy opheffende vertoont, als of hy zeggen wiW^ ,
van borneeren. Nevens hem ftaat een cierlyke geridon of t^e jyjc
waar op een andere Cupido een zilver fchenkbord met glazen'
ook een zilvere fuikerdoos en lepel neder zet. Achter zoude
wynkelder konnen verbeelden, die met een kaars of lam£ op
wierd. Men zoude ook weleengedeelte van een prieel of
een plaats konnen doen zien, als mede een gaandery, enz. _
In dit Concept doen wy een Serenade door drie j ongelingen ii'®'^^·,
d'eerfte als een Polichionelïe gekleed, met een pypzak,
fluit> de twede als een Harlequin met een fiool j en de derde
Scaramouche met een guiterre, elk met zyne toegeëigende be'^^^^ oP'^
Harlequin ftaat ter regter zyde tegen depoil, de fiool tegens ^j dei'
houdende, en ftyfvan a6bie. tegen de anderep^i^ ^^^toC
drempel zittende, houd de fluit van den mcnd, enzietnavoo
al lagchende, zulks dat zich alle zyne tanden bloot vertooneU ? j,-, d^
kende het hoofd een weinig achter over in de nek. Scaramo^^^^^i^o''·^'
midden met de guiterre onder den arm , en hst hoofd heel in vii'^'
ders gehaald 3 liiiiierende met aandacht, en lioudende de vooi ^el'
ger bezyden de neus, en debeenendigtaaneen. AchterdeZ^
ders zoude men een ^ίίώ/Γίϊώ^ί', boven het water, in defchadu^^'
nen verbeelden, op de welke een aap moeft zitten. ^^^
men eenige gondels met maskarades doen zien j ook wel een iti
tf·»
Waarnee-
jsiingeii ia
dcxc vei-
beelde
•iiingen
meer andere dingen. i-an^r
En vermits de dikte van de gemelxle opening niet heel breed ^
kan men echter, met de deur wat minder of meer tóe te haaien 5 ^Λ
der voordeel vanichaduwe krygen, indien het de zaak vereilciit,
-ocr page 76-w) groot schilderboek. 77
lïSpt- Tl
^eti een of het ander daar tuffchen in te fchikken. Men dient
^cti niet boven een beeld en een halfin 't licht te fteilen, en
^daiv^^''^ defchaduwe. De koleuren doen de zelfde uitwerkinge.
tue^^ Smukken moeten nietgelimeld zyn, maar wakker aangetait,
^^reft "^^an licht. Dit is voor zo ver de verbeelde openingen
^^^''bei ^^^"^^Iven zullen wy ook verfcheidene concepten ophaalen,
om infchoorfteenen, die toe zyn, te verbeelden,
■^iiij^ het zy van wit marmer, goud , of zilver > ook goud van Teibeeidin-
K ^^'^oe^^^ en voet van/iX/iiofazum-ftecn,
^'^^tip· ^ ^^ pc>rfiere nis de weêrzydfche plaaten van een lichter iT:een,nen die toe
^ct feftons van allerhande groente cncierlyke bladen, hier""·
eenr- hlnf^mfrip? rlnor prn apf-iinlrrpi-H. Dezefeftons
Twede.
'Oetg^ ^^^^ kleene bloemetjes door eengefchakeerd.
^''oritj ^^^^ kloek zyn als twee armen, heel fpartelende, om de lichte
op dat het middeliluk, het zy wit marmer, zil-
te meerder kracht moge hebben,
^yn^ ^rftbeeld van Bagchus, vertoonende zich als wit marmer, met
en ranken gekroond, daar eenige boflen druiven
. 3 of moerbeziën met hunne groente tot het fchikken van een
weêrzyde, op een hartireene grond, feilons van witte en
Piiilgj^^^® ^i'uiven, tuilchen de welke eenige inilrumenten, daar by
^^ownen gefield worden, als rinkelbommen, cimbaalen,
f^dei]. fluiten, en klapborden. Dit borilbeeld ftaat opeen
marmer, ineennisalsvoorenj moetende het zel-
Metig ^^ hoog met de nis zyn als het mogelyk is, op dat het zynevol-
d^ » ^^^ hebben: doch indien defchoorfteen en nis zo hoog niet
Λ^ϊοη ^^ volwaflen beeld in zoude konnen ftaan, kan men 'er
V Q Reling van maaken. Wanneer, men nu niet gezind wasditborft-
Derde.
^•^nclgP ^^n pedeftal tevertoonen, zou men het zelve in de nis, dpch
^^ti ee^oP^^'t korter, konnen plaatfen. Onder de nis konde men als-
Ï^Ucii. "^^.uw basrelecve, van een graauwe of andere koleurde fteen,
b] ^^^^ een andere feilen van pynbladen, hier endaar meteen
^ct i^^^'^'etje van fchoone koleuren gefchakeerd.
^^ίΐΐρη '^J'ftbeeld van JpoUo^ en aan weêrzydeeenige muziekinftru-
^^ ^y uitgehouv/en of natuurlyk verbeeld. Onder de nis
^''e ^ak^cn daar in uitgehouwen een fakkel en pylkoker kruis-
w ^^Urier^ laurierkrans. Onder de natuurlyke initrumenten eeni-
t ^"^r niet^' ^^^ <^^lyftakken j en onder de uitgehouwene eenige rollen pa-
en andere konfttekenen meer, welke men in
È-eti dip . ^ fchikken als in de natuurlyke.
Pe nis, in de welke een tafel ftaat cierlyk van voet,van fchoon vleide-
-ocr page 77-78 GROOT SCHILDERBOEK. .^„ei^cd-
hout, en hier en daar wat verguld, met Ooilindirche Ί ^^sfi'f^'
fchappen, als kopjes, fchoteltj es, trekpot, en een zilver^ ^^^er^
ne thecbosi of wel CofFygereedfchappen, als een cierly ^^^^
fchenkkan, een zilver fchenkbord met eenigepypen, ^^^jur j
eindtje Varinas tabak op een papier, een fchoon konfoor m et
onder op de grond, indefchaduwe, eenige wynfleilen. ^
Dit Concept met een tafel kan veelderley weezen. Men iva
handc geregten daaropdilTen, 'txy meloenen, mandtjesme
ten, alsperiikken, abrikoozen, nooten, enz. als^
Ook kan men op zodanig een tafel muziekboeken leggeld? ^c'i
eenluit, fiool, hauthois, enz. en onder op de grond een koel^ '
cenige bouteljes in het water overeind ilaande. eeU^^'''
Vyfde.
Zesde.
Zevende.
In ditlaatfteftellenwy eenrondebasreleeve, verbeeldende ^^ggii
tend kind van vleefchkoleurde marmer, 't welk bellen blaalt5 ^^^,^^ίΐ
azuure grond ingeleid, rondom een witte marmerelyft, en^O
feilon.
Befchryving van verfiheidene Tafereelen, volg^^^
aart ^ hoogte., en andere toeëigeningen der Of^^
in de Bouwkunde behoorende.
Η
Ν
Ε G Ε Ν D Ε
ewyl 'er tot het befchryven van fraaije Vertrekken ê^^^aii»
kwaamer ftyl is dan deze, die, als of men dezelve gez^'^^^fiJi^'
J ƒ ν cy Vit*' I
de zaaken voor oogen ftelt, zullen wy ons daar toe keeren, -Ml
oor·^
een weinig acht op de by zonderheden, de wyl alles aan een gel'-,, rnci^
. want menigmaal een gering punt overgeflagen zynde, bre^ iO
de t'zamenhang der zaak zonder ooit een volkomen begrip def ^
verkrygen. ^ 'tiie'^^^
Wy zullen dit onderwerp in vyfVertrekken bepaalen, j^fid'
Vertrek die Tafereelen befchryven, welke den aart, hoogte
aard, en verdere eigenfchappen de Ordersin dit Gebouw betJ"^ gr
zullen aanwyzen, enz. En dewyl de Order Tofcana, zo wel 1 ^^^φ
heel, als in alle haare deel en en leden, heel grof en robuft is ?
wy hier vertoonen het
D
der Order een byzonderbouwgezichtmaakenj hoopende zo dü^^y'nC
mynen medebeichouwer alles aan te wyzen, als ik my, ^c^^t
gedachten, verbeeld zulks klaar voor oogen te zien. Meng^^jri?!^
19
GROOT SCHILDERBOEK.
Tafereel van Poliphemus en Galathea.
^^hhemus aan de ftrand door defchoonheidvanGis:/^//;^^?, die aan
ye/pn __________j________________j_______ i__________
van Polipkc-
mus.
oever, in de aangenaame kabbeling der baaren, haar ver-^e^dScl·"
TCelg^''^'^'^ neemen, tot liefde ontfonkt, zogt haar met zingenen
^^svqentotmededoogentebeweegen: maar haar hert
L^^^IvI^^ h^tn ongevoelig. Zyn onbehouwen groote geftalte, en ver-
"^ezen, verwekte by haar niet als afkeerigheid. Zy vlied
ή?^ en fpot met zyne liefde.
(^Λ.^^δ men een volle zee met ftillcbaaren. Op de twede grond,
^ee ,^^i^kerzy de, deed zich een hemelhooge rots op, welke over de
^fQ^j^^^^^de tot byna aan het oogpunt, heelruuw, en hier en daar met
en begroeid was, en na de linker zyde heel hobbelig
^Is Voor de zelve waren zwaare fteenen op malkandergelegt,
^^^rt tot aan de kant van't water, niet als gemeene trappen,
^evgj. ^^ea drie maal hooger. Op deonderftederzelve, digtaanden
j^le^f', ^^t de wanfchapen Ciclops, afgemaald alseen wilden woeft^^^^^^^J^I^®^®®
^ofd heel rouw, donker, en dik gehaird van vel, als mede zyn\
^^ Wp haard vol borftelig zwart hair, 't geen tot op de fchoudercn^
^aiii-r ^ hing j hebbende niet meer dan een winkbraauw, die over het
dat, volgens de getuigenis van zo groot als
^itig ^^ Was, en in 't midden van een gerimpeld voorhoofd ilond,
de breedte van het voorhoofd t'eenemaal overliep ·, met een
^Ct)^ ^P i die zich tegen een breede en platte neus, gelyk die der Moo-
ruide i fleekendc, met een grimmig wezen, zyne tanden,
y he °elyk de tanden van een zaag, uit zyne gulzige kaak cbeenen.
^inde^^^cderlagzynftaf, welke, gelyk die der harders, aan'teenc
^^tii 5 cn, volgens het zeggen van Ovidius, grooter dan de maft
p^ed!^, was. Een knapzak of tas hing hem op de zyde. Zyn
^^oud'·'^^ Van bokkevellen aan malkander genaaid, 't geen hy van de
^^^kt gefchud had om mogelyk zyn ingebeeldfchoon en welge-
δ^ΐν. ^êchaani
aan Galathea te vertoonen. Dit kleed was witachtig
J^et , met eenige zwarte vlakken. Hy zat heel ongefchikt,
i^fbe^j^^ ^^g een weinig achter over tegen de rots leggende s het lin-
"ie kant van't water uitgeilrekt: enhetregter, heelopge-
j'^fteii over een ièuk van de rots, het onderfte met devoet in 't ver-
WnHhonderdpypige fluit had hy ili de linker hand, digt aart
ten h ^ ^^^ of hy even geblaazen had > laatende ondertuilchen, zyn
^«lel opilaande, het hoofd tegen Cupdo, die hem voor dezen
tyd
ί>
z8 groot schilderboek. vol'
tydftreeldc en gezelfchap hield, hangen, met den mond op^^j^^ Je
hy zongj terwyl de regter hand op zyne knie overeinde rul . ^je
maat fcheen te liaan. . Het was raar te zien, hot Cupido
hem een pyl in zynen boezem ilak, zonder dat hy het gewaar
Cii/jfi/ö vertoonde zich heel klein, omtrentzo grootalsdc , j^och
zyn arm of been, zo dat op de twede trap geklommen zynde' ^zyn^
naauwelyks aan de Ciclopszynefchouderen kon reiken, om ^gj-vj-yl
regter hand dehoofdhairen vandesReuzenoogafte
hy met een uitgeftrekte vinger van de zelve hand zeewaarc m y y^ü^f
een pyl met de linker hand, al lagchende, in het hert van l· oiif ^^^qo^
onder den opgeligten arm, drukte. Cupido v/asbloozende
van vel: zyn hair geelachtig blond. Eenpylkoker,
lichtroode fluijer om zyn lyf vail gemaakt, hing hem aan de
zyn boog lag by hem neer.
De blanke Galathea ondertuirchen op de voorgrond, in hs^ j^of
des Stuks, in een groote zeefchelp gezeten, wierd getrok^ ^jitr
twee dolfynen, aan weêrzyde met Tritons tn Nereïdesv&^'L^^ J'^^c'i^
zende op hunne kinkhoorns, en fpeelende op rinkelbommen ^c^'
inftrumcnten. Men zag haar in de fchelp vlak van vooren z·^^^^ -^vic^
wyldedolfyns, diezy mende, zagtjesregtsomzwaaiden. ^Ldog"
gevolgd door meer diergelyke 'Tritons^ met eenige fchoone naii'*"
ters achter op hen zittende, als ook een grootemeenigteV^i^j^^j.ge'
zeemonilers, die allengskens inde verheid verlmeltende, ^^^ jjiil^^'
zicht verdweenen: zynde dit gantfche gezelfchap, al te
maansgewyze gefchaard. Galathea muntte in fehoonheid bo ^^^^sfi'
uit. Ik Hond eer ft in twy fFel of het Vems zelve niet
wel mogc^^eia^
want zy had noch drie andere Schoonheden by haar, dieik ^^^
de drie Bevalligheden te zyn: maar haar wezen was wat
zo dartel als Venus dikmaals uitgebeeld werd. Haar boczetfi ^^^jylc f
minder verheeven, en haar hulilel dat van mede heel
want haare witte hairen, in tuiten geftrengeld, en heel cierly ^^. e»"»
llingerd, waren hier en daar met witte waterklokken bcft^^^jj ^ ver'
de wederzydfche lokken, boven op het hoofd te famen gebo^'^'^ 'i^cly'^
toonden zich als een kuif, welke voor en achter afhangende 7 Qodci"
te kennen gaf, hoe zagtjes zy de baaren doorwandelde. \ jgd^^'^
lykft, docht my, was, dat men in dit groot gewoel van ^^
byzondere zwieren, draaijingen, en driften kon zien.
Dene-
l^raag, den ander fchielyk en fnel > het welk hunne baarden en ^y^t
mede defluijersheel duidelyk aanweezen. Zommigehielden
achterover, als blaazende, en andere voorover byna met het W jyif.
mpjdo.
C,niaihe.t.
z8 groot schilderboek. vol'
ïo,
^oetie waren rondom vol fchuim j en ettelykc zwommen zo
^fwjit·^' ^Is of zy overfpiegelglasdreevcn, zo dat men maar even iets
haar fchynflel in de baaren kon befchouwen.
f?^ twede F'ems dan had een groenachtig blaauwe iluijer over haa-
liejl· ^öt, die om het regter been geilingerd was, terwyl zy het lin-
^ettg ƒ' o^oot vooruit iteekende, de voet op de voorkrul van de fchelp
^er]^ ^aar hoofd hield zy een weinig achterover na de regter fchou-
ftfgj^j^'^i^de i de borfb vooruit j en de regter arm zich dwars voor'tlyf
Opj, ^^dc, fteunende met de hand, d^aar zy den toom in vaft hield,
bloote knie. Zy had een zedig, doch niettemin een cenigfins
^yo ' Wezen. Haareoogen, eenweinigneérgeflagen, deeden
^^iig^ l'^Gelen, dat het uit oorzaak van de zon was, welke haar in het
^en;^ J^^htfeheen: maar naauwer toeziende, merk te ik, dat zy tegen
op g^'^'^itnphje , oÏNere'ide^ fprak, welkenevenshaare koets achter
^hea ^^ '^'''iton lag, die ilrandwaarts na PoUphemus omkeek, daar Gala-
^ov^Jn^'^e linker hand, een weinig in't verkorten, nawees. Het
® Van de rots was meejj in de fchaduwe van een wolk > welke
^^^ *^wars ^or het Stuk heen liep, waar tegen Gaïathea met haar
•i'^ïig^jê ^fitaken. Deze zegepraalende Groep vi^asheellieiFelykge-
l^et ^ ' ^ïi hoewel krachtig befcheenen, waren de fchaduwen omtrent
Jes fj^ ^^ door dcreflexie, of flikkering van het zelve, echter zeer »agt-
^^^Rro^ : 't welk, myn's oordeels, vry konftig en natuurlyk
HoQ^^'^'ïïen was. Men zag van achter de rots, na de regter zyde toe,
in
^^Ιζ. "j^ndftreeken, heel groen en met veeldcrley boomenbeplant,
^is oifp ^εη halvemaan Λ'■oorby het oogpunt, alwaar cenige kudden,
^icrd ^^' Buiten, fehaapen, enz. op weiden gingen. In het verfchiet
een α noch andere bergen, en aan de regter zyde een aanwyzing
O ^Onde · S^'^v^^i'· Vooraan, aan de zelve zyde, in den hoek, ver-
ΡΓλ^^^ een ftuk van een zeeklip, welke en haar gezel-
Al:2Q^^nentevermyden.
het gedaantens van Polifhemus en Gaïathea verbeeld hebben,
riiet ondienftig zyn die der l'ritons en Ncreiden mede aan te y^j j-
^^ich^iTft dernVü^^^ vooreeril:, dat het opperdeel Gedaante
ƒ ^elf t 'j? aan de navel van een menfchelyke geilalte is, doch geheel''"
^^rwn' dunne, maar fcherpe en ruuwefchobben: en voorts ne-
geiVi · - ' t .. . . . . ,
dubbelde of
Hun hair is lang en blaauwachtigmaar de hairen
^^^Sevlo^^L niet verdeeld ofonderfcheidcn, maar in een geward
Hunne oogen zyn uit een groenachtige koleur: hun
1
ne
. ΙρΙερΓ""' in plaats van voeten, eindigt het in een groot
^ytiv.,,^ i^aart. . - - -
Eer
z8 groot schilderboek. vol'
nc oorcn, neus, en mond als die dermenfclien,
dochdeUatfte
groot en breed: hunne tanden gelyk die der panthers: ^^"'J-'Ï^j-ady
en de nagelen der handen als de rug van de ocfterfchelpen, of die
Jic. Zy hebben aan deborllenbuik , als mede onder de
nen of vlimmen als kleene vleugels, waar mede zy z.ich behelp^fi
doorklieven der baaren terv/yl zy zwemmen. , ^^ aan
Alexander van Alexandrien zegt, dat de Nereïdes van het hoord .jge
de navel van zeer fchoone maagdelyke gedaante zyn: maar ae °
En die der
Xercïden.
zin van het
twcde Taie-
leel.
jldc;
Saande.
ote
laager deelen, welke zich te faraen als eenvi5 vereenigen, g^p
in een paalingsftaart. Hunne hooiden zyn meeft onihui'i.n-'^^^jyjce
hangend hair, vercierd met paerlen, koraal , en andere
zeegewailen.
zy
oUphemiis, ziende van de top der rots, daar hy zat en Tpce'·-^-.::) ^o
ne beminde Galathea aan de ftrand met Acis liefkoozen, ^ν^ΐ"
danig door grampfchap ontfteeken, dat hy zich aan
geeft > rukkende, vol woede eenftuk vandcrots,
hen beiden te verpletten: maar G^Z'^^iïi"^ ontvlugttehet, ^'^^^■ofifei^·
zee : doch Acis, niet rad genoeg in 't loopen, werd daar door -jje ^^
zynde een Dit Stuk is een weerga, of vervolg van 'tvoorgaande, ^^jiaii^'
^^^^ ^^ andere zyde geplaatft, waar achter zich een ^^^ir
mede halve maansgewyze na de regterzyde, dwars heen itrek·-'
ter het zelve ziet men de zee langs denborizont. De rots aan
2yde daalt met ruuwe trappen af, en vervolgt een zandweg
toe linksom tot het. midden des Stuks, alwaar ze zich in
lieil.
veAceiding Hicr ftort de ongelukkige Acis in het zand onder die o^^^jaiig'
der p^erioo"'^^^^^"^' bcide dc armen uitgeilrekt, en het aangezicht
nen, Ii's mé- een weinig na de zee gekeerd. Hy is noch niet dood j wnnto^^^^^jo^'
weeguig^r laft in de lucht draaijende, raakt hem even op zyn ftuitbeen
' pen. De woedende Ciclops hicr noch niet mede te vrcede? jgfots?
bekkende van boosheid, grypt na een ander zwaarder iluk ^l^eO^^
om zyne ontrou we G^/iï/Zi'^i? te vernielen, Megera met haare iij^ '
piktoorts hitil: hem aan, en, hem een helfche razernyi^^'
wyil hem zeewaart in op de voorwerpen van zyne wraakluft ? vi^i·^
hy omkykt. Zie wat een kracht dat hy doet om die g^'o®^^
den berg af te rukken. Alle zyne leden verdraaijen, dc zenu ^ ^^ ^gji
gefpannen, en dc fpieren zwellen3 nypende den mond,
zyde, met de boventanden toe, enhetooghalfgeflooten.
niet^ GROOT SCHILDERBOEK.
^at het een anathomieofeengevildligchaam was? Jade
^eniTl^^usIcel werkt, en drukt zich met geweld door zynen dik-
^ "een. De hairen ryzen op zynhooFd overeind j endeora-
beeftenhuid is, zohetfchynt, van zynen gordel los:
' ^lecpende langs de grond, trappende hy daar op met de linker
^itiggj. bokkenvoeten, die daar aan hangen, of wel het vel daar van,
Eeti heen en weêrnazynebeweceing. Hy is heel krom geboo-
' _____________1______® ..r j-u-.-^il· j_________Fj_______
^e ^^dende zyne eene knie byna tot aan de boril, en duu wende met
^He!, ^^gen de' rots, terwyl hy met beide zyne handen de kluit met
• ^ctif f ^ na zich poogt te trekken, Tiftfone, half achter hem, met het
^ing ' J^over zyn hoofd, en haar aangezicht, een Vv^einig in verkor-
niej'jsneêrwaai •ts gekeerd, wyzende met de regter hand na Gahthea,
^^ de vinger, maar met een volle vuiil. In haare linker hand
gr^^ y een deel (lang en, benevens een toorts. Haarkleed is donker
^Oertj ^^^^wart, hier en daar met bloed beklad. Dezeefchyntont-
^ots a" ^iet eens de baaren : met wat onftuimigheid flaan zy tegen de
^ydei^^ fchynende het ftrand te willen overilroomen. Aande linker
ileii Galathea ^ op haaren wagen, getrokken door twee dolfy-
^ïin^^Siydende niet op de baaren gciyk voor dezen: oneen, maar op
^iit.'rhollende. Dan fchy nt zy boven, dan onder. Daar is zy met het
"Oo&g van den wagen byna overeind. Zy ilaat in de fchelp heel ge-
^yi^^J^»de armen vooruit geftreeken, kykende heel verbaasd om, ter-
gefcjX^n de viiTchen den ruimen toom geeft. Haare lokken zyn niet
^Qoru^^l '^aar vliegen met de loile tuiten tegen den wind op dien zy
in^^ ^nel loopen verwekt 5 en haare fluijer, los geraakt, valt achter
^nd^^^^ee. Aanfchouwt eens, hoe haar teêre leden overweldigd zyn,
ontroering zichbeweegen. Defpieren vanhaa-
' dezen verhooien, vertoonen zichnu. Haar hert fchy nt
, en de beenen buigen onder iiaar lyf, fchynende al beevende
^rvljg^^'^erfteuning te weigeren. Haare fchoone poezelachtigheid
^^^ehl"' ^^^ twyifelen oih.cinoch\vdGalathca,mogtzYn.
^*^ozendheid verdwynt door de bangheid, en doet haar meer
ik {]. '^^erbeeld gelyken dan een menfch.
^^nScj^^.^d Verzet in die denking. Ishetmogelyk, dagtik, dat het
d ^ gaat ^ ii^enfchen handen aldus uitgewrocht! Waarlvk,
te boven. Maar zou ik my ook wel konnen be~
is /^^anendc dat het in der daad zo is ? doch dacht ik weder, ja
"^t ^yV en Wat vermag de penceel van een vernuftig Meeiler niet?
^oeg^ oe't^^jj^ zieik^etzo, ofbceldikhetmyin, hetismyge-
84 groot schilderboek. dooi' de
in het verfchiet, ter linker hand, zag men eenige fchepe" > ^^^geii ?
baaren geflingerd, en twee in het midden des Stuks ten an^ei ^ef'
benevens een boot die volk aan land zettede j het geentny ^^.gcde'^
moeden of het Ulyjes niet wel mogt weezen, die het op ^^^^jg^he'^
en gulzigen menfchevreeters ecne oog gemunt had. Ja dat is ^^^fch^
zyn Grieken: dat kan ik aan hunne gewapsnde galeijenj^o'
tocruiling bemerken. De zee is blank van fchuim j en olkeU i
pen na het oogpunt. De lucht is ontroerd, en vol dry vende ^
A'.'elke hier en daargrooteHagfchaduwenveroorzaaken.
tigfte licht valt oyf^P oliphemus en het onderfte van de rots, ^^''^^^dc^·
ftrand na vooren toe op weinig na: maar de fteen, die op ν»·^
ploft, is, benevens zyn onderlyf, in defchaduwe , door een'
een zyrots veroorzaakt, en komt geweldig krachtig vooi' ^^f^ojiU^
licht. Cup'do ondcrtiiüchen, heel boven den^öris;»;?/, koint^ yc/j
vliegeni keert zich heel bedroefd regtsom na beneden, ^^'^^ysrl^/
legtj heeft zyne linker vuiil tegens zyn oog j enderegtei'? ^^ 3I
zynen boog mede vaft houd, aan zyn hoofd om de zonnci^' ^^p/'
fchreeuwende of huilende. Zyne pylkoker is omgeilagen
len vallen daar uit in zee. legt op de voorgrond met de ί^ΐ^ u^ii'
bloot j en men ziet hem een weinig tegen de regterzyde.
den, halfmet zand bedekt, zyn wyd open als of hy zwom. f'J ci^
is donker, en zyn kleed donker groen. Galathea tuilcheiit'':
PoHphemus met de rots, loopt dwars door het Stuk. Men ^ct
tegen de regter zyde·, en haar aangezicht is na vooren gekeerd·^^^^ ^ti
verfchiet, met heuvelen, boilchaadjen, fchoone landtsdoU^j^eC
rivieren, is helder en k laar bcfcheenen. Men ziet 'er ook-
ilen weiden, gelyk in het voorgaande Stuk. Onder het afhang de
de rots, aan de kant van de zee, legt een mantel van rood 5
fchaduwe, ongetwyffelt die ^as daar heeft laaten leggen >
myn 's oordeels, konitig bedagt was, om de plaatsaante
waar dit ongelukkig paar gezeten had. De ftrand is vol kin^^^jfi ko-
en allerhande zeegewas. Een grootefchildpad, groemchtiBρ^ιψβ'
leur, ziet men van onder ^aV van daan kruipen na de zee toe.
mus heeft zyne fluit by zich leggen j doch de tas hangt noch aan
de. Het fcovenile der rots is donker tegen witte wolken die '
ven. Het licht komt van de zyde.
Aanmerkin- Wanneer ik nu alle de byzonderheden van die twee Smkkcnn^ct
ferlover'iit^^^^^'^S Waargenomen had, liet ik myne gedachten gaan, ^.'ιΐί^^'
Tafcied. voornaamileoogmerk vanden Autheur mogtezyngeweeftj ?
vond het te zyn, ons een voorbeeld tegceven van deuitdruki^
-ocr page 84-jief^j^ groot schilderboek. Ey
^Oeri^'^ ^^'^^ling der zinnen,welke het ligchaam door.een dertele ont-
^^^ in Κ rondergewelddaadigheid, in de penoonvznΡolipbe-
Stuk, en in Gaïathea^ een geruft of onverfchillend
^ecft· 'donder eenigehertstogt: want ik bemerkte , dathaarebe-
■'Jaai, fc> ΙΙΙΏΡεΙ ofppnvonrïio· wrcxd^ pn iTiïcirp frlTrinniipifi in vollp. kr-jrVit.
ofeenvoudig was, en haare fchoonheid in volle kracht,
''^^«n van geene Cupdo's gevolgd, dan zulke die, met
1 ^"^MleJ^ ^'innen, in plaats van vleugels aan, de Nereïden geraeenlyk
j^^i'üet i ■' ^^^^ ^^^^ aanmerking zodanig verheugd , dat ik
•f afp /^'^^'"^^ken kan. Desgelyks onderzoekende, waar in het twe;
v^ ^^Mel 1 en V/at men daar uit zou konnenverltaan, vond
^ ' des Autheurs meening was den ongelukkigenuitilag
hertstogt, of liefde, uit te drukken in de perfoón
aarom To-
met
; uit-
Deze pasfie i^driftig en onverwagt: want de geringfte
hertstogt brengt de voornaam fteledemaaten onzeslig-
Verwarring, enverftoortderuft en vrede der overige. Die
'cj, is geweldig. Cupido is geen pasfie onderworpen : doch
in befpeurd zou worden, zou het, myn 'soordeels, een
'^eeft S^ndheid weezen. Waarom hy hem fchreijende gemaakt
Ve'^^^^et ik niet: mogelyk is 'tgeweeft om een kinderachtigheid
^feej^^^^^nen j want de kinderen gemeenlyk, om zaaken die hun
c^ Voorkomen, lagchenoffchreijen.
γ. S,gtHge op de Terfoonen in heide de Tafereelen verbeeld.
& ^j^i^iaanfche Fierder PoUphemus, de wreedfte engrootfte vanwaaron
onder de was, Homerus ^ de zoon van
> ^^^ ^^ Nymphe Ïbo 'ofa. Aangaande het woord Cyclops ,-dat is te|èbe°eil
oog in 't midden Λ^an 't voorhoofd hebbende j waar door"^"'^'^·
hebben willen betekenen de donder, weerlicht, enblixem,
Griekfche naamen zyner medegezellen ^roww, Steropes^
^^Ike en meer diergelyke uitwerkingen der lucht, rondom de-
d ^^tll: ^ ^^tyd bezig zyn ten dienftevan^w/w/ir; zyndede lucht ge-
■'^Izn,, t middpn dpQ Hpmplc o-plvir ppn οοίτ in't hoofd 7.εί>·θ·ρη 7λγ
^midden des Hemels, gelyk een oog in't hoofd zeggen zy.
het deuitlcggers bveïHeftodus in zyne 'theogonie,
V ^^gt? dat Galathea^ dochter van Nereus tvs^Doris^ zo genaamd De betekenis
e ^ fchu·''''''^^^!^ van haare witheid j geevende by gelykenis te kennen,^'"
J^ het ^^^ ^ee: om welk'e reden deze Dichter haar het witte hair,
V Schi-y^^^^^^ht gelyk melk toeeigent. Vorderszegthy, dateeni-
"''^tcf door Galathea hebben willen te verftaan geeven het zoete
Heen ^ich in zee Hort, om dat 'er niets zoeter als de melk is j
-ocr page 85-groot schilderboek.
ca door Poliphemus de lucht, welke het zoete voedfelbe ιώιϊ^ ^^
Dc Jongeling Jcis word, door Ovidius, een Zoon ^j^lligV^^
Faunus Qn Symethus zyndejong, fchoon, en ^e
leden. mt^^^^f
Natuuïiyke De Tritons worden van de meefte Dichterszoonenvani
, orn dat de zee, zegt Fermander moedei ^
Uns. " brengfter werd genaamd van veelerley zcldzaaraefchcpiei^ ' al^^u®
haar element daar toe het genee^enile is.
iets wonderlyks ziende, eigeniïen de zee eenige Godheid toe ^^j^jje-
ze deze Tritons ook deeden, welke zy ter zee in nood om ^jidc'"
Wat de dub- pen. Maar die de betekeniilen der Egyptenaaren wat naau^e ^^^^^
zeggen, ά-λΐ éc Tritons^ door hunne dubbele ged^-'^^j.^gl'aa^
fe'itekeiu.""'^ v/ceten de bovenile helft van 't ligchaam als een menfch, en jes^^'
ger als een dolfyn, vergelceken worden by dc twee kracht^ [th^"^^'
ters, zout en zoet) onsleerende, dat'er voordeel en fchade^^Jj^gW'
nen aart en geiteldheden fpruit, te weeten voordeel van de
ke natuur, ennietalsfchadevandiederviiTchen: omdiered^
menfchelyke gedaante, zegtPhurnutHS, vcrgeleekenby het^ ^ideP^^
ter, goed cn bekwaam is tot onderhoudinge der geboomtcn, Vel''^^
en gedierten j daar in tegendeel de vifchachtigegeftalte, ^^'Leii'^^J
by het zeewater vergeleeken Avord, voor de dieren
der v^^'
lucht, als mede voor de planten fchadelyk is, doende
gaan en verdorren 5 gelyk men in Pterr^/zj· van de natuur ii^·^
leeft.
reta'
Als
■dei
mede die Wat belangt de Nereïdes: Plato zegt, dat ''er honderd
m-nrden. ^^^^. dochrekent'cr maar vyftig, en noemt ze altera
de welke Cymodoce^ GaUthea ^ Cyrene^ Drimo·,^, Sf"^
Xantho^ Arethufa^ PhilMoce^ Euridice^ Nefcee^ Leucothoe_i ββίι
thalia^ Cydippe^ Pafithea^ Lycorias^ Ligea^ Ephyre^^
Clymene^ cnHalia^ de voornaamile zyη. Dat hunne ligch^ 'vi^'^"'
leden zich te famen na onderen vereenigen op de manier als e ^^^eiiy
beeft reden aan de Dichters tot het uitvinden cnverciereng ^gtiVC'^^
dat de zelve zeer fchooneNymphen waren, welke hunne eH^·'
gezelfchapten, gelyk den l'hetis ^ Neptunus^
ris, hunne Vader en Moeder, en veel meer anderen, die de
dene hoedanigheden en verfchillende uitwerkfelen der wate^^
kenen. Zy worden Moeders der Vlieten genaamd,
wolken uit de zee op ryzende, der Vlieten oorfprongk zyn. .
wierden ze van de Heidenen, door de kracht en deugd der
dic d'aarde vergezelfchapt, tot voortteelings van dieren, ^fiic^'
^Acts.
en al 't geene de aarde voortbrengt, alsvocd-
^en f ] ^ aangemerkt en aangebeden.
^^^leiiy betekeniilen der Perfoonen, inbeidedeTafe-
^Qtee^ , wydloopig verhandeld hebbende, zullen wy overgaan
en natuurlyke uitlegginge op het laatile Tafereel.
in de Muziek, gepaard door grove en laage jgn'^iltuudY^
^^^r ' veel helderder en hooger klanken, maaken welongelyke,ke uitieg-
Nde ° ê^ede accoorden. Μ et de Liefde is het heel anders, kon- tXT,
] ^^en. öngelyks vereenigen, als mede geen twee herten te famenT-afeieei.
l· "^fte Η ^^^ iwalkanderen verichillende zyn, en door deovereen-
^^ humeuren niet alreedts eenige overeenkomfte te famen
grove en wreede natuur der Cyclopen kan zich nietaange-
I^a · ^^ ^^ bevalligefchoonheid van Galathea:.. Zy vlied hem
beminden Jcis. te volgen.. Hier door leert ons PoUphemus,
vergeefs arbeiden , welke waanen of zich inbeelden
^^iitlig,^*^ i^fiige aanzoekingen de macht zouden hebben van de gene- '
^^Hclg^^^dergeenen, die zy beminnen, tot zich te trekken. En aan
Jcis-^ begunftigd door de liefde van toont
JJ^^cJitj §evaar daar in ileekt zich bloot te ftellen voor de haat van een
t^^^ao medeminnaar, waar van men ten allen tyden niet anders
ft » ^^®dedood. Ook, zegik, k an het tot een voorbeeld ftrek-
^^ Welk men het vermogen der bevallige fchoonheid van F
/^i'nw^^'^^an worden, die hem zodanig betoverd hield, dat hy zich
' ^oli, konontflaan, fchoon hytenkoftenvanzynleeveninlief-
^^ Alzo vervoeren onze genegentheden ons zodanig, dat
V ^n^ Plaatfe brengen daar het ongeluk ons op de hielen volgt, 't
K^^'^icie ^aar na door de traanen alle de krachten van ons leeven doet
^elij j gelyk deze Fabel van den jongen en verliefden ^as ver-
, tp' Wanneer
hem in een Vliet herfchept.
hert^ Poëtifche Tafereelen zag ik twee andere van gely-
maar heel verfcheelende van natuur, zynde waare
ofBybelfcheHiilorien, verbeeldende Λ'ί^ζΤΰ;? en
^ van het eerile is als volgt:
S
tek^'^'^^ende in de fchöot van Delilaword al ilaapende het i'iair^J^l^^a^^sen
^fpringe^^^^ terwyl de Philillynen zich gereed houden om hem icci.*^
'^^^Simfon^ omtrent het midden des Stuks, opeentapyt, wel-we "ging" ïan:
'^^Q^SimCon.
-ocr page 87-gROOT schilderboek. ai-ekt,
ke op dc vloer nedergefpreid, zich tot ovér drie ronde ρ fiaitï^^^
-voor een ruilbed, daar Delila opzit, houdendezynhooW J^gohet^
ichoot. 'Zy heeft de rcgtervoet op een kleen voetbankje5
wel k hy met zyne linker knie, een weinig opgeligt, leunt, •gfjnsi'^
den voet van het zelve been onder zyne regter dy,
't verkorten ziet, waar van men het been,
in zyne volle lengte
de fcheen gewaar word. De regter arm hangt nederwaarts
zyne beenen, ru ilende op het buitenfte van de hand, die men ^^j^oCj
nen ziet; houdende den linker arm
onder zynhoofd os^eraei
\2.n Delila j en den elleboog heel'achterwaarts. Hyzaktt
in malkander > en zyn hoofd hangt een weinig voorover op zy· j^jyf^^^
V.. heeft haaren regter arm om zynen hals, methetboy
ain weinig naar de linker zyde overhellende 5 terwylzy mctdeln^ (iuU^^'^^
sgtei zy- een bedaarde Vrouw , zonder na de zelve te zien, van
de <ki Stuks. J^g^g Vrouw treed wat achteruit, enhoudhaarevuiilen, f
eene zy een ileutel heeft, te famenonderdekin; ziende al gr
chende, met den mond toe, na Delila. Delila houd haar ge^ ^w^·*
veil op een Jongeling, daar by ftaande, die met een '^'^^'^^p^i&r·^
hair fagtjes opligtende, het zelve met eenfchaar affnyd. ^etb^'·'
geling is aan zyne regter zyde heel over
hem heen bukkende, '^^J.c^f
de de armen uitgeilrekt, en de beenen digtaan malkander,
dewelke hy zynen rok heeft gelleeken, om den flaapenden ^^^^tid^f
te raaken. NeiFens dezen ftaateenkleeneJongen, meteen pC'
in d'eenehand, om de afgefneedene hairlokken in
te verzamel·^' ^
ze Jongen kykt om naar eenderPhiliftynen, welke daar na
met een touw of ilrik in de hand. De Jongen ileekt zynen
uit, houdende een vinger op den zei ven, om den anderen ^^jptt^e^
weinig te doen iiil ftaan. De gemelde Phihilein gaat bukl^^^^^^v^Ji
het regter been verre vooruit, en het ander heel gebogen ^^ê^·. ^
't welk zyn ligchaam onderileunt. Hy ileekt den hals voorjji ^^jjil^n
elleboogen achterwaarts, houdende het touw met beide ^^th^^l
digt tegen zyn lyf. Een ander, heel aan de regter zyde aci^^gfyi
ligt een groot gordyn op, en ziet hem na. TuiTchen de^e /^gr
een zwaare kolom, als mede noch een aan de andere zyde dei" peiS
noemde, alwaar het gordyn, 't geen hy opligt,
aanhangig· ^cbt^^'
kolommen loopen na het oogpunt, en ftaan elk op een V^^^}^'·^^
den geenen, welke het gordyn opligt, ftaan noch drie a vi
Philiftynen. ^ cne^^^f
Aan dc linker zyde , achter de bedaarde Vrouw, eeU^'^t
deelte van.de koets, op een leeuwepoot fteunende, boven als ^^j-K,
Beliia, en
veidere
f'oenen
d.
ν groot schilderboek.
van
ooncn
aan de linkeC
^^êrf ^^rgulde Architraaf. Van de bedfponde hangt een licht
^erto-^yn kleed met kwarten tot op de vloer af. V ooraan in den hoek dcte omftan-
Vil^g een Ζ waare pilaar, of een iluk vaneen muur, tegen de-'^'S^eden.
^^^el ftaat, gedraagen door drie Meerminnen rug aan rug
voet van zwarte itcen, met een zeskantig blad, O]
op
jitig . ^^enige geldzakken leggen. Achter de tafel komt een Jonge-
^jes aantreeden , gelykende wel een huisknegt, met dierge-
k^^iihp 1 ^ geld in den arm , kykende fnel om, met zyne winkbraau-
_ over de oogen getrokken, over de regter fchouder na het ruil-
Mpgj^ · ^ achter hem komt een andere laftdraager met een koper vat
^^niyf ^^'^êen, diehy zeer zwaar voor hem draagt. Hy is methetbo-
^^ie^ ^^l^^hiero'^erhellende, z}^nenmondgantfchelyk toenypen-
^Ccj^^ ^^et uitpuilende wangen als ofhy blies. Deze is iterk en robuft,
^^^ wezen, met gekroeft hair en baard. Bezyden het ruftbed,
^P egj^ ρ trap, indefchaduwe, ziet men een Pronkbeeld van
Uil ^^cftal, verbeeldendebedektelyk Jfiaroth. Bezyden het zel-
Γ Overfte der Philiftynen met een ilafin de hand, fteckende
^^'^^Crl een weinig vooruit 5 en zo ik my niet verzin, is 'er meer volk
% de ^^^ ^^ duifterheid verliezen. Aan de regter zy de
K^^ digt aan de voorfte kolom, ftaat een klcen wierook-
de rook langs de kolom op loopt. De kamer is rondom
'^et donkere tapyten, verbeeldende Landfchappen j tus-
^^tcQ ^^elkezwaareenbreedepilafters opgaan. De vloer vooraan is
-bej-j P^rtimenten en banden ingelegt.
J^paei-f ^sdertel gekleed, hebbende een cierlyk hulflel, met banden Koieurdcr
Ν kole^,^ doorvlochten. Een lange hairlok, donker en glinfterendefaS^i^l,!
I hangt haar over den boezem. Haar kleed is van wit fatyn,
^^eh langs den boezem onachtzaam neer, zo dat zich de
j'^êter ^^evens de linker fchouder, geheel bloot vertoonen. Het
Ι^^Γίςη is van vooren mede tot over de knie bloot j de dy in 't ver-
of ^^'^^itte voetzooien aan. Het linker been hangt van het bed,
^^y daar regt op ftond , de voet binnenwaarts achter de voet-
rcöj^'^d^ '^at been door het afhangende kleed heel bedekt. Van
J· behouder hangt een fchoone zeegroene iluijer af, fchuins
'-Me,
^e Op ^ de linker zyde gcftrik t is, waar van de flippen aan de eene
V '^^Vo^ii 1 en aan d'andere langs de dy neder hangen,
^^haii-^^loek vangeftalte, robuft van leden, bruin van vel, zwart
i>eel 5 en deborft heel ruig. Hy heeft een donker purpcre
m mari-
^eel^' ^cn vrouwenhoofd met borften van geelachtig yvoor, ver- stand en bc
Snt pï.^^'^ uitfchietj en een uitgefpreide vleugel onder-deSonc"
GROOT SCHILDERBOEK. de me' teen
90
simfon, en mantcl aan,
verdere Per-
fonaadjen.
, welke roet een dwarsriem om hetlyf, ^^^ ? ^y^^
^^efp, vall gemaakt zynde, en om de mi ddelgerold, tuüciT^^^lve
3eenen tot ov^r de regter dy nederhangt, leggende dc βΐρρε"^
ter zyde over het tapyt met fchooneplooijen. beW'''^'
De oude Vrouw heeft het hoofd met een geelachtige doek
den, en een violet of blaauw kleed aan met naauwemou^vcnj
het zelve onder dc borft en boven de heup gebonden. ^^ liie·^
De Jongeling, met de fchaar, heeft een korte groene rok ^^^ ^jgg-
mouwen. ^De Jongen, dienevens hem is, desgelyks,
ter. Zy zy η beide blond van hair, hetwelk achter met een
gebonden is. _ o-e'^'
De Soldaat, met het tomvin de hand, isbruin van vel,
met een lichtgeel kleed tot boven de kniën, en y zere of kopere ''
donkeren dof, om hetlyf, drie vingeren breed van de navel t^^^j^eel
onder de borft, en diergelyke op de fchouders. Hy
flechten helm van rood koper op het hoofd, een pook op zy ?.
voetzooien aan, en banden tot aan de kuit. Die achter heni^^J^jiaj'^
mede een helm, verbeeldende een draakenkop, op 't hoof^i ?
van een wild dier om'tlyf, eneenknodsindehand. ^Jiit^ê^'
Die het koper geladen geldvat, ter linker zyde, voorhen"^
heeft een lichtgraauwe lap voor, welke tot de halve dyen
om zyn middel gerold is.
Het kleed, op de tafel, is fchoon rood, en hangt ter zyi^^^ur^f"
Het tapyt, op de vloer, is donker, envanverfcheidenek''
gelyk de Turkfche tapy ten,
De dag komt van de linker zyde, een weinig van vooren j.^ji-ee'^'
enkel venfterj waar door de middelfte Crö^j), metdetrap,
fle licht fchept. De Soldaat met de ilrik , voor de trap,
zyde gedaagd. Het Pronkbeeld, indefchaduweftaande, ^
de vloergereflexeerd. De Overfte der Philiftynen ontfangt
licht op zyne fchouders. De Jongeling, met de geldzakken j^^ptl^^'
is met de tafel in de fchaduwe: maar de andere Laildraagei'
licht vlak op zyne verheevenenaakteborlK
ziRYxnhet^^i^fof} 2vn hair afRcfneedenzvnde, en aan
handen en voet^ J/^be·;
c«edc Tafe- ^ „..vLr .n rlnc Hpr^rlvk van
den, word wakker, en, ziende zich dus deerlyk van J-^o^^
droogen, fpringt op vol verwoedheid, (laat en ftoot van hein ^
hy kan, maar werd eindelyk geftrikt en gevangen.
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
hy woedende in het midden des Stuks linksom na het licht
looo 'l' ^yne beenenwyd van malkander i de linker elboog heel om dei \oot-
ter ^^nietende de hand met den arm achter zyn hoofd neêr; de reg-
Ceii,. ^ werdende de elboog door een der Philiilynen met εη^'^Γηάειε
5 achterwaa rts getrokken. 7Ly regter been ilaat voorwaarts
heel achter, bezwy kende onder de zwaarelaft van zyn Tafereel bc-
νος^^ ^Schaam 't geen achterover helt. Twee leggen'er onder zyne^'^"^'^®'
^εη grond, die hy neêrgeilagen of met de voet gefchopt heeft.
legt aan de regter zy de tegen een borilweering aan, onder-
(icr., zich met de eene hand op de vloer, en houdende met de an-
het pcdeftal vaft. Zyn hoofd hangt neêrwaarts tegen de
^ 5 fpuuwende bloed in overvloed.
Oy. ^ linker zyde van Simfon^ een weinig voorwaarts, ilaat de
gej^^ ^^erPhiliftynen, welke toefchietcnde, met de linker vuift te-
iiy^j^l^borftiloot, en met de regter, waarinhy een ilaf heeft, welke
'iiicjgj, houd, hem dreigt te flaan. Achter den O verften ftaat een
'liej^^'^ldaat, welke Simfon een ftrik om den halsgefmeetenheeft,
^ei·^ ^^ ^ich trekt > waar over het hoofd van den Nazareenfchen Held
^n^y^^^ts wat overweldigd hangt. Hy nypt zynen mond ilyftoe i
kaaken zwellen. Achter Simfon ziet men noch een Soldaat heel
^Ooj.^'^'^e, trek kende aan een touw dat aan zyn regter voet vaft is. De
ijg^^^^^lde borftweering, ter regter zyde tot achteren toe, wykt
'^fie^ P^gpunt. De deur is in het midden der zelve, doordewelkc
gewapende mannen in komen loopen met knodfen, ftokken,
jïiet geweer in de handen, alfchreeuwende j waarvandeeerfte
ftok of halve piek op den wankelenden Simfon met al zyne
^ ^chynt te flaan. Het is vreeiTelyk omaantefchouwen watge-
^ets Een weinig ter linker zyde achter digtaandé
^^et men Delila, omhelfende het Pronkbeeld van/^mz^j-j en
^^^^rs ^ ^^ verleegen omkykende. Zy is wat hoog op de trap die
Jedej. ^^or het Stuk heen loopt. Even voorby legt de oude Vrouw
f^ar .stallen, of vallende, het ecnebeeneen weinig om hoog, eii
^nd O opgeflagen, zulks dat men het zelve bloot ziet j d'eene
j^n ge^^*^,^ vloer, en d'andcre vooruit. Vooraan in den hoek hangt
ne-
:gt <^elte van een groot gordyn, 't welk de tafel, daar het geld op
Md i halve bedekt. De twee Jongelingen, in het voorigege-
^^^^ verbaasd aanloopen, zoekende zich tuilchen de ta-
^'^der 1,: te verfteeken. Den een is 'er reedts half achter; en den
en vat zyn hoofd met beide de handen,
^^^el van Simfon legt halfop de trap en halfonderzynen voet ^
ra ζ
-ocr page 91-m'
nevens ecnig geweer, als een halve piek en helm van die daar doo
^ De Overfte der Philiftynen heeft een rok aan tot onder de ^^"^^^'gj'eei'
gende, en een mantel om zynen arm geflingerd. Zyn hoofd jS ^
lichtgraauwe lap omiwonden, achter met een goude band ν
in
tCfj
stog
maakt.
Het grootfte licht valt op en daar'omtrent. Dehl^·'^^
fcheemerend licht, en diep in het Stuk.
Verwonde- Deze twee Tafereelen waren zekerlyk niet minder van jg^de''
iing ρ aan-als de twee voorgaande. Defchikking, daaging, enkoleui „jjg
de"sda®rj" verwonderd ftaan : en 't was als of ik zulks in het leeven
veis over de- gebeuren. My docht, al wiil ik niet dat het Simfon en
icreeien! ^ ZO zoudc ik het hcbbcn konnen raadenaan hunne geilalte,
beweeging 3 en 't geen het wonderlykfte was, kon men daar n^^ j^t
leen de daad en het tegenwoordig bedryfnatuurlyk uit zien j
meer is, waar de zelve uit voortkwam : daar en boven noch w^^^ ^^cfi^
die zou hebben, en of het lukken of mislukken zoude. Inh^^ j^t:
kon ik wel befpeuren, dat Simfon bedroogen zou worden j ni^j^ ° ^^ d^
ikhetwift; maar zyn hairafgefneeden, het lyfgeld al geteld j gn-
ftrik by der hand, deeden my zulks vermoeden. Doch des πίε^·-
ftaande was ik wel verzekerd, dat het niet zonder bloed ftoi'ti'^^jjr
toegaan j gelyk het genoegfaam blykt in het twede Stuk,
vangen en vail gebonden is als een Stier dien men offeren zal,
na dat de eerilellag mis is geraakt, opryil, alles neder iloot en
de vopt loopt wat hy ontmoet, tot dat hy cindelyk afgemat '^Y^ iJj -M'
ver word gehaald, en, in dier voege vermeeilerd, weder naai'
taar geleid. Even alzo kwam het my voor. Vv^aarlyk, men ^^^s,
nigdiergelyke Stukken, zo krachtig afgebeeld. Alles wat'ei'^ ^
kamer, flofFagie, en toevallen, waren zo eigen engevoeg^v^jjjjd^·
ik mag zeggen zo noodzaak elyk tot denatuurlyke verklaarifg^^tJ-
zaak , dat het zonder zulks niet volmaakt, maar eer gebrek
de zyn gevv^eeil. Welk een kracht heeft het Pronkbeeld van ^jo tc
om de godlooze ontuchtigheid van het Vertrek dezer
wyzen! DiebedaardeVrouw, oflieverKoppelaarfter, wyft -.^ji^'
duidelyk aan, met de fleutel die zy in de eene vuift heeft, dat
ί«ιη·/-·ι-> ItuÏc Ïc ï^Ji-f- tn t-ττηη Qit/i^CnM /-vT-i i η η ττη t-l Π Pfl -crt
-ocr page 92-kcir GROOT SCHILDERBOEK.
^ouj^^^^ê^^'s, en dat geraas van geldj dewyl daar door den aanilag
ge^jj ^^^'^en verydeld worden: maar hier op zal ik antwoorden, dat 'er
W'^^gevoegelykheid in ileektj dewyl met bloote voeten over een
vloei te loopen zonder geraas te maak en, en geldzakken ne-
^Hfj^^^^^^en zonder dat het klinkt, geen onmogelyke zaak is. Nie-
'^'^egf P'^ckt, of doet hier immers den mond open j alzo ieder een ge-
1η bewuft is wat 'er omgaat.
1 Haf ^^cde Stuk neemt Delila haare toevlucht tot het Pronkbeeld,
^^ugt zy? en waarom zo bevreesd, nad e maal Λ'^^Το;? r eed ts
macht is ? Doch zy kan noch niet bedaaren: zy ilaat tus-
^^^'ft}^ Ρ vrees i en de bangheid doet haar aangrypen't geen zy
^y otitïf ^^^ liand vind : en zo lang zy hem noch voor oogen heeft, kan
?§clyk van hertstogt veranderen. Wat den Overlten aangaat,
• ^ ^e ^i^%^t)eweeging is,myn's oordeels,zeereigen; wantfchoon
din van een dienaar verrigt, ishetweltebegrypendathy zich
ziende de doode ligchaamen om zyn iyf leggen, niet
"Οη^Ι S^fteld hebben van hem te naderen, indien hy niet wel vaft ge-
^^It ^arcgeweeft. Nu uit zyneverhoolene plaats toefchietende,
^pni iloutraoedig op het lyf, mogelyk zo veel niet om zyne
Λ te tponen, als om de anderen aan te moedigen: wanthy
M'o^^^·/®'^ niet aan, maar voorby nade Krygslieden. Dat die oude
^y^ide ^^^der gevallen legt, is niet oneigen, als i wakker van beenen
van bangheid: en fchoon zy geen rol in het fpel heeft,
c/i/ ^^hter niet ilrvdig in dat geval, al was het maar om de ilatie van
Wet is ook om die reden dat zy nietin hetoog fteekt, maar
i^ei) de duiilerheid fmoort. Dat haar rok opgeilagen is, kan voor
Ν ^oi^^^^^^rftergeenfchande wcezen.
r tle "^^''y nu tot de algemeene en natuurlyke uitleggingc over bei-
Vvj, , doch wel voornaamentlyk de betekeniflen van Sim-
1 ^letM^"^' en de liefde van betreffende.
onderhielden
het welk
hen
den Nazareener word verftaan een menfch door God
org ^ ^"J.tiemtoegefchikt: want die van deze order ond
ö 'Uidigiyi^^ gelyk ik gezegt hebbe, hunhoofdhair,
m 3
-ocr page 93-P4 GROOT SCHILDERBOEK. ^ ^^tis
hen verrykte met een fonderlinge deugd die het hoofd verci^ qH^
te zeggen ons verftand: en hoe meer het zelve groeit, ho
ftandvailiger en moediger maakt tegens het geweld en de
zer vyanden. Door de vyanden, die ons trachten te itriKi^^'r'rte-
ftaan wy de menfchelyke genegentheden en het vuur onzer vif
want de heilige gebeden wy zen het ons aan wanneer wy bidd^
van vyanden te zy η. Als het nu gebeurt, datwy, uiteen
lyke zwakheid, vervallen indeliefdeilrikkenvan
te zeggen door onze verdorvene natuur, waar do9rdeluit
ons overweldigt, en wy door haare vleijinginhaarenfchoo
geraaken, denken wy niet meer op het geene wy wakker zyf"
neer wy door de reden verlicht werden, behoorden te doen 5
en onachtfaam zynde geworden, houden wy op van alle goed^ efl?
te doen. Alzo zyn wy gefchooren door de liilighcid der joOi"^
is te zeggen, dat wy de deugd des gecfts verliezen, geftreeW d^
iaagen der welluil j waar door wy zodanig onder het geW^j
macht onzer vyanden gebragt worden, dat zy ons drukken 5 ^
en verachten: want daar is niets in de waereld 't geen een
der kwelt als het belang der waereldfchezaaken, omdat,
wy ons laaten vervoeren, wy geftadig gedwarsboomd worde^'
door de gierigheid, liefde, haat, jaloufy, of door een an^^.^jj t"''
derfFelykheid of wederwaardigheid; maar wanneer een
herdenkinge komt, 't welk gebeurt alshyontwaakt, wordWj.^ch'^
misflag gewaar, en geraakt door oprecht berouw en leedweezci^' ^^ifi
met alle vermogen zyne hoofdhairen te herwinnen, en ^y^j^fb^'
krachten aUengsl<ens weder te krygen, tot dat hy dezelve v-^'^ivei^'
komenheeft 5 en toen in zonden ftervende, overilelpt hy zich
met de gantfche vergadering der vyanden, door een
gemeene ondergang: waar door men moet verftaan, dathy^^^v^^'
voorgaande welluften en gebreken ilerven doende, ook zelve
reldfche begeertens verliet.
Het afgefchooren hair betekent mede de z wakheid van de li'"
der ziel of des geefts, of zelfs ook wel de dood.
Euripides getuigt, dat Alceflus desgelyksniet fterven kon,
al eer Mercurius uit den hemel kwam en hem zyn hair affneed. ^^
kon van gelyken den Koning Nifus niet ter dood brengen, ^^
deszelfs noodlottig hair door zyne Dochter afgefneeden\yierd'^ef
Dido, zegt Virgilius^ kon niet fterven voor dat Juno ^ diezic
haar lang wy lig zieltoogen en harde dood ontfermde, Iris uit
xond, om deworftelendezielvandeftrikken desligchaamst'on^gi^,
VO'
-ocr page 94-ν groot schilderboek.
^Cij j > iv V/ vy Α υ vj χα X j-j XV j^i XV-u ν-'iij jv.
^ffer^®^ de blonde hairvlechten af te fny den, en aan Pluto op te
twee laatfte hiftorifche Tafereelen, merkte ik dat de twee
^erni^^, ^ ongelyk waren, en onderfclieiden konden worden 3 na-
iko Q^Y zy met geen Poëtifche figuuren vermengd waren, als Cu-
i^ëten ^p . 5 Megera of de woede, en diergelyke, om de zelve herts-
V ^^^^lïen te helpen uitdrukken: en zekerlyk zou de regte waar-
'· Ce ^ ^^^^ verdichtiel niet onderfclieiden k onnen worden, by aldien
het ander vermengd was. En fchoon het Pronkbeeld van
natuur fchynt in deze ware gefchiedenis, zo dient bet
^enc^j^^Qt de zaak niet, maar alleen om de plaats aan te wyzen die Hei-
^^e^g "^as, alwaar niet zonder waarfchynlykheid zulke beelden in-
^^Waaren, heel gemeen onder hen.
Q
^^icht der Tafereelen in een twede Kamer ^ na de
Order T)orica gebouwd.
Tiende Hoofdstuk.
H'inPi
^ dat ik deze Kamer bezichtigd had, nietkonnendebedaaren
Vefjjj rayne verwondering, ging ik een trap op tot aan de twede
'^eo^P^ngj in een andere Kamer, veel cierlyker van bouwkunde, na
^Oq,-· ^ Dorica, niet wel zo lang, maar een weinig hooger dan de
5 al V/aar ik deze navolgende Schilderyen zag:
-ere Hercules^ na veelewonderdaadenuitgeregt te hebben j ziuvandk
e grarafchap van Juno, zyne ftiefmoeder, niet langer kon- verdkhtfei.
erftaan, verbrandde zich zeiven uit een fmertelyke en razen-
door het vergiftigd hembd van NeJJus^ 't welk Di~
^tjalouzy, om hetgerugt'tg^
geen'er ging dat hy^ö/^, Dochter
^ Koning van Öefi&ii/»;?, beminde, hem toegezonden had:
5 bewoógen, voerde hem met een zegenwagen
. Dif en plaatfte hem ondW het geftarnte in 't getal der Goden,
ohch J^^icht was wilden beriiachtis , volboirchaadjen en heuvelen. Befchryving
ίΐς^. ] .. : - ΤJ____________J______van het Ta-
- Ooo des Stuks, een weinig'aan de regter hand, terzydevanfoêeïren de
Nll^j^ö^ünt, zag men een groote houtftapel van houten dwars
■e^cU niet als afgekapt, maar af^efcheurd, zommige
^üte^^ de wortelen en bladeren noch aan hebbende. De bovenile
dun, en de onderfte heel zwaar, leggende de zelve^^-
Stuk. Hier was het dat die rampzaalige Held en Geeflel
der
-ocr page 95-P5 GROOT SCHILDERBOEK. f^ecl
der Gedrochten dwars over zynen uitgefpreidenleeawenh^'i^ iiaai·''^^
uitgeilrekt, heen lagj zyn hoofd na deregter, en de voeten ' ^^t
linker zyde, wat achterwaarts gekeerd 5 zyn borft voorovci-^^^^^p
aangezicht, een weinig opgebeurd en na vooren hellende, zag j^j-d^
zyde tegen de regter wang, toonende een vreedzaam vv'ezen, ^pgS'
minfte pynelyke trekken. Zyn linker arm vertoonde zich ne^
haald, en de hand'achter onder zyn hoofd 3 de andere arm regt ^^ j^et;
weinig na vooren, op het hout ruftende, met de hand halt toe
binnenile naar zyn lyf gekeerd. De regter knie was ga
ken, haaiende de voet naar zich. Het andere been was af hang^^^ ^qo^
beeld, even of hy zich wat hooger op wilde helpen. PhiloBet^^"^^^fX'
het hout, een \veinig ter regter zyde, lag op zyne linker kn^^ 'j-egt:^''
nende met een geboogen ligchaam op zynen elleboog en
knie 5 het aangezicht nederwaarts gekeerd, houdende de eei"!^ ^^f^y
waar in hy een ilip van zynen mantel had, voor het zelve, ijjili^^
weende j terwyl hy met een fakkel in de linker hand den brai''^^ ^^c'
hout ftak. In het midden des Stuks, achter de houtftapel, op jjict
de grond, vertoonde zich een triomfwagen, welke zeer c'isJ γ ^etï
beeldwerk en kindertjes met palmkranflen verguld was j
het eerile wiel, als een ftar, vlak tegens de zyde, halfachter
gewaar wierd, terwyl de paarden regtsom zwaaijende, byf'^^-.^gS'
maal van vooren, wat hooger op klommen. Mercurim zag men
heel, behalven de linker voet 5 die noch achter de grond, op
hy achterover hellende fteunde, verborgen was. Hy ftapt^'^^gtei'
regter been vooruit na den brandende houthoop, houdende den ^js
arm, in welkers hand hy den toom digt aan den mond der paai'^^^jcl^^»
ofhy halte wilde houden, vaft hield, achterwaarts. Ζγη^^^Β,φά^}
ruggewaarts gekeerd, fprak JziJ/iieraan, die in de lucht
met de linker hand vlak open, en een weinig in 't verkorten, ^^^j^en^^^
cuks wees. was met zyn bovenlyf voorover, en de'' ^viia^
't verkorten na Mercurim gekeerd, wyzende met de regter ^y tncl'
inhydenfcepterhad, dwars over zyn lyfna om hoog, tcr'f^l j^cM''^'
de linker hand achterwaarts tegen zynedy deblixem hield· jjjgrg'
den wagen, howen Hercules ^ naar de regter zyde, reesdegroi^^ pj-eS'
achtig op. Achter de paarden wierd men hooge pynboomen, gt'
fen, en eenige afgebrokene Hammen gewaar 5 en achter .j^of^^' 1
telyke wat laager en verder. Na de linker zyde, totopdcn^
zagmendezee, en niet verre in de zelve een rots of klip ? heb i^^ló^
gedaante byna als die van een^verfchrikt menfch, welken ik oo
' den ongelukkigen Lydas, zynen dienaar, door de woede zy ^as
^ers ί GROOT SCHILDERBOEK. 97
Vu
^Urv lOUKCUU d.llldd.1 , CIl lICVCUÏ) IICL /.CiVC CCll UiilUUClia
^es^^^' alsmede de knods van In het paneel, of de vlakte
was een arend met opgefpreide vleugelen, endeblixem
Oor op een feilon van eikebladeren zittende, uitgehouwen.
aan de linker zyde, lag een heel zwaare llronk van
boom , met zyne wortels omver gehaald, waar van de plaats,
i^elj ^ geftaan had, zich noch als een opene kuil vertoonde. De wor-
^itici ongemeen dik begroeid met een deel takjes j en het ander
Vi^f na vooren toe tot het midden des Stuks, alwaar het in de
Hier en daar lagen eenige maytakjes, en fteenen van hun-
^Ipyj'® ^%eilooten. Op de grond, by Philo^letus , lag de yvoore boog
^^Xi^^^^^^Tvzn Hercules, met goud vercierd j zynde de zelve meer als
^'eri·.,, ^ groot.
De riem, die 'er aan hing, was met goudegcfpen
^eri ^· Op deze koker ilondeen kleenbeeldtjeingelegt ofgedree-
^etp ^^^"beeldende Jtropos ^ de laatfte der noodfchikkelykeZnilers,
bij^i'chaartje.
^ig G was van de regter zyds, een weinig van vooren, zeer krach- Ah m-de het
^δη ^j^^^gd. De heuvel met het autaar, benevens het achtereind van J'
^ίΐη y^S^n, waren meeft van de boomen in de fchaduv/e. De paarden j|e'r der
^ei-j ? en het bovenlyf van Mercurius tot de halve dy, vertoon-
EtOfiJ^ Vn 't licht j zynde hy voorts laager, met een gedeelte van d
ide
^^^^tft' 'ie fchaduw'e. Jupitcr ztQihoog^ bynatotaande lyftge-
^^^ ov' P^^^fing achter op zyn hoofd, fchouder, enarm, licht j en
'^cK^ ^fige zyns ligchaams was in de fchaduwe tegens
sens de heldere
^^L, - J--- C> O
PC. Deboomenachterdepaarden warenredelyk danker.
Paiij^^^^^> Paans zoon, had eenfatyne Vv apenrok aan, van koleur
Jj^et ö ^ ^^ ftroogeel, heel krachtig. De banden van de zelve waren
^^ ach^^ geftikt op een groenachtig blaauwegrond. Zyn mantel,
ν^η^^" 2,ynen rug hing, om de middel in de gordel tudchen hcE ge-
^yiie ^y^e pook gefteeken, was karmo2 yn koleur met goud geitikt:
JJebi^^J^oskcns desgelyks. Zyn hair was blond, en kort gekruld,
phejïj y^'einig baardts. Zyn helm, nevens een halve piek , lagen
V^ï triet^i^^^'· ^^ö weinig van binnen, zynde cier-
^^ ^elv^^^'^ zilver doorwrocht. Een groote witte pluini hing van
f ^et ^^'^^^^"'gcfaam over de grond.
ΐχ^^οη ligchaam op het hout vertoonde zich uittermaaten
> fUUsi boni, een weinig zwellende, ontfing een krachtig licht.
omtrent de maag en ribben , ^^''^r-cn tamelyk aangewec-
i),,^ ^^^ armen en beenenzcertwyiFeiachtig. Aan het regter
^ ' η been.
euyg? geworpen, te zyn. Op den voorgemcldcnrotsachtigen
Ui^j. "ond een rookend autaar, en nevens het zelve een brandend
ί)^ GROOT SCHILDERBOEK.
been, waarvan dc voet eenigfins werk elyk was, krompen a^
binnenwaarts. d'Appeien zyner oogen waren ilervende, ^JJ „^ch-
den hoek getrokken. De mond, een weinig open,
ten, ofdenaaiTem in te haaien, ofvoor hetlaatfteenigebewe j^jet
woorden te fprceken ·, waar over Fhiloüetm zich van droer
kon wederhouden, fmcltende in traanen, zo m}^ docht.^
Mercuriiis was naakt, hebbende maar een kleenefluijervan&
zydeom zynlyf, alwaar deilangeroedein geilceken was- ^-^go
De paarden waren gevleugeld en men zag niet meer als n·
van het eene, alzo dat van het ander achter Mcrcurius fchoo^· ^^^^^ ^[ei»
Aanmwkin- Dit Stuk was byzonder aanmerkenswaardig ten opzichte
schiyveL ftcrvendcn Vorft, en kwam niet kwalyk overeen met het g^ Je
'T^'-ons eerile l^eel aangemerkt hebben in de figuur of af beeW'^j'^^^^-^yii
' heeteZomer. Hetiswelafteneemen, dathetvergiftnieta'^^^^^^no
ligchaam uitwendig kwelde en fmarte, maar hem tot in y ίί^'"
brandde en blaakte. Om die reden beeldde ik my ook in, ^at t
ven moeft. Zyn aaflem was even als een damp, dieuitzY^^
na de koelte gaapende, opging. Zyn oogleden, door de
hitte ftram en zwaar, kon hy naauwelyks open houden > en ^J
door de dampenbewaaflemd, en deszelfs beweeging door toC-
der optiekfche zenuwen vertraagd, trok na de uiterile γΛΟ-'^'
Het zweet brak hem uit, en glinfterde van vogt,
trent de borit, daar men een dunne damp, gelyk-dewaaiTemy^^jdee^
kend water, over zag zweeven, die zyn ommetrek in de g^ i^gge'
fmelten. Rondom deze plaats was het dat de rampzalige het (cl^^^
voel had, en alwaar het bloed uit deleden vertrekkende, eo ^
plaats zoekende, na het hert toe vloeide. Zynborft wasB^.jjlc v'ei^'
cn ging met het inhaalen van zynen aaiTem op enneêr. fi^^^'h
toonde zich ingevallen j en de ribben drukten zich uitwii^^'^'^j,- ^
venlyf tot aan de middel waS gloeijend enbrandig vaok?
evenwelfchoonen fris, als mede hetaangezicht. Zyne^'l
noch nietbefturven, noch bleek > doch de handen en ^oc^^^
na zwart verbrand. De winkbraauwen vertoonden ^^^ Λ^ρί^^ V
opwaarts getrokken, gelyk iemand die, ilaaperig zynde, tje ^^ ^
tans zoekt op te houden. De armen en
beenen waren
en droog, als met de dood vermengd j doch de vingers j ^jgii
paars, en geelachtig opgehoogt. Om
en eenige roode en paarsachtige pieKKc^
fd
kn
len, entoonen-
ben en buik zag men (
ucu ciiuuiK Aitg iiicii cciiigciuüuc cn . αΛΰ" uiCi'
gift j en zyn hembd, tot onder de navel gefchooven, zel^^ eO
waar van het meefte deel onder zyn lyf en dyen lag,zynde
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
Aldus lag die doorluchtige Held en Blixem
zieltoogcnde, Jufiter ^^ hcelbewoogen,
lyl^ hebbende zyn gezicht ter zyde neder geilagen op dit droevig
py^l^j^rwyl Mermrius opwaarts na den Hemelvoogd keek , meteen
•mde
De 2.yn geweeft, hy die in zyne woedheid wel verjaagd heeft.
D 7/ΐΡ?Λ·ί-f J ί- -»TTO O O Ιί-Λ^Τ-ΤΤί-Ί TTT ö·*^ * Λ ♦=
\Ve} ^^^f heid van PMoSetój was, myn's oordeels, in zyn wezen niet
^erl·^!^ te drukken > en zekerlyk heeft de Konftenaar reden gehad om
ty ji^^^sn zyn aangezicht te dekken. Maar waarom zoon alleen
was, zonder dienaars, kon ik nietbezeffen: dochikver-
Oqj,^ ? het geweeft is om dat de Schilder het niet noodig heeft ge-
klg^^^ldj konnende deze boezemvriend het zelve alleen genoegfaam
dcj.^ j ten anderen, vermits de Dichter daar niets van meld j en ten
by om dat de zaak zich zelve zo klaar ontwind, dat het minfte daar
OjiY^^oegd zynde, de zelve zou doen veranderen, en in plaats van een
^ck^^agt voorval, een voorbedagte lykftatie of plechtigheid doen
Aldus kan
men wel afneemen, dat dit lykhout of deze hout-
fie ei voor hem bereid is geweeft 3 maar dat hy ze fchielyk met zy-
j^opHe handen heeft opgeworpen: gelyk de Poëet zegt.
aanmerkenswaardigfte in dit konftig Stuk was, dat men deze
^ylï}^ l'^gen natuurlyker wyze en duidelyk zag aangetoond 5 de daade-
hetvoorleedene, en het toekomende. Heteerftevoortee-
dit droevig fchouwfpel begon toen hy het vergiftigd hembd
^ ^us door Lychas ontfangen hebbende, voor hetautaarofferde
^^êiïf'^ Si'ooten Jupiter^ zynen vader. Het vervolg zyner dolheid
^^dcf j^an dien rampzaligen in zee geworpenen, in een fteenrots ver-
^^^^liif waar na hy zich verbrand: en verders zyne toekomende
^^Ηαβ.^'^'^^ den wagen dien Jzi/'ii^r hem toezend tot zyne vergoding.
ex funere PhKnix.
laat ons eens een korte en leerlyke uitlegginge maaken over de
bgj,?Van NeJJlis, Dianira , en Lychas·.
^^nwylvenftaat alhier aan te merken, dat deze C^/^ii^m^j ons leert en ^^^^^ ^^
f^^^'ïe d' gevaarlyk de gefchenken en giften onzer vyaitden zyn, jeexiyke nk-
y^Urt ^ ^ood aan dien grooten Held veroorzaakten. In Dmnkaht-Nff^l^DuL·
onvërftahdige of onbefcheidene drift en uitwerking van»"-'- > en Lychas-,
^Ofcj^^^^nenyd, welke haar een werktuig van haars mans dood^deed
^^nftp ' E-n in Lychas werd men gewaar het ellendige loon van zyne
5 en hoe het ongeluk der dienaars fomtydts by de Grooten ζό-
n ζ ' da-
Ρ
j^gy^^'^ezen, alsofhy zeggen wilde: aanfchouwt^ 0 Vader ^ hy legt en
Πζ, ' j^Ien zag hier noch daar omtrent geene menfchen dan de voorge-
ler ρ . 5 als mede geene Satyrs of Bofchgoden. Het is zeker, dat, zo
danig gereekend word, dat zy de gehoorzaam- en ongehoorzaa
even ilrafwaardig oordeeien. in^^^
Boven de deur, tegen over het voorgaande Stuk, ^^S^^jgoP^'
uitgaan een ander Stuk , 'tgeen achtkant was 5 even breed ^
ning, Λvelkeik meende een gat in demuurtezyn, omdathetee
nig fomber was: maar naauw toeziende, bevond ik het aldus -
zin van het
zelve.
mphitrio met Alcmenci in haare ilaapkamer zynde, had,
bed ging, de twee kinderen Iphiclus en Hercules in zyn ^^ ^^c^
der een paviljoen gelegt, daar Juno^ vol haat en
ilangen infmeet, om dezeonnozelekinderenteverilinden, ^^ .βΐ'
mentlyk Hercules: maar hyvcrw'urgde ze beide, cnimcetzevo
phitrio^s voeten neder. tci^-·^'
Befchtyving Vooraan ter linker zyde, een treede hoog, lagen deze ' ι^γ.ρ,
fct-ehn'^r^'^" inhctfchild, zynde de zelve met een baluftrade, die'cr^'^jgj-je-
geheeJ. geilooten, van vooren na het oogpunt wykende, welketW^^^'-οίτ
parten van het Stuk beiloeg. Amphitrio, naakt uit het bedde^^XgU^^'
gen, met den degen in de vuift, noch in defeheede, op het g^^^ ·,
van de kinders, kwam om te zien wat de oorzaak daarvan^ nio^^'
zettende zynen voet op de tree, komt hem
houdende, ineteen lagchend wezen, en hem aanfchouwendej^^^at;''
ne beide handen vail een van die ilangen, welke hy wurgde fgctsf' ^
reikte. De andere lag reedts neder op de grond voor zy»'^ ^
waar over yJinphitrio, verbaasd en verfchrikt ilaande, te rug
ander kind, ichreijendc, laghalfuithetfchildomgevallen? gjio^'^^
kuilen en een flip van de doek op de vloer. Achter Hercuïeh
het fchild,hing de purpere mantel van den ΊΊοβΙ^ααηβΒΰηνή^^^ ^^
ilokken of halve pieken, welke fchuins op uit de muur
Haken
gebonden waren. Η cel boven de zelve, een weinig agterwa^^J^Jjiiei^
■men de bedroogene Juno opwaarts vliegen, omcingeld van ^n y
wolk, hebbende haare linker hand metdenfcepterindezy"^'^jeiio^
andere toe na om hoog, fchynende met de vulft te dreigen, ^
met een ftuurs gezicht nederwaarts op de kinderen. W^t ^^r^^^j-vV^^^'P
debaluiiler, in het midden des Stuks, liep een trap vier avyr ^^^ot^
aan \vederzyde met een bor ft weering, die Zich van d'eenezy.^j^i^
andere dwars door het Stuk llrekte. Achter de zelve, aan
het midden des Stuks, zag men een grooteen
diepe boogsge^Mj-jfiJ
ofalcQve, binnen de welke het ruftbedftond, daareengr^^ ö bo'
-ocr page 100-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
^ove^ L. - - - ----------------
^^Wt tei· wederzyde der alcove aan twee ringen opge-
•^Pyte ^^ muuren rondom de kamer waren acht voet hoog met
ii) v^j^j^ "^hangen > en boven de zelve was, zo veel ik zien kon, de muur
V'^rejj ^^^ verdeeld, alwaar eenige flaauwe basreleeves in uitgehouv/en
(jg l^rbeeldende deze en geene krygsdaaden. Aan de linker zyde
^otï) j ^^cove, in den hoek, zag men een ronde pedeftal of halve ko-
εεη eenbrandfende lamp op Itond. Alcmena^ zeer verleegen,ftond,
fokker bukkende, ofgeboogen, op deze trap, meteenkleene
eene hand, die zy om hoog vooruit ftak, lichtende en zien-
^He v'^ ^^^ terwy 1 zy met de andere hand op de pedeftal ter regter
v^ittei^i ^borihveering leunde , houdende in de zelve de flip van haar
h ' welke onder haare kin geknoopt zynde, agter na fleepte.
^^"^defl^'' een witte doek gebonden. Het agter werk zag men
"^eJ^j^^^l^bou w of fakkel in een fomber licht, behalven die hoek daar
^'c-r^· Ρ ftond , welke zich, benevens de deur, met een fraay loofwerk
ftra 1 ' weinig krachtiger vertoonde, Jum fchoot eenige helde-
^l^t de kinderen, en daar omtrent. Dit licht was niet als het
sis het dii^lictit of dclDiixcrnii^riicilcn. Piet
^it-'ht viel op het onderlyf van 't kind in 't fchild,zynde deszelirs
'^dec hoofd, die met een gedeelte van het kuilen voor uit vielen,
^eg ^'^duwe. Hy keerde zich in het fchild om, hetbovenlyfeenen
VC^ het onderlyf
een anderen in 't verkorten. Amphitrio was met
^ordg ^f'^lyf, byna tot de middel, in de fchaduwe van de wolken,
] ^ht ] 'Van de kinderen en de vloer iierk gerefiexeerd. Ik ftond en
^^^^iid ^icmena aan die brandende fakkel kwam : maar naauw toe-
f' ^^ë ik eengrootegoudekandelaarnevenshaar by deandere
J^'^tïie^l^ftaan j en peinsde derhal ven waarom A/ceus zoon die niet ge-
vi^ do · doch na weinig overlegs dacht ik weder, dat hy ze moge-
fchielykheid en vrees niet en had gezien, 'tgeenmeeiten
^^ ^y Uitgelegentheden, gebeurt j het welk Alcmena merkende,
^yii's Q bed gefprongen , en heeft ze in de hand genomen: 't geen,
Jie li^j'^^'deels, waarfchynlyk is. Zodanig was dit Tafereel. Deze
^^latï)^^^^ waren byzonder wel en onderfcheidentlyk aangeweezen.
^^iniü ' heel ver was, gaf een wit- of bleekachtig licht, maar een
/Ht d ^^^'^Pt· l^e vlam van de fakkel was tot byna aan de pit mceil
wolken onder5 'twelk, naikbezeffenkon, een
/^^^dest Meeiler was, om de helderheid van het voor fte
/ '^yuijg^ helderder en krachtiger te vertoonen, en niet genoodzaakt
3 . geheele Stuk donker te maaken om het natuurlyk uit te beel-
o^en hy a^^jg^g jjjel; ^adde konnen vermy den,
η 3
-ocr page 101-101 GROOT SCHILDERBOEK. .\(ch'
leiyKc oegeertens te weaentreeven. ^^^ ^qob
Als ik nu meende uit te gaan, om verder te zien wat 'cr no ^^^ rj^ji
floeg ik myn gezicht om hoog, en wierd noch
_en het verwulffel in een koepel gewaar. Ikbleer"^ ^^^ eö
ilaan, nieuwsgierig om te zien wat den inhoud daar van ■ c^ ^^
of het eenige overeenkomil met de voorgaande Stukken
een naauwkeurige opmerking bevond ik het te weezen de ^^jjiflCii
van dien grooten Held, door Jupiter en alle de Goden en ^
verwelkomd. ^^ ^^^
veibecidiüg "Jupiter zat in het midden op zynen arend, heel hoog. Bf.ii^^^'
derftuk. ° laurieren gekroond, vertoonde zich heel laag, regt daar on^^
de met de eenehandindezyde, eneenolyftakindeandere?^^^
vooren, tot half wege de dyen, in het voorile van
eind, en op wolken. De diiTelboom iteeg eqn weinig ^^^
na den loop der paarden, die Af^r^mW ter linker zyde op^^^^jeii^^^
de, zwaaijende weder na het midden toe, en maakende ^^ιΐα
gen een halve cirkel, zo dat men de gevleugelde paarden ^'^^^ict ^^ i
deren zag, de borilen van vooren, en de hoofden ^'^^^^ψρηΐί^^ λ
toe. hield den toom metderegterhand, digtby .^ρίΓ^ι'ί^
De wagen was omcingeld met een meenigte Cupidootjes ■ "
takjes. Mercurius^ zyn hoofdregtsomkeerende, zag0^ƒ Lin^' _
hem met zynen fcepter nahetfirmament weesop een ronde
twaalfglinfterende fterren, welke rondom eenige kleenc
lichtten. Alle de hemelfche onderdaanen zaten op ^ (c^^^
ken, roepende met toejuigchingen en handgeklap. Dc ^
helder. ^ iet^^^ eC
Ik ftond verfteld, alsiknalangfpeculeerenzagdat'erni ·
kenteeken by zich had, dan Jupiter alleen, die op zynen are^^
de blixem in de hand, en Mercurius met zyne flangerocde en . pii
aan de voeten. In 't eerfte kon ik de reden'hier van niet beze gc^f^^
daarna bedenkende, dat de Goden malkander in den hem^^^^ (ίΐ^^
Jum had een diadma op het hoofd j en haar kleed ^''"ór» h^t^
blaauw j haar hulflel wildj en de lokken vloogen als flang^^
hoofd. _ nr^eft^l^
Debcteke- De Dichters melden, άζΐHercules^ doorde Aloudheid vo J^g Jig-
'c doodin'''^^® een voorbeeld van alle deugden, zo wel des geeftes als ^'^^yjeg
ic-oi Eeraifes. chaams, de flangen met zyne handen verflikte als hy noch iii ^ilit
lag: willende daar door te verilaangeeven, datdemenfch?
om groote en gedenkwaardige daaden uit te voeren, zeU^
"jongejeugdafdewelluft dient te fchuwen, te verdry ven, ^^
fchelyke begeertens te wederftreeven. «log^
Als ik nu
weezen, ilc
fereel tegen hv^l v.v^i jivi^j·—- ^y
Zin van een
éeide Tafe-
reel vanweezen,
cliiss.
•ï^ejj^ GROOT SCHILDERBOEK. 1568
^^Hocjg^^^'^^i'^i floeg ik myn gezicht op Hercules^ en zag dat hy zyn
^elve Toendagtik wel, datde
^^^Γο ft^ zyn ligchaam verbrand waren. Echter merkte ik aan zyn
^ce?;^^ εη baard, en aan zyne fchoone geftalte, dat het niemand
^^n ί dan Hercules. In 't kort, ik zag alle de Goden en Godin-
^ een na den ander, en begon ze allegaar te erkennen, ja tot
^iayii^ toe: jipollo aan zyn glinfterend wezen en fchoon ligchaam : Eigene bete-
haar zwart hair en bruin vel; Bagchus aan zyne opgeblaazeG^dS^el"
^-^Ui ^ ^^ ronde leden: Efculapius aan zyn lang getuit hair en baard : Godinnen,
haare volmaakte en poezelachtige leden en lonkende oogen :
i^^n^^yn gek wezen, enz. Den een had zulk een koleurd kleed
ander zulk een. Venm had een rood, Diana een blaauw, aIs mede
1 \v if ^^ purper, Ceres een iïroogeel, Momus een groen en geel, enz.
i^tifjp ^ hen zo duidelyk bekend maakte, datik'eronmogelyk aanklcedingcri,
W-.j tWyffelen. Doch J^i!;?/» en/m zag ik niet, teroorzaake, ge-
^On^g 5 dat de eerftgenoemde die fmaad niet lydên noch gedoogen
^■^rdej. Hercules zodanig een eer wierd aangedaan. Ik fpeculeerdc Bjfch^»:)^,!"®
y^t (jj ^^"er de ornamenten en cieraaden van de kamer, enbefpeurdeckiteauur
^o ordentelyk en eigen tot de zaak waren dienende, dat het een'^^'^ Kamer,
^ej-Aan ieder zydefbonden acht kolommen van Pifaans raar-
banden, redelyk wyd van malkander, dwarsdoorfneeden j
f^ee ƒ ^ederzyde van de deur, in ieder hoek een, en tuiTchen beide
aan malkander, met hunne architraaf, fries, encornisj en
^elve een borftweering met paneelen, op de welke het ver-
ƒ ft (^r i'^^ftte i en in het midden dit laatft gemelde Stuk in een ovaale
fi Ofl CU Itl litL UJlUUCil UIL IHclLlL gcuiciuc OLUi^ lil CCll UVflHl!
^e fj,.^ ^rans van eikenbladeren met haare vruchten. De metopen in
"^'aren vercierd met uitgehouweneranken van het zelve loof,
J'^i'iej/ Paneelen van de borftv/eering zag men fcllons, \vaar aan een
d '^lïjJ?^^ hing. Tuffchen de twee eerfte en laatfte kolommen zag
^ '^c > 1 langwerpige vierkante vakken dicrgelyke feilons, en on-
^'^^Titni, ^ een knods met een leeuwenhuid. Deze feftons waren van
t Mv ^""et hunne vruchten. Aan wederzyde der deur, tuflchen
boy de eerile kolommen, ftonden palmboomen, welker loof
j^ide ^^^ aan het verwulffel reikte, en heel cierlyk over het voorge-
j? fj,· ^reel fwierde. Deze palmboomen , benevens de cieraaden
J^S Waren van brons > de architraaf en cornis van ferpentyn-
^^ Zyi ^^ fries van Pifaans marmer, gelyk de kolommen. Aan
ft ^^^ deur, tuflchen de twee eerfte kolommen, was een
^ ^^^'eleeve van een lichtgeel marmer zonder vlakken. De eer-
^^dde Hercules flaapende, zynde rondom omcingeld van de
104 groot schilderboek:. .g^elvei^
troepen der Pigme'én: de twede, daar hy wakker werdende, ^ ^^j^dap'
zynen leeuwenhuid verborg. Door deze eerfte proefen ^^
perheid is hy naderhand genoemd geworden * Hercules Ρ^^^^^
vap:3o. ^^ andere zyde van de kamer, tegen over dit laatfte? ksèo'^^
Hercules by Omphale fpinnende ·, en in de andere vak daar hy
fchiet. nevakk·^^
Rondom het Zolderiluk waren andere twaalfrondeklecn jog'
in kranflen van palmbladen aan elkander gehegt,
of door een
ten > waar in, in flaauw basreieeve van Stuco, dedaadenvan^- jge
uitgebeeld waren. Tuflchen de zelve eri het Stuk zag ^^^
leeuwekoppen.
Doch eer wy voortgaan te verhaalen, zullen wy medeeens^yifflCii
nen wat de Heidenen door de vergoding van Hercules hebben "
gegeeven. ^^vcf^^'
•jitkggmgc Hercules, de roem der dappere Helden, toont ons door zy"'' ^ gC'
mtt hercules, i i- ii ι n - i 1 i λ"
daar hy on-ding, dat die geenen, welke door verwaandheid by hunx^
der' Golen^ tracht hebbcH zich zelfs te vergoden, even als Antonius met
gcpiaatft patra deeden, of door een fmeekelyke en vleijendc redcne^^^
' het volk, gelyk meeft alle de Perfiaanfche Koningen,
Jus^ hebben gezocht te verwerven, denregten wegmisg^^^^
tegendeel zo lang hy op deze waereld leefde,
die van Wangedrochten en Geweldenaars te zuiveren > ■wero^'^^^jit;
Goddelyke eere, dan na zyne dood, aan hem beweezen· ^
eeuwigheid, welke de dood alleen hemaanbragt, leert
waare deugd in dit leven niet gevleid wil zyn, gelyk ^/i·^^^
te kennen gaf aan hen, die hem reedts een God noemden, h^^jj die
de het bloed 't welk uit zyne wonden liep op de zelve wy^^^^ain ^^^
andere ilervelingen. Want hoe vermoogende en deii^^j^lczaj'»
menfch zy, zo lang hy adem fchept kan hy zich niet we .^/gny·^^^'
noemen, omdathynietbuiten'tbereikdertandenvandc^'
2,0 min als /^É-m^/wgeduurendezynlevenstyd. DeHei^^^ r
hem, volgens hun bygeloof, als een God geacht j ο
t'evens, dat, alhoewel alle zielen onfterffelyk zyn, ^^gef f^
dappere Helden, welke de deugd opvolgen, totcenveelho
van eere geraaken, endeelaandeGoddelykheidverkryU^'^'^l^va^'^
fchikkenzy hemde Godinne van de Jonkheid, ter oor^a ^^j^^ti,
krachten die hy had, welke men zonder de jonkheid niet he
tot vrouw in den hemel toe. ·
^ iwaand- Gelyk zelfs langen tyd daar na de Philofoof en Dichter ^n^e ^
dodJ^ '^^'"door een opgeblaazendheid het voorbeeld van Hercules ( ^j-ieO
VaiiJ) een zwaaren eed voor zyn ilerven afgenomen had,
ν^η iie plaats aan te wyzen daar hy verbrand, ofte kennen te gee-
■de^ 1 ^y gebleeven was, om het volk tedoengeloovendathy in
was opgenomen) ter dezer oorzaake zich zeiven in den berg
^^gl · maar zyne muilen, geheel van yzerzynde, welke met
ge Wjende fteenen en aarde uitgeworpen wierden, ontdekten het
HetY^'^ dewaarheid. Doch hier af al genoeg; keerenwy weder tot
in ^^^S^'^^'an onze verhandeling.
^Cey ] ^ uitgaan zag ik op de vloer een Sphara mundi of Waereldskloot έά de ver-
cti j^^^^ftigingelegt, aan wederzyde met compartimenten verdeeld jln ^e v"oeti
^ati y. ^ierlyke banden doorfneeden, die na het centrum doorliepen,
marmer en jafpis. In ieder fteeri was een Monfterof
welke van de Waereldskloot afliepen, zynde die geene
ik 1 zyn leeven de waereld van gezuiverd had,
lïiy · ^ my niet verzaadigen in het befchouwen van dit werk, 't geen
^llcs j, ^^^^ decle ten hoogften vergenoeging gaf. Na dat ik eindelyk
^pj af^ bezichtigd, trad ik ter kamer uit, en klom ter zyde de trap
y^n ijg^^ar ik op een Bordes kwam, 't welk my na een ander Vertrek,
^'^koa prderjonica, geleidde, zynde niet minder als dc voorgaande
^vkheid van cieraaden en marmer,
^ht Tafereelen in de derde Kamer y na de Order
Jonica gebouwd.
eens haar hair kemde, en het zelve weder op zou J^^rhaaHci
, wierd haar tyding gebragt, datdeBabiloniersvan haarnit''
Κ'^Sen ^^^ '''^aren. Hier op liet zy de eene Iiairvlegt alzo ongebonden
Jj^ir^j ' «n trok aanftonds tegen de afvalligen te veld : bondookhaar
,^^Ρ voor dat zy de ftad herwonnen, en het volk weder onder
öejgi^orzaamheid gebragt had.
phul^ 'heldhaftige en moedige Vorftin ftond van haar ftoel op half
i^Me I ^'^eerende met dc duim vanderegter hand om hoog, trek-feieei.^
J^i de linker haarezylok ken, dewelke een jonge maagd, aan
^f Zyde ftaande, in de hand had, en alwaar de kam noch in
• ^"ïgo^^^^^h. Op dc tafel by haar, diemeteenkoilelyktapyt, ftyf
^ ^^^iti ^f^^^'luurd, behangen was 5 ftond een grootc ovaale fpiegel
^^ y oof en bladeren gedf eevene goude ly ft, en boven op dezel-
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
ve twee duiveü welke trekkebekten van gemat zilver.
opdetafeleenigeklyiDoodiën, ajsbrazeletten, karkanten , enJ
len, gelyk mede haar diadema ,· piram iedsgewyze, vol ·>
Achter haar iloel ilond een jong Meisje, houdende een goude ^
in welke eenige kommetjes, potjes en doosjes met riekend go^
ren. Even achter deze vertoonden zich twee andere Juffers, ^ ^yjc
fteld, malkander door veriiagentheid omarmende. f^^c'ifi
zag men een oude Matroone met den rugherwaarts aan, ti'®^^
linlri^,. li-jrii^ (=>f»n nnpn Kripf F.rn Urpini σ m ppr nq fiRtml^ ..ni-
haare linker hand een open brief. Een weinig meer na het mi^ Γ^πΐ'^^'
een andere Juffer een cierlyk gewrocht fonteintje, óp vier Wi^
tende^ 't welk by de tafel üond, vandaarnavoorentoein"^ j^fCo'
Vooraan, ter regter zyde, lag een Bode op zy ne eene knie .^ j^^t
ningin, gantfch verflagen. Achteraan't einde van
midden, zag men een groote opening als een poort, en aan
der zelve een Term van wit marmer, aan dewelke eenige v/ap^"^ p^ï^
hingen. Voorts was de kamer rondom met tapy ten behangen'
poort ilrekte als een ingang voor een ander prachtig vertrek, ^ ^ci^
met basreleeves en ander beeldwerk. Heel aan 't
eindderzelvff^ice
een groote ondiepe nis, en daar onder eén breede pedeilal, ηβ,Ι ι
bank, daar een beeld, met de voeten naar het licht, ter^y^piev'i
houdende op haaren fchoot een groote ronde kloot, daar '^; jjooi^
regter hand, in de v^'clke zy een fcepter had, op leunde.
■wasverryktmeteendriedubbeldemuurkroon. Bovenhaar? '
ftond, basreleefsgewyze, een bedaard J\4an deftig gekleed, l^gtif^·^^'
met zyne regter hand op een knods, en houdende in de link^'-^jsiiif^»
kei. Zyn hoofd was met een bloemkrans vereierd j.enom
een goude keten. Dit beeld was vangoud,endcgrondvande' ^aii ,
blaauw. Dekólommen waren van wit, enhetgeheelegeb^i^ ^ίΐί^
gyptifch marmer, en de cieraaden goud. Achter de Matroo^^^jj^loo^^
einde van de eerile Kamer, was een jonge Dochterergensopo^^pci^
men, reikende met de eene hand zo hoog als zy-kon om
tuigen van een der Termen af te neemen, het welke haai" de γ^φΛ ?
uit ordre van de Koningin gebood, wenkende met haare
en de voorile vinger na zich, de gemelde wapens herwaarts ^^^^iid·
HetMeisjekeerdezichdaarnaom, terwyl zyde wapens oot .gljtik®
]tmeiWer°" ^^ Koningin ilonft aan de tafel met het bovenlyfeen ^f^^feit"' '
kieedingcn
om gekeerdi deboezcm, halfbloot, vooruitj htt^^ota^^c^
iwï. ^""ecnigTmsnadelinkerfchouderj deoogenAvydopen5_ ^ΐΓ^^^^ί
weinig, gelyk iemand diefpreekt. Zy wasgekleedinnct^^j^,jj;ii
hebbende een donker blaauw ryglyf of kuras aan, zeerko g)
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
üocj^ en met gefteentens bezet. De mouwen waren heel wyd,
Ven ^^Pgefronii:, en met een goude gefpe of haakje vaft > haare rok bo-
tot geknoopt en rondom opgefchort. Zy had brooskens aan
Vat^'j^ .'legende beenen. Haar mantel, op de ftoel leggende, was
Jj^y'-^^ch purper met goud doorwerkt, en methermynen gevoerd,
te ρ iv^^^ge Dochter, die bezig was met het hoofd van haare Vorftin
ftoej P^^'en, was in'tpaarfch gekleed. Het jonge Meisje achter de
^fad ' ^or het fchielyk opftaan van de Koningin een weinig geftooten,
en ilortte een kopjeop defchaalom, waar over zy zich
^^nvcrleegen toonde. Deze was gekleed in koleur de rofe: de
in 't donker blaauw , een weinig groenachtig. De
^Ort*^?^^ had een lange lakenfche mantel aan van een donker feuilje-
^Is ^^oleur, met een goude rand of boordfel. Haar onderkleed, zo
'-lan de mouw kon bemerken, was donker paarich of violet ·, en
üipp "^ofd cierlyk bewonden met veele koleurde windfels, waar van de
J^atQ ^^^cbter op den rug hingen. De Dochter, die de wapentuigen af-
to ^ ^^^^ bleek appelbloeilem koleurd kleed aan. Den Bode
^ileejj ^^^ weinig van achteren tegen de regter zyde, hebbende een
^^nteltj e, donkergraauw of zwart met een kleene goude franj e
i^'Tol·'^ 5 op zy ne fchouders omtrent de halve rug hangende. Zyn on-
■ ^aslichtgraauw, enkwamhemtotoverdekniën. Zynebroos-
Eo}·^ van wilde huiden. Hy had een pook op zyde ofin zynen
,§eftooken, en een kleene itafin de hand. Zyn helm, met een
'^glj^^op en twee vleugels, als die van een vleermuis, boven op,
^^v^^^ ^em neêr. Zynhair, nevens zyn bruine vel, glinilerende van
'^'as niet lang, echter achter gebonden.
l^Cf ^^mer ontfing haar licht van de regter zyde, door een groot ven-
^^trj^^^^i boogsgewyze, 't welk krachtig op de Koningin en daar gelegenheid
ύςη^^^^εΐ, een weinig van vooren. iS'i^^iriü^^^ii-gafeenfiagfchaduwe^'g"^^'
^^erJij^oek van de tafel, waar tegen de Matroone onder met goede
am. DeBodewasmeeft;indefchaduwe,alszyndemeer
^'^ts dan het venfter. Het behangfel, tuflchendedam vanhet
Xorit^ ^ de opene poort, was half in defchaduwe, waar tegen de
^^^ achter haar ftonden zeer krachtig afftaken. Op deze be-
lïip^' zeer oud of fomber, en donker purper van koleur waren,
V ^^^ ^^ naald ongemeen koftelyk uitgewerkt de Zondvloet en
en op de andere de verwarring van Babel, daarhec
^Cej^ jekt en zich verdeelt: en boven langs de rondte van de poort
^CrsoVi ^«^derand van een medailje, waren eenige Syrilche charac-
^i^ters. - Aan de regter zyde , bovenover debehangfels, zag
men
-ocr page 107-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
men de kamer lichter, door twee ronde veiifters
weeken. Dexoldering liep rond, boogsgewyze.
groote marmerftcenen van verfcheidene koleuren ingelegt. Je^id'
de tafel en de vooYiÏQgroep lag een groote witte ronde ileen in & ^^r
de grond, welke zichzagtelyk met het ander licht vereenig"'^'
der echter het oog daar op te trekken, ned^^'"
Vooraan, ter regter zyde, achter den Bode, ging een trap ^^^ef
waarts na een deur, die zich om laag vertoonde. Door het
zagmenhet verfchiet, ofeen gedeelte van een palmboom. f-nbi·^'
Ik heb vergeten te zeggen, dat de wapenen, die aan de Tei^j <
gen, inpylkokers, boogen, en zwaardenbeilonden. Anck^^.
de fontein , welke goud was, liep een llraal waters op een
twee, eneenfpongiedie'erinlagen. gf^o^S
Tegen over dit Stuk , aan de andere muur, zag men he^^
van het voorgaande, verbeeld in een
ier vertoonde zich Semiramis, treedendemet een ongen^^ pfcl'^^^'
tigheid en moed uit het Konmglyk voorhof. De^^L^h^^]
kwam de trappen luchtig af. Een martiaale vlam fcheen ^^^^^ gugl^^'
t'ontfteeken, welke haare kaak en deed bloozen. Haareoog ^jj^^iir?
fterden als twee fterrcn. Had zy den helm niet op gehad, mcn
aan baarkleed en toerufting, voor een Diana, die ter jagt trek^ ^et')
zien hebben. Alles, wat tot haar vertrek diende, was voorha^^^^oeni
mede haar Koninglyke mantel; maar zy weigerde dien^iii^^^j^tzaêj
vergenoegende zich alleenlyk met pyl en boog,, benevens g
De Dienftmaagden liepen de trappen op en afj brengende d'ej^^
d'andere dat aan. Eene der voornaam ile zettede haar den g^*^ ^^.itei"'
u illiucn.. vlrtl αλίι. '-iv-i v vywinirtaiuivi^ i-v-llvu»-ιιλο,ι ircl''^'
helm op. Eenvoetbankwierd voor haar beneden aan de tTSp&j^ te^
terwyl een andere haar het zwaard omgorde. Het
moedig
oorlog opgevoed, ftond beneden aan de trap gereed. Dc fijii^'
bliezen > en het volk drong door, vol van verlangen.^ Daar
baangemaakt. DeRuiters ffcondengefchaard op hetbinneof* jj^h^^
Bode liep derwaarts de trappen af, terwyldeMatrooneba
portaal met een gaapenden mond al dit werk aanfchouwde. ^^jgeH*
was helder, en fcheen haar groots voorneemen te willen begn ^^^
Deze dingen alzo in de vlugt overloopen hebbende, ψ^γΙίΒ^^^
onmogelyk alles te konnen onthouden om dit deftig en kon
den ciich te kpnnen afmaaien. Derhalyen ging ik voi^^ ^tn^
na
-ocr page 108-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
^^W vergaderde alle mynezinnenby een, en merkte het op de
(ieftj ^^^ wyze aan: Aan de linker zy de van dit Tafereel zag men een ctondiia
He "oortiek, met vier kolommen van de Order Jonica,welke hun- en fchikkin
bor^^^^rlyke ornamenten onderfteunde 5 en aan wederzyde op een yafte^erk,
We^^^^i'ing een baluifter, die vyfa zes trappen hoog afliep tegen een
iriej.]^^ dikke pedeftal aan ieder zyde, op de welke leeuwinnen lagen
V/^j^^P en dekkleeden, vol Syrifche charaélers^op het lyf. De poort
opi^^^^gsgewyze, en boven de zelve ttncartoes of kartel, die de cornis
^ovp .^^^agde, waar in een leeuwekop van brons uitgehouwen was.
kolom, in de fries, waren mede diergelyke leeuwekoppen j
cqi chen ieder der zelve zag men een flaauw uitgehouwene pyl ioker ·
^e ^i^'^^cnde fakkel, kruiswyze over malkander. Aan weêrzyde, in
van dePoortiek, ilondeennisgelykmetdedeur, na het
loij^j/^^t wykende. Aan 't einde dezer vleugels waren noch twee ko-
> Welke tegen een boritweering of muur, die tot in het midden
^i^jj ^ks op een laagC grond liep, ftuitten. Deze muur was met platte
^"eti 5 op de manier als pilafters, verdeeld j en tuffchen d^ zelve wa-
^u^^^de venfters, daar men het binnenhof door, enborvenoverde
^, de zydedes zelven hofs zag vervolgen na het oogpunt toe,
^ tio^S^ in het Stuk. Aan 't einde der gemelde muur was een diergely-
^üitt^^ nering of muur, pardel^an de voorfte, die het binnenhof in-
' ^^ verder achter zag men eenige boomen, als palmieren en an-
'^Qgeboomen, bovenoverfteeken. Op de voorgrond, aan de reg-
M ƒ } Was de grond ruuw en rotsachtig tot aan den onderften drem-
'et ^ê^ande met trappen achter af na het voorhof j in het midden van
een groote fontein opgeregt ilond van witte marmeriteen,
Pil bafement van vier ofacht boogen, welke door vierkan-
zeer hoog en zwaar, Dorifche Order, ofRuftiek, met
ή ^Oorfneeden, onderfteund wierden. De pilaaren waren effen, ^
friesj^^^^nden ruuw en rotsgewy ze gehakt; hebbende dit werk geen
3 V ^ kornis, maar een groote plint, drie voet hoog, die mede ογλ-
! ^^it marmer even als de beelden. Boven de zelve, in het mid
ren
^OOf hoog op een trap drie a vier, ftond een groote Waereldkloot,
C^fd ? Sfinxen gedraagen, op de welke een Vrouw zat na het hof ge-
Q' ^oudende in haar regter hand, om hoog, een zon, en in de lin-
. een maan. Op haaren helm vertoonde zich een arend met
Vvl-eugelen, en op haar borftlap eenleeuwenhoofd. Haare
^Oj-g^ ê y as als die van een heldin. Op de onderile trappen, boven de
^^Hs £ plint, zaten de vier Gedeelten van de Waereld geboeid te-
Wapentuigen. Onder, tuffchen de gemelde pilaaren, wa-
O s
-ocr page 109-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
ren kopere gebronsde kommen, welkeeenigeftraalenvan
een rots ontfingen. Dit gevaarte Hond in het raidden des bt ^^^ ^ gji
het oogpunt, half achter de borft weering. Het voorhof W^sr
^ aan ginszyde met trappen op te gaan, gelyk voor. -n'nS^^^
Zodanig was de grondflag van dit Tafereel, en de fchjk^^ &
het v-a-fte werk. Nu zal ik na myn vermogen de reft afmaale"· jg Jes
stand enbe- Daar trad deze moedige Koningin, een weinig ter linkci^j^-
Sel/" oogpunts, met het linker been de trap af 3 terwyl haar Vigch^^^^^oB^r
fins achter over hellende, op het regter been,
het welk een
was, fteunde. Zy zwaaide haar bovenlyf linksom, nietde
vooren3 den linkerarm, waar aan zy een Ideen fchild had, ee ^^^b^i
opligtendcj terwyl een jonge Maagd, al bukkende,
op zyde hing. De regter hand , waar in zy de boog hield,
den arm flapjes nederwaarts j en een zwangere
ven haare regter fchouder opiteeken. Een gekroonde helin 5 ^ptd^
groote witte pluim afhing, wierd op haar hoofd gezet. j^jifi'^^''
keerde met den koninglyken mantel, dien de Vorftin in
noodig achtte, aan deze zyde weder de trap op, hebbende ha^ ^^
op de Koningin geveft. Deze Dochter was met de regter zyd^^^^^d oJ^
nig herwaarts aan gekeerd, hebbende den mantel in de linken"
hoog, op dat de zelve niet lleepen zoude, terwyl zy met de i'^^^gtjs ^^
de reft tegen haar ly f vaft hield. Haar donker hulflel ftak μαΐ'
witte bont, of de voering van den mantel, machtig af >
lm, door den fnellcn loopy vloogen achterwaarts3 fling^^^j-itg^'
ders de rokken tuiFchen haare heenen. Zy was even ondeï'd^^^(ypCi^f
gord, hebbende witte voetzooien aan. Haar rok was tei"
zo dat men het been tot de halve dy bloot zag. Haar kleed ^ {tonj
leur de rofe. De Matroone, bezyden het portaal aan geen^
vol verwondering voorover bukkende, fteunendemetde^^»
op de.borftweering, en zag na beneden. Onder de eerft^^^^jjje?
voor de Koningin, onder het oogpunt, ftondeenbukkei'^ , lee^'^rt.
geen een kleene voetbank van y voor, met purper fluweelbe ^
der zettede, op dat de Koningin met gemak te paard
Zy had haare regter hand noch aan de zelve, terwyl z-y^^^.^tp^^·'' ά
haaren rok achter opfchortte, fchynendebefehroomd vooi" ^gelifl^
Een weinig van daar kwam van de regter zyde des Stuks ^
met zyn aangezicht naar het Meisje gekeerd, aanilappen? ggliii^
met de regter hand een fchoon Paard by den toom.
zag men vlak tegen den rug. Hy ftapte met het linker bee^^^^^^i-jif
en het regter heel achterwaarts, raakende even den g^^^
-ocr page 110-^ers ί GROOT SCHILDERBOEK. 111
-^^nd de boril vooruit heel over zyngewigt, als of hy noch
'^as^ ilaande met de Imker hand ter zyde tegen het Paard zyn
Voofg*^^ ^et 5:elve t-e doen zwaaijen. Deborft van 't Paard kwam na
^yde- L ^^^ ter regterzyde wat in't verkorten i het hoofd op
^fhet ^^ ^^oi^te linker been vooruit, en het regter in haaiende, als
dej^^^i'Ugtrad. Dcneusgaten, wydopen, warenwit, alsmede
levens devierbeenen> de reil donker of bruin. Hettoom,
Jioilgi ^i' ^^^S ? was goud met gefteentens bezet > hebbende wyders een
1 ^ ^^^parafonop, heel cierlyk belegt met goudeplaaten. De
ψ '^as purper, ilyfvan goud geborduurd, volmetpaerlenen
icl^Q^ ^^oftelykheden bezaaid, hangende byna tot op den grond met
welke na zyne bevveeging opvloogen. De maanen
Μ tuiten gevlochten, en de ftaart opgeknoopt. Eentygers-
'^Qiiclo borft. Dejongeling had lang blond hair, achter ge-
^iigj, Zynrok, in't midden gegord, waslicht weêrfchyn, geel
tegen de purpere fchabrak krachtig af. Zyne reg-
met den halven rug vertoonde zich bloot, fchoon en frifch
"^üxvg By had witte voetzooien aan. Het Paard gaf een flagfcha-
over het Meisje met de voetbank, en noch een weinig voorby
,ν^εΐ ter regter zyde, wat verder, ilonden twee Trompetters ,
^Πη '^"enhof gekeerd, met wilde dierenhuiden om, en bliezen,
^et "kompetten, byna als de Romeinfche, waren k rom als Hangen,
^^n draak enkop aan 't einde. Aan geene zyde der Koningin zag
lü ^^ ha^^^*^ hoog: eenige omhelsden malkander: andere klapten
i ^een deze van vrees, endie vanblydfchap. Onder alle zag
^^Hjo P^^iOuw als zeer verleegen of verflagen, laatende heel flapjes
ν-λ»-» /-ί λ r» hoo-p· /a^l-» /-ï/t, rrioiiro h-%
Ρ^ΐΐι-ς' Achterwaarts vloog, kon men de fnelheid van zynen gang be-
^ft^^^' Xynde zyn a6tie gelyk die van den vliegenden Mercurius, heel
j^Etcv v'^ ^^ uitgerekt. Hy trad met het linker been vooruit, en de
^ede heel achter en van de grond af. Men zag het volk op de
1 beneden de trap tot aan de pcdeftal vandeeerileborft-
^^kii^^' Onder zyne beenen door. Dit volk, zo mannen, vrouwen
1 ilondenfommige met de handen toegevouwen, andere
, ^^Veotn hoog: eenige omhelsden malkander: andere
alle zag
op Zyde hangen, de ari'nen voor haar neer, en de vingersin
i^^r gevlogten. By haar ftond een bedaard Man, fpreekende
iT^ond aan mond, aan 3 wyzende met de regter hand na den
^ wyl hy haar met de linker hand, en een vriendelyk gelaat als
of
-ocr page 111-lii groot schilderboek: .jj^^ersia-
of hy haar moed wilde geeven, by de mouw trok. Eenig^ forii^^ê^
gen en kroopen de trappen op. Op het voorhof zag jjufl'
krygsbenden te paard, die zich in ordre fielden, en eenige αΐ^^^^^Ι^^ί-
ne paarden fteegen. Aan geene zyde der plaats kwamen nocn^^^^^
dene menfchen de trap afloopen. Het verfchiet achter de
de rcgter zyde, was bergachtig. Boven de gemelde trap ? , >
zag men een groote piramide of naald, benevens eenige pal^ jichtj
fomberachtig tegens de heldere lucht opreizen. Het voorhof
en het hof zelve, aan de linker zyde, vaii witte marmerileen· { ^yooj^
weering of muur, aan geene zyde der trap, was met het \
by de leeuwinnen, door een wolk befchaduwd, waar tegefls^ pet'
groep^ daarhetgrootile licht op viel, krachtig afilak. ^^
ters, aan de zelve zyde, waren, met een ftuk van
zy op leunden, in de fchadu we. Vooraan in den hoek zag ^^f^^og
deelte van een poort open ilaanj loopende de zymuurhee^ ^v^f^^'
even voorby de Trompetters,
welke daar door in de fchaduv^.^. üclii^
ontfjingende hier en daar op hun onderlyf enbeeneneen^*^^^
door de opening derze ve. De poort was laag, vermits de
trappen af afl iep i zynde de grond met het achterfte van het 1 ƒ
van befchaduwd. Het Paard, endejongelingdiehetme^'
zeer krachtig met kleene partyen van licht en donker. D^ ^ ƒ '
ters, als mede de poort, w ierden fterk van de linker zyde^^^^^^ft^^^
Het volk op de t wede grond, tegen de borftweering, ^^
boven door het blaauw der lucht gedaagd 5 konnendegeen^C/'^^^^vee''
fangen, vermits zyj)i?ri3!/^/langs de trap ftonden. Achter de P^l^^j^iel®
ring, of muur, met ronde veniters, tegen den hoek vati op'
des portaals, zagmendetopoftloofvaneenzwaarcnpalffr^o-br^^V
fchieten, die de gefchoorendheid van de gemelde borilwe^^^VgelJie^'
doende met eenen de kant van de vleugels tegens het witte -vvas^^g
felykineenfmelten. Het voorfte Portaal, vlakinhetlicl^^^ed'^'^^
Pifaanfch en Egyptifch marmer met witte cieraaden, g^^^^ ^^f^rp^^'
baluiil-ers. De Leeuwinnen, op de pedeilallen, waren ^^ ^^ote^^J
tynfteen. De boventrap was van Avit gevlakt marmer j "^^^^rf^ê!'
wydc drempel, onder de trappen, van hartftcen j en de gron^
ter_zydc, een weinig rosachtig, met aarde gemengd.
'tcf
zich gely k in het voorgaande Stu ^^^ Jic
:1 aan, en onder een violet kle^ » gc^^^^
De koleuren De Matroon vertoonde
^er voor- donker feuiliemorte mantel
naamlte - -. . _ J
eri
Stak^ftic^
Sdcedingea, hoofd cierlyk omwonden, De jonge Maagden waren
is. Die de Vorftin het zwaard omhing, hadeenappelblo^".
jto. j-^ji-vii^ V vji iLiii J1L.L ii w iiiii u umimi^ , iiau. ccii Ice
leurd kleed aan, zynde haar rok achter opgefchort en Iitl^ '
-ocr page 112-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
i^ie blond, tegen het donker groenachtige blaauwe kleed van
nijj . achter een trap hooger, indefchaduwe, fbaande, deKo-
fcjj ^et kasketopzettede. Het jonge Meisje, 't welk onder in de
^cf van het Paard kwam, was mede in het blaau w. De Dochter
voor-
amfte zaa-
te
iecf
er
^^ Κ oningly ken mantel vertoonde zich digt aan de voorile balui-
tcöp ^ot boven de trap achter de Leeuwinnen, welke krachtig
Sol^ naar lichte kleed afftaken. Ik zoude haail vergeeten hebben een
ίϊΐς^ ^at in de poort, omtrent de Trompetters, ilaande, met een knods
Hiifi y^sr beflagen op zyne fchouders, eneenlichtgraauwelinnerok
kop even onder de kniën, hebbende kouflen aan d^e beenen, en een
opi ftormhoed, waar op twee hoornen van een wild dier ftaken,
te^ hoofd, en diergelyk een huid, bruin ros van koleur daar de poo-
^^^^ aan hingen, om zynen hals gebonden, en een dagge op zydc.
'^an was geheel in het licht van de poort,
i^ . ® ik nu den inhoud van dit Tafereel wel aangemerkt had, begon
y^e gedachten te verzamelen om te doorgronden waar in des zelfs
dei-^^öeitond, enwaaraanmyhetmeeftewasgeleegen. Neemende
Vou^èn myn zakboek, ving ik aan de voornaamftezaaken, op de
^^'^de w y ze, aldus daar in te noteeren:
re^ ecrft: de fchikking der ongelyke voorwerpen tegen malkande- ^^^^^^^
kj^' ^^ogte en laagte, Ilaande en leggende: ten tweden, de fchik- ken"iiVir'
^^^lue g'Onden achter malkanderen: ten-derden, deplaatfuigdergjgepciï
teti' ^· ten vierden, de roerendheid in de beweegende voorwerpen:
^εη V^n, deftoffagie, klimaat en landaart daar toe eigen: tenzes-
tej)' ^ conditie of charaóter, nevens de dragt en Syrifche toeruftinge:
de byzondere wezens en hertstogten; en ten laatften,
^^^onie of houdinge der koleuren.
^er heel verheugd, en door nieuv/ebegeerte ontfteeken om ver-
^^^derzoeken wat noch aanmerkenswaardig overig was, zag ik
Eende^^i· deze twee Stukken, aan wederzyde van de deur, de navol-
ϊη (j· ^^^"eleeves van wit marmer:
^^n ter regter zyde ftond Semiramis op de voorgrond, en daar by, Befchryvin»
fe groi ?^'^ met cenbord in de hand, waar in hy haar aanwees de plat-S'L've?fb1'
^iedf»^,"^ Van ppn fl-adsmmir. Aan de linker zvde waren eeniae werk-"«vens een
en k " een ixaus ni uur. naii uc liiiivci z. y u»^ w v.11 eenige werk -
, -1,1 1 I 1 „ rt PïonUbeeld
'^^g met het uithakken, houwen, bytfslenenzaagen vanitee-in hetmid-
^it tjg op de t wede grond zag men de gemelde muur heel flaau w even'^®"·
J en boven de zelve, deftad.,
t ^P d^ was de Koningin re paard zittende, met een pylko-
uitgebeeld, mikkende na een leeuw , die op zyn ach-
II, na haar toekwam, en alreedts een pyl dwars door'tlyf
• ρ had.
-ocr page 113-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
had. In 't verfehiet zag men dc iladts muur voltooid, en ni^ ^^^at^"^
eenigepalmboomen. De beelden waren klein leeven, en uitei
konilelyk enzuiveruitgewerkt. _ Mis,
TuiTchen deze Basreleeves ftond een vierkant Pedeftal in een
op het zelve het Pronkbeeld van Scmiramis, houdende onder h^ ^^zooi''
ten een dooden leeuw j zyndenade AiTyrifche wyzealseen Α ^^^^ ge-
gekleed , met een boog in de hand, een pylkoker op den rug i ^^^ jj-iiaii
kroonden helm op het hoofd, op welkcrskamoftopeenkieeijj^^pg-
lag , wiens hals zich op het voorile van den helm nederkrulde- ^^-jitei'
deilal was van porfier, en het beeld van masfief goud. De ^ ^ ^^^
het zelve, was gelyk het Gebouw doorgaans van ferpentynit^
de pilaarenbenevens de pilafters van Egyptifeh marmer. kaïJ
Boven de nis zag men een langwerpige vierkante azutxr
fteen, en in de zelve eenbrandende houtitapel van wit niarn^^^
beeld, uit welkers rook een duif opwaarts vloog. ^fiii''^^·'
Boven ieder kolom was een modiljon van olyf bladeren die
traaf onderftcunde. En in de fries vertoonden zich
gen heel flaauw uitgebeeld. Alle de cieraaden in de ornament^
goud. ·
Verbeelding Midden in het verwulffel zag men een heel groote koepel? ji-li^
ineenHemelsy^^iJi-rvanblaauw chriftal, met alle detek enen
len van goud. Deze wonderlyke machine floot daar in
diameter toe y vertoonende het zelve zich zodanig als of de ^^
fcheen, die de geheele kamer verlichtte > om welke reden A^
tyd toe niet gemerkt had dat 'er geenvenilerindekamer^^'"Jj^jiii^'
wederzyde van de S-pheer waren twee andere Tafcis van Stuco i
der der zelve een beeld. Iti de eene was de Sterkte uitgebeelj _' jjj; e»
heldin met een eyketak in de hand, en een griiffioen in haau^^jerifi^'
in de andere een diergelyke heldin, betekenende Staa^^®
leidende met de 1 inker hand een leeuw nevens haar by den
de regter een ftaf houdende. Door welke Beelden, benevens
volgens het zeggend,er Philofophen, dehemelfchezV/^^^^^^^'^ .
iCg,
Vloer.
worden.
De vloer was gelyk in de benedenkamer met een L d^ bl-
onder de koepel omgelegt, alwaar het licht vlak op
zodanig deed zwellen en verheeven fchynen, dat iki^n
deur.
over te gaan.
En boven dc Boven de deur, in een ronde krans van palmloof, zag
mer uitgehouwen een ouden Zeegod, dien ik oordeelde Va ^^^^ïS
tezynj leunende op een groote zeekruik, daar een memg if
van 't vei·
ι>ΊΐΙί1ε1
^ GROOT SCHILDERBOEK. ïïf
hcej 5 't welk dwars door het Stuk liep > waar uit in het midden een
^ee&^^*^^® gevleugelde Leeuw kwam. Aan de andere zyde van den
palj^·. '^^rtoonde zich een kleene heuvel, en op den zeiven een kleene
^ynd^^i ftatn. Dit Tafereel was als een medai je van een verdieping y
IVIq^ myn'soordeels, deeerfteoorfpronkvande AiTyrifche
^eet 5 door den gevleugelden Leeuw uitgebeeld, gelyk de Pro-
^^effeèV getuigt.
^^deeling en verbeelding der Tafereelen in de vierde
Kamer, na de Order Romana gebouwd.
Λ Twaalfde Hoofdstuk.
Horace in een beilootcn kamp den ftryd tegen de drie
ê^Wonnen had, en met hunne wapenen na het Capitool trok
ïfQ^^^yne Zuiler hem tegen, welke de wapenen van haaren onder-
Uitf^^en Bruidegom ziende, dezen haaren Broeder voor een moorder
't welk hem vergrammende, trok hy zyn zv/aard, waar
'iVefw .y haar op de plaats doorilak 5 bevlekkende op die wyzezyne
grii^j^ l'^ning met zyn eigen bloed. Dit door de omilaanders voor een
trio. pldaad opgenomen werdende, oordeelden zy, dat hy zich de
daar door onwaardig had gemaakt en des doodts fchuldig was.^
Tafereel.
ilor^^® treurtriomf gefchiedde voor het of Raadhuis, te verbeelding
^er^. 5 niet gelyk deze Stad tegenwoordig is, maar als zy zich ^oe^iciJyviai"^'
'^^Uu^ ^^rtoonde. Vooraan zag men een ruim plein, omcingeldmet
alwaar twee gehouwene leeuwinnen van porjficrileen lagen,
'^aalj ^onftenaar zulks gedaan heeft om de plaats des te kennelyker te
ft^aty^? 3 is niet onwaarfchynlyk : doch ik twyffel, of zy zo lang ge-
^er fg ^benj hoewel men dit gemakkelyk te gemoet kan komen.
^^oilgK^i· zyde was hcttrotie Capiioliumj vanmarmerfteen,^cneen
ï^an ^^ (irchtteSiuur ^ Romeinfche Order, met veele trappen op te
^^ters ^^^"^eeld. Inde gevel vertoonde zich dit opfchrift met goude
^oomA ^^natus Populusque Romanus^ dat is te zeggen, de Raad en't
^^ tii[ Hier was het dat zy, met de wapentuigen op fpieflen, Nevens die
opklommen. Horace volgde achter aan, fteekende
Π ^^ fcheede. Ax:hter hem vielzyne rampzalige Zufterrugge-ne byiWpdere
aarts. Het volk liep van alle kanten by troepen te famen, ge J^S'®^"·
^^^'Uie ^^ vervloekende zyne gruweldaad : maar hy kreunde zich
^^an, flappendeonderwylftoutmoedigvoort. Voordetrap-
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
pen, een ftap drie a vier lang, was de grond met grootegraa^^ pg
nen belegt, en het overige rotsachtig, ofeenweinigongeiy '
eerfte Wapendraager , ter poort in treedende, hieldzynzeg -
wat laag binnen de zelve. Men zag hem van achteren, gn hei-
van beweeging even als dt Gladiator ^ de linker arm vooruit i
regter been op dedrerapel. Detwede, twee of drie trap^e^Y jjc
hield het zyne overeinde tegen zyn lyf, omkykende na den dei'" j.^Ker
kort achter hem volgde, en hem toefprak. Deze ftond op zy^^ de
been, en de regter voet, een trap hooger, opdetoonen,
zo<
hcc
knie voor-, en dc voet achterwaarts kwam, zwaaijende ^^ ,-nct:
lyf een weinig linksom, en het hoofd na vooren, terwyi
ven
zyne linker hand tegen de regter borfl: dcilok, en met de r^g ^^op
einde der zelve onder vail hield. De derde hield het trioniite·' ·^^
zynenfchouderbynaovereind, vertoonende zich met de ^^^Ιζβ!^'
en den rug mede een weinig na vooren, den elleboog vooruit ii·^^^ js
dej de regter voet op de trap , en de linker heel achterwaarp
grond af als voortgaande j en de andere voor hem als een v/eifi'ê^^ jci»
de, weezende beide digt aan malkander. Deze drie Mannei^ ,
Felites of Ligtgewapenden genaamd, hebbendelinnekleedei^^^^^i-k'
om de middel gegord, een dag of pook op zyde, en eenvoudigj' ·0ΐβι
te ftormhoeden op, gelyk men in de Prenten der Kolom van jiiii"
en in andereoverblyffelcn der Oudheid vind. Een ftap drie a ^^^
van daan, regt in het midden des Stuks, volgde Hor ace ιη'ίΐ^^
krygsruiling, hebbende een olyftak benevens zyne fcheê in "^^^jnig
handjen aan den zeiven arm,die met den elleboog vooruit en eei^ ^ j
in 't verkorten kwam , een kleen fehild waar in een leeuw verbc^j^ j^ct
Zynborft was vlak van voorenj dc regter hand om hoog,il;eek^'\^of'
de zelve zyn zwaard in defcheede j het regter been vooruit
gen, en het ander ver na achteren toe in de fchaduwe van zyn
ilalte als of hy metter haail aan flapte. Hy zag met het aang^^^ ^o^^
vooren nederwaarts na zyne fcheêj hebbende een helm op γ jdidf·^^
omvlogten met een krans van laurieren en eykebladeren,een Ρ.. gjd
achter op, welke door het draaijen van zyn hoofd en de Γπ^^^^ ογ
zyn gang gints en herwaarts fwierde. Een mantel om z^y"^)?'
de regter fchouder vaft gemaakt, en tot onder de kin opge^
hing een weinig over de linker fchouder, waar van de eene ilU
Avaarts vloog, en de andere voor over het linker been flingcr^ j^^li
banden onder aan de wapenrok, en aan de mouwen, waren li-O
breed, en onder rond gefneeden. Zyne brooskens kwamen ij.^e!^^'^
been. Een weinig van hem af, na vooren toe, 2.ag men poC^'
jDq^^^ groot schilderboek. I!7
Η byna noch overeind ftaandcj achterover herwaarts aan val-
gellj ^ boeten na hem geftrekt, en de armen wyd van malkanderen
regter om hoog, en de linker om laag j deborftnahet
êe^eerd. De regter heup vertoonde zich opwaarts zwellende,
^^ W Γ ^^^ volle lengte, en het been een weinig in 't verkorten, zyn-
^e iri^ t)een onder het regter verborgen. Haar aangezicht, rac-
ket Q ^^korting, helde na de regter fchouder, welke Ic houder zich,
lap^ ^Weinig van de borft, bloot vertoonde. Haar kleed, ofborft-
den boezem gegord, vloog opwaarts. Haar neergezakte
^^ngerde over haar regter been j en de flip hing over den linker
^ blonde hairvlegten vloogen, door haar nedervallen, op-
Beneden haar, een weinig meer na de linker zy de, zag men
^illg^^ '^i'de Vrouw, die deze edele Maagd voor het vallen fcheen te
ftcuj^ ^j^derfteunen, terwyl zy al fchreeuwende na den Moorder zag j
^Cgj.^^'^e met haar ligchaam , deborftomlaag, met de linker hand op
Hef5 en de regter om hoog tegen den rug van de vallende Room-
Nao^^r· Haar hoofd
was met doekenen windfelsbewonden. E-
(j deze vertoonde zich de helft van een Pedeftal, waar op eene
yoorgemelde Leeuwinnen lag, en wat verder achterwaarts dc
J'eli^^^ii na het oogpunt
wykende. Twee Soldaaten volgden Hor ace,
Q ^iivernoegd te rug fcheenen te willen keeren. Nietvcrachter
^^'^'^'innaar waren eenige toekykers verbeeld, welke mede heel
^^eiQ. ƒ fcheenen. Sommige weezen hem met vingers na, eenige
"et hem,andere weder keerden hem vcrachtelyk den rug toe,enz.
^^ "^atuurlyk of men hen hoorde murmureeren. Op devoor-
de regter zyde, kwam een bedaard Man, met deneenen
^^ δς ^^j^loot, fnellyk aanloopcn, om te zien watjer omging. Hy
^^i^Sg^ ^^orte rok aan, een herdersmuts op't hoofd, en een fluit ne-
^^napzak op zyde hangen. Zyn onderlyf was, benevens een
^eii Van de voorgrond, in de fchadu we, en zyn rug vlak in 't licht.
^^ liep voor hem heen, welke na hem om keek j gelyk deze
ttii^^'^ecnlyk doen. Voorby het Raadhuis liep een gedeelte van
^Pori; met haare architraaf, nevens een groote en breede opene
d ^ v^j/^^en boogsgewyze, na het oogpunt. Deze muur ilrekte
% dwars door het Stuk voorby het oogpunt na de linker zy-
dezelve met pilafters van de Dorifche Order, doch ruftiek,
^^ doorfneeden \ en tuflchen deze kleene niflen zonder iets
V e'e · poort zag men tot even voorby degemelde/^^r-aiMi?
vee komen , alsoflen, koeijen, geiten en fchaapen, ne-
^^rder, welkeop hetgerugtomzag. Deze hoeder met zyn
Ρ 3 vc®
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
vee de poort inkomende,deed my gelooven dat hy van de inar c ^ ^^^^
dewyl die achter het Cafitool was. Over de muur vertoonden ^^^
fcheidene fchoone gebouwen, even als paleizen,
lom, op de welke een wolvin met twee kinderen, zyndeA gj-zf-
Remus, ilonden. Boven den hoek van deze muur, aan de r^
de, zag men in 't verfchiet de rots Ί'trpeja, zo ik giiTen kon? " ^Qch
opfchieten j maar noch het Pantheon, Monte Cavallo, b^'
het CoUzeum j alzo die toen ter tyd noch niet bekend waren- ^ q^c^^
fpeurde hier geene ruïnen of vervallenegebouwen, maarici^ jj^^ch
gaave, behalven alleenlykeenigekleine huisjes j dewyl'i^^ g^eei'·
geen honderd jaaren geftaanhad, entevoorennietverwoeitg
was. Ter linker zyde, vooraan in den hoek, opeenhoog^ë j^d^y
ftond een vrouw by de bak van een fontein heel verbaail; fchre^t
welke zich gelict als ofzy van daar wilde afgaan j ilrekken'^ 'tg^^'^
hand omhoog, en de andere aan een jong meisje toereikende» jjjei
heel vervaard aan kwam Idopen. Een kleen kind, dat door ^^^
meisje op de kant van de bak zittende gehouden wierd,
grond, op de welke een omgevallene pot lag daar me
Deze fontein ftond tegen een grootepiramide, die na het oogP.^. ^ iO'^
aan. Verfcheidene menfchen kwamen van
achter de pir^^^^^cï^^'
troepen van drie a vier teiFens, zo mannen, vrouwen,
aan loopen; andere keerden van daar weder terug. AllC^^^^j-v^^
waren gemeen enfobertjes gekleed. Het jonge meisje, ^^^^t·
aan kwam loopen, had een korte rok aan, zynde blootsvoet® Jj^tïi^
hair achter eenvoudig gebonden. Deze^ro^^ volks en
de piramide, beiloegen byna een vierde part van 't Stuk. ^ Je/''^
laage huizen, verbeeldende een boerengehugt, liep v^or^y ^
«iii/^ na het oogpunt > en boven deze ilaken eenigepyn- ? ^^^ „
andere boomcn over heen.
Da^enfcha- Dit Stuk wa$ een regter dag, doch een weinig van
duwing. Raadhuis gaf een groote ilagfchaduwe over de trappen tot ^^uiaii'^g
twee wapendraagers, en achter i/öriïi·^ over noch twee adf^^, L'^
welke achter hem ftonden, tegens de welke hy krachtig ^^^ φΛ
zymuuren met de poort ilrekten zich tot de halve hoogte
bouw, werdende het zelve van de grond fterk^iri?/^^^^^'^' νΐ"^*^^^
fchaduwen die niet al te kantig waren. De^/mm/V^ni^^ ^^jioti'^^^J
en kinderen waren uit oorzaake vaneenwollc watfoniberg 0
behalven de top, welke een helder licht ontfing.
veele wolken bezet, voornaamentlyk in het midden en ter
van het oogpunt achter dc huizen.
zymuuren met de
j) GHOOT SCHILDERBOEK. ίί^
dcrg^ "^^ï^einen droegen in dezen tyd geene of weinig kolcurde klee- En koipr
^olle' alleen de voornaamile, maar meeil wit of van lichtgraauwcgen.^^''''''''''
^afer' i ^le reden is het, myn 's oordeels, dat den uitvinder dezer
ili de voornaam fteperfonaadjen heeft doen uitmunten: want
de voip'''"^' ^^^ ^y i^eÉil of graauw of wit waren j d'eene weinig aan
liiiigg d'andere aan de groene kant. Ook zag men'er weinige met
ίοΐζ ^''tbaarden of mantels, dan alleenly k oude luiden. De wapen-
^"^de^'^ verbeeldde goud. De banden onder aan dezelve, en
ZyY^ J^^^iwen, waren cierlyk geborduurd op een feuiljemorte grond.
ν^η . ^ntel was geelachtig wit, met een violette weêrfchyn 5 de fcheê
Veil- y ^Waard donker blaauΛV, en heel cierlyk gewrocht. Het ge-
Vell^g^^^ liet zwaard vertoonde een arendtskop. Zyne brooskens,
^Un^j '^et witte banden, doch heel vuil, na ik oordeelde wegens het
telva^^tof, gebonden waren, hadden een purperekoleur. Deman-
^^ Vn zufter was hemels blaauw 5 de bor ftlap licht geel, weêr-
^i'oij^^'^et paars, byna gelyk die van haaren broeder. De bedaarde
^chtj ' beneden haar, was donker vanvel. Haar kleed was groen-
^er "l'^auw, zonder eenig cieraad. De leeuwinnen waren van don-
^ ί en ètpiramkk van een rosachtige iteen.
Jleei^yk.ciit Tafereel nu lang genoeg befchouwd, en het zelve in alle
^^auwkeurig onderzocht had, was ik geheel verheugd, den-
^^^fsi duidelyk dit voorval was uitgedrukt, en dat 'er niets te ver-
^el^j ^bygebragt was j hoewel in de Gefchiedenis niet een woord ge-
^^d van a ie de perfoonen die in deze verbeelding tegenwoordig
ik? het is veel dathet voornaamfcevaneen
■^^Cci^ ^ Voorval wel uitgedrukt werd j en hier in heeft een vernuftig
genoeg te doen om aan ieder zyne behoorlyke hertstogt te
Ker i 't^^P ^^^.t de zaak van zelf moge fpreeken: maar veel prys waar-"
® l^et wanneer boven dit alle andere omftandigheden daar by ge-,
fchoon 'er niets in het verhaal van gemeld word, in dier-
een en 't ander natuurlyk fchynt.
jN^ ^êter zyde van dit Stuk zag men eenuitgehouwene Basreleeve zinnebeeld
J^^^^ï^ariner, verbeeldende een zinnebeeld over het voorgaande.
^^eeve vertoonde zich in een nis, fchuins na het oogpunt ioo-
1 ^Pt)^ ^^^ hooge trap Roma op haar regter knie, werdende door
j^^Wd ] ^^ opgebeurd. Men zag haar van vooren tegen de borft,
V ^^ re^ hoofd een weinig achterover na de linker fchouder om.
fl'^^gers arm hing nederwaarts, raakende even met de tippen der
^^^^nd ^ terwyl ly den linkerelleboog, ter linker zyde uit-
^e hand, waar in zy een flip van haar kleed hield, il apjes
na
-ocr page 119-110 groot schilderboek: ^^(.gop
na haar toe liet hangen. De linker voet, verre van dc trap? ^^gllce
de toonen j fchynende door de zwellende heup, en papP^^'
neerwaarts tegen de trapfteunde, haar optcduuwen. ^^^ οΠ'
heid vertoonde zich met het bovenlyfop zydenaRomagekf afi^
derileunende haaren elleboog met zyne regter hand, zyn" gplifl'
van hem heel fïaauw in de grond. Zyn hoofd was op zy'de: fif
ker arm, door een fchild bedekt, hield hy een weinig achtei ^
ilond omtrent gelyk de bekende Statua van Jpolk, iteun^''
regter been, en het linker flaauw in de grond fmeltende. ack^^^^
voorby de zelve lag Albania op haarekniënheelgeboogei^j ^Stc^^^
Z-ynde als een heldin j hebbende een helm, in geilaantc als
muur, op'thoofd. Zyleimetdelinkerhandeenftafopdeg cfl
der, houdende de regter voor deborit. De linker knie was F gjei"'
de voet achterwaarts; ziende met een bedrukt gezicht voor '
Achter haar ftond het Noodlot, 't welk haar een juk op d^^^^^^peJl'
terwyl zy met de regter hand ruggewaarts achter haar eemg^ .jtiö''
tuigen, die nevens malkanderen op pieken ftonden, ^πηΛ^^^ρ^,α*^^
grond fmolten, aanwees. Deze Schikgodin was gekleed als
matroon. In haaren gordel ilak een fchaar. Haar onderl/ ' ^it op
op zyde, en het bovenly f van achteren, zynde haar gezicht ^"^JjePê^'
Roma geveil. Onder de voornoemde wapentuigen zag i^^ gfO^''
hoornden Tybergod, ruitende met zynen linker arm op
kruik, en houdende in de regter hand, welkeuitgeftreitt^ ^^'pofl
riem achter zyne regter zyde. Hy lag op de linker zyde, ^^^
tegen het licht gekeerd, het linker been heel uitgeflrekt "
fi aauw in de grond. De regter heup vertoonde zich ο
pwaarts? j^j-eit
de de dy, Λvelke men maar tot de knie zag, op het andere be^f'' gii
fchoot in de grond. Achter zynen rug wierd men de Wol^'M^n zi^
gedeelte van de twee kinderen, gewaar. Boven hem ^^^^^^qoV^^ i
eenige kolommen, als van een poortiek, na hetoogp'J^^
die, gelyk aan de andere zyde, halfin de grond fmoordep'j^gth^^
winning, vliegende tuflchen Roma en de Dapperheid,
re regter hand een lauwerkrans boven het hoofd der eerft^ j oP^^
linker gaf zy haar een fcepter, daar een kleene waereldkl^^ i^j-e b^ ^
indehand. Haar kleed vloog fnel achterwaartss fmelte^^de ^
nen, welke geheel uitgeftrekt zonder eenige verkorting jeO
in de grond weg. In het fchild van de Dapperheid zag me va^
van Hor ace tegens de Curacens, en op zynen helm, die met ee ^^^
eykenbladen omvlogten was, een leeuwenkop, "^^ijjibo'^^tafl
brooskens. Dit werk wierd beilooten met twee jongepa a
-ocr page 120-^^nled ^^ï^oot schilderboek. ïzï
2,ydeeen, doch met weinig loof.
^rio mf was voor my, ten opzichte van dit droevig toeval, zo
^cer 5 dat ik twyiFelachtig en verward van zinnen wierd, niet
of ik mv na het volgende Stuk zoude durven keeren. vree-
^oor een jammerlyken uitflag. Echter, denkende om zynen
daar de geheeleheerfchappy van Romen aan hing, wierd
bey-^^S^moed, en fchiepeenige hoop op zyne behoudenis, welkeik
^^ myne gedachten te weezen zo als de Schry ver dezer gefchie-
^^«nsverhaalt.
^^ηΓ^^*^ dan wierd vafb gezet over de begaane misdaad aan de perfoon inleiding of
der ^^^ ^^ifter, en volgens de wet ter dood veroordeeld j doch we-J^^^^hifvoÏ
' ^^^ aanmerking der beweezene heldendaad, verfchoond, mitsgendesmk.
Vader zekere fomme penningen, daar hy toe gedoemd was,
die in de gemeene fchatkiftmoeilengelegt worden.
Aafercelwas, na my η onthoud, aldus:
Ol
het Capitolium^ ofRoomfcheRaadhuis, zatincenverhecvenBcrchryving
in de|· de Gerechtigheid of Roomfche Wet, met de weegfchaalfeiceï"
Poq]^ ^'^ker, en de heirbyl in de regter hand. In de eene fchaal lag een
f ^^ ini de andere een lauwerkrans met een palmtak j haaiende
^ej-tin.l·^'·.^^ fchaal verre de andere over: ten teken dat door de barm-
gej^ S^eid de wet verzacht wierd. De Misdaader ftond zeer verilaa-
I ^ ' ^^^ ^^ handen op den rugge geboeid. Aan haare lin-
j^^ïe lag de Vader op zyne knie, zettende een vaas met geld voor
Jie L ^oeten neder. Aan haare regter zyde ilond de Barmhertigheid,
hïi^ ^^ de hand met de byl vaft hield, wyzende haar met de andere
een Schildery, 't geen dooreenigekindertjes wierd gehou-
^y don ^^^ ^^S uitgebeeld de vervalleneRoomfche Heerfcliap-
Ι^ίςη ^ ^ de dapperheid van i7i?ri3!ir^herfl:eld. Wat verder befchouwde
^ipf^ drie wapenruftingen der verflagenen, door hem zelf rondom
van Roma aldaar geplant, na dewelke zy haar gezicht
^^ deti η ■ ^^^ ' ^^^ lauwerkrans om 't hoofd, maak-
^et jj^^^fchuldigden zyncboeijens met de eene hand los, en zettende
^^'"^dere hem zynen helm, ofden hoed van vryheid, wederop.
^^^Ve g ^^^yde van den Troon was een Basreleeve, en boven ieder de?
^u^ de Nis, ter regter zyde, zag men het Af beeldfel
Pompilms, en in die ter linker dat van , twee der
^ ytgeevers) in het Basreleeve onder het voorbeeld
q van
-ocr page 121-groot schilderboek. ^ ^^^^
van Charondas^ die, om zyne gemaakte wet ftand te
zich in den vollen Raad doorllak , om dat hy zelve zyn gebod n^
treeden 5 en onder Lycurgus, dat van Sekucus, daar hy om \[ct
wil, die zyne oogen om de wet moeil verliezen, een van de
uitfteeken. Zo ftreng ΛναΓεη de Romeinen eertydts in het tfl
den van hunne wetten. Boven den Troon zag men twee Tar^
de welke de Wetten met Griekfche letters van goud gefchveev^'^
4)
Stuk.
ÏIZ
den.
Deze aangenaame en onverwagteuitflagverblyddemy zeef'^l^^te
hal ven ik vol van verlangen na een derde Tafereel trad, ofl^^^^jj^be'
neemen hoe het begin van zulk een groot werk mogt zyn j ^^^
vond het als volgt :
.Inhoud van '^ulltus HoflUtus ^ uit inzichte van zyne bekwaamheden ^'^^^οί^ιΐ'
!)et volgende ilen door 't'Roomfche Volk tot hunnen derden Koning vei"Φ
viel in het Albaanfche Gebied, fchoon zy een ftout Volk
langen tyd in Italien geheerfcht hadden: maar wanneer zy ^
door menigvuldige veldilagen waren verzwakt, k wamen ^^ t·^
wegens een lyfgevegt tuilchen drie Gebroeders aanwedef^y
regten, waar van de Romeinen Horatü^ en de Albaanen^^ jitig ?
riaamd wierden. 't Gevegt was roemruchtig, dochtwyi^j^'//i??'^'
maar had een gelukk ig gevolg voor de Romeinen: want t^ê^fc
rö, na zyne twee Broeders verlooren te hebben, zyne
drie zulke aanzienlyke Vyanden wantrouwende, voegdeitii^^.^·^
by zynenmoed, enveriloegdooreenkonftgreepdedriei^^^^
eenen na den anderen, en behield aldus de overwinning,
Verbeelding |—| icr vcrtóonde zich een Kamp met een
fe"eeï"Aan de regter zyde zag men den Overilcn der ^^^jbii'^^iy
Krygsbenden, enaand'anderezydeinhetverfchietdiend'^^'
zen, beide een weinig verheeven zittende, en hunne heir^ en^^^hV
zich hebbende. In het midden des Stuks was Horace l^op jo^^K
beeld, wordende door den laatilovcrgebleevenen vervolg"'^oof ^
zich omkeerende, ftak zynen vervolger vlak in deborft, ^^ ^^^aI
achterover tuimelde. De twede, een wjeinig daar vand'a^^^j^ei^ö '
de kniën, met het aangezicht tegen de grond gevallen ? j,
gantfch bebloed, noeh een weinig op den elleboog, ^^^i^isi^^jg
trent midden in het perk tegen de paal, waar op het beeld ^ paal^^fgr-
lot 3 of de Fortuin 5 van koper, ftond, Even Yoorby deF
•ï^ejj^ GROOT SCHILDERBOEK. 1588
tWeg'^P geheel uitgeilrektj en verre aan't eind zag men de
cie Q^^'^^f^-f dood leggen.Boven dezen dapperenHeld vertoonde zich
, die hem met de linker hand een lauwrierkrans op-
ee^ η ^^ ï met de regter aan den Overften der Romeinen een muts met
chei^^^^oereiktej waar over deze, vol vreugde, onder het toejuig-
ïytjg ^"^ndgeklap des volks, van zynenftoel aftrad. Aandeanderc
ï'Ug^ hun Veldheer in tegendeel geheel verbaasd, keerendeden,
om -weg te gaan. Het volk nam de vlucht over hals over
der Romeinfche trom petten, laatcnde hunne veld-
^efcjj^ ^P de plaats leggen. Ter regter zy de, achter de Romeinen,
<ie "len een gedeelte van de Stadts muur: en aan d'andere zy-
^^^on ^ de Albaners, ilond,
tot voor de muur, het veld vol ten-
^uln^ ^^^ laage grond. Boven den Roomfchen Rechter zag men Ro-
Aljj^ ^ op een grooten Heen uitgehouwen. Het veldteken der
was een draak ofharpy. Inhetverfchiet wierd men den
Oeci^i^^êewaar, gelyk ook de Alpifche gebergten met eeuwige fneeuw
i^ati^g^^^'^ïg was het begin van dit konftig werk, 't welk ik nevens het Aaamerkin-
iQ minder verwonderensvvaardig oordeelde dan het middelfte,fchryv"s
^^ate cn fchikking als natuurlykheid. Alles was daar in
?^^uwkeurig waargenomenj dehertstogtenenbeweegingenien^ïnfl^^^t-
'^είςΐ ,^^%edrukt5 de plaats zo kennelykaangeweezen j de hoedanig-·^'·
ftofFagie zo eigen j mitsgaders de fchikking der daaging,
koleuren, enz. zo voordeelig, dat ik het naauwelyks
"oVejj ^hildery konde aanncemen. Drie dingen verwonderden my
r ' naamentlyk dat in deze Gefchiedenis zulke drie byzondere
^^be · ^^^ uitgevonden waren j te weeten in het eerfteStuk, als
een zaak die waarlykUuiten Romen was gefchied 5 in het
5 Zo als de zelve zich binnen de Stad i en in het laat fte, als het
^^ to^ ^^^^^ ^^^^^ 5 binnen het Capitool of Raadhuis
^as gjEcdraagen: zonder dat 'er iets aanmerkelyks tuflchen beide
^^rd, noch daar by gevonden kan worden 't geen de pyne
^P^icfj^^s om 'er een Schildery af te famen te ftellen. Ik fpreek ten
^elüi^j^.^ yan de verfcheidene ftoiFe, die een vernuftigen Meefterzo
'^^^eljj hand valt tot het uitvoeren van zynenicherpzinnigen
^fpoefFendengeeft.
? ^^ t ^^ ^^^^ het op uit komt, zo is 'er dit noch
I · Cerft^^^'^^"» ^^^ krachtig deze drie Tafereelen uitmunteden van
^ tot het laatfte: alledrie te gelyk een naauwkeurige opmer-
^^^dig. In het eerile befpeurt men het gelukkig lot der wape-
q ζ nen.
-ocr page 123-ίΖ4 GROOT SCHILDERBOEK. Vef'
nen, of de dapperheid van dezen Held, waardoor
hyvooreei^
loiTer des Vaderlandts wierd gehouden. In het twedebeichou ^^ ^^
hem als een Moorder, of het geval als een bloedige zegenpraaUi »
hem door zyn geluk opgeblaazen: en in het derde als e;n i
weezenen Misdaadiger 5 of als eenOvertreederder wet. ^jguxeii'
deze drie dingen zyn krachtige voorbeelden ren fpiegelvooi ^^^^^j^j^c
fchen. Is het niet de gemcene loop der waereld? Watwoi uj^a-
veele door al te groot geluk envoorfpoed hoogmoedig en opg^^^g-
zen? En waar toe laaten zy zich door hunneblinde drift niet ^^^pcr
ren? In der daad, de ondankbaarheid aan den hemel is de vofi^f
van veele rampen en misgreepen, die hen dik wils in
hetuiteriteg j-
doen vervallen: doch alles fchikt zich na het eeuwige befiiei"'^^
lyke Voorzienigheid. inii^'''^
Jaihei Zo?- In het midden der zoldering was een groot ovaal Stuk, j^d^ji^
deiftuk. ° uitgebeeld zag de Godlyke Voorzienigheid op een globe, "^^j^^godf
de hoogfte verdieping, gekleed met goud laken, het hoofd ë^ j
boven het welktwaalfilarrenblonken, eneenfcepterindehf·' j^^^fC
een oog aan het opperile einde op itond, hebbende de zon^P^iiar
borfl:, en eenfpiegel in de linker hand die op haare knie fteund^' ge-
wezen was vol van majefteit en ontfag, wyzendc naar benedei^'^j-^jeld
ma, die, een weinig ter linker zy de, opeenlaagewolkzati ^n?
metdeGodtsdienft, Dapperheid, enEendragt. Hetlang^j^'^^jgfiiif'
Gezondheid, enVoorfpoed, kwamenzagtjeszweevendeaW''^^^/]:^^^
haar toe. Het lang Leeven was een fchoone Maagd, ^^^
krachtigft van haaren tyd, hebbende een vuurvlam op haar
een gekrulde ilang, bytendeinzyneilaart, in dehand.
heid was Efcuïapus ^ met een ilaf in dehand, om dewelke ToOê^'
gellingerd was. De Voorfpoed vertoonde zich als een
ling, met lauwrieren gekroond, hebbende een hoorn des |
vol vrugten onderdenarm. DeGodtsdienil, ofGodvrii^^^^^iji'^
wasgelyk cenFeflaalfche Non gekleed, houdende in
haare na
eenfchaal, uit de welke een vuurvlam opging, en ziende op 00-cm^
de Voorzienigheid. De Dapperheid was
verbeeld gelykeefl^t-ba-
rnet zyneknods en leeuwenhuid. d'Eendragt vertoonde zi^'^ jj ai'i""^
daarder van wezen dan de Godvruchtigheid, hebbende in
debundel roeden, welke van een Cii/^ii/oc/;^ met een roode ban , t^^os^»
gerd en vaft gebonden wierd. Roma was in't wit, o^^^'JJm
gekleed, omhangen met een purpere mantel met goud geitr ^^
regter hand hield zy een piek, en in de linker een lau wriertaii ·
een helm op het hoofd enbrooskcnsaandebeencn.
gROOT schilderboek. ai-ekt,
Vqqj, men den zin aanmerken i én die ik daar uit begreep, was Aanmcrkïa-
de Godlyke Voorzienigheid als opperfte Regeeriler en Be-fchrytm
Ha^ derwaereldfchezaaken, die de Staaten vernedert en verheft hetzei-
cn Vq^ ^clgevallen. De drie Gaaven, als lang Leeven, Gezondheid
den^^^Poed, zyn van haar afvloeijendé. Deligchaamelyke Deug-
^erf,· ■ ^'t^verkingen van de mogendheid waaruit zy voortkomen. De
^^èc 4 ^^ Godvruchtigheid, de twede de Dapperheid, en de derde
^er^^^'^gti alszyndede geene welke haare macht beveiligt, of lie-
de aanwaflen. Merken wy nu, wegens de Konft, verder aan
n-ice^J^^Pzinnigheid van den Vinder die deze Tafereelen op een onge-
'^icrö^.^y^e heeft uitgevoerd: ik zeg ongemeen, alzo ik het nooit op
V (fg il^^^wyze van iemand heb uitgebeeld gezien. Voor eeril heeft
δΐ'οο^ . or^ienigheid in de hoogile verdieping wel drie maal leevens-
l^gg^^^^^tgebeeld, na gisiingj de drie Gaaven, die zy afzend, wat
^n cjj^' ^eer als de helft kleender j en de onderile, te weeten Roma
^eiij. ^^^r verzeilen, noch kleender, en evenwel wat meer als lee-
kra ^'^^rzienighcid blyft onbepaald, behoudende altyd haare eige-
^ie V , Zonder eenigfins te verminderen: en fchoon de drie andere,
ten
od>· ^ afvloeijen, maar kleene gedeeltens zyn, echter zyn ze
Vp v^n de onderfte veel grooter j en hoewel ze zich by de an-
'"t^^gen, behouden ze nochtans hunne eigene geftalte, als over
jj ^crfchende. De drie andere, op de onderfte wolken, zyn
Deugden, by gevolg veel kleender als de vooi·-
^^ Vcf J minder aanzienlyk van geftalte. Roma munt echter uit,
^^nt ziehkloekcrj willende daar mede te kennen geeven haare
^^ en aanwas. Dat zy in de wolken zit, is, myn 's oordeels,
en alkandere machten der waereld opitygert.
een wanfchapen Concept ^yη^ indiende Konft, tenop-
de^j nietnaauwkeurig was waargenomen j doch
plyk^^f^ bet Stuk zo volmaaktfchynen, datik oordeelde het onmo-
^^g goed te konnen vi eezen; want de onderfte Groep, als heel
^Ne^ Zeer krachtige
de tw ede, na haaren afftand, wat flaauwer;
^it 7 zeer flaauw, en byna onkenbaar,
^'^ge^· ^ebeeld heeft een verborgcnen zin, enkan voor algemeen
^^rden ^ ^T^rden, konnende op alle ftaaten des waerelds toegepail
epj^ ^its veranderende het beeld van Roma j in welkers plaats
^eê y^^^er na vereifch der zaak kan voegen, zo als men goed vind.
kzou men het beeld van de Gezondheid door een
^nnen verbeelden j en in plaats van Hercules ^tsgéiyks, nee-
τ 16 GROOT SCHILDERBOEK. ketali in
mende een Heldin voor de Dapperheid, houdende een cy
regterhand, en.voercndc een leeuw in haar fchild. , ^^aO^C'
Deze wy ze van Tafereelen hebben wy in onze Verhandeling j^gji
merkt onder den naam van Zinnebeeldige, daar men een ver
zin by voegt j gely k men gemcenlyk alle vernuftige Zinnebee . j^gi
wel waereldlyke als geeftelyke, noemt. Doch om een ond
te maak en tuflchen de eene en de andere, cn te toonen dat dit ^gjykc
lyk en hiftorifch is, moet men aanmerken, dat hier in geen ge^ yitg^'
zinbetekencnde beelden vermengd zyn, maar waereldlyke'j^v^ö
2ojndert deze twee, Efculapius en Hercules, die ik om de zuivef φ
't werk als onvoegelyk verwerp, en niet eigen acht dan in
By voorbeeld, als in plaats van
verdichte zaakén.
JEgina verbeeld was, welke Ryken niet meer dan in dc ^
ί chriften in wezen zyn j zo bevinden wy dat dit Zinnebeeld ? ^^^ (Ji'
zyn voorwerp, niet alleen waereldfch cn Heidenfch is, g'^^J
ichiedenis yaxi Horace gctmgt 5 maar dat ook daar en boven "^jj-yjct^^'
of verborgen zin, door deze Heidenfche beelden daar in ^^^B^^ct
Nu zoude iemand mogen vraagcn, waarom dit Zolderllnk -
zin, niet en ilaat op den perfoon van Horace ^ gelyk het vooi'c^^Qi'i''
Dereden, myn'soordeels, is deze, dathetilotv'andezaak?
veel het hem aangaat, in het laatfte Tafereel begreepen is: -^fid^^
is geen Vergoding te verwagten3 noch de Goden moeije^^'^j,^
niet mede. Zy laaten zich alleenlyk gelegen zyn aan de^^^^
onder hun getal gerekend worden, als vEwas, Hercules^
meer anderen uit Goden geilachten gefprooten.
Fabel van Caliilo, gej^afl tot de vercierifi
vyfde Vertrek^ gebouwd na de Order
T>e
Κ-.
Η
D
S Τ υ
D Ε
ο ο F D
\
I Ε Ν
Ε R τ
y luft hier te verhaalende wonderlykevercierdeGef^^^rj-afe
-van Califlo^ nevens haare Vergoding,
verbeeld ni v^^fCfei^r
reelen, niet onwaardig, na myn begrip, om een zo Ïq^·^'^^
als dit laatfte was, te vercieren, zynde van de Corintifche ^ jj
als de konftige vloeijing der zelve j welkers befluit dit ^
uiterfte volkomenheid brengt. Het eerfte Stuk was als vo ö
inhoud als
cn zeer heerlyk, zo ten opzichte van de ongemeenheid der^^^^^ ^pt
als de konftie-e vloeiiinff der zelve; welkers befluit dit
fef'
-ocr page 126-117
van
vaa
c
door de jagt vermoeid, ging zich leggen onder de fcha- mhoudva
öe^Q^ J^^een'tloofderboomen, om watteruilen. Jupiter ^ in lief-
ξζη "aar ontftooken, kwam in de gedaante van ΖΪ/ϊϊ^λ haar ijcfprin-^'
haa.J^'^ ^^^^ ^^^^ 2;yne minnelufi: te boeten, niet tegenilaande zy met
lïiacht, doch tevergeefs, hem poogde af te weeren.
^Γοη^ ^ onnozele ter regter zyde des Stuks, op een hoogen Tafereel.
^lrijj^' onder het loofder hoornen zitten, niet ruilende maar vol van het zelve,
^ct 3 befchaamd en bevreesd, fmeltende in haare traanen, en
hand op de kant van een fontein leunende. Haare tuiten,
^logten, hingen onachtfaam over haare blootefchouders. Haar
^elyj^^ boezem was meer als halfnaakt. Debeenen, meerdanbeta-
'iie dij^^^^skt, betuigden gènoegfaam haar droevig ongeval. JupiteVj
φεί aangeregt had, zag men een weinig verder, digtaanhct
^eey ^ boven den horizont of zichteinder j vertoonende zich nu niet
Q een vermomde of gewaande Di'iïw, maar als den Opperilen
^^lietl· doorzynemajeileitglinfterende, hebbendezyn^/WmiZ
'^^tbv ' purperen tabbaard aan, niet als een Donderaar
onweder, maar allecnlyk door zynen Arend verzeld
Ecl)- wreede en ontaarde minnaar fchèen om haare droefheid te
Vdg ƒ 3-t hy zyn genoegen heeft gehad: weshalven de wolken door-
Οη 5 zweeft hy door de lucht, en verlaat deze ellendige. Cupido,
brandiligter, dompelde zyne i^ikkel in de fontein uit
^Opw Omrtpnrli^i Wp.ltp bpm tnpf Trpni-pr iypbnnd 7.nlI<-« t-
Cevp^^» hebbende de linker hand op zyn boril, als willende te kennen
en
Ocqomziende j welke hem met zynen fcepter gebood zulks te
^"^Ph vertoonde zich in 't verfchiet met haar geiloet van Jagt-
"ier een dal. Het Landfchap was vermaakelyk en bofchachtig.
vertoonden zich eenige Riviergoden. Achter Califio zag
paatjf^^hen de boomen een Term vanPriisi^aiindefchaduweilaan.
Ï^^lcj- ^^"W de met aandacht j hoe deze drie perfonaad jen hunner olie
fd^ duidelyk verklaarendewatvandezaakwas, jatotdeTerm
^yde^^^^r^ dezelve by geval daar geplaatftmogtzyn: echter hielp
^^ uitdrukken. Nu zal ik overgaan tot het
t»
^ ƒ atnpzalige Ciï/^/ö, treurig over haar misval, volfchaamtecn inhou4.
, en van haare Vorftin verjaagd, zocht zich in d'eenzaam-
heid
-ocr page 127-ub groot schilderboek: ^-i^haaf
heid tc verfchuilen: doch de j aloerfche Jmo wift tot haar ong^
aldaar te verfpieden en te vinden. Cod^^^^^
Aan de linker zyde des Stuks vertoonde zich de opperfte^ .
hemels, heel glinfterende, gehuld met paauweveeren,
tot een diadcma of koninglyk hoofdcieraad verllrekten ^^ \ %f
zich te kecren om opwaarts te gaan, dewylzeopeen wolkti" '^jil·
had haaren blaauwen tabbaard aan, en denfcepterindercgt^^^^^jili-
ruilende op de regter heupj gebiedende de helfche Razerny ^^
luft, welke haar verzeldc en ten dienfl: ilond, de onnozele
ilraffcnj terwyl zy haaren linker arm ophefte, w
yzendernetö
gers om hoog, als of zy deze bedrukte D ochter verweet dat /jjgc
Jupiter^ haaren Gemaal, geboeleerd had, met wreede
vlammende oogen haar aanfchouw^ende. Onderwylen floeg ^^ pili'
luft, metdevuift vol flangen en adders, nevens haarefmookeo^/^jen
toorts, de elendige Caïifio^ welkers voorige wezen niet meef^^ii
wierd, maar wel haare kleederen, die aan de helfche ί^^^/^'βοοβ
srooy overbleeven. Daar zag men de pylkoker, en hier
eggen, gints den gordel: en, na my docht, was het ^^^ρ^ο!"^^
die deze kleederen van haar lyfaffchuddede, enwegvlood·^ ^Jief^^^'
onverzettelyke jaloersheid van ^u^o nu in een zo vreeifely^^
fchapen zynde, zag zy in haare vlugt na den hemel, en
door haar brullen tot medelyden te willen beweegen. Dit l·^ fgo'^^'^
was mede een donker bofch, hier en daar met ilaapendeB-i^'^j^opei^'
gevuld. Tuilchen de boomen zag men eenige wilde dier^^.
voornaamentlyk een leeuw die in een laagte, aan de regter ^Y^j^tc^^i
voet van een rots, uit een rivier dronk. Hierendaarreeze^ gtU^
palm- en verfcheidene andere boomén op, geheel wild. -
wierd van een ander gevolgd, wiens inhoud aldus was: ^^s VK'
^uas, de zoon van de bedrogene en nu herfchepte '
hy, onkundig dat deze zyne hervormde Moeder was
iloutmoedig gereed om haar te doorfchieten: maar
Inhoud van _______^ _____________________^_______________________^
smk.'^"'^^ tien jaaren oud, wanneer door een bofch, na zyn gewooot^'j^^jjj co^
jaagen, hem een vervaarlyke Beerin ontmoete, welke i^'^ ^jgddci
kwamj niet om hem eenig leed aan te doen, gelykhyv^^. ^oC^
maar om , ware het mogelyk, zich aan hem bekend te maal^ ^ΙΦ
nrlirr A<\t rli^vp σΛτηρ fifrvnrmrli» A/ïr\i^Ar>T· «ras,
Tafereel.
uit den hoogen hemel zag, met medelydenbewoogen, ^^
hem deze moedermoord.
perr
-ocr page 128-ij
GROOT SCHILDERBOEK. Ï2i>
leerde Tafereel.
I^r Zag men ^uas ter regter zyde des Stuks zagt]es voorttreedeft, sefchryving
^ΟΤΤΙΡίΛΛ^^ ________________________ ________."j__________1 J van her Ta-
'^oo» ende van achter eenige boomen, en zettende een pyl op denfeieei!
^^^ffen^"^ ^yne Moeder, doch in deze gedaante hem onbekend, te
'^eri^j ,· Meuarms daar op zeer fnellyk komende aanvliegen, we-
^^yi^en arm, na den welken hy derhalven om zag. De hemd-
^^s keek achterwaarts heen na de Beerin, die op de t wede grond
denkende met zynen ftaf, dien hy in zyne linker hand hield,
"^Êvlugt zoude neemen j 'tgeenzyfcheen te willen doen. Zv
mét het onderlyf na hem toe, en het bovenlyf linksom
fl r^ V draaijende zich na den weg; maar in 'tkeeren wenddezy
^^^cht noch om na haaren lieven De weg, dienzyin-
^^of/T^^ duidelyk aangeweezen, beginnende van haare voeten als
dampen, die zich allengskens meer^n meer in wolken
. ^n^^^'^^'^enen métbogten omliepen, dan achter haar ter regter zyde,
ί^ίΐς^ ,ϊ^ί'^ de linker toe, en eindelyk zich in de lucht vermengende j
y ^ Jupiter zich vertoonde, doch zeer flaauw en byna onzicht-
l^^ger/^ de wolken by hem, aan zyne regter zy de, maar een weinig
^ ^ ^^at meer voorwaarts, zaten de drie Fdtaale of Ν oodfchikke-
waar van Clofho den draad fpon, Lachefis dcnzelvèn op
baalde, en Atropos gereed was om hem af te fny den j ' t welk
^^ptej. . ^^ttede, houdende zyne linker hand op de fchaar, en den
^er .In d'andere
om hoog, met den mond een weinig open j waar
' heel verfchrikt, zich na hem toe keerde. had zyne
.^"^hctj^^d van malkander gefpreid, en de borft heel vooruit. Aeh-
. 3 e^^ ^P ^^ by een ileen, lag eenig wild, als een hinde, vos, haa-
t^i "levens een kleed, 't geen ik oordeelde zynen mantel te wee-
den gemelden fteen lag eenRiviergod met zyne kruik,
Dit Landfchap waseenbofch, gelyk de andere wa-
in I ^^erin, llaande omtrent het midden des Stuks, vertoonde
Ρ de ^chaduwe tegen het lichte verfchict. Aan de linker zyde,
O
Xbgjcde grond,
of aan het einde van de eerfte, lag een vervallenc
^i^re r ^^nige cypreilcn j waar achter, op een verdere grond, een
opwaarts rees.
^Ι^δ δ^ ik om het Zolderftuk, als het flot en uitflag van dit kon-
' ïi^ede met aandacht tc befchouwen j en ik vond het zelve
'eel.
bewoogcn over het droevig lot van Califlo^ verheerlykt inhoud vas
r haar,
-ocr page 129-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
hêt bolder- haar, in Tpyt van 'jlino's haat, met den glans van
deNooi-after^^ ^
de Groote Beer onder dc Hemelstekencn genaamd word, ^ ge-
van den Kleinen Beer, daar haar Zoon ^rcai iuveranderdwa >
volgd.
O,, ^gj^O^»
nder aan het Stuk zag men den Jongeling, opvi^aartsvU^b^^yod
zyne Moeder vervolgen met pyl en boog, werdende '^iidei"
^/f-------i------ ----- ^ --------- ^
J - - ---------IJ-------"tl 5 "
door eenige Cupidootjes. Men zag hem tegen den rug aan ? ^j^de
eenige verkorting, de regter arm met de pyl vooruit geftreii ' ^yd^^·
andere met den boog achterwaarts, hebbende een pylkoker^r
Jupiter^ wat hooger ter regter zyde, cn op een wolk zitteno'-' j^qö-^
temta zeer groot van geilalte, wees hem met den feepter he^*; ° ^
na den Zodiak of Sterrenkring, alwaar zich een klaare en hei"
zeer blinkende vertoonde. Den Beer zag men opgaan,
voorby degemeWi; Ster na om hoog achter om ziende, zy® di^
midden van een groot ftraalend licht in de gedaante van'
het geheele Stuk verlichtte. Haare achterfte pooten waren . ^ οΠ'
Ivcn geveft, welke nevenshaax, van j^^jirfiii-afnadelinket'^)^
der dezelveopgingen. Heel aan delinker kant zat Jmoof^^
boog, diemet eennydigoogbefchouwde, fteunei^^^gr
hoofd op haare linker hand, en den elleboog op den rcgeoho^^^rlF
gende halfregtsomgekeerd, haaronderlyfna^;f:ri2j·, enhe^^^i-di^^
daar van afged^raaid zynde, den regter arm dwars over haar ly g^uig
feepter in de hand. Onder haare voeten , op de wolken,
Watergoden en Godinnen met hunne kruiken , alsonde^'^^^g-fta;^*'''
van de wolken en den dauw. Achter haar ilond de PaauW '^'^itrek^^'
iiitgefpreid, welke ftaart haar tot een
/m vertoonde zich, opwaarts ziende, achterhaar, hoii'^^'^ ^^
boven haare oogen, om voor dc ftraaien der Ster bevryd te
en zaten achter haar. ^ma wierd overfchaduwd P^té
dryvende wolken, nevens degeene welke onder haar ^r^,
ΑροΙΙΰ^ en meer anderen, warenbly en lagchende van gelaa ^^
vertoonde zich vlak in het licht, opeengelykehoogt^°^^^^j.^ g^^
yuno was een weinig laager, cn de Riviergoden nocMaag ^tt^
mtX-Arcas^ die maar een Jongeling was, kleenvaög^italt^^
gende zya licht van boven van de Ster. _ Aco^ë-^^^a
Zodanig was dit werk beüooten met de vergodiag van ^^
kige Califlo^ voor de twede maal herfchaapen- ^^ qQ'
moeite iiiliebben alie de bymaderhedeadaar vaa te veKfl^ '
-ocr page 130-Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
^^^^cn voor de verllandigen. Derhalven zal ik dit hier noch
V heggen van de fchikking der lichten en donkere partyen in't
bl^^ J^P^f^^ ^^^ krachtig in 't licht nevens yircas tegens het
de "^r lucht ter regterzy de j en in tegendeel, donker, daar
fchgj·^'· ter linker zyde. De voorfte Watergod, onder Juno^
getj een weinig licht van boven, houdende zyne hand boven de oo-
Vitlegging.
eze verciering toont ons klaarlyk aan, welk een fmet de onkuis^· zinbeteke·^
, ^ - O ,· , ^ . . . , , . niiip deïFa-
ö ......................................................
talia de fchoone ligchaamen aanzet: want weinig tydtsnadatbei.®
fti-g^ ° ^'aaren zoon jircas gebaard had, wierd zy door^^i^ö, tot een
ontucht, in een Beerin herfchaapcni een dier zo onge-
^ Van ledemaaten, dat men niet zonder reden het zelve onder dc
te^ ^apenetelt. Ja zo affchuwelyk is dit kwaad, dat ook de vruch-
ÏiflJ ^fkinderen, die daar uit voorti'pruiren, eendoodelykenhaaten
OtyL ^ Van de Ichuldige ouders hebben : want de fchoonheid, door
tS^j^^^sheid befmet, wifcht ditlaatile, alle de tekenen en bevallighe-
oogenen achting der deugdzaamen, uit, en het geen ons eer-
dreJ ^^rwondering baarde, word nu het grootile kenteken der be-
te^ ^"^e misdaad. DatOwWmhaaropeenkonftigeencierlykewyze
tloe^^^^'ïierkelyke plaats aan de Noorder Zonnekeerkring in den hemel
Sw^bben, benevens de fmeekingen van aan T^i'iW, dat deze
^ 5 na den waan der Heidenen, nimmer zich in het zeewater ver-
^^are ^ mogten, zulks doet hy om op een verwonderlyke manier
ïioQff^^^igé fchande aan te toonen, als muntende boven de andere
^Ool ^iTen uit en ftaande in zodanig een plaats aan de Noorder
^^t, gclyk de zelve Pool of Noord^er Aspunt hooger dan onzen
ïiiiaj. ζ* '^f Zichteinder is, wy, hoe deze Sterre ook haaren loop neemt,
^^^h uit het oog, enby gevolge haare misdaad nooit uit het hert
bö^^^^^achtcnis konnen verliezen,
^aati^^^ ^^ier op kan men mede een veel Chriftelyker gedachte vormen, chiiftdykè
^istJ^gj dat deze befmette ziel een afkeer van haare bedreevene^.^^^"^^''^®^
V ^^"kel ^^yS^iide, haare opregte bekeering en waar berouw zo aan- bd? ^ '
vk^j. yk en Gode zo aangenaam is geweefi, dat hy haar een veel heer-
^^lïsej enblinkender gelaat aan den hemel toegevoegd heeft, ne-
^^"^^ite ftandplaats; op dat alle ftervelingen haar voorbeeld vol-
i^al^^^^ tot bekeering en deugd mogen voegen j even als in Maria
is gebleeken: door welk een berou w o^e fmet van het bedree-
r 2.
ven kwaad niet alleenlyk uitgewifcht, maar door een
glants geheel weggenomen word. '
waare Ge- Laat ons nu de v/aare Gefchiedenis van deze Fabel eens ont
daar'^zy'uit ^^or het afligtcn van het dichtkundig momaanzicht. Ar-
Arcusy zoon vany^^^i/érendeNymphcCias/^T^ö, leerde,
cadiers, (welke waanden het alleroudfte volk
desaardbodei^st ^
j a hunnen oorfpronk voor de Maan gehad te hebben, ge^y^^.^^J^flfeii^^
in zyn jóile en piiie der Roorafche Verichilpuntenzegt? ^
hunne geboorte en opkomil uit de Aarde te hebben gehad, en ^ ^^^^,
de daarom veel van den aart en eigerifehap der eyke- en beuket»
nevens die der akelen en beuk vruchten 5 waarmede, nadiitde
Pelasgus hun het gebruik, om een nut voedfel daar af te bekoi^ ιΧΐΐύ'
leerd had, zy zich geneerden, gebruikende voor dien tyd
den en wortelen,) de aarde te bouwen, en koorn in de zelve tê ^^^,
welke weetenfchap hjvica.'ïriptülemus ^ zoon van Cé'm, fgb^"
en namaals brood daar van te bakken, benevens wolle kleeder^
reiden, tot dekfel hunnerligchaamen} oefFenendehenookf'^'jieü?
ders in veele beleefdhedpn Om nu dezen weldoender teci'^'i.jeS'
hebben zy hun land na zynen naam Arcadia genoemd 3
zelfs naamtevoorenPe/^jg/i?; ^dykPaufamasinxjnJrcadi^^
Befchryving ^an Apolloos Tempel\ te zien van
getrokken
is..
Ε Ε R τ I Ε Ν D Ε Η O
V
Ο F D S -Τ Ü
Voorheen hebben wy, in de verhandeling van het y^j-.
Schoon, dezen Tempel van buiten befch^reeven: ^^ ^go ge^ I1-5
onze belofte volbrengende, aantooncn hoe de zelve vanbij"'^ ceft^y
wasj houdende onze voorige.wyze vanfchryven, alsof ^
zulks weezendlykbefchouwd hadden. _ as^'^ iH
Befchryving Ik trad dan het portaal in j ziende boven de deur des iog'^ P^n? "^-ι-
ίη ileen uitgehouwen j 'tgeenmy alseen
dat deze Tempel den God ^iii/otoegewyd was, vooH^^^^Jl^edci^''
nen getreden zynde, v^aerd ik door het zien van zo veel fr^^^J ^^ ^
die van koilelyke ilof zo konilig gewrocht waren , verrukt·
EnhctBeeid In lict midden Hond het Beeld des Godtsop.eenhoog
van het Poi-
taaL
pedeftal. De vier Getyden des Jaars zatenopiedervan
met zyn by-
wcik.
^edeftal. De vier Getyden des Jaars zatcnop ieder van desz ƒ
ien,houdende elk een hoorn gevuld met zynebyzondere t
tcü cn bloemen, Deze alle waren van fehoone wi«e «"""δ·-
GROOT schilderboek.
Itjg^j, VJiVV/W X ij ATL JL J-J JL-' -l-J ^ w a_/JI»..
trans Zyn Beeld was geheel naakt, hebbende eenlauwer-
hoofd, eneenfcepterindehand.
legt ^ ^^^ "^^s van veelcrley koftelyke en gekoleurde ileenen inge-
lïi^^}' wyzc als een aardkloot, ten opzichte der figuur welke zy
ïigj^' ftaande het Beeld op deszelfs middelpunt gcplaatft,
of "^^ΐ'νίυΙβΓεΙ was azuurblaauw : doch ik kon niet onderfcheiden
^kue Mozaik werk was of niet. Hier tegen kwamen de zeven
ilce]^^^^'^' Hoofdiierren, nevens de verdere Hemelstekenen af te
Piliij^^^» ^'yndealle van goud. Bezydende venilers, tuflchendetwee
Μβ,ειι?!^' ^varen niiTen met beelden gevuld, welke ieder eene der
τ Y^" het Jaar verbeeldden > hebbende altemaal de gedaantens
^^Sclingen, en zynde van wit vleesachtig marmer uitgehouwen,
^artai ê^I^eele Gebouw was wel van marmer, doch zo zuiver niet van ^an van het
ej) c}?' ^at waar uit de beelden gemaakt waren > maar in tegendeel hier Gebouw, en
^e ve ponder die niflen en in het ly ft werk geaderd, als mede omtrent gen.
Otïi lo In de boril weering zag men een basreleeve, geheel rond-
uitgehouwen > zynde flaauwofhalfrond, de beelden
jïiig ^^ vier voet hoog, enzuiver wit van fteen. De verdere verdee-
binnen was eveneens als wy de zelve van buiten befchreeven
het onderile van de Order Jonica , het twede deelRomana ,
Bov ^eCorinthica.
^^^ eerfte CorniiTen vertoonden zich, in de plaats van pilaft'ers, τϊηϊη!'
verbeeldende de Uuren, welke met hunne hoofden de koe-
^ gewelf onderfchraagden j alteraaal van gedaante als jonge
- tothetgetal van vierentwintig toe. ~
Pel
Μ
en
fchikking
Eeelaen,.
Deze alle, ftuk voor
Jclyi^ haare kentekenen te befchry venzoude een groot en moei-
V k zyn, te verdrietiger om dat zulks door Cefar Ripa zo loiFe-
'j^^aanis.
1 * Οζη ...
ri Vcf ρ ik acht op de ordentelyke fchikking en maat, welke in al- ^ Maat
Sochif ^'^ndig was waargenomen; want het Beeld van was,deTLe
^ y gisfmg, acht voeten hoog j en de andere Beelden , by
, . en een half > de Jongelingen, die de Maanden vertoon-
^e^c^^enj en de Termen voor de Uuren zes, of zes en een half.
^y in Scheen niet alleen zo groot: maar deze gegiite lengte kwam
j^er zodanig voor, zonder dat de vermindering der afftand
I ' deirgV^greep, wanneer menhaarvanbeneden zag. Toen dacht Aanmerking:
^^de^ . ^i'aaiheid overw^eegende, hoe vreemd hetisdatvcrilandige'^^® schry-
f-^^tbo^ groote Meefters, konnèn toeilemmen, dat men ecn''^'^'
^iid j ^^^ kleen veniler kan plaatfen, of een reus boven een teder
^^t Zulks welilandig kan zyn? Dat de basreleevesj onder,
De Vloer.
Verwulffel,
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
klecnder van beelden dan die van het bovenwerk zyn, ^^^^ u^ef^
denj om dat de muur, indeweikezy ftaan, zowelalsditbee ^^^^^^
overal draagt: doch die zich de zaak, enzulk een gezicht,
beeld, zal haaft van gevoelen veranderen. Want d^wyl-^^/^^^^'j-eii
de Zon, het grootile van alle gcfchapene voorwerpen is, ^ .(jfjd^^
boven het voornaamfte van het geheelal, door zyne eigenfcha ^^^ jg
de redenlooze fchepfelen, als Vader van de vier Getyden, , j^j eH
Heidenen aangemerkt, k hy het grootile en voornaamfte
hoofdftuk. Deze vier Jaardeelen, doorhem voortgebragt,
minder, en de Maanden noch m inder als deze in grootte, voof ^^jyc
ke de Uuren weder wyken moeten, dewyl vierentwintig
maareenennatuurlykendaguitmaaken. Daarenboveniw^*·^^-efV^t^
merken, dat de vier Getyden wat bedaarder van gelaat en zedïö^^^pe
geftaltc zyn. De Maanden vertoonen Jongelingen, die noch
groeyzynj en de Uuren vlugge jonge Meisjes. 'crlf^^^
Is deze verdeeling, ten opzichte der Bouwkonil, niet ze^r "t^^j-jyli ?
dewyl alles in en by zyne betrekking en eigenfchap blyft ? ftf^^'
een goed Bouwmeefter laat in de verdeeling zy ner zaaien en ^^ ^^ de
ken de gedachten over alle deze byzondere voorwerpen
welke zich een braafMeefterinhetfchilderenvanGebouWe^^
voegen.
ïir
. op de Verhandeling der
En aart der
Door den Heer
J^^^at grooter voordeel kan een mens
Genieten^ dan z,yη volk wens?
^at een beminnaar van gebouwen,
^^^g te aller tjid z^yn lufi befchouwen ?
^ ζ,η zyn hert tot deugden trekt ^
^^ar daag'lyks toe werd op gewekt ?
^Zulkx kan de Schilderkonfi hem geeven^
dooden eeuwig te d&en leeven^
^OGr hun bedryf en groote naam
^^ toonen aan de fiielle Faam,
j 'i meldende aan des waerelds oorden^
lufl ontfonkt na 't geen bekoorden :
Konfl ! door elk zo hoog geacht!
^oe 'aerr' hebt gy nw lof gebracht!
baar en uw bekoor lykheeden
arbeid, moeyte en bezigheeden ί
IR Ε s s Ε 5 die uw' fchoon bemind,
^^h^ om u, altyd werk faam vind.
in^y maakt hier Hemelen op aarde,
V oog gekeurd van groote waarde %
Och méér, hy wyfl den Leereling
^^^ midd'len aan, om ider ding
^ "Voorwerp, na zyn eis te voegen,
^ Katuur en Konfl vernoegen:
Hy
-ocr page 135-Hy neemd een oorzaak die o^ aard
Volvoerd is, waar in hj vergaard
''t Geen dnid'lyk kan de zin vertoornen:
Tiaar na gaat hy de Helden kroonen.
Haar plaatzende in des hemels glants,
Ver boven deze waerelds trans.
25/V dus het loon der deugd befchouwen
En flraf des kwaads, wat kan weérhouwen
Tiat hy het deugdenpad verkiefl,
Ja ook de lufl tot kwaad verliefi ? *
Men kan V gemoed doch nooit verzaaken,
Zelf de ondeugd kan geen goed doen wraah^'
Wel aan, ο Leerling ! wyl uw kunfl
Verdiend den lof en menβ^en gunfl.
Komt deze Lefen overweegen,
Steld dan uw fcherp vernuf daar tegen :
Befchouw op Aarde hoe de Go dn
T)aar boven leeven in haar Troon.
Leerd, door de uytvoering der gedachten ^
Nooit Goón noch Menjfen te verachten;
En acht, met my hem die u Leerd,
Zo werd den Lof der Konfl vermeerd.
Zo zult gy tyd op tyd in winnen,
Ook Goón en menffen u beminnen.
GROOT
^^ de Zolderwerken, of het fchïlderen der Plafonds.
nder alle de verkiezingen in de Schilderkonft is'er geen zo MocSjeiyk··
^ zwaar als die der of Zolderwerken, fchoon vee-h®^'^^®!^^!^
Ie weinig zwaarigheid daar in maaken ^ ja dikmaals minderoetfening
als in een Stuk aan de wand, ofopeenfchoorileen. De^"^^^'^·
geg j ' reden daar van is deze, dat het meeftedeel der menfchen
iii^j^^^nis daar van hebben, en dat het hun niet verfcheelt waar mede
τ ^^erhemeltens beklad worden, als het maargaauw gedaan werd,
^cri^^'^ ^'akker in de oogen fchittert, en weinig geld koft. Voor de - ^^^
op ^ men met luchtig en gaauw gedaan loofwerk te vreede te zyn,i^} «^eze
voor het befchilderen van zulk een groote plek niet diep in
Veej^i's behoefde te taften, dan des noodts zynde, en op plaatfen daar
^ete^^'^ geleegen was: maar dewylzynuzien , dat zy het allengs by
(j^^^^oordige Schilders, en deze gefteldheid der tyden, voor een
■· ' - 1 . 1 · . nicer werk van
overal Plafonds
ρ Λ — — —zonder ondcrfcheid,
Hyïï niet. Doch wat zal men zeggen ! Het is met alle dingen
^^Hsy Pi'^^^^^woord luiii: Als-de zanden verloopen-, moeten deba-
worden.
''cr^^^.^iet, dat alles uit een kleen begin door de wakkere geeften der
J-^ge OefFenaars werd opgekweekt, encindelyk totvolkomen-
"^/e/gjJ^^akt. Zo is't met deze Konil ook. My heugt noch veele
gezien te hebben met beeld en, landfchappen, zee-enland-
'^itigg en meer andere dingen, zonder eenige deminfteverkor-
meer als of de zelve tegen een opilaande muur gefchil-
^Cej. ^^en. ji^ i^gj, verfcheidene andere gezien, die min of
'^eer onderen
en tot niet verkorxende waren, ook wel die min of
.maar zonder oogpunt: waar uit blykt, dat, by
X) , °orzichtkundenietinachtgenomenwerd,zodanigc.Stuk-
ruik
Stu-
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
ken onmogelyk tot die volmaaktheid konncn gebragt
het behoord. Om een weinig na order te gaan, zo laat ons eer
naam der zaak onderzoeken. . of
ooifpronk Hét woord Plafonds is een Franfch woord, en betekent een p® ^^^
van en gQ-g^g grond, bek waam om met plank of doek bekleed te wordeti
einde daar zodanige verbeeldingen of cieraaden op tefchilderen?
boctfeercn, als men goed oordeelt, meeil beftaande in gefi-'hiede
met vliegende beelden, luchten metvogels, bloemen, cnmeei < γ
re dingen: doch de regte meening van het woord PJaJondi is
in zyne zinbetekening een Zoldering, zo van zaaien, kaïticrs?
r____-j- -11 1 ' < " ' - · „/ff/lJ,!!'
Wat
Konftenaar
dezer Konit
O--------------Ό->--τ , ' φΙΟ>·
pels of gaanderyen, ja alles wat boven het hoofd hangt, Qptiek
gelyklynig met de grond is. Zodanige Zolderftukkcn werden
genaamd, om die reden dat ze van een bepaalden afiïand moeten g
■worden, waar buiten zy zich onvermy delyk misilallig vertoon^n ? ο
lyk wy hier na zullen aan wyzen. , cd
En waar In ^^^ ^^^^ zelve is aan te merk en dc eigenfchap van een eci'^'
een Zolder- waar in die met een Schildery aan de wand is verfchillende. χΐ;
fiuk . enteutweden,
fpreek, ten opzichte van de voorwerpen die in het een en'tiiJ^^^^^'^j^^ed'
begreepen, zo gebouwen, baluilrades, beelden, en wat ^'^^elk^
zoude mogen weezen in een Ordinantie te pas komende > 'i·^^^ ^νο^'
dingen in een hangend Tafereel, zo in lengte als breedte, hnn j^^je
komenheid behouden, verkortende alleenlyk in hunne diktcns-
Plafonds^ in tegendeel, is noch lengte, maat, noch
teneeraen.· ja alles verkort, behalven de Ζ^ί^/ίendekap· 't^y
is, blyft cirkelrond j en dat vierkant is, inzyae\vinkelhaa'
in het midden, op zyde, hoogte of laagte,. Watnudek^^ , jjleni
gaat, het is wel af tc neemen dat die ook heel veel moet ven^ gt^n
naamentlyk dat de koleurenindeP/^f/ö^iir/j-ongelykfchoondei
uitmunten, niet alleen op den dag, maarook indcfchaduwe?
verftaan in een helderen dag > welke reden wel tebezeffen is· Of'
in een Oaar en boven dierit men te weeten, wat een Konitenaar m .
ionft- tica kan uitwerken. Door middel van de zelve, oiPerfpeêtieJ:^ ^at·^^}
fchynen dat fcheef of rond is, plat en etten
word.'' en rond is, ja zo het uiterlyk fchynt vertoonen dat 'cr nieten ^^^^^^gg^en
de beroemde Pater Niceron^ en meer
anderen klaarlyk
hebben: waarom men zich niet behoeft te verwonderen, .'^Qpe^'
weinige Schilders in dit deel van de Konft uitmunten, vernn ^ ^^ j^^a^
fpe5tïef zelden door hen zo veel verilaan Word om depraBy^ ^ goe'^ ΐ
iien hebben j daar nochtans zonder de zelve onmogelyk een g jQfia
naam.
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
S^if^f Zolderftuk kan werden gemaakt, 't Is wel waar, dat 'er veele
dat ^ ^y^ die zich verftouten zodanige werken te onderneemen, en
daci^?^ok fomtydts wat goedts verrichten j want de werkzaamheid en
jjj^Yvkfche oeffening doet 'er dikwils veel toe: doch zy onderzoeken
> of het dc kortfte of langfte weg is dien zy volgen j neemende
I gemeenlyk die hun voor komt ·, martelende en vroetende zonder
en zich laatendegeleiden door het blinde geval. ■
Zwaarigheden die men ontmoet in het fchilderen
der Plafonds.
Τ wede Hoofdstuk.
oor eerilontilaat'er een groot gebrek, door dien men het leven Oorfpronk
kan gebruiken, noch in het naakt, noch in de vliegende bieekL^op-
daar het nochtans de voornaamfte dingen zyn. gezocht,
^f^t weden, dat men niet dan met groote moeite den wiiTen en ze-
ftand der beelden, die men daar in plaatfen wil, kan vinden j
door het meeft na gisfing moet gefchieden.
^^^ derden, dat men de Stukken niet zien mag gelyk het behoort,
zc op den Ez^/ftaan.
volgt hier uit, dat de Meeiler altyd bekommerd is wat
het Werkihik zal komen te hebben wanneer het op zyne plaats
"jfefteld
weezen.
^gj^^^c zwaarighedeö, dunkt my, zyn vry wat bekommerlyk, ]a
itie die zyn werk wel verftaat: want met de geenen, welke
fojj 5 ^et de handen werken dan met den geeft, dat 's te zeggen zonder
^^ent, gaat het heel anders, fchoon zy veel meer dan anderen
ΐίίςη bekommerd te zy η. Laat men zo veel Zolders fchilderen als
de κ 5 zo lang als men niet gelooft dat 'er grondregels toe zyn, en
^e t> niet kent, zal men nooit deze zwaarigheden te boven komen.
V
, fchranderile, en ervarenfte Schilder die 'er kan weezen,
dai^ ^^ ^^^^ oeffenina; noch dikwils verleegen vinden. Men leere
i'ζ
del alf ^^'^fp^^ief optica, en wat die ons aan wy il: want door dat mid^
cj^lj Λ^η Zal men zich een weg baanen tot deze hoogloffelykcftudie j
^^^n het zelve is het een volkomene onmogely kheid.
Vm
-ocr page 139-Vm de verkorting der voorwerpen in' de Plafonds·
Η
D
Ε R D Ε
Het is een ontwyfFelbaare waaxlicid, dat het verfchietinec ^^^^
meen Tafereel dat deel deszelfsis't geen van ons afv/y^i^? gg-
mindert en verflaauwt: cnAo. hor izontis een uiterile verheid diC^
zicht bepaalt.
En Zolder- In dtPlafonds, integendeel, isonsverfchiet, en de
ËhL gezicht het firmament of der fterrenhemel, waar door de vooi
' pen, hoe hoogerzy zyn, hoe kleender in geftalte werden en
deren, ja uit ons gezicht verdwynen, niet alleen in deprop<^^
netheid, maar ook inde koleur. ^ίΐΠ
Hier dient ook aangemerkt te worden, dat alle de voorwerp^j^^.'^giJ-
■wat gcftalte offiguur zy ook mogen weezen, hunnebehoorlyk®
te behouden, als zy YCi^-xvparaïd of gelyklynig aan
Vordcrc Als by voorbeeld, ra en ilclle een vierkanten fteen tegen WcU^
genTn dc aan zict, of een beeld op diergelyk een wy ze: doch in de ι.
■vensgaande gaande Prent, letter Α, vertoonenwy een vierkant ligchaarn? jjeU
figuui- letter ^iet meu", dat het bovenfte en het onderfte van den . üIs
vierkanten ileen altyd hunne fz^^i/r^^i^jf of vierkantheid behoü'^'^'^^^'
Α vertoond.
elf
'r
mede dat de bovenkant en de onderkant van den fteenaltvd
laar of lootlynregt uit het zichtpunt hangen > vordersdat, j^^j^an^
het gemelde vierkant verdraait, altyd de kap en de boom ^'liyjiig·
winkelhaak zyn, en de achterfte kant altyd met de voor
Even alzo is het met de beelden, en andere voorwerpen meci'·
Stelt, by voorbeeld, een man aan d'eene of d'andcre
Ac
^.overWH- Stelt, by voorbeeld, een man aan d'eene of d'andcre zy^j" ,
vóofbeeid ' Stuk, ovcreind.{taande, en het oogpunt in het midden. J^s^^'^^
den^^^^'^^' fiaan, en beide de fchouders even hoog: zo zal me^^»
worden, dat de fchouders,, te weeten van d'eene aan d'ander^^^^t; de
hunne volle breedte behouden, en de volle dikte van het ho^^ fchi^"^
voeten. Aldus dan ziet men klaarlyk , dat'er geen verkorting
als in de lengte, of om beter te zeggen inde hoogte:
den, of andere voorwerpen, hooger en nader aan het oogpu^^
hoe de zelve korter en misilalliger werden i vermits zy
en proportie in hunne breedte behouden, gely k aangetoond is. ^^^^^ ju
wel een der voornaamfte grondregelèn, die men zekerlyk
acht moet neemen.
Wat het ver
fchiet ineen
Schildeiy ,
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
®nd ^^ Gebouwen aangaat, y/. JBoJe geeft daar een genöegfaamc
^it' V^^^^ing van achter in zyn Boek van de Perfpe5liefpra6iyk. Doeh
lon^ ^^^ noch in 't voorby gaan zeggen, dat wanneer men eenige ko-
'^oor boven malkandercn wil ftellentot gaanderyen, zo moet men
^'"onH ^^^ z.clve een opgaande linie trekken van dchajisoi
ν^η ^fnahetoogpmit, ja door ieder baliiiiter, en alzo door middel
Χνςΐ verkortkdder deze haare behoorlyke proportie zoeken j zo ,
haare hoogte als haare breedte.
^Htig^'· ^oet ook in het tekenen omtrent de proportie der beelden,
^°orwerpen, desgelyks waargenomen worden: gelykik hiery™Kng^
eenige voorbeelden klaarder zal aanwyzen. ίΛΐ^Γη"
tets, '"ott van Schilderwerk is niet alleen het koniligfte, maar ook. Als ook in
de Beelden.
fcljQ ^■'^tfte van alle, gelyk ik nochmaals gezegt hebbe> vermits^
ftiigj. 'Ώεη de onfeilbaare regels en praétyken daar van grondig ver-
'^ti & . ^ echter niet anders fchynt dan een mishaagelyk en wanfchaa-
daar niemand af oordeelen kan als de Meefter zelve die
ten zy het op zyne behoorlyke plaats geftcld, en op of _
regten afftand gezien werd.
^^ de geflalte der Beelden ïn de Zolderwerken.
Vierde H ο ο f d s τ u k,
beelden, diemenindeP/i?/(?;?i/j· wilfchilderen, mogen in ge- Maat der
^eetg de gcmetmproportie van een menfch niet te boven gaan, te^rzeivc;"'
^Ide,·^ zes en een half voet, wanneer ze zo laag zyn dat ze met de
maar hnno-fi· f^n nn ar7.PCtPn .
iTioeten ze verminderen, en van ons wykenj gelyk ons de
ïïiei^^^.f^/aanwyft : doch de Goden mag men zo groot vertoonen als
> tnitsdezelvenietkrachtiger fchilderendedanofhetgemee-
'yCn waren; ja zelfs kan het komen te gebeuren, datze fom -
ίϊς^ levensgroot zynde, uit ons gezicht verdwynen.
^εϊη ^^^nnelichtiswelheteigenfte, aangenaamfte, entoepaflclyk- verkiezing
AV^^L^lyke uitbeeldingen. en eigen- "
gaat, glans, voor zo veel ieder Godheid in het byzonder aan-S! """
'■'^otxen 5 behouden die wanneer zy zich aan de menfchen ver-
^^ hemel verbeeld zyn , word de zelve onder
j en komt aldus uit veele kleene maar een groote glori of
Voort. Deze waarneeming wel en konftiglyk uitgedrukt,
f 3, 15
-ocr page 141-142 GHOOT SCHILDERBOEK.
is zekerlyk van het minfte belang niet: en't is een groot M^^
ke 5 zonder zich te behelpen van donkere, dikke, en zwaare ,
20 plots als wolbaaien, zyne beelden op dunne en byna oniic
dampen, daar men alles door heen kan zien, neder zet of pl^^^.j^ylcj
Het zal niet ondienftig zyn, tot volvoeringe van dit Hoo
trMt de viie- icts aan te haaien wegens de vliegende beelden in de lucht. _ ^^
leii'^^n^ dé Schoon het zelden gebeurt, dat in de lucht geen wind is, _ ^^^ρβ'
^ zelvealtydtseenigermaatenberpeurd word, is het nochtans ifi
fonds geenfints raadfaam zulks duidclyk uit te drukken > ter ο
dat, wanneer de wind blies, de beelden, dievoor de wino^ j^^aft
geen beweeging zouden fchynen te hebben j en in tegendeel
zittende, of itaande, alzo veel geweld als de vliegende zouden ifl
Het is dan om die reden, dat men geen wind moet verbeeliie^ .j^et"
te zyn, maar dat ieder beeld zynen eigen wind door zyne vluê^^^-j,^ ^^
oorzaaktj op dat men klaarlyk konne zien door welk een bcwe^ö
kleedingen gellingerd worden, gelyk ook de plaats daar zyh^'^'^j.^jef
len, en die van waarzy komen, deneenalzweevcnde, encl^^
fnel en gefwind.
^e'^ftoirtr"^ De byzondere ftoiFen hebben in zulk een geval bekwaana^
dLdn. fchappen daar toe, welke de zaak krachtig helpen uitdruk^ ^
daar is de weêrfchyn van kreukende zyde tot ζweevendebe^^ ^j^géi"
die zagtjes nederdaalen : de dunne en ilappe zydetotfnelop^^^ifej
waarts vliegende beelden: de leenigfte of zwaarfte zyde,
tot zittende, leggende, of ftaande. Hier in is hetgeheii^^
belang van een fraay en woelend Zolderftuk gelegen. uee^'^^^
Wat het maaken van de gekoleurde ftoffen der vliegend^
aangaat , vermits men ze niet op de Leeman kan ftellen, cnyip
niet na het leven fchilderen, kan men daar geen wiiTe onderrig^. ^ j^e-
geeven: het is alleenlyk door dengeeft en het natuurlyk
nevens een geduurig oeflFenende aanmerking, welke den oe
een bekwaame kennis en uitvoering der zelve kan brengen.
— ___ .n----------- ---- .-tl 1- · . -
tot
eeii
middelen alleen moet men zich bedienen, en zich daar doo^^^^^gje
meefter maaken j ten dien einde aanmerkende wat ftoiFe
bekwaamftezy, gelykbovenbreederisaangeweezen. _ loeij^.
Men geeve ook acht, dat de dunne ftoiFen tegen hetliebt g
en doorfchynende moeten zyn, waar door zy een aangenaain^^^^ ^^ooi
tegen de flaauwe lucht doen j alsmededatdevliegendeb^
regt overeind moeten fchynen als ofzyftonden 5 veelmin"^
maar altyd zittende, knielende, leggende, of vliegende} ^^jjclc?
het raenfchen waren op zolderingen of gaanderyen zich ont .^ye "
"Waarnee
ming om-
witid.
•ï^ejj^ GROOT SCHILDERBOEK. 143
Ιοοη ? ftaan, bokken, of knielen, na dat het voorwerp der ver-
j^J'^^^aak zulks vereifcht.
iie ςη ik dit noch by voegen, dat tothetfchikken vandealgemee-
^en. y^-ondcre voorwerpen fomtydts wat toegegeeven moet wor-
Jiet Q dat het zo voorzichtig gefchiede als het doenlyk is, op dat
'iieto-^^'^^^ogen des Schilders en de gebrekkelykheid van het v/erk
ö^openbaard werde.
w
ki
^^delen om zyn Stuk op den Ezel te zien even of het
^^Ive in de Zolder op zyne plaats gefield ware.
V yfde Hoofdstuk.
y hebben aangemerkt,, wat zwaarigheden zich in de Plafonds
^elle' opdoen ten opzichte van het leven te gebruiken, enhetop-
di^j^ ij ^anwiile regels daar toe dienende. Nu, wat my aangaat, in-
^aar ^yn gezicht had, zou ik'er zekerlykeenigekonnen vinden:
zulks niet kan gefchieden zonder figuurlyke aanwyzinge, -
^k eoi/^ '^y onmogelyk is dit met woorden alleen uit te drukken, zal
fcj^y fommige middelen aanwyzen, Λveike, fchoon ze gering
'■J'd ϊη ^ 1 niettemin van grooten dienft en van kleene moeite by my al-
' Als^if^^^ik zyngeweeft.
ilï (J^ myne Ordinantie begreepen en op het papier gefteld had, heb Middd w
Ee^Qj^^lve tegen een laage zoldering vall gemaakt, dan eenfpiegelg"bmik7om
^^er^y en, daar onder zittende, met gemak alles naauwkeurig^«|^^
y^ · ^'^gen, waarneemende wat daar in ontbreeken mogtc, en alzo^/bVfchou-^
zoveel'tmy mogelyk was, en myn begrip het toeliet,''®''·
en verbeterende j daarna, beeld voorbeeld, nahetle-
' het zy naakt of gekleed, zo als ik hier vervolgens zal
^Is ij^ , Thans heb ik myn Stuk aangelegt met zodanig een licht,.
^ ^elv ]o®^'*^^^^·^^· Toen nam ik weder de fpiegel, en hield
^[^g op^ ^oven myn hoofd, om alzo het Stuk, 't welk achter mynen
^ ^ ^zeleen weinig achterover hellende ilond, bekwaamelyk
i^^op? "bolder te konnen zienj zwaaijendcmyneoogenoveral,
' ^f ^Jgemeen, daar na op byzondere deelen > en doende dit zo
^^i tot^d ^^^ ' ^^^ ^^^ ^^^^ of't anderverbeteren-
^^tiiï^Q ^^^ op wyze myne meening verkreegenhadde: maar
dat ^^^^ geeven, dat men zynen aflland niet al te digt by neeme,.
^^ het geheele Stuk gemakkelyk in de fpiegel begrypen kon-
Si GROOT SCHILDERBOEK. ÏO^
ne. Ik klom ten dien einde met de fpiegel fomtydts op een
fel 5 altyd palet en penceelen gereed houdende; en myn StuK:
verre gebragt hebbende, maakte ik het op zonder omkyken- u^n
Nu zal ik ten voordeele der geenen, die het nutennoodig
vinden , ook eens handelen
Van het tekenen na V leven , om in
Zes dé Hoofdstuk.
Laaten wy ons niet wys maak en, dat men zonder een
der proportie met de P/'ï/ö;^^te regt zoude konnen kornc"
wyl men, als gezegt is, het leven zokwalykkangebruikei^'^^eg)
■hoe wel men daar in ervaaren zy, vind men echter
nochwerksg^' lite
alwaar 't dat men het leven voor zich hadde, om het zo op ^ c^
volgen. Niettemin, om te toonen dat het evenwel doenly-
dat ik zelf het leven dikmaal heb gebruikt, zal ik de maniei'?
my daaringedraagen heb, aanwyzen, om niets achter te
eenigiints kan ftrekken tot verlichting voor deleergierigei^^^
moeite niet ontzien. at^ê^"
leeveT u tV 9 Zettende een fpiegel tuflchen myne beenen, en de jg
kenen. keerendc en wendende tot dat het Model zich daar in vertoon . ^^ιίϊ^ί
nig als ik het na myn oogpunt vannoden had j tekenende het ^ j^jefOp
Wat de kleeding aangaat, met de zelve handelde ik t^'
gefteld kan worden, als zynde een werking alleen van
denge^ gelyi^
Helde dan den Leeman, dus gefehikt, op een hoogen driefta'
de geene zyn die de Turfdraagers gebruiken, en ging daar ^Jji^g^l'
zitten, op die wyze als hier voor gezegt is, tekenende de kif yiiie
20 uit. Was het een vliegend of leggend beeld, dan behielp^ λ
Ïouwetjes, draaden, of andere middelen, zo ik beft kon? ^yije
moeite te ontzien, na dat de luftmydreefom watfraaysj
temaaken, en dat'er aan gelegen was. "
zin.
-ocr page 144-GROOT SCHILDERBOEK: i^f
te^g^^ '^clve middel gebruikte ik ook om allerhande boetfeerfels na te
^aaj^p^'^' ten einde dezelve van onderen te gebruiken, als troniën,
^llej» potten, ornamenten, eapiteelen, feftons met bloemen, ja
t^rt 'er van plei iler of was te k rygen is. En op zodanig een wyze
^εη y ^ ineefte zwaarigheden, welke in deze ocffening zouden kon-
rens κ Evenwel deed ik dit niet zonder myne Doek al voo-
, en daar toe bekwaam gemaakt te hebben , om niet te
^en · want men zoude zich des niettegenftaande in zomniigedin-
tïi^l^'j ^^ornaamentiyk in overeind llaande voorwerpen, noch wel ge-
-^^-^^iyk konnen verzinnen,
^^^nen^^ ^^'^ga^t het bereiden der Doeken eer men daar op begint te te-
te \ ^^^^ wanneer het in deverw geilreeken is om het op
^oqj. ^^^εη, ten einde door de zelve zynegeheugeniste ververilenen
ti^ogen te hebben , zullen wy nu breeder verhandelen.
J^^yk ftel ik het oogpunt vaft, binnen of buiten het Stuk, ge-^j.Jfl/®^'^^^^'
^oo^ ftandplaats my aanwyilj flaande alsdan, uit het gemelde bekwaam-^"
5 met een draad zo veel ftraalen over myn Stuk als ik bekwaam^^^J^^s
1 my te dienen tot alle myne regt overeind ilaande voorwer- door hetVer-
|ïiej.Mlsbaluiilers, kolommen, pilafters, beelden, enz. dieikaan-^Jf^^J^^^;^'^
'itiigj^ ^^^i^psrpsndiculaar. Wy ders flaa ik eenige diagonale of fchuineitandpiaats
'"^êts ^^^ ^^ ^y^e i^es Stuks daar het licht van daan komt, links of'evfndfzl!®
^y do ^l^^gader j?iïr^/^/ en evenwydig van malkanderen, welke liniën
u ^indachtig zyn hoe het licht op myne voorwerpen valt, te wee-
vj^j^ hoog of laag. Is het dat zeparaJelo£ waterpas loopen, dan zyn
% iia K^" ^^^^ gedaagd: loopen zefchuin, als gezegt is, van bo-
heneden, dan dagen ze een weinig van vooren: endaalende
êejyj^^? Van boven uit het oogpunt, dan daagt het vlak van vooren j
'^iitiv/'^'^eze nevensgaande Voorbeelden, getekend i, i, 5 , gezien mdefigma
tl^^^'cien. « aangewcc-
my verplicht alhier een kleene praótyk van myne vinding
^^^ e^ voor te ftellen-, myn 's oordeels van weinig omÏÏag en
voordeel voor die welke zich in deP/^/ö/z-^'i-oeffenen:
^"^Ive f bevinden, dat, hoewel 'er onfeilbaarc regels zyn, echter de
krachtig genoeg gevonden \yerden om ze naar vereifch te
^Nts^-g^^ï als met de uiterfte moeite en oeffening, niet zonder veel
^^kotifv^^^tiimen, ten zy door middel van d'eene of d'andere pradyk
Negf Werktuig 't geen het zelve te hulp komt : gelykmenge-
h ^^ysb"^ ^eet, dat 'crbynageenekonften noch handwerken zyn, zo
^ als zy weezen mogen, of ieder heeft haarebehulpmiddelen.
heeft haare globe ofafirolaUum j de Architeftuurhaar
t pL·'-
GROOT SC Hl L D Ε R Β O Ε Κ. eiv
plamm eiilootlyn> de Geometrie een triangel^
paflerj de Mathei!sdei^/^^^fi?, enzo voort. -atVoT
•nlfnOm wcder tot myne uitvindinge te komen, giet ik eerft
raanief Tes petjes van was, gelyk wyineenHoofdiluk van'tOrdineeren^^^j.jii-
schryvers. merkt hebben, zo groot en zo veel als ik bekwaam oordeel. i^or"-'
neem ikzoveele, daar toe dienftige, yzeredraadtjes, ^eg^'
en het andere langer, aan de eenezydefpitstocloopende,
melde poppetjes daar op vaft te konnen hegten,
verzorgen, 't zy dat zy ilaande, leggende, vliegende, ^^^l^Qral^
vertoond worden. Dit alzo geklaard zynde, neem ik een § ^
ik goed vind met blik bellaagen langwerpig hout bakje ^^^^
vingeren hoog of diep van rand, tothet ftellenvanzoveclp^P^^^iiii
als ik wil, uit welke rand ofhoeken ik eenige pennen offchroe^^
maak. Danneem ik een dekfel vanblik, ofhout, 't geen
vol gaatjes digt aan malkander, waardoor men de voorgemp ^jueij
den met de poppetjeskaninfteek^n, dat zy daar gemakkelykii^^^..,^];^!
omzwaaijen. Thans vul ik de bak vol aarde of kley, i^et
gekneeden op deze wyze is myne m-achine, of Werktuig ? ^^ '
maakt. Als ik hetzelve nu wil gebruiken, ileek ik myne P^jLdef^'
zodanig geboogen en gedraaid als myn Cö^^f^^/is, indeyz^^'l^^jjli^''
en alzo door de gaat jes in de kley, ter plaatfe daar ik ze hebbel^ ^^^ ^ φ
een hoog en het ander laag , heteen voor- en het ander achter^ ^jjjiii'
zo voort, na dat het onderwerp zulks mede brengt, deweli^^
indekleygrondonbeweegelykblyven. , ^jclii^i'
Myn opilel aldus klaar zynde, zetik ditgantfche werktu^S ^^ i''
over op een tafel ,, linker of regter dag > tekenende myne ft^Ui
les luchtig aanwyzende , op die manier als wy met de ftraal^
-weezen hebben alzo na. Deze Machine kan ik zodanig doen da
ik begeer, vandezyde, vanvooren, of van boven, gerneeo-'
ofkaarslicht. atï'^^^
Om nu deze Schets te voltooijen, enmynStukdaarbekv^^j^jed^^
na te konnen maaken, itel ik myn Leeman met
zulke kleeding^^^tny
beeld vereifcht, op de manier als hier voor is aangeweezen. ^
Doek bereid zynde, valik aan'tfchilderen. v^^'f^,
Dit Werktuig heb ik bedagt en gebruikt in het Jaar
lang, met groot voordeel, en met zodanig een naauwkeurig j^/id j
kinge, dat ik na dien ty d het zelve niet meer tot gebruik floo ^^ jn
inalles wat my ook mocht voorkomen, hoewel ik nooitmee
a vier poppetjes ten hoogilen daar in noch op gebruikte. ^v^erli''^^,!-
Nuttigeld
n
Nu dient de Liefhebber ook te weeten, welke myne op * ^
«n aanmer-
-ocr page 146-dagj^JJ 't gebruiken der zelve. Voor eerfl: ftelde ik 'er een vlak neder-fcing van hèt
^^rk ^^^^ uitgeilrekt, te wecten het hoofd en de voeten even laagi.^®^™'^"
^^ele dat 'er ter waereld geen verkorting aan was, zyndeallede
bee^ ^ ^^^ hunne volle lengte, aanzicht, hals, borft, buik, dyenen
Oogp^'^· r)e twede zettede ik overeind op zy ftaande, bezydenhet
envond, dat die in alle de voornoemde leden verkortte. De
te j . ^clde ik opwaarts vliegende van achteren na vooren ·, en bemerk-
dcf leden wat meer als die van de eerfte verkortten, en wat min-
boy ^ die van de twede. De vierde vertoonde ik als zittende, met het
ik jjJyf overeind, de dyenparakl, en de beenen als het bovenly f: en
de I3 Peurde, dat, wanneer die vlak op zyde was, het bovenlyf met
VVaji^'^èn verkortte, en de dy haare volle lengte behield j alsmede
Ve^er de zelve van vooren was 3 gelyk men in deze nevensgaande
befi^l ^gichets kan zien. Dit nu vaftin mynegedachteii geprent heb-
/ S bad ik dat middel niet meer noodig.
^ ons nu eens overgaan , en iets verhandelen
^^^ de koleur der vliegende Beelden in de lucht.
^erftelyk daar in aanmerken, dathetmethètfchilderenderPZa;- Manier va»
is gelyk met dat der Landfchappen. Het allereeril: legt
^^erifl' daardiehetlichtil;eis,aani danalomenomi dandehoog-fchiidetel"
^ "aauwfte voorwerpen: en na zy laager en ons nader zyn, moe-
die vervolgen: en is 'tzaakedat'ercehborilweeringofbalu-
Γ^^^η /^^'^oond Werd, zal deze hetallerlaatile moeten weezen. De
^^Pt) ^^ ik in het doodverwenenaanléggender Hiftörien ènLand-
^Pengenoegfaam aangetoond,
^aar {"^^rs, gelyk in een traay Landfchap de lucht het voornaamfte is, De lucht fs
>».. . Ila Vi^.- . ■ -I 11 1 ·ι . 1 ·. J II____T_ 11 f Hf> r
oorzaaK
Hkjj^^.bet zich allesfchikt, enbuitende welkegeenbehoorlykeaf-^ej
Stük zoude konnengebragt wórden: even alzo is het in
7k otiV®et vliegende beelden door de lucht: want het is onmoge-
'^et tjg ^ Voorwerpen tè doen opryzen, teo zy die eenige gemeenibhap
ooi·^ ^^eht hebben. Het zoude ook niet genoeg weezen, dat onze
V,
en
""pen, na datzyhooger of verder van ons afweekén, flaauwer
Prei^^^^Wer gefchilderd wierden, gelyk dezelve in een tekening of
> lUcht ^' ^^^^^ koleur moet daar by vertoond werden: en na dat
^yiij ^^ Sekolorèerd is, moeten de voorwerpen daar aan deelachtig
^^ te verftaan in hunne fchaduwen: want is de lucht blaauw ,
• t 2 geel,
-ocr page 147-^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifp
geel, of rood, zo moeten desgelyksdefchaduwen met »
of rood vermengd zy η.
Aciitgeping Wat het licht der voorwerpen aangaat, daar zal men dit ovt ^^
op het licht, j^ej-i^en, van wat koleur het ook moge weezen, dat hetzelv^ .
hoogteofin zyne wyking verbreekt en verduiftert. Al waar deii- r
by manier van fpreeken, fneeuwwit, zy verbreekt door de vern ^^^^
tuflchenlucht; het rood word paars, het geel groenachtig,
violet, en het violet eindelyk blaauw. Na dat de voorwerpt ^^^
ons afwyken, en aan de lucht naderen, worden ze verduiftc^'^j^^ji-
wit word donkerder, het bleekgeel desgelyks, en zo voort tne^
derekoleuren. ■ ure^^^
jDaar is noch iets, 't geen byzonder aanmerkelyk is ren
voorwerpen, de voorwerpen in de lucht, naamentlyk, dat, vermits de lu^'^j^igf
alle kanten licht geeft, de vlakke fchaduwen onmogelyk ^^ ^^n'
konnen weezen als wel in een Landfchap of ander Stuk j maar io ^
deel vandiepfelendes te krachtiger. Alles wat in defchaduweis?
helder en duidelyk zyn, doch een weinig minder dan op den dag· gf
moet ook weeten, datalle rondevoorwerpen
vlakte hebben, voornaamentlyk aan de zydederfchaduwc, ,^ζ'ί^·)
zeggen, dat de ommetrek tegen de lucht.moet fmelten en ve^'"^ , ^y
niet heel weg verdreeven, maar wat lichter op de kant j g^^y^^aiv
het begin van ons eerfte Boek, door het voorbeeld van eenroi'' Jlef^
klaarlyk aangeweezen hebben; beftaande het zelve ten
hier in, dat zodanige werken in de lucht van andere zyn verfch^^ „j^e'
naamentlyk dat de voorwerpen tegende lucht meer ronden en
■ len.
Algemeene waarneemin^e in het befchilderen derV^'^^^^
of Zolderingen in Zaaien^ Kamers^ Gaandery^ '
en andere Vertrekken.
Η
Α c
Η τ S τ Ε
Waarnee- I ^ e voomaamftc waarneeminge in dezeoeffeningiscigc^^^^nfe'
minginde -1—dc Bouwkonft ongefchondcnblyve, en haare eigeufchaF
Gebouwen, gu^erheid zuivcrblyve behouden·. _ vvli^^^/f'
öm hunne De twede waarneeminge beftaat in de deftigheid der^^ ^
ëeÏaSenf elals zynde het geen daar het meeft aan gelegen is. Dc Sch^dCj,! ot^
«p te hcjpen. ^Q^d ΐπ dat gcvai niet anders aangemerkt dan als een hulpi" pc
^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifp
binder onkoften de zelve tevol.tooijen : waarom daar zodanig een
^ie genomen dient te worden,, dat de CowiJp/i?;^ van den Schilder
den Bouwmeeiler niet te niet doen i maar dat het een met het
Zodanig werde vereenigd, datdeoogenderaanfchouwersmis-
j^ynde, alles voor de waarheid zelve komen aan te zien.
^^^^ dc eerfte waarneeminge, daar wy zeggen dat deBouwkonftBreederaan-
^egulierheid zuiver moet behouden, willen wy te kennen
ïla c? '^^'^^et opilel van't gebouw der Kamer het voornaamfte is waar
tioi Schilder zy η Plafonds moet fchikken, zodanig dat de regelmaa-
^^ der zelve niet gekrenkt werde , met verkeerde openingen te
ογρ ,daar ze nietbehooren; want het is niet geoorlofd de openingen
^y het middclfte paneel of doek komt te leggen: detweeandere
ald;.!'^ ' \ .. " ' " ' _
k dc middeliÏe met lucht be-
vgj., wurucii, CU uc uH<.Lc ucs uiim», van een voet diep, nieten
^yde ^^^gefpaard en op de doek gefchilderd, zo Vv'ord de zolder aan die
Veel verzwakt, oftenminilenfchynthetzo, en in het midden
Ortij^^^er j 't welk tegens de Bouwkonil aanloopt: daar in tegendeel,
^^tiilH ^^ die gemelde twee zydoeken gelyk
worden, en de dikte des balks,
^^yv gfoot en kleen te maak en als men wil. De zolder moet zolder
^y^ie^k" ^^ dat buiten 'tfchilderwerk is, vanbanden of balken, moet
cJgjj "ehoorlyke dikte hebben, en bekwaam weezeii om ftandtehou-
otij^' cn niet in te ilorten of zodanig te fchynen: 't geen echter door
^j^^^iaamheid veeltydts gebeurd. By voorbeeld , de zoldering der
is. in drie vakken verdeeld j een voor de gevel of glazen > het
^et'''t midden, boven de fchoorfteen j en het derde tegen de muur.
V^ii '^iddelile is tuiTchentweebalkeneen voetdiepgeilooten, op de
^yti^^ het middclfte paneel of doek komt te leggen: detweeandere
^Idie^^^ ^eêrzyde byna met de gemelde balk van onderen gelyk. By
f^T . ■'-i Γι i 1 I Λ -----J ^ Λ'-Τ^τ r-, ^ I-t-ttj λ^ιτ- i^öl-TTlir i-jr» -i-V-* -k Η /H /al -Π-O ol"
fte ^^.'^atuurlyk en naar de ordre te verbeelden,in dit geval het zwaar-
^at];^ de kanten, en het ligt fte of dunile in het midden moet zyn, op
ΐϊΐς^^ ^^ niet fchyne op ons hoofd te zullen ftorten. Hier benevens zal
^en ^^ iioch aanmerken, dat 'er niet meer als eene opening mag wee-
ξειι' ^^ is te zeggen, dat alle drie de Stukken niet open verbeeld mo-
Puti^. ^^den: het middelde alleen, vermits'er niet meer als een oog-
^^ndT ftandplaats is waar door het werk zynebehoorlyke wel-
Γ^η doen. Wat aangaat nu de dikte der balk daar op te fchilde-
i^^nv ί iieb ik alleenlyk gezegt om die misflag te verbeteren, welke
pl^^^^^ydtsbegaat, wanneer men een zolder overal open breekt, en
"^an een verhemelte, of zoldering, niets als een rooiler over
de^ ƒ ^elk met geen waarfchynlyke redenen goed gemaakt kan wor-
^ttimige beelden zich in, dat het voor een lantaarn zoude kon-
^^gaani maar zy zyn niet wel bedacht : want een lantaarn ryft
t 3 öv.er-
-ocr page 149-^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifp
lovereinde, en een zolder legt vlak. Ten anderen kan de geiie^.l
der voor geen lantaarn verftrekken, dewyl 'er venfters aan
zyn. Het voornaarnite in het midden moet het rneeft te zegg^'^ j^,
ben, by gevolg open, enderefttoe, dat is, zonder lucht orlev^
ge beelden, en in derzei ver plaats basreleeve, loofwerk,
menten, of bloemen : alles met zodanig een koleurde ftor ais
Kamer overeen komt. Dit is het, 't welk ik oordeel het allereei , ^^
voornaamfte te weezen 't geen een welmeenend Plafondfchii"^ ^^^ι*
hoort in acht te neemen en rypelyk te overleggen, eer hy de .geti
aan flaat: want het gaat met de verdeeling van de zolder als ^^^^
diamant: de kloekfte en koitelykfte fteen in het midden, en aloi^
dere en mindep. , Jf
Wat belangt de twedewaarneeminge, datde Schilderkonit ^^^^
chite^uurhthvil^inzm is, dezelve verheerlykende met minder
is ligtelyk tebezeffen. Ik zal dan verder voortgaan met het b^ ;
der oorzaake waarom d'eened'anderkan te niet doen.
■ Met het fchilderen der verdeelinge gebeurd het veeltydts? ^^s-
banden of balken niet op hunne behoorlyke^<^/i-offondameni^^^lor
ten, voornaamentlyk wanneer de zoldering met een enkeldp^'''^eeii
doek gclyksde balken bekleed is, en zulks aan het goedvinden ^
onachtfaam Schildergelaaten word, die dan ten eerffcen, zond^^^git,
overleg, dezelve in drie, vier, zes, acht, of meer vakken vei^^^^nS
met banden of balken fcheidende, welke banden of balken j^^^^enf
lleunfel op hebben, en meeft altydmiiTen. Om dit voor te
zal men ieder balk ofband op een kofyn, pilailer, ofcarioesl^^^
ten i gelyk ons de Bouwkonft aanwyft. By voorbeeld, c^
die tV7ee vakken, het een aan de glazen, en het ander aan de o^'
in t ween verdeelen , om vier vakken te hebben: zulks zoude Π ^^o"
eigen weezen , en tegens de Bouwkonft aangaan > want dat is
ven een venfter: ten ware het glas boven boogsgewyzew^s?
kan het noch niet draagen, of daar moeft een cartoes onder zy^'
Nu zoude iemand mogen vraagen, of de verdeeling wci^^ .isb/
van den Schilder is ? Waar op ik antwoord van ja, voor zo ven ^jggDr
de Bouwkonft eenigiints verftaat: anders is 't een Archite^
' doch met behulp eniennis van dezen kan het ligtelyk
W at belangt het werk daar de fchilderagie de Bouwkonit ζ
nenvernietigen, oftegenloopen, zulksbeftaatin
naamentlyk wanneer die met de zelve niet overeen kornen,_ "jjgbt'^j'
re6t op de fondamenten ftaande, hunbehoorlykgewigt^^^^ -
Met de fondamenten der fchilderagie meen
Waar men
, open lucht
of paneel
moet ver-
beelden.
En aanwy
zing waar
do©r de
Bouwkonft
veeltydts te
«iet g-edaan
word.
Wat eens
Schilders,
plicht inde
vcïdeeling
des werks is
GROOT SCHILDERBOEK. ip
(Jej. ^S^^ê^cid ym\concep^ verftaaikdathetgeen, 'twelkdeSchil-
heeft in zyn Plafond te verbeelden, het onderfte niet te veel
ik e indmkke. Om myn zeggen beter te doen begrypen, zal
tey. ^ vierkante Kamer voorilellen, zynde twintig voet in haar diame-
^iddelfnyding : zo men nu een twede verdieping of opkamer
^en ^"^^^beeiden, moeten noodzaakelyk de muur, kolommen, deu-
tQ^ ^J^Venfters met de onderfte overeen komen en op malkandercn rus-
^elvi tweden moet de Order naauwkeurig waargenomen worden,
^e/ -^vchitcUuur ons leert > naamentlyk dat het zwaarile alty d
En waai iii:
on-
Joj^-^'^et gepl'aatil zyn: eerit Tofcana,. daarnaDorica, tenderden
ten vierdenRomana, envoordelaatfteofhoogtteCorinthi-
^efci vervolgens na boven ligter en ligter: het welke ik meen dat
ty^j^'^ ^ord waargenomen. Dit komt daar van daan, dat men fom- ooizaaken ^
^aa/, ^^^eWen meer als levensgroot vertoont; waar door zy genood-van de wan-
UI IJl · -nj- fchiklyk-
tiigj, ^yn het bywerknadezelveteproportioneeren :, cenmisüag dieiieid.
tii^j^^ Verfchoonen is, en die met geen redeninde waereld goed ge-
(igj, kan worden. Doch ik zal dit by een andere gelegentheid bree-
j^^^^iidelen, en nu maar alleenlyk ons voorneemen in het fchilde-
"W^j,! ^^ Plafonds vervolgen. Het voornaamlle daar van is,, dat het
"WqJ ^pryftj dat de kracht van het zelve met het leven vereenigd^Fg^
^^'■^ci'· ^^ ^^ ^^ggen, dat de voorwerpen op zyn alderlaagft, niet®»"·
Coj^^^^ê^r mogen gefchiiderd werden als het vaile werk, gelyk de
, basreleeves of andere cieraaden , welke niet ver-
ietïj 5 hun licht door de gevelglazen ontfangen. Nu zoude my
^^ rn vraagen, als men een Kamer boven wilde verbeelden ,.
Vg^^ jF'· een gelyk licht als onder, of men dan niet een gelyke kracht
ν^η ^^ fchaduwe zou mogen gebruiken ? Waar op ik antwoord
Vt i^·^^·^ 5 dewyl het een van het ander te veel verfchillende is, gelyk
aai^^^^ "^uidelyk en klaar met die twee kolommen boven malkanderen
l^'^eezen, alleenlyk uit een gevel hun licht ontfangende, de
^erj onderfte glazen, endeanderevandebovenfte3 waaraan
^^«het'^^ kan, dat het bovenfte bafement niet krachtiger moet zyn,
ïiej) ^"^derfte capiteel: want by aldien het anders was, zou het fchy-
^cn qJ^^ ^e weezen: ook zoude het niet ry zen, enby gevolg het le-
^ari^^^^^eldigen. Het is hier mede gelegen gelyk als ineenfraay
i'^rdg ^ .^P ï daar de voorgrond de raeefte kracht heeft i de twede en
1 flaauwer, na dat zy vérder en verdervan ons afwvken.
Ht vl^ gaat het ook met de vliegende beelden in de lucht: want het
^Is ifj ^ door het opryzen^ en de fchaduwen werden, zowel
kamer, door dedaarom zweevende lucht zwakker en flaau-
wer;.
rp GROOT SCHILDERBOÈK.
wer: maar de diepfels en toctfenblyven hunne kracht behouden
Wy hebben aangemerkt, wat'er waargenomen
diende te wor 0
ten einde de Bouwkonil haare behoorlykevailigheidenreguA jjgv
mogte behouden, zodanig dat het een met het ander ^^^
chaam fchynt: gelyk wy door het volgende verdichtfel uit ^ einig^
't geen wy hier als een fchilderachtige gelykenis ilellen, ^
woorden zullen te verftaangeeven. , -^^gC
Dooreen ge- Salmacis cn Hermaphroditusj twee volmaakte en bevallig^ J^jj je
u menfchenelk inzynebyzonderekunneaangemerkt, ftelikvoof ^
vsüi'gd. Bouw-en Schilderkonft verbeeldende. Salmacis ontmoet J^^^^ ^j^^iii
dietj en werd in liefde tot hem ontftookenj oordeelende, j^ch
geluk in het bezitten van zo een fchoon voorwerp alleen beftaat · ^ji
. tegenftand vindende, roept zy eindelyk de Goden om hulp^ dlyi^'^
verkrygt door dit middel haaren wenich. Dejongelingdeg''
wil niet durvende wederllaan, geeft het op, en word alzo do^^ eix
curius ^ dien wy hier moeten aanmerken als de Opi/ciï,
aldus deze twee ligchaamen tot een gevoegd. Ik oordeelhf
breeder toepasiing tot deze gelykenis te maakén, dewylzy^^
genoeg opdoet. je
Om ons Averk dan te vervolgen, zomoeten
dezeonderftaaö"
ken voor al in het begin waargenomen worden.
Hoofdregels Eerftelyk de geftalte der plaats, hoedanig dezelve zy. .
aangewee- Tentwedcn, deftaat, bediening, hoedanigheid, enncig'·
den geenen dien ze toebehoort. ^
Tenderden, moet men voorwerpen, het zy gefchiedeni^'^ '
dichtfelsendiergelyke, daaropilaande, verkiezen.
Entenlaatilen, hoedanig, en op wat wyze men dezelve^
aan"e^toS' ^^^ pkats meen ik het licht van de Kamer, ^^^^ o^
aangetoon . ^elve de Zoldering verlicht} endaar nevens in hoe
gemelde zoldering,door den Bouwmecfter,is verdeeldj oök j^rV^'^
het voornaamfte zy: om alzo onze gedachten in het fchikk^ cg^^^'
beeldingen, zo wel als in het uitvoeren derzelve, daar na te V ^^ ^qc
Met d^e bediening, hoedanigheid, en neiging van den p^^"*
men verftaan of't een
Godts-, of Rechtsgeleerde, Wysgcev,^'
ilenaar zy : verder, of hy genegen zy tot geeft- of zedelyke ui
gen, algemeeneofbyzondere, dat's te zeggen op hem orzy&i^^jisi^^
ilaande en betrekkelyk, of in 't algemeen op ieder een die
hem zoude konnen bewoonen : na welke onderrichtinge wy
danige voorwerpen zullen verkiezen als daar toe dicnftig 'ï
"Weltg ^^^den, hoedanig de voorwerpen moeten verdeeld worden,
Va^-^ftaan wat boven in de lucht, waarin, als getoond is, de ziel
ligcL ^ ^^^merwerkbeilaat, en wat beneden in de kamer, 't geen het
geeftef^? '^eszelfsbetreft, rnoet geplaatft worden 't welk wy noemen
y^^ ^nf^oraa/i gecilelyk, alles wat door den hemels lamoraal
^^könftig, alles wat door het verftand Λvordbeftierd.
laatften, hoe het voorwerp zelve moet verdeeld worden,
he^^ ^eritaan, dat het voornaamile Stuk in het midden de oorzaak
^et). /^erk dergefchiedenis, ofdeszelfsuitwerking, moetaanwy-
^Mer ^^ ^aafte daar aan, 't geen het werk ofde zaak zelf is > en het
Jïiy (j^^^.^srder af, 't welk als aanhangfel daar toe behoort. Doch om
"^^ly ker te doen ver ftaan, zal ik trachten door een voorbeeld het
.lil
'^ericjg ^^ ^iddelfte Vak ftellen wy ^^/öwö^ voorde ArkeGöi//i·, bid- Door een
^^n het'^'^ 'Wysheid > en vertoonen rondom in een glorie aan
^eti^^^lve de gaven, diehém van GiJi/coegefchikt wierden, tewee-
en rykdom afdaalende. Verders wyzen wy in de mindere,
^e^ aan de ligchaamelyke deugden. En op dezen voet kan
verhandelen,
wat zaaken of voorwerpen het ook zouden
^.ee^'en. Deze vier dingen wel in achtzyndegenomen, en
^ycjgi ^^ifch uitgevoerd, kan of zal zodanig een verbeelding onver-
^ier · ^ ieder een behaagen, al ware het de nyd zelve.
genoegfaam tebegrypen,hoe ordentelyk hetbehoor-
^e/o^ j·® gaan i waarom hetgeen wonder is, dat'er zo weinigeinde
j, ^ of Zolderfchildery en uitmunten, niettegenila-ande daar alzo
^e^j-i S^len voor zyn als voor andere Studiën: maar als die niet volko-
i ^ in ^^ worden, zal men zyn ge wenfchte oogmerk
niet bereiken i gelyk het in alle dingen gaat. Wanneer
^^^^οηΛ sen goed Meefter uitgeeft, moet hy"ook toonen zy-
Vr.'^^^teverftaan.
T'^^^ier ^y 5 of Corregio, Corion, Vouét, en anderen die zo veele Tegenwcr-
in deze foort van Κ onft gemaakt hebben, deregels al-^s
I Jarg "^Ptelyk nagevolgd,
en juift alle die aanmerkingen zo zuiverzwaarighcidv.
Λ Ji^^^oiïien hebben, als hier volgens myn begrip ter neder geileld
h ^oeï^^®^'^' ^^^ ^^^^ ^^ zoude zyn zo het gefchied ware: of
gelyk wy in een voorgaande Hoofd ftuk aangetoond
de Machine met poppetjes, die ik zeide vier of vyf jaa-
te hebben , en naar dien tyd niet meer van nooden
ej^^^'^^ede ik zeggen wil, datmeneeriteenzaak vaft moetken-
■^^"-öeèf^^^^^^^^^lvebetoonen. Ik geloof evenwel, dat, byal-
^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifp
dien die groote Meefters de voorfchreeve regels vaft gehad ha
men zulke groote misflagen in hunne werden niet zoude vin ^^^
zommige oordeelcn daar nu intezyn. Echter is
hetgenoegia ^^^^
ker, datdegeenen, diehetnooitby der hand genomen hebt)^ gete'^'
ook niet van konnen oordeelen, maar alleen die welke betei ^^^^j^e
want iemand die de grondregels van de Konft wel verftaat, en
vail in zyn geheugen heeft, kan altyd oordeelen of die wel v^^^ _ ^pci'
men zyn of niet, al ware het dat hy zelve het niet kondedoei^'^^jeir
de geenen, die na gisiing te werk gaan en van geen regels of γο^^ j^eiH"^^'^
ten weeten, zyn bngelyk meer te verfchoonen als die dezeiv^ ^^ ^^y
en niet gebruiken 5 hoewel het geen van beide goed zy. joof
achtfaam, en leert de grondregels niet i en de ander kent ze,
onachtfaamheid gebruikt hy ze niet. iioo^'
Ik weet wel, dat'ereenigezyn, dieveelezaaken, door nv^^jjer.
zaakelyk geoordeeld en hier aangeroerd, niet of zeer
achten; maar ik kreun my daar niet eens aan, als ik den ieei^è
Leezer in de Konft ficgts kan voldoen. IrlefS^
Ik wil wel bekennen, dat ik inmynejonkheideenige^^j-j-egt
beklad j maar echter heb ik my nooit gevleid, dat ik de fv? ^vai'^^
verilond zo als 't behoorde: want ik wift toen niet, dat 'er if
V ituiiu ais t oenooroe: want ik wilt toen niet, dat er
en w iil'e regels waren. Maar naderhand leerde ik die,
en dan daar over heb hooren redenkavelen j ten tweden, door
regelen van de Peffpe^lief y en ten laatften, door myneon^^·
^ - - -----------.JJ,.....V V^wwi ΙΙΛ^-Ιΐν.-- ^gir-
naarftigheid in deze Edele OefFening : zulks dat ik daar dooi ^^^^
minder moeite en meerder zekerheid een groot en zwaar
Hellen, als voor dezen een kleen of gering. Ik zal eens verh^''·
ik te werk ging. _ lor^^'^S
oeffening Ik had een klccn uitftck in mynekamcr} enalsikietszou^^j^^cfl
des schty- ven, fpykerde ik mynly ofpapierdaarondertegenaan, ^
deze Konft "kaars in d'cene en 't kreon in de andere hand. Hiernatny
handeling, gelegt hebbende, krabbelde ik myne gedachten daar op j vo^f
een goed middel vond te zyn om niet te miilen, te jj^sf^^
Schets. Om hetnuuit te voerenin'tfchildcren, deed ik ^^^ jic^ '
tegen de zolder, doch niet na zulk een luchtige krabbelt
Als ik myne Schets ontworpen had, zogt ik in de to^ 15
en andere, zodanige werkingen engeilalten van beelden ' eii^^f^j
kwaam, de zelve min ofmeer veranderende na myne gisji'^^ö ' A'^
ik beft kon, tronien, handen, ofdeplooijenderklei^^^^J^j^oO^ jjef
behielp ik myj echter alles tegen de zolder: waaruit rocn jj^ bi ^^
len y wat moeite het was. Maar wanneer ik daar nabetei
groot schilderboek; rr
het te · ^^^^^ mynen Ezel zitten: want moeite en ongemak om
Voej,^ ^^pden, en dan noch moeite en arbeid om het gevondene uit te
Voavi',i® dubbeld werk. Die wis en zeker toetreed, heeft een groot
oven anderen.
^^ddelen om alle zwaare Bouwgevaarten^ Beelden,
Zoomen, als anders^ na het leven, in hunne vol-
komene en natuurlyke verkorting, te tekenen.
^'^y.l het gemeenlyk gebeurt, wanneer de natuur ons fchynt te
^y (j ^geeven, en haare gunftige hulp niet meer byte zetten, dat ge» omftaan
kryg^'^ oiize toevlucht tot het vernuft neemen, om middelen te ver-""
^ door de welke wy het gebrek konnen herftellen en deze fchade
ge^^^^^j Zo is het my, inhetfchilderen der Zolderwerken, mede
'^· Να veele moeite te vergeefs, enveel wroetensonnuttelyk
te hebben, om na het leven alles te mogen tekenen, heb ik
^^Qr Κ volgende middel ontdekt, 't geen my ruim de fchade,
ίη Jijj Vergeefs blokken, vergoed heeft: zynde het zelve zeer goed
'^evjj^^ met laage horizonden j gelyk men door het gebruik zal
ik- ^"^·
dan tot voorbeeld, dat ik het Stadhuis van Amfterdam ,
^tti 'driemaal zo hoog, en dat zonder op te kyken, wil tekenen • hec leven tc
ti^ te doen verk ies ik een afftandts wydte van het zelve tot op
Vgj, ^"^eten, meer of min na vereifch der zaak. gLce^l^"*
^^Igens neem ik een rondglazige fpiegel, die convex of verheeven
^^Ike ^^ ^^ 5 omtrent een voet groot in de diameter of middelfnydinge,
tegg^^ de Neurenburger winkels wel gevonden worden. Stelt deze
^^t gy binnenfte des dekfels van uw tekenbord oiportefoly. Maakt
Rv ^ overeind kunt zetten, zomtydts wat achterover, na
^et het ^ clingen van onderen en hooger zien wilt. Dus nadert men
^ot Op J^Pengeflagenportefoly,cn met de rug na het voorwerp gekeerd,
j^^ecrt" als gy't gebouw, den boom, of wat het zy,
^yne vertooning te hebben. Dit tekent men vervolgens uit
ofmen modelt het op wit ofblaauw papier,
f^^ Pkatr ^^ ^^ bekwaam om allerhande groote werken in naau-
1 ^^ i aj of ftraaten af te modellen, ja twintig a dertig huizen tef-
5 ^^ Landfchapfchilders tot het modelleeren op het
^eele landftreeken met iteden en dorpen, water, boflchcn,
^^•deelb
t)
Η
Ν
Ε G Ε Ν D Ε
----------— j^QO^^
bergen, en meer, van het ooften tot hetweften, zonder
te roeren, nochzyneoogenomtedraaijen. 't Is mede zeef ^^^ ..{taa-i^·
en gemakkelyk voor die de PerfpeUiefOpica in den grond niet ν
«ιίΓοίη Tii« ander middel ophaalen wegens η ^
na dcx^er/fec-beelden van allerhande platformige ordinantiën in 't vei'k®^ ' oi
y'é4ojtea^'^fchil,deryen, behangfeis en basreleeves., tegen wanden ,
waar die zouden mogen ttaan, hangen of leggen, wisencoi'i^
de perfpeSliefy nademaal het zaaken zyn die veeie Schilders ^^^
voorkomen in het verbeeldenvanbefchilderdekamers, ιβ-
lufthovcn, en andere plaatfen meer: welk middel, hoewe|
■zonderzwaarigheid, echterzommige, fclloonzyzulksweet'^^^'
1________ j - λ - 1 · · ■·
En dooi
Tïentvei-
■ei^
leegen doet ftaan, om dat zy'er niet op denken. 't^·^"
Ik heb dan dit nevensgaande voorbeeld daar toe verkoozeO ?
de grond is van alle verkortingen, zoinkamcrverfchieten, ^Is
werken.. De uitwerkingegefchied als volgt: Wanneerikhet ^^^^
van een kamer mper^eéfief getekend heb, verdeel,ik de zymuiu^^
iJc myn behangfel of verbeelding der fchilderyen wil hebben j
voet hoog en zo veel breed, te weeten verkortende,
oogpunt de d wariTe, en Aeperpendiculare uit \\ctplmum
In dit voorbeeld zal men vier voornaame verkortingen ge^^^'
bidding den:, want Α is de zoldering of hetj^/ii/i);??^, Bdezymuur,
^ loiTetafereelenvoor-ofachteroverhellende: alle vier op
e» cy.e ig '^ςίν^ \vyze uit het oogpunt gevonden, gelykhetmiddelft^'^.^j-v^'^
Λvy ft, 't welk met ruiten verdeeld en overilagen is.
te redeneeren is voor de geenen, die eenigiins licht in.deze K-*^
ben, onnut, en by gevolge te langwylig.
J^an de houding en Jmeltïng der ko leur en in de
Ifd
lENDE Hoo
vfcil^^P'
oewelin dit Hoofdftuk van de Goden, ender zelvereig^^^^^yii
pen, breedfpraakelyk van de koleuren, welke ^^"j^och^ .
gehandeld zal worden, zo dient echter by dezegelegentheia ^ ^ j^o
voor af gezegt te werden j weshalven wy eens zullen aanto ^^^γφΟ'ϋ
men de zelve moet plaatfen en behandelen, om een volkome
uittemaaken. ui
Men moet zich hier door het ^r/to, ofkrachtigichoo^^^^^l^d^
rijig dei koleuren niet,bekend maaken: gantfch,met.
Τ
F D S Τ U K.
ιγγ·
koleurcn,
^ ^ ^ ^ . en heeft
tei-^^I^S^meens, ja bovenmenfchelyks by zich. En wanneer ik hier
^it ftel, dat men tedere en wykende koleuren, al ware het meeilren.
~ in Zolderilukkenmoetgebruiken, zowederipreekikmync
te weeten daar ik in een Hoofdiluk gezegt heb dat
;· naar
Ci?-
Mo-
el^^^^^n afgezet word, waar door ze de eigenfciiap van een Schildery
^^elyk het voornaamfte in de Zolderftukken daar in beftaat, dr
^tcigj^ beelden wel boven malkander fel " — i-. _ j
ik Λ wel daar na gevoegd zyn.
^^ doj,) ^^ns een voorbeeld van twee Stukkenverfchillende in licht
^^ecy van malkander. Het eerfte is van drie, en hetander van^^^'^/'-'i"''-
f δ teo^'^^^pingen. Het eerile heeft zyne onderile verdieping krach-
^^ twede afileekende in koleur, dewjl de twede een weimg
met, lc wccLcn uaariK iii ccii jnuuiuiLuis. i^c/.c^lxic
Zy^ oden hunne byzondere koleuren worden toegeëigend, ledei
en zin, en dat die koleuren in zulk een geval niet vermyd
_ werden, als rood, purper, geel, blaauw, groenen zo.
by^. 3 ja dat zy daar door moeten worden gekend zonder die tekens
^et a ^^ hebben daar zy gemeenlyk mede verbeeld werden, als Fel/us
fej ^ ^on, Diana met de maan, Mercurius met zyne flangeroede,
ntii^ ^^ koornairen, Jupiter met den arend, Jum met een paau w,____
eet,, ^^ ^y^e zotskap en marot, enz. Die zulke Stukken op zodanig
Mve konnen uitdrukken, zyn boven allen prys waardig; en de
Hal -j^^^ten ongetwyiïeld zich ook wel vertoonen. Doch hier in be-
ν^η ^^ niet het licht en donkerheid der koleuren, ofze weinig of veel
^ïcJij-^^^^^^nder verfcheelen, en of ze byna allegaar wit moeten zyn of
Ja ■ ^ant de koleuren konnen fchoon weezen al zyn ze noch zo licht.
^U^J^^re het dat een Zolderftuk alleen uit wit en zwart, dag en fcha-
' ^eftond, het zou daarom geen minder weiiland hebben, noch
ï^ïet^^^^" Achting waardig zyn. Ik oordeel het omtrent hier in met een
^ ^Vereen te komen, welke, fchoon maar uit wit en zwart beilaan-
^ej ^.^^hter haare houding en welftand heeft, wanneer licht en donker
lei) malkander gefehikt is y en noch meer als 'er de welvoegende
^^^ei-^f·^ by gepaard zyn, en dat ze ilaauwelyk met dunne of lakfeeren-
'^^t cig beelden wel boven malkander fchikt, zo is ook het volgende,
Voorbeeld;
In
gronden of troepen bo-
ven
de derde is licht tegen het donker blaauw der lucht.
'et IS
cn 't geen ik oordeel het befte te zyn om des welftandts
V yi bovenfte troep donker tegen een lichtblaauwe lucht; ter-
^Och i^^^'^rfte, door kracht van licht, tegen de bovenileaffteekt.
men op deze wyze drie en meer gronden of troepen bo-
v
ϊη^ GROOT SCHILDERBOEK.
gelegentheid niet beter voegt daiidefmeltingederkol
^^^ aangenaamheid aan 't oog geeft: het ry li wel, e
^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifp
ven malkander, zal het altoos een grootewelitand hebben J
tanszalieder Godheid de hem eigen zyndekoleuren, dochii^^ Acbo'
ntk^cmir ^'^i'i^g van kracht, na maate van den afftand,behouden: want ais ^^^
plaatfen venfte troep tegen de helder lichte lucht afileekt,zo veroorzaaKt ; j.
verwonderlyke wyking. De reden is, dat de lucht oneindig ^^^^^
fchynt te weezen > het welk door het tegendeel nietuitge^^'^^^
worden. A.rvoO^'
■ Werpt my nu iemand tegen, dat, indien het geviel dat een j^gjd j
naamile beelden in de bovenile troep, na vereifch zyner waardig
volgens redenen in de toepasiing der koleuren aangetoond,
kleed mocil aan hebben, by gevolge deze ftelregel om ver geg^o^
werden. _ eet^i^^
opgeioft. Ik antwoord neen : hier is raad toe: want alsdan fchikt md^ gct·'-^'"
bruine wolken daarachter, die het zelve kleed zyne kracht, uc'
een zoete harmonïe met het andere en overige deel des wcrks^io^-
houden. In de fchikking der voorwerpen, boven, nevens i -jeti
ter malkanderen, is breedcr daar van gehandeld, en deze wa^i
welrtand aangetoond : want het donker tegen het licht heeit^; ^gf
kracht niet om voor te komen, als wel het licht tegen het doni^^^^'geiii,
oorzaak dat het licht veel meer geweld by zich heeft. Doch^
van een zaak, daar te veelentelangwyligovergefchreeven^ .^^iitid
nen worden, zonder dat men op het papier door redenecriiï^^^;^^^^
overtuigen of zulks aantoonen kan, af te fcheiden, zalik^^ ^i-d^
eindigen , en met den grooten Junius fluiten, daar hy zegt in '^J
Boek van de Schilderkonft : Dus zien wy dat de Konflenaars aU^
in hunne M^erken eenige fchaduwen o fte verdiepingen tepajfe hrengeïi' ·> ^ftiC^^
dat het geene ^ ^t welk in hunne S(^hiïderyenverhoogdis ^
mogt uitfteeken, en d'ο ogen der amfchouwers zelfs ook buiten het ΐ^}
defchynen f ontmoeten. Laat twee paralelle ofte evenwydige
De SMimi-.neel met de koleuren vanlicht enfchaduwe worden getrokken, ne'P^
om: IJ. ^^^^ nochtans zal de uitfieekende Hinkende helderheid des
vaardiger mtmoeten en veel nader fchynen te zyn. En een weiii
ί iniihr-i ^^^^^ ^y Joannes Grammaticus welke zegt; ^^
wit en zwart tegelyk overflryken ^ nochtans zalhet witte altyA ^ ·)
het zwarte verder af fchynen te weezen. Daarom pleegen ook de
vervolgt de zelve Autheur, inaanmerkingevanditfluk, ^^^
achtige of donkerbrtdne verwen te behelpen, wanneer zy de verdiep ^
van een bornput, van een regenbak, van een gr aft, van eengfo^'^^' ^^^
ofte iets zulks meenen af te beelden. Wanneer zy eenige dingefij
deel zoeken te verhoogenals naamelyk deborfienvaneenmo^i^i^' fï^^'
moet.
Tegenwer-
ping·
Metforoiog:
^rifletelis.
^^^^^ GROOT SCHILDERBOEK. ifp
hei^^ ^J'^nd, de voeten van een fpringend ofte loopend paard ^ pleegen zy aan
isüy , ^JfS'^^ een genoegfaamefchaduwe van zwarte enbruine ver-wen amt£
kr^ 5 op dat deze ge deelt ens door de nabuur ige verdiepinge meteen levendige
het Tafereelmogten affleeken. enz.
^ΟΊ)ΕΝ in de Heilige, Heidenfcbe , en Wae-
^i-dlyke Gefchiedenijfen en Ver dichtfelen. En eer-
van het nnderfcheid tujfchen Geefieljke en
Heidenfche Verbeeldingen.
b
Elfde Hoofdstuk.
^ verhandeling der Zolderilukken afgedaan zyiide, heb ik on-inie;dm|tot
.^oodig geacht dit Boek te fluiten, en vandeze HoofdilukkenJgiYj^g"^^"'
^^e/f^·^^ te maaken, om dat deitoffezozeeraaneengefchaJceldis,
icj^ in ggj^ gefmolten, dat men vanheteenenaauwelykskanden-
Ovp' ^oiicJer dat onze gedachten ter zelve oogenblik op het andere
^^ IS waar, dat in gewoone Tafereelen de Goden, Geeften,
i^OHj."^^ Engelen, Deugden, en verdere Machten niet minder ingevoerd
"^'ovden, ja onderfcheidelyk aan en tot de zelve verknogt zyn
^Mii Zolderwerken, welker toppunt van hoogte de fterrcnhemel
lyii is 't dat zy noodzaakelyk moeten komen,dewyl zy onnalaate-
^iiio geplaatit moeten werden, door dien meelt alle de verbeel-
Opzicht op hunne perfoonen, eigenfchappen, oF deugden
^^Cf? ^^ deze verbeelding der Goden na eifch en behooren wel uit te wat in ecu
dient de Konftenaar voor alle zaaken wel inde Gefchiede-KoniienMi:
heilige, heidenfche, en waereldlyke, als in de Verdicht-κοηΛοείίΓ
^igcjjp^f^iFend te zyn > op dat hy daar uit de byzondere gevallen, εη^ίρ^Ι^ζ,"^^
^igerj '^"^ppen, ieder perfoon cn rang der Goden of Oppermachten^^
Joe^^' weeten,. om die gevolgelyk wel uit te drukken : want
^ ^Ij hier de geeft zeer veel moet werken, dient het een ieder niet
^^erTif^, ^^ laaten komen, op dat het hem niet mislukke: -
Wll^ dien man ging, welkers nabuur gedroomd hebbende, dat
h'^^rts Plaats een groote fchat verborgen lag, opitaande zich der-
a^y^^^^gde, door graaven de zelve ontdekte, en met zich nam..
^ed . ' gevolg ziende, leide zich op een hoop flaapbollen
Waanende het zoude hem ook geluk ken; maarna een ge-
rui-
-ocr page 159-ruimen tyd geflaapen te hebben, ontwaakte hy, geen vooi
droom, noch gedachten gewaar geworden zynde. In^^ë.
vond hy, dat zyne geldbeurs hem, toenhy iliep , doordedie^ φ
nomen, en hem dus de zoete hoop van beter geluk, met het weS . ^j^js
van zyne zekere bezittmg, t'evens ontnomen was. Dezeg^v
is, myn's oordeels, te klaar om de zelve nader toe te eigenen· ^^d
Een verftandig Meefter moetzekerlyk zich wel ter deeg ^ei-
hebben in de kennis van de waare gefchapenheid der zaaken die je
handelen wil, om niet voor onkundig geacht te worden: ^
waarheid kan niet verborgen bly ven ten opzichte van den i^^^^^^giïiel'
Het is dan om die reden dat iemand zich moet wagten van dt^ê. j^iü
wiiiirlipiH mpf ρρπϊσρ vaUhpi'rl tp vrrmfncrpn uz-int-naaiXlCl^ --cC"
Daar mogen
in dc waaie
gceftelyke
Vcrbeeidiii-
geti oeene
Heideiifche
gemengd
woidcii.
voegd worden, dan alleenlyk om eentegenilreevigheidtek^'^''^^!"
geeven. Ik zeg, dat ze onmogelyk niet onder malkander ko^^^^
nng,
genomen
WoidcH.
Door een
vöoibeeld
de waarheid met eenige valsheid te vermengen, voornaatncn ^
heiligegefchiedeniilen, ofgeeftelykeverbeeldingen: wantda^
groote itrydigheid tuffchen beiden, Zy konnen geenfins te ^"^jjeii ^^
mengd worden om cenen zin alleen uit te drukkeni maar jjjeef
dienen om de zelve te verwarren, krachteloos te maaken, ^^(teif^
dwaaling te doen vervallen, ten ware zy van malkander, deg^
ke boven in den hemel, en dewaereldlykeonderop deraaro^»
wierden.
vooibeeideii Ik fpreek in gevalle van Zinnebeelden : want tuiTchen ff^
tot veikiaa- "y^yshej^j is een groot onderfcheid, vermits de twede j^r op
aan eenig menfch, wie hy ookzy, toegefchreeven, veelfi'^ glyk^'
der aarde verbeeld worden: yams en de Voorzienigheid
De hemelfche en de burgerlyke Gerechtigheid gelyken fn^eld^^'
ook niet. Men geeve dan acht, dat de geheele Iconologie, uqü'^^^^
kenniiTe der Heidenen, fchoon zy wel eer voor
nu niet anders en werkt dan op de zeden en verdieniten dei'
en geeniins op de ziel.
watda^um Laatenwy dan met eerbied en aandacht onderzoeken wat ^ gC'
loet Wiir- Zinnebeelden zyn, en wdkeprofane ofheidenfch zyn g^'^f^j^^^"
bruikende tot hemelfche en geeilelyke uitbeeldingen niets als of
ver en hemelfch is-, en tot de aardfche, al wat aardfcheig^_
dat wy zo wel van geeftelyke als waereldlyke perfoonen mog^
werden, en lof verdienen. vii^^^^f
Daar is in de Heilige Schrift een geval, meldende de uitdry ^^^^
gaooid. Lucifer en zyne gezellen, welke ten hemel uitgeftooten
uit men klaarly k kan beiluiten, dat die gedrogten
naderhand",;;-jigC'
•denen ten deele zyn gevallen, als niet behoorende onder «
-ocr page 160-dit middel hunne dwaaling des
ja^g^^^^ci te klaarder te vertoonen, hen c
lyi^^'^^J" de Farizeën, offchynheiligen, is het mede niet ongevoege-
kr^^j^^h tegenftrydig , als het te pas komt j en het heeft te meerder
^otiri ^ zaaken van VerdichtfelenofG-elykeniflen. Men mag ook
lyl^g^^'^isdryfgeene andere zinnebeèlden daar by voegen dan Chrifte-
^jilj ? ^yanneer zy geen ander oogmerk hebben als ons tot den weg ter
1 ^^ op te wekken. Ik ftaa toe, dat men dan verbeelden mag
Geeften, die den weg des hemels voor hen fluiten, en
ϊη ^^ daar uit en daar af weeren.
icL ^^^are waereldlyke Gefchiedeniflen, alsRomeinfche, Griek- Neyens an.
^ ^ en „ 1 ■'i· ■ · 1 -11 «eie om dc
^ andere, zou dit met eigen weezen, maar wel met zmverbeel-zinveibeei-
Wvq^^ andere kentekenen, waar van een onnoemelyk getal is,
y ec*^^^ 5 ^y ^^^ godvruchtigen een wit kleed-, of een oiferfchaal, nen.
p^^reeden een tygersvel, of draak, het zyop den helm,' ofin
"^ϋ ■;· ■ ^^^ ^^^^ paflen als men een Veflaalfche maagd by Numa
om zyne godvruchtigheid uit te beelden, voegde; by^-
^ercj^j^ εεη Achilles, om zyne dapperheid uit te beelden: by Milo een
Noch veel belagchelyker zou het weezen, indien men een
ρ Hercules ^otg^t^ om de ilerk te uit te beelden j en een Gek
om de zotheid te vertoonen. Het zoude, zeg ik, heel
v^^tv ^^^^ zyn Ovidmmtx. zinnebeelden te willen verklaarenj de-
^^t t^ anders dan zinnebeelden voorftelt. Dit zoude zyn het
^^ ^^cht te willen zoeken, of de duifternis door donkere nevelen
^öDlij.jJ'^ ophelderen. Wy hebben geen andere zon noodig, om het
^^ ^yne'^^^ · het voegt beit, dat men een kuiken
l^^egf^l^^geneveêrenlaatopwaflen. Maar deze verbeeldingen en by-
^^^^ Vo^^ snoeten alleenlyk ftrekken om het onzichtbaare door zicht-
1 ^og^^^^erpen aan onze oogen voor te itellen.
i^^^^e verheevener en hooger geachte zaaken wil verbeelden
^Qetgj^ Jj^^cbeelden, of voorwerpen, hooger in waardigheid daar toevSzing
^ati ^'"^^^ozen worden, als by voorbeeld, omtrent de uitdrukkin-J=^/^o™^cr-
^^^^ en de eigenfchap der Goden, of der zeiver deugden ,waaincemen,
^ GROOT SCHILDERBOEK. tSi
niet, dat na dien tyd eenige diergelyke onruilige gee-
ien uit den hemel zyngedreeven. Derhalvenishetonsverbo-
ϊςη^^^Γ Zulke gevallen te verbeelden: maar wanneer de menfch te-
^eid ^aare geloof mineerde of ilreed, alsdan mogen de zaaken met
^yk zinnebeelden verzeld en afgebeeld werden, doordien, ge-
ojjj ^^^^gt is, de Heidenen aan den Duivel als overgegeeven waren,
j-. ·,, ,, , uit te drukken, ende
hen dus mede uit den hemel doende
X
-ocr page 161-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
gebruikt men jonge ea kuifche maagden, van alle eeuwen^^llaal^
mcnfchdbm voor den dierbaariien, zeldfaamften, en waardig^·--jjeii
geacht. Maar dat rnen zich van dieren, of vi^el ziellooze denis
en voorwerpen bedient, om dehertstogtendermenfehentev
den, zulk s acht ik toegelaaten, om dat, gelyk zy laager in rang ^^^^
ting dan de Goden zyn, zy ook mindere voorwerpen
Tegenweï- Dat my nu iemand tegenwerpt, waarom ik dan de Eeuwighf ^^
ping. eenilang, en de onnozelheid der Goden aan eenige misdaad do
lam vertoon, zulks blykt ten deele gegrond te zyn, door dien he ^^^f
opgeiofl. voorgaande ftelling fehynt ora ver tefmyten en te vernietigen- ^^ de
ik geloof, dat liy my gelyk zal geeven,wanneer hy wegens het
verbeelding dezer 2.aak door de alleroud fte Heidenen naziet: .^gcfl
liet twedebelangt, ons komt in de Η: Schriften en de Openbaa^^ge-
van Johannes^ op veele plaatfen, de pcrfoonvanCiïny^iii onde^.^^jles
daante van een Lam , en welhetXi^^^GW^fi voor. Endewy'
zyne zinbetekeningen heeft, is het my dan niet geoorlofd uit ^^
ren en ryken bron van wysheid myne zinverbeeldende
putten ? Du« gedraag ik my omtrent andere diergelykevooi"^^^;itc^^
welke eenigeeigenfchap der Godheid verbeelden: maardie^''"'
vinding zoek ik met al myn vermogen in dit geval te vermydeH' ^jj^ve^"'
En vooibeei- Daar en boven fpreekt de H: Schrift in veele plaatfen
scJuift.'^^ ^'beeldlagen, vergelykende de Gramfchap by een Beer die van
gen beroofd is, de Zachtmoedigheid by een Lam , deOn'^''
byeenDuive, de Argliftigheidby een Slang, enz. '
Breeder aanhaaiing zoude den liefhebbenden Konftenaar
en.onnoodig zyn..
Onderzoek wegens het 'verbeelden uan de ψβνβ^^^
der H: T>rieëenheid.
Twaalfde H ο ο f d s τ u
Verfchil dei
ehrittciien
eze ftofFe zal meenigoordeelendatbuitenhetbellekoi^^^g^^f '
„ygj. Handelingen is, en met die der Konlt niet te ^^^^^^ L;
Hooidftuk. maar myn.gevoelen is met dat der zodanigen zeer verfchillen
een tederhertig Konftenaar heeft wegens de zweevendevcr^^^ ^^rie^
heden onder de Chriftenen over deze zaak groote redenen ^^^^^^
gentheid, dewyl hem veele gevallen inde h; Schrift voon^^^^js,
daar God in eenige gedaanten zelf omtrent den menfch vverK ^^
daar hy als eenfchynfel yoorby zweeft, en echter omtrent^ · ρ
-ocr page 162-Cj^OOT SCHILDERBOEK. tyi
grootfte deel der Chriftenheid (Holland, Engeland, en een Verhandk»
Verij S^^eelte van Duitfchland uitgezondert) ftemmeneenpaarigdelc1i|pjj"^
Cerfj,ƒ der Perfoonen indeH: Drieëenheidtoej naamentlyk de^ö^^eenvoor-
y in de gedaante van een oud man, met een lange fteid,
lïie^f en hair i detwede, Jefus Chrifius ^ zoalshy zichinzyne
gedaante vertoond heeft j en de derde, God den H: Geefl,
fusp!' ^e geftalte van een duive, even die gedaante in welke hy op Je-
inzynen doop nederdaalde,
ö'iji^ ^'^^eer ik nu volgens de uitgedrukte woorden der H: Schrift
dej ^ moeft vertoonen, zo vind ik noodzaakelyk dat de Schepper
^ej-j-Q^^^^W en formeerder vm Jdam onder een zichtbaare gedaante
Cci^u^'^^d werd j dewyl'ergefchreevenilaat, dat hy^i/^;?? maakte uit
'cts^v ^^paardeofflyk, en hem den geeft des levens inblies. Wie nu
ivejj ^^ken, ofietsinblaazenzal, moet, menfchelykerwyzegefpro-
handen en een mond hebben.
(Ja^ig^^yl ook zelfs de H; Schrift ons doorgaans een bevattelyke hoe-^^«^^«necrmg
^eef j van den Almachtigen God te kennen geeft, waarom zal ik beddiriVdeÊ
i|ie v^^^^^cl doen met den zei ven te vertoonen onder deze, als onder
^e een Driehoek, met een kring van zonneftraalen omringd, ia
^^eo/ eenige Hebreeuwfcheletters ftaan ? Νochta-nsmeenen onze
of Godtsgelcerdcn, het eerfte niet, en het laatfte wel
^^'Hc? te zyn. Is dan het laatfte niet zo wel een figuur, als het
' Of verandert het , om de wille der JoodfcheCharai9:ers, en
ïs j,· gedaante van den Driehoek,
bbehalven deze reden, een gefchilderd Tafereel zo wel tot
ftrekkende, als een welgefchikt Vertoog, in 't welk de
om zich tedoen verftaan, genoodzaakt is zynetoevhicht
^Is ee^ o'^^ot eenfiguurlyke wyze vanfpreeken door gelykeniflen ? of
^iiitlp daar men de zelve manier van zich te doen verftaan in
^εη jJ^ "\arlyk ja: want het doelwit der twee laatften is hunne rede-
ft^®^ j J" het begrip der toehoorderen op der zelver gemoed te doen
Ja het bloote fchrift, waar in de zaak vervat is, be^
^^Dvgj.j'i^^etaltcmaalinlettcrbeelden, diewy, dooreen zekere wyze
^^an, begrypen? Het is immers de zaak zelve niet.
Wpg^^ de geleerde Waereld, en de Konftenaars, veel eer den eer- waarom
^^^ich ^ in de H: Drieëenheid vertoonen in de gedaante van een ƒ««
lï^^dtp onder die van eenig ander fchepfel, achtik zeer welge-foo/een"~
q ^'hriT^' goede redenen fteunende: want wy hebben uhde^^^^^J'^^iy^®
^ ^^ffte het getuigenis der aloude Godtsgeleerdenj uitgeeft.
^^ dat God den menfch na zyn evenbeeld en gelykenille ge-
X ζ
fchaa-
-ocr page 163-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
fchaapen en gemaakt heeft j en uit het twede, dat de menCch is ^ ^^^^
begrip van alles wat gefchaapen heeft, die ook daarom
kleene waereld genoemd ^vord : ja zommigen noemen den
proefiluk van Godts handen, Derhalven, indien wy eenigeg^^^j^ei'i
uit de fchepfclen mllen neemen, moet men, om Godts volnia^ ^ ^
te toonen, den zei ven ook door het allervohnaakllc denkbeeld
ter waereld gevonden word, uitdrukken, en
aldus het Cö/'.y op twf
beft nahetOn^i/if^/doengelyken 5 temeer,dewyrcrinde ^^^^
op veele plaatfen gewag word gemaakt van het hoofd, oogen Qui',
mond, lippen, armen, voeten, handen, en andere leden
en dat men wel weet, dat die dingen niet vleefchelyk verllaao
worden, en volgens de letter, (gelyk zommige onweetende gcti
zouden konnen doen, welke denken mogten dat G&din zyne natii
raenfch gelyk is > dat hy daar boven in den hemel in een verhee'^ ^^fr,
ninglyken itoelzit, en op een zekere plaats is, gelyk in ^^/^^''^■^^jgiid^
den hemel is myn fioel^ en de aarde de'voetbank myner voeten·,
de zelve Propheet op een andereplaats, ikzagdenHeerezitf^^'^^^o^''
hoogen ende verheevenen throoti) maar dat men ze figuurlyker Juti
neemen, en na den alleevendigmaakenden geeft; zo oordeel ^^^ j^geft?
ten opzichte van een Schilder, hy geen nader uitdrukking^^l^,-de^
in dusdanige verbeeldingen daar Go^zelve in werkt, om
te doen verftaan, dan het beeld Goi//j-ineenmenfchclykeg'^"^'j^^iiii'
vertoonen, dewyl het met die gelykenillen allerbeil overe^i^j^^j^n^^^
Men fchildert hem bedaagd , om zynemajeileiten wysheid φίί^^
te geeven, welke meer by de gryzen als by de jongelingen
Avord, met een fcepter en waereldkloot, benevens een ftei'J'^^j^(,νί^^
om zyn heilig hoofd, ten einde zyne oppermacht in den hcti"" '
de aarde te vertoonen. Doch dcRoomfch-Katholyken vo^ê
bovendit, dagelyks noch veel meer by. ectiiê^·^
Gevolgen uit Indien de H: Schriften ons zynenGodlykenPerfoonondei"
geapkÏÏnf verborgenen zin voorftellen, waarom werd het den Konftenaai'g^.^f jti'^
m-'^^'de gci^'^^'-^lksopdezelve wyzetedoen? Leeft men niet in de Op^'^^.g^at^'
® gen van Johannes, wat daar van God in een menfchely ke piog^P
getekend ftaat ? Is het niet klaar genoeg uitgelegt ? Of zal mc ^^qo'^' '
lyk zeggen, dat deze befchryvinge apocrief en maar eei^Xïd^'^'
Wel aan, laat het een droom zyn: het word echter voor geen j
fche vertelling gehouden. De t wy ifel ing, die daar uit zoudc ^^Ic
ontftaan, raakt niet eens het punt van de gedaanten. 00.
noch in een andere plaats, dat deHoogepriefterzich verftaK t:i?E
Heere te zien; maar de Heere zettede hem den vinger op dc oo^
tot
dat
zelve ver
teelden
mag.
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
Tóf
i^eD i^^^Qrby was. Hoe zal ik diepaflagie zonder ligchaamverbeel-
^od] y ^^ ^""ct geen waare gefchiedems ? De Propheet Jefaias zegt van
^e/ ^J^cere zal komen ^ en een njuurv lamme zal uit zynen mond gaan ^ of
i^^fJ'^aard. Indien men eenen, die niet kan leezen, en daar by
^elvg^S z^ulks wil bekend maaken, is het niet veel gemakkelyker het
^^tijj- een verbeelding als door beduiding te doen? Maaktmen
alleen,daar een vuur ν lam uit fpruit ? Is dit wel zo bekwaam,
^ίΐΐΗΓ? Scheel beeld, om zulks zodanig een te doen begrypen?
^lseg^" r^iet. Daar en boven, is dit zo wel geen gelykenis en figuur,
<lee] ^ Scheel beeld ? Waar willen dan die berispers heen, die wel een
j, ^^ Schuld willen toeftaan, jagoedkeuren, en niet het geheel ?
^ctg^^^^n kwaad is, moet het geheel verboden en nagelaatén, of zo
gevQ^ê^ed, of ten minften iets Ivdelyks is, geheel toegeftaan en uit-
ξεη Worden. Doch men moet zich voor de zelve niet nederbui-
1 die dienen en 'er eerbied aanbewyzen, veel min die aan-
Ηη jT nnaar wel den waaren God die daar mede gemeend word. Hoe
^erl^ anders een oiferhande aanmerken ? Is dat niet een mifterieufe
of, om beter te zeggen, eenfiguurlyk vertoog dat'er
δεη^· ^aar brandde het offer op den altaar, en de kinderen GW/j-boo-
^etjg.^^ Voor den zeiven, biddende, fmeekende, en dankende in alle
- B^eid.
^Vij. ^^riftuur fpreekt in verfcheidene plaatfen van de verfchyningen
^^iil ^'^^.iie menfchen, of weezendlyk door den dienil: der Engelen,
?;uj|^^^ichtdoordroomen, ofdoorverrukkinge der zinnen. Daar
i fraaije befchryvinge Gq^ts onder de gedaante vaneen oud
^'^^ijp^ Zevende Capittel van Daniël^ dat geen Konftenaar de zelve
verbeelden.
Schrift fpreckt ook van verfcheidene verfchvningender D^or
t^e? menfchelyke gedaantens. _ Daarom is 't dat de Kerk in
^oiifl; ^oncilium van Nice'en geen zwaarigheid gemaakt heeft om den^onftenaars
^cliij^^^^^ars toe te ftaan zulks te mogen doen, en voornaamently k den*"^^®^
^ndc'^s, Göidenr^i^rals
een goedertieren oud man, en de Engelen
tig^ .^'^fchelyke gedaantens te vertoonen.
H· ook, dat een Schilder recht heeft om levenlooze
^^ile tS fchilderen en te verbeelden, opvolgende de denkbeeldenhtcr in bc-"
^'Sei-cj " Schrift hem hier van geeft: en de befchou wer moet zich niet^^^^^f "'
J^et^".·! als hy
in zommige Schilderyen eenige heilige voor werpenbeeiden, uk
Γ vindingen, tot klaarder uitdrukking enophelderingï^-foÏad!
^^i'ej vind j waanende, dat de dichtkundige vindingen
^^^ngen een godloosheid zyn. Zyn nietdePialraenZ)<?wWj,
-ocr page 165-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
het Hoogelied Salomons^ het Bock Johs·^ deOpenbaaringei^^
Godtsgczant Johamcs, alle onder Poëctifche vercierfelcn
voorgeftéld ? zonder te rek enen alle die^elykeniiTen welke i»
gevan de Schriftuur gemeld worden.
Derhalven doen veele Konftenaars niet
Voorbeelden
van groote
Konftenaais
In 1{apha'el
verlof om van gelyk én te doen: want zy, om
.Heilige Gefchiedeniflen met iets, 't geen Heidenfch is, ."'^^^[dc^'
' tot opheldering van het geval, envoornaamentlykzohetini*
fcheLandengefchied is. , elcJ'^
Zoheeftdegrootèi?ii/j^i3!^7, volgens den text , inzyneveruS
der doortogt van de Kinderen Ifraës over en door de Jordaan, jtis
vier onder eènmenfchelyke gedaante vertoond, doende de zei
haare \v ateren met ge Weid weder na haarenoorfpronk, enteg
renloóp, omkeeren. eei'^^^
De Heilige Schrift zulke en diergelyke zaaken dik wils o^^'^^Qffl'^^
figuurlyke befchryving gedaan hebbende, geeft hun een
imzichnahetfwaK^^
lU^'./i
der menfchen te fchikken, maakt een gewoonte van veele dei'^' jifci^
; onder verbeeldingen engely^jji-^lrfi
éef
PoKjfyn,
maar
Doch
«chyflftry-
digheid
borgenfte en zwaarfte dingen ons
voor te Hellen,gelyk van de rivieren in den achtentncgentigft^'^
vers4, gefprokenword. .j^jg
Daarom heeft ook Poa^jy^^nietgefchroomd in zyne verbeel^^ljtS
Vindinge van My^j insgely ks de Rivier de A^/door een ^^US"
vertoonen, Doch hét heeft ten zynen tyde de waereld alzo m'^ ^ d^^
teraars ontbroken, als het in onze dagen gaat. Deze gaven hei^
hy een ongodift was, mengende/Ie waarheid met de logen
even als of hy voor het een geen meerder achting als voor het
, gelyk het fpreek woord zegt, alles over eene kam [choor-
)ch indien men dit eens nader inziet, moet niet iemand oV^-^j^ry?
<-1·Λ t- Hinv/a 1 /'ht-orirlf-i-i» T-r< O η η ir>r t-n ο Ie τη 11r ο fn
pen en
ioft.
gen van de
waare en on-
waaïc zaa
ken.
vooigewor- ftaan, dat deze fchrandere man niet minder als zulks, enong*^
öpge-begaan heeft? Is het niet in het Heidenfche voorg^^
\Vas niet de Dochter van Pharao daar by ? Geloofde deze aa^ pe"
heid, die alleen aan ^iïi/geopenbaard was ? Gantfchelyk
wyl dan deze Gefchiedenis in een Heidenfch Land, ennu^i^^
genwoordigheid van eenoftwee Hebreeuwfche Vrouwliedei^j^^^iief
dere Heidenfch zynde, voorgevallen is, zo
heeft die grootej .jgd'
noch tegens het Chriftelyk geloof, noch tcgens de Konft ? g^
Nadeï OU- En hoewel hunne tegenwerping in den eerilenopilagz^^^j^gtr'^r
is, naamentlyk dat men in zaaken, onzen
d^e fende, geene valfche Goden noch Godheden, welkedöor^^Jie^
°""dendom wierdeii aangebeden, moet mengeni daar en bov * g "
! Voor een Schilder is een Rivier, zo als zy natuurlyk in haaren
is (jg "-^ekt, te verbeelden, en niet onder een menfchelyke gedaante:
lebp tegenwerping echter ligtelyk op te loiTen, en gemakkelyk
^^^twoorden.
''ivif. ^^^ Η: S chrift zelve geeft ons dc wat eren, enhetbruiiTendcr
dej^ d^R^' onder een menfchelyke gedaante te kennen j gelyk reedts uit
4ej2^ ^^en Pfalm is aangetoond, daar gezegt w ord , dat zy inhaare han-
en juichten. ]>aar en boven zyn deze Rivieren nooit door het
o^jj^ ^"^^dom in Egypten^ maar wel de Krocodil, die zich in de zelve
Voj,?^*^} enlfis^ onder de gedaante van een Koe, aangebeedenge-
gelyk OwVi^^i, en meer andere Schry vers aantoonen.
dan de H: Schrift zich van verbloemde wyzen van fpreeken
Cn ί 2;o vermag ook een Schilder en Konilenaar onder verbloemde
aare geiykeniflen zyne zaak ten toon te ilellen, om aldus te
fclijj^^^'^baarder in het ooge des aanfchouwers te zyn, zonder dat hy
He^ behoeve te hebben dat dit zyn werk eenige geloovige Chrifle-
^aiij lïiisleiden , of het Heidendom in deszelfs waangeloof fterken ;
^Isfj''bijschilder,
die geen andere taal heeft, om zich uit te drukken,
^^^^^^ren, moet zich van de zelve bedienen, wil hy verftaan zyn.
y^e Schilders op de bevalligitc en geleerdfleVoorbeeid m
gely] °^diend heeft van deze verbloemde gedaantens te vertoonen,^eze"'zïch°
voornaamentlyk ziet in zyn werk en debcfchryvingder^5^^^j[J'^f®'
^^^^iltl ^^^ Kardinaal-ƒ«to/ binnen de iiad Antwerpen, en in de
clo ^'"ycn -ilaande in de wandelplaats van't Paleis van Luxemburg)
êej^ (j ^· Sommigen veroordeeld geworden, dat hy in de famenftellin-
^ici^^^^'^r verbeeldingen en gefchiedeniilen de waarheid metdever-
Ma onder een gemengdheeft.
^eelij^^^ |joe,ligtelyk .isdit zeggen om verre te werpen, endeze veroor-
Krachteloos te maaken, door eenaanwyzingvanhetgebruik
lel isj^ Vernuftige Meeiier daar afgemaakt heeft: want het verdicht-
waarheid niet in een gefmolten.j maar het eerfte ilrekt
% de klaarder aan ons gezicht en begrip voorte ilellen, enal-
^^'^arheid duidelykcr uit te drukken, door de merktekenen en
^iQ^^^^'^en van de verdichtfelen.
^^iiio in de verbeelding der,Geboorte van Lodewyk den XlIIden,
HligA Vrankryk , hoe die doorluchtige Konilenaar op verre af-
> ^''^^ken met een gceilige 'zwier Cafior, zittendcop zynge-
iy^ej^ paard, vertoont, en aan een andere zy de welke, op
iin^ ^^"^"j^wagengezeeten, opwaarts ryft, om aantetoonendatdeze
een gelukkige verlosfing in den morgenftond geboren was.
Hier
fenoc
loo
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
ΐυο VJ vyv^ Α yj Λ. ί -i. J-d LJ i-l A·». J-» JU-J - ΤΓ ΛΛ^"
veideedi- Hicr dooris het immers klaarblykelvk , dat deze fchranaCi' j^j
ins van i^U______i___ii--rZr^A^n rP.VGT^'^^ < ν',σ
ging
'Rubbens,
held geen gedachten gehad heeftom Goden als Goden te vei
maar alleen om door Caflor, zy nde een Gefternte 't geen voor ^eii
gehouden word, zynvoordeeiigegeboortensuur, endooi'
tyd des dags, welke in den morgenilond was, te verbeelden?
dien zyn zonnewagen uit de kimmen opwaarts ryil. , ^f/i'
Om nu myne gedachten, aangaande het verbeelden van
der^ noch duidelyker te doen verilaan, zal ik, alvoorens dit ^
ftuk te fluiten, het volgende daar noch by voegen.
De Propheet Ezechiel zegt in zyneerfteCapittel,
hadde vmhet hoofd tot de lendenen^ gelyk alsincenblinkend'uuuf'
lendenen tot aan de voeten in gelykformigheidnjan een' '
oOi"
•zeergrootenglans. Derhalven ftellen wy (door dit, en SLndef^^^jjjeii
beelden meer die wy uit de Schriftuur tot onze^ beveftigiog J^glir
konnen bybrengen) vail, dat dit H: Beeld nooit zonder glao® ^^oi'
ilerende afftraaling, van het hoofd tot de voeten, moet verto^^
den, ja zodanig datzichdezeglans(minofmeerbreedofi'®^'.^j{(;iJV
na dat de plaats en gelegentheid zulks toelaat, en
al zachtjes dunder en flaauwer, gelyk een heldere en dnv^f^ c^d'
rondom verfpreidende, eindelyk onzichtbaar in de bywei"'^
tende, verdwynt.
Laaten wy nu komen tot de tekening en uitvoering des
het gezegde.
Voor eer ft zal men het beeld Godts, 'tzy zittende of 1
een volmaakte geftalte en wezen, doch veel kloek er dan eenig^, g^jfldj
fche ofaardfche fchepfelen, vertoonen, 't zy Avaarhy zich ooi^ ^^^^c^
inden hemel of op der aarde. Getekend zynde, zal men het
een enkele tint of grond, een weinig donkerder als het fchyi'' ^^^
ftryken, en vervolgens met licht ophoogen. Alsdan zal ro^^j^tiig'
grootilevispenceelenofiïiïineemen, en verdryven het beeld
dat niet alleen de geheele ommetrek van het zélve, maar oojt b ^^ng^"
minfte kantigheid noch fcherpigheid van eenige deelen "
zichts, handen of voeten, welke heel zachtjes of flaauw
geweezen zyn, befpeurd werd, even als ofhet door een zy
bewaaflemd glas, of een dunne mift gezien wierd > en
duidelyker te zeggen, even gelyk de dingen, die zichin^^.^IjtV^^i^
obfcura YtYiooncn: wel acht neemende, dat het beeld gc^" _ oi^
boven, van de zyde, noch van achteren ontfange, ^ *
de verhevenile partyen en 't hoogfte licht, van vooren ê J _ j^^i· eH
alfchoon het geheele Stuk doorgaans een ander licht heert} V
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
^iinn^?® andere fchaduwe dan indediepftchollighedenbrengende,
^^hheelflaauw.
gvy^i^^^^?^ wy God den Fader als een eerwaardigen Oude, wit εη^η^^^^Πεη
^t^x verbeelden, zulks hebben wy hier vooren ter loops ■X'mgc.-vMer wit en
^^ïc^Ü' ^^^^ ^y het nu een weinig breeder verhandelen, 2.0η-fgj^e
te i^^^^J^alledeSchriftuurplaatfen, die tot ons voordeel dienen, aan
'^Phe^ Daar ftaat in den Propheet DanieVm het zevende Capittel,
'''e "^^ê^^de vaers: de hairenzynes hoofdtswarenalszuwereivolle^ en"
'^Hzgj, ^ ^^^^dinge wit alsfneeww. De reden daar van zegt Gregorius Nazi-
Μίζη^^ te zyn, om daar door, als door een onbedriegelyk merk-
^^ 0 '1 ^^^ 2,uiver en onbevlekt wezen te verftaan te gceven. Waar-
^^Qor ^^ wyze Eufcherus van meeninge is, datom die oorzaakehet
ΐοοη^ ^^ de veelheid der Engelen ons in witte klcederen werden ver-
^^iicie ^ .^"derenvergelyken het met de menfchelyke gedaante, wil-
^ door de eeuwigheid der tyden uitdrukken j dewyrerniets
^^iio is als het Godlyk wezen: het welk ik daarom te meer heb
om dat eenige naauwgezette lieden van gedachte zyn,
§vv>^od den Fader in zulk een gedaante, met witte kleederen en-
vercierd, niet behoorde te verbeelden.
^Vej·. ^ dien opzichte hebben de menfchen, door een algemeene
'itsd' ^^^ goed gevonden den
^itu.'^nit ni witte
kleederen en cieraaden te verrichten j alzo het
η tyden aan den H: Dienil: toegeëigend is geweeft. Waar-
'^^^^ ^tx.Perf.us zegt: Hy ïs in ''t wit aangebeden.
^^^ hebben wy ons aan het oordeel van Per^^iii te gedraagen,
f ^yn ^ l<-leedingen van onzen Zaligmaaker Chriflus Jefus, willen-
^^^"^ykbeid aan zyne Difcipelenopenbaaren, zich zo wit als
j^'^iiüif a^^^oondcn. Cicero in zyn twede boek der Wetten, zegt:
^^t ^^fl in allefloffen,
maar voornaamentlyk in de geweevene, om
rf^^ge ^^ ^it alles moet zich een Schilder op een gemaatigde wvze ge- En de pUcht
V'^v^g ^yn gezag, door de H: Schrift en toeftemmingder
te ^^'hed^^^ hem verleend, niet misbruiken, gelyk ook de H:
'"üit^g ^^ door zyneKonil nooit zoeken te niet te doen, nochach-
i) , veel min te belemmeren, of verachten.
y Fan *
-ocr page 169-Van de glans der Engelen en Heidenfche Gödhed^
Dertiende
Η
O O F D S τ υ κ·
Α angeweezen hebbende hoedanig, en hoe verre men, ^^Qol.
deels, mag gaan met het verbeelden van den eenigen
laat ons eens verder onderzpeken en qantoonen hoe de Eoê
hunne kracht dienen verbeeld te worden, p-elei^'
Hoe de En- Gregorius Nazianzenus zegt, dat de regte eigenfehap der ^ ^cfi
minfchdykeW^"ïicer zc in een ligchaamelyke gedaante verfchynen, is ^yii·
gedaantens gantfch heldere glans en klaarblinkende kleederen voorzien
re'i^v/rbeeid''^ulk cenbefchry ving der Engelen vinden wy h^ Mattheus^ in h^^gj-iir
moeten wor-entwintiglle Capittel, vers In de Handelingen der Ap^^^j-sf-
eerfte Capittel, versie. Marcus.^ inhetzeftiendeCapittel?
en in veele andere plaatfen der H: Schriften. λι^^^'^'
Dit helderilraalende licht der Engelen dient derhalven noo ^jgby
vooibeei-^y'^^ in hunne meefte verfchyningen waargenomen te worden
dingen''der' voorbceld in die der zelve by Ahraham, en hunne verdere ni'f^ Jloo^
M^^ln^'de verlosiinge Loths mtSodom^ dwaar zy hetbaldaadig^^^j-iiiei^'
IltiT volk in de genoemde Stad verblinden . Want dat'er boven h^f,
fchelyke en natuurlyke iets omtrent hen is geweeft, is ontwyj^ . ^ dii^
vermits Ahraham hen als Hecren begroet. Het is niet te gelo^^^^j^ ^^êo"
zulks wegens hunne koftelyke kleederen 5 juweelen, enby^' ggii^^
bende fchatten, maar door eenige hemelfche of ongewoone by
veroorzaakt zal zyn. {ιΟί^'^^'^Ι
omftandig Tot verder bewys van deze glans der Engelen ftrekt de aaf ^pd^^^
voorbeeM^^ der Sodomiten, die noch Loth ^ noch zyne Dochters,
aan
eien in Sc-Vrecmdelingcn, welke, na alle waarfchynlykheid, mede i·^ ^^
weeil zyn, begeerd hebben, maar alleenlyk deze twee Mai^j?
gelingen. Ik geloof, dat zulks uit geen andere redenenis g^i ^
om hunne bovenmenfchelyke geftalte, en om itraalende ,
hen bekoord heeft. Indien nu deze al te krachtig geweeit ^o^'
den zy, zo wel als wy aanfchouwers, die het Schildery zi^j^ ^^^
lykheid zyn gewaar geworden, en dienvolgens hunne
ftaakt hebben : want het is onbegrypelyk, dat een "^^gti· ^n
hevenehand, endesbewuft, tegens «zoude wilkn ftryo^gr
Oordeel des Doch eer wy verder gaan, moet ik noch een weinig^^''^^ vV^^*'jat
SgenTden raakciide myn gevoelcn omtreat onzenZaligmaakcr'
Cj^OOT SCHILDERBOEK. tyi
een ^ j ^^ iz^yne menfchelyke natuur, en voor zyne opftandiging,
eelH "^infte omftraaling of glans van Godlyke Majefteit moet
Vert*^ "^^orden j dewyl hy'^zich alom in mcnichelyke gedaante heeft
lïig 5 en den menfch gelykvormig heeft willen weezen, uitgeno-
zonde, volgens de woorden der H: Schrift: maar na zyne
He ηγ^^^® moet hy met een glans, gelyk wy leezen dat hy zich aan zy-
dg ifcipelen op den berg Yloahor, en andere plaatfen meer, vertoon-
Ha^^'beeld worden i dewyl hy het meöfchelyke deel, inzynvoor-
l^i^e opzicht, als toen afgelegt had.
^eren w y nu weder tot het voorige.
is y hebben meer gevallen van verfchyningen van Engelen, als daar
§cen die by Manoach kwam, by Gideon^ by Tobias^ deflaande
ly}^-\ over Jeruzalem, om zonde, enz. waar van uitdrukke-
Ιίοη H: Schrift ftaat, dat die by Manoach de geboorte Sïmfons vcr-
in een rook ofdaïnρ verdween, mogclyk ineen vermeer-
der heldere omilraaling, welke zich met dè rook van het offer
door welke verdubbeling van glans deze Ouders in hun
^^rK vafte hoop op de toekomftigegeboorte, endevervullingé
^^often, zyn vêrfterkt geworden,
be^j^^e bygevoegde glans nu te fterk en als een blixém gemaakt of ver-
ha^^ ^ynde, verblind onze ftèrffelyke oogen; en alzo zoude^^r^?-
^^ati Aartsvader, alzo min zyne oogen op haar hebben konnen
^etjj' de Propheet én Leidtsman IfraëlsM(?yei, wanneer Go*/aan
en voorby zyn aangezichte heen ging 5 efi deze glans
jj ® den menfch en aanfchouwer doen verteeren.
blinde Heidendom heeft een fchemerlicht vaii deze waarheid^^^'^l^ji^tfei
" Semele door verwaandheid begeerde, dat Jupiter Irx-xvSer»eu tot til
^ζη j^^^l Zoude komen omhelzen in die majeiïeit gelyk hy het ^'tówinbi^!
ï^d ^'^^Ideede, en, niettegenftaande de afraading van dien Opper-
daarom aanhield, is zy, dewyl hy haare begeerte inwil-
^^t de verzeilende glans zynermajeileit geheel verteerd , zo
ter naauwer nood zynen en haaren Zoon Bacchus vtdden
W'
^«n A^^ ^it bly k t dat zulks, te weeten de glans, zelfs in het verheel-
Heidènfche
Godheden moet waargenomen worden: wantGodheden
^er ^y 2ich aan de menfchen vertoonden, hetzyby nacht of by^ïirch^
zesenende of ftraiïende wyze, waren zy in hunne
V,· ^llt rv1 ■ ° . ,1 . r-.· · · j 1 j hebben, en
'^aM enmajeileit. Ditnigezienzynde, konnenzymedehoe zymoe-
^^^ glinfterende verbeeld worden, fchoon van geftalten
, helder van verw, hunne kleederen cierlyk van koleur,
y 2 im-
ίί7ΐ GROOT SCHILDERBOEK. . j^j-ytoc^
' imniers ^zo'veel mogelyk is en den aart cn't gebruik der Schil"
. laat, gelyk in de Verhandeling van de koleuren in een Zold^i
zegt is. nfch^^^
ζΕΓο^ά^^^ Maar wanneer deze Goden zich onder dc menfchen als ^^
de mcnfchenvertoonen, dan zyn zy den zeiven gelyk, ennietwelteond^
XerSe"' 5 dan.door hunne geftalten, als by voorbeeld in het geval v^
onbekend piterhj Califio^ Apüllohy Dafne j ytipiterhjLycaonj
' ' gus ^ en diergelyke. In deze gevallen hebben zy zich, om ,
te beter uit te voeren, geheel in menfchen herfchept, ea
komen gelyk geworden, leggende alle Godlyke glans en ge^i^^j^ .^ncii
zich af, als ofzy, na het gevoelen der Heidenen, wilden te l^.jgj
geeven, dat de Godlyke en Menfchelyke natuur niet kende ver'^
werden. ' _ r he^^'
het Nu zullen wy eens overgaan tot de beweeging der Heidenlc^ gC
Veele verbeelden hen in hunne verfchyningen in vverkel;
ftalten, gaande, loopende, en andere beweegingenmaaken'i'^'jjeii
het is ilrydig niet alleen met my η gevoelen, maar ook met
Gevoelen gi'ooten Biilchop van Hippo, Heliodorus. Die doorgeleer"^^^t
ra^hler^or gi'oote Onderzoeker der Heidenfche Oudheden, wil
tieut. zelve gaan of wandelen zullen, wanneer men hen in hunnen' 'j^^ifCi^
God enOppermajeileitbefchouwt i maar dat zyzweeven, ^^^^gffifl'
eenige w erkelyke actie zyn: wel in een geflalte als ofzy eeni^" ^jocC
gen, doch echter voortglyende gelyk de wind een
voort gaan, zonder dat men immermeer eenige beweeging hjcH?
zelve befpeurt j maar dat zy altoos met een ζVN/ift van dunne ιΖΥ·^'
Avaar van de geenen, welke het naail omtrenthunneperfoo"^
een helderder en gloeijender glans ontfangen, verzeld zyn.
" " ■ · j
Van de verbeelding der Engelen en Geniën der
Veertiende Hoofdstui^- ^^^^^
e goederticrene en eeuwige God heeft in den beginne «^^^^,^ΐΐζβ
_____T?______1 ΓΤΤ 1 f- 1 ^ r, ^ 1 » Iff
in de Η
veel goede Engelen ofHemelfcheGeeftengefchaapcn? ^^^^Is
i: Schriftuur doorgaans met naarnen onderfcheiden , ^ en^·"
Seraphynen^ Cherubymn^ throni^ Krachten, Aartsengelen, Ënge^^ 'j^eH
dl'fciddd"; ^^ als de naailenaandeheerlykheidGW/jzynde,
Engelen, endüorgaans heel j ong en onnozel, volgens de eetuigeniile van ji!
hunnedien- .f: ' ö b b
hunne dien- ^^^^ ^^^ vleugelen v^erbeelden.
De twede, worden uiet vertoond als om de beweeging
Van____
gaan deiGo
ieii.
D
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
gee^ ^ ^ ^^""acht van de wenfchelyke gelukzaligheid te betekenen j 't
Ita^j^^'^^ne onbevlekte zuiverheid en kinderachtige geftalte te ver-
§eeft.
) welkealtydachtneemenopGodtsgerechtigheid,(gelyk
^riopagita, de Leerling van Paulus, beichryft) zyn wat ouder
^er^ ^^^^ner van geftalte, en van een aanvallige zwier en bcweeging;
door hunne verfchyningen in de gemoederender men-
I^^S'^cnfchrik noch vrees, maar alleenlyk vreugde en blydichap.
^faft"· zyn verordineerd om de wraake Godts uit tevoerenin't
dat allerley zonden en boosheden, waar af een zo ilerk was,
iietiy^ ^st de wille des Hecren honderdenvyfentachtig-duizend man-
y^fai. ^^^ocg in het leger van den Koning Sanherib, i Regum, Cap: ip.
^Ooj.· Paral: Deze worden noch kloeker van geilalte dan de
Wreed van opzicht, en van een geweldige beweeging ver-
^f ' ^erdende zelden of ooit naakt vertoond , maar met een harnas
ς aan, en een vlammend zwaard ofblixem in de vuiil, ook
^^ naam des Heeren in flikkert. Zy
^^id door hunne onverwachte verfchyning, niet alleen bang-
Schrik aan de godlooze menfchen, maar eengeduurig knaa-
^^'^^cienti'e zonder berouw of leed weezen.
^e ttig^^^'^^ befchikken groote zaaken en hoofdhandelingen, leidende
'^Uiif als beilelde herders en bewaarders, tot de Godlykc
Zy zyn volmaakt van geftalte, en zedig van wezen,
^^'^do draagen zorg, en zyn 'tbelchut der menfchen voor alle
^afj.'',·' byzonderlyk verordend om ons te lokken tot het goede,
^ze^j^·/^^iden van het kwaade, 12,. Deze, na het zeggen van
."Worden, als de oudite zynde en in het onderile choor of
fittende, kloek van geftalte, ilaatig van wezen, en vaneen
en vaardige beweeging vertoond,
^^idci-l J® noch een andere foort, welkebooze Geeften, oiDemones ^ Van de lis-
^^^ aivvi-„ ^^ivels eezep t. doch van Plato Cacod^mones. dat is weetendeP^I'f 'AA®'^
^ ^'ilggj, ' "-"UlS-ClllLimp , licgcil, uuiaj iv-g^u , ιυν^'^χυ^ιΐ , CIJ HIIUC-
^ '^eni^^^'^^'ëheden meer. Hunne gedaantens zyn menigvuldig, ja
y als'er zonden zyn: en hoewel zy, door een fchoonege-
'^^iigen, worden zy echter altyd noch met het een of't ander
7 5 te-
argi-η Hevels gezegt, Aochvzn Plato Cacodamones ^ dat is weetende^'lo®"
-- , - - - gee-
-^Wgu.öi genoemd worden. Deze werden van GW toegelaatenften.jn^'™"-
^ndej-, ^^gderkwaaddoendersenbooswigten: want daar zyn gcencnen."'^ ^
l^'^e of men heeft booze geeften die de brofle natuur der ongere-
p^Uigi^^^'jichen daar toe leiden, als tot godslafteren, onkuisheid,
^ ,■» tlronkenfchap , liegen, bedriegen, moorden, en ande-
te "Menfchen fomtydts zoeken te misleiden en op't verkeerde
-ocr page 173-Cj^OOT SCHILDERBOEK. tyi
gieren- ofarendtsklaauvi^en, bcerepooten, draakeftaartert ? ^'^^ord
mede met brandende toortfen, tandige vorken, geldbeurzen,
priemen, doornetakken, kroonen, yzereboeijens, jok -
j. ^ ------------------J -----------3 J—-----^JgS
adderen in de vuiil, vuurvlammen uit den mond gaande, ei
geen kwaad betekent, te lang om hier te noemen.
Waarom de Wat nu de verbeelding der voorfchreevene Engelen betreft j ,
Engelen met van oudts her door dé Konftenaars met vleugelen verbeeld^ iziél^^
veAleid" daar geeft de H: Schrift ons genoegfaame vryheid toe: want
woiden. heeft aan Mofis de Arke des Verbondts, en de Scraphmtr\^^
dusdanig pp de Arke vertoond. Is'er een volmaakter voorb^^^ ^^
navolging, als dat de Vormer en Schepper van het Heelal ^.^^ffnj
voorftelt? Wie verdere voorbeelden in de H: Bladeren ^''^ Jfyi^a^'
zie de Prophetien van Daniël.^ in hetpCap: ophetii vers. yv
deOpenbaaringênEzechi'élio. enz.
De verbeeldinge der Engelen dus verre verhandeld hebbefdi^^l^cfj
len wy tegenwoordig tot het gevoelen der Heidenen, metdei^
zinnietkwaiykovereenkomende, overgaan. .
Van de ge- Plutarchus Verhaalt, dat de oude R.omeinen mede hunne B^^ '^d -
gehad hébben, door henG^raofGeboortsgodePg^'^jite'^'
Heid«ifchc doch dcze wierden niet vertoond als Engelen, noch op wolk^l^^iik^^
de, noch met vleugelen, ilraalen, offchynfels, maar als
Jongelingen tufTchen de zeftien atwintigjaarenoud, hebbe^^^jpgi
blond hair, zonder baard, een vreedfaam wezen, zedige be^
eneenhondeveloverhunbovenlyfi ^^ruSi
Waarom de De reden, waarom zy met een hondevel bekleed wierdei^i^^j^ d^
SSevdlen Chryfippus^ om dat zy, de goede geeftén betekenendei^^^jef'
bekleed ver-geboorte af by ons zyn, hebbende laft om ons te bewaaren al®
ders van ons doen énlaaten, ftrafFendeonzekwaadedaadene
den, wreekende onze ongerechtigheden en
nigmaal als wy de menfchelykheid aan een kant ilellen, hoo^'^^'
doen, en het dierlyke aankleeven, waar van è^tGenténo
goden een fchrik en afkeerhadden, ons vervolgende,^ ena^^^^^^dö
na blaffende, om ons geweeten te doen ontwaaken j
meeninge is van Cenforinus^ en van verfcheidene anderen
haalt; daar by voegende, dat de voorfchreevene Geeilen if
'zodanig befpieden, datzy 2;ich nooit van ons af fcheiden >
zelve die ons menigmaal dwingen het goede aan te
dat wy het kwaade vlieden, en, het geen ons zalig ^^» '
teken, waar aan zy keönelyk zyn, verbeeld, het zy aan f^ig,
handen, of voeten, eelyk vinnen of vleermuizenvlerken op ^^ .^{s
—:______ _ Γ _ 1.11 1 1 , ____ rül·· ,
•eflco
't
beeld wor-
den.
Cj^OOT SCHILDERBOEK. tyi
zodanige voorbeelden uit anderen byte brengen?
Oi^ ^aligmaaker verzekert ons, dat aan de Engelen laft is gegeeven
Wf. geleiden en te bewaaren, gelyk wy hier voor nochmaals ge-
lilifjj^ '^obenj waarom dan deHeidcnenmetregt door dit zinnebeeld
y^^^^ien ook Befchermengelen hebben genoemd.
Oo(] ^^^ getuigt CenforinuSj dat de Ouden de aanmerkten als uit wat oor-
iy jj^^van de voortteelinge, 't zy om, gelyk wy gezegt hebben,
^^ over ons hadden, of dat zy met ons geboren wierden: envoortteeiin-^
Cq ^ reden meenden zy, dat 'er zo veele Genün als menfchen waren, wiefaTn^™'^
d^t ^ ieder de zyne had i of wel dat 'er tweemaal zo veel waren, en
i^der twee had, een goeden en een kwaadenj noodigendede
iieti ^^ ^^^ ^^^^ goede, en de ander tot het kwaade j gelyk wy Chriile-
opij J^Sgen van onze Befchermengelea, en van de Duivelen, dieniet
ijeL'^'^^'^ de menfchen te plaagen, hoewel deze laatrte met ons niet
^^ '^yn y gelyk de Heidenen van de Geniën, of hunne Geboortego-
^ï'deelden. Hier van daan komt het, datecnigendeGmwinde
^Is van eenilange, andere als kinderen, jongelingen, ofwel
ê' y^-e mannen verbeelden ν gelyk de Philofoof Ceks in zyn
^^ '■eigenend Tafereel gedaan heeft.
en de oude Wy zen hebben zodanig een onderfcheid gefteld Toeëigening
fteji ^^ de dieren die eigen zyn aan de goede en k waade of Gee- ff^ /e-oTde
hun zeggen, zom aiige toegeëigend zyn aan de goede, en kwaade
Mv^ , het gevogelte, en de fchildpadde > en andere aan
^'cn' 'iswaterdieren.
^f 5η .^uden vertoonden de Geniën veeltydts met kranflen van plaane-,
^Is (]· ^i'enboomranken om het hoofd, welker bladeren ten naailen by
^cLl ^cr wyngaard zyn, ook wel kranflen van verfcheidene bloemen;,.
een zekere plaats aldus zegt: De Genius is met eenfchoo-
^Of^ ^^ "^m bloemen ver der d, wanneer hem ter eere zyn naam en feefl gevierd
t>id zynen Genius, zonder dat hy 't weet, aan, in het vieren der
^^^tl 'T^^^gcn : maar de geboortedagen der Prinfen wierden voornaa-
δ^εη ^^ ^an ieder een met grootenluifter gehouden: waarom dan de
^ee^' "^elke een valfchen eed by den Geboortegod van zynen Prins
eg, ^^«ftondts ftraf baar was, om dat de Ouden zulks als een zwaa-
ik reedts gezegt hebbe., dat 'er by de Heidenen tv/ee-
(Jg te wceten een goede en een kwaade, waren, ge-
^^^ on ^^^^'^tifihe Euclides ftelt, na 't verhaal van Cenfori.
On "'^""tjoue Xuvii^num IH^il, ixa. L. V «.LI i^o/iJOrinUS y zo
eens zien hoe de kwaade verbeeld wierden: want tot
noch
-ocr page 175-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
noch toe hebben wy van de goede gefproken, ^
Ik vind niet, dat de Ouden een ftokbeeld ο f gelykeniiïe van ü
had hebben: maar men leeft wel, dat zy, volgens de getuig
der Schry vers daar Van aan ons nagelaaten, aan
verbeeidjn| Plutarchus ^ Jppïanus ^ Florus^ en anderen, verhaalen, tjege^'?
oLiZ^^ ^ neer Brutus zich op een zekeren nacht met licht in zyne kamer jJc
— -----^·-----· - · ' ■ ' ' · -
ven had, om zich in eenigheid te vermaaken met denkingen,
hy gewoon was, hy de gedaante van een menfch, dochheelz-^
verfchrikkelyk , met een wolfsvel gekleed, voor hem zag ft^aii
ke hem op zyne vraag, wie hy was, antwoordde, dathy zyn V'^jch'
Genius was. Valerius de Groote fchryft ook, dat de kwaade .
insgeiyks vertoonde aan Casfitis, zynde een van het vloek ver w^i^ j^^Qtd
van Marcus Antonim^ een weinig te vooren eer Cefar hem ^φύ·.
deed afhouwen. Deze verfcheen in de gedaante van een groo^^^^^en
man, omtrent de vyftigazeltigjaaren oud, metlangehairen?
vuil bemorilebaard i wyderszynligchaam vandefchoudercft^
en de dyen met een wolfsvel bedekt.
Redenen
waarom de
we
>e "temefiMnen ^ welke eertydts een volk \x\tAhruzzo, ^^^ wyV^ir'
ftreek in Italien, waren, hadden mede een zeer kwaaden
een zwarte koleur, verfchrikkelyk om aan te zien, en meteen^
vel bekleed, doende aan het voornoemde volk heel veel kwa^''^''^.'
ly k Paufmias en Suidas ν erhaalen.
Van de Heilige Zinnebeelden.
Vy f tiende Hoofdstuk.
Dfb^^
e kragt en 't oogmerk van een welgemaaktgeeftelyk^^^j^tc'
Zinnebeeld beftaat voornaamentlyk hierin, dathetoiis^jjar
lyk tot de deugd leid en vermaant, en de zelve ons als een ipi^S
iyk voorftelt, niet door ons ligchaamelyk na te vormen, fO^'^^gj-ioO'
ze inwendige geftalte, ofnadeziel, om ons aldus, door het ^
nen dezer voorbeelden, tot een gelukzalig leven te leiden,
Deze Zinnebeelden zyn of algemeen, of byzonder op iets P^j^y^ot^'
Zy zyn algemeen, wanneer ze op ieder een gepaft zyn > maat .
waaromde ^^r, wamieer ze maar een menfch alleen toegevoegd .
geefteiyke yoorbceld, Wanneer ze tot voorwerp hebben degodvruchtig jj^f'
din tiefdei-de deugd, de geleerdheid, vryheid, geruftheid des gemoedts,
leyzyn. gelyke, alsdan zyn ze algemeen, enkonnenopied^ereengep
den die deze hoedanigheden betracht, of zoekt te bezitten; ti^ei
-ocr page 176-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
^aa^^ ^stiige byzondere perfoonen tot voorwerp hebben, gelykde
^oor ^'^ria, een Apoftel, of eenig ander deugdfaam Mcnfcli, welke
Zonderlinge begaafdheid uitgemunt heeft, zyn ze ten dien
het ^ particulier of byzonder. Derhalven moet men aanmerken in
^e^^^'fte foort, dat de hoofdzaak geeftelyk is, en de twede in tegen-
'Schaamelyk. De eerfte verbeeld de geleerdheid zelve, en de
'^Γξς^ ^^^ geleerden of wyzen j de eene de vrede, en de andere een
tiggj^ ^^^nien j de eenede godvruchtigheid, en d'andere een godvruch-
Iigj. . 5 enz. Het een is de zaak, en het ander die de zelve bezit. Doch
^ vernuftig Meefter , die een onderfcheid weet te maaken tus-
Qo^^ geeftelyke en ligchaamelyke deugden, neigingen, en gaaven
tigu riaamentlyk dat deligchaamelyke, gelykkracht, voorzich-
^'^b ^Êchtmaatigheid, en diergelyke, als uit ons voortkomende, of,
te zeggen, ons aankleevehde zyn, met ons gaan, ilaan, en wer-
Voj ' dat die, welke geeilelyk, en gaaven des hemels zyn, en by ge-
^yn eigenfchap met het ligchaam hebbende, even als buiten ons
ke^' t^erhalven verbeeld men de zelve zittende, of leggende op wol-
'^ecf hoe ze nader aan de gelukzaligheid raaken, hoe ze meer en
Ik § 'afterende, vluchtig, zachter, en zweevende vertoond worden.
van gevoelen, dat aan de voorgenoemde Deugden en Be- Byzondere
i^e^^^^den een byzondere hoedanigheid van iloffetoegepaft behoord
te iedernahaare waardigheid of rang 3 gclyk ^Is de Aardfchena^de hoeda-
"^OcL rieden met ftof cn laken > de Hemelfchc met grove zyde j en Deugden.
ïig metfloerfleiluijers, ofwel geheel naakt.
^Cet ^^^ niet ondienftig zyn noch iets van de laatfte te zeggen, tc
'^^en^fi' dat de tekenen, die men hoedanigheden GoiZ/j noemt, ik
^^(jg^êuurlyke tekens > naamentlyk, de Scepter met een oog, wel-
He^j,] ®crfchappy betekent > de ronde Slang, Ecuv/igheid > de Zon,
^U ^f^^^heid, em dusdanige meer, altyd indehoogfte glorie bly ven,
^^kelyk van de Godheid., door zweevende lieve kindertjes ver-
^^ 'Ώεη moet aanmerken, dat dit is voor zo veel de zegeningen
^eniö^ ^^i'eft: maar in tegendeel wanneer den Hem.elverftoord is, cn
^εη ^ straffe zal afzenden, alsdan zal men weder andere hoedanighe-
f^^· als de Toorn Göi/j, de Godlykc Rechtvaardigheid,
S mede door hemelfchc Geeften, ofEngelen, verbeeldzul-
1 "^^d alsdeblixem, het vlammend zwaard, de fchaal, enz.
vk ifj Zullen door fterker Jongelingen verbeeld moeten zyn, gc-
^^t, (j^ehriftuur gemeld word, enmenindegefchiedenisvanZ/öi'/ξ'
it .öee/^^ ^^^ moedwillig volk verblindden j en in Semcherib, daar
een
-ocr page 177-Cj^OOT SCHILDERBOEK. tyi
een Engel des Heeren zo veel duizenden ineenen
nachtvérfloegj
diergeiyke gevallen meer. ^cf"
Tot Seveitiging van 't geen ik hierboven gezegt heb, ^^^^''{l^grfee'
eenige voorbeelden daar van vertoonen, zodanig als ze by njy
penzyn. .
Hier toe heb ik my een ongemeen voorwerp in
de doorluchtige
foon van haare Koninglyke Majefteit van Groot BritannieiiV^^
zen, om tot een voorbeeld te ilrekken vaneen byzonder
'van haare Koninglyke Majefleït Maria Stuaft?
Koninginne van Groot Britannien, Vrankrjk,
en Ierland, Ψrince(fe van Oranje.
Hier ilaat een Tombe, ter linker zyde des Stuks, o^cc^
plint, in devrelke uitgehouwen is de Riviergod van
In het midden des Stuks, op de twede grond, zit eenVorn^
orachtig op een Throon, verbeeldende Engeland met des
Toorlyke kentekenen. Zy leunt met haar hoofd op de link^^ „j^gi"
en met de regtcr opent zyde Koninglyke mantel, die met
mynen gevoerd, en van de Overledene is, welke zy in haareiy'^^gfde
houd, daar de fcepter en kroon mede in leggen , die zy met
oogen aanziet. Zy is bedekt met een zwarte floerfleiluijefi jjjiej
defchittering van haar iloel met de wapenen verduiftert. Ργ
aan haare linker zyde, befchouwt die Tombe met fmert neü^j^^iet;
gen, verzeld met Hertfeer of Droefheid. Aan de andcre^y
men de Proteftantfche Kerk befweeken, Avordendevan
gebeurd, en geweezen naar de Tombe,
waar op een fchooot^&^
AntiekfcheVaas il:aat,uit de welke een Roofetak groeit,daar j^ei"*
fen aan zyn, maar een Icnop j op de welke de Godlyke Voorzit
Op de wolken zittende, uit eenkleenekriftalie fles eenige vog ytl,
terwyl zy met haaren icepter om hoogna het Hemelfcheli<^
waar na men op ziet vliegen de Wysheid^, Godvruchtigheid, e ^^e
vaftigheid, onderfteunende, oflieverdraagende, cenfchoo^^
Maagd, die zy mede voeren. Deze Maagd is in't wit g^'^ {lef'
met roofen gekroond, en heeft boven haar hoofd een blinken ^^
Haare handen leggen op haare borfb kruiswyze over malkan Λχά^^
ziet meteen vreugdig gelaat opwaarts.
In de hoogte vertoü -^^^
Liefde of BarmhertigheidGW/j, haar met opene armen verv b jjet»
Eetfte Vooi-
beeld.
gcj^ j^J'^ie in haaren fchoot een Pellikaan die haare jongen met haar ei-
Qgj j ^^ voed. De andere voorgenoemde tekenen van de Godlyke
fclig ^'^ligheid werden daarby gezien, en voornaamentlyk de Hemel-
lej^^fyolmaakte Vreugde oiHarmonie^ door eenige zingende en fpee-
^peeilen verbeeld. Op de Pot van de Roofeboom is een Medalje,
in rnen een Fenix, uit zyn afchherbooren, uitgehouwen ziet.
'-yn dezelve, in een zwarte Tafel, ilaat met goudc letters in 't La-
Engelfchbefchreeven: Ikfierfomteleevm. De Tombe is met
^en ^^ van cyprefletakkcn behangen, hier en daar met roofen, door-
Vnf · ^^^ regter zyde van de Tombe ilaat het Noodlot, heb-
in haare linker hand een roos digt aan de Pot, en in de regter een
als of zy met het zelve de roos afgeknipt hadde. Aan de
^yde der Tombe ilaat de Natuur, houdende, zeer bedroefd,
i^^^^ek voor haare oogen, en de linker vuiiltegcns haar hert. De
. > de regter zyde vooraan, neemt de vlucht, bytende in een hert,
na de Godlyke Voorzienigheid, of na de opgaande zalige ziel.
Qeti Throon ftaan Scho^nd, Vrankryk en Ierland in den rouw.
Zou men een Koninglyke Majefteit, in een verheeven Throon^
in haare volle luiiler, konnen verbeelden j achter de welke
^ov 5 of Zagtmoedigheid, en Gezag zouden ilaan, die een Kroon
^^n^u hoofd houden, boven de welke een blinkende Ster ilaat.
ggj, ^^are zyde zouden zitten Religie en Staatsbeiliering, een trap laa-
VJq ' ^der de flip van haare mantel fchuilende. De Geruilheid, Over-
(jg. ^ 5 en Welvaaren te land en te water, zou men ilellen als inkomen-
^ov ^ y aan de andere zyde, verzeld door Konil en Weetenfchap.
lyi^^*^ in een open Hemel zit de Voorzienigheid Qodts, die den God-
^i^^gen afzend. Boven den Throon zou men, op een wolk, kon-
^atfen de Wysheid, Godvruchtigheid, en Standvailigheid.
Koninglyke Majeileit zoude hier zyn het voorwerp van dit
^aiif^ > en indien zy geen byzondere kentekens by zich had, zo
^^PiiKi^ zin toepaflelyk op alle Koningryken, Mogendheden, en
is "^lyken des waereldts onder het Chriftendom : maar in tegendeel
een wapen, devys, offpreuk, gclyk SuffickUnus-y of een
P^nf, Vrankryk 5
Plus ultra, voor Spanje> Hony foit qui maly
het νχ^ Engeland; dan moeil deze Majeileit na die gelvken welke
{^ζ^Ι Verbeelden.
^Cft' ^ ^oti niet oneigen zyn, dat men de glorie met de Godlyke Goe-
^®nheid, gelyk hier voor gemeld is, vervuld zag, waar uit dc
ζ ζ Voor-
-ocr page 179-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
Voorfpoed is afvloeijende. De Schrik en Vrees xxttmz^.^^'^
en de Majcfteit heeft onder haare voeten , Nyd, Bedrog» ^^
of Kettery : en alzo waar de zin voltrokken, hovei^
De werkelyke Deugden verbeeld ik met die haar de kroon t) ^^^^
hoofd houden, en de Gceilelyke met die daar op de wolken '
Het voorv/erp van dit zal de vermoorde Onnozelheid weezen. ^
Hier legt de Onnozelheid door de woedende Godloosheid
daadig omgebragt. Zy legt by den uitgebluilen altaar ter aarde
Ih ekt in een zuiver wit gewaad, tekenen van een opregt en
hert. De wreede beul rukt haare onnozele kinderen met gc^^·^^ j^iir
de borilaf, terwyldebloeddorilige moordenaar van de hoogte
hy op zat, aftreed om heen te gaan, t'eeneraaal met onfchuldig
befpat, fieekende zyne bebloede pook in de fcheede, en trapp^·^
Pellikaan met haare jongen met voeten; terwyl de Woede,
hem verzelt, die met zyne fakkel in brand ileekt, zeer verfchJ'VV^j^jet
kykende na den hemel, welke een menigte van blixemilraalen
op haar aan. Daar daalt de Godlyke Rechtvaardigheid af met "^^jgiide·
fchaal in de eene hand, en de blixem in de andere gereed ^^tc
De Godvruchtigheid, by den altaar voor haar nedergeboog^n ^^j·-
kende, wy ft haar op de Onnozelheid, waarop zy haare fncl^^l^jtge-
dubbelt om de wraak te volvoeren. Ziet daar de toorn ei^
drukt, niet met heldere zonneilraalen uit de hoogte, maar^'^'
bloedig. Jro^'^
Hier heeft de Gerechtigheid of WraakeGfr/Zieen
kleed ofiluijer aan. De Godloosheid is omvangen met een k^P jgglyi^
kleed of mantel. Die het kind van de borft afrukt, is wreed
van opzicht, en roodverwig. Boven de Onnozelheid vlieg*^
geitje mee een blinkende fter opwaarts na den hemel, Λ^ι-χϊ^
lange itraal uit haar mond fchynt te komen, hebbende een p'*
de hand, 't geen haare gelukzaligheid wil uitbeelden.
Een luchtige Ik zal noch ten overvloed een luchtige fchets van deze Stein
aanwyzing j-QO-gn^ jOI^'^'
Hjig. ^ Flet hoofd van'tlyk legt in het midden des Stuks op de νοοίβ^Ι^^^ι^
de voeten na de regter zyde wat nader aan
den Altaar, ^etcc^ jcn
wat opfpartelende als of daar noch een weinig leven in was. ^^fcl^^'
Altaar legt de Godvruchtigheid op eene knie met de zelve ιη^^^^,^ϋ^
duwe, en krygt haar licht van de Gerechtigheid, die op de tvve ^^j-jccï'
vlak boven't oogpunt is met haarbovenlyf, en haare voeten ,
Ter verkortende na de regter zyde toe, daar zy van daan komt-
^ zyde, op de zeive grond, een weinig meer voorwaarts.
i^ere bolken tot aan het halve lyf befchaduwd, boven welke don-
«leQ^^^ken den hemel zich opent. De voorgrond is regter dag; doch
^^de ^o^^^^gheid ontfangt haar licht van achteren. Aan de linker zy-
^^ ^tuks ziet men een donker verfchiet.
^etfpr' S^^yk het voorgaande Zinnebeeld debelooning van de deugd
'^^nd!?' verbeeld dit de ilrafFe van het kwaad. In dat word ver-
sl^Q en in dit zyne toorn.
^Hieg^^'^ig is myne op Helling in deze voorvallen. Niet dat ik my ver-^^^^
't Jj uiterile naauwkeurigheid daar in waargenomen te hebben.dc^ss™h%verl
^ίπη^Ι^^^^ε van daar dat ik die zoude willen uitgeeven voor
Ver^^^^^^^den: want ik weet voorshandts, dat het een werk van eenden,
ïylig '■^gen geeft is, 't welk niet zonder een groote kennis, enrype-
^^^fweegingvanzaaken, kan uitgevoerd werden. Maareven-
l^^t ö hst noch zo ruuw, is het echter genoeg om te doen verftaan
blyf^^en ik voor had. En gelyk menaltyd minofmeeraandcKonft
ii^^üwt , en zich befwaarlyk t'eenemaal binden de paaien van de
^c^j^5^urigheid kan houden, zonder iets of wat van de vry heid in de
te laaten uitvloeijen, heb ik my een weinig laaten verleiden
vx^^^'^ ^^^ uitgebeeld j naamentlyk dat ik die, welke het
^Oeij ^ neemt, als een Beul naakt heb vertoond, zyn hair met een
Xorit ^'^den, en een pook by hem neêr> de Godloosheid als een
^Hci. een bloedroode J/Wm^ om het hoofd, en een ftafin de
' ^elke beelden, als het regt zou zyn, vrouwen diende te wec-
I'liet^"^ '^ehalven dat waar de beul overtollig. Maar myne meening
Ht ^^^eeit daar door het zinnebeeld te verduiileren, gelyk het
ï)
^απ de Pcnates, Lares, en Cupidoos.
Zestiende Hoofdstuk.
O fiiftorien verhaalen, dat meeft alle de Natiën, welke
^'^ίδΐξς^'^^ϊ· ^'etten en politie leefden, voornaamentlyk de Hebreen,
> Romeinen, doch de laatfte wel het allermeeft, zekere
/ A'ip^ ' ^an goud, zilver, koper, en van hout hadden, welke
noemden, ofin onze taal Huisgoden. Dezen bewaar-
alle dingen zeer zorgvuldig als heiligdommen, ja zodanig
ζ 3 dat 5
iL· GROOT SCHILDERBOElt. . ^shei^i
dat, by aldien 2,y die eens kwamen te miiTen , 't zy dooi' ^^^^ „^lak o^"
geweld, of andere toevallen, zy het voor een aan ftaandeon&j-gj.^
onheil namen. Dat meer is, zygeloofden, dat, wanneeri^^^^
gelyks was naakende, de gemelde Huisgoden alsdan verhui
verdweenen. _ _
De afbeeldfels der zelve waren, volgens het getuigenis vaü ^js
den Hiftorieichryver, gelyk twee fchoone Jongelingen,
krygslieden, hebbende ieder een werpipies in de hand, en by ο .
hen een aarde vuurvat, waar over twee lange y zere ftangenki
heen lagen, welke voor, op de manier der wigchelroede die dc
zeggers in de hand hielden wanneer zy dienft deeden, omkruW
Cwf 5 van de handelende, zegt, dat het zekere Go
ren, in de huizen van byzonderemenfchengebooren, welke ^j^iii
heimfte en verborgenile plaatfen der zelve wierden aangebedcii^^jeii
dezen zin zeiden Demiphoon en l'ercntius^ dat zy eerft na huis ·φζτ
gaan om de Huisgoden te bergen, en zich daarna tot hunn^^
den en beroep te begeeven. . ^^jiJci^'
Ook hebben wy in de H: Bladeren de 'feraphims^ of
welke Rachel haaren Vader Lahan^ terwyl hy gegaan was ο
fchaapen te fcheeren, ontvoerde j gelyk de RAhhyn EÏÏë^^^^
^óiie Cap: van zyne verhandelingen, breeder daar van getuigd
hy wydloopigvanXiïte, en het toeilellen der iT^rij/j^i^^j·,
Wy heb 3en hier voor gezegt, dat de Penates by de Rotn^io^
zeer groote achtinge waren j 't welk Dionifius van Halkarndff'^^.
tigt, zeggende, dat te Romen degodtsdienftigheid der zelve g^fj^i^e^
wierd onder de gedaante van twee zittende Jongelingen v^'^.^^l^uOf^
oud maakfel, gekleed op zy η foldaats, hebbende werpfpieiTef^ ^
handen, met dit onderfchrift, Dü Penates, gelyk men noch
in oude Medaljen vind. Nigidmsmeei\l^d^x.hetJpoUoenNer^Q^
ren, te meer om dat door ^ίροΐϊο verftaan word de hitte en '^^^^ffprcf^
άοοχ Neptunus de koude en vochtigheid ·, oor
deelendeditdeooi
te zyn van de aanbidding dezer Goden: en daarom worden ^ -vsr^^^
lius, in het 8ile boek zyner jEneid:, genoemd de groote ^ Lqx hfl
i'érfchiiien- door hv verilaat dej·. Anderen mcenen,
dat men daar
ovl/de'S" willen betekenen JupiUr en >w,ter oorzaak dat zy de voor^^^^^
^iOoi?Go " ^^ menfchen te helpen en by te ftaan, en dat zy ^-cl^
leni' den hunnen oorfpronk hebben uit het Latynfche woord Ju^^' ^^poi ^
betekent helpen enbyftaan. Anderen meenen, dathetzyniv'^/"'
dat die ook by de oude Poëeten en Hiiloriefchryvers ^^
mus^oïHuisgoden,in zeer groote achting waren en om da ^jeO
De verbeel-
dinge deï
Penatcs,
Vern- Romeinen aan de zelve in hunne Kerken de eerile plaats
deil ^^ moeite niet onwaardig eenige zaak en daar van uit de Oudhe-
^yn ^^ ^^ haaien, welke wy achten tot ons oogmerk dienftig te zullen
J^y^eezen, dat de Dochter van Pallantes in Arcadien, met Darda- de?/ί^Γϊη
tot bruidfchat met zich bragt de giften haar door P<3!/-'t ^leede' '
te'
Hef.^^ de beelden van de ofgroote Goden. DatinPelopo-
- alw '
^i^trtaa
fogy^' slWaar D^r^/i^i metzynehuisvrouw woonde, een groot op-
cq j. „^titaan zynde,hy met een goed getal Arcadiers van daar vluchtte,
ν^η ^ '^heep zynde gegaan, de koers na Samotracien ftelde, alwaar hy
dej^j. giften en gaaven, door zyne bruidfchat bekomen, een Afgo-
tog ^^pel itichtte, heimelyke plechtigheden tot den godtsdienft daar
tjjj, ^fördende, en de zelve voor het gemeene volk zeer verholen hield.
^^ik u verborg hy deze beelden in een onderaardfche kelder,
^ar/ ï kort daarna, zich naar Ailen begeevende, met zich nam, en in
^OQ^I^ien, 't geen hy alzo na zynen naam noemde, plaat fte. Ilus^ zyn
zynde met Ilium, of Troyen, te bouwen, bragt ook aldaar
Goden. Jίneas^h.ehhcx^άc die uit denbrand van Troyengebor-
^ks mede naar Italien, en ftelde ze in de Stad Lavinium. Jfca-
, voerde ze over in de Stad Alba, daar aan toewyende een
en grooten Tempel, welken hy ter eere van de zelve met
keilen had doen ftichten. Maar men zegt, dat de vooriz, Go-
VqU hunne eigene beweeging, en zonder behulp van iemand, den
de ρ "^^en nacht naar Lavinium wederkeerden, niet tegenftaande dat ~
^Utio^^'^^ngeflooten, deStadtsmuurenenhetdak van den Tempel in
(jij-^eheel^ en zonder eenige breuk, wierden bevonden. Afcanius^ovtx
er Werk zeer verbaasd, ftuurde zeshonderd Wachters van deze
"^^arv^' Welke hyCar^^öm, ofBezorgers, noemde, naar Lavinium ,
^eri ^^de voornaamile£^i;%i was. Deze Goden eindelyk naarRo-
? zynde, bleeven aldaar zonder eenige verandering j
^^to ] ^'^fche Volk hunde wagtenbefchermingeder Stad envan
^aii ^^komende Ryk opoiïerende, plaatften de zelve, na 't voorbeeld
, op dat zy door geen bedrog of ge weid mogten ontvoerd
^^egg^' in een onderaardfche kelder of Tempel, dieaan hen wierd
^Ji het ^ ' de welke de offerhanden aan hen wierden opgedraagen j
^^^^fz o^^ ^^^^ geoorlofd in de zelve tefpuwen, om datmenaande
' ^oden met vuur, gely k als aan/^e/i?, offerde.
7 --------------------------------O ----D------ -----------
en gefchenk gedaan, beilaande in een langwerpig fchild uit den'
^ nedergedaald 5 het welk zy met den naam van
veihandeld.
Waarom zy zittende, met werpfpieiTen indehand, etiaW^^^f,^
aitieggmge. i^j^ggj^ verbeeld worden, betekent dat men hen aanbad als
dersenBefchermgoden. Want het zitten beduid in het zinbet^ .ji
de een volftandige beftendigheid van het geen iemand voorga
heeft. De Werpfpieflen geeven te kennen, dat zy ons beW^^^
gens allerley kwaad en ongevallen ^ dejongelingfchap, hett^
men en vermeerderen van hunne macht. _ . ^ o0
vandever- Met dePi^i^/öjIcwamcndeX-ijri^jzcerwclovercen, tenmii]^ j^·
deril^?.^ de wagt en zorg der ileden. Ook wil men, datzy zich vcrbo&^jli
of hcimelyk in de huizen, zo wel als èzPemtes, onthielden: jef
Tibullus beveiligt, zeggende, dat zy niet alleen tot bewaarde^
byzondere huizen zyn geileld, maar ook van de gantfche ilad. ^j^jgfS
Honden tot De oude Heidenen hadden voor een gewoonte honden tot
hunne Afgoden, genaamd Lares\te ftellen j om dat dchon^i^^j^^jlc'
vallig en liefkoozende voor het huisgezin, maargrimmig^^ jj-jti'
kelyk voor de vreemden zyn. Het zelve gevoelen hadden zy
ne Lares of Huisgoden, aan de welke zy de geheele zorg en
hun huisgezin overgaven. Omdiereden, %z^tPlutarchus-i
zeby de Romeinen als flukfe Jongelingen, met hondehuid en
verbeeld. Ow/i^^j· getuigt, dat m en ze fomtydts verbeeldde tf^j^j-eg'
kleederen aan, die op de linker fchouder opgefchort, en ondef ^ge-
ter afhangende v/aren, om zo veelteloiTeren vryerinhunoe^^^ ifi
gingen te zyn j dewyl hunne doeninge, zegt hy, ookbeitfprig
wel als die der hier voor gemeld, ineenvlytigofnaaW'^^j(,eii''
onderzoek van alles 't geen de menfchen deeden, op dat de k
ders door hen mogten werden geftraft, ^^ a^t^'
De verhaalt, dat zy veeltydts op de '^f^ jgn-
gebeden, en van tyd tot tyd met wyn en wierook geofferd cl'
Laat ons nu een weinig van de geftalten der Kinderen fpr^^
dieinhcmelfchecnaardfcheonderfcheiden.
onderfcheid vertoonden de zelve al te bol en logachtig als ze vü^^f j^jn
der geftai- ftcn j en die van i^iï/'yi'iïè/zyn doorgaans, doch voornaamei'^^^g^iiS'
Γ he"S'"rand der GefchiedeniiTen vrnPftché, wat te zwaar, en te vcel^
folie Kinde-' ' Weshalven men zich, om een goede geftalte daar uit te ^ ^ %o
len! ^ hier intuiTchen deze beiden moet houden. Maar de lei-ei''
zwaar van ligchaam niet verbeeld worden als de aardfche^i
doch zo jong alsmenwil. Daarentegendienendeaardfch^ .^lig'
te hebben om iets te handelen en te regeeren j verzwaarende η -Qo^^.
chaamen vervolgens na het werk dat zy doen of draagen j-j^t ^^^
als men eenboodfchappendenC?<i!/'/^överbeeld, dunkt my d^ yo^g
Enliunne
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
^ho^ ^^ bekwaamen ouderdom en geftalte vertoone om de laft
Ιζοη^^ y^^ uit te voeren, en de waarheid en eigenfchap alzo te nader te
Μ '
die ΐ^Γη^^®^^ omtrent de vlerk en of vleugels acht geeven, dat men
^e^ ^^^^ grooter maake na maate van dc zwaarte hunner ligchaa-^ne" vieuge-
of het vogelen waren: neen, want het zyn zwcevende^·^"·
uit zich zeiven j en de grootheid der vleugelen misilaat
' alleen wanneer men een Fama door hen wil verbeelden,
^^en ze grooter gemaakt worden,
^e g^'· HU de Liefdens zelfaangaat, voorzo veel ikkanbezeiFenzynj^J^j^^'rlj'i-
Czip^^^^telyks in geftaltcn en werkingen verfchillende. Deeen wordtuflchen
Vel ° 5 d'ander Jnteros ty de Dichters genaamd. De eerfte ver-^^f'
en begeerte tot ydelheid of welluil 5 endetwedetotdeug-
^'^ï^ften, en weetenfchappen. Hunne geftakens zyn beide na
^^Pid"^ ouderdom in fchoonheid en bevalligheid even uitmuntende.
^^'erd omtrent zes a acht jaaren oud, en geheel naakt, voorzien
■^Htg^'^^ë. en pylen, en fomtydts met een brandende toorts, verbeeld.
^rtïie^^' ^integendeel, heeft een purper manteltje aan, zynde niet als
beenen bloot, een lauwrierkrans om het h< '
^^egj,.. ^^^el in de hand , fmdalm aan de voeten, en ii
^iiiifj j^^ojaarenoud. CzipzV/o is wild en dertel, en bezadigd en
i)^ S j elk na zynen aart en eigenfchap.
noch
een ander minder ilag v^wCupidootjes ^ wat jonger en Minder flag
^^^k d als de eerfte, om de liefde te vermeerderen, enhetver-^r
^^^^tci welluit des te aanlokkelyker te maaken, of de zinnen met
^^ ker^^^ ^^racht te ilreelen. Dezen worden, om hunne onnozelheid
^Πίΐς^ ^e geeven, kinderlyke en ydele werkingen toegepaft, als
P^Ieu p.' fpringen, loopen, tuimelen, vliegen, malkander met ap -
Me, A^oijende, en meer diergelyke kinderachtige potfenaanregten-
^llegj^ ^n paffen ook geen koker, boog, pylen, noch fak kei i maar
^^alig^^^odtjes met vruchten en bloemen, bloemekranflen, fpiegel,
tot de bevalligheden van Fenuskan ftrekken.
^^J^jus ^^^^^ Pvopertius^ Philoflratus^ Claudiams ^ Silius Italicus ^ vhit^in^G
Jiet^jJ eu meer anderen, verhaalen, dat de verfcheidene Liefdensfch"de.Ie""
'ie bekoorlykheid endicnft van^iiw^j-behoorcni maarLiefdens.
all bcgeertcns en genegentheden onzer herten betekenen,
f lïienfchen geen eene zaak beminnen > maar ieder mint ver-
en fomtydts verfcheidene dingen: 't welk niet zoude
WZ^hieden
indien alle menfchen flegts eene liefde hadden.
Cupido, of de Liefde, in de geftalte van eenkleeUft^^^'^fj^"
hoofd, eenbran-
is omtrent twaalf
' " kind dien.
aa
-ocr page 185-anderinge hunner wil en begeertcns, zo haaft als zich de
daar toe opdoet y gelyk men zien kan aan hier voornoemd j
ke van voorncemen was den geenen te doen fterven, dien zy te
zo hertelyk bemind had. . ^eei"
Hy is met pylen in de hand voorzien, om dat de zelve hisgely'^^^^gt
speltuunrj^ct
en genegen om te veranderen, wanneer zy niet
konnenerlangj^pje
geen zy zo vuurig begeeren. En gelykdepylenfcherpeniii)^^^iiii
2,yn, doorfnyden ook de zonden derbegeerlykheidhetbinncn^^^^gf
,'be'
iiti
ari
des zelfs fchoonheid zyn bevangen geworden, dathunne viei'iê ^J^
ten hen tot groote ongemakken en ongelukken hebben gebi'^ê^^jf^ii^
dit is ook de reden , waarom men menigmaal met de bJ'
de hand vertoond ziet..
Maniere van gefialtens ïn de aanbiddingen en
vruchtigheid der Volkeren gebruikelyk.
welk Firgili
en hlyft midden in haare reden fleeken-
Zyne vleu-
gels.
En pylen.
ligtzyn, en hun doelwit niet altoos treffen j gelykwy hebben
van de verliefden, welke in hunne onzekerheid zeer wispeltuui'^^
onze gewiiïcn. Ook zyn de pylen een zinnebeeld , waar mede
itaan word gegeeven, dat de liefde als eendoordringendebh^J^^p
hert der menfchenilaat: want veele hebben die droevige gev^i^NgVi
proefd, dat ze door het lonken der oogen van een vrouw zodi^"^ -i^·
even tiende hoofdstu
Van alle volmaaktheden, welke de menfchelyke natuur
^^^^^^^^ 'cr geen grooter noch meer overeenkomende in 't algd^ jeifli'^
deugd in den de Godtsdienil; waarom ook alle natiën en volkeren des
aienich. in welkc gedeelten zy hunncn zetcl mogen geveft hebben, ^^^^^
maniere van leeven en aanbiddinge deel daar van hebben genoiï^.j^^Ji^'
dewyl de reden het voornaam ile is 't geen den menfch van de W
ren onderfcheid, ziet men overal dat het gebruik der zelve ae ^^^^^^c^
aan eenige Godtsdienftige plechtigheden verbind j als zyn
't welk het menfchelyk vcrftand verzelten na het zeggen ν
Ζ
De Godts-
dieiift is de
alleivoor-
GROOT SCHILDERBOEK;
^^^^ofoof onder de Aanhangers v^caPlato^ opwekt door een
la^tp begeerte en drift om het goede te doen, enhetkwaadete
êodd 1 eenigen onder het Verdichtfel van Prometheus door het
de te^^^^ 5 waar mede hy den eerften menfch bezielde, hebben-
\Vy| ^^^ftaan gegeeven, wilaen zy daar mede betekenen, dat, de-
Oti^g'^^^e zielen door Godtsdienftigheid bepaald worden, wy in alle
^"^^crneeraingen het voornaamfte moeten achten tezyndenze-
\vaa over de zelve af te bidden, en de oogen en handen hemel-
hei ^^^ heffen > weetende, dat van het onzienlyk wezen aller dingen
Vepjö^^de afdaalt, en dat wy totuitbreidingevanzynelofeneerehet
en van het zelve met dankbaare herten moeten ontfangen. Wy
Op}^ ^ *^erhalven uit de Oudheden, tot vermaak en nutheid des Lezers,
licu^n, hoe, en in welker voegen verfcheidene volkeren, door het
Evangeliums noch niet beftraald, hunne aanbiddingen onder
^^"^felen aan het onzienlyk Wezen hebben toegewyd, en een be-
jj^^aken met de Egyptenaaren.
'iets hadden een gebruik, dat, wanneer iemand van de Goden^^Geftaitjüis
eri j^^^^'^^iocht, hy zyn gebed, als het aller welvoegelykfte, ftaande, |"ngeTder
ttiejj^^'^ Ppgehevene handen doen moeft j welkegeftaltedoor deRo-®^"
^ojjj ^^ hunne dienftpleegingcn wel ftriktelyk is onderhouden ge-bi
ddingen
^^'yft ' gelyk MartialiscnHoratiusgetuigen. Firgilius van gelyken®
5 dat ftaande met opgehevene handen aanbiddingebetekent jteiyl
hy Anchïfes bybrengt, die het zeldfaam gezicht befchouwd
Hel 't welk het hoofd van Julus als in een omftraalend licht
5 laatende zyn hair, 't geen door de vlam even aangeraakt wierd,
jtiej onbefchadigd i waar over Anchifes zyne oogen vrolyk ten he-
^evg/vP^.g, zyne handen om hoog hefte, en Jupiter aanbad: en tot
êing dat zyn gebed aangenaam was, hoorde men kort daar op
«ct^^^^aren donderilag j en daar verfchoot by duiiler aan den hemel
L ^^e^u' ^^^ fakkel met een langen klaaren ftaart voortliep, daa-
^ofcjj over het dak van 't huis heen, verbergende zich in het
^^n li ^^^ Ide, en laatende een fpoor achter, 't welk een lange ftreek
''egt: r ^^ overal een lucht van zwavel en rook van zig gaf. Anchifes
fl^cr^^^h daar op overeind, roept de Goden, en bid het heilige ge-
Philo zegt, dat de overeind ilaande geftalte een bewys-
^^ni^gl® ^an een verflagen herte, 't geen zich geheel aan Goi, zonder
^^^e?· fj. 5 overgeeft. Wy leezen doorgaans, dat de Ouden aan Ju-
^«Ίη j. aande offerden, en ook in die geftalte hunne beloften en beden
^^i· ^ ^ deedenj maar aan de Godinne Ops zittende: betekenende
dat zy moeder der Aarde was. PythagorashcYeeh, dat
a a ζ de
de geenen, welke aanbidden, hetzelve
wel Plutarchus zegt, dat het een uitvinding
om
moeten weezen. .maiii'^
Wat aangaat de geftalte van rtaandetebidden, het zelve veft^^^^-^;
ons Paulus genoegfaam op verfcheidene plaatfen, Gal: f, vers i · ^
4, vers i. Thejj} 3 , vers 8. Van gelyken vinden wy op veele
inde H: Schriftuur, dat de Priefters des Ouden Teftaments i^.^fL^f/,
den hunne handen ten hemel uitilrekten. In 't Boek derj^^gf
Cap:7, leezenwy, dat in hetlegerGVi/^o/^ideknegten,
aarde wierpen en het water lekten als de honden, gelyk mcdea-^ .
op hunne kniën bukten om te drinken, door Godts bevel te rug '^c
den, en weg gezonden wierden: maar de geenen, welke
dronken, en met den mond uit de hand geflurpt hadden, wierdei ρ
gekoozen, en verfloegen het Leger der Amalekitent'eenefflii^^'
Cap: 17, ilaatgefchreeven, dat, zolangalsiWóy^j-zyneh^
om hoog heite, verflagenwierdj hetwelk, gclyk^^j-je?
tius zegt, beduit dat hy voor God zyne daadenen werken opoï^
niet gely k het kruipende gedierte aan de aarde vail bly vende,
hert en gedachten hemelwaarts wendende: op welke vaife groO'- ''^^jy,
klaare voorbeelden het Concilium van Niceënbevel heeft geg^^
dat wyonzegebeden aan Gfi/ilaande doen zullen. ,
De aanbiddinge beftaat niet alleen, zegtPlimuSy in de han^i^^^^ie
hemel op te heffen, maar ook dat de zelve handen, met het bïi''^ ^yji-
naar boven, als of men die gavetekuflen, opengeflagen zuU^'^^^^^/
Die aanbidden offmeeken, zegt de Κ erkenleeraar Jcronimus,
de handen te kuJJ'en: weshalven dan de Hebreen die manier van ^fig
voor een groote eerbiedigheid namen, en de zelve ook
onderhielden. De betekenis van hetopheifen of uitilrekkende^
handen ten hemel, als boven, getuigen ook Cicero
tuilianus van het gebed voor debehoudenifle en voorfpoed des J^ ^^^
fpreekende, zegt aldus: de Chrifienen beften^ met ontblootene
hun gezicht, ah mede hunne handen, tot een teken van onnozelheid j
waarts: daar mede te kennen geevende, dat zy geene fchaaffi
hoefden te hebben, maarmet hert en genegentheid voor hunneiij^,
hoe-
e zittende moeten doen; ^^^^^
mgQv^nNumaPomp^^"'^^^!^^
ons te leeren dat onze beloften en gebeden zeker en It^iW"
zer baden. De l'ofcaners gebruikten in hunne gebeden desgely'^®_
nig een geüalte of uitilrekkinge der handen: en in de aanroepji^^^^ jeti
ner Goden, voornaamentlyk vm.Jupiter^ iiefte^i hunne—
ten hemel; van welke wyze Virgilius in zy η vierde
alwaarhy7^r^iïi midden onder de'beelden der Goden 3 en voor ^^^^
GROOT SCHILDERBOEK;
Vjg'· ^y^^e handen ten hemel opheffende, enjupiterootmoedx^ylien
HJI ^^^'iende, befchryft. Verders leeil men, dat in de Olympi-^f/^^f^'^^^^'"
Vigj., Pcelen, welke eertydts door de Ouden tot Smirna wierden ge-ging eens
^^^on ^ belagchelyke en onervarene Speelder was, welke door i^o-τοη7είιί«Γ-
^en'^' ^cnSophift, berispt wierd, dathy debeweegingen zyner han-<i««·
lïiQg^^rkeerd en zottely c deed, om. dat, als hy ó Jupiter! zeggen
, 5 hy zyne handen om laag na de aarde floegj en zeggende ó Aarde!
^y^^ gezicht hemelwaarts. Doch deze verkeerdebewee-
^Oof ? '^'''oi'den veeltydts noch, uit de aloude gewoontens herkom ftig,
g^jj^ Roomfche Priefters, op verfcheideneplaatfen, \verkftellig
ξζς^ : mant ieder maal dat zy het woord God οΐHeere uitfpreeken,
^Csy^^ ^y zegen aan het gemeen j en biddende om devoorfpoed
^OivJ·*^ 5 ftrekken zy hunne handen uit om hoog. In de Medaljc van
-Pw ziet men een kleen beeldtje, met uitgeftrekte armen na
en met opene handen, van malkander afgaande, meteen
zinfpreuk op de zaak flaande Pi ε tas August. ■
orn weder tot de oude Egyptenaarcn te keeren.
^yze en 't gebruik der zelve was op een hieroglyphifche of ^ banier va»
'^tijj^ ^\dende manier de Godheid met een cirkel of rond te verbeelden
'ir^jj-.'^ien zin gebood den o\xdcr\Vh\\o(ooiPythagoras^ Göiin'trond'^'"*^
aan te bidden, ^/«w^j zegt van'sgely ken, dathyaange-
J" heeft in de Schriften en aantekeningen der 'Grieken, dat zy een
% ^^^yd de gewoonte gehad hebben van, terwyl zy offerden, rond-
ï'eg^^^^ altaaren te loopen 5 beginnende hunne gang van de linker na de
^^ête. ' '^P ^^ manier van den zodiak ; en loopende daar na van de
/ de linker zyde. P/i^/i^fi/i^^i-is vanmeeninge, datditgefchied-
ens Pj'
oras.
(
op hunnen as omdraaijende, moeilen navolgen j hoe-
van gevoelen zyn, dat daar door de geduurige beweegin-
Onfr/^ii-orli Apr ηη pnfn\-if>-]\r]r P"7 onlr pn \Ι7/=Ί·Ή iri>rilocin ΛλΤ^οΐ-
dat de Vervelingen de hemelfche beweegingen , in hun rond
rfiC"^ 1 . - - ....
^^riga'^^^^'^ngeitadigheid der menfchelyke zaaken werd verftaan. Wat
" de geduurige beweeginge en draaijinge des ligchaams in't bid-
S^bi·^·, y 'binden, dat verfcheidene natiën en volkeren het zelve tot een
-'i 1 ^ gehad j in welken zin de Poëet Propertius in zyn eerfte
yner gedichten aan zyne beminde fpreekt :
^ Heh voor uw drempel al heel dikwils rond getreden ^
^poffrende u myn ziel en Ί puik van myn gebeden.
Hf·; ^indook
in de Hift orie van Suetonius, fpreekende van de voor-
- Van Fitellius, 't geen hier zeer na gelykt. Hy was, zegt hy,
aa 3 van.
-ocr page 189-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
van een zonderbaare behendigheid om te vleij en. Hy was de >
gebood, dat men Cajus C^far godlyke eerbe wy zingen zou
niet durvende 5 na zyne wederkom ile uit Syrien, voorzyn aang jqoJ
verfchynen, als gedekt zynde, en verfcheidene maaien zich
keerende, en het aangezicht ter aarde nederbuigende. vjiV^'^'
Numa Pompilius, die beval, dat, om God aan te bidden, men
fcheidene maaien rondom moeil: keeren, en daar na gaan el'
willende daar mede teverftaangeeven, datindeaardfchegcv^ l^-gj-f'
zaaken niets dan onbeftendigheid en geduurigc verandering "^'^^jj^Je-
felyken menfchen ten deele valt, en dat de zelve de geduurige^^*· j^e'
ringen van het geluk met een beilendig gemoed en lydzaafohe
hooren te draagen: moetende hier by gevoegd werden het 'Qfld'
deswegen verhaalt, te weeten, dat die wyze van zich in 't geb^"^^ fiCÏ
om te keeren, geichiedde van de linker naderegterhand,
voorbeeld van den aardkloot, welke, gelyk jP/^W^^jenmeer^^^^jtii'
daar van verhaal en, van de linker na de regter hand zich op d^^
wentelt. DeHiilorienverhaalen, dat, alsC^wi//^/!ƒ, nadc^^rj,te·^
Romeinen, zich al rondom draaijende aanbad, hy zeer ichi^^^^eti
aarde viel; uit welk geval het Roomfche volk, dcbygelooVJê^ge'
zeer toegedaan zynde, zyn val en ondergang, gelykkortdaai
beurde, kwam voor te fpellen. Zy zeggen ook, datik/^^^^ ■jegC'
Overalpifche Gaulen beoorlogende, en digt by een vlek, CaF j^of
naamd, gekomen zynde, omdezelveaantetailen. zvnpaai·
keeren, gelyk als ofhy de Zon aanbad , 't welk de Romeinen ^^^l^ijf/
ilryd gewoon waren te doen j verduifterendealzoditgeval^''
«eoogen. ^üC^^'^K
Nu zullen wy overgaan tot de verhandeling vandeGod^^ ί eei^^
heid, en alles bybrengen, wat in oiis vermogen is;, om
ten dien opzichte mede voldoening te geeven. _ rck^^u
Altaar, zin- Het Altaar isby deOudenvoornaamentlykvoorcenziobe^^^ ^oi^
jriiLaili, A.n- ^ ^^^ Ltvn^l^ V VJUi llrtrtUlCtiUl ƒ JS. V UUl t^Cli ^ V^'
Ϊω God godvruchtigheid tot God gehouden, aan hém opofferen pJ^fOiJ*
vmchtiV gens hun gevoelen, door middel van't vuur, onze gebeden·
^"'i· zegt Virplm in zyn i ide Mmid:, ik raak het altaar, en nee^ ^^^ ^uH^
" t geen'er midden oplegt ^ en de Goden tot getuigen^ enz. L^en^^
tuiTchen het hemelfche en het m enfchelyke gefteld word, ^^ >ιγ·
met goede redenen te bewyzen het zelve als middelaar en do c
Verders willen zy, dat het aandeiloffelykedeelenverbona ^
zich altyd van onderen opwaarts ftrekt 5 als weeteiidc alle oi tii
En Numa
Viirn^iliKs.
5 pn de zelve openbaarende of mededeelende aan de hemel-
Van^^^^Pielen. Daarvan daan komt het, dat de manieren en wyzen
ten d
niet zonder oorzaak zyn ingevoerd ·, nademaal men de wet-
^ew natuur zo zuiverlyk bewaarde: en federt dat de v^aereld door
diei-j/^^^i'^ is verlicht geworden, gebruikte men zodanig het vuur tot
^ "^an God^ dat zonder het zelve geloofd wierd aan hem befwaar-
^angenaame ofFerhande gedaan te konnen worden. En in der
^et j ^^nneer dcaardfchefchepfelenonseenigfins konnen verzoenen
lieef^^c hemelfche, is 'er geen ding 't welk grooter overeenkomile
iiie'^et den geeft, dewyl hy lichtende is, en alle dingen opheldert.
Qoi^^ dan meenen zy de Geniën of Geboortgoden, de Engelen, en
•^^^rs te konnen verbeelden,
^aljg^'-nu de Altaaren en hunne godvruchtigheid betreft, indeMe-
^^ili "^cn Keizer Ί': MHus ziet men een beeld met opene handen, 't
iievp^ hier voor gezegt hebbc dat avmbiddinge betekent j en daar be-
^ady^ ^en altaar met deze letteren Pi ε τ α s. In een Medaljevan
^nus Auguflus ziet men het zelfde beeld in de eigenftegeilalte,
^ene zyde een oyevaar, en aan de andere een altaar vercierd met
^e ^^^ f^f klimopranken, met dit opfchrift, Ρ^,ε τ α s Α υ g. In
ocej^^^^ing νλΧΛ,ρΐ'υα Augufla Fauflina vertoont zich een vrouwen-
^et^.' t Welk met de linker hand haar kleed opheft > en met de andere
il^^Ord ' ^P ^^^ altaar helder brand, met het
ï*ietas. In de Medaljevan Z.?^«7/iïftaat een altaar voor het
in de hand van't beeld is een offerfchaal, als gereed ftaande
Hrif^^ren, met het zelve woord P.i ε τ α s. Metheteigenfteop-
^'^'ïiHn^ ^^ct men hét beeld van Godvruchtigheid in de Medalje van^^;^-
^e ί 5 openende de regter hand, tot teken van aanbiddinge, terwyl
, gereed is om het offer aan 't altaar tebrengen. In de goude
5 z^i^^"·Cafar vertoont zich de regter hand van't beeldtje
^""fcl^ · ^ geftaltej en de linker houd een gift, metheteigenfteon-
. alei/^l^iet as.
\ ■ gebeden en fmeekingen, 'tzy wanneer men eenige
ofgenadeontfangt, zynde de beloften alsdan volbragt.
^iettgj^^i" ^<omen de verfcheidene opfchriften in de Medalien , welke
O ^^oei alle op de Godvruchtigheid flaan, 't zy dat wy hulp van God
l· of dat wy hem bedanken. Derhalven vinden wy in de
d ^^kle ^fvan JuUaΡia Aug: een vrouwenbeeld , opfchortende
ρ l^^hr? de linker zyde, en met de regter offerende, met dit on-
^^eldfi' ^otaPublica. Maar in die vanzyn twee
: het een heeft de gelykenis van den Κ eizer > en het ander
houd
-ocr page 191-houd met de linker hand een jonge fpruit van een palmboooi) je'
bied met de regter een kleen bakje of ichaalt je aan den Keizer ? ^^
ze fpreuk : AdventuiAugusti. In die v^lï! Domif^'^^'^^^^cl'
mede een altaar vertoond, en het brandende vuur daar op, ver^''
ditopfchrift: PrincepsJuventutis. ued^'^'
Desgelyks zyn de altaaren in den alouden tyd, zo wel
Als mede
■een plaats
van vivheid
den.
^ daags, plaarfenvanvryheidenbehoudcnis^geweeit: waarom^ ^^^g·
bdi'oude-in VirgUius ^ hebbende alle hoop van behoudenis veriooren, //^
en
nis.
vlucht tot het altaar nam, van het welk zyne vrouw
altaar zal onzer aller behoudenis zyn. En Cicero
Roscius de η Toneelfpeelder: "wy hopen in het huis n>an dezen als ηΛ ^
En Ovidius in zyn l'riflib: het eenige altaar hlyft my in myn ongeluk Qti^'
Altaar, zin- De Athenienfers hadden eenbyzonder altaar toegeheiligd aan^
vaa^oSc"rm-fcrmingc en mededogendheid , waar van de Dichter Papi'mus, ^
heitighcid tantius Grammaticusmaaken, als mede Apfmis in zyne ^ζ,'ίΟ·^
en medeiy- ph^j^y^j^^^ ^yn Boek daar hy van de bygeloovighcid handelt
het altaar vervloekelyk. Xenophon in het t wede Boek van den ^ ^jitt^^
Griekenland, neemtvoor een zinbetekening van toevl^^ ^ifi
het altaar: luanneetj 'Theramenes, zegt hy, die dingen 'verflaan^
hy zyne toevlucht tot Fefla. Pollux noem t Fefia het altaar van ^ oO*''
voornaamentlyk dat 't welk tot Prytaneisisgeweeil, alwaay .eg*-'
fteeken vuur altyd bew.aard wierd. Dionifius-^-SiXxHalicarnéf Λξ,'ί^'^
dat Romulus een Tempel ter eerevan/^^/i? iHchtte, welke
gedachtenifle van dathy het Roomfche volk in dertig wyke^. jjgtl^'
deeld. Suetonius fchryft ten naaften by een diergelyke zaak
ytnvzwTiberius.
Voor het overige zyn de altaaren tot het doen der ef'
beden verordend geweeft, om de Godlyke gunft en genade t^^'
venj niettegenftaandeweinigeperfoonenaangetoondhebhc^^^^tj^^
manieren onder hunne verfchillende offerhanden de befte Α
en by de ouden goed gekeurd geworden j offerende zy aan jgi-eC^J
machtigen Gsi/alleenlyk door het verftand en den geelt,
woord tefpreeken. Derhalven eerden den Egyptenaarendi^ jj^iy^
dil, om dat hy geen tong heeft; toepaiTende het zelve op de ^ ^Jg^^'
ke ftilzwygendheid. Zy preezen de geeften en zielen der e^^^jiJ''
lukkigen en zaligen. Aan het hemelfcheofferdenzyftoire^^Ui-J^
gen, die eenige overeenkomft met de zaaken hadden,
aandezon, enz. MaaraandekwaadeGeeften, ofDuivde"' jc
^el'
* Dit was een plaats tot Athenen alwaar de Övengheld ïaad hield, en ^^dcïJ*"''
ke dienft
aan de Republyk gedaan hadden, openbaarlyk wierden gevoed ί
-ocr page 192-GROOT SCHILDERBOEK;
gj. VJXVWW J. O Vj JLT. Α J-j iV j-:^ iV. JJ V.» iLi x>.. r^l
^fij^jV «iat de zelve hun geen hinder offchade mogten toebrengen,
^e bef onzuiverheid het ofFer en de reuk van het vleefch niet zou-
l^dc De * Egyptenaars hebben altoos voor een gruwel ge- satuÏflS'.:
^er^^"^ manier van God door het bloed der heeften en gediertenstccap'!''/.
^^ ■vxif'^^^ï hebbende zich derhalven altyd vergenoegd met gebeden
O^^ook. ------------------------J?---------
^Qo^^j^^tnpelen ftichtten buiten den omvang der Stad , om op de ge-
t)
eea
op
moet letten.
-^Ooy r^J'iie wyze beeilen aan hen te offeren j hoewel men daar na,
^^cre ^^ ^nmenfehelyk voorbeeld van Bufiris^ menfchenbegondete
^Ooj, nadathy delandenenplaatfen, naaft aan de Nyl grenzende,
^^ocl^^y^e dwingelandy onrechtvaardig in bezit hadde genomen,
de offerhanden willen wy in het volgende Hoofdilak wyd-
V
<in j
^ '^erfcheidene Offerhanden der volkeren, benevens
«e byzondere plechtigheden en dienflpleegingen
omtrent de zelve gebruikelyk.
van aloudts af tot nu toe een verfchillende eerbiedigheid Hoofdzaa-
r '^^nr ^^ ^^cle perfoonen en plaatfen is gegeeven, en dat 'er een Kon- schüde""""
'^'^derï^^^^ aangelegen iskenniffe daar van te hebben, moet hy vlytig'^
^Veli-«efc doen
in dé Oudheid na de byzondere manieren en \vy zen,
ï-a^^^ alleen de Oudheid in het algemeen, maar ook elke byzon-
i^ic in zich zelve aangemerkt, gehad heeft,
c Athenen flaan
in de H: Schriften voor zeer Godtsdienflig
(j'^e Q ' ^aarom zy ook, zo wel als de Romeinen, uitfchroom van
te vergeeten, veel liever een Altaar -SLZwdenonhekenden·
· ^ d ^^^ ^l^len oprechten, en door hunne Pricfleren op en aan den
^^iHeti offeren, dan eenigflns in deze plicht van Godtsdienil ver-
y'^^clitj' welken Altaar Paulus de gelegentheid ontleent om zo
predikatie van en zyn Η .-Evangelium te doen, dat
^ar door tot het Chriftendom getrokken wierden.
Ho ^^^^^ Altaaren gevonden worden, is een getal van Prie-
Λ ^ ^^' waren zo veel verfcheelende in kleederen, als
TH n· ^^^ Goden
en Offermanierenj komende óie-v-xvijupiter
ifej^^ ^^ereen met die van Pn^^^iii, noch die van met die
b b van
^^dc ^ ^^ Koningen van het geflacht der P/o/öm^è'»dwongen
^e ι ^erhanden van Serapis en Saturnus aan te neemen, voor de wel-
m GROOT SCHILDERBOEK. r^f
van om het welk aan den Lezer te vertoonen 5 zullen
zo aanitondtsgewagafmaaken.
tSÏoiÏ' ^^^ groote Wafchvat by de Hebreen geeft getuigenis, dat deJ^
tient"^de H. fche Prieftercn een naauwkeurige zindelykheid in hunnen
piaatfeii. moellen ondcrhouden. Ja Göi/zelve w'ilde, datzyneIc
moeit uitdoen wanneer hy hem aan den brandenden braambolC f^w
fchcenj enwyders, dat alle dier, 't welk aan of omtrent den
mïj zo lang zyne Godlyke tegenwoordigheid aldaar was, ^^
met fteenen gedood, of met pylen doorfchooten zoude worden· ^ jj
Der Heide- Dat de Heidenen niet zo zeer bezet daar omtrent geweeft
niette denken j maar uit hunne hedendaagfche viesheid wel te
ven, en te befluiten, dathunnevooroudersniet minder op dczC Ktr
heid in hunnen Godtsdienft gelet hebben j de wyl het zelfs den ^^fd'
nen als noch ongeoorlofd is in der Mahometaanen Moskeen of
kerken te komen: en deze zyn noch de minilen in plechtclyke ^
digheden onder alle de Ongeloovigen. -ti
My dunkt, dat men t'onregt de Egyptenaaren alleen belac^
fpot wegens dat zy zommigebeeftenaanbaden, en 'er Godly^^^ [^ygc
beweezen^ vermits de meefte volkeren der aarde met de zei^j-gVi^i^
loovigheid zyn aangedaan en befmetgeweeft, voornaamentlr^ itbl·^'^'
Griekenland, welke boven alle andere in wys
ken, gelyk ook de Republyk van Romen, alwaar de plech^'^l^tgö'
der Godtsdienitigheid zeer naauw wierden onderhouden en ii* ^
nomen.
Macrobïm. fchryft, dat de Koning Janus de eerfte gewée' gdd/^
alien de manier van aan de Godente"offeren ingevoerd en vi^ r
aa
pen,
ft-^fia
Jatms , d e
Itaüaanfche τ^ τ
God.wierd Itaben
vjuujwicia -----------------------------------— ------- ^.^ij^v. , — fQCi'^ >
, zynde zelve naderhand als een God aangebeden ge^^^jy
,n tn eei Zodanig dat de oude Romeinen die plechtigheid gebruikten ^
aan eenigenGod , wiehy ook mogt weezen, teofferen,
eeril Janus, als voorilanderen uitvinder der oiferJianden
zy ook deeden om dat zy geloofden dat Jams altyd aan de
mcls zat, wqshalven de gebeden'der fterifelykennietdoord^j^^g^Hp
tot aan de andere Goden konden genaaken, indien hy haar de ,^,ΐρβ^
niet vergunde j ja zelfs dat hy haar de hand moeft leenen ova
voortgaan, ter oorzaak dat de gebeden, -welke Homerus zegt
te weezen, kreupel en mank zyn. ,
De allereerfte Offeraars van alle volkeren, onder welke
Waar de a!-
lëreeifte Of-
f«hand«i hl naars wel de voornaamfte waren, offerden geen beeften? φ
beftonden. den, bloemen, boomen en planten j bedienende zich me .^sV
kende fpeceryen. Derhalven deeden de geenen, welke ee* ü
ncn.
fcl^j^^JJ , zulks, zegt men, by gebrek van vruchten i enge-
^^^ meeft om dat zy navolgers der meeningen en gevoe-
Pythagoras v^aren, welke verboden had vleefch of bloed tc
oordeelende, dat de ziele daar in was geveft; hoewel Eufebius
Ce^j' de oude Godtsgeleerden beweerd hebben, dat men geen
tei5 ® behoorde te offeren, ja zelfs geen meel, honing, vruch-
ligjj^^^ bloemen der aarde: want, zegthy, Göikent de geenen welke
Op ^ ^^"eezen, en neemt voor aangenaam het geringfte blad dat de zelve
e^ jy ^■Itaar nederleggen, ziende aan hunne herten en genegentheden,
geene zy met hunne handen komen te offeren.
Vojj^^'· is geen verdichtfel, dat men in voortyden, fchier onder alle
^e ^^^ aardbodems, op een zeer vervloekte en affchu welyke wy-
Vej. ^"^fchen ten flachtoffer geleidde, alzo men in verfcheidene Schry-
Gcfchiedéniffen, luiden van goeden geloove, leeft, dat men
was aan de Taurifche Diam zodanige offerhanden te doen.
Vef^ ^ '^ude Scy then waren niet alleen met zulk een onmenfchelyken en ^^^ ^^ ^^
iH^iJ^^^'^yken gruwel befmet, maar ook zelfs de Egyptenaaren en Ro- naareii offet-
^gjj j offerende de eerile ter eere van Jum, en de laatfte aan Jupiter^ fchenlian'
Latialis^ dien zy waanden den Befchermgod der Latynen teγ^η!*! ειΓάε
^e^ \ Zodanige llachtoffers. Sicinius Dentatus (als of men wilde
tej, ^^ Getande, om dat hy inzynegeboorte mettandenin den mondi'-iiri.
kwam) zeer vermaard door zyne dapperheid en groote
die > /"^^higen tegens zyne vyanden, was d'eerile onder de Romeinen
le^j^^^ke flachtofiers aan den Krygsgod Mars toe wyde. De Kerken-
^^^''^^thmafius dat verfcheidene andere volkeren, in't
getJl ^eren van hunne gelukkige overwinningen, de gevangenen in
lii^j^ van honderden verdeelden, en dat van ieder dezer hoopen een
^P&p ^ien dit ongelukkig lot ten deele was gevallen , aan Mars wierd
^fferd. Farro getuigt ook, dat de omfwervende Troyaanen, i>eTroyaa-
gt ν» · 1 -I t · 1 · 1 1 J Ml 'iien aan Ρ/κίβ
^y emdelyk m Italien waren gekomen, volgens dewilenbe-eii^wr»<ii.
ue ^ ^^^^ Orakel, aan Pluto en Saturnus van den tienden man een of-
Eneas^ in het tiende Boek der Heldendichten van
^Ooj^^^^i de laatile plichten aan de ziele van den veriiagenen,
^kltj^^^'^^enonéenEvander ^ Avillende voldoen, vier jongelingen ^ van
^'^ypt en noch zo veele van Ufens opgevoed^ levendig hydenhals
fe^^ ' ^''^hen^ tot eenlykofferhande voor de fchim des overledenen ^ opteoffe-
^^^ lykvuur met den bloede der gevangenente befprengen. Diodorus DeCanhr-
ta^r'Verhaalt, dat die van Carthago aan een Afgodenbeeld van me-sin«nfers>
Saturnus^ 't geen zyne armen boogsgewyze voor
^ Eellrckthadde, jongelingen offerden, welke in een gloeijen-
bb 2 den
-ocr page 195-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
den oven, aan de voeten van dit Beeld geplaatft, levendig tot ^^cf
ofFer door de vlammen des vuurs wierden verteerd j P^^^ë'^^^^j.jxsV^^
langen tyd van jaaren deze offerhanden, tot dat zy eindelyk
en afkeer van die plechtigheden gekreegen hebbende, jg
tebeeften tot dat gebruik kogten: doch eenigen tyd daar na?
dood van Akxa?ider den Grooten, door een 2;waare peililentie ο
len werdende, en hunne Stad daar en boven noch door
ning van Sicilien, zeer ftreng belegerd en tot de uiterile benaati
van hongersnood gebragtzynde, namendeinwoonders,
gebruik der volkeren, hunne toevlucht tot hunne gedaan
fchermgpden, gebeden, en vervloekte bygeloovigheden} "^f
delyk meenende, dat de vergramde i^iitowM, doordeverafl mC^
der offerhanden, welke hunne voorvaderen met groote f ηβύ^'
eerbiedigheid hem hadden to^ewyd, het volk dit verderf en
verzettelyke fchade tot ftraflfe had laaten overkomen,
had de gemoederen der burgeren en gemeenemenfchen zodanig
nomen, dat zy op een dag tweehonderd, ja, zo andere
driehonderd edele Jongelingen, op een woedende en zeer
lyke wyze, aan dien Afgod, om deszelfs gewaande toorn
noegen te ftillen, tot een zoenoffer opofferden. Verders
Depheni- Schryvcr, dat dePheniciersindezeafgryffelykeenonnatuun; ^qO^
woonte boven alle andere volkeren uitmuntten j vermits geil
dolle en raazende buitenfpoorighedcn gedreeven, zich zo v^ri^^j^r
begaven, dat, om de vermeinde toorn van dien Afgod te doSi-^-^^^n ?
ren, zy niet ontzagen hunne eigene Kinderen aan hem opt^^
tot dat zy die gruweldaad afleggende, anderer luiden kinderen )
zy heimelyk roofden ofvoor geld kogten, totdat verfoeijely^.^jlieii)
bruikten. Doch Plutarchus verhaalt, dat Gelon, Koning v^n^
de Carthaginenfen door denveldilag van/^i^fmt'ondergcbi'^^gjgó'
bende, de zelve door verdrag dwong te belooven, dat zy hiJ·^^
ne of anderer lieden kinderen nooit meer op zodanig een ^^'y^^gj-e
offeren, ^mtus Curtius gctxxigt^ dat deze vervloekte ΐΏ^η
doen by die van Tyrus tot aan de veritooring van die Stad n^^^^jjdc
En de oudeging. En na het getuigeniffe van den Oudvader Jugufiinu-, ^
ifci^den'hun' Gauloifen, bcwoonders van het hedendaagfchc Vr^ni^
iiTTgene verfcheidene andere Natiën meer, met dien zeiven gruwci ^-^dd^
een der grootile en buitenfpoorigile Tyranne» ^^{jcfl
.....Throon van Romen ooit beklommen heeft, liet 'ioorgeh^^^.^'tlfj
jonge en fchoone Edelknaapen, welke noch vaders jj-oei^^^^
veu hadden, opzoekenj om de zelve, totzoveelgi'ooter c
cieis,
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
tej^^^^^'l^elyker hertfeer der oüdefen, op eeöohmerifclielyke manier y
te doen brengen. Obk wertiell dejOoden doör , · ^
Wrif^^^ den Verzaaker, en anderen, niet· iondér oorzaak zwaarlyk
fog-.P^^egensdatzy menfchen aan dé Afgoden geofferd hadden i ver- - '
gcj^J^'^'ie de euveldaad van Hoofd der Geladiten, welke uit-
a^jj ê^ïi zynde om de Am moniters te beilryden, een belofte deed van
^'''^te zullen oiferen den eerften die uit zynen huize hem te-gemoet
Οη^ ^koiïienomhem over zynen bevochten zegen tebcgroeten. Het
te ö ^^^kig lot zyner Dochter wilde, dat zy haaren Vader onverwacht
ging, om zich met hem wegens de verkreegene over wia-
V'Qy? zyne vyanden te verblyden. Hy de zelve van verre gewaar
lyl^^^de, verfcheurde zyne kleederen, en beweende het bek laage-
en de naakende dood zyner Dochter} doch liet daaromraet
belofte ^^ voldoen. Deze vervloekte bygeloovigheid van de
Vq^ aan de Afgoden te offeren mqet niemand ongelooflFelyk
ge^ ^^^fien: want niet alleen waren de Heidenen zulks in veele landen
^Vi'^L ^ i maar ook de Koningen van Juda, die over 't verkooren volk
Ιίι-,ρ ^ ^cerfchten, hebben zich zo zeer befmet met der Heidenen dwaa-
^t^ j' ^^^ mede hunne kinderen met den vuure aan den Duivel ge-
, ^ hebben, gelyk men Iceil van Athas en Manajfes, 4Reg: i(5, en
Sj ^ ^%ende de manier derCananeën, -Asjofephus ^ de Antiq-.libr: ζ ^
^titf·^' zegt. Ook leeft men in de Η: Bladeren, dat veele van
^aade aan den x\fgod Moloch offerden. Cambyjes, Koning van
'"e 5 en Alexander de Groot kort na hem , verboden met openbaa-
^erjj^ ^'gemeene wetten aan hunne onderdaancndieaffchuwelykeof-
j doch ze wierden niet lang achtervolgd: maar eindelyk
Roomfche Keizer op zeer zwaareilraffen de zelve
^etif^'^^'^ en uitgerooid. ^T^riz^/ij-wasdeeerfte welke het dooden van
' om tot offerbranden aan te dienen, affchaftej of-
^ aan den zeiven zo veel brandende lichten, in plaatie van onno-
^nfchen, en hervormende daar door dat gruwelyk enonmea-
i^n Vi êebruiL Dit wierd door hem ingevoerd, na dat hy.uit Span-
^^'edergekeerd : en hy gaf tot reden, dat het Griekfche woord
^ Welk 't Orakel van Dodone, totinzettinge vandieplech-
'^et^^ ' gebruikt hadde, zo wel licht als raenfch betekende, endat
^fk^ j^^'oni aan Pluto aarde gebakke ^ beeldtjes, en brandende f^ikkels""
^ien '"en, infteê van menichen, zoude offeren: weshalvenmenuit '
^^ake in de feeildagen van Saturnus , anders Saturnalia
^eel^ig'^^en anderenkleenebeeldtjesenbrandende waskaarlIenmede-offeeftda-'''
■^ochLycurgus, Wetgeever der Lacedcmoniers, gebood, dat|®"
bb 3 mcniie·
Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
üien verkens, in plaats van inenfchen, ten flagtpffer zoude, ^^-^fjpki*
de^L· ce^dT^ Het Afgodenbeeld van Diana, hier vooren gemeld, het ^ ge-
■Hioniers aan- genie cnOrefiesnit het land l'mric^Cherfof^efus,, hedendaags de Jsr'^^^^,
gebeden, hecten, ih floers gewonden hadden overgebragt, wierd jg a^rt
demoniers rnet groote eerbiedigheid aangebeden. Men oftef ^t
het zelve in alle oude tyden menfchen, die door het werpen van
daar toe wierden verkooren j welke gruwelykegewoo,nteyan ,
hande door den Wetgeever Zj-w^/iii· in naarvolgende manie»'^ jj-ji^i'
veranderd: te weeten, men voerde eenige jonge luiden voor ^^^ igen^
van die Afgodin, en geeiFelde de zelve zo lang, tot dat het
hunne inzettinge, ter begeerte van het Orakel, metmenfchen^.^^U
befprengd wierd 5 't welk gefchiedde om de jonkheid
tot de flagen en wonden, die zy van de vyanden in den oorlog^
ontfangen, niet te vreezen. j^iid^
Plütarchus verhaalt ook j dat, wanneer de peil in dé -sXon^cil^
derLaïde- ^^^ Lacedemonien Zeer deerlyk vcrwocft had, het volk van't .^jj^iJ
inoniers , om
raad kreeg, dat de befmettelykheid va-n 't kwaad ophouden
bcvryd allejaaren ccnigecdcle maagden ofFerdcn. De Lacedemo^^^ jjit
hoorzaamden de Godsfpraak hier in. 't Gebeurde nu eindel/ 'j^ii'
het lot/fi/^Wiï te beurt viel, welke aldus om te offeren geleid
de, daalde een Arend nederwaarts, en ontrukte het offergevve^^j^^^^iii'
handen der Priefters, en voerde het zelve boven een ruim
hy het op een veerfe of jonge koe liet nedervallen. Arifiides ^jfiX''^
in zyn negentiende Boek van den Italiaanfchen Staat, dat(jiii
voorval eertydts it.B^omcnz'An^cxioony^nFaleriaLuper<:^^
de zelve oorzaak, ook gebeurd is.
Hethoafd, zegt Hefychus ^ BiiTchop vanjerufem, 'i^^'^^i^iidKf
al 't geene gefchapen is een redelyke ziele heeft, wordveri^ ^^j^ifl
en heeft zyfien zetel in de herten geplant. God
voortyden bevolen, het hoofd en de lever, met al 't geeo^. gtb^^'
vaft was, den Heere tot een brandoffer te offeren: wantuit
en de lever komen de fprinkaderen en de beweegingen van oflj^j^A'
fchelyke luften en begeerlykheden voort. En in dien zin on^^^^l
pofhelPiiii&jzynegemeente ,zeggende: deGoddesvreedesygiiö^!?
dachten te bovengaat, hewaare uwe herten en verfland. En tot bej^y ^^^ β
verder zegt den Propheet Jefaïas: het hoofd en hert is krM^'
hoofdfchedeltot de voetzooien is nietsgezondts in hem. ^nh^'^^^ji
iyic"offir. Ilerodotusfchryft, dat de Schythen verfcheidcne Goden aan^
Hande van maar niettemin geen tcmpelcn, altaaren, noch beelden, ^ϋ^Ι^
i^iSf'^'^ünmrs, oprechtten, hoewel zy op eene en dezelvewyz^'^ jiUti-
H^i.
Wieede Of-
feihanden
zyn.
h GROOT schilderboek.
l), VJi JV V^ X kJ i X i XJ .i-J JL» V'· -^V· I ^ff
Vefj^ ^oden oiFct-den j 't geen ik piet oiidienftig hebt>e gegcht hier te
S^bo^'^!^^^· ^^^^ ilachtoffer, met 'oeide de VQorvoeEen tagialkander
^cht ter beftemder piaatie gebfagt zynde, kwam de Prieiler
^^iii , flaande het beeft voor de kop j het welk daar op vallende,
^ier^^-^^^ zy dien God waar aan.het zelve wierd; geofferd.: Thaos
i^Q P^y het een ftrik om-denhals, waar rr^cdehy het beeft wtirgde.
aan de huid en het vleéfeh van de beenderen gevjld hebbende,
dcfg ^ hy het zelve, by gebrek van hout;, öp de been^^en;^ ■ met an-
din^l^^itoffe vermengd
Ob . ^^etels deeden zv het ν
, om te kook en 5 en by mangel van de noo-
zy het vleefch weder in de huid, en lieten het aldus
^uur, van zich zeiven brandende, gaar Icoolceu. Zulks ge
Peen
ai^H ^^y^de, offerde de Prieftér dit-Qachtoffer aiin die GodiejT,·, waar
7'^et toegedagt hadden. Maar onder alleiilai-htaffers was het
oy. hen het
voornaamfte, 't geen zydaaromsoak AitóiV&fit^Ve·^
Jlej^^*^» wiens tempel door de menigvuldige regenbui-jjcn^nvogtigr
Eefcij' ^Is mede door de k waade getem pertheid der lucht van dat land,
^^he a^'^cnenbouwvallig geworden zynde., zy op de na,volgende wy^
^^Meo zy verzamelden een mee.nigtcafgetije;gl.<aie taJtkeri., rys-
ö^p^l en fpaanderfen,. van de- welke·iZy ,i.de.zëlve ,op/rodlkandercn
^y^jp^·^^:i- v^eeo^roote vierkanteliQop maaktm, hid^^
elke
de
ge-
vic Α ' de vierde laag afdaaleride, öpdienjanierdatnrengemakke-
ien op en af kon gaan. Op hctraiddendezerhoogten leiden zy
^'^fta!?*^^ Mes, de hcdendaagfche.Ferfiaiinfche fabels of Turkfehc
1 ^ niet ongelyk, nedéirj, hmFieiidr^dit, «ooirhet.wiiareiAfgo^r
^nd^®^ van Marf^ "éienfiy b-e.t meeil aAibaden, > en m et hunne offeiv
j^^^ereerden. \ . . .. v.. ,-r;; :
% j-^etPavvrd in voorigetydeii 't eeritaarijfl/i/riisgeofl'er^d,· gé Aan w
^efchiedeniiTen der Grieken en Romeinen klaarlyk te kennen ^
i^e^^^'jtjoeken der laatilcn getuigen, dat menjaarlyks,op den izdeno^eid wier
Γεη ^ber· gewoon was op het KanTpveld:i'aii7feween Paarditeoffe·''^^"'
^^^^^ in de Tournooy en Re.nfpH.en dH)vér\v inning had bei
'H oq ^'^^'^"dende Mars daar door atingébedên huaneiondemeemingen
[ct^j^ I êsbedryven na hun wenfch-te doen gelukkenen vdoripoedig
K® P^^nias getuigt, dat Tindarus, Vader van Helena, wel-
^ehfjJ^^" ^«m was gefchaakt en na Troyenontvoerd, voorgenomen
Jo W ef 1 ^^^ daad ten uiter.ften te wreeken, alle Prinfen der Grieken,
oy Man, by malkanderen vergaderde > en dat zy
^y liQj, "^<^'htoffer van een Paard aande Goden een belofte deeden, dat
en fmaad, hem en zyn geflacht aangedaan, met den
® degens de Troyaanen zouden helpen wreeken. Eenige willen
400 GROOT SCfllLDERBOEK.
ook , dat het bovengemelde feeft, 'tgeenmenopden lidenl^
ber aldaa-r Vierde, zoude zyn geweeft op den i iden Oftoberj
men aan het Paai-d, tot die offerhanden gefchikt, den naatng^^^jj,
Odober: by welke gelegentheid op zekeren tyd tot Romen ac
re twift tufl'chen de Saburinen en Sacraviers over het hoofd van ^^
offerde Paard oritftoii'dj om dat deze hèt zelve tegens de muüj^^
het Capicoöl, en d'andere tegens een Stadtstoorn, genaamd ^ ^p
wilden viiit'fpykeren. De plechtigheden van dit Feeilgefchie*^^(j-
de volgende wyze: men voerde den i zden der genoemde maand
ber zeker deftig Paard, omhangen met kranflen van groente,
vlocliten-met bloemen en.brooden, door de llraaten en wyken φ
menj tot dat men aan hef Kam ρ veld van Mïrj gekomen zyn", j'jci
het aldaar gedood hebbende, om voorfpoed en vruchtbaarb^' j^jg-
veldgewaflen te verkrygen, het zelve aan Mars oiferde. Dit g^' j-
de om den landverdervenden oorlog, waar in deruitefy aand^^ ^f-
gewaiTen de grootfte fchade-cnverwoeilingtoebrengt, vandi'^^gp,
god daar door af te bidden. Want het zoude zeer ongerynid
en dert'naauwkeurigen ontoepaiTelyk voorkomen, indien de P-p^^r^
nen, welke van deTroyaanen waanden af komilig te zyn, ^jer-
na de manier der Grieken, en na de zinnelykheid van 'tywdarus, ^^^^efi'
voegen ter eeren van Mars^ om zich over hunne vooi'ouders ^^ ^^^ je-
ken,; geofferd hadden weshalven dan het gemelde gevoelen H-A/
zen opzichte ftand moet grypèn. Dc Lacedemoniers, gely^ ^^rg
getuigt, hadden ook de gewoonte van jaarlyks een Paard op
T'aygetaXQ. offeren,. en tot afch.te verbranden j op dat de zelve^^ ^^gc-
in alle hunne iteden, vlekken, en landpaalen door de windei^? oos?
voerd zynde, mogte verlpreid' werden. En Paufanias vei'h^^' ^^ Je
dat de Macedoniers op dien berg het Paard aan de Zon-offerden > q^^
Periiaanen navolgden. Xenophon getuigt ook het zelfde inj-^f'
denkfchriften, wanneer hy verhaalt, dat aan Cm'ö een Paar"
ferhande aan de Zon wierd gefchonken; weetende, dat h^^ ^^γ
woonte der Perfiaanen was de Zon met zodanig een ilachtofft^ ^jii
eeren. Verders .zegt hy, dat de Sarmatiers Paarden kweekten^j.^^^fS
de zelve te offeren, en tot hunne fpy ze te bereiden. DeSalcn j,
offerden mede Paarden, en verbranden ze vervolgens ter eere van y
ter. Die van 't Eiland Rhodus offerden aan dezoneen W^gf^^ai^
%0'
vier fchoone Paarden befpannen, ftortende de zelve in de zee,
de baaren verilonden te worden j dewyl zy geloofden dat de
danig beipannen, den geheelen Aardkloot omliep. Men ic^
Heldendichten van P/^/Zö/ra/^j·, dat men gehouden was, on^ ^jn-
Vjj^ . GROOT SCHILDERBOEK. ïoi
1)oq· ^Stegens zyne vyanden te verkrygen, een witte Veulen , 't welk
^enc} ofipoor beproefd had, aan de Zon op te offeren: gefchie-
belgjf ^^^Iks uit aanraading v^nPalamedes^ öm den Grieken,die Troyen
^oj^^erdhadden, en door eenfchielyke Eclipfis, ofverduifteringdef
ïtiog ' fchrik en benaauwdheid bevangen waren, weder hert en
^Qaan te brengen.
verhaalt, dat de offerhande van den Stier, die de oude He-
kei Α ' de Joodfche Wet, gewoon waren voor den Taberna- dooi een
Q Heeren te doen, leerde en te kennen gaf, dat men alle hovaardy
PS^blaazendheid van zich moeil werpen, en metde voet vertrce-betekenden.
döor een KalfofFering betekenden zy, de zwakheid des vlee-
^^ nebben over\\Onncn.
hei;^ ^eotienférs hadden de gewoonte van aan Nepunus den Stier, byj^j^^Jg^ofdr
δη A^'^aatncJ ^ óf brullende, te offeren, om datzyne ilemmeBeotienfèrs
^IsTe eenige overeenkomft heeft met het geraas der woeile baaren, geoS"'"
Ecrtj d'ongeiluimigheid der ftormwindenbewoogenengeflin-
De Stieren, welke de Prieiters voorgenomen hadden
te offeren, moeiten donker en zwart van hair zyn, ten
^^lle ρ niedé de duiilerhcid der wateren in de diepte van derzelver
ê^'^nden tebetekeneh. Waarom ook veele van meeninge zyn,
^yrie κ j by de Latynen Jquila, van het woord Jqua, wegens
Mq '^^line en Zwartachtige koleur, genaamd zoude weezen. 'tis
i'eden, dat de Zeegoden gemeenlyk bruin van ver we, met
frk ^^^'^tige haii-en en kleedercn, ffcerk van borft, en breed gevlees-
gelyk de Stieren, verbeeld worden. Wat belangt Stieifpelen
^Id^^j^^Tpelen, by de Romeinen voortydts in gebruik, dc zelve
' aangefteld ter eere van Neptunus, maar voor de Helfche Go- Goden toc-
'^en ^'^^Ike zy meenden tot mededogen te verwekken als de Stad Ro-^®'"^'^·
de regeeringe van Tarquinius Superbus door een gruwelyke
j '^'Veti ^^^^^ 2,iekte, waar in zeer veele zwangere vrouwen kwamen te
he' bezocht j geloovende het gemeene volk, dat die k viraal
't vleefch van zwarte Stieren was voortgefprooten.
{"^Ci ^{[«rhanden, die deRoomfcheTuchtmeeilers, genaamd
Offerhandè
vyf jaaren, om zich te zuiveren, gewoon waren te doen,
^'^een Varken, eenSchaap, en een S tier j welk oiFerby hen i·^»/»^^^·
off ^^^ Solitaurilia voerde.
^^'^^rhande van een Os, gelyk wy op verfcheideneplaatfenlee-£f^''^'|^j_"
Q^® gemeenlyk een teken van de verkreegene zegen ofoverwin-nen en l^V
^ ^Tanden, voornaamentlyk onder de Romeinen: waarom
•if. ^^gt: men toefde m ^t CapitooUenp'ooten en zwaaren Os, met^'^'^^^^^at o-
cc /^O'ien!'"''"'·"^
-ocr page 201-202 groot schilderboek: ^^c^
kryt getekend. Doch hier ftaatatin te merken, datdievanLi^^^^^^gi"
nien een manier hadden van de Romeinen in verfcheidene ^^of
handen van dié natuur na te volgen: want wanneer de Romcin^ï^
het nedermaaken en gevangen neemen van hunne vyanden,
winning verkreeg en, hadden zy de gewoonte van een Os te pc
en als het gefchiedde zonder ilagofbloedilortinge, een Schaap· ^
Lacedemoniers ofiÏrden in tegendeel een Stier, als hunne
zegen niet wreedelyk of bloedig was 3 doch wanneer zyd'ove^^^^^jrl
ning in 't open veld ofin een vollen ilag behaalden, een Haan: . i^eid
zy de onderneemingen, die de menfchen met reden en voorzicntigj-gii
deeden, veel pryflelyker en waardiger achtten, als die metge'^
ligchaamelyke krachten uitgevoerd wierden. . ■'^b'j
^ Dc Athini- Wy leezen ook , dat in de aloude tyden, en wel voornaamei'^J J ^ lO
den alle jaaltle Romeinen, den Os in zodanig een eere gehouden wierd, Ijii'
len eeu Os. wanneer iemand een der zelve om 't leeven had gebragt, hy jd^
der de ilraffe des doodts was onderworpen, dan of hy een burg^j ^^oO'
ontlyfd, Derhalven had Erechtem, tot Athenenregeerende, ^^^^Qs
len, dat in eengrooteiaarlykfchefeeithoudinge, indewelk^'jjDgC
geofferd wierd, na volbrenginge der plechtigheden en ilanclh^ ^fei'S
der wet, dcPopa,^ ofPriefter, (welkede offerhanden offli^^"^^
verkogt, den Ós aan den altaar moeil brengen, en aldaar dood^ no^''^^^
uit het geheele land van Athenen zoude begeeven, na dat hy
debyl tegen^s deh voet van het altaar had laaten itaan. ,
Aan de TheiTalienfers was door de Godfpraak van den Dodf^ j^eH
dei· Theifa- bevolen alle jaaren op het graf van ^iM/^iolFerhandcrit^
wichillis.
OfFeihande
lienfers op l/v.vuicii iinc jaurcii op netgrai van oixernaijiu"--
vanen al het noodige, tot die plechtigheid behoorende, uit huni^ ^^^it,
^.hdu,^ paaien by te brengen j te weeten, twee tamme Stieren, den ee^i^^IjcS'
en den anderen zwart j hout van den berg Pelionj het vuur ui^^r
falienj en meel en water dat in Sperchiën geput was. Ent^
vloed bevalen zy, dat men by die offerhanden kraniTen en fefton'' . q^
groente, metamaranthbloemendoorvlogten, zoude gebruik^ ^qo^
dat, als de fchepen uit andere landen, die het noodige bybragte
tegenwinden wierden opgehouden, het ten minften in die ρ
Offerhande
B-hodus aan
üercnles.
heden aan zulke groente, bloemen en kraniTen, die nimmer ν
ten
η, niet mogte ontbreeken om aan het graf te hangen.
Tan die van -^po^^odorui en Atheneus verhaalen in hunne Schriften,
een zo overmaatige groote vraat was, dat hy meni
gmaal alleen
wailen Os opat. Om die oorzaak hebben hem de Ouden dcn^ j^j^jir
vogel
kolf is
1, by de Grieken genaamtAiip@-, het welk in onze taal een jj^ecl
is, toegewyd, om dat, na't zeggen van ^'«ii^ij diev^ö gül·"
-ocr page 202-Vej-Q·^ de natuur zynde, zeer veel eet, encenmeeiiigtevanfpyzc
^^^^^ ^^^ ^^^^ eeten 't geen Hercules deed, wierden hem
<lere aangedaan, by de welke het niet geoorlofd was an-
^yti ^ ^^""h^ld- en vloekwoorden te gebruiken: en dit zoudegefchied
hiQ ^^ ^^^ J^a^afiims en ^fo/Morus verhüden, om dathy opeenze-
iJe dag met eenigenzyner gezellen het Eiland Rhodusdoorreizen-
ΐϊΐςΐ ^^^ ^eer hongerig zynde, by geval een Boer op het veld vond, die
Voq gefpan oifen zyn landlDeploegde, dien hy vergde een der
lioj, ^" Oiicn voor geld aan hem te verkoopen, om zynen hollenen
buik daar mede te verzadigen j doch de zelve daar toe wy-
fiy O ^ynde, nam hy ze beide met geweld, en peuzelde zo lang, dat
de^ij^^^t eenigen zyner gezellen geheel opat. De Boer hier door tot
Hejjj^ ^^fte razerny gebragt, en zich fchier uitzinnig en wanhoopig too-
fcLj^s Woedde en baarde geduurig met gruwelyke vervloekingen en
lagpi^^oorden tegens Hercules iCY^yX hy at, welke niet anders als met
liy beantwoordde: en om den Boer noch meer te plaagen, zeide
lekkerder beetje te hebben gepeuzeld, en 't geen hem zo goed
^^^ ^^^ voornaamentlyk om dat hy dezen Boer
^'ree ^ ^^^^ gebaar en fcheld woorden had aangehoord, en verfcheidene
"^Oq , beweegingen daar by had zien maaken: waarom hem de be-
^'CcJij van dit land, na zyne vergoding, een altaar hebben opge-
' Op het welke een jok oiTen uitgehouwen ftond, offerende hem
^ej) ί ^P zekere jaargetyden een paar oflcn 5 by welke plechtigheden
^"ii^g ^"cr en'tgemeene volk met vloeken, zweeren, engrootelafte-
tierden en raasden, meenende daar door die Godheid te behaa-
j^^'^'gedachteniile van dit voorval met den Boer.
^^êch^i by moet ik noch een andere oiFerhande, niet minder zot als be- Beotifche
' voegen, welke men ter eere en gedachteniffe van dezen tltZtL
^yf^ Hercules deed. Suidas verhaalt, dat de Beotiers op zekeren
v^tvf'^ ^choonen Os ten offer geleidende, de zelve losbrak, en het
De Boeren, omdentyd, daar toe gefteld, niettever-
^ei-» ftaken een Appel op vier ftokken, en noch twee andere kleen-
^tl (jg'^^^kens op de kruin daar by voegende, waar by zy de vier voeten
hoorns betekenden, offerden zy den zeiven in diervoegen
plechtigheid aan Hercules. Andere fchry ven deze wyze van
«^^^fferiiiff, in plaatfe van een Os, den Athenienfers toe: en Julms
Weea ^^tuigt, dat ze langen tyd by de Thcbaanenin't gebruik ge-
ΆζΖ IS. Doch Paufanias verhaalt in zyne Gedenkichnften, dat,
Appelboom zomtydtsby de Goden tot een teken eener geluk-
^ ^fferhande aangenomen wierd, het Beotifche volk, door het
er
cc ζ
-ocr page 203-Z04 vrxvvyv_/j. ο v^ rx χ ij ιι,χν JO w JZi JV.
ontvluchten van den Os, een Appelboom, aan
takken, in plaatfe van het viervoetige beeft, waren, gi-
ferdej waar door naderhand de gewoonte gekomen is van den
boom aan dien God toe te wyen. En Apalloclorus getuigt, volg^ ^^^
zeggen van Zemdotus ^ dat deze Beotifche oiFerhande in de pl^^
Rammen en Schaapengefchiedde. · ^gji
btighe- 't Verzoek vanhulpenbyftand, gefchiedendedoormidaeiv^ J
scytheÏge^' Os 5 maakt my indachtig, dat de oude Scythen, hedendaags
bmikten^mTartaaren, een Os gedood he'bbende, de huid daar af trokken^^^
egenriemand onder hen grovelyk beledigd zynde, nam dezelve en Γρίεΐ1^,,.,
dei^s Vrr'^"vlakte der aardeneder, zettende zich daar op, zyne handeo
en ff vn- ggiij^gg ^-gggj^ . en dc gecncu, welkehem) β jji?
iglyk daar voorby gaande, hulp en by ftand beloofden, vertrade ^
^luid met de regter voet > daar mede te kennen geevende de mi^y-
die zy voorneemens waren t'zyner wraake te gebruiken:
woonte van doen Lucianus wydloopig in zyne verhandeling^^
vriendfchap, onder de benaaminge van ToA^^m, befchryft. φ,^·
aangaat.de offerhanden der Homolotten, hy zegt, datdezd^'^j^fi,
op een onverbrcekelyke wyze onder malkanderen willende verbi^^^^p
een Os ilachtten, en in kleene ftukjes verdeelden, om die aan jjafi^
bygaande mede te deelen: werdende dit gebruik noch tenhi^'.
dage by 't volk, CireasiifcheTartersgcheeten, tuilchendefi^^jgn,
Tanaïs en Phaiis woonende., met veele plechtigheden ondcrh^^^ .j,^
En alle de geenen, welke van zulk een Os een ftukje, daar^^^^^j-
gaande, komen te nuttigen, houden zich<door verband vi^^·"^^^
fchap aan den geever zodanig verplicht, dat ze niet fchroo^^
goed en bloed in de waagfchaal te ftellen, om hetongelyk ^
nen vriend gedaan, op het alleruiterftete wreeken. , ^ei'^
De Athenienfers den voordeeligen arbeid van den Os meCt^^^j,;;,
woMd^nL- dankbaarheid willende erkennen, plaatilen hem op hunne
zomie ver-
genaamd J)m'ra^ma. Weshalvenmen ia Homerus, en andere
ftaat. vers, leeft, dat men gewoon was de koopmanfchappenbyzekef&jj^j
van OiTen te koopen, gelyk hy in het twede Boek zyner Iliadei^
zegt: elk van dien aart wierd voor een Hecatombe verkogt, dat is ? jj-
honderd Offen, - of, om beter te zeggen, voor honderd ftukkefi ^
deof zilvere Munt, op welke een Os verbeeld ftond. . qqI^
EzeiofFering Pindarus melt, dat de Hyperborienfers hunne * Hecatomhes^oï^^^i.
boiieYfL"" offerhanden aan met Ezels uitvoerden: om welke oorzaak
aan.^i-iZ/i. machus zegt,dat Jpolïo vermaak nam in het (lachten van een
Plecl
den wellce de
den te ver
bidden.
War men
1 Een. woord uit het Griekfch, betekenende een ofFeihande van honderd beeitei*·
-ocr page 204-GROOT SCHILDERBOEK;
fcj^. de Egyptenaaren haatten den Ezel, niet alleen om xyne onge- Den ε ζ d hj
V'^^eid en botheid, of dwaaze natuur j maar ook om zyn gemen- ^aaiefi^,^^®
W ^^^ bruin en wit, het welke zy voor een grouwel en als onbe- een
Xy tot de offerhanden der Goden achtten. Derhaiven bedreeven
onwaardigheden enfpotternyen aan den Ezel j gooijendehem
w kluiten aarde, en ilyk> ileekcnde hem metlcherpge-
ilokkenj en bevindende hem, in het vervolgen, op een be-
hoogte, deeden zy hem van bovenncderrollen. Daarvan
«oiïit het fpreekwoord tegens deverachtfteenhaatelykllemen-
der aarde : defi Ezel van Egypten.
^eed^ ^'gyptcnaaren zyn't alleen niet die eerbewyzinge aan'"t Varken
Vti ^"^· 'i-ndere volkeren hebben het zelve desgelyks in eenen rang met
^l'i^Goden gefield. Want het Varken was eertydts in Candien ge-cSidieT^
vermits zy geloofden, d^ljupiter^ ter waereldkomende,««ïden het
ïe^P^nen van een Zog gezoogen had, overwinnende door haar knor-Jen^cod!^^
W kindts gekryt, zo dat het niemand kwam te hoorenj hoewel
j^^igedeze weldaad aaa de Geit van Amalthea willen toefchryven.
Plco^· S^Woonte der oude Koningen in Italien was een Zwyn in de offeringe
TQp^gheden van hunne Huwély ken te offeren: en de Grooten, op clepb"ikeiyk'
w^^^fche manier, bragten in hunne Huwelyksfeeften aan het altaar^ de Hime-
V^Jf^rken aan de Befchermgoden en Voorftanders van denieuw ge-l4VErü!fel.
. V het welke doorgaans zo by de Grieken als Latynen in Italieii
was.
% van Argos vierden het feeil genaamd9 welk zy^ Alsmede πι.
^yjj ^yn offerden ter eere van de Goéinnc Fenus'y
afhandelt: hoewel wy vinden, dat de
Van beeften aan Fenus in hunne offerhanden toev/yden, gelyk
e?-/·^^^^^·^ daar van getuigt, zQggtndey menflachtte aan Fems een
offerbands.
ook een Zog aan de Godinne A%'i3:, (daar niet anders^f/^J^"^^®^
^Ofy^ f.^arde mede gemeend v/ord, alzo geheeten, na het zeggen vandinne mja..
liet ^'''Labeo, van den naam die grootsheid betekent) ter oorzaak dat
êr^an^'y'^ in den tyd des oogfts groote verwoeftingen aan het koorn en
%'(}^eroorzaakt: werdende het Zwyn daarom aan geofferd,
het zelve niets gemeend er heeft als in de aarde te vroeten, gelyk
in dien zin zegt: het Zwyn bemint de modder. Want men of-
öfcj'^e beeften aan de Goden, ofdoorgelykheidenovereenkomil,
b^J'-^gcnilellingenafkecrigheid.
'^^^derf^'^ verhaalen de Dichters, dat het Varken, wegens het groot
t Welk het aan 't koorn toebragt, allereerft aan Ceres geofferd guavin|ê
IS.
cc 3
-ocr page 205-Löi GROOT SCHILDERBOEK. ^^^i^et
deroveiiee- is gewordcn. Vermius zegt, dat men ook een Zog na ^^^^^^
denen. ^^^^ ovcrledcncn aan Ceres offerden, tot zuivering van het ^^ ίβ^ά
Als'er na den oorlog een vrede, ftilftand, ofwel een andeive^^^^^,
onder het volk gemaakt wierd, offerde men van gelyken een ^^^ief
waar van Firgilius iets getuigt, daar hy zegt, hy maakte de'vrei^
het fldchten van een Zogge: hoewel ^intilianus, en Servius in jat
merkingen zegt, dat Firgilius daar door eenZwynverftaat, j^t-
in de gezeide offeringen altyd een Zwyn of Varken wierd ge^^^-
Suetonim y inhetleven van C/WmCiï^y^r, zegi^hy maakte met
fien een verbond onder het offereneenerZogge: hocwdi'J'itusLi'i^t^^
lyks vaneen Varken getuigt. .
vo°o?de zoï Het oude gebod in de wet van Mozes gebood, dat de Koning,
de dooreen Vorften wcgcns hunne zonden een Bok 5 en die, welke geen j-jef®
re bedieningen hadden, een Geit of Lam zouden offeren. ^y^b^'
geeven ons de H; Bladeren klaarlyk te kennen, dat het
den was, voor hem en zyn gantfche huisgezin een Kaif te oftfi^^ 'jeti-
onnozel of rechtvaardig j en een Bok tot verzoeningezynerZ^^
En Hefychus^ Biflchop van Jerufalem, toont ons aan, dat
Hoogenpriefter, na gedaane brandoffer van een Bok, geooi'^'^ -j- jy-
in het Heilige der Heilige in te gaan, gekleedmeteenrokvaH .
waat, en de fchamelyke deelen gedekt met een gebraaid kle^^
witlinnen, omgord met een witte linnen gordel, enzynhoofd^j^jjiet
mede gemaakt van wit linnen j het welk betekende, dathy^-i ·|·^ίι
God verzoend hebbende, gezuiverd aan ligchaam en ziele, ƒ
maatig, en rechtvaardig, opgevuld meteen Godlyk verftand;^ j^ei
cieraaden des H: Geeftes, te weeten van kenniile en wysh^^ '
zelve mogt onderftaan.
Als dcMofaïfche Wet medebeveelt Bokken eilSchaapentef^ ^^llc
ge te brengen, wil de zelve daar door te verftaan geeven, dat
onze onreinighedenen vleefchelykeluften moetendooden,
maal uitrooijen, gelyk ^i^^iSiifiim zulks zeer wel uitlegt > ^^
dit ook met het gevoelen van den Kerkenleeraar Ciryllus
de H: Schriftuur neemt doorgaans in zinverbeeldelyke iieil^pj^giyli^
Bok voor menfchen die ftinkende, onrein, en in allerley ^^^ ^ j.
welluften en buitenfpoorige begeeitens gedompeld leggen >
ook klaarlyk bly kt uit de woorden van onzen Zaligmaaker, jiicj
hy ten jong ften dage de Schaapen, dat is, zyne uitverkoorene
alle zegeningen zal doen zitten aan zyne regter, en ter üin ^j.j.gdif^
plaatfen diegeenen welke door hunne ftinkende zonden en
gen zich zyner liefde én barmhertigheid onwaardig gemaakt ^je >
i^^J-^^ eeuwiger kwaaie en verdoemeniile zullen verwegen worden.
Bojj -vvierd in diervoegen ten verzoenofFer voor de zonden ge-
(J^A 5 dat de wet beveelt hem levendig voor denaltaar teilellen, enden men
de ,, ^ Priefter beide zyne handen op deszelfs hoofd gelegt hebbende
en menigvuldige overtredingen des volks zoude bekennen,
\vip Ρ ^et hoofd van dit geile beeft leggen: en dit volbragt zynde,
.^et beeft door een man, daar toe gefteld, uit het midden des
tot; ^ v/oeftyne gebragt engedocmd. Ν och voegen zy daar by,
van dit onderwerp, dat de hardheid en ruwheid des
jx^'^an dit dier hem als een ftinkende laft zyner zonden is opgelegt.
e Verdichtfelen der Griekfche Poëeten geeven ons te verftaan, ^^"^y^nutmu^
de eerfte was die den Bok temde, om dat de zelve in geilheid aan
liej.y^^rvoetig gedierte overtreffende, hy zich eindelyk door de deugd
(J^j, ^^temmen en beteugelen 5 willende daar mede te kennen geeven ,
^Vq y de wulpfche luften en dolle driften des vleefches haddeover-
fcj.^ en afgelegt. Hy was ook d'eerfte welke de Geit aan Jum of-
Oqj.5 ter oorzaak dat hy HippocoónhtvQ^ttnAc en overwinnende, die
tot gramfchap had verwekt, en geen ander flachtoiFer voor de
dg ^ ^ond om zich met haar te verzoenen, gely k Paufanias in zyn der-
J^jk verhaalt. Maar de Lacedemoniers o&erende aan Diana, ge-
^ CorythaUfche in de velden, gebruikten geen ander vleefch als
^ere ^^ Geiten j zynde het hun niet geoorlofd in die plechtigheid an-
icL·^ ® dit dier te oiferen: waarom dan Xenopbon in zyne Gedenk-
iti^^i'-^n verhaalt, dat, terwyl de Perfifche volkeren met groote'
^«t Stad Athenea befprongen, met voorneemen van de zelve tot
dcg^ ^^niitcr fte te verwoeiien, de Athenienfers aanZïm;»een belofte
^on^^'^j van aan haar zo veel Geiten te zullen offeren als zyvyanden
^'Me^ komen te verilaan, indien zy als overwinnaars mogten zegen-
f^ichters verhaalen ook, dat men den Bok aan Bagchus offerde ƒƒ
êeet/'^^ % de befchermer des wynftoks zynde, vande menfchen mett/sl· geoö^Tï
^ei^ j|3^^genaamer offerhande kon vereerd worden als met de dood van"^"^^^·
't geen den wyngaard, hem toegewyd, zo fchadelyk was: en
ook daarom de feeftdagen, genaamd ^ofö, ter eere van
Jev^if^·^ gevierd, wanneer men fleflen of zakken van Bokken of Gei-
«liQ^ gemaakt, en van buiten metvetofoly befmeerd, vol wind
'^p Wgn'^ ^P een evenmaatige verte van malkanderen ter aarde nederlei,
^y de menfchen, daar toe gefteld, hunne voeten insgelyks met
Ich vet gemaakt hebbende, ter eere en gcdachteniiTe van
Vol vanblydfchap en vrolykheid, om de prys van deneenen
op
-ocr page 207-2ob groot schilderboek.
op den anderen fprongen, en niet zonder vermaak en gejuigcn
fchouwers, wegens de glibberigheid der voeten en zakken, ^^
te tuimelen, en den een over den anderen te vallen. rx^c^'
Voortydts offerden de edele Roomfche vrouwen 5 welke van^^^^^,
vrouwen aan lingen in de kraam waren bevallen , aandeGodinne daai
ningrykenenrykdommenderwaereld aan toegeëigend waren,
Schaapen, na 't zeggen van BehiusMacer^ tuiTchentweepaai^^^^^,
meren aan weêrzydenvaft gebonden. MaardeSicyoniers wai
woon vette Schaapen, by hen genaamd Eumenides, voor 't ge^^
voorfpoed van hunne huishouding en familie aan de Goden van ^
doen en goede hoop ten offer te brengen. Men offerde ook aan^gf,
ïes, als een God van rykdommen en overvloedige inkomlt^^'l^o'
Schaap op vier ftaakcn vaft gebonden, in plaats van een Os die ^j^efi
men was als men hem ten ilachtoffer wilde brengen j en die' p^ci^
wierd hy Melius genaamd, dat is te zeggen Schaapenhoeder.
van deze belagchelykeofferhande heb ik hiervoor
vcrfcheide- Wanneer men de GefchiedcniiTen en Oudheden der R-onie'
den® de?Grieken doorloopt, vind men dat de eerften aan het AfgodenKei
Honden. Qenetia^ en de laatftenaandatvanProyêr^^iï, Honden offerd^.j-^lieil
het Feeil, by de oude Romeinen genaamtZ-^^^ri-ii/ii·,
Afgod Pan toegewyd, offerden zy mede de zelve j weeten^
natuurlyke driften der Honden van zodanig een aart zyn, jj^s'g^'
Wolven altyd vervolgen. Andere zyn van meeninge, datZ^^^j^iH
fchiedde ter eere en gedachtenifTe van , dienzy voofg^^lggt)
zyne eerile kindtsheid voor vondeling in een woeft woud nedef^ g^D,
deborftenvaneenWolvinnegezogentehebben. Zommige^ fd^^'^
dat Evanier de eeriie zoude zyn geweeft die deze feeilen in^o viiP'^^
vaft ftelde. Die van Argos flachtten de Honden ter offerhaode ^^
Godinne Cyonia^ welke zy het vermogen toefchreven vanaa^
vruehte vrouwen in baarensnood een gelukkige en voorfpoe"'»^^,-^^'
losfinge te konnen gecven. De Laeedemoniers hadden ze aan ivi'*''^ ^^r
gewyd, om de moedigheid en vaardigheid waar mede zy het jdei^
doen; want hunne Jongelingen, zich in den ilryd oeifenende,
de gewoonte van voor hem, als den ilerk flen en llrydbaarflcn ^^jtje
Goden, alvoorens hunne oeifening te beginnen, een k leen
tot een offerhande te ilachten; oordeelende de Honden de befte ^^^j^eg-
genaamfte onder het tam en huizelyk gedierte te zyn. De "V\ J^r',
gers, welkeonder de Romeinen een foort van Prieilers waren j
den ook veelmaals een aart van rofle Honden voor de Poort de
welke haaren naam daar af ontleende ^ en genaamd wierd
-ocr page 208-Cj^OOT SCHILDERBOEK. tyi
l^» ^Hoiidepoort, op dat de hitte der Hondtsdagen, diemeninde
•■^nd van Julius en Aiiguilusheeft, deboomgewaflenenvruch-
Cs veldts niet mogte verbranden noch bederven,
burgers van Methone hadden een jaarlykfche gewoonte van een Een beiag
Ot^ tot voorfpoed en overvloed van het v^yngewas, te offeren 'of!'
^^r door de hevigheid der ilormwinden uitdenzuidooftenaftefeihamicj;m
de zeive in 't bloeijen van den wynftok zich komt tedooi· dfe van
gpa,.^^·^^} doet hv de ionge ranken doorzynekwaadaardi2;hciduit^.^«-^^°"'^'="
. J11-J1 "^IL Λ luinne plech-^
^vjg ' verydclt alzo de hoop vaneenvruchtbaarenwynoogft: entigheden,tot
^egj.? daarom door de Waarzeggers van die landilreek
goedgevonden, dat twee mannen, daar toe verkoozen, op wynftok.,
v^j^j^^ plaats een Haan met witte veeren zouden neemen , welken ieder
^^ei'p ^^ boven hetfpoor by een been zoude vatten, en alzo van malkan-
loop^ ^floopen, tot dat zy den zelven aan ftukken hadden getrokken,
el ζ met het ftuk, 't geen hy van den Haan in handen had, de
^ot ^ "^'"gen rond, d'een de regter, en den ander de flinker hand om,
^Cj na hunne meeninge, door deze ofïerhande verzoend zyn-
fcfjg^P de plaats, daar zy dien ongelukkigen Haan aan ilukkenge-
^i'Oe, hadden, weder te Tarnen kwamen, en den zelven aldaar be-
^^ en met aarde bedekten. Hetblind geluk wilde fomtydts ook,,
lang als zy deze plechtigheden werkftellig maakten en'tge-
Secrj van onderhielden, de uitkomfte van zaaken met hunne be-
^^^en verlangen overeen kwam.
^fctij Romeinen hadden ook een iaariykfchegewoonte van
, als een God der gezondheid, Hennen te oileren. meïnen aan
^ liJ^ ^endvogel wierd om zynen gulzigen en flokachtigen aart door^'^^^^^^^^i^^^
êm^j J^'^ienfers aan Hercules, welke by hen voor den grootilen eeter en ^ogei door'
^^Ive^^^^t gehouden w.ierd, toegeëigend, en daarom ook aan denf^r/aS^^
Ecoit 3 iTiet zyne natuur overeen komende, als een aangenaame dienft seof-
Je Volgens
het getuigenifle van Zenodotus ^ offerden de PhenicierSpj^^'^ ƒ oo^'ic
^'^Oi, j aan den zelven God, om dat zy hem zyn leeven eenmaaleen K^wak-
heeft.
^Cj ^prenienfers fchryven Saturms in de Landbouwerygrootecer oifeihande
^'^ihet^? ^^gg^"? ^^^ hy de middelen zoude uitgevonden hebben^^^g^/'g®^"!"
enten, fnoeijen, enmeiien :W'esbalvenzy,
offerende, hunne hoofden met verfehevygenbekranilen,
Zeiver voedfel, als om de zoetheid van de fmaak.
^'■fte i^pyptenaars offerden alle j.aaren op den negentienden dag '^ei'Maren^/l'ft^
^^'h ter eere vanMr^mai, Honing en Vygen, vierende
dd dit
-ocr page 209-groot schilderboek. ^^^i^et
dit Fecft met groot gedruis en luider itemme, en uitroepenti^ ■
is de waarheid zoet en aangenaam:
Der oude
Gaulen aaii
Hircutes.
Der oude
Romeinen
aan de Go-
dinue CarnA.
Dei' zeiven
,ian VtücAms,
aan
ven God
D e oude Gaulen hebben Hercules als een God van de voorzigt^ê j
en, na het zeggen van vande welfpreekendheid,
den, ja zelfs veel meer è^^nMercurius; om dat de welfpreekendl^ .
de bejaarden, gclyk Hercules doorgaans verbeeld word, veel ^^^ lO
ter word gehouden als by de jongelingen. Derhalven offerde^
wel aan hem, als de Egy ptenaaren aan Mercurius, Honing -Λ^σΟ'
Daar en boven hadden alle de OiFerbedienden een tak van
boom in de hand j en hunne hoofden waren, zo wel als die der
ren, met Populierbladeren bekranft. /^/V^zVw verhaalt vang γ; j^^J:
Evander^ aan dien God offerende, zyn hoofd met hetze^^^^gc,
omvlochten had, noemende zulks Herculesloof, EjH Macrohiii^
dat de offeringen der Ouden
aan Saturnus en Hercules met οπ ^^fc
hoofden gevierd wierden j daar in tegendeel aan andere Goden
rende, de Priefters hunne hoofden gedekt hielden. t/doo*'
De oude Romeinen hebben aan de Godinne C^fw, welke ^J^if^n
hunne verdichtfelen het onderhouden der levendige deelen en
• van het menfchelyk ligchaam toefchreven, Spek en groente
nen, waar door de menfch in zynen arbeid zeer kloek en fterk Jii'
word, geofferd. En het is zeker, datdeeerftedagvandem^^ gcii
nius by de oude Romeinen genaamd wierd , dat is te
Boonendag j om dat die oiFerhande het eerft was ingefteld Aoo\J
Brutus, van welken deze maand haaren naam ook ontleend hee^
Fefius Pompejus verhaalt, dat de Romeinen een gebruik hü'-^^s'
allejaaren, in de maand Junius, op hetFeeilen
deSpeelenfi'j der
fcheryen genaamd, een foort vanlevende ViiTchenvoordezi
Menfchen aan Vulcanus te offeren j om dat de Wyzen dei'
door de ViiTchen de zielen, opeenzinverbeeldelykewyze? ^ι^ιπ^^^
den j en gelyk Philo de Jood zegt, om dat zy uit een zuivef ^iel^
beiiaan, en GW de zelve het eer ft onder alle fchepfelen, met^
begaafd, heeftgefchapen. jef^^'
andere Ftncent Cartart verhaalt, dat de oude Romeinen noch een ao
oSTnde^ bruik hadden, wanneer hunne Veldoverften overwinnaars va
"" oorlogen bleven, te weten dat zy alle de Schilden, en andere
' der Vyanden, by malkander op een hoop verzamelden,
verbrandden, tot teken van offerhande aan
Fulcamsi 'tgeeaë) frr
' _____ O......· .. . ________A^^T/t.raUll^T''^' ^r
j
is, zegt Servius^ uit de Gefchiedenis welke m.elt dat
fcus^ hebbende de Sabynen overwonnen, alle hunne wapene ^^^ fif
van Vulcanus verbrandde: gelyk Enjmdsr in FirgiUus zegt, ^qc
-ocr page 210-groot schilderboek. ^^^i^et
Μ
^ieef ^y^de, gedaan had wanneer hy overwinnaar onder Prenefte
ρ ^ Egyptenaaren offerden aan Ifts Brooden en Appelen. defÈ'gypfe"
Vde oude Siciliaanen Ekelen en Meel aan Ceres. naaien en
Veu ^eidenfche Prieilers offerden aan de Nymphen, of Water- en°^en'£n//Γ
.^godinnen, witte Lelien, ter oorzaak van haare zuiverheid, ® "Leiden de
ofj po Serapis door de Egyptenaaren voorden God derRykdommenNymphen ^
^omften der aarde gehouden wierd, wegens dat hy de eerfte is ge- "^^r^het
uitgevonden heeft de aarde te bezaaijen en te bewerken > zo korf ken op
Op , hy daarom door hen met een mandetje of korf met aardvruchten^®^
^ hoofd verbeeld : ja zelfs de offerhanden, die zy aan hem deeden,betekent,
ίη y*Jathetvleefch, brood, vruchten, ofbloemcnwaren, wierden
?^nden en korven aangebragt.
iiiet ^ ziet, dat de Kruik gemeenlyk aan 0/zm toegeëigend word, jMechteiyke
^^^een om dat men hem voor Opperheer en Vinder van den wy η ^ef ^g "p'^tt
Êelvi' vogtigheid 3 waarom hy Oceaan, en Ifis, van'■^Ί'"'
in Thetis genaamd w ord : want het was de gewoonte een Kruik
offerhanden te draagen, om aan dien God daar door eerbiedig-
"Wg ^^bctoonen, dewylzy een zekere groote Kruik in een byzondere
hielden, welke zy in eenheerlykeenilaatelykeplechtigheid
tc]· tempclwaarts droegen 3 alwaar gekomen zynde, knielden zy
VöQ^^^'de, en, de handen ten hemel heffende, bedankten dien God
êcv^ ^yne goedertierenheid aan de menfchen beweezen: alzo zy van
j "^clen waren, dat alles door vochtigheid voortgebragt wierd.
Vjj^ ^en zekere plaats van Griekenland wierd Myngnis^ dc God der
Hi^j^êen, geëerd. Wanneer het volk aan dezen offerde, vertrokken
fci·^ oliede Vliegen buiten die Landftreek. Vangelykende Cyrenien- ^e cyreni-
gcn' 't land van Lybien, eerden en aanbaden den God der Vlieg en, ^xhor.
Ve^p'^d Achor·^ offerende aan hem om de peil te doen ophouden,
Vig^^ ^omtydts door de groote meenigte dezer beeftjes veroorzaakt
in ^l^ude tyden offerde men rooden wyn, in plaats van bloed. Want
^e/ ^ "oek Dsutenrnmium zegt M&fes in zynen t weden Lofzang : enhy
Zuivere bloed uit de 'wyndruhedrinken. En de Propheet Da-vid^
in ï^falmen, zegt: zy hehheu het bloed der wyndruivcngedronken. En fcL^'Sfteis
ivoj^j'^^^fheid , de Prieilers der Egyptenaaren, in welker getal zelfs«ffeidenmet
^ynwierden gerekend, onthielden zich t'eenemaal van^o^èn ofterder
tigij , ^^uttii^enj maar gebruiiiten ze ten allen tyden inhunneplech-Go^cn.
% en offerhanden der Goden, niet om een aangenaam offer aan
te doen, maar ora daar door het bloed, ende ilraffender
dd ζ gee-
1677 groot schilderboek. ^^^
geenen welke tegens de Goden opgeftaan en
v,'aren, te betekenen j oordeclende door dit middel der Godcn^ö ^^j^
te verwerven, en zichmethentever2,oenen : wantde Egyp^^^'^gu-
geloofden vaftelyk , datdewynilok van het bloed der verflagene^^^^^
zen, welke, tegens de Goden opgcilaan, den hemel dreigden
ilormen, op de aarde was geftort,. en daar door was voortgeipr^' ^^^^
en daarom de menfchen dwaas, buitenfpoorig, en raazende ,
del'
verbeeldende verder door de wynpers, vervolging, teg
kwelling en benaauwdheid der tyden.
offerhande tegendeel vierden de Romeinen de Feeftdagen en dé öfferh^^jj
^^rcurius met Melk , engeenWynj om daar mede te betel
de zoetheid der welfpreekendheid: welk Feeft en
Offerhanden" j
gewoon was tot Romen te verrichten indeftraatgenaamd
nuchteren, om dat de wyn vcele vreemde uitwerkingen
teweeten, geheimen t'ontdekken, met verwoedheid en dolle" β,
zich in onnoodige gevaaren tebegeeven, zwakheid der beenen j f,
merende tongen, loiTe zinnen, cn veele andereonvolmaakthe
ongeregeldheden.
Verders wierden de Goden in de Offerhanden niet alleen
met het ilachten vanbeeften, maar ook met feilonnen en
bloemen 3 als mede met tuitgetier van koperwerk en fchuddin^
rinkeltuig, tromm^elen, eenftemmige geluiden, fchalmeijef'
Volmaak ' Ó^'·^^}
held dw of- Tot befluit van dit Hoofd iluk zal ik dit hier noch by voegen of
de'^ouden^ voortyden veele volkeren tot een gemeen gebruik hadden een e^^^jict
door een
ronde kring op het plat van den altaar, daarmenopoiFerde,
Ktekenci"® blocd dcs Slachtoffers, 't geen door henmetgrootezorgvnf^^^_.
en aandacht in een glaze fles daar toe verzameld wierd , te
zy noemden deze plechtigheid met een woord 't welk volma^Jjj-iiiJiC-
i^·
len aan Mer-
ctirtKs,
tekent 5 zeggende, dat de gedaante van het rond degrootfteV^
heid aller dingen was.'
Ι^απ de Ψr^efterlyke Gewaaden of Κlee dingen,
van de gewyde Vaten, en andere zaaken tot ^^
Offerhanden behoorende.
i
k heb, tot meerder voltooijinge van het voor
het niet pndienftig geacht ter dezer plaatfe iets van de Pn^ ö^*
-ocr page 212-1678 groot schilderboek. ^^^
pl^^^^den of Kleedingen, en de gewyde. Vaten in hunne byzondere
^ê^eden Offerhanden gebruikelyk , als mede eenige andere
daar toe behoorende, te verhandelen 3 hoopende, dat het den
yj^i^^chtigen en leergierigen Konftoeffenaars, die door hunne dage-
bezigheden de grootile gelegentheid niet en hebben om de
deze iioffe betreffende, nate zoeken en te doorbladeren, tot
^^tgedyenmoge.
toQ^^weer de Egyptifclie Prieflers, orn de zonden des volks,
^jg^^en ftraffe van God zogten af te bidden, waren zy in't zwart ge-PnilwsYn't
liit^ ' geevende daar door te verilaan, dat de nutheid der aarde, w-aar^^,"^^]^'
bg^^^y ftervelingen zyn voortgekomen, dat onzienlyke Wezen aan-fcheenen.
fhieekte ; alzo zy meenden, datgeeneanderekoleurvanklee-
^c beter daar mede overeen k wam.
1'clij ^^ is ook onder de voornaam fte en befchaafdfte volkeren der wae-Dezelve ko-
bgj, ^cn gemeen gebruik, dat ze zich in tyden van weeklagen en des
^'^Vs in 't zwart kleeden > zynde de woorden van Levitkus in dezenvaardigen.
{3^j,^^crnadenkclyk : indien zyne kkedinge niefzwart is: dat is te zeggen,
^ynr traanen geen waar berouw en boetvaardigheid van
j^^^^'aaddoenen begaane overtredingen heeft.
ty ^ rouwdraagenden waren mede in 't zwart gekleed weshalven^®'^^]^®^^^^:
^^^^^ ^ Anthracini^ dat is, zo zwart als hout-of ileenkoolen, " "
'^^^"^d wierden.
pi'cadifche volk vereerde Ci?m, Godinne deraardgcwaflen, des- Alsmede
^iei^ o^et zwarte kleederen. En de Prieilers van den Afgod Falacer '
ggj^ Zeiden zorg en opzicht over de boomvruchten te hebben, droe-
oif S^meenlyk zv/arte mAitfen : doch als zy de plechtigheden hunner
Ooj^^^^nden bedienden, waren zy geheel in't zwart. Het zwart was eb
ï^i-j Plutö toegewyd > en als aan hem geofferd wierd, waren de
in 't xwart gekleed : vermits zy zeiden, dat die koleur en
j^c meeft met de helfche of onderaardfche Goden overeen kwam.
j om te betoonen dat de Heidenen overeen komen met de
Ijetij'^'^^agfche orrstrent de betekeninge der zuiverheid, getuigt, dat iy^cn ο/ίΓ
gg^ Égy ptenaaren niet geoorlofd w^as eenige kleederen, van wol- IJ®^:
in de Tempelen hunner Afgoden te draagen j enditΛvasεen·
^^^lia Waarom zy zich met een wit linnen ge v/aad bek leedden. 'iter-
«/i ^erhalven, fpreekende van onzen Zaligmaaker Chrifius, zegt:
^firi.^^^^^^d is met het gewaad τm-wit linnen ^ ishet dezelveHeedinge vam
^iit ^"^Plutarchus^ in zyneverhandelinge vanen0/zrij, meent
•^ienr! "^^i'^iaak en beweegreden is, waarom de Prieilers zich niet
"en als van wit linnen gewaad, om te betekenen dat alle zuivere
dd 3 cn
-ocr page 213-214 groot schilderboek. ^^^
en onbevlektedingenhet meeft overeenkomilig zyn
met de natuur α
Goden: want het is niet geoorlofd, volgens het getuigeniiTe van ^
dat de zuivere en heilige Majeïleit der Goden werde gediend άοο^^^^^^
ken die vuil en bemorft zyn. En dewylhetlinnenbovenalle^^
dragten zuiver en onbevlekt is, enzeergemakkelykfchoongs® gt
kan worden, zyn zy van gedachte geweeft, dat het zelve mesi ^^^
de Priefterlyke waardigheid en zuiverheid overeen kwam.
daad, de Magi, of Prieilers der oude Perfiaanen, zeiden dat God
behaagen had in witte kleederen ; het welk ik meen uit Salomof^?> ^^
men te zyn: want de menfchen tot goede en onberispelykezedej^?^..
zuiverheid desgeweetens, willende vermaanen, zegthy:
den laat uwe kïeederen wit zyn: als of hy wilde zeggen: in al uVsT do
laaten wagt u dat gy van het k waade en onreine niet befmet en wef
rriefteriyke Deze Priefterlyke Rok dan, Podere genaamd, was van fyn ^^^
ncn gemaakt, naauw om het ly f geilooten, tot de voetzooien ^''^·
hangende, van het Griekfche woord Ρ odés, het welk de voeten ^^^^^
kent, voortkomende. De oude Godtsgeleerden zeggen, dat^y^ijs
door de allerheiligile en verborgene leere te kennen gaven > en
hunne onderfte kleedinge, gelyk in-Εχοή^^ί ftaat; enxyïïiii^· ,μΙ^
ne kleedinge^ of rok, van witte gewee-vene Unne floffe^ en hunnen'^
Hypoditis genaamd, geheel van Hyacinth verwewaar mede
Godtsgeleerden het hemelfche betekenden: geevendedaardooi'^^^,^j't;S
ilaan, dat men eindelyk zynen geeft,verftand,en krachten '
moet heffen, en al het aardfche t'eenemaal verlaaten en verzaakej^.j^^^eil
deAroek^"' ^rocgcn de Prieilers onder hunnen rok een fyne witt^^'^^jdÊ'
ei loe^. Qj^jgj-broek, met dewelke zy defchaamelykedeelenbedektci"'
lendenen flooten; wiiar door niet anders betekend wierdals^^
maaning van zich te kleeden en te verfchynen met kuifehheid. Jje"
En Gordel. Daar en boven was het den Priefters in de wetderoiFerha^^ j
voolen omgord te zyn met een fyne linne Gordel, met hemelsP^ UiVC'·*
purper, en fcharlakenverwe geborduurd ^ het welk op
beeldelykewy ze voor kracht, ilerkte, en deugd v^ordgeaonj^^^v·^
De Roomiche Priefters gebruiken noch ten huidige dage
Kerkdienften Vi^itte iinne kleederen j van welke kleedinge^/ Λ,^ία
Tyaneuszich altyd bediende, om dat het hem fcheen met de
meer overeenkomftig te weezen, als anderegeweevenekleede
vuil-en vettigheid der wolle. ^
Wat voet W at belangt de Schoenen der Egyptifche Priefters, de zel^^ .j^fd
de'oX^E-^^an fchorilen der boomen gemaakt 5 en het was hun niet g^^^j.^ji^y
gyptenaaren fchocnen van andcrc ftofFe te draaien: zo voorbedachtfaam Vi'
gebruikelyk ^
Rok,
waren.
-ocr page 214-groot schilderboek. ^^^i^et
v^j^l^^s te vermyden 't welk eenige argwaan van onkuisheid en onzui-
^.^idhadde. En daarom, ten aanzien van die zuiverheid, was het
overtredinge voor de Roomfche PrieftereiTen, genaamd
^ fchoenen tedraagcnvandehuideenesbcefts'tgeenzy-* wc ^^
^ ^^üurlyke dood was gcftorven, maar wel van geflachte en geoffer-wa?ea tTege-
^ynde anders al het geen, 't welk zyne eigene dood was geftorven,''^^·
gïQ^ ^ygeloovigheid onder hen een gruwel > weshalven zy 'er een
j'^ten afkeer van hadden. En onze Zaligmaaker zelvebeval aan zy-
ïïe V ^^'^'^^"'gsn en Difcipelen, geene fchoenen te draagen 5 om dat hun-
^^^^^^ ? welke fnellyk liepen om te verkondigen de onveranderlyke
i^'^iamheid van het eeuwige leeven, hen t'eenemaal van dit ver-
b^ zogten af te trekken. En zelfs Mofes, verlaatende de dienft-
fte^ Egypten, was gefchoend met fchoenen derdoodebee-
welke hy gelyk als aan de ilerffelykheid gebonden was:
bgj,^^s hy in deugden en krachten begon toeteneemen, en op den
Κς I ^esHeeren te klimmen, en aldaar diende omtrent de onfterffely-
tr^P, "'^imeniilen, wierd hem van Goi bevolen zyne fchoenen uit te
' ter oorzaake dat die plaatfe heilig was > 't welk betekent de
W der ilerffelykheid te verlaaten, verbeeld zynde door de fchoe-
doodebeeftenvellen,
'icej ^ ^--gyptifche Priefters vercierden hun hoofd met Sperwerveeren 5
Sjj^^^'ïde dit cieraad voor de aehtinge en eer die zy oordeelden aan denpriêiters
Vn ^^rverfchuldigdtezyn, ter oorzaake dat hy voormaals, volgens
ïQQj^'^ggen, aan de Prieilers van. Theben in Egypten een boek, met
^^O befchreven, gebragt had j behelzende de manieren om
ρίζ te eerenen te dienen, met een meenigte der voornaam fte
welke zy in hunne offerhanden waar te neemen hadden j
lis^ de LatynfchePoëeten, volgenshetgetuigeniffe vanM^r/M-
j^^^ePnefters degetopte ofgekamdenoemden.
Qf ^ J^^^der van deze Prieiterlyke ge waaden, als Hoed, Muts, Ephod
^ade '^^^ap, en andere cieraaden aan te haaien, zoude overtollig zyn i
de zelve, met al het geene dat tot de zuivcrhei<i van het Prie-
Wrt"*^^» hunne Kerkdienften, Offerhanden, en Plechtigheden be-
^etjjj ' ^^^ deuiterfte naauwkeurigheid door den fchranderen Konft-
^e^igjJ^^ar, den HeerGoeree^ metgrootevlyt inzyneJoodfcheOud-
'ieïQ' heel wydloopig, tot dien ft en gebruik van alle liefhebberen
befchrevenzyn.
'^ad^^^lven zullen wy alleenlyk van die der oude Romeinen handelen,
hej^^ noch iets wegens de hoofdhairen der Priefteren gezegt
In
/elke den
nemani
2I<5 groot schilderboek.
In voorige tyden was het de fnoodfte fpot en fchande als ^^gr,
de hairenlietaffcheeren. En miflehienbevaliWi/yw daarom efl
aan de Jooden gegeeven, dat de Prieftersdehairendeshoords . j^^^j·
baard met geen icheermes zouden laaten afneeriien, maar met de
^wa;irom dejiortcnj om een onderfcheid temaakenmetdievanEgypten? j^^of'
pieüeÏ hunna Qe dood van ^ii, onder hen vergood en aangebeden, „^-[iic^
fks fch-li- 5 deelen des ligcliaams, met het fche
^y^Kscii.ei . op dat zy aan hunne Goden offerende, ^^
vuiligheid en onreinheid mogten gezuiverd weezen: behalvenö
't zeggen van Beda in zyne Kerkelyke Hiitorie, door het f-^jng
des hoofdts te verdaan word gegeeven de affxand en verloogC" '
der aardfche en overtollige goederen ■, w^elke de Prieilers by hunfi^^^^ jg
neemmge gehouden zyn te doen, en fliptelyk natekomen > en ^^^
hairen maar overtolligheid des ligchaams zyn. En in dien ^^'^jjiiat
den Hieronimus ^ dat, gelyk de Prieiler zyn hoofd
fcheeren, hy ook alzo moet afihyden en van zich werpen den ^^'^^joo'^
alle overtollige rykdommen en aardfchcbegeerlykhedcn j en
het weinige overgelaaten hair betekend wierd, dat zy met
koll, tot onderhoud van hun ileriïelyk ligchaam, zichmoel^^ ^^ei-
genoegen. Andere voegen daar by, 3at door de weinige hair^'^'j^gte'
ke men hun in gedaante van een kroon om het hoofd overig Ue'-' ^juU'
kend wierd de kroone der eeuwigheid , waarmedezy, naee^ê
rige ftryd en overwinninge, hier namaals zouden begenadig
fte
id^·
den.
Doch wat de wet belangt, welke gebood de hairen in
fnyden, en den baard te fcheeren, veele zyn van meeninge ^
ve gefprooten is uit het gruwelyk misbruik der Heidenen, ^^ \
ne hairen, en de hoofden der kinderen, aan de Duivelen off^^'^^'^^.poi"
Daar en tegen geboden verfcheidene Conciliën, volgens
beeld en tot nabootfinge der Nafareenen, aan de Prieilers hui"^ ^[en'^^
den te voeden en te laaten groeijen j met dit oogmerk dat zV? {lUi^^^
en handelende hunne baard en hairen, zich door dit mi^dc
slicht geiladig voor oogen zouden houden j dat'steze^g^^^^
nunne gedachten aan God moeftenopdraagen j datdePrieilei
Dehoorden te weezen j zich van goeden raad te bedienen j ^^^-fignV^^"
dry ven 't geen zy naderhand, berouwhebbende, zouden piet
anderen of herroepen: weshalven de Prieilers hunne
een mes mogten affcheeren, maar zorgvuldig met een fchaai
op datzenietovermaatelyk mogten groei jen. 'c^ia^^
Keeren wy nu tot onze belofte j te weeten van de waai h^^c
-ocr page 216-. GROOT SCHILDERBOEK. zif
gg^jJ^^^jPjge en toeilel der offerhanden by de oude Romeinfche Prieileren
de^^^^ ^^^piUus, twede Roomfche Koning, en Priefter,
, en alle plechtigheden en dieniten des Priefterampts niet aanftdder
ï^ri ? waarneemen, llclde ter dier oorzaake in het eerft drie^e^^^^oj^^jJ,^-
aan, welke men Flaminss noemde > den eerftentereere vanren, aiTme-
^^fitolinus^ de tweden van MarSy en den derden van
iche ρ kleedinge wasdekappeder hedendaagfcheRoom-«« gewfde
Vgj, . ^'icilers en Monniken, waar mede zy den dienil in de Kerkenofferhlxde»
hogjê^en, niet ongelyk. Hun hoofd was met een witten ronden^^ehociende»
^eii .ê'^'^ekt, met een olyftak daar op , aan wiens uïterftedeelen zich
ς ■W'olle vertoonde j welke wollenoodzaakelyk vaneengeof-
gen moeft gemaakt zy n. Deze hoed wierd by hen Jlhogalerus
ilelde hy noch twaalf andere Priefters aan, met den
y^^^ Salii^ ter eere van Mars den Overwinnaar, Befchermer,
foj^l^^'^cr, en Vredemaaker j welke met langhangende kleederenof
^gekleed gingen, hebbende een borftiluk van koper, met goiid,
en verfcheideneedelgeileentensverrykt. De dienil der Go-
get.^j^^'^^^^b'k onder de Romeinen meer en meer aangroeijende, en het
'^^ai· ^^^ dertig duizend verre overtrefFende, vermeerderde Numa
p^^Ut het getal derPriefteren. Hy maaktedenPaterPatratus^
dep^^^W/V, door
wien de oorlogen wierden verkondigd j Epulones,
groQ^ Meerdersi en de y&^i^m. Waarzeggers, welker gezag zo
>erö dat de Raad des volks zonder hunne bewilliging niet kon
^e^ t ^· gingen elk
in hunne by zondere kleedinge, uitgeno-
ot) '■y^^en van hunne plechtige dienften en ofïerhanden, v/anncer
k^pp en de zelve wyze gekleed gingen, teweetcn, in een rok of
witlinnen, zeerwyd, en tot de voeten lang afhangende,
lileeOïïi lyf met een gordel en gefp vail geilooten ·, Vs^ordende dit
yïienGiï^iiiig! genoemd,
^it (J J^j^^niaal het geloof geheim dient te weezen, dat 's te zeggen,
'dingen, die in onze handen vertrouwd zyn, verborgen, zui-
M^^^^oevlekt, zondereenigbedrogoflift, mogenblyvenj be-
dat de Opperprieilcr, aan 't Geloof offerende,
J^^^iial kleed zoude gedekt houden, gelyk TertuUianus
p^lcn verliaan te geeven dat m.en de goede trouw in allen
êd is ^^'^Joudig en opregt behoort te houden, en dat de zelve gehei-
'^^eten^^^ regter hand, dewyl wy ze met alle vaardigheid en kracht
/ƒ. ^ ^^Prftaan. Firgüius erkent van gelyken, dat de vailheid der
ee " ' -op-
-ocr page 217-1683 groot schilderboek. ^^^
oprechte trouw als een verzekering door de regter han<J bete ^^^
word: waarom hy Dido ^ in zyn 4de vEmW; aldus doet klaage^y
hezie toch eens ^ dit zyn die fchoone woorden en trouwbeloftenvan de^"
die j zo men zeit ^ Heiligdom en Huisgoden •zynesvaderïandtsmet^^'' ^
'Voert. En in zyn 3 de jEneid: ftaat: Vader Anchifes geeft zelfde jg
tfaagden Jongeling Achemenides, tot teken van zyne verzekerende
regter hand. En op een andere plaats doet hy Amate tegcm
gen: Waar is wm oprechte troww? waar de voorgaande zorgvuldigh^^
de uwen^ en uw woord en hand^ zo menigmaal aan neef Ïurnnipi^ ^φ.'
Virgilius noemt het geloof mede wit en grys^ het v/elk SefV'i^^^gC'
toont gezegt te weezen om dat de oprechte trouw veel meer wo^
vonden by de ouden, welke reedts grys en wit zyn. Als^^^^^-jc
klaagt over deboosheden der menfchen in zynen tyd, zegt hy 9 ^^qC
oprechte trouw, in 't witgekleed, weinig aangebeden v/ordj j^t;
gende daar by, dat, aan de zelve ofFerende, de Opperprieft^j^'j^^t
alleen de regter hand gedekt houd met het witte kleed, maaro^· jt
hoofd, en byna het geheele ligchaam : om aan te toonen,
en wille zuiver en onbevlekt diende te weezen, om de oprecht^ ^^c
altyd te vergezelfchappen : waarom ook Ariofio zegt: menverh^^ ^
oprechte trouw voortydts met een wit kleed aan. 'eft^*·"
Petronius ïtgt., èax. Numa Pompilius ^ tot een teken van
fchap, zelve een kleene linne kap op 't hoofd droeg, gelyk deP^^.ge'
en Wigchelaars in hunne ofïeringen en dienilen gebruikten. .
lyks waren de Vrouwen en Dienilmaagden der Romeinfchc Pi'^*^
Flamines gchctlcn^ daar mede gedekt. _
De Muts betekende by de oude Romeinen mede de Prie^'
/aardigheid: wantdePrieiteren, g&zegtFlamines^ ontiecn^^ρ^ίί-
nen naam VciViPileus^ hoed of muts, als of men wilde zeggei^?.
mines·, hoewel andere meene'n, dat hunne benaamingekomi^^^jylt^
-meum^ het welk by hen een hoofdcieraad was: want deBiflc^egf
mutfen, langhangende rokken en kleederen, waren, gely^^^^^gii'^''
heb, den Priefteren toegeëigend. Tot dit gevoelen beweeg^ ƒ ir
gezag en de geloofwaardigheid van den doorluchtigen man/'^j'
tor ^ als hy zegt, dat het den Priefteren ofi^df^i/wii· niet geooric» ^^jeflj
zonder muts op het hoofd zich op dc ftraaten aan
hetvolkteverc^^^jj^y
maar dat zy in hunne huizen dienaangaande doen konden het g^^j^efi
wilden: het welk noch ten huidigen dage door groote " ρΐ^^ΐΓ^ι^'
Voorilandcrs der Roomfche Kerke in veele Catholyke Α
naauwkeurig word nagekomen. SM^^^'
Infula was een fyn liiincn kleed, waar
mede de Priefteren het ^^ pc
offer bedekt waren,'
-ocr page 218-groot schilderboek. ^^^i^et
Veftaalfche Maagden, by de Romeinen aan de Goden oiFeren-
lin' ^^^cn gekleed met een langeen wyde witte rok van zeer fyn wit
Mt?' ^^Mumgcmzm^. Haare hoofden waren desgelyks met een
^leed bewonden , daar zy noch over heen hadden een fluijer van
i^g^^^men, vierkantig lang afhangende, en tot over haare wangen
^rdaalende, zynde onder de kin met een agraphe of gefp vaftge-
' '^eshalven zy van het woord Feflis Feflalen wierden genaamd,
jer ^'^cinfche Vrouwen draagen noch ten huidigen dage lange ilui-
L.^.'^ver het hoofd > willende wel gaarne daar mede de godvruchtig-
Zuiverheid en kuifchheid der oude Matronen (welke hunne
^en, hals en borilen, met kleeden of iluijers dekten, om dat de
^^^^^ haare eerbaarheid en kuifchheid in zodanig een achting hadden,
zich nooit alleen van haare mannen wilden afzonderen, en aan
k ^ Zclvcn noch anderen eenige gelegentheid tot kwaad geeven)na-
y. kalven de voornoemde Klecdingen hadden de OiFerprieflcrs noch
^^j^^heidene Geitellen en gewyde Vaten tot het gebruik der ofFerhan-
p> te weeten 5
X^.^^fericulum, een Vat van metaal of koper, van boven open, en
J?erhandvatfeL
oiPatera^ Kom of Schotel, in welke de Priefters het bloed
ê^offerde heeften vergaderden.
een ander klcen Vat, van gedaante als een kleene kop , in
Vgj. ^^elk zy den wyn van de oiïerhande, droppels wy ze afdruipende,
Jaderden.
was een klcen Kiftje, waar in het rook werk bev^aard
was een Tafel, waar op dc geheiligde dingen lagen,
^ϊζη ^^n ook de gereedfchappen en andere zaaken, tot de offerhanden
ge^^^de, Enclabria wierden geheeten. Op deze Tafel leiden zy het
^ild beeft open gefneden en wyduitgeftrekt, naauwkeuriglyk
Cn j^''^oekende deszelfs ingewandtn, te weeten, het hert, de long ^
met een yzer mes de zelve omkeerende, enzorgvuldiglyk
^^üwende, om daar door eenigé openbaaringen en waarzeggin-
' ^o Zy waanden, aan het gemeene en domme volk bekend te maa-
^^^ (^ufaniai verhaalt, dat die zelvemanicre van doen in't offeren
^^ Vïrieken ook gebruikelyk was.
zo geheeten α fecando ^ dat is fnvden, was eentamelyk
^ou^ ^PigMes, hebbende
een rond vvoorcn hegt, op het einde met
zilver, beflagen niet kopere fpykerrjes, waar mede zyhet
cc 2- ' " beeft,
loofd
1685 groot schilderboek. ^^^
beeil, ter oiFerhande verordend, den hals affneden. _ _
Strupii, betekenden een bondeltje van kruiden en rankjes,
genaamd , van laurier, myrthus, en olyftakjes by malkander
den. Zy waren van gevoelen, dat deze kruiden en takjes hun
ley offerhanden veel heil en geluk voorfpclden, en bedienden z-ic
zelfs afin hunne reinigingen, maakende daar oorkuiTens van voo
ne gewaande Goden, welke zy daar mede vulden en toemaakten·^
u4fpergile^ ofWykwail, was by hen van takjes met bladen
fop gemaakt, welke zy in een vat van marmer, metdenaam^
hrum bekend, aan den ingang van hunne Afgodentempelen Ρ ^^ „j-iceii
even als de wywatervaten ten huidigendagein deRoomfchci
geplaatft worden, waar mede zy dan het by ilaande volk en de g^
tebefproeiden. ' ^qsV
Zy hadden noch verfcheidene andere plechtigheden, welke
heidshalven zal voorby gaan: dienende dit alleenljk om den
bers en vuurigen beminnaars der Konft voor te ttellen, dat zy de ^^^
rien en Gefchiedeniflen onvermoeid moeten doorbladeren,
daar door de Oudheid met haareomilandige hoedanigheden ni gii
werkingen hunner zinryke gedachten zodanig .mogennavolg^^Ji-de
alles op zyne behoorlyke plaatfefchikken en verbeelden, düt φ-
aanfchouwers eh waarachtige beminnaars met volkomene vefö^^jit-
ging en toejuigching ijioge geoordeeld worden daar niets aan
breeken.
1·Λ·
-ocr page 220-TAFEREEL
221
Voor het
TIENDE BOEK,
Handelende van de
E^^en jonge en ilerke Maagd, heel werkzaam, en
^ilyf van opzicht, ftaande met het regterbeenop
^ een vierkanten fteen, en met de linker voet op
i^'^sê® een ronde kloot. Zy heeft een lichtgraauw kleed
' onder met een knoop boven de knie vaïl, en achter
(Jg^^ichort, en een fchaapsvacht voor om haar lyf gebon-
li) Haare mouwen zyn tot boven de ellebogen opgerold.
^ linker arm houd zy het beeld Decor ο, of Achtbaar-
ίίρΐΓ' in d'eene hand een beitel, paiTer, lootlyn, en win-
^^ ^^ak; en in d'andere een houten hamer. Haar hulflel,
^kken en tuiten, zyn achter te zamen gebonden met
"^reede band om het hoofd, waar in een Meen autaartje,
arend met de blixem in de klaauw, getekend ftaat.
UITBREIDING.
^^ootfer der Natuur^ L α i r ε s s ε , alom vermaard^
Beeld- en Schilderkonfi gelyk twee zufierspaart.
^«i toont dit Boek een fchat van rype nueetenfihappen f
nyverende By zuigt lekk're honingzappen
^it kruid en bloemen, gy zuigt merg en pit uit kunft
'[an groote mannen, en verdient dus ieders gunfi.
heht gy ons doen zien ontallelyke Uyken
^n WW verheeve geefl, die niemand hoep U nnyken y
Om
_ -•j-·^,!' ^WH-tt/i-, vjj l.y^f ^^wri'i^cy
^ duizend Doeken, opPaneelen, Vaazen, Maanden,
■^aar leerelingen door verrukt in liefde brandtn
112.
Om Η na te 'volgen ^ zo gy maar navolglyk zyï j
Doch V is niet mooglyk dan door onvermoeiden vlyt,
Opmerking, yver, om, uit Jetterryke hoeken,
V Geheim der iveetenfchap en kunfien op te zoeken.
Uit dit WW nuttig werk firaalt uw volmaakt vernuft,
V Geen nergens flil voor flaat ^ voor aarzelt ^ noch voor fujh
Zowelinfchilderen^ alsetfen^ engraveeren^
Wiskunflig tekenen, ontiverpen en boetfeeren:
jianfchoumu in dit T'afreel uw zonderlinge geefi,
De^ Maagd Beeldhouwery ^ haar eigenfchap ^ haar leefi,
Gewaad^ gedaante^ en haar gereetfchap^ kloeke vondeny
Gebooren uit verfiand^ daar elk is aan gebonden:
Door haar fchept gy uit wafch, uit klei, uit elpenbeen,
Uit hout, uit marmer, en uit allerhande fieen
Gedaantens naar den eifch, dan fchynt uw kunfi te geeven
Aan wafch^ klei, fl^^^·) ^^ hout en elpenheen het keven.
Die dus uw voet niet volgt hopt door onkunde mis,
En maakt al dwaaiende zyn werken hy de gis.
Lairess', gy zult de roefi des tydts door Uf ver duur en i
Gy heht gewoekerd van uw zelf, geen ledige uuren
Gekend^ maar fieedts voldaan uw nyverende plicht ·,
Den grooten Angelo dat wyduitfiraalend licht,
Wierd door zyn naarfiigheid, en door zyn hooge jaaren^
Berooft van zyn gezigt, maar kon zyn kunfi hewaaren y
JVant toen hy blind was zag hy door zyn wijfe hand
En voelde een beeld of V waar gevormt in goeden fiant,
Of V oud of nieuw werk waar, geen blindheid kon beletten i
Dat hy naauwkeurig daar den prys niet op zou zetten.
Gy hebt één lot met hem, verzienden Blindenman,
"Terwyl uw geefi naar eifch de dingen fchatten kan,
Daar gy de blyken van nu in het licht doet geeven,
Waar door uw naam en faam onfier ffelyk zal leeven.
Gy Tyber, fiof, fiof op uw Konfienaaren vry;
Gedoog dat we i?^ L α i r ε s s ε ook fioffen aan het Ty
Die de Oudheid overtreft, ten ?mnfi'' kan evenaaren,
Terwyl Minerva''s geefi is in zyn brein gevaar en.
τ
O'
GROOT
Verhandeling van de Beeldhouwery.
Eerste Hoofdstuk.
er wy tot de hoedanigheden en uitwerkingen van deBeeld- injeiding
houwery komen, zullen wy alvoorens, tot onze Inlei-
iding, een weinig van haare oudheid fpreeken.
Dedalus ^ zynde zo beroemd een Bouwmeefter als erva-Oudheid der
ren en voortreiïelyk Beeldhouwer, was van een Koning-
: Cadmus zelve, aan wien de Stad Troye haarebeginfelen
is, was een Konings Zoon. Deze onwederfpreekelyke
i^^.jl'^'^cden zyn baarblykelyke preuven van het geeneik hier ter neder
fel
Qo 'i ^"^wy 1 deze Weetenfchappen dan uit de Griekfche Oudheden
'ύΐς '■^οΐΏεη, zal ik der zeiver vinders niet gaan zoeken uit de overblyf-
aan die aan den zeer koftelyken en voortrcffe-
Ρ Tempel van Salomon hunne konftoeffeningen hebben beileed,
len der Cherubynen, aan de cieraaden der Arke, en aan de
"Welke tot gebiaiik hunner offerhanden ingewyd waren. Het is
5 dat de H: Bladeren ons nadrukkelyk daar van fpreeken, om
overtuigen dat deze Konilcnook in die tyden in zeer groot ge-
Q^yngeweeft.
iSef^^'^oeg^aam is bekend de onvermoeide arbeid dien dekinderen van
ίη om op twee Kolommen, van welke de eenc van gebakken,
Άΐ van arduinileen was, te graveeren en aan de nakomelingen
da ^^^^ het geenezy in de Sterrekunde hadden ondervonden 5
^ie Konft mogte aan de laatere eeuwen in haar geheel bly ven
Β^Πο^ι Zondvloed en de overftroomende wateren met haaren onder-
ie cg^J^igden > en dat na de zondvloed Promefheus, Zoon van Japhet,
geei^ ^^^ ^vas die uitvond de geboetfeerde en gebakkenebeelden : 't
^et heeft gegeeven tot alle de fabelen en verdichtfelen der Poëe-
V^/^eAiTyriers
en de Chaldeërs waren onderwezen in de Beeldhou-
der y §elyk men leeft, dat Laban Huisgoden had, welke zyne Doch-
hem ontroofde: en naderhand maakte het Joodfche volk in
Z24 GROOT SCHILDERBOEK.
dewoeilyne, by den berg Sinaï, zich een gouden Kalf,
aan te bidden. jgi-.
De Heidenen begaven zich met een zeer goed gevolg tot het ο
zoek der Konften. Ninus, de zoon van Belus, anders in de H·' . Je
ten genaamd , eerfte Koning van Ailyrien, vereeuwig j ^
gedachtenifle van zynen Vader, ftichtende hem ter eere een Tc^f^^jjj
vervuld met Stokbeelden, maar onder anderen den Afgod
hem te doen aanbidden. De Obelisques of Piramides, welke uit
ten door ^«^ί^/ίίί naar Romen overgebragt wierden, geeven oVCi
dige blyken van de grootsheid dier natie in haare werken. ,
De aloude Beeldhouwers onderrechten ons van duizenderhaO"
dige uitvindingen en omftandigheden der Hiftorien, waar van
oplosfmg geeven> ons leerende degewoontens der Ouden,
Godtsdienft, verfcheidenekleedingen, wapenen, enz. verm^
die dingen van een zeer naauwkeurig onderzoek en oefFening ij^'
de tyden Het is ook niet door gebrek van verftand, dat men de Αηύ^^ ^^^c
I'«\ebreir de volmaaktfte modellen van weliland en treffelyke overeeni^^^^^c
konft^lt^'^' heeft voorgefteld: en om de reden hier afklaarlyk te doen zien > ji;
Beeldhouwe- men weeten, dat de eeuw, in de welke y^/i-AfiSswi/^r heeft gclcc^^'^or-
/"^'ailervolmaaktfte was die men kan bedenken, ter oorzaak van hj^ j^^ti'
gionden ge-neemen 't geen men in dien tydby der hand vatte, noopendc"^ ^c
ften en Weetenfchappen tot den hoogften top van volmaakth^
brengen. Ten dezen einde dan begon men metde Schilderk'^j^^ii,
Beeldhouwery, zoekende daar in eenige voorfchriften te
waaruit men varteen wiskonftige regelen konde terneder iieU^'^J^f efl
ten dev/elke men niet en kon gaan zonder van de waare p' ^JeH
fchoonheid af tedwaalen. De vermaard ite Beeldhouwers
befteedden derhalven alle de krachten van hunverilandotno^j^^yfig
gelykelyk voort te zetten, en beyverden zich tot een naau^^^pj-o-
onderzoek van de fchoonheid der natuure, en van wat gedaant^^^
portie de gedeeltens van het ligchaam moeftenweezen,
Hand en gezonde overeenkomfte daar in te brengen, zodanig^j^^l'
zelve al te famen by malkanderen vergaderd zynde, eengf^ mo^^'
maakt konfl;werk mogten formeeren; doch zynde het hun g^n tC
lyk alle de verzamelde deelen in een en het zelve voorwerp f'^^gejie
brengen, beilooten zy devoornaamfteenfchoonftedeelenui^^^^j-ui^
en d'andere te verkiezen, om verfcheidene volmaakte beelden ^^^jjcii
te famen te ftellen, welke aan de nakomelingen tot voorfchr
modellen mogten verftrekken.
-ocr page 224-groot schilderboek. ^^^i^et
c Becldhouwery is een naarbootfinge der geheele natuur, haare wat de
belle Joorwerpen door een krachtige beweeginge des ligchaams enry Is, en waar
Jla^ü handen uitvoerende. Zy beftaat in de fymetrie oF·^ ^y i'eftaat.
w keurige afdeelingc van de byzondere hoedanigheden der voor-
liij.jP^'^ï voornamentlyk in 't Menfchbeeld, waar in zy ook meeft
Pi-Q^'^t 5 en daar na in de viervoetige Dieren, ten opzichte van hunne
^yj^y^'tie en fchikking, alles rond en het leven zeer gelykformig
^ het voornaam rte van haare twee hoedanigheden.
Vej^^j^^e twede uitvoering betreft het Basreleve 5 of Halfrond, na de
^Êidene hoedanigheden, gelyk wy hier na zullen verklaaren.
Daaijf/r'-^ff^n? die zy bewerkt, zynvyfderley, te weeten die de voor-^^H^^ejeeijs
n ^c^yn, vanbyzondere natuur en eigenichap. " ^^
ί)^ eerfte, is dè Kley of Potaard,
^etwede, Was.
Hout.
^^ierde. Elpenbeen of Yvoor.
i^jQelaatile, Steen,
ïe^^ tWee eerfte werden door houte werktuigen bearbeid, en d'andc-Haare weik-
^elijj^^^yiierenfcherp : doch elke Stoifevereifcht een byzondere han-^"^^®''·
^Cffj^· Vandeeerireneemtzyaf: tot de twede voegt zy toe: inde
'^ejj^^^ktzy: van de vierde fchraapt zy; entotdelaatfl;eil:ootzy,na
^^'"^der ftoffe leenig of taay, draadig, vaft, droog en bros is.
'^εητι ^^aat hier aan te merken, hoe zy te werk gaat in het maak en van Hoe zy een
of ander Schepfel. ^ ^^
ftelt zy op papier haare gedachten in 't ruuw, verkiezende
•^^grip ^^^e zyde. Daarna neemt zy wat potaard of kley, en zet deze
^iog^P^'^ overeind, zo veel het mogelyk is haare vaft gefielde teke-.
^ftiee^^^^^nde. Als het nu in 't ruuw is gevormd, met een tandig en
^^ diit^^^ houtje, doch meeft met de vinger, fchikt zy het leven alzo,
riiüwe model naauwkeurig daar na op te maaken en uit te voe-
to ^^^ vanvooren wel vertoont, gaat zyallengskens
h?^ οη^ het van alle kanten heel opgemaakt is, en'ernietsmeer
Het werk aldus eenigen tyd ilaande te droogen, laat
't m bakken j dienende het zelve dan voorts tot model,
^etv ofandereftofte, daar na uit te houwen.
^^^^^"'aamfte in deze Konft is een fchoone geftalte, en een nette,in zy
zy
bewerkt.
En welke die
zjn.
Beeld be-
werkt.
Τ w
EDE
Hoofdstuk.
21& groot schilderboeïc. ^^^^^
of duidelyke afbeelding dev dingen die men voor heeft te pjg.
op het naauwkeurigfte uitgewrocht 5 alsMenfchen,
ren, ja alles wat naargebootft kan worden: doch het voornaam
Beelden en Basreleves. iierb^'''
Hcteerftewerd/begreepcnin Man, Vrouw, en Kind van aU
den ouderdom, als mede Conterfcitfels, ^j-^ir
Het twede zynPaardj Kameel, Oliphant,'Leeuw, en'ï^
dereBeeften. 'n
Het derde Paauw, Arend, Raave, Uil, en diergelyki^'^ei^
Konft te pas komende; tot alle welke dingen een naauwk^^ °
grondige kennis vereifcht word.
Dewyl dan aan deze Konft; zo veel vail is, oordeel
uiterfte belang dat een welmeenend Oefïenaar alzynevlyt^^^
om voor eerit de Tekenkonil grondig teverftaan, eer hy de Ρ '
of oefFening aanvaart, en zulks om twee redenen.
En wat tot Eerllelyk, op hoop van eer en voordeel.
βΐΛΐ^ΓοιΓ" Tentweden, uit vrees voor fchade en fchande. ,
Welke twee dingen den Meefter altyd volgen, en vooi' ρ ^pui·-'
dat-'s te zeggen een van beiden , onvermydelyk van zyne kenV-^^
voering afhangen. ,
Haar vermo- Hier by is aan te merken, van wat vermogendeze twee di"^
ten opzichte van den Oeifenaar.
Het is een werk daar veel aan hangt, en van groote kofteo ?
ten aanzien van de matriaalen of werkft:offen, als van de tf'^^^glti^''
duurigheid des arbeids. Indien het gebeurt, dat het
brengt het groote eer en voordeel aan j maar in tegendeel,
lukt, noch grooter verlies en fchande.
En welke ^^^ Welmeenend Beeldhouwer dient deze
Boeken een noodzaakclyk te hebben: deStatuaasvanPem'ir, dc Ii^o^^^^-Luc Mj"
noXTe"nebeeldelyke BetekeniiTen van Ce/ar Ripa, Oudaans Rooii'^^jcrs^^
lykzyn. gendheid , en meer andere Boeken van de Oudheden j
voornaamile Hiftorien, doch voor al les Charaüeres des " j'^^lie'^^
Monfr. de la Chambre, en andere van de Hertstogten j als
klcedingenj ook dievanBeeftenenGediertens, enz. gfcl^^f!
En tot hunne oefFening of praftyk, Pleifterbeelden, qcv:^^^,
Medaljes, Borftbeelden, Handen en Voeten, Leeuwen en ^sjii 'r
nenj, Sphinxen^ Termen^ en meerandere dingen die'er tekiy»
ook Modellen van was, van potaarde, en op papier.
-ocr page 226-groot schilderboek. ^^^i^et
y zullen dan, om grondig van dit alles te handelen, beginnen Diiederiey
niet de Basreleves, welke driederley in foortzyn, te weeten
Wat de
δεείάΚοαννει*
Vel"*, ^ond, half rond, en flaauw of plat 5 waar in dit onderfcheid
acht genomen moet worden, alzo zy drie byzondereoogmer-
hunne proportie of verdeeling hebben.
bynarond, is die, welice men gemeenlyk in holle niflen En welke die
^levensgroote beelden, hebbende drie verdiepingen
^^If ^^ achter malkander, de voorfte beelden by na rond , de t wedcbmik. ""
en de derde wat minder. _ ^
ïiim^ twede foort, half rond, gebruikt men in ondiepe vierkante
t^We ^^"o^i^efpieflen, ronde bovendeuren en niflen. Deze heeft
W^^erdiepingen, te weeten, de voorfte half rond, en de twede
j^^^auwer.
derde foort is die, welke men gebruikt in friefen, pedeftallen, ■
dig .Peeringen, enmedaljes. Deze derde foort heeft maareenever-
T^^ëï ofeenenkeld beeld op een grond,
^^^r Τ ^^^ ordineeren derzelve aangaat, daar ftaan deze vy f dingen in vyf waar-
in ^^neemen. neemin^en
liot,^^^ I^et vöornaamile beeld van 't werk zyne volle verhevenheid be-jÏn de/zd-'
^•"οπη' die het minft te zeggen heeft het flaauwfte werd, en inde
j^^blyv£2itten.
^fop ^ meefte beweeging en werking der beelden altyd in het profiel
ic^P ^yde gefchiede: doch daar moet geene verkorting der leden wee- ^
^Ocj.. ^^ hegting der uitlleekendc gcdeekens natuurlyk, en niet ge-
tij; ^oetfchy
nen.
^egg^^^^delyk, dat het werk overal gelyk gefchikt zy, niet te vol op
^et ^ ^.plaats en te yl op een andere, maar evenwichtig verdeeld, aan
SeK ^^^el gelegen is.
^^^et "werk van Basreleves de Beeldhouwers by zonder fchynt En aanmei·..
^ere , is het echter den Schilders even na, en zulks uit de byzon- nutfig'i''
^aar ^ '^aagfehapping die deze twee Konden met malkander hebben, J^f^^jY^i;
öe^^^'^^eenezonder de andere niet volmaakt kan weczen. "
^^Idhouwer ontkent van den Schilder de ordinantie of ilelling,
ff ζ die
w
1693 groot schilderboek. ^^^
van den die hem tot grondflag van zvn Vv-erk dient, waar na hy dan zynepi
Sf"°"^-begintteoefFenen. aylc
In tegendeel ontleent de Schilder van den Beeldhouwer de pi ^
Ln 't boetfeeren, als moetende hem tot een vaiten grond in het ui
ren van zodanig een werk noodzaakelyk dienen. ,
Het is dan om die reden waarom'ik vermoede dat een SchiWe^
mogelyk een goed Basreleve kan fchildcren, ten zy hy
boetfeeren j geiyk ook in tegendeel geen goed Beeldhouwer de^. je
zal doen, ten zy hy eenige ervarenhci
fchouwer hier in genoeg zal doen
Schilderkonil hebbe.
ά^ΐ'
Aanmerking Een verftandig Meefter zal naauwkeurig zyn in 't ilellen van ^^
ging van de-nige Basreleves, als voorverhaaldis, namentlyk, dat ieder
Blslidïve?^^''®^'^^'^'^ licht ontfange, ten einde alles duidelyk en zonder de
verandering bekend werde. Zonnelicht, of kvintige
maaken de dingenonkenbaar door de wanfchapenheidder flagi'' ^^r
Licht van
d'eerfte.
wen,
^ welke zich in die gelegentheid in de natuur vertoonen,
het werk heel verheeven zynde, veele diepe holligheden hect^·
Het groote en algemeene licht is voor de eerfte, of byna ron^^'
voordeeligile. ^^ccï
Wat de twede aa.ngaat, te weeten de half ronde, het licht
opzyde, ishetbekwaaïafte, ter oorzaak datdaar weinige ve·^^ ^^ιΐ-
heden zyn, en dat het werk derhalven meer vry is van ilagfchad^^^,
En van de Het licht heel op zyde is voor de laatfte foort het voorde'^^Jlynii
katfte. geevende het zelve een groote weliranden netheid, fchoonh^
Der twede.
geheel zonder fchaduwe is.
■ifCi^
Mogelyk zal het veelen vreemd voorkomen't geen ik hie^'^ igvreSj
het licht gezegtheb, teweeten, datmenhetzelvenadeBasi'^j,|,^fl,
of Schilderyen, die daar in zullen ilaan of hangen, moetfch^^
na dat ze verheven of plat zyn.
Dat mentotiederfoort van Basreleves eenbekwaam licht jev^^"^
kiezen, daar uit moet men begrypen, dat het licht metov^^^^^^ci^
Λ ·-« »-J « rt Β_I β y-v<·» Λ J 4- Λ ΛίΛ ■-J · Λ ^ ·· Λ Λ Λ «α ^ I I Λ ♦Λ 1 C * ^ 1
ic^
goed is. Hier paft een Basreleve in een diepe en holle nis
minder verheven) en hier weer een heele flaauwe: zynde dus
van de zyde, en het ander van vooren gedaagd. Doch men lï^'^j^^tlly
denken, dat, als de kamer gemaakt is, het licht of de glazen k^ei^ i
de plaats van tvveic niiTen vaftgeiteld ter wederzyde van dc fchoo
het in onze keur ftaat een Basreleve van drie gronden in ^^
van twee ofeen grond in d'andere te maaken,
glazen meer van vooren gedaagd word. Zulks mag gceniinsë^^b^'
den 5 zy moeten even hol en verheven zyn. Dat men daar t^
van
groot schilderboek. ^^^i^et
y^aain licht moet verkiezen, is te zeggen, dat men zyn'Werk zoda-
dient te fchikken, dat ieder na zyn licht een goede weiftandver-
By voorbeeld, in d'eerlle, alwaar de beelden heel verheven
jl^^ïïj kennen ze geen zo'grootcflagfchaduwengeeven, vermits het ·
^ daar een weinig van vooren op valtj het welk ind'anderezou
^^ Hnen gefchieden, alwaar het licht meer van de zyde op komt, ten
j^® i^en de beelden, dieind'ecneaanderegterzydeilaan, ind'an-
icK^ de linker zyde zettede, waar door men alsdan die overtollige
Λ ^^uwen zoude konnen voorkomen, en de ongelyke lichten wel-
y%vergelyken.
■L'e Basreleves in ondiepe niflen met twee gronden luiileren alzo
en't is het zelve daar mede gelyk in friefen, pedeilallen, of
fgj^^^^le begaan een grove misilag wanneer zy hunne Basreleves plaat^j^^^^'^^^^^s
jj^ ^'^friefen vanfchoorfteenen, pedeilallen, en boven kamerdeuren, der ΒΓειεΤε--
jQ^^^fs op defchoorileen, zettende daar meer als halfronde, jaheele''®^·
ς beelden boven op gelyk ik eens een Basreleve, byna rond en op
^eb dieping, in de fries van een fchoorlleen gemaakt, gezien
ioo" dunkt, dat het heel oneigen is beeldtjes van drie quart voet
ty.ê Zo wyd van elkander, enzoylvanplooijentemaaken: jafom-
j iieeft ieder beeld maar een plooy drie a vier > gely kende het zelve
Ij^jI^® Sereen gladde en gcpolyiledoodverw, op zyn Schilders gefpro-
i}^ > of, om beter te zeggen, een oud en heel verfleeten, danopge-
V^^^verkj dienende wel de helft flaauwer en fynder uitgevoerd te
Ik heb aangemerkt, dat, wanneer fraaije Schilders zulke
fcj^^^'^ves op zodanige plaatfen vertoonen, zy allé kloeke partyen van
fcfi^^'^e zo veel vermyden als 't mogelyk is, voornamentlyk in frie-
li^J pedeilallen, en andere platte banden > zynde het myns oordeels
bgj ^igen dat die vlakke partyen van de hunne vlakheid
C^.'^en: en gelyk alle de cieraaden, als kapiteelen, loofwerk,
trigliefen, endiergelyke, in dat geval gemeenlyk kurieus
liitg.'^'-JGs uitgevoerd zyn, behooren onze beelden desgclyks teer en net
g^'^oerd te weezen.
Ecn houden zich te veel aan de kloeke kant: maar hoe de din-
ioe J^^nderzyn, voornamentlyk binnenshuis en zo digtby de hand,
Vej-jj^.y 'ketter moeten weezen: want buiten is 't een heel ander werk ,
ileejj^'·^ 2.e daar van alle kanten verlicht zyn, en der halven minder af-
^yn zy noch zo verheven. De Beeldhouwery danbyde
Verij^^^T^^^r gevoegd zynde, zo als't behoort, is't het werk vaneen
' ^aaiij^·^ ^^eiler 5 waar toe ieder zonder groote oeiFening niet be-
herrSr f^f zo wel den Schilder als Beeldhouwer
m^n ' η 'f aantoonen op hoe veelderley manieren
ffe ΓΓν^ΤκΤ ^^i^iWeren: doch degmakkelykfte en vaardig-
well 2 Ji ^^ ^ weshalven ik hier een atnwyzing zal doen van dic,
....... s F ' i^^^fte heb bestonden. ^
"leur .irrX f doek zuiver en gelyk, met zodanig een ko-
D^Jlnt ïf ï" ^' "" f^^hadüwc, o/van de twede tint.
7o t, ef id^l ? , en myne ordinantie daar op getekend,
nL ftik iZr om, doch een wei-
vl ood;t W v"' meteendroogedoekover'heenmoetvry-
llonne zondir I ί ^'^r ^^^' vernis wederftaan
lar med^tn '/γΤμ"· ik'er een dunne vernis over, en
larteaeÏrn de fchadiiwe en dan de twede tint
met de^ dafchaduwe
inec ac twede tint luchtigondereenmeneende zonder de ze vernet
een vispcnceel te verdry ven, de twede Set de ^
Ρ nceelmetdegrondwatfchommelende. AÏda^^^^^^^
demSSndthc^^^
d ftrykikhetgeheeleStuk, ofeeng^'
ttrilLZl/^ opeentydkanafmaaken, met een lichter tint als
dLr ί .n ! ίΓ f ^Saal over al, zodanig dat men daar alles
dathftwitdaartoeheel
ZlÜifuf' nattegrond leg ik myne uiteriie hoogfels aan,
Ivkf .nnH ^ ^^^^ vermligen^, en de fchaduwe desge-
zonderdatzemalkanderraaken
ken on hi, Τ ^^"der moeite ten eerilen opmaa-
En de ma-" 5 g^^ndc te Werk als volgt ·
Sercï;.^ ten ""y^^'^^Ydock even alsiezegt is. Dan hoog ik maar
Sttr^ verdryvende het hoogfelin^'denitegrond, diedoorhet
mS delh Γ" ^V'^'-P^^ïyn^li^ wat drooggeble^/enis enzodoeik
tl^^it Mv laatende aldis de grond voor de twede
^^^ ^^^ uittermaaten net uitgevoerd moet
ivorden, ftryk ik een ichoone vernis, fferaensd met wat taaije witte
ohe daarover, op dathetzofcIiielykSietzaldroogen, en ik zo ge-
makkelyic, en zo lang als ik wil, over en weêr over konne fchildercn^
}iOO'
Manier des
groot schilderboek. ^^^i^et
hoogende dan op de hoogile partyen, en in de holligheden diepende of
^oetfende, ook hier en daar met een zagte vispenceel wat fmalt fchom-
delende, en wat geel inde gereflexeerdefchadu wen. Moetdeach-
^^rgrond een weinig donkerder weezen, zo is het nu de bekwaamde
^yd, want het zal dan niét meer infchieten.
De derde en laatfte foort heeft geen andere erond van nooden als deBeici^iyyiiis^
j-11 · '^ii·! van de derde
^(-iite, die heel zuiver en gelyk moet weezen} vermits het licht aanfoort.
^'eene, en de fchadu we aan d'andere zyde, het werk genoegfaam doet
^"Wellen en verheven ftaan. Doch men moet hier aanmerken, dat, zo
^cnigmaal als men 't overfchildert ofretoqueeren wil, zo menigmaal
"et ook met vernis moet uitgehaald worden, oftenminften daar het
r>oodig is, als men niet wil hebben dat het infchiet: want de natuur
^^n de vernis is zodanig, dat die niet meer als eenmaal overfchilderd
weezen, of het werk fchiet aanftondts in.
Laat ons nu verder gaan, enaanwyzen wat men dient waar te nee- Men moet
^en in het fehilderen van beelden in holle niiTen, 't welk niet kan ge-
^chieden ten zy men de Ρerfpeëtief wel verftaa: anders kan men geenveiftaan.
Eoed beeld maaken, en veel minder deszelfs behoorlyke ilagfchaduwe
^anwyzen. Die het niet verftaan, zullen echter van de onkundigen
^ogelyk gepreezen, "maar van kenners voor botterikken uitgemaakt
^nbelagchen worden.
Een groote misdag beging die, welke een fchoon beeld in een nis
Ecfchilderd had met een ftok in de hand, waar van hy de ilagfchaduwe
^P de holligheid van de nis zeer duidelyk had aangewezen, en het been
^an boven tot onderen, daar hetgeheeleligchaamopruilte, zonder
^^3^gfchaduwe gelaaten, zulks maar alleen even aan de voet op de plint
f^nwyzende. Een flegte zaak, met welke het ging even als met een
J'^ng kwantje, die heel eenvoudig zynde, zag dat zyn Meeftereen
êï'aauw beeld in een nis maakte, en hem aanwees dat aan de flagfcha-
"^^We veel gelegen was, en dat de zelve ook corredmοeft weezen,
eenen hem aantoonende het model daar hy't na maakte. Dejon-
δ^π niet luy zynde, ging heen en liet een nis maaken 5 maar alzo hy
S^en beeld had, leende hy dat van zynen Meefter, en plaatfte het zelve
^^^r in, trekkende de ilagfchadu,we met potloot op de nis om, waar
^^ hy zynebeelden, 't zy van wat adie die ook waren, altyd de zelve
^§fchaduwe toevoegde.
^ In tegendeel moeten de dingen, op vafteplaatfengefchilderd, o™ Ju
, ^tuurlyk te fchynen, hunne behoorlyke ilagfchadu wen, nadever-Barrekves\
^^enheid, hebben > Avel acht neemende, waar van daan zy hun licht^eei'i^eii^»
' r 1 3 1 , 1 andere
^trangen, van voorenorvandezydej tentweden, hocverofnabycieraadcn
de
-ocr page 231-ζμ groot schilderboek. ^^^^
el Tftl"^" zelve aan het licht zyn gepkatft, op dat men de behoo'^^y j^ei-p,
plaatfen ge- ling van de ilagfchaduwen zal konnen vindenj d'eene wat d^au-
diTal'^'i/'^^" krachtig, als zynde naby het licht 5 en de andere wat langer,
4erzeite!"^ wcr, cn meerfmeltcndc, namaate dat zy van het licht afwyk^'^^^^^!^^
Om den oefFenenden Konftenaars verder te gemoet te koincflj
my niet ondienilig noch iets wegens het befchilderen der Vaazef'? ^
ten, Koelvaten, en diergelyke dingen op hout of vlakke voorW^^i^
te zeggen. > re cn
Vermits de eefchilderde dingen op eenige vlaktens, in gi'^^^Aj,,
ten, enz. van ruime plaatfen Itaande, geen verhevenheid noch uitfprongen aan w ^^
hout, of 2,ycien konnen hebben, wanneer men ze van vooren ziet, zo'iy
vlakke voor- / · η i τ · i iij Ip-^U^^
werpen moethoog en verre Uit fteekende cieraaden, als verhevene beelden ,
fchiideren. j^oppen, feftonncn, en diergelyken, daar aan heel oneigen eno^^
tuurlyk, ten ware de zelve in vafte plaatfen en onbeweegelyk g^i , ^^
maar van eei)e zydegezien wierden. Alsdan kan men zodanige ve
vene en ki*achtige dingen daar op fchiideren als men wil, i^at.
de kant af, doordien de gladde rondigheid der figuur zulks niet toe ^^^^
De roerende en gebruikelyke dingen, die men van alle k^'^^^^^^et
zien, moeten vlak van vooren ged^aagd, heel plat of flaauW?
geen verhevene uitftekken gefchilderd worden: en de grond,
koleur die zy, moet zodanig gelegt weezen, dat het geen, p^^is
daar op word gefchilderd, met een donkere tint in zyn omtrek
de zelve uitkome, het zy in een beeld ofiets anders, en zulks don
der of lichter j na dat het min ofmeer moet ronden j doch het uite
hoogfel dient wat ilerker als de grond te weezen. jer
Belangende de koleuren, daar zyn 'er veele diewelby
^ flen, ^s Lapis Lafuli ^ of Azuurfteen met goudingelegt> ^j^ge-
Serpentynfteen, vangelykenmetwit, alsinarmerofpleifter? ^jjei·-
legtj Toetsfteen, Porfier, Agaat, en andere. Op hout, ^^^^fniet
hande foort en natuur, paft wel Yvoorwerk, doch dat het
al te licht van koleur zy, gelykPalm-enOlyvenhout. aang^"
wanneer men zulks gebruiken wil, moet van zodanig een ti^^ op de
legt worden, als men bekwaam oordeelt om met fchulpg^^^^^j-jjis
uiterile verhevenheid der dingen opgehoogd, en daar na^ "
overftreeken te werden. , pjieris
Kieenadi- In deze landen word de Beeldhouwery niet veel g^^^ / :
ÏSouie-geen of weinig voordeel te maaken met marmer, fi jan een
en fchoon hier of daar een tuin, ofzoietsis, daar men nu e
beeld of kindtje van hartileen te maaken vind, dat is tegenng
braaf jMeefter. Het is zo niet alsin Italien, ahvaarzoveeie ^^
En derzel-
vcikoleuren-paiTen
ry in deze
ianden.
groot schilderboek. ^^^i^et
^^ prachtige gebouwen zyn, waar van het befte en fraay fte meeil in de
, ^eldhouwery beftaat. Voor iemand, die wat kan, is't het land van
. slofte. Men krygt veel geld, en word by de Grooten aangehaald, en
^chtinge gehouden: wegens welke reden het ook noodzaakelyk is,
^at een Beeldhouwer alhier wat fchilderen kan, om, gelyk men zegt,
de nood een deugd te maak en. Ik heb 'er een gekend, die om deze
^orzaak zyn zin zodanig op het fchilderen ftelde, dat hydefteenin
fl^^^' en de bytels in palet en penceelen veranderde: wantdemen-
ehen willen naauwelyks, zeidehy, hier de doek betaalen, laatftaan
^atzy 2,0 veel geld voor een blok marmer zouden verfchieten. Zyheb-
en altyd geen gelegentheid om zulke zwaare ballailcnmedetevoe-
ik fpreek van de geenen, welke hunne huizen, gaanderyen,
^^alcn of kamers met dogk bekleeden, en dan met ftatuaas en basrcleves
^aten befchilderen, die zy t'eeniger tyd, door ongeleg-entheid van
^^rhuizing, brand, en diergelyke toevallen op konnen rollen, enel-
^rs medeneemen, om andere vertrekken daar mede te behangen j 't
êeen zy anders niet zouden konnen doen. Dochhetis, dunktmy,
^"^ch voorzichtiger gedaan als 't wel plagt, wanneer zy alles op de
I^^Uren zelve lieten fchilderen; want het is hier te lande niet als in ita-
^^en of Vrankryk , gelyk ik zeg, alwaar men veel in/ri?/?öfchildert>
^ ^elk verfcheidene Paleizen en Kerken, die honderden vanjaaren
^^ftaan hebben, konnen getuigen, 't geen de moeite en koilen ruim
^^■'lardig is.
Kn de kracht^ eigenfchap j enfchikkïngderBasreleves.
VierdeHoofdstuk.
\ 1 m vindingen tot ftofFe in deze KonftoeiFening, zo wel door het Stoffe en
^^ penceel als den bytel, oordeel ik dat nooit Kónilenaar behoeft om Ta«dc.
^^cgen te zyn: want wy vinden niet alleen de zelve inde Vercierin-^'" «f te
Zinnebeelden, en Bagchanaalen, maar ook in de Η: Bladeren.
j \ Oor dezen heb ik in het Hoofdftuk van de Schikking der Gefchie- vooibeeJd m
^^iiiilen en Voorwerpen dat van en S^i'^r voorgeileldj het?'^'""
. een w^einig, volgens de fchikking der Basrcleves, veranderd
of Η · ' ^^svensveele andere, bekwaam daar toe is, wanneer men twee
^ch Jf ê^'onden achter malkander wil verbeelden : doch in deze Ge-
^as^^ 1 is zo veel diepte niet noodig. En hoe fraay voegt zulk een
Α 5 wanneer men een Rechtzaal der Jooden of Chriftenen wil-
ƒ Pieren? Indien men nu hier den knegt en bet landhuis op een by-
S S zon-
-ocr page 233-zondere grond plaat ile, zoude zaak heel kenbaar worden,
ooTdedvat na zyn vermogen gantfchnatuurlyk uitdrukte, is als
de Basieie- veele waanen, dat het met de Basreleves even zodanig gelcg^"!'
met de Gedenkpenningen, die maar alleen tot een vereeuwing
heugenis van dit of dat voorval, ofdeze of geene gedenk waai'dig
fchiedenis, ilrekken, zulks word door my wel niet volkotn^'^
kend : maar het voornaam fte inzicht is, myn's oordeels, datdcz ^^^
op eenleerzaame wyze, tot cieraad der Gebouwen dienen: j^et
duidelyker, konftiger, en verftaanbaarder zulks gefchied,
beter is, voornamentlyk als men een vrije verkiezing en de mi^
gg^^JJi^'y^daar toe heeft. Doch wat de gefchilderde Basreleves aangaat?
Aiouden van moeten ZO wcl als een konilige Schildery hunne eigenfchap het»
dezelve. 't geen de Ouden, dicdezeKonftzo verheblu^ngebragt, onsgci^'^^^g
faam in hunne fraaije overblyffelen hebben nagelaaten, zynde voo
debeile modellen die wy zouden konnen bedenken.
Ik beken, met veele anderen, dat zonder de naauwkeurigt^op
kingen, overweegingen, navorfchinge der Oudheid, en
ging van fommige fehraildere Geeften die tot onze narichtitig'^'Hj^e·
gefchreven hebben, wy weinig van de zinbetekening der A^ j
Basreleves zouden weeten; want v^eele van de zelve zyn zo vre^ j^
duiiler, dat men naauwelyks begry'^)t wat zy door deverbeel"^ ®
te kennen wilden geeven. ,
Wy zullen ons derhal ven een weinig hegten aan die lange en ^^^
dochtriia.ijeBüsrclcvevanMekager, doorzyneMoeder, ovci'^'^^^^.^
—van het ongelukkignoodlotshoud, gedood. jguit-
^«u vio γ ^rbeelding dezer zaak, geval, ofverdichtfel, i^^^H^^de en
gedrukt: maar na myn gevoelen heeft de Meeiler de ^jgciei"'
krachtige werkingen van Meleagers ligchaam nagelaaten '^^j^t-yeelc^
lykheid der te behouden. Ik vindhetook niet vreemd?
deze gefchiedenis nietbegrypen zouden, ten ware
te kennen gaf. Men ziet daar wel de drie Fataale Zuttejs, j^oewel
godinnen i maar men weet niet, ofde Moeder daar by is • •^j^jet.
'er Diana by zit te treuren, verklaart dit echter den vo-
Men hadde veel eer eenige jachttuigen en honden® EnhoC'
om zyne perfoon en genegentheden daar door te ^^rbeeW^^' j.ggec-
wel de verbranding des houts de zaak eenigfins fchynt te K^n , ^^ js j
ven, zo dunkt myevenv/el dat dit hout te net gehakt en ge ^^j-jjieeii
en meer na brandhoud moeft gelyken. Maar het r^^^aien,
A'ooibecldin
een bekende
Basieleve
vanMeieaser verbranden
door Pcrner , j i i j
geëtft. dat de verbeeld
verwondert, is dat de Moeder Jlthea, een der hooMperioi^
daar niet in is, zy die zulk eengroote VorilinwaS;
enuitwr^'
-ocr page 234-groot schilderboek. ^^^i^et
trexirfpgj volvoerde: daar het immers een vandekrachtigileuitwer-
fingcn van een wraakzuchtig gemoed is te willen triumfeeren, zelfs
in de tegenwoordigheid der overwonnelingen. Daar en boven ziet
^εη gantfch geen werkelyke hertstogten hier in regeeren. Ik zou ook
^let durven zeggen, welk een vrouw daar by hem zit, of hetzyne
Moeder, Diana ^ Atalanta^ ofeenigeandereperfoon wil verbeelden :
^"^ch dat hetzyne Moeder is, geloof ik niet > wantdeZoonfchyntzo
Van gelaat als zy. Behalven datbefpeurt men geenebeweeging
^'"'in een gepynigd ligchaam in hem. Ook begryp ik niet, welk een
^^önie op het ronde bord, om laag op de grond ftaande, verbeeld is j
^ynde geen Medalje tot cieraad, maar zekerlyk om eenige redenen
"•^or den Konftenaar aldaar geplaatft. Andere meencn, dat het de ra-
^Grny^ kwelling, ofwel het vuur wil verbeelden j hier toe bewogen
^ynde, om dat deszelfs hairlokken vuurvlammenfchynen te w^eezen.
■^i'nmers had de Konftenaar door ny pingen der oogen, fpartelingvan
^rtrien en beenen, trekkingen van neus, mond, vingers en toonen,
^ülks, benevens de kwelling en pyn in den perfoon des ilervelings, na-
konnen uitdrukken 5 en hier werd men niets, 'tgeen daar nage-
V kt, gewaar. In tegendeel fchynt hy geruft te fterven j 't welk zyne
^^^Tien, digtaanhctlyfgeilootenenregtuitgeftrekt,genoegfaam iiit-
uiten dat is het tegens den regel der Zinnebeelden ftrydig,
>^elke wil, dat, waar de daadelykheid door den perfoon zelfkan ver-
^^^ht worden, men geene hulpmiddelen daar toe van nooden heeft, en
^^el minder dat men een tvveden of derden, om den zin te verbeelden,
"^^ar by mag voegen, ten zy in Pronkbeelden, gelyk de Tiranny by
de Heerfch^zugt by yf/i-ATi^^^ifr, de Dapperheid by^^iö, enal-
Ook met anderen.
t Is waar, voor dezen plachten de Schilders,
om dat zy dc herts- oudsdui-
in de tronien en gebaarden niet wiften uit te drukken, de zelve'^'^''^®''™^·
een rolletje of wimpeltje, uit den mond zynenoorfpronk neemen-
daar by te zetten: en aldus gaven zy die te verft-aan. Dit heeft
Piaats en gebruik gehad tot 'er ty d dat ze beter onderricht waren : wes-
^Iven ik zeggen wil, dat het zeer oneigen zoude weezen, eenzitten-
^en Qf ftilftaanden man te verbeelden, en daar by een haan of fpoor,
^tii tebetekenen dat het een naarfl:ig man is 5 en een doodtslioofd by een
omtekennentegeevendathy doodis, enz,
'-^it deze aanmerkingen blykt het, dat door de fraaije ^S/V en bewee-
o '^^g deze A'hkager meerder kenbaar moeft zyn: want het voornaamfte
j^.êijerk van 't geen men vertoont is de eigenfchap der zelve zaak
^ achtig en natuurlyk uit te drukken j 't welk 20 wel in Basreleven als
gg 2 in
-ocr page 235-groot schilderboek. ^^^i^et
in Schildcry kan gcfchiedcn, ten ware de Gefchiedenis zulks niet®
de bragt. Niettemin zyn'er Ibmmigehertstogten, die niet uiter y
werken, welke men door eenige byvoeging moet te kennen _ ^^
om veriiaanbaarder voor den befchouwer te weezen, als daarzyi'^
Liefde, Barmhertigheid , GodtsvruchtMilddaadigheid, ^"p ^^
gelyke: maar in tegendeel de Graaifchap, Dolheid ofRazerny ? J^^^
σε-
Smert, enz. welke het ligchaam 2-0 wel als den geeft ontroeren? ^
ilingeringen en draaijingen der leden, hebben geen zinhulp of by»
voegde verklaaringen van nooden.
Van de Kleeding der Stattias en Basreleves.
2-3(5
in
de
Hoofdstuk.
V
γ F D Ε
η vind onder de Statna's der Grieken geene ais die met ^^^^^ „jj
lanier van ftoffe fchynen gekleed te weezen, na dewelk^ ^^^^
niet vemou- Becldhouwer of Schilder zich moet reguleeren. Verre is he^
^e"· daar dat een Conterfeitfel, 't welk niet anders dan een pronkbee- ^^^
een Statua of fteene beeld zou gelyken, alfchoon het witen
enkele koleur gefchilderd ware, ja ai was 'er Ovidius met alle jng
fcheppingen zelve tegenwoordig. Hier baat geen fchoonefchiY''|^^^
der plooijen. Zo de zelve aart van ilofFen die der Grieken niet ο J,·^^
Zyn zy den fteen niet eigen: noch minder fchynen zy met de oudJi
gelykvormigte weezeii. ^gt
Laaten wy ons dan niet vlei jen, dat wy iets zullen vordei'^^ ^
nieuwe ilofFen te zoek en tot het kleeden van onze beelden, noch
veel vertrouwen op de behendigheid onzer handen door het bewe/^ ^^^
van de fteenen, hoebroszy ook mogen weezen, en dat'erniets^ . ^
men niet maaken kan, ja donne plooijen als papier, vliegend^
en loiTe tuiten, die maar aan een draad gehegt zyn, endiergcjyi^ ^^^
Enhoezichg^" meer: maar volgen wy liever hen in de dunheid, leenighe
daar in te ilapheid hunner kleedingen, dat het fchoon beloop ^^^^
ge laageii. verhinderd , maar duidely k daar onder befpeurd ^^^^ggyig-
ware oude vrouwen en mannen, welke ten opzichte van ^ulk een
heid wel met grof laken mogen bekleed werden, echter'^ tnaai"
omziciitigheid, dat het geen kleêren zonder lig»haam fchynen
digt aan 't lyf de voornaamile partyen aan wyzende, waarvan
den flapjes nederhangen zonder uitiieekfels. nnoc^
Bevliegen- ^^^ vliegende kleéren hebben geen plaats in de Pronkbeel e ^^^^^
deiLieêten Basrelevesj en fchoon deze laatilenGefchiedeniiTen verbeelden,
Zjsi met als
Op de Klee-
ding der St;;-
tuaas moet
men zich
groot schilderboek. ^^^i^et
ct doch geen eigenfchap, ten ware op de t wede of derde grond , kon-op de twede
^^nde alsdan ten d ien opzichte tegens de zelve grond gehcgt worden,
aldaar niet hinderen.
" -in een Medalje van weinig verhevenheid, en op Potten of Vaazen,
^^^'aar men vliegende en loopcnde beelden in allerhande Gefchiedenis-
^^^ kan vertoonsn, ftaat het vry zo veele vliegende kleêren te maaken
iS Qien wil j vermits, gelyk wy in het derde Hoofd iluk aangeweezen
ebben, de meeilebewcegingopeenenkeldeoftwedegrondaltydin
-P^oj^e/moetgefchieden.
■^at de Grieken de eerile vinders van deflappe kleêren, weldCp^Hoejeei^
Semakkelykfte, zyngeweeft, wil ik gaarne bekennen; maar dat het eeuwLfrn^^
aarom niet geoorlofd zou zyn, nu de Beeldhouwery tot zulk een hoo-
ρ®"^ trap van volmaaktheid gebragt is, allerhande iloffen te mogen ge-°
j^^iken, dewylhetdoenlyk is, dunkt my vreemd : want het is zeker,
alle dingen door de langduurigeoefFening beter en beter worden j
dat men noch dagelyks nieuwe dingen vind, en aan den dag ziet ko-
die voor dezen niet bekend geweeft zyn. Behalvendat, daar
Jn Weinige wetten geweeft, die niet fomtydts verbeterd, ofopeen
^Crtigc wyze vermeerderd konnen werden j niettegenftaande dathet
iJ"eek\voord zegt: zelden ziet men jongen die de oudenverbeteren zullen.
^^chtans gebeurt het inzommigedingen wel, envoornamentlykin
J^^eKonil. Dat ik hier zeg van wetten, is maarby gelykenis. Ziet voorbeeld ia
den beroemden Bemin te Romen, hoe verre hy zich aan de
oudheden heeft laaten gelegen zyn, en zich daaraan verbonden,
y heeft ze voorby geftapt door zyn vernuft: ja hy is zo verre geko-
^ dat het hem niet fcheelde wat hem voorkwam , vliegende, loo-
■ ^'^de, leggende, ilaande, naakte of gekleede beelden. Alles, wat
ook mogt weezen, voerde hy uit niet als de Grieken op een fteen-
ƒ ntige wyze, maar met vliegende kleêren, fpartelende en flingeren-
anders niet dan of het leevendemenfchen waren j niet als darmen
l^j^J'onkeld , maar fchoone en vlakke plooijen, dan flap, dan ilyf,
Y °f"dun, en dat zo mals en lieffelyk uitgewerkt, als de Konil: ver-
Maar wat zeg ik ? wy behoeven zo ver niet te gaan. Daar is
Vermaarde Beeldhouwer Keizer, wat heeft die niet alfraaije klee- /Ci'"^^'·.
,^^^ψεη gemaakt? Zekerlyk heefthy de Antieken niet gevolgd'j maar
^^gedagt, dat het geen braaf Meeiler, gelyk hy was , betaamde de
ö^t^eene fleur na te volgen: hy zocht h.tt flus ultra, om verder tegc-
aken.
^/^^^^alven de gemeldenhebbenwy noch dien grooten Meeiler ir^ï/i-
^ ^iemoy: niet dat ik dezen noem om anderen te mispry zen, door
gg 3 hen
-ocr page 237-hen ililfwygende voorby te gaan, maar als braave voorgangers ons ^ ^^
regte pad aan te wyzen, 't welk men behoort in te ilaan "^."^^iggj
dwaalen en berifpt te worden. Want met te zeggen, dat-Sf?^^^^ ^^
het geen de Grieken niet gedaan hebben, daar mede wil ik te kei ^^
geeven dat hy zynebeelden met dikke en ilyve ftofFen bekleedde,
de zelve, nahetfchynt, beweegelykertemaaken, de lappen g^i^^.
gerd, vliegende en Ipartelende ·, het welk een braaf en
Meeltervry ftaat te doen als hy het kan uitvoeren.
Verkiezinge Hoewel het iemand mogt toefchynen, dat ik de gehcele Gudhei'^^
desschiy- haaren alouden roem onder de voet gooije, is zulks eehtermynt^^lg
dr^Tei"-"^ geenfins: maar dit weet ik, dat wanneer aan zommigenvoorg^^^^
hoiiwkunde. sf/iei-d een Praxiteks, of Phfdias te tyn, of de vrije keur van hen
Hollandfchcn iujiser, of Roomfchen te mogen hebben j. ^
zich aan de laatften houden zouden. De reden van deze verkiezi} &
fchryven zy toe aan de opkomft derKonft, welke toen zo verre ^^^
was, als zy inde volgende eeuwen gevorderd is geworden;
myngevoelcnbelangt, hoewelhetinonzekeurofvrijewilftaatZ*^ ^^
nig een Stoffe te verbeeldenalswy willen, en uitvoeren konneO 5
lang als men geen fchoonder, eigender, noch deftiger vind
welke ons de Grieken tot voorbeeld hebben gegeeven, oordeel
men zich daarby behoorde te houden. Wat het vliegen, fpai'^Y^^'
waaijen, en woelen aangaat, dewyl het in de Pronkbeelden
eigen is, gelyk wy gezegt hebben, zal ik zulks ter believinge
nm laaten, en meen noch Keizer, noch ^elllmis na te ν algen- ^
als ik iemand die eer zou willen aandoen, zou het Frmcisco ^^^^"
weezen. ^^^
Dit zeg ik niet om iemand aan te raaden de byzondere manier ^^
zen of geenennatevolgen: geheelyk niet. Zulks is nooit het
noch meefte myner gedachten geweeil. Maar dewyl ieder jg
zyne byzondere genegentheid en verkiezing heeft, behoud ik , u
vryheid van de myne te hebben. Ik Hel deze redeneering^
voor om verftanden te oefFenen door het onderzoeken van ^^^^'^'^"'party
vSf ièu- Veele begaan een groote misilag: want als zy (onUjdts c^J^
iiouwas. voor hebben daar hunne zmnen op gezet zyn, die bewerken
grootiley ver en luil der waereld , om de murwheid daar in te bi eng 5
't geen zy een mooijen hals, fraaijefchouder, ofrugm^^^^^'^'S'^"^ L·
kels, of eenfchoonedy : en als die wel na hun zin uitvalt,
daar als verliefd op 5 zo dat men veeltydts wel kan bemerken waai
zulke de meefte luil in gehad hebben. Dit is de reden waarom acg.^
tyen fomtydts in een beeld zo ongely k zyn, de eene fraay, cn de
En ledenee-
ling over
zyn gevoe-
len.
groot schilderboek. ^^^i^et
^cgter; hebbende bywylen om een rug fraay te bewerken, andere
?clen ongeacht voorbygegaan, alshanden, voeten, hals, jafom-
^ydts het aangezicht} daar het nochtans in hunne macht is die beter te
^^.aken als zy 't maar in acht wilden neemen: maar zy kittelen zich te
y^el om eenig deel naar hunne zinnelykheid zuiver uit te werken. Het
^vel waar, dat aan de voornaamfte partyen het meeftegeleegen is :
^^ar echter weet nicn, dat de mindere deeien een fchoon beeld geheel
bonnen vercieren, en ook wel bederven, en t'ecnemaal ontcieren.
^at is doch een fchoon naakt met flegte handen en plompe voeten?
^aarom is van Dyk zo beroemd geweeft in zyne Conterfeitfels, als om
hy zo veel werk van een hand maakte als van een tronie ? Iemand ,
de praétyk heeft, kan 't niet verfcheelenofhy een vierkant blok
J5^armerhakt, ofdathy iets van potaarde maakt, behalven dat het eer-
meej-der tyd vereifcht.
Echter is deze verkiezelyke handeling, netheid en zuiverheid vanvergdyking
êeen belang , indien het beeld niet wel gefchikt noch getekend is j ^^^
het een met het ander vereenigt, de grootfte volmaaktheid voort- den.
Derhalven is het zeker,dat,indien Phidtas en Praxiteles de han-
'deling en cierlykheid van^^m'»gchad hadden, en deze laatfte de ken^
der Grieken, zy alle drie veel lofwaardiger zouden geweeft zyn.
Ik wil niet alleenlyk gaarne bekennen, maar ftel voorvaft dathet®®^^^^^^.^*
E^brek der Konft heel veel door de Konftenaars zelve is ontftaan, zoInleKon"^
in de Schilder-, Beeldhouw-, als Bouwkunde 5 doordien de Mee-^®""·
pi's hunne geheimen, konftregelen, en ondervindingen aan hunne
jS^erlingen niet hebben willen overgeeven en bekend maak en: ja veele
^t>ben zelfs getracht hunne Difcipelen, welke watvoorbaariginde
^onft vorderden, te ftuiten, en eenige verhindering in de weeg te
^i'engen. Want te willen twy tfelen, dat de Alouden de zelve niet wel
^'^ftaan hebben, zulks zou een groote dwaasheid weezen: maar de
^^'^noemde reden, myn's oordeels, is wel de voornaamfte van haaren
ndergangj waar uit de t wede, namentlyk delufteloosheid der Leer-
.^^^gen, om zich tot verder oeifening in de zelve te bey veren, ontftaan
®· ï^eze zaak heeft voor al klem op de Beeldhouwery. Daarisnie-
^^d die het regte pad zyner voorgangers wil zoeken. Het zelve is nu
^ begroeid en twyffelachtig geworden, dat het byna onnafpeurlyk is.
^ joopt nu blindelings door de heide, zonder te weeten waar heen.
Men dat de Grickfche Beeldhouwers gemeenlyk meer naakteonderfcheid
I^Qaantens als de Romeinen gemaakt hebben: daar ik geen andere re-
, 1 Van Weet te geeven, als dat de Grieken voorwerpen genomen heb -nen in hunne
^ ^eer overeeakomftig met hunne begeertens, om te doen verwon-^'®'"^'^»·
"240 groot schilderboek:
deren de diepte van hunne kennis in de famenbouwing en in de ge ƒ ^
niflen der deelen van het menfchelyke Hgchaam. In hunne opg·^ ^^^
Statuaas vertoonden zy veel eer Goden als Menfchen, en in hunn
releves veel eer Bagchanaalen en Offerhanden als Gefchiedenifl^n· ^^^^^
De Romeinen in tegendeel, welke door hunne Statuaas en Ij^
ves aan den n-azaat wilden overgeeven de geheugenifle van hunne ^^^^
zers, hebben zich noodzaakelyk verbonden geacht, om niets te _
tegensde Gefchiedenis, hunne beelden te kleeden na de wyze van
nentyd. gji
fcSiei" aanmerken, wat in het fchilderen der Statuaa^^.^
der Statuaas Basrcleves dient waargenomen te worden. Hetiszeker, datzy ^
ves wallage- ^cr cn wit mocten zyn, ter oorzaak dat men zulk een werk nooit p^ö^
dient te ondemeemen, ten ware men alvoorens fchoone blokken
daar toe uitgezocht hadde, om zulk een zwaarwichtige zaak ,
veel moeite en koften aanhangen, niet in de waagfchaal te
Derhalven moet men op de ileenen en hunne foorten acht geeven· ^^^
kndrioor^ Daar zyn verfcheidene foorten van witmarmer, onder anderei|,^j^_
ten va!i°wh die heel wit is, weêreenandere watblaauwachtig, eenderdevl^ ^^^
Marmer. achtig van koleur, enz. 'tzy dat het in de natuur zodanig is, Λ^ίΐ-
door d^en tyd is veranderd: als ze maar niet bevlakt zyn, zyn ze ^^^ ^eff
der even goed, en ftaan even wel wanneer ze tegenbekwaame gi'®
gefteld Avorden.
hebben ÏeT ^>ηι die redcn ziet men dat de Oudheid de doorluchtigfte en ê^^ ^e-
wit Marmer, waardigfte gefoliicdeniiTen in koper, of in wit marmer hebben^^^^
wwfdfge^' beeld, gelyk veele overblyffelen getuigen, als op Paleizen en ^
g-^ak^en^wittepels, Eerpoorten, Kolommen, Puntnaalden, Tombes, enz·
ven h«ge°'halven noch, zo heeft het wit boven de gekoleurde
ftdd""^^ s®' minder verandering onderworpen is: en zo 't eenigfins befterft ^ ^^
andert, het is eenpaarig, gelyk het marmer zelfdaarnietvry^^^gj.
Wat het uitvoeren aangaat, men behoeft niet te t wyffelen dat jgr
veel minder moeite en gevolg uitgevoerd kan worden, en ni^^ ^^^ f-ïen
natuurlyk als met koleuren: en dit niet alleen, maar men ^j-ie
bekwaame Meeilers in zulk een foortofwyzevanfchildc''^g^J^^J£J·-
metkoleuren, ter oorzaak dat het maar een enkeld deel ^^ verande'
konil in zich behelil, en altyd het zelfde is en bly ft zonder V
ring j daar het zich met de koleuren heel anders toedraagt· ^
De verheel- De graauwe Schilderyen verbeelden maar een muur of iteen .
gialuwe"'^' cn de gekoleurde het leven zelf, 't geen men als door een veniter^^^^^
Derhalven zyn de graauwcn niet om ons te verkwikken, en ^ ,
ook niet voor byzonder Schildery verftrekken, daar ieder verni.^,^^^^
Stukken.
groot schilderboek. ^^^i^et
^i^d. Want ze worden niet verder aangemerkt als tédopz-ichtc van
^ plaats daar ze tot cieraad dienen, en maar een kleen gedeelte van
^yn: en zo d'er iets anders mogt weezen, dat zou de natuur van dc
J^cen z^n, die ons niet kan verkwikken gelyk wel een gekoleurd Stuk
'^oct. Hctisevenalsmethetveldindezomer eninde winter. Alsdc
-voordewind alles heeft verdord en doen ilerven, dan is alles graauw en
^i^vermaakelyk, dat's te zeggen zielleloosj maar wanneer de zomer
Wederkomt, zo herleeft het in't geheel, en alles word weêr groen:
veelverwige bloemen brengen de ziel weder tot onze verkwikking.
Het wit marmer heeft een zonderlinge koleur en tederheid, 't welki^f^^® "S'^»
iVi · C-? 7 DÊiCWürtlC
in de vermenging der verwen kan befpeuren: weshalven het van gronden
Ei'oot belang is het zelve na zyn grond te voegen daar het tegen ge-
P^aatftword.
TuiTchen eraauwefteen moet het alleenlyk uit wit en Zwart setem- ^
tjp^j rit 1 1 ° En waarin
5 en met wat lichten ot geeien oker vermurwd worden j maar die beiiaan.
^^chen roodachtige of porfierfteen, met een weinig vermiljoen of
tengels rood gemengd, wat vleèfchachtig, zo wel de fchadu we als de
^^edetint.
öeze koleur uit het leven grondig geleerd hebbende, zal de zelve
^iterfte bevalligheid aan uw werk toebrengen.
de beweegingen die men de Pronkbeelden doet vertoonen.
Η
Ε s D Ε
OOFDSTUK.
^^ ehalven het geen, 't welk wy van de Kleedinge der Pronkbeelden voomijme
^ _ gezegt hebben, ftaat'er noch iets wegens het beloop en de
enis der 2elve aangemerkt te worden j zyndedaar, myn'soordeels,leegfngen^'
^tvoornaamfte en het meeft aan gelegen.
Wy zullen dan voor eerft aantoonen wat Pronkbeelden zyn: ten
, of 'er na reden meerder verandering in gebragt kan worden,
s de Grieken daar in gevonden hebben: en ten derden, of alle de gee-
elke naderhand, en buiten de zelve in gebruik zyn geweeil, wel
goed werden geoordeeld: verders, of het niet raadfaamer is de oude
j^^^^ugdfaamc na te volgen j als nieuwe en minder deugdfaame te zoe-
ti^^^yk ieder menfch zyne byzondcre beweeging heeft, fchoon'er
oneindelyk getal isnadeverfcheidenegemaatigdheden, dc
tj^ L'doelende, de twede traag, een derde tuilchen beide5 zo is't
U ^^ ^'^waarfchynlyk, dewyl het een zaak zo geraeen en nafpeur-
groot schilderboek. ^^^i^et
lyk , ja zo zichtbaar cnkennelyk is, dat'er niemand inde ^vaerelii^*^^^^^
de zyn, tenware hy geen veritand noch li ennishadde, of van Z^·^
beroofd was, die de gemelde veranderlyke bewecgingen onder de if ^^^
fchen niet zou Iconnen onderfcheiden 3 nademaal zulks het geen is
door wy tot afkeer, liefde, of haat tot dezen en geenen gedreven vv^^^
den, en wy hunnen ommëc^ang, leven en bedryfaanncemen of vef^
pen, dcwyl wy ons toch altyd genegen vinden om ons gelyken
ken.' Dit aldus zynde, zo is het wel tebezeffen, dat de oude
fters, en voornamentlyk de Grieken, die boven alle Natiën in
hebben uitgemunt, alle die byzondere beweegingen, zov/elim^^'
als uiterlyk , aangemerkt hebben : ter welke oorzaak zy de zelve ^^^
in hunne werken hebben uitgedrukt, niet alleen zommige,
meenigeals'ergeweeilzynjgeeneuitgezondert, Wat is'er dan^^^^
onze geeiten van die iloife noch overig ? Men zoude immers
met met al. Zouden wy dan onze bekwaamheid en geeil niet
ken mogen om verder te vorderen? Ik oordeel ja, maar inandef^^^^^^
genmeeit: want dat gedaan is, zctmenondertuilchenaaneeni·*'
Wy zullen dan eens onderzoeken, wat een Pronkbeeld te zegg^'^
en wat daar door betekent werd.
Waar in een · Een Pronkbeeld of Statuabeftaat in een Afgod, met menfch^J^P
bciiaat!^^^'^ gedaante verbeeld: Afgod, zeg ik, ten opzichte van der zelve', .
fpronk en gebruik, zo verre de Beeldhouwery betreft, na
leeil en gelfalte van een ligchaam geformeerd , zo uit goud,
als andere metaalen, en door de behendigheid, het veriland5
konilige hand des Meefters bewerkt. Hunne plaats is in
Hoven, Paleizen, en andere openbaare plaatfen, totvercie^'^^^^^^el
zo^uit ik^H. de zelve, en van de Bouwkonil voornaamelyk. Men vind '^^^t^rdo-
ηίί&η'Λΐΐ? in de Hr Bhxden, als in de Verdichtfelen : by voorbeeld, ^"(„elciii
cheus, daar hy, op een paard gezeten, vanHaman door de St^ ^^^icxx
wierd, met Koninklyke cieraaden opgepronkt: desgelyk^i^
Zaligmaaker, door Pi/iï/iiJ· te pronk gefteld. daag^^'^^
In waeieid- Men vind ook iloffe daar toe in waereldly ke, ja in de hedc" ^^ j^atit
Jjke. Gefehiedeniilen, als by voOrbeeld in onzen doorluchtig^'l^^glyj^ef
overledenen Koning Wiiliam^ en Koningin Afi^riia;, Eertc
gedachteniile, op het leven afgevormd, en in den Tetnp^ ^^
pronk gezet, en meer diergelyke. Alle welke praal. jj-jf-
hunnenatuurlyke beweegingen werden uitgebeeld , ^^^q'j^uni^^
--------------------j ------— --------ρ -----' Λ c 'α nanui^'
tig, noch geweldig j maar eenvoudig, ofitaatig en dertig?
.waardigheden, welke wy moetenovervi^eegenals Heeieno ^yar^
in deuren ofyenfters itaande, om
demenfchenteaanlcnouwti^- ^^^
-ocr page 242-hen
groot schilderboek. 24f
ê^Isien te worden, doch in aandacht en zonder beweeging j waar
het fpreek woord fchynt oorfproniielyk te zyn, hy flaat ah eenfieene
^^^dofhlok: als ofmen zeggen wilde, een ilil menfch, llom, en zon-
^^l^vendigen geeft.
Wy bullen derhalven eens twederley Pronkbeelden aanmerken, be-^/iJ^'jjlj^^»
eegelyke en zedige. De zedige zullen wy aanzien als die enkeld inbeelden! '
^ liTen en boven Frontefpieffen itaan : debewcegelykeenfpartelende,
J^^ettweea drie gekoppeld 5 op Pedeftallen, Triumfboogen, enFon-
^cinen.
, Nu is het zeker, dat dczetwee onderfcheidene foorten onvermyde-
yk een byzonder oogmerk hebben j waarom zy ook aan byzondere
Plaatfen zyn toegeëigend: namentlyk , dat deeerftevaneenenkelde
^^d, daar zy toe verkoozen zyn, gezien werden j en de t\vede, rond^
Van alle kanten. Doch dit zullen wy in het volgende Hoofd ftuk
^"eeder verhandelen.
.Wat deze twede foort van Pronkbeelden aangaat, zy worden zo
genaamd ten opzichte der perfoonen die zy verbeelden, maarten
,P^ichfè der daaden die de zelve verricht hebben, ofder gevallen die
,Wedervaaren zyn: en hier aan is het meeft gelegen, dewyl zonder
^^ Zelve de perfoonagien alleen niet kennelyk zouden weezen 5 als by
l^^rbeeld, Seneca^ Peius^ Laöcoon^ Piramm ^ en diergelyke meer :
j ^^ Welke voorvallen maareens, en voor dien tyd , hun toegeëigend
Jannen zyn. En indien deze voornoemde perfoonagien met een enkeld
^^'^nkbeeld moeften uitgebeeld worden, LadcoGnvactetnÜzng^ Pi-
• met een pook, enz. wat onderfcheid zou 'er dan weezen tuilchen
^"^and die eenmaal zulk een daad verricht had , ofdien eenmaal zulk
^^^^ geval was overgekomen, en een-die in zyn leven duizend diergely-
J had gedaan, en hem overgekomen waren, gelyk Hercules, Thefeus,
'^'^^üles^ Heitor ^ en meer anderen welke met een Pronkbeeld uitge-
^^^^kt Worden I Zo is 't dan ligtelyk te begrypen, dat de Ouden hun-
^^IHngen in alles zo vaft gegrondveilenordentelykgcfchiktheb-
'^^^s dat 'er niets, aan ontbreekt > zulks dat'er dien aangaande geenc
^'"^ndering noch vermeerdering kangefchicdcn. Behalven dat ziet
^^^^ > dat al het geen, 't welk de Modernen daar hebben bygevoegd,
l^ntfch niet nk het oude gelykt, noch in eigenfchap, noch deugden 5
l^^yk klaarlyt blyktaan ^lellmis, Keyzer, Bemin, en meer anderen,
j^ellie geen onderfcheid hebben gemaakt tuilchen Pronkbeelden en
'^nkbeelden.
fchynt het, dat ik my zeiven wederfpreeke j vermitsikdeze
^^ groote Meefters in het voorgaande Hoofdftuk bvna boven de
Oudheid geftcld hebbende, nu de zelve verre daar beneden vcrwfZC'
maar men moet acht geeven, dat hier van de Pronkbeelden, enmej
van de Basreleves gefproken word: want hier in hebben zy de Oudheid
in de fchoonc , luchtige, en veranderlykc plooiiineen zo niet voorby
geitreeft, ten minden gelyk geweeil.
bihlnliin"^ zuilen wy eens aanmerken, wat de Ouden in hunne Pronkbeel'
«icr Ouden in Dcoogd hebben, namentlyk driederley voornaame itanden cn aa-rt
mbcillel vanmenfchenj luchtige, zwaarmoedige, engeraaatigde: delach-
tige , _ werkelyk, vol vuur, en rank gelyk de Apollo: de t wede zwaar-
moedig, traag, en onluftig als de .· tuiïbhen beide een g^'
maatigde ofgetempcrde, als ^^Mermrius Radians, welke van onderen
gedaagd is j zynde alle drie Statuaas door Perrier geëtil Wy zien ook
gcmeenly k dat de geenen, welke en van een luchtiacn aart zyn,
met lang Itil itaan konnen, maaraltyd woelen, danop'^teenebeeflt
dan op 't anderj om welke reden zy zodanig een perfoon op een beci^
Itaande, hebben verbeeld, weinig of niet op d'anderevoet ifeunenci^'
daar zy m tegendeel eenluijen, welluftigen, en brooddronkeneO
zwaarmoedig verbeeld hebben, gelyk duidelyk in den Mnoüsteï^^
IS, hoe zwaar hy op een been ilaande, evenwel op zyn andere v^eC
iteunt, de buik voor uit iteekende, het hoofd neerwaarts hangende 7
met een uitermaate zwelling der heupen, 't Is aanmerkens waardig τ
hoe naauwkeurig zy die twee tegenftreevigheden hebben uitgedrukt^'
d eenfchynt te vliegen, en d'ander in tegendeel in d'aarde te 5nken·
Voorbeeld in Laaten wy nu eens toonen, hoedanig zy de derde tuiTchen dezetAvee
kciyir"" voornoemde foorten uitgebeeld hebben> doende dezenbedaaidenen
Tronkbeei- wel gctemperden vail op zyne beenen ilaan, ziendeals in aandacht voor
hem neer, zonder de mmiledraaijingen, nietaltevuurigcnontlaa-
den, noch te veel ingevallen j de eene heup een weinig meer zweHe^^'^^
als die van den Apollo, en wat minder als die van den Antinoüs, en ?
wel op een been iteunende, echter vafter alsd'een, en luchtiger als
d'ander zich vertoonende.
Gelyk zy deze drie verfchddenc ligchaamen, na hunne aart en wer-
king , zo net hebben weeten te verdeden, behoeven wy niet te t wyite-
len dat zy niet even alzo met alle de anderen gedaan hebben ··
alleenlyk van hunne hoedanigheden, gelyk een ililftaande
Mars^ Hercules^ Satürnus^ enz. zelfs de Vrouwen,
Nimphen niet uitgezondert j alle welke meeiè uit die voorvcrhzalde
drie zyn voortkomende, d'een wat minder, en d'ander wat meerder :
en dat zulks zodanig is, kan niet ontkend worden, door de voorbeel-
den die wy hebben bygebragt, en die ons noch d&gelyks voorkomen 5
IiCC
-ocr page 244-GROOT SCHILDERBOEK. 24^
in modellen of prenten, welkede waarheid onzer ilellingebe-
- ^^^igen. Laaten wy ons dan niet door een gewaande inbeeldinge vlei-
5 dat wy eenige nieuwe aclien tot onze Pronkbeelden zullen vinden,
^^^ die-?ecët^gevonden zyn 5 veel minder noch dat die beter en eigener
^pden weezen : maar laaten wy onze gedachten liever elders met
^eerder voordeU op wenden, en volgen ondertuflchen de Ouden zon-
in zulk een deftige zaak, die hun zo veel zweetens gekoft
, Aan het fchoon beloop ofdc zwier van een Pronkbeeld, nadehoe-
^ttigheid, ilaat, eigenfchap, en zin wel uitgedrukt, is het mceil
gelegen > en daar in beilaat het alles,
^•^iet dat ik hier mede wil ftellen, datmende^i??^;iengefl:altenderingeworpenc
^Uden naauwkeuriglyk, zonder in het minft daar van af te
§^r>oodzaakt is op te volgen: neen, een ieder heeft vryheid om zyncn
δ^είΐ; te oeffenen: maar ik ftel hunne werken voor als voorbeelden, na
e Welke ik inzonderheid my gevoegd heb, en die ik als zulks een an-
aanraad, zonder dat men door hen op te volgen den naam van een
^tïiaaker, of het werk dat vannamaakfel, zal moeten hebben. Ik
ordeel de zulken zelfs pryswaardig te zyn, die zich in deze maatig-
houden: want het verdichtfel van Icams leert ons, dat de hoog-
^fgers dik wils zwaare vallen doen j of door Scylla te ont wyken, ver-
^^ien zy in Charihdis.
Öaar en boven is'er noch een zeer noodwendige waarneeming om-Noodzaake-
l^'^nt de byvoegfelen der Pronkbeelden: en om doorredeneering nietJ/ee^jy^^'^'
l^^^'^gwylig te zyn, zal ik den aart der zelve in drie byzondere Pronk-omtrenfde
^^^Men eens kortelyk vertoonen, en uit veele maar de gefchiedeniilendw Prfik!
^^^ peelden van Lucretia, Dido, en Thishe, onder de vrou welyke voor-^'^^^'^en,
g^^len: die der mannen konnen op den zclvenvoetgemakkelyk be-beeTdcn°tê
S^eepenworden. kennen ge-
lïi ^ drie vertoon ik ze met pooken in de hand , als werktuigen waar^^^^^"^'
"^i^^^-y zich zelve gedood hebben.
■^cretia^ ftaatig en deftig.
hoogmoedig en trots.
Thishe, zeer eenvoudig en burgerlyk.
^ -^e i'eden waarom ik ze zodanig voorftel, is, dat Lucretia een Edele
^omeinfchcJufFer
was, welke door Sextus 'Tarquinius verkracht zynde,
Zelve uit mismoedigheid met een pook het leven benam. Om dit
j^.^te kennen te geeven, heeft zy op een rond fchild, of bord, detro-
iiaa^'^^ haaren verkrachter aan haare voeten ftaan of leggen > en aan
' regter zyde legt een hond, om haare getrouweliefde aan te too-
In LucretÏA.
hh
nen.
-ocr page 245-Op het Pedeftal ziet men de daad zelve verbeeld·
' Dido.
Het afbeeldfel van ^/«^izi vertoonen
n. up het Fedeitai ziet men de üaad zeive veroeciu. ^^^^^
Detwede, een Koningin van groot gemoed , heeftdesge^y ^
)ok 3 alzo zy bedrogen zynde, zich zelve uit fpyt en granilcn^P j^j
nen.
?ooI<
iet leven beroofde.
haar 3 en aan de andere zyde ziet men een Mos, als het voort
kenteken der dertele en geile min.
Maar de laatile, eenvoudig in haare oprechte liefde, en dooi
mus gewaande dood bewogen, of veel eer misleid, doorftecii ^^^
zelve uit wanhoop en zuivere liefde · ^willi-nr!»- h^arc.n tni
■ En Thisii
3 niet willei^de haaren ^"^^ti
.1 de eene zyde het af beeldi^i
overleven. By haar zet ik mede aan u^ ^.uu^z.^ϋΐ-ι-αχ lvw— ^^^^
Piramus^ en aan de andere kant twee Tortelduiven 3 en onder ^^^^
deze laatile hun einde of dood. Dit oordeel ik genoeg te zyn o^
leiding tot verdere verbeeldingen te geeven 3 dewyl ik meene jid
fchillendheid in drie, byna gelykvormige, genoegfaam aang<^
te hebben.
Van de plaatfing der Beelden op Tedefiallen , FrOf^^^^
/piejfen, ïn Nijfen, en andere ρ laatfen.
ν de Hoofdstuk.
L
ε v ε
BepAaihi" 't Τ s gcnoegfaam beweezen, dat de Beeldhouwery af hangk^l^
■ tier Becld-
• liOuwkonft.
de Bouwkonil is, en daar door onvermydelyk van de ^^^^^
vloeit: en gelyk de Beelden deiloiFagie, cierlykheid, ^^''cftig"
van een Landfchap zyn 3 zo is de Beeldhouwery de iloffagie? j/>hap'
heid, en cierlykheid der Bouwkonft. Even als een goed ^ezynj
fchilder weet wat voorwerpen in eenOrdinantie de gevoegely*^ ^.ggt,
cn welke gedaante of geftalte zy moeten uitmaaken, kroi^·'
llaande, zittende, links of regts, om een welftand tedoeo^^^^^j,
men, -gelyk wy hebben aangemerkt in het eerile Deel, inhet
ftuk van de ongelykheid der voorwerpen; even alzo moet
Bouwmeeiler zyn werk met Beelden, Basreleves, en andéi'^ - . ^^^
na de konilregelen weeten te iloffeeren 3 opdathetda^rd 1
leen deftig en cierlyk werde, maar datmenookoogei^^'^^^ A^^ee-
konne dat hetzo.behoorttezyn, enandersniet. Ookt^®^ octen»
ten, waarom zommige Beelden malkanderen fpreeken of zi^*^ ^
cn.andere wederom van malkanderen af kyken 3 waarom deze
ten moeten zwellen, en d'andcre weder regt of zittende vertoo
den, enz. flet
^ -"^et is dan de plicht van den Beeldhouwer de vegte roeening desEn waai aam
^J^Uwiïieeilers wel te verftaan, eer hy de handen daar aan flaat: daar^^f
^ Doven, wat voor Beelden hy zal maak en, naakt ofgekleed: van^enis.
^yde zy moeten zwellen, hoedanig gebogen zyη, zo mans, vrou-
als kinderen j én van wat zyde de zelve moeten gezien werden 5
^y hoog of laag moeten ilaan 5 enzovoort: na welke onderrichtin-
bpi ^ 2.ynen geeil alsdan in 't werk zal ilellen, om na de voorfchreve
He ^^P^'^fr-^aijeaétienen gracelykebeweegingen uit te vinden, ichoo-
kleedingen voort te brengen en uit te werken, door de welke het
I ^■'imentlyke werk zyne behoorlykewelftandmogeverkrygen: dit
Zo veel deze twee werkelyke Zufters belangt,
j ^ at nu de derde aangaat, te weeten deSchilderkonft, die haar bei-
d-^t ^'^^helil, als haare Imlp van nooden hebbende, van deze zegge ik , .
' nademaal dcBouwkonil:, benevens de Beeldhouwery, devoor-
^'^l^ftehaareroefFeningenis, als mede haarercierlyke deftigheid , 't
Vg Hiltoricn of Landfchappen , een vernuftig Schilder, de voor
j.^l'^^aalde (wegens het iloifecren zyner Bouv/kunde met Beelden, Bas-
^ ^-'es en andere ftofFagie) vaft moet weeten, om dezelve natuurlyk,
(j J*· ^e fchadu we en koleur uit te drukk en ,]a zodanig dat de onvermy-
(jg misilalligheden, die noch in de natuur konden opgemerkt wor-
■> ZeifHii-^r dnnr werden verholoen;
aave Bouwkonilenaars, cebixk van
ietr
^^ ï'ronkbeelden regt verftaan hebbem Zo zy hetlomtydts hebbenf^^^f"®®'^"
^j^^ffen, het isby geval, en niet op een wiskonilige manier. Der-
ej^ zullen wy trachten zulks zonneklaar, met weinige woorden,
jif drie Schetien, aante wyzen: maar men neememy niet kwalyk
W a'^^ ^^^ zelfde voornainentiyk ook ten opzichte der Schilder-
p doe, dewyl zy een g' oote betrekking metdeze zaak heeft,
dij^^^^yk in de natuur niets volmaakt is, moet men in het gebruik der^^^l^'^p.®'^
ζη ióet een goed oordeel te werk gaan, om het befte te verkiezen jhier in het
Van c>ogcn, zo veel het mogelyk is, te voldoen, benevens ook
cl Π/Η _ -i 1· Γ"! 1 1
Andere kenners en liefhebbers.
gaat met het fchikken der Pronkbeelden in de Bouwkonft op de
iiig.'^ ^'ys, 't zy waar die ook zouden mogen ftaan of zitten. Ik fpreek
van'tfchilderen , maar van het geen allebeide betreft, de
^idhouwery vooreerft, en ten tweden de Schilderkonft.
in y^^^^dezeOmmetrek met opmerking, waar in ik de Pronkbeelden, ^^ewysdet
\ ^^^['^heidenegelegentheden en plaatfen, ordentelyk gefchikt heb 3 voo^lei-""
^^^^ genoeg zal zyn om-, wanneer iemand luft het tegendeel te
der-
r' Z'Cifdaar door werden verholpen.
tsp te verwonderen, dat onder zo veele bnu.,.. ...........
dg^'^houwers, en Schilders, weinige geweeft zyn ,.diehet fchikkenm h«piali-
GROOT SCHILDERBOEK.
dcrzoeken, de regelmaatigheid myner opftellinge te onderv'"^
Men moet hier alleenlyk deuitterfteommetrekkenaanmei"^_ ^^^t
twee by twee, wat voor een figuur die tegen malkander maaken ·
een alleen fpeelt voor zich zelve, en twee voor hen beiden g^ly^'. j^g-
Wy hebben voor dezen aangeweezen, waar in een fchoone ac ^^^^
ilaat, namentlyk in een goede draaijinge der leden 5 enbewe^ö
van hoofd, armen, handen en voeten. ike^^^
Dit Voorbeeld betreft inzonderheid de Beeldhouwers,
myn zeggen in acht neemende, daar door zullen toonen, ^^^^^ ijneC'
ftaan, en bekwaam zyn om zo wel groote als kleene dingen te or
ren en te maaken. j^ejs
Twedevooi- Hct twede Voorbeeld betreft de Schilders, alhoewel 't het ^^^-^i-s
d"schiiTeis. opzichte van de ommetrek j maar wegens defchaduweis
'meerder aan te merken, namentlyk , als men aan een enkelden ο ^^^^^
anderlyk licht gebonden is, dat men zich dangenoodzaaktv'ii''
befcwaam en voordeclig te verkiezen, op dat de gemelde omffi j^g-
die het voornaam fte van ons, oogmerk is, daar door haarekr^*-
houde, en die gezochte welftand en werking doe, gelykin^^
nevens het tegendeel, uitgebeeld ziet. rW^'
Voor dezen hebben wy gezegt, dat de ommetrek zonder de ^^^^
wc van geen uitwerkinge is, en dat een fchoone aftieenooii^^^^g-
door een kwalyk genomen licht kan werkeloos gemaakt-, en '^^^pdeel
lykheid te niet gedaan worden j welke misitalligheid me^^ '^j^aan
word gezien in fnelle en vlakke lichten, fteekende geweldig op'
d'oogen onbehaagelyker voorkomende als in beweegende
Derde voor- Het derde Voorbecld betreft de geenen, welke zich in het l ^^ji
beeld. ren van Beelden, Basreleves, en andere cieraadenoefFenenj^^erk
wit, rood, geel, of ander gekoleurd marmer of ileen. jefch^"
hier niet alleen de ommetrek ofbeloop als inde eerfte, ofii^^^
duwe als in de twede; maar ook de koleur van de iteen, -^yaai"
fchaduwe als in het licht: ik zegindefchaduwevoornament^v ccnig^
in de meefte verandering beftaat, 't zy door de lucht, of^^"
andere reflexien. die oo^c
Wy hebben mede aangetoond, dat de voorwerpen, hadu'V^'^
zouden mogen weezen, hunne natuurlyjce fchoonheid in ^^ ^ v^^ief'
behouden, ten ware dezelve door het een of't ander gcreflexc^^ ^^
deni als mede dat het witvoornamentlykhetgevoeligft^'^^^^ .
' en zeer ligt door zyne zuiverheid aanneemt't geen'er aan voo ^^^.j
Gedenkt ook, dat 'er tuiTchen wit marmer en linnen groot onae
isj zynde het een vaft vanligchaamendigt, en het ander doo ^^^^
-ocr page 248-groot schilderboek. ^^^i^et
^^nd en yl. In het derde Voorbeeld zal men bevinden, dat het wit
farmer geen geele noch rofl'efchaduwen zonder oorzaak voortbrengt,
nderzoekendc de natuur zorgvuldig, om de zelve met kennis naar tc
°ootfen.
Laat ons eens aanmerken in het eerfte Voorbeeld, wat voor een fi-Breeder ver-
S^Ui", met de buitenfte ommetrek, twee beelden tegens malkanderen lè^erftl ^
^^aken : vooreerft opdefrontefpies, alwaar die twee beelden buitenfient.
^^ Zwellen, de tronien na malkanderen gekeerd of van malkanderen
de armen desgelyks i en het middelileregt zonder zwellinge vlak
^rivooren, en aan de zyde van gelykcn weinig of niet gedraaid, om
zy maar van vooren gezien worden: die twee aan weêrzyde de trap,
buitenom zwellende, doch meer gedraaid en flingerende,
dat ze van de zyden mede gezien worden, en alzo van drie kanten
^«oon moeten zyn: ten derden, het voorfte zo veel draaijende en
^^rkende als men wil, en rondom goed : ten vierden, die in de niflen,
^ak Van vooren, zonder de minftedraaijing of fparteling, demeeiie
.^cllinge van vooren. Het is ook wel voegelyk, dat de mannen on-
ftaan, en de vrouwen boven i ter oorzaak dat de vrouw boven fraal-
is enfcheutiger toeloopt, en daarom zich meer in de lucht verlieil
^ ^tticlt: 't geen een groote wclftand in de ArchitcBuur toebrengt.
^ die reden is het ook, dat men voor dezen dik wils op de toppen der
«^^uwen^ in plaats van beelden, kleene piramides placht tc zetten.
. I^e bovenfte beelden voegen tegens de lucht befl: naakt om de luch-van dekke-
JEheidj in de niiTenmasfief en gekleed} en onder aan het portaal halfgggf^^g'l^gjj
^^'ileed. Dit is, voor zo veel h«t eerfte Tafereel aangaat, na mynpiaatrmg^^der
""^rdeel genoeg gezegt.
. het twede Voorbeeld kan men genoegfaam zien, wat middel men Brcedcr vcr-
3 gebruiken wanneer het komt te gebeuren dat de voornaam ile mis- hir/w Je^"*"
^'lighcid wegens de fchaduwe op de zwellende party valt; te weeten,
1 kan het te hulp komen door het fchikken van een arm , plooy, of
^ andj 't welk men vcrilaanmoetinhetfchilderen, waar in het licht
^yd het zelve blyft, en waar aan de Beeldhouwers zich niet behoeven
^^ herbinden,
voornamentlyk in de opene lucht j vermits het licht
Tidraait, dan links, dan regts, des morgens dus, desavondtszo5
in een Schildery
niet: zo alshetgefchilderd is, moet het blyven.
Zaak is der opmerkinge waardig, zo wel in de be weegendeals
^oeweegende beelden.
fcK ^^^ Tafereel vertoonen wy een ftaande beeld in een nis, tus- eh van her
J^^en het welk en de nis, een bas ofviool de gamba ftaat, die wy ftel-
^ Van een geelachtig ro§ hout te weezen j welke koleur, vermits het "
ii beeld
-ocr page 249-1715 groot schilderboek. ^^^
beeld van wit marmer is, krachtigreflexeert. Terzydcvcrtoo ^^
wy een ander tuflchen het groen, en een derde op het veld, i'^n ^^
in de lucht: alle drie met een en het zelve oogmerk, teweetcn,
de oorzaak aan te wy zen van de vermenging der tchaduwen:
mcnligtelykkanafneemen, dat, buiten dit, de beelden fomtydts ^^
tvv^eederhande floffe fchynen te weezenj als het licht, wit} ^^^ft
fchaduwe, van een andere koleur. Dit wel in achtneemende,
men altyd een reden om zich te verantwoorden.
opiosiing Schoon nu deze ftellingen, wegens de werkende aétien, ^^^
an een geenen die ik hier voor heb vaftgeileid, ftrydigfchynentewee^
wanneer ik oordeelde dat men de minftedraaijingen en wringiog^^jj,
het houwen en fchilderen van beelden moert maak en j zulks
ter niet in der daad tegens het ander. Toen ik daar van fprak,
wegens den op ftel van een beeld alleen: nu word hier van veelcby^^^
gefproken, benevens van de zulke die men op pedeilallen, fontei
en diergelyke plaatfen, alwaar zy rondom en van alle kanten ge^^,,
werden, ftelt, welke zo wel in de natuur als omllandigheden
fchillen. .^üz
En dat het iemand my tot verwaandheid mogttoerekenen, gi;
ding des my totfchikmeefterindeplaatfingderbeelden, naakte, envro^i. -
Sciiiyveis op, , ' i i 5 τ ι ' ^fj
centwedete-boven, enmans, benevensgekleede, onder itelj men moet
senwerping. mede betichten : want myn oordeel is op de order der Bouv*''!^ ^^^^
geveiligd , welke wil dat de vyf Orders aan vyfverfchillendciï^^^j.,
der menfcheneigenzynj zhPoliphèmus.y ofdeReuzcn, ^^^^ LullUf
ftei ΜϊΓί, als de robufte of zenuwachtige, voordetwedej
wegens de tedere ligchaamen, voor de derde j Diana of VenU^ 'fooi'^·
de vrouwelyke, aan de vierdej en Iris oi Cupido ν oovdch^'^^^ ^olc
Ik meen, dat my zulks niet alleenlyk moetverfchoonen,
iloutmoedigmaaken. titer
Tot beiluit van dit Hoofdftuk zal het niet onvoegelyk zy^^^jgoj
plaatfe een weipig van de hoofden, handen, en voeten te h^^t^Qii-
alzo ik door ondervinding hier te lande en elders, verfchei'J^, ^^^j^eb
fbenaars, zo wel Schilders als Beeldhouwers, daargebrekk^v crkii^'
bevonden, als of het deelen en leden waren welke weinigcr
ge verdienden dan de ligchaamen zelve.
Kwaadeop- Zommige Beeldhouwers hebben dit voor een byzondere ^^^eg
veele Beeld- dat zy in de aangezichten hunner beelden geen verandering g
houwers, brengen > maakende niet veel onderfcheid in den ouderdom en J^^^f^
heidj daar by veeltydts naar het Modern zweeraende 5 cngeajj
cngecarrigecrd ^ Zonder na de Antieken te Ziien« jylet
fchyuftry
digheid.
Veratitwoor-
groot schilderboek. ^^^i^et
■ . ^et de vτooγάcngeaffe5leerdcngecarrigeerdvcrίL^λ■mwy fitri^ooTlv^n
Jinnelykheid en verkiezing, daar veele Konftenaars mede ingenomen
^y^ 5 by voorbeeld, wanneer zy de oogleden hunner beelden al te zwaar
^^rtoonen, bet welk een oud enilaape'rig wezen veroorzaakt, de kuil-
^an weêrzydc van den mond, neus, en aan den hals een weinig te
Jep inhakkende, om k wanswy s de poefelachtigheid der vrouwen daar
te willen verbeelden > daar zy in tegendeel de fpieren wat meerder
^ehoorden aan te wyzen : want met het draaijen van het hoofd ziet men
ipieren ofhalsmuskels minofmeer, voornamentlyk aan tengere en
. ^daarde menfchen. Ik fpreek maar alleenlyk wegens de verandering
inde wezens en boezem ïe brengen ; want het komt niet altyd te pas de
'^^onien even ftaatig en groots te verbeelden. Daar moeten zo wel der-
^^^ealsminlyke, kloeke en ook tengere, nadeligchaamen, weezen j
^ynde het hier even eens mee gelegen als met de boezems: daar zyn vol-
"^aiTene en ook aankomende: van gelyken met den hals.
Daar is ook veel aan de greepen der handen en't zetten der voeten
§^legen, ja meer dan veelc zich wel verbeelden, inzonderheid omtrentomuen't"^
naakt en zonder zooien zyn : doch het komt raeeft op de
^^rtoonenaan. De drie voorfte moeten langer zyn als d'andere en ge- ^ ' <
^^ten, min of meer buiten waards, als mede de ftand der voeten:
in tegendeel zommige de toonenbinnenwaardsfchikken, en de
^roote paralel aan de voet, en d'andere daar tegen aan > 't welk zeer
J^ffelyk ilaat. Ziet deze Voorbeelden en het onderfcheid
^ ^enen en d'anderen eens, waar van de twee bovenile de gezegde miS-.wegcns de
^lligheid, en de drie overige de welftandige verbeelden. voeten.
1 Ên hoewel 'er veele zyn, die afgietfels van fchoone vrouwenhanden επ redenec-
Rebben, welke zy altoos gebruiken, zulks is mede, zo wel alshetSer^'t
^*^orens gezegde, in alle gelegentheden niet goed, wanneer men hetg^ebmik der
der geflachtcn moet aan wyzen: want de vrouwenhanden zynlTe^vensTet
^^kker van vingers, fpitfer na de einden toeloopenden enfmaldervan^'^^eifchdd,
dan die der mannen: daar deze weder de knokkels, nadatzy
of robuft zyn, duidelyker dan de vrouwen hebben.
T>e nutheid van het Boetfeeren der Modellen.
Achtste Hoofdstuk.
j^jiervoor, in het twedeHoofdiluk, is een weinig van het Boet-
^ feeren gehandeld: doch tegenwoordig zal ik van het zelve wat
'Jfeeder fpreekenj alzo ik oordeel, dat dc hoogwigtigheid van die
ii 2. fraai-
-ocr page 251-GROOT SCHILDERBOEK.
fraaije oefrcning, voor een leergierigen Konilyveraar ten hoog
noodzaakelyk 5 zulks wel waardig is. t^
Het wel modelleeren en boetfeeren, het zy in of door potaar j
- ----------____ ---------------
allen '
te£
raaken; want men verkrygt door deze oeifening (ten opzichte van ^
Αηοΐ nc''
verhevenheid der dingen die men wil verbeelden j waar door
fchynt, dat wy de natuur of het leven altyd voor ons hebben) een gf
te vartigheid, en te gelyk een ftoute handeling. Het verlicht on^
gedachten, en doet een fterken indruk in οηζ« herilenen, zodanig
wy om het leven niet behoeven verlegen te zyn. Men kan wel atn
, dat'er ongemeene voordcelen van komen moeten j dewyl'^
men
op allerhande voorwerpen, alsautaaren , vaazen, fchotelen, k^"^
laars, koelvaten, enz. basreleves, loofwerk, en andere cieraaden, nij·
Antiek en,in de genoemde ilotifen kan boetfeeren,en dezelve daar na ^
fchilderen met zulk een verwe en koleur als men begeert, ook wel ^^^
gulden, bronzen., of zo als men die graag zoude willen gebruii^ ^^
Desgelyks kan men cicrlykcgcveften van degens, en helmetten
Griekfche alsRomeinfehe, door dit middel in voorraad hebben ?
zich in alle gelegentheden daar af te konnen bedienen. Die dit ^^
doet, kan zich zeiven uit alle verlegentheden redden. Men
dan moedig die iloifen by der hand, en maake basreleves,
tombes, vaazen, en wat meer door de Konil vereifcht word. ^
kan ook kleene houte fchoteltjes en potjes van verfcheidene iboJ" ^^
laaten draaijen, en die vercieren met aardig beeldwerk van w^s 5
Satyrstronien, fpeelendekindertjes, danflendenymphen, enz. ^^
ze dingen konnen op allerhande manieren gebruikt worden, by
maan-, ook kaarslicht, na dat hec in een ordinantie te pas kornt.
't dat de luft noch verder ftrekt, zo kanmenzichvermaakenmet^^^
maljes en penningen in was te boetfeeren, en een goeden vriend*^ '
door, als een gift, verplichten, met hem een afgietfel daar van te i
ten toekomen. Dus zal men zich te gelyk verluiligen en oeftenen·
Daar zyn byna geen vermaarde Meeilersgeweeit, ofzy heb^e
een of 't ander geboetfeerd \ 't welk in hunne KonftftukkengenoJ»^
faam doorblinkt. In der daad , men kan alles maaken watmcn^^^
nooden heeft, ja zelfs het geen niemand anders heeft en nergens te
komen is, om na die dingen, als na het leven zelve, tefchilderen·^^^^
Wat de wyze van het boetfeeren belangt, daar zal ik Λvelnlg ^^^
'zeggen, om dat het eensdeels heel gemeen is, en ten anderen o^
ZfZ
ffileii
Nut- en
noodzaake·
J~ICL WCl UlUUCliCClCU CU UUCLlCClCll , net, lil Ui UUUl I
Jykheid van py paarde, was, ofandere weekeilofFen, is zeer nut, vermaak eiy^^^
hoopen en trachten willen tot eenige volmaaktheid in
deKonittCL^^
fcB ^^'"^^^"en hoognoodig zo voor den Beeldhouwer als Schilder, en aüen
iToonfn pn l-rii/^lnl-pn willpn 1"nt f>i=nifxp vnlmaciktKeirl in flpKonit teg,^
groot schilderboek.
^ Zyne by^ondere manier heeft. Derhalven zal ik niet wydcr gaan,
^ Voor zo verre die dei" flaauwe basreleves betreft.
. -Ik itel myne gedachten of ordinantie op het papier,
als ik de zelve wil boetfeeren. Als die nu, met dag en fchadiiwe ,het SLTtfeei'^
^^^ en uitvoerlyk, zo als ik oordeel welftandig te zyn ^ getekend is
^^stn ik een bord of paneel, 't geen alvoorens met een olieverwgrond
de Zelve koleur en tint is beilreeken, en trek de tekening met een
^P^tdaar op door, vullende dezen omtrek op de gemelde plank met was
potaard, min of meer verheven, na dat de zaak zulks vercifchtj
^ewerkende wyders die ftoffe eerft met de vinger, daar na meteen tan-
houtje, en verder met een vochtige penceel, als de nood het be-
^ om de zuiverheid en gladheid. Dit werk aldus voltooid, en
zynde op zodanig een dag als dre is daar onze fchilderyen liaan
nangen moeten , verftrekt totmodelomnatefchilderen. Alswy
fcK ^^^^^ dan in onze Stukken zullen te pas brengen, hetzyinland-
l^^^ppen, frieflen, ondiepe niilen, en andere diergelykeplaatfen in
'I^ers, zetten wy het overeind vla'k van vooren , fchuinsofnaar het
^^htpunt wykende, op zodanig een licht, hoogte, of laagte, als
ft , Oogpunt aanwy it. Doch indien het meerder rond of verheven is,,
men het oogpunt in het midden van het Stuk : en hoewel de ver-
tr 1 ^ partyeh alsdan aan de buitenzyde noodzaakelyk over den om-
komen te fpringen, ja fomtydts over andere beelden heen, als de
- i^omenteipringen, jaiomtyatsoveranaereDceiaenneen, aisae
Siiii^i lang zyn, gelyk in een fries en diergelyke, gebruik ik, om
^s voor te komen, daar meer als een oogpunt toe.'
m de welflandigheid van een fleene Beeld of St^itva
^^t zyn Pedeftal is gelegen, zo wel binnen als bui-
ten ; nevens het toepajfen der '^ronkvaa&en en.
Borflbeelden,.
ο ο F D S Τ υ Κ·.
Η
Ν
,E G Ë Ν D Ε
Vy y bevinden, dat de geftalte en zwier van een fraaije Statua,onderichei4
ijg^ zich welftandig aan ons oog vertoonende, nergens anders vand^eifedeftai-
komt, dan uit deszelfs veranderlyk beloop van boven tot bene-mLnen "en
niet alleen het beeld, maar ook het pedeftal daar onder begree-^^^™^"-
met dat onderfcheid evenwel tuflchen naakte en gekleede beel- ^^
^ebK de eerfte een cierlyk en uitgefnedenofuitgehou wen pedeftal
■^ende, zulks een grootc welftand aan de zelve geeft, cneenenkeld
3
-ocr page 253-1719 groot schilderboek. ^^^
pedeftal in tegendeel. Detwedefoortgeeft.vangelykencenicn
uitwerkinge, gelyk het voorbeeld A, B, aantoont, doch me
onderfcheid tuflchen mannen en vrouwen, dat de krullen ofz'^'^^
van de pedeftallen der mannen onder, en die der vrouwen boven_
ten zyn j welk beloop in beide de geilalten en Sexe^ tegenftrydig
Nu zoude men mogen vraagen, wanneer men twee naakte bce ^^^
by malkanderen moeit plaatfcn, te weeten een man eu χα
Diana en Apollo^ Ferms en Adonis^ enz. ofmendandepedeftaUc^^^^
Enopgeloft,ongglyIζ ^ou mogen verbeelden? ik oordeel van neen, ^^^ ^^'"y^^pe-
tegens deregelenenorder. Zyn het twee mannen, zomoetend r ^^
deilallen onder zwellen j en zyn het twee vrouwen, beideboven·^^
^ J ---- ---3
het man en vrouw, beideenkeld: zyn het twee mannen en een vi
bet
3
en
zen?
vaa
igofzwell^^
eO
in het midden, zo zullen de wederzydiche enkeld weezen,
middelde op zich zelve, alsgezegtisj en ook het tegendeel· , .„pc-
Tuffchen twee kolommen, ofpilafters, voeren geen
deftallen, alwaar het fchoon dat 'er gekleede beek
borftbeelden op ftondenj dochin plaats van uitwenc
inwendig of hol. °
De hoogte van een pronk vaas tuiTchen twee beelden moet nie^
■n rr-ncin c^f» firn-im-r» nrif> nprrif»r« ί^/=>·ί· Kfplrir'n mr^t
,Is een
men.
Aannierkin- ^
feTdie^dl^'^^^ gaan de hoogte van drie derden der beelden, metpedeit^
Schilders zo dat's te zeggen tot aan de borden, hoogerniet.
sfeidiioï Een borftbeeld mag niet hooger komen met zynpedeilaU ^i-no-
weisnood- menfchen hoogte > het pedeilal niet uitwendig zwellende, ^
acSioo" tegendeel gelyk in't Voorbeeld te zien is. ^
len te nee- Jn een tuin, daar men van meening is tuilchentweebeeli' aeVj^
vaazen en een borftbeeld teilellen, zullen debuitenpedeftallen^^^^^p.
van hoogte zyn met de middelfte, enenkeld^ de twee andere
dig of uitwendig naar het beloop der vaazen, een derde of den'^
ger, doch even breed. ^^^ zal
Vraa
gefteli
Een vaas, tweemaal zo hoog als breed, en regtoploope^
)zwellend vierkant pedeftal hebben: van gelvken zal he
de
Hoe
een opzwellend vierkant pedeftal hebber
deelde zelve welftandigheid vertoonen.
moeten
Wanneer een borftbeeld tuiTchen twee vaazen zal ftaao?
zelve met de fchouders van het beeld gelyk zyn. Het teg^"^ ^^^
goed, mits dat het pedeftal wat kloekerzy 3 en na het
gefchikt.
groot schilderboek, Zff
^^^ de Früntefpiejfen der Tempelen, Huizen, en Schouw-
plaat fen vercierd behoor en te worden.
Tiende Hoofdstuk,
d
____ aar is in de Beeldhoukunde, zo wel als in de gantfche Schilder-
li onft, niets't geen zonder opmerking behoorlyk en na vereifeh
O 'laan kan worden: ik fpreek niet alleen van de manier en behandelin-
^ 5 lïiaar ookvandeomflandigheden. Zelfs kan men den luiiler van
V ^,^*^lgemaakt gebouw beneemen, wanneer het door een kwaade
^^^iezinge van buiten word vercierd. Derhalven zullen wy een wei-
ö aanwyzen wat wy hier mede veril:aan, entoonen wat gedaan be-
te worden.
U ^or den Tempel van Jupiter, een arend met de blixem in zyne
Veïbceldin-
y wen. ^ geninfion-
.^or dien van Mars^ eenige wapenruHingen, als harnas, helm
zwaard, pylen, en {landaarden. T^mpdln.
j^^^an Febus, een zon midden in den zodiak met de twaalf hemelsteke-
Païlas, het fchild van Medufa -^ en een helm daar een uil op ilaat,
Vleggende Sphinx.
yan Diana,, honden, boog, en pylen, en een maan daarboven,
y an Cifw, een ploeg met koornairen, benevens eenfnoeimes.
^ati Bagchus^ twee tygers, een tirfeomvlogten met wyngaardts-
l^^ren endruivetroflen.
y an Mercurius, een gevleugelde hoed op een ilangeroede.
gen ^ , een ambeeld, waar op een hamer ennyptangleg-
li^y^? ^φα^ een offerfchaal, daar een vlamme vuurs uitkomt, in
y^^^^den van een rond gekrulde ilang.
tel ^ ^yh^^^-i leeuwen, en in het midden een kaileel of ileu-
^^ Huiiïng van een Raadtsheer of Conful^ een bondelroede Byzonderc.
t de by len, en in het midden de blixem.
ί ^^^ Geleerden of Filofoof, een met een brandende fak-
Dcnevens eenige boeken,
^aat·^'^ een Veldoverften, een fchild waar in een griiïioen verbeeld
^» als mede een knods en leeuwenhuid.
Vm,
-ocr page 255-1721 groot schilderboek. ^^^
Van een Koopman, eenbaai, weegfchaal, enelle. rianS^'
VaneenMedicynmeefter, hethedd van yE/i;uIapus, eneenli Β
ftaf.
Van een Schilder, een aap met palet en penceelcn.' .
Van een Harder, een harders ilaf, daar een tas en een nUi
hangt.
VaneenViiTcher, eenigé netten, riemen, biezen en viiTchefl'^g^
EnStadts- Voor een Hospitaal of Gafthuis, de liefde of barmhartigheid'
huizen. het wapcn of teken van dett Stichter of de Stad. ^fi.
Voor een Tuchthuis, het beeld met het toom
temddier, dat voor haar gaat, indehand. ^^^o
Allede Konften, geiyk F^óiura, Jrithmetica^ Jrchiteëiura
voorts, konnen met beelden aangewezen worden. qq'
doen dan kwalyk, welke de beelden, die men daarbinnen m^e
ken, van buiten in de frontefpieiTenofniiTen ftellen, gelykals" ^^^
Diana tc Ephefen, Apllo te Delphos, Jupiter te Dodone? ^^
auderc altemaal buiten de Tempels ftaan.
TA'
-ocr page 256-zf7
tafereel
Handelende van de
.....i^ier zitten Vefiland en Voorzichtigheid by een
Stafel, by de welke zich eenige Cupidootjes ver-
m toonen, die allerhande goederen, als fcepter,
S^-Öê® kroon, halsketen, boeken, herdersilaf, muziek-
- gumenten, kranffen, bloemen, vruchten, enontallyke
j^^ere dingen meer, tot Stilleven dienende, uit een groo-
Ώ overvloedtshoorn neemen, en haar toereiken; alle wel-
^eyerftand aanneemt, en door hulp van deVoorzichtig-
to k ^^ hoopen op de tafel leggende, ordentelyk fchikt,
^ het verbeelden van zinryke Tafereelen of Stillevens.
Op de verhatideling der Stillevens.
^ ^d'le konfl / die door uw' tedere en zachte fireeken
Q ^eel fchoone dingen zo krachtdadelyk -volvoerd:
^^ flreeld de zimien^ ja uw" flomme beelden fpreeken ^
ff^^·^ het ernfl verbeeld of met het ydel boerd.
^^ ^^^ ^^ ^^^ 'inenfchelyke leven ^
z,ynen broosheid^ door een waterbel verbeeld!
^ el uitmunt end praalde maar fihielyk -werd verdreven,
^^lyk een fchaduw, door geen artzeny geheeld.
£ drachtig toond gy my door dei afgebeelde boeken
^ prenten, de uitvoer van elks aaaden, geeji of aart I
^^•^eeh kk ' Mi
2f8
Het hooggeacht vernuft der fchrand're letterkloeken·,
T>at veel gefchichten voor vergetelheid bewaart.
Aan V by gevoegde werk kan ik elks konfllufl Ie er en;
Het fnaar- en ffeeltuig wyfl een vrolyk leven aan.
T)e lauw''ren toonen wie de deugd heeft willen eeren
De fook oft zwaard^ wat pad des doodt s zy zyngeg^^^^'
Of zo een' eige dood ontluiken deed hun oogen,
'Dit wyfl de rookende en reeds afgebrande kaars,
ó Konfl ! verwonderlyk en nut is uw vermoogen ! ^
Waar vind men groot er licht en wonderlyker raars.
Een Blinde derft het lichten komt den zienden
De naauwfie wegen naar Η geheim dier groote Κοηβ · ^
ê Konfibeminnaars, volg LAiRESSE i® zyn vermaan^^'
Streeft hem met yver na en dank hem voor zyn gonp·
GRQ?Ï
-ocr page 258-GROOT
Verhandeling van de Stillevens.
us verre de kracht, het vermogen, en de waardigheid der
Edele Schilderkonft verhandeld hebbende, nevens de iui-
^iler en het voordeel 't welk de geenenverkrygen die haar
-volkomen betrachten, en, zonder moeite te ontzien, hun-
1 ^ ne bekwaamheid in't werk Hellen > zullen wy nu tot be-
^'p der zwakke geeften tot het Stilleven overgaan, en na ons vermo-
aan de zelve bekend maaken, welk e de befte en voordeeligfte zyn.
^och voor af moeten wy eeril het woord Stilleven verklaaren 3 zynde
" Veel te zeggen als onbeweegelyke, of zielelooze dingen, alsbloe-wooid sdi-
J^en, vruchten, goud, zilver, hout., fteen, muziekinftrumenten,g\''n°5^®"»"·
5jode viiTchen, erxz. konnende alle op verfcheidene manieren, doen
^^ op zyne beurt, tot hoofdfto.ffen dienen om iets daar van op doek of
P^ncel natuurlyker wyze op te ilellen. Met deze genoemde voorwer-
^^^^ kan men genoegfaame middelen vinden orn allerhande ilag van
^nfchen en zinnen te voldoen, zo welhoogeenlaage, als geleerde
ƒ Eenvoudige. Wy zullen dan uit veele deze navolgende, welke wy
^ichoonile, cierlykfte, enaangenaamiteoordeelen, totvoorwer-
^^^Verkiezen.
^ci'ilelyk, deEloemen. viei der
^entweden, Vruchten. iooncTvfn
vfcn derden, Goud, Zilver, en andere koftelyke Schatten. ΓηΤεΤΧ""
^en vierden, Muziek in ftrumenten. vens gebmi'.
w 1 ^^^ foorten, konftig gefchikt en wel uitgevoerd, mogen zoi^eiyk.
pl^^ als de befte Schilderyen in zaaien en kabinetten zonder hinder ge-
^.^^^tft Avorden, mits hun behoorlyk licht ontfang^nde, enbymal-
f^?^*^erblyvende. Dochmendientditvooraftewceten, waarineen
^'^on en kon ftig Stilleven beilaat: want het is niet genoeg, datzo-
kk ζ da-
-ocr page 259-groot schilderboek. ^^^i^et
danig een Stuk natuurlyk en wel is gefchilderd, De verkiezing is
veel meer: die bekoort en voldoet de zinnen deraanfchouwers,
maakt den Meeller roemruchtig. Men moeft welberoofd van ziii^^^'
of van gering verftand zyn, indien men wilde denken dat verleptp ^^
verdorde bloemen iemand zouden konnen behaagen, al waar beun
leven zelve, 'k laat ilaan in een Schildery: en wie is'er die een Stu^
met vruchten van de flegtfte en gemeenfte foort, en noch onryp ? ^^^^
rot, enbemorft, in een befte kamer of kabinet onder zynefi'^^y
konft zoude willen zien hangen of pronken-, waar van het leven zei
ieder een doet walgen ? Waarlyk , zulke wanfchepfels heb ik wel ^
aandacht gezien: doch merkende, dat de zelve niet andersfti'^Y
als om de natuur in haaregebrekkelykheid te vertoonen, ismyn^'^,^.
om die ooit weder te aanfchouwen t'eenemaal vergaan. Maar om ^^^
tot de zaak te komen.
Myn oordeel is dan, dat de fchoonheid en deugd van een Stin^^
alleenlyk in de alleruitgelezenile voorwerpen beilaat : ikzeguitg^
zenfte, meenende daar mede dat men uit alle bloemen de fchoof· ,
raarfte moet verkiezen, gemeene enflegteuitgezondert5 desgCy^^
met de vruchten en andere dingen: zynde het daar door dat een Μ, ^
Iter met regt den naam van een Konftryk Schilder mag voeren, · Jj·
'èr noch eenige en daar toe eigene zinnen byvoegt. Het isooK^
zilvere en goude potten, kannen, fchenkborden, en andere - ^^
lyk heden meer, en met de zelve willen pronken, daar zy alles
waarfchynlyk, dat lieden van vermogen, die alles rykelyk bezi^^^^j^'
eenig vermaak zouden fcheppen ih ou werwetfe goederen van fpi^»
_____j____________ Γ-1____1-1____1 IfOl^'"
io<
der en cierlyker konnen hebben. Desgelyks is het met de ipecü'^j^^^l^.
menten: deraarfte, konftigfte, en volmaaktile zullen by de ve'
digen, die de Muziekkonll beminnen, plaatsvinden j maarg^^^
dendaagfchelier, hakkebord, nochzakpyp. Wat kooien,,"^
len en raapen, als mede kabeljaauw, zalm, haring, fpic^^'^S'
diergelyke dingen aangaat, welke flegte en gemeene vercieringf." J^^yi
niet eigen noch waardig om binnens huis in kamers te hangen ?
len wy voorby gaan: die ze luft, mag zich na de markt
't Zelfde is het ook met paardetuigenophouteplanken.
ook allerhande jachttuigen : doch deze laatfte zyn niet heel '
benevens zwynen, herten, haazen, als mede faifanten,
en andere doode vogelen meer, welke gemeenlyk van der Vori
Edellieden zin afhangen. jt, uh ndc.
Dus verre den algemeenen trant van Stilleven aangeroerd ^jio
geevenwy den wyzenen verilandigeninbedenkingewat, orwe ^^
-ocr page 260-groot schilderboek. ^^^i^et
hctbefteenvoordeeligftezy, ten Opzichte van vinder en uitvoer-
en die het bezit of koopt.
, ,^at my aangaat, ik oordeel dat de welfpreekendheid heel bek oor-
y^^ Voor het gehoor is. De deugd alleen is 't die de fchoonheid aan-
^i^nelyk maakt. Wat is. een fchoone bloem, appel, goudebocaal,
^ ^velgeίlelde viool, als'ergeen goede reuk, lekkere fmaak, be-
aamheid om te gebruiken, en aangenaam geluid in is ? Neen, zeg
i^S de deugd moet doordraaien : dereuk, fmaak, gehoor ofgeluid
het penceel niet afmaaien : maar door eenige verborgene beteke-
^'flen kan men den aanfchouweren het zelve veelteverftaangeeven,
minften iets of wat daar van, het zy in basreleve door fabels, hk-
^'^l^iphen of zinbetekenende figuuren, en andere dingen meer, waar
^^n overvloedige ftoffe is, als 't aan de wil niet ontbreekt.
Wat de natuur en eigenfchap der plaatfen in de Stilkvens, zo bin- De natuui·
^^^ als buiten, belangt^ wy zeggen, dat de zelve twederlei zyn
^rbeeldende de eerfte als of het tegeneen vlakke muur of fchothan plaatfen in
§endegefchilderd waar; en detwede, als leggende op bank, tafel,
de grond.
w y ftellen ook vaft, dat geene voorwerpen, in de Stillevens te pas
Eebragt, minder dan levensgroot mogen verl^eeld worden^
Γ ^ct voegt ook niet , en het is tegens denatuurende waareeigen-
p'^ap van de Stillevens ftrydende, in een van alle de voornoemde ver-ie^rd" ^ver°'
eenige gekoleurde verbeeldingen of doorzicht te vertoonen,!'^"^)^''^!®".'
binnen, noch buiten, dat's te zeggen, la.ndi'ch'a.p o£arcbiieciuur^ zicht, mo-
^^ ïïiede geene levendige fchepfelen, het zy menfehen, beeilen of vo- tot^ch-
waar door de naam van een regt of waar Stilleven geheel te nief^?^® veikie-
i^^ide loopen-3 b^halven dat het topzwaar, ja byna ondoenly k voor een glbf Jlt^wor-
. tiUevenfchilder is inallestetreiren en zo hy het kan doen, twyiFeHe"·
^^ zulk een wel den naam van een Stillevenfchilder zoude willen
^^fen. Maar laatenwy weder tot de zaak keeren. Ik zeg dan, dat
alleenlyk de diepte, minofmeer, meteenbehangfel, gordyn,
oasreleve van hout of fteen, van zodanig een koleur en tint, zal ver-
^^oiien^ als tot weliland van het algemeen fchikt: heteen watfom-
het ander wat lichter. By bloemen paft geen witte, gecle, noch
achtergrond, maar fombergraauw. By vrachten voegt witte
graan we marmer, maar geen geele, nochroode. Dochvermits Vaarwel
ichoon basreleve meerderkennisen konilvereifcht als een bloem, ortoèëi"e-
eenf^^' endiergelyke, kan men in der zelver plaats een holle nis,
p^?Qi"ftbceld daarin, vertoonen, van Goden of Godinnen op de zaak
-diende, ^heenFkra, Pomona^ Bagchus^ Jpllo^ Diana, ofande-
kk 2 ren.
-ocr page 261-ζμ groot schilderboek. ^^^^
ren, nadatmenhetirow^^/vcrkieft , en een by zond eren
ofalgemee^s
zin wil uitdrukken: want uit ieder konnénveeleuitvloeijea. ^ .
men zyn meenigerlei, en konnen, zo wel als de vruchten,
hoopen verdeeld worden, te weeten, in Lente, Zomer en Hef
De zelve hebben verfcheidene eigenfchappen, bekwaam f
fraaije, zeldfaame, en zinryke concepm^ metbasreleveofbori^'^
den, gelykgezegtis, opteftellen. ^
Men dient te weeten, dat onder de bloemen geen vruchten pi^'^-^J
dan alleenlyk koornair&n, o,m dat de zelve ligt en buigfaam zyn > t,
onder de vruchten wel cenigeofzommigebloemen, voornamc'^^ ^
zulke die ruft: en vrolykheid betekenen, als papavers en rooien'
echter voegen deze noch het allerbeil by druiven, het zy in kranfl^·^
feilons, en anders geene. '
Laaten wy nu eens aanmerken, wat de Geleerden ons hebben ^^
laaten tot o.effening van onzen geeft over deze ftoffe j op dat
ve, zo veel als in ons vermogen is, tot meerder of hoogerluÜ^^
waardigheid mogen brengen dan tot nu toe is gedaan. ^^^
Eeni eBioe- Witte Lely is aan ^«^ötoegewyd > de Zonnebloem aan
men, vruch- aan ?ms de Roos i Diana en de Slaapgod eigenen zich de ^jiS
ftnimenten'C^mde Koombloemen j de Granaatappelen) ^f^Qxa'
aan vcrfchei-den Vygenboom en Wyngaard j Ceres ofIfisdePerfikken en i^*?,'t
de Goden _ Λ.—λ aU^
Godinnen cn Jpollo de Appelen> Ops^ of Moeder Aarde, · ^^^
to^geëi- geen uit haaren fchoot het geheele jaar door, als Lente, ^'^j^ieï
■ Herfft, en Winter, voortkomt. Onderdelnftrumentenisp^^H
Basreleves
'totdeBloe-
Enlnftui-
menten.
of Harp aan Mercurius^ tndcAiufenioegcwjd·, deFl^^
PanenFenus -y de Trompet aan Afi^ri, enz.
Concepten voor Basreleves, dienende tot floffeef '^^^^
der Stillevens.
Τ w Ε D Ε Hoofdstuk.
I^ot de Bloemen, Zephirm en Flora malkanderen lie^^*^^^^
men. Fenuscw Jdouis dcsgtXyks. rnumnus: by
Vruchten. Tot de Vruchten, Ceres tn Pomona^ oiPomonacnV^^ Enals'f^
de Druiven Bagchus en Ariadne, en fmullende Bagchant^^' . jsi imf
Moerbyen onder zyn, voegt 'er beft een ilaapende Silenu^
^By de Inftrumenten, Jpollo met de negen Mufen > Orpheus
de i als mede Jrüm op een
dolfyn. By de Rinkelbom., ^orncuc.. ^^^^^
-ocr page 262-^aal
groot schilderboek. 26^3
^aai Voegt beft ccn Βagchus oScxh^ndc^ Bagchanaalen, ofdaniTende
^^gchanten.
^-Aan drie Saizoeiien, Lente, Zomer, en HerfiT; in een, kan men Tot de Len-
en Bagchus toeëigcnen j mede by een volgens hunnen rang enVie^ffl^i" '
Ï'^'^ende. Wy fluitende Winter uit j oordeelende zulk een vertoo-ee"Tafereei.
^^^g oneigen, en meer verdrietig in'taanfchouwen als vermaakelyk :
^^Iven dat men haar niet dan ftraffe en gebrekk elyk e zinnen kan toe-
^^^cn, alshonger, armoede, endiergelyke, dieditgetydedesjaars
^^e brengt.
. -^aar men dient wel aan te merken, hoe deze Basreleves, om de
Giftand te verkrygen, gefchiktbehooren te werden, ·
^tï Κ ranflen, voegen achtkantige.
^«Feftons, ronde.
^ ■'^n in Bouquetten^ vierkante met de lyil ^i^fij/é·/, voornamentlyk
anneer dezelve boven, onder, en aan wecrzyde hangen.
^Integendeel, wanneer ze in de hoeken gefchiktzyn, danvoegteen
^^partement beter, te weeten vierkant boven, doch onder en aan
^erzyde half cirkelrond. Dit'svoorzo veeldebinnen-Basrelevesin
^^algemeen betreft,
jj ^at nu de verhevenheid aangaat j hoe flaauwer hoe beter, zonder
^^infteilagfchaduwe, om alle geweld enverwarring voor te komen.
tot de twede foort van Stilleven, ftaande, leggende in holle
j^.^n, op banken,, en tafels. Wy hebben voor af gezegt, dat zulke
^ minder dan levensgroot mogen verbeeld worden, by gevolg heel
j^'^^ï'aan in het Stuk j om die reden dat zy zich alsdan in hunne volle
en hoedanigheden vertoonen, ja ongelyk beter met een buiten-
^^"innenlicht, van voor als van de zyde.
^ "^at de gronden aangaat, die zyn driederlei welke de vruchten wel-
De welftan-
doen affteeken: de druiven op een hartileene, byzonder dej^l^^of,!^"·
^^ ^Uwe^ gelyk mededekaril'en, blaauwe pruimen, enallevruchtenyruchten
fiflf ^^ de bruine kant zyn. In tegendeel vertoonen zich appelen, per-'^'®''®'^'^^·
κ ' en abrikoozen beter op een fombregraau we grond. Daar is
een derde foort, als pompoenen, meloenen, oranjeappelen,
gezien, en meer, die opeen witte grond beilfchikken, 'tzyop
ï^ank, tafel, ofin een diepe nis.
Formaaten
der Basrele-
ves.
nevens zal ik eenigeCc^f^j^^i^^ ter neder ftellen, Welke, myn's
jjj^'^eels, niet onaangenaam aan de Konftlicvenden zullen voorko-
alzo in deeerftededriebloeijendeGetydendesJaarsineenver-
en zodanig gcfchikt, dat zy malkander geen hinder doen.
ra·
-ocr page 263-2.64 groot schilderboek;
lalsbreei?·
Dit Stuk zal een holle nis, van binnen vierkant, zo diep als
en boven rond loopende, vertoonen. Binnen de zelve ζ
een fchoone Vaas, hetzy vankriftal, koper ofgoud, volbloe^^^j^
die de kortfte fteelen hebben in de midden, en de anderen ter
iiitfpartelende. . Boven in het midden, aan een ring, plaats li"' ^^
wakker bofch druiven of drie, van de kloek ftefoort. Aandeze^^^
ring bind ik eenfmallint, waar aan koornairen, meteenigebloe^^^^
van dat grafn gefchakeerd, los hangende, in de wedcrzydfche
des Stuks opgefchort en vaft geknoopt, langs dezelve ^y^^'^P^i^lce
hangen. Beneden om de Pot, ofVaas, leg ik fchoone en fmaal^'^
vruchten, mede van dekloekileen ongemcenfte welke te vindeO^^^,
als meloenen, citroenen, veriTevygen, granaatappelen,
ten, ook wel appelen, periikken, chinaasappelen, enz.
is den inhoud. ^^t
Defchikking isaldus: de feftonszyn aan bosjes, een handlaiiKU-.
iei"rln'd«' gi'ocnte verdcclt en gelinoopt, diedefteelenvanhetkoornnje'^^j^g,
zelve. dekken j en gefchakeerd, gelykgezegtis, meteenigcblaau^v^ ^^^ti
metjes, welke een lieffelyke vermenging, zonder geweld?
voortkomen. Derand, daar zy tegen afftceken, is van een ^
fteen,. en het lint donker violet. Dedruiven, vandekloekft^ .jjjcti
aan een kopercring gebonden, zynwit, te weeten die in he^^^^ge:
hangen i endieaan wederzyde, blaauw, met een groen blad oi g,
welke Groep tegen de fchaduwe der holte wel afileekt, zondef ^ ^j^g,
zicht van het voornaam ile af te trekken. Myn oogmerk is j Je
men te fchikken in een groote maiTa van fchoone en lichte blo'^'^'^ ^jgjit
krachtigfte en volile in het midden, beilaande in wit, geel? .
, rood. De hoogfle naaft aan de druiven zal een zonnebloetn " ggn
de zyden, andere van minder koleur en krachten, hier eo jé
fchoone blaauwe tuiTchen. En vermits de Pot," om plaats
omleggende vruchten op te ruimen, niet heel vooraan kan yruch-
len de ter zyde uitfpartelende bloemen in de fchaduwe zyn· ^^ kleen-
ten fchik ilc weder in tegendeel, als de kloek ilie ter linker,
ite entederfte, gelyk periikken, abrikoozen, enpruiiT^^®^ ^ voof'
zyde. Myne meening is Italiaanfche vruchten, de ^^^'■^''^^i'^p.gnfte
namentlyk, ten minften twee vuiften dik, dewyl het de nU,
van den hoop zyn, waar na de reft zich moet fchikken- ^ ^ ^^o-t een
boven de Getyden des Jaars, eenige Zinnen verbeelden, vo 0
Xente, Zo-
met enMeifft
in dit Tafe-
reel te pas
gebxagt.
De fchik-
groot schilderboek. ^^^i^et
viool, ofander Inftrumentdaarby, 't geen men tegen de lichte
^yde der holte kan 2,etten of hangen: daar mede is het Stuk voltooit.
, Wel aan dan, wakkere Stillevenfchilders, befchouwt niet aan-
^^cht en zinnen dit voorbeeld, en overweegt wat zwaarigheden ik uievenfchu-·
/oorftelj of'er wel iets inzybegreepen't welk niet in uw vermogen'^"''"
Gy Bloemfchilders, is'er meerder moeite en konft om een druif,
jPpel of perfik naar te bootfen, als een roos, lely, of zonnebloem ?
Sy die niet als vruchten afmaalt, wat zwaarigheid fteekt ineen
meer als in vruchten, een granaatappel of meloen van binnen of
^an buiten ? Gy kunt het een zo wel als 't ander, ftaande of leggende',
η zetten, zo lang als 't u luft. Een harp, viool, lier of fluit des-
B^lyks. ' Derhalven ontbreekt u niets: want deze gezegde dingen zyn
geiioegfaam in uwe macht. De proportie, maat, en geftalte van
l het geen dat ftil ftaat, hangt of legt, kan uw oog bezeifen en begry-
P^n, Uwe mallTe penceel, door eengeoeiïcnde hand geleid, kan ze
Jï^tuurlyk treffen, en welftandig op het paneel vertoonen. Wat
chcelt 'cr dan aan dat gy veeltydts zo eenzinnig op eene foort alleen al
^ Welvaaren ftelt ? 't Is waar, een fchoone bloem kan de aanfchou-
^rs wel behaagcnj maar een friiïe of fmaakelyke vrucht daar by,
^^h meerder: en eenige fraalje inftrumenten daar benevens, noch
meerder. Van elks wat kan immers niet meer als uw paneel be-
en den meeftentyd doet gy het met eenerhande foort alleen. Is
^ ^cn bloem ftuk , uw paneel moet evenwel gevuld zyn: de vruchten
J^ milrumenten van gelyken. Als men zegt, diemanwaseenfraay
, l^illevenfchilder: dan behoeft men niet te vraagen wat hy fchilderde,
l^cmen , vruchten , of inftrumenten i maar alles dat ilililaat, legt
angt.
Twede Tafereel.
y Zynde het tegendeel van het voorgaande.
J^ et voornaam/Ie in dit zal een laag of plat miindtjc met vruchten dc fbhik.
■*· ayn, 't geen dc opening, in de breedte, meeft beilaat. Difi^^^s·
^^andtje zal men vullen met allerhande tedere en fmaakelyke foorten
bou In plaats van druiven, boven de zelve, zal men een
ten^^^^ bloemen met fchoone en cierlyke groente aan de ring vaftheg-
' en, gelyk in de andere, opgebonden 5 en tegens de wederzyd-
fQ^ Paften ecnigeinftrumenten, ais fluit doux, fchuiftrompet, bas-
kromhoorns, hausbois, enz. Tcrregterzydevanhctmandtje
^^•^eel. 11 zal
1(50 groot schilderboek.
zal een pc-rcelyne fchaal met aardbeziën leggen 5 en achter de zelvCr
wat dieper in de holte, een wydeglaze fles met moerbycn, enz· ^
De hangende feftons aan wederzyde van het bouquet beilaan mee
in koornairen en groente.
En koieuïcn Het grootile en Icrach'tigile licht zal op het mandtje met vruchte ^
gewond^''"" 5 beilaande meeil in helder witte, geele , en een weinigrood^^J
de donkere zyde in bruine, zwarte, of violette. Hetbloembouq^^^
boven de zelve zal daarentegenmeeft inblaaiiw, purper,
een weinig wit en geelbeilaan. De inftrumenten, vangelyken. ^
reft, dieditiluit, als de koornairen en groente, wy ft zich zelf- ^^
Dit Stuk, aldus gefchikt en konftig uitgevoerd., is een r eg te
welftandige weerga tot het voorgaande. ^
Nu zullen wy noch een derde Tafereel, de inftrumenten betref
de, cnά(ίharmordeto&gc^'λζι^ daar by voegen, zynde van geen mH"'
weiftandigheid als de twee voorige.
Schikking | η het midden der holte van de nis Zet ik een groot muziekboek, ^^^ jg
dr/afeiS" breed als hoog, op een leflenaar. ® Dat 'eringefchrevenftaatj^^
^^^ 'vocaal muziek, aan de eene zyde de Cantus, en aan de andere zy .
Bas, het zy kerk-of kamermuziek. Boven de zelve, aan de
plaats ik een y voore lier met goud vercierd: en tuiTcheadeszelfs ^^^^{ς
nen, zal een lauwrierk rans, benevens een kleeneolyve-of mir'-.
hangen. Al de blaasinftrumcnten, voorgemeld, nevens de
zal men ter zyden en achter het boek fchikken, en vooraan eeni^.^
toebehoorendedingen, alseenfchroefoftwee, ccn^tnkcolefi^L^^^^^
fpiegelharft, een doosje met fnaaren, een riet je van de baiTon ? g^j^fe-
bois, enz. Werdende dit alles gefloten door eenfchoond'^^
fton, met koornairen gefchakeerd.
Dit Stuk zal zich beft tuffchen de twee voorgaande fchikketi· .^^gn
Wat nu het formaat dezer drie Stukken belangt, men zal be^^
dat de zelve veel beter in de hoogte, dan in de breedte voege"^'
veel deftiger ftaan. geringfte
Daar is noch een andere foort van Stilleven, die vao 9 .jyj^ever-
niet is, en by de voorgaande een welftandige en niet νώ^ ftelvkhC'
anderinge zoude geeven. Het is die welke in allerhande naerlcn?
denbeftaat, als goud, zilver, kriftalie en anderegl^^^^' pc
cdelgefteentens en paerlemoer, gemeenlyk d^ar
vermaarde Kalf^^ die veel heerlyke en uitmuntende vooroeel ^^^^
-ocr page 266-groot schilderboek. ^^^i^et
Van heeft nagekaten, heeft in deze zeer uitgemunt, en boven allen
^^nhoogften lof verdiend.
Om nu aan de yvergraage Schildcrgeeftentetoonen, dat tot deze
herkiezing geen verandering van ftofFe ontbreekt om van een hand-
werk tot een konft te geraaken, of om beter te zeggen,de oeflFening van
^^ hand met die van den geeft te verryken, waar door men met regt den
^aam van een konftryk Meefter mag voeren of kanbekomen j zal ik
^en vierde Tafereel opftellèn, neemende daar toe tot hoofdftoffe wys-
, rykdom, en eer. Het v^as wysheid alleen welke Salomon van
"^εη Heere wenfchte, en die hy verkreeg, verzeld met rykdom en eer.
Ik fchik het dan als volgt:
11e koftelykheden zet ik in het midden, alsgoud, zilver, pot- wysiieid^,
» ten, kannen, fcheiikborden, bokaalen van paerlemoer,
kandelaars, goud- en zilvergeld methoopen, ook wel volle^«ide Tafe-
"eurfen, enz. Aan de ring boven d^e zelve hang i ί een kleen tabletje jgTbiagt!
y^aar op deze woorden in goude letteren ftaan, Safientia mtrix, of wel
plaats van het fchrift een goude zon op een azuure grond. Aan we-
van de zelve hangen eenige boeken, feftonsgewyze met lauw-
^^pfen doorvlochten, aan de beiderzydfche hoeken vaft gemaakt, be-
S^nnende uit dering, en aan weêrzyde neerhangende, voorzien met
i^heeps- en muurkroonen, palm-, lauwrier-, mirthe-, en eyke-
^^anifen, enz. Om de zelve zoude men een fmal wimpeltje konnen
'iingeren, met deze woorden, LahorisMercesSapentianutrix oiPrce^
^^^C'MajóraLahorihus.
Om nu het voornaamfte, welke de wysheid is, in het midden te
^^^atfen, kan men, in fteê van de zon en boeken, het gulde vlies bo-
^'efi aan de ring hangen, en onder een Sphinx, nevens eenige boeken
^^Pcrfikkenvertoonen.
^ehalven deze genoemde zyn 'er noch andere foorten van Stillevens,
, "wy voorby zullen gaan, alzo zy geen byzondere bétekeniiTen heb-
en te gering, ja niet waardig zyn om in kamers, zaaien, veel
J^inder in kabinetten van grooteen wyze mannen nevens het voorge-
cldc te pronken, hoe fraay en natuurlyk zy ook mogen gefchilderd
^^ezen, alsdoodevilTchen,' kool, wortelen, raapcn, uTjen, difte-
en anderefteekeligeonkruiden, enz.
Maardoodehaazen, patryzen, faizanten, alsook allerhandejagt-
^^genzyn, gelyk wv hier voor gezegt hebben j noch roemwaardig.
1 I ' Ee-
-ocr page 267-1733 groot schilderboek. ^^^
Eentge verbeeldingen op byzondere Terfoonen toeg^f^fi^
bekwaam om met Stillevens uitgevoerd te worden.
Derde Hoofdstuk.
Datdesdi-ΐ^ oewcl wy hiervoor gezegt hebben, dat de vermaarde XiSf^i^^^
levens ge- Α ·* StilleveHs bovcn anderen hecft uitgcmunt, heeft hy nocht^^
^"der zin ZO min als zyne voorgangers en navolgers ^ reden van zyne vcrbecWi ^
1 weetentegeeven, waarom hy dit of dat vertoonde: maarfl^'-^'^
zin..
■verbeeld
worden
gen W („S^Ul^ll LW WH 5 w «rtl VIII 11 jf i-V^J. virii, V i^JL L^JWiiviv^ . liiv^v.. - .
het geen hem in den zin fchoot (alseenporcelynepotoffchaal?^ .j
goude bokaal, een fluit of roemer met wyn, en daar in een citroeni c
hangende, een horologie, paerlemoere hoorn op een goude of
voet, een zilvere fchaal of bord met periikken, of wel opeflS
fnedene chinaasappelen of citroenen, een tapyt, en diergelyk^^
woonlyke dingen) verbeeld, zonder eens zyne gedachten te hcbP
laaten gaan om iets van belang voort te brengen daar een by zondere
in ftak, of't geen ergens op toegepaft kon worden. Echtero^a^^
toonen dat zulks, zo wel als in andere verbeeldingen, doenlyk is ? ^^
ik eenige Tafereelen of Stillevens, op byzondere perfoonen toegep^
opftellen, en alhier na malkandercn laaten volgen.
Tafereel op een zegenpraalenden Oorlogsheld.
Tafereel V^/ ^ vertoonen alhier eenige wapenen, als eenborilharn^s^^^^
epeL^Over- ^ * ftaal, een cierlyk bewcrkten helm, fchüd en zwaard,
winnaar, yan het geveft een arents- ofleeuwenhoofd verbeeld y een piek ofip^.^ ^
een gefpannen boog, een gelaaden koker vol pylen, als mede eemS^
kranfTen van lauwrier, palm en olyf. Boven aan de ly ft zou men ? ^^^
twee ringen, een goude halsketen, waaraan een hart,
afhangende, met koftelykegeiieentensbezet, konnenhegtei^5
ven het welk men een eigene fpreuk, als zulk een
Held heeft dien me
dit toepaiTcn wil, kan ilellen. Verders vertoonen wy een goude < '
armbanden en ringen, een gepluimden hoed met een diaffl^'^^^ _
opgezet, eneentrompet. Onderdekraniren,denhoed,ende ^^^
pet, legt een geborduurde rok, waar af de eene mouw van de ta e
derhangt. Op de muur, of in een kleen tafereel zoude men in
releve konnen vertoonen Apllo^ die den draak Pithon heert gedoo >
of wel Perftm en AndrQmsda y of een man met een leeuwenhuid ^^^^^^
-ocr page 268-groot schilderboek. ^^^i^et
5 brcekende een tyger den bek open, by den welken een knods op
^^ grond nederlegt.
Ditleggmge van de genoemde voorwerpen.
en nam in voortyden het Borftftuk toteenteken van verlliand^uitiegjinge
·εη befcherminge-l Avant vermits de beril daar door bedektBorfthaLas.
Word, zo behoed en bewaart men daar mede het leven.
Met den Helm geeven wy te kennen genegentheid tot den oorlog, Den Helm.
^ftrydbaareninborft.
j Het Schild, voor befcherminge genomen, wierd in voortyden on- Het schild.
de Ouden in zulk een groote achting gehouden, dat zy het zelve
^^ de Overwinnaars, wegens hunne bewezene dapperheid en kloek
ö^drag^ vereerden. Virgilius verhaalt, in zyn negende Boek, dat
^^sa^ gebood een Schild aan hem te brengen om Nyfus, een wakker en
^Pper Jongman, wegens zyne bewezene trouw en heldendaad daar
^^de te beloonen. De Argivers hadden tot een gebruik de Jongelin-
welke het door de eeneofanderemannelyke daad verdiend had-
j met het Schild van £;?)&i/'j?^^i-zegenpraalende door hunne ftad en
^^■^dpaalen te geleiden. Wy lezen ook, ό,'λΧ.\\ζ'ίΡαΙΐΛάνΜη^ 'twelk
1 Ouden waanden uit den hemel nedergedaald te zyn, een Schild was,
-verborgene zinnebeeld der befcherminge van het Roomfche Volk
Ityk verbeeldende. En na de mi\tg^.ngCY2.n Numa Pompilius, be-
■^kcnde het Schild geluk en voorfpoed > waar mede hy het Roomfche
j , in het achtfte jaar van zyne regeeiünge, door een zwaare peili-
^^^tie bezogt zynde, welke geheel Italien met een naakendenonder-
l^'^g dreigde, zogt aan te moedigen en te trooften. Wyders waren
b® Schilden en Rondaiien aan diegeenen toegewyd , welke de Stad en
^"^^publyk uit een zeer zwaar dreigend gevaar hadden verlofl:: en om
êeheugeniiTe van zodanig een weldaad onder de nakomelingen te
^^^ecu-^igcn, en de zelve tot het fpoor der deugd aan te prikkelen,
.^d men die gefchiedeniilen op hunne Schilden gravecren of uithou-
h ^a' Schild en de Piek zyn ook noch betekeniflcn van oorlog,,
^^Icaande voornamentlyk hier in, om de geledene fchade te herilellen,
^ onze vyanden te verjaagen en te verderven. Doch de wapenen bren-
Zeer weinig nutheid by , indien de zelve niet door wysheid en ver-
en tS S^voerd worden. Daarom ziet men Ρ alias doorgaans met Schild
hp·V^^^ gewapend verbeelden j betekenende het laatile kracht en vlug-
^J^tiesverftandts.
Spies, of Piek, betekent ook de verbreidinge van een heerlyken
11 3 naam.
U
groot schilderboek. ^^^i^et
naam, Enhet was om die reden, volgens het verhaal van,
dat Lyftppus het beeld van daar mede vercierde, niettegei
ftaande andere hem met de blixem in de hand vertoonden 3 mecncn >
dat het niet voor een korten tyd, maar voor veele volgende ecuW
zoude dienen, om de heerlyke onderneemingen en uitvoeringen^
dien voortreifelykcn Held teverheerlykenenonileriïelyk temaak^ j
En gely k men met de Spies of Pyl na een doel werpt of fchiet, alzo ,
tekent, op een zinverbeeldelyke wyze, de zelve deuitgeftrektn
van een hecrlykcn naam. Doch de Ouden verbeelden niet alleen
de Piek, of Spies, de Koninklyke hoogheid en gezag j maarv^^^
ook gewoon degeenen, welke zich grootmoedig in't verwinnen^'
hunne vyanden hadden getoond, met de Piek of Spies te vereeren: ^^^
welk Pliniusmtèit aantoont \ zeggende, dat SiciniusDentatus o0i .
wonderbaare dapperheid met twaalf Pieken wierd begiftigd.
Pompejus is van gevoelen, dat de Oorlogshelden met de Piek of
fpies wierden vereerd, om daar doOr het voornaamtte bellier des ο ^^
logs en des ryks te verftaan j en dat het daarom ook het gebruik
oo\'\ogsgtwxr\gtYïtnfiib hafla ^ dat is onder de Spies ofPiek, in'top^
baarteverkoopen.
Het Zwaard. Hct Zwaard betekent, in zaaken van oorlog, verwoedheid,
zaamheid, verfchrikkinge, vervolginge, en bedreiginge des ^g^
De Boog en De gcfpannen Boog is mede een teken des oorlogs: en de Pyl^^^ ^
tekenen het volk , of de groote en verre uitgeftrektheid vanH^acP ?
als mede de ligtheid en gezwinde beweeginge.
Dat deKrans vanLauwrier het merkteken der zegenpraalende»^ '
en van die eenige waardige daad van onilerffelykheid hadden vei'^^ jg
betoonen ons overvloediglyk de overblyffelen der Oudheid. ^ ^^
ook door de Hillorien kennelyk, dat de Generaals en Hoofden ·,
Legers der Romeinen in hunne Triomfen een Lauwerkroon aan
^er CapitoUnus bragten, en de zelve aldaar by hem lieten beruften· ^^^
De Romeinen plagten ook voormaals aan de Zegenpraalenden, ^^
bewys van hunne Triomfen, dePalm tefchenken j zyndedeze^^^^^
algemeene teken der overwinninge. En hoewel men den Pa^
met een zwaaren laft van boven drukt om hem neder te buig®"^^^
hy doch geduurig daar tegen op: en daarom wilde meo dat j
vaarlyke itryden het teken der overwinningen zoude ' ^^
niet anders als door ftandvaftigheid des gemoedts, alle
rampen kloekmoedig wederilaande en verachtende, konnenöe
en verkregen worden. , Dnden
Xu oiyf. d'Olyfis mede een teken van overv/inninge 5 vercierende de
Pylen.
Dc Krans
van Lauw-
tier.
Palm.
liu
groot schilderboek. Z7i
^nne Tropheën en opgeregte Praaltoncelen met Olyftakken, ofhet
^oofddes Overwinnaars met een krans metOiyf bladeren omvlociiten,
AJegoude Halsketen was by dc Romeinen de belooninge en prys van^ ƒ
n^Pperheid en beftendige deugd, en een teken dat de goede verdien-
en niet alleen daar mede, maar ook met eer, glorie en achtbaarheid,
, ^^'denbeloond. De gedenkfchriften der Romeinen leeren ons, dat
• ^ Prifcus ^ noch eenjongeling van maar veertien
^^ren zynde, zy nen vyand in 't open veld aantaile, en mannelyk over-
onj waarom hy ook d'eerfte was, welke, op dat zyne dapperheid
j^^^eeuwigd mogt worden, met een goiide Halsketen wierd begiftigt :
Wel andere meenen, άζΐ HerftUus de eerfte Zoon uit de geroofde
abynfche Dochteren tot Romen gebooren, met die waardigheid be-
^nonken wierd. Wy lezen ook, dat Skinius Dentatus drieënfeftig
niet de halsketen, en vy fent wintig maal met andere goude of ver-
y ® gefchenken, wierd vereerd.
P^et Hart, met edele gefteéntensvercierd, 't welk aan deze
§oude Keten, tot op deboril afhing, betekent dat goede raad endriia"! mét
i^^lieilzaam overleg uit het binnenlle des harten voortfpruiten.
^Iven wierden de geenen, die by de Romeinen over hunne verwon-zen"'^"^
pne vyanden zegenpraalden, met deze goude Keten om den hals ver-
r^i-'d ingehaald j in welkers uiterfte gedeelte, of het op deboril af-
/•^gende Hart zy waanden kruiden en balzembefloten te weezen die
^^_/,egenpraalenden, tegens de nydigheid en misgund bevryden en be-
^ 'kermden. Afconius verhaalt met byzondere opmerkinge, dat de kin-
.^^■en der Edelen en vrije Burgeren deze Halscieraad en van goud droe-
: maar deLi^^r//, ofVrygemaakten, vermogten de zelve niet als
^^^^ilver of koper, tot onderfcheid, tedraagenj in welken zin
in zyne Schimpdichten zegt:. Den armenmoet zich met koper vernoe^
^ j^c goude Kroon en Armbanden, welke nietalleen de armen, maar
^jj'^^efchouderen vercierden, waren medebelooningen van
'^^den en onderneemingen. Deze giften wierden voor de laatere na-
^^^^elingen bewaard, op dat de jeugd daar door mogte aangeprikkeld
j^^^den, om de voetftappen hunner voorouderen onvermoeijelyk na
ν,,Υ^δ^η· Titus Livius maakt daar gewag af in zyn tiende Bock, na de
^.i"kregene vi6torie tegens de Samniten by Aquilonia, en de eerfte
die ^^^ begin der Stad Romen j te weeten, dat Piii^'miby
Ca^^^.'^gentheid Sp: Nautius^ Spurius Papyrius ^ zynen Neef, vier
g.Piteinen, en een drom of hoopPiekeniers, met Armcieraadeneo
^ ^de Kroonen vereerdej geevende aan dc Hoofdmannen, Voet-
laiecb"·
ide
1738 groot schilderboek. ^^^
knechten, en Ruiters, Armbanden en Cieraadenvanzilvcïi ^
%y Cornicula^ dat's te zeggenkleene Hoorntjes, noemden._ ^
dus de T'ribunuSj ofWachtmeefter, λζ^
om dat hy zekere vafte Plaats, den Romeinen toekomende,
Samniters hadbefchermd, en der zeiver Leger daar voor opg^^^^o
met een goude Kroon vereerd. ' eer^^
, De Ringen wierden ook by de Romeinen voor een teken v^ jj^,
adeldom gehouden: wantalsMz^o, volgens het verhaal van
viüs in zyn derde'Boek van den tweden oorlog met die van Cartnö^^
door Hamihal aan de Carthaginenfers was afgezonden, oin ^^^
bloedige nederlaag der Romeinen, in den flag van Cannas,^·^ jiy
grooten zegen op de zelve bevochten, bekend te maaken, verha ^^^^
hun die vrolyke tydinge, en doet te gelyk een geheelen berg van g ^
Ringen voor hunne oogen nederilorten, welke zy vandeveriJ^ö,^,
lyken tot buit hadden gekregen j daar by voegende, om deov^'
ninge dies te grooter en heerlyker uit te breiden, dathetaanni^^.^^e
als de voornaamften en edele Ridderen onder hen geoorlofdW^® ^jt
draagen. En in't einde van zyn negende Boek, nadeilichti'i&^^jj
eerile beginfelen der Stad Romen, verhaalt hy, dat de verkiezi^^^^jj-
Flavius tot JEdilis, of Opziender der gemeene gebouwen, in een ^
baare vergadering gedaan, by den Adel en Ridderfchapzokvraiy^^^j'j.
genomen wierd, dat verfcheidene onder hen de goude Ringen?, ^dc
dere tekenen van eer en achtinge, neder leiden. En de wellpr^^ , ^ ju
Cicero^ in zyn vierde Vertoog tegens/^^rm, verwythem, j.pe-
de volle vergaderinge des volks aan ilegte, onwaardige, enver^, ^y
lyke menfchen de eeretekenen van goude Ringen had uitgede^ -^^j^
den welken zich voegt 5 zeggende, datdeByl, Bofj: ^^j^c-
wapenen, burgerlyke Kroon, en goude Ringen, onder'tvoi
nen van vry- en adeldom waren, en altydmeteerenvoordeciiö
komften vergezelfchapt gingen. ^^^ A'
1. De oude Grieken hielden den Hoed of Muts voor een hoofd
del cn doorluchtig geilachtj en derhalven vertoonden zY ^j^^ioe-
van UlyJ/ès met een muts of hoed bedekt, om dat hy van Waaf'
derlyke zyde vaneen zeer doorluchtig geflaeht afkomftig^^ ' jyjuts
om men gemeenlyk op de Munten en Penningen der Ouden
of Hoed, met het opfchrift Lzr^^rtój·, verbeeld ziet. , orzy·'^
De Diamant. De Diamant is Zonder tegenfpreeken de allerhardfte, ^^ ^aaktft^
flikkerende en van zich fehietende ftraalen de fchoonfte en vo
onder alle edele geileenten j en het geene in den zeiven ne
baarfte en aanmerkenswaardigfte is,
En Ringen,
Den Hoed.
1738 groot schilderboek. ^^^
ï^^lyke ftandvail igheid de felle en alverteerende vlammen des vuurs,
van zyne deugd en vo'ortreiFelykheid het geringfte te verliezen.
, is ook de reden waarom hy voor het zinnebeeld van een onveran-
^^rlyke en heerlyke llandvaftighcid in voor- en tegenfpoed word ge-
^'^üikt: "weshalven de Oudheid ook eenbovennatuurlykceigcnfchap
^^^ hem gaf, te weeten, dathy het hart van ydele vreezeen twyiïel'-
_ oedigheid bevryde, en den menfch nooit verlegen liet (laan in zyne
oodzaakelyke voorvallen, wanneer het tyd was, ook zelfs in de groot-
^ gevaaren, om meeiler van zich zeiven te zyn.
Pluim betekent mede eer en adeldom. De piuim.
•^n de Trompet, achtbaarheid, eneenonfterflfelykennaam. DeTiomp«.
geborduurde Rok, '■ïunka Palmata genaamd, was een onder-^ üé gebor-
in het welk de Triomfeerenden of Zegenpraalenden zich ge- e®-"^·
^enlyk vertoonden j gelyk l^itus Livius in zyn tiende Boek daarvan
Sctuigf _ IfidorusHifpalenfis in ïynOrigimm lih:XIX. zegt, dat de
Spenen, welke hunne vyanden hadden overwonnen, een tabbaard
^^gten te krygen , die l'oga PaJmata^ οζ ook Toga Ρi5la gcviOtmA
• ^"^rd, wegens deviftorien en palmtakken die daar door de weefkonft
^ gewiOcht waren. EnMacrobius, lih: 11. Saturml:cap:6. zegt, dat
^^Uus HofiiUus de eerilegewceft is die dit kleed by de Romeinen inge-
heeft.
tweeeerfteBasrelevesverklaaren zich zeiven j en methetlaatile^"®^®'"®'''"
^e κ ^^^ beeld van ilerkte betekenen: want de Leeuwenhuid"^^"
j^rbeeld doorluchtig veriland en dapperheid des gemoedts, en de
'^odts beleid en onvertfaagdheid.
Twede Tafereel op een Rechter.
i
^ dit Tafereel vertonnen wy een Waagfchaal, een Zwaard, een Tafereel op
egj^Piegel, een Scepter met een oog daar b^oven op, een bord waar op
j i'iehoek met het getal van i verbeeld ilaat, en in het zelve het Λ"-
i^l^'rum van de waarheid, een Wigchelroedcen Heirbyl, eenSeis-
j^j. ' ^en Roede, een Slagtbyl, een goudeHalsfnoer, eenStafm'et
omilingerd, een groot Foliantboek, daar een zegel met het
van de Republyk aan hangt: en op de muur, inbasreleve, een
^htdraaffenden Palmboom.
d
maagenden Palmboom.
'^Oïtlegginge uan de genoemde Voorwerpen.
^ ε Waagfchaal, gemeenlyk in de hand der Gerechtigheid
fteld, betekent dat zy de werken aller raenfchen weegende, aanfXiiJ.^'''"^"'
-JJeel. ™-- σ .
mm
-ocr page 273-274 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
ieder toewy ίΐ het geen hem van Godtotgtltgt is: waarom ook de
denen verbeelden, dat ten hemel was opgeklommen, ^j^L·,
aldaar geplaatft hadde.tuifchen den Leeuw en de Schaal > hier mede ^
tekenende, dat een Rechter met een mannelyk en onbedeeil gen^^f'
na ondervindinge en over weeginge der zaak en, d'overtredingen
menfchen, zonder aanzien van perfoonen, behoort te ilraiFen. ,
Hetzwaaid. Het Zwaard betekent mede juftitie en ftrengheid der wet. r.^
dien zin fpreektden Apoftel, dat de Rechter is een dienaar Godts-^
hem niet zonder oorzaake het zwaard in handen is gefield, om die k'W'^ad «
teflraffen. . ^
bespiegel. De Spiegel in de hand der Voorzichtigheid betekent verbeterii^ö
der zeden. ,
De Scepter. De oude Egyptcnaaren betekenden door het hieroglifiek
Scepter met het open oog het volilrektgezach der Rechtvaardig^^^j.
en Voorzichtigheid: welke altyd waakzaam zynde, de daadeo
menfchen doorzien, en het geen elk verdient hun rcchtmaatig"^
wedervaaren.
Plufarchus verhaalt in zyne verhandeling van deLeerederPitIW_
riften, dat de Driehoek het volmaaktite beeld der gerechtighef^^g
Eenige voegen het getal van i in het midden, om dat men daar iP
Godlyke betekenis des Allerhoogften ziet.
Het Simulamm van de Waarheid verklaart zich zelven.
DeWigchelroede en Heirbyl betekenen, 'heteerftedegeeftel^'
ïoe e en gj^'j^^t twede de waereldiche Waardigheid, ofGodtsdienilenPo^^^^^^
De Wigchel-
Dc Roede.
De Byl.
Heyrbyi. en Met tweöe 06 waereiQicne waaroigneiQ, or «jroatsaienitenP^^^^^^
De seiffen. De Seiflen is een Zinnebeeld van kaftydinge: totbekrachtigii^»
't welk wy in den Propheet Zacharias in 't vierdecap: lezen, ^^
SeiiTen, die hy in zeker gezichte zag, uitgeilrekt wasomallcdiev »
myneedigen, en lichtvaardige ζ weerders te veroordeelen. j^j.,
• Door de Roede werd mede verilaan itraffe en kaftydinge tot on
houding van goede tuchten wetten naar billikheid engerechtigh^^^j^
De Byl w ierd niet alleen by de Romeinen, maar ook by eenige ^^ ^^
keren van Griekenland, op een zinverbeeldelykewyze voor har ^^^^
zwaare kaftydinge genomen 5 gelyk men op deMedaljesen^ , ρς^,
vanTenedos, waar van Ρο/Ζ^λ· verhaalt, kan zien. Want^^®
ning van Tenedos een wet had doen afkondigen, dat de ^^^
rnan ofvrouw, welke op heeter daad in overfpel bevonden
De Diie-
hoek.
evalhy
de byl ter dood zoude werden gebragt, (hebbende hy zynen ei
niet gefpaard om die wet, na haaren inhoud, te volbrengen^ ^^^^
dat men die gefchiedeniile op hunne medaljes en munten daar
zoude vereeuwigen, pc
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f
, lEgyptenaaren hebben ook deBuIIa, of goude Keten, met het De GouSe
^^rt daar aan hangende, aan de Rechters des volks onder hen toege-^"®"·
^^■ft: waar door zy ons wilden vermaanen en te gemoed voeren, dat
^en Rechter geheel onzydig, en zonder aanzien van ftaat of perfoon,
j'Ccht moet fpreeken en oordeelen, en niet anders als de zuivere en on-
^^lekte waarheid tot zyn eenigfte voorwerp en doelwit hebben.
Öe Stafmet klimop omflingerd betekent, datdejuftitiebefchermt Destafmer
^oet Worden: want met de Staf verftaat men het gezag, enmet
klimopbefcherminge, enda;tzealtydgroenenenbloeijen moet.
, Het eroot Foliantboek behelft de ordonnantiën en placcaaten vanHet Foliant-
^en lande. .
I^e vruchten van den Palmboom , in het Basreleve vertoond, zyn De Paim-
een evenmaatige groote gelyk de bladeren: en daarom hebben de
y üden daar mede recht en gerechtigheid willen betekenen. Behalven
yat beftaat de Palmboom uit een onvergankelyke itoffe, en veroudert
^^ Verandert niet zo ligt als andere boomen: om mede tot een voorbeeld
dienen, dat de juftitie ongekrenkt en onveranderd gehandhaafd be-
^ord te worden. Hyverlieil nooitzynebladengelyk deLauwrier,
^yf, Mirthus, en andere boomen, ten zy men ze met geweld daar
komt af te rukken, en wederftaat allerley geweld en zwaarte die
^^tïi drukt: verilrekkende tot een exempel dat de Rechters ook alzo
^hooren te doenj wederftaailde met opreehtigheid desgemoedtsde
Seenen, welke hen metfchoonewoorden, giften, gaaven, ofkui-
^^i'yen, van hunne plichten zoeken af te trekken.
Tafereel op' een Rechtsgeleerden.
y\l y verbeelden in dit Tafercel een Plciiterbeeld van Mim^mj, Tafeiedop
~ ilaande op een vierkante ftecn of hafis-, hebbende in d^eene^^j'^^^^'^jj^"'
gg^'^^zyne gulde en met flangen omilingerende Caduceus, en in d'andere®^
^^^lyftak. Zyn hoofd en voeten zyn met vleugels voorzien. Hier
.^^i'ieve.ns plaatfen wy een Sphinx ^ mede van pleifter. Verders een
j '^^^ard en Schild, een Lier of Harp, een brandende Lamp, een Inkt-
^/^ker met Pennen en een rol Papier, een Zeef, cenige Boeken van de
j^^^'naamfte Wetgeevers en Rechtsgeleerden, als mede den Bybel.
^. ^en kleene Vaas of Pot planten wy een Irias of twee. Boven aan een
'^ê hangen drie KraniTen j de eene van lauwrier en klimop, detwede
ceder en mirth, en de derde van eikebladeren. Op de muur, of ^
kleen Tafereel, vertoonenwy, in basreleve, de fabel van M-
ï die uit het hoofd van Jupiter word gebooren.
mm 2 Uh-
-ocr page 275-1741 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
'Vitlegginge van de Voorwerken.
Mermrius betekent de nadruk der woorden en kracht der^^
ipreekcndheid 3 waarom de Oudheid hem voor den Bode
Tolk der Goden hield. -j i
De vierkante Steen, op welke hy ftaat, beduid de achtbaarheid
ftandvailigheid der wetten, en regelen, om door de zelve na behc"'
ren te fpreeken: en daarom '^ït'idMercurius T'etragonos^ ofvierkaii^'
datisvaften wys, geheeten.
De Roede of De Staf oï Cüduceus van Mercurius geeft te kennen, dat deteg^·^
ilreevige en hardnekkige geweldenaaryen zich moeten buigen oB"
de wettenen vloeijendeaangenaamheid der welfpreekendheid.
de Slangen, om de gulde roede geilingert, geeft de Oudheid oiis^^
verilaan, dat de welfpreekendheid door fchranderheid en voorzi'-^
tigheid verzeld zynde, de menfchen gemakkelyk tot de redeo ^
overbrengen.
Eenige willen ook zeggen, dat de gulde Roede, in de handen^'"·
Mercurius geileld , heerlykheid en voortreffelykheid van eeraffiP^^^
betekent 3 waar mede die geenen behoorden vercierd en belooiK^
worden, welke tot welftand van hunnen evenmenfch en'tgern^^'^.
beil de gaaven der welfpreekendheid, aan hen als een heerlyk talent
Güdmedegedeeld, ten voordeele konnen en weeten te befteeden- .
Bcoiyftak. Door de Olyftak, in zynehand, word de vrede verilaan > alz''
Ouden van meeninge waren, datdoordeszelfstuflchenkomftde^*^^
fchillen, die partyen onderling met malkanderen hadden, beil^»''
afgedaan wierden.
De vleugels De Vleugels aan hoofd en voeten worden hem toegevoegd, oi^^
voetïr^'^ ^"door de vaardigheid en kracht der welfpreekendheid'te betekenen.
De sphinx. Oe Sphinx gechtekeimcn, dat geene zaak zo geheim en verborg
is, welke niet door de fcherpheid des oordeels en verilandtsvane
Rechtsgeleerden onwederfpreekelyk klaar den menfchen voor oog
kan geileld worden.
eïrchHd''^"^ By de gelykeniile van de Rechtsgeleerdheid ileltmenhet
en Schild: want gelyk de krygsman daar mede zyn leven beien j
en zynenvyandkwetilj alzo houd de Rechtsgeleerde door de De y
redenen en welgegronde beiluiten zyne goede zaak ilaande, en ze
tegenilrydenden te rugge. _ , _
^ De Lier of De oude Romeinen betekenden met de Lier of Harp een
grootc geleerdheid en oordeel: want de Lier is uit verfcheidene it^^^
ά'
Uitlegginge
van Mercurius
op de vier-
kante fteen
riaande.
Als mede de (je
Slangen om
de zelve.
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f
te lamen gevoegdjcn doet ze altemaal zeer geeftig over-
^^ komen} 't welk dcRechtsgcleerde ook fchynt te doen, alshyde
^fichillendheid der zaaken aan de reden onderwerpt, en de ftrydende
^^rtyen daar door met malkander doet vereenigen. Van gelyken wierd
Oor de Lier of Harp te kennen gegeeven, datalle^iïmö;f?ie;ien over-
,^'^ftemmingen uit verfchillende en ongelykeaccoordenbeftaan^ en
de menfchen van llrydende wille en geneigdheden by malkanderen
^^ '"gaderende, door een goede vereeniging een voortrcffely ke gedaan-
^ Van regeeringe onder hen konnen inilellen, en tot de nakomelingen
^εη overgaan. En gelyk Plato in zyn 'ïh'm^us de ziel een comert en
?ete overeenftemming noemt, zo mag deeendragtwelmetregtde
Van den ilaat genaamd worden. De Grieken en Romeinen zeg-
dat de Lier ten deele doorAfé^i^^nW, en ten deele door anderen
^^gcvondenis.
^ indien iemand genegen mogt zyn om te weeten wat fatfoen en ge-
J^^ntede Oudheid aan haare Harp gaf j die moet weeten, dat ze gelyk
^^®;tWeehoornenby malkanderen wasgeboogen, hebbende een ronde
j^^k, en boven aan een handgreep. Men verhaalt, dat ze niet meer
^isdrie
fnaaren had , welke zeven toonen, die een volkomene harmonie
^^ken, konden uitleveren. Deze drie fnaaren waren aan de zelve,
het voorbeeld der drie gety den van't jaar, gegeeven j vermits de
.oyptenaars niet meer als drie getyden, als zomer, winter en lente,
Van vier maanden, kenden j endatzy deCantusaandezomer, de
. aan de winter, en de Alt aan delente, toeeigenden. Anderen
^§gen, dat het zelve was ten opzichte van den menfch, wiens lig-
r^am uit vier elementen, en de ziel, ten aanzien van haare werkinge,
drie beftaat maakende alzo het getal van zeven: welke by malkan-
gevoegd zynde, eenvolkomenei?i?möWiuitmaaken.
^e duiilerniile vlied, als het licht van waare kenniile enverftand
j^'^tnt te fchynen. Daarom word de Lamp meenigmaal voor de wer-
die men by het licht van de zelve verricht, genomen: want het
^ *-nt\vaaken is tot de ftudien en naarftige overdenkingen, ten aanzien
'^e ruit en ftilheid , zeer nut en eigen: waarom ook de Griekfche
^ ^chters aan de nacht een naam gaven, welke zo veel als verftand, wys-
en vreugd aanbrengende betekent, ter oorzaak dat de geeft alsdan
j^.^i· Vaardig en bekwaam is om zich met naarftige ftudien en overden-
te oeiFenen. Derhalven word onder de Studenten dit fpreek-
olv^^"^ gevonden, plus oleiquammni ^ dat's te zeggen, dat hy meer in
i\ai ft· wyn heeft verteert: verftaande daar mede, dat hy meer der
' ^ftigheid en arbeid met de zinnen heeft gedaan om de weetenfchap-
pen
mm 5
-ocr page 277-verbeelde. y.
Met de Zeef gaven de Egyptenaaren, op een zinverbeeldelyk^
ze, de vruchtbaarheid der onderwyzingen in konden en weetenlc^^^^,
3en te kennen. Verders verftondenzy door de Zeefde Schryver® ^
leilige en verborgene zaaken : want gelyk de Zeef het goede^
c waade onderfcheid, zo wiftcn hunne Rechtsgeleerden, die ook i
fters genaamd wierden, dedingen, welke tot de dood of het levefë·^
leiden, door hunne voorzichtige wysheid van malkanderen te
denj gebruikende zy het woord Zeef tot eenfpreekwyze, om
door waarachtige en bekende dingen te verbeelden. Anderen
dat door de Zeefeen man van groote wysheid, verftand en volm^^^l^^
heid, welke van Goddelyke en menfchelyke zaaken met eeng^^^j
fcherpheid en klaarheid van oordeel grondig weet te fpreeken, ^
betekend. En gelyk dit werktuig de bloem van de zemele onderfc^ ^^^
maakt ook alzo de kenniiTe, het veriland, en de ondervinding^^^,
dingen ons bekwaam om het goede van 't kwaade, en recht vaf ^j^j
recht, t'onderfcheiden: weshalven Firgiïius het zelve met groot/
in 't eerile Bock van zyne , MyfluaVanmsJacchi ^ dezi^^^^^.
beeldely ke wan van Jacchus genoemd heeft. Eenige brengen het ν ^^^
Hel van den Philofoof Antifihems hier by wel te pas j welke zeide ?
het een groote dwaasheid was het koorn van 't kaf niet te konnen ^^
den: waar mede hy de geleerde envoordeelige burgers van de ο &
leerde verftond. t unn^
Be Boeken. De voomaamfte Boeken, uit de welke de Rechtsgeleerden
gronden putten of trekken, zyn onder de GriekfcheAutheuren
Lycurgus^ Demoflhenes^ cn Ifocrates: onder de Romeinen,
cero, Hortenfius en Cafar ·, der zeiver Leges Orationes ·, ^^DofO'
fantimm, en 't Corpus Juris of Juflinimeum, 't welk 'Theoph^^ reeks
them, Raadtsheeren onder den zeiven Κ eizer Juflinianus ? ^^^ , Sp^-f^'
van oude Rechtsgeleerden te famen hebben geileld : onder ^^^[s
j^arden Dklacus Coevermvias, Francisco de S^gado ^ welke be^ onder
van Philippm den tweeden is gewceft, en Ferdinandus F^squius
de Franfchcn Jacobus Cujacius cwMarcus Anthonius· ^.fjj^ders
Hoogduitfchers Contfius^ cn Carpfovius: en onder de IN eaei
lyS GROOT SCHILDERBOEK.
penteverkrygen, als met wandelen, ilempen, of andere dartelnea
'Epicharmes plagc te zeggen: indien iemand van grootezaaken wil ^^^
" lachten tot zyn gemak
een
derregt tn geleerd worden, die moet de nachten'
fpaaren.
De Egyptenaarenverftonden door een Inktkoker, Pennen, ^^^^^
1 Papier al 't geene waar mede men dekonftenen weetenfch^pF
De Inktko-
ker, Pennen,
en een rol rol Pap
apier.
Be Zeef.
1744 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
^io de Groot^ en Groeneisiegen^ enz. doch voor al den Bybel niette
^"geeten.
, ^et kruid of de bloem Irias is een zinnebeeld der welfpreekendheid5 oe bloem
^ewyl cjg Q^jg ^^ voortreffelyke Fo'éetHomerus^ willende de Afge-^"'^'·
^^lïtcn der Troyaanen, en der zeiver aangenaame en vloei jende wel-
P^eekendheid, te kennen geevcn, hen verbeeld de bloeijende Irias
I^Heeten te hebben ; willende daar mede te verilaan geeven, dat zy in
. ^^onil en gedimrigcoefFening der zoete, aangenaame, en bevallige
^e Κ 'ï'cekendheid grondig onderweezen en geleerd waren 5 om dat de-
1 oloem door veele en verfcheidene koleuren, die zy van de natuur
. ontfangen, de hemelfche Iris of Regenboog niet ongelyk is,
^Ike by de Oudheid voor de Godinne der welfpreekendheid word
gehouden.
j ■'Je Krans van lauwrier met klimopbladeren doorvlochten, bete- dc Krans
dat men de Rechtsgeleerden om d'uitfteekendheid van hunnen en kUmsj!"
^^erlyj^gj^ arbeid en verftand met die kroone ter gedachteniiTe by de na-
l^'^elingen heeft willen vereeren: want de Ouden ver ftonden'door de
^ '^üwrier een natuurlyke kracht en vruchtbaarheid des verilandts, en
^*^®!· de Klimop de konft en naariligheid welke de Rechtsgeleerden
jP,?·^ geduurige oeiFeninge en arbeid verkiygen. Want gelyk de
. een flegt en teer gewas zynde, altyd nederig langs de aarde
, brengt zy het door haaren geduurigen en onvermoeiden arbeid
^^y k zo verre, dat zy zich aan boomen of gebouwen vail hegt, en
jj de zelve geftadig opklimt, tot dat zy ze in hoogte overtreft, en
^^eopperile toppen, gelyk als zegenpraalende, te boven gaat.
"et zal den Rechtsgeleerden niet onaangenaam zyn , dat wy hun^^ cedcteu
^ ^ ^eren by de Lauwrier en Klimop noch de Ceder- en Mirthuskrans Mirthus^'
^^gen, om hunne naamen en geheugeniiTe daar door te vereeuwigen}
^'yl men gemeenlyk van deftige, uitmuntende, en welfpreckende
^J^nnej^ welke veele verdienftcn hebben, met Perfius en Horatius kan
Sgeii ^ Cedro ^digna locuti^ dat ze dingen hebben gefproken die waar-
^^δ Zyn dat ze in Cederenhout gefneden werden, dat is te zeggen, dat
jj^^^^^igduurende mogen weezen: want de Ceder is, onder alle boo-
het zinnebeeld der eeuwigheid, om dat hy niet verrot, noch
oudheid vermolmt. En daarom wierd ook de Arke des Verbonds
icH ^'^^^renhout gemaakt. De Mirthusbetekent een verftand met al-
^y gaaven vcrcierd.
Vfij^ P'^^rde Kranflen, waar mede de Romeinen de gewoonte hadden EnEykcn-
<lie Wetgeevers en Rechtsgeleerden te verderen, was^^'^"».
Eikenbladeren in zeergrooteachtinge, om dat daar mede de
be-
-ocr page 279-1745 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
bchoudenifi'e der ilad en burgeren wierdbetekend. Meng^er^ '
vèrfcheidene redenen van, waarom en uit watoorzaakedieKro ^
van den Akerboom gemaakt wierden. Want eenige verhaalen, "
den beginne de Arcadiers het eeril daar mede vereerd wierden, t^n
zien der oudheid van hunne orakelen. Andere zyn van meeninge ?
het is om dat de zelve aan Jupiter, die voor den Patroon van het ^^
nifche Orakel en den Bewaarder der Steden wierd gehouden, W^s
gewydj en dat het daarom ook zeer billyk was, datdiegeen, ',
eenige burgers, 'tzy door wapenen of in rechten, uit nood en naK^^^
den ondergang verloil hadde, gekroond wierd met de bladereo
dien Boom, welke aan den Befchermgod van alle Steden eigen en λ
gewyd was. Andere zyn van gevoelen, dat de Akerboom
onder alle planten gefchaapen is, endatzydeeerilevoedilerderr^ .
fchen en iloflfe der orakelen is geweeft. Men vind noch ten
dage zekere Medalje met dit Dorifche opfchrift, εΠεΙΡΩΤΑΝ, ^ef^s
dende wyders een Arend die deblixcm metzyneklaauwenvertj^
en twee takken van een Akerboom, by malkander gebogen inde g^j
daante van een krans j 't welk buiten twyiFel de Munt der Epirote^ . ^
zyn geweeft, betekenende den Aker van Chaonia en de DodoO''
Orakelen.
j^wetBasre- Mct Minerva ^ die uit het hoofd van Ji^j^i^er word gebooren, ^ ^^
beelden wy den aart en de levende werkzaamheid des ver ilandtSj \
der wysheid en kennilTe j zonder welke noodwendige gaaven nief^^^^^j^
tot den top der Rechtsgeleerdheid kangeraaken. Zybeteken^,^^^
rypheid en voorzichtigheid in raadflagen. Daarom zeggen
dat Jupiter Metis, dat is te zeggen, raad en voorzichtigheid, ^^^ ■ .qz
cn daar na Minerva baarde; want alle degeenen, welke de
van wys en verftandig te zyn trachten te verkrygen, konnen niet an ^^^
als door den weg van ryp overleg en raad tot het heerlyk gebou^^
voorzichtigheid geraaken.
' Tafereel op een Godtsgeleerden.
Tafereciop \/\/ y Verbeelden in het zelve denBybel, ofdeH: Schrii"^^ ^^^
«^Godts- V V kleen Autaarj een brandende Lamp ^ een Borftharn^s ^
fev eer ui. twce Pylen j een Trommel, een kleene TzfeKch^i^
Harp> een Koel-en een Rook vat i eenZeefj eenmuddevoli^
airen j een korf met Brood en een klomp Deeg een zoutvat met ^ .
een witte linnen Gordel i eenbondel Vlas j een Rad van een
een Saphierileen, in een ring gezet 3 een Olyftak j een blad 1
-ocr page 280-groot schilderboek: 2gr
^^^ar op drie cirkels, door malkanderen gevlochten, in den omtrek
^ een grooter rond of cirkel begreepen, getekend itaanj en op het
blad, een weinig laager, een evenmaatigen Driehoek, endaar
^nevens een vierkant. In een kleen Tafereel ziet men een Landfchap
l^^childerd, waar in onder anderen een Steenrots, een Palm-, en een
^ boerboom, en een Berg, waar uit een meenigte van water fpringt,
^^^rtoond worden. Op de muurverbeeldeh wy inBasrelcveeen01i-
'^^ welke zynefnuit om hoog na den hemel heft j eenOijevaar, en
J^·^ Haan. Maar voor al dient het vruchtbaare Moilertzaad niet ver-
ö^eten te worden, waar van wy een fpruit, ineen pot of vaas, bene-
^^s de andere voorwerpen op de tafel nederzetten.
'^itlegginge vafi de bovengenoemde Voorwerpen.
damantius en anderen geeven ons te verilaan, dat het gezag en
^^ heerfchappy van de geheele waereld, met al het geene wilden
^^^ft daar in gevonden werd, zich onder de Godtsdienftigheid en haa-
^^ gezonde leere moet buigen, en geheel en al onderwerpen. Verdere
l^^^'klaaring over den Bybel te doen vinden wy niet noodig j alzo zulks
/.y "^e meeite volkeren, zo wel van grooten als kleenen ilaat, cenoeg-
^^^mbekendis, _ ^
Q ^et Autaar word voor een zinbetekening van godvruchtigheid totu^eggmge
gehouden j waar van ik verder in dit Twede Deel, bladzyde ipotaar. "
"^ ϊίΊ, heb gehandeld.
De Lamj>>
^lutarchus vergelykt de Lamp by het ligchaam , in het welk de ziel
ghuisveft is j en het ilraalende licht by de krachten des verilandts.
^'^ch in de Η: Bladeren vinden wyveelmaals 5 dat de Leeraars en On-
j^rwyxersderkonften, weetenfchappen, en geheimeniflen, door de
. ^P verftaan worden, welke de Heervermaant op den kandelaar te
om alle duifterniiie teverdryven, cnalledegeenen, die in't
is tot verrichting van hunnen arbeid en beroep te verlichten,
een andere plaatfe zegt hy, dat men het licht niet moet verbergen ^
li sf^ i^ds^ openbaar op den kandelaar zetten. En indien hec
gelyk ScholafiiQus inzynC/i^i^xdaarvanfpreekt, zich in
.^rnifle komt te veranderen: wat zal de duifterniileuit de natuur,
^^ te zeggen, menfchen die geen kennifle van hebben, inhaa-
^^ itaat van onweetendheid niet bedryven ? Anderen verfraan weder
licht het Evangeliumj anderen, Johannes άζ:ηΌοογ&χ, die
Ten ^^'^^'^^andende lamp genaamd word. En zeker de Prophecten wa-
lampen, maar donker brandende j om dat zy, gelyk als door
• ^eeï- η η ' raad-
Philofoof yf/?///i?imvanhetBorftharnasrprcekende, zeii'^
yk, dat de deugd eenonveranderlykebefchutfterwas, ^o
)it kon verlooren gaan: want de wapens van wysheidcn ver ^^
zyn duurzaam en ftandvaftig by de geenen welke daar mede beklec ?
ten regten aangedaan zym In welken zin ook den itpaftel Pf^^^^Jc
ne Gemeente vermaanende, zegt, dat zy haare harten en
'wapenen met het fchild en harnas, des geloofs, opdat zy de vmrigepyk^ ρ it
tans en zyne werktuigen daar op vermorzelen en verbryzekn kondig; ^^^^
komt met de meeninge van den voortrefFelyken Poëet HoratiV'^
wel over een , wanneer hy zegt r ^ipectusprmeptis format aW^'^^^' ju-
is, die zyn boril met deugdfaameleflen, envriendelyke veri^'^^
gen, ftigtelykbezielt.
Het zwaaid. Den H.' Apoftel Paulus zegt dat het woord des Heeremver^^'^ 0^')
levendigmaakende is, fshrper m doordringender als een tweefnydend^'''^
het welk harten ennierenverkwikt: betekenende het zelve, dat? P^^al
de ireen in de nieren voor de Geneeskunde een ongeneefiely^'^
fchynt te weezen, het woord des Heeren nochtans denharde^^^^^^,
onzer ongeloovigheid totbekeeringe weet te bereiden, en teg^·^ ηζ,^
Want eer onze Zaligmaaker uit den hemel was nedergedaald ? ^ ^^
zwakheden te geneezen, was dat zwaard onder de menfchen n^® j^ange-
den, en het vleefch mctgeene begeerlykheden tegens den g^^ ^ geen
daan: maar door zyne Icomile op der aarde hebben wy^^l'^'^/ eenuit'
aan den geeft en het vleefch eigen was 5 enzyncleereheeft ? ^ ^r^e^on-
getrokken tweefnydend zwaard, den geeft van het vleefch a ^
derd, op dat wy hier namaals een geheel geeftelyk leven inog^^^^.^^
den, hebbende ons voornaamfte doelwit nietinhetvleelcn? .^j;
den geeft j achtende de vergankelykheid des vleefches vooi ^ ^^^^
gewin, als wy door den geeft het eeuwige leven mogen vcrkryg
χΈζ GROOT SCHILDERBOEK,
raadfels, en onder den dekmantel der verborgentheid, fprake»!·
de H.: Johannes heeft ons gelyk als met de vinger onzen Zaligi''^^ ^
aangeweezen. Eucherius zegt ^ dat de H: Schrittdoordelatnp^
nigmaal onze goede werken betekent; en dat daarom het Evang^
zich van deze wy ze van fpreeken bedient: Laat uw lichtfchynefh ^Jj
ze mve goede tverken daar door mogen zien. Maar het lich,t of vuur vC ^
ook meenigmaal, op eeii zinbetekenende manier, aandacht ^^^
vruchtigheid. Indien de aardfche dingen ons met de hemelfche op 5
gerhande wyzekonnen doen overeenilemmen, en gelyk als vereenig
is 'er niets in de geheele natuur't welk meer met ons verltandeD^è
overeenkomt als het zelve j dewyl het helder en klaar is, alles vei'i^
en onsgemeenzaam met Göidoet wandelen.
meenlyt
z,y nooit kon verlooren gaan: want de wapens
Bat'
HetBorft-
hariias.
groot schilderboek: 2gr
DePyleii,
^ pe Propheet zegt inden 117ilenPfalm : Gelykdepylenzynin
der krachtigen ^zozynde kinderen dergeener die Godvreezen. Mee-
cnde Eucheriusy dat hier door de Apoftelen en hunne zending in alle
^den moet verilaan werden 5 vermits zy alle landen der aarde door-
^^iidelende , met de leere van y^y^^CM/^J de harten der menfchen,
s^et een vluggen pyl, hebben doorboord, en de zelve uit de duifter-
^"^e tot het zaligmaakende licht des levens overgebragt. W ant door
^ Pylen word in verfcheidene plaatfen der H: Schriften het woord -
ods verilaan, 't welk onze haften vermurwt, en de harten en zielen
^een tweefnydend zwaard doorboort.
^ In de H: Bladeren vinden wy, dat Göibeveelt zynen lof met T'amhoeren^^
g ^^'ommels te verkondigen. En de Kerk enleeraar Gregorius, in het zesdc"^^"
, ock zyner Zendbrieven aan Athana fius, geeft op een zinverbeeldely-
e Wyze, door den trommel, de tederheid deronthoudingetekcn-
^^ · want, zegt hy , gelyk de fioffe, tvaar vm de trommel gemaakt is, te
^ ^^ten het hout envel^ Imgtevoorenhereidenhekwaam gemaakt is om geluid
^^ &fchal daar mede te maaken: zomoet ook de menfch door oeffening der deugd
, ^dvruchtigheid trachten God zynen Schepper te danken .y enhemmetver-
^^^g n^an zyne fiemme voor alle zyne be-weezene weldaaden loêven en pry-
. Öe Klokjes en Bellet es, welke dOpperprieiler, na 'tbevelvan
ί onder zyne kleederen gehouden was te draagen, betekenden,
^S^rbeeldelyk, de verkondiginge van Gods woord. Want in het
■ ^ce Cap: van Exodus was het den Opperprieiler bevolen goude klok-
i ^ en belletjes aan den zoom zyner kleederen te draagen, op dat men
yoor he^ klinken en ecluid der zelve zoude koünen hooren als de fioo-
in het H: der Heiligen zoude ingaan, en daar v/eder uit ko-
Q^fi; willende daar mede te verilaan geeven, dat de Bedienaars des
^ddelyken Woords des Heeren wet en beveelenaltydindenmond
j^.^^'^ten hebben, om te beilraffen, tevcrmaanen, en tc vertrooilen,
' .^^ate dat het de zwakheid en zonden des volks vereifchen.
Harp verbeelde in voorigetyden ailerley konften en deugden: en
^J^'^ius meent, dat de zelve haare bcnaaming heeft van een Griekfch
^•^ord, het welk zo veel betekent als iemand in treifelyke en heerlyke
.g^^^snfehappen onderwyzen. zo hebben de Gezangen van Orpheus
onder de Heidenen, en die vani)^wVonder dcjoodcn, het
des Heeren krachtiglyk vermaand godvruciitig en iligtelyk te le-
j · gelyk men aan David verder toeeigent, dat hy de menfchen door
harmonie en het zoet geluid van zyn fnaarcnipelen de iieffelyke en
^gtelylvc woorden, van de ongebondenheid der zeden tot een beter
nn Ic-
Tiom-
Bc Klö'k,
De Harj?..
284 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
leven, cn tot dc zoete regelen van het burgerlyk
leven en dc rameii-
wooninge heeft overgebragt. ^ ^^
De Egyptifche Prielrers betekenden met het Water ^^Y.^^f jen
weeten, het Koel-enRookvat, dat men van vlakken en vuilig"^ .
was gezuiverd j ja zelfs dat men van de donkere fchaduwen der
tendheid, door middel van de zuivere leere, verlicht en verbet
was: want door het water worden de vlakken gezuiverd i enhetv^
volbrengt het geen jiaar van noch mogt overg^leven zyn.
ook de Ouden de gewoonte hadden, dat zy van de begraafFeniflen w
derkomende, zich met water zuiverden, en met koftelyke ■ j
berookten, meenende door dat middel van alle ftank en onreinigh^
gezuiverd te zyn: want dc fpeccryen en het koftelyk rook werk,
het vuur gelcgt, verbeelden, opeenzinbetekenendewyze, hetg
bed en de Gödlyke leere, gcXykHefychius^ BiiTchopvanjerurald^'
daarvanfchryft.
De Egyptenaaren hebben aan de Zeef, op een zinverbeeldelyke^y
ze, de vruchtbaarheid der onderwy zingen in konilen en weetenfcn^F
pen toegepaft. Anderen hebben ook door dit zinnebeeld het jg
De Zeef.
Het Koorn.
voorledene^
tegenwoordige, en toekomende, omdezealgemeenelefledaarui ,
trekken van zich in voorfpoed niette verheffen, noch in tcgeoiR
ongeduldig en kleinhartig te zyn j en wat voor uitkomile onze oo
ncemingen hierop aarde mogen hebben, dat wy de zelve met j^j.
heid cn een ftandvaftig gemoed van den Beilierder aller dingen zo
murmureerenblydelyk ontfangen.
De Egyptenaars noemden Leere en Onderwyzinge SBO > ^ ons
vertaald zynde, rykelyk leven, of artgecne tot het gebruik
leven noodzaakelyk is, beduid: willende daar mede te verftaang^
ven, dat de itudien cn het verkrygen der weetenfchappen giJce
dat men alvoorens van tydelyke goederen wel voorzien zy. ^ ^'^jat die
meeninge Ariftoteles mede ichynttezyngeweefti zeggende?
geenen, welke van tydelyke goederen bezorgd zyn, hunne ^^
tingcn tot de wysbegeerte behooren te keeren. En de '
Zacharias, een man van groot aanzien en gezag onder de Hebreen ? ;
zeer aanmerkenswaardig : Indien gymeelheht ^ zegthy, ^^^^^^ j^gfi.
konnen keren: indien gy de kennije der wet hebt ^ zultgy gee^^f^"^^
hebben. Want de Hebreen verftonden door de wet, kenniile en
Koel- en
Rookvat.
1750 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
en door het meel, koorn en al 't geene verder tot het
^^nfchelyk onderhoud noodig is: maar ik ben van gevoelen, dat dit
met de wysheid der Egyptenaaren zal overeenkomen, indien
y aan het voedfel der ziele en de vruchtbaarheid der gezonde leere
oepaflen^ 't geen anderen aan het onderhoud van'tvergankelyklig-
"aam hebben vv^illen toefchryven. Want men houd het daar voor Bwoden.
de korf met ongezuurde Brooden, welke^^rö;?enzyneZoonen
^'^een moefben offeren, gelyk wy ia Le-v^yüus lezen, opeenzinver-
•^eldelykewyzedetongeofhetwoord, of, om klaarder tefpreeken,
eeuwige en hemelfche welfpreekendheid betekende. Want gelyk
et brood het voedfel en onderhoud des ligchaams is, alzo voed de wet
^ het woord des Heeren de ilerking en verkwikking onzer zielen ten
^ ^wigen leven. En dewyl het vleefch doorgaans, niet alleen van de
1 êyptenaaren, maar ook van alle volkeren welke de waarekenniiTe
oudheid en weetenfchappen beminnen, voor de leere en onder wy-
^^ge werd genomen : aan wien behooren wy dan meerder verplichtin-
Van dankbaarheid te hebben, als aan den geenen welke door zyne
^^liiaakte leere en welfpreekendheid de oogenonzes verftandtsgeo-
^ hebbende, de oorfpronk en de fonteine van alle overvloed en vol -
^^aktheid is.^ In dien zei ven zin betekenden ook de twee Brooden,
j^® brooden der Eerflelingen genaara d, van twee tiende deel van fyη ge-
^Veri meel, w^elke de Vieere'mLeviticust^ Cap: beveeltaanhem tot
nieuwe öfferhande te'oiferen, de WetenhetEvangelium. En
j^ndelyk^ onze Zaligmaaker verklaart dit hierogliphiekverder, als
y ''an den Duivel in de #oeilyne gevoerd zynde, en de zelve hem ver -
ekende, antwoord, dat de menfch niet alleen leefde van den broode ^mmr
^nhet woord dat uit denmond des Heerenvoortkomt.
deBroodbakkery heeft het Zuurdeeg de laatfte plaats niet, heb-
^^nde in de H: Schriften verfcheidenebeduidingen: maar wy zullen
and'" peemen 't geen tot ons oogmerk dient. Μ en zegt, dat onder
ivl minnebeelden het zuurdeeg, of dezuurdeeilem , demenfche-
^ ^e Weetenfchappen betekent. Nu is het doorgaans bekend, dat de
, ^etenfchappen gemeenlyk in menfchclyke en Godlykeonderfchei-
^^n worden. De menfchelyke weetenfchappen zyndie, welkeaan
^g^^'^'icheidenheid der woorden onderworpen zyn: deOodlykezyn
(j .^"^ig, eeuwigduurende, en onveranderlyk j envoor zo veeldat
y^l^^etreft, hebben zyveel van de Godlykheid: want het geene eens
yektelyk rechtvaardig is, (ik fpreek van het volmaakte,) blyft
y^^ rechtvaardig. Het vuur, dat eens verwarmt, houd nooit op
η te verwarmen zo lang als het vuur is. De eeuwige voorzienigheid
zo
-ocr page 285-^86 GROOT SCHILDERBOEIC; , . ^^^^
wel als het beftier van allegefchapenedingen, heeft nooit
op die wy ze is de Natuur, de Phiïofophie, de Mor aak p^de
de, en de 'Theologie^^ zeer gelykformig met de Godheid.
Grammatica^ Rhetorica^ en D'ialetlica noemt men menrchely^^. jg
tenfchappen: waarom de zuurdeeflem, gelyk zegt,
ofFerhanden niet word aangenomen. W ant door de zuurdeeiietn ^^^^^
ilaan de Godtsgeleerden de menfchelykc weetenfchappen, J^® j
ilofFe en kracht alleen in woordenbeftaat. Zy zyn evenwelbe»
middelen i vermits de zuiverheid der taal, welke de
leert, ons de fchoonheid, kracht, en deftigheid der welfpi'^cK^
heid aantoont, welke wy door het middel van de Rhetorica verkryg ^^
en de wyze van redeneeringen en regenfpreekingen, in de welke ο
DiaJeSlica onderwy ft, is het hulpmiddel tot allerley weetenfchapp^
De Philofoophen zeggen, dat alles uit de ingewanden der
door het zout word voortgebragt, en zyne wasdom heeft, ^^fgf),
lyks hebben de Theologanten, op een verborgene wyze van ^^
de vruchtbaare leere des Evangeliums by 't zout vergeleken j breng ^
de daarom by het 13 Cap: van Leviticm: Gy zult alle offerhanden 1 ^^^q
gy den Heere zult offeren, m.et%out befprengen. Even als oïMofes ■
willen zeggen: in alle uwe leere, hetzy onderwyzinge, verma^^ j·
ge, ofbeftraffinge, zult gy de H: leere der Apoftelen navolgen: ^^^^
na 't zeggen van onzen Zaligmaaker zyn de Apoftelen het zout der a
de. In 't 24fte Cap: van Leviticus lezen wy van gelykerf, dat
boden was het zuiverfte rook werk op de'twaalf toonbrooden te
gen j het welk de 70 Ovcrzetters sö^i/ hebben vertaald, om daar ^
de leere der Apoftelen te betekenen. Want gelyk men al hetvl^®
tot onderhoud onzer ligchaamen, met zout bek waamelyktoebe ^^^
en fmaakelyk maakt: zo brengen ook, na 't zeggen van Hefychi^^ 5
Ie woorden van leere en vermaaninge in onze zielen een reuk en
derGodlykewysheid) waar door onze goede werken, als hoop? ^^^
loof, en liefde, ten eeuwigen leven vermenigvuldigd werdefl»
vruchten voortbrengen die Gi^^behaagelyk en aangenaam zyn· p^^.
De Linnen ^Y ^^ Bladeren, dat Goidoor den mond van den ^^^^^
pheet Aiofes bevolen had, dat de Priefters des Ouden Teftamefts ^^^
vlekt van leven, en in hunne zeden onberispelyk voor de oog ^^^^
Heeren en der Gemeente moeften wandelen > op datzy hetvc^
door hun voorbeeld van kuisheid, godvruchtigheid, en ^
van goede zeden mogten voorgaan, en hunne lendenen S
als in die plichten beflooten, altydwerkfaam houden, om op F^
den van Godts wegen onophoudelyk en zonder omzien voor
zo
en
Het Zour.
■GordcJ.
287 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
i^et minnebeeld van den witten linnen Gordel, waar mede zy na de les-
van Λ/öy^i hunne lendenen gehouden waren t'omgorden, geeft ons
daarvan een klaare getuigeniile > vermits daar door te verflaanwierd
ê^geeven de allerheiligfte en verborgene leere, waar mede zy hunne
^ehoordcrs, en de kudde hun aanbevolen, met alle zuivere en onbe-
^^kte handel en wandel, gelyk als Leeraars van Godts Kerke betaamd,
êeduurig, als een leidilerre, moeilen voorgaan. De zelvebeteke-
^^ifle had ook de Gordel, waar medeaan den Propheet Jeremias bevo-
Was zyne lendenen t'omgorden > gelyk Cyrillus in zynenagelaatene
J^nriften en verhandelingen wydloopig daar van fpreekt. Endcwyi
'^le Gordel van wit linnen was toebereid, dunkt het ons alhier niet on-
Sevoegelyk te zullen komen, indien wy van de eerile ftoiFe, waaraf
Zelve gemaakt was, te weeten het Vlas, het een en 't ander naauw-
^^euriglyk verhandelen.
. 't Is kennelyk, dat het zaad van 't Vlas in den akker gezaaid zynde,
^^ liorten tyd groen, als het gras uitdeaarde, komtop tefchieten j
^^ Ha dat het gebloeid en weder zyn zaad gezet heeft, plukt men het
^ochmaals. Menlaathet eentydlangin 't water leggen om terotten,
daar vervolgens wederom uitneemen^ om op het véld van de heete
traalen der zon opgedroogd te werden. Men breekt en ilaat het van
kanten, tot dat het, verzagt zynde, werd gekamd en gehekeld ,
daar na totgaarn gefponnen: maar alvoorens men het zelve tot een
^^bbe linnen bereid, word het door een ilerke loog opgekookt, tot
^en webbe gemaakt, en fneeu wit gebleekt, om ons daar mede te be-
J^^eeden, en voor het aangezicht des Heeren te verfchynen om hem t'
^nbidden. Doch voor al dienen de Leeraars van Gci/i-verbond op alle
^cze dingen wel zorgvuldiglyk acht te geeven, en zich, als ook de
i^tneente, geduürig voor oogen te ftellen wat moeite aan dit kruid,
Welk een zinnebeeld van een heilig en onbevlekt leven is, werd aan-
gewend. Want zo haaft als wy, van aarde gebooren, opdeze waè-
kotnen, brengen wy de bloem van ónze jonkheid metfpeelen, en
^ndere onnutte dingen, door. Wy moeten ons dan dooj de meeile-
^^le der konft en weetenfchappen met kracht en geweld daar van ont-
J^kken, en uit den poel der verdurvendheid en onweetendheid, door
„'^^en geduuri^en arbeid, tot de ftraalen der weetenfchappen uit wor-
^Icn, en ons geduurig kammen en oeffenen j op dat de harde bailen
fchillen van ons verduiilerdverftand afvallende, wy den draad van
hecrlyk en onbevlekt leven, door allerley treffelyke konilenen
. eetenfchappen verlicht, mogen aanvangen, en door alle fcherpe
van tegenfpoed en beproevingen het wittekleed der hcerlykheid
ver--
Het vlas.
1753 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
verkrygen. En gelyk het vlas zeer ligt waft, enin
korten tyHaange^^
kweekt kan worden: zo kan men ook de deugden en
heel gemakkelyk erlangen als \vy daar toe begeerigzyn, endeo ^^^
onzer harten zeer naarftig daar toe zoeken bekwaam te maaken.
/yc^i^jhiervanuitdeΗ: Schriftfpreekende, zegt, dathetvlasa ^^^
tige en broofche voorneemensdcr ilervelingen, en den draad va
Vv'ille des Allerhoogilen, welke ons beitendig en onveranderly ^^^
blyft, betekent: weshalven het dc plicht der Leeraaren is dooi ^^
nen geduurigen arbeid en zorge ons het vlas in
de handen te geevcn,
daar van, na hun voorbeeld, een kleed der goede werken en ο
gankelykheid tefpinnen, en voorzichtiglyk te bereiden.
HetRad Veele werden onder de Geleerden gevonden, welke, opeeii ^
verbeeldelyke wyze, door het Rad van den wagen de Leeredei^'^^j^
logie betekenen j vermits het rad met zyn uiterile punt van'tron
aarde alleen raakende, het overige gedeelte van 't zelve altyd of^
blyft: dat ook alzo onze ziele, door de vreezeGöi^iii geleid werdeo^^^
zich geftadig, bovenal 't geenedataardfchis, hemelwaarts t^ j^
moet verheffen. Aldus worden de Godtsgeleerden, en depl·^^ -y
der zeiver, zeer wel by zulk een rad vergeleek en j te weeten, ,γΛ^
de nederige en aardfche gedachten verlaatende, altoos het hei^^
moeten betrachten. jfi
Desaphiei- In oude tyden, zo wel als ten huldigen dage, isdeSaphierft^
fteen. Zeer groote achting gehouden : want het is zeker, dat door zV^^ -ge
betekenis het opperbewind en Priefterfchap wierd veroeeld. . i^ei-
willen deze reden daar vangeeven, dat deze fteen hemelfche ^U^g
j ingen van Jupiter en Saturnus aan zich trekt j en dat de geenen ^^^
hem by zich draagen, allesverkrygen wat zy van de genoemde ^^
verlangen j te weeten, van Jupiter opperheerfchappye en gs^^^-giiit,
van Saturnus het Priefterdom. Maar de Chriftelyke Godts ^^^^^
volgens de leere der Oudvaderen, is van gevoelen dat de ftoei
throon, waar van de Propheet EziVZiii/fpreekt, te weeten, ^^^
Godts^ eeuwig goed en almachtig, verbeeld. E^n Eucherius'^^ i^^
door het gebouw, en de gedaante der hemelen, het gezelicn' F _
vroomenenuitverkoorenen > met het welki by
eenkomt, zeggende dat de throon van faphier den tienden heme i.^j.
eenige genaamd E^^/ij'mm, betekent: want door de koleur van i F ^^^
verilaat hy de zuiverheid, klaarheid, en het hemelfche lich »
' welk alles overtreft en te boven gaat, gelykonsdoordeLeeraa
duurigwerdvoorgefteld, voornamentlyk om de gemeente inde
veranderende onbeweeglykheid der zuivere leere te onderwyzen·
-ocr page 288-1754 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
^ Bladeren leeren ons, datGöi, van den beginne des. waèrelds, De oiyfiak.
^^denOlyfh et zinnebeeld des vredes heeft willen te kennen geeven:
(jg^^i haaft hadden de woeftebaaren der Zondvloed niet opgebou-
^ het aangezicht der aarde t'overftroomen, ofiVöi?i-/i lietde Duive
^yliegen , welke kort daar na met een olyftak wederkeerendc, aan
te verftaan gaf, dat dè rechtvaardige toorn des Allerhoogften
Seitild 2ynde, -God het geringe överblyffel van 't menfchelyk geilagt ^
^^ geene in deArkewas, in genade had aangenomen, en zich
.^er hunnen beklaagelyken ftaat ontfermd, doende de wateren in de
Qe Η ^%i"önden der aarde wederkeeren^ Den olyftak ziet men ook-in
Schriften het zinnebeeld vaneen rechtvaardig engodvreezend
^^ ^ntezynj gelyk wyin'tEvangeliumzien, dat het licht net en ziii-
^ op den kandelaar behoort te branden; waar mede onze Zaligmaa-
ons wil leeren, dat beide leèraars en toehoorders het licht hminer
werken niet onder de koornmaaten moeten verbergen, maar de
^ ^^pe met den oly der Chriilelyke deugden opvullen. De zelve werd
om zyne geduurige groente, voorhet zinnebeeld
I hoop genomen: waarom wenfchte, datwymogtenzyn
I denolyfboom j welkevol vruchten hangende, dOor zyne glin-
groenheid nooit van hoope voor het toekomende ontbloot is ;
ti ^•T^P^^sndc daar mede de onverwelkeiyke vruchten van godvruch-
en barmhartigheid.
Q γ 'et zonder oorzaak hebben dê wyzen onder de Egy pteiiaaren en deoe vkt cir^
bel · ^r^^i^en, aleer het verftand dërmenfchendoorfcherpeendub-'^®'"·
1 Pinnige vraagftukken was verward, veel eenvoudiger, en daarom
^ en vafter redeneerende, den loop van zekere wêetenfchappen
^^ydoposdia genaamd 3 om dat zy door drie zekere ronde cirkels, aan
1 ^kander gefchakeld, zodanig dat het middelpunt van de eenehet
van de andere is, in den omtrek van een grooter rond waren be-
jj^^epen· .welk laatfte rond men ï^^o/o^i^ noemt. Want de cirkels,
grooter beilooten, betekenen de menfchclyke weetenfchappen}
door de gewoonte, reden, en kracht dcmatuure ingevoerd cn
ijj^^^ogen zynde, in de gedachten en 't verirand der meiifchen zyn
en verkeerdelyk voor onfeilbaare kundigheden aange-
j^^?· Maar het groot rond, waar in de andere cirkels, gelyk alsaan
^^"der gefchakeld, begreepen zyn ,betekent de Godlyke weeten-
JDeze zelve zaaken worden in't boek Möy^ij Leviticiis gc-
· ^^ kleedinge en cieraaden van den Hoogenpriefter t'eene-
f^em ^^'"verbeeldelyk te verftaan gegeeven. Want eerftelyk word
TT S^'^oden zich met den gordel, dat is goede en onberispéiyke ze-
^eeL 00- denv
Zpo
den,
GROOT SCHILDERBOEK.
alle kwaade werken verzaakendc, tevercieren:
daarna,
.i j
te kleeden met het Priefterlyk gewaad, dat 's te zeggen
" ' " ■ reden verzeld : vervolg
renaaii^'
iaariii^
fc
C'
la-
zuivere leere, leven en wandel, door de . ^^ ^
met de verklaaringe, zo men bet noemt, welke de kenniffe der
tc weeten dc Ρ hi/ofopbk j of Wysbegeerte, is, door welkers bc ^^^
en middelen wy de verborgentheden der natuur onderzoeken,
lyk als een 'Cerberus uit dc ingewanden enverborgeneholendp'^ ^ u
opgraaven, om hem liet klaarc licht te doen aanfchouwen.
moet hy zich met het flikkerende kleed der waarheid bekleedeii,
mede de 'Theologie ofGodsgeleerdheid betekend werd, beilaande ^^^
in netheid van uitgezogte woorden, maar meer in verbeterin^eo
zeden, door het zorgvuldig vermyden der zonden en boosheid o^j
harten, op dat wy door onze overtredingen van het regte en ten
leidende pad der deugd niet mogen afdwaaien. DeH: Schritte'^ ^^^
ren ons, dat de geeil der Godlyke wysheid niet komtin'tharte^^__
boosdoendcrs: want iV/ö^'^j'gebood , dat de onreine en met zonde ^^^
imettene tot den Tabernakel niet zouden ingaan > \vaar medehy
zeggen, dat die geenen, welke hunne harten tot bckceringeö^^''^gij
berispelyke zeden niet hadden vercierd, daar toe t'eenemaal
onbekwaam waren: maar dat de zodanigen, welke in hetTpo^'^^j^.
deugd beilendig voortgingen, en in dekenniileGo^toenamet^'
dely ζ door 't gebruik dervyfgerilebrooden, geXyk Cyrillus ^
fpreekt, dat is de vyf boeken der Wet, wrang en bitter van
hunne harten moeiten bereiden tot dat zy tot detweegebakk^^^^^go
fchen, dat is de Fï: Leere der Evangeliftenen Apoilelen, Β f ^ik-
zynde, hunne harten en geell daar door mogtenverilerken, vei^ ^^^
ken, enonveranderlyk daar in volharden. Nadekenniileeo^^^^gg^
fchap, tot verbeteringe der zeden ftrekkende, moeten de ^o
leerden zich benaarftigen dat zy in hunne redenvoeringen di^'?
klaar, en ordentelyk fpreeken j het welk onder de geleerden ^^ -,,αβΠ
m werd genaamd. Haare uitwerkingen zyn, datzy ilrydig'^jj^
en verwarde gedachten na den richtfnoer der reden leidende? ^ .-Qerk-
ftere, dubbelzinnige, en twydelachtige vraagftukkenni^^^^P^gjje-
zaamheid vaardig weeten te beantwoorden, en de verrchi"'' ugeld
Hechten: want hoewel zy de oeffeningc der zeden, na het voor
van Mofes^ werkftellig maakten, en dat zy in 't heilige.^'^^«'^jQor
wierden, behandelden zy nochtans de geheiligde dingen ni^^ ^erto^
behulpmiddel hunner redenvoeringen. Hierna gaven zy zich
het onderzoek van de natuurlyke Wysbegeerte, Phyfic^ """
hebbende tot hun voorwerp de waereld met al het geene
1756 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
fch
^^apenis. Door deze wcetenfchap namen zy weg de ftoffe der tegen-
erpinggj^^ waardoordegeeften'tgemoedontruftwierden} opdat
^cn iaatften den vryen toegang tot de H: dingen verkregen hebben-
hunne harten en gedachten mogtenverhe&ntothetheerlykge-
dér hemelen, om den Schepper aller dingen voor de verkregenc
^l^niiTe te looven en te danken. Tenlaatftenbegavenzy zich totde
^ · 'theologie^ of Godsgeleerdheid, welke, gelyk wy hier voor ge-
^ gt hebben, alle weetenfchappen in zich begrypt. Door dezelve
t ' l^^yS^w Godsgeleerden zich een valle en beftendige vrede j wel-
«e welgefchiktheid der menfchelyke zeden, de zuiverfte welfpree-
noch het naauwkeurigfte onderzoek der natuure en haare
^ "^Dorgentheden hun nooit heeft konnengeeven. Maar die onveran-
li ^vke vrede en het vail verbond metGoi/verkrygenzy als zy hunne
^iinifle en genegentheden onder denregel, hun door de reden voor-
P ^^chreven, komen te buigen, en den fnellen loop hunner begeerlyk-
^^^'^en en de zamenzweeringe van vlecfch en bloed aan deszelfs gelach
^^^^^IHglylc onderwerpen. Het is deze vaile band van onderlinge
^ Pythogariften dien zy voor het uiterfte en het toppunt
^ ^ de geheelePMoyS/i^i^ hielden, door de welke menin't verborgen-
Van 't Heiligdom geleid werd om de heerlykheidGWj· t'aanfchou-
y 5 tot dat men eindelyk van trap tot trap tot de verhevenfte plaatfe
kennifle en verftand gekomen zynde, Ofiris^ of den geweldenaar
^er ziele, door een heldenmoed en kracht komtteverfcheurenen
;^ikkiglyk te overwinnen.
^ ^^ beftaat dan deze onderwy z,inge uit vier deelen. Maar Salomon,
ïia^l ' volgens zyn gebed, de groottte wysheid vanGi?iontfangcn
. heeft de zelve in driederley weetenfchappen verdeeld , tewee-
g j? m de Zedenkunde, Natuurkunde, en de Contemplative of befpie-
^^ ende; welke hy in drie Boeken heeft verhandeld, zynde zyne
Prediker, tn Carakum Canticorum oï^ioogtYitA: onder-
J)^^ ons 5 ten aanzien van onze zeden, in zyne Spreuken; inden
fpi in de natuur der dingen> en in zyn Hoogelied, indebe-
j^^^gelinge der bovennatuurlyke zaaken. Dit fchynt wel overeen te
detl^? "^et het geen de H: Schriften mddenv^n den God Abrahams,
Qo / ^^ I'za 'dks^ en den Godjakobs: want dat Abraham in alle dingen
Put heeft, betekent het voorfchrift der zeden: Izaak
de graavende, en doorzoekende de diepeenverborgenegronden
aarde, betekent de of Natuurkunde: cnJi^Minzynen
opt^'^^ ^^ ladder tot in de hemelen ziende, en op de zelvede Engelen
en afklimmende, betekent de Contemplative of befpiegelende
<5 ο ζ kracht
-ocr page 291-1757 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
kracht van liemelfche en Godlyke zaaken. Van deze ftoffe hebben
Godsgeléerden onder de Hebreën , zo wel als onder de Grieken
tynen, wydloopig gehandeld. De Elementen zelve Ichyns^^'^^ '
deze leere te ondcrwyzen j vermits de Aarde, het Water, en de Lucn >
door hunne v^onderbaare famcnvoeginge de verfcheidene trappen
weetenfchappen verbeelden. Want deAardeende vogtigheidbe
kenen de hiitoricn en gefchiedenilTen der dingen, zynde een leer^^^
ftercile der zeden, ora onze handelingen in dit leven daar na te reg^l ^
cn aan te Hellen, met het goede na te volgen-, en het kwaade te
den. De Wateren , door tegenwinden ontroerd, wyzen onsaao^^
verfcheidenheid en onbeftendigheid der menfchelyke zeden y zuU^^ .
ons de leere en onderwyzing der Zedenkonilgevoegelykkonneni^^^
den om de onzekere baaren onzer gedachten, en de Itorm winden
onze ydelevoorneemens', in een zekere haven te brengen. DeL'^^
vermaant ons , dat wy. eindelyk alle de-krachten onzes vcriland^''
hoog heffende,, de Godlyke natuure onophoudelyk moeten befpi^e^,
lenj het welk de Grieken in hunne taal T'heologia hebben genaa^^ '
boven welk ede zwakheid onzes verilands tot zyn opper ile toppufl^ö
komen zynde, zich niet verder kan uitftrekken.. Do. Dialekka^^'^ ^
wy yoorbedachtelyk hier van uit, ter oorzaak dat de zelve als tot
behulpmiddel van dePhyfi'ca·^ cnT^heologlaéicm, omori·^
telyk van die drie weetenfchappen te konnen fpreeken en redeneei'^^'
Het oogwiten einde van een heilig cn onberispelyk leven betel<^
wy door het Driegetal en evenmaatige Driehoek, om dat de meni^^ ^^
voornamentlyk drie hoofdleeren waren nagelaaten, welke nood^B
om het leven iligtelyk en gelukzalig door te brengen j te weeten > ^^
men zyiïen evennaaften wel- moetraaden, gezond oordeelen,
laat iren wel doen: waarom ook de Heidenen de
nia hebben genaamd, om dat ?.y deonzydigecn ongekrenktegf^^
tigheid aan haar hadden toegewyd. De Egyptenaaren enGri^^^ ^^
boven andere volkeren door hunne zinnebeelden vermaard, g^"^^^,·,]
den Driehoek behendiglyk te verftaan, dat het menfchely c
altyd bezig en werkfaam is omhemelfche, aardfche, enondera^i^
fche dingen te doorgronden; zynde de voorwerpen waar op ü^c jl^
en het menfchelyk vcriland altyd arbeid. Andere hebben hierdoor
Mathematica of Wiskonll·, de Phyfica of Natmirkunde-, ^ndeiW
phyfica of befpiegeling der geheiligde geheimeniiTen, willen te veri '
geeven: waar mede degevoelens van Söcrateszt^v wel overeen
De vierhoekige gedaante, of figuur, betekent vaftheid, y ^^n
digheid, en onbcweegelykheid i om dat de zelve, over wat
DcDïie-
liQek.
Oe Vie;·-
hcek.
1758 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
draait of keert, ons altyd vier linien en vier hoeken vertoont :
^yndedit wiskonilige aanmerkingen, welke men met goed fondament
^εη lievelingen der Godvruchtigheid, en andere Chriilelyke deugden,
toepaileni om dat de zelve hun beftendig en onveranderlyk by
vft, en maakt dat hunne naamen, na dit vergankelyk leven, met
^nfterffelykheid in de geheugeniffe der laatere nakomelingen vereeu-
^^gd worden. Arifioteles in zyn eerfte Böek der Zeden, eain zyn
^rdcBoek aan 'theodatmichx^vcwè.Q, ^ is mede van dit gevoelen; hou-
^cnde het daar voor, datdemenirh, by vergelykenifle, vierkantig
^ord genaamd, en dat daar door eenvolrnaakt en Godvruchtig man
jïi^^rd betekend. Dit komt ook wel overeen met het oude Latynfche
preekwoord; ^adragonuminfe.prfeSlum^ criminisexpers:: dat is,
vierhoek is volmaakt goed, en geenlaileringonderworpen^ De
.leraars en verlichtfte Theologanten der Oudheid zeggen, dat het
^^i'kantig gebouw van houtwerk, in het welk men, na het bevel des
i^eeren-, de A-rke van bouwde, detrefFelyke Voorllandersen
^^eraars van Kerke betekende,., welkedoor hun verftandwys-
^^id, en reine Godlyke leere het volk zoudenonderwyzen, en tegens
hinderlaagen en aanvegtingen der ketteryen ter zaligheid geleiden,
^^nt Adamantius vermaant ons, vierhoekigeBoekzaalen oprebou-
^cii'j nietvan ileenen en dood hout, maar van de boeken der Prophee-
Apoilelen, enLeeraaren,, uit welke alleen de waare wysheid en
'"^rborgenthedcn des Heeren overvloedig zyn te leeren 3. om ons te on-
^rwyzen, dat wy alle zonden verzaakende, ons tot den waarachtigen
onvcranderlyken hockileen onzer, zaligheid, zouden bekeeren, en
^^tiT alleGnvolmaaktelyk aanhangen.
öe oude Egyptcnaars, om door zinverbeeldelyke voorwerpen hun- De Steen-
^ gedachten te doen verltaan, betekenden met den Steenrots vailheid·^""·
^ti beitendigheid j waarom David ook in zynen zyilen Pfalm ,, fpree-
en^^^ van Göi/endeszelfstrooftelykenbyftand, zegt: Gy%ytmynrots
^."^^fiehurg. Om de zelve reden zegt ook onze Zaligmaaker Chrifius,
ellende de geduurzaamheid zyner Kerke te verilaangceven, dathy-
üne Kerke op eenfleenrotS'Zoude houwen. Hier mede komt ook zeer wel
. Screen de droom van waar in hy een zeergroot-beeld
hebbende het hoofd van goud j de armen en de borib van zilver j
^^ Duii^, heupen cn billen van koper y en-de beenen en voeten van yzer
^^ aarde: waar by ook noch gemeld word, dat een groote fteen, zon-
handen los gemaaktzynde, zeerfchielyk vandenbergnederftor-
k^^^^^ dit beeld, het zelve verbvyzelde wi tot ftof maakte, wel-
^ door den. wind verdween, zo dat de plaats j daar het geilaan had,
} 003 niet
1759 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
niet meer wierd gevonden; maar de fteen, die het zelve tot ftor na
vermorzeld, wierd een zeer groote berg, welke de geheele aarde m
zynefchaduwe bedekte.
Palmboom. De Palmboom betekent het leven der vroomen en oprechten} ο ^^
dat des zelfs Ham digtby de aarde dun, mager, en vol knobbels,
daarom onaanzienlyk is: maar hooger opis hy dik , fchoon, en aan
genaam wegens de aardigheid van zyne geduurige groenteen wyd ^
gefpreide takken. Zo is ook de ilaat der oprechten in den beginne oo^
aangezien en verachtclyk : maar ten laatilen ziet men hen vercierd tn
een wonderbaare fchoonheid van deugden en zeden. Dochwaaro
voeg ik hier niet by de woorden van dien vroomen en geleerden
Eucherius? De Palmhoom^ zegthy, is van alle andere hoornen zeer
fcheiden: -want alle hoornengroeijen heneden hy de aarde dik ·, en na dat
ve hooger op komen te [chieten^ neemen ζβ> in dikte af ^ fpitfer enfcherp^^ ^
hunne takken toeloopende. Waar hy moet men dan deze boomenvergely'^'^,
By aardfche menfchen, welke hun grootfle genoegen en vermaak, met vef^''.
ting vanhetbefledeel^ inhroofcheenvsrgankelykedingenflellen.
geen moeite nach arheid^^ en zorgen geduurigom aardfche goederen enrykdi>'
fnen te vergaderen-, fpaaren zich ook niet ^ zelfs met gevaar vanhunl^'^^^l
om tydelyke eere hier beneden te bezitten : maar vermoeijen zich ten eerfl^^^
zjC God, hunnen Schepper ^ een uur met aandacht zullen dienen ^ ^^^^ Af
evennaaflen de hehulpige hand in der zeiver verdrukkingentoereiken. ^
de vroomen en af gezondenen des Heerenkonnenmet rechthy denpalmhoofH·'^
geleken worden, welke met zynen teder en fiam de aardfche welluflen en he^f
lykhedewverachtende, zyne krachten om hoogfchiet, om God, den SM^ ,
en ge ever aller dingen^ -aan te hangen ^ en des zelfs geboden te gehoorza^f
zo dat-de rechtvaardige ^ gelyk gezegt is ^ als een palmboom zal gro'iïp^
hloeijen.
En cedei- ]5e Cederboom, welke zeer heerlykeenlieffelyke vruchten
brengt., die den menfchen ten hoogilen nut en voordeeligzyn, ^^^ ^
zinnebeeld van Barmhartigheid en Godvruchtigheid } welke deug ^^
meeft met de pylaaren van Gods Kerk overeen komen, om voor de ^ ^^
loorene en afgedw aaide fchaapen van het huis Ifraëls onophoudely^^
waaken, en aan de zelve de werken der Barmhartigheid te bewyz· ^^
na dc leèe van den Apoftel welkezegt, dat de oprechte en ο
he^vlekte Godsdienfi is weduwen en weezen te bezoeken in hunne verdrukking
enzich onbefmette houdenvandezvaereld. ^up
~ - ·> ■ - van dewelke
boom.
1760 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
^^ Godsgelecrden vcrllaan, dat door de boeken der Wet en der Pro-
P^eeten, als fpringaderen van levendig water, de leere en kenniiTe
^ods overvloedig is geweeil in Ifraël, 't welk in voorige tyden het uit-
j^5^kooren volk des Heeren was: uit welke fpringende wateren de hci-
^^ge mannen onder hen door den Geeft des Heeren vervuld zynde, lof-
^'^gen tot grootmaakinge van Gods heerlyken naam voortbragten.
. ^ticheidene uitleggers der H: Schriften en doorluchtige werktuigen
^PWi Kerk hebben' met deze fpringende wateren de Apoilelen en eer-
^cLeeraars van Chrifli Kerk willen betekenen. Euthymus^ en de eer-
Leeraars der Kerke verilonden daar mede de verkondiging van het
^^angelium. En de Propheet David zegt in zynen i04den Pfalm :
e levendige ujateren zullen langs de bergen'vlieten ^ en met gerucht inde da-
^^ voortfchieten^ op dat de beeflen des veldsdaarummogendrinken: wil-
^'^de daar mede te verftaan geeven, dat 'er geen plaatfe zo bergachtig
^^ch ongenaakbaar is, daar de Wet des Heeren niet zal doordringen.
^erfcheidene Schryvers verhaalen, dat den Elephant, dien raen
^^et dat onder alle viervoetige dieren het leerzaamile is, uitzyneei-^'"^"'"
i^ne natuur en beweeginge zich boven andere dieren verheiFende, de
'efde en Godvruchtigheid byzonder bemint: want zo haaft als de
^^cuwe Maan met haare opfteekende hoorns het firmament des hemels
^^^ de aarde begint te verlichten, gaat hy na deklaarloopendezoete
^aterftroomen om zich te reinigen: en krank geworden zynde, neemt
gras en andere groene kruiden op zyne fnuit, en wqrpt de zelve op-
"^^arts na den hemel: gelyk of hy daar mede den Godiy ken byiland
^^er Zynen zwakken ca elendigen Itaat wilde aanroepen.
. Niet minder aanmerkelyk is het, dat de H: Schriften ons opeen oyevaar.
^iiverbeeldelyke wyze, fpreekende van denOyevaar, daar mede te
^i'ftaan geeven een gezuiverd verftand, en een geeil boven alle wae-
^^^fche zaaken verheven. Want den Oyevaarplaatil altyd zynneft
de fpitfen der verhevenftegevelen, omnietvandeliiligeen wilde
leren der aarde verflonden te worden: en zyne jongen daar opuit-
heeft hy een eeuwigen en altydduurenden oorlog met de
^^ngenj v^elke geftadig met den buik op de aarde, en in de holen der
j^J^e kruipende, het zinnebeeld vanallerley vuile, geile, enlafter-
^yke begeerlykheden zyn. Demenfchdan, volgende het voorbeeld
^^■n den Oyevaar, dient met recht zyne gedachten opwaarts te heffen,
Zyne woonplaatfe te zoeken in den hemel, alwaar hy van alle de lis-
j^ge laagen des vleefches en deszelfswoefte en ongeregelde genegent-
^ilw ' "mitsgaders van de dood, duivel, en hel, eeuwiglyk bevryd
De
E!e-
1761 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
ïm Hïian in De Oudheid verftond door het zinnebeeld van den Haan de onfterr-
Ïe^maoid. fclykheid en Godlykheid der ziele. En Pythagoras gaf aan zync leer-
lingen en navolgers bevel om den Haan tevoedencnoptekwcefce _
waar medehy wilde te verftaangecven, dat wy het Godlykegedee
van onzen geeil met dekenniOederGodiykedingen, alseenvafte^^
hemeliche fpyzc, geduurig moeten voeden en onderhouden. W ^^ ^
oinSocrateSj ilervende, en vol van hoopezyndedat hetonileruev
gedeelte zyncr ziele met de Godheid zich haaft zoude vereenigen, ^
eeuwig daar in televen, zeide, è-xihy^inEfculapus^ waarmede ^
den Geneesmeefter d-cr ziele wilde te kennen geeven, verfehuldiê
was een Haan tc offeren: want weetende'dat zyn uurenaby W^s"
uit dit leven te verhuizen, achtehy van alle kwaaien geneezen te
De navolgers en uitleggers vanzeggen, datdoordeorfcrhai^^gl
van den Haan te verdaan word gegecven, dat onze zielen ten
vaarende, aldaar de heerlykheid en den lof van Phxbus voor altoos ve
kondigen. .
Het Mollertzaad betekent voor eerft dingen, welke in hun beg^^^
fel kleen en verachtelyk zyn j daar na zeer fchielyk opfchieteii>^^.
overvloedige vrucht voortbrengen. En daarom fpreekt ook on2.e
ligmaaker: Indien gy maar een· geloof had gelyk een raoflertzaad^ ^ 0
Want het zaad van dat kruid is kleen : nochtans in goede aarde g^^^ jj^
•zynde, en zorgvuldiglyk onderhouden Vi^ordende, overtreft
zyn wasdom alle kruidden, en groeit in korten tydtot een boom,
de vogelen hunne neften in komen maak en. Zodanig is
baarheid der H: Godsgeleerdhüid, welke uit een kieen zaadje
komende, met 'er haaft tot een boom opwaft, diemetzynet^J
verre uitgeftrekt zynde, door der zeiver fchaduwede aarde
en aan de vogelen des hemels plaatfc verftrektomdaarintciJei^gj^;.
Hefychus is van'meeninge., dat door deze vogelen des hemels g,
fchen, welke zich tot de befpiegelinge van hemelfche zaaken ,
geeven hebben, betekend worden. En andere Geleerden
dat door dit zaad de groote en wonderbaare kracht Gods word .jng
welke als een kleen en verachtelyk zaadje in de lezing enbetrac ^^^
der H: Schriften verborgen isj van veele veracht word, als^^
wrange en vieze fmaak voorkomendej maar gekaauwd ζχ" ' go
maag verilerkt en zuivert > verdryvende de overtollige vogte^ ^^
dampen, waar mede de menfchelykc herifenen bevangen
zuiverende de fmaak : op dat men defchriften der wyzen en de γτ\ζ.
lyke geheimeniflen.dies te beter moge doorgronden, Want g
Jloratiusxcgi:
HetMos-
certzaad.
Nemo adeo ferus efl, ut non mitefcere pojjlt,
Si modo culturα patiëntem commod&t aurem.
h.
^^atis: Daar is niemand zo woefi en ongefchikt^ ofhykan^ door goede hen
^^derwyzinge getemd zynde, tot verfland en kenniJJ'e geraaken. Maar
Γ ^ P'^s Horatius voorby gaan, dewyl onze Zaligmaaker ons belail de
^^«nften t'onderzoeken 5 welke eenige leerlingen van een al te fcherpe
^ ^Raangenaame fmaak vindende, fpraken zy onder malkandcren,
woorden hard waren, en duifter om te verilaan: maar met dit
Vet ^®egericht zynde, zullen zy ons beter, als wy in den beginne
^ 'Wagt hadden, voorkomen, de duifterheid onzes verilands ope-
en het zelve van alleaardfche vochtigheden enkwaadcgedach-
^'Uivcren, tot dat wy metHagar^ inonzegrootftebenaauwdhe-
5 de fpringcnde fonteine van levendig water in de woeilyne van dit
eindelyk mogen komen te zien, om onze dor ftige en verflaauw-
^ ^^hn daar mede te laaven en te fterkcn. En wat betekent dit zaad,
(j^ het eens in den akker gezaaid zynde, kwalyk kan uitgerooid wer-
^^' Want zo haail is dit zaad niet in de aarde geworpen, of het begint
^^.j^'^rften groen op tefchieten en te waiTchen: het welk berekent dc
^^ ^■^dige opkomft en voortplanting van de GodlykeLeere. Want
κ §cenen, die de aangenaame fmaak van dit kruid eens geproefd heb-
(j^ 5 2;ullen nooit van het gebruik deszelfskonnen afgetrokken wer-
■ Deze fpruit zal altyd, in hunne harten geworteld zynde, op-
en zaad voortbrengen, 't welk de wilde dieren desvelds
κ bullen konnen vertreden, de koude of hitte nooit zal doen ver wcl-
en de ftormwinden der vervolgingen niet zullen verdelgen of
^^rooijen. En wat meer is , het Moftertzaad betekent een heldere
Vf '^I^^kz.aame ziel, en een kloek veriland : want den ilaapzuchtigen
gg^ '^en daar mede het hoofd, kaal gefchooren zynde, tot hunne
^ene^^^^^^^" ^^^ Moftertzaad reinigt men insgelyks onze befne-
§e ^ ^fgewaiTene harten van de flaapzucht der zonden tot bekeerin-
Vtq ^ythagoras op zekeren tyd het blad van dit kruid proevende ,|iver-
^nt^ zich ten hoogden daar over, hoewel het maar aardfch was,
g^g^'^^ide het naderhand ten hoogften 5 ondervindende, dat deszelfs
(lQ °P"Waards vloog, als of zy ren hemel wilde klimmen, om datzy
^Ui ^^usgaten met haare kracht na de herflenen vliegende, de zelve
ge 5 en de oogen des verftands opent. Democritus zeide, dat eeni-
^elv graantjes van dit kruid, met andere groente gekookt, de
^itiv^ fchielyk gaar en zagt doet worden. Laat ons ook alzo het
erbeeldelyk Moftertzaad met de vruchten van onze hemelwaards
-ocr page 297-1763 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
ftrekkende gcdiichten vermengen 5 op dat zy, gaar geworden ijnèCr
een damp cn reukwerk des levens ten hemel mogen doen opgaan:
waar onze zielen, metGoiivereenigd, vandoril, honger, offlaap
zucht, nooit meer zullen konnen overvallen worden, cnGodiTiC'i^^
r D r r — ----r — j ο j 7 ------- ---
iiand, zoude konnen fchikkenj hebben wy maar alleenlyk de
zuchtige Schildergeeilen hier mede willen aantoonen, dat het h'J^J
in deze weetenfchap te verbeelden, nooit aan bekwaameiloffe^^^
breekt: w^ntdePhilofophie^ Phyfica^ Dialeëika^ Rhetorica^
enz. alle in ó.c'Theologie begreepen, en in en aan haar zei ven van ^
overvloedige ftofFe zynde, konnen de zinrykeenarbeidzaamelic^^
lingen der Schilderkonil in hunne bedenkingen altyd onuitputtely^^
fchatten in het lezen van goede Schryvers bybrengen, om dienii ^
vcreifchte weliland in hunne Stukken te ordineeren j en die overvb^
van ftoffe heeft, kan na zyne zinnelykheid gemakkelyker iets jg
laaten, als, tc weinig hebbende, de zelve mager enfchraal vooi'
oogen der Konillievende menichcn te vertoonen.
Van den oorfpronk, aart, en eigenfchap der Romeinfc^^^
Zegefi^roonen, en andere bekoningen van Eertekene^'^'
ï Ε R D Ε Hoofdstuk.
ewyl men in deRomcinfche Hiftorien en Gefchiedeniirent^^ö'T
gaans befchreven vind, dat de oude Romeinen een zeer edei'
^^^ ^^ dapperheid, en het Ιοί^^Χ^
ibnensoi- hünner Burgeren, Soldaaten, en Bevelhebbers van hunnf
krygsüenoen, behalven de gewoonlyke bezoldin?met heerlykegii'
ten cn eertCKenen vatrverfcheidene Zegen-en Praafia-oonen, 'Juwee-
en, enanaerefchenkadien, tot een teken van dankbaarheid, tehc'
iconen, om ooor die pry ilblyke voorbeelden het gemoed van ieder toC
gejyke daaden ten beiten van hun vaderland op tc wekken 3 oordeeleii
wy het gevoegelyk dit Hoofdftuk achter dat der Stillevens telaatei^
voJgen, om dat men door de plaatiïng der zelve een volmaakter zinbc'
teKcning aan een braaf Stuk kan geevên, en zyne gedachten daar ^ooi
GROOT SCHILDERBOEK.
^^errylccnj niet twyffelende, of hei zal den Konfdieyendentot ver-
nutheid, enopmerk4amheiddienen.
, Als den een of ander voornaam Bevelhebber der RoomfcheRepu- jjunne gc-
„vk een groot voordeel of overwinninge, hetzy in belegeringen van «oontc en
^eden, veldflagen, ofte water, op de vyanden van zyn vaderland ifet^nLitw.
ad behaald, deedhy, volgens gewoonte, alles op het naauwfteon-
de krygsbenden onderzoeken, om te weeten watperfoonenin'tra^kiod"
etoonen van hunne kloekmoedigheid, dapperheid, finonverraagd-fo^^Jjseiei-
boven andere hadden uitgemunt > waar na hy zich op een fchouw-
^neelj uitdrukkelyk daar toe opgerecht, plaatile, en, nadeGo-
Voor de behaalde zegen en overwinninge gedankt te hebben, het
êeheele k rygsheir wegens des zelfs betoonde ftandvailighcid roemde,
byzonderlyk ten hemelhoog verhefte die benden welke het meeil
■jl^^ne moed en dapperheid in 't bevegten der vyanden hadden betoond.
^ ^ar na noemde hy in 't byzonder by de naamen bende voor bende,
^Pentlyk hunne manhaftigheid loovende, met hen te noemen vrienden
liefhebbers van hun vaderland j daar by voegende, datdeRepu-
Oiyl,
voor hunne bewezene trouw en kloekmoedigheid tenuiterilen
, ^ hen verplicht was: waar na hy veele koftelyke gaaven en gefchen- En hunne
uit den naam der Overigheid onder hen uitdeelde, beilaandeinl'^i^J^^^g®^^^^^^
|Pude en zilvere kroonen^ gordels, halsketenen, oor-, arm-, enBeioonin-
^^ngerringen, harnaiTen, fchilden, fpieflen, zwaarden, werpfchich-^®"'
j ftandaarden, voortreffelyke toeruftingen van uitmuntende paar-
■ten
en andere oorlogstuigen, zeer konftig en cierlyk toegerichtj
dat het iemand geoorlofd was die te gebruiken en te draagen,
^ 3-lleenlyk den geenen welke de zelve voor hunne bewezene trouw
kloekmoedigheid op de voorfchrevene wyze hadden verkregen,
j ^Roomfche Hiftorien zyn met zodanige gefchiedeniflen en voorval-
opgehoopt, en byzonder fitus Livius, welke verhaalt, dat de
j^J^'^ttïfche Burgeïmeefter Papirius Curfor aan veertienhonderd man-
jj^l^goude armbanden uitdeelde, endaar na een geheel legioen met an-
^ Ie heerlyke gaven en zeer ryke gefchenken begiftigde. Hy verhaalt
y ^ «et zelve van Scipe, in Spanje en andere geweften oorlogende,
gelyken lezen wy, άζιLucius Jnthonius^ ïoonY'm.LudüsFahius
door den Keizer Tiherius tot twee verfcheideiie maaien met
^ hals-en armcieraaden is vereerd geweeft.
ty-s ^^^ is voor al aanmerkensv/aardig, dat de Romeinen in vooY- Dat de oude
5 Zo ten aanzien van hunne voortreffelyke dapperheid als beken-
^^ krygstucht, niet alleen boven alle andere volkeren der aarde vcr-perheid ais
^^ï'd Waren j maar dat meenigtnaal een man alleen, na de getuige-bS'^aiie
pp 2. jiis-
-ocr page 299-Volkeren niile vaii PUnius cn SoUms, alle de voorfchreve eercieraadcn flooi zy ^^
zytrgsvUeft. deugd en dapperheid heeft verkregen : daar toebybrengendehet vo^^^^
beeld van Marcus Sergius^ die byna alle de gemelde eertekeneii
kreeg, ja ook ^z\hmάtooΐ\Όg'e.ncnve\ά{^■^gcnw■^nΊ'raβ7nenescnJ■ ^^
hias^ waar in de Romeinen van Hannibal wierden overwonnen?
mede in de bloedige en gruwelyke nederlaag welke zybyCi^^/^^^'^ jj-
llonden, echter noch de burgcrlyke kroon behaalde. Menvei'i"'
wyders van hern, dat hy zo kloekmoedig enonverfaagd was, ^^^
in zekeren veldflag de regter hand verlooren hebbende, zichifl^''
linker, vermits hy aan den regter arm een yzere hand had laaEen^'^^
zetten, zodanig oeiFende, dat hy op eenen dag vier welgewap^'V
mannen, den eenen na den anderen, op het öagveldveriloeg:
ke tweegevegten en verfcheidene andere voorvallen hy drieentwU' ^
wonden van vooren had ontfangen. En nochtans heeft deze
Sergius niets konnen h-^zXcixhy LuciusCicinimDentatus^ Wykmee ^^
der Stad Romen} van wien SoUnus^ FaleriusMaxirt^^^^ ■ ^
Aulus Gellius eenpaarig getuigen, dat hy meer als driehondert en
tig eerpryzen, van allerhande foort, van den Senaat doorzyne^^^^
dienften had verkreegen : dat hy negen maal met veldoverftenszeg
praaiende was ingehaald, die hy door zyn kloekmoedig beleid in^ |
ne overwinningen had bygeilaan : dat hy kon toonen een groot g^^
van lancicnen pieken zonder yzer, welke hem, alszo veeleeertek^ .p.
waren te beurt gevallen, mitsgaders achttien goude en drieëntac^ ^
zilvere halscieraaden, vyfentv/intigheerlykepaarderuitingen, ^^
dert en veertig armbanden, veertig burgerkroonen, achtlcger^'^^g
nen, drie muurkroonen, een belegeringskroon, enikwcetniis^
veel fcheepskroonen. Hy was in alle die ilagen op vyfenveertig P*'
fen aan zyn ligchaam van vooren, en op niet een van achteren
gewecil. Hy had den vyand vierendertig maal ontwapend, .go
dert en twintig veldflagen bygcAvoond. Hy waszokloekmoe^^
onverfaagd in den wapenhandel, dat hy in zyn tyd de Roomfche ^^^^^
les "wierd genaamd. En hoewel alle de voorver haalde dingenoiV^
loofelyk fcbynen, worden de- zelve nochtans eenpaarig door
Hiftoriefchry vers bewaarheid.
War iiangaat de Kroonen, w^aar mede men mannen van byz^^i
^ verdienilen vereerde, zy hadden byzondere trappen van waardigh·^^^^^
en v^nerden na de verfcheidenheid der overwinningen met verfch^t
naamen genoemd j te weeten, Corona Obfidionalis^ Civica-,
phaUs^ Ovalis^ Muraïis^ Navalis^ znCafirenfis. ileen
De Bciege- ' Ot CoronaObfidknalis ^ of Belegeringskroon, wasdeheerlyk
linsïskiOUii. · ^
De vevfchei'
denhcid der
"Jieikroonen
301 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
'l^tfteekendile van allen, hier in beftaande, dat, als een ilad of leger
^Sï" Romeinen, van de vyanden rondom belegerd, benaauwd, en
^mcingcld, tot den uiterften nood van honger, dorft, en andere ver-
^^gentheden gebracht zynde, door den eenen ofden anderen Vcldo-
^crilen Avierd verloil, cn den vyanden zodanig een voordeel ontno-
begiftigde de Roomfche Republyk den verioiTer en uitvoerder
^an zuiii^ een heldendaad, tot teken van een onfterfFelyke roem , met
^ hoogfte en edelfte belooning, beftaande in de genoemde Kroon en
^^gcnpraaiing. Deze Kroon was.vanlingras, gemeenlyk hondsgras
^ hondstand genaamd, gevlochten, en wierd by hen van veel hooger
^'aardy gehouden, dan of dezelve van goud gemaakt, enmetkoite-
yke gefteentens verrykt was geweeil > ^ en het gras, daar toe noodig,
^crd op het veld, daar de vyanden de nederlaag hadden gehad, ge-
P^üict; om welkereden men zegt, dat deze Kroon aan Aiïrjtoegewyd
, ^(jiT^Z/^i verhaalt dit ten naaften by eveneens i zeggende, dat
^^ Kroon van Lingras aan Mars was toegeëigent, mogely k om dat het
^cefte gedeelte van dit kruid voortfpruit in openeplaatfen en velden,
^^^'aar zich de krygsbendengewoonlyk legeren. Otgxooic^uintus
^iius wierd met volle toeftemminge des Raads en Roomfchen Volks,
loon zyner verdienfte, met zodanig een Kroon verheerlykt, als
jVï^in den tweden Carthagineefchcn Oorlog, ter liefde des vader-
j^nds de ftadRomen, do.orii3WM^iz/totvdeuiterilebenaauwdheidge-
P'^gt zynde, van haar naakende verderf en ovcrgaave bevryde. JEmi-
wierd in Africa daar mede begiftigd, om dat hy den Burger-
^^eftcr Manlius met zyne benden van der vpnden geweld verloft had.
J^-^phurnius verkreeg ook de zelve in Sicilieni gelyk mede devoor-
^ <^iielyke en in dapperheid uiiinuntcndc Romein Lucius CiminimDen-
'us.
^eCoromCwifa, ofBurgerkroon, wierdaandengeenengefchon- ε^^-ρ^-γ
fc'lf^' "^velke een Roomfchen Burger, in gevaar van zyn leven, be-i-oon."^^''
of, gevangen zynde, uic de vyandlyke banden gered cn
^^^loic had. Öeze Kroon was van eikenbladeren, met de vrachten
hangende, gevlochten, en wierd den verloiler, tot loon zy-
^ ' deugd en getrouv/e daad, doororder van den Veldoverften, die
jJJ^'^^ve aan den verloilen toereikte, op het hoofd gezet. Maar fchoon
^and een Koning, of ander voornaam Hoofd, welke met deRo-
j^'cinen in verbond waren, uit handen der vyanden had verloil, wierd
gg^^^^er met deze Kroon niet begiftigd, endezclvernaar alleenJyk
fla aan den geenen die'een Roomfchen Burger van de dood en
^verny had bevryd. Plinkis verhaalt, dat deze Kroon ook wierd
ge-
PP 3
-ocr page 301-1767 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
len. ----------------------
hen geacht, en wierd in verfcheidenegelegcntheden, voornafflC ^^
lyk op de grootefeeften en plechtigheden, van hen gedraagen: εη^
deichouvvipelen, en andere openbaare vertooningen,
hadden de gee
nen, welke daar mede vereerd waren, de naafte plaatfenby den
naat, en wierden met alle eerbiedigheid op hun inkomen daar ar
fangen. Van alle belailingen waren zy, hunne vaders, êngrootv
ders t'eenemaal bevryd, om datzy zoonen, zo voordeeligaan'tg
mcenebeft, hadden voortgebragt. Daar en boven ftond het hun ^ ;
ampten en bedieningen^ aan henopgedraagcnzynde, aanteneeiï^
of van de hand te wyzen. Verfchcidene Romeinen hebben die ^^ ^
verkregen, en v/el voornamentlyk de gemelde dappere en voortred
lyke held L: CiciniusDentatus, welke veertien maal daar mede was ve
heerlykt. wierd'er zes maaien meê vereerd. Dekl^^ ^
moedige en onverfaagde Marcus Sergius isdoor denRoomfchenR^^._^
insgelyks daar mede begiftigd. Men gaf de zelve ook aan
dezodivni-
gen, die eenige byzondere weldaad aan de ilad of het vaderland be^^^
zen hadden. Ter dier oorzaake wierd de vermaarde Cicero, ^®^'·
byzondere willekeur van den Raad, daar mede gekroond, om'i^''
de ilad Romen van het naakende ongeval en gevaar, 't geen haar do
de famenzweeringe van Ciï/i?/»^ boven het hoofd hing, gelukkigv
had bevryd. DezeKroonen, hoewel van gras en takjes van boo^·^
gevlochten, en die men by ons voor eenvoudige en flegte kraniTen 2 ^
de aanzien, vi^-aren by hen in veel grooter achtingeen waardigl^^^ '
als die van goud en andere onfchatbaare koftelyke juweelen.
ken wierden ze gemaakt, om dxit de alleroudfte volkeren hun ν·^^"
van de akels hadden, en daar by leefden, als mede om dat die"®
■Ainjuplter ^ den Befchermgod, toegeëigend was. DeoverWH·^ ,
in de Capitolynfche Speicn, door den Keizer Domitianus\^^f^ '
wierden insgelyks m.et eykenloof gekroond, gelyk ook dc Kanie
ipeelders, Cytherfp.eelders, enPoëeten. ^^
De Zegen- ^^^ Corona 'Triumphalis ^ Zegènkroon genaamd, wierd g^ë^^^ ^
kjocn. aan zodanig een Veldoverften die de vyanden in't open veld me^
veldilag overwonnen hebbende, daar door de Bondgenooten dei
gefchonken aan die den eerilen der vyanden, een ilad , den
toebehoorende, in een belegering beilormende, kwam neêr .
Deze Kroon was
e-
- - - landen en provinciën aan haar gezachJia
publyk behouden,
;gehegt en onderworpen}
gnlde Vv'agen, dooi
f, gelyk anderen willen, door zes
raaiende ingehaald. DezeKroonbelto^.^
vier.
ofeenig
wordende dezelve ook daarom op eenvei-
of,
paardengetrokken, zegenpr
-ocr page 302-303 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
^it lauwrierbladeren, aan Jpollo toegewyd, om dat de zelve zeer
ê^Oen, en met-roode greinen ofbeziën voorzien zyn 5 geevendedaar
^ede te kennen, dat de overwinning niet zonder groote moeite, ge-
^aar, en blocdftorting op de vyanden behaald was. Sextus verhaalt,
^^•t de Soldaaten mede de gewooute hadden van den Triomfwagen,
het hoofd een krans van lauwrier hebbende, te volgen > opdatzy
ftad ingaande, daar door van het bloed der omgebragtemenfche'n
*^ogten gezuiverd werden. Zy gaven ze ook aan die, welke door
j^emming desRaads, in 't worftelperk de overwinning bekomen had.
Oudheid vereerde mede met een diergelyke haare uitmuntende
ycldendichters en Redenaars j ter welke οοντζ-ύί Heftodusï> ^ dat
Mufen hem met een fcepter en kroon van lauwrier begiftigd had-
De Roomfche Prieilers en W aarzeggers kranilen hunne hoof-
den insgelyks met lauwrieren. Ja zelfs die het leger volgden, had-
^en eenlauwrierfpruit, in plaats van pluimen, op den helm, omdat
het voor een waarzeggend kruid gehouden, en ook alzo by hen ge-
doemd wierd.
De Corona Ovalisy welke aan de Veldoverilens, of andere Hoof-
^fin, die met v/einige rcgenftand de vyanden uit het veld hadden ge-itfoon!'
I^'^^gen, of den oorlog by geval, zonder uitdrukkelykbevel van den
^aad, ondernomen hebbende, eenigevoornaamevefting,· ftad, of
i^i^ats verovei d hadden, gegeeven wierd, was van mirthusbladeren,
^cn boom aan Vemis eigeh, gevlochten; betekenende door de zelve,
men zonder groote bloeditortinge had geoorlogd : waarom men te
De Muui;-
J J - . o~ 'J---
Seki-oond j om dat zy deze vyanden, als menfchen van kleine waarde,
uitwerking der Romeinfche dapperheid onwaardig achten. De
^003-naamfte Veldoverilens, die deze Eerkroon, als mede de Cöw;.?
'^^'"mphalis, hie r voor gemeld, veiKiegen hebben, zuilen wy hie\
na in de Triomfen of Zcgénpraalingcn , zo wel ais die m de twee eeröe
Eenoemd aan den Lezer mededeelen.
De Cof-ona Muralis, ofMuurkroon, wierd gegeeven aan zulk en
^öldaat of Capitein, welke in 't beftormen van een vyandlyke ftad het' ^
^^rft de ladders aanbragt, met onverfaagdhcid de muuren beklom,
JP daar door aan de zynen den weg tot deyerovermge baande. Deze
^'^roon was geheel van goud, en vertoonden des zelfs takken of lo-
^'crs de gedaante van de wallen en muuren der ftad die men had vero-
'^'^i'di. ofook wel gemaakt op die wyze, als de geene welke door de
° Dich-
-ocr page 303-304 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Dichters aan Cyhele, Moeder der Goden, toegeëigend word,
daar mede vercierd zynde, de Aarde vertoont. Rondom den ran
waren leeuwen, zinnebeelden van dapperheid en edelmoedig"
Suetonius getuigt, dat de zelve zo welaan de gemeeneSoldaaten,
aan de O verflens en eldheeren gegeeven wierd, wanneer zy van nU
ne ίpitsbroeders het getuigenis k regen dat zy het eer
ftdesvyandsrnu"-
ren, borft weeringen, ofwachthuizen beklommen hadden. Dec^^
ile, welke deze Kroon, na 't zeggen van Plinius^ verkreeg? ^ ^
Manlius CapitoUnus. Scipio gaf de zelve ook aan ^ l'rebelUus, en oC
tüsDigitus^ om datzy beidetegelyk , voor alle anderen, indenfto^
het eerft de rauuren der vyanden beklommen en vermeefterd hadden·
Pe scheeps- Dc Corona NavaUs ^ of Scheepskroon, wierd aan hem gege^^
welke in den zeeilryd, wanneer men geënterd had , kloekmoedige
gewapender hand hetcerilineenvyandlykfchipgefprongen, ^^^^ ^
hulp van de zynen daar meefter van gebleven was. Zywasmede^^
goud j en boven deszelfs rand waren, in ileê van takken oflovei'®'
voorfrevens' van fchepen of galeijen verbeeld. ^
de de zelve niet uit de handen van den grooten Pompejus, in 't beoor*
gen van de Zeeroovers, met aangenaamheid t'ontfangen.
ylugufius vereerde daar mede Marcus Agrippa^ na dathy denzeeftf;.^
op dc kuilen van Sicilien gewonnen had i als mede ijy/Zi?, enverfchf^
dene anderen. Van gelyken wierd de zelve,benevens een goud ^^^^
en andere voornaame eergiften, door den_Raad aan den Keizer i'/'^
, clius gegeeven, ter oorzaak dathy, kort nazynekomfttotdiev^^j^^j.
digheid, drie maal hondertduizend Barbaaren, welke tegeo^
Roomfche Ry k waren opgeilaan, overwonnen had , en
vyandlyke fchepen in de grond geboord.
de
hSnefs? ^^ Atheeners hadden reeds te vooren met een diergelyke ^^
geenen begiftigd , welke het eerft tot hunnen dienft fchepen ?
Jog uitruilen, of het eeril: den voet op vyandlyke eilanden z^^^ '
en zich aldaar verfchanilen.. 1 c
De R.omeinen hebben naderhand ook een Egel op deszelfs
krans geplaatil, om dat dit dier, verdeedigende zich door zyneigj
huid, waar in het beilooten is, voor het zinnebeeld van een zeeiti 7
genomen word. Deze Kroon wierd aan of de Maan,
geëigend, om dat zy veel heerfchappy over de zee enhaarevloe
heeft.
De Leger- De Cürom Caftrenfis ^ of Legerkroon, wierd ^
kroon, - jgj^ geenen gegeeven, welke door zyne dapperheid in een
het eeril in de legerplaats der vyanden was doorgedrongen,
kroon.
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f
Jfóonbeilond in een gouden krans, tegen dcw eik epaliflaaden, van
2;elve ft ofFe, eehegt waren. Men gaf ze ook aan die de pahiTaadén
ftakctfelen van het vyandlyk leger het allereerft uit den weg ge-
juimd, en daar door den zynen den weg rot de overwinning gebaand
wordende onder de Romeinen, welke in die tyden indapper-
^^iii uitblonken, een zeer groot getal gevonden die daar mede vereer4
>aren.
l^e Romeitiea hadden ook noch, buiten en behalven deze trappen vetderc
^'^n eer, verfcheidene voorrechten, waar medezydegeenenvereer-
Welke in de oorlogsbedfyven in dapperheid boven anderen uit-^ngend^er
^^nten; doende 'hen "in de algemeene rechtspleegingcn, al waar
" ^ aaa hunne
—5 w.w X... νιο U.S.I.VVJ wwi^i-zj jtJapitemeii
^ . Pperfchoütsftoel, zitten j gelyk wy het zelve van dengrootene^^soidaatca
lez^n: en het gebeurde meenigrnaal, dat men naveréiichvan ,
^a^ien, vermits het alles in de goedk-euring en bewilliging dés volks
j ^itond, de Bevelhebbers, of iemand anders uit het gèmeen der Oor-
j met meerder gez-ach, macht, en voorrechten kwam te
j^^oi'zien en te vereeren. Ook wierd aan alledeVeldoverilèns^ die
Itöomiche Ryk door eenige conqueften en ο ver w inningen hadden
^ fiïieerderd, en het gezach der Republyk verder ui-tgebreid toege-
^^an hunne Statuën en Pronkbeelden, gekleed ênvèrcierdgélyk die
^^r Bürgermeeileren, te mogen oprechten. De Keizer ^«^«/«jbe-
jjS om de g&heugenis van alledoofluchtigeVeldoverftcns onder de
^ "^lïieineii, die den Staat vergroot hadden, noch meer te vereèuwi-
Jf^s dat men hun, na de Goden, de eerrtecerbewyzingen zoude
.^ridoen: en tot dien einde liet hy hunne Beelden nifer alle de ce'rty telen
^^ekeregalleryvanzynHof, daar toegemaakt, op nieuws oprech-
^oö* .''^i'kondigende door een algemeene ordonnantie, dat hy zulks
en alle navolgers in 't Ryk tot een voorbeeld had gedaan, op
Pe Κ · ^^komelingen het gebaande fpoor van hunne deugden en dap-
^ ^eid mogten inllaan en navolgen. Daar en boven had de aad noch
Ua^^ gewoonteonverbreekelyk vaftgcileld , dat zy denage-
iQ|kinderen der geenen-, die in de oorlogen gefneuveld waren 5'^dG
da 1- verftorvenen, gelyk als of zy noch by leven waren, miki-
Slieten genieten. En aan de oude en verminkte Soldaatcn , wel-
had ? oorlogen en ongemakken de gryze en tot ruil genegene jaaren
Pjl bereikt, deelden zy in de overwonnene en door hen veroverde
Vg ^^mcien zo veele landgoederen uit, dat zy uit de inkoinilen der zel-
Jl^thunnefamiiienbetove--^'^'-^'·· ^ ' ----------
Deel
ruft
-ocr page 305-1771 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
.ruit konden doorbrengen. Op deze wyze wierd de
Spanje, met de .omleggende vruchtbaare landsdouwe, door ^
Ciefar tot een colonie of volkplanting der Romeinen gemaakt. ^. ^^
dua wierd ook vervolgens op die wyze , en ontallyke andere pi^^
in verfcheidene gedeeltens der waereld, daar toe gebruikt. /
kort, de Romeinen lieten dc goede dicnilen hunner burgeren en^i'^ö
zetencn nooit onbeloond : en dit was ook de *
blyk meer deftige mannen heeft voortgebragi
'^jaffedaar en tegen wierden ook de laiterlyke en lafhartige menfchen ^^^^^^^
tigen. Zwaarheid der-ftraffe, «vi-elke zonder oogluiking gefchiedc,
vaardiglyk na verdienften geilraftj wordende of van hunne eerai^r^
ten, en verdere verwachtingen, t'eenemaal ontzet j of
flrengelyk, tot het bloed toe, met roedengegeefleldzynde, ^^ ^^^
tingen geboeid en tot flaaven gemaakt, zoalshundeftraiFe,
van hunne overtredinge, was cpgelegt. Ί'/ius Livius verhaalt^^
een bende van AppiusClaudius ^ welke gefteld was om zekere
bewaaren, de zelve lafhartig verlaatende, zeer zwaar wierd φ
vermits de tiende man daar van , het lot geworpen hebbende, iLj^e
ten voorbeeld, zonder aanzien van perfoonen, tot een fmaadel^^^
dood wierd verwezen.
Marcus Anthonius aan zekere bende, die de ftads wallen en veftef'.^j,
na behooren had verdedigd, een gelyk lot deed ondergaan,
den noch verfcheidene andere ftraffen, waar mede zy de ong^^^^^^j.
zaamheid der foldaaten beteugelden, welke ik hier met ftilfw/o^^
voorby gaan, en tot befluit m.et Horatius zeggen r
adfit
Regula peccatis qua pccnas erogtt aqms.
dat is, daar moeten zekere wetten zyn, na welker regel de oveit""^
dingen des volks moeten enbehooren geftraft te worden,.
Van de plechtigheden der Romeinfche Triomfen en
Zegenpraalingen,
Vyfde Hoofdstuk.
Tweebeweegende oorzaaken zyn 'er in de waereld, welke^^j^
menfch tot uitvoeringe van ongemeene dingen 5 zo in vre ^^^^
ook de oorzaak, dat die R^p ^^
gebragt, als eenig bekent
onder de zon: want islk fpande zyne uiterile krachten in
Alsmede trappen van eer door een ftandvaftige deugd te beklimmen
hunne ~ - "
regens
lal" hartig
1772 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
<>oricg; aanprikkelen. De eerile beftaat in grootc eer, waar door
een onfterfFeiykc naam word verkregen? en de twede, inrykdom-
^en, voordeel, en nuttigheid. De grootmoedigfte enedelftehar-
Jen ftreeven doorgaans na het eerfte, met verwerpinge van het twede,
^ ^velk voor hen al te nederig en verachtelykfchynt te weezen. De
domeinen wiften de voorfchrevene oorzaak en in hunne regeeringe,
^^ aanmoediging van hunne onderdaanen, met groot voordeel te ge-
bruiken } en zullen wy van 't eerfte, te weeten, de Zegen praalingen,
^aar mede zy de dapperheid hunner Krygshelden tot den hoogften top
Vereerden en opwekten, aanvangen te fpreeken.
De Triomf, of Zegenpraaling, was een foort van inhaaling en ver-
'^ellekoming, welke de Romeinen, na 't gelukktg uitvoeren en ten fte.
"^'nde brengen van zekeren oorlog , door een Raadsbefluit aan den
Veldoverllen over hunne benden deedenj toeëigenende aan den zei-
tot een blyk en teken van hunne grootachtinge , de grootite te·
van pracht en eer, welke men aan iemand na het uiter fte vermo·
f^n, in 't openbaar en voor de oogen aller menfchen, konde bcwyzen.
dag van den intocht gekomen zynde, begaven zich de inwoonders
^an alle plaatfen en ft eden van I taliën daar na toe j en de geheele ftad,
^^i^pels, ftraaten, poorten, huizen, envenftersvanI-Lomenwaren
^ctallerhandekoftelykéftoitenvan-goud, zilver, enzydebehangen ,
^^ met allerlei gtoene takken vanbOomen en bloemen op het heerlyk ft
^crcierd. Niets ontbrak 'er 't welk den aanfchouwersdeRoomfchc
J?^acht, grootheid, en heerlykheid, niet overvloedig voor oogen
Joelde, en blykcn van de algemeene vreugde dezer machtige Republyk
^^toonde. De Raad, dêPriefters, denAdél, metalhet voornaam-
en aanzienlykfte def Burgeren, en gevolgelyk het grootfte gedeèl-
der ftad Rom^ïi, zeer deftig gekleed en opgc'fchikt, gingenden
* riomfeerder, of Zcgenpraalenden, buiten de poorten der ftadte gc-
^oet. Hy zat gewapend op een y vooren of elpenbeenen ftoel, Sedes
^^ruUs genaamd, in een gouden wagen, die van edele geftcentens
5 door vier of zes van de allerfchoonfte witte paarden , trcffelylc
^^^gedoft getrokken i wyders gekleed met een goudeenpurpeige-
^eevene rok, Ïoga Ρ almat α geheetenj hebbende het hoofd met een
lauwrierkrans gekroond, en de ftaf van commando in zynchand, of
een beeldeken vam de Vioborie met vleugelen , en met een iauwrier-
J^rans of palmtak in de hand. Anderfins ftond ook v/cl het gemelde
^eeld'van de Overwinninge achter den zcgenpraalenden Held, hou-
met de regterhand eenlauwrierkrans boven zyn hoofd j gelyk
'^en beide deze verbeeldingenopdeoudebiisrelevesen medalien veel-
qq 1 tyds
-ocr page 307-1773 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
tyds ziet. Alle de gevangenen in den oorlog gingen, mctilaaflche
kleederen aangedaan, en de hoofden kaal gefchoorcn ^ voor hem heen r
en de Koning of Veldoverfte der overwonnenen,, mitsgaders de aan-
zienlyk ften dervyanden, wierden het allernaaft aan den wagen, twee:
aan tVv-ee geboeid, voor hem heengeleid. DeRoomfchelegioenen
, volgden hem by benden, in hunne ordre, zotcvOetalstepaard,
op het prachtigft gewapend, zynde hunne fpieflen en lancien
lauwrierbladerenonivlochten, tot teken van een algemeene vreugde "
doch.degeenen, welkeii nioed en dapperheidin den bekomenen zegefl
het meelt uitgemunt hadden , verzelden hem aan weêrzydenvan de^
wagen, bekranft met lauwrier- en palmtakken in hunne handen Vo®^
hem heen reden ook eenige wagens met de vs^apenen, banieren, gou"^
en zilvere vaten, j uweelen , en allerhande foorten van goude en zilvei'^
iminteh^ tot buit op.de vyanden verkregen, .mitsgaders de giften ei^
gefchenken welke hy tan; de vrienden en bondgenooten des RoP^^"
fehen Volks had ontfangen. Daar na volgden kaileclen en toornsV^i^
hout, cierlyk gqfneden, die deftedenenilerktens, welkehy van^^
vyanden gewonnen had, verbeelden. En al voorttrekkende , maak'
ten zy eenige baïailjesen fpiegelgevechten ^ w."4ar mede zy de voorde'
yallencoorlogsbedryven na 'tleyen vert0pdQden,;:(0p zodanig een wy^^
dat .dcaanfchouweri- door de wonderlyke,gevalle5:ro:et.allerIciiïai't^®"
tochten,! van droefheid,, blydichaf),· entfchrik wierdén aangedaaO-
Het getal-en de verfcheidenheid dezer vertooningen was zo grooc ei^^
overvloedig, dat de Zegenpraalingen meenigmaal drie of vier dage^;
duurden v-oor aleer de zelve voltrokken waren. Men eindigde de^^.
plechtigheden akze aaffhet Capitool jn-den Tero pelvan J^upiur. wareii^
g ék om en ^ jin; welk en zy .al Ic d e_w a ρ e nen en b u i t-y gett,a am d Manu^^^''
döor hunne dapperheid den vyanden ontnomen, tot een eeuwig^
dachtenilTe van hunne deugd diqnende, ophingen, daar zy dao
den Roomfchcni Raad wegens de gedaane dienften aan het Vaderl^"
bedankt, en gewoonlyk tot een Oppei"- of Mederegent verkook,
werdende, deze vreugde met een prachtig feftyn volbragtcn. ^^^^
op dat men een klaar en vcrftaanlyk denkbècld van deze Zegenpraaiin-
gen, en de ordre welke daar in door de Romeinen wierd gehouden?
moge verkrygen, zullen wy eenige uit de Romeinfche Hiftorien?-
voor zo veel ons de geheugenifle toelaat, alhier kortelyk befchryyen r
en een aanvang maaken met die van Paulus Mmilim, een voortreftely ^^
Veldbverften, welke hy wegens de overwinning tegens den grootefl
cn machtigen PiT/^iai, Κonjrig van Macedonien, verkreegί woi'
dende door PhtmJm in dezer voegen befchreven:. ^^^^
-ocr page 308-1774 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Ten ecrften zag men het Roorafche Volk, en dat van alle rondom Dezegf»-
S^legene plaatfen, zeer deftig gekleed en uitgedoil, in de deuren,
^eniters , en balkons,: op zolders en daken der huizen met ontallyke/iW."'
^eenigte, om door het aanfchouwen aan deze plechtigheden mede
te hebben·. Alle de Tempels binnen Romen, ophetheerlykii
"^'crcierdj, ftonden open. De huizen en ftraaten waren met allerlei ·
•l^öftclyke behangfels wonderlyk opgepronkt, en met groente en bloe-
^εη, van uitgezogte reukwerken, en duizenderlei andere heerlykc
^fi aangenaame dingen, opgepropt. En om dat de toeloop der men-
van alle kanten en plaatfen van buiten, ongemeen groot was,,
«ad men mannen met ilokken aangefteld, om onder hetgedrang een
opening te maaken, enhetvolkaan weêrkantentedoen.wyken, ten
^nde den Zegenpraalenden een weg en vryen doortocht te baanen.
tneenigtevandeverkregenebuit, deveelheidderbanieren, ilan-
^^arden, en vaandels, met de gevangenen, was zogroot, dat men
^eze plechtigheden fomtyds drie achtereen volgende dagen moeft
^oen duuren. Den eerften dag wierd alleenlyk toegebracht metdc
oanieren,. ilandaaixlen,. vaandels, ftatuën, koloilen, fchilderyen
^^beelden,. alle op cierlyk gefchilderde wagens ilaande, en langfaam
^-Oortgetrokken wordende te doen inhaalen.. De twede dag wierd
^fteed met de v.'apenen van den overwonnen Koning, en alle de Ma-
^-^doniers, zeer kollelyk, en glinfterende, alle op nette en daar toe
B^fehikte wagens in de ilad in te voeren; volgende na die wagens drie
^izend mannen, welke het gemunte geld van goud en zilver, leg-
j§ende in zeer grootezilverefchoxels en vaazen van zilver', eik drieta-
^^ten weegende j te draagen.; van. welk-evaazenengrootefchotelen.
■'■lehondert-e.n vyftig.in getal waren, en tot elk vier mannen verordend
de zelve te draagen. Dereft, die het overfchot der drieduizend,
maakten, droegen huisfonteinen, en anderegroote en heerlyke.
j^^azen, mede van zilver, en konilryk gearbeid. Dederdedagge-
^oi^en zynde, begon.men methetlumieren vandenzelvendeplech-
'^.Sfieden van deze Zegenpraaling te hervatten. Voor deeerile bende
R^^g ecngrootgetalpypers, trommelilagers, fchalmei-en trampet-
^^aazers j, geen toon van een aangenaam muziek, maar.cen groot ruuw
^J^.vreeffelyk geraas en geluid maakende, gelyk of ze zich ten ftryd bc-
om den vyand aantevallen. Achterdezebendevolgdenhon-
, ^rdtwintig koeijen. metvergulde hoorns, en met linnen dekens, by
g ^^oor heilig gehouden,- gedekt, met allerlei kranflen van groente
• bloemen gevlochten j wordende door fchoone en welgemaakte
"gelingen, alle zeer koilelyk opgefchikt, geleid, omdeilagtof-
q q 3 fcr-
-ocr page 309-310 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
ferhande der zelve te doen, welke door veele kinderen, grootego
en zilvere fchotelen, dienende tot gebruik der offerhande,
de, wierden gevolgd. Na dezen kwamen degeenen,
vaazen, met goude penningen gevuld, droegen , een getal van
enfeventig uitmaakendci werdende gevD-lgd door de geenen die ^
overmaatig groote goude fchaal, weegende tien talenten aango"'^'
welke Paulus Mmilius uitdrukkelyk had laaten raaaken, en koni ig
met allerlei koilelyke ileenen enjuweelendoenverryken, droegen»
zynde verfcheidene Bedienden van aanzien, die voor dezen de K-O"^^^
gen jintigoms j enSeleucus^ Koningen van Macedonien, en zelfs
feus^ opgepail hadden. Ν a die volgde de wagen van den ovcrwonii
Koning, met de wapens totdcszelfsligchaambehoorende, ^
zyn Diadema, ofKoninglyke hoofdband, kroon, en fcepter ten to^
lagen. Hier na verfchenen de Kinderen van dien beklaagelyke" ^
ongelukkige Voril^ verzeld met een groot getal van zync Hovc^^^^
gen, ais Hofmeeiler, Secretaris, cn veele andere diergeiyken ^^
zyne f;irailie en hofhouding > fchreijende, en over hun droevig ^^ j^t
lot van een ongewoone dienilbaarheid zodanig rouwklaagende,
de omftaanders en aanfchouwers, demenfchelyke gevallen over"^^^
kende, tot medelyden wierdcnverwekt, temeeralsmendedrif^^^^
nozele Kinderen, twee Zoonen encen Dochtertje, die door jj^m
heid noch weinig indruk van hunnen rampzaaligen ftaat hadden,
teaanfchouwen. Na de Kinderen kwam de Vader, welke, na
bruik van zyne landsgenooten, in't zwart gekleed was, u^id
een vrees- en fchrikachtig gelaat, gelyk het detydengelege'^^ ^^
vereifchte, gevolgd wordende van zyne vrienden, g^^^'^^^^ê^j^en,
vertrouwelingen, die heane cogen na den Koning gekeerd
zeer bitterlyk weenende, en van zulk een droevig gelaat, t^^nc^
veele, zelfs onder de Romeinen, niet onthouden konden vaf» ^^ ^^
en des Konings drocvigen ftaat met traanende oogen te beklaag^
dezen wierden de goude kroonen gedraagen, d^ie deoudeCrH ^
Vrylieden aan Paulus Mmtlms vereerd hadden, om hem ovei ^^^^
vcrkreegen zegen te begroeten en geluk te wenfchen j welk ^^
zelfs, op een goude pronk wagen gezeten, en meteen ^^
van goud zeer rykelyk doorwrocht, een lauwriertak in heerlyk-
een krans van de zelve om zynTioofd hebbende, metgi''^^ η de Oor-
heid zegenpraalende wierd gevolgd. Achter hem
logsbenden, zo te voet als te paard, ordentelykonderx^u
ren, vaandels en itandaarden verdeeld, in hunne'handen '
knmilen en palmtakken draagende, entereerevandenUve
1776 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
den behaalden zegen lofzangen zingende. En op zulk een manier
^'olbragt Paulus JEmilius zyncn zegenpraalcnden intocht in de ver-
gaarde Stad Romen, alwaar hy de verl^reegene buitindenTempei
van Jupiter Capitolinuso^crdc ^ en den zeiven voor den verworven ze-
gen en behaalde overwinning feeftelyk dankte.
Alle andere Triomfen gefchieden ook op zodanig een wyze, doch
met veranderinge in het een en het ander, namaatedathetden Veld-
^verften^ welke men met diergelyk een plechtigheid vereerde, be-
^^agde. En hoewel men inde Hiilorienbefchreven vind, dat de ge-
belde plechtigheden in hunne Triomfen en Zegenpraalingen, inma-
^iere als verhaald is , iliptelyk wierden achtervolgd en onderhouden,
"^^aren 'er nochtans wetten toe gemaakt, welke aan de verdienften der-
g^oöte mannen zulke heerlyke eerbewyzingen, tot een beiooningc
"^an hunne deugd en itandvaftige dapperheid , toeweezen, met een
?ctte aanwyzinge op wattyd, endoor welke poorten en ftraaten den
intocht moeft gefchieden. Maar wat belangt de fpelen, vertoonin-
gen, en andere kleenigheden, het ftond den Triomfant inzynvryc
^eur, de zelve na zyne zinlykheid en goeddunken te verminderen of
^e Vermeerderen, en den wagen re verkiezen. DeHiftorienieeren
^■^s, dat de Praalwagen gewoonlyk door vier witte Paarden wierd ge-
F^okkenj hoewel men ook vind, dat dezelve door Stieren getrokken
^sgewceft. Oe groolc Pompejus. Africat'ondergebragthebbende, verfchddc-
•^eedzyn intocht opeen Wagen met Elephantenbefpannen. SuetoniusH^^^l''^
"herhaalt, dat zegenpraalende op een \¥agenzat, doorgensdorro-
^eertig Elephanten voortgetrokken. Dc Keizer Gordiams triom-vddcvct
^heerde ook op de zelve wyze. Cajus Mar'ms wierd insgelyksdoor ft'"·
: -lephanten gevoerd, na dat hy geheel Africa onder het gebied der
■domeinen gebragt hebbende^ de paaien van'tRoomfchegezach tot
^^ Êgypteahad uitgebreid. Scipio Jfrkanuszegenpraaldeom die zel-
Ve reden met Elephanten. De Keizer Auguftus triompheerde, met
^^^ftetnminge van den Roomfchen Raad en het Volk, met vier Ele- ^^ aei.eiver
Phanten voor zyn Wagen, nadathy uithet Ooften, ntic dCii oor <
tegens Anthonim geëindigd, als overwinnaar wederkeerde. De
keizer Vefpaftcmus wierd mede, na het volbrengen van verfcheidene
groote oorlogen in 't Ooilen, zo wel als Auguflus met die eere verv/aar-
: geevende deingefpannene Elephanten voor den Wagen de over-
^mninge van die Volkeren en Landen, daar de Elephanten vallen en
Jch voortplanten, te kennen. /'/iJw^ii zegt in zyne Hiilorien, dat
je Keizer Aureüanus, die een Koning der Gotthen was, zynen intocht
^eedop een Wagen door Herten voortgetrokken. Ooch Marcus An-
Jiz GROOT SCHILDEÏlBOElt.
thonïus fpande getemde Leeuwen voor zynen zegenpraaletiden
gen 5 als willende daar mede doen blyken, dathy indenburgerlyi^^
Oorlog de dapperften en onverfaagften onder zyn gebied zou uo^.^
bukken: het welk hem CiceroAVi zyne Vertoogen, genaamd PhiUpP'
i·^, tegenwerpt i zeggende, dat 2;ynTriomfwagen, metLeeuwe^
befpannen, een heerfchzuchtig man, na een monarchie of eenhooi"^'
ge regeeringe haakeïide j vooronderilelde.
Verdere om- I^c Veldoverilen der Romeinen hadden noch deze byzondereg*^^
ftandighe- woonte, datzy, zegenpraaiende, een, ofvcrfcheideneklefineki'^'
TriomVen dercn, inhunne wagensby zich voerden, waar vanC/V^röinzyayei
gebniikeiyk. toog voor MurcïM gcwag maakt. Andere deeden indenTriomf^^
zeer groot getal van vreemde en wilde beeflen, als leeuwen, beereH)
tygers, rinoceros, panthers, drommedariflen, en diergelykefp'^'·
ten van dieren, met zich omvoeren j zo als Jofephus in zyne Hiftorie·^»
van de Kcizer^Titus Qn'Fefpaf.ams ^ verhaalt. Sommige weder b»
'den by hunne Zegenpraalingcn allerhande vocaale eniüftrumént^''· ^
muziek, en andere vermaakelykhedcn meer: onder welke Zegf'
praalingen die van Pompejus den Grooten, Cafar, en de twee Scip"^^^
gebroeders, met die van verfcheideneKeizers, eenigebyzondet'"
den hadden, waar van in zyn Boek, h.ttzegenpraalendeR"''^
en genaamd, wydloopig fpreekt. Het wierdook'denTriomfeerend^^
van ae 'lei- Overwinnaars tocgelaaten hunne Beelden en Statuën in Tempel^
^?°f/"'/"t>penbaareplaatfen tentoonte ilellen, als mede kolommen en koft^v^
z^e|euïexL ke gebouwen van marmer, Arcus Ί'7'mmρhalesQQ.ΐ\·Ά::!imά, waai" op
ne veldilagen en overwinningen inbasrelevc, ter eeuwigergedach^_
nifle voor de nakomelingen, uitgehouwen waren, te doen op^^ ,
ten j waar van men ten huidigen dage noch verfcheidene overblP '
zo te Romen als elders, kan zien. Hier mede volgden
Avoonte der oude Grieken, welke ter gedachteniffe van kloeki^^^ &
en ridderlyke daaden Ïropheën oprechten j 't geene zich op de volg^
wyze toedroeg : óp de plaats, daar d'eene of d'andere νοοϊπ^^^^^
Vcldoverilc door zyne dapperheid den zegen van een groote cn
denkwaardige overwinning had behaald, plante men den hoog^
boom, die daar omtrent te vinden was, na dat mendeszelrsta- ^^^
afgekapt hadde , hangende aan de noch overgeblevene
cere en gedachteniile vaii den Overwinnaar, de wapenen der over ^^^^
nenen en verilagenen, en geevende aan den boom dennaamvan
af komltig van het Griekfche woord ί'ΐ^Ο
ringe, vlucht, en wyken betekentj om dat hy daar terplaatie^^^^
vyand gedwongen had zyn heilenbchoudenifle metde viucnttez^^^
ρδ GI^OOT SCHILDERBOEK.
De Romeinen hebben 'er zich naderhand op de zelve wyze ook
^f bediend: want Saluflius verhaalt in zyne Gedenkfchriften, dat
^ompejus^ de Spanjaarden overwonnen hebbende, zyne Tropheén op
^e hoogfte toppen van het Pyreneefche Gebergte plante. Welke ge-
woonte naderhand' tot zulk een hoogachtinge geraakte, dat men de
^elve van metfelwerk maakte. Maar indien men de H: Bladeren op- En haare
flaat, zal men zekerlyk vinden, dat dit gebruik van grooter oudheid
en dat andere volkeren zich ook in hunne plechtigheden daar van
bediend hebben. Want wy lezen in het i f de Gap: van het eerile Boek
^er Koningen, ά'λΧ, Saul Agag^ den Koning der Amalekiten, over-
"^onnen hebbende, en op den berg Carmel gekomen zynde, aldaar
Cên Arms Ί'dumphakS'^ of gedenkteken van zyne behaalde over w innin-
Be, oprechte. Om kort te gaan, de glorie van te mogen triomfeeren
zegenpraaleü was onder alle de eerbewyzingenvanhetRoomfche
Volk in deallerhoogfte achtinge j en om de zélve te verkrygen was 'er
§een arbeid of gevaar zo groot, 't geen hunne Veldoverllen niet met
^lydfchap óndergingen^ vermits die glorie met het verkrygen van
êroote rykdommc'n, welke hunuitdegefchenkenderbondgenooten
den veroverden buit der vyÏinden overvloedig ten deeleviel, gc-
ïïieenlyk verzeld ging. De Hiftoriefchryvers hebben deze ftoiFe, na
^yn gevoelen, met zo vèel meerdeï om ilandigheden befchreven, om
^oor die voorbeelden groote Prinfen en Regenten te vermaahen hunne
^eldoverfteh, oorlogsbenden, en luiden van uitneemende verdrenften,
heerlyk tebelooneni om dat domme, laf hartige jen tot de regeeringe
'^nbekwaame en onnutte menfchen, niet in gelykheid geiteld mogten
berden met diegeenen, welke door geduurige oeffeningen van hun
^erlland en ligchaamelyke krachten zich iiiet ontzien hebben hun le-
^en, goed en bloed voor hunnen Voril,en ten beiten van hun vaderland,
êewilliglyk op te offeren. Na het verhaal van Or^/^izyn tot^'f^ewu
Romen driehondert en'twintig friumphaiores, ofzegenpraalendêO-ze^npiaÏ
J^^i'vi'innaars geteld geworden, van de welke de Keizev Prol^us de laat- i^^den.
^^ is geweeilj by wiens regeering het groot en heerlyk gebouw van
Roomfche Monarchie al aan 't vervallen was komen te geraaken.
Ëer wy met de Romeinfche Zegenpraalingen verder gaan , zullen
^"^y ons alvoorens een weinig inlaaten, om ook een Triomf, inGrie-
^^cnland gehouden , op het naauwkeurigft, even als de voorgaande ,
^^ar ons befte vermogen te befchry ven.
Antigonus^ Köning van Syrien, toegenaamd Epiphanes^ beteke- c-rkkfciie
^^nde zo veel als de doorluchtige, hebbende hooren verhaalen de voor-Tiiomf of
'^'"effelyke zegenpraaling van dengemelden Burgêrmeefter^^i^/»j-^^--ve"öSLg
II. Deel, . r r rni-
1779 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
an ^ntigo- milim^ wierd daar door zodanig tot ydelhcid en dwaaze eerzucht aaii^
geprikkeld, dat hy bcfloot een ioort van een zegenpraaling aan te rcg-
ten, welke in hcerlykheid boven die van den genoemden Burger®^^'
iler verre zoude uitmunten. Tot dien einde· liet hy door zyng^^^ ,
Koningryk verkondigen, dat hy op zekeren gcileldentyd in de Sta
Daphnes een heerlyk Tournooyfpel zoude aanregten, 't geen z,ee
voortreffelyk cn uitmuntende zoude^zynj het welk uit Griekenlan r
zo wel als uit andere R.yken en aangrenzende Landfchappen, eenpn
noeraelyk getal van menfchen y door nieuwsgierigheid van dit
aangedreeven, by hoopen derwaarts deed vloeijen 5 engcfchiede de -
yertooning op de volgende wyze:
Voor aan gingen vyfduizend Griekfche jongelingen, op de K-*^
meinfche manier gewapend, gevolgd door vyfduizend Myziers 5
hunne wyze heerlyk uitgedoit. Na deze verfcheeneii drieduiz^^^
Thraciers, en vyFduizend Galatiersi na de welke een zeergroot
tal van andere volkeren volgden, die wegens hunne zilv ere ichildeij
waar mede zy gewapend waren, jlrgyrafpidesgenaamd wierden. ^^^
ter die kwamen tweehondert vyftig gelederen Vechters of Scher'^^' '
by de Romeinen Gladiatores gehcetenj en, na hen duizend Ridd^^^jJ
welker paarden metgoudegeftiktedekkleeden,, en met goudeen ^^^
vere toornen, trefFelyk uitgeruft waren, hebbende elk ê^i-g-
Jirans om 't hoofd. Deze wierden weder gevolgd door duizend
Riddersj die men medegezellen noemden, by zieh hebbende ^^
compagnie van des Konings Vriendenen Vertrouwelingen.
vertoonden zich duizend Édellieden te-voet, en achter die wedei'
zend andere Ridders, genaamt deTroep des K onings. Hier na ^
den vyftienhonderd Ridders, gewapend met vergulde h^r^^ T^j
waar over zy wapenrokken, rykelyk met goud en zilver i^Q^t
en met allerki gediertenskonftrg vercierd, droegen. Wy^^]^
derd wagens met zes paarden befpannen, die door veertig 5'heen
vier paarden getrokken, gevolgd wierden.' Achter dezelve
een wagen door clephanten getrokken, en na die zesendertig
clephantcn. Achthonderd iongetjes, die kranirenenkroonc«^?^^^^_
goud vercierd in hunne handen droegenvolgden na de eie-
ren, en wyders duizend vette oilen, cn achthondert IgpiJen
phantstanden. Hier achter droeg men een oneindig getal van
der Afgoden cn verftorvenen, welke in eenige konften en we ^^
fchappen hadden uitgemunt, en hunne geheugenifleaandena
lingen vermaard gemaakt, bekleed met rokken vangoude en zi^^^^
-floiFen, en allerhande koftelykheden en edelgefteentens, zynae ^^
ν
w.s.
1780 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
pedeilallen gefclireven de naatnen, waardigheden en daadeil der
geenen tot welker eere engedachteniflc de zelve waren gemaakt en ge-
fticht. Ook wierden door Slaaven omgedraagen beelden der Afgo-
den, vertoonende den dag, den nacht, den morgenftond, en den
middag j met een oneindig getal goude en zilvere vaten van een on-
'Waardeerlyke prys. Na deze kwamen zeshonderd Pagies of Edcl-
fcnaapen yan den Koning, in goudlaken gekleed i gevolgd van twee-
honderd edele Vrouwen, hebbende goude doozen, gevuld met aller-
lei heerlyk reukwerk en welriekende balfem, in haare handen j welke
Weder gevolgd wierden door veertig masfi veen van zuiver zilver ge-
blaakte draagftoelen, daar zo veele Vrouwen in zaten > daarnanoch
ïachtig goude draagftoelen, waar in vangelyken zo veele Vrouwen
gedraagen "wierden, met uitfteekend rykelyke fokken en kleederen
"Van goud, zilver, enjtiw^celenvercierd j wordende de ilraaten overal
met allerlei koftelyke oliën,balfem,en reukwerk vervuld. Deze zegen-
' draaiing duurde geheele dertig dagen , met allerhande foorten van fpe-
^ en, tournooijen,en vertooningen > in welken tyd het aan alle menfchen
geoorlofd was, zich met alleriei koftelyke balfem en'reukwerk ge»>
^^alfd hebbende, aan de Koninglyke tafelen, van de welke men 'er
"^yftienhonderdtelde, nederte bitten, en op des Konings ΙφΛεη heer-
lyk te fpyzen.
By de Romeinen'wasnoch een andere plechtigheid, doch geringer Dè kkeae
sls die der Triomfen, waar mede de Overwinnaars ingehaald en vér-j^^^senpi^-
'^elkomd wierden. Deze wierd O-u^i/o genaamd, verfchillende Vanmeineii/Jz/a-
den Triomf om dat 'er eenige noodzaakelykheden, die daar toe ver-
^ifcht wierden, ontbraken. By voorbeeld, als den Overwinnaar ooizaake.
Conful oi Procunful^ regeerend ofoud Burgerraeeftér, was j of
^at hy weinige tegenftand had gevonden > of dat de overwinning zon-
der groote bloedftortinge was verkreegen > of wegens lieden van klei-
de waarde overwonnen te hebben j ofdat den oorlog was ondernomen
^nder uitdrukkelyk bevel van den Raad, (het welk wy in 't voorige
Hoofdftuk, by de Corom Ovalis^ nochmaals hebben aangemerkt,)
diergelyke dingen meer. Alsdan, in fteê van den Triomf, ver-
"^elkomde men de Overwinnaars,. hoeWcl ook op een zeer plechtige
'^'^yz.e, met de gemelde O-y^^itf, welke zich aldus toedroeg:
De Veldoverfte wierd, te paard zittende, ofook in oudetyden te
"^oet gaande, ingehaald > hebbende het hoofd bekroond met een krans
■^ivu iVlirthe, aan Vems toegewyd: om dat deze overwinning niet op
martiaale en dappere wyze van oorlogen, maar op een wy ze aan
^-nus en de vrouwen paffende, was verkreegen, ^'d^k JulusGellius
rr ζ '' daar
-ocr page 315-ρδ GI^OOT SCHILDERBOEK.
daarvan verhaalt. Het volk en de krygsbenden van zodanig een Veld-
overften deeden hunnen intocht niet gewapend, gelyk de voorga^^^^'
Men roerde geen trom mels, noch hoorde trompetten, of eenig
gefchal van oorlogsinilrumenten j maar fluiten en
zagtefpeeltuigefl
van een zoetluidend en aangenaam muziek. Hy wierd metdenvef'
kreegenen buit, op devyandenbehaald, ordentelyk, vanzyneooi'
logsbenden verzeld zynde, ingehaald j en de Senaat ontmoete hetn
plechtclyk buiten de rtads poorten, hem pryzende en zyne daaden zc^'^
hoog verheiïende. De Ηiftoriengetuigen, datverfeheidcnegi'^^^^
en voortrefFelyke Veldoverften die eere hebben verzocht, enaang^"
nomen. Os ceriïe onder óe zehewzsPofibumiusLihri.uS', nadatny
de Sabinen tot gehoorzaamheid hadgebragtj en MarcmMarcellu^^^
het overweldigen van Syracufa. Suetonius νζχΧλ-ι^Λχ.^ dat de Kei^
OStavianus Auguflus^ na den veldflag van Philippiquesen't volvoer''^
der oorlogen in Sicilien, metdieeerwierd verheerlykt. piinip^^^
\vaagt mede, dat verfcheidene Veldoverften, daar men
deplcchtig-
h eid van den Triomf of de Zegenpraalinge aan weigerde, door
fluit van den Roomfchen Raad met deOi/iï/Zo wïerdenvei'eerd.
oorzaak, waarom deze kleene Zegenpraaling-alduswierdgenaai^'-^'
■Nvas, dat de oiïerhande, welke de overwinnende Veldoverfte dien o^o
deed , in een Schaap beftond, 't geen in de Latynfche taalO'Vi^ê^^
naamd wordj daar in tegendeel in den Triomf een Stier wierdg^^ ^
ferd. En van dit Schaap, of Owi, is het woord Ovatio voortgefp^'^''^
ten. Andere meenen, dat het zelve van het juigchendeenfchi^^^^,
wende volk, 't welk O'^ ofwel O^i^ riep, herkomftigis. Het zy^^^^
wil, het zal genoeg zyn te zeggen, dat deze plee htelykeinhaa'i'^D
by de Romeinen Ovatio wierd genaamd.
Ik zal noch verfcheidene Triomfen, by deRomeinengehoi^r^"'
met ftilfwygen voorby gaan, om den Lezer daar mede niet vcrdn &
te vallen;, want dezelve alle te verhaalen zoude ons hier te wy^'^^P °
zyn. Die meer daar van gelieven te weeten, IczenuippianusJl^^^^
drinusj en AmmianusMarcellinus y welke eerfte de zegenpraalinge ^^^
Scïpo Africanus'y èn de laatfte de heerlyke intrede die de Keizer Μ
fimtinus in Romen deed, beichreven hebben.
fm
-ocr page 316-groot schild erb o ek. 317
^Λη de wyze der vier uoornaamfle en openbaare Grïekfche
Sjoelen, en tor eere vm wie de zelve ingefield waren.
Zesde Hoofdstuk.
^^ ademaal 'er veele onder de weetgienge Lezers der Hiiiorien ge-
-^ vonden worden , welke in de oudbeden, en de manieren der
^^ekfche Spelen niet onderwezen zyn, dunkt het my niet ongeraaden
j^a myn klecn vermogen uit de Oudheden op te haaien, en in't kort te
^cfchryven de vier voornaamfte Spelen welke door de Griekfeheen
■J^^^ïïieinfehe Hiiloriefehryvers zo meenigmaal met grooteloFen roem
doorgaans worden aangehaald. Ik zal dan met weinige woorden het
êeen ik in de Hiiiorien daar afgelezenhebbe, verhandelen j eneer-
«elyi^ fpreeken van de Olympiiche Spelen,, als de voornaamite en
"porluchtigile, welke op het Eiland van Eliden, naby de Stad Olym-^ Eerfe^m-
door den XdteichcYi HercuJes en zyne vier Gebroeders P-^o/iriiijOiympifche
'j. Jafius cn Epimedes, komende tefamen van den berg Ida in Can-®^®^^"-
ter eere van J/it/'^VirO/j'w/i/^iingeileld wierden: enomdatzy vyf
^ebr.óeders waren j hadden ze den naam van de Idct^cht Daclyks. De
^elve wierden van vyf tot vyf jaaren met groote plechtigheden ge-
waarom, ook de Oudheid haare jaaren by de Olympiaden tel-
f^ide., daar mede ver ftonden het getal van vyf jaaren. Zy waren ver- yyfocfFe·'
^^eld in vyfderlei openbaare vertooningen, ofoeffeningen, te
gebruikelvk.
met vuiftüagen, het wei'pen met dd
^eiTj in de;renloop, (zynde deze wel de voornaam ite en oudiie van al-«leii^espeieft
j?!» ) de worfteling , 't fchermen
^^nyf.^ en de fprong. De vertooning gcfchiede in een geflootene
_________1' . j . _____, ^___·____j_____.· ________! f-j
o^aa, met paaien omheind : zyndc het den toeziendex niet geoorlofd
daarbinnen te kom en.
Eenige willen zeggen, dat Jupiter ^ na het bevechten en de neder-
aag (jgj. welke den hemel wilden beftormen, deze Spelen
inltelde, en dat den prys op Tk/^riT^rm in de loopbaan behaalde:
r^t Mars in de worfteling en het fchermervmet vuiiten, als anders,
^sgelylis den prys verkreeg, enz. Anderehebben voorde waarheid
gillen vaft Hellen,, dat de voorgenoemde vyf Gebroeders ieder afzon-
Qerlyk zyne oeiFeninge en fpel heeft uitgevonden j en dat zy vyf in ge-
zynde, daarom Daclyïes, dat is, na 't gètal der vyf vingeren,
kierden genaamd: want DaStylos betekent in de Grickfche taal een
Vinger.
I>e2.e vyf Spelen dan wierden by de Grieken P^^/^/ij/i»;?, enby de
-ocr page 317-1783 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
-Latynen ^inq^uertum geheetcn. Twee der zelve w aren vm de bcenes
atiiankclyk, te weeten, de loop en de fprone : twee andere van de
armen j de werpfteén en't fchermenmet vuHÏikgen: deworfteling
ftad van beide, te wceten van de armen en de beenen. Die overwin-
naar m alle deze vy f oeffeningenbleef, wierd by de Grieken Pancr^'
tmjtes genaamd : zynde dit woord tefamen gevoe^d vanen^
net weHc te zeggen is, van alle dc krachten des ligcnaams die men daaf
toe Defteede. In het fchermenmogt men alles bybrengen, watdoof
m^fchelyke vindingen kon dienen om zynen tegenfeeever neder te
vellen j behaalende die geen den prys, welke zynevoornecmensheC
beit uitvoerde: waarom dan de ilagen van vuiilen, ellebo.nren en voC'
ten met gefpaard wierden. Men beet, krabde, verdraaid? de ving^'
len, handen, oFandere dcelen des ligchaams, na dat menbeiBoi^'·
ivjen zogt de oogen van zynen tegenvechter door kracht van duim^®
mt te douwen. In 't kort, men liet niets achter weee om de overv^i^^'
vckiaan. te behaalen. ^
ge der yyi ^ at dc voorfchreve vy f oefFeningen belangt, wy zullen de
ocfren.„ge„. mct korte woorden verha/len, hoe en op welkelen wyL mcTzc W^rk'
itellig maakte.
00 Loop. De Loopbaap, waar in de loop te voetgefchiede, wasindenbe-
gmne van een /aώ■um, wordende gemeenlyk gefchat 5oo Geometn-
iche voeten lang te weezen: -maarinde 14de Olympiade wierd de bii^ii
in haare lengte verdubbeld. Eerilelyk gefchiede deze loop
voet, en met een los ligchaam : doch naderhand wierd ingevoerd,
dat men de zelve te paard, en gewapend, zoude doen. Ookwierde»
Gi mannen, voetloopers genaamd, welke van 't hoofd tot de voeten
fecnarnalt en gewapend waren, daar in toegelaaten 5 oordeelende men,
dat die oeiFenmg den ligchaamen der oorlogslieden niet oneigen,
noodzaakelyk was. . Deeerite, die den p?y sin dezer voegen daar me-
öebehaalde, WiisJ)amaraius vrnHcré^-: en de lofzangen welke me«
t iuinner eere plagt te zingen, geevengenoegfaam te kennen, datzy
ten vo 1 ien gewapend in de renbaan liepen. Doch de eerile, die den
prys van 't loepen ongewapend wegdroeg,
van hlidesgebóortigi \yordende de zelve hem zeer lans bet wiit. Jf
rachion van Phigalien behaalde den prys van de twedeeirderde. Poïr
crates van MeOenicn, een man van een voornaam eft edel geflacht, ver-
kreeg zeer veel eer, aanzien, en glorie in de vierde, waarinheiiide
ovcrwinninge ten deel viel.
. Be v.-orfic- _ Dc WorileliHg gefchiede met een naakt en overal met olie befmeerd
ligcfiaam, om daar door de aanvattinge zo veelteglibbigerenon^^'
1784 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Wder te maaken. Daar na beilrooide men het zelve met zeer fyn ilof,
einde de nedervallende zweetdroppelen te gemakkelykertedoen
^Pdroogen. De Worilelaars.^ in dezer voegen toegeruft, verichee-
inhetperk j vattende malkander danby de handen, danby dear-
dan by de buiging van 't ligchaam en onder de korte ribben, enz.
^i'achtende aldus op verfcheidene wyzen van kracht en behendigheid
ij^Gt het flaan der beenen en voeten, ftooten,. fchoppen, en andere
"itïirne ftreekenden een den anderen ruggelings ter aarde te werpen y
^^nt alszy op den buik vielen, v^ierdzuiks niet gerekend. Eerzyin
«et perk traden om hunne krachten en behendigheden te beproeven,
«eten zy zich de zenuwen, muskelen, en leden zeer fterkvry ven , om-
^^ ledemaaten daar door buigfaam en rad te maaken.
^ Öe manieren wegens met de vuiften en iïinger te vechten, waren de Het νψαι
ö^Vaarlykile en doodelykfte van allen. Het eerile gefchiede in oude^'^f^j^^^^.''^'
^^en met omwondene ofbekkedevuiilenenarmen, wordende daar
ofleleere wanten toe gebruikt, met de welke zy uit alle hunne krach-
^pï en met wonderlykebehendigheid, malkander zeer zv/aarefiagen
^yiften toe te bcengen. Maar de flinger bcilond uit eenige lange leere
^"^^inen, aan welker einden ettelyke ronde balletjes van lood vaft ge-
^^aid waren, waar af de 11 ag, indien ze de wederparty op het hoofd
^ Varn- te treffen , bek waam: was om den zeiven dood ter aarde te doen
^derftorten.
^ De worp met de fchyf, beftond in een platronde zwaare fteen of De worp.
^^od, waar mede zy de kracht van hunne armen en handen oeifenden j
'liks dat deze oude oeffening niet anders beitond als in hetverft cn't
^öQgi^ met den ftecn te werpen: 't geen noch tenhuidigen dage by ons
veele plaatfen in gebruik is. Konnendehier by gevoegd worden,
de zwaarigheiden'tonderfcheidalleenlykhierinbeilond, datdc
^den met het eene been van de aarde opgeligt den iteen om het verit
^-Peften^ werpen na een doel, 't welk op eenli kene opgerechte pira-
^^^"■ftond,, en zeer wel na eea pynappelgeleek.
-öe vy fde oeffening was nietgevaarlyk , bcOraande maar enkelyk in dc spioag.
^'j^lieidene wyzen vanfprongen,
^^ De oudilekranflen, ofkroonen·, welke men in deze oefFeningen of Kroon van
Pel^n prys aan de overwinnaars mededeelde., waren van
Afleren gevlochren : maar men veranderde de zelve in verfcheidene
l.^^^gentheden na dat het de tyden kwamen te vereiflchen : want na-
""^'j^'^^^iid vlocht men ze van hondstands-, wilgen-, lauwrier-, mir-
OQ^^^q' eike-, palm-, en eppe- of wilde pietercelybladerenj gelyk
® Qe voortreffelyke S chry ver in het leven van den onver-
win-
-ocr page 319-310 GROOT ^GHILDEÏIBO^K. . ^^^
winnelyken Cato van Utica door zyne aantekeningen heeft 1 ^
Nochtans wierden de gemeldekroonen en kranflen niet gevlo^n ^^
van allerlei gcflacht van olyf boomen, maar van een foort van olyi °
men welke dat's te zeggen, fchoone kroon,
den., hebbende hangende takken gelyk <ie mirthusboom,
kwaam om 'er kran&n af tè vlechten. De bladeren van die kran _^
•waren van de andere olyf bladeren zeer verfchiüende j vermits
van buiten wit zyndc, de groente, rond in malkander gedraaid)
zich beflooten j daar de andere in tegendeel, van binnen wit, ^^
groen van buiten vertoonden. Deze plant is het allercerft uij^ j
Noordfche landen door Hercules en zyne Gebroedersin Griekenl
overgebracht j waar van Paufanias in zyn Olympus gewag maakt. ^^
^•ïnvoennge DePythifchc Spelcn zyn langen tyd voordeIfthmifche-,
spek^nV''"^'''de Olympiiche., ingeileld, en wierden gevierd ter eere van den .
Jpolh, wegens de behaalde zeg en en over winninge van het vreeii^^j
fcrpent Python, Andere meenen, dat ze Pythifche wierden gei^^ ^^^
van de plaatfe Pytho, alwaar men de zelve vierde j of wel van ^^^
Griekfche woord Py^eflat ^ dat 's te zeggen vraagen , ©m dat meo
Oi'ol'/^l ί-ί^ΊΤ pir-iAr' Α η i flr/-vm Α Τ n.r'L· r\rr< f» ff rynlrort tP V/C^ , '
En o.efFen
gen der zcl-
Orakel, ten einde de uitkomften dertoekomendezaaken tewec .
in-aldaar om raad vraagde. De oefFeningen , -in deze Spelen gebr^
lyk, kwamen met de Olympifche gantfchelyk overeen , nod^ ^^^
met dit onderfcheid, dat dePythifcheonder het geluid van alle ^ ,
spelen
* Pythtades
betekent een
lyke-fnuzicaale ftemmen en inftrumenten beftöttden. Deze
kwamen van tyd tot tyd zeer veel van gedaante enplechtighe^
veranderen j ièellende men inden beginneheti^ö/^ir^/za^ii? jn de
'timn in: en word verhaald , dat in de eerfte * Pphiades^ ^^^^Qtex^
ζεΓεν getal doorluchtigite Helden en Goden der Oudheidom den pryseo ^y.
.^fy'j^S^der overwinninge in 't perk traden, den prys in het
Spelen. of renfpel te paard behaalde j Pollux^ met vuiften "te flaa"ί , voc-
met het los loopen te voet-, Zethés, in den loop van 't hoofd tot ae
ten gewapend s Peleus.^ met den lleente werpen i Ί'βΙαηΐΦ^ ^^^
worilelen j en Hercules, inhetPii2!/ziTi3i?/s;//ofallediefpelen. ^^^
ονΐηνίιί"ïn ieder dezer fchouwfpelen, enligchaamelykeoefiFeninge^^^?
Bingskroon hct dcgcwoontc, dat mcndc overwinnaars met een lauwricn^'' ^^^
beftond. ^ Avelke in 't byzonder aan dezeSpelcntoegewy^i
de Oudheid meende dat die boom en deszelfs bladeren
genaam waren, en zulks ter oorzaake van 't geen de zelve tj^^j
heeft wegens de Dochter van Peneus^ daar Jpollo
was, en welke in dien boom veranderd wierd. Nochtans wi en .
ge andere ilaaade houden, dat de Pythifche fpelen hing voor
-ocr page 320-gróót SCHILDERBOEK. fu
ïiozeryen van Apollo met de ïchoont Baf hne ingeilëld waren: cn^éf
'^en den Lau wrier met dat onderfcheid kende, vioch't men de Zegen·'
cn Overvvinningskraniïen en kroonen van Palm- of Eikentakken, ge-
lyk O'üidius in het eer He boek van zy ne Herfcheppingen getuigt, ins-
gelyks verhaalën Plutarchus en Paufanias, dat fhéfeus van Creta weder
gekeerd zynde ^ de Overwinnaars in de Tournooyfpelcn, ter eere van
■ -^c^Z/o aangeileld, met Palmkranflen, tot een teken van hunne ver-
kregene roem en eere, deed vercieren : want in den beginne van de
I^ythifche Spelen was de Lauwrierboom noch onbekend : maar na dat
^y bekent wierd, gaf hy gelegentheid aan het gemelde V'erdichtfel
^an Daphne: en men bevond dien boom cn des zelfs bladeren van zulk
^én fchoone geileldheid efi gedaante, dat men de Overwinnaars, in
^'oortreffelyke heldendaadèn, öf die in geleerdheid boven anderen uit-
blonken, daar mede gewoonlyk bekroonde en vercierde. Sommige
"^veder zeggen, dat Apollo het loofcndenblocilemder Appelboomen
"eminde, eer dat hy den Lau wrier gek oozen had j willende, datdé
Overwinnaars in de Tournooy- Worftelfpelen, als anderiins, daar
lïiede gekroond Zouden worden j gelyk de Dichter Archias in zync
^ytholog: llhr: ^, f^/»; 4 verhaalt. Doch Ludunm ztgt^ dat , fchoon
^eii in de Pythifche Spelen een begin hadde gemaakt van de Overwin-
^■^innaars met LauwrierkraniTen te kroonen, men echter de zelve door-
vlocht met goudgeele géplükte Appelen j hoewel eenigc Schryvers
Verhaalën, dat de Lauwrierboom van Delphoszulkegrootegreinen
^f vruchten droeg, dat ze ten naaften by den naam van Appelen ver-
dienden te draagen. Maar de eigentlyke oorzaak van deze vcrfchil-
^^ndheid is, dat de prys in die fchouwfpelen, en de tydcn in welke
^-cn de zelve vertoonde, verfchcidene maaien veranderd wierd:
^Vant in den beginne vierde men ze van negen tot negen jaaren , (om
^^t de Oudheid verdicht heeft, dat zo veeleNymphen vandenLerg
^arnaflus haare gaaven en gefchenken aan kwamen opofferen,
dat hy het Delphifche Gedrocht hadde ο vcrvv-oanen,) daar
^ia Van vyf tot vyfjaaren.
De Nemeeiche Schouwfpelen vierde men i'n een Woud van dien ir.üeuiug
^^Wen naam, gelegen tuffchen Phlius en Cleone, twee Steden
^^'haja, tereereengedachteniiTe van^m^e^j^ir/üj, anders O^/je/Z^y ge-''" ""
^^^md, Zoon van LycUrgks, wegens dat hy in dit woud van een flang
Sebeeten zynde, daar van kwam te fterven. Sommige verhaalen't En'tcor-
Voorval op de navolgende wyze : dat Oedlpus door. misvcriland
pgene JVIoeder, nagelaatene weduwe van den Koning Lajus van The-fdVc. """
IL Deel.
Jen
getrouwd hebbgnde, by de zelve twee zoonen, te weeten,
" ff . /.:·
1787 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Uosks en PoJynkes genaamd, had geteeld ; aan
de welke de Vader het
koninglyk gezach cn waardigheid afftaandc, kroon enfcepter
liet, onder beding datzy, den een na den anderen j by beurten?
koningryk zouden regeeren: maar dat£/m7«, aisd'oiadfte, heteei-
fie jaar 't bewind der zaaken in banden gekréégen hebbende,
aan zynen jonger broeder, als medegenoot van 't ryk, na den wn ^
zyns vaders, het twedejaar deregecringeby beurteafte (raanj
o^^erhy, zeer önvernoegd, toevlucht nam tot Koning
Argos, welke hem zynedochter ten huwelyk geevende, vac
zynen anderen fchoonzoon T^ófe/^i een groot leger te famenbragt, ^ ^^
de Thebaanen tebeoorlogen, en tot reden te brengen. DeuitkoiT"
van dien oorlog was zodanig, dat deze twee gebroeders, in een
vecht getreden, beide daar in kwamen te fneuvelen, ilervende van
wonden diezy malkander hadden toegebragt. Dedoodeligchaain^^
vervolgens op een grooten hoop houts gelegt zynde, om na de g^^
woonte der ouden tot aflche verbrand te werden, kwamen de
men des viiurs zich te verdoelen, gelykofzy getuigenifle hadden
len draagen van den onverzocnlyken haat dien deze t weegebroedeis ^
hun leven malkander toedroegen, en dat die ook zelfs na hunne do ^^
noch geen cmde had genomen. Onder debenden, welke Jdrafl^l^
onderftand van Polynices had gezonden, waren zeven bevelhebi?^' ''
welke in 't eiland Lemnos in Thraciengekomen zynde, vangro*^^^^^
doril bevangen, Hypfipyh^ een L.emnifche vrouw, Ophcltes, ^
vanLymrgus, (Prieiter van Jupiter) enEuridice, draagende, onti^'^
ten, met verzoek dat zy , als inboorlinge van dat land, hen een , ^^
bron wilde aanwyzen om hunne dor(l te leilchen, Zy, om zo
haaftiger te konnen gaan, doch vreezendehet kind op de vlak^^ ^'uit-
neder te leggen , .alzo het Orakel zulks, eerhetkondcloope'^' ^^^
drukkelyk verboden had, leide het naakend op een grootcp'^"
Eppe, of wilde Pietercely, naby een fontein, alwaarzich^^" ' ®
verborgen hield, welke zich met 'erhaailomdenhalsvandatK e^^^
kind wringende, het zelve verfmoorde, tcrwyl zy voortgegaan
om water voor hen te fcheppen. De gemelde bevelhebbers ^P^^^
droevig geval toetredende, dooden den ilang, en ftelden, ο ^^^
vader te trooften, ter gedachteniiTe van ditbeklaagelyk
drie tot drie jaaren dit fchouwfpelaan, tereerevanzy»^"'^ luiden
"weggerukteii zoon. Hierom wierden in den beginne de κ yg
ftlleen, of die welke uit de zelve gefprooten waren,
ten: maar in 't vervolg der tyden hadden alle menfehen den vi yen
gang. T'heagenes verhaalt in zyne Gedenkfchriften van/^gma,
-ocr page 322-GROOt SCHiLDERBOEi^. 515
Boek, Cap; 13, dat die vrouw uit Lemnosnaar Ncmea vluchte,
oorzaak dat de vrouwen van dit eiland met malkander overeen ge-
komen waren wegens alle baare mans om 't leven te brengen, en zulks
alleen uityverzucht, vermits door aanraading van de Qo^xmxtVenus,
^εη hoogften op haar vergramd, zy zich met andere vrouwen ver-
Uiengd hadden. En in der daad, zy volbragten dit bloeddorilig voor-
^eemen, uitgenomen/^^///{y/^ i welke haaren vader ^i^ödtj-in een bak- '
^ers trog verfteekende, hem by 't levenzogttefpaaren. Ditgeval
^ott na het vertrek der Argonauten, welke by diegelegenthcidvan
^aaken in dat eiland waren aangeland, ontdekt zynde, fmeeten zy den
^^Iven, by haar opzet volhardende, met den trog, waarinhy ver-
'^orgcn lag, in zee j en doemden/i^j^yi/ij/i, om datzy hetalgemeên
Soedvinden der vrouwen niet was naargekomen, ter dood. Zy die
^toevigvonnifle des doods vernomen hebbende, ontvluchte het, om
daar door de uitvoeringe voor te komen, en wierdio haare vlucht dooi
Zeeroovers genomen, welke haar aan Lycurgus tot ilaavinne verkoch-
ten. KnixhEuridice, huisvrouwehaar, omhetdroe^
^ig noodlot aan haar kind overgekomen, ter dood wilde doen brengen,
Verborg zy zich in een zeer verre afgelegene en eenzaame plaats 5 al-
daar zy door den waarzegger aan de twee zoonen van Ew-
^idice ^ Thads en Eum'ém ^ die haar overal zogten, ontdekt zynde, door
ï^oorfpraak van de zelve en tuiTchenkomil der voorfchrevene bevel-
l^ebbers, als getuigen van haare onfchuld, by 't leven wierdbehou-
'^cn, en weder in de voorige gunft herfteld.
Andere willen, dat deze Schoüwfpelen heeft ingefteld, Gevoeie»
dat hy in het bofch van Neméa een vreeiTeïy ken leeuw, dieallessthiTveif
^aar omtrent vcrflond en het land verwoeile, had gedood. Eenige^'^f^^"'/'"
?eggen, dat ze wel ter eereengedachteniiTevany/r^i^i^ii^cw wierd'en^°
l'^geileld, maar dat Hercules de zelve naderhand, den Nemeefchen
-•-eeuw gedood hebbende., met wiens huid hy zedert zyn hoofd en lig-
^haatn dekte, tot beter ftaat en order bragt, en ze aan JupiiertoQwy-
^Gj beveelende, dat men de zelve van drie jaarentot drie jaaren, op
yen twaalfden van de rr>aand, by de Corinthiers Panemos genaamd, en
y de AtheenienfenBoédromios, welke met onze maand Auguilus over"
^en komt, zoude vieren: te meer om datTky^/^in die maand de x4.ma«-
^oonen gelukkiglyk had bevochten en overwonnen. Andere zyn
^eder van gevoelen j dat het gefchiede ter gedachteniile. van Ofleltes,
^le daar door zyne eigene dood en 't geval der Lacedentoniers, te_^^ens
^^ rhebaanen oorlogende, voorzeide. Doch fommige beveinn;en
'^^ör hunne fchriften, dat het niet was ter gedachteniile van dezen
Π· i O-
-ocr page 323-Oph'eltesmaar viin een anderen denzelven naam voerende, zoon
Euphctas en Creüfa, weike door zyne voedfter op de aarde nedergelegt
zynde, terwyl zy aan eenigc bevelhebbers, welke haar daar toe v'er-
zocht hadden, zoete waterirbnteinen aanwees, en van een ilang
gebeecen, en daar afkwam te ilcrven.
De Nerneefche Schouwfpelen wierdendan ingeireid ter gedachtc-
nifie en tot trooit van Euridice^ enOpheltes y en de voorzii^'
tend.e Rechters, door welker uitfpraak de pryz^en, indiefpelenbc'
haald, wierden uitgedeeld, \yaren in'c zwart, en met treurkleedc-
ren aangedaan. Want Ophdtes wierd naderhand Archemorusgenaamd >
om dat jlmphiaraus hem ter uure van zyne geboorte een vroege en o.nt}'''
dlge dood had voorzegt 5 betekenende ^rr^^^ii in de Griekfche taal be·
gin 5 en Móros dood : gelyk of men wilde zeggen, die na zy η verkreC'
gen wezen en begin kort daar na komt te iterven > in welken zin
Poëet zegt: Nafcentes mormvj'^ finisque ab origene pendet: dat is,
wy gebooren worden, beginnen· wy te ilerveny en ons einde is
het beginfel ondeelbaar aan raalkandcrgcfchakeld ,
Bc Zege- Men vertoonde in die fchouwfpelcn de zelve oeiFeningen, als in-^^
· doch de overwinnaars wierden met groen Eppekruid , ofP^^'
vctwinnaars 'tercely, inlykibatienmeeilgebruikelyk, bekranil , om dcgedach'
Kttgcideeid. tcniiïc van Jrchemorus te vereeuwigen. Ik zalhierniet m^der-ilaafi^''
zeggen, of het Griekfche Selinon, 't geen wy by onsgemeene Piete^"'
cely noemen, οι h^tPetrofeUnony Steenpietercely, eene en de zel]·'''^
plant is; dewyl ik zulksaan de Herbariilenen Geneesheeren,
inde^tfi'ii^iViï ervaarenzyn, gaarne wiloverlaaten. Indeeeritety-^^^^
Λν ierden de Overv.'innaars in deze Spelen met Olytkranilen gdcrooi""^ ·
maar na de groote nederlaag, welke den Mediers overkwam?
het zyn begin dat men ze met een krans, van Eppekruidgevlo^'"'^^"*
vereerde, en zulks ter eere engedachteniileder geenen welkeif'
bloedigen veidilag gefneuveld waren. En na deze inzettinge'''^"'^^ ^^
niet meer geoorlofd in eenige andere blyfeeften, of vrolyke-byee^'
komilen, de hoofden met dit kruid tebekranilèn., maar wél intydvan
droefheid en rouw. Want na het zeggen der Grieken is dit kruid zeei
-aardfch, om dat het heel langen tyd langs de aarde kruipt, ei^
nigmaal opgeharkt worden, om zich zo. veel te fterker tegei^® de aa
vait te maaken. Het blyft mede veel langer in de aarde, '
Cpruit en wafcht, als andere zaaden > waarom het ook noodig was ^
dc lier ffelyke G riek fche Opheltes, naderhand, gelyk wy gezegt heb-
ben, Archemorus genaam d, met aardfche eere gekroond ^v jem.
fan de vier yooraaamile Touj-nooyfpèlen, die wy dit Hoofd ttu^^
1790 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
"Verhandelen, zyn'er twee, gelyk de Dichter zegt, aandc
ftervelingen, en twee aan de onfteriFelyke Goden toegewyd. De
Vervelingen zyn Archemorus ο,η Meücerta ^ welke men ook
noemt j en de Goden, Jupiter en Apollo. Wat het Eppekruid be-
i^-ngt, het is niet zonder reden dat het zelve aan deze Renipelen is toe-
gewyd j vermits eenige hebben willen doen gelooven, dat het uit het
hloed van het kind , door de gemelde flang, gedood, was voortgefproo-
ïen. Dit w ederipreekt nochtans het zeggen van die geenen, welke
Verhaalen, dat het kind door Hypfipyle op een llruik van dit Eppek ruid
"^ierd nedergelegt: want volgens datfchryven was het zelve toen ter
tyd al bekend. Nu zullen wy tot de lilhmiichc Schouwfpelen over-
gaan.
Dit Feeft wierd by denTithmus j ofhetNaauw van Corinthen,
■^elk het Koningryk Morea van het vaile land van Griekenland'af-fJie spden
fchcid, by nacht gevierd ·, hebbende het zelve meer de gedaante en
^chyn van een offerhande, en daar onder verborgene geheimeniilen, van.
dan een algemeen feefï. Het wierdvan^}?f^//j5. zoonvanJi^o/iiS, in-
gefteld , na dat liy het ontzielde ligchaam van i'kfdzV^rtó, zyn bloed-
verwant , daar tei: aarde uitgellrekt leggende, hadde gevonden.
Plutarchiis getuigt, dat Thefeus, na dat hy denit-iervanM'/icJiom··
"gebragt, en verfcheideneandere voortreffelykedaaden gedaan h c iuin
^enlithmus, ofdeEngtevanPeloponefus, eenpylaaroprechte, al-
"^^'aar hy deze Kampfpelen, (ten zeiven einde gelyk de Feeftdagen der
Olympifche Spelen, ter eevc γζη άο,η GoA Jupiter ^ door bevel van
Hercules ^ gehouden , ) ter eere van Neptunus y en de pry zen daar toe
behoorénde, hetallereerft inilelde.
Tiöch Paufanias ^ en andere Schry vers willen verzekeren, dat deze
Schouwfpelen niet om die oorzaak, maar ter gedachte.niife van het
^oode ligchaam v?,r\McUceria^ aldaar onbegraaven gevonden, waren .
ingefteldj waar af de gefchiedenis aldus luid, te weeten, d-ÏiiLear- y^^^^cd^·,^
(rhus en Melicerta y zoonen van Athamas en Ino waaren ; dat Athamas&tliltltz
"^an raazerny, {ύίοοϊ Tifiphone^ op J^^^öV bevel, ontileeken,)
Vervoerd, meenende in'tbofch tejaagen, zync vrouw vervolgdealsteazyn.
't een wild beeil ware, fcheurendehaar den jongen LmiT/^i;^^· uit de
^rmen j en dat, hebbende hem eenige maaien om 't hoofd geilingerd,
hy hem tegen de ftecnen wierp dat hetbrein aan de wand ipattede7 Im^
hier over verfchrikt, begaf zich, 'tzy door droefheid, ofookdoor
kracht van Tifiphones vergiftige flangen, met haar ander kind Meli-
over het gebergte Geranes, gelegen tuilchen Megara en Corin-
thenj doch zich eindelyk aldaar mede aan de woede overgeevende,
ff 3 itor-
-ocr page 325-1791 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
ftorte ze elendig van den berg, Molaurus genaamd, 'met MiUcsrtf' van
boven neder in de zee, alwaar/wineenZeenimphofWatergodit^^j
Lmcothea, en Melicerta in een Zeegod, Palamon genaamd, yerand^rci
wierden. De Nereïdes zich ten laatften aan Sifyphus^ Koning J^f'
Corinthen, vertoonende, zaghy, dathetdoodeligchaamvaniw-'j
terta door een Dolphyn behouden aan land gebragt wierd, enbeva
derhalven zynen Neef in den lilhmus tebegraaven, eii ter zynereer^
aldaar een geüootene renbaan, om de voorfchrevene fchouwfpcle'^^^
vieren, opteregten. ..
Doch de Poëet Archm zegt, dat een Dolphyn, na dat Ino en M^j^'
certa in zee gcftort waren, beide hunne ligchaamen op de kant orde»
oever van Schoenuntes droeg, alwaar Amphimachus en Donadnus ^^
zelve opnamen, tn voor Sifyphus ^ Koning van Gorlnthen, bragt^^.'
waar na zy vergood wierden j zy onder den naam van Leucothea, ^^
in 't Griekfch tezeggeii, blanke Godin j enhy onder dien van
van LtiiCDthea
eij Ραίάχιαι·.
nion.
welke de Latynen Matut<,notmtn, is de dageraad ί ^n
Pal^mon, oiPoriums, is de hevigheid der ftormwinden en baarengC'
zegt: want pallm betekent in 't Griekfch zo veel als hevig fchudden,
beweegen, en tegen malkander ftooten 5 en daar uit hebben zy^le^
naam van PalM getrokken. Hy was de zoon dan van
cfen Morgenilond, om dat de winden gemecnlyk met den dageraad
begmnen te wakkeren. ^
Andere verhaalen, dat het doode ligchaam van Melicerta door de
baaren der zee by 't naauw van dezen Ifthmus aan land geworpen z/»'
de, en onbegraaven leggende, aldaar een zeer grootc peil en bcfnaet-
telyke krankheid uit ontftond : dat het Orakei, wegens de oorzaak
van deze landverdervende ftraiTe ondervraagd zynde, doorzyn<^°^'
Ipraak te kennen gaf, datmenhetlyk vanMróV^rtóhooffilaatelyktef
aarde moeft brengen, en 't zyner eere en gedachteniiTe plechtelyke
ren- en khouwfpeleo aanregten. De Corinthiers de Godipraak van
het OraKe4 volgende, wierd het doode ligchaam door Jmphimachuscn
Dofiacmus^ van daar opgenomen, op een zeer plechtige wyze in dc
plaatfe Schoenuntes genaamd, gebragt, en be^raaven j waar na de
voorfchrevenefchouwfpelen en lykdienilen inf^eiield hebbende,kwüiïi
het verliindcnd kwaad op te hóuden: m aar ce°iig en tyd daar na de ge-
mexde plechtigheden nalaarende, wierden zy op nieuws door een zeef
kwaaoe en woedende peft bezogt: w.aaromzy het Orakel in dien ge-
vaarlyken en uiterften nood wederom raad vraagden, en tot antwoord
kreegen , dat de begonnene fchouwfpelen,"^ ter gedaehteniiTe vafl
Me-
-ocr page 326-GROOT SCHILDERBOEK. i-^f
Melicerta^ van nu voor altoos zouden vieren, en aan de overwinnaars,
"^velke in de zelve den pryskv^famen te behaalen, hunne belooningen,
^aar toe gefteld , uitdeelen. OndertuiTchen verhaalt in zeker
Êoek, waar in hy deze fchouwfpelenbeichryft, dat mengewoon was
naby dit naauvv' van den lilhmustvt'ederlei Schouw-enRenfpelen op
iiunne gezette jaargetyden, te weeten vanvyftotvyfjaaren, tevie-
^'enj het eene ter eere van Neptmus ^ naby deszelfs Tempel 5 en het
^nder ter eere van Melicerta.
De prys van deze lilhmifcbe Spelen was in den beginne een krans waar ia de
^an drooge Eppekruid of Pietercelybladeren, zeer aardig gevlochten: f'^/overwin'·
^och naderhand wierd goedgevonden, dat men de overwinnaars metnaars^^be-"
iiranflen van Pynbladeren, ter oorzaake van hunne nabyheid en over-
^enkomfte met de zee, zoude kroonen. En hoewel nu aan de over-
^vinnaars de voornoemde kranilen uitgedeeld wierden, hadmcnccb-
ier de gewoonte van den zelven in 't wederkeeren, na het verhaal van
au fantas, een Palmtak in de hand te geeven. Daar en boven bewees^ -^"hunnK
ïïien aan de overwinnaars zodanig een eer 5 en hunne medeburgers InWingc.
^'en daar over met zo veel vreugde en blydfchap ingenomen, datzy
hun te gemoet trekkende, hen ettelyke mylen gaans verre op hunne
«''■i'men droegen, zonder dat hunne voeten de aarde raakten. Zy w ier-
^en niet door de gemeene poorten,, gelyk als andere menfchen, inge-
iiaald j maar mén vervaardigde voor hen een zeer heerlykepraalbmg- -
ge, ftrekkende zich over de iladsmuuren heen, waarover zy zegen-
Praalender wyze in de ftad ontfengen, en hunne naamen, tot gedach-
tenifle der nakomelingen, inpylaaren, op degrooteplaatfen der üad
.öpgeregt, gefneden wierden, om de zelve daar door te vereeuwigen.
Eer wy dit Hoofdituk iluiten, oordeelen wy bet raadfaam, als ter
plaatfe niet onvoegclyk, dat wy ook eenigebyzondere kranilen,
^an de Heidenfche Godheden toegeëigent ,· kortelyk befchryven.
De Phoeniciers hebben de kruiden en planten der aarde als G oden
gediend en geëerd, volgens het getuigenifle van Eufebius. De Gric-
de Phceniciers nabootfende, eerden ten naaiien by op gelyke
^yzenietalleenlyk deboomen, maar ook de kruiden en bloemen. Zy
beweerden, datdeC^iïnVw, ofdrieBevalligheden^ d'allereerilenhet
vzn Pandora gekroond hadden. Pherecydes7.egt^
^oor alle anderen gekranft is ge weeft. Nochtans houd Diodorus ilaan- krÓond^zyn
ρ 5 ^^tjupiter^ na dat hy de Reuzen overwonnen had, dieeer toe-&®^''<^eft·
^^ornt. Maar op dat ik de oudheden der Egyptenaaren niet voorby gaa,
Jas Ifts de eerfte welke haar hoofd met groene takken, en koornairen,
«ie zy, volgens den Egyptifehen Schry ver X^ö» , gevonden heeft, J>e-
Den
-ocr page 327-GHOOT SCHILDÊRBOEK.
d)
Be Eyken- Dcii Eikenboom en zyne vrucht, gelyk JpoIlodorusheCchvy^
aan de Godinnc welke men voor de Aarde neemt, toe
om dat wy alle daar van genmnen zynde, het veldteken onzer a
ne moeder mogten draagen. De zelve was ook aan Jufiter
fchermgodtoegeheiligd.
ïyntoom. D-e Pynboom en zyne vrucht word de 'Godinne Cyhèle ^ welke
Oudhei-d waande de Moeder aller dmgen te zyn, toegeëigend > ^^^
mits zy het zaad, aan haar door den oorfpronk aller dingen gegee^^^'
zorgvuldiglyk in zich beiluit, en jaarlyks door de warmte der zonn_
nieuwe fpruiten voortbrengt. De Pynappel verbeeld ook in h^^
gedaante een opgaande vlamme , welke haar zaad in kleeneholtei^®'
'van malkanderenafgefcheiden, bev/aart, endoor de warmte der
demct'ertyddoetuitfpruiten, enallengskensopwaiTchen.
ook zekere Medailje, waar op aan d'eene zyde het hoofd vanO'^^^
ilaat, en aan d'andere een kleene krans van pynbooratakken, en 't ^P^
ichrift ςμϊρναΙΏΝ , 't welk te zeggen is, die van Smyrna.
cadiers Pan woor den God van 't Heelal houdende, paiTen hemi'^®
gelyksdenPvnappcltoé. · ■ η
DeLauwrici. Satumus^ JwpiteT^ Jpollo ^ en ^y^^/^^i^y wierden met Lauwri^^^^^
gekranrt: Saturnus^ om dat hy voor den God der ZegenpraaliijS^
word gehouden: Jupiter^ om dat hy de Reuzen overwonnen ^^ '
Apollo^ aan wien de Palm in 't eeril: wastoegewyd, enmctv?elk^^
loof hy zyn hoofd vercierde toen hy den Delphifehen Draak
had, kroonde zich naderhand, ter liefde van Daphne^ altyd
Lauwrierbladeren, na dat deze Nimph in dien boom was herfchaap^^^*
waarom hem de zelve voornamentlyk is toegeëigent.
hoofd vxn JEfculapius metLauwrieren word omvlochten, isot^'^ê^^^
andere reden, dan dat de zelve totverfcheidenehulpmiddelei^^'^
medien dient. —
De vvse- De oude Romeinen Israniren in hunne Nones Caprotines^ zynde i' ^^
dagen welke door hen alle maanden ter eere van ^/^/iö wierdennen
den, die Godin met Vygebladeren; tergedachteniflevandatde^^^
Romen ^ (doOr de Gallen tot het aileruiteriie gebragt, ΛνεΠ^ε ^
Raad verfcheidene Roomfche Edeljuffers tot gyzelaars ^^ψρ^ιι^β^
haare voorige,vryheid, door defchranderheid vandem^^S" ^^^
weder bekomen had; alzo zy gelegentheid aan de Romeinen , om ,
hy de takken eener vygeboom, die op de muur gegroet" ο i
aan Jtina geheiligd was , uit de ftad neder teglyeu > ra^toe
Gallen in hunne ilaap cn dronkenfchap, daar zy hen door haare
Verlokt had > bedryvende een grootcilachting onder dezelve 5
boom.
boo
m.
GROOT SCHILDERBOEK.
^ïaailende aldus, zynde de overige, die het meenden t'ontvlug'ten, in
^anordre, een volkomene overwinning op hunne vyanden. Die vanoe Granaat-
^ycenen eigenden de Granaatappelen zznj-uno toe. De witte Lely»?pejen^en
^ierd door de Heidenen insgelyks aan Jum toegewyd, en daarom ^^
junonius genaamd ·, werdende ook van anderen FksRegalis, of konink-
lyke bloem, genaamd, niet alleen ten aanzien van de koninginne7#-
. ^^ 5 maar om dat ze in hoogte byna alle andere bloemen overtreft .
_ Minerva, welke gezegt word jonge dochter en ongetrouwd te zyn, Den oiyf.
Eigende zich met groot recht den Olyfboom toe 3 vermits de zelve, zo
'^el als Minerva, zuiverheid en kuiichheid bemint-.
WatdeBoomen belangt, ik vind niet, da;t'ereenigeuitdrukkelyk
^an Afi3!ri· zyn toegewyd ge weefbj maar wel, dat de Oudheid hem het
■^ruid, gemeenlyk genaamd Lin-, of Hondsgras, heeft toegeëigent.
Het-is den geenen, welke de gedichten der Poëeten doorbladerd
hebben, genoegfaam bekend, dat de Mirthusboom vermaak, en een
^srftand met allerlei gaaven vercierd, betekent: en de Oudheid daar
yan fpreekende, zegt, dat hdt een boomtje is't welk in tederheid en
Schoonheid zyner bladeren, ten aanzien van dcszelfs geduurige groen-
de en aangenaame reuk, alle andere boomen overtreft: zo dat deze
•^oom met recht en redefiaan, defchoonfte, tederile, envol=·
Jiiaak-tile geftalte der Heidenfche Godheden, wierd toegeëigent. ^
^ Was in oude tyden ook de gewoonte, datmenmalkanderenopdc
^^eftdagen een mirthustak, tot een teken van vreugde, in de hand
^^k, cn dc gaften noodigde om hunne party te zingen. JLnHoratius
^egt, dat men zich in de len'tetyd, als de aarde zich fchynt te verheu-
B^n door de verfcheidenheidderbloemen welkezy voortbrengt, het
^^^ofdmetkranflën, vanmirthusgevlochten, moetvercieren. Den
^Ppelboom, voor een betekeniife der liefde gehouden, is mede aan
toegewyd.
Aan Cefes de Koornairen. Kootnaitea.
De Veil of Klimop, anders genaamd Wintergroen, z^n Bagchus veii of
§^neiligd, was in zeer groote achting by de Egyptenaaren, om dat ze^^'"'^''^·
^ityd groen is, en na den oogileerfthaare bladeren komt te verliezen,
^^en bediende zich van de zelve voor 't meeftendeel om kranilen te
^echteni en die, welke zwarte beziën droeg, was wel het voor-
^aamit den God Bagchus 'tocgeyyd, die van de Egyptenaaren 0/?m
^lerd genaamd, van waar dit groen ook zynen naam ontleent 5 want
J noemen het Chenofiris ^ het welk deplant van O/fm is gezegt. En
jOnyfius^ mtά^άen■^■xm^'ΆnBMgchus ^ door zyne geduurige ο verwia-
^''^gentot inTndiëndoorgedrongen zynde, ftichtealdaar Nyza, een
il. Deel. tt groo-
Lingras,.
Miftluis.
1795 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
groote Stad j welke hy rondom met klimop beplante, om tot ecu e
wig gedenkteken voor hem te verilrekken. Deze plant was aan
ίτ-δ^ϋίtoegeëigeni-j omdatby, •Losvé.zhPhwhus^ altydjongvertooi^
word 5 of orn dat den ouden vader Liber de geeftenendetongbin ?
gelyk de klimop alles vail houd daar ze maar kan aanraak en en byi^
men. W ant hoewel Horatius zegt, dat de dronkaard in den drank v^^
alle zorgen ontbonden, ja van de allerz waar Ite armoede bevryd is j
is het doch waar, dat zy de zinnen en het veriland zodanig bezet, _
wy de maeht niet hebben van het zelvena dereden te gebruiken. ^
is mede een zinnebeeld der oudheid j nietalleenlykomdatzyaltyd^;
oudcboomen, gebouwen, en ruïnen het mceile groeit>
om dat de oude en veclejaaren door belegenewyn onder de menico
in dehoogftcaehtingeis: waarom ook P/Wi^m, zo wel als '
ynftek. zeiven doorga-ans om die oorzaak het meeit verheiFen. De "W ƒ ^^
ftok was van gelyken aan Bagchus geheiligd > en daarom word hy
tyds met wyngaardranken gekroond verbeeld : hoewel hy ook?
dat hy de Indien overwonnen had, delauwerkransgedraagenhee
\vant hy v/icrd zo wel, als Saturms, voor den God der zegenpraa ^^^
gen gehouden. De Wyiigaard word mede aan Rhea toegeëigent· ^
de krans van wyngaardrankenwaar mede men het hoofd van ψ
verciert, betekent niet anders als de liften en laagen die de vader
voor zyne dochter, door de werkinge vandenwyn, bereide, ^ '
door de menfehen tot ongeregeltheden vervallen. ,,
• De Cypres is aan Pluto^, God van de Hel,, gewyd, van ^^
takken en bladeren de Ouden kranffen maakten; wordende
treurige en droevige boom^ als by de begraafplaatfen eigen j ^^^.^cr
den, om die reden dat, als dezelve eens gefneden is, zy nieti"^®
voortfpruit. De takken van dezen boom , by de grafftedenj"
degefteeken, of op de zarken uitgehouwen, beduiden dat
ledene zich door gebeden met de helfche en onderaardfch^ ^^^
trarKrp fp vprr.npnfn · waarom Horatïus zegt, dar de menfch doo & _
0c Cypres
haa-
boom en ter fipl!
ooizaake van het ongddd f". 7 gehouden wievd, ter
bloem w.erdi^erfchep^rtVjo^P/'"Jonfelingwelkeind'ezen
JyP^one, .nMegera, ^^
' dienaareiTen en mtVOeriiers van
-ocr page 330-GROOT SCHILDERBOEK.
J^/a/o ν begeerte en wille waren. De Pynboom heeft insgelylis met de^ D^^ ïyn-
^ypres, ten aanzien dat zy mede het zinnebeeld des doods is, veele
ov-ereenkcmlten: want zy fpruit , zo wel alsdeCypres, eenmaal af-
gekapt zynde, nooit meer uit: weshalven de Pynappel, om haare
bitter- en fcherpigheid, onder de hedendaagfche Schryvers nietal-
^^en, maar ook by die der Oudheid, altyd de dood heeft betekent.
De tweeverwige Populier word aan Hercules i^eheiligd, on\ dat dc»e i'opuiier.
^hifici door dezen held, en de t wee koleuren die dc Populier heeft, de
^^ee deelen des tyds, welke alle dingen te boven gaat en regeert, te
^eritaan geevenj alzodeeene, witxynde, den dag betekent j ende
andere, donker, den nacht. Eenige hebben ook dc Populier onder
l^et getal der ongelukkige planten en boomengeilcld : want in het Ei-
land Rhodus vierde men de fpelen der begraaffeniflcn ter eeren van Tk-
ioJemus daar mede j zynde de uitvoerders der zelve met Populierkrans-
gekroond.
De Perfikkeboom was aan l/is, en aan Harpcrates ge wyd.
De Plane aan de Geniën.
Een Bloemekransaany^nW??e.
De Bagchanten, het wynfeeft van vierende, waren met
^overkranflen gehuld.
indien de naauwkcurige LeZer genegenis om meer van deze ftoiFc te
"^^ceten, kan hy de Hiftöricn vm Claudius Saturninm doorbladeren ^
den oorfpronk, oorzaak en, hoedanigheden, met al het geene
J^^ar toe behoort, zodanig heeft befchreven, dat 'er geen fchoone
bloem, groene takken, bladeren, ranken, wortelen, of andere
^^leenigheden zyn, welke niet aan het een of't ander hoofd zyn toege-
^^gent.
de Krygskleederen en iVapenruflingen der byzonderè
Volkeren, doch voornamentlyk van dk der
Grieken èn Romeinen.
Zevende H
O O F D s τ υ κ.
wat
d
_ ^ e byzondere Volkeren konnen niet anders ondericheidentlvk
verbeeld worden als door hunnetoeruilinge, kleedinge en m^a-
.lieren. _ Wel is waar, dat veele Schilders zo keurig niet gtwceil zyn
doir ^^'^^eelden van de zelve, gelyk in hunne werken veeltyds blyk"t:
cnmog<}iyi^|,ebbenzy.diemi&iiagen naderhand 3 wanneer zy de zaak
tt 1
-ocr page 331-1797 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
wat ntder overdachten cn meerder ondervindinge hadden, verbctei<|·
Niet dat ik door anderer Meeilers misOagen op te haaien de mynezoe c
te verfchoonen: geeniïns. Ik heb myne gebreken zo wel gehad, ^
miiTchien veel arger, als eeaander: want ik weet, dat ik, zelfs
rnyn beften tyd, eenige grootemisilagen begaan heb, diemytege^'
woordig moei jen , en welke ik niet zoude durven vcrhaalen, alhoeNV^
ik doorgaans in dit Werk dezé en geene aantoon. En terwyl foy'?^
gedachten nu vallen om verfcheiden gebreken aan te wy zen, zozaH
hiereenigen, tot dit Hoofdiluk noodig, verhaalen.
De schvyvei Verbeeld in een Print, daar geileepf word, Jchili^^''^
toont eeiiige welke een Griek was, met eenRomeinfcheka&ket of helm op.
Mn'l b°c^ianbet mifichien wel weezen, om het licht by malkander te houden, '
ƒoffede tronic niet te befchadigen? Ten twedcn vertoont hy beide dez^
«oor ejuy naakt, en Achilles ongewapend. Dat hy een zwaard is "
hand houd , gelykt beter naar een Gladiator als wel een Overllen.
en boven heeft hy defcheêop zy, zonder riem of band om 't lyf- ^^
is het mogelyk, dat hy een zwaard zoude konnen gebruiken, daar hy
het toom van de paarden in d'eene hand moet houden? Dit isii^'^^''''^
zeer oneigen, en tegens de natuur ftrydig. Of zou het mede al z-Y
om te beter defcliooneligchaamentevertoonen ? En daar achter ^y
de muuren van de Stad zo laag, dat men over de zelve gemakkely'^ ^
de hand zou konnen reiken,
fi/i/jn, Pi>a/3'« heeft in de Print, verbeeldende de dood van
de Romeinfcheen. Griekfche ilormhoeden onder malkander verbef ·
Zommigc zullen mogelyk zeggen-, dat wy zulke beroemde Meeiy^
ongelyk doen wanneer men hunne konil zonaauwkeurigonderz^^V^
Doch men moet weeten, dat de meening niet anders is als om zich
aan te fpiegelen, en uit eens anders misilagen te leeren d'onze te
teren. Ν iet dat ik, gelyk wy gezegt hebben, anderer Mceft^^'®
te alleen zoek op te haaien j maar wil de myne ook gaarne aan^o^nf^ j
voor zo ver als my de zelve nu en dan indenzinfchieten i ^ ■ ^^
Eicm zciven, bly kt in myn yE^^^j·, daar hy de wapenen van/^e^aikrygt, alwaa·"·
En Kva V'^- mcdc cen Griekfche heimet heb by gemaakt. Myn Vader heerc o^
in zyne verbeeldinge van Seneca. een Capitein van Nero, u^A'
ftaat, met een Griekfche heimet yerbeeld. DeKonlflaatzul^^e'^^^^^
gen niet toe. Wy fpreeken hier niet van krygsruftingef ^been, maai
van alle zaaken de konil betreffende. Eikenatie heeft haare byjond^e
kleedinge, manieren en landaart. Hoe kan men een Egyptnch ge-
zicht verbeelden zonder dat men eenige kentekenen daar van beipeur^,
als palinboomen,, pyramides, en menfchen op die
1798 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Waarom ik ieder een vermaan voorzichtiger tc weezen, en op een an- waarfchou-
geen te vaft vertrouwen te ftellen. Het is beter naauwkeurig als
"alaatig te zyn. Schoon wy een zaak naar behooren weeten en ver-flen dien
"^aan , zo kan men zich evenwel in't een of't ander noch genoeg ver-
ê^Tpen, 't zy doorhaaftigheid ofonachtfaamheid.
Het zou een groote vermeetelheid van my weezen, alledebyzon-
derheden op te haaien welke in de krygsordening der Ouden vervat
^yni dewyl 'er veele boeken van veri'cheidene Schryvcrs gevonden
"borden, die van deze llofFewydloopig hebben gehandeld. Derhal-
^én zullen wy alleenlyk naar ons kleen vermogen, en totdienitder
ichildergraage Geeften, eenige der voornaam ilezaaken , dewapen-
ruftingen betreffende, in 't kort aanhaalen j oordeelendedereil,, al
^effenende, wel na te zullen volgen. Ik zal dan met de Grieken be-
ginnen.
. Het Griekfche Voetvolk Avas gedeeld in tweederlci ioorten, in Kiygskice-
^piesdraagers, die men zwaargewapende, enin Boogfchutters, diepgn";,/^^
^en ligtgewapendc, noemde. De Spiesdraagers droegen een fchildGiieken.
laarzen, een lange fpies van 20 tot 24 voeten,., en een degen. De
iferkite bedekten zich met een Macedoniiche rond<is van4voetenin
diameter. De Pyl- of Boogfchutters droegen.fchilden van teen,
Doogen, korte fpieilen, en flingers. De Grieken hadden lang hair,
^^ hunne baarden ongefchooren. Zy droegen helmen of ilormhoeden ,
een weinig vooruitfteekende, daarby cierlyk gewrocht met beeld-
^ loofwerk, pluimen, en andere cieraaden van veelerhande foort.
Hunne krygsklecderen munten ten allen tyden in verandering en cier-
jykheid uit.- Hunne lange wapenrokken kwamen tot even boven de
^«lën, aan de fchouders en onder met riemen of platte banden ultgefne-
^Gn, V/aar op men fomtyds leeuwenkoppen verbeeld zag : andere had-
franje, in de plaats van riemen, tuitsgewyze gevlochten. De
^^'erftens en Edelen droegen brooskens van jonge leeuwen- en tygers-
^ ^^Jden , of-vvel cierlykeiandaalenj doch de mindereilechts voetzoo- ' ,
η met banden. Hunne zwaarden hingen aan de linker zyde met een
aan de gordel, eneenpook opderegtcrzy.
De Jongelingen in de krygsordening der Romeinen, tufichen de Kry^soide-
^eventienen vyfentwintig jaaren, waren gefteld lot Feïites^ datis,Sen!^°^
Weevende ofligtgewapende: naail:dezede/^/?i?/itotpyldraagersof
P^esknechten:. die in 't beft van hun leven waren, tot Principii of
°ornaamften: en de bedaagden tot Tfiiïw.
De Γdites droegen een kken fchild van anderhalf voet groot,
^eim offtormhoed j eenzwaard,^ en een korte fpies van drie voet lang
der
en
-ocr page 333-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
en een duim dik in 't rond, met een yzer van een voet lang aan 't einti j
en een fcherpe driehoekige punt. Zommige droegenflingers, enan*
dereboogen.
De Haflati en Principi droegen een korte wapenrok, omdatJf^^
daar in gcmakkelyker kon gaan, en allerlei vi^apenenhandelenj
lange broek tot de halve beenen hangende, enonder dekniënnaau^
fluitende i een helm, en een groot ovaal fchild van twee voeten en eei"^
halfbreed, en vier of vyf voeten en een palm lang zynde wyders οπί'
gord met zwaarden aan beide de zyden : doch het zwaard aan delinkef
zyde was veel langer dan dat aanderegterj want het laatite, alsect^
dagge of pook, was niet langer als de fpan van een hand. Delaati'^
wapenen waren t wee houte ftokken j de eene dun gelyk een fchigt, ^^
drie elleboogen lang, aan't eindemet yzer beflagen ^ en
d'andereeen
palm in 'trond dik, en even lang als de voorige, met een yzer aan "
einde zo lang als de itok, gaande half wegen daar inen half wegen me»^
het fpits buiten, omzet met haakskens. Dit yzer wasby het hout e^^
en een halve vinger dik.
De Trii^rw droegen de zelve wapenen gelyk dePr/m^/V, behalv^
iiokken , gebruikende pieken offpieflen in de plaats, hoewel
/au die te vooren plachten te draagen, en derhalven Na/ai;, dad^i
fpiesdraage^-s gezegt, genaamd wierden: maarzy verlieten die, ^^
de ftokken te neemen. De ryk fte wapenden zich, in ileê van bof
harnaflen, met gcmalyde lyfrokken. In't algemeen hadden de R·'''
meinen korthair, dekin-geichooren, maaraan weêrzydendekaak'^^'®
ongefchooren. Doch men moet aanmerken, dat onder heo ^ ^
leenlang hairdroeg. De ftormhoeden der Romeinen, methet
hoofd gclyk fluitende, waren van dubbeld leer, yzer ofkop^^'',
met een kam boven op gelyk de Grieken, maar met minder '
uitgezondert de Overftens en andere Bevelhebbers, welke pluioicn ρ
de zelve voerden. Men zag 'er ook die gevleugelde helmetten d^C'
gen, en op de kam ei-n flang, draak, of wel eenarendskop-
vind n:ien5 dat de oude Romeinen in hunne legertochten mede een zaag,
eenkorf, cenfchopoffpaa. eenbyl, eentoom, eeniikkel, "
iten, en leeftogt voor d rie dagen gevoerd hebben. YycHerculeamen
der oude benden, ρχι dtjoviniaanen^ of, geXyli J^egetm^ ■>
fchryft, waren twee byzondere Roomfche Legioenen, beitaande
ieder uit zcsduizeiid mannen, en dienendein Slavonien, wake
Keizer DiocJetianu:;, die zich in 't latyn Jupiter enHercules
Jier noemen, na dat ze de Κ cizerlyke waardigheid voor hem verkree-
gcn hadden, zodanig, voor alle andere bende^i, onrhunne bewezen ^
hUfl^t!
tipii,
, Prin-
Eii Triarii.
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
dapperheid benaamde. Zy waren, behalven hunne grootc zwaarden
en langwerpige fchilden, noch met werpfpieflen, daar van binnen
loot in gegooten was, gewapend, welke zy MambarbuUnoemden^
Wegens hunne zwaarte van vooren zo krachtig enzekerwiilente
herpen, dat, eer zy tot de pylcn en degens kwanten, zy hunne vy-
^nden en der zeiver paarden nnet wonden doorboorden, en groote over-
winningen bevochten j zulks dat deRoomfche Keizers, door der zei-
ler behulp, verfcheidene oorlogen gelukkiglyk ten einde bragten.
De Romeinfche Ruiters droegen helmen, en kreeften o<f borftwa-^^
pens, gelyk de Voetknegten} eendwarsfchild ter zydevan'tpaard>
pen lang zwaard aan hunne regter zyde j een korte fpies in de hand; en
hunne py Ikoker ftaken drie of meer fchigten, die niet minder dan de
%eerenwaren, metbreedeyzers, dochfcherpepunten. DeTeken-
dfaagers, zo te voet als te paard, hadden leeuwenhuiden over hunne
^^'"ygskleederen, als mede de Trompetters, maar met dit ondericheid,
^at de twee voorilepooten der huiden onder hunnekinvaft geknoopt
^aren, ftrekkende hun verders tot mantels: doch deze huiden waren
Jiet als afgevilde huiden met hair, maar tot bekwaame ilof daar toe
"creid, onder met franje of uitgefneden.
De Numidiaanen en Cretenfers, onder deRomeinen ftaande, en^^
op hunne paarden, als het nood leed, te hulp komende, warentenfeis.
gewapend met boog en pylen, en werpilingers, daar zy byfterlyk
^et ileenenmedekonden werpen. P/wwjfchryft, datzeUs de^för-
(blyde, fchop^ of flinger,) waar mede men in oudetydenge-
'^Voon was zeer zwaare en groote blokken van fteenen en houte balk en
te Werpen, het allereeril door de Cretenfers is uitgevonden.
De Ligurienfers, welke langen tyd kloekmoedig en hardnekkigLigunenfen.
degens d^Romcinen ftreden, en eindelyk door hen t'ondergebragt
"^^ierden, waren manhafte en welgeoeifendefoldaaten 5 zyndegewa-
Pend n^et een borftftuk, helm, fchild, en eenbeknopt kleed.- Zy
kiften ook wonderlyk wel met de lanciete werpen.
Öe Scythen droegen gekamde helmen,, bovenfpitstoeloopenden scythen.
^ynde een wild, v/oeit, en ongetemd volk, 'tgeenalrydendeboo-
E'^n, pooken, en heirbylen heeft gevoerd.
I^eScythifchevrouwen en maagden, genaamd Amazoonen, kwa-Amazoonei?.
j^enveeltyds in antiekichezilvere helmen en harnailen ten ilryde, ge~
•yk Fincentius zegt > want in haar land veel zilver gevonden wierd.
^och wanneer wy de gedenkfchriften der Ouden doorbladeren, vin-
^en wy, dat haare wapenkleederen flechts met flangenluiiden van zil-
'^er gewrocht en verciert waren. Haare flinker boril hielden zy onbe-
dekt j.
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
dcktj maarderegterborft, dieafgezcngt was, om denbooggeffl^^"
kelykertefpamienendcfchigtente werpen, was, even als de reit ν
't ligchaam, bedekt: doch de zoom van baarkleed, 'tgeenzy"^^
een knoop toeknoo^^ten, ftrek te zich niet boven de kniën. Zy
alle met .of groöte fchilden, gewapend j welke cirkelron^
zynde, aan het eene eind in de gedaante van twee waiTchenderaaanL-
doorgefneden was, laatende in het midden een plaats om den arm
hand te bedekken, en voor houwen en ileeken te bevryden 3 dienen»
de eene der gemelde twee doorfnydingen om de fpies te handelen ,
■de andere om daar door te zien. Wyders voerden zybylen en vtii
hamers.
De Gotthen, als ook de grootc AttiL·^ uit de Scythen rooftg^'
fprooten, waren gewapend met boogen, pylen, lange fterkefpeerf,^
oflancien, fchildenj en helmen. De Ruiters fprongen in het voi^
harnas van de grond, hoe robbelig of ongelyk dezèlve ook mogt
zen, op hunne paarden, zonder den voet inde ftygbeugel te zetten y
of eenig ander voordeel te neemen, eninzonderheido
phetgladdeys
of in de fneeuwvelden, alwaar gemeenlyk de voornaamfte ftry"^
wierden geleverd , daar ze nochtans ongemeen zwaar gewapend ^^^
renj voerende zeer fterkelancien, heirhamersenbrandereelen. ^^
wiilen fomwylen, als het nood was, in'theetftevandeilryden,
in den vollen ren en loop hunner paarden, op een ander paard te fp'"^^'
gen , zonder voet op de aarde te zetten} zich keerendeen wendef^,
met een ongeloofFelyke gefwindheid, ja raapende een lancie v^n
grond op, enz. waar uit wel tezienis watvoorkrygsliedende*^" '
then in oude ty den waren.
Konftig
ki-ygsge-
bruik der
zelve.
•■Perfiaarien
en^Spartaa- gg|y
Kleedinge
Diir
De 1 erfiaanen en Spartaanen waren in de kleedin^ malkander zeer
fds de andere mutfen, niet ongelyk een flaapmuts doch bo^^en
fpitsennavoo.entoeoml.rvülendet oik welySShSen, ge-
lykde Romeinen maar effen en zonder kam^ ZyhacSenlanghaÏri
^^lunne baarden kwamen meeft tot over de ooren.^ De Perfiincn in
Lfr ofkïïr zonder hair of baard Hun
?e ni^n ri 1' F'"" was, k wamtot onder
wyders lange af hangende broeken, wyde kous-
icn, en fchoencn aan. Zy voerdengefchobdewapenen, rindaflen,
icheenpkuten &bels, pooken, koSe fpeerenTXar |roote boo^
iS; nn Η ' op hunne regter dy dwars voor 't ly 5 de pook
mede op de regter zy doch in degordcl j en de pylkoker op den rug.
/Janus, delaatileKoningderPerfen, droeggemeenlykeenkofte-
Gctthen.
GROOT SCHILDERBOEK,
purpere mantel met witte ftreepeningcwccven, zyndeopbeide
de fchouders , voor met een goude keten of haak , en-aan weêrzyde
^et dierbaai-e edel gefteentens vaft. Zyn wapenrok, met goud in-
gewerkt, was op de borft met drie goude arenden metuitgeftrekte
vleugels en ftaarten, die hunne bekken tegensraalkanderen gekeerd
hadden, geborduurd, met deze letteren tuflchen de wieken en ftaar-
ten der zelve gevoegd, νικητικωτατος, het welk zo veel te zeggen
5 als altyd overwinnaar. Aan zynen gouden gordel, dien hy ilap-
Peiyk en vrouwelyktoegorde, droeg hy een fabel, waarafdefchede
^^et dierbaare gefteentens bezet was.
De Daeiers droegen lange rokken tot op de voeten hangende , aan
"v^'eêrzyde open, met een malierok daar over heen tot aan de middel,
ï^wnne helm floot, en liep ipits op. Zy gingen gewapend met boog
pylcn, daggen, en werpfpieffen. Hunnepaarden waren met ge-
schobde dekkleederen geheel tot aan de oogen bedekt.
De Parthen, Meden, en Syriers waren op de zelve wyze toegeruftj^^f^^^^'sy!·
als de Periïaanen, uitgenomen dat de eerfte groote ringpantfierenriers.
boerden welke man en paard bedekten, en deSyrierskopereftorm-
hoeden.
De Phrygiaanen en Armeniers voerden geilage helmetten , korte^7>2me-"'
^eeren, werpfchigten en pooken; draagende v/yders wyde kouflennien.
^iifchoenen, gelyk dePerfiaanen. .
De Carthaginenfers waren in pracht en eierlykhcid der wapenen,^caithagi-
^o Wel als de Perfiaanen, uitneemend koftelyk.
De Macedoniers en hunne nabuuren verfchilden weinig in hunne
klcedinge en wapenen met die der Grieken.
Xo ook van gelyken de Romeinen en Trojaanen. Twyaanen.
De Lacedemoniers waren de eerfte die het fchild, zwaard, en den^J^^^
"ylin den oorlog voerden.
. De volkeren van Carienzyn de eerfte geweeft die voor loon en foldy caners.
de oorlogen dienden, en harnaflen gevoerd hebben. Zy hadden
uitgevonden de fchilden aan de armen vaft te houden, en droegen
PiUimen en veeren op hunne helmen. τι · ■
DeThraciersdroegenftormhoedenvanvoilevellen, lyfwapenrok-
^^en, meenigerlei gek oleurde kleederen, en kouifen van vellen. Hun
gewcerbeftondinwerppylen, rondaflen, enkleene pooken.
De iEthiopifche ruiters warenbekleed met wapenrokken, zo lang ^thiopers.
ze hunne billen bedekten, doorgaans met ftaale of yzere oogen
doorvlochten, vry voor houw of fteek. ^y hadden eenftormhoed
het hoofd, en voerden wydcrs een rond fchild, eenlancie, ecnfa-
Deel. V V bel
Dacieis,
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
"bel of krom 2 waard, als mede knodfen met yzer
heilagen tot hunne
wapenen. Die niet met ilormhocden waren voorzien, dekten n^^
hoofd met roede hoeden, lang en ruig van bair of wol, gelykdeM
meliikken in Egypten. Het voetvolk was gekleed met huiden ^
leeuwen, tygers, luipaarden, en andere wilde dieren, om voor hu^
ne vyanden ontzagchelyk te zynj gebruikende tot hunne wapent
groote boogen, fpieflen, pylenenilingers. De Keizer zelve droe^
een koftelyke goude en zilvere Diadema om het hoofd, eneenziy' .
kruis in de hand. Hy was met goud laken vol plooijen gekleed j
daar onder een zyde hembd met zeer wydehertoglyke mouwenJ ^
droeg van zyn middel tot beneden toe een omhanfel van zyde en go^.;
kken, gelyk een biffchoplyk voorfchoot. Zynelyftrawanten,
hem geftadig omringden, voerden eeö zwaard, een pook, en ^ ^
werpfchigt tot hun geweer j bedekkende hun hoofd en fchouders iïi
wilde beeftehuiden.
ifldiaanen. De Indiaanen hadden kleedcreo van houtgemaakt, rieteboog'^ '
en fchigten twee ellen lang, voor met yzer heilagen.
Arabiets. De Arabicrs droegen gegorde rokken, en voerden kromnae do
handige boogen.
iybiaanen. Dc LybiaancB, waren gekleed in 't leer, en droegen gebrande ^^ "
pylen.
^J^syptenaa- De Egyptenaaren, fchild en houwer. '
Major- en De bewoonders van de Balearifche Eilanden, nu Majorcaef^
Mmoïky- norca genaamd, llingers..
/Ethoiicrs. De JEtholiers, lanciaien werppyl'en. ιΛ'ηι
tot hunne befcherminge. Hun geweer beftond in zeer llerkeip^
pieken, en knodfen.
De Gallen gebruikten groote fchilden en lange zwaarden. j
De volkeren uit het landfchap Abruzzo, van oudsmeelt g^^
Samniten, warenkloekeruitersenfpieswerpers. . ^f^r
^^f Pkwot. J)c volkeren uit het landfchap Marca, by de oude Romeme^^^i^^
Picenus^ of het Kraaijenland, genaamd, waren mede g"^®^^
ten, gewapend met fchild, fpies, helm en zwaard. p-eevente
Tot dus verre oordeel ik eengenoegfaameverklaaring^»^S^^^j.^^^
hebben, tot aanleiding van verder onderzoek, om hebben?
niet verlegen te vinden. Die meerder onderrechting ■ ^^ jjero-
iQtïQ Firgilius ^ Ammianus Marcellims^ Fegetius,^ Ροψ^^·}
doot vanH&UmrnaJ/en 1 welke laatfte, het levenvfinXcrxes, ^^^
'Ewkfeis.
Gallen.
Samnieten.
gp.oot schilderboek. 55p
'y^onderheden van ieder Natie en allerhande Barbaaren naauwkeurig-
V k verhaalt. Vitruvius heeft ook een afzonderlyk Traktaat van de Ro-
^^einfche Krygsoeffeninge gefchreven.
. -^w^É-raj in verhaalt onder anderen van gevechten, waar Byzonderc
dommige harnaflen van goud, metaal en ftaal hadden, zeggende^^n^n^g-^
^ Wus;. hy gaf hem een fleek in de huik > maar zy ging niet door hst harnas. zwaarlg iU-
J; erders op een andere plaats: hygafhemcenjlagopzynflaakborfi^
. lucht daar van weergalmde ^ en de vonken daar uit vloogen. Nu zoude h:;aidc, dia- .
^^lïiand mogen denken, wat voor harnaflen dit gewéeft waren, vanp^jj^^'T
ê^ud of metaal, en dat masiiefj. en of het mogelyk konde weezen , s'chryvcrs
zich iemand met zodanige harnailen, waar in de ledemaaten enga^nde!^'
^iJskelen geboetfeerd waren, en welke op het lyfpaften enilooten,
'ch Zou konnen beweegen, buigen en keeren ? ik antwoord van neenj
!?ordeelende, dat de meening kwalyk is gevat, dat zy zo gewceft zyn.
IK meen ook, datdegeenen, welke beweeren, dat het om der fraai-
heids wille zo gedaan word, en dat die reden genoeg is, zonder zich
^ oekommeren of het mogelyk isofniet, kwalyk doenj vermits'er
Andere redenen zyn die ons gerufter konnen Hellen, zonder de natuur
êeweld aan tedoen. Λ¥at my aangaat, ikftelvaft, dat het toen was
^is nu, en nu als toen, ten opzichte der wapenen en der zei ver gebruik j
dat de wapenrokken waren gelyk nu de leere kolders, te weeten van
D-^^t- 2,y geboetfeerd waren, laat ik daar by: en fchoon genomen
y "Waren zo ge weeft, ishetligtelyk tebegi-ypendatzy ongelykbeter
Y^ gebruiken zouden geweeft zyn, als die van yzer ofmasfiefgoud.
oordeel dan, gelyk ik zeg, dat zy van leer waren, van allerhande
oleur, van zilver en goud geflikt ofgeborduurd, jazelfs metgoud
6«heel ovei-dekt, op de zelve wyze als wy hier het goud leer maaken,
j^rcierd met fchobben, loofwerk, en andere oppronkingen meer.
^ aar gaat ook een zeker Boek in'tLatynuit vaneenoudRomeinfch
ei
es
^ chry ver, met den titel en het opfchrift, Hoopender RomeinfiheKrygs-
opgedraagen aan de Keizers T'heodofius en Falentinimus ^ het
l^en ik in my η jongen tyd wei gelezen heb, waar in de Schry ver zegt,
dcP.omeinfcheharnaiTen, borrtwapenenofkrygskoldcrs, gelyk
^y Ze noemt, met wolle gevoerd waren, en overtrokken rnetwol-
leeuwen-, enanderer wilde dieren huiden van Lybien. Doch
^ de meening der Póëetengoed te maaken, zal ik dit hier by zeggen,
'er go'ude, metaale, en ftaale bor ft wapenen en buikpkaten zyn
I^Weeir, met haakjes cn gefpenop de fchouders en in dezydenvaft:
ö^tnaakt, om de flagen der zwaardenaf te weeren, maar effen en zon-
muskels. Maar men inoet weeten, dat die toeru ftingen niet wier-
den
vv
-ocr page 339-den aangedaan dan wanneer de ilag zoude beginnen j en dat het dcrhal-
ven k walyk verftaan is van de geeneh, welke zodanige tocruitingen in
alle gelegentheden te pas brengen: gelyk, by voorbeeld, Sclfio in
zyne tent met de jonge Bruid, daar hy zit in zyn volle harnas j alsme-
de Jlexander en Roxma-y Reinoud by Armïda liefkozende j en meef
diergelyke.
Van den oorfpronk der verfchillende Veldtekenen en JVafen-
fchilden, tot onderfcheiding der Volkeren en Geflachten.
k.
Achtste Hoofdstu
Nutheid dc- | J ewyl het vnn een zêev groot belang en nut in de Schildcrkonil: ί®?
vooi^ schu voor eeril de volkeren, en daar na de hooge en mindere ftands'
dcif cn perfoonen onder de zelve te onderfcheiden, door kentekenen die of by
hen uitgevonden en opgenomen, of door anderen aan hen gefchonkei^
en toegeëigend zyn j zo heb ik dienrtig geoordeeld deze zaak in 't brce'
dc te verhandelen, om de grootheid der oude Roomfchemacht,
de meenigte der vreemde krygsvolkeren die zy in hunnen dienil· had'
den, daar door aan te wyzen : alzo zulks den Schilders en Beeldhol·!'
wers zeer noodig is te weeten, en inzonderheid den laatilen 3
Zy een dezer volkeren of helden verbeeldende, op eeniegelyksfchil"
zyn eigen en kennclyk veldteken mogen ftellen, waardoor by iems-ndj
die de Oudheid doorzogt heeft, aanftonds het beelden zyne
beteke-
ning bekend word. Den Hiiloriefchilders dient het niet "
want in dc gefchiedenifien word vceltyds gewag gemaakt van deze oö'
derfcheidene volkeren, vi-elke meenigmaal op eene plaats by malkan-
der gebragt of gekomen zyn, nevens hunne oorlogsbanieren en wape-
nen, als ook die van hunne helden, zonder dat de zelve daar ter pl^^at'
fe befchreven worden. Het is niet zonder groote moeite geweekt j
dat ik deze dingen in mynen jongen tyd opgezocht heb, maar ook niec
zonder vrucht wanneer ik myn gebruik daar van maakte: eiidewyi
zulks bier het gevoegelykft pas geeft, ilelt men het ter deze plaatic?
om dat het cenigfins van het voorgaandeaf hangt.
Oorlogste- Ik V ïod in't doorbladeren der Hiftorien, dat de Oudheid, in plaats
yaandcls, zich van een bos pylen, oftakken en kruiden, by mal-
kander gebonden, daar zy den naam \znManipuU^ dat is te zeggen j
hand vol, aan gaven, bediendenj waarom zy ook hunnevaandraa-
gcrs Mampularii noemden, fitus LivïuSy naauwkeurig befchry^^^
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
^er Romeiiifche oudheden engefchiedenillen, zegt, dztRomuJushy
.geval een oproer met weinig volksgeilildhebbende, van dien tyd af
de vaandels en krygswapenen zulks, door een hand vol hooy in de
^elve te verbeelden, eeril in 'tgebruikbragt j laatendedaarnasnde
*^pkoniende oorlogen dit teken, als een gelukkig veldteken, voor zich
heen draagen. Daar na hadden de Romeinen de gewoonte van in hun-
oorlogsvaanen en ftandaarden kleene roode vlammetjes te doen
Schilderen, verbeeldende een voorteken van gelukkige uitkomile,
gelyk als in den veldilag welken zy tegens de Sabinen by Heret hadden,
^Iv/aar de wapens en pieken der Romeinen by nacht gelyk als helder
t>randendegezien wierden , zonder eenigefchade daar van t'ontfangen.
Aldus zyn hunne oorlogsftandaarden en legioentekenen, welke aan de
^^rygsknechten den wille des veldoverftens door 't gezicht te kennen
gaven, van tyd tot tyd vermeerderd geworden. Vervolgens hebben
^y op verfcheidene tyden ook verfcheidene veldtekens gebruikt, als
'^pene regter handen, en af bceldfels hunner keizeren van zilver, goud,
oi: verguld, daar fomtyds onder een kleen vaantje, in het welk des
^eldheers of des volksfpreuk S. P. Q-R^gefchreven ilond, aanhing.
Insgelyks voerden zy de verbeelding van WolvtnyMinotauren, Wilde
-^Wynen of Verkens, Paarden, Stieren, en Draaken in hunne oor-
Jogsvaanen , tot dat zy eindelyk den Arend voor het opperveldteken
behielden. Dat de Romeinen den Wolf daar in hebben gebruikt, is
Eensdeels om dat dit wilde dier aan Afori, God des oorlogs, wastoe-
§ewydj en ten anderen, om dat het zelve door de fcherpheid van zyn
gezicht zo wel des nachts als over dag ziet: geevende daar door te ver-
baan , dat een voorzichtig veldover ite altyd waakende en opmerkende
"ehoort te zyn, om door de liften der vyanden niet betrok een te v.'er-
den. Otn Mimtaurus ^ ztgt Fegetius, om te betekenen dat de voor-
fieemens en beiluiten der veldoverften geheim en verborgen moeten
gehouden worden > gelyk dit beeft in de allerheimelykfte plaatfen van
^en doolhof zich bedekt hield. Het Zwyn, om dat men zonder de
'^Uiichenkomfte van het zelve nooit vrede of ftilftand van wapenen
Raakte} gelyk wy in ons achtfte Boek , pag:2o<5, daarwy vandeof-
^thanden fpreeken, verhaald hebben. Het Paard , om dat het by de
Romeinen geëerd wierd, en eigentlyk een verbeelding des oorlogs is.
•^en Stier, 'om datdeoudeRomeinenvoorgaven, dat Italien eertyds
^ypen naam ontfangen had van Itala, het welk hedendaags een Kalf of
^tier betekent. De Draak wierd gemeenlyk in de vaandels van het
"^petvolk gefchilderd, en in ieder compagnie gevonden > wordende
^ie vaandraager, gelyk/^f^^i/^ifchryft, Dragonaris^Qmxmd. Jm-
mta
Marcdlinus verhaalt ons, op wat wyze zy de zelve droegci'^·
Periiaaneii
hadden, zegthy, aan de fpicfcn van hunne vergulde pieken, die met
goude franje geiloffeerd, en met paerlen cnedelgeiteentensverryi^'^
waren, draaken vangew'eeve iloffe genaaid, en van binnen hol, vait-
gebonden; welke in de lucht opgeheven zynde, door het bUiazenc^
de beweegingen van den wind hunne verfchrikkelyke bekken en wV^'
gaapcnde kaaken openden, en een hol geluid maakten, gelykoi^^f
van grarafchrap aangeitoken en grimmig waren, krommende en be'
weegende hunne ilaarten na maate dat de wind kwam te waaijen,
welke Claudianus zegt: Et ceffante vent ο multitacuere dracones: datis»
als de wind gaat leggen, hoort men geen geraas der draaken. ^^^
vaandel was purperrood, na''t zeggen van den voorfchreve
Den Arend, in moed cn onverfaagdheid alle andere vogelen te bovei^
gaande, is niet oneigentlyk deRoomfche Adelaar genaamd > vermi^®
'er kwalyk een plaats of hoek van de bekende waereld is geweeft, ^^^^
hy niet tïoor zyne gelukkige aanleidinge de machtenhetgezachd^
Romeinen heelt uitgebreid, en de wederftreevige volkeren de behe^'
digheid van hunne raadflagen, cn de dapperheid, waar mede zy "
zelve uitvoerden, doen beproeven^ hoewel het my uixdeHiftorie^
niet onbewuit is, dat de Arenden al lang tcvoorenby dePerfeni^
gebruik waren: want de Koning Cyrus, ilichter van de Perfifche M^'
narchie , gelyk Χ^,ηορίοοη befchryft, voerde een gouden Arend
uitgeilrekte vleugelen, gelyk ofhy alle ryken der aarde doorvliegt®
wilde, op een lange piek ^ het welk naderhand door de volgende ^
ningen van Periien, die dit voor een koninglyk teken hielden, ^^^^
nagevolgd. Men heeft in aloude tyden onder alle volkeren, doof
vaite en onveranderlyke overeenkomfte der waarzeggers, dei^
aan dien vogel alleen toegefchreven, tegelooven dat hy inalle^^^
goed geluk en voordeelige uitkomilen in alle onderneemingen v^ooi
fpelde. En in dien zeiven zin vcrlvdakyu/Jms, dat een Adelaar ^P
fchild van///ér», die, van moederlykczyde, van een geringe en v^
achtelykeafkomir was, en, noch eeniongelingzynde, zichd'eei
raaal onder de oorlogsbenden te veld begaf, nederdaalendeging^^^_
ten, zulks als een voorteken gehouden wierd, dat hy een deftig ^^
overlle en koning, gelyk daar na kwam te gefchieden, zoude we ·
JadePoëeten zeggen, dat door den zelvenvoornamentlyk^ooi^P®^ '
door de hemelfche voorzienigheid iemand toegeweezen, vei a
word. Dit gevoelen heeft zyn begin genomen uit dat 5
fte Schry ver der Oudheden, verhaalt, dat Jupter voorneemens zynae
de Reuzen, welke den hemel dreigden te beftormen, te ^^
-ocr page 342-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
aan de hemelen en def zelver krachten offerende, door het vliegen van
^en Arend, daar by geval voorbyfchietende, van een gelukkige uit-
komfte en overwinning zyner vyandenwierd verzekerd, en de zelve
i^aderhand in der daad verkregen hebbende, altyd daar na een gouden
•Ai'end in zyne wapenen en oorlogsbanieren, toteeneeuwigdaurcnde
gedachteniiTe 5 voerde. VanJiif/ïiVé'rkreegenhem deCretcnfen : van
^eCretenfen, de Candiotten. ^^i^ötj· de Troyaan bragt hem tot de Caiidiotten ,
I^^tynenj waar van deRomeinen, door verloop des tyds, dienvogeP'·" i-atynen.
hun wapenteken gebruikten : hoewel Lipfim meent, dat ze na het
^oorbeeld der Perilaanen den zeiven aangenomen hebben. De T.os-
^aanen, in den laatft.en oorlog dien zy hadden met de Romeinen, door
iien overwonnen zyndeby de Stad Ereto, aan de grenilen der Sabinen,
bragten aan Ïarquinius Prifcus^ den Koning der Romeinen, deKo-
ftinglyke wapens, waar mede zy gewoon waren hunne Koningen te
'V'erciercnj te weeten, een goude kroon,, een purper kleed, eenpur-
pere mantel van verfcheidene verwen, een yvooren iloel, en een y-
^ooren fcepter daar een Adelaar boven opftond, dien hy en zyne na-
komelingen altyd plachten tedraagen. De Koningen uitgejaagd zyn-
nam de Raad van Romen den Adelaar van hunne fcepters, en ftel-
^en hem op hunne ipiefien, verheffende hem boven alle andere krygs-
"^apenen,. als boven den Wolf, dtnMinotmirui^htr'P^xid, het Wilde
• ^wyn, enz. Mctrius^ die, noch een kind zynde, in't veld een A-
^endsneft met zeven jonge Adelaars kwam te vinden, eenbeduidfel
yanzyne zeven Burgermeefterfchappen, ftelde die veeltyds alle zeven
^n zyne wapens ^ en eigende, in zyn twede Burgermeefterrchap, den
■Adelaar aan de Romeinfche Legioenen, gebruikende hem alleen in de
'^'eldflagen, om deToldaaten tot dapperheid en onfeilbaare hoope van
'^Verwinninge aan te raaanen. De andere krygstekenen zettedenzy
'^P de tenten in 'tveld : doch Mariusn-xm ze geheel weg ; en van dien
^yd af was nooit een Bende of Legioen te velde , ofdaar waren twee
■Adelaars by. Maar Jofephus in zyn vierde Boek ileltby ieder Bende
^εη Adelaar j en na het getal der Arenden telden zy hunne Benden,
Selyk Hirtms zegt, dat het Heirleger van Pompejiis uit dertien x-ldeiaa-
J'en beftond. Dion^ddook by ieder Bende een x4.delaar. Deze Ade-
^^arftaat metuitgeftrekte vleugels op een PiM , offpies, welke , vol-
gens Vegetius^ vyfvoeten en een halflang is, meteenfcherpdriekan-
yzer van negen onzen aan het einde.. Dedraagers wierden^^w/V-
Arenddraagers, geheeten. De Arenden op dezefpieiTen waren
^leen , en van zilver j en veele hadden blixemen tuflchen hunne klaau-
"^en. De reden, waarom dc Romeinen eeril zilvere Arenden gebruik-
ten,.
ten, gclyk ook Bruius ^ was, om dat het zilver het helderft ^
den dag gelykit is, en devhalven het bek waamit tot een oorlogsteken '
maar daar na voerden zy die van goud, ter oorzaak dat het zelve ιώ^^'·
blinkt en affteekt, overtreffende h^et zilver door zyne glans verre, ΐ^^^
de Romeinen in 't eeril zilveretekens gebruikt hebben, was om datzy
in alle dingen te naauw gezet, en in 't begin te fpaarzaam waren: m-^''·
op 't laatft wecken zy voor niemand in overdaadigheid, pracht
praal, ]a ook zelve niet voor de Per fiaancn.
Bc Batavic- JuUus Cafar heeft de Batavieren, die in de bezolding der Romeio^^
waren, in zulk een waarde gehouden, dathy hen tot zyne lyfw^c^'
cckeud tot ters aanfteldej betrouwende hen ook noch ia devreeifelykileeng^]
vaarlykile ftryden de eerfte en opper fte banieren, de Roomfche Ar^^'
t^è^Aiend-" den, tedraagcn.
Vaaideï'^der Hercukaamn der oude Benden, in 't voorige Hoofdftuk getncW?
oiideiiVi-«,/i-vocrden in hun vaandel, of veldteken, een blaauwen Arend metui^'
geftrekte wieken in een zilver veld , op de hoeken met goud afgezei^·
De jonge De jonge voerden in hunne {landaarden een goudeoA*
crc..eM,.en. zittcndc. Op de ilam van een boom 5 ineenblaauw veld , ^^
goud aan dc zy den afgezet.
nieuwe ^^vmaa/ie^'haddcn in hunne vaandels een vergoden A'
met een of koninglyke band om't hoofd. DezeAr^i'' ^
was zwart of bruin op een goud veld , met rood en blaauw op devl^^'
ken afgezet, met een rond goud fchildje opdeborft. Maar die ^^
oude Benden voerden een purperen Arend op een blaauw veld, ^^
rood en goud afgezet.
De si^mdc- De Benden ^lartodecmam genaamd, in Thracien verordend
urnen'.. Jandcn te bewaaren, voerden een bleekblaauwen Arend op een
veld, en gezeten op een rond van hoog- en bruinblaauw, rondoi^ ff'
rood afgezet, en het middelpunt van goud. -
De Diviten- Dc Divitenfes, zynde een Legioen der Gallen, voerden een
vanflaauwfcharlakenkoleur, met een gouden Stier op een zilver ^^^
De Thebaa- De Thébaanen voerden insgclyks ecn Arend in hunne vaandcl^ .
v!ui'de;iKei- Het Vaandel der eerile Compagnie Lyfwachters van ifVe
onderhetgezach van een Colonel te voet, voerdede a
gedaante van een Man, houdende al Ie beide de armen uitgeft^*^ '
de regter hand een touw, en in de (linker den hoed : betekenenae ^^
door, dat zy de hardnekkigen en wederfpannigen zouden geeilei^
ilraffen, enaandegehoorzaamendevryheidfchenken.
In het twede vaandel wierd vertoond een goude Stier, aan het na
gen van een rooden berg, met een halve Moor ofZ-warttotaai^.^^
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
^iddel, hebbende in de vegter hand een dik einde touw , en in de fiin-
een muts of hoed > dienende tot een zinnebeeld, dat zymogten
ge^ngen neemen, en tot ilaaven, en anderen weder vry maaken.
Traciers voerden den afgod Αίαη in hunne {landaarden. Traders.
öie van Smirna het beeld van de Fortuin. stSi-L!^"'
pe Corinthers een Neptums, of het paard Pegafus. coriathers.
yet Regiment genaamd de oude Archiers van 'tOoften, ftaande^^ oude Ar-
^nder bevel van den Generaal van't Voetvolk, voerde in zyne vaan-oolcn."^*
eis twee fpringende Paarden van goud op-een blaauw veld.
iiet Regiment te voet, genaamd het twede van Theodofius, 't
•^nder de regeeringe van den Keizer l'heodofius eerft wierd opgeregt ^fmu
^erde mede in zyne vaandels een goud Paard op een rood veld., rond-
^^ met goud vercierd.
^ Een ander Legioen te voet, tentydevanden
^^êtj en waar van het Confiantia wierd genaamd, had mede in zyne
^andels een gqud Paard op een hemelsblaauw veld, eninhetmidden
^n boven een rood rond, tegens het welk 't voorfchrevePaardop-
P^jftgende, met allezyn krachten uitgeftrckt overeind ilond.
De Athenienfers, Cephalienfers, ThciTalierS j endie van Syracufa^,^*!'^"^®^^^^
berden insgelyks een Paard, iienfers,
'^e Gallen en Saxen een Leeuw 5 hoewel dezelaatften ook fomtydseisjiièu-*
^^o^aardgevoerd hebben. Gallenen
I De Cimbren een Stier, Avelkers gegoöten af beeld fel zy ook op een saxen.^"
^"^aan het hoofd van hunne Legers droegen. cimbren.
öe Armeniers een Ram , of een gekroonden Leeuw. Aimeniers.
De Ciiiniaanen mede een Leeuw. cifiniaaiieii,
D-e Allatifche volkeren een grooten Walvis, op welken een kind
^nreijelings zat, 't geen den zeivenleide en beilierden.
De Gotthen een Beerin.
■ . De ftandaarden van dc Saliers :pronkten met een goud veld, aan de
J^einden met purper gertofFeerd, waar op twee halve klimmende
olven tegens malkander, met een Roos daarboven, op dewelke
y fterk hunne oogen geflagen hadden, ftonden- Men behoeft zich
^^t te verwonderen, dat de Saliers, welke voorgaven dat M^rj hun
Patroon was, den Wolf, hemtoegewyd, ophunne wapens en llan-
a^den voerden.
"et Regiment te voet, gtn^^mA Jovianum^ tentydevandenK'ci-^g^-^^-j-^g^
^ ^iocletianm ^ het welk de vyfde rang of plaats van eere ondtv dc-DhcUtiL·:.
^'^meinen had, voerde in zyne veldtekens en ftandaaren een rood
of Verken op zyn acïitcrfte neder zittende, het hoofd en de reft
Deel. XX " van
Gotthen.
Saliers.
Beade van
GROOT SCHILDERBOEK,
van 't lyf om hoog, in een biaaiiw veld met goud omtrokken, p^
oorzaak hier van was, om darde Poëetenvcrcierd hebben dat
noch een nieuwgebooren kind zynde, en in 't woud leggende,
een Zog wierde gemind, en dat deze Bende van Jupiter den naam dr^a
gende, daarom het Verken, ter gedachteniflc van die daad, inhaal
Itandaarden voerde.
Enliet Regiment Gardes te voet viindmKózti-Honorius^ doorhe'^^
opgcregt, voerde twee roode halve Verkcns. cegens malkander op
klimmende, in een zilver fchild met een goud veld.
Trcyaanen. De Troyaanen van gelyken een Verken op een goud veld.
Thrygia-ci- De Phrygiaancn mede een Verken.
ijnioduim^- Ket Regiment, genaamd Tertiodecimani^ voerde een fpringeo"
blaauwen Hond in een zilver veld, wiens middelpunt van goüd, ^
den om trek rood was, beilooten in een ander rond van bruin blaau^'^^^
Menapiers. Van den Grooten af tot aan de tyden ^^^
noriuSy en verfeheidene andere volgende Keizers, was 'er ondei'
Roomfche Benden een Regiment te voet, gem^md Mcmpiers,
in hunne vaandels eeii fpringcndcn roeden Hond in een zilver veid v'O^
den, hebbende in het midden een goud ίchildje, waar onder noch
Hond ruggelings met de vier pooten om hoog lag. Dit Regii^^^^
hielden zy in groote v^aarde, om dat het zelve de niecilclof toege^*^"^
ven wierd in het t'onderbrengea van de Traciers.
Cynopoii- Dc CvnoDolitaanen voerden Anubis onder de gedaante vao
Hond. ^ ^ . ^
_ cortona- De Coftonaciers een zilveren Draak op een rood veld, in '^t
wat doorzichtig van zilver, en aan de buitenrand twee ronde rii^»
zynde die van de flinker zy dc van een zetr hoog roode, e"n de andei''^
een zilverekoleur.
Lacedcrao- De Laceucmonicrs een Λ , of een Draak. ^
'"indiaaHcii. De Indiaanen het beeld van j doehdeRuitcry, gélyk
aas zegt ^ Draaken. fche
Nervieii. Ner.viers, zynde Schutters vandeLyfwachten der R^o®
Keizers, hadden in hunne vaandels twee halve Caduceen, ofgcll^"^ ^^
Vredeiiaven, in een purper veld, van buiten met goud en rood a b
zet. Op het midden van 't fchild was een goude ring in
goude kolom, waar tegen de ν oorfchreve Slangen zich rondom
gerden, en met het bovenlyf eén halve cirkel maakten, metQö <
naar malkanderen gekeerd.
Sagimnici-s. De Sagunniers twee roode Slangen, en, Jmmiams^^b^l
van purper kruiiTelings door malkander geflingerd, even als de
-ocr page 346-■GROOT SCHlLDERBGEiC.
fcKe letter X^ op een hemelsblaauw veld met rood afgezet.
De Compagnie der Bianniers, ftaande onder het gebied van den Biannkis.
peneraal der Infantery in Slavonien, droeg in haarc vaandels een hoog
^laauwe Slang, de ftaart wat geboogen en na de aarde gekromd, mee
een nrienfehenhoofd, dat na achteren om zag, op een blaauw zilver-
^chtigveld, rondom met goud afgezet.
, De Marcomannen een goude halvê Slang op een zilver veld,
oende tuiTchen het hoofd en het benedenlyf een halve goude Maan.
De Curiaciers een goude Slang, in malkander gerold, op een graauw Cunaci^w.
^^Id, aan de kanten met hemelsblaauw afgezet, en met ruiten van zil- ^
'^crenbiaauw, gelyk een dambord , door malkander geforteerd.
. Het Legioen Voetvolk, genaamd de zesdeParthifche, dienendesesde Pai-
JJ·^ 't Ooften, vocxAQ&tngcdtCaduceusoH^océt^^nMercurmso^ccn^^
olaauw veld, aan de randen met purper en zilver afgezet.
De Bende der Anglevariers een rooden Staf, en aan het opperil:c^.Angicva-
^ii'id een ronde bol, waar uit twee Slangen kwamen, ziek krommende
^ot het midden van 't fchild, gelyk of zy malkander wildenkuflen.
«et veld was van een bleek blaauw e koleur, aan de buitenkant met een
^^bbelde rand van purper en goud afgezet.
Onder de oude Benden was medecen Hegiment Faïentianigcn'x^xndy
^oor den Keizer Falens opgeregt, als hy de Traciers gingbeoorlo-
êenj welke in hunne ftandaarden een kleene roode kolom voerden ,
twee halve Maanen van de zelve koleur, onder aan met twee ora
«oog tegens malkander fpringende halve Haaxcn van goud in een zilver
^eld.
VAlenUank
Alaanen,
Bourbon-
en
Swaaben.
De Libiers drie Haazen.
Het veldteken van het Romeinfche Legioen, Augufia genaamd,Legioen
^^as een overeind ilaande roode Kat, met goud afgezet op een zilverSaamd.
^eld, het hoofd ter zyde omkeerende gelyk of zy ruggehngs achteruit
ging.
De Alpini een blaauwe Κ at, regt overeind gaande op een rood kar- ^ipin,.,
J^ozyn veld met goud afgezet.
De oude Alaanen, fiWrgondiers, en Swaaben voerden medeeen^^^^.^
^atj daar door te kennen geevende, dat zy alzo wemig het jok deraiers",
^'enftbaarheid, alsdeKathetopiluiten, konden verdraagen.
DeEgyptenaareneen Krokodil, ofook v/cleen Kat. ^
In dc'^laatlÏe tyden van de Roomfche Monarchie, en niet lang voor conuid.
^t verval der zelve, hadden de Romeineneen Bende in hunnendienil
^ornuti genaamd, welke in. .haar vaandel een roode Steenvalk op een
êoud veld, met blaauw en rood afgezet, voerde.
XX ζ De
Libiers.
-ocr page 347-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
De Inwoonders vanPelopqnnefus een Schildpad.
DeBoeotienfers een Sphinx.
De Locreënfen een Stapel of Krekel·.
DeAflyriers , tergedachtenifleA^anim/mwii, een Duif.
De Arcadiers, >velke zich inbeelden het alleroudiievolk der wac'
reldtezyn, en zo oud als de Maan, voerden de zelve daarom ook
liaare wapens en veldtekenen, by wylen ook ócnGodPan ^ diebe^
zinnebeeld des gantfchen aardbodems is.
De Parthers een Slagzwaard y af Sabel, op zyn Turks, in dc h'^
van een gevleugelden arm.
De Grieken in het gemeen twee Kroonen, en
De Meden drie Kroonen.
De Macedoniers deKnods van Hercules tuffchen t wee hoornciT.
Die van Cappadocia een Sc^haaL.
De Scythen een Blixeni.
De Phoeniciers Zon en Maan.
Het va'andel en kenteken der Soldaaten te voet, Rraccati Junlo'^^^
genaamd, zynde de eernaam van zeer doorluchtige mannen by de oU"^
Romeinen, was van een bruinbkauwe koleur, op wiens opperfte
deelte een Sterre van acht itraalcnde hoeken geichilderd ftond,
't midden een cirkel met goud uicgemoniterd'.
^^^^ De TriEzenienfers een Drietand of Stafvan iVij5//ü;?0j·.. ^
Theodofius, De Roorafche Keizer l^heodofius voerde in zyneOpperfteofhoo^*^'
banier een Kruis, in welk teken hy al zyn vertrouwen ftelde.
cipfi^uinus. Confiantinus tegen Maxentius ilrydende, voerde tot zyn veldtel^f ^
een lange Spies met goud heilagen, en eengoude Dwarshoutkrui^^
wys daarboven, en noch hooger een goude Kroon, die-met edele
fteencens bezet was, ftaande de twee eer ile letteren van den naam ^^^
flus in 't Griekfch van goud, te weeten een Ρ in 't midden,
'zynde Chi, daar in gegraveerd > welken naam Chrifius hy ook altyd oP
z-yn helmec droeg. Aan de gemelde bout, ofdwarsyzer, hing^^
kpninglyke iluijer, met goud en paerlen geborduurd. Met deze
naam Chrifius, en den il:andaa<rd d es kruiiTes, behaalde hy een heerly
overwinning op den genoemden TjrznMaxentms. . i
tc- Lucif^nus. {chryit ^ ά-χχ. éc Pentagone^ ofVyfhock, het zinnebe
faTeL'oo?!^-^^^ ^^^^ gelukkige onderneeming en blyde uitkom ft is; hetwelk ^^ ^
°"de volgende oorzaak is yoortgefprooten: Jntiochus de eer fte,
genaamd i^ü/^r, dat is Ëehouder, tegens de Galatiers oorlogde, ^^
zag dat de zaaken niet zo voordeelig voor hem gingen als hy zich ve ^
beeld had, vervallende van dag tot dag in grQotergevaarenenbek^^
Pclopoane-
feis,. ^
Bocoticrs.
'Lccieënfén..
AiTyriers.
Arcadiers.
d
ïaithcrs.
Giieken.
Meden.'
Maccdo-
öieis.
Cappado-
ciers."
Scythen.
Phosnicicrs..
Sraccuti Ju--
''•li tres.
TiKzenien-.
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
'i'ieringen , droomde hy op zekeren tyd, of veinsde zulks omzynen
ioldaatcn nieuwen moed in te boezemen, dat hy met Alexander den
prooten fprak, die hem ried het gemcenewoord van groeteniile, in
't Grieklch τγεΙ α genaamd, het welk zo veel gezegt is als, ik wenfch
^^ gezondheid en wel'vaaren, tot zyn zinnebeeld te neemen, en het
^elve aan zyne veldoveriten, bevelhebbers en foldaaten, tothet alge-
iTieene veldwoord of leus uit tedeelen, en op hunne wapens, fchilden,
banieren te doen draagen, dewyl het hem tot een teken van over-
'^inning op zyne vyanden zoude dienen. Hier op fchreef h)^ hun de ge-
daante van dit zinnebeeld voor, zynde drie hoeken met vyfliniën door
ïHalkander getrokken^ een Vyfhoek uitmaakende, enop ieder hoek
®ene van de gemelde letteren. Jntiochus het zelve in 'twerkgeiteld
hebbendé, behaalde op de Galaters een zeer hcerlyke overwinning,
^cn ziet ook noch verfcheidene Penningen en Medailjes
waar op de gemelde offiguur van vyf hoeken, ge-
bonden word.
De Argon-auten, ofdie van Argos, hadden de letter Α, om dat zy Argonanie».
eerfte van hunnen naam was, tot een veldteken: doch behalven de-
letter voerden zy ook een Vos of een Rot in het zelve.
De Mesfineefen een Μ. Mesfineefc»,
DeJoodendel.etter 5l2^;.^of T , herteken des heik. jooden.
De befchilderde en segravcerde Schilden (ten welken opzichte vee-. ^or-
ί , , , , ö ö _ , Τ Γ τ J ο fpionkelvke
onder de geleerden van meeninge zyn dat het Latyniche woord Λ/τίιί-woord dér
^^ni^ eenfchild, v&r\Sculpuraz.ikoivAY\g\.Sy οιώ dathetdegewoontef^jfj;^^^^"'^*
"^^'as de heerlykc daaden en gefchiedeniflen daar optegraveerenente
^ertoonen) waren eertyds een gewismerktekenvan.dedapperheid der
Seener die ze droegen. Uit vrceze dat de foldaaten in't gewoel des
gcvechts van hunne rotgezellen zouden afd waaien, zegt Fegetkts^ ν oer-
^cn de byzondere benden derkrygsknechtenbyzonderegcfchilderde
'ï'erktekens in hunne fchrlden j behalven dat de naam van eiken foldaat
^P 't binnenile van zyn fchild met letteren uitgedrukt ilond, alsook
^ot Wat compagnie den eigenaar van dat fchild behoorde.
De Schilden of Jlir^w, waren verfcheiden van gedaante , ter plaatfesci"ide« der
^^ar de zelve de hand bedekten j gelyk die der eerlle Armenifche οΓ'
aan wederzyden van de nederdaalende linie twee doorfnydingen , der.
^^en als wy in 't voorige Hoofdftuk vandeSchildender Amazoonen
§ezegt hebben,, hadden. Deze Schilden waren hemelsblaauw met
^en zilver veld.
, Die der twede Armenifche Order waren geheel rond, van purper ^etwtde.
^^oleur met een hemelsblaauw veld, rondom met goud vercicrd.
XX 3 P^s >
-ocr page 349-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Vefonticts. Dc Vefoiitiers droegenfchilden, op welker buitenile gedeelte vitt'
andere dekfchiidjes 5 in een regten vierhoek, twee van zilver, en twee
van hemelsblaauw, ordentelyk verdeeld, ftonden, hebbende een
dubbelde rand.
Menapiers. Het fchild der Menapiers had een zilver veld met een gouden Hond,
ruggelings met uitgeftrekte pooten, zo veelmogelyk was om na het
. uiterftedeelfnellyk teloopen, nederleggende.
.a.intinecii. Mantinecrs hadden de gewoonte van op hunne wapenen en ichÜ'
den den drietandigenStafte voeren 5 en daar door wierden zy, gely^
Pindarus verhaalt, erkend burgers van die Stad te zyn.
Romemen. De Romeinen, n·^ de.tyQtvivznHcidi^anus, voerden op hunne hal'
vemaans gewyze fchildenin een zilver veld, twee halve goude tegef ®
malkanderfpringende Paarden, genaamd Mauriferoces, lloutmoedig
en onverfaagd, waar door zommige Italien betekenen.
Spiutsanen. Oe S partaanen voerden een Draak op hunne fchilden.
Gneken. OtGtizkendcnGoé Nepmius, en
Tïoya aiien. }3 g Troy aanen Minerva.
^^Lacedemo- Op d'ie dcr Lacedcmoniers ftond de Griek fche letter λ , om dit volk
te berekenen : en
MeiTeniets. Qp die der Mcfleniers, welkeinvoortydeneentreiFelyk endapp^'·'
volk waren, zag men een Μ , mede tot betekening van dit volk.
^^Adictiieii- De Athenienfers voerden veeltyds een Nachtuil op hunne wapenen-
Kentekens De Jooden be weeren de eerften te zyn ge weeft, welke uitgevonden^
del· de''Joo'^^^"'^'?^" ^^ hooge en mindere ftandsperfoonen door kentekenen
den. malkanderen teonderfcheiden 3 en die onder hen uit een aanzienly^^ °
adelyk geHacht waren, droegen op hunne fchoenen het teken van een
wailende Maan , waar dooitzy uit het gemeene volk gezonderd en
baar v/ierden.
Oo^fterlche"^ De AflVriers, Egyptenaaren, enPerfiaanen, nevens de Grie^^^"»
Vclkeren.
gebruikten ten dien einde het zelve teken 5 't welk volgens alle waar-
fchynlykheid, na verloop van eeuwen, by deT^rken'toteeπveldte-
k en aangenomen is.
Romemei!. Dc Romeinen droegen insgclyks, om hunnen adel te toonen, een
wadende Maan op hunne fchoenen, welke zy ter dezer oorzaak Lun^t^
Calceixiocvnden.
Athcnien- Athcnicnfcrs betekenden de oudheid hunner afkom ft door den
Sprinkhaan, thucydides verhaalt ons zulks in 't begin zyner Hiftorie,
noemende de zelve ΡorticigaU^ om dat zy de gewoonte hadden van
goude Sprinkhaanen in hunne hoofdcierkden, en de Overftens op
hunne helmen te draaien, ten einde de vreemde van dc ingcboorc-
° ' nc
Itfi-s.
GROOT SCHILDERBOEK.
ne en adelyke geilachten. van hun land te ondericheiden.
Wy lezen ook by de oude Schryvers, dat weinige Helden ge-
jonden wierden, die niet het eenof het ander veldteken in hunne fchü-^kens^ der
"en voerden. Ik zal'er mede hier eenigevanophaalen, zonder-rny ®
^an de waardigheid en den rang van hunnen leeftyd te verbinden.
0/zm, bygenaamd Janus, voerde in zyn ilandaard of veldteken een
Si^epter, op welkers top een open oog ilond. Zoratyds was'er ook
een Arend, Zon,, of diergelyk voorwerp in verbeeld. En Ifis
^ocrde een Maan.
Hercules^ by zommigen de groote 0'firh genaamd, voerde een
•Leeuw, welke een krygsbyl in zynekiaauwen hield j ofwel het ze-
venhoofdig Serpent/i^ifia!.
Mars een Wolf, en op zynen helm een Exter.
het hoofd van Μ^ώ/ίϊ, als mede in haar boril wapen. En aan
"^^>'ederzyde van haaren helm een Griffioen, en boven opeen Sphinx ,
ofwel een Uil.
Ïlï^y^^j· een ikfzwifi^mw met een knodsopzynefchouders, ook dik- τ^φ^.
^ylseenOs.
een Draak. cadmvs.
een Sterre van zilver op een blaauw, en· ,
Pollux een diergely ke op een rood veld. ρμ^χ.
i^imroth ^ eerite Koning van Babel, voerde een Ram. Nimroth;
Ninus en Semiramis een Duif: dach deze kat fte voegde een Luipaard se-
'^aar by, om dat zy 'er een overwonnen en gedood had. r^MAmts.
Heéor een Leeuw , zittende op een purperen zetel, en houdende nea^r.
^enzilverehelbaard in zynekiaauwen.
•t^/^^^èieen Vos, enop.z,ynenheira eenDol^ viyjTis.
Pmfmïas ν^γη^ύΐ in zync Hiilorie de1-Grieken, datdeEleënfers ^s^mcmmn^
^εη Leeuwenkop op het fchild yxn Agamemmn·^ om zynen vyanden
Vrees en fchrik daar door aan te jaagen, hadden uitgehouwen, en daar
^der deze woorden in het Griekfch : ziet hier de fchrik der ivaereld.
■"^och Homerus befchry ft dit veél cierlyker.
Pyrrhus een Arend,, of, zo andere willen, de negen Mufen met f'yrrhu.^·
op den berg Helicon.
een Eikenboom. uchiiies.
-^ötm een goud Hoofd. . . P"·"'·
_ -dlcibiades droeg een fcMld van yvoor engoud, en daar in tcn.Cupido -^i^budes,
^ie de blixem omhelsde.
^lexander de Groote een Leeuw j ofook veelmaals het beeld der O- ■^IfxAnder.
^^1'winningi oiw'tldcn Bucefhal^ een Wolf, ofeenRam.
O-
Ofiris.
φ.
l-JercKles.
liaru
PalUs.
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Ofcus^ Koning van Tyrrhenen·, heden Toscanen genaamd, voerde
in zyn wapen en fchild een Slang. De Roomfche Schryyer Servius
zegt, dat de Koningen van Egypten mede het zelve v/apen hadden.
Judas Machabeusttnlêfx{\\\sk\xs.
. Scïpo Africanus voerde de beelden van zynen Vader en Oom in zy»
fchild} en zyn helm of ftormhoed was van gedaante als een Elephauts-
hoofd.
Stavola voerde in zyn fchildhet beeld van zynen dapperen Voorva-
der Mutius Sc^vola..
J.ntiocbus ten SlangenftaF.
Obïaviams Auguftm een Sphinx.
Pyrrhus^ Koning van Epirus, mede een Sphinx.
Seleucus eenSiiex.
Lucius P^pirius Curfo-r het PaardPegafus.
■Epamimnda's een D raak.
Pompejus de Grootc een Leeuw, die een zwaard in de klaauW^i^
hield. Dit teken was ook in zyn gouden zegelring gegraveerd, wel-
ke na zyne dood by hem gevonden, en aan j^a/m Ci^y^r overgeleverd*
wierd. '
C^y^r voerde in zyn ilandaard het ^(?Ï;j/io£defprcuk, deM©^"
dti-yF'ems j en in zyn fchild een tweehoofdigen Arend.
DefpreukvaniyjF//» was, ^o/ZovanDelphos.
En dmvmMarius, de Huisgoden Lares.
Mecanas voerde een Kikvorfch, en
het hoofd van Medufa,
Ofcus,.
Judas Macha'
lieiis, ,. ί
Scivie ^fri
cmns.
Scxvolii.
^ntiodiKS,
^Hguflus,
Pyrrhiis.
Seleucus.
Pafiritts.
Ep.tmimndas-,
Pompijas.
Jutias Cxfar.
SylU.
■Marius,
MetAniis,
Vcf^afiAtiKS.
Die luit heeft om van meerder verfcheidenerondaiTen enfchildei^ 5
als mede helmetten, «nz. der Grieken, Troyaanen, en andere vol-
keren en helden te lezen, kan zich ten vollen verzadigen in Hamerus eu
Virgilius, die de zelve heel wy dloopig en cierlyk hebben befchreve»·
TA-
-ocr page 352-Bloemen
^ "oier Getyden-, die haar derf Ie fchoot omringen
_____Ie jeugdige Flora xit hier in 't bkauw, geel, en
^■jP^grood gekleed; werdende door vier Kindertjes^
verbeeldende de vier Getyden desJaars, aldans-
fende met bloemen en vruchten, die zy haar aan-
bieden j vergezelfchapt. Elk is met een kleedje of lluijer
de aan hen toeeigenende koleur vercierd.
^^^^ fchoone Flora , in het jeugdigfl van haar leeven^
Die V Aardryk haar cieraad en luifler komt te geeven,
^^aalt hier in V Maagdenkleed'van blaauw ^ van geel^ en rood: ^
■^aar rooze wangen ^ cn betoverende lonken
^ie maaken 't keurig oog door haar befpieg'Ung drmken,
'^^riioyl zy gloor en gUns vol Jchoonheid ons ontbloot.
■ΛΙ
ytf y y ^
huppelend haar fchoonte op tovertsoyzen zingen :
bied haar bloemen aan, op ieder tyd geplukt-.
Lente praalt in V groen en geeft haar jong}: knoppen^
•^ch vers ontlooken^ daar den dauw afdrupt met droppen^
^^ar door zy de Godin in haar en geeft -verrukt.
^ Zomer,, met het kleed van zuiver geel omhangen^
^^t haar een bloementuil van haare hand ontfangen
^n veel koleuren: reuk en oog word dus voldaan.
fchrand^re Herfii, gekleed in roody wil zulks niet dulden^
aangemopt, den korf met bloem en vruchten vulden ^
^^ bied.
17
met yverzucht j die deze fchoonheid aan.
II· Deek
-ocr page 353-1Γ4
De Winter 5 drüevig^ 'wyl de bloemen haar onthreekeny
Komt -zedig in het zmart ^ met groente alom hefle^ken^
De trmge bloemen, die zy noch aan V 'ueld ontrooft,
Haar geeven. De Godin ontfangt ze onder V zingen
En vreugde kweelen: hand aan hand zy haar omringen y
En haar gegeeven fchat door glans elk een verdooft.
Zo zal deze Ed'le Konfl door luifler V oog verblinden
Van haar befchowwer: elk zal vreugde en Uyêfchap vinden y^
Als hy door verwen ziet der bloemen korten duur y ^
En. glaps, vereeuwigd voor 't onmydelyk bederven.
O Konfi I O Konfienaar ! mo.it zal uw luifler fterveny
Befleedgy dagelyks door yver maar een uur.
Gy kupt de deugden zelfs ver eeuw en door uw bloemen^
Als gy die wel fchakeert om helden deugd te roemen:
Vlecht, vlecht om Hercules een ivakkere eikenkrans ,
.Beze,t mAt-^akelsi laat de zomebloern· daar praaien ^
Die door ftandvaftigheid ^ om Phoebus held"re firaaien
Te volgen, zich fieedts wend naar hem in 'x hemels trans:..
Ciert vrouw Pcnelopc met mirthus en met roozen^
Die door haar fchoone geur, en V aangenaame bloozen,
Zich wel beminnen doen, maar welker doorenfteek
De ftoute hand weèrhoud van moedwil^ zich voor fchennis;^
Zo fchikt men bloemen beft, zo toont men geeft en kennis.
Of wilt g'aanwyzen , hoe dat Protheus wifsHing bleek ?
Vlecht maankops tulpen enftoolen by malkandery
Welks verw gefta&g verfchiet ^ en jaar aan jaar verander
Of zo de Godtsvrucht van iEneas u bekoort,
Maalt bloemen hemelsblaauw j wier aangenaame ghnffen
Die deugd verheffen tot de hmgfte hemeltranjfen,
Waar aan die fchoone verw ah eigen toebehoort.
Doorluchte kleur voegt beft by ziels doorluchte daaden ::
De hemel kroont die deugd met zulke hoofdcieraaden.
Of port u zelf de Min, fchaakeer in 'Tafereel
Die bloemen, die uw hert en hertstogt haar afmaaien,
Lairesses geeft die voert u hier uit naauwe paaien,.
Zjn zucht is voor de Konfl ^ zyn zori voor u geheel.
GROOT
TWAALFDE BOEK.
Verhandeling van de Bloemen^.
Eerste Hoofdstuk.
de Lente het vermaakelykile gétydedcsjaarsis , ïniciAiuf.
^^"^^T^is het geen wonder dat de bloemen, boven alle voor wer-
^ ^ pen, aan de menfchen zo behaagelyk voorkomen, niet al-
leen de levendige bloemen, maar ook de gefchilderde, al
waren zy noch zo ilegt gehandeld i zullende veelelief heb-
die dikwyls ftellen boven een deftig en konilig Stuk, 'tzyhifto^
^le of iandfchap, van een beroemd Meeiler gemaakt.
Hetisaanmerkelyk, dat van zo veelerlei verkiezingen, als'erin de
^childerkonft zyn, geenezofeminin, ofeenvrouwmeeileigen, is,
^an deze. De redenen daar van zyn zo onbegfypelyk, dat ze geene .HetBioem^
uitleggingen van nooden hebben. Het is ook aanmerkelyk , dat vanfchiidcien
veeldedei by zondére verldezingen de eene zo volmaakt is als de an-kiten Ie-
dere , wel te verftaan ten opz,iGhte van de Konft, al waar die noch zo s^jfij^ej^.'^
®nkeld: en fchoon de zélve maar een kleen gedeelte van het geheel is,konft zynde,
^chter is zy met zo veele begaafdheden verzeld zonder het
^etfcheid: want gelyk een bos druiven volmaakt is, zoisdeminfte
^orn desgelyks volmaakt. Doch niet tegenilaande d'eene en d'anderc
^ctieen de zélve regels onderworpen zyn, zo \vel in een deel als in 't ge-
^^elj en d'eene zo wel als d'anderezynekonilverftaat, kan echter ie-
^and^ die zich van jongs af totdezeofgeeneenkeldeverkiezingbe^
Seeven heeft, hoé vérre hy daar in ook moge zyn, niets buiten de zei»
maak en dat goedis. Wy hebben veele voorbeelden, dat fraaijeen
doorluchtige Meefters van het generaaltot enkclde verkiezingen met
^Uitmuntendheid zyn overgegaan, maar geen van eenenkeldetothét
Seneraal alsmetfchande. Ik reken fchandeeenflegteruiling, gelyk
yy 2 goud
-ocr page 355-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
goud tegen koper, of lekkere wyn tegen water.
telbaar , zo Italiaanfche, Franfche, als Nederlanders 3 maar van
houd'^Fil'/" eenige weinige, waar van/^^r^^ alleen de kroon fpant tot vp^
vooi den ' wondering van de geenen die hem in bioemtyd hebben gekend. Ja
'er een doorluchtig Bloerafchilder is gcweeil, zo was by h^j
fchiidei die och AiM'io deFioTi ^ Ï\oc\i Pater Scgcfs j ïioq\\ άζ, HeeM
hebben het
,νβοΓί" hoog gebragt: doch hy is eindelyk door.zyne ilegte ruiling van ee
aangenaame lente in een bedroefde winter vervallen en gefmoord. ^^
voorbeeld heb ik byzonderlyk aangemerkt om twee redenen: ten e^j
iten, om myne voorftelVing te bevcftigenj namentlyk dat ienii^" ^^
die het zwaarile in zyne macht heeft, heel geraakkelyk, ja zond ^
moeite, tot het minder kan geraaken, en het tegendeel niet z-ond^^
fchade enfchande: ten .anderen, dewyl myn voorneemen is van
bloemen te handelen , om tot een krachtig voorbeeld van
winge te ilrek ken voor de geenen die genegen zyn met zulk een enk^
de verkiezing hianncntyd* met voordeel te beiteeden. _ , ^
Het bloemfchilderen is waarlykeenloffelykeiludie, en,
daar wel in kwyt, cn uitmunt, roemwaardig. Doch gelyk 'er
beldeeq enkeldebloemen zyn, zyn 'er ook t wederlei Bloemfchildei·^.'
de eenen enkeld en eenvoudig, en de anderen deftig en zinryk : ^^^ '
van deze foort heeft men 'er zeer weinige, doch van dc eerilc ^^
^ wa^r in dc dig. Drie dingen zyn ^er dan voornaamentlyk die een Bloem ftuk ê^^^
ecn^Bioem- maaken j te weeten eerftelyk , fchooneenuitgelezene bloemen)
■iink ^^ ecn goedefchikking oxiharmonk j en ten derden, een zni^'^
en malfle penceel. Watiknumetheteerftemeen, is dat de bl»^'^^
in groote-en fchoonheid uitmunten, of in achting zyn, en geen " γ ,
of gemeene. Wat ik met het t wede verftaa, is dat de bloemen''5 Ρ
zy leggende of ftaande, altyd hunne eigene hoedanigheid en forfp^
houden : dat die rond is, door een al te wilde fparteling noch „j^
kig, vvierkant, noch langwerpig fchyne > waar door het mog·^ Hat
te gebeuren, dat men de eene bloem voor de andere zoude aanzien ·'
defchoonile en aanzienlykfte het meefte gezach hebben : en dat de een^
by de andere gevoegd, een aangenaame vermenging van koleui' 0 ^
voortkomen, welke het oog behaagt envoldoet^ beftaandehieri »
dat de geweldige en vlammende mee de zwakke in zulker voegen g
fchikt zyn, dat het een liefïclyke regenboog kome vertoonen : en ei ,
delyk het derde, dat ieder bloem volgenshaavenatuurcneigenfcnap
wel uitgedrukt werdej de eene dun, en de andere dikhuidig} ^^^^
flap en leenig, en de andere dik enfteevigs de eene glimmende,
de andere dofen zonder glans. j^tj.
-ocr page 356-Hu zullen wy tot de zaak treden , ena^inmerken wat middelen'er
^yn om een regten Bloeraichilder tc worden > hiet gelyk ze onsge-
öaeenlyk voorkomen, maar gelyk ze behoorcn te weezen om den naam
^an Meeiler te verdienen. Doch voor afonderitcllen wy, dat
«aar onmogelyk toe kan geraaken zonder een vafteennaauwkeungefchiidei^^^^
Jekening, en een grondige kennis van ètPerffemef. Y&rdctsdimil;^^^^;^
'er een goede weetenfehap van de verwen by te w eezen, te weeten dic
^aft en beilendig zyn: waar na men ook noch zorgvuldiglyk acht moet
geeven om de natuurder bloemen teonderzoeken en tc handelen.
Die zich dan met een ernitig voorneemen tot deze verkiezing of oef- d^j „n.
feningwilbegeeven, dient voor alledingennoodzaakelyk een bloem-mj^^^^eiy^
^uin tehebben, endezelvenaariligtebouvi'en, opdathy, alsdetydkven te ge^
^an 't jaar zulks toelaat, altydfchooneenuitgelczenebloemenmoge™^'^
^evkrygen: want hoewel bet modelkeren een groot hulpiOiddcl israaken.
pni, wanneer het winter 5 enhet leven niet meer te bekomen is, zich
zyne oeffening te konnen voortzetten, kan eehter niemand zonder
^et leven onmogelyk tot die volkomenheid geraaken. Dieeenvaile
en vlugge hand in 't tekenen heeft, en dé waterwerwen wel weet te
gebruiken, heeft een dubbeld voordeel, konnende met 'er tyd een
^chat van fchoone gemodelleerde bloemen by een vergaderen, die van
^eele Konillievenden gezogt, wel betaald, en ingroote waarde ^e-
^ouden worden. Aan het loof der bloemen js niet minder gelegen dan
aan de bloemen zelve, vermits in het kven daar van verfcheidene hoe-
iianigheden en veranderingen van itoflfcen koleuren zyn, die de natuur-
^ykheid en aangenaame welltand ineen Bioernftuk veroorzaaken.,
. '^απ gefchilderde Bloemen 'm Zaaienj Kamers^ Gaan-
aeryen, en voornamentlyk tegen Plafonds tot
cieraad dienende.
Τ w ε d ε Η o o f d s τ υ κ.
en Meefter, dic zich in het bloemfchilderen zoekt te 'BiSfchü-
dient voor al zyne vlyt aan te wenden om het geen daar in lofwaar-der moet zïg
'^ig is te betrachten. Wat groote dingen ! wat hcerlyke voorvallen
^yn'er niet, waarin zich iemand kan beroemd maaken ί Doch het be-meene din-
^aat nietaltydinbloemkranilen, potjes, flesjes, vlinders, fchocn-lf^'^^^·®^^^^
lappers, vliegende torren, fpinnewebben, noch droppeltjes waterv«b^edd.
ïe verbeelden, of in lekkere penceelen, noch fchoone verwen, dat
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
men de wacrcldioekt te doen verwonderd ftaan. DiergclykebcuzC'
lingen zyn al tc gemeen om plaats te vinden onder doorluchtige
Hen: zulke lange herhaalingen zyn al te verdrietig. Wat al voordeC'
lendoen zich dagelyksniet op in paleizen, lufthoven, galderyen, ^^^
kamers om ons vernuft en i^hrandcren geeft werk te geeven? Stelt
maar^ens voor een groots vertrek, van marmer opgehaald, metkoH'
ftige fchildtiyen en basreleves geiloffeerd, waar in den meeftenty^
jonge Heeren en Juffers maaltyd houden, en vrolyk zyn. Behang
dat vry boven, en aan wederzyde der nilTen, met fraaije en kloe^^
bloemfeilonnen j tuflchen de pilafters en over de basreleves veel grocOj
doch daar landfchappen zyn, wat minder > en op het wit marnier
lerhande fchoone gekoleurde bloemen. In tegendeel op het rood
mer, wit, geel, enz. naderegelenvandekonft, enmetgrootepai'
tyen^ dan eens licht groen, en dan weder donkerioof, wanneer d
zaak en-de grond zulks vereifcht. Doch van de gronden in 't algemec^i
en de verfcheidenekoleurenderbloemendaaroppailende, zullen
Ce zojdcr. jjjgj. j^ji ij^ byzonder handelen, In de zolder dunne ranken of tak]·^
van zwierig loof, mede op de zelve manier met bloemen , dan eens
llons gewyze, en dan met bouquets gevuld , hier en daar met lintje®
of ringen vaft, en op zommige plaatfen met uitfpruitende takjes^''
loof van de grónd af, welke hunne behoorlykeilagfchaduwenwe'^^^
op de zelve geeven, (het geen men door eenige zo gemaakte ding'^^
door gebrek van't leven op die wy ze kan ftellen) op dat zy zo veel tc
tüurlyker zullen fchynen te hangen. Dusdanige bloemen en loof tn^^'
ten krachtig en met een kloek penceel luchtig aangetaft worden,
ter in dier voege datze aan het werk fchynen vaft te weezen > wel acJ^
neemende op dekoleur, en licht of donkerheid van de grond, om"^^
op zodanige koleuren van bloemen te verkiezen als'er toe dienen,
einde zommige zichaandegrondfchynen vaft te hegten, enanderea^
te hangen. Indien men nu veele feftons in een diergelyke plaats ofk^'
mer komt re hangen, moeten zy noodzaakelyk even lang, dik en vo ?
als ook even hoog en laag verbeeld worden. Wat kan het ons verfchec'
len, of den eigenaar bloemen, vruchten, of alle beide tegelyk^^/^
Ons begeert ? want de feftons kan men ook vullen met peffikken,
koozen, moerbeziën, pruimen, enz. aan hunne takjes hangen -
Boven een^^ven de verbeelding van een Bagchanaal voegen wel eenige
i-chanaa'. troilen van witte en blaauwe druiven met pynappelen vermengd. ^P
kw" de Alcove kan men papaversyan allerhande koleur, met ilaapbolleti gC'
fchakeerd , daar over laaten zwieren, mede hier en daar met linten
bandjes vaft gehegt, het welk aan die plaats beft eigen is. ^^
Jïai:
Al
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Hoé iou'T.ulk een foort van cieraaden niet aangenaam weczctt, wan-
eer alles natuurlyk gefchikt en gefchilderd is, voornaamcntlyk ais
gedaagd, en de flagfchaduwen op de grond naar behooren aan-
geweezen zyn. Waarlyk fchoon hetvolk , ofhet gezelfchap, hier
'^oor gemeld, onder zich ilof genoeg heeft om vrolyk te weezen, moet
ïnen niet twyfFelcn of de vrolykheid ward door zulk een aangenaam
gezicht verdubbeld. Ncemen wy dan vly tig die gelegentheid waar,
ïii^ het ons voor komt j oelïenende ons ondertuffchen in dingen die ons
daartoe helpen konncn om een kloeke handeling teverkrygen. Ver-
^iiTelcn wy onze kleenedocken cn paneelen tegens hcele wanden y on-
^e fleflèn en potjes tegens vaazen j leggende onze futfelheid af om een
ïiieüweenfchoonderaanteneemen. Laat ons onderzoeken, wat voor
bloemen fchilderachtig, cn welke de voornaam fte zyn j als mede hun-
ïie zin, toeëigening en koleur by malkander voegende, benevens bun-
bek waame gronden.
^at een regt Btoemfchilder de Perfpeftief moet verfiaan ;
als mede het misnjerfiiznd in V verbeelden van
z>ommige oneigene dingen.
D ε r-d ε Hoofdstuk.
Wy hebben in 't voorige Hoofdftuk gezegt, dat een regt Bloem-
fchilder de Doorzichtkunde noodzaakelyk dient te kennen >
hoewel de meeile, 'tgeentebcdroevenis, dieniet ver ftaan. Dere-Re^en waar-
'^en daar van, geloof ik, is dat zy oordeelen dezelve niet van noodeno» ^e^^
j^e hebben, en datdaaromdezeverkiezingindeKonftzoveelgemak-de?s"dc''per-
^5lykcr is als die der Hiftorien, of eenige andere welke zonder Perfpec- '
niet beftaan konnen, vermits in de zelve buiten tegenfpreekenno'^ociigooi-
'^eerderbywerk, alsvan Architeftuur, Landfchap,, of andere voor-
^erpen die flagfchaduwen vcroorzaaken, by moet weezen j 'tgeén
"ün niet gebeurt: doch wanneer de nood vereifchte, dat zulks hun al
^^ns mogt voorkomen, alsdan konnen zy zich van andere, die het ver-
laaten helpen, 't Is derhaiven daarom dat zy zich met de Ρίτ-
nietbemoeijenj laatende zich voorftaan, als zy maar een oog-
punt hebben, dat zy dan behouden zyn, en zulks niet om de bloemen,
^^en, maar enkelyk om een hoek van een marmere tafel of fteen daar
^y een fles op zetten, als ofhet even veel waar hoe de bloemen gedaagd
^fgefchaduwd wierden, deze van de zyde, dievanvooren, d'^stic
vaa
-ocr page 359-van onderen, cn d'andcre vanboven. Hier uit fpruit het, datinhüfl*
VM. Stukken doorgaans meer als een oogpunt is, jadikwylszomeenige
als 'er bloemen zyn; doch hoe kan het minder weezen, vermitszy
veeltyds na hunne modellen fchilderen; zettende een bloem, welk^
aan de regterzyde voor hen geftaan heeft, aan de linker, en die van de
linker aan de regterzy de, ook wel onder of boven. Hetfcheelthun
niet 3 waanende, dat het niemand kan zien: enhetis wel tegelooven,
dat zy het zelve niet zien konnen.
Misiiagby Is ook Zeer oneigen 't geen zommige Bloemfchilders doen,
laÏeiï"^ myn's oordeels, nietvoorby gegaan dient te worden, tenein-
men zich daar in 't toekomende voor vvagtenmoge, omnietvii^
verftandigenbefpot enuitgelagchentc worden, namentlyk dat, wan-^
neer zy eenig glad ligchaam, ais bloemfleilen, goude, zilvereofk^'
pere vaazen en potten na het leven fchilderen , zy niet vergeetcnd^
glazen van de kamer daar op te vertoonen, en zulk som te hangen it^
kamers en galderycn daar geen glaze venilers zyn: ten welken opzied'
te ik niet kan nalaaten een bovenmaaten naauwkeurig en uitvoerig
Stuk van die natuur op te haaien, gefchilderd door een zekere bekende
JuiFrouw, in het welk niet alleen eenige üeelen van de bloemen na-
tuurlyk en net door de glaze-fles gezien wierden, maar daar cnbo ve»
haar eigen conterfeitfel, zo als zy zat tc fchilderen, ja zodanig d^c
haar weezen genoegfaam te kennen gafdatzy het was die daar binn^^
zat, als mede de venilers en ruiten van de glazen, cn de lucht met
ken. Men behoeft niet te twy ffelen, of zy niet getracht heeft haar^"
Μeefter in dat werk te willen overtreffen, ten opzichte van de fubti^l'
heid haarer gedachten. Dit voorval is niet ongelyk dat van een zek^"
ren jongen Schilder, welke een fpiegel vlak van vooren gefchilder"^»
en al het geen zich achter hem daar in vertoonde, mede daar had in g^
maakt. Hy kon den menfchen niet wys maaken, dat het een Spi^S^^
wilde weezen, fchoon het heel fomber en dommclachtig, enmeteea
lyft daar om,, gefchilderd was: en hoewel hy zeer ernftelyk betuigde
alles na 't leven te hebben gedaan, het mogt niet helpen. Derhalve»
bedacht hy, na zyn verftand , eenilimmevond, te weeten, hyfchü-
derd zich zeiven daar mede alzo in achter zyn Ezel j denkendc,dat het
toen Avel was: maar om het volkomen goed te maaken, moellby'ef
noch onder fchry ven, dit is een Spiegel, endithenik.
groot sghildërêoek.
Van Bloemen o^ allerhande gronden,
V I ρ R D Ε HOOF D S Τ U K.
et iseengenoegfaamcbcwysreden, dat wit'opzwart, enzwart
"^-■•opwitj welaflteektj endatintcgendcel witop wit, enzwarc
®P ?.wart, zich aan malkander hegt. Derhalven dient een ieder hier
"yzondere achting Q.p te geevcn, ten einde d-e bloemen hunne behoor-
|yke kracht cn uitwerkinge mogen doen 5 de zelve zodanig by mal-
i^ander fchikkende, dat 2,omiïiige tón de grond fchynen tekleeven,
andere af te fteeken.' De bekwa^mfte gïonden voor debloemen Bekwaamé
^yï», alsvdlgft
ivolcur vau blaauwc zark fteerten-
Öonkerolyvekoleur, offerpentyngroen.
Lichte graauwcliartfteen.
Witte marmer, maar cent wede tint.
Deze waarneeming zou noCh geen voikomcfié uitwerking konileri
^aaken, maar eer een goedt ordinantie t'eenemaal bederven, ten v/a-
^^ men rypelyk hadde overlegt tot wat einde men dusdanige gronden
^^ame te gebruiken > als mede de eigenfchap waar de bloemen hun
^eefte geweld, en waar omtrent zy hunne zwakheid moeten hebben-j
^P dat het voornaam ftc, ikipreek van'tvaitealshout<- en fteenwerk,
^yn aanzren daar door niet komc te verliezen: ik zeg gevedeld, ten op-
zichte van de kracht en fchoonhcid > en door het woord ζ v^ak meen ik
^let dat men de koleur, dag, noch fchadawe zal verzwakken ofbe-
^oriTen: doch in 't vervolg zal men hooren, wat ik door het \voord
^Wak vefftaa.
, Daar zyn
«erfte het Tc
Plaatft: doe
gronden
voer de bioe-
•men.
geen koleuren, of zy paiTen op hét wit, hoewel de don-
'loonft. De gloeijendegaanvoordegebrookene, en de
ekant, maar weinig witte, ennoch voorzichtïglyk ge-
1 dit raakt de fchikking, 't welk ik by de Feftons èn Bou-
'ï^etsdmdelykerzal aantoonen.
Deze foort van gronden, fchoon v^andevoorigehèelvcrfchillende
opzichte van de groote kracht, konnen weinige van zich
geeven; en by gevolg kan men geen lichte of zwakke bloemen daar op
® pas brengen. Echter is het de zelve betrachting én regelen ondér-
p^pen als de bloemen op een witte grond, vermits dé aankleevende,
^^ t loof, gemeenfchap met de grond en koleur hebben.
^^■Deeï, 2 ζ Rood
witte»
Zwaxtci
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
BoRkeie. Rood cii geel paflen niet als op donkere gronden.
Graauwe. Op een graauwe grond voegen alle bloemen en loof.
• Gloeijende. Op een gloeijende grond paflen alle zwakke bloemen, als paars,
violet, licht purper, blaauw, appelbloeflem, en wit.
Gotide, zW- Op een goude en zilvere grond hebben de bloemen een byzondere
leTên^ne-"5 echter veelichoonder op koper, metaal ofbrQHS,
taaie gioa- tcr oorzaakc van hqnne donkerachtigeluiiler, vermits, het goud
teveelgekolcurdis, en het zilver te ble?k.
kander pas-
icnrie.
<ien.
Fan de fchikking der Bloemen, en der zeiver koletiren
in Feflons en Bouq^uetten.
V γ F d Ε Η O O F D S τ υ Κ.
I η de voorige Hoofdftukken de Bloemen in't algemeen ver handel^
hebbende, zullen wy nu tot de fchikking in BouquetsenFeft^n»
overgaan. ,
De Bouquets zal ik opllellen ieder met byzondere zinbetekenen^
koleuren, als geel, rood, purper, violet, blaauw,
ik aanmet-k als volgt :
Zes Bou- Het eerfteBouquet,.zynde de voormam fte bloem een Zonnpbloc^^
Africaan, geeleLely, ofAnimoon, enz. dien ik noem opperiuacJ^
iumnc'by- ofceuwigheld.
Hettwederood, alsPeoonen, Papavers, Stokroofen, epz·
keleuiec.
mogen of macht.
Het derde, purpere bloemen,. Stokroofen, Papavers, Tulp^'''^
enz. edelheid.
Het vierde violet alsFritillaria, enz. onftandvaftigheid-
Hetvyfdcblaauw, Irias, Convolvulus, enz. ftandvaftighei^'
Het zesde wit, Lely, GelderfcheRoo?, enz. zuiverheid· ,
Men moet weeten, dat die Bouquets niet in een enkele koleurD^'
Haan, maar alleen voor zo veel als het voornaamilcaangaat j
om en tuilchen de zelve meer andere kleine bloemeq va^Ycrf<?"^'
kolcuren die by malkander pafl'^^^ als
ïenbfmai- Bygecl, purpcr, violet, cnblaauw.
Byrood, lichtgeel, appelbloeiTem, donker blaauw, en-wit.
By purper, wit, geel, en licht blaauw.
Byviolet, roofekoleur, rusgeel, lichtrood, enafchblaauw-
By blaauw 5 purper, rusgeel, lichtgeel, en wit. paai'
ï)aar tóogen geen twee hoofdkoleurcnby noch op malkander zyη »
3.1s hoog geel, vermiljoen, nochblaauw.
rjet wit paft overal, behalven op hoog geel, en hoog rood.
Donker groen voegt by alle lichte bloemen 5 en
Êleek groen by donkere bloemen.
Onder de voornoemde Bouquets zoude men altyd ccndevys ofvaarsjc
bonnen Men.
Wat de Feftons aangaat, die kan men even eenshandelen, doch
'^let meerder vryheid , want men is daar zo zeer niet in bepaald : als
^en maar in het midden de zinbeteke^ende koleur ichikt, dan is 't ge-
de reft kan men vullen met zodanige koleuren als men goed
'^^nd, mits dat zy wat minder in'toog rteeken. _ sdükking
By voorbeeld, ftelt in't midden grooteen krachtigebloemen, als^^^,
-^fricaanen, geel en rood j ter regter zy de purper, als Roofen, Am- c^. kotof
iiiooneni ter linker zy de blaaiiw, alslrias, FlosPrincipis, Hyacm-fto^s aans?-
enz. De pm-pere zy de met weinig wit, en noch minder
Semengd: de blaauwe zyde met.geel en rood: het geel in't midden
^^etpaars, violet, donker blaauw, weinig purper, enAvit.
In een twede Fefton kan men in het midden Vv^t, als Gelderfche
^óofen, Leiyen, en atïdere voegen j aan de regter zyde geel, en aan
linker bleek rood. Het geel zal men fchakeeren met purper, paars,
"Violet, en donker blaauw : de roode zyde met bleek geel, wit, paars,
^^ donker blaauw : bet wit in 't midden gefchakeerd met koleur de
^oofe, violet, purper, enfchoonrood.
In het midden van een derde Feilon rood, als Papavers, Grenaden,
"'^ninioonen, enz. ter regter zyde gevlamde bloemen van purperen
ê^el, paars, en bleek geel > zyndegefcliakeerd met donker blaauw,
fchoon rood: ter linker zyde diergelyke gevlamde of gemengde
'^iet, maar andere bloemen.
, Het wit kan men fchakeeren met allerhande koleur van bloemen,
•^^halven licht geel.
De fchakeering beftaat in kleene bloemen : doch de enkele gek
fcl^keerint^
^^ürdebloemen, 't zy de midddileengróotile, gelyk mede de weder-beftaat..
^ydfche, vereifchcn hunne byzonderefchakeenngbloemtjesjnament-
^yk, de enkele gckoleurde met gefprikkelde of gevlamde > en in te-
gendeel de gefprikkelde of gevlamde met enkele koleurige.
In een Bouquet of Fefton moet men altyd op hetverhevenfteofin
^et midden volle bloemenneemen. Dehollebloemenzetmen, om
^chaduwete'maaken, meeft aandezyde.
Êy voorbeeld) ftelt in het midden eener Fefton de grootfte, heer-^^^^J^^^J^»^^
ζ ζ 2 lyk-
I
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
Jykfte, cn volfte bloemen, alsRoofen, Stokroofen, Gelderfchc
Roofen, Papavers, enz..: tuiTchen het midden en de einden een mil-
der flag, als Tulpen, Animoonen, Narciillis, Anjelieren, Majvii
Rofea, enz.: verder naar't einde met hoe langer hoe kleendergevuldj
als Spinnekoppen, Renonculus, Convolvulus, Flos Principis,
rago, Barbatum Nigri, Phiolen, enz. Op de rondheid van de ra-
llen kan men tuflchen degrootileenmiddclilag van
de kleenfte bloe-
men tot de ichakeering te pas brengen. Als de middelilebloem ^it
een geele beftaat, zo zullen de andere verder uit een purper
ofrood
zyn, en noch verder naar de hoeken uit wit en blaau\v, hoe langer ho^
zwakker, op dat de krachtigile koleur inhetmiddenblyve. Do^"
als het wit in het midden is, zo dienen de andere partyen met geel
rood dezelvenietteoverfchreeu.wen.
Een volmaaktFeftonbeilaatin eenordentelykefchikking, nietiil'
leen voor zo veel de bloemen zelve betreft, groot of kleen, maarooi'
in ilelling van dubbelde en cnkelde. Vooreerft GelderfcheenPi'®'
vintie Roofen, daar na.enkele Roofen, en ten laatilen wilde
fels.
Wat de kolcuren aangaat, men heeft heele en haive gekoleuf^'^
bloemen. De heelekoleurenzynPeonen, Roofen, enz. Det^^'
de foort zyn de gevlamde ofgefprikkelde van twee of meer koleureï^j
als-Animoonen met wit en rood, gevlamde Roofen, Tulpen, enz·?
welke zo regulier gefchikt moeten worden, dat ze in de oogene^'^
cvenwigtige weemelinge veroorzaakert, dat de krachtigeen de zwak'
ke met malkander vereenigen, dat de eeneniet te veel en de andere ^^
weinig opftecken, maar dat de gemelde Fefton van verre en meteen
oogilag zyn behoorlyk beloop hebbe. Doch wanneer het gebei-i^·^'
dat het een of het ander te zwak of te krachtig is, dat men dan onthou-
de door wat middel het'zelve kan geholpen werden. Merktdanaan ,
dat geel en rood geweldige of krachtige koleuren zyn j en in tegendeel
blaauw en paars zwak. Is 'er dan te veel geel of rood by een, zo voegt
'er watblaauw, paars, of violet tuiTchen r en is'er integendeel teveel
blaauw of paars, fchikt'er wat geel of rood tuiTchen. '
Wyze hoe Om ecn Fefton wel aan te vangen, zal men vooreerftzyi'^'^^®^^
fto^n aanie^- ^^i^^yzcn, hoe dik of dun men die hebben wil: dan het groen aantóg-
gen,^en of-gen met Zodanige bladeren cn loof als mcn daar toebckwaatn oordcclt,
Hiaaken kloek en metbehoorlykcdagenfchaduwenazyncdaaging.
Droog zynde, zal men de bloemen daar op fchikken,. de voornaamlte
cerft, elk op haare plaats, en de zelve met een enkele koleur aanleg-
gen, roodj blaauw, of geel, van zodanigeen tint dat men bek waa-
lilG'
Kang der
feloemen,
Om de Mir-
tnonit in een
Tefton te
fciengen.
GaOOT SCHILDERBOEK.
^"^elyk hunne dag cnfchadiiwenahetleven, ofdcmodellen, daarop
^an fchilderen. De tuiTchenbloemen, nevens der zeiver loof, wor-
den over het voornoemde groen ofde grond in'topmaaken daar eer it
gevoegd. De gronden, hec zy enkel, basreleve, of ander cie-
pad, moeten met het eer lle groen zuiver opgemaakt worden, op dat
ér naderhand niet aan te futfelen moeen vallen met befnoeijen of be-
inyden.
Vervolg van dè fchikking en plaatfing der Bloemen..
Zesde Hoofdstuk.
raar zy η noch twee voornaame dingen aan temerkenineenFe- waatQpdc
fton, Bouquet, of Kransj te weet en, defchikkingderbloe>J^^,fbyiiaT-
^en, en de plaats daar zy hangen. Sr Jcï
Het is ligt af te neemen, dat veel kleenigheden.by.raalka^der vanhefbeft^vcr-
^erre niet meer als een weemelinge in deoogen veroorzaaken, en dei^'^o^^e"·
^iptnen weinig of niet opwekken,, vermits'er niets is'tgeeneenigein-
^ï'uk maakt, of aandagt waardig is; en hoewel ieder bloem haaren
"yzonderen naam,, gedaante en koleur heeft,, word het echter niet
Aangemerkt dan in 't algemeen, dat's te zeggen, als onder den naam
^Ίη bloemen. Waarom? Om dat zy te hoog ofte ver afgelegen zyn.
^ulke Feilons of Bouquetten dan zyn g,oed op papier om in de hand te
^ien, of op theetafels, toiletten, en diergc ykc kleene-dingen, zo
S^fchilderd als geborduurd. In tegendeel, grootebloemenkonnen-^j^.^^gdedè
^ίΐη verre onderfcheidentlyk gezien worden, met der zeiver hoedanig-groote,
JJeid, gedaante, en fchoonheid. Alsdan krygt elke bloem haaren
^yZonderen naam.. Deeene iseenRoos, d'andere een Papaver, enz,
^^ortom deFeftons, Bouquetten of Kranilen, welke hoog geplaatft
'borden, of die men uit de hand wil zien, moeten met groote partyen'
Sefchikt en van een gefcheiden werden met weinige gefprikkelde of
S^vlamde, noch groot ofkleen: om datzy vangeene vi^erkingzynals
^an naby. Het is dan noodzaakelyk, in plaats van zulke, dat men
■^ndére daar toe nèeme van enkele koleuren, om alzo het werk met
^eerder kracht en onderfcheiding te doen affteeken, en het oog te
Vernoegen; Derhalven moeten zy in de hand in een fmelcen, en in te-
Sendeeluit de hand zich duidelyker van een fcheiden. Het word niet
^•^dienitig geoordeeld eenige weinige voorbeelden hier af te gee ven,
klaarder begrip van myne meening. Ik verkies daartoe twee Bou-
zz 3 quets,,
D
GROOT SCHILDERBOE^C.
quets, hêt cenlieffelykfmeltendeomindehaiidtezien, enhetarider
van het tegendeel .
ht eeffmd! . i^et eerfte in't midden een witte Roos , achter de zelve een Pro^
tingr van ko-vincie Roos, achter deze weêr een purpefe, en achter die noch een
ïotiqu« "" Peoon. Let nu, datdeze vier koleurdn achter malkanderen maar ec:!
aangetoond, halve tint van den andéren verfcheelen <, welke te zartièn een halve bol
maak en, die langfaamerhand rond word.
Schielyker Het t wede in tegendeel. In't midden een witte bloem, achter de
eeS'^iliê zelve een purpere, en achter deze een donker violette, welkekoleur
Bouqucf. noch dónkerdétisdandievan eenPeoon: zo zal het zekerlyk meerder
kracht en geweld doen als de voorige. Waarom? Om datzyfchiely-
ker uit malkander fchieten, fcheelende heele tinten, en de eerlte maar
halve. Uit welke reden genoegfaam tebegrypenis, dathoeonder-
icheidentlyker dé Ciiften z^ri, hoé ze zich levendiger en krachtiger
zullen vertoonen!
Om de Konitbeminnaars te voldoen, zalïk noch vyfFeilonnen hier
by voegen, eens zo zwaar als de anderen in het voorige Hoofdftuk
aangetoond, gelyk het wel gebeurd dat de eenegrooter als de andere
valt, en dat daar by gevolg meerder bloemen toevereifchtworden.
Ik verdeel de zelve aldus ·
De fchik- In het midden ffeel, nevens die wit, iiaaft deze weer purper of
King der ko- i t" ιτ ι τ
leuren in paars, en dan geel; d'anderezydedesgelyks.
noch vyfFe-
flonnenaan- . . .
In het midden wit, d^geel, verder blaauW, en noch verder geel-
achtig wit; vangelykenookdeajiderezyde,
In het midden rood, naaft dezeblaauw, dangeel, en verder paars
ef violet: d'anderezyde mede alzo.
De
-ocr page 366-groot schilperbc)i.i|i m
.. !d O, r ^ .■■ ιοι'λ i·.
^e Vhrde, ■ ■ " '
Γ!.,/
.Γ, : , ■ . - ϊ ...
. ·/ j
In het midden purper, naailcJe^eWeeli gQC/|, dgn.liUfiuw, eii.ver·.
der licht rood ; d'3,n4ere?.y de op de zelve \Viy:§i: ΰ ·;··!ί j ? ·;ι>' λ j 'i
In het midden violet of paars, naaft deze rv}^' en ander geel 3 dan
blaauw, rood, en violet; gelyk ook deandfrezyde.
De drie laatilen moeten met wit gefchakeerd worden, en de twee En hunne
cerften met veelerhande koleurenalshetbeftvoegelykisom departy-^'^'*^^®^""»·
en met malkander te vereenigen.
Driederlei koleuren van bloemtjeszyn'erVèkwaam om tefchakeft-
ren, als geel, rood en blaauw, alle drie op hiinfchoonile.
Als het werk meeft in roodéq geel beiïaat, zal men het blaauw ge-
bruiken 3 en als het in blaauw beitaat,,-zal men het geel neemen, enz.
doch als het in alle drie beftaat, zal men het wit verkiezen, hetzelve
ordentelyk verfpreijendeom het oog te verkwikken.
Om nu een proef te neemen vanal'tgeenedusverre gezegtis, zal
ik hier nevens twee middelen aanwyzen van een groot belang voor een
Bloemfchilder, hoewel ze gering fchynen.
Schildert allerhande bloemen op kaartebladen of bordpapier,
ruuw als gy wilt, al was 't maar een enkelde vlak, van ieder kolearsVhfyver
vyfazes, ofzoveelils'ertintenzyn, rood, blaauw, purper,
^aars, of violet, doch van ieder zes. Deze zullen meert capitaaleme" enko-
)loemen weezen. Buiten die zult gy'er noch klcender, om tcfcha-zekrin''ai!e
keeren, maaken, van rood, blaauw, geel, en wit, zofehoon
koleur als gy kunt. Snyt ze dan allegaar van malkanderen, cnlegtmrkTe^kl-'
ieder koleur ordentelyk apart in kleene doosjes. Schildert dan een^®^"^^^'^''^'^"
groene Feilon of Bouquet op een plank ofbordpapier^ met het loof
opgemaakt5 waar op gy zodanige bloemen zult Hellen als gy wilt,
de zelve fchikkende en verfchikkende naar uw concept: uit welke
proef gy de waarheid van al het voorgezegde zult gewaar worden.
Totbeiluit zal ik noch een twede middel aantoonen.
'GROOT SCHILDERBOEk.
Verzamelt allerhande bloemen van papier of zyde met hunne iia-
tuurlyke koleuren van elk een deel, de fteelen van yzerdraad gemaakt,
gelyk men die by de vercierfters te koop vind. Als men nu begecrig is
omeenBouquet, Feilon, ofMandjemetbloemen en diergeiykedin-
gen meer te maaken, zo fchikt en vei-fchikt dan ^ie bloemen by en op
malkander, vanwatkoleurdiebciltefamenpaiTen: enby gebrek van
't leven kan men zich alzo by winterdagen gemakkelyk oefFenen, ver-
mits zy niet verleppen, maar altyd goed bly ven. Groene Feftonnea
Jcan men ook op zodan igeenmaniertoeilellen, en daar bloem en aan-
hangen zoals men begeert.
··- I'
-ocr page 368-Van den Heer
Η
ier Doerd Heer GERARD^ tn ee» leerfaam l'afereel^
G li Α F Ε Ε R Κ Ü Ν ST met haar βοα ^ op V leerfaam fcbouwtoneeï.
Hy laat vüorfigtig haar door Tekenkonft gelyden;
Die aan de fcheom wyfl ^ wat klippen zy moet myden^
En langs wat wegen men onfeylhaar z.eker gaat.
Hiar O tg en -wezen tooni^ dat zv daar acht op flaat,
En in het harte fchryft de gadelonfe lejfen^
Die Tekenkonft haar geeft^ ah Aioeder e*t Meefireff'c.
Zy is in 'i wit gekleed, en tederlyk omgord^
ület een Git fwarte fiioer ; waar door betekend VJord^
Dat zy haar konfl met fwart, np wit weef uit te drukken'^
En door die tovtry de zinnen te verrukken
Fan baar beminnaars ^ die ^ als fchatten van waardy^
Haar werken Oeg(ien; en deze oogen lekkerny,
Ver hsven ""t goud^ of wat dat koji'lyk is ^ waardeeren :
'i Geen ons de kajfen van de konflbeminuaars leerew,
Zy beeft haar vlegteti agter 't hooft ongeagt vertuyt.
En zulk een hulzel drukt baar «oeflen arbeyd uyt^
En wy^ den leerling aan, die op iets groots durft hoopen;
Hoe dat rnen alles by de Goón voor fvjeet moet koopen.
Zy loerd den Daj, en Nagt, verbeeld door Zon^ en Maan^
T«t cierfel op haar borfl·, en dit ^ dit wyfl ons aan^
Dat zy ., al ''t geen V penceel daor kleuren kan verrigten,
Nahoetfl op V blank papieralleen door'Qmjwtt ^ e» Lichten.
Boog dan vry op uw Konft^ Aloude Cleofant!
Maar reyk ook danklyk aan dees Konfl Goddin de hand·,
IVyl Zy V penceel verplicht; en haare T'afereelen,
Slegts in een hoek gehuyiidoor al de waereldeelen^
Met Glorie omvoerd.^ als op wieken van de Faam,
Du( leeft door haar alom de Κοηβ^ en Groote naam .,
Var, RAPHEL, Τ ΙΤΙΑ Α Ν, en duyfend Konfienaaren,
IViefss w&rken Onbekend., of zeer Onkenbaar waaren.
Zo niet dees Ε die konfl ^ die duyfend maakt van een,
Haar Edle werken in het koper had gefneên.
Om deefe Reeden., ziet me, in plaats va» hauwtrieren.
Het Vrugthatr Moftaari Loof, haar Edle kruin vercteren.
Het kmderlyk gevolg , dat Elksgezigt bekoort.
Draast geeflig, al het geen , tot deefe konfl behoort \
/ί/ί Toortfen, Water, Vuur, Etsgronden, Yfers, Naaiden,
/ƒ. Deel. aaa
E» wat zy meer behoeft y om ^t geen 't penceel eens maalden-t
ïn.Vorfi en hoven ^ yZe^?/ van weinige hefchoutvd ^
Te deelen aan ^t gemeen^ en Teelend duifind vvud.
Zo dan nuymand ooren heeft^
En met vjat Zugt naar Glugry flreeft \
Die P^olg de nooyt volprefe Le^en ^
Die fe uyt de mond van Heer L Λ L R ES^ E^
Hier op dit Konflig Konfltoneel^
Den Leerling voorzegt. Neem dan deel,
Regtfchape Geeflenl in d» F'oordeel·,
BeJieed uwTver, Flyt, en Oordeel
Omtrent de Orakels die zy fpreekt.
En merkt, wat in haar woorden fieekt.
Zy zegt, wiltg·^ na Laaren dingen'^.
Laat Β LO EM AARDS, of laat EDELING EN,
Laat I/ILLAMEEN, ΜΑΝΤΕϋΐΕ, MELLAN,
Uw Sterren wefen. Folg AUDRAN,
Wildgy tot de Etsnaald u begeven:
Dus kunt ge ah hy, gantfche Eeuwen leven.
O ! Edle Ι^^^Ιά, waar door Ie Β R UTN,.
Het hel Geflarnt raakt met zyn kruyn :
Hoe weynig zonden zich ^'erfadet2,,
In * dlexanders Oor logs daade»,
Had ons het Yfer en de Naald,
Die niet in 't Kuper »<2 gemaald.
En het Penceel naar V hart gefleeken ?
Men wyfi hier milder de Gcbreeken
Als andre, die men myden moet\
En hoe men Vleijing.., Bruynte, en Gloet,
Of wat ''er meer het Oog kan fireelen,
Erlangt in Kopre Tafereel en.
- Wte dan naar Konfi en Glorie flaat^
Die volg de Regelen en Maat:
Hier op het konβigβ voorgefchreven.
En valt ''er dank en eer te geeven ?
Men doe die dubble Offerhand,
Aan Heer LAIRESSES eel verfiand,
En zegge van dien nooyt volpreefen,
Hy, hy heeft ons de Weg geweefen;
Wy blyven aan 'f Fernuft verplicht^
Dat ons zo fehoon te moren hcht.
Konft-
prentcnon>
der deze
naam by de
Liefhebbers
bekend.
GROOT
o f d S τ υ Κ.
Η O
Ε
ε r s τ ε
Lo men in Ce/ar Ripa, noch by andere Scbryvers, het
Sbepld der Graveerkonft vind met haare beduiding, zal ik
|het 2,elve hier voor af laaten gaan . Door het gevolg zal ik
'aantoonen, wat eerbied men aan deze Konft fchuldigis,
door de groote opmerkingen, "waarneemingen, en zelfs
overeenkomende eigcnfchappen die zy met de Schiiderkonil heeft.
Tafereel van de Graveerko7ifl ïn hadre bezigheid, flrek-
kende tot een Inleidinge van dit Boek.
Deze fchoone Maagd, aan een tafel zittende, heeft voor zich op
de zelve een kopere plaat5 leggende op eén zandkuilen. Daar ϋηε del Gta-
beneven ilaat een kleene Aap, die haar een heldere lamp voorzét, öeveerkenft.
Voorzichtigheid en Naarftigheid ftaan by haar, ter wy 1de Praö^yk of
Uitvoering op een olyileen de yzers flypt. Haar ftoel is van ebben-
hout, vercierd met de beelden van Oprechtheid enStandvailigheid
malkanderen omhelzende, van elpenbeen of y voor gewrocht, Avaar
achter het Verftand ftaat, haar, een weinig verder, de Schilderkonft,
verzeld door Apollo tn Diana ^ aanwyzende: houdende de eerilezyne
brandende fakkel om hoog om de Graveerkunde te verlichten; endc
andere de haare om laag, om de zelve uit te dooven. De GenïénóiHers-
fengoden zyn ondertuifchen hier en daar bezig met de dingen , tot het
werk noodig, te bezorgen. De oudile bied haar een tekening aan,
welke achter rood of wit gemaakt is, en een itifrje om daar mede de te-
kening op de plaat door te trekken j , verbeeldende deze tekening de
uitvinding van 't geen zy maaken wil, en van hem aanneemt. Andere
zyn verder in een twede vertrek doende met een plaat op een konfoor te
leggen, endegrond met een veertje gelyk te ftryken. Daar zit'ereen
en etil: gints is 'er een bezig met een plaat te laatcnbytcn; eenige
drukken en bekyken de afdrukfels met een ongemecnc yvcr en luftjCnz.
aaa 2 ter-
-ocr page 371-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
terwyl de Faam, met een afdrukfei in de hand, op het welk een con-
terfeitfel of af becldfel ftaat, op haar bazuin Meefters of Plaatfnyders
lof ten venfter uitblaaft. De Eer, met lauwrieren gekroond en een
kleene piramide in den arm , komt ter kamer in, mede brengende
»<Wiïofde Voorfpocd, die een hoorn vol vruchten heeft. Vèrfcheide-
neborilbeelden ilaanop kleene plinten rondom de kamer, verbeelden-
de eenige voornaame Meeilers in de Ets- enPlaatfnykunde, ■Ashdarc:
Antoin^ uiüdran ^ Edeling^ vanderMeulen^ en meerandere, zoltali-
aanfche,-Franfche, Hollandfche, alsHoogduitfche. In'tverfchiet
ziet men de Wacrelddeelen Aiia, Africa en Europa verwonderd ilaan
over het geklank der bazuin.
Van de Graveerkonfl in 't algemeen.
OOFDSTUK.
Η
Τ
WEDE
m op goede gronden van deze voortrefFclyke Kon ft te handelen 5
oordeel ik niet ondienftig, dat wy voor eerft aanmerk en waar in
deszelfs fraaije deftigheid beilaati ten tweden, haare uitwerking}
en ten derden, de plicht eens Konllenaars in het etfen en fnyden.
Vetgelvkbg Niemand moet tv/yiFelen of dcGraveerkunde is een deftige en lof-
veervÏnft'''' waardigc konit, zo wei ten opzichte van de Schilderkonft, als de Schil-
met de Schil-derkon'il ten opzichte van denatuur: wantgelyk delaatlledenatuur
dcikonft. ^^^ model of voorwerp heeft, die zy met het penceel trouwelykna-
bootft, zo bootil de Graveerkundedesgelyks de Schildcrkonil metdr
naald of het graveeryzer zodanig na, dat 'er niets aan ontbreekt dan al-
leen de koleur, welke echter noch, des noods zynde, daar by gevoegd
kan worden. De Schilderkonft beftaat in een zuivere, nette, en wei-
gevolgde tekening, proportie, dagenfchaduwe: deGraveerkunde
is voornaamentlyk mede daar op gegrondveft. De Schilderkonft
maakt een onderfcheid tuflchen het gemeen licht en het zonnelicht: de
Graveerkunde van gelyken, ofkan het doen. In't kort, daar is niets
dat den een met de penceel verricht, of den anderkan het met de naald
ofhetyzer medeuitdrukken, zo wei allerhande ftoiFen, wol, zyde,
zatyn, linnen, glas, water, goud, hout, fteen, enz. Zelfs moet
men bekennen, dat de zuiverheid van haar yzer voor die des penceels
niet behoeft te wyken.
Haare uit- Wat haare uitwerking aangaat, zy is voor het gezicht het geen dc
wcrkiog. Faam voorhet gehoor is. De Schilderkonft heeft maar een Οπ^/^ίί'ί'/}
maar de Graveerkunde honderden. De Faam kan van de Schilderkonft
vee-
O
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
vecle wonderen vertellen in haar afweezen: maar de Graveerkunde
maakt zich overal tegenwoordig. Zy vliegt zo wel degeheele waereld
over, als de klank der galmende trompet des Geruchts. Alles, wat
roemwaardig is, word in haar geheugboek aangetekend tof een eeuwi-
ge gedachtenis: en vermits degeheele welvaart, ja't geluk of onge-
luk van een deftig Schilder aan de wis- of onwisheid van den Graveer- ^^^ pi^i^·
der ftaat 5 gelyk ik in deaanraerkingederKonftprenten verder zal too-
nen, dient zodanig een Konftoeffenaar vry van vooroordeel te zyn,
zonder drift of byzondere neiging tot deze of geene manier; maar hy
moet alle mogelyke vlyt aanwenden om dedingen, diehy fnydenof
etfen zal, naauwkeurig na te volgen, op wat wyze of van wat Meeftcr
die ook zoude mogen weezen, zy zyn vlak ofniet, donker en dom-
melachtig, of helder en klaar, zonder daar ketminfteby of af te doen,
als met toeftemminge van den Schilder of Tekenaar. Het moet zyn \
gelyk een klaare fpiegel, welke alle de voorwerpen zuiver en onver-
valfcht vertoont. at de oeffening belangt, daar is veel gelegen aan
een fraaije handeling, om de dingen, die men fnyden of etfen wil,
met eengoedebevalligheid voort tebrengen. Daarom is het boven al
noodzaakelyk deze drie dingen voor eerft vaft en grondig te kennen ^
te weeten, deTekenkonft, dePi??^<?i?/f/'ofDoorzichtkunde, enten
derden Dag en Schaduwe. Deze driezynzekerlykdcvoornaamile,
cn maaken te fiimen de Theorie of grondkenniffe van 'tgeheele werk.
Verder dient hy zich naarftig te oeifenen in het arceeren met de pen of
roodaarde, om alzo een vaile handeling te verkrygen. Daar en boven
is het hem alzo noodzaakelyk veel naar 'tnaakte leven, en den geklee-
den Leeman re tekenen, als den Schilders. Een Graveerder dient ook
wel in voorraad te hebben eenige fraaije Prenten van dcberoemdile
Meeflers, zogeiiieden als geëtil.
Van de algemeene welfland die in een fchoone Ψ rent
vereifcht word^ benevens het onderfcheid van
Konfl- en Boekj>renten.
Derde Hoofdstuk.
De bevalligheid van een welgefnede of geëtilePrentbeftaat eer- wat in eeii
ftelyk in een helder lichte en bruine fchaduwe: hieronder ver-
ftaande, dat de zagte arceeringen op de gedaagde partyen bynaon-w"id.''
zichtbaar, en de toetfen of diepfels in tegendeel krachtig en zwart ge-
houden werden: ten tweden, dat het naakt fyn en dommelachtig, en
aaa 3 de
-ocr page 373-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
dc Ideedinge wat grover of ruiger, naar hunne eigenfchap, gearceeit
moeten zyn 3 doch alles zonder ommetrek, zo wel aan de zydc des
lichts, als die der fchaduwe, ja zodanig dat de uiterfte ommetrek al-
leen door de tint der gronden, daar tegen aange weezen, kenbaar werd.
Maar om het werk tot de hoogfte volmaaktheidtcbrengen, en het
groot verftand en kennis des Meefters te meerder te doen uitmunten,
moeten de tinten der koleui-en, zo \^eel als 't mogelyk is, daar mede in
aangeweezen worden. Doch dewyl een Prent niet geheel in de fraaije
ordinantie, fchoone beelden, cierlyk bywerk, zuivere en gladde inede
of geët fte trek beftaat, maar wel voornaamently k in een goede^i^mö-
me en redding van't geheel, is'er ten hoogften aan gelegen, dat men
w^el toezie om zulks voor alle dingen in acht te neemen.
onderfcheid Hct is lofAvaardig, dat de Graveerder de koleuten in zyn werk zom-
cuiichen ecnty^go-^i^^rvft, als het dc zaïk mede brengt, eelyk wit en zwart in dag
Boekpieiu · , ■ i i . i r η ®
en een cn nacht, goedc en k waadc cngclcn otgeeiten, cnz. Deze twee waar-
Xonitp.ent. neemingen in een Boekprent oordeel ik heel noodzaakelyk, en het
meerdere overtollig te zyn : ja al was 't om welftand, zo houde ik het
eer voor een inbeelding, of eigenzinnigheid, dan een vaileftelling,
ten ware het een loiTe Prent was die een volkomen Schildery wilde ver-
beelden : want daar is een groot onderfcheid tuiTchen Boekprenten en
Konftprenten. Deeeritcgeevendezaak, die verbeeld word, te ken-
nen, al ware het, by manier van fpreeken, in wit marmer, basrele-
ve, ja in fneeuw of zand getekend : en de andere zien alleen op den
Meefter, die het gefchilderd heeft, cnop zynekonft, nevensdiedes
Graveerders en zyn vermogen. Daarom is het dat de Boekprenten een
uitlegging van nooden hebben, en een Konitprent niet: want dc ko*·
leur is in d'eene't geen in d'andere het fchrift is.
Ι^απ het onderfcheid der Ψlaatfny- en Ets kunde.
OOFDSTUK.
Η
V
I Ε R D Ε
V/ olgensgeiri een oordeel, en niet zonder reden, word de Etskun-
= ▼ de voor loiler en tekenachtiger gehouden als de Sny- of Graveer-
kunde, ora dat tuflchen 't etfen en tekenen geen onderfcheid is, ten
opzichte van het manuaal: maar tuflchen het tekenen en fnyden is het
zeer groot. De handeling van de etsnaald is even als die van 't kreon
ofdepen. De plaat legt, gelyk het papier om te tekenen, vlakneêr.
Het tegendeel bevind men in het fnyden: want daar hout men het yzer
in dc vuiit, paralel leggende aan de plaat j en de plaat legt niet
vafti
Voordecle
van de Ε
boven de
SnvkuRde.
5/)
GROOT SCHILDERBOEK,
vail, maar op een bol of zandkuilen. Wat de kracht aangaat, die is
ook ongelyk minder noodig in 't etfen, dan in 't fnyden.
Om nu te bewyzen, dat het etfen onvermydelyk tekenachtiger moetBewys dat dc
fchynen, en zulks ook in der daad is, zo zullen wy het een met het an-
der aanmerken in hunne byzonderebezigheden, ieder zyn model
zich hebbende: dan zal men bevinden de reden te zyn, dat de een zyn van ieders
model en plaat onbeweegelyk voor zich heeft, en alleen zyne hand^-^^'^''^·
roert j daar in tegendeel de ander byna nooit zyn werk ilil kan voorde-
ren na zyn model, maar de plaat geftadig omdraait, devvyldehand
niet alleen het yzerbeituurt, maardegeheele arm medearbeid j v/aar
door het dik wyls gebeurt, dat de Plaatfnyders de ongelykheid, welke
ïuiTchen hun naboorfel en het model is, nietbezeffen konnenvoor en
aleer een deel, ja zelfs het geheel, gedaan zy. Ten dien opzichte
pordeelen wy, dat het etfen in naauwkeurigheid en vaardigiieidhet
fnyden verre te boven gaat; ik zeg in vaardigheid, vermits men drie
plaaten met etfen tegen een met fnyden kan afdoen, jameer. Det we-
de reden, waarom men het etfen tekenachtiger ftelt dan het fnyden, is
niet minder gegrondveft, vermits de groote overeenkomfte die hec
zelve heeft met het tekenen, waar van de dagelykfe ondervinding ons
genoegiaam bewys geeft; want zo 'er eens een Schilder of Tekenaar is
die tot zyne verkrftiging 't fnyden met het yzer aanvaart,, menzal'er
weder honderd tegen vinden, die zich tot het etfen met de naald begee-
ven zullen, en tamelyk daar in voorderen, Vraagt iemand na de re-j^e^ien waar-
den? hetisdeze: om dat het fnyden zo langfaam, in vergelyking vanom^hït
het etfen , voortgaat, waar in het ook zoude mogen weezen, 't zy dat htt ander^'
het beelden., gebouwen, en wel voornaamentlyk landfchappen
Dewy I dan de Schilders of Tekenaars dit maar voor een ty dkorting ge- ^^
bruiken, konnen zy niefgedoogen, d^thrnmt concepten
geoordeeld of gecorrigeerd zouden werden. Derhalven willen zy die
liever zelve m§t etfen uitvoeren, 't geen zy met fnyden bezwaarlyk,
ja onmogelyk, zouden konnen te weeg brengen, zonder alvoorens
met ernil hunnen tyd , om de handeling van 't yzer te leeren, daar aan
befteed te hebben i hetwelk meer naarheid dan tydverdryfenliefheb-
bery zoude gelyken.
Men vind Plaatfnyders genoeg, die het etfen gebruiken tot hunne
verluftigingom degemakkelykheid : maarzelden vind men, zelf durf
ik Z'eggen niet eenen Etfer, die het graveeryzer zal gebruiken, dan
des nood zynde.
Hier op zoude iemand konnen voorftellen, dat, nademaal ieder Tegcnwer-
Schilder of Tekenaar een byzondere verkiezing heeft daar hy zyn mee- vIToVaTndl
ftcftellinge.
-ocr page 375-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
ile viyt toe aanwend, (den een in 't ordineeren, d'ander in naaüwkeii-
rig te tekenen, weer een ander in het uitvoeren en de netheid derby-
zondere zaak en die hy voornaamentlyk te kennen wilgeeven,) derhal-
ven eigentiyk de naam van tekenachtig in het etfen niet volkomen aan
^ de Schilders of Tekenaars kan toegefchrcven worden.
Beanrwooid.
Op deze tegenwerping antwoord ik , dat ongetwyfFeld die naam van
tékenachtig niet van de moderne moet worden veritaan, dewylhetal
een oud zeggen geweell is eer het etfen noch tot zulk een volmaaktheid
gekomen was j gelyk hetblyktindetydenvanC^ri^/^i·, Titiaan^ An-
tonio 'fenifeefl^ enz. welke in de tekening uitgemunt hebben, en de
naaide met geen ander oogmerk gebruikten, dan alleenlyk om de teke-
ningen, die zy de voornaam fte en het waardigfte achten, aandewae-
reid te vertoonen, ten einde door dat voorbeeld d'onkundigen tot de
zelve kennis en betrachting aan te moedigen. Waar uit men genoeg-
faam beipcurt, dat hun oogmerk geen ander gewceil is, dan maaral-
leen om het geen, 't welk zy met eigene hand uitgewrocht hadden,
zodanig te vertoonen, dat men'er valt op kon gaan j weshalvenmen
ook in de zelve naauwelyks meer als een omtrek ziet: maar deze is zo
vait, en correéb, dat, fchoon dereilnochzoflegtgekrabtfchyntte
weezen, zy echter veel meer geacht en in waarde gehouden worden,
dus van hunne eigene handzynde, dan de geenen welke door de befte
. Vooïbeeid en berocmdfte Plaatfnyders of Etfers uitgevoerd zyn. Wy hebben een
ïf bteïditi'^-oorbeeld aan die met het Vrouwtjeby de put door Garats zelve geëtft,
veel dat deze verfcheelt van d'eene die door Zé» Po/r^, end'andere
.eiu, jjg jg^ Wateengrootonderfcheidis 'erook tus-
fchen de werken van Perrier, en die van Bijfchop, wegens de tekenach-
tigheid en losfighe^d hunner handeling ? En in de Landfchappen tus-
ichen T'ifiaan, en die van Perelle ? Meerder voorbeelden zoude ik kon-
nen bybrengen, die de oudheid van dit fpreek woord beveftigen 5 maar
het zou overtollig zyn: daarom zullen wy't hier bylaaten. Doch om
de ongemeenheid moet ik den Lezer in't kort eens vcrhaalen, hoe ik
aan 't etfen gekomen ben, en op wat vreemde manieren ik al gewurmd
heb, eer ik myn oogmerk kon bereiken.
Des schry- Wanneer ik in myne j ongc jeugd luft tot etfen begon te krygen, had
tot\« «ioi jk daar noch weinig achting op gegeeven, wat het wel of k walyk etfen
Aangewend, was, ter oorzaake dat ik vanouds afgeen andere voorbeelden gewoon
was te zien, dan oude Italiaanfche zeer flegt gefnedene Prenten van
Rafaèl, MkhelJngelo^ PaulFeronees ^ Tmtoret, enz. en weinige ge-
ëtite: doch in de fraaije en correéle ommetrek, daar ook wel het meeil
aan gelegen is, waren de zelve uitmuntende. Hoe fkgt myne onder-
nee-
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
neeminge in het begin uitviel, is wel af te mecten ^ vermits ilc Het nooit
had zien doen, en daaren boven heel weinig enonzekervangcboord.
Als ik 'er noch op denk, moet ik my verwonderen : want het was niet
ten eerilen op 't koper of itaal, maarop een iluk ly, met een vinger
lange fpyker, daar ik met een ongeloofelyken yver eenfcherpe punt
aangelleepen had, 't welk myne eigene uitvinding was. Hoe liegt en
onbehaagelyk het 'eruitziaimogt, kan men wel denken. Vooreeril
had ik het maar met een enkelearceeringe gedaan: daarnabezogtik
het met twee arceeringen kruiswys over malkander j 'tgeen'erook
miflelyk genoeg uitzag. Behalven dat, was het met geen andere pars
gedrukt, danmetdenagelalvryvende. Ech ter ging my deluil daar-
om niet over: in tegendeel groeide de zelve meer en meer, niettegen-
ilaande het zich zo zwart vertoonde, dat men naauv/elyks kon beken-
nen wat het was. Myn Vader, dit gewaar werdende, kon zich van
lagchen niet onthoudenj en gaf uit de klucht twee a drie van die af-
drukken ÏiznBartoïet ^ en deze weêr aan dien beroemden Gra-
veerder , welke my daar na een weinig onderrichting gaf, nevens een
kleen koper plaatje om te bezoeken. Doch wat had ik al duiten afge-
fchraapt en geileepen om te bezoeken, eer ik die fchoone plaat bekrab-
de! My docht, alsikmaarfchaduwekonaanwyzen, dat ik dan myn
oogma-k bereikt zou hebben: want daar was het my om te doen. Het
Boek van de Etskunde, door iiö^'befchreven, kwam ter zelve tyd in
't licht. Toen was't, houd op met martelen, luftigaan't hout hak-
ken, naalden ilypen, grond kooken, plaaten veegen, fterk water en
was koopen, enz. daar ik te vooren geen beter raad wi Λ om de plaat te
beftryken, als met dikke en vuile olie uit de morsbak, en dan op gloei-
jende kooien zo lang laaten kooken, tot dat het zwart was geworden j
't welk my geen kleene moeite en verdriet veroorzaakte om 'er dezelve
weêr af te krygen wanneer het gebeeten was , konnendegeen ander
middel bedenken als de plaat in het vuur te fteeken, waar door dezelve
-zo week wierd als lood. De zaak dan alzo ten goeden, en na myn
wenfch , gefchikt hebbende, gebeurde het dat ik eenige Prenten van
Fouet ICzicnkrce^^ die uit Vrankryk kwamen 3 waar door my deluft
mcrkelyk aangroeide: en ik zou zekerlyk al vroeg, door de geiladige
oeffening , tamelyk gèvoorderd hebben, ten ware myn Vader gevreeii:
had dat ik myne zinnen daar te veel aan mogt hangen, en myn fchilde-
ren daar doorverachtcren. Hy riedhetmy derhalvenaf j zeggende',
dat het noch wat te vroeg was om zulk een zwaaren tydverdryftege-
bruikenj cn leerende my toen wat anders, niet mindervermaakelyk
als voordeelig, daar ik hem, maar boven al den Almachtigen,, voor
/ƒ. Deel. bbb moet
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
moet danken. Eenigejaaren daarna totdcnhuwelyken fiaatgclcomeis
zynde, ben ik naar Hallaiid gereisd, alwaar ik deze Edeie Konft tot
myn groot vermaak hervat heb^ 't welk my niet berouwt: hoewel
zommigc het oordeelen de oorzaak van myn ongeluk te zyn. Wat 'er
van zy, weet God: maar had ik wat kaarilen gefpaard, en den dag
daar toe wat meerder gebruikt, zo zou 't my rnogelyk voordceliger in
myne oude dagen geweeil: hebben. Nu zyii die t v^ee Edele Zuilers te
gelyk met myn gezicht verd wecnen.
ΙίΓνοοΓ-"'^ ^^^ ^^^^ ^^ Lezers oordcelen, of zy ooit vreemder manier van etien
beeld te
gehoord hebbên. Doch ik heb dit hier te meer ingevoegd, op dat men
trekken. da;ir aan moge merken hoeeenyverigmenfch, \vanneerhy beter on-
derrichtinge krygtjmet 'er tyd noch tot zyn voomeemen geraakt, 't Is
waar, veele Jongelingen zouden geen geduld gehad hebben om zo zon-
der Meeiler te vroeten: maar dat eennaaritigeLeerling, vanzyneii,
Meefterafzynde, zich daar na zelve door vlytigheid en ihidiedikwyls
voortzet, isnatuurlyk, ja zo, dat zy hunne Leermeeftersfomtyds in
zuiverheid, gladdigheid, en vaardigheid verre overtreffen, zo wel in
't etien als in 't fnyden, te v/eeten voor zo veel het yzer en de naaide
^^-'^w^jtt^teenigfins aangaat, maar niet in de kennis. Door kennis verilaa ik, de
-vf icLfcht gelykenifTe in een fchoonc tronie,. handen, en voeten, enz. te houden^
woid. gelyk in't tV7ede Hoofditukgemeld is, alwaargezcgt word, datde
kennis ineen correcte tekening, proportie, ^Xiperfpecliefhc^'^-M. ·. want
in de gcly keniile van die voornoemde deelen word doorgaans de meefte
gebrek lykheid befpeurd, om dat zy die gemelde kennis niet hebben 5
'tgeen daar uit fpruir , dat zy niet genoegfaam uit de hand leeren teke-
nen, groot na kleen of kleennagroot, maar zich al tyd op ruiten ge-
wennen > 't welk een boere jongen ook wel doen zou konnen, alshy
Nevens de maar eenigfins de afdeelinge" der ruitjes verilond, enhetkreonindc
middelen tot i ^ j , " ϊλ, · " i i · i
voorkoming.KOU vattcn. Buitcn dat konnen zy evenwel noch genoeg
miflcn, wanneer zy hun voorwerp, fchoon op ruiten getekend, op-
de plaat doortrekken: want het minile met de ilift van de omtrek af-
gaande, 't zy binnen of buiten waards, ishetdatelyk tedunoftedik :
doch zulks kan de Leerling niet zien, om dat zyn oog die zuivere ken-
Enredenjn"'^·"^^^ heeft. En fclioon hy al weet, dat hier ofdaareen weinig te
ίΐη hun ge-^^itcn gegaan is, acht hy het niet ^ denkende, dathetzonaauw niet
'·'''' luiftert. _ En of hy meent het zelve in 't etfen of fnyden te verhelpen.,'
dat is mis: want eer hy zo ver komt, ishetalvergecten.. Zy denken
gemeenly k niet verder, als op het geene daar reeds ftaat. Waar uit dan
lichtelyk is af te neemen, dat een Leerling, die niet weet waar de
, iehoonheid in beilaat, ook niet weetcn kan dat eeiiweinigjeverfchil-
van
brck.
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
lendheids in een tronie, arm, of hand , een misilag van zulk een groot
belang is. Ten tweden fteekt 'er deze niet mindere zwaarigheid noch
in, namentlyk , wanneer zy aan 't etfen offnyden gaan,fchoon de om-
metrek corred op de plaat getekend ftaat, dat zy de zel ve evenwel te
buiten gaan konnen wanneer zy met de fchaduwe of arceeringe begin-
nen; en dewyl dit zeer dik maals gebeurt, zal ik'er de oorzaak af ver-
Iiaalen.
Wanneer men iets etfen of fnyden zal, dient het achterwerk altydciootc mis-
eerll begonnen te worden, 't zy gebouwen, landfchap, of effene g ton- gen (ief
den j op dat het voornaamfte altyd tot het laatite bewaard werde, ter
oorzaak dat de hand dan reeds aan de gang zynde, men daar na het geen,
daar het meefte aan gelegen is, met minder fchroom, en meerder ilou-
tigheid moge aantalten. Wanneer nu de jonge maats een grond achter
hun beeld, naakt of gekleed, zullen fnyden of etfen, doch met fny-
den wel het meert, zullen zy niet alleen met de arceeringe tegensdeu
omtrek ophouden of ftuiten, maar'er fomtyds over heenloopen ·, wes-
halvendiedeelen, hetzyarm, been, of hand, onvermydelyk hunne
legte proportie en hoedanigheden moeten verliezen. Hier door wor-
den die bynaonzichtbaareentederlykzvi'ellendemuskelcn, plooijen
en holligheden geëffent, en by gevolg gelyk en ftyf. Wat dan gedaan?
Men gaat evenwel met hét werk voort: doch zo zy de misflagen al ont-
dekken, dan is het fomtyds, fchraapdaar wataf, bruineert, flypten
vryft tot dat het weer goed werd j 't welk noch een goed hulpmiddel
in den nood is. Maar, ach ! hoe zelden gebeurt het, dat men het zel-
ve gebruikt ? Λvant is 't een zaak daar juift niet aan gelegen is, dan blyft
het zo, en men ziet'er verders niet naar om. 't Is niet van hooren zeg-
gen dat ik dit weet: maar door een naauwkeurig onderzoek ben ik tot
die ervarenheid gekomen. Daarom behoorden diegeenen, welker En middd
neiging tot de Graveerkunde ilrekt, zich alvoorens by een Schilder te^®'
begeeven, om een bekwaame kennis van de fchoone proportie te lee-
door wiens onderrichtinge zy in ftaat gebragt worden van alles
ren
voor de vuift deftig na tetckenen, ''tzy prenten, tekeningen, fchil-
deryen, pleifter, ja ook zelfs het leven. Wantby deSchiidersleert
men eeril de Theorie^ of kennis der proportie, en daarnadepraótyk
van 't coloreeren} waar tegen by veelePlaatfnyders, den goeden niet
te na gefproken, eerft de praély k of het inmiuaal gcXttïA word.
Wat aangaat het fchraapen, bruineeren, enuitilypen, hiervoor
gemeld, 't is een zaak die wel verftaan dient te worden, alzo het de
kwalyk gelegde arceeringen, 't zy te bruin ofte hard, niet betreft,
maar wel den ommetrek, gelyk ik met het voorbeeld dezcrtronien
bbb 2 my-
-ocr page 379-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
myne meening klaavder zal te kennen geeven.
Too-be»ia'n ^^^ ^ ^^^^ tiegearceerdegrondoverdenommetrek van;
van'gTeTfnde wang hccD gcloopcn, waar door by gevolg zich de zelve meerder
kwaad in de ingevallen vertoont als in die van Β, en men alzo ö;een ommetrek meer
neveiiüaan- i λ 1 ι ι < ® ,
de Plaat. gcwaarword. Als men nu de zelve tronie zal opmaaken, en die wang
weder te regt brengen, dan moet noodzaakelyk van binnen zo veel van
de grond afgefchraapt werden, dat het zyne voorige zweilinge weder
kan bekomen : en indien de tronie een vierde part klcender is, zal bet
onderlcheid zoveel tegrooter zyn, voornaamentlyk in een coriterfeit-
fel, noch temeer, aisdezelvein/ro/É'/ofgeheclopzy was, gelykC'
aan wy ft, in de welke men ziet boe weinig van detip der neus, mond ,
of kin, met de grond dient weggenomen te worden om een ander we-
zen en gelaat te doen voortkomen: waar uitgenocgfaam blykt, dac
zulks in de gelykcnis een groote verandering baart,
fkhdd'in^ Het is zo wel in deze, als in de Schilderkon 11, een vaile regel, ai-
eerfte' aan-'^tyd met de grond of bet achterwerk eerft te beginnen. Om de zelve
.k^lchVr-'' reden dat de Schilders het doen, doen de Graveerders het ook, zowel
groBd. in 't etfen alsin'tfnydcn: w-ant als de beelden, zyndehet voornaam-
ile, voltooid zyn, rekent men het geheele Stuk gedaan. Danreto-
keert men verders het_g<?;;i?m^/niaar alleen om eenharr/io^iie of houdinge
daarin tebrengen, hier wat meer kracht, cn daar wat flaauwer, enz.
Doch daar wy nu van fpreeken, te weeten hetfchraapen, dat raakt
- het fnyden alleen 5 en in 't etfen doet men niet als ftoppen, of het moell
reeds gebeeten zyn.
EaaamYy- Nuzou-dcnn' iemand m Ogen vraagen, of het geen, 'twelkmen
β 'geilopt heeft, wel opgemaak t kan worden voor aleer het gebeeten is:
neri'iaatzy.by vootbeeld A, Wanneer de arceeringe, die daar de zwelling van de
Avang weg neemt, met itopgrond geiiopt wierd , of men dan op de
zelve grorrd met een'fyne naald die voorige rondigheid niet weêr zou
konnen v.-yzen, om alles gclyk te laaten byten ?
Waar op ik ant woord, dat zulks geen goed Vs^erk kan voortbrengen :
maar ontbreekt 'et iets aan, zo nioet men 't verders met het y zer uit-
Averken. Doch buiten dit zal ik echter noch een middel aanwyzen.
Neemt een bruineerftift, en maakt het zelve heet, maar niet zo heet
dat het op de grond kan βίΓεη. Vryft daar mede zagtjes en fchielyk
over het geen, 't v/elk gy uit wilt hebben, zo zullen alle de arceerin-
gen toe gaan: en dan behoeft men niet te ίίορρεη ofte byten. Ets
daar dan weder op 't geen noodig is, en aldus kan men het alles te gelyk
laaten byten. Deze aanmerking is heel noodzaakelyk, doch voor-
naamentlyk die van de ommetrek zo onachtzaam niet te vernietigen,
als
Nevens
▼ ooibeeldin
Middel cm
veel moeite
weg te nee-
men.
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
als de voorbeelden Α en Β hier aanwyzen.
Ik geef maar eens te bedenken, wanneer een fraaije Ordinantie van '
een beroemd Meeiler op zulk een wys wierd uitgevoerd, hoe weinig
het zelve als dan nair 'tjJma/iij^./zougeiyken. En evenwel gebeurt
zulks meer als te veel. Nochtans is het zonder dievoori,f^ckenniile
onmogelyk een Meefter te worden: want zo iemand onbedachtelyk
iets mistekent, en hy ziet niet dat die misdagen zich opireeken en hem-
overtuigen, kan hy de zelve onmogelyk ook verhelpen. Zelfs groote
Meeftersbegaanfomtydszulke misilagen, gelyk hetblyktaany/^/ir^;^
in eene zyner Batailjes na Ie Brun, wat voor ilegte handenen vingers hy
op zommige plaatfen gemaakt heeft, zo fmal als of het penceel ftokken
waren, voornaamentlyk die vlak open ilaan, als die van Porus den ge~
vangenen, en die van Darius voor aan. Ik kan my niet genoeg ver-
wonderen , dat Judran in zo een heerlyk werk zulke misilagen niet ver-
beterd heeft, nademaal hy een der befte iV'ieeiiers was die ooit onder de
Plaatfnyders is bekend geweeft. 't Is wel waar, dathcteenkleene
zaak is ten opzichte van zo een groot werk; doch evenwel dit alleen
maakt het zelve onvolmaakt: en dat heeft Ie Brun ondcrtuilchen op zy η
kerfilok. Maar noch ilimmer is hier in Holland met het zelve v/erk , sieo^tü Ca-
door S-chooneheek, te copeeren gepleegd : want die perfoon fchynt al zyn '
kracht ea vermogen ingefpannen te hebben om dat heerlyk werk tegcmaakL^
vernietigen: want daar is noch tekening, noch houding in. Alle de
wezens, die in het PrincipaaKchoon en deftig zyn, daar heeft hy een
deel grimbakkuilen van gemaakt: jaalles is kreupelen lam.,
Aitnmerkingen over de Arceeringen..
V γ F D Ε Η O O F Ό S Τ U K.
Het beloop der arceeringen geeft mede een ongemccne vernoegin-wat omtMut
ge aan onze oog-en, vermits alles, wat 'er is, door de zelve kcn-,^®^^'"^^^^^^^^^
baar word ten opzichte van de natuur en eigenfchap, als wol, zyde,genomen
ftaal, water, zilver, hout, ileen, zand, enz. welke dingen'in't^^"'
etfen enfnyden eenbyzondereuitdrukkinge vereifchen: doch in 't et-
fen gaat het veel vaardiger voort, te meer als men met het yzer eenig-
iins kan omgaan. De Franfche Konftenaar Judran heeft daar in voo^--
naamentlyk uitgemunt. De Kathuizer Monnik St.Brum, van Barto-
fegefchilderd, endooriVi^tófogefneden,isverwonderenswaardigten
opzichte van de natuurlykheid der dingen > welke hy met byzondere
arceeringen, en de uitmuntendile netheid, daar in aangeweezen heeft.
b b b ^ Wan-
-ocr page 381-veSef fe? Wanneer nu een groot Meefter zyne konft in het koper na alle de re-
hebbeis in gelen met zyn uiterile vermogen getoond heeft, vind men nochtans
zen foort van onmogelykheidomd^emenichentekonnendoenbcgry-
Prentkonft. pen waar in de regte konft enweetenfchapeenerfchooneenkonitige
Prent beftaat: want de meeften letten tegenwoordig maar op de glad-
digheid der fnede, zonder onderfcheid te maaken op 't geen hun voor
komt, ja al ware het noc-h zo k walyk geordincert of mistekend. Dit
valt hard voor degeenen, diebeter weeten.
Redenen van Ten anderen is een Plaatfnyder of Etfer zo gelukkig niet als een
fv\hedcn'" Schilder of Tekenaar: wantdezemaaken watzy willen, oftenmin-
eens Plaat- itcn wat Zy konücn j en de Graveerders moeten hen navolgen, al zyn
inydeis. Ze noch zo flcgt. Doch datis noch nict met al, mogtenzy hunetfen
of fnyden maar handelen met zo veel vryheid als de Schilders hunne
penceelen of kryten doen : dan zouden zy meerder luil krygen om veel
fraaijer dingen voor den dag tebrengen, gelyk andere fchrandere Gee-
ften voor dezen gedaan hebben, welke de vrye wil en macht hadden,
en zich aan niemand verbonden, gelyk veele tegenwoordig in tegen-
deel moeten doen. Hoe zelden komt het hun voor na eenfchoon Schil-
dery of uitgevoerdeTekening te etfen of te fnyden ? Dit heeft my mee-
nigmaal doen denken, dat veelc braave Mceiters meerkennis bezitten,
dan zy ons door hun werk toonen. Gelukkig [de zodanige, welker
ftaat en gelegentheid toelaat, al ware het maar eene plaat, na hunne
konft, luil en vermogen uit te voeren. Maar, helaas! detydenlaa-
ten zulks niet toe, inzonderheid in deze zo beroemde en vryeLand-
zwaaiighe-ichappen. Daar en boven ziet men veele Konftenaars zuchten, en on-
riaatfo'Iers Ζ waarcn arbeid kik halzen, welken door de Schilders of Teke-
veehVaii naars fomtyds zulke ruuwe fchetfen of tekeningen toegezonden wor-
ontmoetcn. ^yj^jjj. jj^gj^ het Vierkant, enhetfcherpevanhet
dommelachtige,noch de wol van de fteen naauwelykskan onderfchei-
den, ja daar zy zelve, in dezer plaats eens gefteld zynde, en diergely-
ke tekeningen van andenen ontfangen hebbende, k walyk zouden kon-
nen uitkomen. Gelukt het echter den Plaatfnyder wel, dat hy de mee-
ning getroffen heeft, de Schilder of Tekenaar maatigtzich deeereaan:
indien k walyk, de misflag word op den Plaatfnyder of Etfer gefchoo-
onfdle voor"^'^"' I^crhalven ware het te wenfchen, datdePlaatfnyders, eerzy
t"komer°'een plaatna dusdanig een tekening of fchets ,be,^ondcn, met den Schil-
der ofT ekenaar raadflaagden, om te weeten of'er ook eenige twyifel-
achtige dingen in waren, op dat zy op geen zwak fondament kwamen
te bouwen, maar met zekerheid mogten re werk gaan.
Wat een Daar cn boven acht ik hct nietalkcnnut, maar noodzaakclyk, dat
Plsitfnydcï ^^
381
GROOT SCHILDERBOEK. 385
de Schilder of Tekenaar alle zyne byzondere iloiFen aanwy ft : by ν oor-behoorde
beeld, het onderfte of de borir weering van een gebouw verbeeld ru«-he°f„"ieii
we ftcen j de kolommen en pilailers, nevens het oeeldwerk en de orna- doe'i·
nienten, marmer, enz. op dat de Plaatfnyders het eerfte met gcbrokene
arceeringen ruuw aantoonen,; de beelden, nevens 't geen van gladde
en blinkende ftofïc is, zuiver en glad met het yzer uitvoeren > en weder
het by werk met de naald wat grover etfen j het houtwerk, met lange,
en na de draad van'thour, gebrokenc arceeringen j deboomcn, na
het beloop der meijenen zwieren des loofs j de gronden, öangswyze
en mede gebroken. Alle deze waarneemingen behoorden zo wel in 't
generaal als in'tbyzonder aangewezen te worden, nevens devermin-
dering van 'tverfchietj doch niet gelyk lommige doen, metverwy-
dende arceeringen, maar met het verdigten en verfynen der zelve. Dan
zoude men zich over de Tekenaars zo veel niet belclaagen, noch deze
zich door hunne tekeningen kwalyk gevolgd te hebben verongelykt
houden. Met deze dingen waar te neemen zoude men waarlykiets
fraays, na de regelen van de Konfl:, voor den dag konnen brengen, te
meer als 't een zaak vanaangelegcntheid was, en men het wel wilde be-
taalen: hoewel.zulks geen meer moeite is voor iemand die het verftaar,
als ander zins.
der<
chaamen verbeelde.
zuiver gedoezeld. Het ruuwe en grove had hy met de pen of ζ wavtkry ^
wakker aangetail ^ het welk 't een donkerder, en 't ander lichter vanpiaatfnyden.
fc.haduwe deed voortkomeneven of 't een Schildery waar. Doch
dat men zulks tegenwoordig niet ziet, behoeft niemand tc verwonde-
'ren: want Gc/i/J^ij plagt zyne eigene modellenvte raaaken. En ais een
braaf Schilder overdenkt, watileen, hout,, vleeich, wit of zwart
moet zyn,> qer hy zyne verwen op 't paneel begint te leggen, zo deed
ook G,oJtJiiis als.hy iets in 't koper zou graveeren- Hy heeft in zyne mo-
dellen alles willen aanwyzen, fchoon hy de Konil noch zo vaft en zeker
had, op dat hy na een lichte fchets zyn ganfche werk zoude konnen
doen., en dat niets.hem mogte ontgaan j over weegende, dat men nooit
een zaak van aangelegenheid op zyn geheugen moet laatcn aankomen.
Daarom heb ik zulks duidelyk in 't nevensgaande voorbeeld willen
aantoonen ,, met 'er zo veele verfcheelendeligchaamen in te brengen jiiaande
gelyk men ziet: want buiten dat het net getekend is ge weeft, hebik^'®"-
echter met verw de byzondere koleuren der zelve aangetoond : zynde
de maur Α ruuwe fteen; B, het kind, teer van fchadu we: C het pot-
je
1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
je van blinkend koper: D wit, doch glad marmer: Edepedeilalof
voet van hartfteen: F de boute ichutting, daar een doek op legt, draa-
dig: zynde wyders de lucht en het verfchiet G hoe verder hoe flaauwer
en fynder. Door dit aan te wyzen heb ik noch een twede voordeel, na-
mentlyk, of het gebeurde dat ik myne halfgedaaneplaatnietJconde
opmaaken, door'teen of'tander ongeval, dateenander dan door d.ic
fchrift altyd myne meeninge kanverilaan, en myne plaat voltooijen.
Ja ik kan iemand, welke liever zoude lyden dat over alle de Stukken of
Schilderyen, die hy mogt komen na'telaaten, de kwaifgeilreeken
wierd , dan dat'er een ander, die zyne meening nietregtverilond, de
handen aan zou ilaan om ze op te maaken.
Naau-imkeurige aanmerkingen over het flippelen -van veek
Ψlaatfnyders in hunne werken.
hftftV^'iV" \/ c^l^^ waanen, dat zy met ftippelen defmeltcndcrondigheid te-
begaan. ^ gens de hoogfelskonnen verbeelden: maar zy zullen zich altoos
bedroogen vinden, dewyl zulks een grootefchraalheidveroorzaakt.
Derhalven is die manier niet goed : het arceeren ftaat beter, enkomt
ook meer overeen met de fchaduwen. Het ftippelen gebruikt men wel
in tyd van nóód als men op den dag niet kruiilen wil, en ook wan-
neer de fchaduwen al te wyd gearceerd zyn, om ó,Qreflexien wat duide-
lyker aan te wyzen inplaatsvan.weêr over te kruiffen, voornaament-
Middel o.m lyk tegens het licht aanj hoewel het echter beter is, als men'er met
koincT" naald een enkelde arceeringe over haalt: en fchiet men dan na
gedachten noch te kort, dan zou ik de zelve arceeringen met een fyn-
der naald wat verder haaien: maar die zulks ten eer ilen zo ver brengt
als het behoort , endan op deeinden watgeftopt, dat zou een veel be-
ter middel weezen. Wie dit verzuimt , moet zich wel met Hippelen
behelpen: doch zy moeten ook niet te digt by een zyn. Beft is het met
de fyne naald eerftde arceering een weinig verder gehaald, en dan met
«en fynder noch wat langer getrokken , tot dat men ze eindelyk in een
fyne ilip ve'rlieze; het 'welk wy gebrookebe arceeringen noemen, ge-
lyk de oude Fiffcl7er zyne Boertjes na O/^ίΖί/ί? plagt te doen, daardoor
zeer aardig de koleur in een tronie aanwyzende, om dezelve tot het
hoogfte licht op te helderen. Het is voor iemand, diede vailigheid
Hoe men Ket,.,,,^ l behulpfaani en ook vaardig.. Als
itipp<;.lcn gCi- -.t , ■ rr· «i ■ fi, J
inuikeii, men zich daar in oeffenen wil, behoeft men nier te itoppen om de ar-
moet. ■ ■ cee-
-ocr page 384-GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
■ceeriiigen tc verdryven: want de itippen, aldus verlengd, doen zo
veel als ftoppen : en daarop kan men zeker gaan , te meer als men wei
onthoud cene en de zelvenaalddaar toe tc gebruiken waar mede de ar-
•ceeringen op den dag, om derondigheid, mede gehaald zyn: ca de
fchaduwe moet men weder verdryven met de eigene naald daar de icha-
duwen mede gelegt zyn. Alsdan zullen die ilippen van de grove naald
in de fchaduwe zich niet al te zichtbaar vertoonen : doch wil men de al-
lerlaat fte llippeltjes op den dag met een weinig fynder naald bewerk ea,
dat kan men doen j maar om dat de fchaduv/eichielyker ophoud als de
rondigheid op den dag, zo zou ik geen andere gebruiken > want de itip-
pekjes luiftercn wat naauw voor iemand die curieus wil weezen. Daar
en boven moeten zy egaal, ik wil zeggen, even wyd van malkander,
zyn , en niet tuffchen de einden der arceeringen. Vraagtmy iemand,
of men iets, 't geen te wyd gearceerd is,· met ilippen niet zou konnen
verdonkeren, in plaats van eenderde arceering daar over te liaan ? ik
oordeel ja, zeer wel. Op zodanig een wyze zou rnen een luchtig ding
konnen uitvoeren: maar het is wat langduuriger arbeid.. Die dingen,
alzo gewerkt, ilaan als of zy gewaflen zyn : v/ant met arceeringen, of
ilreepen, halve, nochkleinder, enftipjes, kan men een voorwerp zo
veel en zo weinig verduiileren, als men wil, en zulks zeer gemakkeiyk.
Boulan^r heeft in zynePrcnten, na myn oordeel, al te veel getlippeld : niisflaj;
want dan gelykt het meer na als iets anders: daarom hou ik om-
niet veel daar van. De reden is, dat de ilippelen zo ongelyk en fchraal"^"^'
zyn 5 't welk veroorzaakt word doordien men de ecne wat harder tikt
ais de andere } waar door in het by ten de eene dieper in 't koper gaat als
de andere., al is het noch zoeen kleen ilippelt je. Men moet ook ge-
looven, dat wy geen ilippen konnen maaken zo rond als't behoort:
zy zyn akyd min of meer langwerpig: en als men ze door een vergroot-
glas zag, zou men zulks gewaar worden.
Ik heb Prenten, vscn Goltiusg&incdtxi^ gezien, alwaar de flaauwe
tint op de rondigheid zo wel gekruiii was , als in de fchaduwe: maar
dit moet in het etfen niet waargenomen worden, maar wel in het fny-
den, inzonderheid als de dingen tot het uiterile uitgevoerd zyn, om
dat in het etfen de kruisarceering een aankomende fchaduwe aanwy ft,
en alsdan kan men zulks genoegfaam met ilippen doen, behalvendat
de vlak gedaagde voorwerpen zo veel bruinte op dén ciag niet van noo-
den hebben.
Indien men nu iets mis heeft, en men wil het uitkloppen enwe.cr_ Middeiom
doen, zo neem de proefdruk, en plak d ie heel net ach ter u w plaat, οη1Γΐορραι"ΙΓ
dan uitgeklopt al het geen gy daar uit wilt hebben. Dit gaat zo zeker^'^^ ^''^at.
TL Deel c c c dat,
-ocr page 385-GROOT SCHILDERBOEK,
dat, al was het maar een oogflikkering, jaeenhairtje, by manier van
fpreeken, zulks kan niet miflen: en wil men op het papier niet klop-
pen, zo drukt men het met een fcherpc punt in't koper, dat men het
zien kan; 't is evengoed, hoewel'er weinig aan een proefdruk gele-
gen is: doch de gemelde druk , eens droog zynde, deugt niet meer
tot dit gebruik. Derhalven moet hetaanitondsgefchiedennadatzy
van de pers komt: want maakt men het weer nat, zo zal het altyd on-
Ander mid- wis, en de plaat ongelyk zyn. Om deze kleene plaatfen of raisgei)ce-
Sve?' tene vlakken nochgemakkelykerte vinden en uit tekloppen, hoewel
het by veele Plaatfnyders voor een geheim word gehouden, zal ik ech-
ter voor den leergierigen niets verbergen. Men neeme daneen fyne
draad offnaar; ilaat die kruisweegsomdeplaat, dezelve op de kant
zodanig vaft bindende, dat het middelpunt van het kruis net op het
misgebeetene vlakje of pliatsje kome. Leg uwe plaat alsdan het on-
derile boven op een gladde en harde fteen, en klop'er zagtjes meteen
puntige hamer op, na dat de vlak grootofkleenis. Neenidanilof
van den olieileen, en fchuurt het daar mede uit. Door dit middel kaa
men alle plaat fen, hoe kleen de zelve ook zyn, achter op de plaat via*
den , zonder dat 'er een hair aanfcheelen kan,.
l^au het et fen der Basreleves. '
Zevende Hoofdstuk.
ewyl vaft geileld is,, dat tot ieder byzonder voorwerp bynaeeti;
andere handeling behoort, zo dunkt my dat dit voorval inde
ovei hef et- Basreleves plaats vind: want veele, dienaeenfraaijefchilderyotte-
J'^VT' eninε iets ffoed zullen etfen, ftaan zeer verlegen als zy aan her namaa-
Tiei cn . ο ο j ο ·' ,.
t.i in de Bas-ken en afbeelden van de Basreleves komen. Zy leggen die arceeringen
ïcieves. evcnals in andere voorwerpen 5 en my dunkt, dat 'er een groot
verfchil in is, inzonderheid als men die nietop de wyze en manier van
Perrier, en Petro SanUi, maar na de regelen der konft wil behandelen,
hoewel de eerftgenoemde zulks nochtans beter verftaan heeft als de
laatfte, dewyl zyne werken de ileenachtigheid en tekening beter be-
houden: echter'heeft hy noch van 'tzynedaarby gedaan; doch den
ander byna zo vee'l, dat zy daar door onkenbaar worden. Zyne plooi-
jen zyn wel fraay, doch overtollig, enaandeftcennieteigen, maar
meer nagoud, zilver ofbronsgelykende, en zich beter in prent als in
fteen vertoonende. Het naakt, de proportie, demuskels, noch de
beweeging heeft hy, myn's oordeels, gantfchnietverilaan: ender-
Opmerkiii-
gen cn ver-
gelykingen
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
Imlven erken ik hem op ver na niet voor den beften. Als ik de waarheid
'^al zeggen, zy zyn goed voor een tekening: maar wanneer men hét
leven daar by zag, zou men 'er vry wat onderfcheid in vinden. Ten
anderen ishetniet mogelyk, dat zo veel Basreleves, als'er te Romen
of elders gevonden worden zo buiten als binnens huis, in en op de Ze-
genboogen, Friefcn, Niflen, Timpanen, PedeHallen, oude Muu-
ren, Tombes, Kolommenen Vaazen, die zyaltemaal uitgezocht en
nagetekend hebben, zo net op hunne daa.;;ing zouden ftaan ^ regter en
linker dag, gelyk zy die'alle uitbeelden. Ik denk, dat 'er wel ge-
weeft zyn, die van boven, van onderen, vlak van voorenja van alle
kanten verlicht waren: en by de kaars geloof ik niet dat zy dc zelve na-
getekend hebben, maarzekerlyk defchaduwenahun eigen goeddun-
ken daar by gemaakt.
iemand vraagde myeens, nademaal alle die Basreleves op veeleon-
gelyke plaatfen ftaan, of'er niet wel eenigebywylen door deneenen
of den anderen afgevormd zyn ? mogelyk ook wel nageboetfeerd , na
'de welke zy dan hunne tekening gefchaduwd hebben, de zelve na hun
goeddunken fchikkende, linker of regter dag, zo als men die gerneen-
iyk gebruikt i het geen ook mogelyk is. Men zoude zommige mede
vanboven, van onderen, van de zy "den, van vooren, en van achteren
konnen doen daagen, om in alle gelegentheden en voorvallen te gebrui-
ken } 't welk een deftige zaak zou zyn voor de geenen, die niet of wei-
nig konnen boetfeeren.
Wy hebben gezegt, dat wy de Basreleves van Perrier beter oordee-
len, -Λ?, è.\<iv^XïPietroSan^ti ^ voor zo veel de tekening aangaat, maar
wegens het uitvoeren op verre na zo goed niet, fchoon de dingen van
Ρ. SanUi geen eigenfchap met het fteen hebben, om redenen die aange-
wczen zyn. Doch veclemeenen, als het beelden van drie a vier voe-
ten lang waren, dat zy wel een ander oog zouden hebben 5 want dan
zouden de partyen wat kloeker zyn, en die van Perrier in tegendeel zich
al te yl en plomp vertoonen: het geen ik niet ontken. Ν ochtans zul-
len zy metmymoetentoeftemmen, datheteengoedeaanmerkingis,
om aan te wyzen'hoe veel het houwen uit fteen, of dry ven in goud en
zilver verfcheelt. Doch het is ook waar, dat, indien Perrier zyne din-
gen zo wel uitgevoerd had ■SihP .SmBiét zyne,de zelve noch veel fraai-
jer en van meerder gebruik zouden geweeft zyn: want het is veel ge-
makkelyker iets uit te laaten't geen overtollig is, als'er wat meerder
by te doen. Het is niet onwaarfchynlyk , dat P. Sanêihech gedacht
met het zyne aldus uit te voeren den Schilders, Beeldhouwers, en
Dry vers j meerder dicMll te zuHen doen ύ^ Perrier,
ccc 2, Zo
-ocr page 387-is GROOT SCHILDERBOEK.
Zo even is gezegr, dat P. SanSii mogelyk veel uit zyn eigen geell
ILJen d"ai ^y hccft gedaan. Nu zou het ooic kennen weezen, datPmw de
pvei·. voorwerpen van een verder afiland nagetekend heeft, waar door hy
alle die kleenigheden niet heeft konnen zien: enbehalvendat, geloof
ik, heeftP. Sancti zyne meeile Basreleves na binnenwerk getekend, m
zaaien, kamers, en anderebeilooteneplaatfen, onbefchadigd: daar
Perrier mogelyk naar buitenwerk, als voorgevels, frontefpieflcn, frie-
fen, endiergelyke, door de lucht, regen en wind halfverteerd, heeft
getekend. Men zou noch meer konnen zeggen, als, by voorbeeld
dat Perrier alleenlyk heeft gewerkt om aan de waereld te toonen dat 'er
zulke deftige dingen te Romen waren, daar by zyne luchtige en vafte-
manier van tekenen en dat Ρ. SanSii niet alleen zyn profy t heeft be-
oogd , maar daar en boven een algemeene nutheid voor de naauwkeu-
rige oeiïenaars, en meer anderen. Doch wat hier van zy, laatenwy
aan curieufer onderzoekers over.
ï>es schry- Wat dc regte handeling in de Basreleves aangaat, ik acht vooral
ΓιΓΙέΐ be-' noodig, dat het alles overal even grof en fyn met een zelve naald geëtil
handelen dei werd, zondcr onderfcheid' van itoiFe, want dit is het daar het meed
.vsrce^ei. ^^^^^ ontbreekt, indien men bet ileenwerk wel wil verbeelden, ten
ware het maar een graau wtje was met een voorgrond en verfehiet: als-
dan zouden de arceeringen moeten ν ermindcren na de Per/peè'Hef.
En zpc op- Daar word ook weinig acht gegeeven op de daaging der Basreleves ;
weius°het v/ant veelmaal zullen dingen, die kantig en in het zonnelicht gefchil-
Sfvc^'' een gemeen licht in de Plaat door de rondigheid der
fchaduwen gedaagd worden j en fomtyds ziet-men het tegendeel. Dit
ilaat immers den Etfer, nochPlaatfnyder, vry. Die volgen moet,
volbrengt den wil des anderen, als hy de voorgegaane voetilappen
naauwkeuriglyk navolgt. V/at het Basreleve dan belangt, daar voegt
in het etfen geen kantige daaging, noch zonnefchynby, om dat het
daar door zynen grootiten weliland verlieil:: maar omtrent ftoffagie
in zonnefchyn, dat komt zo naau w niet.
Van de Tlaatfnjkunde en het leggen der Arceerïngen..
Achtste Hoofdstuk.
sc^Sende'^ |—§ ^^ verwondcren, datvanzo veelekonftenenhandoeifenin-
ze Konftbc--·- -"-gen, als'erindewaéreldzyn, de Graveerkonft alleen zo weinig
treffciidf. befchrevenis, doch wel veel enomitandig vandeEtskunde: dere-
den daar van is voor my niet wel tc begrypen. Veele Schilders en Lief-
heb-
Neren ecni-
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
hebbers der Schilderkonil hebben een zonderlinge luit en y ver getoont
om iets of wat daar van op te haaien, immers zo veel zy konden, en
oordeelden tot een algemeene opkweekinge en nutheid der geenen,
die zich daar in oeffenen wilden, noodigtezyn, ofom tetoonen dat
zy kennis daar van hadden. iVlaar geen Plaatfnyder heeft, by myn
Λveeten, zulks ooit gedaan, mogelyk om dat zy zich niet vertrouwden^^^^^"^^'^^^^'-
het' zelve na vereifch van zaaken te zullen doen, ofom dat zy het aandeneii daai
een ander niet wilden gunnen j houdende het vooreen geheim , 't welk^'^"^·
niemand als zy alleen bezitten. Doch de waarfchynlykrte reden daar
van oordeel ik te zyn, dat die iConft zo laat te voorfchyn is gekomen ^
't geen klaarlyk blykt, vermits de Rom.einen tot in het bloeijen hunner
laatfte eeuw daar noch niet af geweeten hebben.
Hetiszeker', dat de Graveerkonil, zo wel als de Schilderkonil, zo watindc~.e
veel op de 'Theorie of kennis, als op de Praciyk of handeling gegrondveft
is, en dat 'er vanbeidevafte en zekere regelen zyn, welke, ordenre-schilder-''
Ivk nagevoled , iemand tot een Meefter konnen maaken. Waarom!'",®'^
/ σ · ö ' . 1 1 τ · l^k waar te
dan zodanige regelen met gemeen gemaakt, op dat de Leergiengenneemca is.
die voor oogen hebbende, daarvan kennismogtenkrygenin het geen
zy beoogen? G.elyk de geenen, welke ergens na toe willen, hetzy
een ilad of dorp, eeritonderrigt werden waar die gelegen is, daarna
de weg om'ertoe te komen, kiezende de naalle en befte.
't Is niet vreemd, dat 'er m.eer Plaatfnyders tot Schilders zyn gewor- jg
den, dan Schilders tot Plaatfnyders; dewyl de Schilders zo veel fraai- Piaacfnyders
je boeken hebben tot aanmoediging en opwekking hunner geeften
3 Schilder-
door vernuftige Meeiters in't licht gegeeven ; daar de Graveerders in'^^"^':
tegendeel geen een hebben, 't welk hunne koniloeffening betreft.a«e tot de
Doeh geiyk alles zyn tyd heeft, m.oeten wy ook hoópen, dat het
wel eens zo ver zal ko men.
Namrnoraddfvirestemrasmora concoq^iiit iwas ^
Etvatidasjegetes^ quodfuit^ herbafacit.
Ondertuflehen zal ik onbefchroomdelyk de zaak by de hand vatten,
en na myn kleen vermogen openbaaren wat ik daarafverftaa: is het
niet geheel, ten minften een gedeelte, voor zo ver die konll het fchil-
deren betreft, doch buiten het Afizwwiji-^/of handeling, waarvan ik de
uiterfte ervaarenheid niet en heb: zulks dat, ofik'er echter iets van
ophaal, als tot niyn vóorneemen onvermydelyk dienende, het doch
onder verbetering zal wezen van degeenen welkebeter weeten. Im-
mers, hoop ik , dat myne pooginge voor geen verwaandheid zal opge-
nomen worden, dewyl ik niets anders beoog als alleen daar door andere
ccc 3 braa-
-ocr page 389-GROOT SCHILDERBOEK,
braavc gecften op tc wekken, en door deze kleene vonk een groote
vlann te ontfteeken, gelyk het Latynfche fp reek woord zegt: P-arvs·
fape fcintilla magnum excitavit incendium.
Wy hebben hier voor aangetoond, waar op de Graveerkünde ge-
grond veit is: ten tweden, de hoedanigheid welke een regte Plaatfny-
der behoort te hebben: en ten derden, wat in een bevallige en deugd-
faame Prent vereifcht werd. Ν u zullen wy van 't leggen der arceerin-
gen m de voorwerpen fpreeken, volgens hunne hoedanigheden en het
beloop der zelve naar de Perfpeclief^ zo wel het etfen als fnyden betref-
fende, met eenige voorbeelden tot verdere verlichtingeftrekkende,
zo om de misilagen voor te komen als die te verbeteren,
van het leg- nevensftaande Prent ziet men een Rad getekend Α, met vier
gen.der ni- fporten of acht puoten, benevens een ftok in d'aarde ileekende met den
't beloop der ^öirizo;-;/dwars door loopende. in dit rad word aangewezen, dat ieder
Perjpeuief. fpoj-j; egj-v by zondcr beloop moet hebben naar dat de zelve omdraait, en
dat men zieh racet reguleeren om de arceeringen te leggen naar het bui-
tcneinde van de fport, gelyk men hier zien kan. De voorfte loopt
cirkelrond , detwedeovaal, de derdebynaregt, enz. Aanmerk ook
eens de voorfte fport i, en zyn achtereinde f, hoe veel het een van't
ander verfchilt in kracht: want i komt voor, en f wykt j 't welk niet
ctnders kan wezen volgens de regelen Perfpebtief. Ten tweden loo-
pen de arceeringen van vooreii tot achteren al wykende, met een lini-
aal naar 't oogpunt getrokken, werdende allengs iy nder en flaauwer.
Waarom nu de twede arcceringe, daarover gek ruift, zichtbaarder
en meerder uititeeken moeten als die lange, daar zouden de meeilen
geen verfchil of onderfcheid in maaken, hoewel het een valte regel is.
veïfchüin V/y hebban hier voor gczcgt, datiederzaak of voorwerp zyne by-
g M^nfmaa-zondere arceeringen moet hebben, als vleeich, Heen, gronden, enz,
det/n*^der' ^^ onder anderen dat het hout voornaamently k kloek na de draad moet
vooiw^etpen. aaogelegt worden, en vervolgens met: een fynder arceeringe dwars daar
over : maar hier is het in tegendeel aangewezen; wantdedwariTezyn
zichtbaarder als die welke naar de draad loopea, 't geen hier ook zo
moet wezen. Nu zouden 'er mogen zeggen, dat ik aldus myne eigene
ilellinge om vergooy en tegen loop, omdatdedwariTehiertegensdc
draad komen: maar als ik de redenen daar van aangetoond zal hebben,
zal het den zulken niet tegenixrydig voorkomen, en het kluwen zich
opgcioih''^isdan van zelve ontwinden. Weet dan, dat alles, wat gedraaid is,
geen draad heeft als die de by tel maakt: engelykdei>raaijermetde
bytel tegens de draad werkt, en het hout min of meer eenige ilreepen
van de bytel behoud, moet zulks in 't fnyden ook aangewezen Avorden.
Doch
-ocr page 390-GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
Doch hier zoude iemand mogen vraagen, als beide de arceeringen even
grof of fyn waren, of het dan niet even veel zou doen? ik antwoord
ja, ten opzichte van de fchaduwe, maarniet ten opzichte van de ilof:
want dat zou aan (leen, koper, was, en diergeiyke meer eigen wezen.
Doch die waarneemingen worden doorgaans weinig in acht genomen,
fchoon ze niet te min mede op vaile regelen dezer k onft ileunen.
Wat de ilok aangaat, daarmede werd aangewezen, datdearcee- veikiaaring
J ° 11 ■ J I ® 1· 1 7 · J van ne ftok
ringen van onderen rond begmnende, hoe meer die acnporizont naue- in pieutvsi-
ren, hoe regter zy werden; en boven den/soris^Kihetzelfde,
andersom.
Laat ons nu de andere Prentverbeelding eens ο verweegen, waar in ^veikk:^^^^^
deze wykende bor ft weeringen de vermindering of verfiaauwing der ar- piAat.
ceeringen aanwyzen, niet alleen in zodanige voorwerpen, maar ook
in alles wat 'er zoude mogen wezen, elk naar zyn afitand en wykinge,
de eene minder en d'andere meer, na dat het digtby of ver af is afgele-
gen : waar door men zien kan, dat het geene zommige oordeelen ver-
keerd is, namentlyk dat het woord verminderen moet verftaan worden
voor verylen of verwyden. Ziet Α met een enkelde arceeringe van voo-
ren tot achteren toe. Schoon nu het achterilenetter fchyntdan het
voorile, is het in der daad zo niet: maar nadat de plaats verkleuTt, zo
verdigtcn en verdunnen de arceeringcnmede, zodanig dat het digter
noch ylder word. De vermindering der beelden , als ook de drie pot-
ten , wyzen het mede aan. Het zou niet anders goed konnen zyn, de-
wyl het van zelfs fpreekt. Doch echter weetik, dat'er veele zyn,Redenen van
die het tegendeel doen, ja zelfs oude en bedaarde Meefters, welkefl^®^^",™^·
hunne wykende voorwerpen, beelden, boomen, verfchiet, en de oorzaak ^
lucht, achter veel ruuv; er handelen als voor: ja ik heb gezien, dat '
de lucht boven, daar die het donkerrteis, digtarceeren, en verder
naar den horizont wyder en wydcr, hoewel in 't etfen meer als in 't fny-
den, mogely k om dat zy de moeite van twee of meerder naalden te ge-
bruiken ontzien, of om niet te floppen : en dat is eigentlyk de zaak
waar op dit voorbeeld doek. Wantik vraag hier niet, of het meerder ..
moeite koft? maar ik wysalleenlyk iets, daar mogelyk niet op gedagt
word dat 'er zo veel aan gelegen is., Alsby voorbeeld, dedrie
den, genommerd I , 2, 5, ilel ikomtrenttienoftwaalfftappenvanderPindt."'
malkander, en op die eigenftei/i}tei/> langs deboril weering drie Pot-
ten, mede getekend 1, 2, 3, waar door men duidelyk kan zien hoe
veel de eene van de andere verfchilt. Doch dcwyl men in deze Beelden
de meeninge genoegzaam kan zien, te weeten, dat hoe verder zy zyn,
hoe zy fynder en digter worden, heb ik deze Potten daarnochtansby
ge-
-ocr page 391-GROOT SCHILDERBOEK,
gezet, of het iemand luften mogt de arceeringen t€ tellen: en alsdan
zullen zy bevinden, dat 'er niet eene trek minder noch meerind'eene
alsind'andereisj 't geen in de Beelden een lang werk zou wezen. Aan-
merk ook eens de liagfchaduwe van ieder Beeld tegens deboritwee-
ring, eik na zynen wykenden afftand verfiaauwende, hoe wis en ze-
ker men de nette tint'der Beelden daar op gewaar werd: ja zelfs kitii
men weecen, hoe veel zy verminderen en verfynen j en daar en boven,
Neveas het^^*^ ^^^ ^'cht verfchilt-. Maar men moet niet denken, dat het ge-
veifchii in nocg is, dat de fchaduwen verminderen, en dat het wit overal licht
ilcht'giko- zou^blyven: gantfchelyk niet, dewyl men weet, dat het f/am;^of
leurde'vcoï-de grond,, niet vlak aangewezen kan worden als met licht voor, en al-
deï^iOndên. lengskens naar achteren donker en donkerder. By voorbeeld, als een
wit beeld of witte Iken vooraan ilond , engy eendiergelykeverder,
xlaardegrond donkerder is, ileilen woud ; zo moet gy ufchikken naai-
de grond daar het eerite voorwerp ftaat: het welk eene en de zelve re-
gel IS, voor zo verre de zaak uitgevoerd word. Is het/?/ammofdc
grond uitgevoerd, moeten de beelden ook uitgevoerd worden: zyn
de beelden luchcig en breed van licht, moet het met de grond het zelf-
de wezen. En fchoon degrond in zyne koleur rainofmeerdonkeris,
word dat hier niet gerekend, alzo wy maar alleenlyk fpreeken van dc
vermindering der tinten, uit wit en zwart beftaande. Stel eens, dat
de vloer van wit marmér waar, en dc beelden desgely ks, of met witte
kleederen i zo zouden de voorfte breed gedaagd zyn, end'anderen,
hoe langer hoe verder, minder en minder wit, al was't indezonne-
fchyn, ja al kwam het licht van achteren, ofvanterzyde, zo zou het
verite niaar alleenig een uiterfte hoogfelt je behouden, en noch minder
als dekoleuren in het zelve aangewezen wierden j het welk degeenen,
die de Perfpecliefvc.riïz-m., beil zullen begrypen : want het kan onmo-
gelyk anders wezen. Gelyk wy daar van in 't eerile voorbeeld aange-
wezen hebben met de hand vax» 'tkind dat het achtereinde van de fport
ivafthoudj waar door men duidelyk ziet, dat het byna zonder wit is.
vandever- _Enwatdeftoffedervoorwcrpenbelangt, gelyklinnen, laken, en
hdd^def diergelyke, het uitvoeren betreffende, zou iemand mogen zeggen dat
vooiwerpen. het zelve doenlyk is, maar wat het naakt aangaat niet j vermltsmen
alreeds vooraan zo glad en fyn gefneden heeft als het wezen kan, en dat
men by gevolg verder onmogelyk iets fynder of gladder kan verbeel-
den. Waar op ik antwoord , dat, nademaal hetgeen op zyn hoogfte
glad gedaan is, door de verheid niet gladder word, en niet veranderd
voor onze oogen, maar te niet loopt,'alsdan, wanneer de voorwerpen
20 ver zyn, alles, (als zyde, -linnen, wolle, en laken,) onkenbaar
GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
word, voor zo veel de arcecringen betreft: maar de grove deelen bly-
ven altyd hunne gedaantensbehouden. En dit word niet alleen waar-
genomen indevier ftoflFen, maar ook inbeelden, fteenen, gronden,
boomen, enz. Hierop zoude my mogelyk iemand tegenvallen, en
Zeggen, dat de arceerin^^en onmogelyk met het licht vereenigd kon-weipins.^
nen worden, wanneer die, verder en verder wykende, digtermoeten
zyn, voornaamentlyk een lucht, die op den i^orizo;??/helder en klaar
en zonder wolken is, ten ware de gemelde arcecringen op het einde
min of meer verv/yden, al wa en zy ooknochzoflaauw. Dochwy opgeioft.
antwoorden, en de ervaarenheid zal myne voorilelling genoegfaam
beveiligen, zo iemand maar de moeite niet ontziet om'er een proef af
teneemen, dat, wanneer de arceeringen zodanig verdunnen en ver-
flaauwen in hunne afwyking, zy zckerlyk vcrdwynen en te niet loe-
pen, ja emdelyk onzichtbaar Avorden, en zich met het licht genoeg-
faam vereenigen, al was het in 't licht der zon, fchoon zy noch zo digt
waren. En zo ver oordeel ik, dat het vermogen van'tgraveeryzer
kan ilrekken en bereiken, door een vaiireenwelgeoeffendehandbe-
lticrd zynde.. Watbelangt het etfen, het zelfde kan men met de naai-
de ook uitwerken, do&rmiddel van'ï floppen.
Doch ik twyffel niet, of zommige zullen myn voorilel ondoenlyk , Hoeüeïykc
en voor een verwarde nieuwigheid houden, voornaamentlyk de gee-gsvoigcn die,
nen welke de moeite en oefFening ontzien hebben om de Gravcerkunde^egcÏ/^het
ten vollen te leeren: waarom de zodanigen my wel zullen trachten
bekladden en verfoeijen, dat ik de gronden van deze edele Konllzofevwagten^
diep opgraaf, en de waarheid zo naakt en klaar ten toon ilek- doch ik*'®^^^·
antwoord hier aanllonds op, dat het myne fchuldige plicht is aldus te
doen, de wyl myne grootile wenfch daar heen ilrekt om de Konil tot
den allerhoogften top der volmaaktheid te doen ilygen: ten anderen,
om dat de Wiskonll ons zulke vaile regelen voorfchryft. Hoewel 'er Breederbc-
veele menfchen zyn, die niet wecten, dat de Graveerkonft in 't gene-J^J =
raai uit de Wiskunde voortkomt } als mede dat indehandelingeder aanwvï-in»
verfcheidene voorwerpen eenig verfchil is; denkendealleenlyk, datgli'"^"^'^
de geenen, welke zich aan een goede manier van Tekenen gewend heb-^"^'^^'
ben, heel gemak kelyk tot het Graveeren konnen geraaken·. Dit laat-
ile is waar voor zo veel het Etfen aangaat} doch het is niet genoeg:
want het by ten en floppen daar komt het meeil op aan. En tot het Sny-
den moet men de handeling, en de kragtvan'tyzer, noodzaakelyk
kennen-, welke twee zaaken onmogelyk als door een groote ervaren-
heid verkreegen konnen worden: alhoewel het in 't begin vooreen
Etfer voordeeliger is geene handeling te hebben, omdat men alsdan
ÏLDeel. ddd het
-ocr page 393-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
het yzer allengskens beter met de naaide kan opk weeken, en in een gc-
lykformigheid der arcecringen, de eene na den andere, gewennen,
cn beter harmome daar in brengen: daar in tegendeel zommige zich op
het yzer veriaatende, in hunne verflofte werken hier en daar eenige;
voorwerpen, zonder ondcrfcheid, gladfnyden, en zulks met zodanig
<ien onbedachtheid, dat het ongeloofFelyk is j wordendeibmtydseen
voorgrond, ileen, of ftam van eenboom , diegrobbeligenongelyk
moet weezen, heel zuiver en glad gefnedcnj terwylzy een tronie, of
marmer beeld, met de naald bewerken. Het welk ik voor eerft aan
hunne iloiiigheid of onachtfaamheid , ten anderen om 'tgemaks wil,
■en ten derden ook wel aan hunne onkundigheid toefchryf; dewyl het
tegens de reden ftryd , en ons het tegendeel onderricht v/ord.
Veele diergelyke Prenten, zo onordentelyk gehandeld, zoudeik
konnen aanwyzen : onder anderen gaat 'er een uit van Lazarus opwek -
kinge, door Berry geéi^ alwaar byZ-aziir/zi met de doek, zo ver die
orn 't lyf gewonden is, geëtft heeft; en de reit van't kleed, 'tgeen
op de grond legt, is heel fuiv eren glad gefneden zonder het minit'er
aan te etfen : zo dat de eene helft grof linnen gelykt, enhet ander zy-
de: 't een is hier en daar met Hippen, en'tander niet. Dochhetkaa
zyn, dat het misgebeetenisgewecft. 't Gebeurt ook wel, dat men
fomtyds iets diergelyks moet laaten uitflypen > waar door myn zeggen
bewaarheid word : want als het aan de Plaat fcheelt, moet de Meefter,.
zo veel het doenlyk is, de zaak met zyne kennis te gemoet komen.
Heeft hy de handelinge van't yzer gehad , waarom maakte en toonde
hy niet,' dat het een naar 't ander geleek? Enhadhy hetyzer zo wel
niet in zyne macht, waarom dan de trekken van de naald niet beter ge-
volgd ? In plaats dat hy twee arcecringen over malkander heeft geila-
^en, kon hy diewatfynder, en drie maal over gedaan hebben, daar.
by eenige ftipjes, zo viel'er niet te zeggen.
cenLid Daar gaat noch een anderePrent uit met een kraal om, verbeeldende
een Olferhande van Flora ^ of het Voorjaar, welke ook meteen ver-
keerd oordeel geëtft en gefneden is: want de voorfte beelden, als Lief-
de, Godvruchtigheid ,'en deTyd ,.metalles wat zich op de voorgrond
vertoont, zyn net uitgevoerd, en rneeil gefneden; daar debeelden
op de t wede grond zo luchtig en ilegt geëtft zyn, dat het naar 't voorir
ge niet gelykt: jaalledetrekkenzynofzy maar aangelegt waren, en
met een beevende hand getrokken, in plaats dat die in alles behoorden
. te verminderen, waar door het zuiver en eelder zou worden. Die per-
foon behoorde wel geweeten tehebben, dat hy het yzer met de naald
niet kon paaren. ^^
En voor-
beeld van
Jftiisilag in
Mcrry.
GROOT SCHILDERBOEK,
Ik λ'^^εεί wel, datzommigeoordeelcnzullen, datveeledingenbe"
liwaameiyker met het yzer gegraveerd worden, als v/atei*, zilver5
goud, en diergelyke gladde en glinfterende of gebruineerde ligcbaa-
men, dan met de naald : tnaarmyne gedachten zyn, dat men alles door
een welgeoeflFende hand tot zyne natuurlykheid kan brengen.
Het IS, dunkt my, een vreemde zaak in de oude Prenten,
Meeiters ook in geene dingen de natuurlykeeigenfchappen verbeeld ,irydeis.'
maar alles op eenerlei wyze gearceerd hebben, naakt, kleedmge,
lucht, gronden en iti^en, behalven het water, en ditlaatitenoch met
met fyne en grove trekken, maar alleenlyk met d Vv arfie en niet gely ke
^araJeUen, daar en boven zeer ongelyk , fomtyds zo digt tot ni malkan-
der , en dan weer wyd van een als of het gekrail was. Ten tweden heb-
i3en zy geen koleuren in 't geheel aangewezen, en het water meeft akyd
donker en bruin gemaakt. Wil men nu weeten, hoe myne gedachten^.^^^^^
zyn om een verfchillendheid in blinkende ligchaamen te br engen , zo en blinkende
iegt eerft grove arceeringen ^■tgVfaralelγtάé[γk wyd van malkanderen,
en dan een fyne daartuflchen die het digt maakt, dat 'ste zeggen om hetmoct.
\vater, fwart marmer, glad ilaal,en diergelyke natuurlyk te vertoonen:
want twee grove trekken meteen fyne tuflchen beiden geeven eenze-
kcre weemeling, die de gladheid en blinkendheid vertoont.
Vraagt my iemand, hoe het komt, dat in het etfen fomtyds de ar-
cceringen, die digt en grof zyn, fpringen, fchoon de plaat wel terfpringen der
deegen zuiver, en de grond niet verbrand noch te hard is
Zeggen, wat ik bevonden heb : hy moet weeten, wanneer het watermen"
al tefterk is, en ten eerften krachtig doorbyt, dat men dan dit gevaar
loopt, om dat de plaat koud zynde, zo gaauw niet warm kan worden
als de grond, waar door de zelve dan met geweld van de plaat afgeligt
word, en alzo aanftonds opdryft, en noch zo veel te ligter als de arcee-
ringen digt aan maikanderen zyn en grof j het welk op de tedere par-
tyen zo gemakkelyk niet g&beurt,^ alwaar door de fynheid derarcee-
ringen, die wy der van malkanderen zyn, het water zo vee! kracht niec
heeft om daar onder door te dringen. Tot voorkoming dezer zwaarig-
heid moet het water eerft wat getemperd zyn, en mende grond met de
plaat allengskens langfaamerhand verwarmen, op dat het een met het
ander vereenigd werd en aankleeve , voornaamentlyk in koud weer :
want in warme dagen, als in de maanden Juny, July, enAuguftus,
is'tnietnoodig, doordien mendan harder grond gebruikt.
Om nu te weeten , of de grond wel getemperd zy, kras ik met een M'ddeiom
groote naald op een hoek van de plaat daar niet aangelegen is > en gaatbIpfoevÏ''
de grond als ftof uit de arceeringen, daii is zt te hard of te dïoog: maar
ddd 2, ko-
-ocr page 395-GROOT SCHILDERBOEK,
komen 'er krulletjes af, dan is ze bekwaam, te meer als zeafgeblaazeii
konnen worden: doch zo ze met een zagt veertje niet af te veegen zyn,
maar daar aan bly ven zitten, dan is de zelv&te week. Deze zaak lui-
ilert al naau w. Het is my wel gebeurd, dat ze hier en daar in de arcee-
ringenbleeven.
Zommige Etfers doen zich zeiven veeltyds ook een groot en noode-
loos werk aan, wanneer zy de omtrekken, dieopdendagtefterkge-^
haald zyn, mét ftopgrond (welke men weet dat altyd, min of meer,
aan de binnen- en buitenkant vloeit, voornaamently k als de plaat warm
is,) uitdoen. Maar men overdenke eens, als de omtrek weg is, wat
een moeite zy naderhand daar dan mede hebben : want zy zyn genood-
zaakt alle de uiteinden hunner arceeringen, dieper tegenaan loopen,
met het yzer weder te volvoeren. Derhalven is'er niet beter dan de
Tekening zuiver op de plaat door te trekken, en ten eeriten de diepfels
entoetfen, alsdie vanoogen, neus, en mond, aandezyde der fcha-
duwe, met een fynepunt zagtjes aan te wyzen, doch op den dagniet.
Om hun evenwel te hulp te komen in het Itoppen hunner al te harde
trekken, zal ik een middel aan de hand geeven 't geen beter als de ftop-
grond is.
Desgeiyks Neemt dik gevreeven lootwit met wat terpentynolie verdunt:
om de'har'de ftrykt dat met een kleene trelcpenceel over den omtrek, dat die event-
k^nTintVt jes bedekt zy, maar niet verder. Doch men zie wel toe, niet meer
etien be- ^^^ ^yg^. ftrykcn j alzo het andersde groud zoudeafnee-
loen.' '^^men; want de olie trekt daar na weêruit: en in het byten moet men
ook met het veertje daar niet over veegen. Hetiseenbyzondereuit-
vindinge van eenen myner goede vrienden: en fchoon ik het niet werk-
ftellig hebbe gemaakt,twy ftel ik echter niet aan de uitwerking. Ik heb
lootwit gezegt, maar men kaneenkoleurnazynzinneemen, alshet
maar liclit is, en dat men 't duidely k zien kan.
Van de Zwarte Κοηβ.
Negende Hoofdstuk.
Dewyl in Cefar Ripa geen Pronkbeeld gevonden word van deze
Konft, die hem onbekend geweeft, doch in onze tyden zo ver
opgerteigerd is, en van de welke Vorilen dengrondilaggelegt, cn
voornaame Heeren de hand tot des zelfs opbouw geleend hebben, zyn
myne gedachten, dat ik den oeiFenaars en beminnaars niet misliaagen
z-al j met hun dit Pronkbeeld voor te ftelleu.
Pronk'
-ocr page 396-GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
Tronkbeeld der Zwarte Κοηβ.
Hier ziet men een jongenpoefelachtig Meisje, frifchvankoleur, Afbeelding
~ ' ' ' ■ . · . . . -- van't Pronk-
Oiiderzoek
ua den öo-r-
van
naiuTU
en vriendelyk van wezen, in 't zwart fluweel gekleed, welkers
ilag of monfteriiig azuurblaauw is, waar op goude ilarren blinken.zwart;
Zy heeft een breede goude riem om den middel, ora welke eenige®"^''^'·
zwarteVleermuizengeborduurd liaan, die, nadearmentoeloopende,
in geftalte verminderen. Haar hulflel is dartel en zwierig, hier en daar
met kleene ruikende bloemmetjes vercierd. Een goude keten, aan
de welke een médailje hangt, waar op een brandend autaartje gedree-
venftviat, met deze woorden, Μλον^εΒκιτταννιλ:, vercierthaar
denhals. In deregtej-hand houd zy een kleenyzertje, alseenlancet,
benevens een veertje. In de linker hand heeft zy een bord, waarop^.
een borftbeeld op een zwarte grond géfchilderd rtaat, verbeeldende
Natura. Zyftaat heel luchtig op een been, evenalsofzy danfte.
der
Zy word jong en poefelachtig verbeeldjom te betekenen dat zy noch Verklaarinj;
in haar groeijen is. De zwarte fluweele tabbaard en goude ilarren gec- ^®^^®·
ven te verilaan, dat zy, gely k de fcarren, uit de donkere nacht is voort
gekomen. , De goude gordel met de vleermuizen beduid, dat, fchoon
haar werk niet lang ftand houd, maargaauwilyt, zy echter altyd ry-
kelyk wint. De keten met de medailje, daar 't autaar op ilaat, geeft
haar edele luiftcr te kennen. De woorden, daarom, zynzoveelals
dankoffer aan Groot Brittanje, van het welk zy haaren oorfpronk en
;luiftcr het meeil heeft verkreegen. Het bord in de linker hand, met
■het daar-op ftaande beeld van de Natuur, betekcat dat zy daar in uit-
munt. Het overige verklaart zich zelve.
Waarom dit fchoone beeld den naam van Zwarte Kon ft voerd, heb
ik tot noch toe niets van gehoord, hoewel haare oeiFening ons de reden r,f;oÏk
genoegfaam te verilaan geeft, namentlyk dat zy uit het zwartis voort-^^i^n
gekomen. En of wel de Etskonft mede uit het zwart oorfpronkelyk
fchynt te weezen, gefchied die echter op eeuheel andere wyze : want
de eerfte komt door het licht voort, en d'anderedoordefchaduwc.-
deeerite hoogt, en de twede diept.
Wy hebben voor dezen gezegt, dat de Etskunde in vaardigheid het Lof (iei
Snyden verre overtreft.' maar de Zwarte Konft is noch ongelyk vaar- Konft/oene
diger. En wat haare zuiverheid betreft, die is zonder weêrga : ja^enshaare
° J Α Α ο.) voordeeleji.
Cl α d 5 geen.
-ocr page 397-1799 GROOT SCHILDERBOEK. ^^
geen Schildery, hoe mals en eel het gehandeld zy, kan haar den voor-
rang betwiilen, dan alleenlyk door de kolcuren. Wat de langduurig-
heid in het gebruik en drukken belangt, men moet toeltaan, datzy
ten dezen opzichte wel de ζ wakfte is: maar daar tegen levert zy, we-
gens haare vaardigheid, weêrmeerdergeldin debeurs.
Deze edele Konft is boven alle andere Graveerkunde uitmuntende in
vreemde lichten te verbeelden, alskaars, fakkel, lamp, brand, en
diergelyke: waarom ik oordeel, dat zy den naam van Zwarte Konib
niet oneigentlyk voert. Het isaanmerkenswaardig, dat deze Konit
niet boven de vyftig jaaren bekend-ge weeft, en reeds tot zulk een hoo-
ge trap van volmaaktheid gek lommen is: daar in tegendeel andere kon-
den meerder tyd noodig gehad hebben eer zy tot hunne tegenwoordige
volkomenheid geraakten. Maar Engeland heeft veel tot haare friiTche
zuiverheid en luiftertoegcbragt, zynde in die landtlreek een gezonde
en wel gemaatigde lacht. Hier is ook deze Konft gebooren en opge-
Pnns St)t.(-.-fvoed: want Prins Robbert is de eerfte gevvceil die ons een voorbeeld
de/van gegceven heeft > waarom v/y haar met regt den naam van Edel
Konft. mogen toefchry ven. Het eeri'ce Prentje, dat ik van dien Voril in han-
den kreeg, was een oude mans tronie met een witte doek om *t hoofd
gewonden j zynde, zo ik niet beter weet, uit een Schildery, door
een Italiaanfchen Meefter gemaakt^ getrokken. Het zelve was zo
fraay, kloek getekend, en vlak aangelegt, ofhet vandengrootilen
Konitenaar of volmaaktilen Schilder met de penceel waar gewaflen:
ja het geleek, om de natuurlyke ineenfmeltinge, niet minder als Zwarte
zekeVM^-^" κ onll. Die zelvePrins is ook de uitvinder ge weeft van een zeker fchoon
taal. Metaal , na zynenïïaam genoemd, dien het altyd wel behouden zal.
Het is niet buiten gedachten, of deze Konft zal noch met 'er tyd tot
een vermaakelyke uitfpanninge voor de Schilders ftrekken, om drie
redenen: voor eerft, om dat zv ligt te keren is s ΐεη tweden, zinde-
lyk i enten derden 5 vooi-deelig.
lykheiioin ^y leeren voor iemand , die het tekenen op gegrond of
de Zwarte blaauw papier gewoon is: want tuflchen het fchraapen op de plaat, en
op gegrond papier, is niethet minfteonderfchcid , ten op-
zichte van de uitwerking; beginnende met het hoogfte licht, en fpaa-
rende de fchaduwe : gelyk wy in ons uitgegeeven Tekenboek van dc
handelingeder Kreonnen of Krytpennen aangewezen hebben. Waar-
om ik vaftftel, dat het natuurlyker met een Schildery overeen komt,
dan het Etfen ofSnyden. Daarby iszy zogemakkelyk tebegrypen,
dat men het in minder dan drie dagen vOlkomentiyk kan keren, wel te
verftaander^fÊim.
Ten
-ocr page 398-GROOT SCHILDERBOEK. i-^f JJf
.Ten tweden is zy zindelylc, vry yanfmeten ftank : want men ge-
bruikt geen ftopgronden, fmeer, noch ilcrkwater.
Ten derden is het-y oordeel, 't geen 'er van komt, wel af te neemen j
vermits het radder voortgaat, alshetEtreiiofSnyden.
Maar vecle oefFenen zich in deze Konft zo yverig om het zuiver-
fchraapen te leercn, dat zy op de voornaam ile zaak niet verder denken,
te weeten de ommetrek, loopende lomtyds buiten de zelve 3 't geen.
dan niet verholpen kan worden: daar het nochtans genoegiaam zeker
is, dat, wanneer de correéte tekening in een Plaat of Prent ontbreekt,
de verftandigen of kenners die dan zullen verwerpen, 't Is wel waar, ^.va-ui-he-
het gaat zo niet als met het etfen : want daar heeft men het voordeel van den in dozc
den ommetrek met de naald op de plaat te haaien j en dat mag men hier
niet doen. Het wit gaat alteraets uit, ofhetiszoflaauwdatmenhet
fomtydsbezwaarlyk kan zien : buiten dat het niet gemakkeiyk is beel-
den tegen een lichte grond te fchraapen. Doch dit laatfie oordeel ik
heel kwalyk gedaan j hoewel de meefte zich nochtans gewennen eerit
het beeld te ichraapen, oftebewerken, en daarna het verfchiet daar
tegen aan. Maar om zulks voor te komen, 20 fchraap eerft uw achter- ^ϋ^,ΐείεη
grond, en fpaar den zuiveren ommetrek j liever een weinig daar afom die^aoi·
bly vende tot dat het beeld uitgevoerd zy : daar na kan men zagrelyk en"
met geduld het altyd digter fchraapen. Op deze wyze zal men zo ligt
niet over den omtrek heen loopen, als dat men met het beeld begint.
Daar is een groot onderfcheid, ofde Schilders iets etfen, fnyden,^^^^^.,^:,,,^.
of fchraapen, dan of het Plaatfnyders doen : want de eer ile doen hetfchii'n' heV"
maar alleeniyk^tot tydkortinge, om een uitfpanning'e te hebben
verpoozinge der zinnen. Daarom voeren zy die zaak en gemeenlyk rotschilder, en
het alleruiteril zo net niet uit, als wel de t wede, welke die Konft van in^tfoyde"
jongs op geleerd hebben, en zich dagelyks daar in ocifenen. De Schil-
ders vergenoegen zich, als zy maar een goede tekening, eneengene-
raale welftand, daar in doen uitmunten: want in den tyd, dat ze het
opzuiveren zouden, konnen zy een ander maaken.
Deze Konfc is gemakkeiyk te oeffenen voor iemand , die een re-dely-
ke kennis heeft: doch is het in eene reis niet helder genoeg, herhaalt
het noch eenmaal: maar weeft zo onbedagt niet, datgy uw werk ten
eerften zoud willen uitvoeren: want zonder een Proefdruk te hebben,
kan men onmogelyk weeten hoe verre het werk gevoorderd is. Men
doe gelyk de Schilders, eerft doodverwen met vlakke partyen, en
daar na opmaak en. Als gy nueen Proefdruk hebt, kunt gy het uiter-
fte hoogfel daar in brengen, en aldus alles met lydzaamheid uitvoeren^
waar toe echter noch grootc tyd, noch zwaar heriTenwerk, maar eer
lou-
-ocr page 399-400 CROOT SCillLDERBOEK.
Hoe gemak-loutere opmerking vereifcht word. Daar gaat een kleen Satertje in
fchtalpè" i'uk uit, het welk ik in deatyd van een uur, al wandelende in een tuin ,
sdnyvei^i-ii^i. los in myn hand houdcndc, gefchraapt heb, en na dat de Proef-
gevA Oat'crniet meer zyn die deze Konft
by dér hand necinen, is om geen andere reden, durfikzeggen, als
dat ze niet weeten, noch gelooven konnen dat ze zo ligt, en met zo
weinig omilag, te leeren is: maar komen veele Liefhebbers daar eens
eea proef van te neemen, zal men mogelyk noch met 'er tyd zien, dat
de zelve al te gemeen zal worden, en het Etfen en Snyden achterleg-
wel te verftaan in de voorwcrvven die voornaamentlyk aan de
als conterfeitfels, nacht- enkaars-
aen, bloemen, vruchten.
©neigene
naam aan
deze Konft
gegeeven.
vcrfchyning^ii,
.lichten, fpook en toveryen,
goud, porcelein, kriilal, wapentuigen en kruiden. Wie-
zal die dingen met etfen of fnyden zo eel en natuurlyk verbeelden kon-
nen, als het door'tfchraapen kan volvoerd worden? Maar inbeelden,
architeftïiur, basreleves, en landfchappen is zy onvermogende, of
wel op verre na zo eigen niet als de Graveerkunde.
Het beklaagelykil, 't geen zich indezefchooneKonllopdoet, is
de kwaadenaam , aan de Konit en den Konilenaargegeeven, evenals
of het Tovery, en zy zwarte Konftenaars waren j daar niet minder
dan de Tovery, maar alleen de loutere Konil alleen arbeid. Het be-
nieuwt my, tc zuilen hooren wat eigen naam de Italiaanen aan de zelve
geeven zullen , alzo zy door hen tot noch toe niet gedooptis. De
Franfchen en Engelfchen, om den Hollanders tcgemoettekomen,
noemen, zommige der eerften dc xtlvtVJrtnoire^ endelaatileny/^^
hlakArt: een oneigene en tegennatuurlykebenaammg, ten ware men
zeggen wilde, dat de oeifenaars der zelve in de zwarte grond het licht
bewerken: en ten anderen, om onderfcheid te maakentuiTchenhet
Etfen, en Gravceren of Snyden.
gen,
Voorwerpen Zwarte Konil meeil eigen zyn,
of ftoftcn die
iii de Ζ Wilt te
K.oiiil- meeftzilvci
eigen zyn
Van de voornaamfte zaaken, in het twede Deel j
die in ieder Boek en Hoofdftuk vervat zyn.
Eerste Hoofdstuk.
Van de AfbeeUfels of Conterfeitfek.
Inleiding tot dit twede De«I.
Vergelyking van deze verkiezing tegen anderen.
Voorrechten der Conterfeiters boven andere Schilders,
Wat in deze oefFening der Konft vereifcht vi^ord.
Nette Tekening.
En opfchik der kleeding.
Bevallige verkiezing van licht.
En de Cüloriet.
Van het onderfcheid der daagingen op Man of Vrouw.
Oorfpronk der Conterfeitfels.
Misbruik der zelve.
In welke zulks pryslyk en toegelaaten is.
Waarfchouwing voor de Schilders.
En wat het woord Romeinfch beduid,
Verfcheidene zwaarigheden in deze Kond.
Twede Hoofdstuk.
Van de Gebreken des Aangezichts, en der andere Ledemaaten.
Naiuurlyke gebreken in de Tronien aangetoond.
Ook toevallige.
En gewoonlyke.
Nevens die van het ligchaam.
V-an de onverroydelyke en de noodzaakelyke gebreken.
En die men kan verrayden.
Van de mode en haare eigenfchap.
En jrJddel om dit gebrek voor te kamen.
Noodzaakelykheid om den aart der menfchen te ieeren kennen.
En redenvoeringen met de menfchen.
Dwaaling veeier Schilders tegens de voorgaande ftelHngen.
En hunne misgreep tegen de eerfte grondregelen der Kon ft. ,
Belluit door een noodzaakelyke overdenking.
derde hoofdstuk.
Van het geene in een AfbeeUfel of Conterfeitfel ^ en wel vootnaanientlyk
in die van Vrouwen^ is waar te memen, i f
β l α
%ladz. f
ibid.
ibuL
ibid.
6
ibid^
ibid.
-ibid^
ibid,
ibid.
7
thid^
■ibid.
Ί0
ibid'
ibid'
ibid.
I t
ibid,
ibid.
ibid,
ibid.
ibid.
IZ
13
14
BLADWYZER.
Inbeelding en waan van veele menfchen.
En wat daar omtrent waar ts neemen is.
Zo in de daaging al-s koleur.
Voorbeeld van Barotius.
Des Schryvers gevoelen en opmerking wegens 't licht.
Zwaarigheid ingeworpen.
En opgelort.
En reden wegens deze verkiezing van licht.
Ook uitsondering van voorwerpen aangeweezen.
Byzondere verkiezingen der Meefters.
Vergelyking en tegenftelling van Thiaan en van L>yk.
Gevoelen des Schryvers hier omtrent.
Door een gelykenis beveiligd.
Kwaad gebruik veeier Schilders.
Tegenwerping
En oplosfing.
Wat het regt gebruik der Prenten is, om die na te volgen.
Vierde Hoofdstuk,
Fm de Verkiezing der Daagingen ^ Kleedingen ^ en Gronden ^ in
de Af beeld fels ^ nevens een Verhandeling des Öogpunts.
Van de daaging eens Comerfeiifels van vooren.
Fn ter zyden.
Benevens de redenen waarom.
Misbruik by zommigen·
Voorbeeld in de Conterfeitfels van den ouden Netfcher,
Vier noodzaakelyke waarneemingen in de Conterfeitfels.
V'oorilel van een ürydige verkiezing.
Tegens een goede.
Siegte manier van zommigen.
Kracht der Achtergronden.
Oorzaak der verichillende veranderingen tuiTchen de koleur des levens
fchildtxy.
Middel om dit voor te komen.
Van de wykende Achtergronden.
En houding der koleuren in kleederen.
Waarneeming in de aöien of beweegingen.
Verklaaring door voorbeelden in de byilaande Prent.
Van de plaatiing en het oogpunt der Conterfeitfels.
De laage oogpunten zyn de befte.
Dwaaling der Schilders hier omirent.
Vyfde Hoofdstuk.
F%n de Conterfeitfels in het kïeen.
ibid.
ibU.
ihid,
16
ibid.
ib'.d.
ibid.
ihid.
. 17
ihid,
ibid.
18
ibid.
ihid.
ibid,
20
en hy
ihid'
ibid,
21
ibid.
ibid.
ibid.
22
ibid.
ibid.
ibid,
en 't
ibid.
.
ibid,
ibid.
ibid,
26
iUd.
ibid.
Re-
BLADWYZER.
Redeneering over dekleeiie Coiiterfekiels of Afbeeldingen, in tegenoverftei-
ling der verkleeade Bloemea, 'tbtd.
Tegenwerping. ibïd.
Doch opgeloft. · ibid.
Wat men in een kleen Conterfeitfe! waar moet neeinen. 28
Tegenwerping. ib'fd.
Opgeloft en door Prentverbeelding aangeweezen. tbid.
Middel om deze natuurlykheid te bekomen. ibid.
Voorbeeld van een goede verkiezinge. ibtd.
Hardnekkigheid in oude misbruiken te willen opvolgen. 29
Andere tegenwerping weder opgeloft. ibid.
der Perfoonen van
30
ibid.
3E
ibtd.
.3a
i
ifl
ibtd.
ibid.
ibid.
. 34
ihid.
ibid.
ibid.
ibid,
ihid.
ibid.
ibid.
ibiJ.
ibid,
ibid.
3i
i
Zesde Hoofdstuk.
F'an de toepasfing der Vwrimrfen hy de Afbe^
verfchilknde fiaaten.
Voordeden van een Conterfeitfchilder.
En eigenfchap der voorwerpen met hun bywerk.
Redenen waarom de zelve noodzaakelyk zyn.
Voorbeeld in Lucretia^ voor de kuisheid.
En van ondeugd in Nero.
Bywerk en Pronkbeelden van een J3urgermeefter»
Kaadtsheer»
Geheimfchryver.
Bewindhebber.
Zeeoverfte.
Godtsgeleerde.
Wysgeer.
Veldoverftfcn·
Koopluiden en Verzekeraars ter Zee.
Stuurman.
Veftingbouwer.
Redenaar.
Jongman.
Bywerken voor Vrouwen,
Voor een Weduwe.
En jonge Dochter.
Zevende Hoofdstuk.
Fan de befi voegende Meuren der Kleedingen hy de Gonterfeitfels. ihid.
Opmerking omtrent de byzondere koleureri der kleedingen. ibid.
En wat omtrent de verfchillendheden der Menfchea w^aar te neemen is. ibik
ece 2
Acht-
-ocr page 403-Β L Α D W Υ Ζ Ε R.
m
Α C Η τ S Τ.Ε Η ο ο F D S τ υ κ.
/'^αη het navolgen der groote Meefiera in het Jchildereffvan AfbeeUingen j
en van het namaaken hunner Schilderwerken in "t algemeen. 37
Verkiezing veeier Schilders in het navolyen der koloriet van byzondere Mee-
fters- IJ
En wiffelvaüige uitilag daar ai%
Voorbeeld van kwaade opvolging^
En reden daar af.
Noodxaakelyiiheid in Modellen te gebruiken.
En,voordeden die in het navolgen fteeken.
Middelen om met voordeel zulks uit te voeren,
Misilagen en gebreken die men in 't copieeren begaat.
Door een voorbeeld aangetoond.
En de oorzask aangeweeien.
Gebrek dat zich hy veele· opdoet in '1 navolgen der groote Meeffers,
Van de Copyen en Origineeien, en der zeiver verfchillendheid.
En waarom veele Qnginee'.en voor Copy aangezien worden.
41
ibid.
ihid.
eerste hoofdstuk.
Van de Architeétuur of Bouwkunde.. 47
Oogmerk des Schryvers in deze verhandeling. ibid-
Dat een Schilder de Bouw^kunde en Beeldhouvi^ery noodzaakelyk moet ver"
ftaan- ibid.
Wie de eerile Vinders der Bouwkunde geweeft zyn. ihid.
Wat men door het woord Archttedmir verftaafc, en daar onder begrypt. 48
Wat het woord Order, en Otnarnenten betekent, benevens der zeiver waar-
neemingen ibid.
Vercierirsgen der Dorifche Fries, na de hoedanigheden der Gebonwen^ 49
Als mede in de Jonifche, Romeinfche, en Corintifche. - ihid.
Misftand in zommige hunne Werken door de overtolligheid van Cieraaden
veroorzaakt. fo:
Wat voor cieraaden in de Frontefpieifen, en Seraglies beft voegen , of meeft
e'gen zyn. ibid,
ibid.
IhiJ,
ihid.
ibtd.
. .39
ihid.
40
ihtd.
Vm de hoogt ens der Ornamenten ^ Kolommen^ en hunm Ρ ede ft allen, fr
Van de hoogte en geilaitens der Ornamenten,Kolommen,enPedeüajlen, ihid,
Dorica, jonica. Romana.
ihid.
Als
Tofcana.
En Corimhica.
Β L Α D W γ ζ Ε R,
Als ook de breedteiis der Pedeiiallen. ibid.
Van de hoogtens der Statuaas by Kolommen geplaatil. ibid.
Derde Hoofdstuk.
Van de eigenfchap en waarneemingen in een Gebouw. ƒ3
Oori'prong der fraaije Gebouwen in deze landen. ibtd.
De voornaamile welke van de Bouwkonft gefchreeven hebben, 5-4
Waar in een goed Gebouw beftaat, ibid.
Welftandigheid der fchikking. ƒ5·
Door een Voorbeeld beveiligd.
Verdere aanwyzing van de fchikking der venRers. ihid.
En piaatfen der basreleves van huiten.
Tegenwerping omtrent de Bloemperken. ibid.
Vierde Hoofdstuk.
Van de fchikking dergekoleurde Steenen by en.op malkanderen^ zo bin-
nen als buitenshuis j mitsgaders T'ombes, Vaazen, en Termen in dè
Bagchanaalen gebruikelyk. j-8
De Konll; en Natiuir te famen gepaard , veroorzaaken een goede uitwerk inge. ibid.
Schikking der drie voornaarnfte Marmerrtecaen. 59
Rang der gekolcunie üeenen. ihid.
Tegenwerping, en de zelve opgeloft. ibid.
Schikking der gekoleurde Steeneji vervolgd. ib'id.
Wat voor aanmerkingtn een Marmerfchilder waar te neemen heeft. ib'd.
De verdeelinge der aderige Steenen en hunne koleuren door een Voorbeeld'
Wanneer men tweederhande Orders in een kamer mag brengen. ihid.
Waarneemingen in de Vloerrteenen. <51
Vaaxen. Prinpustermen,. *
En. Her mes.
V Y F d Ε Η σ OF D s τ U K.
Onderfcheid der fteenen, zo in verdeeling als koleuren aangeweezen , nood·
ïaakelyk. ihid.
Wat de opgemetzelde fieenen, in de opene nicht, door den tyd onderworpen
Van het bernoriTen en bedruipen der Steenwerken. 63
-ocr page 405-BLADWYZER.
Dat de aderen en vlakken, met oordeel en maat, fn de fteeuenaangeweezen
moeten worden. ibtd.
Zesde Hoofdstuk.
F'an de Ruïnen of vewallene Gehouwen. ihid,
Veele zyn 'er die de vervallene Gebouwen kwalyk begrypen. ibid.
Zevende Hoofdstuk.
Oc vownaamfie -waarneemingen over de Stoffagie in het fchilderen mn
Zaaien^ Kamers en andere Vertrekkm. 66
Hoofdpunten die een Schilder waar moet neemen omtrent deze zaak. ibid.
A!s niede iemand die een Huis laat bouwen. 67
Misflag veeier Konrtenaars. ibid.
In het opfchikken der Kamers. ibid.
Verfchil in de pracht door verloop der eeuwen. 68
Ook onder ryken en armen. ibid.
Voorbeeld van rnisHag in den Schryver. n^id,
Natuurlyke gevolgen om die misflag te verhelpen. ibij.
Voorbeeld van een misflag omtrent deze zaak, ibid.
Derde Voorbeeld in den Schryver. ibid.
Oorzaaken waar uit de zelve ontftaan. ibid,
Hoe verre een Schilder gaan mag, ibid,
Belagchelyk voorbeeld van opmerking. 70
Wat men omtrent de natuurlykheid van een verbeelding moet waar neemen. ibid,
Desgelyks omtrent de roerende Beelden. ibid.
Voorbeeld tot waarfchouwing. ibid.
Achtste Hoofdstuk.
fF'at foort vm Schilderyen in ieder Vertrek van een Huis gev^egelyk
zyn. 71
Drie zaak en waar op men noodzaakelyk acht moet geeven in het fchilderen der
vertrekken.
Verfcheide verbeeldingen in de Vertrekken eigen. ibid.
Verbeeldingen op Schoorfteenen en Deuren. 73
Van
64
74
BLADWYZER.
Van Schilderyen die men onder Schoorileenen zet.
Hoe den horizont genomen moet werden.
Het eerfte concept^ verbeeldende de Lente.
Twede iTOKiTipί, verbeeldende de Zomer.
Derde concept tot den Herfft.
De vierde, verbeeldende de liefde tot de ftudie.
Vyfde. En zesde.
Waarneemingen in deze verbeelde openingen.
Verbeeldingen in Schoorileenen die toe zyn,
Twede. Derde, Vierde.
Vyfde. Zesde. Zevende.
Negende Hoofdstuk.
Befchryving van verfcheidene T'afereelen, volgens den aart, hoogte , en
andere toeeigeningen der Orders in de Bouwkunde behoorende. ibid.
Tafereel van Poltphemus en Galathea. η^
Zin van het verdichtfel. ihd.
Gedaante en beweeging van Poliphemus. i(,id.
Gedaante der TriVoa/. 81
En die der Neretden.
Twede Tafereel- tbid.
Zin van het twede Tafereel. , ibid^
Zynde een vervolg van het voorgaande. ibid.
Verbeelding van de (tand der Perlbonen , als mede hun beweeging , en'z. ibij,
Aanmerkinge des Schryvers over dit Tafereel.
Uitlegginge op de Perfoonen in beïde de 'Tafereeïen verheeld. 8f
Waarom PoUphemus met een oog uitgebeeld word. ibid.
De betekenis van Galathea. ibid.
Acts. NatuurlyKe uitlegging over de Tritons. 85
Wat de dubbele gedaante der Tritons betekent, im^
Als mede die der Nereiden. iyi^i^
Algemeene en natuurlyke uitlegginge over het laatfte Tafereel, 8^7*
Derde Tafereel. ikid.
Zin van een derde Tafereel.
Stand en beweeging van Sim[on.
Delila^ en verdere perfoonen aan de regter zyde des Stuks. gg'
Stand en beweeging van de Perfoonen aan de linker zyde, en verdere omftan-
Kokur der Kleedinge van Delila. ibid.
Simfln^ en verdere Perfoonaadjen. po
Twede Tafereel i^id.
Zin van het twede Tafereel. i^i^^
Stand en beweegingen der voornaamfte Perfoonaadjen, en andere omftandig-
heden in dit Tafereel begreepen. or
7)·
thld.
Md.
ibid.
.76
ibid.
ibid.
77
ibtd.
75
Verwondering en aanmerkingen des Schryvers over deze beide Tafereelen.
Natuurlyke Uitlegginge over beide de Tafereelen van Stmfun. 93
Tiende Hoofdstuk.
Qezicht der l'afereelen in een twede Kamer ^ na de Order Dorica ge-
9r
ibid,
ibid.
Η
pS
99
300
ibid.
ibid.
102,
ibid.
103
ibid.
ibid,
104
ibid.
105
bouwd.
Zin van dit Verdichtfel.
Befchryving van dit Tafereel, en de Perfoonen in het ïelve.
Als mede het licht, koloriet, en koleur der kleedingen.
Aanmerkingen des Schryver« over dit Tafereel.
Korte en leerlyke uitlegginge op NeJJus, Dianira^ en Lyehas,
Twede Tafereel.
Zfn van het zelve,
13efchryving van het Tafereel in 't geheel.
De betekenis der ilangedooding door Hercules.
Zin van een derde Tafereel van Hercules.
Verbeelding van het Zoiderüuk.
£igene betekeniiTen der Goden en Godinnen,
Als mede hunne koleuren van kleedingen.
Befchryving van de Archite(9:uur der Kamer.
Uitlegginge over/^/eri-^/ij·, daarhy onder 'tgetal der Goden geplaatft word.
Verwaandheid in Empedocles,
En de verbeeldingen in de vloer.
Elfde Hoofdstuk.
Gezicht der fafereelen in de derde Kamer na de Order Jonica 'ge-
Verhaal der Gefchiedenis.
Befchryving van het Tafereel.
En de koleuren der kleedingen van de Perfoonen.
Als mede het licht, en de gelegenheid van de kamer.
Twede Tafereel.
Inhoud van dit twede Tafereel. '
Grondilag en fchikking van al het vafte werk.
Stand en beweeging der Beelden.
De koleuren der vooinaamite kleedingen.
De voornaamfte zaaken in dit Tafereel begreepen.
Befchryving van twee Basreleves, benevens een Pronkbeeld in het midden.
Verbeelding van 't verwulffel.
Vloer. En boven „de deur.
ibidé
ibid.
ICÖ
107
108
ibid.
109
11,0
Ili
■jbfd.
Τ wa alf-
BLADWYZER.
Twaalfde Hoofdstuk.
VerüeeUng en verbeelding der Tafereeïen in de vierde Kamer ^ na de Or-
der Romana gebouwd. II f
Inhoud dezer Gefchiedenis. ihid.
Tafereel. Verbeelding en plaatsbefchryving·. sbid.
Nevens die der perfoonen, en hunne byfondere beweegingen. ibid.
Dag en fchaduwing, n 8
En koleur der Kleedingen. H9
Zinnebeeld op het ïelve in marmer. ibid.
Inleiding of korte inhoud van het volgende Stuk. ijtt
Τ wede Tafereel. ibid.
Befchryving van het Tafereel. ibid,
, Inhoud van het volgende Stuk. 121
Derde Tafereel. _ ibid.
Verbeelding van het Tafereel. ibid.
Aanmerkingen des Schryvers over deze drie Tafereelen van Horacs. 123
Verbeelding van het Zolderftuk. 124
Aanmerkingen des Schryvers over het ïelve. 125·
Dertiende Hoofdstuk.
'De Fabel van Califto, gepaft tot de verciering van het *vyfde
gebouwd na de Order Corinthim.
Verdeeling. En inhoud van 't Verdichtfel.
Tafereel van het zelve.
Twede Tafereel. En der zeiver inhoud.
Inhoud van het derde Stuk-
Derde Tafereel, en des befchryving.
Inhoud van het Zolderftuk^
Vierde Tafereel.
Uitlegging. En zinbetekening der Fabel.
Chriilelykc aanmerking over de Fabel.
Waare Gefchiedenis, daar ty aft getrokken is.
Veertiende Hoofdstuk.
Befchryving van Apóïloos Tempel, te zien van binnen.
Befchryving van het Poortaal.
En het Beeld des Godts, met iyn bywerk.
De Vloer. Verwulffel.
Aart van het Gebouw, en Borftweeringen.
Pilafters van Termen.
Maat en fchikking der Beelden.
Aanmerking des Schryvers.
//. Ded. fff
Vertrek ,
127
ibid.
ibid.
12S
129
ibid.
190
131
ibid.
13Z
ihid.
ibid.
ibid.
133
ibtd.
ibid.
ibid.
ibid.
NE-
BLADWYZER.
Eerste Hoofdstuk.
Fan de Zolderwcrkcn, of het [childeren der Plafonds.
Moeijelykheid v/elke dexe Konftoeft'ening verzelt.
Oud gebruik in deze Studie.
Oorfpronk van den naam.
En vsraar in een Zolderfiuk beftaat.
Wat in een Konftenaar dezer Koniloeffentng vereifcht word,
Τ ε D ε Η o o F D s τ υ κ.
Ztvaarigheden die men ontmoet in het [childeren der Plafonds..
Oorfpronk veeier gebreeken opgezocht.
Derde Hoofdstuk.
Van de verkorting der 'voorwerken.in de Plafonds.
Wat het verfchier in een Schildery,
En Zolderftak vertchilt. · . -
Verdere aanmerkingen in de nevensgaande figuur letter 4 vertoond.
OverbreOijing van dit voorbeeid tot de beelden
Grondregel omtrent de verkorting in Gebouwen en Piiaaren.
Als ook in de Beelden.
V i ε r D ε Η O ρ F.p S τ ü Κ .
Fan de gefialte der Beelden in de Zolderwerken. '·
IVIaat der Beelden in de zelve.
Verkiezing en eigenfchap van 't ücht-
Waarneeming omtrent de vliegende Beelden, en de wind..
liehulp door de iiofFen daar in.
V y f d ε Η q o f d s t ü κ.
137
ihid.
ihid·
13S
ihid,
ibid.
ibid'
140
ihid.
ibid..
ibid.
ibid.
141
ibid.
141
ibid.
ZoU
145
ibid,-
144
Mid-
Middelen om zyn Stuk op den Ezel te zien even af bet zelve in de
der op zyne plaats gefield ware.
Middel by den Schryver gebruikt om den ftandzyns werkstebefchouwen.
Zesde Hoofdstuk.
Fm het tekenen na V leeven, om in de Plafonds te
BLADWYZER.
Middel des Schryvers om de voorwerpen na het leven re tekenen. ihii.
In de figuur aangeweezen. ibid.
Byïondere vinding en manier des Schryvers. 146
Nuttigheid en aanmerking van het gebruik.
Zevende Hoofdstuk.
Vm de koleur der vliegende Beelden in de lucht.
Manier van behandeling in 't Zolderfchilderen.
De lucht is de oorzaak der v/yking.
Achtgeeving op het licht.
En de fchaduwe der voorwerpen.
Achtste Hoofdstuk.
Algemeene 'waarneeminge in het hefchilderen der Plafonds of Zolderin-
gen in Zaakn, Kamers^ Gaanderyen^ en andere Vertrekken, ihid.
Waarneeming in de Gebouwen.
Om hunne deftigheid te bewaaren, en op te helpen.
Breeder aangetoond
Waar men open lucht of paneel moet verbeelden.
En aanwyzing waar door de Bouwkonfl: veeltydts te niet gedaan word.
Wat eens Schilders plicht in de verdeeling des werk-s is.
Oor'zaaken van de wanfchiklykheid.
En waar in de welftandigheid beftaat.
Door een gelykenis uit Ovidias beve/iigd.
Hoofdregels aangeweezen.
En breeder aangetoond.
Door een voorbeeld aangetoond.
Tegenwerping en oplosfing van zwaarigheid.
OefFening des Schryvers omtrent deze KonÜhandeling.
Negende Hoofdstuk.
Middelen om alle zwaare Bouwgevaarten, Beelden, Boömen, als an-
ders na het leven, in hunne volkomene en natuurlyke verkorting,
te tekenen. i ^ j.
Oorzaak van veele vindingen ontdaan uit gebrek. ibtd.
Middel, om volkomen na het leven te tekenen, ontdekt en aangeweezen, ibid'.
Twede middel om alles na de Ρerfpeéïief te doen verkorten. ' ] c6
H7
ibid.
ihid.
148
ihid.
ibid.
149
ihid.
ibid.
ibid.
Ij-2
ibid.
ibid,
.ir^
ibid.
154
En door Prentverbeelding aangetoond -en beveiligd. ihid.
fff i
TIEN-
-ocr page 411-BLADWYZER.
Tiende Hoofdstuk.
Vm de houding en fmelting der koleuren in de Zolderfiukken.
Verkiezing van koleuren.
Voorbeeld van fchikking.
Hoe men 7-yne koleuren plaatfeu moei.
Tegenwerping. En opgeloft.
Elfde Hoofdstuk.
ibid.
151
ijS
ibid.
Fan de G O D Ε Ν in de Heilige, Heidenfώe ^ en ÏVaereldJyke Ge-
fchiedeniffen ^ en Ver dichtfelen. En eerflelyk van het onderfcheid
tujfchen Geeflelyke en Heidenfche Verbeeldingen. i fP
Inleiding tot deze verhandeling. ihid.
tn redenen waarom de zelve hier geplaatit word. ihid^
Voorbeelden tot verklaariiig. ii>id.
Wat daar in moet waargenomen worden. ièid.
Door een voorbeeld aangetoond. ibid.
En voorbeelden in de Η Schrift. iéid..
Twaalfde Hoofdstuk.
Onderzoek wegens het. verbeelden van de Perfoonen der H. Drieëenheid.ibid,
Verichil der Chrittenen over dit Hoofdiiuk. iiiid.
Verhandeling der fchepping tot een voorbeeld gefield. 163
Redeneering over de verbeelding der H. Drieèenheid. ihid.
Waarom men aan den eerften Perfoon een menfchelyke gedaante geeft. ibid.
Gevolgen uit de H- Schrift getrokken, tot bewys dat men dezelve verbeelden
mag. 164
Door het Con/tlium van Niceè» Konftenaars toegelaaten lóf
Hoe verre een SchMderhierinbevoorregtis, door voorbeelden ^ uit de H. Schrift
aangetoond. ibid.
Voorbeelden van groote Konftenssrs. i6ó
In Reiphaèi Ptujjyn. ihid.
Schynitrydigheid voorgeworpen en opgeloft. 'thid.
Nader oi:derzoek over het vermengen van de waare en onwaare zaaken, ibid.
Voorbeeld in Rubbeas^ hoe deze zich daar van bediend heeft. 167
Verdeediging van Rubbens. 168
Waarom men God den Vader wit en gryshairig verbeeld. J69
En de plicht eens Schilders. ibid.
Der-
-ocr page 412-Β L Α D W γ ζ Ε R.
Dertiende Hoofdstuk.
Van de glms der Engelen en Heidenfche Godheden. 170
Hoe de Engelen, in menfchelyke gedaantens verfchynende, verbeeld moeten
worden. ibid.
Voorbeeldingen der ïelve by Abraham en Loth,
Omftandig Voorbeeld aan de Engelen ia Sodom.
Oordeel des Schryvers wegens den Perfooii van Jefus Γη zyne mensheid, ibid.
Verdichtfcl van Jupiter en Semele tot een bewys bygebragt. 171
Hoe de Heidenfche Godheden zich aan de menfchen vertoond hebben, en hoe
7y moeten verbeeld worden. ibid.
Doch als ïy lich onder de menfchen vermengen, werden it onbekend ver-
toond». 17z
Van het gaan der Goden. ibtd.
Gevoelen van Heliodorus hfer omtrent.
Veertiende Hoofdstuk.
Van de verheeUing der Engelen en Geniën der Heidenen.
Van het onderfcheid der Engelen, en hunne dienilen.
Van de liftigheid der boo7.e geeilen, en hunne kentekenen.
Waarom de Engelen met vleugelen vefbeeld worden.
Van de gedaantens ά&ΐ Geniën., of Heidenfche Geboortsgoden»
Waarom de xelve met hondevellen bekleed verbeeld worden.
Uit wat oorzaak xy Goden der voortceelingen genoemd wierden.
Toeëigenftag der dieren aan de goede en kwaade Geniën,
Verbeelding van kwaade Geniën.
ibid.
»73
'74
ibid,
ibid.
IJS
ibtd
176
V y F τ i E Ν d ε Η αο F d s τ U K.
Van de Heilige Zinnebeelden. ihid.
Redenen waarom de geeftelyke Zinnebeelden tweederley xyn. Md.
Byzondere ftoffe der kleedingen, na de hoedanigheden der Deugden^. 177
Zinnebeeld en Praaltombe van haare Koninglyke Majeileit Maria Stuart, Ko-
ninginne van Groot Brirtannien, en!z. enz. 178
Twede Voorbeeld.
Derde Voorbeeld , van de vermoorde onnozelheid. ig^
Aanmerking des Schryvers over deze Voorbeelden. igi
ibid.
182
ibid.
Φ
Ε»
Zestiende Hoofdstuk.
Van de Penates, Lares, en Cupidoos. ^
De vcrbeeldinge der Penates.
Verfchillende gevoelens over de afbeeldfels der groote Goden,
Oorfpronk Fenates in 't breede verhandeld.
fff 3
-ocr page 413-BLADWYZER.
Van de verbeeldinge der Lares. ibtd^
Honden tot wachters der Huisgoden. ^ ibid.
Onderfcheid der geftaltens tuffchen de hemelfche en aardfche Kinderen, ihid.
Waarneeminge hunner vleugelen. iSf
Verfchillendheid tuflchen Cupido en j^nteros. ibid.
Minder ilag van Cupdotjes. ibid.
Uiclegginge over de verfcheidene Liefdens. ibid.
En de geftalten van dien. ibid.
Zeventiende HOOFDSTUK.
Maniere van geflaltens in de aanbiddingen en godvruchtigheid der Volke^
ren gebruikelyk. ihid.
De Godtsdienft is de allervoornaamfte deugd in den menfch. ibid.
Geiialtens en beweegingen der Ouden in hunne aanbiddingen en fmeekingen
gebruikelyk. 187
Belagchelyke beweeging eens onervarenen Toneelfpeelders. 1^9
Manier van aanbiddinge volgens Pythagor-a, ibid.
En Numa Pompilim, iPO
Aitaar, ^inbetekenis van Godvruchtigheid. ibid.
Als mede een plaats van vryheid en behoudenis. 19a
Altaar, ïinbetekening van ontfernihertigheid en niedelyden. ibid.
Α C Η τ I Ε Ν D Ε Η 00 F D S τ υ K.
Van de verfcheidene Offerhanden der volkeren., henevens de hyzondere
plechtigheden en dienfif leegingen omtrent de zelve gebruikelyk. i ρ^
Hoofdzaaken daar een Schilder op moet letten. ibid.
Mïmiere der Jooden omtrent de H. plaatfen. * 194
Der Heidenen. ibid.
Janus^άζ Italiaanfche God, wierd in alle Offerhanden eerft aangeroepen, ibid.
Waar de allereerüe OiFerhatiden in bertonden, ibid.
De Egyptenaaren offerden Menfchen aan j^awo, en de Romeinen ^anjHpiter
en Man. igf
De Troijaanen aan F/aio en Satmnui. ibid'
De Carthaginenfers. '^ί'^Λ·
De Pheniciers. 19Ó
En de oude Gaulen offerden hunne eigene Kinderen aan Saturnus, il'id.
Wat men in de Saturnalia of feeftdageti van Saturnus offerde. '97
Diana door de Lacedemoniers aangebeden. 198
Wreede Ofterhanden der Lacedemoniers, om van de Peil bevrj'd te-^yn. ibid.
Brandoffer tot God. ibid.
AanmerJcelyke Oiferhande van iiet 6':^ifche volk aan Mars. il'id.
Aan welke Gaden de Paarden geofferd wierdea. 199
-ocr page 414-Β L Α D W γ ζ Ε R.
Wat de oude Hebreëa door een Stier- en KalfofFering'betekenden. 2ö!
Zwarte Stieren door de Beotienfers aan Neptumis geofferd. ihid.
Stierfpelen te Romen den Helfchen Goden toegcwyd. ihid.
Ortethande van de Roomfche Cenforeu ibid,
üftiïrhanden der Romeinen en Lacedemonicrs na deverkregeneoverwinningen.
ihid.
De Athenienfers oiFerden alle jaaren een Os. 202
Offerhande der Thelialienfers op het graf van Ackilles. ibid.
üfferhande van die van Rhodes aan Hercules. ibid.
Beotifche otierhande aan Hercules. 203
Pleciitigheden welke de Scythen gebruikten om de Goden tot hulp tegens hun-
ne vyanden te verbidden. 204
Wat men door het woord Hecatombe verftaat, ibid.
EzeloiFering der Hyperborienfers aan Apollo. ihid.
Den Ezel by de tgypcenaaren, als een onrein dier, gehaat. 205·
i)ie van Candien eerden het Varken als een God, ibfd.
Offeringe eener Zwyn, gebruikelyk in de huwelyksfeeüen der Prinfeii. ihid.
Als mede in het Hyjlerifche feeft ter eere van Fenus, ibid.
Offerhande aan de Godinne Maja. ibid.
En aan Ceres., na de begraavinge der overleedenen. ibiJ.
Offerhande voor de zonde door een Bok. 206
En welke plechtigheden men daar by gebruikte. 207
Ofierhandc van Hercules aan Jum. ibid.
Waarom de Bok aan Bagchus geofferd wierd. ibtd.
Dankoffer der kraamvrouwen aan Juno. - 20S
Verfcheidene offerhanden der Honden. ibid.
Een belagchelyke jaarlykfche offerhande van een Haan door die van Methone,
en hunne plechtigheden, tot voorfpoed van den Wynftok. 209
Ofïerhamde der oude Romeinen aan EfcuUpius. ibid.
Den Eendvogel door de Beotienfers aan Hercules geofferd. ibid.
En door de Pheniciers een Kwakkel. ihid.
Offerhande der Cyrenienfers aan Saturnus. ibiJ^
Der Egyptenaaren aan Mercurius. ihid.
Der oude Gaulen aan210
Der oude Romeinen aan de Godinne ibid.
Der zeiven aan Vulkanus. ibid.
Een andere Romeinfche Offerhande aan den zeiven God. ihi^^
Offerhanden der Egyptenaaren en oude Siciliaanen aan Ifts en Ceres, 21 r
Leliën de Nymphen toegewyd. ihid.
Wat het korfken op het hoofd van Serapis betekent.
Plechtelyke offerhande der Egyptenaaren aarö öyir/>.
De Cyrenienfers aan Achor. iy^J
- De Egyptifche Priefters offerden met wyn tot een ïoenoffer der Goden, ikid
Offerhande der Romeinen aan Mercurius.
Volmaaktheid der Offerhande by de üuden door een ronde kring betekent, ibid.
-ocr page 415-Negentiende Hoofdstuk.
Van de Priefierlyke Gewaaden of Kleedingen, als mede van de gewyde
Vaten ^ en andere -zaaken tot de Offerhanden behoorende. ihid.
Wanneer de Egyptifche Priefters in 't zwart Gewaad verfcheeneu. 213
De ïelve koleur eigen aan de Boetvaardigen, iUu,
En Rouwdraagenden. - ihid.
Als mede aan Ceres, En Pluto. ihid.
Waarom de Prieflers van Ifis Qn Ofiris Hnne klecderen dtoegen. ibid,
Linnen Onderbroek. En Gordel. ibid.
Wat voor fchoenen by de oude Egyptenaaren gebruikelyk waren, ibid.
Waarom de Egyptifche Priefters pluimen droegen. aij-
Waarom de Egyptifche Priefters hun hair dïgelyks fcheerden, 21.6
Numa Pumptltus eerfte aanftelder der Romeinfche Priefteren, als mede hunne
kleedingen en gewyde vaten tot de Offerhanden behoorende, 217
TIENDE BOEK.
EersteHoofdstuk.
Verhandeling van de BeeUhowwcrf. zzj
Inleiding. Oudheid der Beeldhouwery, ihid.
In de tyden van Alexander hebben de Schilderkonft en Beeldhouwery haare
volmaakifte gronden gehad. 224
twede hoOFDSTUJK.
ZZf
ibid.
ibid,
ibid,
ibid.
ibid,
ibii,
226
ibid.
ibid*
JVat de Beeldhowwery is.
En waar in zy beftaat.
Hoe veele Stoifen zy bewerkt.
En welke die zyn.
Haare Werlituigen.
Hoe zy een Beeld bewerkt.
Waar in zy beftaat.
En wat tot de zelve vereiTcht word.
Haar vermogen.
En welke Boeken een Beeldhouwer noodzaakelyk zyn.
ZIJ
Drie-
Van de BasreJeves.
-ocr page 416-Β L Α D W γ ζ Ε R.
Driederlel foort der xelve.
ün welke die benevens hun gebruik.
Vyf waarneemingen in 't ordineeren der zelve.
En aanmerking van de nattigheid dezer verhandeling»
Wat de Beeldhouwer van den Schilder ontleent.
Aanmerking op de daaging van deze driederlei Basreleves.
Licht van d'eerite.
Der twede. En van de laatfte.
Misflag in het plaatfen der Basreleves.
Manier des Schryvers in 't fchilderen van Basreleves.
En de manier om het uit te voeren.
Befchryving van de derde foort.
A'Ien moet vooral de Perfpeólief verftaan.
Van de fchaduwen der Basreleves, Beeldwerk, en andere Gleraaden op
ren en vaile plaatfen gefchilderd na de daaging der zelve.
Hoe men op Vaazen, Potten, enz. van hout, of vlakke voorwerpen
fchilderen.
En der zeiver koleuren.
Kleenachting voor de Eeeldhouwery in deze landen.
vierde hoofdsttric;.
P^%n de kracht, eigenfchap, en fchikking der Basreleves.
Stoife en voorwerpen om Basreleves af te maaken.
Voorbeeld in Juda tn Thamar.
Verkeerd oordeel van de Basreleves.
Kennis en gebruik der Alouden van de zelve.
Voorbeeld in een bekende Basrcleve van Meleager door Perrier geëtft.
Oud bchildergebruik.
Vyfde Hoofdstuk.
fan de Kleeding der Statuaas en Basreleves,
Op de Kleeding der Statuaas moet men zich niet vertrouwen.
En hoe zich daar in te gedraagen.
De vliegende Kleêren zyn niet als op de twede of derde grond eigen,
Hoe veci ièdert eenige eeuwen in deze Konft gevorderd is.
Voorbeeld in den Ridder Berm».
Keizer, En Quemoy.
Verkiezinge des Schryvers omtrent de Beeldhouwkunde.
En redencering over zyn gevoelen.'
Misflag van veele Beeldhouwers.
Vergelyking tuifchen Bemin en de Ouden.
Oorzaak der verachtering in de Konften.
Orsderfcheld der Grieken en Romdnen in hunne Statuaas.
Wat in het fchilderen der Statuaas en Basreleves waargenomen dient te
den.
11, Did. ggg
Wil
ihid.
ibii.
ihid^
'thid.
ibid.
ihid,
2Z9
230
231
ihid.
muu-
ihid.
moet
Z32
tbid.
ihid.
'ihid,
ibid.
.^34
ibtd,
ibid.
ibtd.
ibid.
237
ihtd.
ibid.
.238
ibtd.
ibid.
.239
ibia.
wor-
240
De
Β L Α D W γ ζ E R.
De verfchillende foorten van wit Marmer. ikU.
De Ouden hebben het wit Marmer, om gedenkwaardige ïaaken uit tebeelden,
boven het gekokurde geileld. ihiAi'
De verbeelding van de grasuwe Stukken. iyid.
Welke tegen bekwaamc gronden moeten gevoegd ïyn. 241
Zesde Hoofdstuk.
Vm de heweegingen die pien.de Pronkbeelden doet "jertoonen.
Voornaame opmerkijigcii in de beweegingen der Pronkbeelden.
Waar in een Pronkbeeld beftaar.
Zo uit de H: GeichiedeniiTen, a's in waercldlyke.
Vcrichii in de Pronkbeelden.
Oogmerk en behandeling der Ouden in de zelve te verbeelden.
Voorbeeld in drie opmerkelyke Pronkbeelden,
Ingeworpene zwaarigheid opgeloil.
Noodzaakelyke waarneeming omtrent de byvoegfels der Pronkbeelden;
voorbeelden te kennen gcgeeven,
In Ltiaetui.
Dido. ExxThishe.
iUd.
ibid,
241
ibtd.
243
244
ibtd.
24i
door
ibid^
246
ZevendeHoofdstuk.
Van de plaatfing der Beelden op Pedeflallen^ Frontefpiejfen ^
en andere plaatfen.
Bepaaling der Bseldhouwkonii.
En waar aan de Beeldhouwer verbonden is.
Gebrek van opmerking in het plaatfen der Beelden.
Het goed oordeel is hier in het voornaamfte,
Bewys der ft^elling door Voorbeelden.
Twede Voorbeeld, voor de Schilders. ' '
Breeder verklaaring van de eerfte Prent. ' '
Van de kleeding der Beelden en plaatiing der Naakten.
J3reeder verklaaring van het twede.
En van het derde Voorbeeld,
Oplosiing van een fchvnfirYdigheid.
Ver,antwoording des Schryvers op een twede tegenwerping.
Kwaade opvolging van veele Beeldhouwers,
Wigtige opmerking omtrent handen en voeten.
Voorbeeld in de Prent wegens de voeten.
En redeneering over handen en 't gebruik der modellen, nevens
fcheid.
Niffen^
m
ibid,
247
ibid.
ibid^
248
ibid.
249
ibid.
25-0
ibid.
ibid,
ij-I
ibid.
het onder-
ibid.
Acht-
-ocr page 418-Β L Α D W Υ Ζ Ε R>
Achtste Hoofdstuk.
De nutheid van het Boetfeeren der Modellen.
Nut- en noodzaakelyKheid van het Bostfeeren.
Manier des Schryvers in het boctftereii der Ba^releves.
Ν Ε g f ν D Η O F π S τ r K.
JVaar in de welfimdigheid vm een fieene Beeld of Statiia mei 'zyn Pe-
dertal is geleegen, z.o wel binnen als huiten j nevens het toepajjen der
Pronkvaazen en Borftbcelden, ibid,
Onderfcheid der Pcdertallen onder mannen- en vrouwenbeelden. ibid.
Vraag voorgeiteld. En opgeloft. 2f4
Aanmerkiniien en regelen die de Schilders zo wel als de Beeldhouwers nood-
zaakelyk in acht behooren te neeaica. " ' i'^id.
Tiende Hoofdstuk.
ffoe de Frontefpiejfen der'Tempelen^ Huizen^ en Schouwplaatfen ver^
cierd behooren te worden. 2,ff
Verbeeldingen in frontefpielien van eenige Tempelen. ibid.
Byzondere. ibid.
i
• Eerste Hoofdstuk.
• Verhandeling van de flillevens. zfp
Wat het woord Stilleven te Zfggen is. ié»d.
Vier der voornaamite foorten van voorwerpen, in de Stillevens gebruikelyfe}?^/^.
De natunr t-n e genfchap der plaatfen in de Stillevens. 261
Geen gekolenrde verbeeldingen, noch doorzicht., mogen tot achtergrond in
deze verkiezing te pas gebra!Jt worden ' ibid.
Maar wel Bnsreleves, oi'toeëigenende Borfibeelden. /b/d.-
Eenïge Bioetnen, Vruchten, en Inilrumenten aan verfcheide Godenen Go-
dinnen toegeëigend. z6z
Τ we de Hoofdstuk.
Concepten voor Basreleves^ dienende tot floffeeringe der SülleVens. ibid.
Basrelevci tot üc Bioemen. En V ruchten. ti^td.
^ ggg 2 En
2fi
Β L Α D W γ ζ E R.
En Inftrumenten.
Tot de Lente, Zotncr, en Herfft in een Tafereel.
De weliiandigile gronden voor de Vruchten dienende.
Tafereel. Lente, Zomer en Herfft in dit Taferee! te pas gebragt.
De fchikking en koleuren der zelve.
Vermaaning aan de Stilleveiifchüders.
Twede Tafereel. Zynde iiet tegendeel van het voorgaande.
De fchikking.
En koleuren in de^e aangetoond.
Derde Tafereel-
En fchikking der zelve.
Wysheid, Kykdom, en Eer in het vierde Tafereel te pas gebragti
ibid.
265
ibid,
2Ó4
ihid.
us-
'bid.
ibid.
Ite
ihid.
ibid.
2(5:7
Derde Hoofdstuk. Eenige verbeeldingen op hyzondere Perfoonen toegepafl De goude Halsfnoer, en het daar aanhangende Hart met De goude Kroon.; Armbanden. En Kingen. Den Hoe4 De DiamanKj (J J i Depluim. DeTronipét.' ' ' ' De geborduurde Rok ......... En Basreleve. · ' ■ ' ^ Twede Tafereel, op een Rechter. .,.r ■, , üitlegginge van de genoemde Voorwerpen*. - ■·■ De Wigchelroede en Heirbyi. De'Seiireii: ' - De goude Keten. De Staf met Klimop. yet Foliantboek. De Palmboom, Tafereel op een Rechtsgeleerden. Uiilegginge van de Vooiwerpen. - Van Mercurias, op de vierkante fteen flaande, De Roede of Cadnceus. Als mede de Slangen om de zelve. De Olyftak.· |
, bekwaam om met ibid. edele geüeentens be- 273 . ihid. hm: i74 ibid. 27ί· |
Β L Α D W γ ζ E R.
De Vleugels aan hoofd en voeten. De S^hmx.
Het Zwaard en Schild. De Lier of Harp.
De Lamp.
De Inktkoker, Pennen, en een rol Papier.
De Zeef. De Boeken.
De bloem Irias. De Krans van lauwrier en klimop.
De Ceder en Mirthus. En Eikenkrans.
Het Basreleve.
Tafereel op een Godsgeleerden^
En van de Voorwerpen.
Van het Autaar. En Lamp.
Het Borfiharnas. Het Zwaard.
De Pylen. De Trommel De Klok. En Harp.
Koel- en Rookvat. De Zeef. En het Kooru.
De Brooden. En het Deeg.
Het Zout, En de Linnen Gordel.
Het Vlas.
Het Rad. En de Saphierileen.
De Olyftak. En de vier Cirkels..
De Driehoek. De Vierhoek.
En de Steenrots.
Palmboom. En Cederboom.
Als mede den Berg in hec Tafereel verbeeld;
Den Elephant. tn Oyevaar.
Elf Haan in het Basreleve vertoond.
Het Moilertzaad.
Aanmerking over dameenigte voorwerpen in dit laatfteTafereelbegreepen
V i ε r d ε Η o o f d s τ υ κ.
De edelmoedigheid der Romeinen jegens hnnne Veldov,erilea en Soldaaten. ibid.
Hunne gewoonte en manier in het naauwkeurig onderzoeken van.kloekmoe-
V dige Pertoonen.
Èn .hunne heerlyke Gefchcnken en Belooningen. ibid.
Dat de oude Romeinen zo in dapperheid als krygstugt boven alle Volkeren
vermaard zyn geweeft. ihid.
De verfcheidenheid der Eerkroonen.- 300
De Belegeringskroon.
De kleene Zegenkroon. De Muurkroon.· 303
De Scheepskroon. Die der Atheeners. 30^
ibid.
ihtd,
^77
278
iibd.
279
ii>i<).
280
ihid.
281
ibtd.
2S2
284
i86
287
285
289
292
293
tbid.
29 τ
20
ibtd.
298.
3C6
Als mede hunne firafFe tegens de lafhardgen.
307
309
ibid.
31a
ihtd.
.3'3
tbid.
Vyfde Hoofdstuk.
Van de pkchiigheden der Romeinfche l'riomfen en Zegenprdalingen, ihid-
De maniere der inkomfte.
De ZegenpraaÜng van Faulus JEmilms.
Verfcheidene Praal- of Zegenwagens der Romeinfche Veldoverflen.
En derzelver betekeniiTen.
Verdere omftandishedeii in de Triomfen gebruikelyk.
Maniereen oorfproiik van de Eerepoorten, en opgerechie Zegetekens.
En haare oudheid, 't Getal der Romeiniche Zegenpraalenden.
Griek fche Triomf of heerlyke vertoooing van Ami^onus.
Dekleenezegenpraaüng der Romeinen, Öz/^i/c genaamd, en haare oorzaak e. ^ij*
Zesde Hoofdstuk.
Van de wyze der -vier 'uoornaamffe en openbaare Griekfche Speten
ter eer-e van wk de zelve ingefieU waren.
Eerfte vinders van de Olyripilche Spelen.
Vyf oeffeninaen in de boveniemelde Spelen gebruikelyk.
Verklaaringe der vyf oeileningen.
De Loop. De Worfteling.
Her vechten met vuiften en ilinger, De Worp.
De Sprong. Kroon van de overwinnaars.
Invoeringe der Pythifc-he Spelen.
En oelièning der zelve.
Waar in dOverwinningskroon befiond.
Inilellinge der Nemeefcbe Spelen.
En't fvorfprohkelyke geval der zelve/
Gevoelen van andere Schryvers wegeil-s het voorval.
De Zegekroon in dexe aan de Overwinnaars uitgedeeld.
Jnvoeringe d.r Ifthmifche Spelen en de infteldi-rs daar van.
De gefchiedeniire waar uit deze Spelen gefprooten zyn.
Leucotheti m P(tUmon.
Waar in de Zegekroon der Overwinnaars beflond.
En de maniere h ·ηηιτ inhaalioge.
Wie de aüerterilen gekroond zyn geweeft.
De Eikenboom.
Pvnboom. De Lauwrier. En Vygeboom»
De Granaatappelen , en witte Lelien.
Den Olyf. Lingras. Mirthus.
Kooniairen Veil of Klimop.
De Wynilok'. De Cvpres.
De Pynboom, De Populier,
en
j
317
ibid.
ibid,
318
319
thid.
.3-0
ibid^
ibU.
ibid.
3^3
3-24
. 1:
ibid.
' ibid.
.3Z8
3^9
ibid.
ibid.
330
331
Ze-
Β L Α D W γ Ζ E R.
Zevende Hoofdstuk.
Van de Krygskleederen en Wapenruflingen der èyzondere Volkeren, doch
'voornaamently-k 'υαη die der Grieken en Romeinen. ibid.
De Schryver toont eenige i-nisilagen aan, begaan in deze iloffe door Tefta^
Poufyn, hemï-elven, en zyn Vader. 332.
Waarfchouwinge aan de Schildergeeiien dienaangaande. 333
Krygskleederen en wapenen der Grieken, thK^
Krygsordening der Romeinen. ilfid.
Wapenen der Felites· ibid.
Haftati. Principii. Triarii. Έη Herculeaanen> 354
Numidiaanen en Cretenfers. tl^id.
Ligarienfen. Scythen. Amaï.oonen. H'id.
Gottlien» Konftig krygsgebruik der ïelve^. 30
Perfiaanen en Spartaanen. itid.
Kleedinge van Darius. l id
Daciers, Parthen, Meden, en Syriers. 537
Phrygiaanen, Armeniers, en Carthaginenfers. ibid.
Macedoaiers, Troyaanen, en Lacedemoniers. ihid.
Cariers, Traciers, en^thiopiers. - jhid.
Indiaanen, Arabiers, Lybiaanen, en Egyptenaaren. 358
Major-en Minorkynen, iEthoüers, en Zwitfers. ib:d.
Gallen, Samniten, en Ager Picenus. _ ibïd.
Byzondere aanmerking op eenige zwaarigheden in ïommige verhaalde dingen,
en het gevoelen des Schryvers dien aangaaade. · . 339
Achtste Hoofdstuk.
F%n den oorfpronk der verfchillende Veldtekenen en Wapenfchilden, m
onderfcheiding der Volkeren en Geflachten.
Natheid de/er kennis voor Schilders en J3eeldhouvt'ers. thid.
Oorlogsteken der oude Romeinen,
Periiaaiien.
Cretenfen, Candiotten , en Laiyuen.
De Batavieren voor de waardigfte gekend tot het draagen van de groote Arend-
ftandaajd.
Vaandels der oude, en >onge HerculeaaKen,
De nieuwe Joviaanen. De QKartodecimmi. De Divhenfes.
De Thebaanen. Van den Keizer "Theodofim.
Traciers, Die van Smirna. Corinthers.
Oude Archiers van 't üoften. Het twede van Theodofius.
Van den Keizer Conflam.
Athenienfers, Cephalienfers, Syracufers, en TheiTaliers.
Gallen en Saxen. Cimbren. Armeniers. Cifiniaanen. Afiaanen.
Gotthen. Saliers. Bende van den Keizer Diocletianus.
344
ibid,
ibid.
ibid.
34ί·
ibid.
ibid,
ihid.
ibid.
ihid.
Eb
Β L Α D W γ ζ Ε R.
En Homrius. Troyaanen. Phrygiaanen. Terüodecimanu ^ ^^
Menapiers. Cynopolitaanen. Cortonaciers. Lacedenioniers. i'^td,
Indiaanen, Nerviers. Sagunniers. ibtd.
üiannters. Marcomannen. Curiaciers Zesde Parthifche.^ Anglevariers, 347
l^nlentiani, Libiers, Legioen genaamd. Alpini. i(nj„
Alaanen,'Bourgondiërs, en Swaaben. Egyptenaaren. Cornuti. it^j,
Peloponefers. Breotiers. Locreënfen.
AiTyriers. Arcadiers. Parthers Grieken. Meden. IVkcedoniers. ib,d.
C;5ppadociers. Scythen. Fhoeniders. Trszenienfers. /'^,·^.
Jfitiochus tegens de Galaters oorlogende. ihid.
/\rgon3uten. Mesfineeièn. jooden.
Het oorfpronkelyKt' woord der gegraveerde Schilden. ibid.
Schilden der eerite Armenifche Order. De twede. ibid,
Vefontiers. Menapiers Mantineërs. Romeinen. Spartaanen. Grieken. 3p
Troyaanen. Lacedcmoniers. MeiTeniers Athenienfers ibid.
Kenteken» van Adel onder de Jooden j en andere Goiterfche Volkeren, Ro-
meinen. Athenienfers, ibid.
Wapenfchildcn en Veldtekens der Helden. ^j-i
•Verhandeling vm de Bloemen. '^f j
Inleiding, ibid.
Het Bloemfchilderen maar een kleen gedeelte van de Schilderkonil: zynde, is
echter volmaakt. /bid.
De Schry ver houd ^erelβ voor den vermaardften Bioemfchilder die 'er ooit ge-
weeft is.
Waar in de deugd van een Bloemftuk beilaat.
Regelen die een Bioemfchilder heeft waar te neemen. 3i7
Dat het onmogelyk is zonder het leven te gebruiken te regt te geraaken. ibid.
Twede Hoofdstvk.
Van gefchilderde Bloemen in Zaaien., Kamers., Gaanderyen^ en voor-
naamentlyk tegen Plafonds tot cieraad dienende. ji^id.
Een regt Bloemichiider moet/zich niet ophouden aan gcmeene dingen die de»
meeik-n tyd verbeeld worden. i^'^·
De.Zolder. Boven een Bagchanaal. Boven de Alcove. gyb
-ocr page 424-Derde Hoofdstuk.
Dat een regt Bloemfchilder de Perfpeéticf moet verfiaan: als mede het
misverfland in V verbeelden van zommige oneigene dingen.
Reden waarom de Bloemfchilders de Perfpedief voor zich niet noodig oordee-
len.
En de gebreken daar van. 360
Misflag by veele heel gemeen. ibïd..
3Ö1
tbid.
ibli.
362
ibid.
Vierde Hoofdstuk.
Fan Bloemen op allerhande gronden.
Bekwaame gronden voor de Bloemeu.
Witte, Zv^arte.
Donkere, Graauwe.
Gloeijende, Goude, Zilvere, Kopere, en Metaale gronden.
Vyfde Hoofdstuk.
Van de fchikking der Bloemen en der zeiver kok uren in Fefions en Bou-
quetten. ihid^
Zes Bouquets opgeileW met hunne byzondere ïinbetekenende koleuren. ibid.
En verfcheidene koleuren by malkander paffende. ibid.
Schikking der Bloemen en koleuren in drie Feftons aangewezen. 363
Waar in de ichakeering beftaat. iota.
Nader en volkomener fchikking in een Fefton. ibid.
Rang der Bloemen. Üm de harmome in een Fefton te brengen. 364
Wyze hoe men een Fefton aanleggen, en opmaaken tzl. ibid.
ZesdeHoofdstuk.
Ver-Mg van de fchikking enflaatfing der Bloemen. 3(5^·
Waar op de kleene Bloemen by malkander gefchikt ïich het beft vertoonen.
Lieifelyke in een fmelting van koleuren in een Bouquet aangetoond. 366
Schielyker ronding in een twede Bouquet. itid.
De fchikking der koleuren in noch vyf Feftonnen aangemerkt. ihid.
En hunne fchakeering^ 367
Middelen van den Schryver aangetoond om de Bloemen en koleuren der xelve
in alle gelegentheden met gemak te leeren fchikken, , ibid^
Ί
< .Ί
I
II. Deel
hhh
DER.
BLADWYZER.
Eerste H ο ο f d s τ u k.
Tafereel van de Graveerkonfi in haar bezigheid^ firekkende tot een In^
Inleiding tot de verhandeling der Graveerkonft. ibid.
W F, D Ε Η O O F D S Τ tl Κ.
Fan de Graveerkonfl in V algemeei^. yjz,
Vergelyking van de Graveerkonft met de Schilderkonft. ibid-
Haare uitvrerking. ibid.
Fan de algemeene welfland die in een fcboone Prent vereifcht word^ he-
nevens het onderfcheid van Konfl- en Boekprenten. ibid,.
Wat in een goede Prent vereifcht word. ibid.
Onderfcheid tuiTchet) een Boekprent en een Konftprent.
ihid.
ikid.
37ί·
ibtd.
ibid.
■376
Fm het onderfcheid der Plaatfny- en Etskunde.
Voordeelen van de Ets - boven de Snykunde,
Bewys dat de Etskonii tekenachtiger is, en overeenftelüng van ieders arbeid.
Reden waarom het een veel eêr dan het ander vejkoozen vpord-
Tegenwerping van de voorgaande ikllinge.
En beantwoord.
Voorbeeld in driederlei afbeeldingen van een 7.elve Prent.
Des Schryvers moeite tot het etfen aangewend. ibid.
Vof>rdeei uit dit voorbeeld te trekken. 37S
Fn wat tot de Konft vereifcht word. ibtd.
Nevens de middelen tot voorkoming. ihid.
En redenen van hnn gebrek, ibid.
Groote misilng in 't leggen der achtergronden veroorzaakt. 379
Nevens voorbeelden van goed en kwaad in de nevensflaande Plaat. 380
Noodzaakelykheid in 't eeril aanleggen van de achtergrond. ibid.
En aanwyïing wat het ftoppen eener Plaai zy. ibid.
Middel om veel moeite weg te neemen. ibid.
Slegte Copyen door SchOOfiebeek gQva^'^kt. 381
-ocr page 426-BLADWYZER.
Vyfde Hoofdstuk.
Aanmerkingen over de Arceeringen.
Wat omtrent de Arceering moet waargenomen zyn.
Dwaaling veeier Liefhebbers in het verkiezen van Prentkonit.
Redenen van de moeijelykheden eens Plaatfnyders,
Zwaarigheden di€ den Plaatfnyders veelmaal ontmoeten.
Middelen om die voor te komen.
Wat een Plaatfnyder behoorde voor en in het fayden te doen,
Voorbeeld van Goltfius in ïyne manieren vao tekenen voor het Plaatfnyden.
Voorbeeld in de nevensftaande Prent.
ihid,
tbid-
ibid,
ihid.
ihid.
383
fbid.
Zesde Hoofdstuk.
Naawwkeurige aanmerkingen over het fiippelen van veele Plaatfnyders
in hunne werken, 384
Misbruik in het ftippelen begaan, ihid.
Middel om dit voor te komen. ibid·
Hoe men het ftippelen gebruiken moet. ihid.
Middel om iets wel uit te kloppen in de Plaat. ihid.
Ander middel tot het zelve. 3SÖ
ihid.
Zevende Hoofdstuk.
'Van het et [en der Basreleves.
Opmerkingen en vergelykingen over het etfen van Perrier en P. SaKMi in de
Basreleves. tbid.
Nevens eenige aanmerkingen daar over. 388
Des Schryvers manier in het behandelen der Basreleves, ibid.
En zyne opmerkingen wegens het licht in de zelve. ibid.
Achtste Hoofdstuk.
Fm de Plaatfnykunde en het leggen der Arceeringen. ihid.
Gebrek aan fchriFten deze Konft betreiFende. ihid.
En onderzoek na redenen daar van. 3S9
Wat in deze Konft zo wel als in de S.childerkonft te gelyk waar te neemen is.
ihid.
Waarom de Plaatfnyders meer tot de Schilderkonft overgaan, als deze tot de
andere. ihid.
Van het leggen der arceeringen na 't feeloop der :PerfpeSiief. 390
Verklaaring der twede Plaat. ib-ul.
Redenen van veeier misflag en de oorzaak aangetoond. ibid.
-ocr page 427-Β L Α D W γ ζ Ε R,
f
En \'erdere aanwyïing der Plaat. j
Nevens het verfcbil in de witte of licht gekoleurde voorwerpeo en
den.
399
ibid^
Plaatfnyder.
ibid.
400
ibid^
ibid.
Van de verfchilkndheid der voorwerpen. ,
Moeijelyke gevolgen die de Schryver wegens het leggen dezer gronae
wagten heeft.
Breeder bewys van lyne Oelling, en aanwyzing hunner misgreep.
En voorbeeld van misilag in Berry.
£n in noch een ander.
Gebrek in de oude Plaatfnyders.
Manier hoe men gladde en blinkende ligchaamen behandelen moet.
Zwaarigheid omtrent het fpringen der gronden weggenomen.
x\'iiddel om de grond te beproeven.
Desgelyks om de harde ommetrekken, in het etfen begaan, uit te doen
Negende Hoofdstuk.
Van de Zwarte Konfl.
Afbeelding van 't Pronkbeeld der Zwarte Konil.
Verklaaring des zelfs.
Onderzoek na den oorfpronk van dien naam.
Loi der Zwarte Konll, benevens haare voordeelen.
Prins Robbert de eerile vinder dezer Konfit.
En van een zeker Metaal.
Gemakkelykheid om de Zwarte Konft te leeren.
Ztt-aarigheden in deze Konit.
Middelen om die voor te komen.
Verfchil tuiFchen het graveeren van een Schilder, en dat van een
Hoe gemakkelyk het fchraapen den Schryver gevallen zy.
Voorwerpen of iloifen die in de Zwarte Konil meeil: eigen zyn.
Oneigene naam aan deze fraaije Konit gegeeven.
ibid.
groa,
39a
te vci·..
.393
.354
.39y
ibid,
ibid,
. 395
397
ibid.
398
ibid.
ibid.