^ YEHISUFT ;
i-r-r 'ïi
YLYT.
-ocr page 2-■Ι-/.
m
h
-ocr page 4-Ψ·
l·'
■ <-
f'
/
-.ί-ΤΜΑ Si
Λ. -
ji V JT
-ocr page 5-Ro^ R
1/x
^ ^ /r f
r <r ^ >
<y :
■
r
m
<y
^ ti'. ^ V?· li^ó'' ^^ eT-j· .
cLy^^^
-ocr page 6- -ocr page 7-TER
Zynde een korte en zeekere weg om door middel
van de Geometrie of Meetkunde y dc
Teeken-konft volkomen te ieeren.
DO O R
GERARD DE LAIRESSE.
EERSTE DEEL.
t'A Μ S Τ Ε R D Α M,
By WILLEM de COUP, Boekverkoopcrop'tRockiis,
aan de Valbrug, M. D. CCL
KUNSTHiSTORISCH INSTITUUT
,DER RIJKSUNIVERSITEIT UTP.ECHT
Ier word
Tot vrou w ______ , _____
______ öntfpringen zal, zo dra de Leerzucht zich verfpreid
In 't brein der Jonglingfchap, en die na'cr kennis dorften.
Wy zien , in 'c oop'nen van dit heerlyk Konfttooneel,
Natuur en Geeftigheid ten ftryd gaan op 'ε Paneel.
cornelïs S we erts.
Et zaad der weetenfchap word met de menfch gebooren,
Hoewel niet eens van aart; men kent zyn krachten niet,
Voor dat in 't eerftder lent het flaauwe blyken Ichiet,
Waar uii een fchrander brein 't vernuh fpeit van te vooren.
Dit jeugdig fpruitjé dient gekoeftert na behooren;
Geen foriTe dwang baart goed; de geeft lyd geen verdriet j
Zy geeft, al Ipeelend , zich aan ftreelnimphs bly gebied,
Die leid haar na de prosf wat nutil: haar d4ent verkooren.
Natuur toont dubb'le gunfl: door haare vruchtbaarheid ,
Aanjonge Geeften, wien een liefde tot haar leid
Die't leerziek hart in zucht tot't hoogft der kunft doet blaaken»
L ΑIR Ε s s' baant hier een Ipoor, voorde eerft ontvonkte jeugd i
Volgt zyne leiTen, met gewilligheid en vreugd,
Ziet hoe zich hier Natuur en geeft om ftryd vermaaken.
T. Arentz.
i een aarJig Kind , door Streelgeeft, voortgeleid
Liw Natuur, om't zóg, dat uit driedubbele borften
1,
VAN ONS
Onder de Spreuk Ingenio hbore.
Waarde Vrinden.
Ε Reeden die my aangemaand heeft, om de eer-
ftelingenmynerarbeid, iilieden op te offeren, is
Igeweeft, de verpligtiiige van dankbaarheid, die
^ ______ik aan myn getrouwe vrienden fchuldig ben j want
zedert dat het ongeval my van 't gezicht beroofde, dat niet
alleen myn't zien, maar bykans alle luft en genegentheid tot
deKonft wegrukte, endemyineenftaatals Leevendig dood
hield : Doch den Heemel met myn ireurige tyd bewogen
gaf my te verftaan, hoe dat ik belt myn Leedige uuren zou-
de kunnen werkftellig maaken , 't geen in 't eerft wel wat
bezwaart, maar daar na doch gemakkelyk vond. Waar in
gy lieden , niet alleen myn lufte hebt vermeerdert, en uit
den ilaap der treurige opgewekt j maar ook in kragten ge-
ilerkt, en onder een vreedzaameeenigheid, nu by de elf j aa-
ien, dezevergaaderingin myn huys bygewoond, het welke
ik voor 'taldergrootfte geluk waardeer dat voor my konde be-
dagt werden j dewijl Gy Lieden my altyd als vriend bejee-
gent j en ook aanleiding tot nieuwe denkbeelden hebt ge-
' 3 ^ee-
#
-ocr page 10-geeven, ja zo, dat 'er op allerlei wyze van de Konft, in 't
breedewerdgefprooken, vermits gy lieden alle Konft-oefFe-
naars zyt. Door welke ftandvaftige ieverzucht tot deze E-
dele OeiFening, ik geleegentheid tot Redenkaavelinge, en
ftof om te fchryven gekreegen heb : ja myn neergeflaagen
Geeft, is daar door zo ver opgequeekt geworden, dat ik de
Grondilag van iever, tot opbouw myner kennis, aan UE.
Perzonen verfchiildigt ben. Terwijl ik myn meeftc vleid
heb aangewend , om deze Konft , die voor alle menffcfien
zo noodzaakelyk is, tot noch toe, met geen wifle en vafte
Reegels befchreeven, eens uit de duiftere gronden klaar op
te helderen, 't Is waar dat doen ik by 't gezicht was, voor
€en Schilder, na proportie meede wel wat heb geweeten, en
daar ook wei beginnen van te fchryven , maar wie zou die
de Theorie verftaat, en zyn gezicht heeft, zo veel tyd willen
neemen als'er van nooden is, om het duidelyk en klaar te doen
begrypen, al het geen deze Konft betreft? zou hy zyn tyd
met meerder nut en voordeel voor hem, niet beeter kunnen
befteeden ^ met zich in de Praktyk te oeifenen r Daar doch
de noodzakelykheid van 't fchryven voor een Konftenaar,
heel veel aan geleegen is, want het de Memorie zonder op 't
papier te ruften , onmogelyk dragen kan. 'T is myn wel
leed, dat ik in myn tyd niet meer gefchreeven heb, en 't zal
my nooit berouwen zo veel moeiten aangewend te hebben,
temeer, om dat ik zedert het voorzeide ongeval, meer in de
Konft , als by myn gezicht heb gezien. Gelieft dan dit
Traktaatje met zodanigen gunft te ontfangen, als het UL.
\verdopgedragen, ombygeleegentheiden luft, zo der alte-
mets een halfuurtje mogtoverfchieten, daar in te befteeden j
mogelyk zal in het zelve iets gevonden worden, dat met Ü El
alle zinly kheid en zmaak over een komt. Doch ik vêr25©ek bui-
ten dit, myn geneegene vrienden, dat gy lieden, in 't geene daar
ik
-ocr page 11-G Τ.
ik te weinig , of re verre mogte ingegaan zyn, door UE,
Vriendlieventheid te verfchoonen ,'ende my verders, met UL.
Broederlyke geneegentlieid by te woonen, om't voornemes
van'tgroote Boek, waar van dit een voorloper is, met Liefde
en genegentheid, aan alle Konftminnende op te offeren. Ver-
hoopende, datdenHeemelinditonsvoorneemen wil begun-
ftigen , en dat UE, allen meer en meer met gezontheid en
voorfpoed, mach gezegent worden. Dit wenfcht hy, die
is, enblyft
GERARD DE LAIRESSE.
-ocr page 12-Van de
TER
DOOR
Ε blinde Ziender, welkers trant
Van dichten, door heel Griekenland,
De Poëzy in eeren bragt.
Word 5 om zyn geeft, noch hoog geacht.
Al ftrekte 't hem tot weinig baat.
Al was 'er toen geen Mecenaat,
Zo kreeg Homeer nochtans de naam
Van Vorft der Dicht'ren, door de Faam,
Die zyne Kunft in top verhief.
Elk ki:eeg de Zanggodinnen lief.
Toen elk verftant en oogen kreeg.
Dit bragt een Blindeman te weeg.
Dus won L a i r ε s s ε ook ieders gimft.
Zo dra als hy de Schilderkunft,
De zufter van de Poëzy,
In tóp bragt, door zyn Schildery.
Hy deed hier, in ons Nederland,
Italien, op zynen trant,
Verlekkeren, en Roome zelf
Verheft ζ γη Kunft aan'tKimftgewelf,
V Daar
-ocr page 13-Daar Puiktai-reelen ftaan geplaatftj
Zo dat zyn lof, te rug gekaatft.
Den Neederland'ren zuift door 't οογ^
Alwaar men hem, als in een kootj
En * ring van wakk're Geeften fluit.
Daar munt hy boven and'ren uit.
Als iiy s idie nu *t gezicht niet heeft,
Den Kunftenaaren leffen geeft,
Zo wel als aan de Schilderjeugd.
Hier zien wy hem4ie eed'le deugd
Nu oefFenen, en in 't begin
Eens kinderachtig, om de min
En liefde , van de Joïiglingfchap ,
Te trekken 3 en op de eerfte trap
Te leiden. *t Is verftandig zyn
Hier kinds te weezen in den fchyn.
Men fteur' zich aan geen kinderpraat.
Daar zich de Jeugd zo leeren laat.
Eerft leert hy, eer men loflyk dwaal.
De PaiTer, en het Liniaal,
Net hand'len, eer men fteek van grond.
En Vierkant, Driehoek, Regt en Ronds
Moet dan wel regt begreepen zyji >
Eer elk wiskundig trek zyn lyn.
Dan oogtmen op den Horizont,
En t Zichteind, daar het al na'er rond^
En daarmen al na'er wijken ^iet.
Zo op den '^OQrgrond., ^Is 't Verfchiet.
Hier doet hy , aan die Plutus eert,
Met een bezeiFen, hoe verkeert
Men de oeffening der Kunften duid.
En welk een nut dat ieder uit
De Teekenkunft al kan ontftaan.
Al is men al met geld bcla'en.
* Inzya
weeke-
lijkfche
Byceu-
komftf
Ah
Als ons 'Geluk den nek toekeert
Dan word de kennis wel begeert.
De Weetenfchap verduurt den Tydj
Maar 't Goud dat raaktmen ligtlijk kwyt..
Dit word den Midas niet gewaar
Voor dat hy eerft zit in 't gevaar.
Eer hoort dien Eezelskóp geen raad
Voor dat hem de Onderweizing haat.
Ook dient 'er, tot de Schilderkunftj
Geen grof vernuft. Wie eer haar gunft:
Te Roome zógt, moeft eedel zijn.
Of vrygebooren , buiten pijn
En banden} maar Lai resse leert
Dat wie door Streelgeeft gcregeert.
En door Natuur word aangezet,
Dat die niet in zijn drift belet
Moet zijn, op dat de Jeugd de luft
En't ie ver vuur nooit voel gebluft:
Dies brengt hy hier Achilles by.
Die liever 't zwaard gord op de zy5
Dan zig in 't pronkgewaad, heel zacht
Te houden by het- vröuwgeilaGht,
\Vaarom hy, door Ulifles vond,
Daar hy in JuiFrenkleeding ftond,
Zich zelf, en zijnen aart, ontdekt 5
Waar door de Jeugd word opgewekt
Om fteeds zich zelf gelijk te zijn,
De Deugd te minnen, niet deii fchijηj
En dapperlijk te gaan ten ftryd,
Niet met geweer, maar kooi en kryt^
Op datmen, als een hgld. in 't perk.
Aldus gekent werd', door zijnfwerk j
En eeuwige eer alom behaal,
Al fchoon gehaate Laftertaal
Den K^Linftenaaren 5 die 't Geluk
Ontbeeren, fteeds met fmaad en druk.
Te keer gaat, fchoon de maag're Nyd
Hen 't Üangengift in 't aanzicht fmyt.
De grootfte Geeften gaan niet vry.
Homeer al wierd uw Poëzy,
Gelyk Lairesses Schilderkunft,
In tóp geyoert, waar kreegt gy gunftr
O Kumcj u bly ft die fchande by.
Want gy waart blinder noch dan hy,
Wiens eer te geener tyd verfterfc,
Apellesj die geen glory derft.
Zo lang de Kunft in eere blyft,
Hoe wierd de Lafter toen geftyft.
Wanneer Antiphilus u dacht
By Ptolomeus gantfch veracht
Te maaken, Groote Geeft van Dyk,
Hoe lag uw Tafereel in 't ilyk.
Wanneer gy ftaat noch goed bezat:
Hoe wierd die eed Ie Kunft beklad'
Maar toen gy wierd ten throon geftelt.
Wat gold die zelve Kunft al geld!
Wie dan verftand en oogen heeft,
Zie wie zyn naam voor eeuwig leeft.
Een botte gunftcling of dry
Maakt dat een flechte Schildery
Veel geld geacht word waard te zyn.
Men word beguicheld door den féhyn.
Dit onderdrukt den naam en geeft
Van hem, die waardig waar ge weeft
Verheft te weezen, door dc Faam ,
Tot aan 't geftarnte om zynen naam.
Nu voert hy Jongelingen aan ,
En leid hen op de regte baan,
En fteld in eind* de Laocoon,
En Griekfche Venus hen ten toon.
Met de Antinoiis, wanneerze regt
Verftaan wat hen is voor gelegt,
Al eermen aan het heerlijk Beeld,
Al waar iet Goddelijks in fpeeldj
Niet als een Promotheiis ooit fla
De hand, en raake in ongena.
Dan looft hy 't Burgervaderfchap
Aan Y en Amftel, om den trap
Gelegt na'er Schilderkunfl:gewelf>
Alwaar die eed'le Kunft reeds zelf
Praalt, ofze in 't marm're Tempelrond »
In't grootfch Italien, hierftond.
Of wel te Roome, op 't Kapitool.
Dank* witsen voor dat vrye School, «jonas
Wiens naam, gelijk een Mecenaat sen^Gc-
VanonzenTyd, ook nooit vergaat j r?"^'r
Maar die, gelijk een' wakk'ren Held, de/S
Tot aan 't gettarnte word geftelt. Amftei-
Hy eindigt dan door 't Twaaleftal
KunftleiTen, die ons heel en al
't Volmaakfte voorwerp kennen doen.
En leert voor 't fchynfchoon zich te hoén,
En 't rookrig Lamplicht nooit zo hoog
Te ftellen als den dag voor 't oog.
Men Teekene by 't helder licht.
Al mift Lairesse zyn gezicht,
Hy ftelt, men zegge watmen mag,
De Kunft dus in een' held'ren dag,
CoRNELIS SwEERTS.
Aan
-ocr page 17-Toen^yn E. zynTradaat, genaamt de
τ ER
Door den Druk gemeen maakte.
S 't met den Adelaar niet ftyl genoeg gevlogen ?
ó G εr α r d1 daar uw Werk, bemind en hoog geachtj
% "Werd tegens dierbaar Goud be^eerig opgewogen:
Gy hebt de Schilder-konft weèr in haar volle kracht
Geftelt, zooiangvoor heen berooft van glans en luiiter,
En haar verheerelykt dus op den Throon gezet.
Blaakt noch dat edel vuur door 't Akelige duyiter^
Dat konftbegccrlgen éf rechte wegen net
En zeker aanwyft, om niet flinks yan^t ipoor tc dwaalenj
Wie zal uw zorge: wie uw' aangewende vlyt,
fWie zal dit Puyk-juweel doch duur genoeg betaalen ?
Dat zelfs, zo waardig aan Minerv' zich heeft gewyd.
Bedank 6 Schilder-gceft! den arbeyd van L α i r i s s e.
Bedank cerbiediglyk zyn hoog verlicht verftand.
Schoon hy door 't noodlot moeit zyn' dierbaare oogen mi0cii,
Hy leyd u echter, als verziende by de hand
In 't edel Leerfchool, daar Euterp' haar Lievelingen
Kloek onderwyft, en ftip op 't breyn der geeften loert,
Wie van hen magtig is, om zo verr' door tc dringen
Tot daar Urania hem ftyl ten hemel voerd.
Hier legt de rechte grond van fchaduwen, cn dagen,
En omtrek 't hoog, en laag, houd hier de rechte ftreek.
Slaat deze weg maar in dan zu t gy nooyt beklaagen
Uw tyd, noch oeffening: wyl Ik L α i r ε s s ε fmeek
Voor u, om't werk, waar door de Tyber noch zalhooren.
Dat aan den Amitel is de Schilderkonit herbooren.
W. van der Hoeven.
-ocr page 18-G E R Α R D D Ε L Α I R Ε S S E,
Hoofd der Neder landz.e Schilders. ■
Wanneer zyn Ed. den Nederlander met zyne onderriclitingen
in de Teekènkonfl: vereerden.
;E Schilderkonft van ouds verheerlykt en geacht,
ΙΗςεή altoos zuylen. rot haiLr.-;,.opbouw voorigebracbt
I Zelfide achting diezy, door-haar Luyfter heeft verkreegea ί'
' Heeft haare Konilenaar gekroond met eere en zeegen.
Ja Α L Ε X Α Ν D Ε R , die het gantie waereid rond
Regeerden, wicrd door min tot de'je Konfb gewond:
Hygeefd Apél zyn lief Kj.mpafpe^ om hem het Leeven
En dat dier waarde. IConft, ook te eevens weêr te geeven.
Wat eedéiinoedigheid !: wat grooter Heldendaad |
't Verlaten vaneen Lief die'tineeil: aan'c herte gaat;
Om Konft en Konftenaar by 't leeven te behouwden !
Wat eerkrans vlegt rayn pen nu niet om 't hoofd der Oudeni
Maar, ach! de bitz.e nyd die de een tot de ander draagd.
Heeft hunnen yver en de gkntz der Konft vertraagd.
Tot wat volmaakrheid waar' haar luyfter niet gekomeftj. ' · ■ ■
Zo ons de Grieken en de Konftcnaars van Romcu '
Eens hadden aangetoond de midd'Ien, om de tyd ^
Te fpaaren, en de konft door arbeid en door vlyt
Tot haar volkomen ihac en hooger trap te heffen ?
Wien z.ag men 't lange werk tot zulk een eind bezeiFen
En Leevens korten duur ? De gronden hunner konft
Die ftorvcn nevenj hen: Wie is ooit door hun gonft
Bevoorrecht ? 't ftond elk vry hun arbeid na te fpooren, ■
Maar, door het wichtig wevk, ging moed en luft verloeren,
L Α i tl Ε SS Ε alleen die waagd zyn tyd , cn vat vol moed
Dien arbeid by der hand: hy toond op welk een voet
Wy 5 rot deffelfs geh-eim, heel veilig konnen naad'ren;
Befchouw zyn vlyt en geeft in deze weinig blaad'ren:
Zie wat hy de oudheid heeft, door zyn verftand, ontroofd.
O Landgenoot! wat nutiiangd u nu bovcQ 'c hoofd!
Geniet nu nevens my'het heil voor u befchooren.
Hy, die het zonnelicht heefd door zyn vlyt vcrloorcn.
Baard u een licht der Geeft en toond de Leerling aan,
Hoe zeeker cn hoe kort, hy tot die konft kan gaan.
Volg, volg die veilig ipoor^ ja leer nu, door een blinden?
O wonderwerk! de weg·door •duyfterniiten vinden.
Weeft dankbaar voor zyn moeyte en vlegd een eere krans,
Dis nimmermeer verwelkt, om 't hoofd des waarden Mans.
Jmflerd. dm ζ 8 vauHoojmmi
J70I. F.do Κ aarsgieter.
li
■ I ii
Ef is de waereld genoegz.aam hekend , hoe veel het ^terljk hulzjel^
Ίί^εΙβαηά, eener Jchoone gefialtc bevordert, daar heneeven dat een
vloejende fiyl y zeergroot vermogen heeft, om een gefchrift Jmaakelyk
te maahen:. doch mijn voornemen is niety de Konfilievende Lez^er met uitgekipr-
te woorden y of, z.eldz.ame voorvallen ^ bj de Hiforie-Schryvers genoeg be-
kend, de deftigheid van de al-oude Teekenkonfl y nevens des z.elfsgez^mch en ver-
mogen y op het hreedfle af te maden ; maar. alleen tot nui- en ■jLeerz.aamheid te
flrekkeny 'tgeen het eenigfle doelwit isy dat ik met almijnpoogingenz.oektetref-
fen Hier van daan komt het ,dAt ik zjoo lang in tujjfel ben gfweefy op W4t
wijzjiy en inwelkgewaadyik ditBoekp'^dendiünf^m-m^'i'irs z-ome deelach-
tig maahen y om Ιψ te verwekken tot het zjelve aan te.nèemeny te leezeny en op
een gemakkelyke manier te leer en,. Wanmer ik overdacht y niet te konnen miljen^
de voorbeelden van z^oo veel dφige ^chryvers te volgen^ welke in onzje Eeuw ,
dee:^e Stof zjoo heerlyk en groots verhandelt y echter Mlenoch éenige noodz.anhlyh
dienfiigheden overgefagen hebben,y %vaar over men zjch niet heeft te verwonderen^
nademaaldeez^e kon'f zja overvloedig dat men daar in nooit vollferd kan wor-
den, noch die genoeg in haar volmaaktheid befchrjven.JDcrhalven het den Lezjtr moo·^
gelyk vreemd voorkomen z^d'y dat ik dit weetendsy het z.elve werk evenwel heb
derven onderfaarh... Λίαατ door dien het reeds in mijn gelukkige, flaatgedoodverwt
wasy heb ik geen beter middeLweekn te.bedenken'om· mijn zru/aarmóedige ge-
dachten te v&rdryven y als met het. 'z.tliAey naar mijii zwak verfand , door
een gewoonelyke Schildetgeefigedreeveny eens op te maaken, Nopans beriik in't
eerfy docr andere denkbeelden wederhouden geworden, die mj er inner de y dat
ien zjelve ZMaky alleen door verfchtllendebewoordingevanverfcheide Autheuren,
aan de waereld is mede gedeeld ; En om my aan dit eigenfle ongeval niet dee-
lachtig te maakmy hek ik een nieuwe wijze verkoren,, om dat ik nieuwe z^aa-
ken, echter dezelve Kon ft betreffende y het licht meen te doen zien\ hoewel ver-
zeekert zijnde y datikvandemeefe menfchen met dezelve Kouleur zal geverwt
worden h welk ik my licht kan getrooften y dewijl den Hemel my veel zwaar-
derhinderpaalen heeft doen te bovenkomen : Als voor eerfly de onbekwaamheid
die ik hebhe van de duit ze taal, welke my niet eigen is y nabehooren te kunnen ge-
bruiken , cm het innerfe mynergedachten te uiten. En om zulks in 't Frans te dotn,
docht my ook niet, raadzaam, vermits ik zo lang in Holland gewoond hebbende, de
Pranfe Taal byna afgewend ben. Eindelijk mjne Blindheid fcheen alleen zzi^aarig-
neidgenoeg om my alle hoop ^tftefnyden^waar door ik tot een gelukkig einde van mijn
• voor-
-ocr page 20-voorneemen konde gerattken; Maar dez,e reedenen hebben my al t'zjtmen niethimm
wederhouden^om mijn Talent, door een brandende iever tot de Konfi ontfiooken, na
wijn vermoogen^deKonfiminnende mede te deelen. Ik kan ook niet βilzwijgende voor
byga^n^fWat gvoote d^khaarkeid ik de Heemel verfihuldigt ben , die met mijn
fmart bewoogbn, £ich eihdtiyk over mj ontfermt heeft,, dooraldiez^waanghedett
weg te neemen, en mj te begmfligen, door de oogen des Verfiands te verlichten, de
Memorie en Zinne-n te verferken-en mijn hand 4e gdeiden. Ζ θ dan ie"
wand wegem de eenvoudigheid des StijU^ φβ mnge andere kleinigheden mogt
beginnen te Schimpen, en een kinderljkedoeningeiem^men^i jculkstrekikmy niet
aan, ja hoe kinderachtig het zelve ook zjf, als het maar tot-vrugt kan flrekken.
Τm mderen, oordeel ik door een gemeene, of Burgerlijke manier van jpreeken,
meerder te weeg te kunnen brengen, als met eenhoogdraavendeββι die hieroük
niet dienfig zj-jn zjou , αΐζβ zjdks in 'thart der jonge ieugt niet indringen kan.
Verhalven ik nia als een Orateur gelijk reedsgezegt hme, maar als een Konfl-
minnendete voorfchijn kom, die alleen op een dtiiaelyke, en-voor al de waerel^
'verfiaanbare -wijzj, dezjelve op bet doek hebbegeüeld, en door mijn Zoons daar
van afdoenfihrijven, de yverz.iichtigel.iefhebbers der Teekenkonfi, op offere. Heb"
be daarom dit Boekje uitgegeeven, tot .onderwi]zJ>nge der eerfiebeginplen voor dt
jonkheid, en ook vervolgens vosr ieder een, niemand uitgez^ondert, tenhoogfle,
dienfiig en voordeelig, alz.ohet een hulpmiddel is, om alle menfchen totdeken^
nijfe te geleiden , waar door ay bekwaam werden, tot het aanvaarden van alle
Konfien en Weetenfchappen', alsSchilderkmde,Boukmde, Graveerkmde, Beeld"
hoHwery, Landmeetery die alle z.onder PenofKreon, enmoogelijk kunnen
ge oefent afgeleerd worden, ik heb mede daar plaat en in laatenfeilen, omdc
z,wakheid van hetiegrip der jongejeugt,te hulp te koomen,dat ik geloof my nie-
mand misprijz^en zaI , ds de nijd alleen. Maar die is nu zjo 'kennelijk en oud, dat ik
my daar niet eens om zjd verzoetten, mam-denken, dat de pijlen der Nijd &p het
Schild van de Deugd weer if fluiten. Zoo gy dan Geedgundigen Lezjsr
de moeiten gelieft te neemen , 'van dit klein flaaltje mijner geneegentheid ,
tot het einde, met aandacht door te biaaderen; twijple ik niet^ ofgy zjAlt'er
■meer in vinden, dan het uiterlijkbeloefdt Enzjohetumogt bώaagen, z/tltkmy
verplicht achten, om het ander Boek, totyordringindeSchUderkom ^ kort te Ua-
ien volgen.
h\
ι ;
Pi
FoL I
DER
Ζ Y Ν D Ε
Een korte en zeekere weg, om door middel
van de Geometrie of Meetkunde, de Teeken-
konft volkoomen te leeren.
_ Elyk het Alphabet of kennis der Letteren, deeerfte
p inleidinge van de Lctterkonft is, zo is desgelijks de
^ Meetkunde, het eerfte beginzeel die ons tot de Tee-
kenkonft geleid, buiten de welke het gantfch on-
moogelyk is, om daar toe , zoo wel als tot andere
Konilen of weetenfchappen, te geraaken. Want
door de zelve, leertmen de lengte en breedte, recht en
krom, dwarsze, fcheef, rond , ovaal, vierkant, zes of achtkantig,
geboogen,inwendig , uitwendig, en alle andere bedenkelyke figuu-
ren, doormiddel van trekken of ftreepen. Nu is de vraag, 'of'er wel
iets in de waereld bedagt kan worden dat eenig weezen heeft, hoe-
daanig dat ook zoude moogen zyn, of het is in de voornoenlide linia-
menten begreepen ? wy antwoorden geen de minfte. Wel aan , laa-
ten wy dan de Jeugt, die dingen vooraf tot een les geeven, en haar
daar zo lang meede beezich houden, tot dat zy dezelve vaft in haar ge-
heughenis hebben ingedrukt. Indien ik veel kinderen had, zou ik ze
geen van alle, eenige Konft of weetenfchappen laatenter handflaan,,
ai-eer zy wd leezen en ichryven konden ; en zo het in myn macht was,
ook de Latynfche taal, het welk zy in haar tiende of twaalfde jaar, be-
quaamlyk zouden verftaan , als dan d'eene of d'andere Konft- ganvaar-
Λ den·
-ocr page 22-li GROND LEGGINGE '
den. Tien jaar om het verftand te rypen, en den geeft op te wekken,
is twee'en twintig. Tien jaar om het leeven te onderzoeken en t'ordi-
neeren , is twee en dertig ; dan noch tien om uit te munten in 't alge-
meen , zo in Theorie als Praétyk, maakt zaamen twee en veertig, die
nuvyftig, en meer bereiken kan, zyn dejaaren omeen doorlugtigen
naam , eer en geld te verkrygen. Ζλ is 't dat ik de koers gereekent, of
liever verdeeld heb, vaneen braaf Schilder, ofKonftenaars leeven.
Dochdfen Hcqmel befchikt het naar zyn welgevallen, helpt den eenen
wat vroeg, en den anderen wat laater, abfqae'mgenio ^ labar'mutUis, dat
is, zonder bequaamheidis 'tvergeefs gearbeid. Dierhalven zo leert
ons de ervarentheid, dat de alderbefte middelen om in de Teekenkonil
te vorderen is, wanneer men jong zynde, een bequaame geeft, goed
onderwys, en een volftandige naarftigheid heeft: waar vrai de laatfte,
de móeielykfte dingen, gemakkelijk doet worden.
OM den Leerling dezer Konft , eene rechte Grondlegginge te
geeven, om tot haare verborgenfte deelen door te dringen,
moet het den Meefter niet verveelen, van haare eerfte en teederfte
beginiTelen, hunnen aanvangh te maaken, en hen die zoo dik wils
v^oor te houden, tot dat zy ze hunne geheugenis vaft hebben ingedrukt j
Want zonder die eerfte Gronden der Konften te verftaan, is het on-
raoogelyk in haaren weg of loop te vorderen, verre van haare vol-
maaktheid , en toppunt te konnen bereiken.
De eerfte beginiTelen nu der Teeken-konft, bcftaan uyt het kennen
en maaken van trekken, vcrfcheidentlyk gehaalt, dat dan ook als "het
ABC der meetkunde is.
EX Ε M.
-ocr page 23-Dus brengen wy hier den Leerlingen voor 't ooge eerft een
Stip, met den Letter Α aangeweezen. Vervolgens een rechte Li-
nie, met den Letter β , en tweefchuinfle door C verbeeld. Verder
ziet men hier een dwarlle Linie, die de Letter D aanwyilj dan twee
geboogene trekken , door de Ej en eindelyk een kromme als een
haak , door de F aangetoont.
Van alle deeze linten en trekken, moeten de eerfte Beginners, zich
aanftondseen vaft denkbeeld maaken; 'tgeen hun niet zwaar is, de·
Wylze daagelijks zulke figuuren of af beeldzeis, in allerlei lichaamelyke
voorwerpen ontmoeten.
Doch aangezien zy niet alleen de befpiegeling der Kunft, maar veel
meer ook haare oeffening moeten bekoomen, kan de meefter hun de
eerfte beginflelen der handeling leeren op een ley, waar op hy de leer-
lingen, deeze linien met eene griffie laat naatrekken ·, die dan dezelve
in een reis drie of vier, alle fix zullen konnen volgen; en haapert 'er
noch wat aan, zo kan de meefter ligt, neevensde aanwyzinge van de
handgreep, of't houden der griffie, hen het ftout £n glad trekken op
deleyc, naaderaamooneni want als de kinderenin't begin eens een
Α % quade
der teekenkonst.
EXEMPEL,
li GROND LEGGINGE '
quade manier aangewend hebben, zo valt het raoeyelyker haar die na-
derhand weeder t'ontwcnnen , dan een goede manier van 't begin te
doen aanneemen. Waar na de nieefter tot andere leilen en voorbeelden
mag overgaan.
OndertuiTchen, hoe gering ook deeze beginiTelen z-n, zal een
meefter die twee leerlingen» omtrent van gelyken ouderdom heeft,
haaft de vericheidejn aart en inborft van beiden , uit deeze eerfte leiïè
zelf, 'gewaar worden; wantdie dikwils beft in 't Letierfchool vorder-
de, zalhierdeminftefchyrien; d'eerie, ftoutmoedigèr dan zyn mak-
ker, zal zyne trekken kloek voor de vuift weghaalen; daar d'ander
fchroomachtiger, de zyne als met eene beevende hand, en daarom
ook kreupelderzal maaken als zyn meedeleerling; welke verfcheiden-
heid inde kinderen, Veelzins uit hunne verfchillige opvoedingont-
Ibat, om welke reeden men haar altyd moet trachten in te prenten,
datze zich voor futzelen en knoeyen wagten, en alles met bedaarde
zinnen, hun oeiFcninge uyt te voeren j want het geen eerft in een vat
ingeftortis, daar ruikt het altyt na, gel y k Horatiusiji zyn Schilder-
beelden klaar aantoont.
;L.Een vporzigtig meefter , middelerwyl t moet van den beginne aan,·
wei ennaauwkeurig letten, op de neiging en iriborft der leerlingen
op dat hy, fchoon ze in veelerlei opzigt ftrydig zyn, echter met allen
zyn oogmerk bereike» Hy moet ook weten , op hoedanigen wys
mendeonderwyzmge derjeugt, na de hoedanigheid haar'er begrip ,
met voordeel zal toepailen.
Alhetgeen hinderlyk is, moet men in't behandelen der leerlingen
verrayden, en den middelwegtuflchen jok enernft als den veiligften,
zoeken te behouden, te meer, door dien den zagften kant, altoos voor
den zeekerften te kiezen zy; want een zoet praatje en vriendelyke
woorden, vinden doorgaans meer ingang by de Jongelingen, dan ee-
ne barfle ftrengheit, duidelijker in de handelaar van plak en roede, dan
in die van de zagte zwarte, roode of pypaarde, welke met luft en ver-
maak gebruikt werden/ Voor al moet de meefter door ongedult, om
meer dan eens het zelve te herhaalen, niet verdrietig worden j aller-
meeft wanneer hy Ziet dat zyne leerlingen hun beft doen, oradeleflen
cn onderwyzingen te begrypen, en ter oeffeninge over te brengen,
't Is wel waar dat d'eerfte ijeginfzelen het moeyelykfte, en meefte
hoofdbreekens voorde meefter zyn, maar zo veel te meer genoegen en
luft geeft het hem ook wederom, wanneer hy ziet, dat zo eenjonge-
i^ng
-ocr page 25-DER TEEK ENKONS Τ. 5
ling met'er tyd, allengskcns meer en meer in deKunib vorderd, en
op het laatfte j een goed meeüer door zyn onderwyzinge geworden is.
Daarom moeten de meefters zich in den beginnen niet verdrietig too.-
nen om een voorzichtige, en geftaadige, doch korte onderwyzinge te
geeven, want her begrip en d'onthoudinge der leerlingen als dan noch
Iwak en teer is. Gelijk de Latynzefpreuk ons leerd, Brevitas memom
amica. De kortheid is een vriendinue, en goet behulp om wel t'ont-
houden.
DUs trachten wy dan den Leerlingen verder op te leiden, door
hen in hunne driften te gemoed te komen, om alzo 'tedel vuur
vaniever, dat inde Jeugt meer en meer begint te ontfonken, niet uit
tedooveu, gelijk wy dikwils zien, dat veele Jongelingen» daar een
braave geeft in fteekt, door ftrenge tucht en ilaafachtige onderwyzin-
gen, de geeft uilgeblufcht word. Daar en regens zynd'er wederom
veele die het niet en helpt, datze uit de natuur, een bequaame geeft
totdeesof gene Konft hebben, vermits zy die door onkunde, heel
verkeerd befteeden, daar de zulke, zoo ze van goede meefters te recht
inde kunft waaren onderwezen geworden, buiten twyftèl treffelijk
uitgemunt zouden hebben.
Vooral^ zo moet men niemand tot het leereneener Konft dwingen.
Want tegens heug en meug, zegt het fpreekwoord , baart walging:
Men mag wel aanleiding daar toe geeven, doch men moet in den
Leerling een wil en trek daar toe befpeuren, en gelijk 't gewillig
paard met geen fpooren behoeft geftooken te werden, zo is 't ook
niet noodig, dat men de Jongelingen door hardigheid aandry ve. Aar-
digheid en natuur moeten gepaart gaan, en willen niet gedrukt wor-
den. De Kunft vereifcht een vryef zwier, zelfs in deze eerftsc Begin-
zelen, hoeonvermaaklyk die ons ookfchynen voor te komen; want
de oeffening van de Kunft, moet de Jeugt zelfs tot een fpel dienen >
en men moet ze hendierhalven al fpeelende, en op een gemakkelyke
manier, ook trachten te doen begrijpen. Men moet alles dan niet
gelykelyk overhoop haaien, maar alle verwarring voor al myden.
Met kleine treeden gaat menzeeker, te haaftig loopendoet ftruikeien
Α 3
ea
-ocr page 26-li GROND LEGGINGE '
'en vallen, dat men zonder groote moeite niet weer op kan ftaan: dier-
hal ven nadat wy hier een regte, fchuinfle, endwarfe ftreep hebben
leeren trekken, daar vvy de kinderen elkander op een geeftige manier
dikwils in zien verpochgen, willende de eenden ander daar in over-
treffen , zonder dat zy weeten dat daar ook nut in kan fteeken; zo gaan
wy allengskens verder, fchoon het kindfch fchynt, naar den kind-
fchen aard en zwier zich te voegen, en toonen.door 't geen daar uit ge-
leerd word, wat noodwendigheid daar in fteekt.
Eerftelyk moetmen dan noodzaakelyk overzien , of die liniea
zozynake moeten weezen, en met de ilreepen die wel getrokken
ayntepryzen, moedigtmen de jeugt aan, die niet zyn alzebehoo-
ren, moetmen nietal te veel verachten', maar hen aandringen, omze
op nieus, en beter te maaken. Dit wekt de luft en iever als dan t'el-
kens op.Een goed Meefter ontziet zich niet de Leerlingen te onderwy-
zen, voor te gaan, en zelfs ilreepen maakênde hen te zeggen , zo
moet'et gedaan weezen, Jongelingen, zo gy 't wel wilt doen. Want
het voordoen, heeft meerder kracht en grooter vermogen ontrent de
Leerlingendieeerftbeginnen, daneenigeonderrigtingedie in leflèn
beftaani de reeden daar van is, dat zy zich beeter met de oogen, dan
met het veriland kunnen helpen. Dit doet hen driftig werden om
hun Voorganger na te volgen , en't eveneens te maaken. Daar na volgt
genoegzaam, datmen dit alles van zelfs, en uit de geeft zal kunnen
doen. Dan zien we de jeugt elkanderomftryduitdaagen, wie't befte
en gelykfte ftreepen kan.
Van deze linien te leeren , komen wy tot een andere les, die mede
noch eenvoudig en flecht fchynt te wezen,
EXEM-
-ocr page 27-7
Zynde voor eerit een O met een punt daar bienen in; geteekenc
met N" Een vierkant met een punt daarin. N® Eendrie-
kant met een punt. N® 4, Zyn twee lange en rêgte llreepen.. N» 5
twee korte regte linien. 6, Twee diergelyke lange. N° 7I
Tweediergelykekorte, dochwyd vaneen. N° 8, Een rond met
eenrcgte ftreep daar midden deur. N°9, Een vierkant met een reg-
te.
li GROND LEGGINGE '
te , en dwars doorgaande ftreep in'cmidden. N". lo, Een driehoek
met een regre en dwarilêiïfiie döörgéfn^é ............... ......
Deze voorbeelden, zullen wy de jeugt nu te vooren leggen , die
ap ieder nu nietmoeyeJykzullen vallen, terwylze reeds een hande-
ling van delinien hebben; maar evenwel op dat het niemant van hen
verdrietedezegeda^ntens ook fiks te leeren^ moetmen^hier én tuf-
Ichenj, terwylz/daar nieede beezigzyn, telkens belofte doen van
hen, jzoidrazyidit kundig zynl, wat firaaiers te geeven. J^ien doe
haar lïiet' een gèlooven, dat zy eea Uyzoadere zin zullen h'ebben, in
*t geenmen hen re doen zal geeven, en dat 'er geduurig aardiger en ver-
niaakciyker dingen, zullen te vooren koomen.
hoe kiig,
3ΐί11·Γ afraecten
""T^Erwyl wy nu den. Aankoomeling , ϊή de voorgaande Les een
Α Regt,Rond,en vierkant hebben voorgeileltjen naar die gedaantens
leeren trekken , zo volgt φίιηεη hem hier ontrpnt onderrechte j: na
datmen wel ondervraagt heeft hoe een Driehoek J Regt, Rond , jen
Vierkant moet geftek v/erden. Deze voorftellingien doet men edrft:
den leergierigen begrypen , enop'cnetfte, ene vengel ykfte naar maa-
ken ί door behulp van 't liniaal en de pailer , alzo de paffer dienilig is
om 't Rond, en het liniaal, om alle regte, dwarilè, en fchuinfe li-
nien , wel te trekken. Men doe hem, die den Winnaar zal zyn, in
hetallerbeft na te maak,eii , belofte van teekeningenot printen te vcr-
eeibn. Dit moedigt wederom den eenden d'ander aan tot den ilryd ,
daar men natuur en geeiïigheid, ceegen over elkander zet. D'een hoort
men klaagendatdepunt van de pailer op de ly niet wil ftant houden,
cerwyl hy meer gemak by 't liniaal vind; dé 'ander berifpt zyn mede-
leerling , dat hy een linie een ftreep noemt, zyn kinderachtigheid be-
fchuldigende, en eUi heeft het^ne. te zeggen > _ doch terwyl dat de ly
te glad IS, en dat de punt van de palfer t eïkens weg glyd, zo is het tot
dus verre genoeg, terwyl ieder van hen nu een begrip heeft, wat 'er
met de paffer gedaan kan werden, dierhalven zal men hen nu papier
geeven, om daar op te leeren teekenen , eh mengeeve hen alsdan deze
mvölgendeles- ' ; j
. :Men ilelhen nu wederom ée'nigc diergelijke voorbeelden, gelyk
wyóntresithebben doenzien 5 te vooren, en men leerze net met dc
dik , en breed zy r.yn , geévende de maat
daar
-ocr page 29-<}aarby, met eene toonende, de grootfte dwarsftreep een voet te we-
zen , de volgende een Tertie, en de derde een Quart > hen hunne Kunit-
naamen niet onthoudende, terwyl dit tot een A,B,C, der Leer·
gierige Jongelingen, verftrekt; aldus ziet men dan alhier.
10 G R ο Ν D L Ε G G I Ν G Ε
Ν® 1, lijnde een Maatftok van een voet. No s j Is een vierkante
iteen vaneen voet breed, en twee hoog. N» 5 , Een diergelijke leg-
gende. N<'4, Een vierkant in drien. N'' 5, Een Rond, dwars
middendoor. No <5, Een Driehoek regt door uit ieder hoek.
Men laat hen deze Les wederom na teekenen, gelijk de andere ge-
daan is, doende daar meteene wederom 'een belofte by, van iets bee-
ters. Een verftandig ondcrwyzerv dient niet alleen. de Leerlingen
naaukeurig te ondervraagen , of zyhun opgegeeycn voorbeelden wel
begreepen hebben : Maar ook het zelfde noch eens in zijn tecgen vvoor-
digheid, door een daadelijke oeiïèning te laten voordoen; want het
fomtyts, meer by geval zou kunnen gebeuren datzy het wel gemaakt
hadden, dan door een kundige bcfeffinge: dat onderzocht en goed ge-
vonden hebbende , zo gaat hy tot ten vei;dere les over. Door deze
middelen is het dat men Hen een regt beloop y en-wel>ge^fte4theid , van
allerhande voorkoomende Gedaantens moet doen befeffen : Want ge-
lijk ten eerften in de Letterkunde, een vafte indruk der LeïtèTs voor af
gaat, ten tweeden die van de Sillaben, ten derden Woorden , ten
vierde den zin te verftaan, cn tot volkoomen kennis der zaaken te koo-
men, zo moet het hier even eens gaan , behalven darmen alle fLyfzin-
nigheid, en Schoolmeeflerachtigheid uitfluite, op dat de Leerling,
teegen zijn Onderwyzer, wel met een reedelijk ontzag, doch niet met
een Schooliche vrees en bangigheid zy aangedaan. Zo ftapt den jonge-
ling, door een geeiligen aartaangedreeven bly en luchtig, en van trap
tot trap, tot de zichtbaarheeden der natuur, endeheldrebelpiegelin-
gcn, daar hy zijn natuurlijke neiging toe voelt trekken, terwyl hy be-
vind dat Natuur en Kunft, hem beide beginnen toe te laeehen, en aan
te dryven,tot hoe langs hoe grooter zaaken, daar hy door begeerte en ie-
ver toe aangelokt werd. 't Is met de Leerlingen als met, de Kinderen,
die door de leyband, of by floelen en banken, alleen leeren loopen.
Men is noch een kind in de dingen die men niet weet. De Jongelingen
worden allengs , door een goede onderwijzing, mannen, eerze man-
nen 5;ijn. Wy.hebben hen de Pafler en 't Liniaal doen neerleggen, en
hen gepreezen, datze reeds vaft in hun doen, beginnen te werden, dus
xullen wy nu verder op gaan, en hen de afbeeldfels van eenige door
Konftgemaakte werken, te vooren ilellen»
TER TEEKENKONST. 2-1
Hier ileeken wy dan van land , om in een ruime Zeelucht en adcrü
tefcheppen,een becter Stuurman dan Palinuufj die doordeflaap
bevangen, in't brufzend peekei natnederviel, en 'tleevenliet, mag
den Onderwyzer verftrekken ; want wie geen goed Meefter heeft, zal
een kwaad navolger zijn. Daarom is het noodig, dat mende Jeugtal
vroeg een verftandig Meefter geeft, onder wiens ervarentheid, en gron-
dige leilen, zy een waare kennis j en niet de uiterlyke fchyn der Konit»
mogte verkrygen. Ja men kan de naarftige inkorten tyd, door goede
aanleidinge, en gemakkelyke onderrichtingen groot licKt geeven. De
Lacedemoniers hadden voor een gebruik,; dat zy een der Wyften, en
Doorluchtigften van hun Overheid kozen, om hun Kinderen te on·
derwyzen. Dcïch de goede Onderwyzeis zijn tegenwoordig zo wei-
nig in getal, by de gemeene te vergelyken, als het groot ond^effcheid
dat'er IS, tuilchen goede en quaade menfchen. Zo dat het met recht
Wel te beklaagenis ',i(Jat wy daagelijks zo veel bequaame geeften, tot
broddelaars zien worden , en datalleenigdoorflecht.pnderw}^s^gs't Is
Wel waar dat de Natuui^veel macht heeft , buiteif· d'önder#ySiige;
maar men moét ook vaft ftellèii, ^t het 'ondbrwys, zonder hulp van
de Natuur, kragteloo^ is: Want de Naitiur is blind, 20 de Konft haar
oogen nié| oopent. V^j ou Natuur opent reeds haar vruchtbaare ichoot,
en begint öjis n,ii|,|de db'or ^cfnftgemaakte dingen,^oqr opg^ teftel-
len, op dat de jongeling doot kenbaare zaakenen afbeeldingen aange-
lokt werde; want een Glas, Kan, Appel, en diergelijke dingen te
kunnenmaakeii, wierd by hem vermaaklijk geacht, eer hy noch tot
de Kunft over trad, en wie'tnatuurlijkft iet diergelijlisrpaaken kan,
wordvvande Kinderen, die dat voor iet raar^ weeten aaS^ zien , daar
over op 't hoogft gepr^ezen.^Qus zien wy'dit, hefi d^or ddNatuur, zo
vroeg al krachtig ingedrukt, die met hun zinnelijkheid oVer^en ko-
men i engelijkhet waarlijk wel de minfte dingen in de Kunft zijn, ter-
wylhet Heerlijk Schepfel het Menfchbeeld j alle leevendige, en te
meer , de leevenlooze Schepzelen, verre Overtreft; want wat kan'er
heedijker en ^uniliger vlezen, als dat Afbpeldzel daar een Goddelyke
zwier in rpeelt>.4dai-Vtdtn Opperkunftenaa'raelf riiet atlccn wel geviel,
maar daar wy ook dc kleine waereld, daar alles in te befchouwcn is, in
Β ζ zien
-ocr page 32-li GROND LEGGINGE '
zien uitgedrukt, dierhalven zou 't reukcloos weezen daar ten eerilen de
hand aan te ilaan, en men zou meer oneer daar mede behaalen, dan Pro-
metheus door zijn dievei y, wanneer hy zijnen Jupiter't vuurontilal»
endaar door zijn naargebootfte Beeld leevengaf. Zo willen wy dan
van de minfte dingen eerft beginnen , om alzo tot de Heerlijkile allengs
op te klimmen, te meer, terwyl deze het lichtfte te maaken, en zo veel·
berifpens niet onderworpen zijn. Wy ftellen hier dan met hetteeken^
van
Ε X Ε Μ Ρ Ε L.
ϋ
TER TEEKENKONST. 2-1
A, Een Kan. met B, Een Venfter. C, Een Wynlcelk. D, Een
Boog. E, Een Dambord. F, Een Trofffl. G, Een Scheerbekken.
H, Een Hert. I, Een Schop. K, Een Klaver. L , Een Thcebos. Ν ,
Een Theekopje.O, Een Appel. Ρ , Een Peer. Q^, TweeKarflen. R,
Een Pariïkke. Dat wy meenen wat vermaaklijk aan de Jeugt te wce-
xen, alzo't gemeene dingen zijn, daar den Jongeling zich Idchtelijk
mee laat paayen, en al waar't zelf aan hen, die tot mannelijk verftant
gekomen zijn, zozou het tot dat zelve nut kunnen dienen, om verder
in het Paleis van de ryke Natuur, en Geeftige Kunftoeflfening te tree-
den i want alle dit voorgeftelde' fchoon ©nlighaamlijk ,„ om zo te ipre·'
ken ,regt, fcheef, krom,, leggende, zijn niet alleen onvermaaklijk,
maar ook noodig te kranen, om dat 'èr alle figuurlyke Liniamentcn in
begreej?en zijn, én daar is ook niets dat hen zou kunnen voorkoomen»^
van wat gedaantens het ook zoude mogen wezen, of het zal hen alles
gemakkelijk 5, en gelijk van zelfs toevallen, zo zy deze voorgeftelde
kleinigheeden regt begrecpen hebben, en wel na kunnen maaken,;
want by voorbeeld, de Trofïèl geteekent met Letter F, vertoont zich
niet anders ills een Driehoek. De Kan Α, is eerft de hals vierkant,
dan de buik rond, en voorts,de voet Driekant, waar by te letten ftaac
als men de buik maakt, dat f»en eerft de rechter, en dan de linker zyde
moet trekken, en de voe| van de rechter zy des buiks, fchuinsnaar
beneeden, dan de linker zy even lang, en voorts van de dc
andere toe haaien, altyd van boven naar onderen. Haal ook^jjH^de
linie midden door de Kan, van boven tot heneeden , en't zaH^mei:
'er op zijn,, ,of hy aan-de eene zyde ook dikker is, als aan de ander. Dus
zal inen allelfnaar de Wiskunde fchikken , op dat'er niets aan haapere,
en d'it zal m4'er tjcl -, ook zulk een vafte handeling veroorzaaken, dac
men altyd wmefl-eklten zal geeveh, in alle voorkoomende zaaken, 'c
zy mendie.Jbetze.^ia't netftclle, daar men deze kleine beginzelen
voorby gaarne, niet anders als in 't wild fchermd, en nooit tot voiko®^
lae kennis, ontrent de zekerheid en vaftigheid geraaken kan.
VTF.
-ocr page 34-GRONDLEGGINGË
Μ dan tot deze gezeide vaftigheid te komen, gaan wy al verder
opwaarts, vertoonende alhier door
TER TEEKENKONST. 2-1
Α, Twee ftaande Linien. Door Β, Twee dwariTche. C, Twee fchuin»
fe. D, den Horizont. Έ, hetOogpunt.F, de Bazis. G, dediilantte.
Hier zien wy allereerft de eerfte Voorbeelden, die nu al geleerd en ken-
baar zijn, doch nnen leert de Jeugd niet twee ftaande Linien zeggen,
maar twee regte Paralellen, desgelyks van de dwarffe en fchuinflè.
Alle Konft trekken moet men om de reden die daar uitvloeid , met zijn
eigen benaaming noemen, gtlykmen uit de verdere Leeringen gewaar
worden, dat dit naar den eigenfchap der zaaken zo weezen moet.
Wy trachten niet anders > als den Aankomeling een klaar begrip te doen
hebben, vanzaakendiewy verhandelen, opdatzenietalsby den dui-
iler, onwiflegreepen doen,of,den blinde man fpeelende, het heldre
Zonnelicht van de rieden niet kunnen befchouwen, ook zullen wy
den Leezer geen drang van Voorbeelden ofHiftorien , voornaamentlyk
in deze kleine Beginzelen voor ilellen, alzo wyde veelheid daar van,
hier ondienftig en hinderlijk achten, wylmen daar door meer een Hi-
ilory fchry ver, dan een Önderwyzer word. Wy zoeken fomtyds wel
een Voorbeeld enjvergelyking te geeven, doch zo kort,klaar, én mee
de eigenfchap van de zaak over een komende, als mogelylc is, doeh tot
hooger zaaken opklimmende, zullen wy d ie ook meer en meer groot-
Ier trachten voor te ftellen , naar den eis. Men neem nu in acht dat die
dwarile , welke door het ftuk loopt, Horizont genaamt word; en het
Oogje, het oogpunt. De Linien, die uit dezelve voortkoomen, al
waaren'ernochzo veel, zijn Oogftraalen. De Dwarsftreep, die daar
onder regt door loopt, is de Bazis of Grondlinie. De twee ftreepjes
aan weêrzyden den Horizont, noemtmen Diftantie. Aldus geeven.
wy eik hunne eigen benaamingen. Deze ipoetmen geduurig nazien ,
om dezelve van buiten te kennen, en zo het gebeurt, dat 'er een dwarile
linie tuilchende Bazis en den Horifont is, dan zegtmen Paralel aan derr»
Horizont,do,ch zo dezelve heel laag is,dan noemtmen die Paralel aan de
Bazis. Ondertuflchen magmen de Leerlingen, om de zinnen Wat
fpeelens te geeven, tufl'chen beide nu en dan, een Boek met Kunil-
printen , oi Teekeningen , van groote Meefters te vooren leggen..
Want wy bevinden dat de Jeugt, door't zien van fraaye Kunftprinten
of Teekeningen , tot byzondere naarftigheid aangelokt word» -Docb
voor al, zoo moeten de Printen en Teekeningen, niet onder eikanderen
in één Κunftboek leggen , maar elkbyzonder, ieder by't zyne j de
Printen in een, en de Teekeningen in een ander Boe^ Want men
moet wecten dat die tweederly Kunft, met tweederly oogmerk, aan
dea
-ocr page 36-li GROND LEGGINGE '
den Jongelingen gegeeven word. De Printen geeft men hen voor
ecrfl;» om zich te.veroaaaken, in het bezien deezer Kunil. Ten twee-
de, om de Geeft op te wakkeren. Ten derde, verwekt het in heft
een nieuweluft, door de veranderinge der gedagten t'aanfchouwen,
want als zy dc eene gezien hebben , zo zijnze al weeder in verlangen ,
om te weeten van wie , en wat konfept, de volgende wéezen zal. Ten
vierden, deverfcheidenaamen, neffènsdeLofderbraaveKonftenaars
te hooren noemen, geeft hen een groote opwekkinge tot de Kunft:
Voornaamentlijk aan die geene, welke het eenigzints met aandagt zien»
en van voorneemen zijn in dezelve oefFening te volharden, om een
voornaam Meeüter in de Schilderkonft te worden, en een groote naam
daar door te verkrygen. Ten vyfden, op dat ze daar uit eenopmer-
kingeby zich zelf zullen kunnen maaken, over't geene reeds geleerd
is; dit leert hen allengs vafter in de Kunft worden. Ja wie zou niet
doorleveren Leerzucht, aangenoopt en geprikkeld werden, diealde
mavolgende Deugden, dog niet alle gelyk, in voornaame Printen
komt t'aanfchouwen. Alseengrootfe gedagten. Fraaye verkiezinge.
Welgekooze fchoone naaktens, Graagelijke Aótien. Natuurlijke be-
weegingeenpaiïien. LiefFelyke Vrouwebeelden. Welgefchikte klee-
dingeen plooyen. Aandagtige en bevalh'ge weezens. Goede Hou-
dinge Cierlyke Archite6tuur. Aardig Bywerk. Zoete en aangenaa-
me Kindertjes. Byzondere en ordentelijke toeftel. Yreemde K^pels
en optooizelen. Kennelijke en eyge Drachten. Roomfe, iGriékze,
Perziaanze, en andere welgemaakte Waapentuygen.· en geene
watin voImaakte'Printen -kan gevondeii worden. Maar dat alles ziet
men ook, en noch beeter , in uitgevoerde Teelceningen, dooreen
verftandige hand gewrocht. Daar en booven heeft men noch een mer-
kelijk grooter voordeel in de Teekeningen te befchouwen, want daar
uit leertmen een fraaye, kloeke, en wakkere manier of Handelinge ,
't geen inde Printen niet te zien is, te meer wyl de artzeennge daar alle
verkeerd, en teegens de hand loopen.
Zo men haar dan een Boek vertoond , met Printen en Teekeningen
onder eikanderen , en zy koomen Teekeningen te zien die fraay gehan-
deld zijn ? Zo vergeeten zy dezelve weederom , door het aanfchouwcn
van de Printen die naar volgen, of andere voorwerpen. Maar zoo men
haar een Boek met Teekeningen alleen, voorleid: zo bly ven zy door
het geftaadig zien van die fraaye Handelinge zo verrukt, dat het hen een
groote indruk, en verftarkinge der zinnen veroorzaakt, 'k Wil niet
TER TEEKENKON.ST. iJ
hoopendatikde leezer te lailig gevallen zal hebben, met deze reedea
van'c Kunftbezien zo lang uirte breiden , zonder onze begonne Jes tc
vervorderen; doch het is langer gev7orden als ik zelf gedacht had:dicr-
halven zo en twyfFcl ik niet, of myn ievcrige drift > zal vande wel-
meenende niet qualyk opgenon:ien worden ; te meer wyl het eenver-
handelingeisdiedeKunftraakt. Keeren wy dan wederom totonsop-
gegeeven voorbeeld, 't Zal den Leerling tot meerder lufc en vermaak
dienen, wanneer hy weet, waarom die boovengemelde linien gemaakt
zijn , en tot wat einde zy behooren; 'twelk hy hierdoor, zelfbe-
fpeiirenzal. Hier uit zalmen als dan gewaar worden, dat alles naar
zyn Middelpunt moet hellen, en dat het dient om zeeker te gaan , wan-
neer men eerilalles door de Wiskunde leert Hellen, waartoe de Ron-
den, Vierkanten, Driehoeken, Regte en SchuinlTe Linien, hen
dienen kunnen. Zo zullen ze in alles reeden van hun doen kunnen
geeven.
Moogelyk zal ons nu te vooren koomen, dat men in acht neeme wat
'er reeds gevordert is, en de Ouders zullen nu al beginnen te verlangen
om te weeten hoe het hunne kinderen al aanftellen, en of zy bekwaam,,
en van goed begrip zyn, om hen inde Konil te oeflenen i 'twelk der
Ouderen vreugd is, zo zy hoeren dat 'er goede lioop gegeeven werd ,
en datze al beginnen toe te neemen. Wy zien de eene wel wat fchroom-
achtigerinzyndoen, als de andere , doch dit moetmen trachten te ver-
anderen , door een ftouter nevens hem te plaatzen , dit dryfc de fchroom
vand'eerfte weg, en maakt hem leevendiger; en in de ftoute, die dik-
wils uitfpatte tot wildigheid, zal het meerder bedaardheid veroorzas-
ken, 't welaan weêrzyden een goede ruiling maakt, en dit baart ook
meer ontzag ontrent den Meeiler. Nu zien wy of den Jongeling een
goede memorie heeft, dat een groote gaave is , en verneemen met een ,
wat de Ouders of V^oogden , met hem voor hebben, en hoeverfchil-
lende dat de oordeelen van de menfchenzyn, terwyl onsdikwils als
dan te vooren komt, de meening van hen niette weezen, omdejeugt
het Schilderen te laaten leeren , hoewel daar ook iedereen niet even
bekwaam toe is. Maar dus vroeg kanmen daar noch niet wel van oor-
deelen, wylmen het teekenen voor eerftvaft moet kennen, en verder
komt men tot de Praityk, te weeten, dat terwyl zy in de kennis van
deLiniamenten, figuuren, en gedaantens der dingen gevordert zijn,
men haar zwaarder Voorbeelden geeven moet, om in het Manuaal of
Handeling te oefiènen, op dat zy tot het Menfchbeeld, als zynde
C 'tvol-
-ocr page 38-li GROND LEGGINGE '
'cvolmaakfte aller Schepzelen komen,en dat omzichtig met 7,yn behoor-
lijke welgefteldheeden , en t'zaraen voegingen leeren teekenen, op dat
xydaar, als een heldre fpiegel mogen belchouwen, waar toe zy be-
qtiaam zullen we2en^ en alJes kunnen uytvoerenj want dit wel kun-
dig zijnde, zal ons alles van zelfs, hoe zwaar het ook zoude moogen
wcezen , toe vdlen ; dicrhalven geeven wy hen dan den toegang, tot
het volmaakfte· Nochtans zullen veele dit niet welgevallen, die het
onloffelyk achten , datmen Teekenaars van hunne kinderen wil maa-
kcn , wanneerze 't genoeg oordeelen , dat men door het leeren dezen
Kunft , den kinderen ilechts de ftraat onthoude, daar het ieder nu ken-
lyk is, wat nut 'er indeze loffelyke Oeffening ileekt; want hier door
word men regt de zinlijkheid van de Jeugt gewaar, 't zy datzeftrekt
tot de Meetkunde, Schilderkunde , Bouwkunde, Goud en Zilver-
fmeden, dryvers, of alle andere oeffeningen, die in het vernuft be-
ftaan, vermids het gezicht en't oordeel, uittermaaten door de Tee-
kenkonft verligt word. Ja ik derf zeggen, dat 'er geen Konften en
Weetenfchappen in de Waareldzijn, of de Tcekenkonft wort'erzoo
noodzakelijk in vereyfcht, als de handen om te eeten. Lieden van
vermoogen , laaten aldermceft hun kinderen eerft Danflen en Muzyk
leeren, en wanneerze fterker worden , Schermen, en't Paarde ryden;
oeffeningen alleen dienilig voor 'c lichaam , daar die van het verftand en
Geeft, deeze zo ver overtreffen, als de ziel, booven 't lichaam te waar-
deeren is. Ongelukkige kinderen die zonder verftand opgebragt wor-
den , om datmen den Geldgod Plutus , te veel eer aandoet; maar wat
Zal 't baaten, van Eedele afkomil en Doorluchte huize gedaalt te wee-
zen, als ons't Geluk de nek toe keert, en wy niets geleerd hebbende,
niet bezitten zullen ? Zo dat de Spreuk van Cato, hier niet onpas komt,
daar hy zegt, Opesflux£, ars perpetua, Rykdom is onzeekeren verganke-
lijk , miar de Weetenfchap blyftakyd.
Nu begint zich de wild-en woeftheidder Jongeling wat te bezaadi-
gen , en tot ftille zeedigheid gewennen, want niets is'er bekwaamer
toe, daneennuueen Eerlyke oeffening, als deze. De Leeuw, de
alierfchrikkelykfte der Dieren, kan men zijn wilden aart verleeren.
Vermaakelyke oeffeningen, maatigen de Hertstochten , en door het
tamme, by het wilde te voegen, gelijk wy hier vooren aangewezen
hebben, maaktmen een maatiging, en getempertheid. 't Zoet en
zuure, word den Heemelfchen Ncéèar in de Zinnen van de Ouders $
als zy hunne kinderen, door de Kunlioeffcning wat gematigc zien,
waar
■ ll l·
i:
'■i.iS'
r;!!·
TER TEEKENKONST. 2-1
waar door ze niet zo zeer na de ftraat j dan na een Kunilvertrek haaken,
daarze de handen en zinnen , fpeelens kunnen geeven. 'c Is ook bil-
]yk dat de Ouders, de kinderen aan 'tgoedvinden van hunne Meefters
overgeeven , als zy bevinden dat dezelve, verftandig en ervaaren in de
Kunit zyn , en dat zy hun beft doen, om de kinderen goede, en ge-
makkelijke onderrigtinge te geeven. 'tMoedigt de Meefter, cndifci-
jcltegelyk aan, als de onderwyzinge welbcgreepen worden. Het
comt niemand al flaapende en zonder moeite toe , Geleerd en geoeffent
in Konftcn en Weeienfchappen te weezen, maar als 'er een goede
neiging in iemand fteekt, zo is de hoop niet vruchteloos. Want een
goede neiging, behoeft zo weinigonderwysj als een gezonde geftel-
tenis, Geneesmiddelen. ^
Ik heb door de ervaarentheid bevonden, dat de Jongelingen, welke
tot de Schilderkonft geneigt, en vaardig van geeft zijn : veel bequaa-
mer, en meer bevalligheid tot vordering dezer oeiFening hebben, dan
de zwaarmoedige. Zy word van de natuur verkozen, en is van de be-
valligheeden altyt geoeffent, om de waereld uitmuntende mannen te
leeveren , voornamentlyk indeze Edele Konft, die zo veel Weeten-
fchappen in zich behelft: Ja ik deri zeggen, dat 'er geen Konft of
AVeetenfchap in de waereld hoorde te zijn, ofeen volmaakt Schilder,
dienden'er eenige kennis van te hebben. De Natuur verfchaftaan de
vaardige geeften, meer voordeel, dan de Leer-oefièning, aand'ande-
ren. Vind men niet meer voorbeelden van Doorluchtige Meeftei-s in
deze Konft, die op den hoogften top geklommen zyn geweeft, welke
vrolijken vol fnakeryen waaren: dan van de geenen, dieeenzwaar-
moedigen aart hadden? Raphael, Polidoor da Caravaggio , Leonard
da Vinei, Peryndel Vaga, Parmezan, Primanccio, Pietro de CoF'
ton, Tintoret, Giorgon, Lodewyk en Annibal Garats, Albaan,
Baflan, Lanfranc , en meer andere; zyn die niet alle vrolijk en vaardig
van geeft gev7eeft?HoeweldeVoogels vleugelen hebben om te vliegen,
zegt zeker fchry ver, zy vou wen die nochtans, als zy willen, om zich te
ruilen ; de vaardige geeften , konnen ook het zelvigc in hun werken ,
cn ruften doen. Maar als de zwaarmoedigen hun dofheid willen ver-
moedigen , ftellen zy zich in Jcarus gevaar, die te plomp en bot was,
om op de Konft-vleugelen re vliegen. Maar deze ftoife loopt te ver.
De Weetenfchappei) zeg ik, is het befte, dat men de kinderen kan laaten
lecren ^ want 'l zy hen 't geld komt re oncbreeken of niet, dit hebben-
ze evenwel altyd de goede voorzorg van hunne Ouders dank te wce-
C % ten.
-ocr page 40-li GROND LEGGINGE '
ten, dat zy kenniiTc van wcetenfchappen gekreegen hebben, 't Geld
vervliegt door kwaade Fortuin, zo'ede menichen noemen, terwyl
eenBriind, Schipbreuk, Dievery, ons de vergankiyke goederen kan
ontroove. Ik zvi^yge van overtollige Pracht en Verkwifting, dewelke
Overdaad daagclyks uitvoerd , die de zinnen bedwelmt houd; waar
door Staaten en Landen vervallen, ik laat ftaan gemeene ftants perzoo-
nen. Alles dit zien wy dat de kwaade opvoedingmeeftte wyten is.
Waarom met regt de Pythagorifchen zeggen , dat d'opvoeding der kin-
deren , de grondveft der Burgery is. Ja zy ileilenvaft, datdcwel-
ftand der Landen, en ftaatcn, in't wei opvoeden der kinderen, be-
ilaat; vermits het zwaar valt, de volken in gehoorza:imbeid tc houden,
alszyin wederfpannigheid opgevoed zyn. Dat meer is, de Natuur
geeft ons gemeenelyk niet, dan 't bezonder nut te beminnen; daar de
Konft en opvoeding ons leeren , naar't gemeene nut tetrachten. De
Natuur prikkeld ons tot vryheid , en d'opvoeding houd ons, in onze
plicht. Ja hoe veel zien wy , diens goede aart, door gebrek van op-
voeding, braak ligt ? Horatius toont ons ook aan, dat deopvoedinge,
de natuur overtreit. Doch het beklaaglykite van allen is, dat de men-
fchen verbaftert van zeden zijn,datze zeifs geen gevoelen van hun kwaal
hebben.
O tydcn, ο reden! Dus doende word de waare Deugd en Wysheid ,
op den nek getrapt. Men leert de kinderen niet als uit nood. Zoo zy
geld hebben, geeft men hen al vroeg daar kennis van , en men laatze
in Weelde , Hovaardy, Dobbelen, fpeelen en dertelheid, hun lec-
ven in alle losheid doorbrengen. Verkeerde liefde in allelosheid door-
brengen. Verkeerde liefde die men de kinderen bewyft, door hen in
dit reukeloos bedryf toe te geeven , cn in plaats vaneerft , hen te ke-
ren zich tot kennis en deugd te fchikken, deluisalsmenzegt , van
zelf in de pels te zetten , en het onkruid te zaacn, dat'er genoegover
al van zelf waft. Cicero noemt het een ongeluk te zyn, en zegt dat de
menilchen, haar doolinge byna met de melk inzuigen. Een regt Huis
Vader , neemt het noodigfte ,^endat beil te waardeeren is, heteerftecii
>tmeefteinacht. 't Leeren van Muzyk, Danilcn, fchermen, en'c
Voltiieercn, voegt ieder een niet.. Deze tydkortingen zijn voor de
Grooten 5 en ook voor hen, die bekwaam tot de koft geworden
zyn.
TER TEEKENKONST. 2-1
DAar is geen menfch hoe veriïandig hy ook mag zyn, die van eeni-
ge zaaken de Konft betieifende, regc oordeelen kan, ten zyhy
de waarekenniilederTeekenkonft , in alle deelen geleerd heeft. Hoe
veel te minder zal dan iemand zyn oordeel kunnen vellen over een
Sehilderyj en of de maaker de reegels verftaan heeft,, als hy nieten
weet, waar in die zyn bcftaandcr Daarom dunkt het my een groote zot-
heid van verftandige lieden te zyn , of ten minften die daar voor paffee^
ren willen, dat zy Kunft op K.anft, met de grootfteluft eniever des;
waerelds vergaaren, niet eens weetende wat zy al hebben, Goud of
Kooper, Eezel of Paard : geevende fomtyts honderd Duvcaaten voor
eenftuk Schildery , die geen thien waardig is j het welke nergens an-
d ers van daan komt, dan (gelyk ik zeg) dat zy 'er niets van kunnen oor-
deelen. En nochtans zijn zodaanige 't meeft in de waereld , om dat in
't hart , 't onverftand verborgen zijnde > haar geeft niet verre door-
dringen kan; maar blyft gelyk d'oogen op de verwe, en uitwendige
fchyn hangen: derhalven kan de deugd, geen voordeel of fehaade ,
van hun dooling ontfangen. Waarom Hoogftraten ook niet. mis en
taile, als hy dezelve opmerkiiage in zyn berigt aan den Lezer, met de
volgende woorden befchryft. „ Zo komt dan zegt hy, deze onze In-
„ leiding, ook zeer wel te pas, voor alle lief hebbers der Schilder-
,, konft, fchoon zy in dezelve onervaaren zyn, om in'tkoopenvan.
„ Konil-ftukkcnniet bedroogente v;?orden , wantzy zullen die waar-
,, dëeren na de maaten der deugden , die in dezelve zyn waargenomen,
,, en geen naamkoopers blyven , gelijk'er tans veel zijn, dievand'èea
,, oird'andere fnoeshaan verleyd , kaale vodden in groote waarde hou-
„ den, omdat hun is wys gemaakt, datze van d'een of d'ander groot
,, Meefter gefchilderd zyn. Zeeker een bekcchelyke lief hebbery ^
„ alsmen iets voor konftig en hoog acht, daar men niet konftigs nochi
„ hoogs in zien kan. Dus verre Hoogftraten^
Verder moetmen aanmerken , dap het naarteekenen , ineengeduu-
rige afmeetmge der iïchtbaare voorwerpen , van 't eene deel tot het an-
dere, door ons gezicht beftaat; zo dienen wy noodzaakelyk, om een.
goede , en vafte hand van Teekenen tekrygen, de regte manier van.
het hourfekdól ufKryon te houden, voor af te laaten gaan. Dezelve:
^ 3. word;
-ocr page 42-GRONDLEGGINGE
word van de duim en de voorfte vinger gevat, en ruft op de punt van
de middelfte vinger, die eenigzints krom geboogen is.
Het houtfekóól is altyd in gebruik geweeft, maarnaaderhand het
potloot tot ons gekoomen, of bekend geworden zijnde , zo oordeel ik
dat veel zuiverder, en wel zo bequaam om te handelen, als het eerfte ;
alzo het zich met krutmmelen van brood, genoegzaam uitvryven laat,
wanneer het mals en goed is. Deze twee vind ik de bekwaamrte om te
Schetzen, alhoewel het potloot, ook uitermaaten goed is om te ftellen;
doch het houtfekóól, is voorde eerftelingen in het Schetzen, en'c
potloot voor die Wat verder zijn, beft te gebruiken.
Het wel Schetzen, is het noodzaakelijkfte, en 't voornaamfte van de
geheele Teekenkonft, waarom ik vaft ftel, dat het zelve voor alles
dient waargenomen te worden; zommige beginnen wanneer zy een
Beeld voor hebben naar te teekenen, het hoofd met alles wat 'er in
hoord, ten eerften net te ftellen, en vervolgen zo het heele Beeld tot
onderen toe, het geen de meeften tyd ilegt uit valt, 't zy datze het hoofd
te groot, oi te klem begonnen hebben, waar uit dan een groote t'zaa-
menhang van ongeproportioneerde deelen voortfpruit, die het heele
Beeld uit zijn beftek doet ipringen; 't welke alleenig gefchied , door
datze die voorgezeide afmeetinge» niet wel hebben waargenoomen.
Daarom gy leergierige, neemt mijn zeggen tot u onderwyzinge ter
herten, en geef wel agt, in alles wat u zal voorkomen naar te feekenen,
dat gy alty t op deeze volgende wys, met de afdeelinge te werk gaat, zon-
der Pailer of Liniaal te gebruiken, maar meteen vinger, ofuwhouc-
zekóól naar giifinge te meetcn, leerd het oog al zachjes , tot de korrekt-
heidgewennen; want het oog is gelijk ik gezegt hebi onze voor-
iiaamfte leidsman. Daarom zo teekent dit voorbeeld na, zo als gy'c
hier aangeweezen ziet i en wanneer gy deze manier eens ter deegen be-
greepen zult hebben, zo zullen alle andere dingen u gemakkelijk toe-
vallen.
Dier-
-ocr page 43-TER TEEKENKONST. 2-1
O ^
Derhalven ftaan hier twee voorwerpen afgedeeld, Welke men naar
teekenen zal20 als die vervolgen, eerft de kleyne , en daar na de groote.
Gy^Jzult met u houtzekóól een ftipje zetten voor 't boovenfte. i, Van i»
tot Ιάώ de helft.2,weeder een ftip.Van α totaandeBazis. 5, noch een.Zic
nu toe of de figuur, in uw begreepe ot bepaalde diftantie koomen kan»
Dan verders op dezelve wys , met de mindere gedeeltens voortgaande,
tot het einde toe; en even alzo met het ftellen. Waar uit genoegtzaam
klaar blykt, dat de Meetkunde hier in noodzaakelijk is, jazodaanigs
dat zonder deselve ? niets 20 bekwaam op het papier gebrogt kan wor-
den.
ZEE^
-ocr page 44-GRONDLEGGINGE
DEze Voorbeelden 2,al men ieverig na teckenen. Het eerile is
een Ovaal of Ey %üür. Het tweede boe een raenfche tronie,of aan-
gezicht verdeeld isv öe oogen zyn zo wyt van elkandercn, dat 'er
noch een oog tuiTett-befée zou kunnen ftaan. De neus is een derde des
aangezichts lang. Dè ïiiönd een oog wyr. De ooren, booven met de oo-
gen, en onder met d-e^rif us, (hoe lang of kort die is,) gelijk. Die op
zyde, wyft desgelijks dezelve verdeelinge van lengte en breedte, mits-
gaadersde gedaante en j\roportiedes hoofds. Deeerfte, is een'zesde
deel hooger als breed ΐ en "t|ie van ter zyde , vierkapu Wat de handen
betreft, die'zijn^tw.eέmajy/derzelver breedte lang,, en ieder lid heeft
zijn byzondere lengte ,' breedte , of dikte. De yóeten zijn hetzefde
deel eens .menpcheHi en is | langer als breed, „ tjet aangezicht en dc
handen, moeten net.fnet haar lengte overee.n koHien,, zijnde elk het
thiende deel eens beeldsr Nu >poetraen weetëirÏÏ^deze verdeelijnge,
de volmahkilê"wjfi> zo^wfl^^'M als Wouwen-^^hoewel 'er weinig
menilchenzijn^die mèl^anderengelyken , nochtans is'er geen buiten
deesgezeidei ' ....................
Hier ftel ik nu weeder andere voorbeelden , .(a) als Oogen, Neus,
Mond, en Oorenj die zalmen vlytig, en met groote opmerkinge
mar teekenen, op dat men daar een goed begrip van kryge, om (als't
ons voorkomt, ) een wel geproporuoneerd Beeld te kunnen maaken,
dan zullen wy daar nalichaamelijke voorbeelden geeven, om een aan-
vang mef de fchaaduwe te beginnen. Want dit noem ik geen Lichaa-
raelyke voorwerpen , maaraJlenig omtrekken.
Wy hebben tot nu toe niet anders, voorgeftelt, ,om wel te zeggen,
als ongevulde gedaantens, dewelke gy nu vullen zult, en met de fcha-
duwe verbeeven doenTcliynen ; als dan noemt olen't vafte lichaamen.
En dewyl nien reeds (Öp de fchaaduwe na) zoveris, om tot de vol-
maaktheid der EsdelcrTeekenkonfl; te geraaken, zo is 't voor eerft noo·
dich , zich aan een goede, en vafte manier van Teekenen met rood-
aarde te gewennen, doch niet fchommelen of reufelen, alszommige
doen j, maar met een iraaye handeling van artzeeren. ' J. l.
(a) Deze voorbeelden van Oogen,Neus, Mond en Ooren, vindmen genoegzaam in dc
TeekeKboeken van Blommert, waarom ik niec nodig agc, dezelye hier te vertoonen.
TER Τ Ε Ε Κ Ε Ν Κ O Ν S Τ.
DTt voorbeeld 'c geenmen hier aangeweezen ziet,is zo gemakkelyk en
voordeclig , voor een Teekenaar gehandeld, alsraen 't zou kunnen
vertoonen. Om'tbeleggen der vlakke Schaaduwen, wijft dit ons aan,
dat'cr niec meer als twee over elkander geilaagcn artzeeringe moeten
weczen , doch des noods zynde drie , enopde Rondigheidi ofwyken-
de party , maar een. De toetzen of diepzels, is de uiterfte kracht van 'c
kryt of roodaarde j dezelve word gereuzelt of gefchommelt , want
meer als drie, artzeeringe over eikanderen, is overtollig en vergeefzc
moeiten, zo wel in 't teekenen als Etzen, gelyk dit voorbeeld aanwijft.
Men volgehetdan korrektna, doch verhaafte z^ichniei;, neemt tyds
genoeg; want weinig, wel, en geftaadich j fpoedmeer dan veel, of
Schielyk. Maar het is een gemeen gebrek, dat de voorzichtigheid en
d'opmerkingC} zo traag by de jonkheid geoefïent werden^ daar zy noch-
tans dezelve het meéften noodig hebben. Waarom de Wysbegeerigen
niet zonder reeden hebben gezegt, dat de voorzichtigheid, 'r noodigiï:
voor de menfchelyke daaden is.
Om dit, en alles, dan wel naar te maaken-, zomoetmen deonirac-
trek, met kóól of potloot gefteld hebbende, Suiver met roodaard over-
haalen : Dat gedaan zynde, zo neemt wat kruimelen brood , envryit
daar de onfuiverheid vanhet houtfekóól ot potloot, fchoon mede uit.
Gaat dan heen , en haal de kleine gedeeltens, die door het uitveegen
verflaaut geworden waaren, als 't hair, Oogen, neus, mond, vin-
gers en roonen &, hier en daar met toetsjes wat meerder op, dezelve
neffens de Omtrek , op den dach heel teer en zacht houdende , de
Schaaduw zyde een weinigje ilerker ,· dus doende vertoont zich de
ommetrek natuurlyk , en 't geeft een ongemeene grootsheid en wel-
ftand, aan u beelden , of andere voorwerpen. Daar na zalmen de vlakke
Schaaduwe, van booven, en allengskens tot beneeden toe, meteen en-
kelde artzeeringetaamelykkloek aanleggen, zo gelyk, en evenwyd
van elkanderen, als't moogelykzynzal, dat's voor zo ver de gefchaa-
duwde voorwerpen betreft. Dan de flaauwe tint of rondigheid begon-
nen , ook met een enkelde artzeeringe, maar heel zacht, min oi meer,
naar dat uw voorwerp is4 want de mezetinten moeten nooit verdub-
beld zyn. N u is de Teeketïing braat aangeleid > en reets half opge»
D maakt.
-ocr page 46-li GROND LEGGINGE '
maakt, de vokoojinge gefchied in deezer voegen: de vlakke Schaaduwe
zalmen, hier en daar, om het donkerder te krijgen , met een tweede
artzecringe verdubbelen, des noods zynde met: een derde, gelyk ik
noch gezegt hebbe. Beziet het dan een weinig uit de hand» en overweeg
met uw veriland wat'ernoch aan ontbreekt, om het model gelyk te
zyn, beginnende van booven af, met de laatfte Retokeeringc , dat's
te zeggen de uitérfte toetzen en diepzels» en zo is u werk voltooit. Wat
men nu vlakke Sebaadu we noemt, zullen wy metdit zelfde voorbeeld
bewijzen. Om dat dees pilaar aan d'eenezyde eenpaarig verlicht is j zo
noemtmen het vlak gedaagd. Defgelyks zegtmen van de andere zyde ,
wanneer een vlakke en breede Schaaduwe, met geen licht gebrooken
is. ' '
Wat her woord rondigheid zeggen wil, zalmen meede genoegzaam
uit het zelfde voorbeeld begrijpen, want de Pylaar van voore, zoo wel
rond is, als ter zyde ; men noemt het ook de mezetint, gelykmen ziet
aan de lichte zyde der Kolom, naar de Superficie of omtrek toe , dat 's
te zeggen daar het licht verminderd en weg wcikt,; niet alleen een Ko-
lom,\maar alle ronde voorwerpen , doch den een min d'ander meerj
als mede het boovenfte vlak van dat vierkant, dieachterv/eikt; en dat
is eigentlyk'c geen wy welkende tinten noemen. Door het woord me-
zetint, verftaan wyde halve of tuflchen tint; omdat die gemeenlyk ,
tuilchen het vlakke licht, en de vlakke Schaaduwe, vanelks half en
half behoord; want alryd is tuilchen licht en donker, een mezetint,
die deze twee harde Partyen met eikanderen vereenigt, en in een doci·
ilnelten. Ja Ichoon dees K^lom vol Basre leeve was, gelyk die van
Trajaan of Antonin, zo zoumen die eevenwel vlak in zyn dach en
Schaaduw noemen, ten opzichte van het generaal ; al hoewel ieder
Beeld, zyn byzondere dach , en Schaaduw heeft. Het is daar mede als
met een bos druiven, ieder druif, heeft zyn lichten Schaaduwe, en
tezaamengevoegt, doet de Tros inzyn volkoomen rondigheid voor-
koomen.
Wat de manier van artzeeren met roodaard aangaat, het zelve zal de
jeugt moogelyk wel wat moeielyker, als 't reuzelen vallen, maar daar
teegens zullen zy wederom bevinden, dat het meerder tot een vafte
hand zal dienen^ want in't beleggen der zelve, is het meeilgeleegen,
naar dat zy dik of dun, digiofweid, van eikanderen zyn , waardoor
het duiilere of flaauwe tinten voortbrengt, daarom vereifcht het meer-
der kennifle en oordeel, als't reuzelen oi fchommelen, ja al waarende
art-
-ocr page 47-TER TEEKENKONST. 2-1
artzceringeeevenweidigen dik, zo kan men net giflen, hoe veel twee,
drie , ofvierdubbeld over eikanderen geilsagen, doen kunnen, even
gfilykmen in 't Cyfferen eenzomTeekent, tweemaal twee maakt vier,
cn tweemaal vier-is acht: het geen ik vafl: ftel dat met reuzelen ot fchom-
melen niet gefcbieden kan, dat ook wel te begreipen is. Men zal bevin-
den , datwy den leerling niet met beuzelingen ophouden, maar hun
voordeel zoeken zo veel het moogelyk zy. Daarom laat het niemand
zich verdrieten zo 't wat traag voortgaat, 't zal daar na, zo veel te lich-
ter van de hand af glyen, alsmen zal bemerken, dat de handen zich tot
vaftigheid beginnen te zetten.
Dat ik dit voorbeeld hier op , a 4. derki wijs ten toon ftel, zal zom'·
mige moogelyk vreemd voorkoomen, doch het gefchied niet alleen om
de verandering, want het zelve zalmen al doende genoeg gewaar wor-
den; maar'tis voornamentlyk , om een beeter begrip te krijgen, van
'c beloop der artzeeririge, het welke ik met dat hoofd aanwijs, die
voor, en achter over helt. Ziet eens het voorhoofd in D, hoedieeer-
fteartzeeringe loepen, en hoe die vervolgens veranderen in Ε ? deen
loopt boogsgewijs opwaarts, end'andere neederwaarts: welke waar-
neeminge beft begreepen zullen worden, aaneen Kolom, diemen on-
der en booven den Horizont fchaadu wt, en noch te meer van die geene,
die de perfpektief verftaan. Derhalven is'c nu genoeg voor eerft, wyl
men weet in wat geleegentheeden, datmen de artzeeringe zal verande-
ren , en de hand d^aar toe gewennen: want daar in beftaat de fraaye han-
del ing. Toch men moet ook wel bedagt zy η, om zich daar door niet tc
laaten misleiden, maar altyd denken om een vafte, en korrekreomme-
trek te houden, zonder welke al u arbeid vrugteloos, en vangeen'er
waarde is.
Tot dus verre gefprooken hebbende van hoofden, handen » en voe-
ten, neftèns de handeling van ^t roodaarde; zo zullen wy nu met
iachte fchreeden tot heele Beelden overgaan. Ik ftel den Leerling dan
hier weederom een ander voorbeeld ten toon, om de vaftc lichaamen en
haar koppeling wel waar te neemen. Dees a Beelden zalmen heelJuch- .
tig doch korrekt , rnet houtlekóól by malkanderen fchetzen ^ maar
niet meer als de groote deelen , of het generaal daar van , begifancnde
D ζ mee
-ocr page 48-2g GRONDLEGGING Ε
met het ftaande beeld. Akyd van de regeer zyde eerft > dan bleivend®
gedaane deelen geduurig in 't gezicht van 't oog, en al 't andere, volg^
van zelfs zo veel te gemakkelyker toe: daar in teegendeel met de linkei'
zy beginnende , uw handaltyd het gezicht van't oog beneemt. Doch
cermen de kóól op papier begint te brengen om te fchetzen , zo is het
Koodich, enbyzonder voordeelig, dat den Leerling, zyn voorwer-
pen daar hy naar teekenen zal, een wyl tyds, met een goede en ftarke
aandacht overziet, waarneemende hoe de Beelden en voornaamfte
Leedente zaamen koppelen, waar het hoogfte, en laagfte is 6cc. Ja
zo lange, dat hy de ftand der beelden, daar van in zyn geheugenis vaii
gedrukt heett, door het welke men een grootc verligtinge, en vaardig-
heid in zyn oeffeninge zal befpeuren.
't Zou den jongelingen een grooie ongewoonte zyn , datmen hen
reeds te vooren lei om de voorwerpen grooter of kleender na te maa-
ken , warttdetyd is hier noeh niet geboorenon:i haar die zwaarenlaftop
te leggen, derihalven zo beveele ik hun, het alleenig maar even groot
temaaken.
Om dan het fchetzen, op de alderbefte en zeekerile manier in 't werk
te ftellen, zo moet men voor eerft, de ^entraale of perpendikulaare linie
op zyn papier, methoutfeko'di trekken , en maaken^yzich zelfs een
overflach hoe ver, in't principaal, de onderfteunende voet met het
hoofd gelyk komt, zo als ik hiervoor met de kan en kandelaar noch
eens aange weezen heb. Zet dan naar giffinge een ftip voor het hoofd,
naavel, en voet; en gaat daar zo in het fchetzen met de voornaamfte
deelen > van boeven naar benèeden toe, op voort. Dat gedaan zynde zo
zalmen in 't Principaal zien, op wat hoogte ten naaften by, het naavol >
gende beeld begint, zeggende by zich zelfs als of men iemand onder-
wees » het boovenfte van^c vroutjes hoofd, moet met de mans borft ge-
lyk koomen , daar dan een ftip gezet} de kin met zyn naavel, wec-
dcrom een ftip: enzo met de andere deelen op de zelfde wys giflende,
voortgaande: Waar doormen al de voorwerpen op zyn regte plaats
komt gewaar te worden. Doch om zulks te doen, dient de ftilte en ruft
noodzaakelyk aan den Teekenaar, want dan kan hy zyn eige mifftelJin-
genotfauten,beeter metopmerkinge gewaar worden, om dezelve fluks
cn vaardig te verhelpen en te verbeeteren, zo word hy leerling zynde,
allengs een meefter by zich zelf j en op die manier verder voortgaande,
zal 't hem geen meerder moeite zyn ,435: beelden t'feffens, by malkan-
deren te fchetzen,ja hy zal geen onderfcheid vinden,al waarend'er twin-
TER TEEKENKONST. 2-1
tig of meer, behalven dat'er meer tyd toe noodigis, want op die wys
als hem dit te vooren komt, zal hy de reft ook kunnen fchik ien, om
dat deneenen uit den anderen vloeit. Als nu de Schets ten ruwftenont-
worpen is, en dat al de groote deelen op zyn plaats aangeweezen ftaan,
zo zalmen het voorwerp en zyn fchets, in vergelyking teegens eikan-
deren , met een aandachtig oordeel, een weinigje uit de hand befchou-
wen, om te zien, of de fchikkinge naar behooren geplaatft is, en of de
beelden haar werkinge genoeg doen; want als dat in de fchets niet wel
waargenoomen word, zo zalmen met de verplaatzingen yerbeetering
der deelen indeftellinge , zulk een groote en verdrietigen arbeid ont-
moeten, dat deiever enluftvan dc teekening vergaan zal zyn,.eer
men de zelve eens half gefteld vertoonen kan. Maar de fchets wel ont-
worpen zynde, zo mach men zich te beeter van een goeden uitilach ver-
zrekert houden , temeer, wanneer de omtrek der ilellingc , door het
afneemen eri bydoen, met opmerkinge en voorzichtigheid, in 't werk
gefteld word.
Inhetopftellen, moetmen vooral wel toe zien, datdeloffigheidder
Aktien,, die in de fchets aireede is, daar niet uiten raakt. Het welke
heel gemakkelyk kan gebeuren, wanneer men geen agt geeft, door
wat voor-deeleflj denatuurlyke beweegingen werkinge der Beelden
veroorzaaken.
TIENDE LES.
Als dees voorgemelde dingen verftaande, zo is 't nu tyd , dat den
jongeling hier een proef zyner bequaamheid moet laaten bleiken,
met te toonen wat hy in de teekenkonil gevordert is, en of hy vaft en 4
zeekergelykmengemeenlyk zegt, in zynichoenen ftaat. Men zet heni''^'
dan een flaau Bas releve, dat *s te zeggenweinig verheeven , van ζ
beelden voor, d'eene naakt 5.en d'andere gekleed om te zien of hy de
gezeide waarneeminge in het Schetsen, Stellen,, en 't beloop der Art-
zeeringe, naar de veranderinge der voorwerpen, wel begreepen zal
hebben. Maar voor al, zo moetmen het niet te digt, ot te ver van 't licht
al ftellcn ; alleenig zo ver, dat het een bequaame ftarke fchaaduwe
geeft , want hoe verder het van't licht af is, hoeflaauwer en twyfFe-
lachtigerzich de Schaaduwen vertoonen zullen. Ten tweeden, zo gaat
niet te digt, by het voorwerp zitten, maar verkiert een bekwaame
D 3 diftan-
-ocr page 50-li GROND LEGGINGE '
diftantis j 5:g lang als men deweezens, en voornamentlyk» de Schaa-
duwen vanoogen , neus, mond, en alle partyen die noodich waar cc
neemen zyn, volkoomen onderfcheiden kan, zo zitman niet te ver.
Ten darde, zo plaats het voorwerp zo hoog, dat het oog der beelden ,
met de uwe gelyk komt, zoals wyop zyn plaatsin't vervolg, noch
breeder verhandelen zullen. Ten vierden, zo zyt voorzichtig, datgy
nooit meer alseen beknopt venfter licht gebruikt, waar door mende
vlakke Slachfchaaduwen beft gewaar word » daar in teegendeel een
groot, ot ver van eikanderen verfpreidcnt licht verkiezende, zo wor-
den de fchaaduwen verdubbeld, en krygen een twyiFelagtige bepaalin-
ge. Hoemen zyn porte folio ofpanneei daarnien opteekent, leggen en
vaft houden zal ; vind ik niet noodzaakelyk hier te verhaalen, alzo de
Jongelingenhetdaagelyks genoeg, van andere, zien voor doen. Al-
hoewel het zei ve,in 'c voorbeeld van de t waalfde les,genoegzaam aange-
weezenftaat. Men vertoon zyn teekening als dan aan de meefter, om te
doen zien, hoe ver men reeds hier in gevordert is: en oi hy u bekwaam
zal oordeelen, om naar het playfter-rond, met wit en fwart; opge-
grond papier te kunnen teekenen j want alsmen de handeling van't art-
zeerenkundig is, zo valt deeze manier, zo veel te gemakkelykerinde
hand.
Et fchetzen en ilellen, in de fesde en negende les, en 't beloop der
artzeeringeindeachtfte, beweezen hebbende, zo zal het niet
ondienfiig zyn, datwy tot het wit en zwart Kryon , opgegrond of
of blauw papier, overgaan. Om een goede en vafte handelinge, op
zulk papier te verki ygen, is 'er geen beeter middel, als zich geftaadig
naargewaiTeTeekeningenof playfter te oeffenen, want de gewoon-
te zegt het fpreekwoord, is een tweede natuur. Waarom wy de Leer-
lingen , hier verfcheide weezensin playfter troonien j voorzetten. In
plaats datracn op het wit papier, zyn voorwerpen met de Schaadu-
we plagt te doen ronden, en het- licht uitfpaarden: moetmea hier
öuin tegendeel, de Schaaduwe uytfpaaren, en de lichten met het
Kryon doen ronden, ni^c datmen gantfch geen Schaaduwe meer
zoude behoeven te maaken : dat 'jsde meening nier ,geeniTnrs; maar
hier en daar weinig, zoöhet de nood vereifchr. Alsmen voor eerft
een
-ocr page 51-TER TEEKENKONST. 10 f
een vafte ommetrek heeft, zofalmethet wit Kryon» by deverhee-
venfte parcyen begonnen worden, daar het alderligilen isj als op het
voorhoofd, neus, en wangen, verminderende al fachjes hoe langs
hoe meer , doch niet met artzeeren, maar al fchommelende, dan
alleen daar het licht afneemt, en met de Schaaduwe vereenigt word,
gelyk dit lachend-troonitje in de zwarte Konft aanwyfl-, het welke
naar een teekening gemaakt is, die even alzo op donker papier
gehoogt was: zo doende zult gy de Schaaduwe van zelfs zien voort-
komen. Neemt dan uw zware ofrood-kryc, enartzeerde Schaaduwe
daar het zulks vereifcht; geef dan verders de uittrfte hoogzels of
gkns, enook de diepzels. Deze manier van teekenen is , boven het
vermaak dat zy heeft, ook veel vaardiger, gelyk de daagelykze on-
dervindinge getuigt: ergo het befle voor een ^hilder. Ja als ik myn
■gevoelen regt uit zal fpreeken, zo kan ik niet zien , dat het anzee-
Tcn op wit papier, iets tot Schilderen doet, en dit al: want zohec
Kryon van alderhande kouleuren was , zou het niet eeven eens ftaan
als gefchilderd ? Daarom moeten de geene die regte liefde tot dc
Konilhebben, en goede mcefters daar in hoopen te worden, zich
niet ontzien, om de oefFcningedeezer handeling fikxteleeretr. Doch
men ntoec niet denken dat het zogemakkelyk toevallen zal, als men
de handelinge van't roodaard te vooren nier geleerd heefc. Maar bo-
ven dat., zo jaat u niet verleiden door een fraaye manier, wantdc
vaardigde eh fchoonfte handelinge des waerelds, is niet magtig ge-
noeg, om een verftandige en volkomen Teei^enaar te maaken, de
vafte rtellinge, en fchooneomtrek, is het voornaamfte, die hem tot de
volmaaktheid moeten brengen. Waarom ik de Jongelingen ten
hoogflen aanbeveel, zich niet aan 't Schilderen te begeeven, voor
aleer een verftandig meelier oordeel d, dat zy vergenoeg daartoe,,
in de Teekenkonft ervaaren zyn. Niet dat ik gelyk zommige zeg ,
datmen zeftien, twintig, ja vieren twintig jaaren teekenen moet,,
eermen tot het Penfeel overgaat ? zulks acht ik voor een verwaande
grootsheid , en oordeel hun zelve eer zo veel jaaren, boven de generi
die zy reeds bezitten, nodig te hebben, om haar volle verfland te
krygên. Toch het is in dejeugt een gemeen gebrek die haar als aan-
gebooren fchynd, dat zo voort als zy wat gepreezen worden, ten
eeriien aan het Schilderen willen, fchoon zy naaulyks de roodaard-
pen in de hand weeten te houden; ja willen eer een man zyn dan een
kind. Andere v/ederom die de iverigfte ichynen, laaten het zom-
tyrs;
-ocr page 52-li GROND LEGGINGE '
tycsin den beginnen fteeken, en fmoorenin haar geboorten^ Daar
is noch een darde zoorc, dewelke akyd uitftel zoeken , fpringendc
van den Os op den Ezel, neemendegeduurig iets nieusom deveran-
deringc by der hand > of hebben geftaadig het hoofd vol grillen , 'c fy
dat zy vermaak Icheppsn in de OeflFeninge der Muziek, Komeedien
te bezien,onnutte grollen van boeken te leezeni&c. het welke alles tot
hinderinge dcezer lofFelyke Kon 11 is {trekkende. Weg dan mee alle
buytenfpoorigetydkvviftinge i alsmcn meeiler is-, cndat wydezwaa-
righeeden te boven zy η, zo is "t noch vroeg genoeg om verniakelyke
tydkortinge te zoeken. Het geld'c geen de Jongelingen ook zom-
tyds daar aan te koft leggen, zouden zy veel beeter kunnen befteeden,
2o aan fraye prenten, Boeken, Playfter, Beelden, en een tecken-
Akademie, Een die regte liefde rot de Konft heeft, en daar in zoekt
te volharden, blyft aan'tgeenehy begonnen heefr , en maakt het ag-
ter een af. De Hemel helpt de ieverige, en de Gooden zode Poë-
ten zeggen, verkoopen alles voor zweet. Doch Iceeren wy weedcr
tot onze onderrigtinge.
Terwylmen reeds aan het Retokeeren zal gevorderd zyn, zoo is
het noodig dat wy zien, hoedees tronie geteekend is. Men moet de
fachte plooyen, met geen ftreepen of trekken op de ligte partyen
aanwyzen, hoewel 't veel gefchied : maar de grond van 'c papier
voor 't zelfde laaren , want anders toond het zich te hard. Begin
dan eeril met het hoogde licht, te weecen het voorhoofd, dan dc
neus , en zo voort : doch om dit te verkrygen, maaktmen eeril[een
groote party van licht » en geeft dan gelyk wy hiervooren noch ge-
zegt hebben, de hoogfte glans daar boven op. By voorbeeld dat
een Troonie in vier ilreepen,Paralel van elkanderen.,vcrdecld was, een
voor de oogen, de tweede voor de neus, dc derde voor de mond,
cn delaatfte voor de kin j neem dan een papier, en bedektfdaar
mede detroonieroc aan de bovenlle ilreep,, zo ziet men niet meer
als het voorhoofd ? begin daar rnec u Kryon, en voert het uit, zo ver
als 't verlicht is} dat gedaan zynde, zo fchuifuvv papier een ftreep laa-
ger, en vervolg met de neus : dan de wangen en oogen, jaalv/at ira
dat deel behoord. Metdeneus, om dat het een deelzy, diemethec
voorhoofd gelyk is, doch de oogen en wangen niet: zo zien wy dat
heteene licht uit het ander vloeid. Nu de mond enkaaken ; dan voor
*t Iaatil;e,dekin. Dus doende zalmen zien datopdiewys, degelyke-
niirebeft voorkoomcnzal. Eeven gelyk men een juffer ziet ftaanmct
dc
-ocr page 53-TER TEEKENKONST
de Waayer voor haar aangezicht, verlangende dat zy zich ontdekt,
c^rfl; deoogen» vervolgens de neus en mond , eindelyk in 't geheel;
verheugende ons dan dat het de zelfde is, dien wy te vooren gedagt
hadden. Een zaak wel re beginnen, en ordentelyk uit te voeren , daar
wint men veel tyd mecde.
Men vaar nu voort met de befte Playfter beelden die 'er te krygen
zyn , naar te Teekenen, als d'Apollo, Griekfe Venus, Antinoüs,en
meer andere fraaye afgietzels. Wanneer nu den Leerling ziet, dat hy
dus naar zyn zin vorderd; Zo wekt de Geeft en iever in hem zodanig op,
dat 'er iets groots van te verhoopen ftaat. Dus doende komt men met
vermaak enfachte Schreeden hoe langer hoe naader, tot de volmaakte
Teekenkonft. Want het Playller werk de hoogde trap is, om tot hec
Leeven te geraaken.
N' U is 'er niets meer overig te weeten, als, in wat Poftuur den
Teekenaar zich zelis zetten moet, wanneer de gezcide Beelden
hoogoflaaggeplaatft ftaan, om die bequaamlyk te kunnen zien. Als
men iets voor heeft om naar te Tcekenen, 't zy wat het ook mach zyn ;
zo moet men de volgende Aanmerkingealtyd waar neemen,als by Voor-
beeld naet deze fles aangeweezen is. Wanneer de zelve paralel aan ons
oog ftaat, zo zalmen zich in zoodanigen vallen Poftuur ftellen, 'tfy
ftaande oi zittende, d xt men het Voorwerp, en zyn Tafereel le gelyk,
met het Oog kiin, beftraalen; wei te veritaan,zonder het Hootd op, of
nederwaarts te beweegen j alzo door het op eri neederkyken , niet al-
leen eenige tyd werd verzuimt, maar ook het oog daar door gediver-
teert en verbyfterd word- Wat aangaat de Diilancie, dezelve zal men
neemen , na proportie dat het Beeld groot is, ten alderminften zo ver,
dat men het Voorwerp , met een opflag zyner oogen kan bevatten, zo
dat, hoegrooter Beeld , hoe wyderafftand men verkiezen zal: gelijk
wy in 't vervolg naaukeuriger zullen toonen, als wy van het leeven
fpreeken.
Nu ishettyd, dat wy den Leerling het klein na groot, of groot na
kleinaanbeveelen , alszyndehier een noodzaakelijkezaak, ora 'tOor-
deel wel te oeifenen; en de befte middel om vaft te leeren ftellen ; Hier
door zullen zy de paflèr in 't oog krygen, en alle dingen verftandig naar
't gezicht weeten af te meeten,
54 GROND LEG GIN GE
Wanneer nu dc Leerlingen zo gevorderd zyn , van alles te kennen I
dat tot dus verre, aangevveezen ftaat, zo is het noodig dat zy haar kragt
en bekwaamheden overweegen , en by zich zeiven denken, waar hun
Neiginge en aart toe ftrekt,daarzy haar behoudenis door meenen te vin-
den : want nu zyn d'er geen Konften noch Weetenfchappcnin de wac-
reld , of men kanzc door *s Heemels hulp aanvaarden, en door iever
meefter worden , alsmen voorzichtig te werk gaat.
Het is dan tyd dat de Ouders of Voogden, bcquaame Leermeeilers
zoeken, om de Jeugt in hunne verkiczinge de behulpzame hand te bie-
den , op dat zy met voordeel haar Oeffeninge mogten volvoeren : want
aan een ervaren Leermeefter, hangt de welvaart eener welmecnende
Jongeling, 't Was te wenfchen dat dezen raad , van die geene welke
met kinderen gezeegent zyn, mogt behartigt worden, wat zoude in de-
ze Landen,20 wel als inItaalien,Vrankryk cn elders, met 'er tyd fraaye
Kunftenaars bloeyen , en doorluchtige Meefters voor den dag bren-
gen, dewelkemeenigen bekwaame Geeft opv^ekken zouden, die nu
doornalaatigheid en floffigheid der Ouders of Voogden, onnuttigen te
nietverfleetenworden. Want een goeden Akker wel beploegt, gc-
meil, en bezaaid, brengt veel en goede vruchten voort.
De Teekenkonft tot dus verre verhandelt hebbende, oordeel ik nood-
zaaklykgelyk iknochgezegthebbe , aan alle Konftlievende menichtn
noodig te zyn , om alles naar hun Neiginge te kunnen onderneemen
enmetgoed verftand, envatzaam begrip, van alle zaaken te kunnen
redeneeren, en oordeelen.
Maar de geencn die toe Schilderen genegen zyn, dienen nootzaake-
lyk meerder van het zelve te weeten. Waarom ik voorgenoomen heb,
een tweede deel hier agrer te voegen, beftaande in tien Propozitien, ie-
der met eenZaamenfpraak,zo als wy die vervolgens gewoon zyn in onze
weekelyke by eenkomften te leezen j om de Teekenkonft alzoo in 't ge-
heel by malkanderen te hebben, en ons tweede Boek, mee een aanvang
der Schilderkonft te neemen^
Ρ
O
-ocr page 55-TER TEEKENKONST.
Op de natuurlyke neiginge der menfchen.
GEen edele imboril Iaat zich voor altyd bepaalenj
Wat dwang de geeft beklemt, zy breekt in 't einde door;
Geen nyd noch lafter ilelt haar dappre moed te loor j
Geen weeldens konnen haar van \ rechte fpoor doen dwaalen.
De fchranderheid ontdekt heel licht die held're ftraalen.
En merkt waar 't brein op doelt; dit bleek, met volle gloor,
In held Achilles, toen hyHelm en Zwaard verkoor.
En, fchoon als Maagd getooit, ilechts dacht aan Zeegepraalen.
Athcnen kende dus haar Jongelingens aart,
Dies gaf het mannen, door hun brein alom vermaart.
De Geeft hoe ruim en groots kan leiding niet ontbeeren
O Gy, Geeftryke jeugd, die 't Pad der Konft betreed.
Ontmoet u arbeid, denkt men koopt de roem voor zweet.
En dat Standvaftigheid in 'c eind doet Triomfeeren.
Ε ζ
ErwyldeEd:Groot JgtbaareHeennBuxgermecfleren, ons
een aafiziendeljke plaats, voor een Konfl-k^ad vergunt heb-
ben , tot opqucckinge der Edele Schilderkonfi: zo is fwaarlyk
onzefchuldigeflig t, dat wj ook metter daad doen bljken, dat het ons
ernfiig ter hir ten gaat, en dat wy 'topregtelyk meenen. Laat en wy
dan alk kragten aanfpannen, met iever en lufi zich vleitig oefenendey
op dat deze door kg ttge Konfl, ah een heldere zon, met meerder glans
enluifleri alsίς;el voorheen, mogtkomen uyttefchitteren, tot wel-
vaaren vanons, en glorie der Beroemde Koopjiad Amfierdam. Dat
de oudjleen Eervarenfie onderons dan, meteen teedere zacht tot zjn
evenaajien ingenoomen, haar de behulpfαame hand biedt η, voornaam-
mentlyk om de jongfie, die nochfwak zyn , en hulp van nooden heb-
ben, te onderngten, op dat in haar, de hft en moed , mogt aan-
groeien, o'm zo doende tot volmaaktheid te geraaken-, υιψηΐ dat is
hetvoornaamfie, daarwy dejgtbaare Magidraat, en ook ons zd-
ven, mede kunnen voldoen. Laaten wy danvoorzichtig metvreed'
lieventhdd te -'ujerk gaan , en volgen de Al-Oude fpreuk van onze
Republyky Concordiaresparvas Crefcunt. VGeentekemiengeeft,
dat alk kleene beginffelen, door E^endragt opklimmen, tot de hoogfie
top van volmaahheid. Verheugen ivy ons waarde Konfigenooten,
dat wy in zo een gelukkigen flaat gefield zyn, Ven Heemel gaat
voor ons open, en deGun^ige Dageraat, op haar Furpere waagen
gezeeten, wekt alle ieverigen op, en flor t eenaangenaame dou over
alle heen, die ons doet ver quikken en verheugen , want haar aan bren-
gen, is gemeenlyk een bekendmaakinge van Phtsbus komfi, die alles
met zyn helderefiraalen befch^nt, en de dingen doet gr oeyen en bloeyen ,
waar door ze haarfchoonheid, Reuk, en fmaak verkrygen.
fVie is'er dan onder de Konfl Oeffenaars, die niet met een opregt
VOOR REDEN,
gemoed, ( en zonder voor oordeel ingenoomen,) zal moeten toeflaan^
dat onzen Foorflmider 3 van den Heemelverkoorenen befchiktts, tot
dit hejlzaame werk? Vaar is geen gehetigems van iemand, zo lang
als Amfierdamgeflaan heeft, die ooit zo een Edelmoedige daad heeft
onderwonden, en tot zyn volkoomentheid gebragt, dan dezen alleen ;
want hy door een mgehom'en drift tot de Kon[i, nkt konnende ver-
draageny dat dezelve zo ongelukkig vervieh tsmetmedelyden, over
haar Ramfzaaligenflaat bewoogen, en heeft Qtn weer wil van de
hitze nyd , baatzucht, en verwaantheid ) haar mt het donkere
hol der onweetentheid verlofl, en inbeeter flaat als voor en herfteld:
alleen maar yuit een opregteliefde tot dezelve , 't welke genoegzaam
gebleekeniSi aandeovergrootemoeyteneniever, diehf daar toe heeft
aangewent itot Glorie, en Lof van zyn Eeuwige Naam zo dat hy met
regt, emtweedeMe^omas^enAvgiiflgenoemtmagworden.
In-
Ε 3
-ocr page 58-8Ó GRONDLEGGINGE .
Inleiding van de eerfte Propofitie.
OM tot de Zaak re koomen, zo zullen wytot Voorwerp onzer
V^erhandelinge , met de Volmaakte Teekenkonft een Aanvang
neemen : Nademaal dezelve , het fondament zy, waar op de Edele
Schilderkonft isgegrondveft; zonder de welke niemand onmoogelyk
tot Volkoomentheid kan geraken, al vroeten hy zyn leeven lang.
Onderzoeken wydan vooreerft, wat deTeekenkonil is, en vervol-
gens haar vermoogen , en uitwerkinge.
De Teekenkonft , is een kenbaar vertoog der dingen', van Linia-
menten, door een welgeoefiende hand getrokken , op papier, doek ,
ofpanneel: Want daar isnietsop deganrlche Aardbodem geicbaapen,
wat het ook mag zyn, 't geen eenig weefen heeft, beweegelyk of
onbewceglyk, ot het is daar in bfigreepen: 't zy het in lengte , breed-
te, dikte , rond, ovaal , fcheef, of krom beftaat ; ook boomen,
fteenen , vrugten, kruiden , bloemen , beeften , en Menfchen, Ja
alles dat kenbaar is, zon, maan, en fterren niet uitgezonderd. In't
kort, 'tis een Konft, dewelke afbeelden kan, alles wat men onder'c
wyde uit-lpanzel des Heemels bedekt ziet.
Het is aanmerkerfwaard, dat in deze Landen, de Teekenkonft tee-
genwoordig zo weinig betragtword, ja zo geringen onnoodig geoor-
deeld , alsoi hetmSar tydquiftinge was, enniettepyne waard, om
eenige moeiten, offtudie aan te hangen. Daar ik inteegendeel wel
anders heb moeten blokken, om wat te leeren j niet alleen in myn
Jonkheid ? maar tot het laatfte der daagen dat my dit ongeval overge-
Jioomen is, heb ik de weekelyke Kollegien waargenoomen,en Akadee-
mie Beelden naar 't Leeven geteekent, behalven noch andere gewoon-
tens dien ik had, van naar de Antyken , Busreleeves » en gekleede
Leeman te teekenen, gelyk dezelve Modellen of teekeningen, onder
de Liefhebbers beruftende, kunnen uitwijzen. En noch heb ik niet
genoeg naar mynzin geweeten , om de naam van Hiftorie-fchüdertc
dra^gen. Maar wat hoef ikeen Voorbeeld van myn zei ver op te haaien,
bleikt het niet genoeg aan de werken der oude Beroemde meefters, dan
zy al haar vlejt en zorg aangewend hebben , om in de Teekenkonft uit
te
-ocr page 59-TER TEEKENKONST. 10 f
te munten, als Raphaël, Michel Angelo, Karats, en meer anderen,,
nier alleen in't Menfcbbeeld, maar alles,; zo wel .Landfchap, Archi-
tektuur , Konterfytzels , Bloemen , Beesjes , en wat^^ermeêr ver-
eyfcht, om Univerzeel of algemeen te zyn ? Do'ch wat hebben anderen
daar na, dewelke mede voor braave baazen te boek ilonden , haar in
dat deel niet al mifgreepen , waarover zy veel fchimpenfpot hebben
moeten verdraagen , zo als den Hoog-geleerden Junius genoegzaam
aantoont. De Ervarentheid heeft ons doen zien', dat de Romynen, en
die van Böulogne, welke haar te Roomen geoeffcnt hebben , in 'c
generaal altyd de beite Teekenaars van gantfch Itaalien geweeft zyn.
De reeden daar van is. dat die meêr tyd in het teekenen beileeden, eer
zy tot het penfeel en verwe overgingen, dan d'anderen.
Voorwaar men hoefc zich dan niette verwonderen, dat die Grootc
Meefters, haar zooveel aan de Teekening hébben laaten geleege leggen,,
en geen tyd of moeiten ontzien, om die volkoomen'tlyk teleeren ^ .en
daar door tot de hoogfte top der volm'aaktheid té geraaken V zynde
verzeekert, dat zo zyeen Eeuwige naam wilde verdienen , door dat
middel,de zelve zoude kunnen bekoomen. Gelykhetook genoegzaam
blykt aan haare wonderwerken > in alle fteeden van Europa, by Frinf-
fen, Vorilen, en andere Konftlievende. Ik fpreek nu niet van Schil-
deryen, maar alleen van Printenen Teekeningen, booven alle ande-
ren geagt en in waarde gehouden; ja zodaanig, datde gemeene man
daar naau welyks aankoomenkan, om de ongemecne iraaje , en korrek-
te Teekening die daar in le zien is: Hier zoude moogelyk iemand tee-
gen werpen, datde grooteagtïng, diemenvoor zodaanige Printenen
Teekeningen heeft, juift niet om de fchoonheid of deugd is j. maar eer-
der om de oudheid , voornaamentlyk, om dat zy zo quaalyk te bekoo-
men zyn , want het geen overvloedig ert gemakkclyk te krygen is
werd doorgaans weinig geagt: welke Redeneeringe, by ibmmjge;
niet onwaarfchynlyk voorkoomcn zou , maar myns oordeels, by de
verftandige geen indruk vinden want de beroemde digter Horatius,,
in zyn ftigtinge Moraal, voerdde Deugd ten Hemel, niet om.haar
oudheid? maar om datze volmaakt fchoon is, beftaande in zuivere
waarheid van zaaken j en wat is'er toch dat met meêr moeiten en arbeid;
verkreegen word , dan de Deugd ? by 'gevolg een onfterjfiTelyke naam.
Het is ook on weederfpreekelyk, dat alles 'c geen volmaakt Schoon en
Deugdzaam is, aldermeeft gewenfcht en zorgvaldigfte bewaard;
word,
Oiii-
-ocr page 60-GROND LEGGINGE
OudeTeekemar, en Jonge Schilder.
Teekcnaar. Roept zo hoog niet jongman, bezint u wat.
Schilder. Wel waarom, is het niet eens tyd , daar'c my beuren mag,
terwyl ik nogjongben , en ah-eedszo vergevorderd?
T: Wilt gy gaan Reyzenen fchoenen verilyten? het was beeter dat
gy noch een half: douzyn broeken verfleet met zitten, dan leerde gy
noch wat. Gy zyt te laatdunkende en pocht te veel.
S: is dat pocchen, dat myn meeiler zegt, dat niet een van alle zyn
difcipels zo ver gekoomen is alsik, en noch de jongfte zynde ? v/ant
die zyn konft verilaat, en wat gercyft heeft, is'er immers bovenop.
T: Dat kan wel weezen. Maar zeg eens wat is Konft, cn waar in bc-
ftaatuwoeifening?
S: Alles dat my voor komt te Schilderen, wat vraagen is dat ?
T: Uytde Geeft ook?
S: Watuitdegeeft, wisje wssje, neen het Leeven, de Naarbooc-
fingeder algemcene Natuur is myn Studie.
I: Hebt gy wel naar Playfter leercn Teekencn?
S: Drie jaar heb ik geteekend, maar 'k weet van geen playfter,,
heb ook by myn patroon niets daar van gezien, maar na fraaje printen
van Blommert, Berchem, Breugel, Rubbens , en andere braave
Konftenaars.
T: Naar Raphael, Karats, en Poufyn ook ?
S: 'k Geloot van ja, ik heb'er zoo naauw niet opgelet. Maar wel na
Teekeningen van myn Meeftcr.
T: Hebtgy meede op 't Kollegie naar het Naakt Model geteekent?
s: Neen.
T: Watrncentgy danmethet Leeven te Schilderen?
S: Na leevendige menfchen, Man , Vrou, Kind, Schaapen , Oflcn,
Koeyen, Stoelen , Kaflen; ja alles dat te pas komt.
T: Hebt gy 't Menich beeld, met alle zyn Proportien ook ge-
EcekenL ?
S: Ja toch, het eerftejaaraJ,
T: Zo kent gy die vaft van buiten, en dievan de Vrou ook denk
ik? zonder twyffcl weet gy dan mede wel , waar in die beide Fropro-
licn verfchillen ?
'ki;
40
TER TEEKENKONST. 10 f
S: % Geloof ja, als ik'er moeiten om doen wou, maar wat hoeft
dat ? die dingen wijzen zich zelfs, want als ik het leeven voor myn heb,
dat volg ik zonder roemen , zo korrekt na als een draad.
T: Ja ? Maar kund gy dan de gcbreeken wel zien die in 't leeven zyn,
en dezelve ook verhelpen? want als men de proportie niet tcrdcegen
weet, en waar een volmaakt beeld in beftaat, zo kan men ook niet
zienof het wel is.
s: Het leeven kan niet miiTeni meent gy dat ik niet zien kan of ie-
mand een Scheeve mond, Biindoog, ot horlevoet heeft ?
T: Dc proportie beftaat daar niet in, het beftaat in di: Leedematen ^
haarlengte, dikte» en breedte.
S: Dat weet ik wel', maar als ik de natuur volg zegt myn meeiler,
dan heb ik voldaan, Gelykd'eenemenfch heeft een dik hoofd , d'ander
een kleine, d'een heeft grootCj en d'ander kleine handen , deen kor-
te, en d'ander lange beenen : d'eene vrou ismooy, end'ander leelyk,
cn zo voort,
T: Hebt gy ook wel kleeren naar de leeman gefchilderd ?
S. Jadat heb ik eens gedaan, maar het is zulk een gefutzel: en wat
dc kleeding aangaat, dat luiftert toch zo naaii niet. Maar de Kouleuren
fui ver te temperen, en aan te leggen, dat is wat moejelyk voorme, en
ook om een dingglat te verdreiven: want het is ellendig darmen zo
qualyk zagtevis-penceelenkreigen kan.
T: Neen dat fchortu niet, gy ver drei ft u dingen al heel zagjes.
S: Ja weet gy dat, het is de ziel van dekonft een gladde enmaliTc
penfeel; Ik meen dat het myn ook veel moeiten gekoft heeft, want ik
ontzie geen tyd t tog dat is 't daar 't mecft om te doen 1$ ; En nu ben ik
deuHeemelzy gelooft zo ver, dat het teegenwoordig maar ipeelwerk
voorme is. Maar daar nu myn meeftezwaarigheid op aankomt, dat is
omlchoone Olie en beftendige verwen tekreigen, zo dat ik genood-
zaakt zal zyn, om wat tyd aan 't diftileeren te gaan befteeden.
T: Hoe aan 't diftileeren , ik meende dat gy ryzen woud ?
S: Ikblyf hier op zyn minftennogh wel een maand oftwee.
T: Wat ik nog verder vraagen moet, de perfpcktief die hebt gy al
vaft doeje niet, en van wie geleerd ?
£: Daar weet ik niet af.
t: Wel hoe maakt gy 't dan om iets in perfpektief te brengen ?
S: Dat valt van zeiis toe: Men moeit ook wel onnoozcl weezen,
-ocr page 62-li GROND LEGGINGE '
alsmen niet wift, dat de dingen die ver zyn, verkleenenj cndat ecu
vierkante Taafel op fy, zo breed niet is, als voor.
T: Maar hoe veel dat alles verkleend , zander Oogpunt, Planum ,
of Diftantie; daar fpreck ik van.
S: Wel dat ik met myn oogen zie dat moet ik immers gclooven.
T: Hoe lang hebt gy wel aan de Konft ge weeft, 12 jaar ?
S: Neen, niet meer als <5 ; ikbenby myn meefter geraakt, zo als ik
uyt bet fchool quam , en was doe in myn 12 jaar, als wanneer ik ook
d'eerrte maal het Krion in de hand nam.
T; Maar uw Vader heeft my gezegt, dat gy reeds gedachten maakt
om te trouwen: dat komt immers met u zeggen, te weeten het Ry-
zen, niet over een. Of woud gy 't alle by doen ?
s: Neen. Vader wil'c niet toeftaan» hyzeiddat het noch te vroeg
T: Dieman fpreekc wel, hy behartigtu voordeelt daarom zo volg
vry zyn wyzen raad , en denk op het fpreekwoord , vroeg gctroud ,
lang beroud. Maar gy fl^gt veel andere jonge borften, die zo voort als
Zy de Pengeelen, en Verwen beginnen te handelen, haar aanilonds
inbeelden genoeg inftaat te zyn, om de koilte kunnen winnen. Uit
welke onkundige Laatdunkeniheid , dan ten eerften een verdriet
fpruit , om langer onder de gehoorzaamheid eens Meefter te ftaan»
ja denken dat het hun eer te na zou zyn. Waar door zy alle verdere
noodzaakelykheeden verzuimen te weeten , diezy aireede meenen ce
bezitten. Zo dat'er geen zo algemeen gebrek onder de jonge Konit-
oefïenaarsis ν als dat zy verder reiken willen, als haar armen lang zyn:
Zy houden geen gcreegeltheid of order, in hun doen, maar trachten
altyd tot verdere z iaken over te gaan , zonder de voorgaande regt be-
greepen, en m 'c werk gefield te hebben: Het welke ik voor een
groote tydquiftinge reeken, of ten minften , een zeer lange veragte-
ring inde Konft. Zodat de ieverige naarftigheid , ofde groote Lyd-,
zaamheid, om wel te voleynden , moet geleerd worden, eer men zyn
eigen Zinnely^kheid volgen mach. En wat het Ryzen aangaat, die
koitén zoud gy veel nutter in uw OeiTening kunnen befteeden, zo aan
fraaye Boeken. Schoone Printen van de voornaamfte Meefters. Play-
fter beelden. Een Leeman j endiergelyke noodzaakelykheeden meer:
cn brengen daar noch eenige tyd in *t leerén mede door. Dan zoud gy
eerit bequaam worden, om met voordeel te kunnen ryzen, te wee-
ïen, met goede kennis en zuiver ©ordeel. Want wat aoude het u an-
der
TER TEEKENKONST. 10 f
ders baaten als gy te Roomen kwam, en niet wift wac fraayof ilecht
was ?
s: Wel daar zou men'tleeren. Hoe doenzeallegaar die d'er gaan
is 't niet om meerder geacht, en vermaard te worden ?
Ti Dat ik hierleeren kan, hoefik te Roomen niet te gaan zoeken.
Derhalven is'tgeoorloft myn gevoelen recht uit tefpreeken , zo zeg
ik, dat naar ik aan uw reedenen hooren kan, gy u inbeeld alreeds veel
te weeten , om dat u Meefter, mogelyk tot u aanmoediging , u eens
te met gepreezen zal hebben. Maar gy kend noch niet met al: Eti
durft reeds om het ryzen of trouwen denken ? Met regt zegtmen dat de
Laatdunkentheid , het Inoodfte beeft des waereldsis, en de grootfte
hinderpaal, daar de Konftoefïenaars mede befmetworden. Wantzy
verblind de menfchen zodaanig, dat in plaats van meerder te leeren ,
zy alle verdere Oeffeninge en ftudie laftig doet zyn. Het welke in deze
Konft heel anders gaan moet zo men beroemd wil worden. Wanteen
regt yeveraar zal zich nooit in 't leeren vernoegt houden, maar trachten
alle daagen meêr en meerder te weeten, ja altyd boven anderen zoeken
uit te munten. Maar gy die hier eeven uyt het fchool komende ,
naaulyks driejaaren hebt leeren teekenen, roemd aheede de Natuur in
haar volmaaktheden te kunnen uitbeelden? Daar gy nooit naar Bafre-
lecve, of playfterbeelden hebt geteekent, maar alleenlyk naar ge-
meene. en moderne printen en teekeningen. Gy hebt nooit op 't
Teeken-Akademie geweeft. De Proportie is u onbekend. De Per-
fpektief verftaat gy niet- De gckleede Leeman is u te gering. Het Or-
dineeren is maar wisje wasje. En gy hebt alreeds driejaaren aan 'c
Schilderen geweeft ? Gaat en befteed u myn vriend voor de winkels tc
werken» nademaal gy zegt een fraaye en gladde penfeel in 't Schilderen
te hebben, daar zoekt men zulke : dan kund gy alle daagen geld win-
nen , en u vaardige Geeft wakker oeiFenen. Maar wilt gy'talderbefte
doen en myn raad volgen , zo begeef u noch eenige tyd onder een braaf
meefter, daar gy de teekenkonft wat beeter leeren kund: Want zo
lang als een Schilder dezelve in al haar deelen niet volkoomen verftaat,
Zo mach hy wel op een boere dorp of elders gaan woonen . om mirake-
len te doen, en aldaar eenige vermaartheidzoeken te verkreigen. Plu-
tarchus zegt, dat hy de moed van Kato racerder prijft, dan die vafï
Ajax; 'k heb ook liever datmen de konft in zyn doen of werken toond,
dan in 't veel zeggen of zwetzen. De Konft, ja myn Teekeningen en
Printen zyn myn veel meerder waard, als een fchoone Dochter of de
44 GRONDLEG G INGE
Icaliaanze rys. En boven dat, zo heb ik by myn oudefs vrye oeffcning,
koft en kleeren, 't gene men nergens an jers vinden zal. Zo dat ik by
myn eerde zeggen blyf, te weeten ! liever broeken metzitten
te willen verilyten , als één paar ichoenen met reizen.
S: Om dat gy daar nou juiil geen zin in hebt niet waar ? ik beb'er u
voor dezen wel anders hoorenvan praaten, als dat gy zo verlangende
waard , om al die iraaje dingen eens te zien die te Romen zyn.
T: Nu nog, maarikfeg dat het my veels te vroeg is, 'klaar ftaa»
vooru. Eerft moet ik myn zinnen nog wat fcherpen , en myn ooge
zuiver hebben. Dan een Italiaan ze Rys aangevangen » om in de Konlt-
werken der ou.de en doorlugtige meeilers , ( zo Beeldhouwers als
Schilders, ) te zien wat ik kan , en wat my noeh ontbreekt»
Maar zogy wild, gaan wy t'zaaraen over 2 a5 jaar, ondertuiTchen
zullen wy ons beil doen, om noch wat te keren, gy in't teekenen, en
ikin't Schilderen: wanthetislofFelyker een goed Teekenaar tezyn,
als een flegt Schilder. Daar worden ook weinig Schilders gevonden
die wel Teekenen , maar meer die een goede Koloriet hebben. De
Teekening is gelyk een vorm, zo die goed is , zo zyn mede al de giet-
felen die der uitkoomen goed, dog iile gebrckkelyk, zo deugt'er niets,
vaaalles watter uitkomt»
O Bedroefde tyd, O Amiïerdam, waar is uw eertyds oude luifter ?
Hoe2ytgy zo vervallen? Is'er geen luil of eerprikkeling meer in uwe
onderdaanen ? De Edele Schilderkonfl; die voor dezen in zulk een
aanzien en agting gehouden wierd, werd nu niet meer in waardigheid
nocb om haar Deugden y betracht ot gelit £c j. maar alleen uit nood en in
ichyn. Wat plachtmen de vertrekken, van uwe fchoone Bouwgevaar-
rens, O Roem van Europa , met heerlyke konftftukkentc zien pron-
ken , tot vermaak , verwondering , en leerzaame voorbeelden der
aanfchouweren. 'c L· de onkunde en moode, die u Vorftin misleid , en
van zo \icel fchoone en deftige Cieraaden beroofd hebben. Ja zelfs hec
Goud-leer, dat van de Schilderkonfl: afhankelijk is, moet mede haar
plaats ruimen, en werd op zolder, byoude prullen gezet. Demoodc
beheerfchc, en zit over alles heen^ O nooic volpreczen Boukunde ,
gy verlieft u Rechterhand, door het miilèn van u waardile zuftec
i'iktura, gy zyt zaamen geteeld uit Pallas hariTenen, gekocftert en
©pgevoedindefchoQt vanThcoiieen Praktika ^ en hebt malkanderen
alf-
-ocr page 65-TER TEEKENKONST. 10 f
airyd van jongs op, zo getrouw en ceederlyk bemind. Ay kom , help
u zaller klaagen , enbefchouw, hoe tccgenwoordig de glans van uw
iïcriyk gemaakte binnekaameren, verdoofd werden > door het bcklec-
den en behangen,van dagelykfe nieuwe ftoflfen. Men ziet geen verbeel-
dingevan marmore Bafreleeve meer in uwe voorhuizen, demuuren
werden alleenlyk wit geftreeken , glad beplayftert, en daaren boo-
ven noch blinkende gepolyft. Aanminnelyke Schilderkonft, gy zyt
altyd de eerfte, en machtigfte onder al de vrye Konften geweeft, maar
nu teegenwoordich, zyn 't uw geringfte kkederen en toeftel, diemen
bezind, want u fchoon en welgemaakt lichaam, daar u den Hcemel in
alle volmaakcheeden heeft gefchaapen , gaatmenonagtzaam voorby,
uw deftig weezen, heerlyke geftalte, zachtzwellende boezem , poe-
zelachtige armen, Beenen, Handen en Voeten, zyn nu onbekend.
Men placht ο Edele ziel, uw volmaakte leeden met brandende fakkels
te zoeken , maar nuvindmen naauwelyks iemand 9 die daar eea was-
Jichje aanbefteeden wiL
Jn-
li GROND LEGGINGE '
Inleidinge van de Tweede Propoiitie.
Wy hebben in onze voorgaande , met de volmaakte Teekenkonft
aan wevangep , en in t''algemeen aangeroert, de noodzaakelyk-
heid der zelve : ncffcns haar Ichoonheid en vermoogen; laaien wy nu
verder aanmerken, waar deze drie voornoemde deugden in beilaan.
Voor eerfl: waarom noodzaakelyk, ten tweede waar de ichoonheid in
geleegenis, ten darde haar vermoogen, of voor wie Roemwaardig.
De Teekenkonft zullen wy in tweën verdeden , als jong en oud , le-
deir iri'tzyne ivolraa^kt. De eerfte zyndedejongfte, zal ik Modern ,
en de tweede als de pudfte, Antik noemen, welke laatfte wy tot voor-
werp onzer verhandelinge yerkoozen hebben, als zynde de volmaakfte.
Maar laaten wyeerlieens zien, wat het woord Antik zeggen wiL
Men noemt Antik al de werken der Schilderkonft, Beeldhouwery ,
en Archire(5buur, die in Egipten, Grieken, en Italien , zyn gemaakt,
ten tyde van Alexander de Groot, toen alle fraaje konften in haar volle
fljur waaren. Tot'er tyd toe , dat de Gotthen in Italien viek n, die
door hunne Razernyen onweetentheid, alles verwoeft, en t'onder-
gebracht hebben. Maar de koniten zyn > gelykmen van de Phenix
zegt, dieuit derzclveras herbooren word. Doch de Beeldhouwery
dier tyd, is wel'c voornaamfte, datmen daar mede te kennen geeven
wil, zo wel Statuaas, Bafreleevcs, Medailles, als gehouden en ge-
fneede fteenen. Maar ai die werken zyn juift niet eeven goed ? Niette-
min zois'erinde gemeene zelf, een zeekere deugd, die de kenders
van de moderne in die tyd, gemakkelyk kunnen ondcrfcheiden. Jk
fpreek niet van het teegenwoordige Modern ? maar van het aldervoi-
maakcile Antik > datmen niet als met verwondering kan aanfchouwen.
De Oude meefters hebben het zelve, ver booven't natuurlyke leeven
geileld , en roemde de fchoonheid des menfchen maar alleenig zo veel,
als het met de fraaifte Statuaas over een quam Ik zou hier veel voorbeel-
den der oude als het noodigwas, kunnen bybrcngen, om te bewij-
zen , het geen ik voorftel j maar om dees reeden niet languit te breiden,
zal ik alleenlyk voortgaan. Hetiszeeker, dat'er weinig menflchende
bekwaamheid hebben, om al de uitneemcnde begaafihcden die in 'c
Antik zyn , te kunnen ontdekken : want onl dezelve wei te begrtipen,
zo
-ocr page 67-TER TEEKENKONST. 10 f
%o dtendeerft voor al het oogmerk der konftenaar geweeten te wor-
den. Ten anderen, 20 moet men dé Volmaakte Teekenkonfi, Pro-
portie, Anathomie , Aktie, Klcedinge, de Graacelykheid van 't
alderfchoonile Naakt, en meer andere Deugden veriiaan, eermen
dezelve werken, met een keurig cog kan beichouwen. Wat de Pro-
portie aangaat, die hebben zy zo wonderlyk wel na de waardigheeden
der Beelden vveeten te verkiezen, dat'eigeen Konftenaar in de wae-
reldietsop te zeggen kan hebben, ja zodanig, dat de Goden , met
noch een byzondere omtrek geteekent zyn , zo vveiftandig en heer-
lykjdat alle kenders aanftonds kunnen zien, dat''er meerder Groots en
Gracelykheid infpeeld, als die der andere beelden. Een Schildci kan
dan niet beeter doen, om dezelve weetenfchap tc doorgronden, als
het welgemaaktfte Model dien hy krygen kan, met een zelve Aktie
gefteld , opzyn alderkorrekfte , en fuiverfte naar te reekenen. Gn-
derzoekende dan naar dezelve, waar in het Antik, fchoonder is, als
het natuurlyke leeven. Wy moeten het Antik aanmerken, als een
Boek diemen ineen andere taal overzet, in de welke voor al de regte
zin, des Schrijvers moet zoeken gehouden te worden, én een vloei-
jende rtyl in te brengen , zonder hem ilaafachtig aande woorden te
binden.
De moderne Teekenkonft is, diemeii van jongs op leerd> door
een natuurlyk begnp, cn oeiFening der handen , dewelke zo nood-
zaakelyk is, datmen onmoogelyk tot de tweede kan koomen, dan
alvoorenshaar, korrektenvafl te kennen, alszyndedcgrondflagvan
t'geheel.
Want gcly k niemand goed muzyk kan zingen of fpeelen , ten fy hy
de nootenv en maat vail kan j defgelyks, die alles dat hy voor hem
heeft en ziet, welftiptelyk weet naar te volgen, is voor zo vereen
goed modern teekenaar, dewyl niet meer vereyfeht word, als een
eenvoudige imitatie, of naarbootzing, zonder het mmfteaf, oitoc
te doenj Zy vraagt, nog wijil niet, wat goed en kwaad is inde
voorwerpen? maar laat haar vergenoegen , als zy zover zyn j wy-
zcnde hen lieden dan vérders, een trap hooger, naar baar Zuücr An-
tik} die ouwer en wyzer is: Dat*svoor zo veel de moderne > en AI-
gemeeneTeekenkonft betreft, als zynde noodzaakelyk,
Laaten wy nu ο iderzoeken , waarom deeze tweede teekenkonil ^
zynde t^Vntik, volmaakter is als haar Zuftcr ? Voor eerft in de Theo-
rie, ofkennisi tentw^eedeindepraktyk*
De
-ocr page 68-li GROND LEGGINGE '
Dc eerde is een gemeene kennis , diemen al doende leerd; en
ftrekt zich niet verder als het lichaam » ofdeuiterlyke hoedanighee-
den der voorwerpen, die zichbaarzyni maar deze, komt tot het be-
weegelyke» en betreft de ziel. fs mede een verborge weetenichap,
diemen niet als doorgroote oefFeninge kan bekoomen, als het ver-
ftand verligt word, Watdeeze fchrandere Antibvan de Teckenaar
noch verder eyfcht, is een vafte kennis der propörtien, haarlengte
en breedte: niet alleen Geometraal of platformig, mair rond. en
met zyn verkortinge , na de perfpektiet , met behoorlyke dag en
fchaaduwe. Verders een goede Kontrafle , dat is een ordentelykc
teegenftelling der leeden in de voorwerpen, beweegeiyk en onbe-
weegelyk ; als Boomen , Bloemen, Beerten, doch voornaamentlyk
het Menfchbceld. Welker beweeginge gemakkelyk, cn na de ver-
fcheiJe hartstogten, verandcilyk en naiuuriyk, moeten vertoont
worden. De kleederen wel gefchikt,, de ftofFe dik of dun, deploo-
yen groocs of fimpel» overeenkomende met de v/aardigheid derper-
zoonen. Doch wat de Beweeginge, enkleederen belangt, daarvan
zullen wym't vervolg op zyn plaats , wat breeder verhandelen. En
cindelykeen naauwe Expreffie ofuicdrukkinge, vant'geen fchoon,
cn uitgeleezen is. Zo datmen wel begreipen kan , hoe meer lof zo een
Teekenaar, boven d'ecrfte verdiend: en wat voordeelen hy behaalt,
met al decs voornoemde dingen in zynmagt te hebben. Daarom gy
jonge Teckenaar , roem zo veel niet op u gaauwigheid in 't lecren
van de konft, ja dat gy alles zoud kunnen doen wat u voorkomt,
maar denk dat tuffchen doen en doen,groot onderfcheid is ; ook zegt-
mengemecnlyk, gaau gedaan gaau gezien. Λ Hang genoeg danmcc
dc handen gewurmt, toon nu ook eens degaave van uw Geelh Leg
afu kindsheid, en betragtwat hoogers, Ken u bequaamheid. Klim
op, klim op, terwyl'tnochiydis, en gy het doen kund , volg dc
ipreuk Nil vdentibus Arduum,
OudeTeekenaar i en jonge Schilder.
S'. Myn goede vriend, onze laatfl-e zaamenfpraak heeft my geheel
van zin doen veranderen. 11 heb het Ryzen fn Trouwen uitgelield.
Derhalvet) is.myn verzoek, dat gy 't niet kwaalykgelieft te neemen,
dat ik u weederom kom bezoeken.
T; Geenfinis jongman. Ik ben verheugt dat myn woorden , zo
-ocr page 69-TER TEEKENKONST. 10 f
een goede indruk in uw gedachten gevonden hebben, dnt gy van
die nvee gevaarlyke klippen verloft zyt. Gy zult daar door wel een
ander meefter worden, als gy uw te voorcn ingebeeld had.
S'. Ja de wil heb ik, daaraan zal 't my niet ontbreeken, 20 gy
de goedheid maar neemen wilt van my te onderrigten, te wee-
ten! hoe ik my draagen zal om te vorderen, en wat ik eeril aan-
vangen moet, Zints ik u werk gezien, en overdacht heb ^t geen
gy voorleeden tegens my fyde, zo begin ik myn zwakheid te ge-
voelen. 'tis oPmyn gezicht opheldert j ik weet niet hoe 't met
myn gaat, 'k mach myn dingen niet meer zien, ot ik kryg'er aan-
ilonds de walg van: Maar de reeden waarom kan ik niet beièffen,
T: Schep moet, en zet u wat neer, zo zal ik u met den eerften zoo
veel als in myn raagt is, daar aan helpen,
Oeiïènt u dan voor eeril, naar al het fraaifte dat hier te krygenis,
zo Teekeningen, als Printen j voornaamentlyk naar de Statuaas, en
Bafre-leeves van Penter t zo naakt als Gekleed ^ neemende voor al
wel acht, op de byzondere drachten , Cieraaden, en Ornamenten
daar in gebruikelyk : Playfterbeelden, Gekleede Leeman j't Naak-
te Leeven &c. Al dees dingen, en noch meer anderen, zyn zoo
noodzaakelyk te weeten, vooreen Sch'lderof Teekenaar, eer hy
zich van zyn Meeiler ontdaan, en zyn eigen oordeel onderwerpen
mach, als de Suiverheid der taal noodig is , tor dcWelfpreekent-
heid. Dit geleerd hebbende, zo kund gy met voordeel , andere
braave Meeiters werken, inltalien, en elders gaan bezien, om het
befte daar uit te kiezen; Want zo lang gy niet begrypen kund,
waar de volmaakte Schoonheeden in bellaan , zo is't ook onmooge-
lyk dat gy daar nut uit trekken kan. Derhalven is 't een groote
Dwaasheid, zyn geboorte, of woonplaats te willen verlaaten , daar
de Natuur overvloedig ftof genoeg verfchaft, om naar een vreemd
Land te loopen, daar men vriend noch maagen heeft, die ons de
behulpzaame hand kunnen bieden. Vermits'er zo wel als hier, veel
ilegte dingen zynj dat, zo men geen goed en fuiver oordeelheeft,
men zelden wel verkieft. Een kwaade verkiezinge, brengt ons al-
lengs tot de uiterile gevaarlykheeden ; gelyk het veel maaien komt
te gebeuren, dat in plaats van daar iets fraais en byzonders te lee-
ren, gyeen gantiche tyd genoodzaakt bent, om voor een geringe
prys, daar gy naaulyks het leeven meê op kund houden, op de Ga-
ley te Schilderen zoo als men \ daar noemt j hier zegtraen voor
li GROND LEGGINGE '
Keelbeulen werken. Daar leid dan al u voorige Oeffening in d'as,
en gy vind geen middel omu daar uitte redden: Invoegengyalu
Leeveneen Broddelaar en Klad-aap blyft.
S: Maar gy zeide dat'er noch meer anderen dingen noodig te wee-
ten waaren, welke zyn die roch?
Γ: Alles op zyn tyd , het is voor eerft genoeg; want meerder
te noemen, zou eerder aflceer, dan luft verwekken, te meer als
gy by II zeiven overdenkt , heel weinig van dit alles tc ver-
llaan.
S; Neen ik verzeeker u dat alle zwaarigheeden die gy zeggen
kund,niet machtig genoeg zyn,om my van deKonft: af te trekkenjMaar
in teegendeel, zoo verheug ik my, een vriend gevonden te hebben ,
die al myn misilaagen en gebreeken, openhartig durft te vooren
leggen. Derhalven ik myn Dwaalinge nu eerft regt gewaar word.
Zo dat ik daar door, in plaats van afkeer, een veel grooter luft op nieuw
gekreegen heb, om myn verdere tyd, door u hulp en byftand, met
xneerder nut en voordeel , te kunnen befteeden. Waarom ik
υ verzoek daar in voort te vaaren. Ik ben niet als anderen, die
haar gebreeken niet hooren willen, ik zal u raad teenemaal op
volgen.
T: Wel aan dan. Het is my lief,dat gy zegt tuflchen d'uwe, en an-
dere werken , reeds onderfcheid te kunnen zien.
S: Alzo vry wat niet alleen in fommige dingen, maar in alles;
het Naakt, de Weezens, Kleedinge, Aktie , Vermindering, ja
de Kouleuren zelfs, daar ikgedagthad onverbeeterlyk in te zyn: zo
dat ik'tu niet uitdrukken kan, hoe twyffelagtig ik daar door geworden
ben, en uw ftukkenzynallezofraay gefchikt, demeniTen wel ge-
maakt, gaan, en ftaan ; waar zy heen willen, wat zy wyzen, en dat
noch her alderonbegrypelykfte is, myn dunkt haar te hooren entever-
ftaan zelfs in uw Graauwen.Och arme wurm als ik ben.wat maak ik niet
al Stomme, Lamme , en Kreupelen j zyn dat kleeren met honderd
duyzend Kriskraflen van ploojen?
T: Gy maakt'er zo jets af. Maar terwyl gy toch zegt myn raad te
willen opvolgen,zo oordeel ikjdat de Perfpektief, u ten hoogften nood-
zakelyk is.Neemt alle daag een uurtje daar toe.Daar zyn'er die uw min-
der als in drie weeken, yolkoomen onderrigtinge zullen geeven ; waar
door gy alles zult kunnen uitvoeren , en vaft plaatzen, zoo hoog ,
Jaag, en verr' als gy wilt, ja zo korrektj dat het geen hayr zal
TEn TEEKENKONST.
fcheelen. Dat niet alleen, maaruoogen zullen al doende, zodaanig
tot de wiffigheid gewent worden, dat het n:iinfte gebrek of faüt, die
in uwituk zou moogenzyn, 'tfyin lengte, dikte, of breedte; in
Beelden, Metzelwerk, of wat het ook is, gy bet daadelyk gewaar
zult worden, en uw voor diergelyke kunnen wachten. Datiseigent-'
lyk het geen gy in myn ftuk wel konde zien, maar niet beiefFcn.
Ten tweede, zoOeftentu voornamentlykinde Proportie van het
Menfcbbeeld, zo Man, Vrou , als Kind: want zonder de zelve»
kund gy onmoogelyk iets goeds voortbrengen, veel minder uw be-
houdenis vinden. l·Ietίs deeenigfte middel, om het vol maak fte aller
Schepzelen te leeren kennen. Ik wil ze u wel zo lyng leenen, teekentze
naar met voorzichtigheid en goede opmerkinge, en alsgy het door
dikmaals teekenen in uw macht hebt; zo denk daar alty top wanneer
gy iets onderneemt te doen, daar het zelve in vereyfcht word.
S: Als ik nu deze menfchbeeldenken, is het dan wel, en goed voor
alle proportien ? want de menfchen zyn zo ongelyk, den een is lang en
maager, d'anderkorten vet.
T: Lang, Maager, Kort, Dik, Scheef, of Krom; de Proportie
is, enblytt altyd dezelve, dat's te zeggen, het beeld zeeven hoofden
lang; Armen , Beenen, Handen , en Voeten defgelyks, ja tot de
mmfte gedeeltens toe.
S: Gyzegt, al is hy fchief of krom ; zo ikcenbokkent, of zittend
Beeld zal moeten reekenen, hoe zal ik dan te regt kunnen komen, wy 1
ik de pafler daar in niet gebruiken kan, gelyk als in een regt over eynd
ftaande beeld, om zyn verdeelinge korrekt at te meeten, voornaa-
mentlykals het verkort?
T; Dat's een onmoogelykezaak , 't is ook de meening niet. Maar
hoor, als gy de Proportie beelden eens vaft in u memorie hebt, zo
zultgy allengskens gewent worden, om de pailer niet meer met de
hand; maar met het oog te gebruiken.
S: Nu begrijp ik watmen te verftaan wil geeven, alsmen isegt, dat
de Beeldhouwer de pailer in de hand, en de Schilder dezelve in't
oog moet hebben. Waarlyk ik bevind het nu ook zo, want dat rond
en verheeven is, al is het nog zo krom ofgeboogen, zo kunnen zy't
met de pailer afmeeten ; het geen met een gefchilderd beeld onmooge-
lyk gedaan kan worden.Zo dat ik hier uit bemerk,dat het meerderKonil
moet wcezen te werken röet de Geeft,dan met de handen. Och had myn
Meefter my al dees dingen gezegt, zo had ik 't nu al lang geweeten.
G ζ τ: Hy
-ocr page 72-li GROND LEGGINGE '
Τ: Hy heeft u moogelyk noch zo ver niet geoordeeld om die zaakea
t'openbaaren > of gy hebt door achteloosheid» geen opmerkinge genoeg
genoonïen, en dan ieidmen gemcenlyk, de fchuld op de meeiter. Een
Leerllngdie gaau van begrip, werkzaam, en oplettende in zyndoen is ,
geeft groote hoopom een braai meefter te worden, te meer alshyin
Zy η jonkheid door een goede onderwyzinge , onderfteand geworden
is. Maarzo hy geen voorzichtigheid, noch goede Memorie heeft; zo
kooiBen hem die drie hoedaanigheeden niet te ftaade. Want de Voor-
zichtigheid is het oog der ziel, de Bloem eener Plant, en het fpits
cener fchichc» Maar de goede Onthcudiiïge is het voornaamfte. De
Pocëten dichten, dat dOudfte der Muzen, Mnemofine , zynde de
Gehcugenis, genaamt word; om ons te toonen , datzy de aldernood-
zaakelykile is , die wy nodig hebben. Wantgelyk men geen goede
vruchten, vaneen onbezaaidland, te verwachten heeft; zo behoeft
men ook niets van al onswaakente verhoopen, zo deze Moeder der
Konft en Weetenichappen, onvruchtbaar is»
Iiï.
-ocr page 73-TER TEEKENKONST. 10 f
Inieidinge van dc Derde Propoiïtie.
IK heb in myn laatfte Voorftcllinge beweczen,dat het wei Teeke-
nen t weedeiiy is, naamenilyk Modern > zo veel te zeggen als Meka-
niki om dai'er Handwerken onder begreepen zyn. De tweede
oud, of Antik; welke wy Eclel noemen, niet zonder reeden,.
vermits daar zo weinig, (uit een onnoemelyk getal) in uitgemunc
hebben; zynde die geene, waar van ik nu handelen zal; verders wac
zo een dooi lugtig Teekenaar kan uitwerken.
Nademaal deTeekenkonft, gelijk ik aangeweezen heb, het fon-
dament zy, waar op de Schilderkonft vaft fteund j zo is 't desgelyks
onweederipreekelijk, dat de Perfpektief de grondregel is van de Tee-
kenkonil» buiten dewelke niemand, onmoogelyk een vailTeeke-
naar kan worden, ja zo onmoogelyk, als zonder vleugels te konnen
vliegen. Doch is'er iemand die zich dat inbeeld evenwel te kunnen
doen, 't zy in Hiftorien, Landfchap, Architektuur, Zon of Maa-
nefchijn , die is jammerlyk verdoold.
Daarom gy Leergierige, laatu, wylgy noch jong zyt, tuffchen
tyds daar in onderrigten, op dat hetu daarna, doornalaatigheid,
niet mocht berouwen; want de Perfpektief is, gelyk een Fakkel,
door welkers middel, alle duiftere en verborgen zaaken ontdekt
worden, en waar mede men met wiilé zeekerheid te werk kan gaan ·,
niet alleen voor Schilders en Teekenaars, maar voor ieder een. De
Teekenaars, kunnen zonder kennifle der zelve , onmoogelyk tot de
Schilderkonft geraaken, al konden zy noch zo deftig teekenen:
Vermits het Oog-punt, Plaanum, enDiftantie, alleen de wegwij-
zers zyn. Een zeeker Schrijver zegt, dat de Schilderkonft en Per-
fpektief, een zelve zaak zy; cm dat'cr geen Schildery zonder Per-
fpektief is. Het geene wel ten deelen , maar niet geheel waar ge-
maakt zou konnen werden : Nademaal de Voorwerpen die nier zon-
der Schaaduwe kunnen zyn, daiarom niet een en 't zelfde ais de Schaa-
duwe is. Maar dit is een vafte ftellinge die op reeden fteund , dat een
Schilder de Perfpektief in geen zyner werken voorby kan gaan} hy
kan geen ftreep trekken, ja nieteenen flrcek metde Penfeel haaien j,
of het moet met de zelve over een koomen. Zy fteldde maat der
dingen, en doet de Kouleuren voortkomen of weg wijken , in war
G 3
-ocr page 74-54. GRONDLEGG INGE
plaats, van 't Schildcry dat het ook is. Waarom een Konrtenaar de
grondreegulen der Perfpektief voor 'al moet kennen. En fchoon hy
't al volkobmen vcrilaat, èn niet naar behooren in acht neemt, maar
teilof is om zyngedachten fomtyrs daar eens in te vernieuwen» zo
begaat hy meenigmaal de grootite misflaagen, voornaamentlyk in
die deelen , welke het meefte in'toog Üeeken. Degrootile Mee-
iters in kalien,zyn zodaanig van gevoeien , datmen onmoogelyk een
ordentelijke gedachten opftellen, of voortbrengen kan, daar al de
Konft-reegulen in gebruikkelyk , niet uit de grond opgehaald wer-
den. Nochtans zegt men dat Raphaël zelfs, in eenige Teekcningen,
de Perfpektief verflotc heeft, fchoon hy dezelve wel verftond. Michel
Angcloin tegendeel, heefeniets daarvan geweeten, waar overhy
meenigmaalvan d'cen end'anderberifpt geworden is.
Is dat dan niet beklaagelyk, dat zo een Konit als de Perfpektief, of
Doorzigtkunde,dic van zulk een grooten uitwerkinge is,en zo gaauw
geleerd kan worden,dat die zo weinig betfagt werd ? Wat is toch een
Schildery, als is het noch zo Sierlyk van gedagten, fchoon van Harts-
togten, eneelgeteekent, als hy in dat deel gebrekkelyk is? Wat
genoegen kunnen de kenders daar van hebben ? Eeven gelyk men
dikmaals van de Komedie hoort zeggen , het is een fchoon Spel,
maar'c word jammerlyk gefpeeld. Wat is een Landfchap, zeg ik
noch eens, daarde Perfpektief niet in waargenomen is ? Desgelyks
een Paleys, Zaal, of Kamer, fchoon noch zo korrekt ntjar 'c leeven
gefchilderd, zonder hulp van de Perfpektief is't niet met al. Het is
waarlyk een vail Teekenaar, die van al het geen hy maakt reeden gee-
ven kan. Gaan wy nu eens verder, en zien wat'er noch behoord,
cerwy de Eedele Teekenkonft volkoomen meefter kunnen werden.
Het is dan mede noodzaakelyk, iets of war, van de Anatomie te ver-
ftaan, zo alsmen hier na zal hooren, Laaten wyin dit Hoofdiluk
eens aanmerken, wat voordeel een doorlugtig Teekenaar, booven
eengemeene, of Moderne kan behaalen: naamentlyk, dat hy door
de kennis van 't Proportie-beeld, uitdrukkelyk weet te verbeelden,
niet alleen't gemeen, of Moderne Schoon, maar daar en booven het
uitgeleefen, en 't volmaakrte, geevende ieder het zyne klaarlykte
kennen. Koningen, Prinilen, Vonten, Helden, Gooden &c.
Niet dat men 't zien kan aan hun Gewaad, Scepter, of Kroon} maar
aan haar naakte Lichaamen, Gcftalte, Beweeginge, en Weczens.
Doch hier zou iemand moogen vraagen, of ai die byzondere lichaa-
men
-ocr page 75-TEK TEEKENKONST. 55
men, niet in het Proponie-beeld begreepen zyn ? Ja dat (lei ik vaft,
voor zo ver de lengte, en breedte betreft, maar wegens de diJae niet,
dat ftaat alleen maar aan het oordeel van de fchrandere Teekenaar,
die gelyk wy gezegt hebben, iéder het zyne weet te geeven dat hem
eigen is: den een Dik en Vet, d'ander Maager en Schraal, de darde
Aktief, de vierde Traag, en zoo voort. Als by Exempel, Mars,
Robuft en Sterk. Apolio,Reizich en Luchtig. Bacchus, Poefelachtig.
Jupitcr, als Opperfte der Gooden, Kloek van Geftake en Leeden, &:c.
Alle welke hoedanigheeden, niemand volkoomen meefter kan wor-
den ) dan door een naariligs oeffening en Studie uit frasje Boeken,
Printen en Teekeningen, voornaaraentlyk, uit fchoone Statuaas van
her bert Antik. Doch het is niet alleen genoeg, dat men de Theorie,
of kennis van deeze dingen weet, maar de Praktyk of Handelinge,
moet'erby zyn. .
Voor myn befluit zal ik hier noch iets aanmerken, weegens vier-
derly byzonderc manieren der Oude Antiken,
D'eerile Stark , Kloek, en Robuil ί dezelve isnaagevolgt,door
Michel Angelo, Karats» en 't heele School van Boulogne'; welke
manier eigentlyk, van de Stad Atheenen oorfpronkelyk is.
De tweede, Swak en Vrouwagtig, welke waargenomen wierd
door Jan de Boulogne, en meer anderen ; die men oordeeld van Ko-
rinthen afkomilig te zyn.
De derde, vol van Teeder en Bevalligheid} die men voorgeeft dat
Apelles, Phidias en Praxitelesgevolgt hebben, welke manier in zeer
groote agtinge gehouden wierd, en vaft fteld van Rhodes oorfpron-
lielyk te weezen.
Maar de vierde, wijft ons aan een grootfe orametrek, als mede Na-
tuurlyk, Seedig en Korrekt; zynde naagevolgt door Raphaël, Pou-
fyn, &c. en is afkomftig van Sicionien , een ftad uit Peloponnefen :
is eygentlyk zo tot volmaaktheid geraakt, om dat uit ieder manier het
befte gekoozen, en by een gevoegt is.
OudeTeekenaari en jonge Schilder.
T. Wel Jongman» hoe gaat het, hebt gy al een begin gemaakt van
de Perfpektief ?
S. Ja toch, noch drie a vier IciTen dan ben ik'er deur, ik kan reeds
mvn Planum flaan, Oogpunt en Diftantie vinaen, alle dingen
over
-ocr page 76-li GROND LEGGINGE '
over end zetten , en haar verkorting mede : wel te verftaan, yootzo ver
de onlichaamelijke voorwerpen betreft, zonder Schaaduwe.
Γ; Het is in alle dingen zo. Eerft de fondamenten , daar na volgt de
Elevatie, of verheeventheid, en eindelyk de lichaamen met haar fchaa-
duw en flagfchaaduwc, welke de Peripektief-Praktykgenoemt word.
Zo doende geraakt gy al zachjes van trap tot trap, hoe langer hoe hoo-
ger. Gy moet ook een goede opraerkinge neemen , omde vericheide
cneige Konftnaamen in diekonft, gelykalsin alJe anderen, gebruik-
kelyk, wel te onthouden , om in't algemeen daar van te kunnen ree-
deneeren i by voorbeeld , zommige zeggen een vaft lichaam, andere
weederom een folide lichaam, en is alle beide een en't zelfde, doch
*C een is Frans, en 't ander Hollands, en zo meer anderen. Nochtans
zijn d'er veel fchryvers, d\c aldetemimisartis y dat's te zeggen , eigc
Konilwoorden, in haar taal overzetten-, meenendehen wonderlijk
wel uitgeilootd had te hebben; aks kaks om goed Hollands te fpreeken,
en te toonen dat haar taal zo ryk van woorden is: het welke ik eer voor
een groote verwarringe en duifterheid , dan verlichtinge oordeel.
Nu zult gy zien dat de perfpekricf,u merkelijk behulpzaam zyn zal j
in alles wat gy komt naar te maaken.
S: Ik heb daar teegenwoordig zulk een vermaak in, en het is dunkt
my mede zo zwaar niet, als fommige zeggen.
Γ: Door een ftandvaftige oeffening, kanmen alle zwaare zaaken
overwinnen; En in teegendecl zonder luft, valt alle dingen moeye-
lyk.
S: Ikbevin dat een goede onderrigtinge , het begrip veel doet toe
neemen.Die lof moet ik myn meéiler na geeven,hy onderrigt zo wel en
verftaanlyk , datmyne iever, meêren meêr aangroeit. Maar apro-
pos , daar zyn u proportie-beelden wederom , ik hebze al naar getee-
kent,
T: Hebt gy uw gedagten daar wat verders over laaten gaan ?
S: Wel wis, ik hoop'er haaft meeftervan te zyn, want nu begin
ikeerft te merken, dat de tyd my lang genoeg zal vallen.
T: Hoe zegt gy dat, u tyd langer als te vooren? verdriet het u dan,
om dat gy nu wat meerder ploegen moet als voor dezen ? ftel daar weer
teegen, dat alles wat gy komt te doen, tot u eigen voordeel iVrekt. De
tyd werd Oud en traag verbeeld, om te kennen te geeven, dat hy
langzaam gaat, voor die hem op de hielen volgt, maar wilmen hem
ontydelyk verdry ven; zo ishy Ihel en gaau voorby eermen *t weet;
TER TEEKENKONST. 10 f
S: Zo meen ik het ook. De tyd is korten gaau voorby fegtde ipreuk,
alsmen iets zal leeren daar wat werk aan vaü: is, dog dat is voor ie-
mand , diegelyk als ik gedaan heb, zyn daagen befteed met wandelen
en onnutte klap ; zo dat ik zeggen wil, terwyl ik nu den dach beeter,
en ordentelyker gebruik, om myn oogmerk teberyken, zo vind ik
daar tyds genoeg toe, en 't valt my ook nietzwaar.
T: Dat 'smylief, cngaat gy zo voort jongman, dan zultgy veel
aanziendelyker, en geagter worden , alsgy met uw koftelyk Rapier,
en gepoejerde paruik zoud doen ï Want het is veel beeter zegt een ge-
lettert man, ftoHn'thayrt als in de boeken te hebben.
S: Gywilt zeggen dat'er meeraandeoefFening geleegenis, als aan
de wisje wasjes van pronkery, gelyk ik ook bekén : En weegens de
Boeken, dat is waar, die heb ik vannoodenf want ik heb''er geen:
maarwagt nog een weinig, wy weeten daar met'er tyd raad toe. Gy
zyde voorleeden van my noch iets verders te zeggen, wat ik na deze
twee dingen , te weeten , Perfpektief en Proportie Beeld) , doen
moeft, dunkt u dat ik noch wat wagtenmoet?
T: Gy hoeft niet zo gy wat tyd overhebt.
S: Ja tyds genoeg. Met 's morgens vroeg op te ilaan, kan ik den
avond zo veel te meer vertraagen.
T: Wel aan, begeef u dan met den eerfteninhetKollegie naar het
naakte leeven te teekenen, want daar dooris het,dat van artgeengy
tot noch toe geleerd hebt, verzeekerc zult werden. Het onbewee-
gelyke hebt gy genoegzaam in u magt, maar het beweegclyke, zult gy
jn 't naakt Modél moeten vinden. Ik fprcek door ervarentheid, om
dat ik'c zelfs zo bevonden heb. En wik, ofkund gy noch een tui^
fchen t)d vinden , alsgy de Perfpektief verilaat, zo kyk fomtyts in
het Anatomie-boek van vander Gragt, daar zultgy baat by vinden.
Doth kund gyeen Anatomie in playfter krygen die zuiver is, zo is 'c
noch veel beeter als het Boek, en dat is heteerfte, en voornaamfte
playfter beeld die gy noodich hebt. Ik zal u eens doen zien, wat
voor aanmerkingen weegens 't zelve noodich zyn. Voor eerft zo let op
de voornaamfte Spieren, Zcenuwen en Uitfpanzelsi die in het Leeven
door de dikte van de huid twyffelagtig zyn j welkers plaatzen , Oor-
fpronk,en uitwerkinge, gy hier duidelyk zien kunt, 't zy wanneer die
gefpannen, uitgerekt, los of ilap moeten weezenj behalvcn dar, zo
ziet gy ook hoe het met de gebeentens is , waar dat zy fluiten, waar
dat zy fcherp of rond zyn , waarom den een, minder door de huid iiit-
58 GROND LEG GIN GE
ileekt als d'ander, het zelfde met de iluitbeenen, ribben, fchouderblaa-
den en zo voort.
S: Maar als ik naar't Modél zalTeikenen, moet ik het dan niet vol-
cen zo als het zich vertoont ?
S: Waar toe zal my dit beeld dan dienen?
T: Om de wiffigheid: want ais gy weet wat onder de huid is, zo
kurrtgy ilraksbegrypen, waarom dit zich kragtig; en dat, zo flaau
vertoont, als het Modél zich, dus, of zo beweegt. Waarom twee
vleezige gedeeltens teegens eikanderen periTende, opzwellen j en het
tegendeel. Wat dunkt u, is dat niet een groote zaak , als gy in een
ftuk een faut ziet, dat gy aanftonds weet te zeggen de Reeden waar-
om , en hoe het hoord ?
S: Ja, myn dunkt als ik zo ver was, dat ik dan behouden zou wee-
zen,
T: Dat zelfde beeld heb ik meer als tienmaal geteekent, niet heel
en al j maar met ftukken en brokken, dan eens een Arm, dan een
Been , dan het Lyf van vooren , van de zy , en van agteren; zoo dat
'er geen aktie is, hoedanig die zoude moogen weezen, ot ik weet hoe
de Muskulen, of Spieren zich vertoonen moeten ί waar in ik groot
vermaak fchepten, en't was myn fmaakelykfte tydkortingei zo dat
ik de voordeelen hier voor genoemd, daardoor bekomen heb. Volg
dan myn raad , en doet het zelfde met luft j maar nu, en dan j (want
ik zou u niet raaden daar zo ten eerften aan te vallen, ) waar door gy
myn zegpen zo zult bevinden.
S: Naar myn kleen begrip, is het heel waarfchynelyk, al 't gecne
iktotnutoe gehoortheb, zodatikvaft voorneem uw voorbeeld naar
te volgen. Maar nu is 'er noch iets, dat my ( vrees ik) zwaar zal val-
len.
T: Waf mach dat zy η ?
HetOrdineeren: omdat ik weinig Schilders-boeken geleezen
heb, zooweetikvanaldiefraajeHiilorien, Fabelen, Goodennoch
Godinne niet; maar als gy de goedheid wilde hebben , om op een
klein ftuk papier te fchry ven, wat voor Boeken my daar toe beft zou-
de dienen, dan zou ik die gaan koopen.
T: Zeer graag , tegens dat gy weer Zult koomeni want die dingen
zullen al facbjes volgen.Oeffênt u ondertuiTen naar het Playfter, en als
gy luft hebt om mynTeikeningen en Printen tc komen zien, zo kom
maar aan, Ja
τ EU TEEKE NKONST. 59
Si Ja tocli, en mogt ik daardoor ook een wynigje kennis krygen >
weegens de befte Meefters.
T: Daarzullen wy dan met eikanderen over fpreeken, want ik op
die zaak , u noch iets byzonders te zeggen heb.
Inleidinge van de vierde Propofitie,
WY hebben cot dus verre naar ons befte vermoogen vertoond »
den inhoud van de Teekenkonft, 20 Antik als Modern j nee-
vens de middelen om fich daar in te oefFenen. Neem dan voor al hier
welnaaukeurig acht op, ten einde ieder zijn bekwaamheid en gelec-
gentheid, ernftig zal hebben te overwcegen , om alle het voorzeidc
werkftellig te maaken 5 want het is niet genoeg datmen een zaak
weetofverftaat, maar daar moetblyk van getoont worden, effeüus
expTimk. Den dapperen Herkules roemde niet, dat hy wonderdaa-
den doen kon, en met zijn knods het wreede monfter Hydra needer-
vellen ; maar de getuygen leyd reeds onder zyn voeten , cn hy
praalt met de lauweren op zyn hoofd. Laaten wy het zelfde kloek-
moedig naarvolgen, cn gelijk een tweede Thefeus toonen, dat het
de naam alleen niet is, die een onft'erfFelijke lof verdiend; maar dc
daad. Doch om wel en fpoedig te vorderen, zo moeten wy alle ok-
kafien fchuwen, die ons hinderlijk mogten zijn; als het ontydig
wandelen, kroegpraatjes, reükeloos en onkundige konverfatien,
onnutte boeken, overdaad in 't eeten, drinken, en flaapen ; alle
welke dingen, het lichaam niet alleen krenkt en onbekwaam maakt,
maar ook de zinnen doet verwarren. Wel aan dan jonge Konftlieven-
de, Schilders, Beeldhouwers, Teekenaars, Graveerders &c. gryp
moed, laat u luft en iever door een foete eerprikkeling ver zeld zyn,
en treed manhaftig in het kamp, om dc lauwer-kroon te behaalen,
ter eere van deze Edele Konft, en glorie onfes lieve Vaderlandss
doch niet met de vuift noch boog, pook of zwaard, maar met het
Kreon, Pen, en Penfeel. Och wou den Heemel, dat al 't geene ik
gezcgt heb, ter harten ging, en dat ik'er oog-getuige van zyn
mogt, zo zoude het my een dubbelde vreugde veroorzaaken; om
dat ik dan in ftaat zou weezen, van mijn waarde Konftgenooten, ook
dubbelde dienft te kunnen doen.
Η ζ za^
-ocr page 80-li GROND LEGGINGE '
Zaamenfpraak j n-eegens de verpoozinge. Het kezen der Boekew^
enhet bezien der Papier-konji. Ttijjchen de voorgaande-
oude Teekenaar j eitjonge Schilder.
Sih'ild: _
wy wat verders over onze zaak ipreeken ?
TieH Ja vriend Probus , kom maar binnen. Ik zit uw kom il al mee
verlangen wagcende. OndertuiTchen vermaak ik my zo war, inJbec
leezcn van dit Boek. Want ik oordeel mijn tyd,toi vordering der
Konft, met geen beeter vrucht te kunnen beftcedcn, als in deze ftil-
le oeffening. Wel tc verftaan, a!s de geeft fomtyds vermoeid, en de
zinnen,, door het Schilderen of Teekenen, tc veel verzwakt ayn.
Ik heb dit de goede grondlegginge van mijn onderwyzer „ dank tc
weeten, dewelke my dit tot een les gafj zeggende, weeilvoor al
niet te naarftig en bezorgt,, te voortvaarende en te geöaadigaan "t
blokken,, wantdeai'tegroote of overtollige vlytigheid , is fchaadc-
lijk. Zo dat iemand die zich volkoomen tot de regte manier van ftu-
decren wil overgeeven , is voor ai de ruft en de verkwikkinge van 'c
gemoed, noodig: om dat het zelve onze krachten verfterktr endc
moede gedachten verpooft. Derhalven is het lieezen , een heerlyke
beeiigheid des gemoeds. Het leerd dc onverftandigen. ^tVoldoed
de ieverige tot kennifle der Weetenichappen. 't Verrykt de geheu^
genis. Hec maakc onze gedachten bcftandiger, en onze reedenen
aangenaamer. Het geeft de vernufcigcn groote glans, en 'c vermin-
derd de gebreeken der cnvcrnuftigen: hec maakc deze verdraagelyk,
en geene verwonderlijk, fn 't kort, de befte dingen beffaan in'c
leezen en 't oordeelen : 't Een is de Vader, en ""t ander de Moeder der
cedelfte gedachten. Hier toe dient dan deze verpoozinge, die de
tochten van 't gemoed , in zulk een eevenwigt houd , dat ze de geeft,
20 wel als't lichaam , in zyn vermoeytheid, onvermoeüyk maakt.
Geen Ovidius ook wil te kennen geeven , als hy zegt j,
Deruftherfteld van nieuwshaarmacht
HEer Judicio, komt het u teegemvoordicbgekegen, dsE
En geeft dc moede lseden kracht,.
dat
ds·.
Inzonderheid zo behoord by onze eedcle Konft:, deiuft, cm
-ocr page 81-'1
TER TEEKENKONST. 6i
de loortie binnen, het befte niet kunnen onderfcheyden , vermits die
verftrooid en onrftdd zyn. Daarom is het niet ongeraaden» datmen
Ibmtyds vermoeid zyndc, de ontwerp-Schets van zyn ordinantie, of
Schildery, voor een uur of twee verlaat , en zich onderwylen ergens
andersingaat verluftigen, om de geeft te beeter op te wekken ; op
dat men in't weedcrkeercn, een netter en ontbondener oordeel zal
hebben, gelijk in tegendeel, deeze grootc gebondentheid» en al te
onophoudelyke naarftigheid, de geeft plomp en bot maakt, doende
dezelve in grove fauten vallen. Derhalven zalmen bevinden dat dit
de regte middel is, om veele misflaagen voor den dag te doen koo-vooibeda
men, die te rooren , onmoogelyk te zien waaren. Indien Protogems g'oJ'tV^
de beroemde Schilder van Rfcorfci en C<?//i«i<iit/;«i, niet zo voortvaaren-naarftig.
deen al te naarftig waaren geweeft, zy zoude zonder twyfFel, in alle
deelen, wel zo treffelijk uirgemunc hebben, als spelles. Dewelke
de eerfte daar over berifpénde ,, zeide, ίί<ίί hjf de hand ναηΊρακηεΗ
niet ko^!^ lichun.
Hierom behooren wy niet al te voortvaarcnde in onze loffelyke
öefFening te weezen , en ons niet laaten vervoerenjom ftraks het einde
daar van te zien j Maar wy moeten bedacht, voorzichtig, en tege-
lyk bezorgt zyn, alzo dat de Naarftigheid , .met de rypigheid ver-
mengt zynde, gefteld worde tuffchen traagheid en riiiSgheid : Waar
uit dan een een pryffèlyke Naarftigheid voortkomt, üaarom zegt
Aulus Gelïms zeer wel, om een uit te voeren·^ moet bj de fnelle maf'·
figheid, detraage vlpigheidgevoegt tponden,
Oeze zo getemperde Naarftigheid, beelde meteen Kreefr
en een Mug af: hebbende die fpreekwoord geftaadig inderriond
Ïeflina lente, dat is, al:^oeijes.
Titus Vefpafianusmaaide daar voor een Dolphyn j die om een Anker
geflingert wss.
Paulus de derde,,ftelden een traagen Cameleon, aan een fnellen Dol-
phyngebonden.
En cofmus de Medicis,. maakten een fchilpad, met een zyl daar boven.
Alzo word iemand wys geacht, weJkc de vaardigheid met de lang-
zaamheid vereenigt: waar in de rechte Naarftigheid beftaat.. Maar
dat voorby. Laaten wy ons eens met opmerkinge verluftigen , in hec
bezien dezer weinige papierkonft.
Daar heb ik na verlangt.
i;:. 't b zeekcr dat het zelve, alzo aangenaam en nut is, als het
Η 3, ieezeno.
-ocr page 82-8Ó GRONDLEGGINGE .
leezen. Want hetgeefc ons fchoone gedachten cn hulpmiddelen in
'c Ordineeren, 't Spitft de geeft, en reegeit het oordeel, 't Is een
leevende fchool die ons machtig opwekt, en aanprikkeld tot Naar-
ftigheid, en veel meer andere voordeelen die wy in onze vyfde les
aangeweezen hebben. Derhalven is ons het fpekuleeren der zelve,
zeer noodig, wanneer het met maatigheid gefchied. Want weinig
Konft zozefraaiis , tczien, is niet dc winft verminderen, maar zui-
veren 9 niet min ryk, maar min beflommerd zijn. Daarom is 't niet
noodig veel, maar alleen goede Konft te befchouwen. Ziet daar
wat dunkt u van deeze print? (a) Aanfchouw die Rug eens, nevens
de armen en beenen , hoe fraai en vaft, de iVIuskulen aangeweezen
zyn.
Τ: Dat 'sal eeven veel, de naam doet'er niet toe. Gymoetdc
deugden maar aanmerken die in de zelve zyn. Hier heb ik weer een
ander, (b)
.S": Die is flegter dunk my.
T: Neen vriend flegter is het niet, bezie t het wel met aandacht; 't
iszoeelnietgefneeden, maar het is van Teikening en korrektheid
der Muskulen, niet minder als d'ander.
S: Is het wel in't Leeven zo ? myndunktdat'er de Vleizigheidzo
wel niet in is , als die geene welke ik van Rubbens, Jordaans, en
meer anderen gezien heb. Het komt my voor, eeven als de gevilde
Menfchen, of gelykdat Beeld die gy my van de Anathomie geleent
hebt.
T: Daarom laat ik ze u ook zien: niet om te zeggen ,datmen die zo
naarvolgen moet} maar alleen om de vaftigheid van teikening die
daar in is; waar door gy merken kund wat voordeel iemand heeft > die
?t wel verftaat j ja zo, dat hy naar een Modél, alderhande ftand van
inenfchen, 't zy vet , maager, jong , oud, kloek, robuil, met
weinig moeiten kan teikenen of verbeelden.
S: Datkanikniet welbegrypen, ik bid verfchoon myn dommig-
heid. Al ·!
T: Wel aan , ik zal het u noch netter beduiden. Als ik zeg dat-
men niet meer als een Modél van nooden heeft, om alderhande ftand
van menfchen te verbeelden, zo meen ik het aldus: genoomen wy
hebben
(a) Mantegna.
(b) Heemskerk.
-ocr page 83-TER TEEKENKONST. 10 f
hebben in ons Kollegie, een oud maager Modél, 't zy man of vrou.
Als ik nu zo een beeld van doen had, zo zou 't niet raeer als billyk zyn,
alles eeven eens tc maaken , dat zich in het Leeven vertoond. Maar
is 'tdatikeenjongevleezigenoodigheb, en dezelve Modél moet ge-
bruiken , dan is 't immers zeeker, dat ik op ver na zo veel moeiten niet
zal hebben, en met meer wiiligheid, de Spieren of Muskels, (die te
kragtig in myn Teikening zyn,) naar dezelve kunnen verflaauwen, om
myn Beeld vlyzigerenpoefelagtigerte doenTchynen: Waarom? om
dat het veel lichter is, iets uit te laaten dat overtollig mogt zyn, als
na giffinge wat by te doen. Want men v^eet dat in een jonge poefel-
agtige Modél, vóornamentlyk een vrou, de Muskulen zich zo duide-
lyk niet vertoonen: by gevolg is 't onmogelyk naar een jonge , een
oude te teekencn zo als 't behoord, zonder alvorens , een vafte kennis
van haar konftitutie te hebben. Oordeel dan of het niet een groot voor-
deel is voor iemand die de Anathomie verftaat, dat hy fich met een Mo-
dél behelpen kan, daar een ander tot ieder beeld, een befonder Modél
moet hebben.
S: Voorwaar het fcheelt te veel.
T: Waarom ik nu deze printen van Mantegna en Heemskerk ver-
toon, dat is om aan te wyzen, hoemen een generaal Kongept op
*t Papier fteld , eer het Leeven gebruikt word. Want die meefters
hadden dat voor een manier in 't Schetzen haar'er naakte, jong of
oud, datzydeMuskulen en haar fituatie, op zulk een wys gelyk
gyziet, metftreepen of ftipjes aantoonde 5 niet alleen om te zeggen
dat het zo hoord, maar daar door vafteren vaardiger te worden, ge-
lyk hec onverm)?delyk moet volgen. Dat φη vaft hebbende, zo
voerdezydaar na ieder deel in'tbyzonder uit, elk naar ZynHarcstog-
ten , metalde verdere omftandigheden. Wat myn aangaat, ik be-
vindaargroote baat by > het verligt my geweldig in 't uitvoeren my-
nergedagten, wanneer ik rnet beetje tot beetje, voortga. Wantik
heb dikmaals bevonden , in 't overleggen , hoe ik myn gedagten
woude uitvoeren , dat door het lang dénken, (^eer ik aan 't einde was,)
my het begin al ontvloogen , en zelden weer in de zin Tchoot, zo als
't ge wee ft had.
S: Heer Judicio, gy zeyde daar even, van de muskulen met ftreep-
jes aan te toonen: ik zie wel dat zy korrekt op haar plaats aangewee»
zen zyn, maar zo een Print ftrekt dan niet verder als een Schets.
T; Dat
-ocr page 84-6% GRONDLEGGiNGE
Τ: Dat's immers het geen ik zeg? Ik vertoon u daar Jooralleenlyki
wat kennifle de oude Teekenaars van de Anathomie hadden, en hoe
voorzichtigzy die kennis hebben gebruikt. Ten anderen, hoegroo-
telykszy haar lieten gelegen leggen , zo aan de Weten(chap als prak-
tyk. Gy weet welalsmen een itukzal Schilderen , dat 'er eerft een
ruuwe Schets fgemaakt word, daar na een Ommetrek; en eindelyk
voertmen'tuit, naar het ModéloF Leeven, Ik heb my raeenigmaal
verwonderd over de onnozelheid van zommige, en die noch voor
meefters pafleeren wilde , dat zy haar Beelden, zoo fimpelijk
cnflegt geteekcnt hadden, datmenquaalyk zien kon wat het was.
S: Men dienden d'er dan wel na te raaden.Of zy moeiten doen gejyk
Karei Vcrmander van zeeker Quantje fchryft, die onder zyn iluk zet-
ten, dit's een Hond, en dat's een Haas.
T: Maar hoe komt dat? Zy hebben geen weeten fchap van de regte
Proportie, noch van de Anathomie: en doen gelyk men fabelachtig
vandeBecrenzegt, als die haarjonge geworpen hebben, (welke niet
meer als een klomp vlees zyn,) dezelve zo lang likken, tot dat 'er
eenform, of gelykenis komt. Zydesgelyks, verlaaten hun op het
blinde geval van 't Modél, oi op printen en teekeningen j denkende,
'c geen men gemakkelyk kan vinden, fpaartzoo veel moeiten van zoe-
ken.
S: Nudunktmy datikuwgedagten net begin te befeffen j is u mee-
ning niet dat ik deze manier van Schetzen in 't Ordineercn navolgen
moet?
T: Ja. Het is de zeekerfte cn wiskonfligfte voor myn altoos. Van
deze Andreas Mantegna houd de patroon veel, cn fchoon hy 't Anticq
maar ten deele heeft gevolgt, isegter een uitfteekent vaft Teikenaar
ge weeft. d'Andere, te weten Heemskerk, wederom vafter in de
Anathomie , ja de Wiskonftigfte, die d'er mogelyk ooit geweeft zy.
Maar al genoeg van gevilde voorwerpen, laaten wy de huid daar over
trekken, en onderzoeken, hoe zich de Lichaamen vertoonen.Befchouw
deze Teikening eens.
S: Dat's een wakker Beeld. Houdgy die voorgoed zozwaar? ik
zou zeggen dat'er zulke Menfchen niet konde zyn, zo dik en vet, en
evenwel als een Anathomie.
T: Ziet dit Akademie-Beeld nu, van Annibal Karats, is dat niet
braai geleekent ?
.f: Ja. Deze dunkt my ook beeter en natuurlykcr te zyn: het is voor-
waar
! i
TER TEEKENKONST. 10 f
waar gel ykgy zegt, een brave manier, wel gehandeld» en wakker
aangetaft.
T: Zo is 't 5 Doch gy moet dat heel anders verftaan , het is
wel Avaar voor 't geene de handeling van 'c Kreon betreft; maar
daar men hem in pryil, raakt voornamentlyk de Proportie, Om-
metrek , en Muskulen: niet geafTekceefC als d'eerfte , maar
Kloek.
Si Van wie was die andere dan ?
T: Van Michel Angelo. Beziet deze nu.
S: Dat 's voorwaar een fchoon en welgemaakt beeld, ik denk dat
het mede van Karats is ?
T; O neen j van Raphaël * Prins der Schilders.
S: Is dat Raphaël ? Hoeeel, fchoon, en zeedig vertoont het zich?
T: Dat 's waar. Nu hebt gy vierderly doorlugtige en korrektc
Teikenaars gezien, en ieder byzonder van verkiezinge. Raphaël, in
zeedig, en bevalligheid. Michel Angelo, Robuft en fterk. Karats,
kloek en deftig. Heemskerk, vaft en zeekcr.
S: Mantegnadan?
T: Mede niet onzeeker. Toch die ftel ik gelyk Heemskerk ; als
het begin, waardoor drie anderen zo ver gekomen zyn, tc weeten:
door de Anathomie, of kennifle der fpieren.
Λ Nu is de vraag, yelke van die vier , ik volgen zal, om het
befte te verkiezen ?
T: Geen van all^ alleen >^maar uit ider wat, want anders zoudgy
in de algemeene d waalinge vervallen , gelyk veele voor deze plagten tc
doen. Den een volgde de manier van Karats. d'Ander bond zich aan dc
manier van Michel Angelo. Dc derde heeft alleen de manier van Ra-
phaël gehouden. Maar gymyn vriend Probus, weeft voorzichtiger. lu
't Ordineeren der Hiftorien, Fabelen, ofgelykeniflèn, volg Raphaël
om iets zeedigs, en lieflyks te verbeelden; ais Princen en Vorften,
Godenen Godinnen. Karats, tot deftige en dappere Helden. Michel
Angelo, om fterke en Robufte Zoldaten, Kampvegters, of Werk-
volk, Akkerlieden, Boeren en Boerinnen: dan geeft gy elk het
zyn.
SI Waarlyk , die les zal ik in agt neemen, want ik beken, dat
de volmaaktheid van 't V7el teikenen daar in beftaat. Ach had ik
u eer gekend Heer Judici», zo zou ik mogelyk vroeger begonnen
hebben.
I T: Schep
-ocr page 86-8Ó GRONDLEGGINGE .
7": S.cljep móet, en denk daar niet meer om , ik hoop dat gy noch
eerlang, anderen tot een goed voorbeeld zult ftrekken. Wy zullen nu
me-t dii^.Konft bezien wat ophouden, tot een ander tyd. Neemt
decs:Vje.r printen onderwylen wel in acht.
s: Dat zal ik doen. Maar hebt gy al om de boeken gedagt ?
T; Ja , doch heb noch geen tyd kunnen vinden weegens een No-
titie op te ilellen, maar als gy weêrkomt zo zal '^t gereed zyn.
Nu zullen wy het Manuaal of de handelinge der Teekenkonft te
gemoetgaan , om ons ondertufchen gereed te maaken , van haar naar
behooren af te wagten.
» Han-
delinge
fl
ïfi
. Voorreedeii van 't * Manuaal, zynde de vy fde
OM de Eedeie Teekenkonfi: tot den hoogften top der volmaakt-
heid te doen ilygen , zo is 't vooral noodig, dat wy onze gedagten
weegens het Manuaal, vervolgens bekend maaken. DocVvoor af,
zo'luiftertecns me.t^aandagt > wat ons dit neeyensgaande zinnebeeld y.
zal aanwyzen»
Konfikeeïd van PrakHka 3 anders Handelinge.
Een oude en bedaarde vrou , zynde blind en ilom , hebbende eere
kleed aan, van verfcheide gekouleurde lappen. Het windzel op haar
hoofd is wit. De Borftlap Heemels-blaau , verfiert met ftrecpen als de
Reegenboog, De Rok, koopergeek De Mouwen graau , met witte
monilering» In ha^vr Regterhand, houd zy eenise werktuigen; als
€en%tel, Penibel, Graveer-yzer, enKryon. Zy gaar fchroomach-
tich-, niet de linkerhand voor uit, al taftende..
Hethooird ·,. en de Byte! diezy m d'eene hand houd, beteekenc
Beeldhouwery. De Hcemeis-blaauwe borftlap , verfiert met ftreepcn
als eea Reegenboog, nefitns het penfeel ; de Schildcrkonft. De
koo*
-ocr page 87-τ Ε R τ Ε Ε KE Ν κ Q Ν ST. 6 j
liooper-geele Rok ,: rriet het graveer-yzer j deGrsiii^ec-konil. ^En
de graauwe Mouwen met witte monilering 'neiïèqs : hét
Kreon i geeft de Teekenkonft te verftaan. Doch om korter
te zeggen ; het windzel verbeeld wit marmer. De Borft-lap, een
Schildery. De Rok, een gefneede plaat. De Mouwen, een Tei-
kening vandagenSchaduwe* Oud word zy verbeeld, ;oni de Eri
vaarentheid te kennen te geeven. Blind en ilom .; om te beduiden ,
dat het Manuaal alleen, in 't gevoel der handen beftaat: daarom zy
al taftende voorttreed. De werktuigen houd zy in haar Regter-
handj om te bewyzen , dat die de Inilrumenten het gevoeligile,ieder
naar zynlichtigheid of zwaarte, leiden'uitvoerd : a s de Bytel op de
fteen. HetPenfeelop'tPanneel. Het Yzer op 't koper. En het
Kfeon op't papier.
Om tot de Handelinge te koomen , zullen wy vooreerft onder-
zoeken, wat het beoogt; namentlyk , oi het zo noodzaakelyk is tot
het uitvoeren van de voornoemde Konftwerken. Ten tweeden, hoe
veelderly middelen daar zyn, om in 't byzonder uit te munten. De
vraag is dan, ot die vier gezeide Konften, zints een anderhalve Eeuw
(ren opfichte van het Manuaal, ) niet merkely k toegenoomen zy η ,
en noch meer en meer toeneeraen, wel te verftaan, voor zo ver het
uitvoeren betreft? Wymeenen van ja, en dat het onwederfpreeke-
ïyk is. Voor eerft , hebben wy onder de Teikenaars, ontallyke
voorbeelden, van vafte, en fuivere handelinge ; hetfy op wit, blaau,
gegrond papier, of parkement: met wit, zwart, en röod Kreon,
pen, en penieel jjazouitvoerelyk eneel, als't immers kan. Ten twee-
den, de Graveerkunde , hoeEelisdie geworden by het geene zy is
geweeil, zelf ten tyde van Raphaël, Polidoor , Vazari, Titiaan ,
&c. ? Wat is'er dat het yzer nu niet vermag, neevens een goede han-
delinge? Wat is de Beeldhouwery mede niet al opgeklommen.hoe glad
en murw , werd het harde Marmor, door 't fagt beftieren der
bytels? Eindelyk, hoehoogis deSchilderkonft, in malfe en gladde
ftreekendes penfeels gereezen? Waarlyk, het Manuaal, is van uit-
fteekend groot vermogen, wanneer de hand door de kenniiïè beftierd
word : het vernoegt, het vleid, het quikt en ilreelt niet alleen de
kenders, maar de onkundige meedej ja dat meer is, de onreedelyke
dieren miüeydende nu zeekerlyk beter , als voor dezen. Hoe nootzaa-
kelyk , en wat voordeel» de Konftenaar daar van genieten kan, is
wel af te ncemen j werdende vaft· en vaardig, doende-alles zonder
I ζ moei-
-ocr page 88-8Ó GRONDLEGGINGE .
moeiten ] lahicando fabri fmas, al oeffenende komt men daar toe.
Wel aan dan Konftlievende die bet aangaat, bezint u wel > op dat gy u
niet en misgrypt, en de aap flagt, dewelke twee jongen hebbende,
den een, zoo uiterraaaten zoende en ftreelden y dat hy de geeft gaf in
haar armen; terwyl de anderen, verfchopt en veragt, in 't leeven
bleef. Het Manuaal is , veelderly, ieder ftudie vereyfcht het zyne.
Het gaat meteen vaft Teekenaar, ten opfichte van de handelinge,
gelyk met een Konftige Juwelier, dewelke een fchoone Diamantfteen
hebbende, dezelve opzyη voordeeligfte weet in 't Goud te zetten,
dat die braaf flikkert, en heldere ftraalen fchiet; zodaanig, dat men
aandefuiverheid vande Steen, niet twyfFelen kan. Wat is het Ma-
nuaal anders , als de uiterlyke expreffie en glans , van een deftig,
fierlyk, en kragtige Ordinantie of verbeeldinge ? Wat zou het wee-
zen, als men om de fchyn, de waarheid wilde verduiiteren ? 't Is waar,
daarzyn fomtyds wel Ju weliers, dewelke om een voordeelige winft,
eenvallTefteen zetten, die dikwils de Schranderfte haar oogen be-
driegen; maar komt de waarheid dan eens voor den daeh, ( ivant die
kan niet altyd verborgen bly ven,) wie komt dan de fchanden toe?
Laat ons dan voorzichtig zyn, en onze handen zodaanig gebruiken,
dat wy 't verantwoorden kunnen,niet om de Deugt te onderdrukken ,
snaar om dezelve grooter luifter te geeven.
Om van verfcheide handelingen , de befte en bequaamfte te verkie-
zen , en aan te wennen, zullen wy tweederly voorftelleni de eerfte
om naar het Modél te teekenen, en d'andere om een Ordinantie uit
tc voeren. Deeerfte vaardig en vlug; om die Redens wil, dat het
ieevenof Modél, zo haaft verandert, en zonet nietweêr herfteld
kan worden. De tweede bedaarder, met wat meerder tyd uitge-
voerd, of zuiverder gehandeld: Geevende ieder voorwerp, naar dat
zy voorkomen of wegwyken, min of meerder kragt. Den een kloek-
moedig handelende, en d'ander Sagt en Eel: ten einde d'eene, natuur-
lyker wysnaby fchynt, en d'ander door een dunne damp beneeveld,.
allengskensverzwakt, en uit het gezicht verdwynt. Het welk de
Teekenaar, met Kreon , Pen, of Penfeel, in zyn Ordinantie te
weeg kan brengen , als een Schilder met Kouleuren en Penfeelén.
Een Graveerder niet uitgezondert, beftaandehet zelve, in een han-
delinge der werktuigen, en gevoel der handen. Doch zien wy toe
hier komt het op aan, dat men de Raave niei met Pauwe veeren be-
pronken, draagen wy voor al zorg, om de zaak zelve » dat die wel
ge.·
-ocr page 89-TER TEEKENKONST. 10 f
gefchiktis, vaft geteekend, dagen ichaduwe opzyn plaats: want
als een van deze dingen miflen j dan is het ftuk zo veel tyd en moeiten
niet waard, en niet als fchimp en Spot, voor de Teekenaar te wag-
ten, wanneer de verftandige zulks gewaar worden, gelyk het met de
voorfydeRaave gink. Engy Beeldhouwers, bevlyciguzo zeerniet
om een rug, borft, ofdyc, murw en glad te polyÜen, voor gy
eeril meefter van h Generaal zyt, op dat u het zelve ook niet en treft,
want aan een fchoone hand» voet, en hoofd, 20 veel geleegen is,
als aan de rug ï borft, ofdye.
Nadcmaal de Handelinge vanieder fiudic inhetzyne , hetgeene
is, waar door de voorgemelde Konftwerken haar volkoomentheid
verkrygen, zo zullen wy die van de Teilcenkonll, vooreerft in 't
by zonder uitleggen, waarin die is beftaande. Wyftellen vaft, dat
de zin, door een vaftekenniffe, dehanden van dc Teikenaar alleen
beftierd, doch zonder de hulp van een geduurige oefFening, geeo
vruchten en zoude kunnen voortbrengen, dangebrekkelyk en zon-
der voordeel: ik zeg gebrekkelyk > ten opfichte van het uitvóeren
eener gedagten; want wat kan het een Teikenaar baaten» al heeft
hy nochzoeenSierlykei Deftige, en AangenaamKonieptontwor-
pen, als hy het niet naar vereyieh van zaaken uitvoeren kan ? Nade-
maal gelyk wy gezegt hebben, de handeling, alleen, inhetvoltoo-
]en eensKonft ftukwerks, d'uitcrfte bevalligheid en volmaaktheid
toebrengt, waar van zyn meefte voordeel afhankelyk is. Dat wel
overwoogen, zo zalmen licht bevindetf, hoe noodzaakelyk het is,
cm een uitmuntend Teekenaar te worden. Laaten wy nu verder tree-
den , en zien dooi wat middel men die verkrygen kan; want van
veeldcrley manieren , is'er akyd een, die de zeekerfte , Gemakkely k,,
en vaardigfte zy. Men zegt gemecnlyk ,dat alle ruuwe en grobbelige
dingen, mct'er tyd, ciFenengladflyten,als*er de handen overgaan;,
zo gaat het ook met veel teikenen, 'tfynaar Playfter, Modél, of
Leeman i voornaamentlyk naar wel gehandelde teekeningen, waar
door de handen vaft, fluxs» en eelwerden, in het oefïencn der voor-
noemde werktuigen.
Prob: Zal ik u wecderom moogen laflig vallen vriend Judicio,
weegens het indachtig maa^sen van de beloofde notitie ?
li
-ocr page 90-8Ó GRONDLEGGINGE .
Jad:· Neen Probus 'c is al bezorgt en gereed. Zie daar, laat eens
hoorcH'of gy't wel leezen kund ?
Ρίοί-; Herodooc , Tackus , Juftinus , Titus Livius , Flavius
JofephusjPIutarchus, en booven al de Heylige Schrift.
Jud: Dat zyn de Hiftorie boeken.
Prob: Homerus, Virgilius, Ovidius, en Moratius.
Jud: Die vier zyn Poëten.
Frok C«far Ripa van dezinbeceekenende Beelden. Oudaan van
de Oudheid > en Medaillien. Zynze die nu alle dien ik van doen heb ?
Jud: Neen, nietalsdevoornaamfte. Maaralsgy nu deeze Boeken
hebt, zo neemt dit tot een Waarfchouwinge wel in agt: om uw
koftelykentyd , niet te veel met het Leezen der zelve door te bren-
gen} dat's te zeggen , datgy uw Teikenen en Schilderen, daar door
minder oeffenen zoud. O neen, want het overmatig Lezen, ver-
zwakt het vernuft» en de wakkerheid des Geeftes t'eenemaal. De
geenen die te veel lezen, worden gemeenlyk van verwarde Gedach-
ten overvallen. Maar wy verpraten onzetyd van naar'c Kollegie te
gaanj zie daar de voor-reden is algekezen.
Prol·. Daiipytme.
De gemakkelykftc en vaardigde manier, is zeekerlyk de befte,
niet teegenftaande dat'er veel in't gebruik,cndoor my onderzogc
zyn: als het teekenen met de Pen, Penfeel, Rood en Zwartkryt >
doch alle van weinich r^ut voor Schilders. Maar de manier van hoogen
op gegrond papier, en met zwart te diepen; overtreft verre de ande -
ren, zo in volmaaktheid , als nuttigheid : voldoende ten eerften
door zyn verheeventheid ons oog, zonder datmen eenige Grond daar
otn hoeft te maaken. Gelykmen komt te zien aan Plaatfnyders , die
zich in de zwarte-kunft oeiFenen, welke haar verluftigen met fchraa-
pen op een gegronde plaats: en'tisniettegelooven, hoe gemakke-
lyk envaardich zydaarmeede voortgaari, 'tgeenzy in hét Etzenof
Snyden, niet zouden doen. -
Het TeekenenmetdePen, iseenvrugteloozen arbeid, meerei-
gen aaneen Schoolmeefter, als iemand anders, om de Jongelingen
wat op te houden, en tyd te doen verk wiften ; niet teegenftaande de
Graveerders, het echter in praktyk zoeken te brengen , zo is het doch
kwaalyk , en zonder iondament.
De moeielykfte en langfte manier, by gevolglyk de ilegften, is het
tee-
-ocr page 91-TER TEEKENKONST. 10 f
teekenen met Potloot, en dan voort met dePenfeel gewaiTen, heb-
bende buiten zyn vafte langduurigheid, geen deugd j maar in tee-
gendeel, een deel moeiten enonwisheid, zonder voordeel voord e
Leerlingen. Doch egter diergelyke Teekeningen, naar Schildery,
door een geoeffende hand gewerkt, zyn niet te verfmaaden : maar
ten opzichte van de Teekenaars zelfs, van weinig nut, voornament-
lyk voor Jong^:Iingen, die haar tyd wel zoeken te befteeden. Een
verftandig meefter gebruikt hetzelve niet, als tot tydkortinge, of
ten gevalle van een ander : wel te verftaan om een uitgevoerdeTee-
kening te maaken. Wat belangt een Konfepr j of ontwerp-fchers
mct'er vlugt te fchaaduwen, daar toe is het wel de vaardigfte en beüc
van alleen, wanneer het door een vafte, en verüandige hand ge-
fcbicd: zulksdatdegrootfte Schaaduwen , eenpaarig envlak , zon-
der te verdryven , aangelegt zynde ; een aangenaame Welftand van
lichten bruin , geeft. Maar die manier van Waf?en,ten opzichte voor
de Plaatfnyders, om'er naa teEtzen of fnyden, is teegenwoordig vsrel
het meefte in gebruik j mits dat zo een teekening wel uitgevoerd zy.
Daar is geen beeter Manier om op wit Papier te teekenen, ('tzy
Beelden ofLandfchap, en die zulke goede Inleidinge geeft, tot de
Graveer of Etskunde, ) als mee Rood-aard; 't geen lieffelyk in'c
aanfchouwen, maar fmettelyk in't handelen is, dochniec met fyne
ftreepen, gelyk dejonge Graveerders gemecnlyk doen, of het zo ge-
naamde Dommelen} maar met Kloeke Artzeeringe, en nooit meer
dan twee of driemaal over eikanderen geilaagen, door de welke men
verkrygt een vafte hand, en kennifle s'an 't beloop der dingen diemen
voor heeft > naar haar hoedaanigheid , rond , ofkantig j als Naakt,
Kleedinge, Gronden en Steenen, met de verkortinge of Perfpek-
tiefi alzo doende , zullen wy het regte fpoor koomcn te volgen,,
en ongevoelig geraaken , tot de fraaje handeling van 't wit Kreon.
Het Telkenen op Blaau of Gegrond Papier, en met Wit gehoogt,,
dewelke ik hier voorgezegt hebbe, de gemakkelykfte en vaardigfte
van de voorgeftelde manieren te zyn, is durf ik zeggen, in alle dee-
len zo volmaakt, dat'er niets aan ontbreekt, en van weinig omflag..
Beftaande voor eer ft , in't Ordineeren ; Ten tweede, in het naar 't
Leeven Teekenen} En ten derde , om naar te Schilderen, Want wat
is 'er gemakkelyker in 't Ordineeren , als wanneer men zyn Schets^
op donker papier net gefteld , eii omgetrokken heeft, men dan aan-
wyft meteen wit pennetjes· de gedaagde partyen j 't zy Zonj Maa-
JIC-
ί li
8Ó GRONDLEGGINGE .
nefchyn» Kaars οί Gemeene licht \ beginnende van het voornaamfte
des Stuks, en minderende allengskens 't geene gedaagd moet worden,
laatende de Grond voor Schaduwe, En hoe gemakkelyk kan men
meteen vogtige vinger, het licht een weinigje verfllaauw^en, daar het
te fterk mogt zyn, ja geheel uit doen; daar men in teegendeel by na
onmogelyk » het zelve met de Schaduwe op wit papier te
weeg kan brengen. Nu is het licht ai te neemen hoe vermaakelyk
het is , in het Teekenen naar 't Leeven , wanneer men een vafte
Omtrek heefd,van een Enkeld of Rond voorwerp, 't zy Konterfytzels,
Naakte Beelden, Kleedinge, ja wat het zoude moogen zyn ; 'c geen
alleen met ophoogen, ons werk verheeven maakt, 't voorwerp ge-
lyk doet worden, en de Schaduwe ziet voortkoomen, zonder daar
aanteraaken; als hier endaar des noods zynde, een diepzeltje in de
donkerfte holligheeden te geeven, de Reflexien daar uit te fpaaren
indien het zulks vereyfcht: en zo de Grond wat te donker mogt zyn ·,
zultgy met u licht, de gemelde Reflektien fagjes aanwyzen. Waar
uit men wel kan aineemen, hoe veel vaardiger deeze manier, als d'an-
derenis: want terwyl deneenen, zyn Beeld op wit papier tykenende
vaardig maakt, hebt gy'er dik wils met zulks te doen, twee of meer
gedaan. En deeze Teekeninge wel uitgevoerd zynde, zyn zeeker-
]yk de bekwaamfte om naar te Schilderen, en hoeft geen graau ge-
fchilderd Modél, ja het Leeven zelfs te wyken, wel te verftaan op
de Kouleur na. Daar by moetmen aanmerken, dat wie het roerende
Leeven gebruikt, dit voordeel heeft: dat zy dc Beweeginge in haa-
rer Modellen» natuurlyker zullen trcöèn, als die geene , welke lang-
zaame Handelinge in het teikenen hebben, want dikwils door het
langilaanenvermoeitheidder Modellen, groote veranderinge zullen
bcfpeuren.
Hier moetmen weeten, dat het zwartKryt veel beeter, en aan-
genaamerop zulk zoort van Gronden is, als 't Roodaard; ter oorzaak
van zyngemeenfchap dien hy met dezelve heeft, dewelke meer blaau
als rood is, en met het hoogfel beeter over een komt. Ik zou my
nooit bedienen van Rood-aard, ten waar om die Reeden, dat het
Zwart zo bezwaarlyk goed te krygen is; doch dat fcheelt my zo veel
niet, als het my maar dienen kan, tot het uitvoeren mynerGedagten,
en niet tot het maaken van Pronk-teekeningen, dien ik nooit zoude
maaken als naar Schildery, 't zy myncygen of anderen.
Omnuhetyoorzyde Gegronde Papier toe te maaken, zo zyn deeze
vier
-ocr page 93-TER TEEKENKONST. 10 f
vier dingen daar toe noodig; Eerilelyk bekwaam Papier, vaft, ef-
fen en glad. Ten tweede, goede Inkt, beftendig en wel gegorat.
Ten derden Italiaans kryt, Sjeit genaamt. En ten vierden, goed zwart
kryf, vailenmals.
Öm dan een bekwaame Grond op het Papier te ftryken , zo neemt
van dito ïnkt, en verduntfe met fchoon Reegewaater, zo als gy 'c
bek waamfte oordeeld om op te hoogen, daar onder mengende een wei'
nigje Rood-aarde , om de harde blaauwigheid wat te vermurwen.
Men kan het op een kleyn papiertje bezoeken , en droogen 't zelfde te-
gens 't vuur, om te zien hoe veel het befterft,dan kan m^n d'er zich beil
na reguleeren , wantdeninkt werd min of meer j donkerder, ais het
opdroogd. Om altyd wat in voorraad te hebben, zou men een par-
ty gelyk kunnen beftryken, Het voornoemde Italiaans kryt, fteekt
boven alle anderen, in fchoonheid en fuiverheid uit, doch het is zo
wit niet als 't Hollandfe gemeene kryt, maar een weinigje geelagtich,
zeer IjefFclyk en aangenaam op zulke Gronden, heeft ook die hoe-
daanigheid , dat het zich laat fcherpen zo puntig als men wil, ja bee-
ter als Zwart-kryt, men kan daar kleine haayrtjes mede teikenen, zon-
der dat het breekt; het is van Natuur gelyk het befte Rood-aarde »
hed mals en fyn, laat zich ook met Rood en Zwart-kryt over en weer
loopen , dat het Pypaard niet lyden kan. Hier is noch iets, 't geene
niet dicnd vergeeten te worden, aangaande het Teekenen van Bafrelee-
ve, dat die om twee reedenen op deeze Gronden, niet wel, als met
groote moeiten willen geteekent zyn; uit oorzaak dat de grond van het
papier, lichter moet zyn als in een diep, en rond verheeven voorwerp
oiOrdonnantie: eerfl:elyk,om dat men een gcheele lichte Tint, over de
Grond zou moeten maaken, en ten anderen, om dat daar niet ve^l Scha-
du we in komt, zo dat het beter op wit papier is.
Tot het fluiten deezer Hoofd-ftuk, zal ik dit noch zeggen, dat de
Teekeningen op Gegrond Papier naar het Leeven geteekent, niet
goed zyn, alwaar de verheevenfte partyen op den dach > alleen met
een klynhoogfeltje , als een flikkering of glans aangeweezen ftaanj
het geen on-natuurlyk is, want men het zelve in 't Leeven niet
gewaar en wort, zynde daar door plat op den dach, zonder eenige
rondigheid.
8Ó GRONDLEGGINGE .
Jad: ZulEgy't nu wel onthouden't geen daar gezegt is, weegens
de Manier van Teekenen ?
Prob. 'k Hoop ja, voornaaraentlyk die paflagie van 't Wit Kreon op
Donker Papier, dat is zo waarfchynelyk , dac ik daar in 't minden
niet aan twyffelen kan, want de ondervindinge heeft my zulks ge-
leerd : enfchoon ik die andere Manieren, mede redelyk vail ken }
zo dunkt my dat ik de Gedagtendaar al te veel zou moeten aanhan-
gen j en het Konfept ( dat het voornaamfte rayns Oogmerk is, moo-
gelykdoor de langduurigheid} my eenigzints mopt ontilippen en
vervliegen. Want met Roodaard , zou lang werk geweeft zyn , zulk
een Helder Licht uit te fpaaren, en met de Penfeel Gewaflen, wei-
nig minder, en van meêr omflag. Daar en booven, zo vind ik dat
voordeel indeezenoch gelyk 'er gezegt wierd , om iets te kunnen
uitwiilen en verhelpen. Maar daar tegens moet men dit weer ftellen,
dat het zo vaft of duurzaam niet en is,als d'andere.
'Jud» Indien het zo was, dan zou't volmaakt zyn. Kund gy wel
iets in de waereld bedenken dat Eeuwig duuren kan ?
Pïob. Neen. Het kwam my eevenwel vreemd voor dat Vr zo regt
uit gezegt wierd van die andere Handelingen te verwerpen?
Ji4d. Daar moet gy uit beflüiten agterlaaten, want de Gelykenis
die 'er te pas gebrogt wierd , geeft.hec genoeg te verdaan: en zo
lang men gten beeter heeft, gebruiktmen die men kan» Maar be-
halven dar, ieder Maniervan Teekenen, heeft zyn byzondere toe-ei-
gening. De Handeling van 't Rood aard, is een Inleidinge tot de
Éts, oi Graveerkunde. Het Teekenen met de Penfeel 't geen
men Waflèn noemt» is een Inleidinge tot het Schilderen, om het
temperen dei-Tinten , en Handeling van 't Penfeel te leeren. Doch
deze, ziet noch verder , om nanr 't Leeven te teekenen, en Model-
len te maaken, <iaar men bequaaraelyk naar Schilderen kan 5 gelyk
in ons Schilderboek, op zyn plaats aangeweezen zal worden.
TER Τ Ε Ε Κ Ε Ν Κ O Ν S Τ.
Sefde Propofitie.
Η Et is zeer loffclyk, dac een Teikenaar zich aan de Omtrek, ten
hoogden laat geleegen leggen: doch het is zeer onnozel, ais-
men meent, dat het zonderde Schaduwc zou konnen gefchieden,
alzo de Omtrek en de Schaadawe, zodaanig aan eikanderen vermaag-
fchapczyn, dat den een zonder d'ander , niet volmaakts kan uitwer-
ken. Want wat is de Oratnetrek vaneen Kolom zonder Schaduwc
anders, als een platte Pilailcr ? Wat is een Troonie van Man of Vrou
vlak van vooren zonder Schaaduw anders, als een Geomctriekfte Fi-
guur, of een plat en ronde Steen, met Hierogliphife Karakters?
Kan een Beeld fchoon genoemd worden, ('t zy Naakt of Gekleed,
volmaakt van Proportie, Leeden en Aktie,) die maar alleen met de
Pen of Kryon omgetrokken is? Kan men dat een braaf Teekenaar
heeten, en voor zulk een Konft houden, wiens voornecmen niet
verder en ftrekt, dan zyn ftudie daar alleen meede te voleinden > zon-
der zich met de Schaaduwe te willen bemoeijen ? Het isonweeder-
fpreekelyk, dat de Superfi^ieele aanwijzinge of Omtrek, van eenig
voorwerp, hoe die ook mogt zyn , dezelve voorwerpen niet kenbaar
kan maaken, zonder hulp der-Schaaduwe} want de Schaaduwe geeft
de verhoeven lichaamclykheid. Hcc is dan van de regte weg afge-
dwaald, niette willen weeten, dat de Schaaduwe, de Omtrek be-
ftant doet zyn, en de Omtrek alleen, niet meer is, als het A, B, C,
inde Letterkunde, dewelke van geen d'er waarde geacht werd, als
zy niet te zaamen gevoegt, en woorden uitmaaken. Derhalven is het
myns oordeels veel loifelyker, voor iemand die zich byzonder inde
waare Teekenkonft wil oeffenen, dat hy ftudeerd, om (zo veel het
doenlyk is, ) een overvlieger te worden, 't fy dat zyn neiginge ftrekt
een Teekenaar te willen bly ven, of, fomtyds in'c Kooperte Etzen,
opdathy daar dan eeril, meede overeen komr. Daarom is 't niet
meer als reeden, ja ten hoogften noodzaakelyk te weeten, hoemen
zich daar in draagen zal om niette mifdoen, en tot eenkwaade of
fchaadelyke maniertegewennen , gelyk zommigegedaan hebben:
dewelke heen gaan in de Kollegies, met de grootile luft enievervan
de waereld, en Teekenen naar het Modél, by Dag of Avond, niet
als een enkelde Ommetrek, zonder de mlnfte Schaaduwe, ja drie,
vier, en meer. Wat de Schaaduwe aangaat > zy meenendaar'thuys,
Κ ζ uit
-ocr page 96-6% GRONDLEGGiNGE
uit de Geeft , wel mede te regt te zullen koometi. Een zwaare
mifllag, en eenteekenvan groore mifverftand , welke nergens an-
ders uitfpruit, als door een teegenzin die zy voor de Schaaduwe
hebben : en om dat die niet zo duidelyk en klaar is als wel de omme-
trék y ergo moejelyker voor zulke , om te leeren.
Hoemen naar 'i Modél, of Leeven zal Teekeken ?net voordeel
Τ Oen ik noch jong was, en weinig indruk van defchoonheid der
Antiken had; zo liet ik my ten hoogften geleegen zyn, het Naakte
Modél, zoo naaukeurig en Korrckt naar te teekenen, als 't moogc-
lykwaSï volgens nnyn Vaders onderrigtingc. Maar wanneer ik myri
Teikeningnaar Schilderen zou,zo vond ik ze dik wils zo misilallig, en
weinig metdereft vanmyn ftuk over een komende'j dat ik daar .de
walg afkreeg. Derhalven ik veekyds genoodzaakt wierd, daar veel
aan te veranderen: hier wat afneemende, endaar watby doende,
het geen my verwonderde i niet kunnende begrypcn hoe het Lee-
ven my zo verleid had , en inmynoogenzo Schoon, jaonverbeeter-
lyk fcheen. Maar als ik daar na zpgt, zo bevond ik de oorzaak te zyn,
defoobere kennis dien ik van de voornoemde fchoonheid der An-
tiken had: derhalven dezelve vlydg onderzoekende, waarin dié
meeft geleegen was, zo zag ik het Leeven , met een heel ander Oog
als te voeren r en wierd doe magtig, alTeekenende naar het Naakt
Modél» hier en daar, eenige verbeeteringaan tedoen, zonder myn
gedagten eenigzints daar aan te hangen, zo te zeggen ongevoelig,
Hetalderbefte danmyns oordeels, onimec voordeel op de Akadee-
mien te iludeeren , is wanneer het Modél taamelyk goed, en wel
Geproportioneerd zy} zich t'eenemaal daar aan te verbinden, zon-
der het miniteby te doen, ofafte laaten ^ inzonderheid degeenen»
die de fchoone Bevalligheid van 't Antik, niet volkoomen bekend is :
zich ondertuiTchen oeffenende naar Playfter, Fraaje Printen en Tee-
keningen 5 omhetzelve teverkrygen, en alzo ( zonder veel hoofd-
breekens) te gewennen , haar Modéllen te verhelpen; zoekende
bieren daar, d^eDeelen dieuModéllen gelykzyn, dezelve daarna
Korrigeerende: Gelykeen Borft , Dye, Arm , Handen en Voeten.
Het welk doende, zo zultgy zeekerlyk deregte KenniiTe daar van*
bekoomen, en het Antik, van't Modern kunnen onderfcheiden,
en uw Modéllen, niet teegenilaande in eenige Deelen gebrekkelyk,
TER TEEKENKONST. 10 f
gelyk ik gezegt heb befchouwen, niet als het is; maar zo ais 'c be-
hoord te weezen r en al Teekenende ongevoelig verhelpen. En op
destebeeter te vorderen, indeeze Oeffening naar'c Leeven, en de
naafte weg in teflaanj zoneemtutoevlugttot de Anathomie: niet
gelyk zommige oordeclen om de zelve volkoomen van buiten telee-
ren, met alle haar Muskulen, Zenuwen, en Uitfpanzelen> maar
alleendie geen, welke devoornaamfte en kragtigftezyn, endemee-
fte verandering in de Beweeging veroorzaaken als de Halsfpieren ,
Schouderblaaden, de Heupen, Dyen, Beenen» en zo voort : het
geen de voornaamftezyn, zonder welke kennis, onmoogelyk dees
OefFening kan beftaan, de Reedenen daar van hebben wy voordee-
zen uitgeleid.
In het Teekenen naar't Leeven of Naakt Modél, zyn deze voor-
naame dingen aan te merken : Ecrftelyk een bekwaame zitplaats,,
of afftand van 'c Beeld. Ten tweede, decentrale linie of eevenwig-
tigheid, zittende of ftaande. Ten derde, de Deelen die Bevveegelyk
of werkelyk zyn, waar in de Muskulen zich kragtig vertoonen. Ten
vierden, de Slagfchaaduvi?e op 't Planum of grond, zyn Lengte en
Breedte. En ten katften den Horizont.
De Bekwaam (Ie en zeekerfte middel, wanneer men naar 't Leevea
Teekent, is altyd te denken, op ieder party des Lichaams, In zich
zelfs zeggende, dit is de Hals, dat deZy fpieren , dit is een hoek
van't Sleutel-been't geen hier uitfteckt,.daarmoeten de Ribben be-
ginnen. Hoe fterkisdees; hoe flaau is die f enzovoort; al Teeke-
nende met deuiterfle Aanmerkinge en Korrektheid. Maar weeft voor
al zorgvuldig, om uw Ommetrek wel aan te wyzen, zonder Karri-
gatie of overtolligheid. Want al die geen v/elk een kwaade Gewoon-
ten hebben, hakken in de Ommetrek haar'er Beelden, geheele (luk-
ken uit, alsof 't een rotsfteen was j dewylzy de Gedaagde partyen ^
welke Muskcls al meede gelyk uitzwellen, heelflaau, en bynaon-
zichbaar maakenj eveneens, als of die gemelde verheeve muskulen ,
door den dach ingedrukt vvierden. Daar zyn weêr anderen die geheel
kontrariedoen, geevende de profile of ommetrek haar'er Naaktens,
Zeedige , en byna onzichbaare uitfprongen j 't welk op den dag, al de
muskulen aanwyftj ja zo naaukeurig, datzyde minfte niet zoude ag-
eer laaten, minotmeeralsof'tgeyildemenfchen waarcn, byte gaar
heel Onnatuurlyk.
Weeft dan voorzichtig, en neem naauw agt op de verheeventheid
-ocr page 98-8Ó GRONDLEGGINGE .
der vcriigtc Partyen , dat het met de Ommetrek overeen komt."
Laat u niet verleiden, door de naam van Kloeke Manier in het
Teekenen, noch door het te'gendeel; maar houd u tuflchen beiden
aan de waare gefchaapentheid van de zaak, zo als de Natuur aan-
wyil.
Jud·. Wel wat dogt u van die Propoilcie ?
Prob: Het was juift'rgeen my diende , om met voordeel naar'c
I^ec'/en te Teekenen. Hoe ben ik zo gelukkig van hetie trefFen ?
Jad: Ja niet waar ? Nu ziet gy dat de Fortuin uw gunilig is ;
w;eft dan niet nalaaatig, maar itelt het ten eerden in't werk, zo
zult gy zien dat het met de rcft wel gaan zal.
Frol·. Ik zal zo doen , want ik brand van lufl:, om naar 'r Leeven
te Teekenen; te meer, om dat ik zo meenigmaal op het Kollegie,
met fmaakdaar van heb hooren verhalen- Maar eer wy daar verders
vanfpreeken, 20 moet ik u eevenwel weegenshet eerfte, noch iets
vraagcn. Het is een vreemde zaak, dat iemand zich vergenoegt, mee
een enkelde Ommetrek naar 't Leeven te Teekenen; nademaal my
dunkt, dat dezelve genoegzaam uit het Proportie Beeld, buiten
het Leeven, geleerd kan worden, en de fchaaduwe niet.
Jud: Gyfpreekt de waarheid.
Frol·: Uit wat inzicht doen zy't dan? Is dat niet een werk of on-
derneeminge , van een vernufcig en door geleerd meefter ? Myn
dunkt als ik zo ver was, dat ik 't Leeven, dan niet meer noodig heb-
ben zou?
Jud: Wei neen. Maar zy meenen dat aan deSchaduwe zo veel niet
geleegen is, en willen kwanfuistoonen , datzywel inagtneemen,
het geen gemeenlyk vermaand word , te weeten: datmen voor ai,
vaft en Korrekt moet Teekenen kunnen , om een goed Meeilerte
zyn: niet denkende, dat de Schaaduwe neevens de Omtrek gemeend
werd } veel min, dat den een zonder d'ander , een volkoomeTee-
kenaar kan uitmaaken. Jawat kanmen doch met een enkelde Omme-
trek uitwerken, io 't geen, daar wy iets Natuurlyks verbeelden.
Hoe wilmen een Konterfytfel maken datgelykt? Een Landrchap,Ar·
chitektuur, Bloemen j Zonof Maanefchyn, Dag of Nachts en an-
dere dingen meer, zonder Schaaduwe? Neem maar eens een Voor-
beeld
TER TEEKENKONST. 10 f
beeld by een ronde kloot; geen Menfch zal Oordeelen dat het zon-
der Schadu we een Kloot isi maar^vel een getrokken Sirkel?
Wiezalzeggen dat de Konül^erken der Chineezen j die tot hee-
den noch zonder Schaduw is 5 volmaakt zyn ? 't is waar haar Omme-
trekken zynwelfuiver en Korrekt na haar meening; maar des niet
teegenftaande alles fchynt plat, gelykhet öokis. En al praktifeeren
zy noch duizend Jaaren, zo zullen zy'c zonder Schaduwe nietgoec
maakefi.
Prol·. Keeren wynuweeder tot het leeven. Wat dunkt u van die
Teekenaars, welke vlak voor het Licht gaan zitten, en digtaan 't
Model?
Judi Dat zyn Menfchen, diedebekwaameDiftantie nieten wee-
ten , noch waar in de Schoonheid eens Naakte Beelds beftaac: haar
niet fcheelende waar zy zitten, als zy maar mede Teckenen.
Pub: Ik heb nochtans hoorenverhaalen, dat'er wel Meefierszyn,
die zulks doen.
Jud: Het kan weezen dat zy iets onder handen hebben, daar in
zy het zo gebruiken moeten; 't geen zommige niet overdenken. Wat
myn aangaat, ikzit meeft ter Rcgrer, of Linker zyde des Lichts,
de Reeden daar van > kunt gy geloof ik wel befeiïcn ?
Prob: Om de Schaduwc, niet waar ?
Jud: Ja, de Schaduwe geeft een Aangenaamheid,
Prcb: Maar ik wenfte wel te weeten , waarom gy de meeften Tyd
agter aan zit, en zo Laag ? Gy kunt daar immers zo wel niet zien.
"Jud: Hoe weet gy dat ik Zulks doe? naademaal gy nooit meede ge-
teekent hebt, het zal uw eerlJre rys noch worden.
Prol·: Ik hoor zo nu en dan op 't Kollegie van die zaaken Redenec-
ren: en het zelve ilaatmy voor, van d'eenof d'ander gehoord te
hebben.
Ik zal't u leggen. Waarom ik voor eerft agter aanga zitten?
zulks gefchicd om het Modél, zonderMiilalligheid beerer te kun·
nenzien, 't geen anders wel gebeurd , wanneer men zo digtdaarby
zir. Doch dat ik daar zo wel niet zien kan als voor, dat beken ik;
maar daarom is 't dat ik meer met zwart Kryt Teeken, en kragtig, hec
welke ik met Roodaard, op Donker Papier, niet zou kunnen te
weeg brengen, want als ik myn Omtrek wel zien kan , dan is 't my
genoeg; om dat ik weinig Schaduwe hoef te maaken, blyvende hec
Papier, voor de zdve dienende, bewerkendehetmeeilmet Ophoo-
gen.
-ocr page 100-8o GROND LEG G INGE
gen. En alshec op 'c Retokeeren nagedaan is, dan maak ik een lichte
ΊΊη: achter myn Beeld, teegens de zy der Schaaduwe, 't fy een
Sum vaneen Boom, eenScecn, ofictsanders; en daarom fcheelc
hetmy niet of ik wat verder zit, als'er maar plaats is. Ten tweede
waarom ik zo laag zit? dat is, om dat ik fomtydslaage Hotizonden
gebruik, ·
Prob: Het is voorwaar bevattelyk , 'kwenftedat ik al myn doen,
ook met zulke goede Reedenen kon beleggen;
Jud: Almet'ertyd, want het fpreekwoord zegt, Romen is op een
dach nietgebouwt.
Inleidinge van de Zeevende PiOpofitie.
WY hebben in onze voorgaande Stellinge, vyf Waarneeminge
aangeroert, v^eegens het naar't Leeven Teekenen. Namenc-
lyk, een Bckwaame Zitplaats of ^fiiand, van't Beeld. De Sentrale
Linie of eevenwichtigheid. De Werkelyke Deelen. De Slagfchaa-
duwe op'tPlanumot Grond. Enten laatrten den Horizont. Het zal
hier niet ondienftig zyn, den Leergierige dezelve noch wat duidely-
iier naar onze meening te doen verilaan. Doch voor afis noodigte
weeten, dat het naar 't Leeven Tcekenen , tweederly is , 'c een
Noodzaakelyk -, cn het ander Toevallig. De Noodzaakelykc is,
wanneer men een OrdmantieGekonfipieert heeft, en tot het uitvoe-
ren der zelve, het Leeven behoeft. De Toevallige is die, welke
men zonder Koniept ( v^aar toe'c gebruikt zal worden) in de Kol-
legien Teckent, door d'een of d'ander op gefteld. En fchoon hec
gebruik deezer twee, zeer verfchillende zyn i alzo den een met voor-
dacht tot een Ordinantie werd gefchikt, en d'ander niet; zo die-
nen zy echter alle bcyde, op een en dezelve wys, als boovengczegc
is, aangemerkt te v/orden, gelyk deze Figuur Α aanwyft-
Hec is niet zonder een naaukeurige overweeginge , dat ik dit
Beeld, denaam van Praktyk-beeld geef, alzo deffelis gebruik (voor
die zich daar in OefFenen) zeer Voordeelig is, 't fy naar't Naakt
Modél, of Gekleede Leeman: het toond de naaile Middel, dien
ik naar veel onderzoek heb kunnen uitvinden, en verklaare, dar by
aldien ikhetin myn Jeugd, zo wel ge weeten had als nu, ik nooit
iers gemaakt zoude hebben, zonder deze Aanmerkinge. Wantik
llelvail:, datmennimmereenigedingennaar't Leeven Teekent, 'c
lyMenfch, Beeil, Boomen, Vrugten&c. danomd'eenof d'andere
tyd
-ocr page 101-TER TEEKENKONST. 10 f
tyd te gebruiken, en in zyn Ordinantie, Geteekend, Gefchild^rd ,
of Geëtft, te pas te brengen.
Om nu tot myn voorneemen te koomen , weegms de Vyf genoem-
de Aenmerkinge; zo zal ik met de Zitplaats of Aflland , eeril begin·^
Het is wel te begry'pen, dataan de Verkie2inge derzelvci veel
I
i>en.
gelcegen is , om het Modél of Voorwerp , bekwaamlyk zonder
Miiklligheid , in zyn geheel tezien. Voor het byzonder en Net uit-
voeren , zo kan men des Noods zynde, wat naacïer zitten of Staan ,
mits het Oogpunt altyd waarneemende; 't geen getnakkelyk zal
gerchieden , voor die in de Pcrfpektiefervaaren zyn : doch hetzelve
zullen wy in onze volgende Propofitie wat meerder verklaaren. Hier
by is noch een Zaak inagt cenecmen, 'twelk de Teekenaar in hec
Teekencn, een merkelyk groot Voordeel toebrengt ·, te weeten
het Portuur, waar in hy hem houden moet. Hy zal zich dan zodaanig
Stellen of Plaatzen, dat zonder zyn Hoofd , op of neer re bewee-
gen, hyhet Modél en zyn Teekening, te gelyk kan befchouwen ,
zyn Oogen alleen , Open Neerwaards ilaande , zo als het voorbeeld
in onze Twaalfde Les , aanwyft : Maar dit gefchied mceft in 't
Schetzen, Stellen, en Omtrekken; alzo dat het Vt)ornaamile der
Geheele Teekenkonft is.
De Perpendikulare ofSentrale Linie door het Seeld, is dienftig
Aangemerkt te worden , om zyn eige wiiligheid en voldoeninge»
ten opzichte van het Schetzen, en (lellen, wyzende welke deelen,
't meefte gewigt of laft draagen: geevendé aanlcidinge tot het der-
de, om de deelen die werkelijk zyn, en haar hoedaanigheeden in'c
uytdrukken der Muskulen , neevens de oorzaake naa te ipeu-
ren.
De vierde, zynde de flagfchaduwe op'tphnum of grond, is het
onfylbaarfte middel om aan tetoonen, waar het Beeld , in een Or-
dinantie geplaatil moet worden: want het wyft, of die ter regter ,
linker zy de, of in de midden geftaan heeft, en behoorden te ftaan,
gelyk deze fchets Β aanwyft.
De laatften is den Horizont > zijnde van geen minder belang, ten
opfichte van het gebruik, in zodaanige Teekeningen eener ordinan-
tie , opdatd'eene Horizont met den ander, over een komt; te wee-
ten die des modéls, met die van u konfept, waar in hy gebruikt
word. Een zaak die door veele zeer onagtzaam werd verzuimt,
denkende dat het zo naau ""er niet op aan komt: gebruikende zo wel
L haar
-ocr page 102-8Ó GRONDLEGGINGE .
haar Modéllen 5 diemeteen hooge Horizond geteekend zijn, ineen
Ordinantie met een laage, en zo ook in tegendeel, die naar een
laage, in een hooge Horizond. Stellende daar byeen Beeld, ter
regter zyde het Oogpunt, dat ter linker zyde geteekent is geweeft ,
veranderende alleen des noods zijnde, de flagfchaaduwe op de grond,
wat meer binnen, of buitenwaards, na dat de Perfpeftief, en 't
licht van haar Ordinantie uitwyft : alle welkeliftigheeden of onkun-
de, niemand meer bedriegen dan de Maaker zelfs, en lief hebbers
die voor 't meerder gedeelte, hier gantfch geen kennis van heb-
ben.
Nu zullen wy noch verder verklaaren , waarom ik het Beeld Λ ,
met al die Aanmerkingen, van zoo veel nuttigheid agte. Voor
cerft, om deklyneOmflag, enzyngroote wiffigheid, in't gebruik
van alle Modéllen, niet alleen om in een Ordinantie te gebruiken ,
maar ook om andere Ordinantiën te Inventeeren. Ten tweeden,
zoowyftj ofleerd het zelf iemand, diein't ordineeren gebrekkelyk
i$, om met geraapte dingen» 'tzyvan wie hetzoudemoogenwee-
zen, een Ordinantie op te ftelien, gelykwy in ons ander Boek, op
zyü plaats zullen aantoonen.
Vroh: Waariyk men moet bekennen dat het Praéityk-beeld, eeo
Wiskonilig middelis, ik weet niet dat ik ooit in Schilder-boeken
van zoo een Beeld geleezen heb: het is zo gemakkelyk te begrypen ,
dat fchoon men de perfpedief niet geheel verftond, men daar door
ccvenwel, met een weinigje OefFening, mede te regt zou kunnen
Itoomen.
5(βί/: Daar zullen wy verder van fpreeken, als gy 't wat meerder
bezocht hebt. Maar weegens de Slachfchaduwe, laat daar uw ge-
dachten eens overgaan , gelyk in de vier Poppetjes aangeweezen is ^
'c fy in wat geleegentheiddie korter of langer moeten zyn.
?ioh: Dat heb ik reeds gedaan , daarom woud ik ugevraagt heb-
ben, of de vierde ftelünge, nu duidelijk en genoegzaam uitgeleid
was ? Nademaaltuflchen het Dach en Lamplicht, een altegrooten
onderfeheid is; voornamentlyk in de flachfchaaduwe. Zoo dat ik
niet begrypen kan, 't geen myn Meefter my eens tot een Les gegee-
vcn heeft, te weeten j dat ik eerft de Beelden naar het leeven be-
hoor».
-ocr page 103-TER TEEKENKONST. 10 f
hoorden te Teekenen, wel te verftaan alles dat Naakt moetzyn, en
de Kleêreny alcyd naar de Leeman: daar men hier gemeenlyk in dc
KoUegien, naar 't naakte Leeven Teekent by Avond met een Lamp,
en meeftnaar dc Leeman by Dag. Kandanhec Dag en Lamplicht,
zodaanig t'zaaraen gevoegt worden, dat men'tin een iiuk zou kun-
nen vereenigen, zonder dat het misftaat?
Het is fchier onmogelyk j en ik geloof dat hier de grootile
Meefters in zoude dooien, of ten waare zy de Studie, zo veel als
haar voorwerpen kwaamen te gebruiken.
Prolf : Uw gedachten kooraen met de myne over een; want ik
weet dat 'er tuflchen die byde Lichten groot onderfcheid is, ja dat
het Dachvenftereen merkelykgrooter, ftarker, en verder Hcht op
het Modél geefr,als een Lamp, al waaren d'er noch zo veel pitten in: 'c
geen by gevolg, de Slagfchaaduwe veel fmalder en korter zal maa-
ken. Daarin teegendeel, door't na by hangen van de Lamp, dezel-
ve veeHanger en breeder worden. Zo de Slagfchaaduwe danver-
fcheelen, zo moet het immers met de Beelden ook zo zyn? Waaruit
blykt dat het onmogelyk is , die twee Lichten t'zamen te vereeni-
gen.
Jud: Daarom behoorde gy, die nu de gronden van de gezeide ftel-
linge kundig zyt, uw voor deze fchaadeiyke klippen te meiden.
Neemt dan mijn raad in agt, om de regte ftudic voorc te zetten.
Teekent des Avonds naar 't alderbefte Playfter rond, of afgietzels der
Antike Beeldjes, die gy kund bekomen, het welke van meerder
nuttigheid is, om tot de kennifle te geraaken , waar in een fchoon,
en welgemaakt Naakt, of Gekleed lichaam in beftaat. Boven dien ^
geeft het noch een zonderling vermaak aan den Teekenaar, voorna-
mentlyk, als de Beeldjes licht zijn, dewyl de fchaduwe zich als dan,
helder en klaarder vertoond: by gevolg men de omtrek der Musku-
len, behoorlijker zien kunnende, niet anders van doen heeft, als
een goed oog, om alles korrekt en geheel naar tc volgen,
Prob 1 Zal ik dan het Teeken-Akademie by den Avond heel moeten
verlaatenj daar het nogtans zo gemakkelijk met minder tyd als by
den dach te verliezen, kan gefchieden, en door'tmeerendeei by
den Avond word gedaan ?
'^ud: Men zou uit de reeden moeten bekennen van ja j maar om
dat deze gewoonte zo ver is ingeworteld, zou men het zelve zeer
bezwaarlyk, ja fchier onmogelijk kunnen veranderen, alhoewel het
L a genoeg-
-ocr page 104-8Ó GRONDLEGGINGE .
genoegzaam teegens de waarc kenniile ftryd. Denk eens wat voor-
deel men van hec Dach Tykenen heei'r,'t geen men by de Lamp moet
miflen, len opzichte van de Koloriet: gelyk de vieezige Kouieur y.
op de grove partyen. De Teerigheid , neevens de vermindering der
Mezzetinten , op de minder vleezige. Den Geelagrigheid aan de
Hals, Okzels, Buik&c. De Gloeienthcid in alle fluitende ofts
draaiende deelenr die zieh uiterlijk in haar vverkinge beweegen.
Hoe veel teegenftellingen van Tinten is'er niet al waar te neemen ,
als't Hoofd tegens de Hals , Schouders, Borft, korte Ribben-,
Buik, Heupe,. Dye, Knien , Beenen, Voerer», Elleboogcn, Ar-
men en Handen j 't geen zonder 't zien, bykansonmogeiijk is te
gelooven. Zohetwaaris , datde Chamelecn, by dach veel ver wig
fchynt» hoe zou hec dan mogelyk wezen, dat iemandy die hem
nooit alsby de Lamp of kaar» gezien had, dezielve met zyn hoedanig-
heeden, in een Dacb-fluk le pas zou kunnen brengen ?
Prob: Ik beken door de reeden overtuygt te zijn; want het geen
gy van het Avond Teekenen gezegt hebt, is zo verftaanbaar, als men
,'c zou kunnen bedenken.
Jud: Maar daar zyn d'er fomryds zo veel In een Tceken-Akade-
mie, die niec weeten, wat eenregte fchooneParty in't Leeven is>
veel min , waar die uit beftaat j om dat zy nooit naar Antike Statuen^
of Playfter-rond geteekent hebben, en 20 ze het al hebben gedaanjdan
gefchied het noch meeaigmaal zo onagtzaamjdat ze meer op een goe-
de Handeling van 't Kryt, als op een Ichoone manier van Omtrek let-
ten. Wat de Kouleur aangaat, dat word by fommige onnoodig ge-
oordeeld om op te denken > alzo zy voorgeeven, genoeg met Tee-
ienen te doen te hebben; katen hun ook voorftaan , dat die Kouleur
van't Naakt, 't geen zy naar Teekenen , hen niette pas zou komen,
doordien zyhooren zeggen hebben,dat(in't gebruik) ieder Figuur na
zyn Waardigheid, behoordGekoloreed te worden. Hoe meeriig zijn
d'er die naar't Leeven Schilderende, echter zo aan een eige manier
van kolóreeren gewent zyn,dat het hun onmogelyk is (alwaar 't Mo-
dél ook noch zo Ichoon van Kouleur) haar gewoonte te veranderen ?
Daarom gy Leerzame Konil oeffenaarSjneemt doch van den beginne
welinagt, om u aan een goede manier te gewennen: gedenkt maar
alleenigaan de tak van een Boom , zo als men die in't eerfte buigt
zalhyaltyd blyven. Indien het mogelyk is, gebruikt liever een ί ui-
vér Dach > alaeen öinkeiid.Lamplicht ; ten rainiien zo lang , als gy de
■ ' segte:
-ocr page 105-TER TEEKENKONST. 10 f
regte kennis en 't gebruik van de iaatfle noch niet hebt.OefFent ü dan
ceril vleicig naar 'c Modél by Dach op dac gy door uw ftudie, daai?
van kennis krygende ,. daar na uit gebrek van dien, het Lamplicht ,
in een Dach-licht met voordeel kund veranderen.
Achtfie Fropofitie, zynde een Gedachten tot ht opfletten en on-
derhouden van een Teeken-Akademie^
Na dat wy nu aireede hebben-aangeweezen, waar in de voor-
naamüe zaaken der Teikenkonit beiiaan, en dezelve tot dus
verre verhandeld, zo zal het niet ondienftig zyn dat zich den jever-^
zuchtigen vleit van een Konftgierig hert, met een zonderlingen aan-
dacht , ontrentd'uitneemenfte en d'aller aanmerkelykfte dingen bee-
zighoud; want de plicht van een regte en brave Konil-oeffenaar >
treed altyd verder, en verhoogt zyn gemoed, met het onderzoeken
van heerlyke zaaken. Waarom wy iets van het Naakte Leeven zullen
fpreeken, als zynde'tvolmaaktiie Modél, en de befte Leermeefter
van alles, wezende het eenigile doelwit van hoog geachte verilanden»
gemerkc daar al het Schoonlle in te vinden is, dat de Natuur kan
voortbrengen. Over zulks hebben wy dit volgende, om onze voor-
gaande beloften tevoldoen, naar onze zwakke Harfl'enen op papier
gefteld, hopende de Naarftige Konft-lievende daar door eenig Licht
tegevcn, en voordeel toe te brengen,
Lcr men zich begeeven zal tot het Tcikenen naarst Lepv^n;, is het
voor al nodig te weten, of't Modél bekwaam > dat is Schoon cn Wel-
gemaakt zy voor een Man van zyn Jaaren; waarom wy 'ε hier niet οπρ
dienftig achten, een kleine aanwyzinge daar van te doen, hoedezei-
ve in't geheel Geproportioneerd dienden te wezen, om Schoon tc
noemtn.
Een fraai en Welgemaakt Mans-Modél, beiiaat voor eerilin een
Kloeke en volwaflen Geftalten, om dezelve zo veel te bekwamer, van
een reedelyke Diftancie te kunnen beichouweni Niet te Dik ot te
overmatig vet j' maar doorgaans-wet Gemuskeld. Breed van Schou^
ders. De Rugvleezig. De Borft verheeven. De Heupen fmal, doch
evenwel maacig. De Buik niet zwellende. De Kniefchyven duidelyk.
De Beenen rcgt i. en de Voeten w&inig buitenwaarts. De Vingers
Jang, maar niet puntig. DeToonen defgelyks , en gefloten van de
dac wyit zich zelfs j en
dewyi
groots toon af. Wat de Tropnic belangt
-ocr page 106-8Ó GRONDLEGGINGE .
dewyl geen Weezen , altoos geen ecnigby zonder, van noden is, tot
het naar't Modél Teikenen» zo komt het zo naau niet. Een menfch
alzo gevonden hebbende, oordeel ik dezelve zeer dienftig om te kun-
nen gebruiken.
Wat de Kollegianten aangaat; wy moeten uit de Reeden beken-
nen , dat daartoe geen beter Gezelfchap is, als wanneer het zdvc
eendrachtiguitSchilders» Beeldhouwers, Plaatfnyders, enderzel-
ver Leerlingen beftaat; wel te verdaan zulke, die van hun Meellers
bekwaam geoordeeld werden, om naar 't Menfchelyk Naakt te Tei-
kenen.
Verders oordeelen wy't niet ongevoegelyk, dat'er een uit deErva-
renile Meefters gekozen werd, die het Modél voor een Maand of
twee fteld* Ondertufchen zouden de anderen zoveel te bekwamer
worden, om op haarbeurt het zelve waar te neemen: veranderende
20 metdevoornaamfte al naar vervolgens. By ziekten of afweezent-
heidvan den Stelder, zoude voorgaande het naailen zyn, om de
beurt waar te necmen; mits hem door een bchoorlyke tyd van te voo-
ren , daar van bericht gedaan wierd. Als het Beeld gefteld is, 20
zullende voornaamftein'tgeneraal, eerft haar plaats verkiezen , en
alzo naar vervolg. Wanneer het gebeurd, dat onder de vergadering
iemand is, die tufchen beide, een Aktie van doen heeft, om het
Modél tot dezelve te gebruiken i zo is de naaile middel, dathy die
gecnen welkers beurt het is, daar over aan fpreekt: doch niet in't
Kollegie ; maar voor de Teeken-dag in de Stelders-huis , hem onder
vier oogen de Schets vertoonende, niet alleen om te doen zien wat
Aktie by begeerd; maar ook waar toe hy die gebruiken wil: wat
karakter en werkinge die doen moet, om alzo het oordeel van decs
perzoon af te wagten: te weten , of het 20 vvelzouzyn. dan of't
noch beeter zou kunnen wezen; en of het voor 't Modél ftaanbaar is
of nier. De Stelder dit alzo overwogen hebbende, zou alsdan een
Schets van die Aktie maaken gelyk hy gewoon is, om het Modél daar
naarteftellen. Als het nu een reedelyk goed Beeld was, en dat'er iets
byzonders in aangemerkt wierd , 't zy in de Omtrek , Kontrafte,
Paffie, Uitdrukkinge of iets anders; zo geeft het den Stelder voor'c
zyne op. Derhalven zouden zy allegaar op die wys dat voordeel kun"
nen genieten. Nu is de vraag, ofdcgeenen die wat meer als gemeen
kan , in dat geval, de Stelder wel zouden begeeren, en zyn Onder-
1 jgting onderworpen willen zyn.^ Waar op ik antwoord van ja, voor
20
-ocr page 107-TER TEEKENKONST. 10 f
20 verde verbeetering aangaat. Want wie is'er die het oordeel van
een, die meer weet als hy , niet graag zouden willen hooren, wan-
neer zulks onder vier oogen gefchied ? niemand geloof ik > of ten waar
een perzoon met Paffie ot voor-oordcel ingenomen was: en wil hy 't
niet doen? zo blyft dezelve vandegezeide voordeden verfteekenj
het ftellen der Modél, gaat daarom eevenwel zyn gang.
Zo lang als 'er iemand geen noodzaakelijke Aktie nodig heeft,
kunnen die daartoe verkozen zijn, haar order in het ftellen vervol-
gen; te weeten, ieder rys van een byzondere ftand. Deeerfteviak
vanvooren. De tweede van achteren. De derde van dezy. d*Een om
een fehoone Borft. D'ander om een brave Rug, En de laatfte om een
fraaje Dye, Beenen, en meer andere fehoone pariyen, die voor Schil-
ders, Beeldhouwers» en Plaatfnyders, hoognodig zyn te weeten ï
vervolgende zo aan alle zyde. Verders om in het Naakt aan te too-
nen , wat een goede Kontrafte is i en waar uit een welgefteld Beeld,
in zyn Beweeginge, of Aktie, is voortkomende. Want de i)eftig-
tigheid, Sierlijkheid, en Bevalligheid van een welgemaakt Lichaam 5
beftaat in een ordentelyke en werkelyke Sehikkinge der Leeden,
Als ik mijngevoelen zeggen zal, zo agt ik het Teikenennaar 't Lee-
ven, van geender waarden, zodatnift voor af en ging .'ja niet meer
als de Koloriet zonder Teikenkonft. Want wat baat ons het Le-
ven, al Telkenen wy noch zolang, als men de macht niet en heeft
om een Beeld te kunnen ftellen ? Dat zou dan de eerfte zyn.
De tweede zou wezen, van de kracht der Reflektien, diede Lee-
den tegens eikanderen aangeven, wanneer zy dicht, of ver, van een
zyn: d'anderen van buiten, zouden al-sdan vrel volgen.
Om een Reflexie, met voordeel en welftand te plaatzen , is zo ge-
tnakkelyk niet, als veele zich wel inbeelden. Het is niet genoeg
dat het Beeld, daar door helder en aangenaam word j daarmoetetï
Beweeg-reedenen van zyn. 't Is wel waar dat men het genoegzaam
jcwaar werd , wanneer wy't Leeven voor ons hebben, maar men
oopt te los over die dingen heen»'ziende dezelve gemeenlyk zonder
opmerkinge, alsofdeReflexien geen Hoofdzaak, in het Teikenen
naar 't Leeven was ? Doch indien daar wat meerder agt op gegeeven
wierd , zo zou men met'er tyd, door de ervarentheid, zoo een
grondige kennis daar van verkrygen, dat *er onmogelyk zulke groote
misdagen meêer voor den dach zoude komen, als Vr tot nu toe in de
waercld geflopen zyn. Sommige hebben over al Reflekcien ge-
maakt ^
BS G R O Ν D L Ε G GI Ν G Ε
maakt» of het wezen kon of niet. Anderen wederom , hebben Tiet
zo veeigemeid als'c hun mogelyfc was. D'ecn zoekt zijn Beelden
met helderheid, en d'ander met bruin goed te maken ; niet om dac
het zo 'hoondj maar om dat het met haar zinnelijkheid over een
komt. Waarom ik vaftelyk geloof, dat'er weinig in de Kollegien
met ander inzigt Tcikenen, als om Beelden te vergaaren 5 dat's ic
zeggen om de Praktyk, en niet om de Theorie.
De derde ftellinge zou zyn, wegensde perffinge van de regens el-
kander opzwellende Leeden : wat verandering in de zelve, daar uit
voortkomt. Hetgeen niemand uit de Antiken, noch veel minder
uk zijn zelf, by'giilïnge , korrekt kan treffen, 't welk een groot ge-
brek in de meefte pare is; wantzy verbeelden haar Naakten, niet als
Vlec$5 maar als Steen of hout; denkende mogelyk dar het een mis-
ftandis, alsde l^eeden , haar hoedanigheid, dikte, of dunnigheid
verliezen. ' Tot die drie gezeide Aanmerkingen, te weeten Kon-
trafte, Reflexien, en Perffinge der Spieren, zou men Voorbeelden
Telkenen , waar naar het Modél gefteld zou worden. Daar by met
weinig woorden, een verklaring over dezelve: by voorbeeld, waar
in een goede Kontrafte tot zo een Aktie, geleegen is; op zo een Licht
gedaagd , goed , en op zo een, niet: en zo met de anderen desgelyks,
ieder Teekendag een.
Om een begrypelyke Aanwyzinge daar van te doen, verkies ik voor
cerft, driegemakkelyke Aktitude, te weeten Staande, Zittende, en
Leggende. Welke ieder in 't byzonder, de konft , op zyn fchoonft
en bevalligfte, van nooden hebben.
Dezs drie , oordeelen wy 't bek waamfte om twee Reedenen j voor
cerft^ öm het gemaks wil van't Model , vermits hy dezelve, zon-
der veel ruftens, lang-ftaande houden kan. Ten tweede, voor de
Teikenaars teh hoogilen dienftig: hebbende tyd naar wenich, om
haar Teikening > ten uiterften uit te voeren: werdende daar door
met'er tyd, vailer én vaardiger, om zwaarder Voorbeelden , met 'er
vlucht te treffen. En nademaal ieder een niet bekwaam is, ommoe-
jèlyke Aktien , in zulk een korten tyd, wel, en naar vereiich te kun-
nen Teikeneni (alwaar het Modél dikmaals ruften moet, en zelden
zonder groote veranderinge herileld kan wordenj zo oordeelen wy *t
ongevoegelyk, zulke zwaare Voorbeelden , als Gaande, Lopende,
Vallende, Opftaande, Klimmende , Trekkende, Stootende, Draa-
gende, enraeer dicrgelyke, te ftéllen, als des nood zynde, gelyk
ik
-ocr page 109-ik gezegthéb, voor de geenen die dezelve in haar Ordinantie te pas
moeten brengen. Echter moeten zodanige Aktiennatuurlyk , naar
hun doeninge verbeeld worden, fchoon deKonft, niets ter wacrcld
daar in te zeggen , maar dezelve alleen ftiptelyk als een ftaalc
wet , naar te volgen heefd: namentlyk dat zy in hun eenvoudige
Simpelheid of Werkelykheid, niet anders aangemerkt moeten wer-
den, als natuurlyker wysvolmaakt, zonder in 'c minfte de Konft
van noden te hebben, dan alleen om van dezelve te oordeelen, waar-
om de bcweeginge der Leeden, wel of kwaalyk, (naar de overeen-
koming van *t werk dat het Beeld doet) uitgedrukt zyn ; *t geen op
vaiVe bewys-reedenen gegrondveft is: ja zodanig, dat zelfs Rapha'él,
Michel Angeh , noch KarAtt , zouden mogen verichoont werden ^
indien zy om welftands-halven, of uit eenige andere inzichten, het
zei vige niet waargenomen hadden. Zommige zullen deeie mijn Voor-
ftellinge, mogelijk kwalijk kunnen aanneemen, denkende dat zulke
voorname Meefters, die dc Konft, in zo een hoogetrapbezaaten ^
geen vryheid zouden mogen gebruiken. Waarop ik zeg, dat hec
ieder een toegelaaten is, zo veel vryheid te neemen als men begeerd ^
wanneer het zelve op reden fteund. Want fchoon de ΚοηΛ, ver bovea
de Natuur in wiffigheid gaat, zokanzy haar doch in de Beweegingc
niet verbeeteren, veel minder wetten ftellen.
Na dat wy nu verfcheide zaken hebben overwogen, zo kunnen dc
Naarftige Konftlievende, uit het voofige lichtelijk afneemen, dat
wy op geen loiTe inbeeldingen bouwen: maar dat ome Voorftellingc,
uit de Ervarentheid, in 't onderzoeken der Natuur, op vafte Bewys-
reedenen gegrondveft Haat. Derhal ven oordeelen wy, dat het een
groot Voordeel zou zijn, wanneer de Teekenaars, hun Akademic-
Beelden fomtyds overzagen, en onderzochten wat in ieder Beeld
byzondersjaan te merken was: zeggende by hen zelfs,dit Beeld raakt dc
Ponderatie of Eevenwigtigheid , deze was wegens de Draajinge,
dit ziet op den Dach van vooren, en die van de zy. Daar wierd dit
of dat, over gereedenkaveldi op deeze beaamden zy dit, en dat wierd
verworpen fccc. Wat zoude men, allengs, daar door een grootc
indruk in onze Denk-Beelden krygen, 't geen nu door floffigheid,
over het hoofd gezien, en voorby gegaan word.
Wy hebben in't begin van dit Hoofdftuk aangetoond, waar in een
Schoon Mannelijk Naakt beftaat} maar alzo daar weinig Modéllen ge»
vonden worden die zo Volmaakt inalledeelenjzyn j aois'ernogtans
Hii
een middel voor de Leergierige Oeffènaars, om dezelve fchoonheide
met'er tyd te verkrygcn, niet tegenilaande het Modél maar tame-
lijk goed geoordeeld werd. Derhal ven zullen wy hier een byzonder,
Middel aanwyzcn , dewelke ik zelf meenigmaalen bezocht, endsr-
zelver uitwerkinge alzo gevonden heb.
Om dit dan werkilellig te maaken, zoude meneenafgietzel, van
een vóórname AntikeStatua, als d'Apollo, Faunus, Aminoüs
zo korrekt uit Telkenen, als het mogelyk is; vanvoorenv vandezy,
en van achteren. Naar dewelke men alsdan het Modél, zo net als
doenlijk, met het ?-eUde Licht, ook even hoog of laag geplaatft, zou-
den ftellen: en alzo uitvoerlijk naar Teikenen. Gedaan hebbende,
zo overzie , alsdan die beide in vergelykingetegens malkanderen, om
tebéfpeurén, ofereenigondefiTcheid gevonden zal worden. Dat het
verfchillcn zal, daar-hoeit men niet aan te twyfielen ; wam waar zou-
demen een Menfch vinden, die in alleszovolmaakt is als de Anti-
ken zyn , cn in alle deelcn zo gelyk ? Dit dan onderzocht en uitge-
vonden hebbende, zalmen de gebrekkige Partyen of Leedematen ,
φοΓ een naarftige opmerkinge, met voordeel kunnen overwinnen.
en.verbeetercn: beneevens de Schoonheid derAntiken , aloeifcnendc
aanwennen:
Wy hebben hier vooren ook gezegt» dat zo lang iemand geen nood-
zaakelyk Beeld nodig heeft, het ftellen vervolgt zouJcunnen werden.
Invoegen wy oordeelen , dat het een heerlijke zaak zou zijn, wanneer
die Aktien, ;genomen wierd&uit de Statuaas, 'tfynaar fraaie Play-
fter getyk ifc gezegt heb, of naar die van Peimr Gectil, gemerkt daar
geen een iS j -ohy zijn alle ftaanbaar .· waarom men zich niet moet ver-
wonderen , dat de oude Meefters, in dat deel, boven al hebben uitge-
munt; mdemaal ly 't gemakkelijkfte en^^t Schoonfte, uit het Na-
tuurlijke leven nagefpeurt, het verwonderlyke Antik daar door te
vooricliyn gebragt hebben. Vervolgende dit zo een maand, drie of
Tier lang, dewyi daar ftof genoeg is, al was 't om een heel jaar door te
brjsngen. ?k Ben wel verzeekert, dat 'er dan in die tyd onder de
TeikenaarS', een Hierkelyke verandering zoii worden· beipeurt. Het
kan ook niet minder wezen, want ider Beeld zoude hen tot een
i^es dienen; ja zy zouden van dag totdagjkunnen zien hoeveel zy
vorderde,'en nader aan het beft kwamen; om alzo ongevoelig van'c
Moderne, in het Sui ver en Schoone Antik te geraaken.
Wy hebben in onze laatfte Propofitie beweezen dat het Dach-
Tci»
ν
Teli?enen Jt voorfi^dlgfei?,» .om.d3t; bet veel fagter en eenpariger
Schaduwe geeft, én ook om dat de Lichamen zich natuurlijker in
de Koloriet eti Reflektie, zonder hardigheid vertoonen; daar in tee-
gendeel het Lamplicht, zeer fterke cn afgefneedene Schaduwen en
dagen voortbrengt. Staat hier dit noch by te voegen, datmendaar
toe een bekwaame en ruime Kamer verkieft, welke zijn Licht
uit het Noorden fchept, omdat het zelve niet veranderlijk is. Anders
moetmen een geolide Blaffetuur voor de Glazen zetten, opdat het
Licht der Zon, daar door verzagt werdende, het zich egèal over de
geheele Kamer verfpreid, zonder eenigegevoelige verandering. De
hoogte van het Licht, moet zodanig genomen worden, dat de lengte
der Slagfehaduwe van het Beeld op de grond, gelyk met zyn hoogte
zy· " ^ · ■ .
Wat de zitbankeii aangaat, die plaatzen wy om het gevoegei
lijkfte aldus : d'eerfté anderhalf voet hoog van de grond , enmacfi
niet nader aan't voorzeidé Modél zyn, dan tien voeten: De tweede
en derde, drie en vyf t'half voethoog, gaande dezelve Sirkel-rond;
al waar 't Modél het Centrum van is.
IndeWinterze Avonden, moetmen een warme Kachel hebben»
tamelyk hoog.
De Lamp oordeel ik aldus 't bekwaamfte: de Bak halve Maans-ge#
wys, voorregt» en als een halve Cirkel omlopende , verzien van
tien of t waalf reedelijke dikke Lemmet-pypen, doch digt by den an-
deren : agterom deztlve, een opftaande witgeftreeke blikke plaat,
ontrent een voet. hoog, tuiTchcn dewelke een opening is daar men de
pitten door ziet,om licht op het papier te hebben. De gehecIe lamp zou
anderhalf voet in Diameter zijn: gelyk dit volgende Voorbeeld, tot
beeter begrip des Leezers aanwyft.
Het
Μ 2,
-ocr page 112-8Ó GRONDLEGGINGE .
Het JEoldertje daar hët Modél op ftaat, zalmen een halve ofheele
toet hoog van de grond neemen voorzien van matten ot deeken^.
Doch om alderhande Zittende en Leggende Aktien, kanmen heE
met Schragen zo veel verhogen t als men goed vind. Om een goede
Grond te hebben» waar tegens het Beeld, by Dach' of Avond wel
inogt uitkomen; zoude men een Linnen of eile doek, om de warmte
niet te verhinderen, agter dezelve kunnen hangen, zo digt als men't
nodig oordeeld: van zodanig een Tint of Kouleur, alwaar het Mo-
dél bekwamelijk tegens aflleekt: en hoewel het van alle kanten niet
vlak gezien zou kunnen werden j zo is 't nochtans genoeg, dat het tot
de voornaamfte gezichtftand dienen kan ,daar het Modél toe geftcld is.
Aangaande de touwen oi kwasjes aan de zolder, tot gemak van't
Modél, en ftokjes tot het (leunen der zelve; is niet nodig, te verha-
len, alzo de werkdaad zulks genoeg ui twyft.
Wat wy tot noch toe in de Afdeelingen dezes Boeks verhandeld heb-
ben, fchynt een genoegzaame grondlegginge , tot den rechten weg,
van een goed ende gezet oordeel te wezen, dies zouden wy het daar
i>y gaarne Jateo blyven, ende een einde onzes Boeks, met het einde
van
-ocr page 113-TEïi TEEKENKONST.
van dit Hoofdftuk gemaakt hebben 5 maar alzo ons noch ietsnoodzake-
lyks in de zinnen fpeeld, aangaande de Kleêren op de Leeman, 20 zul-
len wy ^n 't volgende) daar van eenige dingen ophaalen,
Inleidinge tot de'negende Tropofitie y betreffende de Kkedinge en
Η Et is myn vaft gevoelen dat de Oeifêning der plooijen niet Vol-
komen geleerd kan worden, zonder de Leeman te gebruiken;
Want wat baat hetdat men zich uitmergeld met kleêren uic de Geeft
te Teikenen als wy'tleeven voor ons kunnen hebben, zonder welke
hetonmogelykisdenatuurderStoffète doorgronden : daar Zich , in
tegendeel, veele niet andersoeffènen dan naar de Statuaas en fraaifte
printen der beroemfte meefters , welke hier in uitgemunt hebben:
als, R4pb(ië/, SAWius ,''Guido, Albaan, Poufyn &c.; denkende uit de-
zelve reeds een gebaande weg te hebben gevonden, om tot genoeg-
zame vol komentheid te geraken, en hun oogmerk te bereiken. Daar
men nochtans weet, dat Raphïél voornaamentlyk, die gelegcnthcid
niet gehad hebbende, echter in zyn tyd, de fraayfte dingen voor
den dag gekomen zyn; Nu zoude men mogen vragen, waarom ce» jij
jnige andere vermaarde Meefters, als Tniaan, Jintom, Pmlo Vmnmn
Julio Eomanoy Michel Angeloy Dominiqum , Βφη &c., zo goed daar in |
niet geoordeeld werden? de reeden is deeze, dat Rapha'éï het leevefl 1
gebruikt heeft, welteverftaan een Leeman, waar door hy de natuur |
Hen tyd met eenderlyStoffè kleedden,in voorvallen,daarde verandering ' ■
genoegzaam verichillende kon geweeft hebben. . Evenwel moet meö : i
bekennen, dat 'er voor, noch naderhand, geen zo ervaren en Konft- |
ryk in dezelve geweeft is, dan een alleen^ te vreten mkplas PouJfp -, ï;
echter is dit géén wonder» dewyl hy het Naruurlyke leeven on- I
derzocht en gebruikten gelyk hem bewuft was dat Eaph/ét gedaan |
had , en niet gelyk anderen die alleen zyn werk navolgden: j
daarom zyn zy ook ilegter geweeft, hebben minder kennis gehad, en 1
meenigmaal niet van de natuur der ftoffè of plooijen geweeten. |
Men kan êer een zaak door ondervinding, dan door een vertellinge 1
of voorbeeld gelooven * en wat hoeft men iets te leenen dat men zich I
kan eigen maaken. Nu zoude imand mogen vragen waar'c van daaq |
-ocr page 114-94 G R ο Ν D L Ε G G I Ν G E
liomt dat.bdcri'een byzoivierc manier van ftoiïe' en plooijen heeft?
nergens.anders om » dan ddt Izy noch -het leeven noch de Leeman ge-
bruiken, of wel dat zy het beide misbruiken : volgende'alleen hun
vcrfcheidene neigingen, die zy tot deefe ot geene hebben ; welke
neigiiigeeen ze^kere behagelykheid is, die;men inheceen of'cander
fchcpt} d*eene verkieft Zyde» d'anderê Stof,Laaken &:c. Ik vroeg eens
aan iemand 5 waarom hy zyn kleêren altyd met dunne ploojen maak-
te ? waar op hy my tot antwoord gaf, geen zin te hebben in ziiikè
dikke ploojen ais l^auh Verontes, ΊηΪΛΛη en Bubbem verbeelden. Som-
mige bederven hun beelden zodanig met hetophoopen van veelderhan-
de ploojen; dat zy daar door t'eenemaal vergeeten, het gebruik der
ftoffe alleenig gemaakt te zyn, om de partyen der Lichamen daar ze
over heen komen, tekleeden en met gratie te bedekken: en niet om
dezelvedaar mede tebelaaden en te vervullen, als of hetgeheele Lic-
haam maar een buik, ien alle leeden op de verheeven partyen, met
zandzakken bekleed waaren. Veele wederom maken hun kleedingen
als qfhet darmen zyn, op de manier van Komn, ziende nergens als
mar zulke printen. Een vierde foort heeft weder.meêr zin in de ma-
nier der Antiken of Statuaas. Echter is het een zo goed of immers
zoo ilegt als'tander, indien daar geen verandering van ftoffe zy. Wat
ilond ons te oordeelen zo daar een Heer was die een Kamerling, Kok,
en Stalknecht hebbende, den een zo wel als d'ander uit het zelve ftuk
Stof ot Laaken gekleed liet gaan als hyPzoumen niet zeggen dat het on-
eige was ? de Kok moet ilegter als de Kamerling, en de Stalknecht
flegter als de Kok gekleed wezen. By gevolg die zich altyd aan dunne
ofdikkeStoffè houden doen kinderagtig, zynde het een enkele een-
zinnigheid, die zommigemenfchen maar niet de verftandige behaagd.
Zo dat ieder in zyn Kleedinge acht moet nemen, op 't geene hem be-
tamelyk is, na zyn .ftaat of ouder , altyd de dingen vliedende, die
buiten de palen der welvocglijkheid,behoorHjkheid,en welftand gaan :
niet alleen van zulke, die'het Gierzel van haar perzonen verachten,
hun niet fcheelende ofze met vuile, ilordige, en naaulyksopgebon-
dene kleederen voor den dag komen; maar ook in tegendeel van die
gene, welke een byzondere naarftigheid gebruiken om hen met
alle lichte en verwyfde kleedinge te vertonen: Gelyk CaliguU , Nero,
en Heliogabalusf Keyzeren, die welke voor den dag kwamen, met
bonte en gebloemde kleederen, paffende beter een dertele Vrouwe
als-een doorluchtig Keyzer. En Pompejtts Magms word ook van M.
Cfcere
-ocr page 115-TER TEEKENKONST. 10 f
Clmo en Atticnm aangemerkt, voor derrei en iedel, om dat hyaan
zyne kouilen witte lange kouflebanden droeg , met een bemaalt kleed,,
dat weinig, zo een Opper-veldheer betaamde ; waar mede Cicero
gekt: en P. Clodim wort ook van Cicero geiaftert, om dat hy roede
kouilen droeg, die hem een Raads-Heer zijnde niet voegden , paf-
fende'tzelvebeter een Jongman , die welke geoorloft is, fchoone,
hooge en fraaje verwen te dragen. In tegendeel ging Cato van Vtii^.
in 't eerfte de palen van een Roracinfcir Raadsheer te buiten, vermits
hy zynen hogen dienft vergeetende, al te ilordig by zyn vrienden,
ging, en dat bloots voets meteen enkeld kleed , en daar boven zeer -ti
liegt met een koorde toegegort, gelyk Sabellicm vcrhitald. Fedianur
en Plutarchus zeggen, dat hy op den markt ging wandelen , met een
boere kleed: en in dezer maniere, zonder eenig andero.pperkleed,
ïwt hy in den Regteriloel. SjHa. wierde ook iberifpr·^ dachy, wc-
ren'deVeld'Heer, met weinig achtbaarheid door Napels ging wan- '
delen, meteenraantel om, en muilen aan de voeten. Ookmoetmen
zich onthouden van de flordigheid van Dio^fKii Ciniciis, en ^miinon-
das: mor-fligePhilofophen, dewelke altydeenzejfde kked.droegen.
Di Antike-n of Statuaas naar te volgen is dik wils goed, wanneer dege-
leegentheid en zommige gevallen zulks veixifcbt : als in verbeeldingeo,
van Goden 5 Godinnen, Marmore beelden, Basre, leevcs.^ en diér-
g^lyke Steenwerk, Men zegt dat Raphaïl daar veel naar geftudecrdt
heeft, ja, dat meer is, beele beelden uitgeraapten in zyn Ordinan-
tiën te pas gebragt» 20 ais ik zelve eeriige^eziên hebbe; doch ditw^r-
gcikageri. Wat my belangd, ik ben vanigevojeien';, daü'ef-nieis zee-
kerder gaac ais het Leeven> willende liever Uapba'él'cii id de méefteis
laaten vaaren^ danraynLeeman miileii; ' ^ : ' ; - .
Niemand heeft te twyflfelen of'er eeii ordentelykheid is in'tfchik-
ken der plooijen. Men noemt het een byzondere gaaf, wel geplooy-
de kieedinge te kunnen maken: maar daar zyn'er weinige die hierin
uitmunten , de reeden daar van is, dat men de Könft indit deel al te
gering oordeeld , en zo veel moeiten niet waardig ; laate«deztch voor-
itaan hetgenoeg.tezyn als men'c by geluk treft: ,waarelyk een fleg-
te trooft, het waare veel beeter by geval eens flegt, dan by geval
goed. Onze voorgangers hebben daar in de Grieken naargevolgt, en
zeekerlyk ondervonden» dat de fchikking denKkêren, in.een onfeil-
bare grond regul was beitaandcj buiten welke het onvermydelyk aan·
de genade of ongenade van 't geval moet verbly ven. Derhal ven zullen
wy eens de moeite neemen, en onderzoeken welke deefe onfeil-
. bare
-ocr page 116-bare grondreeguls zouden mogen zyn , cn of hec noodzakelyk is diJt
men zich daar van bediend ?
De Kleedinge waar mede raen de Beelden omilingert, moeten zo-
danig in haar plojen rondom de leeden die zy bekleeden gefchikt we-
zen , datmen op de partyen die door den grootilen dag befcheenen
werden, geen ployen ziet die met donkere fchaduwe 'bedekt zyn,
noch die ook een al te fterken dag ontfangen: wel oppaiTende geen
valfche ommetrekken te maken > die hec beloop der Leeden brecken
ofdoen verliezen, en ook door Schaduwen die al te veel gehakt, en
dieper als hec naakt van 't Lichaam dat zy bedekken, konnen wezen,
maar de kleedinge moeten zodanig gefchikt zyn, dat zygeen klee-
dinge zonder Lichaam gelyken, dat 's te zeggen een ophoopinge van
ftoffe zonder fteunzel. Altydmoet men fchoone en grootfepartyen
van ployen zoeken te krygen, zo veel 't mogelijk is, en dezelve met.
goed oordeel plaatzen en ftellen. Op de verkortende partyen moe-
ten veel meerder plooyen komen, als op de plaatzen die niet verkorten.
In vcrbeeldinge van vèelderhande figuren, moetmen vooralinagt
neemen verandering in de Kleeding te brengen: te weeten de Stoiïèn
vanverfcheidefoorren jZwaaroflicht, naar de waardigheid en over-
cenkominge der Beelden, tyden, plaatzen en gewoontens: werken-
de of eenvoudig, volgens de wclvoeggelijkheid der voorvallen,
die min of meer grootsheid nodig hebben, om de bevalligheid cn wel-
ftand van'c geheel.
Wy weeten dat de Bekoorlijkheid eens welgcmaakten Beeldsi
meeft in de fchikkingc der leeden, door de tegenftreevigheid be-
ftaat, desgelyks is het met de Kleedinge, zonder welke fchikkingc der
plooyen, onmogelyk een bevallig gekleed Beeld kan voortgebragc
werden, danby geval: dikwils behelptmenzich meteen ander Mee-
fter naar te volgen, als voorens gezegtis, door welke oorzaak het
leeven zo jammerlijk verzuimt, en men altyd zoeken moet, met wei-
nig ot geen vordering-
Het is een algemeene en vafte regul, dat de plooyen der lange en
naauwe Kleedinge, het zy van grove of fijne itof, haarnatuurlyke
hoedanigheid niet en kunnen behouden, wanneer de Leeden hun
beweegen, uit oorzaak van der zeiver trekking en rekking, heb-
bende geen ruimte en niet kunnende iet toegeeven. Om diereeden-
wii is het, dat zulke naauwe Kleedmgc, lange en uitgerekte, dunne
cnfcherpe plooyen voortbrengen, gelyktncn inde GriekfeStatuaas
Ιί ^
ΊίΙ fi'
Ι; ' ?!'
iil
I,
}ΐί
t
TER TEEKENKONST. 10 f
genoegzaam gewaar werd , van welke men gewoonelyk zcgd
dat het natte kleêren zyn. Deze foortvan Ployen gecven een onge-
meene welftandaan een fchoone Aktie of geftake, vermids de ver-
Beevenc en breede partyen des Lichaams, door de trekking en't ne-
derdrukken der gemelde plooyen, niet alleen ongefchonden blyven,
maar ook breede en vlakke daaginge veroorzaken, vvaer uit de meefte
bevalligheid is voortkomende: die, welke groot en ruimzyn, gee-
ven daar en tegens weder breede en vlakke Schadu wen.
Nuilaathieraante merken, dat het weinige, 't welk wy van de
plooyen gefprokcn hebben, noch maar alleen vooreen uitwerkinge
der Natuur, zonder hulp van de Konftj genomen moet werden: het
welk uit zich zelf niet genoeg is, maar de Konfl: moet zich daar by
voegen om de eene de andere te helpen, daar zy noch eenigzintsge-
brekkelijk mogtzyn: enzoeen bekwaam middel aanwyzen , omdie
naar onze zin te fchikken, op dat wy daar door ons oogmerk bereiken^
en nooit verkegen zyn.
Men zal naulyks geloven hoe voordeelig het gebruik der Leeman ίε,
vooral eer men het bezogt heeft. Ja ik denk niet dat my iemand on-
gelyk·zal geeven , wanneer ik zeg, dat het alzo tioodzakelijk is
naar de gekleede Leeman te teikenen, als naar een menfchelyk naakt;
ik kan tuiTchen die twee, geen an<ier onderfcheid vinden, als dat
het een voor gaat, en het ander volgd. Indien het recht zoude gaan ^
en de zaak naar eys begreepen wierd, zo zou men nooit geen Kollegie
opregtendaar ,hei een zonder het ander geoefFend wierd.
Wjzt om de Leemm met voordeel iegebmikew.
V Oor cerft: diendmen zich te oeffenen met fchetzen en herfchet-
zen op wit papier, niet om fchoone plooijen te zoeken ·, maar om
een wiÜe en zeekere manier (wel met de Natuur en reeden over een-
komendej té kunnen vinden: ziende alleen na een algemeen beloop
der voornaam fte partyen. Beginnende alsdan met het ftellen vaneen
fraajeilaande Aktie, .als deze nu wel geteekent, vail niet de pen om-
getrokken en met een zeer flaauwe fchadu we aangewezen is, zo kan
men het generaal beloop der plooijen luchtig met roodaard daar over
heen fchetzen, eerilvanderegterfchouder naarde linker heup : van
daar na de regter knie > en van de regter knie naar de linker voet. Deze
regel
-ocr page 118-98 G R ο Ν D L Ε G G I Ν G E
regel is de voornaamile, waar uit alle de anderen voortgebragt wer-
den; 'tzymettwee, drie, of vier kleedinge over malkanderen, elk
naar zyn aart. Defgelyks kanraen doen met een zittend beeld van
vooren, ter zy, en van agteren.
Hier ftaat nu te letten , wat kleedinge of ilof de bekwaamfte en befl;
op eikanderen fchikken zou, omfchoone ploojen te vinden. Van twee,
neemtmend'eene grof, is degroffteboven, 20 zaldeon Jeriledun zyn,
en is de groffte onder , zo moet men het zelve nauw en met weinig
ploojen vertonen:daar en tegen het bovenfte zo vol ploojen als men wil.
Merk ook dat laken op laken niet fchikt, alzode onderfte p]ooyen,aan
de bovenfte hinderlyk zouden wezen. Zydeop zyde fchikt nietkwa-
)yk, voornamentlyk wanneer het onderkleed vol ploojen is, als het bo-
venkleed maar ruim en los hangdo Dit getoont hebbende, kanmen
voortvaren met het opfchetzen van alderhande Aktien. Stelt dan uw
Leeman,en fchikt daar de lappen op naar u fchets: dezelve op verfchei-
de wyze vaft hegtende, en trekkende van de eene zyde naar d'andere,
tot dat gy eeril uw voornaamfte plooyen hebt, binnen de welke alsdan
dc andere kleinder met fchikken zullen gevonden worden.
Het iszeeker*datde onderkleeren vanlywaat offynlinnen niette
vol ployen kunnen wezen,dog hoe leeniger en flapper hoe natuurlyker,
vermits haar aart, cigenichap cn hoedanigheid daar inbeftaat, voor-
namentlyk als zy veel gehandeld zyn, zo dat de plooijen die daar
eens ingedrukt werden, niet licht weder uitgaan, als die, welke
men dikv/ils verwiflèk , gelyk booven-kleêren en mantels die
in't gemeen uit loiTc lappen beftaan. Om deze reeden moeten zy vol
ploojen zyn, 20 wel op de vlakke partyen als andere plaatzen. Korton
heeft zicfi niet binnen de paaien van Matigheid gehouden , maar
zander onderfcheid, de ruimten der ploojen ingevoerd ; want de rok-
ken of eerfte onderklcêren(hebbende meer vryheid , cn by gevolg haar
eerfte hoedanigheid, hetzelve niet zo onderworpen zynde als de gc-
ilooien deelen) kunnen onmogelyk vol plojen vi^tzen. Echter gebeurd
het veeltyds dat eenigc konftenaars, (van wat iludie het ook zoude mo-
gen zyn ,} wanneer zy in eert ander iets zien dat hen behaagt,niet alleen
het zelve zullen zoeken naar te bootfen ; maar gemeenlyk tot buyten-
fpoorigheid en overtolligheid vervallen: By voorbeeld, een naakt
Schilder die de kloekheid van Karats wil opvolgen, zal meeit, al zyn
beelden,'t zy die oud of jong zyn,als een Hcrkules verbeelden, hakken-
de hier en daar ilukken uit als of't een rotsftecn was. Heeft iemand een
gloe-
li
TER TEEKENKONST. 10 f
gloejend enkragtige Koloriet gehad,zy zullen 't veekyds noch al gloe-
jcnder en krachtiger zoeken te krygen , zonder te ontzien ot het ineen
open lucht, geiloten kamer,in 't vcrfchiet, of ieevens groot is. Waarlyk
het befte padinalles, is de middelmaat; die dezelve niet volgen, val-
len mecftendeel van Scylla in Charibdis , volgens horatius zeggen.
Zoekt liever de natuur der iloiïe v/el te leeren kennen , op dat,
wanneer dezelve los en ongebonden hangen , zy haarc hoedanigheden
verkrygen, iprydende hun zo veruit als 't mogclykis. ik fpreek hier
van ftof, begrypende daar door alle foorten grof en fyn, Zyde, Laken,
Fluweel, Zatyn, ja alles wat gebruikt werd. Neifcber, die beroemde
Haagze konftenaar, heeft byzonder in 't wit linnen te verbeelden, uit-
gemunt.
^'^an de Hoofddekzeïs der Mannenm Vrowwen^
Η Et ftaat wel voor een getroude vrou, 't zy bedaagd of jong, met
doeken gekapt te gaan : maar ongetroude dogters en meisjensj
voegt nietbeeter als hun eigen hair, Icmtyds mcteenbandof fnoer-
tje doorvlogten.
Een jongman paft wel blootshoofds te zyn, altemets agter, met een
lintje t'iaam gebonden.
De oude mannen voegen gedekten hoofden, 'tzy meteen muts,,
of omgeilingerde band van zyde of ftof;
Aan de oude vrouwenbehoortmen geen hair te zien, maar het hoofd
heel met doeken bewonden» veeltyds gedekt met een groote lap, ofi
met haareigen mantel over het hooid.
Vm de t&epa jfende Kkedinge der zehé..
Ε jonge meysjes van zes tot twaalf jaaren, noch onnozel zynde,.
^ hebben zo vroeg geen kennis van de fchaatnte of zeedigheid, uit
welke oorzaakzyvry bloot mogen gekleed gaan, de boezem zonder
borften , de armen dikwils ontbbot, gelyk ookdebeenen: de voe-
ten fomtyds met enkclde voet-zolen , en het hair los of lugtig met:
lintjes gebonden.
De jonge dochters van twaalf tot twintig jaren, hebben als
dan veeltyds hun volle wasdom , en de boezem op zyn fchoon-
ile,:- deze zeg ik hebben mcêi gedachten van de eerbaarheid, ze-
N. 2. dfc
-ocr page 120-100 G R ο Ν D L Ε G G I Ν G E
digheid en fchaamte : om welke reeden zy de boezem vedl»
tijds met een fluyer bedekt houden,of naet haar hembd, op by de Schou-
ders vaft gebonden j zomtyds laten ze een zyde, tol de halve boezem
loshangen: het voegd wel dat hare onderkleederen van fijn en dunly-
waat zijn ,om de fchoonheid van 't Lichaam daar door le laten zien ;
derhalven moet men haar weinig met veel kleeren en mantels overla-
den,doch zo zy al iets aan hebben dat hun verdikt,zo moet het bovenfte
deel des lijfs daar vry van zyn, om een fraai en zv/ierig beloop van 'c
Lichaam te behouden. Aan de heup mach het altoos wél wat zwel-
len De beenen zullen tot de voeten toe bedekt zyn,
,De getrouwde vrouwen, van twintig tot dertig en veertig Jaaren,
onder debelcherming van de min , zyn wat vryer en ilouter, wezen-
de de mcefte fchaamte al voorby; deze derven haar wat meêr ont-
blooten, gelyk de boezem, armen en beenen, hebbende voetzolen
met banden aan , ook wei halve kouflen of brooskens door ban-
den fierlyk toegemaakt, na haar ilaat. Veeltyds gebruikenze een Jan-
ge mantel, die op de fchouders vaft gehaakt, gegefpt of geknoopt is,
uit oorzakedatze zomtyds kinders moeten dragen , welke zy daar
meede bedekkenen bewinden; behalven dat hebben zy het hair ge-
tuit of be wonden met doeken en lapjes .zelden word het gezien, gelyk
dat der jonge Maagden , die maar alleen met bandjes of Juchtig-fieraat
van zilver en goud op getooit zyn. Het paft geen vrou, die een
kind op den arm heefr> Paarlen om den halstedraagen , noch bloots
voetstegaan, maar zy hebben dikwils ringen aan denarm.
De oude vrouwen van vyftig , fefcig tot zeventig jaaren, moet men
niet verbeelden meCeenige naakte leedengelyk bloote halfen, fchou-
ders, armen of beenen, alzoo de fchoonheid meefl vervlogen is,
en niets meêr overig,dan dar zig onbevallig en onaangenaam vertoond,
niet waardig om gezien te werden ; de hals vol aderen en Zenuwen,
de boezem hangende of uitgedroogt, de reil is niet als velen been,
daarom voegt het beft van boven tot onderen bedekt te zyn, het
hoofd t'eenemaal in lappen of doeken bewonden; en nochdemee-
iten tyd met een grove mantel,bedekt., in zulker voegen , datmen
inaar de handen en een weinig van de troonie ziet , hun voeten zyn
meeft door kouflen enfchoenen bedekt.
Doch hoewel ik al deeze dingen bepaal, zo moet men weeten dat'er
geen reegels zonder exeptie zyn. Desgelyks dat twee grove laakeniè
kleeren ganfch niet op elkander.en paffen , ten waar aan oude luyden,
TER TEEKENKONST. 10 f
met dit onderfcheid echter , dat het onderkleed wat naau en zonden
Plojen moet wezen, op dat dit het bovenfte niet beletten noch verhin-
deren zou om fchoone Ploojen te maken. En terwijl de oude luiden
geen aangename zwier meer hebben, alzo de fchoonheid van een wel-
gemaakt lichaem i'eencmaal weg genomen en verftyft word , 20
behoefcmendaar zoo naau niet op te letten of de Kleding wel gefchikt
zy , maar losjes over gefmeeten alsoffe overeen blok gehangen waa-
ren, ten zy wanneer zy zitten. Die wat jonger en gemanteld zyn , hou-
den die zelve order, behalven dat een kleed alleen, het zy het bo-
venfte ot t'onderfte het grofftc moet wezen , om geen wanorder in de
ploojen te maken, zo als ik voorens gezegd heb. En vermits de bc-
weeging^en wel gemaaktheid der jonge lichamen, een van de voor-
naamfte bevalligheden der zelve is»zo moet men agc geven, dat fchoon
de kleedingen omhangen en omgeilmgertzyn, de gemelde aardige
zwier , hier vooren aangewezen, altyd uitblinkt. Wat het gebruyk-
der Leeman in zich zelf, en zyn toetakeling aangaat, zal men vinden
in de volgende zamenfpraak , tuffen
Jud.Oezz Leeman,hoe wel kleen.zal u by gebrek van grooter genoeg-
zaam dienen kunnen , mids de verdeeiing wel geproportioneerd zy,
te weeten, de fchouders en heup haar behoorlyke breedte, dat de
armen en beenen van boven tot de knien, en van de knien tot de voe-
ten , hun volle lengtens hebben. Het hoofd , handen en voeten,
haar behoorlyke groote, en dat de bekleedinge, ofte het overgetrok-
keóe der zelve, digt aan de vouwen ongevult blyft.
Prob. Zulks begryp ik. Maar hoe zal men het ftellen met de klee-
dinge, en wat ftof wilt gy daar toe neemen·; wantik denk niet dat
men laken noch andere dikke ftof kan gebruiken, voornamentlyk iri
zo een klein beeldjen ?
Jud. 'k Zal't u zeggen, en ook wat voor fatfoen van lappen men
verkiezen moet. Daar is alderley foort van linnen, fyn en grof; neem
die, van wat kouleurgy begeerd, uitgezondert wit, om het door-
fchynens wil, ten waar het heel digt was.
Pub. 'k Verfta 't wel. Men doet het om dat m'^r die onder-plooijen
nietdoor heen zal zien.
Jtid. Maakt een hembd vande fchouders tot de voeten , niet al tc
Ν 3 wyd,
-ocr page 122-8Ó GRONDLEGGINGE .
wyd, van het alderfynile. Dan een wat dikker tot de knien, zonder
mouwen, ruim genoeg. Nocheenigeborrtlappen, fynengrof, be-
neffens een mantel. Die dingen kuntgy aldus fnyden : 't hembd niet
heel wyd met fmalle mouwen, reedelyk lang. Het tweede kleed, on-
der wyd, in twee panden, eenagtereneen voor, die men met haken
en oogen vafl: hecht. De boiftlap tot de navel, zult gy mede van
twee ftukken maken : de form daar vaji is als een ronde firkel, aan de
hals of boezem niet ruimj maar wat gefpannen : tuflchen de fchou^
ders en de hals met een knoop of haakje vaft, dewelke aan weerzyde
hetlyf, agter en voor met veel ploojen neerhangt: dit iseigentlyk
voor zo veel der vrouwen kleeding belangt. De mantel daar is men zo·
naau niet in bepaalt, zo groot ot kleen als men die goed vind. Maar
■ een Koninklyke mantel (zo van man als vrou) moet onder wat rondge-
fneeden wezen, in form van een halfrond, gelykmen inde Statuaas
genoegzaam zien kan. Die van de man werd op een fchouder, cn de
vrou op beyde vail gemaakt.
Prol;. Ik ga terftond alles in't werk ftellen; maar hoe zal't dan ver-
der gaan met het zatyn, zyde, ofweerfchyn.
Jud, By geleegentheid zullen wy malkanderen noch eens daar overr
fpreeken.
ψ
P^an de Kleedinge in 't algemeen, en voornamentlyk die der Vrou^
mn, jonge en oude3 buiten en binnens hu)Sy naar de Getjden.
desjaars.
Η Et zal hier niet nodig zijn een wydloopig verhaal te doen , wee-
gcns de manier en't gebruik der Kleêren, vermits'er dagelyks
nieuvii-e boeken gevonden v/orden, welke ons genoegzaame onder-
rigtinge φΐ3ΐ' van geeven. Ik zal my alleenig vergenoegen met te zeg-
gen,, d?t in wat Land des waerelds het weezen mach; ondereen
warme of koud? luchtilreek , het jaar altvdin vter getyden verdeeld
is , d'eenc tyd kouder of warmer als d'andér, na het verloop der Zon ,
ofals zeekere winden daar ontrent heerfchen. De daagenzelis heb-
ben hun vcrdeelinge, wanneer dc Zon op en onder gaat, te weeten
de morgenilond, de middag (als zy op het alderkragtigfte is) en de
avond wanneer het koelder werd.
Die
-ocr page 123-TER TEEKENKONST. 10 f
Die dingen aangemerkt hebbende , zo moet het noödzaakelijlc
volgen dat de volkeren in deze en geene klimaat, een daar toe eigen
manier van kleedinge gebruiken, naar de geleegentheiddeszaizoens
en der voorvallen ; ftrekkendeomzich voor de hitte der Zon , reegen
en wind te befchermen: daar na voor de avondlucht en andere voor-
vallen meer.
Ds kleedingen hebben behalven haar gebruik in zulke gelegent-
heden, ook hun waardigheid» d'een boven de ander, nadeftaat en
hoedanigheid der perzonen waarmedezy boven elkander uitmunten:
geiyk ik in 'c vervolg kiaar zal aantoonen, en eerftelykde
Kleedinge van oude Matroonen.
Eze zijn driederly: het eerile is een byzonder of hurs-kleed»
Haar tweede foort zyn openbare ofalgemeene; en de derde pleg-
tlg^·.
In Huis zittende , hebben zy een kleed van witlywaat, 'twelkéHuis-
aan de hals fluit met mouwen: over dit is een ander, van de fcirou-
ders tot de voeten, ook met mouwen die aan de armen fluiten.
In het openbaar verfchynende, zo bedekken zy de nieeften tyd haar Aigemee-
hootd en aangczigt met een groote iluyer : ook wel een mantel die hun"^'
gantfch omvangt.
Wanneer zy eenige plegtigheden zullen bywoonen, als Bezoeken, Plegtigc.,
Godsdienften, Offerhanden of Maaltyden j zo zyn haar hooiden met
koftelyke lappen, windzels en banden, beneevens gefteenrens na
de kwalityt der perzonen, fierlyk gehult: latende die voorzeide
mantel dan los en over de fchouderen hangen, dochmeefl: als zy zitten
of ruilen, waaronder zich fchoone borftlappen en koftelijke gordels
vertoonen.
DEze in huis zijnde, hebben boven haar lywaat of hembd» dat Huis.
gemeenlijk zeer fyn is , een ander dun kleedje van zyde , zonder
mouwen, vermits het hemd wyde mouwen heeft, die zy zomtyds
rot haU weegen den arm op rchorten , voornamentlijk in haar bezig-
heid. Dit boven kleed is op beide fchouders vaft, hangende flapjes
over de borilen tot even onder de knien, zijnde hetzelve dooreen ko-
ftelyke
ftelykc riem met Geileentens naar hun waardigheid , onder de borften'
gegort. Het hulzel is veeltyds in een fierlyke lap gebonden , zonder-
pronkfieraat noch Juweelen.
Aigemcc- Maar in 't openbaar verfchynende doen zy die af, zynde dan met aar-
ne. dige windzels,. bandenen anderiieraad , nevenshaare lokken en tui-
ten, gepaleert. In diegeleegentheid gebruiken zy een lang kleed op-
de regter fchouder vaft gemaakt, ilingerende onder de linker borft,.
Als mede fchoone borftlappen. Een dunne fluyer bedekt halt en half
haar aangezicht.
^iestjge· in Plegtigheeden, OfFerhanden, Maaltyden en Bezoeken, heb-
bcnzy, gelykdeMatroonen, eenpragtigemantel aan, hangendetot
over het hoofd, maar van fynder ilof:. ook Paajién om den halsg,
Oor·ringen, en Brafelettenom de handen.
D Eze, in haar bezigheid, hebben een wit kleed aan van Lywaat s-
met halve mouwen, dat zy met een lintje op-defehoudersvaft.
binden, of met een luts aan een knoop hegten. Over het zelve hangt
noch een ander dun kleed tot boven de knien, onder de borft gebon-
den met een band. Zy. zitten gemeenlyk met de halve rug en boezem :
bloot. Haar hulzel is in tuiten agter t'zaam gebonden, hebbende ko-
ralen om den hals» en het,kleed hier en daar met lintjes vaft ge-
knoopt.
■ Alszyin't openhaar veiTchynen', of met gezelfchap uitgaan , dan
bedekken zy de boezem, half en half, latende haar lokken over de
fchouders zwieren : de tuiten fierlyk opgetoyten onder eikanderen
geflingert, doorvlogten metalderhande kouleur van Jiiitjcs, ook wel.
met bloemen naar de tyd meede brengd.
In Plegtighsden doen zy veeltyds een mantel aan, die uit twee
lappen bellaat, een voor en een achter 5 op de Ichouders met linten
ofhakenaaneengehegt, hangende tot onder de knie. Somtydslaten ,
zy wel een fchouder en borft bloot, door het losmaaken van een haak j.
•bindende dezelve lap als dan met een koftelyke riem om de middel.
Huis-
kkedin-
ge.
Algemif
HC,
ii
ïlegtige.
i! i
TER TEEKENKONST. 10 f
IΕ jonge Meysjcns zijn meeft in lywaat, binnen en buitens huis,
hebbende dunne kleêren daarover, haar jonkheid betamende ?
die tot boven de knie hangen, en (nevens het hembd) aan de zy open,
hier en daar meteen lintjcn vaft gebonden isjwelkezy altemets ontkno-
pen of los maaken, om een vrye bewéeginge der beenen te hebben j het
zelve ook wel op een fchouder met een haakje vaft hegtende. De
Boezem, fchouders en armen, vertoonen zy veeltyds bleot. Haar
hulzel is heel los en zwierig, waar van gemeenlyk eeri oi twee tuiten,
digt aan'c hoofd met een lindje vaft geftrikt, agter neer hangen® De
Brazeletten , en Halsfnoeren van koralen ofanderegefteentensdie v/y
haar geven, zullen van geen groote waardy zyn.
Aamnerkinge T'aferèélswyze over defe drie bjzonderè gelegénthe-
den en toefajfmge der Kkedingen,
Β Efdhou dit Tafereel eens met aandagt : hier ziet gy ffK^^cp^beezig^l^®^^^
zynde in haar vertrek, onder eenigeDienftmaagden. Hoe zeedig '
en luchtig is zy gekleed, meeft in lywaat, de mouwen opgefchort,
de hair lokken opgebonden^ op dat dezelve haar niet hinderen zouden.
Zy.houd een borduur raam op de fchoot, en de naald inde hand,
hebbende een dun overtrekzel of een borftlap aan,die gegort is. Daar
ginter leyd haar koftelijk kleed en mantel op de tafel, nevens] eet!
kokertje met juweelcn en alderhande fieraden. De jonge Maagden ,
zwieren hier en daar, alle in huisgewaad, zonder de minfte optooizels
aan te hebben: de een is bezig met zyde te winden, een ander met de
kouleuren te fchikken; de derde fteekt een draad door de naald. Al de
gereedfchappen leggen in order op een klein tafeltje. Aan't einde der
kamer fchuifter een^de Gordynen voor de venfters , op dat de Zon aan
haar meefteres niet hinderen zou, in fomma alles is in aktie.
Ν dit Tafereel w'erd Penehpe , uit haar Paleys treedende, verbeeld,
ongetwyffelt om wat te gaan wandelen , zynde gepaleert en
volgt van Staat-Juffers en andere Dienftmaagden, alle opgetooit, jong
en
O
-ocr page 126-ιο6 G R Ο Ν D L Ε G G I Ν G Ε
en oud, elk na haar ftaat en waardigheid. Aanfchou met welk een^
zeedigheid zy voortgaat ,, e η hoe zy van ieder met ontfach aangezien <
werd T:
Ier gaatzy naar de Tempel met groote pracht , hebbendé'eeras
Jchoone Mantel aan, en gehult zynde met Paarlen en Diamanten,
welke doorblinken,fchoon haar hoofd met een floerfle fluyer bedekt isr
ziet met wat een ordentelykhcid zy van de mecnigte gevolgt werd, die
' alle naar rang gaan, elk na hun waardigheid op hetpragtigftèuitge»-
doft, meeft by kleine troppen van twee adrie tefFéns, haar met grote
aandacht, neergeilage oogen , en ililz-wygende den Tempel waards;
geleiden. Het volk , bezyden den Tempel ftaande , is voL verlangen
om haar t'aanfchouwen. Eenige fchynen vol vreugd·, andere klappeo s
inde handen, en veele komen van verre aanlopen. Aand'eenezy is.
een troep oude matronen met haar dochters , zommige met ktnders op
den arm, andere, hun kinders by de hand houdende, komen haar zo te
gemoed: dit gefchied alles zo ordentelyk ^ datmen daar ontrentr
geen deminfte wanordre oi baldadigheid van ligtvaardig volk-kan
befpeuren. Het isook geen wonder ^ want hieren daarzyn mannen>
gefteld om alleonordentelykheden voor te komenv Achta-deze Tem*
pel lopen eenige vrouwen, meeft blood , zynde ontuchtige men--
ichen, welke daar van daan gejaagt worden. De Priefterilaat onder-
tuichen voor het altaar en wacht, het ofifer werd gellagt, de Wier-
rookvaten beginnen al te Imeulen ,.εη alles wat daar toe nodidj is, ziet-
men gereed maken.
Ligtvaardige enontttgtige Vrouwe Kléedingen bimen en bul·
Hui»- "TVE Kortizanen of ligte vrouwen ,,zyn gemeenlyk hovaardig,,
jewaa . J^j^y lekker, In haar vertrek , brengen zy.de tyd door?
met niet anders te doen zich als te blanketten en palleerén, voorna-
„ mentlyk het Hoofdfieraad, daarzy demeeftetyd-aanbefteeden. Wat
haar kleed ing aangaat, zy zyndaar heel fober in, latende hun genoe-
gen met een daar zy mede pronken, voornamentlyk als zy eens uitgaan
om d'ecn of d'ander wilde gaft in ha^r ftrikken te vangen, want i'huis
s^yn».-
Plegtig
gewaad
; zi'
ί'·ί
,αί
Ιΐ;
ΠΙ ι
TER TEEKENKONST. 10 f
synde en niemand by haar hebbende, zitten zy meeft naakt, alleen
met een dun lywaat aan, aan alle kanten open als óf ze altyd gereed
ftonden om de geen die zy aanlokken, 't zy in de venfters zittende of op
een balkQn,ook wel door toedoen van oude feekfen,dieziggcmeenlyk
aan de deur voegen , ten dienil te ftaan. Dikwilszyn zy naet een groot
Λvitlaaken losjes bedekt, waar onder zy moedernaakt zyn , leggen
de heele daagen op een ruftbedde : als zy eens uitgaan , 't welk zelden
gebefird» om't een of't ander nodig hebbende te kopen, doen zy het
gezeide pronkkleedaan, dat aan alle kanten open is^ De borfben, ar-
men en dyen bloot, over het hoofd hebben zy een lange iluyer, welke
haar gancfchelyk bedekt, en die zy alleen met de handen vaft houden,
dezelvealteraetopenendej wanneer zy iemand in't oog hebben,laten
zy haar bloote fchouders zien,dan hun borften,dan weer het aangezicht,
somtyds ontdekken zy al lacchende haarbeenen. De gang is gezwind
en haar beweeging dertel, gaandeals ofzy danften, doch nooit alleen,
een oude vrouw verzeld en volgd haar wat agteraan, om het woort
te doen: zy komen meeft op algemeene plaatzen en daar hei meefte
volk vergadert.
Tafereel 'uan hét bovenfiaande.
Ier zietmen een Orateurop een verheeve plaats ftaan, reden voc-
, rende tegens het volk , datrondtom hena vergadert is , zoekende
zyn zeggen , zo veel mogelyk , met iever uit te drukken; fpar-
relende met zyn armen, het voorhoofd gefronft , en 't zweet over
zyn aangezicht loopende. Men bemerkt verfcheidebeweeginge onder
het volk , en hoe zy op eikanderen aandringen om te luifteren. Die
wat ver af zyn, ftaan op hun toonen om d'andere over de fchouders te
zien. Daar zyn d'er onder die heel bewogen fchynen, zommige
met de armen gekruift , kyken malkanderen aan ; hier kyven
en daar flaan zy zich; een deel van 't gemeene volk zit tegens
de Orateur zyn voet aan. Ginter ftaan 'er eenige, die met
de armen om hoog , in de handen klappen , onder andere be-
merkt men'er ook een die weg gaat, en in zyn vuift lacht, met het
hoofd in de fchouders getrokken. In zulk een geleegentheid ziet men
de lichte vrouwen ter jagt gaan, alwaar zy als de vliegen om de kaars
heen en weer zwieren ,omhaarperzonagie tefpeelen , gclyk men aan
die fchoone gewaar kan werden j ziet eens hoe zyomkykr, openende
O a met
-ocr page 128-8Ó GRONDLEGGINGE .
met een ha?ir fluyer voordiejongeling, welke daar ginter ftaatjfch)-
nendezyn oogendaar op te hebben. Aanfchou wat een onbetamelyke·
aktiedat zy maakt, fpartelende met armen en beenen, om haar be-
kend te maken. Die oude vrou, önirent deefen jongeling zynde,
geefd hem een wenk, trekkende hem ftilletjes byde ilip van zyri
mantel, als of zy zeggen wilde, kom volg my. Men kan aan zyiT
weezen bemerken dathyin twyflfél ftaat,- Daar agter zyn 'er noch
meer, onder anderen een die vooruitgaat, welke van een jongeling,
gevolgt werd. Aan de eene kant is'er een onder het volk die al te digc
en te ftout genaderd zyndcj van andere vrouwen g^eftootenen weg ge-
jaagt word..
Oe Kleedingen tot Befcheming voor Reegen > Wind en Z(m
Yngemeenlykeen mantel, fluyer of ook wel een paraibl, die ge-
bruikt worden na de manier der landen, gelyk men ziec i'ndit
Ζ
w
Tafereel y verkeldende een Zormefchjn·.·.
At is't dat wy daarop het veld zien, zykomenmy voor, ais^
eenige jagtnimfen of juffers die haar buiten hebben wezen ver»
laftigen, en , nu de zon op zyn kragtigfrè is, fchuilplaatzen zoeken :
daar zitten'er eenige in de fchaduwe onder de bomen: en andere,
die niet van zin zyn om te zitten, flappen met'er haafl; aan, hebbende
haar mantel of een groote fluyer over het hoofd om hei? voor het bran-
den dér zon te bevryden. In 'c yerichiet, dwars door het veld heen ,
ilapt een vrou van aanzien, zo hiet fchijnt , naar de ftad toe : ziet hoe
aardig zy dteparafol weet te gebruiken, en boven haar hoofd houd;
de ilaatjufïêrs daajF om heen,bemoejen zich 20 veel niet om haar jufïèr te
helpen, als Wel om haar eigen fchouders te bedekken. Wat raag het·
zyn dat hier op de voorgrond by , deze fontein legd? zou het wel een
van die parafols wezen. My dunkt ja, en ongetwyfFeld van d'een of
d'ander door onagtzaamheid aldaar vergeeten j dat meisjen, welke zo
iverig herwaards aan komt lopen , toond het te willen weder haa·^,
len.
TER TEEKENKONST. 10 f
Η Ier fchynt het geweldig hare te waayen : ziet eens hoe die bomen
tegens eikanderen aanllingeren. Dit lykt de Herfil we) , de
Bomen beginnen te dorren , de bladeren vallen met hoopen af,
het water fchynt door. de wind tebeweegen: de menfchen ftaan heel
verbaail, en deze fchielyk opgekomen wind brengt haar in verwar-
ringe. Op dat klein heuveltje, zaten zy en banketteerden, ieder grypt
naar zyn goed, 't geen de wind hier endaar verilrooid heeft, om het
zelve by een te pakken. Daar vliegteenfluyertegensdehaagenaan,
daar loopt'er een na, om dezelve te grypcn, envaltneêr. Ginter legt
een fchotel met fruit om gevallen, daar ilooter een een kan om. Deze
pakt haar goed in een mantje, terwyl een anderal het haare, ineen
mantel geflingert , vafi: houd en na huis ftapt. Die daar agter
20 heen lopen, fchynen het onweer al voorzien te hebben, bedek-
kende hun naakte lichamen, zynde met mantels en fluiers digt omwon-
den , houdende al wat zy aan hebben vaft met beide handen; die menf--
fen welke geheel bloot zyn en niets hebben om haar te bedekken, krim-
pen van icoujtrekkende het hoofd in de fchouders, en volgen d'andercn
digt agter aan om van de wind bevryd te zyn, is het niet geheel, het is
ten deele, vermits zy vlak tegens de wind aan gaan; ziet eens hoe
zy met het hooM voor uit loopen, hun aangezicht van de wind afkee-
rende, Gintsieid'er een onder de voet met de rok over het hoofd, la-
tende haar bloote billen zien, daar een ander na kykende om lachf.
Het is heel raar te zien hoe dit kwantje in een hol kruipt, om in
vyligheid te zyn ; daar zietmen een kleen jongetje op handen eiii
voeten na een mutsje grypenj't welk voor hem heen waaid. Defpeel-
tuigen, aan die boom tak hangende, ilingeren heen en weer, en alles
is in rep en roer.
Tafereel'verbeeldende em Regen>.
D Eze lieden fchijnen van de reegen overvallen te zyn: zyfpannen·
haar mantelsover de takkenom'er onderte fchuilen. Onder dit-
portaal zynzy veiliger, geen nood hebbende om haar mantels te be-
derven ; het loopt daar al na toe. Ginter ftaateen troep in de volle
reegenfchy nendede anderen, die niet hebben waar meede haar te be-
P g ......dek.-
-ocr page 130-8Ó GRONDLEGGINGE .
dekken, en verward heen en weer lopen,te tarten, zy bedienenliunvaiii
de parafol of zonfcherm , daarzy , drie a vier teffens., vry en droog
onder gaan.
Hier is'er ook een diede zync opanflaat i fchoon Iry vry onder dc
boomen ftaat,maar het fchynt dat hy naar die vrouwen heen gaan wil ^
welke beezich zyn om haar mantel ofiluyer over het hoofd te haaien',
en haar kleederen in malkander trekkende , toonen hem te wil-
len volgen; aanfchou die twee eens., voornamentlyk die jongeling dac
is een guit, houdende die dochter fn de reegen om haar nat te doen
worden, terwylhy vry onder het portaal is, ziet hem eens lachen,
terwyl zy al haar befte fchreeuwd i die oudevrou die hemflaan wil,,
gelykt haar moeder te wezen. De -kinder-s lopen hier en daar moet
willens in de reegen. Die groote jongen , in de hoek tuflchen
de kolommen , die zyn natte kleeren affchud, is dunkt my noch de
natuurlykfte van alle , want men kan duidelyk bemerken dat hy nat
is, al zyn goed hangt flap by het lyf neêr, zyn hair fchynt te druipen^
het volk rondom hem, maakt plaats op dat hy hen niet nat zal ma-
ken.
Van de bjzondere kleeding der Landlieden, Schaa^imders m Har-
De Landlieden zyn gemeenlyk ruuw en onbedreeven in fraaijc
zeden, waar door zy mêer op gemak en geduurzaamheiddan op
fierlykeenVGeglykewelftand acht geven, niet tegenftaande -zy na
hun manier eenige welftand hebben. Dat volk gebruikt de meeften
tydeenüegtfoort van kleeding, ook van geringe Hof, meeft grof
Ly waad ^ en over het zelve een los overtrekzel van rüuw Linnen of
Wol,gemeenlyk wit of afgraau, alzoo het dikwils gewaiTen moet wer-
den, loopende zy daarmededoor reegen en wind.
De Schaaphoeders hebben veelcjds Lammeren, Schapen of Gyten-
vellenjom het lyi; De Meisjes die over het veld lopen fchromen niet
voor de hitte der Zon. Die luiden zyn gemeenlyk verbrand en bruia
vanveU Als de Zon op zyn hoogfte is en haar begint te verveelen ,
dan vouwen zy een doek oi haire fluyer vyf a zes dubbeld, en zette®
die op haar hoofd om haar oogen voor de zon te befchaduwen, dus
ftaan zy met clkanderen in de heete zonnefchyn te praaten. Zy hebben
ook wel enkdde doekjes, die ze los over het hoofd imy ten, houden.
dc,
-ocr page 131-TER TEEKENKONST. 10 f
dè, bexigzynde, deenden daar van in de mond; behalven dit gaan
zy demeeftentyd bloots voets tot het halve been toe, nevens de armen
en boezem daar ganfch geen bevalligheid by is. Haar hulzel is fimpel
en eenvoudig r verfierende hun veeltyds met veldbloemen of loof en
blaaderen van Populier: hun hair hangt flapjes neêr: de Vrouwen
vlegten het met tuiten , welke zy op de rug laten hangen. Dit volk
xit om te ruilen zo wel in ais uit de.Zon.
Ε Zwarten en Zwartinnen, dieVoiftenen andere groote lieden
/'van ftaat dienen,hebben vermitslhun donkere verw , eenKleeding
die hen byzon der paft,zoo maakzel,fl;of,als koleur. En niettegenftaan-
de die van fyne en lichte Zyde of Stoffen zyn, zietmen ze echter zoda-
nig gemaakt, dat zy hun geheele Lichaam overdekken. DeMeysjes*
ter naauwer nood tot de halve boezem bloot, vertoonen zich met
Paarlen of Amber Koraalen om de hals: en vermits zy kort hair heb-
ben gebruiken zy banden of lintjes om het hoofd, of een windzel drie
a vier vingeren breed van Goud of Zilver Laaken na haar ftaat: de
armen en beenen zyn wat minder als half bloot, om haar korte roks
wil, deftofFezyngemeenlyk met Goud of Zilver doorweven doch
meeftgeftreept met banden van byzondere koleur, als de Pèrfiaancn.
Aan de voeten hebben zy.fierlyke Lindjes of Sandalen* IDe Jongens
ziet men dik wils met koftelyke Halsbanden cn een Lind om het hoofd,
aan de ooren hangen Paarlen of Ringen; de flippen hunner klêeren
zyn omzoomt met k wasjes en franjen j zy hebben geen fleependerok
noch mantel,, de mouwendigt aan de hand met een goude band van·
twee vingeren breed en een knipjege^oten, gelyk ook om de hals, de
fchoenen zyn als die der Perfianen, welkers punt na om hoog krult.
Be kouflcn zyn zo als men wil naau of wyd. Hier meede aibreeken-
dc zeilen wy eens eenige aanmerkingen maaken over
Oe Klèedmgen,. in ^verfcheide voorvallen: voornamentlyk in
Βιβοήβη 3 Fabelen j m Bachanalen.
" Et is een groot mifverftand, dat men in alle voorvallen , zon-
^^deronderfcheid, verfcheide kleed inge te pas brengt, diedezin-
nen dikwils een verkeerde indruk geeven : de menfchen onbe-
fehaam-
-ocr page 132-IÏ2 GRONDLÊCGINGE
fchanmdelyk ontblooten, ja eerbare en kuifche Vrouwen en Mannen.j
ontuchtig en eerloos vertöoncnde. Hier door werden <ie deugden en
goedezeedent'eenemaalvernietigt: want het is ongetwyffèit waar ,
dat by aldien de menfchen onder een goede en reedelykePolitie hebben
gekeft, zy ongetwyfTelt de deugd mede erkend en die boven alles
bemind hebben , voornamentlyk de Vrouwen. Want Wat zouden
de kuyfche Lukretia, en Penelope , voor een blyk hunner deugden
naargelaaten hebben, indien zy haar voor een ider vertoond hadden
met de Boezem, Schouders en beenen bloot? Wat onderfcheid zou
'erdanzyn , tuiTchen de voornoemden, cn Semiramii Veniis^ Flor*,
endiergelyke? Wat onderfcheid vanilaatis 'ertuflen Paris.^ (in de
ontfchakinge vandefchoone He/iwrf ), en een arme Voerman, als hj
vertoond word gelyk hem een beroemd Meeiler uitgebeeld heeft, al-
waar hy haar met bloore fchouders en boril, in zyn armen ontfangt ?
De Minnares van PeïitcUs van de zelve Meefter, hoe is die uitgebeeld
onder de Centauren en Lapiden } niet als een eerlyke Bruid, maar alsCen
openbare lichtekooy , moedernaakt. Geen wonder dat het haar dan
20 k walyk vergaan is: wie zou zich ook kunnen bedwingen als by by
20 een jonge en Ichoone Vrou zat, voornamentlyk als men dc kragt van
het druiye nat in de bol heeft ? Zulke ongerymtheden ziet men mêer,
die wy om kortte zyn, voorbygaan. Ik zal maar komen tot onze
aanmerkinge dien aangaande,en hoe wel beknopt, zal zy echter krach-
tig genoeg zyn om diergelyke mifflagen te kunnen vermyden.
in waare Gefchiedeniflen of Hiffcorien luiftert het wat naau , en een
vernuftig Meefter zal hem wel wachten de betamelykheid te buiten te
gaan, om de Lichamen van Man of Vrou, al te veel t'ontbloo-
ten, en voornamentlyk eerbare Vrouwen, op dat het niet tot een
verkeerden zin mogt geduid werden, tegenftrydig met dc waarheid >
maar wel zodat men behoorlyk onderfcheiden kan welk een Licht-
vaardig of een Deugdzaam menfch zy. Inzonderheid de Bybelze
Hiilorien, οϊάιο. νmPlutarchm., Τίί«ί ϋνώί enanderen^
De Fabelen die geen fchyn van waarheid hebben, in deze heeft men
meerder vryheid, tot dien tyd dat Nurfia PomplmtQ voor fchyn gekomen
is. Want toen wierd de Politie gebooren die de menfchen verplicht
heeft tot een Burgerlyke Eendracht, hen Godsdieniligheid geleerd,
uit welke de kennis der Deugden en goede Zeeden is voortgefprooten,
enaltyd in waarde gehouden. De Fabulen van Ori^iwi , die van
ΐβώί endiergelyke, luiilerenzegik , zo naau niet als waare Hiilo-
rien^
TER TEEKENKONST. 10 f
rien, vermits het meefte deel nictals hoeren en boeven waaren, onder
een valze fchyn, en daarom mogen de menfchen zo mans als vrouwen,
wel wat bloot gaan, alzo zy noeh niet en wiften wat zeedige deugden
waaren , echter met zodanigen omzichtigheid, dat men tuflchen
Cuce^ Medea oi Amide-, en tuflchen Hfrz.^, Coronis of eenon-
derfcheid zien kan.
In de Bachanalen, gelykdievan Venus ,Vrhpus, Bacchus endierge-
lyke, daar heeft de eerbaarheid en tucht geen plaats, wet, nochge-
bruyk. Maar in tegendeel hoe ontugtigcr, godlozer en onbetamely-
ker, hoe dat het de zaak natuurlyker verklaard. De Menfchen moeten
zo Mans als Vrouwen, Jonge en Oude, meeft bloot of wanfchikkelyk
gekleed , de eerbare leeden bloot , en d'andere daar niet aangeleegen»
is, bedekt zyn. Gelykinde OlimpizegelchiedeniflTen, othet Lee-
venen bedryf der Goden.
Hier meede hoop ik den konfl:-zoekende lezer, eengenocgzame
grondlegging tot de l'eekenkonft gegeeven te hebben, derhalven zal ·
ik dit hoofd- iluk eindigen, en dit werk befluyten, met deze volgen-
de
Η Et is een gewenfte zaak, wanneer Jongelingen hun bekwaamheid ·
kunnen begrypen en hun veritand wecten te gebruiken, het
goed en voordcelige van het kwaad te onderkheiden: daarin tegen-
deel, wanneer zy die groote gaaf misbruiken, het dikwils komt te
gebeuren,dat zy ongevoelig aan het einde van 't verkeerde pad geraken,
en menigmaal hun ramp niet gewaar worden , voor het te laat is.
Daarom gy leergierige, volgt wyzeraadj vlied Bauhus dien dron-
kaard , en de dertele Venas. Laat u van de wyze Uinerva geleiden ,,
zo raakt gy zeekerlyk op den top der Heilige Parnas.
Let op de groote voordeden die tegenwoordig voorhanden zyn I
en befchouw wat om deze fchoone gedenkpenning gefchreeven ftaat:
Oi'vi Augti^i- De Hemel zend ons de florifante tyd toe, door de goe-
dertierenthcid van onze wyze Overigheden. Overleg dan, waarde
Konftbeminnaar ! wat u te doen ftaat. Laten wy ons bevlytigen om
zulk een grooten weldaad waardig te zyn ; op dat wy de verdere
Hemelfe zeegen mogen genieten, tot voordeel van 't gemeene beft. .;
Want nu is dien grooten en langgewenften dag gebooren, in welke
^ gy
-ocr page 134-8Ó GRONDLEGGINGE .
gy uwen yverige luft kund boeten. Daar ziet gyde poort van dat
heerlyke Hof Pi^ittra, die in alle fchoonheid en deugden bloeid,daar
is \ , dat gy de pracht, heerlykheid , zeedigheid, en bevalligheid
naar α wenich kond befchouwen, en daar meede uw denkbeelden
vervullen. Verzamelt al uw' zinnen by een, en belchoud met aan-
dacht watzyuzal voorleggen : gewis zult gy bekennen, dat al het
geenegy tot nu toe in betHof van vrou Natwa gehoord en gezien
hebt, daar niet by haaien kan; Spoed udan, zie daar de Poort gaat
voor u open ik zal u voorgaan.
Dit gezicht verbeeld een dageraad. Hier zietmen .iwimi, een Jon-
geling geleiden naar de schilderkonft ^ die op een verheeveplaats zit,
verzejddoor de Theorie ofkennis en de Prakij/k '· ter zyde riciura ziet-
men een Tafereel waar op de drie bevalligheden verbeeld ftaan. Deze
Jongeling, in't witgekleed , naderddetrap, diemeteen baluftrade
fefloten is, endoor de Inventie geopend werd, terwylde Schilder-
onil van haar zeetel opftaande , hem met open armen verwelkomt.
Oc Theorie en Pr^^fj'^ een trap lager, ryken hctn de hand. De volko-
men iJattiur ftaat in 't verichiet op een fontyn, geevende water uit drie
reegelen borften. Merkurias nevens Piktura ftaande , wyft om hoog
naar Febus, die een ftar op deze [ongeling doet ftraalen , tot vcrzeeke-
ring van zyn bekwaamheid. De Jongeling heetteen boek onder den
arm, waar op Tiffeewito»]? gefchreeven ftaat , agter hem legt zyn man-
tel op de vloer.
Aan weêrzyden zyn fchoone galderyen van Korintife order, met
niiTen verdeeld, veriierd met pronkbeelden van Goden, Helden en an-
dere doorluchtige mannen, en tuilchen dezelve, hun voornaamfte
daaden in Tafereelen leevendig afgemaald, zo Hijlorien, Faabelen als
Zinnebeelden t hier en daar nietkonftige Basreleeves, alles op de zaak
liaande, Op de derde grond , zietmen een lufthuis meteen trap of vier
op te gaan , vanbinnen heel fierlyk befchilderd , met Bloemen,
Vruchten, en alderhande aard en zeegewallen, alles door Piktura ge-
ordineerd en gefchikt, en door Theorie en uitgevoerd, tot
verwondering van alle die het aanfchouwen. Piktura heeft een Purpere
mantel aan , met goud geftikt; haar onderkleed , is licht zeegroen
weêrfchyn met paars i deBorftlap Heemels-blaau met ftreepenalsde
Reegenboog. De Mantel beteekent Edelheid. De Borftlap Beflendigheid,
Dj Rok Höip. De Theorie is naakt. De Prakt^kyOud en blind,heeft maar
eenenkeid kleed aan, donker graauw, de regter mouw opgefchorr,
TEK TEEKENKONST. 147
meteen breede riem om het lyf, daar deze woorden opgeftikt ftaan:
PraBica efi Multiplex. Os Invemie heefteen wit kleed aan en twee vleu-
gels aan het hoofd, benevens haar legd een beerin, die een Van haar
jongen likt. Anteros, of liefde tot de konft , heeft een bloed rood man-
teltje aan , een brandende fakkel in de hand, zynde met Laurieren
gekroont. Het witte kleed des Jongelings, beteekend zyn iiiiver-
beid en licht aanneemende aart. Het ondedcleed, zynde groen weêr-
fchyn met paars van l'iktura, geeft te kennen, dat het eerile beginlTel
tot al wat ondermaans is, en in de Natuur eenvoudig gevolgt word»
altyd met hoop verzeld is, om hooger en hooger tot de volmaaktheid
te komen, en daar ftandvaftig by te blyven, 't welke door de Hee-
melsblaauvve borillapte veritaanis. De eerfte treft het Lichaam al-
leen, Φ't ander de zie'· De purpere mantel met goudgeftikt, geeft
haar fVkdom, Eer, en hoogachting te kennen.
EINDE.
-ocr page 136- -ocr page 137-Hl
-ocr page 138-, ^-^tt.^· ,^·
Μ. ^ %
·; -ί: (Μ W
ΙΟ—30. f
VI. D. ^