DER.
Waarin de leere van de GEESTEN, derfelver vermogens
en werkingen, en bcfonderlik des Duivels, uit dcnatuur;^
like Reden en de H. Schriften onderibcht word;
Sn Uï^i ^oe^en crntietnauteti
Van
BALTHASAR BEKKER. S.T.D.
Predikant tot Arafterdaiiïi
t'AMSTERDAM,
By D A Ν I Ε L VAN DEN DALEN,
-E
Ei herte des meHfchen overdenktftjnen wegh, maar L·
Heere piert fijnen gang. Spreuk. 9. De waarheid
defer fpreukeword ik by myfeif en in dit doen ge-
waar, dat het befchrijvén en uitgeven van dit werk
betreft. Hoe wonderlik het God beliefd heeft dat
te fchikken., wanneer ik my verplight vond de twee
eerfte boeken uit te geven ; alfoo de tijd en de ge-
legentheid niet toe liet de f^ee anderen daarby te
voegen : daar afen heb ik nu niet meer te iêggen. De Voorredens over
'tl. enil. Boek zijn om den Lefer dat te doen verftaan. Nochtans daar
^t nu bykans twee jaren zijn, na dat ik d'eerilemaalin 't licht quam met
mijn tweede Deel, in defe vorm gedrukt, fo faldc Lefer reden hebben
om te denken, wat het derde dus lang opgehouden heeft? Hoewel
daar naawlixLeerling, ikgefwijge Leeraar is in Neerlands Ifraeï, die
niet en weet de dingen die daar in gefchied zijn : echter meen ik datter
"weinig zijn die met veelmeer befcheids daar af berighten konnen dan
als wel eer,Ahimaaz ; ik^fagh een groet rumoer ; maar ik en weet niet^
wat? 2.Sam. i8:25>. Ik lal hier evenwel den Lefer geen tweejarige
gefchiedcnis vertellen, hetwelk de mate ener Voorrede feer te bui-
ten Ibudegaan : maar hem tot d'andere fchriften wijfen, die ik daar
van uitgegeven hebbe, en die ook mijnen tijd genomen hebben, den
Welken ik veel liever aan't voltrekken van mijnwerk beftedigd had-
de. Doch d'ongelegentheden die my doe de handen al vol ander wcrks
gegeven, en al ruim twee maanden met den Kerkenraad en Claffis
hier geoefend hadden, en lieten dat niet toe ^ maargavenmy van tijd
tot tijd veelnieweftofteomtefchrijven totverdediginge, en ook tot
verklaringe van 't uitgegeven werk. De Synodus alsdoc gehouden
tot Edam, de fake tot fich trekkende, en my voor haar ontbiedende;,
öeftelde my, na een fcherp onderfoek, dien moeijeliken arbeid met
den Kerkenraad, en ook vervolgens met de Claiïïs, die my fes maan-·
«en befig hield : behalven den gewonen dieóft hier in de Kerk, waar
* a af
-ocr page 3-Aan den hifcheïden Lefir.
af ikop den aajanuary by vonniiTcdei Claiîîs, 'ε welkίΐςyre*
deshalven hebbe willen lijden, voor elf weken eerft ontheven wièrdj
cn t'zedert door gemaakten oproer cn met nooit gepleegde ongeregh-
heid daar Van geweerd. Mitsdien bcftrecdmen my van alle kanten met
verfcheide fchriften, 't e^ met naam en 't ander fonder naam : waar
tegen ik in 't eerft den tijd niet hadde my te ftellen : en't lufte my doe
οΛ niet veel ; alfo iy 't voor het meerder deel door hunne vuiligheid
niet weerdig waren, en voor een deel iïch felf wecrleidden , en der-
halven niet veel lefers vonden. Ik fchikte my in die elf weken ^ van
denzijanuary tot den 8. April lopende, tot rufte van die feer ver-
drietige difputen; en om het gene daar in over hoop geraakt was aan
een kant re helpen, cn de ovrige twee boeken op temaken: daarna
dan mijnen dienil voortaan met vreugde en metniewen yver voort te
iètten. Dit waren doe de fchikkingen mijns herten , maar anders
Gods beilieringe in mijnen gang. Want totdat eerfte had ik meerder
ftilte nodig,dan my hier gebeuren mogteidies ik die wilde gaan in Fries-
land foeken. Doch de lange winter en'tbeiloten water deden, dat ik
niet en konde over varen ; en mitsdien verliep de tijd. 'tNicw on-
weer,, dat in middelen tijde opftak, toe te geven, en te laten over-
gaan j was ik gewillig van den predikiloel te blijven, tot den tijd toe
der naaftvolgende Synode: en meinde vaftelik , dat my dit tijdverlies
inden gewonendienft, de winftegevenfoude vanbykans vier maan-
den , om die aan 't opmaken der twee laatile Boeken te befteden. Tot
dien einde dan inFriefland komende,, met allen voorraad mijner boe-
ken en papieren daartoe dienende, wierd ikop 't niewdaarinbelett.
De oniluimige bewecgingen van ongefehikte bofe menfchen , door
circulaire Ëritvtn en Gravamim, alfo genaamd, de Kerken over al be-
roerende, en lieten my niet toe daar Jang aan een te blijven; en ga-
ven daarenboven ftoiïè tot drie andere fchriften, fo in't ruften als in
*t reifen opgeileld , en voor dc Synodus van Alkmaar uitgegeven.
Want daai; te voren had ik dertien maanden lang gefwegen, en met
mond noch penne my in't openbaar verweerd j op fo vele lafteringen
ib van boekskens als van predikatien, naby en verre door verfcheide-
ne perfonen tfegens my gewapend : uitgeionderd eenen brief gefchre-
venin September i(SpΓ. aan Vander Hooght ; in meininge hem wij-
ièr te doen worden, en andere, in hun ontijdig rafen voor te komen·
M^rdie befcb,eidçnh€id bier «övao roy betoond geen plaaifc vinden-
de by defc menfdien, wkn daar de moed door wies: fo liet ik hen'
begaan i tot dat de Kerk, en Stad en Staat door hen beroerd, myper-
fteomdien brief aan Vander Hooght met eenen tweden tc vermeer-
deren , en die Γα tfamen uit te geven. Daarna de Nodige Be-
ï^Enkingen op die voorfcide niewe Beweepv^en^ verwekt door
den voornoemden Brief en andere A4iadelen·^ en voorts daar
op ee·» Kort Bericht aangaande alle de Schriften die tot daar
toe eenen tjd lang heen en weer verwiffeld waren. Wat drang van rede-
nen my tor dat Ichrijven brnghc, als ook den goeden en den vafteti
grond daar dat op ruft , de hartigheid en de bcfcheidenheid daar in
gebruikt ; Iaat ik den Leiêr fclf indie voorfeide Schriften na te fpeu-
ren. Daarna gaf my de Synodus tot Alkmaar niewe, en fo overvloe-
dige alsonverwachtte en onaangename llofFe. 'tEerfte dat ikuirgaf
w as een Κ ο r τ en waarachtig Verhaal van Ίgebeurde
tfedert den 3 i. May 1691. tot den 21. Jlng. 1 óyx, in den Kerkenraad en
CUffis vanArn^^dam.) en de Synodenvan Noordholland over mijn voor-
fchrcven Boek. Het ander Viervoudige Beantwoor-
D ingé van Befwaarniffen mydaar over voorgefteld , zijnde (i) Ex-
traSlen der gecommitteerden des Kerkenraads , met mijne Aanteke-
ningen. (z.) De 15. Artjkelen van Kerkenraad ea Claffis aan my voor-
gefteld, met mijn Antwoord op deiêlve- Oe 6. Onderhandelin-
gen der Gecommitteerden van de Claiïïs met my gehouden, behel-
lènde devoornaamfte Befwaarmjfen tegenhet gemelde Boek, en mijne
Antwoorden ογ àcÎche. (4.) D'ArtPjkelen van fatisfaBiey my laaift
door de Synodus van Alkmaar voorgehouden , met mijn Antwoord
naderhand daar op gefteld. Daar na verftaande dat de Handelingen van
die twee Noordhollandfche Synoden over mijne fakedoor laft van de
laatfte, tegen my t'Enkhuifen. onder de perfle waren ; fo fteld ik on-
derfcheidentlik in order alk Kerkelike Handelingen over'tfelve ftuk,
Van eerft af tot opdien tijd met my voorgevallen uit de eigene boeken
Van de Synodus, de Claifis en den Kerkenraad oorfpronkelik getrok-
ken,eq by my bewaard. Welk werk ^.vecl breedcr zijnde dan dat van de
Synodus, en later aangevangen , niet wel voor't felve afgedaan kon
^ijn. Dies ik voor af, fo haaft als 1c ander uitquam, het doorliep,
^n enige Aanmerkingen in'tkort op maartwee vel papiers
daarover dede drukken. Waarop dan ook in korten is gevolgd mijn
^ A κ τ y Ε R H A À L van aile Kerkelike Hmdslingen iii den Kerken*
* j ra^d
-ocr page 5-Am âen befchelden Le fer*
raad en ϋΐαβίΐ yτλ AmikeYd-xmiQntwee Sjnoilef7 vmN^ordkoHandjOver
rnijnc &ke voorgevallen, van den 3 ί. May i fip î . rot den 2 i. Auguil".
liiyz uit d'eigene , en bygevoegde ftukken der voornoemde
Keiklike vergaderingen liaamgefteld , en met mijne Aanmerkingen
over vericlieidene omilandighcden breeder verklaard. Mijn laatlte
ichriftwas't Ondersoe κ en Antwoord op't Recmiest
der Gedeputeerden vmde NeordhoUmdfche Synoden aan, den Staat gepre-
-ienteerd , om hunne Ed. Gr. Mog. daar mede te bewegen , mijne
twee gedrukte 5 en de twee noch ongedrukte boeken te verbieden,
Enfodit uitqiiam effen als het vonnis van de Ciaffis van den zz.Jan.
jarig was : fo magh deLeferfien., waar ai mijn tijd gebleven
is. InfondcrheiJals hydaar by bemerkt, dat ik behalven enige hier
ongenoemde kleinigheden, ook noch indruk verweerdigd hebbemij-
ne Friefche Godgeleerdheid : eensdeels de gelegentheid om fulx als-
nu te doen , in acht te neemen; en anderdeels, om aan de weereld te
doenfien, wat boek 't .geweeil zy , dat men tweemaal by plakkaat
verboden heeft} en wat de Overigheden doen, wanneerièd'orenlee-
ncn aan de gene diefo lichtelik op loiïe gronden, endoor avereght-
fche driften roepen, dat de Kerk door kettery verloren gaat; alsme-i
de hoeveel ftaats men maken magh op 'c oordeel van die luiden, die
een boek fo haaft verfoeijen , fonder datfe weten wat het zy. Die
alles afgedaan, ib heb ik my niet opgehouden met befondere perfo-
nen, die fich tegen mymet haarefchriften lieten iîen : maar in mijn
Kort Berigt ge^noegfaam te verdaan gegeven, dat ik alleenlik 't gene
van der kerkelike Vergaderingen wege my ontmoet of voorgewor-
pen was , in voorgenoemde fchriften afgehandeld hebbende ; my
fel ven op het hoofdwerk leggen foude. Derhalven ook maar weinig
weken na dat Antwoord op 't Requeft in 't voorbereiden en toe ilellen
der twee overige boeken hebbende beileed; fo heb ik die in Martius
gegeven om gedrukt te worden : waar uit dan nu dit derde deel in
deie week word afgedaan j en 't vierde, dat wat breeder uitloopt»
en later aangevangen is , vail effen op de helft gebraght.
hebbe ook noch ene Ναλκτε Uitbeeldinge gemaakt,
fo van den inhoud , als van't oogmerk en manière van mijn fchrijven
in dit gantfche werk : om dat vooraan te ftellen, wanneer het fal voir
trokken zijn; of ook affonderlik (gelijk als nu gefchied) in*t licht
te geven Î tot dienft der genen dien het boek vooreeril tc groot
ecrle
-ocr page 6-^crfe weten of'tweî weerdig is om door ce leien. Nu blijft dè pers
ontrent drie weken ftille ftaan : dewijl ik noch iet waclite daar ik plaats
'doormaken moet in't IV. boek, dat voor een groot deel in exempe-
len beftaat, of door my felf vergaard, of ook van anderen my opge»'
§even, die ikdaarintoctfe; als tefienis in dat Kort Begrijp teriiond
genoemd.
En aangefiên dat daar in d^mhoud van dit derde boek genoeg ver-
klaard is: fo is hier nu niet nodig dat ik daaraf fpreke j danalleenlik,
dat het door al 'tgene dat my tullchen beide voorgekomen is , ge-
heel ene andere gedaante heeft gekregen dan het eeril begrepen vï^as.
Want ik heb hier en daar wat breeder onderright gegeven;, over fa-
ken die in 't H. deel verhandeld zijn , en daar ook-wel Wat nader-
t'huis behoren ; maar echter hier ook noch bequame plaatfe vonden :
om verfcheidene fwarighedén, die men tegenwierp, fo veel als mo-
gelijk daar mede wech te nemen. Op allen konde ik dat niet doen,
of foude d'ordre van het werk te feer gcfchonden hebben y hoewel
het ook niet wel· falkonnen zijn, dat ik iets meer in d'eerfte boeken
Voege dan bereids verfcheidemalen by 't herdrukken is gefchied : al-
fö^'t getal der exemplaren , die miiTchien noch eens by 't meer her-
drukken moghten worden opgelegd, waarfchijnlik niet fo groot fal
V/efen als der genen dieder reeds van die twee eerile boeken in de
Weereld zijn. Bus fouden dan de weinigile maar konnen hebben dien
vermeerden druk, en fichde eerfte kopers hunnen y ver enigiins be-
klagen. D'Invoegfelen dan wederom tot hun geriefbefonder uit te ge-
ven, gelijk dat eens gefchied is,, maakt te veel gebroken werk : en
komen ook niet licht tot aller kenniiTe ; gelijk ons d'ondervindinge
dat heeft geleerd. Dies heb ik eindelik gedacht, dat alles dien aan--
gaande wel te helpen is met enig naberight, op fulke plaatfen van 't
geheelewerk, als enige beduidinge van fin ,. vermeerderinge of ver--
dediginge fullen nodig hebben : 't welk fich dan eerft volkomelik fal
Op doen, als geheel^ werk nu enen tijd lang onder ieders ogen ΓηΙ-
Setoetil, en veler oordeel fal vernomen zijn. H^t ander, dat ik van-
dit derde deel te feggen hebbe, is^ dat my d'ervarenrheid geleerd heefr
ïets^tedoen, daar niet een fchrijver acht-op geefc: maar alleman, onï'^
schijn te hebben van befchuldiginge, my in Kerkvergaderingen van-'
^§eroep€n heeft. Te weten jdat ik felf de Formulieren ook ter fnedc
^i'enge : betonende dat mijn gevoelen met defilve wd beihar maar
dii-
-ocr page 7-Ami den befcheiden Lefer.
dat degenen die tnyrchul4ig maken om een woord, daar'felfaan vail
zijn, en dai hunncleere met dc Formulieren vergeleken, niet is goed
te maken. Daar uit ial dan te merken zijn, wat reden datter is geweeil,
om d'eerile helfte van mijn werk, als met de Formulieren ftrijdig,
te verfoeijen \ eer d'andere twee deden , die tot volkomen oordeel
noch daar by te wachten waren , het tegendeel betonen konden»
Laat hen nu fcggen, wat ik in dit IIL boek misdoe j waar in fy im-
mers al fo vele plaatfen der Schrifmre fullen vinden, tegen hunne over-
leveringen aan verklaard : en die verklaringealfobewelen, dat ik nu
wel eens wil iien, wien onfe Leièr aan verdraajinge der Schriften fchul-
dig achten ialj my, of degenen welker finverdraajingcn ik reght wil
buigen. Indien iy nu ook feggen willen, dat ik de Leeraars der Ge-
reformeerde Kerk ( die noemen fy de Kerk ) verongelijkc , door
enig ongerijmd gevoelen aan defelve toe te fchrijvcn . fy fullen hier
de Leeraars der Gereformeerde Kerke felf dan fien, en horen fpre-
Icenj en daar uit wel bemerken, of ik iemant ongelijk heb aan ge-
daan. Wat eindelijkde Overfcttei-s aanbelangt : ik doe henfelf ook
fpreken, en mijn feggen forcghtveerdigen. Wanneer ik hen in defen
afga, omtegaanmet anderendie fowel Overfetterszijnalsfy. Doch
die de moeite niet wil nemen om dit ÏII. Boek eens door te lefen,
(gelijk iy meefl: al niet gewoon zijnfo te doen) en evenwel noch luft
heeft my te Hellen by deAthéiften : dielefeflcchshctlaatilehoofdftuk
door.So hy dan niet gelooft, dat d'inlioud over een komt met het Boek:
fo fal hy 't echter moeten nafien·, of bekend Itaan voor een van dege-
nen die iet lafteren eer datiè 't weten. Dien heb ik anders niets tc·
leggen, dan, àe Heeren beβrajf^ u ; ende falgee/t oordeel vmlaflerin-
ge tsgm hem voorthrengen, (Jud. vs. 9.) maar wil het geerne overgi"
ven aan Hem die reghtveerdeUk oordeelt. ( i Pet. 2, : a 3. ) Gods vrede on-
dertuffchen, die alle 'verfimd te boven gaat, beware onfe herten en ƒ
η en in Chri^us fefus. Fil. 4:7.
Amflerdam den lo, xian Somermaand' 1693.
-ocr page 8-(I)
Naak τ ε ü ι τ β ε β ld ι ν g &
Vandmgehéeîëa inhoud der vier Boeken, hct öp^merk van
deû Schiyvcr, en't beleid daar in Yaa hem geferuiîçc.
glgte / fÉCC^lîcd aïïéti^lîîiÉ ôo?îïeà,|fejîkn
ftoaiî V mtco^fafeeHmôc aàngâï^m : fap
ptnicîoîiîiîm|îi33ôn/ pc in't fecjt öm W£C feïaàt
TOû^oôm ît bertenm/ iuat ^ct öeni $p/ i3ai ifeVpi
δδηιϊϊΐδ tn öie bicï öcE^ctt / öte lö tï£ nomic/
bfoogöf^ijöe y op toat grotiö öat ifebonuje / en öooi Xudfecn VüC0&
tfeaaöcU3aati}i£iïifos6£. 31S>amaïi|i'tbatiôbanîiitaÏRé ömörip
in 0nïicrfci)dD£*i)6 0£fp?o&m ïjcbbe / fo in ingang ban Jet totrfe;^
^Ijginöe t»üOfeöÊn ban ï^tt cfrtÏÊ öecï:· fo ftt ife îbentuii / öé Ijtt
omîic meaisbiîaïigé ftoarç
i^ktiBinneti j aaittiJEllimnictfoolisEftregenttcneman/ aij^tuciiie
Ö^eetöm tïcö ûctoncn batï « ^ηη. 2IÏ öatöt ίδ îiat in 'r eerjlie nict /
fo 6an er^rer άφκρ naöc rcCien nu M $ien. (Cc toeten/ tarpz
0ttmi0ieimitertfc||olenentoinferfsi/ «itïufî wt b\oefiEniriff ttétr &
ffnffÔapen6on1ïeniiil)&e0eben / bco^gaanj^bjpeïuiDen sgn/ ten
't Hîeten fifieeïtban toienfe ïeeren / aï^f e maar tuât ïeeren mogen :
®f fi> fp ïüiï tot railtepten ^ebben^fi» en beitreimen ίΐφ öec moöe niet /
oflïieoubofnicbjis^ A maar beminnen beDeii3ïidi6öeiiï&ec {ïoffe en
beöwtttlïjan'ttoerö. ^ar öie op tuinfeeï^i 30» gebeft/ ôomî
titn^t|mectaanöentramöïeöaargeöo«bentuierö; bp beneenen
lïlCffler maaïite men t toetft UwjS/ Dp ten an&erm faj in ö'eene
(ïab toecfete men op öefe / iiiö' anbere op bie maniej. «Bn bie gefet
I^Dpbemobe/ fal bifemaai^ietberfmaben/ aï iffet fön gerief/ al
tm feoopjen aan ·, mM om Dat geen geb|«iô 3lïïe
ïîiibji$;|^nîteneerfïen b?eemii/ foiang aï? ÖP 't S^en meeflto ;
^areenloeiniginDegetooontegeóonten jïjnöe/ mi^ôaagt Jem't
^ï'fc / aïjci te ouöerluïet^. ^et öe baetenfeiïap iiS t eben (o geïes
^op Defföolen gaan/ getoetinen aan öen trant bic baar
wani^j enfcfjilteniiünneaeftniagennabieïeejï/ toaaropfptoer^
^ bie ben grootlïen naam geóben/ of öwnber fïnneiii^cib i»eï meefï
a bfe:
-ocr page 9-Ct)
öcfiaöcm î^ajbÉfmi^'t^an&mlptîCÔmeEfï Moütftóft/ bfemt
ïjtó man toii 3ï|i/ en gcm ^tieisieflaï: maacrtocömeefï/ inoim
l^p fet bati boren ïoifonïifrfoefecn / tn muirtöèisan öiert uïtt oj^ «öi
Uitfeomt met Öm gttrtCCtt^n Hm itu JlAcrymsy daar kómC
hetonhêiivan daan.
3tet ö^em geboeim bat mm bati bm ^uibd fïjïte groote
géiyffc / ώ Seasöt m^ccfeinge fteeft / επ ban mcnf^m Die
iiiÈÉrt éoûti-tó met t^m in gtmccnfcijajp fïaan ί qimm miï
aïlcnjéènji bp öat ϋφ bat ίδ mtt anöerc mzufiöcn ban naturen ï^ïUp
be / en îicîoi ^c&^ift bèrlïeröt en meer gefxabecb toierö / (ter tmip
feiiac&t%boö> ; ofc tô ijet / törf bp 't ïic^t befee&en / langer baar boo?
aaufïen mûejl of niet. I^iet aUeenfiô bja^ m^n tb>ï)feï of ôet
iuaarïoàji/ maarooôof &et öer gobbjugdg^eib betameïiijö bja^?»
«Sn'tgemöeö begon mpfelf te bjingen: ih moefEe amtooo^ben aati
öe genen bie mp b^aagben/ moefï toeten ]^oe mp bp fuift
boï^/biefö enfogefïefötoaren/ re bjagen : ijet toa^ mijn amt/ eti
getiiuamnipbagdgyK&ui^» ^^aarbante rp?e6enaifmenfp?ee6t;
en te boehgelij&menbact5 bat^uam mp meer en meer beftoaarïp
booj: eiibe rap baar tegen aan te fïeUen/ offeifoa&intooo^bofboeit
bàîiaôô^êtebetfïpîèns bottoai^eeîifbeeï^ mp meegaanbe aart
niéi / ebbaar bp foöaö tô gàncn geonb. ^t^ toasf mp 't naafïe/
öat il·, baar met ecntï na fot^t / ban toaar bit algemeen gebajelen (ψ
henoo^fp?ôiïgijeeffî baarna/toatbanbetoaat^eib^p. Cnoberi
mit^tô öuji van voren, à fmr^^ aïïe^ onberfoeöej enbe niet vao
zcUtttn , à pofieriore^ pbjómenin 0Ef£i}0lenfp?ee&t: foèomift
ferber niet tot ojpeninge ban ben ^taat bej^^efcfiiiii/ banttgen'i
ÉinbebanöÊti.125öÉa/ toaariitifeuit fb beeierlep geboeïenii aï^
menfeijienbüÉnaangaanbeooittertoeareïb^abbm; einbeïiâ beg^^
èienoilj ö^ben pïaat^ genomen fjebbim bp be j^^otejïanten/ in
j^aofbfïuà opèn ïegge/ befribe in öet 23 met b' anbere gebceieniS
beróeïöö^/ ÉnW 0et betone /'ftöetop aanfiet onfe jijn geeomeu/
én toatoni^baai'miriocô öp iKiûô^Sfibnberfoîi^^
fti^g baïtöÊtöteïbaag^geboeienanbecon^/in'tI.23oe¥ï toaac
i'iS ban berbc^eniÈi.be onfeSerÎjelb m onger^mbjieib in bc anberert
tot tien grbnbombeli^e/ enbooaogen^ellg.
Ope-
-ocr page 10-Ojieninge van htt I. Boek.
Tl^ 't ίδ öuj^fβ Co-jî Γοίδ ödoj gaaft^c WÊ?
■'rtiîiiicitî/ toâârbit0cbotfenf0natoci?rp?c«g ï!it gtîîonKrt ôctft:
inom&atteiuetm/ flaïfetöÖ£nitoc|^tej^atfaïcb£r. ^femcrfee/
ôatïîefaSeîiièifetînîïa10É&aîM tkïEelcötg t^ : ban ism
wat^p aâni^fctetetoföan; ÉiibanjfeÈttfci^eït/ toff δ®ο|
füïï todïom iwctm of bcccie^tm feomtm. ^ocö tsémi^t'r ïiingm
3Q« öiÊ ÖÉl^atmir tÊÖobmöaan/ of immecjïÈitóimöï ïjoar boo?
lïouö^ EnlîiaÎfotot«2Bo&teiîoren: fomocfïtôttifEietoitm/togCi
bortenöatbcmmfcö£iiba»öeaBi!Öi)ciïïl]tbiiöi!5 ca be ^écIîéîi iii't
Ötmdn / ^tt 3ξϊ goeDm üfquabcn 5 O0I1 beZitim ban ôe.iîisnf£i)£iî /
(iRcöc<!5«iïen$gnÏï2) afôtiïiïcibnîbaubCîtïpÊboo^bfnCioôîi. ^it
aïiciif0Êfei6na/ m^ixto^^ti enbaarnamnieteebocfein/ banali
ïrtlcpe bctem / goö^bfenfi en ctbodm : bie il^ écö^c / fb aïii nu
ïieiecerdbiii / in§Êiöamï/ Sjobcn/ ll^aijomttaifiiii/ tn ïttifÏÉi
ncnoitefiöeibentöïl.
^anbtipdbtttm bfgmninbc/ ga ih ecrfï tot bi oiïbm / jïïnbi
ttîfcfïbÉ<SriEÔcncn iiomcinen/ lûibegricfefiiîÉcniat^'cïjiebocfeeti
Οίΐίί bebfnbj in't 2. mÔoofbfiuô ; UjàntbananbÉrs boifefcm
oiiibift/ ioat fp bo£ ban <6ob gdoofbcn / en ban bÊ<iBecfÏ£n bie
ÖccttiïBobnodöiticnffödpe^itïmjijn} aï^irncbÉbanbÊn fîaatbet!
^tonabmboob: cnibatboojmibôcïoî fp 006 geb^tiiâtfn/ om
bco? feomoî ban be 4Bictïen / tEtnogentoencntemogcn
tottfiöt Wngin bit bc l^atwur w bobei gaan.
^sit natatbtfc t^enobcrgaanbe/ boo^focS iô bÉ0#etife tomtïb
inj^etJ^óbinbom; ccrflbana£«rojpa/ in't<5.baacnaba«aifatti«
't 7.{lîl iti^îlTicain 't s>.ai cinbdijfe ni Slmecita in ^tt 10»
Imaf bfiiâtràt^it ^f bÉbiKït.
ilitciiitbtbinbiferai/ mb£tóonin'tχï.S^5ofbiM^öatb^Ê ^
ί'β (foaï|i öo6bcö{bmbaa0ic()O i^t^mm/ fonbecbc^c§?ifnî«r/
ÖfîfâiÔtÊû ^abten ban mœ oj^îtIïé <eob|)db / aÖciS mag^tft * ôocg
Çjttxtnbanminbtw^ecbcn/ bpbte?ig0enmaflcai Daimones m
^«moniaj boii?r^ ooïK8ob0î f möe ïjibcti bp be ï^cîbtmtt mcbe
TO / en anberi oofesenaaitóï i bic bi SBtetcïb^cïfe §un b^d ttgmttt/
^^ minfcôm fatoî bp m op bin name banbm ^ppergob bcfötrcn /
cnbs
a 2
-ocr page 11-mbc afé tuff^m tóm 30«. % öoÖ ontganö ttttt
Mtmfcéen öcböcn; tn öat ïrefc öaarom fafem m öobm
gaanïjt öoo? ötffïbt lücmi εη ïjcmgiitm öonnm·, iprffect cerfïe
ï^aacfcgötc^/ mtïEÏaarlïciCobcraariiÖcnaambsön.
bjojö alïÊ0 / öaar mm 0cenc reöftï imc|r£ oo^faait af m toW aan öit
Dasmones of ^nÖCrgOÖÊn tOi0ÊfC]Ö?Ébm·
^c^iri£nbaulieôoîieîî^o?îïm&pf)ftt i^i^öe mto ïie Dœmones
gcrcfeenö : mna&atfp iîïcï of qualife op öcr aaröm Ιιφ gcôjagai
laöïiEn/ cifnaî3ati3Ëii,m«îfcôitï coeö of Quaaïi bcjfgeKt; aan öoï
££nmï«t/ bcnanöÊrwOat tocgcf^cbtn m aïfo öic Diemones of
a^iiDcrgoiim in mt^m tn quaööt onöÉrftödïïÉK.
l^anö'öiÓÊÏe^dïïeHm/ Diciim inarm <βοίι noc& fómri ^^ienfl
akröcnncrt/ gaifeo^ic tot öc genm biEöci^.iêclijifttc Uate ö^i
3©oo2ÎiaïDcrÊcr{iiîrôi fiöiifK» iîan't (CE^amini: ontbangcit
ïcöbêït; Énöaar mtsiï^rö/ öatiïÊEi£ÏÉnbanïiEmatfcöintuÊïons
Ïïcr(ïi)fe/ maacaïf«ïfeeÏ)iEmonesof^nticröobEnni2tiniocfm3iö^^^
öat <iBoîjôïto ireî®iee|fïîï öoo? όείη feïf5 nimiam ktà
Sanbogn/ oftoen/. öatïicöraöÖifn bec #atuuc te bobcn gaat/
banöooi^obaKccn; aKaatifemcröebaatfttnsbinaan/ fà^'î
^obciiDomtftotCfeilïUj^tÖöütiii SCfïdö gctojï/ m ίψ Ö^öc»
iiDcö ïJElïaat j batijit biclfin^ met gct i^dbenbom fanntmöb/ of
t£nmm||eniîjtbiiliÉii^.î tn bas baar uit mcbÊ onbcr gen facie bpgeïoi
^ïöt^eben / J^arfegseïiM» en CoSserpïegingen ominesaan. ^tt
'jEigcap. .
^Daartooniâiratbe^aöömeranm/ tnebeenen«©obfidobenj^
hïj mït gcl^^apnë i^ngrien / goeben tn quaben/ en ben ^^bd
aïïer öocfb; bo^boo^Cfyiijïuîîi/ en be boeöen öc^i nietoen Ce^^
mem^ ntóepKiiatémaéenbe/ eitiïe onbertuffcfjm'ti^eöïinbom baas
onbtt mengenbe : oberfnijc niebe met fobanige géboeïôiii jneenotoen/
en tot eniCoberoeffettiitgen/ genegen
in't 14. cap. . . , ^ ν -
â^an Soben^t^fjomeianm/ df^s een tbîceberï^e mibbiï^ac|
tufri^en:ti|eibeöbömtnltctiïeubom/obec0aanb«2iromïbcrfc0ö^
ban beïidfenen/; tii^ö^pbeïijbeo i»arettv>böa^
bom/
af imec
-ocr page 12-^«'bom §ceft aanjgigangcn j 't iwdft aïïciïxöcn^ tomam / tn tcn iaat?
pn met Jet J^au^ïiom op ö^t ^oogfic vci^ : fo berre / bat öêh engçs
«η Êîî ^tcien öcr btrfiojbotg maifc|)m ^ maar boofnamriiè öen ^uï?
al bi£ UïonÖEriifee bm0cn toe0Efti)?sbtit ^rjn/ öïc bt ^döincu
oen Daimones «l ^nîktgoîjéîî dgm maato» in 't ly -- 21.
CufliöcrtÜÉilKnmtr&i6aatt/ batm&'oubelrilïcnöciö bÊ^lSa^
ïiîtj^cnjîjitontlïaan/ bicbfdban'tftciömrcl^iueÏJtcmboecïicn/ m
öm ^uibd bpna «iBoöe gdp maefitifl maafercn : tn öat ïjun scboci
ïetï mt0Ébodi0 ctrfö jaaö/ tet op îjeîieh / on&cc 't ïîriftcniiom gdae
^aacnufiomenöÉtctonfetgïttn/ cnbeïwrtbaniiÊ^^tÉfïauti
ΓφΕ ïterfeen j onbcc ΐδ bcneffcn^ ö oîiîé bi^mtn ecrtfo^rncÉr^
ÖÊnoÉttït/ aïlÊîïCôôîcnîiieban'tjpaiîiliattîafôcbJÈlàni
Vit fobÊbinbiè/ batifoc bcrbfc ban't J^^born afiwîjben/
ÔOÉmûîb£riupoo&banbicbin0«ii|oubm/ b« op^t op bm»
^ibcl ijcbbew. ^oti) bat fommigebc gronbm bait be pjotefïanti
fiôc iwc/ «η öaac onberfcpb ban t pau^bom/ na factoren nitt
NefTenbt^met ben bccï gcrcebccsfjnAian anberc bie baar iwat
Jiïftc op ïtïtcn : om tjem ïic^tÉUfe aïfuïâÉ bingen toe tt / (
«f^ScUji: ben eenctt bit fp ooit jgcïobEn bat met ^m gcmrinfi^s^ Ö^ös
om) badfeebel^atuurtebobmeaan. az.at 15.cap.
^aar uit bejluit iö ban boo? 'tiaat^ïe/ aïïc^ mtt écu anber btrgdCi
«en Kisbijcnbc/bat j)£t scmccn gcbotit/t iîoêô ijsbot onbtr on^ in
frange gaat/oo?fpjon&dîè af öomlïig ban't ^£ib£nbom. ^fet bat
pn bÈ rc0öt0 iitbrn fuiberïiö tt gtjïdb / tot bie scbac^tÉnletfi;
Seb?â0ôt;maar bat bc îîîcbin quaïiö 0üD?uiÖt of mi^ïnb/ïïï m£t fr^ijn
ban 0oôi5bien{ïi0i)dîi öcmbdb cnbemantrib/ fonber'tïïcfit bcr^.
^ti)|ïftwr0/ biE0ebac|^rmftccjt0cöaarb/ onbctiioubm ta 0ebocb·
^at i^et οοδ bc ft rijimm wt bc^cö?iftuuc nltt Êcriï 0^aalb gcbbcn/
16 bo0? bic tthtn t bat bc 0û« tm bc ,l>c|)?ift tuel minfi btrftaan/
bie bingen 't mcf|l 0tïiobEn ; ntbi aïfo reibj^ in bat gcboto sijn/
patbE^uibcff«ïkn0rot5ma0l^|[ï2Êft cirfpbe ^^ifturcfefinj
"" ïjïnftm/ tepfpbfeten^onbcrfaefeat.
^è$0ccft6o0feb^rnabfnia;cr£E in btbcnfem; of iup btïr bin?
gï'ic» aangaanbÉ op bic totifs in^töjift Wi fouben opbattet /
nia airt£b^ tEbfi^m/cn ban felnb^ toi af/mst bat gtbcdè
iiiôÈtîontôi/ ÉttîiÉ öooi gc\33®ontÉ at ôcbclîiô&^Aïarmi ^mmér^
baar ïdt nu cm boo^oc^öecï 3 mai gcïooft bat net !b iji ; m batt baft
ÖÊtoiïiêgei'ÉcD/ κ nmimi ÉH
boo^t^ te 0riûbm / î5atîiie ααδ fa iecrm. Ce meer / aïfó υ;? ö' gœfïe
Mitïe00i!i0cnîi£cJ>£pfruuc/ cttbicMariitge ban faèmîiaar in ixt^
crepm ban bk oiiïieEcfraar.é p^^^eiî : ban ïudöen ιδ m 115 ^ooff-,
^i&aaîî0£b3£fcnôcbôe/ fjoefïiîJ'cmmcÊC/ 0'anbermin/metbeci
f£0rftigne ^dUmfciîe iejTm «« gebogkn^' tiigcfiomen tuarcn ; luefêc fa
tfnccrtïmnittôcmecÉ^îjn/ baf aanïfiaiuge tot aïfuifee mtïEggini
gcngegebcngabbm. 2^îtï^b2nmiîaubbani)£t24.ôû0fb|ïuiî m't
ÛC(ÎUÎÎ: be^icerifïm
Hit al 't boa?fdb£ ίβ batt Vwdtetim/ batmmbit beeï ban miju
bjcr^nktfoonnutmoetat^im/ ai^ ö^t ft^ijnt bac iwei tsz mm
frcn bom ; mit^icn batfe t ï. ίΒοεδ niet un^ ofnaatod^j: m mSm/
aï^ ïlifiorifcö 5î)nbei mïie nemen't aï tm eecfien opfïgïjt te0en 't
ttoeeöe. îî^ant fo ife mp emöfnïif op be timmerins monif eigenen ge?
tjom^ berjïai Ö^t tbjeeiïe 0e0canbm't eecjïe/ boï0mjS bat üe?
iü^iS / bat ift bp 0eboï0 in 't z4.^oofbfi αδ baar uit ioettefife ( fo iö
bJiïmeen) oetroâôenijeiîôe. banma0öi&metcei
bmbjeïber\ü0nberbfraan/ ^oibatniemant ban fo beeie bic mijn
tbicbcboeB fabinm0ïatï!rc«/ enöct^Êï^ff^ï^t^nïioo^S^aïï/ tot op
befe ure toe 0emerfet &teft/immer^ bjeim0e ίίφ baar af ietbjc^
ïaten bïpen. 't ^^ aï bedoren isïerfe bjatfc boen / om |^et ttireebe
öoeö te bjebcrie00en / fo fp 't eerjïelaten lïaan. il^aar mtpi οο0ί
merô m m^ne a^bjc niet befejfettiïe / 't bjeïfe ben teen onberfoeferif
ban beiöaaröeib cerfi betaamt j mitsjbim bat öm in get tbjebe beei
fobedbin0mnabeietterop0mommte0en5tjn; fotatïmfp teneir^
firn baar op toe ·, aïiS b'an0eocfmbe bifpureerberif/ bie 't Söefïuit
(aï^f)mmee|ïte0en$onbe) ontBennen/ en be IBooj^inSfn ober^
fïaaii/ baar 't 25e|Tuit noi^tani^ op rufï. 't ^^ ooö niet tod0ebaan/
bat ober b'eene ödft mijn^ toerfe^ 0ecojbeeïb i^ / mniet 0eïuaiöt tot
bat ^et in 't ge^eeï ma^ uit0e\»?os5t. ^e ιφ en öabbe full^ ôaafi
niet miiS ; aifo ik genm tï^ berioren fouöe Rebben ïaten 0aan/om ö'
anbcretbjee beden te boen boïaen/ eni|abtiemm bo0?b£ei(0em°aato
moeiîi&^rib mp baar in gcm beïet 0ebaan. ifôen 6an fo feiaar nkt
firn/ luaaricmanbdnbeïióna toe tuil/ faïan0 ai^i ijp «αφ maar
tenéaïbmbïe0miiS. ^ufaibeHeferaïie^bpmai^anber/ éîî 't%p
f&aam «rtïin fgneboïïeïibm tïeiu
(7)
\
Gemeen berigîit aangaande de drie volgende Boeken.
|lT€t tïöcbg cn öcfta iö met ten onberfoefe öcr bjaarj^tlö
"cn&crftoiïeiöban ütógcbocïeniiöitmmban ÖÊ ecillmj&ccft/
fn ban bc ^cnfrgen bic metlcn gcmécnfcljap ïjcöbüi ·, tg luiten met
b£ bafcn ; bat ban bt aBcciïcn fEïf in 't II. m ban bc bofe iBcnfcpat in
Ött III. SïJoeö naboï0m^ ïst berbcdinge ban mp in i|ft begin bf^
bjcrfejS I. b. I. §. 8· 0cmaafec. i|oc'tlaaific23o£6bannoci)teiJaffe
Somt / faï ife op 't dnbc nabsr fcggcn.
25eian0mbt nu bc manier e ban bcrganbeiina / bic in 't onfer fecï
Hmbanbe fteijnbmtuaarijc^ibeftr bingen atpterboiscn^ pïcgü:
foiemanboiJbitaïïc5^batboojfcö?cbin ii? bc^oo^üö Ittt/ bic faï bjci
Öaaft bcmirficn/ {}oemm mp t' onrceDte nagcift/bat ife me nieitig tïtfc
iinöuitmgnjodfbbatïcre/ baac ίδ ban bc ï^cbm m ^êffijiftuur
«abuigc j ofbatifebe JÛfbtn tot een rig^tf^of«^«îî / om be
baar na tf fc^ifeto. ÎS^ant be Eefcr fiet M / bat iö noci) niet een^'
bp fuïôengronb of tïeïïingben btbac^t öetöeejï / om baat op te bons
wçn: maaralleenii6onberfoc{)ti)cb/ obérai/ beganff^eïBeereïb/
«nbenganfciïetttjibbei^îî^ecrcïbjêbûoj·, luaarberegijte gronb ban
fui6 geboEien/ aïjS iö nocij eerfï onberfcefeen luü / te binben
3Bantbicnmo£tmtn\oci£nj faïmcnte reg||t oo^eeïen/ of een ge?
boeien of gebjni^ op gocbe reben nijl of met» φη en öcb ii^ οοδ ble
beeïeriîaKbe #eib£nfi|)e/ ^ioobft^t/ iiÏ^)aöometaanfi|)e/ ο y be en
nicVuEÏitnfiriiâc/ föüomfcöcena^nroomfcbsgebedenii/ ieeringcn/
ingebjmSen/ nietopgcfocgt ; ombic&ujsoftefouirreleggen/ oftt
berbfbigen/ oftttueiiicggen: maaccmbietebcilenentebertoncu
fobanig aï^ft jîjiî ·, fcübïr baar mgn üo^beeï af te fcggm / of enig be?
^Ö^baarboo? of tegen in tebjatgm. U^dkn ongimeenen arbiib
JJîfmamïîciiteïifefaicîtiieniemen/ öïm'tnietomiie toaar^db i? tc
boen, benbui^bt^re bau notiï fonber gronb: bie een
wntrcôïirilîmbeni bienccij^aaprfö/ nocïjloobfcö/ ηΰφ^είί
"McÓloefErtlüÏi', binbiSanberiigeertebalÏigöeib/ toïaatiè baren
?» «atmen ban be eeelïm in 't gemein / of ban bm ^uibeï in 't ist^
^aar fcgoon ίδ bm öifQnbtrcn gronb notlj niet gcbonben ijebbc ν
-ocr page 15-(8)
tojdfecttmpget ^ait^bom/ ^obcrôiûm notij ai^ (ΰ^
öanig aaiigemccfet / niet gebtn &onntn ; fo ^cû iö ÉC^tcr tmm bajlen
boticm met trie alïe/ mnocj^emtt t^dim mst cm M ban j^m ge^
man* i^ct «rfte ijS Uc ilcô^n / isit aïfen menftïjen tot m ïiôôt bcrs
prcèti foba^2aï^fcfmbeciii/mctboo?ooiiïeclnoc|iöÊtt^tO0Ötennfe^
bricmmtrö ηοφ öenebd&.ï#ct anöcr öé .^föjift / ban ïngtgei
bmimaariniigdp^fuibtr/inöaarfdfjfoban m^ ίιΐ0ε|ιεπ/ aï^af
top nocit ïie cèiôjift geiefen ^atiöim : enöe aïfo buiten aïfe menfci|£iijfe
boc?C0^îK€i / ban bcrtaïinge uit i)et ï^eö^eeiuftö eit /
îiîÊ οο^ΐρ^οηδείίδ in bef£i)^eben î^ / en ban b' uitleggin^e bec Uttp.
raar^ / oub ofniebj. ^tfi tbjee fïaan D'eene onber b anbcre nici :
maar eigentïé neben^ maifeanberen» i^ct ig ban liïo ben 3jobc
cerfî öebaciit / bat ïjp / gentgeïi om be J^tljjift aïïeôorifφ «it te fegi
gen Î en met bat ban #auïw^ / 't gme öp ban ^èara en ban i^apt
|cöjï)ft/ <s3aï. 4: 2z. niet tebjebcn 3)i)nbe; bat onberfiôeib ban
BjobJin ^^ienlïmaaöb op be ^r^^ift en acben bjag^t v feg^nDe
öaarboo^betèfeenbtesrjn / bat be iFiïofofie en 'i natwirïöö bers
ituft onbec be biiigm moet. ^ebert bat rpjec&lxiOD?&
Inbemonbm onfec ^£]D?iffÖtïctrben aïjS befïcjben/ en na bat get
f ito mi^ sefeib è«ft / aï^ «n bafïc regei in be <6ob0CÏeerb|jeib aan?
genomen.
^aatbebjaat&eibiii/ batbe Jüeben boo|be,^ci|?ift moftgaam
om bat be ^tö^ift be Ï5eben boo? «it fïeit ; ife feggt be gefonbe iieben;
aan Ineïfee tïcl) be moer openbaren / en boen bbjèen batfe
ban <6ob. 5^aar na ^ïaat be lïlebcn neb^njS be ^r^jift ; aï^ ban bin^
gen fpjeôenbe baar be ^^ift af f bjögt : en be fïaat neffeniS
betoen-, aïfofpon^gcljeeïVuatanber^ïeert/ enbat ôetonberfoiô
ban on^ berfïanb niet cnöertoo?pen i^. <iBinbeïife fo 135 't nofj^tani? /
öatbeJ>cïï?iftbobenbe JSeben i^: niet aïji ®|obj en ^ecftercffe/
(toant fp ieber f)are onberfc^eibene j^ui^^oubinge Ö£böfn) maac
aïjë ene bie ban f)eger abeï/ eri ban groter miDbeïen aïfo on^
«iBob baarinne openbaart i)et gene nooit ban menftöeïij^ berftanb be?,
grepeniua^. i ftoj. χ; 9* ^otj^tani^ gebeurtet Voeï / bat fp maifeans
ber op ben toegöontmoeten/ ofteineen öiB^te famenfeomeitî en
öïfomaïöanberenbeiianbtoatïeenen: bot^bepbe bipe ïuibenj
dïcctdiÉimet bat onberfcj^eib/ bat beiHeben aï^ be min|ïe/ aït^ö
ft&f
-ocr page 16-(9)
fiiö/ bat tttt Strijdt rgnbdrftônttmiîïÊr<eûîïif^02îï îîîîîêî gtofc
ÖÉnjïcïïcn: öaitüïoaö öetbÉCtlanïiaanöemcrót fo ais^ Set i^/ met
Jk ömcbÊïiïiö tn J&ffmettins ίΰε cti^ aanöïccft·, inöe inaantïen
«an bie öïtigen ittdêe öobot ot9 tesnjp jijnîie / on^ in î©coa&
Seopenüaarö / m u βεϊο^επ jtjn fo alé öc bat feit/
aï ÖÊgrïjpm m^ niet / niet / bat tojt tfo gciabcn mm^
ttn aj^ 't on^ bc mtiïfiöcn boojfidlm j met ijimne birtallngcn aiinti
ïfggingcn / bi£ op beïe pïaatfm fecr berfiijûbcn jgn. <iB0ö^
bano£i?fp|on&diâaanpmcr&t/ fo aï^s 't ban OScb i^ afggfeomm/
enbt notö ban geenni mmfc^e bu^ of fo btröïaarb cn ixt iiicbtn/ ni£t
foaï^cn^bîcicriïaangeôemcn/ £nmctboo?oojbcti£nen öenftogö^
tmbdimmerbi^i maar baar af gefuibecbbooj ben f'cïfbm
öe ^jïft ÖCÊft inöÊöcbcn. ^at jïjn bc bdbc gronbbEginfde»
ban opregite δεηηί fc in natimriifee en gtcjtdifee fafecn.
^(Rcöbaarini^cc&iErnocó bit oaberfiljclb; bat be tóen ι^έ bc
gronbÉnregcïbanbÊömniiS^bcr natiiwdöiiE bingen: ban be
niet öanbdt om on^ tt ïecrcn/ maar baar af aïïcenïii
/ aï0 ban bingen on^ in ^wnnen aart beöenb ; om baac
aföeijalbïn'tüurgerïjjö/ oofeeengoebgebjmfein'tgeelïeïp temai
δεη. ^aar in faöen ban be faïigöeib i^ <6ob^ ïl^oojb aïïeen bi
öronbenregdbangeïoofenïeben j fonbcrbarbelïebenict^ baaröp
San boen/ of baar af neemen of beranberen ; ban fp noi^tatè
Ôiert^Eiberïepgebjuiö. î|eteer^ïei^/ batfptie ^cftjiftenproeft/
bicmenfeitban<8cbtc5ön5 offeuit be èenniffe bie be menfcö na^
t«urïife|e#ban eob / be merètefeenji banbie^obiiè^db bertonen:
in baar na/ batfe uit ben fin ber tooo?bcn moet berjïaan / toat
ftet 3ijn booj icecingen Ί bie on^ liaar in ter faiig^db befi^^ebeti
l^aarbpfeomtbannodj/ bat ^c^jifmnr en ileben in maïSatie
ötr^ f^cn jjnbcciinge fniïpc aan mâïtobtr biebeu. Wm fo be
^cö^ift op geen natuucliöe bjgfe ban namuriifee bingm fp^eeôti
gïfofpecöternooitenïiegt: fa moet biïlebmïcercn/ &oe men baac
oEâktijjift/ naberdfcöban be tiatunrberfafeen/ faïberfïaan. ^e
^'t met be befcM^ingeban ben ïoop en 't ïictit ber ^onne in ben 19.
apfaïm ; en biergeïpe pïaatfeii jönberbeei. #ffomt οη^έίη be i^aa
^'wriet^boo?/ baaroiiSdgemonberbinbingetintö?ee6t/ ombaar
cn ΐίφ ifipgdoof ^erbigôdb bmiimimitiS ter te
b teti
tcnaaufeomt ; fo tooii^ t^ ^cfj^aftimr fûm\ypn οοδ ban fuïfee
fafecn iet ÖtnöÖt^tt- d^cöanig ίβ Öè vroege είΐ ipade regen, itl f^Ct
^(oobffijc ïanö j 5: öc fdtjfaamiidii t}ï0 rciïcnjE^ oftg om
löÊcr^ itt tii£ ïatiöen ΐ« b^n cogfi 5 2 ^am. 12:17. tn öc fera®jjt ban
fem ooftcn wind op ïjÊ ïiufÏÊri ban %ftcn :n païcftina/ in Êic miöödi
ïantif^^tij gfaï.48:8. möicrgdptmeec. ^ocö'tboo^naanii
flsi^ï öatoït^fdföc J)CÎî?îftbanfa&mîiE i^amur bdan^Entie ο«ί
ötrrigiji / W tt bcrrc ban öê rcöm of $ïjn omfe tt bcrdfem»
öanis ï^ 't btgiu baîî aïie hingen / öoo^ Coö^ onmtbîJdijâe ΓΦ^ΡΡί"'
gÊiîitmet/ mi5£fon0£rbanDenmenfc&: ai^mcbc0'oo?fp?on6 ba»
ïïtbmjïcréciö/ mberêcertpö/ bic bc i5cbcn of 't ïBcrfianb / in
f0bÊmaïiiSö£tnofö0ef0nb!^/ aaîîiîtûfdfbefîïnirt.
5Bit 5i3nb2aïsemtÊttC0rottbenbie ii onbecfïdïe/ in bïÉC boegen
batfe niemant/ ban bjat fonbcrïinö etbodcn f^p ntagii $0«/ wp
crnfidi&betiijiiirnfai: toaaropife nabe \»aar|eib ban bic binsen
onbtrfocSc/ vöaat;;^ in 't ccrjïe ^mk getcoó bcrijaal ban boe/
toat aïkr&anbe nititfiijen baar ban feogen m geboefóm jjlaar geeti
fcefonbercgronbiniiEbifebooj mp feïbcn uiteebacijt ; bed koeimgec
bat ife bt ritöeitof f «ofofic bobeït bc ^cöïiftwre fidie. killaarbie
tleif)^mîjticfrpfî«îifcrip2ïôâ'riîei)£î0?t/ faïbaac ||et tcsenbed fa
Maacbebinbenai^benbagö· Ifeöemerfeebit gefcpil/ geïgô 006
bat ban b£$iometen/: baar ife befeif beo^bjeboj(0e/ ( iwonberbat?
men 't baar niet jjeeftgefien 3 tluedeöjg aan^, een^beeïiS tot be J^a^
amr / anbecbed^totbe cêc^iftunc b£|iorenbc. begin becj^aï^i
ben ban be iicben / aï^ be minlïe ; om in be ^atunc te foeBen / aï^
inbeïae0(îefc&ûle/ toaton^ bie tor^ fuibedife ban <iBob/ ban&^
«^Beejïen/ enbefonberM ben-^ubd/ ïcert Pam rait^bien bat
be ï^eibenen fo beeï met be <6eepen op gebbtn ; enbe no^tanj^ «it öf
biefpnietren feeraien/. baarafmet^ tetoete^tjn^e&ome» -
fbtîab öetreben / bat ίδ onberfocftte/ bjat baar af op toare Sebenii^
gegronb : enbaar«itiip0enomen/.ofbaneïberii aangenomen moe|Ï2
j^rt.lfôaar bÊlujgïôet tueinigiiSj/^d: gene i&naieug
ίΰ biep aïi^ ιδ feonbe öomen /t bamimt feön« öaieïi ; fo ^^
(^^inb'wîberf^olmtwtôeieerbi .metöet
beeï / tot be / bettioogften - Jilieefter /t opgegaan^ -€η gg
ϊ^δ ife in be 7. ter fte Éiapittden / in be|^atimr berfeeereiibe/ öt Mm^
se^ed baar buiten ïate ί m « ôepaoeben/ii^ebirre 'rimeiiff&elö»
( II' )
^srftanb/ föm^raófjtÊninfpanmii&e/ öoiïi fipfÊÏfato ^önÊifc:
pen ; aïfoïaatifeoofetïciïiöcnfïaan/ fo öaatï ifem'ti)àiisîïom
Wî\ ίε "mmn : ΐδ iaat ö? Ètöm pan / fo bcrccaï^^ fp tai gronïi of
lïrffefeÊtt f oiiöc / om ^cç^ift niî u ïeggtn ; maat niet aï^é tm
mtöbdom'tbcrjïanö ΐ3£Γ J>ii|îifîmnarcfpcurûi; iuam öatmègfït
ΐδ îiîÊt boojöï»· ^onötr ϋίεδεπ of 't ©crfïaniï m£ÖÊ tc nsmen /
foiîbîfe maac cm tp jijn ^ üïè rot gmi b«fïin
maar tot rciidifet ΐΐΐ«ΐΓ£§έΐΐ. ^t ilc&rn âan aifen in fart jafeiî
böojtgaan/ foite&2 tôaîît öe tersHff^appm en ίκ
feoïïjîÉîi luojbcn «it txî iicboî / mtiî iïooj öc iîcîim nasefpcurö j îïat
Î3g/ bcmenftöclïeït öaac in frin dgsn bcrfianb u 'lucrlï/ en (jceft
0aartcegcenonb£mgtinigiiir <SoU^ Ï©oo^ö/ εη b^efrfe niet.
^aar rot loger fafetn/ 0ΐεβοΐι,0 tuiOe tot öer meHfiiiÉiî faügfKiö
öttrcffnï/ i6&{^£öjïfiimrbannüticn / aï^^ De gronaiàaar Ojp-ïtó
ffcljtibiïïcufï; %ocg bg 0£tstn moet per ttïÈÖi gai n / öm/ onöer
ïjetg£tóD£ban<iBoD3e^<éeeiï/ bÉntîiîîiErc^iÔjîfmîtcbirriaan.
ÎbmoÉtife banntÉiiÉ/ in öat tluctöÊ onbérfoefe be^ tiûcfbfn
baarî!Êfcâcr0dîiôcrfeemR^c|î be Jicljifiuur aïïecn aanfeomt / öe
ïïcbcn fc^tcr fo bcr mcbt nemen / batfe mp ödpt ontia'foeöcn Wat bf
<^cÖ?ïftoïï^fdt. ^ietfoaï^ίδbcgrîjptbatbefafeen · ιη^ί^ί sfe
moetnoiijtan^fegrjijpenbatbe j^cöjiftfeit/ bat öerfoï^j aïtruii
grijpifeniet/ öoebatöcii?^.
^il^aar prïigtiüdmKftbÊifenoop ; dû roeptba|ï bat bc
liet feit/ ombatlp'tfeïfaïfûberpati en banbaït tjem bic fïn ge^
mafefeïi^ toe/ (&annneerlet meer op eene bï^fs öan berltaan
bojbâi ) bie mcÊ tijm bebattinge öefï ober een itomt. Φf |?p ijeeft/
fonber genoegfaam onbetfoeö/ een geboeïen aangenomen/ biaar
-foptlp ban reeö^
óabieSant/ ettÉianbiefc|?îftttietfi|î5n baat leen getrofefeenbjo^
^^/ iljïaaroböétonbéirfoefe bat^^aït/ |p boet baar toe fïin be^ï.
^i^mcimpte/ bat|pnïifeifbedèt|2ïfmretót&eb3jj^baniï)n
gebûeïetîfteep ómbatbicfilïjnn bJil batfe fegi
pn fafïv <6eïp top fien / bat bepïeiier^beiberfp^ be toetten aifo
^2î^|ferml bîèfpac|ténbatbcc? lumïe^f^ 3ijn; alfo oploffen bie
1/ îiatfpaïtgbfc|îjnenreg|ttc|ebben
" t/i batlS fdfsoboe/ ai^ ίϊβ een in
b ζ anbe^
( 12. )
anîïtrm iïtdfiJt» lî^aat tt ijiaar^ftó / irat fjtto'e mp&ît n^cljat
öaar aan fdUe f£i)uïiJig jrjn: m öatfc mp fo Ijde plaatftn anöÉr^
t5£nîi£uiti£00En/ öaiïfpöoo? ii0eiti|ei%|^fi0 tótöfn gfmttntn fin
getocon $ön te öocn ·, t^rfïonïi inöe gdjac|ten âanicn / öat öie htv^
anîi£r«î0 ίη mp uit geïij^f oo?faa& mmt antjïaan. €t\ öit be te
rcretim/ Vuaaromöatfc fc00m/ öatiö öê J>cö?iftii«c bcrö^aap.
't be niet bit ίδ bscb^aaigc ^ maar girnne uirtcgginscn/
öaac ίδ niet aan gcöonben öm. ^een ; maac ih öeööc / fi00enre/
5necnb£cfieflin0cbisbaif£|ii^5 inbaar nafcijifeiôbanbcfc^^iftmiri
gïaatfim/ om biefo te bom berfïaan/ aï.émEtmïjnebaïfcijefi£Hïn0e
£ibercin&omt. batiôbiefa
baar na ft^öe i i^àn ieber tïu& t nobiö bat ίδ t»at öifcpbÉüftck
jUSi5n0ronb bicnfit fc00gnbat ίδ onbcrfïtïïe/ i^ / dat een geeft
op geen lichaam, of op andere geeften fonder lichaam werken kan..
%i^b£0cmKne fan0/ bat feit eni)£t iwo?b fsr iïcrô ^t^
fcib / bat f^tt b^tmben fdf0clob£n : iwànt öet feomt mp mi ηοφ aïie
&a0en booj. i^ aï toïtbcrom ten ftecS boojoojittri / bat b' emèaii
bmanbertMobernemit/ Enbaarmsbtjtf^ aan't ïcfcn ban
mrjn^oüfet banbowntotac0terfn/0dp't&e0oo^t2:
maarprtoatmbaartoatî iuronbcr^ÊibiopfuïöepïaatrÉn/ baac
b'crn bö? anberin op ibölï / aïji3nnbe öe gmt baar'iö ober bt iwcrs
δίη0«ΐ bcr «ecfilen bifputccrc· jfeaar banJbc 0en£n bic met opmerk
6ίη0εmijntefeboQ^leefcnlebben/ jjcö ίδ feer tüeïni0e 0ebonbe«
bie 'cr bat ban feibeita; ban \υεΙ ( 0eïjj6 0et üjaar i^i )
3ίδ öecoepe nip op aïïe bie 't boo?ïef en Rebben / batfe mp ten^ tonen
fiiïïen / luaariö tïcUe/ £nbataïiSben0ronb|ïa0Î>n^^ 0eboeïen3i5
ëan ben^^ibei/ dat een Geeft op geen lichaam, noch op andere
geeften werkfaam is. ïBa» ^«aar öomt ban ebgntocï bat re00en /
bat fo iïerfeenaifeemeen W enöaar be meefie t\Mifiin0euitonttiaat^
Hitiîetbafïen ai0tmcen boojoojbeeï/ baar be 0emeene uitïegoitçe
ber^£Ö?ift«wt?iaatfeainberenopberu|ï; dat een Geeft als geefti
cn daarom te meer dewijle hy een geeft is , op alderhande
men, en op andere Geeften fonder lighaam yverken kan. ifieC bait
iifcï) ίδ nu beiaji)^ : en om bat j^en bie eifeö feer oriberlowilöt en on0^
tnoonboojfemt/ baar fp nooit feer op bebacgt iwarcn; fo nemen fP
^atbooaontöeitnem ^aar str.iS mebe fuïöen gronb bafï fïeii?/
( H* )
^at gmtmîïiB nkt aan gct^Mnfciti : fo oniJÉrfoÊ^ ίδ ecrfï k vt^
öaacfpfuifeöcbodcnf'dfopbeiïigcn/ of^ouiicn momnöoiï?
iwm / na't ücgröp îïat ban ίϊβ ίΒεερεη è^bïîiM.
na 't begryp dat fy van de Geeften hebben. JÏ^ant
Óet$pöatf2öÊuaartö£rfdbÉn/ na öcn jïrjï ban^c^ Cam^/ nm
ttc öantod an&at ban em Eicöaam onîierfcf)Êiîten ·, of Datfe grobf^
ϊίΐδ kt ïïcljamdijy aan öcfdbe toipafTat : ödöesaaï U0£|)tan^ feomûîf c
ôaacopuit/ batfpbEluerfefaamödïi na üwitm/ Îjct 3p op 0cc|ïcn
of op ïi£Î)am£!î / onöcc 't dgfn fercjen ban iie gecfïeiifec namur bigrijs
pmj enîssîttÔÊtïienâ&eda fïuitcn/ öatfe öaac af maSm, Wmt
öoojfpoofefïct ïïîciîaam/mpïaai^ban i)Étaï^ een nooöfaödp/ of
ttnmin1ïmÎîeQuaamiuec6tui0banîim aan temerkni bed
meer aï^ tot i)m0erac0mneberftre&i&en/ aan be b?öe enferag^tige
ïoerèinge ban gceffcdptnatiice. ban 't tsatfc berfi^ciöci
ïtètegenrnproepen: b'eenbatbe Cartefiaanfcèe fiïorofie mp ber^
ïeib{)eejt/ enitattecbitbebjiigj^nafi^ ·, omfoDieÎiïofofîe f tot te
maSen: b' anbec/ bie met bat fdfbe boo?oo?bed / ec|tec Cartejïs
aanfcÎîgelînbi^/ fegtbati&befttofofieban ^&efcacte^ niet berjïa,
^ocijUjatiöberfïaofniet/ ifefpjeiietotbecfïanbigen; ïaatbieoo^'^
öedentoatifeïeere* *
Ikfondére Openinge van Het ΙΓ. Boek.
T3fe^oubebefeo?ber tn miïn lï. ^oefe / bat ife eerfc met be uitctjïe
•^foïgbnïbigijeib be reggte luaariieib onbccfoefee / en ban 't befïnit op
iïiaie/ 'ttodfeuitbeböfiaattïelïoofÖlïiÉfeenÜelïaat. ï^atonber^
fiïefe begin ίδ met be iSeben / bie mp baat mebe tot aan't acörtïe
Öoofbiïu6ïïetïgöo"b j inb' oberige niet banïontere Jsc^jifture.
'ï 25cgin ban aïie^ fidiB in bc onberfc^cibinge ber namen j boo? af
öepaïenbe / om mi^Tjerfianb te mgbcn / Voat booj Geeft en Lichaam ;
te berftaan ^it in 't « · öoof bftuS. daarna in 't z. baar fpjeefe
: nictaftEtnbetopnbe/ bat fjetgene top baar booj
^irjïaan niet meer ban eett i^ 5 maar οοδ bat be miniïé gemeem
fcöap be^ toefen^ tuffcijen ijem en 't fcijepfd niet en i^· s pinofa fp^cd^i
J«rtgf)t35b?aab^baarinïegen ·, enbed meer ban iemanteoit gebaan
yctft : aïfo men be manier en Sragijt ban toerêinge ber <@ee5en bie
pfiÖapensijn/uitiiBobjSaïberboïmaaStlï en onbegröpïijfe toefen ges
wondife öetoeerentoiU ^it fnnb ίδ ganfcijdife af: een pfe bat
h 3 : on,^
-ocr page 21-( 14. )
on^ in ïiÉfen mct|ï beet Mm. €n ïiaarom ÖÊCÖtórt öp mp ttc ôêïîî^î
rcöcncrt niet/ ban <ίΒοΐΐίέ natuur smommj om te betonen ijjat m
«Öcetï/ Dteflinftijepfsii^/ en met meer ban ben naam met iîemgei
meen ijeeft/bjerfeen fean. Uit vSob^iutcrlïe beïmaa^t^eib bebJiji^ ίδ
ban btrbclsen^in 't öoofö|ïufe/ batteraicoo^ fuïâe heeften/ aï^
be i^ribenen boo^ Φοδεη en ibbdaar^ ber menfc&en bp be öocgfte
«aoöpööoHbcn/ nietenjïin: ombat be reöenen/ bic f|i rot bat
gdcof mt «aob? boïmaaSrödö pien / met oBob^ bóïoiaaót^eïb
ftrijbig jijn.
^iebec|ietbe<6ceftena!bis^aan een Bant gefteïb/ fo htm iStct
be gcenen big Isp fefecr kieten batter ^iijn : re lueten onf'e ^ieïen /
3î5nîie een bceï ban on^ / en aïfb boo^ eigene belbiiftifeib beft befen^.
ipiec ban ^anîïÊÎ iâ in öct vierde ^wföfiuft: en öetorjfe op ^n befte
batili fean/ b'onfterflis&||eib öecfeïbe/ en batfe binnen'tKit^aam
ooö beiraan. bit Kiaal i6 bp mp feïbin iiit tmtï gronben op ; uit
De sTtc&en en uit be ^ècfefï j aifo be ΆΙ booi lïeibc b?egin on^ beiier b
moet3ïjn. IDco^ ben eerftenuit beiajufïöcib cn bebinbiuge ; en büc?
b£n anberen / bebJïjï fjet ban ben franb ber^ieïennabltiebeniiïV
baar oné esb^i VSoop boojnamcilö ban oiibi^rigöf· ^οφ in bit
b£d mijner bedjanaellng / baar ίδ aïfeen metbe#atuurteto&g
ca / b^eng ifi niet bp : in't baigenbeenbonbi^flft
ïîict nebigi) -, cm bat f)£t baar een fïuö / baar een lïriften baft op
gaaï/ en öatboüi onberfrdt/ Iwanneer öp 't frufe betiuiftm ώίϊ/
bar ï6 öclïaiïbeic. iBaar Xuat baar öupten ban be ^Ï^enfcgen / en
aüereerftin'tlfdbenbümberfonnen i^/ bat bertop iS aïremaaï/
aïs öpgdobtg enberbicijt:eiï ful^'in't vijfde j^oofbjïub. ^u?" öfbben
Ιυρ ban fefeedÉberKcmenfuiSenCeeftbie bïaadiö i^f/eenSicgaani
i}tift/ enmeten fonberïltcöaamieeftï fotoe!aï^b'anbereberiio|i
ym/b!e albsterdb baïfiPiôgeïooft.
^Kaarbidten ble geboiïen^ ban ö^t ï|eibenbom/ fb Ivoren bJp
no£|)tan^ ban Engelen hermanen ; iïjaar aan fic^ niet aïïeen be Mni-
ftencn/ maarociibel'cbtnen^fï^aöometanenöouben. ëeb^aag
ίβ/ cfmenb0ojbe bïote JSeben meten öan/ bat aïfuïöe <0£eften/
geeneigeïdii^aamj^ebiïenbe/ inbjefensQn. ^^aarafbetoonifemi
tn'tó. i[}O0fbfmfe/ bat bjp met on^ berftanb/ fonbsr bezuip ber
gobüfee J^tö^ifnire niet berber feomsnfeonnen/ aï^ om bemogeïiSi
ÖÊib baar af te ïien 5 maar niet/ batfer feSeriiö 5Ön. O^m bie re^
C If. )
^cn bonb ίδ όοδ fet't ccrjtnict nobigl^ / möé bcrfeingcïi fuïâcr oBîcs
lïenopïig^aiTtfn/ ofopaitesgtKlitn/ onîscrfotiîteîïOÉnii tekiijie
t fpotttlöö fc^ijnt/ «îÊt ÖÉt öOÈiibau fuïâÊ fcijcpfcien fic^ u iitmocp^
ίπ / bi£ mm niet 'mm of tocï in öe ^cfrdö sijîî. îl^aarom ίδ
οοδüp îïcn ttx^mîïîuô maar alï£inïî3&mer tmbttr^ / bat nu 'r§. 7.
m't6,öoofï!fi«6i^/ lÊt^ baar ban aï^in't bûojûpeaan ijcööc aan=
fiemdb. M>kt fobcrrtiiS'tban baar/ 't geme naifitan^ aiïc man
batïfiiopneemt/ bat 16 mïjn teö fowbe gcmaafet ί)εϊΐ0εη cm de
Werkingen dei: Geeften , op de lichamen en andere Geeilen te loog-
henen: cnnoti)berber/ batiSopbie ontfeennrng aïïe mijne mtïegi
fîingcnbcriêcfcifiMwrpïiiatfen gronbcîî fciibe. 31©aar na batmen
bat n« ban fjet febenbe / enl^et febenbe i)et acj^^fie / en fc boo?ï aan.
^aar in mein ife ban te tonen / bat ||et bebjjj^ batmett baar
ban geeft/ niet te paffe feomt/ enbatlietpraanioaar be\uïj^ont5
b?et6t. ^ocöbïtaï/ fobeeïaï^be^atuurisetreft/ enbemmfcöei
ÏD6c JTjeben / fonber iî'aïpe ban ^tti^ î^oo^b / ftcgrgpcn 6an.
^aar ga ίδ ban na toe : en bemoep t mp berboigen^ niet be i^cbfη
niet / maar enfeeï met be <iêii)?ïft. €erfoeö ib ban na fiitöe OBee^
ta/ aï^gefeibi^/ inbe^cö^ift: enbinbebatbiecn^befeïbeonbtc
öefen Naam ban ENGEL EN betekent/ bic gunnen bienfl ban ecb^
^cge ontrent b' anberefc^epfeïen/ maa^nici^unbjefen te berfiaan
eeeft» 5&eijberf)aait ooâ be â^ifjjift ber felber Oorfprong in be mq ?
piHgniet/ ncii)i}0ebieafbaï5p gefcpb/ biaar booj een beeï beri
feiber aï in 't begin ban <6ob berjioien $ijn : ^oc^tanij lïdt fp 't btU
bebafï. Q&itb£râïaaclfein't8,£n9.6apîttd.
^ÖfO£^ÖanberbfrmtÖ£Eigenfchappen CU Werkingen, ijcn ίπ
be|>cfj?iftiirei0egefc||?ebcn/ teberncmen/ iicebanig ^unneeigen-s
iifee natimr / m bermogen ontrent anbere ^t^epfsien / fjet 3p gcefn «
ofUcijamm/ 3p. ^orfjbaarin feomen mp be fcijjiftimrpïaatfcn/
öic baar ban meïbinge boen / niet anber^ beo? / ban be gene bie aan
menfe^ûî / aï^ #?ofeten en Ipojïeïen / tocfcijjijbcn 't
^iEfe bat fpgebaanijeu&en/ in be bebienenge ban 3©onb£ri
«ftfeen : bjaar «it / aï^ berfeïber eigene 6rarf}ten te boben panbe /
iîicnbani)unneeigentïpenaiiiregeenbe|1uiti»îïmaSerî. lïfo ecö
er atöten^ wit bie anbere ban be i^ngeïeu niet. ^itï^in 't io,
mnvijoofbtïuii. 'i<ï3enc
{ lö. )
't (Bcm «it öen i^amtt of#oifti?onö / ηοφ uftöc «iBiieitrc^apijm
en IBcrfeingcn niet fean bernomen ïoojDcn / yöat foife Uecïsec in öe
Ordeningen, ÈiîeircrMin'ti2/if/m
btcttïÊïö 3ïjn. bcbiiiiïE öaar ben aimcr^ niet / öan bat gocbi
tn iiuaöe Cngeien elfe hun ^oof b öeöóen : en Dat öe Piittcc öer öoeöe
CngeïenMlCHAEL, enöcröüfen DIABOLOS , ('t ωδ tup
feggen/ cmaamöi^. ^în'tia caîî.
ï©oci)iiaacmeïïeöeefiiï'tnoc|iniitop: maarobermir^be^ij^^ift
opbcrfcöeiïïenepïaarfen enig btfijnbir Bewind aan ö'^engeïen toei
fcôlijft·, fo ontterfoeö ife öic alïe / i)oe't tïcö baar mèbe toeb^aagr,^
«en Dar eertï ban be goebc iBngeïen in 't gemein / in 't 1eap. bie be
iècöjift betfciicibcmaaï ten boo?fiöpn b^engijt j en bat aïtijb in gob?
öeïijöe openbaringen aan ttjngeïobigboiö/ of in b" uitboeringe ba»
ongetocne Ujonberiuerüen en (iBoù^ oojbeeien aan be menfcj^en j om
öie te tïraffen ofte beriiofren. ^ocj^ bie aïie feomen nip / na gebaan
«nberfoefenietanberi^bDO? / aïjsbe Ïjeiïige mannen in eob^ bienjï
cn ^onberbjerfeen / bie fp booi geen eigen feragijt en beben 5 tn ober?
fnïjcenbinb ife mebebaar in niet/ \uaaruitmenbanbe eigeuciirag^t
cn bjcriiinge ber iEngeïen berfeBerb onbecrig^t fean jijn.
IBerboïgen^ ga ifebè boojnaamjïc pïaatfen ïuat befonberïtjfeer on?
berfoeâenî eitfo ban bie mannen fpjefien/ bie met gun drie aan
ója^am/ en twee baar ban aan .Kot berfc^eneït jjjn: 18. in
19. enbieiïïjïorie naatufeeurig oberinegenbe/ en met anbere ïeer?
tïufeèen uit bei|. <êcö?iften bergeïpenbe ·, fo bebinb ife / bat bie En-
gelen , bat ijS <!Befanten / mannen toaren / grijjfefe gieten, ^ieti^
tbenVueïbatïeïïCîlbe/ bjat booj den Engel van Gods aangefightCi
bie^fraêïbcojbelüoefiijne j^eeft geïeib/ <iE;cob. 23, en b'Engelen
boo? \ïjeïfeen<6ob be ïl^ett op i^inai befïeïbe/ te berfïaan 30
geefifeeenigebcbenfeingenop/ mtbergeïijiiingeban bepïaatfenber
l>t^jifmre/ bie be maniere ban bie gobïpe leibinge be^ boïjc in be
tooefïönemeïben. in t ij.feapitteï.
ga berber/ onberfoefienbej^etgene in be ^ê^ïft ban
ïen gefpjofeen too^b/ aï^ opfiggt ö^bbenbe ober feèere ^erfotten/
î^oïftereh en ?£anben ; enbe aïïejS onberfoigt gebbenbe / öefTuit ίδ
bat öet genebcie beelfin^ baar af ooit of ooit gefeö^eben Rebben / in be
iècöjiftenitictgegronbiiiï ombatfetçbiepaatfen/ bearmenfuï»
geboeïenwt&e^ereit^iï/ nietanb«r^banfigmirïpfpjceöt. ^
j^ait
-ocr page 24-. <17. )
î^anîïcco£îiÊ€iigefeiiob£rgaanôEtotbmDuivel, Éuittbo^öÉce
wÎcCngrim : aifo öic naam fü tod aan tofcmmff^snaiiaaniiim
öofmeteii gÈgcbmtuü^ö/ ja öm metîfcijEn aïöimclï scgctjEni^i
aiii 3ïjiiö{ antoig niet t£ f^ggcn îïan miMfteraar: fooiteroeâ
p/ optoarfïaatfmmÊngÊbocgdpiiatöiïofööfrïïüfe gceiïtu/ cf
fyiiöófÉmmfcfïaitotïaftaan/ in't 17/18/ i?. öopteeï.
jïi 10nücrf0£feKn ban piaatjen öïê men ïïoojgaan^Dpöen^mbd
tïafïtSÊbïïïÖ tÖ / tsat in fömïïilgê bail ök 't hioojö Satan tsf Diabolos J
banötltÖtïmCirgenOtmÏÏEDaimoonofD^moniumftaat ; cnöaii
noti} bsq^dtiene fenamitigen boo^lomm / op berft^d&ene pïaatfm
öec 7 tïïcmm gcmctsn op ^^uibgii toe ts Maflèn.
tmijitfoeè ίδ öan ma aïk iieEiftigiinii / iwatbaar ban wcfm
magïj. 23£fbn&crï^ irai ffiaï ije^i ccrtïen / en 0crfoc{îitîge
tïuetöm ; bran todfee üdism ίδ in 'ï ao en i i. fpjes
δε. ^möcri piaatfen / öa?4r t?e ^aran in genoflitö )süup feomett
înpkiatanîïfr^bco? ^ toineïkniöin't 24»
te» ^feÖanöcïe Daarna ban i^-iww/W, en tïie men nooct Befete-
nen, in t z6- -t^o. |^oofö|ïu6 ; eneinbeïi^öepïaatfen ïïaar noeg
I^uiveino^D^monien, maar scöeeïaïïöerenamen fïaan in't 51»
feajiïEteï.
%1\ΰ ban&et bùo?naanitte bîerfe / öen ^lübeï in be
Seffiijebcn/ möeniiaïbcreertïe ηΐεηίφη/ en îïen ^ïrilö öe^ «^as
Jtoafeer^ in be l^oelîp^ sefidö : fa maafe i6 öaar mg»
wöVöatnaöeraf; omteilen? oföaariiitiieftra2®ten-iaJ#r2lïan
^ ^uibei^' merfeiiig ontrent ben fian ^ojöen nagefpeurö.
^£Ö|iebiniiöet beröaaï ban'^ menfc^en baï ijp ^ofe^/ foöoo?
ten met ene jêïange ittt0eUeeïî»:îïat îïaar in niet^:? geféib
Vüaaruremenmag^öefïïiïtÉn/ öat ïse feïf onmiDddiè op'^
ïHinft^en^iden IÜcf)aam\öer&EH6an. ^^mv iaat ife ^ef öaató?.
SBant bie pr feggm/ja : ^ant {)αε aiöser W ben menfege tot è£it
^«ï gebjag^rfean fjebbêible mafeen jfc&ban fcljuibig aanbatgeneöac
f? mp te iafie ïeggm: aï^/batfe rebentoiHeu ^àbm/en ooift geben/^se
^0«fc0ieö ; ofbie batineigert/ niet gdoben bat ftp ^etgdocfr.
^betrnaarbe Voetiusfp^aö baar ban bp naiü^ ife. 3ln't i.Uedfiii
"^^^ifpwtatien fp^ïöenbeban be!t Bal ber ^ngdl : p. 915. fo feit öp
ypàQvvagc^ WaaroTff, en of wàt i^'ijfe, kan men fo niet aiitwoor-
> of daar blijft altijd wat over, dat ons kleen vcrftandje in dit le-
c vea
-ocr page 25-( )
ven niet begrijpen kan: niet meer dân over de wyfe hoe de Duivel
Eva heeft bedrogen.
îl^crfoeôinsc fec^ J^cerm Ö0O? &m Duivel onîïerfbÊÔÉnfeÊ/ fo
fia 16 toc / îiat ïJie Verfoeker bt iîofc βίΐίΪ : jscïobetîbe «ocömn^/
öatmcu ïsttcriiSsa jïti magfl f^niöen / ιηίΐΐίπ mai fielt öat een
boosiaariiig meiti t î|ê öaar fa toajö genaamö. ban îwti feofcii
<i5cÊtlb£rttaait/ betcünife/ ôatb'&ilïoriÊîîaôgÎÊttcrgEnommitjni
tiî/ ban öeïogfm'tgemïiaac in luo^ö αφφΐ/ bfri ut ^it
tcgmïïeÉÏ öaar Hit te païen jl^ aac aangefïen batmen öaïi lajiï /
&atfâfaïfe0iîtn./5oei&'tfcïfb£^ : fo neem iS^etbooj een <0efî0^r.
Schultetus^öic ϊΐεη^ίή^ Voetias een meöeöïïbmi'tnaricaïaaï^pnoi
öe tot^ü|ï!2egöt getwei^rdt j^et οοδ in fiimExemt.E(ia»g LîL 11
Gap. aïtiü^. De vraag is V of dit in der daad alib gefchied zy, of
ineenGefight.? €tt§panti3J0O|Ït/ Wel te weten, ineengefight:
öebenöeöanin'tbcrboistiaar enige reöen af j-^iiie ίδ nocötar§ fo
αϊ oo^to aïj^ ïie möjte.
^Ben geeft geen regiit/ ban mp te eifcöen bat m op &efe en aniiere
lïïaatfen ban öe ^cöjift/ öaatrmen stmeenïm groot betoij^ «it meent
te öaïen / beo? bat geboeïen bat ift in tbîîjfiï treèfîe 5 befeïbc
îuiti in atte beden faï becMarcn/ goe iöfe feïf berfïa; infmiberöeib
bat banben^aïb;r eeriïemenfc^eninpetparab^i^/ en bit ban be
^ecfoeMuge be^ i^eeren inbe ï^iteniffe. ï©ant mijn oogmerk en
israis baar anb£r^ niet/ban fïec0^ te onberfoeöcn/of baar in/fo aïji get
na be ïetter xuo^b beröaaïb / be ôrag^t ïagö ban 't betniji^ /tot fnïjc
ai^ men baar uit befluifeaisiii 5 bat ίίί / be ïijï en kagijt be^ Φηί-
bdii / om te iuerfeen op ben menfcg. 3le faSen feïf «itboerliè te
berOanbeien / béreifiijt bjeï een öefonber &οεό / 't iweï6 ίδ baar af
tîjbbfrïeenen^iL
Φρ anbcre ïrfaatfatbec ^«ftjifturi / twm iS boo^ een gronbig otii
berfoeS / bat baar g«n öofe^ee|ï/maar bofemenfcgenj of<i5ob^
ïu£rij enbe niet be^ ©wi^ei^i inbeteSettó / Ijoetoeïmcn l!iegemee«=
ϊίδ forcer tmpfeïinge op bm 5Nibeïpafï. 23efonb£rïiôbatôeteen
menrcÖe maiibie2]^abibi!o?beomöetboï&teteïien/ in 't ö^piti
tei; enin^t ζ5. batgetWflanbban Jiaieöati en ban ben 5^uibei
baaç ôi? mebe tijrtflebe / op |)ebm ongeW ^ bwifïer
feöïïe^^cÖjijtödccc&Étï ^ttr fitficttmn j m trat gct taarom mc&f
öïfmiiecö^/ ü^immoïfïeït/ aïs fornïwige gcïac-
w tocfï^ / bat öïÊ ^ftïd maar «n titcwfcpe "map. ^m waar-
%genden GeeftJÓ.feKCWBifeÏïat met gCCtóirlEpÊ Cï^m op
οεη ^uibd )saop ^pafi ; in 't ^cc^f^ffw^. ^df öje öeroönist
fct^ ban ^00/ öis tlh gercÊÖ ^teft omtemae^tiR^^ibdiSte
l^bjpfcn/ omlîanîsî^iiSomMi/ &ε££Β?ηΐδ/ öatöm ^itJd 'taïi
icrmmfti ^crô nitt toefcl^ft in ΐιε jrfascn/iife ΐκπ b^î^tim mau box»?
bïfonösre beojfiaîisèiiî» setrof^t ijtbten. ^t^ ^tanji
^mfïflagmaaufauïu^ftóüö/ 0tïpïïcnt^iffmctjffôi^/ îiat
«ï^ onftfecc gmi öcVuöé m gebm. €nöit in 't 2 5. feapltrcï.
I^u aanget^tn öat ïfaojgaan ïie S^efctcnm tci m üc^ij^Uan'^
^bd^grootbmnogeniïpöEnmettftft genomen Wo^m/ en öat?
tnm in be €iiangcïif η fo bed ban ûofe ^etïen / beo? ben ^tm ^t?
fu^uitgebjoipcnïecfi; foöjotg iSbtjfÎicofbtîKfeSmtocnmfiîïytcn
ÖtonbïgtïÊrt tz onberfoekn. 25ebiitb£ bu^ / bat ncn^ 't looojb
i^iaboios, jÈuaatban ^jpftggin Duivel, maacaïiöb JD^iVwöo» infcbai
%£gebdïmt»orb0cD?iii6t: oBii batfetbegei
^oonte ioa^ / be fàaarfttjMten / fonbertingg bieban 'tgirofb boi
E>aimonstOÊ tt / of bit fott noemen/ in't 27 ·, batCöii-
ftwjibcgt^com Γρώδδ nooit bcranberbe/ncttôaïïeboïingmttrftonb
toemtiöe / in 't ζ 0 5 εη bat aïfo 't mtkicrpcn ban daemonia ( niet ei?
Öfntïife ban S^ibeïen) iua^ tnetoanberêrag&tige geneefïnge ban
engttïttfeïifeQu^m. Ïn't 29 fn^o. toitteï.
^aatttagefeomentotbiepïaatfenbet; ^c&?ifture/ baatbe naam
tian Duivel, ofte Satan, ηοφban Diemon fdf niet ftaatj nrnac
Overfte beC weereld, cn der maght des luchts, Vorft defer eewe ,
Overheden , Maghtcn, Geweldhebbers , cU fo boojt^: toone
battcc niet be minfte ïcben i^ / om bie ben ^beï toe te paffen j maar
bat be ftp ban fp^feen in bc ^^jift on^ïeib/ omfefeerfïaj^ban
«lenfc^en bp bie namen te tjerftaan.
öit aïïe^ bat mp boo| bit onberfoeB geblcôen / bebinb ίδ mp gft;
woobfaaitt te beiïuiten : bat be jftc&jiftuur/ fonbec booioojbseï in ben
Stotii belïen / aan ben 5^beï ftïifeen mag&t en toerfeinge niet toes
fcöïiift / dji #berf etters en öitïejffiser^/ boo? af met bat geboden
^rnmmm/ inömtïrtoen. TOiaetfei^rt^in
é % m
-ocr page 27-f iO. )
stïtnocöiïp gcbaltii : alfo fcÊtongaerm maitn^n ban feroemtfr
of ö i^bcrfcttcrii ü^cifpc} öaar tomnöe/
0aEi!emc«|cign&oc5ait0tinic£^ac0im îrie fp ηίει geft^nö ïjib&en/
Êniïatmï#|offêr£df0to£üïï00eacöti^üïflnmtïf& aif in fm Lmù.
?^aïiöE&£r|ïaft3ai in 't tSÈgin O0É ^eojgtnomfn/ ts ηΐίφ
tuiîtpïaatfm bco^ljjitejgaan/ iiaar iô mp gemoûfaaàt teonîie bail;
ùt smmewitiegginô afte bjpiien. ipaac fïgitîôEbaî mgn kt&tt tsmt
Srcuj^cï boo^ öen öa^ tomm foHöÊ / tîife mp bic fa .ôjfegnîie pïaat;
fertnamaaï0 î£0môetîîa?p«ntuo2ôcîî ·, öaatife ban ebûimd op anti
^ΐΐοο^ίιεη müHïÉ: fû ί^εο îfe mji fdf baar in birtomim/ bat ίδ /
rc0ï|t öoo? gaanöÉ 0^επαΐ mittotiim bat» ^nbgrtufftijm
faïmp «iemant aanbjîjfçn / bat m cnige bcr fif|jiftimt$iïaatflm uit
öfngranö m Βύκη ef ötgi natmirlifem Itcrfïanb^/ of ban erege
mijneonb£r|Ï£Üinge/ ifisai^ttiraftit) bat££n«62Êtïcp£mïit0aiim
of op attbfCE gcitïennîÊt m toa^t/ opedcfî. j^dööc öaec
in geen anöae ban gstoone mibbtien / bk ta taaifeunbe ïecrti
mpin bÊföiöoct-
Sln geboigebanbitaïïÊgS: bicbingcn/ Mfeboojgaat^ban be^i
l^ibiliS groot btrtïanb/ εη mag^t en tefeinge/ ban fgn fpofim
boo| beïijeerciö/ ban fijn mt^ttftlppf tn ban f^n t4omngrj)6/
aï^ tegen bat ban ^öjïWaangcfïdbi met bm ganftfim b^aab bec
be gméen onfec 4^obgfïserbl)db/ enbc regeïcîî
ban een gobfaüg ten bcrgdpcsibc : fo befluit iU brcber / bat ίιιϊδ^
aïie^ raet aïlemïiâôaai: in niet gegconbmiaar co& M uuibelife/ (man^
mec mmtod op begcboïgEn te) baar tegen fïrgbigî^. giecij?
fet bat lÈ eerjïbegin te bifgmeerm/ «nbe boo?tj^ uit rebenen / fa bati
^cDjiftiïur ai^ filebenieriS te 0«lten : na bat aipet booigaank/fo baö
jèc^^iftnur aï^ Üeben / ^eeftgcbienbtct onberfoeö ban ΓιιϊΒε mii^
beien en toegen/ bjaar booimenaan&et reggt betjïanb bet faöen/
öie ben ^uibel eigentïia betreffen/ fcabe moeten houten. i$tt
öattniet teboenmetbïtofbaïgÊfcöïïitójer 'ïSmenfcöen bai/ be
geïen bie ^b^aöam berfi|enen $îîn/ bie met ^afeob toojfïeïbe/ be
becfoefeingebe^^eerenin be iuüberrafle/ bén ^atana^ bie S^abiï?
3po?be/ enbielóö fopiteagbe/ ofbiergeIp]0etgeHemaarter3pbcn
lp èomt : tnaac bitbe Ijoofbfaèe/ öier moefïmen opaanieggen 5
ïp f^n ban/ to^ç
(υ.)
^^it fetoon ïïî irî öc br)f ïaattïe feapittto 2 mbtf^oom οοδ in
ö^K mfit ban tic / te tom in f^tt ι^/^|m ^4. ijoofötïuèmct/
öc iictien mctie ïXït öchuïp tt ηεηιεπ ·, na bat ώ ban tt borai aï fjaööÈti
aangÉtocfoi / öat öê έφ^ΐίί^^ΐΐ' ^^îî îrcfe Diitgfn f ^ϋίΐβί ♦ l»£rcn/
w bctom eerfl in 't öat öe verichijningen bcr tofe eeeiïcn tegen öc
öefonïic öctim fïrjjbïg / oi uit niet bfiwii^gö
5ljn. daarna in 't 51/ öat KenniiTe. gtt in natiiucs
ïiÜE/ ïïÉt 3p in Uo^a^tïifee / ^et 3irboo|nan«iifein0e£fle!ikfa6m/
onfcjiaïigiiciöiïCïrÊfmïiÈ/ nicrmctaiiion^ban'tgmc mm Daar af
Ötïoaft: <i^|i&£fcïfii£i3nîï£0teni3tnban^t|jifmur εη iicbtn ga Ù
bcitcr iJan Ue^iifcn / batiii^ ^uibcï^ Koningryke nitt Danttti bcrs
biclitfd i^ ; tn öat öj» futo gccte raagiitinliîctainiiaï^môîiîEm
Semccnüè toeftiî^îifi / ni£t en öccft. bit in ijtt 54. feapittd.
^italïejc na mi}rtüific toeten Enbegwp/ mu bed m tcnlïig cns
bfri)anï3cïti öcisÖÊnös: / fo jluit ife tinbdife mî}n 11.5is2aÉ6 ;
tooninbe 't ban bit oïtbecfocs j in aanflen banfogrotm
Ujsröaïiibanbm ^uibd moib gemaaât/ en ban 't ücb^ijfbatöpin
befc luiÉcdb öecft» feggen i^ / bat fuï&en fp?aa& be gronbcti
ban be Keert cnfÉrfaïfgijdb onfeèer maafet / en batfe be «iBobfaïig?
Öob m bde bingm ^inber baet. ^et eerfie toon iè in ^tt 5 f/ ïjet an?
öer in ^et 56. feajiitteï. %m aangaanbe / fo beïöi)^ ih baar / f^tt
0meîiiinôetI.i)ODfb|ïuïîbanmi1nI ,â5oe6beefe6erbèabbe : te te
ttn/ batlï£taïg£meengebDeïenbanbm^iîibdiiîeci)neemt on^ be^
luîji/bat i^' / Dat ^efn^ be ^rffta^ i^ / en be boefeeii
ber ^^ofeten m 5Spofiden oBob^ Ïl^oo^b. üjat öeïangt öepïigf);:
renber<©Gbfaïïgpb: bat <iBûbboo? bat geboden Vuo^bbeSok/ in
fijnen ^ienlï öe ftinberiióe bieefc boo? bebjeefeboojben^uibdfeec
Seniinberb/ aànb'acôtingeberiidiîgeÏEnôdentefeojtgcbaauj ben
ï#eete ^lefiig / ben gjofeten en %ofidm be eere en öragiït ban puni
ne Öonbeciuir^enfeer berfeidnb. ^at οοδ baar beo? be^ menfcfien
Öogc niocb b3£!?b opgeîîïafen ·, of tod be tcoo jl ber mberigt Brilïenm
%icminerb en tteïett. ^ii^be2regaaïötttto£tbe25oefe.
Oj3eninge van bet IÎI. Boek.,
Cglnfe iit ban bu?^ bejre bïotdift be <6eelïen/ enbefonbediSben
^ ^lübd öeübe aangemer^r / na 't gene bat baat ban boo^ be ge^
CS, fonbc
-ocr page 29-( )
fontïfiicîimteiîigrtpctibjcrîïcn·, cnbaartkPfiaat/ bcrirstuit
OBsts^ iBoo^î) te ^îcn fo ga fö / ö' ηιψ 0Ê|ic!ö£ opte m
geoiîriôCOîîDcrfiiîdbmgem'îtÊrtÎEÔE^ÔgÉmatiêt / iuitat irgiBcni
fc|}ettcîj£r/ Diemct bm<6£Êfi£n/ «tôcimiôÊdfè ïtei ^lâbd enigc
scmttnfctjap fci^bm lieb^m / fo aï^ t gRimm gebotim mc&e brengt»
^cwöe baar ίπcoli bcftiföc üptv aii^in 't 11.; fo öat ίδ ccrfî na
öHcj^ fccfee / m op öet iaai^ïIxaii tom/ïjOÊ bid ijtt uitbieigt öat ife tui^s
ggbotil!mf)ebd£. ^^ftimeiwe^öiîiîse iS.Êi^fi^itttïtn/ai'raïïöcc
m ϊΐδ 7 · laatjti böoaöEö^asm.
^ opent boe? af ö2n rcgOtcn ^taaï ban bit <iBefcp; tt Simtcn
ecebeniïc / ba t ^itv iit b^ge nm f c feer en of baar toï Cobsrpe
Ijït Wfâ ϊδ tcelïa; maar of baar αϊίΰϊδβ Caberpe/ bie op ben
grcïib ban een berb^agö ber menfctjen metben^bd/binccn fean
tiûcnfc00eîunteb3e0eb?cnjecn/ bit bf^amurttboben gaan. ^it
bcr^ïaic ife in ^ct i .|[)cof bfïiÉ.
liaboïgcn^besemcïbeottberfifieibiKecbifoe^ i6't met be Jiîeben
cerjï m't i . en z.ijoofbtïuâ ? albxî^ berbceïbmtïoee/ batiSeerfï
gabeften/ of 't 6an bfgrepentuoaönï/ bat menfiöen met be Oet»
^cn omgang licbben/ cm op of öooi ma!êai4Öeren te ïojecöen : aïf α
Dat esrtï nîoefi bap t^aan / fcmen teîîigeïoben batter ti#ôen beiben
ecnmtb^iàfecïpbcrbonb feanjijn/ enaïïe^ oberenbetoebicgaan»
^et ecrtïe ïwc^b op fuïöen gronD aï^ in't ι ^oofbfi.ban ^et li.boeö
gdcgb 0cbbe / tiier ontSenbj m 't gene baar gefeib noc^ toat na^
Denutgeïeib/ £niegen«6ianb0ni£n «Bngeïfmanberbebigb in ^tt
tweede ^oüf bfluö. ^aar 't derde ban op boïut/ om bat ©erbonb
feer rcberl|anöeïaar#met ben ^ibeïaï^ ongeromb en ongeïoo^jô
teberltserpen : bjaar inbefeïbeeïanbiiiûp berfr0eibenc lUtbïugftten
beamlucc?b luojb/ en uit fgne eigene r^benen genocgfaam mtti
ηύφ»
IBoojtgaanbe tot be ^t|)?ift / ai^ ^ci)ooï / befïa iö bie ban
faoo? tcta£ï)£er boo? te jlen / grip ίδ boe ban 't4. tot j^et 17. ^oofbl^·
cm baar ten aïbemaabJiïen optefoefeen/ kiaton^sbefelbe ban bii
luerfe met aïijet gene baar aan bajï i^s/met iuoojben of ex-emp^ïc" ίβ
fecnnai geeft ; ban baar afbantjetijjerèopmaèenbe/ foftï^meti
boïgenbe be baar ban geioben moet.
ï|et O^nberfoefe beeft tot inïeibinge een opfïeï ban bel^amt»/ bie
baar in aan aïfuïfee mcnfc^cn ofberfeïber êonjienenbió^nbrfitigert
r^. )
iüo^ben t0{gÊfc|?Êbctî ; tnbc berfcptei}dti0an bibertaiiiigeberi
fdljm fo mift #bctfcitcr^ onti£C tl^ / ai^ οαδ ban anbntn / ïsaat;
ttîÊt bcfribe btrgriefem»
f ö boo? ecrp maac in 't gmicMi : öaar m 'mop ban iJtfonfecri
ïiiicr oîtôctfûciît / c^tï / cf^^ mtnfcÎFcn / feonfîcîi/
ÖanöÉïüïötn fpiceâî / aï^msn ggmEûiiiâ baar boo^ ^oiib / in't 5 -1 a
Soofbfmfe. ^ti nkt/ ioat ïjft boo,: luiben Wmn/ m iuatrcrüii
öendi&be ^iijjift ban frit in 't 117. ^cof tsfïiïÊ.
iïïbofgen&atïö tri^^tuijfg boo^tga : mil ooba-fEcSmbé/ ofôefe
luibcn baat fp bêfonbcr ρπιααπβ met bcn^&iiibii
lîabbcn ' boo? toien^ beljiiijp en êrag^t fp toiccijtlôm m tcbtibcn 5
εη ban / pt gcni mccr / cfbaar οαδ jp cm îBcrômib^ pïaat?
fmDer^côjîfmrcbieife m^mtiî bat cerjÏÉ onbirfocfec 3î)îî bifebcri
Ôanbs. dommige/ bicon^ïpijlonmbertoncn/ toaarmfobanigs
pirfontnmttbirfitetobcr&anbtiingm $îjn bermdb/ in't j/0/7.
«torn aï be tob^rpen ban Cgppten m.ijcs; vijfde;
ban^iïÉam/ b^ fîïî1ïônf£||c pjtijîcr^ mbttobtrc^tct^nbo?/ in
Öctfefte jtnnoc^berfd&cibcnanbm/baar afgob^blenlîigcEûmnecn
in ^fraèïlîfô aan öefonbisbcn j bcgene m aan't ö^f ié î^^ï&fi biarinj
ban ^imoncn «öïpnia^/ beibc tobicaar^i gtnaamb·, bc Simili
maasbtDtfiiippmet^arett^aarfcssenbm^eeli/ m ban be fcs
bm25?iïÉbEr^ bti bjfcrber^ ioartn. €η bit aïfo tt famen in j^it re-
vende àajiiîtÊÏ. ipet onb^rfocl^ bcr namcn/ tooo|bin/ babcn en
omfianbîsôcba!/ booibcrjsdijfeingebtc^bcrfwtinsmin birfi^ei;
bcntafen/ tnooö ban berffôdbcne bmaaïbsrjS met b2 ^tbfrbiiits
fci)gj aï^ïitbeirerbcrèiannsmbicb'emmâ'anbfcT gebcn/mctbm
tEjctî ίιίε beiöaalöe tiaatfcn mat niet in /
banbatöEtÊmiïiiaa^fïag|ïbanb0ï6gEitïfÉtï3p/ ofinterofoeâ in
ïcbmj maarnittiiîîi'talïÉrmtnlïsbatbaarnageiipt/ batfpö^fonï
0mï£tnf(Ï)i^ mi t ben ^mbd öabbcn.
^ tiiï£b£ Oibemng ban pïaatfen bec ièf&?iftiîre ban uitgebjufe:
tÊÎBmcn/ bpbetoeïtaaibat ^ag^banbolâ berooibceïb m j^iiîi
^m bertiobm toa^; tiit î6 in t en onberfocfee.
mt^ binbe anöetji geeneribai/ banb' Sîfgoberpe en 't î^cbjogô bat
ôetmîfoïsjdai^'ianber onöetameïp
( Η· )
^ betiit ïjcfïaat in aïkr^ausst wbmitt tn fjijoiftmy ^kt
ciiisebaarbctftiiEib/opDtfe fafecn/ 't sp pErfomn ofrc öörtödingm
fïaanöe·, ij3aarirti&fütiie0föaar0o& iet^ OTtbec lisa^/ Öaatrnört
gunr boc?iclfîicb£n i0 uit merfecn fecmic; maar 't eanfege tiende
IjoofötïulïöfüiïEnÈiEöaataan bcficctr/ binöe anögc^ mit Dan't gene
ih iït 0£ borigen 0eboniïcn öaöïie.
<0cïï3fe ίδ "" tjuofbiïuö ban ticfontierÊ gcmccnfi^ap
nwtïïin^mbeitotemi«t0cö^Ti&tï0Êrö£!nö/ fabcEï ÖÉ Mtöei baac
ban fenni^ cecft / öm bocit^igaan ; fo öoé î6 ^î^ oo^ met οε
iîî ^^ lîaajlboïgcnîJE feapiitrïui ga ίδ t^mM
öoojmiïoo^i mlïaop ai öic pimfm pi/ öaar iö maac't aïicr^
minfie tuoo^öbcrnÊcmc ban £tn iBiicbonô/ öat niet met <6oö/ of
tegen eoD / of met bt fonöe / of ten qnaöe jp. ^οφ binDe nictii
bat een ©eröcnö meïö met bai ^uibeï / of bat oofe baar na gelijfet.
ï©it iuo^bint' elfde i)CûfblÎiîô afgemaakt, ^tt twaalfde bar
ben bjaab bec ψ ^tö#uren hp ^n enb j en gaat baat mebe <iBcbi
Ï^eriïonbbanÉÖ?aöamtütC||^ifïu^öoo?/ btficnbcof baar üp ben
toegö Vueï ïiïaat^ boo? benïDmbeï / om fiiïj; een biceôberôonb baar
neben^oiïterigötcn.iBnfoüÊbinbeenbetoonièban/ batget gebce?
ien ban fiilfe een ©erbonb ber menfcj^en met ben S^mbei / boo? ftrag^t
ban iuelfeen aïie toberpïegingen gefcfjieben fonben / met ben
inlïoub ban be Eeere / ncc| met be belïiednge ban <i5cb^ l^erboifîi /
fobooiaï^onber be Wm/ en minitnocöonber't «i^tiangeïinm op
gcener^anbe Vmjfe fean beftaan.
^it^ berre i^ ban getoottb / bat j^et gemeen geboeïen ban be Cobci
rpen'tgenebaaraœifeïeeftgeiîeeïenaïîiiïïiiiîen/ en mat meer i//
tegen be^£ij?iftiire: nuftaaton^bojbertebeiien/iuatban bat gei
m / bat oïi^ be ^f&?ïft ban fuï&e ïuiben feit 5 en toat fp ban 0un
boen getuigt ίδ aan in f. fiapitieïen / en bat op tVueeber^
ïjanbeluöfe; eerftbacfelebenbigmettjunneberbenUjojbenaf^efi^it^
berb/ tuaarmebeiien0eJ>ci)3iftboo?gaanjgrent0onefreit/ in'ti?·
en i4.öoofbftuiï j eiîban/ toatoberfnïrnaboïgen^biebef^ïjWwö^
baarbante^owbenjp.
3DCCÖ 't fcrfte boe ίδ noej^ ben Scfer met bat onberfcfjdb boncriien/
bat i& eerft be ^ecfonen Vueberom ten boojfcöon b^enge 5 om tebetoi:
nentoatbanfulfeeiuibente bcr^oactjten iwat oogmerô batfc
Öabben / ii?aar toe fp bp b? groten en 't gcmeene boife geb^aijiï
t ^s· )
'«R tc^öitftgcfttïïï 5 ôâama in't veertiende, aïjib öimnc ganl^^
J|n0encn6uiiften affïe / toaar mtïiÈ fp tt Ιοετδϋ gûîgen ; baarD|i
wornnöÉömöÊnEn/ öie'tboïfe/ «nfontifriingtiE feomngiit/ ftïf
<«^m 3irrafï/ fetoi^/ i^mfïcö aan iufÊ mcafcömtcbiröai^n.
J^Êtanöer jjaat m opJ^et ûo^ôcîî aan/ toat είβεηίϋδ mi na Öe
^cl|2i|t ban al Dat boiit tt i|ouöm jp. ^t tctmi ik to b^ie boïgcnöe
feaj^tcïm, Êtt eetiï in pet vijftiende, bot fjun ùom baji $m bemm
Smtoa^/öatfp nietbîifïm'tgemjîJbooafii&en/ûf aïi^ien fonÖÉCïing
se^rimntgi opcnöaacïién > cn batfe toaacïife nia^ «îct sàim öêïicïï
ban 't gcm fp t^Ô onbabjonbgn ofbccmaten / maar aflccnïife bjiflc»
fuïâsn fiögn te ntafetn/ m bat baar in «ïïe öwöne 6«nfï befïonîï.
^o<^aangttîcnbatbÉ.èt^?iftutt fiôîjiit cp mûiU pïaatfm fo m
teöin/ barfp in bc 25efbjs£rin0Éii bcr Coberaac^ ooâ feïf gcm
' fâEim&ragôttn jïeït-: foonberrocôi&in'tfeiliende||oafbîlufe/to
baac m^eÉigÊmiifetEfenmn\uoibgtgÉb€njenfï«i«/bat
fp baat fiôônt te fcggen niÉtin feit.
^it àWe^ bwjS berj^anbeïb mott mp einbeïife bet^ïigöten om te fêgs
5cn/ (geïpiliinijet feventiend^öoofblïnitbce; toaac in bat eis
Smtïiö get quaab bej^Auaarcim bie mmft öê met becfete önnfïen f
«n ijïeïmet namen bieban ^i'caEïbeWiie lïcö raetöenbecfeöeÉÏberV
«•ïifuïfeenqaaben^iioo^blïaaninben^ïïbeï/ ctttfjÊbert ooft «oiP?
êeteerfhBdjïenbomberôaatgetoefïapn/engefïraft: en toat be
reben ban be toetten Voa^ / toaar befeibe onber 't #nb m 0k)m
^efïament berboben^p.
Λί^ tot öiectoe maar gefiJ^ofeen batt be $enen bie gcmeenfc^a^
f0Wben|>cbben «ter ben cnbrmet bem een^ j^n : baar boe ife
nocgeen fpofbfïwôbî» ( tbJcïôbctachciendeiiS ) ban fuïfec biemen
aci)£ batj^em meclitegmiiebbm/ciina&msceii metbeminftoai
i'entïrgb/ ofaanbenlgbe pmmerïi& geqnelb / bat ^ébefetenjgn.
^itïaatfieöiermaaróojreïiöj aïfobaarbanin'tlLiéoeït/ baac't
^et I ; beeï mgn^ in.25oe]c fjiec mebe afg^anbeïb $tjnbe;foTnoet
^xit bcgebenbaagfcèe ^^oberpen obergaan / om te befïioten hiatmen
«^rbanmaiienfiii. ^bnecmbittoer&tbjeeïebisop; eerftom te
lonen toatonji oo^bceï öicr be^catte jtjn / fniyboenDe itt ^et iÈ-zi.
W biîu6 j en ban in be ttoee iaatiïe ^ top on^ baar ontrem te b^as
«wtjcbben.
d
-ocr page 33-Φη^ oo^îKd Somt ijiit^ tbjcefïnji ί« te pa^ : aangaattbc öat smtM»
gÊbodciî/ öatèctteijertepenjp/ in'tig. αο. m zi. öooföjïuöj
m in öc tmtt naafïboïötnbe / öaac ban ban tt öou&m sp.
<entoatöcfonöÊrli6ijet cciiÏÉ aanbcïangt/ mit^öim bat mp be
f onttuïicrtn obcrt ll.25o£6$t)n beo^st^o^tn ; fa toon ίδ in t^t
negentiende, ijocbeifo^mutett/ naöm ingoub ÎKC btr|anbilbc:
éêtö^ifturfli / moeten jtjn becfliean/ in aïïesi iuai beftibi ban b*
aanbccötingtn be^ ^inbeï^ / ban berMbingc W ^Pntbefe/ bm,
eeerteïïfeenflröïiV banCobttpc/ JBaarfcsamgen/ miî56ïetîtt0ea ^
bmncïbm j mbat bcrfdbcc tóöebstegbe ftîjlbat οοδ fo mcbî bicngt..
^at mtcc ii7i6 betont berber in ijct twintigfte, bat befe boïing ban
't öenteeti/jjntrent booiTc&^ntuerÊenban ben 5^uibeï en fjjnbeïô /
metonfefo?mnïierentîrgbigiif; enbat jgeenanbereban bieinmijn
geboeïen ftaan/ iiequaam 5tjn / mtóerteöeningbie aïieIteeraariS ber
«i^erefb^ineerbè ïtecfeenbooj'taanbaerbenönnberbienftenboett/ in
befenbeeïegoeb te maöen. i2n bit fo beel aï^ maar be leere en bc
toaarijcib ^er betreft ; in 't een en twintigfte betoon iöban ceïpen/
batter be «Sobfaïiööeib be^ ïeeben^ merfieïiö boo? ingeb^olen/ m
opening tot büeï goöioo^öeib / onreg^tbeerbigöeib/ onbjebe/ toraafe:
fuc^i/ enonfcöulbïg&ïoebbergiirenen onSrifteïiâc menfcgenmoo^b
gegebenbjo^.
Bit fuïj? al^es nu gerneïb ga ife ober om 't befïnit te malen / te
iêpofeerpofCobetvfeanj^nofniet; €nbanjeteerftc in 0et twee
en twintigfte, ban 't anberin^et drie en twintigfte êapittei. gffe;
roonebiatban^poo^/ banl^oorfpool^en IBoo^f^entngete^ouben
3p ; Öoe berre mcgeip of niet / en aan \»at oojfaafe toe te fcö^Qben?
betudlÊ(e boiigen^mr|n betoogalbaar meejl al natuurip / en ooii bo^
ben be i^^uur £tan boei baarom beni^nibef niet i^et felf be
geef i6 op befÉlf bR tööftbbi be Cjjberpen »?ic£&eiiiige te bic;^
3ίη be t„wce laatfte ïïoofbfïttöl&en betMaar iÓ ban/ ία 't een / Wat.
banbieliebenjpteöonben/ biefuïfeejiipo6erïï en Coberjii^oben/
en ec&termet fobanige gemtinfc&ap Rebben : enin get anber / ^
on^ in aile^ bien aangaanbe na bedoren blagen moeten ; met b^
eerWebinge en gobb^ug^tigijetti tot <iBob/ metïiefbe entefeöeibenj^^
tot onfen ^aafïen / en boo? on^feïftot ocfeninge ban ^bfaögfiötr.
I^it banger III. ^el^.
ES5»-
( η- )
Öpeninge van hec iV. Boek.
\4'€nîiàliîicreîim(imt2ôÉnôai/ ttótnuliÈfaaB giet? mt^t
f 3Ö" öÉnoÉöö gcOaan ; maac ö' ö^Éttónïiingc / Ö0 nttcfïercri
MïitöïngEti/ 3p tm mcni0ött cjcempdai ömiftcnöc/ftööm 01^
yîcTinîienmô&ti jniîî alfotnenffcööaardqp öecotpt/ m bat nm
Wtnöragöt/ öatö'ooren öooftlaan boo^ öê «ÏKimi tot Ôicc ti«
^t Mt oo^faali boeg ih tit D^ie boo^gaattus ïmcBm
«ocö öet WoiiE/om ïiÊfe ^ntttcbiuWngc ten βτοη&β toe tt oitötcfoi Êê:
op öanïïtnnto m ftgge/ Dat iö met mom nittoi \m Dé ganf'cöi
tOKrdD tf0cnfji?£6e/ bic boï ban feïaaritfööeii&e p?OÉbcn fliïBcc
iöecömgm öe^s ifeontècnne öat cr 30"· onöaftiitfiïe
öic in dgem onïiecbinïiinsc/in ïiie onii Xöojïï ban anöirl gtmdö. ^df
taatboo?aï:maacomniÉt mijS te gaan/fo toon ifecerji/Socbcrcctiat;
ίεη mcnfcö op ^iflttt onö^rbinïiingÉ betrowUim / en &an Joi berri Dat
flsibtrÉnöaarinöcïobcnmast). ^t rifboojticfeapittden&^orcu
latj^ticrflc/ ôeii.boï0cnîi£tot9ctti»ecîiçW/ en öe ttoee iaat^
totoiittfïuit.
I^Ki^KniÊöerïiedlinöcrentoeïieromöïi tmcrtcpc in thiem
onïtÉcfcöciïren: aïfoióöcitiec3giiiiöetonïïecriöÓt/öati&iiaat; noöig
βφΐε om tud toe te flen/ Dat niemant iiciiteliè DeD^ogen loer^
metbeâejcemiïeïeniieiiïeeôe.
iji ban't begin af tot aan'tbijfôeôoofDfliuôî ö'eicemjpeïen banöaac
«f tot in 't eifbe. ^oc|) ié 't een ban 't anbet fo niet feonnen fc^eii
Den/ of&ebbe t<!^tóïicd0Ötfeïfmete)cempeienöoo2men3&5 en 006
li'^jcempeïcHmetentö onöerrijtet / öaac't noDig/ of ten miujîeîî
tofïigfcÖÉen.
gebe Dan tot ^nDerriggt in 't eirfie î»ce! te öennen / bat toeii
nige ban on? bequaam ^n / om be&ooaïp oo^beeï ban bie bingen op
î^maSeni ofoofetoeï bat on^ be geïegent^eibomb^eefit/ ornait
bjat tot boïïe öennifFe beceifijt too?b te becneemen.Çet eecjlc fteïle
fiin'tboo?oo?beeï/ baarbïpmebeingenomtnjQn/ m oofebeb^ee^
Γδ en ben fci|?i6 / ΐίε mt^s op fuiö ten boo^baloberbaltiin 't eerftc
Öocfbjïu6; aïjimebein geb^efe banfeenni^/ toat be ferag^ten bec
^atnur bermogen·, 'tjp om ietjStetoiien/ in |et twede, 't 51»
^.iö^aÏieenïi&teboenfcöï|nenbatfonitttni^/ in't derde ^oof^
m«?6en ban be menfcgen/ m be
da
-ocr page 35-EraMit ôsïî^ônlïÊîiOÊfienîiîgç / W on^aïfuïâÊ iii«0£nbic fjimaarimi
tuudî6Docn/b0O|tabir|ït!omaanfîaîen gdöbcn. ï^fer Uan gicf ίδ
0£rfc0ctop2oebEnsn|2tvierdei)oof0tbife ; en öanÖöangoiiiÉpt
önb£r ifiJ/ isïuiten ÖE
tÉC îser feonfE of ôtr ^atuut tt δοηΐεη / ΐπ îîit vijfde,
^'éjcrnipiioi bcgtimeiii ίπ get fdföc b|jföe öooföiluö ba» îit
·, in 't fcfde |g|Éc6 i6 ban^efctinenenijanS^gteber&in/
&ίε iiîp Ijcjfgmö mptâ îïaac uit ban öien fccr bermaarôm
^aptgaal· / irtgnmm gdoofös ttat öftoberö toassj öatboojbaï
îîîst cneanDirtonîttrbintimgemîï fdfÔÊâoîti iiaac mcbe birôdiôcnîrc/
in 'f revende ôapitiÊt ^Éi ga baiitïiE bÉtoberbÎîÉîô&eg tot
îis&ïî inïMdbin'tachtfte|)coförfiïö tiflmeoi^erbinbb^i aanm
tan mtpEcfoon / öt op bÉrftpïïepiaatf^rt / en boojnamcïiö tot iras
ïieöir.^n'i negendebtrtooniô tm aanmcr6ai^ttïaaröi0É iöiitïo!?ti/tec
fdföÊtieÖcboo?gebaflÊn/enöiempaïiecttïcefï0EOifentiöceft. ^aar
ïïp aciit ih öan a!DEcnaa1i tt pafT^n ÖÉt beöjogè ban Cobecp / ortfano^
tÉÏtampiöïaar omfeefe/cn mp na monödins ôtrij^toofeingef^jifte
tocöffaiiöüt/ ban fter btrfïanöige pcrfoncit / big fdftiensanfr^in
l^ubd tod öüojficUcn óabben. ^at f^ift öd* ili ban iuoojô toc
tooo^in 't tiende j^oofö^ïié ingÉbofgb. €n 30RÔÎ
aan tm bagfj gcEomm 't ontbeitt ÖÊb^ogö banbii birm^rbe Cob^
pieginsÉtt/^ bgcfdjimn tot Eoöuu in ©lanècnfe aangefieïb/bie öèïi
lap buur-bcdl^^^^ bdiin : fb geef
ï6 tik pïorii be naaffe pïaat^ bie fp in 't elfde ^f öjluö binb-
l^£t<^rtbÉjrig0tban 't II. bed nnïicÎjtgebaiÎÉnmtôfteerfïÉ; gj^f
g^Edin'i twaalfde ijôofbfM / fonbÉC itttcr; inga baar mebc/
bsïgen^ aïïe regdai in ïjdbmboojgefïeïb/ inbieifeatj^tibattneaii
gonKnctaEftmimsngebicbienm i omgÊm&ÉCigötin ofbErfcfemrti
smfotói£riumi0onbÉrfOÉöboo?toaarSÊibaantencmm/ bep^oebc
fdfin't tocrfe|ïdïen/0païïef«iitcboo?baïientn«s:m^dcn/ ai^ m^ï
onbxeecfp^cMp l^ccft epgsgebsn*
^ierinmaa6î&bii onbeil'ciîdb/ batife/ om in mon dge» ϊυεεδ
^en bwilter^cib teïarcn / scciï ^ bic mmpûmi in'tJ. 'ΜοΦ
öïbaacbanmpgÊmdb/ tot opening ban faittn big ίδ baarberMare/
itt4Ôoofb|feli6mboo|gaanïatÊî eerlïbiebeouöe ^ribottn betrff-
fen / gcmeü) in 't fμ3of bfïnö ban m^n eeclïe Boeô / aïôio: in 't der-
( )
9* tn I ο;j^ôafîifïuli ator amigetrofeScn / ίπ getveertiende j îm '
pie ber ^foöm m 3il9a|îom£tàne» / öaar in 't χ g. εη i4.f|0aftitrö&
panbti^aaiiii^/ îîî'r vijftiende j enfcmöcïi^öïitsan ö^t #mifeîom
jn't 19. ap. Êit zi. 0£mÉÏö / apEC in'i feftiendeiàajpiîtÊÏiîanmp
^aar ga ίδ Daij met mpSSoÊÔ &οο?/ίη ganbci ί» ι ö.öas
?îtteïen j 7—? ^ · anöet^ niet îsan aibcrö^nbc me cfï
tocmö/ Enïi£fèra00ti0tïcg0aciît3îjîi/ cm îîîî mmtn gcijoden te
topfcn: ecrfl in t gcmsln/ ban «^go^crp en Cobtrp/ öieboo?
S^'ïuoonen 0^man^iîîo?tig2aciit; 0cïo6tJmitte3©pb«îtJaarmm
in on^ ïanti ban fpjeèüt/ïiiluitte BpnW in m mccr îikri
ÖEÏpfeetlinsm / in 't fevenriende j^ofÖ^ÏUfe OnÏJÊC £Ên. 't Achtiendc
fîï^cel^t ban fuïfte Diimtn ftit bat frfjoot m lieefebjp ^i^iu
^aaüH?, begeef iÖ mi»/ cm becl befonberebendiingcnteonberi
fóefeen : m ecrjl ban fwï&e / öienmcn geenetffeâôieH naam fean geben/
cf 't^poferp/ ofcoberp£rt o0& 2^efeten0eiii u noemen ; in 't
ip.enao. 0aarnabaji^poIierpin't zi.m zz. m boojt^ban Co?
btcpin't iï. et! 24.feapitieï.
^5Ecerfïefoo?tberöanbeïi]6maarb|ïeejiiÉmpeïen : ö^t eerfïcbati ^
öecfeiniiÊrer uitgang ban l^meïen/ intimjiare 1284. ï|etanöer ban '
bsn ^beï^t^ariaiS/ berijaaïîi bp SegcnbDïfciu^ in fï)rt l^ijïode
^t <^ïaboÉnf£ije lïcriten ; öie iiï ten fpiegrf ban meecanöere beröicöti
Men ten tosn jtelïen in ^et negentiende gaof öfïull ; öaaïna ^it gene ■
boo| iz. îarenijigcueucbtotîSoïftoarii/ entoacabecîii^t|)îibeeï ^
tcfeggenijSgetoeelï/ in'ttwintigite.
. ïBoojtgaanöerot f0bani]^.îiietotîie^pû6erïióf CûberpÔefoniierî
«èÔef)aoren/fofetoaacjîjai beliangenbe0ieban&ccerfier0O?t/ fo
iïôeifeboo|gaanDÊnbereetttien3^«ibeï ban jBaftonj enöienont-
ttîaf éerö iebferi&e / fö Öanïïeï ίδ geïpöeptopfe met öen geefï ban Ceöï
^o?tf|/ uienmenoröang^bjeöecom ten boo^ftijijn heeft geb^ag^t/
mp berbaarb te maèen: met öoe lueinig / öat faï '
Kefer«it §et eea en twintigite feajïitteïfieH. ^et twee en twintig-
^bocgtiïaarnubp|)etöjeeökr£iï?ebeni>]^o0fe/Êer1l«^^^ jaarbeci
ptnen lot ^t. ^ïntteberg; öaar nu fo eben tsieltc jpai^ bpgeèomen/
^fSfnenuinöen jongtïietïin <êomecbp Eofanna i^s gebeurt» / uit
&?icf gefcii^ebeu met be ôanb ö^jebifeantii bimbat towcbaren
(ψ-)
^0^£cci&tct ire Cobcrpoi oUcrsa/ maaB ίδ mgn lucrS in t
drie en twintigfte feaçîttci ban'tôciog^DatwitôediBotÉiidfentaîiiÎ
eer ôcnenôiÊ om tobcrp gcbaiiöcn titten genomen ^o^ î en tone/
îiattec gcenfo tneinig te geloben t^ ai^ bat* H^aacmeîie ban οοδ 't
βφ^^Ι toop onöecfacöt/ öe nitf
tigpii en onre00tbeetlii0öööïïear af getoonö.
^^rnatianl^Dtnei^etot lie boo^naamjle {i^oebett tiie bati obei^c
langettonlang/ enbanberrenofnabi»/ beïangcni}eSieCober{J3p
op^geben: begin i6 öróótöïïtiwpiS/ enban beÖinöerenin'tïBeeiSi
puiif/ eetlï tot ^mfïeröam/ in öen paajjj^en töö/ ontrent ben
)are isjo. nueeneetoe ïatec 1670. binnen φοο^π; tjjaacbp ifeboei
0cbatban3ilntoinette25ourignon/ ban baar becmdb/ batlonbec
gaar gefig^t tot ül^fTii Ö^t gebeurb ban biemett feibe
batbetoberbtoaren·, en toon in't vier en twindgftc, Hoe bed ban
aï bat toerb te ijoubcn jp. ^n't vijf cn t win tigfte fp^eefe ban bat bes
roembe bjgf tot 5ïbbe6eri j 't bjriö feibe batfe b^iemaal bjonberbaars
ïi6toa^beb2UgôtgeVacejî/ enboojeen Cobere^Urfecbuitgeöreten/
nuonïangiiin ben jace xn 16^9*
3i66omebanfobanigebiebaarboojfïecp^geöonben^ngebiee0/'
tot fuïfee bie Ito bonni^ ban bc ileggrc^iï boo? fobanig jijn geoojbeeïa
en ge^lraft. èoo^bpgaanbe bieï^ Jèebott enanbecenreeb^aangetoi
gen ofbecöanbcïb3ï}n : foö?engil meetïalberfcöeboo^benbagl/ottt
geenenuitbiugi)ttoet£iaren/ aï^oftiöicc becfuïcge baariâ geenen
raab tce fïe.^iö neeme baar om ooft/ enbepjoef ηοφ aïbj» öniii / ban
ben tijb af na öet begin berâefojmatie/ban bic in befe ianben ηοφ om
Coberpe3^nberö|anb. S^itinöetfesentwintigiieèaïiitteï, ^fega
banïiaac na ^^encmarôen / enonbecfoeft in 'tfeven cntwintigik,
be (Coberp ban ober 80. jaren baar te ftoge up ^eeianb fo geoo^beeïb i
tn aïiÎ bjat befonberi^ en merâtuaarbig^ ïang baarna / en meer ban
eenjSin'tïDeenfcö geb?«6t/ feer onïangiiin't IQCatgn/en aanjtotb^
006 in 't^eberbuitfciï bertaalb. 3^aar boeg ίδ ηοφ iet bp ban nocj^
cneanberenuinbitjaargelïraft. ^anboo^tiiin^bjebenöomaib^
berneem iö in ïjet icat ban aï bie bermaarbe Ceberpen t0/ baar t
feoninglièe ^otoöolï ban fpieebt/eninbe jaren 1669. cn i ^-/o. eerft
«an ben gang geraa&t/in 1 όγ^.ιχΰφ een^s opgebo^.ï^aar ban ηοί|>
bpfeomtfefeerbonnijimpteriianb gefïelb ban iemant bie b" uitboen
ringe baarafgejietióeeft/tot <i5oïnam in#omeren/beii feïfwnjaar^
5|ierat|ïtccbócöÉfe ηοφ ti'<2^mb£&te Cebftpin'tlsjûfî îîait Cïfe
Scïïanïi/ banmpontöÊSt/ inboo? af uitgigto/ öaar't negen-^
«ntwintigfte ijioof b^luB iH öcfïaat: tn't dcrtigfte ÖtfïdflÉ gÊttg&c
îiïîfee infbjmatiÊît ban ttucöiÉrÏÉp bctobcrina tot l^adingen / bcnef»
ΐεπί^ f nm öaar ober mtbc ηοφ ba^^aïibcrc Jbetobcringe mdöcnï
ÖÉ/ uitHeÊtotïmaanm6jScfonï5f.n/gebaïï£n in Dtjarcn 1667. «n
1668» 611 öaacontrent»
<®Erinsccfa6cn noc& acgttt aan tt botgtïW ntoi^fji imtant
öbcctoüiö fföönm 5 na öat öe fbjaacflai ai fQii opgdoit. Ifôaac
eiTt b' cmbotobigc scmetntE tt bcïbocn / δηοορ ίδ j^icc noc^ een
SloofbjîiiB aan/ (ö^teenen dertigfte teVUÊtcn ; bat fcöcr 6inb in
fricnanb/ balï gefjonben beo? betobcrb/ ten boojfcöon ô^cnstî
booj bjiffdingban b^iebm twffc^ea mpenb' oiibèriS ofte b^ienben :
(φ bat aï 't AvSKt ban gdpen lïagö ( Joibanig 't mmnibcei bat
bp bm gmicinm man boo^tobirp g^oubcn too^ )' aan bcfc tott^
. Il^aar foubife mttc ejcemjJiltn/ bie tot ötVojj^ban 'si^nibiï^ïiicri
δδη bjo^en bpgebiaeijt/öaan onberfoeiiêii& foubc nimmer tinbi bini
bm. atêtf beberiöanödbe smoegfi te j^n·* aifo bic boben ^bcre
befeeab onïan^S geïeben en nabp / ofimmeriJ een ban beiben jïjni
öi/ gebjiflêr onberfo^t 5 en o]p be pïaatji en bp be ïebenben be^
biaagb/totbie^tefeïaarberobertirfginge besi Iteferji bienen moeten,
^ergaïbenfcfteibifeeinbcïpban'tïuerö/ m fïnite met een tfamen
lïeiï ban aï'tbebsiiiiteteen/ bat 16 in^ïe be biec 25oe6en ergen^i
ffpbcrçïaatt'eôebaangibîefen: 'tiöeïft fo beeï «itb^engt/ alif/
bat baar geen reben w in be l^atuur / nocö bebjgj^' in be ^töjifi
inuc/ ttocijtlinfe witbe Söebinbinge; om aan be bofe ^eefïen toe
tc fclfeiiben be MJirÓinö^»/ bie boo^gaan^i ban ben ^«ibeï/of ah
fuïfemenfiöett bie met lm in bonbgenootfc^ap frnm fïaan/
Siatöt jm booit te femtou i|ier mebe toerb |fet t\yee en der-
tigfte èapitteï boojgebjagöt. €n bit fo beel be ieercen 't gemeen
ö^boden aanbeïangtt iwaar uit ίδ berber tone/ öoe gnaliS bar^
Jiin boet : bie i^ödobig||eai ηαφ meer te boeben/ in be pïaat^
Jönuit te twintigen 5 en fonberïing bat bed meer Γφ«ϊ& i^ bji be
^erfediöen en be «jètóoolgdeerben/ ban b^ (^krijeben enbe
^^ÖterjSj ceboïgcïiö ban οοδ berpiig^t/ m ojp geneefim
^ ge
, ( )
je ban't ijuaaö öe&acgt te jgn j in't drie en der-
tigfte feajïitrci»
obcrmir^ bit laiîgfaam tt btrgojpcn fïaat; fo maa§
onöermfTcÓEn mpncn lïefer ai mp tieïf te nrnrt iicj^ Sj^^rfsi kffi:
Verwerp d' ongoddelike en oud wijfiche fabelen, u ielven oefe-
nende tot godzaligheid. i.Çim· 4; 7. % tCOÏI ίδ ttî gttvier en
dertigile en ïaatjïe jöoofiifïuö / îfât mp in Dit geiicele iuer& tec
ïiecten gaat/ en iat boo?'t fdbe na öeijoorm ingetten / bebo^i
èerö mp fdf berfefeïcb ^oubeiibe / bat We ^tt tm^ cf fo
ntipïïjuifeen/roteen be&fei ban be boïfng of ban ongôôoî^emj^î
bef rif be luiöm 39η / ban M^n felf ioaojb itiet oïtges
ftfiiïnbm bïöft» fuïy betoon ife onbtr anberen met fo 'bc^
bjugïlt^/ a^ ίδ toib^ boo? «Sob^ genabe ban mijn ioerfe bec?
nomen ö^Öbe/ toanneec 't ηοφ maacmi gaibenbia^: ί^ΐίΐδ
mp boet ö&ïjea eiï oBoö bibben/ bat öet boïeinöigb jgrfïe/ ίδ fs
bed rijâec pogfi met maaijcn faï/aïii 't beïec tranen ijeefi:
gefeojï/reriûijïl^ei toierbgejaaib. '
P^.i
Waar in 't gemeen gevoelen , belangende de meti-
fchen die men acht dat met den Duivel omgaan,
infgelijx word onderfocht.
De woorden eo benamingen in deiê η mee ft gebruikelijk, behoort
men eeril in acht te nemen ; om in den ilaac van het verfchil,
dat wy betwitten, eens te ^ijn.
31e oibenganftBenmÇoub iianb!tljjed& / ett 'tboe^flet
op ört emöeban ijetmfïe &Dofofiu6 onfe^f eerfien öoep
geiett faltoeten/ ï>at öe ö^lftnot^ maac geöaati
tjS; enecgtecficö intjooïraaö banïïettoeeöe gelfl iietoii^
ben/ tnöienöp öjelmacöt genomenöeeft Ö^genembe^
fe beibe eecjle boeSen nu ijecijanöelö iiS* î^ant mitji bat
in ôfteecfle ijS ijertoonïï fiet teeïerlepgeijoeïen/ öat ïst
menfcgen ijan bé Dsmones en ^eej&nóeböen/ entoae
^otjecpiegingenöpalleröanbe bolferen öan alïe igbeit
^ ^ .-------mtbiegelJoeïenif.5öBo«tjlaan/ en na ïjejlitie :
ft tjS öetïicóteim ijanfelfteöenfeen/ ïiatöie nooïjfafeeltfeiïecMIen moeten/
^nneerïsegronb/ toaacopöefeltje 5ijnïjet«(ienïïe / of oofetie regel ïiaatfe
jjagertgöt 30«/ benomen^iiS. mtmeen ίδfteefl mrm ttotóeöoeft ge^
; ïjetoonenDe bat bp ben ^ttUeï batUecflanb noc& bat bermogen niet en
i^/ VBaaruitbemenfc|&en fulfee gcote bmgen booj fïjn tocboen/ ftrag^t en
Sicrftinge te toegeiïiengen foiiöen / geïp meninemt bat 'Coberaaïjien ^Sos
«f^^eiTeHboen, WàM fobe JBeejïec felf in'tontemtogöen i^; toat fouben
gjne bienaacjs; feeritngen of onberbanen boen ? «©efeaggt bie ôem ontbjeefet/
in geen menfcOen luer&faam 5ί)«· woei ban aanjionbsf met be#
J^nujeïjSnieiigöeib be ganfeïje /SToberSraam te niete gaan. IBaacaange^
em met etsen feeu bequaam / ora felf't betijgiS in befm op te
mafteti ; (fjoebantge noc^tanjS bp latben fonbec fcfjoolgeleerbóeib mp niet
Slft ® 3ön ontmoet) en bat j^et b'o^bec btt berftanbelitig oofe fo beceifcfit : fa
1-8 Derde Boek.
tîirefoî^ïôîg-ûntieciiitlôt; en ίη Set feier&eartbetoo^/ bâtuûpmbe^tïiei
bïtiföejsÉ^uibcièS/ mtti'feEUiïîÎaiiôeiîïgenDnimtïiojben/ naatofeeurig oijer^
uîoDgctt
ç. a* ^otôobermîtsftop bâtttiet tooû?&en moeten bocn/ en îiatôe fafien
f«if öaar mslie^iî» toaàc tiooj Uîponsf ôefeïbeôoenberfïaanî fo
moetOteroofe/ Γα toeial^ in ôet ttoeeöe îJoeS/ ecrfl op îjeji^menôtemen
aanbat lïagööan menfcgwgeefi/ fteôoojtt&at8t gegeten toojtien/ intodv
feen tïnbefeltoe lîp'tgcmeen3eiîjuî&ip 39n; of οοδ bt fafeen bie baar boo?
ïjeïefeenbtoojiien/ toojtuaarof ijoo^niettoaar teSoutienjgn. ^otgbefe/
fo ai^^ife bemecfee/ ^m boo?gaan^ o^ttoeeberlepetueufeingeber bofe
fïen in enbüO|bemmfcöen tocgepajl ; toaatmebe fpbefelbe iet^ boentijer^
feen of boen Igben: ïjet eerjietaojb gemeenïtjfe 'SCoijerp/ Jet anbereaSefe^
tenôeib gçnaamb.
g^ooj Tover τ terjîaat mm bifimaaï^ in ^t gemeen ai toat
totbefebuüeiïontlbeóoojt; toaaconbetbanJ^aacfeggei-p/ 33cïeefinge en
Bêftijeeringe / met biergetijfie meer/ begcepenii^: en ijSbemeemng/ bat
ijanmenfcijenbie fïtö aanben^mbeï obergeben/ en booj bejSfelbenlijï eiï
ïiragiït/ gefeibUîojbof gebaan / gei gene boo? beBragfiten ber nature niet
gefchiHjenSnu; om gunnen ebennaatlente belebtgenofteijebjtegen;^b3aac
toe tpenige uiterlg&e omjïanbrgöeben of Dctmeln6beleibgeb|uifeen.
bit fo in 'tgeöeel booï ïjjaaïöei&öauben/ geloben mebe / bat Befwecringe
tn moit^elingbanonberilaanftateUioojben/ ofimmer^buitenl&ungetooon
geijjuife en eigene betefecniif / mét «itcclgô gebaar befïaat : toaar op be
buitel / of toel een gcitteenfaam geejl / uit feragôt ban bal ï^rbonb baar fp
metï)0nintïaan / bat gene ban te üjerfe fïeltoftetoegebjengt/ bat fp ban
^miiegeemii ^it feibe boen / foo bejre al^ fulfee tooojben / met t^avsf
ctei^onbtrfcôtiben/ utt eenboefegelefcn toojben/ οοδ op befenfïn Be-
ïcefiiige geïiaamb^ €n batban omietif te toeten / fp noemen öet Waar-
feggerye ; boojgaani^ geiobenbe/ bat feïfbe ^uibel/ algoetoel eenlLeuge^^
naar/ al^ibanbe toaar^eii» f«t : boei) fo öet ijf omiet^te boen/ bat i0 ^^t
gene tratmen Toverye noemt,
4. Besetenheid ii^na'tgçmeen geboelen/ batmetîfcfienmetoftegew
ïjunnen toillei fo feragôttg toanben TObel ingenomen 5ijn : bat öp berfeïber li"
cÖaam/of^ofrÏoei^wn gemoebgegeel tίefi^,booJ 't feïbe toerfeenbe/en öen baat
in queilttioe opaUecôanbetorjfe, 31n befer boegen ac0t men bat berfcfteibene
menfcften/ in ben tijb beiê ^aligmaSerif/ ban be Daimones ïit^amelp befet^
toaren;en giubajÈ ooB ben ï^aibel in (ïju 0erte |^abbe/bie gem tct aUe boojS w
aanbjcef/ en Iaat(Mi6 οοδ not& fijn lichaam / (fo al^f öet ïLitfitfoot
na 'tigetteüoben II. i^pmelb), meefler too?benbe / gem in be lucpt bei>
boerbe / en boe ban boben neer te berfïen fmeet. bie Befetenen ge^
looft men boojgaansi ttoetberlcp te 3ί3η : aïfoo bat fomtgbjS bit be booff
ban felf beffaat / boo| mmfc^en baar toe, niet beftooren nocfi öer*
fbcftt t fomtijbji «it feragöt ban fön berbonb met 'SoberaarjEf en
fen/ entottièrfelbecöienftenbïiUrbemenfcóeninneemt/ tóenfptoiöm^»
. „ . ttt^cit ü^alïerj&anbetotjfeplaagt* Sn öcfctt fïnöettterlilfe/ tiatraen
tulKenbooj malfeanöer/ ï»anbetoverd banbefetcnnoemt; al^jtjaöeüanïie
mm / bat ben ^utöel boo| befelbcn / bu^ geplaagb.
5. iBaataïjSaan't©ee/ of©elbgctoaif/ ofjuüKl/'teeîîof't anbes
ongemak of fcgabelgfe ijecbecf toojb tocgebjagiii/ fo bewre aïjS bat geacp
toojb; ^mbeiiiofbcr3|e]cettl»ei;fete5iin/ bat necnitmen (Ιβφ^ Betoverd-
neid. «enfoi^batbanoofe Bekefinge, Ijjanneec be toüeKteïoojben c^ 't fee*
ftôabîgcitstjnaangclcib: maaciiSftet om te toeten toie fee babectsi/ tif om
wn<©uil3duitteb?titjen; batmeïfeîftioojbBefvi^eeringegmaamb: algfloè
om'tguaab/boo|l|e)cenaangèïj?a5öt/opf«lfeentogfe boo? befelbetoeberom
te boen iierbipen / Segeninge. 3®ant|}et gemeen geboeïen / bat bie bea
inenfcftoftbec/ ofemgbingbeleièn, enbaatboojbetotjecb j&ccft; befelfoe
ooèbenfeïijentoeberomraetfegenenonttoUert; ja om te fegeuen/ boo? Âa-
gen toel te btoingen tó. Ueïe ban be l©oo|öen / öie terboïgen^ οοδ
infuiftentînaljSnugèmeïtiiÉ/ feïfgeb|mfeentoU: bu^s fuUen top ban nu tcc
faöefeomen,
ï^atbanbefelbetegeloben^jï/ of met ben inlöoub t>an m^n eerfle
toefe toelfeanbefiaan/ mag^ teberlefccbaarinfien: aïfo bic namen uit Φ
HtlftefafienofgeUoeiensi/ aljSifebaarintJecgale/ jgnontfiaan* Hetttoeebe
Jiiefe ïieeft toel getoonb / toat gronb i6 baar aan ïate of ontfeenne : en toat be-
«ïösi ife gebe om b'onbeugenbpib ban gun lietotisf te toonen / bie alfulfee 6en»
jnsf en becmogcn aan ben ^Puibeï geben ; enbiegem fo beel omgang met
wmenfcgen en gemeinfcftap juet be bofen toeflaan/ bat fp alfuïfee btngen
öooj be^s feïben feraggt en bpfianb feonnen boen* €n oiïeumiti? ίδ baai* ge*
geel ontfeenne / Set gene ife toone bat gantftö geen betogjS en geeft ; bat of be
puibei fuljc becmagg/ ofoo^ met menfcgeïifiefafeen geeft te boen: fo moet
jannobigbolgen/ bat fulfee menfcgen toaarliS niet in toefen jtjn/ alif met
Jen naam ban Toveraars enTovercflèn , of Waarfcggcrs of Befetenen , na
Jat gemeen gebjuife beteefeenb toojben ; of bat be namen biemen uit berfcgei*
pene ^piafienbuiSbertaalt/ ben felben fïn nietgebben/ bienmen gemeem
im baac aan geeft* ssocgtansi betotjl ife ban be taal geen meefïer / maat ooft
aan't gemeen gebruis geöouöen ben: fofaltfegiec tecplaatfc feggen/ batife
toeliet^inbefetooojben binbe / get gene felf na mijnen fïntoaaracgtig is^:
maar nietintolleiiraggt/ foaljft gemeen gebjuife baar afbemeefiecijef*
- §. 7* 't<i5eliebemgnen1leferbantetoeten/ bat eigentlifebebjage nieten
Ïf/ ofbaartoelCoberpofbiergelijfeejpi maat toat men boojöefelbe moet
««gaan / oftoaarin bat be €oberp belïaat, 't tn bebjogg / of inftegem
"Jgpeib; batflaihtoe: i^'iin be geimelgrte boojiaarbiggein; baar geb ίδ
"iettegen: ijS't in be togfê banbebjtjf/ met ganb of monbgebaar/ of
ISÔanbe tojtnginge berleben ; ife ontBén bat niet* ^ulr aïte^ blijft aocg
i^u's^menf^neigetie natuur ö^aalb; toaar booj get miieljeigè moei
g?^^ngeeftoo&b'(anbeibinbinge tot fijn ïjetogsf/ M bat fuir lang booj
• boQj be ganfcge 3©eerelö i^ gebeurb/ en notg op géöen ié te ïïen. ilaar
ofbemèrtftgenfulliebtttgenbooiben^&uibelDoen/ en lCobe^
.21 1 raar^ê
-ocr page 43-1-8 Derde Boek.
raar^ raeteene Daivcislcotiftenaars te noemeii Ö^t Ujooib.baii· Duivct
ftl bien fïit genomen sijnbe / alsÊ ^et gemceniijpt ujojb uerllaaiu €n i»ii t^
'i gene bat oniS nocft te onberfocöeu fïaat*
ign om bit naMjoominu ie boen/ fo moet boo| eerfï een onber*
ft^eibgemaafetsgn/ ijanbefafeenbiettipftieKtoeruoigen,^ ojöcntiïfe betcacfii
ten fuflen* öeben moet i^iec Vueberom / gelp in 't eerfïe / ssooj gaan /
be nnnfïe ; en ban be ^ci)jift aljS tneerberöolgen tien top eenjS /
goeüem'tmenfeöeIij&ï0er(lanbótet&omenfean/ onjS benaafleenoniS
aangeboren 5önbe: baarnafalon3Sbe<^&?ift/ boo^^Sob^genabe/ tot uer»
ljuïintg en tieriietering ton bat gebjefe ber öeben / on^ Uerleenb / ijet oüewge
boen Uerfïaan / fo bejr k^ <6ob tofl battue öomen fullen. ïSie ojber ban
t>eiracötingeeensf batïgwei&/ falon^banbienen/ om n« eerjï bên«6ronb
ban biegemeenfcöap bet bcrbloeBte<!5ee(ien mette menfcfjen/ en becfelöen
fafeentebeftboubjeni baamabatgene/ baarmen ban gelooft/ bat op bien
gronbberutï.
^ie <i5ronb ban t'si ban betfee jijben/ber <6eefïen en ber ïBenfcJen/am
berjSniet/ banbeiberboo^öeib in't gemein/ ofoofttoei intbefonberaange^
merftt* ^neobergroteboo^Öwbbaau bie <i5ee(ïeniaber|îacb/ enfuïfteiwn^
fcften obergeben 5ijn/ maaSt batfe b^ malèanber feomen/ en bat be ïPuibel a!^
befïerfefle/ iuber|îanbenitragôibenmenfc0tn'tiîuaablteïîulpfaatn5P* îDit
weentitienbat boo^aan^oofebp ücrbjagö gefcöieb; fo bat be ©mbel een
©erbonb met fulfee menfcôen maafet / toaar toe ly^^m berlo&t / en ôp Îïct} in
begeefl; gelöfeettotjsi Ô^r boo? I. b* XXII. 8 uitftomng
<i5lanbil en / met genoegö omjîanbigijeben iis beröaalb, ©an bit
lieroembeBioeftberbonb/ bjil lïtnueenj^^op'tgronbtgllonberfoel&en/ ofbat
toelmogelD6ofgeloofb3aarbig 3p; ban of'er reben 5p tn ûebenof
tuur/ omôetgeheelal^balftö/ eniirijbigmetget ^rijicip «^eïoUe te ier^
luerpetu
m.
1 Î,. H O Q F D s τ u
DerGeefl:en,.cn beföndevlik der bo.'en , omgang met de menfcbeo
is befwaarlik mst de Reden over e^en te brengen.
H<Si faï^ mtjrtif acBtetti?/ niemant berben ïoogïtenen/ batgeen oemee nfiöae
ban be menfc^en met ben ^uibel/ ennocöbeel bjeimger fulfeeen
bonbfeansgn; inbienbe<i5eetïenenbe|®enfeöeni^ malfeanberen nift toetj
6en / ofmaifeanber aanboen 6onnen. IBaar fioe beftoaarlijfe bit ban o^
nuBanbegre^n toojben/ bat maggtwn wit pet VII. goofbfinS ban mn»
11. boefe toel ijfaarliftffen. «Ên 't gene baar norïj aan ontBjeeitt / x^ gterie
ï I. H ο ο F d s τ u κ. f
^«letfeten ofmbeiioe befeïbe op ttiaïSanfceren/ m fortbetïing op'ji mmfcgen
^tie ίΜετίιεηίίθιιηεα; ttïaati)tei;!^nuöeii?age/ ïöat een bie fonbec
«gbaam tiS fean ïajeriten op ben- iîîeiifcl) / mooü be jiBenfcö op fuiSen
I ï®tt moei in 't aigemeei>fo boo^gaau ν en ban öet onbe^fcfieib in atfet
SPnomen too^ben / bat tuffcöen goeöe cn quabe «aeelïea / en felf^tioft mtTcÔen
Soebe en qwabe menfcöen . Ui>ant al toat bten aangaanbc ban be quaben
j^ojbgefegb/ ïnoetinj^gclgj;/ fobeelaii^benatuutiietKeft/ oo&opbegoe*
«en toe te paffen ?Önï maar ban fobolgt ηοφ met/ bat m^gelnse οσδ op be
quaben pall al 'tgjene bat ber gocben toegeftîjjeben luojb ; alfo be (laat/
toaacmfpbeibejgn/ batonberfcöeibtoeïsebenfean/ om 'i gene batfe to
«ature feonnen boen tè boen of niet tt boen.
2. ^u iiSbaneçEfl be bjagö^/ of «i^ee^n fodwr ïteöaam jgnöc met
i^enfcöen oofe gemeenfcïjap Rebben op ftem te toerfeen / en berjeïbec tojeE»
|&tn0enopfïcöteoitttjan0en4 ïDantmctbegenea biebe<eee|ïeniet ït^amei
idP toef£g|pen en t6 niet te boen: in't I.poofb(lu& tiaii mijn II. boeg/
tifeen3S)Kioj^œfeÎbtoata5eefïen3gn/ üïaarinmp niemant tegen fpjeefet.
afetjpbfc^enrange en b'llïtsellre^töeib f)tt alleen 5pn/ baar fiet ganfcfie
Jbefen/ fobanO^eeflaljSllitijaam in befiaatj of bat nocö ietii al^ onber^
toetp/ baarfulfe eneïoefentlifec eigenfc^ap op ru|l/ baat boben toojb bec»
gfrfjt : ijet ïüO|b ^efcarteji etlbtec niet omfeenb / bat benSen met geetr
ïlicóaam en uitgeffeefetfieib met geen <©ee|i en fean befiaan. laat
ptSÖn/ gelgfe alji 31ofef ^lanbil «6nge¥itian bat feeîMoaaEfiôijnliife
bunfet/ batbefeGcniialfogenaamb (toaacbanooèintbegin l.b.ii. §.13/
'4/IJ. gefpjofeeniiÉ) nietalgeïjeelbanalletïolïiöl^eibontbloot^ijn; fofal
ttoçDtanjef be meewing moeten toefen/ bat^ fo Uoel aIjS top uit <i5eefl e«
^icfiaam tfaam befiaan ; maat· bat fp fijttbetiiciiaam.öebben ban be tmnftö/
uit bie ceben niet ban boo^ be toecèinge bernomen too^ben» Jfêaai: fo ié
nuin't IV.ïjoeèbetoDfe/ batbefetoetfeingentertoeerelbniette binben jijir/
εη bie baar 3gn tot anbeceooïfaafeb^enge: fofal get uit.be öeben enBatuce
tmtoijfen flaan/ bat fulüe «öeefien buiten 'jS menfcgen ^el in toefen jijn»
JRaar fo ftet boo^ be Wotc iScbcn niet betonfltjfe i^J bat felf be <©ee(ïen3gn /
enbatfuljcbe^atuurnootrfafeelifebereifcöt: fo geeft bemenfcö noc^bieiS te
ïwcc te boen / ora goeb te maSea/ batoofe nocô anber fl^ô ban
menfc&eli&ey met anberevDeejïen aijs bejS menfcfien ^iel/ alfo gclgèmm
in ben jBenfcl) betoeutt beccenigt5gn»
. ^iecbeniB banalreeb#metöe5piIofoö»beriegen/toannecri6ff8coii
J^Senen baar i6 ban berfcgille felf ηοφ fielpen toil. IBaac fo ife een^tec
g)ben af enSpgerop magögaan; begobbelifeeopenbaringinföttïiaoojbfal
«•'peentoeinig openingegeben* ï©ant eenif gejlelb/batonfe^elenbanïjet
Ji«Jaam afgefti)eiben/ nocg boo^ben bagö bes algemeene «©pjïanbinge in
hp!?f δ^^ηίφΛΡ t'famen leben fullen : fo moet men oofe noobfaMiS geio^
oatb'eene op b'aiibecefaï BonnentoerSen/ te toeten «aeelt op <©ee|ï.
Ëan ' ^^ feïfben aacb / bat i|S geen anbere
^'^Wifeehielen 590/ bic inbitleben ai^irji niet ban iebeïbooj^aat
a ILitôaam
-ocr page 45-1-8 Derde Boek.
ILfcpam onberffng gemcettfcgap gabbett : maai* feïflje Citgelm / i»^
imt geen Kcôaam ooit Dcreenigb ^m getocefl / maac fuiijcc geetïelt"
6er üJöfe toetfefaam 5Dn ; bit fleïien top m0 booj alii metgenotcn ban
iat faïtg letien / toaattoe fp mei onji in öen ï|emel opgefc&jeten 5ön.
ï^ebj. li: ifTecban gemcenfcBap ban gebacgten/ en οοδ aifober
mtóeriingetoerMngen berafg:efc|öetbeneEteïen metbe€ngelcn en met tttal^
ftart&et ; al ^ b^ top be torjfe niet öerfiaan» J^ocö. meer / gemecftt bat
biegeraeinlt^a? grooter toefen fal / na batbe ^elen in b'<8j?tïanbinge elfe
metgaacetgen lichaam toebecombereemgiï fultenjtju: fo moetmengobgci
ketóelp b^tiiten / b.^^fôet aic^aara nietbelett / bat oofe be <!5ee(ïen bie
baacmebejijnbeMeeb/ met anbew bie geen en Seftben/ ban toesen be
tuur gemeenfcgap^bben/ enopmalfeanbectoecfefaamjtjn.
4. jiBaacbanberfelaact onjSocfebe ^cDjtft/ bai|êlf öetHicöaamgec-
ftelijk, en niet fo g)CoffaÏ5gnaliS mt; batfonbec fpg^enbjan6!bei|iaan/ en
niet meet boo?tgeteeib fal toojben/ nocBtenietegaan: fo bat top niet fe bed
ban b'<engefen betjt^illen fnUen alsf top nu boen / om oofe in fulfeen fin
ben<ï5rtgelengelTjS te^n. JBatt. zarqo. iSiet baïj^et Eicgaam ban nature
falbecanbecb 5iju; bêtoijl Jet felf oofe in befelfbe flolfefalbeflaan/ baar't
tn bit leben uit fefïoub: maar bat get toefen onbecanbecb / botgonbegrijpe»
iife bolmaafetec toefen fal. 0ü boet alleenltfe be toolmaafetSeib ban ons?
cöaam bat beviel baar booibeel boet / get pnebooj gaac boo? geenanber
foube boenïp 50« ^ Doetoel ife toeberom ben IBalatwcen geen gelrjfe en gebe/
bie (foaliSi.b. Vii.§. 14. uit Baïbeuif ijS becfiaalb) ö^t onberfcjeib ban
IBenfcft enBeeflin't ÎLîcÔaam fMlen ; maar fulfeen Xiü met ftüfeen li-
chaam / en op fulSen totjfe alö fiet i^ / bereenb/ bat maafet bp mpben
IBenfcö / en / fo ife beter niet en toete / oofe bp't ganfcge 3^riiïenbom>
i^uitebife bp mpfelbentoel gebackt / goe bat be fïaat bejS iBett--
ftöen booj ben bal bolmaafetee toajef ban nu ; en oberfulir aan 't
t&aam eHbooi'tHicöaam oofetoel iet^getojocSt fean jtin / baar't nu niet
meerbequaam toeisf. ïSaarban gaf ifein't II.b.XX.ii?· aliet;i tefeen^
nen: omaan tetoijjen/ batboeeen^eejï/biefonberltcöaami^/toelmöge*
life iet op bejS menfcöen 5tel&eefïfeonnentoeriïen/öetgenebaoifnnlicöaai«
niet berftinberb toierb ; en fo te toege brengen bat öp biel. JBaar ban ber^
lïaifemebe/ bat bie bofe<©ee(l tot baar aan toe noti)toa.^in ttjngeöeel; ^[J
bat(ipibalbeifmenfc5enbaïgctoee{ït^y bangembegonnen/ en boleinbig»
tn ben iBenfc^. ïlöant on^ be ^tôjift geen anbere ηοφ eerbere fonbe ban
benïPuibel noemt ban befe mcnfchenmoord : ^ί,ο^. 8:44. toaama ÔP 00«
eerfl in ben bloefe berbiel / al^f uit ben b?aab ban bat berftaal bp iBofei^ "^fp'
r. 14. buibelifete lefentiaat, ^obolgt ban niet / bat biegemeenf*
bert met be €ngelenöeefÏfeonnenflaanbe blgben/ om bat nocft
9titöaam biebolmaafetôeib fteefibe^ouben/ bie mogcUfe in bie geitiWS
nobig toaji. a©aar toe men toel magö bjengen 't gene bifemaal in be
waui^'iüetoii^geljeeï totniet' ^ ^ , ^ ^ ,
S 6. ΟΕΠ mmm batnube «Mof een ïîûfe<6^|i / fo toclaï^f
ennocô ijeeïmecr aibaoîbenfeifbett iîal bebojtjenisi : fomoetbeftoanggeip
m bie^ te grooter 30η / ôoe fuïS een betec ban een 0oebe ^eejî / bie
notïj m\JoUefecag5t5P oj?'^ menfr^en geeti ofUtôaam toemcn Kan / ofijatt
befeiben laojfcen aangebaan. mijne ΧΜ beboiben jijnbe/ tnpn iLtcöaam
batbebojUeniif/ nu beter feanftefïieren/ ofbanïjêt fciue beteu öan gebienb
59uöante^oten: traarUnnïeertmpbe^tïjjïfitDettegenbeel/ mtfe Bebmbel
ooh. ^erôaibertmoeittîpoo6ortmo5elp59nteijegcopen/ bat nu eenbo*
fe<6eell/ nof0meer ban tfebebojbensijnbe; oP «^Pf
bebojbeniji / jaoçinûnEitSaambat niet ïaeiniger tierlûren |eeft/ fo toeel
ofttieerbanfelfsfeengoebeo^eeit San toerfien; of 006 be toemnpn bte t&
metfulftenEielenlLïfftaam/ en bienbolgenss met fo Metne feragtjten boe /
in fïtö onttoangen. ^0 lang aï^ ban be ^c0?ift m^ niet en feït ö^t Γμφ ge^
fcftieb^ of geentjetoii^uitb'ottberlïinbinsetcöalen i^l fo moet be ötómen
.i^atmtr óier lïtWe jla^an / en t^ 't ontkennen naait 51)aar λμαϊ be fmm
onj? Dier ban leert/ falftpuedjol^óieriubttboefe; en 't anöer m get bierb?
aaiigetoefenïüoiben. - , ...
7. ^offï om bat fe'tgetjoeïenbaartegenfcô?9be met firagjt gene^
m ben te onberfieunen/ inbien ife baar m\»aari)eibbtnbe: folOil i&een^
ben ILeefer tn bebeniïca geüen/ tnbten baar eenignn^ seiwenfcöan tonbe.
<l5eefïen met be menfrijent^; of bat niet eerber banbe Stelen bie^an t IttSaam
5911 gefcïjetben/alö ban be geejïen bte noit eigen îicôaamjabbeiiy ï
ïi^ant bie toelge\33tnbmet1li^amen/ enboo?b£ftlbemetbc|i^r§eii
sm te gaan;en fullen nodj un0 met gunnelif Ijamen töeberom
öenifobatfe tutTcDen tijben fröoon buiten't Uitnaam 5Dnbe/nog tot t Waam
5i)n gelïretfit. ftebben'tooïi begenen bie gefcfiapene CïigeMerfeenben^
en ecöter geenc fuift Daimones gelijfe beïleibenengeloofbett/romriimienaiig
3ioben/inoubetgbentoeiber|ïaan: gelpin't i. B. Xii·
te iiem ^nbienmen baar op feit / bat ecgt^r gefonöiï g^ijelm boe ooft al
ötÏueeftiiö/ bat na ben boobbermenfc^n hielen niet euftoerben/ ttot|teipe&
Of quaabtnbefclaeerdbboen/ aï^l.B.xy.§. 17.
ift toeberom/ bat οοδbe bofe iSeelïen aifo feer ban al'tiîetuînb^^
gefloten 3an: be Cnigelen footoelbieïjetbeginlelnietJe^n^b.m^^^
f}^ ö'afgefcijeibene jielen ber goblofe ^jobomjitentitóf bmfitW tn teetoig
Ï««t scôetenb5t|nbe; fo beire men bie plaats^ i.fet* ηι^μϋ,Μ,β,
oanb'mienb'anberîiîiltoerflaan.
8. ^u^ beire bflnbifegoebbarttnijnen toeg^toatflmtrebeit/ bteno#
Jgatimrbe^ijeibentoa^/ enboojbe ûeben moejï gemfen
ajfn- mp öebbene^terbatbcöulpnocónietgetionben/^tüoojbieom
oeriinge toer^inge bao nobetoaif / bteitt'tiîer6<ere«iîanbe<©eefieni^tbç
ii. hoofdstuk. 7
^ojîi âtingemeïb: Uöe&iit fpfïcö ontielb en buiten itra0öt iiet!oniim ; toâw«
i 'Derde Bock.
iïee«ftl&en löojb gefocöt: aï i^f 'tt>atoniSDrtöem{JfiöïttBtbeïópett&arrBge
ïiusf Mm tec jgîîm 006 een (iraaltie leent» €n fïen top öe ^atuuKtnat öiepec
in/ top fuHen fulfee (itpbigöeöen in bit toerö belïinöen/ batgetonmogeiift
foo toefen fean al^ 'tfeggenöan&ten omgang ban öemertfcöen met bcn^EM^
ijelmeöebtengt* ï©antmetaneento02bbe natuur öec <i5eefien/ maacooft
tnaar booj öe^ ^tbeljS ferag^; nocôinbûïmaaîîtôeib / fooaïifeben§*4,
gefcïb/ maat in ftun toefen felf. ^t EteibeiSmenfciientoojb^ierbooj
οοδ uit ijaareigenÎlanbgemSt; enfobe |Benfcî)gcenil^ifcôgeïaten/om
gcmcenfaam met be «Deeiien om te gaan. ï^at bit fo sp na bat geboeien /.
en bat öet echter fo niet toefen fean/ na eifc^ban b'onberfcôcibene enbegaali
be toefen^E aller bingen: falifeöiernumettoeinigmoeite&jnnentonen.
§. 9. ^at bc natuur bec «eeefieninbiemaatfcfifapj^pbeji^uibelsfenber
'Sroberaarii beratiberb too?b/ blnfethlaatïi6uitbiereben;batal'tgenemen
ban befen feit / öoe fp met öem btrfeeeren / licgamelijfe/ en ban benfelfben aart
ïiSaljïfiunoïngangmetbemenftlÖcn· ^Pfietienftoorenöem; fpeten/ biin»
km/ papen met ben ï©uibel; aljS grote maatjS / aljS man en togf:
gouben φ te famen guiif, €n fo fp ergenjS Denen reij«n: ÖP is^Detpeerb
baar fp oü jcgben; Betjpbanboft offealf/ Dftoatftettocfeitmagô; Ôplsfbe
toagen bte ïjen boert / i)P f* ï»aar ft» in üarm / ôp fiet roer bati 't
(cÔip. ΦΓ 006 öp bpagtfe felfonfÎgljtbaarboojbeHucôt/ enboetbebeOeïi
bliegenbie ban felf bp na niet meer en feonben gaan, ^tltooif fp l^ebben leben--
big geboeien ban een lifgaara bat Oenbjaagt/ baat ganfcft geen lichaam iji.
Mm bit een <0ccfl nutoen I ïl^anneermen eensf mog^t fïen bat oBob öet bebe/
men foube 't boQ| een groot mirafeel fiouben. ï|oe boet fijn fcgepfel bit ban
albenbagô?
$. 10. <af boet öp 't al inff^ijn ; goe^'tban bat be geren feïf geboeien't
gene aan be ftatten/ &afen/ toolben/ baar fpinberanberb5t}n/ opafgele'-
genjilaatfentoeberbaartî î©anttoo?benfp baarbonb cnblaato/ of arm of
been aan ttoeegetlag;en : Öet toojb fiebonben/ feitmen/ bat be hollen tï^ui^
ijet felfbe lijben. <©icnbolgen^ moet ôet een in fcögn / en 't anber ebentoel
mtoaarfteib foo gebeuren feonnen. ^e tlagöofjïoot/ofl)üto of|ïee6/ toojb
ban gebaanop't gene ftôgnt alfulBen «©ecltte jijn; en too|b ontbangen in
benmenfcft/ biebe^re ban be plaats iif/ en op ftetininfie nieti^f aangeraakt,
aa^atmenftöelëfeberfïanb bcgrgptj^ierin geen tegenftriibigfteibi 3®ie ban
reben/ bat bie bofe<i5eefi een helfche Proteus ban Erafmus Francifci öoog«
buitfcöen fcD?ijber toojb genoemb / bieficóinbuifenbeileöe gebaanten/ fo
f)ptoilberbo|menHan. «©fijS'tbat'ifmenfcôen fierfenen/ booifecagôt ban
'Slioberfalbe/ ofnatuurlièeopbampingenbenebelbjtjnbe cgelö6i6ïöclöooj
feiier ftoube bat ooS anberfïti^gefcôieb) alful&ebingènbaïfcöelife aatïb'^ii'
beelbinge bertoonen. feomt bat fonber man een bjonmenfcg toel beltoa»^
geit»
-ocr page 48-pleerbm felf geloofb. 5^'3|nUeeibitujeiaeranöert toeibe iïjugijt iu moeber;^
"tôaaiti / ntaar en maafttfe niet : cn 't gene anbecif niet geefi tsS / biag^t
Jiooït lîtôaara boojt. <af toegcfïaan öet geiie ban een j^bec ïicDaam ig
leib; foteelcnöietotDmef; ofteeieitöimsiiseïp*
$» II» j^ot&tanif ora befe ongei-pinbpb soeb temnfecn/ foboertmenïse
natuirc bet <ί5εε(1εη ôog^et og/ of laat befeiue iaegec fuifeen öan't bcijoojt.
iBenboettfe öogiieE op/ toanmemien gaar fo fgn en gaatoin't toerim
inaaèt/ bat aiieiS ίδ ζη toeet niet toat/ ganfcft ongeboeligenganfcöange*
»iie«&t / op enetï ogenWife bosj fecagöt Ut «eecfien 6an berpïaatfï / be kielde
t»an buiten en ban binnen / en boojt^ be^ ttwnfcöen finnen fo beranberb ίηορ
l>en: balfpopfni^ettojgff ^iîjirsceiîîenalisôetnt^i ^nt^/ ofiaaarîi&'teeît
fo feûjtop'tanberonbergaan. ïPatmaafetben <iBee(l totmeeiiec ban een li^
t^aambatget (gneniei eni^ : nietomftet te gebjui^enfoalig'tiif/ toidie^
iBat öp bJü i ttiaar ooü te mafeen 't gene 't niet en i|S / foöanig al^ ijp taii.
J^ofötansÉ ea tien top aan oniSfelUe niet/ bat onjc(i5ee<îôctmm|leliclîaani;
buiten 't gene bat fijn eigen ià/ 6an aanboen/ of in't minjï beranberen;
maar moet fiet fo geb juinen aï.é öet i^. ^t Zià fean niet ban 't Eirïjaara
fcöeiben/ ηοφ in'tHiföaamtoebeESeeren toanneerfetoil: maareend/ al^
<6ob fjaaï feSiib/ gefcöeiben jtjnbe / toojb booj be ttoeebemaalban βο&
bereenigb met^aar Itfijaain/ en niet meer» ^p fcgeib toeïeenaS of meern
tnaa!if/ inbienfïn/ bat fp baat in niet toetst / (fietgene men bejtufe^inge
ban finnen noemt) en feomt baat toeber bp: maar ban i.ö't ILicijaamnocÎî
înflaat gebleben/ om betbere onberfianbelinge met beviel te öouöen; en
®o&be Siielemaar op fefeet boojtoerp benftenbe getoeeji / bat haar niet iii
'i|5eöeei nocóbooialtoojSban'tCicÖaam ^loub» ï©at t^fobeel/ batiemani
wit fgnSuiifcntiSóm een booöfcijap S'^at» maar iaat fqn boIS ηοφ t'öuiiS/
en ftoitït oofe fe!f toeerom» JiBaar fulfeer togfc alji be tsmbel na 't gemeen
geboelenbpenbanbe menfcfiengaat en ^eert: batiif foobeelalsfofbe Eiel
geOeel ban'taticôaam afgefcfteïben / get feïbcgantfcgontbloot banalïelee^
benifgeeften / fo biBmaalii al^^'t^aaclufte/ toeer be5ielbe. ï^atfoubebatt
οοδ maar fuift iirijaam / en geen gout of fïeenen beelb / en ban ooft norij fjaac
«^en en geen nnber moeten jijn. iifâeer leert onji be jiatuur of öeben ban
be<6ceflenniet; nofï)baneen anber Itic^aam ban ban befen aart / toaat=
inebe jul6en<0eeflfïtft fean bereenigen/ om onberïtnge toerfeingen te boen
•SiUlïaan.
J* 12. ilier Uit befïuit tft berber / bat geen <6eefï ben menfcïjefobefettea
yf betïtten fean/ gcltjiunen ban Befctenen gelooft, mint mijne Eiel niet
Kan te toege bjengen/ bat aan mijn Iticijaam enig ongemafegeft^iebe/ iu^
oienbaar toe geen lifijaam toojb gebmilt: enbatgebiuiUtfebanboojmtb^
Sf ^^n i)a.ir eigen Xic!)aam/ en geen anber ; toant fp en iian bar ntet. Ber^
ί J ί / ^crbjin&t be menfc^e fgn gefonbbeib; beirulït/ beraafï fp tïcfj: ijet
^ üjat i)p beet; be <0ee{iof5iclebolgtmaarbebegeerliis^ei&
öie
ïl. hoofdstuk.
1-8 Derde Boek.
îïie in ^tïtcgamn / m bit be menfcö aemeen öeefi mei emb«fî^ Wp-
fcDap/ ίΐ|θ0φεί0/ Woeö lî«ranbercn/
HKÖaam baar öanengeiïiaft : gei ï3S ooi6fûnber't3.ifÔaflm niet bai DW^
be mcnfcö te moebe löojb ; bie óctt^toó^ten 3tjn ïicftamelp / en Uïojben btec^
seïijl^f in be beefïen oofe teEnomett. jiaac fo be ^ielmet jïerS en toeei te bert"
fien al be j^erfens? fecenM/ en't ILiciïaamfoinlgbenïJjengt: fpifecen&t öaar
felf ban eerfï/ en ïijbaleer ban 'tE.ici)aamUjb» ^oniet ;eni)eeftfpinbat
öetÉen notï) facrmaaS: fo met ïjarenliatUe niet/ bat baar ijetüïcöaam
iaji af Itjb ; alfo fp nooit ^aar eigen löleefci) en i^aat^ <îEfcf 5-: 29. be na.atoe
banb ban Eiel en llig^aam maafetban / batfo b'een ban b'anbec igb. Il^ar
ban ben ïBuibel toilmen/ bat eén Hicfjaam bat frjn eigen niet en ï^/üjaac
ijan löp niet üjojb aangebaart / baar οοδ een eigen <t5eefi notömebenaaüï
Ijereenigb i^; ban ftem ftefcOabigb / ja gefteelbefetenenbefetSanbîojbenî:
Öoetaiel fp aiö eén <0ee|ï noobfaSeli& ooft geetïeïifeer totjfe / bat ijS ittet benfeen
luerfeen moet/ en geen betoeeginge in enig iLic^aam maften San ; alfo bat
niemantftanató <i5ob: nofgooftbefiteren of bepalen/ aïs^öoüïil; alfo bat
moet gcfcBiebentta ben aart ban 't ItcSaam / en ben fiaat baar 't ban in i^*
§.13. liet baat niet i^ier te feggen / bat fïcij be ^uibel baar na boegt /
toaar ergen^i iemantreebj^met üïelm i^/ batöp baaronbcc fïjeelt: en bat
menbaarom feggen magi)/ bat iemant befe of s««fïeftteöeeft / en ecl)tet·
3ïan ben ^^nibel ooftbefeïeti is^; alfo ïjet beibe Suaar ftan ïön. iBant bat
ttt iii altooö niet inbsgenen bie betoberb 5i)n / bati^ / al^ og bet ilfren
tuil entocnft/ be ^©lubel in bemenfcgen baart: 'ojannecr op't eten ban een
beet / ofop't aanraîîcu bnnbeCoberei^ / of op iet anöerji/ baar fp enbe
ïDuibel quanfujij^ onöeriing fïtij in berfïaan; be menfcfi/tot baar toe fiifcll
en Vöelgefonb/ terfionb aan'tiïiiïjnen raaftt/- en ban ben 'ïBmbel bujS be^
feten of betoberb toojb. Cen anberen / genomen batgp in be ftranftm
baart; om öunue quelUng te berftoaren/ of infulftlit^aam / ató baar toe
ïjequamcr/ i|jhe bjertangenbusi aantefîellen: Doe toeet een <i5ee|l luat in
een Hicftaam ijS baargp ntet iniii/ enbatljem ooft niet aanboen ftan/ alfo
'tmet fijnen eeeft/ batiifbeM/ bereenigb i,^. ەft ^itljaam ftan al^
ïeen berneemen fiinen <i?eefl ; en elfte <0ee(l fijn ILitöaam / fonber meer·
ÏBantDetgene <0ob alfb gefcgiftt Ijeefl/ fonber bat top bieten ^oe/ bat ¥
be^ifeitien aart of toefen / en be gronb en oojfpjong fijner toerftfaamljeib^
bielsen top bat fo tutTcpen 'jSmenfcjÖén heeften Uitnaam iif : maar ban
aifulfteniticöaamop bieneenen«i5eefl/ en ban bien eenen (©fefto^batbe^
fonberHicôaam / en niet meer; of booj bat eene ILicgaam opeen anber/
en boojbie beibenban ben eenen <i5ee1l op ben anberen/ en bomber niet· .
14» ^nbien nubiebereetiiging be^ï^uibelö met
t^aatn niet geftljieben fian : laatfïen oft niet ijS met be Xitl ^ie meentmen
Dat booj al ban gem toojb ingenomen; en bat be menfcften baniiem eertt
berïeib 5ïjn / om bat gru^Jjelifte niaatfcijap met ftem aan te gaan : ïBaar boo?
Öp ban ÖwnS.ïci)aambooïtif tot alle binggeb^Hiftenïïan/ out öii of bat baar
in te boent IBaar bie <i5eefî tot'^ menfc^en 0ee|ï gemaaftt/ 6an mp be
MI. H ο ο ¥f D s τ II κ. . îî
^Jstt mei &οδίΐ fïen. ^t Zitl m öeeft geett toerB ban m i)aat fe!f / m 't gene
ym öoo| Set Ι,ΐφπηιη toojb ïaerïoünö* ^n tfeiben lletfe <6o&/ bau toïtnfe
oeibe 3gn, ^οε toojö be zkl öen ^lïtüei ba« gelaaar î Ïoat mib&el geeft een.
«ûfe<$eetlomfÎcÔaàn'^menfcôeiî3îeietelîectciîen» ©oo^mp/ Óeb^em
npoitbemomen: en'fcfeïflïereggenooS öeaeneE bfë ficö alleiiTieelï toectoec^
ψη / eai 't geîîoeien/ Mm be \jae*am&eib '©lüös!^ in be inenfcfieu / üajl
J^Joubm» ^at b'<f ngclen fedangt / iS^ebbe al meer ban eenji gefetb / baï/
Jfpoonfp <6eeften5i}n / / aU Uïil micaSel bo?n / ('t ge«e et&tec fei«
«mijigeöeurb) befeltieno)?be^ mmftöen jteïof ïic^aam tod boei te^ea :
f η bât οοδ banöe menfcfte ful^; geïuaac fean MJDjöeiu iBaai* bat Φοϊ! oo6 mt^
ïafeibooiben^ïMbeet/ en batfaiïeel eniuemgmaai/ (geïijfe ö^t foiibe
ïnoeten5t>n/ mbteKbeteesetofotioitotop î^alfmen fnt) bat fuHen feïfbe
Seae / bte bat^utbetó mt^m 't bjeebftlKi'ïïielöen / mtbechSarem
. 15-, tegen feit mp <©îautjîli ttiebeiom tuai anbetif / toaac mebe
l!»be«©ee{lcnmmïïermaa&iöauïè0eïobebair23gn* a©antÖ? öecf feggen/
9,en bat be <0e£<ïen biemcn naemt gemeenfamc, benienftöen op
ontetne plaatfen faigen ; en bat bit een ber gemeenfame berfeeertugeu bie fp
Je famen gebben. €n bit en bimM ôem fiîiiien toonbcu niet ; alfo tïp mcint
Jatmitonietteelongelp in ftabbe/ gelijS fiem οοδ in b'oubemnfïenöeiö
wtjcïjeibene baat in geboïijb frjn : bat fefe^ tlagö ban eeefïen / biemen
iwembe Genij, niet fonbet lichaam üiaren/ban fgnbecfïof ban b'onfe; geitjfe
iftoofeiii't I. B. 11.§. 13. εηΧΙ. m XVli. s/6, aangetoefen öebbe*
■ï^aac 't feïfoebinb'beCefectfebèttbpmp onberfocjt/ en bjebedeib/ in be
f^eecfïegoofbjiièfienbanmp l l. boeS. niet anbet^ ban booj bpge^
jobig^tb/ baar een berfïanbig man |ΐφ toei booj bïacg|ienmoet : bat ÖP ηοφ
[Pîeeftt ban «Decflen / bie mei menf jöen bfoeb te ïaben jijn / of ban be bampen
bieôetopgeefiî fo aï^ gelpgeboebbjo^bboojgelijfe. l^P^eentnocôtanji/
J^tDp 't uitncemendewaarfchijnlijk ma|en fal/ (Öpfeit exceàit^pobable) te
Wtenbat be.^eej&n-niet yipJkQnaeliK V>an alle lifihaam e,njd.e.ftoiFe afgefcheidea
^t ober een te bjengen ; en baarom fon&ec feïaac betog^ ban ottberbin-^
vmae niet aante nenien i^ : alfo enWpt οοδ met be natuuc een^i Hiciaamji
;"^öe|iaan/ alfulfeebJeitóusen/al^aiin ben^mbeltoegef^jeben toojben/
^^tbangen; OffulèealfmenbJilbatbanbe^^^ gefc|Kben te ber^
fSf"' <îDmbelfeahÔetim|tW3U#aam niet onfîgôtbaai: mafeen :
ii^^enonbebojbin^^ aiie anbere licfiamen beftSeibe--
liöJf^e; bateéne/ fd^ott baac iï^^^ tegenbjoojöig/ en bcoj geen anbei
bSfÏ^i'^^'^i^^Öö^^/ booj geen anber litfiaam be-^
eSgWöc : ora bat men boo^eeft / bat be Bwibel oo^ be 2,nt0t berbifefien /
Pen ■'^^^^ii^samal^ ntet mtji;bebefefeen&am ©ie moefïmen ban oafi
' ^SPiÖaamiat fo buui^/^bâamn't^tt^ fien/ (geïrife be Hucbt
fean on^ gejïgöt i^iet jcepemi ban een anbet bat öjelbtcöten bâ/
■ 25 ft eit
1-8 Derde Boek.
m üooj onfc ogDcit tïBmtt fo Vöarc/ öe Uticfif een ILicBii»» 5ijiibe /
δε oniS gtfîaftî bdctten : alfo gccnUcôaamniàiU een toeimg öan ong af (iaat /
of baar tiitTffjen MUn effen foijeel üicijï^ / ató 'er tuimte iufTeôen i^»
Jï)aar fo hit %mi)t ftet niet en öebe / top foisben feïf geen ïieijaam ficnmen flem
§.17. iSotij meeiv <0ecn tîîenfti)elplLîtï)aam/ baî uiîbieefcïîenbeftt
betîaaî/ en fmlof tcaag t^ ijanbetoegmge/ naöatbelcöcn/ ingeluanben/
ieeUen&ige gectîcn enftet b!oeb gemattgb 3gn: öan fonber φ/ ban b'eene
plaatötotb'anöere/ enbatnor^tioojbe^ucijttjerljoerbi enfo üanaait eit
Eigcnfffjap beranbecb Wttl üïetniger. fean ιηεηΓφεη 3.if&aani in bflt
ban een beefï/ nan toolf of &att üecaarben; en ban ooit nocij booj tieel Sleinbec
gat / ban 't ftlemfïe ban bic beejïcn nobig Ijccft / fit^ toiingen om ter afgefïoi
tene plaatfen in teöomen» Clh lichaam ïjeeft fone eigene pïaatif tot b'uit^
fïreMïinge / fo toel aljf frjnen trjb tot be ftetoeginge ban boen. €n 't gene ber«
bcr opbit 1ÎUÎÎ gefeib magl^ toojben / fil in't becbolg üjci plaatfe binben/,
isjanneerbje ban be toberijanbelingen fuUen rpjefeen : befonberlife ijct gene
tian'tberbifefeen banbe ILucijtcn ban'tbcguicöelen ban^s^menfcljenogijcrt
aan ben ^©utbel toegcfcïjieben üjojb* bejre bipt/ bat οοδ ôefc ïtciîaain
lîan ben menfctje niet bequaam ijS / om lit^ tot bie gemeenfcD'ip ben
bel f ai fotnen 't j^ebben üiil) tt bipen / of 006 ban fttm baaitoe te laten fctjiftfeert
of bereiben»
Dienvolgens is ook in't befonder, dat Verbond der Toveraars en
TovereiTen , ftrijdig met een onbedorven oordeel en
gefond verftand.
Ijenbjo^b: bat naaUjeltjc 't genabig 3|eiIberbonb/ 'ibegin/ get mibben tn
|et einbe ban «©ob^S fjeilig 3©ooîîi / fo ebenbjagfittg ban 0en too jb betMaarb*
35ot|&taniS en faï ban 't anber niet een Uîçojb baar in te binben 5ijn / toanneec
top in 't berboïg bat eeitjS gaan foefeen fuUen : ja felf be öeben leert m^ niet /
|)oe bat ftet toefen fean / inbien fp maar öet tegenbeel niet leert. <©m bit
eenmaal toel te toeten / fo iaat on$f eenjS met ernjl gaan onberfoefeen / al bJ»
inen ban bit pelfcö ©erbonb getooonlife feit: enmetbeelaanöac&tobertoe«
gen / toat fcfii^ ban toaargeib / en toat blgh ban ongertjmbfieib baat in tïeeK^
Ô fal ife mp in befen met geen paagfcfie ftö?9berif beel bemoepen : alfo mp
<5IanbïU en ïPaneii;^ bolle ftoffegebenfnlien; bie eerjl ban befen opgfjjf®^
en ban ben anïserenpaisöonberb jaren acljtecnanofö bjeeber «itgefiaalb/ en
tegen mbfîer/ ^tfiottenanberenberbebigb i^, 3©pfullen{itermaarfien/
ΠΙ. Hoofdstuk. 13
^· îaoo2€erjîbanfe5ife/ öat^ansu^ alboo? iio.jaargefîojbm
«îti fortbcr meriteiiöe fröuïDenna te iatcn ; ΐϊίε οοΗ uocD meinanb na
öeeftbeiaaïb; tefïaanöemterftijei&tnetïclltngen/ Ut lïpban bat ©erfeonb
Jtr mhtt fleit/cn etöiei· nooit tsetuefen f)ttfï* ïBaaronber bit ten eecjïen floiîtc^
"δ ban gefeib i^l (geiiï& ife bat 't 1. XX. 12. met fgne eisene iaoojben
*lieïbe ) dat nooit Toveraar gevonden is,, die met den Satan peen Verbond ge-
lïiaakt, en aandenfelven fich heeft overgegeven. Έ-Ιΐί&εα tliefofiout bect'en
fpje^en/ baarüen ïfe toebecom itoiit tegen ; cn fegge/ dat nooit Toveraar
gevonden is, diemet den Satan een Verbond gemaakt, en aan den felvcn fich
heeft overgegeven. Cn gier foub iS nu aanbe feefle feanfle 3:ïjn ; om bat ίδ
Riet befjoetoe te betmjfen / betotjl ift maar ontiienne : maar öpbat baar fo
ftellenbe/oofe vxiel l^erpligöt UiajS om fijn feggen toaac te maften.j^ocötanii toü
tb ten oberVtlotb betonen / toat reben bat ik ijcbbe te geioben / bat ijp öet niet
betotjfen fean / noc&t iemant bie fo fï>jee&t al^ ÖP. beôoeft bat uïeec
t€ 5t)n/ banbat öpfitóeafafee/ bie banfiet utterilebelang/en'ti)aor0Ujei:&
ban bat Γφίί^ i^/ baar 0pf)etiïü6 beu Cobecpberfelaart/ fo aïifi)pbatberi
flaat/ ter bcerelb niet met alen feit bat na betog^gelpti 2lai)pen|pieefet
'crnieteenifaf; al^ofijet geen manier entoare/ bai^ri|îen?leeraarsf / m
ÎJooial be^^tetlanten/ bie't l&au^bom billifeban geringer faften toei be^
toiijs af eifcïjen ; felf fuifee bmgen mogijten feggen / engccn|ïn.iffcôuibig
lîîaren te betiJöfen.
^it ié fo tjeelbenfcBiijber aanbelangt/ bie öeeflban geen beluösf :
ïiiantntt foi ooft bc fafie felf betuigen/ bat baar geeni^. ï©ant bieftetmei^
nen bafl te gebbeu / btbenScn batter fonberbtt l^erbonb geen Coberp en
foubefeotmen 5ΐίη; te toeten n<Uic aï^^ in't Lïjoofbtiufe beriîlâarb bat fp
baar bpberftaan- ^it feit on^S J^jomiumt m fïjn boeS be Fafdmtione vaa
de Betoveringe. pagt495'. Docent enimTheologi, Diabolo in primo lapfu vire s wo-
eendi fic ademftas iff cohibites effh', ut nifi accudatmvaaliqua voluntas, five con-
fenfus hominis malifici, non pojpt infenenoxam. JBant de Godgeleerden feg-
gen, dat den Duivel inden eerften val de kraght om te beledigen fofeerbe-
nomenis: dat h y voortaan geen quaadkan doen, indien dequade menfehen
ièlf daar toe den wille niet én hebben, en daar in tocfïemmen. <©it UlC^b
ftem ban bjeeber uit Carpsobiuss berftïaarb Part. Frax- crim. 48.
éz.pazA^y en notöbebefligbuit öemigiujs i.b.z.d<em\caf.^.-pa^.
^ier ban ijS 't / feggenfe / bat bolgen^ öet berMaren ban bejS îPuibel^
honbgenoten/ befelbe eerfl booj Wegingen en beloften: en fo &at buif niet
ïu&6cn toii/ op'tiaatfl boo^bjeigingenenoueliingen be^ tot fxiï&
ï^erbonb met Ijem getreben ÏS^ant gp moet fiiinne eigene toefiem^
'^ngeRebben/ of öp enfeannietiSboen: en baaromen termagij j^p c|»bec
öarbeniet/ ban booi^ben bienfl ban imnfcïjen bie ÖP Ô^^îî f^iben bu^
Jerbonben ]&eefï. Jfeaar bie ÖP öaar toe ferggen fean^ i)p magö fga befl
ooen / bat fïaat öem tiuanftoïjif bjp. 't ban ber menftöen eigen fcgntb ^
»P yogôten l^t gelaten lebben. ï©it laat onjS n« efnjS ^ertoeegem
4. ^tt gene in öifmb^^^óiifhiur betreft/ m @m glaatfe fparenbe/
I©
-ocr page 53-1-8 Derde Boek.
fo tacetiTi1>0mtje0ebentedfo bed/ .ιΐ|έ&οί bei^menfcBen WilU moûîî gs·
èlïsongenlxsazfa : en otierfwi?; tergcef^i al&iei· gefcib / bat fpmet iniile öoaï
l^ft gene baarfe toe gebiaoiigen3ïjn. ίβ tian tmtc Koobfafeeiifee qu^m
een ie iitefeii; m fo met teiHcniiet om '£ eene te ; maai' om fszt mütt tc
Îîcrm^ben/ toaimecc öet beiö^ï met en ie miigiian. Μφ toillen Dan ηοφ
'teen îîotiî 'ianbcr ; maar 'teeneminber ban Ijei mtóec : cn oijerfui?; en
inagft fee^nibeï fii$ methtenijooziïaan/ bat ^p öeeft ben toille üan bien
menfciie/ toei&en öp tot onbèrteSehinge öan 'tberbjagôgebtoongen l^eeft.
'é^ll^ùîaaii!/ batfpbaaïom metbjn banfonbefouben mn ; maat 1ιφ ÙJd
en naberftanb aï'tquaabbat banbeiSBaîljeï boet of booj^wboet/ mbien'i^
fo îiefi Jlaar ebenlueï fean niemanb feggcn / bat fp miiben/ Df gcUaillig tu*
benin't^ecijjonb/ tuaartoefptoanbenig^mUel felfgebUJongen jtjn.
§. f. Mu ban/ fo^ob 0em'tmmbecmet en gunt/ na bat fjp trotoloos?
Ijatifiem afgebaïl^i^; omnamelife benmcnfcj&e feuiten fgnen töiüe tebele^
bigen : gocfalgct in tefcBifeSen jgn/ met <i5obi§ getesfitig^eib/ inbicn bie
^ofe ijpanbanberjSaan ben menfc^ geen leebmag^boen/ banogbefnaobfîe
en to^eebjîe Ijjgf^ öie ftebacfjt fean toojbeni toauttoie fal feggen batgem 'é
aïbcr0ïoot(îe tiuaab baarom Uiejb toegeflaan/ o^ batöp 't minlïe niet cn
boe Î €11 toie 6an loocftenen/ bat gct toeel tiaftr quaab tjf / tïcÓ aan ben
5^uttïeï bpijecbjagö en ganbftôjîft en bp eeöe te berplijgten/ en met uit^
ïijufeSeïgfee <i5ûb3iberioocl^eniitge san Höf enXiele optegeüen: ban Wote^
ïifemaai; «itijerïeibtnge offtoafe^eibtemi^boeni ^oaofe/ Denmenfcgfete^
gctifunen UJiiïete belebirten/ entgbeltfe op aarbemaactequellen; gelpbc
fiutten fulfe î^eroonî» mi foube boen/ inbien gp fionbc: ijs't niet
oneinöig mtnbec/ bat öP Öem btoingt / om lïci) tot ijiiaabboente öecbin^
ben/ en hielen ILtjf ter'eetoigc©erboemeniiSben felbenapteefitcenï ^iet
öaneeniS / toeïèeen fcDoone oojfaafe öan bie mannen tJS feebatftt/ om oa^
te boengeioijen/ batïjmtenfnlöïaeciïonb be^wftjel ( bien fpmtüen bat ίβί
boet ) geen quaab fean boen.
6* jBaaciJuitenbat ( bit feggenfe notgoofe ) fofoube niet een menftBe
ban ben <Buibel ongeplaa^ï srjn: te toeten fo gp ntetbepaalb enluate/ ow
buiten fulfe ©erbonb aan niemanb ieeb te boen. a©ant niet ban quaab booj^
Bebbenbe: moggtgp na eigen ïujï te toecfee gaan/ toat menftöe fouöeï niet
)ianfgnegabing3i)nî ^an Uiare niemanb/ meinenfe / fïjnILijf of ILebeö
ïmmei' feefeei* ; nocft fgnec hielen fafeggetb/ baat befe <i5eeti booinameli»
tjploert. 2f|fe moet befeennen/ batifebefe rebentoel bertoatöteniüDil/banlut«
benbie geen anbere <i5eejïen ban alleenUfe Iout«K ^utbelen gelotoen ; .wc
ooft ban geenen <aob ηοφ ^aligmafeec toeten: en itieineitbat be g^fcö^
toeerelb oofeban öun geboelen ï©ant mp aangaanbe / Ut gelobe battec
<i5ctam^m/ gelobe infgelrjr batfo bjeïgoeöetotbetoaringe/ al^ijuabetot
bebecf beji menfcgenjijn. <en aangemetfet bat oofebp tegen^Htoge lit Moe^
be <i5ee(iert/ bat ij^ pligc Cngelen / offelf Genij, na t e«ö|ï geboelen
Ilï. H ο ο f d s τ u κ. If
featt be ïleittenen fo fm genegen ben menftïjen goeö/aïiS b'ûnberen om i)enr
ïïuaab te boen : foo moet ûo6 iîciocn / bat nooit ieinant noob fal gcblien/ cm
t mmjîe quaab te ïyben ofte boen; boo^bien be goebe €hgeïen/ fo fpoofe
«îet bepaalb en jijn / bat altijb ΙΰεΙ bergoeben fulien ; en ooft fir
«rt goebö boen aan be menrc^en/ aî.^ Igen be îPwbeïiS qnaabjs boen^^an Weef
a^t tuiTcDèn betben nocô / en 0ab öe 't minfle boojbeel met.
^ ^tetbaarbere&entn/ fobeelaï^ift 'erbmbenfeatî/ïJeftfietbenilefer/
Jan bit bennaarbeîaioeïîtoerbcnb bet inenfcDén mei bentioren<i5eefl,?tet moet
fôbejceaf$s«/bat ïopöiec fouten obertuîgïjfïaan/ al^iupbebinben/ batfp
felf niet aitoöbitjbenbp fete taal. îBant <0IanMi moet befeennen / 19.
« batljetnietnoobfaèelîjii ψ te geioben/ bat beî©uiM altgb berlfeyert
iîonbgenoot: maacmagö itufltBteti îJequameiiR üjeï obeittjoggert tuoji
« ben; ofbiegemeenfame<fl5eefl niet b'eene of anbete bergm^be menftöeti
». geefl mag® $ijn / ban <i5ob eh goeb^^etb buji beriaten / en opgefb3oI«
5, len booj een onberanberfgfe begeecen tot boo^fjetb / en tot tojaafï ;
j» bie / bermit^ be bjetten en geïegentÇeib baiî fynen fiaeit / fo ηίεε
5, onmiöbeïtit in't vbetit fean lïellen, €n gp fian οοδ niet ficn/ iïoe bat bé
ïi ï^utbel m be ï|eU ai^ opgefloten 5önbe / fo bjp magï) Dooj be ï^ereib bjan*
η beien ; inbien bevielen bet goblofcnfobeiloten3ijn/ bat bie niet mebetoei
« een0 buiten begebangeniffe feomen/eneen^eenbjanbeïingtjefouben mo»
gen boen. let ee^ fielt bafï/ en meint bat ban ^et anber οοδ moet bolgen.
ï|eb ife get niet gefeib/bat nocö be Zitlm οοδ biel eeniS ter l^eïïen uitgeïaten/eiï
op bet üiiarben fouben Uiozben ftoerbenbe ; om tocij ben ^utbei niet fo bafl îè
binbcn/ alö iap geerne ^abben i ^0 fïenbJt ban 'tomf toserbeu ban be asielen/
cn't quaab bat fp op aarbe boen/aïeben nagefïeïtomiegeloben/al^ batbatt
be ^©utbelen. <6n bolgens^ bien / aïfo be ïaatfïe/in bien tïn aljS tojp begrilpm/ bi»
be i^ibenen nooit jijn befeenb getoeeti ; bie gier beianjjcnbe ber meufcijcn "Zit-
kn met be Sjoben/ iBaftometanen en #amlïen batï in eenerien geboden 50η :
moeten, ^ati^/ topmoggen geen gemernfegap of betbonb bermenfc^eii
mçt be ^mbelen gdoöm / om öat top 't felfbe nirt geïoben ban öe Stelen bet
berfiojbenen / bte baar toe fo bccl naber jtin.
§. 8. JBaar<i5)ianbiUtoJeetticf)rtoc9bacianber^tebeBelpen: bJannea'giJ
fitö bie ftoariglö^ib eerfï boojfïelt / bat fo be bofe Ceefien op ben eifcg ber bo^
«Tenfcöen / nabolgen^ onberlingbeïb?agö/ tejel gereeb lïaan om on;é guaabte
|oeii: bat fp't ban οοδ buiten bat berbjaglj en magfttig en genegen 3gn ts boen;
patbuitStrnpooS: itmar/ 'fanitooojbbàitÔpgeefttjSbierberiep. (i.)^
petten / feit Op/ banbeanbereïBeereib 3ijn onif onbefienb; en toelinfon«
wcijeib/ öoe bat beltofe <i5ee{îen b ji>fieib Rebben fouben/ om onfe hielen felf tr
«lueilen/en ecper boeï bepaaib 3ijn in fjet Hïtliaam tebefeeren> fïa öem bar
®oit toe : cn at^i bergalben bet!/ bat W ban fulBe bingen ftojggen/bie οηίί botj^
$t3n / naf^ ooit bîefen fuUen. i|oe 39nber ban ban gem / en fa
iabîîtgen i»tt bocfeen opgemaafetx ban'ί gener
bat
-ocr page 55-1-8 Derde Boek.
bat tK ïl^mljelctt be ^^ejcen bom of feonnetr boen/ engoefp metmalBanber
fiaan I
§. 9* (2) IBaar 't is? 006 tod/ (bun^t <©ïanbtlï berber) om bat be bofe «iSeeJï
bûûînaiîîeit& 'ί berberf ber £icïcn fdeBt ; batftp beEtcljamcn ban felfber*
fcöobm/ alii'töeiiïbcH^oüeiimetmbergem ÏBantboo? fuift tiJer&ontbeftt
ÖP fïtÖ te beel : maar üJil be menfcgeti iieber geimehfe be %id beferuipem
inaa6ti)pûbe»:fulj:beï|ej;ennietçeniSiîjij^/ om foijenmenfcôûg'toîtgeboe-
ögtïüjegöteflepen/ ceröp'iüïete* ilBaarboetôp'tmet: batî^ban/ bunfei
l^em/ om bat fcBere toetten/bte on.^ onbeftenb 59η/ bat niet toe en laten:
of bat be ^atbel feïf fïcô fçeent / of b'onberbuibdïf οοδ beiet ban quaaU
te boen ; bat niet tot fïin belat^ of oogmerS bietit ^eipertogjjf Inanneeii
eenltrggDsÉbebelöeerpluttberingberbteb/ om'tboI6nieiop te ^ouben/ en
(b ben boojtgang ban ben fioofb^rgg te beracftteren. ^at ijS ban ooft fo beel /
aljS bat be ^ufebel ^eerfcpalö bipbeer / en niet aïif gebonben of bcjaaaïb ; ge«
lijft al^anberii'tfeggentsf: ofbat 0p biifleronbooifïgötig boet / bat j^ftcft
aan be 'iSloberaarö alfo berbinb. ï©ant gp ban buiten tujpfel bièUiijfó οοδ
boo j Det felbc toel genoobf aafet bJo?b / om tot belieben ban befelben tet te boen/
bat ganfcft met fgn belang niet ober een enfeomt: alfo 't boojgaaiti? maat
bomme flecöte menfcgen 3gn / bte fijne biege en feer beic uitfienbe^aat^
feunbe niet berfîaan*
ΙΟ. ("3) ^©anrîomtbpttocômet befe rcben aan/ bat fo be 5Dmbel aan
ΐκη'iroberaar of'ïTobere^bcgunlt boet ban fïcf) aan Óen te berbinben / om
Sun begeeren te bolboen: ópbanbefelbebie^temeerten quabe moebtgt; m
|b 't boojnaamtïe oogmerü Ôumter fwartc bondgenootfchap {hlaeieonfeàeracj
fofpîcefetôp) bie^ te meer bebo?bert/ battïE/ omonjSin onfe eewigc belan-
gen {eternai interefis) te bemieieH. ^itboojbjenbfelöeeftmgn^bebunitcnöE
ηοφ ben bejien fcörjn ; alfo top boeg geliJSelta ben ©uibel alii geftooreh
ijpanb ban öet menftDeltjft gefîagDt / en onfer Eielen faligfjetb bemecBen : m
ieber bpanbfiettoaar bengenen/ baar^ptsojlogtegenfjeefi/ benmeefien
afbjeuB boe» Jföaac ban een toeet ife om boojfeibe rcben niet/ ο(Γιφ be
<Z5uibel baar niet in bergilï / fo Bem een fieir of δοΙΙ iit bergbe/ baar ftp
ftonbecbmaalmeer boojbeelifbpberfuimbe/ get toelBgp/ buiten banb bèin
bat berbjagö / na eigen raab en fïnli&öcibfoub iiebben Bonnen boen ; en
ecöter uit bergligôtinge ban bat ©ecbonb niet laten magft. m«it neemt /
batfiem eneanbere gelegentiieib eenjfbienen mogijt/ om buifenbmenfcöcii
ieffeujSin'tberberftefleiïen; en&embe BoU/ baarafniettoeetenbe/ banoa^
Sielb/ omfjcwr intÏetoberenban&oeof Balf/ of melB ofboterbpteflaan;
toaarmebebeiig/ bfegeiegeiiifteib gemmogijt ontgaan; ôab ban be «©uibel
niet gcnoegl) ber fuimb}
it. (4) CenlaatjîenbjengtSpOîi^ uit b'igbangeiien te pas/bat bofé
«i^eetïen ooB be menfcficn menigfimaal beïebigb en befeten ijebbeH / baar
niet en bIgBt bat fp ban bofe menfcijen toe belefen toaren» poo} t^geer»
ne : en om bat iB in't€uange{p baar niet af en lefe/ ("jpIüB iB / a js
nocôtoat berber Bomen/ bieberfcggenfal} foi^ooBm^ngeloof/ bat baar
geen
-ocr page 56-III. Hôoïdstuk;
gm bûfe menfcBcn ganîj in gabbeit ; ηοφ οοδ ( geltjfe in 't II. XX, gctootiïi
îf ) bt ^uibel felf : maar 't UJûjS öe öantr tjân îBat ijeu&er Vian iîetti
yat ter plaatfe mp gcfciti / öat on^ utijTc&ien mm qitaab.ö üan bsfe Φεζ^^
jjen/ jbtibcc î>tεnf^m befe Ijjccrelöoüei-Somt/ Danluptoei toeten of
Wpeurert^onncn: bat jïootartanbtctoeberomomüem/ cnmaafetqnnut/
lO^eelben^^Bmtelaangaat/ ai bie (Coljerp cnbatBerbonb.
J. 11. ^Βοφ om niet^ ortgeDoerb te latcn/î>at «iSlantJill itt ben Voegg niog]^
5ön / fa jîeït ôu fitg nec^ befc fujartgficib ijooj ogBen ; bat met t^ te tKc>
Jnnen toat oogmecfe bat be t^uibei Debben Sanin bat ©fcijonb/ oiw fgne
e?P8eib in een^menfcgm ttc0aam teftepaien/ en fo ben ijjooffenmenfcljten
ïiienjî te fîaan, îBant 3i)«fe onbei; j^et getal bec utiberSorenen / fa en ïjeeft
fip'et boci) metaani enjîjn'ttoertowene cngoblofemenfcBen/ fo ïjeeflijîs
Ben genoegj&faamtoecï)/ aïgeebenfejicöfelf aan^emniet oiiecijptrecbmQ';
âijn anttooojb îss ali)iccf#rpfïnràg/ en ijangrotenfcijgn. J^pfeit/ \βί
genoegö toJanneer lieüjefen toojb bat tet fot^/ al Ujeet men't etnbe mei
iïïaac toe ^et firefet. ^p fpjeefit bujS al^ een ƒ ilofoof / bat 5©eftarie$^ feif :
bte bat Ijoo? eene ber gcootiie feilen inbe reöeneeuing ftelt / toanneemteii
ti'etnboojfafeen aller bingen onbecfoeöt/ (baar otjeral niet boo^ te feoment^s )
om baar uitvaren aart en toefen af te meten) gelp «it fgne ïöeginf. ^et
i.beel 28.Î3S tetïen. €n bati^ toaar/ fo be^real^ baarWcarte^ban
«e fcgepfelen / in op|ïgi}t ban ben ècgepper / en bat ftelangenbe 't natuurlij^/
in Ijebenüett geeft: maar bat fuir oïantJill fiier oofe uitjïreftttot beseben/ en bat
inopfigj^tbanljetcene ftl&epfel tot fiet anber/ bat i^ geheel eenanber btng*
J^ant goebofquaabteboen/ tjer&onbofgeentemaSen/ batrîîaiîtbeEeben
Banben JBenfr^ etti3attben45ee|i/ en niet berfelber toefen of natuur, βοδ
5dnfpbetbefcôepjelen/ bienietoneinbtg jtjn/ en baarom oofe be einbenbie
fp foehen toei te Uinben. 5!Baar <i5obiSiîeogingen/ 't5p in'tnatuurlp of
in't5ebelö&/ 3önonboo?foefeelö&/ enonnafpeurlgfï fijne toegcm 0om, n :
ïletöriptberiialijenniet ö^tgcne ôpberber feit/ bat eenbie inbe^töil^
berftoniï of Mai^^ii oiïfi toel erbaren tóf geen oo?beel geben δαη ban 't geen een
meeftet met ben toefïel of bc feöetji ban enig toerfe beoogt^ ïBant Ijier niet
to0jbgefp?0Ken banïje^tBiiiürijStoeuïïoffeottfï; toat i)u ban 'teenofanbec
maften toil/ toaaraftop bit of bat öegtnfd tïcn : maar ban't berbjagD bat
öefe ftelfcöefioniienaar/ (gelpmentoil) metbefemenfcïjen maaîît; of bic
iiietfoubentoeten/ bat Dp baar in fgnboc^beelfoelït/ en of banden fuir iets
t^iialen ^it bunSt mp Dan bedoren fn uit rebenen / terjïonb gefeib /
fh toel te toeten ; en bolgen^ bien / bat booj ben îl^uibel met ful& een
Ï^rbonb geen boojbeel i^ te boen»
§· 13. |Baar<!5lanbiUlaat^etpr nietbp. lembunftt/ menmagöiïei
tooojb ban Duivel toelber^aanbanfuliï een burgerlijk Lichaam,
«at uit berfcijeibene ojberjS / ^oog en laag / bejlaat. €n 't mogftten baar
jn toel een tïagö ban feer geringe 3^uiüeljS3iln/ en bie (gelijhijet flccôtjîe
rJ'^ohïjpöcmenftijen) bemeejïen in'tgetal: toclfte nietes te feggen ftebs
«enbe/ (toant el&een aan geen amt of groot gefagPanraSen) berooilofb
€ tooi'^
-ocr page 57-1-8 Derde Boek.
iMojöcu iebjpiJutoN ofte^apen; mit^batget aï tot (ζ
Doojgetoeiö ofliiloj? ö'ai-meimuffiienftalen bonnen. €n Γ^Ιΐε ^uiüdtje?
5mi unfon örnièen fciltcrfoijcei/ verleidendegefdlen»
ïj'ienmeaalmcDe (fdtijp) m fgnlantsöennaam^oiiheeftengcefi ; enΐηείκ^
ojj bt îîiniierjS ïoeccn/ bie toerft ie jïegen na be jjïaniinscn m Uluieiiîîa/ cm îsmt
ttoojOenietoeufeenfQaisÉ fp'£bci:!iaan.0:^ienboenfemci alleen tóofieu/maat-
oofe bienfî: ^ot batfe Ijtix mtmenfcöenog^en/ cnisooRööaniJinnenboo^bi^
gekregen IjebUen / om βεη ban Uieci tt boeren baarfe toillen. Φ^ befe ofbier^
eeïg&etogfe; meintöpbatmen'toogmerfebanben îï^uibel in biê ©loe&to
üonb begrijpen mag^. Ïî3aar op ift anber^ niet te feggen ijthht / ban bat
fp niet-sbebJijfl ban't gene Dpfeit: of toelbat ijp'tberfcDü feif boojtetot}^
cp geeft; en bat fietflrgb ïnet aïïeregeiiS banbe0ebefemi(i/ metfulfeemen?
il0en ooit te bifguteeren. Ml toat ife berber obtr bit fïuli bp D^ui lefc / ijS üart
ben felfDen aart / of ïjetbeijao^t opbefeplaatfe niet,
14. «©u^berre ijS echter noe^ maar aangemeröi/ fo beei aliS aan be
fiant bejS^uîbeli? ίίέ tefîen: nu öeb ίδ ηοφ ban 'si iBenfcben jijbe baat te
fc0a^n / bie fïcö in fulh ©erbonb begeben flil. ^^ 't mogijelgh te benSen/bat
eenöicemgfïn^ Ιψ fïnnen baar ooft toeïiomenfaU ^ίφ aan ben <©uitiei
«bergeben/ bat f^iï geen menicijg boen bie OJob in't minjie bjcefï. Cn bie
Ôemnietenb?£c{! / i.^öoo: ben ©uibel meefï berücerö: al i^'t bat ïjp fjein
biöbJiii^ noemt ofroept ; fo ijieeftljp ïiocïj Det miiijï berlangen niet na ôëm ;
maar fcöji^ttoanneer βρ ecnflig aan fiem benSt. €>ffieinien ooU / bat ober^»
gebenboojStoJicDtenftcltaanDeaBienaarjS ban'tgereg^t of ben ^C0erpreg0i
ter obergeben ; om Wna toeiuig tijbjS be boo^^j^eib met bermaafi gepleegb te
Öebben/ben&atiStefajeiïmi €nfoube bat niet ïijn/ al^f offe bjeesibenbiptfi
fuiïen raiten ban be lïraflfe / fö fp bie felf niet quatnen te berfeSeren en te
üerDaafïen I ï^oojt^i : fullen alle befe menfcljen ban fo fott 5ijn / batfe niet meet*
bon ben ©uibel boo? iiunne eigene berboemeniiSbebingen/banful&eenMeiti
fiîiîo^tbermaafebanbûeinigbeufelingen ; gelgfe Det allejS tjS bjat baar ban
tuojbgemelbï Haat 5ijn/ bat b'eertien bie fïtö bai^r toe oberreben lieten/
fïf ö grote bingen baar bati Dabben ingebeelb : fal im / na bat el6 fïet |oe bjei^
iüabatbaar bptetoinnen/ ffot beel baar mebe te berliefen ijS; nu ηοφ fo
fïnnelooii bjel boiften 3051 / bat ijp fïcô met ben ©iiibeï {al berb jagen î
15·· Bocóieti^metiueinigbïoojben/ bat ban groot belang i^ in bit jïuS·
ÏBat baat fuUï een ©erbonb bat in'tbermógen ban partpen niet en ijS? '©e
ï©uibel / iji ijp beul / öp 10 be öegijter niet. ïlBat Ijeljiit ban of i)P men'
fctjen^ielbebingt/ ^emiijb ban fo beel jaren / bagen/ maanbèn geefl/ om
frjnbermaafe te nemen/ enongefïrafïtefonbigen : atfoôpnoc0 be (ïrafnotö
ïeeben^S-töbinijanbenóeeft; maar <i5oballeen/ bie b'^pperreggterbanbe.
leebenbenenbobentsfï ï®atban/ baanneer bie'^ menfcgen leeben afSwt/
aleer be tyb ban bat ©erbonb ten einben ban be ^uibel 006 een fcöelm /
batÔPfijnbjoojb nieigoubî <©f ijS öp bat/ teanneer fipfijnen ijonbgenoot
notö binnen tijb^ in föegóter^ l^anben / en in Mteni^f geraafet / baar m gem
aulgebteb : mm ïaat ô^m &ianben/ m booj't aavbfeôe bwwF/ ^anftonb^
^m ïaatjîen îtip ontjes^gpelp/ fioe tc^
ntautïîie&cn'Smtel Sent / <©00 felf metfeeiinenfoube/ tanettjS fcgepfel ïjais
BpîjS. €nfoÔi»<?5ob en ^uttjeïfient î goe î^ ô^t mogelijft/batSpfalftoec^
ïen/ (ijp toai «s^obl) ben ,^φερρεκ εη Befîierber üan bit al / ben ^ppetgeec
«'itt menfcöen en ban ^uttielen/ om fijtiii DeciJioeSten bpanbjS toiiie af te
βίϊίΐη ; en fïtô ben ^inUei te bertcoutoen / aijS ofbie magöttpi' nfïjetec toare
b'aïmaGÎitge en cmibom-goeöe <©ob, fegge ban/ inôtenber men<
ftben 3ön bie befîaan; baîbîebanbuilenlsmten fïnnen bie niet
^nUjetentöaïfeöoen; toaarom ban bat bertonb oofe nu!! / en gaiitfcö ban
Seenfcec toeerben tó* mag!) iö beilig bui öefliïiieïi / bat ï«t isermaarbe
BloelïttrrlJonö / ep fulöe toffe cn geleenöe gronöen fleuneube / foo beel alö be
^atuïit m ârben ieerr/ op't ailei^eöigti lüi te bjiifeiïen ee» ijeïöïc|ifei
^u iaat fien / ofbiergeîgfî ooîî te iîinben îu ^cïb^ 3©0ojb.
En om te weren wat ons daar, de Schrifc %-an meld , is nodig
eerft den fin der Namen na tc freuren, die daar gemeenlik op
alfulke mcnfciien worden toegepaft.
E o^ctop ban bat îâîiijDnÎ! iet mtbcn Bifei toeten iïönnen / foo moeten
eeeflenl^Mnnen
bieiïfïbjPbjiUig aanbe menfti)en leenben/ of be menfc^en aan be geefîen /
Seîgfe fp bat tel aan maïfeanber boen i t^'if^iîe batter omgang banbe <©ee^
tfenmet be jBenfc^eniji* ï^i^r ^riife ai öefeifoe ojber moeten ^ouben aïiÈ
boojfieen: öatift cec(ïna be j^amen foefee/ bïe in be^tÔJtft boojgaan^aïi^
fo berfïaan/ en baavommccfîooiî fobertaalb ?tjn; bat ten mtnjlen fommti'
se becfelbenfclÖnenonjS teVoftlcn feggen/ battec ^oberpe : en baar nar
fal banopbefaften of ^erfonen/biebaacbp betefeenbjgtt/ bie.ö te bequattte^
ïifet arfit freaeben toojben.
§. α/In befen toil ίδ nu ( al^tn'tijegut gefetbi^ ) memant om be md
bie in'iiDoo05fiu& 3gHgetwi0/ ijier moeilijfemafeen. ^aat ber^ak
f^n bat booj eeriï fo bltjben / batter Toveraars en TovereiTen 5tjn; battec
VûîgenjS bien oofeToverye alfo bte namen in ben buitfcgen 25gbel/ eit
in anbere talen biergclpte / neffen.^ anberen te lefen liaan. IBaar op fo me^^
pïitatii ali^cn.^ een bcrfelber toooïben boojftmttt / fo en fiaat'et baÉ
wöjtïftiÊeiifenïet öp/ bjatmenbooj befeibe moet berfiaan; te toeten/bat be:
X^Mcijen b.tnaen be pattmi· te öoben gaanoe booj be Htagt oe^ ooen,.
^ïftöier ban al be piaatfen bie in onfen burtfcôen i^pf! ^Ati Toveraars, ban
-ocr page 59-1-8 Derde Boek.
TovcreffenöfbnïïTovcrye; ï)ct ^ï? ün&ur öic «inneü / of banWaarfcggcryOf
Duiwis konrten f^jçfeeîi. 41:8. €;t:oïs> 7:11 / i2. en 8:7/18/19. etï
22:iB. 5LcD.i9::?r. en 20:6/26/27. 5^11111.22:7. en2^:23. en24:u
5Deut»i3:i* en 18:lo/11/14. 3of,i3:22. 1 ^am»0:2. en 16:22. cmS:
7/ 8/ 9> 1. ïton. 21:6/7· en 2c»: 24. 2, ïtjon. 33:6. 58:6, l^jcb. io:
II. g|ef>2ï6. en?: 19* en29:4. en44:2î. en47:n· enf?:^ Sieeem.
8:17. eiU7: en 29:8. ïï^an. 1 : zo. en 2:2/10. en 4:7· en yt i η ^acFl.
10;2. ït^anö.8:9/11. en 13:8. eni_6:i6. en 19:13^4^411.3:1,
en 5:20. Φρεηΐί. 18:23.
jjlaatfenöer ^töjïfinre/
(iament/ öie bpon^é/ ennieefï ooii öp&\möeEe <©bei"i%ttecii ïnöienfïnijeui
taalb 3ijrt. Heejl öan bosï eeufï bie bp π (iïbe na / en iïet of Vuei in een iïi^i
allen toozb gefeib get gene bat men ban be 'ïïroDcrp gelooft, «©narna ife
ben 1teΓeι:noφbenîJJegDiυat iwbecÏODfen*
3. <enbat en ί^έ geen Uionbeu : üjant beï^.<i^eefï ficïj aanbemenfc^eu
«tet «aibmb; omUanbmgen/ bie't Deniufïalfo te noemen/ oofealfotefpjei
feen aiiSfp bat gemeeneiift Uerfiaan. iBen moet ban üjeten/ tuat ôet boo|
ï^elîjeeUîfcije / of CfjalbeetofcDe ofoofe <i5^tefefc{je tooojben jtjn/ bie
Ijerfetterif buifbettaalö Ijebijen/ batmen m't ^uitfeö ban Toveraars, Be-
fweerdcrs, of DuivelskonfteDaren, en fn iinbece ialen Uan gcUjHbeteïïencn<'
öe üjooïben lecfi- Φιη bit ban buibeltîî te tonen / f jub ift befcôeibelife oy ber^
fciietberpen al be namen feonnen lïellen / baac be ^cDjift bat OagD ban
mcnfcöen bp betefeent / booi'tUîelfî be ïÎEîuîbei/ fo men rneint/ buö beel
(juaabii en toonberjS boet. ^an ift faï {jiec flegô,^ tn 't ftojte feggen/ bat m'en
1 y. brnbe ίη 't #ub / en in 't jg. en fo 20. in 't gefieel/ iebeu ban beiffOei^
öen aart en afftomfî: taeiftec àiilen 4. maar eenji ; b'anbece 16 becfcijeibe maleu
ijoojfiomen; enbanbefelbe îijnôec bie ban b'aBbecfetteciS op beifcgeibe
trlaatfen betfcrieibelü» bei-iîlaacb jtjn. fai bte ijiei: flegft^ aanbJijfen ; en
ban be îJlaatfen bec^cöiifture / baar on^S bie oiîtmoeteti / Uîat befonberli^er
onbei;foe!îen: om foben Hefecte boen fïen/ toai gconb ίδ ö^bbe ban mtju
feggen.
4. î©er genen bîeuitb^uMielife&aavbaoj te boefe fiaan / batfêyd cie kon-
ften pi eegden, fgelp ï^anb. τ 9:19. in 't gei«eiti gefegb Uiojb) biiib ίδ op 't
Oub^STelïanient bijfbeilepe flagö fo benoemb/ batonfe <®betfetter^ in be
bectaltnge ban genfelf ηοφ ban anbetîen niet fonbeiling berfcpten. ( i.)
1. Di'jn D^in Choleem chahom een Droomdromer, ï©eut. 13: i. (2) IL lyin
ο'ηοπΛχ Ooreefch el hammethjm, die de dooden vraagt, ^eiit» i8:11. (3·)
HL ο'ΏΒ' lain Choveer Schamajim, die d«n Hemel waarneemt , en (4) IV-
t3';iTO3rtïin Chofe'Î'accochavym3 die in de fterren kijkt, beibe ^ef. 47 î
«©ocftmitiibien bat befebingenefgentlijfe bat gene niet en 5pn/ bat men To-
veryenoemt; enbe baneïfe becjïaan toojben/ bat buiien <©uibeIiS toeboeti
luelbefïaaniïonnen/ enfonbecmtiSb^utftooftgeoojlofb5gn: fo e» fai i&mp
feaarmebetïjan^snietbeebermoeiJen* (5-0 V.g^an aUeenti& faï ifuiiflcgen
bcibeniatenljetCöalbeebjfcö pi; Gafip m anu Çofra^'awaai fcggeTs. ^an*
. iî 27. en 4; 7. en j: 7/ jj. .5· ^^
21
. €oiiie9.banSomenfee/ ïsicöaiionfeiSberfmetsf feif betfc^dbclife
öfïtaalb 5tjn; öeüïei-tïamïm'illcïs^cetöfcï)/ cn b\TObereiJÎifm'i<0jîcfefcr>
eecfic liet oï? ben feaa^ ban'tfpei ComjOieria?ehen) be tier op be φεεί^
W^/ enbetlueeiaatjleojJ^rt Içteien batfe boen. (^;.) Ι- ais Oov j^ebbenfe
OVseraî waarfeggerOfwaarfcggenden geeft, begalb^toveraarijcrtaaib,
^enfiet^etÊtrfîelUtJ. 19: 31. en ^o:6/ τη* ^cutiS: n* i.^am.zS:
^8/9. 2.?îûn.2i:6. en 23:24. zjijon.s^: 6. gj^f.S: 19. en j^etttoeebe
•Jcf. 2,9:4.;(7) II. na-Dn Mecajfcheef, n-JlVDa micajfchefa m Îi-S'f:i CaJfchafjm
i^bp i)eîî tuieemaal guichciaars <éi:ob.7: ii> enbiermaaï tove-
raar of toveres tefegiten. 4Ej:ob. 22:16. ^eut. 18:10, g'iCtem. ay- 9· Λ!»
3: s* (§) ΙΙί. lacheefch l^eiJÖenfe ttiJceiîiaal befweerder Cgelp ïj-nSn
*»fiacheejch beiefer. ^fal. f8:60 bertaalb. #jeb. lo: II. ^ec. 8: 17.
mh iachafih, öat iïan ben feifben oojfpjongi.^ / baar ban maftenfe
^mtâic. enbeecnjé mi gebed. enbenoc^een^ ^nSnn
^itkiacheejch mompelen. ^ral>4i:8. (9.) IV. Choveer tlXieemaaï be-
fweerder, ï©eut 18: II. ^fal.58:6 eneeni^fgelgfeuit öetbüo?gaanbeblijft)
^aarneemer, tc toeten / bait be fterim Sief. 47M3» ^iï ban b'ïle--
WlDfciie namen in't <8ub €:eiiament*
, §. 6. '^tt ejiefefcgenfai men tn 't jSielxi ttueeberSanbe binben : ttoee bie
^lilebjeetoftöhertalen/ enbjtcbie ber g?iefttt0etaleei(jen5ijnt (iQ·)
'tSebjcetofc^e oov tooibgetgjiefefcStoooib τΓυ&ώίν pythoon gegajï; enbaac
Îîan πνΐΰα» 7τυ3-ων@^ fneiima fythcnet een waarfeggende geeft ÎJertaaïb^
%lnb. 16: ijerjS 16. {lï) Ih Chov^er , ίζοξκ^ΐης exorkjflees befweerder,
Deîjbenfeiiefjîduiveibeiweerder ijerbuit^Ôtr^lanb. 19:13* om batalbaaci
Uan onreim geefïen getoa^b löo?b» 50οφ atfo befe ttoee Vooojben elft maac
çen^telefenfiaan/ fojijnjeoofemaareeni^ albu^ ijertaalb: bergalSjen Som
m tot be anberin/ bie maar alleen in 't #tetoï 'Srejïanient te t>inben 5iJiT»
(i2) I. Μάγΰΐ Magot jgnJBatt.a: 1/ 7/16. wijfeii, toel6e ïjetoonben bat^
fceerlifteliebentoaren/ bie uit ]^et<©ofïeniiuamen om ben ïioning te
aaniiibben. jBaac alö ban J>imon gefeibüjojbbatöptoa^ , bat
t^/ boenbe 't toerfe tjan fulfec hatjfm ; fo feggenfe bat fp tuasi pieegende
toverye. <6η ^oetuel be tutMieib fuiftec üJijfcn wage/a genoemö
toojb: ccïitei: ^imontoegcfciijebenjijnbe/ fo noemen fpfe toverye. l^anb.
9/11. φα^μοί-Α^ί» famakeia <èal. st 20. en ^Jîen^.ç: ar. venijnge-
^^"ge, en <8ïienli* 18: toverye : gelijfe fp oofe be tooojben Φάξίχα^ο-
farmai^oj eil φί^^/ΛΛ-κΕυ? farmakem Mbe toveraar be£blîîtft|)t i|eijben> ('?)
hafkainem, 't gene^auiu^ βήΐ i. S[ebjui6t/ bpDen
oetoveren te feggen: m toeifeen fin/ en anbcrji geen/ ίδ bat lojoojbmebe
; op bat niemant fegge bat ift geenerganbetoberp erfeenne.
. J· 7- ^u^baniJerfcplenb'eberfetteriS banïîenfeïben; ^aatoitónuatti
hÎf2 Ô^ bergelglien î ï©aar fp 't al onberlinge ttm 30« / baar 5tjn
oe m^beren i?an iienuerfcgeibenmiet alleenlife inôeîjoojsemeîôe Vuoojben;
Ν C 3 (fO'-
-ocr page 61-1-8 Derde Boek.
(fomenlicgteltfeÏjenBeti ttiiiaó) maat felfoofe oijeuir^fe / öte ίδ iiuSjerijdget^
noemen faU ^ï^te^ toii ife teïier i)eb|«etafcö ïooojb in tierfröeï&f taïm fieUen /
foaliiîfefembecfeIiîer23rjljei^î3mïre; met &e buitfcöe beriaÏinge/ em'io««
becfciieib tcfien. (14) Ι· fterrekijkers^
autijer weifen, geltj&ïiE 70 gïieèfcöe otïeEfrtiei·^ , mazour. 'tgene
îï'onfen / als? üJp tcriîonb gefîen öetöm / fomiij&^ wijfen, fomtilï^ toveraars
toecömifcgt ïicbijeiu ïPRéfieeffet ooft öe ïDmifröe / wijfer. (15/;
IL Diain Chamomy toveraar. <6βη*4Γ:8/Z4.t CjCOÖ. 7: 11/zi. CU8i7/18/
19· en?: lu ^au. i: ^,α. eni: ΐ3*ι/ιο» en 4:7. en n,
ίπαοιάος, epae.idos, bat î.^ bck-fcr Ûî '^t. %i!Îijiî gmethiiacus geboorte leièt.
Huiler JîcrnnfeheT ; ôefgiÎpîn'Î ^eilffg fiiêrn^aiar^". (i6) ΙΠ. tyma Me-
nacheefch, dieopvoge..liicfcl.uey acht geeft, ^eiit* i8: ic. #lfcai0r fett :{au-
berer y îjat îïS toveraar. 3;n'tjr^aîlféi||xaat/, diemetvoor-
ieggingeri omgaat ί Ul 'ί / an enchanter ccn bekfer. (17; IV.
Onecn Meome.n, Guichelaar. ÏE^eut. i 01 10. f Vi'icchc.'
laar ·, CteineU. fUnetmm planeet-kier ; befeeîfti lîet ftMl^^fïognûfiiijueui'
detemps^ en 'tCngdfcÎî/ an obferver of tima ; ùntaçiwehle^, tl\ ψίΫ-
catoj ein m^rfager : feoiwnîje aile îmtmalkauôeu oteK tm / fβ eeiîîîaEig'^
Iij&toei:rtpienî5eiîan't ^tiit^lj. (tSj v. Duivrdi-iioniieuaar.
'^eUtlS:. II. τζξΛτΰιτ·/Λ7Τ·^ , wooderkijlicr of wicch-eJaar. '»2!ΐΤΗΪδΐί.
ht! opùcnfelfôenfm: 'S^Vt fUMXfÙydiJmr de kmte avavture, batî^i/ goeder-
geluk-fegger. HMt&er feit Zeichmdemer > eil in 't eugdffÖ fti^U wi^ard,
h toelfe meöe al 0)? een uitfeomt
8. ^ietöternutijeöecom/ f)oeoaf^eberfettei*ifiïeiermei anîKreobee
een (îemnien/ ôanmett)enfelîîen. (rgi i. ooip Kojiem toerialeiifè v^aarfcg;·
ger, O^eut^iS: io/14. r^am^ó: 2. en44: îf. ^eremt27: 9·
en29:8^ JBicô-gîy. ioî2* anbergf vooriègger. SÎof/is: 22.
13: 9. en 28. %n 't <ajteSfciî en be^^gelijr in b'anbere
ijertaltngen/ meefl al op benfelfbenfin : febat bit O^t eerttglie toooîb ¥/
iBaac otoec onfe ouerfettinge met alfe b anbere een^ j^ot^taiî^ betfcöilf^
fe baar in ijan gaar feitje toebevoin/ batfe dop i^efem opb'eene iJlaatfe ^ιυ»»
x^X Z3. ^eut- MTaarfcggerye, ei1 θρ b'anbCl'e χ ^am. af M 3* toverye
noemt. Ï©aitt een toaatfegger 6an een flecre&pet ofanbcr^^ een
tec jijn/ bie baarom met ben ^ui^el geen gemeenfc^ap f)tift ; fuljc
ebentael toanbe CobeKaai-i? geloijen toil: 3©aaï utt blijfet bat i^aarffggetp^
enCoberpetoerf^eibenebingcnjgn. (20) 11. ^efgeitjjc i^ ι^πα nachafchtn
mtynj mchafihoot öp Ö^n niet anbecsi ban.toveryc : fcgoon fp ben genen öip
ïiefelijeüieegt/ te toeten menacheefch, ôiecîîûoîgemdb/ ben naam ö^n to-
veraar (gelgfegetiJpgebolge fowbe moeten üiefen) metengeten: maar die
op vogelgcfchrey acht geeft ; 't toelfe geheel Ujat anber^ i^ / ban ac^t te geuen
op ben ^utbel / om iet booj ftem te f^je^en ofte boen. , ,„ «
§. 9. 3in gebolge ban bit alle^ÖeiJifeÖt^ciJoojeec^ niet ijp te boen / ban f
gene reebs? toan mp gefetb o^et ben f jofeet Daniel '^^jin
-ocr page 62-ν. Η ο ο F Β s τ II κ. 2J
mtium pcritûr, luiden van allerleyekonftcn. icrï^ïpgrefi'iKbefeftÖoneïföen
ïïP'. omdat wy geen woorden hebben, met welKenvvyde hebreewfche ver-
talen kennen : want wy weten niet befcheidelik, hoedanige konflen of le-
vens oefteninge doordefelve betekend \iOrden. CUÖCCea lïSeintg lierbecr
Ook begeer ik 't niet te weten. God heeft de namen der Baalimi van der aarde
Willen wech doen- Hof. 2. Zach. 13. Waarom dan ook de namen van die
ydele konften niet? Want waartoe zijnie nut? ïöiilïïetl fCgtCCt ttaa|ïe Öaac
ban toeten / öat falon^fimius^toei feggen/ We (gclp ife nteöe ober ^a^
nteï 1:4· § ïf^ gemelDçeîîbe) fn't i ïjoofb(iu6 fgn^ so.ïjoefejstiit banïie
Magia feiï : datie uit de Genees kunde geboren , door Godsdienllen dooc
deWiskonft toegenomen heeft: alfo elkeen, gratig om wat niewsvan hem
fclf te wetén, 'tgeïoof hadde, dat iulxmet fekerheid uit den Hemel te ver-
nemen was. 't Cene tfe öan ^erïtcr iitt '©ioboru^ «êttuïujS ft^enge/moet
Siermebc niet berf^cgen. Cc vueien / baac öp ban De Cfiatóeecif feit/
datfedcn dicnft der Goden toegedaan j al hun leven inde Filoiofie hefteed*
den, en de voornaamfle eere uit de Sterrekunft behaalden. Sommigen 011-
dertuiïchen tot wicchelarye genegenvoorfeiden toekomende dingen: po-
gende, hctzy door boetplegingen oftofferhanden , of bclefingen, de rampen
af teweeren en't goede te verwerven. Ook zijnfe (feit^ip/ öan ftjhen ttjÖ
fPjefegnbe ) in 't wikken en waarfeggen wel ervaren, en om dromen en won-
dertekenen uit te leggen. Met een fnedig op wicchelaryen, worden geacht
de waarheid in't voorfeggen wel te treffen, '©ll^fill 't 29. ^DOfîïfÎHS öejS z,
ïîocfe^baar af rci)?i)öenï!e / geeft gpmet eenteftennen/ bat be Cftalbeenbe-
fe iïOHlïocftntiiscn aan ö'^gi^ienaren fcgidbig tuateit. €n befe tttieeboL·
feereii 3tin !)ei oofe/ bie OR^be ^c^jift boojgaaaji met alfuïfee 'Sioiîecpen/
(^men bie nu noemen toil ) op 't tooneel boet feomew^ ^u laat οπίέ bat
renjs iaat iîefcljeîbeliiier onbéïfoeïien.
- En om de falcen nader by te komen, fal het dienen, alle d'aangete-
' kende Schriftuurplaatiên in't beionder na te fien: en vooreerit
de gene die van Toverhandelingen fpreken , welke in
Egypten eertijds voorgevallen zijn.
u
beelbatî\Janbîe:îDenammgen bu^ in't gemeen gefeib/ foiaat onjS
, tot eeit naber onbetfoefe bei* plaatfen feomen / ttJaacin be ^cöjift bati
"^iKemenfc^enfpïeefet/ aan tuien fp befe namen geejï. ïï^felbe fnllen top
^^wameim mOiieeîW5:lepbeî:bçelçnr ijan UJrtSm 't emebeeïbantanbeluv-
gen
-ocr page 63-24 Dêrde Boek.
çm fîî?ecBt / laaamt îsie mcnfcöen sm ceftjuiÊt gctoeeiï ; tn 'tanber
fen/ f^jtulîen/ toetten entjennamngenbeöeljï/ bie og alfuîiîe menffl^rtt en
bcrfelbeu ijanbeimgen pajiett. ïïit feeiben / en mfonbeeljeib te (ίιιηεη tecgelci
feen/ fat en^f tiefcöeibeli& te bouen fiomen/ toai on^ be ^cïj^ban fui^e
menfcgen feit: iBaacuitonsfbmtfîaat af te nemen ^ of fpbefelbefotefcfijijff/
geltjfe be fpjaaii gaat / en 't gemeen geboeïen baar ban t^» IBp fulien in bit
goofDjîulî bic ban b'eerfïefoojt betragftten/ e« b'anbere booj 't fe^be aber«
goiiben : in beiben (boti) beijoubeniS befe onberfr^eibing ) be ojbec ban be
ïjoefeenbec ^clöjifïacc/ en foaijf in't boo^aanbe ïjoofbfiuh 2. aangete^
jBenb / tïan boo j tot atfiiec boigenbe. en ober leber fal i& eer jl onfe eigc^
ne (©berfetter^s / en baar na b'anberen raet ijunne uttieggingen boen Mt^
feeit : boojlu,elfeen allenitip in 't eerjïe ^jufm^ tfη boUen öelpen fal. mie
man banongemeene feunbigljeib inb'oubeoûlïerltite Calen UJijb bermaarb/
ïjab iiiÉ bebelber algenieene Staten/ en op een jaarlgç penfioen/ al lange
boo? fjei^ojtfcöe^pnobUiSbegonnen/ alle b'onbe<i5riefefc0een?Lattjnfcne
<8becfettingen be^ BijbeliS na tefoefeen; en te fanten bergeleüen/ tot eert
boojfcpïift aan be «©berfetter^ /, biemen boe nocl^ fîellen fowbe / bp te maSert*
in bte befïgfteib ge1ïo?ben booj't ^pnobe; fostjn bie ftïjjtften onfe»
30ebèrlanbfcfien «©becfetter^ lïooit terijanb geüomen. ^aar fijnen na^
^lat in 't #|ofetTo|ftÖap tot Jpranefter âfictinu^ :Hlmama / bie erfgenaam ban
fijnebocfeenbjierb/ geïaten/ en tenoem aan cenen frjnérfonen nagelaten/
bie fonbermanlthoi? gejïo^ben i^t fo5önbieeinbeliï{totmpge&omcn.
ίφοοη ifebit tïuütoeriïJS geentinj^ boo?niet ontbangengebbe/ fo toil ίδ Jet
boo? niet ben Hefermebebeelen; ombat Set mi inmtjnbermogeniji/ en
Sem baar ban bicnen 6an» fal ftem in bit j^oofbfïufe / foo bejr ol^ öp
mpboojgant/ bolgen; en biel niet allers/ maar om óojt^eibi^ iöille 't no-
îjîgfïe boen feggen*
i. ï^ier ijSban b'eerfie plaats in Sm, 4it baar jparao be δβηίη^
banCgppten/ eenljeibcnfcljman/ onfïelb om enenbjeeittbenbjoomalbaac
berj^aalD/ riep alle Toveraars enalleWijfcn die in ganfch Egvpten waren *
omï)em bejeifelfif tebuibinge te feggen. Maar ( |ïaat 'er bp) daar en was nie-
mand diefc hem uitleide. ïLaat cer|ï tinonfe (iBberfetters^ feggen / toat oii
boojluiben 5ijngebjeejï* ï©eeer(ren toojben in ben gronbtept D^oain
tummym genaanib; tudft bjoojbop alleplaatfenban ben Bijbel/ batiji
maal ban ften niet anber^i in ben tzxt al^s Toveraasbertaalb i^.
ne lutlegging Opbe fmnt i^ftier/ bat oofi baarbooi 3tjn te berfïaan Stene-
bi)kers, Tckenbedieders en Waarfeggcrs ; be laatfïc fonreg^i fo genoein»^
3ifîgaiîicr nubetUiee boojbp/ tot op een anbere plaatst : maar gebe fïfiy^
benïlefer aantemerèen/ üiatbailrtgöeib fjiertoooj 'tbebsïjöban'ïïroberpm
tteeiït/ fo al.sfmen bie gelooft; inbien men magb geïoben bat bie menfcy^rt
bterrekijkers 3ïjn gebjcefï» ©at blaren be booînaamjîe Wljfcn ban <egpçtm/
lîterneben^é ο η:3π Chachamjm genoemb/ gèlp be3|obenOebcnöaag0nDC9
lïutmclleeiVuiriinoemem ipiiUeniug^/ embanbe eberft^nöer.a on|er ηκ^
-ocr page 64-VI. Hoofdstuk. 3;
toie<©ÎJçrfcttin0e/ geeft op öïttooo^ö Toveraars aangeteSenö 'aam P.waar-
^^SSers, juri. Magis: te feenneii gebett&e / ï»at fjpïtetiec een tian Wöett ftatii
ï>e/ öanöat todojö ban Toveraars, banï>'<8i»i:fettec3Sbaatgefleïö, iBaac
bot berfïïaren fp ficf) m m öie berfcöeiöenc bmalinge > Vcritaat de gene
die met natuurlike of iùperftitieufe ; ja ook fomtijds met düivelfche konftea
omgingen: oiniets verborgens te voorfeggen, of te beduiden, ende om wat
Wonders ve bedrijven, iüaac fomen baac bp inag^ berjlaanfoöaniiïc / bie
Uiet natHurlikekonftenomgingen, of OOfe ηοφ al fuperlVuieufe; bïat nOOb#
faaStcn^ om düivelfche baac bp te boegen! üïant m bentei:t t^ baar noc0
taal nocf) tefeen ban> ^jS 't οοδ om bat be plaatfen baat fp filet op töijfen /
7:11» ^n 8:19» en 9t 10. batmebe brengen! Wm*
neet Ujp baat toe feomen / fo fuHentoe tta^ fïen, bp 't anbet tooojb
en brengen jp ben ïSmbelmettepa^/ berflaanbebooi bie Wijfcn be geneii
die in wcetenfehap, icherpfinnigheid, of oordcel, ofcrvarcntheid uitmunte-
den.
$. 3. ï?5att.öfobeeï atöanfe €>öesfettec# Utt betteft: mt fal ih ^jufïu^
booj b'atlbeten boen fpiefeen» 't bJOOJb de Toveraars van Egypten ,Ï)aÉ
in ben ouben S.atgnfc|en ï&gbel ( baat gpfrjnen tejtt uit neemt ) bettaalb
MAzoiMgifti, bit fijne aantefeeninge* „ t^nso 'ojsin. ^e tfebentig
nitQQlitl/'^Sg ίξηγ*ί·τχς êdyvrrla , tous ixegetas Aipptou de Uitleggers van
,, Egypten. 3|ïeronpmn^ CeûieSimdeGiiTers, ^quila n^rjfia-
,,βα:. ^^itftomtban ^ΐξ^Φ^άζω kryfia:(o·, toaatbannotfi fn't gebp^i^i
„ ίγϋξν<ρι»(ω eniryfia:(e, batl^/ inwikkelen, verbergen. 'Î^cg^baÉ
>» bebettaîetôiet mebeijeefttoiUen beteöenen be ©joombebiebetiS/ enfuie
5, feeubiebetbojgene bingen feiben ; töelfeebe ûomeinfcôe ©ettalet occul·
„ ioraiwcoffMiiorci·, kenners van verborgentheden noemt, ^pmmacgn^ μαγαζ
„ maifms. ^e^gel0]i: ^ante^i #agntnu^, '©it gebiel ntia^ Jfôontanu#
„ niet/ alfo ÖP Genethliacos (bati^É Geboortelefers) inbeplaatfeffeït.
„-looft mp/ batôeteetbeti^tefeggenM^gw: 'tgene uit be UJetfeingen ban
„ beft cbartymmim ί^ tcUetfïaan. l®ant fiet geen <i5ebooîtenlefec^ toecft
„ / fïabeninllangciite betanbeten/ of boifcgcn te maBcn. «©ηδείο^ί en
„ ^lOnatijan (in't Cijalbeebjfcô) D-i^D^wm charfibei Mhfrajim, enbei^
„ Charaafch fo beet alleen Magus tefeggen/ 'tgenein'ttcbieetofcgi^
li '^Ï^on [mecagchef^} ^aatbanOOÖ i^mn Charfchee l^atyeiai mageijAi , bC
feonfïen bet M agi fanb. 18: η » în't ^prifcfitlaat. fö.^alomo οόϊ^-ιπ
Λ Qhartummym, bie Op be ôDObs^beenbeten blammen / be boben baat uit bja^
5> gen; enbetoo:bettbpbe<i3jieSett vsK^opcivTw, nekrmantaj àoàenâcngxÎ-
'» fers genaamb^ bit geboelen foube 't bJ00|b d ntann uit bie ttoee be?
Haan / mn cha^a verhit zijn , en ατ) timei beenderen, geïijümen bie in
't^ptifc^noemt, men €ftafeit: tïcain uit biet letteren befïaanbe/
V, een^prffeiiofÇgppitff^bîoojb/ enfaetefienttemantbie etbateni^ in fa^
" «mbetjiganire. îl^ocpetblptuit^^an,!. bat oain ChamomW^ü^iM
„ ban
-ocr page 65-1-8 Derde Boek.
„ ttan Mecafcheef, aïfomenöaar bie teiïre ûîOûjîseii ïeejî. ^itÇeefÎ
„ ί5. ^alîîïJ lüél getoeten/ ttjanneer öp ftôjeef / öat fp \Joel cencriepbolö/
„ maariîocôtiîi^m ^tttme &onîiUerfc|)eiôen5gn î löieni&öaarinlieöcctoc^
„ |îemmeî>an i^.Hetii/ ΐΰείδε öeiöe laoojïsm nmtit in eeueniïn; ööelucl
„ 't €Oa!GeeUîftîî bie bei&e on&eu cen toermengt.
^îî ΰ'αζτ 't ecrîîe tooojö : en otoeî: 't ànîicc ^tm^t ÎJP R0|ieUl aïöu^
Sofientes^ Wijfen ] ervaren inde wiccheîarye en Sterrenkunde ,tJ0l3Ciî^
Aben Ezra. Ervaren in andere weetenfchappcn ; der iîerren, en befondcr
„ Droombedieders, fo Jî^eucecuif tofl. ^a mijn ôcîjunfien ïïîo^m tncöe ^ε®
„ ïiaatnö ΙΒίίΓεη/ bie be Magia bcïjîaan. 't ^.^ban een tooojb ban aigenieene
„ beie&eniji ; aiji of inen feibe / de Magi en vorderc Wijfen van Egypten·
4. ïSaariiinu/ tóelgereüenb / op öetmintïe fe^becôanbciutiegistnge
ban tiA^simpchartummym, batb? b'onfen Toveraars beEtaalb ijS : en bat
ban bé oiîbiîe a^berfetiet^ / bjelfïe fo beel ôonberb jarennabec aan bie tgben
ïeefoen ban top geben boen ; ja be LXX. <©berfettec^ alfo genaamb / al
boo? 1000 jaren / en fdf in bie tt^en / of ten ttiintïeti feccna bp / bat bit
fïag&baninenfcöen noc|) in toefen toajS/ cn bie oube fpjaften in 't oebiutfe*
€>00 ίβΐ bat fp fclf bie lanben booi een beel betooonb / of kç Μ ininjî be^
toanbelb fiebben / baar fulfee Êonfïen toaren in 't geb^uift. €η ôebben bie niet
fefterjàS baac ban δοηηεη feggen/ om on^ be onfeilbatc betefienisi bec na«
menbanatfulfee menfï0en en berfelbec δοηΐΐε» aan te toijfen i toat fouben
top ban nu fo lang baaviia nocfl boen / bie alle^ toat ban onbjS toajS wit be ou»
ben tialen moeienîiBeiî îi« nointau;^ in alle bie ber^öeibengeib ηοφ taal nocö
ïeBen baiialfuifie Cobetp/ gelijfemett öebenbaagjf gelooft. 5Soc|t toeiniger ban
(tilfe een^üïbeïjS ©loeftberbonb/ baacfelf be îï^ttibel ban niet eenen befec
•iBbecfftieriS / in't berfelacen ban besf tooojbs? betcfeenijTe/ toojbgenocmb.
3©el feitonji %ttfïwö/ bat fgnjS bebunBensêM^gi boo? Set felbe teberfiaau
3ün : maar echter nocö al niet / toat baat boo^ berflaat. ^at laat on^î
ban gaan fïén op b'eerjïe plaatss bie nu op befe bolgt.
§. 5·. II. CjCOb. 7 : II / 12. paat bp on.ö albums te lefén* Fa-
lao riep ook de Wijfen [οίο3Π Chachamym'] en de Guichelaars: [ ■D'îîB'jd
iidcca^chefym .· ] en deEgiptifche Toveraars [ oODin Chartummqm'\ deden
ook alib met hare befv^ceringen [on'ünSa èzlahatteihem-'] Want een iegelijk
1/rierp fijnen ftafneder, endefy wierden tot draken : (in 't gebjeetofc^ fïaaf
B'yjn fbanninjm·, toei6tooo|bfp€ienef 1:21. Waiviircbenbertaalbj^ebben)
maar Aaronsftaf verflond hare ftaven. Ï^anbie Guichelaars, alfo ÏJp i)en
nœrtîb/ feggenfeprop be Ïtant/ datfy door Duivels konft de ooghen àcx
menfchen betoverden, ib datfe meindcn te lien het gene dat inderdaad niet
•was; cndc waren als voor wijfen in grote achtinge by d'Egyptenaaren gehou-
den. ^p öebben bangemeinb / bat felf be <i5uttöelaac,ö ooèinet benpuibeï
cminegaan; en bat eeninenff^efonbec fón behulp bet inenfcj&en oggenniet
enftan becbpiïeren/ fobatfe meinenbed tefien baaraf fpnieiittetallenfien:
cenbing batbagfielgp in onfe fermiffén in 't openbaar bp 31an pottagie eti
bofaî^ toüjb gebaan» 'ttooojb ban Toveraars en boenfegeen ber^
-ocr page 66-Siâïmjje: ban totjfenonji nab'eerfie ^iaati? enbaifiïecöeöooj'
iîaamjle ban getoeefi jgn öegeneöte βρ î^aulu^ 2 /^mi. 3:8. jannes en jambres
59ngenaamö. !©attci: fîaat / fy deden ook alfo : batfïaanfe toe öat maar in
Jchijn, en geenlin^ meïtec öaaö aefcóteö ^ît t^ met ijcn een^ :
wcMtien/ m^ óetniet meecöaiimftóön/ Γα üjeetiS niet tuai fc^gn m
Öecft/ öat gier öe ïi^uiSjel meöe in üJïogfii; alfo een Ufiis f « ftnapôanîïig tnenfcö
S^ttoesfaam t0/om bjp beel fdöDn^ te mafeen öan 't gene niet en ié nocft luch-
ten 6an* ^ϊΐίοοίέ öe i^mtjel ïoojïï ftier lojeöerom toan |lofe$i niet ge^
iïoemb.
. 6. ï©atï©|Uiï«Sfï)etreft/ bie Deefter bit öan nagelaten» neeme 'i
®«nbïe tooojben af/ bat Ifôofei^ en Siaron^ Staf^ierd cenDrakc.
lifuit Drae^o, wasecnDrake. (feîtÔp ) wierd manderd ia
„ een Drakc. ^onatgatl/ Njnnnb leç'hoerwavà tot ene Slange, ^n^^reronp'-
mw^ inColuhrum [totene^ïangeV of öefonberUfi huisflange, fo al^ ^ct
fommtge bertalen. ] ^p feggcn 006 toeï îa^in π [ cUrjej choermaan^ in
" beplaat;S/ en κ^νπ {çhiveja^^iet <i5en,49: 17. ρΐΐπ [ choemami^ fep
JBunlîeru^ fo teel al^ een Bafiiiskus : botô bat t^ ps pthen in 't
»» bjeeïofc0.
Ji ^afhntes [Wijfen] J^ilolbfen/ ^oflifien; batïsa^Ïpoubgi^etfelfoelïp
9) bee^ieSen; enmenleefïöiecooifein'tgrie!trt9 -χο-^ίtom fofiflarj
„ de fofiften, [ bat i^ öïijfen. ] 00& in b'oube latgnftge i^^Ul^fapimes.
wijfen. ^ugnfïgn in fgne ^pjeefttogfen l^eefï iteber 3|n ben
JSoomftgen bjufetoojbj^eruit ^lquilabpgebiaggi 'ίξ^φίΑ^ΐ^Λί, /ίυβαβα],
(^iet§, 3* ober ^en.+i : S* ) Îtoeïfe echter meer fcftpt te beijoreu tot
onxD 'ntann cbartummei Mitf^aim^ î)àt i0/ StertengiiTcrs vanEgypten. '
EtMaleficof, en de Toveraars) ü'B^^ü mcaphefijrn. :^ÎJen «ièfra meittÉ
5» bat baar boo^ beteefeenb Uaojben be niSrnn ra^n chachmei hammazz^-
„ hot, Sîerrewijfeq. toOJb een Vergiftiger of Befweerdcr baar
j, baoj terflaan i tojeift laatfle lm jlBnnjïerusi / Heo 3iube / [tloe ia«
„ tgnfcöe obecfctter^;j en in ben fcanfcften a&ijbel fïaat LXX. ijeb--
ïïen ^ τας φοί-ξΙ^ΛΧ-ονς^ ia';iourFarma\ouÏ, 'tijjeliî fpUertalcn Vergiftiger?,
'^remeliiu^ en ^^riaiS Îrieflipames, Guicheiaars. Mbm Cfra feit / o-aiî?: a
" Mecakchefijm UîOîbert geiKiemb de gene die natuurlike dingen na 't oog
" veranderen ; toelft i^ ftet boen ban <2î5MitBeïaar^.5!laar gp meugt feggen/fo
»> Mecafchefijm niet anber^ 5gn ban <i5uîc&elaai-ii; tpattjabbenfe te^ boen/
»> 5&an.2. omïjp't Uitleggen ban'^Motung^bjoom te 5ijn> ö-ïï^atoibant^
5, tüpojbuitbenfelfbett^ttiefra: batj^et map/ om dat die luiden wiften
jj weikçûren de beqjiaarnÖé ïijn om iets doen ; te weten na det'famenilel-
J"3gc der Sterren ^ alfulken tijd. MOnatfiaii en <θη%Ιθίί x^iy-in Cham
gemeenliC Qwade Juiden noemt / ©eftoeer^
" Aid;;,· JEgyptiorum [ de Toveraar? Egypten] d^ko ^D^nn Chartummei
^i Mitsrajm^ bttbertaUU^i LXX, «i IT^O/cTÎ) twv ûuyvTrVcûv, hçf Epaoùici
^ 2 ma
27
1-8 Derde Boek.
toon Aigupthon deBefweerdersvau Egypten. ΦηΜΟί? oofefo* 3|οηίϊφίϊΙΪ
"feit/ James en Jambres, die Befweerders waren inÈgypten : battjS } tyin
jiChavafchijn, 'tUjel& oofe Toveraars tefeggetï iji. ^antejS en anOm me^
53toer «©ijecfettec^/ UagijEgypti deTovcraars van Evgpten. ^öt tüil
toecbetecenmet GenethUad Geboortelefers. efcafeit; bït$Ön"
^^fe die de verborgentheden der Natuur verdaan ; en't woord is Egypt'ich of
Chaldeewfch, alio'rby defe twee volkeren alleen gebruiklijk is. !HlqUila/
"fotjeelaljsifebenierfee/bjilme&e ''?^^'^?^'»? öat ooBontccutfo ijeel Me^
"feent; omöatijp't a^enef* 41: 8. alfo ijeitaalb [jeeft; en
WjMciycüy, Magom, üjat öan on^ albaar aangetefeenb;
'5 lee^wiài/wi^wryaji·, met hunne befvjreeringen.] ^ieconpmUjS/ door E-
55gyptifchè befweeringen en fommigfe gehermeniiTen. ^e ÜïOO|5Kn Chartum-
Mitfrajim ÎJttUÙlt^p Egyptifchebefweeringen, en on tanba khhat-
fommige gehcimeniiTen : iîjant ώ laat 10 te feggen het geheim,
jjîî^aarna/ bjS tz* on^iaSa belamihem. ' !?lLquila « }]ξψΜΰίς αυτών en ere'
^^majoiiautoon. [inhunne ftilligheden Of ftille plaatfenof Ô^nbelingen*] Cen
dnbec Ttóv άτΓοκξυφων οίντωνy dià toon apokryfoon auteori^ [in hunne
"vcrborgentheden of v^rboigene plaatjen of ftanbelingen^ iueberora
"be LXX. τίίΓί· φ.χ·ξμ,ακ.'ίίΐί( οίντων., tois farmakjaïr autoon, met hunne ve-
"nijngevingen,of Iteijectovcryen. «θπΜοίί pirariSD belachefcheikoon, bat
"ίίέ foaljS^et jfagtuif Uectaalt/ met hunne mompelingen, ^fegabbelietiei:/
w befweeringen. %\i 'tEejClCOn tian jBunjïetUii mrh lachafcha befwee-
„ringe. pn'DDip'tvnSa, belachajchei kpfemeihoon [metdebefwec-
ringen hunderwicchelaryen.J^'ben<ÊfcaÖO«b bat bit ab /^diijerfeojt ijSUÏt.
anS lahaat ^ 'ttoeI&beiïetefeemjS|)eefttoanvei:hittenofontflekén. Û.^êa^
^lomo maa6tonbcrft|0«b* a©ant iaat, feit f)p/ iji ene fteleetirige bie
^nailaatmcktmtw '.sarin hechafchmi met jliljtoggentóeib gefc^ieb. fö.lLe'-
"Öi DnnnD2 kfithreihem met hunne vcrborgentheden: iJOÎgen^beUlûOjben/
35 de Koning ionV bedekte of verborgde fijn aangefighte.
Et fueruntOracones^ en 't wierden Draken, ^onatijan/ χχοΛΤ^ lechormd'
3, tot Hangen. «iEnfjP boet'er ftpijan't fijne / dat de Draken aanftonds
wederom tot hunne vorige gedaante gekeerd zijn, battii/ tOtjïatJen.
" VirgaAéironis âsiluùvit , Aarons flafvcrilond·, enj. ] Ü.3|of«ai^Öan't
""felfbegeboeïen atjS Siona^an / te toeten batbetlangeaanfïonbsf toebecom
3>tot enen (laf aetoopeniiE/ geUj^fe getoeetttoasf: 'ttoelhnotg gcotec niP
7. liltbefen aïlenijs te fïen b'onfe!&ec]&eib ban be beteftenfif ber toooj'
ben; fotoelin'tnoeittenbec ïjecfonenaljS bec bitben en'tutttoeciîfel ^
baab» #ecfonen : toatmen booj bie, chMataijki of Wijfen , Mec^che-
füm of Guichelaars , ett CiE'^riaàw^?»·of Toveraars, fo ali^'tbp onfe©OeCi
fettec^ 10 öectaalb / becftaan fal. ^ecfelbec îî^aab / bat uit Lehatfjm
befweeringen , 'mat etgentip ùaacttiebe toojb gemeenb. ^nembelîlî tge^
SöÏOfiöötc ïjaecft / bie Thannin^m Of Draken > bie fp bu^ te Uiege b^^öte^
^î^baiir niet een ijan al bie ^toerfeiier^ / i)tt ψ Cfialbeeii/ «ejiefteti
JfHatgneu / bie 't mmjïe üjoojö m btfen toan öen ^ mtiel φjeefet. €n öerre
Jaar ban öaan: aifDbelaatfien (enbatoohnoclö Soöeti^llnbe/bie'ianbec^
yöiiec bjoitbaarmebe ijcbben/ aljfuit fiet iz.en i^ïfcofö|ïitfe ban ïjtt i*
«pelfete fienijS) op'tberMaren ban'tverflindcnbec gemaakte Draken, boo|
Slaton^ tôoebettjel te feennengeben / baïbefeïbemaar in fcggn fobantg 519»
Betoeefi; bie niet fo ïang idföboojogijen feonben buren / en baarom (tijit^
«δ bjeberom utt gei gejïgöt beröbïeenen 3ijn. j®aar töat ^ier onber etscntii&
tierbojgen 5pgetüeejï/ öatfulïen top öaarna eené gaan berneemen: ôteriss
ingnoogmer¬öniet berber/ öan maar te tonen/ bat be^tftzifton^ geen
betont tnbefeplaatfegeefï/ batemgtinjSbe^uibeï ôeeftinbat bebjogg ge^
f3?eeui; beelmmbcr/ batbiemenftöenmetfiem fïonbenmï^crijonb»
IlI. 31n'tfeifbe000fb|iu6.(ïaat0p't22. ber^* m Egyptifche To-
veraars (n^nDin chanummym ) deden alfo orriiSa hlatitiem met hunne be-
Jweeringen , te toeten / batfetoaterm bloeb/ fo'tftfieenjberanberben.
fe (Sberfctter^ feggenopbefeant: Siet boven vs u. Het water dat fy in bloed
Teranderden, kregen fymet graven uit de rivière vs li. df fy haalden 't van
Çofen, ofte uit de huifender Ilraëliten » die hier endedaar onder de Egypte-
naren woonden.' l|ier fientoe toeberom al niet / bat iet^i booj ï©utbels?
waggt ban befe menfcj^n ψ gebaan* IBant eerfl en feggen fp οη^έ niet / of
} bjater buiS na toaar^eib of na fcggn in bloeb beranberb 5p. €n toa.ö 't in
JÖön/ baartoijïenmenfcfjenlicöttoel raabtoe/ al en öielpbe ^Bnibel niet.
daarna foDabbe bie geftoinbebuifenbSonjïenaar (gelpmen totl) battoa^
ff κ licôteïih in enen ogBenbltfe uit be?re lanben / ia felf toel uit be tool&en fton«
nen ftalen ; tnbien 't Ijem toeinig toer?;; ί^ί regen/ fnecto en ftagelin be
lumt te niafen. ^0 geben fp gier mebe ban te Bennen/ bat fp bit boen
alleen booj't toerfe ban befe menfegen j^ielben/ om batfe bie bebenfeing «la^
Ken/ bantoaarfpmogôelife battoaterftabben/ batol3er'tganffl)elanbbooj
eienjî ban jBofeii/ en Dooj ltragl)t ban ^ob in bloeb beranberb toaiS. î©aar
Wt top lïen / ftoe fecc get buiten reben i^ getoeejï / bat fp bien chanummym, bie
«ttgier beben/ meeröannatuMrït&e/ tn alfo g^utbeljS feontientoeftbjeben/
^i^aeroeBenttiarenomben öjoom&fjsiÏontngjs uitteleggen: foal^s ifeffu^ï
<i5en 41:8. ben?lefer aleen^inbebenhcngaf.
. 9. Haat berber fien/ of b'anbere ©ertaalberji bier in οοδ toel toerfe gebotis
Ôebben boo? ben ^S^uibeU ^ler toojb gebjaagb / feit ïSjutiu^ / j^oe bit be
5> '^EoberaarjS gier feonben boen / alfo bet toater ban €gppten al in bloeb ber--
5, «nberbtoa^i <iPn'tanitooD?biiiberfcÖtiben/ na batber menft0en finnen
5, 3Ön. :?tben iBfra feit Aaron heeft alleenlik 't water dat op de aarde was,
in bloed veranderd ; maar de Toveraers groeven putten daar fy water uit haal-
den, datiy veranderden in bloed. ^Sremelliu^toaji oolîinbaigeboeleu/
" Μ· befgelp^éö-Eebi/ toien^tooojbentfeberfeoïtgeibïjalbenbierbooji
" J^^aarififcunibïengt eneanberemeininge boojbenbag. Het water,
" Iri^ 9p/ is niet langer dan ene uur in bloed veranderd geweeft. Ondertuiïchen
3} "erf de vifch, waar uit die ilank ontftond, ftflx dat men 't water der rivière
» iiieî
-ocr page 69-niet meer drinken koade ; âl toa^ 't Öat|iet al wederom fijne eigene koleur
' gekregen, en niet meer die van hïoed behouden hadde. ï^t felföe ïjecftttïcn
" bp tm^tW^itn fihoiiafies of uitlegger meöe: t»e\ijel&emeint ïiat
5' fe^éïiit alMlea^ fogebaaniïeeft/ om iioffe aanbîei^otoeraariitcgeUen/
99 toaac op fp ftonfien te tiierfee tïelden, ^aac jtjnïï^ï tejeöecom öie
incmen/ tiattiiel een Deel iiejsujater^onucuanbectjspgeijletjen: en'ί gene
, üjojögefeiö/ öatal'ttoatec inbloets berattöec&spgcïöïeeli/ bat alle ban
getmeeröecöeei ïjerjïaanmaglö^JJOïöfn. <©f toel/ bat maar eentueimg
' ujatet^ onVseranbecb gebleben / g^Ip bie piefeftgc fcôjgtiec ijer*
bec feit. Suguilgti in ©jage otiec Cjcobu^ / maaftt giffingc
3' batfeimibclanbfîixefe/ baac be 3|fraeïiiten Vuoonben / jö^bben ujecfige^
öaalb. Hipnian / bat Óen be ïambel't üjater uiteen anbeclanbgeeft
, toegebiacfit» 3tpra / betmecpenbe 't ijeboelen ban bie Sioben / toelfee
, mcinen bat arttaatec niet beranberb 5pgeb3ee|l; enoolfe beclàalîenen/
' bie atöten bat öet uit ben lanbe <0ofen Juel ge^aalb mogijt 5gn : be^»
y roept fitii op^lofefujS/ bie feit/ bat baar fo toel al^f elberjsf be ribier in
5·* bloeb beranberb luai^^ a©ant anber^f / bunfit fiem/ ftabbenbeCgppte''
naarjS/ bie onbec b'^ifraelgten icooonben/ ban befe plage υ?? gettieefi»
„ 5^ocötoaaromntet? «©fbjarenbanooi&feifjsö'aftaêföten busfgeplaagb/
op bat toooj aï niet een egpptenaar bjp mogftte 3ijn >
IncantatiQïiibuÎfuif, rnet hunne befweeringen) èelateihen. LXX.
"τ<»Γί (ρΛς^Λ-χίΛα Οίυτων tais farmakiatf priTnSa bclachafcheihooni
"mettunnevcnijngcvingeii etgentlift. ^ittm^m\X^Oii^*incAntationibm fuis.
?'<©nfeeloii en 31onatöan im^t^n^^ beUchafiheihoon ; 't toelfe &et felfbe i^*
,ΐ^Βοφ 3]onatöan noemt bie ^gpptifcfte €iiberaariS ï^rj^Dsx itfiavmnijn
5, Sterrengiflers. t^UiSiMojb bat toooïbbp iBunfïer in fijn CDaalbeelufcD
Lexicon bertAalb. ^ef. 44: 25. binbife Saii •■j^jataïN Itflavninei Babel
b'Hiantefeeningen ban Salomon 2|ard)i / en baar op onm rn»
" fy waren in de fterren kijkende, tuaat bântoj^Ôen ίη 't J^eeCbUitftÖ Sterren-
5' kijkers nbemen. fö. ^abibban Faraos WijTen fpjeiienbe / noemt befelbe
5? nrna Itfiavninej Far-o : iTOjTciJien ban / Ollanes bie eenÜïlifljllifeïl
,5 ^terrenSg&er uiaji ; ban üjelSen feit ; bat be iBagi bp be #erren
„ Hoftanes genaamb Ujarett. <!5enoegI) ban bit moojb / bet gene οοδ bp ben
bermeïben 3Sar{:öt op ^ef. 10. te binten t^. ôee^ befe plaats aibü^i
' 'betl^laarb; «ντο! ol κξ^φίΛ^αί ΰίιγνπΊα^^ cv ^ξ^ΐΛαίοις άυτων övit«? :
''ende wel [beben] ook alfo dc Egyptifche kryfiafien [mompelaars] cn
5' [bat] inhünneftilligheden. ïl^at i^ bat/ kryfiaikn? ï^'^becfeiter ber^
5' taalt fjet geheimbedrijvers. îî^ant οοδ be Magi buif genoemb jijn ban t
,ΐ verbergen ; 'ίψ om batfe berbo|genc feonfl iéerben/ of berbo?gene bin«
, . iremaja ftilligheid
beeojfpjong ban cn-ü'ïi kUtmhm.
ν. Hoofdstuk^ 3ϊ
„ Άξψίίίωζ eremajüoi foetjcs, fachjesi 0e!p&aacîînnm'tgn'e!îffBtif λαό^α
^Jathra heimclik. β. ^aiomofcit/ dS laat is ene befwecringe die iachtjcs
, CU in nilligheid QCfPlOSen IBÛJÎ). ΦΛζμ,Λ-ΛΐίΜς farmakciais feaiîmeit UeK^
taien met toüerfcöe befweerfnge. 3Bani mtwx farmakeus ver-
" giftiger booiecnatô 't teJooib Magus: en ^efpcljiu^ teciaait ijtt epaoidos·
'5 befwcerder. ^pnefiujS DefgeloiC. Ö. ^aiomo feit'cc ôlitoe* OafeLee-
3} raars fcggClt/ öat on^tjSa hlatteihem een werk is van de Dœmons, maar
Dn^ün^a heUhatteihem van de toveraars ; te i6enmn gecöenöe / öat kietrSeiJ
bet totjeraar^ / geen ijuerïien ban bt SBœmonjS 3tjn,
§♦ lo^ ï^anneeruoe nu biebeeïerJepe toectai^en en mtfóggingen / baac
maiftanöecen ge^aalö/ te faraen ïjergeipen : fo bïg&t booj eerfi/ ïsat
oiJeft tuatec öat in bloeb beranöerb UJierb/ fo Keei berogenaarabe€:obe^
taar^sijetcefi/ bantDaarfpbatmifTi^ienljefeomen ^abben/ toei febenberlei
J^eming i-g» Jl^aac ^oe fp bat te toeje bjagöten / ofUoatfec cigentlth toe be^
wn / baar af feit memant een bef^eiben tooo?b> €n onber befe ijS ö^t ILip-
Poman aïleen/ een 3!obe/ bie ( fo afó ίδ l^u^SooS al te feennen gaf/ bat
IP op jöunnegronbenmogötenfp^fecn) beniSmbeïfitec tentoaterbjagerfn*
jjcï bienaac^ maafet* îî^at ii^ / om bat f)p anbeK^ met bie menfcijen luat
J^rlegenüjajtf / öoefp aan toater fouben rafeen om te ijetoberen / fo 't^en
«e niet en b^acöte. <6n obermit^ bat noc|ö toeï fe^beilei ge^
boelen baar ban / Daar in be niet te pa^ en feomt : fo bïpt
ö^noegfaam ; bat betejct on^ niet en ncobfaafet / om ban bit ixiei'ft ber fa
«fttaambe 'Coberaarif te benüen / bat j^et met öulpe ban ben îîDuibel
^m anberen / belangenbe bie luiben felf : b'een maafet'er Beleefer^i/
o^anber ^terrengiflTeriS / De berbe JBompelaariÈ of biecgelijft iet af> jDaat:
«atfebebentotöetUïerft/ ombanbatüjaterbloebtemafeen/ baar toeet niet
allen af; fp laten batop fijn beloop* Meenlife fal Ijet fonber be gula
pe ban be Dœmons niet pfcöieb / inbien men Ûabbi ^alomo gelooft ; om
«at Det U3a|f beUtàUm .· maar fiabbe 't bdahateihem gettieefi / gclp 't bei-anbe<^
^enberftoBKen tnbefïangen ; top mogljten benften bat IjetbJCltan 'Zoiit*
jaatiï/ maarî300jgeenî©œmonèi^gefcôieb. ^ttisffon eigen bonb/ baac
ÖP tèr Uk erelb geen bebJiji^ af geeft : beel min / bat onjs öaacmebe reöen toojö
SfSeben / om iet^ aangaanbe befen te bejluiten. ^aarbp 6omt nocf) / bat
r^iïonbpbieïuiben'ifeifbenietenisE/ bat top ben Duivel noemen: gclg6
in mijn L B. XII. en fiefonberlife i6. felaarlift aangetoefenijf* mp
r;«aïfumeDemons nietgeïobenbe/ engeenïJctoij^banWbeliStoerMnge
jjombenbc: toat rebeni^'er/ bat top fobcel groter fp?ongen boen / en om
Λ^δεηεη/ biefiierin genoerabjtjn op te foefeen/ niet tot bebofe lofemcn^
KV ^nöerfelberf^nefïrefeen; foal^Sbemeefïe Iferiflenfn enSoben'tftïer
J^çmaren: maar tot berîïerbeDsmons gaan ; bte'inagebootfiebloebmaSeo
loï^en beroojfaaiït fjebben 5
be/'k"· IV· naafïeplaatsl^ieraani^Cjiob.8:aïteaarber^aaïbjïïn^
Xtjg iTSofe^ en 3Caron bojfcöen boo^ <i5ob^ ferag^t bettoeèeen/ gefeiïi
Î bat doe de Toveraars a'Dainn haehmumm^m ook alfo deden m£t
hüG-
-ocr page 71-1-8 Derde Boek.
hunne befweeringen, on^ïaSa helateihem, en iy deden Vorfchen over Eg}'P*
tcniand opkomen. î^efe ttoee ^eftieeUJfc^e Vöoojben jtjn ïjefelfbe al^ tjoren»
<©nfe©bei:retiec!Sfcggen ^tcc toe niet met al : maar Ujijfenonif tot U'eerjie
piaatfe öan t boeS tap. 7:11. en ^jufluii en öoet 'ec ooft met?^ toe /
batmelbeniitoeei-bîgîii: fo bat gei al gefeib t^f / 't gene baar gefeibisf/ fo
öanÓen ali^ ban onjS. ïlceüjel iS acj^te batmen mecfeelijS onberfcö^iö woet
ttiafeen/ tu|Tcöenbieberanbmng\jan'tgeneüJaö/ en bit Doojttj^engen ban
't gene ni?t en bïaïi* Wt ^tabm bte in / en 't luatcc bat in 25loeb
beranbecbfti)cen/ bietoaren ban u boren baar: maar bere©o#öfn bebe
nten baar öomen ; en toajS alfo bit toerfi tn fc^ijn ηοφ grooter ban bie
tüjee; ftoetoel δρ mp en in ber baab al eben groot / geltjfe Sier na nocô
WgSen faL
iz* V. IBaar't gene fiier nubolat/ ó^eftben geleerben'imeeiïebjerft
flemaafet: baar 5!BofeiS in |)et felfbe öoo^fïufe / op 't 18. en 19» ber^ albu^ ban
KÔîôft> De Toveraars D^'ntJinn haaharmmmym deden ook alfo met hare be-
fweeringen on^tDba ii/die/^eWjOpdatfeLuifcnvoortbraghten : doch fy en kon-
den niet. Doe feiden de Toveraars tot Farao, dit is Gods vinger, ^efelfbe
namen ban bie 'SToberaarif en bie 25efmeeringen / al# boren in 't Bebjeebjfcö*
^ier]^ebbenonfe<©berreiter^ (bat mp bjoitsiec boet/) ntei,^ aangeteâenb:
^ felbe gebenber biereben af/
taaïberiiban Godskraghten vperkberfïaau/ geiijfej^etiiS: onsf bJöfenbè na
Luk. 11: ao. met Matt. 12: x8. vergeleeken ; en diergelijke manière van
fpreken. Right.a:i5·. en i»Sam.6:3/9. Aa.i^:ii. jBaar bJaïCn b'an^
bereb?ifcbJer&enoo6<©ob^ binger niet/ bjaar in be bienfï ban jBofejS en
Slarott bJaiS gebjuiftt I ^n befen i^ ban geen betog^ mx enig i^uibel^ uierö
in 't een oft anöer : maar in bit laatjïe b3el get tegenbeel. 3©ant fo be mut^
M bnif be fcgepfelen in fcïjijn berfcgeppen ftan/ gelpmenac^t bat in get
Öeicenbjerfe gefcgieb: biattoa^é baar toe ^obiS binger ban ban boen ? ^iet
ÖoebeCoberaarsffelftegenbefeCoberpgetuigen moeten / bie fieben in be
merelb bjojb geloofbf
13. ï|ier fal onjf nu toel toat anber^ meiben. <©p 't bjoojb
in 't ïatijn Toveraars, i^ bit fijne aantefteninge» „ #ier Ijeeft 31onas
„ tgan [in'tcöalbeebjfcl)] «nrï2?in l^avninaijacharfchajoetha.
„ iftavnm (batanber$fbJojbgefcf)?eben 5f}nSterrekijkers of Ster-
„ rengiffers , aljS 0efeib X^Ut anber^ê f ïftavninijn, eene fvh
„ labelangte: gelpé bïcl meer in anbcre bjoojben bjojb gebonben. €en
„ bJeinigberberfeitSlonatïian η:ί?Ί3 ^rjaioox Ifiavumj Far o de Starrekykers
„ van Farao. H^aarbjatfïpmetôetbolgenbemeint / κηνί^ιπ charfchajootha
en toeet ift niet/ goebjel mp niet onbeèenb t^/ bat m-^n charfcha enen
„ Coberaarbetekent: ban bat l)et mogfielife totberMartngebaarbpfïaat;
„ alfo tuflcö^n ^terre6qfeer$f en «^oberaar^ een groot bcrfc^il i^.
,, Koiifotuertintj [Syen konden niet.] 't^p bat f^tt <^0bniet tœ m liet/
η ''î
-ocr page 72-ν. hoofdstuk.
3> «it&atôumîerîouiiôîsî^iefeoît quam: toem laatjle met ber ^cben feggcn
„ οοδ beueiîigb tuojO. ^eSer cuö boeii batfe noeme» Βηφ'ίί^φ rabb,, m
i.^foijeelaljS't grote Bock van Genefis, ôaai'în Îte|îmcn/ bat öe ïDmbeÎ
S«ene magöt ^eeft o\jcr enig ΓφϋρΓεΙ bat be grootte mei ôceft ban een serfieii
" graatt. ^aar obeu magi) men nafïenβ»^ebien tifcnni* 5!)ofïi bit ge^
>5 boelen taojb ban Hpraüïcbeuleib. JfôiîTcijien toa^ 't bat gen felfbe ïai^
„ fen te beei quelben / om ijunne ïmnji in 't toerh te (ïeilen»
„ [Dit is Gods vinger.] "^e LXX ooii alfo / dit; anbere D Ε s E. î©attÉ
be boefeensgn j^ier in berfcgeiben / baar flaat xin hoe tn'tl^ebjeetofcô ;
'' maarbe Maforijteii of öcbjcetofcöc ?LeiterB«nbigen toiUen batmenleëfe
5' n hie, ;©oo? Mn he Uïojb ber|ïaan defe plage., ^u^i ï)ceft'et (©nfte^
is ίοβ y DE s Ε plaag is van God: en^Oimtljan; Defcplageisvan Mofesea
,5 Aaronnictvercoriàakt, maar van God. iMenmag^Ö^t OOS bcrtalen dit
ïsGods vinger, teüjeten/ befeplage* let toilfeggen/ liet iiibeüragijten
magötban<i5ob, <apbienfïnieeflrmeninïjet €iiang[iip/ Gods Geeft. l©ajii
baar b'een feit door Gods binger / bat noemt b'anbec door Gods Geeae
[JBatt*i2:28» 1LuB.ii:2oJ ^taatooSlöieropatóïiegeben/ batfcmet
enfeggen/ de vinger des H eer ε κ, batigs n^n^ Jehova, bïebe<l5öb
be^ ^ebjeën tjS ; maar dtiSn EiohymGods, 't toeifemen ban ben
permagöberjlaan/ toelfeen ƒ araoen be'^ToberaarjSerfeenben; alUiai^'t
5, batfpbanbcri|ebjeën<6ob/ Jehova , niet en toifren» JHenmagö Bier
, ober3Wjen€fran^"> SfettjeetDoel/batresfitnnnigeieeraarif anber^sban
' geboelen jgn : nocj^tanji boet be bergarbinge ban jf arao baar op gebolgb/
5' batifeÔetanberjSneitie. enf.
14» ï©it iö't boojnaamjie bdt ban ^jufïw^ aïbaar i^ aansetc^enb ;
baar iU te befer plaatfe niet beel fjebbe bp te boen : ban I. bat iïet taoojb
ïînvtî?-in chatfchejoctha in't CgalbeeUJfcD niet beel berfcDiUenfean ban bat öCi
ïi^eetofcö mb lahaat of aS laat of't griefifc^e ί^^υψ/Λΐ-^,ν l^ryfiafteer; Üïaar
afonsÈ^^jufïujS ^^p.enp. öeeftonbejrecóty bat ijetfobeel aliffaghtfprekeK
Offtille handelaars tefeggen t^. ÏBant «B'in charjcha en cheerfcha alfO Uiei
enen doven of flommen (b'eenftooït εη b'anöci'maafetgmi geliitb ) ai^f enen
befweerdcr beteBent; aljS Uit DeCDaiöeeüJfcijeoijerfettmge op jS^ïl. ^8: m»
3|cr.f6:ii. en43:8. tefieniö· ^^itbjarenban/nabietoerÊiaringe/areener^
kpe menfcïjenalöbcboojgemelbè/ gelijk fe mebeeuen ecn^ in ben iîebjeetoi
fcöentejrt genoemb i^· 25elangenbebc reben/ toaarombocfi befe iBom-^
pelaar^ geen luifen ftonben boo? ben bagD boen feoinen ; fto^iü^l ÖP öie
*JanBerefchijtRabba genoegd Verbetert / en isiban ïjem niet bjcl ten bollen
JiptgcbjuHt: alfo t^'tUjaarliUbaar boo? Ijoubc/ bat fp ftier in be ftonfï ie
Kojt gekomen 3ijn, jilJaar bjatbaar ban be reben 5P / bat ftbop ife nocö üiat
J^ter uitte leggen/ Uöanneer iU befe glaatfennoc^ eenjS ober ga* III. en
wat betreft ber ü^eibenenbelijbcniö/ dat dit Gods vinger w^as : ifeatfjieöat.
O ^gpptenaariS tocl minbere <i3obèn / ( na i)un geboelen) ban ben ^glierOoog^
/ magljtigijielöen om alfnïöe feleinebeefïjeif boojt te brengen. Ïl0ant
ombatfe fulhe Meinigljeben öoo| ben groten Φοδ met Uoeerbiglienbeu/ om
<e fïtö
■5 3
iiüi
i'" i
,1.
■
'1 ;.;
34 Dercie Boek.
ficinmiisefelbe ie Ocmoeieu: fo Bebljenfe ôietedîieiôcntîeïfciîeîôeiileîtîfeaiî-
<©nöer0oöen en bcr ïEiœnîôue.ô beönfiiï / I. B* X L €n 't gèt
lueili öer ï^ïsmonc^/ {ïclj met öe mettfe^en öu^' te boegen/ öie booj ïjen
Ijplïanb ü^n befeltje ïse-^^ntuar in ijunne tüeï&tngc ie üoueii gmgen» i.ö^
Π. 11. <ïBn oberniitiS 't öeb|eeUïftS ^oop o nSx Ekhym öe naam De^f
pe&goö^ aïïcenniette / maar ooitaanb'CngcienenaanöemenfcÖenVueige^
gebenUjQiö: fo Uoigt niet bat be ïl^fen ban <i£g>ipten ben ^riie^spec ban
'il^eei ïiii ba-atbp bei'iïonben / of 006 Jehova nirt eiöen&cn* jTi^aac 't ïiome
itïp iBeï foo boo| / bat fp Jehova, bdojbtt bïanöer obertutgb/ ^ïej: nu ïwlebetx
niebeElohym ie50'n; vuien^btenaariS / Jl^efe m .Hiaron/ίπ fijnen name fpjee^
Uenbe / bienboigensi ooit booj fijne üragijt bit dabben uitgetoerSt.
$ I f, ^Cot f)tec toe ijS on^ ban nofö 'tntinjlfë niet geMefeen / bat of öe·
^côîiftinbare bîooîben/ namen/ en omfianbigljeben onberfociit ; of 006
be menigte ber Uitlegger.^ en «iBberfettecji / ï^etijeelûfcBe / Côalbeetof^/
<6riehfcöeof1Latijnfdje tietbanben 5^ibel/ fo aïji bjpnubaarbpbecfïaan;
bat ijS/ get grpofti of enigenber afgeballene <!2n^!en/rn 't bjeriiber fo genaatïv>
be Toveraars te paffe ô?engt» 3®ant fïetmen op brémenfcfien; men toeet niei
een;ë recbege bjatboo^bolfe 'tgetoreflïp: cf op ô»" boen; bjat ftanbeïim
sen of mantei: banfpjefeen batfeîjaîîben. «©te ujp in onfen buitfc^en }Βψ
bel noemeti 'Coberaarsi ; b'lllitïcggerif toeten on^niet meeK baar af te feg^
gen / alji bat ïjet Magi toaren ; en niemant bjeet terbege ïuat een Magus ig*
35Iteo^ ijet toaren Sewnerii ber .ïSatiire / mbat en geen fonbe : of t
ren ifftbefonbetftetuieriS ban ben loop bcc^tmtn / en bat toa^f loffelgfe
3|et ergfie toajS/ batbefemenfcSen toaren l^eibcnen / bie 3|fraeÉS <i^ob of
niet booj <Φοί» erfeenben/ of tmmer.ö niet fbo beelen acfiteben als? Butine
fierfTen-goben : bie f)un berjïanb mtiiiîîitî&ten ; en baar 0en be
Begaf/ fionfï enbeïjenbigfieib teteerfeteftelben/ om / baar fp inbe fliafe te
fiojt qaamen/ ben fc&gn tegeben bantebœn toatifâo^sÉen^aroubeeben ;
baar iparao/ een geibenfcB «lan / en met boojoojbeel booj ben bienfl bei
balfcge «aoben/ en tegen bien bejS otiïjefeenben <i5obsf ba« te malen
Sraggtig ingenomen ; licftt mebe te hebjiegen b3a$f» Wp fuuen in 't beröoigi
Sierobernocöbjat meertefeggen fiebben: nu laat oniS b'oberige plaatfeit/
altoaarbe ^öjiftban ful&eî)anbelingenfp?eeiît/ gelpetbJijfe obergaait*
Het feîfde word gelijkerV/ijs aan drie verfcheiden ilagh van Wicchelaai'S
en hui^nen handel önderfocht: te weten Βϊΐωιη, deFiliftijn-
fche Priefters en de Toveres tot Endor in 't befonder.
'iSoberfc&ûloîittrg ini^ïppteu eerfi geopenb banimitenôeijïie^
^ be iï^n ; fi>9eçfttîtôÎM^ öe^ï memawb op't toomieel iicrtaonöV wg
VI. Hoofdstuk. 35
^at boûj Mcebtiig DpiJitw ij'eijerfetterif / Sobei? ' iînfîenen/ l^açi^ïen /
tcfïantcn oo& lîeiîangen ijjatf; en toat!l300j tooo^öen of gebeerîjeii top öaar
aanUeinoinen^eiJfaen: aan toienuitaliïatrcliJcentgjïn^temecÊentoa^/ m
fp gemeenfc^ap wet ben 5Buit>eldabben/ of tot fulp aliSfp baat; üectoonöeit
ooft ûeô'oefïjen. Wp totUen onsê tjan baar na 't lanb üan ^fóanaan begeben/
^n't üjflell gebergte ban^taUten/ bat inbe^fJöjiftna^inai genoembi$f/
obergaanbe/ on^ ίη batbeel/ baar eertpb^ 't ianb ber iHoabijtett /
âangene 5ijbebergio?.baan/ ontkent ben berg ban J^ebo/ of banf^ifganei
becfetten. 5^aar faï ftcD 25aïaB/ öteiS tijtiiS itoning ban be JBoabpteu/ ganfcj^
Uerlegen tonen/ om 't bofè ban Sfra^I/ bat in fön lanb geïegerb toaif/ ba» baar
te b?gben* Cn foöp baar toe met fecagöt bantuapcnente f^afe bebonbt
entboob ftp enen Biieam, becmaarbboojiiotîflenber jBagte; om'tbieemb
en maggtig boïfe booj intböel ban befüjeermgen te boen bertrebfien. ' ^izt
bantoojb begeftftiebemémet beeï omflmibigljeib beuDaalbSSum^ liu^ers
enbojber^frjncr ineibuige gebaan î^euti^H» 3|of*i;:ia. en 24:9/
lo* 2,mt.2tis/i6. giub.bsf^M. '©iettianenfijnbebjöffalb'eerfïeïnboub
ban bit öoofbfhife 39η : boaartn bjp eerjï/ geltjfe boren/ onfe j^ebecbuttfcge
<©berfetier.if naften / cn ban berbolgenif met be anberen becgelpen^fuUen.
§. z. 3©atfijn #erfoon betreft : i)p bjojb bp 5Bofe.ö niet genoemb met
etnge betefieniifbanfïinbebjijfoffeontï; maar bïaar 0p bjoonbe / namelife
tePethor, bieiitijbji ene (iabinlBefopotaraien/ opderivicre, toaarboojbe
onfenbtUtfeben Èuphfattstuillenboenberfïaan; en batftjn baber Beor bjajS
genaamb/ en'tianöbaarinöpbjoonbe ooft fgn baberlanb/ om bat ög
^ijebjeebjjt^e bJtjfe bJOlb genaamb het land der kinderen fijns volks, ^um.
22:S' eu 23:7. ^itlanb banonber^prtengerefeenb/ enaan
CSalbemgcenfenbe/ toa.ö'tbaarbe5Bagi ( ai^ nubifemaal t^S gefeib/ ban
eitpjS ingrootfîeraanjienbjaren. l^p bJôjbbp3;<ïfûa2^:22. een αο'ρ iofeem
Senaamb/ 't bieife bp be on^en Voorfeggcr bettaalb i^* ^0 Ôebbenfe 't nocg;
tUîeemaal/ inaar eiber^r arïjmitial W^arfeggèr ήι bc^iaatif gefleib ; gelp Ôtec
aooj IV. 8.10 aangeiefeetîb. l^et een en't attber 'km in fulfeen fin / aïs?
tïaaîtïe b33ojïsftpoitóis«fa|HifitbJo|ö/ met batbanben%bfïeltoeiöe(iaait/
bie Dcraben naam geeft ban Profeet ^ 'tmdh eigentiiSfurfeeen tefeggen W
öie ietiS tsKkomenbeboojfeit / of boojgeeft fiilr te boen. ^it al't troojffeibe
bUjüt/ îïatîjefe manbjeibjajs efcnïjeibenfeö ^ilofoof/ ofïiagfc/ eenî^ictgc-
te Cf ^Baacfegger; cn fuljC een banberi|^ibenen|Djôffetén: ittaarbattbéit
.^uïbci jxjojb jn'tminfle geengcÏöflgö.gemanfet.
; 3 ^e Jl»elenbie0ptebjerfee|lelbe / noemt gier begobbeUhe ftg^
.wr U'fï: mchafch tü C'wny neeh4fchiim·, Mum. z^li^* en 24 î ΐ· 't toell fp
«ertaîen tovcryen , enbedoii οορ/φ*», waarfeggerye. JfBaaraangemerÉtt/
watfp ^et tooojb tvn:iD memcheèfch , 'tüjeïfe eenên felfben afBomfl gééft aï^'t
«oo?gaanbe ηαώφ!? en r.echajth^m, en batoóift be betefeeniji ban 'teénetot
f)et anberobergàat; i^ h&Unenacheefch begene t^ bie be nuchafch of necha.
i^i/w gebjuifet of boet: fo feonnenbefe bolgen^ otfle <8berfetter^feïbegee?
«e t»veryen 5ijn. ïUi bart mméeefch nabolgenjS on^ eigene <@berfeti
€ » ter^f
-ocr page 75-Derde Boek.
tcr^ëgecn toveraar ooîîbeïîcnfî bieôîJ fiiittteeri/ tctoefeii m-
ehafch, öse bnp. Bîienm f^iei; ogK gcpieegö tó / geeûetoverye. 't ÏÏBgojö wm
nichecjch, öaavöc önatï fdf mtbeïaojb beïcfenb/ bicöcfcmcnfcijcn plegen/
ΙυοίΙϊ inigdiirlJîî Ö^utïfl'öiurfciït op vogcïgcfchrey acht geven, 19:26.
^dlEI &!?· ntcnachcsÇch ccîi vog,c'lfchouwci· (Ö t fo ί^'ίΐΛΠ λΊΙ fijü nactaf h ^Q^
mei iiuïser^? ban öic vogeiichouwing , of feici'gclijiïcllagij loan iGïtcöetnrjse:
gciKcc'fi/ aié m niiin Î.b.ill.ç. t0ap.îigcÎijefen/ öatlipbcouöeilcïbencH
piniuMriiî €·η obctnîîb' Dat nu luel toaö een bpgeloüig ïocrâ ; ttoc§
füïibcr Silij^ tean omgoïig mei öen^Jïuïtrcl/ cu alfo üau'Coiicrp : fo iJlpi/
Daî ijîerijet XBoap ^au toverven {efen/ toaarmeöe :©tieam / tuas^
nfcu öpoy ijen.if£it3cn udX^/ pîesgtie ΐε feegdpcn ; top ban naiioieen^
b'cîgeiîc bcmiinse ban cnfc «éteïfetier^^ op ene anöcrc piaaté/ basrïtfebe
aiiîtfri^Hîet eumeCUeuDautlecDtC wicchclarye, ^èip al^s iefamym waarfeg-
gerye. ' .
Î. <ên oöfe / gcmctSi öat fp fifer anöci'ii ban ficij fclf Ijerfrjötlfen
foubcn: folatcnfe bc ijjpöeib öanaanoniS / oin'tcente ïïiefen boojft^tani
ïstï. ï0oo?mp / üiiate bie ïjcrtaimgbaar fp maac alteen bp jlaan; cn&iefe
b'auöfL'e/ genaiie^tccfemrif niebejïcmmcn. Ciiöat t^sbie ban
VogelfchouwinEe of VVichlerye, of in't gemeen Waarièggerye : tüaarin'fp
îjoîgeuijei ooifpjonMtlö tooojb ^rs^j^khetfch in fgneoojfpjoniieitfecbetefee*
«tö; Uï€iiïei>' ttt hy ondervindinge waarneemen , of fekerlïk waarnemen;
gelijk öetbanbeonfen fdfbertaalb i^/ <©enef.44.: f : 15-. baat geen foba^
inge luaarfeggecpe te pafe quam. ÏBant fo öe öeiJjeetofcóe naam baaraf/
eerftuit bït ttuj|teiüjoojb gefpiotcn/ iets? mcbebjengt bat met
gefcöieb : luaarfalmenmet benljjomen 3|ofef ôcen/ btefefierbec met
lijnen Be^ergtng/ cm iet^fbaar bp Sjan fijne b^oebecif teiiccneemen; ban
allcbieegpptenasen/ ofCgalbeen/ oföiec 2afleammeti)Hnnewecéd/ei^w,
hit op feec OKgeüJiffe gtonbenjïeunben/ enbaac toe bpgeiobigtoarenï <βπ
obermit^f bat t^ni Achaafch ene flang te feggen ijS : fo ponb Coccejnii met
ïiegenen/ bie'tnemenboo? eenfïagi) banbJicglecpebie ban fïangcn bjicrb
genomen; ^etgene 25ileamfo beel te naber bjasf/ alfo ijet bolfe baar ijp
op fngi)/ fo onïangsÈ ongcmeenbecbJtjfe ban bie beefienbja^ geplaagb ge^
iDecfï. jiuiïi. zu 25ocôàct ftöïp ôaâi: af in't bjeebe Hieroz. 0 c. ïpe
LXX. <©becfetier^/alfogenoemb/ (ïellcn in't«i5i;iefeft8 / J§uttui4:i. bat
SÖileam niettoebecÈeerbe totbe o'«vo), oiamj. j^u feit ^ζ^ψφ,χχ^ (η fijn
gtieÊfCl) ÏBOOjbenbOeil / oiwv^ , Οφκ , Έτη^ικως γ»ξ Kiyire^ «V ^«f
μαντίίαζ tSç aipeiç ίχ,έίν α'ς ^ οιωνούς tAeyov. Owffef, ene flange aliômen
î3îctbeièheidraaghicggen , datie Hangen tot de wicchelarycn hielden, die iy
noemden oionoj. Bi^ôjîîïaai: te boorcn feitgp/ Oicavol , β·αξ·Λ0φΛνΛ 6ξνί»
τταίνΊ». yvTÎtç κόζβίχ,ΐς. ^Ιξίΐντ6ΐ4 'j οιωνοί, éi ων οΪω^,ζ^Όΐ· ri» f^iKviy, oÙsv
^ ΰΐωνοττόλοί μάντας 4 o<petç. Oionoj^ roofvogeîs » als gieren > raven,
cnde worden ook oionoj genoemd degene door welkers leden wywicchclen:
Paaïvankomt okwoply wicchelaars [bie mettoicfDelarpfn omga*m] waar-
VI. Hoofdstuk. 3;
fcggers of ilangcn. ^oe gier be ^iangen αφζΐ tornen toect tl niei.
iBccc antcre tjcrtaltngen / infonïjeröeib tJeciUarmgm ga boojb» : aïfo
mgn oogmerfe {Iccïi^ ijS / ïjïcc tc tonen / Dat niemant ïscfe mchafihijm, öie
ïtitm öanteeröe / alfo bcrtaalïi geeft of üerMaarö / fcat tsaar m jef Uie^ aiiöer^
tc îîocn/ ai?s't gent ïJien^tg toKerbgeafijtom iet^getoaatteluojöen ;
en baï ôaaï toe mifftóien Vaeï eerjl en îîiee|î fee<^ïaiîgen jrjn geö^uilïïgC'
toeetî»
5. 4. bit en 5εϊί ίδ j^tec fô b|a niet neergefîelb/ of 'ί üoini \ηψ m
ben fm/ batmog^eïiS be öoojbe^laiigcn toiecbgebjaagb;
iîP eertijbjS/ fo 't gctneene feggen i^S / onfeccrfiemoeber booî öe ^iang ge»
gèrp?ofecn fteeft> JS^aar aanfïonbii Somt mp coîî te öïnnm / bat ;î5îieam / fa
bat DaaraÎuitbjuS&cï[t6 gefcOjeUenftonb/ fgelp^et niet en boet ) (jet εφ
ter nooit geiefm gabbc. ïBànt J©ofe.é geeft boe eer{î / nit gobbelifee 0|ieiF·
liaringe / bat boefe baar bie gefcgiebeniif in tîaat/ te toeten <ί5enefïί^/ ges
frö?0ïen ; toanneer bie 25ileam al togb tjermaarb toa^ booj be nechaichym,
b^K top toan fpjeSen. €n οοδ ftgjeef jiBofe^É fyne boefien niet booj
leamiî/ maar tiooj fgn eigen ijolfe ; 't toelô οοδ befelbe Uooj be l^eiöenen
ontgoiiben gceft / toel biiifenb jaren na bien tijb. 3^aar bp ftomt / bat norg
fo ijeel anbere bieren/ ijefonberlife getjogelte/ tot befen einbe 5ηη gebjuifit
Setoeefî; ja t bjaapen ijan een gontgin biergelp bat met be jlangen geen
semeenfcijap geeft: get toasf gen eUen na/ fo toelgeteenaï^'tanberuitte
«inb^. ©eel meer aï^ bit üalt mp norg toe / om oj? bit tïufe gier bp tc feg^
0en; boeg 't gene ίδ tot ene anbereplaatfefparentoil.
f. li. 3δ toil ban boojtgaantotbenaafïeplaatfc/ baar
öefeib toojb/ bat be ^iiifïpnen/ gebijenbe beM|ïe bes^ï^èrbonbsi üan^lfj
pel genomen in ben jîrgb / en bie gepiaatfï in gunnen ^JifgobiSÈ tempel ;
Set beelb ijan ^agon ttoeemaal afgetoojpen / en gun ΙίοΙδ met bobeïiïte
pl^en toierb gefocgt. ^ieji fp ten laatjïen riepn gunne a'jnD hh^rym
Prieflers en D'OOp/^ofem^j» WaarfcggerSifeggende, watfullen wy metde Arke
(battiS / Bifle) des Heeren doen? en gun atittooojb toa^/ bat men enen
toagen toe|ïe Icn/ b'^lrfee baar op fctten/ ttocc Soepen baar tooo? fpannen; en fo
op ben to«gg na't lanb ban gjfraeï tocflrefeBenbe gefielb / Uan felf boen iJoojt^
gaan fOUbe.<©ie toagen ban/feibenfe/i>Sf>9+ indicnfeden weg harer landpale op-
gaat na Betfemcs,fo heeft (te toeten be<!5ob ban ^fraëi) ons dit groot quaad,
^edaan:maar fo niet / fo fuUen top toeten bat fgne ganb on^ niet geraafet geeii;
tt^ons? eentoetîalgetoee{î> i|terisÈbanonfe<©\îcrfetter3Sopbefeantniet^i)o
fiebaan/get gene naber bienen magg/om bie ttoee tooojben U öerölaren. ^ari
ouer bat ban idee» feggcnfe op <0enef* 41 : Het hefcreewfch woord
oetekent wel ei» Prièfier^ maar ook in 't gemeen een Overfte in den politykea
«aet. ende eenperioon van groten aanfien. Siet 2. Sam. 8: i8. vers.ζο:2<ί.
" ιΓ ' ■ ...
17. Job la: 19. jBetbebcrbepIaat^baarbangenacngetocfcti
'"^^"fcgunmbertaltng ober bc cer|ïe goeb; in be ttoeebefettenfpgeto\3CE
cn in öe bierbe overfte,. gelgfe al^ gier. ï0an be bertalinge
^^ tocojöjS iofem Qfiofmymy gier booj. IV, 8, gcnoegg gefp|o6etï.
1-8 Derde Boek.
1« gelaten : fo bat get itioet op 't ooibeel ban be anberen beranberb 50»,
6. ï©eb3nl oni? Ster ban niet^fihboojfeomt/ öet gene niet alreeb?itctoO'
ren i^ gefeib/ fo beel be kpfitnym betreft : fo Somt *et blotelife maar cqj be ioha -
nym of Pricftcrs aan» ©ocQ in bat üjcojb en t^ ten aanjïen ban bejS felfif ge^^
ïJ^uift Kocö oojfpjoniï/ nietjS begrepen bat opgemeinfcfiap met ben ïPutbel
fïet: (ten 3P men feggen biil/ bat fp al^ 2tfgob^p|iefïersi felf benïl^uibel
ïïienen;bjaar ban Dier na.) alfo fulvbanfotoelopOvcraen, ofPriufen, ge^
<Ïl)albeetofcöe bertaler geeft fomttjb^'tóeb?eebJfriiebJoo?bbe|Öouben/
cftalbeeVufcg gebogen; fomtt)b# tyats?» mefcL·mf?}eeJcL·dicnaar,fomtιjt^fi xai τλ^λ,
vorft ofvoorftandCr, fomt^b^S kidij ceemara, 'tgene οοδenen prieiler ofgeeftc'
ken betefeent/baar booj geflelt.uSnbit laatjïe iijo|b%25ti,rtorfaangemer6tbat
ftp aîtnbfleU/bîanneerbanj^ibenenenafgobsepjiejlerengefpjofeen toojb.
Îeesi ίβ οοδ inbefeglaatfe κηηυ cœmeraija be priefters Ofgecfteliken. ^U^ bJOJÖ
op geben ooit een iBonift comaar, en ene ^onne cotmaryi in ht iooöfcfie fcöjtfte»
nocö genaamb. ^t Φjiefeen öebben fjier bjie toooabe» in plaates ban tUiee ge#
flelb ; "ÏiiV ίΐξίίς Ιχί μάντθίς ^ I^M'ttxouîovç de pricücrs en waarfeggcrs
( ofvoorfeggcrs ) en dc beiefers : " mtffcöicn om batfe tbïöfelben/ f)oe fp 't tooojb
Xohavum of iipfamym hertalen fouben ; en baarom een ban betben met tttiee
berfrbeibene namen Ijebben mtgebju&t. foe'tjp/ altoojS fiet t^ uit geen ban be
Öebieeü)fr|f noc|^ c^albeetbfclje/ ηοφ οοδ griefefc^e üjoojben af te nemen/ bai
befe menfcDenmetben<©uibei inberb^agft/ofemgegcmeenfeijapljaaren.
7. I^atöunneïaoojfegginge op't 7» b^s? betreft: baar i#geen reben om
Ie benfien/ bat fp bie SennijS ban ben 5^uïöei gabben ; niet meer ban
leam / toien top nu ronbnit Rebben Doren feggen / bat Oem <0ob felf / be
Φύύ ban 3||laëi / rdne ogDen berlicOt Dabbe. 't 310 toaar / bat beft ƒ ilijîîjn^
fcge îd|tejteriÈniet boojongftbjplb bJiffenteberfelaren/ bjatbaeg^beï^er^
fconb&ifï ban beroepen foube toiojben Deen geboerb: fen om fo beel baar af
tefeggen aljS fp feiben/ baartoeengabbenfe ben^uibel/ necô oofefelfgeert
fo groot berfïanb ban boen. ï©ant bjie en foube niet boo j bafi enfeöerlife befïut*
ten/ bat befe bomme beeflen / eiten toegij ban b;ie uren gaanjS ( toant
Ueel bjgfl be feaart ban «eferon tot Betfeme^ö toe) fonber eensi ter regtter ofte^
fïinfeer 5tjbe/ of op bybjegen af te topen/ fouben gaan/ fonber mciifcfjcn unno
bie ijenbeflierbe: tnbienôet nietbe<6ob ban^frael bus? in't befonber
befrDi&ti Cù'tbJa^É oofe'tnaaffetoél tegiffen/ bat ÔPÎietfobjelfoiibeb^n:
alfo Dpbooj boojgaanbe toonberen en plagen ( inbienbefelbeban w
ren / &et gene fp pr bp nu een^i berneemen fonben ) genoeg betefenb Jabw,
bat 5pbe3Si(lefrii¥ ©erbonbjsÉmet ^frael/ baar 0p be plaat^in tlLanb/
cninben'ÎCabernaMfelf uitbîuMife boojaanfl^Uïefen gabbe/ fföoon g»;
ïïenbeöaareen,öbanSuï3S toen gaan/ aftijbmtirmfig en uttlanbîg laten fou-
vi. hoofdstuk.
8. ΠΙ. î©pfesmen tecc&éc tctöattjjotomeafc^ toebei-om/ îjat on^ m
■ί li. % xxiv. alttiatianj0eeftopge^0it0en/ baac ^auîtoî €nöoj hp te
Vûbegirigî ι g»am. 48:7/8.toeî^ebaargenaamljûJûJti mx nSjj^ ntys. <énfc
«©berfettei·^ bjengenttretif Ijp 05? befeant / îoaatmebe fp te feenncn gcijcn/
toatfeî5ooj bien waarfeggenden Geeft tjeEtiaaïi/oföoejpmemen bat bîe ti?o«toe
baac ttîcbÊ ^cefl te toerfe gegaan. ^ot^tanjS Uecfelaten fp i)ei I^. / bat de
Vrouwe Samuel fagh ; Op aïfo ; bat bit een bofe Geeft, in de ge-
daante vanSamuel ; den weikén fydopr hare daivcîskbnftc hadde doen opko-
men. JefusSyrach isineen'grootmisvcrftand , als hy fchrijftdat Samuel, na
dat hy ontflapenwiae, geprofiteerd ^ cnde Saul fijn einde voorfeid hebbe. cap.
46: 2 ν ^uniujS en CrcmeUiu.ö fpjefem op be fiant üan Dunne ialnnfcge
C^toerfettinge oófeaïfo/ bat Samuel alj^ier te feggen i^ / fpearum diaioUcum
fpecie Schemueiis, een duivelfch fpook in de gedaante van Samuel- îï^at feiflùe
feggen oofe beiiieefte uiileggecji onberonjS : om 'tanbere niet toe te fïaan/
Öecgfiïc errbteöanbetSbomfcöe H^erfegelotien; te toeten bat
fiet^itmtcl fuif i^ÏO€«fi ψ, ^ en fal itip öier niet mtlaten / om ai bat
ffiene oliecloop te bat ö^eecbe mannen ober befe plaatji gefcgiebeii
ijeijben : alfa oniè b'ötieKüloeb berïieele» fowbc / en ecftter geen tierfcplens
be geocden^i felfeerbec noc& togféc maften feonnen / booj alfnifterebenen /
toaacmebe fpbe een bfπ atîbcren niet oöertnigen feonben. baar isf toel
^eiî.Ofîbgr loiegl / ma te ijtrneeraeu / öf befe öjoto gemeenfc^ap niet ben
'ïöuitïel ftaïïïfe / m booj^benfeiben fulp ai^ in Ut ôoofb^ufe üjojb Uer^aalli
iiilO^ïuü UQQifib öeeft* ï©ant]^et aUeeHlife£^l\aeebiugenaanfeomt/l»at
fp tJOi4jecn£3p^elÜiefi/ diecneijvwaarfcggeDden geeft hadde; cnteiatfpbûO|
bfirfelVjEn gecfi apEii- opIionicn j teantieer fy fagh dat het Samuel was ?
ijoóoïb oe.v: in 't zmm/mrriyiiiovoeth in 't meertal tnojb iip b'<©ijeE«
fette re^ eiifettcïlUuïöïgeiittue£rm^.gebuib; ben toaatfeggenben <i5eefi of iBei^»
ft&e ; iuXifî^'ilieçlip on^ op 't wawfepende geeft, ηΐΟίϊΤιφIjfts. en
wiarfegger v»rbiatfc|^tt#ojfî§j5niielife fo fcJgntftetenenJcdcrfakMiari
inmeo topn boet / te betefeénen / en^ oberbjagôt den buik. ï©snt ca^ fep Sjoô
3i: 18/19. öcfeüeitalinge/ en met een bie tfhmenboegttige te btnben Ik
ben (feit<!B!tflU) derwoorden vol;; degçeft mijns buiks benauwt my. Siet,
niijh buik is als de- wijn die oietgeopetKi is; gelijk niewe lederfakkcn (baat
%\Λΐ ovopth) foudé-hfiberaen. «^iitfelfbeofoM/btsiOier 3.ett % en elbetitf
'^'àarieggèrs becta^Îb' ; in ^ΐ,ΛΪίί iJBp tjenop 't 7. en 8> tetss waarfeggende geeft;
^n menmoijtbeitmneri / bat geïgfe al^ op geen öan alleb'anbere^aatfen/
»e&alben 3ioli 32:18/19, bckereni in be reben te pag 6emen;
gMO oofe inbie toöojben toon €Uö« geenteiaarfeggenbe geeft. ï©ant be töijn
oaarljpgénoemb/ geeft Maarlife met ben aanfcgen tfamen^angteftennen/
oatbpgem'tvoco?b ovocth nietanbfrjS iitbanicderfakken. Jlanneecnubooj
^«J00|b oev iB't eentaai/ afomot in't meergetal fulfe ietjS terjîaan tocîb/
waactoojpgnj^jjl-^g iet iïoo^geeft te tooojfeggen : fo toojb begene bie bat
""«^ttaamb 21N ba-al oov, heer ofmeefter , baUben oovt en aitinSi,'^
»e-«/ei-eevYrowafinceftereireija«benflev. 3®ant get öe manier i^tn *t öe^»
ïijeelxiffö/
-ocr page 79-1-8 Derde Boek.
feïecüjfcö'' iernrnitijeerofmeefter tan bat gene te noenscn/ baat W b'etgen^
ff^ap ban ^ecft / of baar lp mebe omgaat / aï en leert öp 't niemaiit.
toierb 2|ofcf ban fine bjoebeti^ U-al chahmot meefter van dedromeii, bat
dromer, Of ten ôoogfien meeftcrlike dromer, genocmb. «©e fiab Mimi)$
ba-alat kefchafim mcefterfchc der toveryen ; (tijat kefchafym te feggen 5p/ t^
üobeniv. en v. $. 6, algemelb ) ombatfeganfcfte geflaghtcn al^ ver-
kocht ôabbe met hare toTccycn. iSe^. 3:4. too^ öiec ban oofe befe
bjoUatotCnboj^d aiath, batisf meeftercffe ban ben Oov genaamb/ tn bien
fïn/alii'tin'tCöalbeebjfc]&bectaaïbtö: pna xposS dejadt'-a tcajfeiahU'^n
die de gccften weet uitte halen Of te doen opkomen. a©ant hid'^n \3ψ be
beenbe naam ber gemcenfame geeften ijS»
10. em nu ban bte ttoee tooojben ene tfamenfielimge te ma!&en î M
tBa# altoojS een bjoüjmenfcö baar be te]rt baa fjJïeeltt : baar üjasf tet^ bp/baar
of meefierrcgegenaambtoterb/ batj&ietecv, enûe bjojbeenii/
alif gefetb / lederfak, enbe elberjf waarfe^gende geeft berbmtfcftt. gjie6«
fcge tept noemt ftaar y^Jvoü^x ΙγγΛς'^μΜ^αν , gunaika engafirimutkon ; 0eC
toelfefobeelisfofmenfeibe/ ene buik-gehcimfprekende vrouwe; bat i^f bie
^geöeim bat Daar gebjaagb UJojb; uitfiarenbui&t^ fpjefeenbe* ^φφη^
feit'er ban: ^yyoi^eJix^J^O^ ISróv tivîç ^γγα^ξί^χν^ν, ο! jj ίίξνΰμ,ΰίν-
τιν KÎyw. φίΐιτί ίί'ε τη'^Λ τχ Ύξόττ^,^της μχντέία^ s^ Πλβτων ίν τω
tStqv KotKS^iv. Engafirimytho! : dit nocmcn fommige
niantit, (buikwicchelaar) anbere borftwicchelaar. Van die wijfe van wicchela-
tyc,is 't dat ook Plato in fijn boek gemamdSophifta (bati^ Wijsheidsbetrachtcr)
fpreekt : defen noemen wy pythom. JBaar ijS 't fo al m toaargeib/bat bit ttien«
fciien fpïaften «tt ben buift of utt be bo?fli <©alenu$f bie beroembe mt^^ gelöof^
tet niet : maar feit mp ^capula / utt beffelfif uitleggingen ban l^ippocrateif /
ita appellari etim qui claufo ore loquitur , quod vevtre lo^ui videatur ·, dat ib ge-
noemd word een die met geflotenen monde fpreekt', om dat het fchijnt als of hy
uitden bu^ik fprake.^^itSomt ban einbeltSop niet met allen Uit/ öet gene buiten
be perfoon 5p bie baar fpjeeèt* €n baarom ijsf 'er meer niet afte maften / aliS
bat be menfcljen boozgaben/ of baar booj toel ge^ouben bJterben/ batfe uit ben
bui6 fp?a6en/i ofbateen43ee(iful]C bebe: maar bat bc ftg?anberfic berfian^
ben/ bej^atuurfeennenbe/ öetljtelbenboojbeb^ogö; en bat öet maar booi
feoniîenoefiîntngalfo gefçi)iebbe/ mcijben mono / bat gèt te Ivoren toaif al^S
ofbe flemme boojtquam uit ben butfe. v©it fal onif in ^et IV. öoofbflufe ban
fet IV. bocfe feer üjel te paffe iïomen.
11. ^nbien iup nu beöalben b'cigene en meefï gebjuifeeïiSe meinW
ban'tóeb}ceUjfröbïoo?b oov of't griefefcö engaprmuthoï, tuat naber op ben
tfamenöangberrebe/ en'tgcb^mhbei^ anbere namen letten/ bie neuen^f be^
fentnbcateittgnnclb 5gn: fo bipt bat befe bjobJ gctoeeltiiefeetieonberbie
ovopth waarfcggers, en a-jij^T /jVow^'w duivelskonilenaars (jjelgK yen onfe
»©tocrfetier;i noemen) UJClite Saul uit den lande wecHgedaan hadde, gelrjfe te
borenber^ 3» beritwlb^ i©attt ijp ber^alben niet alleen moefi laten foe^
«en
-ocr page 80-Rftîeuevrouwe ba-alathOovàxQ enenwaarfeggenden geeft haddc; nwac 00^
fuiïi cene memenbcgeUonbente ö^bben/ ija^c feibe/ voorfeg my door den
waarfeggenden gceü. ÎJ.Î.7/8. îïDaac fep δΟίΐΐί / Öat Öie b?üuü3 Ôaatfelfoofe
Wbcc bat bomrefeenöe: alfo fp öefe reben gaf/ bjaarom fp ίϊφ beftaaarb
Öiclöe fuijc te boen; Sict, wat Saul gedaan heeft, hoe hy de waarfeggers en
duivcls-konftenaarsuitdit land heeftuitgeroeid. ï|ierÏÏJO?benban CSelgSoofe
i-ïüon. 31er.8:20.) tsiovooth waarfegftersofwaarfeggende geeften, Of
ïieberbuikiprckersmetöc jid-nn'ijm gepaai'b / baaronfe<©öccfettcc^ Duivels-
konftenaars ban maSen ; maac anöere nietmeeK ban feSeu foojt ban wie-
chelaars of goedtrgelukfeggers , gchjft IV. §, 7, ί^ί getOOtlb. jla bat ban
Öefe naam ban ^i-oni ben ^uibel meöe mfliiït ofte ntet ; baar uit (al ooft
befï af teneniiïs miM üjatbooj eenbjiifötïajae/ ïsatïsaatbp (foal^gelp
yafï hp gcïïja ) |)teu bergeleltea
12. ï!9at nu be epijentltfie meiraug ban t?t tooojb jià-oni betiYft: mn
male conjec t àoBiffitviis S4de· us , huic ncmm m Graeci} ca^rjeiire I0 ê'aif^Mv ;
de geleerde Scldenus ( feit Cocceiuii ) hceltiiiet qualikgegiil, datditwooid
met het griekfche Daim-on overeenkomt. ïBant geiijit. bit ionit ban "Vw
daio, alfo 't anber ooiï ban jadà ; 'ί töelfï bcibe fo bcei a!^ weten,
iX)e« fïe bjatiiï baacaf i. b. α .langciehenb, «ï^aarem j^et ooft bp
fommigen bertaalb bïojb in 't ILatijn met fikhi^, wcete veel , of een bie
booj-gcefi/ beelte teten: eo baarmn oofeiïï't^rieitfcö ■■üJtsyn.km voor-
kundig, of berSonöïger ban 't gene te gebeurea flaat. 't ftelneeojfrö
tooojbeuboefe Aruch bînbîfebefebeifrDeibene aicïningen/ bat ba-aihovxsdc
gene die uit iïjne fchouder fpreekt, en jiduni die uit fijnen mond ipreckt : en
boebcrom/ bat baal-oov isdegenedicBiïöeimelïiie/ en van tuffchen fijne oxe-
lenfpree'itj maar ]id-oni is de gene die een been van'idier genaamd/Λ'/ϊ/λ in
fijnen mond houd , en daar dan uit fpreekt. bit nu fo/ töat fcfeecïjeib
biyftban/ cm ϊοεί te toeten bjat te feggen taaja i altoo^ öetmmjie
niet/ batfpgcmeiafcöajjmetben^uibellïaOben. ïBantoffe öu^fof fo tge*
ïuiö bcr fpjaUc/ öooj ijetoaone of ongeüjoone beelen ban i)im îicôaain gaben /
of lieter fc^cnen fo te öoerï : &at raaist ben ^inbei mcei· n|et / baîî toeei anbere
fionfîen/bieguirijelaar^ en feanicrrpdctrii boen/ om'ttooiiîtoattooîîber^te
beitoonen ; en fo al^ al bat ^ajjenüebjogö ban oiib^i af i^s; gepieegb ge-
baecjl.
I ïBp mogen nu ban loe! tot ijü bcbjîjfbaiî'i bjotemcnff.^ obergaan/
«η fîcn bjat fp tori) bïönöer^' i)eeft beriigi)!. f et bliiiit bat ^aul geioofb
beeft/ baifpmag^tig UiajSbeEteien bn· berfioibencn / bie fp beg?erbe/ is
boen fceifcfïïjnen / en ban ben fiaat ber icebmöeii boojfeggiiige te boen. 1©ani
feit toaö 't tooojb toaar ηιείε Ijp öe rebeu ïliner iiomiïe aan ijaai: ojjenliaarbe :
voofiègt my doorden Waarfeggenden gccii; en doet my opkomen dien ik u
£eggen Gil. Jîîaai'baten feiton^gantfrfîgecniîie'dî.· IBaut nabeniaaï
bat^iuueoördffei'fïtebin-geei^gebïaagb; eiiöoefïcOiotbïi mibbeï/ afg
bf rttoïifeiö £5^0, ^^n uoöö/ tegevtn baööet fo nïoefl i)p sen batï üf iöi-11 beïiiieii'
■ 5r - · ■ ■ ■ Cf.
-ocr page 81-1-8 Derde Boek.
of&Attcriemaiiti^/ öe^alijmo^ob / öte get toeSomenbe isat s^fcfttoctjaT^
ügï^ te Uoceti toeet; öföatôei sma ôien Qov ofwïcchelgeeli ijan <6ob geopend
fciatö δίπ m^c fb ÓP 'i eeKfïe bacijt / toa^ ÖP Ciïeologaiit / m
Seiii)e<aobmctf0'itie0oo?t: eu't iaatiie ino^ tot een öetoijittierfïreiiUen/
bat Hitte timœa niet bpiiejS en toaren/ bie meinbe bat OSob ^ern't geheim/
boojmibbeïeaenmeufcôenbanDemreirgefîeïb/ aïi? d'ürymenThummym^
£n de Profeten, geüJeigerb gebftenbe beècub te inafeen; nu boojHetfeobett
mibbelen en menfcfjen openbaren fonbe. I^aacom ijSfgn gefag^ / Cloetoel
een feontng/ in befen min niet : om baar uit te bejlutten / bat booj bit üjoüj^ ·
tnenfcfi of boo^ temant anbec^S geefïen uitgeroeijen ; en na gei)eimenifren /
<i5ob aUeen befeenb/ gebïaagö / en baar op anttooojb fïan befiomen toojben.
14. JBenmoeibatiiien/ oftmtbej^'iiîefeîf niet b'ijtieiiïian/toai befe
tjjolu in lüaarïjeib {jeeft berrigijt. baar en ftaat nieï Ujatfe öcbc / itiaar
toatfe fag^en fpjafe. 3©ant doe de vrouwe Samuel: fagh, fb ricpie uit met
luider ftemme enf* b.ö 12. J§iï laat on^ bit een^ na öe letter nemen / fo aijS 't Ictt r
be b?ontoe fagö ban Samuel, ^een/ feggen cnfe uitlegger^ en bertaiergf/ maar
enen bofen Geeft, in Samuëls gedaante : enbannocl)meer/ bat f^J bienbofeü
geefidoor hare duivclskoniïe hadde doen opkomen. 'I©ïtlaat|ïefmögtbe tett/
en 't eerjïe fpjeeiïtfe met uitbjuSfeelifee tooojben tegen» mint fo aljsf- ^anï^
begeerte tuas? getoeefî/ bat fp Samuel fouöe boen opfeomen : bii i r.
fo ffaat gier / bat i)et Samuel ooft voa.ö bien fp boe fag0 / en bat uit der aard en
opkomende; bSf 11/13. en Saul vernam boe féïfΟΟδ / dat het Samuel was^
14.. ^o toa^ 't οοδ Samuel bic ^aul toefp|ai4/ bif i f /16. en 'ί toaren Samuëis
woorden baat ^auliJoojb?fe$'be. b^ao* ï|eeft nu ban ^pracï) fulfeen on--
gelgS/ bat öp't ban ^amuelberfiaat/ geipDP^jaarltfeljeeft: (bJantJBo^
feii en be^jofêientoilien IeebenbegeÖoojb5ön/ en niet uit ben boob berrij^-
fen / om be inenftîîen aan te fp?e6en ) %u\$* 16:31. toat reben Ï^ttft 'et om te
benfeen / bat be ^^uibel / bie fgn ïeben geen #jofeet en voa^; ηοφ ban eobiê
toegen/ of ooitac^terbolgenbe (0obif iaoojb tot menfcfjen fpjaft : in ^ïj^gn
een^ lidjaarnjS/ bat in 't grafbantere Ut «©pflanbinge ge^eiligb / baar toe
berfcljeenert 5pï
iff ^ar nosbjaafet on^S be reben te geloben / bat ijet ^amuël met
taa0 : toaarom 't bat fjp ^amucl gen^amb ïoojb ; en bat tot btjfmaal toe f
plii 't niet / om bat ÖP uitgaf boo? ^amuel/ om ^aulin fïjne fotte
Botgeib toetegeben; bie <^amuel maar focFit / en öier ban meinen moefïe
boojtej^ebbeni toaaromfean't banbebjoutoe feif niet sm/ bie fïcfj uitgaf
boo^ ^amuel / ficiîboenbeïîeren ofijp 't mart ; en feggenbe bat fp ôem figö/
ûlfagfjfenietmetalî 5èeen/ maar baar jïaat/ dc vrouwe fagh; en niet/ fp
feidedatfefagh. toel/ baarfïaatoolï (al^gefeib) bat fy fagh Samuel;
Én bat oofe Samuel fprak , en niet be îPuibel Ut ben fcögn ban ^amueu
«Cieltilîban'teenetesoîbberôaalb/ foaijS^ ^ct ^jem / bie 't onberwerp t^ ban
b'fnfïorïe/ telueten^aul / ië boo?ge6omen : fo 't anber οοβ. ^it bïijSt
ööcöMaaröer uit bat gene bat gefeib.bJojb banbe b?oüJ/ ik fie Goden mter
aarden ogkomen., ï^atttiaif aÎtoo#niftttJaar : Ï»antΓίφ smGoden (laar
Ölt
-ocr page 82-VI. Hoofdstuk. 45
^iiDaimonesgctoeejî5rjn/ eteitteei) oii&ec Êi'itarbe flcïj betôoii&eîi / ttuiat'
tocïbobem Sj&ftebin'il.b. Π. 17. uit Cicerogfïoenb/ toantom bttfcg^
Sm t^ oùîlîaaii. ^aar jlaatniei bp / bat^auliet fagïï ; bie niet en toa^ï
öaac 't ujïjf bit fagij / gelijfefc feibe ; fo bat W meinbe bat W ^amuei / fcBoow
ûngefïen / tiocljtanjS fcu^ ftoojbe metftemfpjeiien.
16. 't^iÉ toaac/ bat ^enrtB IBotM^ in fgn poft-fcnptum aan ijooj'^
noemben <0lan\3ill gcote wioeite boet / om tegen aeintjolt ^cöott te
o^logfen / bat fp in geen befonbere feamcE tjan ftem afgefc^eiben ïuass:
ttiaac baat en iiomt 'et niet ojj aan. ï©ant feherlife / ten ttiinlïen /
toaccn fp in een ijertuefe : bat ban fo rufra / bat fp een ΙΙαδ
toeegii Ijan i)em afin enen ϊϊοί^ / ûf ? ^^ ^^^ ^f booj een öupiSie fic9
fieeftfeonnenjïeUen/ en baar ïïare babMeguicDje^ maften. ï©ant boe M
fpel ÏJOlÜjagÖt taa^ / quam de vrouw tot Saul ; en fagh boe eerfl dat hy verbaart
^as. âpiîjarenban/ tertotjtenbatfpeïbuurbe/ en biereben iwierïi
Sefpjofeen / 6p mai^anber niet. ^oti) feonbe fp be Meebtnge en öojbete ge^
öaante be^f f>jofeetiS / fo totl ftefeenb / feec ïic0t befcftjijben / om te meec
ίε boen geloUen bat flp 't toaö. 't S^ië tuaar / dat Saui fich boog voor Samuel,
«tetbaarom/ batöpfelföemfagötmaacijptoemamlleió^/ baiftet^amuel
wit fuift eenfeggentonbeöjoüj bat fp Ö^m fagô/ be Meebtnge en be
gebaanie/ biefp gem befc^^eef : geïp be tfamenfiang bet ttbt buibelife te
fi^nnen geeft* îBat Öab öp anber^ ooit te totagen / wat fiet gy ?. en hoe is fij π e
gedaan te ? (©nfe eigene ebecfetterif teBenett bit ooH fo aan ; No. 2 9. i^oe ^aiil
Vftnam dat het was Samuel , t.ttl. na het oordeel fijner verwcrde finnen, en
uit de woorden der tovereiTe : maar hy felvc en heeft dcfeh Samuel nietgefien.
<ïBn Voat ftelangt be fmaafe / fo Dabbefe be tïem οοδ Ittôtelife na te ïiootfen : fitt
$P booj fe&ec ceebfc^ap of geiegentjjeib Uan bat bertcefe ; of met gefloten
monb/ (aljSfïu^gemelb/ batbefemenfc&en oofebefpjafee bo?mben) ai^fof
't ban onbeiofter3gbenergen$i genen quam; VuaaïijanDterna notgmeec te
paffe ftomen fal.
17. ïBatitJceciotbefepïaatsÉbeöoojf/ en'tgenemenbaaKinmeintbart
benî©ittiîciôterboojfet&te 5gn/ bat fal be Hefer ηοφ eenjS naber bonnen
fienin 't XXIV. Ïjoofbflufe ban mijn Il.ïioeit: en 't gene bo?öer nocft ont^
fi?ee6t/ bat moet gier na op fgne pïaatfe Uoigen/ idoanneec topâomen aan
Set onberfoefe / toat al bit flagô tJan menfcgen/ in be ^cljjtft tetmelb / geUjcefl
i^ui^ljetmaarteboen/ om flecö?^ te toeten/ ofTemetben^ut^
^el oofe gemeinfcgap öabbcn; en ofte öanbelingen bte gen toegefcgjeben
«ojben fobamg5ijn/ bat baar een bofe geefiin toerfeenmoefï. '^otnotfttoe
ψ onjs bat niet troojgefeomen ; en m 't bergaal gier onberganben/ouii notg
pi^t een eenigujooib ontmeet / bat fuif te feennen geeft : felf niet bie waar-
j5SSende geeft, alfo genaamb: alfo get niet beïienb toat baarboojfpte
J^^flaan / en of get merifeg of geefi ïjeteöenb / of iet bat iJanÏe menftgeii
oecfieïb.
fz-
VII. HOOFD-
-ocr page 83-1-8 Derde Boek.
ïn d'oven'ge plaatfen van dien,inhoud is dal me.Ie niet te ficn.
\\/ f ijebben be boojnaamlïe plaatfen nagcfien / Voaar in fcai jlagô timi
vv al^ na't gemeen gcijocienfn öe ooS DaoiO ge^
aieïö/ öoojnameïthgerofötmoflïüjojben: maar ηοφ tor ijict toe gcm onu
moei i aan Uielftm ΐϊφ öe mcilten üan gcmeenfciia^ inct öea bofcn <i5ee|î; öer*
toonöcn» ^erfialïsen rjS fiet οοδ niet otoieitji: te öeniïeii/ öat elöeci^mbe
^c^^ift/ i;et$pbeöoubenoföe^niel3ïeH'^e^amentiS/ iet faï te ljmben30n
baar uit tiet felaarber blgfeen magi), ^eif niettemitt/ om nïctii toanaUeii
onbefccötbcojbptegaan: folaatonisibOliengeîîîaatfenoûl&iîetîen; ίιί Vuel^
iïcnoniïÏüeïgcenomtïanöïgcgercÖiebentjS/ maarnocijtaHi? melbinge teiio»
ren fiomt ban meurcijen bie baar tocoj 3ijn aangefien / en oofe alfo geganbelö /
iiatfe met berfoeneliiïe fioniïen fwanger gingen. Cn bit mojö ttueefinii
iïertoonb : booj'tïaSenban begenenbieDaarmebe iet^ tt boen ijabben/ en
ÎÏCO? 't îî?gfen toan begenen Die befeifoe ftraffcen en becnielben. ï^an ei]r 5ön tiijf
crempclen te tónben / bie lap nu ban ïjerUolgenjS onberfocBen fulleu.
α. I. ^er eerfien i^ eeriîe / bat in 't leben öan Ü^anafe / öoiuitg oiïer
3jitbatoO|b^erf)aalÖ: te toeten/ dat hyGuichclarye pleegde, en op vogel-
gefchrey acht gaf, dat hy ook Waarfeg^ers en DuiveLkonftenaars iielde- ΙΙοφ
meer/ baarfïaatfap xiï^n.3^: 6. batÖPfeïfoofetoverde ; en üoojtö/ dat
hy, fuï;C Öoenïse / feer veel quaadsdede inde ogen desHecren, om "hem tot
toorn te verwekken. 2lïon.ii: 6. 3n bcfe toooïben lïomt οπί^ ccöter niet
ïjefonberi? öooi / bat al te boren niet en i^ toer&iaarb. îBant bat ijp guiche-
lcryepicey;de,baar|îaatîn'tôeiî?eelîjfcl) jjij; oneen: 'ttoelSonfeeuerfetterii
tiooiî Ijoger al^ boo? gui eh elen iiitgetjen ; en geen ban alle b'anberen / Öoetoel
eenyarigliiîberfciiîUeîîbebanb'onfen/ ietii baarinbinben/ bat op gemeen^
fcöap met ben v©mbel flaaï ; oeiöfe&ierboo? ! V. getoonb> i|et an^
ber/ batjöpop vogeigefchreyachtpf, baartn^ebbenfe^t^efajeebjfc^ «/-
cheefch ηοφ b^iemaal bwiSbertaaib; te toeten ILebit* 19:26. ^eut> 18:10.
alton. 17:17* maaropböfanbereplaatfenllecöifwaarnemen, (gen 30:17·
en44:ï'/i5'. eneen^S neerftelik waarnemen· ι,^ΰη.20: j^u / toaantee»
men niet met ben ^uibei omgaan; bat foubeber cerebanbengobö|serenf
ben ^ofef beel te na gefpjofeen jijn / ban toien ful]c «aenef 44:5/1^jojb ge^
feib* ©an dis Οο^^, 'ίgene fp fiiec waarfeggers noemen/ in'tnaaftboo?«
gaanbe öoo^jïufe ii?eeii genoeg^ gefpjoBen. ©an be α jU-onijm bie
ftiecduiveiskonflenarengeten/ iiSöierbOü?Iv.§. 7, algetoonb/batbïtüjoo^
ijp geen «nbere ^bcrfetterjS in bien fin bertaalb ijS / en bat beiSfeïf^ eigenfcgap
en 00 jfpïons wts^ wet all^ti mebefiiengt bat baarna gept ; fo öat be ^uibel
lïaa^
-ocr page 84-ν I î. Η ο ο F D s τ u Ε<.
öaat 5δδη inijecft WùQitê / mir^bieit bat onfe «©uerfeifer^ tp te
«am htii leferUiiiliii îot fiunne aantelieutngenop^ctiit 19:26/ 31. fofuïim
tDilV.6.5euV. §.5/6.' föüüceigefeiö/ öatljtcrgem meeröerMannge&Tar
toebclioefî. ^
3* Ιί. B^lïtieiî ba£ be Chartummymtn ü'STH^ Âphaf^m'^an*
l 'ao, iîîonfenbiutfdien BQbei Toveraars en Sterrekijkers, ÎJieUÎJOOî V. î;/
al mebe ôîîîôcîîIî tjerBaatîs jijn ; en betiîefen / bat i^untoerfe met^ in
ticj^l&abbe/ baat ^mtocl^ fiuljje toe ban noben tua^: foo blijft Datfetóe in
't befonber ijet iiit Qf ne ijîf t toî iof ban Daniel gefeib toojb/ bat öp te toeten oo6
t>cfelfbe bingen ieerbe/ en in befelfoebingenbanbenliomnffonberrocBi/aati
bemgenoegen gaf; fobe^'e batöpin befelfbe feonjî en toeetenft^apalle bie
anbere €i)albeetofc|)e IB^fen 't5p Chanummijm , 'i3P AiTchafijm, teboben
Smg. <entoaarqiia!ii batbp toe Î ^iet baiïjp aan ben ï^uiöel/maar aan
«©obfïtö obergaf; en bat οαδ <©ob ö^mmei fpn bieren gaf vcrfland en wee-
tenfchap in alle boeken endc wijsheid. 17. OEn toattoarenbatboojboei'
feen i (©eenanberebaa baarbeitoning gen in cnbeitogfen liet ; de boeken
en de (prakeder Chaldeen- b^» 4/ ttiajS OOfe jBôfe^ bangeipen in de
wijsheid der Egyptenarcn;l^anb. 7: ï)en booj ^ob^ feraggt baai' in te
ïïobengaanbe/ geltife al^s Daniel boojeobii genabe/ en îlogere bedicgtini^
se ban fijnen <i5eefî> iBen lletoat th ôier obecfegge og ben iSjofeet ^a--
niel 25.5 5-> .
lii· 3n'tgene^an 2:2/10. berl^aalb toojb/ batl^ebucatnetfar/
Gberfî)nenl!;&|oombeïïegen/ bpeen beberoeiJendetoveraars {chartumm'^m,)
ende ihrtdùikers., (afcbafym) eiibeguichelaars (meeaffchefijm) endeChal-
dcçn : baar 19 ijet mecfîe mk â îoe gefeib* i?(lileenli6 moet i)ier toel in acgt
genomenVuojDen/ tsàt'^mbtmeca(fchf.im tut guichelaars in onfenbuîtfcôen
te;ctbeitaalb3ijn/ böO|toeÜtcfpncclïtan^ op anbere jjiaatfen toveraars be^
lîaan; gdg& afé IV. getoonbi^f. Ωot^betoôÎefpï>ieroo6bec/'^r-
tummiim aifo tîertaicn / gclT]!{ flbct.^ obérai : fo moefîen be Mecaff'chefijm
in 't t^uitfcf) 0Û& encn anöéren name Rebben / cm onDerfc^eib te maken»
'tïIFeîftjijnbeeenotîitojfelbaai· bebailjs bau bte onfeftcrfjeib/ toaaraf ιδ in
'ibeginïiEmtaanöeöatmbenfïn ban befe namen i^: l v. §+9. fo blgbc iiî
oofebanbp mijn borigebefuut/ bat niemant reg^t en totet luat Ijpban befe
iutbenmaèenfai; berre/ öatmenfoube feonncn tonen maar be minfïeöan^
beïtngeöfgemeenfcöap met ben ^uibeï* ^tchafiijm, bati^f/ deChaldeën
toojbenbaarop'tembebp geboegb: j^et 5pai^iwïbenbanbèfonbereüjeeien<=
ftSap/ benbolfeeberCôalbeëneigen/ of oo^fpjonbeiiÊ ban^em gefeomen;
Öet$p/ om met ben gemefnen naam be^bolp/ baarbegenoembe toijfen ban
iJerfc öetbene toetenfcöapiïen mee|l in ac£itinge toaren / be oberige bie niet ge^
noemb jgn te betekenen* «©j? 't 2 7. ber^ noemt Daniel 0ier bp οοδ be Cofrijn,
^aarfeggers ; oflieberinbe piaatfe ber Chaideën ; (öter Uooj iv. οοδ ge«
oacBt^ j^iifcpnbatbitbeianberUftCfialbeetofcBetoijfentoaren/ bp anbere
f 3 ijoïc^
4jr
4Ó Dercie Boelc.
tooItBewtîf0ttîctiîel&eiiï!; gelpfe οοδ alleenliü in'iCöaï&teUïfcïj/ en Itpbe
Sattîrelmpn Dec Cftal&eeujfcijc toyf^« onö ie ijcren öomen» ^otf) 'i gene on^S
baar aan öoet tUJiifelen/ fai aanfïonö^ liolgen. ^t %t{tt fal t>an 't felue h^t*
berfionnenfien/ l^i genei&oï3eröen|dïofeetï©anteï §♦ 79.83. baaroy aan»
öetefeenb ftebbe.
ΐίυίΚφ) .mtt afchefΦ of afchafym, beftcrrekijkers, mï)t iafdaeel, of chaf-
dijm be Chaideen ; bit 5gn nocô befeïföe alif ijocen. baat toojben fliec
iiot0lJ|t0enoenibbe Go/5^<i^^, be Waarfeggers. en teel uiibiufeSelife alfo tjan
toieChaldeën m'tbefonöec onbecffgeiben» IBaar of teP nu bat onbetfcfî^îb
betfiaanofniét/ baar feomtget niet op aan/ omrebeaenbie IV. §. 9. algefetb
5tim ï©an bit bepoojt meer totbefafee/ bat bicmenftgen altefamen/ fp 3!jrt
ban toatfe 3gn / in geenen beele bp Dun bolft baar booj 3gn aangefïen geteeejï /
bat fp be geineenfcftap met ben ^uibeï gabben / ben l^eibenen ban alle tijben/
ïanben/ tiolScren/ gantfc^ onbefenb ; gelijfe bat uit mijn I- boeh genoeg^
faam Wpt. i©ant alle bie getooon jijn geben fo te fpjeüen/ öat
ïiiaanfc&e î|etbenen of anbere ben ^nibel iélfaanbiböeii: (0et gene Uolmoni^
Ötgtegenfpïefee I. B. V, §.4.. ) bie achten ebentjtjelöat fp bat niet uit liefoe/
maer uit bjefc boen; geïoljenöe bat oan öem al fjet quaab feomt/ en geen
goeb. ^oiionben fpban niet geloben/ bat b'alleröeiligfïe en allerijoogfïe
laetenfcDappen ban bén ï^uibclUïaren: en booj fobanig Öielöenfe nocöïansi
ïiegene bie alf)ier genoemb 3ijn ; met toelfeen be €gpptifcije / en be COalbcete-^
fcj^ feoningen/ beneffenifanbereninb'uiterfïe beriegentlieib te rabe gingen.
^ toaii't een naam öan grote eere na be meininge ban bcfen iioning/met teel^
KenDPÖi^/ bpontiïenteniiiüan raab en onberrigötmgemibïebergabering
Iran fiine Uïijfen / ben pjojtet ï©aniè'l toefpjaft/ ti^nann 31 nï^iB^toSi Bedt-
fchatjar rav Chsrtumma'^a, Baltalîàroverfte dér Toveraars, gelijfe 't in Onféll
bitttfcöen 25ijlïel fïaat. €n niet alleen noemt ftem be Soning fo / maar gab
Öem ooft fobanig felf bebonben / gelpö aljsï eben bobeu ge(ïen $ ^0 befe
menfc^en met ben ^nibel ban gemeenfcfiap jöabben / fo Ijeeft 'et niemant
meer gel^ab ban ^^aniël : 't teclfe niet aUeenltft gronteelp om benden ίίί /
maar felf οοδ ban ben honing teel uitb^ufe&elife toeerfpjohen teojb. ï©ant
ineenen aaffem befe reben Uan bien name geefc ; dewijie hy wift , dat dc
Geefi der heilige, (en niet bcr ïjelfcfie) Goden by hem is.
5. 6. V. #it toojb nocö meer bebefiigb uit be tooojben bie tep lefen / bat
tóe ban 't|&of te 25abeï totbenftoning Baltgafar gefpjofeen Rebben.
5:11/12. Daari&eeuman inuw koningrijk, in wiendc geeft der heilige Go-
den is.. Want in dc dagh^n uws Vaders is by hem gevonden licht en verftaud ea
wijsheid ; gelijk de wijsheid der Goden is. Daarom fteldc hem dc koning Nc-
bucadnetfar uwe vader tot enen Ovcrften der Chmummqn, Àifchaf/jn^ Cafia-yn^
mGofrijn; (Îaonfen25pelfîaat/derToveraars, SterrekijkerJjChaldeen, en
Waarfeggets.) ban öen^ïiïrMsenfemge niet geteeefi/ bat befefeon^
twï
-ocr page 86-f^tt eu Uïetenfcöapuen alöuiS hp fien genoemb / ban emaen bofeh geejï âfbaïe»
Jîaren ban ooit geenfinjS ban gebarsten / bat ïBjoombebtcbetiS ^uttoeljS-
RonfienaarjS / ofbiomentoanben^iubelfeonben ingegeijen 3ijn; gcïtjfe als?
onfe 3âcijîenen gciotom Bonnen» ïBatU fo bie fean ingeten / taaarom ban
Û06 niet uitleggen / ijet gene banfgne eigene ingeeijhigc t^i IBaacombal
ccnvoorlrefFelikc Geeft van enen die dc dromen uitlegt in Daniel gevonden
^vierd, batüja^ betebenttiaarombat be ftonmg fiera ooft boUen b'anbereti
toecfieben ïjaöbe.
§. η* <i5pfegt mfjTtÖten/ bat tïcfi be anbecen oofe toel berraeten fiabben
b'iutiegginje tys^ te {eggen / fo |)cu be bjoom fr ifmanr Mïenb mogfit
5ijn. t Ié!kaaï / en 'tié genaegij / bat fp ben bîoûm niet δοπ&επ toeten /
fo öp fien bie tikt enfetbe. lOBantbat beleben fp fo biepen becboigentfieib te
5ί}Π/ öatreronönitfeiben; daar en is geen menfchopden aarbodem, die des
Konings woord (of faak) foude konnen te kennen geven: daatom en is'er
geen koning , grote of lieericher, die fcilken fake begeerd heeft van enigen
C^^tcom, oiAjfchaafoiChaldeer. Want de fake die de Koning begeert is te
iwaar: en daar en is niemant anders, die defclve voorden Koning kante ken-
ncngevcn, dandeGoden, welkerwooningeby'tvleefchnieten is. Ïl9an.2:
» 0/ i 1. feiïerïife / fo enige anbere ató gobltfee oojfaaS ben menftöe bjo'
ïnenfeaningeben; gelpmentoiï / batoohbe^^uibeïboet: toatiiSbeceben/
^Λί ÔP föne Ieeriingenentionbgenoien(geli)Bmen at^t be genaambe ïl^aarfeg^
Qtt0 en Il^iccfielaren jgn) be ineininge'baai: ban niet openbarenftan. ©ooj«
feftec ïjp albten fip fo beei niet bermagfi / öoe fowbe ï)p f)et anbec itoitnen boen 5
<ïBn bat bit toaariihoofe niet anbergf ii?/ befioeftinen op Ijet bloot berMaren
befec fieibenfcfie C&albeen / fcijoon ban een merïïelgfe getoigfite / niet te iaten
cufïen: aïfoj^ent^aniëlbaarfelfgelpingaf; uitb?uîîMtfeben&oningbu^
toefpjeeSenbe. De verborgentheid die de Koning eifcht, en kunnen de Wij-
fcn, de Affehafijn, de j noch dc (îo/r^«den Koning niet te kennen
geven. Maar daar is een God in den Hemel die verborgenthedcn openbaart.
^iet baar / be ^utbcl fean öen mcnTtfien / ηοφ öooj menfcgen niet te
öenncngeben/ norfibjoom bie temantgeijabOeefï/ nocg b'uitleggtnge ban
ben bjoom : ijet een en 't anber jïaat aUeen aan «©ob. Ifôaar toie en fietniet/
öat fjetniinbeïiif/ beHettb te maten toat een itimftl&e öeefï gebjooinb / of
j»at be bjoom bebuib; ban felf ben bjöom te maten: batigs / bemenfcfie»
gjif of fo te boen bjomen ; gelpmenentelfiebbentoil/ batfip fean. boen f
wt mebe binb ιδ ban ηοφ meet bebefitgb/ ijet gene ifebienaangaaitbein
»«θη II. bcc& XXXII. 13-ban best ^uibels^ onbeumoogen
$. 8» berce fiebben top gefïcn foobanige gebalién / toaar in bie
menftijen jtjn geb^miSt getoeep al$È ïieben bie tergoeber name|ïaan/ met
Sii? 5ïôot(iea^oningen te rabe gingen : met onbecfc^eib noc^tan^S tec
«^ritemelbinge ban bebierUolgenbe; alfo 'tHSanafé ai^ een groot quaaö-
uage»
-ocr page 87-5 6' Derde Boek.
itasegetten tuûjîï / bat i)p ntet fulfón ïJol6 gememfróa^ Öi^ïö. 3©iïnt ijp eett
feoning 5gnbe ban «©oö^ Uoife / meefi beiei: toeten Dan ben ïïonmg bec CD^i^
beën* i^u fwïlen tiip ποφ fo öcel tierbecgnan/ en befe Imöen aanfien an«
met aï^ booi gefïagene bjjanben ban <i5ob m ban fgn iBoojb ; en ύφ
ffeltjjc οοδ Öunrie feonfïen / bae&en / oefeningen / aï£f baartegen fïcööiS tn ben
ïïoaglïengcaab* I. ^eeecfie jJlaatfebieöRëbaacban booiUomt!/ i^f bat
Jofya, eengobbjugpg Somngobec^uba/ «rt^ecjieiien ban ben
öieufï wech dede de Ovooth en de Jia-mijm, en dc D'iïin Teraf^m , en de d SiVj
Giiiuiym. 2. föon-23:2-4- ï|et eerjïe en ttoeebettieojb bemienfpl^ecnagei
tuoonte/ Waarfeggers en Duivelskonftenaars i ban luelfee WDen mi al bifti'
togls? ijïgefiJjofeen/ IV. en Vï. 9 -12^ biecbe Drekgoden.
3©ant D^S^j gelaiijin mebe drek of vuiligheid te feggen / geltjlt be <!5ob
ban 3fcael becacôteltïi b'Hifaoben foniïg&ö ùcemt. 'Btt beröe luoojb in befen
ïej:tbertaienfefeerfelöen: maat laten bat óebjeeteïrcï) in't buitfcij Yo fiaan/
onfeSec in toat ftn fp bat bertaîen nioefien. 3|ii0ienfe befseïoi; met b'anbere
gebaan Dabben / teiaar toe öefelföe tcben toajs : top fDiibea fo beel moeite met
pt tooojb ban Toveraar of Düivelskonüena.ar llïei ijeüben / om be^ boi]C
i300|00jbeeïen bat maar ^uïtfclj becfïaat / te oberbjamen. ϊΡοφ Iaat on^^
nu ban bït befonbei tooDïb toat nabet fjj^e&en»
9· BelaiïgenbebanbefeTerafijm, fo üjgfen on^ üe ebeclftiecif op be
ïïant tûtiîet gene fp isaar ober <i5enef. 31:19* öaac bit üjooib aîîerectil boo|
Somt/ aângeteiîeuîïôeiîlicn. îLaat ou^ öan eerfï befien/ mat fp öaar ober
feggeïi / en ban 00& anbere geleeröe ftliiijberö b^gen. Terafijfi (mt jijn be
tooojben onfes: ti^berfeiterii} 7,ijn gcweeiî een foorte van beelden , na men-
fchelike figure gemaakt i.Sam 19: 15/ ló* tót Afgoden Gen. 31: ^0/ 31*
om die van toekomende dingen te vragen. Ezech. ii: 21. en waar door fy van
den Duivelantwoorde kregen,(töaacomboiöbanben^uibeu ^itfeiten fp
baarbpna^ungeboeien; toantgeen ban alie bie fcöïifiuurpiaatfen fpieeà't
baar ban) met waarheid of met leugen. Zach. 10:2, bat( feonben immergé
toelbeîdagen boen/ met feonjï aï^^ of be <6oben booj biebeelben fp^iSen.;
Van de Terafijm word ook gefproken. Jud. 17: 5. en 18: 14/ 17/ iS/ 20»
ï.Sam- 2.Kon.23:24. Hof. 3:4. Φοφίη be plaaïfe i^am. i?:
33. Debben fp baar booj in 't buitfcfi beeidendienft gefïelb / en cap. 19 :
13/16. bioteii^ beeld. Uit b'anbere fcîjîifiuucplaatfen bp onfeeberfet^
ter^ aangebiefen/ bjelaf te neemen / bat beTerafym fpjeefeenbe beeï»
benbjaren ; bat / öooi tueliïen b'Wgob fcfjeen te fpicÊen : en uit ijtt
boen ban jBic^a/ enbie ban îlBan ; iSigÎjt. 17» en 18/ bat fp befeltre in
ben bienil ber ^ftfgoben infgelöi; gebmifeten / al^ be Urim enTummim rn
ben bienjï be|i taacen OSobii. jîBaar 't onberfcpeib bja,^ Maar ; bat ö'Urim
çnbeTummiroaltijD bîaai'ôeib ; maarbe Terafim nïetbauydeiheidenfpia-'
öen. Ζάφ. ι O'. 2, Μι laat οιΐίί op bcfclföe piaatif 31:19* 006 ^©jufiu^
eenif Doren. < ^ .
ÎO. #pbetoû0îben / Rachel Ral beTerafim, biefjaar baber gaöbc/
Öp alblï,^ : -ni/a D'fliii ηκ eth 'Ïherafijm afihef kaviha. ^om-'
nuiïe
-ocr page 88-yj^mmt^e meinenbat jet ftjneôm^goôeit getoce|ï jija^ baat:3|ofefu^fecc
sjHa^eft/ (Suög, 1-9. öefeltjc itoemenbe rJwûvç lm hiSv οονς α-ίβαν
ti^oÎl^iiç ^ vójj.tiAov r,v ; öat iji / afbeeldfelen der Goden van's Linds
s,Godsdienft. ^οζ^ΙψΙ ÖP noeitrtfc fijne Goden, vs. 30. fteü ife
* ïicbec idola ( afgodsbeelden, ) ban ma£inei , ( beelden) üffimula-
„ f gelijkeniflen ) l3ci:ta£jl&. 1©4nt al ί^ 't öat eidola itt 't eciehfcft Γο üeel ï^
Qisf fimuiacbra m'tÏLat0n: necfttanjS &e feechelifee fcöjijber^ toccfïaan baac
'wooj befonûcrliS fobanige ïjeeltentfTeiï / toaantiebe enige «^etiftcib/ of öie
'» oaac booj geaf# / iJertoonb iuojb. ^οφ foUee! aï^menijemecfteuïiaii/
5559η öefe ïïeelteutffen mcnftiiettfeec gefïalte getoeefï; öetgene af te nemen
j, Uit fulp alö men in öe ]^i|lone ban O^abib Iccfï» ^let baai ban i ^am» 1
„13. tier op bjcngt m^ be <aberfeiïer|S bp mamanbec. ;©e Lxx. feg'.
„gen eMai ^ieconpmu^ en ^eberui? öefgehjp idoia ( bat ijs /
„öaarna ctfeni^ beteSeab/ afgodsbeelden) ilqmla morfeemata^
, (afbeeldfelen/) ^pmmacl)itó/ na becôalbeebjrcljelîitfjîjaait the-
rafiin. <©ηΜθίί x^wSï thalmartayλ bedtemffcii. 3|0natfjan0gï|0f. 'IHD
rnechavei bedieders : ü3ant fp gebjui^teïïfe om lict toefeomenbe te faebfebeii.
^enoojfpjong ban Ôet tooojb en fean men utetbjel feggen/ om bat baar
af geen gronb- of bJO?tel- bjooib meec in 't gebjuife / biaat uit men
anber^ be betefeeniif a^eiben moeffe* ^Ifo ban obet' 't bjoojb nietji jneec te
feggen balt/ fo bjiuenbjpbefafeellecgis bebjagen/ en obec bie berfcgeibe»
oo^beel gooren»
II* ^et mafeen ban be Terafijm , get gene ïï^ïufïu^ö uit iBerceruii
Utelb/ fal ίδ ftieu uit be Prikci Eliefer felf berijalen/ baar uit jBercecujS 't
Öeeft* 3n 't 3 6. perek, Df Ôoofojîufe / lee^i ih bp |em buji. Wat zij η Jherafijm ?
Sy ilaghteden den eerftgeborenen van enen menfche , kloofden fijn hoofd,
bewreven dat met ioüt en olie, en fchreven op ene goudenc plateden naam
eens onrcinen geeftes, ( bat t^ f)^ibcnftf)en î©aimon^) en leiden die onder
fijne tonge. Dat hoofd fteldenfedan tegen den muur, en brandende keerfea
daar by ■ baden 't dan aan, en kregender antwoord van. Maar waar uit weet
gy dat de Terafim fpraken? Uitdien datter gefqid word, de Terafim fpreken
ydelhetd. (XâtiJ*To:2* 3if'tnict ecnfc^oonbeiDlj^i } Daarom flalfeRachel,
op datfcLaban niet en fouden leggen dat Jakob ontvlught was. enf. <Î5uiU
ï^ojfïiuii / bie te&entöiecopaan/ bat be llebjeengeeneeneclegebefcljjrj^m»
boen ban be Terafijm . bocij alle eben onbjaarfcijgnelp. Kimchi meint,
dat het beelteniiTen waren die de Sterrekijkers maakten, gelijk als deuurwer-
'ien ïijn, en datfe toekomflige dingen wikten. Andere, dat het kopere werk-
tuigen waren, 't ondericheid ^van tijden en uren aanwijfende. Âben Efrt
lïïerkt aan, dat het beelden met menfchen aangefightengeweeftzijn , bequaam
Om d'invloeijinge der hemelfche lichamen te ontvangen, maar bekent , dat
^y niet kan 'feggen hoedanig fy geweeft zijn. 'tZy hoe 't wil, het blijkt
li^laarlik uit Eïech. 21:21. dat het gebruikderTerafimby de Afgodendienaars
geweeftzy, om hen raad te vragen i om dat fulx vandea Koning van Babel
Φ- uit-
. Il
5 6' Derde Boek.
uitdrukkelik word aangemeld· 0ηΓ5* ^ΛΆΙ 0|3 gefeib pîîbeîlbe j^et feïföe
ïsat Uanonft etjerfeitcrif eu U.in OF^juîîUii g^f^ïö / fó üetuoigt ï)p ïni0.
Het gene R Elieicr van dien grouweliken toeikl der Térafim verhaalt, def-
gelijxTancbuiÏiauit hem, deTart;um van Jonathan , EliasLevyt, en ande-
ren; is geheel onfeker, en uit den poel der Overleveringen gefchëpt. Het is
faietwel tedenken, dat fülk ene wreedheid in het huifgefiil van Laban 2y ge-
pleegd geweell ( öe Itöm bïc ip gcefi isoiboet nip niet ) al is 't dat anders lan-
gen tijd by die vanKartago, 'tmenfchen offer aun Sajurnus in 't gebruik ge-
bleven is. jiSac^tanö ïiS mt fésQcn ηοφ af te nemen / t)oeba«
nig featin fijitcniïjti/ ijet gevoelen toantse §ûben sp gelueejl: alfo ftp na 't
tcnfiemuÏïg feggciï üitje tglsen îîer Hüüfïelen geleefD ijeefï / en geljöuöen
fîîtîerif man gelöeejï ie 3tjnbanöien «©amaliêl/ tijfen felföe
ficlfdauiu?? |i]nen meeTîer noemt· l|ant». zz:-^. ca 5:?4.
fai ΐΐίπη'φΐε niennngeWjaimberfcggen/ mettittoooj&en eeni^
djeoiogantijv öp ^juiïiiö aibaas: iJitijaalb', boif) Vüien ijp niet en noemt,
Tcdefer plaatie worden i3eGldcn,T'i6er--p«, genoemd de afheelteniffen en ge-
daanten der verfierde Goden , die uit fich ielf wel geen vermogen hadden
om antwoord te geven ; maar dan als God reghtveirdiglik demenichen flrai-
fcn wilde, àicdaar geloof aan floegen. Byandereri ïijn'r beddekens geweeft,
navoigens welker infien dcfe Heidenen door ydclheid bedrogen, hun voorge-
nomen werk ter hand namen of nalieten : hoedanige figuren enige ongefoa-
ïenc Stcrrekijkers gewoon ïijn toe te Ücl!en , onder ükcïC conflellatien oFt'ia-
înenûellingen dtrScerrcn; fllibiy meinen, dat defelve d'invloeijinge der hc-
meiskraghtcnook beqnaain zijn aan te nemen, doch ondertuiïchen foowyd
als den Hemel is met hunne invlocjingen vcrdoleti. ^!tI^ï)€tnaa^eÖat Uit'
si 'i boöjfdöe/ en ai loat iîî meer baar af gelefen Ijeijbe/ (te ijcelom ijiei;
al nïcbe hp te ) bp een gefe^agöt lïan taojben / bat ergeuiS tm gelpt^-
olieifuip m geeft cm flier be ficDHfrooh niet Qet mmfte tefeen of bettJ^ii/
iï.v.1 enige 0mieenfcf)a|ï mei ben ^iubel in't geiiurt^ bec Ceraj^m/ maar
ban Efgoberp» ^ bettoîtienljier mei/ sfb'iîlfaûbenbienaar^ bpgeio^
Uîge gcbjuîitenliabDen $ maar offe öa^rnï mei brai ©uibel feifte rabegingen/
m mei iiemiisnoen in ©erbonb^ ^aar aan oiitbjeeht beuj^i?*
13. îî^ïJgaan biin 'toube ^^elïament nn ober totijeti^ieiae / en fïert
fen^ toat önji baattn booiiïomi nopenbe ben ganbel met bit
3|ier ftomen on^öe M agi ban ten cecjïen υοομ maat niet op cenber^anbe
tonfeïjp be<St3erfeiferiSaangefïen : een^ftoeï in perjitoooj goeb/ bocö ban
ïuel ttoeemaat Uooj feec jjuaab» Î3S ooit metier baab 0et onberfcD^ib/
filfoi)etôaaretoei:^en toeibeioonben: m^iar of beHaaraooSbaarom
<?5uitfc0m0fi0Hbtrfdjeibentoajben/ batfietS ntetUoojnobtg aan. iöant
ïHtTcöïn b'Engeien, cïvbejS îi^uiW/ίίί üeel groterouberfcfjeib ; ηοφ^
ians^geeftfelfbe^f^Îîftaan beiben fben feer bien naam: s^lp fp ^^y»?
magojis noemt begenen/ bieop'ttoaarnemen eener^terrev (t toeïfe gutt
beroep ooft mebeb^gijt) baat <eo(ïen quameu tot ^ecufalem/ om aant^
^îbôenonfeiiloning âffw^; m Simon , Die geïjeinfoeltcB m
Vil. Hoofdstuk. yt
^art jpiiipjïitsÉ Ööpen ïtet / mî.âîîjuî&entie ht feonfieijan magia, om 'i
öanlefKifafïcleïöen; 3iian&»8:9-24* tn befgeïg^: Barjefus ofEiymas.öie
öen ^pöiïel toeberfiouti. 13:6-10. ï©at öii
ïutben 50« getoeejï / baar δοιηί 'eî nu ηοφ niet op aa«» JBaac aange^
jjm fpaiieMagi ujaren/ fao jïaaton.ii i)iec ρ^φί^ tebefïcn/ of engoebejce
Magia öiefe oefenben / gemeenfc^a^ me£ ben luttel öabbe. ï©ocf) aan^
Semecht i. beMagi, bie l)ei iïinbefeeh aanbaben/ feniieU6Dan<i5obgeieib/
fnfelf ooh in ceîîj^aciîigefîgiite 5Öni3emiaaub getoeefï: fo tait baar gecu
wbcniicn ûp ; gehjiî bai ooîî Df reben toefen moet / teaacom fp ban ïse eüetii
retîer.Êf wijfen, en geen toveraars, (aiji bie tojee anöeren } getiaambjiln/
UeelBeï 'i ijeï feifbs iBoojb iu ^.nelifc!).
14. II. togaanbeöefea^imonban; iStueei taataitoeiiuigeniJii
"oabe herMîlîe fc!|ji}ber^\îan öem3ïjn; bÉprnot^ ηίεΐ te paffeöomen;
Jocö ooStoatDembaaï; bp mnp nagegeUen. ïBp fuUen fien töat fön bc^
toajs in ben te;fe / fo aU ffp baas ttefc^ieben vsiojb. feit / bat fekcr
n^an, met name Simon, eec tot ^amatieii Cuaageliuni gepjebi&t toierb/
Î2 ijoi-en iiîbîe iiab toa^ toverye piegcode, ^^yivm tiat ijl boenbe't gene
bat be Magi bom/ beSonfl ban Magia oefeuenbe/ bie bpbeïleibenen (ge»
bieban^araarien ten öaibm löaren ) boo| gobbelijfe en ftetfig bjiecb
Ö^atfit. 5B)aar ban bja^'foolï bat opbaar bOO| de finnen van het volk ver-
rukkende, i^is^v, -exiflocn (booj beebjonbeiinge'tbolfe totfîcô tuefefeenbe/
fo aî^ öet Be5a neemt ) fici) uitgaf booj wat groots; booj geen geraeenen
Magus toUfenbe gegouben sm / alfs 8p Öen mificijien in befe feonjl te boben
ging» ^ίε^έ gingen fp ijem aan / be lîlemfîen imt U gcootjïen / feggenbe /
defe is Gods grote kraght. ^p gieïben 't ban geenjinif booj^uibelsi èraggt:
15. Ü^aar'ibolft baarna ttieec^rag^t baatooojben en banbjeuièen in
b'%ofïeïenbemei-iïenbe/ berliet bie grote acljiiuge ban fijne bjonbecen/ en
lietfïei) bojjen: ffp felf isja.^ mebe obertuigb/ (geip be ^Bagt ban ^gpp^
ten «e^ïob.S: 19» ) cn ontfettede fich ΐξίΐα,το exifiato, {fo jïaat i)tec ooiï ΙΠ't
^riefefeö ) fo biel booj befe toerhen bec 3Cpo|ïeIen / al^s 't bol6 ontfett gebjeejl
toaé om be Urn* JBet een berliet öp oofe be oeffeninge lïjner feonfi/ en quaitt
SebeinfbeUîîtoiCiijîW initieirangebat^etEusi en filippu^ oofeal
iBagt maren / niaar batfe ijem itotö in bie feonfl teboben gingen, ^it^
bJasi^et bocönumetijemuti/ inbien pP oofe niet bebe 't gene ip ^en fagg
ïioen; maar toiiï niet öoe. ï^ie^ beinfl ,f)p't l^jijïenbmti: boo| bie gele«
a^ntfieibgedurig hy Filippus blijvende, omÖembieèottfï/ (gelgfe
af te fien. iBaar ijebbenbe bedoren moeiten aangetoenb / meintj^p
't t^'t icft ban#eïru|i ηοφ boojgeîbteleeren. ïPiefag&boeeecfi/ bat bie
Wbentii ban ^imon aifo bieibibiogöbjaif / als^be feonfïen bie W öebe/
b^atbooj {jpfui&enroem iiei®en tjabbe bp ijet bolii; bie nu gegeel tot
IcOanbetoterb. ï^att^ljier berber in bit bïerS te tien? ïgpbjasfeenjMagu^/
Dp bieef'er een; maar batftpmet ben^uibel omging/ baactie ίδ taaï
«ocijtefienban. φ 2 ilL
16. III. m boïst Bar-jefus, aiitcr^ Elymas getîsamîï t ^anb; Ï ^ï 6i
'2. ( baatoelftc naamtiebïcöïnge isp Sier niet nobtg ô^ïîben ietif te feggcn)
öte bp ben fïabDoubec .^ergtu^ ^Saulug te ^afosi/c^ 't toeflein&c toan 't eiiattO
Cppiu^toajS/ en benSfipotó auius, (nabient0bnicbetiemoem&Pauius)m
fjjnepjebminge tegcnjïötib» ï^p îaojb baar mgeïgjL'in tbuttfci) een Toveraar,
maaivw«V(g>^ magof m ben griefefcijentejct genaamb* ^otoasfgpbanalmei
be ban bie Magf, bat «©eijetmlugfea bec Nature; en baar bpoofe een ï|eji«
ben/ bie benSpoflel m'tbciïeeccn banbeiïJ)tab{)ouber tegen<ïonb, ÎBaac
beeb ïyp bat booj feonfî î bat jîaat'er mei : alleen bat i^aulu^
ïjem een kind des Duivels noemt ; om reben / bat f)p in 't üerfeeecen tan
<i3obÖ,\Juegen den Duivel, als ccnkind fijnen Vaders volgde en gehoorfaam-
de. joh. £ehjiti)ct onfe OBijeïfettecif ogbe feant berMaren 3©ïl ie^
mant meer / btefie bantoe/ of opfebe^aiigmafterboebc^iobentcöolbbooi
'Coberaarsi/ (gelgiutien bie nu noemt) toaimeecj^p fetbebatbe^^uibeï/en
ntet Htbjaftam Dun ©abcr / geUjfî get jlaat ter piaatfe baaron^
berfetter^iüjgfeni 31a Ö^^ftÓP^ubaiStüel baar booî ge^ouben/ ban iöien
gp feibebatjÖP felf een Duivel, en niet blotelifi eenfetnb beaS ^utbel^bia^Sï
31oi). 6:70. UJa^ ban befe Elymas geen anber toveraar öan alle jpilofo^
fén : ban bien ttjb en fulfe eenDùiveis kind gciyfe fpalle 30« bie |)im ber^
jïanb mijibjuiftten tot bedrogh , vol van ariiliiiigheid, en vyand van geregh-
ïigheid, geïijfe t)et l&aulu,é felfuïtbjufe&elife berMaart.
§.17. IV. ©art fefeere^ienfîmaagb/ bie baar Ö^ötrc ττνίψα
meuma fythonos enen geeft van pjïhoon Ïrat ïn bUÏtfCÖ bertaaïö / waar-
ieggendeugeeft, te ïefen fanb^iö: 16. fieb ίδ in't 11. b. XXIV. §. 19.
foo beel gcfeib alii tot bien €>eefl begoojt: te feemtengeebenbe/ bat öet geen
öingen bjaren baar openbaringe toe nobig toaj^ / bie ban öaar baar ber^
^aalö jîaait/ batfe feibe. 'Sen minfïen 't bieefe niet bat fjct ban ben ^l^uibei
toa^f* <©mbat ôier naber te berfiaan/ fo moetmentoei^n toat ban Trvêuv
fjfthooaïOâ^* Ï^efpCÖiltjSnoemtÖft ^«vTiJt^v, daimenion mantikj)n\
enenwichelendcn, of waarfeggenden dasinon , fonöer meer baar Öp te feg«
gen* «©oerbaar ebenboojbetefeent gp/ bat fefïer perfoon/ ^wöw^ fythoon
genaamb/iiSgebJeejï een iyp/^s-gxVoSi^ engafirimphos, buikgeheimfpreker
4 èyyûiçeJi^xvTiç ee er^gaβr^mantffOfbüikwichelaaΓfmtâtffp\X}a^βv^cίy^ι@-
To ί^'ΖΛΜί/βΓ îo^eKOf een Byzantyncr van geflaght. Ï0an befe namen
10 éïCï ^öo? Vf. io, genoegfi gefetb* 31nbienmen nu boo? feèerfrggen
feonbe/ bat fuiS een IBttcljeiaar banbefen naam in oberoube föben 5P
toeeft; fo foube Iic{|teli6 ben oojfpjong ban 'tgebjuilï be^f bjoojbi^ inbefen
üefl gebonben5tjn; alfo^ttoel meer gebeurt/ bat ief^ na fiinen uinber/ of
booïnaamfïen öanbeiaar ben naam ontleenb* IMtooif en iiS 't feSerber/
ï>erfdbe«ïi be griefefcDeJ^abelbicftteriSafteleiben/ ban't biifïer groot
iiem / bat Pytho baa^f genaamb/ enban^HpolIo boob gefc0ot«t; bie ter ge»»
bimöe bierbesiepe grteSfrôe fpelen/ fythiaq,zmm\il fiabm^
pjieife'
-ocr page 92-VII. Hoofdstuk.
Ö^fielii. ^at oofeber^alben j^miöe eer öaarom geboîgb^p/ bat RpüJierb
^poiu Pyihtus genaamb; en öefgeïtjr be ^jicfîcrmnen \xm bien afaob/ bîe
«w fgnenttoege anttooojb gaben> putartijUii gceft notïjtan.öteücnnea/
oat ai m fönen tgb / ( bat toa^ «iet lange na be tijben bec liigofîelen ) bc
«aam ban Pytbon in 't gemein aan al bat lïagö iïan επ 3©icröe «
ïaarif gegebeti üjïerb. ^ ,
§. 18. mt aan0emeu&t / fo iffet niet be minfie fuïangöfiö ontcent bie
^ienftmaagb tot Jihppi/ om uit te btnben toat l&aar waarfeggende geeft
fietoeefi rnagi) 3ön» ^t toeten ijare feonfïe ban bebitegen / cn goebec gelufe
feggen/ baacin rpbobenanberen beöjebcntoa^. Cnfoquam'tbp/ bat ooft
befjeeten baar fpbptebienen pam / geboelig loarcn ban be toinfie bie fp
ban gaar troU&en: toaarboojfpiïwïtfntïaijfel oohfobeel iemeecöceftfeoni
nen geibei·; aifo be bieiifltoben boe en baarïelanöe nietberljuurbentottr^
ï>en / niaar berfeocDt IBaar baife met ben ^uibel oirtgtng/ baar ban
SebïgBtonif niet een bjflojb. ï^ant ftet ψ -πηΰμ.^. pnatm^ geeft of dsemon;
ÏJetijSnu bifemaal^ al getoonb / bat fuir in befen maar ene eigenftöap / of
ïmmers^eae vmjfe ban benoemen i^; booj fuifee menfcijen in 't gebjuife ge=
ftomen/ bie meinetibat een d^mou iet / of oojfaafe ban tel bat öet
gemeen begrgp te boben gaat.
19* V «aelijfenu befeeeneï©aarfeg(ïcr\öa^ / fo bjarenoofe bie feben
omfwtevcnde ΐξΰξκίζ-ΰμ exorkiflai bcfweerders ; t'famen foncn van den
overprieficr Sceva. ï©ant ftet Uïoo?,b Duivel ftaat niet in ben griefefc&en tert/
'tUjelftbeBertalerii ooit te feennen geben / booi bien fp bat met anberc let^
teris/ of tuffcBen óaarhenjS Rebben ingeboegb» 't ïBozb oeh geen Duivel, maec
een bofe geeif genoemb / ben tofliien fp all)ier beftooren Jjebben. JBaar
men bmbmenigfïrcn ban bofe oeeflen bie geen ^Ktbel ^ijn: alfo een iebep
menfr^e eenenbp (ιφ ijeeft^ inbienbe leffe be^ ^jjoftelsi nobig t^/ bie onjS
bermaant enjSfeif banbe befmettmgen desGceftes ooft te reinigen, om onfe
Îieiligmaftinge in<i5obe^ bjeefeteboleinbigen. 2.7:1* ^e geeft der
Weereid î^êeubofegee<ï: a.l^OJ^z: tz. #ant degeheele Weereld li. tin't
bofe. I ^fOH&er 5gn verleidende geeften bofegecfîem
4:1. ©alfciîe leeraards 3ijn onreine gecften, ï)oe&amge gjoftannesf bjie faggi
homen rit benmonb ber <©jaSe*<©penb. 10: Wt Gccft van't Beeid der
ïBeefte 6an ooB anberiS met ban boo^ 30« ; <©penb. 13:15; om bat ^et een
quaab 25eelî / bat albaac befcö^ben ϊαοjb. ^e geeft der dwaiinge ijS buii^
ten tUjijfel οοδ een bofe geefi/ en de geeft des Antichriüs en Sanniet beter
?0η/ ombatftp niet uit God is, 13/6. ^^ebjijrer ban fo beeïedepe
^ofe geeften in bebjeerrlb/ m in alïe menfcljen 5πη : fo Bonbebielin befen
»ian een feer onreine geefï jijn / al en taa^ 't be ^uibel niet, ©oo^jS bJil
iHÔierbcnllefereen.if te ricggebîgfennabc <i3eefîen/ baar î6 in't XXVJi.
ÖOüfiijïufe banöetll boe^/ befonberliïi 11 - beb3ö^af tone*
io. ii>aarbefe feben^jicHeriSfeîaberen/ iioe öebïJfnfegemeinb beb^i»
i<^See|ten uitte bigbent «ScojJefusnaam te nocmeu , feitbetejci/cnPauïus
Φ 3 naam:
-ocr page 93-5 6' Derde Boek.
naam bm ftp. Jl^aa* bit en toa^ geen geelî ïsie iiei&ec i^-ïhö todsf / maac
beiïKciî^îenô: mô!enDetî5î502î>ien <i5ce|îUaaiSDat östmïRöWii Γρμίΐ/ Jefus
kenne ik, enPauîus weet ik ; maar gylieden , wie 7,ijt gy ? ï^t VOaii gçeil
^Duiiîcibaarrpnîebefîonîsen in ©ei-feostb; aïfo gp ijen niet em0 en feenae.
üjaii ö^töobi ben ©uttel bat i)en befeman og 'tiijf öiel/ en Óen bebc
üiugöicn ; fo Vnaren fp be^^ i^iüuel^ bolk niet : üjant geen feontttgrijfee in fïcö
fdf üerbeelb ertfeanliefïaan. Jï)ati. 12:25· 'ίοοδ uit eigene ïjetoeegtni
gen bat befcnian'tfo quaiiftnam/toanmemiengemtieriojTen üjilbeöanben
bofen Qeejï; öoe Dab lp i)em ban niet te milJen ! tcas^fer noci) ren anbec bo»
fe gee(ï m^em : toatban O0S geen goebegvCfifjemjelfooii tujecSen/ofgoeti
metquaab/ norfjquaabmeïqiïaab uecgelöen {tii ; nof|) een man feuen man
be igtoetrefeiïen. ïBie fiet ban niet/ bat bit ecnmanUjajS/ bieban Sefui^
nocij ban^aulRSiixiel geen quaab geboeien öabbe : maar qiialift met fgn
Öoafb betoaarb/ geen tegenfpjaa^ infîjnebuïiigîîwb loeröjagen feonbe / en
Banöembeet/ enfcöeurbetoatóem aanquam; gelg^ begenebie namelbtm
ge bc.öaguanaeïtiïm.ö m't Ooofo|ïu& il.öoeSö §>4 -8. tJefcöïetJeniif.
^nUiatbeuDaltenberefeiienmannen aanbelangt/ bieruliïcn<©eefï
fceiionbeiï te befmeeren : men magi) Den infgelp); aan mou icecen ftennen /
bteniet gelg& Ctoma^é ben Hyojïei opentltfi m 't aangefigöte tegen Γρμβ;
maar fienbe batbefeonfïeberbefmeennge/ öaacfpbuiiiangmetomgelopen
fiabben/ tcfeojt quambpbegcneöierp#auiu.éfagenboen: Denfelbennaam/
ertbienbanSleruö ηοφ baar fep C ban fdf genoemb ) gebjuihten/
om bie^ te meerbec feragDt te boen. Ï0ant oiïermti^ bat jlag?» ban men*
fc0en / baar fp UtaarUft meinen iet^f te baen / ( beijalben 'i beelerlep bebiogfi /
bat fp baar onber laten fpelen) befonbere feragöt in tijoojben / namen/ tefeenen
5tjnfieUenbe:'. . ...... , ,, ,
bat bit Óen 00:
floffe tot ontbefefeinge ban't onberfcgeib ber bui|ïe"rnttTe enljefilic^tsi/ ber
feragötenbanbebtoalinge enbanbebjaar^etb; entotberrainbèrtng be^f lui^
flei'Sîban óet<euangeltum/ boojonbettofieli&eüjonberen/ baar alle men«
fcÖett&e feunjl enlifïuooj toijfenmoet.
Verfcheidene Wetten, door God aan 't volk Ifi-ael gegeven, betreffen-
de dat ilagh van menfchen, en meiden mede van gemeenichap
mei dea Duivel niet.
Wf Rebben bujS lang in bjie naaiîboojgaàhbe j^oûfbfïuFtÊen aïle fuI6e
jjlaatfen boojgefecfit/ baar onöbanfulfeemenfcöcnitietberfelbenfian''
belingen en bebjöfïet ujojb beröaaïb/ banmel&eu Detgeraetiigeboefentif/
~ Dat
-ocr page 94-VIII. HooFBSTuk.
S^tfp baat in gemeinfcöa^ met hm ^uibel gebBen: maar nitt mtt âïïen
«omien binten/ notg tn ijet gene bat tan ^en gefcïö üjo jb / ηαφ in &e namen of
ntametljanfpjeBmbte&e^tïjiïftUanöenge&imfei/ öei gene baaróetaibec®
winfi ïjetotjö Uan gee^. ilBcn moejï tran nti eeii^ fïen / of't uit be mtten
oofe te ôalen ψ / bie a50b baar otea'aan fgntjofö gcgeijenöeeft/ of uit be
^lefTen en be ^p?euSen / bie m fön Boojbbaar öan te-lefen 5ϋη î fo aW îîî bat
ïn't V. öoofbjiuft I, onberfcgetben öebiie. ^it enfiettïolgenbe fal ik genoeg^
faam met be 3©ctten tiuUen / en 't oberige booj Ijet X. goofDlïuïî fgaren. ^tt
«iigeb^ufete toetten3ijnbecfebcm i.<iE;cob»2a:*8» ilHeö»i9:26» III.Eeb.
»9:31. iv,|Leb.2o:6. V.Heb. ^0:27. vi.qBcut. 13:u enVll.ï^eut.
ιδ: ic/iï/14+ bte iaat onjs nu banojbentliS gaan lefen / εη οοβ fa beel alignes
öï0 onfeei-foe^en. .. ^ ^ ^ ^
L 55ebïoo?ben ban beeetfïetoet 5pitbefe» €;t:ob. zzi 18. natj^jo
MecafcheefacmTovCÏcffc πήγν^ lo techaije Mtgynkthtcn keven, «©'aam
îeaemiî0eonfe£(8bei'fetter^ iiSfiieu aUeeniifi oja Verftaatdit ook ge-
fprokentciijn van deToveraars* Deut. i8: lo. .JÏIeecenfïaat'erÖ^benniet/
fa al^ö mei gemeen abbfj.^ bec #berf!enbci:,^ uitgcgeben tö ; maat b'^aber»
feiiec0felbe tjabben bit baar bp geboegb : de H. Schrift fpreekt dikwijidcr
vaudeTovereilen dan van Tovenaars; om dat de Duivel ?de vrouwen lichteli-
ker bedriegt, ende tot defe fonde brengt, dan de mannen. faïte fcf)ee«
ibei te beceifcften/ bat be lliileggec^ reben gaben/ bjaacom batmen giec
banTovereiTe leeji en niet ban Toveraar; bergalben magö men na be cebett
0i|Ten/ tojaacom fp bie öier Öebben bjecD genomen. 'Ce bieten/ tiergen^S ban 01?
tiefeecneplaatrebînbmen»2?ciî^c^ffe/-i tovereiïe, en bjiemaal mecafcheef, to-
veraar , gcïgfe l^iec booj 1V. ^ * tó aangebjefen, ^00 Wee6 ban οοδ be te^
ten niet/ batbjouteeniic^teïi^efbanben^uibeltebecleiben jgn ban man»
nen ; ηοφ ooit bat giei berleibinge be^ piaatj^ moet gebben* ^aac
iibec ban niet een^ï fogebbenfeijierliebeu bttgebeeite Dec aanteiteninge na»
gelaten / om t een ηοφ 't anber bajï te iïelien> 0u laat ons^ fïen / bjat anbe^
re/ en bie ban b'oubfîeobeEfettec^/Ôiecban^gen.
3. Hietut/ batmenbeterfeibevergiftigfter, geIpint<0KeBrc0
„ flaat j farmakour, cuiiiöte f^jeuft bartïlilM/ die veel wijven
„ neemt, die neemt veeJ venijngeefters. ïiteronpmu^makf cor, quaaddoen-
„ ders eigenîîpf ^onatftan/ al wie quaad óffchade doet: bjani be Uieit i^ bui«
ten ttoyfelalijemecn. '^remeiliu^ pr^fli^iatricem^ ene guichelfter, anbe«
b re btiecferfche. ^icoiau^ feit : in't öebieebjfc^ |ïaat / ene wiccheiaar-
« fter, {fintiUgam) beb^Öe!aarii bjeï meo? moetenbe baar bpbecfïaati
'' 5Ön; maat paft noφtan# be^clijift aiöiec ben b|oatoeii&en naam/ om
bat öet bjotuboïfe meefï ομ bJifefeeri» be'jonben bjojb. iSabbi^aiomo
f^jeeitt opbenfelfbenfm/ enilSiben aBfrabe.igeitjjC* St't jfranfci) pm^r^,
^ batoofeal'tfdfbeiii, Caboo^itsial bjatöpbpbïengt/batüomtbalïfji^cop
51 Uit/ batwikfters, of waa; fe-g^crs. of bie mei beleefingen of vergiftigen be<
η b|iegen of beleebigen / pet te beïiiaan 3iin.
'Î fuitfe niet laten leven. jêab'HitieggingebanlIieronpmu^t^'t/niet
if „lij-
Sf
5 6' Derde Boek.
„ lijden datie îeve. 'ii^eÎîjeeVDftî) feit eigentïîft/ gy fuure niet levendig mi-
,, ken; 'thjeïöbponiffootoeeliiï al^/ in't leven niet behouden. 3onatf)a«
,, öoet'erijp zoui. 'ttoelfegeenücrtalcnmaaruerhlarentö; maar
j, fai dood geileeniiid worden : ^οφ per moet HU ti#Öen fegaen/ öat
nieec ban 't gene f)p baar Oeeft bp een gebiag^t/ ben gebenbaagfcD^n 'Sabecef'
frntoojb te ïallegelctb: te toeten bat fpaileifbooj ben ©iiiöel boen/ en met
^em naato berbonben 5ijn, îïE^aar af en feggen alïe b'oube eberfetier^s niet
èen taoojb ï|et meel ban tueï Uiat anöerif 5gn / tuaarom bit ilagij ban men?
fcöen onbec Sfcacl niet ieben mogöt. „ ^e LxX. fetten 't obec /
3, OU TTse^TTûiiîViTg eu feripoioufete, gy fultfe niet met vrede laten ; bOt0
„ ftpfommtgeboegenleefïmen/ « 5TSi>3ia.'cr£Ts, ou peribhfite, gpfultfé niet
„ in't leven houden. ïï^îUfïUiÎ ïjab Wott peripoieefite^ behouden, bewaren,
„ te toeten in 't leben, ^iet Heb» 19 : ;©eut. 18: i o.
4» î©p0ebben/fobeelaïji ben naam bettefe/ f)tec boben aï genoegiaam
aangemcrfet / bat mzca^fcheeffa geen gemeenfc^ap met ben ^©uibel te berfïaan
geeft; gelpnu mebeiutvieifcïjeibene tertaiingen ban ^jufïuji bp een ge-^
ö^agöt / niet biei'geltir te 0alen ijS. ^et foube ban be ïBet ijiec moeten jgn /
toaaruitmen bat beiïuitenmoefïe/ om bat bte fulöen fnoöen boï& geen Ie*
lïen iaat* «IBaat bolgt toel uit/ bat <©ob bic menfcijcn feeK beufoett / en batfe
't ïeben felf niet toeerbtgïön ; maat niet / bat fp bec^alben omgang met beu
5^uibel fïouben* ïBaitf ban moefl alle fonbe / bie <6ob meer met ben boob
gefiraft toil ijebbsn oflfebonbgcnootfc^ap met ben ^uibeï 5gn : gob^ialierin-
ge / fabbatpöoiöins^/ επ biergelijfeé; toaaubannocötaniS bp niemant bie
gebat&ten 59ït. 3©anttïet eené onbec anberen maac befe pïaatfcn na/ baat oofe
öe boobfïrafetoojbgeeifcfït: enoojbeeït/ ofbatiii/ om bat bie menfc^eti
in iiecbonb|ïaanmetben5©nitjei> iEjcob^ zi: 12/15/16/17/19. en 31:14/
if* JiBaaï fö gptoiltberegôte 00jfaah toeten/ gpfnltfe binben in be berbc
plaats : jluïaaton.^eei:|ïbettoeebetïen*
, II. 19116. x"? lo tetiachafchoi·. Nonau^uraHimiTii
' ILattjn/ batiiS'/ Ry en fuît niet wicchelen of waarfeggen; 't Ujeift gier onfe
«Sbecfetterif in'tbefonber noemen op vogelgefchrei achtgeven.31onat0ant
gyfuitop geen wichelry of waarfeggery acht geven Ï©e LXX. ουκ ο'λ)-
» v«c9-ê ^si^oioneifle, wiccheit niet,toïgen3Sbeïiebiebingeûan'toubgriefef^
î> tooojbenboefe» |Ben maglj 't 006 ban be Vogelvpicehelinge bec(ïaan.
'tftoehPefichtfl, fap β. gjalomon/ iS.Sjatcfti/enS.S-ebt/jtjn biecgelrjfeei
ejrempeïen tot berMaringebefev plaats te binben/ aiif tfe in'£l.0. IH·
toan be ©ogelfcfjoutoinge aangeteSenb ôebbe» jBaac öp bjengt utt i^ifaini
ηοφ iet fonberling^ te becbe* 1©ant bie fiet op ben tTamen0ang bec
" toooiben inbit ber^f / albujs beginnenbe: gy en fuit niet met den bloede
" eten; en baartec|ïonb aan/ fonber kt0 tuffc0en betbra / htenaehafchee,
J> gy en fuît niet vpicchelen. ï©e toOOjben V^W bien fcDiO^^*^ Hy w^il
aj feggen, by'igraf vaa enen die gedood is; opdatgy rooogt ontkomen, dathy
βΙΖΆ
-ocr page 96-ï îîch niet wreeke , na 't gebruik der Amorytcn· En dewijle hy gcwagk
» niaakt van niet te eten metten bloede, 'ttoeïïi Öe^^VDOonte öecottbefne&e*
V ncn tsf / fo melö öp öaac ban aan öecfeïbec üojïrcce geïooonten. ï©at meet
««öctöeilïeetorcó nicheefeh, tnnechafchüm, m tnenacheefch tefjaien 5p/.
lïooj vi. §.3/4. gefem.
§. 6. <©οφ't gene gicc iJcfonbcrcopmer&mgcberïsieni/ i^f batbefeifbc
^tfcuni beriier aangetcfienï» geeft. Ce tioren öab öp c^ öè üjoojbcn / gy en
iult met den bloede niet eten , enige biergeipe Ijerlilanngen uit
iîoojtgebjagp/ tóe'er bttbanreit: Omdatdaamaaftaan volgt, Gy en fuit
ni€t wicchelen ; fo is te merken dat dit eten met den bloede geichied is mee
een oogmerk om het toekomilige tc mogen weten; en fo was het ook. Waiit
fey'tofleren derbeeften vloeide 't bloed in eene groeve, nevens welken fyhef
vleefch der felven aten ; meincnde dat fy dus doende met de Dsemons als
aan eene tafel waren eetende. Dus wierd de liefde en maatfchap tuflchen hen
bevefiigd, tot dat de Dœmons het toekomilige te kennen gaven ; gelijk die
lecraar gedenkt dar hy heeft gefienin hunne boeken. «J^at Iaat lit baac:
en toat ijiec oçfïjn 2i|oobi^ en i|eiben$Sbanben^smon^\Dojb gefdb/ bat
raaSt ben <©iiibel niet ; aifo bteban beï^semonjS mecfeeltftberfcöeibeniiS/
na't gene in mijn II. b XXVI. genoegöfaam i^ getoonb. ïBat anbec^ï
aangaat bat fpfeggentan beifamenboegingebejSbloeb-eeten^metbetoaaCi
fcgginge; bat mem 16 ijeefï ooft gronb genoeg in ben öebjeetofcöen te^t ;
baarllaat/ onn k'? ktochdoe «ihaddaams 'ttoelfe eigeiitUlîte feggc«
i^/ gy en fult niet eten op of over het bloed. ïBantbaaciif nieti^batonjS
noobfaaöt/ om bit |öi5talelïeneenji,tebei-|ïaan/ alsfelberis/ baar <i5ob gei
étendes bloeds, of des vleefchcs met Of in fijn bloed berbieb Uit <Î3en. 9:4.
enynó. eni7:i+* ^eut.ia; 23» airogetooftopgeeitebanbic
plaatfen met toetten ban bien aart als^befe toojb berftnocöt.
7. I^ubolgtgetanberlib: 'jj jjfiNS louoneenu, 'tbJelSonfc <8ber2'
fetters^beitalen/ gy en fait geen guichelrye plegen. Cn baar Op feggcn|^
37. ^et woord is , met verblindinge der ogen toveren ; waar door
men meint te fien dat niet en is. ^0 10 ίφ i)en ban mebe toveren , be
ogen te begntcöelen en fo fc betblitïben / maat ioe be 5&uiUel nteÉ
ban noben ^p feggen berber / bat ïjet in boojfeioen fïn bp fommi^
gen genomentoojb : eninilfen on^tot anbere piaatfen meer/ baar 't fo ψ
te berjiaanj te meten befe/ baar bjp nu in beiïg 3p / en ban boojt^ tot
=i-Reg.2:6. 2.Chron.:ij:6. Jefa. endc57:3,7. Jerem. 7:9· ^efefïaatl
notïiaUe tebolgen. ^οφ b'#toerfetteriifeggcn alïjterberber: bat öet an-
«ere vcrftaan vande Daghverkiefinge, ofte van de Waarièggerye uit het aan-
schouwen van de wolken, ende des hemds geflalteniiïè, dewelke Sterrekij-
^ye genoemd word. i|oe anbereit bit felfbeUJoojb berfc0eibeii& bertaien/
J^^töebiftboben IV. al getoonb: toaar uit genoegfaambltj^t/batten
wttalinge fiierfeBer gaat. ^atfalon^ïï^juftujS nu noti)toel naberfeggen*
■>■> Ç* 8. Non eritis f rafifgiatores : gy foltgeen guichelaars vvefen. ï^ieCOHp?
SÎ gy fuU Op geen Dromen aght geven. ^eLXX. 0fviÔ0(rx07r>fe-£c^6
^ i „cWe
-ocr page 97-5 6' Derde Boek.
», ûedornithofiofieefefie', 't tOeïS fp bertaïetl »eque auffkahimimi noch op
„ gelgcfchrey acht ge,ven. 15. <^aiomofeit/ bat j^et ÖeteÖent nni;; omoth Î>e
„ tij^nen wen / ïiteïje bagperfeiereriSmtfefpçen / om ött of bat tebegirt^
„ nen of uit tetjoci'cn* ïSocD tjS etgentUfe ôiet: fjjrtgeùoeien / öatöct feomt
öan anmn wolke : fo bat ôpoubec bcfe ba^ôteeufeiefecsi in 't Ijefonbet wol-
kcngiffcis » gelpijooj V.f^y. ) Uîii tjerfîaan ^ op Uieïfeen 't 006 onfe
Ijerfetteïif neiienjf anbeien / fo al^sÉ uip / in fiunnefianttefeeninjge gajTen·
fMfbe ûabtîi bechlaattbaac flju geUoelen nabec utttaalSunbigeaanttiecto
gen / bie ftiec ποφ nut ncrnoöig 3tjn om bp te boegen. 31" 't boeö ^eficô^
ta 5Πη ftet UJeSKtomme gufchelaars, enbp ^ifmni daghverkiefers. û.|tebi
«cemt ftet mcbe ta ben laatfîen fin ; en baac uitooS geiegent^etb om fpne
meiningeop 'tonberfcfteiben banbe toben tetoerfeiaren; toJaar banujp nocg
Siec na in 't XXII. ,i}oofb(luft \ael tet nabec fnllen fpjchen. ^οφ berber
ftiengt ί)μ t op b'afgoberpe ttiuî^È / bat ieinant onberfcöeib ban trjbeti
tnaa&t / uit infïgiît ban be atl)tinge ban gob^eib bie fp aan be öemeli^ücö'-
ientoefcöïeben/ ûoo|bjeÎ6en alie tiibeniaojben afgeineten. ênbatii^cegDt
îïen fpijhec op f^tt Ooofa geflagen / inbien tk ban bie biajen iet beefia. ïDaar
fef ban ûîeberoiaiîiet bau ben ^«iM in bit ganfc^e mm. j^u boïgt be becbe
plaatiS^
f* in. Gy eniùlianietkecrcn totde Ονοοώ, WaarfeggerS j myid-on'^rn
Dûivelskonftenaars : en foektfe nict, u met h en verontreinigende ; Ik ben de
HEERE uwe God. Cebit. 19:?!. In b'uitleggingc fullen öier be OBberfet^
tec^nu bebefligenöetgenebübenVI.§ 9-11. ban bi bjoo^ben Oov en jid-
mt Uit anbere fci)?DbeïiS i^ gefeib: maar ba» be fafeen feggenfe beei meer,
aç^antop'tujoojbwaarfeggers te&enen fpaan 40+ bat tjet oofe bertaalb
5anbJ0|ben/waarfeggendcgeeften. Want, fëggenfe / het woord betekent fo
Weï de Geeiten die over onbekende en verborgene dingen gevraagd zijnde ant-
tvoordegaven > alsde Waarfeggers, foo mannen als vrouwen, die Geeiïen
vraagden om antwoorde te krijgen. Siet van defe ook onder 20:17. Deut. 18:11.
j.Sam. a8:3/9. z.Reg.zi: 6. i.Chron. 10: i^. Aö-13:16. toe
ban <i5ee|ien / na tgeboelen ban be s^eibenm en 31oben ; maar niet na Uiaar^
peib/ ofbe etgcntlifee feraggt ban 't bjoojb ; gelgfe booj öenen al genoeggfaam
fegetoonb» ^et i^ ban b'OBberfetter^ met goeb regfit baar bp gebaan / bat
öie tmnftijen'bJei na't gemeen gebruik Waarfeggers genaamd maar in der
daaddien naam onweerdig zijn , omdatfe menigmaal valfcheid antwoorden ;
Éinde de waarheid niet dan om te bedriegen en fchade tedoen. #p'tgene öat
terfiaat Duiveikonftenaars, (yid-onijtn) be&ennenfp/ öetgeneife VI.§· i^·
aangebjeren.i)ebbc / dat het hebreewfch woord komt van weten:, om datdefe
lieden fich roemden ende uitgaven veel te weten ; namelik , niet alleene dat
gefcliiedcn anderen onbekend was,, maar ook datnamaalsgefchicdenfoude,
ende hier toe ydele enduivelfche konften gebruikten^ Siet van dele ook onder
20:6,27. iSam.28:3,9. Jef.Sn^., fia toe bat ban duivelfche konften,
in fulpen fin al^be toijfÉeib biebenmenfcfie niet ban bobeniiomt/ aardfch,
aatöurlijk 5. eiï: daimenkdeesùwelkhi^i SÎ^fe-lîi^t
VII. Hoofdstuk.
Jöttfg aijtibe ïlet&enen met puntte mgclïeeïböe Demons gcöbim / iweinetibe
«at een ^fgoï» let^f / baac DP toaarltfe nieiiStJegaltoen een UerirfiMel
10, Btaat onif «u fientoat t^jwfïu^ gier otiec geeft bpeen geb^aj^gt*
©becïje ttJOO^Ôen in^t^Buiifcg; gy enfuit u nietkeerentot de Waarfeggcrs.
i» ^teroïlpmujs \itttm\\ttt [ Nc dedmetis adMagos, wiiktnietaftotdeMagi:,
5> [ileiöeufcije SBgfen of î^îccMaar^ ] anöeren / verbind u niet. φη^ζ-,
lo^/ fietnietnade Fythsnes^ wijkt niet af achter de genen die
de Pythtmer vragen. ÏPe LXX ew>c, Ιτηκκ,ολουΟηνετί eyy^re/p^óii? oj^
epakotomheefete en^dflrimythous, en volgt de buikfprekers niet na. Ûabbt
«^abmo : h is ene vermaninge aangaande den buikfpreker , toelfen Öp
noemt iaalOov. (geltjfe VI.^.p.) Maar wat is een büikfpreker?
fphoon , die uit fijne oxdenfpreekt. [Vi.§ iz.] ^tfcuni : [fïenbC
J5 meteen opöettscojgaanöe ber^i] Eerbiedetmijn Heiligdom^ endaarom
„ keert u niet tot At pythons en wiechelaars. Want wat hebt gy toGh daac
mede te doen? Gy hebt het Heiligdarn, vi^aarindeUrim en Tummim ïijn.
Of dus: mijn heiligdom , dat is , tnijne heilige geboden , iult gy vrefen,
" Alle tieboden worden ntynp /{eJoufcha heiligheid genaamd. Doch in tge-
ne dat volüt ; ontreinigende mynen heiligen naam^ daar wederhaalt hy of
ίί verdubbelt fijne reden : ende maghmen dat eigcntlik niet uitlepgen in de
5j betekenis van 'd Heiligdom ν want daar in beftaat enige ontreinigiog des
5, HeiligdonM, dat nven van fijn zaad aan Moloch overbrengt, ^ben
't Is de reden van 't gene dat hy feit, Ik, hen de ΒΕΕ9β ■ want fo fy fijn Heilig-
" dom nietontficn η cheeren, fofal hy fe ftrafïen. Daarbygedcnkthy ook
" der Pjfiéöwf en Wichelaren over enen doden. Wantfo flaat by Jelaias i wer
» de kevendigen tat de doden. (^ef. 8: 19*
j) Tot de Waarftggcrs, ] Pjthovs. 31n 't boeS Pefichta ffcaat t aix Qov is een
« Fphon tefeggendie uit fijne oxelen fprcekt. En fo feit hy felf, endeuwe
fizmme wat die van ewn Python uit der aarde. ^ben Cfra nmïi Ovooth
komt van r\uixi ve-Ovooth chadafchym, en deniewe Lederfakkenr
" want die ïijn de gronden van dit werk. [ ©ergelpt btt nU me t
j^tgene Vl.ç^ç. gefei& t^,] fcljijnt/ feit^jufiHSi/
„ ôatUben^fwtîei op'tÏottcljelen booj encniebecfaft / iiet genegebennoce
booîenen mmg geft^teb. [ ^iet i.b. iii 18.] öabbi Hebt. 'tisbckend,
uitdien dat Saul enen Python door ene waarfcgiïer gevraagd heeft : want Py-
thon is, wanneerfy enendodendoen opkomen; en degene die hemvraagtj
deftemme des doden fehijnt te horen > die hem het toekomende te kennen
geeft. I^eftcmmenu wasfeer diep ènlaeg: waarom wyicfen, «a7ej?wiwsg4di
liilder dan een Python. (3|ef. 29:4.) Van dit ft^-gh is'r,'vt anneer daar toceen bek-
keneel gebruikt werd. ^hbiub ooh «i^lonatban / bûben 't gene boben ^
„ betgaaib / get cöatDeeüjfc^ bjooib· nut ^choeroe, [ toaar ban pt^ na ]
i> it^ien ttiaac ïechcieroe en ρ thoon een en t felf^e öte opft gsnaamïs
» too?b noT dechoeroe, geip't€lia^lUbitamèbeaantEefetinfïjntiîoûjôeni
« «Οίδ Mitbm Mmub ban ^erufalem. "^it bjengt öiec ^^jwfUi^ toelbp χ
η y
Ï5
5 6' Derde Boek.
imâï3i5ui:fojf t)âfi bte ttoee tgaibeetofcgc name» op get boijjettbe/ te toc^»
ten .ft^-oni. €eu toeinig bcu&ec feit öab ^ïRfïu^ / öat be buikfprekcrs bujS
„ genaamb 5911 / om bat fjunije buifecn füïoUcn geïp leberfaèSen.
tb^eeStnabeleanberen uit ^agiu^. Wy hebben ook in onfentijd van die
baikfprcekfters gefien; dewelke fittende een woordje uit hunneheimelihheid
verwekten, en antwoord gaven pp het gene dat gevraagd wierd. Ik hebbc
'tfelf ook willen horen ; niet dat ik enigfins daar aan geloofde , maar om te
weten dé bedrtegeryen van<ïe bofe geeften. JBaaï ÔpenfOUbetlietbeel Om bC
ïjofe geelïen benden / gab öp op ö^ben εεη^ met Jochem, in 't oub bjouioen
alhier ; gefpjoSen isj'aaraanUjpnocj)in't IV.boefe gebenSenfuIien.
§. 11 ♦ c Jid-otiijm) jm/or, Waarieggers, |ïaatin 't Itatgn» ^antejS
noeintfe arufpiCff, Ingewandkijkers. [^iet fj ïiBattJoegt^met
Ijetboigenbe/ en vraagt niet by de Ingewandkijkers, Oin u met dcfelve te ver-
onrreingen. LXX. κ^^ί τοΓ$·
oi/ eiVToiç: cndc kleeft niet aan de befweerders, om met deielve nietveront-
teinigd te worden. ^Deöomemftöebectalecbefgeltjv'. ^osmbanyu-enijm
befweerders, ^cnai&anpbjuifeil^etVöoojb"^adoea., 'ttaclfebpócnfeöecbiec
fietcfeent/ geïija VL la.aieeni^ ij^aangemerfet. fteefl ïn't€f)al«
becbîfcô ôîec bat tuoojb nor, Zechoeroe, gei gene ^onatijan baat boben om
gei eerfie pap» noemt öet deehoeroe ; en feit bat in benTar-
'' gum, of ^itleggtngeban giiewifalem/ dechotne iii be becfilacinge ban Oov.
jBunfÏeE in fön Lexicon, feit bat ijet pafiog Jid-oni, waarfegger,
»> magus, befweerder. boet'ecbp wiccheiaar; UjantfobeirBtlareni·
5, fe't&ebïeelMfcö Uioojb 7/^-0«/ boojgaan^f. CliajS toeberom on *t Uioojb
j, ^achar : DeThargum van Jeruiialem vertaalt p^-ofi in '£ X0aIbeeUJfcSi
ΖίΰΙβεφι : en oev en ovooih^ bJOOJb bej^OUbenbe / ova en tvijn. ©e
felfoi€ïtasf leerton^/ bat^onatfiairtujoojb ooz; ober al in'tcöalbeetofcö
Obecfet M'jn. iBn bat ffp boo? jid-oH en jt J-tn'^'m altgb |îeÎt :{echoeroe.
3> àabbi ^ïomoît» fid-mi is de gene die een been van 't dier jadoea in fijnen
mond neemt, :en dat been fpreekt. ^etei' iafen Vüp te bocen VI. ι ζ* ίη^'ί
feœfe Aruch, bat bie menftöe fjjps door dat been. îdDefïC0ta. iid oni is de
gene die met den mond fpreekt. Want hy neemt een been van 't beeft ^adee*
in fijnen mond j en fpreekt vanfelf. Jadota nu is een liagh van eendier. Siet
defe werden gefteenigd en die daar gevraagd word , flechts vermaand.
„ Het zijn flcchtboofden, feit ^ben Cfta/ welke feggen, datter iseenflagh
van Magie fonder Ovüoth , die waaraghtig is: welke niet verboden zy in de
Schrifi, Want, ieitöp/ de Schrift verbied geen waarheid, maar de leugen.
„ ö.a^bi geeft teitennenbati^iioe^feSec bogcUif; en fp?ce&tgeitj6 fe an*
„ öeren banfjet gebiuift* 15 ^alomo befgelöjc. ƒ agin^f Doet 'eu bp tm bec^
„Daal uitïjeaalbbgneH/ baniet aii^ een lang toto/ umnaflTenbeUan feeerea
„ tijojtel utt beEaarbe/ baarticg^stbeefiy^ioe-ibergoub : öatnanbobenaf
„ tot fijnen nabel toe geheel enalgelgfe eenmenfcö maar nan ben nabei
als^ een feon^omraet/ almaac pet bafi aan bie (imig/ en fo baanneöe aan
bien ïaojtel onbec b'aatbe» ^o menig alsf 'er nabec aan bat beefi
„ Dan ^
-ocr page 100-« banbe ïengbe bantiie tïceng/ bteraaiïtemgal^: fa fdf &aï to^ialjerjlmb
aïvuatconbom jBaarbieopöejejagÖtgaan/ öoojftfjietettbefejïréng;
„ Vuaanmbe't beefîy-ii^oe^iojSgecaafet/ banaanjîonDsijierft, a^oörnoofem
ί, fijneDsraonoi ï.i.t.6. 'ttDOO|b Jid-onimeûegeipfïcllenbemetDaimoon
„ en Magus,!CÏîîtjft teïöet: dat dc Joden in 't boek van de 6i 3. Geboden,daar by
jj verftaan de genen die den Duivel vragen, welke fchuilt onder de beendctea
vanceo beeit Jadoea genaamd, dodende„met het gefight, en moetende met
" pijlen dood gefchoten worden. ^tfjenseUif nocmt pet κ,ατωβΜτΐά^α k.atobh-
Jaàa^ [nederfighcig ].feggendedathet een dier is als een kalf, altijd gaat
»> weiden, en de ogen naawlijx opflaankan : en fo't dier menfchen aanfict,
die fterven. ίΒδί regöt i)ouï> öit maar ijoo| grollen/ enpfÈ
öaav op /
„ Qmüacun^ue vole! Juàai Çomnia venditnî.
„ Nooit iet fo fottelijk f;emijmerd en gedroomd ,
„ Of 't Jodendom verkoopt het onbefchroomd·
« ^n t>'aantefeenmgciïopben0oomrcöenbiuS|ïaaionberanberfn/,a>ï Ιττί,
5» κλίν^Ίί ùiArtTciç tSç γνω^ΰίς. Wijkt niet af tot de willigen en tot
dewittigen. l^ier moetiètulTtÔeniîeiben fcggcn/bat ^etbe toijfeÏoasstan
^iquila/ CijîifÎcn ^obe / tüienjSotJecrettingemengifï bai bit ge'ajee(i5p/bat
^m'toUerfctîen (liptelt^ ben{ïncnoojfpjong banbe \iJoo|ben bolgbe; en
fcöilntgemembteöeliijen/ bat Oov(a beel î^ gewilüg, teUjeten (fo ίδ
0Î|Te / ) omiet|i bat bevïjojgen te feggen. ^aac is? jid-oni ban fo Utl/ al|î
γνω^^ς, gnoofiees, Ut ijtt toefeomflige meint te tojeîen/ 'tgene ôp met e«
,, luect/ aljs cen wijsneus ; biepaiflefen of fcöjtjUen fean/ een Öalf&a66e»
, ïettecfenaap. i^iecUJijtîoniiïPjwfïu^tot fîineaantc&enmgenoiJ 2 iîon.io :
,11. inFra^m. Vet. interpr baacgpbit tiplj?engt uit '^fjeoboreîitii : Men
' noemde fommige gmsflas Wittigen, de Wicchelaars die fich vermeten het
'' toekomftige teweteu. Want gelijk mende Profeten Siendersen Schouwers
5> noemde, als vaorficnde't gene noch te gebeuren flond : alfo hebbenfe ook
it de wicchelaars Wittigen genoemd , als meincnde 't verborgene te
„ weten, en voorkenniiTe te hebben van't gene nOf§ niet en was. ÏC^eLXXi
„ Öeïïlïenöittooojb op i ^ain. 28:3, gebjuifet; bacg^eut. 18: i u öetfelfbe
^^ Tgj^Tis-jtoTTiii· terdtojkppou! [wonderfchoiiwers] ijectaalb* ïfteronpmu^
tet felflse plaatfe dimms wicchelaar. ^öz^ cbet befe plaatfe feit 'STfjco^
boretUjS. Sommige die van enige Dsemons gequeld waren , bedrogender
" vele van de finnelofen, als offc voorfeggingendcden, welken de Grieken
'^τ^ξΰμάντΗς efiieromameis [ingewandkijkers] noemden. omdatdeDss-
" mon van binnen fchijnt te fpreken. Cenanbergeefl||etbe(ênfïn: Volgt
de Buiksprekers niet, ende voegt u niet met de Vergifiigers. ^aar Jjjn^.
»» bec bfe tmijadoea eenenquikftcertteeujïaan / i» 't σ^κτα-πυγίς^
λ ^^ifofugis.
-ocr page 101-Derde Boek.
, j 12. Vepontrcïnigt u met hen niet. ] «©it tïJOJÖ Ûeîîïen gefetb / Ϊ>β
^veoth tn^tjid-onijm. 5|nPefichtha fïaat / datic tot niemanten komen, dan
die fijn gemoed tot hen gekeerd, endaar mede verontreinigd heeft. jSaÏJÖi
Salomon öeclïlaaciei bu.^* Soekter u niet mede tc bemocyen : want &
'' gy dat doet, fo fuît gy voor my-onrein zijn, en ik fal u vcrfoeycn. ^iJilt
" ^fta. Hy feit verontreinigen : omdat eneaielediefich omkeert of omfiet,
M onrein is ; want fy hangt God niet aan. <!£n ÏUaarUfe faï bit b'eeatgfie Oûp
faaft 5tjn/ toaarombe toet bat tïaglg UanSJolftgenigbtoilgebtien/ betoglefî»
altoojS uit <0ob niet enbe notgtatiö al^ uit <i5ob, ^oci) befe cebea fal
öiernanocö cerjt tergtóatfe ftomen. ^au 't Wpt utt alie bie beufcgcfbeite
ïJerBiaumsen/ bat ^eib'iatle0gecii ecôterin'igeUi&op ubele eit mctige/ ja
tjuile eu bcfpotteltfie Voictöelcpcn bmbeii. Cn of ftftoon b'een of anDec eneti
D®mon, of ben ïi^iïiijel felf baar onbec iwitgt ; fo jïaanfe ecijter altegaau
fienb/ bat fulj; nietinbe iîragiîî ber tooojben ïeit. baàb of üjöfe tefec
toiccôeli'|je/ öoeiJerfcf)etbeiife euobfe {)oc otitoaaïfcôô«£iîiî/ ja leugeiiacöirg
ïjp öetfelbec fommtgengenieltij geeft tnfgelij^Öet miutïemeitefecimen/öat
enige gemeenfegap met öen ïi^uiöel geeft* J)0 bat ban uit be ópgebosgbe reben
befertuetgej&aaibmoet toojben: fo falmen'tfrlfûeoofefacjîuiten mogen Sjan
degenen biebecboben f^gfeneten» ï©antöaar tjan feti ΐιε infge·»
löf aljsgiee: en verontreinigt udaarniet aan, dac gydaar aan verontreinigd
foud worden. Want ik b^n'de HEERE uwe God ; daarom fult gy u heili-
gen en5. j^^tanif ijSïjpbefelfOe <i5ob/ bie 'tkruipende gedierte, en al·
iejSf felfgefchapen heeft, na fijnen aart; <een. 1:25·^ cn alle Gods fchepfel is
in 8em{Mbengoed, metdankiègginge genoten ïijnde. i.'^iltt 4;
§, 9. Wp gaan&anboojt> iv.^n'tüolcïenbdïapiiteïü^i'töiï^üecbiebbe
ful&iiCbjÖfnietgroienern(ï. Wanneer ene ziele is die haar tot de
Waarfeggers, nDx Ovooth^ en totdeDuivelkonfienaren D-'j^n^ Jid-onijm fal
gekeerd hebben, omdiena tehoereeren; fo fal ik mijn aangefight tegen die
aielefetten , endefaliè uit het midden haarsvolxuitroeijen. Daarom heiligtü,
cnde wceû heilig; want ik ben de HEERE uwe God.ûeb+zotô. Ï©'<©öecrettefji
Öabben öiec / gelijiï ooft in 't öoojgaanbe / Waargifïlren in plaatfe ban Waar-
feggers gejielb; en op be fiant i^. bit aaagetèiienb : Anders ordinaariik
Waarfeggers genaamd ; ( ^efe UïOOïöcn ijceft ƒ uileniuii / m% bet
fienbei'ii / boojgejïeeïien ; Seurenbe/ fû'tfciignt ftet iaoojb Waarfeggers niet
booigoeb) dochonwcerdlg zijndedcfen name, als die menigmaal valfcheid
antwoorden, ende de waarheid niet dan.om te bedriegenendefchade te doen.
5&itiiibaöb'anbeïenoo&iiitgebaart/ en opbeeerfïeplaatfeingeboegb/ sH^
f. gefïenlö/ baau get betecpafie. ^n foentÏaatötetnsibananbec>S
niet / ban batfe onö baac iuijfen* ïBant ooS aifo ïjetmaat Defrifoe
namen 3grt/ fo dabben bie gier geen Uefonbece beriïiaringe ban nobe : bati
toel fobeel beeeben banbeip^ettbeiangt/ baat 'ifiiernu meeii op ^an Vöii
feomen. laat οη,ίέ ^jufiu^i op 't een en 't anbec goren.
14. Ene Ziele] ^SBatiiS / een menfcfte : fobertaalt ijet enfeeïoi^ ; en befge^
Ï0iC οοδ SSonatÖanï toant 1:1 l>ar najch, menfchen foon, fo beel i^^al»
î^wfîch faJ geleerd hebbca] ï|Îeronpm«# en 31onat&att /die fich afgekeerd
hebben. LXX. lTflnwAsiÔ})Vifindicnfe gevolgd fal hebben.
»> se toiUen'tlK\ïe?fO/ feicfitg fal gebogen hebben: 'tüjeïfe nocöt«inii ai op
,, fPïriiitfeomt.
.Totde Waarfeggers, Oveoth] l^iecôttîntmsf fett ed tnages, tot de Magi.
' J^lo^in'tCDalöeetofcö p-a 'tgeneJfagtu^SteitaaitPythons,aï
W ölöjmalj^ nugcmelïl. 3Sonat0an fielt P'J ^Hmjeheakiùidija, die àcpy-
'' thons of l>idyn vragen, φί LXX.f)teC to^erom iyyaçe/f^vhç, cngafiri-
»> ^Jtkûur.
j, En de Duivelskonftenaars, Jid-enym, 3 ArkUt de Wiccbelaars.
55 LXX. η Ιτταοιάύς , ee epéoidüUi, of befwcerders. 3ionaïöau / achter de
„genen diede ηυ;. ««goeroe doen opkomen, (fJKïÎî00?006 a senoettiötijsdi.
ÏOtg naraaaïsinaöeï «it U leggen) en het been van'tbeeft jiàhea
" af eeniS gemelö) gaan vragen, ^jn 'töoefe #e|îcijtôaîdojîï ôetbU^S isecMaacb ;
» die een werk doet, en niet blotelik 't gefight bcguichelt : hoewel dat fulx
ï» te doen verboden is. lemantmagh fich felf wel leeren ; om datter üaat,
li gy fuit'et niet keren om te doen ; maat leert het om.te verftaan , en daar
„ in anderen te onderwijfen. illiîenCfratîCemiCt tmjS» De fin van defen is j
j, ê^üjkik hem ialuitrocijen , die van fijn zaad, in't heimelik of openbaar,
^n Moloch fal gegeven hebben ; (VDaftt tïaaraf fpjeefet get naaiîijoojgaam
^ w iJeCiS ) indien fijn landsgenoot hem niet en heelï gedood : fo fal ik iufge-
1'jx uitroeijen dien, dieachtermyomfien fal nade Pythons ; çn5.
5» Mijn aangefight: ] ^i^at i^s te feggeu mimen toojn / of toornig aange^
3) ffgôt. ïliertei^nflaat/ Het aangefight des HEEREN was na hen, üjaiït
bat i^eVtenbeel aiiS of men feiöe/ fijne gunft.
Tegen die ïieie.]i^ati3i/ na^ottatgattief en <©nfieïo^ ijertalinge inï
CöalbeetDfcö/ fo tieel te feggen aljS dien menfche. ïpan ^onatfian feit Μ
" boren/ menfchen kind.
»> Ende falfeuitroeijen uit het midden fijnsvolï.] a^mbatjÖPOp't .
ï> öefetii ïjaööe/ tegen dien man ende fijn huisgefin; te toeten fo|)embatna«
„ Öoèreert. Snbersf el6 öefonber menfcô «tt fijn j&ui^gefïn / fo öat met
,, webe ft|)«lbig i^f; eneen gegeel fturjsgefin uit fgnöolö,
/ §. I Daarom heiligt u af. ] 't ^c^gnt bat ijp feggen Vott / fcfieib « feï»
" banbeWsoöen en alle onreinigljeib^ iBant/feita. f>aiomo/ heiii-
'' j^ging is eneaffcheidinge van uitheemfchen of vreemden godsdienft. 3|n
Pefichtha t00jbi)etuitgeletb:Sogy ufelven weinig heiligt, ik fal u veel hei·
M ligen : leerende, dathy genoemd word verontreinigd die de Pythons en
u Wicchelaafs vraagt , om dat een onreine geeft óp hem ruft. Endusfpreekt
j, "y felf , ik fai enen onreincn geeft uit d'aarde doen doorgaan. IS-ben Cf»
„ Ditnual eensgefegdlijnde, en hierwederhaald; is om de vreemde-
"ngen die onder Ifrael verkeerden, die ook heilig moeften zijn , omdatiê
' ^°onden ineen heilig land : te toeten info Uejre/ baife tïtöijan bietiet'-
TOotn 3©ttcöeicp omftouben moelïen.
Derde Boek.
Ik ben dè HEERE uwe God. ] <Paar iJOô? SotótBart/ die ühcili*
^'ge, genenienUit^etnaafïe becifbaataan^ ïDefînii^: ^etojgle tfe/
j» <6ob/öeiHg ben'fo iDeeji gp tan οοδ öeilig*
^tt öeiltgö^Öï ¥ Ôier öah Uoeberoiti bercben/ toJaarom<eob0cfen0aH^
îïei fo bccboöm l^efl î toelfe oofe i^/ ïrfe boojgaatiif op bietoètterr
ïDojt» ge^afï / toaatm öp^lfrael Uanantiereöolfeeren/ ùieôein'&entoaretî
^oti/ ntrtfecnnen / toil onberrc^iijcnfiebljcn^ gp ï>an alleen be gene
iif bieaUejS iueet/ en felf öe #jtefîirifitt?t öeUrijinen be Tummijmgeeft
0cfielb/ boojtoelfeen Bpôeii antVöoo|b geîien üjii ; of felf l^jof^ten fenben
&e betonen feonnen batfeban pem 5gngela|i : fo toil ^pigeenfïnjS bulûett
(liïftemenfcl^ oftemibbelen bieDan^mmeteujijn/ en bïeoofeaanb'afgoi
feerpe Uafijijn; om bingenbie alleen aan öem beftenb/ en eentgttS in ujrt
lïei:niogen3ön / baar boo? getoaac te toerben* jSu laai onjS fien / of vè^
uocft anbere reben binben èonnwi^in 't gene bolgen fal.
iz. V. ïlieïaltoojiniet/ in'tgeneo^ öetetnbcöanbatfdfóeijoofbfïufe
ÖOlgt. ^abat Öpop ta?, bjf gefetb gabbe/ en wandelt niet in de infcttin-
gen defes volï, 'twelk ik voor uw aangcfightuitwerpe; want alle defe dingen
hebben fy gedaan»- waarom ik over hen verdrietig ben geworden: fo fjecin^
«mgp l)en fijnebelofïe / bat fp bat lanbbeptcn fouöer» ; niaat bat gp 006 öitrt
«©Ob toa^f /bielsen van de volkeren afgefonderd hadde. biS24, fp
banooSboo? onbeefcfieibban fgöfen onber anberen betuigen fouben/ nala^
ienbeteetenfet gene bc5|eibenen aten; omftlf ooh geengeitieenfeljap ban
tafel imt befeibe te gouben. ^m og fo toeber^aalt fip 't felfbe oogmecft bé^
fCK bietten ; feggenbe î Gy fult my heiig ïijn; want ik de H£ERE heilig ben ; en
ik heb u van de volkeren afgefonderd, op dat gy mijne foudet ïijn. bff. Cîî
fonbCE enigetuficDenireben foboegt Op ba» ban aan: Als nu een man ofte
vrouwe in fich enen waarfeggenden geeft ( ais Oer al bKbecom ; b'<Sberfet^
ter^fgabben felfboo^'tobecfïen gefielb waargiffenden geeft) fal hebben, ofte
een duivelskonftenaar ('jiyr ifd-o»i ia\ zijn; fy fullcn fekerlik gedood wor-
den; menfalfemet fleenenfteenigen; hun bloed is op hen. bjS. 2+ <i2ttbati#
't etnbe en flot ban alleiS i üjaac booï onji ban 'mei felaarltfe toojb geleerb/ bai
bie afrcfieibingebe^bolf ban^fraéï tot fgnen bienfï/ nietlgben 6onbe bat
gemeen gebiuife ban bie becbannen bolEecen/ toaar booj een anbec banbf
4B0Î) ban ^cael / booi mibbelen ban gern niet ingejielb / om SennijS ban tier*
feo?gentöeib toierb aangefocj^t* <Snfe <0becfetterif itiecfeen öieï «φ aan/
biït inel og 't 6. b^ berboben tg / bp fulBe menfc^en raab teb jagen : maat bat
Siée nubeficaffeo^ bie menfcfen fdf / bie fuliie dingen l^anbelcn / gefi^lj
bJOJb.. βρ feggen οοδ baat % / en fulke duivels konûen meer : itwar Öoè
liet ï©uibeliefftonfïen 5ijn/ baarfoefeen top ηοφ na; of'tin 't betbolg bec
Ö^iligec^cöjifïuren faltebinben5ü«· ï^ocötecbjpberbecgaan/ laaton^ï
ÎIÎ befennocO eens? b'anbere eberfetterj:? Ijorem
§ i3i î^fe bjengt on^bjebecomÔKKîSjutïu^bpeen; «©pbebjooiben
,>.bau't27.-b^i Waarfcggende geeft of:Duivclskonftenaar[ in't Eatpn Pr
,, ihn vd 4ridut, un buikfprekeroi wicchelaar. ] 3|ierônpmuif fo OOS- ;
-ocr page 104-VII. Hoofdstuk.
*t !aat|ïe fettenfiiectie LXX. befweerdcr. ftceft nu Vue&erom
" dechoeroe, etî^lonatôan nfDT :{ech6iro€ âïiiiîôretî* §.6. 'tg^siöan gem Py-
thon, geltjfe ih tooïöefengeitieinbiicftije. ïlpïjiengiöeröolaen^ tei tut
iS.^aÏottb/ «tt^benCfra/ emneelï Pcfichta fep/ baar niet Befonïret^
m/ijs/ Iruitttïtgene mijoojgaanbcnii^genielb.
IBaat op ôct foilt ban 't ftecnigen, fo feitget felfDe ïJoeS ^efïcfita : Die
plaats is de roornaamftc, waaruit beiloten word,datal waar datrncn leoiï,/^»
hloedii op hem > of hun bloed is op hem ; fulx van 't ftcenigen verlban moet
worden. LXX. feggen baar obcc ϊνοχβί hc-i , fy zijn fchuldig.
<©nBeïo^ en^onatgan; iyiijn aandoodiiag fchuidig. Cceitieïïtuii / de
oorfaak huns dood isin henfelve. ^atl^Öan/ batfotsantge giffeïleamet
» beter toeecbig 59«. ^e reben t^ te öoi'eti al gefetö Wmt toaren 't ^eibe^
tien bfefulfesf beben: fp meefietitoeten/ batfe inijim eigen lanb niet meer
entoaren; en aan bie Uan bit afgefonberb tjoï&^cg onbertoci'pen moefien:
maactoaren'tfeïflfraelöten/ beficaffe toas? teijetecnotSbecbienb; alfofp
toeten moefien/ toateoöiji/ enbat biegen afgef^iben ftabbe; om ^m
alieen ie eerenen te btenen/ nafïjne eigene toetten aan itenbcojgeftelb.
14, VL 5^uV)oï0tenetioojnaniepIaat$f/ enbieoofetoantiefonberenirt*
δοιΛ i^ / ban alle be boo|gaanben onbecfc^etïïem Wanneer een Profeet of-
te Droomdromcr in 't midden van u ül opflaan (feit |®ofe# tOtfgn iJOlfe)
cnde u geven een Teken ofte Wónder; ende dat Teken ofte Wonder komt
dat hy tot ugefprokcn hadde , feggende, Iaat ons andere Goden, die gy niet
gekend en hebt, navolgen, cndehendienenr ibeniültgynadewoordenvan
dien Profeet, ofte na dien Droomdromer niet horen. Want de HEEREuwe
God verfoektulieden, om te weten of gy den HEERE uwen God lief hebt
metuwganfchherte, ende met uwe ganfche ziele. ^CHt. 13Î i/i/^+^^ejene
î>aarbeî©ei af fpjeeBt toojb een Propheet genaamb: verftaat enen valfchen
Profeet, die valfchelik roemt van godlike gefighten en openbaringen ■ fofeggeit
onfe <©berfettecj!f / en ίδ oo6. Cnbe boo^i^ een Droomdromer : toaar booi
fi) infgeltjcp becftaan filiö enen/die fich valfchelik beroemt van goddelike dro-
men. SietNum. 12:6» ^^ftfîafômebetoe/eninetm^aHc<i5û&0eIeerî5enbie
ifetoeet. n^n Octh Teken lötn'talgemeéhgercii»; hdid Mö/«/wonderteken »
in'tbefonber/ 'tgene iJUiten ben genieenen loop bec j^aiure gaat/ cf baat:
ïJobentoecb geatijt te 5ijn ban fulfec bie beferagpen bec stature nietbecflaan.
peîicaab en flrjl bec rebe geeft te feennen/ bat fulfee'^Senen en îl&'onbecen
Sierteberfîaan30n/ bie fulfteen balfcg î^jof^etof^jomec feibe bat geteib
renfoube: oraal^'tgeîjeucbe/ baac Mit ban ftetotjii te tonen/ batgp toette^
«6 ban fulfeen <6ob gefonben toai? / toien^ Dienfl leecbe / en bat öp
toaacltfe <0ob toaé ; geltjfe get met be Cefeenen getoeefl ijS bie JBofeii en
ton in €gppten beben* IBaac ijoe nu beibe bie f ^ofeet en î^iomei; baiftij /
jn ebentoel IftefSTeaenofte îî^onbet&ontoaaracpij3Un: batpeflbemeefîe
ftoaciggetb/ en gebengeen banaîle <©beclêttecii inberfcgeibenetalen/οπ^έ
ban be ittinjïe berfelacinge» ίδ öebbec ceebj^ j^et mijne toe gefeiÈt
m ΐΛΧχιν. goofbfiuSbanget Il,ï)ceö §^20, tetoetm/ batfbtoelfiet Ce^
5« i ^a
-ocr page 105-Derde Boek.
alisf ï>e en o^enftanttge Ualfcft moet 5rjit.
Iλ ^t föjarigöetï» öie ijiec notft meer mfleefet/ en^oebefelije op te
lo^fen 5P/ alfo öefeltje tot ïjefafeefelföeöoojt: falfeijierna/ entcEijequa'
mer plaatfe in 't XV. ^oofDjiufe tonen. #ier flonb on^ maar te fïcn/ ofitc*
fe plaat!^ οοδ enige gemeenfcfiap fwlfeer menfcôen met ben ^uittel fieit*
ïSocgj 'tiii fotoeire baarbanaf/ bat/ fomenin'tgemembefciieibbergrootï'
fïe Uitleggeren gerufîmagiî3gtt; btemenfcijen/ i^be<ÏE>uibeIfelf/ gemein-j
fc^ap ftebben metbenaïler^etUgflen en i)oogjien<i5ob/ dk alleen wonderen
doet. #raï.7a:8^,31^batnîetgron\jjeïgftteben&enî 3©o?bfo«i5ob^ tnonberi
babige en grote Baamntet feer ont^eiligb en beröleinb i of b'albcrfnooblïe
menfc& / μ 't allerburifî bebojben fdDepfel mee|i gegeiligb en ber^oogb i
toant toaarrn fieltmen botö be grobJli&geib öer fonbe ban bc fo genaambe
'ÎEoberaar^Î 3^'ibloteUfe tn'tquaab,bat fpben mcnfciïen boen I /
maar in bie gemeenftijajj en bat bloeitberbonb / fo aïémenfeit / Vuaarinf»
raet benfesfen «©uibeljïaan; alisS'tooftbatfegoeb boen / felf oofemetoog^
merfe toelom quaafe te boen. Jfèaar fo fp nu tot boojjïanb ban be boling
en ^dfgoberp/ en fuljE met een qwaab oogttierS/ booj be^ ^BuibeijSbienfi/
maar booj <!5obi? feragöt/ bietoonberteMienberngfiten: fomoetenfeboo^
gefanten tojojben aangenomen. iBaafet ö^n gemeenfcgap met ben
^uibel Quaab ; foo maaftt gemeenfcöap öie be î©utbel l^eeft met <0ob / ftem
öo6 ban goeb* fegge goeb/ fo «rre aï$f befen bien|i en leeringe bejS
wier^?aanbelangt/ baaronfe te^t «an fpieeftt
Bûoi'llaatfîv (fo toeal^mnubitmaaïlIecB^MgaaH) men
ïefe befetooojbengin^ enbaeber/ boo| en booj: toaar i^éeen eentg Uooojb
bat ban ben ^utbel melb of baar öpm te pajTefeomti iBojb een Dro-
mer en Profeet genaamb / ban üïien be tept hier fpjeeBt. b^omen ban
tm üierfe / of geeft ^et tooojb jofèet iets? btergelgèe te berfïaan i
€n be boo^eib in ben itienfcfte feïf niet groot genoegö / om tot Sfgoberpe
teberbaïlen/ enanberenbaar toeberleiben î <iEnfïenbjemet/ 0oe teber een
genegen i^S/ ben anberen tot fijn geboeien in't«i3elcbe af te treöfeen: befom
't afgobifcö ^aufbom fteeb^mirafeeïen ter bane bjengt i j^ot^tans?
jbeSennen bjp / bat tufTcÖen enen Jlïifpjiefïer / of i^aajjfcögeeiïeliÊen en enen
Coberaar groot onberfc^eib te maöenjp. Bebjtegelifte boonberteitencnbooi
^ boï6 te boen/ bat noemt men nimmer geen tobereu. 3|fi meen / bat iBarcuii
b'^Slbiano / bte algeme^ne lanbjSbebjieger ban Curopa / met reben onber befc
ï©|omeriS en ^jofeten mag® gereftenb 3πη : maar toete niet/ bat gp booj enen
iCoberaar Cfo aliSbatbîoojbgemeeuelife berfîaan biojb) of bte iet booj ge«
meinfciiap met ben ïl^mbel boel / felf bp be pberiofie ^lotefïanten ooit ge»
gduben ijS. <8irfti)oonfijn beften quam/ men geeft bém efc^ter nooit ge^
loefb.. JBaar goe ftet -^eSen ban alfulôen^jomer of ï^iofete ftoint / gelp
prluib/ batfgaarift/ (aljfgefeib) ηοφtotbeplaatfrbaar'ibeijcw^».
%1·
-ocr page 106-ν 11. Η ο ο F D s τ U κ.
Selfs ook die brecdeWer, waar in 'tregifter aller Wichlery.begrepes
Deut. ï8. maakc van den Duivel geen gewagh.
IS.
<6 fcvende enlaatfieplaatfe/ ^mt 18 : loj 14. baartoe «utoefeottien/
fogeïötgöiiS fo öan fumenftjcebfteaagi^/ tiatnaatodiit; Wtganfefié
potïfDfîKrî öaar toe groot gcnocgï) fai jtjn· 3©ant niet aïlecftim jön baar aile
Îûsiteii ber gcbmîMiiîiîc ï©icölerpen Uau bien îijb / en onber :^iraeï be^enb/ bp
gelïeib : maar / bat ^et meeîïe ijier moet gelben/ gefielb in tjergelijhinge /
tegen onfen^oofbpiofeet/ bien fp alleen/ en boten IBofejS Öoren ; en
^inberen baar buiten/ of baar tegen / alle eben feer bertoergen moefïen.
Çant men toil boeg / batoofebe^^uibeïfdfeen&ontngrpe tegen bat ban
öcefi; fo oofe ene ^töoie tegen bie ban en een#jte(ier-
öom / bat tegen'tiïine aangeffelb/ bemenftöen/ in betoberfcftolen onber--
Jöefen/ ô^mooît leert offeröanbenboen; gelpljet ooit^anaBiiiS in mijn L
XXπ. §. I z. beffijcibeUfe booj ogeniïelt. #ier toojb nu al bat bolfe fep een
S^jïelb / bat tegenonfen groten Zeeraar (iaat; en altemaal getoeerb / of
immerii titelfojgbtdbigli&genigbmoetbjo?ben / inbien men geljooj ji^t
geben. îî^mit om onjf tot geen bojbere faiien/ ban bietot on^ bejïefe be^
yoren/ uitte laten; fo fïellen tapbooj afboog bafl/ bat îÀt i&jofeet/ ban
toel&en <iBob op 't 1en 18. bjg. belofte boet / be ï|eere t^*
i. <©m allesf etïjier ban ben gronb af op te neemen / ( alfo baarna op be^
feplaatfe niet befonÓecjSmcerte boen fal 5tjn) fo flaat temerfeen/ bat fiiee
Betbo!6 banjBofejS öerteiïiïgeUjaarfcöoüib toojb/ booialleröanbeleeringe
εη iLeeritar^/ bte tot befïuur ban 'jSmenftÓen lcbenif(ïree6/ bpfonberïini
flen boojbal ban bie ïletbencn geraabbjaagb bjierben: en bat om tüjeeberlepe
tebcn/ biaaromften bat niet pafle/ en bat0et öen οοδ niette ra&en bja^*
ï|etpa(ïe niet; om bai ftet grouüïeïen banbefeOeibenfc^^anaanpten toai
Ken boo^ ïien ganfti) niet betamelp om na te bolgem ^it feit Set 9·
Wanneergekomtin 'tlaiid , dat ude HEERE uwe God Cil geven ; fo fult gy
leeren doen na de grouwckn derfclver volkeren, ^atfelbe lUOjb baac;
^sop't iz.naber aangcbjongen; want al wie fulx doet is den HEERE een
Jrouwel. €n buiten, bat fo üiajS 't genoeg^ / bat fp ban befe bolderen booj;
S^ötisgenabige berfeiefinge genoegfaam onberf^tbentöaren;.enbaarom;
JJiii b'^lfgoben tot ben biaren <2&ob belteerb / οοδ niet ber lleibenen ge^
Jöaanben gübfpjaalï geen gemeenfcljapmoejîeîi ijeböcn. Want dcfc volkeren:
v.ieu Öpop.'t die gy fukerven, horen naGuichelaars ( ïD'Ji^j;^ wcowe-
Waarieggers [ o-ODip /{ofemijm:} maaru, aangaande, dc HEERE
« we.bod, en heeft, u fulx niet toegelaten. €nbe bit/ lU bat hP te liQl'eu .gei.
€7
5 6' Derde Boek.
fetb Opreght, opreghtfultgyïiin , met den Hcereuwen
God: te feennengiiîcnbc/ öat Tp bentoaren Coö nu fetcnenöe/ &e aitDecm
berïaten moilïen / enniet ogtiaee geöat&ten/ όήιδ?»; ulioit» 18:21» aïfo
OobSf/ÏTempel ent^si: llfgoöen geen gemeenfc^aç t'famen ^eftfeeit. ïjof,
6116.
^uïJoI^tbettöeeöerebeH/ toaariïmOetSlfraeïooIi fbn&er bic booj»
gaanöerebenmet tera&cntoajS: en fr^oon fjibai ijoo^feibe onberfcDcib niet
toelbeguepen/ genoegfaam Sonbe bienm/ om ban fulfeen boen op 't
Scag^tigfl/ af te fc^iièfeen, îî^at feti betbec eç ^tt ι χ m Qm defçr
gr®uwelen wille, verdelgtfe de HEERE uweGod vonruwaangeiigfiteaitde
befittingc. 3©at foube't baten / batfebooj fiilften lîecfeen öanb tian fo bccl
tefeenen entoonberen/ beriofl lutb'aliermoetjcïîûfîcfîatimip/ nu 40. jaren
lang gefüaojbenöebbenbe boojbeel betbaacltfee bîoefîijnen/
Fer variai cafus, fer iet difcrima rerum ;
Met veel gevaar en fwarigheid,
Door duiiend wegen omgcleidj
m einbeïife 't beïoofbe Hanb betrebenbe : baat in niet fowben feonnen bii^
ren! JIBaartoatmoggt^fcael baactian berfeten/ fo fp ben löaccn <0ob
nnfobiei fiennenbe/ nocS bcbenaljibe gene biegem niet en ïmtnen; enpbe^
ie <0obfpïaa6bolgenbe/berbitgten «©obeit b'eere bcbenban ben VöaLxn 4!5ob /
en Sunnebtenaarji neffénii of in pïaaife bee fdjofcten gtiigen bjagen ? «ön
gabbenbefeileibenen/ niet betectoeetenbe/ om batfebetec moe<ïentoeten/
öaarbooj ïanbengoeb/ en Itjfenïeben al met eenberbeurb : ftoe foH^
ijenfpbaac bpbefîaan/ bie'tfotoeltotfïen/ bie fo fc^onentoettin ganben/
m bie grote toonbetcn nocg οοδ boojogen gabbenj inbienfe'tfelfbe beben
maaïom be anbere boïSecen becbjeben toaren î
4* ïSöatbit nu alIe.^tno^bgefeibintegenfieU!ngeban onfenaigeineenen
Opi^eraac fus^/ bien #jafeet/bie na ben in^oiib befer in toeerelb
ftomen foube : (3oö»6:14. ) bat bïpt uit bien/ bat öp tot ttiieemaal toe
taac tuffcgen beiben ban ]^em fpjeefet. €n eerji / na bat op 't 14* W ge^
feib Jiabbe/ bat <i5obÖennietcnhaddetoegelaten, na guichelaarsenwaarfeg-
gers teljoren: natoienban? Enen Profeet (feit op't bjS) uit het mid-
den van u, uit awebroederen, als my , fal u de HEERE uwe Godvefwek-
keq Î na hem fuk gy horen, Ijabben tot fo lange ftcff te ôouben aan be
a©et ban JBofe /ben ^ec^ be^ ^eecen/ tot bat öp naoer foube tot gen ftjefeat
boo^ben <^one. JBaï.4ï4.i : i. en i -6, 5^aarna gebieb Ijp alfo (terfe/na
tien ^ïofeet te goren / ai^ öp berboben öabbe b'anberen te bjagen : tJooj re^
ben ^ebenbe/ bat gp baar toe ban <5ob geiaii en onbectig^t fai^ijn; en
b^igenbe becgaïben/ bat j^be ongeöorigeïtbjelftoaarltö fïcaflfen fal. i^tt
eecfle; toebergiaïenbe be bortge belofte / feit on 'ti8 bif* Ik fal mijne
woorden in iijnen mond geven , enhy fal tothenfpreken alles wat ik hemge-
feicden iai. i^etanber bolgt terfionb baar aan: b^s 19· Dc man dieni^^ft^
xiv. hoofdstuk, τας^.
^orcn fia mijne woôrdcn, die hy in mijnen name fpreken fal , van dien ik
oetfoekcn.
§· s* Cnombooj al getoi^ te jijn m bit geboelen/· öat JBofe^-in 'tbec^
oïeben ijftttbïetóJeeteitfcBa^en/ ftonjïm/ ï^anbclingen in to en n. tiji
C toaattog ifeim tcrjlonbfal feoraen ) geenanöeireiïerflaian taft^elJben/ ban
^ïe maar op be boltitg inbe lUmiïen/ en tegen <©obji geôpenbaarbc3®eti
^ firöbin 3ön * fo f^^lt ôp nocft baar öp op 't 20 UjS be tïraflt be^s boobiS / iip
wtóe itienfffte te berbeuren / bie beinfen inogiJtc / tejcl o^en biebooj«
noembe toictfielaar^/ maat een ïtt^ laaren «0obii te Jij»; inbien
baariemant fo hoogmoediglik mog^t handden, een woord in's HEEREM
Saam «e fpreken, 't welk iiy hem niet geboden hadde ; opbatfe-nietbebjogert
toterbeu. <8f οοδ inbien ntaar een foo onbefcfiaanib mogïjt jtjn / om feïf
in't eigen uitberüoren lanb besfboïjr ban 3lfrael/ en fep bat ijolft te fpreken
in den naam van and«re btrbitl^ie Coben. JBaar of ïflefiraffeop alfulften
fcöenbaab baar gejielb / niet iïtnberbe bat ecfiter ful&etjalfcDe ILeeraarsi ηοφ
gebonben ïaierben : op bat b'opregôten etentoel baar niebenietbebjopn
toaren/ fo geeft öp op^eteinbe teberfiaan / toaar bp het woord te kennen
^«be3un/ bat <i5ob de HEERE niet gefproken hadde ; toaar ban (gelift
gier baoj Vin. §. 1een.ö gefeib ) i}ier na in 't XV. ί)οο|ϊίί1αδ ηοφ befone
bcr fa! gefp^ofien toojben.
§* 6. 3[©at nu benamen feîfiKtrefl/ toaarmebe bie beriJobeneniJerbit^^
« <i5obfpjaa& ffier ïoojbrntgebjuM: fpjgn meefi alle ftter te boten al bep
Slaarb; gelijfe op ieber in 't berbolg fal aangetoefen tocrben / en bie onjS
nocôniet boojgehomen 5ijn/ gier opö^ naajïe uitteïéggem ^b^abbet
rebeijeeft'er negen aan maï^anberen geregen : toaar ban be eetfle niet ah
jéen tot nocö toe oné niet boe|Bomt / maar ooS fic|) tüJofèlaöjttg aanfïen
Iaat / of^t löier toel toe fce^eojt. ï©ant get onttoijf^ift een flagg ban
gobiibienflgeUïee|t baar inbeflaanbe/ batb'onbcrjeiöimneóinberen ben
«operen beelbe ban <f>atunm^ / geetgebuurb / <bat mcintmenbatbc foijci
«aambe |Boïocïjber i|eiJ|eêr^ï^ ) irtb'armengaben/ en fo em g£uUieôf«
pöanbe beben; of batfe bie op eigen armen tuffcgen ttoee buren bod^^^
b?agen/ en onbefröabtgö ïjlijbenbe/ baar bóo? beu^iïerb Oiélîiêrt booj Jet
J>»gelufe en tegenfpoeb : gdgfe baaraf berfcijilienbe géboelen^i 5gn ; ber«
fomitiigen i)et eerjïe / anbercn &et ïaat|iê / c« Ineberom ηοφ an»
S" Ôet aUe beibe booj bjaaracj^tig Öouben. IBim magô baar ban tm^
ll^ti^n %ebi 18: 21, en 20:en 13 : io.v^«mben
5«9t(îen fin fo ôîa^ ^ft fefter füg^ ban: teiccQetePi^ î infonbWijeib tnbten
««atbptiomt ^et gerte be boojïeerbé S^v Ititing / 'niiî feer toaarbe^eti
ge^ouuje mee^ercerttjb^ in be BebptaJfc&e t^e / tèmtët ààatfêfeit; en
hS^ ΐδ bp ^lfienu^/ ^jufiu^/ ©oHtu^ / eoöböign^n anberen niet
SS1ÎÎ.' ^i^t^iî / ^^ ίΡ meinben nà Ut fo gepègbe o^anbe in ben
ftJS öedïcf)t ie lyojben / aangaanbe 't gene namaaiiS te gebenren
hrfP ^^^ ! Γο Wét rebén / toaarom br ^jomen bp alle
e^ie roitcijeiïpe niet gcnoemb 3gn ; bie ecj^er bwiten alten tbJiJffel mebetot
bit:
-ocr page 109-5 6' Derde Boek.
MôomMîôitn t toant&an fdfoitiie öitmaïaatj^bet^^ioomfeebïebnïgeDiec
(laan / cn ïscfe faoo&fïe en öecfoeytioiciïe bp iiitneementgeici m piaatiî
Jöanallea'anöcrcgetehcnfc 3t;iu
tîBûcôb'eerîîç fooU^ èie niet öuibdifec otttecfc^eibiiige ftcteBenb toojô/
ilfgicc bejjcne diemci wàarfeggingcn omga«t, f b'aB>iîei'feiiecii |tabbcn;öooj
'ί otrerfrcn waargiifingcngclîelb) d^ïsdd dd-d- kcfrem kefam'ym. Satteitaletî
lï'onfen mbe Ôanitefeeiunge aubcc^ voorfegger der voorfeggïngen, Dfie rader
der raadfclen, gifler der gifllngen. 3|&ÔClJÏîe tjanbit UJOOJb m tianbeiirelf^
Ijmalttige j^etnobigfi aangeic6mbIV.§. 8. eHiKetee«boenï)lö&e^/ batbe$i«
^^iSïîcfonbmïjetetent^ niçt feBer lîtel bc fafee felf ïjetrefi / 30«
oiîii alfulite îicben nocij al tm^ te Uocen i ^am. 6: z» met bc Jptlilfijnfc^i
^jicfîeren ontmoet. Vï. Ç f* ïlier faliit nu totnabcre birUÎattnaebeVuooi"
benmijnjS iKroîfcôiebenctîlBeeiieciSbplïeilcn/ bre baac opDefe jJlaatfebii^
toanfC0jgfi+ 't Word ibmtijds in't goede genomen, cnde is te feggen giffinge^
Spr. IÓ: lO. Waarfe^ginie is op de lipfen 4es Κοηίηετ ; hy βΐmet evertreien in 'tge'
righte. Sodanig was die van Salomo, om te weten ν.· elke de moeder wai van 't
kind. i.Kon.^. envanDavid, oycçdenraadvanjoab 2.Sam. 14, Dus wor-
den Pro/^ei enJVaarfesger tfamengevoegd, w^lk^ God beide beneftcns andere
aitncemende mannen door fijneoordeeïenwechnecpcn foude jef. 2:2. Ge-
woonlik feit hetiemant die het toekomffige gift door iogecviagc, 0pboei'er
ftp / des Duivels : δοεβ bat 't gene bat top nu nocf) ûiîbe£foe&en / Bi-
leam word tjoip kφem een Waarfegger gtnaamd , Jof. 23: 22. ( geïrjfi
banmp VI. 1. ooft al ijS aangetcfeenb.) die na de wildemiiTeging, om
<ïaaraa"nwijfinge te bekomendoor ingeeviugen. Men gebruikte daar ook ge-
reedfchaj) toe. Ezech. 21: 21·. De Koning van Babel falfiaan aan de we^hfchsi-
dinge, om toaarjegginge tegebruiktn. Hier toe brengenfe Hof. 4: i X· Mijn vqI^
vraagt fijn hout y ende fijn fto{fal V hembekend maken. JBaat <Î50Dbtotjn ίΠ
fiÎitMofesen Aaron, en<^löenii3S deDiiiSyrif mafeengicKeenonberrcijeifcen
fïagö öan toaacfcggerpe tan» 3(HtooiS D^c moetmen be kofimijm en k^amijm
Waarfeggers en Waarfcggerycn in'tquabeiîeL'fîaan/ ombatfe Ijierlierbûbcrt
jtoojben.
$.8. ïBaarttitbat^taabmlieefet batfaïbenaltien'tgeneop'tïïesinijan bit
. jfeapittel in 't gemeen gefetb / ijiec na notl) mei toat aabet aangetoefen îoû?^
ben. ïliec 't genoegö / bat öan bén 55utüel met alleen geeu meïbinge ge^
ïjaan/ maarelber^ oofeiiete&enbtoo?b/bat ^et geheel ïuatanberiSijS. ïiiant
,l)é kofemym of waarieggipgenbe# '^oningif ijan 25aM 2i : ü.
'^OHbeninde pijlcnte;ilijpen, d.e/Terafijm t€vragen, en de lever te befien-
ïlet Pijpen tian)bepn{e^^ mogen benSen bat op
ijei-eibjelen be^èojlog^ fagö ; atfö:beptiieiï moeten fcijery 3ijn / fofe fcöaben
fulien: ten liaarebat getinoo^b taaarfeggmgetJoo^gegaan jtjn&e/notlîtujee
anbece öolgben / bié ter felfbe fafeé bedoren. Sife Îal inp öi^ Ρ^Φ^»^
bieplaatfe^eteen/ oittbatbefeloe ηοφ in t naafie Ijoofoftufeopiic^ felf be''
(ïen moet toojben. i®aar oofe niet een ban alle b'anoercn / baar onjS bit
iïjoojb / baarijanafgeleib / ontmoet / ibiengt-met ficö 't aUerminjïe tcfien
" ^ uaw
^anben ^mteU Sp falfe gicr alle aantekenen / bic m Begalben be booj'.
noembeijinbenfean/ en latèti'toojbeel aan benHefec. jSum. ir. 17. en
i^am.óu* en28:8. 2.mon. i7:»7> ^Pî. i6:io. ^ef*
3:2. en 44: zf. 31ec.i4:i4. eni7:9> en e5ec9.«2:24. en
«n 2a:28. !;:6/7. ^acft* 10:2. Wm befenijebftentep aiteeb^to
fcôetbene berôanbelb: en felfbegene baat ^aul tût beCoUetefTefegt; voor-
%my door den waarfeggcaden Geeft. i ^am. 28:8. botö met eene flefïen
VI. 8 " 16* bat baar be ^^utoel ntet tm^ bp te paf^e quam* €n b'oberfi
Be plaatfen fullenUip ηοφ m't naailijoïgenbe öoofb|ïu6el6 ïïefonberboo|i
gaan εη iJstïen.
Ç. 9> (2) ^etüïeebefoo|tebectjeuÏ)obeiietoiccócicpe t^ pi^rn Memeen·, in
onfenbmtftÖenbpeïGuichelaar ; enb'etoecfetteriftogrennaSunne aantefte^
ïiinse opÎLeb. 18:28. toaarotiec boegefeiö al üJat pr te paffe öomen
fean. Bocötanii ftier toel hp / fiet gene <6oobtogn baac ban (cmfu
JSist fo beel aljS 't tooojb betcefï / ïoaatban ter boojgemelbe plaatfe al genoegö
gefeib t^ : maar ban be fafee felf tefpjefeen/ fa meint / bat be Me-oneen
al&iee gemelb/ beberVDe enbebjegtngeöectoolfeenfcóobjbe/ en bieiwetbe
f>laneten enbecfelbettoeEfeinge opfulften tijb te famenpa|le/ om be goebe
of quabe uitfeomfl booj te fpelten. befe lieben jionben / aÏjSfe bie toaar^
«eemmgentelDecfefielben/meiöetaangeiigötna't ^ofien/ metbenrugge
na l^etiBejlen/ be reg^terftanb na ftet^ben/ befltnfeec na Detj^oojben
fïcefeftenbe* €nbaac tn meint öp bat be reben leit / toaacom b'ï|eb|een 't
<eafïen noemen anp ^adym 't voorfte ban be üieerelb t Set ï©eflen
achoor 'tachterfte, gei^UibenfD' Jamijn dereghter, en't jί^OOJbenS}<τ^{^ίƒc;&β-
»^09/ de flinker jgbe» ^at Iaat tfe mgnen Hefec in bebeni&inge : betïuitenbe
alieenltfe / Jatter ηοφ al niemant feomt / bie on^S in bit bebjijf ber 3^eibenen/
alóier berbobeninbeï^ett/ ben'©uibel toont.
§. 10+ (J.) J^ubolgtbe otjd Menacheefch, die op vogelgefchrey acht geeft,
öolgenöonfe jSebecbuitftöe «8berfettinge/ enbe alfo met een bjooïb Vogel-
wiccheiaar. «Patüjoojb 10 bp betfcBeibene «©berfetteciiberrcfteibéntliè bet«
taalb/ fo aljSôfer booi IV. §. 7.8, i-saangeteitenb : en toat befafeefelf be^
langt/ top jgebbenbiein^^ileam gefïem VI ^o baar ηοφ tetijSbp te
(4) ^en
L.
boen/ 0etfaluît<!5oabbîon 5gn; betoelfebefen ban ben naaflboojgaanben
baac in onberfcgeib/ bat ÖP't gebeuriihe niet uit bOojfaften/ ('tjpbatmen
biebanuit betoolfeen of ooft uit belierren ö^Tle) maar uit be gebolgen / of
tïoojbaltenbe ontmoetingen bp onbecbmbingen te boren fpcUe. ©aac toe
Ïï^engt j^uittóncfti bittepa^* «öm Menachevfch fal feggen , om dat een
ïïruiniken broods uit fijnen mond, of ftok uit fijne hand gevallen is ; of fijn ioon
hem wederom roept, of enekraayc hemtoefchreewt, of ene geite hem voor-
bygaat; of ene flang aan fijne reghter, of een vosaan fijne flink er zijde fich be-
vind : daaróm laat hem van dage dit oile dat niet dcKn. <®OCf? om ön? berber ntet
en 8* όο^ΐΐκδ üaunwi eerfteboefe aangetefeenb.
m
-ocr page 111-5 6' Derde Boek.
(4.) ^m ηΐΐ?30 Mecdjfc/^ci/Toveraar, 15clii&&en
na De nag^Do Meca^ckeefa Toverefle VIII. üJfl fofelaactoertoon&/
bat baar mi niet meeu ftp bf öoeft.
§. II. (f -T ï^ünöen nn^n C/jcTiee»· Befweerder, en be nsn befwee-
ringe, I-S teï:gcmelDeï3laairet}oojafmeiömgegefc^ielJ/IV.§.4/i/ö. foüeei
aÎ!ibc bcrtalînge bau'ttocojb îîetreft: iatl^ eigentU&e enoo?fpjonMt&elJe^
teficm|]£ fobeelfeggenÜJil al;^ vergaderen , en maatfchap maken. ^Ênb'oDJ''
faah meintBobnn îîîfijne Dsmonol. i. i,c 6. batinbieCoijecfabbatenbejS
îïButtieîif eiibe^felUen bonögenoten gelegen lif* ^ocft moetmeinenbat
bie fabuleu belîîiifen 3ijn / baaraf V33p in't becboïg nocö naber fp?e&en fmien.
'tz^n ecîjieçtonfe mannen bie fo giffen/ bat befe chaverijtn, vergaderaars
of metgefeiien, fo genoemb 5ijn / om bat fpinetbe viBsmon^ fic&bcreenigb
fttelben ; \Baar booî fu nabete öcnnt$f!toan geheime fafeen ^abben/ bie f)eit
bz vDffiiïion^ openbaarben. mocfïban bp beï^eibenen / bp üjclfeen Ds-
mones en «©nbergoöen ebenbeel 3ön geibcnbe / een naam ban grotei: eere
5Πη; inboeken fcijtec alé Pairs ban 't öp bec <i5oben / of aljf be Socj of
metgefeiien blaren ban bOubrooiîifcfleôeerfeûapppe ; of gelijft fïcö fieben nocè
be Sjefutugten/aifo lafïeritl^ al^ QtooiÇt^/Sodetatis Jef», van 't gefeifchap onfei^
ïleeren SJefu^ noemen. <©f/ ( inbien bit laa|ïe temant beter mogïjtbeïïa^
gen ) gelij& in CngeHanb becfcfteibene Socicteiten, bat <i5efelfcöappen bec
0oge ^cöolenjrjn; alfogenaamb. iBmtunFelhw ûfmetgefel ijfbaai: be
gene bie niet meer een leerling / maar bie tn be eene of anbere toe*
tenfcgap begiiaam^eib 0eeft berftcegen / om anberen baar in te onber^
tejyf^K. ^at «©nSeiO^ g^t Vuoojb ban pta-» rateen mompelaar alljiecgei.
b^ui&t; ('ttoelèban fobeel aïö't grieferig bjoojb κ^υφίΛ?»)? j^ryfiafteef i^/
berfcDeibemalen al gemelb. ¥.§♦ ^/6/9/14.) batftet op Junnc togfe ban
beiefen/οοδ baacterboojgemelbe plaatfenal gefetb.
ia» ^οφ fomen ecfitecopbe fafeen let/ bit befenChoverrjmbQ:5^«^
moni^ of bec JBagen Vbojben toegefcftjebea/ berfelbec nan cbever of vcrfa-
ineiinge fc^ijnt bat meefibefïonb in üjoojben bu;ö of fo te fcöiit&en / om
ïwïo| befecagötber feïbe en bec fcôîlî&inge ietiS uit te Uiecfeen/ toanneec fi»
Die in 't lefen en befujeecen obec bit of bat gebjuifeten, Iaat onjÈ «it 0et
boefeban ö. iBofejS Jffiaimon^Sfoon/ ben beflen allee Soobftôc fcgi^ijberitf /
banbe1&fgobecpcap.n.fect.io. toatnabecj&ocen. „ CenJSefttJeecbecij^/
„ bie buijïere / b^eembe üioojben/ en ban fonbecltogen fm ijifpjeefeenbr;
„ met befcfotte meeninge/ batbaacin boojbeelfïeefet : m boegen/ bat fa
,, iemantene fïangeofenenfciio?ptoen ioefpjeeét / befelbe aan ben menfcö
„ geenleeb feanboen; ofbateenmenfc^e bUi? offobaacmsbeaangefpio»^
„ booj onfjeil betoaarb. ©ie met gejïotene Saôen obec ene toonöe mom^
„ pelt/ ofeenbeec^ uit ben ^ögbel ieefi; ofret^ Ieefiobeceen6wi»/0at0et
,,, nietberfcfjjife^enfal; of legtöet 3©etboe6 of gebenfebjtefje op Ö^f Wnö/
„ omljet teboenlïapen: fobantgejon niet alleenliö in »t gemeen Beleefeci?;
„ maac oofebefonbeclife ban j^et getal bec genen bie be^cöjiftbecboemt/om
jjbatfebe^^^ifiuce/ tecgeneefïngeberjielen ilceitfeewöe / mi^fbjuifeen tot
IX. H ο ο F d s τ u k. 73
·· mibbel omgetltcgaam te gentfett» tiSôetnaaiîe bat men giicUatt
fgoen lian; geenanbec3iobefal8etbetec0oen:en't0omto0femeiije31oo&*
pe lettergrillen/ in 11. boefeXIII. 9-«^ gebackt / toeïobeceen. ^οφ
Jaar uit fietmenooft itiet een / bat felfeen 2lobe eec op allecijanbe oo^faalt
wnfet / ban bat j^p be befttjeertnge aan ïBuïbriif feragöt/of ^gemeinfcgag
biè tttenfc^en met benfetoen / toepajTen foube·
§.13» ^iüjeebieBrecaanl!Olgcn'5nn(ó)3ix'7Siiy Schoeel Oov , die enen
WaarÉggenden Geeft vraagt, en (7) 'JJ^t f/ii-owi, bat geet ÖÏ^C ïoebecom»
•lie Duiveiskon ftenaar. loat öie tooo|ben eigentli^ en op öet naafï be^
teBenen/ ^oofeftterbooj V.§,<i/7* en vi.$. 10-14.» en VII.2« en bcoj»
nameliSVIlI, §.6-12. oberbe ttoeepïaatfenlLeijiM9:3o. enao:6. baat
^fe felfbe namen flaan/ genoegftgefeib. ^dlieinlife tjtec aan te mecBen/
bat ÙttbtOov i$fbe WaarfeggendeGeeft, alfû genaamb/ Of baacbooigc^
gouben; nietbeïiaaacfegget/ ali^tcrgemelbeplaatfen oofebeteftenb ujojb,
want bte Uiojb nu genoemb be gene die hem vraagt, en boIgenjS bienoos ban
ben genen bic gebjaagb taojb onberfcjöeiben. 3|et feonbe anberii booj ben
e?ager ïoel betefeenblöo?ben be gene biebp fulfee» ûJîccôelaaciîomt bjagen ;
en bboj ben Oov be öjïccöelaai: : inbien top niet en fagen/bat bit fujart regifïec
Jitet bieanbece namen op begenen top biebefeftonjïen oefenen/ enbaacom
wan ôet bpgeiobtg boïfe gefotfit en aangefp jofeen toojöen.
$.14. (8.) ^^eiaatliefeomtonjS pcbeeecfïemaalboo| ogen/ enfaiöeri
Ö^ben enige bec6Iartngebei)oeben. 3Bat t^ o^nnn Sx iï-hi doreejch d-ham-
mth'ijm, eendic de doden vraagt. îJ^iteniîinbifenergenJimeecalbujSgemelb/
«efialben 19» ban toelöe pliistfe topin'tboIgenbei)oofD|ïu6 fpje&en
rullen* <®otö ban be felbe Rebben top 't bebjijf bet 'CobeceiS tot €nbo| een^ï
en anbecmaalgefïen; eecft toel inaanrienbanbcn<6eejï/ bie men toil feg^
gen batmet ^aacgefpjoBen öeeft/ ll- b,XXiV,§. i-i j, ennaberganb^s nu
ïnbit III. ÏJOefe VI. 9 — 17. ^itijSbie Nekromaneia Doden-
giffinge ban oubiS bp ^eibenen geb^uiöt/ toaacban in 't l.b, iii. §·
melbtnge gcbaan. ^elbenujEfmaaïit baar banbefefeojtebeïMacinge. Ver-
nachtende by de graven , fo meindenfedaar te verneemendoor den droom't
gene iybegeerig waren om te weten: deswegen iy dan door die wicchelfters
opkomen deden de gedaanten van dcfelve, gelijk van Samuel gefcgd word, om
heti raad tc vragen, de Dm Syrii l.ï.e.%. ^pfcijijnt / om bitte feggen / tÏecOiS
betoogenbooï 'tgetioelen/ batbe'Cobere^ tot Cnbojtoaarlife bc gelijfeemsf
of fcöabutoe tian Samuel ijeeft mtgelaalb : i|ei gene ecijter/ fo ιδ meiae/ Vi.
V; S -17. genoegfaam ίβ toeerleib* iBaimoinbe^ in jijn boojfeibe boeit ban
ö ^goberp iz^feap. i y berEsIaact befafee bUjS : Dat fuik een na lang vafien op
kerkhof gaat, hen fich daar neder legt, tot dat dc doode hem verfchijne in den
aroom, ( öoojèragljtban btoafe inbeelbinge / gelgS Deiaeifiuji ober <!5oo&*
^tn fcôjijuenbe/ mtjnsf ooibeelïstoelbegrgpt) en aan hem fcggc, ib wat h y
Wil Weten. Andere fich op befondere wijfe kleedcnde > fpreken feekcre gc-
wooHe woorden uit, met reukwerk daar by: flapen voorts alleen; op dat dc
dienfy ibckcn, b.y henkome, cninct hcnfprckcindcn Droom· OBtt
li 1 bit ^
-ocr page 113-5 6' Derde Boek.
îutticrfiatfteteît eenif al^'tanîjer : fî»bjoniw'tttîogeïÎ6 toelecn^mflaap/.
toaacaan fptoo&enDe/ enpiijooföig Uajleiibe/ foöihttitil^en fa flerfetetro^
ren barijten*
f. IJ* ïPDtóöatöan ΐκιϊίεπ nopenbe be graten toojb gefegb ! feomtmefc
bat gene otjer een 'Étoelhaaube31oï»eneeEtöb$i toietb tiecüjeeten / batfe wa-
ren fittende bydegraven, en vernachtende by degenen die bewaard wierden»
t^/ in de holen, Of verborgene, of woefte plaatfen , of bewaarde bcgravenif^
fen: geigS öet anbere bectalen/ en'tooftüanonfeaBbecfetterjSaaugeteiienb
rif* 3!efa. 65-: 4· ^it fïeeft mp JiBuftuïii^ ïael fte^ en bjeeblï UerMaarb. Sy
Yïaagden, feiiijp/ aan de doden, en van de Daemons feit à D<emonihui ^
enntét λ Dm^o/o van den Duivel.) 't gene fybegeerig waren om te weten. Dus
làtenfeofbinnenoftuflchen de graven, de verfchijningen der Doden uithalen-
de; en vernachteden in woefte plaatfen, fpreidden daar de vellen der geoffer-
de beeflen, en gingen daar op liggen fiapen i οπα in den droom fo te verneemen
'tgene te gebeuren ftond. Siet (feitÖPbecber) wat kan de bygelovigheyd niet
döcn : maarniet/ wat kan de Duivel doen? ϊΐ^οφ ^o^ j^^t οοβ tananberett
beröiaarb wagftujojben / of toat iniflcj&ten bie inenfcöen felf baar af gei oof»
ben : iBaimonibe^ een 3|obe felf / geloofbe niet / fo al^ teilïonb §. 12. gefien
trf/ tfatbefemenft0enboo?ben«Puibelbeben/ ofbanDemteîBetenquamen/
'tgene fpopbefe lagfe qiuamen blagen. feficrlife/ be^g|iftop 'tbtea^
fie uitgeöaalb / geeft «iet be nçnfîe openinge ban 't gene bat baar na m
Wp öebben met be 1©etten nu gebaan ; berijalben iaat on^ booâ^
tot anbere oiaatfen iberliappeiî»
X. HOOFDSTUK.
Ons komen ook geen andere LefTen in den Bijbel voor» waar uit te
merken zy, dat die verbodene Konften enige gemeinfchap
met den Duivel hadden.
§♦
BaBôalbenbefemtgebjuBte mtten ontmoeten on^ feerfc^etbene tlefl^rt
in be ^cöjift / bie ban bat sene batmen Coberpe noemt / met^
ten aanfeïebe/ oj) b'eene of b'anbere totjfe getoagen : toel&e bip niet mO'
genoberfïaan/ omoïjeralbengronb te peilen baar bit toerEt 09 rujl; en toe te
^n of baar ietjS onber leit bat ban ben îî^uibel 3p. î^erfelber fommigen 50η
fp?eeftenbe ban't gene tot be ï©iciiierp of toaarfeggiitge beiioojt; te mm
aiïebie ban'toube Cejïament; aaberen ban'tgene men befonberliS ^Seto^
beringenoemt/ te toeten bteban 't^ieutoe: en toeberomnotijanbere ban
'tmibbel ofgeftjmö bat bp0«"aUenUJO|bgepleegb/ 'tbieïfe i^53efbieeria'-
ge / bie 006 alleen in 't eube 'SEefïament te binben jtjn. ilBet befe onber^
fcfieibinge faltSnu bO^ber ban be boeBen ber ^cijjiftnre bolgen : en toat
iKfonberUïi bie banbe eer|ïe foojt betreft / felfi^ οοδ begêne laten boojgaan/
toaarKt
-ocr page 114-ο F Ο S Τ U Κ.
Χ. Η ο
S^ïfill^^ oiei toel feftci t^ / of poft ψύ anbece jrjn ie iîerfîaan / bm bie in
^ iiame p^ofteben / twtö fonöer lafi of ogenlja«n0e ijan
ijem/eüï>aarèüï/pöc;i eftbaiïpen
n;.(i.) ^itiitfbanbVtffe baït&eneeriïcn flagö/ ζ, baar
^obiitn3|oôçn b^eigt tóief^aii anbere jîrafen öunbeK fouDrn / gen booj-
ψί mibbci; bei: tjcrójüclling;^ bboj bc Cftalbeën te becoben ban den Profeet, en
οοψ Kö/ifwa Waar^ger, en den Ouden. fieli in'tnaailboojgaanbe
öooföfïiift f 7* Ούμ ^eut. ιδΓι i. op befe plaatjS alceni^getoefen,/ baar^
weiïEcgdöi^enbe^etmbeceiïan^alomo/ ^pjeuE lo. bre fett/ bat
Bop iefem , Waarféggingé Is op, de lippen dei Ifonings , eu bat bàatom
met fai overtreden in 't gerighte. tfamenboeginse bec îBaacfeffgtnge
mctôçt<!BerigBie gcnorgftteδεηηεη geeft / bat Öp baac boo^becaben^tb en
«Öfe acgtfaanii&eib tierliaat i boojùuberWnbmge eiiobecleg bantieïe faSen
Öèmbe tjcquaamfteib aangcfeomeniigribe/ oin tiîelboojuittefien* in
S#er boegen gier 006 toei te }|en/ batanbéc^ niet gemeejtb bJOjb / ban
bat bejr iiitfienbe Imben / bteinen naajî Profeten fieUen maglj / ban fc^aar^
Je binben fuUcn 50η / om öaii 't nafeenbe berbcïf bjaaçfciîonbîiinge te
boen» 3©aniooööeaBuben/ boo|beeï onbecbtnbingcbet: uitfeômiîenengeo
^Igen banbecfci)eibene ontmoetingen / en j^anbelingen enberabingen bec
ttienfcgen / enigfïnif boo?feggen öoiuien/ bjai ben «itfîagD ban ^ft tegen^
«oo^ige faï $ijn / of toat baar naafî ομ te becbjac^tenjlaat· ïSer^albcn t0
In béfp çiaatfe nietes / bat op be^s îSiubél^ |0jofe5pen ofl^aarfeggerpen / ge^
tt^eriift fi3 genaamb / gejjafl ftanbîoîbciî»
^· 3. (2·) ilet^ie^erem. i4:«+.tîaat/berfeiaartfîfnfeibett^ ^at^ie»
^^»%||jttetenbjiérbgeloofogelgfe't'beéoojbe/ bja^/ batgp nict en pjofe^
teerîw^-iljatîfijj^rtgpib; enbatter anbere #jofetcn toaren/ bie fitO baar
tigenfleïbeti/ omnabenfiiiban'tboïS/ fo ali^ fp 't gaerne öabben/ fïcô te
fthife^n,: etig^fi^alfo jfer^booj al^ felf/ bat fp bit fpjafeen uit <i3obiÈ
^àaropbart felt Die Profeten profetceren valCch in
^«cfiaaH. 'Φε toeten bat bie boojsf^enbbe pjofe5pen beter niet en toaren
"«nbi^banteïleibenen/ met|)unne d^S^S^ E/i/yw nietige «©oben; bie niet^
gj bieten / gelïjfefemet en5ijn. jöietbatfcbaarom eben een^f geïp be fici-
Wtóetefittnbaari^ieüJerfogtnge (biantfpenfouben fo nietjijngei
Jpofö gcèbjeefl / böo^eebenbe bat fp in ί € <e β € SS namefîJ^afîen : '>maar
wtffe oïfo toei ai^ bie / niet anber$f ban bedriegeryen ban gun eigen i)erte boojt
^ïb^agBten. I^ierijibooj eerfl ban οοδ aï't min|ïe ban ben Si^mbetniet;
niaarbjel/ bat b'oo?fpjong befer l^efa'n'^m of waarfcgeingen niet anbeti^i^
wn eigene bebiiegerpe ban bie menftöèn. baarom ijicten fp bp <6ob
maar ^ofew^w Wiccheiaars, in ïioci) ene anbere ylaatfe bie baneenenfdfDen
ïnijowb i$i. "(3) 2|eremt2?:8« Laat uwe Profcten^die in 't midden van u lijn ^ en
ïi 3 , uwe
-ocr page 115-5 6' Derde Boek.
u we Waarfeggcrs, (f^fetnym) u niet bedriegen i noch en horet oiet na uwe Dro-
mers, die gy doet dromen, (DatiiS/ 0ïj|ïeitfeteüïei:&/ om H tót gunne
raenieiiSteUoojfeggen: ) Want fy profetecren u valfchelik in mijnen name ;
ik en hebfe niet gefonden, fpreekt de HE ERE. (4) Î^ttfcl^öetji teümÖeB
Bp<65ecDiri 13: Sy fien ydelheid ende leugenachtigeVoorfegginge, (oop l^e-
fem) die daar feggen de HEERE heeft gefprokcn ; daar bende H EER Ε
niet gefonden heeft. ^rÖalöeit Dreigt tóe Profeten, aljS ÎJpfenoemt / Of
î»aarfptïci)t>OOjuit0aiîen /omiïatfe leugèiienvoorfeiden.
4* h*) 5^ittoïgeniiegaainot0toat go0a:. 3!ermi, 17: 9/10. Gy lie-
den, en· hooret niet na uwe Profeten, endé na lüwe Waarfeggers, (b'DDp kP'
fetmjmy na uwe Dromers, (niohn chalomoot) endc na uwe GuichelaarS
"(d^jjj^ onen'^m) ende na uwe Toveraars (Daif^ k,agchafijm ) de welke tot β
fpreken, liggende: Gy en iblt den Koning van Babcl niet dienen. Want fy
profetceten u valfcheid. ©ail be K^femijm Wicchelaars, ijS ||iec Ö00| te
ίίεη» IV. 8. VI. 2/ 3/7, «η IX^ ^♦t/S. öan be Droomdromers. Vllf.
§. 14. ttan&E owcM^mWeergiiTcrs , Wolkcngiffers, Daghverkiefers, IV. 7.
VII Vill, en IX. §. 13* ^efgelgjcuofe öan be cafchaf^m en Me-
cafchefijm, IV. VIII. z/ cn IX. §· 10. €n nabcmaal tóp in 't he^
fonöeronbecroeftijanöefenamen/ alifoofe bet omjlanbiggeDen baactopbie
op foo ijeel plaatfen in getonben öebben/ onsf 'tmin(ÏÊ niet geblefeen i^/
öat na gemecnfcöapinet ben g^utüel ftwaaBt : fo moe(l ftet befc plaatfe felf al
mebe bjengen / toaacutt men (iiljc betluiten mo#e* 5Baai· fïet een^E ; öaac
en )ïaat geen anöete reben/ toaacom Jet öolfe na Defe menftöen met moejt fjoe^
ren/ ban om datfe valfcheid profeteerden. «ïEnombe talfc^eib gunnet PJO''
feteeringe geeft öp firn ooB ben naam ber afgobs^btenlïtge Profete η, 't batfe
't luaren of niet en toaren : óp <0ob en jïonben fp geenOnjsf in gog^»^ atljtmge /
DanalbatflopigtlOlfeUanKoremiim, tjan Onenijm en Caflchafijm, bie &P
ïseöïinbelieiDenentnpIaaifebecpjofetentoacen. 0eefï'ban beifejjlàatfe
îîtet met allen in ban't gene baar mp ηοφ om foeftem
(60 î^elîQlgenbeb^eigt befepbele#|ofeten/ bie iîiil& tJecIéîîr«
ben : fÎenfeggenbe/bati)ettJOOjl)ennàchtfal worden van wegen jfttl.taefighie ,
en duiikrniiîè ïijn van Wegen der Waarfcgginge, (α Dp
feenenbe al.Ö iefem) enf» ïPat οοδ be Waarfeggers (Kofem'^m) fchaamrood
worden fuiien; bcVüölei'toan<i5obgeen antUooojbtoefenfiil. jBicg. 3ïf/^/7·
iBanï toa ar in iîcfîûab jjjunne miébaab I Sibien |^et toare getoeefï Abatfe ge>
meïufcijapmetöen ^utüel/ of booj ftjn ingeeben bit^f getoircöelö »
foube bat De ^«ί^^β'ίΐ/ baar |)p fulpen pUer toont/niet eefts^ te Rennen gtü^ii;:
maar anbeueteDewnbaartoanfeggen/ bietoerfeecgeit)igf|tig/ maat nöco-
tans fofiajaarnietsijnal^ bat i JBaar mmttl^ l alsi in ben Uooîsoianben
oûîîgcfdbîii/ omDenaifcfjcib^imber 10jofe3pen; en ten anbemi f)îer m t
bftouber/ foaljsfjpnaberfcitop'e i I.b^» dat hunne Priefters om loon leer-
den,' en hunne Profeten i^^d^" Gikfima waarfcidcnomgeld : mï^OJUtfeenbe
alfo bc.^ ^eeae.l^ j^aamWtiuilgeluin. ^
(7.) Cer piaàîft bie uu Ïjoigt/ üeftroo<ïbe fgn gelobig ^
-ocr page 116-öan^ilHenöie in ^^ name pjofeteetben/ fo aljS jjaii ù'anîïeren
ï^&îufeSdifî geOjjoften toojîj : ïjet 5p bat οοδ öegenen toel betefeenb toojben /
pî^iici)îotl)eîbenfcl)ebe!)ul}3feien begaben; alfo fp boeten tijbe Ijunber faaU
"iWtûap ficD ronbom onbet ï|etbenen bebonben» 't cerfïe fc^yut nocft--
tanjs tod 't naa|ie/ beüjijle be boojgaanbe pîaatfen mebe ban bien in^oub
5ön/ en ban ^tlaat|ïefïCÖgeen tefeen in ben fltjl of öi ben tfameniiang bec
tooojben openbaart, ^οφ aifo toetnig itTet oofeban uit mikfoom waarfeg-
gjngeofwichierye , batbaacbe^Suibel Oanb mftabbe : ban 'tgcne baar op
^eeltefeggenbJa^/ beydeiheid ban fuïfe een boojgetoenb Gefighte, m bat
setmaarberlïei-büJiecbümöetbolfïteblegcm ^ettoojbenbanfn befeenbe
naatïboo?gaanbe plaats alfiillïc Heeraar^aangetoefen / ban Ujelfeen Ï^etru^
föbe/ batfe met gemaakte woorden door gierigheid, gelgfe koopman-
ichaptcn met bc ρ jofc5pen. a» ψα, ζ : ^.
7. II. <©egenebienuboïgen/ 5ijniegenbetoaarreggerpen banbe
oenen/ in tegenfïelltnge ber toace l^?ofe3|ie bie onbev, bolfe ban 3frael alleen
te binben ( i.) SJef^ 19:3 «©'iBgpptenaacif / tóanneer Den eenjS be ram»
|en/booï ^oöjS regijtbeerbtg oojbeel ober gen befleinb/en booj ben bien|l bait
aefaiasfboojberfeonbigb/ treffen fouben/ inb'mier|îe berttorjfelb geraafett
fo fouben fp d'afgodcn vragen , enbe d'Dîî Ιη'ήηι Befweerders, en be nuix
^ooth Waarfeggcrs, enbe D'jpT yi'^'onym , I)uivelskonftet)aars : bûC|> te
bergeefif. ©anbe Ονοοώ en be Jid-onym, behoeft niet meer gefpjoiten ter
plaatfen IX. 13. aangebiefen, 5Bej«^»»\Bojbennergenif buitenbefêpIaatiS
genoemb/ enbaarombanbetaalfeunbigenberlïaan na bat befïniiS ban een
tooojb / baar 't ftfiijnt bat bit ban afgefeomen ψ* i0 ban Λί, en atM,
jobeeltefeggenaïiÊ maar ftillekens of fachtjes gaan : ^erbalben meintnitit
batbe i»)-» 5ijn ύίe/iryfiaβaί)mï}ooί. V. 9/11/14. bieftillefeeniienfacf)t«
W toacen fpjefeenbe in ïjunne befaaeeringen. ^tltoojS be latere ^loobfcöe
fcljjtlbetfsi ijebbén 't fo berfîaan : alfmebe öe <ir:BaIbecbafci)e «aberfetter 3]ona»
ti)att;;alfo ^ 't alUfctbertaalb fteefï charafchijn, get xtielfe naborige
aanbjijfïncte v. §,5. be naam becbeélgemelbe Magi i^ /. en eigentlift flii-
iprekcrs b^e mompelaars beteBent* 3^et gene ban op bcfe luiben i)iec te feggen
Balt/ battiSopbieboojsaanbenalgefeib: en ober fulj: geen anberereDenjjiei:
w binben in't béfonber/ ban batfe in bie beufelingen pnnen d S Sx elil'^m
nietigheden , bât i^/ nietige'afgoden jgelpîjei&iecbcrtaafbijS) bienbeÏT.
8* ((α) b^n feifbên#jôfeet ^f. 44: Mi onber anberen
JotlofbejEf groteti eöbifeban 31fcaél/ en in tegenjïelïinge ber iDare en bal^^
Köe pjofejpe bit gefeib : ban b'eene 3^e / bat ftp de tekenen der leogen-
e>chters^(D-i3 hadd^m) vernietigt, en de Waarièggers (o-DDip ΚΦ^'^^)
ft ^ ' Wijfen (D^DDn achtcrwaarrs doet keeren,
«nde hunne weewnfchap verdwaafi : ende ban b^anöm Jïjbe / hcï woord
fijns
χ. H ο ο F D s τ U κ. Jj
gj feocibetrbig bol6 öaarmete/ featniei alleen öe bagcn boojbjaaracfitige
hei woord fijns knechts beveftigt, en den raad fijner boden, (bati^biitlD!"
öooj ftjneboïien aanfgnbolS iaat toeten) voibrengt. ï^itt toojb öen
îjenftôen jofeten / of B^aarfeggecen / niet wnber^ op^leib / ban batfe met
öcentoaarietb ompan / engunnetJOOifeggtngenUcrbic^tfeien/ enbaacom
pbet · alleen loaacaciötig enbe fefeec 5ijnbebegene;btei3an'i5ö&5iin tnge^
ÖCijen. Haac ban ben ^«tbcï toojb S0icrtaainoc0tel&eninbemec&t* Haat
baat ban iet in't bolgenbe ie bmbm
$.9, (3,) befcOimgtóp btebanBabcl/metfulfeca
gateltèc tale / bat baar be ^uibel gcenfïnii ftonnen buiten biijben/fo
tnaatenigfinif inbefefa^emoeiï beguegen ïöojben. Staat nu met uwe Be-
fweeringen ( Chavarym} ende raet de veelheid uwer Toveryen, (K^fchafijm)
waarinne gy gearbeid hebt van uwe jeugd af: of gymiiïchien voordeel kondet
doen, of gy miiïchien ufeiven fterken kondet. Gy ïijt moede geworden in de
veelheid uwer raadflagea, Laat nuöpftaan die den Hemel waarneemen, die
inde Sterren kijken, die nadcriidweMane voorfeggen; endelaatièu verlof-
fen van de dingen die over u komeh ÏuUcn. jlBen fiet UîeÎ / bat bit gantfcg
beflagöbantooojben anber^metenijS/ ban ombiefeibçnfcôe^jcsfeten ôaH
gunne pbelgeib en metigi^eiö ieobertntgen/ alfo beftfûenictjs enUîerfeteny
nocôte iet^baac ban m 't géiE^ ftun tjoife togsi maa^ttn. befen
^ïetmen ttoeebecganbe imit^/fo fp baat getooonliB en banjongii op in te
lijet&egingen: be ohavór^m, verimüdingen, öet 3pban tooojben baar bé?
ficaggtintleftenfoube/ ijet 5pban bol6 om 0imne boojfeggtngcn baac aait
te boen; entteffen^f bien be hfihafijm goedergelukfeggingen : in toeifien fin
top binben bat bie ttoee öefejeetofcöe tooojben bp taalftunbigen becWaarb
5gn. VII. 2. en ïX·^. lo: 5©cgconb banbefeChavarijm en Kefchafijm
entoajS niet batfe ban ben nutte Rebben onbectoefên toietben ;raaÉic
namen'tUitden Hemel waar, mft^l batfe inde fterren keken, CnbOOil^bC^/
of verkondigden 't op glHine toïjfe / na bat de nievi^ Mane al|f banttêttOOIt·'
be* ^0 bat bie menftöen t^ finn befl booj ^teïceftïjöerji / m op ^et erg|ï
booï^agö-berfeiejfersf toaren aangefïen.
§. Io. 11 r. ^If be mania-e ban 't beö|tjf m ï^ïccgeïaten ^ Ôetgatel^i
1befc0?gbenbe/ en maa^t^ banijen <iBi«ibd[ geen j^to^Î/
dien fy tot u feggen » Vra^t de Waarièggers en îfeiçclkÔiirtei^aaVs,. ^^èr'daàr
piepen en binnen *s monds mompelen : SaI qïét een Voile "jSjpén öod vrageO?
Salmen voor de levendigen de doden vrâgen ? ©at JÔn 'îbOO:jlllÎbettbE^ç|f
ftierban fpjeeût i <©e tooojben mn Ovootl· en a j^n^ yH-èn^m , afei
befenmeecmaat IV. §. y/ 7, en VI.§. 9 -15. tnbeneigwtlifeenen
feeliiîen fïn bettaaib / en geben anbecif niet ie feiîineti mt\ bat get Buiii^re^*^^®
en Wijshoofden, of n'ab'anbere betèlarioge / ^^^^
bem banôetberfïecbebeefï ;ii<4oea).toarar. «^n i«n befeijf of toDfe m»
alleenliftintennaai; gepiep ofmoriipeiing b^anbl : m^tonôe'^^JÎiî^e ban
bebjogij/ op batbefiemme niet 0ttnn dgcàritiaar mii^ Dssmons mogÔJ®
ftóönen ; of toei be mompeïtng be ttotjfeiatötig^ib ban öunne «bene»
Dulpefeoiwn/ fioe't nptbiel/ batfe 't aïtijb δοηοεπ D^aafjen in alful&en
aï^ fp begeerben.
χ. Η ο ο f ι> s τ υ u κ. 79
, II. ίί. (2.) <!5eïöüer\MöfetoojbSjaitooaópanïKregeïegent8etbfeeft9?^^
Ifu/ öaareoöauïi Oîciîati lftKieï/ c^mfalcrn al^
Sennamb) boojfeit/ mtoatijenaaujb^eib fpöooj 'tbpanb^legethomen
Joutien: te loeien / daife fouben uit der aarde fpreken , ende gunne fprakc
«chtkcnsuithetflof voortkomea ; datgunneûemmefoude z,ijn uit der aarde
a's eens Τον eraars, C iit't ÔebjeeUJfciï Itaataix Oov) en hunne fprake uit het
ftpf piepen, ©ojeerfl té bat fiter \aat ftefonbec^ / bat fp 'tVüoojb Oov boo|
Toveraar UeitaïCtl / baar anöecjs ait^b waarfegger óf waarfeggende geeft
in 't ^uitfcii booj fïaat ; gelgfe ίδ bat al in'tbegin IV. jö^ö aangetehenb.
Jffêen tiet bmi / mat boo| tobccaarjS fiet jrjn / trte onsf gier tegen homen* Cei»
anberenfoo^entoe/ battoeltVöeemaaïf)unnefpja6e uit der aarde toojb ge^
IJoegb meteen gepiep enfat^tSensi fpjcften uit het ftof; ep öatmen niet en
benfee/ batbie fpiafee fulBenbiepte in bet aarben gabbe/ als offe uit htt
SeUentoe: toant^et lïofligtboten op beraacbe. let ban anbec^ niet
banbiegciüoonemontpeling becï©iccï)elaat:^/ toaarbanfobminaals^algei ^
nielb ennietifbatnagemein^cOapbanben fttiecnit
12. ( 3.) 3inbientoe baat af meer bei)oeben/ ïjet fal ons^ befe pïaatfe
flcben/ €5ecö.ai altoaac be Waarfegginge be^^omngiiban25ai
Jel/ üjaarmebe óPbenboojtgang en ben boojijpoeb inbenoojlogöP^oeUen
foilbe/ alfo befrÔ^eben toO^ : bat ί)ρ faï aan de wcghfcheidinge ftaan , nt
ttoi)fèl opUïai (anb of fiabtjp't aanleggen fal ; ddp' πορ·? Mfoomiefem, om
Wichlerye te wicchelen, bat / om waarfegginge te gebruiken, gelgfe 't itl
pnfen 35öbel bertaaïb. €n ftoe fal gp bat boen i Hy fal fijne pijlen flijpen,
ny.fal de Terafim vragen , hy faï de lever befien. #nfe ebetfettetÏjSy btC felf
anbeui? mebe op terfcfjeibgneplaatfen ben ^utbelmebe infuUtVoer&benoe^
nien / aljitoe tueten ; mafeen ecfitcrj^iei; bantjeinbeminfïe inelbinge niet
3©ant bat ban be pijlen Ujojb bp ijen albums berhlaatb : bat bie gefïepen iSittt^
ben/ om aan fijne Afgoden re prefentecren ; ten eirtdedatfchcm , alshyfèna
fijne fuperftitieufe manière gebruikt foude hebben (^ebanigenraaniere/bat
l.S^ijebenfeqnfi te toeten) te verftaan moghten geven, welken weghhykiefcn
foude. Andere vertalen het woord van p^k», τηεβεη dewelke gevaagd en
genettet wicrdcH, alsmen veie offerhanden daarmede gedaan hadde, uit wel-
ken de Heidenen hunne waarfegs^inge maa' ten- ©anbe Terafim t0 ^ bOten
algefeib/ οοδ felf uit befe plaatfe/ 't gene baar toe bient. VIL ^aii
ife bebinbe bat ftier uan be <abetfettersi 't felbe tooojb berbuitfcj^t getoeefl
alfb in be gebjuEte Coppe bie i6|^ebbeHuisbeelden fïaat; ^ettoelftrngnjs
oojbeelsf berbcce nabenfïinge toeetbtg t^. <01 ban de lever te be fien,. eeit
beel banb'ïngewandgiffinge jtjube/ ttJaar ban ^iei; booj 1. b. III. gei
ônn^oojbeelifbanbe iebec der gcflachte heeften , (tot oflerpanben/
«εΐ te toeten) Uit degeftaltenuderlever oordeelden fy, na hare afgodifche
JjPerftitie, wat hen te doen of te laten ftond. ^jii Deb ^ïe niet een toOO}b
«sent alfoiBtiafieliègelobe batijetöeibenfcftbpgdobe/ blotelife beboling
mm berbojbenen bei'jtanbif toe te feöiijüen/ be toace:ooj|;ia& i$f getoeeti ban
^ -----ïobi^bienfi. 't ïst ban lïfööbecp / en anbecji niet· '
5 6' Derde Boek.
!3, ^otïriaat mi^ / aangefieti öitcm ijooinamc ^iitat^ fji / ijier
ober itofi) anbcre mt legger^ εη toertalersf öeitn» S^a 3|itninj6f bc»^
fïlarmgc fïaan fooitetî tian ïlE>aarfesgerpe öp maliïanber iutge«
b^liit : be^^i^^ilOiW^vTwa Sidtrommteia, Yfer- of flaal-gifllnge, Uit be pyfeit/
eiScakoucivTèioi, eidoiomameià, Bceldgiffifige Utt fee ijUtjÊilJeiiben of '^eiMfîîtî /
cii y^rufpicina. Ingewandgiffinge Utt beletik*. Itlnbere ijeitaicn't tüOOïÖ SpSp
hi/ial 'tilijpen ban öc pijlcH/rhengen : εη ber{ïaaii'i fö/bat befelbcöob?mali»
Saubércn bf nnengb / nâ bat op tebcc een befosite naam ban fefeere plaag ge»
fci)?cben toa.é ; be gene bie eerfl uitquam bïroj een teSen baa^ te nemen/oïJ
6e pïaatif be <6obea üïïlben bat ben oojiog aangaan foaöe. €n bit of biergeirji
SenocmbenfpSs^su^vT^^, Belomanteia, Pijigiffinge. ïBat atiberc geboeieti
banbe Ceraftm/ iifter gemelbe plaatfe bicéb genoegD gcfeib» Ban'tbefïen
bet lebeï ineinen fommige tefeggcn/ batfe tnerBfen na toat fiant be lebeï
fting of mtfete ; of gemeenlïft b'tngetoanben/ toat gebaante of poe fp gele«
gehüoacen» i©oclj fiet en Uijlmp niet / en'tfioube buiten ttogfel mijnen S^efec
oohbtrbecien/ al bic beifcfjeibenôeîb îjpeeiîte^alen ban bec geleerben νηΦ
ningen inbefen; genoeg^ beïo^fenbe/ batrp0etnietbjeleen^en5un. ^οφ
bie^teBragötigeri^ banmrinfeggen / bat in bit garifctjetoecB nietjS ban ben
^uibeï loas? ; alfo niet een ban aUcn baar fjct minfî^ bîoojb ban rept.
14. IV. <©aai:5tjn ηοφ anöere plaatfen bet ^cö^ifture / Uiaaifnfiet
Soobitôe bom befiraft'tuoîb/ batfe felf aanbefe fieibenfcije ïBaarfeggcmn
fc^ulbig bJaren : nocÖtanj&' en lüiei:b 0en nooit baai: bp beulueeten/ bat fp baat
inne met ben5Duibe! eiiige gemeinfcôap Daööen-î©p fuUeu 't j^oceii. (i.) ^efa.
dam
bïeebjfcil u-uiy uti^n vvi iviuiv^i a vr aicil^ gfUJli ÜC
Filiftijtitn. ^otit banöc Önenijm tjS nu al biBmaaraangeVüefen Uiatfe toaren/
IV. 7> en VII. §. en Vlli. §. 7/8. en biatbe ƒ iltjiijnen baat in beben vi.
§.6/7/ oofe getoonb- ^at uitbe piaatfen bïe ilt baat berftanbelb öebtie
nïét te gaten Vaa^ / bat l&iet 006 niet in. HBant al loat Diec befonberif bjojïi
baar bp gebocgb / t^ / datfe aan de kinderen der vreemden hun behagen
loonden. #nfe <©becfetter^gebeiï onji baar ttaeeberlep berMating af: aW
iïatl^eti^ tcfeggen/ aandervreeindelingenzedencn manieren; ofbat ftct^
gefpjlràen van de huv^^eïiken hunder dochteren aan de vreemde natten ; die
Verboden waren, Deut. 7; i, a, 3. €n b'anbecen en feggenöec 00& niet beel
anber^i toe. ^erj^albentoojb ten googfïen gier gcmeinfcfiq? met ber
bftten 3ftfSoberp be^taft : fo alj^ uftbjufeBelifeeE op fiet 8. bjS gefegb b3o?ö/ bar
fietlanbbaaraf berbulb toaji/ enfobe giobenoberbabigecbaarin oanfelf^
öelleibenen; gelgèöctölee& inbefen/ batfe felf be jpililïó'nen in ôetplegetî
ïjecbaaacfeggerptebobengingen» (i) Mtt befe plaatfe magp men bergen
Itjfecn/ bat fpbp booj kinderen der guichelereflè njjf;? bmet
tnma fiami uitgemaoBt / alfo be cebenen geheel öefelfoe 50«* .
(3.) €>rls6e fetós&teüanöen felfbmtöb/ mobecijetimiîaïwmtti
-ocr page 120-XII. Hoofdstuk. 81
inSctfjfgefottîïecti rijS ban^lfîrsïêl/ fiaat bpï|orw.öbU3Steiercn* tap. 4: lu
Mijn volk vraagt fijn Hout, en fijnftokfal fiet hem beliÇnd maken. OBïlfé
^^tocrfettetjSfötten'ton^ aUeeiïtoielfegseiî^at ïjp aabere ftôjgbeciS fttèt: te
^inbeniö* ïBooi 'tHout jberfiaanfeenen houten afgod, (toetacgteiiSgièiEn^
be jîecijtiîe floffe fo genoemö/ laaar batt menfienmagö lef. 44: i6/ i^. )
dienhy (b'afgoöcnbicnaar) meintdathem fal konnen voorfeggen, ^ijooft
iJ^cjïaanfeböo? ben Stok, beitrelüeti afgobmebe: alfo hyfich daarop ais op
Çnen ftaf verlaat. Jïiaac fommige (bttfegptlfp baaC ÏJfEbeï) verftaan hier
dOnr, het hout^, daar d'afgod Baal van gemaakt is. (fiet®CUt* iSî^ii.) Aijdérç
meincn, dat hetfietopdemaHÏere van waarfeggin^cn dpor enen fiok oftC roe-
de. ^at foube ban öte Ra^domantia , 'Of Stokwiccheling ber <Slibétî 5011 /
Uîaarbanîiî fjemcbiuife DeEouöcI^iïitftlien in't fïuB bet SLotgiffïngè 1.
Ui. lo. uit ^arini^Ö^baaugctoefen. b'onffngeben mcbcteber»
lïaau/ baïmen bït op be genen οοδ mag^ ^a|Ten/ die op vogergefchrey acht ge-
ven , dragende een Üoxken in de hand. 't^^bJCl : aüajmüïp Ijonbétïï
anbei-eboeîîenban/ gelu^'e^öp^benuf/.,<i5oobbain/ ©xslîuîp;enaubecc/
nocj^^bcehneeranbcregsboEÏfujî engeb|uti?enbaiîte lefeniîaon/ selp ban
al 't îîoDjgaanbe ; tiet touöe m^ ηι^ί tagfer m.a&en. bieiÈ te meeï be^
beiîtgen fpuîgugeUoclcn/ öcüïijifc niiemauïiiiinöer allen 'ialiermaificbari
b^bjerfemgc&c^©uiî3eï^ of gciricmfcfja^ met bemenfcjen mfiilfi boert ύ
feuiien geiüeu,
§. i6. V. ^Ipbîiiîu buôbrîiï iotbfriîiiiî ber afgi3^i|îert ,on^^
îiei: 3lûôcn fîreiîi: fa bluöinea oóhaan b'.uiöa'c jîjbe / èaar beu ^elobigeii
tot tio5|l gefcgô Uïojb / baî^nbau bteDcïBruf^éirïîpgelobigebjaa^i^^^
ïpeiî gaaifdj geen iccb toeiîonicu fal. Ii^aar ift enbîubenietbaaïftp ien
eenig mooiö/ üciefecuÉube / bat {jen^ob/ jîj boenbe/ booj bes^ ^tbeijS
bjethenfilbeiioffencf bebjaren/ alss ofbie baacbeijanbmgabbe» (û)Bet
moejîe^ileam/ boojDjiftban<i5obeiÉ geejî/ eu tegen fgnen.fïnbefeennen /
î&atter gccn Tovcrye ( ί2?π3 nachafçb) in of tegen Jakob tiûcfl Waarfeggerye,
iwp Aefem) inöf tegen ifraël eusp. ï®ant p^beibctiegein^i
fe iwojb ijct ôcbjeetofcô be-jak^oov en he-lifiAeel becMaarb. In 'tbjaïe
en mqeji bie niet geleben tóojöen / εη τεσρ,Ν ^ifroei m iiabbe bic" geen
èïagîjt* î©e naajlbco^aanbe en naaflboigcnöe ftetuigitiflen ban'^ boïji;
boijiceiîte beiltggeibenfecagDt/booj^obi? bercfiemiingeen gulpc/ betoneti
bat be bjooibm ia ben laatjîen fm alliée te neemen jvjn. €n 'tblptbaac utt/
bat nachafeh noGötc keiem niet ban OBûb W : Hîaacbatfe bijarom ban beu
^uibel3tja/baarbanbïpt nfetmetai.
ï7. (i.) ai5elö& nuecfiter bpbecbalban eobjSïnentï.totîilfgoberp/ bie
iîeîberiepe enineecanberfïagôbanïl^îitfieûngeonbei: 'tbûifeban31fcaa ge?
öoaben îiii ; toaauom get οοδ ban <i5ob ten ftoaarften ¥ gejïca^ : fo ijeeft ôp
toebeiom b'opreg^iten onber ficn bertroofl/ m^t bie belofteniffe : Ik M de To-
^eryen {kefihafifm) uituvi^erhand uitroeijen, engyenfuit géeneGuichelaars
(.me-onenijm) hebben. JBïfö,^:ir. ^ebjplenugenoegfaamuttboojgaanbe
oHbecfoeîî behenb bat δίε beibenanten/ nu al öifemaaïiS bueberhaalby
H i bic
-ocr page 121-Derde Boek.
tóeóottbgeiiootfcfta)? met bm ^tóbeï geenfin^ mcöe ft jettgettt fo moeH get fiiec
l>eb|aaî>iierreîttîioen* ; 'tS^ne üoojgaat/ bat <000 οοδ de peerdeu,
en wag^nen, metïjc fledcti en veftinge-n Uitroepen en tierbje&en fal; gcefï
ful]C geentïnsÈ te bennen : 't en 3p men feggen tml / bat peerben/ toagenen/
ben/ üeflmsen/ ooft isjcrfeen ban ben ^uibelsyn. €n'tgenetjaigt3ijn
de gefhedcne enopgerighttebeelden, en deboiïchen, bïe <©0b Û06 met eeft
toerbelgen foube : bocij niet aïiS iuerfeen ban ben ^uibel / maar al^s een
iDetö bantnenfiöeniïanben; gettjh j^in ïjet metmtgeb?u6tetoooj«
ben feit/ datgy u niet fult nederbuigen faOOJ betiJecèen uwer haNDEn.
in befïonbget quaab/ bat fpbe gobbelièeecce beben aan't gene ban
Senfelf met eigene ganbentodif gemaakt; gelp al.ë mebe toel tefïen wit
^ef.44+ enï^or.4:ia. fo ebenbaacgemelb»
18. (30 tcooflelijfe aljS bit ben ceg^tgeïoobigen boo| af becSon^
bigbtoiecbe/ fo bjeefelgfe biaifoüBbeb^eigingeödoï fuiuen biejicó aan bic
Brouüjelbabenfcöiïlbigtotfïen. ikfai (feit€>oö/ i^iil.sty.) totutcnoor-
deel naderen; en Cil een fnel getuige iijn tegen de Toveraars {Mecafehefijm)
cn tegen de Overfpeelders, en tegen de gene die valfchelik fwceren, en tegen
degenen die den loon des daghloners met geweld inhouden, diedeweduwe,
•endenweiè, enden vreemdeling hetreght verkecren > ende my niet en vrec-
fen, feitde HEERE der heirfcharen. 3lnbten men numagi) feggen/ bat
al bit flngô ban menfcöenlötergcnoemb/ befonberegemeinfcljap/ Uecöjag^
of berbonb metben^mbel ijeeft; fomagijmen bat bantïte Mecaffchefijm
ban ooit becftaan, Jfôaai: aangefien be öie fonben altemaal feer öiè-
maal^ op 0etôateIg]rteobei-ôaalt; en ec^tec nooit ban ceneonber allen feit/
öatbiebefelbe boen/ mfulfienmaatfcöapppi met ben 5^mbel |ïaan / toaac
öoojfpbat foboen: fo ilSöctbtjfïecongecgmb/ baneene ful): te feggen / bic
eben eenji aï^ b'anbere aigiec fiaat «itgebzufet^
I ij. 3©p gebben bUjS 't ge^eele oube 't^jlameni ban boo? tot achter booj^
gefocöt ; en nietif gebonben / toaar uit blijhenmagg/ bat eitige ban ai
bat beeïerijanbe^agö ban ÏBtctöelaarjS/ befonbere gemeenfc^ap met ben
55uibel ftabbe: in't j^iebJ en toojbea bie nicteen^ö geöacfjt/ beöaluen fn
beplaatjen biebooiöenen Vil. j 3 - 20. al berftanbelb 5πη* ^^uoeintg
rebenenbieonifbaarin ontmoeten banbe Cobecaairif/ enbjengennietiimet
allen mebe bat onsföiergelijfe itt^ in gebacijten brengen fean. ( i ^at ψαη^^
lujSbe<i3aiatecen betoverd noemt / <©al. 3: i. bat feggen onfe «©berfettecji
batmen moet becfïaan ban een verblindlnge der ogen van't verltand; dat (y
de waarheid niet en konden fien ; gelijk de guichelaurs der menichen uiterli-
kc ogen betoveren, dat iv meinen te lien 'tgcne fy niet en fien. Cn Dit fit
fcÖ?9ben fpgeenfinifben ï©mbel toe: maac feggen/ bat b'%o|ïei ijiec de
Leeraarsby deguichelaars gelijkt, en geeitheu devoornaamftelchuld vande-
fe verleidinge , die als bedriegers met fchoonfpreken en liiUgheden d'eenr
vowdigcverleiden. <en bat iji regijt/ ï©ant Ι)ίει: ^ct teoojb βασκοΰνβίν
b4k«i»ein inbenteirtfobeel al$f't gcfigljt bcguichden. Cnb aarbig?jeib
toan 't feggen m ^ofteliS biengt my giet; Crafma^ in ben fin/ gewwïiïv Ijet
χ. Hoofd stu κ. gj
Wnt og b'oge» feïfgejetö / alfo tetfioniï Dan öolgt/ voor welker ogen Chriftus
IS gefchilderd, onder u gekruift tijnde : al^ oft ÖPf^lÖe/ fïen l300| ogett
S«n gutt^rifpel ; of öebt gp miif gcfien/ Ujanneec OP faagt geferuifif
«^omet/ ô^tôaîiert ïïan aan «totiecjîanb : toie geeft bat ban begtutgelt of
öetoöerb ; alfo Dct gene sp ( te toeten fommtge boe utt <i5aiaiien op 't #afc0a
te^erufalemgetoeefï) inctogenïjebt gefïen/ ofimmci:ifMacete6enen/
hejitgenbe 'tpiebifeen ban bm 0elïcut(len 3iefu^/ niet anbec^ üjefen {san;
eiibaigpcüenujeliïïetaïiïtoboeiibeiööjl/ batgpôetntetgeloDfbi
20. <©e bolgenbe örjf glaatfcn Rebben 't üïoo|b ban ftr-
makeiay α^αξμακίυς farmnkeustn , farmakps , ^iCC bOOJ al ecn^l
wanbenwaal uitgrieôfcôe oberfettmgenbeif ouben^ejïamentif/ iv.
Ôaalb. ^nom
nutepsf/baacbantefeggën? bat&etcec|ïe ,
ban maar gcneefinge ban lïefeten te feggen. 5©oct) booi onSunbe of
quaabaarbiggeib Ut menfcijen inemgmaal fo bat men metiec
^b booj φάςμα-Λίον, farmaken , fo 1üael vergift aljSJ^eilfaatH geneesmiddel
Steft berjïaan : fo t^ booj farmakjia meer vergiftiging beteftenb ban geneefingc;
cn booj 't b3oo|b farmakem ûffarmakps boo?gaan$f niet anberjS ban vergiftiger
gemeenb getoeefï* «en nabemaal bcgene bie bat boen/boojgaanji oofe b'anbere
onbjpe èonfïen oefenben / ban toelfeen bujS lang onber beelerle? benamingen
gefp^feen i^f : fo öeeftmenbefennaamoofebïel in'tgrosf aan alle b'anberen
gemeen gemaaRt. ^^it ijS be reben / bat be griefefc^e <©becfettet3i ter naafi»
boo^gemelbe plaatfe iBaUs^ i* 't öeb|eebïftó meca^chefjm hertalen
kom. Cn 't öeeft Calbrjn Dergalben niet onboegeUlt baar bp gefeib : verum
quidem efl^ inttralia fuperflitionum genera hoe nomen font ' fed ^uia hUs fofum
tegitut^ non dubium efl quinProfheta compleSivolueritomnesDivinos, Ariolorif
Pythonieoi, t qtticmque tales funt. 't Is waar, dat dit dc naam van feker flagh
van bygelovig misgebruik betekent ; maar overmits die hier alleen ftaat,
fo heeft het geenen twijfel, oft is de mcininge van den Profeet geweeii,
daar mede'alle Wicchelaars, Waarfeggers, Ëuikiprekers, en al wat lülfcer meer
is, te verftaan.
§, zu ^aac mebc geeft get nu te minbec ftoarigöetb / fo top be booi»
berhaalbe toooïben niet met eeneröanbe b«itfc0 in onfen Beberbuiifcften
25gbelbinben; na batben#berfettec3S of ben <8mr|ienber^ öeeftaiö-Jcöt/
batop b· eeneulaatiSbefïn met bit / en elber^met een anbertooojö beq«a<
nieUi^t berbuitfCDt fton toojben : ïjoetoel ift niet en fïe / bat een ber onberfctjei^
bene bgf plaatfen eifcbt ftetgrieiifc?! met enig anber buitfc&tooo^b te berta^
f η / ban in be eerjïe plaats. laatfe on^ö eensi alle bp malfeanber (lel*
len. (i.) <i5al. jtzo telt#aulu^ onber be berboemeltfee werken van het
vleeich, öe farmakeia^ venijngeviige. (î.]<Î^penb.9:xi+toOJ&
toan ber menfcöen onboetbaerbtg^eib gefeib / bat fp fïti) niet belicerben/ onbei*
^Mberen/ ban^UHne farmakeiai, venijngevingen. (4O <iBpenb.
% 3
/
-ocr page 123-5 6' Derde Boek.
ïS:z4* toojï» aâtt'tafgofetfcô Babplottbecüjeeten/ but fliîieiîûïSiïett öeoi
Ijace famdkeia tovcryc (feggenfe nu gitt^) öecleib geeft. C5*)
baat toojöeninbeh poel bie fteebifbanijHtti en OueMbjanb/
lieneffén^ attbeten getaefen be φαξα^χ,^ίς ^ farmaJ^ns toveraars. <!£n laat»
(lelifï toojb <©penïï.a2; 15. nocg gefetb/ bat baarom ooft befelUe tove-
raars , met b'anbere gcobe fonbaar^ fuilen buiten 't nieto 2|ecufaleet becfleten
5Ön. ^cB geen ban befe piaatfen gee^ te Bennen/ bat befe ntenfcgen meec ban
anbeïe gemeinftljap of bctbintemfTe met ben <ï&utbel Ijebben: maar Uïojb
ttfarmakeia , gCt 5P tovcryc of venijngevinge berbUÏtfcgt/ baarom berooji
beeïb/ bat geteeu ÏKr werken isvan'tvlecfch ; m^Û^Z fârniAkoi^ offama^
^ei>(alöter gegeten toveraars ) ooh buiten in ben ροεί geUjojpen/ embirtfc
'Ébleefcg niet oberbJinnen/ maargegoojfaamb; en <i5ob^ gebobennietge^'
Uaan / maar obertrebenljebben : geiiift bat uît bc bergetgfeingeber naaji*
boo^gaanbe tegentïcUiîig <©peub. ü : 7/ 8» en ii: 14/15* fîlaarlife bloSt»
^uö beel ban ban bie piaatfen ber^cgjtfture / inmeiBenons^be gçinbêlm?
genî®ettcn/ ^pjeuften/ nopcnbebe menfcgenbieinenmetben^i^mbelooj^
beelt om te gaan / booj ogen 3ön gejîelt.
lit.
VecI minder vindmen 'r minde in de Schrift, ook daar fy van Ver-
bond tot boosh§id fpreekt, het gene na dat toverlch Vloek-
verbond gelijkt.
U
Τ llbien be ^cftjifïm al'tboojfeibe/ fo ató nu gebleBen i'îE / οπί? met get
minfle te berjïaan geeft / bat bcmenfcljen/ biemennoemtîBaarfegger^/
^^uibelsiitonflenaarjs en Coberaarif/ gei minfie batfe boen booj bJccBin^J
bcjS ^ufbeljfbocn/ ofmeerban anberebertuaaten fonbaarjS/ metgemom<^
gaan of geraeinfcgap gebben : fo is^get bejre af ban een ©erbonö met geni
te gebben / toaar booj fp 't al met fijnen bpjïanb boen / of gp booj gen en 00&
tot gnnMtebenbJerSt. ï©ocg om op aile toegen uit te fïen / toaar booj onjS
itt^ ban befen aart ontmoeten Bonbc : fo falifenocg eens? nabec foeBen/ of
ooBtael'ergen^bJojb ban een ©erbonb gefp?oBen/ of enige befonberc ^
meenfcgap met ben ^uibelof berblocBtegeeiten/ bie opbat flagg ban bolB
befonberliB gepafï lïtagg bjoiben. 3!Β fal becgalbcn alle fulBe piaatfen in
be^cgjifl berbolgenii gaan befoeBen / baar ban ietiö biergelpic gefpjoBen
Uiojbj en met boojname taal- en fcgiiftgeleetóienoberleggen/ UJat in befel·
be magg te binben jijn get gene bette of nabtJ na enige berbintenisf ber mem
fcgen met benbofenfefigelöBt.
<enom gier inne nietiïboojbptegaan/ fofoeiîmbeCôncoj&antien
toan
-ocr page 124-VII. Hoofdstuk.
tonn^gîommîué/ batontuaar&cerlijîîlioeft /mettcgin booj't ïeibftioer tree
opreg0te ^c|{2ïfigeïceEööetti ic ïjerocuien ; öe piaaïfen m ^cfiiifiure bp
iïiaiitanöer/ bier enïgfïUjSiüatteeabei'bjiigö/ üeiöüiïcnïfTe of be^boub ^m
fp?eiîenbe : en fo betîtnb ίδ baiîer i ο^ befonbere giantfen5mi tn't «aube ^e^
fiament/bieiîatîbecbîitfôttt^/berbjagîîofteberïîonbbei: menfc^en met mal»
Sanbereiî / en tegen anbeiemenfcöen fpjefîcn; en ΐ7ΐ+ bte <i5obiS iicrbonti
twetmenfeDen melben/ enbermenftöentoeberom met <0oö; 'é üJeft baac#
eriîjôbcn ttoeema-al \Bojb genaamb een fout verbond, be J)C|)jift 4* maal
het Bock ban baî ©ertionb/ en ooh Γο beeimaal be mfee (in buttfcD be
kiftc) ban bat felbe gobbeiijS ©erbonb. ^pfpjeeftt ooiibantoerbinteni^
bermmfefjen/ bpgeUjfeemtTe; metbebeejîen/ ^ob4o:a.:5. 17. met
be lïeencn / ^job ƒ : α 3. enbc met öunne eigene ogen ; aï ten goebe. ^a mh
m't jSieto Cejiament: baat toojb maar 4 maal üau een menfcöeïgfe bccs
bonb/ enbattoelbjieniaalo|Jïïeiöu\uelg& gefp^often; enbannocî) 15 maaî
ban 't gobbelöiï berbonb met (ïjn gelobig bolh becmaanb / m ttoeemaal
b'arfee bess ©erbonb^S genoemb ; al oj? benfelfoen fin,
§. iBaarbatenîjSôetniet: 0etmoettoerbintent3Stn'^tpabe5ijn/ öaair
Vöp na foefeen/ en bie toel itiet ben felf ; niet bp gelpemö / maat na be
letter te berfîaan. fulp en binb ife nergeniS : be ^uibel toojb m geen ber^
bonb / nocô letterltjlî ηοφ geelieltjS in 't minfî gebatfjt ; maar ipoel ©ecbonö
in 't quaab. 't echter noc^ ten oberbloeb toat naber onberfocgt moet
toojben: of'temgiïnsfnabat©erbonbbe^ ïSuibeljsf iuatgelgSen moggtc/
baar 't onjS om i^ te boen. ^inöe ban maar i ο plaatfen / te toeten-8. i»
't oub / en 2. in 't ntetoe Cejïament/ bie gier op in bebenfeinge te nemen
5ijn* ^Berfelber fpjefeen ban een ©erbonb oftfamenrottinge ber menfc^en
tegen <i5ob ; bat ntuner^ al na bp feomt/ fo baar iet biergelp in toefen mogô^
te; een/ bie ban een ©erbonb met ben ^goben melb: tiueebanalfume/
bieficöfeïftfnquabeobergaben/ en berbloefetenî en efnbelife ηοφ een ban
bie fo boo^ 3ün / bat (p geen berbonb en ^ouben* ^ baar be ïï^uibel nu niet
in te tomben / fo toojb na f^n ©erbonb wœt 'SCoberaarii en 'ïCobereflién in ben
ganfcften te beegeefö gefocfit. 3©p fuHen bolgeitö befe onberfcget*
binge bie alle ban berbolgen^ obecgaan*
I. ©an b'eerfîefoojtbeginnende (I.) de Koningen der aarde ftelleo
fich op, en de Y©rften beraadilagen tfamen, tegen den HE Ε RE en fijnen
Gefaifden. i^at boettbie ïiomngen enAïojjien met malftanber ; maar geeu
ban allen metben^uibel* <©f gaf ^ea bat be ï^utöel in I batmoe|l ban
eerfibeöjefentoojben: maar bajienfoubetnoc|^algeen©erbonb3ijn/i>aac
Vôpnunocôtan^f banfpjefeen. ^o οοδ niet (ζ) bat de koningen te famen
tegen <6ob en frjne iterfe vergaderd, en tefamen doorgetogen waren, fdfal.
48: ç, toant bit gelijkt fo trieinig na fulfe een berbonb / bat ife bpna befc|^aain&
embefe plaatiS algier tepa^ te brengen. (3) €n banben felfben infioub t^
TOberbe3iefa*8:9-i2, baar<aob be bpanben fnifbolicboet tarten/ ober
gunne nietige raabplegingeeitberbintemflen/ toronberbjnfifeinge be^ bol^
•an fgtt ©erbonb» Vejgefelkt α te iàmen, gy roikcrco ; doeh werdet ver-
bro"
-ocr page 125-Derde Boek.
hroken. cnj» Beraadfiaagt enen raad ; dbch hy fat te nietc worden, eitf* Gyen
liilt ook niet fcggeaene verbinteniffe,, vanallesdaarditvolk van feit, ene ver-
binteniffe mf. te fegsen / öateoööetaile^faliJirpöelen; fo öat t^tt
nietteacôten3p.
S* (4.) iBaaK't gene ôkc mtjîoïgi / fcôijjtt bjjj toat meer tcVniliea
feggen* 3lnï>ten baar ιηεηΓφεη inöe ^tijjift befeent» jijn / öte ooit berbanö
felfinetUen^uilïelôaîiben/ f03ijnïie<©\jcri)eôenl3an<0oîi^tjolii De eerfîen
öaarminbat aflee|î. î©antbttmoj&üan de Heerfchers te Jerufalem gefeiö :
aljS bat fp fiC0 ftecoemen/ wy hebben een Verbond met den Dood gemaakt ,
«η met de Helle hebben wy een voorfightig verdragh gemaakt enf ^cf. 8 *
9-12,. «©cnoegö / beftoefl niet terber. i^u/ met de Helle, bat nu
nietgenoeafaam/ met ben 55uiijeï î Cn ifTec toel boojfïgötigei: Uerbjagö
ban'tgeïte<6Iantill en ^anseusf ons^ befcljjgüen/fo alsf be ï^uitjel met fgn ΰοΐδ
getoooni^opte Eigftten; in etien beel actgfeelen ftefïaanbe al^f't gene <!5ob
metSifcaeigciiiaafetöeefï / op bat fjp iminec^s οοδ in öet getai aag
magl)3önï iKaatôtec bienjiigeen^ ùooj al te lîîeten/ bat in ben gan*
^Ôcn 35gl)el obet aïbe ^elle lebig ijf Uan ^uiüelen ; maar tiol ban bobe mem
Γφη / en moimen bie f^m 'tWcefcI) ban ^et gebeente ünagen: bat i^/ be
Hel is anberii niet ban 't graf. 't 4|eiï jeeüJfcDe ujoo jö b.s» Scheoel, bat gier
fïaat helle , töojb óy. maal / m 't gctefefcft tooojb Hatdee^, elf
iwaalgetjonben in ben JSijbel» Schtaoii bat Rebben onfe «SbeufetteriS op
28» plaatfen Helle , en z6. malen graf beriaalb : H^iieei altöb Hciie ; οοδ
op plaat jen baar ^tbeï^ell niet toefen fian / gelijk ai^f l^anö. 2:27/ ? i. JSu
(feg ife/ batbeftijiijber^altemaal/foonb aijS'er iemanbii^/ fol^eibenenalji
ftripenen en ^oben/ baar tntefamen (lemmen / batH^^w en Scheoei öet
een al^s 't anber betefeencn de onderaardfche plaats der doden. <6n om bat bie
na aller menfcljen feennifTe D^t <6raf i^/ al eben beel 'tberfcfteibenoojbecl
bat bemenfcgen ÓflJben ban beviel : fo ijS'ér niet een eenige plaat^i in be
^c0ïifï/ baar en Seów/niet beibe banljet graf berfïaan feanbjojbenr
m beelebaaröet fomoet5ijn berfïaan» ©anbefe laatjie jbo^t betooni&bat
ïieplaatiS iifbaarife.nHinbeftsöen»
ï^ant laat mp bat eerjï met onfé eigene bertaalberjS eeni? betogfen;
ban baten bit boïgenbe gier op be Sant (ïaat aangetefeenb. be bjoojben/
inet de helle hebben wy enf, Oiwy hebben een overlegginge met het Graf·,
of helle gimankt. Dit foudemen feggcn op de hcdendaagfchc manière van ipre-
ken> wy hebben intelligentie of correfpondentiemetdeHelk ^ ef'rGraf. De weel-
de endehoogheid defeswcereldsmaakt de godlofe gemeenelik ίο verwaand
cnde fomocdïg j dat fy ficb laten voorflaan, datfe noch dood noch helleheb-
ibrnteTrefen ; fo dat fy felf den Almaghtigen urtdagen ende trotfcn. <^tet
JeCs' 19· ende. Job 5: op,vs. 23. tbjeeplaatfen alftiec aangettiegn / 5911
ban ongelgfeeningonb/ enöebienennocötaa^üjel ter fa6e> <©ecrjté ^jera.
5:19. melö betejoo^benof gebatôtenban bitfelföe flagDb-an-menfcijen/ bie
«ittïotiSöcib allen ernfï ber gobbeliöe bjeiginge bcfpotten ; als otfe feiden ^
{I3ii;3i}n b$ bio»|ben onfer <®berfetter.sf ) mca dreigt ons «Ike rcife, maar
gaaf'
-ocr page 126-en volgt niet op. Is *t Gode crnft, fo laat hem fpoedcn , wy cïi nage»
ja Uwe dreigementen niet, laatGod vry komen als hy wil: aldus bçfpottende
«« lankmoedigheid des Heeren. ^KCWebe ittagftmen Öergdij^en 5:
l^. leaar bat hp foft in te0in&eentiierirottiajett öec scïoUi^ti ep«©ob/
Jat Óen Uerfefecrt en gerufl boet litten tfgcn aUericp eetiaar en ongemaW*
Met de fteenen des velds (feit €Ufa3) ial uw verbond zijn, en't gedierte des
velds fal met u berredigd4ijn* g^at iü / (feggen |teE op onfe <©tKcf«ttet;i? )
fyfultvan alleperijkelen vryïijn, cnft e« fpügfenOH^ baatna tOt beféfïlfi
ve plaats l}an3|efaia^^
7. ^a bcfe ojienmg on^ 0iec ïja« gen flegebc» / en alle toerbece omflatio
l>WbenbaH imtm/ TeisfC^nefflSfaanit^bcrtlaati/ bat Utt toojb uitge^
i>ee b/ goe tïotfelift bemeHfcgen in bien tijbgenfelöen lieten ijooj^aan/batfe
ïitötelift fogaajl noc^geenennoob en fiaööen imtt'tinenigttulbis onfietlbat
Ren beï&?ofeeten bjeigben; tn bat j^tlangnocBopgeen flecton aanquam,
3|mmeriff|ï entoarenboojgeenbieigente becbaeren/ fûbeÎîprbaljsrpiwe
in befonbentoaten: ebenoffp jegelenbebjteben&abben/ batrptoelfottben
J^Saanban 'jilanb^ algemeen bebecf; enbateenbecüjoefïenbènoojlog/óet
'lanbaïif een overvioeyendegeeflei doortrekkende > Ôaatne^njS attöeren niet
fotu^ treffen. 3©ant batfe feggen/ wy hebben ons de leugen tot enen toe-
vlQght geftcld, en onder devalfchcid hebben wy ons verborgen: batijSfoÖeel
alss batfefïcl^ beclieten epbemibbelen enteegen ban fîneffe en boojiiefeene
&eb|tegerpen/ tDaarmebefp {icgaUijbrneinbentebeBelpm / omiHbenfma«
tenobetbai in'jSbpanbif ganben jifette feomem ^fl öet bangeenCo^
teraatiï tottoelfeen giecpfiijofeen toojb; ber'Eoberpen/ ηοφ beï 0eib6n»
fcge geb^itBen inet becfcl^etbene tboojben uttgebjuBt / en tn
boojgaanben enöeefcóetbeliit bee&laatb/ en toojb Sier nietgebacftt: maat
becgemeenefonbrn ban f)et!anb/ en fonberling bet ttotfe onbe&eerlil&IDeib
«n öarbigïieib bei?ijoI]c.
8. 'Cen anbecen / be lelie ( fa ali? top baac booj berfïaan} en
iQojb in bit liapittel niet gebjeigb : maac bat ben ooi^tog bet: ^tTpnecj^ /
boo? Vuemen βοί> öcf lïontngtrtife ban Sifcael bectooeften toilbe / beeïbo^
be luiDen malten foube. <Bn tooo^ be boben t^ Âet ^vaf ; bat fleilen
enfe «Sberfetter^ ttoeemaal in be feeuc bencbenjs öet tooojb Helle ;
ieggenbe/ de helle of het graf. neem be feeHï/ en feie^ ftet OScaf: bat
Patïgierbp benboob; entooïb'er aUgb bpgeboegb/ maat nooit beftell/in
fuïSenfin / bat öaacbe plaatfe bec ^erboembenbooj becfiaanmoettooîbem
«ï^nbefgeïijr/ baar in on^^uitfcô (iaat met de Helle, baar See^ be^prtftôe
bberfettinge/ met den kuil, be Cfjalbeetofcge / met den verderver C'tflEaf
oerbeuft enbet^inballe^/ 30: 15-/160
Jfttingen ban |&agnin en 'SEKemelliu^ / be ƒ canfcfte/ b'3itaUaanfcfte/
ötótfcóe banpftatoï/ fteüen altemaaï|et<!5i'af/ ennietbe^^eïh beeltoei^
«iger ben ^rnbeï / ban toienss graf men nergenjS leeji, ^0 ijS jftier ban 006
ptembjoojbbanietiSbat na'tï^erbenb en^aTobereffenittet
wn^Hibelfujeemt
m
-ocr page 127-5 6' Derde Boek.
9* (s) iSpSlecemtajS toojbc^^nip. Voel sefgiofien ijattyerbintenif-
fe, isit onöeEöieüan 3uba en ^lecufalcm fteijonben tua^É : boeg Dat toai?
omfïcôtoebetom (alifoftmei opfetttoatc) tekeerentot de ongereghtighc-
den hunder vaderen, na<i5o&if^jofefen niet te öoitn/ öcn aföcben na tc
gaan / cn<©obii Berbonb alfoteöicften; foaljSÖP't felf alöaar ticrMaartt
IHaac öattterïJintenïffe met öen ï^uiijel niet een looojii* <©een ïoonbec bat^
ttt fuïfee ijerijinteniis ten quabe toiecb fteiïonben onbec 't UolB» De verbin-
tcniile hunner valfche Prophetcn toaii itt'tmibben be$ffelfii ; fo aÎ^betoog
genbe tooojbenmebeftjensen/ tegen beï©et/ en tegen be ïdjo^eit bte Οφ
Uooîbetoaacgeib (ïeiben> ^o bat ftetbolftisjaé alji be^ee-
raacjStoaren; en bpgetioige een algemeen toecbaÎmeob$fbien(i/ ILeeceti
Heten; alif offe elîîanbecen gefuioi-en öabben om Φοδ af te gaan/ en 't
gcilig ôeilberïjonb tcotoioojltfe te Uernietigen. Φρ öefe &ragötigemantere
fpjefeen be i&^ofeeten / om ijolje üerbojtjentóetb op 't üutijie en na toaacgeib
af teteelben / en<0ob^ gebjetgbe (Iraffen besf teölöBett&ec teKegötbeccbi-
gen» IBaac toat baac ίοφ in / bat na fulB boen gelgfet ató ban bit ïMoefe^
Ueröonb ber Coiieccffen met ben iijojb bertelb >
§. 10. Π. IBaareeuepiaatfetö'ecbpïlofea^/ betoelâe f«tt bat Efraim
( bat iiitefeggen be roflammen/ of Oetbolfe beiSriF ban^fcael/ bat boe
ban 2iuba afgefcöciben ma^ ) fich vergefclde met de Afgoden, l^of. 4:17.
ïÎ!5ocîj icbei; een ίΐαη fien/ bat bit in 'tmirtjîe nietgelijfet nafulfe ©eïboub
be^ ïi^uibetó met be Cotieiwarif» î©ant egr(ïeU& fo t0 get vergeieiien aan«
(îonb^ geentoecbonb: of immec^esnictfaijeei te feggen/ aïsfmetfpnenWoe^
be te onbeifc&jrjüen feUece aitp&eïen / ban fulfeeu in^oub aÎJÎ ^^anœujS
maafet ban bat ©ertjonb* Cen' anbecen / fo 5ön b'îlfgoben 006 geen
beien, ^eï^uiürl iiieengeefï/ bie bleefcftnocDfteenen ôeeftî maacb'Af-
den der heidenen v.ijn filver en goud, en werk van menfchen handen, i^fal.
115:4* be ïSinUel ίβ ban menfchen öanben nietgemaa^t. ^'^fifgoben hebben
monden, maar en fpreken niet; be^uibe!/ feggenfe / geeft geenenmonb/
εη f)p fpjeefet : b'^fgoben hebben ogen, maar en fien niet 1 be ïPuibel fïet/ na
^un-geboelen obérai / enöp9eeft geen ogen: b'afgoben hebben oren, maar
fy horen niet; be «©Uibel ftoojt feer üjel/ en fonbec ooren -, fy hebben enen neufe,
maar en rieken niet; maar ÖP boojfnuffelt alle bingen/ fonber nenjS : fy hebben
handen, maar en taften niet; f)p baat en tegen tafiget alle^ffonber löanb of
'Janbfcftoenaan/ fo bat fip bergen ftan berfetten/ alfo ongelobig aliffip ¥ '
fy hebben voeten, maarfy gaan niet; 0p loopt en bjaaft be ganfC0e bJeerelb
booj/ öoebjelópgeene boeten geeft: fy geven door de keele geen geluid; gp
geeft geluib / en raafi en baart op allerlepe bJijfe Ί fonber Beel ^aat ban
ganfcgtnben Wg<^bennietjs/ baarmebe fïcôb'afbaîiigeSffraelijten bergefél·
ben/ bat inben^uibel toojb gefïelb te jijn iti opfigötban't ©érbonb bec
toberaarsi met gent. op bat niemant benSe / bat ίδ Ôi^c te ftotte^'
Itfe opbefe bjtjfe fp^ee^e: mentone mp maar eeneplaatfe in 'tonbe'^Cefta^
ment / albjaar een Sïlfgob anbergf iet te feggen iif ban fulfien bcelb / ban
fcgen öanben toegejïelb. ïl^ant get Somt altriö op biebjoojben ö^n
Xî. H ο ο F ρ s τ u κ. 89
het waren geenc Goden, maar het werk van menichcn handen,
"Out ende fteen. ^ef 37:19. Metd'Afgoden t^bante joggen/ met Ü'Uf*
Sojcnïiienaar^ in ben geiweihfcftap Rebben,
9. II. III. (i) ÏBpfiomen tot den ttoelder fchadelikheden (of elendiijhc-
°cn}die moeite verdicht by (of tegen) de infettingen ; en fiei) mei Φθ0 niet
p^feifcôappen faî. î^fal. 94: lo. vïöe genen bie Cocceiuif bolgen / en befe
Jöoojben op ben tloelbccaoomfc0e|0auren paffen/ en fuUm niet betfîaan/
öatöieïbanfulfeen (ïoel al^ men bert ï©utt3el fett/ fn fulften Wocbtg blocfe-.
Jetbonb / gefpjoSen Uïojb» ûHaar onfe «©berfetiet^ neemen 't ban öe bofc
ichadeiike Reghters; em16oo6: te üjeten/imöec'tboi&üïaai· aan bie ^f<3im
gcgeben / 'tiwelfe benfeltoen in ben '^Tempel fong en fpeelbe/ en Φώϊ
Waagbe/ en om öulpebab-/ tegen fuIBe ftoare onbeibiulifeinge ; fîeg tcoo*
tienbe/ batfip'talsieenregStbeecbig <0ob 006 foube boen» S|et üsa^ ban
naatoelip beprjnetoeeib/ bat ίδ tot befenetnbe bat top pr beogen befe pto
re öpbjaggt ; maar fiet i^ om te betonen / bat ife niets? totl oberllaan.
§. it. (2) ^iet giet nocötan^ een bloeiïberboub. ilutm beectig
ÏHannen ïlabben met ene vcrvloekinge verbonden , om te eetetl
ηοφ te bjinSen / boo^ batfê^awluss öaöben om ben Dal^i geb|agöt»
i^otöalfmett'ttoeïbefïet/ bie dvothfA.oût<rf/.àç mathemanfmoi·
vioekverbintenfiïc, UJajÉ met ben ^uibel niet/ maac0anbie4o-3lobenmet
Jïal&anber ; niet boïgen^ toetten ban ben ïPuibelboojgefcöieben/ maacop
«Doitoaacben bpftenfeïf gejieïb : niet om &«n ÏQf en jiel te gebeaaan ben
puibei ; maaü(fobec31obenanathemamebe bjagfit) o^abji plagen in bit
lebenobecfïcöbetoepenbe/ inbien öen befe fafee guamteontlïaan* la felf
in falmen niet betonen feonnen / bat bit aftgb fo bejce ging ; alfo notö 't griefei
fciietooojb *mthema fui]C miebe ïjjcngt / noc0ooii'tgebjuifebec^oben/ no^
penbebecfcgeibcnetcapuenbanbecbinteniss/ teïang/ onfefeec/ en onnobig
omöiertebecöalen.
^ 13* (? ) (îuite ban met not5 een flagô ban menfcfien toeI6e ^aulujS on^
wïb'allerfnoobfïefïclt/ en bat ban l|eibenen: te toeten be verbondbrckers
(aVuvôgTOi afynthetpi bpgem genaamb) ïSom. ι:?τ. Het3p bat öp berfïaat
batfp't30erbonbmei<i5ob of mcnfcgen b^eBen; inöientop't aï op 't etglïe
neemen/ fo toeetb'^ftpoflel/ bieberltc^ttoasf ban ^objSiSeetï/ geen fnoo^
öetmenfclien/ inbeniïaatbe^lleibenboiïi^enbecberboj^eneiiatutrc/ ban
ï»ic alleenlife in't berbonb bat fp met <6ob ofmenfcgen Ôaî^en niet enblijben.
^oefouböpban ban ïtrijienengetoeten Rebben / Öie#i)notóbïiiit enboben
ineennieto©erbonb bei^benfouben met ben ^uibeï/ en <i5obberioogöe<»
öen/ om fïc0 met lijf en jtel aan fgnen bpanb / en ban aile Oope gunber falig^
fieib/ ter eetoige bèrboemeniffe fouben obergebenî <t)ie Hefer/ fulfe een bjeem^
befaa&iiibat î&erbonb/ in aîïe fcöiifïen bie ban €iob 59η ittgegeben/ batfp
genoegi) get tegenbeel baar ban betoonen. iSn buisfbeel banbefonbere fcDiif»
turen ; nu laat onjS fiaren ganfcfien bjaab en algem-:enen in^oub een^ met bat
m ζ XII. HOOFD-
-ocr page 129-Derde Boek.
Het Kan ©ok met dén draad dêr leere van de ScKiift aangaand©
Gods Verbond geenfins beHaan..
/ '
u -
SïJat'üJp nu iteganfî^e ^tBjifture booj en booj / op alic fnlRe pïâ^
fén baac m 't iranjlimaargctept tosïö tian bicomietameUftefeonflen/
Imlfieaanben^ui&eltofsefcöieljenijioïben/ alönie&e baat Aaneen ï^
ftonbtenipiabeUJO^bgef^joRen/ tenbicpfiengebben onberfoefe gebaatt; en
ecötec 't albcrmtnjfe niit geboitójen bat na een ©erbonb ber bofemenfcöen
met ben ^utbel enig Wgelpt : fb mogen nu t^pelife Uiel een (ïap becbec
gaan/ enfïen of't toelbeflaan fean mei be ^cgjift/ en met ben b?aab en
gronb bec leecmge ban onfe faltggeib baar ingeopenbaarbv em bit te toe»
ten bunSt mp befi / eecjl b'o^bec en 't becboïg ber «apenbanng na te fleuren /
öaac in be gyonbea en be rig^ten ban «iBobjS Jfeflberbonb te fïetu ^gne fiuiiïi
goubinge baar oUec met ΓηηΐίσΙδ toojbbaabe ^c^jiftgeleecbe» in b?ie tecmn^
nen onber|lBeiben ; fo bejre aljS 't opfïgöt ôcift op 't bolfe ban gifcael en 't 3aab
iMn ^bja^am/ ben ©abec bec getotógenï eeiïl onbec be 25eloftenf^ / öoe
onbec bc bebieninge bec Wtttltn namaali^ toti^ geben onbec 't enangeljum^
§. X. ï^ooj af i^ bten^ig te bemecfeeti/ ïmt gct boo?feibe ïMoefibecbonö
feec bjeeb bjoib epgegebem ï|et ijS niel/ bat fo ôiec of ïjm / fo nu en ban
nianofteb?otnci3etnbertto9fclb0eibgecaa6t/ fïtöaï te bejce Moot gcefi aan
ben ^mbel ^ of bat Bp ergenjS enenginbaji oftelftnaniass in ffjn fiecte baart t
maac't toejb gegouben booi een algemeen en ojbinactiS toecit. Daar is nooit
Toveraatgewe®ft, (fo 0eböen:top I b. XXII. §. 9/i2^ on^tteigenenqi^a-.
«aeU^ ftoren feggen / ) bte geen becbonb gemaakt heeft met den Satan. <6η
fd gptiocgtuatbecbecleefl/ fot^ biteen^erbonb bat pleggteliR be^egelb $n
befmocm tuo^b ; bat oo& boo^ «Bffecganbe en iuebec^^fciiepanbtDifïfeltng
fieüefiwb toojb. 5^aac ίβ bannantoe ijc fobeel befiag^sf in <!5obiS ©ecbonb
temec&en/ ai^ na bit feggen in 't 30ecbonb bej^ «Putbei^ bio|b gemaa&t^
iSu mecfe eetïsi/ ILefec/ löoe öieruit moet bolgeny bat <i5obi{ alleröeiligfïc
ijecbonb/ baar fo beet gobbeliiteboeiien ban be^l^^ensgn/ batfogecoentb
tDojbin bie boe^n/ infonbec^etb na batjget i^ Kmtetob boo^'t biecbaac
saioebban <6obiigeltefben ^ciûn/ en feec becgeediftt booj gaben
ljan<©0b|S<i5ee|î: bat bit geen noemens^nocgbecoemensitiîaecbigfei/inbeet
geïpinge ban bat öicbonb bei? ^uibel^/ inbienbatiiS gelijSsnenbaac ban
fpieefet. mwt men moet (ïtllen / bat be i^eibenen en ongelobigen / bie fîtô
Ih^el^nmetbeii g^utbeï.^bolfe / in bat©ecbonb begrepen 50»*' Dcifc vol-
keren horen naGuichelaarsen Waarfeggcrs : feibe JBófejS ban be ïîanaanj^i
len> ^ent. i8: i4> <i2n'teecfîé i^oefefiieeft oitjsgetoona / Joe allee #eibene« i
gfbjsfe-
-ocr page 130-Çeb^îttenfîbooîîfât iJûï&Uan oub^ af ficeft lietlaan/ en
39η öan aîtemaal of in óf mbtt Dat ©ecftonïi.
§. ^ ^letliogccteijegtnnen&antartlfilïïa^am/iiiroöSïïanalmoetonöec
wt^ecljonb^toccfljgn/ iuanncet^ felf nocgeen ^Cfaetenbienaacto^;
(Slof. Z4: zOinötentefiinentiibeniettïuntii^oïïenfeenbéöanlÖP w»e$ befgnen/
^ ï»at fip nu geroepen töajS: toat toarenber al CoüsraarjS bc ganfcfte B^eecelb
pooj/ljefctt metDetafgobifc93|etbenbom; en boïgenii bien bofebonbsenp*
^ ban ben ^aibci / gclpS ^anaeu^ fcitUat fp baat alle jtjn. ^tet baar ben
^uibelalmetfgnmcbonb/ albtepsebJojtelbinbeVBeecelb/ enteneinben
Wit becfpjetb/ eer lemmu imttén tlb^agani en fijne öiu^genoten baat booj eenjS
*>e6enbtoasi/ bat-#tlonbme^n©a:bonbmet<©0ö, aBienjS bonbgenoten
Stotebmgenfottbenboen / toanneec (p ruim 40a jaren na bien töb / get lanb
öat tuflcôen ben SiOjbaan en öalbe b^ebteljaa be ïïubbeïlatïbfcöe ^ee bepaalb
/ en bat noti) na fo beele mtgefïane fisiarigfieben en gebaren/ erben fouben :
tetterjlbe^uitoeûangbooîlîeenôietbol6banfyîî©c£boKb be ganfc^e tiJijbe
tocerêlb (toelbmfcnb^naal fo ^rooi aljS't lanb ban3ifrad)ïenbe{len geett.
iBaar i^ bat üjel begr^peltjfe i ïleefï <0ob be toeerelb ban gefcöapen booj ben
^Uibel? ileeftijp niet alles om fijns felfs wille gewroght, ook den godlofcn
totdendagh desquaadv?^pjeufe, 16:4, ï^oe δαη bit ban met biejjui^fjou?
î>inge be^ groten / totjfén / goebcn met fgne torit beflaoti ;
91
4. .3^nbienm£ufeit/ batihmetecnbenleibenenbe faligö^b toe ίφιψ
wnmoefïe/ ombefefelfberebenen/ bat anber^sî beelnwr menfcijenfoubén
in'tberbcrfbaïiiotöet lebenfiomen : fo geefrmeit mp benaajierebeninben
inonb/ dat God de Heidenen heeft laten wandelen in huune wetten i 3|anb.
14: en om bcifelber ongeregpggcbentotbojbcrebegeerlife&eben nocô
toeloba-gceft; iSom. i: z4/26* maar nergen^S tïaafer / aanbm^utbeU
CnïïierJajajS'tebeuïoelbatiiet uitbjufefeelife gejetb moejï^gn/ inbien baar
fulfeberbonb toaiimet&cn^^mbel: alfo iïet bjp bjat meer tiJ^jS / baar ban
iJip gemaaftt/ banbloteltfefï^cÔi^ôûn ben bboiajeg& Djj ben regötenloegö
beheerb te 3ijn. 3©el iMifî üuii bit te feggen / bat boe töp in 't ïjeibetti
bom tot liommc Afgoden, maarniet tot e«enfjj|e6enben^uibel/ bief«l«
Kegrutoritftetoïetten fPiecfet/ jgn afgetrokken en geleid geVuecfl.
12:1. iSnfoubeDp/ of foMbe jBofessal m fgtten ttjö/ enfouöe<i5obaan3C^
ïîjaôam/ niet censi betuiging? baar af met ujoojb of te6en tjebben boillen
boen; batful&enfafeetoja^/ baar'tonbêrfcöeibbesi ecrflenenbè^ttoeebén
ftanb^s ban ben b?rio|ïentnenftöe fo beel grotere» beel Maaröer fielt r <Θί
falmen mogen feggen/ bat <i5ûb niet geeft geMb of 006 geiueten/ fönen
«olfeebealberitragfttigfieobertuigingeteboen/ ôùe feer fpaanlemjjjn ber^
P«SÖt ; en bat ομ fuite plaatlen/ en infulfeercben/ bie geftöifet 53η om be
^^.^fgner einbelofe goebôeib tebermelben/ öoebanigc berfcpeiöe^falmen
59« / be loffaagen ban jBaria en ban Eat&acia^ / be ^nbb^eben ban
mif^aanbeealater^ enCfefecif; en befonöere plaatfen inbefelbe ba,ir na^^
J^afeeUà banfpjecfeenbe* 5§iet ecu ban alle» mclb ban öatï^erbonö be^
" 'tallermiufietoü0iö.
πΘφ ijefïaat
-ocr page 131-^z : Derde Boek.
ζ. ^nrffienfiemet/ öaiteceenbanaUcnooitgetoeejitsi/öiefïcöec^^^
ïjcöatftt Oeeft / om get met ^cöjtfiuce te faeujijfen. ^it tnajS uoel noDtg/ om
öenmenfcö tcöoengcïoijen/ öat «©oti ujgiï en goeb genoegô isi / om (jem
uit be fonbtge Ueröojticnt0ctï) te ôeïjjen / en booj een ©erbottö op fijnsÉ ^οοηίί
offer^anbe met fïtg eetoig te terfoene». s^ocjjtanif üjoib bat / Ôpe hiaar iiet
ίβ geoneiibaarb / ban 'i meerenbeel bec menfröen niet geioofb. 3ia feif bp
bat geloof bpUiijlennocö beel aanjiootii hp <i5obiS ftonbgenotcn» Cn befc
t-bentïjel/ ja felffo grote Heeraarsf onber gen / geloben ronbecfcDïifl batt
<i5obof menfcfien/ op't bloot becMacen ban een ongeletterbbolfe/banmen^
fr^en/ bie be mtnfieoefemns enonbecbinbinggebben/ foais? gemeenlik be^
fe ï©uibel^bonbgenoten5nn; ^otUt becbloeBte <©ee(i/ bie al ten tijbebati
ter maaïtujee menftöen iiïbebjeerelbbjaïen/ boojeetoigiiS Uaneobberf
bïoe^t oetoeefi; be magöt ban eecfïen af gejiab/ be ganfcèe Vneerelbboo?
gebjaifit/ entotopbefet uretoebeijoubenfieeft/ en gebenfelf 006 onbeu't
boïft ban<6ob]i©erbonb/ enbanb'öecbojmbe tefe; om onber gengebifc»
tiglife en obeuaïbemenfföen af tetreSften tot fïjn bïoefeberbonb / totfïinen
^Bienfl/ eng^oop/ tn<8ffteöanbe : en Ronbcnfe notïi wteec bebcnfeen/ fp
feiben meec. €n toaarom bit ίοφ te boen > toat geefï be !©utbel/ fo öp f)eti
aï tooo^b öoub/ bp bat <6ob bereib geeft booj be fïincn ί 3©at bjinnen fp / booj
*t gene fp bediefcn > ^p fttjeecen / fcitmen / <!5ob eerji af / en boIgenjS bien
l^teinbe ijuii^ geloof^/ be faUgiietb beEjteïen/ bóo^ aïtoojS. ïBaai: booï
genietenfe / fo 't biaar toojb/ üjatï be BoningrijSen öefec ujeerelb / met al bec
^lbec öcerü^öeibi Hang niet: maac'tttieefïenbeel blijft al$ffe luacen/ ge^
cing/ en arm/ εη bp be tiïeecelb feif berat^t/ en een rampfpoebig einbc
booj öet laatjï» 25elooft öp fien oofe beel 4 ^at fal ^anœii^ u toel joggen :
fomtrjb^ een O^uibelsf naciDtmaal / en be ferag^t om menfcpen quaab te boen/
bie gen in'teen ofanbcrebelebigb gebben: baar boojgp gen rtiet eenji be^
toaarö geeft/ nocg becgoebinge gemeten Iaat ; fo bat get maar een arme
toiaafe / baar fp <6ob om afgaan / en besi ^uibelsf eigen too^ben. ï|oe
iiSbat in te fcgi66en bp't<6elobebat onji <i5ob in (tjne^cgîiften leert/ enbe
S^erbonben onjf baar in ban fïine 5ijbe boojgefïelb >
6. Sijss't ban geenfcgattbe/ fnljc aljSniet alleen ten aanjïen ban ben
menftg/ (bjaaKafteboren algefpiofeenis^» III. §.14.) maar οοδ ban Φοί*
enbanfïjnJ©oqjb/ foongerijmb/ fo tegenfïrijbig / ja onmogelgfe i^ê toe tc
^aan ; nocgtaaö banfo bermaarbe mannen/ ooft tnonfeïïerft Ujojb boo?'
geiïaan / en 't bomme bolft bn^ buiten be ^tgjifture / en tegen garen ingoub
omgeleib î ef tuil ih gen nocg felfeen i^jeinig gelpen/ om een beUirj^ te geuen
uitbje^cgjift/ baarop fpnoott eensfjgn bebacgtgeüjeefi? ï|et fal ban 5gn
bat<0Db ons heeft getrokken uit de Maght der duiftertiiile, en overgefet in't
Koningrijke fijns geliefden Söons, i: 13. en bat ÜJp van de maght des
satans 30« befeeerb tot<i5ob. i|anb* 26: onttoaafttmeteenen uit den Strik
des Duivels, onber toelftenwy gevangen waren tot fijnen Wille, a.^im* 2 '
too^b uitbjufefeelift gefeib/ batCg?ifiuif geeft genefen fulfee mcn^
fcgm die van den Duivel overvreldigd waren, 5^anb. 10:38. toeet geen
firagg^
-ocr page 132-XII. Hoofdstuk. 93
«jasSttg^ ^tBîilÎuuc ie binben / om gen felf ie fieïpen bie tat ï^erbonb öeS
^«ibeïjS met fo öeel omiian&i00eùen oa^ befcg jg^jeii/ öat te ftetoöfen/ öan öc^
seneïite baacnuflaanmtgeôjufit. JBoefl tiiboojBungeboelen (ïïtjöen/ tfi
joube'tbaacuttnemenmoeten: of j^ebberebén om Öeiiaf teb^apn iaat fp
Jetetig Bebben» <©f toei ban noben bat Uïjj 't boen Î ïlMnt memant
ö^'ïnïïenaUen/ fcfioonbcfe plaatfenban'tseUJtlböeriiaanbe/ baaube^Buii
«el alle menftôen onbec^oub -, èeeft ecfttec ooit gebacftt/ öefelbeop'tSerp
»onb / of op be Cobecaac^ / ali ^utbelif bonbgenoten / toe te paflen. <Bf
»ïieinen iup/ bat al b« ftiifien EolofTenfên/ of CfeOèriï/ ϊφ toien 'ÏTimo^
tfteu^ een leeraar tuas?/ en boo^t^ 006al bieûetbenen/ tottoelfeen ^m^
msi toterb gefonben om te piebifeen/ te boren aïtefaitientobccaariS getoeejï
5tjni <©atöeefï ηοφ ntemant ban gen ooitgefeib/ 0
Setoonb. en boat be Vüoojben be^f ^pojiel^ aanbe]
^an fuise menfcijen ai^ öe l^eet genefen ïiabbe: bie
bcrjiaan/ baar Jp be bofe geefien «it gebjeben Jeefï; en geeftfe na 't uit^
Sebenban mgn li. 25oe6 ooft tegen mtin geboeïen ingebjaggt / om tefie^
bjgfen / batDaemon en Diabolos een btng t^. ^0 ban 25efetenen/ geïgfe
betobetbe ban '^obecaaciS te onbecftiieiben sijn ; fo 0eefï ooft niemant be
gebacöten ooit gebat/ om befe piaatfe totbetoij^ban batï^erbonb ooit bp
te bjengen*
7. i^uïaatonjSebenujel bie beibepïaatfen ban naïjpïjciïen; te meer /
aïfoifebie in'tII.boeit/ baar'tpajigaf/ nietber^anbelbóebbe/ enbatfemp
5ijn booigeüjojpen «©ebjoojbeninftaatfelben / buiten mem
fcôelijfe boo^ooibceïingefïen/ 5öneerfï iniiunnen tfamèngangteficn. î^'Hii
çofîelôoopte/ bat een Zeeraar al^È ^imotgeujS/ fachtmoedigheid gebjuii
Henbe/ in'tonderwijfenj ban<0ob ben fegen Rebben foube/ om j^en bie te^
genfïaan te bjengentot erkentenis der waarheid enbekeeringe. 't3©elft fo
beel foube $tjn / aljSeen ontwaken uit den ftrik des. Duivels; en niet bat bit
baar eer^op bolgenfoube: alfo öpbtc aïreeb^ beleerb iji/ niet meer fian
Oapeninbenflcife al^ onderdien gevangen zijnde. IBaar nu ontMften fp
boojbietifpncl) öcfeecren; vaaac toei tot fijnen baille ; niet be^ genen öte
Deneerfl gebangenötelb/ maacöieflenbeöenaïie tot erfteniemiSber toaar^
Öeib boet / tebjeten «©obiS. <0eltjli b'Spoflelelöer^feit/ hy voimake u in
allen goede werke, op dat gy fijnen willccioet. 13:11. en/ op dat gy
lïioogt beproeven fijnen wille. ilom. 12:2* ï©us^gabbeit'tonfe#berfetteriÉ
οοδ eerflaan be (©berfienbetiS opgegeben / en op be Sant be Uîoojben tot
fijnen wille, M.93* aïÖMjS berfelaarb. Namelik, Gods wille , om dien tc
doen. Andere verflaan dit van den wille des Satans, ènde voegen het byhet
^oord gevangen waren > namelik, om den wille des Sa.tans te doen : Dan
net eerOe (feggenfe) komt beter over een met der) griekfchen text, 5Î|et
fböntban batfe banbe <Sberiïenber^ oberflemb gebjeejt 3gn / cm bat j^et
-oaacnu fo niet fïaat. j^ocijtan^ baa^ Be^a 00& ban ïjun berjïanb / en
ï?anjmoabbefgeïö]c ; boojireffelifee mannen / entoeliieceerfie'tnietoi'Srejïai
nient aïlem bertaalb ^eeft in 't?latün/ fo goeb al^f toppet Rebben in kt
^utt®.
baar gebacöteri baa
anijt / J^anb. ioïjS»
UÏilmen ban befetenen
Derde Boek.
^oöangtöecebebujS aaneen. „<®feoti SettgatJebefteSewittge
„ tet erfeentenijS öer toaat^eib / en fp öu^ uit öen tfeift ^^ ^«ïMjS / enöer
») ]^getiangen5tirtbt/tot fijnen (met Λ^τί", autau, öatffl«öe op tenrtaa''
„ Sert / bat i^benïï9tiïüel / tïaan ; maar baat fïaat ί»»"^ «<«>»0« , tnat
„ liJijflopben terjiienoemben / te toeten/ €ij0bsi) goeben e« iJOlmaaSKn
„ wille, onttoafeen «logöten.
8, nube^müel&iec be fteiftge geetï .; en tjS 't fïju ftrik, en jgn
feaar menfcgen tn gevar^en ; aUao$i Het ijS tot fijnen wille niet / bat ôpjlé
hangt ef öoub : bat ÖP fo toetten fïeUen ftan / en jcen Uetbonb ojcigötert / ^
fijnen Mie boo? bie arme menftgen buen. jlHaas laat oa^ fïe« of t οοδ (gn ficift
tod 5P ; fc niet / tote befe '©uibel toefen magg. 't pagis, ftrik,
too?b not0 ttoeemalenop be fonbe / en ttoeemaai op be jlcaffe toegepajl. ILuS.
2i:3f*e»6oni.ii:9» opbe(lEafliiï/eniCim»?:7.en6:9. opbefonbe/geipbe
tooo?ben bat baar mebe bjengem ï^ier magö mea 't oo6 niet aubères ban ban
fonbe / toaar ban be menfcö beheerb fal toojben / of onttoafeen fal/ berjiaan;
op bat öp niet ontpape tn ben ttoeeben boob. cp totUen toojben / bal?
fenin becfoeSinge/ en in den ftrik, en in bele btoafe en fcgabcWfeebegeerlife^
fieben* uCim. 6: 9. ^tct baarbenjlcife ber fonöc booi bcgcetiikheidi bie
baas toe berfoeSt/ aftrekt en verlokt. 1:14.· <S>aariii ooft nocö een
ftcÉfe desLafteraars, IS ^Λ^όκα touOiaiëou, des Duivels flaat in't5^Hitfc0/
i.^tm. 3:7+ <®nfe <!^berfettetiesf!aanmp toe/ bat tûjeeniaal'tfelfbetooojô
Ua» Duivel baar bec&Mitfcftt mag{jtoo|Den Laftcraar : en aifo besf DuiveU
oordeel enfgn ftrik , gefetb 5P oordeel en be ftrik des lafteraars. ^nbien
öat baarfo i^/ fo^ierbanoofe. b.wbefe miibel/ batisfïajïeraar/
bieb'bngclobigenen fonbaarsfaïjS met enen ficift ezogremmeef,
gelp al^ levendig, gevangen öoiÊi ? ( toant bit i^ be feragftt ban ôet
gtieftfcó? teoojbO JBet rebeni^ï aifo te noemen'0 (τυκχγωγΰν hofyUgoiostt
degene die als enea roof vervoert bermenfcljen j^ertenboo? jpilofefïe enboof
pbele berleibinge e» obeclebecinge ber mcnfcgen asol, 2: 8. Ijeebanig aller
ïleibenen gob^ÊbKnliig^eib befiaat. ^ulfee oberlebering ôet mebe / bie gier
be menfcöen bu^f boet flaçen in 't gelobe ban ful6 een ©erbonb bei? ©ui
W. ^at ban befe jïnft niet / maar öp in ben {ïrife bie bat gelooft
$.9. 3!nbetooo2benbeiS2llpoitelif1ianb.io:^8. Cojneiiuif/ bieeenföo^
mein toa^i / en baar bp een ï|eiben/ en feonbebooj ^'άβοκ^ diaboio! ( ©ut"
belflaat in^tOBuitfcö) geeneDaimonsberfiaan; toant bie nooitalfo bpDen
noti} bpbe<6mften 3tjngenoemb getoeefï. €η Ôeeft^p ben %oîïel niet ber^
(iaâtt/ öoe ii^j^p booj be^felf^ bertoogbetoogen tot beïteeringeï <iBrt fo be
^tbel at een ï^aimoon toasf ; bie naam toaiS boe notlft öp be feeiöenen beel
meer tn't goebe ban ten quabe in 't gebjiiift : fo moefl ftet &em getoeibig fio
ten/ ôœfpbemenfcgen^aagben/ enócteentoelbaabtoa^banC^jiliusf/öe
feïbe ban j^en κΛΐΰίάυν€ίςίνομ.ίνους latadynafitaomenoeî overwcidigd, te genefetï»
3«teo^ löet ftatt op bat ©erbonb niet paffen / bat fïet een ieber toel. Men t^oor
be nof^ enlajStebier tgb in geen boefeen ban fuift een ©erbonb / toaar ba«
χ ΓΙ. H ο ο F D s τ U κ,
^^ tîen 3iltpelcn booi ^attxu^ opge|M&/ eecfl lang Daac tta enin'i Ut^
«ailen ï^rtjlenïtotîi uerfonnen jgn.
§· ÏO» 5pban bat b'^ftpofleïinfïjneeigene/ toat beSostiftÓe iaa!
MPiofeenöccft/ enbatCoincliuii bteujeiuccfïonb; fontei / inbten toin'i
«-atijn^efpïotïenöeefi/ gcipgjïfeonöeöooi <6obiS0ee(ï: altoosi ge^ |Lhî
Jas / bit in 't «©riei&fcö iïefcöipcnöe/ boo| 't ttîopjb ^ιάβοκί^, m geen öan
wtben bte tooojnoembe talen eigen i^ / iet^ aangeüJtfen / fiet gene op bie
®örc baar ban ; baffietCojucliiijSijerliaan ôeefitian fuïft
J^tii/ toaar banbe l^eere âeru^mentgengcnercnôeefï, Mu bp b'2lçofleie«
ïoajs in'tgebiutfè diabolos te uoeinèn De tuîocgingen becfonbe/ of befcguïi
Dîgingcn baueen boojfgeïjoeeïcn ober ^ef bcgangen qaaab; gel^ alji bat
Wt Oetboojfc^ietoen ÎI.û>XVII.XVIIL bipt. ïi^atboojSgetijelbtoaifïip
i»oojnameli{i geöomen ie genefen : il}att9 î6/ ii. ca'tt^ boo| ôem / bat
<6obooftiiS gencfende(in'igrieiîrci) inbaarooft-'tujoöjb iommry
aîlc kranlcheden becgelobtgen/ niit^bien batÔp0enaile ongereghtighe^dvcr-
geeft, |0fat 103: 3. €n&attoaiS οοδ bc ïefleb'ieCo|neliujS ban noben
be. i^ ban nietjef in befen tej;t / en fo oofe in geen anberen / bie nocô itt
•Jpg fo groten fcöijn niet Rebben / bat op 't î^erbonb bei^ ^utbeijS met be
"^oteraarif te paften 5p.
Il, iBaargaanluennna toeî mgneeer|ige|îelbe ojber roept ntj>toe#
wrom teruggenabeneerfïen tgb ban <i5ob# ©erbonb/ boe 't noe0 maar
^ i^eiofteniiS bebefiigb üjaé; îî^aar (ïrijb ^ct èragtïtig tegen aan/ bat bie#
^b^ aïeen Moefeberbonb 3pîegen «©ob getueeii/ boo?al beVüeerelb geen/
JJiet ?tibamiï Einberen : ai^ 't bolfe ηοφ !ang baarna eer(î foube geboren tiJO|*
5|n/ en'tianbgeruimb/ toaarinfpiîunBerbonb met<0obbeïeben fouben*
'öob gaf aan iJbja^am i)et Ceöen Der Wmjbenis ; beïDuibeï boet ηοφ
Jieer. mint tot verfckcringe, feit ^^anxUif / bjuét ÔP gen een 'STeÊen in /
wt 5ponberb'oogleben/ tniTtÖenbe Mlen/ of aan't gehemelte, ^at
Baat ban be BefnrjbenijS te boben : bte Uiasf maar tooj be mannen / bit boo?
jnan^ enu^outoen ; 00& UJierb be Befn^benitTe ban <!5obii taiege booj be
ntenftöen uitgcriQj^t ; maar 't ©ntbelii tefeen b^nfit ijp felf ben raenfcöen in,
Jiiï Opbaar in ban ooft eobjS aap/ foimet iSuiel behenmn/ quod βι facile
^iquid addereinvmtis ^ bateenbienaiiotnt licBidtS iet naber^ itan hebenden
öobcn't gene bat een anberuitgebonben^eeft/ !3t{too?i/ tot meerber fte^
öctö / baar gaat niet0 booj ben man felf.
I ζ. ï®p homm tot Φοδ^ί nabere Öui^i^OMÏ'tng in 't©erbonb op^inai
^iet een onberfcfjetb of oUereeniïomll bat ï^erbonb bes?
'^bolfe^ mtgang iut€gp;3ten|&eeft/ en met be plegj^tetifeheib
©ObiS ©irbonö. t^tflTo^l?t^ι« «ÏUH^ ΗΠΙ»· ^Cvrt^t
ί/ om be fefterljeib/ ^oub nooit op met m&aMen; maar boet en
^ ïeertfe
5 6' Derde Boek.
ïcfrtltf|in%6a aiteM^p ?i)iïoo6 gecnfuiiSmmtsci' / maat ttoif
Sïoter ban begeticn Die <i5ob eetfï îjço? Jt^ofcsi m ?lacon ïietie. ^e fi.itjm
laietbenfiii^eït ; IfefîiftiséBptiôitî maatmenftgeitUidjtien featteit/ ttioU
tjcn / en ife tejeet rtèet toaÉ al nieec» ^m 'ojajS 't maar eettif öat tóe tecft^p^
pingse Uooj jpiH^gébaan toieïb : t»e îï^uitjelîjoetjê eifeen^^tîiîatg/ e»oofe
aï tentaóö· öoeröe 't boïfe maat eettmaal öooj öe ôdoîse ^e / en eenji
boo| ben âoîôaan; be ^^uttoel tooert be fgnen aïie bagenbooj belucgt; eti
bat on^fti^aat. ifeaar 'ttolfe Sftaelgtng fD toecbojgenmet: öaïJ JPacaa
flet&jifeinnen bp^nSomen/ ip fouöEu tijimiopn alfotDetmg3Dn otit6o«
men a!ii fïjnè ÎJanîten, Cien plaaen ^iJben eerji b'iïgpptenaar^ pb|u6t :
ite^tttielen förtbotii 5§nnttt{ïgêma'ig bejïgbieteplageitbicreüJiïlen. €m
0ieetltifeon\aeereenjStoajS eenbanöefc piogm : maatfuljctoectoefetbe^Mis
öel boo|be6ûltmbàgeiiy; boet fjentiirt loiub αρδιιορεπ en laetöopen / Ö^t
gene IBofeji nooit öet jjwte ijecft geftaö; te onöerleggea of te benften : maat
't tijasf <i5ob î»e îienisû^n CU ben toiefïertiöiiiö ötuiteifeenii feomen bebe,
lo: 13/ijp,: en: i^iii.
§. 13* iSu iaat onj^fiomen tot bit |jïegftteïï}& ijefieC ban <0obii ï^ecfionb
met SlfraeU ^e ïï^uibel {rabbe (ïjne €:ien geftoben al fo lang gefcgjeben in 0et
bïeefcô / en met get bioeb toan fo üeel menfcDen onöec aile bolBeren/ ge^
flacöten/ talen^ tiatien; eet<i5obbefijneboojbateeneöolfeinjïeenentaf^lert
gef^ben óaöbe* ''Bot toa^ ^t toat gcoot^/ bat <i5oö beloofbe fönen Cabeenaf
lelonbec Sfcaeltefetten/ in 't mibben ban fïin bofô te toanbelen/ en te koonen.
«Bjcob. 11 .bocD bat tuai^ na ben geefï en iJan §ne genabe tc be»?
fïaan. ifôaar nu be ïSntbel coept fijn bol^je feïf bp een / en b|aagtfe bieniet
gaan enltonnen;betfcDgnt baar {!gbtbaai:USi;en onbetbi^ft ^ ooh ban motsr
tot monb ; ïïaat <i5ob alleenlt& bc #ïofctentoe gebaiifete* Mijne Sabbaten fult
gy houden , φμδ be Hetj. z6i z- jfâaat be^uibel ôontt feif
^abbatD ^oubentnet fijn bolfe / betfcööntlïjfÖatetnbesÉfelf^betgabecin^
gen/en fpjmgt baar lufïtg met öcn om^ €n fiïoon^ob fijn ïjolfeilftaeï feïf
tot een priefterlijk koningrijk en heilig volk 0ab aangenomen : noc0tanj$ en
mogj^ten fp félf niet nabesen met effiec&anbe ; be fdjiejieciS ttiaren baat
iefonber toe ge^eiligb / om tot öem te naberen uit ben naam besf bolp*
IlSaataanben ïS«itjel offécen fpallejS félf; met oagelg&beel mpcK gee^/
ban bie becbienftbaarittibtotbieefe ίαηβ. €η't gene fp ban opïen tiS niet
öepaalb boojonberfcfteib tïanrein enonreintoee; maat al ujat fptifiaarmir^
fentoillen: en^oubenfp Detbeffe (bato^ob eifcljte) booj ^nfelbefïecös?;
be ïl^itibel ïömetöonbof feat te t)?eben / a¥'t maat ï)un eigen iji ; ujaac.»
mebe b'armfïe menfcf) in 3}ftael niet mog&t bolflaan. ^gt niet / öatöaf
0f ôonb al te geringen fc&e^fel i^ooi <i5ob : toant alle fc^epfcl aan fgn felbc
goelrisï; eni^bbe<êobgeVöilb ö^t felbe teinte noemen/ öetfoiöe
ΐφ î©|î6omentotbebagenbaniretjSietor€elïament. Weltein^ig^
l®pbemetiienbeatóbÏctean't(©ube; eerîîinberfelbetop6om|ï/ enbe(telli#
mi baoïnaingiinnebeliiecinge r fo fteniwe bat bie tekenen en wonderen cn
siçe*"
-ocr page 136-XII. H ο ο τ D s τ U κ. 9Τ
fccnigerlëyekraghten enbedeélingen desH.Geefte^, boe? tóêïSitt God mede
fetuigdc, m öeteuangclmmonsSbooï ben^onetoegcbjaglit/ijetoaarietb
raait / ïleb. α: 4. tie toonbectófeenen bte nocft be ïï^uitjel boo| ftjtt tjotó gebn^
boet / fo alfï«en totl / tc ïîotîen gaan. ï^eeft Côjîflitji aïlcrganbe fiefete
fn ^laic onber 't boffi genefen : be fenbcn eérjï ben menicfien allergan^
wmiatentöü/ ennemenfetfofetoeiö/ (ïctlö^metcentooo^b te fpjeïten/ fiet
wefëfpnoemen fegencn. ^eferagöiijS/ feggenfptoel / inbie tooojbenmet/
tnaat in ben ^uiiJel bie fulic aUe^ boet. 'tg^ Uïel: €ôji|iu^feibe/ fla
Op , en wandel ; befei'agfit toaii 006 aï itiöie tuooaben niet / tnaar inlöembrcfe
feafe» ï^eeffc Cgjifltt^ fereupelen boen toanbeteH ; be ^utbel boetfe tJÏiegm^
Cöïifïn^ ttueemaal^juifenben gefppbaar niet genoeg te et«n tüajS ; be
^uibel boet ^tt bagelgi; oç ftjnè ^abUatmaien / aU^Tei; niet inèt aï. éts
toaa&teooïtbeüeertïanüïatetf torjn ; en bte toaaEfctjtju^ïife waar eeneriep:
tic ^Mibelmaafetiïafïaïlerban&etotjn/ en batuitmet» f>egt niet / bat bit
Öetflctïöteiïoift alleen geïooft: 'tt^nacgniet ïang geïeben/ bat ΐΐφ toanfulje
«en pjoeflinfe/ al^ gelosfuiaerbig/ booj een toelgeleerb nian té ^erfjaalb.
Cenlaatfien/ om'ecaft«6ontcn; H()edaiiig cenis^defe, feiöe't bolfe/ met
b'«iter)ie tiecBïOnbecmgc/ dat hem dë winden eö <ie we geftoorfanai xijn ?
'IBatt^S: 7. M^aatom en feibénfe niet / Ijet iss be 3P«iljel ' of een öïbei:aar/ inbtett
toe maar ôet gemcene bol6/ fo bluatiS al^ ö^ben t felf 006 üjcl geleerben / ge^
loofbe batbe feoHen fulp gemeenltfe boo? ben ïSuibcVboen ί 31nfonberôeib
taar fp bocfi fo gereeb met feggen toaren ; hy heeft den üuiveï. ifeaar kan dc
Baivel ook der blinden ogen openen ? 10:20/21^ ^a i feggcn onfe lfe#
Ïten ; en οοδ be ogenfo berWinben bat be menfcijen ttCet en fïen 0et gene t^ / ett
ffen ôet gene nfet ent^f.
1«δη Ïoaarom / {baitae tot b'i^poflelen οοδ mogen feonten ) ^eept
CobfogrotenujerRgemaafetban befénpnïcterbagö/ alji eenbefonber eit
itttjlefeenb ïoonber / bât ongeleerb en ongeoefenb uoïft inaliebjeeitibeta»
len fpiafe; en al toat meer liSlïanbe'heftenen bie^jnfë grote <0ob en^altg»
twaScrbp fijnen i^emeïbaact àanfgne ^oflelen en öo^bere gelobigen ÔeefI
toegefeibi Mat. 16:17/18, 5©aaiomtnfeibcn biKbe fpotterjiniet/ batfp
ten ^^uttoel in gabben / in j^laat^f tibl be^ foeten te jgn ; tnbten be
^uibct teeembe talen fpjeefet/ booj fullte bie toanl^m öefeten jtjn ί ^tÉ
öaat fo toe/ bat ftet een getaifTe pjoebe mp i^eatfjt te^gn/ batimtanf
toanbenbofengeellbefeteBi^ ; inbienijplsjeembe talen fpjeefet. i^ietiö om
ï«er alle befe beufelingeii ¥ fo gemeiii al^ bit : geleerb en ongeleerb neemt bit
aan fonber fc^joom. Φρ Sijraelitifcije mannén / toat (ionb sp ben Ï^injCi
bagöö fo ttotifelmoebig i men tftjcfti^^^^ ben
^uttoe! / , grote baben en berbojgint^ebeir boo^ be meufcDeti
fiJjehen. ï^antonberbetefeeneniWHbefefengeib fïelt ©oetiuif difp. fei p.U
enbatuit2^albutnu^ / oceukomm fumrorunt &C· revelatimem \ dc
®penbartnge van dingen noch toekomende en verborgen xijn; en b00|tjS
■^'ptë^mmm tingumum^^À^^^^ iiuJh fud/o comparatam/eiemiam , de kenniflè
^ £ Vân
-ocr page 137-Dcrd^ Boek.
Tan vreemde talen fonder die geleerd te hebben. H^öetjjagö 0«fdapm-/ öT
öergenentMetteó UctnfenfopftelïJtc 5911 / ïJcDelpt lïc^ al geimenltfe mctöit
iHiböcl; / bat fp enige latrjiifcöe moojöen tneec aU üafl enige anïjere taie
( 'tfcöóntïwrmeii mce|ï ILatoitfpjccMmbeiteH >l)im buiten toren / om te
betonen öat öe ïSutbel dodj ô^n feeeftt» talige ^pojitlen / bit be mi^
' " ' " - - - datdetakfltoteentekea
20. ^egt mp/
#ïniterpjeb!catien teit
jongden öage fionnenfiaanbegoubett / toanneccbe'Pittijel/ alsi ijecKlapK
Uanbe b^oeberen»/tl bitfaltegpn Uïerpen Î
i<5. ©anbefeeecltelingen tot be üo^bere teetfemgen baa45ob^geratt»
tm bçoit te gaan : 'c ίβΟαι laeimg bat b'llpoflelen be toonbectuerfee»
bie fpiJebenronbuit berfelaacben/ niette boen / banraaac tn SlefUiS naam*
^etoteraarsfboengrotecbingen/ en bat ( ófcöït&heltfeefa&e! ) in ^ui^
beliSnaaiiu aa^ant ( aï^gefeib ) fp 0eb0ett <i5ob al afgefttiOEen eec fp bat
«ensE befïaan* Çn pfbe 2ïpo(ielcn met %tt opleggen üaa enen neusSboefe/
eflegopel / gelgii f auUi^f ; ti^ïu ^9: i α. of booj f^tt Woot aancafeeii/ of
booi'töoojljpgaan banbercDabuüïe/ a¥#eti;wgi/ be fïeôteti
bebenüjecöfleanöan bemenfcôen : UJat gelpt bat ΐιοφ öie goebêlutbenî al*
(bbe^uibel boojben bienfïber Coberaar^ en δοϊΐεη/ fegt ^^anaeii^ / öe
tnenfcgea ^nberraÉen/ enbanbecce ttiebetom bebetben fean I 50oet öter
«u bp/ öatbte goöb^ïjtige en googberlicftte mannen bietoonbertoerfeert
ïKje Uielbebeu: maar bat öefelbe tfebeit fiebbcn opgei)o«beni fo be?re baC;
fiet alsfe een fp^efeUïOOjb^ té ©e^k^ojben/ God doet nu geen mirakel meer^
JBaac bit ©erfjonb begf ^©utteMi boet mtrafeeï op mirafeel / fiet iif ber öejcen
öageigic bebjöf/ enbatï^erbonbüjojb eiiieitiaal metmetoetefeenenenttJOrti
ïieren bebe(ïigb/aijifpbpmalfeanber39n* «ap gunne'SrobeErabbatÔen geeft
Rbec reRenfc^ap aan fijnen nieUjen OBiob ben TObel / ban 't gene booj
fëlben fer^j^tbanôembebîebeti tl^ujSferagôttg moet beî©wibel ban ge=»
burig toertott/ niet booi ^oöjS feEagftt/ maat tegen «i^ob; en boben öem : alfo
ronöen : inbien be ^bel bWi)· ett ûberal
/ teenismaalien^acötinaal gaan/ bteifl|nennaam^'>
toelS^^r®"^"^*?^^^^?^» Î (baa'taseefï/ batpfï 3!βάΐώ
fn ï^iïöoBï^,^ ^^ beet in «ia etom JhmSbee^
-ocr page 138-gctt ijûïfeî tnîïicn be 25ofe bujS bocö mtb&en onbcr 'tfdtjt toaart / en fijn
gtHft afirefet boojfo M geringer goeberen / ban on|i toan <i5ob gefcfton»
50ΐί î bie bjte onbetDcegeliite banben / <i5ob3S fiogc gcilige
"wyeib / en Cgjifluif bieebaar îSlocb/ m't onbecpanb ban fijnen <©eefî/
«ift bafîer^uben/ al^bat beïï^uibel biefo berce bieüen &au/ bat fp <i5ob
fotb bectoogôeaen en tjem lîtî) obergeben : îsjat îîî ban 'ε Cnangclium ί
gaar iji De fefter^ib ber leereban be faligOeib > tuaac de Geeft ku /
^^ getuigt al# dat die Gceft de waarheid is ? ï©ie feûUlt dooiwater endc
goed? ï^e^mbet boopt fijn boI&met mater / enî)pboeifeon=
"»ft&?gben met ijun Weeb / ôet b?oebig fjanöftfetfï tegen <i5ob en (tjne faïige
^SfitbeerbigDeib» v©it feit ^anseu^ niet witbjuBlielife: maar'tlaâtjîe Ujcet
ψ toateertoaarbig ^jebiitant DetopeuïUfenocöopben^jebiSfïocliKbefiigfe
seefî: enboojt$f be menfeöen nabi ilappen e» be ƒ innen ijeen getoefen}
em féïf be jeu^ te boen gelotoen/ batCoberaarjïboojîSmbeljSferagôtbm
«fnb berftnopen en berfeoçen 6onnen, Cn befe toajS getniet alleen.
f. i8* ^eï^efer moet öier mijne taal berfcgonen; ifefran/ iiittiagölnbit
e^ïaï tiiet fatltcrfpjeSen, «©ob^S eere eif^t geen ftoeler j^bec : en bunfet
Weiemant noeste Ijeet; öp falbien bieiSte ineer ontfiefeen/ enifefalfeggen
Jat tiet t^gobstlalleringe/ en biemen &oo| geen uitblugfit ooit berfcHonen
fal j mitiS booj te boenben / ί gelijfemen oç öet Hiterfïe gefierfl bien toeblug^t
neemt; bocö anber^ benSen fpfo berreniet ) bat (©obljet boet / bie f«me
Jingen booj ben ^uiöel toerfet. iBaar bat niet teel fc^oon gemaafet /
felf ban't eene buil te Uientelen m'tanberf 3C©ant feanmen <©ob ooft
waarbec lafieren/ban fo tefpjeSen/bat öp be =l|eicen geinberfaSen/ en aan beU'
J^tbel fbjcereti boet î bat ôp i)en booj ben ï©uibel boet gobifïafïeringcni
fpjeiienï bat öpöcn btwi? bejS ©uibels^ btenjl be menfcgen bO£t belebigen/
«ie gebicb $e ôelçen enbeminnenl bat^p ôenbooîben^uibel'tonbjeec
goetbertoefefeen/ en allccganbetoonberen teboen ; üïaarraebe ópplagö te
wtoijfen bat i)p ίίέ / en fgii a©oo|b be toaargetb i^f î Cn bit nocï) alte^
jnaal/ tenetnbe batfe ^llenbenfeen/ bat <i5obi]it niet en boet; alfo fpeerji
eaar moetenftoeeren/ aïjS batfp45ob berfafien/ en bat beï?B«ibel felf be'
<5obi$fbtebat boet? ^en;bat'©anœiuSniet uttbjuBficïia/ εη tsi'ec lemant
ban gen allen / bie ban bie bingen fegjrjbenbe / öet frlbe tegenfpjceSii
$9
§. 19. ^utoiliSban befïuiten/ batbitöerbonb/ toaarbanbe üjeerelb
W fbboï ijsf / toaarin be menfcgen lïtft bnjS met ben buitel tegen Φοί»
gcbinben fouben/ en batmen booj ben gronb^gö ban be Ijebenbaagfcöe
JobecpiiS iionbenbe; inalleöeelenontoaarat^tig i^: aljS 3ónbe booj ben
puibei en ben JBenfcö onmogelp/ eni0obe toe te laten onbetamelijfe/ öec
J^ïe ban ftet €uangeltum re^iit uit contrarie ;; om niec met een te feg^
g»/ bat fnljir te gelobeniiS ten uiterflen befpttelijfe. €n ijS 'er iet bjatern^
PSS^ ïtt/ óetiiibegronbtïag| banöirti*^anicöeifbom: iiet^lt ben ^uibet
en öaatom fonber «6ob ; en bat notö erget ban be
fboben «©obü ï^et jïeïtonii menfc^en bie boo^,^«ibdsf fecagjö^
{eanoflüeelrawr) ijjat ooit f^ten of 3fip|ïelen ( ja Cfoife
I©ó Derde Bock.
felf ) öüei «Sobi^ feïagfit beben / en bat tegen <i5ob. <0n baacom feg ift ) bat
al iiiie fUijc toel befefl^ribe / m met be ^tliji^ en aeben bei-geUjiîeabc/ «οφ
f a»Sf gelooft î bat m niet fïe / ôoe bat ^ fean geloüen bat l)iîi^ri|ien
Men dient dan nader te verneemen, wathec voor luiden waren ,
die in den Bijbel met voorfchreven Kiasnen , ehöpfulRea
wijiê ilaan vermeld.
WT^ ÓcfetenbanMaarMpeitfe geficii/ bat in be^cgîîfi geen faal nocÇ
W tefeeni^baufiiiucCoteeri?/ en mat tau biergelyîîeu naam i^/ diji
m men tn 't gemcentiaac Ιΐαοι îsf fjoubeube ; îe üjeten / baaV be.^W'
tiel ^toei'fem böetr m fée oç mt mriionb met limîberâfr: jabattè^ felf
geen plàatjS booj î^ / 'ien $p ^obii eigen i^dluerbonô niet |î|u g^ldiJig
îiolô beuniettgb üjerbe> jlaöien ban etîenUîel f3 iJcetecOanbe Bamen/
ben / îBetten / ^pjcuiien ou.s baae in te ijocen ftomen / Uiaacmebe fp beîe^
feenb 1ojo|ben / bie in't gemeen booj fulp geatOt $gn/ at.ëiapnn betiinbiit
ôatfe niet en 3ya : fo toii be reben / batUîe naber gaan / en ften / xuaar booi
tie iwnftien ban ge^ouben toaven/ fo bpijun eigen Μδ/ ali^bp «©ob^
: etijte bonbpnotert ; en lûcai Det gene tiiai? bât fp bebjeben. iliec toe en
fcen üjpgeen fc^jtffen meer toan aobe/ ban bie aïreebiS in borigen 5ijnbF
gefejagijt; aUeenltrt/ baîUie't gene öuëlang fo becboigmif uit uecmaarbÉ·
fcölijbecii ijigemelb/ nabatbe plaatfenbec ^cöjiftuce/ bie οηίί in beiJ'Wî'
îienquamen/ bat bereifcijten; bpbefen nu tefamen bjettgen/ en el^e foo^t
met fulÊcnamen/ ergenfeöapiJCH/Ijanbelingen/ opalbefelUe ioegeça®/
ftljïijben / alé booj be ganfc^e 3cô|ift beufp^ctb / baai* toe te biuöett5ijn. ,
§. ILaat onëboot ecfjl ban allebefe turnen toeberom een# bu n^J»''
feanbec pellen : fo al^ bie in ben gconbtcït / bat iisf in 't l^eö^eelbfc^ pf
<i5aefeftö te lefèn fïaan / met ijunne ooifpionfeeli&e / te tiówJ
aangetiJefen. IBantbe bectaling onfer eigene eberfetteriS booj af w £
4joofb|ïurï aangeteftenb / voaar mebe ban belUffi: bit eenif ijecgeip^f
niagö. /aTottoeliïcn ciube ihitKt een beplaatfen ber ^tijufture / baar ift
tjecbolgenslbaargeluefenlieöbe / mei bepÎAatfen baar ifebic becftanoelm
feii l^oofbliaSfeenbaar aanUolgenbt/ baar .bpfalte&eaen; opbatoenl^efeï
te gerebec ψΐ omnatefiea/ goe bèfe namen fo ban fahen a¥ perfonén/
öp bTOlegger^ en ©ertalei:^ m betflaan, 3ï& fielt eccfi oeiJebjeeujfcÖ^
«ttJ^et t©ube/ en baar na be^cieftfcge uit öttraetoeCeilaine«t*
chachaam een Wüfe. «^eti. 41:8. Cjc.7:11/12. öecRlaarb ίη'£ V. ^οφ'
-ocr page 140--rite Natuurwijfe 7: 11/12/ it. V.ζ. 8:7/-i-8/i9>
lyn. ^.mitz/io. %αη.4:7/9· ^n 5: ii/iz»
y/ 5/0.· , '
'«•'■-'^/jw/WÏGchelaar , ûf Guichclaar, m Mecafchefa Wichemçt,
7'it/ii. <eveî3.22:i8 VIIÎ.§.Z'V4. 3iemîi. 27:9/10. χ.
^ JBai.^îti'. X.§. enCiî/cÂ^^/Wicchelaryc , goedergelukfegginge,
Wîcchclaar. IX 7/8. ^.z'^izz. VI. Sjef.s·;
^ X §, 2. 14: 14, X, 3ierem.27:9/10. ^19:8. €5et|.
.Ksfim, \eff)oni,nnkfcü7n, wiechelarye Mitïj^'^îf/e/ j. 'î25éC|)îJ
XL 11/13/if.
Lederlak,Buikfpreker, buikfprakc, î ^am.a8:7/8. VI.§,9/io.
19: V1ÎI.§.9/io. Scho c.l'oQv^ Gccilvrager, buikfpreker,
u. IX. §. i?. Χ.ζ.ιι.
jid-onie,. Wktigc, Wijshoofd , WctevceJ, Woiîderkijker, l^aiîlIâSî C
VI 12/13. ÉeWt 19:3.1. VIII. ÎL/12 / î ^ef 19; 3. en 8:19* Λ,
η ^·
^Jn^en m Meo-eeri,·, Wolkengiflcr, Daghvcrkiefer. ïiV0!î»3 3: 6. VII. 4>
Vin ôF^mr, 18.10. IX.9. χ..§, 14,
^(f^^aaf, Kijker, enjm/ia. VII.§>3/4/6.
Opfiiijders, Schittcrs, îlfcïaiL 2:: 27. eu 4:7/9. eil^Mt/ia,, VIL
4·
^haJdiJm, Cbalckërs, iî io. Vil. §.4.
Ueyfacheéfch, Wdcrvaren, Ondcrfoeker· Heb. 19:26* VIIi: ƒ> ^©eutiS?
10. X. Çy, 10. nachafch , ondervindingc, ©nderibek , j^m. ΐ Χ·
^/jc/ww, Drnmcr, T^: I/2· VIIL§ 18. . -
Ciot^fe»-, Verfamelaar, Beîoeferûf Befwccrdcr, C^e^er, befweeringe.
^oreefch el hiwtmehbijm. Die nade doden rrsagt. t©eilt. τ8:ι ι, ΙΧ. §. 14, xy»;.
^hvfe hacoochavym^ Stcrrenkijker. ^^f.47: 12/· X.§«9,
Jiaddijm , Leugenaars (ίδfoitöe fegSÉüï allecnfprekers,gdpïiiemottipelaacj^
nicï iimimtfcfinrei-ingen/ ban -nn hadad, ) ^ef. 44: zj/26. X.§.8.
^ij'»»,'Mompelaars, beiwcerdcrs. Slcf.ip:·^. X.$.7* ^
^it $ijn öc ijelîîesÎnirîîe naîîîtn / nu bolger, οοδ ϊιε griefiftfie.
Geheimwijfe. iBnÎÎ.2: i, i^tlUÏ». 8:.9> en iqMó. Vll.g. ij-ié^
^MooK, Vraag·geel}, wiGchclaar. 16:16^ Vlï.§. 17,
Ê^-ar^/jïeer, BefweerdEr, i^auts. 19: rV I4. VII.§. 19,
Farm^l^oÏ tWJarmakfu!, Gcneesmeefter en Vergiftiger, 'Spcn'b.9rii.etri§ï'
en 21:S> en22^: 15. genecfings, vergiftinge, ^al.fiio,
Λ.10/ΖΙ,.
^p befen quamen οοδ ht Jerafijm, huisbeelden, tn öe lorapding te
^εη»31:30/î.ïtotu -4;. VU. 9-12. îl^aawueDe alöatgenenu^
m
M
XiîL Ho
lùî
ο F D s τ U Κ,
5 6' Derde Boek.
aetiocrab ïif/ bat m m te ^tMt ton bcfemertfcgett en ijan^mt ftetijgf
ontinoet
t vï^ocôbît5tj«mtbettiiiieiîfïet]9if: fttbimVucbefèieïtJiC acfttfletettop
be faftcn/ fo fuUentoe uit allé bie boojnoembe plaatfen fien/ bat baat fecc
Ujcinig af te feggeti ψ, ilîleeniîiî t^ te meriten/ bat geen anbece alfiiw Jett*
feenb Ujojben/ ban bîe bp b'oube ï|eibenen/ metbaeto'ttJolfetian^jfcacl
in en ontrent f)un îanb becfeeerbe/ booj UJijif en gaaüj en toel erbaarenjnn^»^
nt{)t geUîeefi / en aljS gcmeinftöapitictbeifiiobenofte v^^monsi Hebb^noe:
Iwaar ÖOOJ fptoifîen 'tgene booj 'tgenieesi berbojgen toa^: en öït bettîti^
ban öunnen omgang »net be eoben/ booj b'uiUîcnbigfle ifôatuurfeunbe te
lucge bjagi)ien/ bingen/ bte boojb^ongetooonte aanöemenfcben ft^eenen
boben be slatuur te gaan ; gelp tn 't 4» i|oofb|iu6 ban mgn U boefe/ bat boo|
2lgr(ppa tjSbeciilaarb. <PerbaltoenUJterben fp ooSbanbie ï^etbenen tn ttjb
ban fbarigijeib / enoberbuijlere en tbJijfeïacbtigegebaUenaangefoc^t / en
banbefe&eci[)eib toaubenaanflaanben uitflagljbunber fafien / enboojtii om
raab gebtaagb. 3Bant aile bie cpem^elcn / metten / fpjenfeen uit öet oube
'îEelîamcnt / tot j&iec toe bpgebjagöt / Jtjn ban bien ingoub/ bathttmeni»
ftöen / ebenbeel Icat naaiti fn öabben / ober ful&c fa&en jnn gebjaagb
gebjeefl : alleenlifi uitgefonberb Bileam / εη bie aan 't l^of banjpa^
cao / bie tegen jlBofe^ en Hlaron (lonbcn/ ban toemen bat niet fouitbjufe^
fieltit en bjojb gefeib. ïBant tfeerlïe Jparao/ enbeégeiüi: jSebutabnetfar/
fotötenb'uitleggingebanïjunnebjottïenbpbielieben/ en Bcïfafar bie ban't
teft aan betoanb; i^ebutabnetfacbjcberom/ toat toegb met Γήη öeir
optrefeöenfoube; be Jptltflgnfcöel^itefterjS/ bjaarrpmetbe:ï5onbSijïöenen
fouben; ,^aul'ttogftot<i2nbo|/ Joe'tmetfrjnefalïenfoube gaan. <6en te*
berljeibenrcljbol& bat vraagde boójbie jtienfcöeu njnen God, 3,er.8: m
hoorden uabefelbe. ^Beut 18:14
f €n om be menfcöen tn 't geloof te b jengen en te ftouben al jS bat fp alle^
boojgemcinfcöap met be l^œiiion^ bjijîen: fo pleegden fp wttbjcnbige ge^
beerben/onbermengbmettoooîben/ombe<6ee|îen of be hielen banbe bo^
benuittefialen; geip be tobere^ (alfo genaamb) tot €nbo?. i^am^iS.
^at bJasf de doden voor de leevendigen vragen. 3|ef. 8: 19. JBaarÜJpeH
ïefenniet/ batbefemenfcïjen/ fobejralif'ton^be JjcbjiftbeDuib/ fïcft boit
berniaten ictirteboen/ bàtbcjàatuur (fo'tfcÖeen) te boben ging: 'tentoa^
re om baarniebete bebefltgen/ bat öunne antvooojben/ openbaringen/of
boojfeggingen fobanig luaren / bie ban be <i5obcn ofte ^^semon^f / taelBer bie«
naariffpge|ïoubentoiiben5Qn/ ben oojfpjonfe b'^bben; en om bemcnfcben
totberfelberbienjïinfometeenteoberreben. <©m befereben beben ^lannesi
enbe 3ambresf al liun betï/ om Jfôofesf en ^aronii fenbingbjugDteloo^te
inahen ; mttabien fp mebe 't felfbc beben / fo bet feijeen / om te bemrjfen bat
be <©ob of îl^œmon ber i^ebjecïi / ganfci) ban geen meer bentiogen bja^f / ban
fobeel^a;monifber€gpptenaren: enbatiieibaaromntet geraben bjasfna
bie ttocctoijfenberl^ebjéen meer te Imiteren / om 't botô te laten trefefeen;
ban na fo groten aantal tonjfen ban i)m eigen teolö / beüjelfte ful|E ont-^
rieben*
-ocr page 142-XIII, tî © ο F Β s τ u κ.
^Ébea. t^ocö j^fec ban fal in 't naajîe öoofblïafe öetec pflTen mtt te
ÎS^e^en»
v^aarjgnbernocfttan^onbec/ toclScc bom m iet^ tebocnlîefîonîï:
^^n minfîcn toaren barbe Fay-ma^eis of Tarmakpi Vergiftigcrs, ijoebanigebe
^/<^a(fcheef m Meca£cheefa y ttt 't ï^eïjjeeûjfcô οοδ ttKefl ijp b'aangcmelöbe
fö|9becjS5gnijerjïaan. ^e Affhhafijm 3gn οοδ bp îjelcn baar aange^
^^ ; fo aljS Sict ©eijer ober ^Paniel oa'tnaatofi bebutb. bien aan»
SaanbefalbeEererinüooïgaanbe taalbebtebingcn bec obecfctiec^ raerfeen/
iÎûeefiniÈ get gebjuifi beu ujoojbcn meiter ttjb öeranberb iis?. Wmt (fo al^
^^tt gefeib) get toacenVoel berfcgeibene öonjïcn/ maar toeiéer meer ban
«ene bj) een perfoon geraeenlift te tinben toaren / bie fiicc öen naam ban b'eet»
«onji/ en baar ban b'anbere ftabbe ; toaar booj ban οοδ öoo^ eenen uit
??cft:i)eibene te noemen / fomtrjbjs 006 b'anbece jijn te berfînan getoeefl ; ge«
1D6 bat uit Caitjgn al een^ aaiiget^t* X. §. zo* JSegouben^ bat öerjiaaïï
jn feonben îy' Affchafijm J^bicön.^ nocft aljS ï^rgiftiger^ geen çlaatjS
J?n^obebinben/ om'$i3^oningsf bjomcnteberfelaren/ noc^ fionbe be be-
fweeringcin'ti5jtefefcf) ben naam ban Firw^^fw bjagen/ gelpiae tien bat
^· bjïbe <i5?iefeeni^beriaalb0eteee|i*
. 7. 45elg6onsÈnubebJoo?ben't onberfc&eib niet buibelife bertonen; fo
^ Öet oofe befttiaarU& uit fo beel hertalingen te j^alen/ aï^ in be borige ^apitte^
fen op ieber tooojb en plaatjS 5ijn aangemelb* î©ant laat onsi nu befelfbe
Swamennocfieensfnamal6anberlïellen/ met bie hertalingen ali^ tergemelbe
aatfen baar 3gn bp ge|îelô : en fiet eeniiöof öat alle^ booi malfeanbec
opt.
Chartummijm , l^ny^rim Uitleggers, giflcrs, gehcimfprekers, mompelaars,
(Vi.§.p.) geheimwijfc ( geltjô't lîjûojb magôf itignii oojbecl^ï altgbtiC''
ter bertaalb magft bJOjben) dodenwicchelaars : toveraars , bc-
iwcerders, geheimwijfen , geboortelefers, ftcrrengiiïers.
Mecaffcbefijm, Guichciaars, quaad voik (in'tbefottberfogenaamb)
fterrewijfen, Vergiftigcrs, befweerdcrs , guichciaars, V-$.6, Vil,f4»
toveraars VIII. §. ».
Menacheêfch^ Waatfegger, ilangenwicehelear, VI.Ç. VIII. die on
vogelgefchrei acht geeft. ΙΧ. lo.
Kofeem, Waarfcggcr , voorfegger, VI. §>2/
Oo;u vVaarfcggeude geeft, Vl.§. 9. waarkgger. 10. buikfpreker , §,11,
yiii.ç, ,0.
' Daivelskonilenaar, wicchelaar (VIII. § 14. ) gocdergelukfcgger.
jI-§· 12» d^mon, voorkondîgcr. $.13. wâarfegger, wittige VIIL§.ii»
pefwccrder, §17,
««« , Me-oneen, Guichelaar, wolkcngificr VIII, §. 7. 8. droombedieder,
^ogelfchouwer, of rogelwicchclaar, daghverkieier §.2, guichelaar. IX.
^iinbe Gbacham'^m, Wijïcn, Cafdïjm, Chaldcers ^ Badd'^m, dichters, Iî-
t^m,
-ocr page 143-Mompelaars, enbiergeigSi/ uaît baitea l^et iwoj^töe mctôefonbéE^
nirei' te fpjeîîcii.
8. ilXîiirwîî öit Wh uîtîjc «Ainen/ Γβ teel moadijS /
RocOUiaê befonîiii'ôfîriç oiiîiÎCCÎiewi^ctî/ fd Jsefuwu tjieï in atïjt tz memnlt
feat Vkw Chachamijm m Msgi^ a^i^çei|/; op aHçn (oilöEï onïjecfcölil*
tôfp.î|lfΙ^δ c^aidij m, of Cijai^ew / uiinemient^cib aifb genoeii^ jijn t
0ci 5» OUI aile be C^ialôcetoftiîe i^ife» / af mt tm oofe δίε üan eenerttp isc-
ïi,2î3f/ ai Usarcu (μ iiaij aii&eré ij^ifercnof iati^ii / nabolgen^ öefe tojcten'-
fcöai^en bpi^én eerfi ge^ïteH^ïn't Vöic6 ge(ielï>/öaacmcöete lietefeenerr^
ijo veiî mtôsmîûéKmMTb/ efwsifip beee^fe bittöecjgnöe; fijn naam tjan
Ιίπηομ ailen / bie be frffög feonfï Qf bievaelijfee «amaali? oejtnben / fcpit
i^sij^t· Koh^nijm, qf / öeb iftonbeu ö'anbecen niet
fçn^Qf(ielb: ombat bienaamfoomel bçu öKnaacsi Man beu toaren 4500/
( en bat ooàmet j^t^ïoetfic en ^et oubfïe cegïjt ) al^ben Hfgt^nbienaar^
toegefciijeVjcn tooibj üan üjeihfEüïïTc&elmge ίδ te fgjjcfeen 0abbe/ cn «eÈ-
ban üjare piefetpeit* ^mla^ IW anbecj^ ml öeScnb U / bat alle ^jicjïexii
fee gemoonltfifïeiMofetett f^ fi^be* 'ίοοίδ m V»ai:eu(©ob^/ îïien fî?
Ï5001 Urijm eubeTueiffiijintaaagben.; ai$i éan be ï^eibeivn/ gçlgfeiîîeit iti
'È bèfoiibei· Vi 6/ 7/ 8 'ί^,ιηbe JsiUSihten beeftbefjïriKb*
9. ^ Ba^dijm Uiwi be fcôîîl^ecif urt-\ïao|l>p3aan(ï«ci)i!ï
gemdb/ toanneer iito^ benoojf^jpng fieüau't iBOQib/ foo îmn&t nip bai
b4ar îKiCÎj toel iet,^ itieec af te fegfcit Uait. ÏB^wt fomen befen naam af let^
ben mil ban'tüJü?ïelUJOOjb -na, 't tuelft fp tomalen eenfaam 7ijn ; fulji
ïje becöuljügüuiï bcr.letteç b, in hadd^m, ιιλ &'iipu|c{)apbcc tAleiiiet Oîfc'
ii^en të : foafean 't ίφ .b'éenfaamDeib Öer jjlaatfe fïen / b^ai: befr Ujtct&elaariS
tÏPij afeOoicii ói^ïöen / bai niemant nterSen feonbe Uuat fh ti^
toeafijtfeiben/ foaisÉ VI. §. 17. aan^ttoijftot <i£nbo2 αοδ te mèrâen Uiaff»
jï^aarnmnïmen'tba'n xn^ 'tloeffiliegen of verdichten tö tefeggpii;
Uiaariïanü^Öeï^ft opiiwt ïoobffö en ^f^
c<p lecgeB/îjeef: feg[eUeîïîmfteôeiî&m/ of ban q tg B^^ii^w
gfènDichters of Poëten 3ïfn; nïfa befi-loeoofebpbriàijittetnen
voorfeggcis ^ïjjv^oeïwö bC;Ù£Wïjf»ngéiib^i:oub}îe ^rbmnW
bîCÎjt of beerîicn Vûà^ begrcpen / en al önn ^ôbi^bienfî ooè m konrteûîc
verdichtte fabelen bcjîonb/ geïpfe KQci) opjiebin .tToet> ^ε gDbfpiaafcP^i^
^ibpllen/tipbeiiaoincinencertijb^ t^oaj een fonbecllug geheim gc^ubeu/
toas^ 00ÎÎ in ioutec grieiîfciîeîseerjlln; en nibiens^'ei: ooit geoie^fï 31}»/ «î*
maar ijeiî óg't groflîe/ om öe balfcïïeïö lmnbecbooj0eiD?«oöc öobfpjaaö
baïi^/ KijçeRasiîs, of (foal^si 't bp onfea^Uecfettfc^ "'ï uoojfeïbi
«lifiiinig tóat geuajleii&er bejrtaalb ) îiel?er Icugen-dichrers ηοδπ^.
ΙΟ. iBat nu beböj&ere bmamingcn betreft/ öctlöte mcrôen bât ^e
mccge^îWl öe (aiiin (elf îîfiekmn/ öiefï» upojÏüfnöbe^i of iîçbjeôen;
î04
χ ΠΙ. Η ο ® F t> s τ U κ.
^^Ît be tö^fc tiattfeetjöf. ©λϊϊ b'ecr|ïefoüjfö mû 1 Ue^aïtJenMe iitilaiiî(i
S^noemb sipi / ïieGoinjmCbartuinmiim , Öe AlÎchafijiH, Ïïc Jid-onijm^ öe
^holetïiijrrt , tie Koiemijm, Mecaflchefijm, Menacihlirchijm, Meonenijm^
öfimmerjS iia öetneelïeeljmet^wnli î^cbectaUngett ijm öogj ino|öeriia
Jcfiön/Cot b'anberenbeöoreïï meèflibe Choverij m, MenacSafchijrn;en inoge"
lm tot betben öeOvootb en Pythones. ^eW&ijfeijunbeu toiccijeiinsen befiojib
iW^geneboOjDenmtien lattijm ofte khattijm ,.enbenachàfch|jmè«fàTïnakei-
6/8/9/io/i2/i4.&encGharchijiïienîcefâmijm, VL§ V b^ chayamxnJX.
1 r. χ. 9. betefóKb üJtetfe, ^t üiiïJöefen taat tóe ^ebjHiSl be Terafi}m.
yil.i. 9-12, IX. 8. aisi oüfe be #nlen/ iBeffcn/.^o^wijS/bie
iaar# ^^uifeten tnbefonbecegebaflm* 5c. §. ic/1 ^/T^^Weiinrgifibtjmt
afteif opbiepiaaifenaangetaefen/ &0όΐΊρίΐΜ tretftpflen b^iigetmis^^
fcecraaatbfïe ji^jtjbcrjs/ inüetöeimüj^iètigpbteteiïse'ïn/bieBit^ faéSw^
Sen inogi)t oitimceç baar ban tetoiéa s aïfofp WMlïïptbaai'm^iïft.
§· II, g^ocöniettemin ia ltc^tcim te fien/ bat baat.fii t«elefttîèe:îe^iJt»
natimitnbèn:©Öbel{laan/ en menig bótebal tjar'iiîïîjï^îiectiîenri^n We
^fogenaattib3rjn/ oo^mct ïïerfcöetöetie^etóïttiitjpïn betefeenb? Isss^Mt*
öaato : not^tanif nocö tooozb nocöίΡΙ^ε ïMjtóntlen tobi&ojnt / Λΐΐφ itt bid
witgebjufete tenten ban be^tö^tft/ noc|^ in btiilïeggtngcn ban iDobfcijie eit
«cijlene bertaletsf fraajmeöeKtif teSennentaajb gegetert/getgenenabeDe^
ocnbaagff{)e Coberpgeipt/ fo altfinm bie gelooft, j^iet^ 'tailerminfié
«aabat gïWbjeïp Bei'bDnb be^TSiïiM^ (fuii; fjoi ïrt
ttoeefeapitteten nu al getoonb ) niet^ ft^m öïfrtfe betiibetéfi bec itteftfcl^ii 7
Of 8et beftSabsgen ban m of ^iuel böè|i>eji ^aibeïjS itf^e]^ », nieti^ ban f#
wtïïaamtegenftöeotof (leefeteftatbim; tiïtet^bantèrffc5föoi(leeituit/ o^fejf
Of boèteri^n; nietbaninujolben/ featten/ ratten/ p^bm/ ofn?Ker öm
ter toiib of biril getarte / cnban ürti te iTienfc^en t«!ï«8anbÈten ; fset^ ban
bentütnb te ^opcnofbeifeipen/ tetjinben ofontï^Wn/ öelac0tof'tto
ter te beroeren : cftjiergelrjfemeer/ gct gm bafi^e^fenïife i^ &et twiS/ 'éa
booï eenbeelóöft bpöe lleeCrm^fisoitigéloofb. #Όέδοπΐέίΐ baiibiebingfrt
ïnbenrmani #f ii^'t intjuiieti^enfonô%tîietgebJee|î; Öoegaatïfeö^uiiSeï
pb^ttnber 'cmeiib3©etijonb ils grof/ baar ftp fo merfeeim i^^tóinbet Dan
't oîîîîe mbefl tefcggcn pWïmi
. 12. j^öti) mmj öm begene bfe aïfume Coberp geloben/ mtt l^ittt
tebeiinî te otiertuipïi : ïBàat 6omt öat îseti) tóbe/ batiwen ^οί^έ
«^aéeieiittïètö'üjiaoniïi b&i|KtBtiifrftboin-cotTiaij^en/ en-^ïjeefaMöëi^
^^tbej^töerfe te boren nemtgèlïHjjb b^m tegen öpg^bjaipïéfijïii i^oë
«omt ïötratïtKr 't il^ibênttom/ t^b ft bJifniö; Mji ti^tiiib^/ ban al m
— M/WWJÜIIUH uiHirjçt i.ocTO ai'timgge0reHeii5ga; Qat;:3iooennocp3Kaijo«
baat oofe niit ban Weten / niet tegrniïaanbe al t boomaamfig
m^ti3Vfn i4, i.g bj) mtgebiàgïît > î^tm
SÎlî^^lbEîôbett lînpnbâmaUeéAfîïlirôte mâgÇti m^t|ÎentMte
"^fi^^f Mljetjmttenimjs i^^ my'tniiiHijgmi^ / f0
Φ r 'birt
1Ό5
5 6' Derde Boek.
bat Ôpîsâârgèm mtbec tocr^ feftocft; möat^P baaromStet fo tooeft/ be^
ïBijl gcm'tmnfienbomfotegen t^i mife&eu/ öcerfti)t])pimïten'tB«fïett«
öOHïalreebé foa ïijeeb/ öat op fijtt ftjceblï genomen/ naatoïiiic'tfefle beel
bei^ï^eeccib^ t$f; en boet ^pmiböen^onbeiv'i feite ηοφ fo groöte htag^t/
meecbanbe föonmg3efu.#feiftetoeri&etïelt r foiamnleitntpiettteer beflaat
iïan't ïïemeïfcö Bonmgttjfe op aatben / aliS buiten baigenoegi) beftuai&t
wtetfoijeel fabelen / bie ijoo^be toaar^eib iJan <25ob£f ijeiligïl^oojöbeifluti
öen moefïen> jiBaat ban üïtl ίδ aan mgne naafïe Ö0nb3en0ten ηοφ IM
ij^agenAöee'tfeomtbatbegetefo^crbe fóetk/ namati tianlxjijeel te gco^
tec Itcôt ôectoiïarliîetb banin'tî^aul^m fcj^t/ tiiet fo beèfmeet; ban bfe
ijant fâoomfcl) g^obe ijan ben 3§uftïel3tjn pniaagb; nabien gpbocij in't
tntbbjenöanbatBabplon/ gelp be ïpjaafe/ fo i^el te niin^i: én gemjïer
geerfcOti ^ocJ^tan^ gtioojï een iebet ^jotejiant l)et tegenbeeï : aifo f}p goiib /
batbooil^tlitlJt.bejS CuangeUumss / be ©uiöelttietjiinluerfe Uonbuijtecs
ntffe fo niet buren feati. ;
1 , 'i:toce bingen moet ife in 't befonbec tneïben / baar fdf gelecrben
onber onif boo? fïaan ^^oeioel ijooj't eerffe onber οη^έ met tei ; bp #?otefian^
tenibentoeL bieeeniian onfe 1ieeraar?i m öe eeifïe ίάΦ
fojmatie getoeefï i^i too?b butbelife geieerb de epcr. crcat. p/m. i.ub.^. c.,
ivé.th. I. batbe <©uitJel i3ïeefc0elifeegemetnftï)ap öeeftmet manis enbïou-/
Jjjen-' enbeoofttJjHCötBan tecïen; en©octiUjS Diff.fm.l.fag.^·!,·]
bat fulBeîîleefcîjeUfee gemeenfcôap gefcôteben δπη ; öcestici öp tat öan De
teelinge in t\i3#l ire^t» ^ocD ίUJÖfeienb6^/ fofpjee^tgp ö^t niettegenige^
ïijfe ftpfoubemoeteaboen/ om bc aUerijeiliglie geboomte onfe^Èï^eiianb^ uit
be J^aagb fteftoojlife,tegen Soobfcfte lafiering te futóeren/ en onji geiobc
ijjp bantUHjfclittgttmaften. iBaargoe beel beter fegpnöein0a!t^cöot ban
en JBérÏöSÉ/ fo bie beu>3$jaitie eobgeleecbe felf albaar üeftent/ bat bit geboden
een godloos ueboelenji^j €n nabemaal fp reben ban gun feggen geben /
geïp ife mebeboe: förÓel^Öfi fiier fijnpljgljt getüeefï/ btebcibe mannen/
ennocïjfobele bie^et ( ^obe baar booinocft banfe gefeib) metöera5rjn
Öoubenbe·/ te Uieberieggen. i6mOebbe ηοφ öp gsm/ ηοφ nokbp
iemani anbersi ^t allerminjïe tefren ban bebJOii gebonben : en fo ife felf bjii
fbeften/ bïaar fp'tmogelih op fowben moeten munten; iiet foube met töa$
ftôgnii ban feggn te tjalen 50η / uit bie beroembe öeufen / bie al boo?
ben ^onbbloeb bw Gods fonen met ée dochteren der iTicnfchen Jijn ge'
teelbgeujeefi. €»etiv6: 2/4. ^it 0eb ife in 't is* 0oofbfiii& ban mön I.
boefe getoonb een oub geboeien onber rtBrtlïenbom gebieeii te 59« ^
aangejïen niet een'^ôeologant na't opgaan ban be ae^jmatie baniwt ber?
flanb ooit iiigebieefi; fo balt öetoofe ban fetfif.
14. i|et anber i^ ban bat berboeren / bat be î^uibetna pn f^i^fö aan
ftjnbolfe boet boojbe Hutlöt. ^it Deeft bpBoetiu^bcn naam ban Strikt'
jenium, "ttoelfe Hexvervoeringe of Hexcîidraght- te feggen tö.. Cn^ebben-
meittt
-ocr page 146-Xîîl.
^^intfipebenUJd/
^«nt fipebenUJd/ non effe negandam omnem iranflatknit feuflri^iporlii verhatem»
"len dievcrvoeringe of hexenvaart niet in alks moet ontkennen. Difpuf.
tm^iiL·^"''''·^^toilletopöïec tiecberniet toaaöefe btngenfpjefeeu/îjnrt
ï: S L· ; fo Det norft tt tJjoegD δ^ί ίδ ijf m tegenfpjeSc iti
ftoft 1 ^ terlïoiib öaar bp feit / bat bie berboeiinge niet moet onmogcUjfe
jBaar ijf fe mogdiS / en S^ebenbaagiS een bing bat ba--
geueurt : fo fcgtftlucberom / bat banbemobe tian be tótjerpe tc itia^
5tjn; alfoijetof mctmoseliiï/ of immerïï geen geb^utè
« mefenpiagl)/ bat ooit be ^uitoel onber't enb ef in'l begut bc^S nieüïcn
^efiament^ be mènfcijen Uoetbe booj be ïucöt. Maxc 't toterb booj tnac
J^onber^S aangemerfet / bat een^ een €ngel ï^abbaBufe fp öp be Ijaicea
sre^ en tjoecbe ; geïiife men in 't tllanôangrel leejt ban miniëi : ban foo tieel
ebeïittiel niettoegefcD^ben/ bat öi^Ó^mfeii tenboS/ ofitalf/ of
Peecb gemaakt öeeft / op toetfeen be #jofeet iwtmeetgemaS f;ab δοΐΐηεη rtji
Jfm a©aar uit ban mebe boig^t/ batooStjet genebat be mhbel ijebenalie
l^gen aan be'fïinen boet / fo beel gcinaïiSeitftec toegaat / ban 't gene eeii^ een
Jengel oeefïgebaam eoStoaji be oojfaafeginbec niet fo aangenaam î tetoe^
«η / om niet boo j fiemfelf / maar '©aniel be fju jfefelf te blagen / bot^ bie ben
jnaatjer^f onbeitutTcfienbîîerb ontôouben/ (lietgenemebe fonbecftoacigöeib
jjiettoa.^ ) maarbefeluiben baren becüïaaci£ienberijdep,magbtnenfeggen/
joben ailehoosïhten van der aarde; ('t bjdfeban UJege eene banbeijeei-i
«KfïebdoftenifTsnbooi fijn bom gebjeeflijS. Sef^^Sj 14. ) fonber baliajl / Μψ
enonbelaben / ter plâaifen baar fp booj öi^n felf be tafei binben toebereib.
ï|oe beel bcrfcDedt br.n niet be öebenbaagfcöe^ober!? banb'oubr/ fo beet
,ôi.£f bie be^enb ié in <i5obiS ïlDooib I
^ §· I y. Jîiàar 't geen bjonber / batmengeen bebJp ban befen ganfcöeit
öanbd binb/ banbpfaeröiiïsf ; baar fo beel grote mannen onber on.ö bat
jBuibeiif tûberUJeriî/ berbonb/ berboeringe/ enbiergeltj&/ gdoofïgô/ en
ocr;êc9?ifture gdpmattg {îdlen> fp feit nocfttan^/ bat ôet booojbCho--
'venjm alfuîrte fennen geeft ( beïeferfïe ban bebetefeeni^i gicrbocj en
,7.) cnUJcetalfobe uioo?ben î&jai.j-S: 6. uit te leggenr bat get bie ïntben
fo verlamden, of bteverfamelingen yweten te belèggcn ; 'tÜJelft top
in't vi^uiîfcft bertaaibt&nbefweerder, beu^nendic ervaren is met befwee-
"ngen (bejïaanbe/ aîjSIX. geféibii?/ in berfameltngban bîooji
cm te gaan. ^iet fo moct pr^objSl^oojbgetojongenbJojben/ottî.
wmentïn baar uitte perken ai»n ïjebben tott. JBet fufô boo|oojbeel
«omtiTien totbe^c^jifl / en fteeftfe b'een en b'iinber man ban name bus?
wceiaarb/ bat gaat bp oberlcbcrtnge boojt^ me ban ben genen bie bat
«jetenbaïgt/ enbe ^cljîiftuur felf inben gronbbefienbe/ befelbeberfber*
eiatcn bmttn ben gemeenen trant*
^· ^aarisfnocft ali^t meer/baar roubeCoberaar^ niet af en bJifïen/
H ο Ö F D δ τ lî κ.
Î07
Mlp^, -·"'<.-·» MUS-W (^tu MtUHI UUl U 'St-ijff/llll-yi'Λ^τν) wvvvwvvji»'
««Kt, mm fîecô^^op 'tôoogfîç/ batfefcljeenen ôunnc tîo^feen / (bie geeit.
<B 3 «aetti-
ïo8 Dèr(5e Boek.
mcnfcOcntoiiren/ te tóeranbecen intïangen ; ienbitifelïöïfclDen/ niet bpbet''
fc&cppiitgc iiiînn&eceOteten/ ofuitmeu^gen/ inaarnagêipeniiiijanifôûi
fe^ m ^ίΐΛΐ'οπ toerÊcn maaSten» Jfâaat toatfe vonathiî beDen / fal ïfe m't XV.
lioofôiîuh tonen, toaat / bat onfe ^écôjtftgeïeerben bie beranbertng
tuet Uieefenrtga geloben te gefcDiebîii : maac UJel bai b'itibeetomge fo ban bcii
toojb beburbenen befet/ bat fpfïcö^aneii fulfee beeflea tuarelife te
J^n ; en otjecfuît οοδ foo ban boen / gelp bie boen. necgen.^ iaji tk
fuli: ooit ban be 'îTobecaar^ bie in ben Bgbel fïaan gemelb* ^ Hefet
^eeftet πα tefîen/ al iaat baar ban te feggen ibasi» iieniS ûeefîet <i5ob gcbaan
aan^ebucabneifar (gei|ij& ife't obec ben#?ofeei ^améi i 281 -28^
âangebjefett/ ftetgenebefentetoe CobecaarjS (foaIiimcnfeU)Huafleba^
bûoj ben'^mbel boéït»
17» iletberbê jîufi fjSbau bc bjecntbe talen/ baar Γρ ^eben be Befe^
tenöeib aan Bennen; geigö m b'eetjïe feriflen^Serfebe genen bic berunlb ge»
toeefl 5ün ban <i3ob^ <6eefl» Jfêen leejl in 't geïjecl ouü iCefiament niet eeil
mtg bjoojb ban ietnant biebefeten toa^f; bejaiben bat ban ^aulïetjSbier<'
gdijè ggfeib üjojb/ bat een bofegeeO van den ( niet ban ben
ig^uibel ) hem verfchriktc. oofe be gobeUngen tot ^era feiben ; ^iet
bOcXl/ een bofe Geeft Gods verfchrikt u: 16 i 14/1^. get gene ff»
Öen bjelgebîacôt foubenûgbben fote feggen/ fo fpof öpbaacbooi berflon^
ben bat 9p bjas befeten Sli be ^utbel. J^n leefl ooft niet in enigen artn*
6el ban 't beifïetbe ^utbels^ î^Ioefeberbonb / bat ftilfeen î^uibrJ. öooj
(iiarenfpelberbjebentoo^b/ gelgft t}ct öinimètbefenjeefibandant, m^t
fcfube ban fobeelgeïDeeit jijn aii? belefen; en moe|îe^abib eeniiiifieeEenô
toberaar getûeeiî mi / bie be|lüan allen opbe^argefpeelbe: want dat was
voor Saul Oan ene verademingc , ersde het werd beter met hem , en dc
bofe geeft week van hem. bjS ^tet of banî^abîb nietentDajieenCho-
veer, eenEpaoidos, een 25eleefec enJöefUïeertier / ban ben bofen gee|i; in^
bien btegeefï een ï©uibel toajS : en bat tecbJiilen feif des HEEREN Geeft
wasÏeerbig overhem, vandicndagh af batftpin 'tfjeinieliligcfalfö bjaif tfi
be plaats ban.^attl / eer bit gebeurbe / ende ook voortaan b? i 25ef)ahjeh
bat / fo rpjaftbe geeft ban ml geen bjeeinbe talen: en 5P 006 onfe fc^|ift«
geleerben meefï al een.^ / bat ï)ft niet anbetj^ ban bjoefgcefligteib geióee^
tó bieijemipielbe/ enbi6inaaîi?o}Jcee^toteett f^ag^ban buüiggeib; ïöaat
iwebe4&ob Ijem firafte / na bat fijn eerflepbergeejï inôem isïlîoelb/ en iJp
ban't goebe fyoo? gemefeeti toa^s.
§. 3n tnieUîe Celititnem/ maarinfo betlcicempelen banboiegc^-
ftai, nabe onbetaïe ber^bjefe/ of bah Dsmons, nabenmue taieöteit
t jeberb böOi ben omgang.ntet öe iji-re&ti-^e ^etbenen fictj ^abbeit aangemenb/
beffhieben liaan ; en fïomt oniS echter nergens boo| / bat icmîiantber bej^»
teaett''ooitbjeembe talen fpzaü. jlocfiartjS berft biebewiwatae ©oéthiif bat
(kliert / bJantteeu Dp bOO^neeîUttâeftèntetinTen van bè^fttenheid , biefckerft
eu âoorde Schnffuur dn onder%'fn'<iirfige liÉ^fÎitJb jiîrt/ fö θΐ.ί ia|1Uïf ΧΊΙ
ly. aangçttebijebbe, il^aafck^ öp m( mi fuifeen teiteninöe
-ocr page 148-.. m^ met ti'€]E:empelett na i&albinuwsj toe y «il toien Bp befe Γφοηρ
J^öeiïen getroïîiîen öfeft. iS^aacvupenfulku öie niitmeecüannoisenljiü^
y^w/ toannecrcensfai öegene bïeifetctöei lV.ijoe& Muarc/ fiilkii oïiöA'-
[oxijtjijn/ m beUonöett ijatfe niet met al beUïöfen* Cn't foutie iwel Vuai
wQuöecsf moetenjijn/ öat naöe ttjben öeï;:|iipaiïelen/ aan Usien öe magiït
ombofe <6eefien uit teUjijUen/ een nieuicfooji üan ^uitoli?
oPijehomen tu^ren / öie b|eemöe talen fjjja6en; nu niemant&enöaïna&seïï
t^^erleccen&an: en öattec boe geen tuaren Dieöat öeben/ of ten «linflea
«Abôotfîcn/ omben^lgofïelenbatiJopjregöïtcbebifjJutecEen; geïijS be^g^
Sppufcöe befmeecbecii alle.é poogbennate boen/ toat JBofejim^aranDe*
ben / om ijun boen to|ugfjtelooii te ιη^ΐίΐαη. ^js 'î niet een ft&tione ii)eologte f
^oe U)a.ö!)et (al^ijieruooi XII. 14/18» aanaeUJefcnijS )cenQnreilbaa!C
teïienüan^eob^ <aeefi/ foiemantujeembetalcn Γρμδ; nu îîî bat een ou*
fetlüaartehen teanben^mbel: entrât ban notl) uit de Schrift fo mtl
«îtbe onbecutnbinge tc tonen/ lueifee bat og 't «et(teti fe^eKfl? Cete»
5ijn üau mfetenijeiö.
Daar uit moet fich dan verder openbaren, » wat van 't bedrijf van
fulke menichen, die tegen M )Γε3, de Profeten en Apoftcien
zjjti aan gevvesil, te houden 7,y.
Iïî foube inogentîaanbeôouben/battfeôiermebe nuberfaBei&ab genoeg^
gebaan: beujc^nijebiienbe/ bat met alleen ganfcö geenbem^boo^bie
grmeeneltfî genaambe Coberj» te binben ί.£έ ; maac oat b^felue οοδ boo|
J^ngeiieelen tnfjûub / b?aab ctî tftmeniîang bec fâ. ^cijitfture useberf^^o»
^n ùjoib* niettemin UîîÎ ίδ / toî meeïbeï feBecijeÈi en onberrigljt bt.i?
^Êfer^ / befeltie «eben uitbe^^töjïft nocô e'n^ öertonen / fo al^ öie on^
J'i it tnbooi ogen 5ïin geflelb: Voaac boojiU ineineöatöi>alieboDjooibefle«
M betLiteu/ înbien fjp nocïj met enige Memmerb i.ö; of fo {jpfelfbaarom
o^ïlegcn i^f ïtaarUanôerlûjî faïtoojben; en etnbefiit/ Maar uit fijne wu
fienbc/ ten u'vciîeuberltaonbect(laan/ öoe't mogelij&geijîeeli i^/ batfulit
[en geboden bué laitgui &e p^oteîlantft&e ^^rfeen ncelî geieöenijef/ al^S of
uan fiilfte Coberpe fpjafî/ al^onberijet op öeben vaojb
giloofö» JSBant ίδ gçîobe ' bate &een fean bîc genaantbe 'Cobepaven ban
'fappten / :pîiifiijîmî en €i)aibeen / niettBeinigectoeFiyonbcrb feuben iîaan/
wöicïfefp ^eben opfienniog^ten/ m Öoren etî^UaîvMî^ menfcfien ^jfiten
f)eben€0t>etaar;é en^oîlennoemt/ en bana fuUien Î^aibelaî^
meiïijei^ befcDiiifî / en fuî&en ûîoîiôerliiîî engiOutoelp î^erbonb / ai^ 't
î Ι^δα^η ig^ bat ijp mit befe nwaftöen îjfeft» ^ (aï ban ecn^ b^ glaatféa bie
iiVi
-ocr page 149-11,(5 Derde Boek.
în'tv. Vf. VII. Soûft)fîi!6onberfocôt 5îjît/ overgaan : tt (Tm toat efgwiilîft
twe ttienfcijetibebeiî/ Dan toefâm on.ö't tîeEijaal baau in tsjojô oggetîeiîcn /
en toat öiui oogmerit en bdeib tsaar tn géUîeejî magîî ©aannebe fal
bit l^oofbfïnfe groot genoeg 5ijn: en ^et anïsec on^ berUoigeaS ôîenen / om
Dct genetfe ijiecfal f^gen fôaar te mafeen / lïetoonenöe
5P getoeefï bat. ^an |al ίδ b'anbere ^cijui^uren / bie tn fiet Vlii ιλ .
en X. öoofbflufe îBettcn qfle Peeringen bcitoonben / οΰδ ηοφ o^^nen;
enonberfoefeeniBat bcrcben5pgetoecii/ Uîaarom bte nienft^enenpttboen
fo feer ijecfoeib 5ijn in (îBobiÉ 3©ooib / en bu <i5obâ ©olâ.
i. z* l^eteecfîeban/ batôternuiâ tebôen/ teccifrôt b^ttopUûOîaf
î)enfeen'tonbet;fcjôeîb ôan^ob.^btenfî tujTcÔen't bofâ^an^fraelenb'anbece
bolBeren / öan eecfïen af tot op be tgben ber 2Epofîeïen. Ί «©eflag^t üan
Ïïjaöam/ bat booj be IinteijanSiraaiî en^^ioSob tot een bolfegeluojbentjS/
'ttoelhnaben ttoeebennaambu»^^ ©aber^^afeob (in be Ujojjïeïinge ijejS
geloofd beeferegen «©en. ς 2; 28. ^fraielgenaai«bî$f; gab in bien ganfcOe»
tijb alicenbe feennijS en bcn^ienfi bejS ti3aren <i5ob^. i®aar alle b'anbe«
re bolfeeren/ bie <i5ob fo ïang Het wandelen in hunne wegen , (ï^anb, ιφ*.
Daimones, enm't latijtt οβδ Uîel ban Gcny ; elfe in fgn beei en boen't be^^
fiuurbesfbjeerelbifl)abï>en:gelgfebat aan be 5|eibenen tn 't algemeen nocfi
totopfieben bipt; foa!^ in't I. boeft / fïet ü. Vil. IX. X. xi. ttoofbfiufe
aangeujefen iif* îPaar bp quant / bat b'^fraelgten / UJel Icueeteube bat i6ob
geen fteen of hout gelijk, (ifanb. 17:29. ) «οφ oofebp enig biHg te berge?
lö&etti^ ; (^eut ) folangaljSfpiïcö Öielben aanbe3©ei/ geenbeel"
benittben «©öbsfbienlileben norlj gebjmâten. ifâaar üjat beleibenen be^
langt/ gocUïel be fclj^nberfie ban b'oppergoböeib nooit οοδ anbere gebacgteit
Öabben: geloüenbe noc&taaö batf)unne 'CtautioneiS alineejï lic^amelp/en
foittmige banaffeomfl iwnfcOen tuaren; berfïoiiben baaroni/ Dat nten bie
toel uiterlife berbeelbcn ntog^t ; ja meinben ( al^ nocd ^eben b'afgobiûà^
tiaarjS altemaal ) bat alfobefioojbe / om 't bolft be eigenffftappe»
en 't befonberjïe beüjinb ban ljunne <©obeit / booj fmnebeeibeu te eertoo^
tien*
WitbefenreeiSbattnücSeettttöeebeonberftöeib: batiQfraëlettb'an^
bere bolfteren/ geen eenberlepgeboelenbaube^obbeibljebbenbe/ oofebati
malfeanberen / en ban elèanberji <0ob of <i5oben feer berfc^ctben oo?öecl
Öabben* ï©ant 31frael baji öouöenbe / bat al uiat éob ôeet buiten öefcn ee«
nen <6ob / geen<l5obeniif/ en bat een ^fgob nieti^mct allen isf: (^-^op
8:4.) fonoemben fpfeoofe na batfe bieerbig laaren/ eüh^w. Nietigheden;
of ombe bmligi^eben ban be bienlïeubie be ?|eibenen baar aan beujeefen/
Gillulijm, Drekgoden , $tinkgoden ; (Vll.i.S*) enbaarenb0bennoti)5ci&i-
àijm , VerwoeQcrs , en Se-irijm , Ruighairen , ( geld^ ^OCJ befen II· b"
XXVI. I-.I1. tn't bjeebeijS getoonö ) om Der gebaauten tuille fiwg^^j·^
XI y. ^ H ο ο Ï D s τ u k; ίΐι
Wbeit baarmefeefpïjte <i5o&ettMî> entooeji m gunneCcmpdenticrtootti
wiu Cn fp en feonben om üoojfetöe reöen ganfcö geen anîsccegebafôieit
öan bie ^obeii ftebften ι ηοφ booj <i5obeti ^oubcn. iBavic befe
Wn be Ueelfiefbenbcrfc^etbenijeibbcc <i5oben l^oiibenbe/ enbatgeenïanb
«cfbbom ï^ÈfDrtbcfi <600 bie 0un iîcfcôecmec 5P ^ en ftonben geenfïnjs Γ«Ι&
ficbocitn ôàjben toanben <i5obiîan M^ae!» îBautOîSl^unneeîgencgrûnîsen
«locflenfpgelobcn/ battoelbefcltoe marlifetua.^ een eob: raaacful&cen
cen anb0C ; bat tó ai^ een bec <6oben / onbec b'o^ecgobi)eib jï^anbe/ een
ttbec oi>errijnberottbeci3ol& en lanb, ©atfagBuien aanbe^piicrif. ι3^οπ».
îo: 25. enb'^tfTprieriï/ a. ίί^αη» i?: 2<5. &oe el&c <©00 be fferitjîe tuierb gc^
bouben ie βία lanb* €n foftîmebemetnben / bat b'^ene eobbenanberea
iHftcagÔtenitîasftt teöotoen gaat : fo acôtcn fp befelben/ en rnfonberSeib
ben <6oö öan ^fcafl / niet aile eijen ^t HSanaamjtm en be ^iltfïönett
Öabben ta» ten feibcn eertijb^ een befonöec groot geöoeien ; al^ big&t
«it Ce beltibenijS Mm aac^aïj. ^of* z: 11. en beu ƒ iitjiijnen fel^* i ^atrt;
4:7/ 8. iBaac öaïjfafee be Stfllirie» / aï^ οοδ lêebucabnetfac enbe 25el·
Wat/ tôalbeeïDjtôeifôonmgcn/ bïefgjafieninöeteertïetianöerafeecberacó^
teliö: alssmetnenbe bat^et fiun eigen oftei)unbei: <i5oben fecagDt getoeell
toajs/ bte ftenbe lanbentoanfoljele anbew^ioben/enUjelberonbeiriihbejS
ban^fcall/ ge^lpenöüöïse te otevtoinnen: fô aï^ fpbat eï6 opficft
ftlf teScnnen g^iben; Jefa*36:iS/19. en jy: 10:11, î©an. 3: iç. en5; 3/
,4* boeg't gene fpoofialle bjiegaafi anbei'if 39« ge^at getooiben/ foon.^
t becbolg Man ïne gefc&tebeniftên leert»
^ 4* m teajs ban artbeuftijilbe^ bolpban 3|fcael mt alle leibenen
Baat fpooit meöe omgang öabben/ niet/ of Jehova {fo men geöen befen
«eamleejlm'töeïjjeeiafcö/ tctaat toojin onfen Böbel tîaàt)
oofe Uîei een <i5ûb Uia^ ; toant bat {lonben fp gefamentlijfe Ijefeenb : maat of öp
wieer toajS ban eentoan bteanbere<©obett; ennabet/ of ^pteaiSbe^ppet®
S^ bie'tgefieel Stlbefïieit: en einbelife baac'tmeejî op aan niiam / of βρ
alieei»<i5ob toas?; en aile b'anbeue niet met aU l|et laatfte plben aile
^Wselotoige Sîfuadtjtcnflaanbe/ en't eerfîe iîja^'t gemeen geboelen ban
Det ileibettóom* ^it i$ï te meriten tn al bte öifüutm îtoelfeen he idjofeten met
b'itifgobenbienaatss gabben / χ. 18:24. 3ef. 5 7 î 18 /19 / ao. en
44·: 20/21; 3[etem* 10: §. en 11:12. ennî^z» en 16:20/ir»-
εη tjerfcMbene anbere plaatfen meet. ^î naam gaüen fp gem
J}iet gelp be SiOtjm/ omfuH UolflreSt en eeutöig toefen te betefeenen : maac
fù geujfe fp eïfeen <60b bp fgnen name nœmben ; ^ei 5p bat bie een j^unbet eigei^
ne <©oben / of ooi» ban enig anbet bolft of ïaub moi&t jjjm biïjfet met
wienfeïaar aan ben gemelben ilabfafee : booj bien batfi^pben <0o&ban3if^
jael noemt HE ERE , of Jehova, feifbaatgp og'tbecacDteli&tîebanïîem
»J?ee6t/ enbatijetniet in ftjn bermogen toa^/ fijn bolfe uit fijneiS üomng^
eanb te itbben. m 36:15/18.
literbptlaat nu ηοφ aantemeriien/ batfeïf b'3!ftaeiöten/ Doetoel
IP wfesenni^ öabben/ en booj beïl^etbanjll^ofe^ totben^ienfi öe^^toa^
^ teu
-ocr page 151-11,(5 Derde Boek.
ηηΦοΐ}0 berîJonbenVôiicertî notgtan^ met aUenocÖ ^^ ïatîg& wrÎJ?
cebleijen 5ijn/ maar alüaiiecrjïenaan/ ö'een noo? en ö'anöeEna ficf) iwi
fc'Wsoöetp bec t^eiöenen îjcfoebelôDebftenî gilrjè fHÏ]P niet alleen öe
rienbei^Bijbcï^/öanSofuatot€Γεέϊtoergcöucig: tonen; maarmccfi al se
ïdjojfeteii Denbaarotiec aangcfiJio&enöeliften. €η 't t^ ooft ÏJ'oojfaaB mi
iwojnajneltftgeUjeefï/ tuaarom eerfibeio.Stammen üan ben/ öie t|c«
bert (Salomon eenlîonmgcijâeop fitH felben öabben / l}ct rgfeijan ^fcaei
genaamb/ en eerjï ijecüïelen/ booj b^fTprierii ; baar na οοδ öe ttoeean<^
beren/ i^^ap öan S^ö^ï 5^be/ boo| bie Uan Babel olïer\j3onrtenü3ier«
ben : alfo öm <6ob ful); lang te boren ^ab gebjetgb* ^'oojfalïen %
gobjSbienltigDeben toaren itieer ban eene* €n eerft/ bat fpuit eigen aa»
baar ioe genegenüïaren/ aljS jijnbe een hardnekkig volk : €,rob. ^1:9· ^^
^euÉ.9.6/13. ^ef.48:4» l^of. 4:^16/17. te hennen getoenbe / bat ip^
niet UJel te leeren of geVuennen taaren/om ficö aan eenen <©ob alleen te j^ontw^n·
'^enanberen/ gemaafet/ fo ftabbenfeberfeltjer jeö^"
aangeleerb; eenontertïanbig enonbanbigUolft / ^jliLpyno. l^of.v.i^/
17. aartûJienseen<i5obnotô<i5obiibîenfiljeeIiîîeirebenente leeren toa.^ *
maar lîolgbenfîecôii ben fïenbecijanbetoeerdb/ en'tgoeb&un&en Dan i)un
fierté» ^atMôebaarbannobeuît·, inquam/'ten5Pboo2i>^rbig]0eibtoeeri
gouben/ öanfelfaltelften^tüeberoni. <épob. 7/ S. #|al.78:f7. en 8τ :
lo/1:^. en io6:19-2Z. ï^ciberbetoaif/ bat fp omrmgb en ooft boojmengb
met ïleibenen y fïcô Itcfttelift berleiben lieten tot berfeltoer afgob^bienfîert,
Öigöi.2: 10/ti/iz. <i&aar toe plp 6rag0tigU6 / ten bierben/ bat f? m
klceicSelifeen üJelUiti feer genegen toaren; en Ueten fïcö bujiiiiôteit&berleîi
ben tot be ôoererpe / of op Ijet lîe^ geitomeu tût berboben gubielifeen met
bieïleibenen: toaar boo? fpeerfîberleib jgntoiafgoberpe/ toanneerrenocïî
maaropbe greufen ban'tbeloofbelanb toaren; 0um:2f. baarnain'tlanP
geSomen/ in't gemeen bebojbenjrjn. Öigl^t. 3:5-/6/7» î^aarbooîjnn ooÎî
be lioningen / eerfl ^alomo / en baarna Idc^b/ toi ^fgoberp berboerb
. getoeefi. en 16:51/31/33,
6. tierutt ontfîonb bannu/ bateob^bienfienS^fgoberpbiftmaaljiro
qualife onber ôen te fcbeiben toaren^batbeiberlepe i^^ieiîer^ en #20feten(geltjfe
bat aan €lia$i en be :e»aalif-l^jiejîerii bleeB/1. 180 oofe ont be bjaarfjeib
ban ben <0ob^bien|l fireben : bat SlfraeliS ^jofeten toel ban ilébencn geraab^
bjaagb/ ofomftulp gebeben 59«/ geiijfea¥j^aâmanbe^prier<eiifabebe;
a^üon. 5« entoeberombie banbe 3|eibàten bp ^obenfelf jijn aangefoc^t/
geltjfe^jSliôajia baarom aanben jpilifignfcDen îlfgob fonb; 2. ^on. i: » /
2/1. fcÎ^oûnbanregiîtrnmtge ^fraelijten met regpt beraggtelife ·
bat Heer dcr vlkgen fgggen bîil / genaamb. ^te WsobjSpjiefietiEi ban / of
Îbte leggen befebeeïerljanbe weefierji en bebiener^ ban ben afgob.^bicnlî ;
bebenfeenbe bat al bJteneertng boet ficö onber 'tbolömoet gcben/ en baar
bermoebelîfe be meefïgegabingbe te binben 5ijn t ib blfj&eti fp (ïcB onber't bolfe
ban IfraS /1 jpDeimeltft ofopenbaar/na bat be mtten tegen fulSe menfcljen
ta't vui. etî IX. ftoofiJtlttiiÔierber&anbelb7 flreng o? flappUft booj bWcc^
h-
_ "J^rgoîiecp / begaîîen fici) i--------------,., « t. ^
|^anatTe\ua?itellen. i.^jon.^s: 6. ert ami fo Îîélç Maggten beu pjofetcn.
^ec. 27:19. νπ. Χ . r ■ .
7' BemeiBinumct mi»certjS îrenfïaat bejsf loûîsftÔentoV mttcrgeUj^-
öinge ban Dtt^; en bat (ρ m ontrent gei ï|eîi)etîDontfo ô?oe0cn/ ali^topnu
nopenö 'tldaiisfbom öoen; màat baKtopooS jtjn uitgegaan / Ιίίίοη,ίηοφ
welfinifaanhangt/ ôaacmerag toebecom toé Seect/ offïe9 baatmebe btiif
of fo befmet. 3©p ^ébïîentot gebucen boiftecen biemcet; ban <i5ob allcfrt
aanbibben ; topijctóenoo^befelben ontïeron.ë; cnbanbeonrcnbîoonenbec
inpaajafcôelanben. ^^eftoirtisfcbeufictbermogenmetbesiasobis/ bien top
fanbibben ; toant baac in jqnfe met on^ ceni? : maar ober raentgte ban gunne
Damons en Heroes, bie fp ^eîïigcn / en tn 't latijn Divos, bat <6oben noe^
; bîe fp aanbibben / en toel&ec groot berntogen ! (fonöerltng tee ÎBaagb
^atia) fp met memgte ban bjoiîbertoetften of mitaèelen betonen Mien,
^aac obec too^n bjsnbedîiîe Buiifiie^ «it bebaegt / ert οοδ te toerfe gefîeib :
JîeSanten, batiéi^ditgeny om ijirijj enantb300|baangelopen, ^atbolft
Jîngenomcn met fuiiî een geboe!en ban bie ï^eiiigeu/ gelooft aï Winbeltngsi
Uiittmcn boo| mtrafeel opgeeft/fonbet nobig onberfoefe>^o οοδ be ï|etbenen
"Poub^/ en^ebennocô/ metbenJBaôometanen/ebeneeniS, 5Banneermett
jeeb^É gelooft bat ietjS gefcöieben San y en gacrne geeft batfuï)ç geft^iebe: fo
jjceltmenfïcôlicôiin bat ôet gefcftteb / toianneer Set tïeeö^ uittoeHbtg toai
oaarnageltjBt. JBen onberfoefetnietna'tbebjogöî ombatmentotlbebjo*
ö^nsönj enniètbefcöaambfïaanbooj begene bie ban onjS geloof en gob^>
ôientînteten5gn; en tegen toelSen top ôet toillen ftaan^eitouben/ om toc0
οεη name niet te gcÏJlJen bat top bolen. ^e ^apen en be fo genaambe «©ee^
iteltlfeen / toièn mee{i baar aan gelegen ίϊέ / §et jp ban !|eibenen / J®af)ome<»
nen of f>apiiien/boen al ^imbejl/om fitö boo? fiunfl ban rebeneeren^ït^ecu^
iinm$ ôetcettwmn te bemeeèen / m baar bfe te 6o?t Somt booj mtcafeelen.
lîj
Si 3^u/uttb!t alfe^ maggttien6Iaaritftal^ m enen fptegelfïcn/ artgci
ne Dat onjS ban ben ttoijï bec heilige ^joffetett en -apoflelen met bie genaamte:
'^Toberaar^ / bat îiibe<6e«|ieli6enbanôct îleibcnbom te boren 6omt: ooft
Juttentteifî/ ban enige geballen / toaartn befdbe tn gun tlufe te 6o?t geBomen /
booî
^obat%bîa.^Îîeteei^éiwtbenbioom bïin f arao» ·6βη»4ΐ. §ρ roept bp
«nbe CHacbami^m, gefrjfeiitï0?anfertj6beSorbonne ober ftoare faften ban
gneob^ienWtoojbgebiaagb; öproeptbe Cbartummijm, get ganfcg ge^
mtcöiïpuanbe Oratoire, ^o beben Babeljs^ feoningen οοδ bp |ϊφ gomen;
DUime^flchafijrti, Goirijm, MecaiTchefijm , Ρ Academie detfcieKces, batl'jS/
ae Oppç,rfchool der wectenfchap.pen bêrGhaldeen. ïï^an* 2: 4/S"» omgunne
KomïWa;ltjptettoijfelingen/ bélangenbe ben (iaat ban öitnne Soningrijfeen/
11,(5 Derde Boek.
tiio2 Be!faf;irïïanöo0eeoojf;iÏiïïUiaten. ^er^aiiJm öcbbeit fp fo tocï alii
ïjuniieïïnningen cpiiö uit ferie&eïi/ öaï bit «en top,rfe toaj^ tjan Gods geeit
luaaromîiim^anteibaat crfeeiôgclueciîi^/ cd^ datde
Geert der heilige goden in hcrn was, 9. derwelker wooninge by 't
viecfch (bati^tjpmntfcOen/ bicuitblcefcijpnlJlocbbcftaan) niet is; ge!tj&
fpcci)tei: ïjanbeDemons, baacfp in berleseHiöeib ίϊφ oj? ijcrieiJen/ JWcjl
geioofoetu ^an. a: 11 « '
$. %mt nii cen^ fïcn / Saiat iuflcSen ίό'&?η in €gpiïtcn met be Cbach a-
irirpm^ -MeGaffchc^rnCïiGhaHurniriiimfö ί?'/ ai^ ^.iton^nÖ^
ilîofeii baar Ijerfcljeenciu '^ïer quam get bjaastï«&/ al^ in b'anbcre ge^
toallen / iian ben ^cnin^ met / maar aan bcn^ifeoning. ^ic toojb toeifocfjt
δοοι bîeitoce Dosföen îjan^t feolîî 3fcaeî/ 0m gen te iaten trefeSen iiît fijn
lanb. ^p li^fî / ^t naajîe te f^ggen / maar ijet aliec'
naafîe niet. 3®ani iîp en moggtniet toeten / goe berre m aile^ of goc iang :
niaatfïer^if/ toaartoe/ en bat ooSnotômaarbooj een .beel; te toeten ont
aan öuiiwea «i5ob te offeren feî be tooelîgiie* ^p boen be boobfcfiap op ben
naamiîan bec Hebrcën eoti / fa aiô b'^ifraeigten ^unber taie gaïloetuijn ge-'
naaiîîirgetoeeiî. î©aac ober toont fic^befeïtoning niet toectoonberb i^^étoel
toeeienbe/bat fp t met fijne oBoben m^t en gielben; en bat ijet toel gefeeiat / bat
îjoîgensi uitfpjaaS ten be #apen/, een <©oö toel een^f op fehecelïefonbere
jilaatjs gebienb toil 3ijn î bat toaven fp fo toel getoenb. JRaac nabemaal be
$ïQmag toebei-mn ben <i5ob ban Sifrall niet i)oget fdjatte bantoan anbete bol^
fiecetVfn ianöen : fo toa^ 'i ijooj ijem ijebermelij^ / of Dp fo Ueel gcôoo j meefi
gebeh aan be ömi bm <6ob tmë ijjeeinbeïi tioIâiS/ bat Bloieiiïf
inaacljp tjerguniiime in fgn lanb tooonbe ; aï^ ofeen <i3oî> bte öooj jïjn eigen
ίιοΐδ geen lanb en ö^bbe/ foijeel tn bat iwnanbei:e<©oben moejitefeggen
j^ebfaen. mint fitt mogDte fid&en <6ob toel jtjn/ bocj^t Ôem / Öp foubec
itieec af pbberiOoöien fp^efien: maar felf be naam Jehova toajS ï^tmon*
fieüenbgelïjS Ip^ feiöe/ Wié is JHV H , wiens ftem ik gchoerfameit
foude, om ifraëlïis laten trekken: ik en kenne geen JKVH , endefal ook
Ifraël niet Îaten trekken. stü·* 't Öem oqfeniet ttn^ bepijnC
Jtoeecb/ ben ûaab baar ofeer te beleggen.
10^ IBaacaliibie ttoee geb^oebei-^È toebecquaînen ; en tot betop bet
3rotemag^ban|^unnen<6o0/ fnbatfptoettelihijaniiemaefonben toaren/
mimMbeben; mitiS bat een fiafberanbecbe tnene b^e/ gntoeberom be
jbiaBetoteenfiaf: n, fomoefibeMufti, (o^fm^uth^g^^
fpjoSen) eerlï pb?aagb / ênbe Clerge (lofcfiiif in 'tIjartfijn Vï. iJoe&
ber «©ub^eben / noemtje Priefiers enbc Wijfen) bp een geroepen ; om een^ tu
fïentoie'ttjoinnenfoube: Cufebiusïfeifèier/ bat ^anne^eïtóeSainbje^/
al^ ieçoyg^ÎjiijUtaTWi, hiengrammateisy heiligefchriftgekerdçî>,baartiOetïer60i
ïenjijn/Pr-f/ï. 18. t. 8. en bat öétbeibe ^>π\ξ hienisbjfjr
auW betoonben bat fp't ^i^ijer jlonbm,»nt fienbe befr ttorüebg^
-ocr page 154-Jwiteu tlaijfei eccfï ö«nne ogen na beRl^erneï ^flfeu/of oofï nab^ifMtcïiBe
om fyjeiten / of bïJ ficl) bibbenD^ (toant Cölüï»^ Oetfï fû gebaan/
i^arh^y: 41/41«) fcan m öeu naam lïunjS Φαΰ,^ί ben jïaf tet
aarbe löerpen ; en bat bie ban een lïange tojierb : om Öieu be minjîe niet te toe-
fen / fp deden ook alfo bdahatteihem met^nnuc mompeliagcn, bieinen noemt
beP^:eeritigen ; og bat fp te fminen gatJcn / batfp bte ttsoo^bm fp^ahen/
cm be Bsemon^ of be <i5obea uit te iialen / en bat fp 00& miraiiel beben. ^nljr
Doçube/ enbefafte j^en fa toe|t;eoo& geïuMîenbe/ bat fp ben Honing maat
®PfÖ« agiote 'tma^^ôen genoeg om oofe in önn beïainb te blpen/
toaacaf ô«n fc^oojfteen cooFïte ; en baar f?i groot geüaar tian (ieyen/ fo be i^e^
%imiefceibebjetoen/ batbenîtoning boc|jie een bevog^ tian groter <il5ob ie
Jtjtt/ baneenban^unneiSobenloo^,
τ I, jBaar en ôaîïîiea fp ttocligcengctooniten jparao aïöu^
te \jjeben : {let Jlofe^ en ^ilaron toonben/ bat Ôp niet befjoojbe fo geruft te jgn^
3©ant fret / Aarons ftaf veifloud de ftaven öan bie Chartummijm. gin0
öit itt fi^n ûKrfî ί 5|et meinen fommige / bat otermît^ bc ftaven, niet üe
draken giergeiwemb |ïaan : ö^tfotieeltófeggett 5p/ al^ bat ^laron toonbe
ï»at öct fijne luaarlift üjaiS een bjaue^maar bat bie üan be Chartummijm,naalB
onberfocötfjet nietentüarcn: en bat alfo <6ob^ feragfït ftier in Slaton
feenbe/ be honfïeulijîenbanbeGhartutnmijmtenietemaafete. JBaau ifï eiï
Oe niet / (ftöoon mp bit toei bienen foube) om tijat reben feonjï offeragöt rnttt
booj get luodjb ban fiaven te berflaan 5p ban be bjafeen / bie baar uit getooji:
Ï»eu Uïaten. 't ban genoegö / bat Ülofei? enSaron niet aïleeniift boe /
wtaac telfeenmaie namaalsf noc0 be meeflc toaren, mat ƒ acao nocDïan^
waar booj niet te beUïeçen tna^ / baar fiabben fp notôîjutten tttiijfel reben toe
iSeïoofmiiTciJten op btenttib al te Mein/ 't |p toan ben HSoning/ of o£^ bsa
^ geefleUl&en : 't toi a^ te öerboen; met een fuel ηοφ niet al berloren; of bierge^^
w bonben iwer: gelijft Ujp fien/ baîoo&be#apentrtôet#aus£bom/ al^
«an 't mirabel loerfe iet^ hapert / ftet vueteti goeb teraafecn»
12. üet iÏoeebetttonber «ttfïen fp 00& na te maften. 7: 22. ftet
loatcruanieiifemblocï>toeraR&er& : ôoeûieibfttoemtg toefen Sonbe/ alfo al
'tüjaterberrititec / en&aii3oo?tiinocbtn6refien en m floten jlonb/ aïrecô^È
becanberbtiJa^S. ^pbeben'tfelfoemet bebo?fci)enoo&.«B;c*8:7, bâtis?/ fgu
beben ηδφ ϊ^έίΐ fo lang ai^ fp maat feonben. JBaar 't toajS met bie bjie^
iiialenoofegebaan; en Rebben fp alfo met ttieetUan in be eei^tïe ttoee ïanbpla--
βεη tet^ jn 't gejîelb ; maar met be Hwifen ôtelb Jet op ; 't vceliî iïenbe /
^erben fp gegerfi om te befemten/ bat bit Gods-vinger toasf. ^^ 18/1<?.
J^t^t fuoare plagen / naber^anbs^ gebûlgb / öan ber ï^ebjcfn ^ob ijen toege^
ionbeit/ ôetwigbenMaariiâbatbitmaarUîaô; enbebe bît be l^eeac/
®ttitïtöteboen&ennen/ m jparao bte Vuooibén af te leeren / ίδ henné
tienoBobtoanfulBennaain: Üjantdaaraan (feit^p) fultgy weten dat ik beîn
JHVh, Ofbe Cp.triy-
îBaîïifîenbefeChachaiîjijm, MecaiÎchefîjm,enChartiimmijTn, ba»
iîooit^ acbjuiïîten / wîî Bwnwu ïîoning, tiyfijn ftMft te DwOeu/ Oaar bmm
f 3.
11 f
I
^aif
11,(5 Derde Boek.
ïoo?ö niet sémeïis : maae'ti^ te fïen / öat öp noc^tan^ öoe meecUerifaett
toiccö/ aïfo Ijpbooit^ tnanôfCûâiîbeïinsiîîetlfôûfc^cn^iaronquQm; cecfi
oiiiDeplagm teïfemï aftebibDm aan bmfdföen <©oö öie Dnac af b'oojfaaft
lna^. i^p öie te üocen fo Ueracj^teïili ban fiera gefjpjoficn Ö^öDe / toi|i nu ti
feflgcn/ bid Jehova., 8r 8- fotudtoifiijp nu ai te nocmcn Der ©oö /
cn betec ban ftjn eigene gcëcrbe <i5aben:ôp beeb ooft aï een öQb/op "ii^y/
Ijoeujeï ôy ôen geen tooo|ben ö^ö. <!^atcecfï toeï om bc Uoifcôen : maac
toonbec toa^'t bat ôembeïuifcnnictbetoogen/ toaataanbeChartatnmijm,
öaac öp (Ïclj bu^ ïang op berïaten ïjabbc / «©ob^ bingcc fagen / m fjem öaac
boe ijoo? fitten lieten. j^oc^tansS ftön 't ongeöierte fo teeï boen/ (be toiecbe pa-
ge aie öcin oberquam ) bat ÖP totïaüen enbe biebcn guam« 8: 25 -
JBaacopbe bijföe/ todiïe vuajS be iprfïe/ bonb öp flcijniet een^ gfraaftt.
9t 7, fefïe/ nonieïift be ftbcecenaan öemenfcfïen en ö^tUec/ gingen^eni
aïrtiebeniet aan'tfterte: 12. niifTcbienom batfip boojgetooonte ftaroec
toieïb/ inbien men becbfv niet ban op 't natuuEïgft fict» .fBaac't feoenüc/
tetueten bat öecüaaciift onVweec bouöecenöe bïirem / met fuifte ongemce?
nefiageïfïeenen/ felfji in€gppten alé 'tgcmfóu ongemeen; bjagijt hem
fo beire / Dat ÖP öer ^e&icfη a3aö tegöibeecöïg&e / enöe iiem fcïfm 't ongei^ft
lieïienöc/ om becgiffentflTc bab. 27. ^ocö aï^ ött ontocet opötcio / bïeef öP
cben fcec berftacb. b^ 54./ 35·» 'c i^ab ebrntoeï op 't ganfcije öof fa ticd gelüerftt/
öat fp ïjem rieiicn 't boifi te laten gaan : ïiie§ bp fo toeinig niet en honbe boen /
of nioeflc mrt b'ï|eb?eën uocft eené nabec in ene onbeiöanOfïinge iiomeiiimaac
bïilbenDc te fiöf op fijnfiuit /imaelï öp öe acötfte pïag^/be ^p^infifjanen/
nocîjtjefureni b^. 12. Dieöemörtöecte iajeöctombjatttteeftec maahtiri; b^.
16. ^bcö b3ebetom becljacb a!^ bouen / bjojb ijcm De negenöe op 't iijf ge^
fopben/ befïaanbeinfeec bihfee buifiecniffe/ boo? fijn grtieeïe ïanD / b^iebai
genïang. au bïe iiem be ogen fobeifc open bebe/ batöptoatmcerber be-
gon toe te geben» JBaac aangefïen b'^ebjeen bïeUen bp ben ectfïen eifcï)/
Daar ban fp ooh niet toijften mogljten : fo fieetbe ^arao ooft toebecom tot ba®
rlgegebacöten; b^. 27» Daart>p betgramö op bfetbjee mannen/ baat i)p
ÖU0 ban gepïaagb toierb / berboob &en 't öof biS Cen ïaat|ïen teojb W
DoojbetienDe pïage/ bieïiietoa^ beöoao bec eecfïgeborenm booj'tgantfcö^
ïanb/ nu buiten öópe ban ontfttt en ban bcrïoffïnge geb?ag&t : fo fetr bat
iip Den rao?genfionb niet een^ becbjac&te i maar 't boift/ in plaatfe ban te ïatcn
trefthen/uitben lanbe joegfi. 12:29/^1.
14. ^^ietoifpeïturige barbneftftig&eiD/öoetoeïboojtÖobéregïjtbeerbig
oojbeeïfïcö in Defen Honing opcnbarenDe; op bat Jehovah fijne kraght aan
hem betoonde, en al be toeerelb toeten mogftte bat ftp <0oD i^/ ban bjien
Dc<ögpptenaarin'teftfïfofmabeliKgefp|oSeni)aDDe: 9; 16. nocDtan?/ he^
toijïebefeïÏoning op fijn feiöen^tbentoelnocï) buiten ttoijfeï inoitaiie^tîii
ne eigene gcöacöcen óat^öe ; bjat Sonbe öu naDer Denften/ ban Dat gp fïcö aan
fijne <0oDcn mogeirn befonbigD / nu ban Defelbe Du^ geflrafi
bjiccb/ boo^ |}emboo?enentr|b bitóiiröemagfïteen^bjcenibÊn <0oö^ teia^
tm homen. <©f fijne eeefîeïiâe'tt Sibben Dem geöursgïiiï geluetm met
XIV, Hoofdstuk. 117
Sûçc op te gouben / öat ijefe pïagen ^aaii een einte nemen / ea ötmnc
<«öoben Uieïjcrom onttoafeen foutsen* ^aar toe W iJWit^n ttögfcl nieluen
JJioeïj firerg/ toanneetiïemtJODjquam/ öat öitijois/ UielSjS^oïïöcm öu^è
jstbaarïiEt piaa^öe/ niï int fgn lanö öertcoBfeen/ 'tgeleenbe gouö en fii»
fft meifïc0 öaïiöe«ttietij geboerb; en/ Γο atóöP 't begreep/ baarboojbe--
Jponb/ bat fpiîiaac&ieiaentoaten/ bîe fcïf mljunnen uttiogftt geenenïjooji
iPepb ftcbben fouöen. ^E^at mogcltfe iimi <i3oti niet lietei: / maat toel een Ka-
Maimoonv een bofe Dsemon usaj^ ; ffcUjft gefïen ί^ί bat be iletbenen foqua»
"δ atógocöe^oben (Mien. L^S^xi-Ç/f. enb'eennocfib'anbecmettegoeb/
ont fp fjcm btenfiüaac Keben. ^ofcfitó meint / bat Bp Oet ganfcïje toerS bc
ooosf^eïb en'ibeb|ogl) baiïjBofe.ö voijien üJilbc ; enbatDy/iicmm^anbeii
ÔebbcnSe/ bosîtaan ïBeifulîe înfgn ïanbbeDoubcn foubc. ^at ijeefi^etn
be€»!;e!îeiî6ôeib foUJijj^gemaaftî: alfoijpîïûti) geen filofoof toa^/
ttiaareen poltîijfe; en oohraiffciJien noc^jang tan jaren/ alfoftp/ na bes?
Jpifbenfcij^ntîei-^feggsa/ boe oniangöop beutjoon gefeomen/ enfotelt^
«K om te fcttenijüaö
Λ' if. aBpfien ban bat Çet ganifcBctoerlS ban bte iSgiipienaarjS/geUioom
«B Tovenaars genaamö / niet anberi? gcUieeli ban'een üebjogQ ban 'é
wibenfcft l^jîcfîerbom/ öaï tioojbe<i5oben en ben <i5oböbïcafi bec Cgpg^
«naren ficeeb: en JlVofe^met^taron baar in tegen (ïonb/ batfp ben<i5ob
jn «Bobiöbientl bcr i|ebjeen / bie boe maar bjeei;ibeiingen/ en flecö^ tec
öebe in bat ianb geleben toaren; bu^ botien ^unne eigene <i5oben ùitiben
iielien / ben iîomng foeüeube te obejreben / om aan ben bjeemben
pÖoo?tegcben. ï©aac toe ÖP bp ijemrefôcn toeerïoo^ / ïjen aïiS ^obge^
«PL'beiî en^atîîurfenî^îgtn te ftulpc nam: bie fp fjem oaS (al^ 't bight )
f)un becmogenboben ; maarqnanten aantïonb^ beel te feojt* 3!n 't ioerö
«ietnisecbecmogenbe/ foonbsrljieibenfe ben llîoning buiten ttopffei Cfobeii
öart ban fitlhen tjoïft tsi ) inbtentoaan; in boegen aljSboojfcftjcbentif/bat
Sp iÖet aile^ norö tc boüen &omen foube/inbien ÖP maar (îanbbafîig bleef. €11
feKecliS/batqunm'ec biiïmadjS fcecoy aen/al^^ÖP fuïheSarbe1ioteHîîreeg;CfeIf
fïjneûabenfiemaî^tioeîîbcgebenôe) fotejreöatljpeen^ gegeei beftoecfe (ïfe
fpjeSe na't geltoeien tianbie meafcDen) om 'ttiolft tc laten ti-ertSen : Haaac
ijan Opeti)ierïoeberom beromateg/ baar fp 0em in jïgfben/ al^ in 't
ïaatf: ie fïen I bat fe feiben/ Wei waarom hebben w■ toch dat gedaan?
<e):ûb.i4îî. enfoeni^óaarmetöet alöerminiïetjanbie (Coberp/ Uiaac
3f men ^eben fpjeeht
16. ^n^te?re5i|ntf€gp{itenaacémetîiîeCi)aibeënfnïïîen Biare fpie^
δει ban bit toerö/ bat Ujp met b'anbereH nu niet teel moeite j^ebben fullen/
®m te ber&Iaren toat Oei toa<i ftet gene ban Den bjojb becö^alb. ^er iBoa«
JDten ïioning 25alafï/ en be JBibianijten fijne bonbgenoten en geburen/
"«imenmetijctboliïban ^fraël/ bat in alfulSen menigte / beel fïerfeer bati
g^Mgneojjfnnïanbgclegeröloa^ ; en^ft onmag^tig binbenbeom Çen met
wapenen te keren; ttabatÖpooöbanfiilSbejïaan ben quaben «ftaagfi aati
w ueibe koningen / bie ftjne naafïe buren toaren / en booi öat bieembc
boife
-ocr page 157-11,(5 Derde Boek.
mil 0un fónb gcnoûbliWBt toaren met öfrltei^ Ijuiiii ïeijettji m iecmmeti/bct>
nomen öabbe. jUurn, ir. fo toinb anöev^ oeeneii raaD ali^mïöDpfeHüafl
<i!)oö^bïenfï aan tc toenbe».©ertrotut Γιφ ecötec ojj fijne eigene ΦοΟεη of Der^
feitiecf jtefîec^meigenoegD; «taac noDistBiieatn/iiliiiïoüenanbemïïjei:^
maavbmöcfenbien|i / ijan ijjienj^pfulfe een groot geüoelen 0aöDc/ oac ôp
feiDe ; ik weet, dat wien gy iègcnt, die fal gcicgend lij n, en dien gy vervloekt die
fai vervloekt lijn.tot ïjem te feomen. iBwm. 11:6, ©ocö aan SÈem felföie
een lofe bo^/bien 't maar om 't meejïe gelö te boen toa$f / z- f et» i : i j"· 't ^eift
ÖP banöefen lïomng tot genoegen öaööe feonttcn fetijgen/ ïjab^P
tóiUemogen 0ter begaan. JBaar €iob üeïett Oem bat : gem enen op
be öeenreiif tegenjïellenbe / en boojgetfpiefeen jlnec efelinne obectutgenbe*
flSit^ ge^ Öem ^ob ooft m toat ffp fal fjjîèâen / 't tuelB regelreg^t 0et tegen*
beel beljeLéUe ban be^ lïomngss ogemerfe. ÏBant a5ob berpiiggtte ^ ftet
boift te fegemn/ tn plaats ban bloefeen; al^s uit fiet ftaptttel llaarüö
$.17. Biet tegcrtiïaanbe bat bujï gebjongen boibcIilB be toaarBeib
fpjafe / 't toelfe 4500 fo fchiSte om booj bie gelegemöeib ben roem fijnii groten
naaiîîii nocD fo ^fil fetagötigec op te fetten ; en bat Gods gce ft boe op hem
, toaac boo^iiem d'ogennu ontdekt toaren/ fteóroenienbebaarm een
:der van Gods redenen tejgn/ die desAlmaghtigen gefightefagh, enge^
jeel verrukt Uia^: fotoa^'t fient ebentoel geen ernjl; geiólfe öat mtttoee fa#
fien fetaarlife bleeli. ï^ooz eerfl / bat Op niet tegenfïaanbe bottge ontmoetim
geopfünenluegö ; notö al Γοη bejïe bebe om't gelb aan ben ^ontng te ber*
btenen: ôoetoelôpboo^afbatÔetDemmaarom betoaar^eiblcuasf te boen/
23:12* en bat fip met geen gelb toasi om tefettcn/ 21: i8»en24: lu ^at
Dabbe ï)p goeö feggen / toanneer fip fagj bat baar booj gem nfet aan te feomen
Ujasf. noembe οοδ J H V H fijnen God, ombatfipfioopte met be^^fel^
bengoebentoiile'tbolh tefeloefeen : bat ijs met öoutoen ban altaren/ en
•t boen ban oflérïjanbe/ banfjierbanbaae (biantbitberïieiöenengeboelert
i0/ batbpbe45obenonberfc0eibbanplaatfen5p/biefpiief|îloïllen/ of baac
fp meeiï Doerfefaam 3iin) 20: 2?, ban Dem öertoerben foube / bat
DpfeuptberJBoaijptenlanb bertreSfien bebe; tuant tfe bat vloeken berber
was
hoorder
metopetp'
ïjaarbe / ï)f ' '' " -------" - — · -
chelingenlï
fcDgnt) uit _ „
Ijuurberiibienenhonbe* ïöant bu^ binbife bat bp Sjûfeflt^'ooïîbegrepen/
bat bejs geöuiirben lî^îttijeïaar^^eburtg oogmetU toasi/in 't l V.tJ, Dec «Subfj»
6. Γ· Cnüiïefalfeggen/ Uüat fip ben niet foube fiebbenbJö^gemaalii/ jjattp
ïicflï öoren \jjtiDen/|)ab mbe <l5ob ban %fviitli booj bjaiig uan fijn gemoeb /
lüet tcliïcnsi baarin oberbtoerfï >
18. ï^etanbeïbja.^/ bat te nu jïenbe/ bat geen ncchafchijm Dier iet^
m-'
-ocr page 158-Jçi'moggfcdt î baiBettï öan pïaat^/ fiïiaai: of ôffcrôaiîîseîîiet cnpïp; fee^
gfbe&oeuieïijawnliet/ en fpja&fo aligô«tD^t«ôaîi<6o&Ujietbingegetieiî;
aÇum» 24: Γ. maac ioonbe ^oefgn ^tnt met be JBoabgîenenlIîeîïimtïjtew
en imt een tot guh geib. îî^aat t'ôui^ geliomm/ gaf öp öennoê
e^fentaab/ Ojofefu^fett terjongjïgemelbe piaatfen/ batöp b'oTaeclïenbet;
^tbe bolhereu ftp ΠΦ ontîîoob ) &at fp boo j bjoutaîtîûïfe \3 jtenbfc0a|i mtt
ï^elgten maïîen/ engetuot afôaiiîîoefîen|ïen te tce&îien; toaar bcoi Ijuu
Jöobog öenbergmmb/ felf ban benviIocîî baar obeu ö^engen fcube. ©a«
oefencaab geeft JBofeiS acgterna ηοφ meibîngegebaan/ ^um. 31Î i6* bie
ObS tenbeeie toseigelufitiiS : alfo bie 24000 nicnfröcn'i ïcijen fioiïe /
boeg eii^liftbenlBtbianijten felfitogö Dunnen onbergangö/ cn25ileamfga
ieijenooBiîieteeîî. 31:8. Ifietiiiti^Dan tetîen/ batiipnietmeeKgeiueefliiî
aanfiemfeïben ban een ô^benfcl) Oaifcfielaar / ali^ onber tetben2nberfeee'>
tenbe/ en bpbe^eibenenijermaarb/ enmetbeî|eibenen!)ei!iouben&e ; en
ttagebtwongen pîûf^5pe boo|ene0ngelxioonetnfiJjaa6iJati6ob^ €eetî/iïtg
«Jebec totbe 3|eibenen ijegetîenbe/ metfgnen raabbefeltieûnberlîeunenbe/
tût bloefe bejf bolj; bat 0p gefegenb ijabbe. €n 't gene botîen aliei^ utt jîeeSt /
^asf/ baiöp fïcünocö aî|f ILegerpjebiftani/ aan'tgoofb be^ j^^irii isan t
seibenfcD bolSisegeeft / bat ΐΐφ ijetteeecbe tegen batgefegenbUolh; en in
bien fîaat fon ïeben liet.
§· ^ililîijnfcÔeKofemijm en Kohanijm of 1 ^aitt <>4iteer
S^melb / 5Dn mijnsf feebunSen^ VI. 6/ 7/ 8. al fo beel befcôjeôen/ bat bati
Ôunbebjgf oogmech niet befonberif meer te feggen balt. ïi^eBjoutoemet
benoovtotCnboj Î.^am.28. befgelgjc. vi.§ 9-17. βοίΐ|0^ΐ3ίδ üaH be
Magi in 't i^ielxi'^elîamentbermelb/ IBaiti). l^anb.8. en 13. niettoel
fo toeinig fionnen melben/ ter plaatfe baar öctpa^ gaf fiente cntbehfeen/
vll.§. 1^-10, of'tï.ö fapfean^ genoegö getueefi om οοδ fîunboen enoog^
werft teffen^ baaï uii af te meten* ^Itooif ban bie aSefmeerberjS ïfanb. 19ï
Ï3/Ï4. i-sbaartecplaatfenamynoojbeel algenoegö gefeib* VI. §.19/ 20/
ai. ^ocóonbertuffcBen fal ife notl) luat toeboen bp bat ban be Magi, eit
beïPientlmaagbtoti^iligjji/ l|anb.ió:iö, VII.$.i7/i8. ijoei be tÜJeebc
maal ten toen gefïelb»
10* î®aî banbe Magï (baneen^JBgfe/ baneend 'CoîjeraarjS beri
buiîfcDt) ^mft ïaatfî betreft: Ijun onberfclieiîi bejîonb alleenliS in't ge»
of mi^lîjuilîôiîntjeclîoîiiîenbîerenfclîap/ tûtbienlîtjan «©obenCtó^
jjwis / of baar tegen aan. ^ie opljet jïeîî be ^terre qummn aangaan uiü
bJsifietónbfïreeSbJaiEöeibabedaiïbban 25i!eam: menmagg
jiiet reben bjel bermoeben / bat fijne baar te lanbe bp fijn etgett
οοΐδ fo teel te bseit gefïelb getoeefli^ ai^ bp JBofes^ ; bie onber anberen baan
Wtbermelö; dat ene Sterre voortgaan fal üit jaköb, cnopk een fcepter uit
ifrael opkomen fal ; die noch de palen van deMoabijten eens verflaan, en alle
Kinderen van Seth verüoten fal. 5gum. 24:17. ^e naam ban ^terre baac
Sb mét enen ^regter/ moeii öen in beben&en bjengea/ bat ηοφ een feen
»eoiiutïïttg Honing na bat bolfeeen^ opiïaanfoube. €n fp We baar benef^
«a fmg
îï^
i io D.erde Boek.
fwii feetïHtó btt i^atuuü en ^temtt óalïöen / bfe 'É opït §«η toe^ft toail
ïjaacmtteöoojfeggen; öiefionöcn (fclf oofefonöee entse oefonbese opeaöa«
ringeüanvöoö/ of/ fo bieôaaKnocô fepguam/ btejS teftctet) toel
öea / öat όεη öte öjeemöe ^terrc diefe fageti/ &c pïaaliS öe^f opgangiS/
öati^tiecgeboojte / ban Dien gcoten fteptetöjager toeeiï ; alïoare't Dae fp
alle^ntet ijcrfïonöcn/ toat ftjncgeejïelgfeeonlïcï&amn en gelpe^eerfcgagi
pp öe^rof.
§. it. ^p ban / na b'algemeene ^^efïgötjSbeïanöecmge of Parraiiasi?
ijjelbemerfecnbe/ bat befc^tecreniet fo biep fïonb inben^melalie^Deaik
bere; maar öJdfo bitste tjp bet Sacbcn/ baifp ö^ar bepïaatiS betefeenbe/
U toeten of öe^tab ^ierufaïera / of tmmcr^ in 't gemeen get Sloobftge lanb ;
baar ban fp ec&tec bef^ goofbfïab alif be öomngliiie ftipiaatsS fot^en : ^ gabert
fp fïcô berttiaattjS op ben ujegi). <iBn baag^^ geen ^tecre fïenbe / bie ebenUïel
tot inSlubsea bajlal op of bp bienfïreefebe^Uiegösi totaan^ecufaiember''
Weef/ 10 aljimenbenfeet» magD : luanneer fp biebe^i nac^ti^be laatfïemaal
notö fjabben feoimm fïen ; alfo tot& 25et()leöem maac bïeimg toeggji ter Jööen
afligt ban bie fîabî fo ijabbenfe baar ceben om te biagen/ toaar bat be nietogei^
Ijoren liomng ï|ei blpt met een / bat <©ob bie ^terre ( fo genaamb/
toant i)et onmogcltfteen Uïarefïerretijefeniioube ) ef UeUec batlucgtfc^tjn^
fel aljS enejlcrreficD bertoonenbe/ tentiienjle ban öte mannen bu$f befïeib
geeft en bcfïiecb ; en Den οοδ achterna met nagötgefrgöten geeft bereerb : op
ÖatfpebenUjel (tjoeberrefp οοδ felf in {îunberfîanb berlicöt/ ofóunneöer^
m 5tjn befeeerbgeUieefï) bie burgecltfee bienflen ban ^e^proskumfis,
aanbiddinge, ofUjel eerbied inge aan fgnen^^oonbeiötifenbe/en Obérai baar
ban bermelbenbe ; togölufttge getuigen ban't opgaanbe ΙΐφΙ be^ etiange'-
lium^EÎ berflrefefeen fouben.
az. i^iiOeb tfe ηοφ te feggen/ bolgensf 'tgeneop öeteinbe be^ 24,
^οφΐΐηδιί inget IL boeïi beloofb iiebbe/ üjatberber ban bie Dicnftmaagd
3Ji te feggea / bie te Jpîlippi fpiafe/ fo 't ötette / booj en^i waarfeggen-
dcn geeft : ^anb. 10:16-19, î©at <i5teft / en bat ôet immetii niet en moet
geoo^beelb toojben bat befe geefl een ^inbei toajsf / t^ baar / fo aljs m
ineene / tojel getoonb î en nu gier VII. 17,18. in gebolge ban boo^gaanbe ^
amberrigpinge ober biergelij&en iïag^/ VI. $. 7-i9»boojtsf aangebjefen/üjaar
bat bte geefl ban Py thon in befîonb* 0h foube ηοφ te feggen ballen / toatbap
ban ban bat bjotomenfcö benfeen fullen / bat fp b'2ftpoiïelen fo naliep / en gen
nariep / berfMber lof begfionbigbe / en fnlfeen loffelgfe geiuigeniffe fpjai
ïian'tiSHangelium i taat ijabbe fp baar mebe boojJ üjant öet fo Maadift
tïietban ftaaren bipt/ aïiêtael ban b'anberen: getjpban^ileamtenquas
be; Set 3p ban fijne nafaten/ baar top fo eflfen ban gefp^ofeen gebben/ in
|et goebe. .ginbien bit bjotomenfc]^ metb'^ïpolieïen öeefttotllensïin/ öoe
toierbfeban banden befiraft > €n toajS getom gennabeel toete brengen/
Soe fpjaRfe ban fo loffelift banfien/ enliepSenfogebnagnai ^otômijniê
aebimftenjSSeefttnen be om^anbigöeben aan te merKen/ boojitoel^
ien fp met ôaat be&iöf alfiier öefcóieben toojb; bie fnllen't onjS ban feif
ban
-ocr page 160-^âtt ioel been fïen. ^ geeft'er gare iJjpBcib booi gefocBt.
§♦ a?» JBantmerfetbat fpm&ienjîUannieeKbaneenenl^eeretoa^t aife
î^tejcEbaiî hareHecrcnfgjtefó» ^ocft goe beftoaadoè 't ψ fîecô.^ maat
tnjecileecen te bebienea/ batgcefi onjSonfe eentgfïe l^eer ^cfuö jBatt. 6:
H' 13. eens? boojalgeîeecb. ^aac bp quara/ batfec tocô nict
Tgftbp toterb : fptoa^ cne bienfîmaagb/ en fp Weeft: en baaroitt 00k te
minberomte itiiffen boojbe ï^eeren; îjûoj toten al't gelbtoa^^batfe taon/
en'ttoel&mct toetnistoa^. î©antmen moeî toeten/ bat ftet met in öarc
eigene maggttoaiS/ fïcö aananberen/bmtijboinjijnbe/ teUecgiicen/ofog
Öaacfeïf tctoonen: banöab&efebetotttiïooSreïfgeöab. jBaarbaartelani
be/ enba^î inbietijbenobérai/ entoiflwigtoectnienj^bentiangeenbienjl^
ijoï6/bange6ot|i/enboo? gunleben eigen; ofool^aananberen becBocgt/fo
bi&maal^aiiföeigelb of bienjiboiSiemanb^gabing ί;ίί> ^it mei^ôentoa^
bûojijare grote tointïen/ bermit^ 'tgeMofimmeïii'itoOûîbbatfptoeeiani
beten tn bie toaarfeggerpen obectcof / b|p buur ban geib : (alfo el& Habe
gelb na bat óp toerden ofïetoinnenfean) enbaarom öabben enige ber bur^
Ser^ tot ipilippi elft enen fïutber bp geieib / ora befe bienjîmaagb / en be toinji
bie baar ban «ïuam/ gemeen te öebben» <Bf toa^f fp öen booj erfenifTe tfa^
men toegebaUen : fp gebbenfe bu^ lieber in getneenfcfiap toillen Douben/
ban tegen kt^/ bat Daar niet ebentoaerbigtoaji/ bertoijTeïen, 31uï«en fp
onber 31οοϊ>ΓΦ geerengab gedaan / fp-gabbeficD getroofien Sonnenmetbe
toett 21:2» om met be feben jaren bjp tejtjn: te toeten/ fo fp feif
oofeeenSobinne toa^* jiBaarÓare^eerenfeibenfelf/ bat fp Romeinen toa^
ren/ Μ^^ζτ. enhonbenmetberèiagen/ batb'3ftpo|ieien/ biefp berac^ielift
ooft Joden noemben bji^ zo. gen boo^'t boen ftoijgen ôunber bienfîmaasi
befe ftDonetotnfîen uit ben wufetîietem
24^ ^p ban/be bien|îmaagb felbe/nu fïenbe bat b'^Cpojïelen fo grote bitii-
genbeben/ en fulfien aanhang feregen; fotöt ban berféibergunfïtebertoeri·
ben/ boojfo tefpieSenal^öaarbocgte bat fp gaernegorenfbuben: in^oge
bat fp/ gebbenbe öaacfelben öier boo? aangenaam gemaakt / ban gen mogöt
tocben b?pgcftoc0i. ï®an joobftD getooi&en / ( of mifTc^ien toa^ fp gei aï )
fo öabbefe altoösi met feben jaren/ al^gcfeib t^/ bjp getoecfl. JlJiflc&ten
toa^ ooBb'inbeeïbinge nocïjtocï fo groot/ bat öaar D'^pofïeien/ of goebe
rpe ïuibeninbe jïab O^n toegebaan/ fiaar toel om ful& eenloflfelgfe getuii
genitTena gebanen^oopbebjpgeib ( baar fp buiten ttogfel omtoaiifutôten*
^e) geftöon^en Babben. Wit toeet toaï öoge fp inbefen toel op Hpbia ge^
Daömagó öebben/ bie/ na't uit allebingen fclpt/ een toeïgefielbe^oa-
Jjc / en baar bp goebaarbig fcg^nt getoeefi te 5ijn* Hoe 't jp / bat fïagft
«anbol&ijs loe$f/ en befe moefî bat οοδ niet toeinig 59« / alfo fp^ fo beéi
gwbjSmetôare toifefeerpentoifl tetoinnen» jlSaarofÔaarbefe bonb altoel
oefïagettijS/ geeft groot bebenfeen: altoojsf fptoajS bien geeren nu geen gelfe
^ertoaerb; alfo mntetgetoenb toajSanbers? beelteboenaliS bp be firaal
wlopen/ goebergelufefeggen/ en'^abonb^ enengoeben (luiber fguijS te
'^Pn, m^m nu baar «it gefcgeiben / fotea# fp wrgen^ be^ï toe nut:
11,(5 Derde Boek.
luat foi^en fp ban ïanse^ met bat bjotomettfcg boeul
^i'^atfiteban (öctmrjneetötecgecrnomïïeteK gebcnbe^batfBaif·
ïui?/ booj be Êcagp besi «Scejïe^ befe ^ienjïmaagb \mt Γa groten ernjl in
fii^ naam ïjejïraffenbc/ om befe fnobe ïeebensfüJijfe te berlaten f öaar 'é
SertijEjeefigeraafet: fotierre batfe geeft bebacBt/ bat toel Ipaar mogöt
Uïefeü / 't (ïene fp be ^Hpotîeîen / gab nageroepen / fcöcon boe niet ijeeï baar om
öeSommerb sijnbe / of't toaar of leugen toa^. ^p fagft bien ernfî ea pbec
befermànmn : en ban natuitrlgfîoojbeel geenfïni^mi^gebeelb (aifo ö» fon^
ber bat toîfulfîen Confie nietbequaara entoa;^ ) fo merStefpbatfpbooitaàu
nciî öan bat boen ciuDoubenbe / baar ban fp bocf) niet.ö booj fjaar felben
opllaït/ maar eer te langer bientîbaar bleef ; htfi booj gaar felben fcube
boeiî. €n of be Çeeren \ίφ baar ober gualife ö^Iben / al^ οοδ om full^ ge^
twigeniiT
geenfja:
^ i
î; &m ^gotïelen gegeben/ bat öennufuï&enft0abe bebe : ^n tua^
jifaSe/ enmoetîenocôtenbefienfeomen/ Set ging ban fo ai^i'tging*
'ïentöïl met mijne giffingenben Heferniet berbeclen/ maar ooft iet
aan ôem feîbcn ouerlaeen* j^GiQtan^fieb ifefçi^eel baar mebe uttgeriggt/
]Öp of beel of magótinmenfcöeliftefa&enöeefï
Het is met eencn uit Gods Woord iècr wel te weten > dat die ge-
naamde Wicchelaars in waarheid niets en weten noch
vermogen,
Nir iDeÏi m mtinen Hefer befe pïaatfen ber ^tli^tfture/ bie ban mccfie^
laaril en Cotieraar^ / alfo genaamb/ getoagen / ttoeen bjiemalen
too^elïelb : om te boen fïen/ eer jï/ bat bie menfr^en/ 't gene fp boojfeiben ofte
beben/ niet en feiben ofte beben booj benïPntbel : baarna/ bat ηοφ beel
minbereenBerbonb be^s ïButbelsi met bie menfcften baar in'tminfie bpte
Ijinben^n ; maar bat Ijet tegenbeel pnoegfaam blijfet/ en einbeliè/ toatfp
toooï linben toeren / ïsjat fjun oogmn:& toaji / en liratfe beben. JBaar nu
10 nociï be bj^ig^ (om nietjS boojbpte gaan) of *t enfeel ffStin majS
inbebjfcgcrpe : ban of fpiaaarliftiet^ban 'tgenetoifien batmen 0en g«am
Ujagen; ofte beben fuifte toonberliftebingen aljigenbaarinnagegebentoer^
ben* ^at laatonji nu ban fïen; eerfï ban be ap^itcgelaariS/ en 'igene bat
bie feiben bâitfebJijien; banbanbeCoberaarif/ en'tgenefpbertoonben öat:'
fe beben. beiben fal ίδ maar begoeben fto^t te gaan / em bat be iJoegD
öOöial'tbooigaanberïMalw^ se^nbijS» .
$> ^eïiîjfenbmî€gppten enîïc Chartummijm, uan jptmio oin (rj«
«enbjûomi3pEcng?rcepcn/ m Um'lîcn aUoo^ met met ol. ^ie^ galjen't
op / m un IjebjeeDafc^ getoangen mauMöe&e öefen εΐΓφ. <iêa öie en nia^
Jööe gtmfelf niet aan / Dat öp öaat öan meer toifle öan een anbec ; maac öat
set φΰΐ> ma^l i)ie Det i}em te fiennen pf : 't is buiten my ; dan God fal
i"araoswe!fiandaanfeggen, Dsi. i6. geîg6teî3ûrenîûtbetûîeeinôegei3anfee«
tiifle / 4c: 8. zijn d'uitieggingen niet Godes ? ûoetuel met ontUcînfbe / baC
6em Φοδ bie gunfi üjel bebe/en n« in befen/fo gp tafielift betîïoUîbe/ οοδ toel
foubebücn: Uiaaromôp oofem eenenaaffembaariJpfeibe/ vertelt my flechs
^en droom. ^OijieCCDÊt: God fal't aanfeggen. Ctt aljS gp b'mtieggüige
totbeel genoegen üan ben tioj|ï met goebenraabbefiotenöabbetijerMaarbe
bieoofefelf/ m't\joUe|&of/ (en geentjauailen tegen) bat jet niet
anber^ toajS ban boojGods Geeft <l5en. 41Î 8/ 38^
§. 3. mt aan t^t gof üan toJifien baat ntel meeï af ban
tenaar^ ; fo tojeinig / batfc feïf rcnb mt lieleben / bat ηοφ fp norj^tecmg
WeHfcö op aarben fuïB? ben léonins (baar fp anber^ meer booj fouben
iioenbantoelbooj iemant mbetoeereib) magpg toa^ beknb te niaöen.
^aar toajS ooft / feibenfe/ geen Honing ooit geüjeefl / bie fuïfien faSe aliS
ïjucabnetfar eiftgte/ tan enigen Chartoom, Ailciiaaf, ofCOnlbeer ö«ïb
eifciit» €niiDattoa^ boê&bie faSe i j^ietteat rgnbjoomïïebiebbe/ maar
toat gp 0ab gebjoomb ; bat eer|ï / en ban οοδ be Ijebuibinge baar bp.
ïaatlîenamenfptueiaan: maar'teerfle feibenfe toa^ öoben menfcl)en feen^
ïiifÏe/ enniemant biebatluetenBonbeban dcGoden, der welker wooninge
by't vleefch uietis. ÎEian. i: 10/11. <Pe<0Oben/ Genii, of Daimoncs, bir
ïjp óetWeefcö teriieeren/ bat met menfcgm omgang ö^böen / ban
S^Vijaagb/ nabatfeeerfï beïefen^gn/ öermogïjten jliljc al^fpbelocfbeng^n
te openbaren: en 'tfeggentoaif/ bat öefeDaimones j^etalle^ï toeten en beo
Ruren toat be menfcfien aanbelangt, Rebben ujp in 't IL IftoofbjiuS
ban öet L boeïi 11 ♦ ben groten |0latö baar ban ijoren fpjcfeen. jlBaar Öiec
toa^ nueenbonb/ omfïcö baar «it te rebben: bat qnanfVügjS fuïüen
aijs bejïîûni ng eifcljie / boïjen aiie Senniffe ban befe «©semonjS toaif ; en maac
befeenb bp Dogec <!3oben / ïjie metbe menfcfjen seencn omgang öebbm,
batnfet bjel bebac^t >
4, lïteneen: be aScnmgijSfogeamet/ batSp fïcï) bat in be öanb
ïaatjïeSen; aïfo ïjpbieefbp't gene iïp te boren aUjabaangemerfet : batfp
îœnttjbmaac fokten te berîengen/ om fitö te famen te bebenfeen/ toat <b
Öem feggen fouben / bat of bejl geleeE/ of fiemfiet aangenaamfie mogö^
te 5gn ; tn 't gene fp / fiet biel ban itit fo ai^ get nitbiel / bii^ ofte fo ban
îî?aai}eniionben/ oraaUnbncc()op'tö30ojb te blgben/ bat fp eertoaarbige
Ï^jofeten biarem ^e fafie felf feit on^ bat ooïu ïBant toat ïaajGf licijter / fiet;
Joe^omenbe te toeten of'tberïebeneï ^ebjoemtoatSaigetoeefi; enfp cti
«onbenmetaliîMnberlîanb niet toeten toatttr toa^ gebjoomb. î©e faSen
boojben ^S^joom betefeenb fouben uotft eerfl toefen I en toaren baacom fo
wel beftoaarïiftcr om «it tc binbm. toaar / baar mog^ten tekenen te
^ 3: iwi^
-ocr page 163-11,(5 Derde Boek.
iwrSetî 5ijtt/ bjaöï aan men toeten Sonbe iaat alfaïftcH b|00in ftebiiibbe / toau^
tieec onjS ï>ie ftefeetii mogt toefetitgclijfe een fcftjift öatimn bechlaren SaH/toani
nesK 't boefe Uoo j enif open ligt / en öat men 't ieefï« IBaar fo 't gefloten / of öe
ftjicf tiet;5eaelö ïjS: tote falonsifegsen/Doebeietter^ jgn telefenoföeüjooi'
öente öerfïaan/ öieniemantfïen enmagfjl ir/i2/n. ^ocgniei^
temin / bte ΐΐφ ύοφ baar booj iiitgeêft/ ai^ bat Op alle^ «it be ^^tcnren fïet/ of
ban be<i5oben leert: goe feemt bat ijp fa m\ niet tten 6an/ fo be ^^οηήι
't^o|ïennociimaacebenri)|i/ bat niet ïang te boren nacöt getocefl ijS;
of foöp bicôt tot aanbe feimmen baalt in'ti^efïen/ bat öaajibenacijibaar
toeberom op boïgen fal : of bat be ï^nioné / bie οοδ felf beibjamen in
ben menfcfi bertoeèfeen en bejîîeuen /1. b* ll. n /1niet fo toei toeten foii-
ben / of te mnnen geben öeï gene ban öen gebaan/ al^ 't gene fp nocB fnUen
boen^
jBaar nu eei^ / em te fien / of't gen toel erniï toa-s / ïjatfe 't fcftiift
(om fo te feggen)ban be$f ^oning^S |jei-|Teïien bec^Iaeen fouben/inbien ÖP't ften
eerjï öab boojgelefen : fo Iaat on^ eemef betneurïen/öoc fp in befen 25elfafar bol<»
iieeben/ toanneecfp't fcgiiftuittoenbigaanbe toanü boojogen fagen.^an.
fe3l®oejlDaniel ^itt toebecom't geftceletoerft niet boen/ öet fcijjift eecfï
m/ enbaacnabecMareni 3®ant fcöoön daar quamen al de Chachamijtti,
cnbe Aflchafijm, fpfeonben 'tfchriftniet Icfen, of dea Koning d'uitlegginge
te kennen geven, b.0,8/15. j!l^aar0oebanî©aniij!î ombat infjem/feitöiec
ïje ^oninginne felf / de geeft der heilige, Goden was ^ foofoubebte / Ôaar^
oojbeeliS/ b'mtleggingete Bennen gebem b^f 11/12. €nooSfo besei)p'tb^
25·-28, Wa^ bit gefcöïift 0ter aanbe toanb niet fîecgsf maar onberjïaanbaac/
booz ben genen bte 't maat la^s/ maar oofionieei^baai; maaRie : öaacbart
geef tfi te feennen mijne gtflingen/ in mgne üiti. over Daniel §. 338» toaac
genen ift ben Hcfer toijfe
ï^an b'anberen έπ ^eb ife nu niet meer te fpjefeen. îî^ant 25iieam
JjeSenbe felbe/ bat fnïr al.^ i)p boo?fe!be ν toasi booj #obe^ geelt / en W
becliet be kcfamij m en nechafchijm j i^um. 24.: 1* berfeïarenbe bat bie be mt«''
(ïe fecag&tniet öabben in of tegen ^frael αν l^aar toaaromntet/fe
tocôbeîPatmoneiSban alïesf toiîîen/naDun feggenï^f fobe^mbelôcben
toeet fobelebïngenbiebeferifïen ï^ecfebetreflen/ aïifmen feit: 'ttoasftoon^
öecbat bp bie niet toijï boenoc^ be Hâerfe foMein/ enlic^telifterboof tefnui''
Uen toai^ / bp batfe nn ; en 00& ηοφ niet fo na met <©ob öereenb/
öat booj bien bofengeejlfo beel te lichter tuffc^en beiben in te boren
toaarom b'oraMen/ (gelgUnien onjS uit feSere beêenbe oberlebectngen
faitejlerbom ter gelegentgeib ban 't toeberfenbisn öer ^^rbonbSifie
met alboojfeib; maarb'uitiiomïl in'tonfelïer tufc^en betöen been gffïrf";
^nbien iet anber^ toare boo?geballen / fp dabben litgtettft toat uitgebonbfö/
ombatbpöunneïleibenen/ Die bocb ban gunnen monb afgmggn/ goebjf
iTiafeen: gelgfeeen «ieïbai:enmebec9n/ mbten S^^wt beflefetè anberi^^Jj
XV. H ο ο F t) s τ u k. 115·
ϊ^ϊί ban Spj^âbôeïjoojgcfidii/ (îcl&feeE ôereeb&c^IptmetfeefeamtWusôt/
Bût bet ï^getijeeji een toetjaï/ öte iîan tmtfetiöïnaal niet een.^ geïjcnrt/ en
oaavom οοδ niette ijerjftoeöen of bmnoeben toa^. ©an 't tojijf tot <en>
m f in fotteel aïé öacen geelï öetiof/ m aan ftaar quaufxupji/ en booj
gaat aan ^auïföneinöe Seeflboojfeiö : ife geb in 'i XXlV. fioofötïufe uan
Set ttoeebe ftoe^ omfianbig aangeiaefen / Doe feem bat bit mtss toa^ : en be
Seejï feec ^^ienfïmaagb tot ïdïjrtifipi / bat bie ganfcö niet met aiien ïïeelï booi^
feib/ bat iefcer een niet fcggen feonöe/ en fo ucel inenfcfjen Isjifien en geïoofben»
7. ^ujSiïomifeÖK^nuüanöe 3Heni«ötüt be üragöt; baar toe ΐδ be
boo^naamHe (ïwfel^en uit öa!e. 't lang m beet bp fcMiftgeleerben
ÔeenentoeeEïîeiUîîfî/ of bie Iwecafîcheêjm en Chartummijm bte j^ofesf en
^mn tegenflonlen / befeite bingen ïPoaai'U!^ beben / of in icijgn. mp geü^
iienbienaangaant!eV.§.5* betneinins oiifer #lïerfciier^ altjerfîaan/ bat
fP aileenlife b'ogen van de menfchen dus bcguichdden, en bat i|et inderdaad fo
nkt ea was. ^ ^uibeltoo^'erijait i)en bpgeboegb r boef) om alleenïïft
enen ft^gn té mafefη / eu gabbeii fp ben ^uibel niet bau boen, Sy ded en oolc
alfo, gcïpa!if|BoreiSen llaron beben/ iéitbe tejct: te weten, fo veel als
den uiterlikcn fchijn aanging ; maar niet in der daad, IjS baat op 't feggen on«=
fei<©ljei'feti£riÖ/ en esfe ||et mijne. Sy deden fo, niethannebefweeringeï
15p batter iet op öjoïgbe tjf οοδ niet met ai. ÏÏ^ant lett 'er o|3 : fy deden f®
Jîîet hunne befwccringen; MBatbebenfe? een pgeiijfetoierp fiinen ftaf neder,,
Seiöfefe fagen bat <©ob^ tlssee gefanten beben, ï©at boigbe boe î en fy wier-
den draken. yt 11/12. 3Baarna aiji 't îîîater booj |)et ganfcge lanb in
Woeb beranberb toa,^ : d'Egyptifche thanmim'^m deden ook alfo met hunne
iïefweeringen, ^aar jiaatnietbp/ nocft üïatfe beben / nocfttoafer
ooit 0JÎ boigbe. 'Senberbentnale / metöetojfcöen : De chmummym deden
ook alfo met hunne befweeriiïgen. <enlöat> Sy deden Vorfchen over Egyp-
tiniandopkonncn. 8:7· IBaarijoojtgoe^'tbojber ging/ boejlBofesf en to
ton'ttïoftotiuifenmaafeten: De chanummym al toeberom/ die deden ook
alfo met hunne befweeringen. ÏBat metnen tOP bat fp ban beben ί Sy flbegen'
(feggenenfeeuerftttecjsop Öe feaiit) tegen d'aarde in het ftof, gelijkAaro»
gedaan hadd€. 't Uiel te benden : en üjat ïjabben fp baar mebc booj I oofe
luifen voort te brengen: bOC^fy en konden niet. bjEiiS. 3|ier fionb met gen bç
feoniîbâîîfiîU: laat onifijefsen iaat baar ban bOo|faa65p getoeefi^
8,35p alie fci)?peri^ bie ïfeöï^r ban lefebinb ife't antUJoojbeenberlep;
*etoeten/ batbü4<©üb^regöïbeeröigoo|beel öiecöe ferag]&t beri^oberp/
®f ({èggenfommîge)-beiS^tî£bel^ (löanifpmeenen'tbot0alebeneenii) ge=
j^aar / magiîi&|iet'beio«ben?Sg«n|îelîanfobeel0eIeerberaanne«
t|Sgent omfnlhenanttotoo^b J^abifeniet ban nobe fo Sjeei boefien na te fïen»
f>oi&&etnietentoiiie/ eenftinb ban minber ban tfen jaren / fo« fmp bat
wonnen frggeH, a^anteer ίδ nocft fo o«b / gab ίδ meer ban eenjS bie ïe^
ƒ t ontfen €atet|)ifmu^ opgefeib / bat alle fchepfelen alfo in Godes hand zijn^
fijnen wille hen noch roeren noch bevpegen konnen; fO aïji in be
«mmoojb % ©e^t&jift/toeat:wtóetreg0tfcefi|Ö«ö m
fttifer
-ocr page 165-11,(5 Derde Boek.
fitï&eiî?a5Ctttjiineî&em gegaaib ntoti Ujojbcn/ en geeft ong? geen
ban fulb anttooojb / öat tU mete. ïBant een^ gefïclö / Dat <i5ob &e eerjïe m
ïieoppccoo^raa&aUcuömgmfjS ; en Datiec ooS geen quaab felf banï>euten«
fcôenujojbgcbaan/ toannceufp anbecen ijerbjufeften en öertreöen/ oft
foöeel betel : Maagl.^: 34-38· fot^ bat niet genoegô/ toanneec
men na De reben üjaagt / luaacom ene onbewojfaafe ietjS fean boen of niet featï
öoen; tefeggen/ bat ijet <i5ob alfa belieft. 3®ant bat toeet iebeceen/ en'i
maafet ben menfcö niet uoijfcr ban Op isft €en tebec fcgegfel toecBt na fgnen
aart / en na be feragötiian Φ00 öem ingefcijayen / en booj fgne altijbburenbe
boojïïenigöeib altgb en o\jeual befelfue blijbenbe : befonberlife öet tebenniagD^
tig fcDe^fel / fo alö be €ngelcn en menfcôen jrjîi / bie gunnen ujtile en ijecUteo
fingöebbeninal'tsenebatfcboen; boel) onber <i5ob, îpaacom f? 006 ïfZt
gene fp liefsi üjillen boen/ 006 boen fo öecre al^ ïjun Uermogcn fïrefet.
^0 fp 't ban niet en toen/ öet gene fp inel toillen boen : giet t^ om bat
be firagöt baar toe ontbjcefet ; of bat een groter ïjen baar m belett.
9. 5Su öefe Ghartummijm betreffcnbe : óunüJiUetoajSboojtoaar/om
luifen uit fjet iïof te boen berftörjnen; maarfy en konden niet. ï^aiS batbooï
bien ^nii^ &ragÖt öen baar onmibbelift in tegen jïonb / of cntg anber onber^
üojfaafeirtbentuegetoajSi i^ecn: al^f iet fo gelegen t^/ ban feit
bat(i5obÔetÔeeftbclett, verhinderd of niet toegelaten; <Î5enef. aoï 6. ^anb^-
16: β! η. ooft Doel ern minber ooifaafe onbeu bejïuur. 0om. i: 13»
/STôeff.a: 18. <©ffoijanmenfcôenmtalful6enoûjjiia6iûojbgefctbbaî fp niet
konden, fo toojberoofebeoojfaaiibpgefeib: fo dat Mofes niet cn konde ia'
gaan in de Teute der tiamenkomfte, dewijle de wolke daar op bleef. ^j;ob»
40:55'. HBantanberjSfcinilïe öp noct)fgrte ferag^ten niet/ geïp toanneer Dp
40 jaren OUber toass/ en feibe/ ik en fal niet meer konnen uit cn in gaan.
5^eut. 5:31* lloetöel bat iemant ooS op fgne beenen jionb/ üjanneer βεί
Ujasfeentrjbbanijïa^regen/ fokondemenbaarbmtenop be (Iraat niet (laan.
€fr. I o: 1lllaar gier jïaat tlecôjeî / fy konden niet ; gelrjfe al^f enige bie fïcö
boo? 3!ûben uitgaten geen 31oobfcÖ en konden fpjehen; 5Seöem. 13:24* of
foal^aabfaiïetfcölietbebunRen/ bat 31frael3S<aabniet en foube konnen fijn
Uolfï rebben ; geltjfï öp bat met isjaar^eibfeibe/ bat b'anbere<i5oben gunne
ijoièeren niet konden ôelpen. ij·. 't<©ntb^S ban aangenfelf»
telneten aan De fteunijsi/ om ôebjeemfcô tefgjefeen/ ofaanbe órag^t/ ot»
iemant te berloflen.
§. 10. s^u feg th ban/ beChartummijm en konden geene luifen mai6e«/
om bat get gen aan beiben fetlbe : fp üjijlen niet goe bat te boen mogDt ïöefea /
nocl) fp en Dabben ooft be feragfit niet om t)et uit te toerSen. i|oe î 6onben 1P
ban bjaften/bloeb/en boifcöen raaien / en geen luifenî 1®anttiartal tanöet
ίΰφ gefeib / bat fp ôet beben. 31δ raasD mp felf notô mijnen ILefer twi
bermoeijen/ metbeel berfcöeibene geboelensf te bergalen/ fo aiiê bp
fcöe en bp ferifïen fcDlOberif op bit |ïu6 59« uitgebacftt : alfo niet een ban aiJJ»
ietif bebJijfl / ban ieber gifï maar fo taat geen. JBaar maacltfe beben fp
miHlie niet ban't gene Jlofe^ en Slaton beben; m nergens üjojb
sefeib* î©ant nergens? (iaat μ.αββ ^ooth fy deden dat, maar aHeenttfe t'elBet
ptaatfe fa-afoe keen, fy dedenfo. ^oeÏJeÖenfe f <^PÖebenfo met hunne bc-
fwecringen ; battif/ fpöeben eettbetöpsf tsaar na/ gelp al^ iBofe^ en Ha^
ïon beben. JBaar ίδ moet ijter eens? figgen / ï}ûe mp öun&t öat φ maar
«eben / om^llaronenöeJBofeif iïecD^mfcöDnüïatnaieiïüotren; fo langaisi
ï>ie bjte cerjïe öanöelingeu bunröen / en eer get tot be S^uifen quam* ï^aar
tót falban teeiMaaritfe 5gn te fien/ Sjoe 'tbpquaiïi bat fp geeneluifenmai
«en itonben/ ηοφ intoaaröeib nocô infcfign.
Iu ïBat ban§eteeE|ïeüjer& ïjetcefl: fp feonöeafeer ftc^ïattteïtfe toeï
fïangen/ isffofeleine öjafeenfeer berfto^geii δρΐϊφ gouöen/ en bie tuelgec«
lïig/ en gclgh alji uit ben aaiSfafe ban ten Uoojfcggn brengen ; öe (ïofefeett
onbertulTcÓ^n toeberarn terbergenbe. IBaar fïet/ ^ilaron^ fïaf bccflonbre
Öaafl> <©aar öeb ï6 tn Ôet naafle öoofb|iul6 11,. tet^ ban aangcroerb t
Sïer t^ï ίδ feggen / tarât 'er mijnji bebunSensf geftljieb. Ifiaron gabbe iiaf
öfbjafee; fpöabbcn fiaf enbiafee: fp lieten eer jlgetee»/ in ban|et anber
ften» ailaroni fïaf beranberbe ganfcö ban nature / enbe üjierb een bieefent^
Ιίδε bjaafe: niaarj^unuc ftaben 3nn alleenliö ntaar ban plaatjSberanberb/
geltjïï be bjalïen οοδ* î3B>anneer ^laronjS fîaf berjlonb be (latoen ban be
Chartummijm, fo iBarenbîeteniete; enbe^onbenfp benfcótjnniet geben/
batfp be bjafeen toeberom tot (ïoSSen maafiten : bie gabbenfe niet meer«^
fp en iîonben ôunne jîoiîfîen niet in fi^gn tot (ïaben tnaften ; aifo bie
bantoonöunnefiangenolïeb^Ben/ op be bioer baar liggenbe / gab in»
SefloÊt; boe imbbenfe geenbjaiîen meerom booj benbagö te bjengen; en
fo bjajS 't utt met fjunne 6unfî. 't JBajS met 0et bjater en be bojfcften ebe»
iicöt te boen* i?et biater maaSten fp tot 25loeb ; niet ober 't ganfige ïanb ;
toant öetnu obérai reebsf bîoeb Vna^ biat jnen fagg: ηοφ 't toater in be
iSobe ^ee / baar fp in feben bagen ( fo langen tgb aï^ 't bloebig biater biiurbe)
Uïeï ginjSenbJeberBotnenfeonben; maarinogelifebanbaarge^aalb/ en met
Ôet een of't anber/op'tbeöenbigtle baar in gebiojpen/ roob geberfb^ Sy
deden Torfchen opkomen; baar (laat niet / batfe bojfcjien màalîtenf ^an
iBofcii en-fftaron troutoeniS mebemet: maar beben οοδ be Chartummijm
îïebOîft|&en aandonb^ δοηκη / en in fulhenraenfgte / «it öe ribiere i âp
fiabbenmer nuoberbloeb/ booj'ttoonber beri|eb|eetofcôe<aobiSgefanten/
om fcerbeijenbelife een menigte ban boifcDenoptera^en / enaljS'töengoeö
bocftttoooi benbag0teb?engfn>
S> 1 ζ. j^u fienbje toel / bjaarom fp geene ?lutfcn feonben boojtbjengein
Biet bat geen ^oberaarjs/ ηοφ ooft be^lBuibel (aljSbeS^obenèallen ) een
feleinber ft^ejjfel ban een gerftenhoren Ban te bjegebjengen : ( al^s of ijp tet^
in'tmintïefclÖ^P^^iïftonbe) maartoaariifeebenbJei/ om bat biebee(ïieiî aï
tf felein 5ön / om baar mebe te bebjiegen* ÏBant om te tonen bat öet luifen
toJaren / fo moejien fp bicftt onber ogenSomen. ï^anberre feanmen fïangen/
5?a6cn/ bojft^en/ bloebtgtoater fien/ of baar boojaanfïen: maar falmen
pn of meinen bat men ïutfen fïet / baar moet öet oge bicfiter bp. ^p gon»
pen met geen ïuifen mtbennaabfaS (^eïen: of enige öanDeiina^fobertonen/
^ m
-ocr page 167-Derde Boek.
a^cffPtie&aairfiomeittie&en/ lCiaarfptetoorenntctetttoacen. ^nlfi^âtti
sîmfeOïiS ïjseecölg/ goe tiat ΐ>ε Chartummijm öit felf alîsusi öefeenïiett/ ««
fo geni^gfaam'ïfpel getommcngatoen/ öaar fpbu^ïang öenhoningmeöe
cntieï5oiiïJEnöaï)tien; entat ^etloutec etnfltoasi 'igene&e3|et>jefnbetien,
ga^ennu tcnfeïben groot gelp/ öat fpöie tojonöeren opgaüen tot
ïMij^öat IHVH φούήΕί/ nïöatöpöenboojfeecgetcoutoeDienaaCi^Öïetó;
alfb ^ fui&e pote ïJtngen booj gen Vöjogói. ^at ött öe gronb üjaji öïgfet
nocömeec/ uit öicnïjat fphaactioojtéoofemtgeftgctbenjgn/ εη nooit mceç
on&emomen ookalfote doen met hunne bcfweeringen : «itUjecfe/ aljStW»
ΐιεηδεη magö/ ïiat Jlofeiientoon/ fofp nafobamge bjpUjiUige6e6ente<=
ntiS notö fo óatöne^ftïg bleben / om fien na te apen ; oofe ηοφ üjel eenjf
fnoob beb^ggontbeMenmogiiten: ên ban fo foubc't met|^en 5tjn gebaan
getueefi.
13. ^u ö^f^ jgnber geen in t onöe ^ejlament / tjan toien top
weer tefpieSenBobben; in't^ïeuto entifonjimemanb boojgefeomen/ be»
Saiben^inîOKcn&e3S<©berpjîe|îeL-|S fonen ï|anb. 8:9cn
tie boo^grfben iet^f te boen, JBaat 'i gene ontrent ben eeiilen alberetbii
aangemeïiit VII. §.14/15. geeft niet tefeennen/ bat î>p't aïlermfnffe mettee
èaab geeft lïftgetoerfet of boojtgefajagi^ bat niet natuurlrjfï toaji, ilâeÉ
gufij^elerjen / of natuurUBe beioegtngenbie onnatuui1ijiifc0enen/ en booj
befonbereBennt^f ban|^atittn:^berbojgenif)eben/ Uoaj^ ^ bjel maggtig te
berionenoft«boen/ 't laei^ ben gemeenen boifiç toefcijeen/ bat niét minbec
^anjGodsgrofc kraght moefi Jtjn. ÎBaac 't toacen gene Chartummijm, of Magi
felf/ bit ö^fo grote eeregaben/ geîp fp JiBofe^ en Haron beben : fitt
îjiinbe boîft betfjaïftlagijt geibenfcge Samaritanen / fo aii^l&unneaffeomfî
a.îioîî. 17:24-34. tuojb berl^aalb/ loai^ niet bequaam regj^tmatig oo|^
iïeeï banfuïfeboeniegeten ; bertodfier finnen boben bien boojftinen y^ayêici^
wageim verborgene konftcn ( onfe<iDberfetteriS noemen batnutoveryen ) 39«
verrukt gebJee^, ï©ant toveryen t^ '^tt tOOOjb / bat geeft niet ; vcîborgene
kQDÎlen, of geheimkundige handelingen tjS be f^ / bie bOOJ 't grieéfc^ie
iaooïb beteSenb too|b. ^aac iö ban fn ben 25gbei met^i / toaar uit men'i
aïlermmfie magö befluiten / bat befe ^iraon tettoe^ metter baab Deeft uitge«»
iserSt.
14.aangemerfet/ bat öp οοδ b'eentgfïe ijS ban aïlen bie baar in fïaati
aangetefeenb/ bJienji bomber ïeben en bebjôT oofein b'^iflorien bc^^erfien
fïenbbmiS befcftjeben tïaat : fo Iaat on^ befe bjp^eib nemen / bat bjp / felf ben
geieerbentegebaUebiefobeeïiïaatsf opbïeöifïorien 3gn mafeenbe/ fo bejre
«en^g af treben; enfooofetonenbattopberbenuitfeomen/ alloaartnenbooi
fecft bat inenonjS toel beter leeren fat. 't 31^ baaar/ bat bp uerfcfieibene /
ali? i^pifaniu^ / ^ufebiu^ en anberen/ banbefen ^imon toonberliöe bingeii
aagelatmjfjn/ ban onbebenMtfee feetterpen bie ÖP Ijeeft gefaaib/ enonb^
grgpeiéfeeujerôen bieöpboojbesi ^utbel^ of ber ïIBasmonji Kragj^tm P^ft
febaan: maar fpen ^ébben bie nooit fdf ban &em geftoojb nocj&t^
^fôtentrent bïielonberb wen na ioen iöb W/ batfp fuï]Cbanï)em
XIV, Hoofdstuk. 580
Pjebeii; notfitcfp en noemen niet een boefe toaac maifulSeSetterpen ijan
Öcm fiaiin, jl^aac 't tiS 3|αίΐίηα^ / met üJien^ ^^opm on^s eufebiu^ in't
Joeft fgnerfeerüUfte fjïfloEienïet^öJonöerlpic ijanöcmïjrröaalt î öiefelfoofe
Köoontialï 150* jaren oitöec/ not0tan$foo6nocôÎû ian^itoel naöentijö bat
^i'mon \jan ƒtlippu^ ttaterï» geöoopt / öat Îjeefï te boe& s^fï^ïb» lïpcö öat
t^toelbanöe eei-ebiefiemtjan öeï|eiöenen na fijnen boob 5p aangeöaan ;
itoelfe tot onjSoogmerfe niet öeöoojt: maarniet ïjanenig groot of toonbec*
Baarlrjfe toerfe/ bat öp booj fijne Cotierpen öeeft tie?ri5öt* ^^ üolgenbe tier^
tïielben toelban meujentcgenfianb/ öoqj benbooinoemben^imon ben"^*
pofïel fetru.^ binnen aomen Uan betï üetfec Mtm rioci) geboben : maar fp en
noemen memantbaar fpbatbanöebben/ cnbe6omenooBtnfafeennoc&om<s
îîanbiggeben niet inel ober een. ï^aarom beijoeftmen op bat Wiegen/ 't ïoelft
fPfeggenbat öp boojgenomen ftabbe/ maat berötnberb boo| 't gebeb ban
i^etrnjs/ gembanboben neberente berjïenbeöe baüen/ niet beel iïaatjste
mafeem
I ç. ^at banbe feben (©berpjiefïer^ fonen openbaart |ιφ felbetî» îBant
fiabbe öun befujecienbanbeniinfïebragijtgebîeefi : bie man/ bJien^igeefi
fp meinbennittebjgben/ enfoubeöen foqiialiô niet geftabenb l^ebben ; fa
iiatfpfelbebanbenbofcngeeflberbjebentoierben/ en bltjbe blaren batfe't
met gunnaafete lijf/ Ijocbjel niet met be^eeleguib/ontquamen* ^eröalben
banbefen Vil. 20. algenoegôgefeib. Sibien fpfelfal ban bie meininge
Setoeefi jgn/ bat be ïcttetif of be namen ietif bermogen/ en baarom't nn
jw^t 3|efuif naam eengi bîtlben ttjagen : fp fagen echter nu bjel t'ôunber fc^at^
ben enbe fmerte / bat fp bebjogen voaren. «en einbeli^ / al toie gaat lopen /
oie geeft te hennen bat ép niet berf jiaan. 5l3aar fo gp fegt/ bat Dier be 6rag|^
oerbjonbermerfiinge banüjegenber^dpofïelen b'oojfahefulfeeruitfeomfi 5p
Sebjeefl : ftetfal felf ban b'Öiiïorie bieerfpjoBen mojben; alfo b'Spofïolen
baar tn niet met ftet minfïe tefeen 5gn genoemb ; maar 't bia^s de man die den
onreinen geeft hadde,fclfÖebJel&eüp heniprong, j^un meeiter wierd , en d'o-
verhand gekrege» fjcbbenbe / ^en buiS te iieere ging. 3©ant buUe menfcj^en /
booj&'opfïcbentöcio&e^tïioebif/ en't bragfitig bjijbenban be geefien/ ah
tgb (tecöer jgn ïjanantim : foöatótec nietjS gebeuub ijS öatmet gaHfcftna»
timrlp t^.
Deplaatfendaar de Schrift fo rpreekt, als of die menichen waarlik
noch iet wiften ofte werkten, behoorlik onderfocht, en
leggen fijlx in 't minile niet.
\U ψ öebben nu ηοφ befen gang te boen / bat top beffen of 006 toel in een
** îîanbepiaatfen öer^ci>ïtftMve/öie öw^ bejrc ob^r mH toebe? onber*
iS a , focfit
-ocr page 169-13 ο Derde Bock.
Γοφί 5i|n/ ûfhî enî0C anöere hit notj^ niet 5tjn aan gecaafei/fei^ magg te tjtnbeif
30n/ toaaruiiinenmaaD ftefîuiten&atisieîBicclîelaar^ enfogenaatnöe 'S^oî
Ueraatii ooit metier öaaö iets^ Rebben uitgeïoerèt / af magötig 39η om^et te
îïoeîit îBp toinben onöei: aUe plaatfen/ öie tot Ijiec aan toe gtlefen en ïjeclefen
jijn/ niet eencbie baat emgiinjsi toe öienen fean/ beijalben bie ban JBofcii/
3^ettt.i3;i/2. löaacdfin'iVIIl.|öooibfïu&§.i8/i9/io. alfaüeelal^baai:
te paiS quam / iö gifeib* ©an anbere / bie nu noc0 eeifï te pajTe tornen foui-
ben/ fal ik nn in bit öoofbjiufe f^jeSen/ na bat th 't oberige baar bit nu eigentïife
fee plaats tm i^/ o|ibieb0o|Hoembea®ei banJBafe^/ &ier fal öebben booji
sebjagen»
§. ^e tooo|ben baar 't nn eigentïïS ban notfj op aanfeonit baar /
iiat bie iSiOmcr rtclt een Teken , en dat Teken komt. ^lï fie IDCi bat nip bm
ienb^^becfetter^ niet een ©iilegger bonbe ^töjtft in öanben Bomt/of 5911
seineeneliü inbatberfïanb/ bat <©ob benïiauiUelfomtgb;S toelaat fijne Die^
naar^ met alful&e üjonberïnerfeen bp te jïaan / toaac boo| ban οοδ be fci) lan^
öerjïé noeöiafeeiiïïlïcöt omberïeiDen^gn. €n ai^'terebenüjelogaanfeomt/
fó ontkennen fp/ bateigentiiS be^uiüeltoare üjonberbjerseniïanberriggi
ten ; en gouben fïaanbe bat öp aiie^ maar natiiurlih öset : alfo nocötan.iS/ bat
Spboojbieperfeenni^ber^ature/ booj meeiöertiragöt enboojgefttîin&îg«
ÖeibbejSgeelïclifeenüJefen^/ beeifianboen / Datboben bej^ature fcönntte
jgn» alfo ^ijnbe / ( öet gene iU er-öter in bat felfbe öoofbftufe al genoeg»
faara meine toeberleiötegebben) fo moeten ebenüjei nietbe ^atuucüjgfen
alleen; maar ooit bebelïe<i3obaeleerben (bie naftnn oojbeel gienbanbeii
tsenfabeel toeten aï^'be ^uitael lajeet en toerfeen iian) ijier bot boo| (îîUe
(îaan: alfo get gen oninogelgft fal3ijn/ ooit uit beCeiienen en toot^eren te
bonnen bijetcn / bat fulften tooo|b i^ ban ben baaren <i5ûb. 3|et flcijb οοδ
bHibeliS met ful^; al^ <i5ob j&ier na met uttgebiuFite üjoofbcn iïelt. So gy
danin uwhcrtefoudtmogcnieggen; hoefuHenwy het woord kennen, dat de
HEERE niet gefprokcn heeft? Wanneer die Profeet inden naam des Heercn
fal gefprokcD hebben, endedatwoord engefchiednict, nochte en komt niet;
dat is'ï woord dat de HEERE niet gefproken heeft. ^eut. iS:2 i/zz*-
3. ïl>at fnïlenüïpbanfeggenï batôier <i5obifî!50ojbfôbuibeli6gemi
felbentegenfg^eeÊt î ^oo niet: laatonif ban op eenmibbel benfeen/ om't
be boegelijjclïe bjyfe ober een te brengen» ^ocö bat ea i^ baar mebe niet
te boen/ bati5ob ben^iüel enberleiDcnben^iofeten ooft üjel fijne eigene
Sragïjtenleent/ omfgnö bol]C bajiig^eib in jljneri ^ienfi bptuglen op ben
toet^tefiellen : bati.^/ om lentetonen/ ftoe ftüafe fp aan fjen fclbe 5Ön/
inbienfelïcö berleibenlaten; of öoeopreg&t fp in'tgeloof boojii5ob^gcna>
Ue 3ijn/ inbienfe/ W Öarb aangefotiit/ nocöecöter bp be üjaaröeib ύΐψ
ijen, ï©ant na ^et gene bat i& baar op in 'tigemelbe ijoofbjïna al geantU3oo?b
Sebbe / fo itan't niet 3ön/ bateenerlepemibbelen/beiöegobbelp/eneben
^i^agötig/ benmenf^tot bebjaargeib en be leugen/ tot be beiigb en om
Sieugby tot <©öben ban. <0ob af foutenïeibem 3ίδ fegge eenericye midde-
lt: fobe^re: aliS 'ibeiberigbii Tckenenen Wondcreujijn bie tot bebefiigi»'-
Χνΐ. Hoofdstuk. 13 Γ
even goddelijk ; alfo <i5ob die alleen wonde-
iozt, |0fa!.72:i8. en evcnkraghtigfeoojficijfeiUe/ om öefelföeccöm»
ant möten 't toonb^ricSetii^ 3tin / bie ψ hm en be^sfclben bie«
naaïif iotöctsefïïgtng banbfllfcöeïeerïnge ïaatboen: fo jönfe ban ban gob^
oelifee^raiïöt / en t^ ben armen Sfoeïijt / fo i)P S^en gcotcr fcgulb ban öaci
figÖeibfgnjS^erien/ banfeifjSbeCgppiifcöe toöECaar^tiïil bjagen/genoob^
faaêt tegeloiieu mbecMarcn/ batijet Gods vinger iji / biefîcfîbaai'm to
toont. ^
4. ïBat ijg bat ban beo? pioebe / bte pen iïerfïijS menftije maâen fîaaî
m Uîaann ïieefiHi? ftfjulD/ înbten fjpnosit kan loereu/ cf'teen ieEen ban
«Öobfeif ûftonôm^Uîtel^îsJ Siioo^ üanüe t»crfcijyufngen'reit©oetiUiSy
ΐ^ίΓρ. p. Γ. pag. 1014. Nuncjuamcmiφ fopmur ingencrede affaritioneffnitusy
fitne Diaholicaandivina. Wy konnen in't gemcin nooit fcker zijn van de ver-
ithijniagccensgeeftcs . of diezyduiveïfch of vanGod. Ijaöblï παοΐί ge»
ïoofb / bat een gecefojmeerb 'Céeologant fuli; benftcn Sanöe/ bonb ïii i)cï baat
fo mctmtgrbju&tfiaanmfpnbbeiï» Nietin 't gemcin, baï ï^ftj'ite^tt· al
«ben ren,^ alöt&ooft in't gemcin ntei toeten fean of öp bie iti? oïUmoet cn
jKtoet / een eeviijfe raan ojf een fcijelm» ^an fïci) ban be ^atan ujel ben-
imbeïen/nÎetïîÎOteiÎ!linencnEngei desIichtsj maar in ben Vader der lichten
fifif. l&ont meinen bat gp <ii5ob booj ftebt / en gp |)ebt ben ^«itiel booj,
^cBjtö&eïiSe bingenl a©el/ of ban J^ofesi oo^nie't moejigetmijfeib ijeb»
«en/ Dfiieta^obbjeiijjaiibie wit benbooinbofci) met öem fpjaft î 5©f imi
5ner^aiii|jembanfîjnbolfeîmgôt boojgeïuajpen toojben / de HEËRË cn
is u niet verfcheenen ? <6in0 ban't bebJijif loel bafï / bat^p em tcfenbebe >
ï©ant fo «©ob boe fijn boiS een^ og bie togfe ftab beüfoefeen toiiïen ; fo öaböen
ooit be'SEoberaar^ttiel aile bie lo.ütonberteftenenèen&onncn naboen / met
iJnnne frefiijceringen^^efeifoe ©oetiuif geeft mebe toe/bat 00S be 33nibel bon:'
ΐ^εΐ'/ iJlipwî/ regen / toinb en narbbebtngm bectoeMïenBan. Difp.p.ï. p.
9^9. ïBat feteôetbi)ab3ifraêi ban banbel®eiop ^inat gegeten/ bat bie
ïioobfaBcïtEibana5obmoe|i:3ön! ^nbien alfulfeetoerfeenaï^f befeaggtenber
.ï^atuuc teliobengaanbe/ en bic be ^^tijjift (geïijfeöefe!föè©oeiiniSf albaat
öciïent ) aan<0obop ene fonbeïbaceinnfe eigen maaftt/ ooft ban ben^uji
bel ofjlinboï&lBel te terdgöiea 5Ön : öoe toiiïenfpbatapob^et toasbietat
Óen
. 1 mm magi) bai geenfin^ notien opïie Betten felf / aï^ bOD| guntfè
figene bolmaahtöeiö fic!) genoegfaam openbarenbe ban eob te 39η. ïBant
«at fai berfïanb bemag^tigen Sm te geïoben / bat öet bierbe ban be i o»
'©efaoten moet ban <©ûb jgn/ ombatbaarbefeben(le/ enntetbeeeE{ïe/of
εεη anber bagi) ber bjefee ; of juifl om be fèben en niet om be b|te/ biet bagen/
een tot beu. öïcnjï üan <î5ûî} moet afgefonberb 3i}n ; of bat <i5ob oofe mrt rujien
J^üjö gebïenb? 4|et ^ZzUn baar be laattïe bagft ber bjefee al tetïoren boo^ bebe^
FSo bja^/ fo aiiSîîien€?.i6. lee|i / boe'tMaö ben fejîen bagD Ujel büBi
Sr ^^^^ öen feöenben ganffU niet; ooS bat getgeneoy ben felbeii
öiei/ tot anberen baag^ toe tum\ Sonöe/ en' anbeci^ niet; öat Jtweji öea boï^
Be fïteBSen (ót feetoij^ / bat tit geiiôb ba» Φο^ ni0^ft3P* ^οφ cen^ t
töiefoubeféggen/ bat iiefjïc bolh foüele üan goebe fcOcpfelett
niet eten moaftt / m bat be S©cï Hebit. i ί. fo faerïei'öanöe bifcô en blecfci) Uec-
btebenbe/ ban <6ob öerjïomfiig ^oasi î giabatbie^ob/ bic aan fijn bolèie
betten Ianbbeloofi5i/ bie beeflen bic ficö'i beî!îe ttiefien laten ontem bec^
Blaren foube: berbieöeiibe ben aaien'tfpe&i ^ie toetten /iBatbettïtïsfban
Sobltfeöetb t^ tocfïbaar ban,· fo'tmei en / batllofes/ bit iien bît fo
boojfcgjeef/ boo? bie ^cSenen beUîefra iiaöbe / bat ί}ρ ban 45ob geflelö
om ben bûlïte toetten tooo^z te fcljjtjben/ en &ai beglan,^banfyntieci)eecli&t
aangefljjöt be gobbeliise OeerUiïtj^'ïö genoeg&betoce^ I
6. jlBaac fobe ©uibel al bie Dingen ooli han öcm / als 't ijem ban
<5obtoojb toegelaten; en ii3ob laat fteni bat toe: toat feiierljeib Ijab ban
ïjetbolfe/ offulfeeentoert ban <i5ob of ban ben ïï^uibel j^eemi eeniS
<000 Iaat ben<©uïbel toebefeifbe bjonberenieboen (ïuantbaniian|)p'tooit
boen/ feitBoetiusÉ) enbooj Den eenen of öen anbeixn profeet al.si of 't
een ttoeebe jiBofe^bjare/ te gebieben/ bat fpben eerfïen bagï) / ofix tbjee^
tttaar^Uïeejc ban gunnen arfeeib tufïen fullen/ en bat fp alleö eeten fuUen
toat<6ob eetbaar booj ben menfcD gefcijapen ijeeft; of enige anbcre fpijfen
rein ofonreinacijtenban begene biebp iBofejiilaan genoenib : ï©at banî
/ÎCbjee boben/ beibe toetten op ^ob^ naam beriïonötgenöe/ bie gefjeeltieri
fcgtllen/ ful^; batbietieiiie tefltn^ nietenïtonnenjlaan; en geen bau beibec
Ijoobfcpap ooftfobanig / bat fp öooi 't mgefcijapen îîîIiî ben nicnfcije iionticn
oberturgen / batfe fo en anbersf niet noobTaSeU& ban <6sb felf ïTioeteti afgcftoi
itien 5ön: fo moet een gobiilt telien befen ttorifel einbelife betlecljicn* MM b'eer«
fiege^ booj fnlèe tefeencn geloof berBregen / bat fjp ban <i3ob gefonben
toïaji; betbjeebelaat ïjetJIfêanna bubbelb regenen/ of opbenfebenben/of
emben berben bagl)/ fïjn aangefïgijt bat glïujïert eben emsf : toïe banbte
fteibenfaUttennti gefcben moeten î ^iîfegge/ befen laatffen» ï®antfo<6ob
ietgebieb/ batOoubfo lang tot bat fip'i uiebeiw. berbieb/ of lettoeiS an^»
ï>er^ ojbtneert / gelijü 't met alle if ecren tóetïen gaat. €n ban fo ben i^ on^
geöoojfaam / fo ίδ langer bp bat oube bïiibm toil.
7* 't^^banpiatnrtonmogelijit/ bat ^ob ooit aan ben ^nibdtoeiaai
iets? te boen ban fiifée baerhen / al^ ÖP tefonberiuri booz fijne merlïen nirgreft
in fgn IJBcojb* Cn öter en gelb geen feggen / bat fjet be ^©utbcl nîct en beet ;
maar <i5ob Öet boet / ben ïPuibel (toant fo moet ^et tefen) tegebaïic;
of om alfnlhen balfcSjen leeraar in be leugen bïoi re fïaan : en bat booï
<!5üb^regötbeerbfgooibeel aï^Smen feit. i®aut lap en ïionnen/ feggenfe/
niettoetea be rebenenban geheimen raab: leaaraan fp felterUfi be
ronbe toaarj^ib feggen/ maar niet tia toaatöeïö* €n feomt inp oefen uit--
Mugi)t ban fobanige 'STljeologanten eben eensf boo? ogen / öec ƒiiofo'
fcn ban b'occ«/i<^. ^//4/'verborgene hoedanigheden, baar fp fïCij ban Op
beroepen al^ feganfclj geen rebentoeten ban öunfeggen> l^otf) fo beel te
erger/ iratraeugiièrban <i5obsêbgrboigen ogijbeel fp?ec&t/ teJaar ban on?
'ttegenbeel gcj?penl?aAib i# m fijn ii^oojb* ©at roegt ban Genefis af tot
XVL HOOFDSTUUK. 133
Apocalypfistoe/ öateobüjaacïieiöiif/ en fïjttïBoojbïiaaatöetb/ öatgeeït
leitgen itiftem i^S; öat öp ï>e leu0enfp?eîîer^ P toerboen / bat ïjp fijne tm
geenen anberen gebënfal/ baar tnfeelïaaabe bat «©Db ig/ εη geert
«nbernetjenjSgem: enfal 0pbanben©abec üan be leugen / faiöpbteB^i/-
p*», leugeiidichtcrs, bte 'i fiin lîîerfe î^ te bernieitgeu/ (elf nccfî bp ilaan mei
'jjne almagötïSÖ^ö; oîn fe!f De leugen / tegen fijne UîaarÇeîb aangeöant/
yciUjonbefreSenii tebeöetïigen/ om't teoifîîe boen geioüen bat een anbectjS
P^toare <6ob/ enbat öP'tmeieni^ï ^iiöat Uerbojgenraabi th feg/ Ôet
%enbeel iif oné geopenbaarö.
δφ iBaarnotiî een.ö; befe %om£C of Idiofeet/ tiié féft/ komt, laat
ons anderen Goden dienen. JHVH be regijie <i5ob niet / ïop
5θη tot nocö toe / in öe öeimiffe bejS isaren eob^ berbooiîî gelueefi. ^ε eob/
of<©oben/ bîe(ai.^iîpeRmpel) boo^bat&aif/ niet na fijn toefen of gebaam
manctecgebatijteni^ iiöafgebeelb; en niet Jehova, i^begenebieonii uit
^gppten geeft Ueiiûjï / m fo beei toonDeren gebaan. f ρ jielt eenïBonbec^
t^feeneotbetoijjS; fefesgeeenmaaragiig tiJouDerielm / bat boben/ of 006
tfgen be i^ature gaat ; en bat Ce6en Somt : ïjoe toeeï bie ^jomer of !0?ofeet/
^t fulfeeenCefeenfeomenfal; aïfo'tin^Butbels? of fijn eigen magp niet
^o 't ^cra banljan a5ob geopenbaarb, ^ecu Voel : een tefeen tebooifeg^
Sen bai ban fjomt / cf toel te isjeten bat ijet iïomen fal ; bat iji't opceg{)t <i5e=»
{öiJe bec illirafteien / bat <i5ob οοδ geip ijjel aan ^ubai?/ aljS tfouenbatrnge
ietgeijeirnjS aanBiieamgegeben öeeft: maar beiöe totbebêfïtgingbei:
iöaatijeïö / niet ber ïeiigen. ooit eenBonirtg ofteiaojfï op aarben fe
yitfïnnig/ ïiat |ip fïaffet ^ 3egel ban fijn H^omngitjh aan ienifini mebegaf/
Qm'tboife tot oproer of tot afüal aan teïoMïen? ï©ai maaittrtten niet btt^
boenbe ban ben groten / Uirjien/ en ep^t öoogjï jaloetf^en <55ob ban fijne'
^ere/ snbanftjn tjeilig en onfeilbaar îBôo|b/ fb batm'taïberüragttglïebei
noc!) feilen Lm!
9* l^oe ban bat jCeêenöomt/ tó Vneltebenfeii V alamen maar berfïnt /
oat menig UionDec bet jgature aanbe Magi of<©e|)eimtanfenlUtelbefeettbi3S/
baar ijtt »οϊδ niet af m toect. ïïDat feg iTï ooS / ijct boiö ί Sla feïf öe pite^
lïecif en geüJone leeraard 3ön bpUJijien fui&e flecgte ƒilofofen / batmenBeis
booï toonbertefeenö fat boen atiiien 't gene niet ban jnaar natuurlift fo gg^
rcljicb/ Dfuit ben aïgemeenen en fianbbalïcn loop boo| af befteiïbt^tjatjpirf
tijicbenfaU benomen ban bat quattteen^ na/ betgenefuifeenbjomerge^ft.
jJooîfeiîî : en fptn toeten lïiî nieî bctet cf bat t^ alfuUien toonber î beBBetfc
ijoûj 't geöecle boilî/ bat met bequaam om te onberfcljeiben of fe
jngetoonen faite / ali? ten Cefeen fjen toojb boojgefii^b/ nàtuurlife^ofniet ;
fP sonnen ecljter lefen ; en bat laat gen boen. Tot de Wett en tot het Getuige^
^iffe, fofenietcnfullenfprekenna dit woord berbaifcfjeleeraarjS/ dat geen.
aageraad ( bat t^ geen licl)t ban toaarlïeib ) heeft. gjef. « : to. ^te Wttt toa^
«a ®"^berfpjefeeli6eCefeenen betoefen batfe toa;S ban o^ob: De ganftije
^eerciö uïifï / bat geeit gefcïjapen oojfaak fulBe bittgea toerden feant be
'^nariummym, Mecaffchefym enBflfeîî bawegp^tch/ bie toeitoiflen toaÉ
Derde Boek.
natuutUjft/ taatîJooj Scmfl gemaakt / of botoett be Hatttte hJa^ ; îtie ftii&^
benfeïfGods vinger îjaat m aangemeriti. «iEy* 8:18. ^e ijolfeeten ïonbombe*
ïeben/ îsat öe <©ob îjaac befc 3©et ban pam/ cen God is boven in den Hemel en
beneden op der Aarde. 5ίοΓ. n. bis ^^efoHen en Bonben nict öeb^iejen:
toîeifôaïbenifâQfesf oofebefelbe / aï$f onfeilijaac en tenMaatfïen obectuigenbe
ben bolfee booîfîelt/ om öen fiEag^tigtïe tian aïlen Uaifcgen ^oöi^bienjï
aftefcöjtftfeen» i^eue*^.
lo. i^ïeruttbefluitifeban/ bat nooit een ΜΓφ î^jofeet booj<i3oô^ûr
«ï^uibclö ftragljt/ tot booijlanb of beUojbertng öer balfc^e ieec; ofoo&bc
5©uibcl of be Ualfc^e leewiar^ booj toektmge ban <6ob / een eenig Ujerfe
bat tjoben be jSature ψ / baac fp cen beel ban 5tjn / öeeft uïip\öec6t of
boojtgcijjagöt : en bat Öet baaroni grnvoelijft om feggen i^i fo ieniaut ineint /
bat <©ob^iet boet/ om^©uibel^ bofen mük (tot frjn;^^ bol? bepjoebinge
guanfujpi^) tebolgen/ enbatfuljc ooft met regljtbeecöigoojbeel hm
bejïaan* iiÏ5ct een betïutt ik οοδ / bat <aob ftjn boiS beproeft / maai: niet be'
fpott ; fo vxsetntg alsf ijp fïcil befpoîîen îaat ; en fo al^ ïp ten guaöe niet en üjoïb
becfocöt/ bat ïUiSgelgjc öpniemant ooS baat toe becfaeâî. lirait» 1:13.
tekenenaifogenaambbietian bc Gccikn der Duivelen, ï3attjSDecDacmones
(fo fiaat'er in ftet «öjiefefcö ) ban lucgen 't Beeft cu beffeifis Uaifcljen fd^ofeet /
na iutb bet ^jofejpen ban ^oaunciS/ op Det Ôoogfi t^ biic!)ien {îaan / epenb,
ï6: i4<eni9:2o. alVöace'töatfebpmaniec ban fpjefeenfelfoofe vuuruitden
Hemel deden komen over d'Aarde. 13:13. 59nuieeEnictbanmaai:tekenen
der leugen, bat ί^έ balfcfje tekenen» 2,'^fjeflft 2:9. mei^aiiüaaröeib/ lou^
ter fcöön.
§. II. 3|et be^Balben aï beugeefiS gebifputeecb / of en goe beire oofe
be^uibelofbebalfcöe leeraarde magöttg5önJBtta&elenteboen: beüJijlefp
get geen ban beiben boen ; be ©uiücl of be fo genaambe Cobecaaiif niet meer
ban enig anbec inenfröe* €nbe berf feggen / bat alfulfe bjagen en bepalin^
gen baar in gemaafet/ baar fo beel boegen ban j^atuur/ ^tDjifï-geleerben
ijangefïapelb 5ijn/ nietban verkeerdekrakkeelen-
al^oftmenfeibcbuitenfporighcden, i.'^im. 0:4. ^atbiiitenrpoojban
006 ten einben uit gelopen ijebbenbe/ üelenben fp ten laatfiest aan be ffcôeibpaai
banöetoogmerfe/bat bp^oben <!5obiS ^jofeten aitgb goeb/ maar bp ben
^uibelenbefönenquaabiiit Cn ban fo meinenfe batbefeusaarliit üjonber
üjerfeenboen; maar gene geenfiniS UjareUionber UïerSen $ijn/ om bat baar
m <6objS eere niet enüiojbbeoogb. «©elgfeerteïgfe jgn ban ooü be luonber
toerften/ bie be ^^eer fo biel booj 31ubaiS al^f booj b'anbere ^pofielen ge^
baan ö^eft/ niet booj üjare Vaonbertoerlïen ; noc|) be #joté5pen ban ben
balftö^'i ^il^am booï ^jofe5pen aanie nemen/ om bat nocij b'ee» nocij b'an#
ber met bat oogmeriï ijeeft gefpiofeen of gebjjogïjt : be öjaag tó o\3ec 't oog«
merS ηοφ bet einbe ηοφ bet mibbelnotbbepaien niet/maaroüer'ttoerii,
iz. 3©pgaan ban otier tot ηοφ aûbere pîaatfcn bec ^cbiifiure/ bie
ttotö niet eenö tierljanbeib 5ijn;löaariii iîei feront bat aaa bte menfcöen biemen
Hoerat befujeerber^ ofïe€oberaar^ iet baöeiyitii ujojb îoegefc^jeben» ψtt
feiber
-ocr page 174-ο F D s τ u κ.
feIi3ecb!nb:i6«taatmaUe^befe. _
21:21/ 22. ©00? afiii aan temerfeeii/
iierUpen iniioub^im : ai^ fpjefienbe ban Lachafchijm o^ be eerjîc/ bau Chava-
iijm ogîïeîlueeîje/ üan Ncchaichijm ogöeöeKöe; Uîooj&cn/ôîegclgïieiî&te
«cnnenget3en beBefiaemngcn; en ban be Kefamijm l©.mte(ïgtu0cn : m
îtbierîjeplaatfe; üaii toel&en allen uit beufciîeiben ünöeix piaaîfEit nu aï
meet îran eeuif aeijanbelb i^s. <i2n öie Befojeeringen 59« ^^^^ eencilcp/
ûlfofe nietenftîicfien öan ban ^langen : ö'eerfïc plaatfe ban tierfeiber ii{|
omjïfgte Ujapenen/ bat bebeftoccnngegeen öcagöt en fjebbe ; öctbïeebcn
banbeferaa9teloo.öÖ^ib becbefmecringe/ toanncec Deilange temaiïi alge®
beten 0eeft; beberbe fpjeefetbanliangcn/ bie te rcOabelt&ecbiiten/ombatfe
met befraoren 3Dn. 5De bicrbe plaatfe öeeft in ftebe ban be fïangeu Tcra-
fij m, en bien aangaanbe befelbe ooU al ecn^ bec^onbelb baar ftet fo te paf^^
fe^iam. X.§· ii/ri· , . '
îBatb'eerfîepiaat^nu m'tbefonberaanbeïangt/ Ôet beMa^j^e
baar ban «ïDatiib / ober b'ongeboeügöeib en Dccbnc!!&igö^ib bec bofen / batfe
nagecnreben luifïeren: toaarom IjpDfnt''^" bergelijfet bp enen adder, bie
fïCiJ doofmaaiit/ mit^i bat fp haar ore tœftopt, op datfe niet en hore na de
Aemmé des beleefers , des genen die ervaren is met befwceriogea erft tc
gaan. #fal 58:5-/6, ïBatfecagöi inbe befttjeedngen ofte niet / Tal nocft
ötcc naberganbelbbïojben: f)ter fjebben bJpalieenliSniaacieftcn/ of befe
tooo^ben οοδίε Bennengebenbat^^mbeljSferagljtinfîeefet. ^aacbanen
ï)lD6t Ijet tninlïe niet uit enig bjooil^^iec gebjutfet* 3|fe fal mp niet beöoeben
te bcgelpenmetbeniîijlbanfpjefesnna^tgebjmfîbermenfcôe»; fcf)oon ife
toeî meine bat fiet &tcr οοβ pïaatfe geeft : maar fegge alieenltR/ bat öe ^tgjift
Öietr / na be ïettec al becflaan / niet meer en feit / öan bat een abber enige na<
nmtli&ebfqnaamgeib Öeefi/ omtliljte ijoeben tegen'tongemafe/ gelgfetoc
(ien bat fuly in alle beeften i^s / een tegelp na fgnen aart, Cen anberen/ bat
οοδ be abbec gorenfean/ en batfnlheen geUiib alss be befttjeecbec maaBt/
befetoe €nsettia66elö6 moet 5tjn / bat fp Ijare oren baar booj (lopt* !©aac
uit ban bolgt/ Datöci5eföieerbec/ οόδ ftoeerbarenifpraagii jtjn/met alle
6ragl)tcnfDneciion|lntetuitenregDt/ gelrjS De befie lcffcn b|«gôteiooif ge«
fPîolen totbatbofebolö.
14» 5|ettUjeebemoetmijrtfeggenmeecbebefïigenbatttegenf{iieRett*
^ebJijfe^jebtfeet: ombpgelgfeenijSte ieccen/ batinen temantonbercigfjtm
moet/ eer ^p^ctqnaab bebjijbe; enbat]^etaUelatefeoiwtbjanneecbemiiS'.
îiaab Ijî begaan : fo feit ijp ban: Indien de flange gebeten iiecft, eerde befweerin-
gegefchiedis , dan is 'cr geene nuttigheid voor den alderwelfprekenften be^
yiïeerber* 31n'tl)ebjeeüïffö|iaat \v^'îhv:hiebe-aiiafihoen\oot
oenfpraakmeefter j fo hoemt|ip benbeftoeerber» €n baar uitblöiït/bat öp
geen bloot oplefen ofte momplen banïooojben / öUiSoffo/ berfïaat: maar
«on^g tfaamgcfïelb/ en intgefp|o&en ofgefongen ; bier boege bat fuiöeen
ppiulbfean toerSen op't geijoojban fuïfïen beejl / en Ijet baarbooj tniliite
«^tïgm j en fo af goitben ban ï>m mwfrge oj? bat te befcijabtgen.
11,(5 Derde Boek.
aaaaacuttbAnfeoigcn msei/ featîjitgeîjaanmoet toü^ben / ttr fee beie
fcliteD : alfo ötefpjaaft of fansöonf! ntet en toaii om monöeu te genefc»/
maat emtlangen af te feeeren/ öatfe geen enmaafeten, ï^ier i.ö öau^jaeöerom
Öetmmjlenïft/ toaaruiÉ ftaufclijlseii/ ïjat feraggt iet
ï^ge&aan. . ^ ^
15-/ '^estserbepïaaifetoojiïenDeCpai&eërt/ tuetofeïïenoô|ÏC5ffl53D
bm Sioben ö^eigt in 'i ianö te fenisen / ûp be flangenenöe bafiiisken üergeieken/
tegen welken geene befweeringe ί^ / îïîe ]Öen bgten fOlÏÖClt. Siecem. 8 : »7»
^it fietmen felaadïft bat niet meet issöantlecp een gebjiuSbanrpjefen/ W
gefpenitTe ban öat gene bat ïnbcrtgen al een^ gefeib Cn in taaargeib
ïcöaii gettb/ bat geenbefttieeringe ftter Bràgfttenôabbe: DetgeneUoojonii
ïrient/ Die geenfïn^ booj beftraglji / maar\ïoojbe Hrag^teloo^fteibbeV ïje^
fïueertng pleiten, ^eèrag^t bie fpbaHfe&edifeôter nieteniïeefï/ biemoet
men mp betonea bat fp eïbeijS fieeft. ^ocDiansi toa^S 25iieam / fo 't
fcöunt/ in bat getJoeien/ bat οοδ infulften öal bcftoeeïinge te iïate fiomt/
omiîolôerencn 0eaieger^ te bsEbloefen/ toaar toel)î»ïîpbe JBoabgten en
ÊelBtbiangten οοδ ontboben toja.if; geigfe boo^ befeni^ ge0en. jlBaar al^
4500 booi fön boïStoilfojgen/ fo feit öp/bat geen Ujaacfeggerpe notftbelee^
iinge let.ö tegen tjecmogen t en alö W 't üoï&tötl (Icaffcn / baar öeïpt
fiofegcenbcfiweeringe/ om gen ben topanb af te fieeren/ taîien(i5fHiifÎ02aa6«
^oei-enbe geregiïtigïjeib ban tegensi gen getoapenb geeft.
§. ι6, ©u^Wöft'^r meet niet oöcr/ ban ter laatfïa plaatfe' bat^etiu^
fabîîetfar bientoegi) feiefen foubeDoojfgnftetc / bie gemboojUJaacfegginge
getoefen toierb. <0obfp?eeâi baaïooiî bet:31oben meininge tegen / bie fei^
ben/ batbie tosatfeaginge pbel toaif: hetfal geen ydele waarfegginge ïijn.
i^jec^- 2,1! : 2i /2a. iiBaai: Çoeniet pbel I Het lot word in den fchóot ge-
worpen; maar het geheel beleid daarvan is van denHeere. ^pjeug. 16:32.
fbel ίΰα^ betoaacfegginge aangaat felben / bat ijS felaau; aUeenlife baar
Mit/ (buiten anberereben) bai deTerafijmbaai: ingebjaagb^ijn: tuant de
Terafim fprekenydelheid , Zcsf^^sotl^ JIBaac'ifÏonb fotoei aan <0ob/
öeKcfamijm oftoiiarfeggtngtn be^ feoningsiban ï5abel aandereghtcrhand
tegen Jerufal em, aljS aan be fîinSerôanb tegen €gppien te befïiecen. ïBant
cp betben toa^ ^^ί^ ίΐ^βΟ^Γι^"» enfionbftp inberaab/ opujienbpeecfi foube
aantcefifeen : koaartoe gp mibbeien ban taiaacfegginge gebjuifete/ m gaar^
félben feuag&telooif / maat ban «Bob aïfo befïierb / bat fön geheime raai?
JBiecb uitgetoerfet. ï|et ailerminjïe feomt gier niet in boo) / vuaac uit fiaa
bigden batbe îBmbel in bie bingen biecht ; bie Somt 'er niet eené in te paii /
geti^geen fafeebieöem aangaat/ 0ptoeet'ec coBnietaf; noc^öp enöoojt
g^enttjbingen öoe't met ben co^ïog tuiTeÖenbeCöalbeen enbe^lobengaat/
to^ibjegp uitbat^p mei fijn maiStig fieir in aantoglpt t^*
^VIt
-ocr page 176-I^esrsiettemia is wd teilen, waarin heiquaadbefta, waarom voor·^
ièidekonüsn εη hanteeringen beftraft en ook geftraft zijn iii
" Gods Woord, en doordekriftelike Weïteii ftrengelik
verboden zijn.
T\ 3ξε ïîïûteïil maat ïioorcîî/^ai ίδ ^mMjS Brag^ten tóerStnge/m aîtïai
icerfe iöï miö ïaug onSeïfotót en obcrtoogcn / biijf onmennen ; 5ρ (cet
Seceeö omiebetmoeöeii/ îjaeiiïsen^utûel of fsiubolfeuoil öoojfiaan, Φε^
ÏÖfe liet niet aiken l^feifetian.^ #affo0| en ^«permïenöenÊ
totHufeefe toil î3e\]09feiî/ in een boeyfen bai Dp tegen mp öoet t»|u6feen m
'ifioogbrntfcp : maar 'tijelibenrnp gtec al berfcgeiDene teftoeten / iJàn öie
fcjoebei·^ / öie öooj feïeinleib Dwnôsr itè^e al ie groot Uan begrgp. JBaac
tiicttictaanbagiii en onjybig al 't öooigaan&ewaar geïefen öeeft/ fal bat
niet feggen. 3Bani baarmt Mpi genoegfïfaam/ bat booj enboo| öatf
al bat boen iitet aubère ban mei sfâeer fpjele : bie raenfcöenbanenUïOïben
ban mp niet Uerftgoonb. JBaar laat ben ^iitbel felf betreft^ 'tt^ teaat^
bat îîî ïj^mmet te lafïe legge 't gene ^p niet boen en fean : maar bat ïfeg^m te
meer berftleine/ en ben groten ïjergoge : 'tteeïS mtjnuiterfloognier&
isf. Ïiap5gn'tban alïe feer teel baarineen^/ atóbat beï^utMbpcrQuaafe
ίί^; maar niet inalöeïquaab batgem toojbtoegercl&^ebent metofgp 'tfou^
be toüienboen/ inbim ^piïonbe; toant baar inmeenife mebebat tap alle
fitllen feggen / ja^ ^σ óoS 'i üuïten ttogfel / bat be fo genaambe /Sobe^
raar^ ena^aarfegger^ grote fonbeboen; maaralj^men feit / batfpficômeÉ
ben ^nibel tn berbonb begeben / bat ïïeb iB nu fo felaar beloefen aW ben bagg
bat ganfcö niet teaar en t^. ^et jïaat on^ ban / tot biejÈ te meer gerulïóeiö
boojonsi felf/ en totfo beelte beter openinge en berjïanb ber^töitft / te
onbcrfoeBen/ toaaemban eîgenilîfeBetquaab&eiîa/ toaarom bie feonfîm es
ïjautecïiiKicn aï^ öujS iang't onöcröDub ban onfe oefentnge 5911 getoeefÉ/
fo feer nii^ïpïeren 50η. Cnbai in <0oöig l©oojbmet aileen / maar bp be fertf
fïen ïïeifer/öefgeig&^/ in Dunne 3©eiten (ïreng berboben 5ό'η / ja felf bp
benen gebaat.
2. liobeel al^ban<0ob^ïsaoojb beircfl/ ih meen Jeti^ uitaïle ibp^
gebjag^te plaatfentoJcliefiengetoeefi/ bat al toat ban bien Hagö on^S baar
in boojftomt / ïsjojb bajï eenparig obérai begrepen in b'mfgoberp. €»
bat ï^ i'diïer plaatfebaelfooMaar/ batife 'tgerftalenban befelben |ier on-
n^obig acBte» ^p toojben bifemaalii bp benlilfgob^sibienfi genoemb/
ItaaiijeiS ban Wgoberpe bpgebjaggt : en alle bie befbjceringen ^m om
mfgou op bietaijfe öet geheim teb|agen/ of innabolginge berafgob^ii
wenfiige geVuoonten : genoegfaam bltj^enbe öet gene ife in 't I. boe& XI. iz:
"" bouige ei:empelen betoonbe / bat alle iCoberplegingen ber oube en
SCbenöaagfcije l^eibeneu maar enBelife uit fiuuije afgob^ôiçnjiige geboef»
^ a ïenj^
m
Derde Boek.
im^î en't grootfîebteibaH Dunne afp¥bîetîiîtff§c&«i5îitr^
ÎIDaauom ocS tjamul'l/îsenïîomng^aulbeflrafîtnbe omongeijoojraamîîeiô
aan <600/ en totllenbc geni op^tBragöngijlïebebuiöen/ I)oe groten fonDfe
λatôîi5p: fo feit Î)p;wederrpannighe'id is ene fonde der Toverye, (oop^^/ew)
en wcderftreven is Afgodery -f px eÎgcntUi ydelheid) en beeldendienfl:
( Terafim) i i f : 2 3. 't öec fjeb^eelnfciic taïe etgen in De /
iJeeligiigf tlaeleötgefpjeufeen tJoo?ie|îcUen; ï5etaoo?öeHüiel UeranöerenDe/
tnaarbenfelfbcn fïnüeöoubenbe : inboegsnöat get rtoeeîse altgb of totîjeri
grotinge/ of tot tjerölannge iîan'teerfîe öient/nooit tot Ijerhîeinînge. Dsfe
Iciïe haat dc Hccrc ; ja aan fevene heeft fij ne ziele enen grou wel. ^pjeu^. 1 é,
Abraïiam weet vaa ons niet, ende Ifraël en kent ons niet. 63:18. Dc
Hcere is na by allen die hem aanroepen ; aHcn dielicm aanroepen inde waar-
heid. ^faï* 14«;: 18. enfo op butfenö plaatfen meet* ^φοοη Ijiecban in
get tUjeebe iib fïaat ^ve^, ydelheid ; 't tuelfe onfe «©berfetteKif / ILutôci;
isaar in boïgenbe / üectaalb Rebben afgodcrye : genoegf^iamteberfïaan/
öaibie baar «icbeooB gemeenb toojb ; om battec bpjïaat Ter^jfw, 'ttoelfe
ilurpec afgodsdienfi, bocö ö'onfe beter (ombeiSfcIfbentooojbjSljecDaiinge
îe mgben ) beeldeHdienft Uertaïen* ^nbien gp ban ten eerfien niet cn mogjt
bcrflaan / ^oe groten fonbeb'ongeöooi^raamöeib magóson ; em batfe mei
be kefem beïgeleficuteojb; foo feitget tttïeebe lib noeg nabec/ bat be lüea
ïerfïreöiage i^ AvciienbeTcrafimr
#etbo!gtban/ bat gelijfe be wedcrfpannigheid en wcdcrRrevenheid
maar ene feifoe fafee $9n;bat ooè alfo be K;cfcm,en be Aven met be Terafim bafi
fipgeipeöoogtefïaan» ïï^aarom/ gclpbe wederfpannigheidiswederiirec-
fo i^ ütKefem wieeheiinge (Toverye gier in't buitffö genaamb) 006
■ven
fean^ffw, ydelheid (afgoderyc) enTer^^mafgodsbeelden, en alfObanBcel-
dendicnft. 2Bant geïijö öter geen anbercpbelgèib berfïaan fean toojben/ ban
begenebiegepkegbvoojbin benbienflber ^fgobifbeelben/ bie baar nebenjgf
fiaangenoerab: foi^banoofebe (Coberpe fogenaamb/ alfo Doei al^'t^uè^
iierfïreben met be ïBeberfpannigôeib. ^o bat be fin t bie ίϊφ loeberfpam
Rfg biaagîontrentben iîlîobbûnâfraél/ bie fient ^em met be baab ban met
Sï0oj<Ï3ob;en 't aletenbeeloftlip fïgtotben ^l^fgob boegbe.ïDaarin bejîonb
ban befe-toeberfpamifgi)eibban<§aul i ^Dat^pbe gobfpjaaB ïjem booi ^a^
niuel gebaan niet atöterbolgbe. î®at fal fjem fcD^ïen / bat t}p ^φ tot afgoD^ëö
bieîîfîtge looaaufeggingen niit fal begeben î altoo^f be eerbiebigiieib booj 't ge^
m ôem be <i5ob toan3!fra^l te üjeten bebe / fal gem baar ban niet iceberrjom
ben ; QClpmen namaaiis ^efï geflien / bat ï)p ban <i5ob berlaten ficij tot fuift c
raibbeïen begaf» i. <êam> z8> l^c ^ »6 <6 ïï € antluoo|be pem niet ; fo ging
^ ban om raab en feennijfe ban faöenbp ene bjouVae/ bie geen p^ofetef|é
tuajeV bie <?3ob boo? belltgm enbe Cummtjm niet en bjaagbe; maar bie
snen toaarfeggenbengeell üoojgaf te DeOben/ enbe ^asnioniS of be bobcn
ïBtrocpen &ettôe om beftiieib te geben.
4. ^itfeîfbebso^bebejîîgbmei'Ôeîgenetop το» aî eenjSgcbben
ίνδ; i.9/ αο» eene repu 't auber fielienbe * fo feu öp eerfî / bp
teeg^·
-ocr page 178-XVII. Hoofdstuk. 139
jKlbe^œmonif/tîabetoôsi becingeüïanöeneneii boöenlirtjaamj^/
"«π* ^oteaj^bitöan&efonöeijan'itjolfe^fraelmïjerpn/ bat fp met t»jaar-
oen Dunnrneigenen en toai-enieetienbigeii eob/ fitïj getoenbe tot fulüe
ö^n/ &etoelîî«DanbeOvoot enöe.7ïJ-o#»,boojï5unnenachafcbijm enkefa-
niijm of UJiccfteltpen «itgeimibDeuUanbe öoben witgei-oepen/ of booj ^et
ttuöbel ban be boben aangefpjoSen UJierben* ^tt Dan loan be fctte bgfc
suiiber afgûbisbieniîig^eîb gefeib/ fo tïeel öe faaS betreft; öet felfie jijnbe
0aar<60b0toecMaagbe/ aî^gp fetbe: mijn volk hccfr twee boosheden gc-
<3aan : my den fprinkadcr des leevendigen waters hebbcnfe verlaten ; om hen-
fel ven bakken ait te houwen , gebrokcne bakken die geen water houden^
Stecem.
§ 5"· 59ui5SSîîanîîtôteî^ ieiïen/ ^oe groten fonbe bie genaamöe Cotope
jn la^aarfeggerpe 5p / al ί:^ 't bat fp op geen ©erbonb berulî bat met ben ^ui--
3P geniaaiit / al 'ί bat bte befelüe plegen / geen befonbere geitietnfciiap
»netbenï©uibelf)ebben/ aliiS'tbat baar be «Sutbeinietiftoeboet/ nocfj af
«niaeet; al bat fulfee menfeljen^ûb ΐΐίί&|ηδδείΐδ niet af enflseeren/
εηbenïï^iutoelîjulbeboen; geengrotiUielifeerfonbe ebentoel ban befe|o
naambe 'SToHerpe. ïBaut fcijoon bit m bien fin aî^ 't Ujojö gebjm&t be reggte
naam niet ίβ : ]^et faï üüfgoberpe jtjn / en îîS get οοδ, îBant öoe fean iemant
Jtgaanbjagenaanfulfelîolh/ bîefelfberhîaren/ batfe't banbe fo genaara^
we «iSoben ofte ^ssmonjS ^alen ; en ftci) niet een niet aan b'^dfgoberpe fcijuibig
niaSeni a^antemanthnieienbco^eeulSefltr/ int boen ban fijn gebeb ί en
eüenlnelgeenüeel&en&ienaar3ön> 3liS'tÖemnieiom0eï ^aeelb/ ijet om
■ben geujaanöen <©ob / of l^eiUg mita öat 25eelb üertoonr, ooft be '^c^
tafgm enloierben felf aijg<i5oöennfet jebjaagb; inaac booj Defelbe/ als^
een mïöbei ombercöeiö te ferijgen ban be <0oöetT*
6. ^u moet mp niemant ^i^r betbsijîen/ batm öen ganfc^enBpel
geen fonbe ftoaafbtr booiSomt ban b'üfgotierpe. 't 't eerjie ban be
ÎO. «6eboöen ; ö^t ï^ ijet eerfte oogmerk ban ijet Cnangelium / be menfi^én
öaacban af te trefe&en : wy verkondigen u, (feït^aïliuif) datgy nlulr bekee-
va® defe ydele dingen (ÔpberfïaatbenafiîObiSbîeHjî) totdcnlecvendigea
J^od. i|anb. 14: ^tijSijetllotbe^ bjief^ banSjefu^ lieöeltng; kinder^
«ens, bewaartufelven van de Afgoden. ι3!θ0>5:αι» ïBît fïlîit op'ί genei;
caatefifeiî^abgefeib / bat^et berfianb besÈ €«angelinnvei onsi gegeben/
den Waarachtigen te kennen , en bat be ^tjon ΟΟδ bic waarachtige
sSS^"'feewig leevcn is. i|et iiÈ't geb3igî)tîg|îe en gvooifîe beel ban fijne
w^Jpm/ b'^Sfgoberpe m begeef»? fioerecpe ba« öaï gee{îeUî;?jaabel/
' M» 3 - btin;.
-ocr page 179-11,(5 Derde Boek.
üiïn bte arooie l^oer m ban bit feijengoofoig Beef! t en 'i bijfievfie isâît
alk meufcijeU^e uïtfgorïgfïeiö / tat fp na b'aiöecfujiiarjïe geefTelingc Uan
plagen / fïcÖmetiJeÉieercavan'taaiihiddenderDsemonia, Dat fo iïm
anber gcouüJeliSe fonöen met fïcö tïeepi^ <a|jenö. 9: zo./ ζr.
^elnoojöeu/ voortr!iiiiaaHgcfighte,3gamöe3©ett nietie^iiS^fii
gejïeib* ©at fp^aft Φοϊΐ öoe tot 31fcaei / na öat fp gem fa feîaariiii ^abben
Icecen Rennen/ booi Dunne uitgcleibe in €gppien/ pe goeö en groot Dp 5P i ^^^
îjatgeenanbei:<i5oben banDpatteen: bte booj genabige gemeinfcD^P
ïjen moout/ enôenàlsieenijerftoreniJol6ge1Îabigottbec ogenDoub; 'tujeïft
fbtefeggenUooïfljnaangefïgDteüïoont en ttjanbdt; bat Dp Ö^ÏP een man
fijne Cf Die ^oiimt ^ttft getmtob. ^at fuift een öolft na anbece <i3obcn om
falîîen/ bat fui&enbîenfîiîoï6 enen anbecen ï|eere foeftenfal/ bat fuïfte δίη^
beren enen anbereïi ©aber noemen fuUen ; bat fulften ï^jouUje met enen anbe^
renmanteboenfalôebiîen/ in tegentoooibigôeib/ en onber b'ogen ban ai^
fuiheniiBobenDeerenbabecengeiroutoen man: βοε i^ bat in te fcDi&itenî
Cen lijfeigen fineert begaat geen groter fonbe / ban fijuen meefler te ontlopen
enenenanberentebienen. <i5en Stnb bat banftjne aBuber^s toecD loopt / en
fïcD buiten Dun ïjerlof aan bjeemben overgeeft/ bergcgpt ΐϊφ tegen b'ccrfïe
Wtï ber iÎoeebe tafei : ^n üooj eenii man^ getrotobe bjoto en iji geen groter
ben3Éi"aöe grootje bie be mcnfcOe tegen menfcDen San begaan uit oo^faafe
ber bpfonberfte berpUgDtnigc : fo fean geen groter ooit beDatDt 5i)n tegen
a5oti / aan Uiien be mcnfcDe / en infonberBeib fija eigen IJ0I6/ op fo ibefonöeren
maniere op D^t naatofï tiecbonben i^.
§.8. Cn bit Mangenbe be eerjïe foojte ban bie bofe menfcDen/ ^rjnbc
îBîccïîelaarif: beanbere/ biemen gemeenlik bp ben naam öan'Coberaarii
toerfïaat / 5ijn fulSe bie öe menfcDen en Det bee intDeimelift befcDabtgen /
farmakoi bergiftigerjS genaamb / al^es boojberfcDeibemaal t^ aangeioefen.
3llful6e menfcDen op fïcD felben aangemerkt/ in't gene fp beb^gben/ 5pn
bpbefîraatfcDenberiSen moojbenaar^i te ftelïen J ten aanfïen ban't berberf
bat fp ben menfcpen aanbjengen in goeb en bïoeb. ©ocD aangemerkt / bat
fulkebiebe ileilige^cDîtfturemeeligebeniît/ bp't anber bolk op eene mate
5ïjn gejïelb: foDeefïmenDenteDoubenboojeenfdfoe fïagD ban bolh; boo?
bien fpfïcD met ben :li^fgobenbergefelien; al^f bie in allen niet tebjebenmet
beferagDien ber j^atuuralleen/ üanDenmetïïonfï in't toerfegefleib/ nocD
mcinen bat be O^oöen of be ©atmon^ baar be feragDt toe leenen moeten»
sPieiS jgnfe mebe booj i^fgobenbienaariS aan te fien»
9. jÉîcîfâeinigcr ^ijn be BeftoeerberiS οοδ fo aan te merken ; alfo fp
meinenbatfe goeb boen aan De menfcDen / booj D^rt ban bofe geejlen te ber^
ΙοίΤπΐ. Jlliar bat bermeinen fp te boen booj feker fïagD kcuiben ofte
twbere fiiken / üïelfïemagDtig fonöen 5ünbegeefïen te ôerOjôben/ of fuiken
ftcagDt in 't blagen ban be <i5oben / bie nccD boUen befe «©smon^f 5ijn* 't
grotelyiC(6ûbVgcoten naam berkleining aangebaan/ iaaimeermen aan ce
^ipfeïcn be ferag^ten toefcljjp om ht geefîen îeîîerôjijbciî/ hie ficm ben
^cöepiïeK onbettijojyen 51311. îîE>ant oüeunnï^ ise ge£|î δε^ menfcöen lüt ijei
«cfjaamfcöetïsenïie/ tiitieo&&AnVue0ei:Seert: foLiat ïjp üooj
wn meafcge geenc RruiDen töajTfn/ noeste toîiîcpen tn Dei Jtoaiec / nocö'tc htz^
pn op tier aacbe/ bic ]pem fouben fïonmti bieuen om befelbe iic^tconber--
«ccpen* 3^er&alijen fiebbeu bat b'Ulpofïden οοδ niet geïeben : in tuelfter
Sf ntooojbtgöeiö öe feilen bjocberen op Dunne tuijfe'tTcföe onbemeemcnbe/
(Öoeüjtï ^et gene fp toermetnben uit ie bjpen in toaacgetb nfet en toa^) in b'uti
t^L'fïebericgeniÖ^ösel&oraenjïjn. l|anlr> 19:13/14. luaar aff)iec toooî VIL
$ 19/ lo/zu fol3eei&e?inobigalgefiJ?ol&eni^^ mijbenbe bertoallm fp
tot bie ^fgoberpe / bat fp be^smon^ tian be l^etbenenop Ijeiöenfcöe uianitre
öieineti uit te ö^len ; en οοδ öe bofe #s3moni^ öooj 't bebel ber goeben/öe min^
bete boojlïcagötbernieetbere te boen bertrefefeen: baacUïel nocïj b'eennocg
b'anbcr ϊ^κπίοη ijS ; maar baarom geen ie minbec fonbe / öaï fp booj
't gene niet en tiS Ueilaten l^em uit toten/ boo| toien en toï toten alle biiïi
gen 5gn»
10. toetten ban be^riflcnMtfi/en eerfïefenjïen li eifercn/ 5ί}ηοοδ
sebotob op befen gronb» %i\ 't Concilie tjan mntpra/ bat ontrent Bet jaar ?oo
toa^/ jïaan op 0ct einbe öan Ijeteerjïe öoofbjïuft befetooojben. Quisquii
^iliquid ereditpojje fieri^ aut aliquam creaturam in melius aut in àeûrius immucari^
öwf trans formari in aliam fpeciem velfimilitudinem, nifi üb ipfo Creatore', qui otnnia
ficit^ ii; per quem omnia faBa funf. proculduiiè snfidelii efi èrpagam detemr.
Al wie gelooft dat iets gefchieden kan, of enig fchepfel tot beter of tot erger
Veranderd, ofinecn atidfere gedaante of gelijkenis verfchapen worden , anders
<ianvanden Schepper felfj die alles heeft gemaakt, en door wien alles is ge-
maakt : die is buiten twijfel ongelovig en erger dan een heiden fclf. φηίξίοηΐϊ
ï»it/ ILefcr/ Set fa! öier na nocöeen$f te paffe Bomen. ï^egronb i^ öieröet
ïleibenbom/ aletieneen3Sal.ö3eremtaiï ö^eft gefeib/ ontfettet u niet voor
de tekenen des Hemels, de wijle fich de Heidenen daarvoor ontiettcn. ^jerem»
1 o: a» «gen ferifïcn ftoub ficô met ben naam ban 3|ciben feer betebigb : fo moet
bie ban genoegö 30η/ om ijem ban ful& geboelen en ïjebjöf t^ öoen ijev^
fc^eiben / fonber meer. î©e föoDmfcBgefïnUert fclf 50« ban ouertuigb ;
alfo bie tooojben ooS in 'i ^us· camnicum, be idanfeii&e föegöteti liaan / Dccr.
P.IÎ.C.26. qu. s- c. II.
^ ï ï. ^e feeiferli&e toetten nemen 't op bc ttoebe reben: al^ nameïife/ bat
oefe ^onfïen jijn tot naöeel öan get menfrpp getïagfit.^e feeifer Conflantijn
»eeer(iefcöjeef baarbaninben iare i^i.albii.if.Eonmeflfdema punienda, i^'
fiverijftmii merito legibtts vindicanda^ qui magicis accinBi ariihut', aut contra(alii-
bominum meliti ^ pudieos anitnos ad libiàinem deflexijfe detegentur. Menikide
^cctenfchap der genen flraffen, en billik door de flrengfte wetten wreken, die
bevonden worden, dat fy door middelen van tovcryeder menfchen gefondheid '
Rcftaan tc krenken^of kuifche herten tot dertelheid te verleiden. Cnbaar na in
t ïaarjyg. fcfeijft gp / bat ai bat bom boo^bpanben tt^ menft^UBen gejlagt^
^soubenJL. ix. tit. 1l. 4., & 7. G. de Malef. & Math. fet fcDrjnt of
Cooi»
-ocr page 181-11,(5 Derde Boek.
Coîtffatitija Bet m ban 't J^eibeiajom liefïï niet ijceft bJfileîî roerm : om m
Öcinoci) romagijtïg ujasf : en Daarom lietec fulhcn itörn flelien / öic fwf
l^ciöcnen niet Uonöe lneOerfîJîofen toejöfii : alfo irei mi^bjwia brfer Hon»
tien a! te openôaar toa^f om te feonueu loogljeiien/ m felf ffH i|eiöeni!om baas
oter fïlagötig totcl; aliS blpruii bien öat felf öe ^cifeii^ï^iodetïanuiS en
iDarimtiiuii/ öte ïjetaHriflenbom toerUoigben/ in Dcz Vöetterfelfoepiaaïfe
(feggcn / ars mathematica damnatila efi, Ù· mevdiSaomnifjó. De WiskoniKÜfC^
fïaaube'iUupl bebjijf ber gencubicftc^ noemöen Mathematici (maat fp en
Uiaimbe ceg^tcmet) ïsVerdoemelijk, en geheel verboden- «©aî[}elJî6lll€be
inOetl. boeh. IV« i/ 7/getoonb* Cn'ttoa^f ook ombefelfbereben/ bat
iICpoIïonïUif gebpnaamö 3pana.usi / fici) ^ooj ^ibettii^ ontfcfîuibigbe ; bat
onfcDuIbig met ben iafîec ban Magia UîierD beiaji; fo al^ Jriloilratu^ bai
in t befcljîijben ban fijn lUben in 't 8, boefe omjlanbig öecft bertiaai&t
^ujS fleiJnen/ todSebatbe rebenengebJcefî 3ίίη ban'tberbiebenbeferaoii*
ften/ fonber battec iet befioefbe bp te feomenban bat gene baac men'tineejî
og neemt.
Men moet ook nkt vooibygaan fulke plaat ièn, daar de Schrift vee·»
ilaan word van fodanigc te fpreken, die van den Duivel in 't
gemoed beftreden, of aan den liehame gepijnigd zijn,
<
^ (©tnocBtoegebbentopgefpjofeen banbegencn btemenbaarbooi goub/
bat fpfïtijtïieïben ^uibeliuel becfiaan/ met ôcmfeecnaaUîbeceemgb
fnberbonben jijn/ m booj be.irfeiben itragîjt berüjonbcrlt&e bingen boen.
«2η't iiibebonben/ bat be^jiîîft öan fulftemenfcljen niet en tocet: bien^
boigensfbatbe^uibel fobeclboljc nötij fulfeenmagj^in beefe ï©eerelb niet
en ^ctft, j^orötan^ 't bit ηοφ niet aileen / öet gene itien üJil fiebben bat
boet / te toeten bat fa beel menfcfien aftcefit enbe öoub tn fun bebbjangt
iiiaar; men gciooft/bat Ijp ηοφ baar en bobcn be gobbjuglitigfîenban allen ba^
geiijy in'tmiöben ban De ïaecfee feomt befio&en/ en befelbe quellen in
Ucijaam en gemoeb. <enbe bit geboelen t0 nocj^ bcel gemeenbec ban ïjtt an«
ber; fo berre bat i& niet en mete bat fjet iemant iegenfpieeSt/ maar gore
obérai be felfbe taal* falijet ban nu nocö beel qnaber Rebben ban te
boren/ inblenifi^ifi^alleenmoetilaan/ en biiftufeonDerfcefeen/ bat fa bafl
en algemeen aangenomen / al^f enig leerfîuà üjefea fean/ bat niet op §et re«
gifïec ber ^ciDöfieiartrjbelen en flaat-
§.2» jKaar'tbongonberfocfe ïjeefton.^ tot^iec toeaïtebeelgeleecb/otn
nu boojtaanfo licijt iet aan te nemen of boojbafi teDoubcn/ foiangatóbJp
lietrtlf meï onberfocôt / en met De ^c^jift naamSewig oberl^n Rebben :
tïfi
-ocr page 182-χ VIII, Η © ö F D s τ tr κ.
«Λ bftttöp ïjtn gebeden öooj niet cenelcttet ftebbcii &omim binbe^
öfiï bat feri. ^et mogötDtec meöe eofe fo gaan^et genemen / tiaa be
pöbïttgen of öeaanöecDïingesï beii en ίΐαη tetfor&ingcn bc^fe^
f][ïjeeSt« "Htómcbc üan begenen bie fiu m 8im lichaam quclt / en fo befett/
'ipk aÏ^feefït/ ijo^ar tsan fp βοδ 25efeiemn pnoemb 5ΐίη j beci)baii iuei&eii
'tfJiec foijeel alreebji m 'ί Il.boefe geganbelb i^e / bat ^ierniet üeei mm fal
Ç %gen baiïcn» Μφαη^^ fo j^abbe 't ffitt be ylaat^ ooS toei getoeefi ; om
bat topinbitboefe banmcufcöen f^jefeen/ bie gemeenfcgap / met of tegen
yunnen toüle/ met ben ^utiiel Beblïen : 'f en inare fafee/bat ottsi baar be naam
^•ïnDaimoon î^ontuîoei/ &î« onö baartoe fobeeïtebjoegerîsegelegeniD^fe
i^D«ïnöengaf; om bat ftet ai te male Daimons jön / en geen Diaboioi , of
^inbe!^/ nabs^cpft/ ijan îîjeîften befe imnff^en 5ijn gequeiö geUieefï»
la.^t on^ nu ban fïeu / laaacfpïeefttbe^ciJitftbanlïcijb/ aanijecftttnge/
^f berfoe&inge / bat op hm ©môel pafï I
3. 3|iï fal nip feiftepïen bimien't ntetoe ^eflamentï ombat ftetbâat
uit nieeiï genomen toojb / en batmen mii/ bat bocô be ficft baarttt beel
Hte«· ter toeere lïelt ban onbec 't <©ube ; beiugle booj be feomji beif ^aligmae
^er^ tji getbleefcg fijn fâp meer lafi Ujb banteiïoreiu een tefeen bat &em
^bentoel be nefebannosö fo niet gebjoSen^/ali^toeltieloofbliiaif bat JBcf^
foube boen. S^ fal W. ^^n foehen alle ful&e plaatfen ber ^cljjifture /
^aar in \jan geejïeltjfeett <^ttrib gefpjohen too^b ; baar na be gene bie on^ öa»
^erfoefeinge termeïben» ^e eerfïen 5tjn ban toeberomme ttoeeberlep : eeii
beel berfelue nietuitbjuFtiielife ben ^panb noemenbe/ mettoelSenbegelobt^
Sêntetîi-ijbcngebben / en ecöt«rbooj b'omfïanbigöeben lael te Rennen gee^
ïienbe ; en anbere tuaarin be bpanb toojb genoemb. algoetojel be
^oojben/ firijd, nrijden, oorloge, met öerfcöetben grteftftge tooojben in
ben tcptbetefeenb Uïo^ben; fo falifebienocötanjSnieton&erfcöeiben/ombeii
ï-efer niet onnobig te befmaren : gemerSt bat in bie grieSjt^e tooojben geea
fo fonbetling bcrfcöiltjStianbeïcSenïjTe / batfulfe een onberfc^eibinge Ueel
nut ëan boen.
§.4. ^ï^fli-g&baauouébe ^cöïift iïan fjjïee&t / i^ fomtijb^ ban ben pbec
te üerjïaan. JlBen fie baat oüer befciilaatfea na. Strijd (feitbcïi^eere )
Om in tc gaan door de enge poort, bat isi/ptïccen om prijs. lïîojçtif, ^at
îSeen jftijbeen^&rijîené ofte leeraar.ö met met fijnen buanb; maar jnetfiji
ne metgeffellen/ ombenjpZïjiS tetiJinnen/ met elft Dç't fcerfï tepberen/ eu
^^alöanbercntioöjbp te logen: batî^jagen, jpiU^u, bati^yvercn. i^^oj,
^iî 31. en 14:1.
^aariôeenflrijd, bejîaanbe in gebeden, tot God ben grooten b^tenb en
^berber barmftettiglîeben; ûom, i^tsc^. ^atiii tefeggen/ fulSeenpbe^
î^îçgeîj^b/ batiöob baar öooigeltjft alifouerujonnenujoib/ omon^teSe^
Ρεη / toanneer ]^et fcôeen bat ftp in 't eerfîe geen ge^ooj en gaf ; get gene on^s
be%crefcif booïbegeipemiTebesoncegöttieecbigen iSeglter^i leert.
»8:1-8. v©atïè gelrjfeal^worftelenmctGod, en tot Ijemfeggen : Ik ea
latennicî gaan ten 7vdat gymyteeent· <0en, 31: ió» ^at li? ijem fO lang na
lopen I
-ocr page 183-lopn/ îumwtpm/ ioailjpdniieimemisomiiei/ mcn^,Dei»i/ gfiiiU
δ» U ' mti^fomlal^'Vùiûùp toitn ftrijden iianbelmgi. Haat onjs
ï)«mïeif en mrt be öjecteiö ^ îjat t^ imt De bcfe menfcijcn in Dc toeerelD^
^fgcn ö'eexiie toii oïtó ï^riuu^ toapeîien mtt öefc crnfîise beïiîiamuge ;
Ccliefdeu, ik vermane uals inwoonders en vreemdelingen , dat gy u
fcoud van de vleefchelikcbcgeerlikhedcn, ^ç-elke krijgh voeren tegen de zielc.
i-i^eî. 2:11, Wanthct vleefch (fegtIdaiîUîil) begeert tegen den Gecit, en
<ieGce!l îe.^en het vlcefch ; ei-ide die twee fiaaiuçgen tnalkandcren, lodatgy
Diet endoethetgene gywilt. <©aKs: i7. ^ÎÎ D'I^^ W Öcmfclücn fo
bmibcn: te tamn gdijrî al^'tUjare fo een öofe wctt m fiine leden, welkc
iîrecd tegen de vvett lîjnsgemoeds, cndehcin gevangen nam onder de wet der ■
fonde, die in fijne leden was. ^itaiie^ ban ÎU Öeummffijefelf
5ijn&?/ ^ειπ üpiïggenöe/ enbe met ^mi geboren / en iö ijem metUantoi^
ten anîîgeiîomen üan öea ^mliei j euDe toojïi ooft aiiijö ban öegciien bie boo?
De b?f!ïööjngeu De.^ ^aiUe!^ jïciiörn / ùaar öan toel uitb^titUeliU ouöerfcöet''
fcnu ^at öan bfnneniîrîjîî / Xoaac in toe bleefcD^li^^ bjtften/ genegeni^
i)cben enbeluegmscn/ benfâiUe ftmöri'momtjoo? te nemen/ enia'itoerft
it lïeUen / i)et gene Dei beefïanti / ban <Φο0 UeiiirOt / iiooj 't befte &euet>
buïtenlïröti toojb on^ geijeeï befcijjebcn/ niet fo beel bebt#
bmge/ baïöaar^e^üttieiai,^ cenbofe gcefï uici fon lierfiueegeniuo^ïöen/
tnl5ien0pemgjiOiS öaarm begrepen Daaue* Want wandelende in den vlee-
ici c (batt^/ gebueenbe bitlebeu/ tertogle notf» beviel in't licïjaamt^ )
fo voeren wv denkrijgh nietnadenvlcefche. bat te fegQ[en/niet met inert»
fcöen? banöaböptoeigcfeib/ nietwietben bicefc^e/ gelgfe aï0 niet terade
paan metvleefch en bloed. <i5al.i: 16* jBaaclaatott^berbeKÏefen/^auîlld
fni Ijemfeilïentóel UerMaren: wantdewapenen onfeskrijgseny-ijnnictvlee-
fcheüjk, maarkraghtig doorGod. ^ot^ Îjctbàn maan|îentianDeUîofe eii
iîfagDttîan befen oojlcg te berjîaan/ bat bte niet naden vlcefchc, cfïe
b!ffff!)eiîiien arm/ niaac naôegûbbeûiîeîmig^t i^af te meten; be fîaaiîfîe
ιηαπ îu 'i Dlcefflj/ bat ig Uaa iîcôaain/ Uan ï)îei; fo be ^erjtjîe 5i}n. JBaar tegen
toten ca toaari.i eîut^îtS alfui&en|îi'i|b oa aangcietbi Tor nedcrwerpinge-
der fierkten ? 3Bat 3iîiibat boc^ booj jlerSfen ? bat fullen onil benaafte mooji»
beuîjieuaan bûîgcnbe\l!el feggen : dewijlc wy de overleggingen ter neder-
wcrpen , (geîp Î^etnî^biebaiî <^imon/ l^aub.S:2^. ) Die overleggingen
Ijeeftïeöer mer.ftfîeitttôcmfelf/ iâoîu 1:21. 4, ende allc hoogte,
die fich verhefttegca de kenniiTevan God; (b.U 313«becngelo'oîge eberije·^
ben euöemagörenbefec toeeteib €f.6; 12, Me b'e magljt nu>'b?umea în't
iîei'bûigen t'a beiiïîuitiîen ban be îseriî. <^îcî I I b» XXXI 2. - 7. ) ende aiie
gedachtegcvanscn /eiden totdegchoorfa.-^nhcid van Chrifius· ^CltbenooftDe
?ïpr.fîe!en betamteleübelieereü/ Datfe fjci) ge!)ooifaamîîiî gebangen gabeii
iàîi Ijeî CaaîîgeliUîil Ü^ïI CiîKfîn.é I Eude gereed Üaaia om te wreken alle on-
" - ■ ge:·
-ocr page 184-χνπί. Η ο^ο ψ 3 s τ II κ. t^f
Pehoorfaamheid, wanneer uwegehöorfaarnheid vervuld falïijn. 2 Öfet.ï'ó:
3 - 6, ^efe gcijoûifiïaiiilîeîô 10 be^ / ûoni. 16:2^ en t)*^ ojjge^
göojjaarafietö îK^ migeioofif. ,ίφ!). Dîe<©oô met blamsnciifesn biere
.^ïföcnfal. i: 8· Î)ÎÎE uu&egeijecietciflijpiiige
«<îeu firyb^ / fo toeei aï^ oûîî ecn ïinifen mbitietoii (λΙ Ussflcian ; i:uéî geoöt-
^ ftearti/ tnaai; mît û ôofe tneufciFu; mn Den tintel niet cm
- ^OCFj fo ζρ gciîjfîcniflc fjjjeiîcn ÛJîÎÉ. ^itίύ &e krijgh tcgcn dcn Draaîc cit
J^Ren Bccâ; i 4» ietocîeil/ &at de Koningen dcraardç ijilUriS^ci^
}^Ser«ii5crgat»ren/ om krijg te voeren
Na;aeub.i9:19··
^ /·.■ nuU'^poti^fen in öefenmcelïtilïjtseuentefiriibenijabbm/
}9 Uïojbtsie tlLT^oofemea-öan een^ tse beïiienutge öcjs <eaangc«
ÎÎ^mif / enbcfcbu^ iîcronbei1t& een ftrijd öcnaamtJ. €erfi Ucrgeïcrieu met
omvaeeceïbitfecn krijg, lijjaaumnien&îenlîuecmîopbefoidinge : 1
J^ïmaiint öaartoeÈ>''^yo{ïel fónen foon -^ïmoiöeü.^ / den goeden firijd te
JJfijden in de Profcïyen: i. 1:18. eiïöe «DtÖ een^ / firiid den goeden
wijd des Geloöfs, 6:ir. plUfeïf mog^tf^jcfeen; ikhcbbeden
Soeden ftrijd gefireden, ik hebbe den loop geëindigd , ik heb het gelove be-
houden. 2 4:7. Γμιαδ op öie betbeplaatfén/ alUjaac
^-in'^miûîDcuif öe goebe iejTeri gaf / om al^ un gctrotiVa m Kccrfîrg
«ifnjïanecöt îjanbeniieerc ^efu^ in'c iîcriîonbîgen fôùjS ^uangeliumii éc
Jiagen. <©ie in jîjnc troutlîc Medearbeiders toarcn/ bte noemt ijîJn-icde-
"rijders, tuci&e eecct)p aanEpafroditus en Archippus gaf: ƒilip.ƒtiem*
f S. 2. maau ntrgcuö tooib bp ben ^gojlcicn geixsag^ gemaafet üan enig
«oo^Uai ïjaar bc ^©utbci ijen befîrecb.
§. 8. ïï^'^lpofïeiijaaö geîjacefî mueÎebètb?ufîrHdge/mberMgfngc ban
menfcijen : van buiten was flrijd, van binnen vrefe. lioj. 7:5".
jjtijö ban bniien met be menfc^en / m toajS altoo.^ geen lïcgö ban binnen mot
«en Den (elfden ftrijd des lijdens 1 θ: ? 2,) IjaDben ool$ Öe ƒ llljj^
Jenfeniuelbernomfn. Jrtl^ï^ï io. «tEnbcfctltiiö ï3g/t1fÖbocj<i5oö^Senaöeie
becöacben tegen be bècuolgiuse : mit^é bapyér ftrijdende voor het Gclovc des
Euangcliums , op dat gy in geen ding verfchrik ten word van degenen die tegen-
gaan. biS. 27+ bat bïelïcöbbcfdjeibeliri niet bofcmenrcöen/maar niet met
«ûfc geefîeîHj^. qB>«jif3Jîafe'b'liigoiIelbaati|et €u:inacUumin veel ftijds. in
^anfienbanbefmaabgeib bieôp baar bcoj liioenmaeftc. 1 ^je|T· 2:Een
fpcQkrijgsknecht vanjefus Chriüus befiaat baar Ül/ bat vcidrukkingen
l^auiuisöaöbe enen groten firijd voor be ïiolojTenfen / tegen be beïetfcim
"^nuipfjeij teiiomen/ fo lang ai^ fjPbte niette bouenquam» iïai.2: i,
geen ban alk befe plaatfen i^i een enfeel löoojb of ietref ban ben qDnibe!.
s,^· 9. iBantbat een ^ngeï des Satanas ttu^ vuiftflagen aan |dauiu^ gaf /
ΟΛΛΕ ûiîcc ïjeb tîî mijne meening li.b.XXV. § 21/ 22/ ai ern^gefeïb*
ji^en fai j^^p QQij jjjgf mogentegcnbjeriïen / bat bosi öcii Draak, bù
wtKïögt/ dcDuivel endeSatanàs Uesftaaumoet toûjben; beüjijiijet#pnb*
ί ^ 2
ia;
-ocr page 185-I4Ö Derde Böck.
'χίχη!9/17. iîjel ittibjuSMife alfote ïefenfiaat. îBiïrtt aï in m Xï^
ïloofbfiK&uan minill.boefe §»2/10. ijÊi>aartge\jiercn/DoeîiitbaniJ0femeni
îcôen iii 't geïjeel t»eï|îaan mcet l30|betî. en famcn feit / öat Îîîc not^tans^/
omfuïi:te öcitn/ mtoentiiii Uanben ^atatrtosiben aaiigepo?Dî fo itnoct m
naberebenùjagen/ öoe -i fiomt/ bat banbe^c&?if£ ban falùenb^eembcfcv
Be niet een tooojb becmelD î bient ftp Ujel tefeonnen fe^igen / yo^ ί "P
feoiiît/bat baaron^<i3obii3®oojb fdfnict en letbtotbiegebac&ten; ('iεπΨ
«tenbe aanaenomeneoUerleberin^baü lîttïegginge teooi î©û020 toti
llcrubcn ) en on^ baarin fo b^eeb en Qoog Uan ?nen füaaixn fïrgb btt ûejîi Sri^
iîenenmetïjHnberbojben blecfcpp|ciî|elîenUïôjb : nocijtan,^ beclegen fc^^-
lien / ftoe fp al ijan ieben aanflagij Oslifacn fiiUtu oui îe beften/ fo ijun -
ben bieefcèben îputbei niet tot ôulpôeeft»
f» 10, feomen nu totbe ©eïfoe&inge of îStçioebtnge btemen ben
^atantoefcöjöfï ; of Üeber tot benfeluen fîcrjbnocfî eenjf/ meibcfeuainen
οοδ betefeenb ia be ^tljjift» om élöanberen iiibefcn te ba-jtaan / f0
falittengcene moeite ö^bbenmet biejslaaifenbcc^cftiifture/ bίebatll·fμ^eί
6en banbetfoefiingebiei^obbenmenrc^e boet/ aïtöbten goebe^ nocöban
becfoefeingebte bofemenfc^enboea aan <0ob;;no(i)biebe eene menfcö üm
anberen boet; nccö ban begioebinge fgnss ftlf^/ of iemantin't gelobejp:
maar ban becfoefeingebte ben geloUigen felf uieöerbaari / toaac öooj fp in
gebaar gerafeen geloofiS en fjunber faligiieib / of in 't geiobe fc^ipbjeuS
Itjben. 31» fommige Uïo?b b'oojfiiafe bec beufoefeinge loei niet genoemb /
niaaretöterbooj b-omfïattbigtjeben toel ontbeiii ; in anbereu tojb bie ge-^
noemb; bocB fo/ bat O^t beï^mbei niet enboet. ïlBan ï^i'ecnotöecnberbe
flagö / bJaarin be naam ban Duivel ofte^atana^ töojb uitgebjuht.
Sjolgenjf befe onberfcgeibinge laaton^befelbe niiwet o^ber fïen.
II. ^en eeriïen ban fo debofe, of het bofe (toantget grieftfclj
tooo|b ΐΓβννίρδ^ fonereu bettBentfo UJeï 't een aï^ 't anber) JBatt. 6:13. m
Hult. 11:4. toaar tegen oujSbeïleer belaft te bibben/ omin geenberfoeSmi
geteftomen / uit borige itielbinge feer tijel te binbem ïPe pjebicatte be#
3|eeren ^efui^ op ben berg ijS inôet^/6/en feapittelbanlBattDeti^atgi
ter een begrepen; enöefe tooojbenban 't <0ebeb met neben^fgaanbe onber^
rigötinge om bjel ie bibben iiof een beel baar ban. |Ben ïjeeft geen reben om te
benöen/ bat onfe^^eer in eene feïfoe reben meer ban mierlepen fïnbpfgne
ÏMottjben geeft* »ari)P en |)eefi baarin ban gtenebofenmelbingegebaan/
of't blaren men^öen. Wederftaatdcnbofeniiiet 5:37. God doet fijne Sonne
opgaan over bofenende goeden; bii.45;. en/gydiebooszijc, weet uwe kin-
deren goede gaven tegeven. 7: ix. ÏBiefal ntt beUïgfen/ bat de bofe of
het bofe, toaar uit feit ban al bjat boben μ oft neen i^/ fynen ooj^
tong öeefi/ ƒ : 37. ooü niet be bofe menfcg of menfc0elifee booi^óeib 3P ? m^
fo ooS / bp albien top baarenboben in be bebinben feonnen / bat b'ee^^
tiemenfcijbenanberenberfoeöt/ of bat ïipin fïem felf ban fijne eigen booif-
öeiboofeberfocöïujojb: bat een ban beiben/ ^ 006 beibegaar ia befefefbe
Öf &e niet en bj0;b berf^aan.
XVIIÎ. Ho ό F D s τ u κ. Î47
f 12» iBai niibefuïfeefclföetltfi/ fomtgb^ijS&e verfoekingeof beproe-
^'me, bat i0een of lîctoôôijau'tgeneîjiit tm menfcf}e mtruljc
a^ijemgefc^tebi^/ of alö^pgelebeaöceft.
. ^ob^iiug löaiS ban bie beprocvingc, bte ^auïu^ Voa^^ tjcseerig: te berfïaan/
Öocberrcbegeljoojfaamöemberfeecheiötmottntijengmg/omign boojgaan--
wftïjjijben 'nate Somen: cnbaarainganftö«ietV>anbiinamt/2mo^. i: 19.
OUI bie in 't aUcrminfie tûî betf ^utUeï^ boen ïc treft^en.
fpjce&tb'Wpofîelô3!îbanbîe beproevingc müjelhe öie öan j^accbo»
Hfenboojbe verdrukkinge gpöomen maten. 2 lïojt 8:2
^e jfïüuüenfenlüiïïen bebeprocviuge ban ben trotoftectigcu '5rtmot0eu!ef ;
te bietm / bat ÖP / aijS ecnMnb aanfgnenbabèr frguibigt^/ in U
ïicbiemnge beid <iBîiangeitiim,s^ ge^oipen ijabbe ; en fo be ρjoeUe eenjs getcoil·
toen Heeraar^ tiitgctïaan> ƒίΐίρ. 2:
IV ^omüjfienjp'i bei-foe&ingenbietorfjepjoebiageljan onfeftoalft.
ficib biencn niof ten.
En mijne verfoekingc in 't vleefch ( bai.É^in't Utiiaam/) cnhebt gy niet ver-
^htnoeh verfoeid, fciïiöfi^daitlu,^ aau bie ban "^alatien. 4: 14* Jiliaacbie.
pecfoeUinge be^ ^Biübetii vuil men batop'sf nïenfcijensteü^ aangefïen; ban
iJicöaam iioci) Ijïeïna. ï©ocöDPf«ibaturibïufeMi&ban de fwakhciddes
^lecfch es. of Itcijanieiihe fmahijeib/ bie öp onbeibjojpen tuaaS/ toanneec f)p bc
jeufïe maal aïbaac quam ρlebthen / in 't naafîboojgaanbe bec^f gemelb*
wngaljïöetberber niet en gaat/ foj^f öetuocö maar menfchiikc befoekin-
ge. 10:13»
. degene tuelfien Slefu^ booj fgne eigene faerfoefeinge / bafclif beoj onbctbini
öingergn^UjbeniS/ ujilteïjulp îîomen/ jijnfp bie inde fwakhedeö be^f itv
tÖaamiS gebiircnbe bitieben 3gn berfotftt. ^ι 18. en 4: i f.
§* 14· ï©ei nieefi UïS|b be berbolginge verfoeking genaamb. ï©e tijd
Jer Verfoekingc, Huc. 8:13. tnbjelöen töbgeïobtgen ten afbal ^omew/
mmen t0&/ wanneer verdrukkinge of vervolgingc komt, IBatt^igt S.
toaifqofebie becroeSinge feerüïe nabp te binben/ toaaï tegen onfe ï|eere
igne^ipofieienmetbere ceben tuïlbeluapenen ; waakt cnde bid, op dat gy in
geen verfockinge cnkomt. jIBati 20:41. 3tuc. ii: 40:46. î©anî alshy bit^
be ttoeebe maaï noch fprak, fict daar ene fcharej beni|eere Siefu^ een geban=^
5εη man ; en b'^ofîeîen aan 't bïugöten*
^e ïöaberjS enp^efçten onbec 't oube Cejïament jtjn οοδ vcrfocht ge^
toecfi : i^ebi» 11 : j 7. te loeten / fo get onfe <©)3erfEitecjS felf birUïaren / door
iware dreigementen ende pijniging. felaagbe iBattïUjS ban verfockin»
δεη, bie obergemgehomcn toaren van de Joden. |)anb.2o:i9.
3!n fuifeer boegen toojb SjacobujS οοδ booj be(ï berMaarb.
^^t bie vcrfoekinge, üjaarober b'eerfle totl bat tojp onjS grotelöBif
JJ^^Wgben fuHen / en bie gp noemt beproevinge bait on^S geloof , i:
ς/ ijS fulfe ene berfoefeinge/ bie temant moei verdragen : b^f. 12.
^ ban ben ^uibei foube öp moeten tegenflaan» 5®efelfoe tafe
l»^eMb'%o(ïei ^eirujScoft· Verfoekingcn baannmmtic^ veibeugenmûet
Cj;. ■ m^
-ocr page 187-ΐφ8 Derde Bock,
5ijîî îip ββΠΐ meiîc· anfeer^ ttiei/ &αηpinar bcprocviîircη üan bat geloof» i. ^zt.
s:6/1. <ï£nöie vcrfoeKingc ücriiiaart fjpnaïïeuöanïï!^/ Β.ϊΐπι ί^ΐ lyden ïsaii
üeeifmaadbcid omöeunaanï De hitte der vcrdrukkinge, bejîaai.
4:12/13/14. ,
if» 'SEcnïaatfïcntoojtJöcmenfcSenocöfaerroröi/ wanneer nyjan iii-
ne eigene begcerlikhcid afgetrokken en verlokt word. ^αδ» i; i·^·
Die rijk willen worden, vallen in veribekinge,cndc indenfl:rik,cndcvclc
dwafeenfchadelikebegeerlikheden. aile^S^tó tebîUÏieîî ίΠ
ΐΐεηηι?πΓφ: en teajîi Genfcitjeu toe geis^agijt ôoejôebegeerlîàDeîôDîeiuOe
î^eerelb î^ t maat mei een tooojö / bat ïjiec De ^Buiüel ίεΐ^ toe tet
Sietopuielven,datgyooknictverfochten word , geigfï be geneöteöoojCite
tttte&naö cberüalien <6ai. 6:1. .êijneigen nu^öaaïi oüetüali i]em/ maac
be ïl^itiiiel niet ï^et qitaab bat \}tm jlceU^ ùp Itgi/ (ûom» 7 : ) Îjttfteens^/
aïiS ijp met op en paiîe / Bem teEt afcîîi*
1^o ijele plaatfen ais^ 'er 3ρπ / tüaar in öe Uîojb uitbju^feelift
genoemb/ batbaar'ÎÎÎÎOOJÏI Λ^,^οΛο? à'4^xlafieraar,quaadfprekcr,ach-
terklapper, vyand, Ül't <6|ieiîfc{ji te lefen jîaat: öie j^eiji&albecftanbelbin
ijet öoofbjlufï üan ïjet IL fcoefî / toaaE genen m öen Hefcc ujijfe» Sileen»
ïi&faliiîljiei;nûCl)bp&oen/ toien b'^yofïel bp uitneementöeibeum't&efoni
DerbcnVerfoekernoemt/ ijoüjujïenöp feec bebutöi ma^/ batripfgnenaci
beib binnen 'CgeflaloniSa luel mogDtùerpbelb Jjeiibem r. 5* ^a
topte niggefien/ fo ÖeeftÖP ai te tjoren in en 4. b^>getpjohenl3an ver-
drukkingen. Mlfoï^p banbaauboojbp'tïz.ii^.gefeïböeeff/ bafC^imoigeui?
ban [icm gefouûen Uua,ö gelneefi/ om ijen te vermanen van hun gelove i en baau
op aaniïon&s? reben geeft/ïoaatom/ te Uoeten/ bat i)p bjeefbe batfe be becbjufei^
feïngen niet uït|ïaan fouöen ; en bat Bp baacna toebebni öen 't felfbe feit op't 5 :
fü fietmen toel/ bat bie verfoekerbe berboïgei: en bei'bju6&ec liier mebe San
b'ii jjolïel ïBcl bm ganfcgen βοορ / of ben aanleibec bec becbolgittge bete^
ïienb Oebbeïi. Sjiibien gp fegt; neen/ maar ben bofen<i5eefi/ bie be becs'
botgei'^blijft; fo fegtgpuaebecom Ijet gene ίβ beluörebatnocönooiibeb3e»
fen iiS*
17. ïPu^ bejce ban ban bie besirpbitigen en bie berfoeltingenbeif ïï^m^
bei^ in 't gemoeb : nu met een üjoojb nocf) ban be qiiellingen bie öpben
meufcije aan fytï üciïaam boei. 3Bant baar nDt0 eenö uitboeritli ban te fp?e«
feen/ foubeaiîeobertoiitij3i)n/ na battit bijfèapitteienmijti^ ILboejCbaac
aan becbrfigb ijebbe, IBaar ίδ m ^ebte baat ηοφ niet gefeib/ iietgene
ïjiernnbJelîeî^a'Teiîomt/ öoe bjcmib ijtt 5p/ batbieiîcijameiiiîeiïiteilinffcn
beif^^iiiue!^/ foinenmeini/ beel meer in acijt genomen ujojDenüp öejuen#
fc^en ban be geeîîeliiîe ; fioebjei fp fo beei minber jijn te acfiten alif öet ij^^m
minöer i^* ^n öaac en boben ioopt bc Eiele meer gebaar/ alfo fp ulijft
bjatineer fjU Ucijaam ai berio|l booî ben booö^ j^oc^tanji bjojb in^ec
§&aiffööiïïno£t)be uaaaï ber ExorciOcn of :J5efa3eer&cr^alsÈbJatï)eiltg!Saau
b^fijnöeKe yei-founieaber ^uune geefïeiiiiöeib geeigeno/ biebeminjîefoîgj
îuet
-ocr page 188-χ IX. Hoofdstuk.
ÎJîfimbjagenliûo?be:EîcÎ/ maat bat ht ^mM uit gee iicSaammagiito,
Xmmm 3,11 onfe lïerSea iïeeft bat nu geen plaats ; ca Miil lü ö'E-
xorcifmus oflScfmeenng ban U Idjoîejîanîcn bp Den ^ooiJ&aaronbeiiniet
Sei'eiïcïjö fsetîiîcn»
§■ iS. €aian&aTongerr?mtii)elbi^ ^et ïiocl)/ batal^be^dbcUtntaiit^
«cöaam öffft tefeten/ Ijp ben félücn ban ii^cboîpnîljebea m ooh b^icembe
ίαίεη/ (maacaimeelîlaîijn) boetfyieBenî e:!te niti fo mi δαη ΐυεεδεη op
oe^îd/ batöi^öie faiîen επ bie talen οοδ iicrfia/ enbaattianfpjeiicnaon'^
iîe / al en tji be Duiijel baai; ban nieec nicî bp. î©ant fp fsci) bocfî uîci en ont^
ncntefeg$en/ dat ook de Duivel enigfins onmiddelik en reghtsdraads op 't
■Verrtand OC^ menfCÖen werken kan : OiAbolus cliqua rat km immédiat iiir direSê
"gitinmentem. Voet. Difp-p. i. pag. 9Ó2. Cond. y: en togîî-on^tûtfaetoij^*
pag.96?. nalBaapfcÓeftöïpberif/ baar mise ejjeniyeïen lip Touben na telc^
ίεη 5Dnl Jl^aau ik en \Jinbe niet / baï 0? ομ 't ^onbecile gebeelie na fo beeï uan
enige bcrbutjïerni^V of οοδ üeriicótinsé ban 't menrcljriti& beifïanb / of be ge-^
DeugenijTe meiben / üan bebecbinge be^ licijaamif / ofbeffelfs belDeegmge
tot aiie bing» JBaar δηη be ^uibci ijet berfîattb boen fïen/ en be geïjeügeiiï^
inb?ii?}feen öe ïjebatfelen ban {^Un baar be nieufcge ban te boren niet^ af
toijï: foïii öfi iïpiïsi-' iJJcemb/ bat iip bie niet beiioub/ tóanneerbegeefïij^
üitgebaren; ten3pbefeibeoo5 bat fcbjifi fmnfotefpjeâen) oföatinöjuiïfei
ook ban bjeber tot fïcö neeint Jil^aâr fo bat / fo ίί^ boo? fullïen nienfclje
Sroot berlieii bp tjet bertrefi ban ful&en geeii> 3|iï fie noclj fo beel megc
toanfciiihlliiigeibinbitseboeien/ bat tfe mon boeü te beel bergmtcnfoube/
ïKöien ΐδ alle^ baar ban feibe bat öier ban te feggen iif*
Uit al 't voorfchreven volgt, wat van 't bewijs voor 'r algemeen
gevoelen te geloven zy, enhcede Forn:iulieren dienaan-
gaande moeten zijn verRaan.
I*
T> ^ari^/ mfln^aciiten.^/ aï fo becï gefeib/ bat einbeïift bidecu!ïe|ïiuÉ
^ geaiaalîtlîonbjoîben/ ban 't gene men bclang^nbe bitganfciiebjer&ie
oeiiitcn Ijeefï* Ce toeten / aaat be iSeben of be on^ öaar ban ieert/
Öet gene na 't gemeen gcboelen aan be (©eefïen / aan ben uibel /
"^■in.DeMcfiielnar^ en -^oôeraar^ bjozb toegefcfeeüen. 't allejii üuïteiï
öfc bjat aifuliï egn Itan bom / en aïlerminft uof0/ mt Ijp bceî. ^ie be fcDiif^
turf
11,(5 Derde Boek.
turc nooit geïefeit / «ücö öe BrîjîcKSe ïeere ooit ge^aojö en löeöïjeiï / tfe toe^
ïen tocw ben buitel nier. IBp üJtten 't uiï be âtliift ; maac tienmaal min*
fcer bflïi men baar uit toeteiï tufl of memt te toeten. jBen meint bat get be
.^cOiïfï ï^ bte 't on^ feit; ijet grne men ^ioofii btit in be jifi <ïaat/om bic^
iaiïîe bat men 't aï geiooföe ttv men Vuî|î of 'ί bAac in fîonb of niet. t ©ep
lïoub bsr 'SCobei'aat.ö en 'S^'iï^reffen met ben <©ut^el ίίέ maat eeu tieïbtcfttfel/
in <6ot!iÉl©oo jb in't allecmuîjîe iiîet be&entï;)a lïriibîg/ïîeîbe tegen ci^ob^ pev^
fccnb en îîDûojb/ piat uit onniogeip / be ongecijmbfle gi'ol öie ooit ünn O^îben^
fcgc poëten φ berbicgt geûîeefi. i^ocgtan^ ban öeel boojname
in be ^jotellantfciie &ei:6en\joo?gcjîaan / tnbien maar οοδ niet tiooj een beei'
iiebacöt. 5Bant iS en binbe geen'#apitïen fc^ter/bie ban ben <SuibeI en öe
becaarsf mcectöonbersi fcï^jpenban ^auœusf / ^aucDiusfenguniiplgBen
boen. ï©aar uit men fïen magö ben beMageliftcn fïaat ber fierSen / ftinne»
tojelftenfulfeeenböfïcr mou|îerbanseboeîen niet alieen geleben/ maar ooft
nocö ge^oefïerbtoo?bt
§. <©eïeben/ fegift: iiianttoie^eefifitlj/fcrjoonfipmeifoUerce infgn&
mcimnjgaat/ tot 0iec aan toe met crnfl baar tegen aan gefet/ bat óemful^:
iDel beitomen 5p î ^et ban öeinl^oït ^tijott (bitfeitmpBoettusf)
Difp, p. tiS om fulj; in €ngelanbUerbiaiib. ^ε lîontng felbe fc^jcef er
tegen ; besfiiabbeftpftct quaab tetoinnem <i2n toaatom tocö be ïïoning ί
<©m bat Dcm fijne «©eejleliBen ooft fo onberüjefen ftabben : en ban toegeniS οπί>
tcoüj niet aanfpja6e!ö& te $tjn/ ijet bcefe beel lieber fagen bzanben/ban ficô feif
genoobfaafit om Dette toeerleggien. JJïanr nocfitanif beïe ï^jomc Srifienen/ en
ïuibenbaneen gefonbtjecflanb/ bic niet eenjsftoijîen of bat 25oeli berbiaiib
toajS/ jijnbaac boojterUcfl gelïjojben/ en getoapenb tegen ijpgeiobigjeib,
^attoajS mijn oogmerk ooft/ en b'uitfeomfïbciberfgbiSoofebangclijfte lot.
IBet eUen grote reben feg üM bat ooft bit seboeïen nocö geftoefïerbtoo^b.
jlBen öeeft met ftgjoben en met pjeöen tïcf) baar tegen aangefïcib. 3in €nge^
lanb/ m g^uittlanb 3gnl3erfcïjeiben boeiien uitgefiomen tegen öaï ban ^t^ott ;
menfieeft 0em / en bie meer ban bat geboeien toaren/ al^ boo^fp^efeecsi ban bp
geiden uitgemaaBt/tertoijle menftjn bejï bebe om ben ^uibel boo^ te fp^eÊen /
en in toat ojber cn berbölgjben Bijbel te boen fpieSen na 't begrip/bat fp maar
ban bejSfelfji berfïanb en SragljteH fonber Brjbci ijebben opgebatt.<i5een ober^
babiger / fo beel alg^ mgne feenni^^ toebjaegt/in bat (luWban ;^ant§iuif en ©oe^
tiuii/ bie menmte ban oplofTelifie b jagen uit Ijun ïjoofo oploiTen / en bepalingen
baar ober mafeen/fo be^re bat j^et etnb nocfi palen Ijeeft. (ïe bat bie geleer&e
©oetiujS/onsibefibefeenb/ infgne^^ifputatien P l. pag.917· fïc^befenegen
tjjagen ban be ^uibelen ijoojtfelt / om baar anîUaooîb op te geben. » · Van
waar fy uitgevallen ïün ? 2. Welke cu hocdanige7, Hoe veel .ί* 4- In wat or-
der en vervolg? 5. Waar ter plaatfc 6. Wat tijd? 7. Wat fonde'tgeweeft zy?
8. Hoe groten fonde?. 9. En met wat gevolg? iSÈ l)et fefeer / Dat uit ben ge^
i)cclen:èpelgeen beftôeib op alle befe bjagen ijS te Dalen: mort ift bat ban
notôCôeologienoemmî 50anbolgenpag.634.bebepalingen/ toattocôbe
îSmbeiboen feanof niet boen enfemt/ bie möncn opi)ouöcn en ber^
toerren
-ocr page 190-' Jî^ïven foubcit/ fom^crn Ut maarSojteiiStooj ogetx fïeïbe.
f/n / εη JSefetenen befcöjnft ÖP immer al fo beei yapïerjS : ban be Ccbcrp m
t Ui.ïjcelmet fotelomtlagö^/ Dat'ee'ieinbcUanïBegöiiS: Me^opöten
bie in be<êcijïtft nietig te tomben / battec fulfe^ecboub ii? met ben
^«tüel / en bat bie fo toonberlt&e öingen UJcrfeen fean. 'i toaar/ be {aat^
ηοφ be befcöeibenfïe : bte ai berftfteiben bïugen weigert toete fïemmen/
®Γ in ttogfel iieit / öaar b'anberen geen been in binben. €n cbenïuei gaat
"^fe Q.mtt ILeeraat nocfi fo Mmzl atii top ïjiec otoeral nu enbe ban ccnjf ftebben
oeten fien en tegenlïaan* î©aar tsoo? t^f 't ban bat onjS be toegö te f Uïaac»
becujojb/ om regftïutt boojt te gaan/ enblotclïft maac uit be te
fiolen gei ctene tsaarlife in be felbe U / en baar op ba}l te fïaan.
3. mi nabemaal bat be ^cijpfture felf alfo betMaacb toojb / batfe
gemeen gebocien gnnlïtg fo^'t^een tnmiber/ batbe «6obgeIeerb«
yetb imbe fo ïje^anbelb üjojb. €η niet alleeniife in 't gemein ; maac ooif faï
ieinant^ eigen ojbec en beieib/ enjïeUinge bat in't öefonbecfo toereifcijen :
fc bccre bat be$f eenen ganfc^e gobgcleerbijeib / na ben tiylbanfgne gan*
ï>elinge ;f0nbemoetcnbaHen; inbien ijp befen gronbbediet/ bat be ïPuibd
iiiet fgn bolii / berbonb / bonbsegcïen / geijeimeniffen / ïsonbecbjecfen in
iïHejS fgneplaatfe moet beïjoubeH. ^ât be becbojgentöeben bejg eeioofis
niet ηε bedoren tebei:Maren5ijn/ 'ten ψ bat bie berbojgentijeib bec onge«
tegftttg^ciD baarnebeniSila: bat geen gefc&iebeniffen ban belterfegenoegO*
wam te berjïaan jijn / fo baar niet bp getoonb 6an üjojben/ toat röUe baar be
^uibel onber Ijeeft gefpeelb» €n bit W altemaal/ om batmen in be ^cöjtfi ge^
^oon î^ bat te lefen 't gene baar niet in en (laat / en enen fiin 0aar toe te (φιψ
t'en/ ben\relfeenö^re bjoojbeanietie Bennen geben ; en^tiiciiaambanbe
Ji^obgeleerblîeib op te maften met bele fïuSfeen/ bie ban <i5ob niet 5ijn ge«
«erb; met b jagen bte niet uit be^tgjift jijnopteloffen: enebenbjelfoôirc
^nbaarnocö mei^cD?ifiure / na ben feïanS ber bjooiben/ enbe fo al^f bie
maarbectaalb 5gn/ of'tgebjuifebaarbaa ii^ingetooitelb/ ep te fcfti^feen.
^omtp^ ontmoet ife fïapelö ban fcfiîiftuurçlaatfen / bloteïiiî aangeUiefen :
fonber berlilaringe/ of faebjgif tat biè in fnlfeen fm^gn teberfiaan/ of eni^
öe gemeenff Oap fjebben met be faSe biemen met befclbe ujtl betuai^n,
§.4. ^oefoubenfefulfeeengeboeïen/ bat met toaar / met ^cj^jiftjite
botö beUelïigen : fiet tm^ fP be toaacfieib felf^s fomtijb^ betogfen. 'STc
^eten/ l^eyempel/ datter Duivels zijn; betaijfioniTBoetm^éDirp p.I pag.
'^9· aïbii^ 1. Uitontelbaregetuigcniffender Schriftüre, waar van wy fom·
nnige in dcfe {Veilingen aantrekken. (Hetter toel op/aantrekken, en meer niet.)
il· Uit de Spoken ; diemen tot geen .natuurlikc oorfaken brengen kan, (boti) fuïs
mjï noclj nooit boojgeftomen) noch ook tot God ofte de goede Engé-
, van wegen hunne leugenachtige en bofe uitwerkingen. Uit dit bewijs trek-
Kcn d'oude Heidenen dcfe waarheid: mitsgaders de hedendaagfcbe,en andere,
^iten'tKriftcndom , {extraneï) gelijk de Mahomctanen. feit ban bat tüp
al beftoren tegeloben/ bebjijle't be ïleibenen enjlia^ometanen
seioüen. ^itboetmpben6enaanfe&eren goubfmibifgefelle mp booibefea
Î 5 2, Derde BóeK.
Meiiö/ bie cnm mtjneK nebm / jijn&e öoo^jsfsefïnö / feetuijfe» tottïen&e /
biit&Oojlog bûojbeiînjîetungeoojiofï) 5p; ôem Defe iiîoûjîien : De
Heidenen en Turken voeren wel oorlog : waarom fouden't dan de KriHenen
niet mogen doen ? ïBatUop moHöoop^gcfïnïreneef Dim anttooojö&c/ om dat
het de Heiden en en Turken doen- Ogn toat fttec VlOOJt^ 't beUJlj^ ^^^
tiu^Ebeimîst: ïjeï^eïöetien befîiiitenmebe uttbe fpofeen bie fpmcem» batfe
fïen/ ÔuniteDœmons , Larvas, Lemures^ Lares enbe Pénates ; tjan^"»^"
liet in'til ôoofofîuâ ban mijn l.bocfe./ toat BmigeboelcnVba^/ en in fiet
III. ban 1V. boe^/ öoe bat be gronb ban bat geboelen met en beugi. S»
banboozt niei©oettu$f î j^pbebJôfîÔetbevbec iH.Uitd'Orakekn, die'uitde
holen der aarde , uit· de bomen, uit de beelden wierden voortgebraght. Welk
bewijs men met gelijken gevolge als het voorgaande aandringen moet,
eèo Oonb i)p 't ban nocD boo^ een bjmgenb aipment* <©aat: boegt
ttp bp / Vide difp. de Prophetia -, fiet mijne difratatie van de Profezy : en
Ihf vidi^Dalenium de OraculisGentilium-^ fiet van Dale, ttt fgn boefe van dc
Orakeknder Heidenen, baaClHI^Ope batj^i^^flbp fal fiomen 'tfljnC van de
Profezyen, toaaïfn balfci); alfo iööetbpna bolfcöiebenonlaitg^ bpfijnC.
gefien Öebwriïailjn. IV. Uithunnewerkingen indenmenfche, {ex ener-
gmatis) en de Befetenen, door 'tfelfde gevolg. bJijft ÖpOlls^ nfl
fijne bïfiJ· biiu öe Befetenen / in vnd&e ai eben eenjf betoijfl al^ gter»
V. Uit de uitwcrkfelen , en toverfche mishandelingen , door het felfde ge-
volg.
$. f^ ^ret baarlj^reöencn ban bien bemiaarbtn^óeiiuif/ omtebetog^
fen batter ïï^tibeliÈ 39η/ Ïoaatban maau eene goeb i^l nameliiï bi eecfïe*
jBaar bieluo|bl1cc0iS genoemb/ en niet getoonb. ï|p togjl on^ftiiaac in
'fbJilb ijeen/ bat Dp enige banbie ontelbare fcöjifïuren inbitbeell)eeft aan«
geöaatb/ en ôflptnipfo aan't foefeen; beitieefien binbtfe thcfi i. baar Dp
namen optelt/ teUieten DmW laileraar. Matt.4. Hand. 15".
it Daimonion tXi Deitmo«. Matt.yiaz· en 8:31, lil. Poneros Matt. 6^. bofe
het geeiïelikedcr boosheid. iSfef^ö. iV. Onreine
geeft. Luc. 4:39. en geeft. Efef.z:v Hand. 2j:8. Luc,8:19. en 9:39. en
bofe geeft. Luc. 7:21. V. De Overfte en dc God deswecrclds endefereewe,
Joh. 12:31. 2 Kor. 4:4. Overheid, maght, geveeldhebber dcrwecreldjOvcr-
ftedermaght, kraght;;» Efef. 6:12. en 2:2.· Romv8:38. Engel, fonder ic£
daarby. Rom Sr^S. i.Kon^:^. enmetbyvocgingeEngeldcsSatans. α.Kor-
12:7. Engels<iesDuivels Matt. 25':4.i. VII. Slange 2.Kor. 11:5. en grote
draak , oude ilange. Openb. 12:9; VIII. SoiTimigcdocnder by uitOpenb. 9;
II. denamen van Engel des afgronds , y^po/lpmi in't hebreewich ^^-l^'^i»"»·
5^itaci)tbie grote man genoegö baar fo maar i)een te fettea ; fonbec
een ban alle bie getuigenitTeneenjiteopenen/ om onifbooj ogen te boen fïen
toat baar in toojb gefetb. 5&at öelJ ife nu gebaan ; fo als^ mgn Cefer tn t
XViI.XVIll;.XlX. en XXXI. goofbfiuft ban mijn iLboefibebinbenmoet:
ïuaaagefte»/ batife bieplaaifen inbengron& befienör enjwtbemienbe/ b^
lene^ batter in be mee^n fuiaen fin niet ligt / mijne nieejïe nieöebjoebec^
XIX. Hoofdstuk. Ι f3
JiHiil&etbJtjiiijanijunnemecfteKiS tjatontOaiigeitgeljibcrt/ fttbiitf0ttagefc0?c'^
wit en gepjcefet: fofcggenfe öaitit&e Uecbjaape ; em öat Ben Ijci
çeel iïomjJaiSöaaröpoj UcrD^aaiD 10/ baacfp cenjS scfïclbJÖn
<aitt tc feetoijfcttïit Befeiengeib / geîjjutiît btc Uïaarbe man ai cüm
w» betog^Ö aliiÏJCttooojgaanbe pag. τοζο. I Uit gctuigcniiien der Schrifturc.
Matt.4:24· en 8:1^,28. en 9: enrztza. en Hand, S;/, en j^i
Luc. 4:3,41. ^teti)îcrcm.iS\îiebcrom^cBjifmcenaang€toefeîV
^^CWaatb. II. Om dat Chriftus fijnen leerlingen de maght gegeven heeft die
^uivclen {Damonas) welkedc mcnfchen befetenhadden, uit'tewerpen, en
^ebcfetenenieverloiTen. Mat· 10. Luk.9. Mark. ló. jiBacTTbefeplaaifcnen
«^lögfeniïietb.Ti befe ï^snioR^ toaarlilï 5911 &et gene bat Uïp^utüeliS noe^
yicit. III. Om dat fommigc uitwerkingen in de befetencnnoodfalcelik tot den
■^tiivel {ad D£monem) danr tegenwoordig ende werkfaam gcbraghtmoeten
gorden. Èndefezijn, het fprekcn in een talc hen te voren onbekend, (^iet
0Γ bat oofï ia ten bau b'aangca'oîîfeene geiuigeni|]éiî (î^iat. ) h et openbaren
^n alfulkedingen daarmen van tc voren niet af wift, ( geen ban allC
^yniou.s boo?benï|cerof fgne lilpojïelcn uitgebjeben en^eeft bat ooit ge®
«aan ) ^Ctoyervocren en vervoeren van fwaregewighten, en diergelijke din·
|en, toelöer geene ban maar cencn uit aï bie bcfctemn / baar on^ be
gf itïelb / op eene ban bie aangemeibe plaatfen te tien ♦ brengt ηοφ
IV, Dealgcmccne ondcrvindinge, fo oude als ook verfche, inalleiborten:
Οίε ίίΐ beiîouben^b'acfjttngç beifmans?ont6enne/ eninititjnlV. boeRgettot
gcouö toe toebeclegge* ïDaac boet Öpban ηοφ bp de toeRemmlnge
^erVaderen , der Conciliën en Godgeleerden onderons, de Lutheranen en
j^apiften. bïe fïomcn atijteu aan / gelieft 006 bit heloaij0/ bat plat utt
ξ^ΛρΓφ i^. g^aac op fo noemt lp ban becfcôetbene / en mêec ban 16 'ec itew-^
^ocj^ fobec tienmaal minbec ful6e f^^beciS toauen/ intjn fcfijgbew
öabbenotijfonobtg meigetueeft*
7. ©an^ofeen/ nabatljppag.g^s - 99^* bcfelbeopöetbjeeblïban
öunneoojfaKcn/ onbccfcöcib/cnUier&tnge beΓφJebeπ geefl/ fo bzaagt óp
^«5.999. Offer Spoken zijn? ιί£η geeft ten eecfien een Dcd iratcitBc namen /
nieweEpikureers, Sadduceers, Vrygeeften,David-Joriflcn, enLuciaan-
ichefpotters, aan fulfeeiï bïe bat ntetbefeenb (laan / maac booj fottjeib ftou-.
; aljsÉ ik boe. üBaar m fgn beiöij^ bat ^p on^ maat top/ aljS boren /
^^"'geniflen der Schrifture. ΜαΐΜφίχό. Mark. 6:49. Luk. 24:37,38, 59^
Joh 6:19, 20. r. Sam. a8. alwaar het fpook van Samuel verhaald word.
^'et er dé Uitleggers over f bieöebïfe algefien/ biefeggent: maac iïibebbe
^^getuIgentfl'enber^φJtft^refelfgeίîen; bie feggent niet.) Beza(feit#)
diff? ^®"· 4' in fijnc aantekeningen over Mait. 14. En d'omiïan-
x^nH- " verfoekinge geven ons genoegfaam te verftaan, dat het ene uit-
in hiT^, verfchijningedes Duivels was. ( fpooSte ban b»Itcftten bage/
J»oeti«it,ectufle/ inben®empel/ en op benberg&J II. Uit defeifde re-
> niet welke wy bewefen hebben datter befctenenzijn, JII. Van de ge-
iijkmatigheidxijudcrbefetenen, en infittendeDuivels; foïijndcrookfpokcn,
éAt is, byitaande en verfchijnende Duivels. Balt ώ ΟΟδ UJclfcggCîK
fobçrinwonende geeiien5tjn/ tn'^wenfcöen licljaara/ namelibbeitelen;
bat'cc&anooS b>flaande 5tdtnmoeten jgn; bteoni? uit öet ©ageWec / of
bandber^È alfnitet^ Uetfcijijncu. IV. SoderToverye en toveriche werkin-
gen zijn, ίο zjinder ook Spoken, ttt* V· Soder Duivels ( Damons bit'
^or'delucht en over de aarde fweevcn, en die hier in en ontrent de men-
fshen werken, volgens Efef. r^Pct/uefC. fo kan immers met «een
reden ontkend wordea dcrfclver gevoelige (/fw/ï^///;?) verfchijningc, dat is
Spoken.. Vi. Uit dehiilorie van JobCap'. i. en 2. Vil. In dien fclfs ia deti
fiaat der onnofelhcid enige verfchijninge des Duivels is geweeft. Gen. 3: l j
.2. vergeleken met i.Kor, i.i : wie fal dan looghenen , datter Spoken
ïijnnadcn val? Vïil. ijoegt'i^CïüebecoiTï op'tlaatjïe ï)p de ondervindin-
ge i fclf ban Poëten en ban Orateuren,camitienmaa! meer Cgeolosautm
onfeKîîetEenban'^polîelenofîdiofeteni ^tc m öitlll. öselmijnjSboeiCiot
l^tectoebselîïekfeîi öeefï/ fal loeten toat DpbanDe LV.rebenfeggen fal. ^e-
feïbe falooS «it öet III· be^f II. boejCüJdfien bjatbanbe lucöt-buibeï^tege^
loben 5p/ eu XXXL § 13 -19. Doe bie met be ^töiift bebjefen toojben*
^aar naban^lob en i^auUi^ in fiet xxv. CapitteU mt XX· falgembe
fttjarigöcibboeniïen/ om inb'öifïorie tjan'?'menfc{)cnbalte lefen/batbaac
be^^utudöeeftgcfpoofit/ batijf / fïcD1icI)tbaarliü bertsonb in't|0arabg^«
€nobec b'acfitiïe reben totl ik b'onberbinöinge/ al^ boren/ geecne latett
aan i)ei onöei-fC!e& miitii^ ivaioei:..
^ieMem mrtan't betog^/ bat οηίί b'ewtoaai-be ïeecaar ban be
'itoberpgeeft:/ i^ eerfi te tien/ bianneermen bieet toat ίφ baat booj bec^
berjîaaî. -Ce bieten / ( fo al^fïuif gefeib i^) part. il !.. 5-4.3* pag. ene on-
betameiikekonfie , om iets wonders ( üooj begene bte be âtagôten bec 0a*
tuce / δοη(ί / en 'i beöjosD nttt toeten ) te bedrijven ( bu^ becre (ïa ife '£
toe/ maat; niet ödgene öclgt) door huipevan den Duivel. ïi^itlaatjïe fïaat
gem ban boojnamelife ijler tfe betogfen. ^aar toe jtjn ban ten eerfïen ene
inenigtg fciiiifiuurglaatfen op e?nge(lapelb | bocö met blote aantogfinge al.0
boren/ fonberemgbjoojb baarban te noemen / ife fegge/ ieti^ in'tminfïe
ieberfilaren / en tetonentoaar iie ficagiJt ieit ban'tbemtjsf. % geeft onsS
ban maar bit regifier/pag. Ex. 7:11. en 8:7,18. en 22: iS^ Lcv.19:31.
Num 27: i,.i, 5,4. &c. en23:?4.. Deut. ι8:υ, ii,i2. i,Sam.28: 8,13, -
14,15. 2··Kon·2:5:24.-' 2.Kon-i.Kron, 10:13,14. Pial-fS^ó. Jei-Ü:
19. en 47:9,1a, 13. cn 29: 3,10, lu Jer. 17:9- Dan.ir^a. Mich. 5*: 12. Pred,
loiii. Hand.8:9,H. en 15:6 en lóMó.en 19:13,14. Gal.f'io^Openb 21:8.
endat deH.GeeftJer..8,: 17. en Gal 3: i. gelijkenis neemt van deTovcrye, en
x. Sam.ii: :?.^. de fonde van weeripannigheid metdefclve als deallerfwaarfte
vergelijkt., Laat hen dieplaatfen overwegen, en dan vergelijken met alle uit"
leggers, Gudvaciers ^ fo oude als-van middelcntijde,en die later ?/ijn geweeil ; of
BapiftenofProtcftanten en Gereformeerden, niemand uigefonderd-, dat ili
^«ïfc,. ïpatoberteegenbanbie^laatfeiialle/ ennotij.meet/ i^nubanmp '
m '
-ocr page 194-IX Hoofdst
^ftbie&i ίδ öab&ecaïle&ieiittfegger^iangmet toe ban note; tm BïeinbcK
«Qtital tian ht bffie Γείίjijtier^ t^ öaaï toe genoegij getoeefl. j^oc&iaojS ijeb
!? ϊ4· Sanfclje ^ooflbfiufiiicn ijau ïV. tot XVII. ίπ öit bcclaanbefïeeb;
^t ©oertuiÉ ΐπ 1 ο. of 1cegeïeiî maar aanUogti- ^^ %tfzz / of bit ïjer^
^aatbe leeraar met bloot Ujgfen feragötïaei; betoijiï / ®oberp /
fjp bcfcii^jft / öaar in tebinbett 5p; of m met alleji te omöeft^en tone/
In i©oo?0 ban fuijc tn 't rainile nieï cn ΐϋΟΐ&^αε&αεΒί I
, banfo tlecgtcn gronö in öe ^cgpfture felf vaojö aangetoefen/
«Jat re&en fal baar buiten 51 jn/Dïe oujS ban ful&c Coücrpc ober tuigen ïïani
ttöecbc bie onjS bie ecrioaacöe man baar geeft/beftaat in ö'onberbmbïngc : niet
^anj^emtVtf / (banfoubife'er meerjîaat^opmafeen) maar uit bciteliinge van
Apollonius Tvanœus, Simon denToveraarJohanncs Fauftus',Chnaoâier Wage-
naar en anderen JBaarfulfeenoemtb'^jÇôtîilban ongoddelijke en oudwijffche
fabelen, bie ttjp ban 0ube manneft/tn be^c^jifterbaien/ niet bertoacgten
«en: cn 16οοδ/ eeirifeoub toasi / alberteoipen ftebbe* III. boegt 'erbp
I>ecreta Gonoiitorum, de belluiten der kerkelike Vergaderingen ; en ÜJtjfi onjS tOt
Garanïapaapfcfjenfcgjgber/ biefe^ojt bpeettgciroMenfteeft. anbere
SelegenîlÔfibfîenbîpbeniîeereî^ûetiUiS oofemibbelbare bingen tegenf^ieèen
enberbjerpen/ ûmbaîfebpljet î^aufbôm aangenomen jijn» «Botfimp aan^
Saanbe / iyat bie decreten aanbelangt/ foberrc ai$È fpbanfuiSen in^oub 51}« /
aïs^ bieiS xVll. § 9. eenif iiebaange^aaib ; fo tofl ihbie toet plaaifegeben:
öóc|) ban bebJïjfen fp bat gene niet bat nu be bjage iif* i V. De t famen ftenr-
®ingeder Vaderen : baar'er meer af ôebbe in 't XV, ]öoDfbjïu& banmijti
I boefe/ ban J)p baar noemt : bebJöfen bic / fo geb ίδ bat geboelen eer betoefen/
banlueerîeiïr. V. De tfamenflemminge van alle Godgeleerden, van vsrat party
fy wefen mogen , 'ib}em met menigte ban namen ban bêbjcerr* VI. De
Wetten der Volkeren ; baar fipbp bOCgt de Reghtsgelècrden. VIL d'Alge-
meene ondervindinge : bDcf) bie gaat bjeberom fobéjre al^ met be ^po&en
en 35efeienen» Vill,: De tiàmeniîemminge der volkeren van aHèrkyengods^
dienii : baacgp bcel meer fcfjjgberiS bp çaat melben/ ban öp tob^ gegab
Öceft om te lefen. iBit^sbica / uecbgflerb in't getal ban fo beel cebehen / fa
fteltijpfag.5ó9.bO0ït!e vii.ötcïbel&e IX.moeiïïtjn: te toeten/ Tur Cano'
»ic«»3vhetPaufe!ikeRcght, baar ίδ XViî. getmergi) al uïtgeirofefeen
ïjebbe. VIII. bat X. Alle hiiïorien en vertellingen vanTóverfcholen etC.
^ocijbaarbp noemt ijpllecöjiöcgene bieboojbefèn jDtt gebjeeïï: maar bie
«otöijetienöaagöt«1Laplanb5tjn/ cnraelÖ^P niet ν Uiaaraf ife ecijterfpje®
«ε uit .êcöeffer 1. b. VI, 4. en feg 'et IV. b. XIV, z. mijn bebenöen op ;
bot ijs / bat Hit bie ftijolen geenbeiBti^ booj bie berfiérbe^oberfeonjl te ^a»
len ijfv
§· 10. ^0 aï^ nu bé ^cDjifïiire felf ha b'önberjïentftgc ber Heeraar^
Hïaar fo bloteim bjotb aangetro&ften / om enig leerjïuft met getuigcniffen utÉ
be feitie bp {jenaangenpmentebebjgfen; ganfci) fonber atöterbocötofonbec
Cf oofebc fin baar banfobanigsp/ batóetbeUJtjiföan't genebJO|bbeï>
nm baar-uit tod bolgenfean: fo i^'t geen ujonber/ öatDanocfeï?c ^oj^
W 3 wm^ '
u κ.
Derde Boek.
itttiliecettban belietfebaat toe getroBSeii en0eij0(ï^toôjt>e«; om btefo uit
te legden al^be ^Mift· Formulieren, batijS ï^itbeelöfelen berlccce
en ^[ebjutBen ban be merfe bertïaan top ö^öen onfen Cati c^ifmui? en eeïoof?^
MijöenifTe / iwt be bepalmgcn ofaegeien ban 't ^ojtfclje nationaal ^pnobe/
bati^banbe geijeeïe natie, en niet ban eene pjobintte bec beceenbe
ianben / ( bat noemen top Provinciaal ^pnobe ) m 't iaac 18 en 19 gemaafet
üï» f}tt becfcöü ber leece uiei be öemontïi'anten. CatecïjifinUÈiij^ Öf
noeglj bekeaöbp groot en liIcin: botij beConfeflle, bat Belijbeniffe / al·
ï(oetoeIooiïafi)terbeIeJStjbeié/ €:e|ïattienten en #faUni3oe&en/ bie niet al
te feleinsijn/ flaatgebjuiit; toojb echtertoeinig banbe jjiebifeanten felf ge^
iefen; (bpfomnugenbanalljun ïeben niet) oïttbatfpnietbecpKgfjtjgn/bte
gelijiî ben Catecijifmn^/oofe te piebi&en* ^e iSegelen ban ^o?b?ecô£ leefi ban
l^oubetb çjebîfeanten naatoeîi)]: een ; alfo fp 006 maar in be i|anbeiingen
ber ,t)pnobe jïaan / bie maai' öp toetnme te binben 5#n. lïotl^anif 50η bit
be Formulieren baar fp fiti) bp onberteBeniiige aan toerbinöen/ berMarenbe
bat fp fe Ijonben ober eèn te iïomen met ÏBoojb. bit fo bcel be 1Lce«
re felf betrefiE: öan ^ijnber notfibe jpojnuiltercnbanben ojjenbaren t©ien(ï/
ban^oopenltbonbmaai/ ban 't ïloutoeltjfe / ban #jebt&anten/ »anber«
lingen en^iaiieniS te bebejïigen; genoeglj oooj^nn gebjatiï befeenb: ooft
ban «i5ebeben ; maar minfl ban allen tn gebjutô* 3!n befe binbmen mebe
aïSfmen'tgoeDbinbbefeïeere ban ben ïQnibel/ enftjnboîiî; toaarban on^
ooôcentocinig |ïaattefrggen>
§♦11. 'ïïré toeten / bat ö^t nietfean toefen / bat befeïbe jpoutniïttrcn mei
<!5obif ïBoojb obereenfeomenfouben / mbien baat in ïet$ftoojb pieerb bat
metget felbe (ïrijb : als? mebe/ bat top niet en bonnen toeten noc^berMa-^
ren/ bat gemelbejpoimuîtecen met <i3ob^3®oojb ober eenfeomen/ tn ^zt
eenoftanberjiuS; fonber eerjïte toeten toat in 't 3Boo^ beii i|ceren ban
öat fïufe grleecb toojb- iiu öe&ben top toel Blaar gefïen / toat on^ baari»
geieerï» toojb banbe Coberp / en al bat toerfe Set gene aan ben ®uibel toc«
gefeôjeben toojb. 6an Öet nu niet toefen / ö.it be Jpojmulierea fouben
ïeften fuïfe geboden / al^f ft nu al betoefen Ijebbe bat met be ôeili^e
^cfi!?tfl«refirtjbigiii: enberljalben/ fotfiiar ietsfinbcojtSomt batfofcgijnt
tc luibcn / een ban beibsn onbermijbeliB te benSni fïaat ; of bat ^et niet toaar
10/ batbe jfoimuUecenmet^obé iirilig i©oojb tn alleift'famenfïemmen/
ofbatfp inful&eplaatfeninbien fm^ijnt^ berfîaaa/ aljS <i5obiSî©oojbbaar
felf ban fpjeefet. €n bit laatfïe is? nu 't gene ίδ öier δο jtelife betoeeren toil :
om fobe gerefojmeerbe H^erhe / bie men öoub na <i5ob^ as^ojb gerefor-
meerd , batijS öerbojmb te jijn/ toanneer fp ergen^S af inöarei^o?muUe«
ren fpjeefet/ niet anber^fte bertïaan/ban in aïfulhen finales in 45ooifl©oojb
baar afgefpjoiîentoojb / <©ofe fïaat onjS immers te befoïgen / öat top be
5pojmuliercn niet ïj^t eene tegen 't anber / nocl)t enig bàn öcfeibeM tegen
jaar felf boen fp jefeen ; en baarom alle fïrgbigöeben/ bie baar fmiben moge»
"cöDnenirt be tooojben/foeBen toechtenemen. _
12. j^ubaltmp bit gemaHBeUier aante toefen/ booj bim booa^J^g
-ocr page 196-Χΐχ. H o ο F D s τ U K.
ïjocö CâtetBifmuiî/ noc0J5eiDôetîi|Té / «οφ ^oimuliemttJanbebietungeof
«Λΐι uebefîiginge/ ηοφ een tian alle öie •6ebe&en't aUecminfïe ïuoojö iiermel*
Woefeberbünö bec Coijetaat^ ν "βφ i^an öe toerfeen
oie befeiije fouöeu boen öooj fijne ferag^t/ in öe ïuifit/ in 't toatec of op 't lanö /
tuenfcij of bee/ in lueec of ttiinb ; notö oofe toan't alienninfïe bat be
ynfti)en booibsn ^utUcirouben Bonnen laeten of Uoojfcggen ; nocD ijan
-^^feiencn / bie bjeembe talen enï3erlïoj0entöebetT fpjefeen; not^t οοδ ban
Jlîofîerp of bïCEgelijöe. J^iet^tnSetalbermiittieijiinbic bco?fft)jeijen
ïnulieren öanalfnl&e falîen te bernecnien ; fo enen tegeltfeen biebcfelöe eefi
S^olijïten moet. CnUJat belangt be^pnobujs ban ïBojt / bie ijf met bit
δ^ϋδιΐ niet eenif gemoeib ge\Siee|i: enïönöeaegelen/ toaai-aan/beneffensi
boojferöe ƒo^mulieren / fïtiï onfe #?eöiiïanten / #|of^fforen/ pjoponenteti
goojïjanbiefeeningberbonbenöelïlien/ ban gcljeelanbereningonb/ enbem^
«n bit gefcötl in 't ntinlïe niet^
iq,. cnomtetonenbatift'tallerminfïemettoiïoberflaan/ fo ^ebtfei
^önenHefeutegeballe ongefocDtenopgefciijeiieH alle bjoojbcn / bieifebina
inb'e dfoiïnulieren ^ (oöegcne bieüjp niet afë bic bjp onbertcftenb ïieb-
Jen: opbatöp Oenmaglj./ toatbcfclbcbanben^mbelfeg0m/ enal'tgene
öatbe^oberp betreft.
^eCATECHisMus fpjecSt otti^ batt beïi ^Diubelïtt ben |ïaat banVmenfcBerï
f m en ban tline beriof^nge. ïBan fönra bai bjojö op be 9. %age gefeib/ bat
1KÎJöemenfcije door ingeven des Duivelsban <6ob^ iSeelö beroofD l)eefï* ^00
gel Qi^ 't tooojb belangt / bat t0 fefîjifiuurlijiî : alfo be ï^uibel in 't hertc batï
Juba,^ Sîftariotiî gegeven hadde, batöp SefUiSbercaben fouöe ^οβ* 13:2.
yetgene baarom bsf zy. fo bje^ uttgeDjulu/bat de Saian in hem voer jen
bat de Satan in fijn hertc voer; ennamaaliS melb onjS ?luca;S bejS
^potïelif bjooiben / bie tot '^unntasi fdbe ; waarom heeft de Satanas uw
herte vervuld ? ï^atib. s' tl*! ^oli geen ban befe piaaïfcn obet in 't
^Viii.goofbjïuSbanniön ll boeîît niaatoefe ber&laarifebaar/fjoebil
pan moet toojöïü bait'tquaab batinbenmenfcDe felf i^/ in foberreal^
ijetttan Den fijnen oojfpjong ijeefit; ombat geen anbereuitlegging
ge met ben gemetnentnljouö Bcf^ff)2;ifturc 6an bcfïaaiï. Cn uabcmaaï
be ^Cfj^ifi baniil&ami? bat fo nieïtnfpjeeBt/ öatöem de Duivel fulji ö^eft
ingegeven; ncc^'ï in b'öïfïorie be^ balé <6en» ben ï^aibel noemt t' fo
Öoub iiïmpaan'ionberfoelï bat i& baat ober boe mt XX. öOGfDjïwIï ; en ife
ö^öjmtïe 't lüooxb liier öan ben Cateeöifmu^ in alfnï&en fm / eenboubig fieen/
alöonii be t^cOufEbatieecï/ te bieten / bat ben oojfpiongbanbe^uDeuit
οδη buitel i^.
L· iSiibanbenfîaafc berî^erloffinge enber<i5enabe feitbcfelbeopbe
^♦pjage/ bat mijn^aîigmaiiermp van aile gewald des Duivels heeft ver-
S' ii^ 't altoost niet bat men mp fal tegenbîerpen : iaat fien / bjat iô'eîî
«osömebeboen jal in'i naafîbolgènbe feapitteL
©jage bîojbgefeib/ batiS-tcgen de Sonde en dcnDuivel fidjden
iiieei/ enopbe 127, bat onfo doodyyandcn, 4eDuivel, de Wecreldéaons
î^r
■ I
-ocr page 197-11,(5 Derde Boek.
. èigcn" Vlcefch nici op houden ons aan te vechten. |Boet ifegtei: ÏJOOj'ί lïïOO|Ö
ijerlïaati / toietii? getoelö mp CÖJiW berlofi ; en ï»^
banallcgcttJdb : foMnï6ntetbegcöpenÓoeifeaUeöagennocl)ija»ÖemÜïOï0
aangebocôten / επ met gem te tîi-î?ôen fiebbe ; teani fictbuiten alle tegcnrp?e#
δεηijS/bat Dp öie flctjö/öie boet εη itjb geweid. 25enife toan Öcm berlojï aljS öc«
<5εν0εΙ&ί5ε»/0εη Βει:δεηηερίίει: of cippiet : foijS 'teen felöfaam bing/baar nie"
mant oott af öoojbe / bat fuïii een δε 5εϋ3η0εη^ / btc Uan beuiieg^tei: baarna
ban δ3ηΐεη gaat 0ε0εοΐ)ίεπ ; εttbat bεgεnε bie nu te^unber grote fijunbec
^JÏιibfcïjιaï^uît îιεboεpεn3iîttûntflagεn/ baarbooinu tn eennteïD gε13aarge!^
raaitt jijn/oiti te moeten ΰεεδίεη ηιεί bεa^eι'δεrmεε|lεc/aί eöen eensf aï^i of f?
tHtgεbJoδen/ εnnîetU3εttεUâont1îαgεn\Baren♦ εηιαείο^εηίεΐ / fo bat
fitev be cippier εεη^ bebe / t)p !angε in ftjne bεbtεntngε blgben foube. à^od)"
tan0 i)eeft COjiftujS onjS volk ome lik er öan ï>c0 ^mijel^ mag^t öeclofï / ban
ooitöietïeraant üan ijet i|ûf of ^φερεηεη onijlagen toojb: alfo bie gεεπ
feεïfeβεrίngεboεn/ bat bεgεί3angεπ nooit baama in ijecgteniiS mcccSonien
fai* ιηοεΙΙοοδ ϊοείεηοί fp öte alfulhen jïn aan onfen CatecftifmuiSge^
ten / ntεt εη bει·flaan / tai te bpanbcn/ baar een ïSrifien tegen ίίχοΰεη ιτιοεί /
m l^un UoUe geîaï genoeiîîb flaan/ tec p!aatf8 baac onjs bcfe (ît:gb gεlεεrb
îjjo^b î <^oniet/ banί^bεfεlt!εinfullîεeπ5εlüig;ίJtîglJoofbflu& feec gebje&«
. δεΐ0δ. |Β33ΐ:ίη&ΐεηίη; öoe6ûmtöanbatoïlb'εεnε plaat^f beDuivêlendc
Sonde toojb genoεmb / ηίεΐ be toeerclb εη t)et ©itefclj; ojj b'anbere/ bc
Duivel, 't Vleefch, de Weereld, εη be .êonbe niet. .4Bf ijS bε ^nbε boo|
ίΐίε beiben te bei'lîaan. 55e üoegt necgεns^ not^ bίε tme j ηοφ bie
b?ie ^οο?βεη ïjp maïfeanber ; maar Jieeft ôet eene l^teu en 'i anbec baar.
boε ben <εatεc&tfrt^u^ ban gεεu ougeip / toanneer ίδ Men alfo l3er|ia / al^f ik
If. Φε Sonde t^ de fonde die b':?fpû(ïel Τεί^ bat in Ittp woont. Sottî*7î
17. m bat iiS bie tleefc^elifee aangeborene geneigbj^eib tot f^tt quaab ;
14/18. beÜJrffie ftrijd tegen de vpet mijns gemoeds, ende my gevangen neemt
onder de wet der Sonde die in mijne leden is. ^it Vleefch begeert te-
gen den Geeft, ende die twee ilaan tegen malkandereu. <i5altf : 17. ^iei baar
ban be befîrgbinge ban't Vicefch.
De Duivel i^ibe|La|ïeraar/ bie rondom on^ öenen gaat, en foektbjaar
gp tetbinbenntagi) Oltl onffen goeden wandel in Ghriflus te lafteren, en qitalift
ban on^ fp?eδεn; op batbjp foubenlgbεn in bεn fc^ön als quaaddoenders ;
εrtδponίfΓo verfliπdenmogl)tε. ^0 βε& tδbεfε plaatfc i nefltn^
£Hiberenprboo|ber!6laarb. ILb. XVII $ 4».gεgronboprεbenεnbίe baar
teίεfεnfiaan.
Φε Weereia, bJatiif'bienuanberjSaliS't-yerderfdat in de weereld ί« door
debegcerlikheid? Öεt genε bε gεlûbigen ontvloden 5gn/ a.^eMH· ÖOCD
baiff b'onba|îε en be ongeflabigε iic^t wederingewikkeld εη daar van over-
wonnen bîεrbεn/ b^f ao. ï^aarom on^f ooft 3|ο03ηηε?ΐ bjaacff&i'bjt / bat toe
ορύε 3©εεïeίb niεtberlieben moeten : alfo bie maar ίΐείίπ3ί in de begeerlikheid
,des vleefches , CU der oogen , en de grootsheid dcfcs leevens. i.SfiOi)» 2··
ïS/jö. gpaar
χ î χ. Η ο ο F D s τ lî
s;iîU ban öefe &|ic. ^e Duivel, ^gn&e aî bai gene /. öai ben finlîe^
Μβεη tûanbel tegenfîfiai î laflermge/ bietginge/ betUoigingc/ beïOr^^feim
Ρ ; luaac booj een lîKitîen fiier te Igben Ôecft : Weereid, a! toaî in bit
«ben 'tbleefcij bedo^feen en iieSoren fean îotmi^îuife/ obetbaaö en beiv
ï^ifieib: en't Vieefch, be^menfcgen onóecbocenöeel / bat oberMgfid ija»
öte aangeîîoïcue uerbojbeniôeib* <6elgft be ^onöe «oc^ be 3©ecelb geert
P^Kfonensgn/ alfo D^i^oofebe^^uibeïmet*
^it aïïe^ toojb besreepen in de werken des Duivels, toaaciegen^ onit be
Jatetfiifmu^ ïcert bibben op be i23,©jage; fcgtiflmaiig booj befelbe am
nieitiedïaanbe/ ban ai dat ge weid, fietUaelfeé tegen <i3ob en frinelterSe
M beröeft· «. .
§. i6. <©eToveryeen Waarfcgginge, gefielb op get regtfîcc ban befons
i»en tegen 't I. <i5ebûb / in b'anttooo|b op be 94· ©pge / berfïa ίδ in bien (ïn /
aljSife öeïjaangetoefen / batfe be ^tôjtftuce felfberfiaat : en fo ίδ aubece
Sebatöten ôabbe/ ift foube ban «iet δοηηεη feggen/ baî îRonfen Catetijif^
ïnn^ôoube obec eenteôomen met<^ob.iiï©ûojb/ gelgS ίδ et^iernocô met
iJoUecijeuten boe.
^at boojtifop't IX. <0ebob be 11 α. î^jageôet liegen en bedriegen des
ï>uivels eigene werken noemt; fteïj i6 gemafefeeïtfe fa aan te nemen/ al^'t
en^ be jtft becfelaart* €n bat t^ / bat be ïeugen ban ben ^ï^uibel eerfï
öcgonneni^/ 3105. 8:44. ftiec boojin't H. b. XVIII. ç.i/12* baac 'tbe
i^gOteplaatfebJa^/ eenoegDbecfeiaarb. €ntse bat niet gmoegö ; folaat
On$È 't tooojb ban Duivel felf bat leecèn/ 't toeïÔ te ^ggen Lafteraar, en Leu-
genaar , Verklikker en Bedrieger ; fó aljf gp ïjjtlt* lö^ant aïiebie bectalïngett
fep onbecfcöeibentltfeeOBberiittersfopbatttiooïb tebinbenjgn*
17. 31& Ô«bbe met ben Catetôifmusf nu gebaan : iSu gee^ on^ be
Β Ε L γ D Ε ΝI s s Ε üjecfe. ^aat Somt mijn ftj&igtjen in ijoojgaanbe boe&en
mebeobe!;een/ fo berrealiffpinben XiLSctgfeeïban de Duivelen met bp^
Séboegben naam ban bofe gecftenfpjeeSt. fïaatnabemaal gettooojbiiaK
Duivel affeomt ban DMot, 't ΐυείδ biiemaal fïetôji in 't griefeltö nieUi
'^Cellament gebonüen too|& ίη'ί meergetal/ en een^ in't buitfcg ijan onfe
<^becfettetó achterklappers, εη ttoeemaal laftereflèn, maac nooit duivelen
bectaalb i.^: fomoetmen (eggen/ aisemen buitfcftbjilfpjeBen/ bat geen an^
tere Duivelen baaï in befeenb 5i|n / ban bie menfc^en jgn. JBaai· Duivel,
«ï^baneenen/ (fo al^f fp'ti^oûpdidoksMAm/ fcöconfpbefdfoereben
ftabben om te tïellen Ig fteraar Of achterklapper) fo betre men onsi bJii becpïtgö"
ten om ben feofenOBeefl baar bpte berfiaan; baac ban feit on^be^cDlifc /
«atgp fijneEngeienfieeft/ baacftpöaïï 'töoofb bani.ö; geiijftbatoofe te|g=
jer piaatfe IL b. XII. §. 4/ ί· i^ getoonb. ^ geeft ooft toei teüennen / bat
fP vyanden van God en al het goede iijn : nabien Jen'teebJîgbUliKbereibfsf/
jnbe menftöenöii <©ob en^et goebe bpanb 3gn/ b? ften baac in becbjefen
jOjben> ^^att. Jl^aar bat béfelbe in bien flaat jgn/ batfé gelijk moor-
denaars na hun vermogen loeren op de ï^erk, ende een iegelijk lidmaat νώ
^«Q , om alles ie verdervea eu verwoeften met hunne bedriegerye ; bat
IS9
fiaatiiocfimetiiietoocjbcn/ nocóooftöefïn baac ban telefettinbe
^DOOhntet batfe daarom door hunne eigene boosheid zijn veroordeeld tot-
de eewige verdoemenifïe ; en batfe dagelijks verwachten hunne fehrikkelike
pijnigingen: gel^S bat betbe m ben feifben ΧΓΙ. artijBeï nocö te iefm fïaat*
ifôaai; na'i gemeen beriilacen banbe ILeecaarsf cnfeitecSe/ fojijn be boie
«Engelen al tian't begin af in de Helle met de ketenen der duiftemis belJJaarb:
2*idet.2t4. oofeniet omnn en baneeniS lo^ gelaten/ fo bageUjp be ïïeciie:
te belagen enbcffrgben': aifo i)et eewige banden 5tin/ bie noott gefloGöt en
lD3jben* 3|ub. 6. fteb j^if»^ obeu mijne meminge in 't IX.
ïianltei II. boefeaieeni^gefcib*
iS· ^nben XlII.-aripelfîaatlJOeï / dat de Duivelen onregbtvcerdelilc
handelen ; l)et gene buiten allen ttüiifel luaar i^S : Jï)aai: batfe ijanbel ofte
toanbel met be menftöen Rebben / Dât en jïaat 'er niet. <©o& ijS in allers luaC·
tn 't XII. al op 'i b?eeb|ï: gefeib laa^ / ^rt genngfïe niet öat na alfulfien om^
gang ban ben ^utbel inctbemenftben/ of ftil&eüjerfiingen öe^felben boci
en in öemenfcf>en / gelij&men feit ban ^obefaar^ en ban ^efetenen/ gelg^t.
^aactoofb toel acljtecna in ben beitienben laeberom gejeib / dat God
Duivelen inden toom houd, fobatfeonsf fonder fijne toelatingc en wille niet
befchadigen konncn : maar öat (ïceit ife Uiel fo üerce uit / öat öefe toorn gee»
anbeue fean $ijn öan befe felföe ketenen der duiikmiflè , baar fp booj ee-
wig aan gebonben jtjn ; toant ban geen anbere beteminge en fgjeefet be
19. ganffge Kor t Begryp dtr.κrifielijke Religie , ge«
Jîeib booîbie ficgtotbeÎiiiîeeren j&eilig monbniaaibegebeniDfllen/ 'tiuem
aröter öeBeïijbeniffe flaat/ enbjojb be îïButbeÎ / of iet bat öem aangaat /
inöet allerminiïe niet genoemb: een bafl betog^/ bat onfe jleberlanbfcôe
3fecc6en nieteenjinobig achten/ bat een iibmaatbanbefelbe iettoeifbanben
^uibel iüeïe/ enbatöptuclöanfaiigUJojbenfonberöem tefeennen* ^etijS
in befen aantemerfeen/ öat gemelbe Bojt at ban't begin af bpbe
^gebeslanbftbe merfeee geb|uiiït geüjeejï/ en in be nationale ^pnobe tot
1619. mbe irr.fittinge/ boojbegcnebte ten 26bonbmaleUjiUen
gaan/totonberrigijrDunber belijbentffe ba|i gefïelb,35aat moejl niet tacejfnti
ïpiiiï uitgelatenluo^ben/inbien een liömaatbcrgeEefojmeeibea^ecfibegroni
ben ban befaligmafeenbe genabe toeten moet ; bjant bat ffaatbafi; ïletblpt
ban tueï/ bat bie^pnobe nietgemeinbljecfc eea fünobigengebjig^tig iïufe
te mafeen ban ben ®uibel ; fo batïnen ijem ban aUepjebiSjïoelen bagelö??
moet öoren / en ban biab tot blab in alle boeöen ïefen* fiabbe öan fo
beel te meerber reben/ bat ï6bie obertoIligi)eib ( al UJare 'tanber^ntet ) me(
mgne fcöjtfïeft tegen gtnge/ cm ôet eenüoubig ^rtflenbom niet nobeioo^
öaar mebe fc beroeren.
io., Slilbolgen be G ε b e d e n. ^n't Gebed^ade leercjan den Ca-
tcctófcaas, !üoo|b toeïgebeben tegen 'f Rijk des Saïansï maaK alfo bat i^f tt
fissen tegenftander, fo fal ban iemant bolgenjS be ^cöjtfturc anber^f baar
3«ei bjDOibiïfïaan/ öati alleïöiïwbé toierelbiflftgettjelb/ batficfite famenep
tóo
X ï X. H ο ο τ D s τ υ κ.
'^âàSi tegendenHeere enfîjncn Geiàlfden gelpget el3ett§» i f*
«ïoh iicihÎaacD ijS» ^ ^
. ^obanig 3ijnDanoû& ô'aanvechnngenâesDmveis, oat Cafiemar^ eiî
oofeiibpaiîD^/ toaac tegen ùrt Avondgebed, aijefmebe in öetttojceöe Gebed ^
voor kranke en aangeöütï)tcnc perfoncn bcftôentîïngc ban 05üb gebeöm
ïïioib : m ih en biööe öeben geen bmg meer bat. 3©ant oft een anbec lie^
^Pcfeggentoil / het oordeel en de ftrik des Duivels ; onfe ^UcrfcttecjS etiitei:
fuueninpfeeujgtjen/ bat ίί» fegge oordeel, en de flt-ikdes lafteraars; en bat
ï&be^ lpoftel^meinmge niet mtffe/ fo ίδ bat maar ùan menfcgentoil Uer^
ftaan. 3:6/ 7. ïBanneer 16 ban be jpojmuliecen tiibbe / fo m ίδ bie tn
f«l6ea fin/al^mpbe^cö^batleert*
§. ii» 3[|66ömetOtbe Formulieren van den Dienst. 31n'tJfoi«
tttUUerbeS^v^anifUmb iiïÖietÜOO|ben/ Merkt aan, hoe liilig dat de Satan
is· iBavir alsi be ^aUgmafeer ^iition ^etcui? <êataii noembe / fo fagfi βρ
op bat bleefcDelpijecjïanb / ^battegen^t gobbeli&e eeïjeiifeatjelbe* IBatt. 16:
1©antÔettieben6en/ C j tofronema devcrfmninge,debepein-
finge ) des vleefches is-vyandfchap tegen God. l5om. 8:7.
gn'ti^oimulierbe^ i|utoelgS^5ijn befetooojben ooft teüfnben/ dat de
Satan geen voordeel Over u en krijge : naüolgenbe baar iniie bie tjan ^aulusS /
datu de Satan niet vetibeke. i. lioj. 7* i*
ï0anbefenamen Dood , Duivel, Helle, teaœmebealleonfevyandenïjei
Menb toojben / fo aï^f befeföe tn ben ^tefeentroofl genoemb |ïaan / geii ίδ
öeciS niet te feggen ban alceeb^^f efeib ijS öier te ijoren. §. 15·.
ÎBaar bjeeblïtoojb baar gelpjoften Uan den lifligen aanloop des Duivels,
en lijn geweid te wedcrftaan. <©e tooojben beji ;31lpoiieIsi üJOïben baar toe
geöiagöt 3^atGod door Chriftus den Duivel onder onfe voe-
ten vertreed, in wiens geweld enflrikken wv gevangen lagen, dathydePrin- ·
iedefcr weereldis, dewelkeüChriftus uitgeworpen heeft; en hebben alfode
overwinningc verkregen, end e ook deelachtig door ons gelove : «Pat hydc
oudeSlange 10/ bie onji foestte berfltttben ; bie poft onfe eerfte ouders ver-
ftonden heeft, endeons ook noch indeverfenenbijt; Utaatom tup tegen iij-
Be liftige moorderye neerftig op de wacht zijn moeten. fomen enige bail
befetooojbcn anbcr^ UJil öerfïaan ban bie al lang öier υοα^ ban mp Uee^
itlaarb/ bpijerganbeltnge ber fcö?iftuurplaatfen baar befeibe uit genometi
3tjn ; fo fuUen fp ftct ttm 't anöer öwgl^ttg tegenfpiefee» ; fö al^i ίδ ίπ getnaa^
^ &oofo(i«6 nabir ionen faL
l'èî
XX.
-ocr page 201-XX. H o O F D s τ u κ.
Der^e Bö®ic,
^t Gemeen gevoelen van de Toveiyen wat daar aankleeft, kan mer
degemeene gronden ónfer Leere. en de Formiilieren niei beilaan.
TV
Ts^ it faï iïi οοδ een^é aan be anttece jtjöe obetjïapgen / en fïen of ίδ
tianbetonen/ imtöegenc biemijn fcöiijöen öe geuefo^neecïje itcufe tot
naöeelömöen/ felfmet beel eerbcc baar aan fcljulbtg $gn : in'oóegen batfe
uanbe ^üüerpe metten aanfiletie leecen/ 't gene tegen b'aangenomene ïeete
onfecH^ccSen / enüefottbec onfe jfojmwUeren/ jïrgbig t^^ ^at ^eb ίδ j^iec
enbaarfiujctoijfe üjeïoetoonb baat:'tpa$Égaf/ emgbeeluan bat gemeen ge^
boelen met ben aïgemeenen (ïijl bec leerfnge ban onfe Mtthm bergelij&en«
htt: maar fal fiet nu bejiaan / natjolgen^ be boojfetbe jpojmulteren eeniS
Ujat beter boo? te tafien. βιύχ boenöe fal ίδ cer(î bte giaatfen boojgaan /
baarutibjuhSelife banfulfee faften iet gefpjoöentooib/ ttjaarmebemijnge-'
Sjoelen toojb. beriïerfit f baarnabegene baar ttip leiT^îi binben / üjaat neben.é
Set gemeen geboeten niet en hanbejïaan»^
2. ©anb'eeujiefoojti.ö'teerjïembenïïaiccÖïfiW/ m'tgemeîbeanii
tooojb opbe u ï^jage : met uitgebiuftte taoojbenfeggenbe/ dat mijn getrou-
we Saligmaker my van alle 't geweld des Duivels heeft vérlofl. ïfet felföctoojb '
M b'antüioojb oy be 54. bjage met öefelfoe luoo^bfη ijjeberftaalb.
ïeertmenonfefeinbcrenban jongif opfpjefeeninbeHerft: enleeribefeibeon^
tier een in tegenbeel / ben ^mbei bjcefen benfeljïen bpanb biefp' D^i^^en;
cn bat gebucig aan / fonber einbe/ öoe langeri)oeerger/ enop't iiiteriïe
öejS leeben^ notö toel albenneefl: em 't toerfe btftfieibelifeer op te nemen /
maar ban Ijeeft oniS beï^eer bcrlojli βρ beiöe plaatfen feit be Catecötfinn^ /
^at ^eti^ van alle 'ï geweld des Duivels. iBaar ttsatgeüïelb tjS batI ^jS
't ^eben minber ban ^etmagi) geineejl 3πη in get ^arabrj^. W fteeft een
^OHingrp/ bat öeerfcïït be ganfc^e üjeerelb boo^: ii? 't niet een groot geweld?
JBaarbatiiS oberbOngelcbsgen : ik (feit öet Brifïen ötnb) ben van 'tge-
weid verioft. ïBasi bïéderlofiïnge/ bsanneerÓpCba ingaf, (om ooft bat
Jjjoo^ nu eensi tepa^é te bjengen ) ie eten banbea^oom berfeennif^ban
goeb en Quaab l igeenfeSerUS ς bat bja^ be bal be^ menfcijen felf / toaar in
ban ben^uibel oberbjelbigb i^. IBaar bJie en leejî tiiet boojgaanif in
îie boeèen onfer leeraarif / enbe gooit in ^unne gjebicatien / bat on$f be ^ut^
tîcl allées ingeeft, lîjatbjpquaabiSboen. ^it î^ foo oberbloebigfeen^ir/
îJatbemoeite mpbefpaarbbjojb/ om bebJtjfenbaar banogte foeften. îBe^f
ifebanbeilig famagöfPieSenj batbe^uibel ^ebbenbe nooit meer geUielîr
Seb|«ifet batiin ben balber eerfle menfcfien ; en bat gettjelb beftaan ôebbenbe
«nbie ingevinge berfonbigegebacgten; en bteingevinge nocöalle bagenaan
U öefieban<©ob^i«nbeï:ensefföteöenbeï fo inoet ban bolgenbefefcfijifefee^
ïiôr
-ocr page 202-XX. Hoofdstuk.
ίίΐδβ εη bcrfûcpelifee (lelïtnge / dat Chriiîus my van geen geweld des Dui-
vels heeft verloft. ^S geüe üjpöfiö cnen legeiiïïeiï Die maac loiï / en fo Heel
öit foterefefeen/ tceSfeen/ ijmgenal^rptatUen; ü&bmgeiccofï
g oöer al&entejegöteilmteu/ atoaar fpraaar een tuemis mtWugöt fot^
„ 3. 'STenanöeren/ toaïfuUenitmpfegsen/ foiftïïeUJijre/öatöpnafiun
%5enöeöen meergetoelbiföüet liebe fetnöeren/ öan op ben eec^
«en menfc^e in ben ijal ί ï©aatin ijeeft ïjp be bjoto in 't mtnfï berfcfjiifet ;
^anneer ijp (fomen feit ). ö^aï booj be ^iaiïge Ujienbelife toefgjaiï / om
Saac met ietbigöeib en lifiisBeïb ten baï ie brengen I jBen merfet in't minile
iian ôare reben niet / bat fp UerfcÖJifet W of öecbaarb. 't ïïjeiten beïe
i^un goofö baarmebe/ om oniSte feggen / ijioe be öjouüj fo mtn iie«
fffi^oomb toa^ uooj be ^èlang, ^οφ naöeïöanb be menfcfrenfiunne naaSt»^
6«b fïenbe/ toerïjersDbenfitö banftöJiS; ntet \Jooj'tgefig0teUanbeni©ub
iîei ; maar tîooj't ge^ooj öan '^ïleeren bonberenbelïémme in ben fiof;.
Wanneer bemenfcö al beevende Cfeit onfc 25eli)öenï|le in ben 17. artijfeel )
voorhem vlood. i®aar f3ebertbateobfelf fich heeftbegeven ombenmen^
ftfie wederom te foéken, (al^ ter felfbe plaatfe bolgï) en't^aab btt
ïae befe ^lang ben δορ ûermojfeib ijeeft ? berfclj^iht δε iPuibert fjeilig
5aab; in ben bjoom / met fantafpen/ ai Uïafeenbe nietaUerlepüectïaarlptï
fpoo& öoojb'ogen/ en geraajS in b'ooren/ en't gejoel bei'leben; en in be
Stele met betlrijbenbe gebacöten» €n tian bat groot geüjelb en too^b <i]5obiÉi
ïieöe6tnbmet eerteilotî ban met ben baob : bet:i)a!tfC!imagi}0etfonfetfpje^
«en/ batCijjiîîuiS öemtïeilofï ôeefî Uanben tSuitiel/ fo iang ai^ gem be
fpjasenîerîjegeljenljee^* bat niet tDelüerioflï
§. 4, 'Sen berben / ?(lbam noeste ^Ua toaten ban ben 'S^uiîîeîniet iiefe^
ten ; be ^iange UJajS 'ec iïan ftefeten/ fo 't bat öp booj öaaü gefpjofeen öeefï*
^aau nu gebeurt'et batbe bîSmaat ?îd en ïitöaam Dan ben menf^
Sefït/ enöemfobeerlih pi aagt/ bat fîcilfenôeibenfciî öert eïbatmenmoet,
^eemt batfjet^utbelii üjaréniïan betoeifie^fujS foobeeimenfcijen geeft
berïofl (Upaaubanïfelueitont anber^ ïnmgn IV.feoefe XXVI —XXX.bef
toefen ijebbe ) ïjpfiaöbe boefljM bloeb nocö met gcfïoit/ ijpöaöbe öae boo|
ftjnen boob nocg niet bernietigb Jjet getoeib bejs «Ptubelsf* ^^ocij 't Somt
öaacnietop aaït: ijfiii^ maar een bettig^ geUjS men'tin be fenolen noemt/
hominem, nadenmenfehe, boïgen.öfïjrteigeneonberfïeUittge/ entotfijner
öbertuigtnge; batöpöet eenjïeUenbe/ noobfaftéUfe booj't anöere baac ne·
toen^plaatjS moet malien/ alfo öeteene fonöec't anber nietfean 50«» ^e
tïaai be^menftgen onöec be genabe moefï immer^f bjper ban ben ^uibel
5ijn ban in ben bal / bianneer bie op ^et ergöfïe üja^ ; bit moet een ieber t^z-^
Ïïaan: berbolgen^ban/ fofianinftem/ bie nu booj Cljpu^ uit bien bal ijS
JitgeBolpen / geen meer gebjelb be^ <?Dmbelsi plaatfe binbm ban in bie®
. f 5. ^ifonberSetbin&ieni^boojbjaaca^tiggottbe/batbteberloffinge
^oiKomen i^: baar uit ontfîâanbe/ bat mijn^aligmalîçcôeefivoikomeiifc
Derde Boek.
betaard vooralle mijne fondcn, fij al^ ïïe Catet^ijW fp?ee6i ; toaac booj ïT?
tan 'i geluelb öc^ ^uiiieli^ bm teclofï. îDanttwië öoegt ook De don
dood be^i ^aligma&er^ m 't te nietedoen des genen die't geweld des dooc.s.
hadde,.Dat t^ des Duivels vaÜ aan een. 2:14. enbït en masD fo
fcijribèït tooïöen : in aanficn bat/cerji be bolbocninge gcfc&ieb/ en ban ten laai'
(len na Ueel (Icijb^ tsetiofjlnge baat op tc bolgen fïaat. H0ant nabeBcmen bon--
niifenbc qugt bjiefinasfj mijn partye mp nocö fo toat çielïen/bat gp nocö baar
fo i)aalï niet af en üJil : fo ai^ i&öefen flrijb Ut^ bleefc^e^/ alji een otetöiöfi el
toan be^É ecrjîe üjecfe/ booj eerji notfi uiifïaanmoet ; fo bat ίδ φ öe^
goede te genefen ban be toonben / bic ίδ uitbe flagen ber booïgaanbe <la''
becnp beöouben j^ebbe. JBaar bat ïjp itip nocö alle bagen foubc fïaan / eu
fïoten/ (Îepen/ en trappen/ na bat nu mijnmeUïemeefïerfo bolhomeUfe
'trantfoen betaaib ^eeft/ aan enen ï^eec enbe ïSièiiïetfo «gfitbeccbigal^
Hinn<i5ob en©aber in ben ^cincl i^: bat moetmen mp nietttJij.ömaften;
en ia ben ooft (<0ob 5p geloofo) iiet allerminfle niet baat ban getoaac ge«
Ujo^ben. (öeboelifetojelberbtenbe tlagcn/ bie 3gn feaflpbingen beji goebert
«©oDjs ; öe Wbel faï mp / of gp toil of niet / tael ongeflagen ïaten. ©e
ï^eeremijn ïleehme^e»: / fal frif be toonben ttiebecom genefen bie gp geeft î
maar niet gebogen/ batmpeengegEbentoa'bebanben<i^uiuei+
6> 33&6ometoi bcTovery, getïelb in onfenCatcr^ifmu!^ op 'tregifîeî:
banbe fonben tegen'teecflcgcbob/ ennaajïaan d'Atgodery genoemb ; baac
uabe waarfegginge en allec^aube fuperflitie of bygelove ; baauna d'aanroe-
pingeder Heiligen of andere fchepfelen, gelp fuI]C alie^È in^et 2(intUJooïb op
öe 94.* bjage jïaat. 3©aau uit genoegfaam ïJlijSt / bat ife geen ongelg^ en
Öebbe / be 'SToberp en 't gene ban bien aart onber D'^fgoDerp met ben aan^
filebebegvtjpcnbc ; selijii m in't XVII. öocfojïnS Maar bcUüefen Öefibe / bat
oo&betatem^cijjiftureniis. 3|ier jïaatbeToverye tegen fiet gebob / gy
fult geen andere goden voor mijn aangcfighte hebben, ^p fiaat tjiec tuflc^en
d'Afgodery, befonberïifialfogenoemb/ enbe Waarfegginge; of befe met be
Tovery, tuffcgen bie en Jiet By-gelove met b'aanroepingc der Heiligen , bii
lûaarlîîîoo&afgoberpei3^> §>a ban/ ^fgoberpe booj/ ^tfgöberpe na; be
'SToberp i^f anber^ nret ban ?lifgcb^bien|i en Bpgelobigöeib> ilJaar bp al·
î>îenbe''elbeinfu!&eenîaerbonD be^f ^uibeliS met be toberaar^ befïonbe/
fofoubebefeplaaî^ baarbedtefîlàntoe jrjn: ten mtn|ïcn om befelbe te be«
fcöjtjbcntn'tbefonbec/ aljSÖiecnab'^ilfgoberpopbepT.bjage/ wat isafgo-
derye ? met meetbejcreben feg ife mog^ter Ujel gebjaagb 3ijn/ wat is Toverye ?
Cn ban fo moefïe't anttooojb οοδ berbareii&er lutben: alfo fp niet en i^ alleen*
Ïi6 -iets {jet ip neven, fiet 3p in plaats besS Uiareii <i5ob^ al^ <6ob te eeren :
maar boel ben Duivel fdfregijttegen Φοϊί aan/ met gobberioocOeninse bec
genen bie <i5ûbSennen; baarfïecö^b'Sfgobenbienaar^ God niet kennende
bjegenenbtenenbiegeeniöobenjïjn* <©al. 4:8. ïï^aarbp fo Dienen nooit be
ï^eibenen ben afgob / ban om iîuiine falig^eib ; baar bie berfieröe Coberaarii
fïcô obergeben ter berboeitieniffe* l|oe qualife fouben D'onbertugfecsÉ fïci)
0ïg«eten öebben/ inbienfp ban be Cobetpe / befelbe booj fobanig ijou*
öenoe
-ocr page 204-ten miitjïen ηίεί tWt ij jagen tit't befonöer fouben öeïJlaen mjeUoegö f
1? u ^^^ ^^ ^üfgoöerp. <Sf ■ {Öaöbe bjoegcr en bequamet plaati^
gCHLegeninöe ao.Ujage; ïsetoelSerasitieelgroïecreben öabbe mogen jgn^
oan't gene baar nu jïaat : Geloven fp toel aan ben eemgenileilanb en ^aUgi-
gtafeet 3ieru3S / bie ( niet 5y de Heiligen, maar) iïp ben aUerontjeiligfïen
^UtM/ (niet hunne faligheid) maai'/ Ölinne vcrdoemeniffe foeken ? enbe
alleen föefóti ; maat met β obe af/en ben BuiUel aan tefmeeren/ firg;
paat bp ïjanb en teiîenen iberbinben enijecijanben î <iEn foube befe iJjage bie#
«nobigèr ïjier 5ijn/ om bat aifulfte menfcöen felf in onfe Èerfeen/ als^men
*iieent a maar be ^ayijïen feenneliït baar buiten jijn» '
, 7* JSu fal ίδ ömgtaal fpjefeen / en feggen bat be gene bte 't gemeen ge^
«oelen booiflaan/bolgeniS 'i ƒ opmlier niet üjeerb jijn aan öet monbmaal tr
Söan; alfo bat ujojb üerboben niet alleenlife aan be Toveraars cn Waarfèggers,
vee of menfchen Tegenen, maar OOfe die aan alfulkc fegening gelóve gc-
^εη. iâutiil^et openbaar/ batfp/ öanloien i&fpieiîe/ aan die icgening gc-
inve geven; ofopöftintnfïeoajfaaEjön/bat ijetgcmeene öoïS inöatgelobd
^Öfl. <©m 't tojelh t)£l)oojîî6 te berjiaan/ |o fïaat baar op te letten / bat öïetniïï
w biagenietenijS/ of iemant fulkefegening gebruiken mag^/ bati^/ bett
9cnen bienraen ijoub bat bee of menfcï) betoberb Ijecfr/ mri Sjeisen of met fla^
η baar toe tc b\Duigen/tat fp booj 't fpjeiïen ban alfulite tooo^ben al^f fp batï
SeixrooujijnîcgcbjuîBen/ ben betoberben b3eberommeiergefonb0eibb?eni
neemt l)ci ©oetiu^ Difp. P. III. pag. 625* fo ai^ iii uit fijn anttooojö
ineriïe> jKaar toel «ίΐΐίμιΒΜίδ $gn bitfeetooojben / die fuike rcgcninggelo-
de geven. ïBie geeftn«fulfeefegening gelobe / ban bie geloofi bat fulhc fe^
ffÇninge ferag&tigïjS? ^'eenmag^geloben bat bie feragljtin t fpjeften bati
we bjoojben/en b'anber batbefelbe inbe^f ^utijeli? toerhtnge befia: not|)tan3S'
Odoben fp ban beibe fulfee fegeninge / ijet 5p be bjoojben bjer&en 't of be
Müjerftt» ïï^at nu bie fegeninge 6ragötïg3p/ geloofbeï^Detiu^ bjel fe6er«
«8 / toanueerÖPfCÖJ^ef Difp. p. III. pag. yyS^ Ve^ba , aahner^ resUUs ali-
^ι^ίάροββ, dacet exferiemia : dat die woorden, handelingen en faken iet ver-
mogen, leert ons d'ondervindïnge. ^UÏjC fielt Öp Uajl Wanneer ÖP ^pbie»
groubôcbiagebooifîeîi/ van waar de kraght van defe middctèn , is't -
niet altijd tenminflcndanfomtijds. ÏBataïitbJüojöÖPbaaropf Fncedit hoc
«XarbitrUOiaboli^mn exxonfiantialiquamediorüm ilhrum apdtudm. Dit komt
^it het believen van den Duivel, maarniet uit enige voiüandige bequaamheid
^an die.middeicn. felbefullm οοδ beeïanöerefofeggen, ^obatgeti^'
i geboeleabejSgemecnsnboljc/ baîiubîeitiîblïelenbîeferagOî (leefet ; maar
ö^cgeleerbenenberlïanöigeu/ batall« feragljtmaar ban ben v|^uibel3p: fo
ö^febeibeebenbjeldiefegeninggeloven, batfeferag0rtg3P/ ijet 3P booj ei^
ofïrooj be^s ^©uibel^ferag^t. ïL^aaruit ban bolgt/ bat bele bte t^a
^boitbmaai bebienen / en befe bjoojben baudet /poimulier baar felf in lefcn /
jaboigenjg befe uïtgeb|uliie toojben ban ijet j^ajmuUer / ôet ^ltbonb-^-
wiaal onvoeerbigjijn.
^iti^ ban felf fofelaar/ bat get ban be!e lebematen onfe laeïö
i6f
11,(5 Derde Boek.
Dier ter fïebe feïf ben #?0hïBaKten iïoo?aetoJo jpen îîE : öte niet faestrjfen Bom
öcn/ nocDfîfÔtetiîeôenlîeïien/ öoe&atöenfcóïöUerbaneeïi δοεδ/ öaacm
beUieecbUïojö / batalfuîSe fegeningraei te geloijcn jp/ be^ ï|eeren ,€afei
toojö ontfetö/ enïiïenotüian^licöienö banfuliieöïe aan befe fegeninggeioöe
geben. ^ei tó mp ban berfcfjeibene fo tooojgcfeomcn ; maac noc0 ban nte^
mant bie og befeftoarigöetö bantïjnenleecaar üjaji bolbaan. €n toaatUfe /
fp en tien niet / goe cngeromb / ja ( ïaaaroni fpjeeô ift ooB nfet utt öe bo?fi)
Öoe groutöelgfe bat bit geboelen 5p Î Cot €Öï!|luiS bïterb gefeïb / fpreekt maar
het woord , en mijn knecht fal genefen worden. |Bati*8: 8. be IWtnittge
toajS nicbe niet / bat in bat tooojb be ftragijt t>an bte geneefïnge üelïonö :
maat i n't Mieben en be fecagiöt besiï|eeren^efH.ö> ïPat bleeBgenoegfaam
|it be reben iian ben Öoofoman bie baar boigt / genomen ban 't gefagö bat Hp
elfoUerjnnebienaarsÈen folbaten&abbe/ gereeb tot aïle^ op fgn bloot bè"
ieben, Cn bat noemt onfel^eec geiove ; gdp ooife bie meUiaïfcöe 't üjecft
aanfgn believen(ïelöe/ toanneeróp fetbe/ Hcefe, fo gy wilt, gy kunt iny
reinigen, w i/ feragftt nteöe na'ï geboeïenbefesf man^niet in
tn be luoojben / maar aïieenü^ in 't beïieben en ben lail beiÉ ?|eeren :
tiebaardehandopuitikekkende hem aanraakte, en fcide: Ik wil, word ge-
reinigd. «Pat ïoajSbefegeningaanüjel^e bie raeïaatfctjc man gelobe gafï
tojaarüan befecagftt niettoa^ inbefe ijanbeitng tjan DataancaScn/ noc0ï«
SeÉ fpjeüen ban bie t»oo?ben ; maar in ben toiUe felf en Sragftr/ toaac booi be
man geïeinigb toierb. iiaar i^ j^et niet ten fteogjîen onbctamelg^ / ja i^
getniet tenuttecfîen beifoepelgft/ al ebeneen^ banBeliàl tcfpjceSen/ ali?
öan€ö?i|ïu^> <en i^ftet nietalebeneensf: iSrcepeöenboojnaamfienïleëi
raar öter bp 't |ϊηδ / bat ί)Ρ mp fegge taielfe ^et onberfcfjeib ban
§. ïBant batmen (icljbaar o}3 beroept / bat nietgei minfïe ban ben
^«ibe! Rangefcgieben/ ban in fobem€sobôemtoeïaat; bati^ aliangban
mp beaninjooib in mpn ll.üoefe ôet XXXiv. feapittel § i8- 2z. enonbec
anberengetoonb/ batC^jijîujS felf begûbbeli6e Bragöimetüerber0eefigei
fijnifet banf)emöe©abertoeliet» XXXV. §. €n fomen berber rot ber^
fcöoning feit/ bat&etbe ^ntbei ηοφ be'^oberaar^raet fuïSeninïïgötniei
«nboen/ aljibe^iofetenen^polielen/ om<i5ob iebec0eerii&en: maarotn
ben 'menfcfje ban <©obaf te treBiien t ili j^ebbe in mgne Viervowdige Be-
antwoording- pag.II. 8 - 14+ aange^jjefen / bat bitbe fafec nocg teel erger
maa&i: aifo 8et <6obemeïbeiamelij&geac|jtmagijbJ0jöen/ ben ©uibel of
fijn boliï fijn eigen gobbeliîîe ferag^t teleenen/ om metöet fj)|e&en ban een
iBoojb / of bloot aanraSenietiS te boen/ batbcoibeBraggten ber nature «iet
gefcgieben Ban. ^obanig i^ %ïtl bat op liaanbe boet / een ongeneefeïifie iïua«
Ie/ metbatalleenlife maar een tooojb of tbjee gefpjoBen toojö/ oft enige
aanraBinge of öanbeling gefcgieb/ exarbitvio Diaboü, op't goedvinden van
den Duivel f toant fo fp jeeBt be ©aöer ban fo beele onfer ^teeraar^ Boetiu^ )
be Coberp berb?ebert toerb*
§. 10. ^ienu geloben/ batöe Coberaatjssen.lerenöooj bc^ö^uibetó
Bmgî)t beu loinb berènopen en berBopen Bonnen / en fo bat De menfr^en met
mooi
-ocr page 206-XXÏ. H ο ο F D s τ α κ. réj
îHûûî teeer en goc&cn tomb OTfcgcnötuojben/ exarMmediahn, na 't bel ie
'i^eti van den Duivel, (toaiîtfeferûfeôei aan'iïjelîetiÊiÎfeanîîeluîiî&teriîoperjS
ΰοδιηοεί fïaan/ of fp't uîjoojôien pjijöBieÖ^n gcboben tejoîts, tjerhopen
«ïiUen) gelovenöie öanfuike fegeningc lüet? iiS'ffe&rr/ bai öit
«peengroot gebeelte onfeciLcccamrsiöJOïïïgeiooft»/ cnöaïpctopenïimnotö
öa'titttftottKn mönctttBeeboojgaanïie boeften/ om mp tmt in ie toeöet^
peöen/ mbelïecfefot^yeieerö; bat öe Happen en t>e finnen / ofienmfe
ften 't bootsÈîîoîB Dat öe feiten öeeft beijaren/ tot getuigen 3ön geroepen ^
i^genbe^jofeten en?£poiïelea/ bic eenparig leeten / Dat öe totnïsen en bt
^e ben <Sppergob alleen gegooifaam 3rjn. me fuïSe ban bebienen 't ïf.
3aiîonbmaal; enuseiren öanbejS leeren Cafeibegenen bfe fi jne ter e
flaan/ bieeere baar j&ptoan gefuîooren ^eeftbat ÖPf^ni^anbanberi^gebeit
faU
XXI. HOOFDSTUK.
En d'oefcnirïge der Godfaligheid^ word door-het £blve merkeiik
gckrenkto
\T7 i tatUen nu een^ ften / of oofe bie iiiiben bie alfiüfee fegening geïobe
W geben/ opf«l6engronb/ bat fiiï6etoerfeenboojbesi ^uibel^ feragfjt
BffbBieben/ metreben öan be^ i|eeren'3ï;aféï mogen afgeftouben toojben/
«an fulöenbie batoofegeloUen/ mbtertooegen/ alji tot ijtet toe 13$ getoonb.
JÖant bitisfnubeüjegB/ omüanbe toaarleib in 't \jjeerleggen ban be iso^
Jingen / totbegobfaligöetb iH't toeeren ban gebeinfbpib en bart bpgeïobe
«00^ te gaan. Defelfbe ojber ïjeb ίδ οοδ ge^ouben in mtjn Π boefe/ en ttoee
«apittelen/ bie baar belaatjïe 3gn/ Daar aan befieeb, ^it l)oofb|ïurî fai
«oo|namcU& ijicr nu be ttoeebe plaats berbullen / na bat tfe in 't boojgaanbe
'ianberaangetoefeu öeböc; beöalbennocïiöet gene baar te boreit/ infonberi
fietb m 't XII. en XIX. belangenbe öe fuibergcib bec leere ban ^eb^f î©oo|b/
Begrepen in be fojraulieren/ en be gronben ban'tî^ertionb ber faligfscib/
berfianbeib ijS^ %n befen falife ban betonen/ bat bie leere niet aUeenltfe
atotenpibec aan't gobbjugljiîg lei^en/ maar ooft oojfaafe tot beel onge-
^^SÖttgSeib entojebel geeft ; baar tegen / batbe mijne na^efjotenotoermoi
Seu / ban geen Mein bezuip i^tcr goöfiiirgiieiö : %i\ beiben faïife maar be»
Ôoebenfeoii tejtjn/ ombat öefaftentjierlïeglï^aan tetoijfen/ be'üjjjfen
^ienbolgenif eerji te fpjefeeri ban 't ber&eerb genoelen / bat tft loe'
berlegge: bemerhe toclj met mp be Eefer/ of 0et niet öe^ ^Ueriioosöflen
l^ojb en taaarfteib en genabe grotelöjc tot j^inber flrefeSe/ fonien bre ge^
"atöten boebfel geefï* 3©aiit in plaatfe ban be boegen pnbe p^eöfcaüen
[JJttbe ^tö^ifiure fuïüer op iefcl)iïï&en: fo toojb fjtt bolh baarrn bclaisen
"Kteenbed oubüjgfjcöe fabelen/ uit geibenfcDe fc0jifUiren bso| benbagfj
® ge.
-ocr page 207-11,(5 Derde Boek.
gfÖAaitr/ ümifeefeeitgeueoBraMen/ entoontïettoeriien/ bie bWgobcnbBr^»
n.iarsi iiebben oiïaefcijzeben en uitgegeten / na i)imne ïaijfe; ban
crafïck'u/ öepiofejpen bec ^ibpUen/ be toüerpenüanCitce; en btergelij^
βε* jfîClfooft geen konflelik· verdichte fabelen lïeiaamt OUS^ na te volgen i
naöieiï wy hebben het Profetiieh wooid, mu^gaöer^ banbe gene die Λρο-
ficlco des Hceren cndeSaligmakers jijngeUîeejî» a. Γ. i6/ tÇ. C» :
jDeubuit ôsiûseeEelb opit^iboeSm boi oudw^ijffche fabuien: tuaar banbe
îony:fïe5ijn ban Ctafmui^ ƒranciftt in 't OoogbuitfcD / en ban ^imon bc
©2ie,0inonrcîa}e; fo afgrpielîiî geiogcn/ bat fïcô be befc^cibenjiebecoube
ûf &ei;ijr&enbaa3fciöe l|eib«ien baar ober fcBanien foubeiu ^at befe bec
goôfaiîgljeibtoîgi-oien fjtnbei' jtjn/ blg&i Hiîbeiegenfîeilînge bie onif b'IÎ^
|?0jrclmaaSt/ bjanneer Öpf^ii/ verwerpt d'ongGddcl·ike en oudwijffche fa-
belen, en oefent ufelven tot Godfaligheid'. i.'^tm.4:7. 55e tttenf^enbJO?^
îtennîei alleenïife baar in opge^ouben/ en afgcôouben ban'tbetragötenbeP
ψ^ορ^ζηίύβ en Spofïolifcije ^cöjifïurüï : maar οοδ boojingenottten uîcî
gebaclten en geboclensf bie met <i5ob^ ora&eien tuel {îrgbig 59n. ^o Somt
'et ban öat&tumaalif De ^cÔîifîure met b00jü0|öeel mgefien/ ntetujeiber^
fîaan/ en rpini^bjmattuoib/ em alfiîUiemonlîeriS ban gebacBtenbaarwt
öpteboimen: gelrifiai^boben Xilf.§.i5. aanli^erBmjS te tïen r^/ bie ge^
ïeerbmïfumefaijeiboe&en/ en geloof aan biergelgBe grollen geebenbe/ bie
Chirnseteban'iBcrbonb bertobenaren met ben ^uibel iiitbe se^
jjoogb ^seft tebebseerem
§, 3, <0obiî naerBen toojben tmnterjS alfo feec mîjSôanbeib ai^ fjjn
5©oo jb. jBen lïet bcfelue iojS boojbp / luanneer nien fo beei toer&ett aan ben
ï©uïüei f!et. il^en banht ^em niet / foo lueec en tuinb ομ repfe öeefï gebienb/
bjanneermen beniît bat ooEt bes? ^uibeii^ boîft ben toinbberlîoopt» ogen
$}?îôennîasij met meer gerujîôeib feggen/ fo't toei i^/ fmumtum cni miu-
tai gelukkig-wiende Hemelgunftig is: maar ful6eenï^rijîen fal
burôtflaan / Acheromamoveri^ dat deHcIl is opgeborften, en bat Ö^m befE
goebebîiîib en fjsoebop reife Uiel uit enen ^uibel^ neuiSboefe üolgt.
sjjage bie fo fpjefen en fo pieüen; inbien top tfamen er^eniS uit bej®oöjb#
fcfie öaben^ t'ôuiiibsaart toeren / enbjp gabbenmebe Happen ofte jpinnen
biiiiien boojt; betuiub goebboojbenbe/ en top in hojten engeitwBüeliS be
itife bui? bolbiengenbe ; toatgronbban rebenfalöerjijn/ otn voor den Hec-
re fijnegoedcrtieremheid te loven? ISfai. ig7ï 31. ïÊ)ani iietmogfitiemant
lénhen / bat een ban bie Happen ofie ƒ innen / al^ ban be imnfi 5gnbe / in 'é
ïjeimelïfe maarenenfinoop (jeeft to^gemaakt/ enalfobiegoebe toinbinaac
^an ben ^isibel iiomt. bie bocï) ban be iïunfï jgn / fo men feit / en fuilen
nieîfûonboo?tIgpg3yit/ bat fpiïcö c?be reife met boojfïen; en bat ban't
sïoöigïïe/ bat ban goeben toinb. |©ênfal ban befen tn^ct IV. boe» XiV.
ξ). } eenfïraneip e;reinpelfien> ' . ^
4- <îBp bie aifuiae fegetung / aiö gefgib / geiobe geeft / m fuï&ett
0U/ ûi.ébâaïûp'^t iîiaariïbetoefeni^: toaar fuit gpiöcöbooj banaen/aljSi
m tomebaaüeiobe«||,emgeneren i0/ niet
Ûlîî
-ocr page 208-nwar exarhitYio diahu, muât m't
gelieven vand€n Duivel, fonl^mp©aetiu^ÖOOJöCll fy|e&en? €ufullaï
ψ OOü jragen / God fond fijn woord uit, ende hccidefe ? Aillcnfe ooiï voor den
Heere i^e goedertierenthcid öaarolja· loven? fifaï. 107: 20/11. ïjèïüuiUel
wft/ fo rpgeïotfn/ ofbofcmetifciicu Rebben
Wenfcöe eerii betotjeEö/ en toebecom niet fuiSe re0eiiutg gefouö gemaaUt» <en
mrnenöiei' nietniogen fcggcn/ gclijfecen^ecn booj öefcnotjeu'ï ftöliftöat
OPldaiUS ^bjtaaitjSÖen Vl.UîO^gemaaîîtî Ultrajeâum plantavit, Uranium
^kavit, Cafar dedit incÏtmmtum^ bat ïjS / Utrecht heeft my geplant > baaC
^a^gpgebovm) Leuven heeft my natgemaakt, (baacljabgp geitubeerb )
^^ Keifer heeft den wafdom gegeven ; Vöaiit bie Öaö 0em gebojberb. ï©atlÉ
iïaac oppaticbieanbec/ Ergo hîc Deus nihilfsch: Godheeit hier dan niets toe
gedaan <©fte gelpiS/fienbeUooi lo.iaceu aau'ï feoisenîîe iszt
^geencr pojteopbeiîant berline/ met gulDe letteren jîaan / Ludsvid
^agni povidentîce, aan de voorfienigheid van den groten Louis : nïCt fonbec
Oïiiroenng^ totmgne reijSgcnooten feibe/ Laat ons van hier gaan, defe ftad
en ftaat ondet Gods voorfienigheid niet meer. i|oe faï iJp UOOJflenîg«
Seib engoeböeib/ engenabe ban erkennen/ biefïcö to£i;ijeelbenBan/ bat^et
te^uiöeU^/ bte'^menfcöenftmgóten m gefonbijeibôeeftDei-fîel&i
§. S' ^enfemet/ ijefcDeibenaerer/ bat ίδ bit maacopfulhe menfcgen
fegge/ btejîcï) ijetoberbacpen/ en boo| fulfîe toVsecfegemng fierfîeib: 3|et
taaStöen allen bie gelotoen batbe Mutuel bat fïan boen» ï©antgeef inp
toeft eenécaab: fo ίδ alifpjebifeantben fïe&en/bitjS gcnefen/ ga feefoeSen;
Voatfal àljem banfeggen î Ma bat ίδ menigitiaal <i5ûb Uooj ftem cm ge^
foubfteib (fo't öem faüg mogDte 5gn) geiieben gabbe; i^'tniet i}ci)oo?It&
îsatth ftem nuoohtoecmane <i5ob te nafeenî iîliai: fal ftpOPob ooSbanUe»
tooj bat gene batbe t©mbeli)eeft gebaani ^aïlîlDasîa <i5ob oofî banfeen/
fo ôpaan«i5ûbîm{lt;oHtoenbe/ gefonbfteibiipBeelselJUbterfoefeten ooStiec»
toerft î ^iet i, ïîon. i > ^al οοδ een bief <i5ob banfeen / taanneei: fiem 't (iee--
ien \»εΙ gelu&t î 3ll>oet ife alfulhen menfcge/ fo ίβ niet fiem in bat geboeien ben/
bat öemOe fegening öcc tobere^ / boojïSuiDeîsf fturpgenefen ijeeft; metern^^
fltg oberijalen / iwt beflcaffinge / en feggen / Is't cm datter gecn God in
ïfraël is, bat Qp bu^ ftulpe tian ben ^utUel öaalt ? ^δ fal ïjeui moeten tcefp
fien/ ïjeöeetï Uüan D£feuwcbooshcid,.end€bidGod,of milTchienu defe over '
Icg^inge uwes herten vergeven wierde. l|anb» 8:12, l|et felfbeUîîlίδ tût aiful^
ïîe liebenfegg^a/ bie ban bat getooelenjijn/ Öettuel^ ben Meröoogfïeii fijne
tm lïeelt/ ben menfclje toeberftoub ban fijnen pUgöt / en iïcm belet ban
fotefyjeltenal;ibegoebeSiob: deHEERE heeltgegeven, de HEERE heeft
genomen; de naam des HEEREN zy geloofd. ï©ani befe moet lueï ben^
feu/ fo ÖPfelf al gmljoelbefislit uit te feggen/ de Satan heeft gegeven, de Sa-
tan had genomen : nube^atan ooSbaac booj geïooföjijn/ öeniï ih/
iïau benmenfc^e ; öteal lang ban ^ob toerijloeiit ί^ί ? JBaariuat [leeft
ϊιε itiEufcï) uooj rebcn om ben ^uiuel giec te Woefeen / nabieuijp tiimaai ban
«en felben bujs gefegeuö ï^l
i a 6'.
ΐ6(β
11,(5 Derde Boek.
6. S6fliij0ojbefemenfc0msceuen rnab/ omfiti) Sier ιιίί te tmttir
öan toel bat fp ben uittueαί) foeâen fulien / ban ©oojfienigfjeib ; en bat"
be ^Diubel m^îi? en boet / of <i3ob iaat öem bat toe* ilBaar üoben 't gene bat
numeermaaijSaigef^ïbiiS/ <i3obiÉ©ooj|îemgôeibfeomt on.^ te pa^s/ tuan^
neer j^et tsf om on.^ geïoüe / gope ïgöfaamOeib te oefenen ; ittaaï ntet m 't gene
bat top boen* ^aarbooiî^ibanbe îBett/ i}et Uoojfcö^tfi en be regelen ont
luelteteUert. 3!îomtînp ban ramp of onfpoeb ober/ ifelijbe't boo? 't gelobe-
batifeDebbe/ bat tietfiomt ban eob ί Ben in ttoijfeiy fojg/entu|TcÔw
Öoop enb^efe ober b'mtftomjl mijner jaSen : iB bibïte <l5oö / cnUierp op fiem
al mijne be&ommetniiTe / met fehcrfjetb / bat ijp 't toel ma&en fat 37: f»
JlJaar toil ίδ 45ob ban banhen booj bat βρ 't alfo gemaakt geeft / al^f bjem
fcije : fo moet ίβ bat οοδ neemcn booj be bjugöt ban mijn gebeb. ik riep tot
hem met mijnen monde, endc hy wierd verhoogd onder mijne ton^e. Had ik
na ongeregtigheidmettnijn hertegefien, de Heereen foude niet gehoord heb-
ben. Maar feker, de HEER Ε heeft verhoord , hy heeft gemerkt op dc
ilemmc niijns-gebeds. GeloofH ly God, die mijn gebed niet en heeft afge-
wend, nochtefijnegoedertierentheid van my. 17-20. ï|oe fal gp
bcferebenenaaneen gefcóafeelöhonnenöouöen/ bte inbemeining tó/ bat
b'iuïerjïe ongeregi^tigöetbl^em bie geneejïnge beroojfaaSt geeft î en goe fal
fuii» een feggen / bat <©ob ooB (tjn gebeb baar in bergoojb geeft/ bie ben ^ui^
bel Oeeftgebeben ; is^'tntet openbaariife / 'î 5P bebefeter bJijfe booi alful^
fïe^iübelssmfbbeien m'tbjerS tc (ïelien. ^0 blijft ban/ bat btefui^gei
boeien ban be feragiïi be^s ^uibeijS esn ber '^óberpen geeft/ «©ob niet San ge^
ben / tn get aiberfüjaarü qzMV be eere Ut gemtoebegosit*
7> ^0 iii get mebe nopenbe be oefeningen be^^ berfianb^f tn feonfïen
üjeetenfcgappen/ enbjelboojnameUfebeiDObgelecrbgeib/ enbe&ennijTeber
talen: alfo bit aUe^f/ na boojnamer luiben feggen/ banben <?^utuel feomen
featu 3©p gebben Wmtiu^ fo goren fp?efeen. XIX. §.6. en goe Uïeet be
inenfcg of gp get Φοϊ? of οοδ ben ï©uibeï banfïen fal / inbien gpin geleerbgetb
toegenomen geeffï fp meintmifffgien/ bat gp bt bjaargeib geeff / boo? be
berUcgtinge ban'^3|eeren<i5eefî / en bauhter <i5ob coiîbooj: terbjgi mif>
fcgien be gBuibctfgne feraggt ber boltnge aan gem te toeriie |îεlt^ lisant ift m
ïîan mp îuetberbeelben/ nocgtetïe οοδ niet/ bat anbere ban fiiliï geboelen 5gn ;
bat öe boojnaamfïe ban be genen biemen ^etterif noemt felf bie gebacgten gab^
ben/ batfpbaarinnebanben ^uibelonberbjefenbjaren. 3©antfeif begenein
öenbjelöen fuïöe grote ôraggt berboïingisï/ batfp betoaarOetbonberb^ife'
üenen berboïgen/ jijninbiemeining/ batgnn eigen 3pbe reggte toaargeiö/
en De toaargeib boltng ; en bat tp enen bienjï aan a5ob boen/ boo? al·
fuihen tegenfïanb. «ÖelgBban (!5ob be^ojt Isftn fpne eere/ booj gem niet
tebanfeen boojbat genebatmen ban ben ©uibei meine gebjer&t te jgn: al
ebenfeerbjojb ban jïjnnaamcintgeüigö/ boojbenfeibenteetefcgiijbcn/ al^f
ban gem gekomen / 't bjelö mtjTtgien booj fijn gegeime oo^beei ban ben ^m^ >
ml gebjecât, 3©aac tocbanmebe bient get gene boben XVI. 4. in aan#
fign,banbeJBett «©eut ijm/ 2. uitîiaetîu^isf bjjgeüiaggt.
XXI. H o ο F D s τ υ κ. 17 ί
. f· S. j^u trojbct / fa gp ooït geloofî/ bat mttant toaarliS bso? bejS ^iir-
cti^opcnbaringc tct^ teüjcten gekomen/ of't berlorcm gebonben/ of
J^Sejîoicn goebontbefet î^: fal ijp iDob^ô ©oojfienigôeib oofetiooj'iijsrôoei
"i^n/ of 'ttiergoebeu fîiner ftiiabe banden? (§aïf)poo&ben?(llmagô£igen be
^Γδ geben/ bat jiin toeberfpatmcUng en ülocSgcï3angcnÖemaan|ijnberIo»
£fn0oebgeijoîpen ôceftî îiaat aangenaamöeib fal beniîeu bat <0ob aan
wlfeene ot^rDanbe fïjnejS ïof«s fal ijinben / Die getismbcn ineneUîelbaab
Setn op jîjn ïîcrΓοεδ ftetoefεη ijan öen ^iutjel i ^nbien gp fcgt / bat al0o|i
ful6 een bic raab of fîulpe b? ben g^uttel öeeft gefocöt/ <©ob felf met
tïanHenfean : öetetientoel tot fijneceece firefet/ ï>at öp bcn^uitjel óeeftiJe--
ftierb booj fijne ijeimeli&e en altijbBcaggiige ftefîuuciaamDeib / om fo te
boen : toojb ful]c baar uit geleerbi ^o 3l0a5ta ijulpe bp i^cëiseïjuft gelions
öèn öabbe; fdiibe iemant in bien tgöbaar uit bejloten fjeïiöetï/ batfui|;ge^
fcöieb toa^ booï '£ befiimr en boo^ be bejsi <i3obii ban ^fcaëi i ©ooj-^
fefert nam bie 't toerö alfo niet op : maac gaf te iiennen / bat ^et fo beel bja^i
tK feggen/ al^baïtec ban geen God moefi jgn in ifraël , bie :^f)a3ia Ppen
ξ, 9· ^n öict: ban οοδ : be menfc^eniîeeren booj gebarfiten ban ben^ut^
btl^ace l^erteu'af ban <i3ûb; en toojben nocö temeei: ban i)cmberb^emb
booj bie ontcoeringe ban fjun geüJitTe / feefeD?oomb om öooj oyregijte boete
tïtö tot öem te feeeren : al.^ te beel berbjüberb / cnbe inberbonb getreebeii
inet ben <êatan / fo fp meincn / enbe iien nabolgenbe booifdbe leerinpn
bjojb geiïiaafet -^ë toeten/bat bit i^ bebefetelih m ban ter jijben met best
'^uibel in berbonb te gaan / to annecrmcn met aifwiSe menfcljen opflaat / bie
tnenfeiïerUfe geloof bat in berbintemiTe met Ijemitaan. Jlkarbacgten fp baf
tsefe $tfgcb nietjif i0 in be bjeerelb / en al bittoerfe bejS l^uibel^ nietmeer ban
een blote naam: fp foubenèerberbenfen batbe fonbefalbergebenbJojben/
mtîcîjban fuiSe mibbelen be^bygeîoofiê/Doo|cenopregi)tgcl0be/fcôt6iîert
tot ben tïoon ban genabe / met bjpmoebig^eib» ©oti) fjoe bie boling
fiiWie menfcljen brengt tot tujijfelmiïebigöeib/ ^eb îîî boo| befen in mijn II boelï.
Öetlaaïile tioofbfluiï 14 al geïoonD.
10. î©ai lijb beiS menfcöenfii-ifïeiïjfe-^eiübeiïtót aï iafï/ bjanneer[ïp
booj fo beïerlei gefpoofe / al^ ban öen ^uibel sijnöe / bjojb berbaarb ge«
maaftt I l^p fïet een boo?fpooS ban beiS eenen boob/ lp fiet ben boben fpoSen in
fdn eigene gebaante/ baar in \p leebenbig iiem beSenb gemeell : altooi^ men
meint batfo; ^nbien be menfcö al toel berfefeerb bjare baat gefiglji/ öp foube
niet fofeer befeommerbnoclj berbaarbjijn/ fol)y&ac[jtebateengoebe €nget
fiem berfr|)een;l)3eüïel be heiligen bien foïïber fcöiiti en b jefe nooit en fagen taliS
J^l nu fp geloben bat ijet ban ben ïï^iiibel té ; bsant bat lien 't^reebfie bat^
fe öenfeen. ïBant boben Dien bat fulp ben iieiligen/ fo beel men in ben a^ijbel
Jfcjï / noott ujeberbaren is? ; foo bjierben fp aaujîonb^/bjanneer 't een iBngel
^aö/tjertïoofï eu toebcr opgerigijt. jlBaat ban ben^uibel bïojb bat niet bec^
Kmnen noclj l ertöaÏÖï. l^at bjonberli^etroebelen en moet ëet nietinmen^^
fiyrn ôerten mafeen / bat Ijp fijn noobiot al^ in ganöen ban ben ï©mbcl fiet f
§ V ■ mc^-i
-ocr page 211-5 7' Derde Boeîc.
IBat rcijuliöemnïet iierliarenctt terUoeren / alë Dei ιΙΛίΐοηιί bat ïjp menrt
tocoiflen ieijelilïenf ïfoefenn fpfic!) aan «öoö beöelcn/ öie Di^^n boojUdm
CHùcCumuîîm/ (fo tefiîjeficn) imttnantüjoojö; om lö^^terbeu uacgö
te toijfeiï. 't toon&er Dat bit ban fo ïtcgî na «sEuödï tfaït I l^ïec ijttft 'ei
senecnüou&ïgïSoomiögerinbebetettianeenl^joïellaut; aifo öie ηοφ δαπ
benSenCettoofemeefi fobenüt) batöetbe5ienïensi5ijn/ bieuitgetBaScbimc
berfcögnen/ enmetgelb iîoojmtfîen ttodjin ru!ï te brengen 50η: beelbetcc
ηοφ ban bat be<©«iuel tutbcr pellen Oenfeomt ^agen ; ïjoaaromDwnooit
be papa fparen tot ben tijb Uan noob/ en ficQ om bm geceebfïeu penmng met
be 5ïei\jerfcöiïnmge beôeîpen.
§. II. ifâaac tot0; toat ïgb befertfîeïiBeiLtefbenîei aï lafî ban bit geboe^
ïen / bat een menfcft faefeten of betoberb t^ / of boo^ JBaacfeggecji ben
ï^uibel bjaagt I jBen ôoub öem booj een ILeugenaac / en men gelooft ^em
ebenlöel tn 't quaab bat üan onfen ebenmenfcöe feit. 't ^gn boojgaan^S
t)|ïenöen of geöucen / bie get goeb gejloïen / of ben menfcg betoUecb Rebben ;
foobie menfcöen feggen» ^nbien fp bte [jen feomen tongen niet gelooj^ett
batl)pii}enbe^uîi5ei feibe/ en bat ôp fecc kuel toifîe : fp en fouben baac
fûlici)t met gaan/ ηοφ baau fo Uajîog (îaan/ fjetgene ö^n al.ö c^n ocofeel
öan bm booj be toaarljeib gefetb. î©at baart ban quabe naben^
Bingen/ cnbeibolgen^ οοδ becanbecmge ban gelaat ! en oituuegang met
fulfîe bjtenben en gebucen/aiif fp iwtnen bat nabolgen.ö bit beUwjô be oo^fàa^
bnar ban 5.0a <I^'cnfc9»lbise / en ebentoelberbatgte b?ienb / of meefi
îjjîenbinne/ bemecSenbe bat'^ anbeitngelaat niet is aïs gifteren en eergifte-
rcn, gelpaï^ ^aUob bat aan Haban merïîte : <i5en» 31: fo beclî gei
fmeulettb Duisrban ttoifî ten laatfîen uit; met foo beeljeeter blam/ al^s't
gritoeli&er tuojb geacftt be^ ^uibeljS bonbgenoot te 5gn / ban of öet
quaob maar menfcöeliSer togfe/ (fo ai^'t tjS) toare tn ïjtt toerfe gejïelb*
5il5enbiel ooft mebe niet folïcijt in't nabebenfeen ban betobecbgeib/ inbten
men niet geioofDe / batbeî^ûtbelmiigDtîSi^i^ iîl 'tQmt bat lajpniet
ftegriijjen &onnen ôoe'tfo Bomt.
13» 5©anneerifenubaa3:neben.éobeubenfe/ goe groten tiïefe baar boo?
gelegb ïnojb op ben firifïeiifien naam ; bat eerlifte gefl^öten / aljS met Cobe^
rp befmet/ baar boo^ gefcftonben tuojben ; bat ooft oneinbige berlnilberingen/
tujiflen/ Magöt^n/ bioebigebefcDnlbigingen/ enberUJoejlingen baar boo?
ontdaan: Dei gene teïjtfo groten noob niet Dabbe/ inbien men bacfite bat De
Coberp / al,^ bie ai bsaar iài / tot b'^ilfgoberp beDoo?t / en geen gemeenfcDap
nof^bei'öonööaarïnuemetben^iübelijS) fo moet ίδ feggen/ bat Det mp
ten uiierllenbeDjGe^/ enbi&maaï;S/ atótèmp nïeternfÏ baaroöieonifeen
gebe/ feér cmfïcit, lö^ant fïet een.ö/ i)oe niet maar een ofan&ere ge»
HogDi ; maar feif Dei iicijaam ban be feriften ferft baar booi ontroerD i^t bat
baaiiiîîbmaanbe^ ïleeren 'Safelgaan/ bie/ fcDoon met osîetjjaar oeüJó'i
fliii / uoclitanïi bati ïu 't gemeen baar ban betugDttgb $ijn / ^at fp befonbere
gemeenfrfïap metben t©ïüöfi Debben. ^et bor^tmp een^ eenftuîî ban grote
enbcojpglîiîsDeîb / ofoj? fijn beft biui al te grote o^enDertîgljeîb te jijn / ban
enen
-ocr page 212-XXI. H ο ο F D s τ tl k. Î73
«nen il^ûtmi^/ tttettoicnifiobei;i6)areiim0mldotlti3ngeu ban ilerfielm
iîûn tieifrl)eifeeo hlooftei·^/ fo öan man^ tojoulaeii / öie mei ïobcrp üefmeÉ
Sebonötn luareii : 'i U3eife0emi^piie|tennettel toillenöe pioUcn/ ató Ijp
»«pba}ï aanjiigl) / ücrmoeöenïie ök nist ban ijuntsolh m toa^ ; ηοφ
oîeiS te meer üan ^embebrfïigö Uîîerb, mat ΓφοπΰεΓ iof tscoj onjs / öat
onber on^ gebonben teïojben /. bic πιεί alfui&e toberpe omîîiegaan / big
nooit bp l^eibeneu ηοφ behrnb gclyecfï,
13. g>ïci fufôen tjuaab Somt onjS ban befeboUng nf / en ganfclj geeiï
öoeb. ïèant fo mp memen bat ö^i goeb ψ / 't bcïö «leïfabeteii te onber|joai
bcivofmetbuUcbalifeenteberbaven^ cmCobfobee! meetreiemn b^cfetu
foiii'telcnbtginctöetitrijïeniiom/ baar finet{)ïeUiie bjefeeeniiom tot <600
fal bjengen/ bïe in ben aart ban <6oö boet blugiïte/ of öem fonbcr iicföe
öicnen. ^ocô fiîcc ban op'ί cinbe ban ftct 11 boeS osS a! gefcïb> jBaar
fieeft on^ ban geen fïecöten bienfi gcbaan/ inbien 'tbïebjefe i0/
Ujaacmebe top <©obbtcncn moeten / bat gp on.^ ban bie bjefe öeefr beilofï ί
<i2n3tjnfebanbjel!joren^b3aarb/ bie mp befc^uibtpn/ bat iii ben^uibel
lilt be toeeceib bannenbe/ bicfe uit be bacereib b ujbe > €n bat bsel tz
fciieiben ban gobiiIa(ïertnge / te feggen bat &ei aitfieitlerp ef OSob.ö berlooc^es
lunge 3p/fo iemant befe magfjt bes^ ^iribelii ntet ecBent i jlBaac fiei be bitter^
Seib en bg|ïeu)^eib ban befe inenfcpcn / bie fttö o|p berfcöeiben pïaatfen / op ben
p?ebifejioeI enboojgebjufete fcftïiflen tegen be ttoeeêerfïebeeien befeifuierp
öuiSÖebbenintgeiatenj bat öet^töeïjïeipi^'i gene ïfelcere: ombatïfe niet
«n toil/ baton^beï^uibelöierregeert/ enbatbe '^CoberaarjSfaicbengrote
toerfien en noci) groter boen / ban be fdïofeten of b'Spotïeïen of Cöjifiuii feif
ooit beben batUje iefen. öan be ^utbel <i5ob ί i^oe ttieertmen fïc^ fo garb/
toanneerifefeggebatbc ^uibel booj't gemeen geboeien too^ tot <!3o& ge^
i»ea&t; geïyfetefieni^uttmijne Vierv.Beantw.pag.l.47* il. mbien,
bat ban onbermö&eitjiï s^bolg / geen Duivel geen God ; en bat iïet Mtï^tften
3ijn / bic niet geïoben batier fulSen 'Coberp i^/^aï^fp feggen bat 'er t^ ? ϊ|οε
itiaalüic 't bocö be goebe (©ob / luanneerber ncc9 bè bofe SBuibei niet en iwaif ?
%.t(et fie ecn^f na/üJat ίδ berfoepcüBe taal baar ober in mijne Nod ige Be-
dcnkitygennag. fo/ f i. fjebaangemerfet : ai^ ooiiljetgenenoc^in'i iv. bcefe
onô meer ban een^ ontmoetenfal, ^at 5gn be b^ugijicn ban'tgeineen ge^
Welen/ ïïatbemenfcïïcnöeübmbanbenï©mMcnbcCoberp.
T4, jBaar'tnuttbatöieïnutegênwïtmijiïft^jïft te fefeni^/ fiscfe fïiö
al lang en beel geopentaarb. fp?elïc niet ban 't mi.^faïinS / bat fo ïuci
tntjneaî^ibebejîe fc^i^en ber boojnaamiie mannen onber£aGjpen3ijsi/ en.
Jaarfeif't alîerj^eiHafî gabig& moûjb met bjp ban blijft: maar ban't ge^
Jîuiiî bat een gobbwgötiötef^»^ baar ban malien fai/ enöaat öe ieeie/ bie ife
Jooj^a/uit ftaar felftoé i^ gefc^i&i. î©aî ftijaab ïjîcî oiife ialig^eib/ bat βοίϊ
înbienfp^emnittbîeeli; inbirn j^aarmet > fp ^ib/
Ko-
-ocr page 213-11,(174 Derde Boek.
Koningrijkekomc., en Icidons bocÖ niet in verfoekingc: li^batfo btenfïtg/
taacbanbiïieöoen/ iJensemonötocööeu^iuMniet/ opöatóet ons? amt
geen ijerfcêirage ontbzefee ? Verlos ons van den bofen, ié öat ηίεί tojci te îjîô-
beiJ inbieimp niet gèplaagö^ïjn banôe'Coberaar^i 't ïjinöcrlpiï aan
on^l}eubonömet<©oö/ foooiïöe^uïUcl geen berbantj met bofe inenfciien
l^efi I ï|et jïrijb ised eer fo hraggttg tegen een / bat bit een ïtrijicn inenfcije
' meer tot ceg^teoefeningeftmjigeioof^bergligDt: cm bat ftp firi) niet meer
becgrtjpenbe aan enen bpariö / bie niet meec ban maac een fc^ilöet^ beo? ogen
ί-ί / en feïf genoegfaam bccre ban on^ af om onö meer giiaabif te boen ; Ρ
nieerber pber tonen om 'tbetöo?ben bïeefcö tetcugelea/ en meer en meer
te ontbUeben ^et beiberf bat inbe ujeerclöisi bao] be begeerliitijeib. ^àt
οοδ on^ eben naafie nooit ban onbebenEteiifeen grniael ineec beiDacöt ; maai
fogenaambeCoberaarji en ümbelif boife/ boo? <eobjSgeiïefbefeinbecen/
enboabgenoten neffen^ onjS er&enb / in liefbe boojgefiaan / en nabevmogen
metoniitütbefaligóctögebo^beuöixierben. ïï^aactoefïwfet mijn gefcô^/
bat i^ 't gebjuife en üjare b?ng&t ban ttujïi geboelen obecal
Daar uit is eindelik wel af tc nemen , wat eigcntlifc van al 't voor-
fchreven, doen , dat met den naam van Tovery begrepen word, te
.Kouden zy.
V ·
xjll meen ίδ ai bie Cobecp met aï toat baat aan bafi ijS/ foaliibtcgei
meenliâ bjojö geioofb/ genoeg^ontbefet/ontbloot/ enganfcô tot niet
gemaaBtteöebben: betonenöe/ bat in De ^cöïiftnietif biecgelijfetebinben
5P/ nocö met begronben ban't geloof/ of regelen be^ arifienboms? en 6an
fie^aan. ^erii^ilben bat bit gaKrciiebjei-&/ fo biej» gebjojtdb/ en fo bieeb
becfp^ib / niet ban een algeitieen beibirfttfeï i^s ; ïft^ Γιφ een fecijïen fcgaitten
magfi. fal i6 cbenmel berfelacen / goe ώ al bie bingen felf becfla : te m»
ten / boten 't gene bat ban bejS v^uibeljS balfcijelift genaambe tocetenfcftap
en Srag&t en bjecitinge ; alji oofe ban fpofeecp/ en ban befetenïjeib in 't II. boeft
Uei'ôanbelb 0ebbe ; fo berce aljS nu tjet boen ber menfc&en ijier betreft / bie na
't gemeen geboelen met ben IHiibelomgang öebben» ïBant nabemaaiiit iwi
fieoonberfotôten aangebjefen/ uit be <ècl)?ifi / bat nietes ban alle ful^e fa^
len / alfmen '^Toberpe noemt/ baar in te binben 5p ; fo pa(ï ^et mp w f^ffgen /
tnaar ih ban Uiet befe binpn öenen luil / en ijoe th meine batmen fïcU baarin
gebiagen fal / nabien îîî mebe baar fo eben mp fith uitgelaten om te feggen /
batletber^obfaUgôeibfo groten ginbcr boet/ inbicnmen bat gemeen ge<»
enôoab; beel meer/ f^t feiüe nocij bail boo^jîaan en ijeb0}öerenï
(al
-ocr page 214-ΧΧΠ. HOOFDSTUK. 175
Ι^ϊ ban eerfl inöïtlapftteïmijngeboeïenfsggen; en ban m 'iïaafjîe 't feibe
gaflTen op be oefeninge Der goöfaligii^ö.
- 2. 316 |ïa îjan eecjî met alie man beftcnö / f clgi m me&c î»'i 1X
DOOfbfiuïî iîanmgn Onderfoekvan de Kometen ΪϊΟε / Öat berfcöeitïe örngpR/
niet ljanonïiecanï5eïUSenüübteniöi0Ö«ö/ gelp ijei ίίφί na 't opgaan/ m
ïmifiernijS na'tonbergaanîsec^onne ; maar biebiisi ofte fo gebeuren δοη-^
ηεη / en baarom gebeurlijk Deren / te bcoifpUen5rjn* €n befe ac^ïVmtt^
beriep/ bieallenmenfcgen/ biebaacacötopgebenbïülen/ eoennajgn; eti
ï'fe alleen befonöere pecfoncn eigen 3pn* eerjïe 5gn/ 'ibooifien ban
^er en toJinb / fo wit be tegentooojtsjgegeitalte ban be ΙΙιιφΐ; ( gelgii be
tooböetb abcnb^ ofte niojgeiiii illaït. 16: 23. ) a!^ mebe uit fjet tk>
ïenbanbebêeflten/ 't bWegen ban be bogden/ ban fumeu aart/ of tiun ge^
tiôieeubî/ of meer ofanbcr^êbaa ge^uooniif. 3©anibatiiibesfS.anbman.^
>fn be^ ^ceman^ 2llmattaS / bie bajier gaaï ban alle iîemnsttTcrp ; booi
5em?ene mgeburtgconbecbinbtnoebepjoefb, 55aibanbe tefji/entoteniÉ
Eeïijhe tefenen oohmbe taateren en in bcaarbe (^oebjel fobeel ntet ) boo|
«laabjfeeiïctge atijtfaamfteib becnomen köojben; ^eeftfgnen aronbiuecnna^
iuteltjlî gebolg ban toerfetngen uit ^unne oojfafeen / booï onberbinbinge baac
bcoj behenb. ï®ant alfioeüjel bc lanö- of jeelui geene:ftlofofen 5gn / baÉ
fpbcntfamengans/ en benatuurïtke gemeenfeftap ban öet eenal^ oojfaafe
iiietijet anbecató baacbooiberoojfaa&treg^t begcggenfeonnen; fo fiet
fien genoeg^/ bat Öetof nooitoffeibenmift/ bat opalfuïfeetoaterenCgelgfe
fiet fpjeefebjoojb feit ) 006 fulSe btfcö gehangentoojb. ï^et Bome banBoe 't
iftomt; fpbaeten bat fa't een gebeurt/ getanberoofegebeucenrai. ^ocfjbtó
tn noembe men nooit Coberp nocg «©utbeijS 6onjï.
3» ^atbanöebeefientifalfo geiegenal^ 't^mUiofïujS ^aré in'tif.
^ap.fijn3$Ii boei:be(|uameltS berhlaart. DWfakc (feitfip) waarom dat
fJc mcnfchen niet fo wel gcToelen hebben van des weers veranderirge, rs
"Omdatfe hebbende natuurlike voorfightigheid, door welke datfe alle dingen
dooreen fcker oordeel onderfcheidcn konnen. Sy volgen niet de ongeÛeldheid
van de lucht «nvan het weer, gelijk de heeften doen. 'ÏTe bjeten fO : bebee*
flen fci)t66enfitö fn aïlcsi na ï5ieb|iflienbcK natuur/toaar af be menfcfje / alfo
belucijtoofeopfönlicijaamüjerfit/ ooft tod beranöcrmgc DeiS gemoebif ge«
tjoeït / maar uirt fo brei. Én daarom is het ( feit berber ) dat de menrchen
bonnen vrolijk zi]η byquaad enbijfterweder, endedroevigbyfeerfchoon en.
ïuftig weder; alles na datfc gemoed etidegcfitid ïijn, nadencifch van hunne
gelegenthcden. Maar de beeften worden tot blijdfchap of tot droefheid be-
^cegd, niet door enig oordeel datfe hebben ; ( als de menfchen ) maar alleen
gelegenheid van't weer, dat hen goed ofquaad doet; hunne lichamen ver-
'flapt ( of berjîerSt ) opent ofte fluit: So datfe altijd volgen de geffeltcnis van't
^eerende lucht , ende ook ( natUUrltfïer Vügfe / fonöer berfïanb ) tekenen
^oen van 't gene datfer af ge voelen, ©at ganfcOe II· boefe toeeröig öaï ^et
Jber befe jioffe booï en boo^ gelefen merbc. €n obermit^ 't geboelen ban öe
mbïenöeete fcfjerper i^ baninbciïienfcöen/ booj <000,0 befonbece
11,(627 Derde Boek.
ïïooj|icni0öêtö/ ombpgelî?eS tjanmenfcfidtj&tjecfiaiib/ fïcôfcïtîenbûO|cne
anbcre ïyiftöec nature tegen'tongcmafe teluapenen: fo î^'tbai fpoofibie
beranfeertnge eeröec î5an De menfcö tierwemen / tertoijl De oojfaaft ηοφ
in'itoer!îenî.ô/ m fooofe nocîj opöanben ^ttuecrof ouUjeerbaröaaremöcs
ïîi» iitt tooiben fal / en toan ben mcnfcBe / ban eerd ala ijet feiüe nabp i^/ ïbojIj
ΐΐΰο^Γΐ?ΐΐ* ^ i^nmeîiierrommîgenotiîtanjS nicerban inanöcrcu fulè toooj-gei
iïoden tó; bat b'i?enebitó öecfi/ b^anbecfo ' meecofie min. ïStemetlib»
ïtoojnen gcquelb 50η / gevoelen be tieranberinge üan be lurijt eer ban een
anbec/ oaiïUJanneei' befdue^norii ogöanben : löe!&efoi3iïeUanP3^f»M«-
teia, bat tö voet-wiccheiinge (^οεΐϋ€Ϊ tö bcfen naam ijp b'ouben met eniJini^
be) î!îôoo|Cîibei'tîmbnî0e geiiîigenfîanbat bafîer gaat / ban btcheiroman·
itia of haudkijkerye, bie ban oubj^ af ηοφ ojj ijeben lipbe goebcrgelu&fegi'
gci·^ toojb in'ttoerfe gejïeib.
4· ^emenfclïe banbe liïtï)i befcfïoutornbe / ben ïcop enbe beranöe*
ïing ber\«aieren/ benongdijiimfïanö bejS boöem^ ban beeaarbenoofe be?
îîîerfeenbe/ meecbancen anïjer; boojtceooS op't lojjcn ban benbifrö/ öaii
îîîeer in buiten/ ban tn binnentuaïeren / be blugljt en (jet gdiuö ban bit of
batgeöogeite/ meer ofte min/ na Dat ben nart ban 'tlanb of ban be Ιιιφ
In baar Öatbaitj met fonöerïïngen aanbagfit iettenbe / ftet üjdfe fiet baerft
ban een ipilofoof : faï bele bingcn tuonberitfe boo^fêggcn feotinen / bie
be gemeene man niet benfecn fian i^m bieet» 3Ïnfonöeróeib fo fuift eeti
è'oojfalïen aïieu fuite ongebjone baifTdingeaboDiötei onberbinbingetennct*
fien nafpoojt / bat get gem [eer fdben mtfï. ï©at fdfbe 't oofe bat ^m
iJucötiginaaBtom üjonöeriiiïe bingen fdf ie boen; booj bien fp booj beel^
Sjoubige bebinbinge benierScnbe / öoe be nature tneritt ; be fdbe leeren na te
bootfen: en befdbefioi^ in gei ftietn gelg&erbJijfe οοδ betoer&enbe/ al^f fp
ïjcbonben Rebben bat natuurlik ful&een uitfeomfîôcefi; b'uittoer&fden οοδ
fo teüjege bjengem ï©ït aiie.é op bie üJijfe al^ in 't IV, fjoofbfîufe ge^
îoonb, jBaar bai bit 00& ben ^uibel al niet Eaa&i/ geb ife iu mgn Vierv.
Bcaiuw. {iag, II. 14. mtjnj^bunSen^ iBel getoonb» mpfal baaruit toaat--
fcöijnüègiffen/ banbjuggtbareof onb|ugötbare iaren/ banlîetfte/enban
biergelrjfe fafien bie't gemeen betreffen ; en niet befen of genen menfc^e/
0ber bit of geneboojbal tn't be^nber*
§* f. ïPoci) baar noci) ene anbere manier ban boojbebuibinge / of feg
ïfe iieber aantuiginge; bie opbefonbereperfonenenberfelberfa&enpafï : bat
iemant booj een ongetooon gefigr/geBooj ofte geboel ban itt0 booj af gebjaar^
ftÖubJb ofberUïïttigbüïo?b ban't gene gcm aanfïaanbeiii/ of op bien (Φ
îien tijb gebeurb. î©it fia ίδ mebe toe : en fal be reben feggen in fiet bierbe
ï>ed/ baar meer ban eenjSbefloffe bïeberÖanbdbfïaatteii)o?ben/ baaraans
feibinge toe gebenfai* 3|ier fegge ift anberjS niet ban om alleenitfi te bec^
âlaren ijoeiEt'tmeene* bpejrempel : iemant bjoomt/bat öp of een
t>ec fijnen fïjrbenfal; offiet fTjne eigene of beitfanberen geöaantebooj gent
üaan/ ofinbe δίΐΐ; of ijoojtbatmenfetoe&lopt; boeittctoat Ö^mal^bpbe
Sanbbatt/ oföemopbe fcgauOerflaat; entwatnoeô mar i^i ban bien aart>
-ocr page 216-XXîI. Hoofdstuk. 177
^ocö βρ gcïrjSe ftoojic aï^S 't tïoojgaanbe/ beiröec ηίεί; bai ήι faScii bic οπ.^
]?[f/ en bicon^éaangaan/ en'£natuudnfe3t3«i3?iretfenbi;: ntftneffeusïmeni
ϊφεη bîe mei onö ganfcö geen genteenfcijap ijebben / ofcbeE fahen bïe in aUe^
ïuaar ggbcurhjîî en ioebaiüg 5ijn / en aan ber iiienfcôen toUleiieuren
genbe. buiten bat iet bihmaai^ nafeomt : ftet en πιεί tegen/ nocljie Uc-
Jen / noeste binten be iSatuui·. ïBant cec aïfuièen b|ooni ftouit / ftecfr mtfs
fCOîenbe menfcfjc mceu ban een.^aan jljiien boüb/ met M be^örnmernt^
gebacijt/ alfobebjoom wttbeiebefig^eib ontfiaaî/ ^djeb» en hit bea
ftomniecniii bs quaie booi een bed becoojfaaSt / of bermeerberb geUbenbe /
H» boigi natiiurlg^ / onber boojfïenrgfieib / be jlBaac 't &eefÉ
meec fbang^eib^/ 0oeo«i^batoo& bananbercn gebeuren San; tuantlieîjt
επ U be ttieîîfcô niet iJinSen aan een^ anber^i feec* Φοφ nabemaal iîî fte bat
Ôierbe feennecii ber^atuce ttocebecl&anbeooifaafe fîeîlen/ Uîaaemt&efym-
Pathic ofïemebcneigingeontflaat/ bic&enneU&inmenfc&en/ beefîen/pian^
ten/ bomen/ enmeecanbei-e iicgamenjjlaaîfc binbi toaar booj befeîbe m
«atuuc en toeriitnge mal^anbec jiaren of maîSanber bUeben : fo binb ΐδ
ooU geen reben ont fobanige toerfcööninge tiooj ongeloopk ieberloeEîîen;
ftîaaufal meteenen baar uit ooIî bejlmten/ batjijisbe b'ooifaaüban nature
öUjS befeenb / be ^uibel baat geen beel in öeeft.
i 6, ^iemebeneiginge Uïojb nabec bu^ becMaarb» ^n ecrfïen bat
«entebec iicft^am/ felf niet groter ban bat raaarter nauiaernoob gefienfean
toojben/ uit een ontelbare menigte ban allerlïleinliebeeltje.^ t'faamgefielb;
en befe beeltjejS op feer ongelgfee togfe onber een gcblogijten jgn*
iiaaromttoeelicöamen / Uielfeer feleinjie beelSen^â ofte befeifeen^ op geltj&e
togfe tfaaragetilogOten sm / 006 gemeenfcöap Rebben met malSanber,
ÏBant φ ban een en 't felfoe boo jtoerp/ of ten minfïen ban ben fïlfben aart/ en
οοδ opeenerlcpcüJijfe toojbenaangebaan. <6elu6e lujiberfialben/ofgeipe
fpö.ö en bjanïi faï fo ben eenen aï^ ben anberen of busi of fo bekomen/ bie ban
gelgöe t'famenjleUinge ber beeien 3ön. €n obermitif befetbe t'famenbiecötinge
befouber in 't natuurltjfe boc^t ban menfc&enlicöaam plaatfe binb: fo noemt
men bat gelpfteib toan humeuren, bat bocijtigijeben ; en na bat ban bie öeel«
in een geblogïjten/ 3gn echter bluggebeeiöen.^/bie gebtîrigîife uit en in Uiafci
meni ujaacbanfobejualiSiet^metogeni^ie ilen/ meneenbe^ij^ofiJioebe
aan ben roofeof Uoafemöan fjetïaarme bloebmagijfien. ïBant befemaaf^
femanber^ «iet en ban ene menigte ber &ieinSïe öeeitje^ onber een ber^
»nengD/ metbiugge en geburigebetueginge» ^ie beelhenji tuafemcn öet
eene licgaam uit en 't anber in. jiu ïjeeft in aïle bingen plaat^i / bat obérai
Seitjfe foeSt fïinjSgeïgfe/ en paart met fgnsigelijlt, minneer mii^mbemen-'
fcijeiï&e rfamenleüinge nietuiterlp aifo gebeurt; Ijct ié om bat bie paringe
«iet bosj noobfafteliiïöeib ban nature / maar booj berabinge ïoojb aangj^
Saan: en niettemin fai baar noc^ DeimeUS een oojfaafe tube mebeneiginge
^an bie naturen jijn / bie uiterUfe fo «iet en bi ijfet*
Ζ 2 7'%
-ocr page 217-Derde Boek.
7. boojfetbcBomtöeBrftgiïi beï SlnMwse / toaarten mf
b'onöcrbinömge bertoonöerïï&e bingen leeri. ©ie / aii^ öiuien uiteElme
tocrBtnge ber fmmu/ fom op fiet pi^tfie bu^ ie fgieöen) be geefien / bat ï^ be
\ïoo|fc!be bampinoen/ cnteaatTeniingc ban öte aîIeKfgnfiebeeitje^/ uit l}tt
Ijf rte na be |)sr|Tenen op itefeSenöc ; aibaat em biecgelpe fdjiibctp tjertonen/
al^ ben gcmeenen fm bei? menftiïen / booj mtbb^i ban be fiïwen/ anöer^imac
lomi buiren too|ben ioegeïjjagfjt. j^a bat be öeEfff nen ban ttieelï of ^atbe^
üf οΰδ bociîtîgeiofbjoget3tjn; ofDaibe menfc^enoubof jong / of man c^
lï|oia/ of fleli of gefonb : baarna toojbiicljîelîhec of befujaaKitó in be ϊβψ
fenesuei^mgepjem; begeefïenboojö^imeïiuitafemenenijjaremert ber al·
berfîinlîe breiije^/ meer of min gemeenfcôap mei bte ban een anber fgnjS qdiy
BeiïcDaam|)etobenbs. fleîîte / cnüoojnameiïtï in 't fïccöenίβ bat aiber^
mec(ï : ban baac lïomi be befmetttnge ban lucftt en bloeb, San ban oc6
be b joutoe ban ben man / 't âînb üan be mceber / en be raoebec ban öet &tnb /
εη b^oeberjS enbefufleriÉ ban inal&anberen ; ja b'eene ijpeHü en maftScr ban
benanberen/ bpfleftte/lïerben/ ofeenmerfedijSgebaar/ baar't bïoeben
geejïenfonöerltiïge ban onifïelb een &cagl)tïg boo| geboelen ijebben :
mfcöoonooSne^t ban be plaats (aSfobiebluggcbeellîeniSficlj opbeie
ienbeireoofebecfpjeïben enbe tot malöanber tre&feen) baarban alji tegen--
tooojöïg 5önbe bJojbcn aangebaan.
$. 8. ïB'crbareniöeïbbeUïrjfimönfeggcnaliemaaL ^ε aïberfijnjte beelt^
eiïbefelbertjluögeuitenintrefeüan 'teenltcöaamin fiet anöer/ uoet ben
3eïi|lcen 't pferire&lïen ; tuant batmalSanber trefet bat raaiït, ^te rafemge
fcebeiltgtbefe btegïîtmgeîtecbeeliiejiîn maifeanber; biam bat niet in mal-
èanber ijaafit battre&t oofe niet. €n bat fîgî) bte gc!pe beiltje^ eben berren
toegi) berfpjeiben/ Itert on^ öet ijonbefpoo? ; luaama bîî bee^ aUeenlîh booj
benreufe/ baar biebeïueeginge berftjnfie beeltje^Éinbelïaat/ tot fo. ja tot
Î co, möien toe 't pab een^ gerei fö fal bieberbinben/ booj tuater en booj^lanb/
Ιφ fîîi tneer en bp ongeiïuime lacBt* ïP'mbeelbinge t^ felaar/ booj bOttierbin?
bingeber ijöonbertörte uïttuerSingc in 't ftaangergaan beu biouüjcn op be
b|iîgiîi/ berminnemoeberopljeiîîinb: om nu ban anberr ei;empelen / bie
iïOfliliia'nabJelplaatfebinbenfuUen/ niettefpiel^en^
§ 9' ^ufieilifeban/ batbiegemeenfcöap mfaetoeginge berbluggcbeeï^
Um ban lïü0amen ber perfonen / bie malfeanber lief/ of feer gelgfe ban aart/
al 't ban berre af / of feer nabp gefïelD jgn / bit te üjege bjengt. <©ie toom
öeriïfiebeelgenoütfcfjapmaafetgeiïjfeninbiuS op be ^erffenen/ aliS top
bïnben/ fo al^ fïuif mk a! gefeib ijS) bat i)et ontoeer ooit boo|af geboelb
too?b in be^f menfcfien leben/ en boojnameiife ber beefïen» feg / ijtt inaafet
ai fulèen inbiufe aïjS 'er een of fïefeii^ / of be fieSte onber leben öeeft / of fïerft/
cfopfijnlierbeniigötï fi^t Öcm aJ^' een bpom/ βρ Ijoo^t / IJP W W
boeltiet^; en'tontfieitlîemooS* ©annrerfobanigeengeboel/ofbjoom/of
toafîenbegefîgiît (mbeelbingi^ ^etcbentoei) j^emopeenongemeenetogfe/bat
|îem biergeiijöe nooit op be^re na alfo ijS aangcBcmen j of bat Jjp 't fo getoenb
aÎ^ W. onberbonben ^eeft bat fo let^ ig gçbolgbifo magf) öp't booi
XXîI. Hoofdstuk. 79
pteöea Hemen; maar niet Uan^mbeïofiegeetï/ raaarbatgegeelnatuar^
ipB -jiBen magö οοδ bjpeha geiotien / öat obermitji ï>en ongeipen ffaat
B^c (jerfTenen / beiÈ bïoeö^ etifee m geefîen in Den eenen menfcge ofïsen anöe«
; ö'eenoofetoeelmeerstób'atiöer fobantge bejegeningen moet οηδεφί^
m m* «ί^η fjier ban 'ί / öat enîgfînjS met ceben ^ei gcfeib magö tooj»
/ bat b'een menfcljc fean fpooiî ften meer ban b'anberen»
îo. ^UiSberrejijn'tBoojfpeUingen/ of Hlantutgingea (fo aïjS is bie
op 'tfcefïgebaeteniîebbe te benoemen) bie op natuurliSe oojfaUengegronb/
in baarom 006 beelttjb^ al ban gebolge 5tjn. ^oüj bat befelbe ebentel niet
^ligbbatiengaat/ f^ëbjel te benden uit gelijSöetb met bie anbere/ tuaar uit
Wen toeer en ttiinb / ofbjugtbare en onb?ugibace tgöenffjeit. a©ant nabe^
Hiaal ene anfcete oojfaah / bie ten tijbe ber booifpelltnge ηοφ niet bernomen
bJojb/ nocÖtufTfÖenbeiben&omen fean: fo magljmen baar op niet bol^o^
»neUfe tejeii gaan / om iet balî te tîeïien. J^ociltanif i^ / biînSt mp / uit be
osjfafeen ban be laatjîe tlag^ toel af te nemen / bat fcîfelbe met fo licfjt en mif=
fen ai^ be eerfle, ï©ant οοδ befe toerftinge nabp of tegentooojbig
batiss/ befaBebiemenbaaruitfpeltofoofeboojliîcii / toerlu felf be ooj^
faafe en be reben ber boojfpeiïinge. Ce bjeîen / aiii gefeib / gene bat ben
^ianfeeaoföenjïerlient!en\seerbiiart/ teerfet reeb| firtii een geboelen in be
tinnen Dfb'Sntseelbingebejiaiîberen/ toaaruit Ip oo^faalî neemt ban ben=
δεη / bat fuliî een geball oy ô«îtîtien of toeî onber (janben «Soh jijn be^
fonbere ontmoeiingen en bjerfeingen getoijTer ban gebûlg/ ban bie fo bjeeb
^m in beflagi) ban îi)b sf plaatïii/ bat UciiteU& ieî anber^ tiîfcôen beibeiî
ïiomt / 't toelfe befe bjerSinge berbeelt.
§♦11. Ml i^fer nocft eeii Pagft ban booifegginge / bie geen natuuuMe
niaar3e&eiîfeebmgcnraaiît» €:e bieten/ bjebe of oojïogt); bojberingban
pîiuiycn/ en bèranberingen banregeeringe; alfniebeb'uitllagöbaneenon''
bèrnomen aantlagö ofîe maatfcîîappp'/ en biergeln^e : bat ban bejS menfc^en
bjîlle afijanfli / fioeiiieigebutisonbereob-s befiuringe/ Ibtenii bîiile on^
echter tioo} ben uitiJaQÎ) niet befeenb i0 : ^uîp allers Uiojb uit geen natuur^
.iiîîeoojfafeennotijielôeriîingen op onfe finnen ofte inbeelDinge ; maar isit
iangburigeenbcelbuibïgconöerbmöinge/ boojmtbbcl ban becjianb boo? af
gegifï. bat boojfiieiitiigcn ban befen aart fap oube toel erbarene en beel
beiJîoefbe mannen5rjnte foefeen. iSn'tisfombefe reben/ bat ooS d'Ouden
: bp be ©oojfegger^ en pjofeten #aan genoemb ; de Profeet cn de Waarfegger
tuffcljen den Righter en den Ouden. M- 3ï bat'er anïstCiS enige
^oojfeggingebanfülfïefaken/ buitenbefonbere openbaring teï)alen
5P / baar ban ijeb i& iegcnöeei beluefen in mijniS Onderfoex van de Kome-
ten j^et XXI!· feapïitei: belïuittnbe/ bat geen boojfeggingealjf ban «©obsi
^egc / of ban goööelïfïe of onfeilbare feSerfteib/ ontrent gebeurlïise en onber^
ftDiUigegeboigeir/ iniieti^bai <0obinbe3iatuut gejîelbfieefî/ ofmogeïgè
ofoo&geoojlûfb5P.
^· ï 2. mt^ira nu bingen ebenbjei / bre fcôoon fo na al^ 't titp in ^ojte
^"ogeïîj&gçbieetiiii/ οβ'ί eenboojbigfi boojgejlelb; necgian^ bp ben ge®
Ζ 3 t
-ocr page 219-11,(631 Derde Boek.
«leeneît man of iiifi ï^cfenb / of imracrii" na begorer» mei bes^vei^ïen jijn. Φίί
lîeefîîsenMagi, iBîîefîcrjS/ JBeöestïnö en ^teïi'eiîijlîer^ oan bc ^eiôeuen
öan ouîî^ gelcgciîîï)ei& aegebcn / om flcij iîp 't öoife geacijt te màbtu : toan^
mccfptoonöeriïfeeöinpiimt be tocihen/ iiit De tuaîsitn/ uîiôe bogelen/
«îtîseUîtTcÔcn/ mibebjoitiw en iserrcUeîôene fc^ynfelcn booifeitsen/ fo na
afii 't mogelgS toagf om te stffeth lieî Deeft Î^m Dan booî pnne DooSÖfic
ficfîtmge fogoeDgeöacöt ' ijatrp^tgemmieuolhnietujgfer maakten; notg
Öenbetoarereöenopenbaaröen/ öaac fp fuljt; utt toijïen* ïBanneft fp öan
b'onfefeer^eiö üan öunne gtffingen nor^tansf tooo? goöïïelgfe ; εη tiolgen^
ïitenboojfcfórengelOisf aan giooten felein Uèriïapen taiiben: fo fpiafeenfe
met öobïjeïjïnmgijeiïï/ cn (ïelöen gunne boojgetiïenbbe gobfpiaalï alsf tm
raabfeliJDOj; omb'mtBomflbuii of fo te biuben/ batfpaitgbaanbetoaar^
geib bletiea/ fo fc^een. îjOat&untî{e men aï ban oubjS gemoon ben
5IBmUeltoetefc§|tjüen/ ten mmlïen iïooj een beel ; al$f oîj bm naam ijatt
befeeoben booj bicPjielïeuiS rpjefeeube: maac bie ©anïöale lee(l/ toojb
Dbectutgb om te befeennen / bat alle^ maar fiebjog^ öec ^apen Uîa^ ; fo üjel
alif'tóeöenonöer'i^aa^sbom i^i al^f ^wme l^eiiigenuetfc^tjnen/ of 006
bec fdber beelöenf{i|efien.
Π- jSiUif'ecnocö tefpjefien tan be '^oberp bie tn^et boenfeefiaat.
noeme Coberaar^S / begene bie natuurUB ongeméeneiaeciïenboen/ tot
pbeljÖctb nabeel ban gei menfcgelgft gefîagiii* (îelle bat fp felf iet docn :
en nict be ïl^uibei ; booj ^unne eigen / en met boo j fîjn becmogen of becfianb.
<ESnbai O^t ongemeen i^batfe boen/ beijop be aïgemeene bectoonbecinge
ber menfcöen obei: 'i geenc batfe boen. f^SS^ î'iît fP natuurlik boen ;
alfogeenfcgepfeï boben/ ennocö minbec tegen be Rature/ tetîS bermagg:
ja iilbiatmenfcften/ gcefîen ofîe beejienboen/ moet alfotDelboo^bej^atu^i
re ai^' binnen be jsatuce 3π« gebaan. ïBanneer ίδ fegge bat fp 't boen tot
ydclheid, foogeef itïte becfïaan/ bat t6öcnboo?geen ïaare jfilofofim Ijou^
be/ biecengoeb oogmerfe^^öben/ om'tmenfcöelijfïgeflagijtenuttteDocn/
loaartoebeneben'tbooiïcoofftn^cfeban<©objS me/ bebjeetenfciiajjpen en
be öonflen jön gefcftmt. iBaar flec^sf tot pbel^etb / bat iiS noc0 't ecg|ïe niet ;
teeigentiïi^fie enbooznaamjie 'STobecpe i^ tot nadeel vanhctmenfcheiijkge-
ilaght. ^it ongeigèe oogmech / feeibe guaab/ maac niet aleben quaab;
inaafet battec ttoeeberlepe 'Coberpe 5p : be eene bie ietjS boet in ftögn ban an^
berif iet ban 't bjaarliS t^ / en b'anöere bie toaarli}& ietiS te toege brengt»
eecfïeboet ^etflec^^ boo? gaabJig&eiö «n oefening; en t0 fijn eigen name
Guidieiaar : maac bie ben naam ban Toveraar bcljonb/bjojb ooSbcfonbecbS
genaamb Vergiftiger; bieboo?be δι-agôt ban i}eimeltj&bergif bemenftDen/
'i bce / öet 5iHbei / 't feoojn / en bJtjn en Uiateren befcj^abigt ofbeDcrft ; $p
baï fuïi met enige omtlanbig^bm ban bjooiben/ of / of fonbec
fciemaacfiillg^enii geftBiebe*
14. ^ieban be eei'fïe foojt/ te toeten aSnicfteiaacii / fi'ïan opentïifï
met fjunneïmnfl ten toon/ enbei^i fiunne holîtomninge ; biaau booj fpma^
Ren bat öuii boen met ïeöen al^ojinutt en pbel/ ja ben menfcDelifentoanbeï
m'
-ocr page 220-pabeï^/ bet\î3o;î?e«toecî»> JBantalijocUïei ^et ίπ flcô feïf nahmdîB m
]im\jjci-&ijaat ; enbeljetntct ongeoojiofo/ maar in maîcnenbefeoegeii οοδ
bieniiig is/ îJcteDcn en bc Ijaubclingen tian ^ct licijaani te çeûjenaen
Jot Stfujînbigô^b ; om fo te tomn voat be iîciîfî en oîfentngô tjermagö /
JûÈ uttfganiHîîge en ticrmaa& bec finnen / onöec allen nioepelilîen arbfîb
Joeliîen «©ob bcn mer.fcôembit ieben boet ücfuren : notfitanif baar af fî>iî
«εΐ'δ te malien / (sjn ieiaen baac&pboo^efctengen/ baar aiebe fijnen aofiîe
winnen / be mesîfcfîen booj nietu^gicrig^eib met ^un bebjijf iJan nuttecijci
%Ôeben af te trehKen : bat tö niet anber^i ban maar ongeregeld wandelen, niet
Arbeidende, maar ydele dingen doende; Uiaat IJOOJ tSegcne 5Îja te
öie in ftilheid werkende hun eigen brood eten. z.^ijt^. gtii/iz. ^^ebOOJ'-
feen oteful?: fobanip Umbioper^ en toneelf^eeïbets m ene toelgejïgiöe re«
ôeeriîige ganfcô nieî geleben / of tenininlïen mgetoombtetoojbcn*
15·. j®aaub'anb?ren en 3iin niet openbaar / nccï} maitenbaaumiins"toe«
ten^ oo^óimiserhmeLaf: alfo fp 0eimeU6al«'ul&eafci3abebDen/uit i3parib«
fcôap of ^at bien fp op ientant gebfcen ; of οοδ baar toeîjan anbercn geiiuurb/
cnfoomÏüinfï* ^pöoenöetbiömaaïif οοδ toeîniet uit eigene teieetenfcgap;
ftiaar uit een^ anber^ onberrtgijt/ of maar böoi fjoreïi feggen i)eijbenbe t'émût
men / bat/ fo ier^ / ban fuï6eu naam / en busf of fo bereib / toan fuliie ferag^i
isf; fonber baife felf beregöte feenner^ ber j^ature 5ön. jlBaar aangejleït
i>ïtmis?öeb^ïjf al uit ben felföengronbijanb'oubeMaglfeomt/ bieenen naam
ban goblifiöfib ïjetneerben / om baarmebe öunne boo^siïïeib te toermommen ;
toaarom fpooSbe namen tjanbe<©oben en ber felber bienlï^legtngen baar
öBbermengben : alfo begene bie nubefen grouteiel onber't ^rifienbom be^
Paan te plegen/ gebjuifeen baar toe namen en fearafeter^ uit ben ΐδ^ίί^ϊ 5
fonberlingealiÊfeonbernemeniemantte beiefen om^em te berloffen üanbe^
tobert^eib / alfo fp meenen. 5^iet bat be letter^ of getallen / of óaraBter^s
't allerminffe baar toe boen : maar om be menfcften fïecö^ baar mebe ie miji^
Jdben / alö of't niet guaab^ en mare batfe boen^ Βΰφ erger 't bat befe
H^uibeljageriiS/ nu onber on^ alfogenoemb / ttoee toegen 5gn gebjuifienbe om
ïjolfe te tic&Ben / en fo neeringe te maSett. f et eerfïe batfe toare mibbelen
tetoecfe (lellen bie natuuriiS iaerfeen / bat bemenfcijen metier baabge^
ïjolpen 3tjnbe/ j^enbooj goebemeefïersfacBten. 3©ant fo fp anberif niet en
beben ban Die blote tooojben en gebeerben/ fp foubenmetter ôaalîgebaa»
ijcfaben ; alfo öie ban geen feragiji en jgn. IBaar om bat gunne Bunft ηοφ
iansi niet berreen reilït/ en batfe maar tpiaiifalber^ in o|ïgelapte meefïerjS
5ön: fo maften fpftc^ aaniien bp^etfletiitebolS/ al^tetbefonber^^boenbe/
wietfo beelamtïanbig^eben/ ban alfulSe bjiefjejS opbe bajtï gepangen/ of
ölful&etefienjS op be beurof benfïeren gefclijeben/ ofalfulfeen tuig op fulpen
®Öfe in aiful&en pot / enfoobeeltijbi? geitoo&t ; en fo en fo baarmebe ban
|cbaan/ om 'tquaabte toeeren / of fen öaber uit te binben / enbutfen&
«eiifeîtngen meer.
25efiet nueen^/80e grootbeboo3S0eibbefermenfc§en?p> ^e*
îUK bie oubeiilJagi aan ôet bolfe br regfite toöfe ban boen mt open^
öaai>
i8i
κ.
11,(633 Derde Boek.
baarb^? maâï |î£^|ieî&en öan fee on&erciaôi ffeip tîoo?
penen nu al mei rnîaaliÈ ti? getoonô. Wit dat nu Ijf öen onöec onif notö totij
ïen πύοοεη/ ölfo fpmenfcfien booï iïelaten öie geen ^aimonsf ofte <l5oöen
engrfooben; ï?ie geöeu booj / al^ 'iUsaremtenM boerier^ / ofiaten'taan
flclj leunen/ al^femcrÊenïsai iieibalS ôetDaac ijooi aauftei/ öaife 'ί booj
t>m^utîîeÎ&oen> beeï ie fnoöec^in fee fenflen ioberaar^ öan öte bec
l^etbenM/ batfptïoûî fotjeelöofertoïïien gaan/ öan fpnorijtöaarïp50n;
infftfee baiUie ^tbenfeöe ben naam banfieiljglietb baar tn fceoogöen* €n
nabemaaï be ÎJoo^iîcib ban aifuilie Magi enbe Mathematici, öle ötiber 'f
fileeb Ijan öeiïigfleïb noclö ötfïüseïfbcoïiïa» üooj Ijet tioïfe / ijen booj be HBet--
ten firafbaau maakte; fo aïsSte fïcniiS uit be dube Vuct beuöei&enfcöe iSO'-
wemen/ De Xll.i^afeien genaamb: Öoe mag^ô^ûn&erîîrifîenentïetbia''
0en 5ï|n / bat menfc|en / be öoïmaaüiöetb ber jSatuuï berbergenbe / m <0c&
be eere ontlöoubenbe/ bie 8em 'töeifianb Mm fgne toerfeen boben anbeceii
gegeben Ijeefl; bat op ben haam beö^mtoetó bemutïeHen/ en't bomme
JjolK fo m ben ïoaan ticcfleröen / bat öp fo groten meejïec ber Nature té i
17. ^ocö ηοφ een anber jïagij ban Cobecp / bie flcft be men^
ftôen feif aanbeen: lïcöfmeerenbein^t^oberfaibe/ baat ban fo genaamb;
om bat befelbe gemaakt ban bingen bie natuuriiS feragpg jnnbeftec-
fenen ber mmfcöen en ber beeflen te beroeren; toaacbooifpenelitijblang
buitenfïnnen/ buitengeboeien/ ató inenenbiepenfujarenjlaap/ jafdfaliS
bobe 5gn ; en onberiufl^Den ftnare biomen lijben / met fo titepcn inbjuft /
bat Iptoeberom onttoaaöt/ niet antiecjS toeten / of bebiïïainbfc fpbjóom-
ben 3ijn in toaargeib fo gebeurb. l^ter fiomt b'3|nbcel0inge baiî riilieitö aan
luerii/ oiw'tgene batbe menfcfte meefîbanaïft)aleben/ofûîîiangfiennaaii
om ÎÏC0 öeen gefioojb ^eeft ofgefien / in fijne Ijerfenen te bjengen ; toaar booj
Sp meinteen bjolf/ een beer of fiat te en baaromfîcô fo aanfïeït als?
ïwe beefïen boen. 0ct / bat fp toaarlife 5ijn beranberb : maar bat b'3^nïïeel«
tónge banfulle feragftti;^ op be^ menftöen ïeöen en betoegingen / en bat
bie falbe fulSen üragftt öeeft op bebeeien / b«arb'3inbeelbingebooï toerfec
en οοδ beroojfaaiît üjojö» '©e^töiift geeft ontbaar ban een jeerbooinaam
ejcempel in i^ebucabnetfar ^an. 4. toaar ober ife ben ILeferin mijne Uit-
icgg.ovcr Dan. 282-285-. mijn geboelen fegge» Haar ban be6rag0t ber
toiapenfalbe/ toaar booj bej^ menfigen licftaam tegentf fcgoot of fleefeorti
Quefîbaar te mafecn / en fieb ife bat geboelen niet» fal gier ban te befer
jïlaatfe niet meer fpïefeen ; maar bp gelegent^eib in 't IV. boeS / ^et X X i v.
en X VIII. ïîûofo|iuôom(îanbîgcr berîgOien+
§. iS. ©an bie men noemt ^efetenen en öebtS niet met al te feggcn / n^^ï
bat gene bat ban mp in't ll.bocft XXVI-XXX. met beelomfîanDigiîe&mijS
berfelaarb / en ban ben gronb af nitgeftaalb; nabolgeni^ toeifeen ife al^ec
beïpe niet te toeten ban be aiïerminfïe toerfeinge gputbelif / op en in
tn booj Set ÏLitljaam / alfo toeinig al^S bé Zizit ban ben menfcf). <0een ban
al bie bofe geefïen toaren ïPuibelji; nergenjS in ben gaufcijen Bpbd toojben bie
$ïfo genaamb: bie bofe geeöcn toaren bofe i|uellingen/ enongenefelifeequa^
le»
-ocr page 222-XXIII. Hoofdstuk. Ι § J
^fnbantnelfeenortfenpcecebelc menfcften mtt tm tooojb UîeIèH Sf^fi/
J ^pojlelen ooB baar m ïîpgeftaen. ^©ienVjoiseiis^ δεη ife mcîsc geen foöanige
Biftoecringe/ toaaröoo? De ïIBmijeiiS toiHen^ofmeiboojbat&t/ ofbooitjci·'
"ΐεΐίδ îjccbjag ber foo genaambe Cotoeraarsf / Ôoebanîgc be tocetefö nooit en
Jeeftgefien/ itt ofte uit be menftgen bauen* 't pbelôcibUecpbeïijebcH/
ί tiS ai pbelgeib : tenbeeîe oudwüffche, enten beei op't befl nocij konfteiik
verdichte fabelen; of eetd ^ct een geUjeefi / en boe anber. ^at t^ : na
ï»atbemenrc0enuit bîooî mi^becjlanb/ en hp^ùmt! en iicgtgelobtg^eib/
fûbantgeberbîtijifelen booj toaargeib fiabben aangenomen: fo gebiîen fît|
Seleerben ifelf ö^t ^oofbgebjofeen/ ombaaEbeicbenbantegeben/ bOoifa»
feenber nature na terporen / enboojt^ be ^c&jtft oofe fo te Doren fpjefeen/
op alle ptaatfen baar maar ietiS ösa^ bat baar uiterigfe na δΙοηδ. i®aar nu
ï^öoSgenoegfaamgi'onbigen omfîanbig aangetoejên / in i4 fiapittdenban
öit Hl. öoe6 / bat be ^cijjifiure fulfee Weraar^ niet Bent / en ban nocö rn
tUïeeaubere/ bat ooft be openftare ILeere onferfeerBen baar ban bjeembijS;
koaar uit ίδ ban berUolgen# οοδ bejîuite / bat ftet on^ met pafl on^ felben met
ôiebiiîgenopteôouben; bie te ontbeBSen/ en teonberfcgeiben/ tebejîraf»
fen en te (Irajfen ; bie bocô nergen$i in be toereelb 30« / bîe nooit geûîeelî
5ön / nocö ooit toefen fullen / notij toefen feonnen» ^eröalben fal ιδ met get
naajle ôoofojluB jlutten/ om te tonen / goc beii onfe Ö^cten en gebacgten/
afgetroöften ban bie tpere chimsere / tot gobbjuggtiger öetragötingen te
leiben 5gtt
Al voorgaande moet ons dienen tot een velerley gebruik $ in 't wel be-
traghten der Godzaligheid.
r;<eitjfti6nuin'tXXi.0oofbfïufi toonbe/ toeïBen^inber get gemeen ge-^
^ boelen ban be 'Coberpe aan 't <6elobeen <i5obfaligÔeib öeeft toegebjaglit ;
fo ijS ôet reben / bat tfe bit na mrin liermogen οοδ te reg0te bjengc. ^©aar tot
t^ toel bit ganfcöe toerB gefcôiBt: te toeten / om booj beter onbecrtggt be men^
ftften tot Uerftanb teiJjengen; en booj'tberjtanbal^ban tot beter oberleg
ban tooojb en toanbcl» IBaat aangemerBt bat nooit be albgrbejïe fe^jn--
bersf bat geluB en gaböen/ öat alle raenfcôen bien öet nobig toare iïiinne
lioeBen lafen / en bie lafen fulp met aanbarst en met opfitt om te Ïserea
i^eben ; of bat οοδ al Jijnbe / fiun berjïanb en boen baar οοδ na blgben :
fo moe|l / b'inbeelbinge mijn^ öerten toonber groot 5gn / ih bp albien
/ bat ιδ met mgn eene δοεδ be ganfcö toeerelb / bie ban boeiïen
oberlaben i^S / al$f of fp baar gebjeB af ftabbe / foube aan get lefen Del«
Ρεη / en booj 't lefen οοδ m bat berfîanb baar ίδ in ben. Wp fîen / baç felf fjee
®iojiolifc0 en pjofettfcô tooojb gefc^jeben met onfeilbare en ban a^obge.'
^a toijbe
-ocr page 223-11,(635 Derde Boek.
tofjbepennen/ banfobelebuifenben bie 't ftennen niet sekren taojb; enör
genen öte Set iefen al te Ujeimg^jgnbie'ttoelïjeöeniïenenóeicacBten» j^abien
getïianraaaEticoj een bcel W batmgn fcöïtjtaen nutt faï 50« ^ fotoili&m?
be^gecEnetrooiïen/ laiUen't anbere niet lefen/ totllen fp 'l gelefene tnt^/
bntben/ toilien fpfic&gcenfïn^ïaten otteriuigen; bat noc^tanif begene bw
fïcfï mijnen arbeibtoelgetiaUen laten / fitg bien ooit te nutte mailen, ^aaie
toe toü th ïjcn pc ben toegö ocfe togfen ; alfo een îebec iîteefîct ïJan fijn eigen
toftit beli löeten moet \symt toe öet bienen fean / en Roemen'i nuttelijct ge*
ïjjui&en fal.
§. 2. i|et moet onsf ban toel bubbelb booibeelboen / battöpöerIo|l53n
ban fo fnoben bolinge / en beter onberrig^t üan b^fe tojaarijeib/ bie baaï
onber al ban langer ijanbfeeboîjeniagô. #ecftbaac en toas^met aan te
taen/ ban booj een neecflig enberfoeâ bec ^fö?tft tot op ben gconbt fjet
ïBelfe ten eecfien al fo beel gebe?betb geeft / bat top be .^ciîjifi niet lau'-
■ gec op fijn paajtf^ berfiaan / na Den getoonen fïn ber HlïerSf ι fomen fpjeeSt ;
Hoc^ oefebeboeften lefen of öep?ebiÊanicn ï)oren op fijn paapfeij; gelobenbe
fïecpjS toaïfe feggen ; ten mintlen 't gene batfe alle feggen : naöien tup uit
get onberfoeBDcr^clijifleninfïet ttoeebe/ en infenber^eib nu in bit berbe
ïjoefe / niet Rebben bonnen mifTen felaar te fien / i)oe licijtelife 't gebeuren San /
bat een gemeen geboden oo6 toet bat op beet boojname leeraarsf ferijgt/
ï>at in be ^cDjift niet isf gegronb / en eφter met be Mjifï na fcggn bebefligb
too|bï ja felf be boojgaan^ alfo îwet lefcn en becfïaan/aljS of fp boo} en
boojbpMn^ befelfbe tale fp^aö; bie eri^ter nergens ban ö^ar toojb geöoojb /
tnaar op berfcöetbe plaatfen toeberfp^ofeen too|b. 5la be gegeele i^aab en
t'famenijang ber fieiltge / ^^ gefialte ban ïjet licgaam on-
fer ftrilïrii&c «©obgeleerböeiö (irijb baar tegen j fo aljS in't XIL· XX. m
XXI. feapiitcl in 't befonber gctoonb. iii 'er ban ten mtnjïcn mebe uit®
getoonnen / bat top 't getalb Beroénfenbooï mijn fcgjift bermeerbecb fïen/en
berber (Ooop iô ) not^ al meer fien toaffen fuilen; bie geen gemeenen leeraarjS
meer betroutoen ban fp ben %ojïel felf / omnatefporen of bie bingen alfo
?ijn/ gelgfe fp on^ gemeeneïife b'eenna ben anberen/ en uitben anberen/
ber&laren. %inb. 17:31, ^iermebefïaan gen oofe beogen en bei oren open/
om οοδ eenif ineen anberboeisielcfen/ eneneanberciiitleggingeteBoren/
en niet alleenlife bafï tt gangen aan t gene tot den oaden ofte van den ouden is-
gefcgd.,
3. ^omtoo6eenBrîfîenbteinmgHgeboelenfîaatietobeï/ batjemfelf
of iemant ban be fgnen lang boet qugnen ; fcggnt be quaie niet te Del"
pen/ geben't alle meelïers^ op : öp en ^eefi ban geenen noobbanemgfïnsS
berfocBt te toojben / boo? ber menfcöet? raab / ofboo? eigene begcerliiiö^tö /
cm nafulfeen fnoben bol& om raab te gaan; aljsf toeetenbe bat ofó baar af
be minfie feennisi niet en Rebben, ^ijn fïecöt geboelen bat ÖP ban Beel5ebuti
KitbefeonöerrigRtinge geScegcn Ijeefï / boet 0em te baflecÖoKbenaan beni
<βο& batii^fraeu Bom i,) bie Öem alleen genefen fafc ongemafe
%it>:ij«nîînb£fe meerflbobec ftomt/ bat fcgip öp^ Φί^ ai^i enen liebec ©a^
-ocr page 224-XXI. Hoofdstuk. rSf
toc./èfe ftjtte feinberen nooit in 25euïsf ganôeneeeft ; maat felf fo aïiS^t gem
goeb bunfit met be roebe fïaat j en bat tot faltgi)cib. fpjeeSt al^ 2iob ia
5 üitetflc ÏKïiegentÖeib / de Heerc heeft gegeven j de Heere heeft genomen i
Naam des Heerenry geloofd. i: au
. §■ 4. aBoSlDojbenonfe 3^ri(lencn boo| geen omtoegen ïangec opgegoui
ató te boren / om beelen toonbei' nietojS ban ^uibeïsf toecften en bebjtjf
Ç Öocen ofte lefen ; bat latenfe boojbpgaan/ en bettoecpen 't ai^ oudwijffchc
«beien. letten fp te meet op't genebtenett&antot oefeninge dergodfa-
"ghcid ; I Ctm. 4; 7. ^pquellen ηοεξι bermoepen fîcô niet meer met beel
flebatöten / met baat èonfien bat be ^atan ttotfl faait in bel^erfe/ be bolingen
^n6ctiemnfttcüt; 'ttojeiö gen niet baten San te toeten/ tcSoontfobJefe»
mogöte: alfofp botô bien bofen geffî niet feonnen uit betoeecdb firggen/
«ûc&0emtegenjïaan; inbien ôp't ijS bie obetaï qnfîgôtbaacom onjf fienett
Saat / fo bat bop naatoU?: enen boet becfetten feonnen / baar gp αη$ί niet geburig
tn ben bjege (ïa. I^aaï neen / fp (ïen 't getooel be$i toeecelbsf aan / cn in be
^ecö ; en fïen beftgeibelife bat fu!)c be menfcfien boen : bocft bat een anbec j^en
bat ingeeft/ ofj^nbaautoeaanpoit/ batenfïenfeniet; fp fïen fo Maat als?
ift bat lïc&tbaar t^ / ber menfcöën eigene boojSaacbigpeib / baac fuïj: uit
fpjuit» <©it boet bat fp ban οοδ / betcac&tenbe toat fifc Ôun plig^t magg
5ï)n/ biebofemenfcgenfuUentcag^tente be&eeten/ en <i5ob öooj gen bib^
ben; 't gene bpben^uibelntette feomt; baar geen ftibben ηοφ ber<i
manen toe en öelpt.ef bp inbien be menfciien iîtô baar tegen aan bec^acben ;
fofal^eneen fenfïen mijben / en fïcD toan Ijen fcftetben. ï®ant bemenfcftea
ftanmen nocö ontgaan : raaar/ fo al^ 0et feggen / ben ^uibel niet» ilit
^abelàannienblieben; maar niet uit be iseerelb/ biemen U)il bât booj ett
boojbolï^uibelifiif.
§. s* ©ecbolgen^é fal een Stiften menfcge beel gecuftec met be menfcBen
felf becfeeeren / alsi geen gebatljten meet op iemant öebbenbe bie met bea
^uibel omgang &eeft / bie ^em booj geimelme fnobe toberp in goeb ofbïoeö
aanlöfoflebenljinbecboe: beliefoe faï bien bofen feteuö niet ferögen/ om
quaab te bcriBen baar geen guaab te ^en i^/ baar geen quaab en i^/ baat:
geen quaab befecnö öan bien aart. I^et jpojmuUer be^ ijftüonbmaal^ bat
goojt fonber aanlloot lefen/ ban menfcDen bic fïtö ban bc 'STafel fulleu
louben/ ombatfeveeofmenfchenfegenen, ofiùlkefegeninggelove geven:
te toeten in fobejreal^DPtoelberfefeerbijS/ bat fulfte fegening geen Sraggt
entjeeft/ noc0intïcöfeifnocpoojben^ttibei/ bie baar in nocö goeb ποφ
<iuaab San boen» ψρ toenfc^t met een bat niemant / bie bat leejï of öoo?t /
aan bat gelobe bafï magö toefen / bat fulSe fegeningen booj ben ^uibel
5gn» W fict aan ^eeren 'SCafel niemanï fitten / noci) ontmoet
oem in befeerfe of ijjibefiraat/ ban toten ÖP fnlSe fonbige gebac^ten^ceft/
bat fga beefeeeren mst ben ^uibel iS ; en bat Ijp berbonb bclijbenbe /
^ panben fgner faliiö^ib genietenbe / lïcfi onbertutTcÜ^n aan ben S^uibcl
Öeeft berpanb / ter eetoiger berboemeni^. fal geen menfc||e tioaj fo fott
«n bott of boo^ meet aanfien; beel toeiniger ijen enig fuut of fcöuins^ gefig^te
Ma 2 gebcn/
-ocr page 225-11,(637 Derde Boek.
geöcti/ ififujöge/ eiug ongemflMpöJoojti; om enf0 quaaïi öat fiim on
^gôtbaar aangekomen tif, iBaar D'oojfaafe fal ^p in f)em felbefoefem/ e»
fonöecfoefeen oofettielViinben : fgne eigen felfji ïjetbojüenïiïetö en öageip*
ft|}e fonïren ; ntet öe fonöen fgne^ naalïen tegen ijem / maar ftjne eigene fon?
Den/ en bat tegen <600. ga lieberfal ÖP öeni&en/ bat Op felf üjel in föuiÈ
ttaafïen fcljnlb magö / öooj tieel gei)?e6 tjan fijnen hrifieliacn pligDf /
immersÈfönengocöennaameneereüoojteflaan/ inbien bie ban geuleefcöïe
^Butbeis^ / bat i^ oiigcrriïi&te bofc nienfc^en / olJer fulfeen (jeIfciïen ontteDen«
6e!i&engru\ïiel nociï geiatïerb too|bt
6, een feritïen tooib ban iong^ oü beter onberïeib / toanneec men
'i ginb niet ban ben btübel/ of ban fpooö en ocren meer te boren pîaai.,5Bîe bui''
ie bloeiïen ïaaren nooit tebac^t getoeefï / nocii iîabDen fo be ganfclje Bri^
penijfib lieWefetgeDab/ fonîetbiealgemeene bôUngban be^ ^uibei^ groîr
tnagöt en toerBinge ontrent benmentcije/ bie ^ab uitgebjoeb. ^ie baar
niet ban gelooft letrt fijnehinber-S beter taal: maar ^oe iji Den bie anberj^
af teïeeren/ ban ganfri) teïoogôenen bat ooit be ï^iubel magijt öetfl ont
öen menfcöteöalen/ of ijem enig ieebte boenf î®at fcöïiMïjli i}loe&en bat
men opbe fïraten ijoojt / ijeeft geenen noob ban boebiel uiibe Serfeof nii
öe boefeen meer teferijgen; toanneer baar niet geUoojb of iii gelefentuojb/
featgen be^uibel in be l^ell falöaien/ en bat bie 3luöaii ftecft ben Dali^g&i
ïJ^oïîen / of ^imon bienmen noemt ben Cobenaar / ijeeft in be %mijt ge-
tooerb/ en boe teberfienneergefmeien ; batfo be <Puibel fal be^offcr^ bp
ïre goube feetenif / en be joni$er^ bpbe lange ^«öe ijelieflemen; gc«
ïtjftbegene plag^ten oyöenjïoeï tefcfjjeetnen / bie nu beiangjteljairen / en
Ije 5ietiife&e parniften biagen* ilijn ft^it fîcô t^Sfη bat ongod i ij k
ydel roepen, enîîreÎittaioefeningebanSodfaligheid,2.®m. i: lö. iMuxi^
4; 7..
7* IS^aigelblïei/ ILefer/ fomen Öefe ïeere ban &eni©uibeï7 baar
in bit hmk boo^z fïa / ban alle pjebtfejïoelen leerbe / en fo ban boojt^f οοδ 1 η be
ïjoefîcn frlî^ebe / tot bat een^i bit geflagijte bat nu leeft/ berlïurben Uïare ; en be
èinberen bïe'na geboren toierben / fnijr nooit ^oojben oftelafen/ b'<8uberiS
felf in bat geboeten ban be^ ï!Buibelsf onmag^t en af ttjefent^eib ban on^;
toiei onberUjeefen3ij«öe: foub 00& in ernfi ban iemant foa beelbuifenb bui«
tïelen/ fo beelquaatjSbanben ^nibel/ en bcfOnbecli& bat^em be ïèuibel
galenmoefï/ aan fijnen bpanbtoojbentoegetoetifc^t I 3|δ feg / in emft:
ï>at tnet toojnigen gemoebe r toant ^et geen ernjt gelijBen feonbe fep begeneii
bie geloben/ bat be ^uibel nietif ftan boen/ notft niet ontrent onji i$f. fegge
ban/ batbïc fo buile/ enfo lafïerlifee tale/ bat oberbloebig en afgrtjfelijlï beröur»
ijelen/en bloeden met bes^ iputbelsf naam/ uit bat geboelen baar ife tegen ^φφ
öe fijnen ooïfpjong ïjeefi ; of toel ten minjlen grotelijp baar öoo? geboeb-
üjojb engeffijfb· ?Laat oné beflraffen bat onheilig mijSbjuiS ban be ton^
gje/ aiiSop'tiJoogjte fîrafbaar boojbet ίίΙ· enijet IX. geboö: toat fal bat
helpen δοηηεη / inbienmenonbermiTcfîenfelffopieefeieufcijîrjri / öatijcnbe-
©îiibeipen fal/ öie fuliie of biergeliitîe foubeii boen. ï©ânt of bie felför
XXIÏÏ. Hoofdstuk: 1S7
^ooîbenfomettoojôett ttttgefpîûfeen/ befïn (gelgBgetoanbi^) fiomtbaac
«oenuîrt op uît. ^ntnen tijp anöcre taÎe fpzefeenïJanöe / geen toonöcc
«at ujp rahen af te bujalen Ijan öen regijten fui / m ^cagöt en iMjojlïeetö m
8* ïlctmoeton^ ooft totecnfiiger enïJieper oiiöeïfoefe ban<6oö^iJtri^
^onticKüfee toerften bjengen/ toanneertoptoan 't ijoojoojöeel batï>e^uïi
«εΙ en ïse 'Cobetïp füo öeel iïan öoen / ontöeben 3ijn. ï©ai luojb 'er niet ai
poonsf tiertoaacloofb en toecfmmö/ baar top iwt teelopmeuftinge nafoe*
wn moejlen; inöien top niet enmein&ertbatijettjanbeniBwttieljpi ^aac
ietiStoonberigM tn 3ee of lanb/ ietjS öatnatuurlp fcöijnt onmogeipte
5Dn/ ombat Detongetooon i^. IBen fpaart bt moeitetian'^tgeö^tm btc
oojfaafe na te fleuren / be ftoatig^cib Heel gemafeöelr&cc op ,te ïoflTen ?
bat (jeeftbe <l5uii3el flttij^ gebaan. €cn Ujeenib geluib feomt èugeni^ uit
eenfoll bet aarbe / of eenïjjeentbe bjaai tnenen toatetjïcûom ; bat tjeeft be
^mbel óoftgemaafet» snsitozeemö^entoonöerïtjicbejegenb/om bat
Set alle bagen niet geöeurt ; l^et ijceft be ©uibel οοδ al uitgewgOt· ^aac
fpoo^tVt o^ alfulîîenplaat^/ baaï toonen niet ban 'Cotoeraar^ en Êoilen;
'treeft bennaain; en'tï^gcnoegö/ om baat ban niet te ftomen/ en'tge^
Ôeim te onberfoeiten, ^00 iemant ^eben buur tn enen biaam&ofcO fagö / w
bat f)et bofcö niet eenjèbefcljabigbtoïerb; ijet fouôeîS'uiueliftoelé en Co^
iJetpe 3gn i toantbaaren fjS bp feec tooojname <i5ûbgeleerben ganfcô geen
ttogfel of be ©uibe! fean batboen. Jlaar 5iBojtsÉ / en al bie ban fulöe (ίη^
nen30n/ ganfci) geengebacijtcn ban ben buitel fjcbbenbe/ faïfeggen/ Ifc
ial my daar henen wenden, cnde fien dat groot gelighte, waarom dat de braain-
bofch niet verbrand. «iEjc. 3. (©objS toonberen m be Jlatuur bujS bemer«
feenbe/
enfalfïp ban niet met bettoouberinge toepen î Hoe groot zijn uwe
berken ôHeere ! gyhebtfe alle metwijsheid gemaakt, en de Aarde isvolvaiv
uwe goederen. #fal. 104: 24.
9* €n nift aUeenlijfe fal feenni^ bet j^atare / maat 006 felf^f be·
3kon|l booj menfrDen ijanben uitgetojogöt / toaat mebebe j^atuut ban 't
menfdDeUj&tierfïaub toojb nagebootfl / boojtijben in Ijet een of anbec toerfis
(Ιηδ op ôctgeejitsfîeijectoonîj/ eniotbcrtoonbetingin befe tgben
Deî too|b bifenaai.sÈbaart4«ïniet in acftt genomen / omifaarnate fjjoren/
na ie malien / en booj nietoe üinbingeti tot meet bolmaafttijetbif boo?t re fet»
ten; ombatmenlîc&îeii&op beufelpjaatje^ tuft/ bie feggenbat beïBuibet
bat (iu^ toetje gemaaSt Ijeeft / of öcnmeelïet in Detmafeen bpgefïaan» €n
toojb aan Dien öelfcijengeeiïöe Stagijt en ccce toegefcijjeben / bat i)p 25e3âi>^
I^el / 'Éftoliab enï^iram 00!ï vertuit met wijsheid cn verfland en wcetenfchapv
in alle handwerk, 'ttoelfebe^cÎjufteentoetfrnoeratbanGods geeft, éyob^
3i: I ^on, 7t 13/14. JBaarnube boüigöeib en onbequaamöeiö b^an
ben^uibeltotalfuföe bing^n/ boojmijn onbetttg^t in af||tgenomen;; fo^
föl<iBob relfbaatbOO|ö;eïJjefen3Ön hy die den menfche weetenfchap leerri-
1^faL94.; 10, '^epbetïgetfaleenüonjïenaateu öanbtoetï;itïan <lF>obbtöbem
be fegensnge / en gem baar booj banèenr/ bat öp &em leert îwâen 'tgene;
ï 88 Derde Boelc.
fipbenîî^utbeluteien leert : toaar booi be «lenfciie Telf/ be^inbei
t'eereôeeft «jV 7r«ç^7rû<)îWi, (mbtenmenrofalfpjefeen) <i5o&jSaaptc3rjn/
na-apeniie tJ00| feonjî U toerSen bec Rature / bat ijS '^t groter t^
bercbeii ban/ om Ijicr ooR \jan te feggen/ wat is de menfche dat gy hem
gedenkt ? Gy doet hem hecrfchenoverde werken uwer handen , OoSfoberre/
bat gpôem een bceï baar toan leert maSen/ «itbe jioffe bte geen anöere gan^
ben Dan be uüje maften iïonben» ^fal. 8:^/7.
ïo, j^ocômeer: befeonflenèenmiTeberlBebetgnen / enberi5fgluten/
moetboojbeEeereöïetfetooï iïa tot meerber ijeerliftijetb gcüojberb
too^bea; toanneerbie «itblugöt Óen benomen üjojb/ al^S bat be fïe^e ban
ben 35uibel isf befeten / of bat ôp betobetb ίίί. ^uljr nu niet meer geloüen»
be infulfeen fin/ alébatgenieenltS Uio^bberfiaan/ fo fal gp neerfïtger na
b'oojfaafeijan beguale foeften/ enöe mibbeîentetoer&fîenen: enbenferan»
feen/ fobooj ^objsgenabetoeberomsencefenbe; fo fal bie voor den Heere
fijne goedertierentheid dan loven , endc fijne wonderwerken voor de kinde-
ren der mcnfchen. ^fal. 107: 2* ^t menfcftcn fuUen οοδ be feonfi öcr
JBebectjnen foo beel Doogcr achten/ aliê fp benutten fulicn befe buibelja»
geriS en quafefalber^; en belnaremibbelen/ bie «©ob in beiSatnreftlf ge»
fcöapenijeeft/ ineerengouben/ iuaniteer fpniet alleen bc beufèlactjitge ha*
raBterjS engebeerben; maarfclfbe fecagftt tnmaQ^tbtg^mzl^i uolgeniS
Jtigne ieere ganfcft beracftten fuUen. <en fo fal ^prac^ö raab in acljt geno'
men toojben/ toelfee iif/Dcn mebejtjnmeejïer t'emn / alfo 0em Φϋϋ gefcljauen
Beeft, ^pr*38: u
§. II. Wit öegl^ierjSen be Öeg^t^geieerben fuUengunne confcientien
niet meer beftoaren / met fobeel onnofel bloebifte plengen/ al^omopge«
ïJicgtte en berbtcöte 'SToberp ter boob gebjaggt ; en niet alleen ter boob /
maarlebenbig berbjanb. ï©e jielbefojgerjS Dan fobanigeperfonen in gun
uiterfle en fullen0unne5ielennietbcfuaarcn/ boo? bie arme menfc^enganfcó
berBeerbeli^ ban öunnen fîerbeniipltgôt te onberrfg&ten. ©e Wo^»
(ïen en be eber][ieben fuUen Onnne lanben enbe fïeben fo ban onberbanen
niet ontbloten/ en be fonbamenten niet boen Ujanèelen / boo| aan te
lïellen / of οοδ toe te laten/ fulfte ongeregïjtige regi&t^plegtngen ober fe
genaainbe'^oberpe.De volkeren fullen vloeken, en de natiën fullen gram zijn
Ober ben genen die tot den godlofenfcgt, gy zij t reghtv^erdig ; en fo fal booj
οιψ/ öefobanige bearaiFende in^unneberSeerbe regtjtjSplegingen/ lieflik-
heid zijn, en de zegen des Heeren fal op ons komen, ^pjeufe. 24: 24/25·,
ï©an fal 't be toare Coberaarsf eerfl gelben / bte ift in't naafie Ôoofbfîwft
§.12-17. aangctoej«n öebbe : ban fal be grote ötgi)ter booj ben ptier ber gobs
't)JugÖtige<©bcrÖebeHdeTovcryen uit uwe hand uitroeyen, ende gy iultgeea
Guichelaarsmeer hebben. ii. De fondaatsfullenvanderaarde ver-
daanwordcn, ende degodlofc, en fullen niet meer zijn. Loofden Η h ERE
mijne ziele, Halelu-jah? ^faU 104:5f.
Van Het
Ι. y^E Woorden en benamingen in defen meeft gebruikelijk-be-
JL·^ hoortmeneerilinachtteneemenj. om in den Staat van het
gefchil , dat wy betwiften j eens tc zijn. Pag-i
n. berGeeften , en befonderlikderbofen, omgang met de men-
fchcn is befwaarlïk met de Reden over een te brengen.
Π [.^Dienvolgens is ook in ■'tbefonder dat Verbond der Toveraars en
Tovereflen met den Duivel· ftrijdigmet een onbedorven oor-
deel en gefond verftand,
IV. Enomreweten waconsdaardeSchrifc vanmeld^ is nodigeerft
den fin der Namen na te fpeuren, die daar gemeenlik op alfulke
menfchen worden tocgepaft. ''
V. En dan de faken nader % te komen , ΓβΙ het dienen, tïl&d'aange-
tckende Schriftuurplaatkn in 't befonder na te fien : en voor eerft
degene-die van Toverhandelingen ipreken, welke in Egypten
eertijds voorgevallen zijn. ■ ^^
VI. Het ielfde word gelijkerwijs aan die verfcheiden flagh van Wic-
chelaars en hunnen handel onderfocht : te weten Bileamde Fi-
liftijnfche Pi iefters en de Toveres tot Endor in'c befonder. 3 φ,
VIL,Met d'överige plaatien van dien inhoud is het even eens geileld.^^-
VïIIi Verfcheidene wetten door God aan 'c volk lii ael gegeven be-
treffende dat ilaghvan menfchen, melden mede vangemeen-
ichap met den Duivel nier.. ^ ,54
BX. Self ook die breede wett, waar in"'t regifter aller Wichlary, begre-
pen isDëut. 18. maakt vàlrâen Duivel geen gewaghr éj
X. Ons komen ook geen andéfeÏeflèn in den Bljbelivoor', waar uïe:
ïemerken zy, dat die verbodenkonffen enigegemcinichap met-
den; Duivel· huddem. 74>
< ·χϊΐν6€ΐΙ
-ocr page 229-Xî. Veel minder vindmcn't minfte in dc Schrift, ook daar ïyvan
Verbond tot boosheid fpreeiit, het gene na dat toVerfch Vloek-
V er bond gelijkt. 84
XII. Het kan ook met den draad der leere van de Schrift aangaande
Gods Verbond geenfins beilaan.
Xlll! Men dient dan nader te verneemen, vvatvoor luiden 'twaren,
welke in den Bijbel met voorfchreven nanacn , en op fuiken
wijfeftaan vermeld. 100
XIV. Daar uit moet fich dan verder openbaren, wat van't bedrijf van
fülkemenfchen, die tegen Mofes, de Profeten en Apoftelen
zijn aan gèweeft , te houden zy. 1 ο
XV. Het is meteenen uit Gods Woord fecr wel te weten ^ dat die
genaamde "Wichelaars en Toveraars in waarheid niets en wi-
llen noch vermoghten. χ : ζ
XVI. Deplaatfen daar de Schrift fo fpreekt, als of die menfchen waar-
lik noch iets wiilcn oftcvvcrkten, behoorlik onderfocht, en
fcggendat in't minile niet.
XVil. Des niettemin is wcl tefien, waar in het quaad beila, waarom
voörfeide hanteeringen beilraft en ook geftrafi zijn in Gods
woord,en door de kriftelike Wetten ilreng verboden zijn. 137
XVIÏI. Men moet ook niet voorbygaanfulkeplaatfen , daar dc Schrift
verilaan wol-d van fodanige te fp reken, die van den Duivel in
*t gemoed beftreden, ,of aan den lichame gepijnigd zijn. i^z
XIX. Uital't voorichreverivolgt, wat van'tbewijs van'talgemeen
gevoelen te geloven zy, en hoe de Formulieren dien aangaan-
de moeten zijn verftaaan.
,XX. 'c Gemeen gevoelen van de Tovery en wat daar aan kleeft, kan
met de gemeenç gronden onfer Lcere en de Formulieren niet
beftaan. i6z
XXI. End'oefeningc der Godfaligheid word door het felvc merkelik
gekrenkt. ι^γ
' " Berigt aan den Boekbinder.
;^eeeïfïe jieg. jj-.en weet «t^fneöen toecDen / jgnlw'i ïaatfie ijanöe