-ocr page 1-

Ε R

BETOVERDE

W Ε Ε R Ε

Het

VIERDE BOEK.

Waar in 't bewijs , dat uit d'Ervarentheid genomea word
ten gronde toe word onderfocht.

an ïaier â^ûefeen óitirernometn

Van

BALTHASAR BEKKER. S.T.R
Predi&ant
tot Amftetdm

HAMSTERDAM,

By DANIEL VAN DEN DALEÏSi,

-ocr page 2-

LESER.

AAN DEN

Κ geve eindelik , befcheiden Leièr, 't laatfte der
vier Boeken mijner Betoverde Weereld aan den dagh :
en danke God , die my dus lange heeft geipaard en
bygeftaanj om eens het einde van mijn werk tciien
dat my ίο duur te ftaan komt, door fo veel tegen-r
genftands als ik daar in van de betoverde weereld
hebbe moeten lijden, ende noch ben lijdende. Maar
't heeft my onder des vertrooft, dat ik in mijn ge-
ttioed fo wel verfekerd was, dat ik de waarheid foeke , en dat fy alle
die van 't felfde oogmerk zijn , hun groot verlangen na 't voleinden
Van mijn werk dus lang betoond hebbende , nu dat genoegen ful!en
hebben, 't welk ik hen hebbe willen geven j en God ook met my dan*
ken, met fo veel genegentheids , alsle yver hadden om-daar voor te
bidden. Ik hebbe tot dit laatfte deel niet veel Voorredens meer van
node , nadien den inhoud van hetfelve is geopend by de
Naakte Vk^
^eeidinge des geheelen werksj voortaan teitellen voor het eerileBoek j
en voorts de fchikkinge van alles , dat fich tfedert het uitgeven der
twee eerfte Boeken toegedragen, en'den voortgang der twee anderen
Verhinderd heeft, gcntoegfaam is. te iien uit de V^oorrede vanhet der-
de Boek. Dit moght van 't vierde noch te feggen zijn, dat het wel
meeft: gevaar gelopen heeft, na datmen heeft verftaan, dat nu het der-
de al was afgedrukt y en dit tot op de helft gebraght : wanneermen
fich verbeeldde , dat van geen der beide laatile böeken iet meer wor-
den fonde, maar "t ganfche werk voortaan wel bliiven fteken. Dies
hebben fich verfcheidene bemoeid , om'tlaatfte kind ter halver draght
ïï"iet het v oldragene tefmoren, om nooit met die twee eerftgeborenen
het licht te fien.- Maar 't mangelde die lieden meeit aan kraght en
beleid. Sy hebbeji echter maar gedaan , dat het fo veel te meer
ver haaii: is , en de voorfte deelen niet fo ongefchikt is over't hoofd ge-
^J^'aiTen , als't fich eerft liet aanfien, door fo groten menigte exempe-
len ais my daghelix noch tocquamen, en waarmede ik nu tegenwoor-

-ocr page 3-

Aan dm LESER.

dig noch fo. groten iluk foude konnen tocilellcn als dit is. Des km
ik my dan oe>k. verièkeren, dat elk door't
lefen vandegenediÈikhier
verhandeld hebbe , noch andere fal in gedachten krijgen , ende my
aan melden 5 die ik ook niet en foude hebben willen overflaan , had
ikfe dpe geweren of daar aangedacht ^ -wanneer ik in
gelijke ftoiFe be-
fig was, alfo mijn oogmerk is ge weeft, opelkeplaatfe'tallermerkens-
weerdigfte te ftellen dat my ooit is voorgekomen ; om ganfch geen
reden na
te laten van bedenken y dat ik my te foeken maakte. Want my
en is ïiet niet om fchijn van w^aarheid maar om waarheid enkelik te
doen. Nochtans en denk ik niet , dat eenige exempelen, fchoon in
den fchijn gewightiger dan enige der mijne , befonder onderfoek van
hoden hebben, na 'tgeiie dat van my in defen is gedaan : alfo men uit
het een feer lichtelik ook van het ander , dat van gelijken aart is , fal
konnen oordeelen. En ik en wetc niet, dat daar meer foorten zijn fo-
tiiniger vertellingen, als tot bewijs van Spokery en Tovery, en wat
daar toe behoort, gemeenlik worden bygebraght; daar ik geen ilaal*
tjes vanen geve in dit boek. Derhalven iâl myeen befcheiden Lefef
wel verfchonen, dat ik het ook niet groter make, dan het reeds, feer
Terre boven mijne eerfte mcininge, geworden is. Ook fullen fulke,
die door't gene nugefchi^even is, fieh niet en wallen laten overtuigen^
geenfms te overtuigen zijn : weshalven ik vergeeffchen arbeid billik
iparen magh. God geve flcghs, dat defe den goedwiiligen en waar-
heidlievenden magh itrckken tot grootmakinge iijns naams , en vor-
(deringe hunder faligheid , het eenigft oogmerk van mijn fchrijven f
fulx ik vrymoediglik magh feggen y die fo veel fmaadheid daar voor
lijde 5 ibnder dat ik ergens in befwijkei alfo het God is die fijne eere
voorilaat, ende my de kraght geeft om fulx alles te verdragen , als
fijner vaderlike voorfienigheid belieft dat my weervaren fal. Ook
heeft Hy, die de nederigen vertrooft,. my dievertrooftingegegeven,
dat hy my genade heeft doen vinden in de ogen van fodanige perib-
nen , die mishagen tonen in den ongeregtigen handel vini de genen
die my tegenftaan : en al fienfe alles niet voor waarheid aan , noch-
tans d'opreghtigheid wel ilendie in mijn fchrijven is j fo verre dat ik
fekerlik de waarheid foeke , 't zy dat ik die hier
gevonden hebbe of
gemifi:. Daar byvind ik mymerkelik gefterkt door menigte van gra-
ge Leefers mijner boeken j die daghelijx noch waffc 5 en iich ook bui-
ten Nederland van alle kanten openbaart ; fo v-crrc datmen 't werk in

andere.

-ocr page 4-

Aan den LESER.

swdere talen foelct, en fekerlik fal willen breagcn , fchoon ik het felf
niet doe. Want buiten lands en falmen niet veel vragen na de gene
öie het binnen lands beletten willen j alfo weinig als in Vrankrijk o£ ia
t^itichland heeft verhinderd konnen worden , dat het niet by ons in
Nederduitfch is uitgegeven. Daarom zijn dat maar ydele pogingen
Van mciTtfchen , die geen ander middel weten om bekend te maken
Voor de weereld , hoe veel liefde fy tot vordering der kennis en der
Waarheid hebben, die dus lopen tegen 't drukken en vertalen van een
boek datfe niet en willen lefen. Doch word mijn werk van niemand
kraghtiger gevorderd dan van defe : alib den y ver in opreghte lefers
dies te meerontfteken word; dewelke denken dat eenboek moet goed
2-ijn, ^t gene op geen andere manier weerleid kan worden. Hoewel
men foude mogen feggen dat iulx wel verre van daar is , nadien dat
fuiken menigte van fchriften tegen 't mijne uitgekomen , en van my
felfs niet dan ter loops en maar in't gros beantwoord zijn. Doch daar
op is mijn antwoord, dat ik in't felve
KonBeright genoegfaamtone,.
op hoe ilechte grond de meefte fchrijvers bouwen , en hoe weinig
fommige een antwoord weerdig zijn, van wege hunder onbefchei-
denheid en wanbedrijfs , uit hunne fchriften blijkende j. fo verre dat
ook felf de leefers door 't betuigen van hun ongenoegen wePte kennen,
geven ^ dat fy niet achten my daar in weerleid tezyn. Dat moet noch
nader blijken, alsmenfien fal, dat de laatile mijner tegenfchrijvers felf
Van dat oordeel is geweeft , dât ik van anderen niet wel
weerleid ben, of
hy hadde fuiken groten arbeid te vergeefs gedaan. Doch defe fal door
ongeletterde perfonen onderibcht en wederlegd ; cn 't werk nu reeds
voltooid 5 nu dit
is afgedaan, ten eerilen worden opgelegd, om met
mijne eigene aanmerkingen daar by gedrukt te worden. Men heeft ge-
fien 5 dat die twee eerfte deelen fo veel meer gelefen en van meerder
Vrught geweeft zijn, als daar tegen meer gefclireven is. Waaruit ik
reden neme om te denken, dat iy om de laatftetwee niet fo veel moei-
de fullen doen, na datfe ondervonden hebben, dat al hun arbeid achter
^^it gaat. Of fo fy 't echter doen ; ik fal my des niet veel bekommereni
» ^loch my bemoei jen met al 't gene datmen verder fchrijven fal. Mijn
■^oek is daar i wien dat behaagt die fal 't lefen j en die't niet lefen wil;,.

5 fchoon gelefen, geen genoegen daar·, in nemen , hy fal my geen
misnoegen geven. Het leefen der veel meer, en met veel meer genoe-
gen dan ik ooit had konnen dromen : des God ten hoogften moet gé-

# 3 pre>

-ocr page 5-

Aaîî den LESER.

prefen Wien ik ook bidde, dat fijn werk in my genadelMc ten
einde brengen, en my bequaam wil maken tot den dienft voor fijnen
Naam en voor fijn Woord
j op welke wijfe 't Hem believen fal : is
'tnaar fijn wille dat ik magh in vrede zim, die lang al moede ben van
twitlen , maer noch niet van lijden , fo Hy wil, dat noch het einde
niet iàl zijn 5 het fal niet langer duren dan mijn leven ,, dat niet lang
wefen ial : na 't welk ik mijnen Saligmaker wachten wilin onverderf-?
likheid. AMEN.

Den i^. van Herfft-
maand. i6pj,

VIEK^,

-ocr page 6-

VIERDE BOEK

Waar in 't bewijs , dat uit d' Ervarentheid
genomen word, ten gronde toe word
onderfocht.

I. Η O O F D S Τ U K . ,

In defen moetmen eerft wel overwegen, hoedatjig een getuigenis
van eigene Ondervindinge hier gelden magh. Befonder mosc
het fonder vooroordeel, Ichrik en vreefe zyn,

i.

% Öat top in ôrt ttoecbe m betbe ftoeït mrt^ïïe ncerfligi
Öeib boo? iiebm en ^cï)?iftuuc ecfocfjt/ m aïle^ toaton^
boojquam / obertoogrn öebbeη ; in 't gene bat be oBecÇen /
enbefonö£cUftb£n5Piut3cï/ nUt^gaber^aiïefuïfee mmfc&eîî
biemcn öoub bat met ftcm omgaan / cn biemoi Cobnraac^/
iretotocrb of iïcfetcn noemt £ietreft;fo ten oUecüïoeb nocö ocfe
beöouben/ bateen^&efeöegbeliïtijan b'(i^nberbittóinge geijanbeïbtoerbe.
3©ant aïïjoetoel top ceben ijabben om te benïien/bat niemant ooitïian onberr^
bonöen Rebben öet gene nooit gefclïieb
i$ [ om bat öet niet gefcöieöen han :
nocötan^toanneecon^iemantfïöfenfïecfe&eüefïigt/ bie öp on^ ijoïïege^
ïooftoeerbiöi^/ Dat |)p iet mettei-Daabbemomenöeeft/ ïjetgenc top op't
aïietftïaarfi beflcppcn Dat fo niet ftan toefen aï^ ÔP feit ; fo 't ijooj öem ten
niinlïen
toaatöig/Dat top een^ onDerfoeïjen toat öetanDer^ toefen magï)/om
ïiemtecegï)tteï)eïpen; enboo?on^tW/ omoofttetonen bat top niet öecb^
iichMa 3pn. ^fe faï mp te meer öiec toe ontïebigen / om Dat ïïet aïge^:
meenWoep ίΦ öan be «anberbinbinge : metbitbefïiiïp/ toanncerment

met geen i-eöenentoeetgoeb te maïien/ bat ö^t becbQ?gm faïien m
batmennageenrebenofbetoij^niagöbiagentian'tgenemet een algemeen
Setnpgeni^ üan b'oube en nietoe toeereïb/ batigtootenMein/ geieecben
ongeieecb) fotoeïijan^tifïenen aï^^eiöenen/ en onber^ïotefïantenfeïf
"^ebefïigbtoojb.

z. Ilfêaar fomen tod in acljt toiï nemen ôet gene üan mp in i)et laatfïc
Ôûof bfïw]^ Ijan mpn eeilte öoeïi / na inSowi? beç ^i?oo?gaanben/ aangetoefen

Pag. Ε

-ocr page 7-

5-4 Vierde Boek.

ί€ : (ϋ fàïmm jien bat tk fenüartaöf iö/bi^ fïcö öf f^^ lioojboet / grc η «iibf i*e
ii Dan Die ijaiit êeiöeuboni ; bat OcfTeïf^sernecnc Dolingen boDj't 3:oöaïi
mn üft^auf boin Uoojtöepïant/in na be^efojmatie nor Ö niet genoeg^ ont^
bjojtdb ^at ooïî be ^«nion^ uit aï füïften boöeni .opge?c|)oteu / hk
met betî gronb tsnu t ïîtifienboîn nietoUec cru en (fiiam / «ocö f^f ooït
nietôeïuci}tbanso0beî5ïôenftûnDeiîaan/ ii. b. m. lufonbcrij^ib naisat
öefeïtiebooj ^rt Cnangeïiumgcfuüjcrb
: ζ xxvii. 14. fo ijccï in't
otJCïiîïantennîeiteïtijbbetanberb^iîn; bataïöie <0eefîm raaai* tot tlüee=»
Deckuefïagïïl&rtïoMîrnlîjo^bm/ begoebem quabe €ngcïm en nienfciim
Sieien. <iBn nabcraaaï men niet in ttoyfcï ti'oit / ô^î snie ijan be befie fcôîp-
hit^/ öoetocï gefïagen l^eibeneii / öan toonbediïie boojöebuiömgen en
toeiïu'ngen bec OBobcnof ber eeeften op ftn öcibenfei» iaiecb Ueröaaiö ; aï
tben een^ of bat Uoajoojbeeï öunbec afgob^bienfiigöeiö m üpgeïoüigöeib ijen
nooit ban
't tegijte fjjoo? bec toaatöe^ &aöbe afgeïeiö : fa öeeft men fici) tueï
Öaafl öebürtben op ben toegö / om aan be bofe ^eefïen of bet menfcijen Zie^
ien fuïïïe toetïien toe te fcô?.pbeir.- ^^aaraabeefcijeibene f tDangöeüen fien^
ïïe/om bie geboeïen^ met be ^eben of be ^cöjift te boen öeflaantfo ïjeeft men
beïe bingen iuigebaïi)t / bie meefï toaarfcipifiiii fe^eenen ; om ebentijeï
ijoo^tuaarenfeïîecaântencmen/ öf^tgene anbec^ geen toaacfeöönïifeöeiiï
mljeeft. ^emeinmgeberöaïben/ ^atfWfte bingen tueï gefeöieöen ïion^
«en / oojfaa^ bat ooii be betteïïingen baat ban te ïicijtec aangenomen/e»
in 't gemeen becöebigb too?bcn.- JBaac tft eti benfeeniet / bat bit fo gcooten
Siaart ooit foube gemaaïit ^e&ben/inbien begene bie aïfnïifeei bingen feggen /
fcôinben/ geïoben en beebabtgeu/ aïïe ^piïofafen of Ciieoïoganten bjacen ; of
immef^'(öaac &et mecfï op aanftonit)fic0 ai^ foöanige baar uefen^ öjoegen.
313ant bit ibebinö iii eau my feïben/ en alie bie ift op ïj^t feïf be fpoo? bebinbe ;
ï3at iet^ beöoojMï onbrcfocöt / ( geïijit
ik baat toe meec ban mi^ gen^genti
lïcib / gdegentöeib en neeifrigïjeib gebonben ije&ïje ) in faïten ban ïrien aait
geïjeeïeen aubeee geftaïte ïirögt / ban 't ficij in eecfï ban buiten aanfien ïiet
-^iobetfuï^'baîaigimceugetuigeniffe geen getuigenis öp mp: en op bat
oo^eenanDecbatfoÎicïitnietnieecbaatboojenôonbei faiift hiec öe uebCi
nen/ biemneerfiöeöeuttopfeïen/ enbojbcr.éboojbenaantoa^mpuec on^
öetbinöirtgen / ooït ban be nietigöcib fobanigec bmeiiingenbecfgiïetDen/
^etcouUseiiït boojiebet^ og^i^nopen ïeggen»

§. 3. ^oeô tot bien einbei^ niet nobig/ benl^efecöiecnuopte ïjouben/
înetfuï]eaï^nip toeïfeifban.tijb tottijbi?bîebecbacen 5 en iot ||oe be?re ift
teïiten^ baat bp in mijn oo?öeeï boa?tgei}oïpen ben : aïfo iii öe^ onaangefien
«öeöebenbjeïbetfgeien/ omon^geïoof in fulïte bingen te befiiemi/ in't
ïiefonbecfoubemoetenoplïeüen/ foöiiSbefeïbenaöe ^cö?ift:en cegijt^ ^c-
Öensiingerigöt. ^eciaïben faïih bieöiiet: maac ten eerfïen open ïeggen :
Mïet bie gebacïïten / bat mn niemant ïicijteïiïï baac obec
tegenbalien ; maa c
«erbec eiiï een bie be ^c^iften ï5eben boïgt geïgii faï gebfn;. J^w 5pn öefeï;^
Ije ttoeebetïep : te toeten / fuïïïe bie een iebec in fijne
eigene ontmoetingen ett
subetbinbingeu fieeft^iia? t^iiemen/ «ïw ö» wit f^bf fm W^i

.......■ ^ " "" an?

-ocr page 8-

ï. H ο ο F D s τ υ Κ.

öübtteii boû? gebe; m Ut öeeft in ûcô£ te neiii rn/o»« lut btt mu

oei'cn tJÊrïjaaï feu ïtïaat ^n oo^ôsel op te maheiî. cerfle ijceft
Uoci) tVocEöerïey öefcótiö : ίΐοε lyg gefteïö meet 5îjn / δίε ΰπΐηιαείίηα^ ijan
fiiïïmi Vioo^Ual αί^ tot Dit g^fcijü bcboojt/ fteï ftiUe iia bftiorni ciîîircfiîfiîcu
faï ; en ïjoe ÖF fïri) öaatinöan Djagïjen mort. Sa
öïöcc cei\ë fïeïö /
Be0mniBnubefeÎticilc9cî^boo?iefîcïïen ^ natoeïïienilï ban tot
peien faï ïiomen / mti bïe na eifci) berfetorn te bppjocüen.

§. 4. i^ctioojböaneei-fï noaöfaïteïiïi berdfcijt/ Daîïjy geïîeeïmoetijen
5|)n banöooioojDeeï/ bieöancenmtis&ms/batiotöeciïiüïfcöen ïtennifTc

mm : m fdf öaa'c m öcntoeg'ij ge-toefe»/ beo.? fijuv' binômam bm I.efec
013 Uè tiiyfe in fijne fpöjifteu booj te ftdlfu / al^ of fp uoair in enig fifef^fi fch
|ΐΊι?ΐΐΐ gcicfeu IjaDben of iet^ geijoojb bat ban bien ΐΐΐ,ίιοιώ \m§ ; fa
san ifbft een
Öooï 't ïefen ban befdbe &ïnïien ma0ö. ^ii i^ 't ooft bat ife
ronbeMiijeipbeiniju eigen grooïfieboojbeeï in bit flwïi te 5îjîî/ luaasr booj
ïft uiet alïeenïiïi in 'tgemrin iu anbercfaïicn/ maar in 'töefonbcï; in bit
Îîuïtgcbo^îbcrbbe». ΐίθαηί fo afê lift tn 'tcftfle boeït/ met fïilt een aïgc^
meen betoogïï ban aïierijanbe boïïieten/ banaïïetpben öe^/ en boo? be
Sanfcöe bjeetefö ôffn/ïtïi^at'&ïsjiîeïiït bebjefen öeiïbe : bat aï be toeerdb in rai
öiep boo?oo?beeï beïangenbe bit (ΐηϊί meer ban let^ anberp in be lueereïb / ins
Sebomifeïb ïeit ; bJaav ban lïi ooïi b'oo?faïïen in ^et ïaatfte öoofbftuïi aanse^
itüefen |)ebbe:fo binbmen feïöen ïniben/ttie niet min of meet met een boo^insci
Sîomenoojîieeïinbitiluïîbeïemmetb
|η. <i2n bat fa jijnbe: fo i^ 'tmïi
onbetmybeïijfe/ batfpin'tonbecfoeïîenban iet bat ban befenaart i^bîsï
îetobecflaan/ Ijet pene boïsen^^ungeboeïen bit of batmoefisgn/ en met
becneemen of 't fo ίφ, ^it bebe bat .ïEaïia JBagbaïene nieinbe batfe fag|î
öentobeniec/bjauneecfe €0?ifln^ fagïjjen fo b'Hipûjîeïen bat fy een fpooHfeï
fagen , bianneec ijp nacöt^ op
't toatec tot Kîen quant. ^Inbien be ^eet
0f nifeïben aan Maria niet en öab ontbeïît / en ïjp of fp terfionb na 't eerfï
oncnioeten toaren uit ben ï)of gegaan : en foube fp niet / na ben öobenier
ijjaagû/ Uerfeïîerb ftebbm öat in bcnïjoftoa^/ enfpfeïfmeiöeïn gc-
f]fi|oïîenöaöbe s 5©îtDebc'tboo?0ojDeeï/ ombat fp niet en biifien/ bat be
i|eerebanbenboobmoîJfiaanmocfie. ^oooft/ inbien öp ficônietopiiet
tóater uaber aan fijn boift begeben / en öen feïf toegefpjolîen ïjabbe : en fow^
tenfe niet tofï geftooren ijcbben / batjen
't meir m fpûoïifeï toa^ ont:»
moet
î 't ©ûo?o0|beeï bat titt 'φ nacïjîl op ftet toatec fpooftt/ m Datfe aï
tf bïeefcMife aangaanöe hm Jleffmpan bm ηιφ af onbertoefen toaren;
Doifaaït mt fp fî£ô fa geen^s^eofe

. 5. bat iïtöasijeïi);noc& feïf aan anberen&efpeure. Met^ïïe

magö iii feggen/bat mp tot&efer «ce toe mti) mmm ontmeeî
îft^ ban fume faïien atà îfemfeff bejegenö jijnDe/ aan mp öeeft bemm αΙ
!tO0ô met te ; of'til met«n ge&ïeften/ bar

-ocr page 9-

4 Vierde Boek.

IIP/ fcöoon oii0ebodi§ boojoojöecï m0momm toa^. ^n ohï ôrtoofe ööi
aicfer te öoen fien/bie geen grîcgentôeiD en ôeeft / öefeïföe menfcMcii bie ifefa
gefp^ohcn öcööc ooh te fp?eiien : fo faï ift ftem nu tuijfen tot een ûoeïî/
iuaal-aföefrijjpbecnocrjm'tïebeni^/ eecfï in öit kafltio0|-ïeöen jmv te
Eeiplïcöin 'tïjoogbuitfci) geöïiöiti inôcnô^ûe mi fcec omfïanbige ijec;:
teïïmgeUantótenfcïje^poïiecBi/ 'tjaar baac te üocen lipï. tm vllnne:^
ïicrg in .ï^eifTenïanö ge&eucb. ^t fcö?pbec i^ be eigenaar ban 't Dui^
îsaarini)^ttioo?seiîaïïeni| / be^cbihant en, Cecfibiafen
en bie boe beiuaónbe fjjner ijjantoen fuflec/be toebiitoe öan ^r (&?ίφ
tnec onïangé ^jebiïtant tot 1teipfïc& i» ö^f^n aanflen bcibe φΐϋορ
toaacbig boiien beien, iCe meer alfo iïi uit ben ganfcöen b?aab en fi^i ban
fcöïpbenanber^nietbemerfteofiïet een fonberïmg gobbjngötis man/
öie fijnen tïjb ooïï in be ïetteroefening niet ij^fftbirfuimb. iBaaruicbe
boehen bie ÖP biftmaaï^ aantreft i$ te merïten / bat óp al mebe in bat groot
geboeïen banöe magïït en feragöt be^ «©nibeï^ fïaat / en toeï brfonberïift
geiooft/
bat eenbefonberfTagöbanöei;enfporiern te binbensn: bie namei=
iiH boo? ïî?a3ïît ban bat ©erbonb ber toberaar^ entobereflen/ op huit
öegeerenboo? ben ^uibeï too?b gemaaBt : 'ttoeïfe echter in mgnberbe boeft
öoojgaan^ gcnoegfaam bjeerïeiö. S^efonberiilit^ Jnaïmebebanberi
fïanb/ bat^etgebaarlpi^/ fïc&metbe^poïien/aïfomenmetnttefïenof
j^oren / ingefpjeïttegeben : öet gene mi)n^eraci)ten^ een beniaafie toegeit
isJ/om ïjen te ontbeMïen. <i5eenb3onber ban / bat boo? fa beeï en neerfiig
nnberfocïien ban. bien ïtrijleliftm ^jebiïter/be faïie niet beöcojïiïii^ ont-
öeltt

6. ^ft boeg pr öp ö^t gene iïi lueete toaar te 5ijn / boo? 't moni
öeïing beröaaï een^ ^jebiftant^ bie nocö in 't ïeben / en ten boïien ge^
ï0oftoeerbig i^ 5 aï^mebe ban berfeljeibene öebjoonöer^ ban öe pïaat| /
«n uit ben monb be^ genen toien öet i^ gebeurb, l^y iiab een peccö geftoft /
(feïf ecfjtt'r fici) al^ 't bïceh/ op peerben niet berfîaan&e)toaaropi)îiuît
öe fïaö na Öui^ toe rcebl€n opberfcöeibenepïaatfen baar Dp boo? quam/be=
fe nietoe ruiter met fijn peerö beïteften ban be boeren: fo öooibcnöpben
^eucn na ben anberen fijn oo?öeeï meïben/bat ö^t g^en onbiïïyit peerb en
toö^/ inbien/'t gdp fy fagen/aiet
den droes en öabbe; ja/ f^ibenfonii
«ïigen/ aïb?p
een quaden droes, i^jj/ ttieiiienbebat bit ben^uibeïbja^
te fegg^n / geioofbe metter tijb./ bat ijp ^ni peerb bereeb bat ban beit
^uibeï toa0 befeten ; 't toeïfe öem in j^ote bjefe bjag&t. ^nfonbeE^
Öeib/toanneec öp op fitt baïïen ban ben abonb tÏcö.in boojgrabenJanö
bebonb / aïtoaar be megöbooj fïoten afgefcfjeiben toa^ / en 't boetpab op^e
ï^ant ber ^ot : aïfo fi]n peecb/öat boetpab foeïienbe/niet toeï toa^ ban
öe fToot te öonöf» baat i)P bebe. quam ijï^m be bekommering te

binnen/ bat nietbexl^iae^ of ^uibcï/foöp meinbe/ïjem in 't toatèr toii^
öe toerpen : ijet bange ftueet bo?fï ïjem ban aïie. feanten uit. me0 ï)p
<©ob öanhte in opregftte eenboubigöeib / toanneer ÔP fï^Ö betjoubcn
î-Ôni^
bebonî) mét faï|fn j^jeriï?; g^V^n^^^iOii??»» fwbfçïm^ it'eiüij^

-ocr page 10-

Ι Ή ο ο F D S Τ υ Κ.

fean ©oojfîoiiaôdô ten goebe bmt ïjem toa^ seVoeefï» ^oat

ηοφ aï pf b^ ίίϊ^ϊί öaar af : toan-^

neermmöemlJCcMaaröe/batbit tooojb ban droes, gefpjoitcn ban be pttt^
bm/
tm fthn ïcifci aan bie beefïen toa^j m een qua droes quaabaarbig
ùefmetteïijî& / bat aan |&et
oberbabig fluimen ban fijn peccb te mer^
femiua^. ^inbiennubefenmaneenongemaïï/ faaï^ôpbjeefbc/ mog^t
öetcoffenöebben/ (ïjetsene Ijuttcn
bat scbeufen ftcnöe) en öp b'iutiegs
SinsbanbefcnDjoe^niet öab btrfïaan: B^^b ï)p niet bafMift in bat ge!o=
be moeten Komen/ battjembe ^mbeïof ooït toeï een (Coba'aar bat ijab
öeöaan i

§. 7. ji^ubat boojoojbeeïraafet aïïeen beftenntó niet / maar 0ûïîbe5?i
ben enbeïieföciöiebeiöemerMiiïbenabceïDtoojben/ boó^ acgtoaan bieus
mcnöeeftoföattopiemantóieï)ettoüo?b ö^cft öat ïtan tobcren/ of tuieus
menanbecfïn^tenbeflen niet genegen i^ ^e Eiefbe denkt geen quaad :
I. ïtot. r3:5. maac baar bie Mein if/baar if 't besryp ten qiiabe groot, ^et
minfîebaton^toojbgemeïb/banmenfctîen biemeu acöt ban fnlïten fïagïj
te 5iïn / fo fp on^ 3ί)η te na getoeefi
y bat tooib terfîonb geïoofb.
fpjeehnubanbatfïeeötebollïije niet/ bat aanflonb^ baar op na be fo ge?
naambe ^uibeïjagec^ ïoopt : maar ban begenen bie locrfïanbtg en be^
fcijeibenjijn; foaï^iïtïjoubebatben^piebiïianti^ban ^Enneberg ï©ant
ÔPfîcj^ganfeiiniet bjeemb en ijonb ban bie geöacöten/ (aïberföp'tniet
boojfefterfïeïïen/) batfijn gefpenfï
ein Hexengefpenft of (Coberfpool^cs
toecfï magij ggn. 3©ant fonber bat öp in 't berboïg iet feit bat na beVü^^
öeïijifït/ban tien beb3ijfen bie ïjp aan maïftanber ïïnoopt i fo b?«ïit öp pag,6
flinen argbïaanuit
/ das ettwan Gottesvergefiene leuthe aus botzheit ünd
verkrackten finn, ihm und die feinigen zu angftigen gefuchet, oder auch etwa
diebifcher und rauberifcher weife nach haab und gut getrachtet. ^tti^
te ÏO^

en ïief beloop ban ftem gegifi : aïfo öet met geen mcnfr|îeïî)iî berfianö goeb
temaïten/ batmenfcljeniic&ben^uibeïfouben obergeben / onifebèame^
ïien ïang booj ïjem te fpofeen
îîî een eenig öui^ / om baar te fïeeïen > ai cc!>=
ter fonber in fo ïangen tijb / en met fo beeïDerle|t gefpooE iet^t op te Doen. ·

§. 8. .iBaarïaataïiemantbooi geen eigen of gemeen ûegn;p booiins
genomen jijn : fa faï ïjcm niet^ meer Dan be ©jeefe Ijinber en / Dat tot
ccîî
boïïiomenonDerfüeliimeiboo?t faï gaan. ^ie ïicijteïiiï öeö^eefiië/enöec^
Seen öert om toe te treben / om na bp te fïen ,· beel min cm aan tè raïïen of
te ôanbeïen. î^ant bie bat boen berneemen boo?gaan^/bai ïjet gene in 't
boo|btigaan ofbanbe?rebatafbat geï^Ht te 5ijn/ gefjceï löat anber^ ié.
5©ieb
?eefebiiö^'£bieeert0b0ooïib'3lpfïeïen bebing/ mctbatfe ^efn^ in
öe uacöt op 't bjater tagen gaan
; 't boo?oo?beeï ( aip' gefeib} ûoïî baar toe

öripcnbe. 3©ant fy wierden ontroerd : féggende, bet is een fpookfelen
fy fcbreewden van vreefe. I^gtt. 14 ♦ Λ
γ. 6:49. 6:15?. <ί1ΐη
sabbeïjen be Ifeere feïf nietfoegefpjoïïén/ en 't fcöip genaberb / om ficö
t^ïüaarberteboenïiennen: ioie toeet/ ioaar fp ban fcïjiift gebïeben
^in I
j^ant ooft fiaat 'cv/bat óp toeï by 't fchïp q«am i boefî niet aïp" om '

-ocr page 11-

6 Vierde Boek.

ö^acirtfêjijn Î maatfïd&e ficft aï^ aft hy wilde hen voorbygaan. tpart
moeptètimmct^ooii ctecni5«aab / aïtoare 't feïf gciofflï pt gene bat f|î
bjegfôcîî. l^it Doctöan öat öe mmfcfttri bic iet^ nieincn teï fo ba<i te
tuctm / bat fp 'i ooït lucï aan eoi üoning fouöen na ijetteïïen / toanurcu 't œ
m^ σρ aanïiomt niet meec ïionncn feggm ban ^ïgtmaa? ; ik fagh een groot

rumoer, maar ik en weet niet wat. i^am. 18: 19. ^ift Ct ttOUiüCUé

aï fó iïïeï : maat befc ïicbm tueetm 't toaadilii niet : fes bVtó^ m fcö?»^ Ô^^ï
ftenboenteci)gaan/ DoïïfcüeïWugöien/ ga'fptoifïentoat; macïïteröoa'
ömofboenfiiïflaan/ omccöieïiiei-beconberfoVhteboen.

§, 9. ^aacbïijftetnofjjniet maar befc fcöjifeen bjefe nefmt ban
booit^ïijet oojöm tet!) / öfi: meiîfciîen ^ecffcnm onîfleïlenbe / mb'in.'
I)edbîngemeîaii£rl|àiîôeb,?ccniôc drrfteniffeii ijiiïïenbe; in bomnî öat
te
menfrljai uiduen teôoL-enaucfîeniîetgine niet tîï i^/ mdi

f)m tebsi'Cîî οοίί οβϊι îIî gfbarfttcn qiiam. '^c bfotc fcô^tiî ( Ööctöeï baît
<aûb ûcfonôfcïîïi bfilüEfet ) I3?û0ôt cert^b^ 't ôdc bfc ^Lirifi'^ ban boo?
;^amancu aan't ïojptn. zlîon. yî 6, ^objnïît^ofefu^' 't uit : ^kz'-·^
/τίίξίνς οΛ'.φοβΗΐ/ ίζ ταξίίτΐΗν ô ito'î, God Iiadde cic Syriëis begonnen te véiTchrik-
ken en vcrbafen , κ-ξύττύ» ΰξΐ^άται f^ aVAw» mi ϊτιίξχοβ^τ,ί ς-ξο,τ,Άί ΤΜζΆΆΟΜζ
άυτ^Ί mxHt, en een gedruifch van wagenen en wapenen, als van een keir
dat op hen aanqiiam, in hunne ooren doen klinken
, in 't IX. ^Ofïï bfC φπΰϊ),
2. {)oof bfïiiïî. flï cbenbecï of bat gdiüb ocït teaarftfe tn be ïiidjt of bïo ^
tdi&inïîumîCînbeeïbingesetoCÈfî mâôÔSôn,· (Df <i5ob op 't een ofopijei
anbei' toeciii / fjet toonbet aï eben stoot} nocötan^ be fcôiiïi ging öoo? /
fo aï^ "t gofefulnielb : en onfe Ifèartpt ïeent fi|n 00? baat toe.
We fcMft
ten minfienöinDerbe bat fïi niet onbetfocötcn/ maat eiïï fijn &efi aan'tïa=
pen teeg / fo aï^ be te]Ct 7I feit/
om huns leevens wille.
niet nobigAtan fulWaï^ tüp bagïjeïpjt bebinöen beeïe):empeientemeliben:
€tafnm^ toont on^tn be t'famenfpjaaï» bie öp bm naam ban 't
Spook-
fel
geeft / ftoe feftet ^jiefïet nacbt^/ in beflgljeib om aï^ een man be
ïsofe geefïen te beftoeecen en betb?tiben ; aï^ öp ttoiee ftoatte peetbeit
fagö/ enbiebaatopgefetentoatenbetbojgenbuut ten boojfeton
ten ; fcïjoon 't gemaafit fpeï bsa^ / om ijem becbeerb te maften : fcöieïift
bantegtoien feïj^iiS behangen/ fïcö ift en toeet niet toat betbeelbe; ban
tlüee betbaarUïie en fbjarte^iubeï^/ met gïoepenbe oogöen/ bie bimc
ïsïiefenbetteïïenbe, ^otoeinigtoeetemmenfcljbie ban Dm fc&jiït iieijaifc»,
gent^/bjatbatôpïîoojtoffiet, '

§. 10. ^feöebbebïergeïpaanenenp_?ebfftantinJFriefianbfeïf etbatenJ
^^pbja^beongeïeetbfïeniet: maar |)ab in fijnen omgang niet^ / befta^m
t fbjatce Kïeeb/bat na ben p^ebifeant geïeeft. Si» 't aanfien en in 't fPI^^^
tieteriemantbiebeïeger^tioigtgeïpftenbe/ j^aöebentoeïganfcö geenfoiDa^
tenöertï maarïicïïtopïopenbe/ enaïfoïicötberïegen enbettfaagö / wani

neer óf m 't fpitl geboben bjierb ( ife fpjeeft bah tong of penrt)
ten fcö|iïifti0 en beb?eefï booj ^pofterpi
iegdobm.bjatmçiurgçn^fjpaaHb^n i^iïbw. t? öetïanö/

-ocr page 12-

IL H ο ο F D s τ υ κ. 7

^îî ίΐΐ een ôât ûïoot fionö aan öen toesö / tóaarop öe betifter^ fa0en feâiî
öcfeaïïïenöaacönfat/ tuanneeróei Mgenbc gtóieuuöe. i^p öabbe öoojs
Saan^ jonsdingen üau booiname ïjuifen bp fïcö / cm ïje» in 't ïatij»
m anöec^/ öaac öo enig toetftafmaal^te/ teonömtjpfen.
sap buifïtreii
abonb / namen öefe quanten (toeïiter een't mp feïfberöaaïb öeeft ) enen rni?
Senbjaiei'öontï,· benfelüenmetsefïïaliïïtei^afeen / en gefpnnene ijiec po^
ten / Sjooi öe üenfïec öo«öenbe / en öin^ en Ujeec / op eii neec beifeöuiUenö^:
't kueïfe fïeö aan ijent ôaac öinnen &p|ïec ijjeenib ijertoonbe ,· aïfo be fionb ooft
öuéöelemmei-b geen aeïuto en 0af/ afttoa^betUaifeftt/mfo te meec
ïïuaani om ben tierljaacbén bie^ te piTeïpfeei· te becfcöitMien. ^i» fagen ijajï
isocj enen ïïoeïi bec ijenfietett / = öoe öï» tïeö öieïb ^ en bat öp in be nitecfie bec?
&àafîï)eiÎï raaifete. 25p i)eni boe ûinnen ftomenbe/beUonbenfi? ôem ganfcD
befUjeetbanüangisöeib : en Î}oo?bén ftem be toonberïij^te bingenfeggen/
bieaoitgcljeucboftetiebenï«n5ijn/ en bie^Pffitie effen baar gefïen tegeb^
ben ; niet anber^ toeetenbe'of't ïua^ in ioaarïjeib fo. ergee / 't ge^
ueiiïmetanbeceniïemfeïfgeïïOü?böebon^beröaïen ; maai· bat b|? fomer^
î^âgï) gefclîîeb / en ijem op 't embe noeïj gebïeften toa^. .iBet ecnen fijnec fü^
lien / tuien öy in öét boeeen ïétien dpt)?agiït / booj 't ôooi-en ^aaiïanb gaaîîs
be/ jöoojtöï» ben jongen met Uetbaafîïîeib roepen/ opfïjn boecfeïj ôHeite!
inPeiMjearj ï)etgene|îpUîeinbeoijeï't gra^ ;of ïioten iieen te fîen: toaau

bejonge ttipfen fai/. foxijfi met een bat bier orn öoog ; en öabbe / bocïjt fiem/
eenfeecïangefneb/ en'tonbecïijfüan enen menfc&e onbci uit ^angenbe*
«Dejjroeptöytoebetom; ôheite! hy hetal in man op. î©ant ö^m toe?i
feöeen/ bat bit foîanggenebbe bier ben man aï fo Uan botjen af ijab ingef tooï:?
gen/fo batmen meet niet bân be beenen fagl)..^iet toeinig fci)?ifete befe ijaber/
wanneer ÖP't feïf be qnam te f1en,,®âit^bien bat bjîfîer pefibiet ftoget oUet enb
gerefen / fo fagömen bat get op biefeeenen flonb:en bat bie fneö be fieect toa^
iJan een ïtaïf / nocôaan ben ftntb üafï / bien be man ijab otiec 't ïjoof b gefïas
gfîi : fïcö boo? be ^on mijTc&ién te beiîïien/ tec\üi)ïi&paci)teu't tiaanbe
ïioojnûfiangegra^/; fïeöopöeftantbanenefïoot gefett i)ab om te rufien»
il^ant ban na bp / fo
blécïi àan heite en foon, bat 0et tda^ be fei)oens
maïiec/ bie befe ïîaïfi>ÔUîb uit een bôerenïjui^seBaaïb öaö ; enbu^ beftenb/
nocô boijen bien beï|è%ir^tetb / om bat öp ontoeetenbe metfobeeï
feïjjiïi^ boo? een aangefien. ^ïîlegge ban/ ( en
't faï een iebec
bie becfîanb Ö^eft met ηψ feggen ) bat fume mmfcïjen niet bequaam 5ρ om
uonbetfoeHen/ toat ^ppokof iCoijetgip/ ofletbieïgeïijïî.

II. HOOFD-

-ocr page 13-

Vierde BoeL

Π. H O O F D S Τ U Κί

Hy moet ook weten wat de kraghten der NatuUi vçrmoghen j
en waar defelve ilille ftaan.

§. r.T>Ci)aïbeit bffe ttoee oeiïjeïiml^oojoojöeelim traet

•"ÖP/bie ban fume fafeen aï^ ton fpjefem een regijtniatig e» &efcï}«öen
oojfeecï geöen faï/ do
U De öequaamÖetö ijeböm om ban öefaïtcnreSDtfti
kijcï te itounen oo^&eeicn / fa al^ ö^m bte te bami ït omen ,· toaat toe ö^m Djie^
öerïepeftenni^noöisi^: ban'tonöecfcö^böec 31icöamenen<i5eefïen,· baiï
bdbcciïcagöt/ ïîoebejceûieïiangaan/ entoaac|e(lilmoetfiaan; enïaat^
fieïiïî toat ferasöi öat öji ben menfcïjefeïfi^ om iet^ uit te binben/ ofin't
toerii te fteïïen/baac be menfci^m niebe te mi^leiben 5ijn.3©ant baat ban gec^
nefeeninfTete ïïebbeii/ boet menigte ban menfcfjen boïen / om boo? ge-
fpooïï / oftoberpe ofbefetcu^eib/ ofbietgeïpïte '©uibeï^tjecïien aan te flen /
ïjet gene anbet.é niet en ban een uittoecl^feï bet latuur of menfcöelifte
. iïeilTenen: en iraacom
oûïî toeï uit te binben ban fobanig en bie be befiio?genti=
Öeben becSatuuc becfïaan / of op öebjiegecpen afgeeegöt; of menigmaal bc-
ö?ogen / en baarom niet fo ïicïjt meec te bebjiegen sgn. ïï^it aïïe<S i^ ijiei:
boo? genoegfaam aangetoefen / in 't i. boelft lii.fioofbfiuït batb'oube ïïan=
fie m Jl^agie anber^ niet ban een ban beiben toa^ : en in ïjet iii. boelî booj^
gnan^ / bat fîet naboïgen^ be jflatuur niet anbet^ toefen ftan/ en aïtoàt
feïfbe^c|ïjiftbanfuï?: iaci-nieïö/ ofmenfcfien eigen öoïing of bebiogij ban
anbercn gciBeefï t^. Fabien ban bat fo obetbïoeöig i^ gctoonb / fo faï ïjiec
niet meer nobigsïjn/ ban fïer^^totnabecopening/ Ôoe na't boo^fcDieben
Jöefi te tocrït te gaan / ban eï?; een pjoefftuït aan te tobfen.

§. α. Ban'teetfïcöebifteeötec niet befonberïöp te feggen : om bat i)et
aïgrmeen i^/en bat'et naatol^j: een eieempeï i^ tebinben/toaarin be menfcöen
niet en tonen / batfe 't onbafcfieib ban <©eefi en Btietiaam niet becfïaan ; gci
ïïlïi ten beeïe becbec uit fo beeie pjoeben aï^ ii^ in bit böeft bet^aïen faï/ nocb te
becneemen fiaat» ïl^at be j^atuur bermaglj / ö^t gene booj b'onïiunbigeiï
boo? ^uibeï^ toetïi mogijt too?ben aangefien / bat f^ï een neecfïig onbetfoe:^
ïïec bet j^ature geöeeï anbet^ opïoflen î jiBen
îçfeiteMagia Naturalis ban
Spaptifta ^ojta / bic betfeftetbene pïoeben aan be ïjanb geeft»

^ocï) b?ceöec tóojb m$ aïïe^ ban benfeïf ben ïfeagKC ^cBott / uit toten^ be^
feöjpüingen iït aïïe^/toat in't^aufbom banbe#obecii en^polfeecp geloof &
. ino
?b / op toeinijg na in 't X iX. en XX. ïjoof bfïufe ban mijn I. boeït Ó^ö aan^
geö'ïaïb / in beiöe fijneioetiien aïbaac x ix. α, genoemb / en ban ίρι οηΐί

mamm^ in fijn boeft deFefdmtieue, bat i^ van de Betovering met menjgre

ban p?oeben onberfcöeibentiiiï getoonb* 't niet aïïeen bat baeeinoe bin^
gen / on^ becfïanb te boben gaanbe/ toaatïiïi boo? be ïiragtiten bet j^atuur
gebewen iionnenj maat ooft bjeï bat mwfeRetïiiïfannenen te geumren

gene

-ocr page 14-

ÏI. H o O F D s τ

1ttiet en ν tc^ mcnfc^en uiterïifte tînnm op bie hjgfe ^^nb? aan0c=
caaht/ batfp 'tSEÏuiï!/ ôe0fùaantcenbEiianDelin3/ öoojöungeöedget
ftffbt/ geftoo? en geiJoei/fc^oononbcbojUm en öoï^otncn/ aïfa ticmesmcn /
aigof'tiftanöec^töareban Ijeti^ofUjefm ftan. ti©eiiî altemaïm ûiiî^
ficn 5ijnbe ban gemcme etijarent§eiö / en fdfb' crUarenfîe nict aïïe^ onbcr-
tîoiibm ÖÊÖbmbe: fomagiï
Ut bcniîfn/ bat ôct Sine öeni nocö bjcemb
bunhtbp0eOjehijauon0ectimbinge/ toeïaifo feei' natuucïijft toefen hait
al^'tgeneöpnutoeetaïfotesnn; fcijoonget een enbec niet entoeet/ bie
fo erUatcn niet en aï^ ^fe fai ban ijan bie Beïbetieue ftihen / bie on-
natnucïijïirc&ijnen m natnucïijïî 5ί}η/ en bie natuurUh anber^ fc|>tjncu
öanfe sijn / becüoigen^ enige e):enipeïen ijemscïbeη : ban b' eerfie in bit feïf;^
be / en ban b' anbere in 't naa^boïgenbe ïtapittei-

3. îBatinbeïiragijtenbcc Jatnur beciJOjgen^i^/ôebiiîin'till.b.
XXII. 5-9. boo? een beeï getoonb. €n fa aï^ baar bat toeinige fTeci^é tot
becftïaringe gefeib faï bit Ijiet nu baac en bcbm bienen tot Uebeftiginge
ban mijn fcggen. Ce tucten / bat get gene men om öcc fubtij!i}cib toiiïc
meintcentoerlUe?i)n0an(^eefien/ boo? bie bóojfeibe aïbecfynfïe enon^
beeïbare Hicöaamtïe^ beeûojfaaht biû?b. ^e ribber lîcneïni ^igûï» in fij-
ne Gratie bie öybebe in beijoge fcïjool tot JBonQjeniec in ©janiicyït/ten
töbe fgnec baïïingfc&ap «it Cngellanb / Beeft feet beeï toonbereη baar ban
öefeib / bie öï» met beeï eyempeïen öetogfï / en in^geiyic becfeïaart. ^e^
feibebjengtöpban tot feïtete flelïingen/ ban toeiften iftaffjieL· be meefïc
J&oîteîiii becmeïben faï / tec faite bienenbe bie iït bebjcecen toiï.
ïieït ban.

„ 1. Det ganfeöe ronb bet Eueijt becbnïb met S-ieftt. <©i£ ïicfjt
na 5^eftacte^ meiningebeaïberfijnflefïüffebiebe J^atuucooitmaaïtt/
öe pïaat^ buïienöe bie tutrcïjen befe beeïïtené bet l-negt / of
feieine ïi-
cÖaamtje^ toaar uit bie befiaat / noobfaifieïift moet sün.

„1. ^atóetïicötburiasünöe (bati^ boïgmbe'3^efcarte^ ban beaï-
ïecfneïfïe betoeeginge ; öoetoeï ÖP öf nature ban öetïieötbooi blote peefs
fingc7 en niet booj be betoeeginge ber aïïerïiïeinfieboiïetjc^beïftïaart ) bait
„ öelicDamen afroertfulfee ïiicinefiofje^oftebeeïtje^aï?^ men t^romiMt ίφ
ondeelbare,nocmt:omùatfenatuucïiïiettoi)fenietftïembergemaaftt/0fte
berber gebeeïb honnen toojbeujairo
de Nature(feitiFof öliö^^ ïloltoarbaP^^/:
cap Ijn'tdeelenehfcheidenderlichame raaar tot iekerbeftek toe voortgaat.

v ^at boïgen^ bien be 3tuci}t niet anber^ban een mengfel ban

„ fobanige Atomes i^. .

,, 4-. ^attbmniigeberfeïbentoa?benafgetroEftenof Uitgeöaaïbbanbc
,, aiffiamen / booj mibbeïöan be toarmte bie ban buiten homiy ontfïaan:=.
i, beboo^ijetlicïitbatop befeïbe affeijampt: maar bat anbere baar ban
„ uitbjafemen/ bati^uitgeb^eben toojben/ boo? be natnurïifte toarmt?
„ of bebjeeginge bec aïleïfiinfie/en becboigeji^ aïïertnfïfie beeïtje^ bie baac

υ KÎ

>' 5.

-ocr page 15-

10 Viefclc Boek.

toonberöarebjyDtcban be pïaat^ öec ïicfiamen af/ ban Vueme fp se^
„ feomen 5Dri. ^ ^,

6. ^attoannciecöctBimr/ of enig fieet ïicïjaam öe HLuc&t tot fïcö
„ tCEïit / δη οαίί öat De gene öat tn be 3luc&t ié en öaar in ^nige
„ nie^ Die ban geïijfee j^atuce jtjn aï^ Set ïicftaam bat befcïbe na ficg tcefet,·
„ b'aantceïîiîîiigebanfobanigc^itottie^ïîragôteïiftec gefc&ieb/ ban ofbe
„ natureDecfeïben ongdrjii toace. ©e^geïijj; bat ίίφ befetbe ïjcijtelmec /
„ baflcc en üefïifnöigec !nct be beeïcn be^ aantceftftenben ïic&aam^ bereeni-
,, gen en becmmgrn. ^it fleït ftn ban boojnanieïih in b?ie bingen : Det ge-
,, toigïjfïe / meer of min ; be bicl)tigöeib of Öoïïigljeib / cn ijet fatfoen.

„ 7. ©ecboigen^ aeljt ly^ / bat be Éuc&t aiïe ïicöamcn Ae^ toee^
V reïb^ aan een fcöaiiï£ïr.3laat öet maar ban befe onbec bieereïb
3Un/fo ïrjb
ijetgembifpuit.

^ijne anbere ttoce fïeïïingen betreffen in 't befonbec bat gene baat
ÏJÏ» in bat fcôlift af
IjmMt / en liomt brröaïbm Di^r niet feec te
pa^.

§. 4· ï|eîî^ mijn boen niet/befe fieïïingtnaïé eigen te bebïeeren/ of ooft
metcebenoiiite jtoten: öocbcrreiEï baar aantk ben / Debiit ter gcmcibe
pïaatfe ban ï)et πl. fioefe aï te berfiaan gegcben. öeö aliecnïiïi te betOi
«en / bat bie ftenniffc ban b'aïïerfïjnfie {fafje^/en bcrfeiber oberfneïïe en feec

j>

booinameliïïbieiiigcrecbbcntaete (laan/ en gaeö te mafen: i. bat bic
ffecfiîuebeeïïienâîndfe lidjaam
ψη/ ζ. bat bie geöurighft oah iebec ïi;
fijaani uit en in/ cn boaitccMrenbe; ü' oojfaak ban aiïerlcii beranberinge
jyn. Dat fp in
me iange reep aan een gefcfjafeeïb jpnbe/ te torge b?engen/
mt mi iiröaaai/iïit bcrîtïîcibene beeïé tfaitiengcfieïb/Oûfe ban een anber bat
baar üt^re af i^ feel too^ö aangcöaan;en bat aïfo't een licfjaam op ött anber/
bat baar niet na ön ontrent i^/tuerttcn fean- 3^an oefe fieiïing faï il^ e]cem==
pden
u üïtbe ö?ehgéiï/ bie feenbaar/en berijalben In gem tbjpfeiing te
îrcSïîen jï^a.

§. S' ^aifnïftcftleinebsemen^toaarïpfeSïJn/ &ci)oeftmen ïanger niet
t£ tb)|ifeïcn/na bat in befe tebje nocï} fa beei ié uitgebonben / ftet gene bn bert
oaöé nocij ni ci/bf ten minflë wietfo ftïaarïift i^ befeenb getoeefï
.'t © ergroot^
5ia| boet 011^ ttuboojagm tÏaï/^etgene't bloot ge|igï)t/ noct) geen bec ufc
terïifti finnen boo^ iîcii feïf gebjiwr l^on too^ben.^Ontbefeftingebanbeie
bïanbrrenboo^miöbelban befeïbe öeeft ben boïneerfiigen en bjeetgragen
^elbenaar ^iïfùtiiitô baù Eeètoenöoeftöp aïït fcöjanbere boojfMîec^^ hen
Raturé feer 'aermaarb gemaaht. ^ie te beröalen fouöe onö
te bul·
ίδη gaan : bicij fîîÏÏPn bJtinig fîaaïtie^ on^ in beftn no&fge bolboeningc
feonuen geboî., ^ft biaö in fgue .^jieb.en baar af.uitgea^bcn / bat t)n
ίη
mi hïcin cihen öo«ï / ontrent be anbrröaïbe fîroobjeeij îang / en

maUr

-ocr page 16-

ϊϊί. Hoofdstuk. 'Τ-τ

Jîaatîie ô^ïftf een fîroobjeeb in De b?ce&te/(aïfo geen enïteï ficóoBjeeb öt
Öetbiecftancspnöe) teï fe^ en Dectis buifenö Deeiften^ onöerfcöeiDen ;
fa aï^ tïï uit bè pient öaae gtboegb fïecö^ uit ben rutoen Öcbbe itonnen
teftenen.€nbatnocötoon&ecïmerï#; in'tfapöe^toïmflüK^iïEcft öeeï^
«en^ïjonnen onber^ijeiben/bie een miïïioeti feieinbet toareu ban eengcof
fanbtje/ enöenocijtan^iebermettjpfïebeïïen^ijoojlicn; na todïte onber^
fainbinge ban ieber fanb ftacen / in
f. mïïïioenen of y ocoooo. beelïïeti^ foübs
ftonnen onbccfeijeiben tooiben. ^e Haï of ^aïing ôeeft geen fcöuööen /
batmen fienofUoeïen han : maac booj
fwne gïafenbaac nafienbe/fobebinïï
Öp/bat befeïtie niet aïïeeniiït fcijubbé ijecftimaac bat een ban be Meinfïe nocft
uit fe^ of feben buifenb beeïtje^
ί$ befîaanbe : 't toeïïi aïïe gemeene bettoon^
bering te boüen gaat. #maüe^ntettefeggen; toat ftïetuöer beefije ban
een mpt / bie tn be ftaa^ of in öet öout geüonben toojb i t moet ai fpn fanb
5pn bat ftïeinber Jiocïïtanö i^'t een boïftomen beefije / niet aïïeenïiït aïie
ïeöen/ maar ooft noc|)
toeï ijaiciieu^ aan een beeï berfeïije ïjeböenbe.
ban een^ oni fpn ingetoanb / fpn bioeb/ en bejtelf^ oîuioop/iu ôoe Meüie fyne
beeïiien^ bat ban nocïj toeï moet befiaan. ^it ïaatfle geeft fojgUbe^ ter aan=
Semeïbe plaatfe tot betoi)^.

§. 6. ^etanberfiuïibatifeijanbereWtomite feggen öabbe/ f^ bie ge^
burigebetoeegingeberfeïber/nabuitenennabinnen toe ber tafieïifee
men / bie uit miïïioenen buifenben berfeïbec jgn tjergaarb ,· en fo beeï tafie?
ïifeer aï^ befeïbe bicöter fluiten ofte groter öoop te famen b?engen. €eu
feoom of piante/of öet ïicljaam ban een bee^ / fo ooiï een^ menfcöen ïieöaam
toafl en groeit geburig aan/ fotoel ban binnen al^ ban buiten/ enboojen
boo?« toa^bom ïiomt ban buiten aan / booj 't aantreden ban be f^n^^
fïe beeïtje^uitberaarbc/ ïucöten'ttoatet: baar i}et buur en toarmtebp
faomt/bie befeïbe beeïften^ fcijeib/betoeegt en af en aan boert : fomen fïet bat
nooit iet^ uit ber aarbe toafi / ban baar bie bier ïjoof bfioffen tfamen ftomen.
©an binnen ftan geen aantoa^ ftoraen/baar niet^ en i^ : aï^ bp ejeempeï bati
ïieteerfleïtorenïîenoffaabiîe/baareenpïantofboomuittoaii/ bat ficöge?
openb öebbenbe ten eerfïen maar een teber rijden uitfeöiet i Bet ttieïfe noeg^
tan^intoenöigpit/ toatutocïiher öouö/ enbuiten bafi
ii/ aï^men fïct.
^nbien nu maar ben aantoa^ ban
bie berttje^ fïci) baar buiten om fettebe /
enbegeenberfeïbe tot na binnen boo? ttoit : fomoefïe nooitiietjpitt/ of't
hout/ niaarenïteUhbebafïbermeerberenj toaarban men echter ganfcft
ficttegenbeeibefpeurt/ aïfo Bet binnen aïfo biel aï^ buiten fijnen toa^bom
Ijeeft. ^e fpij^ en bjanït na binnen ingenomen / en met fo beeï bcranbe^
beringe aï^men toeet / aïïeenïift boo? be feeeï / bç mage en't gebermtetenen
trefefeenbe : toojbtoebcruitgeiaten/ na'tuiterïift bemerken ebenbeeïaï^
ingenomen toa^; toanneerijetlicftaamna beïjoren i^ gefïeïb / be fönfie
beeïtje^ boo? en boo? trelifeenbe / en ben toa^bom mafeenöe. iBaar foiïaac
oofe geen anöere uit &et ïiegaam troftften : fo foube nooit be toa^om opöoui
ben j beeï toeiniger in't tegenbeelftet ïieftaam toeberom afnemen en uiïfieïs.
IJen / aï^men fiet.
Wmv «it ban bï^ftt / bat baac ii mt gebmige boo?^

^ iïms

Γ.Ί

I ' r|

-ocr page 17-

5-4 Vierde Boek.

ficaïingcbccbÉcmfn^/ afenaanto0&t/ fo on^ 't S^oïfl en ö' uitftumg
ïm-t : aï if töat befsiïeemcn^üeeï te feïein 59η om i3ec feïUec af enaanfeomfï
of&etocainaeteïtonnenfïm ^ ^

7. ©et berbe toa^ bic fci)a]^eïm0 bec mtomi ban eenerïepen aatt aan
fen/ toaacboojöeteeneïicöaam tjanóetanbec ooft too?Ö aangebaan/ en
becnoraen/ fdjooneengofbfluifitoeeg^baacafsgnbe j aï eni^'tntrtb^
»t0ehoojnoc0boo?'t0e(i3fjt/ betucmeinbetoee0in0e/ battmn be iuctït/
f η bit öan 't ïicftt befiaan / ban 't eene ïicöaam tot Uet anbec. 3©ant met
ben ceuït bat gcö^el toat anbec^ ,· öo^toeï be fmaah ooft niet ii fonbet ï>et
aancafeen ban ïjet fmaaïtip ïicbaam.^eïSeuft t^booj'tmttoafemenbec
fijnjïe beeïtje^ ban ijet een cn't iutcciifeen tot een anber ïicftaam/baac fp bafi
ftafeenaanbiebeeïtje^tocïiiebu^gecaaïit/ biecboegenb'anbece tot aan be
fier fTen^ toe betoegm / bat ïjet begcip baac ban faôani0 5p aï^'t toefen moet/
set 0ene ttiojb genaamb be iïeuft, nu befeibe meet ban ene bïote be^
toee0m0ebei;iuc0t5p/gebmalieitennec^bcirj[^atucete becfiaan/
fa oiiDe
aM nietoe.
ηήίΙοίύίφ maaftt ee mm rofeigcn öamp af/öte uit ftet richaam
batmen rieftt tot bcneusgaten lutrefet ; öe ijcbenbaagfdje fieïïm 't
infadm
in 't caften bet uittoafemenöe fijne beeïtjeiS/bc^ ecnen licöaamjS aan bie ban
get anbec / bie befeïbe aan en iiilïaïen. ^it fientoe batficijbejreöenen
jlteïit / na bat bie beeïfon^ beeï of toeinig jijn / of ftragûtiga: betoogen tuec^
ben/offlerfeecaangcïjaalb.

§. 8, ^eigeneifeöiernipecaffcggenbaiï/ batfaïihmetbetooo^benbatï
ben ribbec^igbp boen/ biebaac in
fiiïirheatrut»fymj?ajheuci,mMti^ Schow-

t)urgvanmedeneiginge, aïbU^ ban fCÖ?ijft. ^at &et ene vreemde fubtijl-
heid der Atomes,die uitgaan van de leevende lichamen : door welker middel
<Je honden in Engelland op den reuk fullen volgen.meer als veel mylen, de
piflè vaneen menicli of beelt, dat den wegh voorbygegaan fal zyn enige uren
van te vören , en daar door den menfche ofhet beeft fulien vinden datmen
ibekt. Ende niet alieen dat ; maar iy Tullen vinden enen groten hoop ftee-

nen, die ieraant met fy ne hand geraakt fal hebben. Derhal ven kan't niet an-
ders wefen ; of daar moeten op de aarde ofte op de fteenen fich verhouden
ftoffelike deelkens van het lichaam dat defel ve aangeraakt heeft : fchoon dat-
felve niet gevoeliglik daar door verminderd is ; niet meer dan'tambergrijsof
fpaanfch leerjdie hunnen reuk-wel honderd jaren lang,ronder merkelike minde-
ïinge van den hoop of reuk,dien fy behouden, van ficb geven. Den Rofemarijn
die uitSpanje komt ruikt men feer verre.Ik hebbe gereifd te water langs die ku-
fie, wel drie of vier malen,ende bemerkt dat de bootsgefellen weeë, wanneerfe

noch }0.0f40. rayien ([)pbetfîaatengeïfci|e/geïoofife/tsemecbiieeeneucc
naan^ uitmaïten)
van defelve zyη, dat fy dié kuft genaken ; en dat do®r de
Ïeevende reuk van den rofmarijn. Ik hebbe felf den Rofmarijn fo na geroketï^
alsofikenentakindehandhadde, wel twee ofdrie,dagen
te voren eer wy't

land ontdekten, 't Is waar dat wy den wind tegen hadden : (maar ban moe^
be rcufe ooit niet fo
üe?re gaan / ai^ boo? iuinb af. D' hiftonen getuigen ons,
^at de giercH wel twee öf joo myleti (
öit necm ift ebmiw^ï pJbjeeb nift aan;

tiet

-ocr page 18-

IL H ο ο F D s τ υ κ. 13

|citicnbibceïbaarafi^mpsmoè0ïl) zyn gekomen op den reuk aan, na de

krengeçèndodelichamen, diena enenveldflagh op de aarde waren liggende
geblevén. 't Isdan noodfakelijk , dat die Atomes van de dode lichamen tot
«^aar toe door de Lucht zyn gevoerd geweeft ; en dat defe vogels » die
lucht
eens hebbende gevat, defelve tot hat en oorfprong toe vervolgd hebben al-
"Waar fy veel fterker is , om datfe nader is.

„ 9. ^ocöfeïdnbcEöeelimi^öanbcgenebimim rtcftm han / bat fu
RÏfin/ batbeccuïiïcbmnocijtescofsönonïbefdbe (ε geboden/ jijn tiûï=
Sen^ {)Et Uoo?gaanbc itcöt om te brgcppm. ï©ant nabemaaï niet crt
iüetpn/tot öoe be Satuietcnutofïmftanfeomeninbebeeïiuge .· fo
Öeeftmmcbmfeect^bcnïïm/ batfeïfbereitïîte&oitiîonit om nocö Mans
tm beemen^ te bmiecnim / al^ Ö^tgcOslJtopbuifcnbènbaitbecimnate
feojt homt om te firn. ^ïi feggc / fa aï^ enige üceibuifenbraaaïtchïcm
5ön booj't gefïgöt ; aïfo ooïi ânbcce nocï)foticeïfi)nber/i>eEïteï»tón 3i)rt
iJoo? ben reufe, ^ie 50η 't ban ooh/ böo? ioelften b'aUertoanbecïijcteiüechiii^
SeUan
Sympathie m Antipathie, bat Î0/ üanMedeneigingccnTegenftrevinge
oiuftaan / öan toeïften be boojfetbe in 't gemeïbe fcö?ift fa üecïe aaru
mecfecïifeepioeöen geeft ί nietüieïïien ip fijn
PHÏvisfymfathcticuf, Poeijer
bati^ ! ftofvan medeneiginge poogt goeb te maften.3©aai· ban tcrfloub een
tocinig faï te melbt fiaan;:miti bat ife mpnèEefec eeeft inbacljtig maïïe/bat
ôp baar af oo!ï ongettopfeïb toeï fo beel geöoo?b faï öebbé en geïefen/ bât niet
faï nobig jijn aïljiee te feggen j i)aeb'oubenfonôeroojfaahficôberoepen
Öebbcn op
Votcuitic quaUtates verborgene hoedanigheden, aï^ 00?faïien ban
toc-f η tegcnneiginge bet ïicfiamen/ ooft bet bieren
en ber menfcijen, ï©ant
nu be iatece onbec foeftec# bet .ï^atute toetni aan te topfen y bat fUïjc boo? be
ongtïtjfeöèiö ofgeïp&eiö ban bc aïbethleinfiebeemcnl of Utome^ / en bec=
feïber ongeïpfie of gelpfte b?ift en beeïbecïep betoeeginge / gr fcljieb.

10, ^tt aliel moet nu bienen om te benïten / bat feec beeï toonbeeïifte
toecfeingen/bie top uiterïiiî niet magbtifl 3Ön te toeten uit fcoatoojfaafefp
pntfïaan ; enecötec aan bienbjift / betfamelingeoffcDeibingebcraïbec?
ftjntjc^ rafeltje^ / bu^ ofte fo / son toe te feö^pben. TO D^eft ficï) nie^
mant
Daarom tot öe toerftinfle bec <!5ee(len/ mbefonberïiitDe^^uibeï^
(aï^
of baat auöcr^ ooft geen gee/ïeiitoacen/ of geen fa ftragötignoröfo
ftonftigaï^ be ^uibeï ) te begebm ; fo ïang öp niet en toeet toat nocfj ïicöa=
melk gcfcöieben ïïan. €n öet bertoonbert mp / fa bit gefeijieb ban fuïEie
bicgcueftoatigijeibenmafeentegeïoben/ bat men op boojfeibe gronben
teïf befe toonben ftan genefen/boo? ijetbeöanbeïen ban'tteebfcftap baat öie

Scho wburg baar geïjeeïifi toe ôeeft opger igl)t ^oe fp ooft iet^ meer aan ben
^uibel ftonnen ïaten/bie bit niet ongecijmb en acijten/ inbien bc fïeïitf of be=
fïnettingc ban b'een in't anber ïicöaam itan toojben obecgefett ; ban men fciï
tOt menfcï)/ ban menfcö totbecfi/banmenfi^ofbeefîtotboomofpïante}
ίο biet boegen / bat be een baat ban berïo|l / etiö' anbet met befeïbe toebers

^ Πeni

-ocr page 19-

14 Vierde Boek.

cm Wmt bui öefTuit frottiitianwu^ àe Fafcinat, pag.'

lozl. "Tranjpantatoriam tnorborum curam ttair' ejfe ftmpUciter è cenfu rerum
naturaliutn ffofcribendamy
dat de wyfe Tan de geneefinge der fiekten door o-
verplanttnge niet enkelik als onnatuurlijk te verwerpen zy. ïtcag^t ÏlCt
3;nb£dbi!igc/ in'tXXl.i5aofbfiufeban0ttni.i>oeft3ctoon0/ i^ooftöïfc
in scgronö. €nfo De tooo^Denl^casötia totbctefïngeoftot beftpeerinse te
achten 5tjn : men.faï bic ftragöt öan moeten fleïïcn m t bccoeren ban :t
qz^
Ï500?/ enûaacîsôo^îî'in&eeïûînge: gdpoqïtûoo? îîefmc fomti)ö^ flehtm
te genefen 5ijn. €n tuaarom niet fo toeï ooft te' ^enefen/ aï^ ïjet feher / öat
bic öaar isiftmaai^ uit ontfiaan > ï©at meet / ïj^t ontbeftfeen ban
gm^ouö of liïtjcry ja ban mooiöenaar^ / opöebentoaifeïterïeebenöig in
B?aniîr0ïi/^o?&aan öefefcïf be oojfaafeal^natuurïgït toegefrö^ebenifo ai^
|)ct bfcbcr inôet XXlil. öoofbfiuS/tiit een neetfltflonbetfocfe ijan betfcfte
enöt feftere gefc^irbemffen bïpïicn faï.

§ II. j^iïfuiïentopeniöfien/ ofiet^tec toeeteïb ooit of ooit flebeurö
5P/ batracn^^paoft/ ofCobery oföietgeïrjfec noemt/ Ijct gene niet aan
Defe ^tomi 5p toe te fci)?öbcn ; betoeïfee beelfin^ fïcï) betoeegenöe/firï) fdjti^
benöe oftfamenpaii&enbe/ fobanigen gefïgöt/ geftoo?/ bebjceginge/ tn
en ontrent be rtienfcïïeHtoecfeenïionnen/ aïiaanbe<i5eejîen/ enbefonber^
ïiftbenSBuibeï/ toegefcô?eben tooiben. 31>'e]cempeïen/i)icrna te meïben
en te onbecfoeften / mïïen top eetfi aan bien cegeï bec ïtcôameïifte beeitnge en
beteeeginge bepioebe/ eec bat top aan be <0ee(len ftomen.l©ant buiten ttoij=s
feï
't befoo^ïijlS/'t gene top ïicljameliit berneemen eetfï ïicöameïiftcc toijf^/
en in be nature bet ïicijamen te gaan foeften
î eet ban fuïfte <0ee|len
ie becfïnnen/bie ïicöameïiïi / of immer^ ^nbfbenfteiiftec toîjfe op een ïu
cöaam toerften ; en aïfo bien toebïugïît in be pïaat^ te fïeïïen ban b' occuiu

qualitatif be verborgene h©édanigheden. î©antbati|gcïl)ft bcni|cibenen/

toanneec fp b' oojfaafe of be totjfe ban een bing niet magötig toacen
te begrepen / öet feggen feec geceeb toa^ / bat een ^«mon
't bebe :
bat öeben fa bé ^^rtfïenêin biergeiijfe gebaï ben ^uibePt toecB toefcöïgböi/
of fp fwn / £ ίίί (Cobecp. ^o beeï te etgec nocïj / bat gene toeï be ^elft
bet ööcb/ en oofe boo? <0oben öieïbenj en onfe Hcifïenen ben ΦΦ

bel boo? öet ïjoof b ber boo^fteib en bpanb hennen. 3|a ooft / bat^
menonftunöigtoat .Baturefelfbermagii; iet# onnatuurïp achten/ e«
bat ebentoeï ben !©uibeï eigen maften.

I z. îî^ant aï^ bit eenmaal bafï fïaat/ bat ftet fcgepfeï ban ben ^djtp^
per ig bepaaïb / en bat be ftragijten ber Satuur niet berber gaan / ban aan
bie païen toe: fomoet öet nooit bp on^ in oberïeg genomen tooj&eti/ óf
iet?iöo0? ®oberpof ^uibeï^ ftragöt gefeijieb of niet;
toanneer top boo?
ïjanb^ toeten / of ten minfïenfo geïoben/ bat öet natuiuriijii
benftan. ^atïjrbtftöetii.boeftin't ijoofbfluft §. 17Sefeib.
»niicbaarbojberna/ toatiftban '^ ^uibeï^ onbermoiTOfn f^sge: en
öeb ift ongeïgft / men tone bat öp't minfie boben be latuur bermagi).
niet,· menfeggenooit/batiet^ booj ©uibeï^ ftragfit ban menfcgeni^se^

baan/

\'Γ

-ocr page 20-

II. H ô ο ρ D s'τ υ κ. 15·

/ |)et gene ftp boo? toim fp 't fauöm. ôocn nict bocn en feaw. ^it faï
oii^oUer aïliernate patT^ homm / SiJanncèr top oné tot onbctforfî öaa,
cieberteïüngnïbföetienfuïïen/ toaatopbernenfcbcnboutom ijmme Φίτ^
öecijtuDinse Uan iCobe&p; Φι bat-faï-on^ Oan^tVBceöerïepe ntittfgftdb
te toc^

tfn top oafe eigene oocm en gefijjt migtrautoen; enûenïîcnbattopfeferi

" ïiiî

fetrdihij^ntgcne boaj'DefeïUeboûifobànis totJîb begcepdi/ bat Ijct nign
gefonb becfiaiîb of uitbiuïîïîeip ffjitiigünHTc infijH Jlua^ö ijejchïaact
oumog^ltjïitcsijn. ιΦεη anbci-eu / bat top baat wit 00& rcöen uenim/
ciçfcif m'imogcïp beeï boo? bftbacöt t^iïOHöeat/ Mt ijct Riiffc|)iep
fo
«iétmi0 aï^'ton^ iQEfcijpntî bi'togïe piwiogijcioii fean

bcDben öan cfn toefen bat niet toefen Han. îlfent ticôtee faï fiel) "iemant
boa? ben fcöpn ban iet bebjtegen / inbien ftem geen behenbe onraogöeïiniïciö
en ijinbert oin 't booe toaatijeib aan te nemen ; en ter anbece 5pbe nôobfiîaSt
tot een biepec onberfoeU/ otn tccïj toeï te niogöen toeten toat i)ft toefen
>05000 / öf t gene ΐιφ fo bnibeïi]^ bertoont boöj 't gene bat niei toefen àah» .

I ?:. ^fcfaï bitmete]ceniïicïenut|;: éob^ onfeilbaar ^oojbbevMaren.

JKâofê^ in ben ^?aambofcö fagfii bnur / en bat be biaàmbofcï) niet
fentoierbberteecbtfofdbeiip/
ikfal.my nu daar henen wenden, befiën dac
giOotgefight; waaroradebraamboichnietverbrant. <iE]COb. y, i/ JBan?
neec j^ebueabnetfae be bjie jongeïingen met enen Sjierben in ben bjanbenbei^
Oben fagi)
.· doe ontfetcede hy iich , ende hy'ftond op in der haafl:, en ièide
totiync Raadsheeren;: ΙιφΒεη wy ïpiet :,dne mannen ΐη./^ miijdeu des vuurs
gebonden zynde , geworpen ί Siet iïc'fie vier tnannen
niidden des vuurs, en daar en is geen verderf aan hen. euf. ^OÖ'ceiï aip b'àîk:

bec beflotê/ bat ijctgcnefp foftiaar Uoo? ogi}en fagijm/ meer ban natuurïgit
toa^ / fo ai^ fp 't fagen» -^ecöaïbe toiïbe .iîâofe^ nabecliomen / om te fiert
of 't fo aï toa^ geïp tjn η tijaagbe bec Cöaïbeén koning fiine ïiabén /
Bf ijn te boren ooà a! toeï gefien mog^t öebben. Maar Mofe^ Öoo.Jöe aan=
ftonbgaan-bef smmeuitbatbimc /. bat^^mmet nntnocbïïïtöig toa^ / een
naïicc onôeefocft te boen
î en ^ biç fteniiig ooïi aï foi^Ser bjagen/fagi) feirbien
btiEcörn aan tooo^ meerber öan-een fwtfïp nienfeö. in de

WijfheidderEgyptenaren onde!weien, (^anb. 7: ) iioci} fllïïï een ||eiï
benfcïjiioningl^aöben ijiecijet-minfie aeijtéröeniien op be Coöerïnuïfi ; ter=

~ " ' ""'t ban benii^atfien Maar {iaat nitgeö^uïii) bat bit
■.^eïf opK be ^oberaar^/ toa^iieerfe Maarîtft
, , ...... jtbmïiienft^niilèofe^enfaanl3aojtgeB?aglit/

in:toaar^eibïiüitn)ïïW/vfotoierb^^^ bat

w Gods vjnger to^· Cvob. 8 : ι ç/xo. ^ocl ίϊη ter tijb bat jfô'^geen meec
Micafeeïen gefc^teben/ fó ietgefîen too^b of ge^oîû/bat top cturebenen ge=
ïoben moeten geen befonöec toonbertoecfe ban eób te 5ijn / op fulhen togfe

-ocr page 21-

16 Vierde Boek.

ïm beht^m ©an îïefm mtt 50η ijeïe faftcn baat ih in 't ijci:ïjoïfl af
fpjcïtenfaï,

III. HOOFDSTUK,

Stilx is ook in die dingen te befpeurcn, die niet in wefen, maar
in fchijn zijn aan te merken.

Γ -. » , ■

§. I. /^l©öaa'tboo?fcibcteÏjerboï3fn/na't0mebatm'tnaafïeóocifÖ'
^fluit §.1. in't0emcml3oa?afi^ aanst'melb: fo /ictmm niet ai?
ïeen/ ϊ)οε fecc ficö be jiattmc fomtgö^Ueriïerflt/ ontrent öet toefen üriec
btngeni toaacbooj'tbeftuaariifti^tefeomentotbe feennt^ üan bi
vegïjte
DOifaah toonöetïiïter toetïtinsen / bie oa^ btftmaaï^ te boren homen t maat
ooit toeï meni0maaï / &oefeer fp (fote feggen) metbe mcnfcljen fpeeït/ om
ftun bccfianö en oojöeel op te fetjerpen. «©eïgii een Γφάηόετ mee^er fotr^
ίΐβ^ /!î»fn ïeerliiigen iet berfteerb Uoo^fieït ; niet om tjeni te mifTeiDen/maàt
om öun oo^Deel te bepjoebeii / en Dunm opmerïungc te ijertoeftiten. ^ii nu
ïjet feinb
fa Dorn/of fo onacötfaam/Dat befe fireften niet en merftt ; Ijet
fgn eigen fcijuib. ^o moet et on^ ooft gaan ; tuanneer men niet in acöt toiï
nemen/öoe fomtijb^ be^atuuc on^ maar ben fc90n ber faften geeft/ öie top
brriïeerbEiiftbanboo? öe fafeenfeïföegrijpen î ï)et3pbatonfefinnenonbe^
Dojben of ooft bebojUentoa^. gift fegge öan / bat ïicljteïift on,^ oo^beeï boien
ftan/om een befTuittÈ maften/na 'tgeue fic^ uittoenbigiil^ aan oag' <^efiQljt/
<i?el)oo?/ <i5eboeï/ bertooat ; (öft iïomt ïjier op be ïïeuft en op be ^maaft p
feer η iet aan) ban 't gene toaar Uh fo atet <0a bit/om bat on^ oo^beel ban
aneeaïift op een ban bie uiterïiïte finnen rufï j bie baar toe niet genoegfaata
ii. fai bccöaïbm om niet iang te jija / baa eï]c maar eea emapeï meï^
bea,

i. 't <0efigijt/ ï}ft cbeïfte öér aiterïiïte fïaaea / toat geef et niet aï
fcöga^ / baar niet^ ban
't toefea acïjter fïtti ^fe fpjeeft baa 't geaenlet baar
'tinbcfiaat/ aoclïooïiöoetooaberïp&et maahfeï onfer ogen 511: aïfo tft
bat ben onberfoefterjSberi^atuteïatea moet/ aï^ buiten mija ijefïefe/ m
boo^ een groot Deeï bobea mijn bereift. lHlaar 't geae elit eea bagelijjt ont:=
moet / fai oa^ be faiie bie top oaber Ijaaben ö^bben / genoegö boo? ogen fteï?
ïen. €toebingen5i)a'tbieon^ge(ïg|)t gebarig oefenen/ öe toeerfiuitea
û ■ affïuitinge ber fïraien baa öet Είφί. toeerfiuitöoet / bat top oné ei^
genfeïfiaeaea^piegeïfiea. ^ieaooitbaa fpiegeï^ iet getoeten ïjaöbe /
cafouöebieniettoonberliiibcrfieïb flaaa/ ôpaïbusî'ôeaî feïben ttoemaai
fagö i ea norb beeï meer / inbiea i)p fici) ia 't toater aooit gefpicgeïö 0abbe>
Eaat on^ ijier aa fïea/ aï^'teea^éop bebjogö baa meafci)en aanhomt/
toatter meaig öooj bat mibbeï al öcbjogen toajb. Jilaar ôeeft toeï iemaat
ooit fo grof gebtoaaïb / ( of t)p moet fott of aocö eea ftinö getoeefi jgn} Dat
be bomen / / meâfeôea / op be ïeant ceai§ ftiarm toatec^ fîaaaoe,·

bcc^

-ocr page 22-

IIL H ο ο F D s τ υ κ. ϊ^

Jerfeïbcr fc&flnfd fiente in bat Vuater / atecegbt^ öaac tecren aan faï fej^m'/
oat öet toaacïiïi bomen / !)Uifen / imnfcijen 5ΐΐπ i fo öy oofe öc ^onn af
^ifêaangpïpfeertopfcficti faïöpöanntemenöatiïptoaarïtïi ncdi ccn an&e=
w^omiofS^aanDoojöefenliartMoatïïeen/ aan D'anöa-e uan ben
3|£mcï fiet Î Ifct öa-ft öfnïïi'#nöÊJ:binömsc0cïeerö/ öat feit maar ίτ^ϋπ^,
fci^ 5ijn. Jifêaaf I0 örin uîecgeiyïî kt buiten ôatgelDooîîfnôa0|îeïî3r0e=:
tÎS|}t0anfdîcngctooûnonfmûtt: beöoo|ilïy niet tod cetfî te beuken / Dat
bit fo tod natuiirïp toefen Βακ/ aï^'Utijan'tscneDaîïîciîiaï öen öagïj tc
boren ïtomt ; m· ban ijy fcaar hï£ coifaali ncme/oni op ^pooii cf âmifi ùe^
ïE^idbeï^ een^ te Denfteu >

§, j. <0eip nn Dat geteoondijlfe sefls^t boa^ öm toeerfîfiiitbanbg
fïraïeîî uan Ijeî
ïicljt : fo ticng ift fitec nn isp iet Dat fcoojt bjdten m affiöam^
pen ijan befribe firaïen toojö ijeroojfaaftt. ^oöanig i^/bat niet aïïenïiiïi 't
niaaïifdtoancenïiiôaamiÎcôaan on^ fftfïgöt üeranöerï ; gdyïi toannca-
bi bobem ban een bat boï toater bed onöiepcr fcöiinï; of öat een riem of ïîfoet
in'ttoatecficôberiaûnt/ aï^ of ö» omgebogen of gebïoften toare: maar
bat ooft
be Meur of bei; toe toeïgeïïêeïberanbert / en fa öaarbooi iet anber^
aan't sefig^t bertoont bant toaarisft i^.^o ftan be booj een gefcï)iiDcr!ï
Sïa^/ iet baar be fïraïen fieuiten ooït be berbe geben ban bat gïa^ ; en aan be
iilne^t en 't toater aï^ ban bïoeö / toanneer fu booj be bampen /iraait / bie'#
niojgen^ ruften op be
ftûiitnen. ^ter paft nu nett ï)et gene on^ in be
^c|)?ift met befe tooojben toojb genidb.
Wanneer de Moabyten hoorden
dat de koningen f
ban ^fraeïai€bom ) opgetogen toarm om tegen

ï)m te firpben : _____enbe fp mo^geni b|oeglj opmaaftten/ enbe

^onne ober bat toater opree^ : (t toelït door den >«egh van Edora toa^ geftct^
Jnen ) ^ bat
het land bie^ tijbjs met water vervuld toa^ : fo fagen de Moaby-
ten dac water tegen over rood, gelijk bloed, Dies feidenfe,
bitί^bloed.· de
koningen hebben voorfeker fich met den fweerde verdorven,ende hebben d'een
dei-, anderen verflagen. Nu dan, aan den buit, Moabyten J 3®cïïteu{treïtei

ning öt» iiUiilift ïjequani ; aï^ berber te fien χ fóon. 3; ^o. ^ïeeöt^^
Öoo| benaiffetoaren:
fjabben&efe^rabier^ban boe niet eenen jHagu^of
^atiïiïrtopftnïnöunïegcti of toafferniemantbieoofe buiten bat ban feïf
ooitDiersdyfe ecbarcn öaöbe
i ©cd eev aïtoc^/ban Dat fïjn ïeben iemant fuï^
ïien menfcöenfïagötinöe bernomen ijabbe / toaar ban öet bïoeb aï^ toatertie=:
fien
ober b'aarbefïroombe: fabatöeiücïtbanbejretoa^tefïen. ^oïieöt
jgeïoofimen'c gnie men geneigb iiJ te geïobai / en meintbe menfc^ te fien öec
seneöutoenfcöttefïen.

4.. 't i^uïégeïöjf bic öolinflonbcrtoüjpmj toannm;bemens
fcïje bat alleen grüjuiftt / om baneenbingbatnaberonberfoeftberdfcöt/
boo?barig een befluit te mahen. ^e toeerjteuit ban bie bjeuninge ber 3tuei)t
toaarfn 't g^lioo? befîaat / boet fomdib^ toeï bat eene feïfbebetoeeginge
meermalen na nialftanber 't oore treft j en bat aifo een fdfbe ftlanft een^
witgegeben ttoee / b?ie en meermaal too?b geijoojb, too?b ban
weer-
klank
int grieftf£&jEf^i''klank,en foooU bp on^ genoemb-^omtoplen too^b be
fienuîfijetgdiuiD in't bootten omgaan ban bien bjewnj/ öoojpecffinge bei:

 naato/

-ocr page 23-

8 Vierde Boek.

«aato tmh om Beffotcnïucöt/ fa mei'ïïeïiït ijergt'oct ί δάί m\ gejïfeï of
gcbiaa^ iiïïmi tod tatcmfïicïigeïuiögebpmfaï: of bat be flemme bieöan
be?ren homt ge|ioo?b too?b aï^ naöp, ©an ijeel ej:empeieH / bie boijen ^t
gemeoibaacafto|ïba0lödgicbei3mbm5i)e&&en/ ua toojbed bcc becfianbi^
0enmer&toeei:bis5i)ni faiiïtmaai'todnige öermeïben/ bie ni«fï tec fafef
Bienen : aïfo to)a anber^ toeï een bofïï baat ijan aiieen/fo scoot aï^ bit i^/fou^
öenïïonnenmahen.

OH^sbOOJ 140, jacen/in fijn 18. boeh defubtHhauv^n de fcherpfmnigheid^bit
Sïoojüalionberanberenbefcöieben/ïiembanbrngenen toien't gebeui'b toa^
fiïfbetöaaïb. „ Cenbanbe^^jmlfcnraabbpnacötaiïeen fïcö örnbcn^?
,, benbeop'tpab / ïang^ een Eiiiiec / en geen ónbiepte hennenbe baar i)P
,, mocfiobei'0aan/ beaon te roepen
och! ^aaropfûôoojtôp'tfeïfbeban
,, anberehant/ enmeînbebat&ettoa^eenmenfcïj/bie^bjaagtôpin't^l^
„ taïtaanfcïjfgeïgfebe fpjaalban'tïanb
if)unde debopafài^&^t moet ik over-
„ gaanfDe€cöa anttooo?bi?em/F^/ijbati^/komo?er 3®aarop&ptoeberom
„ quiiqm}h\svih\Qïi ^aat faöö öp bat eenbjaaïftoïïi toa^/enbet toatec bobê
„ maten bjuifbe:be^ ÖP berbaarb ηοφ een^ riep
debopajfà ^«;?raoet ik hier o-
,, ver? 3^en€cï)û anttooojb/ρ «β ^«ί, h ier over, i^p b?aagt noeïj meermaaW
„ enóphrpstaïeenbefcödb. i^pecfiterfienbe/ batïjet toater feet onfiuii
„ raigtoa^/ en baaromopbiefiemtlcijmetbctrontoenbe: ftab anbere te^
„ ben om te öeniien bat geen menfcïi Dem fotoeriep: aïfo bie foubegefriö
fieb&en//#rf , ga over ; enbe niet eben aï^ '^Ιΐφ, overgaan, ^ie^
„ heert öp om be fefeeröeib / en mit^ be nare nacöt toeerom : berteït na toet
„ nigbagijenaanCarbanu^/ toatöenitoeberbarcntoa^ï enöieïbbatöet
,, be ?^uibei toag' getoeefi / bie ïjem aibu^ om öaï^ Öab toiïïen fteïpen. Màat
onfen groten fiïofoof Carbanu^ toa^ (jet toeinig feonfï te raben/ batfïjn
goebe b?ienb aïïeenlüi ban bm €φο bu^ beb?ogen toa^. ï|p ïjeeft berboï=^
gen^ ober 't feïfbe fïuft noc&beeïte feggen/ïjctgenf beiatönfcóe a.efer baac
l^anfien.

§. é.^ocö't gene ife op get ttoeebe boren aangetefeenb boben noeft aï bermeïs
ben^ toeerbig acijte / bmb iïi bp iïafper ^cïjott uit ïlircïjcr (beibe ^fefupten)
bn^ beröaaïb. „ 23p ^pracnfen/ oube flab in't ïtoningrp ^icilien/i^ ïje^
„ ben nocï) een 1)οΠ getimmer bati^/ de
kerker af t gevan-

j, genhuis van dionyfius banoub^genaamb. 5l>ati^ ban bien tpran/ (ai
„ eer baar feoning ) fomen i^onb/ met bao|bacï)t fo gemaaW bat een geban=
„ gen niet een^ ïtonbe afemen / oft maefigeijoojbtoo?ben, 't<0eöoto
„ ï)eeftbegebaanteban een<i^o?/ toaarinbefleïïing ber Jlatunr i^ nage:=
,, boïgb, <@p öeben be boojnaamfie boojtogijtjijnbetoegemuurb/ foie^
,, mant een geïuib geeft inbie öoiïigöeib / bie fiang^getopfe geftronfteïö e»
„ op 't einbe ïang^ öoe naatoer toeïoopt/fofaïiietttoeeïierïepetoerftingete
„ toegebjengen. ^eeerfïe/ bafcöetfaibefiem bergroten in boegen bat een

„ öioet geraic&eï embonbevfïagô/ en een^ be Ó^ö gelagen aan

» ^

-ocr page 24-

ni H ο ô F Ö fr î υ κ.

η hm tftantd/'t ïoffm tan cm örof mfdjiit seïpïten faï. ilet a^feft / bat
ί > ÛOÏÎ cm gcïuiö berbubbrib too|b ; in boegen Dat ttoee tfamm fïngmöe/fm
», nftt
müop ban bierbcrfcöeiöefïemnim faï tt Doren jijn, ^it öecft
>, ïïiccöerul in öen jace 16 j 8. feïfjS eiib aren / m ^rïjott acöt ίarm na ïjem
», eben een^ : beiiaïben 't ïaatfie / öat m ïjeeft Öp nift bernomm » nnffcbim
ί » om bat
ht plaatfe toat beranöerb toa^;b3ant &bfe niet in alïc^ fo ïjebsnb aï^
$iirrijerfdj?öft. ^ietbaarnuecïjter/ Eefer/UoeöatöieöabeSiefïïliten
M fuïït een teciiber buitm ®oberp bmteriten : gemerïït fp beibC0aar ooit öe
oojfaaft binöcn in beïtonfi ban bat gcöDtibj.en niet befTrif^ beranôecînge booj
ïientrjb/ oofebeberanberinsebanbefiemm.

§. 7, ^]^bjefemaartelan0tebaïïm ; foub anber^mebe bjeï toat feïb:-
'aam^ mdbm/ ïjet gene iït feïf aïijier öebonben öeböe Ïn't gcbobj ber iacmon?
iramfcöe fterfei baeïebig / en fo öoïïcr ban geïuib/ban iftftanbenïtm bat
)et bjannea'öaaringepjeöiïïttooïb. ^taat b'een baar op be gaïer?
aan'tcmeinb/ inbcbocïiïianïec/ cnöcbeuri^open: foiïoojtöpcnenans
beren aan gene cinb op benpiebiïjfioeï/ftiji fp?€^cnbc / gcïgSban be?r«
fo aï^'t i^:maar trefet ban be beure toe/ fo en bc&ocft i)p op bm p?eötBflüeï
maar foeteïiït te fp?eitenjm b'anber faï bat ^orcn eben een| aï^ of bat geïie bic

Ocbjuiltt/natuuriiii toeï beb?icgê ïian/tnbien ton opls'omfïanbigöcbé bie baar
bp beöorm/ooïi gem acöt m geben.^e^ ij^^ft ooïi niemant al te feer baar op

ta-bmften j geïp bat in be öemonflrantfcóe lierïi/baar't ganfcï) niet b?ecni&
ftan öetm / fo baar bjaarïih ieraant aan be beur quam ftaan en fpjcften / aï^
tbp binnen jijn t te meer / inbim toat feïbfaam^ on^ ban bie natuur
ontmoet/ baarrcbmi^ ban nabebmïïm / bat iet^bcfonberi acijter fuïlt
cm boojbaï febuiïm moeti

8. ^upejreïjebDen top't <i5efj3ï)t en Dct<!5eï)oo? tn fijn gd&eelgefien;
fo bat öet niet bebojbm toa^ : öet toerfttuig elfe fijn boojtoerp fo ontbangm^
öe m οοϊί bectoonenöe / aï^'tban naturemagötigi^ te boen/ na bie om=
fïanbij^ebm baar óetbanbepaaïöi^/omiettoeibu^offoteöorenoftefïmj
mcrïien / bat een menfcö fïcö baar opaïtö'bnietgenoei^&etroutofit
magft ; infönberöeib toanneer 't iet ongetooon^ i^'t gene &p fïetoföoo?t
3®aar uitmm magij befluiten/bat cm menfcïje ban gejijnb terftanb/gcfigDt
en geöoo? / niet ïicïjteïiït uit eigene onberbinbLnge bcfluiten ïtan bant
$me ^pofterp of ®oberp genaamb toojb : maar bat ïj» aï bjp
ibat meer in acöt moet ncïnm / om bafi te gaan; Ifâaàr fomm
ttu cen^ toiï bemerften be gebjefem onfer ^innm/ bie fo berfc&ci-
öcn en fóbceï jijn/ bat toeï een mmfiöefeïbenfonber'tcmof'tanbersp:
fo faï b'onfefeer jeib nocij groter ^c mmfcïj en oojbeeït ban gem btng
J^toeerelb/ 0ctgmcboo?be|innmtcbcgrppmi^/ banijoojbeïtragiitban
^ccïbinge: bieaï0'tafb?uïïfeïbanbatgme'ttoeïfeon# öoo? be finnen

4 % too|i

-ocr page 25-

a^uspüeintïüïigteüanfafenötcö'sn'öeeïömge&eöci-öcïï; ifï^ aan't bcr^
flan&bcciaouenDebatanDec^i^/ ofaofttoeïniitewii^ : geïyft'töeii fcîfilhît
ofte tciiïcnaar aan 'ceft5fc|)ap cf öe rrsöï^ fiof of bccben toci ont&?eiiê imu/aat
ietltje^ na fijn toarc lurfcn af te beciöcn. ^ic nu niet toect Dat Daar ieï^ aatt
gemangdö&eeft/faïmtbïe tfilfmimgnocijtan^mi oojöai maitcn ijan öat
genc/öat öpDaaï buiten mise uit ijfnifeft^ niet en feent.^o 't
ooïî met ί)^
ùieîet^meintofDui^offoteïîorenûftefien,· niet toetenbe öat aan öc teiii^
mnfi Daar lïan in fijne öerjTenen iet feiït/ ofiinmer^met fo Uejre een^ Oen^^
itenDe : en fo ii 't bat ïjp in |ï]'u oojöeeï ban beö^osöen too^ö. «Ên öic iJfDaj^
öene fantafïe of in&ecïûînge ioojö by 't gemeen boo?ffaati^ in&eeïbin0eorfani=
taflj seuoamö, S^aar fo
ïjct reflötc fanïafij ofinbeeibing i^ öan iet^bat ine^
fenljeeftr famoetbcfafteftonuensijn/ bieflcijbemenfci) üerbeeïb/ en ooit
fobanig aï^SP fïef) bcubceïö ; fa bejceaLé'tboojtoa'pijfni ban buiten boo^
Dejlnnenaangeïiomenil. ^oc^ïaatonéefn^bemcrften/ ioat toeï'tmeefi
ii Dat b' i îîfcerîDîîige öemnöett of bcbrcft.

9. ll^y fnïïen on^ niet aï te be?i· of biep in bejf^atuuîr&egeijen/ oîtî
ö'oajfaiienin|)im eigtu aart en ioecïiingen te onûecfoeïten : maaron^toeï
ïiouöen by bat gene öat ooïî be gemeene man geiuaac Voo?b/eti bat öem baars
bm bif^ te beter te bcbuiDcnfTaap on^ aïtûo^gemeen en toeï beïtenb:
en 'ί Djonien ttio?ö een icber bagïjeïiij: gétoaac. 30anneer öc gcefïcn grober/

iîîbcmaas,· beöeriTenciïfaefelimmenöc/ befeïbe fa iseïemmerenî bat b'iUi
öedöenïieiïragöt/iïrimiïïöenrfamm acöt} gepïaatfx/gem toare beeïteni^
âan maïien ; De tofgangen boo? öe jenutoen en pefen tot be innerïpïïe finnen
öa!i meer ban min üeiïfOeib jïjyöe en sefïopt. eeïpHet binfe ïtan een men?
fcïïe luaïienöeÈoo? ijccte lïoojt^ / booj fcöjiiï / booj miïtfïeiite offtoaarbïoes
öigiieiö / bjasr uit flaaarmoeöig'öetb ontjtaat / fo feer in fpneïierffenen ont?
fteiö 5011 : bat b'In&celbenbe ïîragfît Öare oefeaing niet na beïjoren boet/
m lijeonbe fc^übetprn maaht. Φα^ ftan 't gebjeït ban't nobig bocöt/
iüaar öooj be geefteu niet boojfïraïen na bedoren / bie fcijiïberp berUalfcljen/
üfncbénjïji'anDcreinöjuïifdenber öcïffïïi*" toel anbcr^ï boen geïpïien ban
be feiüe foiibcn boen aiieen. coh / tertoiji ift bit nu fcöïpUe/ben

inïït tc biïi of te bun/ ef te bjootj ; of beflpfëetberpennneaïteMeiuofte
groot / of boDj biiïltm in^it baar aan bdsjoogb 5ijnbe btrfîopî : feer tïeeï ber^
anöcrfnsé in be ietter^? maaïït / en bilHuiji^ b'eene toeï boet ïefen boo? be ai^t:
bsre. (©f'traaaïitmUïïabbebiemen Uoo? een ïetter neemt ; oftoojb
eeii
ïrtteruitgeïaten/ biete&ïeeiiîfeîa^éuitgebjuïit: 't toeïït bifemaaï^ 't Ujooîîï
geijeel beranbert in ben fïn. Ir^et fcïjeeit ooh beeïmaaï^ aan '£ papier / ge^
iijïmien b3eet.C5u§i ïtan i>etbjein of't ïjerfTenbiie^ aïrecD^' ontfMD 5yn : fnïe
öat ooft toi s?fanbebec|)ti0i)ebm/of loei öccfdijer geefïen ö^ar jgel^pnicn/uifi

m

α® Vierde Boek.

iDo?îs bcrtoonb / ontUanst m üooifieït aan 't bcrfïanö î scïöl öe fcgiiiia-p

-ocr page 26-

ϊϊί. Hoofdstuk. 'Τ-τ

&φΰ?ϊίϊΐ toerïim. ^ct onb^rfcDfiö ttan man of b^ohjp^pfrfoDit / ban fous
m onö / boet coït niet toeini0 tot be fafee. j^orîjtan^ / mit^bien bat bit gc=
bîch nooit aïgemcm iémiaar {ïecïj^ bicbeeïm tcett/baac be opbampingen m
migfmatigbE loocijtisijebcn na ίοε îriïiften
m fîc|î fettm : p îtan een menfc^
ïicötcïp ontrent maar
tm of toemig fafien of boo? ontfïeïtcni^ of üooj bjoef^
0eefli3öeib bi'r&pftetb / m buiten Dat in aiïe^ W tooïïïomeneii ücrfïanbe

lo. ^ïïGtiïtcbitgcnoegöte són/ om aan te topfen/ bat on^ gefonö
berfianb/ foiîeeï't0nnem0eD?iîiii53cïangt/ toeïsroödiïï ontrent iec^mt
befbnöer boïen ïtan : in boegen batmm baar op fuïïïen ïaaftcn fiaat niet ma=
ften magli. ï^oe üed m üeïerijanbe bingen bit iüeï in be mmfc^tn
hjerïten fean
ί baar faï ih in Ijet vi. ïjoofbfïu^ iaat &ebuïöïi!ïer Uan
fpjeften. Mn faï ίί» e?:cmpeim tcipaffûî/ bieiuu be naafte boojge^
feomen ^pn / en baar ift ijaft op ga.
%ϊί eerfl Uan ben fîaap Uan b?Oi
men tniî iïi in 't gemeen niet fp?chen ; maar Die iJan foiiöeröarcn iub?iiii syu :

Ôoebanigmenaanbe j^aeöttoanbeïaar^cn Jtacfjtbjufefeer?^ of Sacï)înîer=
rien befpeureniàan. ©an
't mftt öeb ih feifpa^ ttointig laren oub fe pjoebe
toeïgeïjab: oîbuibeïiitgemeEÏîi/ öatöeionjïonbiütfdtere befeommering/
bie meer op m? geöaït Jjab al^ iït toijï/ enmiîaan'tgii3jnen|)ieïp; en't
toa^ een fînii bat mpne fiubitn betrof. (Cetopife bjoombc lït en ioeet niet
toaar te 5ijn ; en enen uittoegij fogïjtenamijn^Babcr^iïiit^/ ïnaar in iit
ïagöenfïiep: foflonbiïïoptermiöbernacöt/ WomtTapenbetian't&eb/ eii
noe^ijier trappen ban befeamer at; gtng't booj^ni^ bent / en acöter om
boo^neïigang/ entoïin'tacötcrBiu^; geopenbftebbenbebjie beuren/ en
baar eene ban ontgrenbeib; en fionb in b'opening ber bierbe/ aM ife mdus

Sijnbe anttooojb itrpgen ; toaaraf ift toaïïïier iuierb. ^en boïgenb^n Dagft
aber gelaten / 6ebonCt mijn bioeb feer ftoart. nacljtj? baar aan ioa^
ihban'tâamertje/ luanneer terfîonb ontbjaaïste/ en baar aan boïgmbe
maar half bant
bcbbe/ fonber meer. ^aar mebetoa^'tgeöaan.
nooit
ié my bat meer gebeuvö: ïjoeVuelbeeï groter oo^faaïî ban ftoaarmoe^
Digïjeiö / ciï meer ban een^ ontmoet. JlBaar 't fcfjïFnt Dat mei bc jaren eu
Èsooïoiiberbinbingö^tooibeeï bafter/ en b'in
&eeiûing fuibecöer gebiojben
U ; geïilïi bat
dûïî fo in 't gemeeïi ban be onbcrfoeiier^ öer^atimr bebefligïs
hjmb
Uit öefe reben ïïomt öet my niet onseïoofïïjli boo?/b3auneer ik ban fa=
banigf iet ijoo? of ïefe/bat
noiïj aï bjn iaat berber gaat: bie op be baïïcn ϊΐϊίιπί
men/ en aanbefiriïemurenMebm/ iiuf^en iusnfeeii ontfîuiîen; m biat
bie^meeri^. Ν am sradu/non variâtfpedem, want meer of min van't felfde
is daar om niet anders :
bjojb bp be Öebeuimnbïgen beo? enen regeï toaarge=
îiomen.

n. ftoare of b?anïi ïian otsk bittoeïtetoegebiengen/ bat
ftoare bampeit (aïé ten beeïe ooïtaigefeibî^)bn^beiîftfTenenontroeren«
San fp|ife maoô bit ëeiw üjeï ten pioebe biemn / bat feïi^r iiinb / mn buibe^

.C 3 " iiïï'

-ocr page 27-

15. Vierde Bôek.

rm aeiîoemb in toat βία: t' %mftstbamfi nacl&t^ fm orttafïig
pcnDc/ fii rofpenöf / Dat fuift een leeïiïï nianöemD?eigbf rjuaaöteooen:
opïiefe topfeUan bat pfTp fpoahfeïtoierb bccïofl» #et toa^ban iemant aan-
semcrfet / Dat aan bit ftinb infonberöcib aöonb^' aï tcüeeï ten prten toiirö
grgeijm ; ijct tudii baarna ijstrainbecb 5i)nbe / bnrfc&een bie ïeriift^ man niet
merc / en 'r fïiep gccuficiik altoa^. €n toat ben b?anh betteft : i)oe bih^
niaaï^ fiet een bjanftaart tlîJ0c Uoo? een / en fcftiibcrt ίιφ manneïien^ aan be
luanb. ©et ftan ooïi homen ban 0efeben of £ieb?ebenguaab/ baton^bc
menfcOscbHrisinbetjertTen^tittjftgepjent/ bie on^ öeeft quaab gebaan /
of bie 't ban on^ geïeben öcift. €en jénbig bajoegen ίφ in beiben bOojfaaft
ban een ongerufï gcmoeb. Ï©ant of be to?aaitfuci)t onbec^oub öeniint
ïjerbcnïjcn ban
't ontbangm ïeeb ; bat boa? tm ftrifïeïijït öetragiïten m bec^
getenbîoib: of't i^ een ïmagenbe getoiffe / bat öem be toeerbJjaafe fo
boet bjefen. Wit bieet ïjoe bilîmaaï^ bat fuïïî fpooïi ban ïîajin taiel gefïen féi
ûûït felfjs bp bagô en aï^ ÖP nietenfîiep/ geburigfïcöbec&eeïbenbeaï^of
Öenimenfcïïenfagen,· enbenïtenbe/ geïpft tjp feiöe
/ een ieder die my vind
die
fai my dood flaan o^en. φΐ 14. ^et feïf be b3a^ 't/ na bat be gcieiftfclje
^icöter^meïbm/ ôatooïî^refîeéÎJjagôtîn rafecnpe / bjanncec öp fpne
niûcbecôabbemioûjb.

I z. $ïangaanbe ôet eefïgôt : bat ïtan boo? fïaap berbpflerb 5i)n / bat
aï^ be menfcöe becfeö ontlDaaïtti^ / l)ptoeïiet^öiüöcUftbecmeenttefien/
bat/ «a't bergaan bec oberigc bampen ban ben baaït/bebonben b»o?b ganfeö
«iet te 5ί)η / ban 't gene 't eerfi geïeeït. j^ocï} onïangé i)eeft mp ieniant feïf
betöaaïb/ be^mojgcn^/ infjctftcieften ban ben bagö gemeinb te fi^Jörn
eï^ ifïïaccn bagö te fien tbjee menfc^cn / bjeïïtec een regöt op / en b'atibec
in fijn nacötgctoaab / boo? ober na ben eecfien toe gebogen fïonb,
eecfi een toeintg booj öe b?eembï]^eib ontfteïb / ftcoop onbet 't beft : bocï) ficif
öebenïïenbe / en geenfïn^ meinenbe boo? fpooft becbaacb te jijn ;
fagö toebcrom ban 't beb : bebinbenbe aï^boe/ bat ftet nocij niet boï^
ïiomen ïicDt / m fcljter ïtïaac genoegï) te fïen bjap / bat bie eenc
cegïji op fïaanbe be go?bijn Inai banbebcnfiet/ aanbeeeneftantges
fcöoben: en b'anber bie boo? obet fïonb/ eenfcöuin^opgaanbetrap/ bie
nebensi 't benfiec in bie ftamec fci)iet.€en anbec / onlang^ ηοφ in
't ïeben/ en
toeï een feec berftanbig man/ berteïbe mp : boe bat öp in^eïöj: en op geïpften
tijb/ fo becfcïï geïïonien uit ben fïaap / fagï) ban fijn bebbeftet rabat of
fcî)Oû?iîem Meeb / regiit ober ïjem/befci)eiöcïï6 boo? enen man aan/ biebe
ïjanb nitflaïi om ïjem te groeten/aï^ oft ön baar ban buiten ingeftomen toare.

bat be bamp Diep of onbiep in fijtïe ïjitffcn^ f bjeef be / fo fcïjeen bte man
Örm naber bp te ftomen/of baber af te treben,<!Bnb'inb?ufe bïa^ fo feragôtig/
bati)pbatfcyn|Teïaanfp?afe,· |^et b?agetibe/
wiezijtgy ? enw^tw^tgy?
^ocl) met een / be geefïen boo? bie oefeningeboojgebjoïten enge^elbecb
5önbe/ fofagïjôptoatôettoa^. ^ ^ ^

§,13, home tot ben miffîagôban't<©eïioo?/ bie mebe boo? ben fïaap
bcroo?faaht tpojb. ^ul^ i^ mp feïbe mmigmaaï gcbeurb / bat tfeof'é

nacDt^/

-ocr page 28-

III. Hoofd s τ υ κ.

«acDt^/ of'^mojgen^ïjerfcöonttoaaïtt/ öeïtMmeet ftagen teföe / batt
f|i toaadtjii 3af ,· m famtrja^ D?ie Uoo? een* "^ie toeechïanït of ijer&u&b^s
ïmgbetfïageii toa^banmbeijccffenen/ ηοφ ban öen flaap benebeïb^ïjni
be,- eHfoöeöoöjgasigöiecenöaarnociitoat Ijerfiopt : toaac booj't geïuiö

^cfcacïe^Óaömacötgenomen/ bat be betoeegingen emmaaï in 't buig^
faam ïicöaam ingeD?uïit / Voanneer bie boo^ ene anbere oojfaafe tiitTifttn heU
ben gefïewt / öan feïf ban toeberfteeten/ fa ijaaft a\f bat beïetteen
embe
iwemti geïp't papier of ïa&enïicötcïifefïcijtoebecom in be getooone
pïooj ofijotobe fcijiïït / Daar 't omgefïagen enen ttjb ïang uit geöouben toa^:
fo gaf nip bat baarna een beerbig anttoco|b m ben monö toamieec imp b'eeu
en anber boojquam bie een boobHifl Öabben ijocen toeUfóppen / of biergeïpft.
JDant tïi betiinbe bat bit meefï ben genen toeberöaact/ biebanbatftanbi
toecït / m fo meet bat geïuibaï^ anbete ge\i3ûon 3i|n ; bat fp 't/ fcijoon
loahenbe/ nocïjtan^aïtöbbp nacöt bafi foojben/ toanneecmen fiapenbe
rneefi bjoemt ban 't gene booi ben bagö gebeucb / ofon^ getoooneïjanbeï i^.

......................" of

ïjnnne bag&eïijfefeöe Öanteering mebebiagftt.

§. 14. 3iïî boege ï)tec nu bp een b?eemb gefpooft bat boo?ïang toaïïett
i^ontfïaan ; 'tbïel[ïion^inbebefcïi?i)bingebec ^ci)ip&?eufte ban 't
(Cec ^eöeïïing b)o?b gemeïb. bjaren boo? gebjeft ban fiaap / en beeï
geïebenongemaïïïten fo berftoafet/ bat beïe toeinig toiflen toatfe beben/
of bjaarfebaacen: bjaataf berfefteibene p^oeben baatberöaaïbiiebbenbe/
fo feit be ^eöjgber ban öun 51. man bie fici) geborgen ijabben op een bïott :

Nu waren wy wel fo na gekomen. datwy, naar't fcheen, verfdieidene vif-
fchers vaartuigen aan ftrand fagen liggen, en de vifTehers hunne netten over
flokjes fcheeren om te drogen : en komende noch nader, fo hebben wy vele
menfchenop het land gefien ; en meer en meer naderende , konden wy op het
fel ve een deel Hollanders bekennen, die wy voor ons fcheeps volk aanfagen :
(metecnanbecbïûtteboem ban boojb gegaan/) ja bekenden hen fo na,
dat wy fonder verrekyker hun kleeding konden onderfcheiden ; enige met
hoeden op't hoofd, andere met mutfen en oorlaramen. Daar warender in
bafta en zeildoek gekleed, en fommige met het bovenlijf naakt. De Schip-
per fagh uit fijnen verrekyker, en hield het voor ons volk van 't aldereerft in^
zee gedreven vlott : hetfelfdebeveftigden,, door'tfien met den verrekyker,
de
ftuurman en barbier ; fonder dat iemarit van de 51. zielen in twijfel trok, -
of alles fou na ogenfchijn vaft en waar zijn.
€en tueinig bojbeï / ban beC;:
öaaïtöp/bjatïjen/ aan ïanb gekomen jgnbe/baat boe becbet ban bejegenb
/ aïbU^. Op wegh hadden wy enig gefprek van wegen de menfchen j eerft
van de fwarten, en dasr na van de Hollanders, die wy gefien hadden ; waar
fyfouden mogen wefen, of waar wy hen fouden kunnen vinden : en voorts,
Wat wy meer uit zee aanland gefien hadden, D'een feide, fy fouden in de-

bui·-

%3

-ocr page 29-

14 Vierde Boek.

liuifenzijn, die in't geboomte Horden, daar wy Op aangingen j d'ander,"

dat fy wis alle by den fchipper waren, die vooruit was gegaan; daar wy ons
in 't derft ten deele in geruit lielden. M aar gekomen by 't geboomte, verna-
men wy geen betreden noch bereden piden, ndch ook huifen of menfchen.
Wy riepen overluid, om ons hier of daar te doen horen,
maar kregen geen
befcheid. <0nBaunocijmitoeinig UccDec: Wat belangt de vaartuigenen
netten, met menigten van Swarten en Hollanders, die wy alle ogenichijn-
likgefien hadden,daar van openbaarde fich niets.en alles was voor ons verdwe-
nen.Derhalvcn viel ons meer en meer in dat onfe ogen verblind warengeNV^^"·

op een onbetoooiiö rtïauö te 5ïjn / Dat ncgsn mijlen 3cclû3aait^ bau öet ùafie
ïanïj seïegen Voa^. j^u biüiïC gcuofgfaain / Dat öen fcïî?îjba· Sftn iCÔfO^
io0antnociî^iïofoofgi'tocefi5p; en nocljtan^ norf)i)p/ uocötcmantüan
öenaïïen/fcöoon gemeen boïït/öabïjen öaat gebaciitenüan ietaunatuiu:ïïj]f^
of ban ^poïiecp : raaac üoiiDen ö'oojfaaïi in öen "feïf / tm aajifien ban üec-
mceijmgebe^ ftcfjagini^/ engeuiefebanfïaap.

IJ. ©an ûn^ ô^ïf fïapenöe ga ii^ nu otift tot be toahenben bie aïïijö
fTapm/ bati^bjomen / boo? iftragljtige becüeefömge ban f'Vöalfeïfïe ijctffci
HeHi öo^anigemeefï in be iâinbemi/ of obecoube Uüb«n/ of bp bïe ban
't getingfïeoojbeeï of betflanb jijn. 3©ant baar bat hieiufi \$J baar i^
ö'inbeelbinge/ nabecgeïeccöen aïgemeen getnigentfre/ gcoot ïBant fb
aï^iemantboojbefc^erjïte fijii^ geflgljt^ faï boo? beïi nebeï fieen fien/ bie
ben itoaMmiogcn bifemaaïiaïïecicigebaantefeïiibttöeeïben: fo'ti^ ooft
öaï'een feiaac berfianö en eeiï geoefenö oojbeeï öftbcfbïahie b?etn beciieïbett
enboojbiennebelöcnen fiet. ^jnbimmaar niet be beeïijeiD bec figucen/
bie nofe toeï een becfianötg man boo? al tebeei beïtoinmecinge of befigöeib^
in 't ijoofb betgaberb öeeft / öem fijn gefïgöt of fijn geijoo? beïemmect} en fo
öoet fien of öomï t gene niet te fien en bsa^S / nocô geïnio en gaf. ^iec ban
ï^'tbateenmenfcöcbiïfmaaï^bïeïijemfeif^ mi^tcoubjcn magô/ of ôp aï
lneïgefienijeeftof gei)oó?b/ (jetgene anbeten/ baat bpenbjeïopnierïien^
öe gebjeefï / eenparigïife becfeïaten niet ge^oo^b te tjeüüen / noeii gefien-
^0 öeb tït ömnen l^tanefeet geïtenb een b^gfïet / geen groot berfianb / (ijoe-
toeï fo groot toeï / batfe ïang be feerït beb^ogen öeeft) baarbp met beeï ftoaaci
bïoeöige ojJiiampingen gequeïb/fic|) op ïjaar bebbe fittenbe en etenbe/en (leeft
aan feheren toeber^ fenecftt benïtenbe/öie ïjaarban ober ïang in 'tijoofb ïag ;
|îc|î bafï berbeeïbbe bat D» opree^ aan ftaar boetenein (aïbjaar be fej^abutiae
iua^ banbeïamp/ bie uit be ftaméc na Ijaariïoofbeinbe toe toa^ ïicötfnbe)
möaarbefpijfeuitbe öanben greep, ^it^ fn berbaariijU/ ( fo fP öc
inoeberbeibefeiben) frï)?eebïbe/ en be fïegöté moeber oofe geïp^« beöe/
toat ife ooft baar tegen feibe/ bat ï)et öiaarïift
töa^gebeiirö, cnban't
<0cï)oo?; ïjetbonb |ιφ t'eofîerUtteni? een eenboubig fïecôt berftanb ban
eneavιnebîCb^bîb^otoJj biefeecbcl^animectfejii^/ bat fefetce öonbetbguï^

-ocr page 30-

HT. Hoof D s τ υ κ.

tfen^/ öate bocfjter ioebeSocmisc/ εη op intccefl liaaniie / niet Iifï)tcïife
tJaioren gingen ,· om Datfe fcljenen
te fïaan. cnrn ^onbag ban
bm pjeöiïï|ïoiï i^trebrabe/ tL'rtoijï ijetteïfe bafï uiïgins / iuîcrb
ik bs»
Ôâat in tcgrntoûa?bigï}€iîi hep hecfecnraat^ / in /t boop|iiu| aangefp^o-
ïmi, of ïïöce ù0clîtc£ nu ban nietj? met aïien öanbïeiioïïisccö guïbcn^
te
bcrtoacötcn ïjabbci Sï^ bjaagbe / |)oe fy mp op fiïiïtm ti)b en pïaatfe
IJaar ban
fpiaïl ί ^yiucbci-om: Hoe! beUje dat niet in de predikatie gc..
feid? 3Bat baat- op nu tnijii anttooojb toa^ / magi) ieba'M&y ijtm fdbc
bnslien. Sjft meen bat birrgdijft tod loiifgc tueberbaatt : entomfciite bat be
inenfciimbie nocïiaitoatbîfmibjiiilen/ cf toeïbaac booj gçijoubm jijn;
gdpcrtoöfföiuïmfantafpennietmöjagijtm in be pjcbifeaticn/ toaarm
fpfcmrobl^tcn'tomemet gefcibi^^ cf in beboeftm/ ominbefeïbeici^
te ïcfen oat baar gaufcij met in fη fîaaî»

16. ^n befe beïeckp betbijfiermr? bsn finnen ïjeeft ooïï 't fjjii
beeï/ en bat
imt todnig; 't <«5£fig!)t met een beierametb 5ijnbe: fa
^nï^ berouberïift en toeï boojnamrUfe in be te fieu

i^. ^a noenitnien ( öoeloeï feèc oneigentïiii en onberflanbig bien ïafI beu
^inbedbingc ïm ben fïaap / 't 50 |)eeï of ïjaïf een menfcï) bebangenbe / toaai;
booj ïju meint ban iemaht op i}em ïiggenbe geöjnfet te toefen / met berfiop--
plnge be^ aaffem^ ; öet toeiït öem geote iïaugigöeib te toege b?engt. j^a bat
nu oefeiï menfcï)en neij^inge tót Dit of bat m lïlngemoeb gefïelb / of booj
boojgaanbeontmoetingeof isctigöeiböem begebacïjten toafeenbe gcoefeitb
Sijiigetoecfi: baar nafaïfieöbattoebaïbu^offo aan ïljne iniseeïbingebe^
naeöt^bectoonen. (Ce bleefcDeïtfeen neigtnge/ of aubcre toebaï in beu
fïaap/ faï öi^v boen booiflaan/ toülig of ontoilïig / en aangena=
me of gebtoongene gemeeufeïjap / en bermenginge ban man en bjoto.
^omtonïen faï be menfeöe mecnen / bat öp grfïoten of gefïagen too?b;
ja'^mo?gen^toareït)ïite!ïenenbernemen/ en b'een op b''anbei:e pieftfijn^
ïieöaam? bont en bïaato.^an meint Ijp/bat f«ï]c aï^ ïjp ficö Öeeft ingebeeïb/
coïifointoaaröeibsp gebeurb: en benïït niet/ bat^p boo? benaatobijeiö
ban ficö fïaat / tïeö floot en roept / fo bat een anbee baac ban toaltfeer too?ö.
^0i)ÏiEiaubanbatnacöisef».SÏ)£3i'i)(uc£fi i^of getoonb / Ijp ïjeeftet feïfge=
Daan. i^iat booj geen uitcLiyfte ïiragöe gcfc&ieö : irtte ïtoijfeit of b'^ln?
beeibing feïf bat niet itan boen/bie fuïiten fteagöt öeeft/aifmen aan &ebjag|is
te bjoutocn fiet.

§.17. ^ocDomnietaïtebeeïban befm ober ïioop te fjaïm/ ïjet ge^
ne bu^ bfîi· gemeïö / ïtan on| genoegïj sijn otn niet op on^ feïf te
bceïte boutoen ; aï^ mrîïetoufîigban berfcfjeiben bieembe fafen/bie togi
meinen bat on^ feïf öwnbsijn. ^Bpflenuit aï 't boojfeibe/ ïjoebat f^et
m^ in faïien baji bien aart ïiciit miffen ïïan. IBat fegg iït eeïjteri bat
meiïopbe i^insen niet betroutoenmagiji ^a immer^^ maar niet aï te
beeï : boc|}"fo bat men be finnen toeï bepjoeft / geïijit een reebfeöap / of t aï
toeï gefuiberb en gefeïjcrpt i^ om goeb bjcrlt te maïicn.©aar na/ Dat mh be^
feïbè toeï te toetïî gefieïb/en nett in arijt genomen toecben/ öJat faïïm t jijn/

■ · m

-ocr page 31-

Vierde Boek.

cp toerften/ mof ïjctooKfitquanic timmftfîofe bie fjen onba* &anîim

ïîomt: berift|^etMcEcer0p 'titaoj[Jt i|etfeiït bfnmecf£ectoei/ ^ quan-
iioque bonufdormiteî Homerui,
de wakkere Homeros raakt ook wel eens in

flaap. I®m moet nirt ïicöt gbioben / batmeiï i)co?t of fiet Ö^t gene nooit
of feibcn too?b ζφιχί toant örtnict ïicöt gebeurt bat ncïoit gebcnrb i^i
ïïoci) ooft iiet gene men. getooon aïïe bagcn of te öocen of te jien ; alfó men
feooj getoDonte toeï be opmerkingeüergeet / m booj gelgfiijeib ban gebaante
ift bermemt te sijnöet gene mm getoenb te toecncmen/ en bat noeö^
tan^ ge^eèï toat anöei·^ ijeeft oa^ onfe finnen nieC gegeben/

omaïi be bee^en biotellit opbegebaantenaanteïopen: maar ooh't Uei*-
fïanbbaar bp/ om bie Daarmebe te bepjoctien enbefiiercn^ ©atïaaton^
Doh in 't üoïgènbe te toetïte fleïlen,

IV. HOOFDSTUK.

Gelijkerwijre moetmen necrilig letten op het gene dat door Kunft
of door Bedrogh gefchied,

i.T j^bienbelïunfï/ biebe;ï^atuceiïoÏ3t/ noeö be ^tuuc te fiiiïïf
jftamt; faüceïteminbec pïaat^bïijft öaac oUec booj be getaiaanbe
Cûberî?. ^eti^bpnaonfeggeip/VoattDonberenbooj miööeïen öer ï^if-
honfi tooîbeniîitgieriglît. ^eluonberiihe ïSegenboge toojb boo? gïa^ en
toater/ beb^eefdiïîebonbet met örn bïi]ccmti00|'thanen/ öeiuinbboo?
luinbroer^ / m anbfte UrttoönöecïiiÊic toerfeen boo? tteeï anbere fcöerpfïn?
nigijcbm nagebootfi. ^ï bp
xooo, jaat geïeben toifi lirc^imebe^ bin-
nfn^pracufc/öe®omeinfci[)e^c|)eep^Uioot boo? ioi^ïton/ïige beöjgiben en
grrfebffÏïapboben'ttoaterinbe ïncijt te öeffen; en öan boo? mibbeï bait
tm gia^ tn bjinOteftcfeen» meinbe/ fo ï)P pïaat^ l^on binöen buU
ten öefai liiarbfeioot / om baar fun nobig feebfeftap op te pïanten ; bat
linbicntoeï baar mebe foubc toeten te betfetten. beeïtettotfenroem;
of 't ï^ ban iKm maar bp geïpeni^ gèfeib. Dab ftn betet in be magftt/
ï)at iïp be pjoef nam ban be feroon/ bie fej^et goubfmit ôab betbaïfcöt;
nitrëïiVnenDeiïoe beeï aaöere floflie onber 't gonb öetfeïbe hja^ gemengb.,
^it bJaiJ nocï)tan^ gantfci) fonbet iCoöecp/ iuat aangaat bat betb?an^
benbanbe fröepetïj en öuiten alïe ftonfï ban töieöeïacp / fo beeï be fttoon
betrof. tireöPtiiJöantoentenbjifïeneöoatmebuibeaïfo toe te fïeïïen/
featfe bïoog; geipeenanbetitonfiigmeefïei: en^ tabe bie ban pfer toaé/
m boo? ben Iteifïr ^areï ging. noci) een anber bie tot j^iirenburg een
bïieg aïfo gemaaftt t)aö y batfe fcöeen te ïeben. mt maar be boeiden ba»
€atïsami^
de SuhtHn^u, bat iiJ van de Scherpfinnigheid , bpfonbetïiïî
'tisboeïi/ geïefm&eeft:/ fal ober fnïite bingen geen bermoeben Rebben/
ban ^«tbeï^ Vuerfe of Coberp. €n fo öp
biergeïgftJn ï^uit^ berni-
înenbîii/ be&oeftficöbatnief bfel te totenRofîen. tPÔ^iftfiiÔ maarte

-ocr page 32-

ïv. hoofdstuk. ,

aan Srtböepftm bat ï©?nanb öan jacfïeit/ met ö^n t^eï Mathema-
tiiche Verroakelikheden,
i)eefcaan'îiidjt j errfi ari}tmaaï inipt

Srcanfcii / m 1671. Μ öïifbcmaai in 't j|É;D£rDnïtfcï| grtÈjuütt m tutbcfi
feocgt, firiji &en ïjtiiiöei niet toerftaat / en toooj (ijiir os!jctt flet j M
riîdîK η bat be ît ten inirîflen «irt aaiuucïî)it ί,^ ; en 't ijf t a ïtimaaï.

l^iei upfeamtbc Sff ûjînôiglfiiDEîi ffei-fte oefening bo: ïrOen / bie
tooibenUnsfntijfctnficligegetoesntc bctoïgingmiLsOcitriaiiim/baarifbci:
Oiji'c maetosctPG'iîDerb fïaau. iBaarfoaï^ in öct 111 ^oeh gitoonb iêf
bat aïïeEsiifïenöie men Vian ben ©uitei acöt te ^tjn/ of toaadiït ifts te
of in ben fdjîln : fonioït öicr ban 't t^ebjog^ nifi em ge?
fjpjaiïen too^bcn/ Bat nocij iieel öerbfc gaatj toaercm
top odïï mrt ben
SJuicenen naam tean (S^oVicip niet anber^ ban een fpn en iooi bcöjogö öers
^an.
ï^p ftebben baar in t feïföe bceïbafcönöe ^aaïtje^ af .gefmi. <îîîî
booïfaijeeïai^Öicrnotöietgtepapan ïtomm: men fie öae ηφ be men-
fclïen ïicfït fcebiitgm ïatcn/ ban bicmen 3©aarfeg3cr^ en ^uibeïjaserg
noemt ; Ijoe fcei: be euieijeïaar^ en feamcrfpeelber^ 't boifii bcïijïînûen / en
|οε ficï) iemant beinfl betetm of beïjejrt te jijn ; toat f>]?oIïecp fomtyb^boo?
bofbcrp ïuojb aan3erigï)t. moefïmen eerfl ban onbetfoehcn/ bïan-
«eet iet^ ban bien aart geeeurt/ eerbatmen benfee batöetquaberaenfcöen?
boen / of bat öet ban ben ^ïiibeïi^, toit aïïeeniife ^ifi: nu in 't ge^
meitîbermeïbcn öoefe boen; en op teat biyfe fïcÖ bemenfcïien/ be-
bjosï) niet merhenbe/ of ooït niet een^ betmoebenbe / bebmihen-ïaten/
bat aï bet féibet toerïi of toeetenfeljap meet ban öun eigen

j. ^e l^iccöetaar^ toat hoenfe anber^ ban ben menfeïfen fe30en/
lïet gewe fp boo? Ijeirneïyit en necrflig blagen eerfl becnomenïjebben ,· fobecce
't met bebjaar^eib ober een fionu: en't anbet baat fp geene nette feennié
ban beiïomenftonnen Λ of bie geïjeeï aan 't biinb <©ebai / bat i^ aan
©aaifïenigöeiö jijn öangenbe / ofaubet^ boben t maifcijeigl^ bafîanb bet=
i)eben5i)n,· baar fïaanfe feet booiilgötig na/ m omniet iieöttemiffen/
befTuitenbatmet bobbeifmnigï)dbbanbjoo?ben/ om niet öeljaaïb te bjo?^
ben, ^etgeneinmgnbtrDeboi'hban#ciöfnfcöe<i5raiieïm geïtibi^/ bc-
ïjoeft ijtcr niet beröaaib. Jfôaar öefc fïecöte menfeïjm öie ijen feïf boa? ^ui?
beiiaget# çn ©ooîbHftfîn·^ bp ïjet boih/ noct) fïcfïjtec öanfp feïf / berto-
ttcn i bie toeten toei bat fiet be gaabafle geeflen niet en jijn / bie gunnen bien^
of taab berfoeHen ; en bic fa fleemt
if bat ïjp baar om bp tjen itomt / Ujel toiï
beb?ogen 5gn / ai toeet ïjp 't niet. €n ff her ftomen bcfe niet bp fuifen bolft/
om &mte??ocbenot te onbetfbtïiCHibatfe toeten j ban foubenfe toatfcijet^
pet op Ijen letten/ maattonen met ïjun biagïjcn/ bat fp ^etgenbettrous
Uten/ of ïmm«rgbatf|ï't toeï brrnioebeïiïï foöfuÏïen, en bolgen^ bimbe^
qnaam jijnom fieö ïtilJt toat toij^ te ïaten maften, ^ie^ toojbenfe ban
eofe na bat ber^anb betegijt : fo bat iit nooit bcrnomen ïjebbc/ bat
ie-
tnantbp fwmbûm om taab getoeefi toa^/ of fp eiuamm f öni^ met bat
Defeóeib bat fobetoberbtoaten; of fobaatitt bcctoentoaé/ batMi^toeï
na bpïïut^ ( bemecfeeube bat befebjagöet niet feer bette toa^getoeefï/ baat

-ocr page 33-

2,8 Vietde Boek.

ÎÎÎÎ '£ Ueïïaten ftonbc fteüöm ^ m antitt b^feuöm of geötttcn fcöufïöc. ï0attÊ
|ûftettocûerom0rU0îiben\iîiPcô/ banïjaööïöteüan iuicu 't a;floïen toa^/
lût nabcömïtcn 't βοεΰ in t ijeimeïtïï üjcecoïn geb?agïjt. ,^ΰ niet / ban blccf
'ïgefitoïcn/ en&rnac0b3aau mijctöert tian
fiMm armen ij?ag|)fc op ah
fpiïïeu Ujienb. ^et 3îjn ooïî to?ï 'm me^efdlm ban be Dlcüm: metmi
bie ban goeb fcsgen öeüüen/ om aan te toijfen ftiïïie pïaatfen/ üaac booi önn^
m figcne befieilinge of mtótettneten 'ï öa-ïotm gOEïs üerfïfïtcn i^. .

4. gn gecnöei'öanöE faftcn taaojb bit flagö 'J'^t uolft meer aangefoc^ït/
öan Uan baiiefbe fotten of foitimiâi/ om. na te öo?fci)cn 't gme Ijcn öe
laïönfie of minnfnpb in
't ^oofb öjmgt/ toattec omgaan maglj : vuiïti
Öaat dcnimbefeterö^eft; of toicïïerain bm Vocgi) bp be juffer Die ÖP
batüaarg^cadnöeaf ïiomt: of / fai)et tuïTcÖen man m bioto nirt
toei m gaat / toat taUerbiÎ Daar üan be ooifaaU 3u fcfjcdt fire au öiüt
îîirnfcljen niet ' feptoii-nfu-biié tcc bieci^c feomen/ of |1ι ijet raöm of niet
raöfn / faûed bctùaarijdà f^lf betrift: iiadjtan^ oni ijiui geUim iu ar^t
tencmcn/ fofidïmfi op,ane pïaatfen Auadjc ; fti bonöm üoift in bicnti/
hit baar üooj niet brftmo / fïcö feïf met ïtoppsicn bemoeycn / m fa be uifci)t
|orm/ bat örinïeiiliï olicrbjagcn 5 be 0ιφΐ SDnba· na getimmerb/ om
tonïtoö? geefiai ni gefïgïjtcn tc bcLtoneiv bie 't l)rn ban qiianflug^ fcggm.
.^ccraaröig biiaii£^nai)£t Wm afgrbfcto/ tn't 5Franfdj ^pci/ ge^
■ îjaamb
s-juure, de Toveres : fo bat ecn 'itefer anûrc^ niet^ besoift.

^aebaojt^beïîoiiflenûp&ebjogô/ of tot ba-u3onjcniiggmg?]t/

bpbircgd^iiimflagljban tiolïî gcoefdib toojbm/ fai ιίΐ nu uit Carüauïié
bffî bctonciî. aïrcft απ^ bjicbcrijanae rcbcn / luaarom bat bcfcïion?i? nut
ïHacötingié: '„'uoojmfl/ om batfi' op gcm ecnflijje ücljpbfn aange:^
5, ïelö / tni anbmn/ ban ongearijtc mmfcljm toa^ü grpictgö,· tm uer^
,, brn/ ban gcm acijting bcr goaaïiiïcib/ gdijit m't l^.iiicaisiim/ Ιυο,ί&
„ onöcrjtemiD. a©aàrb|îODfiïiomt/ûat fuifee uonjlm aip onnut cnyuet/
„ oûiî booî bi' tmtîoi cnigfnt^ btraoom jijn. i09antluat niagfj't oatcn
(fdt:
i)'û ûaîùec ) öi^t ,Ιίππι: eerfî in te fïacigcn / en ûan uic te biafcn, tranm uit
», ii'ügcïi bom bïorgûîalsracutoiï/ biaebuitljft boa^ïjaofû tappen/ fpij-
iîer#meib?aô£nuîîbcHmanù ijairn/ m'mm m iiauOïn in fcyijn boo,î-
„ p^icm^îi îa/ gfiyitiiigetiml)2bbe/ ^ fnt^i») bat iemant b?ie ringm
,, io^/ mdïtiiefijHarcïelfcnijiuOeïiïcÖttöicrp/ bietoraeroauiêbccbaUtUi

öatQnrnj a!i?^ieoen&ig/ cnfonbcrbatljet ïhîîôooîî icifd ftcygt. «45«

„ fc|)ta:fognitîifi ïjm^} tj^bocn/ fjet fous urauujai»iati>:tu maar niùi

,, bruit gdîaft ^ab orti ïrcrrn. Ifex grne fj; unrba-gcnin bcn mouö / Ôrt-fc
„ fyn brfciîeia ui br J^atuuc» ajetrn bat tr bcrgm ari)tcr ia ïteci / fρ
j, fwcïgnî'tcnftMPôutenttUfbauit UJânnecrfie toillca; gujoiprn bo j|
„ bfdôaibigeoffûiingoiiangrjûriaegrtuûdîîte. ctcn ooh brrgif / ce
iîjjprn uigmoniai ïicabenbc. «î£>aar g^lya

ί, als»,

-ocr page 34-

IV. H o οD s τ υ κ. ip

5» aï^ irûbbeïiïi in onmagiit ïjonnen öaïïen / m ficij fccc tog in fith
feenflaataï^bcabonrocdijiiilîoi^en: oolfeôoojgetoiKintc/ mom'tfotîe
î» Vioïiicnïiinöer^tebübjicgÊU.

§. 6. Habîen bail Mancltiîi^ te lim/ bat aïïc^ maai natuucïîft/ fc^oon
ôeï)enai'ïiiî boa^ rnenfcïjen ïicaglic m
ïifi tuo?a uitgeriglît: foi^ftetmaar
cnuiecteniïetö / ûf onijfùacljîfaauîfîciô / omöaünen niet bcgi*i)P£ öog fuî);
öefcöieb/ baarnatjErmöcben ορεε uemm / bat baat be ^^mürf öanb in
jjeift ! of bat i^t gene öu^ gefcijieb/ boaj iCoijrcp sefriïi^ö. J^et fuïiï,
fen lioo?bari0 m !icl)tben;big cojûeeï most fpu hioifri) tc fcïjanlji ïiomm.

ging t ni ^cieflai;^ i^mani / Uitoi iït ban fijn ûtcûcp niet fai oeffljjnücn/
Öoctoc! ÎÎQOÙ ίφ/ omïîcinniei aiïîenb te inafeen. il^si Ijaübe fai) in 't
opeubaâi· bfcimöcn iatm/ bat ban beiianifrfpeefeer^/ &ieb0eaföaartn:
ftm fecrmi^ ötdDm/ totierp / bois? toi-bom / toiccöjgcïiifcgö.

0ftl)abbenanberengefien/ rn ïicmaïfü berljaaiD/ bat öi^ljrt baai· boü?
^uboï niocfi. ^aai' bïecf ïjp mk no«j bn / toannea een fift betjian&ï'g
^let! îsaeburgermccfîerbanbiefïaû/ cïuuifaypn^ monbsli't ÎKbbc / cm
<0iucï|cïaaL· iïct bp flcl) ftcsnni ί m in
m trgcniüaoiyiglïitb be^ anöcrni / be
hmftm bic Unix gciöftcrtoijfe boen tïïg H
do? ï)fi üoiïi- iBaar'nu bcfe
fogrnaanibeiCûberaar/ boo^ ïafl bcg fdDaï Seurga-mccfla^/albirfdfbc
bingai iangfaam
m bcfcijeibdiïi btttoonbc. gcip Ijîj fync pjoff gebaan
ii)ab op 't „âtabiîuî^ / Vuaac op tjy ijab beriof bcfeDmen om te niogcn tp^len :
terbUîCÊntcctlonbbatqiiaabUecôiOîbfnban bien eii-ftiu man / bcbinbeui
bi^bacaibiciobfrynieianbt'c^banbfycnbîgijiibbau fict gcf œinbc ïianbes
lîiîg fn tua^.

ti. 7- Pilaar un faïoîi^CaîTbanu^nocï) aï groircbingsrnnîcïôm/ biefti;
ijfciîiaartgefipn te
i)cbbrn te jBiïanm ijan îiult (Cutftm. „ jfôtct groot/
», en ranli Mm iKÔaam/ naairuiïücc inaiaienfdjKOp bc fcljouber^; ra
Droegen/ tünüa'ï)ulpcban0di.ngï)tümfïf0'aaüi'nïcüeübcc dnb te ïjau-
„ brn/ bimja era toUi op/ L·at3efpam^m fa bcd fdjnin^lJdb ï)abbf / bat
,, pa^ ö c ijopgïe ioa^ bc öclfte ban De lengte. S^onbcn baar na fcl}f rpe bc-
,, giii^ Uan fpannm icngof aan
hs firfiialocn; tn ïilonnncn fo nocfï
cni|/fc1ïïmetDicnmtufcïj^ op CefröouïifL·^ iang^bat fdfui-tciitoi |)cs«=
„ öftiüe fo toijö 0eiH'cmu0aitmaiftanDa·/ ûatbcftojaadiliticmajitanberl
, fû op tóafilie gcûnb iogüanbig foubpfeonnusgaan, ene tafel ïcg-
t g^nbf oy bat fi libf ton^ /fonber enig ficuufci, gingrnfl met rollen onöec
„ !)unne baetin baar op ïang^. Bûf|î mei c : crn tonuj gefpanuen aan i)ft
„ tqjûfjïljogcîiîoreîi? bantfiaftal/ fo ficii bat
ijït Düicbmouöe maar
„ een betöenbtd bet fjoagite ban ben torm affiûnb : ïilom ecrft üaar met
„ grïuigijten fo b|ï op;; en boe Daar toeöec af / tooj ober ïjdiaioe/gcbns
„ tï0 of Ιΐρ biei biiete gemeriït / bat l)v be- ftooaDe met be gtoote tee=
nen aig niet eneniiyptang Menibe. nani noel) Daarenboven aan/ ben
„ fHfbeniogijttebornwettnenïnanopfcljoiiöer ai^ te boren: maar nie?
3 inûîit tou^ fo iîoen bat öp ficlj li£t biïîopmiorfnîiî een gebaar, ©er?
fcödömegroïe bojîîcn/ albaar getîomcn / ümbiïftljü&fpcïaantciiüï/

^ 3 - be^

-ocr page 35-

3 © Vierde Boefe.

,, biMaagbm fïcïi&e moeite niet. H^aac 't ijolft seïoofbe / bat iirt to
,. ïicn üanöen ^um toarm j aïf gaanbe / |"b ai^ f? besi^P^n / bojjcn 3rt
tiecmogmùei: uatuui:. ^aï iia mgn ijerfianiJ / fa ψ ^itJ^j
π. S^ofïibetocfcnöetJbe/ bm^uibeiaiteUeeï. cnfoai^in mt ly. recös
Deltjecfmtó/. Deferagiîten öcc Jlatunt m ûtitift te todmg toegiffîljcbm.
IBaarceü i3an Me iCwrïim / fiit Cacbatiu^/ toicrb ûaac lia n^cg ^ciî
jîm/ eiibelietfîcïï öopen: i}fttDjeiiit)fm ibuitm ttogfiii îiîct toie0ei£aan /
of tjeeft 0î:nccg betöónö / öat fijne himfl natuiicïgh laa^. ^oo? töcme m
ooft (foali^ Caröanu^ tirrbftöaar te feenncn geeft; nocönaöecDanö^et^
frijfiöene aiîûcrr Ituonôtrcn beùjeîjen öeeft. l|t> feïf > fo groten füoïbof at^
lîlîintoaatiîcîbtoa^) betoont genaegfaam / DM i>'oa?faaft en Dc mio-
beien ban befe Uonfhiï toeï tjaö aangeineriit / en bat aïie^ tnaac itaruuci
ïyittoa^.

8. «iïaifetian befe fiotiflfii fcïjeibe/ moet iïï ren toeintg ban bet ίβ^
benbaagfrije ^etbenm fo gesiaambt totierpîegmgen / of dgentlofe guicpelas
tpen ineitien Cn top bcijaeipen in Defeïi op geen faoefeen k öeriatcu/
ïyijie 't OH^ aan ïcVimbe getuigen bie tn bcï felUec lanben feif grtoeeft 5Dn /
niet ontii?ffïit. ^iï falber tïiiee of bjje ttt meföen ; en 't faï genoegij
5ijn oin öaar
uit u mogen giffen/ ïjoe 't met bi anbccen magl^ gaan. ^it
ïfcij ife ban in ^cöoiitai? ^qfiinbifetje reife / met opmerftinge gefïen /
en fa gemeriit/ bat ai Ijet gene darmen anber^ Ijteiu Udoj iCoöa-pe/
geen to^jerne toa^. fal 't bcrijaai baat- af oefeojcrn / om ijinr ni t ai te
groten piaat^ te maften. ,, 't tot SDengaïe / · bat een Onnbec ftamer^
„ fpeeïDer^ / met b|ermb ge&aat en feec gefajinöeïift/ enen oamüae^ / ttoini
„ tig boeten iang/ aan 't ceibertiitiie anberijatóe fpanne öift / en δουεπ
„ bun torïopenöe / op fpien gojbei fïeïbe, (iiToen ene iiocijter ban amtcent
„ bettoe&itujiiitig jaïnr/ ben man gerabeïift ban aeijto: ö^ he fcgoubec
„ fpjingenbe: ftlampaïmenöe langé öim öamüoe^ om Doog: m fàttec
büuenop/ bebeenenftrni^iim-anber't ïi>f geiten tjebbenbe/ en b op-
„ perïebenfieebl betoegenbe/ omfa'tgetoigit te Ijouücn. na öe

„ man boo,ït|ïappcnöe met tpgöe fel}?eöen/ en beibe armen io^ ou't ïnf
„ ni'ecöangcnbe : bjoegöefenfMtfó met bat bjo'œmenfcf) bobcn op / een
„ flufttoeeg^ boo?t / ben buift boa? tntileftenbe tot fieunfeï/ en geourig
„ opvoaart fienbe/ om 't toeift in fluiir teijanben. ^ii-^quam
fp eenl
„ ftnapïjanbig toebec af/ en na een beeï grimmatfen toeberom baar op
„ geftlommenj fabiijbefiifiebtnst benbuift boojoberopûienfîoft/ bear^
„ men enbe beenen iuflig uit maiftanberilaanbe. ^aar mebe teeg be b?a;
,, ger toeberomaan'tiopen/ foio^ banijanbenaï^ te boren, en iietiict
,, b?otomenfcö mibefeïMbigb toeber af. '4^aat na een fioft ben feïfam man
qp 't ïïoofb gefleib/ niet onbecfieunt ban ïjanben noe^ öan ^rmen ; fo
„ ftltra befe boeijter /en noeï) een füjartinnetje ban be m , jaren /b'eenebooj
en b'anbete na / toeberom al^ boren baar bp op j fo g^feten / mierbcn ban
„ Öemiopenbe/ eiïgin^enb3eb?i:sjnigenbe/ronbomgeö?agenfonbeEfeÖa=
ben. 3©iefiet bitaïïe^ bo&j be ifonfi^beoefening en bi ge|UiÏnöig^

heib;

-ocr page 36-

ÏV. Hoofdstuk. ^r

ÔPfti,· en fo boo? mibbcï bmr&et ïicïiaam en be ïfbm fn 't getoist te goubfn/ges
irjfe ooït b^n ûaniboc^/ (feïf na 't getodch bmi befen fcö?pci', luajb ticccigt >

i.9. KitfeïbigEûoifaïtra moct ooïî't Mgaibegefcijiebsi) „
„ feïfbe beîbe bocôtcr^ gingen op ôtinn^ riïcbogen / met be
„ ben sanff!) om ïaag / en be beenen ccglit om ï)oo3 ; bogen önn=
„ ne act)tei'Ôûofben mc.t ben
ncïiïte bïafe aan tegen^ 't cuggcbcen /
^ „ en tjogji^ acôtec oüec tegen b'aarbe : mborgen bat i^et 13001=
„ ïjoofb ae&tet* aan be öteïen traahte. ^n befen flanb gcboogben fp / bat
„ elft b?ie mefîen en ttaee fabeï^ met be punten tegcn^'t aaugffigijt / en
„ metbe&eciitcninbeaacbeïüierbcnijafigefieïöj entoiftcn hm toreïmaïm
„ 'tganfcö^ïicöaamlöünDeilDïïteïïeeeen en te iuenben/ teciuyÎ be ^oaf-
,, ben tuftcôoî aï bic begen^ en bte meflen Wcîjen flaan : bocij ftonöen ehibe^
,, ïift bu^ onöefcï)abigb tneber op. oojbeeï ban ben fcöiöbeiv tueï met öet
möne tfamenfienmienbe/ faïilt mét fijne eigene toaojbcn irggcn.
Hoewei
de gemelte adie fommigeu onder ons" fcheen ene duivelfchc konft, en een
ganfch onbegrypelijk werk te zijn : fo docht my dat die natuurliker wyfe dus
kende gefchieden. Want defe gefwinde vrowsperfenen , die ongemeen vaer-
dig, rad en buigfaam van leden waren, in 't rondom lopen, t'elken op de
handen fteuncnde, met de^'oeten het draajend lichaam wiften om te keeren ;
fo dat het hoofd op dufdanigen wijfe niet alleen ftill en onbeweeglijls, maar
ook felf onbefchadigd. op fijne geftelde plaatfe konde blyven ftaan. ©an

biergeïpebingen aï^ tft baac uit ^cijanten &eb&e aangeïjaalb/ fteb iïiec
feïf^ geöoojïi uit monbe ban bie baat ti|! 5i)n getoeeft i en bie baar iöeï op \eu
tenbe/ ooftïjebben aangemecftt < bat aiïe| maac natuuvïp; bocï) toeï
öooj ftonfï en ïifï aïfo bectoonb biietb of bertig^t.

10. CnbatiicDniernantenba-toonbete/ ïjoemenfcMP ^i^^nuft m
feonfïbeïebenöu^geb3ennenenfeö?uiïïenftan; fo öeeftmen maaç te ben=
feenaan'tgemeenetooojb/
Coafmtudoaltera Ratura, dat de Gewoonte is
ene tweede Natuar:
befeïbe fo femmbecenbc bat fp befdfbenietenfcfïónt
tejnn, ©oojeerfitoatijetpofiuuc beïangt: OBebJooute fonbet bïpt / taï
maften / batnien beeï nienfeôen aan ben gang/ aan 't
ijouöm ban fjun Doófij
mgaufc&eïicïjaamfïet/ toat joierftfp bagijeiij); Dom/ of ban luat ganö-
toerh öatfe jijn. 3Bat geeft Öp niet aï ar&ctó^ opben öaï^ / bie eerfï op enen
iüinïïdftomt/ om iet^te ïecreni i^oefeöönenöanbenenbcboetcn/baatfu
mebetoerften/ ïicmfeïfeevflinben toegïjtefiaani ïï^atöeeft öneeneïettec
tîiettoeïbiïîîîîaaïtebefiien/ omnatefc|ö?pf»i of tlc&todtebebmlïen/ cm
berfcöeibmebpeentefïeïïen: bjanneet öl» eerfimaaï op be ïee^-of fiiijijf-
fcöool ftomt i J^aac bie nu eenj? boïïeerb / en bagljéïij? gcoefenb
5ijn ; |)oe
beetbig gaat&en alle^afi ^eïf ooft/ inbienbe menfcft een of anbec
ontbjeeftt ; öe bienjï bie 't aan öetïicöaam oioefic bom / bJojb boo? een an=
berïib boïbjagïjt. ^u<Sö^bentopban ooft gefien/ &oe bat een b?ob}^
»?tfoon/ bcbeibcatmm mitTenbe/ fotoeïl^etnaaijenbebe met be b^ten/
aï^ iemant anber^ tod beb?eben mettet öanb. ^ft mijbe be VnöDïopigöcib :
®n ooft 3ïjn fulïte bingcn in
't gemeen fo toeï beftenö / bat ift niet noöig öcbbe

mcec

-ocr page 37-

3^ "Vierde Bo^k.

tnea· öaac ober op te öaïcn. / öit getiiigm o»^ bc

öat fume menfd)cnaï^ Die toanöetliïtcïïonfim öom/ ban jons^ op onöeï-
iücfenluajöm out bcïe&en ie gctocnui-n : baat* toe ijfel ïnïöödnï Djumm'
be/ tianof bitof öat te eten/ of tsan baflcn / oftsan faiümgcn en fmee^
ringen} om'tganfcfïf ïijt"/ mfonöa'ï)ri& öe senuïuen/ tefmeeöigsrteuïai
ïjen. Cn öaac toe isient ooïi bie
îy-f^i·^»* enkratetA , onthoudirge, «^^β-

TFiccTf^h , hypopiafmos , bat bedwang, en bÎÊ hv\»yMyla, dciiJagogta^ &at

dienflbaar maken ijanbe ïiciîamen bec e?ieïîen/ b!> fîfï) in bc tecijirpn^·^
oefenben î Ijan toelftcn ^auïu^ ecu ejcempei nam / omon^gdpu-ïof?^/
inbeoefeningenonre,^,ïic9aa'<n^ totôenbieufî öe^ lirifîeabom^/ijttrfgijî^
intööeïaantetoijfen. ilior.
9:2^/16/17,

II. ^ocôfomtijîiiîi^ôeiionftfogtoûinîetal^'t <0dp/

toanneec een man fïcö/ onöet ene manbe fittenbe / ban alle itanten met ber-^
feijeibe begen^ laat boo?f!eehen; eiî bat öv nietaïïecnberbaacUftfcöjeeiïït/
maar 't bïoeb ooh tappeïing^ beneben uitloopt : bat echter befe man terftonb
baar aan/be manbe toeriigenomen/ganfci) ouöefcöabigb ttieöa'om tenboo?-
fcljón ïïomt. ïïE)ant toàt öe manbe felf betreft / men ijerft gemecht /bat
bie ruim toijb genoegï) toa^ / om be fieiten baar in te onttorjhen ; bjaar toe-
fuliï een /gctoaon fgn iicftaam aïiefïn.é te ïieeren en te buigen /bjeï raaö moefi
toeten, ^atfcljieebjen/ ebrneenf oftljcmfobijfterfeerbee/ öecftöpaan
Öem feïf. <Sn toat ijet bïocb betreft / ïjde ïiclit fean öp (aïgp naafet) of
öu| of fo/ of feïf ooït onber b'garbe/ baar f)p ban be manbe pïaat^ / l)ct biocö
bail 't een of aîiûer beeiî in ene bïaa^ berbo^gen öoubert ; en bie ban fo booj^
fïefecn laten
i €n fo öit ban maar bcoîfteïîcn toeriî. «Sîïoo? fuïïte ftonfî
genajj een paap op^cftarpenöfubeï/ ai^ bp mtraM/ enen onbefeenben/
baar toe omgcftoc0t / ten eiïeu buccijel ; boo? bïiemaaï jlccïï^^ Daar ober öeeii
tefirpenmetbeiïiaftfeöanb. îlâanc befequibamijabbe onber fgneïiïebe^
un op fijnen rugge ene biaaé boï toinbé, en öefe fi|n€ Ï^^iefier ene gtote
fpetoetuffcïjen fgne bingeren ,· baar mebe onber 't firpen in bie bïafeèee-
imibe. ging betoinö ban uit/ entoicrbtïjnruggepiat, i>oaï^ban
onsLiefviw (opfîisî25îabant^; Doo? ïjare papen fulït miraheï Dost / fo
boetfeoôhbeîllïîubelûoojbeCoberaar^. ,

§. ια, Siif^il IpiÏbp benuelben/ljet gene ban 2i5ernier/bic een berfîan=
bigenuaatolïeutig
fd3|i)beri^/ intgnebefcljjijbingebe^ ïîoningrtjiî^ ban
ï|acöemir/ in'tuoojöcrbeeï ber ïanben onber ben Jil^ogoï beijorenbe / op
befm fin in 't iFranfeij bcfcö?cben „ Cot 25aramouiap foubemen aan
j, ï)em öomfiraèengiootmiraïieïber.JIBal)ometaanfci[ïe|)"?iefier^: tebje^^
i, ten/ enen graten ronöen fïeen/ tefiuaar om ban ben tuiaarfïen man
„bei|ouben|> grote niante op te beuren: benbjeiften ceïjter eïf aanbibber^
bel f>?ofeetp7 aïïcenMïiebermetbentipban enen binger blotelift aan=
„ raiïenöe/ foïieötgeiyiiï ren beer opijeffenfauben. ^ie boegben fïei) ban
„ bieöt aan een grbiougen/ baar ronbom/ met ïange roftiten aan; ïjie
ötnöerben bat ban b'omftanber^ niet befcöeibèïiiï gefïm fton bjojben/
„ tjoefeöeöen, tun feggcntoa^y öat fï? Dm fieen fïecô^ met öe tippen

Ôunufç

-ocr page 38-

ϊϊί. Hoofdstuk. 'Τ-τ

Biîmîcrl3in0it^raaïîten/ môiïtlîiiôm fbïicfît'ijirfôïgmîpïtîim. Maar
feit dernier/ die d'oghcnvry wijd open dede, en dit werk van nabybe-
fchowde, vernam genoegfaaiii, datPer gfooc geweld op deden ; en docht
ïöy datfer den duim by voegden, dien feer vail aandringende tegen de voor-
fte vinger ^ic^iipDanmei seïïïte seöm terSrefg / bat ö^ï emö m
plaatisi3anecncnöimnereïfino0ï)te fiaaii; |ΐφ met mi Kïonöeiiöe aïrecôi
>. 3ûîoegï|iJctfeicîErDi3anî5cûîaai;|îeiùbc^mîraM5: M' mdnöcutoci / fa
'tfrijynt/ batfîitueïiîicîlîun ticnm/ fiiö in 't farnetïöjinscii tsaar na
>1 frbifeiîciîbe / genoegfaain fouïsen 5511 / ben fïccn te öouörn. ^ccïj bon-<
„ aïfoöc ficcn/ banöcm niet onDcrftcunb/ ban bat

» ÓP fferÖ^ Ö£t «nbe fi)ne# bingei·^ baat aan &idb/ geburiglijfenafiine
yj 5ijbeti\îecfîofflï). ^pbantmlaatfienboenbe/ fo öp nicrlite bat fi? be-
» ben; fotoieiöaïfobe ficen ban ban bcr aarben / ftoetod nitt modte
» cpgcïicDt. iftVbïöac^baarotïecaangeiieïim/ en be^ öübucöt fcioo? ftoa-
„ riglieib/ ciejjmebe/ ^aramct , bat ig / mii-akel; Monioppiperb/co
,, niaaïiteficö / eer ί^η beHenb toierb/ fjjoebig ioecl). ^^u^bania toareu
beniiraïieïenüanbienberoemöm ôeït bm H&atcr .îl^arai^ b'$£biano: be-
toeïRc ijeöïïcnbe ecng' tot .ïBabjtö ijerfcftetbehe gemaaitte fîcïîen / enbie men
iJooj feefctm ôieïb / genefen: inannccro;^'t ïaatfï ecii
toaarïift ftth / IJ002 ö^m seb^ag^ttoierb/geiïeeUe fcïïanbenraaïite; ên
ficiï ban baar maaSte / fo ôdmeïiïî en öaaflig aï^ ï)P mogöt. v^it öeeft
iiïpeenUoojnaameneerïp bûjgerbcferfîab/ biefelfbaar getoeeft ijS/ cii
't
oûït geïîoo^b ö^fft ban be genen feïf bien 't toeberUaren toa^ / ( öoi? bïinb
iaapfcï) batfejijn) met meer omfïanbigï}«öberijaaïb.

I?. Jüaaröoeeïïfbubettün^bemenfcöen niei met öuune ïiunfîigfîCi
feen fö mi^ïeiben/of kueUcn mniilen tot berinonbermgberruMten ïionnm:aï^
fomen toeet / bat feïf be öeejten 't ftonnen boen i €n bat niet fnï?; aïïeenlift/
aï^ ïjet fcóö'nt baat fp iïoo? ïtci)aara^maaïifeï/ en fefter fTagö ban ïeer-
faam&eibbjeïïneelïtöebeugen; maar oaïï toeï 'tgene baarfn aïbecmmfï
ueçaaam toe 5ijn. ^obanig bat ^uetonin^ ban Iteifcr <^aï&a

fcïijijft: evuf» fj?e84cu}i genitx, eJep,hantof funamhuJos edidit : dat hy een
niew flagh vaneen fchowfpel ftichtte; te weten, olifanten die op de koor-
de danften. ©ïiniu^ lib. VIII. c. i.
getuigt baar öp ooife / bat fién C^fac
^ermanicu^Ö^tfcÓftttï'^iïöebe ïecren: öoebjeï öet bïaren motus Uiconditi^
tewegïBgen tuat grof til ongefchikt, fo aï^ bie beeften feibe 50η, Hen binbfe
Óebenopmeerbiergeïpeöingcn afgeregfjt. €n/ 'tgeneboü?bemenfcï)e«
aïberbjeembfï fcïjilnt ; toaacuit h' ecnboubtgen bien bcejîen menfcöeiijft
^Êtfîanb toefch?ijben / of bjeï geïebrn / batter feïf be ^ï^nibeï onber fpeeit/
bot bemeefier ban ben olifant een toberaarmagö^gn: bati^/ bat fp't
«ftïorene/ oft gene men gefioïenacöt te jijn/ bat beefi bom foeïien/ eii
oubcr enen iiting ban menfciien wit becfeïber faïiïien fiaïen, ^ocöbaac
öeboeft geen groot berfïanb toe / om te giffen tjoe fp boen. Ïï^ant geime^
^fftfeïjeeftbaubemeefierof een ba« be fgnen/ op gaabJbiebertjûî afggi
Wt/ beïueueniet^uitfsnenfaïîgenomen; eu enen anbccm/ öocöbuis

C ten

-ocr page 39-

5-4 Vierde Boek.

tm beffdf^ toeten / toebfr toegefîeftm. m heeft op fcfter iöïB3ï& of teftcnf
öaib'oniflanöer? niet en toeten/ afgcrfgljt ( gdpnifn fo 0ε Ijonbm öde
Dingen ïeett) m Dat of iïOEetiöeüf firnöetian ben nicffïer/ aï^ ftrt
i$ orn<=
ti-entDenmenfcïïe Dtenöettocgefidïenié : Dort öan fa aï^'t 0cteerb i^/ m
|)aaït ïjet temanb uit ben fat ; geïijft een toateröonb / ijet gene mm in 't
ter / of oofe eiöecéiïefngetoo^pen ïjecft/ naleibingeban fijngefigöt/ ge-
ïjooj / en renït. fpiefee ban be ïjebenbaagfcïje l^anieïfpeeiöec^ niet;
öicin^ofïinDïenbefïangen/ ratten/ muifen/ na'tgefang of fnarcnfpei
Doenbanffen : aïfonipeenberljaal ban aïïe biergelijite Dingen teb^ceb nit=
ïopcn fbnbe î en fo beei aï^ gefeiö gcnoegij iwiioojt ie toefen / om aï 't an-
Dece te ïionnen giffen.

§. 14. 3ÏÎ fïuitc Dan bitöoofbfïuft/meteen tooojb temeïDen ban bat
toonbetioftljeb?ogö/ toaartoefomtijD^'tgebaï (om fo te ip^hm) ö?eft
gebicnb, toaarmebe|ltc{)boo?fïejpïne beö?ieger^ bertoonberïifeer toijfe toi-
fien te bcijdpcn. ^e ifeec ^^ocoic^ fteeft on^ boo? 10. jaren een regifïer
fuiïïer ^ó.inbeaFranfcïïetaïe aan 't ïicftt gefidb ; toaar ban iït maar öie
ttoee faï noemen/ "^iirnout bn ίΦίϊ/ en honing .t>e&afitaatt. ^ie eerfïe
enen .f^artin Guerre tot (Cijoloiife op en uit gdtjhcnbe : totfl fïrf)/boo? aïïe^
Dp het fijnfiete betncemen/geöurenbe man^ afsm in ben oojïog / δμ be^^
fdfg bjoto tc ïjoiïben aï^ be regijte man.^it bnuröe fo bjie |aren lang,tói bat
feerfgijtclfêarttn(guerrefijui^geitomm/ toannccc't t»eb?ogl) Dep anöe^
ràîaïtoa^inpïeitgeraaftt: en
bp baar booj boïïioradîftm'tongeïniî
Uonben / toierb ïebenbig geijangen / en öaarna berbjanb/inben jarc i ^60.
antoineBetbifr infgnberboïgDerEdTmbanfteter J^etfia.^/ üefcö?ijft
&eöifïodem't fto?t/ na «©iïömii^ Cognatu^ in 't Ôoofbfîuiî ban
fyn 4. boeit, ©tenboigenöe
bit gebïeïten een boo^naaib beb;?ogö te
50n / öet genebeMt / boe'tjbegan aan 't ilcïjt te ïtomen/oofe al boa? Coberp
iuagaangefien; aïfoDemenfcijm meinûen/ Dat geen menfcfte fotiber Dat
aïleDtngni m'tbefaiiöerfonaatoftencigïiftöaDfeoïincntoeten/ om fïc& fa
in aiïe^ te gfbiagen/ be dgen man ban b£fe bjonïtie.jBaar
tomfpieefetöeinfcibm/ toaiineeiöp/of <i5i]bertu^ ooit/ (uit toien ôu 't
ïjeeft} befeena flaat/ DatDieit^Srnaut in Denoöïïogtoa^getoeefi be eigen
maïtUetbanmiartpn ban toien ί)|α aïle^ iifiiglift ijeeft feonnen bjagfn /
of infcöerpe acöting nemen 't gene öp ban feïfberl^aïbe: en batfïp eben^
tocï bermoeben l^ft ban Coberp i toaarban in
't bonm# ban De regjjterâ
niet Ijet minfle tooo^zö gemelD i^.
îîEMnt aï toat Daar in ban be miöDaaö
flaatberöaaib/ i^bloteïiftmrtbe^ tooojben uftgebjnftt : Pour punition ^

refaratien del'itnfojlurs^ faujfeté fufpofition de mm de pirfonne , adultéré^
rapt, facrikge^ flaige y larucin^ autres cas far le dit du Till prifouniercont'
tais
; toi ftraffè en beterinec van 't bedrogb, de *alfche vooi geeviage van naam
enperfoön, overfpel, fcftakinge, kcrk- diefftal, roverye en andere wegen,
door den voorfeiden du Tül begaan.
ÏBant Öet i^ in 't minfii met teöenhm/
batb'aïïerfhooDfïemi^aab/ aï^ tc toeten Coberpe/ nietmfamem'mp
anôfretwîtîuftÊsdihgviioemû getoeefijen maar aï^ ^^ SÇringfteotF

m

-ocr page 40-

ν. H Θ ο F D s τ υ κ. 35"

't toOO?ÎJ aniret ces , öat andere wegen en gefallea flfcB^ bt^

Ôccpen.

lî. ^canöetebantoimift toil/toa^nofö mcrhtecerbigcc
iictfoeiî : te toeten/iemaut öie fîcïi in öen jare i
f 98. eecfï uitgaf üdo? ^ebafti^
«an / Die feoning toa^ Uan ^ojtugaaï / en fanöec erfgenaam ge^ojtien in öen
fïagi) tegen IBiriei JEaïnft /ben oom iian H^uïei j^aïjomet; öien ô» aï| fto^
ning ijan Ifêoroccû en jpe? te önïpe quam/ttiiintig jaat te bocen. %et Voa^
geen eene u^oto of enhei guifgcfin / of fïaö / geïijit aï^ met ^u ®iï : maat
iJeïghaningliiie ïjoUen/ btc öp met be geïooitoaerbigfie betogff» innam /
aï^ batljp toa^ bie ïïoning/ Dienmen öooii gcfeib/maar tfeör it
bm boo?fciöeii
bilöfïagif ïetJenlitg noeïj
dooö tiecnomen ijaöbe. oBeïjeet -icucoga/ buiten
^jsdujen / 't toeïfe firô meefta- ban 0« feaningtrjit gcmaaht öaö/ tuaji buna
Seb?agöiinbatgei)oe{eni en öe fiojtuggfen/ Ininnen eigenen ftoning Mu
beubf/uûcii aïïetmeefi. j^iet een geheim De^ ïKoning^ iioci) be^ feaningvn^
of befe iöifi iïet op te iefen : en tuieib ooïi aan fijn iicïjaam/ toefm/
fip^aïïe/ gemerïit/ bat niet fobanigioa^/ aï^ menigenban lo. ja^
ten i)eugbe bat ^eualtiaangetoeefitoa^. «öinbeïife inïjecötenii^gecaaïit
te ü^apei^ / en gebannen op be gaïegeti / of na ^panien berfon«=
ïien / of na ^ojtugaï ( men toeetet naatoïi)]"^ toaac tip einbeïift ge^
bïeben ii ) fïerf / na 't getuigenis ban fomniigen / in be gebange-
ni^ ; boo? af beïeben ïjföbenbe/ bat öp ört niet en bJa^/ toaac booa öp
fïci) fo fïout i}ab uitffegcben. ©ecfe|[)etben bjaeen ban ijem be geboeïen^

ban be menfc^en : lefflm evifez h tinrent pour unimpofie UI" y lef ignetemf pûut
*tn magicien y ksfimpUtpourKoy.
de fchranderften van oordeel ( feit 3Ö0CC0«
ïejj) hielden hem voor een bedrieger, d'onweetenden voor enen tovenaar,
d'eenvoudigen voor Koning, jf^n if et nooit een bietgeïijft beb?oglï befpeiifb/
Iraac aanmen fo beeï cebeti ijabbe om te feggen / bat fonbec ^uibeï^ toeboen
Wietgepïeegöïïonboojben: en ebcnlueï jijn bat ontoetmbe bp befen feij^pi;
bec/ bie öetbaacboo? ^ouöen. ïi^ocftbie biat fciïjanbei: i^/ fai cegijt uit
%geit / bat fjet niet meet ban menfc&eïöit beb?ogö gebjeefï magö
îiâaarftomtiietîtan te bat ongemeene feeimi^/ ban maat uienfe|i
Üite aeöomenifren/gemeenfcöap mrt ben^uibeï ïjeeft >

V. HOOFDSTUK.

Die leflcn al in acht genomen , fo fal't den meniche dikwijls nöck
ontbreken aan de middelen jOi aan gelegenthei'd,of neerftigheid
om alles na behoren te vérneeiaen,io dat hy daarop vaft magh gaas.

ï. öfjrt pb ih mpnen inBcbenfeingc geûjagijt / om niet
"^fo ïichteïiïi iét boo? toat onnatuurïti]c aan te nem^ / «it bien
vat gebjcH ban oojbfei aan on^ feïf fean 59η ; maav m w ifff t nocö niet

2 al.

-ocr page 41-

 Vierde Boe

al ïlöut ïaat on^ aï iaan fi# nn boojfeib S^meu neoö m«röe&&rtïï
f0|aïiîeîon^aanS>îbbefen of aan edegcmónö out&?cftcn ïfeemicn/ öat
aïïc^t'oniêrïienmffenîetliomm fean öct gmc Vup toï nioclten tetm /
om iica? bafi m fcïiec aan te ncuien / bat ictó ban fuiftm aart bet gej
1ÎCbaar ΐυρίπ bitboe^ ban fpjeitcn. βρ0οΰ?ί of flet nnifcpui^bjeemb^
Df bjecfeïöp / gcUoeït u luonörtïp gcfieïb / in aïïe^ ongetooöu: fföt baacotn
nad) niet bat öetfpoaht/ ofbatgiiaoïï betobecb sijt/ of icmanb baar gn
fnïfie tJieÉ:iïïbt0öeiö aan binb.
0et ïionit fotntôb^ maat aan op enige oms
fianbîgljéibbicuôctgantfcôctocrhontbeïît/ fofjiontfiaai,· of fo bic maac
ontô?ccïit/u boo? aïtoo^ onfcïicc Iaat» iCci' pioebe faï iïï enige geringe
fïaaïtje^aan ben Eefer tonen/ biaar op ban nocft bJeï baat getoigótigl
boïgenfaï: eneerfîban ,^paoïî.

§. 2. ^eerat eerfi etnji/ 't gme ih feïf erbaren ïjeisbe. en mijne
^uii^^oVu fïen öy ïicijten mancfcijgn ban myne buurt aan b'anusce5ijbe ban
be p?int]estac|)t / aan ecne banu^ijuïfcnfcerbefc^eïöelife: aï^aföaarrne
^uffrouto fïanb in iiacötgeboaab ,· cn bic figijmebe migfmp btUïCEj^e / of-
fe teefbe.^nbim 't fa Vyarc / lîîorjï iïï een ftlcin bertrontoeaiieüben imi öare
eeröaaröeiö : alfo baar in be bimct gfen jnfroum bjoont ban fuiïten
Ö?agi)t / en 't baarom fcfieen bat f^ baar iemant bJacDten ηιοε/ί, gà nain^
Dan boo? / toat naüer Dertoaart^ fteen te gaan ί εη fo ift't cerber niet beften^
«en Uonbe / tot baar aan toe. B^aar naiibjcitïjc tien trcbcn booitgegaan /
fo fagö ifx bat ijct anberé niet en ϊυα^ / ûau 't fcijliufei bau be
Mme aan
öm oubergcb'eï ban ôeiôupé/ boojfeïîer tulTcÖenfcöutfei ban em ïcufeï/
ξη anber^ niet met aï. ^nbien ficö nu hiit fcïjönfei Ôab aan mj? ber^
toonb ter pïaaïfe bie befïûten ïm$_/ baar iïï ö^ïb moeten öïpen baarife
fïonbei't gebjfïï ban befe cencoml
oufïïicröcib ; en icntant bic toat ïici)
Öet toa^ öet gcne't in ben eerfïeu fxïjeen.

€^îibangefîfîien;nniei^bangfijô02ben^poûïi. 'tï^eeftmneea
fcrrbcrfianbis feoöpnian1)icr becïjaaib/ bat fcïier in
tûfc ftab ban
fpüojfi öerugöt / (taaar toe ooh be ö^tooonbcr/om fo bed te niinber öunr/ nfef
iBiinig öisïp ) na ïjet-ijim^ ban enen bailler ftonb. ^le't mg brrteïix
Ijceft / fo bee! ïiïeiubf r ban geioof in fnïïte bingen aï^ öp Stoter ban brrftanb
ié/ üegafficï)mstgefdfcöapopbepiaüt^/ baarôemgifeib toirrb batmcn:
't aï!e nac!)ïcn baft-ontrent i.of 5 .nrcn-öoo|be,^!tJ öoo?tet ooh. JSfèaar niet fa
litiï!: berbaarb/cn be^ oo^ .ongaTcD om bat booj^pooïï te nemen : fo b^ast
^ü toat boo? ïisben bat baar naafi aan bsaonbé. Die ijp ban biic!)t bat iicl^cü^.
|.kfpooh toeï maïien mogï|ien. ΐΐρ toó|ö gètoaar/bat ü^itiferr^ ÜW^
iaar aeijter om een anber öui.é bat tnileften oeiöen ftaat / reg^t met Öet öaïis
Ijui^neornïiomtj fpiuilierentefamen itabertoe ' en merlften tori öefcöei^
beïi^ öatai tgeïuib/ batfpbuâ langen tgb booj fp^ofe geôoo^î» en nooit
gttttigfeib ijabben / niet anber^ tua^/ bant grae ban om DaSfter in :)c£
ïcn banfiin,mecï / of't roeren ban beu ôàïîtrogâ^ bïierö mmaaAt (ên bbe
^ 'tuitaefpooiit, ^oeiïc^öaö igmanö / bie bat» öaiten Jf^meiîOe / εα

■ " ' fent:

-ocr page 42-

ν. Η ο ο f d s τ υ κ. 37

nâci)t maat ojjbic hamec ficô bcröouöcn óebDeube/ niet hjcetcrtôe
«anôcgdcgentîîdîitsfrbuuct ι en Daar op uit öe fïaö UcrtrfRïtfnbc : ficö
fcïiïm ftonncn befiigen in befmtoaau / öat ifj^ Daar fpooïi bccnonicn IjabDe
i
.ïfâaar ^et fuïïien menfcöen te becgeticiï / bic fouDeu mi^ te benfeen bat (ψ
^crfîbrrneemcn mocflm / offo beoo^faaïi binbinï^onbm ; ta-ftonb fo bafic?
ï|}ïi 0eliaüm bat öetfpooïït ί ^it 5gnfe bie on^ 't fpcoft mecit in be toeeccib
bjengen / bat fonbcc ïjeii loeï lîaafî ijecbloijnen fou^t*

§. 4. ^ft home ban 't sc|Ï0öt cn ban 't geljoo? nu tot iet babeïp. €m
feersetecb raanïjcüftmpcen^becteïb/ iuat em^ feïf i^toeberbarm.

juy^/ meunciîGiîimUioer. ïajï ( ïuifi of &at bjcfm Uiiïbe) in bm
boïjcïifn ban ben ^nibei in i|et p?eöiïïant^ öwi^^s" jBafco». ^ocïj baac
ïtt üefïg/fïPt öy be gorbijnen ban niaïïianöfren ijaïen / m ban luebecoin Ιοε^
fcöii^tl/berfciciïK maïen ad^tcrem. ^o iBcinig bpgelobtg aï^ ooSt

banfiïoo&becbm'bi b^tging ï)em 't ïefm cbmtoeL «©jpfïaanbe ging öp
tonboni fijne autcufïe rufipiaat^ / m be ganfrtje ïtameE booj m boai^
maar bonb ïjet ninifïe niet, toaé genoobfaaïït j ïc|5 boe ttjcberoni
tt leg^
gen / m ben fïaap te
foehm. toeifen Ijp ten ïaatfien bouö. Snbien fja
mo?g£n^no£|00^apn1jabbe/-toanneei-bebmcban fijn bertceh geoprnb
huetb mbatgfbaï niet aan fiin bolït betöaaïbi ïjabbe nooit gcbjeien
bat ï)et löa^. iBaar nu aïfo i)u bjaaïtte / boanneec boo? iemant ban öct iiui^
öeïianieEb'ecrftemaaï geopeiib toierb: fa fagïj
ö^ï bat terfionb een
feattlc / bat baar tn&efïoientoa^gebJeefï/ na ôuiten ïiep: en baat toa^
nu f||H fpooift. /

f- ma'ïtt baar tegeneen^/öocanberemenfcöen/ bie'tmetïîragïîtro

onber EHfötfrijUnfeïê ooft tod bcrmengtien ïiyberteït bn^een ïjifiotie/bie iï»/
om batic niet bed ti)b^ te ïefen tocerbig të / beiïojtenfaï. „ 3!» fi-'i^fi-'
j, ban^nitflanbtoa^éeen bjijf/ niet ban ben tsefïen naam / ïicötbeerbig
j, en genegen tot ben bjonïî. fToeg geen ïtanfcn af baai' toat
te fmuilcn
„ bid ï enfoöaumetgefeifïïöap/ onbccbjcïïïcnooïi ïjaar man bia^/ na
een ban bc naafte öo?|5?n tot een feefl ber ^Cïben opgeîroïilîen / beitoefbe

»1

gemaaïit/ batteeb^i)aacmanboo?uttb3a^: iietfidj feggen/ en ging
t' ïiui^toaait met öe biontoen. J^aar onber toegen merftenbe/bat noi'i>
Öaarmannietb'anberenin't bo?p ge&ïeben toajg: ïiet (ϊφ niet ïangec
j» Ôoubm / maar fteerbe toeberom. daarop ban ber?en ttoee btoaaüicDi:
'> tenfïrïjbectoottÉiïöcï fomeinbeijaargefdfilïap /bat f)et b'anberentoa-
im/ öieomöebonïifrïïeibbnsSmetïantaereu^ «juamen; en batöeiïjais
ben'ttoîjfbenmanbaârte gemoetc ging: waar om fa öaar ban ooït
öeciictcu/ fgnlier Djefe bmi gebaar, ^^aar na om|i?ube ^gm fu bie

€.3 :

-ocr page 43-

Vierde Boek.

„ ïîcfiten bes niit meer: baar uit üfcmücömbe/ öatOcó&et niântjoïl^niiet
„ öetiïoiB toetcom int Dc?p&rgei3mï)aûbe/ otn ηοφ cmtebjinhem
„ J^aacnamïuucoftlweDemangeteigö/ ralJinbenöc f^i lütjf bp bat
,, gcfclfcijap niet ; baar öy bccneenunöe / bat ttoee btoaaÏÏicÖteu onbcr aan
,, De Eucöt a^fifΠ/ cn ûaau cp öeïDlueeneu toareu : incgafficl) Vorba's
„ cm tc rusöE/ £n fociït fïjubijf. il^ocï) fi; m ïüa^ in α^εη bjie maanben
,, tijcft te Dinben. ©aar uït ontfîcuûen aïïci'ïcp gcbacijtai; ii; f£>niini=
„ gm/ bacijaarbatöloaaï-ücöt/ fcpanDmii/ baïöaacbe ^uiöeHjabi
„ tetocdjaetioerö,· infouberijeib / om&atfe/ aï^'ïgefdfcöajp|)aac bdct?
„ taitoîlbetocbÊroniîeÎieam/ no£pi}jla:seV>ioeferl)abbe. Jiufaïiiib'
dgiue toeo?b£n Uan Den fcô^ijUn: iu'îi^eeibuiti^ frggen
.Detijd gaf ein-
delijk de fekerheid: te weten, datfy, die verweidenavhtlichtentegemoete
ylende ; defel ve,van den bofen vyand tot fijn voornemen misbruikt, haar had-
den inden naaften vloed gevoerd, daar fy verdronken was. IlOÏgt baaC

hun 't beUîij^ / bcïangenbè bat biaaaïïiciït cn ben tfamen. Want,

fdÏÖp/ na een vierendeel jaars wierd fy in't water, üan een krepelbofch,
waar aan baar rok was vaftgehaakt, gevonden.

6, €iiieüeï Eefer/ benfttoc^een^/ tioeUafîbitga. ©oojeerfî/ bat
ï)ci btoaaïiîci)ien / en iu toaarijeib geen ïataecnen jijn gelueeiî : aifo öp on^
gefdb nioefi öeböen / of baar geen |)uifen iBarenbaacfefc^enen/ enlieci
bSueenen ; ioanî fy feifs^ fageufe eec(llooo?ïantaetucnaan,^an 'of't^iï
iueec/ of toinbig Vua^ / en öatóe iïföteniïonbenVöefenmtgeUiaaib: enf.
jiBaarnu/ ôet\ïîare«ïieUecfiîîïieïuf|)ifcl}î)n|eïen: luatban i ïtonfonber
öiegeenb^üïïiirn toöf&ynacötïn'ttaatecÏopm; batmenigen gebeurt ί of
uit anber oojfiîait aaiî 'ί toatec ncergefeten / of mi^tteeDenbe/ met ïjace Mec=
beren ooft ijcc|}tcn aanbetaïîften ·, ijetgenetWbennucÔtecen/ en ooft
bage toeî gebeiicm ïtau I ^ocï) ïaat ïjct oofe aï Sf^ïijïi ÔH ffiî * ^^^ ban
bat btoaaiïicöt »iet grnoegij/am ï)aar bie boojbenbjonftaïboaïbeteboni
boien /bat baar be bofe ©^anb ooit nocö bp moefl ftomen / en <Î5ûbe^ tuons·
berfciîepfeien mi^bjmïien / baat|}|i niet een^ ge&?uiU ban ïjeeft î k>it tocö /
befeöeiben Eefec / Do^ iic^t be menfc&en/bic ioc& Rebben toiïïen bat bet
fpofeenfaïaïfpcoïïtctniet/ flci) iet bebunften laten bat ben minfïen gronb
niet yeeft. bjotu toa^ boob / bte ïionbe feïf niet feggen i)oefe om ben
Öaï^ gefeomeu toa^, en geen getuigen sônbeç bp getoeefl / bie bat ijerMacen
ïïonben : moet baarom nu bebofe©panö5ijn in'ttoerftgetoeefii

7. ^ïifaï bien feljjpbec met fijne eigene tooojbenflaan/ bie in batfeïf^'
be ÔOOf bfniii bu^ üan befe bingen fp
?eeht. Ik houde a nders alles niet voor
onnatuurlijk noch voor Duivels guichelrye, wanneer fich menig
valfchelik fo
iet verbeeld. Als by exempel, wanner die dwaallichten foratyds berften en
kraken, en een onaangenaam en feldfaam geluid van fich geven, byna als bet
geween offuchten van een ixienfch : fo valter menig,
overmits de fchrik dea
menfche
's nachts eer inneemt dan by dage, en hem beletc fijn oordeel eu ver-
ftand behoorlik te gebruiken, waar door de reghte
oorfaak niet bekend word j
ΪΩgedachten, dataïdatfuchten,fteenen* krakeo, (JesSaianeapcry , ea

'irafcn

-ocr page 44-

ν. Hoofdstuk. 59

't rafen van een Spook. Nochtans ontftaat fulx alles mt de aangerekene ftof-
fe; en wordweldikmaalsdiergelykeaaneenhoutin'tvuur.datop den heerd
ontfteken is,befpeurd.
^iefuï]c beftmö ^aat / ( fo aï^ 't ooh in tüaaröeiö

) ÔOC 6an öte pïaat^ ia fïjnc iîerffcng'Vîittben / üoo? fotöaniöi gebadjim /
aï^ eheu öaai: becïjaafö 5ijn baiiDat bjonfeen togfi 3®ant ban Dtc ttoe^ ϊαφί^
fcÖijnfTfi^» «Î ïïffft öieïseïp niet eenm tûctoaï aansetocfm / εη ctifntocï
«en &ofcn bpanû in bat fpd geDjagijt.

§. 8. geeft mp ban i)tec nieöe nietoe fïoffe / om uit efgene onbftbinbiiti
ge let^ te nïeïben j mit^bitn bat ög üan 't buut getoagï) niaaïit op Den ï)eerb.
^eÈeferiarcöe met rap niet/ toanneecöpmpban fiViïten fiec!)te faafe faï
Öoren fyjeïten : totmi blergeïpïtc jgn 't baar 't meefi op uit faï homen / baar
menig fulfen groot gefpaoït af maaïïi. 't boo? een iaar of tlueé / bat
ifebe^ abonöë iiggenöe te bebbe / befcöcibeïiïi beneffei^ myne öuigbjoïa
&oo?be feftmen in be toanb / aï^ of Ijet toarc tuflVijeîî 't naafie ïjni^ en't mp^
tte: aïebeneen^geïijheenbeefï/ b0cï)meeflgeïpeeni)onbofiïat(batoofe
'tgete£biiebja0tebenhen)biebobeU& benaatob en't geUnb aïien^:
berminbetenbe flirrf. 3Bp meinben / boe be goot Uïietb fcljoon gemaaftt /
bat een boob beefi baar moeflgebonbenb30?ben;maac ï>etenbja^erniet.
.flii onïang^ ijCffton^ganfcljeftui^Sermgeieerb/ ïoat bat gebjeeft magï»
Sgn. Μψ faten befen mintet abonb^ na ben eten tfamen om ben ïjeerö ;
εη öoojöen aiïe eben ern^ 't gefucöt en focmen ban een fletbenb beefï.
feomnierb/ bat iietnietterebbenfoubejijn/ fo ïuifletben eiït bie^ te aeecs
fïiget / toaac 't toefm mogbt / en of
et bp te ïïomen Voare. Die ben
muucbic na be goot i^ aan beeegijtecijanb / 't buac op ben öeetb boo^/en
acötec mp beûeiiftebe öabbe: en honbe anbcr^ nietbimerfeen/ ofbatges
feetmvualaïtêttegötcrspöeaeïïtecmp/ enneben^be bebflebe aï^ be ret^
te boten, 't <0cïuiü begon te minberen / en einbeïiïi / bjanneer ife meefï op
ïnibbeïbaeiit/ oofeoptcSjouben. ^eïïinberen bemerïuen eerfl/ bat ï)ei
gebjeefl bja^ ban ben pot met toater/bie ecrfï ober 't buur fting / en nu afge^
tïomen ^^ii^ iiet ife bien een^ bjeberom baat ober öangen t toaar op
'tgeïaibaï^boren opeennietobegon; ftetbejrei afgenomen Sîjnbe minber^
Öe ; en be pot bJebeiom ban 't buur/ geftee! tr nietc ging. fouöe fonbec
ösfcïtïoïeonberbinfeingenooiiijeiJbenïïonnenbenUm / bat fuïït gdniö uit
fuiifeen oo?faafe bja^ oniftaan.

9. Mu moet ih iet ban booifpoflfe feggen/ bat mp baar eben toojb bet?
teïb gebenrb aan me beus^eliftettiebutobjoVo / mp toeïbehenb. fag|^ ^
toanneetfeb?pftetbja^/ beneffen^noveen anbere/ in <7are buurt bp a^
bonö flonb / tiefcöeifediïx/ fo't aan ften beibe fcïjeen/ een ïtjit of boobfeifï op be
»ate fiaan: toaavop be anbere fo meenbe boojttegaan/ befcÖ?oombom
Töbet bp tf ftómen ; maar toeï berfefeerb bp ïjaat feïbebat f^ barbaar tagl>
<©ocïj befe bif 't mp Öeeft becteïb/ en bjiïbe niet : ban obe?teebbe b'anöere ten
J^tfien / batfe moet greep om nocij fo beeï naber aan te treben / batmen 't
^an nabpbeftennen / enmctijanben raften mogöte. fagenfe bat ijet
^iî3?eiiînetbïeefci)en&eeubja^/ maaimet geen berflanb; tebJeten een

)ong.i

-ocr page 45-

40 Vierde Boek.

jons ïiüfBcef! / rjoïiïtn0 oftt bfcr5e / fcat fo maft cti ftil fïonö of fijooittc-
mtlj ijet b'eecfte mzn fïaeï) safmet öc blafifee lïanö / fo oms ftet Uooit;

b'anbcce nu ^ecU aïïcm getoeefi / of öaar gffcifrijap fo ^stii ïjaitig aï^
f^ feïf : öatöaböc moeten i300|fpooïî5ijn/m fcïîec fowöe fp gefüjoren tjeüben/
öatfe feïaac «rn öntDcïiïï gefien ijaDfce aïffc mdnbe. fo öaat temant nabfi:ï=
ïjanbgefioibmî^V in t ijui^ baar fp bat i300?&et.air sefrm ö^Ö ; ongetbîîji
"feïb faube bit baarafïjet hoo^Jpooh syu grlosreft. ^it een^ aïfo geofiicb /
tnofft naöatanbp ijaau biltniaaï^ biergciöïi boen fjen : en fo ïja öygnüüe in
in öe mmfcöm lïontcn.

§. 10, ^u faï ift een e);empï fl'ggen/itan eenen bie boojiîgïjiigcr toa^ in fijn
oo|bceï Oijcr fpooïï. ü^anneff inben fc^emfraüonb nut öcfeïfciïap toan?
öcïDe ontrent een abeïyïï en pïantagie 5 fiïgö Öy fffc hmueMv aïfo óf m
Doeljt/ enige öan t ijollfi be^ öuife^ toanbcienbe ïaug^ be ïaan, ïS^aarop I)?
eenenbanbebienaar^/ bie baat fiojt^ op uit qnam/ bjagertbe / of't abi^
ïijH gefeïfcöap aï gegeten jöaböc : tat anttooojb ïteeeg / bat fli fo cljen alg
tilt ging/ Voacen aangcfcteu. ^aar uit moefî befc mannoobfaftdiftböi
fTuiten / bat ï)p be genen hk baar binnen aan betafeïfatcntec feïf betijö
Daar buiten niet ge|ien Ijab toanöeïfn : en ebentoei befïoot öp baar m nocô
niet / bat ïjet fpoiJeiy geteefl moeft 5ïjn ; loeiueï öy nienmnt meer en fagö·
ooïïalniet/ feïjooHiîpniettoîfi bat irmant op bien tîjb ορ
b' anbere
pïaatfentoa^/ aïfo
bec aan bat bo?p tierfci)ciïiene 5i>n. î«3ûni &p feegreep
fëet loei / bat Bp niet aï te lueï baar op geïct öab / of 't ai boift tua^ ban bat
biefp te boren fagen : om bat öetiiem niet bjeemb fc^een/ fo f» 't
löaren; ja 't naafle tea^ cm bat ban ïïcn ö enïien/ op ïjtinne eigene pïaat^/en
obermit^ bat in
hm tp bat öp Ocntua^ booj fcp gegaan/i}em be ïinccljt ont^
moeite; to feonbê fp biel eenen fjoeïi jijn omgegaan/en ijem nit b'ogen bu^ ge»
caaftt: aïfo ÖP fjenboo^bat boojoojbeeï / bat ï)ultieï iuifleiiïiefpUJaren/
Kietïjûbnagciîeïten, ï^pöoebbeficïjberóaïbenbahtefeggen ofte
bettfeen/
bat fö'ne eigene ogen Dabben fpooïi gefïen.

§♦11. Maar bie boojfïgötigöciö en öabbc <i5iietie ^oma^ niet / bie een
geruröt D?agijtbo0?on^Oojp/ baariït in mijnen eerfïen öienfl boa^/ bat
g^aareenfpooft/ ontmoetbâa^/ ban gebaante aï^ een man Die boe toat
beeï figuren maaïite; fo bot ïjetfcôeen bat niet beeï aan ïjem te berbeureu
toa^. bjouto en toa.s niet ïeugenaeijtig / en φ berteïbe bat gefïgt met
oroten ernit. ^e man Dien 't aanging toa^ te ^oubcn nocD te binben / fa
fpmoefiöoren bat óp ïeebenbig aï fpooïïte: en 't bjaren beibe ïebematen
ban be iierïî. Ifet mogöt niet minber jijn / offp moefï boo? ben fterlfeenraaDi
ontboben bjojben / en geben refeen fe^ap ban öaar <Sefjgïit» bie Dait
teberfïaan/ fobient/ batbefe b^oubJ reggt achter mijnent tooonbej en
öatbeiiïjofof tuin ban befen man naafï aan ben mijnen paaïbe; öe bei^
fteiningen in een tieïoop, ^ijn öui^ met jïoep en ïuifeï boïgbe in be feïföe
toijingaanbentnin,· en aïïebjie aan enen groenen hamp. ©«mmoe|ic fp
ïang^ myne fcfiutting en be fijne / en ban boo?tif fij» W ten
einbegaan/ omaânôebunrttehomen. ©ifc^nttingbanlanmtuiniag

Öie^

-ocr page 46-

ν. Hoofdstuk. 4*

fcte^fijb^ontiir triKt/ om&étec in be pïaatiS te maïtcn ; aïfo ÔP nfeto
Öut^ geboub &abbi/ toaar û)xt nocD bceï fpoofe^ tuaé met ben timmennan /
lîiet toentig om fticc bp te meïben. ^ft bjaasbi? ban be bjoto / of fb fuïj?
taaatptenbefcgeibeiijfesefiert ïjab aï^men feibei enbattoa^/ia. I®aa»
'ί fpooK ôaat toa^ ontmoet ί feibe/ aan be jijbe ban ben muur/ baar bat
(iaftetfeïboetet aarben ïagi). ^oeïaatftet toa^i ontrent acijt uren
abonb^. 3^ar ï)pboe bïeef > ^n feibe / bat fcftielife toa^ berbbîeenen:
fp en toifî niettoaar» ^anüoeïfee ftant/ na fijnen tiitn toe / of ben ftampe
j[^a'tte?p toe/ feibefcj bat toa^ bie ïtamp. Îlïî bjaagbe offe ooft
toa^berfcöjiïït ί hofeer/ befenibefe/batfpfcóicrijanöaarfeïbentoa^,
'<s5nU3a^0y/toien^gebaanteuberfci)een/ boe ooït ban ôui^j fobatöpï
feif
niet ïnefen feonbe > toifïfe niet. ^ebt gu ban ooft niet aangemecft ty
oföpmifTrijicn/ boojbpuïïeensetrebcn na be buiten jpbe / niet acijtec
omu ineber in ben tuin gefiapti^i ^aacijabbefpbanfcijjiit niet opse;=
iett. ^ce toa^ ôetraijnebeuct / om tjaar te fcggen ,· bat öet ö«n fpooft
toa^/ fo een man bie leeft be^ abonb^ ten S.urenbpftjndscn&ui^seiïen
Vüojb: batbefefcijjihintiaar gem oojfaaft óabbe; maar bat bie oojfaaït
toa^ Setoeefi/ bat fn niet fagi) toaar bat ïj]? bïeef. gift brag^t öaar
*t
^pooft bu^ uit ïjaar tjoofb: en bebe öaar beioben ober ai te feggen / batfe
beter onberrijïöttoa^i geï^ftf^bebe. |©it^ien beeb ift l)tt mnne bp bc
onrufüge gemeente:nam m^nentejctter p?oefp?ebicatie uit i iCim. 4« 7.
Verwerp d' ongoddelikc en oudwy ffche fabelen ; en oefent u fel ven tot godfa-

ligheid. ^aarmebetoa^ijftaiinrufi/ en^oebeCrifpinu^jfobja^frjrt
naam) en fpoofttenaberöanb niet meer,

§.1?» «i^pbiergeïpetogfeöeü ift fiicr een^ o^er jaar na ttoee geïgfte
fpocâfeien bernomen. Hâen feibe mp / bat fcfter öanbtoerp man berftïaarbc
feer befe öeibeïift bp nac^te boo? fijn beö gefïen te ö^bben ene^ man^ gebaan^:
te/ bieïjembuibeïiftberitonbigbe/ öattjpin 14. bagen fierben foube: ert
bat bie nu op tVue na aï beriepen toaren. lB>at ooft befelbe man bie fïeftte
feer ter petten nam/ om bat fijn fbjager boo? bjie jaren't feïfbe bja^ ge^
beurb/ aï eberi een^ aï^ &em ; en batbienaberïoopbanbengefettentpbi
aan fïjn / gffïo?ben g^ft focijt bien man te fp?eeften

êhbonb {)emnabeelb?a0cn^: metbatberigötboo?afbanbieöem ftenben/
ϊίοε bat i)p ban geïobc ^ooj^ gefmb/in fijne ïeben^gfe fïguenegen toonbe
tot ben bjonïi j en onïangi na 't berfierben fijner cerfie üpm / met atötecs
ïatinge ban ftinïtere / in b' acôtfîe toeeft öertrobJb aanfefter ©oomfcMefinbe
tocöter/ biefo ober 't ftinb/ aï^ anber^ met ïjem niet toeï en ïeéfoe/ of i)p mee
Ôaar / nocii meer baar toe berbaïïen toa^. #oft babbenff be^ taag^ te
boren bpfler met maïfeanber oberöoop gcïegen / toanneerhpbjonftent'
ïjni^ geftoâien toa^. t Ρ Ijieïb frcB febert bat gefigfite beter t' oui^ / en ftp
fijn toerft ; toaar in ot^/ toanneer ift in fijn ijui^ a«9m / befig bia^. ©p
féibebaft/ batôpôe^nacijt^ ban't beb affjenbe in ben b?oom , fag& t6<=
mant fîtten aan ben öeerb/ gefîïeebaï^eenîierfîab^ foïöatin; maarofhp
menbegen
öabbc/ ï>aar IM |)p juifl niet opgrïççt. fp uimftte/ fo öp

Wfeog

-ocr page 47-

42;· 'Vierde Höek.

meenbe / fijtte öniébjobj ftaac fcflgmöe en toonenöe toatôp baac fas^. ^p
ijjaagt
ben maii/hoe komt gy hier? mit^bienfiT&5 ^emnaDercn/en öe ö^wiö
toeïaugmöe; δοφόρδίε Ujeigerenbe/ bjaagDetoeDecom/
wat wütgyi
3©aat op bie ailbei; feiïïe. Ik fegge u, dat gy om de veertien dagen tterven
fult. Olliiïeïö / 't is te kort ; maar moght Het noch drie weken zijn.

a©aacopfîcl)b'auôec/ eccfî fiiïftoiigenbe fcieen trDcbmten: niaac boe
Ijcriiaoïöe/
neen, 14. dagen. ïBaacoponttoaftenbe/ üeijonb W öat öct'
tDa^ ccn ^?oom.
Mm babbe 't mp Sjoo?im <!5elt0bt / ben töaïimbm ijfr?
f^eum; aangcgcbe»..

14. ©aumy geüjaagb naiïceïomfïanbtgóebmj mnabematc fpit
femm^ onberregöt om öan bit üoojüal (töatooftbeoo?raafe tnogöte5ijn>
enigacbgeôjiiiii te maften: foiîjaagbtftôem/ of'ttoaac taa^t gene mp
aangaanbe fijner fufier^ inan baat bp betöaaïb toa^. ^p feibe / eben eeii^;
beijaïüenbatbeiifeïbcn eene loeeft meec tna^ gegunlö getoeefi. Slftging
öau (fonbec ijem temeïbenj aanflonb^ na be fnjlei' toe / toeïfeec ttoeebe man
't gettiee/t bie ik bonö fitten bp ben betben.,ï©aai; fp becôâaïbe mp b'
ïïifior ie aïbuji.. Paar man / fïci) aï te feer in fïetfeen b?anft becïopenbe j ge^
raafeteecrfi aan'tquönoi/ enijopjt^ijoïftomenfieftte Debbe/ bie^ïietiJSf^
eaîbelïïî ben^octoc ïïaïenjbaav ÖP in 't eeclïniet toe te bjengen toa^/ ombat
Öp toert man bpâan?^ öoo? enen bobe be^ boob^ aanmerfete / baat Dp niet
öeeïfïnaanöiïbbi: .©etiJieï ooït eben fOi ben^^octoj fïjne fïefttef^ecges
^aaciöfe acDtenbe ïaatjïe bagö berfocijt ï)p fSne but?Tj?obj/bic om öacc
topmanfcöap tec merht bJiïDe gaan /Dp te bïDbeniaïfo ôp in bie nacöÉ
gebjoomb Dabbe/ bat ôn bien bagö fletben foube. bleef be bjobj
ban ν^μψ / en op bien öagó fo ftiecf be man, ^ietbjcbetom fioe groten en=
berfcöeib in bieberteïïinge ban ben f toagec en be b^oto.

§. I f. Mü/ bie begceep be f^e eben een# aï^ iït. Ce toeten / bat be mmi
nooit beeïbebacöt op ftecben/ engeijeeïanbetfieebénbei ijoeftatb Öpfïcir
te>boren ïjieib / om feïf ben naam oaft niet te ftebben ban 't gene öp niet geec^
MC ijja^ i toanneer ï}p nu betnerïite bat ijet ernfl toierb / baar ober feer ont^

f eïb getoojben 5p, Hit bie ontfïelteniâ onfiónb bie b?omn/ en uit bien
^oom nocï> meer ontroereni^ ban bïoeb en geefien ; toanneer be lïeftte bO£|)
'aïreebébeoberïianbgaüimenïjaböE: enfû bjaé 'teenemibbeïoo|faali bah
feec anber / om menfi0eïiHer bJïjfe befminân fo beeï te cerber in fijn graf te
geïj^n, îî^ant <6cô bie öetn fijn pecB op fulften ï>agi| Dab bafi gefieïb /
l^eft floK be mibbeïen aïfo gefcDil^/ bat pt niet anber^ bïefen mogDt»
•ifêaaï teïat ben anberenbetreft5 bat/ meen ift/ fp^eeïtt ban feïf, êp
Ï>eeftetmaargeb?oomb 4 en meer en i^ er ooit niet af geïiCïnen/ aïfo Dp
nu fo ïang baar na nocD ïeeft. 0et Dabbe mp nocDtan^ een fcDiiftgeieecbe
bûojbjat fon^öerïing^ in 't eerjïgemcïö. <!5aat ban een^baar op 3eu.

§. lö. ^ίί moet Dier bp nocbiet &efonbèrïö)ï en-toon&èrI#0föen^
lianenenmaii/ tuienÖtfeeroub en bUnö tnmDne feinöfcDfiööeb geftaiö;
en met bjïen^ foon^ faon / nocD iti friefïanb ïeebenbf / en een màn ban (iaat/
ll^ opgebïafTen ben. %i mbbe ficD berpïigDt / om een boï|Tagen jaar aïïeen
ïP.iBiistten/ op een riïanb m be Sriefck Soaö^ oofïbjawt «aafï aan

-ocr page 48-

Vi. H o O F D s τ U K.

^^tïjiermonisûoff/ iirt^ofc&ofmoo^njaab graaamb/ bat mèt m öoo®
gttööeoitóecïoopt. ^aac ï)aö tip fkö em ïjoutcn bat ijp tioo?'t
ÖDog^ tuatec op ïton Up5den/boeh maïteuicn ooït üan mibbeïcn
fm, löidö et uit; maargemoïiuflaïtdo^om batnocö tnii^ ietoagen/fa
Bpfïec feiöe ïîïs bat öet baat gcfpaoiit |}aö ïu öie fcnfaaïîilîctb. Jfâii ïjrugm
Mict fccr toïcl fa öetï befenbaljeben /
ais? iïï met ftinbfcfte oojrn baatban bsd
Öeö aange^oojb : ban in 't gemeen / bat
Uk fcec toonbccôaac lirrtdb /
«1 aile-Sftooflijeerbigijeib ,te ôoUen gaanbe. ^u^
maaïi iïî tait^ö e feu
flccïi
/ om bie ijan flaïi tót (ïiift te \p?DÊCïeggm. toaitn boe maar ïnii^^
bereti/ eh bie Doe mannen tuàrcn jîjri nu ïang aï boob. ijcbben t geen ten
aïïcnuiïbe^oiibenijabcc^eiaenmonb : ofïjebbrn't met troojoojbeeï aan?
[)üo?ö. §>0 ooïï be genen bie bce loeï
tian meecbec jaemsiin geiücefi / maat
metDe aigemeene ïïcötaeïobigfjciö Deïjebi. €n tote 't ooit sp / iïy öeeftet
inaarniifîjnberïjaai/ Dîeboe aïieen getaeefl i^ ; beijaten ïjem en ^eeftcc
iiiemant iet geften. if ξ» feïf ooft m bat aïgemeen tooo?oo?beeï jpbe/ en in bie
nare «enfaambeib j bieôemietjeeï geïegentôeib en tijb gaf ca» tebenfeen/
öat&pbu^ (iSobbecfocôt/ enm gebaac fó'n^ ïeiben^ toa^: Vuat öab
< niet aï oo^faah / om b|oef-geeiïig / in be fmaarfïe fantafpen te iaetbaïlen /
öÉeooitmenfcöel^eefts^abf €neinbeMï/ ö^nitoa^ ec aangelegen/ bat
ÔP be f toai igïjeiö:^ooj aï niet minbcc maaïite in
't öeiteïïen/bön fp Ujaarïa
toa^geUjeefl.

VI HOOFDSTUK.

Het fclfde falmen aan den genen fien, diemen gemeenlilc voor
befeten of betoverd houd,

\

43

I» Tiib{enmennujïeï0feriïji)femetS3efetenöeïb of met ^etobm&eiè
Mt toecfeegaat ; men faïbefaïten et3eneen^ beöinben, ïl^ant aanges

laaBt / io oat öp pen ip om oat up uewuuu ψζ
fo fean ife ganfcft liiet / fpban toeten feonnen / bat fuïfee quaaï of
fiefete nietS#"nat«urigft5P/ enbatbe S^uiöeï.baac met onbec fpeeït.
i^et moeten aï erbarene en iöeï gcoefenbe öeïfïanben jijn / bie baar ïjun 003^
öeeï obec geben fuïïen. ^at ijeeft menoberaï en artgb fuïfee mannenbp
iiecöanb> of Rebben bie aïtgbkoeïbegeïegentïjeib/ omaïïe^aftcfienenöp
tetoonen/ baac'toojbeeïuittemafeenjpi IBaacnabemaaï&ct meetige^^
tingeïuiben5i)ntoienfuï>; gebe«ct/ bie nietöeeïonbctbinbinge m Rebben/
^obccfuï]ctelic|teïiïïecfjcï)ijó:beeïben/ ijat ene ongctoone fiéftte/ iiueïs

-ocr page 49-

44 Vierde Bock.

aïfuïfte öingm imcfi bcrmaatti jijn / aï^ fp tomten bat bc quaaï mUi

ï)eïï>m|)embanmöicmenmaiJoo?t: toantalïeöic bp bat bom feomcn bic

moeten fefeedtïtbetüberbsüni fptoijBcnanöer^secn befci)dö. J^iecboo?

ii30?b ban i)et fïecöte boïft öeïett/ ban tiJöfeir en opccgtec onbfci*ig&t uy toeï-
«barene doctoren te gaan ϊμιϊβη: jafcïf met een boo^oo?öecï ingmomeri
om öet niet te boen alfo fp ban in ftnnne fotte inbeeïbinge te tneer berfierfet /
ii'fïbacenfïe<^0ctDrenfelfbecacöien/ ai^&cbbenbe geen bod getroffen/
en niet getoeten bat be jpaticm betoberb toa^. neemenfe baac toe toeï
oojfaaïi op/toanneeu fy lang hergeeft gemeefïerb öebbeninietbeiiitenüe quod

K!on eft in Medicofempsr relevstur ut ager. De quaal heeft fomtijdsgroter'kiaght
dan konfl: of meefter hulp tocbraght

α. i)ei! ifeiemanteen^tot fcaneïtec gel^enb/ bie ïang aan 't
qugnentoa^,· enmeinenöebecöaïben/ bat ôt> moefï betobecb 5ijn; fonb
i)pna€nboc(battoa^|[angte23ccanin tot enen
Ba-al Oov ofDuibeïjai
Qtti bielïemïiettoeten/ boïgenbeberegeïenban fijne iftonfï/ bat iju toeï
fefterïih betobeib toa^. Cn toetenbe/bat fnïften acgtccbûcôt gemeenlife op
öe genen balt öie tneefi met iemant omgaan / en onDer; b?ienben m ge*
burenb'acgtoaanaflermeetïregeert: fobeöeópbenftïootooit rollen baac
Ijjtibanfeïföencntoïlbe; öem boenbe feggeii / bat óp ban enen fijner nee^
i'mge/ nietberreban^emtoonen&e/ enbeffelf^ togf/ toetr ouûer^ ooft
ben naam aïDabbeit; bietfamenfoitbec ïtinbecen/ en toacm gefeten toa=»
ren / betoberb toa^. ^it toa^ ooit al 't brtoij.ö / toaarom ïjn fulp boliios
nieliftgdoofben; enfeftertoijfban onbefnoerben monb ficö in flefdfcïjap
iliet ontbaïïen / bat befe lieben baar aan fcftulbig toaren,

üicroberhreegiïiecrii/ baarnamijn toaarbe amtgaioot/ inbe
öetoone ini^befoefeinge / b?y beeï te boen. ©erfocijt bp te feomen/
Èaar bie bin: menfcïjcn toacen ; beeb ift er'i mijne mebe toe/om &en te bebje^
öigen. mt man en bjoto firfj ober 't feggen ban bat toijf belebigb Öous
öenbe: fotoa^&aareer^nitblugötfuliïteloDcöenen. 5^ocöbanmp aans
geb^ongen/ om te feggen/ toatfeöangepiaatmogijtóebben; alfiS b-bm^
franbigöebenïcerben/ batter iet ban Ijaar gefeib moefl jijn: berfcïjoonbc
firljljifrmebe/ öatal^ ban anöeren/in bat gefelfcljap baar fp toa^/ bat
pjaat gerept toia*b fp bat niet een^ bebeftigb Ijabbe / maar aïïeenïife mibbei
aangetoefen / om te mogen toeten of't fo toare. ^at toa^ / be bïouj bte
men1joo?feljuïbigi)ielb/ meerbanben man/ een^ toaar te nemen op be
botermerht ,· en neberbufeïienbe om bit of bât te fien of op te beuren/ al^öan
eenijanbbolfout^aïiiilleften^ban acijta* op ïjaar Ipf te ïeggetu ft»
hontoberen/ fpfouöebannietfeonnen uit befiébegaan. i^teropfpiaftiR
Öetboinii^oberluib/ bat bie aljulften raab gegeben ftabbe felf De
reffetoa^/ enb'anberettoee ïuiben b?p. Ïl^ant/ feib ift/ (ö^e b?eemb
ïjaar bit oofe boojquam} ïjet bja^ onttoijfeibaar een toberfïuft / te ftonneti
maften met een fianb bol fout^ / bat lemant ongefcijutt en ongebonben
bafl blijft op be pïaatfe baar to fïaat : bie fulj; ban toeet aan anberen te ïee^
ren/ öatbieftantoberen, pubien gp ban ban een betoberb jijt/
(bit fyiaïi ift tot ben fieftenj m b? bjoto bie «betoVerb öeeft, toijf

toierü

-ocr page 50-

VI. H ο ο F D s τ υ κ.
toietbbu^bcmonögcfhoecïi/ batpaaïbedicïjt/ cnöie ficö booiDetoberb
ilieïö befc^aamb. jBgn amtgenoot en ift en toieröen nooit öaac oU^r ntcec
flemorib : cn aï befpjaafttoantotecptoa^uit.

§♦4- ^u^ εεη ίβ fehec bocï)tfct)c gebonöf/bat cfcfî ban ïuonbftïifte
f loare ftwipm dberbaïïm/boe bïmö m fiom setoojöc toa^/baacna be fiuipm
Baar berlatcnDr/rn öaac 0if!0Öt ooïi tocbcrfecctcnbe;fo bieef ört ^φίη fîom.
Snaiïe^toeba-fi-ifclîbûn ïicijaam en
bcrftanb/ toect ntçt te fcggen b3at
Uaav ijeeft gebeecb. i^aar ö' / en infonbcrïîeib be .ïfêûcûec / boo?
be b?ecmbt3ljctb / be bpflcr^cib en be ïangöurigöeiö bcr qnaïe/ooïi gehomett
in bebenften ban betoberDÎjeiô / baar aimant pjaat toe lîieïp : begabcn fifö
nafenenbanöieon)fweevendejc>den, toaarbani
^anb. 19. ïg. möemobi»
ber-moïenfieeg / öie onbec 't fïerïjte boïït bec ^oDen 5^oetor öeet : en boo?t^
tot feftet bei?je in be hattenbnrget firaat / op ene ïiamcc bjonmbc / baar 't
jonj boïft ûofe om raab ftonit/of toeï om soeb geUiïi te ôoten, befe ïicben
toiecbenfe ban toeï berfeftctb / bat i}un ïtinb betobccb bja^. toircb
Daac raaîi gegebcn oin te toeten / toie 't gebaan mogïjt Rebben / fó fpottes
ióït bat ίΐί Set niet beröaïen mag&. ©it toierb bebeflisb boo? te toonDerïiït
Seferanfte beetm / uit öaar fïaapïtutfen / fofe feibcn. Siï^ ^«am ec feïf eeiï
aftefîen/ enfci)aambempbpiîan^/batnifnboo?VîJonDec ötelö,· ï)et gene
ganfei} gecn tobnber toa|; en bp be genen bie met bebbegoeb en beeceii
ganbeïen / genocgij beïîenb / bat tn ben aact ban fuïfee beeren i^.

5. USaacfc&ec^jeôiïîant/niet ban beftei-K ban Hltti|îerbam/maac
baarom echter t' ^m|lerbam genoegl) beïtenb / ïjab ooït gefeiö / bat j^p bie
bocïiter boo? betoberb Jjieïb. Jffôpn feggen toa^ / fo ï)p bat feïîcr toi|c / bat
Dp ban feïf een Coberaai· moefî spn / of niet becfiaan toaac in be Cobern
befiaat. îBant aangeflen bat ^ùibeï nocijte Cobecaat iet boen iian bobcw
be j^atunr : to inoet be qiiaïe boo^ fiiïïî een bertocïu / ïjoe bjeemb of toon^
becipit/ noeïjtan^ natuurïpS5pn. <OOci) boe faï icmant toeten/ batbe
fcöabe aan een^ menfcïjen ïicftaam/ natuucïpïi
5pnbe/ niet uit be eene of an^;
bete berbojbentïjeib bet beeïen 5P ban feïf ontfiaah : niaac öem öco? menfc&
of geefl ban buiten aangebjagïjU oBeen iobemac fai aanDenJ^jcbiitantte
feennen geben / bat ôp 't beroojfliaftt öeeft ,· nocï) niinöec
bat ï)p 't beöe booj
öe^ ^uiocï^ Duïp / toaacinmen
lüiï bat aïie toberu beftaat.ti^oK faï be
biïïant niet feggen / bat i^t be ^uibeï feïf &em ôceft geopenbaacb, toeet
ïtp ban / bat fuïïi een ïïinb betobecb i^l

6. ^èocö ttoeeöebiïtïiircbpteboen/ bie niet betoberb/ maar befe^
ten toacni/fofe feiben: te toeten Cebgfec^faïi^ totfi;aneiiecen^atmeii
€ber
£5 tot ?ïm^erbam, bjotomenfei) öeeftbe f jebifeanten beïe ja^
irenïangbooj-öaai: boen bibben op ben pjebiftfïoeï/ aïjj
ene dochter die feec
qualik gefteld is
. of ontrent op fuïïïen fin, €n toaatïift toa^ lp ooft foba=
nig. 3©ant niet groot ban berfianb/ ïjabbe fp be^ ebentoeï fo beeï/ bat
fPbeganfci|efiabfoïangbeb?oogiï/ boo?fïcïJtebeinfe« erger bantwtoa^,
îîïîfegge/ erger: ombatiïîrebenlîebbetegeïûbenbat öaar iet fcïjeelbe;
3dpftihooS0ierboben ΙΠ·§,ΐ5. banbefeïfbefpjeeïtfnbe/ tefeennen gaf»
^aarfpbeöieïpijcóin&awawnoebemetbcïtttniiom öavc eïö^e
te ber=

-ocr page 51-

46 Vierde Boek.

gtotmimbrnfcïjiint cnfimbtbatmcn^aacgeKoof&e/ fptwfc

hek (loütigö^iö ben öicnfi bet î)jcbîaaiîté/cnotttôciïi0beban teïUni^ ïjet ee^

£icb. Ωantnîcnisniaaïi|mpbttfeïf gcbcurb/bat öaat t»?oebec / b€

c£nÎîïnnejoii0caï^tmficritmauaan be bfuu tjuam Moppen / gdijfe aï^
commanbecren (toant bcïfcfbijdb Ôab öp niet getcfcb) bat ift fîraiî / fîcap/
moefî
bp fgur fitfttt ïionifiu ^le bonb ift baar ban ïigsen acftta* oUec / met
tm monb cn ogoi toe / tnct bc boeten fcjöopprnbe / maar mccfî met be uetDe
Ôanben ôarb op bc bojfï fïaanbe ; baar fji mVt imu opfïicïb / of fy tnoefte b'
cerc Ö^ö^i^n battec cm 0i&cb gcicöiïbbe : 't ijociu fa öaafï met wit toa^ / of fp
^uammfïiïte/ begon te fudjten / aïïcnybeosn^ te opmen/ eerfï fïaattic-
itiï / en baarna toat ïîaiti0cr te fpjefeen.

§. 7. ï^oetoïmp 'tUjecjft begon berbacijt te too?ben/ om beïe cebenen/
-lîîet nobi0 te ber^aïen
î |α ben tii cciE)tec in bier jaren tî)Dé noci) niet 0eöeeïife
uit ben b?oom gcraaïît / ^ofluei ftct meer to^iS ban ift gcèb bonb^ om te feg^
gen. j^ocôtaîî^ (aï^bobfnooïtaUen^ öefeibi^) entoa^S iïî nooit in bat
0cboeïen batfe ban ben bofen geeft befeten Iva^. ^oc toeï ift be gemcenc bolinjg
öoe noeij nict becïaten ïjabbe, jla mijn bertreïi uit jfraneïter/ benierhten bci^
be p?ebifeanien meer cn meer / bat baar Eseb^ogi) in fiaïî : en fonöer}in0 bat fn
in 't feïoppen op be öaar feiben nett fo toifî te mi)ben/bat fp be beibr bo?'
jlïen niet en raaïîte / maar ter 50ben fcöoof. î^aar na aï meer en meer ges
uicrïît/en fp baar op noeï) liarücc aangefp^oïten 5ö'nbe :öeeft cinöeïiit beïtenb/
öat fp bie qnaïe/ om't mcliben ban be incnfcöen en 't gcmaïï be^ ïcebenjS/ boo|
een groot beei ïjab gebeiufb.

§.8. Cotbiebelpömi^quam #armm €bcrt^ wiet;een goitbb?aabire!me£
ban fijn Danbbjerft / pa^ ttointig jaren oub/ arm / ennocfttan^aïbaiï
een toijf booi fïen, My toierb ban ïicmigefeib / bat Óp / niet bêjrc ban mp
af/ ïjoebeïin mpnctop niet/ bjoonenbc / befeten toa^ ban enen bofen
«eefi. iïegötitibentijb/ toanneer iït öejig toa^ fcö?ift. te maften / om
in b?iïïi
tt brengen / bjaar iiit bit boeï» ontfïaan i^ / en boe aï gerugfjt
ban îûûa^. tna^ öfW en ben buren ooft geraben / feïf ban ^^ebiftan^
ten / batmen mp een^ baar ban tl^jeftfn foube, ^ft bonb ïiem / baar bets
foeljt te ftomen / in fïjn ïïïcin öui^jeban maar een bertceft/ in enen f)oeft
bptbuut lïttenbe ; met een fombértoefen; enaï^mpmcrenbe: enaan^
ilonb.â meer en meer fïcï) roerenbe / aï^ een bie 't eubeï op pjn iijf ftreeg.
toeinig fp^aap op't gene ift b^tn biaagbe / metfeerfïaàutoefîemm/ m
aï^befcöjenmbï fofionbï)p op/ enbiierp Demfdbenfn ben fïaapöanft/bie
öaac neben^ open neergefTagen fionb. JlitiS toierp öp 't licöaam op m
tieeiV fiiet met beboeten / fïoegmetbe öanben en ftet ijoofb r en ijteiö ö?
ogen toe. ^^pne fe&oonfufïer bïoog op fïjn ïtjf / ïjieïb be öanboi j berfcijeii
örnegebureninhomenbe/ ïjieïbenooïiïjun&efï ; fijn ioijfban buiten inge?
feomenmoefiuitben toege gaan; aïfobe^nibeï (fdbenié)banöofectoierb
toanneer fp tegentooojbig toa^. ^aar toa^ meer boïir «m ijem te &oubê/baii
öaar toe beijoef be : tioeïjtan^ öteïb tft aï mebe/ om ben poï# te boeien/bie
feet
natnurïïjhVöa^i beöaïbenbatópmp qp 'tïaatfl / Dao? aïï bic fecaggtigc
èeiçeegtnaeo/ to^mingematigbbocijt. ^ftmevfttcwiien^biai/ bâti?

pjn

-ocr page 52-

ν Ι. Ho ο f d s τ υ κ. 47

fm öoof b toeï toifî te toaci)ten/bat mn%e ïtani öc^ fïaapbanïté itiei f»
mt :aÎti)D öaac oijec j&em fïaanöe of öaac &innc!î biiiUeiiDe/na öat öy met De
boeten boeien ïionöe/öoe bejre ÖP aan of obet't ijoaf öen einöe raahte/ en οοΓί
na bat of neergeöouöen toiVrö. toifl in öefen fiaat niet^ üan öem
fciben/fomenmdnDe; en aï^ö»namaaï^ onboo||ïSötfïiïi
ö^^ï» ^^ πΐρ feïf
beïfeïaacöe. ,ï^oci)tan^ ^aö ön seöoo?ö ö^t gene ih onDertufTclfjm feiöe ; öat
iemauÉ met ftem aan mgn niosöt feomen/ aï^toUecfouöejïïn;^ ομ
bat ίίι met ijem fpjeten/ai öem boojt^ na bermogen öeïpen mogöt/toaar toe
ift feiöe raaö te fien. ï^p ban bemeehenöe / öat lïiöu^toiïDeöencngaan/
toiecbaanfîûîîîî^ beter ; ficï) flilto öouöen&e / enbe ö' ogen open öoenbe:
en feiïii: tégen^ nip / bat öp ban fonbe bp mp feomen. ^fe meeïïte / öat Öet
bblii ban mp becïoac^tie eengebebteDom: ïjettoem/omfbjafeïtenmette
eegecen/ terbïi)ü!ïnoc^intïaatnietUja^0mIien'tbeb?ogö te tonen / ban
nm gebaan toierb in bier boegen,· bat ifemoöieiöaanaigemeeneuitöjuïts
feiiigen / om niet met <!3ob te fpotten / nocö't öeiïige ben|)onbenboojte
ioerpen. ^itbJag"ban]|ai'men<i2bertf5.beeec|tebertoomng.

§. 9. 5^aai· na geïtomen in mtjnöui^/ enmeetbanmpgeb?aagb ba»
Öptueï toifi bat opaïfuïfteïionfîenïtep/ fpjaïïfö'nen monö gebnrig mi^:
en ai^ öp om öet anttooojö een^ berïegen bja^ / fo f tseeg ijy fïiil .ïBaau
baac enboïgöe meec niet op: geïöltbaarnabjeïinfïjneigniöui^/ batöts
fïri) teiiien^ ban toeï miéïgïi öieïb/ en met ben bingec bjee^/ bat ftem be tongé
ban ben^uibeï bafl ge&ouöê toierb.ï®ant in myn en ïjabbe öp boïfe
niet öat öemóeïpoï honbe/bjanneecôpfeôeen mongeïegentijdb te ^yn i^et
bja^ Öcïn tibe öp/ aangekomen op ï}et fcpip / bjanneec tjp ongebuïbig bJteüö/
bat öem fijne bjpfiec (nu fj)n töï)f} geen t^bing toeten ïiet : en bat ïjem een bee
maaté baar tegen boojïa^^ïenbji^/ toaariïigemeïötoierbbatfp öaau on?
ceripb^oeg,· ijoetoeKôpnâmaaï^feïfbe^onbenïîabbebat ijet ieugen toa^.
^aaeopbanmoeöeï0a|getDa?^n/ openennacfîtaïïeen ficij boben op ôeî
fcöip bebinbenbe χ öaö f!cö ben ^uibeï obérgeeben / om fïeci)^ te toeten/
boe be fafen met öe^b?pfiec fïonben. ^iet om^oeïïlietnenoojfaaïtftcööe
raenfc&enaanben^uibeïgeben; inbieniït befcn mangcioben moeti i|et
bcfie toa^ nocfttan^/ bat üem geen fr&?ift toa^ afteeifclH; : toaae nit iït itent
ooïïbebe||open/batïjpnocii te öeïpeïï ttia^. ïl^ant ih en ï)ie!b mu nocl^
ïïiet toöfet ban t^ meinöe bat ik toa^ ; om öem boo? eerfl noeö uit te öaïen/eis

't toerït ï^ uit be &anbenrii{ifeenbe.' ^k ûoïî toanueec i^p met fijne onber?
trötobeb?uib j3ingop'i ^taböui^/ om b'i)utoeUj): geboben aan te gcben/
Öem tot bjiemaïen toe / in 't aanfiei» enbe- tot bettoonm-ing
banfeerbeelmenfiöen/ ban be trappen toebecom te rugg^ö?eef. ©erfoeïit
om enige ban bien te noemen ; «p bat / fo ift er ban mogöt Henmn / of ber?
steementoaarfetoocnöen/ gennabii faften bjagen moggte i foïtenbeöpfe
feïf niet cen^
î m toa^ baar raebc ban bat anttooojö b?p.

40, .Jaarna beçfocïîill?bw)|«ebuce« / mibbagö^^an miju ijwi^

-ocr page 53-

696.· Vierde Boek.

telîommî 'ttoïït&cmbanmptoeïtaegefïaan/ mââii UanficniniittoifrÖ
aciïtertïoigö. ï©aaro^ ban fdföetn ftomen&e befoehm / w 't onboo^fien ,·
ratiiagenöe/ toaaromöpnictgeftomentoa^/ m ftrceg m geen befcgetü.

fat / ai^ borni / bp îïen ïjeerö ; maar fo öe fTaapbanii boe gefloten toa^/
m hoîîbeïîpfoiîeeUietoeegittge niet maften/ offouöeban öe fioei gebaïïen
^Hn Î en
ook en toafTer boe geen boïït / bat öonben ftonbe. ^Ueenlil^ fat 0«
VufiCl· met öaac ïîinb op fc^aot / aan b' anbece srjDe Uan ben ïjeerb / en ih in
'tmibben. ï^pmaaïitcaanfïonb^ ineberom gcimatfen baat op iioeï/ fa
beet a!^ fittende gefcöiebeiï ïtonöe. ï®eï / feiö ife / boe 't .Vuat oüec ging /
gp fcïjiint ban netgcn^ af te toeten / en Doof en biinö en buiten im ijetftanö
te 5ï)n. ^0 't ooïi / feiöe ïjp : geïobenbe/ bat tft mj? be^ te meeç bertoon^
becöe; enonbebae^t/ batöembataanfïonb^boojbefcftenen fouöe fp^in^
gen ^ftbjaagbe/ ofi}p nu ficö beter öonbi gp fetbe facDjeiï/ia.
toebecom/ of ban be ^uibel nu bectfoMen toa^ ί ooit ja. îî^atbjegii
ban^cmni ^oetoee^|}|iinbefc0oo?|leenop/ tecsijbebaac be fufiec fat,
(iDpfÎaanbe ging iiï baar Dan fïaan/ enfnuffeïbe/ enfagö bafï opbaaact/
feggaibe j vneï Ifarmen <ï£betté / ^gt gp bjeï berfefterb Dat toeeö
a^oeïjtan^berneem ife gecnen biefen teufe/ baar bogïi grmeeniiit/ fo ift
öifemaaïg óoojbe feggm/ be ?^uibeï enen fîanïî ïaat aï^
öp fcöeiö. l^p
bïeef er bp / bat ïjem bie gafï bit inaaï berlaten fiabbe. 3©aar uit toeet gn/
ûatïjiîbîaarïiïtbjecïji^i opDatiitbeiiigbaneenbjp bjoo^b met u fpjetón
magö: i^ebtgpaïtoeïgefïeni ü^eïfouöiïinieti iï^aarfatfip boe óp bw
« toa^ i ί^ρ toee^ op f0nen regöter boet. Jfôaar üiaar ijebtgp ftcm
baar Dan geflen/ iijaniiecriftuf0ebeninbenaab3b|ieib fagDi i|p fêitaï/
fa. Jlaar fo gp utoen boet niet faagt / öoe ïionb gp fïen ben 5^uibeï fiu
ten op bien boet ^ ^oe> foub iït mijnen boet niet fieni jieen: bjant g»
mpbaarebenïjebtgefeiö/ batgp nocij ftoo^t ttocô fiet/ Ujaniîeec gp
du^
gefieïb 5i)t
i öoe m\ ban fien uUï ïigöaam / en be fcöoo?fïeen / cn öe pïaat^
tuaarboojbe^mbeiöenenboeri C^aarmebeijieibbe bofe bpanb ïjem be
tong; enfeibeöe^geïgv'öcfufieria/ domine/ foboetbiebote geefï aitnïf
bjanneer niet toiï ïgöen / bat Dn iet^ te beel faï feggen. ï^p raafete ine"
ïierom aan't föïeften / met feer fïaatoe flem,
3©at feg^oomt gp / feiö m i
foöpbjegïii^/ maar regijt uit te fpjefeen; fïetbat onnofeï hinb/ baar W
fcp ïjenen inbe fcgoojfieen opgebaren / en fcijjifttnocij feftjoomt niet een^»
Jfâaarfegmp/ ïjeeftbe^mbeïiet^totugefeibi mpbunfet batift het fteô
gemerfet. 3!a/ f^biiPi maartoatbja^ 'ti ^at ift (baar noemöen i?
een ban be bruggen baar ontrent) ban abonb ten Wachten baar een^ iio^
menfoube. 3©eïaan/ feiöife/ 'ti^nu bji feben uren: ift bïgbe jöier
fa
ïang / entoiïbaar met « gaan. Mem/ feiö ïjpiioe/ get i^ eerfi mojgen
abonb, 3ifttoeberora/ aïbjeï: iftfaibanmojgenabmibuitbe Berït Ijier
bpuiïomen/ om'tfamenôeentegaan. fbieeg op. JilSaar /
(feib ift berber) ïjebt gp boo? / baar öeen te gaan ; en moet gp
't boen ί ép
ftoeeg.
2l5iöf t' / en ïoop ben OBiuibeï feïf niet na ; fla « Óet on^
gemah baar ban ftomen ψο^ Ujee^ W b?eöerom be tong /

5önDi

-ocr page 54-

vi. hoofdstuk.

^nôeUaiîbin^uiîjeïljaiiseDouben/ om ôungeiîdttiwet uit te ltïaj[îp«î*
daarop i|i/ mp jjcamiimng ööuöfti&e/Jïem feiöc : foefet g? mp aan/
en lïaït mp mocpclgl^ om Uan öeH bofeii geeft öerlofi te jijn/ en ïoopt
banfeifnocïjacötemai ttiati)cb ihDanmet uie0aen i â^otgv met mi?
«ngoebcMöen : effpotgiioehmet ^oöi Qft lïing öoc ijenen / enin 't
Haajïeiiui^ . teaai'banDeö|oïtjeiuïoc|)eneanöere (jet meefienbed bei' ce^
benen/ ijan mp met ben Uefetenen beï&aïöïeïb buiten öabben aange^ooiö.

II» ^t)onïïbefci)janba-fregebucenmeöein'tgebaeIen/öat|ïeteen
Bemaahtel^uiUeïtoaf ^ïi Ujnagise ofgoebfjectige jpa-fonen geen niebe^
iijoentoonbenöo^scfcöenfteni ίείαεπ enjgfîn^ : maacijp en tooonbe
baar nietin te rijfee buurt. öïeïpljeni ter begeeeïe ijati be bjote em
morbecopeeneojiogfeöipï »n ijope bat bie ïcuie ^utUeï/ bie geentoetife
mogötfit-n / öemcpbe Eee/ baat öp öfHt aangefeünien toa^ / (booj t
fclteeiB uOiït meen ih) nnk ïBebetôiîî üecïaten mogöt. .Maar en öabbc
baai- geen buur / m Kea'be ïoebei om, daarna Ueröuif b / fo bat iïï i)em
Rooit meer en fagö/ ïi-0fenen nielijcn doctor aan? na bat bmvb'eeefte
fönen ^uitieï Ïjab cntreftt. €n befe öftn niet fteïinenbe/ aïfo Ö»
fïcö op mp beriep ; quam rap baubjagen toat Öp Voa^. Cnbaae
«fonbcrrtgöt / ba-ö?eefïïpbefen «ï^uibei: boa^ïïjioiebjcigingeïianfïagen/
met féfeer flagï) ban rottingen; boebcrfeij uit ^ina öergebjagöt/ ra
baargebjuifeïöh/aïroijpfdbe/ bp'tljeiöenfeötiom/ bie fle^ op't ^uU
feel^ ïoerïi Vierbaan i om op m ïenbenen geïegb ber genen bie Uan faille gee^^
ften 5nn gequeïb / ï>efeibe aanflonb^ uit te bjijben.

§. iz. ^nbieniftnufaïfeggeutoat mp bunfet : Bet bja^een man feaa
bunüerjtanb/ enbilt ban bioeb,· feer fïo?big opgeboeb / geïtjït ift nas
betaomen jjebbe. <en binnen tijb^ bêtïiefb / eer öp bequaatï toa^ tot beti
M; nifonemoeberljembectoftottroutoentoeigerenbe: i^ ÔP boo? on-
CjecabenDeibtit Eee gecaaïit. <iBn baar gefopt ijan 't boot^boïl^/ fo met
taioojben aï^ gemaafete bjietten ; bie dnber 't mpmeren öem 'sS naeöt^ r aï^
boUen
i$ bergaf ijpan^opigom ben ^uibeï bebe toepen î fo tjeeft be
fei}?ii^ bem namaaï^ boen geïoben/ bat t)p αϊ öaïf Uecbàren loal ^e iafi tot
to£rïien bu^ niet meerbecenbe/en eetenbe nu met φη ttoeèn/toooj fgne eigene
refteninge/ bic fjpaï op fónbeflboojecnen niet godï maften ïïonöe; enfiett=
6e batter guamen bie toat gaben / öerftoaarbe öp ben uiterïiiten feöiin batt
't cmaab ν het gene buiöeïiït te fpeuren toa^. JïBaar toeinig ïtenni^ ban ben
Wuibeïiebbenbe/baauit ben ijageïpfeijen pjaat ijant fïecötc bo^; fa
toiftftnbefe iion^ noei) lïïinöer tan goubb^aaötreïïïien/ in eaai^tefe
ban lié^teïife baar mi^e tot een niet·

§ IJ. ^ftfaï^ernoci)eenboojbaïbptoen/ batmpeen^i^reifeinöet
il^arïinger beerfcijip i^ ontmoet. €en &eec ban be regeeringenit ben aFrie^
lïhcn meï töa^ ö^Wi»^ lïi^öe bp, ï©p üjaren meefï ten einbe onfec reife/en in
«t gefight berlïaö / toanneer eèn banbe reifiger^in'ttuim beröaafbops;
btoog / en 't gantfcïje fcftip b?agï)t in aïarm. ^^fi^^oo^ö tuaé/öat
h riep tot men tóe ïjim fógö ; du fcheto » wat doeiau my 1 ^aac

-ocr page 55-

Vierde Boek.

bat&embic anbeï tuen ncrji gtgci^
\mi öaöEic uiet De Ijanö aan föii gtîiiaci)t / iuaac Dooj Ijciuieïttï beö02Um,
töa^. ï^p ai iit anöec qiianicii üciöe bcUeu : Öe ecrftc öi^lö &ct Ö^big ftam-
he/ fjftseîîcb'ûiîiirrnifibanfïûaluiiitontaDe. «iîu'tVuamîbdbc iuiöcu
ban üoïcijiic iarciiiöc ccrfte op |)ct brfi/ ca b' aiibrr gaanbc aï na 't eitïöe ijan
fynÏEbni. iE^ieebdljcnrnuliîbcnicriUtniaônûni^ ict^/ fcoanncec
feooi cp 't fcöip fïonö / toaar uit toii bacijten / bat ö^t fp iii aiir^ niet cn Voa^
gfirîhîîu ff iöe ; maar b' auDrc \D'â$ öaac üooj Dcïîcnb en ö^ocg baat af ooft
eïim fouöcrïütgen naam/ bat öp Vuc; mfci: fuiv bcbc/aï^ toy oofe tocï gdotien
ftonbcn baï öi^^^baan mocfi ijeûbcn. <èn fo genantcn/bja^ ïjet geen
brtoUciing / mattr enhïï liuiïigöcib / üf^ (ϊφ ccn eerïyh man πιαεί fcfjanicn
teUcr^aïin/ iiiflüi|3efcïftcpiegfn( fcöoon befctofi
ftct fyn geïcciï/ cn
b' anöci' ttan geen groot ürciianb. ^aaröüUni fc^ijnt bat öp gefTapai
ijeeft/ töauaüer'Demb'anberbefengluipfÏcccitgaf: cnbusi baar itanont^
tojaaftttemecroujieibgetDCfflj ftct quaabfî geoojbeclbrngtfpjohm ijecf^t
m i)y bebaatbe«

14 5^orötaniï / ^etgenenicto tiebmïicn gaf tjan tabctp / (foban(g
ffïjtcra!;^iiii.§.7. ecn^Uooiaï gefïiö ï)fij bat gefcïjicbm Han) Vua^,'bat
ong toifrDflandbtJantiebaar ijaDbmtip gefiaan/ bat befüfijn man ftilU-

ηε rebmcü fean l}tm gtfciö jfjn. i©ant uwgeïilt ïua|> 't maar tc bofu / om
Ö^m booj eerfl
te fiiïien : m fïcn baarua öoe Ijy Ijst brfi ontquam boo? ieti
batöfmöctfcecöerfacöti'nmügïjte/ inDiai'C fo ïjarb toag aangefeanim/
öaac op te ïcggen. Bïcn öf eft Daar tfebert niet nieei' af geiioo^ô : m fo be
baöcr. (aï^gefcib) niet ijden op ffiJip^^ftfiiö/ eiïopöatöjoojbgeijoeefï
|)aiibe ,· bie anïjcc ^ijuöeöaac een Ujeeinbeïing / en fouDe naatoeiijp mm 50u
getoafb gçtoeefî, onDeriiit]Lljm ineen ik/ baton^menigpjoeffïuft
öangeVuaaHbetobccRVJooifeenuaacac&tigliaojögeijeilib/ baar niet foUcd
betuïi^ af i^ aï^ Öit ; ijcelueï fjct niet met aiïen ïï^ant foube imiant / tie
tût fuivgenegeni^/ nieifeggenitonnen/ bat ί)ΐι baar feiftoa^ bp getoeefl;
m't gantfclîeiifiipöaar üan ont|îeib ί€η fouöe't ban niet iuaac
't gene i^iec nu onDer je iï Uan fo beeï mcnfeöen gefioojb/en tsaa niet eenen ié
eefien / gaat baar een^ op te jeiL^ ^ift faï ijier na iet ban gelpfte fiof e ^eïien/
bat boo? &et ^tab^ aSrregfjt tot taclmgen öeïeben
i^y uit autentg&e fïu&?
jtm mp baar baiUfC iianö gcfieib,

VIL HOOFD S T U Κ.

Iets diergelijk is in't befonder te beproeven aan alfulkeo Vogel,
als geloofd wierd door des Duivels kraght te iprcicen als een
jBenfch.

i

-ocr page 56-

νπ. Hoofdstuk. 

öofft öceft trtgdöfïï ; ε» ö' 0cöt{n0e ÖÊ^ ®^infTen We aïlegn öfe too? aetinge
flccht : fa fal Die»^ affonöecïift ban fuihfη üoo^öaï fpiefteii / aï^ raogftdijfe
maat fal (ïdlen / om bmi öeeï au&cre ίε brtcc oojDtrï op te maften, ^u^
Rom îitDan
üat-i Bie öctüljecing öct mmfcften tot cm bcffl/ttoeïïi bdr öaclïtm
Dat
befttm toa^ : toaar af ife met öt tooojöm öan Dra ïïiöiçt Cempie Mt-
ÏJcn
fai / Die öaar in t IT. öccï fynfc JiEemoricu aföu^üan fi&jöft.
«eer
Jïfôaurit^ tu öeu l^agc mii befocijt / fcfjoot m|» in 't ïjööfö / jjem
,, een
geringe b^aag te bom ; begeerig θ!τι uit fijnen monö te öorrη een bcti

„ gafï toaarom fî)îi üoirt gcïoaföe öat öctbefetcnïjeiö of toberuetoa^,· en cm
,, fpnc meöiiiantaï toiiöenaDcclïanö geen ^a^ïgaaj meer fleu / fegge
„ öe öat ijo ûen ^l^iübeï in ïïabbe. Hâaac moeftcn aile Viogeï^ Uan öien aart
omecncnbiiacnpDeii ; en öcrföe öp Daarna Vueï meiïfci)m fïcni aïfo yp
bniten tloijfeï meet ban mcnfci)^n öan ban boseï^ fjaö / engeïoof^^
bt/ batfebanôfnùofen pfftbefitcnsîin.

§. ζ. ^ufaïbe^ïin^banfeggeiïUjatöcitoa^'t tetetm; „batöpbas
„ fu!ïim#apt0aa}betliioreiïöe/ cncci)ta:ntft3eicbenbc/ bcnfeibenber?
„ re ban Daar tot fa·^ ijaûbe ïaten b?ensen. î^at be bogeï groot en ouö
,, ira^; fwiot i)mi in be tegentooojbtgijeib beïcr Ifoiianber^ gcb?ag!jt/
r, aanftonb^ ban feïf feiöe
/ wat gefelfchap van witte menfchcn js dit? ^it
„ b?aa0öen i)cm / op ben ^jin^ iuijfenbc / toien ÖP bacôt bat bie man toa^ I

„ ii?pïïntV000?bbe/ d'een ofd'ander Generaal. <©icï)t Öp Öcm 5£b?a0lït
M biàaijùebcbojft/ van waar komt gy ? cn'tbccft antbJOOjbbC/ van Ma-
„ rinan. Φε wien hoort gy toe
be ^^apegaa}/ cnen Portugees.

/ wat doet gy daar ? be Ipapegaaj / ik bewaar de kiekens. 3©aac
„ opbeiPjin^ïaccöcnbe/'feibe/ bewaart gy de kiekens ί Ja , fcibebc^pa?
„ pcgaaj/ en ik kan't ook wel doen ^ enmaaïitcbierofbyfmaaï ooïî'tôe:;
„ îuibbjaarmebemenbefaieïîen^roept. ^o nn een <©eefi fpjaU booj bit
bcefï/ en't fp?aïi geen gnaab : toaarom bat ecn quabe en geen goebe
geeft gebjcefl/ bat öaar een pieDifeantbccbaarb ban toa^i HEaar öab ögt
nooit ben pn.rtertcjct gepjebiftt: toaar uit ijp boetm feonbe/bat feïf een
indtfcï) geen bjeembe taal en fpjeejfjt/ ban boo?
îîBcîj^ en feagftt?
li^aar ïaat on^ nu een^ berber öoren ijoe j^et ging ί

2. „ ^eöibbcrb?aagtben©|in^r in toeïfte taaï bic bogeï fp?aïïi
„ #ie antto0o?b / int bjafiiifcö. "t^oe iCcmpïc tecbccom / ofooh be f
M bietaïcb3CÏber(!onb> J^p fctöc ïjem / j^een: maar bat |)ï>ficïï boojfien
„ ftaö ban ttocs toïften ; cenen ^oïïanbet bit ïî?àfiïifcô fp?aft / en eenen
- ^jafiïiaan bie 't öoïïanbfcij Uerfïonb. ^at ijy bic betben eïïi trcfonber/
enin'tïjcimelijftóabouberbjaagb/ enbatfeinbetoooiben bie be ^ape-

-ocr page 57-

52.· Vierde Boek.

öer .^öture. ^ft ooft î en bnarom be noei) ïaite nîet ficMnciiöe / be^
fîntteKuecô ht ^tóöcc/ «ηφ öe nocij ihj fcat Daarom jmfi em

iSeefî / en nocö cfη boft gccfî/ moet boo? bien ^apfgaaj gtftfîcfeen ïjebbm.
^afcïfbeïîonfî ( aï#'ttoaaï:t,é't3mcbietVuectoïïïcnfeiöni) honbiergc^
iïorg toe boen i ben aact ban 't fpjaaftfaam beefi / en b' on0emeene oubec^
bomy toaar boojöctïangen tijb ban feerenöabbe/ niettoeiniffmebe baar
ïoe öeïpenöe ; gelijft
ïk bat nu nabet tonen saL

^Üoatbcmen^öeenöeefï faïireren/ bat moet öp bïoteïiït booj
ïcHen^boen : i[jrt5pm?tvo?jöfa.ofmettoi|fen/ ofmetDu^offoöet Deefi t&
çafeen of te ïeiben. ^aac toe ban buj» of fogeUjenb
betoegen f|! Ocïj / flaau
0eïinb / of 0aan en hceren / of boen Ijet een of "t anber / baat fu uit öuinie»
aartöeqnaam toe sijn. #at toeet een boerman aan öet mennen fijnec^
peecben, bat fletmen aan be ïtonben
5 bat boenfe bagDeïijic / bie aan i)et fin^-
gmbescboseltcaïfiiiïieliïgfehieeten aïffe iijilïen. ïeect een j^aeôtei
gaaï of Heetïïcriïi ban feïf : na bat ijet bit ofbat oeïniö meefi ïjoojt / of baa?
be iucôifli-eeïUoiûïfiiïfemWanîtbeqitûamfîtocti^/ en ooit be iebeften^bie't
iïosfïiïtenïotfinsenöeeft/ ofbu^offo baar ban jfjn aangebaan ; en bat
Öet booi geDittijïöcïö en menig iueöecftcei: baat toe gebjent. ^e ïefec
fit te
s;ugge na 't gnie
in 't Boofbfiuft i ^, bien aangaanbe aangetefeenö
ïjebbe. ^oiftan bit öeefl ban ïangee ïjanb/ en feei- biftmaiise oefeninge
^ï|n gctoertb gebjeefi / opfelicce fïtiftoógenbe betoeeginge begi monbffban
frinen tneefïee/boo? naboiginge beffelbe/ nett aïfuil^ bioojben uit tc fpiefon/-

op bat men gecngeïuib ban ijem ai ijoojbe/ «ï fï> niet methte bat be ^ape=
gaai aan fijnen monb honjienbjat bat ön feibe» ©it bunïïe m'émane
b^eemb ; aïfo ilft op ö?!r gcmiöen iteune / bie niemant mp fo ïiei)t benemen fal
§. is:en eeiftcn fiemt mp ieöec nîenfcôe toe / Dat aï öet boen bec beeften/
biebanmenfröenbïilgeieerbsgn/ maar in naboen ; en ôiutfpieftenbe^i
ge ϊί}]ί in enftei n^geliaabj beflaat. Ban flïïïté bogei i^ banfeïaatien bjo;b aan
eiïen iJapegaaj of'Rejeter aïïe^ boo? !jen biïtmaaï fnlfee toooiben booï te fpje^
Sen/ maatgeïeerb. Cotbatgeliüögebjcntöanïjungeóoo?. j^n/obeci
niit^ Öft feitet i^ / bat geen geiuib / infonoerïjeib ban onberfeljeibeïiftc
bjoojbm/ fean gefïagen üio?beiii ten 5p be ïiptjen/ tongc/ tenben/ en
geöilnfïte/ baactjseofbu^offo/ b' een meer en b'anbec min / betoogen
toecben: foi^iietïicöteUfectteöegtijpen/ bat een ^apegaa>op'tjien
ban bie betoeegingen / befeïfbe boigenbe/ ban ooft befeifbe bjoojbe»
fp?eeïtt : ban bat ïjet bioteïiii boo^ 't ijeten faï gefetjien, Cn bjiil ife ooïi beci=
Daibentoeigeïoben/ batom alfnihen beelitei eeren/ men meefi faï bœOei=
ren/ boa?bifötbaarbp/ enregötinftjngefigi)ttefiaan,om|irtfatcffen^
boa?'tgefîgôifObûoj'tgeïîooj te ïeiben tot öet gene bat ηκ'η toii/ e» baae
'tbeijuaanuoei^,

ó. 'i©eïióo^.onti&?eehenbefo faï't gefïgijt aïïeen bat boen/ ftoetoeï
fteftoaarïiïimcenöeelïï mg,arm ben menfcije/ baai^ 'i bcr(lanb be ïebea

liieçt;

-ocr page 58-

ν π. Η σ © f d s τ υ κ.

fiert/ mopwn^anbn?^ boen öeguaam âcliît te gebm/ îiîtft ^orto?:

Smnian/ εαι natiim; en taaiba-fïanbis man rrcb^ aai^Uecfciîribme bie boof
geboren 5ijn / bat feïaar betoonb ; bie Iju Dooj t uiooc boen fîen ( ijet bat
Syseïuibgeeft ofte niet) ïjeeft ïceren fpjeften/ ïefen/ fclî^tien j m fnïic
noeI)ôeten na ϊΐξ» on# tot ï?aaL-ïem/ aauïFteenisfïöocïjicrtje be^ö^eren
#ietec ^ooïaart feec öeïufeïiigï!^ en ooït roemtoaatbig iïercisöt.
büt):}imSiirJurhquenf>hQti^/ Sprekende Dove, baai'afuitgpgfben/ en
0atijpniygetoeerDi0b öeeft (ftoetoel ηοφ on&efeenb) öao| toeiiiis bagen
toetefetóCkeni bcrbicntmalïefc|)?tfteH/ totlîeeii'oenîcncereban bm bin^
becenfiefcöïperbeferfeonfie/ en ΰοφ rnecfi Uan <©üö/ bie boten tnbe
fpjeehenben öemaaïït öeeft / fteeb^ geöacöt te 5jjn.

§, 7, ^u^Uertequamnodtbeeft/ oih bat öet maat een &cefti^; matïC
iBfïfoijeiTe aï^ bie ^apegaaj: ouueöenenaïcecb^ eefcibi en bat ift boo|
Bet ba-beniet en ttoófeie/ of befe toelgekctbe bageï üan fönen ïjeec fa
becretïlüe^ïjmetöecngefonben/ of ïjceft ïjem ïljnen toedetcoloa ;
bieonaenietiitboa^meHfciiett/ aanzet beeft Doo^teftcnen/ fo al^boo^feiö
ïji/ bjeibebiebenRonbe/ lcoatbatijetfeggenmecjie, <6n bit fatoeï
Ut
eeifte aanBonjfl/aï^ op bie onboojfieoe öjagen ban ben ^jin^.^aac Voaac-
om niet in't 5^iütfc|) of f canfdj/to ai^ ï)p aansefpjoften iuierb t fo öabbe be
bertoonbecing nocïj bie^ te gcotet moéten 5p. îBant aangeflcn be
gaaj ben in bete taïen niet berfionb: fb toa^ fön antUtoojb ooft met
geenbetfïanb. ©oojaïcnmoetibanooïtbe^?ebïfeant niet nieenen/ bat
bit fp?eïien ban ben ^uiüeïtoa^j iubicn ïjp bocö geicoi^e/ ( foifetoeiiftait:
merïïen ) aï^ be refl / bat bie op aïïe taim
ficlj bnrfiaat. Φί t>î? aïbien be
i^apegaaj 'tberfiojib/ b)aacomenantlûDO|b|jpniet in be fdfbe taaU of
bjaaromooïi beÎPnibeïniet/ (bjaagiliiben^iebiftanf) inbien Öpalïetas
len fpitïïcn fean > ifôaat'tfaï ηψ moseïiïî iu befcn ooft ontfcijieten/inbien iFt
M bat aï bit fp?eïïen/ na'tlliïse&aai' eu toijfm ban ben meefiec
fcöieb. ï©ant toaarom öifïb bie fgnen monb niet na bceeifcï) bet ^uitfcije
ofber franfrlje toooiben/ fotoeiaï^naBetbjafiïiaanfcö.' Wat bunhtiny
ec^tcr nk ftoaac tetaben; aifobeboseï't toa^ Setoena iu befe taaï/
en niet in b' anbeue ; ioaae ïia ben monb te ^tteu &em fa. ten eerfien met U
ïeecen

I 'tl

. 1 !"J I

53

8. Socï)Ôei&{KmeertefeS0en. 't^eriiaaien feit on^ nict/ofóoftïre

bietoiflrnbatl........ ,

boojgaan^ aan be iweemben boet bie foiiiïiomen/of boo? toifeen fuihen bogeï
iDo?b gei5?agï)t. ban en iiüi^en iuonbec niet ; maac fïecii^ een
locrh ban meer boïmaaïîtïjeibgoantnenbîeï gctooon i^; en noeljtan^ 3e-
tooon. ^Ïöaar onber beg brrfla ife niet/ ïjoe bat be iöjiïi^ Kon ïaceijen om een
amveoo?b bat ïju niet baflonb : toant 11a ben b?aab ban bit berïjaaï /bat
«οφίη be tfamènfp?aaïï/ en niet baai' na sefe^ieb / bsaiineet: ïien ^μη^δ be

tetfeöönt
en ôab be

fM.

teoojtifn ban ben papegaai boo| bie ïtoee toïiien j^n bettaaïb.
öftliaiiben/ battit meer getoee jl$gn bie'tbetfïonbcni bocijban

-ocr page 59-

 Vierde Boe

^jitt^ he tomen niet ban noîîc. ^o niet / Ijrt 50« öi^ toïïtm liïf getoccfï /
öte eccfi in 't openbaar üertaaïöm toat öe bogcl fpjaft : nt Du^ baacna alicen
baarotjec ban öm iiiit auöEr^feoïïöfnffggcn/ ban fp

mft in 't epcnbaar getpjoïjcn ijaööcu. ^ίνφ feomt et cinb^ïiïi ban mccfl 09
bcbjogijt aïtoo^îKîiJipïit/ batljicr geen btpiî ban fiüfem teonbci: alp
booiscgibcniua^; aïtoo^? i}€t aUa'mmfle ban ben ïPuibcï niet.

VUL HOOFDSTUK.

Degenen die geloven, datfe van den bofen geeft beilreden wor-
den , of die van anderen daar voor gehouden zijn, en hebben
mede van hun feggen of gevoelen geen bewijs.

I. Cïylt cr mfnfrijm 5î)n / bic meincn batfe <St(fim fîcn oföoccn /
^fnff00mbatï)rtfpaoftt; cn anbcre öaac boo^ gc^oubcn / of
ficïnntgeebenbe/ oatfn'tgcbortcnijunber toejrïïingdvnoh in i}un ïictjaam
Öcbbm / CU Danöen bofén O^cfft befftm/ ofiudbani?ofcnirnfci)£nDii^
bctobccis 5Ö»'fo binömcn ooft niet torinisr/üicban ïjm in D£2:ici faf^ucbrn ίΠ
gcgueïö 5i)n /fofe inccncn / nt ook öaai: boo^ ban anbtrcn gcijoiibcn toojöcn.
if it gcinceîî / met bat bcrflanö te öiböcn/ of ten minfïcn te boen biDien in
De ftcLÏt : aïtijb Die uit Ijetbjiffjebanboa^biDbinflrgciefnitoojbennietbic
bMOjben/ batfeiri't
gemoedbeftreden5911. «^ie tooojöen 55llûii^tDei0ei
fleïb: enmaaïiiftbjeimsfbjarisöeibbefdiïrtesebiraïïin/ in fuïfecnfm aï^
bic baat ïuiïtenï bjanneermcn bic befoiibcrlift niet o{3 bm ^B>uibel pafï / ge^
ïijft nocötan^ gmieaîcïiiî gcfcijieb. iBaat
fa bJP memirmaaï be menfcijen
hcnbcn / bie bifebJiji^ op bie toijfc boo? fici) biööen iaten : to; foùbcn ooft öen
bvianb beter fecnnen/ban toicnfe bu^ beflreben b30?öen. <©e ftrtjö ter begen
ciï toeï biïnnaaï^ ban nabji befren / en b'oojïog^ïifïen b3d in acijt genomen /
befcïjctmetyen'mbe ïuclit/ enmanneftcn^griciiubcrb aan be boanb : ^et
fal on^ iiaafi boen fien / öof bjcinig bat ïjet te bebuibrnljecft ; of ijet beeï/
Öoe bf?re bat öei af ban alfulfeen fïrtib / bie ban ben «l^uibeï 5p. faï
tn bcfcn anbix| geenevtmj^eïen berhaïen/baii bie ift feïf irbaren Ijèbbf/ni bjcï
fobeeïenïaiigen groööigonberfocöt/ bat ift baar boo? bjei ecrfi beöJogen
ben gebjeefl tot ac^ïctbocijt/ en berber onberfoefe ban aïï^bjatnien ban
bie bingen feit.

z. ©et feonut gmieendih op bit boo?oo?beeï aan/ bat iebcr Erifien
inenfcbe met ben ^nibeifïriiben moet,· enaï^ôp Γιφ in φπ gemoeb niet
bjeï gcboeït / öat fuïj: be ^nibeï boet. ^ fo berteflen be geöacijten öiefe
ïjabben/ inaïfuiïten|ïrija; fpfeggenbatbe^uibeï (en bat fomtöö^ooi^
bjelfïgïjtbaar) fotot ï)engetïJ?oftenöeeft / ofopöetfacljIï/timingcfli^iJm:
i'a felf gelobm fn/gebacijt of oofe geöaan te l^ebben öet gene nooit in finn ges
ùacijtc η bja^ te boen. ^c oojfaait ij» of in önn 25ïoeö/ of in 't <0emoeb ; fa
aï^ift bat bcrfcöijlbeïift bebonben öebbc/ en on^ be reönt ïeert.
nabemaaïbaton^ Öet bïoeö na bat ftet i^ geftelö/ ïcebenbige geefien
\?ïugg of traag j en fo be beeïtenig ber fafeen ïucÔt»0fC of öomptger

toont;

-ocr page 60-

ν Ι π. Hoofdstuk. 55"

toont Î 'baat na faïcoïibe nimfc^e ïicbtft of.tieftoaaciïïin: te moffee 5i)n.
Cn lueberom / tia bat ren me ufcijc mca· of min ftcïï £öt ïSi? b joiiïîfîe of bjae^
big(ïe0eDadjïmcöersfcti/ DaatrnfaimfiM ficö oûiaîfr=

anûeren; öct lichaam maac

boojb^ffgecrugldöbtttoaaröcnUabïigsnrtl flcï) îîîfffî öe

bjotiïiflccnivooîîtiîjrie boo?toiTpfcï» ïiteferi/ chV baar ojJ te bcnimi/ ni
anbecai
Ut i3ooj te fteilfn : maar ö' ànûes; fai ht îîjocùi#e m fdjîîMîeïîïifte
booj ûgfiî ncmfu rn tcgen^ iebei; Daar ban fp^ehcn. 't ban bat Dje Uly^
Ba'flî3e<6obb?eeîî/a'ufi)nefaii0|)dôl3etEa0i)i; l^n ^Vi ijcquamer 5ijnosn
Xi-oofluitiS^abfsjitooojDtc.icfcn/ nue fpjefen: t^ar t mi Uwclbfrt}
mcnfcft ôtî fai teonbsiiommecbec 'tgcnotban'tgörbbc^ tuceccfó^ ni'mm/
en aïïe fïciart0|)fib iic^t ôen^n fïaan. l&aartegm / fo b?aifgecîligôcib ïjem
Dbedalîigtooib; i)p bi^ <6cbij?eçfl/ faUiïtijöfiin op't fbjaarfie bau De
a^rttDmïariOccfoîîbcn/ enDerfimfena bitïcbm; oaüVnu/ tuatquaab^
^cmoberUonit/ aï^eenbctong? ban<i5obi> beciatinge begcgpoiv .î^aar

Ijp aarbltl) gcfmö / ôy faï fic^ obcc t|.îDeïiih bicïte^ en Oîigemaiiiîen quti-
ïen/ miebcrtcntibomijj?aten»

î. <©aat nu bie ïiurötigöeib bau |Înnen bftber öe^n / bât fuÏÏi een ftri-
fïen boi grieof/feec iicfk aan oBob en aan bén ïjrmd benht Dp faï iicï) €n=
gcïcnbcröeiïben&omien/ geïp ban^et^he IHÏaa^ ôtec ojp ijet SÖihïJeciS
eiïanbi^gebeurbj toaaïban Ijicr na rioc!) in't befonbcu moet ge^^aiien
too?bcu. ji^aar toojö öii booj bjoefgeefiigïîeib becboetb; fo bunftt i)em
(îaat be ^atan trgen ober öetn / en toat ban miaab^ fiem aaivcfoberïîomt/
baari^na fijngeboeïen oDÏîbe^uibeïoo?faalaf. Soetoan^ geeft on? b'
irbarentôeibiJciïmeeE ban bit/ al^banbat aiîbetr fïàgo; jabageïijïtfrïîe
^f en toerfe/ baar'tanbertoonöei-feÏöeneen^te&enrt: «itoojfaaïî/ bat
bebampigecnfbîacegceftenbed bequanier spn tot be berbeeïbinge 5 ges
ïijiîmen ^et / bat
ooh be bafag|)ciö ban fioffe be fiebiglîfib en buurtaamljf îb
bec beeltenis baar tn gemaaïu nîei toeinig ïjcïpt. IBen faï
in Me»^! iji^t
feïïangöeboareu: maarnietfoïangln'tsanb/ en't aîïermmfîe intjîafi
bat öaail bcrbïiegt. ^n't toater laimeii eiiig fpöoj boo? ftoiten ii)ö flen
blnben,· maar ganfcïj isem fn be Encöt. ^eröaibcn 59"'t boojgaan^
ftoaarmoebi^e eii bjöebige gebaeôten/ toaat; iu be îî^mbei een feiic
bpanbVûOîbberfieeÎb.

§ 4. ^ob^^eepmtriî ίίι ontrent bit aïïe| aan/ aï^ tuerïifaam met
(omte'feggen ) tn tegen ftrcom, 25eïieftft OlJob/ ten meufcijeneer te
fïaan,ί)ρ boet ba» meer aan ben M^igeefligen / ban bien bie boo?fi}n| bioeb^

fematig&eibaïfobcr lïenen!^: toiilgnejsoebijeib ijfni te regijte lirengen j
ji boetôctîîîff^a^ôî^i^ S^ien bie ten Wtterfien bebioefb ban öcwen
^^oi magö bit aïïcg in ben beeïerïepen fiaat ban <^abib geiijïi enen fpiegel
fiai.ïBa^ Ijp &iîîgeefiig/ni öp bergeïeefe Ikl) met j^et boïfe öe^ toeeteIög:<i&oD

öeeft meer ?f€tigde iti fijn berte gegeven , dan fp bjeï Öa^b··" wanneer hun
koornen rooft vermemgvuldigd wierd. §faï.
8. J^ietb ïjp berb?nïii /
«1 ön eer bebjoefö
hand was dagh en nacbt fwaar op hem ; en ijp

be-

-ocr page 61-

704.· Vierde Boek.

bekommerd over fijne fonde. Ulaar tJOCg tcttöijïett de godlofc veïe fraertéïi
heeft
, faï ÖÊ'ni die op den Heer betrowtde goedertietentheid omringen.

©faL 34/1 ο, en 38:m sobfefefieeftöeïe fmecten / Ρ 't Ôtm qua?
uHgaat:
maat fO ÖpnJec aïs met andere menfchen in de moeiten is ; f^i"-
len fijne ogen uit.vân vert ». By^at d' ii:beeldirgen des herten te boven, ^fau
73:
S/ 7' heeft derfenfehié , fabequöïjcfobcöoeïïé/ DcrclJbetfcpiÖg
ÏÜi/ enen gcöungen ftrijd op der aarde .· ^jofe 7'. i· maar flÜ&inFt# ai|

aanbcn^ufóeitocgcfi-5jïr)3nïVüO|b/ baarijau^eefl ficm itan aïïc <000?
0c!oöiscn mi iuocjb gaitrib

a5cipmiöegemaiï3f)etbban'#mcnfc&enïicï}aam/Dïafb m gef-
fïen/ önti tot fi#ai[^i3p bail
iii'ijiJnarnitmerr ef min ijftboccrn ftaJi: Γ®
fian doR feïföe toe]
uit fiiïïierï fraai ontfiaan aiïaat öp b.an in / of w'i
isefoitôft bûo| ontmcftinge ijan ift onaangtrOixm^ üctoo?faafct iuojben.
Ten dage mijner benaawdheid feit laf, weigcide mijne ziele getrooft te
worden. Diicluik aan God, fo msaktf ik fni.sbaar : pcinfd ik, fo wierd
mijne ziele overflelpt. ^oöjt UM füecijgvcen öcrïijan iijne klaghte. Heeft
Gid vergeten genadig te zijn > heeft hy iijne bairahertigheden door toorne
toegefloten>
©aacnafdbeijli/ dit krenkt (uy: foijiMmet]^te|i|»lt]örï/bat
batômîbîi ie naging, fifiü"^ 7713/ 4./ 10/ n. <Βφζ\ Zwa quam fu

bette bat fp fei de; de Heerebeeftmy verlaten, de Heere heeft niy vergetep.
g[ef. ^9: 14. IBanncet fobatiige gcbarijtm in be mnïfröen ïtomen,- fe
ineinenfefomttjb^/ batbitbc tot ïjitt fsit- 4ïn een geïaljigctot
<Sab
bU^ Magenbe ; Gy bebt u met ene wolke bedekt, fo datter geen gebed
door en komt :
ï^ïaagï 3:44. bilt meiuin onfe ïicbm bat bc '^uitjeï boet /
bieôenbeïettîjan«Öob teüiÊben.
Hijufv in nare ccnfaamijeib bttlaien:

weemy! fai^£ïbibfe®3:en/ dat ik een vreemdeling in Mefech benj dac ik
ïn Kedars teuten woo ne. Waï.
110.5. D' een afgrond roept tot den ande-
ren:
©aarmdnnifpbenifemtoeibantefien/ geteeb om&en ten ijPïfc&fW
afgtonû toecö te fïepen.'tïl^a^
een doodfteek in fijne beenderen aï^ fa
anben dagh ende nacht feiden, waar is nu God> ^f 41; 11. ^iet ijtec be Satans,

öati^ tegenpattrjbét^/ cn be Duivels.bati^ïaflecaar^/baat^abibljati
Befïrcbentoietb : opbatgji metfflUciitelifeenfegt/ batfuï); be ^m'öej uit
ijet-tiScnif

<I&rtbaiîfol3fctcaï^ ben ioaten fïtijb Detteft/ öie ben geïobigen
fieïiaïben bie ban 'i ®tofeï) en ban öe ï©eerdb oberftonit: toaat in be^ ^Φ
bei^ crcfie iuetï» noeö befïg ίφ/ bat f^ be fonbige gebacï)ten / bjaojben/toeci^
feen 5 baarbcj» Jl^eereïb^üoo^j&eib b' aangebotene betbo?benti}db be^ men'
ffcïjentoebertdb/ en belfeif^begeecïöMjeibbe neigingen ber fonbigenatu^
cetoeberÏGïït. Kittiefbi^|ïetmee(t / batfïcfibemenfeöentoanenaangei
l3oct)ten ban ben 35uibd/ in boegen bat toeten foube/ Jjoe't met gen
gefldb^p; óentenguaöepo?ten/ b?ï)ben/ btoingenj fomtijb^ifftirtdibe
ben flrgb / en fomtijb.^afgefiagen / fo φ meincn- iïp toint «a pun ge^
tooden / aï^ fp fïci) btttaoimm geben boo? ïjet bïeefci) / en ïicf De tot oe bjec^
cefîr / om ö«nne ^isme ItiegeeïPj^en in « ^olgeUj lïfèaar fo fp geen Qt^

legcnt?

-ocr page 62-

,νηΐ. Η ο ο F D s τ υ t^; 57

fegêntlö^ib of (îouiiaôfîô aenoegïj en öeöbm (δαο? cmen of anberen iîïeefcôe=
ïiïîeii înfigiît tijeber^onben ) oni 't boojgenomcn en bemtnbe quaab te boen/
öan t^ be ^uiUeï ban öen ribberliii bci-fïagen. ©ooj befai inge&eeïöben
öoiïogö/ engcmaaïïtefcöabuto-fcöemeringiaat ftcö be mmftlj öati noci
iöelboojiiaan/ bat^pecni^ ban be öefie hcifîenenî ftoebanige mm fdt
öatbanbm^iubeimeefïöeiïre&en tooiben: en »6 boi niorb^ aangaanbe
fpngdobe/ bat Ö^Saarboo^ fo groten bgien bnanö obertoommï ötxft.
^ieixiretbxin/ mrmr ijiv/ bi-el ban onbctfeinbiusr te fpjdmn bfgmnenbe

■ÖnjJby hem felve te betrouwen dat by regltveeixiigis, en d'anderen niets
meer re acluen ;
fc aï^ bf i:;göte^iu-ïfciu pïegm. itlï!. I8: g.

7. ©an befeu of bdu gclîjïîcn jîjn't/aau bnat myn frî^pm

tffö. 2l5e!)aagii)m nict/ nitiinmen feit/bat fp beii grootiîrn h^anb.
binnen öebötn / en met ^em biiaitfiliap fionben : ai i? t ooîi batfe bnltru
, inctbelBeereibnietbeciop en ijebbcn/ m^a· ingelToMien ^gu ban fe
bai; ntci bo0* af ïteecîsïjcib ban
't Quaab/ maar cigeiiflnnjg^fib. Sift
Ôeb te ^praneïîer geïîcnb cnc anbere bjpfîcs^ ban be boo^gcnoemöe / niet fg
bccï bciicnb/maac ban bofer aait. Ebnbe ene teoïïmuaaifler / ^ieto fïcij
taonbcr tcbet' ban gemoebe : en bebong/ aï^ f^ tot îiiîjnent quani te naaprn/
cp 'üjccïiebagïjen in be ïierïî te gaan/ oiitbangcnöe noeötansS ben bollen
ioan/ al^ anba·^. ^at gabiîigbe niet ieber een : firecg fu minöec
Iberït / i)i?îb fieïj befîueben ban bm '#uibei / en bïecfbe^ ^onbagl^ ooh In
ïiui^,· haebjeïgefoubban ïicïjaam / ban (bat toaé er aan fe fiea) fôeï
fbjaat ban bioeb- ïset îlclf) ban bn^ iebig boebercn banfjareu atmcn
b|oeber/ nocijiongmansgnbej biefogiftggcïôïî/ fo nrcrfrig en opregfjt
toa^/aïgfu eigenfînnig/ Iraj / cnfcobenaïgebrinfb. ï^etbiajl boDibjaac
een bofe geefî / bie l^aar bii^ qmM en bcfatt. 3©anneerfe öaten ö^oeber iiit^
Sefogenöabbe/ iietfp fïeö meften in ïjaar bebbe/ toaarniife ai^mm
Ôaat quam / niet opfïen ftonbe / ijrt aangcfig&te fcïf beöeïiïtenbe / en ma=
ïïenbe fo fïaabjm fieni / aï^ cai bie op fijn ftecbcn ïeit. i€er feïf be t^b ïïon
fgt be^ naeljt^ïaei opfiaan/ omöaren tçoutoen ejoeber / genoobfaaiït ïater 't
èui^ te ïïomm ban öaar goeb bacöt be beur ban binnen gtenbeïenbc/^

Öteïb ficï) eerfï aan feïiere arme tbebnVubjobJ / bic mp feec ïang
iieb<«3genöeéft/ en anbere met mp: 'tgebebfomenigmaaï iu öui^eninbf
feetïi mï?'ö?uifïenbe. ^jj bja^ bejîreben ban ben ^lüb^ï/na ï)aac feggen; e«
Öeeft mn menig ure boen berïiefen. maaiite geen boeftaaj/ aï^ bie befe^
tenbjilïënfiöijn^"/ maauïagte bebbe ai^ be geefl öaar aï te fbjaar be^
Sftüonböaarinbicn flaat toauneer ife baar ter fïebe quam: en
fagSöaar in't beginniet anber^ aan al^ baar, fp fici) boo? uit gaf ; ïjoftoel in
alïe^ in 't Ïansb3ijïi0 taïmen/ baarfe mp met opïjieib geen bciiagen ijtbbnu
^[uam mg bjonbf t iioo^ADannecr epi wib eertoaatbig man niet buis
if fîecîift

-ocr page 63-

706.· Vierde Boek.

flerïï^téfecanmsaf/ öatóï^ etrnictWflaat^o^môiïiitetoâtfeftïa^^
3©an ooe af meet op öaac beginnenbe te ïetten / fa mechte ift mettec tpD/ oac
met fo feei' toel ïeuiijeiö aï^ semaMiftÔciîs/en ei0enfinni30eiô/m
uitecïiïten fcôijii öan ijeiiigijetb / öe bofe geefien toacen Daar fu
toiecb. mifiein geewp^eùicatie norö f ateciiifatie te jrjn / en^ t go^ ο «

ferommen ai^ een biefe/iöanneeirfeniet te bedöe ïagö.èoclj öat gebeucDe ïiffs

ï5eb?oeöeci>i)aöDen/ foïiefbefïootfn ooït <0oî> te 5ó'n. S^f
ïjaat te ftoaren (irijö / fo öaar öe bjoebec^ niet bec gatie toeecbig acftteben /
laar tointerteecinge öcrMeinbm met ben ^omaV en biecgeïijiïe. 3Bant ba»
be(ïo0tfeoofeiïp<aoömet turt te fïaan/ in'tge£fîeïi)iî/
nabienmen Jaar t
ijcöamcip niet taeesbig ïieiöe. 3|fe toiï beïten»en / battec fomtijb^ toare
f toaÎiDe»ô/i5p ban ïicöaam of gemoeb/met onber ïieptraaac bat en toa^ niet
feeeï. βρ babfee in 't begin te f toacen rato cm ^aac^ man^ boob gefett /
of't toroegbe Daar met een. ©aaï bp bier Meine ftinbecen / en eenen foo»
bie jïmiseï lua^: maac'teei-fie moefi bemeten too^ben met be jaren/ e»
boo? Ijet anber iöierb na ïjaren fiaat genotgö gefo?gb. ^aar bp ooft be
ïatcnl>nb (jaar toefen^/en betlpiaaftfaamïieib bp menfciien bie met fniïie bin?
gen ingenomen s^n / Ijieip baar een finît Vueeg^ boo? bc teerelb been. ^
§. 9. ^ietoebuVobjoiaboetmpterugge benften na ene anbere/ bie i»
tût<0ofîcrïitten^bebgeIîenb/ baar fp ooft biftmaai^'t öui^üjecft bn mp
bebe. ^a^ ^ο. jaren onb/ baiiöarm man / bie beugbeïijft en baar feêr ïief
getoee|ltoa^/bjebutoegeïatm/eiimetb2jeftinberenbn^ fonber toinfle fit^
tenbe : bef ttaarbe baar be roto / en ftriegetfjeib te famen ; bat fp ben eigen
8cob?nfi mifTeube/ ban anber^ gaben moefï geboïpen too?ben. toaar/
bat fp bet bihmaai^ opgaf/ aï^fpenen tjjblang onberboub genoten babbe
banbê feeift; cn'ttöierboeftmetbaar erger / famen't baar ban ooft niet
afgenonieK babbe. ^^ ^omeré/en ontrent be JiBep en j^erffi ijuam baat
Êegnaaï met bjaïiftb^ïb en ïaccben aan î baar op ban têïften^ boïgbe be
b^oefgeefiigheib/ bie baar be^nacbt^ geen rufi ni't baag^ geen ïucbt
ïiet; fbmttjb^fobooggefopen/ batfnben^uibel nieinbe aanbetoanbett
't boeten einbe ban baar beb te ften. ^ie b?ong baar / feibefe / on^ ooft
te
'^aan / bie tuat te na (aï toa^'t op baar ber foeft) aan 't bebbe quam / geïn»
mp feïf ooft toeberbaren ^ocb befe ^uibeï toierb berbjeben boo? eett
bjanftje/ uit beHpotecft op mijn berigbt baar banben^Crt^berojbineerb.
Cn 't beterbe aïlen-c na mate bat be jaren guamen / iatoeïften'toî^i^ï'*
baartegaanrnatoyfebanbetoijijen. <0en. i8:ii.

ΙΟ. '^anbiergeïQfeeberï exempelen/ol^anberen ooft toeï ontmoeten/

toeï te fjen/ toanneermen maar op alïe^ nabebo>^i« ï^t / toaar Diftntaat^ b'
ôo?fâafti^ Uanfuliftmiitijb / öiefogereeb ben^ni&eï toegefcb?^ben
€n 't ffcbbnt bat bie f uiaftfi^ üatm mce^ / boo? befen feïffi^öö moe==
tenbiöotflaan; toaar ban ift eenen nu berbaïenfaï/ uanfeec groot getoig^
te / en be naafi? oojfaaft tie mp m b^t prft seoefenb / «w bc c^u eerfï a^o^

penö

-ocr page 64-

VIII. Hoofd STU κ.
^eïiin't II. boeft XXIX. §. 7/ 8/11. banfcfeftf bjoteje^

meïö öie ίϊί tot^-anefter in ftoac^n frifflrgb öiftmaai^ ôe&Dc
iffet öaav' ife nu ter rffiijtc pïaatfe Voat omfianbigm; berijaal faï 'moetm boen.
Mitt ban be auaïc frif fo feec / om Dat ik ble ter aangemriDc pïaaï^ ginocgli
t)efe|ï?cVifni}eöbe: maatöoe fp öaac gcb^otg/ ï)oe
ih ni^ifttenïkoarοη^
trcntgeoefoiböeöbe j iuatiïîbaarîKio?csntbcïîte/ en ïjoeöm'emöe i$ ge?
toeefi.

§. II. fcoa^ in Daac gfmofb bcftoaacb/ en (fo öi^ boo^genieïbe
iïjcöulöbjoïttj/ biebiïilîjijï^ijp&aacquam/ ôaacbooiiâgeïotmbrbe; iJe«
flteben ban ben
bofcn <©i'efi. ^ocö Dit beflonö in ttoeberiep gebacbten bie
fPÓabbcbanöaacfdbm: bcnfîaatbaannfcbîa^/ en ftoe fp fsrö taar in
ie blagen öaöDe. Ban'teeifiei)ieïb fp tegen aïïe rebcn flaanbe/ al^ ge^
feib / &at tp onbecgeefilh ïjab gefotibigb / en beröaïben niet hon falig
toojben î €u'tanbcc/ bat fp ban ooft geenenïufi tot biöben/ totôet fe
fenenaanôaL'enban<i5ûbi^î©ûo?b/totbei|i#ôoui5inge of iet bat goeö en
iofïóhïjetenmag ; iiocöïieföe of genegent&eib tot man of feinbei-ea/ Die
«OC0 feer hïein toaren / (bjant fy toa^ een jonge b|Oto ) in fdf bernee?
men honbe. .llBaai' ban Φοδ^ ÏBoojb en fgnen <ί^ίπΐίί geboeide fp fïcö feet
af fteerig / fofe feibc ; en meer genegen ïjace teerefeinbertle^ te bisen ban te
iinbetöouben, iCtoee bjoubjen ijieipen en ont^ieïpen öaat / bjeï of Quaïift
tebengïïten. ?iïbïatöaarb'eene/ bie ijaat nicftt/ en b' eeiïte b?outoe
ban ben man toa^fonbecingetoanb/ ban toien tfe li.b.xXix.§. 18. bp
öeHegentöeibbanöenmanbie'tïegioeit ijaöbe gefpiofien ïjebbe; gaf
Ijmt
Soebe nutte ïeftm/ eri aï tot fïicïjtinge. Iföaac b' anbere fjiei: effen boo^ge:;
tnelïj / en bebe niet aï^ ïjaac gebia-ig neer u toerpin : f eïhenmaïe feggenöe/
batfpoofefeifaleben een^ gefieïbtoa^/ en geöurig niet ben bofen geefïte
flrgbenïjaöbe, 3[ftonbetfoci)ina myn bermogen na ben regijten grcnö
banbefeboïingbe^ber/ïanb^: en oberïeibe teïften^ met ben öeer^cöota-
lïu^ mijnen amtgenoot; gebjuiïtten beibe be boojfeibe nieste/ bie in '£
öaan en fteecen οοβ alt|ib met on^ te tabeging. S^aar boo? gebeniûe't
îiaton^raabenûo?beeïaïtijbbpïjaar ober een quam/ en toanneerfe bje^
ierom na reöen ïui/ïeröe / bp tjaar te meer geïobe bonb.

n. ?l»fonbe baar fp meinöe fcijuïbig aan te ^ijn/ fciî)cf£/
fcat fp/ Bp öoop^gefïnöen opgeboeb / en fieö genegen btnbenbe tot onfe feerft;
noeötanj baai: op te tugge toa^ gebïeben. €n feïjomi baar na in onfe ïïecït
aeboopt/ ennufo biftmaaï^ ooït ten ICbonömaaï getoeefi; gcïijït fp ooft
fier trobj met öaren man ter feetïte pïagö te gaan / en feïf De Catec&ifmn^
oefeningen bp te toonen : bat maar ïouter öuicïjeïrp gebjcefi j fp Ijab»
öe 't niet opreg^telift gemeenb. feet foube bit berijaal te feer berïengen /
inbienifealïef meïbbe/tojatife met ftaar rebenen bertoifleïb fiebbe: ban't
Bene naa|i ter fafeefc&ijnt te Wenen/ ifebonb daarin ttoeeboubig mifber^
Ranö. bat fp bie fonDe niet berfionb/ en't gene jpberflonb niet anbn:^ ban
Joo? tnbeeïbinge baar boo? en öieïb #are eerpe boïing toa^ tiaar eigen
feónïö niei/ maat bat fp «effent anberen niet betet onbertoefen m

Mi. i]JK

-ocr page 65-

708.· Vierde Boek.

ÏDÏÎ m Ïâtî3 met öa-trit Uth ïicl^ljc aangcmecftt / bat bef^ fffiiöe fa

batnooti miinenfclDaac in uetjonbeni^/ ηοφ ooit in fiaat Kan
Sïin cm bie
u born. lï^aac 't ijicïp niet / bat ik öaac feif op ben gconb Jjaii
ifarc büüngc bebicbe / m genotgfaam ( öabfercbtu plaaï^
iuigöe/batfynoaii ica^mbienftaatgEiBsctt/omfuliïm fonöe
tt orgaan»
ban/ m fciüc't oüït aan in^nfn W. ttirbtó^oebec en aaii be
Datöaarb'^nli^Mise btbo^ticn U)a&\· cnbu^mitgrmeanotTe
rcbnîcntcïjcipcnfdîcm/ banbkua fniïïentngeöeeïübemLlniuöcie
ïirn Usaccn.
€n bit iiïa^ tt bcrmöi'beifèir / om bai je niet ging guijnen /
cffofeeraii^anbccctoei fucötcn; of ban fijoarc opbampingcn cücrUaïien
tuierb: niaacbooigaansfïüïbïecflÏitmbuttm bnöaarfdlirii.

§. 15. ^ïtujap ïjft 'm\ï fu't anöcr/ Dat be finnen ïcbig toami; be
l3?0toii)aarfdöaiuiit^metaïts Dam gcbmbe om bat fp mdnbe/ bat fa
tïGbtjcrgctfη mciifciif ai^ fp Vaa^ sanfcb sccnnt ïafï ai ïjabbe tot ict^ gofb^.
ΙΪό^ίΐ anitgenaotijaar; ban/om bie Defonöêcc onbccbinbingc/ boojtaan aan
mijn bi ïriD tieïL-ouiofiiöt'/op Dat ijet toccïi op eencï^anben boet mogijcgaan »
^ fïeïb
ik ttoti refeïg boa?: cm liaar nn boojt^ öcïangcnbc bîeûoling on^
gfroerbteiaicn , ajboigengbie^aarfalftcnraadm onbemgÖt tc gcben/
batîltfematîr 'mm ccrfi aan't tocrfon ïtitcg/ om boo? bic mgmcringm
nunbcr tyb en piaàt^ te iatcn. S^ant
ih bcmctïïtc hlaarlfft/ bat ijaar be
ïkag^t öcröoièaöf S'nbedömge'tberftanö fcïKcpte/ ( inblenmen fomasö
fpjiiim
j om ccöoïfn üoQ^ tcgini'cömfn onnuîttemaïîfn; en aïïe^ bjatfe

batte indnnige bu» iiarrn aiibcröctecïiftm f!aat ban fonDe en bcrboemenif'
febaft tc iîoiiûni, ^lïïöirn iii |jaat ten ca)ïfη fo grfetb öabbe / öat fp om
liaurn man ca Bini cccu irt üócn ofiatoi moffJc : fp faribc§cbben iugcbjagöt/

baar iis bfi1)tut)ivbe, m üatfg ïuft iot aïfe^ ijaüüe toat maac uit ben ijuabe
ïüüa?/ maar groten af fti-ec ban öi'tgofb.

χ4. '<©crt|aïbrnmftöcnuHnban aïïe^ fpifFienbe/ ioaarom ίδ mij=
neu|ïr«iinit artberpi)iefö: l^egünb iïï ïïaac te feggen/ bat ift moebe toa^
baattgcuijaai grmoebiebifpuicreni Datfp ö^t buiten ttoijfeï feibe bctec
toift baiiiïï / ϊΐΰί fp ban binnen toa^ gefteïb.
Wact wie van de menfchen
( fciD iU ) weet het gene des menfchen is, dan de geelst des· tnenfchea die in hem
is
1ÏÎÛC. z: 11 ♦ ©at iïi ban bïeï orti üefi boiUe fo. tegen fjaac gefp?oi«n
^aöbe/aï^ Öopciïbe bat lïet fo ecg niet bjcfen moi^te aïgfe feibe / en Dat ïjcc
mogijttccegiïte itomen iBaac aangemerïït Dat befe j^nteïiüe fonbe/
5ijnüe ïüflmngtegen^'0 ïfcercn boojnameiih in't ijert? bJa^: fo.
ioiïbe iïï ban i>aac i)em niet meer oo^beeïen /toaartoefp f^U be uaafie
ina^. êoube ban boojtaan met ïjaat fo öanbeïen ( Ijoebïiï 't mp ïeeb m
icô^iïiïieïp te benfeen Sba^} eene Dieçecb^ in öc teufugt eu bjanö.

-ocr page 66-

Vîîî. H o ο F D 5 τ υ κ. 01

^if tai"û / toaar Uoo? dît anïtec menfcïje foisbe fcöjiïïfecn / gcbiH Daât toons
beriueij cnniàafetempgcopt aanficn tu't betijoig/ban aüe^ öat ife&aac
qtmmUûo? tefieïïeu/ omteôcenoftegdolîm/ en ijecboïgcn^ ook ic^à-
pcn.

§. 15. ^cgcmberijaïbenôaarte fe0gm/ èat fcïf be rpc man / toaui
kmljpïagötebjgiïöoi ίη ijec ijdfcije öiuïï: / nocîjtan^infuiiimfîaaiôooi
fî)neUîjfb?oeôcr^niïfiîbefoig&tajas?î Ue-

fonöcni)öïïö?/D!n|)m Jsooj Die pïaaï^bcr pyui^ngc / ioace'tnioadgfe/te
|)oeöm5 öeeï eer bïe moeite fdföfnotiurnfouöeörbbm/ ai^öieöaac toe öe
naafletoa^. ^a/ fetóefe/ ateUenmi^fofeen tft ai^ Die cpe man; my
biuvht iii ïlg aï in öat buur. 't tod ; öat tuiïcn iayi tcrftoub ban tïcn»
bp feit jpauïu^ ooft/ bat
fo temant de fijne, en voornarneïik lij ne huis-
genoten tiiet verforgt, die is erger dan eeti ongelovige. i
®im. j: 8. 3Bant

ooh be onsdoiïigcn booï i)«nne eisen |)uifgetinncii fo?se blagen : men
binb ^eibenen/ ^oben/ Cnrften/ bie U>d te fanien ic'aen al^ man m
tuîjf; bie IjuuneïîinbccenopqmeHcn/ foiscdimmer^ alg'î ïic|)amdpen
bncgeeïiji» betreft.' )Éeöen i om öat Dit maar natiuiiliiie en &ur0ediiie beng=
bensijn/ bic fcïf bebeeften öeböen/ en baat toe geen befcnöere gmabebaii
<Btefl Sian noben ^eiiiaïtién / feib îïî / foub ih. benfeen / aï^ gp
tooub / bat 01» befe bingen ooft foiib iionnen boen. ^j? foube onsettogfeifö
fuïjc oeïooeijenö ôeijûen / inbkn
ilt öie e^ïernjpeien niet tjaböe ïaten tioo?0aan:
maar nu tua^ 't antü300?b/)a.ï©ei aan ban / feib iïi boe/ ift neemt er b^ j bat
ü uto man en fiinbsrije^/biebp u
|n/foïief jiinaï^ ben rgiten man fpn me-
nt blifb^oeberp' toaren ^ en olöermit^ uto maiiboo? grote moriïiiïijeiö gebaar
ïoopt ban te koojben fo ai^ gp ; bat gu om öem geruft te fieïïen eeng lueber^
em aijs boren 't op en neer ging / m op aiie^aeijt gaaft aï^ 't bcreifeijt
âiû fat ubj man ficïj buiten ibjyfct laten boojfiaan / bat öet met u beter t^ :
en baat beöocf 1
't ergfie oo!ï te toeten î 't niet genoegij bat lU ïiet toeten
meet/ öoeïeeööei HIP ooft ί «i^oit rallen fó'ne faïim in berioop/ ent
baiii)mîïtû(ïdpfotoeïai^moejteïp/lJU^ ïanger öui^teöouisen. ^p/Die
Öaar eigen tiiceïijit beiang in bcfen ooft begreep / fcïjoon op Den naam lïaar#
inan^ j gafmpgeöooj: fp üeöe fü in beterde ban ftanb op ijauD.

i6. ^hboeboojiaanbefpeurenbc/ öatnubpijaarnict ïhriiteiife beri
lieitrtnïionöe: li?agljtopbtnfeïföen boet te toege/Dat fp be ftmberen iict
ïïibbenbaarfeiipbja^/Ijet gene fp te boren meenbebatmet baren bofen

téiöe: toel/bib gp ban nifi/to|i üiöï}en;en gaatet u aan't öerte niet / Ijet gaat
011^ aï aan '£ Ö^^tte. iBaaromenfouD. <600 on^ niet beröoren/ toan^
neer top bibben bat öpnóetuiöben leere i €ttboo?t^ bemerfeeube/ batfp
ttufeïfbebcfeteiiftaitoeni:|jtebatfemogôtgeï)o
]ipen5|j«î fofeib ife/ bat bie
onbergeefiiMjeiötoeiopüiefonbefionö/ toanneeröietoa^boiïebig/ en ges
lïeelïïeii^jasöti m^v bötth meerenmeer opaïïe^ ïettenbe/ toaaç affpηψ

^ g aan?

-ocr page 67-

Vierde Boek.

aângaanbe beeï omfïanbislöcbê öaö berfïas geDaattiïiocö niet bcfpcure fton^
öe/öat ïV aï^ nocö öcso? aUe ûedê εη tot ben öoo0öflf ttap tian Defe fonöe toa^
gctoecft, baatoni/ fctb ife/ bonb ift ïjet in gem autmrcn / öat embteUecs
bernictinbefe fonöc Ujaj? getoeefl baufp/ niet foube ïtonncti tot gmabe
fepnien. 'til^a^ gacb : iftcn ontfeenöe üafl niet tnect/ bat fp bte fonbe
cücntocï bcbjetom öaDöe. ^o morfi Ijet toefen : en .geïijit iït Ôaac in 't ^en
geïo£if be / fo fp mecnbe / geioof be fp mp ooft in 't anber. Cn boe öegon
De moeb ftaac bageioj; te toaffen/en on^ met öaac.

§,17. fHUenj: ban hreeg men ïjaar fo üerre/öat fp ooft aan be öojgerp en be
gemeente luitbe bat genoegen gëïjen/ 't toeift nu öaar mmi en 't öuifgefïn cn
tojienben namen in ïjaai: boen en in ben ftaat toaatin bie backten bat/e toa^.
^onieenbefp/batanbrcenmifleibtoanoojbeeï toacen/ om bat fp 't toa^.
^pnambanUoo?/ fteteen^tetoagen in be fterfe te gaan: maar bjeefbe
bat fp boo? optfleïteni^ / al^ een tiertoo?jpen menfcfie/baac betoeeginge
niogit maften/fn fo tot ctgerniffe jijn. "^οφ bie te niinber fuïïenbe te
fensönteronbeïienbepïaat^ / enonber ftïeiu getal tian menfcöen: ioierb
fpjjeteen^ metöaee nicöte / om tot ^elfum gelegen bpEeetoacben /

tooonte/ toeberom <!3ob^ï©oo?b quam Ijocen, nicïjt betïegen om bit
teel te raben/ en ïtiefenbe 't öermoebeüjjcte / feibe / met ontfieïteni^.
jjâaat bat
tiieï anbei·^ uit. ï©ant fp öecftiaairbe na be jjjebiftatie / bat fp
geiijfteenfiaaftofbioh (toantijaceiu&edbingetoa^lianljaac feïf niet an-
bee^) ganfcö geen betoeeginge
in ïjaac genioeb bebonben ôabbe. nicftt
toa^ boe op 't felicanbecfte / om 't onUoojfien gebaï regijt om te fteeren : toeï/
feibefe / fo goeb en öab ift ïjet nocïj niet gebackt, 't €n i^ ban niet geïijfe ift
niembe/ batgpaï^ ene fïefte/ fonbecïufleen^ tDeberomöetetenpjoeöen-
be
/ baat ban ontfleïb toojb .· maat aïïeenïift / battec noeft be reg^te fÏnaaR
Riet j bie / |)ooj,i ift/ noc0 toeï ftomen fal. 't «Öebieï i)aar toeï ,· fp toaags
tet aeljtermibbagb in be
fiab tot iteetoarben nocô een^ j en ftoub fieô
ooft bolbaan Ïli>p i)ieïben baar op aan / en fttegen ijaac eerfï abonb^ in
betoeeft ter ftecfte binnen ^taneftec/ baarnabe^ mojgen^fn beineeft; m
boe bat ooft ïoeï uitbieï / in 't ïaatflen op ben ^onbagö ooft.

§. 18. 5^aarmebe megïjten top beginnen ban be betering tf fpjeftetï;
bie fp beftenben ooft aan ïjaat feïbe te befipeurenytoietb ift ban ö^at becfbeïjt/
in tegentooojbigöeib ban 't öuifgefïn enb?ienbenbp|)aai: in met banft=

fegginge tot <0ob öaar öoo? te gaan / en namaaï^ in be ftecft 1 - baar langen

" " ........ ' '

feïbe bibbenöe / bie meefl met ïiaac berfteecben ,· om bat ift toi/i / bat b' gins
beeïbingengemfensynbelicöteiifttoebetfteecen / en ban toeï ongeneeflp
löo?ben,aiat anber^ laar betrof; fp fj^öegem gebac0$e«iwi« ai^ boren/

maac

-ocr page 68-

ν π I. Η ο ο F D s τ υ Krs

maat ôieïb fîcb feïbe nubemonie-ïSi ï)çcfîdô : toaar op φ ooft ïmn öateb^im^
örnrngcbucmtfanicncïep/ mfdöeweeft^iydemetmy.ly: <i. o.

Öceft cmtcent tfeeejartti na ötm itjb geïcffö / fu fitofgefonü cn hranhi
t!3 in '£ geïoUc ouîser myrte en Dec geïobigen gc&eûen met ïje j^are. ^jet
baarnuDefenfiEîjô î tcaôï baufp nooit erîfaiôe te üecïaffcn 5i|n netoecfî/
boo?|)onöecöïetTen ijantïema0^t nïïiiibe^ ^iüï3eï^/ óf ban De miDöeien
om befen bofen feïien bpanb te bebecijten /. of te bettiJinnen. €n om ben
Siefcreinbeiiheen^itoatbcfciieibte geben: ife ijebbe b^eu 0fe|ï in ai bien
ti)b toei nasefpeui'b / en opgefocijt j geï^ïi ίϊί öem nu ijiec ooife to?
nen taï.

§. 19, iîphja^banbanfîaarfefômsebig/b^oûmbangemoeb/mmiiib/

mcDogenbe ontrent ben armen, ^it laatfii tot ïjaar nabeeï : aïfo be üoojge?
noembi lurbutobjoïu baar een^ te meer op aanging / bie telftm^ oip ju öat
buur goot/ai^ geftiö i^/mct geöurig en fïuaarmoebig taimen. ^ocö iua^ fp
ruimeWiiniiofieuMeebingcopgebjaglit/ en ijace b?ouiueIifte fmneïifeiïeiö
öeeïfeeut'^gegebctt. ^at boïgbe öaar fo niet/ toanneer fp nu gctrotob
toa^: a^fobeman/ aïbjeïfobeugbeïiitinoubersSifjm^/ maarbjptaatfuï-

fojgen/ enbaarminber ban te treRfeen. #m'i öwifScO» ban gronb op
iaielteonberïeggen/ entiabbefegecnrebenöaar^man^neerfiigöeib en
fixU
nigi)ei& te ïaftenmocijtang^ baar bp geen boebfeï boo? ben ïufi^i^ boren.^it
in te feroppf/en baar by ban ge(ïabig te fterbenften/bai ijaar be toeerelb nocij
meer aanöing ban't bei}oo?bejbat b|a0ï)tï)aar met ber trjb oofe in bebenfeei^
of fti ban oofe ber Ïüeereïb aï toeï afgeflojbcn / en bi^ opregïjt in ijare beï^b^i
nitfe boa^ geteieefi j of fp be ï^oop^getlnbe ooft toeï berïaten ïjaöbe / om
fntgfïn^ toat meer uiitoenbigöeib te iiomien pïegen m be onfe. 't n«
geïjeeï aan b' anberê 5i)be uitgebaïïen Sma^.

20. .ï^abiteyempeïfoub ife ηοφ berfcôeibeneberiiaïcnftonnen/ lu't
eigenmïberbinöingej maar geen baar iftfo tof inig ban öeu fonbigen fuur^·
beeftem in bebonöen öebbe / ai^ in bit S^oo^gaan^ / ja (magi} ift feggen)
aïtgö/ ïüanuecr öe^ menfcöen eigeiic natuurïifte gematigboeib baat af geen
oo^faafti^/ (bsaar af §,1/3/4.) faï baar iet fcöuiïcn / öat ï}un gemoeb en
tonfcientie bebiefet ö^fft / en 't gene f); niet feggen toiïïen ^at ïegimen ban
op ene
aanbccijtinge bc0^uibeï#: toaaropbe^jebifeanten en bc b?ien=
bentoerïicnbe/ nietboenbantoaterbojfcïjenj met tcûoiieïiHe tooojbenuit
be ^rö?ift baar op tepafTen/ monbtrrigDtingente gebenî bie öcn niet
troojte/om batfe niet toeï bietötenbe ïjetrej^ïte feer berbergi/bat ban fo beeï
temeecbcrbuiit/ of ioeï bereeït/ aï^'tniet geroerb toïü?ö iiocö geraaftt,
feet quambp mpeen^ feftere b?pfier / (faff Ôictte) itïagenober fuïften flrgb.
Jfâaar iïi ontbeftte 't feer. me ^uibeï feibe batfe niet en i&onbe faiig
ïwn/ om batféftcijinoiiec&töab berïopen. jHèaar 't iiaperbe baar niet
^emanfpsrfoonïietïjaaiï baft fitten/ en fp ï^abbe ïieber bat öp toebec
Quam, i^n&uit / fpgaftcltennen/ batiiaarfbïeebnift toa^befifonöe

. boe

-ocr page 69-

712.· Vierde Boek.

00« ibe^itàn te ge&Bcn / aï^ batfe bte niet meer en mog^t öfffaatt. aaf
baac aiîOccen faaö / en faglj öaat: naôerôanîï niet meec. ^oîÖ öefe toi! îfe
b^î 00 53on0c niet bergeiefet il tje&öfn.

IX. H O O F D STUK.

Sulx ailes word nocli meer beveiligd door een fonderling voor-
naam geval cot Franeker gebeurd,

I. t'iaab ïser rrbot ïetö nïi; op ht feïf be piaat^ baactbocige gebeucö
■Mi^/mîoî fcn fcccbcoriïaamgcüahbaar ^rr^öi^t ^pooiv^efeten?
Öeib / Π1 aïïe^ ^at fcöia* Uan öen ^uröei Uio gefeiD /ia ceiïen nunfcije ifa-
tnm
ftomêient gene inu toeï eecfi gcnooïifaaïtï ïïeefï/ni^t fcïuen tneer teoep
μίΐΐ ήΐ èk geöacijtén / tot öat iït natter tgö ben uit oen bïoöm ga-aaïït.

aïaninïelöïi'i'ütja'&ifiö/ eiutof iit geen aanfîenlijïî of gcïcecD grfeïfcïjap
aan / bat fïcï) niet feec brgecrig toonöe / om een öefcijeiö^iöïi bethaal baar
af uiimiineunionbtcijoren: Daaeeih gcïcgcnïödöuitüïifïtenmien/ osn
fyngetioeienooïïtcfcggm,· eniitaifo met een bequatn/ om aïle^ bp m?»
felton nofï) aï nabcc te Detcagijtcïi. B^ïen faï uit bit toeriiaaï / uit goeö ge^
Öeugen opgefïefö/ tenïaaarflenfTen/ ïjoefeecii» rebm i}abbe te bebingcn
niijct V. |)!30fbfïiiïi ban bit bid §■ i. bat gmi geïegentijeib nod) mibDeï
nîortbei'grtenixiûiben/ opbainienniagljbetfeïierbsijn/ Uan 't genemen
offeifgeïoben/ ofanbecen Uooj tojaarîjctb tuiï berïelïen / beiangeube be
.pjoeben bic feïfbaac af genomen Rebben. Sii^ fal ÖttT ban nu eet|i b'
Öïfiotte UerteHen / en ban baat nit mtin ocïbeeï feggen.

z. ^[iï fpaar ben naam be^iongeïiiig?/ bie nu aïboo^ / eniüdïier^
naafie bïoeb en niaagfcöap iniane goebe bjienben spntaïïeenïïft fcggenbe/ om
be^ 0nt{)ouben^ toiile/ïsat |2)n naam ïiïaa^ïïïaaften χοαφ. ^p toa^ / toan^
neer bit fpeï begon in fijn |aar / niet Uooi&arig in 't optoaffen / ncuri) in
/ïjn ïecren ,· ooit niet groot ban begryp, €en boojnaaiti man feibcmp/
ijoe öem boo? fi|w foontje/bat üeneffen^ ^ïaa^ bji benConreetoj boe ter feljo'
Ie ging/iiem berliaaïö pabbe/toat lüonberïifee bingen b'anber fomtijb^ pïeefl^
be bp be jonger^ in be fc^ool ©at ^n bjeemb gebaar niaaïtte/ met bjaaijitii
geberogtn/enÏojingingefijn^ncljaam^in aïlerïaïe bogijtni : batïipniiö^
ben in ben toimer type iteiflen toonbe / en ben aiiberen aangeboben ïjeUben^
bt I toeberom na ficö nam en feïf op at ; met btergeïnhen» öP
ï>e fïerïi ( baar bic^ tijb^ be fcljoiieren ene afgefe^ibene piaats» óaööcn gelö
«itbebaniiiîaaibe ; na bat teborenbanïienïianböeiöficbig ban geib tjaiji
be ïaten fien, 3|)at ficlj niet ûnîfagfj te tcggen tegen fpnc bertroubjeltni
gen/ bat öp fuï^: bebe boo^ enen bofen geêiï / toeifeniiP^^^^w^^-^^^^bf.
ijeb iïï feïf ban ban fcïjoïteren fuijc geöoojb ; en bat öp uiee^^maïai bφ

ten

-ocr page 70-

I X» H ο ο f d s τ υ κ.

tmfcöooï/em^uitcenfjui^öaiïcfptcfamentoawn/ en cftt§> nit b^iiïaai^
Itanö'^aöemie nabceïejiîîeembc&etoiegtnscn pî^ ïir&aant^/ ΓφίΓϊίίι/
baac uit öc ijenfler/ giej: uit ώ gûojt toa^tDccöseïopen/ e« Vucecseïiecrö/ mcc
SVOte UcrDaaföi)ció ; m Dierseïpe öiiïs^n iwetr.

§. 3. j0ietiaRgbaai'naboo?öfn^ectorijerïicmbfdöapt/min öc^ €m-
ccctor^ fc|)ooï geïionien : fo tionö lit op be bïotc cm ronö met ftrijt geieftoib/
mrt eiüge ïiataf ia·^ öaac binnen ; öet een ^cï^ftcntu? niet qualiïï mm ïjansr-
fiop / m enige cyfec gctaïïen i / V
3/ 4« ^ · ^^n 't miisöeïpinit üf baar
ontrent (Ujanigetcan&toa^inibfn cotoen maac gitraïiïten) toag na ïf
een jybe toe een ftroïnnie ftceeïi/ alö een Danb liatfeï enec öanbïneuïeu t en bit
aïteniaaiiiaifiiii5eiî3?ebfnj|[îetVjèilbejongci:^fdbenop ï)im inïîoînen ge?
öaantcjtjn/aïfo fj,i fteni aHeen baar ojj belopen iïaöboï. ^aarVna^
00^ eengat iw benfcljeibnumr/tulTcijen bie m be naafiefïrijooïjban aiïm(ooïi
boîî ben Canreetou 'fcïf ) üeeï te ftiein geooïbeeïb / om fijne öanö baac boo^
te
fteïien: 'tiyeilîôyeeljter^ebaan ijabbe;m baanm niet feonncnbe be fjanb
Uieöecomteru0geireMïen/ ödpfc Daartoe/ iia't eenparig coibeeï ban
Ôα^£üîΓni3eeïtcg£ûQt5ιυa^/ men fïeen uit ben nuuu: mebe uitgctroïïfeeu
l)iïböe. ^oci) bit niet beeï aciitenöe/fo bjaagbe iit ï)em in alïer tegcntöoo?big=
ijeib/toat boeft bat nitseU3?etJcn ronb met bic ïtaracier^ tcbebieben liaöbe.ïlii
iicnbeftiiïenfïam/aïpiïiïioogenbei entenïaatflenöarö gebjonsen om te
feggen toatiiettoa^ ; fo feibe^u (cnenanberenioeitniafenüc bie fijne δφί-
menbaifî) dicta, fegtgy't. %efebanbeqontoieïiet^tefeggm; maaraï^
fo iït 't ban ïiem feïf toiibe Boren;fo qirnm &ct einbeïiïî/metftiâïîê enöc bjoii^
ftrn aï mompeïenbe / en gin^ en toea* ïtgïicnbc / ïjier op nit. ^at öp bien
ciriîeï baar setroïthen öab&e / om met Hem te fpelen : bat bie ftreeft/al^ ge^
feib/na eenöanbüatfeigeïpenbe/ oiïber'tfjjelenbat gebjuiït ooft öaöbe/
m fïcl) b?aaibe,· en fo beeï aï^ ï|et setail beb?oegij baar't opfîaanùïeef/
fo bed gelöé troïi ban een öimber beiben/op toien^ aaîîraM |ΐφ Dat bing ge^
fc^aaib ijabbe. bjaagbe / ïjoe ijp aan be ïierfTen en aa» 't geïb quam ί
^n 't anttooojb toa^ / bat Hy 't ïjem gaf, <0eb?aagb / toien ÖP baar beo?
berfîonbîfo feibe ôp/aï piniïogenbe/en booj firij ijenen fieiUse aï^ bcfc
&ioomb;
Bedzebubbaaropmetme
ernfiigeïefte ban tjem fcfietbenbe/ begeerbe
öat öp fonbe bp my ftonmi.

i 4. tsuijc öoenD^ toaë ijet ergfïe / bat ïjp ten fcôerpfîen ban mp onöer=:
bïaagö/ ftttflufebïeef fiaanöe ïjouöen: berhïarenbe bat tjem be ^uibeï
nimigmaaiberfcïl^t ,· ban in aangename gebaante ener iufroto/ toan^
lieer D
p toatgoebl met Öem beo? ïjaöbe/ Dan in öe onaangename gefiaïtc
banbofeofïtaïf/ ooïitbeïeen^man^: maar öatïïpaïtöDcenen boet öab?
beöiemi^'maafethïa^, ^itïaatfïetua^mp/aï^ een gemeenioopje/ mecfi
iJtrbadït. i^p fcï)?oomben ocii niet mp te feggen / bat |&p een ïjanDfcô?itit
«anben^uibeïiîabgegebeni ijoebjeïop'tfeïfbenaberonberbjaagb/ niet
tiiecijten toiïbe ( om bat ïjp niet en l^onöe ) ï)oe bat toa^ toegegaan / of pe
't baar mebe fïonö. <6eb?aagb ftoe fp mafôanberen gebonben ijabben : fo
ίΦεβρ/ bat&ptottotoaröen/ aitoaarljpmetfi}m<i3«i£i;en eeHiaac

-ocr page 71-

714.· Vierde Boek.

ofVuat geïföm ïjab gcteoonb/ m fpden^ gefïnö / met Qthttïi ban 0cïi5 ;
Daiïiemfccrïptci/ ombatïïitfagööatfijn^ gripe ïmapm öe^ aïiijïï Qc-
noeg baböen/t>aar ϊ}π öa» by te ïtojt quam: |ΐφ ïjaD oîîtbaiïenîatm enig on^
toaatop ÖP icmant ban ter 5ijDê fP?^^^^/ fonöec fien/
ik
fal u wel van geld yoorfjen^t ^(j^tOaat ùei-fcûîjucn tüaé Daar op gcboïöö/
en fo aï boojt^. ^ït bjaagbe öcm / of't Dcm niet tolube / fuï?: gcbaan te
i)ctiben> en of
öï; niet en fonbe tocnfcöen toeberom ban bie bet&inteniffe,
te toefen ί fetbe/ ja : maar met feer toeinig ernfï. ^aar op be^
0oni]^ï}emtenïjatbfienaante tijgen / bat öp geen toaarö^ib fp^ift ; aï?
fo fyn feggen ongcïoofïi)i{ en fuïh boen onmogeïp toa^. ^it iaatfïf inaj»
om'tanbernitöfmbe^ tebetee uit te öatoi: toant anber^ fefieen my bat
boe fo ontnogeïtjlft/met toe aï^nu. 4^oeötan^ i)p bleef er bp.^oe toa^ 't bat
iïîljfnitaonbetoelheen grontoei bat öet toa^/ aïfo te boen; en fo't niet
teaar toa^' / fuljc te üerbicöté/ om fïeeM naam te Ijebbêbp be menfcö^ /
aïebeulKdof'teere of fcijanbe toare. ®atôpfîjne(©uberenbeb2oefDe/
frjngefïagöteliöonö/ öefïaöberoerbe/ïie gemeente ergcrbe/ en fijne ^ieï
ter îî^?euen obecgaf. ^at ebentoeï / fo beef aïs? bat bfrb?agö en ôanbfcijjîfï
aanging./ 'tfeïue/ foöpfÏrijban ïjerteH fTecö^ tût eqb befteerbe/gem
feragi)teni)abbe: aïfoijp minberjarig toa^/ en ober eigen iijf nocïj sieïe
gantfciï geen regöt en ijabbe/ orp aan ben ^uibeï te vjccpanöeniaïfo fn beiöe
<aobe^ 5iin. ^e^ niettemin ÖP bïeef er nocö al by/öat fo fcöjomê
foitbe fùilie Dingen mp te feggeiï/fo'tanbec# Voare;ten ïaatfini ebentuei toat
meerberotobetonenbe/ enfïcömetmp op mijn becmaan
ooïï ten gebeb?
Dïpenbe. baar in fagï) ift mcöe tocimg aanbatöt/ of gantfcô
geen.

f. 3^etobjbeeïbanbenïîîeciortnCûnrcftûrVDa^aïîS'tmi)ne: bat feit
&e<@uöerf toeten / en be jonge metten eerfïen ban befcDooï morfï / om bc
anöeren niette bebecbë. Sjftberfeöoonbe eerflbe Jèoeber/ en fp?aft aiïeeu
benï^aber : Êie &et eerfie gttmiaeeftenbe aanijoorbe / geïijft öet toaar^
lih om te ïacc^en toa^. Ifêaar aï^ ih qnam tot Hem en tot Beeizebub, tjcr?
anûerbe fgn aangefïcöt / en ÖP bebanfete mp : berhïarenbe nooit iet^ aan 't
feinbgefienof ban ïjfm iet gefjoojb te Rebben / bat na fuiit boen geïeeh/
maar toeï/ bat boben anberen toat fpeeïfïeiii .r^oeber qnam ijet na^
becöanb te toetê/boe't nobig fcöeen;Die 't feïf be feibe:en fp toierben 't licijteiili
te famen een^ / bat fe i)cm t'. öiu^ ôieiben en booj ene troutoe bienfïmaagb op
i)cm ïieten païTtn/toaar öp ging of (tonb.^efgeïijfeê fïiep öp'^ naci)t# bp fij-
nen bjoeöer/ bie een boïfïagen flubent toa^ / en bequaatn om op ï)em toe té
ficn. faï ih ban berbofgen^ feggen fioe ift met &em boer / çn toat mp na
«J^ boo? ban D'anberen gemeïûi^»

§, 6. .lïlenöieïbïjemmeefï in enfo Óp uitging/ toa^ O^t aïtrjb
met bie meib : bie niet en mifie t* eïiter pjebieatie met öem in be èerö te jgn;
baarfcooibfmeïitcmaaïgebebentoierb/ eniïemgebnrig aan be jijbe fat;
iegöiacüi.eï ben piebiftfioeï/en tegen ober ben piebiftantbienietenpïèöilïi
u ; om in
't oog te öiebben, ^aav ftonbm ö?ni ooit ö' ouöerïingen ban

1er

-ocr page 72-

IX. Hoofdstuk. ^y

iet 5i)0en in ört aanaefîgïjtc ^ien / aïémrbe enige lioD|iiameM!sm/ bie
baar bp befanïiece gefîDeitcn öaööen, |)|i fat baar tiiïl, maar pinfeoügöe
bihmaaï^i en fagD bafï om |îc|î lytm'l επ fomtijb^ na ben pjcîiîïifîoel
5^ocömenigmaai|iïtt ïïïïüunöcöiiacn/ooïi iii öcn fonirr,· aïë oft i)»
feoiiïJ lïaDöe getoccfi: maar mcffl gdpcnbena futipcn/ of Uïascîi/
Ïïi^men bat in JFricfïiinD uomit/Uau be îfrniijntnî. ^e mebcfijn^ noemen

icnvulfioneiephpïicas , Of 5miî\ijirfilïîuî0fn aï^DCr teftïït'ÏiÜe fïCÏjtt'. ^Ofö

fp quamenïjem nooitobcr inbe ftcrït/fo flijaar/ bat öw aan'tbaïien raaïitc.

feiöe Etii^ tot nip / Dat Hy |)cm biftmaai.s^ inbcoreu fp?aïi ; en em^ of
bttmaaï gefctblïabDe/toanncrr ίίΐ op fcai
pixbsïîfîocï fïonö/wil ik er hetn eens
afgaan ftüteni boc!)batijp'töabDcïctt, iJjaagöe/ ofooïtmïjn
icga niet toeï in bat gebaar geiarcfi ί friöc/ neen. çtrïoije
bat!}iîiiîri i)eefitûiïïm ijlcjicn, onimptoijlteinafim/ bat m fumcn man
iua^/ Ιΐΐ îb Qualife wiet bm WùiM ftonbe. ^e ho^et fieïbe ecrflop't

briefje ban bsoitnbbingc/ eren jongeling die van den Duivel of Satan gequeld

Word: bocnbatbccauberbentoirinamaai^/ (Idienùeinpiaat^UanDuivel,
enmbofenCeeit; omûatDiciîittïîem^ucel aigcmemcti^/ eu anöere uit^
iegginge bcröiagcn ïian.

7. Seïjeerbienipint aïïercerfï ï|ci fîuïi gemeïb Öaöbe/ beöe enm
man opfoelten / tot ateeinarben tDooîîacïjtig / bantoimöctfcggentoa^/
îîatljpoûït langen tijö feer ftoaarïiït ban ben ^lubd toa^ gcpiaagb ge?
kbeefL öidbmen rnen tijö ïang bn ben jongding / om ^em be ïagcit
tan benbcfen bpanö te ontbeïïhen/en op'be f\aaarfie ftû?mfn af te regijte en
te flaan. Jlîâaar ih bcfagl)
biai gocD? man/ en îjoû?be öcm metbeeï opmcc^
ïtiiigc: 't Ιοείίΐ fo beel bcbe bat mp 't tocih noei} meer bcrbacift toicrb ban Ijct
ban te boren toa^. ^et aan fijn gciaat tc meriien / öat ôp i|et nocij
niet bafï en öabbe: en fijne rcbencn bcbonb iii fo bcrtoerö.bat ift noelj eer ban
Öcm ban ban bien jongeling begon te tlu^fden / of 't ganfcije boerrt
geen fantafp en toa^. <0cïijïï ï)p eoït baarna bertrohZ-ganfci) fonber enige
fee minite b?ugöt aan mijnen patient ( fo magi) lïi bien ïiiaa^ ïiïaaf5. tuïiift
normen) sröaante ftebboi: ja eccber toa^ ÖP nutt gttuccfi/ geïi)ït bte
teeöniuebpbeanberebjoVu/toaac ban ν iii.|,8.om'tsjuaab/ tobe^rebaat
h' inbeei&inge piaat^ in Ijabbe / noeô meer te ergeren,

§ 8. ^ε öienfïmaagb feibe ban ftem beïe bingen/ bie maar ojj
ïiaar geïocfbetnfien mocfien / aïfo fp
't maar aïïeengefien ïjab of gE|Kso?iï.
^c©aber toa^
feïbai&pi aifo bie/b' eenfaamfieib bemimmiöe/ fic^
meefi alïetn op f^ne ftamer l)idb. ^elBoebec met ijaar lid^aatii^ fteaïiijeiû
fSrer beiaben/toa^ ooïi niet bequaam om boo? en acijter op te pallen, maac
anber^ tod berfianbig en opmerftenöe: en toifl aïïecu te fpjefce ban %ct gme
bat ontrent bie plaat^ gebeurbeöaar fp fieïj berijieïö.^tjn anber bjoeber/bie
flnbent i»a#/en0P aï^ gefeib i^/ fliepentfamenj enbat
gaf bangd= gentljfij
om noelj Uidiitgetoaar te toojbeiï baar aan gdegen ïua^. öeb m

fcïfüJdiet befonber^ bpgetoeeft; en baar oofe b'anbere bp tcgcntooo?Dig
Uiaren ; teaarnit iii grotdij: iierïie&t toierö/om m aiiö^re omjtanbigtjeben

% ζ ' ■ ■

-ocr page 73-

716.· Vierde Boek.

na te fiïeurcu m te obiKtocgen. ' fagij öan tocï / öat m^t &ïooi aair-
fif π of toren πίεϊ^
te boen laa^ ; niaac Dat iïï aïifé onöfi'ftf^en niocfi.

QnbcrtufTföen lua^ te raerfeen/bat ïjy ijefciijooniö tua^/op mijn
crnfïige ïeficn in 't begin aan l}cra gcgeben / mu i-eoiït uit öe bojfï te
^ie^iïibantaaïUetanDerenöe/ gelpï öpban bel^e; na Dat tit ijfm fo
ecîîfîeïiïî beiteüen öaïjöe / ook bie man ban Eectoben nocömecc / öp ficfj
Seïatenbeöa-'ototeïïcbtïen/ entoeïûfgeerigomberïofitesgn:
fa fRïafe iiî
tfeDert mei öem féei' semecnfaam/aï^ met enen Die niet meer fo giOtcn foiiöe
bebe/om Datïjo tiaïi öen ^uiXïei ïeeb / (0eït)ïï Öp feiöe bat ôem fbrntilbi? ttse?
Da-ijoct) maai· teï tc borai ftoaar gefonbigb ïjebbcnbe/baat nu becoto ten
toonöe. Cen^ nam ift !jenVmet betber^uberé ialïïe en \ucten/met mp uit bc
fiaöiom^t famê toat re toanOeïét Vuaat bp iiï eh öem met entjae beL'jiiayetin0e
öooj ben monb ijcr faaö/öaac iii toeï fagïj bat ïïu feec mebe ïuas^ te toinné,€tt
't lua^ tc boen/om Ijem fobeeï aï^ boenïijiï/na mijne eigene fïnïiftöeib ten Φ
öernaatefïcn uit te bjagen j of
Ui aïfo te toeten mosDte ftomen/iuaar 't öein
ïâfllî. gïî ïeibùe ^em be naojbci; poojt uit / bp famecbac® / sanfcöeïiit
Öet b03p iBynaïbnrn boo?/ tet aan be
Bte-·, en Xm}t$ ben bgfe ïangé tot aair
ί>3ΐ1ίπ3ίΐι/ enf&ôentcciîtoi'0i)oraua Jftaneïtec/ ijet tocfieinbè ίπ mt'
^oe ïjeb ift 't mecjie met bem uitgcrigljt / en faï beröaïben ijiei' beï?
tiaïen toat lit niet alïienltïï boe / maar ooit tot anöece tijben booj en na mei
Örm grfljjoiîen ijcbbe. ^aac W baariui ban bergeïefte» 't gene t'
ijui^
i$ uoojgeUaïlen; fa fal bMjiiïonc baar mcöc ban ten einbe

30Π.

iiocl) bat fici) oaii mcnigmaai-aan öem bertoonbe / iuberfcBeiöenege?
baantcn. mu gaf te ftcimen / bat ïjet nocö met ijem fo ïiïaac niet iuaé/ ai^
ÎJU baojijcnenöaD bïtuigö/bat be^^uibeï^ maatfcïiappp berlatm üJilbe:
aifaöïï/ omnietgciiueïb tesgn/ nocö menigmaai/foDo booigaf/
in ijet qüaab te tot ! ie i€e meer/aïfo Ijt» feibe / bat öem alt ijb be ^«ibeï
Vul iDe Uiiu be menfci)eu af na buiten ietben ; om baau ban ier^ te boen tot fgn
begceren :
Xvoaï toe ijp geeiïen iu|U)£;bönïbe / bfiunaaïé ontoilUgen be?
lÎiîpoinbtoag niet ijcm uit te gami.^ociï bat fïp in ben tijb ban boïle maat^
îcî)ajp tot beL-feöeiöé tpbai iuel ban öem ontö^aib iua^/op befonba-e piaaiti/
m bie l}n ooft boi|ïanbig noembe üuee te sjjn : Det öiii^jen by fee gaïg totStee^
töai'bcn/bat ban in ene grote fcfione jaaï bemnbetbe ; en bieijt aan f taneftec
in 't eerfie fïuit lueiöïano / ïig^enbe aan be fïab^ gcafc en be noorb stiöe ban
ïxt.i bjegf), fefteeeïntiï in bat ftuïi ïaîîb^/bie buiten ïjeete foraéb?oo3=
tm meeften ïi|ö niettoateii^/ toievb feljieliiiopgeb^oogb/ enbïainEifban
Uoi buur, tiiglj bei-fe^eibe ^uibrï^baavboo?ijenenbïiegen ; Öem
ooïîîeiben/ batvuei-fiiliienbuuraï^biiiba^ inbeïfeïï; maat bat fpdoar
een iiïbbeï tegen öabben/ gelyr» öp baat booj ogen fagij/ öataiïe^ragijt
ban'£ buut betijinberbe; fo bat ft» onöefc&abigb biebeti- ^n Dot qefeh
fcljiijyij 't ledit uit niannen en be bioub?en/en met een ooit ^«ibelenbeiionb/

ïbietb

-ocr page 74-

î χ. H ο ο- F D s τ -υ κ, (Τί)

io îcrb (jecdîîî Ojpsefcijöft; cti iicfTen^ aïteimîtôe ISeïir ban fjjö^ eu bjûnK/ ook
aiïecïen mulijft met öan^fm/ïijeïm/ai aï toat öeni ïufïeiï !nog|)t. ^e fpiaaft
kita^ öaac =!^ebjeetufc0:bie ï)n öaa nieDe ueffcn^i anöa'sn ijeciïoiiö m fp?aïi/f α
baeïal^ïîufîcôbanopôatnwfrpîbecitonû: niaac buiim öic UccgaDecinge
met met al naemöe ooïi 0e|Mfc0ap bat biiifnD toaé 5 m ouDei- anöc^

iïan b0 feefli bkiben ïiet.

bm ; op toditeii tpb m öoo? luat Vöeoöt fo ieiöe ö»/ faiïcciaï^!jcra öes
trof / batôempigcelîbf^nacDté/ na bat öi^toat ocfïapcn l)aDbr(ba£
Sjjaagb
ik öem uiibHïïïitdift/ oftoofttoeituaiieccbatlju fïifp)bccb op^^
fïaan/ mïaus^ ene nietecöogeöaau baat D^n^n ïeibbe ; bie ίιη bage
nooit CU fagö- «^e»^ Óaö Öti ïjein na ben sccböft / een Jmeini^ üooibn
ïfiacïingen/ ontrem Deit
ikenen man, (fo nomiïmcnbiengebenripiïaai·
hietït gebaeïïteni^Uan ïtafpec öoöïeei? baar fïaat Dp3ece0Ut) sctiocrö;.
cn op ben Inegij ttoee mannen boen boojjle^cn/niet enen öegeη bien ôp Ôeni
öaai· toe in öanDengaf. feibe/ bat |}etimnber\x!a^/ i)oe fuli^éges
fcïjiebïîonsijnjnabieiibatban geen.nioorb tui ange toa^ ge^oo^b / noei)
fnig bööe ot ijetfTagenc ontcent of ronö otn l)een geüonbeïi !©oci} öp
beefeïterbeDegnîeiteniin/ batfîyijet \naadjïi|iabseöaan.

12, jBêaai'omöemfoetje^uitteöaïen / eetiiïnoeötieEbeïging/ om
Öen; booj eigene behentein^ te otiertnigen: fo feibe ίΐΐ öem/ batijpijoo?
fnlïï eeiï gi'ote taait / aï^ '£ toa^ fiet) met ben ^uiüeï te üexfeUen / gro-
ter booibceïmoefte fi en îe boen / baniit bemerïite Dat bufTang luagge:^
nieteiïöe. J|eiï?eenfcö te ïtonnenfpieïien/ feit}ik/ m ïnufBÏt teflngmen
tefpeïen/ twiorjinnm baar bp inaiitanberi^/ en anöei'^ niet; iiaa^niet
met ai : ijp nioeft Den Dni^jeï iiergen / ïïem bat fb te ïcetm/ bat 't aitiiö
toifi. ïl^ant / ^iö iït/ iuat foub η bat baten/ïang bp ben (Coni-eeïotr
feljûoï te gaan; om fo Satijn te ieeren/bat'gp 'tinbe fc^ooit^fcfiaanen
fefïten honbet j en buiten/ enbn anbere nieiifcörn nicteentooojD ί
gaf ift öcm een^ tcijmïioeöfn/of mogeïiâ De ï^uibel ^ennooii loei. beD^ao^Qlj/
öat öet in toaarïjriö fl«nl^£b|ievufcö entoag/öet gene ï)ii uïiinbe bat f|i baar
te tarnen fpjaïien. 3;
ïï biaagbe berber / of i)u niet een eenig v.iioo;jb oïitöou.::
tenftrtböel ja/ feibeftn/ fobeeïteï/ öatai^iïi Ijem roeïscnïoU/ batih
ban ftm'^lahl· ^ft feiöe/Dat bit geen ifebieelufc^^en toa^; maar toei qaaaö
^ranfef): enfot^^tf^getoeeftijaiibe/ niet enltsa^te fegge» ^^mt, 'maai·
gaat: toaatiuttïïöanbefioot/ öatönöetquaïiïïmoefioutijonbenöebben/
of ban ben ^lubei ai^gefeib bebjogen sijn. ef ( om ïjet noeö op "t befl te
öberïeggen )
't niogöt sgn / bat nab£?maal be ^lübel ban 't begin af ge^
iBeeti/ Dat öpöatonöi^ebjeenfcö noei» Ijabbe/ bat na 'tgeboeien fcmnn?
'5en geïeerben boo? 't^ebeabaag^beïienbe in geb?uiift getoeeft Vua^.
toonb Ik mn tm luteriïen begeecig om boo^ ïïem baar af öe toaarijeib te ber=
«eemenj fafouöiïueïi feer groot bcrfcôiï öec taaï-en <!5o&geïeeröen ïicn?
Ken effenen/ en öa^t; af be eer? Ifjeiiben, jaerfocijt tfcljaïben/öatöp

% 3 ίϊΟφ:

-ocr page 75-

70.· Vierde Boek.

îjocô foôaafîôttlôeîîctomtepa^guam/ ttee/ b?ie toooîîicn acïjttï em /
ΐ5ίβ εηπΐ bonen fin nitmaaïtten / toeï ontöoubcn / m tnp Dîïn tierïjakn fouöe.
βιη fean gfÏDfen/
fa 'ii^ebjceufcö Der bofc gceftcn anûer^ toarc/ Dan
toiiijebeninbcbogiten ijcbbm, Dat Dan fgn ^uibeïfeec UerniocDdift Ijci:
onfe met en fouûe feonncu fpjcfeen nodj öerftaan. ^er^aï^cn
fcljmf ift op

eenöubbeïtje met inïît / ou 'UO -hd Jher nmnmenni, Satan 'ttUClÎÎ tC

0cnî|/ wyk vanmy, Satan: mgaf ï)cm Dat / omDebrteïimi,éboiî ttfe
Ujoajbeii / bic ïh iicm niet fciDe/ Dm ^uibeï aftc bjagcn/ iuanneec
Die tocö ft omen mogljt ban feïf^ ; maar Dat öp Ijf ni niet ïorprn inacfi.

§.15. fCansaanöe't gelD Dat öcm De^uibeïgaf/fobraaaD th Ijem Ijocbcgi
'tbJi-ï opfï)HÖocgfl beD?Dcgijitb3ce of Djie fiiidlnifleu/ liiag 'tantUJüO?D.
j^cci-nicti fdöiiï/ enDatnodjmfflmitijDopiangcnafobceiniet/ nocï)
gereeö ; maaufomtyb^gncnDagö/ ttoce / bjieDaarna: aifo fJI? f^iï^^·
B^aac/ bjaagb iU/ toa^ 'takijD gocö gansbaac geiD > jf^cen ■£/ feï&e
ïjn: maar fo fö 'intet ^aaft nit rn gaf/ bcranDeröe't in pecrDtbilgcn,
Ççir^ 4}cb iït tfiDcrt/ Dc boo|figi|tisijeid gc&aü/ Dat tft öet aanflonD^ uit^
Qdf ; m Dan töa^ l)ct gocD. jsïâaar fa Degenen Die't ban « ontbingm
naDatjanö bebonbcn/ Dat nVo gdD maar D^efe bja^, ïjoe ging Dat Dan ί
îî^ei ( fciD iîîî ; fp en lioifîcn nooit of Dat ηιίίη gcïD of iemant^ anöer ^ bja^ ;
aïfofliaïie^ toatfeboojenna oiitbingm/ maat in'tïaaötiefcïjóben: ai#
too^ Ö^m lua^i Daar ober noit ieté booigdiomen. 3Beï/ feiDiftberDer/
luaatt gn ban Den 55nibeï gaarri ontflagen/fo gt> fegt ; fo maait öethern
fo fiîiîc / Dat öcm De ïnfl berga / u meerm aai^ aan te pahhen. <Cifcö ban
ïjem/aï^ bjebcr bp u ïtomr en geïö toiï gcben/encn DiibbefóenHïigerfcöm
Dnïiaat : Dien kat Dan aanftonD^ uto; JÜÏoeDer fien / en bsel betoaren/fo öp
't geeft. iBaacniijn^i bermorDen^faïöp Dat niet ftonnen Doen: en toifift
toci ccng" üjeten / of ooft De 5BnibeI gouD cn fïibcr geïD ftan fmeöcn ; Dan of
13η 't fteelt / luaar ΐοίτ |ïcm ίίβ enplaat^ en De gdegentöeiD ooft Dienen mort.
Jiïöaar ïang te boegen/ en Dat om een todnig ïtiein gdD / pafi η fo bceï min?
Der/ aï^gpbjeet/ Dat u\jüègücDe<ï^uDa·^ fuift een groot bcrDriet in ntoen
omgang niet Den ^uibd öt'bben. ^ft fïa Daar boo?/ Dat funongeïijft
meergebmfuïkn/ inDien ili maar berfefterD spn/ Datg^i Den^^uibeïaf?
gegaan / en bKDerom totiS5oû öciïeerD fuïtjïjn. <!2n obermit^ DetfeïfiS
oneinDige ^armi}eriigljfiû opreg^t boetbecrDige nooit en berbja-pt /bree^
niet/ Dat fic^ De ^uibei aan u ooit fat feonnen bj?eiîen/aïfogîJ Dan in <0oö^
beUJaringe fuît 35η.

§. 14. (ÖeDureuDeDit aïïe^ bjaagD ift ö^m berfcöeiöe maïen/ of ooft
ïie^uibdbpon^luare ; opDatihmogöt berfefterD jtjn/ Dat
topeen b?]B
tooo?Dtfamenfpjdtenïîonûen. ^yfeiDetdUen#/ neen; ntDat0e<Pui=
tod niet ïiel)t naDcr ftomen fouDe / fo ïang ift bp|)em toa^, Γ»33ί|

iïi ï^emfomtyD^fuïïîemiueumaîfien / eu pinkogen/ Datifereoen bonöoin
feem te bjagcn : toant |}ct jeijeen Dan Dat mumerDe. ^amuJijien fagf)
|)pfterïiop in De ïucöt <0cbjaagö/ officl)0c©uibda'g«i^0penbaar#
De / }o ftoeeg ö? iïii} of feiöe Dan Daarna / Dat ön bercroiïhen Vöa^. ^^

-ocr page 76-

νπ. Hoofdstuk. 

toebccom/ batftumpmitmnioefibebjifs?"' miïunbîm sebaiïeooiîbni
^lübcï nift m ü?c£f öc / aï ijoojDc öp fcïjoon Dat top t famen fp?aftfii,
^u^ bocgö iïî rap op aïïftïcye lupfe na'tnoo?oojberi m begrijp ban tni>
ncn patient. ïkcröen bué ban fèniistoaatt / öaar
ih aan fijnc ^nötccu
baïjaaïDe iwat üan ou? ücröanödb toa^ ; met beör/ om op aïic^é aci)t te

§.15. ^eïangenbc ben mtfïagïj büfecïaatfïeijanbding; ban 'tgcïb m
ban 'tï)eö?mifcöï ÖP f^tóe nabecftanb/ bat fjn ben <lBiuiUeï 'tbubDeïtjc
inctbie^Kb?reufröe toooiben öabgctoonb ^ m na ben jïn geü^aagb; bat
bieöfmïiabgereiö/ öettoacemaacfoijeeiaï^ïsatiipfoube ban öem gaani
enünbertuflcöc»'tP'önietOf&0fnomen/ eni)eni baacna getoeigcrbtes
btromtegcücn. ^itfeibeon^ ïîïaa^ aïfo maar ftoeïtjeö öcen/ m aï^on=
toiUig/enbenuittoegÖfocfeenbe ·, 'ttoeïïtmp bjagöt ni beöeni^cn batftp't
bubbeltje berfnoept moefi i)eijbcn.€n ban ben bnbbeïben bul^aatiöien öaDbe
ÖPtti bc^itibel toiïïen gcben/fo ijp maar iiabbe toiïïen met ï)em gaan/na bni^
ten toe. iBaar baï niet ftomenbe/aïfo öp't Öui^ betoaacb toiecö ·, en ooh met
kuiïïenbe / fo aï^ ÖP f"be/ maat eerfl öetgeibinöanbenijcbben: fotoa-
ten fp 't niet een^ getoo?öen en fo en toa^ er meet nirt op geboïgb. ^ie^ feiö
ih ï)em/ of öp nn niet enfaglj/ bat öembe^^nibeï maar beDjoogi) ,· bat
öpgcengeïbenöabbe/nocïïmaïienïtonbe j oföemaïtoo^metgunbe; aïfa
bp befenuitbïugöt maaftte. ^at feibe öp / bocijt öem ban ooft,

§, 16, ^it toacen nu maar bingen bie ÖP öan ö^m feïben feibe / op nitj=
ne onberb?agingen : tmfaïiïifeggentoat!fe feïfaan öem bebonben Ijebbe..
^ijne enbéc^ ff^bbcn mp gefeib / bat i)p becfc&eiûenmaïen toeii in on=
magöt bieï ; toaar ban beftomen öp ban feibe/ bat öp fo öier en baar getorefi
iXis^/ en bie^ meer: toaarom ift öf» üerfbciït / mp aanfionb^iicnniffe
baar ban te geben/ toanneer 'tgebeurbe/ op bat iït 'tfeïf een^mogi)te
fïen. φρ enen ttjb aï^ een aanfÎenïtjïî Deer bp mp aan tafeï fat / Uiierb iit
ber focöt bp ïiïaaiJ te ïiomen / om öem te flen in fuihen fiaat aï^ nu gefdö i^.
9ili quam en bonö fjeni plat ter aarben neergefïagen / fïcö toentcienDe / en
b
'cgen ban éen^tóe / Dan mi^ftyfopen öoubenöe } ijet Jicïjaam meefi in
iengrftcompen en mèti)eftiffebeVucsiîtacn;ûaar na outfïöten/en alicnjihen^
tu 't geöcd toeerom beïtomcnöe. ïï^aar opöp fïaatoeiife begon te fpjefeen /
maar gaf niet beeï befcïjeib^ / ban bat óp beter toa^. 3jit bjaagbe / of
ï>e bafe ecefi ijeui Uxf gequelb / en nu b^ïaten ôabbe ? ïjp fagïj / pinftogen=·
be/ ter 5ïjöen ora/ en feibe uiet^. ôaafîebe rap teberora naijuié/
^an toaaï bie ijeei;/ feïf meöe öaafliii/ aï bertroEften toa^. ^otf) nabec:^
Öaub öecft «iïaa^ ift bjeet nieï baat aï bingen aan fgn bom bköaaïb;
îiieôembe^uibeï^aïé öpinboojfeibcnfïaatiïja^ / of gebaanöab ofge^
feib.

17. ^tjn b?oeber &eeft mp bi^ ber&aalb. 5|et toa^ in't ïangfï ber fomer?
feîîam / toanneer öp rao?gen^ b?oeg& onttoaahte / fagl) öoe bat mm$/
bie neben^ öera op 'tfeïfbe bebbe fïiep/ fîcijinbenffaapmettoegeflotene

/ met aïïeçleî? öelbegingen be^ Wc&aam^ / tn baïi raonb m Îianbai/in

bieç

-ocr page 77-

720.· Vierde Boek.

îsicr bûfgen βίτι Uc fe£c begeali^ ett m bjiiîïtt. ^at οοδ

fpjûlft/ Uan^erus/ ban ecn^ ene» anörcm Dutöeï nDemenöe; m Dit of
öat/ ban öefüiofi;egciieiï boom ijcgecrenbe : Daac op (ιφ aai^ciienöe/'
öi'JcenDicict^ omhangt/ m öaar in bijt; öat pjijfmöe of iaiïenöe/
ban bccfc&döcu fmaalï. φρ 't ïaafl /
't toaue uit groot onsmoegcn /
oinîet^batôcmganfc|îm£îmîlnaaiue/ ûeiîccfijy öéfïis fö'nni öuiUtï/
en öat
ouitmï met Defe tactJiöen : al wederom bedriegt gy my, my geeven-
de het gene gy wel weet dat ik niet hebben
 fo fïocjrj pp iïrasös

tigmLtbet!ïéMie|ïaïïb/inmeïmn0eöatö|iöen ^luUcï flocgij: fo fefc öat
niigftn^
een ti'ften öaac Uan ton^ u nierften in be muur / bat nip bc bjoebec
tuec^i toaaitcgcnaangeïïasm/ öc örnibueboeïiger ban bien ôp mcinbe
bu^teraiîm/ ijcni IjaiijeUugé onttoatoi bebc.
a©ant ecr|i/ aï^ uit ht
inaait^bijanbenïufï&offclteiöcnbe/ fa nîaaïite ijp beffDdbelift inaïïe^be
gfebeei'öen/ai^ ofî ï)p fyne ïîïebeccn lutîiroïi/bie öp
sৠen? Uan bat scfcïfcijap
Hf^m^aHbecen aïbaac ontbangen ïjabDü / πι geôiirenbe bat ^ccft baac
rueDcvuaéiJCi-firrôgebJccfÎ ; enbieïîpôaasrnu iatcn niocfî/ oni nift fijne
eigene ïtiêberm/ foal^iipbaacgcftamcntoa^/ ûoïî toebecoinnïet'öiuê te
gaan. ^aac op gcljcel onttoaaftt / oi fijns ogen open boenbc / (tonb öp /
enïîïccbbc îïcljgeïriii'iiîeiîoo^ît. ©aauna op fijne ântëm nrbecïigscnbc / fo
brbe niet iuta:li>ïi bctoij^ Uan pbec fyu ge&eö. ^t &?ocöÉt / bie ίΐφ biiâ

i^yy^y ^ , ...........

baar bp Cleef: fo fctöe óf m aï^ öi groot ijauoutecn /
ènnict bdSingii ban ftoijgeu/ bat ö?? lua^gctofefiopfuiftenpïaaï^/ in
fuïfem fcftoncn
i)of / toï aïüci-iianbe fmaMièt imgöt / met fuïïi geffïfci|ap}
en bat fa aï booji^ ίεη Ei,nbcn uit. î^aar op fön bjoeber dnöeïift ban fttüt :
öoefceröatöpöaar in bebjogen iua^j aïfa tju luaarïife niet ban'tbebbc
ϊΌοφ getoefjï ,· niaac ïîcagijtililiî gebiooniö motfz ïicbbm/ mii^öiin ÖP fuïjc
alé nuijoo^ïfeib i^/aan ïjein/lïoi: mlien^ föncsijbe iiggenbe/geficn öaö cn ge?
ijoojbï en Dat Ijet Daarom anöa^ niet ban fantafpm toarai/ bic öp
ïang booj Viiaariieiblab laciteïb. jilSaar Üïaa^ m kua^ bat gcaifinlbjö^
iemaïtoï: bic baar bpbïcef/ batfipthluaar^dbfotc gafîc toa^gctticertî
maar bat fun bjocöer fclb^ Uan bm ^uibcïbt^ bcb^ogm Vu^ / beincifec fijs
tien fdîîjn in pïaatfe ban öcm feïfj^ in 't bcöbe öab gcïegû.geîyiî öp ftjnen ga=
fîûî iua^ gctoooa
te boen / op bat öw» af 3Ö" gemcrfet cri
tolcrbe.

^ j8. baar gcöaaïö/tomeer ganfc^c öut^gcflit

ontfïeïbtua^/ 0i3a-fciia'l2oa,2ijaibaarmcn]gcaibcgrap af tnafecn ïionbe*
toa^ in enen onifïen / bat bc mctb / biealt^ bp löcin toa^ / ben rugge
eén^ Öaö gciuenb/ ontïionien/ op be fïraat: aïàiaâr gefbcJit/ aïfcuie»
V l)en] in ίμιί^ ηοφ Öofniet bonb / fo toierb ï)P öan be raeib ontinoct in 't toes
berïicerrn uan ben ïioefeebaïi^ec/aitoaarlîpiet^geïîoc^t öab cnbetaalb i
ïjoetoeï be nteib bcrfeïïcrbe bat Op geen geïb en ïjaööe. toee beuren / bei^
èe aan be graat/ ö'eene booj m b'anbere acjijteï aan een afgefc^eiben

imtff

-ocr page 78-

IX. Hoofdstuk.

teot^/ toamtbdîje btnnm toegfgtren&efô,· «tb' icï)tfrôciîc&pnaooïîioc=:
getoefî / alfo öaac öoo? gccu gang in ïangc toa^ gemaaiît. ©00? toap i)^
mctgctocefl/ ïiattoifimcnïueï: nocöacötec Doo? bcn ïjof gegaan/ Daat
gaböe 't ganfcöe ijuifgefïn ï
)em ïtomifu îicn. IBaar iju toa^ feïterUft aiiecît
nîaat inôcioot^gclueefî/ enniemautanDcr^; fi# iebet mi ban ijfn
tiiigöe / en ool^ fyn aiihi aan nip bctooîibc. Bm Ina^ ôy baac ban uitge^
feomen i aifobc gmibeï
op bc bciii*/ gdijïi gefdD i^/ Vua^ iîfroclî^ ©e
mdb bfcfiïaacbe / bat fn fdf be ïeec of iàhm / fiaanöe ojj ïjct bhincn=
Jjïaat^je ban bie ïoot^ / öaö fîcn bcrfctten fonaa öanben. tP feïfgïb?aagb/
en toiiùa nicmant icttoe^ fpggcn/booj bat îïi
baar guara.âBitpîen tocci? öp
tVucc pannen biebcr mi^en m tiet bafe j bocï) onbec ene fpacce/ bic b' ορεηίη=
geintiüccenbceïbe: fo bat fijn ïicliaanî maar boo?'t gat öaneenepanaan
b' eenc of b' anötr jijbe Uan be fpat geöoojb mocfî 50η. €n bit toag eben^
tefï/ aïfoóiJfeibe/b'openmge/ toaac i)cjn ^uibeï boo^ gcbocrb öab /
en ban öoben ncetgeïaten op De (Icaat. €n ÖP ôebicbbe 't mp op fijne toijfe

fcec befcïïetöeïift / met iii'ijt en ijontliîûoï aï^men feit. .....

§. I g.^Mae toa^ een ïteïbec onber ene tjebjiceban ïjet acljtetöui^/betoeiïïe
fbnbei-beb offïco/ met ïofTe pïanïien baa^ beleib/ toaar op ttoee of bjie
toafcûtobbeniagen. ïiïaa^Iangbermi|l/ en oberaï gefocöt / töierijeini
beïife gebonben in bie ïieiber / baat niet^ in te bom tea^ .· bc beur ban buiten
Sijnbetoegegcenbelb/ en iiggenbe be baten ίο aïfle geïegcnïjab&en. ^[^it
öorijtbemoebecfeiffeetbjeemb/ bie boip bat bit fotoa^; en ijemooïtinbe
ïteibec bonb ; boei) uit Ijem nieten tJifï te itrtjS^i / Öoe ï)p ec in gcïtomen
bja^. öp en niaalitegeene fbjaeigïjfib ban tclHeng niaacte mompe?
ïen / bat ïjem be ^nibd fo ban b' eenein b' anbere pïaat^ betboecbe.
Éiiefiem ooft toeï riepgeïtjft i)p nip beefeïaaebe batljet toa^ getoeefi / toan^
neet öp in be ftenfeen neben^ fijne nioeöee fïaanbe / fletït na be benflee heeft/
inetb?aapinge becïogen : ^fo aï^ fp mp ooft öe^t bccijaaïb ) en bat i)p enen
f üjarten bogelin ben fiof fagö/ onbet loiené gebaante boe fijn geefi IÏcd baac
bcttcottbc / löem pogenbe na buiten uiï te ïöftften j en ban bet menfcïjen op^
fïgtjtaf te tcehhen / of te ber(ieeftcn.

lo, ^ittoerfe met lïiaa^ bleef bnimi tot in't anbec jaatf/ boanneec
fôi<Î74· boojmijnbeeoepnaatofnenuitbiefiabbeeteofe: öocömetDitons
bfEfcftciÖ / Öat ÔP wf»^ ^an omgang met ben ?^nibel fpjaft / maat bat
fapbanhcm toietiigtpïaagb; batnubeb?ienbfcöap uit bja^/ &p ficö tot
<$obbefteetb/ möaacombanbenS^nibeïbeeltelijben ôabbe ,· en fo baft
bteti. ^t tnbingen na mijn bettteft mp toegeftomen bebefligbcn bm fcïjijn
bandiebefteertnge; enbat öp firij berftïaaibe nu ge^cettfe ban ben bofm
5i".-fi becïatenenbeb?ijb/ |ïcpegafaan't p?ebiftmen catecïjifeecen/ ïjiec
eniÊâit4tin £.cÔuifcn i baatbegoD^bieiMligófientefamenquamen/ ooftlui=
benban aanfïcn en berfianb / m^ feïfbaar boo? fteftenb. Jl&aac aangeO^n
Dattocij be pjebiftanten fijn babet toierbberfocijtljfm baacbanaftei)ou=
ben ; (be nîO£î?i>r ïangaïobedeben Jijnbe) fogingïjp bp be2:ababiflen/ bc:^
laeeçenwmôungcfelfciiapteînnaangmpmw/ metbfïSöwiffe ©netfon^:

-ocr page 79-

722.· Vierde Boek.

öcn. ^iïébocn bfcïiïaatöc öp bat aïïc^ ton fteni 'ωαφ bitflitb ffciuiefï / bat
löy nooit ^uibcï gcöooïb noci) gcficn cn öaböe ,· rn bici-0fïi)i« bingcii meer.
JDöaraangmierkt bat ϊ^μ geen penntngen tot merr bitffïîecingc / batbie
Bflteeringe ojpccgöt toe^ / en Dcc taccgaöering tot boojbcei ftrefthen ïtoîiûe /
tticbcb?agîit/ fo\yrfmr?Î)fm af.

il. gnam nip tot ÎBcefîi/ tn 't bcrbc raar na niï')n bertcrB ban
ipranfhcr : ( to iang Duurt noci) b'ijifïorie) eerfî hïagaiöc/ Dat ucm be
jpjcöiTmntcn öinbcrbeu in fijnen pöer/oma5oöc^ tooojb en toonberen te meï=
bfn ; ( öp toa^nn meer ban io, jacen ouö ) en b?aagbe of mp boctjt bat fp
bcöoojïpbeben? ^ïïfeibe/ battet o^bet* in be herit moefi toefen î bat
iït öe pjfbiftanten betet ïtenbe / ban bat fp Öcniin'tgoebefouben filnbe^
ren / toanneec'tmetojbertoierb gebaan: maar batiïi/ om rrgronbigaf
te fpjeften / eerfi feïfeen^ ïjocen moejï / öoe bat ï)p bebe. fp toonbe m
baar feer genegen toe : en öabbe feïf aï enige goçiuiben b' 0|cn jeufterig ge^^
- maafit / om ooh baar bp te ^ocl)
îïî en ïiet öcm bat niet toe î maai
toiïbe bat ôi? b' eerfîe pjoef boo? mp en nigne ijui^joto maar aïïeeit
boen foiibe, Siiijeibe ftem ben groten 20pbeï boo? ; maar ijp en fagô ec
nieteen?Ίn: neepmeefibeogen toc/ en maafete fulïtm miffeliïien en be-
ïace^eïijitgebaar,· bat feïf mijn foon/ boe noci) een fuigeïing/ en op be
armen fijner nîoeber / ecrfi lang en bjeemb op befen piebifean^ gefteften
|)ebcnbe/ op 't ïefî na mp en fijue niocber fienbc ïacöte
î eu on^/ bie't qnaab ^
genof 00 ban feïbeη j^abDcn / te f toaarber maaïîte on^ baar ober in te fions
bcn.
^t faiîfu bit öp feiöe toarcn foiibrr fcï)iiî of fïot / en nergen^ minbei*
uageïpenbe ban'tgcne toojb bereifcfit/inbien ftet pjebiïîen genocmb faï
toojben. Sïtfeibe/ oml)emnietb0o?tï)oûfbtf fïaan/ batifttoeïgrotec
pbcr möemfagö ; maar bati^p oefening ban noben&abbe/ en bat begeer
Jen ber pîofitcn bcn pjofeten moeten onbettoO?pen 5î)tt» ©ergaïben foubc
3Pfïci) fïrri)^ booj eerft nocï) ôouben aan bepiebifeanten/ bietioh<6ob^
gcrfi engabcri öaöDen; en ficï) toat gronbiger ban ften in't 3Boo?b be^
©eeren oniscrVuijfen ïaten; en bat öp uit ben 25ipbeï / en niet fonber S3pbel ;
P^cïten moc/îr. |îi)aar öp rn toonbe in bie ïeffeniet beeï fmaaj:.

^ittoa^/ eer fip noci) bp be Slababijïen toa^ getoeefi; ofint^
nier^ eer ife 't toifl. .i^aar naberfianb bp mp gcftomen / gaf iït Dem Óar^
öjcrïejS:/ banmptoeïijcngt bat iït aaniemant ooit gegeben fiebbe/ boo?
öfterta.Siifeiöeï)em/ op fijne gronöeitboutoenbe/ bat i&ftoci) nooit ban.
menfcïje la^ of öoojbe fó boo^ cn gobbeïoo^ aï^ ί)ρ^ ^aiE ôp ben ;
feïfinboo^|)eibnoci)tebobengîng : baacbaii ift bcfe reben gaf. ï^e^^i^
beï toiï nooitbofer fefiijnen/ niaar toei beter ban f)p ; toaarom^u fîtô 00» ^
toeï beranbcrb in enni €ngeï be^ ïieftt^ : maar Dp nooit ^uibel fiebbeube

bm 3^uibfï tot gobïoó^Óeib feïfberbonben geeft, ^t öp fef iarew-ïat%
in 't openbaar gefpott fieeft mét <0ob^ ïDoojb / eii a^aam w Itecft j ^Jt gi^^ ;
fiçbbfrôeiiigm mi^bitiifttj fgne ouöeren fa ^çotm oneer/'fiotértiecb m :

rticeite

-ocr page 80-

IX. Hoofdstuk:. 75«

ttîûritem ïiopcn aangebaaii; isc ganfciic tocercïb/ tie óp ban fïc^ öeeft
fcoc» fpjcïicn / Î500? cm opfeitdgïi bct'isöi} mirmöiöcm feïbcu iet em fpot m
Ôaatmaffdjubjbaneïïuen ten toon giftdiï. €srt eraflc toal/ öat iïi
Ôcni fcïöe / niet te ïionnen üiïiöc» in bc ^röjift/ Dat l'ooi ^uftt îciî gf nabf
b^j (i5ob; alii) fp ncrgcn^ fume men fcftcnnicïD: m Daar om tucïtnoefi toc^
firn/ öatöytijbiö/ ecnfîi0/ pbengficijbaarioftV&iMc mft boctijaatôt^
Segcbcbm: maar bat ïjp/
ccriHfuïjcaan&mibcfimtrbe/ uietonbec miji
tic
ogen hommmocfi; cnniiooiîljmfn gaan, alfOviH b?eefbe/ bat mijn
&ui^/ö£83? tegentooojbisljeib
bau fo saöiofaimcufclje toii ban <i5oö met ruis
cn^ebai gcfitaft
mog^ïe too?boi. ^it ging mp hm tod bobcii'i Ö^c te af :
maar 'tiüa^ om te bep^orbcn/of i)i'm bet fijne \xiceft te maïten "mu \ baar ift
uocb niet bceï blijy ban fagö· ÖP ai giïftoijflen^ ii^j fï£|) &encu
fa0lj en toonbe ficö nitt tuiuecgö.

iCtoeeofbjie jaren na bien tïjö/ toierbiïïiiier jnbit&tn^tot^im^
fïcrbam öefeoïïen / ban trute b?i{ïilier^ ïinceöt^: öie feiben bat l^iïaa^
îîiaatTenmetljenopbefeifbetoinîid bjerMe; maar bat öp Ijen bpbïöïco
in ïjun eigen bjerïi berôinberbe/ booj in öet fijne
fui te fiaan,bjanneer ijp mif»
feitfee minen maaiïte / en fdbe bat een bofe geeft bei» (ïudbc.fïc^ noc|) üp mp
beroepnibe/bie nocl) bseï bicté fonbe öoï th ijem boo> befen öab geïienb. ^at

ber^ foubesijnSfiMccfteenftoïiDfroiting/ ombiengeefi berïeniijeibofbei:
boeberp baar uit ie fiaan
5 aïfo 't Ijen toefeöern / bat öp ban bien aart moejï
xijtt. feibe/bat fp befen gecfï ganfelj niet te fcö^omen ïjabben : maar öem
àiieen betfeïjonen moeflm / iat fp
ficl) niet boo| öaafi of öebigócib te bniteu
Oingen. ^p gingen ijcen : iïi l)oo|be iiabet^anb niet meer ban fijnen geeft;
maar tod ban öctn / bat öp nocïï naar ^ofiinbicn/ni baar ccrïang ooft aan
fijneinbeguam,

§. 24. ^ati^ù'iîifîocic/ Eefert mi ïaat onj? tfamen fïen/ toat on#
baar tjau tt öenHen fiaat. ©ooj eer ft toa# fijn berflanb niet grootifjet todït
nip in't begin Ijceft boen gdoben/ bat ïjp niet gaato genoeglj toa^/ om
ijetaÏÏc^tebecöirijtcn.
<E^ocï)3ebectbatnicnbaneen Derrini jarig ftinb/
ban UJdli &et naage ijoofbfiufe fi^eïtê faï/fa beeï beojogij^aan een geftoppeïö
heeft seHin- fc iaat iïi bie gebaeötmbarenj en foube 't ïouter guiterpc
ïioemen/ inöitn ife niet toat anber^ baar benebcn^ ijab befpeurb. ï^'et
binatfeer hïaar/ nuaïïegtoat §, ló/17. iutuiyneenfun^b?o£&ec^onber:=
binbingeberftaaïb i^ / bat öP f toaarbïoebig m ben ^tiupen onbecbjo^pen/
öcömrigboïbanfaniafpmtoa^; batOie mdanRofijfee bampingen öem'^
narfité be Ijerfenen bchropen / en bie figuren maaftten/ toaartoe ijemt
scnïmï oojbed en 't geburig feggen ban be menfdjen ïtragötig Ijieïp. ^ijn
iildn berfianb bee b' inbeeibinge te groter 5ijn/aïfo"t gemeenïife gaat/en boo?.
nefonber oojbeel i)ab gebeterb ïtonnen toojbë.^atbie inbjufefdé boo?gaan^
uafe cenberlepe biaré en toa^ geen toonber:alifo De regeï^ bet beVoeeginge bat
mebe bjengett/Dat tcne felf bc «cfttdiiier toebeçïieett/en fo bed Ucötcc aï^ ïjet

M i meec

-ocr page 81-

724.· Vierde Boek.

meer gebiurb, biin Dat me anbcrc bie boïgen εη berbjDt^f" f^tiöf / of moc^?
fiahcrsijn. ^o firn tup / bat ô.îBoonte oii^ Uan frîf betoeoniffen ban
ïjoof b ofljaiibm of bau nianb en ogen boetbertonen / bie on^ mi^fïaan ; en
öi e top ïaicn foiiben inbien bJp baar boo? af opbacôten„ï^oc^tan^ ί^ί fuïfi een
tîanberïing oebaac aitijbmaar eenerïep/ be^ eenen bit b^ anbecen bat/
na 't 0cnc bat ôp ficö Ôeeft aangebjenb. ^a fpeeïben föïaa^ ooB aitijb meefi
bat ijeyen aafïmaaï
in gebac&tm ; en toattjem inbiei bocijt ôeni bat be geefi
Ôcmingaf; en al toatöp ooft toiïbeoföegeecbe/ bat öerabesalï Daac to?
öafipojbe/ bjongenb^eef.

xu ^ocôbiteniflTetnacônieiaï. ©etbïöiitmeteenmtaïbeomfïaife
bigijfben ban't beeftaaï / batftinbfcijefciiooifteftte/ enbteaïïenjcmetcers^
fuciit Beïtrajtien / baac met onbet fpeeibe. g^bbe 't biié gemafefte^
ïp; en ging bafï niet tetfcijoïe; enraenbecfrïjoonbefijneDerffcu^/ ai^te
f bjalft / om 5em met geene ïeffen te beftoacen. fuïfeen quaben naam
âï^ 't Voa^ / gemeenfaam met beji ^uibeï om te gaan / ftab öp 't geboeïen
niet fcee fcïjerp : en ooft / mit^ienbatöp in b'eecfïc bjefnig maanben (ΐφ
aï ijieïb be# «©uibel^ b?ienö niet meet te sijn / en mettec tijb geijeeï in bpanb^
fci^penficpbmet öem tefïaan,· fomogBtöatQuabe-toao2b ftem niet meec:
nagaan / en mebogenttjeib be pïaat^beftïeebben. Φαί fagDmen toeï/ toan^
neec te naberljanb^ na b'eere fionb ban een geoefenb pjtbiftec ; aié bie ben

flcijbôabmtgefiaan/mei ' "" — — - -------------

baacmeöe ï)p nu ooft ben ;
ren bie fpjaft boo? b'inj
öjuftftecp bebjee^ ooft / bât langbudge ongetooonte Ijfni be ftifï tot bîerfteiî
fîi totbetoeib fîab bom bergaan. €n bat öp fïefi boc noeô op mp betiep /
öaac fagïjmen fjjne bnegetliftê toijföeib aan / baanneeE &p aitm minden
24. jaren oub moefl jijn.

i6. Söetangenüe beftnafien bie ftpbebe/ biejgnnu baoii^toeïoötc
ïojfen.^e minen en gebeecben bie ijp maaïite / bie biacen booj nâ&ootfïnge
bönanberen/ aantoien öp bit gefien mogijt Rebben/ en boo^ b^eimaft^
Beocfeningetoeïteboen. ^atbanbefterffeninbentointecs. 2. i^ueeite
gemeeen/ ofbaar af toecft te maften; ïjet^nftberKaabfïci^feïf. i^pbja^
renofbangïa.éof bja^/ eninben monb tael enen ti)bïang te berbergen j
rnöp ai gaffe niemantin be öanb. 't<aelib mtbebanft of platte nuiiic ge?
Ôaaîb / il onber 't €. ban 't gnic^elfpel. ftrijt ftacatter-fpel
infeöoolftab ópaïfaffien naam te geben ^tm goeb boc^j en't gat
baar iîpfuneDenbbooi in be muur tlaft/ bie baar boe ïicöter/ metöebin^
ger^puntUiü^tfamcnboojbJaart^in/ öan met bebuifibooiaanterngte
ïreftftenbja^i berftïaart fîci) feïf. i)eb2eeb3fcöc toaojben ban mp op,
Öet geïb gefcfjjeben öeeft öp ïieöt geraben / of 't öf^m Öaïf gefeib
î ÖP Öaö
miffcôini/ fcboonbuitenfonber meib niet bp be menfcöen ifomenûe/ in
lïui^ noclÖ toeï gcïegenifieib baar toe.

§. 2.7, ^itjnnban maar gemeene bingen -, maarttoeebefbnbere beï^
ïigötingenbanöcmbnimïb/ Wefcï)0uepaïbîi»çmeeç te 50"» tœ ijp/

-ocr page 82-

νπ. Hoofdstuk. 

îm'i3im§. iS, tóbecöaaïïi / ôoeuitî'mBuifespgcïiûmen/ ijfniette toc^
tni; inöienmmbaflöouö/ bat ôpnotDôemdû niet anöci:^ öaw öetoaaci
beib fjpiaïîciî. oBen panne meer flecï)^ uitl}etba& genomm/ gaböpecnict
fönraniieïgf/ toei öoojgehomm ; en öaar op neergenîeben/ fo haö {)u
maar een muurtje üan pa^ acïjt fo toeeï maar )af tc fpjinsë. ^o Dat
op fïraat Uan nicraant 3e?ïm/ öat toa^ geen tóonöer ; toant baar 'tôtii^
(îaat/bifemaaï geen b?ie menfcïjéin een uur ijoojöy gaan.5^at ïjet gat boe ïjp
'tinptöee^teïïieintoa^: ftantoeisijn/ batöp/teöui^geïïomeïï/ ra^een
ban be pannen tuebecoraijcefttoegdeib; aïfetrbeötenfïmaagb bat niet
i^banljemafgctocelï. ^^o aï^ óp in öet feelbertje belïûtentoa^ : mnn^
oojbeei^ toaren ηοφ öe ïofe pianiîen toel Dan onberen fo ijerre toe te öaïen /
Öat öpbe baten,/ eerfïbviarafnab'eeneftantsefcöoben/ boo? enige opes
tîinge fïecö?^ maar tot loat ruimte Ijoo? fijne ecne ftanb/feon na ficij treftiten.
<£5n fo befeibe toöli^i niet boojnamcïtfe op bic planfec berfcijeen rafïeii moe^
flen / fo öiïlöerbe öan ooft berfeïber f toaarte niet / em öie baar na ooit booj
öefelbe reic bjeber toé te ïeggen.

§. ^ilVpatlïpmpban'tgeïbbcrijaalb&eeft/bat öetönn opftjuen
bïoefein'tfpeïen banben ^^uibeï aangeboben/ enteiangbebjaarb Cöaac
Ijab edjter niet berï noobafjban in öjeft beranberb bjierbjaï^ ooH bat Ijem

Öem be geefl baii bu^banfa berfcl)een/of ooit toefp^afe en in be oren lui|terbe:

OOÏÎ boo? be gtobigöciö ban fijn becfianb ooft toeïbJat grof ten boojfcljyn
quam ftabbe't bp be fefrtbrren en fijn^ gelijhen eangebangen jcn't bja^ aï
beet /
bat lip 't bp on^ bie mannen üjaren / en bp notö fa beei toöfe manmu,
fiiiiim rangen tt|b ïion fïaanöe öouben»

X. H O O F D S Τ U K.

Noch onlangs is taf Kampen diergelijk exempel van Beto-
verdheid onidcii-j^i,.

Τ 7 St f riefTanb faliH/om nabpôtib fo ban tgb aï^pïaat^ / in ©berpffel/
^ f » ban 5Franeïter na Hampen obecgaan.
't ^^ quaUït met beu anbe:^
rnîaibaargcbaangetoeétîy ofi^metbefenftiernocö erger aangehangen,
^'ftifiorie Ijeeftjaofe al beet grrugôijS gemaaïii y maar niet fo ïang gcbnurb;
ifetüiafebegontenecrfïenaitefierïi/ enbebci)inberaaneene^anber^goe^»
tien naam / baar aproer uit ontfïonb / en ben onfcöuïbigen berboïgingeges
fcöiebbe : aï't toeïïie in't beïeib bet borigegcfcijiebeni^ geen pïaat^ en |)abbe.
^oft ïieten fïtïj geïeerbe ïutben baar ontrent gelegen jijn / om te boojfoefeen
ODO|toatmiöbeïöat«n&mbfuïft me ganfcUc flaö beb?oog& : alfo fp öet

be?

-ocr page 83-

Vierde Boek.

ganffö Dtüten tteijfeï fïcïöenVüd Vöctcnfcc/Èat fuï); aï^ batï feim Ιοη^
itcîî toifrö gefdö / niet mondp fπ lua^/ en öaaroni ooh niet toaair ïîmî syn.
©anfulifteni^iTip bitsefröjitttecóanEigrriomcn/
op n#ï ^f^focU bn mi
Beflcïb/ mSian
ttoee famen oïjcrficn ife öat i)ici; onöicaiiöcrb / \im
H!oo?b tot tooojö aan mijnen ^efer obergeije.

τ Ν de maand November, oPt begin van December des Jàars i68j, Iieeft
■·■ zeeker jongen out omtrent i j jàaren, kleen van poftuir en targer, Γοοη van
ëeker Leydekker of Pompmaker inde St. Jacobs fteeg tot Caropcn,beginnen t-e
klagen over pijn in verfcheideplaatfen van Zijn lichaam, die hy zeide, dat
van tijd tot tijd heviger wierde, en (zoo'tfchecn) met groote zenuwtrek-
kingen quam. Deze gemaakte pijn wierd op 't hevigfte vertoont, als hy zijn
Avater zoude maken, in't welk nu en dan roede eenige fpelden v/ierdet) be-
vonden 5 'twelk'tgerugteveroorfaakte, en'tgeloove onder ieder een, dat
- die voorfz. jongen betoovert was. Hy wierd daa afgevraagt. van wiehy
bftoovert was ί en antwoorde, dat zeeker groenwijFhetB eenige tijd geledeH
op rtraaté zekere wortel hadde gegeven, die hy opgegeten hadde ; eu dat hy
zig't zedertqualijk hadde beginnen te gevoelen : waarop aanftonts die onno-
zele vrow voor een toovereflè wierd uitgekreten ; welk gerugte zig hoe langs
hoe meer verfpreidende, terwijledejongencontinueerdein't gemaakte wa-
teren vanfpelden en naaldeii, zoo groote als kleine, tot paknaalden feIve;zoo
quam hetgi aauwop de beenen, èη begeerde
, dat de gemeinde toovereilè
mogtgellrafc worden ; gelijk
het zelve, zonderform.evanregtaftewagten,
op haar buis aanvieldeglaféïi iriiloeg, endedeuretragteden op te breken;
dat ook zoude zijn gefchiedbüiten twijfel met een opgevolgde jauimerïijke
niishandelinge der onnofele vrouw j indien deMagiftraat om den oploop t«
ftillen, nieit had gefonden haare dienaars met Soldaten vergefelfchapt, om
öe vrouw haare woede 't ontnemen, en op haar Stadshuis te brengen.

Daar isze eenige dagen vaft gehouden , en ondervraagt : dog niets heefter
tegens haar konnen ingebragt woeden tot befwaarenis;. en overmits haar de
magiftraat niet veilig inde ftadoorHeeidéte zijn zoo'is fy op den 30. Dec.
, des felven jaars uit de ftad gelaten, en ^ulx lateiia 't fluiten van de poorte, de-
wijl anders't cepeupel (gelyker albéreids eefi ménige jöngens op wagteden)
haar in den Yfièl , ter preuve , ,om te fien ofie-S^efj zoude geworpen
hebben.

De vrienden der bewufte'vroöwe merkénde,:dat hci<;:nög niet klaar naar reg-
tekonbljjken, dat zy Onfchuldig was hadden;éi?f. graag datze uit de ftad
-ZOU wei den gelaten voor en al eer haâre zaake beplci.t.was j, en niet konnen-
dehaarcVienen,van wegqnderaferny van'tvolk, .van een Advocaat van die
ftad, die zulx niet graag zou hebben ondernomen ; hebbenze zig moeten die-
nen van een van Zwolle, die deti zei ven asond of jp,. Pee, na Campen is ge-
reift ; maar bevonden heeft, dat„zy al uitgelaten ; ; ,zeo dait hy by requefïe
Atteftatie vnn haare onichuldlieeft moiEten verfoekép:', pp dar zijner pincipa-
palen voor alle laller zeker mpgteri zijiDj w^v op ge^oftilkeift is-, dat de

viOuwe

-ocr page 84-

5c. H ο ο F D è τ UK. 79

wouwe aan geen toovery fchuldig bevonden is. En zijn'er nng andrè feque-'
ften naderhand gevolge. Dog om tot de jongen weder ,fe keeren , die voer.
daaglijx met zijn tooveryen voort, en waterde nog al fpelden en naalden,
en twee tamelijkegrootefpykers, dewijlede gewaande tooveresop'tStad-
huysonderfochtwierde, 't welk de Magiftràat bewogen heeft,· om haare
dienaars naukearig te doen oppaflen, dat er geen bedrog gepleegt en wierde ;
dïeegter, gelijk d'andere, .zijn bedrogen geworden , alzoo^e terwylenhy
"VVaterde , met haareoogengekeert wierden na zijn hooft-verdraejiwgen en
feerpynelijk-gemaaktegebeèrden, daardoor hy zig veinille ten uittrften
gepkagt, Zy evenwel rceinendedatzegenoeg hadden gewaakt en opgepaft,
hebben de fleskens, daar in de jcogen had gewatert,-met't ftads zegel verze-
gelt en zoo overgegeven; waarin fomwijlen geene, fomwijlen een,twee,
of weinige fpelden in gevonden zijn : Dus waaren de dienaars bedrogen.

De broeders predikanten zijn mede met groote compaflie, en haare vrou- ,
Wen mét liefde werken omtrent de gewaande; betooverde ingenomen : waar
toé zi jn Vader niet weinig gedaan heeft do'ór zi jne verfoeken en klagten. Men
hoorde dan op de predikrtoel met groeten y ver voor zijne verloffinge bii14en :
't welk des te meer aangedreven is van veelen, alzoo de Vader enflijfmoe-
der van de jongen by 't gemeen voor feer fijne en godvrëefende luiden gehou-
den wierden. Somma't ging zoo verre, dat of er al hier en daar yemand ;
"Was, die dit wçrkdieper en redelijkerinzag hy dorftezig niet uiten , ofwierd
voor een Atheifl: aaugezien, of mede v^n tooveryiverdagt. 't Quaadnam
dan d'overhand en wierd met verfcheide hiftbr.yije's opgepronkt; want
ïïïenzeide,j dat de fpelderj in de flesjes door Duivels Araght vermeerderden,· .;
dat yematid een van de gewaterde fpykers met een tange in 't vyer houdende,
dè tange door den Duivel zoo kragtig wierd omgedrayt, dat hy zeniet lan-
ger vaft houderi konde: dat .zeker predikant een kattekop in's jongens lie--
haam zou gevoelt hébben, ter plaatze daar hy de grootfle pijne gevoelde, en, ;
dk'rgèlijkébéufelingeBraeei·. . ... ,

" Térwijle 't gemeen foó onvèrftandig gedrèven wierd ; wiert^er van zom- -
isige nader tot ontdekkingegearbeyt, daar van wy alles niet kennen ophàr-
lén,; mitfgaders't gene ter gélegentheid van deGedeputeei-de der. Sta ten .va η
cré Provintie binnen Campen doe vergadert, aangemerkt is van zommige vçr-.
dér ziéndë, fen'gediieoureert; -'tisbekent, dat twee per'fooneri van kennifle ·

wégegdbr^gtiiebbên j■ ^at'er geen fpdlén in.'tflesjezijn gewéeft ; :hoewcl de
jCrti^cH' ( die té'Vor^ff vêinfde niet té konnen wateren ) na.lange perruafie
flerk én veel gèwait^Îhâdde.
Zöo fede twijfelingeby-Zómmige gekómen,die ·
eerffmetdegernëenèrffGöm-afdreven vande waarheid^, en daar zijnallèngs-
keriè tneér er ifi^er^-reaefteiv vaiÏ met gedurigeuiqderrigtii^gen -

vartiàtidré te datâlles niet^^^ .

feölpen heeft;

Nat viêrtrék Vah-âé'gèwifateiôvcresbeeft'de jongen ai verder-zijne kon- -
'-'i ften;)

-ocr page 85-

Vierde Boek.

ften en bedriegeryen te voorichijn willen brengen; en beeft geduirende de-
maand Januarij i ó86.daar en boven door de ftoelgang en braken fpelden,naal-
den, potfcherven, hair , vlas en andere dingen uitgegeven; en men heefc
uitgeftrooit, dat'er verfcheide katten by nagte in huisqnamen, die een groot
geraas maakten, waar door er al meejr perfonen, en zelfs luiden van fatzoen
aan toovery ichuldig gehouden wierden van 't gemeene volk.

Dit heeft de magillraat, al menigmaaien aangefet van anderen, ten laatfteiï
met alle ernft doen na de bedriegery vorfchen, en alle mogelijke middelen by
der hand nemen,tot voorkominge van fwaarder onheil j en heeft de jongen
felfs op'traadhuys doen halen, en in een van hare katneren opiluiten , by
hem a tijd latende, een van haare dienaars by-beurtej ora op hem ernftig te
paffen. Daar zijnde heeft by nog verrcheide maaien in tegenwoordigheid van
de dienaars potfcherven, hairvlegten netjes met een lint omwonden, en nu
dit, dan dat gebraakt:; en darkoitswijlig is, zeker X^iw^ van een latijnfche
fchoölganger, met de hand des meeflers gecorrigeert. beyde handen genoeg-
kenbaarzijndemedeuitgefpogen. Deze uitwerpzels inde vergaderinge van
demagiftraatgetoontzijnde, hebben haar dienaars verklaart, zeer wel te
hebben gezien, dat zy van de jongen gebraakt waren ; gelijkze te voren van
't fpelde wateren mede betuigden.

De jongen na dezen is vericheiden maaien voor de magïftraat gebragt, ea
hy gevraagt zijnde, heeft niet het minfte van 't bedrog willen bekennen,· maar
b eef volftandig by die verklaaringe, dat hy die dingen met groote pijne quijt
Wierde ; maar heeft daar , hoewel verfcheiden maal verfogt, niets willen
braken ; voorgevende, dat hy *t niet kon doen als hy wilde, maar by daar toe
geperft wierde van felfs.

Als ten laaften zijn voorraad uitgebraakt was, datbemop't Stadhuys ko-
mende niet was afgenomen , en hy van buiten niets meer bekomen kon, natn
't gepretendeerde braken een einde; waarop volgde:, dat zeker Borgemee-
fter, zigvandegantzefaake, foo veel mogelijk was, geinformeert hebben-
de, alleen by hem gegaan is ; en heeft heró eerft met goede woorden en be-
loften tragten te bewegeiïtot bekentenis van bedrog; daarna, ztilx vergeefs
zijnde, bardelijkgedreigt,· zeggende van alles wel te wezen onderrigt;waar
opteiïlaaftende jongentot bekenteiiifle gekomen is: en beleden hedt, dat
hem in't minfte niets en deerde; maar da· hyhet gedaan had, oni dat yeder
inet medelijden over hem ingenomen
wterd, en hy vcele lekkèinyen ontóng,
en van dagelijx na de winkel te gaan wecken ontflagen wierd. - Deze beken-
teniiTe heeft hy daar na voor de volle màgiftraat herhaalt, en daar by getoont
met wat behendigheid hy fpelden en Ipyfcers gedurende he,t virateren jndi^^e»-'
jcswift te laten vallen, terwijlen hy-met. fijn pijnlijke gebeerdenVt gezjgte
der omftanders aftrok ; mitsgaders hoe hy 't geen eitbraken, wilde, in zijn
mond verbergde ; of, indien't daar toete igiQOt was en d' oraftaóders pkimp
genoeg waren,
met zijti hand by het jukbraakz^l ia de pot werpen
tonde. j!;

Als hy vorders is osdervraagt ; oPi^ die Jioaftcn van 2ijne ouders of van'

' je-

-ocr page 86-

χ. Hoofdstuk; BI

yemand anders hadde geleert ; zeide hy, dat zeker Heyden hem ζαΐά had
ondervrezen i en wat hy van de Ouders zeide, daar van kan ik j omrede-
nen, niet raeei· zeggen j de zake my ook ten deeleonbekent zijnde. De Va-
der en ftiefinoeder wierden gebaalt, en dit bedrog baar voorgehouden zijn-
de, ontkenden dsar in eenig deel te hebben , en zeyden hèt onmogelijk te
éordeelen, datdejonaen zelfs zoodanigen wer|c had konnen doen: geloo-
vende dasroïn r-og niet, dat het waarheid kon zijn, dat de jongen zulx had-
de beleden, Dé jongen werd derbalven wederom bofen gebaalt, en aan d*
©uderé werd geiaft.zig buiten de raadkamer ftil te heuden, en door zekere öpe-
ninge alles aan te fien , wat de jongen doen z^ude. Hy ian vangt wederora
aan te toonen hoedanig hy hem kon veinfeh, als of liy fwaarlijk gepijnigc
■wierde,en op wat manieren by de menfchen bedreog î 't welk de Vader en
ftiefmoeder aldus gedwongen zijn in weerwil, om te geloven. Dog zy wier-
pen voor i óm te willen vroedmaken, dat de jongen egter betoovert was, en
niet alles kende doen wat'er van hem verhaalt wierdj-dat het,te weté>onmoge-
ïijkwas, dat hy zoo nette bâir vlegjes konde maken, als hy hadde uitge-
braakt: waar op dan de jongen in haar bywêzen toonde, hoe net hy dit alles
konde vlegten en uitwerken, &c.· Zoo dat zy zijn genootfaakt geworden ,
omdaartebèlijden, dat alles bedrogïBoefte wezen.

EJewijïe nu de Vaderen Stiefmoeder niet overtuigt zijn geworden, datze
aan dit bedrog, daar de Politie, Kerke en gatitzeiamenlêviüge door befpoC
en verongelijkt is geworden, endeelagtig waren : zoo heeft men haar latela
gaan,· cn de jongen om zijne jonkheid
mede vry gelaten, na dat hy op or-
dre der MagiftraaWan zijn Vader dapper gegeeflek was,

^t Zedert die tijd heeftmen niets van die jongen vernomen ; als dat zig wel
draagt, zoo veel men uiterlijk befpeurt : dogde Vader is weynige maanden
daar na overleden, enzooveele meinen van hartfeer. Zoo is gelukkiglijk
ontdekt een gemaakte tooyery, die, indienmen die niet zoo ftreng had on-
derfogt, en ten laaften ondervonden, magtig genoeg van gevolgen zou zijn
geweeft ; om niet alleen die ftad ; maa/ vervolgens andre plaatzen : ja 't land
geheel in tenemen ; de menfchen mogelijk tot onbarrohertig pijnigen te bren-
gen, enveeleonnofeletotdedood, en'tgrauw aanleydinge ten rainften te
gevcntocvelerleyquaaden,pl-underinge van hiiifen ; gelijkalste Wilfum een
uir vanCampenhethuisfandefufterder befthuldigdè overvallen is, enjiiet
zonderfchade. God geve, datdehervorminge, die veele bedriegeryen en
Daiveleryen heeft uitgebannen i al meer mag aanwaden ; op dat Chfiftus
Koninkrijk, nog verder van veele overblijfzelen van bygeloovisheid gefuivert,
kragtiger mag doorbreken, en men op God alleen foodanigh betrouwen mag,
dat men die liefde hem toedrage die alle vreeze buiten ffuity d' eenige oorzake
vandebygeloovigheid.

t. gnbitonifïanüiacnöSjrfö&tïJe^aaïbmbrnmrtuime fioflFf / om
tiïjin boosgaanÖP W^t temafem. îî^ant toie fη fift niet/ toeïïir ge^
loof toeaibige setwiiniffm m 6fbaifgïiïtg onbecbinbingm bc meufajm

-ocr page 87-

Yierde Boek.

Iionnmbomgêîotjmbiitgen / bie fp met maac ôaïf gcmim becfîanb
i)oo|bmtebegnjpm/ batnieÈtoaarcn
5ijn. !Snbifn geen Diep baoïoojs
ttt\ y bocj bc ïicasïjt ban bpff^ïobigijcib geôoïpen / ô^î b^rmeeflerb öabb«
Öoetöns öet mogeïijïi/bat fuift ctn ïtinb Uan ι ?. jarm / ban ïaagc ophang
en berïîceringe en ban gemeen bücfïanb / boet? oefening beï fd^ol^n of boo|
ïjooffcöcn omgang onbefïepen/ fuïfe cue ganfcöe fiab ^ (lerH betobeçh
ï>s£fc. ilBant teaariiii Ιυέί^ bie jonge fdf be coberaar/en niet betoberb. fp
iua^ een tegijtc
Cartoom ban €gppten / of MecaiTofeheef, ( bit flagö ban
boilfe aï btfemaaï boojgehomen / in 't lll.
boek v. a/1 z. en VII.
4. ) en bat in 't miDben ban ^et htlflen ^fcaëi. i^pbebe ooft aïfo mit fpne

mr: opbatïîtîfpeïben/ naaïben/ fppet#/ potfcijecben/ bïa^enôaic:
bïerötf»? iaooftiatiinff^ebjoojben/ nietbeojöemgefpjoften/ maacban
anöcten gsfcijjebcn / boo?tb?ajgiï)te»

„^ietmebeb3atb'inbeelDi«genietaïb«magô; engoe feïf^ be ge^
ïoof bJcei
-Digfrcn in befen bjeimg te gcïobm 5tjn ,· bie ftijeecen fouben / bat fp
feïf met ogen gefïen en met oven geöoajb / enmet ïjanöen ;getafï ft^s
ben öft gene nooit en toa^: be bienaar^/ bat be jongen bjaatïife fpeïben
iöattTbe/ b'omfianbec^ bat be tang ïjen
in be Iianb toiecb omgebjaaib,
^aaeqnamen boe geen featten mcecontcent/ oftmoeftentobeceffénsgn;
enfcöoón men fag&
geen ftatte/ebentoeï öet toa^ genoegt) om te geïoben bat
fee qnamen.en bat feif ooh een pjebihanfj^efeib moefi i)ebb?/bat ïjp een feat^
ïjoof
b in be^ jongen ïieijaam boeïbe: en biecgeïpe bjonbetïifte bingen meec.

ie balïen/fofemeinbÊn,· (fpbielentcoutoeniS /maat fp bieïen op bie bJôfe
niet ) maac ooit becmeebecen be gene bie fp niet en fageas en bat boo^ ^uU
beï^ïtragöt. ^iet ban met een / öoe fecc geceeb ben menfcft be ^uibeï
in geöacDten : f^i fagen ijem aï boen i)et gene niet gebaan en toietb.
toifien b'oojfaaïï ban fobanige becmeerbecmge aï te binben / baat geen «its
üja-ftfcïinbebaabbeniómcnbïietb. ^p focbten/ ia fp jieïben ,f«ïf booj
bajï be toefentïiite ooifaaiï ban iet bat geen toefen öeeft.

i 4. D m^^ Î fï^t mp een^/öoe ganfcö onmogeïijfti bingen aan bas
^iiibrï bjojben toegefcftjeben ; en b' aïïerbjonbecïijcte toonbecbjecfeen/ fon^
bcE nuttig^eib. j^ooit bebe <0ab be olie of't meeï of't b^oab becmenigbuïi
bigen/ tentoarebatfjetiemantbooibeeïbebc; iabuifenben jijn me^c öaö
mj0 boo? bie becraeecbecing geboeb. Staat nu ben 5^uibeï eben beeï ten
ijuabeboen Î fp fagen ban boo? fijne hr^t be fpeïben in be fïeffcife toue^s
tneerbecen; maat tot tuateiabe boei) ί 3®antbja^'tben «[Mbeï bocó te
boenomquaabteboen/ toaaeom beemeeebecbe i)p ban be fpeïïen in be^
ipgen^ïicöaammeti aïfo ïiem bie geen p#ne ïionben aanboen in be tó
^peeït ban be^nibeï maat fo met mitaMen/ enï)e«fti)pbaae foïic]^en
Öanö ban / bat i)p bie fo maat te geabbeï toetpt. 't bp ftera ban tc
HamP^Kï"»»'^ feiemi3i^ib/cenfeatten|)oofb/^ een^ me»fcï)m ïtjf te

-ocr page 88-

νπ. Hoofdstuk. 

fijewgètt î of ïtebec ene δίιηΓφε Satte / tóe öc inan feon boelen aan bet fioof
Hâaar toatfoubebocBûie ftatte? toa^ öie ban De tobcee^/ of toa^ "^t ts
i^nibeïfeïfi oftoa^letene lïjeefentïifte Iftatte? toat fje&&e« fp tocD boö?
gebacôten / bie fa fpjefeen en aïfo geboeïen ί Hoe bja^ bat öeefï ίη'# îongenâ
ïijfseïionien; of toa^'tec
in gegroeibi Ï^anc toeïfe ban beiboi batmeâ
ftiefï/ fo|&eifibe?^uibeï tegen öcj^atuucgebjeriit/ een ïicöaanïboo^ecn
ïicôaamôeenboenb^insen/ baar opening nocöfcórtbtngbja^ / onitotbcn
i>oo?0anflpiaatiï te maiïen:of boben beSatnuc/omin mi$ nienfcóêïicöaam
fumen beefï tefi^eppen. ^nbien fuïjc ban géfetbi$ bà» een 3&?eöiïiant; foep!
fcöanbeï boc^fonieti bJicbanbepiebiïtanteni)eeftfo scoubJeftfeen boïïHs
öeöefitafi.

§· Î. ^fttoiï een buföeïöl bebïg^tot bjcbeciegginge bec 'aïgeineeiii
Minguitbit feifbebao?baïtreïtïïcn. ï^antöetenpaflniet/ batbe^ui^
ijelfcif/ en boojbeCobettÏ^fulïiegcotebinöen fean bercigöten/ aï^ nw
fo nîcnîgniaaï tot bjaïgen^ toegemeïb i^: en bat in öet betobecen/ ftet
aïtüb uit feomt op toat fpeïben / ttaaïben/ fpijfecr^ of toeï Montée^
Öatcofbïa^/ met betref / of met gaten bu^\îîfû boo?iö|ogïjt; geïi)ft bj^
noc&i>ef^eibeï»feecfunenfï0H/in'fnettbcfcö?i)öenopbe maat ban be mît-
beftteiCtójetpin'tbje^banCngeïanb/ ôiernain 't xxviii feapitteï te
berïjaïen. 'tgemeenpjaatje : enbaarom rtioefibie jonge fïcöin iefe
ftunfije^ oeferien/om't boïi te boen geïoben / bai ^ fefteriife betobeeb toa^.
JÏ^aat ôab öp goubene en fïïbece fpeïbf/ naaïbê/fp^fecr^/peetïf/ biamanti/
uitgetoateïb ofgefpogëiôy Ôabbe meer berbjonötruig berbienb. €n bjaars
om eeïjtcc meeri aïfo 'tben^«ibeï/ai^ ben groot^ïen ICïcïjimifi in i^iiofoof
toe&eben een^raoetjgn/of öp ingoub of fjïber of infeoper of inpfer bjerht*
<ίίη ön bie ober aï fo bp ftan ftomen / fean ÖP fo bjeï niet be toaterbui^
fter^ b'aïberöe^e peerïen uit be bicpten ôaïcn / of ooft ftofïelijcte fieenen
in be aacbe binöen, Bocötan^ moec öier bjat öaperen / aïfo bit arme
groenbjïif Ijaafl be rjjftfie ban ganfeïj Hampen moefîe sijngebieefi/ ίπ=
bien fp fuïfee feofîeïiSe fîoflFen öabbc ïîonnen toberen. ©eeïucôcen ôabbe
ban bie jonge geenen noob geïfiïb i bc bjoto ôab fuifee ftofieitiie fpeïben/
itaaïtirn / fpijfter^ of ooit fîuiîftcn / niet ban aarbenmaar ban gowbene
potien/ ïieber boo? ijaar feïf ûeïjouben/ ban ben pompemafter toegeto»
berb: ofbejonge'foube fïei)/ fo çuaïift ober pijnin'tbjateren en bjaften
nietgefîoitbai ïjebben
J ηοφ fo beeï gerugöt^baar ban gemaaôt, îBant
ooïïfofaöönien ijier/ geïijftraen ober aï beöinb/ foôaafîaï^batgerucôt
ban^cberp (aïtijböeginnehbebp'tawnftebolïï) be rtjïten en bermogetti
ben begint te treffen/ fo l)üuö fiet op ί fa bat « bp ben Buibeï niet aï^
armocbetenbefleni^.

§.6.€n ört berbjonbettmp nocö ooft/Ijoe't Sier aïtijb metfeatten il te boent
fomtîîï!^ ooft b20ïbe/boïiïïen,(men fonbe meinen/bat bc ïaatfïen/jgnbe naafl
geïtjiienDebe
Sehiry tn,meefi onbec befen ïianbeï fpeïen moe^en)bocô meefl aï
Ntten/ cn bie en sgnöec nooit gebeft toaartoberpe ïsopgmtU te

ν

-ocr page 89-

84 Viérelc Boek/

^fe tnasîit îiîci riben ban tocï biaffcn / toat öocD bi^ bfcfîm babrn an&etm
lîîisbjfUmljebbm/ featfpinbicntîmiot&eïjuip bccmeufc&nisgnbe/
om
'tftuîé tiaîi onjrbicrte fc&oon te |îouôeiî / fo brçï 0emfrafcöap met öen ^uk
bel iKbbeii. ^nbien be Fatmakoi jiiu fuifee iCtsbcraars bie met bm ^ui^
ijeï omgang ftcbbcn / baac looegt öe bc (jonbm bn ni niet be ftatten/
bie in ben 0anfcl)en l^pbel iitet gsneemb jîaan/maair toeï be ^oH&cn mcoigs
maaï/en bat ooft met be tObcraar^,3©ant buiten fullen zijn de Honden en de
Toveraars, ^penb. ίΖΐ î^. ^iftfo.tcij2iftüucip 5ί)η bie bingen/ todfte^
nien fo baft cn aigernem gciooft / cn bic ban. fcD?îît3eïeecbni Ujo?ben boojs'
g^ftaan. îBaaiomenbjensîuiraaïïeiïatteönietomftaï^i
aitoojbe»De?
febeefieiinacDseïebmcnTtiec'ifóciflcnboïn/ inbientV fuïïte bageliftic^em
gcmecne iuficuraenten ban ben ^iiibeï 5ijn. JH^p ftomt öio; taebecom bji
m ben fm / &et gcnebobm
vil i. genieïb ban bien pjebiftant/ bic gee^
«en papegaai meerbuïbeiitDilbe/ toannecrïja maar ban tenen joojb^m
geioafbcbatbetabecbixja^.^bïen bsmenfcgenaïïeban fo oie^ en hentig
iuarenAîJî^ foube ooit tneer featten taiilen Jijbenite meer alfo befcïbe niet ge^
Eïoiibcn toojbeu boo? bcfeten ofbetabeïb.; maar 't gene nocô, beei erger /
feïfbcïoj De Coberaac^ en ^uibei^ bie bomi.

7- JBefïetmpoüïïbebao^öeiöban&etbolft. fcari^be ïiefbe/bie
gcenqitaabenbeitôt/ baar op ijetfeggen ban maar een boofaarbig feinb/
tèrftoubbcganfcöemenigteem arme b?oto Uetoojbecït/ bic een ïibmaat

bc bûojfîanbet^ in ben bis ftaar feïf/ (gcïijft mp een betfeibmöoe bet=
ïjaaïb öeifl) ban beji #eeren liE^afeï Îjebbcn afgeöouöen / om aan 't geraak
öer menigte ben toom te bieren. ^elfim0efi be fufter öarentijaïbe ïpben ; fa
beeï befcpbcnöeiö ié bp öe ïitiDai bie ban bit g^ïoben 50«· Ôebben een^
tot ^Franefter een toîîfbatoofe enen aîibeçbii^ berugfiigb öabbe/ booj ïien
UolienBerftenraab boen fcïjuïbbeïicnncn en ^ejroepen ; ftaar batmoal ban
be i^üfd
afgeöoiïbfn /. m b' anbere toegeiaten. .fifôaac befe / toat ber^
tL'ûofimgc ié öaar gefdjieb i <©aar tegen Öecft men b'ouöer^ ban aï-
fuUmi ïünb/ bat fa bnafaarbtg en itcrbncfeaigftabenfeeriïbeb^gen/ en
bat beeïbuïbig ban<©ob^Baaminfabeeïiîerhgebebenoi:â berô

eojfaaiit ijabbc ; op Öun blootfgggen tïecôâgdoof D bat fn onfcönibig b3a=
ren: 'tlcdiïei^tfr'tarmegroniltuüfnictinogöt&eipen/ niet tegenftaani
belp aï^ 'ïbjaar geteif eit habbc/ niet meer ban befen enien jongen foióe
tieijbcu {ccD giittjaan / Die t'Hf fp ftoariiïi trg^u «Sob en buifenben ban mm-
ti^en bCD? fijH gdauöigö iöabbe. â©at biïiiïïöeib i^éin be ifet=

tfuenplatóatm/ bieb'^aöcr^ Dom befïaan in boete boo? be mi^Daab
|>unbcrïiinbetni; inûinilîetniÎtçat^ / om bat aïtHb bebenitenbalt/ bat
quaabevcmpfïof
aeb^cfeliaugaebepnbcrriglïtinge/ bieb'<©uber^ aan be
ïïiiiöcren becfcljuïDigb / baarbed in öceft ί

% 8.. ï^eribetcrj^ciftöejiEagifii-aatgfbaan/ bie boajbebeiiigöfibban
0ao?gö / en tot ontbeRlîîngc ban't fitï;fQb &fb?ogö gepberb öeeft, Jï^at ρμ^

bij^aw

-ocr page 90-

XI, Hoofdst υ κ. 8'f

lifeant ôetft tïcf) aïfb getjiirteHl^pD^ö&ê iiebert bïmbcboïïi tot oiîîrfrb?uïti
ïiinge
ban öie onnofdc arme b joto ησφ in öc boUnge geflijf b ;en flei} oûïî niet

l^bbm fp boen bïptnin be ^pnobii^ 't toojtebin jaac gcijmiben Din^
mn&ampnïi m'ttoa^iîenïceb genoeg^ / batb'anlmbïieCiaffm/ m
tod met name bat ban ^â>ÙJoïïr/niet ru Uîifôen rrgfjter^ toefen
tiatt een pee--
foon of fafte bie tot Ijimnc heraiiiTe niet en öföaojöe. â^î f^ï berftaHVien befc
bjofbec^nfet ijeronaeiiirïfη / fa la i)en met be SSjJofielen ïjiec bergeïpe/
onJómQirtooojöenoute^eppeLleeraac^toetepatTen. Jt>acR,8:17/58/
IC), Èfibenierktgy.noehniet, nochenverftaat gy niet^ Hebt gy nochuw
verhard herte ? Ogen hebbende en fiet gy niet, ende oren hebbende en hoort
gy niet. Ende en gedenkt gy ïiiet,
j^oefcj&anbeîiirgp onïangé iwn een ïlinb
bcb?ogm5Dtgetoeefi> Eeeiftnubitbocheenpoo?/ enoojbeeït tegen utoe
getooonte/ toaniïeecgp'tfuïtgelefenï)e&ben ; of geen ceöeïiöebbe πφ
tejïeiientegcnbefebofefotöeib / bie fó groten öinbee aan ijet mmfcöelp
löeïïeeüen/ m Uetracijtóige Dec toaarôeib tot gçbfaïîgijeiîi becooafaafii
Ijeeft. ·

XL HOOFDSTUK.

ri?

Sa blykt ook het bedrogh van Toyerye en Befetenheid uit ;

die merkwaardige Hiitorie der Urfelynen tot Lodun.

tv l^ifîocie bie ίβ f)ier nn boe Ijoïgen ober îo. iaacgeûeutbin
^ ©canhri)ïttot£oöun/ booitoeïgeae&ten tiojgec ban bie fiab/
uit oojfaaft ber berboïgmgen ban baat ontbÎugDt/niet mijnen raabfjierin
btfmifdjttaït aan'tüe&tgegeben; en.'tfeöerbaanflanb^ooitin^uitfcö
gcbifigöt. ïBaauuitflcnocsfaam&iöfet/ öatanbece fobJei aï^iftbatbjecfe
geöo^beeïb Jjcbben ai^ bobcn aïïen toaa^ig om baniebec een te 5ijn geïefen;
t0tantoeet:fjp?eiteïgR beiDijl baaal'tbeb?!^ be^ ^apenborasS en bet ges
naamöe €obetpe. îl^ant befe fegigbec gbft fiin boefe uit b' autentpe
^uBfeen ber teggt^pïegingen baar obet boo?geballen tfaemgejleïb / en met
fenonberfcóööwïtïpbfröaaï ban feeï befenbereDm^anbtgtie&enfobebes
pigb/ batmm aan niet eenenïetïer ban beiijaar&etb ijeeft te ttojjfeïen.
fovü ift toei een^ toiïïen jïen fuift een beïljaaï/ maat met be &eïft ban fo beei
tèfeetijeibenoofeopcej^igóeibbpeen gêfieïb/ bat on^ betonen feonbe fuïft
fen
ongebein^e en toaacacötige betoberingeaf befetenôeib / aï^ befe baffcij
ίί en berfïetb, ^fe Ööe baacbp noeï) befen eifetj / bat mp getoonb faï
bnunigeanbcregefröiebenitfe/ bie meerbecfc&mifai Rebben ban beteij^
Ht fumebingen^ön m'©uibcï/ öanbefe ffeeft i )o)m ban öetbïpt

-ocr page 91-

m vierde Boek,

öat âïïe^itiaaï> 6eö?oaó ôân mmfcijm i^. ^ö aï^ öe fcanfcge
fcöïïjijecijatt De Bibliothèque univerfelle & hiftoriqae mctinmetlJOKjoet/
fonefmiiifpnefcoaacfc&outoingeoofenirttecilectm öie% ojp óeöm ïefe fti
fïjrt
Tome 14. pag. ζ ζφ. öaac 'tfeojtöcgtijp ban bit bfcDaaï beauinenöe '
mi? fdt :
dat fy die alle Daivels werkingeo (te toetm 00 öer aaröe enöe aan öe
mênfcïjm ) looghenen, en ftoutelik met eene ftaande feoudea , datter geent
Toveraars en zyn , uit dit verhaal geen roordeel kennen trekken ; om dat
Booit een befonder werk van defen aart ten algemeenen regel dienen kan. .ï^lï
ï)oo?ti)Ï>/ batiïtfegge/ jaj aï^oofebece&enban mgn féjïgen: SieSaïbcn
noci}/ bat Dp bit bietbc
6oclï aïïem boojïeefenbe bjeï fienfaï/ èatö^top
. fuift een ejcempeï niet een^ aan en ïiomt; en bat óp mp niet em baar tegen
aan faï tonen Iftonnen/ bjaaromópnocöfo ftoutelikC^&W/wi»? j met at^
beren bïijft ôouben (îaanbe aifuïïten biechinse b^ ^uibeï^enbeciCot
berp.

§. ^fefaïnoe&tan^mötttoerftnietfeec bergroten / boo? te isöïiïuf:=
tigcn bectjaal be^iniroub^ ban gemeïbe öoeft / baar niet een bjoojb bergeef^
in (ïaat / en baarora quaïiït te beftojten ï^. ©eeï beter fal be Eefer boen /
. bat öp't geöeeï boajïeefc/en fïcö ï)iec maar telj?eben ftoube met uitrefefeï^/öie
ten p?oef(ïuft bienen feonnen
î en met name ban't betoij^ batiftbeoge:
toaarbanbelragôt boojnameïift faï 5Ï)n tot obertuigingebanon^boo^t
©aufbom feïf / bat boo? ganfctiBjanferpnioetbehenbfiaanbitgoMoo^
l)fb?ogft,· enfîcijbaaroberfcôamenbe/ beïettôeeftonfeS^îotcfiantm booj
gcb?eefbeongema&ften/ om'tfeïbeboojbebjeereïbbu^ tentoontefïeïïenl

ïefenfïaat

ner b?icbcn bie na fiinen boob jgn uitgegeben be 3 7. na meïbióge bec moó^öt
benó.Olsecerati. liiii.tot^rp^gebeurb/ aïbu^in't feojt bn een gejïeïb.
Menheeft vernomen (feit ï)p ban ben genen bie becmoojbbja^) dat het was
geweeftvan enen meefter der Requeûen . geheten Laubardemont :diein't
jaar 16 j j. den armen Urbain Grandier, Paftoor tot Lodum ter dood verwees,
, en leevendig verbranden dede;voorwendende dat hy den Duivel in het lichaam
van degeeftelike dochters tot Lodum gefonden hadde, die men leerde danflen,
om den gekken wijs temaken, datfy befeten waren. Is daar niet in te fien
een godlijk oordeel over 't huis van dien rampfaligen reghter, tot foen op eni-
ger bande wyfe van dien wreeden en ofibarmhettigen dood des armen prie-
iters, wiens bloed om wrake roept ê

.§»3. jiiïn bJïï ift eerfï &tcr fMïen ben boojnaamfïenirtïjoöbban'tbers
fjaai/ baarïM Den fcöjpberber
Bibliothèque maat bertaïenbe: baarnaeen
ban be toigötfgfie en hïaai'iïe p?ocben
tit$ bebjogi)^ / uit onfen feil?pber feïfj
cn einbeïife ijet oojbeeï ban be ^utberfïteit tot iBompeiTiier / Ueïarigenbe be
Öoofbbetopfm / bjelften bebebjieger^ öeö&en boojgetoeiiö/om te betonen /
batbiemenfcôentoaarliift ban «ajatibier betoberb/ enbe ban ben ^uibeï
ÏÖngeQuelbgebjceii. ^^ietoa^bjeï/ fa be fcôjpber Der
Bibliotheque feit/

toat

-ocr page 92-

Xî. H o O F D s T U K. 87

fajat te i)OO0ïi?a^imöe m tcof^ ijan ommegan^ ; m bte |ϊφ na ben f iî3î>c tuei
iDifi te fc&thïïen : maar ooh in toaac](}eiïï eerïiïtcc m ban geoefcnöfc bcrfianö
ban 't flïo^ öer geefïeïifecn ban Eobun t Die ftem baarom te meet benpbben/
bat ï)p/ aï^
5önbe baaceenbjeembeïing/ bûo?tîîneï)oebamaiîebcncn0e=
bjaöï) / nocö een inhomen boben fijn pafioo^fc^ap ftabbe/ baair fy berfïonöcn
nabcrtoetejtjn; boojnameïiit JBisnon / biebe biecötbabec ban be McfCi
i^nen toa^. ^u iaï (ft bao?té ben iaatfiïïenoeniben fcDjpöet boïffen.;.

>» 4. ân't jaat i6i6, toterb tot 3toöiin ren aioafiei: ban grefierifte
„ bocötec^ ban ist. lïrfuia gefucljt ^te öabben'tin't begin feet acmelp ;
„ en ïïonben be anbece Moofteban bie fdf be o?bec/aï^ sijnïie aïtefamë
„ onlang^ eerfi ge}ïitïït / enbe aïfo ben flaaô nctcg niet oui ben arm &cttben=
„ be / niet# bpfetten. ^e jongfle befer bocftter^ b>oïiftee ban geefl banb'aiis
,. bere / en foefeenbe niet anb ec^ ban maat aan fïagô om ben tgb te fto?ten;
bequamen boa?
't becfiecbcn öun^ âdefiiecber^ ooft geïegentijciO baac toe:
aïfogelcrofbbjierb/ batinïjnnnebwninge becfcïjenen eeeflen / biebe
„ )onge ïiofthinberenbcïbaarbcn/ toeïfeefptotfieunbanöunneftofibjins
„ ninge bjai-en öoubcnbe. Cnigen feïf ooft ban b'oubjïe en eenboubtgifle bcc
„ geefleïifee / bte ban't ge&eimnietbJifien/ kua^üiebjerc toaarïifternfi/
„ en raoebigbe begcnen aan bie be fpïbjaaibe / enbe niaaftten bnifenö
s, jpotfen binnen^ / bebenftenbe baar bp noci) aïïerijanbebïegenom
,> b'onftunbige't berfföianen ban be <0eefien be^ te beter toij^ te maften.

„ Ji|u/bie .Jièignon gcioofbe bat öp een onfeilbaar mibbeï uitgebon=
3y ben öaDbe / om ftc!) te tujeften ban <©?anbier. ^ier obejreebbe fommige
p, ban befe geefteïifte bocôtrr^ / bie aï inbegebjoonte toarenboojfpooft
„ tefpden/ rïcöaantefiriïenal^befeten: toaar toe ôiJfieii ooft ïeerbebui?
„ fenb Diajingé en fteecingenbe^ iic^aam^/ geïpftenbe na fuïfte biemen boo?
fobanig ïjoub ,· boenbe toeï becflaan / bat bitbereg^tebjeg&toai»
om b' inftomften ban i)un ftïoofïer te bergroten. troft berfcl)eiöfiï
anbete moniften en p^ièfïer^ / «i^anbiet^geftooren bpanbcn / met ftclj
in bie maatfcgappp. iBenqnambantot beftoeeringen i loaa^op ije
ï' ^iiibeï niet en mi^e&ooiöenmonbe&frSöefetenfn'ibefeónb tegeben/
„ bat(62anbiertoa#öeCtibÉcaat/ öieöoojberbjntenitTémet ben ©iiibeï
„ aIbitnuaabteb3egcb?agÖt. ^pb?ebenöefeneering enenmimen tijb.
„ «Öiaiïbierbooïfagijfïcbfinöeïiftï enDabbericömiflcöim nocö toeïbaac
„ nit gereb 5 inbien fp nietmijabben Ijet geïjeim gebonben / ben Carbinaal
„ banSicóeïietiintfpeïtebjengen/ ïjemfeggenbe/ ïjoebato^ianbierop

„ §. 6. ^it.bja^ genoegljomfuïftcnmanaan't^oerteftrpsen/bieaï '
3 ,. fïjn icbÉii ïang bemiaaft nam in be toiaaïtv gaf ban ïa^ atan&arbe=
„ mont / «η ban be^ïtoning^ raben/ en fïjn eigen ereatnte/ bie ooft aï '
», bja^ getoeejî aïbaar ter fiebe / ombebefiingban'tftafîeeitefïegiîten/
enalïe^mètbebpanben ban (Sjanbieeöab oberïeib ; om befe faaft te on?
Î. berfoeften / en baar in te bjpfen/ fo ôp bat berfïonb, Oie qmm baar ban/
j> n^t belïemagïit en ljabbe üjeWg moeite om ten eerften tebejïuiten/

»Öcra,

>>

t?

-ocr page 93-

736.· Vierde Boek.

„ Bmiin öec^teni^ te nemm. ï^aac tcgm ÖP / fcftoo» ötó beifîm&igb /
„ aïfoïïtïfïcöonfcl)aïöi0ft8nïïe/ nicttcfecfecnmaaftte : öi^toicrböptiafï
„ gcfctt / m onbecb?aagö / gsppntgb / fauöer 't mmïie te bcftnmcni
,, nocötanjJlJoo^ïColircaacggïioemöteüuce/ cnija'bjaiiö.

„ 6. fijnen ïfoob 5idiï cdjîer ïie ^cfeten^etó niet op, ï©an€
,, een^i!eeï^foiibeanöeL-^ö-tlicö?agöaï5^aïtepïonip öu^ arnifloiiu? boo??
„ sefc^eeiienïjeljùen; en anbetöeeï^ fa üJaren nu bie j^oiuim in ben tmaafe/

V tiangoeöeUJtnfï/gcteofeimi uit bien bonb; aïfo men geen betooteCatgos

„ ïtjïien fagö / öis^ niet toat aan i)un Itïoofïec fcf>onftcH/ om b'acme boc^teï?
„bie öefeten toacen te onbecfteunen / en met een be ïiofi
cîî ber 25ef tueetina
,, gen baat uit te ijtnben. buurbe bie 25efeteni)cib nocij aï taat jacen

na bien tijb/ totfpotbanaïöetgenebat be Koomfcfte Rerh op't meefi
,, Î300Î ïjeiïïg en ijooj ôeecïtjfe ac^t. ^oci} einbeïife i)et fttoofïer rp genoeg/
„ en b# be ^mnien ooh ai uitgefloof b üan
't ïaflig fpeï/om bu^ geburig u
„ befetenen te maften/ bcHfôag&tenmebegeenbeïang meer ijeöbenbe aï^
„ boren in bat toecft; en't gene nocôô^tmfefle baar toe bebe/ öet onber:=
», ïjowbberExorciften of SDefüjeerba'^ metta- töb UerbVupnenbe : fo ïiep
„ batgianfcöetoerït/ batfcijiec öet ganfefte feoningti)ïï piagö na Sobuii
„ te treftften / geïjeeï tot niet.

7.55e feenfi ban't ganfefte fpeï befionb in't beinfeti ban feer f toe jpfjnm/
in'tmaften toan feer bjeembecnerijarnielifteminen/intbetterienijantieri
öaarUfte gefigbten ; in 'tfjpjeftenbanïatönfebettiaojbennuejtban, of fa
lie niet gereeb en toaren in tbeanttooojben ai Uia^'t in'tfcanfcl^/ om tc
betonen/ bat be <©uiUeï ïjet ijerfionb.^^aac beöe men op toïgen een eenfiems
migfeggen/ bat fuift ïpben niet natuunijfetoa^; ïjctmoeltbe 3^u!öeÏ5ijii
öie befe j^onnen quribe/ en bie öeftoorê voefen/ om te feggen toat of toie öem
J^abbetoagen bitteboen> daarop ttïa5'tanttüO0?b Dan befïeiSï; batgem
<i5^nbier aibaar gefonbien Ijabbe/ aifo bie toa^ een iCoba-aar ; bar toa^
't
getuigenis be^^^uibei^ batfe foeftten / om öem baar op ban ftant teijelpen.
JSeiï noembeboft be ^uibeï^ bie't hen beben : aïtoo^öe <©berfiinne befec
j^onnen i)abb' er feben/ om geen mmber roem te ftonnen b?agen ban jaâa=
riaiHâafl^aïeua; en bie met namen
Afmodi, Haman, Greiil, Leviatan,
Behemót, Balaara
en^ifaacarura j bieooft be eene boog en b'anber na booj
feragöt ber S^efbjceringen 5ijn uitgebjo^pen j met ongeip beeï
moeite/ na batfe fierft of feiijanber of Ijarbneftftig bjaren.

§. 8. ^it ftuiifl ombitaïfo te boen geïufete niet aïtijb. 3©ant fom^i
tgb^enberflonbenbeS^efetenen be meinig ïjun^ 25efbjeerber^ nier ge=
noegô / of pabben 't
ïe^je niet bsei bafi, 25a?ce een ïjunner eigene 25e=
f toeerber^/ bie ooft ban be ftonfi icaiS/feibe een^ adero Deum Vreatorcm tuum^
«anbld God uwen fchepper ; tüaat op fjem be befetenc totantbjoojD gaf/·^-
dorote, ikaanbidu: om bat fp't quaüft ^ontftouben / uit beöjoojbrnbie
fp geieerb ïjab om te feggen /
^doro u Jefu Chr-ifte, ils. aanbid u Jeius Chri-
ftus.üp haar ban bjagenbe op b' eerfle bJoo?ben
' Qî^em-adorat i wieo aanbid
gy w fti tot anttooo^b J. Cbriftus ; baarnat latgw ini)it gebaï gejiib moefi

m

-ocr page 94-

'XL Β ο ο F D s τ υ κ. §9

iae^îiiiî Jefum Chriftam, foubt't floeb W&tijn sôn. Smrom bat ba«
gocûtemaïien/ bjaa0t öaaïDpbie manier bat Kâôetotieu diï iairinffije
taiebaacop paf!e fote frggen / J^f Ckifim .-Quii«β ipjè adems i Wie
îshy diengy aanbid ? .î^aaC'tautiî3002bU3aéUitlaai'
ÛîU|joiîÔ îia 'tcori
fîele^je/ Jef» Chrifts. ^erïiaïben ïionbe Φ'αιιίεϋ l^jouuï bî^lîtiit btt

■pjûOfbpfifÔHfctOûÎÔaubcn ban ΐε f€00i?n Oüerïuib/.die Dmvclfpreekc gecn
goedlatija 't Saîijn bec papm bte be- lEîiu'ôrtIiîeîibmterfloîîbciify befï
betei: ban bcc gcatn î^icüan
biiitm QuanMii. '^fii ecnmga)3en fp ban αηε=
tooojb/ £«tn f|i iBifîfnïDaî ijeu bjagen fo«be/mb«liBn'tbeîcljeiD bat baar d|ü
îjafte met bfei moeiten üjaö gefeecö-iBanneec fcn auber fpiai»/ fo iBierùcn bc
Îefetewn op m neiisg^îirîrn /en becfîombem of bat fuïy

lîuniecgeïegeHîîuanrf efbierg^ïie.--··.:: . : .

9. em |un seijpoon brbiogij ban îcc te bel^am / bffîieifen f^.flcïî mit
brrrröcibtn anbcre öonbcn. Uiiftcn coïi ben bag^ ban
Ijuii te fîellen /
niet ffggcn/ bat
ht feraniit' niet in fîaai ban aaîifpiaaïî/cfraibeta· toa^ : De
fcöiüb opb'ongeiebigl^eïö te toecpmban beu ecnen of bra anbfreu Daar u--
SenÎoaojbig ; teaac beo? ban be brftaccctngc gmiiiraglît en öaböc: ai0 ooft

omrenttoa^/ ïjielbmfköbe.'^uibeigifiiii/ ombat bic onpartijbig tua^ j
inaar boojbtn^ilircöoptoarenfe sanfcó niet Ucrbcetö; m bie qnam
fp ging öet fpeï ben ouben gang,· ombat <Sranbicc^ partpen bien op
Ï)unne5î|bei)àfebcn/ enopîjetïaati: (ge4p-sefeibi^.) oaïïbenlïarbinaai.-
mbatöeeftömibenbooögebaan. .

§, rO. ^it5» aïïeenïifï tt)t een flaaït|e ban bftpapenlrserïï :. be ganfeöe
fafte fal be Eefer in ö' öiflarpWnben ; bieilï ió nutt en iiobig acijteober bes
te ftüffe teboojieefenaï^ mijri eigen toerfe. j|u faïift ïjier öet oa?beeï|ielïen/
bat ober biecgeïijïigebaïgeiJïaagb i»^ ban panter re priefïer enbe pjbmoi
teuc
/aïfo gefeib / be^ öi^bom^ ban .©mie^/ aan be ^niberfitdt ban Man^
peHierbecteïfeer be ^jofejToren fo niit aïïe / inimer^ op ijet min/ie boo?
bedelftf>aptfîçntoarm. j^fuftan bcmccfem uit Ö0 bjagcn/ toeïâe bc
tioo^naatuiffe feonfîen befer nagcmaaftte <!Η>ηΐΐ3ί·ϊ^ koaccn / toai^r uit fy Ujîï=
öen boen geioben / bat öie geefîciiïie öocijtft^ tuaariiïi ban Defeïbe jgn ge=
nufib toantöet befcïjeib/ booj be boo?feibe idniberfiteit baac

op gefteïb geeft fuïp genoegfaam te beçfîaaiu ^at ban fo ai^
tioïgt.

I, Ff. OFde wringingen en bewegingen des lichaams, fo dat het hoofd
dikwyls den bal des voets IS rakende, roet andere verdraajingen en vreemde
fe'hikkingen deslichaams een bequaam kenteken van befetenheid zyn ?

^nfw. De guichelaars en koordedaDÎÏers maken wel fuïke vreemde bewe-
gingen, buigen en verbuigeui fich iii fo veellerhande fatioen ; datmen moet
gelovcp
datter generhande poftuuris, waar toe mans en vrouwen , door
fieerflige oefeningc niet bequaam konnen worden om het te maken, kun-

Ifô nende

-ocr page 95-

ÇO Vierde· Bfîek..

cende felfs maken extraordinaire ui tfti ekkttigen en rekkingen der beer en. der
heupen; ea andre deelen des lichaatns ; teroorfakê van het rekken der fenuwen
muicuïen en fpieren door langdudge oefeninge en gewoonheid. En

fo vérre gefchieden fulke werkingen fleghs door natuurïike kraght.

IL rr^ Ofdefnelligheidderb^eweegingevan'thoofd, van voren en van
achteren ilaande tegen den ragge en de borft ^ een onfeilbaar teken van beie-
tenheidzyi

Dèfe beweegiiigè is fo natuurlijk, datmen geene redenen heeft by
te doen tot de gene die gefeid zijn van de beweginge van de deelen des ii-
chaams.

III. Fr. Ofdcfchielikemtftekingéofopiwellingedertonge, derkeelee»
des aangefights, endehaaftige verandering van verwe, onteilbare tekenee
van befetenbeid zijn > .

tAatw. Het opUchten en bewegen van de berd by pofei!, zijn uitwerk-
felen vanueuitademingeuf iriademinge, gewoonlike werkingen der adera-
halinge. Waaruit geenerhande Befetenheid is te beiluiten. D'OTitilekinge
derkeelekan oatllaao uit bet weerhouden van den aailem j endJe van d'an-
dere deelen uit dé iwaarbloedige dampen ,: diemcn dikcftaals üét fweveu
door alle de deelen des lichaaiiis. U'aar uit vojgt dat dit teken van Befeten-
heid nietaanneemelijkis. · :,

IV. Ft: Of het verdoven des gevoelens, of d'ot)gevoeIigheid,ib verre dat-
men ikhlaat prikkelen en iteken , fonder geluid te geven, fonder ficb te rep-
pen,. enfafouk foadercolear te vaTchietSii,. gswifle kentekenen van Befe-
tenheid zijn >

t^nfw. Dié jonge Lacedœmonier < dieiîchde lever liet knagen door enea
vos dien hy geftolen hadde,
fonder fieh te laten blijken dat hy er gevoelen af
hadde ; en de genen die fich lieten ftokflagen geven voor den autaar van Diane
ter dood toe, fonder hunne wenkbrauwen te froniflèn î tonen dat een opfet-
telijk voornemen ieniaiit weikan doen verdragen de ftèkingen der fpe len ,
fonder fchreewen j zijnde buiten dat feker dat in 's menfchen lichaam by ibm-
mige perfonen gevonden worëen fekere kleine vleefchene deelen die fonder
gevoelen zyn, fchoondatdeandere deelen rondom gevoelig zyn ,· 't welk
dikraaals bykomt by fekere voorgaande fiekte. Dienvolgens is fulke uitwer-
kinge niet om te bewijfen
dat iemant befeten is»

V. Fr. Ofd'onbeweeglikbeiddes ganfchenLichaams, in de gene diemeo
acht befeten te zijn,, door'l bevel hunderBefweerdêrs, gedurende, en mid-
den in derfelver fterkfte bewegingen,een levendig teken zy van den Duivelbe-
jfetentezyn?

.Ant-w. Gemerkt dat de beweeginge van de deelen dés tiihaara? vry willig
is ; Ib is het ook natuurlyk voor luiden die welgefteld van lichaam zy" » fich
te bewegen of niet te bewegen, fo als fe willen. Volgens dien komt fuik ene
uitwerkingeofophoudinge van bewegen niet in bedenkinge, om daar uit te
befluiten, dat iemant van den Duivel oefeten zy, by aldien by die onbeweeg-
Mheid nieten komt·ene geheeleonthoiKÜnge (beroeringe yangsiroelen.

■ VL Fn

-ocr page 96-

νπ. Hoofdstuk. 

VI. Γ/·, Of de blaffinge of geroep als het blaffen van een hond . 't wefk
iiieer gefchied in de borft ώπ in de keeleeen teken van Befetenheid

Pe tnenfchelike fchranderheidjis,fo ^landelbaar onvallerhande redenin- ·
gen I» tebootfenidatmeoglledagen rnenfci\e^^ om volkomelik

uittedrukkenderedenina, *t geluid en ^t gefang.vanallerhande.dieren, es
om defel ve na te bootfen tonder de lippen te bewegen, of fo weinig datmec
't niet en merke. Selfs falmen veiicheidene vinden, die woorden en ftemmen,
indeborftkonnenmakeft, die veel eer van elders fchijcen te komen, dan
van den genen die defelve alfo Riaakfi O Çndefe menfchen worden Buikfpre-
Jiers gekaamd. Overfulx is fuik .eetvjjitw^erkfel pat g^'y^ Paquier

aanmerktcap, j^· van fijne.'0,a4erfoekirigen, uit bet exempel van fekereq
Jboeve genaamd Gonftaiityn.

Ylh Tr. Ofeeii.ftijfgefight op enig voorwerp, focder'toog ergens heen
te bewegen, eeagoed bewijs is van Bcfcïeuheid ?

. y/entv), I^ebew.eegiBgevan'toogis viywiiH^ gelyk van d'andere dee-
|efijd:esiiGhaj]ïn?i endei?.:flatuurlijk , 't felve te:^ of iiil te houden.

yiit befetente zijn,

in 't Franfch ,;,:PP'ei?ige vçagendie hen iVóergejfiieid zijn in 't Latijn, een be-
wijs ζ y η van Befetenheid f .,

tAntw. Wyfeggen, dat het feker is, datliet veiftaan en fpreken van ta-
len diemen niet geleprd beeft bovep natuurlike dingen zijn ; en die iemant kou-
i;en doen geloven,'dk fiilx door d'èsDiaiyets ai'enfl'üf door enige andei e hogere
Qodaak^efchieden kan. Maar alieer)lik o|3 feka e vragen te antwoorden, dat
ist'eeiicmaaï véi^aeht ; alfo iélK-^langé oëferiing,'d^ niêt welken

tnenmgoedverftandis, vêelkonnend^oeh-tot fülke aiitwoovden: bjykende
meteen, dat het dromery is te geloven, dat de Duivels de vragen diemea
hen in'tliatÏjn voprftelt verftaan,, en datfe altijd antwoorden in'cFranfch»
eninderaoedertalevanden genen'dienmen wil doen houden voor Befeten.
Waar uit bly kt, dat fuik een uitwerkfd niet en kan bewijien datai fuiken men-
fcheenén Duivel in moet hebben .' infpnderheid by aldien.datde vragen ia niet
veel woorden of redenen,beftaan.

IX. Ofhet eert bewijs is van Befetenheid ; fo iemant in't^braken alles
fo uitwerpt, als hy 't ingenomen beeft ?

Delrio, Bodin en andere fchry vers feggen, <3an de toveraars door
betovering fomtyds.doen.uithra^e^i fpykers, fpelden, en andere vreemde
dingen
dûor.de werkingedés Duivels·; endealfo t'efelve in degenen die waar-
lik befèfen 2:yn het.felfde kao te w^gebrengen. Maar
iet fo weder uic te bra-
ken als men'tingenomen heeft dat
is natuurlijk : alfornen luiden vind die ene
1 wakkemagehebberi, eii die.vele uren lang behouden't genefy hebben inge-
nomen , en daar na fo alsfy hadden ingenomen wederom loflen ; en de müd-
f'ektö hèt-ivoeafsi wedèrom onder dóet uitgaan, fo .akihet boven ingekomen

-ocr page 97-

liumeur, -------------------.......................- . -r-

gen niet'uït lopen kan;' 'Ei> hïï defeVëien k'f'd^t'iek R^
geprikt ) zyilde in hifeiTe-aderen, ^en^attiurlike vaftW di'jöF êer) làVic^tre /van
den
Chii urgfen , niéc eenen dr< ){>pel blóeds jâîen : gelyktnet· fiet tloor onder-
vindingé;,
Volgens'dienfteèktdâar niets^dat niet.natuurïyk is·.

Ktt, me blagen CJÎ 'η: 0φί||ΐίΐ ber-^fiiticrfitdi: feter'op gir^em /
tep! te nîfcfibi / todiic ïiôîsfîéniii'biîi föfflei beffr Ca^ftpcn ^ilrt toéïït
Sp^ftci&v en teàf mcn tô^ igiitóntÊn'^efft fo iian ^rteüiting aïg" ban
Sc^cfftrnljctó : Dat
ùtfe |52offtTorrn m îiPoctoren / fo tiift alïe / immec^ op
ïjft ininflc Uoo| öe ötift "fdf iloamfdjgéfinö/ aï bat üstorj^ öpcluirpcn /
toaar op ï,iocijtattó o' αιιΓφπίϋίίϊε fa caïgcaaöig ié t)écb?aniï. JPB^n ö^i^öè
anùcr aHttöoa;2ü lian öie Mniöecfitrit tjeckuaeyt / om bie befetmlfio öet
fdnnnï'tot S-tit'im öooj birfctocijtoatnieirte-^lfltim.^ ;Éâaar botîe»bieti
iüftrö öcïoj ücclJOD xsau Ijoger Öanis öii iwtft gefïuSt'i îîiôoe
ïid mfjt beföïOTcn mögl^y fa tiiaffö: m^aKtmitï te iDiiiöth ôie-ijaH- ïjtm

befïtnTlrSasS ; eiïiiabüCH Bêlzebub < 'Barrabas, QtHÏmor) m'Gartnin 4.

Öii.s öte öat fjpd Daar m^aïiten/ nift nieev ï^öocn. ; · i

XII. HOOFUSTUK:/

ïjjit defçïx 4leii, isjcla.n af te -^Vmen;;, ■ φ welîi^, wyfe ' ιχίζΐΐ^ίΐρΐ}.
beefü te· dragen, in het; ondciToek : yan fulkç dip.gen , aisnaen
acht dàt. vajî den Duivel of door Tovery onftaani alsmede
nopende fodanige Vfertellingen , als ons van anderen daar af

ter haindicnkob^ftri,.;,' - . ^ ■ 7 "'' // ' ;

■ - ■ ' - ·' J I ^ .....- .. : - . - , . . ., . :j· . ,··;α Ji:. -

li'Kn WHBcmMasriÖcüïg^-to^ gfto®tii ^iïan fci

^^ htei rcb enen rn ooft 10 Ucd cjrchipcim '/ iïan onkiinDe / ban Uooji-

brfïoöjbenieinantnim'.te ttïïjtien
of tf lionicn in gcDacl)t£n ban aïfulhe ^^'jibrtjï tocrkcn / ^paUrrpm / Co^
taeriïcn / ofiBrfftcnHnb/ al^^nra fiet Datön ûcsanfciîf·iuffteïb
tâïê om bat fïci) bit gr baden nsri) fo ba^ackojteici geeft : taa faiicn nocij
lafittifperpaben·/ otBbieiStcnaàiîta^ie Dom fjcn/ iöt oiiöer aiet öaa
ffinbgconö iiït. ïöant naöcmaaï Dat tot een groftötg eu baïïiomm onDec?
forfebanfuiftefafteii / niet aiïeén meer baii. gemfcn ba'fianö / eruatents
liciïi/ boo?figfitlg|jeibaineccra3!)eib ban noben ίφ-, maac ooft ffn gecte
bat mît geen boo?oo|becï ingenomen/ nocï) oaft booj bpgeïobiióeiö/ of
ffij?ili mb2eef£0bmiie!^eî;bî^î fp tooîb ec ttionberïtit bcrî toe bereifcht/
ojnbaftie fMlm/ batictp'nistnarnudijii/ of boa,; Uaunimfcgot

H ii?fci|ieD / οΓ fo bcitooiib. j^ai^ianp en ίffec iwer niftûau bic tbjeeber^

ie^

-ocr page 98-

χ î ϊ. H o O F D s τ

ÏÈjîc bjfsô / oraoïîïfHî^befen tebirfeïîcrm : fcïf^anbcrfainbinne/of geloofd
iîjcrrbige ürLteïiin0c l34U anöccrn / Die 't onöccüoiiöcn öe&öciL .ïBaac ift
enljcbût^fcifnkib' Mifrniiîiîîeonîirrbiirôinge: bantoel bat aïïc^ toar rmi
ocic of ooit Uùû^gclîomm iiatimi'ip iuafî/ of mmfclidiiicftoafi^ciii
0t bc&?o3i^.l,aacïîtaiï^Ï3e&iiîTabMmEtfuUiefaiîentodte bom geïjab. at
aïÎc^tueifonfi-rfiiganbecfacôt/ batih met uoöig Î^-Mt/ om na anïicrcn
anitîicrctPgaan. C'e Erfer faï bat iîcbbmiîonnruficit/ mt afe^ luat
ï)ifc Uoo? ui£ £igcn onbcrbinbinge üan mp aangetciieuö. ^o
iïî îji-t nu
&anant3crcnniOft{}cbijen/ ïaa: fini UJi'esîiiîfg bie tlî baacbaningcio^jcn
masöi.

^· eb?n toan ©frtfïïingen/ bte ieniant boetuitcigm

onbccbinbnigè; om πίί te fiuitcn 'i0miijp ban anbccctt geïjooib of in ec«
ftoeïi scïcfen ijccft : toant bit cn Uonit «iet tc paé. ccbrn / om
batcoppefaüncopiïinrpöötmnictcngftö: eubatmcn firi) op geen gftui?
genmagDbcriatcn/ bicfrlfgemhenntiTcban faïim ï)c&ben: fpcerfts
VDûO?bfcÎÎ/"van horen feg^en liegt men veel. Jil^aacïaat mo bit nodïtan^
toat nab£c onbcrfcïjci&cn cn Uerïîlarnî. .S©ant fomcn anbrr^ niet geloUcii
tnagï) ban i gem οηΦ of ftlf gebiticb / af bàn bc genen bien Ijct fcif gcèeutb
I^Uiojb bcrijaaib ,· fa fc||ïjnt cu tocinig feïiccijcrb te 55« / befonbctftïï i^
fcenni
^UanljifioLien/ toaarban ecu bie maar tameïiïi beiefen i^/ ïjctbui^
fenbfle'uiei fdf gefien öeeft ; )a feïf be gene bie ïjet fclj?iift öptojlen niet met
aï. Siubïenifecoïuiietmagöbecfefterbsön / ban üan bat gme baat ià feïf
ben bp gettïcefi : fomagîit 'tbiîiîrnbfle niet ecn^S geïoüen noeîî beiteiien/
^anailjit gcnebatijieroiiigaa ίΐ4 toone/ en noeïjian^,

beiMaarljeib i^.- ^^ocUbit jijnbingen t>an gcniecneu flaat . üie ieöec een
bfï^aat/ baarartèUcfï pcrfonen ftennifTeban blagen/ om baariuttogs
feïïngtefMïrn. .fl^aar 't gene baat top nu üan fp?cïieu ié bat on^begcyp
tebobcngaat/ bat Qunntuurip tó ; bat ö'eenc Ijoo?t eri fict cn b'anbec
niet/ aïfÏaanfeL'beiöc'atï ; &aàr bobcn bat norö groot uoojöajöeeï onöec
fpcfïti ïiaat'tbpgdouc iicljmfioblgiïdb bcroojfaaiit ofonftunoe/ fefeilS
of Ιΐίφ'ί oojbeei art tiafiaÎib/ ja fcif ooii
öc gcïjeimnkJ bcïeinmccb
Öcfft.;- -. 'v , "V

5· ^afeifcnjijnton biiïmaaïjfniet bfqiiaauï/om'tgene onë nietgc=:
norgfame bcrfiliccing bertelb tö te berteïfcn. ÏlDant op %ct brfl genomen î
&et torsptitodgcn^aba· luien bat ipgebeurb ; maar gp / toamiceu öï^'t
11 üciteïb / toaart een ïiiiib. If ab gp boe oojbeeï^ en becflanb^ gcnofgö /
0Π1 op bat gene toeï te ietten baar 't op aanïicmt ; ojn ct fpoïif tp of toliecn/
"ofbίn:sfiίyïîeΩftcmariel·U îDaartgùmetnifbebiKmaai^lianbemin/ of
inrib/ of anbÏre ïitnbereïi berbaerb gemaaltt/ m iagljnbatniet iniihr
boof b ί too?t toat hip feïf een^ toeberüaren ié. ^n mi)n opUiafTen / boei)
in »t minft na myn ontyoiibcn 14,. jaren onö/tóaiS iH öp usintertijö met niijn
Viaber ban ïBarf {jafcir / baar ï}u pjebiiiant toaj? / op tiiegï) na aSjoning^n ;
V»crnaröïenbi bp rnmtijifnb iot ÏBinfum in be emmeianben. ©aar
aVionb^bpbenburffiitfnbf,,' ijfrieibeon^biebjienbfcer UedfUan fpooft /
■■ ■ ' m γ bat,

υ R.

-ocr page 99-

Vierde Boek.

bat ÔP öftoaat iBietb in fijn ijiii^. .ϊΒβη ©abec fat boe met bm nigge na
he öeurc toau De ftamcc/ hit opm tïoub j iit m ben fïoeft baar tegen o\?a' ; De
manijan'iôuiiiiu'tanber ôoefejeiimi ben öeecb/ aan fcBölte 590c ooïtbe
Deuce Uja^. .î,îâaaixiii/aï^ opgetcofeaen Doo? be toonbepcn bie berteïbe/
. fagôô?nîaanDûci)tîgin fgn aaiisefigbte^t^cUcnopfientje/toojb Jft Daat
enen settJaar lian ij^eeniDen uittïsôt/îioeô senieene Meebinge/baar fïaanbe
rcijter mijnen toaber enbe mp < in 't mibben ijan 't öectreft. ^ii &a0 öem
niütficniïomen/ norïjeiil^oojöeöemniet fpjeiiencnelunl
a $ öoo? fpoDh/ te maten feee tmtfïeïb. «^e ôuigiueerb ïjem ooii flenbe/fpjaft _
Ijnnaan/ enögaa^beöemöaniijaac te quani
? Van Koliuin,.fdbe Ijp/
uiet mi fcet Diep en öoï geïuib / en fhraf sefïgpt. S^ijn ©aber iîjagenDe
Den ijafpe^/Une bat toa^i/fo fctöe bieöem fbetelyft / Dat Defc man't nictaï U

cci'fïepiaatban fpoïïecp/ en'tfcïjieïîjfifîen ban't fnaaft^ pofinuc fo feec
ontfidb: fcatîïiùitiaatfleïîOLaîbe/ nocftlansfaam Dy mp felf berjfherö
luojbcu Uontjc/bac bit sefpjeïi ûoïî mogeïtU geen fpoïïeriie toa^:aïfa iïi boe aï
meei· ban ten^ ijaö Ijocenicgaen/iiat menfrijen fïnnnt öanoen ^iiiöeï en
iirïiteliïi bctoberö too?ben. tuaart gp raogeliït twe ooft gefïeib/ inanneec
iilü Uaartje cf uüj Defieöaaetje «uj beeteïbe "t gene baar gp nu fo Uafl op
gaat.

§. 4. t^eröaaïbemp een^ erngeïeerbman in mpn ïjoe uit
dgenen niciibe UantiBceanbetfn/ üoïigeftuöcecbcïmöen / îsaaïîàbenees
tienoalîUanheube/ ge^oojbijabbet gene aan öen fcif gcbeueb toa^A at
ren tjiiig bar op ben naam tya^ ban met fpoherp geqnelö tnijn.^ii dabben
Dan nut ngriic ogen (eifQ^^ / be hanne rn gïafeu op De tafeï fetté en bcrfet^
ten, feiiDet battfc menfcöen|)anbüntcentUia^/ofiet fjgijtûaac^ Datbe^
frtbe tocrbe. b^aagbe of bat toa^ gebeiieb tertugii fp in Die aanfieiiïihc
bebieniuge/of nocï) fiubenten icaren ί feibe/ ftubmten. ^eec toel/
ï>ib iïi ; en bic te boren ooR aï in gebaeötüi maren / uit be gerugöten / bat
lïec baar tai öuife fpooïtte : Dat boo^o?beei ïagij nu aï gceeeb. .éa / baar
ineniianengïafen opbetafeïfagö/ men ïiAb'er mogcïiïi aï een^ geb?on=
Uen. ^ii tuert iueï / toat gp feggen toiït / fp^aïi Die boo^feibe b?ienb ; en
tnevfee iuei/ Dar gp bu^ aïïe^ toeï in tlugfeï ticïiïïen foub. 3a / feib ilï /
jöp geb^fli ban meerber fcfterïjeib. öeb i.'i meer ban een^ / aan 't gene
iiipbaijaaiaUïicrbbanbe genen Die I)ct feïf gefien ofte geljoo^b Dabben/
i)iii fdf boen ttoijfeïen: bjanneer
i\\ fien opmeer omfïanbigi)ebenouöers
bïaagbebanfpgebacïïtöaöben bat baar bp moefïcn bjaarstenome» bjo??
ijcn. ^anorö nietïanggLleben/ fieeft mp een feer berjtanbijï fn bçïei
ten man brritlaarb / bat Ijp fïeó naberï)aitb op mgne
onberbg^aige bcben^
ïienbe/ nu ftïaarlift fagl)/ bat óp b^^ogen loa^^ gebjeefl in'tgeneijp fa
langen trjb geioofb / en menigmaal ooh boof De toaarljeib 5ab bec^

ί' tft gene ban nu ter oren feomt / of öJat top ccgen^ in^eboec^

fteu

-ocr page 100-

νπ. Hoofdstuk. 

fteiHefrn/ lîûbattejîtôctjaïïîoinrnrypîgôîî^ô ban co|bed jijrt geRomcn ;
foUfrce\υllöanoûίίmctgfmboo|oo?iJ;ccïnlCfr&cïaöcn jyn: iaat oti^ hz^
Πίπ / toût li3o?ö cc toe brtfifcljt / Dat tou bolïwîwïtjfe griobm niogcny öft
gene on^ bp nioube ofiu fciinficn bien aangaanDe toojb brcöaaïö. ^o ai^
na aïïe Ôegi)ten in iiu'scn toojö bercifc^t / toaar op men regfjt faï boem
bat fp UoViionien feenuiffc ban tafeen öetiürn/ en öatfe aan &en fdbengeïoof^
lueei-big/m ooh tn aanfuniban perfoon en jaiie onpacïijöig ïö'n.^mteerfïe
te beïïonien/ fo moet ïjiin ooïbeeï ooft bol ïïonie rijp/ eïi öun betfianb genoeg^
faam op Dat finïi geoefenö en öefTepen 5i)n / baar toe ooft aïïe^ in öet onbec^
foeiibei'faiteU)dinacöt genomen/ foüeeïa!^ totbeboïïeiiennifcbanno-
ben Wangaanbe't eecfle magi) in befê't felf De onberrigijt in acijt genome
toojben/ ontrent aiiDecen in't gene fy beitelien/ batbju^iei: ijooj in De
bijfeerfïe öoofbfiuMïen boo? oné feïfin acöt genomen öeboeiï. ïBant top
en mogen anbecen niet meet gtloben ban ou^ feïben: fo moefïen top ba»
ooftberfefterbgijn/ batflifoonöeïemmecDen ïlï toeï opmechenbe getoeefï
$i)n/napen^'t gene toy op önn getuigeMsfte böoj toaaracötig ïjouben toillen;
ai^ tou oiï^ feibe ijeb&enbooigefcöjeöen / ombu on^ feïben ban be toaaï?
Öeiö onfci' eigene onöecbinbmge obec tuigb te

§. 6, l^e geïooftoeerbigïjeiD ôiec aan boo? een beeï: maar in't
befonbectoiijbbaacbpbetjïaan/ batbegetnige 5p een eerïijït man; ban
toienmenanber^nietbertcontoenmagö/banbatgu toaarïjeiö booj geeft/
bat bp't feit in enifi/ batïjn jïc&tiietbecmaaïfïtinfnuiberp op toonberïifte
onberbinbingen/ ofb?eembegeiïgöten/ enbefonbereopenbaringen,· met
toelftefooat ban pbeïöcib ooft toeï aanfttnliïie en anberfm^ berfïanbige en
ooft gobbmgDtige per fonen ftonnen ingenomen jón, fouben gaarne /
mogijtetDengebenren /
tot gefighten ende openbaringeades Heeren willen
komen,
2.lïor. ii: u enöeinaïïe^toiïïenftoutzijn baar b'?Cpo(ïeï fïout
ki toa# / of anberf:n^ ban grote onberbinbingen fïef) neben^ Ijem beroemen.
14: α I. j^iic meen ift feiïbe 't ^etghe l^ïaa^ / toebutob^oto / boo? 16. ja^
renôcb&enbeop't3d?În|ren<Êiïanbi)iergetooonbî bieféibebat een «Sngeï
öaarberfcöenmtoa^, toanneecf^fcfjieHft/ en norfjtanó niet niet ben eeci
fïenin'töeöeel/Doojsmefïniiingeöiefiigeüoeïöe/ toietö Derflelb ban ijare
ïammig§oD/ bie ib aï «4. jaren ïang ôabbe. toa^ toeï ( fb mp
ban haar becï berigöt ) ene beugbelifte bjoto ; maar ban geai groter br:=
feninge ïjaaré bfrlîûuûl ban])aar gamge flaat geïegentöcib gegebai δαίτ^
beî
fuenberïjaaïöe'ïaïtïjöop befeïfbe toijfe met/ f^ bonb flcô boo? mi
toonber aangeflen ban beïiH bie &aac ^uamin fien j en baat toa^ bcoi.
beeï by. 3Dctöa!ben
't gèrtepar gébiutb toa^ moetmen ïjonöen boo^ toat
ongemeen^/ arfóijetfeïöintegebeatmpïagii; enbe nocijtan^toeïjneerte
gebeuïèn. K^di^oHlang^/ ban Die fane fp^cftei^e met feerbefonberenge^
trontoeiibjienb/ ôierin niijnijui^/ berftiaarbe bie/ batijem bat feïfbe
toa^ gebeiub / toaar in boojfeibe ^et^fte fuïïî mirafteï fîeïbe. ^at ban ben
^ngeï bj^ôtbat maar eo^^oom

ber^

-ocr page 101-

744.· Vierde Boek.

betïolTins?. Cuifiotibetofbttembii bioorti totî mföe ficïpm tot bccanîici
çiiigôesSUcôaaiii^/lïâacôeîifcïmâÎtôiàôn't Detofgm toami; selp Dat
nteniomaalsebeuct. ^ » ^

§. 7. lifâaôt tût ijet bfcbc : ïaat SPttit0fJi fo bfrfîanbî's m ορ^^^δϊ^ί
ft toiUfU ; fo fp met ccnm ooft niet onpartpbig 5ï|n / fo tjct
nïie^ üüfrbbJtrfï, 't Derfïanb aïti|ö bed niefi: batfaani aaiibieitant
baat «ίΐ tcf Ö^Ïit / öa» baac't cut0|lti^toeeri)oubnïüjo?&. jp toert
geen ïiragîHîga· £):cnipcl öauör faite öietoj? onba'öanöcn Ijebbfii m'tiic-
fciubcu raaiït / ban'tooïördban ccn fcïiec jpjcöiïïant aaiisaanbe bat gf?
baï baïigittgïïcïiïaaij/ πιηοφ een anber ban be bjoto tot llbbffteili/
\vmt af us 't XX V. ijoof bftuft faï sefpaoitrn toojbcn. iBant jtjiibc aan be
ecr.e ïtönt iu ijct gcniccu geboden ban bc^ ^uibei^' toonbitlîïîe grote
ïu'agiît / en aan be anbcre noeïitan^ niet iicijtcïih berfc^gnmgen ban
. fenofanbiifnifinHtaMengeïobenbe: foljabbeijpöatbjafbanflDbcïiaft
bcrfeöoonb/ boojtebcrfinnni/ bat [Kt biei be^ ^ntbei^ bjerft getoerfi
niogljtsynïjftsrne ijaat onfeïjuïbis toegefcïijeben toierb maar Sift^ï^e
|iiaa5Söi»gi)ybennanen/ batfe toeï) niet ai te b^eeb moeft fp.'cïipn ban
bienoEngd bie ïiaar beufcjfjeneniom fo ben |)ang"gefinben niet Den monb
te openen tot fêggen / bat bon on^ mebe met niiraBeïcn tieöeipen. 0et
fÊL-jie i^ bcïienb
itit fshct feftjift/baai· in ijp toe fyn oo?beei ober bat boojfeibe
bjnfbegrepenijabbe / en't anbec Deugt mp ban l)cmfdfoeöoo2b te fteb?
ben. I9ct bloot boo?oo?bcd bjagöt Öem tot bat eerite/baac noei} bc 0egÏ)t5s=
geïeerben / nocöiïegijter^/ noeöbe^jebiïianten onthei: bat gecegöt ban
(Coberpeietgelüagen/ maatfleljt^'t genieeneboïïigetucötban maaïtte,
ï^ctïaatflebefgeïgp'tboojoojbeei/ batöp/ 5unbe piebiftant in onfe Uee^
ften / tegen be jSitaiïeïen moe# 5ust = oin batter be ^apifien boo? gijn ; bie
lïP niet aiïeen moeft tegen fp?cïtcn/niaac ooïi niet eenen buimbjeeb ruimte
güben / om op onfen bobem boet te fetten, B)aac bniten bat / ibat fîonîï
on^ eerbfc te geïoben / bat teieï een goebe oiîngeï aan een ban ïJinbes
ren bet fc^ijnt j of bat bebofe g^mbd eene ban befdben pïaagt / en baat en
bobeninbenöaatentlpotbjen^ ban't gemeen; ja heeften en <©eregötin
in tepp entoece fieit ; jgeïyïi bjp fuïïen ften / öat metbieb^oin tot.^bbeîiecïî
fiei)toegeb?ageni)eeft.

8, ^ni^begrootfïeftoarigöeibiweSimt/ aangaanbe bie getuigen
bie ttïp fpjihett : alfo top i)cn fdf ftennen / ofbeb?agen l^onnen toie fp 5ijn /
enbaat uit toeten Ifjoe bed (iaat^ op Dun getnigeni^é te maften 5p. iBaar
banbe boeiien biemen ïeejl 5ijn on| be feôjijbec^ raeeft ban aart en omgang
onlïcïtenb/of ïang aï boob eer top geboren toaren:en bie baar't meefï op aan
ïicmt/en baat fieö gdeetben feïf meefi op beroepen / jgn feibenen gcweefï;
cnbolgeng bien met een feer fnoob boojoojbeei ingenomen» ©f'ttoaren
ban bic iirijïenïeeraar^/ toeïftefïeômet DeibenfeDe of joobfcöe meiningen
beïjteipen/ om ^dbenen en 3|oben / fo fp meinben/ De^tebe^
ter m te toinnen of te obectuigen. 't gene Dier ban meer ter faite
bient/ bat faï be Eefer binben in Det ïaatfle Dûofbjiufe ban mpn I. boeft*
.ïl)en Dient fiil) ban met bed onifigDtJgpbeetfl op oe fc&?gber^ te beb?a==

gen,·

-ocr page 102-

Xîl. H OOFdSTUK.

geitiOffo ^ïegetîtôeib tmt ioe ontö^ecRt / befeibe felfop 't le hm^^
pKcn/ omyungeöorïni «i mamcc ban fc^îj^eiî te S3cï|ïaan / aï^mcbe
toat Î^mrn iîan toaarôeib ofban feftecijetb fo oné te ϊίεηηίπ Sföcn.
met/ Dani^öetbpfi/ öat tap i}ftïateafïaanöoo?'i gene bat

§. 9. J^u/ aanMenöatöetalmeffiï}jfïocïfcÖ?ïjöec^5ön/ uittete
iep fo Uecï ûcrtdïingen getrsoon ^gn te Ijcmeemcn/bectoonöerïiftebingnï

öaii faUcn of bcaglnge fp fcöjcben / m'ooït toattïÖïfP SÖngebjuiSal·
öe,· aïfoöaimerfecijiïüecfcóiïïian baren nopenbe'tbfgdp bfc t^ïïcu biefp
cîîg^ öaac tn becïjalicn. l®aitt fo fp maac öirtocifn Uccjiaau / m baat bcijeï==
fm§ gcfn ^Ijecïoganten noeste fiïofofcn 50« fo fuïïen fy niet feenrig öaï-
ïuim'tijeirgaöecmUaHfüïïiefafeen,· bic fp bïoieïift maar oii'tgei0ofbaB

anöerwternebfcficïïenAgeïphih bat in't ^oofbfMt niijn^ Onder-
foeks van de Koraeten mft Uoojbacijt Ö^CfbCC aangetoefm öcbbê. ^tm 005=;;

mecUi^miffctum ooït maar getoeeft/ ommctaï^tooubermbp eentefîtis
Jen : geïp ^eba|ïtaanfranfe/ ^iniono^ouïatt/ m anöerejbie fonörc
onberfcfjeib ban uit berfcfjcibene fcijjijbcr^ opfoeïten ï)c£ gene ijjecmb i^
iuïbenbe/ «r aan ben a^efer ïaten't oojbecï öan geloof of ongeïoöfïifts
Sjeib. Snbicnfpbatbanboénttietenehfiijïbanïeerfaamïjdb/ gcïp ψβ^
ïippu^ <Camerariu^/|0etru^HSeffïa^/ en Antoine ©a-bier; fo öeeft cc
een berfianbig ïefer geen gebaar àf uit te fiaon. I^aar fo fp ftoetfer^ of
iioto 50»/ of boïgen bie in ïjunne bjeemDigijeben met een ftöiec ban
tooo?bcn op te feïjiiiften j men niagô er bie^ te minber fiaat op niafeen.
aï^öetaïgefeibi^/ öetspbocömeelïpoëten bie ban fuKfee faften fcljm^
ben/ en bielfeer boen niet i^ ban
, ƒ wv/?/.makinge^fo j^ebben fp ooïi bie
gefcöiebeniffen niet fo feer berteïö aï^ feïf niet öunne öerÓenen gemaaïJt.

10. ^itïaatfïemeenift batmen boben aï beïjooitin atft te nemen.'
ïBant fefterïp 5ijn be booniaamfte fiufehen/ biemen tot betoijl ban'^ ^uU
beï^magötentoerfeenbjeètenfcljap pïeeg bp te brengen/ banfaïftefioffe
opgeieib. ^anmii/ onfe grootfie toberffüjöber/bebïïjtï be nefieling beriCo^
beraren .uit ©irgiïiu^
/ Edoga 8. Neae tnbuf nodh ens. Siobijn beroept
ficô infgn i .boeft r.ïjoof bfîuft op öe gricri fc&e berlTm banfllpoïïo/bcrfierben
<5oöAn bie^ te meer berfierbeber??. 3^aarnalib.ii.
cap.6. betoijft f)n be ber^

öebefbKeringeooïiop be beefienftragijtigsjii De ferpmtibuf {feit i)p) id

nmpoeta tantum, fed Chrifliaiti credidere van de fiangen hebben Rîet.aîleen-
likdePoëten,
maarookdeKriftcnendat wel geloofd: tuaatmebe ï)p ban
etteïifte beeciTcn uit benfeïben ^iliu^/manUiu^/ cn^eneca te berbe bjengt.'
eeïnfefïtoijfetoDfi oofeBoetiu^difp. p. I. pag. 10 z. utt f erfm^ / ^ome=
tué/éïawtu^/ ^ieneca/ ©irgiïiu^/ berfcöeibene pïaatfen aan/baar ö|i
bene^n^ anbere ban feit /
quodfuo modo appartHonei Deonm, hoe efi, fpe~
iZrcriifl/fftfiiri^^^hetgene op fijne wijfede verfchijnipge der Goden (baai

M ï'öoi

-ocr page 103-

746.· Vierde Boek.

&0D? berfîliat 1)1» ban bc ^Uibcïen ) dat is der spoken, bewijft. ^ibam
a^fianöer betoont thefi rjy. opfimetoiifeuttBicgüm^/ öatöe^uiljeli ge^
^eimenilTm aan
te afgoi^ ρικΙΐΛ^ opsnbaacbe.

II, üBaacaïöit^öalttiaubïejlaeicn/ mft ban bf oubfïm toege^

fîcïb/mbmi0û&ienmmnoembci<f5'««» mythiko» der geheimfpraken of veV-
diehtfelen ; m tfcberö fïetaab^ IjaïUm cn uit acötinge bet quböetb bj; bt ïa-
tere bicöter^uagcboïgb/bat toa^ in toaarl^eib anbec^ niet/ban maar tec
ïea-iiïge fo Uy tieraeelbmge gefleib ; gcenfm^
te hennen getienbe / bat fuïft^
nïfo aï^ uitecïiïie letter aiebebjengi gcfcöieb 5p oft>an óm berfïaan. ^at
ïjcbbenlatere fclt)?ijber# toeï geftcn · m fiaan f? aïïe bor&be&enb / bat toeï
b'|){(lorii;t>aaCroojmtoaar5P/ maarniet m öie omjïanbigöeöen/ met
tóeliic öaar omern^ ijeeft bemeeb. ^cfïoîju^ / in f^ne €>oDen-afftomfï/
fci);yftoaitnicttoeeïanöer^5 ©irgiUu^Öeeftïang baar na in fó'ne ^neas

pu^é of fon oiJÊtfetter batbebee|lenfpaafeen/ ofte beben-tge?

ne in fulfte fabeïeu ben fclDen toegefcöjeücn toojb. ^oci) fo aï^ bie op eïft
becbicijifelbebebuibenitiepafTen: toö^eft^ataïi^Come^/ ren fobonbig
aiébiepiiinnïgfc|j?i|tjer/ aiie be betbi^tfeïen ber .^eibenen ganfcö naaht
ont&{ecb/ entotijifloricngemaafet. ^ittoeïhenaïïenbitlMer fonberïing
te paffe feamt/ bataï toat bp i^efiobu^ of :bp ban be tobereffe

€ijce tooib bcrmeïb/ bat fp ÛipÎTe^ metgefellen aïtemaaï in beefîetî booj be^
toüeringberanöerböabbe; batöuib&pop bOntncDtigl^cib/ toaar toefu
met ijaar öoef fcö bcieib befeïbe ijab geiucten te becïohiten ; bat fn geïöft be
ïebeniofebeefienöiïnnertoeïïuftboïgümi enfo gelp b'Stpofleï feit/ het

gene fy natuui lik als d'otiredelike diecen weten , fich daar in quaméte verder-·
veo.3|ub,
Ό, co.«iEn't genebïeboojfeibebicöter^baacbp fcggéöan^ïpffe^/
bat be goD Süercuriwl ijetn ban ben ^emcl raab gaf tegen Circc^ tobecnen:
bar tc feggé / bat
tm ttiij^ man jjeraeïfe genabe tot beduur ban ftjne flnnf
noöig Ofcft/om fiti} boa? be berïeiöingen ber Ucijtebjoutoen tebetoarm / bit
fcif be leert on^ .^alamo met buibeliiïe bsoojben/bat <i5ob de
heer geeft de
wijsheid, om pnöer aHöCten ook te redden van de vreemde vrouwe, van dc
onbeketide die met hare l edeiien vley L ^p^CUÏti:^/16,i^0e fTecï)ten btenfl ge^
&auiiien ban be ïicijiencn ban ^eibenfcijc #often / bat fp uit ijunne
Kttercn bebjys ontleenen ban be ftragljt ber <6ee^n en ber (2^óberpf

11, jf^aêi) ien ΓίΗϊι ilTcc bat bjaarfcl)oiibjinge ban noben ^eeft. f^e
toeten / batmenfïci) niet op bebeelöêib ber getuigen of getuigeniffen moet
beroepen : : allb be eene 'ttiifetuylg iutfci)2ijft uit ben anberenjen «agefpeurö :
biiimaal#bebcHiben\j33?bmetmeerDanop maar eenen uit te feomen/bie
fcifniEteen^enbjifi ofttoaartoaé/ ofijpijceft 'etfîtcô^ gemeenb. ,
taant öe oubDeib-ïïünbinge ©ari ^ale / in fijn boeh ban b' <0raïieien
ber^eibenen/ batbie oraheïen baarafmen fobeeïbjefen^maafet/ ai^of
be ^lübeï op "^ϊρροίϊο^ naam beleben ftabbe / bat be geöoajte ban
't

feçïb g^fii^ öem η» bebe ftopg-'n ,· aï^ mebe ban ben bswb öe^ groten

' '

-ocr page 104-

χ IL Ή ο ο F D s τ υ κ. 99

toaaï mâc C&jifïuf ooft bcteRcn& 5p ,· boo?t^ ban SpoHo op bc 1$ï=
jpc^ tot öeïteijm bau «©icgoriuSi offîoni of fpieftentie ficmaaftt/ m Uaii t Os
ts^el tooo^ö aan ùen ïioiiiug öan Cgpjîtcn : öat alïe bcfe bingm

anöa^ niet ban maat ïoutece tetbifijtféi^ 5!)« i pag· in 't bintfci) 17/
Z3/ 52/^9. ^mt neljen^toontbenrtfle fcljiD^cr mDiffocim in'tipranfcg
Le Sueur, bat bieijecteïïinsen ban Simon b)[i on^ genaamb bè toveraar,
ban ien aïtaarteccccenüan|)em op3fre0ïjt/ ontfiaani^uit^m mtrfïagö
ban^ftifïinu^/ enbatletauberarfoUanbtmiïcböen na üertcïb. ,
beif ih nocö tneï bp bom/bat aï toat nocö aï nmt bp b'oubc itetïîeïiiîe (φφ
tec^ ban bcfm felüm ^imon toojb gmidb / tgme&'mifobf'ggciijiji
maar uit ben anbrrrn Deift nagefcöjtöen j niet ctben aï^ onïuaar of
oh?
üjaacfcööueïp/oftramer^ ganfcöoatoi^ ' bectoojpcnlaoiö.

XIII. HOOFDSTUK.

'Vervolgens word de eerde proeve 'dan gemaakt ep fulke (luk-
ken als in 'c eerfle Boek
ib hier en daar zijn aangetrokkenj
en eeril ίο veel als d' Oude Heidenen betreft.

I» TxCtoijïeifenuban'taïsemeen tot ört befonbec obergai bat iéi
■»-^«afôtieelonberrisijt/ beïangenbe bat gene baai'ln'tonbeïfceit
bet toaaröeib ban gebeurbebingen opte ietten fiaat/ tot enige ejrempeïati
faï otoecgaan / bie tiooï be toaaciifib ban bie ^uibeï^ ftonfien toojben inge^
bïagiit: fo moeien fnifte aï^ iït feïf foijiecenbaatöebaangelïaaïb/ eec{i
eoectoogen too^benj op bat niet in mtjn eigen toetft iet^ magö binöen $ïjn/
öatfcóiinbantojaaröeiböebbe tegen mijn gcijoeïlen / ofboo? bat gene bat
iït tegenfpjeïte. j^n 3i)n bec fuïfte bierbecj&anbe in nujn eerfle 23oeit fïecöi
6p geïcgentöeib en tot üerftïarmge geraelb ; öec oube en öebenöaagfcóe
benen/ bec^obenfn.ïl©a]^ometanen / enbebec^apifien : bie iït in o|bje
foberboïseni aiffe ban mp aangeteftenö 5ön ijnriefenen opïotTenfai ; en
eecfï bie ban öe oube ©ciöenen jijn bpgeö^agöt. ^^oclj merfee baar bp aan/
bat begetuigenifTen niet ban eöen groot geïobe^gn; aïfó on^ bie becteïiini
gen bdangenbe be oube #eibenen jijn nagelaten ban be genen bie feïf mebe
i^eibenö/ fnfometbati30o?oo?beeiooitbeïabeiïtoaren / bat fuihe bingeu
toaarïöft fo gefcïjiebenftonnen- llèaat b'anberë 5§η raeefî al ban be htiflenl
b£fcö?eben/èie ban 't getodew niet m toaren; maat ooft niet ban tjet mijm;
^it moet on^ aanfïonb^ öiet te paflTeïfiomen.

§. z. Ï^anteec ifeonbetfocfeboenabetcgfe of b'oojfaïten ban fuift een
beb^ijf enuitftomff/ al^beJBifeftftpfnenbeCoberben ban bie oubci|eip
benenbettoonben: fo begeer iftbatmen bcnftc/ of bie fc0?tjtoec^ bjeï ge^
noegfaara te geïoben bjaren. 3®ant ift jïeïïe eenban beiben bafi : bat top
bie oub^eibenen geïobenbe/in'tberteïïen bet #raftcïen en .ïïSicafteïen ban
Ôunne éot^m ooft be i)€benöaagfcbe ïioomfc&gefmben / in 't geiie fp

m ^an

-ocr page 105-

îco Tierde Boek.

mi öp tjetfcljiininsni f» toonbertocrften ijimticc Öcfïisen becl&aïfiî / faï ί
gdûbfu
mottm : of bat üjp 't ccn m 't anöec cbcn fm Uertocrpen of in ttoij^
fel fidïûî. ©it Öetöaar ife in ii^t ïaatfïe ötMföiiiiïï üaii ηφη en-fie boefe
S, 16/17. aï af gcfp?oWn t)ebbc / cn getoonïi Ι^οε 't bp hoïnt öat iap tjicc fo
óngtip
in gaan : toiï nocö tod feggm / üat top ( aïf er onbei-fcödö
faï toefen ) öe papifïen eecöfc lebben tc gcïotien ban be i^dbaien, ï^ant
öooïmfïi'ojïjnbaaronbetöieïiocöÏÊtifn/ enbeitmb tJoo^ ïuiömöie
^ouûen0iiunneb|sgeÎobisijdb ) bancctïifeünsmiDEöesïjn/ öoebanigcniet
ÏEJtïïm/ïicamfuïïm: maaraïïebEfe^ctbcnmjïjnfobwïe eetom öooö gc-
toecfï/
met toimto»0ccnenomgang ijebbfη EonDfn. #f fa ö'affteecigi
yfertfetopüau'tfau0omï)eb&cnon^iï«i minbet öo£t gdobm : fa
inoefïin top betonen / bat top 't ïf Fiöenöom üoo? aï niet nïeec genegen 5Qn
m\ baatom ooft te meer ijertoerpen 't gene fp ban ijunne eigene faften/
èie bp alïe ïîtiiîeneu bertooiJJ^u toójbm / in ôunne frijiiften ôebbeit
toflïen feggen,

§. 5. ^aacHomtnocPi? / bat aï^men tod tec begen 't iluh in acôi
toiï nemett î fo feaninen geen getnigtnitfen banbe j^eibenenbaenbienen
totbebefïïgingebanbe magöt m ïiragijt en toetenfcïjiQj b^ ©ntöeli^.na
Dien fü nergens tet ban ïjem berlaïen / nöcl) i&eni feennen/ maaraïïe#
aan be ^aimorie^ en #nbecgaöen eigen maften, j^n i^ 't bp on^ een on=
&ettoifîeiiïiefaïîe/ geïpbatoa&in^tiii.öoofbfinftbanmön 11. ûoefe be?
toefm ié/ battccgecne^aimone^ en $i}n : toaac uitoen ban befïuiten
mmt / öat fp ooït niet met aïïfcn toeten nocïjte bom. Snbfenmm feit/ öe
^nitjd boet'et etjentoeï öet gene fp gdobcn öat be ^«monjS boen : bat i^
noeijtanö in önn getuigenifTf «fet gegtonb ; be^ moeten top ban $ïber^m^
ten bat be ïpnitod fitïhe bingen boen fean en ooh boet. nocï) be iSe^

ben nodj be^cöjift / cgeïgfe nn feïaacïift i^ geflenj en ïeett on^ fuïfte grote
ömgen ban ben^uibd : fo moetmen ban niet feggen bat be ^uibd boet aï
toat fp nidnen bat ÖP boet. Ji^aar ïionnen fp baar in bebjogen jgn:
toaarótn tou 00^ niet ; om te bewfeen bat ïjet menfctjen 5ijn bie boen fietgene
iBîî geÏDbca'bût be ^uibei boet ί IBaat neen / be hrag&t en Ijet berfianb
ber mcnfeïjen gaat fo berre niet ; aïfo öet bingen 50» öi^ be 4^atunr te ba=
l3engaan. ^acijöiti^tocberompetitio prmdpa, 't gefchü genomen tot
bewijs:
aïfobp nm geburig too?b óntïtenb/ bat feïfbe ^uibeï/ $f)nbe
iiiebe / aï^ een fcljcpfei / onöer be ,ïlatnur begrepen / iet boben be Nature
toeten ofte toecftenftan. ïl^antfogpinpban toeberom met O&ob^ toeïa^
tingebefcïidötoiïölïom: fo bjaag ik/ aï^'t met todatinge te boen i^/
toaarom ijet <l3oD Dan niet fotodfean aan bie bofe mmfcôni aï^ aâa
feofëgeefïen toegeïaten öebben. ^^u^boïgtöan/ bat wit fnïfta* ^döenen
getuigenis niet meer geöaaïö ïiantoo^ben / ban bat aïfuifee öingen ^
geór^jfb ; maar niet bat fnïp be ^nibd f}eeft gebaan.

4. ataat nn een^ fïfn / cf't oofe / toanneer 't er nu op aan&omt/toe!
fobedeen^tebebniben i^eeft/ ï)et gene uit be 5|eibenen i^ aangeteftenb.
'^ebi8geniniîetniï)oof öfïufttjan^ I^.boeHb^^^^

-ocr page 106-

χ Π Ι. Hoofdstuk. lor

cmö/ bie / 5önbe ηοφ een ftinb/ öet &?oob uit fïjne &anb ruhte ,· en

ban be feicHm^/'t eten toeigerenöe/en uit be ïïoto gebiogen §. 7. Uan't ïot ölï
ht ïioten tn be bjon ^ponui/ §, be ïotijtffinae bec oube^uitfcftenl. i
tian »ncn uit ben boben opgetoeM / §. i i.ban ene bïamme bobë
't ïjoof b öait

3 ..^an enen pferregen in Eucanien/en ban fïeenen onbec be
fenec^/ 14.. 't beeïb ban .ïBercuciué gefien opt toatec/ § i î . en einbdife be
ftoabeïpoeïtot bcmpinge bet pefïe toègefiopt. §. 16, ©an aïïebefebingen öefe
ίίι in 'i gemeen te feggen/ battec geen betoii^ genoegö öan té bat bie gebenrb
5ijn/en bat ftet gebeurbe ofnatnurïijft oftoeüaïïtg ii gettieefi, en batteï binsi
gai onber sijn/Bie ijan f ïei) feïf üeeüaïien/ en toaar af b'omjïanbtgóeöüi ban
'tba'iïaaïgenoegijÏïetonen/ batfeniet/ of fametgeöenrbensijn, #itfaï
ïfe nu toat waber in't befonbeç tonen.

s. ©an eeefie feg iit baat al / fo 't maac waar is 't gene on# SuetonÏ-
usdaar van verhaalt. JBawtópeni
^er feïierïifemet bp getöeefï/ aïfo boe
nocginïangenietgeöorentïia^: fa bat bitmap Bp obedeeberinge / bieijp
nirtbergetenmoeflteiineliben/ alfa men ban be pjinfTen boei) gebjoan
niet ban bîonîseren te fpjeïien. ^ant anber| / ïlebe / toat misafteï jïaft
baar in i €entoeerïoo#MnbïaatficöÖet bjoob mt ïjanben cufeïten boo?
enen eoof-bogeïjmifftöien getemb/en getoenb baai op be piaat^ omtegaan
baac't itinb met ïjem bja^ fpeeïenbe. «Én aï# öet totbe boo?bebutbinge faï
ïiemen/ fa feanmen baar af maften toatmeniuiï; enfaubifteecbecöebben
boo^gefpeïb / bat i)em be Roomfcöe ^aat boo? fteagfit en getoeïb
uit
fijnen f&atcuïtfeen/ en fijne amten/ jijnbe fijne feofitoinninge/beneemen
tonbe. J^antbatnoemtmeniemantljetb^oobuitben raonb nemen/ öet
gene ïjiet ben ftltenb na be ïettec bebe. öet i^ te feggen/bat öp eecfi toeï
Öoog bee&ebm / maae Daarna aïïenjcfteti^ bïeberom berneberb Ibojben fous
be ;'t Ujeïii ïaatfïe ecljter aan fïugufïu^ niet en t^ gebeucö.

§. 6. ^atbanbeftoenber^uitbefeobjgeblogen/ en eten toeigerenbe/
toannecr Mancinn^ bp j^umantia berfïagen toierb/ ar&t m

niet beter öan een groï. ïl^anneer be menfcöen bocjj tot totfefeêrp genegeit
5pn/ berfcijtït &m wiet toaac fp't op nemen / afïuib bet nocQ fo maL
Jï^ant toat gemeenfcfiap Ôeb&en toeft ae öoenber!uiiïten^ met ben ço^ïpglî /
enhetetenmetïjetbefötttïi î^antiiSbatfuïïîentoonber/ 't genebp ^Ba^
ïerin^ IBajcimu^ baar ban te ïefen flaat / om baar ban te feggen / /« Bi/i \
pmiamitm-
ûhacproàigiaaccidcrunt: aï^ïjp na ^panjeH foube gaan/ zijn
jhem defc voortekens gebeurdiîeïbeten/BatjuijÎ cum Lavinyfacrifciumfacem
vellet,ï)p tot Eabinien wilde offerhande doen, be ïtieïien^ uit be Mb ge-
Jaten, {enujfi, niet ban feïf ontbïogê In ijet naafïe bofcïj te foeH geraafet mW
en nooit toeberom gebonben. 't töaar / be ïjoenber^ / en befonberiift
nocijl^ie&en^/bïiegen nooit fobecre. üaar toeten bjp/ of ooft bat bofcö
löeï b2p ban bieben iba^ ί en teaar bja^
't beiiiger te fc&uiïen om te fïeïen /
enbeïiifMï^tebertiergen/ banin'tbofcïji 5Eaaraï^menofferöanbebe=
ï?e/ fbmöefl op aïle^toatter omging feernaatofeeurig ac&t genomen tooi?
ôen/en't minfle batte r ban 0ebeurö.e toa^ boo? be öpgeïobigiifib genoegö/om
teojfptïijngen baaï wit te maften,
 Bi

-ocr page 107-

lôi Vierde Soek.

7. maac bit 0eii)ftt0?p tooni!CBUfeet'tjjettc baat ©alfriu^ hocPîtî
borgt : bat aï^bcfdbrfoiiiUn^tefcöcpesing/ Ôp ene (îcmme ïjceft ge^
goóju/ mild âu^ife y daar nietnant was die fprak, lAancme mmc, Manci-
rus.blyf thuis.
jBaat befe fiemmeftan fobanig toï getoeefî5i)«/ obtt 40»
}acen&tnnmfrattefócintajaaci)«bi^0eöao|b öaii een^uoent/ öie ίη He
tïrgöt^n boojijmomm ôabbe te fïitöeecen .· frggmbe/ J.

moetTheologi^ ftudeeren,en fukeen licht van Friefland worden, ûCbe 't

ooli/ becanöcröe tccfionb/ en toiecb ooft pjebifttant; bat Ïoierö
toeifcnïantarcn/ maacgaf niet bed ïici}t. &em geftenö: be

Pïfbthantfeieöaarniiflaat öeeft meecbcï ïicöt/ maac b'anöer gaf îneeç
fdöyn. Ï^iimcftibeooHbat fjp bie fiemme Doiï?be
nuih auSere, ef fleSjte
öat cm Cïigeli baar b'auteur af töa.€: eni[j\i ö*rteiöe't '#anbcceH baagó^/
ontoectcnbe/aan ben auteuc ( my ooft niet oitbeftmb geüjeefl ) en anöeren.
't ïBa^ een ban fyn gefe!fcijap baat ôp 'φ ationô^ onbcc öaöbe fitten fbJets
fen/aï^ ban {jogrc optogbt 5ijnDe öan om pjebifeant tetoojDé: maac nu ïjeb?
ücnöe Die l^opctianfo groten licôt te tooiben/ foiua^'t öicm noci) be pijnc
bjcecö. ^'öutfut banDefe flemmebJifïfïci) '^nacljt^ontrent ftetiafeban
'töuié te boegen/ ter plaatfeDaar bit licljt in't bonher ïag& en fïiep/ en
boo? lie fîemme biaiifter bîierb. ^u öuniït mp bat be ftemme bie bea
ïioomfciien burgcrmeefler in be ooren quani / genoegôfaani i^ berïtïaarb»
Opging te fo?geliften oo?ïog aan; öe Bumantgnen bjaren ieetocn/ Die
14. iaren lang / fo f ïoru^ fcö?öft / een Ijeirban40. Duifenb mannen/ me£
ljun birr
mifrnïi fonber befi of bjaflen Ijebben berbcu tegen fïaan; en bjeïftec
toeergaïofe bapperijcib bcfelfbe ^ofïiïiu^ tot fijner onuittofTcöeïifte fcftani
be bjet erbaren ijeeft. «©een bjonûer ban / bat &p ban 't al te fïout befïaan
Hietafteraben/ cn nïct be acfjtbaarljeib ban burgermeefïer boojgeti?oni:
gen ; bjel i)ocnöerïïuiften^ qupt geraalit / en fuïïten fîemme ban ftem ge^
iiao?b/ of ooft cgeip'erl^apmu^nociitipbertelt) een grote flangeïjeeft
gefien/ bieaanftonD^bJCberomberbbjeen, 3©ant in ben flaat ban ào^
men bia^aan fcö^anberebetfianben geen geö?eïï/biefuïfeebïonberenbefieïtf
len feonben / in ïjope öem baar boo? ban fijin ijarbnciting opfett te berf^tten.
<iïn ai ge'feiO / miffe&ien befioebe ift mu fo niet te toeeren; be
ber^ ijeben niet te iiennen / bjeten bat i)et aïïe^ fo gebeurb i^ j en ban
i^ïïctuii.

i 8. ^at"banCi&eriu^too?b1ajeï fo ban ^uftoniu^ berfiaaïb,' maatr

toeï Ïjonbcrö jaar geïi-öen bjanneer Op bat fcijjeef. ï)p be hoten in
öeb?ongefienIjecft/ feit ÖP niet/ maar batmenfe baar nocö ftan fïen:
bef I minûer fteeft Ijp ban gefïen / fo langen ti)b te boren eer eené geboren
toa^ / toie öatf er in getoo^pen geeft. öaar mebe a0 bet ïjeöen met
bebeiligbommenber^apiflcngaat» ^ïïi)ebbefeif totâ>t.©mij^ gefïen/
bermaarbegrafplaat^ban bet franfeöeöof/ een ban be nagei^ öaar öe
i|eere ^efué meöe aan fiet hrui^ gefpgïierû i^ gebjceft
î maar bj> öet hrui^
eït öeb ift niet gefiaan / noeï) ooft öe monnift öie on^ öu^ te boren fbictfie»
Sftfagïj öaar meöe ben lantaren/bie in öanben bon't gefeïfcj^ap/bat met

^auba^

-ocr page 108-

XVIII. Hoofdstuk. 145

pfuba^onfenïfcerc ^imra te bansm/ toa^ gctDccfîj maat bien ia
ijunneijatlöcn niet geflen. ^oci) tk ïantacen/ Die nu
1660. jarrn ouö
inoefl3i)n/ quamon^ticeïnictoec boo? ban bien top tot iBeftmunfïec
0cn/noc|) geen een öonöerb jaren oub/0e\Deefï bp bat gefeïfc^ap bat ben eec=
^en ftomug met fijn ^acïenient tieinicinbe beo? ijcrbo^gen
Iicniö teffen^ te boen fpjingen in be ï.ucl)t. <i5eïoofîiïîer nocötan^ bat bic
lantaren toeï be reeijte / ban bat ijet ooft be fiec-n toeïhen ^aftoö/Uabec
ban be Strafïijï^n/een^ boo? fijne ï)oof bpenïutoe sel3?uiïtt leeft / bie nu ïcit
boo? be^ ïionins^ leunfïoeï in b'abbpe ban 3©eti-muufler / en öem ten boet=
banft bient tcrtoijl seïicoonb,5^at toojb baar ebentoeï ben bjeenibei
iing aifo sefciö/ booj geïD/toanneer ijp baar ftomt om te fÏen.^lii acïjte meec
biegonbene fioten ban liponu^ niet; en toaii'tmaarbpffebaïCfûnaben
menfcöemaattefpjcïien} bat (Ciöerin^ 't baarmebe trof ijet ijoogfl ges
tai. mo0bt eet$ tienmaa! fo aan een getoo^pen Ijebben / te fïen / of bat
nooit anber^ baïïen foube. ^uetoniu^ bermeïb ter feïf be plaatfe noeij aï
meerboojfpeningen: fijn boch en foube niet baïmaaitt gebjeefl 5ijn ; öab»
beöp bie baat uit geïatEn;en't nagefïagöte ban (S^ibeciu^ öabbe't mogen
nemen boojberWeininge/ inbienöp be befci)?tjbinge fijng ïeebeng' niet fo
toei aï# ber auöeren met een beeï tconberen ijaöbe opgefe^ifet. ïöant bat
i^Ôpgctooon, 3l5ocl) een berfcïbe bu# beften/ ïian on^ bertonen/ toat
ban b' anberen te öouben 50.

ioten onfer ijnbenfeöe boojouberen 10, nit Caeitulöes
feöjeben / geïp bat in fijn boeii ban be Eeben bec ^uitfe^en niet feer berre
ban't begin af i^ te ïefen ; birhïaactiicöfeïfgenacgfaam/ bat öettua^
ten eerfien bpjïer öaceöeïijii / baar fo beeï ober bjaar te nemen toa^. iïn aï^
baarbp ten anberen bebaeöt toojb/ bat De ^jicfler^ aïïcntöaiben bp be
tserftenbjaren: foöabbenfogeöuirig'tïotinöanben/ ofimmcr^ be bits
feïacinge/ fo ai^
fft öebben toiïöen, ^p bie getjouben toierben co>tjcy dio-
f«w,inedewittig of ai^ naafie ftenuijj met de goden ï)oubenbej gelijft Öi»
ftÔJijftj enbabbmmaarte fcggcn/ bu^ of fo berfiaan't be eoDen/ c"f
bit loiïïenfe beteïienen boa? fuïitcn ïot. ^e ^uitfelje bojflen öan m.nijhi

deorum dienaars van de goden JljnÜ^ / &aÖÏ>cn '£ ÔfEte inimec^ niet / OUI fiefj

ban b'uitfpjaaft IjunDer öeeren enöe nieefter^ te berbjeentóen. ^p ïjeeft ter
feïf be üïaatfe nocl) meer anber e man ieren ban ïot-giffinge ber ^uitfeijen ;

iie niet meer in lebben ban'tboo^feibe/ nibemctai cb;n tocinig moeite op

^^ toiï mp niet begebcn om uit f oïgbocu^ op te faeïien en te ou^

berfoeften bie ejcempeten ber fe^berlepe toiccijeUnge baar/§.x i .genoembiom
mp niet op te &ouben : be ïefer magtjfe naften/ en bep?oeben/ of feïf baar
ban geen raab toe iöetenfaï. aiucanu^öeeftin'tó.boefe befelbemeefi aï
bp maïïianberen geboegtiien baar ban aauge|)ceï)t öet gene ih §. 11. be^felf^
ben hoof bfmïï^ ban ben boben fp?eïïe / Ijoe bat be toiecijeïfier <ericl)to eenen >
onber be berflagenen in't ïeben liiclp/ fa ïangeη tij"b aïg öp beöoef be om bat
Sene te boojfegfien / bat bm uitfiagö Van bieii fxuaren oo^iog meüebiagöt.

-ocr page 109-

Ï04 Vierde Boek.

JOâûnr sijnbc een hêt Batldym ofte^icDtfr^/fp en oûït o^ibe toaarfjeib ban
ï)tt 0cnci)pbcrDici)t Wt0aïïfcÖpetïfïaatt0mtóïm. Cic^tec^/ aï^
Qefeiö / nrerncn Defc i3?pï)ciö / öatfe öc gebeurbe fafeeη
met foöanige to
ffetfcïenbefeïeeöm. „

ΐί. ^ïimeïDeberî3ec§ ij.banCauaQiril/banbetocUiciCitu^ïb
bius^getuiot / batfytoa^jfmi^ cœJefitum prodigiorum mulier, ene vrow in
hemelfche voortekenen ervaren,
aau ttldhe pî«atfe Öp ooh anbCtCbOÛjfiJClitf
ïingen ban gaar bccmriij.
übr i. cap. 34. jBaac bit/ baac ban my
aan00troftïim / bjojb bjcï omftanbijban öcm by gcbjasfit : cap,59. maac
obermefafecbiefoïangboo? fijnen tfjb becïiben toa#/ m b^ac ijy
ïjebjîî^afôabbeban'tgcmcenefegsm;fdtijp/
fyfeggen'c, bat
}^tt0fφkύ^^^nmίίlîorumconffeSHm'taaΏÜer\VΆn veelen; maac bJOaii ί^

rceenbanalïmbie'tiicmöcefcbmdïii ^nbimil^bantoiïfcggcn bat ijrt
balfc&î^/ toiefaïmpbctoaacöeibbaai: ban tonaU €n toat btoaa^^db
foiibift niet begaan/ foth mijn ïioofb ban nocöbaacmebe toouöe bjefeen/
om 't caabfeï op te ïofren;bat niettemin b)d foube ïïonnen bïaat 5i)n/om bat
liter niet in binöe/ baat geen oojfaaïï in'tnatuncïijftbjefen ban te gitten
foube 5ön» lifêaar / aï^ gefeib i^ / bjaactoe bie moeite / baarmen ban be
taiaaröeib niet berfeftecb i^ i €n ift foube Eibiu^ miflcïjien be grootfïe eecc
geben bie gp toaatbig i^ / inbien ife féibe / bat al bjaat ÖP fcÖJöft/ op
Dat na 't geneliyt ban fuïfte bingen fcïj?Dft5 ^ïfo ÓP fïine boeken baac
fo boï af.öeeft / bat öet .bjaatïijït obcrtoecgt. <i5een ûpgeïobigeB ban

§. II. ^n'tbûïgenbe§.i4.geïoofilftpimu^beeniebec/ info bercear^
be fafte fdf betreft ; te toeten bat f|et tod een^ pfer en oofe fleenen uit be iucöt
geregenbôefft. ^ehragjöt ber optrefefiinge fomtijb^ ban't toater / ftan
oofe tod metôetfeïbefl«):iîcn# pfer/ fîeen/ of anbere fioffe/ Ôoetoeïniet
groot/ mebe optoaart^ boeren / boo? fulft fuiginge bec ïueöt/ geïnfe
înen in be toatec ()oïen fîet, ^n ï^arnt&cn ïee^ ife bat fiet tod bp. toijtea
indïî en Dïoeb ftan regenen ,· en ïjiec te ïanbe i^ öet tod gebeurb / bat ίη enen
f toaren pïa^regé menigte ban Meine feifeborfcôé mebe neberfiojtte / bie mfï
met fuïïien fTo?p uit toater enbepoeïenopgetogê toaren. ^afdfen i^getbec
.f^aturenietoneigen/ bat fume ôarbefloffen ofte biergeïtjfee in be Encôt
gcteeïb / en booj be fîremminge ber mengeïfioffen / ontfîaanbe uit ben flrijb
ban öïtte en feeube/ ( om op ïjet groffi te. fpjehen ) ftonnen groeijen.
5&aar uit nu boojfeggiugen te maïien / geeft geenen gronb
î aïfo 't natuur--
ipnietgebeurïij]cïïan boojfpeïïen,- betoijïe't geen noobfaïteïifee tfamen^
/lemminge ijeefttianooifaaftengetojogïît/enb'oûiÎogbûo? ben regen noeg
tooi lïrcn of ρ fer ooit beroo?faaftt too?b. ©et foube boo? infïdïins
en openbaringe toeï ïtonnen 5ijn ; geïijlt be feegenboge boof aiitoo# <i5en,
9:
13-17. en be ^onber enbe Öegen in ben tartoen oogfï een tefeen toa# op fuïs
itentijb, 1. ^am. iz. 17, maar bat en i^ ïjio: nieti en baarom aïie^ niet
tnd; ai.

§.13, 't©d:ï)aaï uit ©atco/ i^ttoedebiSi di'teeneïibb??

BU

-ocr page 110-

ΧΙίί. Η ο ο F ö s τ υ κ. 105'

^eïoôftoeetbiscc aï| ô^t ö^t ^«ι 't Dcdö Uantóercuciu^

int löatet Beeft gefïm/öat ïtonöe aïfotocï p&cucD 50«/möfcn öaac ίίπ maac
tjp öe ftant iJan t loatci: ftotiö / aï^ öat feïföaac f^anöe f^'n dgen ÖööDe
rioiuïin firn. f^aas; öeeft öi'
't foiitteï Dat geficn/en niet geö|comö;fü mûg|)i
Diï.öBarroöattoiiiuat 0nifianb!0?c bcfcöïeUcn ^eb&fn. ^o mcî»e/ ïjo^
bat toa^ met befe 150, becufeu tie Dàt beeiö utt &et tuatec fp^ait.
i^rcftôcra öat / na gcDane uitfpîaaft / öie ίπ fcô?ift gegctien / öat ôpfeimi
tnaai^ bp ïjf mfeïben îeïïtn rionöi cf öeeft ï)p b le fo onöec 't |)orcn aï geteiEii
ïû^aiî ttiîôet öet toeï an gautoe lougfη srjn gctoec^/ îtie fuIKe ijeerfeîî iiurm
m tierffaan / en nocö mtt cami îeneii èauöe
: en tnoèt gii iu 't begin tfebt
ficn ïîonncn raetïten / uit Dr η opûef/ öat bie crbcn ïang foube baîïeni en De
iiietog^Sieeigôfib geôab/ om fiel) aan't teïïcn te begebcru <gn toift bic iongc
ôatbeberiTewfanbcn co3iogifgen.S©{td&aif^ fPJiiftcn : 't toap ttù boo?
Ôem.'tlâact ooft een onbcutfaagbe gafî getoeefî 5yn/Dte utet bccfcö^mte booj
b?efmben fpooftj en noc|} toeï fo &arbbo£0ti0 tea^ / bat ί)ρ ôc bcttTen ban
èet rerfte tot l}Ct ïaatfle t«ïôe.î©antmcnig foiibe aanfiotibl tian berbaafiöfiö
5ijnbefUieïieii/ ofban bînaalîiDljeiâ lucci) gcïôpen/ niet toetcn&e toöac
lîeen. .

§. 14. .ISSaaCttoa^tefTigl^tmabccïegboojbcfengoblieccuriu^/ na
bat W fnl&en ïangen tjjb bec Φοδεη bobe toa^ geVoeffî / bat iip fo toigljiig
tne bootfciîôp enec fuin enecïange bcftubcerbe cebe aan fo emen jongc/bfbe:
bie/aïöaööpooft cenroan ge\33çc:fî / maar een getuige toa^. Jl^u fuïïcn
onfe lïdfïennï/bte fnïïîen g£oï betif eîbciîê geïûbE geben/toeï f^^
be ^uibel onbcc bcfm naam en t beeïb bcö ^tfgob^ geeft gefpeeîb. ^οφ
ban ïiomt aï miin fmaien op ben aan. ïïan ÖP fo bcecfen maften /
en tocet öp fo omiianbig fuïften f tnaren oojïog te boojfpeÏÏen ; fo i^ meec
ban bubbeïb top : maac fc&uD öp aï bat groot ba'(ianb bob? eenen jongen
uit / fo öp bubbeïb fot. ^ocij 't big^ït uit 1ilugufïi)n/öat j^uma tiuav
betioningöec
fiab ïöoïnen / eenfcerfcötjnöeiïig ijuic&eïaat om bt cegee^
tinge/ î)ctftonfl)e ïsifî om fuïïte beelben op ftct toater te ijectDnen.S^at
toai boo?
jonget^ bie niet bequaara sgn «aatoteonberfoeRcn/ enfeec
bequaam om fidj toat toijiS tc ïaten niaïicn / bat ban bp alïen tt beutelïen /
cn baacôarbneftiiigbp te ûiyben/en ban t boïft/om fttnberc berimeet ban
oube Üeben teseïobm. ^u^ ftomt be ïeugen aan be man.

§. 15. ^e pefiige bamp te iiomen/ uit enen opgebojfïm pïeft bcc ?ilarbc
l30ojtftomenbe§. 16 tua^ buitê ttoijfei feer natuuriijft/fui): gceii natuncftun^
bigeontfennienfaï. ftanooft51)«/batenigeobctigeöoïiigöetb/boo?b'
aangcb?agenaarbenoci)mettoegffiopt / gtijuïb i^ booj bieti ruitec mei
^n paarb / en fo be f üjabeïput gebempt. Blaat toat be 3©iccöeïaar| bt^
treft/ bieSPS^engeïbtocei'ö/ batfe'tiaerft ten öaïüen b?engen/m ban
baar bp ïaten. a©antfp raoeiien niet ten gefeib i)cbben/ bat be meefïe
iitagötbe^tomfe&enboiicbenpoeï moefl floppm; maar ooft/ ioaat in
bat bie befïonb» I^aaç om be feftecBcib fo Bouben fp be acöterbeuc iiocïj
open, ^inbisnbebuïie l^arru^ fiuctiu^ fgn ïebeu ejibe öapptr&eib bec^

φ geef^

-ocr page 111-

I4'î< Vierde Boek.

mfi Sefpia Babbe ; be jpefl niet opgeöoubm na bat ÖP in bm fiuiï
gm toaé : fti óaööcit't triet te tja-auttoaojben / fpJabSen fdf ben tejtt aïfa
niet nitgfïeiö / ftet toa^ fijn eigen taab getijeefi. ai^ 't et aï o{> aan
feamt/ faôenifenoc^metfetebat ött iuaac ϊφ ·, en Eibtu^ en bjeft 9et
Hiföc niet
i öy noeiuton^ gme öoeïim baat öp 't in geiefen ïjfeft/ cn .Jii^iic?
tn^ Cuctiu^ toa^ aï 400, jaten baob geVueefi / boe öp bat fci)?eef.

16. ^etfijoaaïfiebatmb'onbe&ûei{enij0oaiîamti#ijaîî ^poïïöm'u^
/Cnaneu^/îsini lit ίη 't ιν. ôooffîuït §. ι. meïbe : aifo öem niet aïïrenïtjfi ban
.^fîiolïràtu^ big ïjonbetb jaten na itjn boob fijn leben j^rft befcöjeben / enbe
feïf een öeiöen toa^ ; maat oofe ban bten ijetmaarbeuïecraac ban be ftrifïen
&ei:ïî3!"iiînu^/ontrentbmfeïfbentîîbinbc 14. b?age tooibennagegebm.
ï^ant
wyfien, fcöjeef^ufïmu^blpaïbïonbecïiftebingen / dat fijne wec-
ken't geweld der zee, de krâght der winden, en den aanloop der muifen en
der wilde heeften, keeren.
€nl.aetantfu^ / cuim &onbetb jaren ïatec/
hï 't 5. &aef bfïnïi ban fnn v. bmk/ boet mebe melbinge ban 't gene bp
ïofiratu^ ban i)em brcyaaïb toa^/batbefeïf be Hjpoiïoniu^/bicfc^ien boa?
ben ïïrifer ^omitiaan / bic öcm toilbe fïraffim / fc&ieïiïi berbtoeenen /
fonbet b&ttei raenfcöe toa^ bie tuifie toaac ÖP bfeff» ban J^iiofita^i

tn^/ bte feïf een öeibenlüa^/ i^tofimgnatefeggenjen'taijn betog^ehris
ilenê bie't minfi baar ban gdobé.2:actantiu^ en fiemt ble oaft niet toeimaac
feit tot fnnen Jf ilofoof/toini^ boefera tegTt ftcifïenöom ftn toeöitïciö/ «» Jef-
mbu,mi$lio als gy't befchrijft ;tc ftennen geebenbe/bat]^ öet fdf niet baff
m fleït. ©ocö't eerfï bec&aaïbe bïpt uit b'f igcne tooojbeu banSfujiinu^ bat
löp Öet öeeft geïaof b / oïn bat bp baar ban feit
« hooi horomen geiijkwe
iiên.
jBaac Ijeefl ïjp bat gefien / toatfaïmen feggen / fa bat toaat t^
gene ÔP baac feit ί

17- Bp f^ït/ wy fien't; maatniit te toeten bat

ÖP'tfeïföaacoittgefimïïceft: men fpjeeKtfotoeï ban't gene men aïïeenïift
maar grioof b in ftjnen tgb 6p anbeceu gefien te 50η. J^ant feherïiït en
fiecft f itt^innsj/ bie bit frDjeef onttent be 100, jaren na ben boob ban ?ljpoi=
foninsS / ben fetocn irooit gefien, Éèa^ fo i)p fpieefet ban fgne nageïos
tme »^<>·ηλίτμχτΛapoteUfmaU (bat ί^ f^n tooojb) gewroghten of uitge-
Averkte ft ukken
, baat boojtïer fïaanbe fgne ïeeringen of toerStnigen ofmtb'^
beïen/ bpôemuitgebijîîbencnnageïatnî: fo jïjnbernoi^getoeefiintöben
ban^ii/tinti^en fiiofïratusS/ biefuïitetoonberentetoerftefïeïben. .ïBaar
ban i? 't toonbec bat iFiïojïcatu^ baar feïf niet een^ ban raeïb $ i}et gene er^
ter tot bergrotingc öe^ ïof^ ban Wjjoïïonin^ / ben bjeïRen t)p in fnn gefcft?^ft
fo feer beoogt / iKm foubrrïinge öab gebienb. €n toat Suflijn belangt :
ijetOïptaïïemïiit / batöpinbit^Uft te ïic&t geïobig getoeefi/ niet tis
genfp^efembe 't gene 0eni bartBrifienen in befe bjage boo^gebjoipen toa^,
.Opgeeftop
^eteinDebaîîfijn anttoooîb ooH te feemten/ bat ôp geioofbe
baieen^a;mon/inl)etùeeiôban ftpJïïoniu^ gefiten/ ben menfciien ants
bjoojb gaf, ^ocij 't ïtomt et niet op aan / toat fip geïoofbe / maar
feiAt.ï»p beuren te gelobeti, «nber^ fBn geigoeïen ^an be ^fe

tnon^.

-ocr page 112-

Xïîl HoöFftstu É,

muitfnne ï. î>. Xv.%. ôip

§. onbectuffcôcn Iaat ôn^ îfi: f?ïföe pïaatfe iiopfnbeûè

fajerfein0cn ben lljpoîïoniu^ en ^nm ^œmon nict tiecïegcn. 3©ant Uan

ÏÖimecrfimfdti)p/Öat|)ÏïÖffeïi3e/2ijndekundigvande kraghten der NatUf
re, envandeiîrijdighcidenovereenkomftdernatarelike dingen; door iuî-.
ke weetenfchap, ea niet doör goddeüke kraght die werkingen te wege
braght. Waaromhy ook in aile werkingen van aoden hadde, dac hy daar
toe bcquaine ftoiFe nam, die hem behulpfaam ware om 't gene dat hy dede te
volbrengen.
 ôî? 0eene berbère toecftinscn ban Ôtm ecfeent / Dan

tJie tiatuucïijft toacen .· m batnocftnieec ntct bcttoifl toat ooitbe
S^uibeï bebe/ maacof em^mon/ bat t^ op fyn enig minber
^ob/ foUerttetocgeBîasôt. îî3ant anbcr^nwcfl öpiiictgefetb&ebben,'

g KitTiil^» hl^t avêmrixi y ûu k^tà teen theian <i«ïif»i/;»«,nietdoordegoddelike-
inaght
;niaat: niet door des Duivels maght.^e bjaag tn iiicc ban nict cm^
ban tamc bat bü ^uibeï Um of maflij; aï^ sfjnbebpbe 3|cibenm/ en
boojt^ öp $ίροΠοηί«0/ niet ecn^ befeenb oetoeefl ; maac biat cen ^^mon of
eenbeibenfcïî<0ob bccnio0ijt. «^n toatbelangtöct fp?eften ban ben
mon uit bat ; ïjetbipt toeï bat bie ff ?aafe fo ging maat ooït bat fuï)^
«îtîjbc ban ^fufltjn niet ί| gebeucb; om oat tjp fcö^öft/ bat (0ob bien

îï^œmon »?><>««■$ e/wo/è beeft doen fwijgen. ?lllïeenïih fcf).ijnt al^ bocen/
öat^uflinu^aan't0ec«0i)t/ aï^of bat becïb te boten mogöt gefpiofeen
Öe&&CHseïobf0af,

§. lp. J^fti^ aïfo gmtaïifteïift te fini/ toat ban be toa-ïten ban btm
^païïonin^teöonbcnsp. Cetoetenbatijii; toa^ een fcöjanDer füofoof/
Énfûnbccïinginb'oubi bjeetenfc&a'jî en feonfien Dec ifôagia; een ttoeebc
^imonbanmeetbecfti:a0ôt en aanfîen en berraaacbljeib obetai. îl^ant
^inion binbmen bp beIteïbenfcijeantencen niet gemelö i en aï toat ban be
ïlcifimenoptÎjneteïieninabecïjaaïbtoojb/ bniten'tgene on^ be
banômîsetuiat/ batöebbetttopin't lil. toeft xv.§.ij-r4,
m aï ge?
fïeni)oesanfc&onfeiîcr't5p. ban bien ^ponontu^bcüinbmbip/

ircli)ft 0cfeib i^/fjiu0c|)ecle ïfbm en ûcb?t)facr«;®?ebeu Doo^ Jpitofitatu^/ nit
be aanteïîemn0en ban cncn ïDanii^ 6ie met Ijem ©elccf b en berfteerb Ijeeft :
inaat uitöïilfet/batïip gebjecfî i^een lutfieitenb ^iïofoof/ meefi na be 0ron=^
benban^nti)a0OcaiS/ befonberen ban iebcnjS togfe en ban Meebinge/
Kucötfi-enm matig in fijnc trcringe/ bereifb op bjeembe ïanben/ boo?
<î5ucopa / ^ficnen^îrifa/ bcïienbmetï^ûniRgen eu îicifer^/ en ηΰφ=
tan^ 0een ijobeïing / bj^bojftis in fi)n fpjehen / en in anberen t}un gcbjclfe
tefeagen/ bcïemenftftenöuipencaabgebenöe: baarcbec ban't gemeen
Dan bobcn anberen geacftt / en booj afgnnfligen met cncn qnaben naam
be-
îtfïagfn. ^tjne beramtooojbinge in t 8. boefe
jetoijflgenocgöbatöneenbpanb bjajS ban ®obfcp;
_uïbi0aan/ ban gobîidifee aeijtinge boo? ficïj te fae^
ïifn. S^Ênï)eeft/nttjn^oo?beeï0/ meecgrtoof^tegebenaanfnm me ojs
bentïïïîe en omliaubige befcfimbinge fgn^ ieebeng/ban aan enige

O ζ ÖcDm/

-ocr page 113-

I4'î< Vierde Boek.

"op Mit / Datöiïarffeeiitiïijïtt.^ UaivDi niinfie töUa'p/ Die to? ben'fdàiî
^poHouii]!^ tïcöjeUen

XI Vv HOOF d' S Τ ü Κ.

0ie vaii de hedendaagfchc Heidenen zijn mede féer wel op
te Ιοίΐΰη. ,

u T^€p?o£ijmbimim opgcrft ban öe ôebmbaasfcïîctijerftîusmbec
^ <0ee(tcn ciï geteone CoVterpïegingtri öcr #fiömèh 50n fo Uecï te
gEmaïiMiïici: £φ te ïoffeu/aï^ geceebec tebcö^aaen. to^eceïö too^ïicnöe
nu aiïe öasen/en bat öan gcmtïoïft ηιεει· ban üan oa^ cigen/boo? en booj Des
rcifOifo öecftnië geen gebieit üan leeUcnbe gctuigê.Minfï echter banôetgei
ne on^ naafi / en baar af men mcffl berteït. ïl^ant iüat onber on^
gcmecnber/ ban ts leggen Dat be3tappentn beginnen / inon^ eigen ïlci?
{ïrntDiî en be Boajber Deden ba|i €uuojpe / feec gemeenfaam met Den ^ui-
M onnnegaan / en ö' aïïertocmöeLlöyte btngen boen ? ^c^tan^ ôeb ife
tot ηοφ toe nimiant ftounen binöen/bie mp tnat fe&cr^ ban bie boïhecen be::
ff ijcïöeu ftonöe jaïfo Φϊαπ^ J^agnu^ aï
te loei befeenö bat jto öiftmaaï^ be
geioof baar&cïö te buiten gaat: ban't naafle i^ ï^et gene ^ci)^ffec/een

Vud'tmcefte bangep?aat/en5ijn öefelbe mêöe naafi aan beft^pmné gmifénbe
öaae 't eiït fa &?oh af i}ceft : bimboïgené magijmen ban toeï celtening
ïiiahm/ toatbpbeanbsrai/ enbetóei- ijeenteïiaien Saat on^^ban
^cijcffci-ban
beginnen} en fa al boojtgaaa/ D005 al 't i^eiöenöom öec
ganfcbebjeeceïDijfcn,

. α. ïfctgeneiïî vi. §.4. uit befen fci}2îjbec ban berEappen iOTobeei
fEÎ)oïcn nicïöc / geiiiDy nip niet meee / ban om bat boïït te ïiouben booi feec
bngdûbig ; cnbaCf|»baai-teïanDe boojgaan.é ban fulir niaajr«i 513» aï^
ftimmtgeöpoïi^/ biegembingnieecgeïobeiï ban bat minfï geïoa^p fö:
©fii iaat flCÏj De arme Eappen inbeelden, dat hen die ÏGveiplegingeb hoDg
nodig zij η ; ΐ
faï ooïî maar inbeeïbinge jyn. ^et bïijrit toel uit be inijfen
byïïcnin gcijjuiïï / S.f.enó.batfpjlct) niagljtig uitfloben/ oni'met bè
Kannus, mct Dc
Tyre, en berfc^eibeii anbere gereebfciïap en gebeecben
beeïopijunnenbyaHbaante leggen: maar i}et en bMit niet/ bat baar
Qber iemant ooit fgn lïoofö ij^fft feer gebaan. ^et enïgjïc bat ergen^
gelijïït/ i^ ban ben bJinbin enen Doeh xe ïinopén/
6, en 't crgfte oat
fiiijr Qok nocij ban eea pjebihant. uit eigen onberbinOinge bebeiijgö

üjoïb. 10.

^ijnedgeHe&efcô?9bfngelimbuttôeta:atô'rtbertaa]ibaïô«^. (na
b;atiï«berï)aaïbl)aöbebplriatge{ege«tö^ibbe©eenftöe fcïjep^ Ô^^ttî Dnt=
barai/en ïjn gmooöfaaiit toa^/ op een ban atiffebon ίΐΦ te begeben.)

D^r

-ocr page 114-

XI V- H Q ο F D s T U R.

Dàaf \vas een feker Dienaar genaamd Jonas, die my voormynenaffcheid
vnendelik begroette ; alfo ik in den tijd dat ik in Yfland was , befondere
kennilTe methem gehouden hadde, en wien ik daar ook myne boeken liet. Die
iïiaakte dan op mijn vertrek uit vriendfqhap drie knopen in enen neusdoek,
en fcide dat ik voor den wind foude hebben; ik fou de maar die knopen los
doen fo de wind my tegen liep , en hem daarby dan eens gedenken. Dus
dan gevaren hebbende tot den
10, September toe, totopdcknftvanSpan-
jen , fo wierd het dood ftil', drie dagen lang. In defe ftilte quanl my
Hïijiis vriends toefegginge te binnes? , enluftte 'tmy daarafdcj^roevcnute
nemen. Ik make los den eerften knoop : terftond ontrent een ure daar
ra ontftond een fchooBe voor-wind , met een labb^rige koelte. Ik ma-
ke los den tweeden en «v 'Ïrden ; miisdien begon het meer en meer opté
waaijen , fo dac wy de rivier van LiiTabon in twee dagen quamcn te bé-
feilen.

§. 4. iBaacöefaï^mar^ïffiimfouöeift ϊοίΓε^^ Μϊεη iïja^^
ofgp/üan fijnen Honing na Dat boïïigefouöen/om ö^mgm tot l^εt
^ri^enbotn/feifDoctoeliinfïaiiikcf: oflïoeïjp bim ifïanöfiöm pjofeet
^ona^/bic Ijem Dat naijjöocïimct Öe ïinopen gaf / niet ïieber jcbert Dim tijïii
!i300?ï!en€0?ifiu^ftieï0/ enfeiöe/
hoedanig een is defe, dat hem de win-
den en de zee gehoorfaam zy ?
.ïBatt. 8; ζ7. tjoe f^i bdöe tjooj Ïf f|f?
ïanöfciïebüÏfm*eHöat€uan0ely
óp Den 4. Jjonöagïj poft Epiphania bec-
hïaarben j fcnDecaantetoijfen/ tuaïmcecïie^uiüei onfai groten .ïlcé^
fla* ^efu^ Öeeft Uoo? bpgeiecrb : Dat öj? mibgiïicm niet meer ii Dan
gemecne iïoopraanfcöap / Ôet gene 'tïsoïïi maar een^ aan ^efu^ fienDe fuis
feen toonöer Daar üan niaaïfste / geïijft
ïjst toaarïife Vrsaé i lang aïp ful?
Ifte ïeeraar^naöac ïanb gefonîîen toojöen/ die feïf t)an öunne ïeecïingm
befîaaîî te ieeren 't gene fp gefonDen jijn ijeit af te ïeeren:fo fal Dan
bit öehee^^
cinöe nietüeelte toacöten5Ön.
Bgc quaïift Uia|b bc fioeï bec iunaröeib
tietrolo& öcii genen
Uk fa mecjîecïîjiî in't iiegen sijit { ïjceft <Pitmarii^/

laarenbe-öu^ oijei' 5ee/ |)em feïf den wilden baren van de Zee geïtjfî gemaaiît/
boo^
fijne eigene fchandeop te fchuimen ί ^ïlö. i g. iiegt ΟΟΪί biC

bat gme feit bat toaart^/ toannm-ïip'tfcjtojp fiiifeeti iuijfe/ batijetboo» ^
een ïeugen eangenotnen too^b. JiBaar anber^ toiï iïi nocö itiel tonen / öoe
'ί ïian gebenrû jQn 't gene 23ïef hen ban ben neu^iîoeït fcij?i)ft.

§. f. J©antfegmp toc& eenjS Htefec / toat in bit ganttîïî bfrijaaï
lîceiît / bat niet feer gctooon i^; of bat enige nooijfaiicïïiie bectJinteniîTe
met bie ïmopê in ben neu^ébocit öeeftiÏBa^ bat fb groten iOonber/bat na bjie
geöceïe bagé fliïte ftet een? iDeberoni begoiï te toaaileniCn bat öet
cctfl em
ure na 't ïo^maiien ban ben ftnoop ontflonb / geeft fnp betoy^/ bar D4n Die
S»inb ooft ïüt ben ftnoopiiet qnam /of bat ontfenopen baar ban ö' ooifaaïï
toa^. Cnfi'ï)ôonÔpbtetVôee anbere hnopen fo geiatenöabbe/ betoijie iii
banheniôore/ Datbeb3inbaïïenj:iîen^bîaMîcrbc; iit ben&e'tföube cben=
teeï ge&eurb 3Î)n 't gene fcöjïïfi. il^antoofeenfeitÖP Rirt/ ïjoeïang
(lettufTdjenbeiöaïïeiö / batij^i De ïuîopeiî αφίιτ een emfenoopte : öatrt

Ï09

-ocr page 115-

I4'î< Vierde Boek.

fcijijnt Btitta/al^ offiptic ürntt laatfïen tcffcn^ Bati onànoopt boei
ïpatóer^ntct öan oi^ nu maar tiecijg^fn/ om na tbccïjoïstian befe
ftnopen op öm toinö tc ccfienen. i®at fïecïitcr öan mcfc ut/ öan 't senc öa=
geïijc sebeui-t i 'tiBa0 40» jaar gelebm toanneaftp öcfe ceif^ IHi^ öefc&ieef.

tang fteiJ iït ontrent be mijiK oofe ont&oubm ; Uccï feo^ter/ öan notii loeï
fo toonDerïnfe aï^ befgim/ möimöattoonöcri^. gttboerecn^infe
öufin^ metÖct fluitmlaan iic boom öan ftier op ^arïingen. fttïte
öjeben top tot mibbernacöt toe fcftier nocB booi be païen. 2|η 't iicteïten
ban Den base fdïöen top 090?&p€nft0iUfen/ onber jonnen Oi,i0an0 ^tai
boren ï300?bp / en boo? 8.urenmoigen^ al tot ^arïtngm. jcj^tan^
rn toaff niemant bie ben toinb uit fijnen neu^oïh liet,

6, ^nbienmenaïïe^na&eöoreïi onberfocïjt/ men ijaoïbe nacg geloof-
be fnïfee maren niet fo beel. Cnïiie op b' eere ban βοίι^ magöt / en toaai^

tigfie betog^ ban «e&jtfiu^ <!5oööeïb op aïfuttien toijfe te berftragljten. ^ie
boojöetoaarïjeiö meer ban boojf^ne eigene ac!)tiuge fiefojgo i^ ,· faï niet
ïîarôncfefeigfiaanbeôûuben/ &etgenei}p eenf bf meermaal Nftseïeerb;
icoanncer Ijp fijne boïing flet? nocö Γ«ίΐ fo fpotteïife niet mafef/ bat Öp be men=
fcï)en na beÉappen en be finnen totjfe/ oftûootpTjoïïibatbaar ôeneni^
getoecfi/ora Ôun getuigenis tot boojflanö ban be^ ^ibeï^ grote maght?m
pïaatfebim^ftjïiftHreoföebenöp te b|mgen;0eïpöatecóter nocijntct
ïanggeiebengcfcljieb. J.Daarαίφïjctaan ôct öoot^bom ftomt/ getut*
grn bie &at toe! ί nooit berfîanbige en befabigbe matrofen ban

öattoerïïgefp^oïïen/ offp ï)ouöen't boo^ befpotteï^ft; en feggen bat fp
eoU in fulhe öabcn^ Daar ban fpjehenöe/ nooit temant bonben Die baar iet
af toifï ;maac toeï Die Daarom ïacijten/ aï^ een bing bat ïaceften^eerbig ié,

fo afé aiie fabeieu ban ergens' ^uunê oojfp^ong ïjebbê/ fo |eeft m» een
berfratiDtg 5ccmöu eni^ bitraabfeiöu^ ontSnoopt. jfôit^ien beganfeije
ÏUïfïna
'inoojömomfeeciUipptgi^, fo gaat er totiiD en firoom banbu^
öan fo. 5i|}! De
looifrn Daar op afgcregist / Dat fu De fcijepen ianb^
toaart ö^eugenbc
/fa toeten om beiaippenlîeeu/Oi'îulTcîîcn beur te ïciöeiï/
0at
toinb en fïrooîîi Ijeununfî ïîan Ijinberen/ of mecfi ftan bojDeren i in
borgen bat fpniaiinialtyb fröirr boe? toinb en fîroom te baren: uit joii
öcrgalbeutocieeu^lÏggenbe/ 5ί)£ maar geruft op on^/ topöebbni toinD^
genorgïj / in enen nqipboeïï opgfiinoopt ; toanneer top cm ïien öoeïi xm!
fnüen top een
ban De ïuiopcn lo^ öoeu / cn5. M>iet baar / fioe bat De g^ne
öis ban 't toinb berlinopen en becïiopen fpjehen / maar toin& ber=
làopen Î

7. ^et gene berber in bat VLjf)ûûfbfîuri ban mijn I. bocïi aangaanöe
anöcre
baliteren bantjuaue toijerpiegingen i^ aangeteftenb / fleeft geen
aannierhiuge ban noDen: aïfb l)et auber^ niet en feit / öan toat Die menfcijen
feoen nat gene fp gctobeji/boclï geene f toarigftciu en ïaten om te benften/öat
Γ|ΐ ia toeefentïiije Daar öao| te toege b^eiïsê.i©e gene Die m in Ôet Vlli.fjoof

fîuft

-ocr page 116-

XIX. Hoofdstuk. 759

(Îuhuiibc5ebenb£uîbéî|dïïcnmfn ^ïilmbecmeïöe/ cnaebmoofen{rtan=
bec^teüerpaan. Sfa'tblpt uit fu!); aïj! ift §. mt Careïijn beröak/
batöunboojQOiöceï Dooj te bpgeïoUigi^nôgefîiîftbJojb/oiîî öc ftrögöt öfc
a®iccl)€ïcpc te 0eïûbnî / aï iit bat b' onbetbtnöinaeuaar tegen firi^,
ban be .ïa^âïabaïen / baar ife 6. «it ^"ïlbiti ömi bernieiöe / ijecft meöe
toeirüs te bebuiben : bat / 't sijn geen ejcmipden bie ong in enijje brfjom^
meringe ïionncH bjmgen / ober b'aï te arote feragöt ber îBiccôeïi-pe.
î^antttiaartife/ncÔfobïinôeïmg bao?ïiinberen
in b'^lfgob^ tcmpeïen te
ïaten letoen/ en t^ niet beter banmaarftmbetfiJeïïaifa Die ïeiöet^ feïf feec
tueï te ïeiöen en miâïciben sijn. gene öan be jpiïippgufcö^ toicclieiaars
ficr^ §,8, uit iuo?b ücrBaaïb/ ié nieöe anber^ niet / ban bat .ïEen:^
bo3a/ öaaröpbatnitöeeft/ ijetfogei[ooföe:maacbe falte ferf maar een^
ban buiten aangefïen/toontfeïaörïp bat öet maar beb^ogö brc feibe pjie?
flerinnenié. ..

§. 8. ?tïïe«îbatbanben|©aïabaarfci)fw^fàngenbaH^§. lo, berbient
bjeï bat toïi bim toat bïijbm fïaan befïen. fp be flangenbjaadift
boo? gettîooîîte en boo; ftragljt ban fpeeïgeïuiD boen banffen / geeft nu be nas-
bere ^Ucrtjeib ban 't gene ife bber ttoeebefonDere fp?e«ïten ber ^cö?ift«re in
mijn III. boeft xvi. 15/141. banbetoare feragïjt ber
Chever of
ftoeeringe te hennen gaf ; bor!) bic niet ban ben 5^uibeï maar ban j^ature
5p. a©pfîm bat tjier ooft toeïbeôonben boen,- baar toe getoenb/ ennabe
bebeïberianbïoïKr^banffcnbe/in't aanfien bcïer menfcijen oj) be firaat.
^atinöftminbereen^gebïefteni^/ magöinfietmeerberban ben feifben
aart niet ongeïoofïpBîjnjjeacôt. 3©ant ( feggeift bjcberom) magh aut:

minm non variaifpeciem, meer of minder verandert den aart niet, een bafïc

rrgeUnbeStogica, 'tgi^banfobicembinaile^ niet/ bat ban e^feuâof
ban iemantonber befen naam bp ö'onbe btcijter^ U30?b gemeïb / bat ftp
boo? fijne fiembeboffrijcn en ribieren tot fir^troH (bat gaat te grof/ of't
moefte ban be menfc&en/ bie gemuitbcboflcôen / ofïang^oebeften
boïs^en/te berflaan jijn) en bat bp oohbe be£jïen bebe batiffen/iiooi be
feragbt ber Ueflihórib üan frjnc oticcïïonfiiffe mufijrie.

§. 9. .ïH^aacDatöieïlfiöcncH/ Dantotifteiup nu beften/ be flansen
tot bebJó^bocn bicnen ban meineebigijdD : bat aciit ift louter bpgelobig^fib
oftoelbebjiegerptesiin, ï^antfobergeenbebjogöinfieefet/ aï^ iemant
ftiue hanb fieefet inben pott toaar in be fïange ligt : fo faï bie toeï boen fïen
toieoiiïjeïufifiigofgeMïugïP/tebjeieubiegebeten b3o?b jjf niet sebeten j
maar niet toiebjdgeftooren geeft. 't<i^eïuftofon3eïuft / |)oe't baït/ ίδ
önbbfïb : gebeten en ban mt^ aï^ een meineebige gêfiraft i of b?p ban brfe
beet / m ban be ffraf tnet een. ^οφ
ift bermoebe / bat ÔP buit«i «ooö
banbrjttni^/ bietoeïmet^en25eftoeerbfr fiaat7 ofjnetben genen ( toie
la Voefen magö ) bie't bëcfi beöanbeib/ en fo in bm jjot beiloten ijcefi.
Haar toee ïinn bie in 't oog i^bp fulHboift : at ^eeft bp nocö fo «fcHö m fo.
trobjgei'toocni/
W faï meraeebigmoetenïijn. ï©antï)unneii}i om b^e
betfim ïjunbergif te nemen ofte laten / of boo? cmtegengift/of boo? gefang,
lef fjKï te teugelf n/ faï baav öcnoeg toe Jiin, 1 o, «igi?

-ocr page 117-

Ï760 Vierde Boek.

ΙΟ. <!5eïîjïictb)tjfeïîani)ettoeïjijn/öatin'trpban^rnbero/na'£
gène lit IX. 5. Uan De filftiftaanfcïic toberpïegingcn uit Euboïf mtïise/öe
nietosciiofcn ïiontng 't toiïû geöiecte tot ficij trtïu. î®ant ceifi gejïdö /
gcïîjïî frit/Dat
öaav bic ïionfî in öoogficc löccr&cn t^: fofuïïcu fp met Ηφ^
U'ïiii trn iioning hiefen öan fuïft ernenbie ïjmi^oojöeeï^ aï^ een ^a-ai /afihson
meefter der beiweeringen,(0cïi}ïî ΠΙ. $5.XVL §. 14. op^JCÖ.io: 11. i^ aan^
eemèrïit) ficlïaïierttcfibaacopberfiaat. ^it &ïi}ïït lictbnöetïïii uit Dien/
öatfiï DitUooKcnpioeffïufefijna· ftonfie nemen / en öaCiDe fecure tueii^
lîîtgctjaïïenî aeïi)ïtôet ooit ijooj rebenen ijan flaat niaflï) ftceMcn/ bat
fy tot be i-egeeringe be^ ijoïp beguaam en toaatbig acfjien ben genen bie fïcö
înagôtigïj toont betoilbebeëften te ijefliecen ,· 'tVoeïïï buiten ttöïjrcïüojjie^
ÏÎÏÎCC isS ban bie te jasen en te tiannen. <(Bn fo fiJ bit aïïecnïiit booj natnuci
ïifec ïionfloefeningen boen / en geenebpgeïotiisljeibbanftragöt of öuï-
pe&unöec<i5obenüaai:in mengen: (toaac oUer ilt met reten groteïij);iiï
ttoijfeïbni) fofeomt bit met be^ mcnfcften ijoojcegijt/na ben et^ijiJan'i
beetöbe^(©ppeeïioning^a»ei:ïioumgciiiien/oöcc Φεη.
j: 26/m
9 ζ.
8.· 7/ 8/9. ^aai-ïîaneeninb?urt in bie menfcfteny ttoo^ fo
Uemai^ï)en
<i5oüöeeftreghtgemaakt,beöouöm3i)n; en eeötec befe pbeïs

i)db bec menfcijelilse vonden ban ïjen felf baac bp gefochc.
7*

§. lï. ^atbieban<0uineaop'tbefb3ecreni)unöcc Domen met bcrfcöci^
ben griïïen / om be biffeDecp of om gelb boo? bra ftoning bp be<0oöin te öe^
bïagen/ enefiemme^ocen/ bieftenanttooojbgebe; bunfetmy geen gro-
te hunfL ü^ant bie FetifTero of l^ïicfici: baar bieï foioo^/Dat|)p iicfjt
raabtoeet/om boo?'t een of't anber mibbeieneftemmetebomijoreh; en
fijn boiït öan Doen geïoben/öat ï)ct be fiemme ban bien <6ob
5p/öie aïfo beïe^
fen 5^cö3t)le fulïten ^fgsb^bienft boojgaan^ in boiTeijen ttio?b gepïeegb :
en ïtonnen befe boeben niet aifuil^e pïaatfe ittefen / baar be befle toeerftïanft

i ga ijicr ficcfî?beuneniien / ôoe bat ίφ / na't gene iït in bit iv. boefe
lil. §.5-/6/7. baar ban gebenhe. Bàaar ooft en fïe ih niet / bat toaariife bes
fe fiemme Voo?b gei)oo?b/ maar bat öp 't feit : fo bat öet ban aan {jem fïaat/
om fijn eigen goebbdsimïïen aan fiien ïioniug te boen ivoren / fonbec atijtec^:
benijenbanbefünöecinfïgötbüo^liemfeïben. <îîn bat met fo beeï meerber
ftragfït/ om bat ijctöceft ben naam en ae&tinge ener goööeïifee ftemme/
aan üjeïfee öet boiïî niet beef befiaan gej^oojfaamfteib te toeigeren ,· inöien be
selbniiDbeienbooj fuïïien ftemmeaangebjefbiy' bjattefeeroii öem aanho^
mni mcgijien. lisant baar en niogïjten geene ftoopmanfetjaiipen met oe
fcïjepm in ][ange teberte3acöten5gn. €nfoi^atbebe(tebonö/ oniöen
Honing aan geïü te i)eipen/bie beöaetjt ïian bjo^ben.

§. II. ^atbanbebitTcöecpen meïö niet/ aC op bie befbjeeringeu iet
öolgt ; maar bjei bat fpfe Boen. ïPat fomigö^ fielj een öonbjS gebaante baaç
bpfienïaat/ ficïiUmebe bp be iionfïen bie ifefeïbe niet berfïa/ nocïjïee^
cenbJii: totfulftenmafiiuerabejijnbe^apenbjelbeguaam. ftemme
iiefeôoren/ immers fofemeinen/ ban ben ^tiey of ^terrcnteiser aïlT^

pefen

-ocr page 118-

XIV. Hoofdstuk, ~ ii?

sdfcn fuïïen §. 9. fieïïift bn befcïföe reïimtsge. 3®ίϊίεη ban be fapin ic^
inantsaemcfïyteiï; befehonjlRomtOoiKDate/ ombenMOmbtfclitmi'
njc te £iO0n|)afCK / öietoadtfcijiindiii töeï ^n DerifeïatiTtte iieiuïcn
EïoainiifTcbimoGltötrenbicnfïliïei aan δε bjouisen / ί^ίε ïîunnc mamim

niet anöecg^ Daii niaac papen suiialj m bpgetobïglieiö ör^ Doip^

§. M, j^uoöergaönbcna^merïiïa/ ontmottmumteii cerfîdîi. b,ρ.
§.4..be
Caraïbes bSÎ Coudnambec^ / boojfesgiiiöe / bat ié (gcïp tit
ijftgeïobe) boo^iftoat0if]niaeenraafHôe/ t'u ooft aïcp nietmi^/ inöiea
fjigofiieiienncr^ öcc .i^atiu-esyri/ ba» bjiisl)£bare of öubjuaijtöate tip
Èen / fii toatlîîfcr. ïBars^'n fli anöer^ öaii bie ouae Magi : aifa fy ooft
he artfaïii Ijantefcn/ en öaar bïi eclïter öwnöVc ojOTöen sfini

Üt CU toeei ïit^t/of aïfuïïic flrficeitbfîepîinaî / îsieûu^ op (îaauDc boet
öOG^ïfiüSciïoföoc-jüïafmEcgciietJnsïjn/oüït liter te ïaube, plaatfe binC^sïv
^aa£ öatiec faille toonörn 'ïianncn 59Π/ öoo?
cm tergtftig Dia:
getsetcn / en boo? ïjet een of
anöer imiih aanftanl?^ tc Ijelpeiï of
ijerfaeijieH : magft
oi^ niet ongcï3o|li|R öimftcn/ tuien öe gcijeimemlTca
ban De b?ccmDe ïauDeh / en bet feïbec konflen/ïang nor^ aïie uiet beftenö eu
5îjiL l^aartoe beftoeft baiï mebe ^mbdsï önïpe niet : noeö bap en jijn
fo hiaac nocö niet becfeâecb/Dat fiiiiîe menfcijen toaadiii boen öet gene ban
6en UïO|ö sefeiö : aïfa baar naatoïöï: anber^ iet ban bïpt / ban bat fy feitje
feggcnfoteboen.

14· Jilaari)iectoo?biTfi0emaanb/befci)uibnuafteie05m/baacboo?
&eiqfie 5-. ban my opgeïeiö / om op te ïotfen
ftUnc bcrtetlinse tt iefen ö|a
Jîàontanu^ : Die i& met fijne tooojöen ooit beeöaïen faï ί maat te%ec
pïaatfe baar toat op te fesaen baït / ije mgne baac in tiiiTiÖ^i bacgen / om
fob'0plüff1n5ebefcöeibelj);ttei)oen.
Waaihk (feit Ï)P) beken-

ren, datfedikwylste voren bekend maken, 't gene boyen de menichelike
reden gaat, om |e kannen weten
; en't geue fp Detïjaïben taben / fomtöö^
ItbiiS/ enfomtijöijmi^, Hierafkan ten bewijs dienen'cgeen de Vriefche
ritmeeiter Sape Amama by ervarentiieid bevonden beeft: te ttJeten / tOt Öe^

toil^ban tïïöne bjoojben/ eben baae gefpjoftenj niet be fgne. Hy had
voo) Konjahu de wacht met een bende ruiters tegen d' uitvallen der Poitugee-
fen.
in fijn dienft waren etteÏikeTapuyers : welke v-oorfeiden, hoe des an-
deren daaglis de luitenant
van Amama, meteen ruiter , fouden fneuvelen
aan een kogel uit grof gefchut.
't Seggen wierd befpott. ^aac toa^ gteu

fpotten meöe/ jbbeeï aï^ Ijet seijaav teirofï ibant big op fu%en tuaeljt
0aat/ öceft coïi fumni toeberbaren tocï te bncijten. ffôaai: Voat be fcïierl)ei&
belangt/ öttbja^ toeï fpotten^ ïueeib. Ï5)ant fo feïf be jsemeene nian
öooj S^iübeï^ openbaren / b^i bat bolft be niinflc omganbigljcben biijj boo?s
feggenfean: fobieetöpfefterbeeï. ©aartoifi ban niet een ^ngeï af; of
iuap^er geen ontrentbefecifïenen/bie fmi Ö«n eigen noobïot iton boojfeggen/
^mfichtoi ftfvijcnte&exeiben: maar tod mi ^nibd ofte «ifcv / bie brn

ψ m

-ocr page 119-

Vierde Boek.

bat ÎSOO? be Dcföfncnen te tueioi ïicbc. öan toijffε / ficb&enbe U

isgcn in ijim fKfofö / cnaai* top 51311 fotteiï / toanbdcnbc fiecb^ in öuiliecuifi
fe. fijcb. 1:14. bic gcbungïiiï toanneec gn raap m rebenen ten einbe
5ïjt/
op <iEî0b0 bcrkj.'Sfiî oo?b£d u bcrocpt/inaaht bat ecii^ gofö met ftjn ge^

OpmbaacbEtoOOib/ datfgne verborgentheidisvoorde genen die hem vre-
fen j ende
'fijii verbond , om ben die bekend te maken. ^faï. ift ί4·

Doch feit .îîôontanui3 530û,î ört ïaatfte baar ηοφ bp/ bat d'uit-

komfte bewaarheidde'tfeggen, eiî öattSC dageüjx ποφ diergelijke ftaaltjes

mecc gi?bcurbcn. ^ft adjtc bat bie basdi)ii"fcl}efiaalt)?^ niet tjeei tta»
ïanseii 5i|n 0€lueffl ; îia» t-fcl;^ Viooj ïuiben bir ban feifgencgm 5ijn om fas
iicti ban bicu aait niet mcic bcriaonbecingc ban 't betïOQjbc aan tc nieciten ;
bat i^ / bic bygeïobig î^î^t b' nitftonîfî bcfct boojfegginge in pet be^^

fonbcubanbciangt: qui heȏ conjidet, hunc vatem dixcrit^ diebeftgiil, fal

debefle profeet zijn, fci&e Ciccto ; bat!^/ bïc baat naafï aan taab. ^tt
Öabbeanber^iïonnmuitbaïicnj ban^abbcnbic iCapnijer^ tocbcrom tocï
ietöebaciji / oïnönnncboojfcggingmgocbte ma&en: in eme benbe rui?

{)abbc ïiciîteïiïî ht 3£icHtenant/ moetcnbc boo? aan ftappen / en mrefien
noab ban fncubdenicn bic foïbaat/ niet een^ genoemö/öcefl fo
bjeï b' een aï^
ö' anbec feonncn <i3n einbeliït / toie toeet / toat beeï bat feïf be toici
fïjfïaar^ in befcn ititbaïöabben/ en toat beïeib ban fa&enbaacinôeimeïiiî
0e&ïuiïïtmagö5i)n i jil^aarfo fp niet maar eencn öagö/ maar iiteï een
jaöitel3orenïïabbeuïionncnp?ofpterren/ en feïf ban ï)onbcrö mijïen ban
be pïaat^ gcbkben Vwaren;. ife foiibe nieetbcr floffe tot bei;toonDering in öefe
piüfejjiefien.

j6. l^et gene lip ben feïfbmfcB?î)bcracôter bit beriiaaï met beeloms
franbigötib ban ^icifTéugïïi imp toa'tciö / ontbeht ficö feïf, me ^uitiei
toa^ in fyne tegentooq
?Digï)cib geroepen ter bergaberinge ber (Capuijer^ /
uit een itrepcïbofcl) op 't opm belb ; bie op ijft berbe roepen banbeu JBjiefler
antluooibgaf/ en f!gi)tbaarïrjH berfc&eenv 3©aar boo? een bnitfei) fois
iaat / bie O^obingccatifniaren ern^ gebeben gabbe/ op
't fïcn ban ben
ïrrrbnibiiben .Capuier / gciJJioegb in fgn gemoeb/ boo? bjefe Dat be
U£'ï öenï quam ^öien / flel) j^nmcïiïi bjcel) paftte. .îîl^ontanu^ pafiér op
ÖCt gene öer
©OffÏU^ af feibe ; te toeten/ dat men wel mogbt onderfoeken of
de voornoemde waarlik wel de Duivel zy geweeft:
en't fcj^tlnt ^Cm tot/
dat niet alleen een duiv'eirch,rnaarook menfchelijk bedrogh onder delengan-
fchen handel
heeft geichuild. jïi ijct feggen fat/ fo toö^ó^tcn^eïmeni'
fcÎjeïpbeb?ogÎ3 ; gmiaaïiîe fïem / geniaaïite 'i&nibeïï en be betuiginge
berbaïfcöcljeibfnrn ongriooftoerrDijj/ btefeiben'cfoöp ooft baarbuörrs
ïjaaït ) Dat toaariiït befe quant aïbaar geroepen en berfcöcenen/be S^uibeï
tea^. if et bipt uit bien/ bat be fSapuyer^ boo? b' aanuomfte banbe ^feri;^
ftencn/ fcijûongofbeenguoDe<i5obengeïobfnûe/ nooit ban ben ^uibeï
uonben toeten ; aïfobie buiten be ^c^?ifture niet behenb iiS. .Slâaar nu
bemedienbe bat onfe lu-ifteueiî boojgaan^ fa fcöjiftiieïiït berbaarb 30n boor
feeu ©uibrï / cn hmi gefoof bini ijcr Capuper^ <0ob te jön : fa toa^ bit ban

ïju»;

-ocr page 120-

Î^V. H ο ë ρ D s τ υ κ. tïs

|uartiêhrcîielljki>eb?asô/ om fidy baatmebc ijan öe liriftfnm/ Êie l)ea
Qwn^ onbanfe^ûbfrôeben te Boen b^efen.

§. 17. maar batbe ^^ecuaaiïfcöe 3®îfci|eïaar^ban.af0cieacne pÏaat=
mi ftoHnen fpjcïtcn / iuat toebaï /
't 5|> ban mm beïbfTag!) of toat miöfi-^/
op ùcn feïf
hm Öagö ff^beucö jii ; aï# bp ereîîîpeï/ in te .^eöcrfón&ciï / öaac
W looo. mtifen af jgn /
geïiih §. lo, smidö Iîjoîèi ; tat m tnaaht B^onia?
iui^ mp niit tog^. ^nbien tjn rntge bcttcïiinge/ Dfïüfcö nut nobigc om=
ftanbigQdJtn/ ùaartjaîs&ebi^cbofgb : iit fouöe ijebbfu moBfn fini/ ijoe
ïfebcfaiicïcöömniogftie. ^otorinis acfit m oeït Ijsrt 0em
ik 15.baar
ban öp Caraïbe^ uit llicijarö Saïocni bcniieifce.: aï^ Dat öe bofc gcffien fou-

bcn innemen de licliamen der vronwen , uit welis:eH fy befcheidèiik antwoor-
den op 'i gene hen gevraagd word. S^aai' bat f|i gffflrn bfilïfcn iu te ildis
Ijcn/ tsiantbjoo^gcbcn/ bu^ offc; rnftbdf bobbcïfîmiig&cîîs / affo fir
banöe faiïcnniet^rnctaïïc bjctcn : bat töil iïï bm fo tetï öeiiOïïtprn/aï,^
bm ftcr^ ofpjieftrnnncn ban ^iaiia of ^pciio / en bcti fuoobfîew jpape
tian beîîoomfcDeïiccfe.

18. Banbaartot§. 24.ioet^niet^batbaube Miîîigm bcr Cobes
rpm of beu îlPicDterpcniPtbjc^ feit ; maar fifcïié ban ftunne b^ubflin'
Sfncnmanietcnbantoaarfegüinge/ ofsobbdièebjftïîinffnaïfo fp nicc-
ucn. ©anfuïïim aart ooit befabd ban ben Dobcn/ bic sebaac sdo^
pcnijabbebaninpopogiiflo, bati^inbc pïaatfe bcr berbocmbcn te 0crai
iicn ;
m btcrgdtîfeen / na ben boob scfpjoïtcn ^ïjnbc ban be <©obm. ^fe
fïdïcooïiopbcfdfbcöoogte/ 'tsmccm bcc ©iL-0inianm ban aïfuiïJefa^
Rm ern^ ih €n0eïanb beitdb ma^ï) ijebbcn ; toaar af iït ban
ht
toooibcn (ïdïe met tocïhcn Φάβε bat bcrDaaït. bïijft ïï niet^

öan't gene wit i)et ïjebenbaasfciie îlei^enbom in 't vi. viii. ix. cn X.
yoofbfiuïï ban mp tot berMaringe aangetcoïiiiien i^ ; tuaarobcciet
^nieec
te bcbenften baïi ; bie^ toiïien Vöp ang tot be Soben en Maócmetanc»
feeerm.

xv. hoofdstuk.

So ook die van de Joden en Mahometancn.

§. I. T^€3!obeneniBa[)omctandï/ aïöoetodfïclïfïiptaan b'cenlSi
^ ijetb bet eobijeib Ijouben&e ; en ïatm baacont niet groot bed te
nemen aan be bï»sdobi0öeben ban be teibenen î toaar af be oojfaaïï uit öe&
gene ift
ih 't xh J- en ^av. ijoafbiîîiït ban ïjet i. bodi baar ober fcD^Ube/ aï
genoegfaani bUjnt, Jraaet een baar in ooft te jicn / bjat fp baar naoi bt^
bmben / uit enige ejiempeïen bati mp aïbaar berö^aïb. ^e ^iaöen aan=
beïangenbe/ berfeïberBat-Koolofpjofctifdjebjeedïïanïï aïbaar xiii.§.
3-0enidb/ tPa^boo?beïiouflecn'ibcb|ogij bcr menfcöen tod te nmkn.
Ï©ant baar en 5P 0anfrÔ 0een omftanbigöfben in 't beröaaï / bjaariuniru

^ i ' fbpai

-ocr page 121-

itd Vierde Bóèk.

ftoarigijeib brftocftte ninïmt. gme bie hm fongeii beikc ïcfln Samuêl
iseeftorven, ïiou t)dnîeïiïîôciîjbmgcteiiîcbiîcn / Dat iia&bi Samuel 0e=:
fiolen lua^. €
h 't geiK ^ona cn ^ota op bfn toegi) bejpgcnDe
0fcftnictmft aï:
htt i?iibe b?on\ufn/ bte fj; iîoojîicn fp?fiifn/ ïïonöc ö'
eaielïsci fo
uit luat feïbnVboo? smfgeutïjdöin acötinscöoojiï.Wcöa/tcff'
0CIÎ,· Dattcciüctüceiiïangplcgen toasj/ aï ging bc ïicct^ crn^«it/ loaui
Hcpr rnaac fiiîâen ïitljt üan ïienni^ επ gobfaligijeib aï^ befe iiaübi toa^/ gcii
Kcd) fo öaafi niet qnani
tt bcgcbai^ alfa fp niagfïïjït ïïJCÏtBi^e/bat iJi' aï op
fi]nfîrctîC}rîagô.ïf^gmeiiîbi-rbEu§.4/m5.fc^^ raahtfTccö^
boden/ mbi'inibb£Ïenbaniî|.îSdobigf}ÊÎD,· maai* ganfcögccnfaïïcnbiefgi
l^f&benmtgeregöt '

i. 'tCraiijpeï§.6.iïitCobiaiS&P3e&^g!)ti?^üanbimaart/ Datons
fc #UeL-ftiter# rrbeni]rabDenom baar ban te fcggcn/aï^f^ öom in öwnn^
toöocurbe op be tïyoïîrijfe 23oeiicn bec ^c-ö^iftuce
/ dat het Biet weinig
fmaaktnade verfierfelen van talmudifche fabelen. JBantbaar nit t)Ii)M/

bat bie bit frijjcef bC(ScefïÉn aïgïicïjanïdiiit fteeftaangnna-ht/ bic ceuft.
en fmaaïîbecïacfjtiggDn. ^aar Itomt/ Dat mit^bien be ^oben bcfe
öofegeclimiïteiörn boo? bc nagcblebmc 3ieïm bec bccilojbene bofe uicn»''
fci)m; geipbatuit^Sorefu^ vil.b. bec<@ojl i5.ftap.bipt: fq niet m
Dacïîtm/Ijoe bc 5icie/bic in'tïidjaam 5ijnbe boojöaar feïbe niet m cieht ;
nu buiten t ïicöavam fo brrï ftccïicc foube cuifien / bat fu boo^ rcufee ban ben
kbecenf^bilTiDe^/ mîiTciiicnAûd noci) bp icebenben Î0be 5ijn&e biftmaaï
ftnaïidiïî gtgctcn / nu berbjcben foube toccDm, fcöjgber ö^i^ft ooa
ö'üngcrïjniööilönïct gefloî/ Die baac in fiecUt/ bat fuiïîen. geefî/ bie 't
rieiîcnb iic|)anin fdf/ &et ψ ban tneufcb of bifci} of bee / ban b' cene pïaat^
toç b' anberc bnbocrcn ftan ; ben ccuït bari 't ïic^aatn niet en foube iionneu
iriefc.cn. a^^ant 't cen ^nibri
î toat ïton ijem beïetten / na 't gemeen?
geboden/ batljyntetbenbifrijofbanberooficrbjcccbc,· of bien met tttos
ftec f bunc en aïirs/ in ben bïocb €ufcate^ fmcet / bjaac uitbcbiffï) geban=
gen toas f #ari foîîbe 't janimec jijn / inbien be ïebec ban fuïiîen ftcagDt/
bat on^ be bifrï) nict tuo^jD genoemb ; ont tuei te tomn/ bat De îcber
bimien tût fo groten luccïi gèb juihcn iai be ceggtejp.
■■ ^.
^at.bmdeii ban bien <PuîbeI ofte 3i>iemon / in de boven deelen van

feomtetmeibengfnfföappenban eengeefînietobec een; gcïyfe Dat ebcii
aï^'tboojfdbeirî&eti.ljaofbfiufi banïîetii. bodt en bo?bec^ i^ getoonö.
jjV)aac fobe fin t^ / bat Ijemeob^ cegötbecrbig oo?bed en booj|ieni0Öfi&
fcebtDQiig/ gdpaï^^cnenbiegebonbcniiS/ om aan (^obiai^ofaan^^aca
l^ïagud^ geen quaab te boen : boat boet
ban €gppicn toe i Dab öcni
ô'€ngdbûacin.a>ebenmaacgeiionben/ baac fyVOvmn: bjamicecbat
binbentoa^/ geenbingteïionnenboen,· Vuatöaböpïïonnen boen^
nabel': nabemaaïbatbinbenbanbegeefien te feggcn/ bfbtoingcn
m bfpaïm in Dun boen en bjfcWnge: i^iïan De pïaat^ baa^ benoem&

nis tl.

-ocr page 122-

X^/. H o'jF-îD^S TUK.

ntet^ anbct^ ifidsc ; ai$öat ô|i OepaaRt/ om op bie pïàatfe uiet^,
te ïîûnuen öora. .îièaac "ί mo0Î)t fiTobia^ torinig Ö^ïpm/ofδε ^utbd
moM of fijns geïîjftm ίπ Cg» j^teii aï tocerljouöenΛυίεεί) ban ieté te ΐ>οεη ί ίπ^
bien öy ciöèci ùeis ü^pifem ijleïö. 3©aiit ùp geï^ïirni^ / ba» ienianté

niag|}iteft>ieft£n : fofcimientod/Dai ^ernite^anDcn isaar ge&onöfii jp/.

te hjtUut plaatfe fgne niagöt tiepaaib :. niet / Datί)μ Daarom fiju öecniOi
3en niet iii 't tocrH ïtau fleïieu tcc pkiatfc Daar Öem fuftc païen met επ 59«·
öefïeïö. Datnicn tnoct bEfluiten / bat Die ijeL'tcïïiiiSc tiaa Defen
beï mfinoöi uitt i'eöen / aï^ gefdö / ijaoi cm öev jaoöfcöe fa&eïcn te
Öouöcn 5p,

§. 4. ^athanSc>fefus?3ctnfinunaaflij!craan / Drt gencïjp in 't z.·
ftoof öfMï üau fijn ν ϋΙ,ΕϊΟεΙΐ Öt-C oilö^^ö Dug bccteït.
Ik hebbe eenen van
mijn
volk genaamd jEleafar^gçfien , in tegenwoordigheid van Vefpafiaan en
iïjnefonen met de andere overften en krygslaiden, veel befetenen genefen.
De wijfe van geneefinge was defe.. Hy: hield den befetenen enen ring ondec
denneuie, onder welx zegel een flagh van wortel by Salomon aangewefen
itigeilotenwas, Mstden reuke daar van wierd de Daemon uitgehaald : en
de menfche aanftonds ter aarden vallende, fo befwoer hy den geeft, 'om niet
Weder te komen y met eeneSalomons naam: vermeldende j, en de befweerin-
gen opleefende die van hem zijn uitgevonden. Daarna defelfde Eleazar,
willende den genen die daar by waren de kraght van fijne kontte tonen , ftelde
niet verre van daar ene ichale of bekken met water; en gebood den D^mon,
dat hy uit den menfehe gaande dat foude omftoten, ten teken dat by hem
verlaten hadde. Salx gefchied, fo hield fich ieder een verfekerd van de gro-
te weetcnfchap en wijsheid die in Salomo geweeft moet zijn. JBant orü
öcfeïbc te betuijfen / ö^cft 1)1» DIê berteïïinge Daar in scïapt. <6n i^ Die Dan
niet toaac ί ïjccft ct fdfgefienjen öe ïïctfec/m
bt pjintfen en öe oöecfïen/
en De foiöaten ije&öcn:t aitemaaigefien. ji^aat toat öat bocija^et gene
&cfc ioobfcöe toteraar öcöejmaar nieï/bat öe^smon^ Defe menfcöê queiöê:
ben ringiinaac niet Den tuojtcï Die Daar in betoeritt toa^:i)ei bat met toatec /
bat
niet verre van daar taïïecD omseftiietcnjt türift ïicöteïïh üan iemantuitDc
inenigtf.Öie Daar om Dem flonb/mötl
't niet verre van daar toa^/enuïct tuien
€ïea'5ar iBCÏftennip liaDöe/ met enen óeinieïiïten jtootgefcöieben Ronöe. €n
^cfgeïiip geloof
ih / bat Defifbeaïïe Deiü?fetenen ijeeï öetec ïten&e Dan öe ^a;^
monel Die üan Ijcm 5(111 uitgeö?eUen. fu^ ^^n bpgeïöUige ^obe / be-
ï^eifec niet fgn bail afggbifdje if cibenen / gctöoon fïc|) ixiif te ïaten foppen/
nöïHcn öct
fo efen nieï / om toe! te onbcrfoefeen / of bii' menfc^en ooit toeï
öcïeten jgn getoeefl.,· maar meinben ïic^teliii te#ï
'cooj ogm/ïjet ge?
ne fp te öacen aï geloof ben eer fu 't fagen.

S' öefe joobfcl^ fcöjïjUn: in aïfuïh^ fafeen iöeerbig 5P /

magD mi üttcö^iöenïeferbpöemfeïf beiluiten uit ftet gene cit^ bettïbein
ktxs. ïtap. Uanfyn vii. boeit ber iooDfcöeoojfogenberteït. ^e fiab
fberu^ (bjcïiïcriïeïegering0|>baarbefc{j?i)ft)
heeft aan het noorden feker
i^aiy genaamd alwaar een wértel van den felfden name waft,vlam-

117

3

-ocr page 123-

îi8 Vierde B0ek.

Hiigvankoîe-ur^ die.om den avond enen glans van fich geeft. So ïemafttdan
daar byfkomljaat fich niet licht uit trekken ; maar wijkt alcyd af, ende houd
geen ftand, voor datmen vrouwen water of Tan hare krankheid daar op gie-
te. Doch die defelve dan noch raakt, moetfterven ; tenzydatiiy van de-
felfde wortel in dc handhoude. Word echter ook fonder gevaar noch op de-
fewijfeuitgetrokken. Sy omgravenfègeheel, fo verre dat maar een kort
endeken daarvan in de aarde blyft: daar bindenfe enen hond aati, en gaati
henen. De hond alsdan volgende, trekt de wortel fo gemakkehk met eenen
uit : maar het beeft felffterftaanftonds, als't ware in de plaars des genen die
hem aar^gebonden heeft ; alfo de wortel voortsdan van een ieder veilig magh
gehatideld worden.
^OfcfU^ / bie fO ϊίφί0€ϊθ0ί0 fjJ ίπ 't gifUe bdt ί)Π |Hf
bcfflj ogcH fîcnîsg luct beboojïtjii on^erfDcïit tjceft Dit nocï) maar üan öarcn
feggen / uit ör bie Daar omrncgtngfπ : aïfo ïuft ijci aïïcrmin^e
nift te hennen geeft / Dat öïï ïiaac fdf t.ö öy gctoeeft / of ocit Die toatici |)ïeft
geiten. .ïlèaatïaatons» öèm cen^ ijeröei: Doren ; tuant öet booinaainfî^
t^nocönietgefeiö.

§. 6. liïljeeftetfumen groot gebaar öïc tuorteï uitte treMen,· ijet
nOCÖtan^Depïjne ioeerD. ï©ant De
Damoma alfo genaamd, de geeiten.
zijnde vaq.de bofemenfchen, de leevenden aandoende, en doodende de ge-
nen die niet haaftgeholpen'worden, aanftondsdoordefewortel, onder den
nensgehouden, te verdrijven zijn.
^itfaï'tbaniliefett/ Dat tJanC?
ieajar feïf ôeeft ften boen ,· en bit be toO|teï Daar ïj)? fiili ban fpjaft. jjBaac
ίίί enmeincniet/ batijicrtoat anberé op Dröofft gefdü tc üïojöen/ ban
retbg gefeib i^ban beu miïi bec ïeUrc ban öien bifcfii/ en bat ijet een en 't an^

ben/bic ftan oûîî toei flcn en öorê 't gene niet en iö.ï^p mogljt een goeö fcö?0=
ber
5îjn/maûr % toa^ ccn flécïjt f iïofoof : geïijfe bat niebe 6ïijKt uit ben ko-
meet,
bie Cf η geijeeï jaar na fijn feggru/boben be fïab^ferufaïem fïonb/gebUi
rcnöe be iaatflc beïegering. îî^aar ban be
%tfct fîen fean baat ift fegge itj
ni0n
Ond.. rfoek van de kometen. ^Tï jja^ baar ojp ïjet feggen ban Cocces
ju^ober ^Smoj? i; i. Jofefus heeft iich van de fabelen fijns volx niet wel
gewacht.

§. 7. "^Pt gene bat iïï berber in bat feïfbeljoofbfiuii banbe ^iobenfcöjiji
be /
i$ teDcrcrn maar ban becfelbec bpgeiobige ge&?niften; baar fp feïbe bjeï
groot toerjiï ban maïien/ maar in Der baab ganfcö geen beröaaï op t^. ^^y^
5ïjn coh geen e]Cf mpei ë ontmoet/ toaar uit tftt fcÖD"cn mogöte bat i)un boe»
in befë ftragötig fai aïieenïiït iets? ijier bp boen ban't gene baar ift niet
aan bacöte/ laannrer ih met bat ööoföfiuït befig toa^é. ^ocötan^ 't bïeï
een
fiuïi / toaar af be buitfc^e ^bben bjn bjat bjcfen^ malden j te meten /
Dat fy booj be l^ragöt ber
Kabbaca, toaar af ife baar §. en i o. oofe meïbe/
De
Maica Schevotati^ koni-nginne van Scheba.bie^aïomo om fijner bjij^^eib
bjilïe quam befoeïten /ftonnen boen fen boojfcijijn ftomen/fofe meinen aiffe
feüiïïen. ^etöeeft mp ban ontrent een geïeben een geïeerb en feer

bes

-ocr page 124-

manbecönaïïs / gffjoo^ö tei|cb&ni ïïitöm ïnonblian frfiec ^aöc :
bat bc| feiücn üa&cr/fcn gcoor feabbalift/ ïo£ rne p^oeuc fynfc feanfïc faiiine»
irranliifutt aan Diii .E^aiu/ in be ^Döoiftrate/ boaj b?ie iniaooneïiDc en öjie
b|ermb€5ïoöen/ meniDcfïotrn feamec fjaöüe ösm ïïomen öe bbsjfcijjfUf
Ivja/ca Schcvo-, D'ic in ïange nirt torc]^ tóiiöe. moeftni niet fp^eiiVn /
nocöt ïcniant onbn: öc 14. of i ó jaren öaac ön tcgrntoooojDig sön.
ïon0enöau/ nHlci)
onhtt Dc tafeï terbojgeu

I^Ebbejïöe/ torerö ten fioDc ban '£ 0eil0i]te batjö fetionDm.

8. ficrüantL'fcögmïïiyneregöic nierningc; fo \i!Cfï ccrfï nfet/
of iii Defen feücn ^oöeiï torifeàoipenm'gctinge mogen fîcfiîïirn:
baniorö bat bipgdffrfce man/ii^tteim^ë monb iit öit fjebbe/mDim
iïï meer ban aï bte feUen tfaamen toiï geïoben / ïjpt niaac pe?
ïjoojö ï)ecft ban ben foon bcé gcnni Die be meeftcr ban bat toerft gelticefi /
enbe ffif baar niet të bn gcÏöfpfï. ïaat iïï ijeni fcöaon gdoaf lueerbig;
50n/ cnoöïibefe^geiingen j foöu't maar flecf)?? ban fijnen ©abec niet
cnöcfft0eÖoo|b/ mb^inbfrennniTc&tninicieeniJgefi^^ ftoe bertberan=
bert biïiinaai eenberöaaï nietonber 'tnabirtelicn / toaac afb3n αϊΐε ba0f=
ïii^fci)e p5oebcni)ebösni ll^aar neemt epn> / bat mji bie fe^ toefîenberâ
Öet eenfïemmiQÏiiï berïionbigb dabben : t'oub ih geen reben bfb&fn
om te benfcen / Dat öun büojoojöceï ijen bebjogen fiabbe i en bat fp naber ojj
berfcijdbene omftanbigijebeh onöerbjaagb / felffouben moeten ttoijfeïcn of
'tfotoeïbjare/ ai^ fptoeïineenbonbigijeiöbertelbcnfeïfgefien te i)ebben>
3©antfpnoc0ift niet 5llnbe ban bieiinn^ej fobabih reben om ijf» breïte
bjagen/ maarfngeenbeiguaaniijeibomop aïif|jMaar befeijciö te geben ;
al^'bicbnitenttoijfeïopt^^rbeeïomfïanDigóebenöaörbe faïtc mogeiiït toeï
meefiaanïjing/ geen acï)t3efïagfnöabbai; in boegen aïé ift in 't begin
bfp bciT met teben aangetoefcn öttbe. ^n^ ïopen booigaan^ aïïe fulftc
fafeen op ïjct îefî tot niet / toanneermen bie ter begen onberfoeïit.

Jlaat üoïiiïsatitTcröocijgebeticbl ^aar mog^te niemant fiWi
iten^aïfume toetten !)ceftbat fïagi)ban menfcöen fteebg
en obérai men maglj
nofö ïaeröen noci) fpjchen nocï) omfîetî / bînnnea: fp u ict.é fejonberiup ber^
tonen fultoi.
^aacmcbe rafini aanfïanö^ ban öe menfeöen in ben but/
boï anjet en bjcfe ; en Daar booi D'inbedöingf aan toerïi geöoïpen / berfireiît
gen Ôûïfbooj een gefig^t. ^aar bp ö«nne oge fiijfop eene pïaatfe i)oubens
be.en bat boojgaan^ op mê fyiegeïi (geen befgeiiUer toerhtuigban beb?ogi))
fo fïenfe niet bjat baar meer omgaat / en toat ban me anbete ftant in't toerii
grfïdD Ssajö om ijen bie bertcaUiïgê te boen. ^p ïatm baatom gaarne toe /
bat tfmant frîjjôbe bjat Ôp fiet;opb^t jiine ogen op't papier en feljjift gebefi/
te rninber af btoale/toaar boo? öp an&er^ befe poï)>n merfeê mogijtc.€n toat
ben jongm aangaat;bunRt Ijet mn geen toonöer/ foi^/ jeimeiiHbaar in ge=
fïopaii / mboïb?efe ban ge(iencnfUjaarge|lcaftte too?ben ·, baar bp ooft
tienbefüïïlieïib?ee!TiÖgefJ3öte; ('t bja^ ban tw 'ttoa^) enmetbatïiin^
berirjiï boo?oo?Öfd / baar geïtomen om toat bpjtfrbjeemb^tefjen j mif^
fcöien Û0& fijnen aafem inge^onben ftebbtnbe/ om geen gelusD te geben:
ban benaato&öciö m ban fcöiiii sefîoibeuji», 1

D S T U Κ.

irp

XV. H ο ο t

-ocr page 125-

I4'î< Vierde Boek.

§. 10. ^uïaat on^ b' aangctfftcnbe fiaaïtje^

I^ctgmernm'txiv.ijoofbfîuft §. rj. uit Hâannoï ücrljak / bjengt ge-
iKifeïimi&eöaaE't bcö|cgö ^cï aau te iienncu ïl^aut fomcii

Daar hon boo| eerftiîcijjoglî in jîeîien : aïfoöp 't feïftoa^ bie ίΐφ fïocij / en

■ met

fcnc perfori/Dic tijitJ ban oo|Decï jijii/nioetf toefcn/ötc bc^uiüfï^ in ï;at toa^
tci' fïmr3Bant aï ïjoetueï fv masciili toeï ict^ gctceö fuïïcu Rebben
/ oui mat
oba· üoo? te Vüfufcê : ncc^ïan^ öiecnigïuï? bcrfïanö ijceft εη gc'ajniiit nioct
Daar ban ötnfeH / öat ïjtt i^/ om Datöe hsnöcr^Ucötcïifectebeüjirsaï
5i|n. <6n Min 't niet tod'fecj: gtloefksaarbtgc üoo?fcggiiigcn / tic opXm-
lobe bau be mnöcrmtrecufrcu ί Sî^aar bja ïturnt / öat foöaiiigf nûcôraî5.iât5fi
quaain jijn om bröjog^ te plege» / fo fek ai^ φ
"^et 51311 om fïcö te ïatc'u bc-
Driesen. JBant fp ïaten jlci) gernaisiieliïïei· obejceöcn ^ en booj teeungiε rr^^

0Π1 be^î naam te ijcbben ban iet^ meer te toeten of te Ïtoni lai bau era ariöcr /
biemoebigtöeunoeïïfifrïifraan. .ï^ietmccciîaîibîs ttoee jongcn^ï/ b' ccà
tatfrancaer/en&'aHitór totïlanipenybjaarbaniii'tix. en X. öoofbfitiii
befeji boevV bfto^ifiiHîïaargaîoesljb^ôcnciït^

§· ΓΙ. ©e ficmba'anberinge ban be bjoubjen / Djjbefeïfbepïaatfeiut
il^arnioïbermeïb/ betoijrtöatfiü bmfefp?ecli|tcL·^ gijn. ^eöampen moU
ban f biabel ftan baar ooft toe bocii, beîOnûcritft om biejS te ïieötcr aan öc ge^
nen bie öen ïionien b?aarn öetgefigljte te berOyflerfU/cu fo U Doen geïobeni't
gene fi? öan feggrnöarfe ïl^e Bunsicilifîrtincn inel inöanöeiingeeabes
tueeginge banbecljten : maar nan ^iegelbecljten; alfob'omlîanberé geenè
fïen/toaartegen fp fïcö fcöijncn tebertoeeren.'t ^^enefmnfi/ om
lieï) booj Jieiïig te boni aanficn boöen anöeim ; en boo? batmibbeï fa beci
meer geloefd te binöcn/ om Den boihe toö^ te maïteii tuatfe ititiien. οοδ
aan bc Muhacimi lücï te fïen / bat aVt gcijeim ban l)i«me ^uibeïjacfjt maûc
op öun eigen feggen rufi/t bjeïfe 000? ^un mitTeïijfe gebaar bat aanfien bp bi
menfcïjçnbinb.îBant baar en i^ in bie befcïJiybinge niet bieefentiij? / b3aar=
op ijet noDig jp iet^: berber aan te meriten.

f· IX. Siibien tnji boó? eenfabeï ijouben j^t gené §.17. ban MeveUva m
Harazéu{tb'aanteiieningeban®tïfeauiberiîaaibiiâ ; toie faï bebj^fen bat
Bettoaac|}db5p> jBet|iiïïie<ïuaëje^ö30?b titt boïïtier|l ingenomen/ eu
ûanbEbjagenomteficnÎîet gene fp niet fïen/ en om te ïjoceu't gene nie-
mant Ijoojt. toberp ban enen
Dervï, met toettten ^u^beeït in î^ucî
fepeniîennijTegeljaubenDabbe/ toa^/ dat iiy onder anderen, fonder fich
te quecfenfich leer fel op fijne borft doeg met een fteen, groot genoegh otn
enen os neder te werpen, en 't gebeente van enen reule te veroiorfelen :

:&atniagijnïcnineïgcïobenbataïfoban i0 gefien. ï0ant öaac

-ocr page 126-

XV. H ο ο Γ Ε s τ 11 κ. Ï2Î

ίίαΙφ/ fb
îitant banfecfta^
j Dat er öie af D?cunöe/ enïw een
geïiraaïigaf/ anbcr^ niet ban oft een fmib metfijnfn ijanirc baat: op floe^
ge / aïfoBai^ï'^'^ï^ cp fijn aanbecïö fïaat. ^οφ m ïjp toerïj ging:
toonbc ï)p mn öefe fireeft ,■ toaar ija ift 't feïf (iroetoeï op berce na ninfo boii
inaaftteiift aï^ÖP/ aïfo't^jnecrfleniet en tea^) bep?ocbcnbe/ öe genen
bieijctfagcn öeöe feöjiïïïïcn. ^o Îîan boo? ecne iianb gcecp een opmcr^
iienb ege nocï) bebjogen toojbcn. Bi5aac etötcrfonbei' bat / i)ct gene Ujri
teattneer : i^'ton^' niet onbeiietib/ bat ïuiben bie 'tïanb öoojtceiiiïen/eii
Dungeïöïnetfuifteïtonfïentoinnen/ fïcö fdfecnani&eeïb üp bè bojfï boen

gcnjgnbeîïîeeï.

^.13. î^an^u^&icft feit ijp beuber hy bm fcïf ben^ecbï een iluk gïoei-
cnd y 1er in fijnen mond heefc iieu houden, fonder fich te branden of ongemak
aan te doen, fchoon men't fpeekfel daar op fagh komen,en dat lay't vaft hield,
fonder dat de hitte hem quetftc. fr|}i)nt ΠΟφ
toeï fo töOnbCllpïaïfQ ÏKt
feeï na 6p Bomt/uiterïih/Bp't groat miraheï Der biie jongeïtngé in ijet buuc:
bat feïf ben ^bewfcpSebucobtietfaïfotiecbaaf be/cH be beïijbem^ afperfte/
batisie.fniy bcbeV buiten ttot^feli toaéöc ïcbènbigé^ob. ^an. 3 .aii)at fuïïeu

3ejb gecocmb ί fcb, 11:34· berre : gei^fe beeïmaaï^ be fcOp

feec berre ban ^et toefen i^. 25tîpiîeefe en ö^bbe met fo bseï berfefeeringe
öatöetpfectoaacïifegïoriöe/ aï^ jf^cDueabnetfai'ban ben oben öabbe/bie
isoo? fin öebeï ten öeetfïen bja^ gefioofit / en pfliïi bïambe en becD?anbe be
Côaïbeen/ bati)î»'tfaglî, ^aatbpfoftaiibemaarbe^a-bisioienbwfcc
inben monbjteaar b? b^ierçamaen toarenrcnbom naet&im ganfc&eiteDaara
in be bïaBi. Cen biecbebie fjen nocö baarin gefeifcöap Dieib / toa^ een ge^
tnigebat <0ob^ femgijt &ier befig toa^ ; maac öefe turfefcïjepaap en toonbe
baat ban geen itetoö^. ^u fien toe fijne feunfl op öe fïElïaabjm ooïi bec-
tonen ; beo? feïïer tegen ttiibbel/ batörn'tbimrenoofe'tbergiftbcojfec^s
ien ttjb onfcijabeïp boet m* ^^^ar btergeïpen fiabben bie b?it jongen
ïmgen nietgebjuiïtt ; en fofe 't al genonicn IjabDen/ öet bnurbe beeï te ïang/
m toa^ be giocb ool^i beeï te Iject om baar in ftragfjt te boen. 't ©uur b?anö
baar 't raafetaltoatbcrbjanbeïijfe magöjgn : niaar fo batboojiet^ onbcr^
6?anbeïi)):b^tufTcöcniieibfn&omt too^b afgefcijutt/ fo toojb be fôagïit
baar ban gefieiUt, ^ïe mibbeïen en fioffen jgn aan ieber niet bel^enö ;
boeö öifff toeet / bien ïjct maar een Danbgreep / baar een anöer om bers
lîaafî moetftaan. ifetöeugtmpbatiït een^ geïefen &ei>be/bat een boo?i
naamfîe totccgeïaar ber ^ottentct^ fic0 obergaf / toanneer ijp fagö bat een
i^ïïanber b?anbetoijn/eer|l aangefîefien in befeöaaï/ fo bjanbenbe ganfcft
fonberktfeiinb^onft; Betgenebp on^
geen bertoonbeïing «i baart/ om

bat

-ocr page 127-

I4'î< Vierde Boek.

Dat ta^ï 't toiien. MaaK befe Isttaitot^ nooit anbet^ b?inRm&e baii hJâtÉî/
tDaattcgcn^nictlniee!; fîcgbbàn'tbuuc: gcïoofben bat ^tt een rntcafteï
iöa^ / te fieii bat iêmant ijuuc 6on b?infeen / onbefmb.

II. 'teaatopgeïpetonfe met be flansen toe/ bat Bmbe^a'bi^
onbefcöabisbóanbeien/ seïpiitin bat ftoofbfïufe i8. ijeröer «it
Itaut
berijaïe. Vaeten mibbeï om ijenjwn öecaifte nemen.^ii Öeb&e fo
lueïabbeclgeïp aienfÏmïjanteccen /Jj^i enen guaïifaïiïei: / öie'tfmout
baar ban becfeopen ging.^oj fefterfimanicre öan beïeefïnge of ijan muftïft
ï>e fïangen te boen ftiiïe fiaan / en i^geeo gtotet tofî ban bte ojj aïïeröanbe
toijfeteboenbanffen. ^n'tlil.D.XVl.^. 14, ïjebiftbattoegefïaan/ m
inbît IV.
b.X1Î. §. 8. ookgetoonböoeóetgefcöiebenïtan. jfôaar aange^
metïît/ batöet gemeenïife niet ûeftenb ^ neemm fp be fïoirtigiieib om
boo?te geben/ batfuïji'teboaîeenfeecbefûnûecboajwgôt/ enaïfo be ïuit=
ftfC5pbani}ungefïagöt; Ofbatfétotfo groten fafte boo? <i5ob# gunfî en-
ïïragötbetiebensijni op bat een iebec ban ôenb' eeté&e&öeban

a^gito monflrarjer S? dicier hic efi y
Een man daar elk op wijft.
En hem ten hoogften prijft.
geïp be blinbe^amaritanen ban bien öeflepen beöiiegeï^imon feiöenï

defe is Gods grote kraght. ^anb. 8:10.

ïDu^ beïe ban be c)cempeïen btelU in 't i. boeït ban i^eibenfcge/ goobfciie/
îDalîomctaûnfc&eCobecpïegingenfoôiecen baat ïjab ingeïafcötï nnfaï
iluot Die ban öeï #au^bom obetgaan»

XVL H O O F D S Τ U K.

Verfcheidene proeven paapicher Bygelovigheid in voorgewend-
de Spokery en Tovery , bebeorlik onderfochc, zijn open-
baar.

Γ '

I, ρΐ^ί biare fciîabe / fo be paapfcôe geefieMóeiö ben gfoben of iBa^
^ ^ i)onietanen/ jaféifben Ifeibenenin CobecfeunbettJptH foube 5
of btinne ööehen ofte monbeïinge obcclebetingen niet meer fïoffe baar ban
iebccen / ban bie b?ie te famen. €n 't faï onf üafpec ^cïjott be ^Jefutoijt/
foiiragljtigenfooberbioebig met beftragôtigôe getwigeniflen toiïïen boe»
geïoben al^ ftet ikinloït ^cftat ben €ngeï^man boo? baïfcô / onmogelijft
en ongeïoo^p ^et eerfie bat ïjierïipmetftini^ bereif^t/ban fàftm
bieifttnört i bofft uit fpe feiîîiftrn aangeteftenbôebbe/il'tgeneiftin't
ΧIX .ijoofîîfîttfe §. I s.ban be gïa^-en ïîinfl^Hibeï^ raeïbe>€n aangefïen bat
öpmpöaarterpïaatfe ban mp aangettofefeentota9ittB^:toî}fîfabinbift
bn benfeïben bit gemaft / bat ift niet meec ban fijne bjoojben fTecfi^ begoebe
tebertaïea/ ftsîbec meer aanmerfeinge ban't mgne norfi baar bp te boem
feöjijft ban in pi vi. fc»^ i. §,3.4., biw bf ^ing b«ibeï#

-ocr page 128-

XVI. H ο ο F D s τ υ κ. î13

ôpôefm fîlt.Men moet ook niet vergeté degenen die den armen duivel fliet fidi
-dragen,verwonnen en bedwongen door beroken cn oraftandige gebeerde,en fo
door enenkonftigen fubtijlen goudfmid wel gekerkerd in een rïng.Ook die heia
gaan vertonen in een hard kriftal,dat niet en breekt Cgelijkmen weet}of in eea
glas , ( 't is wonder , overmits dc Duivel Taftgedurignit er hellen komt
gevlogen, dat het van die hitte niet cn fmelt) fo naaw en ftijf geketend
hoaden,· dat hen nu als fijnen heeren, in ftaat van een gevangen knecht
en {lave,raet wicchelen,en het verholenfte te openbaren, weTy verig ten dien-
ile fta. Dus eifcht de wederzijdfche orc'er van nature, fo als de heer is heere
van den knecht, dat ook de knecht de knecht zy van den heer, Öat

ïjp ijeeft toiïïeil fcggen : fo als de heer eens knecht is van den kneclit, dat f®
de knecht ook heer zy van den heer.

§. 2. op üecteït iju uïi|/|)oc fuïli beefocpeïijïï tiebjosöin't jaac
1548. aan enen ^fi ïiofa üau ïîo|trijli/bp bonnitTc Dc^ öof^ Uan cSeïöav
ïaiIÖ/ontDeiitii? cn geflr^ft
Hy droeg dan enen ring.waarin hy meinde dat hy
enen Duivel door befweeringe beiloten hieldcjden welken hy vaft om den vijf-
den dagh op't minft een« toe te fpreké>en na wat niews of watter anders was te
vragen hadde,fo hy feide.Hy had ook toverboeké van allerhandeongoddelike
befweeringen ; waaarmede hy de toverfiekten aan den mehfch en beeften niet
alleenlik wilde onderkennen, maar ook genefen. Weshalven defe held ten
einde fijner gevangeniiTeby wettig vonnillègenoodfaakt wierd , op dropen-
bare merkt voor 't hof, omringd van menigten aanfchouwers,desDuiveis toe-
gemaakten kerker, te weten fijnen ring.op eïien poft of balk gelegd {pofii im-
fefitum) met enen hamer t0 openen, ep op te breken, den gevangen fijne
vryheidfchenken, ten ware ieraaat denken raoghte, dat de Duivel met des
hamer dus te pletteren
geflagen was indien hy van gevoelen is, dat hy door
ftevigheid van enen ring befchanft kon worden. Hy moeft ook fijne boekeu
felfin't vuur werpen. en daar by daan, tot datfe verbrand waren j en voorts
gedoemd tot
ballingfchap, én ia de koften van't proces, ^iet öaar^ÓOC
'ti|orban^arnömtc^ötDifïomïienTObeïteticcb?ïïten/ fonbec
quien/ fonöeci^rui^/ fönöet koptuataV foubcr
Agnus Dei, fonöcr na-
me ijanlBatta; mibbeie«Dp^cóo«t)oo?0oeö geftcm:ö/ ία fijn^ II. öoep
de Mag.Univ, Öet 4» * feap»

^fefaïtïecfcöeiöenciïetteïïin3tje^/£ji»ïjcm fobaacaï^eïbec^met
hetï neecfiigijeiij Bp f en geöaaïb / en boo? een öeeï oofe tian tfip aangetrofe
feen/ ôiecnietonbeïftieften; aïfoife'tfeïüeboenbemaacaïïeenïlïïpaapfcöe
öoïmsmontbeiEïfeenfoube. aangemecïit bat bkcseïgfee ooH nocij
enbec on^ grteben iuojben / 't tpeïfe mpfo ö^^ï aï^ iït Sfean toeerea niet te
ben/laat; foTaïiftfumefïaaïtfe^fpamV tot fcïan^e batifttotbe mmt^
flantfcfie netRenijjeberftecre ; f)et aenenwin'tnaafieóqofbfiufe teöeöïnneH

g;aat, ^obania i$ bat ban be i©utó feefïen / ^aboutecmannefeen^/23em^
uibeïtje^ / tDitte tofjben / xix. 19/ zo/ ζi. en biecgeïijfte meec. gfa faï
ïftaofenocömet öoaaname sobaeïeerben onbeç oné ober bie iöinflbuibeï^
moeten tbJififn / iaat on^ maat Φ feapittcï^ 30«» ^^ «οφ^

tani

-ocr page 129-

Î14 Vrerdc- Botfe.

iîmi^Oeïàtt0fttbebc fïoom^sefïitöen een todm0 üAiï'i Uoo>ttaamiie tna«&
tenfc0seit/ toaainnniyöuiienttoïjfdaïïe^joteftanien fuiien meöe (ïcnii-
mm; enDaacuitfvïïjrïöenöanfioffcgcbm/ om te bcnftm/ ofni£?töefeïf=
berebencîî
en gronDcn/ toaarmeöeiliöepaapfcöe fabelentoreciegse / {jcn
Dienen moeten / om öe
gene te üectoerpen öte fV feïf noeötan^ geioùen/ juifï
öaac om/ öatfe sem gemeenfcöap in 't fcefonbec met ^ïau^öom
ÖebDen,

4. ^atgenefcanboojeetlï/ baar onfefHifCiiVDijtfo&oogbim opheft/
(iftrpjeefeecinmijn
l.öoehöït^^^ §· f.metltieinis tDoo^bcnaf) binD tft
ijefcöieljcn isp '©eï βία in fl|n II. boeft ^6. §. ban lf)em geteoïïïien uit
öeb^ebenöeljaar^ 15-90. ban ^ni. ïfetijSteïangenfcöjift/ omtooo?^
beïiït öiec te bcröalen i t Homt op öen inï)au5 aan / en op 't betoij^ öat Öp
Daacuitmeintbafitemaïten. <©eninljouöi^/ „ bat fefeere 3|nDiaanfcöe
„ bienfïmaagö/ bp ben paap geboopt en Cïatarpn genaamb/flrft ïoâ err
„ ongebonben
öjocg/ en noeötan^ bagdi))-' biee^te ging : toaac in
„ til Ijac^üc&tfte feiten feibe/ enbe gcoofïe fbjeeg / om booj geen öoer
,, beftenb te jtjn. €en^ ïtranïi gebjojbcn ont^joob fp enen pjiefïet/en teöe
„ ïjem aï^ boten maat gebein^De biecijte/ bjeï tot tienmaaïtoe ; öaarmebe
fpottenüe/ foöaafibe pjieflec maat bettcoïiften toa^. <0ebetgö ban
„ ïjat-e öe rebm ban iiaac boen tefeggen; fofp^aftfe/ bat een
„ fttjaitmanaï^een iBooitÏi&teïïten^ aanfia^fïiniiecsuöe öaböf laten
„ tien/ en öaac geraden fa te Dom: raaae bat JiBagbaiena haat

„ tee cegïjteeöanö becfcDinen/ Ijaac basten tegenpo^öeomtegötnitte^
,, bieci)ten. ïi^aarop De pater tuebctoiti oniboDen/ toeï meinbe bat fn bctet
„ bieeöten foube : maat 't btó^ maar nocft te ecgec,· fp hjilbe feïf ben,
„ name geft^ö niet meer noemen, ^tt Ijeiïig Ccnieifii: öaat boo^ge^onben
„ becbjtci-p fp fnmöeïyit / en fpjaïï ban öace butiigfjcDen bie^ te meee / öie
,, fpbeb?ebml)aöbe/ boa^eifeeen. .ï^a etteliite bagen UJo^b fp ebenioeï
„ benaaUJb / en fp bchïaas·^ bie ontheiliging bet bieeöte .· befïucf met
„ een/ al^jboob; fobatmenaïbegon te fp^efeen^ban begeaben. jjBaac
„ toeöeromme tot ijaac feïfgehomë/ betoonbeijaarfóóatb al^ boren.^^ie
„ uren nocöboa? i)aren boob/ bermaaub om aan^te roepen/ fo
„ riepfe/ wieisjefei eafieijnateinbeban be bebfiebe fïceMtcnbe/ fa
iif3?bemenfe fp^elien met iemant bienmen niet e« fâg&. «igne bienfii
j, maagb/ m?be in bie Itamer ficïiiiggenbe/moefi men in ene anbere ber^
„ bebben / om al ben ïafï ber
f luatte fpoften bie fp feibc baar te fïen. #et
,, ftanïïer fo boof t ganfeijeijHii?/ be^ nacöt^ bjanneer bat üatartna fiierf/
,, öatmm ïjaar lijft móefl buiten bjagen in em opene pïaat^. ^e bjoeöfc
,. ïjarer b|outoe toicrb bp enen arm getroRhen uit ben ijuife / en ene öienfïs
, ^ maagö aï^ met ïjieïen aan &e fcöiiuber ftarb gefïoten. maït paarö
,,. fïoeg acöter uit aan öe muur / ea ïiep be ganfe^e nacftt al^ buïï ; be !)on=
„ benïiepêoin/enijuilben. ©eeïmeer fuïfeb?eembgefpo9febîo?û baar nocö.
Bp beröaalb. ^aar na begon be bobe feïf te fpoften / en eift een becbaarö.
Î, (e ^ebiouvw feïfbettoi3?ö.e |ic& njet l«nfter in ^ui^/ fj^

iiim

-ocr page 130-

ο ο F 'D S .-Τ υ Κ.

η j'oiîSftje feanbia' jacm ïtrect uit / bat Batryn Dmi lailbc luojgm. ^ocïj
M
5pïïöc ^em öe ïjdligc iidu^uien om bru ^aijJ gfô<îngrn / fo 3ίπ0 fict obrr.
»
aînb'emcdifiiiInmaaDDjienîaaï Dan Dat fpooft gfrocgicn / cn baarci$i
bef
toehen / nmntopraabbiTanbcmicctilua^ïiccr^/ m caaht lufbrcs
„ omierc0iji: fofcer
't ^eïfrï}c fpooft Uccïiïaarbe bat öct baar boo|
„ toierb bcnaaïuD. Jiâct een quameii uic aïïe setün'gïjten ïjarer ïcbeu
„ bïammcn / met ouseïotieÏiïtcn iîaîift. i>C(of b en boeten toaren b^aubens
„ be. iïen
Vsietigc ÂfWÎÎct of i o. buimën bjeeb / Jjinfl ban l)accn niib»
,-, beïaftot op bc aacbe. biciiftmaasb ban bit geftgöt outftcib/ tc
nifei'aïfobanöefeïïairijn ooh feïfinierb aangeip^ohcii ;
totecD aan be
» anbei-e5öbelï3ebcrointiccfïerftt/boa?'tfciji)ntllbaneen fcijaon jong^ten
„ mfttoitteïïïeeberen / ijaau moeb infp^eitënbc/ met bccniaan oni aïïe^
„ op te fcö?Dben en beUcnb te niaïien ; baar na te
bieröten, ik ben, fpjaiï

» ïiatarijn/gedoemd ter Hellen, om valfche biecht ; Leer dan wel biech-
„ ten en geen misbedrijf verfwijgen. Dit ben ik u belaft te feggen.

„ ïuû?bbeiîioïiitetecïieftiiou\ïienïiedie0eïuiô/ toaac op bc obctïcbeneiu
„ ent-n|ïofh0etocïien/ terfîonbbci'bUîfcn.

§. 5. ^iet baar b'ijifïorie/ alfa toaaraeijtig al^ bic i$ gebeiirb. ^unïit ie^
niantonbecon^/ batl)etbepijne tuaacDigiiSbefcïije emgfni^ te nemen in
bebenïïingen : 't faï jijn ombattec^cïjot/ enfonberting^riïïiofabecï
flaatjjop nïaïien/ a\$ befe in't befonbec na't berijaaï te iiennai geeft,-
toien^tooojbeniiiberljaïbcnöictfailieïlen/ en met mijne aanicfeeningen
Üerrijïten.
Ik vond geraden dit verhaal de laatfte plaats te geven (tuant
trtrfeöeibeneanberejijnösacbooigegaan)
om dat het fo voikomenen be-
wijs van waarheid heett. en allefooj tenyan verfchijningen daar in begrepen
zijn. Engelen, de hdlige Maria Magdalèna , de Duivel in gedaante van
een Moor ,ide ziel der overledene in een aangenomen lichaam ; niet haar ei-
gen, na mijiï oordeel, maar uit de lucht na de gelijkenis haars lichaams

tfaamgefteld. ©ocï) bcijelloineniieib ban ftjn öetoij^ bjiï ficïj lueï anber^
openbaiCH in 't berboïg. Jl^aatuiebe fai ö'? on^ bebJöfeM / bat öct .ma^^
tiajlBagbaïena toaö; boie öceft ftaar ooit gefen&i ^i^mcöe öat
ijet ïti
cöaara ban bte faoöe fCryn niet ban öe ïeUenöen nagebooiflf
J^aar toef» hier hebben d'Origodiften ( fdt Ijp ) wat te lacchen.
jl^em / bie <i3ob bjefen fioftebaeenen om be boc^fteib ber beb^ieger^ ; eri
totraccimiombrbVbaa^Öeibban Ijtt bolft. JSaac batfenu niet taceijen/

(bïiiöpfeggen) om de ftraffen van de Helle end'onfta fltkhcid der zielen.
^atfuUenfeboo?feïtecboni/ inbicnfpanbcc^geeabetoö^en ^xm/ ban
f)enbefefabeïgeeft.-
Wat fullen nu de Calviniftçn feggen van de gçwij4e
waskeerfleni "^Cntte.biïtfïCtbebjogÖi^·, van de opfeghtigheid en ooodfa-
kelikheid def Oorbiechte ?
lïntbj. bat bie be b^on en gconb ban bit ba-bieftts
fcU0.
Kan dat ook van de Jefuyten verdicht zijH? φφ neen ï>geen bommer
boïït ban fp/ om fo fcöcrpftnnig iet^ te bicijtéjof te
fijn ban eonfcrentie om fo
grof te liegen.
E" 'tfoudevanallemenichenindie plaatfen wederleid wor-
öwi, fo 't vcrdicbt ware, Willenfe 't niet geloven, laatftr oa toe gaan, ho-

XVî. H

-ocr page 131-

Ï6 Vierde Boek.

ren en fien. man feit tocï : toant öe fto^tfïe to^öö baat na toe / oUec
toatec en ïaiïö,/fonde maar om een sroot anöer&aïf bnifenö mijïen te öoen

5i}n. Wijven praa», fullenfe feggen. ^tet gp teï toaac ï)p ÖOOj ijjcefi i

luanttuat mannen sö'nüecbpgetoeefi/ fo'taituaatmosöte^ni ikgdo-

ve, wel te weten, dat ticchelfl:eenen# dakpannen van verre daarna toe ge-
fmetcn , en verftrooid, en van'£ ganfche volk gefien, fullen aitwerkfelen
van blote inbeeidinge zijn?
JBaacom niet? toant tuie ïjecft iemanc öan
bat ganfcöe boïk gefïen of te gefp^oïîen
i Mannen uit hun bedde gerukt, ene
vrow'in'taaBfien van andere ter aardegeftneten, en langs de vloer geüeept,
vaten tegen de muur gefmakt en in duifend ftukken verbrijfeld ; zijn dat dro-
men?
^nt· (©ptbefl; maacoj^j'tfnoobfïeïeugenen. Maar laat volwaf-
fene luiden al bequaam geweeft zijn om die dingen te verfieré en uit te ftroyen;
wat fal 't onnofel kind van vier juren daar toe doen ? Die teere jaren zijn tot
geen bedrogh bequaam ; dat het foude feggen voor't omhangen der Reli-
' quien, dat het van ene dóde ende naawelijx bekende wierd geworgd, indien
't tiiet waar ea wa». En foude't veinien wederom geruft te zijn, fo
haaft als hem't Reliqui omgehangen was
? ^ieteere )ai'Cn 5ΐίη fobeeïteïicÓ-
ter te &eb?tegen. ïPp nemen geen getnigiï aan tn regïjte / ban aïfnïfte Mi-·
nibiten/Die geen onberfcöeib en tof ten tnfTcöen regïït^ m flinie, ^oe ïicftt
ïïon b' een of b' anber fieït be ftïeberen öec oöerïcbene on^angcn / m 't iÊiinà
be öanben op be feeeïe fetten : baar na/ aï^ ftajc tjooi bc ïieïtguini üerijaarb/
fïcö öeimeiiïï berpaïïhen, ^at feinb en ïjoojbe anbe®^ niet ban ban bat fpo^
fien ban bie lïatarijn:br^ öabbe't ïic^t te öenften öat öft ^ïatacijn oofe beöe/
fo Öemongemaït gefcÎHeûbe.
Hoe vrees ik nqch dat fy het ielfde lot met Ka-
tarijn befuren fullen, die hare miidaad prijfen ende Vo!gen;de heilige \rerbor-
gentheidderBiechteguichelryeengeveinidhcid, endehelfche ftrafièn voor

verdichtfeien houden ! ©oo?'tïaat/îetoiion^<0ob ôtijoebcnî aangaanbe
't anber Dauften top ben feïbm/ bat tou
geene konftelik verdichte febelen
en volgen,
om te gcloben bc toeïïomfi fflifi^ ï^eeren ^efn^ Cöjiftu^ / om
te oo^beeïen ïe^benbeη en boben. ζ. ^et. i : 16, gft fïnite ban / öat aï bit
toerUtenbeefcmogeïiïibooïftonfïenboo? beïijogi) aïfo gefctiieö/ tenbeeïc
t>?eeber uitgemeten in ben &?ief/ bn^beibei^betflerb geto^/ omb'^n^
biaanfcfte ^eibenen boo? bjecfe meer tot onbecbanigöeib te t«?engen« 3ï^aar
toebe^iecóte't&ragljtigöfi mibbeï i§/ bat ooit tot (îerRingç bei paaps
fcöe öeerfcïiapppe ober be tonfcientien öer menfeöen i^ ijebacjt ge^
toeefï,

§. 6. «aenoegöbanbefegroï: nu faï öfi ^^ott in 't naberteïïen ban
nocöbóf berbicijtfeïen/ baarmebc i)p ÏieHragöt ber obec&ïöffeï^ofl5riis
tiuitnberïfeiïigenbetorjfi/ ïtojtopbeôifï«i boïgcn, fet eerfïe ôaaït Ögi
uit (Ciieoboretu^ boo? ben bagöitoien^tooojöen nopcnbe iet bat ftem feïf ge=
benrbl^/ in't5[^uitfc{ïaï^bu^50nïwiöenbc.
De vervloekte Marcio iaaide
vele doornen van godloosheid in de landftreek der Stad Cyprus. Dus ik "wil-
lende defelve met den wortel uitroeyen, fo quam's nachts een vervaarlike
Duivel, roepende in'cSyrifch. j, Wat wUt sy Marcion bevechten? Wac

„ heeft

-ocr page 132-

XVI. Hoof d' s τ υ κ. lî-T"

ί, heeft hy U mifdaan ? Houd op van oorlog, fioud op van die quaadwillig-
„ heid, ofmeBfalu leerenondervindeis hoewel dat hy daar aan is die ruften
,, magh. Gy moet weten, dat ik u lang doorilekenhadVie, fo ik geengefel-
,> fchap hadgefien van Martelaren, en Jacobus, u bewaren. Dit hoorde
ik, (ï)y[fdtntCtbatD)?iCt^aefÏmf>fCft} endefprak toteenen mijner vrien-
den die doe by.my fliep , ,,hoortgyaieVoorden.^ Ja, feitïiy, altemale: Als
„ ik wilde opflaan om te iien en otn te weten, wie daar fofprak 5 fo bleef ik
„ echter noch om uwen 't wille liggen,om dat ik meinde dat gy iiept. Waar-
om wy beide gaar opftaande fagen om, maar fagen niemant fich bewegen
noch en hoorden niemant fpreken. Nochtans hadden andere lieden, met
ons wonende,het felfde ook gehoord. Waar uit ik dan begreep, dat hy door
'tgefelfchapdermarîelarenv&&onàQm?is^çhen\çit olie,van vele Martelaren
by een vergaderd, en alfo te meerder fegenhebbenbe, die in mijne bedftede
hing. En onder mijn hoofd had ik een oud kleed van St. Jacob den ouden,dat
my meerder deugd dede, dan het befte damaften dek.
^it 't bcri}aai em$

eubtiabcr^ / fomcn be ïeecaar^ ban be lürifïm feerft getooonïiïï nocmt/bie
inbeoubctöDentoamr/ toantbefêm'tbesinbçrbôfbecetoe na be^
ren geöoojte Ijceftgeïeef ö. S^ne met be mcejïe fcïtcEÎieib «it biebcitel?
ïinge itieï tnaoö Dcfïoten toojöcn/ / bat boe aï fo bjorgi) be bpgeïobiaöcïö
feïf tn ijoainame ïeecaar^ pïaati gebonbcn öabbe : aïfo De man on^ Piaat
banoïiebecmatteïamï/ luaaBbooj be ^^lübeï fo bei-baarb gciöce/l
fonbetbatïiposïitbiemacteïaren feïf ontfien Deeft; m ban nocö een oùb
ijeElïeicn Meeb ban bien Hpofiεϊ / bat noait fum micaïieï bebe by fun ïeben/
baacmen iet af ïeefï. ©et ooïi toeï te benïien / bat fijne ecfgenamen ofte
i3?ienben befe ïappen ban Sfecufaïem/ baar όμ tn beti jare 41, brfoj ï^etobe^
%nppatoiecbontûoofb (ï^anb. ia. } gebjagDtSP/onttent
150. mijlen
berre/ obei; jee en ïanö na Cppiujj/baar befefcô?îîbecbiffcûcpûîa^/ om
nocï) 400. jaren ïangöetoaarb te biojben/ ben ^utbeï ïjem ban't ïrjf te
ïteecen; en bat fp befe bjn&eib ö^bben ban be bienaar^/ aan be bjeifte
boe oofe baar te ïanbeb' uitgetrohliene l^leberen ber mi^öabigen ba-bieïen ;
geïp bie ban Den^Ugraafeer feïf aan öe ^örijg^fenecijten 5i|n tot
bntt getoeefï.

6. ^oeimlbit nu bû0?0n?î genoeg!} !#/ ombeiöaarïieibberbertcïiini
gebitbadjtteijotiben ; om bat bat nociitan^ be Roomfcôgefinben aan 't

cn gaat. ïfet feóeoöoreiu^ feïf gebeurb ; bat fcöïöft ijp baar, Mmt
opïjöattïjbi By nacht, ^uijeeftbanmogelift geflapenofgebjoomb/ öoc
Bp bien naarcjon/baar'tôoofb&emboï of tua^/ ta-feeere fonbe gaan.
^aar bocïjt gem foube fîcô be ^uibeï tegen (ïeïien / om fnlften ïtettec boo|
te liaan. Il^aarfoaï^biomenonbir anderen baar aan te Jiennen $ïjn /
bat fp (tt
't cebeneeren iieijt berbg^ren / en't eene met j&et anber niet üiei
tfamenöangt: fo toa^'t Vierban ben ©uibel ooit niet tueï bebac&t/ ben
man ban ®iï gawnwn opfett af te rabm / boo? fuïïten rf ben bie öcm onber?

mgbite

-ocr page 133-

Ï776 Vierde Boek.

mjjbelfït niccr moeb^ moÉ-fÏ gebe» ; te toeten bat itJ^t tfaamsefhïe^bi
elie/uit fo öeel himje^/ötei: ban
befen öaac baa genen maiieïaaivüctoaaïó /
en mei bat oube ftïeeb fo toeï gevoapenb toa^. i^oe toifi be öat öp
't
ijabbr / en ban lüicn i^et bjaö ^ oï öat bie olie toa,^ ban be macteïaren baat
bergaberb i .ïl^aarofijnbat ai bsifii ijoe uierftte ijp bat öeni bie tegm^
^anb ban boben tiirbie oliefïefcöe en ban onbec uit öat iïiccb
oiïtfionb ί

§. 7. Slaarnûcïjeni^ljiei-mcbenietbefbîaatfîe ftnoop ontbaan. lf@c
b?oonibc ban fijn raètgefeïï / b?oainben alïe Ijni^genoten ooït > jir^u feg liî /
uren: ^pijeb&en/ feittjp/ aïteinaaïbieflem aïfo geijaojb. |ïi5aac nies
mant ijeeji beöaïben öem ben bofen ^uibeï fdf gefien. fieti han b^Ss
nten 50« gelneefï ; b' inbeeïbingeban bat gefigijt ooft op't gelioo? gebjeilit /
ïjebben ; om bat met eenen te beebïifieren -, en üeibe fteni ai fTapenbe en b?9i
nieitbe ben monb te openen/om feïf alfo te fpjeften/aï^ ön'ficö boe ten iicagö^
tigfien becbeeïbbe bat be ©uibel fp?afe ; niet anber^ toetenbe of ijia bcrteioc
't fpnennïebebjoeöer- !©ant toa^'t een bjare ^uibei / εη öaö gifr ltsat
meöe in ben fin - nn lua^ ftet tijö fieÔûpbietoi)fetebcctanen/"omfpnc«
b30ûjbcn bie^ te meerbec bi'agfît te geben ; of anbec^ öabben f|i te fanicu
rtben om te feggen /
loijuere uttevijeam; fpreekdatikukanfien. '^od}
hïeine ftoarigöeib / inbien bie goebe iiEljeoboeetu^ op öiergeïpiten to^fe fnïs
iïen bofen geefï gefien öeeft en geijoojb / Dcm ban öet goebe af te manen^aï^
bte anöei* enen goeben om beni aan te manen / bie fïeö ooft öoe niet fteu
ïiet/ §. 7. 't ge.

öeimgeopenböebbe.

§. 8. Φρ'tanbftnnbbcï om be ^^poitentoeei) te jagen/te toeten/bo0?
ijetteftenbanOetferui^i ïaiïtoniâDetiiL'agôtigfie ten uoojfcögn brengen/
baar ^cbott
de Calviniften felf boet fpjeïten/ foÖP toemt / mt Lavaterus,
omnium Ecchflit CatboJicd rituot hofiem ^ irrifarem, öat i^ enen vy-
and en
befpotter allei zeden van de Katolyke Kerk is noemende : bie in ï)et 9,

ïïapitteï ban öet m. beeï fïjn^boe?; uanbe ^poften betöaaït/ hoefichde
krirtenen in d'oude kerke droegen byontmoetinge van Spoken? 'tWas ,
féit
ijn /een gebruikelike wyfe, fich alsdan te wapenen met het kruis. nocmt
baarinCertuntann^/fieronpmu^/i^tigine^/ ^ifanin^ / Clöi?yfofïo^
nnié/ -^Cugufïinu^/ ^ütöanafïu^/ aiactantin^. Olie ïaatfie feit uitb?ufc

feeïiiï / dat de IDiiivel niemant naderen kan, noch quetfen, die fijn voorhooM
tnet het kruis getekend heeft ,
I^Jβ, lik.W. esp. ζ6, 27, 't ^^ jainniec bat
bit toaac i^ / bat be îirifîenen fo b?oeg aïmet biebpgeiobijjheben ingenonié/
en ban önnne gcootfle ïeeraar^ baar toe sijn berïeib getoee^ : boelj baar uit
bïyïttmeteen/ toatliaaïtoyöebenop'tgetnigeni^ban fliïïte baber^ ma^
fien mogen. laat ons oofe iet ijocen ban be feïtecöeib bec onberbinbin^
ce. i^iet een ban aïlrbeeft bie aan öem felf gei)^. JSaai* feeifec ^uliaan
b'af baïlige becbjeef be ^iemon^ bie ôp nitgecoepen öabbe/toeberam/ toan^
neetöptoilbeboojört iieui^; bat feit <!5|egoriu^ ban j^sianjeti; maac
niet/'bat öp ijet feïfgefïen ïjeeft / nocö ooft ge^oojb ban fuïfte bie
't met ogm
ijaböeiiaangezien, ^eröaïben ooiï ban niet met aï. §. 9. ^^

-ocr page 134-

X VI. .Hoofdstuk. iz^

% 9.

Uit / inötcn mogdiii / betoefcn^gn. BiiTchop Marcelius be-

fig met de kerk van Jupiter tot ApameRe te verftoren, fagh enen fwarten Dui-
vel de kraght der vlammen tegen,hoaden (fîettodïaromûanôiec δε goööeïiV
ïte Ucagijt ^uitieT^/ inDicnhifn brfen fci)?pöer neffen^ i^anid gclobm
lïia0f)} dies by daar tegèn water met het teken des kruiflcs wapende, dat is,
fegende, en dat dede fprengen op de vlamme. Die bofe, dat niet konncnde
verdragen > trok van daar ,· en 't vuar door 't fclve water als door olie ontfte-
ken, verteerde de voorfeide kerk in enen ogenblik. iBâÎtC fo (C^eofcsrettï^
Jan beôjogen toojbûi in'tsmcijemfcïftDcbctüaart: gcïp ta-ftonö ge-
firn 10: töatimnmcnlïcöiJcciaïCHojJljctgencüat öp niet mïîecftsefîm i
^ptda^nocô niet geboren aï^ .i^acceïïu^ ïeefbe; fo bat ün/ uit
fcifinfuïïiefaimtïiciigeïobig/ tiefjbitfotjanaHbercwfieeeft iri be öanbm
ïatcn fïeiien.
^e flocbe b;ienb ^oöannc^ g^abib / bie on^ 't tonliïatfi· net
&efci)ji}ft/ ôûebanig't toefen nioeti inöien't ben bofen eeefl bccbjijbm
faï/
(geii)feiiil.&.i.§.3.f|ineb300?ömbaarbanmeïbe) mtoentnietecw
rv'emjjeï ban fijne eigene onbccbinbinse ; noci} ^cijott fijn toeerga ooh niet :
toonbcc batten man bie fo toeï toeet
ijoe ïjetbeijoajt te 5ijn toarincn; iï?t Ιυέϊ^^
èen
faï/ niet een^ bebonben öeefi öoe bat öet toerfetc; en bat eniöiefo
becï ejeempeïen gelefcn öreft/ ( aï^ ^cöoit) niet een ejcenijpeli öeefc
Sefïen,

10. ofte Lam Gods, geïp fp noemen een

fiiih bja^ met beeltenis een^ ïam^j sebjuïtt / en paufeiiïi getopb. H^aac
Öici· tn brengt on^ ^eöott niet eene p?oebe uit b' «i^ubbaber^ boo? ben bagö'
i|oefo>ombatöct^j««j^Di/baitbeeï ïatec batumi^/ ecrfl in be tgben

.....- - mtgebjuiftgeftomen: fobatbe^^uibeï't Ïang0 fo quabee

hr ilgt/tertoijïemê ban tgb tot tgb me^c nietoe toapening tegen Ijem toeet uit
tebinöen. iït mp ooRnietgenoegi) bectoonberen / tjoe &p noi!)

iobeei[fpco]c{n't§a«^bommaaftt/ûaac't.>4^««i· Dei met fo beïe feaape
bmgen tegen öemgetoapenbsijn/ cnbatï)bonbecon5?opIau5e ua fa
beei
mei teioeït ; baar anber^ niet aï^ bat onnofeï bïoeb ban 't 3tam <i!5oö^/
toaarmebe men tot onfent caab toeet öem
te Reeeen. ©00? mp / iïi rjebbe
't aïtijb / obérai / en ooit in aïïerïep geïegentöeib ban fumen ftcaggt bebons
benj bat ift ben Ö^uibeï nooit opöuifenb mrjïen na bp mp becnomen ijebbe ;
if{ fivme/ bat ïïï ooitiato^eofatbeib toa^ tebetbjijben.

§. II. naam ban je'fus, baac fïrlj aïle ïmie booj moet buigen / i^
buiten ttuiif^ï onbet aïïe namen banbegrootfletoeecbigïïeib, .Ifèaacfb
't be 5^uibeï toa^ bie een
onreine geeft genoemb toojb/ tocifte €ö?iflu^ te ge-
mocteriep/
JefasNazareoer, wat hebben wymetu te doen? tO bipt ge^
noegfaam/ bat bc^Puibeïfeïf bien name ïuibheefé noemenbe/ baar boo?
in'tminilcmetbecbaacb en m^. <af fo öefelbe naam bie iiragöt eerft
beeft geUrcgen na be^ i|eeren itmeïbaart'.|oe boeren ban bie foobfcöe
beïjagec^ befe feben oberpjiefïec^ fonen/met enen naam fo fTeeftt/bjanneeife

ffiben/ wybéfweerenuby Jefus, welken Paulus predikt? i|anb. 19:

■ ■ S5·

-ocr page 135-

ï3© Ticrcic ^oek. ■■

l|^euaamiίân■JeΓusi^eenta!αD?ïï : raaacbof'öbeftaatfiji) keningrijk nïetiti
woordin.maarin kraght. i. ÜÖJ. 4: io. bûliseen^ltg'tti Öt

fajao^ïien / Öie fo Maailiit ban ΰε toao^Dfn oiîberfcijriôén toojO;
aïöaebsï bc S^fütöijt bbi naam ban ^ifu^boo^ bien no^mt :

fo maaïttôit ecötcc ai Ι'μη tocrhl^icc ban ü^aria / om met faôeïm uiî paap?
fchc ïeuflen fcó?öbec^ aan tt bjïjfcn / ftoc föragótig bcfr niaam bâîi 'i if ceccn
.f^oebsi: 5
|i/re bjctm om ben ©aibeï af te Uecrcn of bjecj^ tc jagcïi. Ifôaac f»
öat toaac / toonbec batta* ooit een l^uibd / of befftme/ of fpaoït of tobe:=
raann'tfiau^bommecxtébinbmï^,· aïfo öc goebe ïîatoïtjiien bcibe, bife
namen
Jeius en Maria lönberbmaaï op emcn bagïj fotcffm^noirmctt/
op beminfïc bcctüoitötviïts: tuaai* boo?mm fespn fonbe / bat be
bu$ 5eburî0liii ban aïïe feanten uit tbj^c ïageh fcöut| ge&omöarbeecb / aan;
fiarben berficn of
uit U Uierteïb fpjtngm moeficn.

XVli: H O O F D S Τ U K.

Noch verder ftaan; te onderfoeken fekere gemeenc ilukken s,
diemen felf öok oïider Proteftanten van gewone eïide als be-
kende Spokery gelooft.

ban

li&m

ïafiemijneKfjoteiiauîin nieten frcöe: m Daarom in bet 43, IjoûfDïîuft
banïjftfafteöoiftmyn toa-ii gemaaht/ om tud te onbecfcöciben'tgene
tiaar fpin te fanirn lïcnimtii/ cnöaai· in fy toebéfom becfcôfïlen, ^οφ
öat Qnammecftaï baar opuit/ bat niet aJccnliïibpt gemeen boïïi onbec
en^ / maar ooïi biel&y gelecibfn aïï?^ aangenanïcn of ten minfïen nocö ge»
ïfbfnluoib/ ttiat maat tgefröirbaï bj» niet ifeibenen en met #api|ten
Ijf&iiai aan ïinnnc niit bftfteilit. ^o bat baat op niet too^b geflen /
ioaimetbesconbcnonfsckerchanbtfiaflu/
énof iét too^b geloof b bjaac

aaii0ciiamen ; fo nraien tó^bé foifïirÏaöi'lcn ooïi luéï babi ïuaarötib aati.
^ap fiîiïcn acïibûoi âlseenîfeôigmaf <00001 baiî öe i^^iaiiicn E-flobcn te
ijft-fclîônrn ; opbatmm toc!) u{Γtbba^ paάpfίίï bf Dribenfcu ijaitbr:
maar Daaiom ïûû0i)eiiaiUîy fo-tecfîoub öe iDaat^eibban befaöfl.iH''t / aï^
i^Ujpmi^ boo^aïben^uib:! met fa bile bJonbn-rn omliangen Debben /
feût bjc bc nuefîti· ban atfuJîc ongelobdifte^biiiaai b-icjin ïum.. 't
ijau / bût ιψ&Γ'Ονίΐ nocö fa brcif foUr biîigài% àî^'ly"ù^Kn aaus'fisoitmV/

i^if.

-ocr page 136-

XVII. H ο ο ψ é s τ υ κ. ïji

«Sif fonba* bat lKJnici?ec een öefpott/ enaï# entoeetbijjiaiin öetfetJOïïJê fauöeit
5ön öeiüttlt»

S. 2, ^tóaniaspi beïfcMbsneJîcrteïïisîaen / ban tinsen ticmeit feit

., . , .............

öecliftm / en toatôiemciili^^ ^poiîerpen-meir €π Uîaî öê

fCotjerii&ftïcft; umimeiîfclenîJie îlcfî toctm Baröte

maâcri/ ibanîPecrarametiôlefeertieie fdîat'iôaeîi / etnioc^alanDecmecc
fumfïagî): ilî mecfte/
batmrn onDecon^raï mecc baar ban geïoûft/ Da« ·
aaöir^ët0eïite:öcnfentoaébmï^?0tefïanten/ cf geïijit to?? ^ten öe gere-
tojîîiieci^ îveî^, ; .g^faib^sn fnW biu0fn/ fo ieimenïjîei: ecrfî

beclKînÎi.deii ; en ban isefeiiôfve m feec booiuame ftuïtften / iot Detoyö ban
ûojprd pbeç atibecen./ aaan onöerfoeïieiï. <!
j5u b?at ban Vcebérom öè eeiv
iîm aangaat i îïirfiiliiH-iîii
goof bfluifibanfcat gene flpjeïien / bat ntecfl îot

Wjtte wijvenaibicnaaft:/ b' Qubfiebanbeaencn bieooït l^iec te ïanbe t'
iHîi^&eÔwenî toaacbaniïî eiibiiCK «u nlfc uobig ö^bbé met möne eisene
luocijbiHiit^teffgscH / na t^at tni? een geieerb ariseibfaam fcf}?|ibcc ( toicu
ift nietbjete of aï^ nocô senoemb toiï jijn ) bit boigenbe ban fgnen acbeib
fcôjifteïift öeeft toiïïen mebebeelen / tectoilï ife met ben b?ufe bsn befe beeïen
befjg Ëen. getroftfeen uiteen scotet toevfe ; bjaae na ift öerteïilfe bec?
ïange.bat cerfanfiEôet iicöt magï) fîeo; ti" ^ooab tot iDoojö

Witten, d'WiTTEN, of de Wittem, worden verhaiaid, vrou-'
■wen tefijnige.-wieeft', dieyanoiads af, altoos noch ten tyde van Keizer Lotte-
rich(f'oo/^ew^/«i-fchrijft)bekend waareninfweÊieweczen, enin veel be-
drijf ï yenhoi^rdentiehaar inihet woad , in kleine heuveltjes 5 daarze haare
Qnder-àaçtiè ihooJen .hadden ; ook in de geweiten van Friefland, (fOoin't
breede gefeid , by onze .verhaal fchryvcrs:; eigentlijk van Drente ; téver-
ftaart ) Alwaar ν noch heeden 's daachs, :die heuveltjes in naeèniebte gefiea
WQïdep.fj^ndebüoven ingevallen: gelijk ook van Pikard verhaald, en itï
preoft^^^beeld wort in fijn Owtheeden in Owd Frieflând (die hy noetnt Be-
ichfyyiftge vameenige Vergeetene en Verburgene Myintiquitetm » van de Pre»
Landen , cnfi

; Van haar.ftaât ensbedriijf i: fchijnen veeletelletjestefijngewceft; fooal
om in deeze Weftfaalfe kreits, «n de oiïïgreriZende geweftén : veel kennelijk,
f<»o oit daprâàtjes van ons volk, j' als uitet geene de geleerde daar vsnt hebben
aangeteokend.. '-^· ■
,· ··.7

VVelMnwy niet weeten, of wy eerft verhaalen moeten, of den grond van
«3j>dingetjes, tot haar recht verftand brengien. Altoos wordenze gemeen-
iijxhl^eCiOgenoemd, detfe deurgaans in de waadelinge,
àç Wtte Wyven

^ 4 beetcD,

,να

-ocr page 137-

132- Vierde Bock.

heeten, van haare vertooninge in witte kWeren ; als of men lèide Blanke FreU'
noen :
Én foo necmen de fchry vers het ook op ; by welkeze in 't Latijn al ge-
roemd worden. .^Iba
Nymph^e , gelyk onze DokkumerI{empiuf
( lib. 3. c. ji. De Origine , Situ, Qualitaîe, Quantitate Frif^f) en t^ilb^
Mulieref
, als ^ippingiuf, ( in ^ntiquitatih. Romati. By ?Γί. Uf en Ook ande-
re,
Sihylla^lba{DePr^ftigy.iDamonum ^ l.t. c. 16.) Daar van en
tAlveryje [apud i^i liante χ Éecano ) mafchien ÏHlaateretyden overgefiomen.

Haar werk is geweeft, waarfegpery te pleégen : daar van fyby Latijnfche
fchiyvers SibjUa heeten , ( ναηζίβίβΐίλν) dat is, fupiters raatsluy : dat ons
▼olk in onduyts Pru/jfeisjTdM noèrot.

Sywaarendan, om in de owde duyftere daagen, Veele dingen te feggen »
die het volk van de ruwe tyden, niet aoders begrypen konde j of moeflr door
fileer als menfchen vermoogen gefchieden .■ als, waar omze met kwaadègce-
ften ge-oordeeld fijn^bm te gaan. En feedert van de Röoraegefinde , cn nuw
van ons volk ge-acht, felfsfpookenenduyvelengeweeftteïfijn.

Het geene wy licht fouden toe kunnen ftaan ,· indienze't Verhaal niet al te
bot hadden gemaakt : en de inval, die wy uyt opmerkinge der naamfpoorin-
ge,. van't woord
Witten, bekwaamen; ons in verdacht brachte, dattet
mafchien niet alles > den duy vel iow moeten toegefchreeven worden : omdat
"wy elders wel meer dingen van dien aard, uy t onkunde alleen tan taal mif-
duid, ontdekt hebben.

Want/^ew/iWreyt, recht uyt, en raimborftig, datdie heuveltjes, ibn-
dermenfchen toedoen, doordaïveis konftenaary, opgeworpen zijn, (die
men uyt Pikard, met meer befcheyd, tot de begraafplaatfen, die de owd-
Roomfe daar gemaakt hebben, fow brengen ) datfede reyzigersby nacht la—
ftig vielen: de veelioederswech voerden ; en de kraamvrouwen , mette kin-
iers. in haare hooien fleepten. - ^ ; ; .

Pikard, daarteegen, melt, datfe den kraamvrouwen ieerbehulpigwaa-
ren, ookindeallerverleef.-nftenood.

Uytduyzenddiergelykedingen, hebbendieruwe menfchen, aandicfel-
■¥e Godsdicnftige eere aangedaan : :'c Geene wy ,· te minder vreemd, hoeveu
teneemen, foo wy het eens, meteenbeeteroogeinfietij ^ -
, Te weeten, dat
Witten hier niet is , in de beteykeninge van Bx a ν ck.
Maar W 1 τ ( confctMnino ^rliatjum. ) is, als of men feyde, Wek τ , voor
■weetenfchap, gelijk in de gemaene taal:
De wbet doen : Ht heeft daàk
»e weet van.
Dit heb ik van myne Hindeloopers geleerd , die feggen ; Hv
het nin wit, dat is, hy heeft geen verftand : En wittto born jiseen wel'
weetende, of verftandig kind , eningelykenfin,beezigendeLatynen, bet
woord
perfdtu'f : W1 τ l γ κ feggen fy weer, eri is my de plaatfe van Te/'''»- '
liuf altytin 'tfin; fsrfcitut puer natut efl PemphiJoy foo vaak ik haar hoor
feggen:
En witlyk born: 'tgeene ik niet weet, dat naader kan vertaald'
worden, als,
àa^x fcire en wekten, ingelykenfin de grond is. vind
ik, dattet ook in'tEngeTs, of owd Sakfifch is
, Wit, Witv, voor, wee-
tende, kupdig, WiT,wijsheyc, verftand. £nindenaamrolIe vanheel ver-

- ; owderd^

-ocr page 138-

XVIII. Hoofdstuk. 145

OWderdeDuytfe woorden, by Lipftut opgefteld ( i» Ερϊβ: cent. j. ad Bel-
gàf
) îs WiTTi vei ftandighejt , prudentia y en Witut een wet, als mafchien
met verftand ingefet r Hier is weer een woord, byonsingebruy k , al van'c
felvde deeg : dat voor een woord van verwachthige wort ©pgenoonaen : doch
Wyfallen'thieriï' iet graf ophaalen, en eerlijk maaken : 't Is een
Witje^
eetj dienaar van de fcherprechters: de W
itjes in'tmeervowd: Dat iow dan
nieenen de bedienaars en uytvoerders van de wet.

Dit hebben wy foo diep moeten uyttrekken : om onze naamfpoorïnge uyt
gebruyklyke taal woorden te doen bertaan : Daarby noch feggende: Dat de
W
itte Wyven foo niet by owds : maar enckeüjk. Witten wierden genoemd.^
Soo waaren dan de W
itte Wïven , weetende wyven, buyten allen- twy vel;
bedienden ( ?r/'e^if-innen ) van de goodendienft der ruwe volkeren' , van dê
haares, uytonfachlijkheytjde W
ittem genoemd. Gelijk onzeverhaalfchry-.
vers meenigmaal, in 't Latijn vermelden van fulke bedienden, diez'efapienUs
noemen,
a\s Hajo Saphnt, Dodo Sapiens : en wie weet, of die niet by owds,
in onze taal ook de W
itten fijn genoemd. Altoos was een Wyze Drujt
féekerlyk haar naam : daar Wyze, mafchien byvertaalingeuytet Fries in't
Keerduyts, voor W
ittej geijjk Drujt nuw de gewyds fow heeten : als-
"W
itteDruyt, nuween verftandigegewyde. , i

Of anders kan Witte ook wel fijn als Wyde. voor géwyde daar ibtnmige
<iennaaml>>"i<i^ , datis DRUjTEN der Kelten van aflejden ; in meer betej-
kening, als van't Griex
iî^vi : als D'rwïten ( u en w wierden by owds niet
ondericheiden. )

Altoos is'tfeekerd^r, dâthaareacbtinge, uyt haar etoegedujde kenniiTe;
en weêtenfchap i booven anderen ; öntftaanis; by ongehaavende volkeren :
■Watvtdemenfchen, hoe minder in kenniflè, hoe eerder fy , die in weeten·*·
fchap booven haar Γι/β , tot booven menfchelijkbereikfullen verheffen ; felfs-
toteenigèGothejt; en byfonderlijk den genen, die de hoovden van haare
goodendienft fijn : Het welke de Krifteneu, fiendedattet de waare God niet
was, meenden niets te misdoen , foozer den duy vel van maakten..

Daar van fijn de Wittem fulke fwarte duy velen, by Pikard., in al fe on-
ïioozeleneénvoudighejt uytgemaakt C ïn de
9, ^/^/«S/e, foo als hyfpreekt)
eok by
I{empiuf , En met wat meer fchijn voor nachtgeeften by Wierttt Ç diSo.
ioeo
) DaarzeÏuaarènckelijk-Overgeloovige ftienfcfcen fullen geweeft fijn. En.
offy met de duy
vel omgingen ; kan uyt a die verhaalen maar verdacht fijnj,
dieze ujtebïoqte tiaara , averechts verftaan fijnde , wel in't "W
it kunnen
üleeden ; en daar dan geeften van maaken : met dHjzent tellet jes : als , die
met W
it laaken voor 't bed van de kraamvrow hangende, verfoend worden ;
om daar geen kwaad te döen ; gelijk veele eenvoudige noch waanen. enf.
Van haare verfehyiiingen ; haare vergaderingen mette tooverefièn , in reijen
cti brafleryjen ; noch eeven voor de hcrftellinge der kriftelyke Godsdienfti ia
>^'eftfaalen, en verfchejdcne plaatfen van Duytsland , gepleegd : foo uyt
^rernf en Kifi'fgitf i./. i. §. η, kan opgemaakt worden»

h

-ocr page 139-

134 Vierde SoeÎc.

tofcöfbbm/ iioclîtctoatôPfotiîieVciïïfnôe&bfnî alfatïîrmincôatîiaac
afi^i^piüonö/toatöifnfn feantoi een Brtaij^ Uiin ïoutn; nii^berfïaiiö /
en ange&iuih öec cuöc tüoo|bcn / seöoi en j^iioeïcni? ; m üoïgen^ öten öat
bef« Witte wijven, p^acfîecinnm/ en met fene toaacfegPft·^ aï^ öe JiJ^
^vr^i. (Qf wiff'gen ban toeïïïen in ïjetiitLb. vi. §. 11/15. m öe bojöete

pïaatfetiDaac bp aattgetoefen gerpjoftmi^.· of ooit Vroedvrouwen ( dor fa.
^ifemmès, vroede cf vvy fe vrouWv:a ) cf aïïi: ÎJCÎDC5gn gctocrft. 5paÉ επί::

geomfïanïiigöcömniettodte berfeïarm ^gn / bcöoojtnun aan ïse fat«el=
îSiclitejrg.bônîîfn ouöen tijö / en aan ïicijtaeïobisöetö m racnfcijeo tpi. te
frt)ii]ibcn ; Djc geen outroubjigljiiû nacöûief$etoilbegaan/om kt,bant·
bionöerït));te ün biTtcHinge baav af te ïatm maat meec. sencgen ί$, i^aac :
ncœljbîat&si.ie&OÊn.

t k 4. j^uö?fn0t nip SÊÏfjj&ïuiÏimiiieiö tot befen naam bec fo bêrmaacbe-
ijofinbecgfcije
Wttte vrow ; bkgnöpna&aoï'tómitfcöf.buitfcijianö foiia
gfloben moeten / of ben gemmieh i)aat ban 't boift / ja feïf ban guote iic^,
bmonöecbJi3?pe«5tjn. ^ftfaïUanfeggeh/ toatmcnbanDeffïbe feit/ eii
ban beiijbiîibiatiïî fclfisaat ban seïobe, ecciieimoetife uit bien ^fben?-
baagfciicn bjonbctfcöjijbfi: €cafr^iï^ f rancifci fo bertcïïcn aï^ ÓP'torii'
&sfci)?ijfr:".'iuMöO0ï'embPt;öaaï;bei: ganfcöe rebeii acöter eai/ iet todft
on^:beïï teïangfoi!be baïïen ; maaK te boojnaamfte flufefien bie ÖP Uaiï
Öaar feit., „ Sn^m^ ^^uitfcMaub (feitijpfecfi li^&pinaijetcuc^tbaarfîe
„ batmen ijoojt be fo genaambe
Witte vrow, bie fïcf) fien ïaat hianneer be,
,, Doob aaii be grote εη bcrocmbe tJOjfidiïïe païfcifen aanj^ïoppen toiL
ilöift alleen in ^tiitfcÓïanö ebentoeï ; ;maai· oofeberfci)cibene boa?name,
„ lïuifeiibaöScönïte!», . (Solft foube&itgefçaiflecrfi in in U

„ me?fic;|^eiïteti |?iiifen ban eni^ojenberg berfcfteenen^n/ enbe

„ j^eöcanBcïtbccfdïöïtni. pag, 6i. 3©ii[lieïm ^>ïabam bèiTêlben rgv' iiantfe^
„ ïiru b^tïïïaatt baat bp / bat befe toitte ©|ota niet uit get ©agcbuur bcr^v
„ iofl &an iïiojöejï / fo iang ijet fïot tôt ^iebJmljui.d boojnocmb niet neber^
„niet alïeen becfcööntfe aï^baaEiemant jierbcn faï,·
maaÇiOûïi tDannecc-eÊn ijiitoclglit o|'hinbetbeb aanfiaanbe i^ ; metonbec^ï
,s .fcfteib/bat fpmét ftoarteöanbfcöoenaangebaan / ben ï?öob bCBSjfpeïtii
ftï'aat bjölihlfiöboój afbcbiebenbe/gejöi^ïin'tlBit UetfclJDut^ag 64/65-,
(^cïlaröiü^ noiljtan^ getuigt uit monbe be^ bjpljcecen ban^ngenaöen/
„ ; gcfant-iicg födfgr^aanzet Cucfttï&ï Öcf / bat öefe üJitte b^obj al^b Qe*^
„ .t?ceiiùî't ftoactberfdiijnt / toanmecfpiniBofteracn iemant^ booû
ia't
iv èofcnbictgîcïïgefiaôiitboo^ilîeït. i^ea'ifâiUemJb^Ôo^nsjergaanbiec
,, boj^diftefîuifen/ to0it /SDjailbenMucg-ii ^aöen^erwfidn/ «a
rt ntaïïiöabtEtJitÊtrotoö r grtueefi / ;fn baac obec joMgemeem gcctte feo^ttt
(,!,; (bQo»hanidiS óQnb?^attben&in:gfi|&é bjttiïoft)^^ ïjebbnîôg: fa
„ t5Sôàâtnaô£Îô>iiî0B?otBrgmîceng€t!îa|ben/-nid: anmiM$iïan.îie;biccA
„ maar oofe aan ïnigEbcranberegoagbojfi^iftei^iBfen/ öte fïcÖ aan öefe
,, bieï bcrniaaöfcöapt öebbcu. pag. 68/ 69»

-ocr page 140-

XVM. H ο ό f d stukϊ35·

βοηΐί latbffûîfcïfDmfc|)ji)ljetooftberigötfaïboen: baar t^m flcitfji
ficöfecroagcfïumngaan/ fôanma-mennietna ïjarm fjn brn aruun
,, iüattegoüDetoct. ^ni]L· brbe fp ccné ïtragljtis bïiïHen / toanncer δε
„ ^tDCbm t fïottsemaalîtigb Ije'pöcnbc gafimaal üaa bc forte aj^n Ucc^
„ geien öaööen. fpaoUte bicg^ φφ fo bcc'öaadiït / batfe fïcö bf ioibai
„· ten Inadïten niet en turfien toaar tc bcrscn. ^df b' euft
ften en Uiacen
„ niet ijcrfcöoonïi Uaniafîigûîîiïenialî ; tot bat een tjimbec aïlen b' anbereii
y, inbagljti's maaïite/ bat be pot met bap te buni' moeft ; 't fttdïï gebaan/ en
'töa^ïnaaï aan ben armen na bcïjooi geseoni siinöe/ fo Ina^ Ijet
tueberomin rnfï.

§. 6. ïfpmeïboo^b'eenecnanbccejpjoèbebaar^beb?ijf^. ^ï^eerflem^
„ bit : bat feïteri ©o^fîin ceng^ in be fpirgcï ficnbe/ aan öare ïïamenier baar
V, neben ftamiöc ijjaagöe / hoe laat t.- tyaar op aanfloubp betortte

Uan aföifrbetapijten tm boojfcDijn trebcube tot anituoo^b gaf: 't is tien
,, uren,uw lievé.il^aar op ban be tc^flin ten nitcrfïcn ijcrfclj^iht/ua toeinig
„ bagcnïiranh
te ücbDe/ cn na ludnig iuehen boob tm grabe raahte:
.bori)booi be iuaniijeib ban bit ïnatfte M be fdijylicr fctf geen bojge
pag. 7ï. î^îtbantîoOifpeningciiÎg bcoöp: ï)rt Uolgenöe bcftoiib
In TOberciDRïgr, TOinbcnjare ιίίοψ. iject ^oadjini/öc ïaatiieiii:
^^tJCtïèuifeliniu^elööan^/ inbDsb^uiûeiagô/ en mnnanr ecijtcr
encii
»> ]ρ^ΐΓίη;|ΐ3π!ΪίΓ/^ιιηπΐ bttoirteBgciilcc fac&jc^ Uiopjpcn aan be beure ban
>, bc^efuijtm; feggenbeben ïlrctoc .^icoïaap ^iftoriu^/ bat Γιφ piig
„ tûtbfnîirαιιïίmmctίJvtï^ ê»a£ranuniî begeüniniocflj aïfolircc ^o^
ac&im niet meer ban ernc ucc mcfr le irtsm Ij^abe. ^f onfe fcij?ij^a· /
:^iitcrtrïj5ijube/ ooïi Sjjn / bat pdl

iïiàanfnse.rigenebçfrbd^^^ .

§. s, Mansenbcbeunjfc^a» &aar öant ; fontijjb^ trccb fy scftoinb
,, aï^cmbieüMtebomöceft/ bau feaincf tot üaniei: / nut mcH biiuîjcï

„ mant ruig oïröfttogen looa^ö/ maar fi^t be mcnfci)cn aaii met αϊίε mba^
„ cesebiöljeiö, i^ilîmaal^ heeft fu fich lucï tj^csramö netoanö ; ja ooh

' 7. Üd^fc^Hï bie foefc SSjp toi bri-fcere n.arigï)tingc ban bcfe toittc
%0ntoete&i'fc0eii3en·/ fafeiiCrafni^^-ia'ïjrt'bolgmbe ïuipittri ba
BierrofDitgefiiOüïiilbeEebaeintc .( fo 'Wt ijp liitliifft ) of ^^^^ f^^t öi

liCs-

-ocr page 141-

I4'î< Vierde Boek.

fteïûofôaïfuïïieîtgafïiîmaÎ/ baat ftctiioofbgereflfittoa^ farte öcfelbe
b^eeöcc (fn aï^ öp öoet ) öiec te befcgjpben/mp fo ijeel niét bjcetö. ^ïieeii
toaarbig aan te teiteneuy batbefemaaïtijbttotööaniaactötlaaiOP
töittettboiïberbösijboo?^aafci)e«/ aï^'t be baac tijb ban be^ teercrt
?C)39nbmaaï/Tooiibei'îîotîb«i too?b,en tneï
Sooo.atmen fïcirüan alïcïtanten
baat bp binben ïaten.^it öcbben ban beïeebenben baar ban.en om te küen/
in bien tjct atmen 5!jn : beirpeitenberrtottntreiifeenbcregunfibanljaac
Hi't|îerben 5 entuojDoofetiooiiet^gunfîig^ébîiô^ aangenomen / inâans
fien ban perfonen en ban piaatfen/baar befe toitte©jata ben boob boo^fpeït.

§.8, ©aar Jïaatfe nu/na't ïeben afgcfröiïöerb : nu foub iït oo^ een^ {£0=
gen tuat er mp ban bunïit· iïn bien aangaanbe ïtan ife uit bat ïaatfïc ml
tpeï merïten / ' bat ift niet ïieijteïih geïobe binben faï / tnbien iU mp in befett
ongeïobig tone. ÏBant reiient fïcB be Q^uitfcöe ^bel fuïj; tot eere/öat bit
boomnaam gefpenfi in Dnnne floten en païïeifen fïcö bertoont; entoojbtiet
booj bebJï)^ ban öemeï# gnnflen opgenomen / bü^ booj ben boob ban itjneu
boobboojafberfïenbigb3r}n* fofalöetinben man metbjiïïcn/ inbicn ih
iet^ ter bsne b?enge/ bat befe toitte ©jato berb?pen mogöte. ^ocijtan^
bunïit nip bat lïî f)etfeggen moet / enbatbeïeferfeïffal feggen/ aï^lft't
gem tonen faï/ batficöDïtbeeïöbanfeifontMoot.· aï i^'t bat 5datec
lüfïatei 25aibinu^fSefutot}tfic&op 9et naatPfïe ban be reg&tc bjaarijdO
öergetoifb/ en menigte ban menfci)enfelfgefp?aKenûecft/ cfo aï^ €raf-
uit benfelben ft lï^pber baar bermeïb^Die fiiïjc eenjïemmigïiit bebefïigen.
Cn Dit en toaren geeïie bjeeinie ïuiöen ; maar öuifgenoten ban öet fïot /
feïf be amtman ban 0ei bpgeiegé ianbfci}ap;aï^ ooïi be f atet ^efi toijt Φε-
.iSuîier bie öaarap beu miDöagö&eeft fien (ïaan uit be benjïer aijiten
baneenoiïben onbeitïinuneïiïtcn toren/ geljeel
ki't teit / feec fiattg aan
te flen î bocö fierïi boo? 't bolit bat op be fïr aat toa^ aangeïieften/ aïïenj; om
ïaag gefcijfenen neer te fÏïïifien en berbtoenen.

9. ^ft 3iju tbiee Dingen bie mp bunïtt bat mp befe toitte ©loutoe
fluartmaïicn,· b'ongeiooftueerbigöeibberfaïteaan ficô feif/ en't fleemt
beïui}^ bat ban be toaarïjfiö ber gefcötebenf^ gegeben toojö. iBant op öeit
éer^e öe,b iïi in te b?engeu/ bat fo bie toitte bjoto een geefi i^/bat be ^efutoijt
geïijit ïjeeft öaar te noemen enen goében geefiï toant immer^ boen laar aïïf
baben en omflanbigïjeben biemen feit meer baar na geïghen/ ban na enen
fl[uaben.|Baariïtenbinbegeenete]ctenin ben 25pbei/bie mn feggen/ bat
<i3obföne€ngeïenoottfD geb?uil^tiïeeft/ om aan fefter óuf^gefin of fon^
öerïing gefTagijt gcburig aefjter een te berfeonbigen / berfeiber^ öwtoeïöp-en
fïerben^-en geboomte ïot ; infoitberljeib na bat ficö bie gefïagötenboojberi'
fcöeibeneöutoeïiïienfeomcn teberfpjeiben : noci>ooft /, bat <0öb nu in ôet
hietoe ® efiament befonberïiR betonen toiïïenbe/bat bp hem gan geen on^
ber fcôeib ti» ban perfonen/groot of ïiïein/rp ofte arm,fïcD foube binben aan
fdbanige gefiagöten / bie fïcô feïf uit eigene berliiefinge in Butoeïijft berbona
ben Debben.iCen anberen fo en berfcgeenen nooit be Cngeïen / of fti fpjafeen
'i gene fp te feggen öaöben, ^etoitt^J^jotoenfpjecRtniet/ aïjîeen^batfe
- ■ ■■ · - fpiaft

-ocr page 142-

χνπ. Η ο ο F D s τ υ nr

f|î?atf bat baat lüet aan geïf 001 Itta?/ m't gene fjaar O0T1 nift geb^aagïï
SûJtecb / enbe maar bienbe oiii Ua^baarö
tt maftcti ; toaimca· fp antti3ocfïö
Saf / ijoe Iaat ijüt ïnaf. (Cm berDm fo
doïï fdfgare tc^fc üan ba-fcöö^
îîinge oanfc^ mei ccnpang / om iet fefor^
te beïeftcncn·: alfa ht frljîprc^,

uirc fcn^ 01 -sjiju / öf fn btn öooï? ütrïïönbignibc fïfÖ nf t ftoatt
of tod in't toitt/niaat fïcctïé met
f utarrc Ijanöfdiocïïtn fecitoant. ijcb
tiï i-töcnm om tr ttopfeios/sf iemant Ijaac fa na tod liOflit / ùat öp öaac
op't naatofibcfiet / tuat fu om öanbcn Ijceft.

§. 10. ^Inöicnnïcn cdjter totï / Dat öe|eï©itte B^ctotmbofes^fl/be
^uitid/ Dfccn fijnte tgitgdcnmagg 5|jH : fo homtftrtmp ηοφ ongdabri
ïyttcrtjoo?. ïl^antbateoöni!/ baar öc&efonbrcc beflnibkïgcn ban
id^ofetm m ^ipofldfn / m boo^lg ban fijne<Ênçeicn oj^iîoubra onDcc t
SietD ©erbonb ; aïé na gcnoegfaam feïaarïiR onbc^riaöt· 000? 't «2uangc>
ïîUm / öcn ^iiiUd of friti ijdfcj^en gccficn foubc opnibarat ùt gcôeimctîtlTfrî
iian fijn caabflag / ïiopmög nrnifdjen ïeeben^pcrfeen^ecbcné trjb i
lîct scne fdfboo? €npïcnîîoc(ît iemant i4 istob gemaaUt/ fo bccï aï^ on^
ht i»d|jift becmdb : -bat bintitt mpm0£t tngcmgebac]0tenft0mcnbpbci
Smcn/bic crcbteDifitlfîb tot ii5ûbi§ gcldmeniffÉn m acôtinse booj 't ïjéiïtg
«Êiiangcii ïîdjOra. Socijtan^ tubteumcn bic bcrtdïinsm ban befe ^ittc
Bjotti gdobm faï : fo niôet brfdbetegenmi^ ofanbertnaaï /bat <0oö
baînabcrcubcntlccfba0ôboo?5p?ofetcnaaïibeïîoràn3Ên ban ^îiba bo9|=
bei-honbi0b öceft/bnifdbé biifîmaaï^ aan bic bo^fîdiiîe ijuffen boo? bat fpooft
te toftcnUoen. bebe ^majija boaj <îcliaSî / enlfl^ïîija boo? ^cfaiaé bm
boob atHîfqggen : aïfo bat ïjo bcH ïaatften ebmtodnodj uitfîd gaf. α Iton.
î:<). en zôM/ïî. Jt^aac bitsefpeiifiboetflctcoonftiïî / enHa'tfcffgca
ié aan bic pïaatfen en pecfonen feec gemeen, ^o ôafî 't booîfpdïen bec
0eboo?ten en bee Butodifeentmaac ban befeïbcn binbmé nicté met aïïen in be
^cï)?lft; en'tanber aangaanbe ^faah en ^inifou iiiijetoube/ Sio^
«inneé enbe feïf in 't Sietoe iCefîamcnt gefcöieb / <5
ch. ^ s: i o.

Ïïigöt. I î? :7.aiuïî. 1:15/31 .boo? bat be niorber^ ftoangee toietben.îl^e ba»
bie buitfeôe ©oj^en of ©ojftinncn/tDien beféîBitte fulv boa^^elt boo?
berfçôpmug:c/faïac&tênbûrbnimtnfcôrîiIîfn3efTagôte of be Jîetft fobeeï
aan buiî troutocn/fïerben of gebiwjienôaglj gelegé 3P/ al^ toeï aan bie boa??
iioemûf mannen /of aan ben ,f>aïigmafeej: fdfi^o nioefï be^inbei ban beel
tj jeeber en ooft beeïbefonberbn: tan fuïF te toeten ïïomen/af te toeten boen /
ban <25ob^ geijeiïigbe gefanten. E^ant ban boo?namec ïiiibcn noobïot
maaiitmetitodboo^fpdïingen; maar fo gemeen fïi i^batnict; noch ban
be baarmen in tjifioi
-icn ban gebenïtê toiï; gcïp be fonbcrïtnae ba=
ben ban be meefïen baar tn nietbermdb jtjn ; ban toeHien ccftter brfc
iBitte
't feggen-gaat / bic boojbcriajnbigingbooj ijaar bcrfcDnning boet.
i^et bpgeïobig leggen ban ^ïabara nopenbc ïict ©agebimr/§4 maaht ooft
ten ganfcöcn ôanbd feer bcrbact)t

II. "2$eöaïbm befe ontoaarfcöpwïiïïtïciïi fo ïjccft 006 be bertcïïinge
Sanfei) geen betog^. fcö?^bcc noemt onjj geen gcmigcn ban bic betbc
Scfutopten .ïluüec m S^ulimugî s.todftermfdteenlfdf'igtfien it

^ ïjelîi

-ocr page 143-

I4'î< Vierde Boek.

ï)ci)tim/ cnb'iinbfrflecö^baii αιώατη Ho feit ban mnif^tm:

maar geeft on^noclj'tgetainocö ooft be name i3cc getuigen op, bie ih fdf
foube moeten fjpieïten / foiib iit 't gdoben. ih ticrfrfïecb / bat iU
l^en op onbcrbjagenbe / niecïmm üiuöm faube bic'tfiiihtjaflftoii
ïjouben/ ofop aïïcsna&^ÖorengcïciïlïabDe; nitoa?fatoninbe tïöf eerfîe
ÖoofbfïuïiïïmbefellV.ÓQïjiberitÏaarb. ^clfeii gciooft be fcf)?ybci: niet
teniJOÏÏm't gene§.<i. in't befoubcr met omfianbigljcben toocö üerljaaiö:
toatfc«benlU|.3ban'tgeuemaarm'tgroég£ineïDtoo^ö/ batöet gefïcn/
CU Uetber niet î menfcljert toUfen fuihe öingin feggcn en geioben. J^orö
onlang^ fcibe mia tot€mmçciiî ren fecr ba fianbig man/οίε ooit niet bpgdD-
big i^/öat baat §et feggen fccr gemeen VuajJ/bat totfeieef/ 'ttoelft maat tttJee
maïien^ gaan| ban baat ίφ / be l©ïtte 3?o\b ooit menigmaal aan 't
i^ofberfcijijnt. Jîâaac feïf baar ïiomenbe/bebonb iïi batmen aan bat i^of
Daar niet^ afbJifï. j^ac&nabectoo|b m|i nu brcteïb / bat fehcr gefïubeérö
pcfoon tot ïBcfellbaatfobafi op fïonb/ bat öp ficï) groteïîjj: bergrambe
op ben genen bie l)ct tegenfp^aii ,· al?' of 't Ijarbneïïïugijeiö te noemen tuace /
tgïoogiienenï)etgenefoöehenbUïa^obérai / enbagijdp be^nirbtoierô
àan öei Meeffc&e Jl'of. quamcn ban te ïîïcef / en b^aagben ecrfi beu
a©eecb; bie't ai^beïaccîiflpbcctDierp: Oaarna ben Öafteïein/ Die ber^
tig jaren aan bat 3|df beritea-ö/ en nooit öetminfie ban be î©itte©jaUî
tjernomen öabbe. _ ■

li. 't bJiiar / ift ïefe bp ^ecmannusï in fijne Dodtiina Moralis
pag. 129. 't gen? beljcer^ergiu? in fijne ïpcebe ober Man ^igifmonö
JSIarftgrabe ban23^anbenburg becijaaït;, bat boo? beffeiben boob/en enen
„ tijbïangbaar teboren/ tcrtoüIen<!3oööetöuisJban 23janöcnijurg met
„ menigte ban boöê acïjter een befocijt/fuïfe een gefigljte ban belBltte Bjoto
„ berfcôetbê maaï op öei ïîeurboiiieïijiiîfof/aan aiïeröanbe fïanbj? perfonê/
„ feïfooïi ®oifÏ£ïiiïe/öoc|) fonber fc^^ilt ofongcmaïi berfctjecnen ψ: behen-
V ncnbe
nocï)tan^/öat ban'rgemeene bolU beel baar toe 5η berbic^t gctorefc;
Jï^aar't boet my ajonber / bat öp ban fo beeï bcrfcöpningenberï^itte
©joUjgattfcögeengetnigciVnoeiht ; foiïiatbitfeggenmeec niet geïb/ban t
gene ebm baat beröaaïö bat fbt ïitöf fo beeï gebcurbe / en ai^ 't nage?
boifcöt tojierb niet met aïien bia^. Μοφ bjeember bat aïfuïhen boob^
boo?.bo&e aan ben .ïiâarfegraaf feïbe niet berfcïieeui alfoijpSergiu^ r fo
fc!^ bic baar benebtnra£lib )Jêifbjaagbe/ ofooïibe Buitte ©jobj bien bag^
baniemantbjaégefifni 3©antfaïl)etai^eengobbeïgfebermaau ben ftcr^
bfnben berfireftiifη / na fyn feggeii fo moet ïjet aan ben feïben / cnbc niet
aan anbcren gebeuren, tïnfonbcxpb bermog^tbe^jcbifterbat boo?
niet te fbJogcn / geii)ft öp echter feit gebaan te i)ebb«i / om ôem boa? fwlitert
bobeiiUe boobfcijap geen onfteïteniffe aan te b?engen»

§.13. ^Ét öf^ft tnp onïang^ / aï^'t tiegin ban bitïiapitteïaïgebluftt
toà^/ een
MagifterArtium uit ^uitfc^ïanb feomenbe beröaalö ,· i)oe bat
fgn oom/totjpranftfurt aan ben #ber fïaanbe aan ben booiiien ieffcnaac
&cr 23odi5aal ban be ôogc ^cïjöai/ ai baar öe Ji^ittè ïi^joöjgffienöeeft

aan

-ocr page 144-

χ ν π. Η ο ο F D s τ υ K^

aan ôst atj^tet cinbc/fcrt [icfcöfförfijfexn bat f^p 'tban öf^i fcïf ^^f" S^öojb
geeft.il^aar op ife ijfm £0t anttoooib gaf/ bat öte ïcngbc bec irocïtsaïe groot
Senocpö toa^ om't gcficijt in't een of't anber te be,b?iegcn, en niet^ baat af te
fessen bieï/aifo fyn οοπΐ niet ban beçïaal^ gebjeïten toai/aïfo |)P feibe / oni
Kabec onbecfoeïi te boen. Jiiaar Ôe&bèribe t iîào?ôo?beeïi3anoe â^poïtc -
ïpcn in 't gemeen / toaaj-inbatgróotenfeMtt toojb opgetojegb, baarbji
bat algemeen gecugöte ban beî®itte©?oto ,· en b£ai noei) fieö ûebinbcnbe
opfumenpïaatfebiebaacbanbecugôt ί^/of aï^ aan een banbiebo?fieUfte
ï}uifen / baacmen meint bat fp becfeöönt / beôoarenbe : fo toal'tboo?
gerceb genoegd / fiei) bat fo tn tebeeïben/ toanneeciet^ongetooon^&em
bu^ boo| ogen qitani ; te bieté bat fagj^ Det gene in't gemeen geloof b toojb
bat bàac te fîen. Eefec ij?enge öiec te pa^ gene ban 't eefigôt of
0iî&fb0?bKU0fEteb0îbenIlI.S. z/5/11/ï4 ilfiiefeib.

«4. J^l» ïîomt noeö onbec 't f^?pben boo?/ batbiergeïpl^ebpgdos
bigöeiö ban boob^ boojfpeïiinge te ïiiibefi onbec be lîanonifeen regeert;
Kabonjejfeggenfe/gemeenïiïî fb genaamb / ( bocft eigentïih
Habondus, bat
ïi^abonb / iee^ iïî befen naam-bp lUecian} gei^oube» boo? bm jttcötèc ban
be^onihftft; öoojtmenteïften^hïoppenaanbebeurebaac een ©orafteec
fïecben faï. ^u^ bJo?b &et. mp becteïb : of / foaï^ ift'tbaacnageïefett
Ôebbe ; men ï)oo?t bat feïoppenonber aan benzeen bangraf/baar möp
Ugt/regïJt acïjter 't groot aïtaac. ^ittoo?b ban ieber een geïoofb / feôooη
niemanteoitfuïponberbonbenö^eft: en'ti^'t gemeene boïït aïleen niet/
maar feïfbe geïeerben en be geefie(i]feö«b/baat befe boïingebooj onbîeerfp?es
heiifee bjaaröeib geaeftt ί in boegen öatïjetnietbjeïbeiïigi^ieïaten
bïphen/batnien aan befeïbe geen geïobe geeft. 3Batfaïmenfnïfeen meni
fcljen boen/ bie met geen reben jij» onbe?reg|tén / noci) tot &et minfie
onöerfoefe te bjengen: om batfe't fo geïoben bsiïien/ of oofeboengeïoben/ten
einbe batmen ficD berbionberen / of fp toat bjonber^ feggen mogen bjeïK
na beöoren onbeifocijt ganfcg niet met aïïen foube sijni bit Dab iït ban te
feggen ban bïi©ittei©i^ben/
en ban öe aBitte 3£>?otD ban iSofenberg/en
bicrgeïpi^en fTagö· , , ,,

§. Γ l#ier moet ife noeft iet Dp boen baneen fabeï/öieiöfeïffobejr ift
feonbeonberfocötócbbe: enbet^&attopbenïangberoentbei|oo^n töt
benöoig ; ban't bjeïfe be berteüinge fa b?ecb bJ0?b uitgemeten/en aïfo toeinig
te bebùiben öeeft. liBcn fcit/öat feher «Ö^abe ban bat ïanb/ in onben tpben
lütgerebenopbejagïjt/ boo<ï groten bo?fï/ baarnict^teb?inften iria^ / in
Dni3ei)oo?ïijfebioeïmiuitgebo?ïKn,· aï^ of 't ftem tbmbeel jijn foube / fo
iemantöemmaartoattebiinhengabe: baaropbc ^uibcl ^tm berfröeci
nen 5p/jn begebaantc ener fcimitiongU?oto/bÎE Ijem ö?iniïcn.booö/ cn'gaf /
in een feec l^ofteïp en feonfîig ijoojn ; ban onbeïicnbe ftof e / nieeft na goub
geliîïîcnDe / en ecljter gem geipfóeijebbenbeonber'tÖÉ'bcnbaagffö^goub.
eôïitoa^ïjetnîûaïîfel/ feggcnfe/ fobanig/ bat ftet b'aïbergrooîfïe feon=
fienaar niet na ftan maften / nocf} ooït feggeu |)oe 't gemaafît 5P · ^e
^e fieô bebenHmbe en Djonft |îet niet / maar goot l^et
nit ; toaac ban iet acD^

^ ζ tfc

-ocr page 145-

Tiéêc Boek.

ttr op (ïjn pecrö ftoïtrnbc'/ 't ijair aanftonb^ bcbt nitbaricii. be^

lieïb öft i^oojné bat ôcbcri nori) lu toçfcn ίφ/ en ban ûccfc&ribent gefïcn : Die
't mp ooft' tofï bfcöaöïb ijfübcu / rn fdfbEUcfii0Ö 't gene Ijan bi Ujcftnbig»
ïjcib bcr fïoflt cn gefcrb.

§. ió: ilkiûr ifiibrtrinodnbfTcnooft/bat fini boo^fcggcn gaat. .f^jft
bat iït't i^0D2!ï frffljctiiJefeörtnm ficn ; aï'fo't mi faar tctiorm ea* iït giiam
tot ^lbch&iir^/ Dat nit met jaren ié/boo? Ïaftbf#<i5?aöcn/toriftei^öe
ftoning ijanóDrurmarftpn/na ïîopprnïjiaVîfntLta^ bccbocrb. ^aac 't Öangt
baar uiigefc&iföftb rn δε oroofte ijprbcrg / baar iftinquam/ nietüjdop
gctnctfie; maar norötan^fotorïsrïDïicnöcaï^ofmrn 't tjooin tioo? ogen
fagi); fa aî^mnînni D&ràiiparigUh ban icDec cm üccf^ toferb. ^tt
i)Eeft ontrent bc ïcrfgte biin mibaljaïf Uoet / be feromtc mcbe ïang^ gemeten
5ijnbe / na mijn be|ï öntÖoub. ^fe tcltenbegetuit/ foai^iftïjefgefcöiii
öecbbonb/ eRÔabbegaerne'tmaaRfêi toat Beflöfibeïiïïrr toiïïcn berbeeïs
öen/ fabanbenboetat#anbcr,é i, maar 't toa^ niet netter onberfcöeiben-
inbefcöiïberp. S^hiiebije'tbuêboni fnpbenha bcftifbe teihcninge ,· met
géi onbcrftiïatiörft'öjift / fa |)inr'tegen ober te fien.

ïlier isitenceçfîentnÎtefïen/bataltoo,^ baifcïji.ö'tgenebau befïoffebefe^
ï|oó|n^gefiriblbo?b / η\φ of Dieonhetibaar toare : aïfo öier buiöeïih te ïefen
ftaat/batiïct fïïber-bcrguïb ψ. €n toat &ct iViaaftfeïaanücïangt ; toat toon^
ber/fo geen goiib of fllberfmlb baar beeï ban taect/ijet gene 7 50. jaar geïeben
f$ ; in tociricn tijb be hanil en ött fatfben u meriieïift be^anôecb 3911 >
5i|n op öeben bele honfien uit be ^ecfïb / indite^ toerftcn nocö boo? Ijanben
5Ün,· enbelüo^baas.tegenbageïgttoat nitgebonben / batbpben«i^iiben
onbefienb gctoeefi . toaarban b'ejccmpeïen fa oberbloebig en jbtoei beïienb
jD'n / bat ift niet nobig biitöc bic te mclbett.

§,17, 3©atnub' öiiiorietietteft / tnbicn Dfe i^ gebeurö in boegen aïjS
baatonbef'tfeöiiberwtelrfiiï ftaat.· fo magöme» bentoi / bat bie jong-
broto niet be^uibel/ maar toeï ene tobcretTejpgebJce^. .^iet batfc
met ben 3!^Hibeï omging maar isei met becgift : en baar gefeomen om be^
ifn <©?abcte bergcben.^aar fïaatnietbp/ljoefp baacquam ; noei) toat re?
öenenbanïïjaargebonrb^èwy eerfïji't ban f)aar aannam. <ί5οΙΐ niet of
öoeeen&ui^fïonb aan ben ^Dffmberg: en fp baar toonenbe/ öem Du,^
, boo? beur in 't boojbp Eijbrn te bjinften booö. Cn of ïjp reben öebbenbc ban
t^areb^ienbfcöapnie'rbeeïgoeb^te^enïïcn; fïciiboo^ijet bjiniten ijeeft bt-
bacöt: enict^ uit Den boïien befter/Dooj t Doffen of opfpjingen ban öet peerb
in 't obrrneemen baar îiiîfrijoïpetàîàe / baac 't fiaar afberanberbe ;
't bcr^
raaö bemerkt ijeeft/ en 'töoomal^tot^Ji^t mebe neemenbe/
rcbea. ?Çïtoo| 't iiianggenoeg geiiebcn/om Die iiifiorie al mettec tób toaï
op te ftïjiijfecn : aïfo men boojgaan^ ruto fo beei baar bp boet aï^mm boo?
bcH tgb bergetenj i]reft. <i5n 't toat toonberïp / fa moet be ^uibeï boû^t
feaar öanb In ötbirra / aï^ een bic boet) op aïïe ïionfïen afgecegijt moet jijn :
enin 'tbefonbernictancen'tgoubfmeben/ maac'tgaub maften toeï bav
^aaui fabatiigDatmfîî ijfbeube^gdpbaii!tgene<i5ob maaitt/ iu gcen
i^rj^cn binb, ' liu.

14©

-ocr page 146-

XVII. H ο ο F D s τ υ κ. Ι4Ϊ

Ιίη jahre nach Chrîfti geBurt 9 39. hateirie wolgezietre iungffau i Γο aus den
OiTenberg kommen, graiFOcten von Oldenburg auf dér jacht, daihmedîif-
ftcü , ein ubergüldetes volgefchenktes fiibernes Hörn dagereicht, Als ers
abergefehen was es gewefen, bat erfich dârfur entfetzec, und richt trin-
Ken wollen. Daraufder graiFvon der jungfrauen a Go bald geritten. das
iiem hiDtervratts ausgefchiîttet, war von den pferde die baaee aasgatigen.

-ocr page 147-

I4'î< Vierde Boek.

XVIII. HOOFDSTUK.

Van defen aart is mede 't gene van fodanigen gefeid word, die
uit verre landen tydinge verneemen: fich hard,dat is te feggen
fchoot en ileek vry, maken konnen j en diergelyke.

I. 't w^ojsaanbci^bmi^pofeeïp: bcöoïsmbcQïpnipcknücöocen
* totDeJBtcPcciimCotJEtpjtoaacontier ift begrijpe alle^uis
Ιίεϊ^ Bcagijt bic in m booj bc menfcöm toccftfaam SSEfonberc uittuccft-
feïcnbcrjeïViemoetenmbclïoigcnbeftapittfïenücciïaniiEib tDo?ben: in be^
fcnöcbifinocö/aï^mömüocism/ijau tgciïe bat getooneïift geacôt too^
te gcbeurm / ftet gcmcmfi en nietfttocrrbtgfîc
te onberfociteîi ; aangaanbe
't3©iccöeïentao?bban gcmanbernïeccgcfpioftmbanüan bcc naojöfcösc
Ijoïiieren gemecne hunfi/oni ttjbmge uit bccrc ïanbcn te bom feomen / in ows
bebenfteïiften ïtojtcn tijb ; en Uan geen Coijccp fo feer/aï^î ban be rtunfî om
fïcij onquet#aac boo? 0« toob of fîaaï te maften fn ben ftcgg. ^ft faï öet
cen na 't anbet in 't gemeen / en een befonbec uitgenomen p^ocfîînfe ban tm
flagôôieconbecfoeften.

§. i. pet eecfte fai tft feegen met be bjoojben JEagnu^ Hift. fept.
1. III. c. /s. enbc uitöcm <0oöeïman in fijn ùoeïî Je Uagh ^ Venefict, m.
<·, Ó. §.8.uitj)tet3tatijnbectaaïb-
Denoorder Lappen,feitIjp/ fowanneer
een vreemdeling begeert te weten,in wat wat ftaat de fi jnen fich te huis bevin-
den : die fullen maken dathy fulxin Z4. uren wete,al warenfy joo^raylen van
de plaats; aldus. De Toveraar, met degewoonlikegebeerdenen omftandig-
heden fijne goden aangefproken hebbende, vak fchielik neder : en befwymt,
niet anders dan of hy geftorven, en de ziel van 't lichaam afgefcheiden ware.
Want men ganfch gene adcminge, of levendig gevoelen of bewéginge in hem
meer verneemen kan. Maar daar moeten altyd en^e by zijn,die dat lichaam,
fo als lee venloos ter aarde neergeftort, bewaren ; ίο niet, fo neemt de Duivel
't wech. Na 24 urentydsde geeft in *t Uchaap wederkecreridè-: fo komt
hy als ök enen diepen flaap, al fuchtende wederom
tot hem -fètve, als of't
hy uit den dood verrefen ware. Aldus herfteld,fo geeft hy antwoord op het ge-
ne datmen vraagt ; entotverfekeringemeW hy iets,dat in het huieofbyde
vrienden van den genen die hem vraagt befonders
is. Dat dit in waarheid fo
gelegen is,
(feit «ÖObeïmannu^) heb ik onlangs noch vernomen, van den feer
geleerden enbefchéidenen hcerM. Jan Korfijn,voornamen borger binnen Ro-
llok : die met denedelen lieere Kriftiaan Friefe konïngliken Deenfchen Stede-
houder overNorwegen.enen tydlang in die coordfche landen heeft verkeerd.

^feïtonbeuiteïau^lBàgnu^ meer betgaïen / maar met geen meerbec
geïoof toeetbigijeib: becïjaïben iaat on^ bit fïeci)^ oberleggen / iuat baac af
temai&en5p.

^atflBpmeïcn en nebccijaïïen ban bic menfcijenwenfcn^aïj^botf

öm/

-ocr page 148-

XVIII. Hoofdstuk. 145

öï^n / Uan natuurïfft en boo? fionfï aïfa gefcôiçbm ; tt fïen uit öet
anttooo^ö öfc ireleerbcn öan öc Ijogc fcftaol tot Β>οηιρεiiiir ' oy öc 4. cn f.
^ém in '4: XI. Ö3of öfiii]^ ban bit IV boeïï becönaiö. ^e ttjb ban effen
m·
ui*cn bcnhïhmciöataïtïjöcffmuitïiomt/ of ï)ct W tm uaajlen ty aïfo.

tooojben bcr 'uclffing m syn maar boeltje^ boo? l)et bïocöcn / rnbe fjebs
ömaanljenfcïtïfngecnelkrasöt. .ïBaac bat bie nicnfdjm tuaatljh ift^
bmirnnm
in bien ftaat / aïg of bc 5ide uit öet iicljaam en op tdfc toacc/ na
te piaat^ ban toaac bir ti)bi!i0c gdîaaïb moet toojûm : i^ 't 0cnc ih pïat uit
ontUrnne / aï^ boïftrcht
onnio0' iijit εη nirt emcn onacnjnlü. ©nmogpi
iijïï : aïfo bc gif Ic jonbei: iicijaani 0mi ïtcöanïcïiilc bingtn aanbooi nofö
0cb3aai;ï»antuo?öert,· noföaiigbeniiberiböcbbenbaniei^ bat Ijaac nooit
teborcnboo'ïïet ïicöaamtoa^becioonb/ofmbe i>ccffn^ be gcDaantebaac
ban ingebjuftt. Srnlsinife ban iet frgscn Daï bebonben bjojù aïfo te jiju ;
tÉ ttictcn bit of bat ban 't of öniggeiïn/of ban't gefTagöt bf^ genen bie
1)πη b?aagt : bat Jjebben fp bcel ïicöt ( fo aï^ b« ïtonfl ban befe mcnfcijen )
m ongrnicrïît boojafbecnomm / eer ï)p befebdabfcöap op
fic|) nam.
tïjbingê bie fjj ber^alen / berff öiïïen öfn niet of fë baaiir of baïfci)/ bat ban
beu toaarfc^yneïiïï berfonncn ^^ : ai^ fp i)im geïb bafi ïicijgen/ en eer 't bes
Öjogfï niet aan ben bagtj ftomt booj be man 3p t' öui^ geftomen bie ban ftem
bebjogcni^ j en bolgen^ bien bebjegfj te bette om öen na teïopenofbooi
cegöt te roepen.

4. i^eti^ooïiongerpmb /bat'^menfcöfn^ieï/omiet ïicôameïpp ge^
toaar te taojbé fiei) ban ftaar ïicïjaam fcïjeib/ bat fp baar toe ban nobe fjeeft.
#f ié t om fo bceï fpoebiger te j^onnen reifen : toat 3ijn 't booj geefïen, befe
Sieïen / batfe ficf) ban pïaat^ tot pïaat^ begeben ; baar be pïaat^ een eigen::
fciïapbe^ïieï)aam^i^> ^obatgefcöieb/ omficïjbaar te bereenigcn itiet
fnirieniicöaam/aï^ ftJban get»?uifeenora be bereifcïjte tybinge getoaar te
tüojbcn: fob?aagihtoaar bm ^uibeï fuïfte grote magöt en feragijtban
baan geftomen jp / bie nooit ban ©ob ben ^eijepper feïf geb?uiiit i^;
boo?fobcriaï^b3pofuit be ^ci)?ifi of boo? be oitöccötnbtnge bccneemen
■ ïtonnen.
<6n öit^ ncfe onfferömöóeib ooft onmogcli&geib met een. O^e^
ïijftiietmebebOngerrjmûïîeib fdfi^/ bat be ^nibeï'tiicöaam bjecï) fal
Öaïen/ fo't niet betoaacb en too^b; en be
5iele onbertntTdjeu uit ]^et iu
cijaam toeeöboert baar ïjy
toiï: of bat ijem ooft ber menfcöcn tegentooojbigi
Ijeib ftan fjinberen ban ietg te boen / tectbijï ÖP öoet al toat ïjp toiï met Di=
fen menfeïje bie baar ïigtboo?
boob. Wi^of öp 't öem eoïï niet en füuöeïion=
nmfeggen/ bati^/ ingebcn; ïbibeïaï^föne^icl betboeren/ om ter af==
geïcgcnt pïaatfe te bememen toat baar omgaat. boert boeh bageïnic /
aïfomenfdt/ De&e);enöao?öeïucót; toatöinbertöem/ batöp'tiu befen
ooft niet boet ί

'tiiSbooîmpaUegiOten fahe/omop'tfeggenbanmaarcen getuige aan te
nemen/ enbeteieetoofttwiftfm^eiijtsgeieerbe befelbe eobeimannu^
i^/fotbeïaï^cn^ ^oDgeïieipbe/ ôatâWe î»aarbeibopi«n mo»ö ban tbjee

of

-ocr page 149-

I4'î< Vierde Boek.

of îj^e gmiigciî rufî / op ïminfî : cnbattcKfafeinsgnb^cntïcmötcbaa^
beïan0iianöcrc/ baarnaiîcncifclf) öa-ilcgijten üan brcrciïribene tanben
Ued groter aanïaï teiojb bi-ciîîfcijt : fffïi)ii tu jpTiefTaiiö fcüm tot
ccnCcflatnentj onitcUccfcïècen/ batïscteliateuc bp goeis grb?uiïi ban
flnnrn cit betfïanöe lua^. ï9oc bcri te msrec baau men gctui0t/öat iwnajit
reeiinnaaibcL-oofbbanfïnnfncngcUoelrn/ nocötan? bccfiaat enbe
neemt laat 500. mijïcn ban baar gebeurt > fdt Die bo?gcr niet / of Ijp
Öet feifscjien en fo bebonöen Deeft : maar aï "t bctoij0 / batï^n enen tij&r
ïang in öïe ïaubcn |)ceft UerHecrb. <iï)röat toa^ met beg ^oningë ftcbeijou^
bcr/ ofmetiemantanber.é: fuijc boet ter fafe, niet,· biefionbefîcijfoiicôi
feebjiegen ïatcn aï^
eén anbec. Jltaar iaube 't niet feggen / fo 'i frlf
gefïen en onbecUotiben öaböei ^Tt ailjte ba'tmen fi# toel buiten tlnyfcl
f^eïlcnnia^: berïiaïben om bat ènijftniet eu fdt/ fa moet ih benUm bat
't feïf niet fteeft aefïen.

6. jBagnu^/ tocïbeïtenbc óiflorpfcöjö^ber öan be noajbfcgie
baïïîeren/belîeeb fjjn berbe boeïi geljeeï aan bierfleïijheberteïiingen ; betoei·
feetoElinacöt genomen niet anber^ en beVt!i)fen/ ban batöp felf feec ïiei)t=
gelobigen meteenebpgeïobigi^ getoeefï : aifo ïj; meeft bectelt öet grne
lang boo?ïeben i^/cn baar l)P
frif g^en onberbinbinge ban I)eeft maar geeft
Öet bïoteïiïï op atf t in bie ïanbé Vuojb geïoof b. ^aclj öoe gereeb bie menfcïjc
3rjn oin aï toat luonber^ en befonber^ in't natuurlijït
ihdjö befpeurb/be C05
toerye toe
te fcöinbé/bat magömen onber anberen uitbit e]cenipel fien. in Oo-
ftergotland
(feitijn in ftet 1^oofbflj is een groot meir van verfch water,ge-
naamd Veten-, daai inlcit een lullig en iangwerpig eiland, met twee kerken .·
ondei· WéïJser eeneje een hol,door ene lange kromte in te gaan, van onmete-
like diepte. Geen andere menfchen dan die door ene ydele nie wsgierigheid
en roem gedievsn worden, begeven fich daar in ; met brandende lanteernen,
en een kluwen garen, om 't pad wederom te vinden daar fy ingekomen

2ijn. becce magij toaac 50η ,· maar nu gaat bc fabeï aan. ï©ant

dit is al te doen, om enen Tovenaar,die Gilbert heette, daar te fien; door
tovery, (waar uit fijn ongeluk ontftaan is) daar van oude tijden af verwon-
nen en gebonden van Katyllus, fijnen eigenen leermeefter,wanneer hy tegen
hem den baas begon tefpelen. Ditfoude duste werk gefteld zyn, dat een
klein ftoxken met fekere iluffifche en Gottifchs letteren of telkenen befneden,
hem vau den meefter toegeworpen, en door den fel ven Gilbert opgenomen
wierd : waarop hy aanftonds vaft en onbeweeglijk bleef : in voegen dat hy 'c
ftoxken met de tanden niet los krygen konde, als offe met de allertaaifte ly m
vaft kleefden, nocht enen voet verfetten konde, fo vaft als hy door meefters
loosheid daar gehouden wierd. Al is 't nu datter menigte van reukelofegee-
ftenmet veel vei· wonderinge henen gaan, om dit te fien: fo dervenfe noch-
tans, vermits den ftank en fchadelike dampen van het hol, fo na niet komen,
om door verftoppinge des adems en toefluitinge der mage niet verftikt te wor-
den.
3inïiicn baar memant ooit gcftommi^/ toietéctbaaöanïiaan gc^
Jàwnoi/ öteöefmtooBöiiïifegibangenfiï gcfïmgeeft/ m'ttioo^fcöïcUene

Hiiac

-ocr page 150-

XVI π. Hoofdstuk. Ι4ί

îiaar af tectdîï i Hliîac fï^t/ ôoe böm m graag ôet bom / om ai 't gene
tninfl geïoofTp fcïf met getiaac öun^ ίεΛοι^ teseïobrn· JBaarüm fp
ooft met ceöcnen öaar «iet sijn af
te ö^cngen ; maar met gctoeïö ban loettrn
entian flraffcn toeöerijcuDen toojöen/ om niet ijen fdf
îjoo? bpgelobige
nteto^gicrigöeiïï öu^'omöen öaï^ te bjengcn.
Sy worden.feitijp/dóor dijken
en dammen der inwoonders gekeerd , als dalle menfchcn, die moedvi-iilens
in 't gevaar lopen , en dsar fy nooit weder uit fouden raken. Ook is er ftraf-
fe op gefteld , als op fodanige die fich felf om't leven brengen; fo iemant
die dit weet , d' onkundigen verlokt of verleid , om die vertoninge te
fien.

7. ^ic ^obcriibetöriheinöetbombefïaat/ omiettoe^ uit te toer-^
hen,/ tob|b niecflbcrocmbm'tiïuiiibcr ï©apenfaïbe / en bec paffatofcge
feonfl/ aïfogenaamb/ onîbatfebaar gefeib bjo^b eerfi ontdaan tején/
tDaac boa? be menfchen feggen batfe
hard of vaft 5gn / en onguetiïbaar tegen
aïlerïep getoeer. wlj tutfcgen'teen en 't anbec groet onöecfröeib.
3©ant ban beï®apenfalüefoubife tonnen tocfïaan batfe toaarïift iet hait
boen i maar ban 't ijarb maften niet met al. 3©aat 't gene iït fegge bat bie
falbemogeïifetoeïietgïïan boen/ bat fireït iït niet fo berre aï^men toiï/
noeiïtotben^uibeïuit: fpboet/ mijn^oajbeeï^nietaïüjatmcnbaarban
feit i en 't gene fpban toaaciife boet / bat moet natuurïijh jpn.

8. ban bie ^aïbeftebifettoeeberlep te feggen; fo aï^boojnas
mcliftban i»araceïfu^b30?bgeïeerb/ enfo aï^ baar ban fp^eeftt.
^at ban ben eerflen bjojb ban ©o^ta in f^n boefe genaamb
Magia naturalis
iib. VUL cap. 11. aïfobefeö?eben / bàtfeban ben feïben aan den Keifer Ma-
xmuliaan vereerd ïs; diefeookbefocht, en al fijn leven lang in grote ach-
tinge gehouden heeft : endeis my,
feit ^OJta/ door enen edelman van't
hofraedegedeeïd. Indien't geweer dat iemantgequetft heeft, of een hout
genet in't bloed des gequetftenby de hand is; fo fal de fieke, fchoon verre
van daar zijnde, evenwel genefen.
fioffen en beteibinge befer faïbebes
fc&?öft0pbaacaïbu^. Neemt van't mofch gegroeid in een doodshoofd,
en van raenfchen vett, elx i. onflèn; mommie en menichen bloed el χ ene
halve onfle ; lyn-olyè, terpentyn en armenifche aarde, elsieene öriiTe.Stampt
het tfamen in een mortier ; bewaart het in een eng en langwerpig aarden vat;
doopt het geweer in defe falve, en laat het fo. De gequetfte waifche's mor-
gens de wonde met fijn eigen water, fonder iets meer d^ar op te doen; en
verbindefodefelve :
dewelke fonder enige pyne dus toeheelen fal. saodt

meer &ecft er ^ennertu^ /boo? ^onfetij^ bertaaïb / uit Croïïtuj^ en anbere
fci|?tjber^ bpgeboegb ; en fegt er na öerfelber meininge berber af /
dat het

drie dingen zyn^. dewelke door die falve fuiken wonderlike uitkoraft voort-
brengen. Voor eerft.de neiginge der Nature; ten anderen d' invloeijinge der
jhemelfcbe lichamen » hunne werkingen door de Elementen voltooijende ; ten
iderdendebalfem, die met ene heelendekraght begaafd zynde, enen iegeli-
Icen menfche natmirliker
wyfe is ingeftort. Door middel defer fal ve worden

alle wonden geflcfen,

naet wat geweer

flagh, worp, of aan wien ook ge-

gevend

-ocr page 151-

I4'î< Vierde Boek.

geven .·- (aïfo tiochtans, dat de zenuwen, flaghaderen, en de drie hoofdin-
gewanden moeten onbefchadigd zyn) fo flechs 't geweer kan bekomen wór-
den ; al ware'tookdatdegequetixe vele mylen van ons tnoghte afgefchei-
den zyn.
enf.

8. 2|feïaat&c0mce^feunöi3mt>rtVMificn/ toatfecagftt natuucïijlfi tn
iJiefaïUcsp/ bu^'tûcgefîcïbcnôu^gcbjuifet: 0cïobenöc aiieenïife Dat bfc;
fci)döeMe limgm baar in niet gtljediiï te bectoerpen / m nocfttan^ aïïc niet
aaiincemrïgft en j^n. ^οφ baar en ïtomt ïjct niet op aan : maar of't bcc=
mocbentianbebiogöoftüerfeüigebc^^uibelé&icr ooïi pïaat^ magi) Ijebs
ben. iBant fommigeber genm öie bit mtóbeï tegenfpjeiïcn / aï^ natuur-
iih tocrfeenbe / en noc^tan^ bic toerftinge geïobenbe / befïutten bat gier bat
bertJonbbe^<©uitici^onberfpselt, baar ih in't ill.boeïtbahaangeuiffen
j^ebbe/ ftoctjct tegen aïïereben/ en ooft buiten cnbe tegen be ^cö?ifture
^ti}big 10. <6cïijfe ooït / bat be ^uitiel boc^ bte magi)t η οφ iu-agöt niet
tjeeft. «iinfcïioanöp ijabbefe ; fo ftonben alle befe menfctjcn/bie alfuïfef
nîibbeïengeb2Uiftenofieboo?fciî?Biben/ ingccnberbonbjijn met ben
beïï baarfpgeengebacïitenbanm i)ebben:aïro fi} fteimcn op natunrUfte
óo?faften/ baar aff|jrebengeijcn/ enppbe.onDerbinbinge/ be befîemeci
ierfclje ber Wrtfenpen. ^obie't&eb^flist/ fo niagtjnicn toei befïuiten bat
jet in be feragftten ber Nature jy fuir uit te toerften / aï toeten vpp niet tjoe:
gemcritton^ menigte ban Dingen tot op ïjcben onbehenb jijn/ enbe too^ö
noeij bagcïur ontbefet Det gene iang berbojgen toa^. me b' cer|le ge-
ïjjc^/ geneegmibbeïentebjeciitelieiilen/ Die öabDen't uit be onberbinbini
5e, m focöten iiabaijanb tt reöen/ om na mate ban berfeïber aart en torrs
feinge ooft biergeïpe meer te binben en te open jaren

§ 9. ^^ocbïâaton^ben&eer^îgisp Ijoren/ bie met bcel minbec om-
flagö ôeeft genefen b' aïöerf taaarfie öjonöen/fonber bij te rafeen of baar bp
te5gn. beheren tjfcr i^outoeïtoareii in öet fc^eibcn ban tbjee fijner b^icrii
6enbie.tefamenbodjten/ aïlc jenutuen/ aberen/ fpieren in't binnenfle
fijner ^anb boo?fnceben. 3^efelbc bjierb boo? ïï^igbp bu^ genefen.
ik ver-
ibtfht
(fcitÖP) enige ftofpflynwaad, aan't welk enig bloed van fijne won-
de moghte zijn. So ftondliy doe om den band van d' eerfte verbindinge .· en
©nderwylen eifchte ik een bekken met water, als of ik myne handen woude
waiTchenj en neeojende een hand vol poeder van Vitriool.'t welk ik in een
koffertje hield, dede dat aanftonds in het water fmelten ; en de band my ge-
braght zynde, ftakdien bebloed daar in. De heer H ou wel ondertuflchen
praat houdende met enen edelman,in enen hoek van myne kamer, fonder op
myn doengelert te hebben, wierd grotelijx ontfteld : dies ik hem vraagde
wat hem over qnam f Ik weet niet ;; feit hymaar t 's als of een natt en kond
fcTvett om myne h.-jnd gefiagen ware, 't wèlk my heeft bénomen alle d'ont-
flekinge die ik gevoelde. Dewyle U E. dan, feideik wederom, alreeds ene
goede werkinge van myne geneesmiddelen gevoelt : fo foude ik u raden , aï|e
de plaaitei en te laten afdoen, en de wonde alleenljk foi ver, en in middelma-
t>^en van hitte en kuude te bewaren. Pit wierd aanilonds den bertoge

ΤΛΒ

-ocr page 152-

XVIII. H ο ο FDSTUK.

▼an Bukkingam geboodfchapt ,en korts daar na den Kor.ir^ : (bcfe toösJ
tcïöcl.) dewelke beide feerniewsgierig waren om te weten net gevolg van
faken. Na den middagh trok ik den band nit het water, en fette dien te dro-
gen voor een groot vuur. Nauwelijx was die droog tot welken einde heÉ
noodfakelijk wasdat defelve feer heet wierd) of de dienaar van den heef
Houwel quam my feggen. dat fijn heer tfedert enigen tijd meer pijne gevoel-
dedanooit, ende noch groter ; met fo grote ontfteekinge, als of fijne hand
op gloeyende kolen lage. Ik antwoordde, dat hoeweltulx nu alfo gebeur-
den,dat hy eehter moed moeft houden : datik d'oorfaak vandepyn wel wi*
ftc , en daar in wel foude voorfien ; in voegen dat fijn heer van die pyne foa-
de verloft zijn, eer hy by hem wefen foude. Maar indien het anders ware,
dat hy'tmy moeft komen feggen, Daaropftak ik den band wederom in't
vitriool-water: waar op de pyne overging, en hy in 5. of 6. dagen gene-
fen was.

§. 10 ^it ban brnfeïbm^tgbpoöcntïtftaïfoijcröaaïö in fgnc Gratie
aan b' unibecfiteit ban ifêontpdïiec / aï^ aan ftet ijof öe^ honing^ ban
scïlanb gebeucb/ möe aïfo onïoogöfnbaar
î bcneffm^ noclj bceï anbfire
pjocben/ aï^brftcnö: fbfîaatmfonbcrtjfiûtelirtim op öe cebmen bie j^p
Daacgreft/ mbienictanöft^ Dan natuurigft jijn. €n
om in't kort
feggen ('t5ïjnb3fbcr0mbeb300?bmbanDen ÖtDórC} waar uit dit wonder
voortkomt; en daar afredenen te geven na mijn vermogen: fo ftaat te we-
ten , eerfteük de verdere omftandighedendefer manière van geneefinge, en
tentweden de natuurlikeeigenfchappen van het bloed, het water, vitriool

en vuur. 't ©crftaal baac nan ai te ïang om Site nu in te boegen .· ban óji
feit baar na Î
men fal buiten twijfel defe wyfe van geneefinge onmogelijk
achten, dewijlemen de reden niet en kan verftaan, hoe aan de wonde ge-
voeld kan worden het gene aan het bloed buiten de wonde, door middel van
het Vitriool, gefchied. Nochtans de crvarentheid geeft ons meer waarheid
dan de reden : die ons doet fien,en volgens dien verplight ook te bekennen;,
al moeft de Reden daar voor ftille ftaan, dat de magnectfteen onder ene ta-
fel ofte bank bewogen ofgedraaid", ook doet bewegen ende draayen 't vylfeï
van het y fer datmen op defclve tafel heeft gelegd. Hebt in uwe band ofmond
een ftuk gouds; ende raakt met uwe andere band, of toon van uwen voet
aan quikfilver : fo fal het goud daar van wit worden. ï|tiC
&eeft be Mcfec
nu maar na tc fïcn 0ct 11. öoaf bfïuft ban bit boeit / tn tocÏÏten fo uit ^igbp
aï^iutanbccebetragötingmbe rcben ban'tgcïjfitn in be j^ature ont-
beftt / toaar onöec ^tgby ool^ befanbecïift toojb aangcïjaaïb. ^0 bit
aïtemaaibanbinsenbienatiiiîcïjft fonba^b' allcrminfie toberpe fogcfciïies
ben nonnen: aïi^'t bat ooft geieerbe mannen biebeïtcagljien ber ji^atitre
aï te toeimg / en ben ^uibeï na getooonte aï te beeï (ja aïle^ / baac fp an^
öcr^ gcencn raab toe fïcn ) getoooniijn toe te
fcijîHben ficij liiee bcöeïpé met
bien uitbïugDtban gebiaanbe iCobecpe ; en aïfo boojname ö^ren / ja feïf^ï
ïi ontngen en ©o?fïen baar aan fciniibig maïtcn.
§. n. ^^u^betcefpjeeïtiftbangencejingenbie bjaavïift too?bcn uitges

C 1 toaïitï

-ocr page 153-

Vierde Boek.

toccïtt; tenminfimaïïenirtensönt^toosófnen: nuboïat eenmibbflbat
natuucïiït niet scfcïjteben fean / en Daarom ooïi (fa aï^ ou mcniumaal ae^
toonD
i^} Uan om ^^uibclniet. ^obantg 't Dattncn ban mmfc^en
fpjceitt/ biefclîoMcnfleeïib?p5un. ^aarbani^öet aeaiecn gcUocïen/öat

(ÏCÖ fm ntcnfcöp tegen allen aanitoot van fwaarden en diergelijke wapenen
(ft'it ^cnnfrtU^) bevryden kan ; alsmede tegen btiskogels j invoegen
dat füdanigen geweer , hunne huid in 't minfce niet door boren kan : maar
datfe evenwel door ftokken en kanonkogels verfeerd , ja gedood konnen wor-
den ^ jafeggen, datter enige deelen zijn, die niet onquetsbaar konnen ge-
maakt worden, eninfondérheiddeogen. Daar beneffens word gefeid, dat
fonamige niet alleen henfelve, maar ook anderen al fo konnen borftweeren,
en fchootvry maken ; datfe door geene foorten van wapenen verfeerd kon-
nen worden: ja datenige te wege konnen brengen, dat de boter door geen
mes noch fwaard noch byle kan doorfneden worden. Ten derden word
ook noch gefeid, dat iemant onweetende van enen anderen fchootvry ge-
maakt kan worden.

§. li. Mangmbebetoijfebanöunbornm mibbdmbtc^ge&jiuftt-nj

148

is onbet anberen genoegh bekend, datter ( ,^ΠίΠΠΓίΠ^ loerbcr fdt )
beeldekens en omhangfelkens onderden man zijn, met verfcheideneafbeeld-
fels en karaders betekend ; ook, gely k Apulejus fchrijfc,
igmrahihur litcrata^
onkeribaarlikbefchreven: dewelke van de fqldaten om den hals gehangen,
en aan't lichaam gebonden worden,, om fich onquetsbaar voor de wapenen
te maken. Sommige
fchry ven maar (odanige karadersop 't papier ; 't welk
fy aan't lichaam hangen. Ik kenre enen man, dewelke verhaalde, hoehy
aan den hals van enen hond fodanig briefken hebbende gehangen , denfelven
door enegeladene handbulle,van naby afgefchoten zynde,met den kogel wel
getri ffen, maar ïn't minftenietbefchadigd hadde. Daar zynder die fodani^
ge briefkens iniiikken.
daarna befcf^jtjft öp 't tiiafeai ban bie bingen toat
fonberliher / inbefer borgen.
Op middernacht van's Heeren geboorte
-worden defe letteren , J. N. R. J. (bati^Jefus Nazarener,
RexJuJaorum y
Koning der Joden) gefchreven in maagdeperkement : fodanig blad in balie-
kens, gemaakt uit enen klomp terwendeeg, bcüoten, en heimelik op het
autaarverfteken; daar over op verfcheidene tyden dan drie Miflen zyn te
doen. Een defer ballekens, met fekere gebedekens des morgens doorgeflikt,
ial opdien dagh den menfche die dat heeft gedaan onquetsbaar maken. <Öcn
ttoecbemibbeibinb ^PÖU^ bcfcÖjebcn. Des Vrydaghs voor der Sonnen op-
gang , van 't bekkeneel eens opgehangenen, of die door 't rad gedood is, hec
jnofth afgefchrapt, met fekere gebedekens daar by , en ίο in 't kleed verfte-
ken, en onder fijnen flinkeren arm gedragen :
dat fa! den menfch onquetsbaar
maken. .ï^UlïOCpcmDetöe. Daar zyndcr die hunne huid opfnyden, en
fulke briefjes of iet anders in de wonde verbergen j die fy
daarna toe-
ïieelen. En buiten twyfel zyn den krijgsluiden verfcheidene fodanige
overal bekend , die 't my niet luft naawkeuriglik te onder-

manieren
foeken.

-ocr page 154-

XVIII. Hoofdstuk. 145

. t î .^rn oo?fpîong bf fer iionitc frgt ί}η tut ôet fteicïrgcc gctofeîitc 5ön/bat
om patfato öcigaöecD/ in't j aa^i 611 gpbailê in^oöcmê/be ijoof
ga ïiigfnoirten ijeeft i toaac Uan fp de PaiTavtrfche konfte jp gcnaamö.lBaac
ai^ljphomttotonöetrfofhDnrtcöenm/ toaar booj befdW Ujcrfefaam Sp:

fo,fcitÖP/ voor eerll a'ei varentheid ; én brengen felf ook grote nia'fl-

een , pnniïen ende helden by , die door hunne eigene ondervindinge bewaar-
heid hebben, datiemanctkh in falker voegen voor alle foort van wapenen
onquetsbaar nüaken kan. Ten anderen fo trekken foinmige de kraght en oor-
faaknit de Sterken.· waarom fy ook bevelen, datnien fulke tekentjes en om-
hangfehjes op fekerentfamenloop deifelven maken fal. Maar feKerlik, wat
ons belangt, (ÖICC iJOigt
fijn ei0m OO^Deeï «U lUCt bn) wy willen niet ont-
kennen, dat die dingen fo in't Λν£ΓΚ gefteïd, en'felfs van grote mannen ook
bedreven worden. Maar ons gefchil is nu, of fulx natuurlik io fijn werk
maghgaan; enofhetgodlijken geoorloofd zy, dat fich een Kriften op die
wijfe fal onquetsbaar maken : dan of a! 't gene in defen word gepleegd, fpruit
uiïeneduivelfchetoverkraght, en een verbond
met hem j en οω dies-wille
ongeoorloofd zy ?

§. 14. IBm Deeft fîcô niet fccr te bfrtoonbcrcn ' fiw Ijp bebjasc bué homi
ijDo? tc0eUm : naöien bat in m^n i. öoelEï xxll. §. 14/ of 16. getoonb /
^oeiju inûatsemmi seUodcnbanbat fïnneïocrê Uerfïecfcï bc^
fföm ©etbonbé ; 't toeïïi fa biUbeïife befcóïöft / aï^ ÔP f^ïf baar ôbrE
mebe ïjabbe gefiaan. ^at ban iJccbaïïcn ^ijnbe boo? be ïïeben en be ^cö?ift/
aïpoccnn.lli xi XliJ^getoonb: foi^bieüiagcpïatt uit nobdop^/m
öaar εη bobcn ongccijmö. JUSet cfben gaat öp eijcntoeï boo^bp |)ct gene
aubeE|ïn^üoo?encbiageïionöefti:eïïfeen: te toeten/ of aïfuifte feragöt in
öieïiacafeter^ 3P ; eninbebo?bereoniftanbigöeben/ iian bag^ofunc/ of
inbiocö ban öe (ieccen / oföiecgeïgfte. JBant fuïïic öingen niet ban beufe^
ïingen sön / en in't gemeen bp l^rifienen bectoo?pen toacen ; geiijft bat ban
Öet boter en bc IBilTe bp
ht ^?otej!anten. H^aac 't gene moe/ï geb^aagö
5yn/ f[aat |)pobec : jailenitmctbuiöeïiïtebjooiömtoeöet gene ift ronö
uitonthenne, tc toeten/ batöteöiiigentoaacïiïïfogefcöirticn/ Daar boeïï
tet toeercïis geen betoij^ ban i^. ^^aac öp ooft feïf geen af öeeft bpgeb?agl)t/
toaarop öpfi^nnen magï) : alfo öe man ban toien ftp melb bat l)p ben öonö
onquetpbaarijabgefcöoten/ öemfleeö^bat fo betteïb beeft; maacBp 't
felDenietgefien·

15. Sift fcggeban / öatih ban ttoeebetöanöebïp maglj fpjeiten bec
baifdJEib ban Dit fo gemeen geijoelen: b'onmogeiiiïilaö en tegenfiröbig=
^iö Der faite fo Die befci)?cben too?b / en bafic pjoeöeit ban be balfc^eiEi
of't beb?ogö. ifet eerfte njeen ih öat eift een bie fijn berflanö gebiuiftt be?
Öoo?t te fien : aïfo 't onmogeïijfe geacijt moet toojöenyöat'^ mcnfcöen ïeben
toeefeenbuigfiianibïiibenbe/ enfobetoogen in De ganfcïje ijanoeiing aï^
ban nature ; nocötan^ onquet^Tjaai: toefen fonöen. ^p moelirn toaarïift
ÖacD/ enganfcöonbuigfaam sijn/ inbienfenietteiimtfen jijn: en obec=
ful]c ban mebe onbeqiiaam om jlcf) in 't toerït Dc^ oojioig^ / in |)eï beiï)ten /

€ 3 giiaïi

-ocr page 155-

I4'î< Vierde Boek.

taan mH«rm/ cniieganbeïm ban Suit gctoerr in't mmfïc te Betoegen.
^c natuur moet fïclj ücranDctcn / ban bkefcö en b^fn/ban fcnuium / bati
aöeren m fpirtm / ban bioeb en ïeebenbige 0eeficn ,· Die aïli t' fanien tot öe
bctoregingc ban noöcn 5ijn ; offo ïsie blijft / fa 't onmogdijft / öat icön:
ban öcff Ibe ooii uirt gcïgftertoijfe/ban een icîîcr ïicïîaam bat öaar aan homt/
aangedaan |aï too?ben. 't ^^ <0ot) aiieen öie ijet natuuciijfe toecften af=
feeecenofteruggeöotïöcniian; bteoohaUeenbemeriïct: ban De bebjet^
gtnge bebjeïfte in een icöct ïicijaam ban be bjeeceïb ίβ.'

i6. (Cenanbecenfoitanooïi 'tcaïöcrfcljeibbecïebcn/öieünquet^&aac
toojöcn bïe qiict^baarbïpen/ noeöban'tgereebfeöaïJbat öen quet-
fen of niet quetfen ftan / gecnjin^ befiaan. ït^et
ecvfte ntet / om redenen /
öat ieber Uö uit een of meer ban fülfeen fiof of beeïen beflaanbe aï^ gefeiö
i^; enöeti)aïbm/ fcl)oou baar reöenjp/ toaarom'teen lib beei ïie^tec
öanïjetanberbJojDgcquetfï; fp moeten ecijter alle/ om befeïfbe reöen/
quet^baarsun,· betoi)ie |ι be oo?faaft ban be ijuet^baaröeiö ontbJöfeiiït
ooft m öenfelbe Ije&ben. <iïn 't anöer oofe ïicijteïift te niethen uit öie re-
öen/ batbeftragijtigliebebjeegingebemeefie qtietfïnge moet maften: en
bat öie ban ijet fcijerp en ban 't gtfcïjutt genoegfaam boo? öe ftrag^^
tigfle in öefrn öeeie in 't gemeen beiienb ié ; en öeröaiöen in öen oojïogai^
böanig too?ö gebjutia. iemant^ ïieljaam öan öooj enen baïl of fïoot
befcöaöigö töojöen/en boo? 0« buur en (iaaï onquetg^baar bjefcn faï/i^ fuU
feen fïnneïofen bonD / öat ili uerbjonöcrö fïa / öoe bp gdeeröe mannen baar
op met en i^ geöaeïjt. iï>et reg&t ec{>tcr ban l^ennerta^ ooh berbjojpen/
't gnie iDOïö gefegû / Dat iemant een bân bie baajfcöjfbïn miöbden gebjui?
ftenöe / öaacnicöe enen anberen öie öaar ban geen gcb^uift ijeeft/fouDe ïïon=
nen boojöed boen, ^iet otn öie reöen cbcnbjei/ Dat be .ïiïiatuur ïjare feragijt
niet op m\ anöer ïicöaam foube fionnen oberbjengen ; toaar op berfcfjeiöee
ne beörnïïingen te maiien 5ijn t maar oin öat öefe feragöt geijceiiii in ôaac
feiben ntet^ met aïïen / öan maar een ljezffm\oo$ beröicót)d ip.

§. 17. ©ctujoïöbccboïgen^reöenmatig/ enDeecöternoöeïoo^banljem
betbîifî / Dat öefê hragïjt of in De ïetteren en tefeenen / of in Den tfamenïoop
en inbïoeD ban De fïecren ^uöe ftonnen 5ijn : aïfo öeteerfï moefï bïniten öat
Ijet ooit gefc^ieb jp 't gene aan Die ïtragljt teo?ö toegefeöjeben. ©ant aï
i^'töatbefeïiQniV&ybeieïicötgeïobigmenbpödübigenfo bafï aï^ Cuans
gdn bïo?b geloof ö / fo faï De man rtiitï eer ft geboren bJojDen öie öaar ban
bip fal tonen, 't #nib?eeht aan geen gemeenen roep ηοφ ernfiige ber^
fefeeringe ban beien / Die fici) beroemen öet te honnen Doen of ; ten minfle»
anDeretefeennenDiefiet ftonnen/ en Die bjaarïiit fo gefieïö stjn. j^aac
Daar en feotnt niet een ten boojfe^ün Die be pjctef itan i)auben/of befïaan Derf
felaarenonbaeerfp^efeeiifttetonen Dat t}arD i^; immer^ niet in fuïöcu
boegen / Dat !>et gef η beöjogö en 3p. ÏÖant toat aangaat öe maniere ban
fïcö tegen enen feoegeï te boojfien ; fo gp öen toelaat feff iïd: roer te ïaDen /
fh faï t gebeuren feonncn Datfe 't Doen. i€e toeten / 't t^feeftenö / öat een
tnu^itett of pifïooï tod met ttoee ftoegei^ i^ te ïaöm in Dier böeaen / bat De

booje

-ocr page 156-

XIX. Hoofdstuk. 151

bûôjfïe niet ftacb aân ftomt / om öet tocinig ïiruit bat tutTcö<^ii bctben m
h' acijtcclie be ftragftt bcrirrfi / om le^ u gaan j εη baacom ban
ben anbecm niet een^ bernamen toojb. Jlïèaar ïaab gp felf öet fcijictgetoecr/
fo ai^ 't bcöooit ; en fïet af^ 't op een fcötiten aanfeomt / of öie man/ bie fici)
beeoemt toei ï)ai & oftiafi te 5gn/ u iiaft fal flaan. #f laat ïjcm bloot flaan
met bie beelentoan fijn W/ öie alamen fdt onquetgbaac te mahcn,■
îιatgpbcïteurbetjtomï)em'tme^te fettcn baar gp toiït: twojfeher fal't
ï)cm gaan geïp 't ijiec onlang^ t^ gebeucb. i©ant fcftec öoosbuitfcö offi=
ciec / na toebbinge bat ï)P betonen fouöe Ijarb te 5tjn/fïjne bïahhe Ijanb op be
tafel leggenbe / baar b' anber 't punt ban 't meg op fette tnfTcÖi"n ttuee bni=
geren; tectoijiljpmageloftbcbacfjttDal booj beöenbig&eib'tme^ te boen
fcljampen : fo öoebbe Ijp fîcî) boo? ben ttoeeben niet / Die Ijem ban achteren/
fûôàaflhet me^befianb maar raaiite/ met enen tjamcc baar op feiopte/
m fo be ö^nb gequetfï enbïoebenbe aan be tafeï bafi nageibe. ÖP
beijalben frjne fcijabc booft bertorbben ban fgn geïb/bat betbetjijb^ boojaf
bctaaïb toa^ / nocö te fc^anbe raakte ; fcöoon fyne maKhet^ b^m in 't eer=
fie öabbenijeïpenftoeeten / bat öp
vaft toa^; geenfni^ bermocbcnbe bat
i)unne too0?ben in bien fin nocj^ toaar te mahen bjaren. Ïl^ant boe men
fijne fjanb fo met bat me^ gefpijfeerb öabbe aan be tafel / boe b34^
vaft.

XIX. H O O F D S τ U K.

Den uitgang van de kinderen tot Hameien, en de geeft van Za~
charias poolichen vryer,ftaan op eenerleyc hoogte van geloof-
weerdigheid.

§. I. xj ^ toii ift feotnm totbpfonbere berteHingen / of ïieber feonfïigïift
berbicöte fabelen : ban todhen eer$9bg of oofe onïang^ ηοφ bceï
toerjç gcnraaRt / aï^oftfeerferagljtifle bcïopfcntoacenban öe magiji
be^ ^nibfl^ / tie ift na niiin U^rtriogen toi!
te niete boen. eerfie ful?
ïen jpniban i?p9&erp, en tujcebaar Uafi öcp|aatgbanbitftapittel bnllen.
i#t cer(fïpUigl)bap|brfen m^arbjojb op ö^ben

tôfcinÎg rrim itrtilpf b ; anbEi i^ Itiel niet fofeerbe&enb/ niaarecötec
berfcöeriiaii !$ti)ie«gpnien oqh bebeftigb niet ban paapfelje fcljjpber^ al^ öft
trrfir j/ maai^^isn p^otffiantfeï)?. 'i ÏÏPeift toeï ren ïilaar i^ / gïnbec
ban ö'ónfeHit.röeip Ïim iet^ teboiitpéop een aigemeen gerugljt/hrt Voeifï
öooï
óuüöeib liiiïtèt tiïti bfPbMnt ·. en ijifc ban grote f toafthcio fomtijb^ onfrt
rigeïie gteben"/ Die fo Urî^tgebolg 59« bat fp biunogfïifee bmmpeo^

befiE i\;üee errmpiicujnn ^pnbir ftrjiöig ^t ee«

neiegert^tpft f. l^Fi b'mVbm^rifiÏtfpMmöe / en menig?

teban RrnErctcii »n «altingfcljcip betbocraibe ,· en b^ anbec flif gebangew /
«itgebjofeen / m ïjfïiJ^ngen / fcmen tjet geloben niagöi ^l^ f^l öan bie
^eytelUngm be esne
na öc ôiîbere betöaicn CU btrljanbelsn.

-ocr page 157-

I4'î< Vierde Boek.

§

1. ^ttb'«c(ïefaïttiiin oube tticefïer ^cijoRfu^ tttnn ïdb^man 5u'n/
to töcï in 't onbetfcrïi aïé in 'ttjccteïïcn tjan b'öifiocie/ inbimfe bifcn naam
ijccbtcnt. Sin fijn ïatljnfrÖ boejCftm/ÖSt DP noemt
Fabula Hamelenfis.tJcCi
Öaalt'ton^ecrfî uiti^ifru^i baatnabjcebctuit«Êctcljiii^/ ejpbcfm fia.

Iets wotidei s boven wonder is gebeurd tot Hameien, in Nederfaxen, aan den
Wefer j waarvan de hiftorie dusdanig is. Wanneer d' inwoonders in dat jaar
('tïl^a^ I i84)met menigten van muifen en ratten geqneld waren , tot fo ver-
re , dat byna geen vruglit of koren onbefchadigd bleef ; en oveifulx verfchei-
dene op allerleye wijfe bedacht warenom defe plage wech te nemen· fo quam
onderwijlen fchielik een vreemd man van vervaarlike grootte ten voorfchijn ;
die vooreen ftukgelds, fo alsmen met hem verdragen foude, aannam,alle
muifen in die ganfche ftreek aanftonds wech te nemen. So gefeid.fo gedaan :
bet loon bedongen zijnde, haak de voorfeide man uit fijne taflche, die hy op
de zijde hadde, ene fleuit; en daar op fpeelende, fo quamen alle muifen uit
alle hoeken van de huifen, daken, leufels, vloeren, met geheele benden
voor den dagh, en volgden defen ongewonen fleuitfpeelder tot aan de Weser
toe ; alwaar hy fijne klederen opfchortende inging, en de muifen,hem gelij-
kelik
volgende,verdronken. De faken dus befteld hebbende, fo komt de man
om.fijnbedon^engeld ; maar vond de de borgers ongenegen om het hem te
tellen. Déshy aan'tkyven'hen beftond te dreigen , dat hy hem felf veel
duurder lonen foude. fofeniet^etaalden. Sy lachten hem wat uit. Dieshy
des anderen daags óp derfmîddàgh als ten jager wederom verichenen, met
vervaarlike gedaante, ende ?nen purperen hoed v^n vreemd fatfoen : fpeelde
op ene andere fleuit, feer veel verfcherden van de eerfte : waarop hem t'ee-
ner ftond gevolgd zijn alle kinderen der ganfche rtad van vier tot 11, jaren oud.
Nu is daar buiten feker hol in enen bergj daar braght die jager alle de-
fe kindersin. Ende is na defen geen van allen wederom verfchenènjnoch ooit
vernomen, hoe't met de Mnderçt? gegaan zy, of waar datfe gebleven zijn,
Ora dit wonderlijk voorval heeftmen tfedert door de ganfche ftad, dies tijds
van hare kinderen aldus beroofd, tot defen dagh toe het gebruik, de jaren
fo te fchrijvenjK/i
onfer ki»Jere» uitgang. Ik ben felfook in die ftad geweeft :
hebbe
den berggefien, en d'hiftorie in *t klein gefchilderd daar in de kerk,met
grote verwondering gefien. De vraag is, wat kraghtiger fleuitfpeï dit ge-
weeft raagh zijn ? Ikantwoorde, dat bet buiten twyfel een Duivel zy ge-
weeft, die onder Gods verborgen oordeel de kinderen aldus betoverd, end?
na een ander larid vervoerd heeft. Want de Sevenbergfche Tydboeken ftiel^
den, datpntrent dien tyd enige kinderen van onbekende tale 'fchielik aldaar
aangekomen zyn ; ende fich daar nederfettende.defelve tale hebben voortge-
teeld ; fulx dat op heden anders niet dan Saxifch Hoogduitfch in dat land
gc-
fprokenword.

2. 't^ctopbantüaatiieibi^bancerflbatsïa^baarinbeiKcrS/baac
bic ίμ/ωϊΠ" gefcfiiïbctö i^/mct Defe oUirseûfeiJmc ïctw^baw onb^ fïaans
be»

AM

-ocr page 158-

X I X. H Ö Ö f d s τ υ κ. 1^3

AM D AGE JOHANNES
υ Ν D Ρ A. LI
SINT BINNEN
H AMMELEN GE
β A RE Ν Τ H O Κ

Koppen be παηιε ban ben öirs baat De hinöer^ mginscn. j^ît
-tofeöe / öat ooifï aan öc nietae poostc/ fo genaamb / ïjoctoeï nu oöcc öonöeïa
; jaren 0ub na 't ΙΙ^αα^η üan öcn feif öen aüciclj öife bcïifm ftaau.

Centum ter denot^cum magnt ab urbe puello/
Ouxerat ants annos CCLXXll. condha porta fuit.
't Was tweeiwaal honderd jaar, Boch twee, en ïienraaal fevén,
Wanneermeh defe poüft heïrft d'eerftemaai verheven ;
Na dat een toveraar o.ïfe ouders had geloerd,
En refiens dertientïjaal tien kioderen ontvoerd.

ï^etïiecöe fieunid getjm iKm De toïgenöc ïaiijnfcïje njmijecfien bie tn i^t
^ïoójier oan ^ï. S3anifadu^ / fo aï^ öp feit / te ïefm jlaân.

Ροβ duo cc. mille, ροβ eBughrta quaterque
tyinnus hic ίβ ιΙΐΒ, jquo languet JexHt utcrque·^
Oiiantis pueraf centtim triginta, Johannif

Pauii caroi -Hximelenjhf, non fine damKif.
Fatur ut omnis , ees vivoi Calvaria Jorpfit.
Chrifie tmr& tms
, rns tam mala ret quibut ohfit.
Twaalf konderd tachtentig, en noch vier jaren meer,
Lagh mans en vrouwen hier de moed geheel ter neer :
Vermits hun kinderen wel dertig boven honderd,
Ten dage van Sint Jan en Paul, i't gene elk verwondert)
Hen zyn ontroofd, en in den Koppenberg vergaan.
Heer Chrlftus , hoedaw vQlk, datniemant dit magh fehaan !

^it5ijnîïanbebe\iJ^fenbcfa:j^iilorie/ bietopnusaanobectoe^m.
4. gjit]iateboo|ùcii 3tcra''tanDçt'raefeenoa?ôeeï üan De ceöenen/bie
Ïjeboo^feiöeijeei: JBamnit^^cöoïiiug'üaac t^en inbrengt î acötenöe aï^
^iergcnoEj^tejon/ Oatflern bemïïinseboo? toaaci^ aan te nemen ban
Dp betoij^. ^oebanig bat nioctsgn / t}iec be
p]aati ooft niet ôm uit te
ïeggen; maactoelómaan te imjfen / bat öet belBij^ niet goeb i^'t gene
boo? bit flnfe b|i geb^aggt. îi^ant om ban acbteccn een^ op te nemen /
fo aï^ be o|ber öiec be|i baïïen toiï ; fo 't toaac if bat baat in een ftloojtet fuie
telefenfîaat/ betoijflbatfTeclj^/ batôettenti)beaï?Jbai fcöjift grmaafet
toiecb bp be monifeen geloofb toicrb / bie be grootfle fabel bicötet^ slin ge=
toeefï (tnfonberUngeinbiettjbenboojbe^efa^matie) baar ooit öell&eb
teïb banbeïaben toa^. ^aat (iaat ooft niet bp aangeteftenö/iiöe oub bat
MoofierfcÖïiftmagósDn. 't©fer#bantbjeetegeïen öie poo?t ge=:
fielb / geïpft be eigene tijoo^ben meöe b?engen tyt. jaren na ben tijb bat ijet
lïebeutb5ijnfoube; bocijgeenbeUuj^biiarbiJ/bat
Ijet in toaar^eib 5p ge^
^iteuOi ïctter^ in 't ge&ioften gïalfcöjift ge^cii i s 71, betonen

© me&e

ν ARIE UNDÇ
D Ο R C Η
ALLDRLEI GE
DE Ν Κ Ο Ρ PEN
Anno «57^·

-ocr page 159-

I4'î< Vierde Boek.

meöebötö'fïiitoriéïKicaï z88. jaar berieden toa^. ^er&aïbtn geeft bit ak
ic^anberégceiibctoi}^/ ban bat be menfcijm boe in bat grïoöe toarcn/
tcanneerbiefcijjifteninbatgia^/ en aan bie poojt en in bat iiïoafïersiin
gcfïrïb setoeett. etini een^ aï?^ bie ttoce befefeen^ met ijet fcöïift baar an-
öer tot aoosbuinen / tot bebJijii bat 117Ó. (en aïfo 8. jaren fïecij^ faooj bit
bebjijffot ^anicïen) 2
65'.hinbcrcnbaneenberb?agt)tbaar in geboopt ge=
toeelisgn. ÎèelïtcfabeÎboo?benï3jaaïï)etbïicbenben „èimonban Heetoenin
fijn
Oud Batavien gcnorgfaam i^ ontbefet en toeberïeib, ®e hofier feit / bat
ö'eene beïiiten i^ gefioicn / en een anDer in be pïaat^.

't^^ baar en tegen feccbeöenfeeïp/ batgmi!iiftorifc0?petban
bientîjbj^etailerniinfîebaar ban rept-, niet tegenfïaanbe bat fp fïci) niet
een^ antfien be groffïe fabeïen te fcÖJÖ^en / en ober faften ban ganfelj geen
beiang;
èaar bit fulfe een merfttoccröig finît getneefljijn fouöe ató ergen^
inljifiorienteicfeni^. ïîaîniar|cl)e tonijïî/ öelueïfee fîreïît tot op
ï)et jaar 1501. en aïfo 18. jaren na bien tijb ban'tïf ameï^ boo?gcgeben toowi
öer / fï&?ijft baar ban niet een iuoo^b : en niclö noc!jtan^/bat boe b j> l.au=
fenbergfb groten ö^an tija^/ Dattcr ene ijenne onöcr beur ftonbe gaan j
bat 117
7 enige ïïaniert^oecen binncOpuiis ban be i)ocren in ï)Ct bofci) berD?c-
ben bJterDë.bat 1183, (effen een jaar boo? ber feinbercn getoaanîien uitgang)
in ber €ïfa5 op bén 1. ber inaanb ^uniué r^pe aarbbeden / hccfTen en ecten
berïiocbtop'tjaar i jSp.batiïoinngïauöolfteiöafeicnefeaubï booi {ijs
nen ©apegaaj liet maften, en norb öat ergen^ be Öennen epercn met ttace
öoper^ iegben. 3Bat DuwKt u llefer / 5ΪΙΠ 't gmi fdöfamc toonberen} €n
fouDen fuifte fcö?ttbir^ tori brrftnegcn iicbben / fo·fulfeen grote fafte ter fei?
ber tijb/ enfona^bygebeurbmogljte 5ï)ni #et boeit genaamb Fafdcuiui

iewporum , bat i^ Biiodelken der tydeo , bat φ ÎfCt jaar 1464. Uitïoopt / en

tnaarban be fci)ji)bcr J©ecner ïioeïbinh ban Eaar na bu ^ameien ges
tDoonb beeft ; be grote ^^cbfrianbfcljc ïlronijït m 't lattin einbigenöe 1
474.

faÖanbanCritteni)fim abt ban ^panöeim/ tuiend eene üronyït ban
ir^gabîeinbigti37o/rnb'anbi'ri'i50i,go|&anue^ ^auderu^in fijne
ÖÉIXccientotop'tjaa!:
1500. / m ^ .iirant^in fijne öifïorfe ban l^eber-
^apen / (baar ^ameïen cofe in begrepen i^j berboïgb tot op ijet jaar i ƒ 10.
niet een ban aïïen/ aUjoetoei bdneerflige öiiïorifcljjïïberi / maaftt ban
bat tocrft tot hameien ï)ctaïierminfï getoagö · nocD^auiu^ Eangiu^ /
nociioofegioanne^ -tibentinu^y nocölfênnfïeru^/ niemantôeeft er taa!
nocij tehen ban Mit befen ban betotjfï befeïbe .èeljoïiiup / bat be berteïïinge
enbcr be Eegenben een gcb?oebfel ban bien tijb / met reg^t gerefeenb bjo^D*
§. 5. i©ant oufefo^Mt befeïbe geenenfcöijn ban tnaar^ibj jafobjq-
nig feijîjn /bat baat geen mogeïiftljeiö in ip te fien, bjiï niet feggen /
bot mïJ ongcïoofïp buuiit/ fo erie fiab een^ ongemeenber tojjfe magîjt
met nimfi:n of nife anbcr boo?^ gfbierte 5iin gepïaagb getoeefi/ ofooft foba^
nig een
becbjagij gemaaht ïîonûcn Ijrbben ( 't en iuare fijn berbaarïij^ ijjc^
feïi ijetn bf r öarlït nioc f i maiten} noclj oofe inbien beeïlirbt 't gepiep berβαΰί^
te öo&i 't geljooj 't gcöivtte Eau biCloMen 5 en baar na be iiinöercn met eenj

maag

-ocr page 160-

XIX. H ο ο F d s t υ κ. I^f

maar ftomt mp tc ïam m fereupd boo?. JBant fo ïse ivinfeeriieni
. jacenoiib in fulït cpïi ficbriftfn'tgftaïtïan i^o.uitmaaiitrn/
en fatjet aï te t^mm
knechtjes toarm gdufe't ïatpnfci} tDoo?b pum in î>ie
bertjaaïöe fcöiiftm feggm toiï:foi^î)ftij|eniîb/ öocöeiöiebpftece fearreï
mctùe fïeutt fo paften feontjc.öat effen aïïc öefe hlmt fenapé ü^ia geteefi 50«
oiKopficaaiieiopen;batnifmant!)tn/infonDa:0dDten miiifien eïfe bîfîp
nen/lïeefEmi}ui^0eÖonöen; öarganifij gecntegcnfïanb geöaan ïl/ uorî?
he poo^t sffïotm. <Bf fa be Ujefe befe bo^gec^"töföcdjonöenheeft; ijm
Öeeft öefetoe öen öan niet b^rï eet tjrloosen om Den man fi}n
gclö te Qebenks
meec aïfo hp i)en octuaar fdjouö |}aböe, en bie ïjen bjeiginge tod ïeetè feonbc/
tejannecc fp aïïe Ijunne fetnberïtcnsï iicm öu? fagen acijtej: na io|jen/toaar ijst
Öeen fouöe toflïen. #fmen faï mogen feggen / bat fp aïtcfamcn m^
toijetöspngctoeefl: ban fjeb ίίι «it ; toant faïp geöudg Saoo^ te teenöen/
faï geen einöeöebben.

6. 5^ocöb3tïihöannocï)iüeïeaï^b?agm/ &oc bit 5p toegegaan/öat
befe l^tnbeten ttoeei)onba^b mpieii toette onbet ö^aatbc boo?/na ^eümöcc?
0«ï3pn geïeibgetoeeft: en batmen nooit fo ïangcn otjerbeïîten ïDcgli
nomen ïjeeft, noe^ enig ftli)?pöet ooit gemeïb/ Dat bie baatna boa? enige
aatbiseeiïinge 5p toegebalïen en betflopt / al fo befdbe necgen^ nieei-
te
ben i^, ïjeeft bie toberaac/ bati^bcl^uibdbooj befteïüen bienfï/ Den
inegônabpgeopenb/cnïjenopbeaatbeïang^/ of boo? be ineijt geboetbs
Öoe ijfeftfe niemant ban gefien > ï©ant bat be ^uiijd figîjttsaac ÏU
ctjaam fean onfig^tbaar malien/ Boüen iii. b. iii. §. 16. aï getoonb, 't
^^toaat/tiat^ajcenfebenfieben oftebnrgöten/ met ïjunne onbetijodge
bo|pé/in öet ïanb ijan ^ebcnbaicgen ooft öemonê; löaat öan ^etbefea name
ö?aagt : maar niet behenb ioanneec fp baar geftomen 5pn ; aï feit ijet l^r.
Crie^ om bifn tpö ban ï^ameï^ hinbecen uitgang ooïi gebrucb te 513η,
^eeft ijp bat fdf geïefen in be^ fdbê ïanb^ïîronpïî ; fo öeeft ïjp mebe iud ôâac
in gefien/bat^cbenburgê ban ö|ie boïïteren betooonb i^/^mmfchen/
ïtder^ en ^airen;en bat aïfo meer ban ijoogbuit^^ in öat ïanö gefpjohé b30|b.
HBaae batrncc mp tocï)
fegge/ öoe bie ftinber^ in bat b?eembe ïanb aan feo jï
en onbetöoub gefeomen 5pn j en öoefp noe0 fo jong/ be fpjafee ban ïjun ïaniï
beljoubenijebben ; entoat aï ftoarigljeben meer inbefenaïtebinbenspn.

7. 't^^baarenbobentodeennietDartpïïdbc^a^eioof^/ ben<©uis
bd tot bienaar in 't berboeren ban be boïïicren te mafeen ; en bat iu
Uriiien tpb / baar onber
't ï|fibenbom ten tgbe ber gemeene boïiiberbedin^
ge/öplBofe^ fo fbjgbiiïbig aanjetefeenb Φοι. lo, geen bicrgdyïie b3o?b ge^
irterht. <Î5ob boerbe 't ^oobfcïje boïfe booj menfcöen iiunnec eigene afBonifî;
hygeleidefeds ene kudde door de hand van Mofe en Aaron na finn ianb :

^faï.77ïii> €nfoubeï)pbe$irifïtnenbti^boo|ben ^uibd ïatenïeibeni
ï^^egïiibenbötjenb'aarbeïang^/ boojEeenenïSibieren,· en be ûriiteneti
ön^ onber b'aarbe/ aï^boo?berôeïïen&eeni ^etboïhban^fraeïbefîonù
wit mannen/i)?outoen/feinberen} be ïaat^en ïjabben fieunfd aan ijnnne
daene ouberé / bie Öen in be toetten toeïïtefp op toegijombingen/ onber^

^ i Ujpfen

-ocr page 161-

I4'î< Vierde Boek.

teîjfcn itonöciï. .îiBaar btfs πεπιε feinöerm m niemaar îraHbf»
^iriUcI: luaactotï bit fCcnïaatjïai/ fiettoatmcfficc<i2ncii / jnn?-
îfc feif een ïeeraar bp öc ^îctefîantcn / brn P20teflantfc|)m boiftecen in ^e-
Uenburgen
(\uant fobanig^ijn öcfc buik bïcftfe aantoj^ft/

isatfp eai^uibel^ baïfe jyn/fo öat toaaï i^/batfp ban öm^utbri öecioaaït
5pn gebotTb
: 't toeïïï fca* brquaame fïoffc boo? ïjct ^auéööm

8. ©an bîicbm bic uic ï^amcïmna't jaar ban Ijunnecftinbccenutt;^
gang 3fba0!)trftsnö jgn/ö^nst ιηραφοοί^ϊ
te ftcbbni mijnm baöetr fcg^cn/
öat Bn fuïft enen enis in tjatïöcnVujnii groofbaöÊré öccft gefïen. Jèaac
ïrat b«kii)fï inp be getobante niet : alfö i^ft irinant/ öefi: Aïbeï boe? Ssjaatafö»
tig ïpjuöenbe/gebam itanIjebbm boa^öem fdbim ; m i)ebm/ fa aï^ mpïic
bjienbcn bcrtoaart^ ijcnen,
toPoncuDt· / aitaoji fobanigm gcbjoonte niet bc-
fecnb i^ / norij Dcfc buonbtrüïïc uUgang öiintJcr liinbercn booj öogrc ban mt
fabcï inccc gercitcnD bjojb. ^o bed ÎKcft ban JïDagifïcr Crirlj met fijn
fèij^nben uitgebacciït : en oit^ baar boa? bebcfiigö.uVt gcboeicn/fuïfec bic bp?
gdobigijctbtnigrûutmbeàemcttct tvbbecfîntm fauöe / inbicnfe ban bc
ïfrfteiihm fdfgcen
-fîiunfd inecc ontbing·. ïfortod i)ct bïijftt / batiîii fcct:
'toïaUnioet53ju; aifona'tborhbanbefcnfrijjtiber / gmiaaïït onrbcfefaA
lÉÏbooï
oprcgi)te bjaarijeib utt tebiilcn / befcibf minbci: tu£>?b gdoofb ban
öaac te boren / en/fo ift ad)te / in ftojten boojt^ gcijcd bf rûbnpnen faï.

§. 9. 15or|)iftrniîannitiniciont|)ouDmban te iiiagen/ bat onfe figes
Hf/en t'df öermaaröe ïecraaV^/ons onb uïüff^c fabden bectdien/ban bJdfte
fu'h bfrfïanbige i^apiitcn / ia fOί
iDcnru/tod faubcn fc-^tnen : fleïtjïï bat-
t^ ban liöjianu^ firgcnboiffiu^^ isi fi|n boeit gcnaatnb
SyfUma Hiflorico-
cbronologicum EechJUrum Slavamcatum, bat ï^ Tfamenftellinge der hiftori-
kronijk van deSlavoenfche K-erken, gcbjKÎîtt0t,iîtrCCÏ)t léjji pag.-^f»

BydiebeletfelenvandegerefortneerileKerkin klein Polen,welke wy tot
noch toe verhaald hebben ; te weten, eensdeelsilelafterJyke fchenringe der
Antitnnitaiifen , en anderdeels de leukeïofe en oplopende vcrfcbillen der
Liiiterfchen : -rooet dit-noch by, komen , dat omtrent bet jaar
1597. tot
verfoekinge der gelovigen-, door Cipdsbeflipring,e , feker Geeft ( of hy wit
c^fwart was wiftmen in 't begin niet) is bekend geworden , en velen lieden tot
afval gellrekt heefti Daar was fekere dochter met name Sietka, dewelke van
€nen jongman Zacharias geheten gevrijd wierd. beide tot Wielam geboren en
epgevoed. Defe jongman dan . niet tegenftaande dat hy een geeftelijkiper-
foon was, en naVPiièfteramt ftond;lie£evenwe1 niet na, haar op trow-belof-
ten aan te liaan. Maar-fijn voornemen hemvan fijnen Vader afgeâagg-n,en
oîu
fijne geeftelikheid ook ontraden zy.nde^en hy derhal ven iijn, dpelwit niet kun-
ïiende bereiken: ff heeft hy, in melancolye vervallende , de. banden aan fich
felfgefiagen , fich worgende aan enen ftropc Nîet-îang na ijjnen dood-
quam by dit vxiornoem^e meisjeeenGeeiï ^ dewelk fich veinfdetezijnde zie^
Ie van die Zacharias, die fich dus verhangen hadde : en feide van God gefonde»
êe zijn om berow re tonen ; op dat hy , nademaal fy de voorname oorfaks;
fijnsdoeds geweellw3S„, üch na ook raethaar vervoegen foude,
om, de voK

-ocr page 162-

Xî χ. H o ο F D STUK.

iîeenînge uit îe ftaan.Door defe foete praatjes met beloften van haarte verrykê,
dide haar die gemaakte geeft^eloven dat hy't was; fo datfe 'fich aan hem ver-
îôofde/îGerught aangaande Bietka met Zacharias v^n dagh tot dagh meer en
Ejeer fich door heelPolen ¥ei'rpreidende;trok het niewsgierigvolk fchielijk van
aile kantë na hen toe.yeFe edelîuiden gaven acht op de woordê Van dienGeeft,
en fchikte fich na hem,'ja dat meer is.haaldéhem ook in huis. Waar doorBietka^
ieervec-lgeids verkreeg: te meer om dat die Geeft geen befcheid geven, geen
famenfpraak met iemand voeren wilde, en geen voorfeggingen doen, dan roet
haartoeftemrnenv Hy wooïide mede een geheel jaar ten hmf-e van den ed.,
heer Trepka , iands- reghrer tot Kracow .· van daar van d'eene plaats op d'an-
dere fwervende, is eindelijk gaan woonenby fekere edele juffiouwe, w.edu-
V':e, Wlo-Jkowgeheetenj alwaar fy.weïbmtrenttwee jàren bly vende , haar
g^efl; al fijne kunsjes en bédfiegeryen in "t werk ftelde ; van welke diï de voor·»
naamfte waren. Van voorledene en tegenwoordige iaken de luiden fekerheid
tégevenjden roomfchen Godsdienft met enen aardigen toeftel van woorden te
v-srhefFen ; en ten laatften op c-Je Euangelifehen te fchelden, enderfelver ver--
doemeniile te verfekeren : van welken hy niet wilde dat iemand toi hénï foude
naderen, aisdefelvefijve famenfpraken onweerdig achtende, Behalven de
ggnen, van welken hy verfekerd was, dat hch niet fo feer op. den Godsdienil"
ui-tleiden, en die de ooren jeukten na wat niews : waar door hy;ook vele heeft
in't net gekregen, en tot bet Paufdum verlokt. Tot noch roe was het nie-
uiand bekend geweeft , dat defe Geeft de Satan was : en foude ook niet open-
baar geworden zijn, ten warefekere Polen, in't Jubeljaar lóoo, door Ita-
lien reifende. veel van de ziel van Zacharias onder't volk verlpreid hadden.
't-Welk-fekeren Italiaan die fijn wetk van de fwarteJiurift maakte , ter ooren
gekomen zijnde en wien defe geeft (hoedanigen fy gemeenlik
&éflotm noemen)
voor vijfjaren ontinapt w^s, fo begaf die fich na defe juffi ow Wlodkow toe,
begeerende dat defe uitgebroken Duivel, met grote ontfettinge van d'omftan-
ders, hem wederom gegeven wierde. Sulx herh van de juffiow toegeftaan-
zijnde; nam.hy op nie wdefenbofen Geeft gevangen ; floot hem in enen ring,
envosidahem dus raedein Italien. Welke Duivel, by achterlatinge van fulks
veel belagelikè rampen ^ volgens feggen van dien
Italiaar)) in Polen foude heb-
tien uitgevoerd"^.

§ 10, ^feΙυίϊ ben Erfcr rcifï pr tebebenïieiïgetièn/ öatitcfc fcftjtiber fâ
cm^?otffrant/ bk öitïiifrfo .ïjcröaait ai^ iet Dat-öp Uoiftomdifi gdooft
aïfogffcftiebtÊiijh. Cn 't gaie meer tô/ öatöcmanfe lliactiii^ / ÖÏÊ bit
i50ei{i'iltreciîtï45.a.ô«ftin 't ίίφί orgeïjcn/ ia β|ηε ©ooirübe daac
booj gcfidb öTO Ïof nageeft /öat öp Daarin alïr^ fiâd.ffimè , mn

■> tic, arcumfpeüione chmis mandav^-

rit, feer-^etrouwelik . eude echter met grote vcoriightigheid V gematigdheid
en omfightigheid heeft op 't papier gebraght. Ctï öatgp nift fóüb meenen /

onboüjiïgötïg fpjceht / ijft boffe fo maar teel
ïoop^scïpfm/
fn op bit becijaaïi^macôtsefÎasmiiciibi'nbiî : fo t^ te toCi

tm j bat ÖP nocö op 't cinö? feit J profitm cmMé, mhn Mc mmm φ n6 uni·.-

m

-ocr page 163-

Vierde Boek.

cam quidampsriodum aut comma ; fed folummodo opUf fidei mea Câmmijfum, ty·'
pograpotraditum, ET u^O Ρ RO Ε LU M CO RRECTXJ M FUIS-
SE.
Ik verklareopreghtelikdat hier niets van'tmyiie is, (eifniet een eenig
i-edenflot of woorden ftelle: maar dat my't werk flechs toebetrowd is,
van
my dert drukker overhandigd , EN TER PERS SE GECORRI-
GEERD. ïjeeftijp 't ban ban tooo^ïs tot tuoojö geïefen / Detogïe
't
fonöec öat niet toa^ tc eorrigeeren , aï^ een iföct iücftöic boehen uitgeeft,
^ctïiaïben ïjecft ijp öic berteïïinge ban αοϊί gdcfav/ en gcïoofö;

oftfgmanewbenbanbttboeâgefdô/ bat permet bed btioifigijrsi^dD επ
omfigötigö^ibgefcöjcbcni^. ïfiJtoa^/ geïijfttoemeten/ anDrrg teeï ge^
tooon anöec lieöen boehrn teüefciiaben/ en fo uit te neben ,· seïijft aan
(Conia^ baniïempen en ^aiip^ (i^efminge Dei- OBoöfaïigöeiü beneffen^
anberen geblefeen i^. ISâaat (η Bit boeïi pceft niet cene
penode noc|} een
bifeï baar ban becanbetb / ûf tot beebetei-tnge bpgeboegb. ft toiï ban ben?
ïïen bat ife öi^t met Boetiu^ ooit fp^efte / οη| meer beftenb baii ïSfgenbo|^ cti
: m baacom ooft beeï meer in acöt te nemen toanneermen ban 't geboeïen
ban bermaarbe ïeetaar^ onfer ïseeïien îRîecât.

II. j^uiaatoii^banbefïen / toatban b'öifiorie te öouben bie
b' een
ai^tec becteït / en b' anber ooïï geïaoft. ÏBat fcöoonbec ïeetingén en
5iin baar uit niet toaar te nemend ©oo^eeifï/ öatöc ^uibei geen groter
nabeeï aan be gerefojnieecbe Herire boet / ban toanneer öp om een paapfcö
mei^len uit b?uen gaat. JBant befe b^perp ban ^mljma^ bjagljt groten
Ijinber aan ben boo?tgang bet 0efo?matie fegt llfgenboïfctul. i€ert an-
öeren / bat ooft een ©uibel ftan tn erwn ring befïoten toojben ; toeïft
efboeïeniftl.b.XlX. i8. aïïeenïift op be refeeninge ban be jSoomfciie
ïtcLlieôeiJ&mtoiiïenïatcn : maar fie nu toeï bat befe fcijiijber ber ^las
boenfcöeïïefojmatie/ en ©oetiu^/ Corrector ban fijn bocït/ bie bit
fa
en bit niet geeft gecorrtgeecbi ï)ct mebe t'onfen ïafïe obernemcn,·
toaar tegen iït nocfjtan^ met aïïe mibbeïen ban regïiie pjoteiieere ; bat ife er
niet öet minfi beeï aan è^bben toil. i€m berben/bat bie fcfieimm/toanneers
men baar niet toeï op pafl/ ïîciîtuitb?efeen/ cncnenttjbïang boo? betoee^
«•eïbioarenftonnen: enbatfe aïfeerquaiiSin ben banb te ftouben moeten
jtjMi ombat bie ^taiiaanft&e ^uibeïmeefïer/ &oe fïim m ooft op befe
ftoartefeonfî toa^afgeregöt/ öen buibd g^acijacta^ niet fo naato öeeft
fionnen fluiten/ oföp fteeft getoeten toecö te raörn. i^m bierben fïaat
boojnameïifetoeïaantemerïïen/ batfefeer fïagöban ®:oberaar^ feernut
SÔ boo? be p?otefïantfcöefóerfe: aïfofp fuifte bofe ^uibei^ bu^ in
mm
cingbefïuitenbe/ öaarmebe 't ^uaaö beletten öat fp anber^aan befeïbe
foubenboen,ïl^ant buibeï gac^aria^/ in bnf jaren Öat öp ïo^ toa^/ menig^
te ban menfcöen imeber aftrofe tot ôet ^aupöbm ; en fo öem m^efiec
niet boeerom gehangen ijaööe / fonbe na beffeïf^ berftïacen ( aï^ een eeriijft
toberaar ) noc& feer beeï quaaö^ gebjoutoen öebben. boe ift noc^
bp booi een
Corollarium of toegift / öat een buibeï beeï meecquaab^
fe^nöoen aan't^uangeïium/ öan brtc Cttangcïifclc ^a^wm öaar i«

mt

-ocr page 164-

XIX.

tJojberm: aïfafpmetaïöunnmartidïimaactecu0sc aingen/ in bfe bgf
jarenöatDegee^UanSBietftametïjaactoeöt^lö. Cuöatnocüaï/ niette^
firnfïaanöc bat öp in ö?te laren tgb^ficï) raaar in ttoee betfcöciben öuifeti
Öceft beröüuben : tertoijï be f ?ebihanten op fo fetcie pïaatfen pjcefeten.
ï©atfoubeöefebofe^mUeïnictaï groter acfit^rbeeï beroo?faafet fieb&en /
inöien ben gcïjeeiien tgo ban fiinen b?pbom/en raet men / öeburis=
iih pan b'eene plaats tot ö'anberegeftoüjbenöabö^ fcóontbanme-
öe/ batbtebofegeefïenoplïetbjotoboï&tDeïforeetlïcrïieUcn ïionnm/ bat
fp bergeten gunnen iujeeoen aart/ ronbom te gaan om te berfïinben;
kuancbcfetöa^banfijne^ictftamctte fcijeibm j fuïp&p ban aïïertoegen
Óaarberfctóe/ en&aarbpbïecfbaarfeöieef.

§. IΛ. Jifèaar nu en ben ίδ bn^ noci) niet genoegfi geïecrb;ban foube befen
fcÖ?Ötier/of toeï bcnCo?rcctoc ban fjjn öoefe nocijmoeten tojagcn/of befe |jel=
fcöe Paper in aï befen tijb niet ijeeft gegeten nocït geb?onften> geïijfe ijrt
fcöijnt/ bat^gebaan öeeft/ ombatfobeïemenfcöen niet m toifienbat
bie geeft be ^atan toa^, ^jnbien
't ban Cngeïen getoeefi jgn / bie met
fcjaöam gegeten öebbenï fo ö^öben bie te UJeinig töonbcr^ uitgeregfjt/
meteensStebocn/ ö^t gene cm ^uiPeïtoeï^f jaren acïjtec een gepïeegb
geeft. #f öieïben fp &em Poo? be ^ieï Pan gacfiaria^ t m be gene bie öem
baar Poo? öi^ïben tiiaren mebe Pan be ^iotefiantfcfie Jfeerfe: (Paant
anbec^ ïïonbenfe baar Pan niet afgetrol^feen töojben totfiet^an^bom) fa
i^banboe'tgeïoofooïibp be ^jotcflantm noc& gePjeefi/ bat iemant uit
benbobenpjeïfeanepjïaan/ eninpïaat^Pan Jlïlofe^ en ^jofeten totbe
be menfcöen fpjeften. ^an Pjaag ih nocö / Óoe pjt/i be mee^er toPeraar /
bat bit fijn eigen ?:^utPeïP3a^f (i^f&abï)pDefenuïïften in ^taïien ooft aï
getoonbi ofïBagijpfonïîcrPîeergambatfiuïi/ öatfo em^uipei ergm^
emguitPjpen / DefeïPefïinsingbutPeïmoeftestjn-ï .Cûaar tacö/ ïjoepaec
bp boe met fijnen meefler/ ai? ijp Pjeberom gePangen ipitrbi möefï óp
Poo? 't pjccöiopfη geen flcaffe Ïïjben ί (©f fo be meeflcr befe magïjt niet öabs
be: pja^baaraecnrc^îPcojljÊmteferiîam bp om anöecm

t0teene):fmpeiöicmb?miiicbe# bcröonö^tciïcaffm/ Pofgen^ 't Pjeih ï)p
fonber oojïof Pan 00η meefiec niet mogijt uitgaan ;
ik gef bjyge öem ontïos
peni iï^antöe^uiPeï/ fcggrrtfci^iö tbefpnöertLOïBïnnateiiïomen aïie
beeïmfijn^Pcrbonb^ i om foï^emenfcïïcnbif^te Pafier aan fijn ïyntje te
btljonbcu. ^iet / brfe en mei r btergeiijhe bingen sgn 't/bie noci) ontbzci
feen aan b' ïjifiorie / om bic Poï te mahcn, .

13. Sdcö top bebocPen meer niet / om tegijTm \pat be toaarheib ber
gcfcljiebeuiffesp- iCetoeten / bateen paapfcïje fidt/ cn m pjaarfcóö-
neïi]ctcmgec|leufee/ ficlîonberfiîiftenbepeibpiîet raei^ften ïjecft gePïpö/
om öaar tot fijnen pjiïïe tsPerïcibcu : baar toe gebjuiiienbe nu bie gelegmt=
Ddb ban bien Perf£0|Pencn Eac^aria^ ; aïfo 't op ouö p^ iie&teïift Pjecr P?ie?
fen toiï. ©if / op aïk^ afgeregljt / befpiebbc icgeïijp geiegentijeib ;
mtoifîaïfoeifefijngelîcim te fcggen/ geïpfebe ijanöiipftersS en pjaacfeg=^
ser^ bom. ööavl^opte lettm/ Dat öp na'tgetiiïgcuifTe Pan ben

frij?p=

-ocr page 165-

•i6o Vierde Boëk.

fcBjpbet nîrtbân toeftomentie / (baar ïioeöbe öp ftcó boo?) maat van voor-

Jedene en tegenwoordige dingen fp?afe/ öie ί)ρ DOO? t500?ffÖ?Cben miböcïcn

l3Kl feonöe toeten. iCcn ïaatfien 't fpel te goog iopenûe/ en te öeeï ge^
Eusfjt^maïîenbe/fteeftfïe&îiiîaîiftDji^ïatenbangcn/ Dmficg totr&temas
feen. efiiebec ürt een ftïooflfc in ^tdien ontiopen / en öoo? fooïfej^
Ïjeïsriiti^öaatbecfpieb î ftecft&anem fijner n^^afiKef^boûjbtbciîîc^oberi
flen ban fï)n Conbaitöultoebecom geijaaïb ; onï in getu ïpöen tc gecaften/
aifoeïfeöocöbrrbeerïïi^tioojüenlimbeï/ en tod ülpfce toe/ fo tnaac
bjebig Denen gaat. eofefocnhonbebefenaam ban Cobccaai' en ^üU
beï geen ban befe beiben ïjinbec boen ; aï^ö onbefecuï) / en nooit baar na
tc ftennen in Ijuii ïanb / Dat ft> in fBoIen fiaRe jpotfen ijaböen wit-
fleregôt.

XX. H O O F D S Τ UTC.

Het gene onlangs met den Merfelaaar tot Bolfward is gebeurd,
js mede niet befwaarlik op te loffcn.

I. Τ ïtftome nu uit ©oïm f ijuté/ om na te fpeuren ene tooïiÏJerïiiïe
J-Öifiorie/ ttoaaïf jaren nn gclebtn/ en gróeirro tot tsoïftocrb:
toeïfte bie^ tub^ beeï gcrngöt#semaaftt I)ccft / een^beri^ boo? be bpjlcröeib
enb^eemöignetb ber fafte / fo ùïf bie naöe toaariieiö too;ö ba'liaaib ; en an»
Derbeeï^ Doo^ alïe^ toat in'tnabertfïïen boo? nietoégicrigïïeib ber mmfcijen
baari^bpgebaan/ öatofiïict toaar / of irnmer^ onbetoyfTgfti^.
faaï^iliöctöierber&alenraï/ magö tegeïphtoeïDen&en bat ijet toaar fai
5pn : aïfo ift bat faï boen nit b' eigene Inform^tien, tianben Beer ^locurenc
generaaï ban ifriefïanb / aan mp bergunb en fcïf ter ïjanb gefieib. ^iet
öatiït bie faï fïeïien in'tgeöeeïi öettoeiftteïangfonbebaïïen ; en ooït niit
nobigspn/ aïfo berfciieibene getuigen ïjetfeïfbefeggen ; bertoeïfter tooo?i>
ben toei na (ïpï ban öegöten op een^ iebeti^naamöe&önimoetengefieïö
5pn : boeö on^ met een^ teiefen bergenoegen fuïïen ,· mit^bat iït Daac bp
faï te ïïennen geben / toie öit of bat öefonberïtife tuig^
treeft/ of toaarin bat
ttoee of biie te fanien fiemmen.

Frceparaieire Infeïtnatie» , nopens het verbranden van Ooutxé S^fet
burger hopman ende Metfelaar tot BoJfieart,

RjuurdYpes Wygerfma Hofpes tot Bo]fward,geciteerd,geëedigd en geëx-
amineerd , verklaarde dat Douwe Sydfes op Vrydagh den
14. Jury 1681. on-
trent 4. of 5. uren aan fijn huis was gekomen, zijnde feer befchonken.
Wes niet tegenftaande hy aldaar noch aan (bcn naam in eengeïiJUÖt

boeft te berfcôonen ) drie mingelen wyn ( 1 óo gaanber ίπ een ton) hadde ten
beften gegeven ; die fy te famen benefièns den depoiant ontrent hebben opge-
dronken.

-ocr page 166-

XX. Hoofdstuk. tôt

draken. Waarna fy ontrent half elfven te famen benefiêns het Siefdochtert-
je van Douwe, 't welk hem was gekomen halen, na huis zy η gegaan, Per-
filleerde na prsleilie.

Uoïgt fijne eigene lîaïîïaringe.

§. Î. DOUWE SYDSES &c. verklaarde , dat hy dien avond be<*
fchonken t' huis koraendé, daarona, en om dat ^ enige daghen wat oneenig
roet fijn vrow was geweeft, in de keuken op kuflens was gegaan flapen. In
fu!x doende was hern in den droom ingefchoten fekere gefchiedenifle, die hy
voorajaals by Simon de Vries badde geiefen, van enige per fonen die een maf-
querade fullende danflen , tnaikanderen tnet de brandende fiaxabauwen , die
fy in haar handen hadden, indebrand ftakcn. Waar op hy wakker zijnde
géworden, enopftaande, om op de plaats fijn water te gaan ftor ten : fo be-
vond hy fiehTchielik aan alle kanten in een lichte vlamme, waar door hy aan
iRjn lichaam en kleederen fo jammerlik is beledigd als tegenwoordig ogenfien-
lïjk is ; hebbende hy in 't opftaan·niets vernomen ; dan was eerft in den brand
gefteken terwyl hy over de vloer ftonde, fonder dat hy iets anders als de
VQoriz, «lasntne gefieti,gehoord, óf anderfins vernomen hadde. Gedurende
defen brand hadde hy wel om hulpe gefchreewd ; doch w as nieHiant hem by-
gekouien : fo dat hy eindelik begon tebefwyken; wanneer hy uitriep,
ο God!
zyt tny armen fondaar gsfiadig
: fo was niet alleen de vlamtne; maar ook alle
>landigheid van fijne kleederen in eei5 ogenblik verdwecnen. Doch als hy hoe
apgêr hoe flaawer wierd, was hy eindelik met het hoofd op een kuflec liggen
gegaan ; alwaar na enig vertoef lijue huiswow hem bygekoraen, ende fo mi-
ferabel gevondcB heefir«

aiaat on^ öan öorm toat fp boijen bien getuist-

§ .4. Gotk tiuisvrouwe van vorige getöige &c, verklaarde, dat

haar man al naaft langen tyd fich betoond hadde feer genten tet Brandewyn
en andere fterken drank. Waartegen of by ook wel van voorneemen was ge-
weeft fulx na te laten, ook fodanig dat hy fich meermalen hadde verfworei»,
dat de Satan hena van hd tot lid oioghte vetfcheuren » fo hy fich daar aan we-
dervolfoop: fohaddefalxechtergeenyoortganggehad. Specialik was hy
in de voorleden week enige dagen weder aan deit drank geweefl:, wanneer
çindeiik op voorleden vrydagh avond gebeiard was, dat hy dronken t'hais
komende, als fy al na bedde was, fo hadde fy hem in de achterkeuken door
hare dochter op kufièns laten nederleggen. Ende was des ty ds de haard wel
toegerekend, enanderfinsgeenmaterie daar ontrent die brand konde ver-
wekken» Des nachts om twee uren de depofante wakker wordende, fo was
fy na achteren gegaan , om door de glafen te Gen hoe hy al voer. Maar alfo
het daar toe Doch te donker was, fowasfyinde keukea gegaan, alwaar fy
in't midden op de vloec iets onder de voeten gevoelde, 't welk fy des tyds
niet ficako£»de wat het was; doch naderhand gebleken is afch en verbrande
lappen van baar mans klederen te zyo« Toetredende en haaf man by den arm
fullende krygen, fo hielde fy een gedeelte van de mouwe in de hand, waar
aaofvbevoMi dat de
kleederen gebrand waren. Waar op als fy uitriep.

-ocr page 167-

ΐ'όί,·. Vierde Boek.

Ci Heer i Doutva . Juhi^c immê-rsfo t<hi-ani ; fo atïtwoordde hy daar op . âàn
heft de Duivel my ingevoerd.
Sy liier van te meer verfchrikkende, fowas
fy uitgelopen , orndegeburen aan te fpreken, wanneer Haar in't inkomen
haartnan jrj de gang ontmoette , fuggende,
ik m! my vermoorden. Waar
op fy met hem in de voorkamer giande, fo hadde, iy .eene der
geburen ,
(Sjowk gera.^md) die middejerwyle quam, uitgefpDdeh, om Mr. Salvias.
dé Î Chirurgijn te halen &c.

^cfrrfflgetuigfnif^'boïgîbaniifeç/ enötEomtmciöÊ bojîïcîg bfcfeïas
ringe ban Èie bjoUj ofeçr een.

§, 5". lis/u'/iiiw-GbirargijntotBtïîWard&c.verkk dat

Iiy op voorleden Saterdsgh , morgens ontreiit 3.uren-is gehaald by Douwe
Sy dfes , dien hy ge vondtjn heeft Iktende in de voorkamer ; zynde feer befcha- -
digd door brand , fo aan fijn aangeftghte
, (ïïebjOlB fcitöüt αοϊί' het hair ten
paerendeele vatï heï hoofd gefengd was) als rag, buik > handen en beenen, en
voorts het heele lichaam , exempt onder de beenen en voeten. Zynde voorts
bevonden, dat het hemd op de ruggehee! was, exempt een klein gat aan de
eene zyde; en echter de geheele rug vsn brand befchadigd. Ook was de
reghter ichesn boven gebrand ; nïettegenftaandede boos geheel (behalven
een klein gatje aan het ki«t, fCit De tjeiö) en boven gebonden was, ■ Van ge-
Ijken was het met den arm en de mow gelegen.. Verklaarde verders dat hy
aan den Patiënt (die noch naawlijx nuchferen was) hadde gevraagd, hoe
falx was bygekonien ? Waar op hy hadde geantwoord &c. ^it Somt OÜCC -
renniit öet gene feaar baa f?aar in flinc figrn? öcchïarin^e. Waarop als de
depofant repliceerde, dat fulx geen gned en natuurlijk vuur raoefte geweeft
hebben : fo voegde de Patent daar op ,
dat is 't baiten tioyfel niet gev^eeft.
Waar na .dedepofant in de keuken daar de faak gepafièerd was, aynde ge-
gaan, haddebevondenbeï'vüurin de heerddobbe \^'éhoegerekend. Voorts
de kuflens in den hoek liggen, in welx eene een gat was gebrand. Ook lagh
daar tin van de gefmoltene knopen, en enige lappen van de verbrandde kled-
deren, en enige rode afch (ha't frsgcn
ban be b|ûto ,niet overeenkomftig
met de afcj) iri de heerddobbe liggende) Doch van het boven rokjeen de mei
fi fïgen knopen daaraan was niets bevonden. ^e tJJOtU fdt/datde tintien kno~
pen van den hemdrok Warén ten deeïe gefrao]ten,ende lagen alfo op:de vïoer.
Oókwasïn'i Hiidien vandevloereen OvVarte plék.als was
er vier of baspoe- -
der,gebrand i ' ende konde de depofant niet Üen, dat er enig ander goed in dé
keuken befchadigd was..

Aldus gedaan ende geïnformeerd binnen BoUward den 28. en 19 Juny,
ïd^j Jd kenniflé van rny PfocureurGereraal. J. Béuker.

§.'6 Óp ,huiden den if) Jüny ιάδι- Verklaarde aan mjProcurëar Généfaai
DOÜ W& 6YDîî€s
voorfj, höe dat hy. voöt'een jaar ottù'érbéiiéffens N.N„
Hichîufâ'na Bólfward fullendégaan,
Zj/ndeeén wéinig^befchörtfceh î fy
beide fe-er waren geilagen , gefloten, en dbor'ilotçffen vSarten-gevofefd,- ion- -
der dat
fy iemsnt ftgen die haar fulxdede. Ï^ihdelik VtFSréh fy vàn 'tnalkan-
éîcçn afgeraakt : en wàs de Comparant,
raeirtëntie by Bblfii^^art te zyn.

-ocr page 168-

X X. H ο ο F d s τ υ κ: %

■l)y Burgwerder Keik gekomen, van waar by weder na Boïfwérd keeide.

(^e fïiïb 25οϊΟ»αε0 / en 0ε dojpeti S^argteorö «ι ficgtuni / ïigaen o^,
iaicu ö?ie|)ocïï / em Ijalto ure gaan^ / mccr ot^e ηίίϊΐ / bail maiâoiiDcriu ;
en öe toe^ öaïi ^^icôturn na Sncgttjcrö gaac öau ^oiftoerö af.)

Verklaairderi.jnehujfvrüuwemede, dat Laar man haar des tyds in fodau-
gen,ftaat was t'huis gekomen ; zynde naît en vuil, in 'c aar gefight bloedig ea
modderig ; fu dat fy hem caawiixkende ; en hadde hy doe iijn wedervarens
in voegen voorfz. verhaald.
A(k, ut. in kcnniiTe van my Procureur Gene-
raal, J.
Beuker.

7. «S^tnnuteobccfegSfntoat ban Dit geUaï te feggen ^n/ fa îcîî
eerflraopaibaai:/ baEöeiiitiau eencEufeeioo^ en goöïao^ ictjea Öetfl P-
öocrb; mCstc^tcmccc/ omöatïjp/ bgac öaiï bp fïcij felben obectuigD /
Kift bïotfiift meecitialmbcterfciïap fciïaof ö / nia^sofe ijem feifop '£ aUci:^
-böliiïfïf öfrUfeeiit Iteft / in gcttaüc
fijn bjoajö κίει ua m guaiii. Mirc
ecötcc geenfïii# öaeuöe / ^eeft Dat üergeïeliai met bit feibfaafni ïsuüc / ijeii!
fcïfmanö?Ecngc6?a5&tiii öaï gcbacien / öat öit ïaat^c geen natuurigii
taerjfe / maar Uan beii ^ifiürl iÇs meer / aïfa b" ontmóftinge op
toesömetfiinenaiaïifefe / ciiïTcfjcnficötuïii en S^nrgteietl)/ een ja^rof
ttoeeteborcntoeïeeiitelittvfcöcmtejgn/ ijan bat öe ^uiüeiopljnnpa-
ftCi foûatfïaanenfîa£eK ûanbcHi©uîîîdtoag/ atoaac tit merftè öat ^ct
Öenen toiï : maar nu if tc befieu / tuat eigeiitlift be faftc tuéfen nugi).

8. #aacaöecjïaanei]^öegetutsmiïTen nu te anbecfaeiicn/ fa toef
in opfigijCber getuigen aï^ aerffifeeu Die fp feggen. <Sciui0eii5tjnbec taters
be toaerö / öe man feif / De / 'm be meefïcr. m eerfie getuigt nicc
becbec öaü öe bjonfeeufcöap ; be b?anD Èeru^ öetöalöen maar oy öjie.
^aeijbatgetuigeni^^^tueberamme ttoebecïcp ; ijoe Die gehomen 50/ etï
iïjat ïjje öeeft getoerfet. ^ct eeriïe fïaat op man^ öecWacingê àïïenî / fc
ai^&paanöeüjoto/ ôcnmeefier/ beiöe boe op fiaauDeüon ; en uauiaal^
aan ben ^jocureuc generaal feïf ^eeftgebaan. ©it ïaatfie iian maat baoi
terfeiaringeUerflrehBcn/ aïfo Ijet eeriie en ttóebe üi öte Uan öe ö^otaeu
ineefïer begcepenmn ; bie feggen öatijp 't óeefc 0pfeïa. an-
bare öecufï op 't feggcn Dec ctöee ïaatfîeiîiöant öe tbcerb noefj öe man feif
in ijun getuigenis Daar niet af meïöeiï.

§. 9. ^etbïptuitöctgetuïgenitTetaanösi! yseerî?/ öatt> finoajbion^
ïteni^naöüi^ g^giian/ 5i?nbe bjartiien in öe ijecöecge geitomeh / ert

ticenllapenl/ enp'antfleïiemtW^aü bien b?anö/ noch niet geheel onï-^
nuchterd
Uia^. ί^ Öan een| eênigen / en bjanlïcnen raan^ gciiiige=^
ïiifTe / ίπ bat nocö in Tune eigene faite.
^eeft er nucijteren niet anöer^
bangetutgcnfeo^s.^fnaï^ö^öaiirtaatïaïiiöoubeuöaöbe/ ioaï^öu't in bis
roeg'begreep/ najtinsntüiaUetï; enüjifieniet^teieggeu/ öa^'iin'teecfï
flerïomen toa^ / taJanneec fjp fliep. «©eröaiben i$ op im getuigenifTe niet
l^eeï {îaat| U maïim. €n bi^ te îninber «oei) / om öat fïeö fo onbe/ïen^

M ^ m

-ocr page 169-

1(54 Vierde Bock.

Uq toonbe iti bat fdfbe boojbaï cn Uccôaaï. îBânt ectf! ôab iyo 0ecocpen /

ο God, zyt my armen fondaar genadig. ÏBaaCOp tecfîoilù öe Qt'

eïufcöt toa^ / Uiaac öod? Ijp ban ooh eob^ gcnabï ijaD tîfp?oçfb ; en baac

op feit !)ptot fïïn toilf/ ik wil my Vermoorden ; tot miibcttiggöanre«3

hdofe m onbeflenbige öecfTenen/ btefijn gctirigenifle ftec tjccfîappoî.
. ΙΟ. ^eïangcnöebefaRefeïf: baargeenüo?faaitUanbecbacött)«ö
inbfnmcffïer/ toaaceinfïm getuigenis niet gcïörn foiiöe,· bat Öp 't alfo
gfbanöen öeeft / geïnïi Ijp feit. ^au op be bjooj beiiocftmen niet fo Uafï
te gaan: alfomennieten lucet tuat fp geùaan magfj Jjebben; een^beeï^
eer beman in b?aubcaaftte/ en anberbceï^ na bat Ijy aï üerb?anb toa^;
ftjneijerfeuen nocl) ban ben b?onU bénebeib/ en ooït {jet ίίφΐ be^ bage»
raabi aï^öoe ποφ niet genoegfaani 5ij»be (aïfo 't nocô naatocïij: b?ie uren
im^) bat i)îî lîet fanbe hebben fim fit ïoat fp bebe. ifoctei iH ecijter niet
ftanfien/ ofaiie^toiatfp feit j ^angt toeï te famen/ en tou iia reg^ten
fdiulbig jijn / bm anberen op goebe ttouüie te geïeüen / fo langer geenf
reben ban
oiigcÎGoftoeerbiglîeiô fîciî openbaart, ^ocft i^ baar tegeji toe^
betom tebenïien / bat bcfc bjoto partpe ïöa^ banSaren man /in't ftuft baar
top ban fp?e
?.en : en bat een fierfe gerugijte gaat/bat fp/ ( niet ïang iialjem
gefïoibeniönb'?' opijaar booböebüe l?ceft bejftïaarD/ I)oe fp/ om öarm
manban^tö|onfeenö|miïenafteb?rn3cn/ ijeminöenfïaap met bjanbe?
ioijn begoten
Ijscfi. j^ocijmue ijeb ife er beiöe §?cbiaanien na gebjaagö :
öïcmptjnrMaaröen/ fuïj; uit ïjai-cn moube niet geijoo^ö te öcbbeu/ öan
iüd bâî bie gftugf)ien gingr n.

§. 11. jSüiaatöetalïe^opöie hiilfe ^ija gefeöirb aï^ bie getuigen bat
ijerfeïatfii: lï^aiigöaar in Dat niet naïuucUïi 5P/ ai^
i$ ijet (toantbit
moet elft een be&ennen ) ongemeen ί man ban iierhen b^anïï / en fon=
beding ban 25?auöetoiin/ bu^abfrïaben/ fo ïoopt ijem bie ten neu^ en
monbe uit in flaap:een gïtmmeuöe tabajepijpftan bien\od ï)ebbcn aangefie^
ften. Sa 'i fnieuïcn/ naitidih/ eer bat be ftoabd uoa^ geraaht/ be=
ÏK'tfTenen/ beftaaiht
5ïjnbe ban bm rooft ; fo hrijgi; b'inbeeiüinge ben
inö?uii tranbie franfdje maîqaeraûe / aieer ban öcm gdcfm in

.ilit^ opgefiaan / toojb boo? '£ beioegen oah bie fioffe
gaanbe Uïaarin meefï be füïabel tua^,· en aangefieïïen/ b?engti)em
aanfïonbg in be ïicöte bïam. ^atopbebaoojben/
zytmy armen fondaar
genadig, (een b^oniieman^gob^Dienjiigödb / bieteiftaafl oberglng toan-
neerlipfdöe/
nu wü ik my feit"vermoorden) bcb?anb een einbenain/ luasï
geen Hïiraïieï i aïfo bie boe^tmeinbetoa^; be ftoabdacötige ^offe fclhiei
ïMï opgcbïogen enbe öaafï berteerb jijnbe ^at öier ijet ïileeb / en ηΐεφί
feieefc^; enbaaröetbleefcöennictjjetMeeb gebjanb/ be tinnen ïinopm
booj een öeei / maar be meffingen in 't geöeeïberfmoïten jijn : bat i^/ öoo^
öicnbefmabeïaci}tiscen Uiaterige fioffe ban ben ^janbetogn niet ebeuï
Ciagljtig 5ün berfeeib gelaiefi.30ant baar i)et ïieijaam of be ftleebinge nat
ïuaij/baar öeeft De tsoditigödb ben bjanb gckerb.Maar baar Diebe luaicr=
«fljtïgöeib «if t OQOft iiiect tot op't boojgeöjongê iwa^/biiar öeeft 't

ftoa^

-ocr page 170-

XXI. Hoofdstuk. ' tji

fVDabeïar|)tï3e in öjanb gfraaftt / ö^t ïicijaam fdf ijcfCÈiÙ. ^ie ftenui^
Ôebben ba« öfti aart / en ftragïjE ban aïïctlfp geb?aîîôîie toateten/biefuKea
toi (taan / Dat ijet fo gefcïjtcö. Jiïaac Iaat
et aï gcm fmeulmöen tatjafey
noci) buur ban Den öeccb (geïp öe bjoto bitïaatfle tod Ucrféfeect) ontvcut
ijeni 5i)u sciuecfl : fo ïcett on^ öe natuui: en b' onbetbinbinge / bat bos? ben
Orotmlï?anbin'tïicöaam/ eerfiberoojfaaïiibooîbcn togn/ befeïbe ban
fïcö feïfaangefichcn. #ftoect ijet ïanbbolit feïfiiiet / bat
em öooiöei-g
..............................." 1 tot

iz, PictBpnuiet iït te paffe brengen ö^t gene bat öe fdjlpbcc
bec ^lamfcije Ï5eife be# <0efanb^ ban ©lanhr^ït boo? toat aar=
öig^ en metfetoaarbig^ (aï^ Öet toaarïift i^) ö^^ft aangetettcnb. ^et
luag ï)en/ feit i)u/ aan be ïiaap ban gacbe öoop berijaaïb/ öoe eeii^ be <ίδοιι=:
bcrncue/tIcDmetmibceibe3boIj:na'tnoo?bentoe begebenbe / ooit enige
ban be intoooiiber^/ bp on^ l^ottentot^ genaemb/ boo? tomen cntoegï)toi>=
fec|^ met ficï) nam. €rn fmli toecg^ boojtgeceifh toa?ö öp ban euen tcoeji
ontmoet / £sp toeiiten toa^ een toiccöeïaar / bie boo? ben gcootjïcn ttiietb 0e=
acijt / ban affe toiecheIaar# conDom beïïenb. ^erljaïben rieben fijiie toï==
feen / toröerom ie ïteecen / of bat öp onüermöbcïiii bedaren toa^. âB^t
b' ebelmoföige en fcöjanöcre <6oubecne«r ïiet befen groten ^ottentotfeijen
Cobcraarbfrfeeïïm/ omöfmbpte ftomen/ en toe t^ fien op't gene öp
brftonbieboen. daarop bebaüjiJtoater aan te bjengen in een homj ge;=
ïï)H gefcïjieöbe / fo be ^ottentot^ niet anber^ toiften : Dan !)et toa^ b?anbc=
topn / bp l^en toen malen onbefienb. fBit^ fïaft be <!5oubernei«: bat in ben
b?anb/ enfuljcgcbaanfobjoniUjp'top. Φρ 't fien ban 't eecflg raaS^
tenbefcmeufcijeninbeuiicLftcberbJonbering/en op liet anbcc bp na ban
Ijenfeïben. ^anftonD^ gaf't öcin Defe grote 3©i£cljcïaar getoonnen/ en
Weiboojfjemter aarbcn; met berhlarcn/ bat bit gctóïp toa^/ aïïe
meiîjciîeiiheberfîanbenitragot te boben ging,· öet tuatcr te ûoen-b?ans
ben / xn ijet buur te öpnhcn / fouöee 'c aïïecminfie tob baar uit onts
fïaan.

§.13. ^iet öier mei ecnöet onbermogen ban be Coberpe: toant b'
aUergrooiftcioberaar/ befeent/ bat ïjp geen toatet ïian bam bzanben/
lïori) buur ïïan ö^inften ; maar bat fulj: be j^atuur te boben gaat. §nx
fuUenbatöei&cttenta^/ bat i^ be aUeriieibenfic bcï ï^eiöcncn/öci: genec
i-igÖifr^Si)" / bie aan ben ^uibeï en felfg geïoaanbe bonbgetioten ge^
meenïiïi nocij beeï groter bingen mccnen toe te fcljjö^cn / en bat boo? bage=
geïgjctoeriï. Ïi0ie toeet ook/ kuat bebjogï) ontrent bien Bktfeiaar ge^
pieegb ïJan 39Π ; aifo öp feïf beïïenb ö^eft / Dat öp enige bagen iang töt op
bien töb toe in oneenigjEjeib gttoeefï toa^ met fïjn togf : öoetoeï mp fïu^ öaac
op niet een^ beroepen öebbe / noch ooft f)ier nobig binbe te beroepen.
teog baar i^ beminfie reben niet / otn baar een toerli be^ O^iubeï^ in te fien:
aïi^'tbatftpmooftbemeefïeroberfuïftmbieemben b?an& te famen fp?e-
feenbe/ geïoofben Dat bie
niet natuurlijk, nocïigoed, ( bat ïö^ te feggm

f ) m

-ocr page 171-

ί66 "Vierde Boek.

ïöan îîcn&ûffη ^iiibd) toa^. ^ftffffa^ ai toebccom / bat fo 5ct nict nâ'iuuï=
ϊί}& iua^ / t}ct ooh nict tjau dcn ^uiücï taa^. #u en bc bjontuc ec&tcc gtüeis
Seunfn/bDOj 't toftïîôicn ba»; bat lîoojtiai bc^ boojjaanbm
îiiar<5! aï^effc bfidcferaubeféggm/ bat aï te? bim ttï'ö grighal^
oiïDfc iTiùgijt öfVöcffi / en baar ban in bat ojigmiaft grÊomcn

Ua^. lEaac on^ cn taaist ntrt/ ttjat Die mmfcöfn/riïct ^tt aigtmecn
lic<i-'3e|ö£fï ingruonicti / bp ficljfcif geloof ben ; maar toat fy ijicc gctui0s
brafcif gcijoo^D te Rebben m gcjiciî, <6n bat 't gaie bat bJg uu birnas
men öf^ben.

14. !ï^at anbcc^ bic berfeïaringe beïangt / ban 't gene aasi ben inan en
fijnen metgcfelïe Dp ben toegf) ban ^^iciîinni/ na 23oirbïctö toe bejegenb
$ï3; baarfïaatniet bp/ of't bp naetjc of bage/ «pgebscf^. ^et eerfte
fîaat b0Oj 'ί naafîe te berinocöea te meer alfo tp bei : e Dionfecn toâren /Ήα
b' cigeiie befeenteniffe / ban be bjoto /
op 't fuinigfle gefeiö / een weinig be-
ichonken; mifTegien ont baar banbjp beeïin floten enbaarten biefpöooïf
toaaö ijabben
toa^ bcrgaan. «ZB>aar bp fo bit nwar tjet fcggcn ban ïje
b|obJ / uit öoren feggen ban ben man ; bte licljteiijlft (ijn tang lutbiijben eiï
nii^maaiïtm tocfïel öooj futit een beröaaï gejpoagb (jeeft te berfc|}one«.
i)ebben niet gefïen / bKe fjen fo (liet en flocg ^een luonûer : biant be tupis
(bie 't na mijn giffen feif gebaan ijeeft) Ijen in öe öcetTen^ opgeflagen/ b3a#
acïjter öunneijgen ; en alfo niet UJeï te fïen. îBoclj anbecen fjem fîenûe in
bienftaat/ fb Daar miffcijien ontrent gctoeejï ^rjn mogliten/^abben ^cc
toel bonnen Γ«η/ aan öimnen treDt/ en i)un gcüaac/ bat ijet een isofs
geeft bJa^ bie Ijen fiiet en fîûegi) 5 en ban nialitanberen beöe boïen / of mai»
iianöec (loten en berb^ijben : bemeïhenbe bit aï^ Doen ban enen m>aïmdn
bn De !j0ben
Kordicus genaamb : bjaar boo? fp öefc ftrag^t beg bign^ bers
flaan,· jbal^in't
ii.b.XXVIÏ.§. 14.nitEicötfooti^geïoonb.

§.15, ^aeöonbertuïTcÖenKioeteenieöerbie bit b3el bemeriit/
Öanbinbefcnfien/ biebenberïopen^fîâetferaarboo? fijn^ gelyïïen teney-
empeïöeeftgcfiraft: aan boienmen baar uit reben ^i^eft te feggen/
indien
gy unieten bekeert, fo fultgy alle desgelij χ vergaan. Mllh t j: j. .ïiBasc

<i3obenbJaacfc&outaitpbopi)!eb30fe niet: maar &et jp bjonfïaart.é/ of
ï)Qereerber^ / oföieanber^naben b!eefc(ïe ïeben; fp
hebben Moses ende
Profeten, laatfe die horen. ^c^uiM/ in be ïf el gebjo^pen om baar félf
te b?anben ftomt nitbe it^eï niet ijier op aarben om ben nienfeöen te berbjam
beu. ^aar beeft be grote ^eöeppet en ïïigijter ban be ganicöe toeerelè
mibbeïen genoegij toefonber 3^uibeï. ^ijne oojbeien ïijn beeï te öeïïig om
bie boo? ben onljeiligfien ban aïlen «it te boeren. <l^aoj goebe <i2ngeïen of
öooj^iofetenöeeft altgb fuii:berrigöt/ bjanneeröpbefonber^enop^
merfteióV' Ö^eft bjiïïen boen. 3[^it öeb ib op berfeöeiöe plaatfen ban myn
ttoeebe boeit genoegfaam aangetoefen. daarop beriep fïcö befen fomec
ooft een feïter nianbJooiiaeijtiginbe^iip/ bocijmpHiai name onbeftenö/
berifpcnbemet cnenbjiefbien öp nip aan mgn fiui^ ijuamtonen/ beon^
UoojfigtigöeibbaH men pjebiftam (bocD niet ben fijnen^· bie i^ totjffr :

maar

-ocr page 172-

χ χ î. Η;:ο ο F jb s τ υ κ. 107

ïtivlör fïaankùïseeïïanbct ) èiifemi

B^etfeïaac tot 23oïftoa:ö op öen p?e&i&|ïocï mn 'i Uotfe öaö boaj^eö^agai,·
niet alleen om fünömöïêöaar met een^&ip t-ejja^ m gîiarnen baar uit te
Ïlraffen / maar om mp met eene te toeeriegg^n ïL&ant öp lietociji uit Cfn
Sebaï D.iarafi)l'féïfÔet reai)t &efci)ÊÎbnÎLttîaDôe/ Öoe bal be ^uibeï op
Itóii menfii) bermag^ î op öatfe
wetende den ichrik be^^ui'oeï^ëy (maar ijct
ïHOfficsijii des Heeren) betuogcn foubfiiÏDojbeiï tot beftcecmge.

XXI. HOOFDSTUK.

Duivel van Mafcon en die te. Tedworth hebben ^bovea
alle Spoken d'eer île plaats.

S; I. \7 '^n beft' ttoee ev'imjîi^'^îî ^^ ^ ^^^ BoofbfiuSifien onbec^
^ fbcöt/ Dr grenen ft0cntïï&cn naam cn öcï&öen/or itoi)fiiac|)tig
cnbcr ^jpofeecp of iCôbec|Jt te benoemen jön ; falife nu ttoee paar anberm
ter öanbfn ncBten / bie tai be ^poiierp öeBocen / en baat toe befc ttoee
pittGien brfiebrn- gin bit faï ih ftet
eetfte paar famen boegen / bat feet

geïcbfn in getsuib ban €Haeïïanb. €bo^fo5Ön/ gefcib/bie jpcan=
fcljf cf^ojgoenfïöc^Hïbeï rnamanberenin beïen feer ^dijitiboo? begeïoof^
torbigljeibberfcó^tiberé ban &un beiber öiflorten; be co?faften ïjunbec
fpolicrpcn/ fo aï^inenbaar af bermoeööe j enben aart ban be grillen bie
fy öcb&cn iiitgcreslM:; ^οφ aangcfienbat be öt^oricn telang 5ijn om bie
ban looo^ö tot iDao?öiHcr in te iaffcöw · fo fdl be iffer martin bcrgeno^ö
^ïjn / ttift een uittcefifeï bef bOcinaamfle fîuiîïien en bcïia-Ktcn iuDoub ban

geöecl te fien ; of flc^ be maeiten eu be Ko^cn trao|ïen ban &ct eene
5.m telefen acljtet
DotjoboIjgiatjan ifi; ^^erreaub / bcttpjebifiaHt b^m bat
fdf öjcberbaïen'i^ / ban bien Qiielduivei tot m afcon ; rn 't anbcr in 't Aàn-
harigfel van den Duivel fot Ted word. acïjter bpti^ böUItoeïman/ ""t

normi. öe Wederlegglnge van Beiikers Betover<je Wcereld, I,
bccL ;

§:î^.^atbanàfeaffeîntaiDiirôpîîit. ^atbà«bfnx4. toibcn
11 ^^ecemb. idi'z:mbrâïr3 14. teelten ïmig '^bHrenbe %ι bagfj en ön
nmbt/öbcö ttiirtifnigeitïÏf£|)en pofKïgm/ln't bui^^b
geiî£Kî^i|/noott gefÎen/ ten fpsoïï ; beïlîaanbarcrebeùenfjiicïicuac;
kwn'booiiebenij:;/i^'mla0oibige/iaeii0menbe/ ipn meefi berbo^jjene i&ingcn
b0O| ^be f eït^ ömfïet öoe^ïïeïï / opbiiai tipb. jÜfet aïtouïiii uit ijfin feibeui
niaat be ini^^^ Sefpioften i)ft fijne fcg:=

ï^^bcto^égitïjlcteöïaiim/ éjïinöenöuifcobeïfïwii^iebjerpciïy faöïiöage

m-

-ocr page 173-

816. ' e Vierde Boek.

ÛÏ0 bp ttâcïjtc. ^ai eü&ter mmfc& noclj beefï fn 't aïïetttiinfi Bifcl^ab{0&
i^gctocfft/ fdf0oftl)ctinu^caüöntet.· ijiaac bloteiife baat pot jen fö met
tooo?ö süé öaais sim aangecfgöt, ^t aïlc 't tacïite Öi f aflooj m aï ô^t ΐΐοΐϋ
0pioofûen/ öütDiruanöcniZ^möelitoa^.

î. ^m£tti^0atcoRtcDom0itom/fomactop'tminfiÔctflEnaarfîc
bat infijntîirlîMÏtcViormïîomt/ foberigctDig^ öföoru/ öat jjrt
θπ^
öaattoeolisciiüïr. ©at laar oii^ nu ôanftfn. ^fVil om mpnfn l-ejcc
ncrgm^ mi^ cc IctUen / Uaii bïaö tot bïaû gaan / naboïgcns b' obrrfctïingc
ban <6ίΙίί^ ban / fleöjuïit 1665·. bp ^aqur? aâoucflTc t'
fïccöam.

^ag. lóï.oï fcïf ban öui^ toaé/ bijf.Dagm

lang / εη bat bc benflmaaob bp bc S'uficbï op mi anbec bebbi wï befrif be
hamfc
fltep bat aan bc gacbgncn ban ijaac b€öbe toiccb getti^cn. ^ίε
^onbc bc mrib fdf b3d bom : geïtjït ooh ijet ter aàcbe mzïpm ban ^t ïjm'jïi
raab/ cn'ttoctjaubmbanb^Deute/ pag. 167, bEcmfib,· albfiufbefp
bat ben iongm bic op bc boojftamei· fïiirp / baat toe ban noDen iïaböe. ^'e
^jcbihanïbeftcntbitóbctrc fcïfpag. bat
fuljr toci door de liitigheid
van fekeren booswight ftonbeg:cfcÖicb

fiag. 168/169. ^p't öui^ gchomcn/ öaa?t bccrgccammcï^ aï# ban
écn)ïuh Ijoutë / bat aan be 5jjbe ban bc ftnifeen bjiecb gcrolb /
Ijet feïopp^n
aanzet kiften fcöuifcï m bcïïciiften/ 'tncfctaerpm ban bccï t)m^r:aab/ 't
geraak mtt enen ïiopcccn 35an ûten tgb af
begon be man te mer-

ken, foftjafeitpag. i6c>.öatbicmetïïOnbegcbaan wordendoor enenbofen
geeft,
i^aar ϊ)ΐα: «it bceï cec tc mecïifn / bat ö» tc ïicôtgcïûbig toa^/
gdrjh op 't ïaafï teeï naöei: bïpcn faï
; en fonbac bat ban oie verbaafdhcid,
bie'öcm ôicr Hit ober q«am / ïicöt gccnm noeb gcbaö fiHibc liebbcn,

§. berce nioctmmöcmiïïicengcïoben: maarnubao^taanbcr^

fefeert ticftban getuigen/ ban bjcgc be^ eercgftt^ en

bcbcn bie ban €ampen ooit : en lieten llcô nocljtan^ boo? enen jongen
fo beöjiegen /
aï^ in ö^t X. goofbftuïï gefien. Den eerften avond, feit ôgi
pag. 170. bat ijem defe bofe geeft onthielde van gerughc te maken: om rCs
ben/ benftift/ bat&ntijb&eioefbe/ om'tgefelfc&apbecfierfet fïenbe ^et
toonneeï tot anbere bectoningen toe te fldïm.
Maar op 't laatfl» den 2, j.
November's avonds ten
9. uren (bocujal'taïtoo^buiflecgenoegö) maakte
hy fich opentlik bekend voor den genen dïe hy was. ί^ j^p
ban i o. boHe

bjeftenïang / ban ben 14. of «irt opentïift behenb getoeefi. lîâaac
boojtoatVöonberüïtetoerïtenmaaitteópficiï beftenbi lEct
fleniten,
met fingen» en met ene onderfcheidene en verftandiglike ftemme. ^a bat
bangemmenfcôentaecfei ^amaac/ öpfdbeaifïngmbe
/Tweeentwio-

ttg peHoingen, twee en twintig penningen, ^te ^afïlaanfcj^e^ap^go^j/
in't VII öoöfbfïuftbefcö?eiïenenfoubebatnie£ beter ödJbw ïionnen miu
ften. Bocljtan^ feit
öï" feif / bat bc fïem een weieig becfch tea^ ; m gelijjj
de
vogelen diein eRe kow zyn. ^p ber^aaibe 01^ meermaal aï öefe toeoia
ben/
Predikant, Predikant. ^0 bit geen ©uibel getoeefi öaïibe; joe

feube

-ocr page 174-

XXI. Hoofdstuk. ' tji

fotibe öp tm fichbm bat baet em^jeöifianttn 't ίηιί^ toaé > IBaar öe

fÏCilïme Uïa^ fa na by aïlofft'iuaar di ie of yier treden ÎJClî gc!®ecfi tjaöi
öe. ïicijt ftan bat öoo^ ïîûufi gcfcöieöen / en bpfonöa· Dooj een
tcomprtt. toa^ cr mogdih een in öet ijui^ / Die ene baifcïjeftéinme ma?
ïicii ϊίοΐίδε > gotüe ^^ebiftant / ficlj mea: goötJjncötig öau beriianbig in
bttfiuiïbetoimiöc/ gcioofùeôaibe^uiUeïiîem uit fptjt fo toefp^aft ; m
roemöe Daarom / bat ijy tua^
een dienaar van den levendigen God.

4. JBit^öienbccanöcctfïci) ηοφ een^ be fc&otoburg. ^uibel

fcöynt fici} te veranderen in enen Enge! des lichts: pag. 171. 't#nfe©abec cn
't<iBeioofenbeio. <i5ei!oben op teYcggen / ^faimen te fïngeni en enige
Dingen tcfegjjen /
tüe waar konden weien, en eeu nienfcf) ooh ïicötelih üecs
tieemen ïïonöe. ïBaé ban Die ii^nibeï niet ee» gcoot Citeaïogant i

171.17 i. ïfpbebeöernooftenegcoeteni^iïanfïmen oubfïen b^oc?
bet uit
het land van Vaux, en ben ^jebiitant Dupan; todfte iaatftc naöet;
tjanb ooh ijeeft gefdb / bat om bien tijb een man vijbenbi
op een mager peeni
(Öoeöanigeiitgeïoüebataïbaac te ïanbeiueï nieec 5yn / aïfo teeïaï^öicc)
met den neus na de aarde,
('t genc boo? ijet ïang tïjben ïtcljtcc Op etn magcc
ban op een bettpeerbfal gebeuren / infonbetijcibinöien'tban jabel i^ont^
biaoij ö^nbdbenuia^ oatmait' en fiiîherebeuûimctijen gcljoubm ï)aö^
öe. il^atuKinberiSflcèïitïjicriui

^ijnanbetbjoebcctoa^baneneujîornîop'ttneit ban «^rnebe belopen
geïaecfl. ^at teibe befe 55uibeïbat ijp gebaan j^abbe :in om bat befe
biïtant niet anbet^toifiorttoa^ een ^uibeïbie bit fdbe / fo toiïöe öy tjct
ooftgeïoüfn ÏBantaanSjob / ff4ti)ppag. 17^-17^· ^^Φ Ö»'t ooïi gr^^
baan. ïDat Öp aan gjob geDaan ïjcefc / ïaat ife mynrn atefer oo?beïcn uit
ïjct genc bat ïHin
XXV. öoof bfïuft ban mijn 11, boeh baat ban gefcö^ebfu

Î. boïgcnbe birteïïingtie^ 5ί|η ban gcïgfeen fïagö. ^aac ôabt«
iemantaanttoce bïeftec^/
Repay en Guillermin, rift in 't befoubec enen
pot^ oefpeeïb / en 't ïijnïoaab op be blefeeri^en ober ïjoop gefmetni.
fett bie eccfl nu ooft bat ί)μ 't gebaan öecft. om ïjrt toaar.

pag. 175.174.

^p bjifi ooh b' ooifafee / toaar om De bjoeber ban ben ïaatfien niet geftoi
nieiïbja^/ ben^?ebiBantbefoelîen; toa^Dat geen bjonberljju mpftecie/
^et gene feïf een iiinb bjrt fouûe ijebben hoanen üjeten i ^ nieöe ban 't
uerffcÖiïbattutfcöenBerardcn
Dumont getoeefl toag/ bat lua^ geen ge=
ïjc'im
j ηοφ ooft / aï feibe öj» ηοφ vele dingen waar van men nooit en hoor-
de fpréken.
Jl^aut ieber menfcijetoect toeï beïe bingen baar geen fpjaaft
bani^i en&oetoa^nutetoeten/ ofbegebjamibe^uibeï nopenbebtebtui
gen toaarlïeib fp?afe
> Chiquard toa^onbooifien^ gequetfi boo? efu.mti^ftet/
niet bjeetenbe ban toien : nufeitbe eeefltoiebat getoeefïi^;
het welke ook
Wel waarachtig konde zijn,
feit onfe man. pag. 17S' Of Ött

ebentoeï fo niet en tbace j tiet feggenöabbe befe eeefiboo? niét.
^omcbe/ pag, 175.
öatGuiiiiaume Blank betmoojb Sabbc öawnman

-ocr page 175-

170. ' e Vierde Boek.

Philibert MaiTon; 't welk by velen geloofd wierd, feitbc ^jebiftant:
^abbe Dat öe <i5cefl ooïi ïic^t te fcggen^

^ag. lyó.^^pfeibeiemant bant gefdfcbajï Teer befondere en geheime
dingen, diehy nooit, ίοhyfeidc, (l€ttcrOp/ fohy feide) aan iemant ge"
openbaardhadde. SâaaKöe^afïoo? fcïfoojbeeïtbattiy bedrogen in fij'
nemdninge/ dat defe Duivel baacom fijne gedachten wilt.

§. 6. Hy qaam daarna tot lafteren en fpotten lïTft <i5ob en alle Religiën :

ai^reggendeG/waP-iiniii. mctanîscccafgrtjfeîiftcm baarom οηηοΕηιε=
imetooojben: toiibe biccïjten aan tm §0aap m ban i)eni beftoacen50«.

toa^ ban bcfe ^lïibeï paapfcö. ïï^at ftetM baadn / bat geen boa|aat=
big menfcije feggen fean.

Dat ooit de hond niet blafte, ïtmibf uit natuurïifee ooifaaft / of ban bett
bcbjirgertoeïboo? ftonfi bc^chm jijn. ^gn fpottm met het
kruis, fijn
foitepiaatbanl)ctbefïo?menbanGeneve, en ban bt toverboeyens in ïjct
ïanb ban Vaux, ai ban 't feïf öe fïagö. pag. 177.

^obanigbja^ooftaï bat bofrtm met bc mciö/ Breflande, m bat na-
bootfen harer fprake.
ï©a£ tooubec fo fp 't fdf miffcfjicn gctsjef|î ί^ Die î^et
èeöe { oBn of alflriïî/η bniftfpjecftficr
ooïî De anDcre (feiiîmen lötfl te maften/

en a) even eens te fpreken als de moeder van Michiel Repay : pag. 1 78,

toa^ bat fo gcoten tooubri: / om te moetm 5ππ ijct b^cït ban enm
i^cefii

^atgfftfcÎJcemîbûnfijnTcilamenttetoiïïeninaken, pag. 178.179.
nict ecn| toaeröig om fticc öy te meïöen.

7. jteaar nu begint öeaBcfflfïcöaï^ een anbec gcefî te meïben/ban
bîeùu^'iangö£t fpdbeöjebeni)abùeî p. r 79.181 enöaöbe fcfeecbjei geï^ïi/
te ïaccijenmet feien
Meifîbnr.ier, bie aïie boo?foc|jt / baac be fiemme
feiîcenbau baan te ïiomen cnbe een klein flefchje boo? ben bagi) tjaaïbe.
Îîag. 180.

§rt fpotten met ben goubfmib en ben bïefeerôeeftooïî niet met aïïm om

l^etiijf, pag. i8r.

^et gene onfe pjebiïtaîît betftïaart van goeder hand te Rebben beïangenbe
ben «SeefitotChambery, beUJîjfi maar bat öwïicfïtgeïobig i^/ ennorijbceï
fcragïittgcc öet gene öp boo?gaan^
in bit berBaaï te hennm geeft.

ïiant fiet met een boe ïieagi>tigen bebjg^ / bat bit een ^uibel : δβΐ
San/ gdijftbejager^/ torpeh fa, fa, fa, fa, fa. fa. pag, 182..

't^li feec eenboubig/ bat fici) befe go^e man op fijne confcientïe be^
roept / pag. 1. al^ bie ficfj ban ben ^nibel booj geen geib behoren Wet.

Wi^niebeöatöi|abefen<6eefiiogfenberleigebaanie toüDe fien: bebïcïïte
bat ooft bp öcm feïf toeï benftctiöe/ ïjem ïicDteftft fo beeïerijanbe biebcn
ïionbe.

j^iet betet / bat fiei) befe ^uib?ï tegen^ öem en anbeten berfïoojb
betoont / of fp?eeftc in boegen ai^' rea Zielfeen «it het vagevuur j of bit of OaC
verwytbebenïutbiergriijïten. pag. 1H4.18^.

8, ^mm bigHïi bc te paofcteeten: maar op fuïften bJÔ'fe/

öac

-ocr page 176-

XXI. Hoofdstuk. ' tji

bat öeï ie&Èt tm fe tod fean boen aï^ ï^p ; fo ban be Hugenoten aï^' fean 5e
ftoangerc Dc^ 3|ct toa^ rentoubifle gobbiugijtîôïîi'ti» /

oatj^pijaar toiïDe elDrr^ genen fcnöcn / en oofe foiïanige feiorfmïoeöigöciö /
batfp'tóei-tiïaööeinöaacöm^te&Ipen. pag i§f. i86. j®aiit fat ||oe

0jne"55jofe5pe ijecft gcmtfi in Ijein / dat by onfeilbaar in drie jaren tterven
loude:
pag. j 86. aïfa öp 40. jacen na bim ti)ö nocï) &ceft geïeefb / a!^ Wght
lut öet getuigenis ban oe ^pnoöe pag. a i ?. in 't jaar 165-1. nocé bp ίΐίη le^
ben Dpgefleiö.

i^ptjeeftonttoüfeïiftgerpott/ toanneecöp fdöe pag. 187. batΒμ op öen
niet foubc toimien
J om dies wille, dat fy den naam des Heeren te feer
aanriepen.

€nbatöpnaben m . i^obember niet meer en geeft gefpjoften : 't ftau
5i)nDatï)p'taïmoeDetoa^/ ofbegeïegentöeiö niet meer en öasbe om öc
feonfïin 'ttoerlfetefietten. , _ ■ , ^ ^

§,0. iSaar nu becöaaït on^ befe f ?cbiïïant be fïomme fpofterpen ban
benfeïbm <©eefl ·. 't
vervoeren van een ftuk lynwaad, menigmaal ,· den kan-
delaar
bc bien^maagb uitDebanbtcrufefecnï de rokken |iaac te nemen/
cn baar mebepoffen uit te regöten: onïo^bare
knopen eerfl gcmaafet/' en
ban ontknoopt pag. 188.'t herbergen ban
beleerfen, en&ettfàmenl^ttopen
banradyfenj pag. iS^.jgn biergeïpe ftunflje^ aï^ be gene baar ïîïaâ^
üiïaaffeHjijne^uibderpemebcbegon/ aï^inöetix. ijoofbfîniî i^tefie»
Sctoeefi.

't^cöijntict^tctoefen'tgenepag. 189. toojb berbaaïb/ ban't bedde,
eerfidoorde dienftmaagd opgemaakt,
en toeberom m enen ogenblik ont-
maakt;
in tegentooojbigôeib ban befen fcô^gberfeïf en fijnen b?icnb.
in bat ogenblik, tertoijlefpnocijtan^tBat gingen wandelen, geeft ïicijte^
lift be bienfïmaagbfeïföetbrbbeóanbigftonnen aftoerpen/ becirafTcöec
öan fp 't öabbc opgemaaïtt. ï©ant &p en feit niet / bat fp miöbctetopie
uit bc ftamer toa^ gegaan, ^nöien ja : fo ïtan tod een boebe ί
feif met
mebetoeten ban öemeib) fiegonbjrbebebfiebe/ of acfiter't ïeöel^aut ber^^
ÊJOjgengebben.

10. ^itïaatfïefeoratmptetoaarfcölineïiïterboo?/toanneer ifeboï?
gen^pag.
i9o.bandenftaiknecht ïefe; bie fïcö miffcgien met befe bienfî?
maagbtodberfîonb: en feonbe een ban beiben
den fandloper toeï ter aarden
Mirerpen
fonberbientebjefeen; aï^ ooh de boeken; of ooft nabootfeo ofte
toege brengen
het geluid van een muskett. ^e fci)?9bet moefi on^ tod bets
feftecböebben/ batnocöb'eennoci) b'anöec baar entrent getoeeft toaé/
öieöembefepotfenfpdmftonöe^ jDlSaaröpIïetop fidj feenneïift in bet
fen fo gdobig aï^ een fefeer f jebiftant/nocï) ïeebenbe/cn ooft bp
οηφ ban na=
me fonberïing befeenb. i|et ijeeft mp een berfïanbig bo?ger befer fïab ber^
fiaaïb / ftoeöp benfdben onbeiienb in een gefdfcljapbinbenbettoanneer me«
quam opt fluR ban mijn geboeïenjbefeïbe tegen't feïbe inb?agDt een betotj^/
bat na fijn oojbed ontoeerleiigeïp fcgeen. fPant bit toaren bp en, bp fijne
tooojben.
Men wil fcggen datter geene toverye foude zyn j waar van wy

® X evea-

-ocr page 177-

172. ' e Vierde Boek.

eyeriweleen verfchen leevendig exempel hebbeti binnen orfe flad. War t
een van mijne Goliegen vond fijne boeken op fijne ftudei^rkamer met de plan-
ken't onderfie boven gekeerd. Jl^Oaf fuïhc fpQl^eVp jpïcfgion^ ijftÖjotüÜoife

aï ten ηιίηίΐΩΐ in 'i jaar.

i^et gene tecöeröefeüan meet bicrscïpfbingm op ïjit fdfbc bïaïj btr^
meïD / öeeft niet ban nobe bat ih baar ict^ meet ban fesfie.
<Bf 't rnoefic
Sijn bic toonöciÈ beöenbigijeib ban befe bieiïfimiiugbiöie Da-^t e muij
ftnajjïjanbigachter
haar hoofd-peiilu we becbergöe; opbatöc ^mbcï/bi(?
öocmet betfiioenentammelbe/ öaarbie nietηαικη fouOe. ebrn crné/
oft Opbaar toe gemcaabcntoifi/ fb.taeï aï^ om t ael&eeïe bebbe neet:
te
öjerpen/ in cmen ogmbïifï. l^iet uit befïnit ift ban te nabec /batbeff
<3eefï / enïsefe geeftige 23?cjfanbe goebe ftenni^ tfanien Ijabben.

II. ^atDuivels klokke^ fpeh foijp gelooft bat fjct getoecfï5T.j/ ïuiÈi
in 't eerfï biat tocnbiTlijh.
®c bjcten bnt twee kiet: e kloxkei s tiV l)p in
ïjui^fjâbbc/ toierben
midden uit iï)n yiirweik. wech gcnomm,· öaatna
gel)0Ojb op beïe pjaatfen baarmen bie ni£t fagö, .îîfôaar bu aibiru Defeïüe
ta)atenbïi)bfnïtaHafni3cop §unne piaat?»/ m ebentoel op fo brei anbrri:
geöoojb; bat foiibr grottT toonbcc 3ijn getocrft iPat toa^ rc boo? gefclfcijap
op ben bïegö/aï^fp ter iierhe giugcn/en bic Moiigïicn^ öoojben iuiDen/ fo ï)»
fel);iiit i' oplJatiap toeten mogen of ieniant ban öefeibe befe hïoirhcii^ iiei?
raelih&pfïrïjberbQigsiUjabbc baat boa? ijuifen of faefloccnc piaatfrn
Daar flici) ö' een of anöec bacbe onbcitenb becl)ic\b / en bit gcUüb of ban ba
jeïf be of gcipe Bïo?:lien#bm boo?bp gaanben ^ötfn ïifif I '

<2^f raeefleï Luther öefiïbecfmiboofibanbefeïtunfitoa^/ bie ben bedo^
ten ring aï^ uit be foïber feonbe Doen baïlen i of bat öp mebe fo gelabjg toa^
aï^^crrcanbbe^jcbiftant: aït00<sï}eti)aeci3eïijh brriiefenban eenbing/
en'ttoeberbinbenal^nicn'tnietenfoeitt/ toaaraföppag ipiJjet een en
't anber meïö / fû.genneen./ bat mg feif fulhe tobecp noel) Dageiyp
jrbeiirt.

i|p infïï!!pa0ii9ï.tetlian0eöoo?öen/entet anbcr^ ban gefiene» Γροοδ ;
batnietmetaïom'tlpf ijceft/ Ijcm fleel)^ ban anöeren becijaalb i^/ en.
fi£i)tcïift i^^[p tefoffeiiiutimijnc eigene onbecbinbinge ôier booj beröaaïö.

iz. i^etquam op 'tïaatfï tütbiibim.pag, 19^. 194.» ïBantöefc ^^uf^
beï/pïpanöeren/ficii^iderbQoft bftoncnöe toanneer fe|)a
èp 't
niet vçeïkngcr gaande houden konde ; ( lietblE gcmecne bpgfïobigöeib
l^ingbefen fci)?Öber mebe aan)
wierp fondci ophouden fteenen , twaalf da-
^jai^og, van den morgen tot den avqnd, inet^ote menigte, in alle plaat··
lenvaq.bci hojs:
enbaartoarcnbeconbec / biemeer dan twee of drie pond
wogen. Hgt
fcöünt te feggen/ bat Ï)P bit felfgefien en gehoord ïjecftï
waar faïtnp naatoJgicboen geïoben / bat ijp
tien of twaalf dagen achter eert
ireöurigïift in iiui^ getoeefl ; enbe mogi)t ooft op fuïfe een ger ing gctaï / en-
aper fulfeen groten fafte toeitoat netter aangetcRenb Rebben / of öet i o.
af
α ö^en sijn gelbeefi i^et ooïi ban Die (iecRe ^uibei^ gem getoecli J

m

-ocr page 178-

χ χ ï. Hoofdstuk173

öii' (ÖuibiïjüGf^ torrn alfo iifiït berfcttcn Rcinifn/ iTt !n|)ne berïrggc;
ίίώίεπ ö£ groasftc firnm jijii geteceft Uaii tajec ofD?ie ponö ftoaar. ^
Iï ijaö

Ijym&geïiii ooft tod 0misWî£im0eMb/nHîTcÔtf"/fo aï^ öc Dagen

Dat ijet ijeeft gcDuurD. ïf iei· t' Htmfiec&ani i0 my beltcnö ccn ïtoopman /
Dieinfîjnceccfîc fïmörcÖPtï» fiiifeni biüticï ï)ceft-ontDc!ït,· bie op befeSf Be
iiîijfefnrnti)îiiôn0fpooîîreboD?ïjftlf5ui,ë ; fbfcec/ Dat ooft em pjebiftant
grÖdaïD toicrö / jtit öerïepntgeiD. ^ie fagfj ooft meniste ban fieenm tcer=
pen ; al^ ban öobm ftonitnbc / m fonùer i>mant bie öet bcbe te berneenïcn.

£toijfeïö&norfjtai\ë/ot· greii bebzooJj baar onöft fcijuiïöe : tot bat öet uttr
ζμιαηι booj ijet ftinö f bat tegen obcc fat / baar be otibc iieben acljteïtoaart^
ïïatof3fftcerö/ nictfieucn ftonben/ en ftclj be geefi niet ^ocbe booj ijct
iitnb. 'tÏBdft ftenbc't fpooft/ feibc/
dat doet Marritje. ΐ^οφ fonbec'
bat öc mciö fjet öoo?öc bic aavifïonb^ ijaar om emfiooöfciiapuitgjefonü0n;eii

ftinb in f)aar aftoefen onberUjaaoö.berftïaarbe / bat fp bcfe fïeencn uit
naaöfaft fiabbe ficn ijalen.cn opttiaart^nabe foïöfr totrpé.,^? torbn: onrgcs
ftouifn/ tijojïii oribfEUjaagb/m onbcrfocöt ; m fo betionbcn/ bat fp bcfe
fi£cnt|e^ bp ficlj fjabbe. ï©aarop geftommtotbffeenteniffe/ bat fp Ijet toajS
DieaïbicfjpoftcrpiïaB aanffrrrgïK : fotoal'föaacincöeooft gtbaan. ^ir
mp tian feif aïfa bci^aalDt·^

13. rinC c brr ^iftorie faï mp trrflonb Ijan πσφ ccn anbfr fpooft /
ï)jrr t' ^«ificrbani feehcnö / boen fpjchm : niet tegcnfiaanbe bat bit fröijnt
notariaai te jijn/ bebffiigö boo? be eigene onöerUinbinge ban ben Îîecr
Tor-

üiasvkoninghken Notaris en Procureur ter f^Ifbe fÏPbe ban .iBafcon. (Cf
luecen / bat be ^ibeï ftonöc f feniten fo aï^ ÖV- l^aar 't ergfie toaé / bat
ban ben iaatfïm (leen/gciegb aan bir gebott? ban ^pohecp ^ 't tuelft tft 'baa
bîoûîb tot
üiodjD brrtjaien fai fa aië bp 't fci)?î)ft. De Daivel (feit Ijp) wierp
enen Itcen voor !))ne voeten , fonder hem te quetfen, ^at iPa^ beftftfibnt*
Denfelven nani de voorgemelde beer Tornus , tekende hem met een Ηουε?»
kool van den heerd geuomen, en wierp hem in het ftchterfte van't huis , 'v
welk aan de muren van de ftad gelegen is,
(aalt bJdïien mogcïift / aï^ ouö
en betbaïicn / ödc ïoffe (tfcnen iai^n) dicht aan de rlviere de Saone. Jï^at'
ïjeipt ecbictoe/ Danbacüebïofböen mimr affpoelenbe/ te meer (ieeneii:

ïo^maafttC'J Oewelkereerlichtwasom re kennen door'tgefeide merkteken:

αί ooft ïicijt om tocbfrom te tocrpen / fo tod eerfl / booj enen acijtcr bm'
muur ficö berfcö'ttoöc gdijft hï bien^iïiaagö/afö boo?feib.ti^f Ijp ftoube r?
nen anberen geigftertop" tiifténm, toam öic bermombe <i5ccft op alle^ af-
geregöt/ftanalfotoeïbanijoutftoeijnjruoojfiena^öCojnu^toa^v M^at

bie nam delèn (teen in (ïjne hand, (eenfïout ÜCjïaan!) en feide dat hy feer
heet was.
^>Pibe ö» bat ί SJépîoefben't ban ö'anbecm ooft niet ·? oftoa^
crniemantfaiiartig/ battjnben fiecn aancaften berfbei .flâifTcbien t»e=

burötom'tgmfüeöecrCojnuöbaarbanreide, dathy ^eiootde, dat hy

hem uit de Heliegehaald hadde.' JBaar ijpïian ban fifnc papen on=
öerbjcfen / bat in De HcU i^ een ïicljameïgft buur / bat gccjïcn bjaab i (aï^

1Ó7.} of öe^t ϊ)πη ceu gerefb?'
^ 3 mfCïlK

-ocr page 179-

174. ' e Vierde Boek.

mccrb^pjc&ifeant/ tnböim^iijmiimgerigïjtbitgtbcurbi^/ oo&nirt bciet
onbcï:ïf0l)t:€)f/ïaat er in öc ^fiïc fuïft buur
5ijn ; op öen ζ i. ^fcfra?
hn in gcijceï iîaûfcon geen ijuur / om enen flccn öaac tncûe öeet te malden i
niiffclïengenoeelïomfeïföecfetnöerenöf ïiranfeen boeten te bertoarmen.
öitnict een elenöig pzaat ban enen ^^jcbiftant >
14 ^iccDeefcbooibadnigjaccnnocpeneaniierebienfimaasii opbm
^aaciemniec bnïî getooonb/ bp oube ïuiöcn/ Die.bJinfeel neecing Dtben.
^f^ uaci)t^ / na bat fp beiöen en be rnetb te bcb grgaan/en fp ooft felf fora-
tyD^alene toi)ï gefïapen öa&Den : berfcöetn een fpoofe booj'tbeö/ ging
koanbeïcnöcboojbefeaina:/ geôeeïin'tïtiitt/ geïp een geeefl; en ruftte
bego^bpncnopen/ en bebehenl ban ijetbeb: flûeg fomtijD^ oofebegiarea
in / bie in be fcljeiömuir tufliften t boo?öut^ en be hamer toaren. ^e fm^
urn of be ^ojreleine fcöotcï^ toierben in Den gang een^ teffen^ ban De bjanö
cn op be bloer gefmeten en gebjoiten ijet raïï gcüïeben jijnbe aïö ^et toa^/
m be lattm/ baar be fcljotcl^ boo? aan fïcunen/ ^cljt en bafi.
©crfcïjeiöcn mannen ban be buurt en ban be Unenben / aan ben
lieerû fittenbe ; fa fagen fp be |ïeenen baïlen uit be fctjoojficen : en beeï ans
öcre biergcïpe Dingen meer. Cen pfere bout bie öe ^agöbenfter^ fïuit /
boojaauDeftraat/ geraafttcbjcgijj geïpooh b'anbere bie in be piaat'^
gcmaaht toa^ : en gcbonöen in De tooonbeïber onber 't öui^. ï^et meigje
( taant fpbaeinig meer ban
17. jaren toa^) quam btfemaai^ ïopen ban bc
foïbaV baacfefltep/ mctbecHJcrbaafbbnbitiagcnbe/ batfp'ter ïangec
ïitet ïïon tjaröen / fo fcer aï^ Ijet baar boben fpoohte / en Dat een Daar ïang^
ging loanbeïen in 't toitt. ©e onDetbuten mt be iielber quamen boben hiji
ben / enDetoiïDen uit ijet alfofp mebebeeï aan't^poofe ö^bben/
Doo? be bout ban 't ben|Ier tbjeemaaï in ber feïber tooning neergcbaïïen / en
ooit
warm. ïï^eijflet/ 1)0?aïle^ einbeïiH ontDeiït toicTD j foaï^iïï'ttjebbe
uit ben monb be^ oberbuurman^ bie^ tijbsS/ bie aï ïjct boo?fc|5jeben felf
gieeft bpgetoocnb / en aoit D' ontöefefeer i^ getocefi.

§ if. l^pfagöopenenabonöuitfynfioep bp öonfeer / bat ört mei»
iiebaöuiité booj een benfter ban öc fteïber / baar een ruit toa^ uit öet gïa^;
cn ijooïbc op bat ogenbïih ooh ietlu^ neberballen. 3©aarop be iuiben uit
beheïDerfeHnenbe baar boben ftpben/aïégefeibi en baar in feggenbe/ Dat
beboDifeibe bout fo cbcu bp ijen enbc neben^ 't feïbe gïa^ toa^ neergebaïïen :
fo ging öp ober/ fîiîkn bat ge^öf ; mit^ öf» berfeiterenDe / bat öp 't fpooïi
i)ab uitgebonbe. daarna be bimfïmaagb fîilleïîen^ bp fïeö boenbe feomcn/
fo obertuigöe ïjaar buibeiiU/ ( ïjoetoeï in 't eerfi ontftennenöe) en
bebe öaar beftennen / bat fp felf aï bat gefpoofe ijab aangeregi)t. ï^oo|t#
öebe ÖP 't Ôaar ooh beïpben booj ijaar boife en b'anbere getuigen : en bat aï-
bu^. ^p üJag^ be geefï / bte in i)aar öemb bïoot^ tioet^ ban boben itomen=
öe/ ΟΦ bertoonbe in be hamerί De gïafen tnfïoeg/ Defïeenen/ fïaanDc
omDenJjocftDerbeure/ ober'tboïHÖfcn inbe fcfjoo^fteen fmeet ; en fulp
gebaan aanfïonbjS na boben toe ontfïoop. ifet raïi/ aan'teene einö
gcbatt/ ïjabfpgemecnbinetewinöojtfoaftefcöwen: maat fo j^et ans

beç

-ocr page 180-

XXI. Hoofdstuk.

ber einbe aï tc bafl to^ Sccôtcnbc : fa toarcn. totï J tcctopïe fp't boa?fte ciii^
m met àcagôt af Ijaaïöe / öe fcijotcïcn acijtcr öc ïattm / aan öe Dïotc muiic
afgefc^otm , maar liet caïifelftejeöcctoegcflagfn aï# te boren, ^^''pfcre
boutljaDöefpban mojgfn^öatfe'tiïui^ontfïoot/ inftami ïahgeDjagcn i
en fo toag 't figen biarb Uan öcfe mciö ifiet geïfcöe öuui: getoeefl / baac 't pfec

tjciD Der oubc lutöf/ niet fo f toaar beMaagb toitrö nocö sctïtöft ban Ιιείβε?
cegût aïg fp beröimbe.

Haat 0X1$ nu berber öoren / of fic^befe ^utbfï ban .ïiBafcon
niet op gcïpfee topfc fdf ontbefet-
Des anderen daags ( na bien ix. ©ectm=
ber)
wierd ene grote Slang gevonden,die uit ons huis quam,en,feit hy,gevangc
aandedeurdoordefpykermakers, onfenageburen, met hunne lange tan-
gen, en op fuiken v/ijle door de ftad gedragen: roepende,
Siet hier den Dui~
vel die uit het huh van Jen Predi\attt gegaan is.
Daarna gavenfe deie flange
aan enen Apteker ; en men bevond, dat het ene waarachtige en natuurlike
flange was ; ene fake Telden om fien in defe landen,
^ocfjtan^ ban tel
fffÖOO
^b. J^U/ 't töa^ene waarachtige en natuurlike flarge : fo bjap i^et ban
be ^uïbeï niet. iBat ban ί îBiï baarmebe feggcn / bat be ïEiuibeï aï?
ïepöcoïbe^ianggeDaan öcfft^ öo^ feomtban/ bat tm toaaracijïigeen
nariïurïite ^lang inbie i4.toriien niet een^ in bat
t}ui0 brrnónirn i^i
Ïï^o^b^baar feïöen ene fïange gefien / fp bJO?b nocötan^ telooit gefien: bat
feïbengeijeurt/ bat gebeurt nochtan^'. Bâaarôof bia^ befe ^lanjje nu'
öeï^uibeïbiegefiiaühtliaböeJ §aö öp banaï bat toerfe bien ganfci)cn t^Di
boo| mibbfi ban Dot beeft gebaan
{ïBaft be flang biefe ijoojben { toa^'t öe
fïangbiefe fageni fo menigmaai/ en op fo mcnigerïepc toïjfei ï|arteï
bja^Ditbebacöi/ bat ene flange/ ïangbrrbojgen/ en nu böo? Den öagft
quam/ ai^ be fpooftbcfleiier^ geenen raab meer
fligen/of inifTcÖien ooh
moebebjierörn/ DitfpcHangcrgaanbeteïioubeni ^ie^ toieröen οοδ
de
kloxkens
ijjebVrom gehangen / ter pïaatfe baarfe bjecftgcncmen toarrn.
IBaar toie bc regöte flange baas? y baar aï ait qiiaaö ban quatn / faï on^ bi
feÖiUbit frif ontbfMïni.

17. ^erafeïf/aanmerkende^omftandigheid van tyd,plaats en perfoon,
waarmede hydoctnaals te doen hadde; dunkt, dater vele ooifaken zyn die
daar in ffamen komen.
pag. 198. (Cen fctfien mii'cö in bien tljö bikï
ban .^pohcrpcn,Coberngefp?ûîtcn baar ontrent: enbie^te ïic^ier taierb·
Öetbangeïoofb V ^et gene in be^ ©jeöifeantë f)ui^ toicrö bstnoaien ; en
boo?(€aticrpgei)ouben/ 't gene emgfm^ Öaarna gdeeft. ©e toberflufts
fecn lieópbanüerljaaïisnn fobeïaccijeliïiienongergnïö/ bat öp öem feïf
baarinebèaïiegdüisfbjaarbigijeïöbeneernt/ bdangenDe ïjct gene ûp ban
Öeni feïfberbaaïDe: tenrainfien/ bat tóDoojeenbiep boojoojöeeï en on-
meteïifteöpgfiabïgijeib/ fïeï) berbeefil· leeft öreï te fjoti" f" ^^ f»^"/ bat
niet en tpa^ / of boa? üjat aiiuer^ aan te flim baïi'ttoasi. ^ίί ïate mijnen
ateferfiifbif gcoliennaricii/ ban gcbleefeljce ^uibei^/ bie gmiwnftijaii

nvç

-ocr page 181-

176. ' e Vierde Boek.

nïctöcU^Diibïm/ ofaï^bjautocn met be mannen ijabbm; mÎ!ÉbûbcfîC«ii
gmllanöcn mi^fjoap of öe gïïïge tot ccn ïeeüfnDig ini^b?uih ban uiccfr^ei

.îîkm\33dïuft bebenbicmii: foai^Dppas 199/200/ ïoi. Οφ niet ontftct

boo^ tôaadjeiD op te gcben-^o meDe'ban üet |ci)eiöaie anDecc groiicn/ en Die
lïlimaartianUoï^cnfeagenöeeft. pag. lo// zoy ijoefïccIïtLirflniröetnan
ïïltöcfefiaatje^/ pag.
iO3.datdeDuiveldies tyds in fijn huis gelyk geke-
tend was?

§. 18. fïeninic ï)em cnbertutT:ï)en geecne toe / iiet^ene öp aï^ itoecs
öe oa?faaïi tian
't gefpooïi becmelb : bat ijem fïin püec boo? ben opboto eiïec
riewe kerk, batfpoohbantoegebetJiBafconfvôeeeelîeliïî&eiûtoeï niagD
DecabenijebtJen. pag. zo?/2
.04.. îBantbitjijnniaac getôoneiîunfîjf^bart
. öat Uoïii. .ïBaai' boben ai fa ïjceft ceben om
Breflande fijne bicnftuiaagb/
aï^ be becbe en booiuaamfle oojfaaii üan bit fpeï Uecbaeijt te ftouben / al^öe
Uooinaamfïe nifefïerefle ban bat fpeï.pag. io ^/loó.,^iet batfebaarom met
ben vl^uibel omging j maac toeïbe^ î^uibe!^ naanuni^b?uiUte/ua't ge;
meen geboeïen en gecngOt / om iiaac bebgogl) op öem te fcinnbfn. ^im
:bictbf reöen pag. zoó. ï^een uiito betuyg banüpgefabigijeib j nunfrραΐΤαι^
be boo^ enen p^ebiïiant ban onfe föecïi : te loeten / bat in 't ijuiji 't teeiïi ï|!i
beVuooui^eouiangi^ ene nioojb begaan tua^,· ai^offielj fuift: geefïen in aïs
fuïïie ï}üifm fonbediug bcrtoonben. bgfbe en ïaacfir rcjen/bie ïjn pag.
10J/ io8. aan ben öagij brengt/ Ijeeft brei bctcc feiirjn. Q?e bjoio bie t
ftui^ te boren bebioonb ijabbe/ om fijnen 't iniiic baac ui£ nioetenïie beröui^^
fen : öaö fieïj ontbaïlen laten/öat fp fïeö aan Öem bJiehen fanbe. Cncp ben
feïf ben bagïj toanneer ijet bonnig ban beb^fisinge/ op fijne iiiagfite/ tegen^
Ijaarbpben<i5eregljtc uitge^johen bJa^/ telnetenopben 12.. december/
(berttet !)tm 't ^pooU. ^ietjbaat nubtt bergrambe to^f/ be boofaacbige
nieib / nietbe^aapfeïjegeeftïiftlöciö, elft tn'tbefonbee/ en boojnamelift
bie b?ie te fanicn / jgn bolle magljtig ( infonbcrljeib inbien bc ftnee^t öan 'i
baac bp hoint ; om aïfulfte fpofterpen te bettoeftften,

§, 19. brei ban ban bien fo becmaacben ^nibel ban lîâaféoni
,aanbîelftenbiebanCebtoo?ti) ïieöteïift te ftennen
i$/ toanneermen öera
eerfï by ïjemfelben bjel isefiet/ en ban met bien bco?gaanbcn bergelijftt.
©itilb'óifïorie. „Cenebeïmantoti^tbtoo^tö in öct gcaaffeöap 3BiIt/
„ genaamb^o§anne#j]BonpefTbn/ ï)ab in't mibbm ban mieect
1661.
,» enen tvommeifïaga / bie be bunct met trommelen ontfieïbe/ fonbec bliift

banlafï; baarin belet gebaân. ^e 2&urgermee(iec fonö een maanb
„ baarnabetL'ommeïaanöctöuigban liBonprfTon/ baac bie ooft bleef.
ïl^aar opbolgtin fijn afjón aanftonbg" / en becbolgt bp fijne toebecftomi
„ fïe/ '^nacöt^eengeftlopaanbebeuc/ en'tgeïiiib be^tcommelfïagt)^/
„ aanbe5ijbenbani)cti)uliJ/ met öout befeboten/ en baac boben in be
„ 3lueöt. €en maanb ïatecquam'tgeiuib in ijui^/ tec plaatfe baac be
„ tcommcllagi)/ tbjeemaanbenïang ; boeömet becpofingii
banttoee/
,, b?ienacl)ten/iegen^b0f. S&eb^obJ ban't ijwi^ qnam in be ftcaam /
„ en 't tba^ bjie toefeen flil. ?^aacna ijeeï Deftigec opfluibenbe begon be

-ocr page 182-

χ χ Ι. Η ο ρ ρ d s τ υ κ; tyy

ftmbeïlop^ftûcbôeteouicufien/ bebebfïeöeöombeöccunm/ en baar
onöec fcö^apcnöe geïgï» een ftonb. ^e ftinöcren/ticcpïaatji op ene fea^
mer bie tot baac toe getoeefi toa^/ïeben't feïf be.iCtoee pianften in bie
hamer fjcö betoegenbe / fagljmen ben fenecöt icoeï ttointig maaï toercj^uii^
üen/en laan ïjem iueberom te rugge : en bit bn bage ten aanfefjoutuen tïan
beeï öol]c. ^oe ïjoigbe een ftoaüeïacótige buiïe fianft. ^ ©^ebihant
guam biöben oi^er gcoot geraak lian 't fpoofe. ^a bat geöeb fagömen
beftoeïenfonberiemant^cafeenïaHjï^beftametgaan/ ben Mnberen bc
fciioenenoijer'ttïoofbgermcten: eneue&ebfioft na ben ^?ebiïïant ge^
tooien / bie fo facftt aanguam aï^ een Bo^je bjoiïe. ©aöer bïagöt
be ftïeinfle ftinberen in een buren öui^ / baar fp trjp toaren ; ban öieiö öct
oubfiebïirïcöinDehasnerbaarboe't trommeïen aanging/ en b?ic te^

ÖDnb enïiet ficö öoren onötr 'i gtoajï gecaaiS üan befen <©eeiï. üet btenfï^^
öoïïtÏQierlifomiïjDsStoeïmet be beüöen opgeïicfit/ en fonuijü^ een ge^^
Vötgijt geiegb op öunne bDcten.
'©aamaöegonbergeibteitiinften/ iuaar op get grof getaa# een
einbenam/ en i. ^pooïtberfcöeiben potfen niaa&te, ^ ftnecijt een
beugbfaamjongeïingtoierb'^nacötégi^awrfb/ met gemfret befeban't
ïöfte&aïen. IBitë bat een fenecïjtüan ben Öeer23ennet/ intoien^ toerfe
bc tamlJticr geluecfï toa^/ fitlj aibaar üertoonb &aöbe/leeb bic ban IBons
PdTon meer ottgemap. ^aar toierb in
't einbe ban 't jaar i 1. fomtyb^
ïieftt en faeel geraak ban bom bernomen/ fa öet bienjïbolït feibejmaac
biergeïijit ôeeft jii^>ompefton maar een^ gefjoojô. ^n 't ïtioppen feibe ft^
her ôeer;
indien u de tamboer te werk itek , geeft drie kloppen. Bet
gaf bjie Moppen : Daarna een^ fonber anttooojb bïijbenbe ,· gaf/ at$ ber^
foeftt/ bïjfïiïoppen/ fanöermeer. ^et trommeïbe baar bjeberomop
aan/ terjgbenbanöet&uil: ij^ifpeeïbe/naaflte plaats baar bjeembe
ionfter^ ïagen fïapen, ^e Ijoeffmiö ffiep öp Sfan ben fenecöt : en eben^
teei fo l^oo^bemen een peerb befïaan. man ban 't öui^ bjoeg in be
koeer / om een? ban öuij? te gaan / Doo?t een geraak / en roept « 'wiuh,
aioitch, bati^/ een toveraar, een toveraar: maar met een ptfiOOl in bC
öanb / toaar op ôet aï berbtoeen. 'c <0ing naöecóanb^ ban 't een na 't
anber beb / en ïieijte eene fijner borijter^ op
î maar i)ct ontbjeeit Öe fieften
ban ben öegen telfeenmaaï» €en |ïoh om !jet te ff aan / bïierb ibec&ges
ruftt: enborngeltomensiinbeopbelfiamer/ toierbbieberbuïbmetbuia
ïenfianfe; en baar grote öitte/ fcöoon ijet tointer bja^/ en feoub.
j||et gaf be hamer bon? fulh een geïuib / aï^ Jïf ^et ene fteten fïeepte / tbaec
ofb?ienacï)ten acDter een.

„ ^u boïgt toat bjonber^ en toat bjeemb^.^e S^pbcï ban be bjoin toojti
inbeafcÖSÉÜonben/ met be bïaberen om ïaag: bebjeïfte opgenomen

ban m man / fo fagï} ïjgf / batfe open ïagö ter piaatfe ll^acl^. ?. aftoaöc

g

»»

-ocr page 183-

826. ' e Vierde Boek.

, 0cfp?oR£iitoo?bljan*tHfberiîaïïenbec onreim geefîen boo? ben ^aïis^
„ maitet/ en fijm magöt gegeöcn aan öe ttoaaïf/ om ©utoekn uit te
„ terpm/ mtianbeïafïedngbcc^cöïiftadeecöEn/ batÖP&etbcbcöoo?
„ 25cei5etiuï. ©e^aöonb^affcöt op bc Woec gcfïrpoib/ fa tJonbmen'#
nwjgm^ tcihenen baat tn iian onijcrfiaanbace letter^ / en öan emt
„ gcoteftiaata. r -

19. ^u^Uecïei^b'inïioubljan'ttjerl&aaïtïan <0ïanbiï/ uitbrngiit
ban jSonpe(Ton. jl^u faï bp feggen toat ijp felf beöonben öecft. , - 't
„ b?ecb gerac&t fïcö berbiaact^ l^cbbcnbc btgcurn / bcrnain ijp oj) bm
tet-
„ fïmabonbfuiftgcftö^aapaï^boren/ acötcc'tijoofb bcc fembcrenop't
„ Jbfbbe : bk ecijtct baar niet af berfcijjiftten/ boo^ gcbjoonte. ^ fci)?aap«
„ te bpf / febea / en tienmaaï ; en fpoofe bebe Ijcm bat teïften^ na.
,5 rnfynbjicnb metöemaïbaargefiomen/ boojfocötenai'cpopDftnaato^
„ fïe/ maar fp bonben niet^. 3Baai:uiti)pboe (bit jijn fijne eigene bjoa^^

,, ben) in waarheid overreed was, dat het geluid door enen geeti of Duivel
„ was gemaakt,
i^p bocïbe onbec 'c mibben bart ïjet bebbe / bat &et tegen
„ be öanb optjuam / en maaïïte een gefbjoeg gdgfe een öonö : fo Uragljtts
,, bat öet feiföe ftamec bebe fcijubbé: norijtaa^ bern m öp ί} onb nocö featt.
„ .fï^itgïiien fo meinbe öp een mui^ ofratt in enen fafe te fifii/aï^ ficö ö^toes
„ genbc/ jnaar bonber niet met aïien in. ^t fait öjng aan ene anbece ijeb=
„ fïebe/ baar niemant ontrent bja^. il?penfijnb?ienûbe^.mo?gen^b?oe3
„ bântùebbegefelopt/ berfiottbe» ban ben öcerbe^l^uifc^/ Dat baar nie-
„ mantbanbe fijnen toa^ ontrent gebjeeflï maar feibe,iâompepn/bat
„ öiftmaaï't'poafttermibbernaebtöectrefefecnbcbe^moigenl bjoeg pïag
„ bjeberomteiïomen.

„ i|etpeerbban45iànbiïïtoterb oj> enen nacfttonfaebtgefianbelb/ en
,, ftocettefreröenaabJö/ fctjoonbjeïgeiîabenbengeboeb. ©aarna met
„ een öaifuurtje rpben^ïamgcteojben/ toasintbjeeofOjiebagen öoaö

§. ao. feit onönociï ban enige befonberöeöen ; boo^SBonpcffon aan
tem beröaaib. „ ól^p enen mojgen quam er ïicftt in ber ftinberen l^amcc /
,, en bîitrûtenimnfïen
loe. maal geroepen/ een toveres, een toveres.
bage fagô W »« b^ fe^op^^een een tjout öebjegen : feftoot er een pifîoûï
4n : bjaar op enige b?oppeïen bïoeb^ gebonben bjterben op ben öeccö/
„ en op be trappen.iCbjee of b?ienac&ten na bien tpb berboïgbe't fpooft een
„ feinb bat eerfi gefpeenb toa^mam be fteer^ baar bp lïaanbe telften^ bjcei)/
V op in be feijoojfieea / en bjierpfe onber 't beb : fpiong op ïjet ftinb (in toat
„ gebaante / bat en feit i)p niet) fo bat men 't met be anbecen berpïaatfen
„ moe^e.

O^enaafïe naeijt baar aan quam iet^ be trappen op/ bat boa? ben
fenecöt in fijne Bamer aan't boet einbe ban fijn beb berfc&een.
De nette
gedaante en proportie kondehy niet wel bemerken; maar hy fegt, dat hy
een groot lichaanafagh, met twee rode, en als brandende ogen» die énen
«ydlang ftijFop
hem gcllagen waren, en eindelik verdweenen.
„ tetmaabJbeeen^ïïfïöHeenftatt/ ennambe ftinberbegen^ op ban't

„ beb'

»

-ocr page 184-

XXI. Hoofpstük. 17^

,. fièböc / ban ban 't cenc öan ban 't anbcre/bie mannen nfrt en itonben
„ tcsenöowbm. ^n flietbechinberenbeenenaaniïetbüetrcönit/ gootbe
„ toatecpattcnmtm'tbeb/ cnfïtooïöimcrafcöojpï aïïc|in'tbp5gn ban
„ b^cemDe πίεηΓφπ,/biebcc naa'eï op paflen.

„ bébbc ban Jlonpefon toiecü een ïang fc&erp / en in bat baii
„ fïjne mocbet een bïoot mr^ ober
tinbc gcfldb; De fcgotei^ menigmaal ber?
„ bulbmetatTcÖe/ enaHe^ obetöoopgcbjoipen/ mafeenbebenganfctien
„ öa00eenacoat0ecaa^
„ ^cïtecen Cbelman / in 't DuisS fïapenbe/ toiecb fïjn0eïb ftoart in Γψ
nebeut^. ^

„ tetpeecbbanHaompcfonbJicrb'^mo?3m^ïiggmbe0ebonben/met
„ tcnöecacötetfïebeenenfobafisefïotcnin üen tnonD/ bat ^et aan beïe
„ mannen toecfe saf öct met «len ijanbboein io^ ίε maften.

„ ®itfcô?eefï)pnoct)aan<©ïanbU: batnaöccöanbfiinóui^bfrteötibe
„ nact)teniangmet7.ûf8.pcrfonen befett toa^/
in nienfchen gedaante}
dewelke, foras als een mufket wierd afgefchoten, fich
al te famen wech
pakten op enen boom.
^u l)ft fpooiï ten einbe/maaï be óiflótie nocg
niet.

§. 21. fcïîetïîeib nu ber sefcftiebeui^ betorjfî boo? be ceglöt^'pïesitti

ge te ^vaeum: aïtoaac bie befworen van den Predikant der plaatfe, en ver-
fcheiden andere van de verftandigfte en beftgegoedigde inwoonders, die oog
en oorgetuigen geweeft hadden,
^ocf) ttip en ijebben iie bc-ceöigbe bec=
felacingen feïfniet 0efïen / ηοφ oofe ben ^^^ebiiiant/nocö ö'anUere getuigen
0oit0ehenb/ toat geloof toeeeûi0ôe»b öen toe te fcï)?i)Uen 5p : ooft uit be
cegj^tenntetflcïeerö/ batmeerofminbegoebtejiin/ be menfc^en meer of
minbec geloofiapeerbi© maaftt. «eïanbil fpieeftt tieeï tot ïof b^i JSâampefi
fon / aïi enen ebeïman bienmen 0eïoben magij : maar Die en öeeft öf t tteiii
be beel feif niet gefien. ^p bie 't befcöjöft / te toeten ^ïaubtï / öeeft feif bjei
cmgocööceïbpgetooonb: maartoa^een man/ biefïc& feer licôtinfaiien
ban Dim aart bciïitegenïiet/ ten uiterflcn genegen om öie tegcioüea; fa
aï^nit fijne ceöeneecmgenbooi benenonberfacijt iii.b. ir,§. ν if . en ili^
§. 7-I^enb£tf0möceFenιi»deιlÖίfcnaίn'tXXIX.ί^αofôfί»an0elί te meï=
bm/ ftlaariihbïpt, «gntj^eeftmpemboojnaamgeïeecönïanybieöeiB
feerbjeïljeeftgeïienb/ banbefm ^omer in mijn ftui^ üecfeiïerb/ bat bie
man en ienriïï lïloru^ beibe ioonöer bpgeïotiig toarea ; |)oebïeï beibe (in't
tefonbec j®ori^) toeïgeïeeröe mannen.
fp ijun berjïanö mt^b?uiït=
ren/ om berbietite p^aatje^ tsp
't teJaatfcôijnïijpt booi te (laan : en bat
<i5ianb« bingenlMc t^ijocft geö^agöt / bie bebwöen toaren baïfci) te 5ijt/
tn bp't gemeen baat boo?0el)ûubeneeri)pfcb?cef. feibe nip biereer/
bat om ben ©eeflbanCeötooïtïjbpberfianbjgen gcïaecijen babjö/ ennïe-
raant boo? berfianbtg aangefïen bie bat betïjaaï geiooft.

§ l^moberbjegejïecïjiSopfume toijfeaï^ bat bmi JiBafcon/ bien
eanfchenfetaam: toat boet ficö baar in op^/ bat niet booj'tboïh intiui^
en
baar entrait ïîan 5ön gepjactifeerb getocefï; baar fa becï bienft bom

^ ζ - iJO^;

-ocr page 185-

828. ' e Vierde Boek.

inbîm maat cm Îsn0miî|îe (gdpöïfi-'opöewï^ijlfe/ eiï^fiuiW*
haaïö i^) aïïem
f& öcd öeeft hoimcn öoen. gy bjaagt / taat öicn

baar toe tïftooacufoufce tïe&bfnl fouöe om 't antttoojö mogeiirt niet
fcfrbalfpnflaan/foiïtfl'iïeniie/m be öccDere onifianöigljefcm tijifl/ öiif
tot toiiîoiîifiie ïîcunilTé'bEï; faïic iioöig 5ijn. Ifôaac ijjat betooog bic ttoee
^ienflitiaagöcnfïu^ gcnieïcii nioeb\2Jiï cn be bfcteïtjeib/ te famcns
flenimeRbeoin eenl3iVö?ag{jaaneente naapcn/ fonöec b'atlccminfte oaj^
faait ban msönoiginge/ of opfetc tot tocafee/ bie be fctj?9Uec meent bat bien
tam&oer baar toe brtoogm i{aDöe.

§ z^.JBantna jl)n ooïbteï öctbïpeïiïït bat iieteen^uibeï^ fcöech gdwefi
i^/órn bat bien'üamboec betoefeni^/gefeib te ïjebbê/ik
heb hemCbat i^Jlfôoni«=
^ffon) geplaagd; (of biergclyïîc tDOO^béJen nooit fal hy rufte hebben, voor dat
fay ray facistadie fal gegeven hebben,wegens het weehneemen van mijn troraiT
mei. i
|)00jt nu 't geOOÏg. Doe Nvierd die gaft veroordeeld, om na d' eilan-
den vervoerd te wordenCH ook vervolgens wech gefonden. Maar ik ea
weet nier hoe (meH fegt, het was door ftormen te verwekken, en 't boots-
volk te verfcfarikken) hy maakte dat hy wederom te rugge quam. En'tis
opmerkelijk, dat het huis al den tyd dat hy was afgefloten, geruft wasj maar
foras en quam hy niet in vryheid, of d'ontruftinge quam weder met het
fpook.
^0 tofintg tooojben ftan be man niet fcjE)?pben fonber biijl^ ban fiU
ne bpgeïobtgijeib. Men fegt, het was door ftormen te verwekken,
biï/
een füofaaf / een Rrifien/ cneenfcÖ?ift3eïeerbe/ geiooft baniliatöe
^uibeïftormenfeanverwekken; entïéj^em ooïi genoegf) / bat men Dat
fegt.
^ic ïicijtgeïobigöcib en Ijngdobigpeib ban fulften man maafet mp
|ΐ)η ganfcö becijaaï bctbacijt. ûàaac
't geïoofïöft / öat bie trommelt
fïagfcfoinernfÏgefjj?ofeenDeeft> ïton^p fo beeie bingen ixioi be hcagljt
beg ©uibeï^ boen / bat al't gefpooït in't ïjut^ ban .ïEompeffon boo? Ijcm id
lütgetöcrfet; enftonöpfiojmopscebectoeïiïien: bie niet fo bccienftDubf/
bat^pfonbetoagluihingebe^mibcrfdjout^ uit be gebanfesntô ontqnam ^
Dan be iï^utbèi ooU ïicöi te fTuiten / bat bie geen fpoiïkp in 't Ijut^
tcrineïiiïen itoaöe/ üjamiecrfïjnmeefïecbetamboecin bJKpen^ fati Cn
^onbebiéijembdih niet aan be Crommcï fteïpen/ bie fonbec tcommden
'botibe bobbebob fen fpeïrn in be EuclJt i ^iet |ae bit öangt nocij ftïecft,

§. 24, 25emecUt ooft toat Dit bos? een gee^ of ^uibd jp gemeefï / bie
ïwojplflooi/ mu^iiet/ offioïïofbegentebecbjgibenbja^ ^ieooft (gct
lpbcfd>?ijber achterna nor^feit) boog'^ fóoning^ bienaacö/ aï^bïe't
gïiié öcfikpfη / en fo ïang aï^ fn baae bjacen / fldj becpahtê, te
fien uit fo bed aïf ih L b.xxi. s. uit ^cijott ben ^efutoiji bmnda
be/ bat fdföe ïioomfdjgefinben öift in togfec sijn banbefefijatefiancfiiîe
îeeraac.^/ Hémi^/ <i5ianbil/ lioeiman fïcö betonen. ïietöe&öenoai^be
gearn bic Dit iafln aï^ ï)ft üïodman uitgaf / (ici) aï iaccöcribe bectooJibcrö /
ÖoebiEÏI^uibeïfo öefröfiben toa^/ bat öp be hcaambjoto niet onti'ufîm
Mibe/ enecftterfa quaab ftinb^ tua^/ Ïat^Pbiaonnnfeiefróaprnfobfei
f^neïbe- Mïp 't aï ge fciö tp / bie bertdïir^e .ban i^ebtuojtó een gcalï /

Oit'

-ocr page 186-

XXL HooFfïSTUK. iSi

oiïtoeftbig em te ïefen / of öaat af te fpjeS^n / fui]c ift ooh niet fouîîc onïteci
nemen öeböcii/ fo'fuiftmtüaw/ omtetoncnöatóftanöer^j niet en
^tïiü4£bröosfimenmeci;beteïji,s/ omDieutani&occtiooi mrefier üan öae
fpcï
tt acïjtni / öat ö'dgcm bci^mtnufe öan öenfcöipbecöatöaarseen
fpooïi toû^ ÎÎÎ fa ïaugcn toö ai^ öe tam&oo: gcbangcn ί

iS- S^ïï geüeep öcn|]oap noc^toeöm Sdiief ban liocu^aan ben ftïfïim
«Öianbii / toaac uit ife ficcliji Dat gene baar 't op aan ïiomt ftiei: t>ec=
Öaïcn fai Sin't j'aai· 1652.. ftlter man bp CöEficc / aenaamö <0?aöam /
„ '^nacijt^opfîjiiibuïmeuïenjîjnùe/ fadj een Ujotomenfci} met Detöaic
„ necr|ïan0enöe/0rt)ecïljïüfDi3t3/ met Uöf grote toonöen in gaar |)oofD.
,, Cfpfeerberfcöïiiït/ begonficô^ftefegenen/en^aartebjagm/ toateir
„ lüa^, îlôaac op fp feiöe : ik ben de geeft van fuiken vrow, die by Walker
Ccnenrijhïanbmanöaar ontrent) heb gewoond en van hem befwangerd
,, zijtide , fo beloofde hy my te fcnden t' eener plaatfe, daar ik welopgepaft
„ foude worden ; tot dat ik in de kraam, en wederom gefond foude zijn j
en dan foud ik weder komen, fijn huis op te houden. Navolgens wierd
ik
i, op eenen avond laat wech gefonden, met enerv Marcus Schrap, die oiy
,, opeen moeras ί^iîpEe
pïaat^ noemenöebtebemeuïenaatïtenbe) met
„ enen pikhamer floegh,
(fcóantgaï^öjaarme&efp be fmfö^feooï uitgra;=
,, ben)
enderaydefevyfwonden gaf. Daarna wierp hy mijn lichaam in
,, enen koolput daar naby, denpikhamer bergende onderenen hoop zands.
j, Ende alfo fijne fehoenen en keoifen bebloed waren, fo wachtede hy die te
3, wafTehen ,· maar fiende dat het bloed niet konde uitgewaflchen worden, fo

V verbergde hyfe daar. ©frDfr fetbe ïjem begeffx/Dstöp begene^ijinmoefï/

V btcgrtopenbaarijc/ ofaiibec^ eer geert' rufïe Rebben foube. ^o ging
Ijft ooïj; 't ïiet ötm nimmer enbe nergené ongequeïb. ^ie^ opeii-
„ baaröe Dp bit aan
't ecregïjt / toaarop bie beiDen/ Ï^aïitrr enbe ^eftarp
boo? bonni^ ban 't ecrig!)te Sïjn ter booö geb?agï)t. Maar (feit be fcM^

„ betfHf) nooit kond ik hoorea, dat fy'c feit beleden hebben. iiBaaraï^
bcfeïbe i®a&ec booj be bicrfe&aar fianb / fo fagh een Dfr gcf tooren^ ban be
fejertis/ (toaarom b'anör-trï],ooït niet aïfo ïjen ebenbecïöaar aan gefe

gCniSa^i) degelijkenis van een klein kind ophjne fchouder itaan : beïuij^

bat be babcr ban ^ct itinb tea^ / en be Oaber ban bè moa?b.

ió. èier ober moet iiïfisgen / fïet ï)iec nu b?ie papifte leeraard in
Βε PiotcTtantfdje fóerh/ Hddman/ JÏoru^/ eianbil/ bie aifuïRen
^pooagciouen/bat boïfïagcn paapfcö en lODbfcïi en lieibenfciîîéj εη
baarojîî/aï^ban feïfgenocaîaam opmöaat/geen berber onberfoifebeîjoeft.
^kt baar beneben^ futfte ïirgljicE^ / bie op^et feggm ban bien eenen man/
enopfulïticusenacijîigi) feggen/
tmt mannen öcbben beai fîerben /
^nber batfe felf&et feit beïeöen fjeàben.
ié 0c&?uiiîd!jft in €ngeï=
ianb / fe>anneer op be getuigen niet te feggcn bait, .îifôaar bjie fa
roofb baneengefonöbcrflanb / Dat tjp niet fienfean/ijöc bie eene
ja rij of
aeftooren/met bienO^jaijan/ÏDelïïe fciöe bat Ijenj fulit een fpaoïi berfcöfencn
toa^/ uit öfimeUiïm öaat bit tegen aBafôccUJd getuigen itaaben.enmec

3 ■ mi

-ocr page 187-

830. ' e Vierde Boek.

ccn borbiffttttï i <i5|aôam ôeeft öet fdtsetortcn/ cn ont bdrfgre teo^jeiii
baren / bie bccfc^^ninge öaac tierjierb. ^fooft crn a«ber öie ^et töifi/
en fdfniet öecüe feggcn / ïjecft öefcn man baoi Dit gemaafete fpoofe Daac toe
Bcb^asöt.

XXIÏ. HOOFDSTUK.

Het Hexenfpook , alfo genaamd, tot Annenberg.cn noch een an-
der by Loianne, komen op faetfelfde uit.

§. Î. tsJ^batbfetbîei&ctûcnîbe<©eeficn/battCcbtoo?tï)cn|©afc0W
aibi^ tian bobcn tot beneben / en ban achteren en boten5ijn
Deficn : fo faï 't noeö om een paar te boen jijn / bat toan öerfeöcc jpöcngei
niffe / en toeïfter eerfïe oofe toijblopig en omfianbig i^ gebjufet ^ft tjf&
cc in Ijet V. ijoof bfïiife %f /7 af gefpjohê tian ter 5ijïien:onï ijicr tn befe piaaiii
!jct gantfcö^ fïuft nittoerïiït te öeröanbclen. j^ict om 't bcïawg ber faften /
bat nirt gtotec φ ban bet tjoo^gaanbe: maar aangefïen bat befefcïijpbec
ïsaarfo groten tocth af maafet. 33^antöp niet bïotrïiftberteït ïjet gene in
fijn ôefc|)icb r^ : maar maa&t baar ober ooiifecrbeeï beaenhingeny'
fo alp be tptrt aantnijfi
; tot lof der goddelike wonderljke goedheid, tot na-
denken voor verftandige kriftenen, tot leére van godialige herten, tot trooft
van aangevochtene perfonen.
ft|)?pber ψ ïjicr Doïî ecn pscbiïiant / en

eigenaar bant ijui.é / baar bit gebeurb i^ / en îtaec maanben Ijceft gebuurb:
ter feîf öe ^ebebaar bc fcö?pbe£ tooonöe / aan ene ttjcbutoe een^ pjcöüïant^/
bie l^ne fcöoonfufïcr tuap ; ban ö^m op 't aïlernaabjfi in acôt genomen /
meer öan
tie met tot Cebtoojtö en IBafeon. 't effen maar ttnee ja^
ren bat
Ijst i^gefc^ieb / en bie^ tgb^ gertoaartji oofe uit ©?ef ben aï gefcöies
ben/ en inbeïeibfciieCourant beïtenb gemaaitt. fal ben ïîojtfîen in?
büübjïcïienbantbcrlïaaï/ baarnafïjneiïcbenïtingen feoiteïiit opneemen/
en einöeïiïï ise mjine te feggen.

X. CotKlnne&ers/ in JBeiffenopbe grenfen ban 25ol[)emen / öaö
i^lia^^obeï piebihant aïbaar een ijui^ geiiecljt / bat ban 't begin af aïtyb
ban gobb^ugitige perfonen bja^ï betooonb gebaeefi. ^pner|}ni^b|Oifttien
fufîcr / bJcDutoe ban irteberiït ^etne? p?ebifeant tot S^eipficg / aan toie öp
't bèrljiïur be troft baar in te hsonen/met tbjee üinbeten en een btenfimaaj^/
en noclj ecn paar boïy in't acôterDui^/in^luïîu^Ki^o.^aar en bagij bnp ge^
tooonbtïeböenbe/ metrufîenbiebe/ troft befe Itîebutoe met ljareftittî>eten
ben 18. ^nï. 1691, ban i)uip om|iare b^ienbentebefoefeen. ^eman in't
aebterijuip ter feïföe t0b ban öuiPsönöej fobJierb me anbere b?obJ bp
Dienfltnaagb / enöenoei) een bojger met fïjiini jonge'p naci)tp baar in be=
fïeïb. ^ïpöoen begonöer onraab te onifiaan / maarquam noeii niet aan't
ïieöt. JIföaariiibenti]bbatb'eigenaar ooïi eenp ban ftnip bja?/ ben
ιο-
ί 5. "^ug. fo begon t ficö meer te openbaren. ©u ïjier op 'tftnipgtftomen /
gaat in 't ïjuip / en onbcrbjaagtenonbejrigöt&ctbom j bcginnenöejnec

em

-ocr page 188-

XX π. Ho σ F D s τ υ κ.

een ban feoe af aan te icftcnai / toat i)|t befpeucbe·

j. ^at^uamDanöicropuit. „^cneettifn'^us.toacmöeiiocnbeteii
ontfieïû. ^ni ï.ijaööebuurttjoVo/br^nac&t^&emciögefeïfröapóicia/
öÉcnebioutoe&obfuttDcbmtècopôefiraatfepmôesciîm.^ms.iîDôi^
„ öm öcfröEiöeenigftir^pm aanöeöeucf.^m 9.ôoo?benfibeöcncm meer
„ beojcscn/botien boo?'£ toanbrié/en be trappen op m nm '^ j^acftt^
„ boo?öen m se&rurbebtcr3fipontcmtbeb?otoin'tacötecöui^/^.tilso?=
gm^ tm 9 uce tna^toftfcnïtïoot i-oibc;'^mibbaaiï^ö3iccbmifieenbp
„ bcnicibaanbeöoföeurneergctDojpen/ 'tbcnfiec ban be acötpctooning
„ opgefcöobcn / ban öe b?otu u boten in 't aanfien ban anbeten )m\ topges
f3oïfn.€pngebebeboeh in öaar af5ön ban be tafclop bm obcn bcrplaatfï.

J^ù bit beröaaïb te Ïjebfen feit ÖP· kriftenbertmaghdenken, hoe
ons hief door te moede wierd.

«Ên bit nit öoi^en feggen ban bc meib en ban be b?oto. ,, ^eïf Óoojbe ij»
„ bien bagirniet^/tot uren'^abonb^t0e. ja&aacmit^batbptoeeói^/
„ gaat Ôet fpeï toeberam aan. ^en 14. bioegijtoierbbemeibbiaiiacnt
„ naam, geroepen ; baar op geïaccöen / entbjeefiemmbpöaatneecgei
„ toojpen.

„ §.4. ^ienniibbagiî^uambebiebnbjetôeberotti:entDferbeenuMrbaac
„ na in 't Iwp^/ en '#ab0nb^inbenöofniet|ïeenengeb3o?pen.^antoei=
„ berism fo ïang aï? ÖP baar bp / en in 't gebeb toa^ / üïeef öet fiiï.
„ iy nam'tbîetpenmetfîeenen/ 't roïïen en râfen met be beuren
,, nocö meêr toe, ^amibbagöè fagb be acöterbuurb?obJ enen naafeten
„ menfej^enarmiet^banbobenneberbjerpen; en fjoetoel anber^ tot öiec
„ toe bertfaagörtoferD nu baï moeb^/ oin
't fpooft banboben neer te jagen/
„ bati ban ijct anbrr öolfe iDeetöouben. bienfimaagb fïet be bwi^3enoot
„ of acl^ter buurbjonto / fofe meint/ banboben fien/met een mep in be ïian^
„ ben/ bebjeifteopöatogenbïtfebanariiieruitbeïieuftenquam.
„ öui^genote ban ben fc&jpberonberfocöt/ bïgftbpöaai^fïwft/
„ feit bat fp
't fpooft boo» getooonte nu niet meer en bjeefi 5 en om öet met
be öaab re tonm / gaar Diftmaai^ boo^ get gui^ aïiecn. Certoïjl öp boo?
met fommige pccfonrn fpjeeftt/begint bc meïD te fcfijeetoen in be feeuhen/
baitneber/ 'tfibbert en beeft; feit bat een feoïbeiianb öaar in ffet aai^
„ sefôlît gegrepen / en acöterober öeeft geftaaïb. Hen bebefe ïiggen
fbjeetin: toaaropfpal^ban enebalifenbefrcfete aangetniï/ benanoe?
„ crnbaflóeeöter bjeberom befliiam. ^e|)ui^öeerbebeboo?t^ alti}bet=
„ teïifte burgert tijui^betoafeen; bcbjeBfteopbeneeriïmabonöttee fiee:^
„ neni)oo?benbaïtoi / eniiiDieganfcöenari)tniet^meer.
„ 't <0efigbt ban ïHTfen sauibergee^liabriiemantbanbebienfatiaagben
„ bk anbere bi20bï in 'i ôm^ : biefr&?pbenbebeffdfi^ gebaante εά^ ene bon^
„ fecrgrautne boo?tfröietenbe fcijabutoe / baar niet^ ban te befeennentoa^/
„ baneenoubrimpeMgbjoutuaiaangelïgöt; seïijfeenbena eenebiege^oj^
„ bcn/enbangebfaïiger^adbtenifetoa^. -
S.
s- fÊiboisenbebefîaatiabagelpfciepïefjïingcîi ban öcfen fruïbet:;

gecll.

-ocr page 189-

Vierde Boek.

ijecfï. „ ^ftt lö.toa^'ttoebecomnicttlefncïitótóetfjett.^ebfcnfïmaagö
,, bdditoat ftouD# op Dc boet öaïlen / en t toa^ ccu hopecc buit. ^e flciii
tcï ban ben öofïDOjö enigen Οίε Daai'Uiat om ïuanbeioni booj &e Uoetm
„ getoojpm.

„ ^cn 17. toJojï)/na't leggen ban he mdis/met enen fïem em bimften
„ fi^utfelaanbcüöeecö fiaanöcnecrgeöjojpcn/ ôatôettUîeinianîicu
fa»
„ im ; maat niet bccncemenöe toaar öe ïuojp ban quant.
„ 18.0n 19. fagö be meta een ïicötbjauöeu / enöe üja^ 't bcöit in be
nacötfliL

,, ^m ΛΟ. töieröi ht ö«»^srnote fm becfcöjii^t ïsooj ö^t sefïsSte ban ïien
,, «èeefï ; maar be gebaantc / en baat anöec^ meer baojb niet beri)aaïÖ.

„ ^en nTö?gcn^ bteï tiebenp enen man bie bp be meib (ïonö
„ (toant fp ïieten ban boe af ntemantaiïeen gaan noefite bïtiben} een ftope^i
„ ren penning aï^ een cijjcbalet groot j op D'eenesgbe maar gemunt: tael^
„ fteaanbebjobjgeïangb / en op be tafeï onöer't Uïeeb geiegb,· na een
„ ïiaïfnurbjeöecomtajecötea^/ enïïettafcïfeieeöafgel^aalb.

,, j^aeöt^ ban ben a 3. Doorben be bebjaaröer^ ban fjet l^icöieï/
„ bieöunbercenbja^é/ fo öcn boekte/ roepen; aï^ of't baal mier biau^
„ bjenficmme/ boben uit ben na De (Iraat.

„ ^enif.Doojbemenin be bobenïtauirc töanöcïm. ; loicrb een (ïeen
„ banbe trappen getoojpen; en ene pferen hiftc san öen öof tae^
„ gefïagen/ batter be bjerbeï af fpiong. J^a ben mibbagö/ te ©joto
i, ban 't imi^gefeïfeöap bg fïclj öebbcnbc / iioa^tmen aan be beur ftioppm.
^iifcÖieïifeopenDoenbc; binberniemant ontrent; bic^'tganfcijgefei^
fcöap baar ban fci)?iitte.

^m z6. fïocg öft/na enige Vbo?pen/öarb tegen bebeur.^en t? toierbm
ïeçê eerfi in't getoaipéi baarna toebergeUaaib/bie be öm^gcnote met
b?ie Rruiffen getehenb öabbc. fiiïte bieten bihmaal^ beijarbfle bloer^
fieenen aan fluiiften. JEojgen^ ratelbe ene bïiiifeen fc9?öfïabe/bie op
be tafeï ftonbe.. IBit^ bien qnam Ijet bjerpen met fieenen op te öonben.
„ ^enzS.fîai^ïîetgroen tooubrtj^boben op be öui^beure/ bat inöm
fîalgeïegmôabbe.

„ !©en iji.bjoeg/ foöaafïaï^betoaïienbebosger^berirohfeentoaren/
fïoeg
öft op be btibe beuren berbertre&ften/ baarbebjobj en be bienfï-
maagb fïiepen ; bat öet be man achter in 't öui^ (nu bjeberomgeftomen)
met fijne bjoutoebeibe i}oo?ben: ^et ac^termibbagij^ tbjeemaaï be
beure open
/bie aan (ionb / ban be boojhamer / baar botft in toa^.
meibfagb/ tertotifefpfionbenfc&uurbe / ï^t fpoofe in benfpiegeï (ö€
gebaantehjojbnietgefeib) en&etfeïbe een groen rö^Ben onberen&aöen
aan ^cRen ; t toelR / eer be óui^ö^ere baar bp quam/afgenomen en bec^
b^anb tua^.

Ï84

>>

<i5en goebe befeenbc met öe gui^genote't guf^ op ennebergaanbfj

beap

-ocr page 190-

XXII. H ο ο F d s τ υ κ.

« îiaat af niet teeinig j foeht aïïe ïjo^feen boa^/ maar Wnö ïjet minfïe «iet.

„ 3o,iïoo|bemm ijctacijtcrïnörtiuinöuiétoeïïïen/geïp bebccg^
„ ïmöm; en anbfr^ niet. , .

„ ^en 31. toiecö üt bienfïmaagö óp hrrfc^eibe jpiaaifcn aan ôarc iiiieöes
„ rm/ tMJO^ennamtteentaxïïenbfflfftm,' rndnbrïiftbemcfilinöniiiaiis
„ öciaac/ m öe Kamcc ijangmbe. ^iein't Ijui^toacenfagenbienijctoes
„ 0m / maar öet aanfieïten ban fttt tar&m fagcnfe niet. <i2enïîïootin
„ ben öofasscnbe toiecb be trap afin 't ijui^ gecolb / ttöce garbe fïeenen iïi
„ benDofaanftuïiïïengefmetettj enber bienfïmaagboubc onöeiroït in ï3e
,, feeitoifameiïgeroïö/obecijeöofönicmtselïangenï

„ ^eft i. ^ept. toierb tueberóm een îîcen in ben ijof getoojpcn ; enbe biej
„ iet^tïöeemaaïopbefaibec/ bat er'iliwï af fcôiibbebe,€tieïiïîe mannen
„ baat boe binnen
5i}nöefoci)ien na beoo^faafe: maar becgeef^; en^oojs
„ Den ecijtec noc|) met hïeine fïecntjeg i-ammeïen / fonbec iet^ te fjen.

„ '©en 3/4/cn bebjeeföetbiecgeïyRepotfen aï0 met ben oaben peï^
„ banberaeibj bJierpficenen/ beöe üaïïen en itïoppm/ aï^ boren.
„ 6. lBitp^öten£ïegint|ïci)'t ^ροαϊί toat meer bcrbacbt te mafeen.
3©ant op ben 5. ^ept. bJüienöe öe öienfimaagö ïaten gaan ; fo toierb be
„ anbere bie in be pïaat^ ïïomen foiibe / aan|£onb^ een tajiïïen aan be mnt^
u gefieften/ nieenfieenftenfacötjc^aanbebjang getoo^pen : bjegijaïbeii
,, öie οοβ garen affcfteib nam.

„ daarop begint j^et öarberaan te fpoften. ï©ant ben 6. ^ept.
„ mo^gen^ ten 8 uren bjil get be Ijui^gcnote
't bebbe toteij nemen ; bie
„ tucïtt baar ober öatcn man / toeïite Ijet met gebieïb toeberomtotficft
,, ïîaaît. jla 't opfïaan uit be ïtamcr gegaan / en baeber ingefeomen / fiet
„ fp'tbeiibtbbeliögenbüo^bebeur.

„ ^en 7. nacöt^ bieben ttoee burger^ binnen be;ètobe/ baarfp't
„ toater in ben oben-baft &oo|öcn fcïjoïperen ; bocïj baar bp ftomen-
be bonben bien b?oog. €en 3. ure mo?gen^ een ber feïben ilcö op gei
„ ruftbebbeneberieggm^e/ met öebeenen ober öebïoer; bidiet^tiit]Ïi)m
„ Ojnebtencnaï^cengebuïbefafe/ ûocïjaan
te fim aï^ een ruige b?uiuc
„ beer. jBit^ bat
öp tot Den anDeren / op enen floeï öaar neben jittenbc /
„ baar ober fjpiaft/ fobJa^ijrikoeci).

©en 8. mo?gcn^ ten 6. uren Die burgeré in ben tuin gaanbe/ fïe^ te

„ Hamer in ben ftof hito,· met een ouöe tronie / en fbiarte iïuibe
„ opljetôoofb.

„ §. 7. ^it aïtoananberen/en fo uit boren feggen ban ben fcôjpbec
„ aangetehenb synbe j fo goojt nu bjat βαη fcifooft ttieberbarni
ίφ,
^ï iU met fijne eigene tooojben ban bérijaicn. Namiddagh ten 4 uren quam
een lieve vriend tot my, wien iJc daarna gitlatende, hy buiten en ik binnen de
deure jlaande ; fo viel een vloerfteenquakkendeachterin
't huis neder, datj
ctlike ttakkeiidaaraffprongen; welke wy, derhal ven
weder te rugge keé-

^^ «nde.

-ocr page 191-

■ Yierde' Boek.'

rende, opi3fri»n . en bnven op rie zale gingen i maar vernarrsen niers.. le-
fcalven dat nochtans, wanneer ik na beneden geroepen^ rorjiie huisyrow met

fedachten vriend daar boven het : fo viel het rweemarijMichte hy hen neder,
,η diegemeye mirpis deêeniaOegeweeft . ( Godezy herteük dank} dien ik
felÇgehoi idtieH?^?. ©ter opgtïicbcöocï)öcnl.efcr totïteïrtten.

,, ^ftiQ. b?a6 ljfîf>pooïifninnÎÊtoaîïioîJ j en toircp be mrib/
„tïcfclfïfcbcïÏ opc'apenöE/ ict^ actjtfrna. „ 'tllagttotfmaaïofijtiarciïr
,, imtteom bc becnm îîcïî bic^fiHii€t5mboctfcljoppcnbcfp>aii/wech da
,, gartHg aas.
i^ilit^ ftïpgt fp fo cmfilift ijout^ aan öe befticn /rn 6oo|t acïj?
„ to; ben öcerb ïa(:cö«V0cj[ijii üep baas^ trtoprpn. 't®u«c üïtob möin oijen
,, 0ccoerö / ïmtj^'tbinnen öooiöniv

„ lo. bïaftbc l^onb grtDribtgï öf iini^gmotc fïettet^ ntmrmaal boai
„ bp öc benflcc ömen jirpftfin-met öaceu man mtgcbjecfi / binö in bc Kamer
„ aïïc^ obcc i)oop gctoojpni ; ene bjanbenbe hcerfemetcenöoafbfeiïlTfit;
„ onbetbctcappcnbaribf foïbec., «êttcïiïtetaïifteboffcöcn op öe trappen,
,, banbesaïe/ cneitm^BnaangefîeïteniutbeftFuïten ui Hrt bhînctiïîin^
j, gebjaggt / ntètoc pqtmï Hit beanbeceftamcctuccygcnonîm/ enelfeiji
„ birmeri bpü? l)éïtanïcrömE gefcboben / tûïîhoî aanöe Deur gcficfeen.
„ <i5emeïöe b|anöeiïÖc Jteei'^ i)ab mh in he ftanicr batibe&uipgtnotegcs
,, fïaan/ beclHitflebiufc^t. ^nbeonbctfeenbcn öaböemcnsmierïitbat
,, iemant aan
ijet bunp miDer? \ï?a#'tbuu£ in be bdâe

„ obcn^ uitgegaan,

^Mt aïlr^ ûber ïjaoj^geïaien QHatti befct)?ptfr firif b^en : bt toeïftc bao?^
pcmfibcfpeeHngcmctbiHiccn Itc^t ïïier meôr^crg^^^ en alfo boo|
fe^aiib bibuf{)t : be faitebjagijt tat hrnni? iïan ben jSâ.agifiraat.

9. a|c«:[)0ingöetfpooïïaïbo2öecaan. „ ^ti nacijtiS tuftcijen 10 en
,,i i.toïetbem4ctoeeni»'taci)teï|)üi^/ent)atbe^a te.taecp^ï in öe :
„feamernebetiis tjfn/geiïcta^b.

,, Wfm 11 fait) be ^uï^gmotc 't ^peeR iii botigc gefiöïte op br tiMpprπ.
„flaanrmaar aï^ öc man qiîàm f fobcrbtoeen 't 3Fj«ar ita gaf't öaat e^
,,ncri o«boo?fimcnïjai'Diii {tinnfbaftfïagö/ Îiafmw'?anbetçni3aag?nocô
, ,honbe fSeir'öpe geti'ûtT^^

„ ^m 11 ïjetcdfcijti! ronbam enen burger/tfie^ert^ijaft^ om fïfÔ Ö^fn
,,1lïoeg|) : en fagö 'tbeinhffrtmctfc ober fiinebcenen fïaan; maar f^ mfagij
, ÖP'rniet ; <6t'n obeitgaffd / ouöetouffen/ ottóebiaagbaiu^tn/mut^en
j énbete öingm, toicrbrn tuec&genoinen / uitgfö^ïnseï enbrrtoiffdb; en
^,fb öfén. ©c b?öeber öan be bienftmaagb/ bie enigen tgb ooït in 't
j.bïeéf / &ab tjp 't ai0 een öonbi;ften ober ibpm/ en ern^

,, onöer be bföfteöe ftruipcn.

©cn 1 ^ .toaf t tbeöerom tc boen met eenmanber gocb tn'i δπί# îeterftti
3 ten baar af it't^' naberl>anb g^boiiben toittb ter pïaatff baar ijet aï ie baren
, ioa^ gcfbr öt / en 't tua^ 'er niet. ^ focijt be mcib Ijct bebbe te ontriiïïftm :
„fiaftmefeffr^ni>n;öirgeï)aïïgcnaanbe toanb/ Denfeïben ooft befc^fibii
©e&csr^,boo?'tboiitt»ec^enoniïn
} toicrb Uii^ecam

-ocr page 192-

XXIL M θ f π s τ,υ κ. "ι^γ

anmotftmn / m «q? ïsen Banöcïaac 't ^tng aan ΐκη ftanberaàc

öif telawSmtuami; enbserncmm fa ïirt/totöat
.M fc&?ï>tJEt: feif öaau in quarn m ïjet fasD. €èn pot toiecöaan Iluïihen ge»
fmetw/ m tterörucen met groene lajciïen^befïeften.

lo. B«feomte£emï5e!ife m öirage\ï?ecföm&|anö. „'t©ooigaajï&e
öc^^otóiag^ nio^ï^/eer He üiofgpjeih «ίί taa^/aïgc&eutrö.^aórs
„na öcsoa öc bmti etrfï tnöèn otjcrt/ De Kolen op ben óf «û ûaac toe ontfie^
„ïïen5DHöe. ^c^Ôui^enoteHicttîôenaDennocneenôeéatotô^é e»i3SÏiini

„l^ui^eri^aö

,. #füoiKnfeaat0ebü!) gii^opben 1 j. aan;toaarmmhhitsefpaöft

gcbeSeïiomóen fdten te
„tjecbjptiifii/ inii^mfiab/nietbïc öaaïïune ioünén/tó &efci}ecnien en be^
„toamii V , "

tl, î^aarmgb'Éôfe^bnûcMàn^liét^iiôefenietô^ :maaropDen 14,
, .^rpt. biag^ ijct t£«.ai 't aitöfc
toeöecötti ai^ ijoren tjan be pïaat^. ^et
, iacijte teiftcniJ aig't fo iet bebjeben öabbe.üjaaraanmen biftmaaï^ eerfi gex
j.VuaaEïmcrb/ ôatôètte^gssSaantîiôÉ^flôebôen, Cnfonwïi^tbe: wdge-
, ,cQmén dat het dit of dat etm dede ! foi^ |jct mfnigmaöïo&ïï fogebeucb.^e ■
,,meiö|)oo»be toebecom ïaecfjen · dilïjietb baar «op setoaac / bat öaar een
..toojtcï met t^t feruib acöter aan beu fcija^teïbaHb gejiei^en iàa^.ile fc^ip^
jjbei· fagö ijaat feif inifearaê.^at era bofc^cftpeterfeïte op |)acen tugge flaft;
„rn ho|t|öaarïia een firuiftKn
ibî aan laren öaï^efe/cïi ttsee ficengetje^/
,jyetnïOfpÈr/ fa öetfcèecnöaawn beöïetfet. 't ©cc&etgbe to^com bet^
„frÖÊ!öcnebni0cn biebaainagebenijfn Isïîeîiècn / baacmeneecft gefotht en
„metgcbonömïjabbe. f^t fefg im^/ ijetbergbefe/ m ïariite
„baat ban om. *

^en is.'b|ag&t M goeb in '£ fjai^ tefoefe. ^^efleutcï

5, ban öe feeufeenbeui;/ ïang betmjjï/&elaonbnien bat be bienfirnaagö op Dra
,, cugge fïafe. iiebbenbe ecn^ iemant bp ö«ac in be Ueu&en/

„ |o0^tietb3e^&p{]iaaf «n TfiojrsH : toàarop fp M} bethioefienbe ( eci^tet
tegen beietfe&aacgesibril ba» Bm fci}?ï!öer ) ilcl nebecbuht/ en fdt i

,, gekskap alsgyfijt, watwütgei kora voor den dagh , kan ik u heipen?

ÏBat meent gp l^fec / Dat Öe ïJiftâ mcÊK' bing ί €rn öanb boï biiegen I
,©een: maaï
ene gi ote broiisrrieridevlicgeiiaara voor den dagh , fetaau bOOj
fn b^e gingen ïopen / fo töcï be nieefl^ ali Oe mfö.
>' lö.bjagïjtijÊi e^iffeïubcêi steï· fiiiur. ^ iîi#geHoie

„fagtj ficD let^ toeiitêkii f epfiaan/ en !joo?t|iiiipen. ^toben en fteuftcn
„faciDegefïotEn/enfïcüÉeï^tifaefe gebiagöi j ôoaîbenfe Óacö ftïappen met
„enen pferenftcaaïr^bïein'tlFX^ op be gangöenr/ baatbemeibmtoaé/
, ,m uit be benfïec om
öuïpe cjep, befte met ene anöece fïf nteï geopenb/
,.fo bi»ibenfc baar binnen aiïe^lobei: ijoop. ©onben
aclîtet na be fïenteï^/
5;baarbefiuilôffï öpkbiï^/ inôetliw^ïîaojti ooojbaiibenfîeruitgeb^ojpcB!

ma

-ocr page 193-

836. ' e Vierde Boek.

, / m fp saanbe om baar na te firn : ijoojbcn fp Bet Bobeti fïeHiten / m
, ,be meib jjaböe ^t ûien baoij öoren fucöteii. ^e ôuifgenote ö»io ijet uit be öcns

inbotige geflaïtcniffe eoït gcficn.
„ ^cïi 17. ramnielDe't geineïöig in ben öout^aï t fpceïbe met ben
„mangcliioK en
't bojb/ bcrftah totberom be fïeutcl^. toierp ene j^anbfcijoe
jjnbeuoümbafe. fagljtjaar öeööenemeiï/ fanbcc lemant

„ïiie öct bcöe : iïi?p toe met sroot gcfrlijecto/bat fp t alle öoojöe i en öc j^uifi'
„Öcce ooiï. Eictfîciî'0 ütJonö^merlïcnopüertcOciDenepIaatfen/ tafieöe
, ,bienfiniaasb onöec be roMten/batfe fcöieettibe / en 't boife tian aeiitecen in
„öctöui^totöulpenep.

iz. ^ietnuljoe't^poüïïbanfeïfbeigtntbeïtcnbtetöo?bfn. «©en iS.
ijuam een gobto^ugljtifl bojgec bet: fiab 23oefeöolt Ös^ni befocften : en.
bcuteïbe / bat fijn torjf / oüet bi)f toehcn niJùbagé öe fïraat booigaanbe ^
„ een t)?otomenfc|ö met enen bruinen rofe / f inact iiianteifeen en {juiöe lang^
„ be ijuifê fneliife lopé aan be bcure ban bit öui^/baat: fp enen fteen in tuiecp/
„ batmen 't acljtet ober be bioec Ijoren iionDe. ^aaiop toa^ bit toijf toeclji
„ gelopen ; boei) niemant uit ijet öui^ geUamen / oin te flcnbjiebatöet
bebe,

„ Cenfeïfben bage ijab een metfeïaac/baar iiomenbe te inciïten / ietaïl
„ enefeöabiilneom'tóutéfïcnfUïeüen. 't ^aö Dein cttdihc malen facljtjes
„ ïih met ftïeine fïecntje^ gctooipen ; maac cm^ ooft ûappec aangetaft,
„ ^nber^ Ijab öet ooïi in ben ïjof gctüoeïö / en binnen 't Ijui^ijeel biugen uit
„ öep{aat^/cnobeei)o^gei)aaïö.

„ ^e^ abonb^ quam een b^ienb ban ^ncetoberg op 't gerucöte ban bat
,, fpooh, gin§metbe^fcij?pbec^b^Dto eneneanbecebjicnûimiena ï)et ïia^
„ niertje/ baar fTc&ïïetfelbe meefiberijielb.BMt^quam ijet öiecmaaïflerït
baar binnen fp?ingen: öocij flg^tbaar of ojiflgïjtbaar / bat en feit öp lüet.

*„ 5^en ip.^ept b?agijtöctbclebingen binnen't ijui^ te foefe.
„ goeDen b?icnb/ Die ban Seipfieij quam/l3ïaog Oet om fijn lijf; in be feif be/
,, üadj VDat öelöeröcr geöaauie ai^ te boyen ·· öielb Ijem ban acöteren met
ene iiou&ebMîelianû beogen toe.

^en iO.fagö&etüeDienfïmaagb/ enben n.be b?ίcnbbaπ3lείpίïeô:
,, 'tfmect fieencn/ enletfpjong om be menfelien / bie Daar quaraen ca.
„ gingcn/öiïmiaai^i)een.
„ >3· JiEaaropben2o/ii/eHïi.b?oegneóeenfeïöfamenöanbeïïoe.
«öm fuiiierDal^hec^ Itncciit Uan ^pier / boo? een i)alf jaar tot ^nnebeig,
,, geboeiiïtijebbenbe/entfeöerttotMarienberg'.qüamopbe ïpbinge ban
„ bitgefpoofe/ en gaf fïcö aan ; eer|ibpbebienrtmaagb/biciifmaf\»ee|>;
„ boe bp ben t}mgi)eer / bieijemmetbeeibeliommering teiçoajbeflonï»-
„ |^pfeibeiaugbanfpoofegcqueïöte5ijngetoceft/ en bat ïju'c aUi)D
,, belïen. ^aaft enigen t^b / bp fonöerïmge gclegentljciö bcrfîerlît
aï$ iii
», g^fiSÖte/ bat i)p geen fpooiî ooit mea· te ujefenóaööe: fowa^öpnu
„ geftomcn / om Die fpooh te fien / te onberfoehen / en ben pjeöiiiant te
uiciicii na beçmogen : bic bol beïiomnietb|eîb.ïjctiîLiiii«an fijne meöcs

' „biaebc?

-ocr page 194-

XX π. Hoofdstuk.

ii|orbecfii te Γί?ηη«ι gaf en öefe aan örw iBaf ifiraat, ©ooi^ciöen bert m
„ crnfÎ!S onöet;u?aa3ö/ ükcfbp fijn (ïuh : tierteïicnûe/aïs tot öeVDtj^/ tiet-
„ fc^eidcnc onnrioctingcn bie fcpt na 't ^au^bom ftorcmöcn / al^ berfcöps
,, mugenöcr ju'icn ban berïfDme mentenen ; öCÊtocï ïni öEfteïth bmitgüe
,, p|o£ef!anifcij tc 51)11. s^tt Uct Ijem einDcïiit öan tsc/ nictnocf) biec
,, πΐαηιιεη Dooj fjct ijtit^é rr gaan : 't tofiit ccn^ ttocc urrn / rn baarHa nocô
„ cc» utt' iaïig gpfdjitö ; fa faglïÖpnïEtmet ai. ^an acötcr ïjem mirr^r
„ efnijaïéUïtcöf|)anbgcflasfnopbeïïfteï/ öiebaar flonö ; m een^ ooh
„ neffen^ Ijnn mi geDaan; Doei} toterö geen fircn geflcn. ©iccuie
,, Î5CÎÏ00Î De man na fi jn Uerftanö
j bat bit geen fpol^ecp maar moe^
,, 5ijn ; bieïionoe ijn nist fïcn.

14. Hâaai· ai?"birmanbettroïïSentoa^g/ iiieïbiBebeL-cm&ctfpooâ
t» JBcy-aüonbaigteUoren niet^bieeffciïietopDepiaat^. 't ii^ierp fïccnts
„ StU fïuftjc^öont/ biiii/ en einbdih «le latte ban bjte cïïcn ïengte Doo|
„ IjftijuiiS; enpcepbebienfimaagbinô^tuitgaanbpôaar been.

„ θεη 2.Î. ging t bphan^ tbm ecn^ tc tiJfrit. mtïsöcïec tijb bat
„ enige bleefcliljflutoetgctteii&c uren ïaiig niet ômine öonöen t'öui^ öi^^
,, maat^ jjoojfioben / fo iua^ er nict^ té boen ,· hocö ooh bie gantfcöe
„ uacïit.

,, ^an op ben 24. eerfï op ben abonb beeb ftet etteïifte toerpen in ben gaf;
„ gingbooiDejaaï/ maarη ac^t^ niet meer.

„ <©cn z^.fjoajöcuöstbcö'ji^genoteneigcntïilftombïanbeïen / opfïaaii
„ en boo?trutffi)cn. daarna luirrb toeberom beei gaeD§S berpiaatfi ; befoni
„ bcrïiïï öft ïinnen uit be toafcö maar nooit aïg boren txiebcrom gebonbm ;
,, 'tlna?' iojcgïj en't biccf \i}egô:&ei)aibcn een paar moutoen en eene öuibe op
,, be muur ban Den ijof. ï^ct bjagljt nocö bceï meer anöere bingé ober fluur-
„ men fagi) Ijet fomtrjbf t een en't anber nemen en becfetten/fonber iemant
„ bie öct bebe.Jiict^ üïerf bp na op fijne pïaatjJ.ï^et toierp Dan een^ öeöui^i
„ genote / ban be Dienfïmaagb achterna ; fy |)oo'?be 't iaccftm en be ôanbeti
„ feïappen/ in ben (ïaïj baarnagdyfceenÊjommeigonfminbefteuften.

„ l^it aüe^ boo? öen miöbag ; Daiirna ina^'t tot ben abonb fïiïïr.
,, maaïîtc't toeberomme bjat bebjcgtage/riep ctteiifte maien oofe be meib bp
„ ijarennaam ,· maarfeïelbfirijliitÈieganfcljenacljt.

„ eenop^tenö. ©jofg baübcnien't gefjoo^ö fïf|) reppen in be ïïamer ban
„ beöui^geïiote.· baatnaösDeurebaubeilobe/ bïanneer fp met anbcren
„ baar binnen teja^/ toijbopengefctti boeinbe öautfdjmr roiïenbe/ en
„ boo?t^ een jong paar buibni uit ijct hoït genomen / en bp bm oben inte
lïaö|Iüb£ tofiij gffieiïen, ^oe ^ïdö |)et cttelthe uren op.
„ .ifeaar na 1 z. uren mföbagö^ / a!# be torbutoe lïetrter^ metbe Mn^
öeren aan tafeï fat : quam feiïcr bojger in '/ om't ^ui.^ ( ge'iiïi tsel meer)
eené beur te gaan. ^uir boenöe riefet l^w b?aub : ïiomt in be ïjoutfcïjuur/
„ en ontmoet baar niet aï^ bamp. öui^gei loïe iiceiit boo? in gegaan /
cnbcbicniîmaagbuiîbe ilobe / om te iïenbji? baar booj't öui^ ging r

-ocr page 195-

838. ' e Vierde Boek.

„ tcÎiftibcit>etiimrÉn fri0fJiDolfebmôaiîip/ boû?t^ in te ^ _
„ meuise lictîûnôcn 't ijoiit in ïicfjccE biamme ftaan. ©e Emrgcc ïooîjî
,, baar op öcncfcn^ anôecm na 't toatfc/ om
u ictTclifn : en tüojS öe öjanöi
„ bornomciiiî gcbiufcöt- ^e fcöjpïjcc öoegt ct omfïanöigöföcn bp /
bie anber^ niif ban fijnem Dfc anbcxen behomnieringtcftfnnengrben î
mime
toat öe fdïe ffïf belangt / &ίί tija^ öet al. ï^p nifmt uit aïif^ toat
Öem imt bit in Defm toeöecbaif ig niet ccben toil te mogen fpjcfiê fo aï^

: ik ben velen tet een woiider , ^faï. 71.· 7. enomâlbûtgefTpOOÏî/
Î)at0pben^uîbeltoefci)?i}ftt0fe0gcn; gelooft zy de H eer ε , die alleen
wondei en doet. ^faï.
72 :18.

§. 16. ^'ijtfiüne/ fdjoonmerMiiibfïtojt/ booft uitlaten ban befmi^,
fecc&eben/tiiccgelpeöïfecmaai^boojiïuamen / cn omfïanbigöeben bie tot
betfefeecinae of tot üetMaringe ban Ijet ber^aal ntet beri cn bom : fo befeL·
bcec{>tcc langer uitaeïopen ban ilitbiibe/omjlaaï^genoegb te Ijouben tot
bebeniïingeu tjier ober / fobe^ fcijipbcr^ al^ De nîpne. ^fe fal berljalbea
ooft fo ftojt baar in te toerRe gaan ai^ boenlijfe toefen fal. öeeft er eetfi
toelttoaalflEanmerl&inseHepnefr gefîdb/en uit berfipDene ?(luteuren
bîeebberïtlaarô ; baarnaber9anbeltöpbe,i]Biöbeleny fobelicôameïiiîeal|î
geefïeUrfe/ öié tegen fulhe fpofterpcn te gebjuifeen j^ii- ^cö fulïen infïj-
m ilianmerBingen fo beel bjelbinbmaau.te nuciien / bat toy nict ren^ bail
ïioöenöebtjen op fîjne JUibbeïen bcöac&t tesiin. ^t man betoont toel beel
gobbjiigötisöeiö^enpber^; maar met
fulït een berfianb/ batmetboojs
oojbeel oberlaben if ©ooj eecfi gelooft ί)? al te Kif i}t : eu boojt^ l^et gene
te gelobew / öat (Φιψί te geceeö Den 5^uibeï toe. toü llcij niet be^
nioepen raet em oiiberfoefe belangcnDe öe ^poiïen in 't gemeen ; toaar ober
ïjptoeli+biageiiopfieit/ enb'auteureuaantDg|t/ baar b'oploffmge ber^
felber bji te bijtóen : maar t)oub
ftdy fTecii^aau bit befonber boojbal ba«
fijn eigen Saeginneu top ban fijne Wanrnecftingen fïecl)^ aan te
ruerSiu.

„ §.17. niaafti ecrfïgifiïug/batDefe gcefi tot ontucMmoet genege»
„ 5rin getoeejl / om bat ö? potfen àiaaïite metöe mrib. Cn iit gelobe bat
befefbe bimfïmaagb beter toiil toie befe geeft toa^ban Deicij?pbt'r felf.

IBaar fonberling gctocft ly bat î}ft5pgctocpfîeml)f):ctifpaait : bat
„ i^/ niet uit eigene betoeegmgei maat boojDnitoilleban een ôejc of to*
„ beraar/ uitferagljtbanDaf bermaarbberbonb/ tetoetft ge|tcia. ^ti
,, boegen bat gobbcrgetrne meufrljeη uit opfettelilte boog^eib Ijera en be fij-
,, nen öebben toiilen beangfiigen / en ooli beroben. ^at gifï 1)1' baar uit/
„•batljctrncrfl by bage fpooftte : baar De ^uibeianbergmeefl fijn toetft
„ by buifier boet. i^oiit befe meufcijen öaDbm fulèen langen tijb bf^
natljt^ ni^t fonb^c ffapen lionne η 5ί}η. ijeeft lip toel : en inetftc baar
bu osii aan / al^ bat Ijet toa^ of't fpooii frcfj obernacöt tn't öui^ beröonbeii
^abbe; ben bagt) bertoac&tenbe / om rao?gen^ bjoeg be nâenfcij«i tebec*
frljjiftften en te plagen. gifi &et ooft uit Dien befpeurben
bloten menfchen
ami,
al^ ooit bie facbteeii koude hand; ïi^t geftolen lijiitoaab / malle pot-

fcn/

-ocr page 196-

XX π. Hoof D υ κ. içï

\

S τ

fm/m Jîîf et biersf ίρδβ.^ ρ feïf 31'ïoofi tser^^to^ öat ïjet menfc ijé sijn getorcrî;
inaar Öoe ûan ûaar
îm begirepen 31?/ βϊ ÖP on,^ nabec tnoften ta^

n«î. feit tori/ batïJÊiiborigriUieiÏJOonöfr^ ban Ituié in öe ttose
katfi^ îâren οοίί toat
fp&hzrn of bifcgrIjjIïc ttrföectjaïen jp ; njaar toii öaac
op niet bafi gaan. Sk iioci) imnöcr,

§. 18. II. Het Spookicheen fchuw van rHenfchen,en befonderïik van man-
volk te zijn : ΟΠΪ öat F?et bfgon/a'^ bebjotomrt&eftmbcrcn/ möcnian

αφιχ tüooncnbe Uan ï}uiltoacen. 't hrag&tisfte betoijé neemt ijp feet
ïuel uit öir» / bat ïjp felf taan 't brgiii af tot öen dnDe toc/öagl^ üjp Dagij te 11
îîiiîifîeiî pf!!^ / en öat op aïierlïaiibe tpDen öan Den Dag|^ / toei nitni een ure
ïang in'r ijiu^Ö jitotfiï/ en't feïbe op en neer Doodgegaan
î «ooitfbm=
teeï Öri rntf sefïenoftr gcöftjiö ; öanecn^ maat enen fieen üaiïm/^

ari)tfri)£m m'ti)ui^/ baar öpboo? uit maar op öe firate fagij. ^iet te?
ge nftaanoe anbereii feïf onöer öct geöfö / &et toeife t)p öebe/ toei iet^ gemdnö
iïaböen tf öoren ; m ï)p fo liaafi u iet uit get ftui^ gegaan / of ^t ge=
fpaoR ging tdiitn^ toebsc aan. l>at iîetft öauooh genifenö Dati^i ai toecô
toaé/iJlé't Mn toôojfdbf ^eni ter ireöec voterp toanneertjiî ίπ De beure floijb /
rnmetfjctaangefïgötenabeftraat getoenb.j^aarottiöat ï|p Daarneöeitó
noeïfaUncenb bat fici^ een bofe geeft ôaaconôecniengbe
·, fo toil öp fîcô p
grootg^ niet inbceiöen / bat fîjaprtfoon ben feiben fo berfeïïjtïifteïijii getoeefï
30 ; maar fcïjji}ft.i5atGods genadige fehikkinge toe. ^iet fo ftau oofe ceii
menfciï by inbeeïblnge gaöfaïig 5ïjn» €πΐ geefl en fowbe boo? ijetn niet ge=
frïjïOfflnb/ maar oni fijner trgcntoooïbigöeiö tesiW^ bie^te meer geiaafö
ïjeljben. ï©ant fo 't ijem te boen toa^ bm ontfieltent^ tt mafeu: (rn anber^
toa^ Öet niet ) fo rnocfl ooïi De betoeeginge baar toe fo beel groter jijR
aï^ be man sp-oter toia^.

§ 19, lil. 'tSpook (feiti)p) moghtweldiktDaalsonfightbaaralleroaaft
zijn, njetalleenük by , tnaarook buiten de verrighdnge van fijnenliandeK
^at meent öpbMitoeï/ al^/ toanmec maar ieraant fdöe/ dat nu eens
^tbofedingditofdatdede,·
ïjftfdbeterfionö baar ojp tod ίφ sefcljieb , m
biergeïijftemeer. ^it arötiïïbat (Dm ^uibei aan een ftantge^eïö) feer
teïeU^aangemerïit. îl^aiitbiebermaarôe ^ienflmaagb/bie aïïeen meer
f)oe|öe en fagl) ban tien anbere tfamen / en naafi öaat be öui^enste / toa?
ren immer^ baar bptegentooojöigi mbte toaren ban oofe ö'eerfle bie iet
iioo
^ben ofte fagen / aï^ tnen ban het bofe ding aïfo gefp^chm öaöbe. ^e
baïberflffncnUïa^teelttr&g toeï fïoaatber (fo Ijaöbc ïjoren fegacn/
toantöpfeïfrriöabbe'tnict becnomen) iïanöe ijoofftf ^îï» öf plaat^
Ïtjage» ften&Êv ^at bunïtt öem hon öe geefieïiftöciö ban ©nibei^ toe^n
öoen; Oati^/ föiftiettoeï&cgró'pe/ booj fijne geefieiilit)eiö fton fjp iicôa=
mcliïiertoer&en/ ban't gene öat «rftameip i^. ^p magö ba« οοβ bsel
teen / 6at eeniicftaam geefleïiïïcr toerfet ban feif^ een gee^.

§. zo, IV, 'tKanzijn, dat het Spoök de gedaante van een perfoon, dSe
in fijn Jevcn godfalig f2;eweeft is , aangencmien bebbe.
3©a«t be ge=
i^Mif innaai; ïcberitjefee^iö gebwefV toien^.

eigan.

-ocr page 197-

Vierde Boek.

figcn ijui^ ^et toa^ setoeefi / toa^ een^ en anbctmaaï ^if meint

I0pftomtm0tf)auiu^oi3ecccn: Dicfeiî/ ùaifîfl) de Satan kan veranderen
in enen Engel des lichts,
z.te-11:14. i^pnecmt noe|) cuimec tirîb Dan
ÖP toeï tneentftat f auïu^ ö^m fiicc geeïÏ ; cn nccint be honfiiaïiïï btcöicijte
fabeïen te baat / Dic^auiu^on^ttfröieö: Ueröaïcnbcon^uit^uriJidu.^
^cberu^ ban ^int ffêactcn/öat öe ^u&d
Ijtm in (Cöïifiu^ eigene gcî5aan=
te feïf becfcijenen 5p. '^u^ ôoub meöe ba|ï / öat ^amuëlé geöaante
ban ben ïisiubri aangenomen 5P· » ^am. 18. en boegt baar bp be berbere
ci-bacent&eibbieöp uit meergebaeljten fabeïfcö?öbec €cafmu^ |fcancifct
banbetoufl- ^u^VoeeftôîtbOîaiinaiîanbereH ttoee feöaiftuncpiaatfen/
Quaïift nttgeïegb; nietttoeebei-ïjanbefabelen/ noeö ecgec baar ojp toege^
jpa^, ÏPanttoefi toat feïîerôciïi ban'c gene bie tbjee fcöïöbec^ fcflgen/
meet ban ban bat gefïgôte bec gebaantebanbieb?o\Mi öp ijeeftet immec#
maar ban tjocen feggen / en bat ban een toijf. ^^ bat ban onberbinbin-
ge/ bjaarmebemenbecfeiacingenbec IjeiUgec fcijjiftutm fal bebejïigeni
©ujsïo^i^aïbattoetfe.

II. V, 'c Is onkriftelijk, wanneermen fuikeen diergelijke Spokery ver?
langt te fiçn en te horen,
^ie fielïinge rufl op 't boojoojbeeï / bilt Die fpaïie-
rpenban ben €)uibeï
5ijn· Ifâaac aacbig i^ ijet/ bat ï)p frit/ bat beïe
menfc&en gingen in fijn öui^ / met boo^bacijt en berïangcn/ om baat fpooft
te fïen 5 en bat te mogen na bectelicn. ging
't ïjcn ban gdgit be gene
öie tet mecfet gaan om te ftopen ; en baar gaöinge niet binbenbe / iet
anberg'bpben tocgtj opneemen/ om niet ïeöig ban be nierftt te feomen.
me ïuiben moefïcn baat iet^ ban be fpoftecp bernomen i^ebbrn / fa beeï aï^
'ttoa^j bic met bat boo^oojbeeïquamen/ enmetbat boojnemen gingen/
om toat toonber^ en toat nieto^ te feggen / en te fjoren.

§. 22. VI. Ook is 'c in aller manieren gevaarlijk,iïch met fuik of ander
Spook in gefprek te begeven. cu|i op 't feïfbe boojoo?beeï ban ben
ïPuibel/ in boo?gaanben obetbloebig toebecieib. H^aar ftomt (ic& öicc be
mecïteïiô bïoot te geben / boanneetöy fcggcn bjil/ öoequaiift
Ôetbemeibbefeomensp/ 't^pooftaan te fpiefeen: alfó baar op {ïcfj
me
bïiegeaanöaaröCÊftbertoonb/ aï^S boben gemeib i^ 2©ant aaufïonö^
fioot bit betop^ om bcrre / bianneer fdt / bat
ïip niet wü geloven diit
defeke vliege juift iet quaadsof iets van 't Spook afkomende of het Spook fel-
vegeweeftzy. Wantin ene keuken
(feit i}p) of anderen oord daarmen
met fpijfen omgaat, kanfichomdientyddesjaars, een of meer nataurlike
grote fraeervliegen verhouden, en aan 't brommen raken, wanneer de plaats
alwaar fy fich bevinden word geopend of beroerd. bJeet ift bOOJ mp feï==

ben niet beijuameïiiîer nit te ïeggen / ban ijcer Eobel met bie tooo^ben tegen
Öem feïben boet. ïl^ant toaar toe ban nu tbjeemaaï met opmerhinge baac
ban gefpjcïïen/ al^ of bat «n bebJij^ baare / Dat bit fpooit toeï ban

buï ben gob ber bliegen moefl gcRomen ί

§, 1}. VlI, Wonder feldfaam was'tapenipel en de gefwindigheid van't
Spook. ^aar&eeftDpöjeï geïp aan : aïfo'tban öonberb of ban Dui^

fcnö

-ocr page 198-

XX π. IJ ο ο F D s τ υ κ. 195

Λ m rncÉi: èuifm <π niet wn seômrt, l®aat ecôt^Soub^baabat
aPfcHfçeïnirtbeeï/gcïobinbc&at^etôm ^uibeîmi^i^/ omon^ öaacmeöe
te mi^lriùen ofberöaacb te mafeen. lEeint mU öat bâacom metöen ^©ui-
öéï / öat metJbefpafeen / nieten
te pïtfeen..lîlaar befe nienfcl)en/5ijnfe
lacc^en^ ofbetoeenen^toaerbtg / bie fuïfeen groten omfîa^ maften oöec
ïoutecapefpeïcnmenfcöeïiaesuitecpengaatoigöeib; Daau
in ben <©uibel
tanen fien; baar uit foberelefTen nemen; baac op fo iïeeïe b^aam boni
toen; baacoUer fuift een menigte ban boeften ïefen/ aantEcfeftenen feïfin
Öe töeecelb b?engen / aï^ of bic bec oubtoijffcS^ fabelen te toeinigôabbei
Sft fïuite ban öup bejre met be^ eigene tooojben/wonder fddfaam

( en nocötai^ niit obeçfeibfaam ) was dat apenfpei.

§. 14. VÏit Het foude konnen zijn, dat dit Spook t' eniger tijd den aart
vanNacbtmerfieaangenoTnenhadde.
^it neemt ÖP opiietgeneDobencç!
ben
7. ^eipt, Ijan biettoee Durgcr? i^ becijaalb ; enbeeftïaart bit Uoo?t met
Ue ftcaggt bet inbfeïbinge / bebefligenbe met nocömeerejrempeïeiï/ i)et
gene ift HL en I v« feïf gefcö?ebcn öebbe. ^ft fia öem bit ban toe : maae
secnfjn^/ 'tgcHefjpöaacnocljbpïjebbentöU; IX. aï
^/dat Satandoor
alfulke SpokeCy ook onder anderen gefocht heeft, de menfchen door leuge-
nen téverdwaien»
îl^antboiîenbiwbat&ietbe^atannobeioo^ ttiojö bps
Seboegb : fo ftomt ooft niet te pa^ / baciemantbiegefcóiebenifreniet na
toaaröeib/ maacfa^ïl'tgecugöteging/ aan fijne bjienben öaboberge?
fcójeben.geïöft't on^ ooft bafï op befeïfDe toijfe ai^ bic bjief ïuiD/(te ïang om
tebecijaïen/en ooft/ombatfebaïfcö nietnobig; inbeEeibfcöe Cou^
rame bie^ tgb^boajgcftomen i^.^ienici toiï Rebben batmen ban ôemïiege/

beïöèeftgebaan/ombatl)pbïiibieiogén5|)n > €nfoaï?inbien"b?ieffïaat/
Ôabbe
't betec na een ^uibeï^toecftgeleften/ öanfoaï^onóbetoaacheiiï
Jwö ben fcôipbec f^ betöaalb.

^ M. «δ^β b^ie obedge ^Hanmerftingen jgn fTecô^ te meïbcn / fonbec
ueeï op te feggen. X. De
kerkendienaars mogen ook ia fuiken huis wel
gLaao.jté bid^n, daar hunne zielen-kinderen van Spoken aangevochteri , eó
oriderright
en troóft benodigd ^ijn. i^t bibben enfjetnebenigaanbe onbe^^
^iàÔtAp fiecM/Öaf <0ôb gentopfer mafte ; ban fuUen fp ften feïftoel ftonnen
troofïi/^et fpaoft ontbeftften.'en fonbet TObeï^ ôuïp Ôet to^ft ban ooft ïicöt
te becojpücn XI. Het bleek aan vele Hukken , dat Gods gehenge-
nis dit Spook wél toegelaten; maar echter ook genadiglrk bepaald heeh en ge-
lïpnden fi^iri gewqld. ^la feftecUft / ï|et bïeeft aan aïïe fluftften / Dat <©00
Dec menfçiieft Biiûi[ieiô^tieil geeft toegelaten / om bit beb?ogô tefperen.·
mQarooftbepöalb inöuHnefecagötenbeciiatuce/ bie alïe^ niet bennagïi/
tri boo? orafianbîgôeben bïe öen bobenbien beröinbecben nu meer te boem
Xil, De Duivel heeft voórtyden.en op andere plaatfen,ook wel diergelyke
ipokeryén aangereght,
©an diergelyke fpokeryen fia ift i)em toel toe : ons

nobigeeitótemeïben/bie&pbmïfelfbpmeoigtebaaïbpberôoaït/ enbteift

wiiHeç

-ocr page 199-

ip4 Vierde

niinbcïiöiï0eïobenl!anbctlme/ embatfcmetfonett mc^ fb ooifpienfees
ïife 5ijw aangctffeinö.
Mmt bat ïst ^«ibcï baar in Öanb gtijaö ö«ft /
fuï): geloUc iïï baacont ban Die anbere tc mtnbec ; om bat ift &fm metmaj^
geïoticn / ftoetaeï ijp tnrt bed groter fcöön ban toaarö^iö fc&?ÏJft

16. I^u Ijeb ift met be.üJliöbeien ooft niet^ te bom/t>tc befe man in tbjee
fjoofbfiuïiiienfectbjgöiopiguitmeetenbetoeett. iöantbiesijnaflcmaac
6ebarf)topbefenbaifci}eH0ronb/ batftetbe 3l>uibeï boet ijet gene of ban
menfcijen bjojo gebaan j af bp be menfcöen toojb geloofb
fcDieb /
het gene fïecö^ in fcbgn / of bp inöeeibiHgegefc&i^bmagÓSÖt**
^it t^ ban mgn geboeien oofe ban bit getoaanbc i^eyenfjjooft tot^ïnneberg:
befaafiontbeïitfÏcIjfeïf; en ofbat niet genoegö en toare/
be fcôipbcc gcefE
bfe bïoot beo? eigene bcftmtem^/in Oine ?Canmcrhingen baat opgeflrib.
i^ab Bern 't boojoo^beeï niet mt^leib : ïjoe foube öp ban *t fipoo?bat t)p feif
i^ent/bannatmirïifeeooîfaftenenmenfcôeïift beöjogö/ tb Kcijt
gaan; om aan ben ^uibel toe te fcö?pben't gene geen gemeinfctjap nut
brn^uibei^cefV ipaarboben alle kibbelen ban gem ^biojpig aange^:
toefen / öab ift öftn ^fô^ gcraben/ bic^^itnlimaagbinTbeginteïaten
gaanj baarnaooftt baïfein'tacïjteróui^/ met hunnen aan^ng: boo?t^
^if tn't te gaan/en baar ie blpben;b3ant aï^ 0p baat toa^/fo en fpoofete
't niet. ^ boenbe öaïj öp aï bien ftommec en bie merite/ beo? öera feif/boo?
iïine mebeb?of öer^/ en be ganfc^e fiab befpaarb; en fijne ftenni^ in be
tïic en menfcöEïihe fcöjiften / faeneffen^ fonen goeben pber en gKôbjucûtiga
&eib/op mitter bingen toegepafi-

§.17. #oe hojt ift iKbbetoiïïen in bit toerït uit te pïnifoïj fobinbife
ec&tecbattKaVteiangbrnojpgcôouben/ om nabereifcô tefmffem tjân een
ièpooh/ bat in bit jaar ficö bp ïofanne/ op een b0?p/tn't imÎ^ ban enèn
^iïtant ijeeft ïaten binben ; mp Ecöter uit bcffeiben eigcnÇanbfg fcô?ift/ boo?
men oeg-getutge ban bat fpl getoonb. ©an jpranc&et quam een (iiU>ent
ftierboo? / bie feibe bat óp toa^ ban ÎÎ5ern ; en bat öp öebbenbe berteïb aan
ben p?ûfeffo?banbcri©aepen ijet jgmetoa^gebeurb/ en baar Óp feïfooh
boo? een beei toai^ bp^toeefï ,· baarppberfoci)ttoa^ banbieni^/ uin
boo?ôem te öeftomen Één betiwaï in fcö?ift ban bien pafîoo? / bp toien bf
fiafi£ in frjn öui^gebeurb toa^/feïf gcfidb, ijabbe biefiuberit berr^^
oiooheen affcó?iftbanben25?icftjc^1^?cbifiaïït|aanben !^?ofetTo? toege^
laten : óet eigenôanbige be^oubenbe ; t toeïfe ôp rap toonbey enge^rt
boo?ïa^i enbetoa^gefcójebenin'töoc^uitfcó/ fobp bc^Ïj^fhr^ baar;

in 1 gebjuift. ^e naam be^ pacbifecr^ toa^ Jakab Liogea, en bie be»
bjiefaanmpbertoonbe/ Waltec röm naam bet j^aat^ittgeb fife niet fe^
toel berfïaan / alïeen öp fl'iöe bàt öe feïbi met.tier ^ejrc toai^

en miber ö^t gebied ban S^ern. ^ebjief tp^ 'bai^'iéeri'biéf-ίτ^κετ^ /: esCó
aïïebe bier ^öen birôt öifci)i?cbm
î bif^ toaï^ef ήϊρ onmo^lftift/jilert/^fti
ft^en inöowb uit bat eenmaai ïjoren ïefïu te|!ebaÔm / beeituéinïgi^ nptU tiE
öiitïiowöen i maat t gene baar öet meefï op aaiitfomt /· fat ift baâr uit of toet
Mit î®aUerg frg^en nocö antôouben iiföö,OT / eïibe qiiam bdfi Öifï op uit.

18.

-ocr page 200-

XXI. Hoofdstuk. ' tji

Ç 18. ^st gaf fïcfi feftnr ftncr&t aan bp ben p?ebfèant/om fijnen ïatiö»
BOtoinöefcóuceteöerarbfiben: toeliften in» ooft aannam / m bröfeïö /
bw
tijn uit bat j&ft Uierii ap 't noöigfl toa^. B^aar bat gèbaan 5ijnûe Uet
ÖPÖsmgaan; ntettotlicnöe enen man meer op öefeofï ijouöm ban t)u nos

\

^ipben / ging mi^noegij öan baar. toa^ baarna/ bat ftet m 't j^ui^ be^
Plfbifiant^ begon te fpoftcn.en bat
mm en mecciin^berljeib be ïtinberê ac^
piaagD/cH biïtmaaïs 't ijni^ in gcoot gebaar ban bjanöi't toeïft rtnöelift mee
goeb ra öabe in be biam/ m mrefî aan holen caaftte. pjebiftani: ftier booj
in argtoaan homenïe / bat toel ftnfcijt een taberirài: mogijt 5ën ; bic ficïj
öii^Öaööebïiïïm toifhen/ omöatögÏKmfoïjaaflijab laten gaan î ging
na öcm foeïien. <öü iu öft iinicn gaan na ^S'crn/ om öem baar aan te Manf/
bebinb ficij obecbalifu niei"^ccn toonbecïtjiïgcbocicn/en bcfct^eib ban fijn Üe^
Öaam/tft en toeet niet ijoet't toïit ôcm becmoebê bebe/bat öera ûefeïbe ftncciMi
nu ooft beto^ecbe/om fijnfn aanflagij te bcïette.^ocii baac en quam Ôp niet
tercg&t/aïfaïjemgaebbeloö^ontbïaft j raaaconbeïbB^ttjelaanselesent=
ÏjciD om tijne fciiaöe toebcc in teöaïen aïfo ijet <000 fo fcÖiftfe/ bat Öpfp ene
andere plaats berocpm toierb / öaar mecrûer inftomfi toa^.

§ 19. 3®at nu bien jpi^ebiftant betreft: öettoa^tefïecötenoberïeg / bat
Öcni geen ongcttiane ongebaiïenyban ban bien ftncröt uit fuïften oo?faaft/ft<ts
mé ftanbê. 3Bei/i)ab ôï» nieniant anöir^/of ooft geen meerber quaa&gebaait
ban aan bien hnccDt : fo öeeft D»» beeï Uolmaaftter ban ooit enig menfcft /
m
ooft al becl geluftfttger fo lang géleef b / bie geen mrer bpanben öabbe,
't toonber / bat bp op öcn toegti ontfieïö toicto / Die bezaten bat ί)ξ! t'alïen
tpücnenbepïaatfmftonbefïefe tooïöen/ en ooftfierijenjinbefentogijtmet
fuift een ongrrufi gemoeb bcfbjangetb toa^/ bie op fa loffengconb/ ben
ftnecïït om fuïfte f toate faften ging berftïagêl^o't toaft bocb ban bm
bel teia^/toaatom en ftonbe baar öe ftnecötniet b^p öanjöni^ocö toeré iap/
bat alle guaab/ fa toel al^'t gocb/ ooft uit öen monö De^ Wllccgooglieii ftcm t.
Men fie öan öu^ on^cc op öe mcnfcfien niet / maar om be fefterïjeib aitöö
op<15ob.

§. 2o.^efeïbe ï^aïtec fetöe/ batijp ifeneffen^ anbeten uit Eofanne/(bgar
iip öoe fïubeerbe) na be plaat^ gegaan/ en enen tp lang felftaa^bp bat
fpooft getuee^. ©an toonberlifte bingen/bie fclf tierftlaacDe baar gefïen
tefjebben/
öeugt mp bit eene : batbenftinöerenbeftouffen/ getjeeïnieto/
f η fonber ietnant^ raften/ban bobcn tot beuebcn gefclieud) tiïieröen/aï^ offe
met een me^ alfb booifiteben toaren. |^abi}ii bingen fien berfetten fon=^
ïjcr fjanben. fjenfetroutoen^aïtemaal bieflpooft ften j fo al^ nocö uit
ftetbolgenbetoelfaltemerfeciijiln. ï^ietoeetbjatpot^in't ijcimeftftuan
remant 5P gefpeeïb / om ftïeöeren en ftouffen fo te temen / bat be rete niet en
toaÊ te merften / ban op fulftcn ttjb toanneer öp't ïjebbea toilbe bie baar ban
be meeftec toa^. €n ban bie anbece betoeegingen / baar i^ alreeb^ fo beel af
aangeiTitrftt/ bat mrcï niet nebigi^.

ζ §· ji. M

-ocr page 201-

844. ' e Vierde Boek.

§. }t. i^aöcfm^ïterquamnocómi Magifter Artium uit ^uit^Ô^
ïonö : tik my fdöe fdf 0€f5«n te ïjebiwn in ecn^PiCÖil^nt^öui^in^-
nircm/ öaar ijeifecagïitisfjîooftte/ batbc^uiöelfelf De ieimma uan öe
ïcfcofiabbccüjccljnam/ tectöijïebaacem jöngcn opMam; biebaacotict:
ban ter aacöen iJiel-^ft ü^aagbc/of te toccH oeït eeaftok öp feibe fa^acuinr}
Doo?ïeumng aan be trap getoeetivua^ ? DP f^öc neen : be ^uitisï öabbe
Öien baar aan gemaaïit. ^oe berber / ofijpfeifbe trap met/en ooit Γοΐΐ=
Èer floft baar aan/gefien &abbei tP feibe/met ben^iofe ,· maar bat öp fonber
biett getoeefï toa^ / bat ijab ijp fleclj^S^oo^b. ^oeljpbantoifl/batbefc
bien ÖP baar nu fagij/ eer bat be jongen opMom/ banben^uibeïtoa^gei
maahti^at bab öp niet geilen : maar toie bocii anber^ foube 't ijeöben ïtorti
nenboeni ^ftb^aagbe/ aföie jonge be^pjebiöant^ eigen ftinbtoa^ i Βψ
ffeibe neen ; maar bie öem bienbe. MW Dp enftab er ben fioft niet fien aan^
maften j iioe raaftre bie baar af ί J!âet bat er öe jonge te öanb aan fioeg /
■fo toierb be fioK afgenomen/en men fagö niet toie bat b«ie. Maar taa^ bie
ïonge niet een fïoute bengcï / bat ijp be trappen oqp gaan en be öanbaan fui^
feen leuning berbe fTaan /bie elft een toifi bat ban ben ©uibeï om {)em enen
trefe te fpeïen toa^ gemaaht. Jjfôœfi niet be pjebifeant ben jongen bat bcrbo--
ïsen öebbeni^iet toat een boïfi bat i^.S^ b?aagbe/om be fe&erbetb/öoe ïang
t geleben toare
i Hlcljt jaren/ fcibe be ââagifîcc. ^oe berber/öoe bed jaren
r^ nu öabbe
i ©ijfentbJintig. bja^ ban boe maar fcbenticn gcbjsfft: bii^
'ïong / met batboo?oo?beel baar gefeomen / niebJ^gierig om toat te

tien/ enbantefeggen.

XXIÏI. HOOFDSTUK.

Het gene meeil: na Tovery gelijkt, en echter minft daar aaa ge-
meinfchapheeft, is't vinden van den oorfprong der wateren,
van goud en filvermynen, en 't opfoekeo van de moordenaars en
■ dieven , door het middel van een njskenindehand} enwelbe-
londerlik dat van den boer, alsnoch in wefen,
by Lyons·.

§, I. \/f ôeeft aï ïang booj onberbinbinge geïoofb / bat bc &frg#
^^-"-toerften en bcr&eiene mijnen/ en be tnaterbjeilen/tn ben o&^f
fiJ^Tg5ijnontbefet;boo;menfc0en/ bie niet anber^baneenttoeefpianïidö
rij^ften ban ben Dafeïaar/ boo^t^ ooft ban anbere bomen / op fefttre togfe
inbeïjanböoiibmbe/ ober toegij gaan. ^^aarjijnber bie baar toe ijeiec==
fingen geb^uiiien/ met omfîanbigôeben/ bie fp meinen bat baar toe iet
ïjcipcnfeonncn: toaaruit/ enooftombebiecmbigöeibberfaièe/ bp beien
fcet bermoeben i^ ontdaan / bat fuï^ boe? ^utbelgïtonfïe nwefl gcs
ffi)iebm; te meer toanneer baar bpftomt bat booj aïïeröanbe ftout/
Èûnigi}etoofe5îi fijoebjeïgeenbeterbanbenöafeiaar ) be moo^enaar^m
biebtn ooit te kfiterijaien sgn. b?eïli öe aïlergroct^e aï^icc^eïacpe

ffôtjnt

-ocr page 202-

XXUI. H e O F D S Ir υ κ. ΐ^γ

fii)pt 59nbte ooit getoeifiijS.· €no\3crmit^topna/
ïötcnöe/ tot öcfe oîjnrgaau : fa faï mi$ öitejrempeï ijietr boa? aUmôie^
«en ; ün aUermecfï Dat nu cm jaat iang topcreïbïîunûig / en üerf scïcec=
öe öEcffcnrn geoefcïiö öecft. Cc toeten/öat aan enen boer (n ©lavihrgh / rn
betboigcn^ οαδ aan anbeten bcbonb εη Sït faï on^ öit ba-Ijaaï te nutte
maften / fo a!^ ört boo? ben mbt ^ïa <0arbe eerfl opflefielb en Uan öeu
niebeci)n €>acniec
in fijn gefcg^ift baat otiec uit gegeijen ingeboegö j uoo^t^
ÎIO0? ben f?ic(tec en iCijeoiogant ©aïiemont enoubfc^

focöt : toaac uit (jet oojbeeï toeï faï op te maften jijn.

M 2,. g^efafeetuo?baïbu^bccöaaïö. CcnüjgnftopercnfïjntoijfUja-
,, ren bfiöe in öunne eigene feelber tot Epong öermoojb / ben 5. ^iiï. 1691.
„ Cenrjjfteboer/^aïiob^imac/tooïb uit ijet ïanö ontboöni / behenö
„ baueigmfcöapiiiebpö^ratoa^/ om bieben enbe moojbenaar^ natjoï-
„ grnsïïHmnetcebenoptefoiïïen. Jilenbjaô&tÔembpbenpjocuccurbe^
„ ïÊioning^banbiefïab : cnljpnamaan/ bc fcïjuïbigen op't fpoo? te
„ gen mtebinben,- mit^öatöpbanbe pïaat^ atoaar be mcci?b begaan
„ tea^mocftbeginnen/ embaac Den mö?ufc af te Rrpgen. ^te ban 't
„ eccegöt (iaan öem bat toe : bie^gaat ôp bertoaact^ met een rij^hen in
„ beganD/ geïyiiiîpbja^getoûonbaar toe te nemen-, ban ebenbeeï toat
,, fiout of boom / of op bpat tijb ban 't Jaar gefiapt. 45efeomen in be ftel^
,, bcE/ bcbonböpfïcöontrocrb: fiinpoï'^rtifffïc&/ aï^infrïieftoojt^i
en'trrj^feenbjaaibe fnellih na be beiöe spben/ baar öe mau en bioia
bermoo?b gebonben toaren. ^00?
't feïf be rij^ften aï^ gefeib / en boo}
b'inbjenbige beroeringe öie geboeïbe/ ging ijp berboïgen^ boo? be
firaten/ ïang^ toelhen befe moo|ber^ biaren uitgegaan/ ter ftab uit
ïang^beïïonej gficibbanbjiepetfonenbie 't «©ereg^t fiem mebe gaf.
ö^u^quamijpineen^tuinman^ïjui^: enbonb öooj'tgeneöpgeboeïbe/
batbemigDabct^aanfeitcretafeïbaargefetendabben/ bie l)p teüenDe;
aï§'mebebatfebanb?ie(ïefrcöenbieinbe ïtamcr toaren eene öabbcn ges
pjoeft: i)et gene ban ttoee ftinberen bebefïigö toiecû/ bie aüeen bja=
ren t' ijui^getoeefi / toanneer be moorberg' öaa.r geftomen toaccn. ^oc
opbeitantberïlone boojtgegaan/ toierb ban ö^m uit boeïfcappen in
[Kt sanb ftenieiht/ bat fp baar traren t' fc»}eep gegaan, ^p bolgt öea
nctte]feen^teb3aterm€tfi}nr#6en/ aanïeggeHbe ober aï baar fp aan
ïanb getreben bjaren ; gebuiigïiïuegöt aan boo?tgaanöe tot be pïaai^
baarfpgepïdfïeröóaöben: enteftenbe be bebben baar fó op gelegen / De
tafeï^ïjaarfp aan gegeten/ en be baten bic fpoberaïgeianöeïö {aböen.
„ <0el^0men tot be plaats genaamb
Camp de Sablon, bebonb óp fic&
„ nocö meer beroerb;geïobenûe baar öooj bat bp be moo?ber^ fagii ; ôoetoeï
„ ^ be gctoiffe pjoebe met bat rggften met en Derf be onDerneemé / wit b^ïefe
„ Datiip baart ftrpggbolfe aan ben Ijalg mogijt
ïijpgen.maar feeerbe toebec
,, toaar te nigge heereitóe met b?ieben ban geloof / bebonb

,, batbemi^babigenbertroftftcntijarenj bie^n berbaigbe tot 23eaucaice
toe/ ( ïöeï uitn ban Stpon^; geïijïîcr toijfe ai^ te boren. '^ïöaac

ΙΦί} i

j>

-ocr page 203-

19^ Vierde Bock.

,. 0ffeontfn/Ï>ïfeffïaan ontrent be bciic iïan een gebanjm ïjui^ / en feibc
„ mettocrfefifrüljciD öat Daar een
tnacfle binnen 5yn. lïien baet b^t"
„ opm : en onöer ttuaalf ofuijfticnbicbaar inbebofpenfaten/ ontbefec
„ öpencnS^offu/ ôieommcïiïcîncDîetiecpbaariîoo.ieneuur toa^ ίη ges
„ bjagljt IBen focïit oaïi b' anbecen : maar too^ö betionöen / batfe
ïang^eenuoetpabopbentoeg^na .i^ime^ vuarcn aangrgaan. ^aflw
„ oiuiienteerlîaîicg· / jafeifooit tot a.»ion?· getorcfi te jijn. J^aar aï^
ï)o beKiuaart^ toicrö geüoccb/ taa^ Ij» teciionö öcftcnö/ tec ^ilaatfm
„ baat ô!ç» eerfï toa^aan geüjecfi. ^ici einötiyh gfftomen tot beften?
„ tenié/ Vnfelfmetmeïöingebanbieomfïanïïigöeöen / toaar op be boec
„ ^imacoorifiingenierft genomen
ijaööc: fot^ tju om öie migba^tóï met
„ be booïi gi(ïcaft. ?ïimat toicrb
noc!} gefoiiDen om öe anberen te foeBen ;
„ (bic befe l)ab beitei.a raeij ttoee teΙφ bcrboigt ben feïben noeïjbeeï
„ berber al^" in 't eerfïe / tot
iSouïon. ^ïitoaae berfiaanöe bat fp
„ Oeöop jee begeben öabben/ fo bolgt öp ô^n te fcöeep: bebinb bat fp
,, bantijb tot tijb aan ianb getreben toaren op be ^ranfcije feufïj en
„ bolgt ijenbaglj op bagïjcei^ aan be ïaatfïe gtenfen ban ö^t ilp/ ui-
„ toaarljp'topnioeflgeben.

§. 3. i>ierboegtgemeïi)efcï)jpbetb^D^tgencôpfeïfgcfien fteeft ban
I, ?$pniar/in tcgcntooo^bigljeib be^ iicg^cec^ en brcjrljriDrn anbere geïoofs
.. toaarbige perfonai. i^p fneeb ban enen Defcm/fo naafî bp be öanb toa^/
„ eenttoeefpaïrigrjj^iîeiî : 't baem bp bebelbe einöcn tufTcöm betbc öan^
„ ben battenbe / bebe öjie fïïbere ftronen of tijröaaïöcr^ icggen onber fijnen
„ regöter boet €erfïonb|b b?aaibetrijghé.tTï nieerDfC fiii]C baar bp geïcgb/
M nori nieer..llfêen blpöeop öe tafeï een beet fjocben/en onber fommtgen öecs
,, feibnï enig geïb. Sa befe b?aaibe 't rö^en/m na b'anbere niet. Jiâaac
ν, oin(jetteboenb^aajen/moefllUpttîarfÎjneenebeen op tafeï ïeggen/ of
,, 't ging niet aan ■ lEen bebe noei) meer pjeeben ban bien aart / met aU
,, ïe nettigöeib bie te bebenïten bja^ ; om na te fpenren of er geen bebrogij in
„ feïïmïbe boei) baar en taa^ niet aan teboen.ifâen toonb toatgeïb^ in enen
boeit:om een^tefieii/ofoofef)etr0fïïêb?aarjêfanbejonjbat?limar gefeib
,, Babbe/ bat Dct fîojcïîen niet en j^abbe tuilïen bjaaien na öet ^obmie^/baaac
„ mebebefemoojbgebaantoa^/ toanneerbefeibeopgeipftetopffeomtooni
„benVua^:noeötan^ï)etD?aaibeöieraï^anber^. €enbienaarïiabbefp^
„ nen Öeer / aeöt maanben boe geïeben /ontfïoïen bp be bijfen ttointig pa^
„ taïion^. ^pmarontbeïïtel)etbcrtreïïen"tlaab)e/Daaröetgeïö toa^ uit
„ genomen: berboïgbeailepiaatfén/ baarbe bienaar na bie baaö toa^
„ boo?gegaan/ ftet beben pïaat^ban'tbebbebaaröpopseïegen gabbe.
„ <!5eftomcnop^etfpoo|banbefenbief/ baar'troffeenbjaaibe/ fobebe^
,. men be bienaar^ ban bet ^ui^ te famé feomen.tp fette fpnf boet op ôun=
,, ne boeten : en't rgf feen bat te boren bjaaibe / tectople 't noefi op 't fpooj
„ toa^/bïeefboefîaaniombarerniemantban öen fct)uïöaanpabbe.|i§en
„ toiïbe toeten of^pmar toeï ene bieberp ontbeftiten honöe/bteban be bjoto
„ bc^feoninglifeenïöigöter^feibeWgepïee]^. ^p nam be ban

„ecnen

-ocr page 204-

XXIH H ο Θ F D s τ

199

ecnen bic baar bpfionö; maar'eciifftmôienïfîcôfliïï. J^mfdt fjem /
„ battre cticnteeï ecu bief in bat 0efdfc&ap ttja^. î® aar op öp Hoeïtîc^ ants
„ tooo?b / batôrtban bm biff geen ecnfi uioefi tocfm/ htaar fïecô^ uit
„ twcttecps^baan ·, sdpftettoia^.

bom mrt ôcm gciegen toa^. ,, 0p fribe ban / bat eifo tort iïjn rijt'fecn op
„ ïjet ttatct ö?aaibe ai^ op 't ïanb. ^at i^p in 't acötecboïgen üan be bic^
„ öen/ (iftjct enbe goiib/ ganfcö geenc ontfieitmi^ of pijn grtïoeïbetmaac bat
„ ÖP fetatötigc ijftocegingcn getoaac toierb / in 't öolaen üan br IBoo|be=
„ naac^. 3&atijpscenonbccfci|icbenRonbcnterfefntulTc&m't50ubm't
„ fîttîcc: aïfo fijn töfhttiaïfo tori op'temtoa^bjaagenûcaï^ op öetanber.
„ mm ^iefte focRm/ feiöeöatöp fijn fjoo? niet boïömïionbe/ of
„ ï)p raoffl mrfi op be pïaat^ getoeffi 5pn baar δε btcfflaï toa^ begaan ©at
„ ÖeHiöctfcïfbroofetrpa^guani/ fo in't ticrboïgm tan ijet fpoo? ém^
„ moo^bmaar^/ {)pquamtctrrffmbat))aHmm ttoeeben: alfoj^iiopbe
„ pïaat^bccïaatfïeiaoojfcnocöriictsftoecflsgnbe/ ooit gcrnrt^nbeonti^
roetmi^geiweïm feonbc/ om't fpoe? tf^ baber? op tc focften. ï©at
„ mccri^/ batöpmebeonberfcöciböanmooibentotfltcniahctt/ boo? be
„ berfcöeibme öetoeegingentiic t)p baar afgebocïbi?. öft tori
mecft /
„ maar niet aïtgbgebeurbe/ batftmifiMrli^itm ntrtmb?aaibe/ toan?
j, nceröe moo?bcr tot tJeftenteni^ gefeomm toa^. ^^atoohbetöb/ öoe
„ lang grieben óp bemoo?bontbeiïfem Ronbf/niet fefecrtoa^i boctj bat be
„ εεφ/ öieöu^iïanlïemtoa^aan'tiicót gtfr?aci)t/ aï merc ban tbiin*
„ tig iarm baar te borrn toa^ gefcgieb- ^at ooh f|}n rtj^hm ni«'t m
,, b?aait ontrmt ren ïictiaam bat öegrabm / m (îjn eigen boob ge(to?bm i^,
„ frifDe biffcöop ban ^t.^fan be Jfêorimae l^eft îîefrifbe rigaifchap
„ <enïaatftriifti}pfeit/ bat öp't getal bermoojber^ toeten ftan :

„ inbienfe maar niet aïïesijn gegaan in eene ign ; ïKt sme naatoiiy tnHner^
meer gebeurt. ©an biergcïgfee pjoebm boo? ben feif öm man getoona
ontrmt ^artj^ / 6omt öet berigljt niet ober
een. J^ant fommige bebc/lf?
gen 't boojgaanbe / toeï maat aiiDere öic
fiatcn aïïf^ om.

§. j. ©erfciicibmeflufefeengouöé/ metbeo?öari)tonöer beaarbebcti
boegen ; ttoeefiïbfre-l^anbeïaa&^/ bicboo? b?ie jaren aï gefioïen toaren/
betafrlbaacfpafgenotmn toaren/ Den gouiifmib biefe i)^ griiocöt-, en
fïlberrn tafcttjojb / bat ïangen tijb gelegen &abbe in ben niirtöiwp. ^it
fiPe^ Öp met
fijn (ïo]Eften Daar onbcfet. ^eïf oek be fclKiöflemm / in bm
4tiinban 3lu)cemtïiirf / bietfcbert zo. jaren aïgbie tuflTc&en be ban
an#m^ui^' toifröb^r&cciiïj/ baarin geïegb/ m onber b'aarbe stjn be^

; i 6, i^iïcô toeberom öet tegenbeeï. €en ti?ief gcfcö?rbm

utt batijaf / toaarban^'tuitire&fd i^ te fïen in ben Mercure Hittorique öer
maanb )aai#/ baar meib / bat öet öem eerfï mifie in eene M^

nwr / baaropsberfiöriïïmepïaatfmfiïberfienb: maar bat toa^/fdö«|^?/
öooj wm befeamaaan berfefieibene oaiben bïonïi ban sotub, maafes

ϋ κ.

-ocr page 205-

848. ' e Vierde Boek.

« ban btjf ïïuiïm htbmijof ; baat iti goub / fiïtiec / sûuîj eü lïnjcr / feopeir/
fiecnen / aïtefamen toegeöcfet. ^gn jtopfecn öiaatbe maac eeng op öe liee^
ncn / m baac niet met aïlen tpa|. gn 't ^of öan €>uife üjaaiöe 't toeï
op ren bufet / ban toegcn 't fiitiec ; maat niet op ene manöf öic baac bol
of toa^ / bofi) toegebefet. ^et bjaaibe ορύε fîoden / baar onber aan iet
becguïb ; maarniet in ene feamec baar be ftaetei aitemaaï betgniö
toaren ebocö / met Meben obetbeht. (Boh niet / toanneec öp flanb / bat
niet toifïe / onbcc ewn filüeren feanbeïaac. ©an bieberp / bijf iaat geïe^
ben al gepïeegb tot Cöantilip / beticötigbe met fijn (iojcften enen ionflen/
bie npcB maat em jaat baat getoeefi toa^.

§. Cenanbetebjiefbanenm pjocureutöo&ect/aan(ïjncn.oomJïeir
patet Cöfbigni) / feit bat öet op geigfee toijfe baat gemifï ö«ftin't anti
ïeïïftcn ban be moojbenaacl. fcïf toa^S met ben ^jin^ gegaan ter plaats
fe baat een ban betoac&t met bijfticn fiefeen toa^ geboob: maar'tfioxfeen
roerbefiC'ljnieteen^. ^pfeibe/batfietnietgebeucbe/banapmoa^iben/ btó
met opfett en uit tojeeb^eibbjatenaangegaan: niet op bc gene/ bie öp
ongeïuïïof öaafligöcib betoojfaafet toaten,· aï^ mebe/ niet tejanmet be
fcönïbigen Drt ffit öeïeben dabben. JÏ^aat 't ^g öcm ebm een^ / tijan^
neetöp bïierögcbjagöttetpïaatfi baat een bief betrat toa^opbebaab /
cn aanfionb^ ooh ui öecijteni^ gebjagïit ; i)et flojcïien b^aaiöe niet met aï.

§. 8, 3|nbientoenuni€tbanbebaabbn;feïiei:ö59H/fai^'tbetgeef|Sbat
tou be oojfaaH foeïten op tc ïoflen. ï©ant in tuiït boen
tp menig groot bet?
flanb befc&aamb gemaaht/boo? onbetbinbinge ban baïfcöcib eniger bettels
üngen/ baat b^ men b'oojfaaft b' een bu|/ b'anber fo gemeenb öeefï:
uittebinben. #etbifcöienbat be ouben noemben
Remora , öe fci)cpen ;
in 't fïtUib genaamb
Lunaria , be peetben ba|ï&onbenbe; cnbeiebingen
noeö b? ^rmiii^ te ïefen / jgnban befen aact. Ï©at fteeftmen tfebert ro®,
laten niet gefct)?eben en gettoifl om enen gonben tanb/ bebïeïfte in ben
monbeen^ftinb^ban feben jaren bp bettoiffeïing toa# opgeftomen/ tot
Ï0eiïbo?Jï in 25aôeracn.en einbeïift uitgehomen op beb?ogi» i en

sKufTanbn^ / gaben/ fofi meinben/ teben en bebog^ ban fnïfen bjonber bec
nature ; ^ngafletter mog^t baat toe geen nem feggen ; ïibabiu^ beifcôieef
't bifpuit ; en biegeieerbefcöïütoetg bjacenaïïeinbefeap; totöat€l^pfta^
pöotu^ ÎïiHirabanmiu<ï / bie be(i geïoof be 't gene öp fagö / 't bebjogft ont^
öeftte/ en beman met tijnen jongen/ enbetoinflbanbereganbene tanb/
boojtaan betbbJeen. ?5at moefl &ier fo niet gaan : ftoetael be fc&?ijber bec
Mercure biitoricjue, benabt j^icaifeiiefflgeïoobenbe/öetfcöö'nttc ftoubeii
boo;Deb?ogI),- offo baat biaariieib aan i^/ boo^eenbiet&banf^ber^.

9. 5^óci)bu^öefcöuibtgtöp booïnamemannenbanmeteen: <0aïet
benbiffc&op ban ^t. ^an be JHôorienne/ bie een groot fietteftunbig i^j
<0?imaut befiierbet bet bouanen ; enen jongen pjocureut / bie niet ges
iioembtoo|b/ totEion^: entot^atij^ een^ apotehet^fenecöt genaamd
i^onneïiet. ©an b' eetfie ttoee iee^ tft uit enen bjief gefeii?eben aan ben
abt pignon/ In tboeH ban^aïïemont bermelb/ pag. ^tn|ïetöam=

fcôeiî

-ocr page 206-

XX ÎIÏ. ' H ο ο F D s τ υ κ. 2.01

fclM Î3?itvinit^t:»inffl[)/ jcnbanbcn berbm in DeMerc. biiî. bat fjp baac
btiii PloîbÉïî gaf tian 't %of. jf^u
inoct hrt ban tm mmfîrn ööoj toaacfc^yr:
néiya aiijûuiiEîi toa^bcn / ^ct gtnc eïbcr^ fo becl öanbccè menfr^cn !i« bjina
aco jarraaaiiDcmpnennifontctufnaibebanbraijebiienibat ûoîî dcnou=
bciî niergcijcelbecijùjofen ίφ gctoccft ; taaar booj ooït rnecc ban i ^o. îiinneit
boaj en na aiïrcn in ©janficgh 5i)n ontbfht / bie ©aïicmonc op een refliflcr
Rocqjr; en cinbelih baar fo teeï nienff öcn tcgentooozbis ieben/ bic ftctonc Dat
fp't feïf be^aiï ficf) lebben / ûoh in öefe fiab.^h Ö^^bbe feïf nocij feiïcteii fect
Soeben
üjienö/man tian feee beïeuefeninge/goeb ban oojbeeï/en opcegijt,·
buiten l|oiïanö inonenbe/ tny
en noiti enen anbecen geti'oniïsëbiienö beieeö/
koanneer iU be|^n fomec by ijfm toa^/berhïaarbe/bat (βΐ bie eisenfclïap/ban
Ooub en flibec boo? ï)ct bjaapea tian bat rysfeen op te faefien / aan ficgi
Öabbe. ^it taa^ ïju ecn^i in fïjne jcuiiïb aciuaar getoo^Den / boa? feïtec toe-
toaï t toeïït ÖP on^ ükijaalbe : en baar bp / öoe bat öp een^ enen (fcjÇjat/ be=
grabenonbecbeaatbe/ boo?batmibbcl jaö oncbeïit, mam: op be plaats
geïaten / ooft geen meiöinge baar ban gcöaani omniet Jjoo? enen tobe^?
raar te moeten gaan / inüicn nitn fuly ban öem te toeten quam. 3Bant
öaarom öcnen 't bolïi boeï) feer toï befe bpgeiobtsbfiö genegen t^. öe-
fm fcfjat booj fieij te nemen / baar toe tna^ fijne opregötijjöfiö te groot.
S^aar niet bp enen anberen / bie neffen^ ijtm aïieen be feenni^ ijabbe ban 't
begcaben gdb : aïfö rtinïjui^cfcrm eerlange fctîîcli&opqnam/ en fïeöb?ee=
öfr uitgaf / tot eïft een^ ijccujonöeringe / biaac Die becanberinge uit
jguani.

§. lo. ©ermoebenbanöebjogijöeeft ooH in befen geenen gconö.
faaïîi^aïte neecftig eii tieeïtjuibig onöerfoeöt/ fo aï^ b'omfïanbig&eben
ionen tiant berïjaal/ ban öat ïjier in bebjogi) itan 5ijn. <^n toat beïangc bat
Ijcm be p?oebe tot l^artj^éen baar ontrent niet aitgbi^ geïuat : baar af han
't een of anber bat nocb niet i^ onöer focbt toeï oo?faafe 5ijn. IBen mag^
iiietiooabenenbatinfic&fetoenietopbiij of gene ttigfe toechfaam i^/ ai^

öat niet aitijb j noeö ooft be feaaaröeib tian ijet gene bat üooj befen eïbeç^
ïtiaar geblefteni^bntftennen/ om batljet ijtec op fulften tgb ooft jiiet ge-
ûeurt ^eilfien tuerftr ooft niet aitijQ/nocö eben een^ S^e man i^ feïf niet
nitpb eben een^ gefteïb <Pe jongen bie noei) maar een jaar tot Cljanttiin ge?
iöobnb enöabbe/fton baarom tiieï be bief gelcueeft f^n bien mf foeljtioft ηιοΓ=
fte bafï gaan/bat tjet aitgb onfe buren 5ijn bie ong befieeien. Φε reben bie ön
gaf/tijaarom ijp mifie
't goub of 't fiiber aan te treffen / baar rohbom tfencn
't eeîî en
't anber booj be ftanier bïonft / fal mageiift een ftennec Öer Nature
met bertoerpen: enbaaröpfl£l) mbefeutjecfttieugïri; fjcti^ bat tjp geen
filofoof fn i^/ en in ijet gttlen tian bereben mifTen ftan. ^o ban fijnoa?beei
niifi in 't gene bat ötm toeberbaart ί nocljtan^ niift be .ï^atnre niet in ïjem i
öie toeft toat b^m gebeurt / al i^ 't bat öp be reben niet en toeet.

§. II. ïl^atnubefeibein'tgemeinbetreft/ tierfcDfibenegeïeerbemans
tten/ enon&erD'onfenbiebeftenbeen beroembe nanien/ Slelarteljtan in
lijn boeft
Sympatbia van4e Medeneiginge |5euceru^ Divinatione, van de

Cc ' VVic-

-ocr page 207-

Z'Oi Tîcrcîe Beek

Wifchelaiye;/?^. τ. r lö. ïtrfiftn-maïinu^» Syf^mate !'l·yβcβ■^. 8; Câs
mcronil^
Hor Jubf. hh. f. .ïlculjufiu^ fatid.facr. Iii ï.cjp, zi. m

bfrffljffócnr anbcrc mrrc brtjcfiigcn öü fafee / fnbe 5ijn Daar iti
fmririïimig / öac i)ft öan ^atwrc / en in gecnm öcric ban bm
^uibdiéç nifttfgcHfîanubfbatfymiîïir^ OQh al ntföein't 0fmern Qe^
iïofïm ö.in bc ftragijt öté ΐϊ^ιιίΰεϊ^ jgn / cn bat Jptitrecu^ baar Uooina?
mriijiï fïjn liDïtli at maafet. ,t>a hlaar ban br faaïr / bic ffl bicp .
nift gingf Ji in be frjnftc ftoffcn cn bccffiöfc beclftcn^ na te fpcutcn / aïé \ntt
ia 't II. {)oafbfïulu^ gctoonö/ befecnömcrötcr Ijtccbcferagöt bfc nieb^i
rsdgingc / en bjagöten fplf ooh öet bctogs^ uit bit cicmnirîiip. en te^
iioelie ban boo) ccrfi nkt merr ; j^rt 3|i bat i)ct betogfl ofnict betoiifi : aïfa
baar uit gcnocgfaambliîftt/ batfpginorginbe 4^ture Uinbfn/ baac fp
öoflop nrnfu-n / cnbe nóc^ niet enig ten rinöe jijn / om buiten ofte bobni.
ïat ji^atnnr te gaan/ gelijïtfc mecncn batmcn boet / toannrcrmm tot
ben ^ïibcif ïïomt. .f^n fa( ih nabrr toncu / öoc al bit inöien't fü i$/
ïtatinirlyfe ^ij ; m bat ört ban brn ^uibcï niet Uan jijn.

$. tl. ©m 't errfiebutbciihcr tcbegrijpen / flciï ih bcrboïgen^ nu bea i\u
l^uib ban bat oojöcel be^ grïeerben raau^ / uit toim^ gefcÖ?ift ift bit bcrijaaïi
getcofeïien tiebüe. .. ï^n ftdt &p rrgrl^ ber bctocegingc cp ben boet ban ^ef^
,, carte^/bnif Ifené enige anCrre ban fijne gronbrn, en boben aï ban b'aiïers
„ fpnfïciiof. Cnboigen^ Dien i^fliii geboden fa aï^bolgt. I. l^plïelt/
bat ober aï baat befcnioojöenaac^
51)" boojgcgaan/ een groot öed ban ï
„ biefijnfïebeelfecn^/ uit bet felba iidjamcn nitgcbaafeniö./ 50« gcbi^i
,, ben. it- ^atöjcfe^rihenéinbe beini eiifc^iithingc berfeiribcn jijtt.
„ ban 't gcitc batfc \Barcn boo? pï^gcn ban bc moojD : alfö Die niet met
„ iïocïenbïocbeVöo?bgfbannj^ maar biebcbjceginge ben toefïanb ban Ijrt
,, bïoeb/ begfffrcn/entîctgaiîfcfîciîciiaamnnbfcanDccôiKeft. Itl ©at
„ ooftbti-bfclfefn^uitgetriatcnibuitaïfnjiïen iieftaani / bequaom 5yn om.
„ 'tgrtöecfbetljniö banDcft n boer te Doen bebjcgen / en ene Ι)
γγre gifiiiigc
,,, temaheninfi)nbicsfb 5. tbJdüecöterniet gefctjiebaan iemant anber^Â
biifn^ ïiföaam niet g^ïï l)ft fijne in opHsit ban bic iiitïnafemenbe f^nc
rt beelften^i#0e|lcïö. 5^a£n:bpbercifi|)c1jp/ batbefcïbe fo ban maaUfcï
„ 5ijn/ batfpbenbïpenboQjtegötïatenbooïbcfgnfieftoffe in be gaatje^
„'banört tggfini?', baar fp ban intteüftcïtije/ befelbe fioffe't toebcruits
„ gaan bomen te beletmneren/ eniiaac boa? enig bcelften tot iiruijSbjyfe
„ betoeegingebcjpaicn. iv. ©at boo? bit bjeunen ban'tgetocefberljuià
,, en befe gffiing:e be^ bfoeb^ / be befelften$ï bet senutocn ooit toojbeii.
„ if;iünigftroftlten/enenigp&ccïecbcnDigegccfifufbbcrfirooiö : Vuaaruit
„ bie fïaautnï enbiefinipen/biibefe boer gebodbe/jijnontfiaan. v. ©at
„ boojbieongcmeenc gipingeber bocötigöeben meer boojfïraïinge ban
,, toeï gemeen beroojfaafet b30?o î fo batmm bic ring^bJijfi b?aa)inge
,, ban'tröéftm moet öaïen uit bie beclïtené / bie met ijopen trc&feen booj
„ !Ktïicï)aamban9timat / enbieöcnb?r»en ingang maften boe? be fpne
„ fïoffe}
bocö onbcrtuffcóni booj aï^Dan ooît enigjin^ b«i uitgang toeberi
„ fflnbfïfttm. §

-ocr page 208-

XX II I. H o ο F D s τ ü κ. zoj

S. Γ}. Hitt«efe0r0nlKnîBmi)r<i'iîpci-anetweBefottô«ô^ biein
îliit toqnûccijjfe oeöai (ïcö opmüawiï/ wtf te ϊοίΤεη. „lOCc Voeten : fo ai? ^iaagt/
V óocöefeboecnafoijeeïjacenBocè Ôet fpooi öe^ tnoo?öfnaac^ opfotheti

ftanj aïfoem totmiat^^öeHóonööeUiciitüaneiicóalÈ
^ fat u fe0sen / 0at ött oeDecfctKiti alleen in 't licf)aam ban ùen |[)ont) en
„ fumen menfcö 6e(taat : raet öaarin / öat Die ïiieine bcelftni^ in fo fiojten
,, tpbetWogenîgn. ^eijonööeeftöefetoerfïingealleeniifeinöenneufe;

^imac öoo? fijn sanfcije ïicïjaara fa ge^eteï De^maet'etb?p toat mea:
», bemnijecingeïp/al eeç ijem^tffïbefean ontgaœi. H- Hikmat ftan ooft
Demooïöcnaac^nociiDieüeniïietop'tftioaïticïojpÊR/ inbien èp niet be=

' .................. omöatöetmet

UetbM
tfelföeitannïea

ooftbetonen/ toaaiOm0ctrijfftenfic]^i'riettneecen&?aait/toannecr&»
,, fijnen boet fett op ben boet ban enen^ïie geen fcÖMlÖ cn fteeft i aïfo tefelf?
„ Detebenboet/ batooïteenme^gefireftenaanöen 5eiï|ieen befefti;a00t
,, bediefl/toannect men'tbanljetanöecenb
baar ober fïrpt, iv. ^at
„ ooft öet ttjfften ficïj niet ttie£t bétoifegi«f fiappcc b?aait / «abat be tnoojs
„ benaac getfeit belcben öeeft i 'Sïaar ban oojfaaft / öat nufim pmoeb /
,, en fo ooft be boo?firaïingebei; gsEcfif/raet meer fobanig i^aï^öaac tebocl.

om batbüflaatje^ banket boeftiöclban tuUtmaafefeljijn/ bat öaac U
beeffien^ bani|etaoub offiibeci!ï)0|togötbiuöen; maat niet tóe4jan öet
„ mooibme^ / ΛχχΙχ fîoffe ban eenanöcr riia^ifeï

14. gebe Die berftlacin-ge niet booj mpne eigene op get gene
ift niet en foubc ftonneii boen
/ îîocï) oc^t' niet noöig acftte.
foube bat met tonnen boen
/ om bat ift 't ban rap ieiben niet
en fKlï6e ; maar bu^ ten naafimbpgetroftftenmt liet l^ranicft/ fo al^
men 't uit gtmelbe boej^en ïjeeft een ge]fïelö
dans te tome 13. de la Bibiio-
tbeque univerfelle:aï^cbe batift bcrtfte t)oe aïfuïftc toonöectoerfeen Dctj^as
ttice meee ban eenecïepc oo?faaa^ gebbm ftonnë,geï9ftbat mcöe «it ben23?ief
ban J^-Cöaubin / ooft jIBcbecgn tot Xpon^/aan be .ïBatQuifc ban ê>cnes
san / baar bpgebogeb / toeï te jlcn. üoctoeï i)p in 't gemeen öefeïf be
gronbenôonb/ fobnnfttj^ctnecliiec: ,, Ι. ^atbie betoeeginge niet boo|
,,b
'uitb3a5emcnbe beeïften^ijan be^ rnoo^bec^ licljaani/of be^boet^/beroo»;
„ faaftttooîb: aïfoöetnietenfcïjïjnt/böt befe îieeiiten^ ban fiimmaafef^
,, m / öat fp be gaatje^ ban
aï ebenbeeï taat ïjout^afleccen ftonnen. ^oe^
,, toeïiiiebanben^eilfieen ( fo on^ b'tjnöecbtnbiiigc gcïeetb &eeft) öoo?
,, aïïe
tafel^ / ban toat ïjout befdbe biefen nwgijen / ïjmen iïralen : uit mp
„ faaft ongettogfeïb / bat be fgnfie gaatje^
ban tjet bic&tiïe fioutaitöb nocft
„ fo beeïgrober3ijnbanbefebeelftené/
batiietop becfeïbec niaaftfeï niet
.. een^ aan en ftomt· ü|p meent
nocötan^/bat b' oojfafte befeï bjaajingeii^
in be fpier m/bif be bingeren boen buigen be^
gene»] bie öctïMften ôoub /

Cc a ' „m^

ί)

-ocr page 209-

204. ' e Vierde Boek.

„ gîtioegbmctfurnemmaaaïîfdbûsfîitfelijc/ mbebstireom ^rt bué te
„ öouöcii/ ai^ beçiUQam tot fuïhc l^rtug^gctopfe öelmcaüige m bat eïft cm
), bic ï}cm een tceiaig öeïpen toiï / i}ct fcltoc ojp göpfei topfe faï boen bjaajcn.
bat fa ïuMicn fal en benïi ife niet öat
öï» noclj onbccijonben tjeeft.
i if. ^^acö'tgenebjiiiiocötaiatïJiirfQnöcr^'i^/ batcaaïît be rebeii bfe
ÖP geeft/iïoe 't ïiomt bat ócfe beeïften^ in be Euct)t en ooh op'i toatrr f toee?
benöe/ fo iangen tijb boo^ ïjacben töinb en flcchen (Iroom niet toecf) geboecö/
nüci) bcvficooib en VDOjbeniH^ant bat öet niet gefcöieb/ (ftan ift teel tiiffcfteH
faeiben feggen) biöfet l^ïaarlijiï uit ben öonb ; bie niet fal miffen't pab bat W
büó? enen tijb gelopen ôecft/op't fpoo^becfcKbebecïfeen^ / toantbaac enip
geen anbecc oojfaait te bcbenften ) toeer fal binben ; aï öeeftet tuffcöen beibu
Ôarbgetoaaib/ enfobetoateren/ biefip miflcöim moet oJjerftoenimen/
ooftsiinontilelbgetoecfi. Cijaubinbiegeeftcrbefetebenaf/ iraartoeficö
ooft<©arniccgeb?aagt: ombat be DoUigöeben ban be Uncftt/ bati^be
ruimten tu|Til)en bie ïicöaamtje^ baar fp uit befiaat/ in opngi)t ban biê
ftleinebeelïien^baactopnu ban fpjefeen toel fo groot 5ön/ bat befelbe
ïicijteliïten fonbec raiicn baat boo? ftcnen tceïtïten : enbatooïïbefcïbekbcï
fo facftt en buigfaam sgn / en befe beelRén^bieberom f? Mein en ba(i ; bat
fp in '£ milice niet en fioten / en fa maar bloben baarfejpn.

16. j|abien ban fo beel rebenen natuuilijkban bit fïuft te geVicn 5i|n/
fcÖoon badwift anbere tuefen mögötêttoat ceöen om te fcggcn/bat er totje*
rpe onber loopt f ©an niemant
iS bat meerDer toonber ban bau .ïB aiebjans
cöe/ fuiHcn groten jpiïofoof/ en booifianber ban ^efcarteji ; bjelfte
fcö?pft/ gelijft ifebatbpîdallemontfîeaangeteftenb j
dat defe boer dat niet
kan doen, 'tenzy gehotpendoordedaad ener redenmaghtige oorfaak; en
dat defe oorfaak anders niet kan wefen dan de Duivel.
: ^ït fegge met bcrïof
banfulïienman: bat niemant minber ooîfaaïî ban bit ttrrfi ftari tucfen
èanbe^uibel; enfoijpbatalftonbespn/ nocïitan^benaafremetenfou^
be toefen buiten bejèamur. ©e ^uibel ïian't nietspn / om fonber lic-
haam. bu^ te bjerïïen/ of boo?'tïicöaam. 4^iet fonber-licöaam/bat i^
oberblbebiglifebetoefen : en fo niet/ altoa^nict beta* tonöer 't feibc/ bat
fonber mibbel / ban boo? mibbeï ban bétoeeginge. €n fo bân bp 't ïtc^
Ôamelplî nocö een berflanbig toefen bjojb bereifcijt : baar ίφ be^ mehfcöen
jidefelf/ biebegeraatigbijeibenbebeSueeginge be^ licljaam^ bat fijn ei=
gen i^beel beter tajeet en fluuct/ ban fulfe een geef! bie
fcïf geen licöaam
Öeeft. ^oei) moet ïjet ebentuel eén geefï 5pn / 't magö ban een <iïngel 5pn;
toien't beter pafi/ ôetôegljtinbat ontbeftften ban quaabboenberé bp
te
^aan / baat <!3ob ï)wn meefïèr tegentooo^big i^: toant <©bb i^ in 't
rigöte. 2 Jfecon.
fp;6, |pfal. Sz: t. ^IBaar 't i^ meer eigen buoï Den
5^uibel/ fuilï bolfe
te berbergen/ omijenlanger beiïig in bc boD^üeiö
it onberöouben.

XXIV. HOOFD.

-ocr page 210-

XXIV, H ο O F D s τ υ κ.

XXIV. HOOFD S Τ υ Κ.

Het Önderfoek der Xpverreghters g€eft ganfch geen bewijs
■■ van Tovcry. - ' /

X. 1-I€t scne intboojgaanbe öoofbfïufe becöiïnbrtb/ raafete ti-
^ gentiiit öe JBiccöelarp / öat ontbeïïftinae ban 't gene bat ber=
BöJSifn i| : nu gairn top obec m be eigentïift aïfo ijcnaambc €obct;p / baac
boo^brrfiaanbe^qûàab.bebîiîf bcr nienfctjm / öienim aci)tbat met ben
^ntbpï omgaan/ en boo^tiemte toege brengen 'tgene- gin^amö
toöcringe cn bkobrtööeiö. W CVempeïm bte 6/âtna'taïgemecπ gcböHeii
hïaarjli bübJijfen / jgn meefi be gene bte genom'en bjojben bàif t<ï5eïegöt /öct
onbecfoefe / bi (ïtaf en en be eigene beftentenitfen ban bie menfcljen ; àïfû fn
fonbec öat niet ïicöteiiïi tet boob beroojbeeïb toojben. 'i^ant
fa bat
iemantbanhetoaarijeib fltïüecbaberi'nict en obertuigt / bat fuïïic niens
fcöen ban ben ïSegöiec ober't felbe^ijri'gefïraft m felfbe mifbaab ooiï beïe^
t enijebben: fontoetmenfeggenïwtBp ooit niet obertntgb toiï 50η. Jl^eémt
bat ife nooit ïse tiebé feïf fie fieïenMtiernant&câblïagï) ofteObecfpclbegaàîu
fai rap bat niet genoeg^ jijn / bat
iU fuifte menfcöen óp't fcöabot fïe fiaan /
Öunbonni^felfÖeböoL-eniefen/ en bp't uitboeten tegentooojbig ben j om
tegeïoben/ baterbieffiaï/ obetfpeï ofbdobfïagt) Jï» begaand befeii
gronbbeijofftmenfïeciî^nit ji^eberïanbi en fonbecUng in ^^uitfcljianb/ '
en baeï meeft baac't paapfci) W fleeij^ té gaan en boïgen^ bien Öe relfieninge
maften / bat bieben / obecfpeïer^ / bopbfïagets?/ tfamen ^een fo groot ges»
taïl uitmahen ai^ be ^e):en en bé (Sóberaar^'alleen,

§. gift ftemrae grecne toe öet geurbaii bie.anbece mi^'babcn gefcib ;
blebjectifteiït bjatfe stjn: maar geeuflii^ ban be iCaberp/ öie niemant
toeet; bciHeglöterniety nocïjbc sctnige/ norö De befcbulöigöe j nociibie
öaacb^ftaan/ rnbaar'na berftïai^ / 'bat tp Dei' gebben firn om tobept
bei;b?atï&en / en Datïe baaroniTcïïérfïifooft fiimesfjiu ilkn fat uit bol·
genöü befcnbece rjccmpeien toeiWaàÎitïi fien/· bai^iSegDrcï^engÊtumeii
bien menfcöen opleggen
1 enfn feïf beftennen 't gene t' eeneïnaaï ónmoges
ïï)ft / of immers tegen aHrn fcijijn ban reben ii ; of naniaaïé ooft bebonben
too|b niet toaac te jyu. Csinnogeïijft : aï^ bteefciicïiUen omucht met ben
bofenjeeft / becanöcnng iïun|teif#ï tooïben / of in ftatten / bet biieaen
bf[}eefööfnöoo?öHiïcfït.üpWo^^ εη biergeïijft. i^fiinmers? on=
gecijmö : beljauöcïmgen crt betftstt^nop bi^ bfe ^iiibei^ .^ab^

b?ietîg ié ; geïpiiicrnanocfî ultbcfonbecebefténîeniffcn bitjften fai. €n
einbeUfti^menigmaaïÖcbottben/ bat niet toaaiÉ bja^ 't S^ne fp beïeben

Ce 3 feîf

105

-ocr page 211-

V fer de Bock.

ff ïf gebaan te öcbben.itón tnenfcgen bicfe fdbm bat bau aeboob toawu/
cn öaacna nocB Iccf öcn j tian ôu^ of öatjc/aïg ban ijfu bœntcïb/ m bic m- -
maai^ nod) m tocfm toacm.

Ctoce iingnt j^n 't boajnamclfft / bif iitbmSIefetinbeboîficrt

fcbc: boc bie ïScgötfiiïesinsm gt ïjoubcn toerbcn / m fulhe rnenfcljtti tot be^
euteni^ gebjag^t
j toat racn buitm bie rcgtji^ifOina^» ^an fuïftec εί?
gctif Defeentcm^ geiobm magö· b'ecrfie Uipfe sgnfe afgèbjongen ; op
ύζ ttoeebe ecl^et ganfct) b?ptu!ïitg / baacmen ban boIHomeu flaat malden
moefl/ fo 't Wee rnrbe al^ met anfcccmtóbebigfgeïcgmtoaw: 'ttocïftfa
niet en i^. JBantb'tn&cdöingc/ boojfieRteofbeo^^bcdibil^maai^ al te
becï gefttcnfet / boit menigni ÉJcIpben baar # ganfclj gem ftöuïö aan ôccft,·
ofooitbocn/ öet gene baat ópB^gefonbenbasieifiirboo? fcôjifeftenfoube.
^ct ïionit ban baar 0£t aan : |oe ΟΦ be ï^cgj^crl gier tn blagen / en I)oe be
menfcljcn felfge^eïb jû» bic fulfe boen beipbcn. ©an 't eerfie faï ift fpieften
.uit een feïier boerto met ben naam baa
Waarborg om geen quaadfaalsge-
reght te doen, I.
b. XXI. 9. nocïj een^^mcib ; en ban't anber na bea
inöotib ber uitieggingc ban gdcerba fi^ipbcri / bie feïf mebe tn 't geboeïen
5gn / bat alfuifee Coberoc aï^mcn Jiifc|l gelooft niet gefteeïiB te berUitcpen
jn: geïi
>ftbeWaarix)rg flfbaiïmmtoonircö0cfinbcnfcb?Pberin'iatatDB
gcfldö getoecfl i^ / booi N. ë. A.bertaaïb/ aibp3|dni&enD?irentïaa
ï5ktoertf5. jr?· aliper gcbjnfet. <i5en borriten toeeröig bat ban alïe man
griefentoerbe.

§. 4. ©an.s 1. Inlagen / in boemer anttijoojö fï)H geöcele tuecft befïaat /
bit be ïaatfie.
Welke de korte inhoud,maniere en ordre is van de proceiTen
tegen de Tovereffen, die hedendaags
by velen in 't gebruik is ; waardig datiè
fijne keiferlike
Majefteit vei^a, en Duitfchland overwege. ïfet anttooojö
in 46 (ïelHngeji begrepen / bie rö tot i î toii betteMien / en ban nocö be=
Ïï0|tp"i ; bat gene öbeclïaanbe bat ge&ceïpaapfcöi^/ fobeeïbie regöt^piei
gingen beïangt/ en toeï befonberïife bat totöe incfuifuie be^oojt.

I. 't 25cgin Î^îian / ene ongelooflike.bygelovigheid van 't gemeen volk in

DuitfchlaHd : baar ift toeï bp niagï) fcggen/ bat bie niet tofinig boo^ be <0ees
fteïihen too?b geboeb; niet alleen be^§au^beni^/ niaarooiïfefterïi& ber
pjotefianten. ,, ^lïe fïraffen / toeifie <6ob on^ in be ^ô?iften baeigt
,, ftomcn na 't genieene feggen ban be iS^oberaarè.

„ i. bïojben be <{5eregljten in be bö?(ïeïihe öoben aangeïopen/
„ maalojpniaaï/ niet ren gemeen geroep/ amonberfoeftteiwen.

„ j. (émb'ecriïetobere^tebinben/ bat fal be gene^gn/ bieingerin^
„ gen (iaat/ bp befenenbe genen toatin't oog i^/of ooft ( 'tsp met fçôulb
,, of on fcönïb ) ergené ober in geen geeb gerucijte fïaat.

„ 4. ï®antmenmaaïitb«^Damgenefïuitrebenmetttoeeöoo^en.
„ tp ban geen goeb ïeb^n gebjeefï / b' argtoaani^ toeï gegronb ; inbien jst /
„ bat 50'nfe / bie't tooïf^ Ijerte onber ïammerbïiefm beïtiten.

„ f. bjojbfpbetid&t/ ertfpontfteïtfïr&niet; 'ti^eenbe:^

„ tDï)^ ban bnibeïfcöc bcrfiarbingc ,· maar inbien ja/ foôeeftfefcijnïb.

„©er^

-ocr page 212-

XXIV* H ο O F D s τ υ R.

ï^iriccïïtfcbifbréööïbm utt be bnutt / of om büi^udïm^it'ontgaan;
fïï!): iïct ïüoojö / öi€ iooptïïecft Γφιϊ0.

, 6. ^ic ïjnar nu niet tm befirtoiï / tórtö ïicDicïift iftinliaaclclim·/
i, bjoojbrn/baïifn Eïattïan'^c btfic niet en ( toaïit toit ïerft f^iiöcr finit)
η öatöient&an mebf tot Uojrbfciban 'tbcrmocben fjarcc toücrp.

„ 7. fjiofiiigt ooft ont^frfeffe / fomtpf ten fdf Eicn bage bfï
^^ bcfciiuiöjgmge ; cn taat ïjaai: }eiöfii miPOcateH toe/ bic coït tot fnlivij
„ niftfcfr.ffcncocn5ïjn.

„ 8. €>pbYiTfiecnöfrl\2a0itï0f/ 't5|ïïjtit&iftofmci &fif)b ; foteoibfe
„ opgcpotfii : m bp fjacen onfcöulöfeïpüenbe/ ijoe bèta· fn battocft tr ffii^
,„ 0πι / îîoemccrôf^uiteïtoojbgdoofb&aacbrfeïÎ^tiOftini ; fo iiirt/
„ bk ilfi) iiïTttopft tefmterrtt/ï)feftffö«ib.
§. ^ 'Pangaatnifuijccbcfct toatttnitn toiïbatfptTfftrnnni faï.

9, Mm b?crgi !jaar mctùmpyiîliaiî^/ïiïfcbfcnaaliîtuit/ rn bcfröcfrtf
„ ff obfïr 't oanrfiijc Uc^aam/ om qHanfiH#0cnitobcriiug/Ooiîï)9C5^-
,, rinijl)ft3Î*/ b|ificf)t}fri}0lfn tfbfi)0Hbm. S©ituio?öffïf ooiibanman^
,, nar!b?oiî«3m/ fntRerbfrtdfjribfipicegb.

„10. ^iiDicHfe öooï öcn bjang btr ppnigiiigc tot bc&nitfnifire itomc:
M fo
be faait ocbaan ; fu Ijccft br tobfrjü'bcftmb / en inoft na 't Uimc.

" i i i B^aatfôfcmrtbeficHî, ^t |cïbncft&i0öeib r fttmoctec brtcc
„ aan/ folang/ totbaifrrinbenïtbeftrat. ^ejrorptfe/na^tbebarcnban
„ befmcrt; battrai tofbecom |îrcbiicfi6i0&rib·· bffeinncntooîbgeïoofïï/
,> maar gcfn onthennci®·

IX. ^iet^ronöomy; 'ii^aiaïmi^uibd/ ifarrriboel^^Iaat fiJ bco^
grnnförc ; of%tfcfiïiïamenöoo?bèppï = fietöaac bÉ^e^ iiocô fiapeii;
,. taant öc<!^nibeï&aarbu#on0cborfi8maafe$i

15, 3nbteHbeftDaftiteb?o^:tbf|îcrft; be^tibeï&ceftïjaarbanîifn.
„ Ijal^ gcDjotóm fn 'i ftctjaamtooabbtjjtabmonbecbegalg/ Ijcti^nirt
»» beter tcaarb.

14. ïtanö^3arbf pi)n&ötiSniit bocn <?crbm / »oc& tot biHmtcaifi
febjcngf!!/ ^.moetiangöurigcgebangciüébatbocn.
,,15. ^fgfrfïfïiftcbjnigntöüacöanooft inïcöopbmpijnbanft bf^ges
moeD#,/ IjnitotbciienKmpöïingcnbe / boo? toiefc batfeanbcr^nictm
,, fulIfHfaïigVDO^bni.

6. ^tt in't ho?t /Bpïangcnbfbcgmebfetcnccrfîcnop emMoût
0fru0i)tc cn b«trötiw0egfp|«ttigö toerben
î ban t^ Ijct nocö tc bomom anbe?
cc α]φ mcbcpïiglîttg te bchlajjpen. €αίιι bc fteaat|lrpunigiws facthïâcttîi
bi Dat fil ft gmurttojrien; tocbiioi beten of anbcregenocmb/ of öie niet
nicbe ban j^un bolh 5η / en op bc tobcrfabbatcη ban Ijaar gefrat
i bc pgne
perfi baat cinbclih te frggcn / daarna cnc anbccc gcnocmb / cn bcg?
0eiij]c / of bic'ce goit nfctoBbcrjp J fofpgecnjamfrggnï,· be
frilïoff ttJo?b bicötfaan gcfctt/ en 't ja tcci^ccicttintgcpcc^. bat gc-
friö / fo ïjfïpt baat na ban geen saitRenncn meer : bit jô^icTUapt t^ too?ö
ïiKwnoiïcrf^af^attöfiï/ eH gcpsmigbal^ Df cctfie/ t^bat fp'tbos^ongc,-

öuiSi/

207

χ

-ocr page 213-

2.oS ■ Vierde Boek.'

ï5ufö / O0ït \aeï booj pbdfiaçf.^igljeib ban bic onbjagcïiïïc ppnigfng / Qct
frtf ftc ίοί i|uîî eigen ηπδιτί ooïi oeftcnutn / ai Dat fV> ö' oufcï^utoigjl? ίεε
ïpüccccfö fi it ÛÊ i/i 5 öar Ijfiîî fdf boo? enen "uaH öc

Kegljta'^ if scnicib· ; Die iîîcc-c fcciî-qînmfcb öaojfenyevögÊüïiïTe ùun De
meerden/itdjöatirmnüaïi.batüjcciïóntt^^ ,

7. ^auöcröEr/ Datöcpymgmaöao?ö'aUcrll:}tiriii£cmannm Ciïîsc^^

ftoijgc tsjoilUjen) niet lüt u Ijacöen. ^ul?; magpmenöeuften uiiöat
geiic öat ίψ nornïtn buiten ppnigingc :
öü lÏcgfitec^ 1 feïbe fo gciüoou ^ψι-
Mt/ öac fp baar üoor ntft xn Douöeu 't gmc incttcuiaitetflciiiaömiigi^.
ï©ant fi'ggeubc (
 «ï^iö ) öat mige- bckdes

hebben ionder pynigè.n VfpJjaÜbCÖpόώρ^ύίΐν/ dc)f fy'wel gepyr igd wareni
döchtrjeïenebieédeyferenichroei, wiel-x vooifteblad met fciierpe groeven
uitgehold zijPide, wanneer die om defcheenen, daarmen't frherplle gevoe-
len heeit , dapper hard geprangd wierd ,· en'tvleeich, terwijl er van alle
kanten 't bloed uitfpatte , Ib platc als een panne;koekgeparft : noodfakelik
fuik een p.ywe ye;·wekte, welke lelfdé alkrfteikrte mannen feggen dat hen on-
verdragelijk toéfchijnt.
· «ènbitïîfEtbannûcïiÎiuitcnppne: ïuatfaïbp

fenöanbepönöanïtfcibc5t|nf#eti^Hictonï te feggen/ tuatal b£r'fcöo=
ninà'm εη bUiatof uitiîlugjiiiâi l3p δε tDojbm ViooigeUjeHb j

nacljtan^ 'tc fiea uit foüeeïü?agen aï^ ö'auïeut uau 't ftlfb£ öocjciien ûaac-
mö^cft&eantU)oojbm\3i;CÏitóarö. Jl^aaroiu th nocijiiuafê ffgp/öatbic
Waarfchouwinge om geen cjuaad "halsgereght te doen, brfjoo;t iil· alle ta-

ïen uan€uropa nageb^uat/cn boojt^ αϊΐε ftaitó^ per fou en ïuci beteacôt
te.)îîo?ûeii. - , ·:· ' '

8 ^oi^dpöieÖÉfemtmi|Tebaagim|ïtia£iemaRnï : boc0 aVfo tod^
mg bte milTcÖiin ïpct ofte baac ten p&clijaofbig/ ofteaniiftunig/ offtuaacs
bloebig en met crrt füjaacmaebig mmfci} ban fdfbciöDofmdb, iS^ant
tioüen dgene onbetbinbinge II. D. XXIX.§.
7/8/11/18. en IV. b. VI. §. i z.
eii vrii. §.
befünöa'aanïiïaa|5ïïïaaf3.1X.§. 10 i6.faï)ej:ï ife beeï oc^
anpdcuonimoctbygp£0efii)^pUcr|Saangctcftcnb/ baumcntcljen bie aïfa
gcfteïb
1 op fuîïîc ioîjfe ban öcn feïbe fpjahcn. S^efonbfdihbitJjaaitbe
mcöecijïi S5ord
Cent. i. Obferv. 51. bau fdiccc bientiraaagb/todfec mcr op?
ficppingcbei: maanbeïiiïE oniïafiinge / en obcçbiocbbaufojai-egaïbda^
Déti; aancnéïïooji^'gccaaftt/ in öet rafen ficcbjS ben <Piiibeï fagö/ bie
niet tiaac teiftmiaat boa? natuur lihe gence^niibbeïcn berlofl üan befe tiefe=
tê / fo en'bJifï 'fp ban Den ïPitibfi ooft met nteer. Ban biergeïpiïe fïeftte tija,^
ïjet buiten tto^fdbat iï^acber Bajrenber^ behangen Uja^S ; toaar ban ^en^
nertù^ tn fijrt y ï.Tjoofbffaii baii be Coberfieiïten fcijjyft / bat fp tn 't jaar
1
,6 i4..to£ ïïof Ujig^iioof t iSicrcgljt Deiebca öabbe / bat fp bebjugot gebïccfi
tDaijbanben^-üibdf eribeoigaan^naeencraaanbbjagn^ ituee beegje^
geïtjïi muifen öabDebpoitge&^agöt / ban biftte aï^ een bjojm / nut fmactc
|)oof bchen^ ; en ba'tfe bie of om te öefeöuïbt'gen / onbec t boïïï gcfonben /
ofonber enen ©lierboom begraben ïjaböe. 3|n 't jaar 1^:50. ï)abbe ï^ebtuig
aiabeïtinbooiïîi^ÔtfÇmbeïienîî / bat fp iajel ö'eerfie maal Ί wanneer

tean

-ocr page 214-

XX Ι ν. Hoofdstuk.

ban bm ^uibeï toierb Befïapm/niet beffejangerb^a^ ; maac nabetftanb^
4/5/6/
7/en 8. toefecn lans 0cûra3enÎ}e&l)mDe/ tcn laatflenópnafonöec
PD»e Öab ge&aarb ί nu trm / ôatttùjeebecfiîe^sciôïîWiesen/ cmgö: m
bie fp oüDec xncn bïiecbsom oölï begcaiaen öab&e. i^oetoel iit fie bat öet öe
^ÖIp'öö: fdfgeicjoft ; fo faï myn Eefci· ctWi/ Hit aï't gene öat Uoojijmcn i^
gefetö / toeï ftomien metfeen / öat öit niet ban fantafpen 59«.

§. Jlîâaaç'tgenebiecgeïyfeeinip'geflaite inijetbloeDcnieebenbigegee^^
fini niet te üjegebjengï/ ïianmaiiöniaaïöoojnu&öeïeiiijan lionfi ücüooï^
faaht tijojbeu. ^obanig moet öeCûUecfalUeiijH / fean toeïïte fa Sjrci fm-
gen^i^/ öatfïcööeijc
?:enïnd:iïereiiïe fmeeccu ,· ösftoeï öie necgen^ öuii
öcitft befci)?eben
te üinDm / bat ife teete, ^au bptet^i^eibenefcliiiii:
Uer^iniogeiîii om öat uit öen-anbeccnïïeeft) öe«St mp gefïen te

Öebbm/ §et gene beo? Den i-aabgöcer ïfeem^éftecfe in fijn boeit Bataviiche
Arcadia
pag. 5 Ho.c^ii)etb?ecöftbetcö|éüeïU|: ftoctoeï met geen betoi)^

ban fijn v. boeïï ijet feif oc tós^b bcrïjaaïb/iïi'tlaan5-71 ,toi^o?beatï)E:
scftijieö te 5ön / m ftem becïjaalö
öoo? enen tibbet Die baar bn getoeefi ifz
maar öat öp ooh ter feïf be pïaatfc/uiî#iaui§.i©agnu^
aïi ooft amm/ümt
ban aan boegt bmgen' / öie uit boojgetoefene bafte gconöcn niet mogèpt en
5Dn. toiï ih mn feiüen geen belet öoen/booi üecïeningenbie

ganfcö onfeher 5öïï / en niet fonöec reDen enigfïn^ berbac^t. 3©ant tnaac
tocb binb bat flecöte bom öctoeüeeeiöfei^ ban bie taberfaibe > toie öeeftίίεπ
öiegeïeecb > ©e O^nibel geeftfc ïjen / Öiec 't gcmeene feggenj ban
begcuen mebe / öie onthennen bat bie nienfcljen toaacMtban^emboojte
lucljt geboerb/en fo geïjanbeïb bïo?öen · maar feggen/bat i)u/ enöecbjgïe oac
fy üooj öe ftragijt ban befc faïbe liggen fïapen / en aifuïïïe bingen b?onien /
i>at gene boet aan menfci) Of bee / öet gene f|i ban bjonien bat boet.

§. 10, ^tefobeeï aan ben ^Uïbeltaefiaan / ifeenbjeetnietbjaaroinf?
Sernaïfietoümgeüoh nieiiïïeöc gebcn» ï®ant fean ôp fo met menfcöeïi
omgaan/ bat öpbenbe faïbe geeft/ of ïeew te maïten ; feanï)? tetbjpïefgi
öaacbaninöiep£nflaap5ön/ nienfcôen/ beeften/ gea^en ftocen fctjepen
op ùe.^ee beniielen / bic fp ioiïïen ; en ban effen ooft bie mcnfcöen öat boea
Dionieïi/ of fp 't feïbebeben'tgeneönbanboet: iftfcgge / bat be
bel,/ ïïan fjp bit fo boen / fo fean öp aüe^ boen. ^^ecljalben fiefl tit befen
iiibbec/bie bat aan^obgn bectelb Ijeeft/ncben^ bien jEt^agiflec en ^tubent^
XXII» §.30/31. bie beibe niet aan iemant bie bat fci)?öfc/ niaac
aan mp felf berfelasen / öet gefien te Ijebbcn
't gene fp bectelben.
toat ij^benfe gefien f #oe beel nu berbec op be eigene belpbenigi bec Cobe=
raaré
te boutoeii 5p/ batmeçniïî i^booibenbecflanbisengenoegôte^îen»
^lifp^eïiebanbe^îoebenniet metaï ; boa? bjatec / ïieet of feoub / boo|
buur / Ö003 't toegea op be ftöaaï ·. aïfo öct licöt / bat in al giet berôanbel=
öetoïl]iertoefu:i{eenïilaacgefÏgi)tban alïeg geeft/ en in meer boïgenbe
►Ê^empeïenentöeiïiien fal/ oni moefie roob öocnb3o?iicn/ober fuïfeepbeiöeiö.

XXV,

ib^

-ocr page 215-

ΧΙΟ Vkrde Boefe.

XX V. Η O O F D S Τ υ Κ.

Het gcnet'Arnflereiam en Hoorn iii ^t Weeshuis, en tot RyiTel in
een arnicn-kinderhuis word.verhaald gebeurd ce zyn, geek geea
bewijs van Τονery.

M€n han uit ai 't tioo?friî)PÏftiîMift&Eb?oe&m/ toattjanbeboïircnbi
bittjpfen fal te fpggen jijn : op toeïftc sgn gcgronb getocffï fo beïc tion?
MiffenbanaHcrïnKiBcrigiltm/ in örn utójccmfctic : tot ïjornieniffecu ter
booij ban menigte pcrfonen/biemrn bicïö boo? toberaar^ en ftoïïcn / cn öie
feit bat
ooït beleöni ö^böen. ï©p moeten erljtec 't gene by boojnatne iui?
beHboojtoaaracïïrigfnregötmarigi^geacöt/ fo niet booibpgaan 5 foKs
bet op ijftminfte opening te geUen ban Dcrcbencn bte in 't befonbcc jijn irr
ecljt
tt nemen / op fnlftc onbecfrijetöene gctaljgben niet be regï)teiihe onöer-
bïagingen en bcfeentenifTrn ; Die mecfi boben anbece tsccoemb /
en boa? ou?
toeberfpjffeeïgö geljaabcn ^i)»· ï^ant om boo? gccnen uitbiugijt opening
ti ïaten / fo ift bc boojiiaamfie boo?genomm i
bctbicïfeer nictigtjeib tot
opbenbobcmtoeontbefet/ met een fal tonen battre nict^^ ban
aiïm bat
Öonöenïtan. ^ocöfai ons? ïjierbequameïih ben toegö toe banen üctgene
üjeï geen bonni^ of tcgljtpïeginge ijeeft onbergaan, maarnifrteminöen
©betigöebentoeïfegeniaaiit/ en fiofl^
aan berrmaarbe fcljnibcrl nageïa^
tew/ ombengebenftfeö^ïfrenin te ipben.. 't Ei)n e?ie bertëlïingen/ ban
renetïepen ini}onb / boclj in
tiib cn j^aat^berfcöeiben j lütgefonöfcb batbe
|joeDantgijebe«.ber pcrfanen / en bec piaatj» / in aïlc<S of ten naajlen ön be-
feifbe 30«; ttoee ïBeegijnifen / bat b^n ?£mfïirflam en i^oojn ί m ποφ.
een armenïïinbecöuié
tot tlijflei opgerigijt.

ζ î|eteeL-(îefcii;fjftbr.0ebecianD^i)e ;Caeitn^. ψ, C ^ooft in fîjn

ΓΙΙ. boeit óp't jaac 1566. aïbuö. Gelyk ik der deWobeid mijns aangevangen
werks te naa zoude achten, alÏeftraatraaaren en ydelen kiap . tot aas der 00-
ren , die veel al naar vreemdigheitjookcn, te boek te flaan ; alzo kan niet
ledigh ftaan te melden , 't[ieeninyvericheidcgeloofwaardigheooghgv.'tui-
gen, Roorofche , Onroomfcbe, hoewel het wonder , overaardigh , en-
onzen vwnufteonbegrypelijkis, vertelt hebben. Naamelrjk, hoe, ontreRC
deezen tijdt , de arme weezen albicr met zoo naar en byllereeH quaaïe be-
zocht zyn geweeft, dateenmenfche'thaairtebergheftaat, vandaar aan te
denken. Want een groot deel kiaderen bezeeten met booze gceften , wei d
niet alleen, in veelerley wyze, geplaaght en gepynight ; zulx dat het hun
Boeh na de verlpffing , al hun leeven . aanhing; maar zy klauterden, als
katten, by wanten en daaken op, gaaven gezighten zo helfch en averechtfch,
dat de manli jxte harten van die neep fcheenen te quy nen ; willen uitbeemfchc
taaien te fpreeken, en van't geen op'tfelfJeooglienblik elders » zelfs in. de
^roed&hap gifchieddei Vee] heilloos gebaars bedreevenze aan dc deuren

V4n

-ocr page 216-

XXV. H ο G F 0 s τ y κ. %ιχ

vanzeekerevroowen, die, daarover voor tooverefîeuitgekreeten , van my
om de eere der naakoomelingeB verzweegen worden. Maar zy hadden't boe-
ven aïgelaaden op den Schout, dien zy fchoïden voor een Deventer koek,
om dat hy van wanftallighe lengte was, en meenende hun met diergelyke kin-·
derkoft den mond te floppen, dien oopen brak.

^^octoc happee in fïjîîe befcgjpjjmp ban / &oetocI bc faRe

wet onfianbtsüebm öjeeöo; uitmectmöe : fegt nocötati^ op'tcinöe ftet toeï/

dat defe en diergelyke meer andere vreemdheden in de Natuur gefchiedden :
öaaE Doo? teïtennm gàjenôe/ öat ijp't aïïe^/j^etoeï bieeniö / nocfitan^
niet meet öa« tjoo? natuar^ïi f>auö.
 Hift, der Ref. ν i. feoefe /

binö tn't beröaal nocii meer uit öe M>emorten ban ^Reaaï beicpfet.

Slaat on^ nu fïen/ toatbaatrinbanben^uibeïsp.

§. 3. Sftfaïöietmiineaanïeifeenïngen op maften -, om te Bffcôeibclilfeec
^an te bjpfen / fei^ac mp
bunftt bat bet tjapect.

Verfchciden ooghgettiigen öien toil ίίί tnei seïoben / in't gene bat ba»
met eigene
ogégefiê/cn ijiec öerljaaïö. ©ocïj bat fteeft aïlc^ ïjöo? ontfielb^
ÔeibbanUeïiectten^/ Katuuiliïî
fogefc&ieben{tonnen ; iia't s^ne öat til
booi III. 10, ôeù aanjaetefeenö,

RoomrGhesonroomfche)'t <©egeeie kua^ boe nocö aan't Öoom?

fcöe bafl; 0eïr)Bbe3anfciïefiabii:egefnn0e : aifoöieeer/l / en tefen^
i)oft öeÏjet;feen0nr0omfl:ö5Dngeü3O|brnttöaa{f)aïenna bim tgb i fo aï^
aan't toi in b'#tibc Petite jiaat.

't Misbruik in Godes kerk allenxkens ingebraght,

Is bier weer afgedaan in 't jaar tfeventig acht.

öe&tien ban be ïloomfcöe gier öet meefïc/ en b'#ntoomfc|cn etgter noc|
bjooa coorafcôc bjtïïen't toecfe gcjlen. 5ö» tot ||tet: toe nu aï beeïecïeg
gefigfitotitmort/ baacnietbeeUftefeggeni^.

Een groot deel kinderen ) knechtkens en meiskens, wel tot 70. toe; feôîgft
aiauten^ iKeaaï. ^it neem iït fo / bat fommige toaarïiH / anbere uit
teioeib / b' eïenbige nabootfenbe ( geïijfe bat gaat met fiinberen} ficft bu^
ij^eemb (boclj niet aïïe op ftet aïïecbjeemDfïe ) öeb&en aangefieïö : baar
magfi er fe^ of feben getoee^. 45n fcgoon baat biacen meer ; be feïein=
^e feinber^ Dp maïhanber fïapfnbe / en aïïe met maïftanbereneetenbe en
berfeeecenbe: fofeonbe'teenban'tanbcebefraKtttooiben,· geïp be mebe^
tgn^ mp ïieôteïife bat geben fuiïen ; en be naiuucftunbtgen feïf be uit be
boo?gefMbe gtonben / 11. ?/
9/1 o. nocj^ bebefitgen.

Bofegeeften, bitfïaiftmebetoe/ infuïiienfïnat^iftin't IL b. XXVIL
«angetoefen en bebefiigb öebbe. ï^ocö ïaat on^ iiu öefien / tuat befe
bofe
geeften
, bat i^/ ongetegeïbe ïjertglogöten en fieftten be^gemoeb^en bïoeb^
tetöfgfb|agöten/

$. 4. ^atfe «itheemfche talen fpjafeen / Bebetft öft gantfc^e toerfei b'on-
«logeUhtieib om fuïjc te boen / boo? '©uibei^ ftragljt fo mitoeecfpjefeelife be-
toefen jijnDe ; bat bit aïïeen genoeijf) i^^ om on^ öft ôecôaaï öerbacót
te malien,
©jaagt een^ toat toaten bat boo? taïen i tet lîaat eriitct,

^ Ö i a©» ,

-ocr page 217-

•212. Vierde Bode.

îBic toacenfe öic ijm fo ïjoojöcn fp^fficn ί ^e tufe^^Uaiscir m mocbery
î3tnHift;ofÔ'anî3crehinôcrm:oÎanDC!*^ttiocrieDat gepoojb jiju iaoii Dcgcs
1« öif? fdfb?eembe taien toifleM, .ïB^iai· borö / ïjoc ging öat fpiiuen toe f
met lilpende tongen.fdt tieaaï. ^aat ijoD? ife Defe bjecîîîûe tölfη· ^c fïetîte
Îîcnbc fpjaaïi ôeïcmnîccô^îfbôenûc / fa "ifi ^rf Dccfïonö / aï toa^

î^ct buîtfcï) i fo iiifïDiTif η bat booj b|ecmbf taal / om Datmen boîiî rfeö^ ijet
bû0|oo?beei ^aööc ban befctcnijeib. ^ts ban tjft miufleïctfd maar aan be
uitfpiaaUVöirrbbffijeutb: öat moffl Dan bjpembe taie sgn.^iï mcrft Ö^t
fdf Dè aatîf ran^ l$uipcc/utt fïjn bocicKen ban be ©Hibriai: bjaatin öji fett/
öat fchcc „^^monfs. ïjifc ter (iebc g^ouben boa? befeten/oofe bjeenis
hîtaie fpjaft. ftgnnc tfe ibîee doctorenbtebaar betöe bp getaicefl 5πη:
toaar baiibeeene fetî/bat|)pben riîanEatijn en Beeft ö«ré ft>?eâfî

Riaar be anb er bat oniftennènbe / eft noott ban |cm bernemen ïioiinen /
kôatïatiinfcîje ûfgriciftfciîe toooaben t toaren / bie öp ban den tnan geïjoojb
Öeeft / m fdbe niet ^oel) laat on| öoren/öoe bie ïiinöerè toifieii^ toattec
buiteu 't ©eegïïui^ omains^

§; 5. Gp dat zelÉÜe Ogenblik, m bat felf inde Vi-oedfchap; ^aar ban
beröaaït i^aai een fenberïins gebaï/ beïangenbe
Jan Klaafz, mebeliö ban
Bjocbfcöaiï/
enfJOntouTrijnGerritsde Weefrtioeder fdf. OSen ban be
Ftinbcrcn(nie£3rooiaït0o^/ aiföt'tbetoee^moebcc aïïecn
in de benaawd-
he!dvafthîdd>>^î|l |iaar£ctèg0en/ cnbertepienbat be öeeren noeö ber?

taberbtoaren/ aï^bat&aarfoon^anltlaafs.na ben ^age feube aaan.

ietbJierbbebonbeu/ batöetfobefïotentba? ; Deöaab ontfielb / en
iier^ fic& beraöenbe; fo bieef gian ïtïaafs. t'i)i#. #ier öeeft aïtoo^
be^uii0eï niet0cp?ofeteeîîi ; aïfo be pjofecg boo? bte betanbering ban
't
ïfïaab^beffuk/ nietna en guam. jBaar ört bjojiber/ fo iCrgn <0e?rit^
bjdbanöaren foongefdbmogijtjiju/ taatbattcrgaanbetoa^; enbatgp
^aacltoa tna]^n/bat öp nabolgeu^ ö'o^ber ban be©,30ci}fcöap/na benl^aag
ttioefî gaan. ^at fèan letftinö toeï öebbcn aangeöoojb : |Kt
5p in 't feg=
sen ban ^an Mmfs. aan be moeOer / ï)et in 't nabetidlen : bat beei=
ty&^ bJd gefe&ieb metpber / αί^ in't i)eimeiife',ouaangemet^tbat ïïtnberen
öaar bp 5i)n / nietbenfeênbj? bat hïeine poïtje^ mebe ooren öebben. ^m
j^'teneeïgenfcijap ber feaojtfïgi en buïle menfcften / iubie berftcffingc
al uit tr feggen toatfe anber^ fbjpgen.
Heilloos gebaar bebjpben aan be
ïtturen ban onnofde bjoutoen / en fo ben
Sehout taat uit te fcijelöen,·
^ een gebiefe bat aï ban ouben tpöen af in fiinberen befjpeurb / öie
niet toeï opgeboeö / of boo? gemeenfeliap ban malftanberen bebojben
inaren^ â>obanig bjarenfe tot 25etöd ûie ben pjofeet «öïifa achterna
ïicpen ; zi aj» mear nooit m ïa^ iife öat bie hinberen- betoberö

tojaren,

6. ^iet baar ntrbiebetmaarbeCoberpin "tî©eegD«i^'t'?iimfîerbam/
feaatr z6. jaren ban geroepen;
die d'Athejften ( fctt f raaé ^ipec /baac
Öoo^berfiaanbemenfeöenbiebooibafigeïobenbateriéeen <i5oa / biefon^
wel beboert ce «vertuigen, aÎio daar in alle die dit^·

-ocr page 218-

XXI. Hoofdstuk. ' tji

gsn^^p^aa ES hebben» dieonderfteiaofbewefen^yn (antserfidbmiîât niet
feifeiï') dat in een dni velfche wei kinge moeten gevondcii worde», «lï^at ï^eb-

&cn top baat niïfsfïmv ènboïscn^oohttiatbpbleïuiüm ijooj baiJîté ùati
öefc ^nibfi^ töPcfeingc ge|)ouöm toojö. ^nöien ôaar anbcc| ban fêfn tó/
fa
i$ η geen. Eaat on^befifu / oföat ^an Ifoom toeï bafiec gaat ; Ijicc

feomtiïpmei,^atarifenen ertuigen/ïüd&ef£0gcn. Datin den jare 1670.
of daer ortrent, eer, zeer groot getal der Wees-kinderen , in 't voorfchreven
Wees-huy s, en dat Γ00 wel Knechtiens als Meysjens ,Ouden als jongen, doch
Biet beneden de twaalf jaaren , es meeft alle van de onzeedighile ioorte, eeni-
ge maanden langh bevangen zijn geweeft met een zeer zwaars pallie, ' daar
©ver verfcheyden Doftooren ecde Medicijns gehaald zijn, diealtemaal raade-
ïbosfcheenenteftaan, nietzeeker weetende wat zy'er af maaken zouden;
bèrtaandedefeive paffiehierin. dat dito Kinderen, onvoorfiens en piotfelijk
ter aarden in onmaghtneedervielen, terftond van haar zelf waaren , en zoo
krachtigh getrokken en gefcheurd wierden , fchoppende met de beenen, ilaan-
demet'armén, en met het hooft tegen de aarde ,· giUertde , huilende, ende
■ blaffende als honden . dat het niet was era ie ίίεη of te hoeren ; en van de

fommigeginghdebui)ck2ooge\¥eldighOpende needer, dathet was als öf
'er een leevendigh fchepfel in zatV datze beweeghde, ja als oPereenton-
neïjen in haar buyck omgewenteld wierd, zoo datnieafe met drie, vier, vijf,
et? fomtijds wel met fes menfchen moeft helpen, daaraf de eene Ιτεϋ hooft ,
twee anderen de handen moeftenvafthöuden, en een op de beenen gaan fie-
ten, gelijk ook fomtijds wel een op de buyk fitten raoeft', om die needer te
Slouden, enalszeiïillaagen , waarense 200 ilij fais houten, zoodat menze
flegts by'thooftende voeten Reemende, draagen konde waar men wilde,
zonder beweegïnge r't welk dikwils, uyren lang aan een duyrde, ook wêl
in de nacht tot elf, twaalf, een,, twee, en drie uyren toe j gelijk ook op een
tijdzeekere Vrijller, genaamtjryn Lucas dochter, zijnde een van de oudfte
nieysjes in't Huys, c eezepaffie gekregen heeft des morgens ten acht uyren ,
als wanneer de fehel begon te klinken voor de kinderen, om haar ontbijten te
haaien, en duyrde zonder eenigen verpoofinge-, tot des naamiddags ten vier
uyren, ais wanneer de fchel weder kkjnk, om te ondermetten, meenende
deefe patient , alfdoen éerftbedâarende, datzy maar een weynig tijds in die
paffie gelegen hadde , om dat sy de fchel hoorde, en verklaarde in meeninghe
tczijn, dathet^ebedtvan 't ondermetten noch was van 't ontbijten, des
ïïïorgens toen zy iïeedérvid.

Deeze paiiien kregen de kinderen meefl alsze malkander daar in zaagen lig-
gen, enook alsze yemandin die paffie liggende, maar hoorden gillen,huy les
ofblafTen ; waarom eetiigen het dikwilsondernaamen, om terftond te ontloo-
pen,dogh meeft te vcrgecfsjtea waare zy zoo veel tijds hadden,datze dicht by
de poort van't Wees-huys zijnde, buyten't Wees-huys konden koomen, en
dan fcheenen zy zo veel nood niet te hebben ; zoo datter door dat hooren en-
de zien dikmaals zoo veel konden needervallen datter naauwelijx gezonden
genoeg waaren, omzete helpes : ten anderen, kreegenzy't
ook zeer éik'»
• 5 . wilsj-

-ocr page 219-

862. ' e Vierde Boek.

wils, enfchieraltijd, ÎnGodsdiennigeoeffeningei alsinde Ketk onder de
Predikatien ( da.-^r zy derhalven moeiten uytgehoiiden worden ) en in de Ca-
techifttien, ciie'er door een Predikant, en door de voornoemde Binnevader,
doch op verfcheyden tijden, in't Weeshuys voorfz gednen worden, maar wel
aldermeeft order de gebeden ,· gemerkt ten dien eynde by de fuppooften van
't
voorfchreve Wees-huys, in'tbyweezen der gelamentlijke Wees-kinderen,
bede-ftónden gehoudê,en ftemnielijke gebeeden gedaan wierdê.En hoe de ge-
beeden ernftiger en vieriger waaren, en meer gebeeden wierd. dat God des Sa-
tans macht wilde beteugelé, hoe de kinderen het quaader hadden,en meer inde
paiTie vielen: maar inde vatten avonds-daagen, duarende bynaaeen gant-
fcbe week, waaren deeze gemelde kinderen, die de voorfchrevc p^ien
hadden, dealderongebondenfteen baldadighfte; jaa zoo uytgelaaten, als
ofze vol vier waaren, en gants niet te betemmen: zonder dat'er in al die tijd
een was, die yets vaode voorfchreve paflïe deerde. En verklaaren vorders,
dat'er geen middel gevonden is, tot hulp van deeze kinderen, .als eerfteüjk
het gebed, 't welk op 't verzoek vandc Heeren Voogden en Bayten-moeders
van't voorfchreven Huys voor haar gedaan wierd, continneel in alle Ker-
ken en vergaaderingen, van alle gefintheeden, behalven <3e Papiften ; en
vorders dat men dezelve Icinderen, buy ten 't Wees-huys by andere Borgers
gingbeftellen met der woon , alwaar zy zijnde , het terftond beeter kree-
gen, dequaaleallenskens begon te verminderen, zoo datze alle, doch de
een wel wat raflèr als de anderen, daar af verloft zijn , behalven twee Vrouw-
luyden, die het fomtijdsnoch wel krijgen,

§. 7· toaaröeiö öcr gcfc&iebmf^ toiï ift ijiccmctinttopfcïtuefiftm ί
iTiaacaoft0eenfïn^0cÖouben5i)n/ oinoptcioflcn tofïfte ô'oojfaaft fuïfeec
bifembc tociltingen gcVüfffï masö jpn ·, alfoo öat tot beji^atmu: en
huilde teöoo?t. b?a5« aïïeenïift / of öict iet in t^ öat bcüjp geeft ban
een toecïi be^ ^^iiibel^ of ûetobicb&cib. ^at ec mijn^ bebuniten^ / fa
bejreaf: bat/ fonieneenbanbeiôenfaït«ÉfTuiten/f!cbnieecomfîanbi0|^e-
ben opbotn
boo? 't neen / aï^ boo? öet ja. Ï©ant baar bw?b eecfi gefeiö /
fcat befefttnberen getoeefi jyn
van d'onzedigfte foort. iBaat uit bJd af te
nemen ίφ / bat mocbtoiïï enbe berteïöeib be toebaiïen en be uittaechfeïen bau
befe üjonberliite fïeftte merïteïtïï bectneecberb öebben. daarna / bat Óen bie
pafjten
meeft obeeguamen / toanneecfebaac malkanderen in fagen liggen:
fuï]C geeft te fiennen bat bie quaïc toa^ befmetteïift;'t toeife noc& te meet baac
öooj berfierftt teo?b / batfe buiten in belueótbetïieljtinge geboeiben/ fo
batfe
buiten't Weeshuis fo veel nood niet hadden, $tanooïttoeï50n/ bat

het be een ben anberen na.bebe / aï^cen befioutigïjeib maac Ijaübe om'C
begin te maften.

§,8. €n obccnitt^ bat fp fïelj ftefi bebonben in be ruime ïucf)t:fo i^ fietooïi
geen toonbec/batfe t ftregen
in de kerk. baac't boo? be menigte ban menfcocn
noeö benaatoöet baa^ ban feïf in 't Ï^ee^öui^. ©aacbp guam / bat fp jgnbe
meêfl/ gelp gefeib / vand
»onzedigite fonrte. en baarom ïi»bec op b€
ficaat ban in be ftecft : flci) baac beeï eègeï feonbm
aanfïelïen ban fp ttiacen;

• om

-ocr page 220-

XXV. Hoofdstuk, it^

öm uit de kei-k te mogen bty ven, geïyTi oeïl be JiJftftïaringe feit bat befïjaïs
ijÊH i^é 0cfcöieb. i^ocö mcfc Ujojö bit ücbrfiigböeojfjet genetoo^ö 50=
feiö /
batfp scbnrcnöcben vaften-avond, ( ijoctoïboebcpafjïEnietïjebbcns
tc ) b' öiïecbaïbabiflfi / en aï^ uitgfïairn inaren. 3©aai* uitmen rcben fou?
bc mogni nemen om te ttopfcïen / of t meec ficitte of biooöbjonhenöctö gc-
iaeefïsp/ öiebeïtinber^queïbe.

9' 'tsf^toatöefonbei'^ 'igencberbectooïbsefèïb. ^at/ hoe de ge-
beden ernftiger en vuriger waren j dat God des Satans tnaght woude beteu-
geïen,hoe de kinderen't quader hadden &c. 3©antbaac UïtbiÎJÎltiJreï CCÜbût

Bet bef #>ûtan^ toerfe niet ttia^ / ban bat ί)ρ baac in tojogfjt. H^ant fc gts
üiDennictontliangt: l)eti^ombat0pq«aliiiDib. 5. ^ocij'tbafa

gen&e fdjijnt tegen fiet öoo^feiDe aan te ïojjcn/ bat her gebed tot hulp van de-
ie kinderen
gi^cefttijeeft: 't üjeïfe niet hart j^n / inbien ftun ïpben onbec^f
bibben erger iduierb. #f gcbbenfe baarna op anbsce manier gebcben/ en
niet meer tejjen'tkoerïibeó^atané/ aï^teuarenl ^ocööierin boet {100
'tonbcrfcDcibUanfeïfop/ bat eerfibeWnöcccn/baat bp getocefl 5rin in be
fteuïï; maar nu befdbe
buiten kerk en weeshuis; iaverfcheidehuifenver-
deeld.
^e Sueöt Dan oafe berbeeïb / enfp eïïi oj? |ΐφ fuïfgeen iueerga bin^ -
ticnbe ηοφ maïîïter / aï^ te boren/ bieb'een b'anöerentoo? gingen : fa
fagljmen't toerft aïicn): i3crijaïïen;en boo? fo beeï aï^ baar iet taeefentïnjc
raet
ouöerlicp/ folebben bie twee viow-luidennodj een toeinig baar ban δοη=
nen obtr&ouben. H^iffcDien jijn bie ooft
toeï be eenigfie getoeefl bien Vnaaci
lift iet^ gebeerîrijeeft : en b' anberen / aï^ öan be
onzedigfte foort in berteïs
ib a!^
uitpelaten, fo en too^ getoeefi / batfp maar nabootfien 't gCi
ne fp in b'eafie fage». ï©ant geen betoeegingen fo ftuaat beröaaib jijn /
bie ïiinöercn meer dan twaalf jaren oub / niftbuitfn fiefttcfoubcu ïionnai
maften : en toaren beter bafi te &o«ben ban
drie mcnfcljen ban ban fes ; bie
aUe geen bequame pïaat| m Rebben / om iebec fo becï liïagDt^ in 't ïjaubcn
aM een ban be b?ic in tartft te ficïïm.

10, ^iï moet ift noci) iet feggrn 't gene Sïiitoiiirtie ^ourignon ber^
iiaaït bat be faaft of fp bie Daar ban fcMfr bat tocerbigsijn
î maac
om bat iit geicerbe of ceft anöerfïn^ berfïanDige jjcrfonen
ftenne/bie bat
bîoiumeufcB b?p Ujat acöten ·, fjof^fï fp nit ftaar boen en fcijjiften
l)t-eft Doen blpfté/ bat tp maar ene bofe fottinne toag.gfft frg onbefcöjoamb/
fottinne, 0Π1 Qc fotte inbeelbingf bie fp ban i)aar fcïf betoont te ijebben/en bie
aïïe mate ban beftenbefotijeibobcrtrcffen.: en
boos ; om batfe aïïe men^
fdjcn ïaftat/ boo?befctenofbetoberb uitmaaftt/ bie öacebïüecperpm niet
rn acijten / of in ïjare grootfc^e inbceïbtngen en gebaarïifte onbtcneemingni
tt-gcn ftaan, ^obamg biojben ooit begene/ biebc fcö?iften en bjiften ban bit
b^objratnfcijboïgen; fJcöaanfïeïïenbeai^begcefïeïiftemcnfcD bie alïe an^
beren oojbeeït / en ban niemaiittoiï geoojbeelb 5ön. i^irft / Eefer / ï>et
getuigenis cen^ nian^ bie naamöf^ft ban gelcerbfteib / rη be baeereïb bage?
Kj?: met fijne bocften bient : i)ct ί)ρ m b' hiftorie Ijaar^ Eeeben^ cap.
§. met befe
tooo?btn ban Ijaar geeft; batfpbja^/ h fjat àivinifû ^ u-

flut

-ocr page 221-

864. ' e Vierde Boek.

fïufpure ame^qui ah eflêfur la tem defui^JefuxChrijl.ds meefl vergoodde en dü
fuiverfte ziele.die daar ooit op aarde., is geweeft na Jefus Cbrittus. j^g^

Öunftt Π/ lèdïige Ifipofidm/ bic öooj «acö^ «Seffi gcöieUen 5ijt aetoceïi;
öan bcfepaapfcöe ^ïofetcife i 'Bp toaart fa niet Uecgoöct nocD aï#

fp getoeefi. ^làt oföie ïof-tcomijetccr u geïoücn fal / inùlen îïî tuiï
fïaaii te tonen/ bat öic toiîci:tocriim0cn öau ^aar gcmelb met utue
ïeccc top^
aig 5t|n.
a©ant bcfe 5ieïe / fo bceï futUecbci: cn βούε nabcc öan bc utiie/^mc?
feUett öcm öet tcgcnberf. ©aar toao^ö faïbaaroni moeten gciben : ert bat
fo üeeï tc tncftV aï^ fuïïïf menfcftcn öocö gcnescn stjn / bcn^uiUeï oUeral
in
'tf{jeïtcb?enam ; omiïanijribóaftiöö^böecoemöteÏöoiben; boo?fo ijceï
ficiiö^é / aï^ fp \jccï mcec ban ^mbfcen/bie niet fo fuilwi: nocö fo goöbeïijft öan
5iefe 5ön aï^ ïp / met ficm geïjab / εη fo ίΐεεϊ hampcn aï^ fV ojj &em toel
hjonnen ö^bben. j^u Iaat on^ (ïen / Uat feit bίε fuibcre en öecgoobbe sieL
ïcfe bat in öaac sefcöjifte 't teïfe fp noemt
u Pareie ds Dieu , bat
/ Gods woord j om öat 00 immec^ fouö geïo^en bat ôet toaac / i o® -
131. cn b' inijoub homt meefï fjieï ojp uit.

II. (Cot^tfeiöabbefpeenacmenftinbcciïui^/mctöuïpijanrpeett
toeïDaDige petfonen / ojpgcceg&t. iiceeg et mettec t|)ü tor fο. toe. ^ie
ïictentïcltjeöoojwt^anöiwcïeiben/ cn na uitcdifeen fcijijn getoennen tot
aïfalfte oefeningen öaat gob^bienfi mcDebjagijt. i^cn ïaatfïm taojö
fp cetflbancen/ baacnabanttDec/bjieanbece/getoaai: / bat fp gemein^
fcöap ïiabbeiï met ben ^uitiel: en boojt^ bat toeinige öan aï ben öoop baat
bjp af toaccn ; cn einbeïift
/ batfe met Ijfiti in berbonö / bao? b'ouDcc^ feïf
baneε^:fîafaï^îCΓpanbtoacen/ en in Dien fiaat in't nieto gcfïicötc <0obiif
Öui^ ooïi geb?agi)t ; om meer te icetm beinfcn / m boo? bat tniböeï be bei-s
öojbentljeib meet in
be toeeteïb Uoo^t tε pïantcn. ^t ^afïojo? / feitfe /
(§ 119/ lio. )banst,Sauveurfci)|cefi)unnebeiïenteni^,· cnfpüecftiaarfceH
ènibeïift
/ datfe dagelijx vleefchlike gemeinfchap hadden met den Duivel j
datfe op den Sabbat gingen, daarmen aten dronk, endanfte; met meer an-
dere ontuchtigheden en vleefchelijk bedrijf. Elk vrowmerifch hadde haren
Duivel in mans gedaante ; en de raans hadden insgelijx elk fijnen Duivel in ge-
TJaante ener vrouv/e. En datter fuik een groot getal van menfchen was in de-
fe nacht-vergaderingen ; daar elke Duivel, dagh op dagh fijnen minnaar of
beminde medebraght : dat nooit vergadering van menfchen fo talrijk ia de
ftad vernomen wierd. DatopdieSabbaten allerhande ftands per-fonen qua-
men, jong en oud, rijk en arm, edel en onedel î en boven al van allerhan-
de flagh der geeftelikheid, van Prieftere en Prelaten : en dan een iegelijk daar
in die Orden wierd gefteld als hun plaats in de weereld mede brengt. Datmen
daar een Beeft aan bad, en met het felve fchandelike dingen dede : en dat het
dan daarna verbrand wierd , elk van die aiTche nam, en door defelve dede
quynen en ook fterven menfch en vee.
ftïUCÎJtigfîe tjan aïiCH Önnftt
mp nocl te 5ijin / ïjet gene fp betljaaït
danxfj Vie exterieure,in tjaai: Uiteflijk
leeven.
Uan'tgcne een befecbocöter^fiaat beïcbcn fiabbe / dat fy
van jocgs op enen Duivel gehad hadde, die met haar opwies , ea dagh en

nachji

-ocr page 222-

XXV. H ο ο F © s τ υ κ.

öacbtraet haar boeleerde, na dat hy mer baar groot gewordeii was,
^aac
em nieto fïagö üan ^uiUel^ öaa? δε toeiceüö nooit te tjoren afm
îajifî.

§. iz. îî^atbimïitbmSÊferSîan fo fcöone bertcïïmgen. "^éö^moaii
fottcc gcoï in enig fobclfcliift ontmoet : faï tïi bc moeite ne^mcnian Öie fot=
ΐε bingen te toeetieggen / Ut ficij fdfbc?taben/ enbooiaï'tfaoo^gaanùc

gra ^ace öeiïigiïCïD geïpfedyft in opjlanü ïnarcir. ïS5füit baar toe öaööe f»
gcuoegi)/ öooï't&ïooïbEtöaïeiibaucfuöera· ÊinbiTen j ( vand'oudftenci
ijentocl / fo aï^ frfdt / mviai: niet Ijoe oiiö φ toa^ )
als dat de Duivel wel drie
nachten achter een vergadering gehouden hadde met wel vijfentwintig nien-
fchen, die fy kende, om middel uit te vinden haar te doen fterven. ©aac
toe baiï haddenfe befloten , fekere falve uit verfcheideneftofFen wel door-
.mengd, temaken, daar fpnooit af foude konnen ontkomeiT.
euf. §. nS.
©ûo?tHicc Dat teeï een örtllg raenfcij / baac Uoa? bm ©uiöcï fo öecï om
tl'
bom / mn Ijaar ireö tc Dom ; aïfa öat anbec| / met gcmeenc te boet?
DsbbeiïDe / ganfciij geen üjetiii boo? !jem moet üan ouberbam ooâ iit
öeitoeöeïtinöfcöeiöstïngchomen/ bic nu met ranberen te cabe gaat /
om
iiiaar een bjotommttl) om ben i}aï^ te öeïpni. a©ani öe£ toeï üï^ftt/ bat
befe bocötec een üau ben eaab bçr i j. ίφ gciaeefï. ^u ijet» ife aï genoegö ia
öefeii bjeii gcroerb / bic^ m m fïecïj^ nu tot inat anöer^ obergaan,

§. SnDicn iit tot ben paapfcöcn φ te cugge ga / fobinbiiîiîoffe
Diiiuen bcfe fiaöj aïtoaac in't jaat 1555· fEubpficrquaabgerugiiie&a^

ban fc&ecebccaïaacbeCotiecefîeMeinsKornelis van Purmerend ; bie ϋαϊ^

gen^ ber 0e0i)t^pïegingen baac ban geöoiiöen / be toaïgcïiicte taarie»
bcïebcn öecft / bic tc Cicbeniten sgn. 't €ea (îreeb tegen 't anber / m 't eea
rontöciite 't anbec. ö^iööe enen bjper uit bet öeïlen / Die öiet
Roeit ie,
cn gefeib ijaböc öat W befeïf öc bie Cöjifïu^ bm-aöeu óaööc, ^ b.^
bcfbe't gra^ bjfci)/ en öe hoepen/ boü? bc Uïoajben/ fchurius, ïnturius, cienus,
fugita feec taeï begeerjj öet ïS^c- happee/ Doe Ijp bic öifïorie befcöieef/pag.
150/151. fnnec 25efc|ïjnbingc ban Uimfïetöam / bat ijet tuei ί ware gedach-
ten en inbeeldingen geweeft iïOimê jïjn/
bie befe bU^banïge beufelin-

gen ( tJ3 noemt ÔP bie met tegijte ) bàn öaar fdf DeDen frggen ; en bat noeiji

tan^ de wethouderen van Amilerdam in dien tijd daar geloof aan gaven,

^©mitfgibaaroberijSbec&janb: cnnocöbjieanöetein't felfbe jaar/ A li-
ne Jans poortrefle defer ttede met beide hare dochteren, Lijsbeten jannetje
Pieters,
iccfdföefirafe^ebocmb. boegternocijter feifbe pïaatfeüp
een toonbetbaatiijh guieueïfpeï ban fekere bocötcr bicmcn beo? bcroberö
ftieïb} 'i leöflït eeijter na gemerfit ban aïïe b^cenibigijeben Diefe bcbe enbe bie
yaartoeberboerm/ anber^nietentoa^/ bat fp iu be ïiun/i ben longen to-
berüng tot Hampennoci) tcboben ging. aiefcc ma^yil) et 't boeit op na^
fien ; iH magö baarniebe 'tmpne niet bergroten.

Cc

XXVL HOÖFD^

-ocr page 223-

866. ' e Vierde Boek.

XX VI. H O O F D s Τ U K.

De wonderlike kraam van 't \vijf tot Abbekcrk beftond ook in geeri
Tovery.

S. I ^€r^Joijïiïi&?fcöïnsmQnb<?t&anïJcnöaöbe/ quaramgteborm
^ fcftcutDonöcripseüaï/ boojtóciiirgjatfnljtec in 't ïmiö QS^
&e«t& / &aac fm brei af te feggen i$ gctoicfl. öie ö'inöouö en De

^tcötccfcfc / Wt feethlil^e / cn toecrdbïifien tetfe gemaaftt/

fecroirtcîîin tîaarbôipmtonôonîijienbirooîfaafet/ en aan aUe man öcn
snonö gcapruD / om Daar ban
tc fpjcftcn Plfe ria jlin Uerfïanö ; geen
tfc^ncc!)CcÏlc0öi?fifïcci'brn/ uociji^icöiitantcn/ tocïïtec
oc?beeï obecöit
gcbaï öciijaagi) , maar aïlecn ban ôe£ gemcene boife/ m ccfitec
iBOci) ceiï ïJïeöiitanï bie tiï niet en merite bat baar ober ij? gebjaa^ getoccfi /
bcrmofböcn / Dat bc ^uibd Bier ooft bjaé ie toerfe getoeefl .· nocgtan^ met
fo bed 0iïberfcfïcib / bat by tjet boife be bsóbj ban tobfrjtbefci)uïbigb / maar
bji befrn pjeöÉant €. baar ban oritfcbuibigb toietb/ en 't toerft bp ö^fn
fo ingefien/ batljaarbeï^uibeïtoeïmi
^banbcïb feoRbe {)cb&en / en aiïr|
toatöaarfcócengebcurbtegün/ boo| fijue bjonberfeanfiise natimrïmnbe
uitsebJtrht. 't bp berfïanbigen aïïeenïife in bebenften/ of tod be
tïjoto/ bnn toeme
iU nu fpjeften faï/ ï|aceet3meb?Hgï)ti)£tbaanmosijt
Öeb&ciï. ©ocôIaatni|îeer|îb'ôt(î0ficbccïiaïcn/ faaï^bte on^ boo^
feoöaianbman/ bic be ^ecretaci^ ban't <0eregi)t toa^ / en bc faftc felf
geeft bpgetoootïb / inbjnïii^nageiatcrt: bit faï iit met fijne eigene tooojp
ben boen / befe!be ccljter fo beer mogeïpbeftejtenbe/ enbei^ aïbRégeïe^
gen.

i. In 'tZuyd-ey Ofïö van de Weeren, · een biiurte hoorende onder 't ge-
teght van Abbekerk. ruy in eeo ure gaans van de rtad Medenblik , Woondin
twee echte ïayden, elk'omtrent de veertig jaren oud : de
man Claas Nprzoon,
Tan Nieudócp, Gmrioyiïi Dochter ^ afkornllig van Zy beker-■

fpel: Beyde, zoo veel my tot hkr toe van haar beiient is geweeil, ( en ik
heb 'er enige jiren wel kennis aan gehad )-goe eerlyke en burgerlijk weldra-
jende luydén ; van geen overgroïe njicklden, doch op zijn huyomans. na
laiehand-neiing Welkusmendeleven, en met dat leven't Roomfch gelbve
©mhelfeiide: gerie kinderebekendin leven hebbende, 't Is.nu Gnti'ent vier
jaren, dât defe vrow d'eerftemaal ( bchalven een rnis-vrught) be'i^rught was .·
en hebbertdé wel twee msariden over de gewone wyfe twanger ge^an , ge-
voeidehaarbïrenstlonde naken. Waarom de man eerft otn de na alle buur-
vrouwen , en toen om de Vroe-vrow van Lambertfchagen', een half ure van
tiaar gelegen , gega.m is. Twee buur-vrouwen kómen'er ondertufiche tn
hnys, en vonden de Vrow wel over de vloer gaan maar, 20 't fcheen , de
ïuarzey dc nacd ais op den halfe hebbende, Geli^kle dan ook kort daar aan

■ tegess

-ocr page 224-

XXVI. H ο ο F D s τ υ κ. iT^

tegens ^efelve wyven feyde j dat haar't barens wee aanquam; 3atfebaar
nioeften byftaan, en met defe eygen woorden :
repje, ffoedje , bet komt al,
Daaropdewy ven verbaaft, en gelijk een Zeeman op Zee van een nootweer
belopen, hem zoekt te redden : ook haàrbeîfe poogden te doen , om in dia
noöd de Vrow by te ftaan en te helpen. Van welke eene dan tegen over 't
vo^rzeyde Wyf, haar ter neer vlijdde ; die , zonder nawlyx een ommefien
vertoeven, de vrucht. immers dat de vrucht hiete te zyn, van onder't wijfs-
Jilederen, tót van de vloer opgreep, enterftond dat d'andere Vrouwe ver-
toond^ PètèlVe Wyven fagen dat voor een dood mis-fcbepfel aan
î imtnersi
fófy nugétuyghthebben , haddehetgeengelyk vaneen kind : gemerkt hec
was fo04er Hóóft, fonder beenen , ja fonder enige iiiterlyke leden : al-
leenIyk^nlat]gwerpigek1o,mp/ynde, meteen velleken over-togen,· en f®
«ene der Vrouwen méént gefien te hebben, daar in vaftgenaytofbefpeld we-
fende. Dan echter we'tèn dé gemelde Vrouwen niet te feggen of de
■verhaalde klomp warm ofkout was : ook niet dat die eenigermate befmet of
43ebloed foa geweeft fijn. Maar wel dateer als doen fulks op en over de vloer
niet gefien en is geweeft, als men gemeenlyk in iulken gevalle fiet » uitgefon-
■derd enig water alleen, Eene der'wyy en was middelerwijl voor de kraam-
vrow, om de nageboorte waar te nemen, gefeten ; en onlangh daar op komt
de Man met het Lambertfchager Vroed-wyf t'huys. Het bmirwyf ftond op,
en maakte de Vroed-vrow plaats ; dan 't was te vergeefs- Want of wel het
felve Vroed-wijf, na de regels van haar kennis, en volgens den loop van de
natuur, verftond dat'er yets na de geboorte noodfakelijk moeft volgen ,· is'er
tot verwondering in't minile niets nagekomen : alleen het Kraam-wijf deed
dat η jet vreemd ; nadienfe döen felFs tegens dewyvenfeydeï
datzemeeni
dat'er 'm ieg^oortejiietpolgen zou.
Zy wierd'dan van de Vrouwen als een
ander Kragm-Wijf te bed géholpenjende voor(eydeKlomp,die van yder die'er
in hays quain, moghtgefien werden, daags daar aan.onder den naam van een
dode vrugbt, met degewoonlykc Lijk-ftati begraven. Dit is 't geen namaals
opgegraven fijnde, bevonden is, de gedaante van een Verkens-reufel te fijn.
Doch niemant der andere wyven, dien dit bekent was, foveel gebleekén is,
Wift des anders, dan dat'er een wonderlijk Wan-fchepfel ter weereld gekomen
was: en'tisdierhalvcn raetfvvygendoorgegean. -

Tweejaaren ontrent na diite , was defe Vrow wederom fwanger ;
eufofenahaarbekeptenis, (jkfal hief in roeell haar feggen, en wyders'c
.verhaal van de buren, volgen) wervier, boven de negen Maanden bevrught was
geweeft, is, als haer Man op het velt, aan 't arbeyden, en zy met des felfs
IZafter,eenoude,cngeb,rekkelijke Meyt,alleen ih huys was, daar by haar
gckQmcneen o^ekentWijf.vdie haaV tekennen gaf dat ze van haar Land'
HeerWjhrandt Janfz Mjirit, woónet/dè toi Hoógkarfpel, ontrent de vier
uuren gaans van daar s.a^n haar gezonden was; en dat zequam,-om haar
van 'er
Vrugbt te yerbrféni als zijnde een Vroed wijf, en op de Oofter Swaag«
dijk woonende : inede vaft zoo verre van daar gelegen. Dit Wijf was'er een
Weynigh tijdts geweeft, ea in 't korte overviel defe Vrouwe de bareas ftonde :

€ e i dat

-ocr page 225-

868. ' e Vierde Boek.

dat ook zoo velrdigh voortgingh, dat zy fpoedigbïi jk, zonder enige buarï ö-
Bendaarby te zijn. van hare Vrught, die dat Vroedwijf zeydc, dood te
zijn , verloft is geworden. Zoo haaft had dat Wijf de vrught nier ontfangen»
of fy kecrd' haar op de ftoel zittende, met het aangezight vande Vrow at, ep
heeft, almedeinkieynentijdt, de vrught, in doeken, die zy, üyt een hoe-
ten doos, daar op een bank [taande , nam , van top tot teen, dight toegewio-
cleh, en vaft befpelt. Zulx dat die noch van de Moeder is gezien, noch vaa
andere Vrouwen / zonder los-windïngh, kon bezien worden. Leggende dat
gewindelde Popjen doen, in een houten mowde, of een langwerpige bak ,
ter ne'er: en tegens't Kraam-wijf zeggende : datzy terftont, door haafte,
vertrekken moefte ; laaar dat haar Schoon-Zufter, (die aghter was) de burea
ter hiilpe zon roepen. Terftont vertrek t dit Wijf; zonder van yeraand der bu-
ren gezien tc zijn ; de Schoon-Zufter roept om bure hulp, en terftont korat'er
eened'aghter deurein: tegens welke (dit heb ik uyt der zeiver mondelingh
verhaal ; ) de Kraam-vrow van uyt de middelkamer roept, datze haaftigh de
feure wijveu zou halen. Zoo doetzs ; en komt in't korte wederom. De Man
komt middelerwijl mede uyt den velde ; en vondt, gelijk de buur-vrouwen,
(waar van hy ook enige haaftelijk haaWe) zijn Wijf, zeer kout, met wey nigh
vuur op de haardt. daar alleen, op de vloer en van de vrught verloft. £lk,
als te denken is, was ontftelt. Dan y der deé zijn befte om haar te helpen. De
vrught lagh als doodt , met een wit kleedtjeover-dekt; daar aan wq^ niet te
doen.: derhalven wierd' het Kraam- wijf, na da'tfe enig vyer aangeiteeken
hadde, in een warm bedde geholpen ; en als een waarlijke Kraam-vrouw, ge-
handeld. De gewoonelijke geboorte tekenen lagen hier, ten grooten deele uyt
water, maar ook uyt bloed beftaande, op de haertftecnen, en over vloer Die
Wiertopgeklaart, en allés vorder dat'er te doen was, befchikt. Maar dat
toe-gewiDdeldemaakfelheeftniensandt van allen, losgedaan noch befien;
Omdat, na'tfeggen van't Kraam-Avijf, doen daar af nietgefproken, enna
't verbaal van de Vrouwen , haar dat door verbod vande Kraam-vroaw, belet
is geworde.Zulx dan,dat het verhaalde maakfel/t welk na d'uiterlike^gedaan-
te wel een kleyn kind geleek ; maar,na't oordeel van eene der Wijven, lighter
■was als een kind behoort te iijn , gelijk het ecrfte , plegtelijk ter aarde' ge-
bfaghtis. Dan naderhand dit Kisjen opgegraven zijnde, ishier ïti bevoridén
*t Kintje vaii oude Lappen toegeftelt. (Jf nu de Vrouwe dezé-maal zeekér-
lijk enige vrucht ter weerek gebracht heeft, of, riet. laat ik een ander ©or.
dcelen. Immers dat buur-wijfdateerft daar geweeft is, verhaalt, dat uyt
tlebUjkbare.tekenen, diezein dehaard-ftee, daar in de nageboorte, by 't
Vroed wijf, zoo de Kraam-vrow verhaalde, zougeleyt zijn geWeeft, ,als
andere kenbaarheden zy vafteli jk verftond datzé waarlik gebMaréhadde. ' In
dien tijdç is de vreemdigheyt dier zake wel eniger mate'opder 't volk ■ rright-
baar geweeft : maar roet de begravingh vao "t kind is alles begrayén'gebleven,
tot dat nu, 't een es't ander te gelyk ten toone gekomen is.

4- Voor de derdemaal dan is fy wederom fwanger, gelijk andere
^YrottWtn, grof van Lighaara, naa d'ujterlijke gedaante, geworden j-ook

baar

-ocr page 226-

XX νï. H ο O Γ D s τ υ κ. 2,11

haar reêkening Το fpreeken de Wijven } ontrent demidden van de Zomer ver-
veld fijnde; isTy, gelijk d'eerRe en andere malen, fönder te baren fwaar ge-
bleven.
Zoo ook den gebeelen Zomer uit voortgaande. Middelerwijl in
tleHerfft. (ik rolgh weder om de bekentenis vande'Vrouwe^ is dit voorge-
melde Swaagbdijker Wijf by haar , (de Man al wederom i/iet by. huys zijnde)
t'haren liuyfe gekomen. om te zién hóe dat'et roet haar was. En vei (taande
dat zy zoo lang fwaar gegaan h adde, heeftze de Vrow, aanhaar iighaaro,
200 verre onderzocht, dat zy daar uyt zeyde te verftaan datzebevrught was;
ipaar.al liep'et wat langer als degewoone wijfeaan·, datze echter hoopte dat
'^t wel gaan ToaiVertrekkénde daarop ten huize«it^en 19, Nov.1653. quam
ditWjjjfwedèrpirijâfgefo^de van van de vrught,

dienfedropg.iïcifëvöorgif té'v^^^ faaar,aan-de baartftee zitten,

(de Man wasdoen tót Abbëförkóm énig boette kopen)en z'hebben met mal-
ta oder,(ï moet voor de middagh géweeft fijn) een ftakjen ontbeten. Doen gaf
haar die Vroed wijf énig droog goet, om
's avondts met enia nat by haar inge-
liomen tè wçrdet^ if geîîjkfe dat ■ na die belydenis ) ook iou gedaan hebben.
En fo'a het Vr9edwiirip'Kàaï veitrêk geféy t îiçbben, datfe hoopte dat'et haar
wat helpea fou ; maar dat fy doen na Éérfwoud ^ êen kleyneore gaans van
^aar ) gingh ; en dat fe 's daags daar aan »s morgens fou wederoin komen : be-
kftendeookdefe Kraam-vrow , tegens die ftonde, haar Moeder, die tot
IZybekerfpclwoonde, door haar Man ïe doea halen. Vertrekkende daar
op, eer noch de Man in quam, vandaar, Zulx dat al wederom, gelijk me-
de daags daa-r aan, gemerkt de Man doen na Zybekerfpel was, 't felve Vroed-
• wijfvandeMannietgefienisgewordeii. Immers, fo haar belydeniflèwy-
ders luyt, is haar Man, vroeg in de Morgen-ftont, daar aan ( dat was wóenf-
dagh den 2.0. van Slaght-maant) om fi ju Schoon-moeder met een Schuytjege-
reylt; daneer die noch t'huy^wasv quam het VroedwijF wederoi» daar ten
huyfe,- dip een weinig daar geweeft was, wanneer de Vrow de barens noot
dier mate aan quam dat'fy, door hulf/e van dat ingekomen Vroedwijf, fon-
en gelakk^, van hare vràght, en byfonder van de Nageioortgf
en alles dat'er^aan hoorde, na aller wyveh wy fe, verloft is geworden. Ter-
ftont daàr. aàn ; keerd het Vroéd^ jf, die de vrught ontFangen hadde, de
Kraara-Yrow den rugge toe. Zulx dat fy de Vrught, die d'ander op fchoot
had\ nietfienkon,· noch-pytookgefien heeft. Wel verfogte fy terftond,
eens' énde andeiùaaal, feer ernftig öift'haare vrught te fifin · maar't Vroed-
wijf, ioet feggen dit 't befièn der felver haar niet goed was, weygerd 'et t'el-
.^ens. Verbiedende dstie't fóude lïen, als
ook dat 'et van anderen foude be-
ÏénWdén, Middelerwi jT was fy befigh, Om de vrught te bewinden ,· en
iiad.daarp?^ de voor-ai/igetogene houten doos, daar in de Kraam-vrow haar
kinder goe^'è had'ligi^eti , by haar genomen, Sy nam daar uyt't geen'er
aanftond., Ijewó^d daar in de vrught, van boven tot beneden djght toe, en
)eyd'diè fö onïïghtbaar gemaakt, r^iet verr' van haar in een houten bak : bly-
Xçnde fy Aag^tGefraóntshier-en-taiFchen, fonder enigehtilp , ( want ,d^ajc
tif^fnieraant meer} in deerlyksn'ftaat fitten. NawJyx'had het Vroedisrijfal-

i ks

-ocr page 227-

870. ' e Vierde Boek.

les aan de vrught befchiktof fy wiKiedoorha-afte, diefefeyde.teliébbeii,
vertrekken.
5e Vrow begeercP op haar datfe vertoeven fùu tot de komfte
van 'er
Man en Moeder. Sy weygerd 'et ; feggende niet langer-te mogen b!y-.
ven; en aangaande de beraalmge voor haar dieiift, en kmydert,, feidefe alf
voren , datWybrand .jar.szoon haartevrfsde.rou,fl:ellen. Óaar.'öp vertreht-
fe : zonder dat de Kraam-vrow, in 'c gaan eivkomen gefien beeft dat dit VijF
et^gpakjenmeêgebraght, veêl min met'er genomen beeft, . Weittig daarna
komt haar Moedeer en.Man t' huys ; die vinden
'et daar ίο geftelt. De Man'
keert terfloot en liaalt de bare-wy ven : die komen en .vinden de Kraàm^-vrG>»'
verloft, fittendelby detibaard V -H-oud en/eer bev)ç;^.de-· Alîe ge>yöonlyke fa-
ken fagen de burinneia!,. ®«βί de vloer vVerfpr^id ü^éin , en dé vrughic niet vér-
re van daar, toegew;indeld«R9»eEdektin fèt? boRtebakje; »t welk al weder-
om een dood' misichepiel hiete-tefijn, ,Dé Vroiiwen keeren haar derbalven
na de Kraamvrow, ^lesdatVf dan gemeenelijk te doen isbefchikken. Eene
derwyven, keerd'haarondertufTchenna'tkind, omtéfien. oPerookyets
aan te doen was :. dan de Moedç)· yperdighde haar af; meï feggen .·
Wat vsil'
μ daaraoMJeeMÎ.JxtifJiefldd. Sokeerden't meeftendi^fder wyven t' huys"
waart. Dan driederfelver, na verloop van enige uren miffcbien van d'eeR
Cïid'ander v^Dhaar.'fcluistgenocten aangeport , overdenkende dat lighteïijk
hier ovcf yets te fe
^en'fbude kttonen vallen, datfenietbefienhaddenwaC
vrught dat 'er ter wéerelt gekomen ^as, keeren wederom na·"! Kraam-huys :
fprekendenmanaan,
om ' t.kind te Ben : die verwilligt'et : maarmitsdathy
fijn wijfdaar over fou .vragen, Sulx doet hy ; en komt daar op de wyven feg-
gen , dat fy 'tniiet toe-latçn
;wHdeî doch daüfe fel^fijn wijf daacover vryelijk
moghten aaniprèken, SGo doenfiejr 'ma.ar-vyorden wederom âfgewefen, met
feggen eens en andermaal, fy bad ?epgeen fin aan, en wild'et niet befien heb-
ben. Soo keerden doenmaals de Vrouwen oti^rrichter fake. 's Daags daar
aan, waren de bure kinderen ('tisfo de gewone wyfe) genodigbt , met de
buren't Kintter aarde tebrengen. Deburen in huys komende , verftonden
twee vrouwen, ( die het toegewindelde kind vpnden fodanig
, én op de felK.
fteplaats alsfyhetdesdaags te vore,η Iiadden gelaten) datfe't
iélve, eer fy
hetin'tKiiljeleyden, Tondervragenί omnietgeweigerd te werden , wil-
den belightigen. Dan , als fe het aan 't hooft-eynde begonnen loS te fpelden^
wierd'er dat door de Kfaam-vrow belet.· Want Ty dat fiende ffö getuyge®
de wyven
j van't beddeïsf, fteld'haar fo euvel aan, en beerde fobyfter, dat
de wyven, mits fy baar.daarby tekenpen gaf, daïfe'tbefienniet lyden wil-
de , genootfaakt waten van hâar voorperoen ai te.
ftaan. De zelme Vrou-
wen nemendan, fonder be2ichtige;n , Iietcoegewindelde;Popjeii, Jeggen
Ifl'tKiftjen, , ·/ .

§•5". NaalijxwasfditleftePopjen begraven, of de vreemdighetd van heÏE
verhaalde baren , quam ruchtbaar onder-'t gemeenevolk. Elk ^een, verftpnd
dat'er yets vreemds moeft onder fchuylen i maar nienia,nt wili.watt-ç: enige»
«eiden dat hier Toverye onderfchuyide
î ^at , om zalx tê verduifteren de
raanClaasNijszoonheymelijkby nachtczfu komen ea graven^'t eegravene

kind

-ocr page 228-

χ χ ν î. H ο ο F D s τ υ κ. ZZJ

kind Dp; en dat daar in voorfien behoorde te wa-den. Î>e gemeene praat
groeytaan, als een on··gewentelde fneew-bal ; hoewel't waren fofle praat-
jes; op vermoeden fonder fekerheid gegront. Oan door dezelve zijn enige
KitdenGereghte van Zybekarfpiii bewogengeweeft orn te bezien Wat 'er in
; Was, het kiftjc op te
delven. So dedenfe, in 't by zyn van veelen van 't ge-
;ineenevo!k.· Des Zondags den 14. van Slaghtmaant na'dat'et Donderdaghs

begraven Uras. 't Kiftje brasjhtenie ( want bet was-in een avonr, en'tge-
fcbiede, by kaafs-licl>t))nde Kerk .· 'twierd'geopent; en, 't Kir.d dat'er
inlagh, losgerpekzijnde, ("twaszodichtenvafttoegemaakt, metzulkea
menigte v^nfpe den, dat'ette verwonderen
was ) bevond'men dar het Lig-
■ haam van Stok-vifHi, de ftaart daar afgefpleten, en als twee voetjes ora-^e-
kromt Λ de armen van twee met gor.t gevulde bloed beulinghtjes, en het hooft
van een rode kooi , t' faraen toe-geraaakt was. Dat was doen een aiider
Wonder-fluk in 's menichen ooaen,

~ ï^iccoptïoïgöebaiïgrnitTtV lînmoiiî^ ; ert ten ïaatflen fcijaijottennirr/
tsoïgcn^ botini^ op ben <;/ en 17. "^pïiï ' 659·

§ 6, ©jöVü ijict obcf nu bso^t Φεΐίφ beicoftften/eu naïang en beeï
seïjouörnf ïïegyi^^pipgingm, infîaàî omopôen pgn^anfe te fletaken / fa
t)aböe"/ fröyirttoel/ DeboojfiribepjebijftantC.^-batuicOdijDen / öatöp
fîjneo^bceïgûfterliaarccbeconifcôuîbiginaei geïoöeuDe / dat fy wel een
fubjedlon zi jn geweeft, waarmede de Duivel fijn perfonagie gefpeeld heeft;
haar fo opgeblafen makende , als offefwatigerwas, enfomet haar werken-
de als offe een kraamvrow was, ende gebaard hadde- Want ( feit öaaCs
na )da3r kan wel een fehijnbannge zijn, fo datfy en andere konden bedrogen
worden. Want dit kan de Satan weldoen. <iEîl feÎtbeÛJgjlÎJï» met Matt. 4:
9. Ad 8:9. ra Gal 3·: i. mïuiiiion^nadenuitleg vande niewe Overfec-
tingeover defe pla-^tfe. ïTaat ÎCKbjeiigtÔp&aU bp il|ppmU#
Meth. Thof,
/. I./, 304, JOÏ, PartA.Difp.pag.'^^^, enièimpïecu^ Μααμ.

λ Γ ?rehi. 54. betorlhefcggen/ featöe^uibeïop bie ioijfe San Deto^
beren be ilnncn ten öe menfe^n. ^αφ top gdoben iangec nietöat φ on#
feeffenliaïïöatgmcbaarfpnoRitsrjnbp 00togefi ; itiaat 't gene on^ 000?
be^rijjifaicffdf/ of&öo?DrïïfOcn/ oftenitiinfim ÖO0? öe onöerüinbini

'Si^fiem ^aiî alïmöebfeaï oföefe fc§?pt3fr^«ocli &c
liant îi«îùoi£0enen.

§. 7. ^oci) ffct pen^/ £joe gereeî! be mrnfe^en met ben ^uibel jtjn.
^ic ftifùr p^rbijmm f)eèfï mwaaipMmen tóeten boo? een taeïbefeenöe fe?
Bere gcfrijkDau^tiicr in bt fîab ; ftoeùatöefonbece begceite ener bjoutoe na
een mm / fù fpec eccH ^ feraet / te meer öaat montfiehen / feïf öen naam
fiaar fean renîîiitflfnïianbotu liopm, l^ct minil fïcö enf bucgcc^
ïjjoïöe ftoattgrc / feoopt een ongeöoren feinb tiaxi nu anöéce bietoaaclift
ftoanger ina^ ,· gaat cp bien tt)b te Uebbeïiogm aï^ betpmetbefetoagi
berljuib ,· Iaat fiel) bat Rinb fo Utinieïife toebjengen / öat be man fcïf anöer^
niet cn tótet oft fijn eigen tifeefci) en &een. 1be Ufcftoepfïcr ban &aac
tof tsföebepepcijanófïtoerïi/ nigtnaUettoacijtinge bctonsj / ont=

feeits

-ocr page 229-

Z14 Vierde Boek.

îicMm öe boerin / Biseerfsna tm Bfnït/ ef

ftntnec^ na Den naam / Doc^ niet fo öiït bait geïö om een te feopen > maaSt^
fe feif; öet een öanccufei / tiet anöet lappen / enô$tûerDc|iofebifcôme£
ttoee UenUngen / aeceeöe toaren altemaai m / en jffisöei: ieniant^
meöeïoetoi toe te tleïïen. ©at tian 't ^toaagopfeec öjocöiurjf t^ öaac th
gen feggen / toaar in fp boo? öe ilegiïtcï^ ooft feif niet üefienöis Um^ ^
tocfiel op be bïoei: met anöere om^nbigöföen aï^ enet Hcairnib^oto / toa^
Ijaac toeinig ftiinfi te mafeen. ^at feggen / öatfe teïften^ ober ftarfη tgii
ging/ bja^maacomöemilfetaamfcöijntegeben. 3^oit|b3aagtmenl)oe
öe b|obj Dan fo beeï- fmaaööeiD^ îîaar om iijoen toilöe : f? IjaöDe 't toerfe oef
gojï / en Dacöt niet Dat ijet Ijaat Du^ bjofïec opïtomen foube. ^u moefi fp
baar lip bï^iben/ omaï^aaciebenlang / gecnalgemeenefpottejgn / ge^
ïghjc tijöïang toa^ geteefï.

XXVII. H O O F D s T U Κ.

De Reghtsplegingen gehouden op 't begin deti^eiormatie iiî de
! Nederlanden pver Toverye, zyn na reghc en reden niet gèwecft,

1. X_i#eb3eï be Ji^eberïanben tfcôcrtôctaffîeïïenbe^^an^bomâ/
■^raet m îgn gefuibecû ban öe öoïïngmïietfelf^btiangcïiöeöe

(gtoberpe; nocijtan^beeneemtmentffûertDat berD?anûen ban genaambe
(Caberejfen fo niet meer. ^eïf ooit Dat öeel bat paafil) i^ / icöant tjct af-
'geleeröteïïebbéatfeÖeribie.becfoepeliiïemcitïfijen-mooj& gepïeegö aati ûe
beïpDer^ban bebjaar&eiö binnen Doe ©anöoifcn noemöe; op booigebcii
öatfe toardt toberaar^ / tot ?IItcecï)t inDejaren 1459/14Ó0/ i46i.bjaai:
ban De óiftocie te ïefen ii aeötec 't boeft ban ©einï)oïö ^c^ott. îl^ant iscc^
tig jaren na Dien tpö öe bonnifTen / Der ®oberce^jtcr^ ni ^Inquifitenr^ b)»
't f arïement ban parg^ bernietigD 5gn / en o'obeciecbenbe ï^-göter^ ooè
gefïraft.· .ïBcrtbinö nócljtan^ noc^ oberbïijffeïenDc^ J^au^born^bien aan^^^
gaanöe tot öen late 1595. betonenbe bat niet aïïeen gemcene ïSigfitbanfeen/
maar feïf De ]|oben ban^n^itiebanï^oïïanD en't ^ticötatrccöt metöefeu
j^urùeefemsônbefmettgebieelïî öoebjeïbpbontüiibanüen ^ogen iïaöe
IÎ 9 j. i^ gebfeften / batmen Daar met meer omHi^tiglïeib begon te toerit
te
gaan. faï tot blijft ban '£ een en anDer ôtet bertorim feher boinii^ obec
/Coberpctot ^cijoonftoben uitgefpjofeen / ben 18. iP^ec. 1^91· öaama Deii
ini)onb Der ïïegijti>pïeegingen tot Htredjt 159 5. en ten ïaat)cen 'ji Hof^ fen;=
tentiebernieti^bpDen^ogenjöaöein ^oïlanb
m9j. bogï) ift en bjii niet
meet ban 't noöigfïe Daar uittref$&ni/ omiiierinniet^te iatigcesijrt; fo
beeïnocbtan^/ al^ tot een leebenDig getuigenis iianfîceïîlien bet obcrgco^
te ötoaafïïeib ban Dien tgb. .

2. ^n'tbonni^ban'tgereg&ttot^eöoonïiobert binö ife beffe l^fö-
befcöuibiflmgen / Die fefeerc
Marritjeii Adriaans oud 70, jaren buitenb^odeii

• „ van

-ocr page 230-

ζΐ4ί Vierde Boek.

hmm namaaï^iîet&cbîos§. ^u tt boccüi / Besecrfffna em Bfnö/ ef
immcc^ im Den naam / ΰοφ niet fo öife ban geïö om ecu κ ïtopeti / maaBts
fe felf j öet een öanreufci / Ijet anöec lappen / cnôstûerDcfiûfebifcÔmet
ttîjce beuuugeu / anrecöe toarcn aitemaal in tjiü^ / cn fcttiöo: iemsnt^
meöetocten toe te fileïien, ïi^ac ban 't ^toaagïJpfeec bjocbtoijif ig Ijaar ch
gen feggen / toaar in fp »oo? öe i^cgfïtec^ ooft fèifniet Uefienbig to^ ^
tarfïeïop öe tiïoei: met anöece omfiaifiiii^eöeH ai0 ente ïtcaamUioVa / toâ^
ÖaarïDdnisfeimfi te maften, ^atfegijen/ öatfetelften^oiser ijaren t^ö
ging / lua^ maar om öe mi^fetaam fcöijn te pben. bjaaatmen i)oe,
öe b?otti Dan fo beeï fmaaöijeiö^ öaar om lijûen taiiöe : fp IjaöDe 't taecft
öoïï / en öact}t niet öat ijet öaar öu^ bipfici: opftomen foube. ^u mocft fp
baac&pbïptien/ omaïöaacicöenïang/ geenalgemeenefpottejgn / ges
ïijftfc men tijöiang toa^geteefi.

XXVII. H O O F D s T U Κ.

De Reghtsplegingen gehouden op 't begin derReformaticirtde
' Nederlanden oyer ToVerye, zyn na reght en reden nietgèwecft,

§. I. T_r #etoeï te jf^ebeclan&en tfeöert ^etaf (ïeïïenöe^ |)au^isom#/
•^Araet en 50" sefuibecô ban Dc öoiinöenöelleïf^üeiangcniïe üe
/Stobecne; nocötan^becneenitnientfeöertbaï berôjanûen ban genaamöe
(Cobereflen fo niet meer. ^cïf ooft bat beel. bat paafiij ü / fc&iint Ijct af-
■geleerbteöebbéatfebertöiebecfüepeïiftenïcïïfcljm-moojö gepïeegö aan be
beïpber^ban bebjaarijeib binnen boe Bauboifen noembe,· op boojgebe»
öatfe toaren toberaac^ / tot fCtcecïjt inbejaren i^^o/i^óo/ nór.üjaac
ban be fiifïocie te iefen ip açïîtec 't boeft ban îSeinôoïb ^c^otc, ^ant beci
tig jacen na bien tgb be bonniffen / bec Cobecce^jter^ en fjngutit.tenc^ Up
't parlement ban ^arg^ becnietigb ^n / en o'obecieebenbe ï^egötecé ooft
grfïraft.· .E^cn binb nocfitan^ noci) ober&ïijffeïen bc^ ^an^bprn^ bien aan^^^
gaanbe tot ben jâce 15^9 î . betonenbe bat niet aïïeen gemcene fâegôtbanftea/
maac feïf be ^oben bin^îugttiebanî^olïanb en't ^tic^tHtcecgt mec öefen
fîîircbeeffemsijnEïefmettgebjeefiî öo^ri&pöomü^ ban ben i^ogen iîaiii
iî9}.i^gebïeften/ batmen baar met meecomiigijtigljeib begon te toerft te
gaan. faï tot bïgftban
-t een en anber &tec bertoncn fefter bonni^ obec
(Coberpetot ^ciioon^oben uitgefpioften / ben 18. i^ec. 1^91. baama be»
inôowbber ïîegïjt^pleegingen tot ötredjt 159 s. en ten iaat)ten'p i|of^ fen;=
tentiebernietigbbpben^ogenïiabein ^olianb is9j. bogö ift en bjiï niet
meer ban 't nobigfïe baar uittreftften/ om fiier in niet^ te ïang ce sijn; fa
beeïnocijtan^/ al^ tot een leebenbtg getuigenis ftanfirefeften ber obecgcos
te Dtoaaf öeiö ban bien tgb.

α. ^ntbonni^ban'tgœcg&ttot^côoonôobert binö iftbe^ ópofö-
ftefcljuibigingen / bie fefeecc
Marritjen Adriaans Qud 70, jaren buiten b^nde»

,,Vaii

-ocr page 231-

XXVri. Hoofdstuk.

vanyfere&riebenïjceft/ öaiï)aai'Dc©iubd öcfft boen berfaïtm /
cenliuhsoub^infciîijn/ öat naöeröanömiimöcL-üichbeïanöC'ciïc / ai^
'ttoarcojjtcoüjgegcum/ öaatbïecfcbcïiftlïf^^nb / empottje mctio^
», UecfaïUe gesctorn / bcrfclctóene menfc^Êtibetoterö öaübe ί

^at tjaai' U tjpmib t' Mttrecljt Φ nacöt^ uit Den fïaap opgcnomm / e»
», naBianenijfctïocrböaöbe/ öaarfciicrelCöiiaanEtcmct^iebetaöeraï;
„ niDoeöaactoebcTonina^trfrfKböcröü.

fp nocö feé anöcrm betaüecb ôceft / fo metbte fafóc / aM met anbe=:
xt bingeiu Φηΰευ bcfcn jgubec ttoce öaac fn niet^ tm sebaan ïjccft ; uiaac
fT^fleïoofö/ batopöaarfpjeïienofaanraöeiï/ öi'^uiüd'ttoccft

/ om gctoojgö/ ra öanücc-
faianbtetoojbeii/ ben i8. ^aemtici·. i ïpt. ^ic^uMtcnDu^maai: blm-·
ïiftUecöaaib/ Beijmiion^gnïoegötesijn/ oinuïton^friöete&cgippeii/
Dat Ü0CÏ eecöitbc^je üaii 7o,ïarcn öccft geDabomb cn gcfuft öet gene fy Daac
in Deiebcn ïjeeft ; Dan bat toybicoubtoiiffctjcfabeifngdoUentuubcn/ fa
feinberact)tig cn fo fott / bat flcö ccn top"man 't ïefcn fcöamen moet.

§■ ïiantoöericgtcinpferifïcucn/ îœaifrtîijnôantDaatôeiû/ öatrm
lj?otonicnfclï nooit te Oorcn gehoord geweeft ( fafpooii onbct anbjrrcn öecs
fetaact)|ïcö in ben oabecboui
ban 70. jaren nocD aan ben ^uiud fai Met-
gangen ; ôanVDimfcbjeiil
)ûû?goub o^itbing i» ^etoaacbe ban fum enen
trobjpenning^abbefpbiiUîfnfcïîcnnoclîtodÎiûimen geiben : ten minfïen
by
Michielöm kuiper borï/ met Uïdiicn fp bdeeb / batfe een maand lang
onecht huis gehouden
j^abbe. 23efanbet bebenltdïït / öatonbec anberen
banïjaargefeibiiï/ bat fp ten ty de
als ie gevangen wierde, enen jongen bp
Ijaat flaânbe / bïoteliife
aanroerende fcibe/ gaat gy henen 5 waarna ftaat gy en
luiitert ien
M een τ dan , datde vyand doe denfei ven jongen door haar heeft
betoverd gehad,
^u^ beefifeXsan OOÏÎ rnaac gemeend, of fp Ôecfret tud
geb^oomo/ (toantfy flicp jöatïïaai-befeïbcBïianb'^nacijt^iïanütreeöi
na ©ianm / en tijeecom / berboerbe. ^ace eigene meeninge / en bie ban
fee ïlcgijter^ / |)eeft haac bn^ ben boob gebaan. ^

4.. ©00? aïuiec beter maafetm'tbteijanKtteeöt met get boben ban
bier menfeïjen / en bat binnen bc bi cc jai^i·" na bien tilbbecbJdBeL' cegljtdi-
Se^nfoimatienen^mientienteïerfn fïaanbïa^imün ban Eèetoen / in
]ïine
Batavia llluftrata pag. ipf50«^· enbcin aiie^öifr opuitiïomen/ bat
enen
Volkert Dirxen op 't getuigmifTe ban jljne eigene innoeren ban làf
cn r:?. jaren ttoeemaai gepynigb / eubeniet^ beieöcn ïjebbenbc, Daarna
op't toaiergetiJO?pen ( ôbïinbc ifiegijrer^I ) baar famtt)ö^ D^cef/ en
fomtijb^onbecgittgi nocï}bbenbebpfîînoutïîenum : ten iaatfjen enige
jufienpnt/ boo? aï niet beter ban't ^cöoanïïobcr be^je/ ïjeeft beieben}
aéonber anberen / batöpineene tooïf beranöerb / anbere luiben bee|ïen
boob gebeten öabbe. ^ï 't oberige i^ ban ben fdf ben flagï}^ fïaat
toei aan te merken / batbefemenfebcnaïieingebaantebantooiben'tbee
gebeeten hebben / ontrent fcer^foo?t enöe aan be^dnbje/ baar geen
iöoibengebïeïï5an j maarniet een befcijirtbigb/fui); aanbefespDetjer^

<et* bjaart^

(^17)

I η

Ι"!

-ocr page 232-

(ilΒ) Vierde- Boek.

teaari^ aan / tîaarfc niet en5911 jebann te ftcbbm. fiirncïofe fot^fife/
Daatiii't toûiUi-nïanômî^îmbofiiocljanmfntaoïf 0cöetm Dat
ontmnïff!)ïe bccfïcn / cn geen taacc Vuaïbfn 5ριι geüjeefï.

§ jSofiuani! rn ijfcftnicn «iet aWcm fejaarbe menfdjcn maatooït
fiinbrrni oin tobcrji gefïraft. JBant Dit 5ijn ö'aantcïieninsen ïie^ gcniel-
Dmfchjptocr^'/pag. ïoi.

l^oïhÉrt 15ir)iciï0e^]cerutcprbmctöcn faiereöm i ^ug. » ΐ9ί·

Heffel Folkcrt ( feïtiEU föOlï ; oud ontrent 1-4 jaren, infight genomen heb-
bende op fijne jonkheid , is gecondemneerd dat hy gevangen gebraght fal
wosden ter plaatfe daar Hendrikje Folkers fijn fufler en Marge Barten met
vyere geltraft fi-iUen wei den : het welke gedaan zynde , dat hy gevangen
ii ïarnailrengelik gegeeifeld fal· werden.fijlx dat bloed daar na volge, en'tfelve
gedaan, gevankelyK gefteld fal werden in Fiole op den buiie van Hafenberir ;
eiide aldaar bi y ven,ter ty d en wyle anders by den Hove geordineerd fal wsrdé.

HmJnkje FoJkerr ûor|)teî: / 811017 jarcii gciicccuïcfsö nietbm bifre.

DnkFolkerif (öubS.l'aïm/ pHQ. jο j .J defelfde fententie als fijn broe-
der
Hl iTelvoorfchre ven.

Dc!i i6 Jul, ï:ï 5if. Βulk\ oud Ontrent . jaren, geëxecuteerd met

den vicrcv

Den I, Atig, t 6y>bert fe/fem ( fijn oubcrbooii^ niet aatigtiehenb)
defelfde fentehtie als HeOel en Dirk fijne breeders.

Marge Bat-ten , huisvrow van Antoni Bulk geexecuteerd met den viere.

^.iet Daac ttufc pacen 't cc»c maH cn ü?oto / m 't anöec Uaöec rn bocijtcr
enj genaamöi' ®üürr|ï bcrti?anb / cn b?!f «sniofde beccen joagm^/baai; οπί
ifn ban
8. jaren/ tot blocbfïï^'iocgegcefeïö/ cnDannocljgebangai;
na öai fp fcril noïi) ijarc cignie fufiert/ ernions btoitje ban jpa? 17. iarrn.
ftcbbrn n^afïm flmbfrbjanDcniioo? fjtUîne bjai? gcuobe baac

Öe bn3eioüi0i)rt5nort}infi#c tae^

§. 6. Veel beter en reghtfinniger ( frg rft i}ier met ban ïmibjcnó figcn :
lbOÖ|Den
j was'tgewijfdevaBdeïi Hogen Rade in Hollajïd. vanden 8. Juny
1^9·^. waar by feker wwspcrfoon van Schiedam in cas van pni:g.e, jegensfce-
tightinge vanToveryby den Hove van Holland ter toriure gecondetnneerd
zijnde, uit de hechtenis is omgeilagen, de fententie van deo Hove van Hol-
land IS te nieïe gedaan , çn de Bailïüw gecondemneerd in de koflen,
'i Bw?naanifie bat ih tnôatebcfcôtiïbîgingcniefe/ i^/ dat aangemerkt was,
dat fy op fekeren tijd met een rijsjen in't water geipeeld hadde, aan 't fchip
van enen Kornelis Kornelifz. ; waarna'c voorfchreven fchip't zeil gegaan
zijnde, was in zee gebleven en vergaai, ^iö'tniftcenftcagtïii^gcbolg:
öte goebp bjolu tot ijarm ongeïufthc op't qtîabç bjomb grraafet bani^obctia/
Ijceft met een cijéhe» aan bat fcDtp gcfpeeïb / aan fanb ; fo ii fp b'ooifaaô
Dan Dat ï)et berging op ^ee. j^ocö fc&oonber ; tefebiotaijabcni^niet.
«ocö b?ie anbere in een gefeïfciiap
met hare refpedlive wryers, ( toefföDe
bcï^ in menfcöen fcöü" ) hand aan hand gedanft ,· d' eene d'andere fierde.
m§arvooraüdereperioneooiifightbaarzijnde; doofkriight van feker kruki

{IjiJC-^

-ocr page 233-

XX ν I π. Ho ο F ρ s τ υ ¥u

n'A

fl)Of&anf0 in be toearcïb η iet en fi§)'t\velk' iV van den Satan onmngen bad-
den.
i®aïöut^tu/ ï}abbe|^o0c iïaaD gem tebm / ùtfe arme

t^oulaeljanbcn pönöaufi aftcgoubcn / biebu^ befcöulöi0b toa^ toan bm^
een öie fo mal tiêcbicijt / pïat uit önmogdijft en tegen be jdatuce i
^cijtan^ niet toeet / of gaar be pijnbanfe niet ijab uitgc pecfl öct felf nocif
te bcïpbcn / en bu^ boo? nii^nioebigljeib ijaar feif aan fulfeen fcöanbelifeen ca
fcöjiftiteïiften boob te öeïpen. SBant in b' nitbieibinge ban 't Uonni^ biub
ift tefeenen ban enige ftnaatmoebigfieib / bieöaarbptoyïenbebetcggen/
batfe toap in grotm (Irijö / inbien ban öace f toaiihc finnen
meer gefoiceccb
toierben / iiröt jftonnenfe tot inbeeïbinge öeïUsïlen / ijan iet geöaan te öe^^
-ben bat nimmec ban Îîaar toa^ bebacj^t.

XXVUL HOOFDSTUK.

Voor tachtig jaren wierd in Deneraarken als ongemeenc fware to-
very geftraft:, waar van't bewijs, na de redenonderfochtook
niet en deugt,

§. I. A a:i#Mtinbe j|ebe«aribm|îetIif&t&cr^efa?matiebenneM

^bccoubeboïiiraenban^obecp üan bc CJegtjtbanften opgcijc^cn
Ôffft; nociïtan^in^cneniarften/ ^taeben/ ©«itfcölanb/ «iEngcïanö/
Meeft bic ben #|otc(lanten nocö aï aan j meccoftetnin/ na bat et men.
tciïen
50n bic 't tuedi ηοείι bjpben / enbe b'een ben anbecen gaanbe mahen.
<t^naîi)oeUieïifiwuljaniîegSt^gebingenfîJ|efte/ Ïietioo? en na geijouben
BüHi fomagft ifebaaromnietbecfnjygen/ îiatmpban aanfîendifîe man?
îirn uit Uoo?feiOe ïanben meec ban een^geMaagbt^/ jöofbegecfleUften't
boife in befen bommen toaantierflerften; jbnbet'ttoeïfee be ccg&tspïecgtn-
flfn oöer tobecpe ïic&tcïiiï te flrjten töacen. i^et fal oah blpïicn / uit al 't
Sf ne bat ih
in bit en be ttoee naaflUoïgcnbe ftapittefen bermclöcn töil / ban
öiecgelpfte ïjanbeiingen inijooire«öe ïanben tjaajgebaiïen, bat i)etbe ^afio-
censgngetoee^/ biefïcöboöen anbccenÏnbefaïienmengben ·, en be mfn=
fcften öielpen i« i)et biwc. ^fe fal ïïicr in bit ^oof bfïufe fitïv in 5^enemac?
ïïen tonen
/ en't naafie „^toeeöen enbe Vomeren befïen / en ban ten laat=
fien igngeïanb. . , .

§. i. 5^e?&eeiJrcöeÓiftoiei)eefte«i^eenrciii)ect/ bic mp bm inöouö
Ijaö öerteib/ «it fijne lanb taaï in't Eatijn boen oberfetten / fa
öï^befelbcbpBan^aleni^gebjnfet/ raetbefentptel: Energumem coagi-
enjesy fiveAiimirabiUfBiJiwa de iorrenda Cacodemotiixte^^ bat i^/ de
Beietenen van Kö^,üfte wonderlike Hiftorie van defchrikkelikeverfoekinge
des Duivels,
enf. ^efeïbefijnbeeecfl befcö?eiïm taan Johannes Brunfman,
Redor der fcho etot Hedow
, bm S^efcï aangepjefen toojb/boojöe öetfïïa=
ïinge ban
Janus Birkerode, den eeriten Proiellor der Theologie tot Kopen»·
hagen
1674, tAt feit/ dat by daar niets in vind het gene toet de goddelike
" Ce* ζ fckrif-

-ocr page 234-

ζΐ4ί Vierde Boek.

fcbriften ftrydig zy ; maar eer, dat alles wat daar inne van den Duivel en des-
felven bofe werken word geleerd, door defe en andere exempelen bcveftigd
■word. En dat dient (
feit ; tot verraaninge den ongelovigen, dat fy de fe-
kereen
veylieieomftandighe'deniulker hiftorien wel overwegen,· en bemeE-
ken, datie /elf ook door Ichijnbare ondervindinge tot die waarheid geleid
wórden , die in de heilige Scbrifture ons word voorgefteld. 3}^pfuHrnni|
ijaafïricti/ oföatfDi^. ^ie veilige fekerheid, aïfog^noctîiîi ban Dfn^iOs
fctTo?/ brfïaatinecntoccöaaïbanccneöjüto^'pei-fooii / in tnclfen: ôiii^ ö€
faïien 5ö« scöfurö ; cnboojt^ in ene bccöecc öetftïaringe baat af öooi ben
boojfeiocn 25?unfnian uit öe (tu&Hen ojp
't ^rab^ui^ Beruftenbe
bp een gefielb : ban toeliten een getuigenis Der tnagifïraat öe^ |aar^ »
boo? aan fïaat/ toctïï!acenöc öat befe fluïïfeen toaarïife uit öun piotoftoï ges
teoiifecn 5tjn.
't ©erijaaï bceï te ïang om öier geijeei te flcHcn : iup fuüea
ban brn iuijoub fitcfiS bejien ban 't geneboo? be ©^ote ban 'r ïjui^ uit eigene
onöecbinbinge i^ opgeftelö ; baar na bat ban ben Seeto^ uit ijet ^lotecoi.

3. (Catïüöge/ ftebeïjm op ^eeïanb / aanöesee/ bntiTut bier urm
gaan^ ban ïtopmöabcn / Voaienin öe jaren 1601. en i6oi. ttoee of öjie
bjoubjen ober öe):ecp becb?anb/en anöece nocö op Dat tooo^b ©etoeïfte in
't
jaar 1607, of idog. ^etfelfbe torrft metonbecïingen caaöfïagijpïeegben in
Öet ijui^ ban enen ^oanne^ SBacfe^cc /ftoopman : eecfï aan fpne iunöeren/
boe aan i)em feif en einDeïiït noctïbJdïcromaanfïjnehinbecen: inbefec
boegen/ aïiSifttotbefonbeceöoofbfiuiïiienbec&ojtöeiÖ ïjalben »u bctcefts
feenfaï.

„ Ï©at ïicijte fpofeecp ging met be ïiinbecen/be bienfhnaagb / en be bjota
,, boo? af ; f|ï een afgcjifeiiiie paöbc fagi) j Die dp
't aanlop»n ban öaac boïfe
„ inöw^beeötoeen.

„ €en bocljtectje ontrent 8. jaren ouïi/bïierb booj een nacôtgefîgïit beç?
„ fci)?»ïtt/ enraalitcïenötgaanijetqupnen ; öoc^ ijaafl ijerficii). ^αακ
„ op ging Söarfeöer fpUfS ijanüei? toiüe em^ na ®uitfeóianö toe.

„ '#ae in |ljn afjijii bjiecbfijnfufîcr^foon/ bn öemtoooaaeöïig/ een
„ jongeling ban 16. jaren/ ftarb betoberb: fuï): ijp beöalben fctir onge:=
toone en toerbaariifee betoeegingen fiju^ iiröaami en öcc ïeben ttoee eiien
Boog toicrbbanberaarbeopgeöeben/ en butaan be foïber öangenöe/
toa0 njet geen ïiragijt ora iaag te trehfeen.
„ |l^enl(>ao?tbeB^uibeïmeti)em fpjeften/ na fijn feggen : een buuc
feer D^afi ontfïefeen / feit ÖP öat be byanb öem ijeeft uitbenôaï^ge^s
ίμΐάϊ0,

^^itfdbelîp/ moefî&p nu ïpben/ ombatbe^uibeltoierbbeïett ban
„ Saarfeöer felf te pïagen.
„ ^etoeihet'ïjut^geftomenjijnbe/ fotoieröinaïïefotften/ in en rotïi
bom ïiögcen in öui^ ge&eöen : en ooft gebafi ban menfelj en bee.
„ ^^eS^uibelfpooïitbafïinberfrófiöenegeüaanten; ban raben / gan^
„ fen/ menfeöcn/ enbantbjee^afïorcn/ bienocöïeefben : öoe αί^ί een
„ ï^^pmaw,· mïöeiengeïijHmiöojibüffbJtjn,

»»

9'

η

-ocr page 235-

XX vni. H ο β Γ D s T U κ. ("Ο

,. boojfeitfîjneasiifiaanbetoïorfïrtgeî mfteltfi^

„ tHffcijm ödöen ηοφ deiiûig aan». laatfienfeitto;napi)^elljcc=
ïofi te 3tjn / &iïii)ft ûen O^uitieï / en eeefr Dfiw ftjnaffçijeiô .· rtilttûè
„ banbmeittocemoaïïtïicn^ngdioc/ Denfdijeti öatóeiiae j ftoetoeï ijan
» niematiö ^uiljri nodjte Cngcï toierö gffiCH.

„ §. 4· ^οε gins met ^giaifcörcfdföctïpbm aan, ©an eïf tot ttoee
„ urcn iijai§ nacljt^ en baagöé in ö'grootfle bangigÖeiöjDie ί}ρ tierfeiaac=
„ öe öat öem öan öen ^niöel quaiix ; eiiöe iagiï öemaï^ een fafe niet feacen
,, opfÏjnïtïf. : ,

„ ©e Dienfimaagb fïet een mcmfïet aï#een aap ,· en ö'ion^&oeótetr
„ feomtfeecôntfielbgelopen/ booj'tgefig&te/ fobet feibe een^ bectjaac;=
-, ïiïieiitnan^/ bieijaatnafette.

„ ^e ïaat pïegijtige gebeben boen/ fch?i)Ttbaacomb?ieijenaau
„ becfcöeibmepafioccn/ Baar entrent.· teifïfeïfDaarom na jl^ojbecup/
„ met enrn toagen / bie op be toeberctm reife niet tioojttoilbe. elf
„ rmonbeÈtofge/ |^o?öermfcl|eninbeboomcn/fagï)ict^a¥«WHtiKen
„ rijfen/ en metrencrafen; quamt'öui^ tPteennutinbeinacöt»

„ naeótbptöaar op'tljeb ene ratte/ foal^'tfcôeen/ in enen i^in?
„ gcc / foiiDec Quetfen maar toa^ ene maanb lang niet te roeren noeft te be^
„ toegen. ^eg nac|)t#baac aan toa^ 't op &ct bebbe onb?aagli& ijeet
î
en 't anberïaHen Dieijt met rotten feeuteïen bebeitt.
„ mn bagö baarna öe raan geïegb tot fïapm ; toa?b uit ijet beb en fta^
„ mecïangbermifïj eneinbeïiïiin een Mein ftameriten gebonben / bcer^
„ Uhïïermenbe.

„ ^e bicrbe nacijt baar aan fp?ingt een beröaarïifee ratte (battoa^be
„ ^iutid/ ffeitbebiatöjöiïïjenop'tbeöbe/ enbeet een fiuftuitb'onöer?
,, peuiutoe/ batbebeetenboofbe ftamcc (toben.
Wech vervloekte
„ enf. fdbeiSarfcóo:; en öe^uibdquara baarna niet meer.

§. 5. ïlier öber <©1:^ in befeerïicn sgnbeae&anfet: o»tganbeenba=
„ fee quaaö. Cen foontjc in fÏiuncsenöe jaar toietöüan ene ongemeene
„ qudiingebebanscn: toaaroî3a
'fdieremee|rcreîTeraab geb?aagb / Uer:?
„ feiaarDebatijetUtn&befetenma^; en ballet buiten burig bibDen niet te
ïïeipenöJa^.

M 't a^ierb met fijn Bds ontrent ibjceenenóoog en ojfi en neer geboerb,·
„ baacafgefett/ ôpfîmijoofôfîaaniîe,· boojt^opbefaïber/ opöenöout=
öeop/ en oUcc'ttulTciïmfcöutfdiiibe^ buurman^ ijui^gefmeten.
„ ^e^^uibdïiepinteDmiöaneenïileintteïïïenoüec'tfemb / troftfïjne
„ ïeöcnbpftertfamen; ïtnoiöeai^eenbecften/ ïttaaiöeaï^ een Baan/ en
„ bïafteatóeenfjonb.
„ €eiï^Öabl)pai^bemoebcrinbefeerftbja^ / infc&tjnban bemoebec ;
't ftino met fijne eigene fcipenen jammeciiii gejïagcn. ^p^alft naöecöanö
I, irittjcni/ mfeibeöat&p'tljaïigebaan.
» m bîiefcïîteonbet 't fgiscn ban ben f faïm/geïP empeecb; fpoos

λ

-ocr page 236-

»»

Vierde Boek.

îjnni ï^aöft inöctaangcfigiitj cnffttcfijneiïïocöfcbïote ttieffm dï? ïtt
boifl r Die op ïjct noemen öan öen name^efii^ bWen.
»» ^PfP^afttietfcfieiöfnfbtnsOT/ flcïJÖouöcnïïe/ aï^ofïjptpacn fijnen
Vmlleöo0?be|)0);mmiisi£fein& 3Êti»nöent0ace/ bie eecfl s^fïï^öft moefleH
jijn / eer öp baat uit feon baren i niet tocetcnöe nocijtan^ toanneec.
„ ^icc pp geeft ^acffcöer i bocô be en fföiyft niet aan/ toat jïehtc/
nocivöae iang ban buiit.

„ §. 6. ûuiS öan toeöutoe / iaat fici} öooierten&ioutoetCcifttnet
beu toagen
emg na ï|aacïof öoecen / ben of^afiao? bet plaat^
om fcöüïO te ujancH. toojb op toeslj fo mi^git / batfe ban be toagen
moet. 30ÎÏ na een öaïf tJia;enöecl ban ene ure tuebecom op ben toagen/
maar en fagij bien niet. ïiomt aan een toatertje / en toü baar boo^ gaan/
(aoööarfcïiinberen bcbe^enbe ; mit^ fietfe / na Daar bunfeen/ ttoee
ïtraaijen ftoinen bïiegen ; tnaar nabec &p/ fagö bat öet beibe peerben toa?
reii niet ben toagen. ©e boerman öab öaat ooft gefoeijt / bie^ meiuf
ûe»iiî bat 6eib0ban bejs ^atan bup bebiogen toaren. pstïbeti t toa«
terije^eÉiimifîcsït/ «laactoenöeH-geeuni gtenb. ^o ljab 0aar ^c-

,. ^e bofS^ 0tifl öab eer 't geftomen toaren / boo? 't ïtinb gefpjos
hen/ bat&iîBettîûebertti(ïîen fc^ïiii öaö aanaejaasö : en maar beiett
toa^ ban
dien groten man. ( <©00 fogetooouiife uosmcnDe) bat ôpfeniet
in't toatét öom berbjiiihcn·

,, €en atito ïogOt«a ïiapenijagen / met ben baajfeiben bjöutoer/ bieï/
na booigaanbe ïfejeigingc be^ ^uiüeïjS / aï foftoaar / öe peeröen fc&mnii
befeten/ tn bi toagen liep ronbom/ aïtoatbaaroptoa^/ fio^ttebaaraf
en beöoenber^bfcgcn ober 't beïb. boetmanmifieftjnen öaberfaft:
bietoeergebonûen ôemfoftoaar om blagen bieï/ öat tjp geïoofbe baar
ben^uibeïinteïjebben, (^atmoefigeenlicljte^uibei/ of ben ijabec
baar te ïanöe ïicöter ban be^^uibeïsijn. g^tentoeberiiaïenbe/ b^oeg
bien fo ftoaar. to.aten toei i ο. uren onöec toege / bat anöer^ maar
bier mijlen i^.

„ 7. ^u^ toierbbeb?otottoee jaren na ■ ^ man^ boob gepïaagb : in
toelfier fiaat Ifaar eai ber pjebiftanten beeïbefocljt. ^e ^^uibeï/fpie-
iîeiîbebooi'tfeînb/ DeïilaagbefieD baat ober tegen j^eni/ en tegen bege^
Oeben bie Ö^Oebe.
Ik fat van dage, (feibeïjp den naad van uwen man-
tel : maar doe gy voor dit kind begon te bidden, vieliktefchandelijk , ge-
lijk een Duivel, als ik ben.
^e goebe ^jtefïec |}tec boo? moebig/fp^eeftt
ijemtoe/ en toiibat ïjp ban baar faï gaan.
Hyfeit, ik fai, wanneer't
diengroten man belieft. iBaat aï^bepjcbifeerficgonStatijntefpjefeen/
fo feibe befe ^eenfefte '©uibeï/
dat hy lijn boofd en fijn verltand met geen
Latijn wilde breken, l^p toübe bp ben ^^ebifeant tega^/ en tot^oat ög
gebjaab aan't buur öabbe/ enfoboo?t?.
„ ^ocö baar biel ban bat gafïmaaï niet: fft^arentoeïtefe&eiöfn'
einbeïiftberlietbe^uibertfetnb/ en 't ganfcöe öttï# toa^ toebecomfa

>>
>>


»»

>>
>>

it

η

η

-ocr page 237-

XX vin. Mo- OF D^s τ υ κ.

-zW Κ

t)jt> bûsi fpooft aïö 't ooit te bor f η tan^ g?toecjî.

§. bjoto tbcpt tcn boo^firn / en nocö febm ofacï)tpicöfe
ftantcii tût getuigen / bat i)et aïïc^ ϊυααε ié. ^ât tacet «^iab : maar ùcfe.
tnenfcijea toeten meet niet ban Dat fu
boo? 'i IfiiJiö en 't gaïifcije ôiiii? S^eöen

raaanöeiï / feitfe / in ïijn fjuL^seliab: toanneecljpbiiitcnttoijfeiiinei
genen ö^eft bat öetfïfïï toa^ ; maar fpmeïöniet/ bat öf |W iet^ ban öie
^ohetybet-nomeni]eeft, 'Ei\xiatfoDanberteït/ na bffl becfïanb aïfo
gefcöieb ; maat bat||et niet op't ijcfi aefieïö toa^ / en fp / ingenomen met
boiijoaitiecïban Uçiîspt te5pn / afe' uit öen aanbang 3 · ^n 4- temerheu
i$ ;
becbeeïbe be fafeenergcc ban fu baami; niet anöet^ tofetenbe nocïi=:
tang aft toa^âïliî. ^eaefeï^ île ijlt iJ^ofbfiuh befc^ öae?; 3/ 7/
10.
i^ftgencf^§.d.banbietbjeeio3i)tenmetbentoagenfcij|ijft / geeft ftïaau
gcnoegötehemmi/ bat öegofbeb|otogeengoeb geb^uiii ban öace finnen
^aöüe : bieboojeentoatertoiibegaanalVöaacbetoisÖ beoï bp ïagö ; bat
miincnbenoi1)ieiioo?\i)«&m/ toaac toefpSareiifefbereu f^ojttc; enecï)i
ter tc bcrö?in&eïi/ öaee fttnöereii
ül$ ftogetoi ban bieooit meec te flra/ mn
<00b bebeeïenöe : bic peerben baacfe ffelf na üinfagïïig· niscii-biïo^ itraawen
aanïagÖ / baarfc nttt na fag|ï. <ï5n fö be b?outoer meenbe bat be ^uibeï
biag in fijnen faft / ^et toag om bat óp öem boeö in bei}ecf?en^fat,

9. à>icït mi prtjiernebfné /bit ïiebe neefje baar is
ïïampcn feenbe / ofEobun ; toâar ban bcp^oebe in't X. en Xi. Joofbfïtih
ïégefien; eiïiebeL fegmptocij/ toatl&eeftfjutoanbetïpgeïebgö / bai Öï»·
iuet en hoöèe öoenl f^ien't be ^uibeï toaj^/Die mei of booj |)era fmafe, bat
teaë
fïin ff0gcn fo : bocD eigentïift/tuie fagô baar aîtberen ^uibfI ban öem

luclfïaan: Î)ctvi3ii?i (alfmeec&ctGoubj be ïionft cn Ijanbeï ber buirifpici
}mp ΙΐώίίΓΠ ïjier in bcr ^iaïicnen €>ub-bjputot'n öui^ een brge-

Ïjpït oiïö bf^je ηοφ booîïeben jaac gfi)àb ; öte fp^aft met enen Dien fp
clKmnofmbein^aar beb/ m'tbja^onmegeïifeteöOMUbatfn feif bie Uei^
bïtïfpe fiennnen maafete. ©at Dao? be oefeïjing / baar be befonbete ge^
0c,ibij£ib ban be bojll en i^eekn bcei toe öeïpt. ^ ijeùbe enen pjebifeant ge-
ïifnD/ bie in befïmisrn of termpneîî boe öp Mein toa^ niet aUeen berhreu?
pib/ maar ooïifc ban uitfp?aaiitoa^getoo?ben; bat öp toeï enen Ijagen
^Ê ifcantfToeg/ maar fcî)idtitbJd op enen ïagen ba^ ; ganfil) fonber ηφ
fcijen «iaat. €11 tfjceft nipiïoe een jongeïing nocö jijnDe / meer ban een^
bir|i1i?iKl ; aï ebrn
m\0J ofjeinaKttKffiljrivbriöen f^jaii bic nieten toirra
öf ftàîi 00& te tMerfeen,/ baf.be gnaiït bn^geebcη ^^iefïer öeeft gc^
fopt / taneer jp firij quanfbjy^ fa φΐαϊίίι ïjielö / batöPfoïiraigötig,
baö.. -

jo. ©anS^arfcijctfeïfenbjojb niet fcnberïing# öfmeïb / ibaariUt^
6iöenl^n-ban ccn ianbtoftU baikaton : alieeu öat ÏKt fs be=

- ~ greep/

-ocr page 238-

1

('XI4) ί: Vierde Boek.

gmjp/ cninbcjpïaat^banbïotdiïtop^obtefîm/ (lirtlce& aanmmfcljm
forîjt te to|cftcn / en bat onnofei bjolôbûïiî te boen iiecUen- fy onoofcl
koaccn/ tîlptuttaUe^toatDeï5ecto?uitôepiotocoïïen fcMft ♦ mi^öa-
ömi)enboo?öegi}t«]c0en0ct«igeaop0eïegö/ ontfcôuïbi0en ί)εή cerfi/ en
|)mined3cnebefteritciîifrefp?eeftti)cnnofï)ôtc^tefeïaarîHrrU?p. il©ant bte
betoont aan aïïe ïtatiten / bat fp nacö rtum fo toeinig aï^ bc rcgiîter^ of
tutgcn ofbefcöiiïDigec^ürcjiorsöen üjat be (Catoeructoa^. ^h faïöcn Eefcc
bit boen fîcn/ boojtDeinigfafenuittetccMîcn/ ban be gene bie DefcÖ?p-
îjer tot betoij^ ban fteaneîiïte tobecpe uit be fïab^ cegifïet^ meïïr.

n. J^ecmtbitöaneerfiï bat feïtere Helena , op den ζψ. van oogft-
maand itio i.raec ene andere vrow in een bofch gegaan, noten op te leien;
enen ftorm ftilde, die hen in 'c opfamelen hinderde, .^iet Öaat Ottl toelIiClî

iie9teûoifaaiî<0oaben§^îôeitaeïaat/ ôefe goôbeiifii magöt om te ge^
bicbenobectocecentoinö; ommetöenbeïbenmaactoat neuten op te fa=
meihï. 4®aar faï eigen ^oon fo icttue^ boen / fo moet fter
eetft op
'tïebcnaanfeomen: toantforiepenfpne'ICpofieïen.
Heere, behoed-ons,
wy vergaan. JÏSatt. 8.·ζ5·
§ . iz ^ojt nu ïïo:é6ra3]^t{0en getuigenis ban 5|an ^röptte / tot be^
bat
Katai ijn de dofemaaktter fefterüh ftan tobccrn. JPauneer ÔP boa
ben/ enfponberôettî gehangen fat : fo öoo?be ijp by nacöt betfebeiöene
menfrïjen met öaar fpjefeen / fijn en grof ban (ïemme ; öiε &n boo^ maten/
foïbeti en berVueiffeil ijenen niet becfïonb.

^p Öeeft ooft feïf beftcnb / bat fp God afgefworen hadde, en met den Dui-
vel
fijn naam) geboeleerd. „ ^u op &at bïpe/ bat
fo becfcöeen&pfomtób^al^teujongeiing/ fom^^
„ toijlenaï^ een jong ftattj'e / en fomtopien tDonba'bpfïecenbetbaarïijft»
'tbpiiggenb^ap öp ceefi feec fiouö / enöaacna ban b^anbig jieet. Ïl^eet
fuifeen baotunienfcè toatfe fei t >

§. 13. JutfcheMarybefeenbefeïf/bateneanberefjej; Jll^acia iSinfberg
„ ïjaaröenmonöDiïÖöctoegeöoubenjbatfenietbefe^nnenfiJube» â»ietbaac
„ öe eene ijfjre meêficr ban be anöece.

„ ^p fciöe berber / bat öefeïbe enen ^uibeïöabbefïeïö / bie tuflTcften
„ bcibenheptbJiflenfaapen/ tuffcÖEnSiaho&ïiuipei; en fijn tbijf. ^iet
,, baat ftoe bat be ^uibeif^ op bec menfc^en öerten toerfeen / en be aïïe fa^
feen fo in öanben Rebben /. batfe bie be|ïiecen tot bat einbe aï^ fn of be gepen
iuiïlen. ^iebjei bitenfet toat baac aïtoetft aanbafi i^/ faï'fjel) ïang be?
caben/ eecijpbatben^uibeïtoebetroutoe.

§. ϊφ. ,?auïîomtbeeigentïiiieCûbecetreban ^an 25acfeiîec boo? bm
bagliî
Janne Τ homas . ^aac ban fïaat bit grtuigeni^ te boefe. Ook, dac
Johanne T'ornas dr. den Duivel by Jan Koopmansi bitbja^meefiin Öe teJans
Öeïing^anSÖacfe&et^ naam) in fijn huis gebraght hadde, en dat daarom,
dat Jan Koopman haar was voorgekonicn in den koop van 't buis daar fy
felf
gading aan gehad hadde.

^ocô nwet in feftet affcöjift ï>e$ becôaaï^ ban b^oto / fïonb

ooft

-ocr page 239-

XXVîîï. H ο ο F D s τ ϋ/κ: (^17)

,, oohnocôïîûe&atbe^atanuîtbmmmibûantfîeïiftinb gefp^joften Saba

„ De / maakte dat myne vrow ( 0f raeetiereile ) johanne Tomas dr. verbrand
werde.
't niet fcOEÏ tt geïetjm / bat be ^uiüd öaa)ï öcfft otn
fijn üoïïi ûu^ qugt te maften / baac ÖP fa'öecï moeite öeeft om aan te
feomeni

^ocö meer. ^at Wnne ^pmon^ aan be beure bet sebangeniffe fïaanbe
ïuifieren/ befdbe'^anneöoo?Defpjeften
.Gyhebtrny in'e verderf gebroght;
gy hebt. my van raijn goed eii winftïberoofd, eninditbyftergatffefmeten.
Wech
, ik en wil niet meer met u te doen htbben, Meefter Laurens (b^e
iDa^ pjeÖïRaui tot/}
faï my wel befcherraen. ftoU bffc ïia Βππε
^pmon^iineiiHnge/ £ci niemant anöer^ ffggcu / öaoöea^ui^rl
Mif-
fcötmoGïttod/ ombatfemccfetc Dat et: ïtmantaanDe beure ftonb.
toog öet
ip / ihaar een getuige / bie in reg&ccn niet befiaat,

„ §. IS· ^naibentïjb tian ijare tjarigcmfTeöaöüefpgegetennocij02·^
„ b^onhen / fofe feiöe. ïBantop ija.-n: fcgge ftomt i)et aan / om bat ijaac
„ öageïpfefpgijenDjanh toieib tocgebjagijt· .ïîfôaac 't Dabbe (ïaat be
η <©uilîeï fo gcïaben / om Darmen tjaar bantoeionfciiuïbfg jouöen foube.
.lOàceïît ίμεκ eerfl / bOnlîefîeuiJtg'aeib br| ; bie-t jîefteïîinbbûec

iiggen; maakt dat Janiie Tomas verbrand werde, en HU fc ÖifC fïtt Om ijeCs
tsjaiibtetoerben/ öaacUao? oîifcfîuibig toiï öoen gouben. Cen anbeeen
fo tîîoet ίΐμ menien bat be ïuiben niet en totten / batöpaifotoeïbeöeyen
fonbcc îfiûjî en bjanli ftan onbecöouben / aï^ (0ob aan .ïBofe^en^lia^
tïccft gcbaan : bec^aïben bmfeenbe / bat fo Slo^anne toaarliïi niet en at cf
bjönh / fp ban toeï een «^ob^ öeiïigc macfï jïjn. 3Bant fa bc bat

ooïi ïtan te Uiegebjengen ; fa moei öet eec tot f^att meerbere beftoareni^ /
ban tot onfcöuiöiginge fïceïiïien ? Îjeb&enDe gemeenfc^ap met ben
ΐεϊ / bie Ijiïar befojgbe bat fv fenbec ginbec ijaiien iîoiîbe.

i6. ^üftaaïenfïaato/ jafattsgnbeboojnaamflebtngmbietotïafïe
ban bic acme ^anne toojben ingebjagljt : im faï 't nocb fcïjoonbec feomen /
aïfo nocô be befcbuïDigiiige fcïf beöjg^ ijan öaren onfcljuïö geöen moet. fïet
^1/65.manöerfocfjt totötecmaaï toe't getuigenis bec boigecu
ÜönÖarenDnfCÏÏKÏb, doch niemant (ÖP en fdt niet wilde maar } durfde iets
tot haar voordeel feggen 5 aïïedï om bat IjetfÓUbe toefen tegen 't vonnis van
den reghter.
ïagij er 't bonniffe ban al / eer aïïe^ toat bel^oojbe tot ber^
anttoooibingc ban öaar gebaan toa^ ; of men fagï) tm minflen bjd
toaar 't ftecn tottbcj bie tegen'i bjobmicnfelj toarcn mogijten fpje-
hm / bie boü? ôaar toaren moefïen ftopgen. Mpt te meet/
aïjö be feflien regöter^ boo? Τ nager eerigöte boo? ben man berbagfii
baart jgnbe / be^ engemcröt beffelben bjoutoe ïjaar boo^ oojfaaft ban^fan
S^arfcôer^ rampen / en aïfa booj tobere^ berhïaarben. Μοφ meer ift/
DatmedraBanghors, ooftomtobcrpberb?anb/öaarbipberfeiaacbe; ttieift
netuiaeniffe aï fabïdbeijooibf boojbe bjoto geöienb te Ijeb&en / aï^ bat ban
"ö'anberen öaartfgen ; fcgoontoeberijgb^booi tobereffe aangefien. ï®ant
SÖnbefeltjeaeïooftow^öism'ttJrMippm/ inaaiombanooHnict in 't ber=
^ fdjoneii.

-ocr page 240-

(χι8) Vierde

fciioum. €n 't peneöotifjj aï ï)ct terlt tc fdjonbc niaaiit / bat feïf
kjoïïaat Daac uit ^efc^iiöm / bcnfciacn 23arfCi|iT tocisetmbe me^te
ΐιίεηεη.

17. ^^ci ijccft tt Bàamlîraat bc obcri^c b?oitoin iioentjctmagen»
J^atfdiui&fylsa&öeni^HiibïfmtoiUeflen : Dat^ïan De pottcbaiïfece fc=
iiere iBaföurg oojfilah öan li)et beifien fynrcpoïtcninöcnobcnnocmbeï,
aI^ûoïiûrrâran!îl>fiD öan fijn luijf. ^ict j^iec bcfc^ulbigcn Dan geïbcn
tjoo? öetoü^. it^cfdfoe Walburg; eu ijai'cbimïïniaagtïljaöDenenmgouös
fmiöégcfeliïobmbeioppenbaabcr&omcnmöeEurliïaeïioEtö : öat tiaU
ahöccen / öcr vociitcc een
't getuïsDe / fa bccöaalb· 't nkt cm
fcöoon bcteïjé ί #orfj felföcefi; fy biUmü / ïjoebacfc mei bjiclajcoibm fran
Ie fecagijt öcs buur^ bcBlunigeri ,· εη öat miceben/ batfeojjcnfn
bagt) gebacm / επ öat gctai ^ustielg ftenftc toa^. Wcait lîïiîftû'^s
paflcï nu niet |1ja <i5floUi' / Daas ïinai^ matbcfonbet^tjangetuigty bat

Ï)Etdekraghtdes vmirsheeft uitgeblufcht ? Jlfö. ii; ïnat inagg Öp
gen / bat d'een dagh is· als de ander ^ ÖQin. 14: inbirn bi ^onbag^ fo
tjcsimcerbcimagi)''

§. 18. ^te baar ban EefciV cm ©ίφαΐ m tcfen^ cm SBeiijg^ ban fa^
hen / batlici) fclf in alle Dceicu trgeîifpjcciît. ^oüanig faub ih ooà ontrent
een anbct ijcbben aangi Uicfcn / bat nu Dit jaar in
ïE^ehcinacftcn i0 gebcucb/
toaar böo? bec bia· ten buce 50η g^Doema iuDien ift 't ijabDe ïïonnen maglji
tig bjcrben. ^ifâaar ijoebeci tmfcite feftcc 0ecr baac om gcbaan öécft / fo
εη ijccft öy't fcöï^^ öeiiornen : fa aï^ mEbemctüart fsiiCL-ïnci^fen/
bat l)ct ganfröc itomugrijft beroecti öecftmctbefcöuiöiaingüantobcrpc/
bic fp namaaï^ijeeft ||cjrocp?n / eu met gcefTiïtng flcboctt. ^e
ban bit ftinb; bfeöacefliffinaeDcrmitbecgiföaöbengepoaab te boDen/ en
öat mt#ïufthcîiû£/ öéfcöuIöüaacbanmctbMom/iaüöigÖÊbcnopmc on^
bebjotogsluojpni/ metöfeltipfïiTeüerOicbtfeien ban toüecfcljc bcöiubcn
enbctfcl)ïimnafn; ftecît fa bed ingang ftomicnuinbeu bp öctlicïjtgciouis
boïiJ, '©e feecHciiken öeöen ai öun befi / ûm'tDpgeiobctebecileclien j
fofeec bat felfbeiioning/fcöoon genegen omboojfetbe iieben Die ban (Co?
becp befcf)uibigb toaren / te ba j<:i)anen ^ bat nietbeïoecftenhonbe,· om
öat befen menfcijc feïf fo beeï uja^ gemaakt / bat fp't beftenben,
^oc
^tbatban fuifebetenneiijp/ iguitijetXXiV.ijoofbfiuit / en becbe=
tee]cemïïeïentotij!eraan£ogbet&anö.eïb/ tocïtf fien: fo niet/
U fuiïea

XXIX HOOFD.

-ocr page 241-

X X î χ. H ο Ό F D s τ υ κ;

XXIX. HOOFDSTUK.

^t Bewys getrokken uit het Sweedfche Verhaal, van feer ver-
maarde Toveryen in den Jaren 1670. en daar ontrent gebeurd,
met diergelykôn, werd door fich felve wederlcid.

S» I. VT €n ïjceft boo? tlöce ofDjic cn tbjintig jaren Uïonöec beeï gerngDtll
•'•*-*'3cmaaïïtl3anongfiïOGjöe CoUergicn in ^toeben/ 't lanöfcöap
öalcn / en befonöq; tn 't Dojp .ïBo^ra : ùaar öe (Cobcccffen menigte baa
liinDcren bcrboeröm/na me uabdtfiibc bïaatfi^^CiieienoemDc
Blocula. 't <i5e»
riigj^t en ïtiagöte ϊίερ ûaac ban fa Ö^oggi / öa€ fcïf öe jftomng geb0}masi)tis=
Den öaatIjenen fcuïn / Die met öe jSeg^tfi^ c» ^afïoren ban ûc pïaat^ te fa=
men DaaïDt bierfcijaatmaahtcn/ nmrïobecyo.ai^ Cobereffm 't bon^
jii^ toefen / met noeij 15, ftuiöeren / ûieisaac in betcoïiiienttiiecöen/ be=
Ôaïben 5Ö. öie mm facöïer öeeft geficaft / en 47« öie tot naöer onöetfaeït ge^

ï>

•^lótocoï gcfïciö öeeft / acyier fïjnen Sadducifmus triumpbatus j ai^ een on?
iufetfpjeïiclyiî beto^^ / fo a!^ Ôp meiut ban toare ^utöei^ Cobecp ; öoci} fa
aïp iït toii tonen ban öe nietigijciö ber felbec en öe openbare bai^öeiö öer be-
femenifcn/ fomenfeit/
toaat bp Die arme menfcöe5ï)nbcr&?anö. lîâen
ijeefïin'tfeïföeiaareenöiergeïpiberöaalöaar ban in (eiaben&age in
^liitggeisjiiiii : Daar tïi 't becijaiben Îji^r cp nemen faï. ^ocft aange^
meriîtbat ôcigeôeeltefieïïen/ en baar Dan myne aanmerkingen nocö b^
te jlelïen öier
te ïang fouóe baïïen / fo faï ih maar aïleenïiii Den boojnaam-
fteninijouD fïéïien/ en öanuitbefonöwepïaatfrnöe^berlïaaï
^mftü'cigene
Sïjoojöentonen/ ôatïjetganfci)ebJerïîbeû?oglî/ bat öebcfcöuïöiger^/ öe
ïQöeraar^ / De Kcgijtcr^ fdfbetoberö jijn gebjeeft.

z, 3i>eninï)üuDban'tBeröaaïiiSDan/ öatöaacföfeïïcrc pïaatfe ge^
„ naamb
Blokuia, ômiCobcccffmalIcenbeftenô/ öaar ϊ)εη De ^uibd fje=<
j, nen boert öetoeïfte ncbni^ fifeereu ïïiitï ö?iemaaal geroepen/ met De
bJOOJöen/
Antefier, kom. voer ons na Blokuia, Ijen Dan berfcïjgnt il)
,, beïeriepgföaante; maar wel ineeil met enen grauwen rok . roden broek
en blauwe kouflen 5 hebbefide enen roden baard , hogen hoed, met veel
,, kakelbonte linten rondom , en lange linten randenbroek, i^p bOCtt Öeu

öan öoo?öe EucÖt ; raitg Datfe ban ï)un eigen of ooïianbcrcïicöenïiinÏ'
Deren/
bpnacötgffiokn/ meöenemenj numecrDan bïelbooi Defen/
tot 15/
16. toe f ea Dat aïie naeï)ïm aï^ fe Daar berfcönnen. barm
jÖenenrpöenDeopaïIcröanöebce/ befonOer geiten
: ooii tteï menfcijen/
ftoMièn/ fpiclTen/ foaï^'trentepaffefionïcnmagö· i€e23ïoftiiïagci
l^omen/
saanfeaïïeûaartegaji.· DeioberetTefittenbeaantafeï/ nma?:
bi ïîinîïeç^ fiaanöii aan öe muur.

{xîi))

1>

-ocr page 242-

(χχο) Vierde Boek,

ν·

§. j. ^oo?i ntîûetî^b'ei0cnctoa0?ômisan't©ci:^aaï. riet eerfte datfë
in Blokub moeten doen, is, datfe alles moeten verfaken, en fich met lijf CR
ïiele aan den Duivel overgeven, 'ifehe metcedebekraghtigcnde, ( bp tOöt
^OÛoffetianfÎOeCten / öcnïl iït) en beloven den Duivel , welken fy Loeita
ïieeraen , ( ^U^ toa^ 't Antefler ) te dienen. Waar op fy dan haar felf in de
vinger fnyden , fchry vende met hun bloed hunne namen in fijn boeic. Hy
doet haar ookdoor enen Priefter, welken de,TovereiTen daar befteld hebben,
dopen,
^at ött boo? fïagö üau ^uibfïjpjicfin:^ jg» / Die ban ht tobete^
fenfïcöbejïeïtenïaten ; i^bcftoaacUfeomterabm : maar tod ïicï)teïife tg
fien/
ijOCDitsantfciietoCl-iiieittert. Hy bevettigt hunnen Doop met veel
gruwelike Eeden en befwéeringen. Daar na geeft ben de Duivel elk een beurs-
je, waar in hetfchrappfel van klokken is, met enen fteen daar aangebonden,
welken fy dan in 't water werpen metdefe grouwelike woorden : gelykals
dit fchrapfel nimmermeer weder tot de klokken fai komen ; fo komeook nim»
mermeer myne ziele in dien Hemel ; daar by voegende noch een dee! grouw·-
like GodslaÜeringen, met vloeken en fweerepi..

4. Cnomtetocteit/ toatbefónbec groot bcrmaafi fit baarffpnieteti/
bat óf" ftan betocgen om fa pïegïjteïilfe <0cô öcn af
tt
fiaan j fö honncn öier be^I betec Doen. 3Bantma;htöocötcn^ ijac ôeecïiït
Ôcn Öe '©uibeï Daar ontöaaït.
De fpy Fe welke daar gegeten word is koülfop
metfpek., haverpap , boter,
melk en kaas; J^tPt anöfi;^ί ja/ maac bit

faï alïc^ buitcu ttopfeï öctec jijn Öan fy öet feif iîiijiumeÔutfEnôabDen.
i^OO?t toatfe fcggcn:
dat ditfomtijds wel, en fonitijd qualik fmaakï. 't^fCs
maaft bat öaac.op boÏ0t mogelyft fobeeï te groter. toant na

de maaltijd werd er gedanft, metgrouwelijiï vloeken en iweeren ; waarna
fy malkanderen dan reghtfchapen afllaan,
Jjföaac ÖO^ bcrmaaftt fïcö tOfi)^
Öe ^Uitielfeïf» Als hy wil vrolijk zijn, fo doet hyfe alle op fpieflèn om ryden;
daarna neemthy de fpicflen, en ilaatiê daar mede bont en blaau ; daar over
gaat hy dan ftaan lacchen
Dat ^t ïjeïpcn magi). 3Bat öun&t π / Sefet /

öatnietteïtoaacöig/ brja? De genen Die Daar een^ op Defeiupfejrjn tega^
getocefl/ banbafleïgjraïtoebercraaaîîtsattcfîaaaen roepen/
Anteflèr,

kom voer ons na IMocul^.

u ©jaagt 3ï» nu Eefêr/öoebr^iïibeï aan fbbeeïeröanbreten feomtl

JHy geeft aan hen een dier, 't welk (y noemen Wechdrager , gelykende wel
ene jonge katt ; ook enen vogel die fo grootis als een ra ve, zy nde wit, De-
fekonnenfy opalleu^aaitfenfenden ,· van waar fy fulke waren nemen alsiè
vinden, ende hen toe brengen. Dat de vogd' neemt mogen fe felf behouden .·
l»aar wat de weghdrager brengt, moeten ie bewaren voor den Duivel ; die
hen daar van dan geeft het gene hy wil;
^^ 't niet ren fcïjoon gafîtnâai /
ôàar De gaflen 't
ttm befrptftm / en ijet befïe aan ben safitoeerû iaten
moeten ί

6. ©ooîaïbitleïffljbermaaft/ benftecn^toat grote bienfïen bat f»
^n^C^PllibeïDom;. aïfofp^ejW beloven woetea al te doen wat quaad
ia.

De

-ocr page 243-

IIHÖ

(lix)

Vierde Boek.

i 9. Ωamîefrmmadjt0fcftop't&ctop/ Ïïatfîiûpijets«ui0miébarî

twee oude mannen ( turiiïig lDiteuö€ toat CoÏJfCp of ^UÎUeï lö ) cu üi? ÖeC
mmffijeu cigms bciicatfiut]E botoöfii : fa î§î ûat faoonûec fî^cijt. iî^anC

fünÖiT jpnnigm oiîttieedcn l y 't meeil aile . met ene grote herdnt'ft-iiîgheiil,
( fu naeiuVu fn jîanîjîôaiiîgleiô ) en dat ( ïcct |)icr cnilop ) niet tegendaandé
datfe hen daar
t(je iiwoDgen. IBeu ijEcft Dan toiUen ftcbbcn / öatje 't ftulfe
birïïemien fcube / enUe ïietfc ecröcc ujct in cuft. ©it i^öetöatifeboüen
XXIV. §.
5. ntt tsetborvlïcn Waarborg oaiïös^&aaufletffecnïi.
toaccn OOÎî
weinige, welke bekennen wilden darfe enige menlchen beicha-
digdhadden:
cnfaïuaiiïîcerfe'taVbeliîenDmj al^gp Daar nu

ijoojt ) booj loutcc omang. feinScren bcfemöcn toel ; rn Dat

uitgenomen enige der kleinften, welke niet en wiften alle de oaiitandigheden;

bat / fp tijacen fa be^uaam niet / om |)£t ïe^je op te feggcn / batmen Ijett
ïjaö ingfgeben. lisant mcrfet em^
op ac jaïen öcc ijetbaecbc ïiinöfr^ van
vier tot feftien oud
; in fuïl^ cm faytgeïoöig ïanb / cn bp &et tlecift^ic Uolft / m
îiatîîîîijôfôaacmiôiiîfeenEôeÎban gccuglitcn fuliicr coberp lïct ganfc^c
ïanöïjaboberbcht^

10- öoo^t een^ nabct: / ijffe töifïm Uiatfe têiöüi. ban

let öojpll^örattliec& gebiaaoö/ oFiy verfekerd waren > datfe perfüonlik
weghgevoerdwierden, enoffedanwakkervwaren. Waarop fy alle geant-
woord hebben ja i doch dat de Duivel ook wel iets in hunne plaatfe"legde,
't welkvolïpmelikhiinnegedaante hadde. ^icttoelhmiïtonfttgfc|)ttóecDat

be ^inb^i^ï/ ; Die aïïccïcp gcöaanie nal^an booïfcn. j^od) toaj a eme
Die beftcnöè /"dat hem deDuiveUomt j]ds maar de kraghten afoani ^ bly veode
als dan het lichaam liggen- ijcbbm Eian&ebïotcïifaglïtElWÏöatfljefe
met ïiooï m leBfeeren öabecpap gegetfn ,· m fo üoojt^. Sacö inaiïec : als-

men vraagde, hoe fy door de fchöorfteenen en venllerruiteu met hun lichaam
kondekoment
fofeïbenfe/Datöe Duivel eerft alles uit den wegh dede , wat
ïien hindeilik konde zijn.
Cfoe/bcbeftp banöefci)oo?(ieenrn toec^/aïs» fpbao»
befcöooifïcmm uitbarenfouöen ί Φ( öaöDe |p njet ïicijtec beuren enöe
tmflerghonnm open feiten / aï^aïïe
^toecfiöoen i #fooiï/ toanneeröie
öï toecö óföe / toaar bïeUen ban be cm'ten öaac fp bco2 Uïogen i bit ban
geen baarbïpifïfïiftetegenfïcpbigödb / fo toeet ife
't liiet.

.§ II. iftbnu&efïuitiïi/ûatbieamîemenfcômbaïfcpïtbefcûuïbigb/
iotbeïîenteniijgebtoongen/ enbe tnöimeigenoajbceïjgn mifïeib getoeefi;
ù^t iitÉetoone fîeiiten in be fetnberen / ben tobereffen jtjn te ïafl gekgb ; ea
ti^ l^iOT bail befcïjMtorgb jijn öe gene baarmen enen b3|oft op tjaboe: bit
örïöftt Jïeciîtfîeijbifebegannen / en aïïenjc tot Öogtc ^nb^ perfone» ispge-
Motpmiii/ tmerböaafïgefieiiit / enöteïbï)etioöec&?anbenop5 fo bie aï^
ïnee^ljiditttenjlare 1Ó75. hjaarban feee ïiragötigebetopfenuit eigene o«-
tecbijtbinge/ mp boo| omfianbige berigfjten toegefeomen jijn/tertotjï iftöes
ïïg toai^wet bit te fc]ö?pben ; bet0i5enplaatfeban'tpapiec nuuo£»?t^tc
ftïein 5ijnbe om ïiiee bp te fidien ; icöaai: £oe on^ ecôteç ene anöecc sdfgent=
beîû'ïjîcj; na een^ Dienen faï. ; -

-ocr page 244-

II.

2 M ^

XXIX. Hoofdstuk. (113)

u €cîi ônibdîliî pjotfîîisft faïûicû cd)tcr nodj öeguamc pïaatfc bin-
omy 't toeiit nn; em oogligctuige nu uift Drfe teoojöen fcà^ij'ft

Een oude , ("en na jny beright is ) deugdlame, doch arme vrow, had
queflie met een van haar geburen : die uic wraak wift hare dochter, oüd
ontrent 18 of 19. jaren , te difpofieeren ( niy is voor vt-aarheid gefegc ;
Voói- drie fes daalders kopere platen , zy nde na de cours van'tSwecds ko-
per tegenvTOordig ontrent negen guldens hoüands ) datfe fich mede als
verrukt ibude tonen , en haar mosder van tovery befchuïdigen , fo geac-
cordeerd en gedaan ( ô grouwel ! ) d' oude vrow gevangen en gepy-
nigd, bekent het gene ik gelove fy niet wift wat dat het was ,· en wierd
daar op eÏendig verbrand. Op den hoiurtapel ftaande, wanneer haar de
fententie voorgeleièn wierd ,
was er de dochter prefent l die gevraagd
of't niet waar was , waarmede fy haar moeder had befchuldigd, ant-
woordde, ja. De moeder haar bedroefd aanfiende, wierp haar de muil
pf fchoen diefe aan hadde, na 't hoofd , met defe woorden
Gnüd no dy
dien ftuga
, God zy α vuilaardige* genadig : en hier mede gaffe fich ten
flaghtolèr. De dochter enigen tijd hier na over dele , en licht andere
begane fauten in hechtenis genomen ; bekende haar onmenfchelike
daad,
en hoefe door 't voornoemde buurwijf daar toe was omgekocht , dieont-
quam 't met de vlaght. Maar de meid heb ik felve { na dat de toverye
en vervoeringe vry veel geftild was) nevens twee andere vrowlaiden , ó-
ver diergelyk misdrijf tot Stokholm op de hooimarkt met de byl fienont-
lialfen.

§.15. ^efeïflïe ïieeft met fifne reisgenoten uit -^oïen ïjectoaart^rd^
fcüDc
tot <Sainato in ^oina-en btt öoigcnöe Uanaiffe fkn uttijoevm ■■
'£ iucïii iiï in fijn eigen taie ïatcn toii.

Bekantmis der K^imia Steens βφεη die Stavenhagen-
fche genand.

DÏè Stavenhagiiche hacbekandtund zug€Îlanden, das fie zau-

beren könne^ welchesfiemit der geïegenheit gelernt, das fie
von Anna Bartholtz in Maifendersk , fo daielbilleinwandcgewe-
betj zwey blubmenbekommen.

Zum anderen haf fie bekandt ^ das aufs folche bluhmen ζ Ratzea
geworden.

Drictensh^tfiedieRatzenGöttergenandt j die geheiiTen Vms
und/C/^»j*welchen fie fo viel nicht alsdiefelben ge wok zu freflen
geben können 5 wesfalfs fie beitelen gehen mufièn,

Fer-

fïe iïict ccn^ πα ö^t gme in 11. §· aange^
mtïb
j of Dcff Paus bc öcnc nirt m 5η / bctocïïic ban hm boom ticp
Öat ön nu
fijn Klaus ijcî ijijfcïîeç fctjuitje Daaî; op öaóöc m-

fetto

-ocr page 245-

ζχχ^ν Vierde Boeit.

Ferner ünd zum 4 hat Stavenhagiiche bekand, das Ge vom TeofèÏ
umbgetaufFec, und Engel genandci Dabey Gott verleugnet und ent-
fagcc, undiich zum Teufel gewand ; tnec den felben gebuhlet und

unraenfchliche unzucht getrieben.

Fünilens.Hat iie durch iolche leufelMartin Müllers Ehefrauw iind
kinder krank gemacht, dahsrdas fte nicht guht drimper bekom-
men Peter Hardrahtsfolin,Gottfried,liinkend gemacher, daher das
erihr das flachs verdorben, und.

Martin Kaft und Michel Jahns mit laufen befchuttet j daher das
der eine thr nichts woke geben, und der ander nicht beherbergeii
wollen.

Sechftens.Hat fie bekandr,das fte beij Rcgina Grumbargens umb-
tauiFc nebenil anderen mehr gewefen, und geièhen, das dicielbe der
Grumbergifchcn .ein brief , wekken üe mit blut gefchriebcn, ge-
geben.

WirBurgermeiftern Richt und Raht der ftad Golnow erkennea
unb iprechen nach cingeholeten Raht der Reghtgelahrten tur
Recht: das Anna Steins, fonft dieStavenhagenfchegcnandt, we-
gen der, mit den bofen teinde gehabten gemeinfchafc, und verü-
berc unmenfchliche unzuchrauchbegangene zaubereij i mitdcm
fcwer vom Îeben zum tode zu beftraffcn j wie wir fie dan d^ü co'n-
demnircn undurtheilen und R. S. Publ. dem i8. July 1678. /

^ acôt ganfcB onnobig / enige aanmérftina^ Dier op tetcjgcn ; al^
fc De fafte öoo? iiare eigene al
te bpfïcce ïjïompigôeaj ban feïbe fp?eeïic
't &eeftmpt^e't0efïenöieft moiifcding bccöaaïö ; öat ftet een
om
arm bt^ie toa^ / bie na öet buuc toe gaanöe/ tot De Segljtec^ feiDc /
<6oö toüle 't u aïïe ijetgeben. ^at öaar De ^?eDi{tant met enen graata /
Banfeô fonöer enige bectcoofîiBge ter Dooö bereibDe / en bat fp Daar op
tiect>2anù. Φού koiUe «egDterm m genabig

5önï

XXX. i^OOFB-

-ocr page 246-

XXX. Hoofdstuk. 125

XXX. HOOFDSTUK.

ΧΫontdekte Toverye , fo men meint, onlangs in 't Wcil van En-
gelland, wel onderfocht, ontdekt ilch al te bloor.

§* I*

N^ bat ίδ in ^obember 1689* meec tiatiiS een^ / 'i scmecti getjoelen ban
δε Cobcrp m'i openbaar op (ïoeï UJcerfpioSen fjabïse; 5ö«öe Bee met
fcncbe{ïg/ ommgntoerfe obecDie jïof/ öat nu bu^ bjeeö uitloopt / tnaac
6ojt in ti^öcepen tei: peitTe te fcBiiiSen : fo (jwam mp
't bolgenbe öecïjaal
in öanöen / 5Ünbe in öie toeett niet öe jongfle bjieötn uit €ngelanb obergeftoi
mm / fo al^ |ei baar al^ inai befonbcciS in bjuS uitgegeöen üjasf. 't
ïjcljinöenbeijanfiilfeenin
&ouö te stjn/ bat nabjuiîlàen besi felf^ in onfe
taie / iaermitsÉbenietaj^gierig^eib bec menfc^en/ eerlang onbermgbeïife te
berUjac&tcn fionb ; cnbe mijn gcücelen ec0teE regelregöt firgbig 59nöe met ôet
genebaarinbJOibgcacijtbetoefentejgn : fofagifete gcmoete/ bat ΙίφίβΙίδ
baar booj enig boojöojbeel tegen möne gebacfiten/ ηοφ fo öeEftöter pjeSe
berfelaarb/ en fo bjpüojjïtg uitgeflJïo&en / baar uit foube gebat toojben;
itietonbernu»gen/ ombe6ragi)tban'tbebnj^/ batficftinbit toet^fcgeen 00
te boen / tebjeberjïaan. ^u^füJierbiittianterabe/Betlieberfelftnonfetaie
aan'tlicöttebïengen/ eerljetcenanbecbebe: mit$i baar bp boegetHïe enige
ingneaanmeriitngen/ bienfiig om ben fLejec beogen te openen; toaarraebe
gpallebiergeïijfteberteliingen teti gronbe toe beft^outoenbe/ geenen Hoob
meer öebben foube / om baar booj in be gemeene boUnge berfierft te toojben.
^at felfbe beriggt boe booj af uitgegeben/ btnb öiernu fgnepïaatsî; ge»»
!rj6 öet boe
imt algemeen genoegen ban elh een Qtiefen

§. 2. ^tetbitbïaif'i<©prc0ïiflban't©cr]0aal*

Groot Niews uit het weften van Engelland : zijnde een waarachtig
verhaal van twee jonge Lieden, onlangs betoverd tot Bekidngton
in't hertogdom vanSomerfeth : gebleken uic den bedroefden Haat
daarin fy waren , mits het uitbraiien van ene menigte fpelden, fpy-
kers, fpiauter , koper, lood, yfcr en tin ; tot grote verwonde-
ring van alle aanfchouwers. En hoe d'oude Toverefle tot verfchei-
dene tijden gedragen is geweeft na ene grote riviere, enmccfaraen-
©.ebondene beenen driemaal daarin gefmeten ; doch t'elkens als kork
op 't water gedreven heeft. Waarna defelve door ordre van een
Vredereghter door befworen Vrouwen onderfogt zijnde , fodanigc
tekenen en merken aan haar gevonden zijn , dat
pofitivt tegen haar

geiwo;:^

-ocr page 247-

xi6 Vierde Bock.

gefvvorcn, en fy tot de naafte iïtdagen van 't Gcrcght in gcviin-

gcnis opgeiloten is.

Ïlaat nu eettjS (ïen / toat toojb onjS fiiet gefctb*

Groot Niews ) ^uifec üectriUngcn ίβ be toeerelb aï ban oub^ geœôoa ;
en&e 3gn befcIUebp öe ijcrfianöigen luttel tt>eerD : öerce öan baac batfe öooj
üjat groots te atgten jtjn*

Een waarachtig verhaal ) bit öerfïa ift na be befie ftennti? ban ben ^t^jgbec /
ennaogenfcöiin: becbecntet/ om rcbenen bie ίδ becbolgeniSfesgenfaU

Onlangs betoverd ) ^ettnbe plaats / onlangs, endeals noch betoverende ;
en'tfalnabJaat^eib gelîelb3ijm

Gebleken door het uitbraken) IBaat' bat uitÏïïaBeu feltje bïeï gebieden?
=^iei;af moefïmeneerjï becleSerb
3ijn: biaaraan iiocijtausf met rebeagtotei»
ïip getüJnfelb bjojb» ^οφ almoe{ï ίδ bat geloben; fa en blijft mp ecj&tee
nocö be 'Soberpe niet / fanber lüelfee iemanb b3ei iet bjeembii &cefe uitgebiaafeti
ofooüUieleengantfcöme^/ gelijk beboer in#juiffen/ ingefïoSt.

D'owdeTovereffe) $|rmcoubebjoUJÏ mogelift gobbjugötigerbanbemeei
(ïebec aanfc^onUjer^ / fcïjoon ou^S alle eben onbeöenb» 25eMageUfien obï«
bei'bom
I bie fo beiac&t toojb/ fonbecUnge in be bjoto / bat fttjafe&e bat ; bjaaii
«it ôet gemeene fcftelbiuoojb fgjuit /
ene oude Hex.

Een grote Riviere) t©eFroom,0enfet&/ bie baar boojbp/ett Ontrent
fojt iii be mbon fic0 ontlaji / toelfte beoj :
î5jî{ïoI in be ^ebecne ίοομί.
Eibiecmag^ baerbjgben bieiJ genoeg 30η/ om eenouö togfte boen bjijben
ofbjtnfeen : maaci.^ anbec^éwaï; een «biertje; enbobmbat ontrent
feington nietboben bjie uren ban öaren oojfjjjong af : bieii te feleinber moeÉ
fe baar ban 3ijn. bit fc0ijni gier tot becgrotinge bec fafee / en tot
\mtt>
berebefttîaarnîiS banbe oube bjobjgefeib/ al^ offe om paartoberpe toei og
een ^ee banbiater bïijbenfoiibe.

Door ordre van een Vredereghter) 'tbjtiiî een foojt ban ^CgOUten baac te
lanbe iö* ^otö beter Ijab Bern befe naam gepafl / fo 8p lieber bén bjebe tuf
fcöcn b'objbebjobjenbiettaee jongeItebengemaafttöabbe: tnplaatfe banbe
boojiaarbige beftöulbtgtnge ( fo ίδ Bier na bjel tonen fal ) ber bertele jonfefietb/
tegen benonnofelenouberbomaante nemen*
Doorbefworenevrouwen) bolgen^iben fîtjiber €ngelfcöe reg^tplcginsc-
fcöönt bjp bjat te toefen / 't gene een beel b|oubjen op ö^ren eeb berMaren :
fofe maar toeten bjatfefbjcecen. Haatfïen toaarin bat bejiaatî getgenefp
felf
bevonden 0ebben.

Merktekenen en Merken van Toverye) IBaar't moeten ÏJp mp tt^ aï (ttt
geleerbe bjoutoen3gn/ bie mp feggeti fionnen toat 'SCoberpe W : fupgge
ηοφ bat fe mp be teèenen baar af fouben ïionnen aantoijfen* ,êiet bocÖ ^^nsi
be ^öWefopÖi^öefer b£ècbigbe©ioutoenen aegöterif : bat fiunjiig en Sun<»
(leloosf/ geleerbenongeleerb/ bcugbfaam enonbeugenbe/ entg onberfcBetb
in be geflalte ban ber menfcöen itcgamen maaïtt* 3®ant bat öet fulöe 'Ceöenen
5i)n/ toaaruit fp 'toubtoijf aan 'SToberpe fc^ulbig fiielben/ fal fiier na wit
ö'omiïanbisóeben te bcrHemen 3gn. S*
t- 't^ff^.

-ocr page 248-

XXXII. Hoofdstuk. z^^

, §♦ 3»aïöusï»

Τ κ weet dattcr menfchen in de weereld gevonden worden, die niet geloven

willen datter Tovenaars, dat is fodanige perfonen zijn , die dooreen Ver-
bond met den Duivel gemaakt, denfelvende lichamen der kinderen en ande-
ren doen innemen , befitten en quellen. Doch die dit volgend Verhaal Icfcn
fal; ίό hy in fijn hert en bedrijf geen Atheift en is , fal lichtelik van de waar-
heid in defen tc overtuigen zijn, om fich vailaanGod te houden, door'tvol-
ftandig volbrengen van fijnen plight : ten einde dat God ook vaft aan hem,
«ioor dagelikfche bewaring en befcherming, houden magfi,

ï©it bicnt om op Dé^ï Scag^itsfic öen Hefec oj? tc txjefegen : boc0 feti

Datter menfchen in de weereld gevonden worden ) ©an fuliteilienfc^cn aïjS
i)P meent / öai iii 'et: een bert. Mtt bat ift alle 'ïTotjerpe lorhene ; maac fiiïfee
^otierpe ai^ in bit Hrt^aal toojb Uoo^gegeïjen ; en fo aljS fjei be .^cijjgûer ^itt
Uechlaart. JBen ïefempe eigenüerfelaKingc lil. b. i. §. 7·

Door een Verbond met den Duivel ) ^^ίίίίί'tSeneiSplatUttlOCBene/ εΠίΙΓ.
ï>. III.XI.XII. beuiijfe nietaUeen OHiJetBgfelgii/niaacooBonmogelgStejgn:
aüli'tbat cen^iemaîîbfelf^ tegen \m Meöen (bat t^/ fo namaaliS bleeS)
gelogen) ôeeft/ bat Dp ΓηΙδ een
©scbonb met ben ^utbel gabbe : taien^
gan[tf)e ^ifïorie tn bit
faoeô / IX. te lefen lïaat. jtjaar befeUjoutoe felf en ^eeft
bat ( fo i!i benhe ) niet beleben : fo
beel te berber i^ ban ooS 't betDij^f.

Sohyin fijn hert en bedrijf geen Atheift is) l|ei feomtmp bpfieCbOOJ/ bat

!)et HïDeïfierpevuefen fouöe/ fo iemanb ben'©uibel geen groter ttJonbectoeci
îteiîioerc,5îtiben mil ban <aabfelf ooitôeeft gcbaan: gelijSiftberijoIgen^
ta*
nen fal bat óiecgefcgieb,

§. 4. Jliw laat on^^Eomsn tot b'öïjiorie / biebu^ begint

In de itad Sekkington, omtrent ζ mylen van Froom, en 7 van Bath, ίπ Somer-
fetbhiere, woont enen
i-Vil/emSpicer een']oagman\m omrent iS jaccn. So als
hy gcwoonlik voorby 't Aelmoeflenicrshuisging, alwaar ene oude vrouw woon-
de van80. jaren; fo noemde hy haarTovereiïe; verhalende met een harebofc
ftukken: 't welk haar fo vergramde, datfe hem meteen Warrant dreigde, en
vervolgens van de naafle plaats enen Vredcreghter halen dcde; waardoor hy fo
bevrcefd wierd, dathy fich voor haar vernederde, en beloofde haar nooit meer
fo te noemen. Binnen weinig dagen daar naviel, defe jongman in fo vreemde
ftaipen, als ooit van fterflijke ogenisgefien; ende beving hem, bywylen, oa-
trent 14 Jagen lang- Wanneer hy defe quaal op't lijf hadde, feidehydiftmaalsj
dat hy 't oud wijt fagh tegen de wand van 't huis daar hy was, en datfe fomtijds
metdevuifinahemlloeg, iomtijds op de tanden knerftc, en fomtijds met hem
lachte in fijnquaad. Hy was fo üerk, dat drie of vierman hemqualik houden
konden: en wanneer hy riep om dun bier te drinken, fo was hy verfekerd enige
kromme fpelden op te geven, waar af 't getal voor en na boven de 30 was.

îBiî t^ be eerjle öantmee menfchen bie betoterb ïjöaren ban ene oude Vrow)
ïBaarom en Uïojbfpmebe niet/ fo aï^be jongman en bocfttec/ met naam en

f^^ loenaam

-ocr page 249-

Vierde Boek.

toenaamfiiergÊKoembl ïBa^fietöe&ei;nicttoeerbis? cfttT^ttûtberfcïionin«
ae öaar^ ouber&oiti^ I ΐ®οφ toi bit ίaaîtîc fcîjtjni tz fîîjl ban Dit tjer^aai gaitfcô
niet gefc&tSt.

Willem Spicer ; enöaerna/ Mary Hill. ) ï^et ié ooSniet genoeg bat befe
ttoee^tec ulegftifgencemD toojîjen / en gefetb fjoe oub fp 5gn. îBant mm
îJtenbe toi te toeten/ Dan toat rnijojfi/ opboebinge/ omittegang en maniée
toan lebeu befe menfc0en 5i1n ; fo b'oube aljf be jongen. iBit^igaberi? lüat
Ujien&fciiap ofbpanbfcftap tp onber maliîanberen ge0ab/ i)oefn^oelangon>
berïjouben ijéïjljen : en berfcijeibene bîerg?Jô&e omïlanbig^eben meer / bie ΰΠί?
eenboIRsmen lifiji geUen moejîen om liati alle^ na beljcren te mogen oojbe^
ïen. ï|et jen blijfit toel arm te jijn. JBaaï Vute taeet nu of bie ttoee fpeïb-
enfîjijlîerfîjuujer^batpfec/ èoper/ tin en !oob οοΐ» uitgefjjogenftebben/ om
ber omfîanberjS gonb en ^iber in te fmelgen. <©aac geeft be toeereib al ban
oberlangefulfeeenrpeonbertinbingaf/ bat|iet iîjonbeu
W/ fîoefrmofj^niet
togfcr \Mojb» ^ccîj Iaat onji nu befe bjic / fo ali? fe on^ bco|liomeri / iîerôcl'
geniS toat nabec befcijouiaem

Een jongeling van omtrent 18 jaren) 25e|îei mu nu bettoeebebaat bp; en
terfitoaarfeUjoonöe.

In 't AaimoeiTenicrshuis) bat i^ geen paleis tooj rpe ïniben/ maar een
0un(iÖHiif toooj ben armen- ^ie baar nu mcbe tooonöe/ eniJoojCobere^i
gefcóoIbenVüierb/

Een oude Vrouw van 80. jaren ) «Doet pC nCtÖ ÏÎ? / tuat gaat UJebetïJOer /
én bat ban bien 18 jarigen jongeling/ aï^ bie baar voorbyging.

Hy noemde haar TovcreiTe) iBaar^pVuaiSfo oub noeftfoetbarenniet/ bat
l^p toifi toat een CoöerelTe toaif : ban &ab al mebe bat ban goren faggen.
IBaartoaaromnoemiielïpöaarfoï ifabfegembeioberb? boe noc& niet. #ab
fe'tanberengeDaan? l^etfcgijnt foo; toant
hy verhaalde met een hare (lukken.
ï|abÖP bie geficni ^een/ benfetStoel: ofinbienja; goeenfcljioombegpban
niet ftet be^f je te tergen/ bat ^et |&are fïuöBen oofe aan öem eenjs οοδ tijel betonen
moig^t;geli)f( baar na fetbe batfê gebaan ({at^e. IBant met ben <Pnibel
tsf geen geüiien* toont ten minlïenbooj alle omlïanbigftebcn / at en toonbe 't
ft'ne jongöetb niet/bat ^ lo;^ en onberaben fp?afe : be^alben bat öp geenfïns^ feri^
(ielife enbebe,
3©antgy fult hetaangefighte des ouden vereeren, 0eeftbeÏ©et ben
3oben al boomlange geleerb
Levit. 19:32· <iBn al Ijabbe befe jongman felf een
ieeraargetoeeH/ enbaarbp reben gejÖab om befe bjoto te be(ïraflFen/ fogabbe
Ïlp'tftaar/ nabeji ?i^o|iel$f leffe/ niet fo
hardelik Cop'tfacötiïe&iergefeib)
maar
als aan ene moeder moeten boen. I Timoth. 5: i, 2.

s- JBaarbefiet boc^ een^ goebanigen i?SialmoetTenîer#BuiS^ battotBeS^
feenton / baar men Ôe]cen onberftoub. ^al men bolB om o^obiî

UJilletoatgebenî enteihenen befe opfîenbersf ber armen Qunne namen onbet
fulfe een fcöjift/ bat b'ontrouüJigijeib gunuer bebieninge aan ben bagD moet
ïjjengen : boo jbien fp felbe beSennen/batfe ene 'SCobereffe in fjun (^oDi^óui^s on«
berötelben. ÜïaarbatlaajSftenboeηοφnietbeftenb. ïl
^affet niet; j^oefeon
ï»ie jongeling ban gare toberbaben bethalen. ï©ant een ban beiöen : 'tbaais

tnaar

-ocr page 250-

χ χ χ. Hoofdstuk. 229

Uîâau ûf niet toaac 'ί gene gaar bsctoeet i 3i«öïcn ja ; fo i)eb iü tti mgn feg^
gen groot geip. niet : Uïat mm ôeeft 'ei ban / Dat incn Ιΐφ op 't ge^

tuigem^igîîanfHl&enguantïiCEoei^t/ öte nu feit öatöem't beitje Moberïiijeeft/
naöatfjpöaarfooiwajeuagetergbóaböc; na bien ijp te boren/ fonbecbais
ter befe t-eöcn / btiuen aliereben &aac too? CoUere^ ijab uiigei-oepenÎ

ξ). 6. Ι^οφβεη^/ fïeïtocöóctjeeöjenaan/ battoberen San / enbaarmebe
nofö niet meer geUJonnen^eeft tût j^aat 10» jaar toe/ banbaifetn'ttftalmoef»
fenieriSömsf onbergouben tooib* 25e|laat ijare totjctpe ban in fulS een ber=»
bonömeiben^mbeigeniaa&t; fo moet fjet tuel een arme buitJd ^pn/ faöp'
Jjaar met meer getjenfean; offeerboo^S (bat toep bui Waart t^) fo^pmet
ên ttJil* ï©ant mttifbien bat alle menfcfien fic9 bien bofen geefï alif ten öoog<>
lïen quaab berbeelben: fo moet ^et nocfttan^ tn gare gebacgten feotnenfioni
nm/ bat ï)p ben genen bieijembimen met fo beelgoebif b^ioontol^ftpmagf^
rij 10 U tóege u bzengm» ^^ 't niet uii genegentïjeib; ( bienocijtan^bofe
mnifCijen fiebben
t&t be genen bie ö^n Uîeîboen ) ten miajien om ftjaë feifii tuii»
/ opbaifef^emtetïajlec mogen fiaan m al 't gene baar iip fijn \3oÏ6toege»
bmïfeen lüïU daarom ftan ih nip οοδ niet inbeelben / bat fo btt arm BeiSje
böoi? genoeg getoeeiï
i0/ om met ben ^utbcl een berb^agij te niaSen : (ife
(φμΜζ ban 't feggcnî) fp not^tau^ fo eenboubtggemeefisp / batf'er meec
nietbpbebongenfjeefï/ aï^ om al öaarïebenlangtn'tmmentjmsiieblgben.
<en
ijeeftfe beter bebingll gemaaSt; en be TOtsel öaar geen tüoojbgeöoit-^
brn; foijl 't ©erbonb bp ïïem gebzofeen/ enfpberl)ateb?pbanfönenbo|be'.
ren btenfï, ï®aar uit iü / na 'i geboden ban be genen bic ful6 î^erbonb geïof
ben / befluiienmoet / bat m oub bjrjf buiten reben booitobere^f gegoubenof
gefc^oibeni^»

gimtnerii bïeeS 't uit hare bofc flukkcn nooit / Ut be jongman / tot βη ftf^tl·
ben / ôaac bertoet. ï©aiU fp toaren feenneïp of niet* ^nbien ja / en toel fo«
bamgbattertoberpuiïbleefe; fo bcl^oeibe 't beUïöif ban'tfpci&-enfpp&erb|a«
feen/ nocöban^ifeggenberbeiobcc&eny
(fo fp ôetcn toiîten) nocDooöUan'i
b^benopJEiettoatccHtet geöaaiö te toojbenr bte(^aδδenbîelfteί)aarbiejonge
quant bertoeet / üjaren ban beürtjö genoeg. JiBaar fo Oet aubere baben toa^
ren/ of^emflegii^banöorenfeggen/ (fotftbafïeitit geiobe) boo^gcSomen:
fo biijöt bjeberom / bat bp Öaac met groot oiu!eg0t fo gefc^olben j^eeft.
beröalbeu of öet be^je
fïcö al qualtfe b^oeg.

7. Sywierdfovergramd) batujonberï €rte oube b^oUJ ban8b. jai
ren/ in lö^ar eigen ftui^ niet met b^be gelaten: eu bat ban enen rtunberjartgen
jongeling / bie fitcl)^ booïbpgaat/ en gaar (fo 't fcftgnt) fonber tooojb of
lueerbJoojb / aïleenlüi cm bat fp oy bat bjoojb baasf / niet blotelife fcQelb ;
m.iarbooj'^obereif/ 't onipbeliict ban allen/ uitmaaSï. ïl^atfoube toel enen
J[Bûfe.^/ ben facôtmoebîgîîen bie baar leefbe / bergrammen : toant (itlg
fcôdbeni^enefoojtbaHonberbju{i&inge/ bie toel enen mpfen bulmaSen fou»
be.
Pred. 7:7·

DatfehemITleteen Warrant dreigde &c.) moeflfe boen/ foubefebjeöe
Ijebben/ foberregljtm'tlanbtoai^. «©eboos^ijeibofgraitifc^ap/ enbatbeibe

iPf? ön-t

-ocr page 251-

Vierde Boek.

enregötmatijï / liet bie tojebeïige iongman booj bat ftittec fcSel&en blijficn :
inaarb'oubetïïottioaaciïjpgemoeö/ booj bieiife niet aïlcenli&tlcöop'tregöt
liertep ; maat fïtO οοδ baar mebe behielp, €n bat ηίεί fonber üjugöt·

Waar door hy fo bevreefd wierd ) jBa goebe tjermanitigen öab Op iotô niet φ
ïuifierb; bie alle eerbtebig^eib tot ben iiogen oubecbom fo bejre tserlocftenb
gaböe / bat 8p ΓηΙδεη bjoto fo bpjïer fcijelben bojtï. ^ab
ïjp baar tot reben ge^
0ab/ ofUeVngiSinbebaöenbteijpUan gaar Uerijaalöe: üjaaraf UîajS f)p öoo^
• ÖeuregÖterfobebjeefb! DeMaghtistotflrafFe, niet den goeden maar den qua-
den. Wilt gy dan de Maght niet vrefen, doet wel.
βοΐΠ· 13: eilbe fc^elb fa
ïicfjt geen oube öjouïaen Uooj totierejTen uit*

Dat hyfich voor haar vernederde) ©oojeenoubeï^ep? foeü fogpeeneertgft
man^ feinb jgt* JBaar töat foub Ijp tiaft ooen / fo |ip 't miffcijien met beUJofen
ftonbe Î j^iet anberjS ban ÖP bebe. Jï^aar vuat fiab tfp baubeter tc boren ge»
baan? ii^efttjegen.

En beloofde haar nooit meer fo te noemen) '^e toeten Τον ereiïè. f@aar bie
ftelo^e/ toïeejSife/ ging öem niet laan't öerte : 'tUjel6metliijaaSlu{iingeno«
itien
I Uoojbat fp Dem boo? bUJang ban rcgijten tot ftljulb-beèentenijSenbe»
ïo^ebanecUJigfttJpgenbjagtit; focljt ijaar niet meer
fo, maaroppneanbere
ijoijfete noemen/ öbeüjel met ben felfDen naam/ gelgit uit ijet öolgenbe
taelblpenfal.

8. ^et moet een onberfoenlga ht^n m getoeelî : bat fp 't gebjeigbe
fluaabaanbefen jongman Deeft in 't taer& gefielb/ baarijpôaacombergiffé'^
ηΐίί gebeben öabbe ; en oofe beierfcöap beloofo, <Sf
ijp en öeefc geen üjoojb
oeDouben. ^ietoatbefequantaanregöt. ^ ^ ^ - ,,

Binnen weinig dagen daarna) 3Lang macfiten δοη (tjU ^eet JOag Wotb / bat

met bien pot te buur aan 't 6o&en tïja^ gecaa&t / geenfinif berb^gen. ^aar
Î0 een flagö ban öoo^öeib / bie / tegen 't regöt oggeuiaffen / te bertooebe^
liSec boojtfïaat / al^ lîien &aar met reg&t befpiingt* ^ax bleeU aan ïPillem
âpiterujel»

Hy viel in fo hcftigen quaai ) j^a menfcgcn ogen ; gelp tïcö be fffi?ijber ooS
baar op beroept* 3©ant gelijfe niemant en ijin^î aan eenjS aubères feer î fo en
San
Dp οοδ na 't oog niet oojbelen / of be gene bie feit bat Ijp pijn geeft / tnaarliè
pgngeboelt; alfo bifemaal feranfegeib fieet bat maar fcljgn tianferan^öeibiii.
5&0CÖ Öter beóoojbemen ie feggen / Ujaar in totö be bpjîerljeib befer ongetoone
fiuaal befïonb* bat in 't bjaSen gelegen / üan alfulSe toobberpen alé fjier
nagenoembjgnï IBeerbanbuifeubmaal/ en in buifcnbplaatfen buiten
gington ijS bie ongefïene quaal geften.

9* Ontrent «4. dageo] ^jnbien Öï» bit gebaan (ifefeggeniet/geleben)
Reeft/ eer|®arpmebe/ op0aremanier'/ betoticrb ttjierb; fo ôeejîfpfrôoon
öooïfpelgemaafet» ^'anbere ôabbe'tbanbaarnafobeel te lichter/ be toegö
too2 jaar gebaanb jijnbe / om be menftljen / booj bit boojoojbeel ingenomen /
öejS te litöter tebeb|iegen. JBaar iffetbaar na gefcgieb / toaatom toojb f^ct
eerdberöaalbi ©finbien ter felfbe tgb: fobienbemen'tbeginen'teinbeban
bieöeibeüjel befcöeibelifeec te toeten; om te Ronnen giffen/ of't opgejïemö

toerfe/

-ocr page 252-

XXX. HOÜFBSTUK.

teerB / ofaïïeen een lejije töa^ / bat öe jongmaïi aan be ijjijflec geefï seïccrïr»
Φΐί 3t|n&e / f0 bipt öiecna bat be leerling Iiarrη meefîec obertrcft»

Hy fcidc dathy'toud wijffagh) 't^ien bail bie frbajmelifefie (ïuipn toa.^
i^teniietgenoegii : men ntoejt uit ben monb een^f betoberben felf't ora&èï
Ööïen/ Dat in ben te]CïUan bit ber^aaï met anbereiettcren/ aljibjpiuat befon^

ber^geiïelbtó.

Dathy't oud v/ijffagh &c.] enbem bien jonden boosftoigïjt gfei: ban
btoaasföeib niet brfcljulbigen / fcöoonfc mp èlaariife blijfet î bebjpîe fo beci
tepfe ïuiben
/ ober fuïfe iiJoo?ben / fulit een aberecgt^ geboelen batten, ^ίε
boo|toeinigbagenfe
!fbennaam ban ^^obetefTenietbecbsoeg/ toont nu met
be baab
feif batfe 't : bie ben genen bie l)aat fc§olb / boo| 't regijt tot ftopgen
bbjong/ boet
iïem nu felf fpieèen/ en öat boo? beele getuigen. mo^
gelpbatmen menfcgen binb bie fulB^S feonnen geloobeni ^at ftan't boojs
ODjbeel boen» ilabben b'omfïanberiS felbe gefien / 't gene ÔP boojgaf bat
ïjp
fag0 / fo l^abmen meer getuigen niet ban uobe, €n fp mofien 't gefien Debben/
ôabbec 't oub üjijf feibe
getoee|ï* €en toaar litfiaam ίβ booj 't een goeb oge
niet meer fïgôtbaac ban boo? 't anbee.
JlBaac fo fp 'tfelf getoeefiijS/ iioe
quamfebaarin öuiifï toie Öeeft gaar ingelatenï l|oe fïonb of laife tegen be
JBanbi oftoa^égaaclicDaam boo|be muur Been gcbjongenï Cijjito enfe
iieece/ biebe butbelen uiiboterp/ ffetft nooit felf fulö een mirafiel gebaan,
lUaar neen / öet Vöa^ iiaar
fcötjn. ï©ien^ WïH ban i iBet eenen monbe f
bunfet mp / Soo? iS befe aanfcöouüserii feggen / bat fulfe fcDgnfel ban ben ïi^ut»
Jjel lüajS* ^ie ban toel een onberaben f ontjota / foube niet oneigen jgn) becwi
beirbanbitSSe^jen i^/ fijnbonbgenootfo't ôeet; bte gaar ôtec fo afgefcftif^
beet/ iiatfcboo?be^oberesfbefeenbmoet5nn. ^ob'een ^atanas^ tegen beti
anberen/ ofbe ^Puibel tegen fiju eigen Ι30ΐδ / goe δαη δια rijft beûaan I
Matt. 12:26.

10, Hy wasfo flerk] ^oubm bte allegaar betoberbsô'n/ bieboo^gebti
ge ontfleltenifle bejss iicDaamji b^ie
ofüiet mannen te fïerfi 59« fo i0 be taeerelö
bol toberp/ toaar bat men fiomt* 't ï©are genoeg/ fo nooit be Mthtmv.
fionfi of b'erbarentfieib ben menfcDen geleerböabbe/batternatuurliüefieiïien
3gn/ bie fo {ïer&e (ïuipen beroo?faficn/ bat felf een berfbja&tlttöaam/ gebu^
renbe befelbe/ ban(ïec6e mannen/ tbjee/ bjie/ of meer / naubJeli;rtefioui
ben IBaar iS toil ben Hefer Inel berfeBeren / bat fo maar een ban
bie bjie of bier mannen fic0 alleen ter toeeregefîelbfiabbe/ meteen goebe rot»
ttng tn be buifi: DP foube bie toberefTe bjel ban beüjanb af geSregenfiebben:
en ben betoberben tot eentbjebepcccavigebjongen/ met belofïe niet alieenita
ban 't goeb oub toijfnooit meer fo te noemen/ maar οοδ bankaar nooit meer
fo te fien. <iBn fo gabbe men Bonnen onberbinben / batter een geflagljte ban
bofe gee
^n 10 / bat toel «itbaart fonber bibben en bafïent €n fobanig
geefl ban öefen quant.

§.ii.Wanneerhy klein bier eifchte) Ce toeten/ban bleefe't eetfïbatfipregfit
betoberb toasf. liïaar om reg&t te fpjefien/ ban bleefe 't bat βρ alleb'aan-
fcfioutoerss betobfrb fiat», il©ant ÖP D^ö owbe en gemeene tobecBuniije /

ba(

-ocr page 253-

24-S Vierde Boek.

bat tó fiet fpeidebraken, al me&e gelferö. om öe feïiei'öetb / μ βρ fïcîj
«iet ίο ïïcötenöefeerbe/ metö'ecrjtepcoeiïeulynecBunfieiïoojte brengen; fa
j^aö' Dpfe ferom geijogen* «ï^at öaöbe ntemant gepen ; maar Ijem toei / öfefe
uttfjjoog. daarom Msa^ ftem öe fcöulï» tjeel eer te geöen öan 't ouD togf / om
bat ö^ar nteniant fagij. ^o Bomt öan befe eerjïe toberp / na fo üeel fpooic /
einbeUS op entge
dertig kromme fpeidenin't. Cnbieiiuamenuitrijncnitwuö/
bat fag men mebe : maar ooh utt fijne Beele ; bat öeefï niemant gefïen* l^ocg
minberuttfgnemage; 't toetó noc|tan$i niet onmogelife gabbe getaeefï/ in=
bien ÖP fe eer|ï ôab tngcfffloïgen* €en.i? ftabbe bat ftonnen gebeuren/ bp 'i
innemen ban fpijfe of b^auÈ / baar onbergoebii een fpelb in toare* jilaar
maatóatStereen/ enbattut
dertig toe en m?er/ i.èbuitentüjijfelbooïbebacöï
gefcöieb. fegge boojbebatöt ; toant men mil niet bat
ï}tt van nature Uïa^ ;
gelöfe fiet οοδ niet ujefen han/ gcnttr&t bat nooit in menfcöen iiföaam groei®
be 't genebooïiïoniïgemaafetiii/ maar toelbejïoffe baar mén bie afmaafit.
5©eltieen/ maar geen jïcenen gereebfc^ap : mitTcDi^n (0oeluelifegeene,rem-'
pelVueet) me#ngof6o{ier/ ofbat baar na geltifet /maar geen
fpeiöen. €«1
öanbeibenmoetbanVoaar 5ijrt : ofbatbefe iongfenecgtbefpclbfninbenmonb
genomen fteeft/ om bie iiit te fpuüjen; cfbatfe ^cm be todrrr^é boo? biutieiif
gulp in't lijf geb^agiji/ en baar boo^ fnlfeen fujare plaag beroojfaafet 0eefi.
I|ccftfe!pem ban ooit toatingegeben ï bat en leei? ife niet tn bit berfjaaL ^o't
niet booïrïi«^nt«onbtiftnge!ïomcn't gene baar uit quam; booj mat üjegó i^i
fiet ban gefcgicb ? (be ^efer fergebe mp 't feggcn) toarenfe ban onberen
inftjnlijfgelïeôen: peraa&tenfebooibebecmenban na bobcn/ (battó/ te^
gen be nature) tnbe maag? d^oft $gn geen fteoeetgaten ooit fo ruim/ batter
fpelbenboojfc0teteniîiogenî en genomen/ fp raafeten al booj benljuib; öoe
banboojb'anberebeeïen/ om in be maagteSomen? iBaarbe^uibeï/ feit»
men / feanfpelbenm meer fuift goeb
in'^raenftj^en lichaam maBen : aiji't
gem<6obtoelaat/ tjoutenji ; bat boegt men baarbp / om<©obquanfa)g!Sf
ijobenaltelatenspn* ^ocf) tnie Çeefl ben menfcfien geleerb/ bat <!5ob ben
^uibel toelaat / cm een fpelbemaiïerii toinSel tn menfcgen licgaam op
tefetteni ©atbegvipgebbenfetotö-banonlicöameliSegeejïen/ bie Den Itclja-
melifee jöanbbjerUen toefcöjtjben ί toat gebatfiten ban <i5ob felf / bie nooit booj
Sdpojïel nofö f jof^et fuiken groten bjonber b3?ogöt i ^nfe leere ^efu^ Ijeeft
in fijnen ttjb op aarbe menigeiï mcnfci)e ban ben bofen geefï berlofl ; maar
tïoit guam &em iemaiït
booj bie fpelben bjaattte* jgocg beel min bie bp bit b jobj^
menf
^cDtepafTequam/ baartopnuaf fpjeBen fullen. bjp befen fpelben==
bjaUer bp ben fean^er fpelbepifler; in get
X. i|oofi|ïu6 aan ben iLefer buibeip
bertoonb, ^oojtnu'tanberbeelbeferöifiorie.

§. 12. In't felfde ftccdje woont ene Miry Riil, ontrem even oud als dc
jongman: welke dit oud wijf ontmoetende, den ring weerom eifchtedieniè van
haar geleend haddcjcn kreeg hem door onbefchoft aanhouden wederom, met
deic bedreiging ;
dat het veel beter gewee^ wire^ fo fy den [elven ha^r langer te
hnvaren gelaten hadde.
Ontrent ene week te voren dat gemelde Mary betoverd
wierd, ontmoette fjf dit oud wijf op de ftraat : welke haar by de hand uemendc,

Ver-

-ocr page 254-

XXX. HeoFDSTUK.

vcrfocht met haar naFroom te gaan, om n* enig ipinwcrk te ficn ; alfo nie-
mand in het dorp lyden wilde datfc iet hadde. De voorfcidc Mary bevrecfd zijnde
■vrci^erdc met haar te gaan Ontrent vier dagen daarna ontmoette fy't oud wijf
noch eens, die haar om enen appel bad, alfofy nicwïings enige gekocht had-
de : welke fy haar weigerde tc geven.

Maria Hili. ] ^ t^f ^aac haam : gaat oaderdom met 1®illem ^iceu rje^»
ïgft ; en fp
in 't feifdc dorp toiooitac^tig» ^o Dat öit itegijt een paat / &a$
inalSanbec fcóöttf getioaoen te öebbeu» ^picec Bonbe fîcô fa teel öetec toigc
feeubaii 't oub tönf/ bDojbien ÖPful6cii ftuip aantïjue sö&c^reeg / bie flja
öoojgebettftpï^litötgeloUïgen tegeloofisjefcöipcïmaiïïe. IBaarijoetuiecij

Sy trajigde haar'om den ring &c· ] toacenfc bUi^ bettre goebe bjienbmi
nctt / baat af b'eene b'aubeïe enen nng ajïeent / of te betoaren geeft.
laatfîe betmoeb ίδ uit öfe ceben / bat aiibecis b'oube bjoutoe fffitjaen moetïe ben
ring geleenö teötböen ombaar mebeguaab te boen/ en't meisje bien toeec^
om gféîfdjt om öatfc'tto^eeföe. iiliiar öaa toarenfe ïseüïe ateretijtiS gefteetb/
in 't üjeer-eifTcöen en in 't toeigecen ban ï»n rmg* 3©ant fo lang al^ 't beéje
bien gabfee / feonbe't b'anbere minji teeö boen; betarjle 't ree&fcöap of öct
rnibbelbtrbetoijering / fo beting batloaif ' nanöegene moefï befleeb Ujoi®
Den bie men öaair mebe nuaab boen üJtlöe. ï^olgenii bien ^omt ijet laeinig te
pj^'tgene bolgt.

Metdefe bedreiginge] ï©at faebjeigingei ^ùt too|ö aïle^ten erg(ïen ge«
ïïitiö toat ban 't oaö tugfafÊomt: öe jonge luiöea Sonnen niet miöboen. S^aai'o
omtoasfbatfoguaiife gefeib ; bat be riagöctecbp befeoutiefojgbeUiaaiD ge«
üieefï ôabbe/ ban battee 'tijong bicc mebe ging p|on6en / met gebaat ijan
berliefen ί

^^^^^ ^^^^ battbelïeio\jetinge meerban acDtbagert
na tujeDergeiïen tiauben ting gefcgieb : mant balscnsi ü'oïöec ban bit to
Öaal ful^ al tiolbjagbt toa^ / eee befc m^ na jr^oom onöèKlcib ; toelBe ηοφ^
tanii/ fo aliföiecnagefcibtaojö/ ηοφ acijt bagen te bomi geioeejli^/ eec
't meii^ie betoüerb ïuiecb iBaai: toaacom mogen lup mebe niet meten / fioe
ïange te boren bat mecS ban ben ring gebeurb 5p; manneer 't besfiebienont^
fangen / Ijoz lang beijonben / en mairneerfe bien meerom gegeben j^eeft ?
a®ani inbienber toberp met ben ring gepleegö i^/ foma^ïïiï nobtg om te
meten*

Nam haar bydehaud] boojfeibebebjeigittge meeÉ niet feergebig αε^
m2etî3rin/ fober nama^ilitf nocô fo bïel bjienbfc0ajj tuffc^enbeibe bleef/ bat
Öet bejsle bat meijSie bp be Öanb nam om met öaar te gaan. Jfôaar bit Bonïae
öebiogöjnn/ om't jong bjommenfcö booj fcijijn ban bjienDfcDap te tt^^
ben. #et ma^ nocfttané geen feiïib / bat ac0tieri laren oiib maji / om foo etn>
iicubtg mebegeleiö of berforiit te mojben ; fober geen gemeenfame ijitenfc
fcDaja tu|f#n öeibea gemeefi ï©aar 6omt na ban öe bpanbfcfia^ ijan
baan!

Om na enig fpinwerk te jïcn ] 't^rmbejije / fegiö not0eensi / aï Sojaren

^ o«b/

133

-ocr page 255-

214 Vierde Bock.

ûuîï/ ctiitotgntctrpcc/ fcijoonfp&e tooning îjûoi niet geeft; ban batfe itecft
fpttinenttioctomïïe feofi/ fo'É fcijijnti loatit fa 'ttioo? iijDUsc&itjruja:^; öie
feifgeïö öabomWa.öte hopen/ bepoefbefipbeöutfenmet teüjagen. ©aar
ôptoû^^fe nocÖfoongelHÏi&is/ batietparnicmaïib geben tuilbe : mostenbe
ber^alüen/ fofe mcï toilltbtgfttten/ baacomnacenanberbojpioe g^ïiin/ of
ilab / om
te fïen / ofle baai feetei' aanraften ^onbe.

De voorfeide Mary bcvrcefd ) a®aac booj I Wàt ijab Öaac H bt^jz ge&aan!
ï^arcn i'tng betoaarD / e» toeerom gcgebeii. IBaac fp bjeefbe ban
0aar be-
gejct te Uiojben
; alfo fp / geltjSmen benïten itiagl) / een quaab tuoojb

Ontrent vier dagen hier na 1 «Snbe aïfo b?te of bier booj be gebJaanbe fcetOi
Sjecing. 3®at gebeurbe ^tet aanmeriten^Uieerbig i ^Inbecif niet ban bat ftet
meisje öat^e onbeleefbgeiti aan Het üe^ je toonbe ; öaar enen appel üjetgerenbe /
ïiaarfpl^aac/ al^'teene feinbljeianbec/ mti gebeben ö^bbe*
Sena enim bh
pueri.
3©ant oube iuiben feomen in gaat tüiebe fembfcgeib* JiBiffcpten toaif
iiet 0iec oo& fo :
immcr^f öat bi tjSt nip beter Dan &e minfîe toberp.

$. 14. Den volgenden Sondag klaagde fy van ftekingc in de maag : doch Waan.
dagh's middags over tafel fittende, quamietsin hare keel
op, \raaraan fy fcheen
te fullen flikken : en viel op den felfden tijd
in heftige flnipon , welke tot 9.
of 10, uren in de nacht toe duurden. Defe trekkipge was fo fterk en geweldig,
dat vier of vijf inenfchen haar nawlix houden konden: en ίπ't midden der iêlVe
verhaalde iy, hoe fe't oud wijf tegen de wand aan fagh , baar toegrynfende,
ennahaarilaande; waarom fy befyden week , om de ilagen te ontgaan. Den
dagh daarnawierdfemet gelyke quale bevangen, en verhaalde , hoe fy haar
ftghalsvoren, endat fy degene wasdie haar betoverd hadde.

Den volgenden Sondagh] Wt iîefetnge w be mage / Ijaac op befen bag^ aan^-
gefeomcn/ fionbefefonbertobeipetoelgeboelen: mtffcDten Ijabfetebeeiappe^
ien gefnoipt/ beüiglfe niet een baar af tioojb'oubebjo\ütemiiTenöabbe*
Ïïefeten ban'tjong bol&Eomen öennieefï ober/ boojbien batfe ômme (ïerSe
magen al te beel bergen.

Maar Maandagh's middags over tafel fittende &e. ] ï|ier al töeberom bC
magebcellicl^t oberbocigefïe&ingc met genoegberfc^oonbvfo bat een bjofe
«Uegulfïg ingeflofei gareSetle
te öeetbenatobe/enbaarbüo?benlt)e0|ïnabe
maag toeflopte/ biebaag^ te boren al genoegbefetbjaiS^"
De ficrkc auaai,
of/ trckkinge, bie gaat tjiecmebe obenjuam / itanbaacbooîoo&tiKl bêrooj<
faafit 3i)n : en bat befonberlife in ene jonge bocgter ban bten tgb. ^elf itonbe
Öaarmaagbeïi6eiiaat alleen bequaam 3ört/ buiten anber gebjefe/ om ôare
fieeltebenaubjen/ enboojt^fulfeeflnipn tebcrtoeBfeen» ïï^atfuilenrnp alle
JBebe5tiitö toegaan / en iS felf toeet baataf ejcempelen geneegf». bat al
iet gene bat bnjS becte berj^aalb niet^ met allen betóö^ battec toberpe
toasSi IBaat ï«e möejlet ebenüiel op bolgen : bitboojfpel toajS maar ie boen/
om fnlfe fpel ^àt uit te mafeen.

Ter fejfdeii:d : &c, tot 9 of i ο uren in de nacht ] 't ©ΰΐδ bJaji booj Wil·
al baat ingenomen/ en b'ogen inaebioomegebjagljt om

fijn^

-ocr page 256-

XXX, Hoofdstuk. 23s

fîjnc öanbgrepen boojuiitoerfifeieit ban '^oberpe aan te lien. îï^aàtom mogp
öefe JBarp b'oitifîaanôer^ te seraafefeeîî&er met beel en lang toeSgfeen ùet^
nmijen/ entûtintennacôtojîlouôea; aîfo beDonBecgetbbienlîîS i^/ ombe
miiTeiiSfïe berionrngeioohberimerban bpïicltenbageteboenfclîgnen.

i 15. In 't middca der fcl?c verhaalde fy &c.] i|00§îer be ttoebe getlîigC/bat
25esiieiDfceren&an î toant IBarp fietgaar alfofiiaacaan be toanb/ al^
Wih
ïiam ^ptter gcefi gebaan, ï|et cen fa bjaac al^ 'i anbei% Jllaaî: öoe ig be
ouöe b joto met togfec / baife een^ bercaben 5gnbe / Γιφ be ttoebe maaï ban^bea
■mnmi tecieuc / cnbooj't Μδ ten toon boet fîelletî i 3©at feg ίδ/ booj'c
bolfi? J^een/ eer|îbOû?îBil!em/ ennuboo? IBaip: toant bie beibeu 5gn'i
maaK/ εη ntemant
mm / bie Be^ieaan betoanb tien/ fofe feggen.
foubeïiienanbec^ toeten toie't toaifbie gaar betobeiSjfieeft i ^UiSftanmeii
iîlaarîifefïen/ bat bit geraaafet fpel na't gemeen seboelen geftôtSt m : aifo
fuihe tobecpen altgb met gcfigötenbaarbp plegen berj^aalb te Voojben; toaaf
uit öe fcgulbige be&enbbjo:b. î©ant οοδ be buibeljagerii / fomenfe noemt/
enbjiâiîcr^ gemeeueltSemgeuraab aan't bolfegeben/ toatfe boen moeten/
om gebjaar te toojben toie 't bie ' t gaar boet. ^ie moeite fitec befjjaarb ;
miffcöien uit gebjeS ban fulpen ^^^mbel^ Profeet of p|ofcte{]ê : mitfoien befc
beibebetobeibcn 'tgelufe Rebben/ batöenbetoberefl'efelf ineengeflggtebeci
ffljijnt» ilabbefe bat
00& aan b'omfïanber^ toiUen boen ; fo j^ab be moeite te
iparengebjeefïbanbatpgnlifebjaSenban allecfianbe bieeitïbebingen/ mbatî
bte toatec-pjoef; om elè een te boen fienbai Dettoberpetuaj^»

16. ï5eii volgenden Woenfdag begonfe kromme fpelden te braken , en
dat duurde fo den t^d van
14. dagen. Daarna gaffe over fpykers en fpelden,
en hield doe vooïts op den tijd van acht dagen: waarna fy wederom ipykers
braakte, en lepelilclenj fo van fpeauter als koper5 onderfcheidelike flukken
yfer, lood en tin met verfeheide klonters van kromme fpelden, fommige mee
garen omwondQn, enfommigemet draad ; ook veel bloeds tuflcben wijlen.
En dos bleef iy doe enigen geruimen tijd : hebbende in alles overgegeven
. bovea de zoo kromme fpelden, behalven noch verfcheidene klonters van krom-
mefpelden,
16.of 17 ineen klonter; feven flukken fpeauter, vierflukkenko-
per, lijnde lepelllden; fes flukken , waar af fommige lepelftelen waren, eii
fommige 't lood van een venfter glas j buiten noch een dicht ftuk lood, volle t wc
oneen wegende; fes lange flukken blrli, met yferdraad daar aanbehoorendei
vijf flukken yfer, waar onder een dat rond, maar hol en vry dik was: noch twee
entwintig ipykerswaarin fommige fchotfpijkers waren , langby de vierdehalf

duim.

Den volgenden wocnfdagh] ^iet giet b'eecfïe beKioninge / bie 14 bageii
buurt; effen fo langaï^ïBïUem οοδ met fpelbema&en boeube bja^ : boch
bjien fpecgterinbe δοηΙΙ bem öbectceft. ïiaant ten einbe ban bien eei-fien
leertyb bebe fp met eenfiare pioef ban 't fpijfeeemafeecii ijanmtjer^. "mot ijalf
fo ianggeiHîjî/ en baai; na 't bjerfe metmeerberen pber bp be ganb genoitien
Óebbenbe/ quam ï^tt langer op geen bertigö Sccmme fpeiben aan. ^are»
monb fajömen
cn«n geruimen tijd iaug/ iiietanbers^aïaSeneopmemgueban

aifepi

-ocr page 257-

Vierde Boek.

allecganbe ïjetgtoerS î goab en filber utigefonöêtb ; toiwr uit te fïen i0 / bat
δε
fgnjïe ^(llcijimifiecp iu be toberfiunfï niet t^î, îSaarom moetimn

fa ïicpnietfêggen/ batteti? totoei-ptó/ 'tgcue cnjS\iJcnberïi}liiûcfcï)tjuî;g£o
«lecfet batb'^lc0imt<l böi '^otorraar t\ fecnH tc ftobcn gaat* öaböe
ïiefc ïSutM be^anbélnigfa toelUangoiibcnfïIber / atóöaiïpfEt/ feo^ï/ttn
Én loob gegabj öp foube in al bien ttib tod tet^^ brsacaf f^eb^

<i5n ban foube'teen bermafeelifee iotierpe ^eïaeefi 5na ; laaar booj be
feetobtrDe |ϊφ mfeo?ten rgôoûfîîoaen/ of betoef enbecjsrniigefeeaen&abbKT.
^ie mpbusf ôoûitfp?eïîen/ falfcggcnbatiôtmtbît'ûîcrîîfpoîîc: en foboeife
ββδ. Φίε bat φιαΙίδ neenit
I öte toont fîcij οπΐΐί^οολίΐδ tooj a'eerc ber sBui^
!teien/ of bcrboolïe mènfcôcn ingenrmen; turiûçife /bu^nictôenfpatîmbe/
op'tailerernfiigfîeUcrMementoîi. Internant fai mp toeigeren ^î^i^in îîp ie
(iaan / bie maar een^S met aanbariji/ enforiber Uooîooîbeel/ oj? ben Vfoipn»
be η 3|nbemarîsi ban be^ builiel^ intbjaalifeien le tien lyiî.

ί 7* Hebbendein allesoven-egeven boven de zoo. kroir.mc fpclden ; vcr-
fcheidene klonters vnn kromme fpclden , 16. of ij^ in een ; 7. itukkcti fpiauïcr;
4.rrukkcn koper, 2,ijnde kpclRelen; ó.iiukken lood - waaraf fommige lepel-
Üeleu, en fommige
't lood van ceo glnsvenrter waren.' Noch een dicht fluk
lood, α. onsfeiiifwaar , 6. lange (lukken bli^i,, met yferdradeu daar aan ; fluk-
ken yfer, hei eenerond , hol,
envry diki z2.fpykcrs, waar onder ichotfpy-
kers van 3. cn een 4· deel duimen ruim.
^let baac ht tjgrfCyCîbe ftoffeu / nîSC

ïjimmaafefel/ en gérai: laaton^s bte toaî mt raaifeanöei fc|ïficn/ om Det ie
ïîefîen / wit toai isare öie geijeele tcnerSraam öefïaat. Cnige 5gn ongebo^mb ;
de 7 ftukkeu fpiaatcr, bat een fluk lood bûa ttoe oneen ' en 4»banöe f. üukken
yfer.
tS'anbcre 5i1n gebjerlït : fo tn't gefieel alji in 't gtïJjcBen / omfo tefj^ie^
ften : te i3jcten/
boiftomen 5gn be 2so. fpddcn, bat eene jïufe y fer, ronb en uit= -
geöoiö; enbeai.fpykers. 2&eôalbenbefe3gnbei:iTaamgejîeibeenopgemaa&''
ïetöerBcn San 16. of 17. fpelDen aan een met bjaabomUïoelb/ enmetbïoeb
boojmcugb. €n ban ηοφ bjie beelcn fionfîtoerS / boei)gebjofien : gelgiï be

Ikopcre cn lodcncIcpclftelen, 't vcnfterlood,cn,ftukkcn blik metyferdraden ; aüe
fobanig / bat pet ergens^ toe pmaafet getoeejï en afgebioBen $Mtix\t nu

of ban buiten baar in gebiagöt î 3|et eetfie raagijmen niet eenjS benfeen / fcnbec
öen 2iilmatDiïgen giOicïïp te la|ïecen : bie alleen ftetpfer / feopce / tin of fnob /
ofbiergeipfe jeöc^^nSan; maae bienociitan^ nooit lepel/ fpelb/ offpij&ei:
frijieîî. ^cifin fijn eigen toer&totbenôeiiigenbtcn(ïgefc{)i&t öeeftöp aooti
<engeIeiigebjnîSt; (bie in allen geballe nocfiongelpmcecteqiiaamóeïöban
be^iiitiel^lÖ^bben moeten/ en baar toe feer toelge^ati Itabben) maaralle^
bofljmenfe/^en^anben/ ai^^25e5alcél/ ^öoliab/ ifiram / en anbeie / ber^
rigiït. 3iri. tegcnbeel tietmen / bat be Beicerp booigaanjS met gemaaSt üjerfe jjan
fppfeerii en fgelben te boen isf ; geliïS fuïr tc boreri aï gefeib i^. ^tt an&ec
baarbp 006 aangemerftt: en §eeft Oi
^cuoeft beel groter reuen/ uit bien bat
pellen maar pleine ilicfiamen jgn / bp ff gotfppSer^ en lepeifïclen / en bie f tua^

re

-ocr page 258-

XXX. H ο ο F D s τ li κ. 237

refîufeftenïODî»/ Μίδ m pfer. ji^aar bcnSt ίοφΐ liciîc op be «bm

fpoogi iBas^Öi^tbaatom/ batbe ^Süiöel iu ftaau liröaatïi geen ïepel&ïabün
fmeben βοη&ε ί î^aarom Ut fo toelnict öe ticien ί Φίom bat tst bSaben te
, ïï|eeb jtjn cm boot 't âeelgai îc bjptien I baar mocfi Öp mebe raab toe iaeten / fo
tot al 't auber ώεεί. ^cm : vnanfom een isafi ücöaam boo| εεη anber te
boraboojgaan/ fonbcïmimte tema&eufo uecï alie^ bat ïitfjaam ïKflaat; bai
10 tsgen öc nature/ en booj <6obif almagliïgöetb ηοφ uooit gefcöieb i berôaïbe
fcfîiijfimen bat rjoîï^iatieclîife bm ^&uiUel toe. i^aar bit bjouamcnfcO Ujifl met
bêbjeföteöecMabenfoUïcige^rtraabaliï metbefïelen/ en't anbce tiiig/ om
mftaarbaö&mif teöcrbetgeu; tct tgötoebatfe't een na't anber ingcnoim/
'ieenna'taubeï; / ten micaScl ber tiecbUnbe SpËier^ / Uïeberom teu monbr
«itrpoos.

bat

Ôebbeiî/ bat aiie öiefiufelen utï ï^eu ntouïj üau't n^ipje £|Uimxen. Jlaafi
Bjotoüoföïjieefittctljiiïetcregeiesentóetö om icïif tiifTcijen Ijni-e Elcbwntoecö
tcfomîîîcleM/ ban be mannen tîoeiit baat toe aan öcïD^nbie'fïmpen een^coot
öelïiilp aanbrengen ; buiten UielSen (iet baae bot^ een-s cpï ) fuis bjafen
ijan öoï aiÎsïganbe tuig nooit g:cft[iïeü. 'iiectaöl öc gelaaanbe tolierfîefîe ban
3/ 4/of5*mange0oubenliJojb/ foijjojfcenbe ^nsn bfe Jjecbcï affïaan ijan't
naajîcçcfiffôiara^tlcien: enbie^aac ï)SJiben/ Debben ïuer^ genoeg om bui^
itKnuitbeïjanb/ be ^nien nee^toaattjS (befonber oiu bg eeibaai^ib / fo 't
eenbjotomenfcDt^) en'cDoofbo|3l2Jaart.0t£i)5uben; fonbecbatfe inbieeen^
ïjoubige Uerbaafbgeib fo net ficn bonnen teai be betabcrbe fomimli/ laaife
oubei'ixîfffôen in ben tnonb bjengt ef öaaï uit. beïïe't ecrfïc be&ö^ /
batoï^beümjïanbersiatóoogtuigengetïen^ünnen/ ijan bic aebüoifïe '«εόΐϊε»
rp : ïïiuten'tgene fp mei o^en öooiben/ Dan 'i gene jBacp fdbc ïjatfc (αφ,
jinijolgtöctime&e. . ;

19. Dc. luiden van het dorp fiende den bedroefden en beklagelyken fiaat

van de voorfeide iViary, endp fecr rqet haar bewogen zijnde ; deden fo veel ,dat
ditoudwijfgebrasht wierd in 't huis daar de gemelde Mary woonde , fonder
datfe'twift. En zijnde meer dan honderd menfchen by een vergaderd ; wierd
dcfelve Mary gebraght in de opene lucht: daar fyaanaonds infulke flerke üuipcn
viel, dat haai twee of drie man qualik houden moghten. En gebraght zijnde op
denbcrgbydekerk , end'oude vrow by haar;gebï»i.,^t : (niet tegenflaande datter
vier mannen waren, om de gefeide Mary in enen ftoelvaiï te houden, fo rees fy
op over lanne hoofden heen in de lucht. Waar tegen de mannen,' en andere
daar by ftaande, haar de beenen vaft hielden , en fo wederom neerwaarts trokken
De luiden van het dorp . . . · fecr met haar bewogen zijnde 1
Bïillbe ttïebOi
gentljeiö! 3©ant toaarboo? i0C0i0^)330gen| bcortficn
van haren bedroef-
den iiaat. Ilêaarfp
fagen miii* > 'tEïciiaamlöa^ fo bjoibig nietgefielbai^
'ifcôeen: maarbefiei in fobcbjocf^im fïaat aii?coît menfcijeofi aarbe iüa^,
^atöeïten toontfïtlj nietoTO^t: KocDijcojbewenfciien/ biegctijebitefit;

5 ηοφ

-ocr page 259-

24-S Vierde Boek.

11OC0 <0oîï / îJtc |1φ nietbeöjiegen laai; 1©ce Daac / inbten fp gjar niet
en Ijefecect/ ban Defi bttteïe gaUe en t'fameuiuiogmgeöanongecesötig^iö.
^pïmjaalt groteUjcöteöer fobeie öoet Dlïjalen. <6ol> εη laat ficö
ten: wantfotoatbemenrcöcfaaitOatfaiöpooUmaaijen, Gai.6:7.

Zijndb, by„een-vcjgaderd meer dan loo menfcheu] (©etuigcn fitcnccg;;

maac toartiebljen biegcfitrf i ^c öaalï alii 't ouö tnijf gebjacftt toa^ in 't
Öuiif bsn IBarp /
fonder dat fy 't wift, ( te toctcn / JBarp ea uiifi ntet öai
ouö toijf inijaacöütsïUiaiS; fo-falmen'tberiïaan moeten/ ora't ijeto^siben
ineejïen felem te gctien) en fp felbe buiten
in d'opene lucht : fïet fo êcggtfe aan^
^onbiÈ ful&e föjare tîuiçen / Datteu genoegf) aan ïiaar te Ijouben t^. ^m
bebe baubetegentnooibigöeib bec tobece^ m't ban be betobecbe; nift
tegenflaanbe bat befe niet en bïitï/ batDaac'toubüJtjffonalüa^.
3©antiticn
moetbenfeen/ bat ijet bolfe taelbetfefeecbtojaiS/ bat Jten bat niet en bjifï.
jBaac Doe öceegfe ban be fïuiyen ηοφ Î ^o fiet nten immecsi XatV bat ijet geen
fleinaalïtbjecfe en UïajS* .#een totö/ tcoutoenï fouben meec ai^ loo mens
fcDen niet een fcftone gemeente mafecn/ om gettooneeltaoojDaat toe te iïeilen/
in 't fjjel aan ben gang te geipen ; al 'er 't besje felf nietbp ?

lo. Op den bergby de Kerk 1 ^0 magi) men ban Uoelfeggen/ batbefe
Î&îotelianten ben ©uibel een ôapelle fiictjten/ bp be ^erfe / aleer ban f agifien /
(fo 't geen ntetoe Mtth ) tot ben eobsbienjï gebotoü.

En d'oude vrow by haar gcbraght ] öeect mp om bie amie ouöc <loof/
bie bUïS onttJeecbig Deen en loeec gcfïeept toojb / om ten fcDotofpel ban be ïsee-'
relbteoienen» ^at
iBarp^tei: folieel babbelguigöje^ maa&te / en biec of
bgffïerlïe6arel^üjei:&gaf om baren geeft Dejf afgconb^ neer teperflen/ bat
èpniet alteöoog tnbeluti)t ορεεείί: Γιιΐρ en geeft mpgantfcô geen Ujonber*
JBanttoa^ fp fo sntflciD gebjeeft aljS men geiien kleeft / bjanneecfefïegöif be
gebaante aànbe bianb fagt) ; fo pafte 't Ijaai: nocö beel meer getoelb te maften/
Ujanneei: fp 't lichaam felf inb'ogen fereeg. IBaac berneeme met / bat öet
beiSie (tecbjglefpban elfe een gefien toierD/ enbequalebeubetoberbeop'iai^
lecbjeeftt&ftetöa^) ineuin'tmmfte metbebuiften Djeigbe ofgrrjnfbe / gelóiï
JiJlarp te boren feibe Datfpijaat fagljboen. ao^onber ban/ Dat be ftgaöubïe
JiberiïfamergeVbeeft ijSban fjet lichaam bja.^: of be gebjaanbe -^obecefye ftil
baat bp ftaanDe / beel deftiger en berbaarliitcr ftuigen te Vnege bjag^t/ ban boe^
fe floeg en ftiet / fo bat be betobecbe geburiglift uit bieejS ter jgbe bjee^.
toolgtjetberbebebjg^»

21. Dit wijf wierd uit latèvan een V redereghter by beëedigdc Vrouwen on-
derfocht : die aan haar vonden verfcheidene purpervlekisen ; welke met ene
icherpe naaide gefteken zijnde ) haar echtergeene pijn gevoelen deden. Syhadde
noch andere merken en tekens van een Tovereffe, waaraf de Vrouwen onder
cedeverklaringe gaven aan'tgereght; enfommige fwoeren fe/ïi/^ff tegens haar
Dus wierdfe gefonden na de Graaflikheids gevangenis, alwaarfe blijft om in de
naafle fittingen onderfocht te worden.

Dit wijf wicrd uit lafi &c.] #ier boet be aegfiter fiia ampt/ m bjDjöget
je boojeebgUcötigeï^pwbjeu
onderfocht, Coberpe te oaoerfoeöen / meen ift

(at

-ocr page 260-

XXXII. Hoofdstuk. z^^

m geen bjoutoen toerfe iif : maar toeï / toüerp ie raaBen / fo aï^ jBarp : nocfi
ΐίειι en inaa^i niemint üiijiS ; en bat in fui&ea fafee / Daaï al öe lueecelb
fot in . ©an fleti lap iiif r noci) / Dat be Seg^tec felf niet tarifer ijS / of β»
nietnt / bat
fitt een ï>joujtnenfc^ aan 'i anbef fien δαη batfe een ö^i t^^
toeei je toaar aan I

Verfcheidenc Purpcrvickken] sstjnpurpeKtesbige/ of enige anbece
Ijleèlïcnaan '^inenfcöenöuiïj/ cnïïieforjüöigf / teèenen tian Cotiecpe : toai

tjleBïïen 50η 'ί ban ef toaï öco j tekenen / Uiaar aan men 6ent ben genen bie öe^
iobcrb 10 ? ï©ant
ijpt iiomt itsîî lüoonbetïm üoo| / bat een bie gcHagett of getia=
ten toojb / geen Düonben otïe blcfefeen iiaat af atijgt ; maar toel be gene bie bae
boet> i^abefenregel/
fmtkUiel/ falm^n niet aan temant^ ütöaam firn of
gpbergeijenijS i maac VöelofÖpbégeneis bie ben anbecen'ibergift fieefïfni
gegeben. ï©ie ï)oo?be ooit ongergmbec taal ? IBaac ηοφ to|eembec tjS 't /
batbetilefefeenbei- iielefic^aan 't ittgaam openbaren fouben: fo bat/ inöien
iemani een bief i^S/ ofeengiertgi^act / ofafgobenbienaar; baaraf falmente^
iienii aan fiin lïcf)aam fien iiûmmn / iîibtf nmen baar aan Hen fean bat i^p een to^

beraar ^e totïcrpc eers? ijan bi fonbeu Ujeïöe buiten 't lichaam 3gn ί ges
i^k l)Zt ^atiliiö noemt i Coj. 6: i 8. alken die hocrcrye bedrijft, die fondigt te-
gen fijn eigen lichaam, ^ettbaar niï Den ö?on&aait bp ; na ^alomonjS ber»
felartnge. ^p^uh^z?:
29/go, ^pte beibe boen iet aan i^un eigen ïicftaam/
laannseiferuiiïefonöenbüeii : maar Ujat boet be Cobercfle aan fjaar felbeni
Bul
foberreafjtföe^otïeKïï mebe een IBunfï W! al it^e quaab: fo moetmen
beufien/ batïjelîosijîof\îîreeiÎrcijapnîeraant3^ lichaam anbcrjS maaètban
: gebolg?Iï& 6an ooü beCouerfeunfï geen blefefeen aan fiet ItcDaam maSen,
§♦23. ΐϋΐΤφίεη fal men feggen / bat öet niet naïuucUfeer togfe / waar boo|
üerbiagfj alfo gefc
|jteb/öai öp fïjn Molh metfulfee blefefeen teSent.
^aari tot bjateinbe
boet ijp bat? #mfe felf te Bennen ί maarfip fientfetrou^
tuenji ban te boten at/ eer gp bie itfeen^ geeft i fjoc foub f)p anbecjS toeten
Uïie ftp
icSenett mocfi I om b^n anï»fmi gcBenb te teiojben ί öat betiô ΐδ
imnicrif niet : fou&e&te lafc gtefï fo Ιο^εέ en onbooîfîgfîttg jtjn/ baî ÔP tîjn bolfe
nteigeijennenijteibe ; of fo ontrote (fegiânccïjeenjS) bat ep fïjtieigenboïft
berrieb i 1®at guaab &an iip met be Oe^^en boen / toanneer be menfeften toeten
Sonnen batfe
't 5tjn ! €en befecnbe bpanb mtnfl te b?efen- Mt\} meer.
ber nu
aifutöe Ce&enen toefen lionben ; luie leert on^ toeifee en öoebaiiig bat^
fe 5m i ïlebbenbie
befujocene bjoiitoen bpben^utbeloffijnbolSterftöoIé
gegaan / baarfe befe '^efeen^ leeren feonben ; en ban Öem een bjiefjie getoonb /
batfe baar in boileerb 3ijni

αφ» 't^tijijntbatbïtmebetotbeftunfïbeöooit/ bat b'ongeboeltgfieiö
befer blefefeen
/ met cnc fcherpe nâaîdgefieken lijnde, bOOJbafï beUjgjibat
iemant t0bercn Ban. gelobe bat een opregöt begclp beifje berfcgeibe Wefi^
fien aan öaar .lijf San Oeböen / iitutïerjS fo feer al^anbere menfcfien ; en bat

bieplefefei " ^ ...... "

tuutlijr in

öieemgbeelof Ub

mer^i

-ocr page 261-

^4o Vierde Boek.

mtt^ îjooj Éîtigen i^î»· "^^t gçbôea otië &ίε ijatt ht Çûge fcftecl jBontîicλ
iîec Xi. ^ 10. optie lo» ©lagcalecn^s gcfeiö. iBen moefi Dan îjteljlrfetot
nabcr Oefclîjpen/ om oivö te iîoen begrgpen/ int laat ooîfaâe f? mog^ten
ontftaàn 3i)n. ^mmec^i uit gceu touecp/ öatlüeet ifi toeL

§. Syhaddc noch andere rr/crkcn) ^aarfegife'Îfeif&e Sjan: enbenbtejS
te meei: isooj oie ÎJjOî'Uîen ÖeliOmaiecD / die daar af onder eedc verklaarden
ïoor 't Gercght, dat het tekenen van een TovcreiFe waren : Ja fy fwoercn
pofi-
iive
tegen haar. 30aarti6 cen llegijt j?o|itijf / Uan feec qnaDen Manh* i|oe
liti^t ftùeert cen men<eöe 't gene öp m?ent te toeten / en öp metet niet. mini
tötijiltenbrfïenüanwitiïoujiol^ gelogen / batfe uit geen qaaaiiaarbtgijeiD:
ttuar na ïwn befte toeten alfa gefiuoren Hjebben. iBaac toat i$i bit booj egn
pofitiven ecö! ^ftbcrlïabaamit/ bat bcfe bjoutoen baji fiellen/ bat b'oube
tojoto niet alleen aan be teïtcneu öan Cobeurffe / maar aan be baab felbe bafi iji ♦
^aigiUÏtöaacroopiïeenï jSuban/ bjpniftbe ^ na't toatectoe; en (ïen
eenjÉfofrebjpbenfaU

NadcgevangeniiTe.) ^aec moefimeit î©flîem en iBacp 5ctijag||t Rebben ;
tn b'ouöebujto in'£:^a{moe|TemeciS-l)atif met bjebe aelaten/ tot öat ijaai:
be
boob/ nufona-bp/ geijeel ontbonben ö^bbe öan be ficiBHen fulôeu bofe
itienftöen. iBaac bie ttoee gelpen aan be teUmn en meufeen ban een ίΐβΐίφ
geiutgenitTeonberrotôC/ fouben banbietoöeupi^aaft onttlagensgngetoeelï.

§. 26.- Defe oude Vrouwe wierd aan een grote rivieren.iby de ftad gevoerd,
om te ficn of fe onder
water finken kende. Hare becnen gebonden zijn-
de, fo wierdiér ingelaten : en terwyle fy hare uiterfte pogingete werk flelde,
met hare handen, om onder v.ater te raken, ibkondeie echter niet; inaarging
op haren rugge liggep,
en dreef als een fluïckork. Boven de twintig perfonen
waren tegenwoordig, om de waarheid hier af te getuigen; doch kondcu geen
gelove vinden in de gevoelens van het volk. Dies wierdic aftderraaal aan *t
water gebraght ; cn daar in geilcVea , dreef fy als voren: tijnde als doen te-
genwoordig meer dan 2 -0. menfchcn, om defe vertoninge te ficn i echter wa-
rcnder noch al vcelc die het niet cn geloofden· Daar wierd ter fclfder tijd ook
een kloek jong vrowmenfch ia't water geiimcten, die aanftond fonk ; enfoude
verdronken hebben, had al wat helpen kon niet toegelopen. Om deweereld
te voldoen, en geene plaats aan verdere twyfeling te laten, fo heeft men't oud
wijf ten derdenmale aan't water gebraght, en als voren daar in gelaten ; wan-
neerfe wederom ftil bleef drijven. Endewas'er ditmaal iulk een toeloop van
volk uit het dorp en 't omliggende land, en daar onder veele van aanfien , dat
het niette teilenis: ίό datter nunauwelixeen isdie aan de waarheid deferfake
twijfel heeit.

Om tc.fienoflc onder water finken fouSe) Cot ^ICT toe fteibben top bjie
topfenbanbefeCoberpgeöab; eigen Óen en feggenberbetobetben/ tfïm
banbeomlïanbec^/ ertbe
pofitive toetSIaringe bec beéebigbebjouto^it» Mu
lujtttt ftet bietbc / en bat ïjoub b?temaai ^coef. 3^at toa^S op
die grootc rivier,
baat tn 't begin af gefetb i^. ^e Eee iiS nocij teel gcoter ; fofe getooi^
pentoteïbe / fp foube op bie topf? / (fooj be foutigö^ toater^) ni^

looel

-ocr page 262-

XXX. Hoofdstuk^ α^ϊ

toel ïîcîlict gcfe^îjen ijebben.

Hare bet ηνη Kcbondt n zijnde ) ^o b'ouöe ttjOln öc goiljï Viiïtt <\öemmeH
feenöc / fo SjaDöeff armeii en üfcarn öaarroc oan iioöe, atiDrri fontjefe

ïm^ Mooraïi;fi?f^'WTi3?iîonî3en beier öjpUeu öan io.sbaiiöig : öaarïsrcoHiïen

oolîtoefFîy^·'·

Ter yje f> hare uiterrte pogingc te wtrk Ücldc ) !©at Ftan !ïï fcer üjcl
ίηΙΙφιίίΒε" / öat fp geen 'Cotere^ 5i)iioe / coiï öaar Uoo? nïer turfj^
gpbc^f'fîî 5Πΐΐ t e;iDe Daarom / üjirienDe Datfe öjptter;be öaar i>oo^ ges
JeiiCiiï üu( lorn 'at.öe/
cdU t)aar bffi OfrD o-.n ie fiuben IBanï ftrf umefî
fiaaE ί a & tt menfff)f
xt fpjehcii/ Ueucr Ujefeti/ fiaDiiicnlP ma gefcc.lt tc
érrgcu/ Ct s? te birD|îiîlîrn ; ï;te jiu rocfi al ifa dnbi 'i grootfte prrà ö^in '
é
mrhrdjen I be üjaö: ban bUiS oub/ en εει·1|}ίΐ οαη {jeae/ Cobereii tc
moctpnilrrneu

Maar ging "P hart. η ru)Zgc!itig η dtw n) .^objee^fplïditer ban boöjüJaartsï
ü^er : bat fat Osi^ De iiaaua·enonDcrtoïntiüige Iccren> Ah een ftuk kork : öaf
tocïb'eu tot bf^ grotiiïQf Dev jabrbpgtbaan/ gdijSbeiir tenvierc. ^m^

ΙΐΐίΓεη οπβ b? li^dtsiirdiunoîgnî ffsjfu tat beöjoulütnineptlsanïïeiuïure
bejS fiojhiö hfbben ban t« matHiCn : εη ni flfijicji l)a& bit Be^sie baat ηοφ ineec
afban «iifcrrc tï:eu uirn / gr!i|fe ïjf naïuier. n et aiie ctiemnatig 5yiu

Kondc Keei' ^elovc vindeo) J^n ρ|ΐ)β ύί «odi bciieDcnUan JÖrfeïtmgton/
batic nîPî ai tc iîfaîgriamg 5îja. âl^ori) Uiat honb£;i|e nier geiobPn ί îjat
ïirî Bî^ÊÎ? bjfff ' mâàï batijabbenbovcode zQmcnfc- er· gefien. ^anmû«
ge niî gdocfïifn b'anöcrrn niet/ bat bffr luei g; fienbabben ^iîooiifo : m
fniöe faSf
η foiiör îîî πιρί trecn 20 paar uiffwdi· cgen UJJlÎen firn ofmiju eigm
sîisefîrr Iw 5η». fs 'ί b.it fp ijier «;t fcijter tnet geioofDcn / bat ^et lugf 10«

îserenboni J>QbmiÎînorîî vpdnabcrms'tlieufinPt

<5. 27. îvies wic-fdfe andermaal in 't waior uebraght) l^Of lange na b'eerjîe
îîîaal î bat hiböfr behoojb up te ffaan om beiciieiiieitûîer te îîounen oo^clen.
|Î)aar fp drt tfals voren ligii öU façisn uierr Dan
zoo imiij'ctïrn ; Dat1
ΐηαΛ regrh
tt buren een. Jâu oicnfcîjî e ib uiri ecîiif re 23eiîfîingtolun geimeiî/
en br plaat^î bcfien te gebben öa it bK get'cîiffb 10 : om te lueten of Daar aco.
încnplien feuiinpn bp öomfη / om brfftjeîbf
îîU te fie^ / îïoc bat Be^jcn csp 'é
Ujatf r bjcff. ilteiïb ifi ban maar en n «an Dk 200 iiî foube fjem üjagen ujaac
ijjî gf(îa,m hab&e/ baar Ιψ Γο ajflfîentîon 'f gene Daar foUeel toe bernfcijc
toertï Oit! iirt U.fi te Tien iBenmagijwpgmi cijnlbgeben Datiftî;ier tti
fo ongrlouî^ beu ; alfBOfr feifii nscl) bele Usaren baar onttn-nt die het r.ict en
geU)t'fdcn. ^cbiecnberDc co mebebeljiîjren enbolgeniSbienongelotoge
tocri^n^^^^ri^ geUïccjî 3·ιπ ; gemerat ijat eeu üjaar iuoo^b is feat fien ueoj ff
mn g : jnagi) rii ten inmfîen ecη oîjgelonic toEijooîoer 3nn.

Eeîi kWk- jong vroumcnrchjï©àg Dt\tiBa.'p j[t)tnfdfiioofei ^^îbenûlueï
neen el^enlUEi tu nnaam bftjùorô tr u rren owj UjcI berfelirrb re3i]n

bat ftier gcen bfbîogl) m tijaif; ilâ>ant anbf rs nioeft tt·:. jong 0^0113nwn,φ ΐΐφ
ter ïJîpiif l'ban een cub oui tebenen Dte De J^atuuc!r(j^pbiT0 üJCten; Uiaar afi&
îHhetXXiV.UocföjtKfebjeöerfeçfieu î©eî>eromUouöcnöe Ιιφί^ικη«an

befi

-ocr page 263-

242 Vierde "Boek.

&erettoeefose{ieIb5ijrt/ &atb'üub{ïeöelicöt!ïÊtoa^ï offatoegemaaftt/ bat
te îongfie ceröec Γοηδ. IBaarôicmoeftôoSaliïjatliifîen/ fotit^ij^toiiiis
in ïjatujatec gaf/ inî?ieufeEnKitoeîjeUofti^; ijjantbiDingmftonbcmen&aa®
i»ï£ttöjcnmet.

a8. Omdcweereid te voldoen] öaaK ïjefiotjlÉ meiîfeïlîtutieeltoeïKtoe/
toaîimcr 't oç fulïieu üpselolïig misÈbjutS aan somt aï^ ï>it : alfo te UJatelö
tan ftlf niaae ai ie ijeel öaar
tot genegen ^^I^eröailien fejengt mp Defe ï»r=.
be gjoef
m ηοφ berber, natj^beniien/ baibOnnofelijiibbecQubEbjoto/ efbe
ff|alïtl)£ib ban ï^ jonse bec^ter iî|î bdeu kocö te ëlaat geeft boois^genen/

ttu be piûçf ^.îooigoebisfieiîim ^ittoa^banuudederdsmanî^ <ii?en&ite«
îîùiibtg fnoeï en öjjjb m2ti)aafîgeb|oknPred.4:i2. ^ebeïbe|i|ensöoub
îjafï. #nlïer gcn ontelbare fcgoïe / bitmaal iot bit fvôoiôfî^ei toegelopen/
töareu vcrfchcidcne luidcövanaanficn. ^jfegeloofgetiuel/ ïTwaï tueintg ban
mifen. Pcr/oiix of quaihy, flaat m 't Cngeifeîj. Jl^aaiö'eigenfcöapïïen en
fiecöanig^ben ban een i^ïfôon / Soe g joot ett ongemeen / 5nn niet alïe eener^
Ïep: en DetDaïbenMgfeietnocöniei/ bat befeiuibea ban
quaiiteit, begoebai-
mgôeib Sibben/ om ban fulüen faaiï aïjS befs t^ besjuamelife te oojbeelen»
oBn ban bi^ft ooS be biage notö / offe aïie tei: beauauïe plaats? gejïaau fiebben /
cm bit toerft bercöeibcUfe te fionnen fïen »

So dat 'er nu naawïiks een is ] ^ober ηοφ ttieer b00| btt ber^»
gaal in bat geïobe geb|as|^t jijn ; bte befe aanmerBtngen lefcn/ fwUenbec/
ioop ίδ
t toîeberom afïaöen ι of ten minfïen groteltg^ aan ttoijfeien : al toare
't οοδ batfeonbecbefen tallelofeniïDopbec toeîîenberenmebegebîeejîiBareH;

fonbcïïmge inbienfe perfatas of quality, of luiden ran aanfien 5gn ; baelRec
Ïïmien (magöittenpr oc&toel af feggen) booj be jebioongeib tot onber^
Îiicibinse ban
goeb ofquaab gcoefenb 5giï. lleb.^: i?. 31« 't I.ftaofb.
(ίηδ Öeb ίδ nobtge bebenfimaeii baar obec bco?gefîeîb. ^it fal ίδ ijte^
fîegiijS «tei be üjooiben etnsf gcoîen pioielîanfcîjen leeraars tluîten*
l is ene grove doîinge, dat men de waarfeggers cntoTereiTen voorwaterdriftfg
houd: dewijlfc niet eens onfengbaar aijn , en't waterden Duivel niet meer
tegen is dan't vuur. Vaart eenHex over Zee, en'tfchip verongelukt: iy iki
fo wel verdrinken als ecu ander. Boven dit fo word God door fuik een water-
proef veribcht, en Gods eigene maglit, ter proeve gefield j buiten nood, en
ionder dat het Gbd belaft, of verhooringe daar op beloofd heeft, l^USifpjeelt
IBouUn in fijn boefe
De Vaie, lib. ^.cap. 23,

$,30* Het is volle tien weken geleden (bCO| be onbettefeenfns ) dat dit
jong vrowmenfch allereerft met dit fchrikkclijk euvel bevangen wierd ; en
befocht zijnde door een Predikant van die plaatfe,dic fomtijds tweemaal 's daags
met haar bad; en van een Nonconformift prediker in defelfde wijk woonendc,
die tweemaal gelijken dienft verrigbtte : fo biijftfc noch dikmaals met fchrikke -
lijk wee, bevangen te worden» en fpykcrs met lepclflelen te braken; blijvende
aldüs een voorwerp van groot medelijden, en om dagclijx gedacht tfr wordea
^oor den troon der genade.

Hetisvolle 10, weken geleden] ^ït fo.bew tuêl/ batIjPpiet.Öbail

öflt.

-ocr page 264-

XXX. H o o F DS τ u κ. 245

fett φ toeten mos^n / toanttecr εη goe faug* Haat öe faaS fiabbe toeï
eiftôtAîfâtôeti»f5i«^a'tcinbeljanîî«&$Mo1îeKôe«/îîieÉ;ôasôeïî CgelgS
nu en öan geöamt tg ) imt mmn bec îjooitnwmfîe oog- en ocjseïmgen / toa*
ten aanopbSiiö setoeeli ; om Λ öetmoiöen öan bebiogii iogcg te nemen.

Een predikant indte plaats en een Nonconformiftc prediker. )fj&gcO|l0ei/

'Igaat mitim#^feiftanten tot B&feöinaiotot / geïp 'ienjS m Jh:aneSec/
niet etiiaetoiew/ raaariaien Luîg gegaan Î^Î baaï onsfiafgdiijtem jongen
üitgtjan fijne lé.enenebotôteïbanlaïeio^aïenaf/ aanlsJerfegielpeit/em
ifl Secfe en óntji iJeoï Óen te
Wsitm ι en «amaaiii Öeiöe Wleeben / batfe
nooit imitiei ηοφ ίοώτρ Uernoïsien îjabiseît ; gej|& te fien getoeeft ¥ in 't Ut^
Öaaïbaaïafboojttï^gcbaanVi. §*ó/7.enIX. ^w^/benfeift/fal^toc^bat
öiotomenftö / baanwn fe ttoeeï^ail öaagiï Uooi bib / «iet aïtöb uit^
gaïbKa: gefp fiet fcfignt/ baiiet al moebe tjS/ rnn bamien

meer Uan fiem fη bit tiêr^aal niet feefï. ^an fdien bfe Mbt ^^ïebtfeanten /
Confojmtfienj^ontonfoimifl/ onjS enmamanberenconform, battjSg^i
bangeUoelen snn: oraUöOï ontueerfpiefeeïp te ^mïmf bat alfwlfeen Cos
iyttptf ben^uibeUoegetciïieimï / nietanto^i banïjebiogDiJannienftÖetti^»

<©nbn:tuflrcöen feontt m|ï ttoeefinjS bjoeöig tJooj / ï>ai öe ^joïcfianten/
omfulè öing ató
Nonconformiftery t«erb«el& / «ï in fnlfte onberrcôoneitâe!
boïîHg eeuîg 59η* ^&atnien om uiterüSe feecSfeben/ fn <i5ob^ iuoo|b Mttf
iïoöennocö tielafï / ban maïfeanbecen fc^euït ; en tmttent lipgelobtge^
ijereioeljen oaercenbiaairt. ^atmeeïfsf / batmenewanber/ omiïerfcpl
obeï onfeftCTe en onnobige ieeEjlii&6en toerfiettett; m not0tan#inb^ii«eK
banafsobiftô geuoelenbulb/ UJdâ öen^^uibel iJoget fielt ban<!5ob; en Ιφ
fefeerengeiïoige/ fie gi:onbenî3att ben^ïî|ïeïifefR«i5ob^iett(i t'ewemaaltec
ncbecttiei^i.

De waarheid hier van getuigen wy ondergefchrevea.

MayHiii^ Rcöor (t>atiiSî&aiïeoior|0|ebiga«t) TanBeklcesiOîîi

fSlrMe/, ^KerkmccftcrsOfOodcrlingcn.

ChrifloffelBreuiveryt^

TranJrank^ ' ÇOpficnd€rsd€r«rmen>

WitlemMinmn^

WiiiemCowherd, .Ç<-eoltapcls;

onbergeft^jebene getuigen sofl tïiei feggen / ûïfamfftn
nfet feenne; oo& ntet en tueet ^ ofbefe öegeetberii b« feerfe of fcDooî m
a^ftUingtolDii befe Maria Hilî οοδ in bloebe bejiaan; cm batfe eenenna»ifö
blagen*, geitife mpbenaam öanPricer öoetgebenöen aan bien Friceruii ïte*
feifD?plaats/ bietntomtoel? tgbfitpoojben iBeflïai^ uitgaf;
l» Daac
obeK al lijn letienin't Eafpöui^ gebannen ijl geiweefi. #oe 't embtliH nM
befe tjjjee ηοφ afgeloçen jp / geö ίδ tot κοφ toe niet tamomm ; ϊ»α ît^
oîîeïmeeïbmuenjfi geftiiiebmi^.

-ocr page 265-

2.44- Vierde Boefc.

^^otl^onberiuffcöett jammert mp t»ie goebe b^to / bte babe» j^iitwtars
itteh fîaat en|&ogen ouberbom/ itu nociîgiîuaarûan'ik^eîi ioopt/ bûo^Cïie
irtjerfcftanDcUSc Dooö. 'STerlmjie btpjcötfeantcn baar üoojbe ïongenüïöïwti;
fal tfe iFt bao| be oubc boen : om fo bette fp nocf) ijuen inagti / te mogen jïrcs
ïjm ben boob öf^ opreg^ten ; en booj be piige» / batfe Γιφ befe^ien.

XX Xï. HOOFDSTUK.

Gercghtelike informacien, genomen o^er toverplegingen tot Hadin--
,gen, cn eldei's , bewijfcn mede de gewaande Toverye nier.,

§· r.

^ ïÎiîjptoii^BieïîBe i^ïeêgingen geBomennjjt / bcreiftïjt bcojberbaitop
^^ baarbpMijbén/ folangaÏJS baubefeifbejlotfemEccaaumer^cïtótoaeiv
big on^ te toren èotïtï: miïii bat beberanbetinge baneyerapelenon^rebett
gebe om ban 'i ε ene tat ôet anber booit te gaan. %% beftrttofgen fiiifen bap^
«{ï<!Engcïanbna^tieflanb oberfcfjcpen ; altoaafioil^arUngcn ïjoo^ zf.jai
tm 't een en 'i anbei: gebeutb / baar onberfoeè op ίίί gebaan/ eec|i bj? 't
ïegiïtbertïab / en balgen^ eo& bp'i banjrtïefïaub: uielSer beiber In·
forraaticntfe|)ebbe/ lî^booj ben j&cere pïocureut i5eneraal/ beneff2n^bat
I3an1î50lftoera/ mïïeiXX.öaofb(ï«ft reeoii berfjanbelb/ fciiufteip ierftanb
geffelb. ^n tnömib t^ ban fefeete
Trijn Hcndrix üan^üfïfeum/ gaanbe
booi't ianbteöefen/ en mtteeae foteïat iDaatfiggen; bocb üjaar in Γρ len»
genacöngtbasf bebonben / fo ai.^ îîjaee gcmigen ö^t torfelaatben. ^^efeibç
ioubf feSeren fï^ioiicrö Rebben/ bat fteni fijngeniagftigeSeel öïa^
ingeStoiniJCïi / en na bloefcige fï^gcn gaar gegeben aan ^tm f^fielb. fai
be iniormaticu, bermitii bebeeliîeib bec getuigen/ niei ge^ermtfc0jijbcn/
alfo fp meefï al 'tfelfoe feggen: maar get boejnaamfïe tfeflen; baar bp on
ieber (iiiB bcrmelöen / baoj mat <i5?iuigen ||ctbitie|îtgb 5p.

ζ Τ R γ Ν Η Ε ΝI) RIΧ ban / bie ftter booz 'Co'oiprejTe fpeeit / fjab^^
be bolgen-ss be getuiMniffen tlueemaal öefeïfbe ^berp / tn een en 't felfbe
l^nif geiJÏeegb : ecrjl aan enen Kriiiiaan Wohers, foifeaat/ ομ ben
26
cemb. 1667. en baat na a^ enen Nikolaas Reide, .inberi^ genaamb krom-
me Nikkel, oitb 63 jaren / iMiâîîoitbenbe met Klaaskc Gcrrits, oub
26 ja^
tm/
jïfne onberttóüJbe / maar noc^nietgetrotabe ftmsfbjotB ; in ttiïenji
gidii't eertïe οβδ booîgetoaUen : m«ràf be eiaene belQbeniffeber^genaain?»
ÎK'Caijeceffe booj't <0ereg||t toi llarlingen aïbUiS iis

Ififormatte» ex officia'by de Magiëraat der S'tAclil'HarUHgm y tegens.
eene
T r y,n H ε ν d r i c κ s , althans gevangene, invoegen fie
volght gemmen.

^ Ry ν HeîîI » RI ks voornoemt, geboortig (fofy verklaard) van. Doe-
csutBj verhoort eude gcç^amiiieerà iijnde , feit eudc confiteert, dat ίγ

-ocr page 266-

ΧΧΧί. Hoofdstuk'. v^ ?

op jongsled en Donderdagh acht da<îeii gckden, inharrriaap-p's^iiv^ofkrofr-
iBcNickcls, binnendrfer Stede, bv't viiuf littende, drouktti. en a Uùsp
raakt lijnde ., aldaar byhaar is gekomen cnea
Ckrifliaan, Soldaat, haar'ds
kkcren voor oplichtende, cnde raet eenssfcr op iaYrondfim fiuande, d-.ar
na i:iieren afch te famengemcnght, en befincet
haarGsarme/e. Otnwdke
affront tc wrecken, fy doen gefworcn heeft opdctcniür.ier:
Soaivaar ah il^
hier ten , dnar den Duivel ü-jf m :(tel ùp lerfc sei/re myv^nhdt' t 'id,^

foo tkf^emniet we r een fche 'tnfiuliien fcruldi^ : waar op vukde, dat fy Gevan-
gene gefoerit hadde gcle^cnthcit om hem Soldaat ) mut revcentiegcfchre-
ven) lijii manlijkheid gelijk aisquijt temaken: 't felveook in'lwerkftcllen-
de op dclc manier, datfc tenhuiie van den Apotckar in de witte Roos, alhier
hecit ^rkoghtvourcen ùottjeiz ( öatiö(ïuibtr ) vrouwen-poeder, en
hetfeive hem ingegeven met een blanks kannetje tScnever-waier, enfprce-
kendc defe woorden, ( fonder gebruik [miifchien fal 't zijn
mjihuikJ van
Gods aldcrheiligiïe name gefchrcven) in de name de^ Vaderdes Courts ^ en des
Betli^enGeefies, Amm. Zijt gegroet Maria ioî van G^^iie^ >1men Ltevejefusl
waar door deSoldaathctgebruik van fijn manlijkheid hadde verloren·7,eiiüclc
konft geleert te hebben van haar gewefene Bmodvrouw Anna Margriet, ia
leven wonende tot Leu/arden, doch d,-t fy Gevangen het ooit niet aan ie-
mand heeft gepleegd. VerkUart voorts, dat voorO,. Soldaat bemerkende, dat
fy hem dit gedaan hadde,
haar deerlijk met behulp van anderen heeft geflagen,
fodanigh datfegaaa noch liaan kan. En gevraaght zijnde op wat manier de
Soldaat'van dit gebrek wederom waar geholpeo : feghtdathet vanièJis ver^
teerde, en
na verloop van ccn wijle tijds weder quam ; dan was het een gave
Gods. Doch bekent na enige bewimpelinge , dat fy tot wccergevirige van
des Soldaats gefontheid , mede hadde gcfprooken de
Yoorverhaalde woor-
den van
y^ve Maria &c. uit gro te bcnautheit door dwargh van 't flaan bo-
ven verhaalt. Dit haar voorgelefcnïijnde, verklaart het iel ve in waarheid te
beftaan, en heeft fy Tryn dit \ voor hwr merk geiteit.

trefeentenijs aa« temcclScn/ ö^t gene mp fee fftm ^*
cureuï gêner aal bp oberfenöcn ban öie ^nfojtnatirn fcijjeef / bat
beft Crg«
3|e«l>2tï: 'ifrlöenaöerlïaïiö Jioo^ 't^of fjertocgcn Öe^ft*

§. gene echter anöcce öaar Sim fletuï0)eii/&at too^b op't Maacfle en om^
iïanöi^iejöebeii&eiï m öe ijolgenöe öerölacinse ban öen
btieöigDen/Uan ΪΒοοώ
löt üïaoiï» aiORiS tjefcô^iîen : ôe^albeii 't gene öat mei Duufcfie (ïaat^

Informatie gemmm erdinaris hy my on der q^^efx,. Commijfaris ^ ten ver-
joeckevan de Hr.Pr.C^'i ^ defer Landfchappe, Clamer op en tt^^ens
Τ R Y Ν Hendriks van Dockum, Gevangene en Beklaagde,
hinnen Harlwgenden . Martii i^Có.'

C hmstiAan Wolters geboortigh van Lennigh, doch laatft ge-
woont hebbende totSittait, beide in dcu laade van Ciuligh , tcgcnwoor-

i Ô 3 digh

-ocr page 267-

24-S Vierde Boek.

digh Soldaat onder de Compagnie van dc Sergeant Maioor Karry, guaröifocQ
houdende binnen Harlitigcn i oud 32 jaren, geciteert, gcëdt, cn gccxt. op de Ar-
tÜfelen van dc
Heer Clager, volgens biljet: raitsgaderk opdelnterrogarorien
by des Gevangens Advocaat daar tegensgeftcld, getuigdopde
14 cn ï$.
Dat dc Gevangen op St. Stevens dagh (öenaö.^ec» ) laaftleden hem getui-
ge, als hy des avonds ontrent çuuren van de wacht quam» ten huifc van Ni-
daas Reide, alwaar hy Getuige doen ter tijd, bencffens de Gevangene iijn
llaapftce haddc, heeft gelanght een blanks kannetje met Genevcr-water, feg-
gendc ,
heb de ^antfcke da^ gedronk^m , drinkt gy dat uit in Qcdti name.
'tWclk by hem Getuige gedronken, en hydaarna wederom na de wacht gc-
gaaniiind'c, hadde den felven nacht, tuffchen twaalf en een uur, beginnen te
gevoelen groote pijne
in (ijlt geuiagflt / als iemand die met koude piiTc isge-
quclt. Welke pijne geduurig vermeerderende, hadde hy Getuige den volgen-
den dagh, zijnde geweeftecn Vrydagh 'savonds, begonnea te gevoelen, dat
fijn gemaght begon te krimpen , ^n was des Satürdaghs 's morgens gewaar
ge worden, dat het felve Upna ge^eel tnsetEO&feen» Op den i (i, 17 en
18 Artikel, feide dathygetuige door het opkrimpen voorfz. fodanigh is ge-
incommodecrt geweeft , dat hy van des Vrydaghs avonds af fijn water niet
beeft konnen loilen: 't welk tot des Sondaghs avond heeft geduurd, met on-
Terdragelijke pijne, waar door hy Getuige foo was opgefwollen, dat fijn le-
deren wambays benedenaan hctbovenfte vande buik, opeen fpannenaniet
konde aan malkander gevoeght wordea. Ende op de Interrogatcn feidc, het
gene voorfz. isaan dedric mede getuigen BarentGerrits, JanKcrkhofen
Jah
Huisman gcbleeken te tijn, dewelke 'tfelve tentydcder voorfz.krimpinge
gefien en gevoelt hebben. Opdenig- alsmede op het interrogaat vandicn,
feide, dat de gevangen met een bootsgefel Jacob gcnaamt, dewelke een ge-
trouwtMan was, doch fichvoor een vrygefel uitgaf, ten huiiè van Niclaas
vooriz. haddegeboeleert: en dat hy Getuige fulx gewaar geworden zijnde,
de Gevangene daarmede haddegequelt : waar overdc Gevangene toornigh
geworden zijnde, gefwooren hadde ;
dat fy Geva-^gen hem Getuige daar voor
eeftpots foudejpielen of de Duivel foude baar van latnt l'tverfcheuren.
Waar-
■ ommcendeomde ongemeenheid van het accideui hem Getuige overgeko-
men, hy vermoeden gekregen hadde, iiatde gevangene hetgcene voorft. is
hadde tewegc gebraght:
iulx dat hy al desSaturdags avonds hadde gedreigd
haar de bek te iüllen opfnijden, by aldien fy h v::m niet herilelde.
Eii des Son-·
daghsfich beraden hebbende metde Vaandrigh van de Compagnie, dewelke
hem Getaige ia voorfz. vermoeden beveiiigde, hadde hy Getuige met ila-
gen, fonderdatde Gevangen anders bloed kwijtgcWorden is als door deneu-
ie, gedwongen hem fijn verloren geiondheid wederom te reftitueei'en. Op
den 20. Artikel feide, dat de Gevangen door het voorfz. flaan genoodfaakt zijn-
de, aangenorhen heeft de vereiichte refl tutie te doen, binnen twee uurea.
En op het Interrogaat feide , fulx gefchied te ;iijaii> prssfentie vaneengantfche
kamervol volks: daar onder hy Getuige noemde de mede-getuigen,Jan Huis-
man, Picterjuriens, ConielisRiemans, LaurensLefcr, alle Soldaten, mits-
gaders

-ocr page 268-

XXX î. Hoofdstuk. 247

gaders vcrfchcidene Burgers en Buur-vrouwen , wiens namen hy Getuige
niet kende, doch feide dat de mede getuige Klaaske Gerrits defelve wel fal
kennen. Op
dcB zi. Artikel feide, dat na devoorfz. aanneminge, hy Gc-
ïuige in een ander kamer gegaan zijnde, binnen anderhalf uur begOtimnUjaji
ίί ïöO^^tt : hebbende ondertuflchen de Gevangene in't aanfien van
alledeomflandcrs, met beide handen onder haar rok gefeten,
ionder dathy
Getuige wift wat fy daar mede hadde gedaan. Seide voorts, dat foo dra als
hy Getuige-fijn gefontheid bekomen hadde, de voorfiü. Soldaten ei anderen,
by hem Getuige gekomen ïijn, vragende of hy herileld ware? en feggcnde
dat de Gevangene
inde ander kamer ïijnde, falx tegen de prssfente perfoo-
nen hadde geieght. En eindelijk feide, dat de Gevangene des Maandaghs te-
gen vier Vrouwen, van de gene die by 'tgene
voorfz. is mede hadden tcgen-
v/oordighgeweeft, bekent hadde, dat by aldien hy Getuige den voorgaan-
den avond niet herileld gcweeft hadde , hy noit tot gefondheid foude geko-
rricn hebben: als mede dat de ilagen niet alleen by haar Gevangene, maar
ookbydcDuivel warenontfangen: 'twclkfy Getuige, ('ifai moeten 5yn/
Gevangene ) mode , foo
's avonds als 's Maandaghs morgens ten. aanhoren
van hem Getuige verklaart
heeft, waar door hy Getuige geloofde, dat de
voorfï. reftitutie door de Gevaagene fonder enige incdicamenten was
gc-cf-
fedueert&G.
^aöMfÏOnÏïett. H. Kryt^ I· Beuker.

4. ^eanbereeeiuiscn/ &îeôîtiîete{îisen/ foMöïii'itoerSban&ie
Srrjn tenöiïjc infiet fccîôumn en 't toeöerbm onifcUercn üetcefÉ/ m b^iic
foiöiieu
getoecfl: met namen Barend Gcrritfz. oub 25-, jaren / ban^eöereli
ien; Jan Huisnsun, Oe^fdfben ouöecöomif/ uanliranenbjsjg ; tloeepaprcöe
plaatfeii
intitï Imiö ijanMeije; JanKerkhof, ciîîitcniet ban %u banRek-
linghuifen, onbec'tlteuïftögetóeti; m öefelfbe Klaaske Gcrrlts, ooSnietoue
m/öï'eîîfrïoofb enSuî?'9om>enbe met
kromme Nikkei, ofei5eniii& geSe»
ten
Nikolaas Reide,raan Öau 63. jaren* ^cfeÖefaïKnöunne üetöiawngeiïecriï
Öooiömifêagilïcaat/ enteaartmtoooj'ti^ofgeOaan/ otïtceni ben iriö Uan 9.
UicSen ηιίΤφεπ
fieïöcn bertopen jö^öe. ïaocij baau ceben iranbermoeben/
tsatbKbpefDlbaten
paagfi^ gelüjee|i5ïjn; of tm mmfïenmbtelanbenhunbcK
af1îoin|î opgeboeb in btegemeencbolmgen öan toberpi ooSftltjftt

int Oetiïaan/ en b'oojfaafe bic fp frggen/ bat fien baau toe Jieeft lieüjogen*
ïSiaaE öp
tierfeerenbe mee gna^ gelpHen / baac jiil&e bingen meeç jgn aan ban
afteleeren; en ηοεΙίΓο jungijan jaren/ met fa ïssetniu onberbinbingie : fo
gonben fp ficij iif ^t^Iifier iet Ijerbeelben / ban fp
mt öec baaö getoaar toïccben/
of be betoöerbe σοδ aan ^em felf betjonb* ^etoelfte ooS een <0ulifter/ ban

fee »ï05f bec 'SCoterpen op be Wam tot ©ubeUjater af üermelb / i. b» xxr.
6.9/10. featfp befeitte tot bien einbe lîiecfî geb|uïöen t een toeïS bat etgtec
Öieïte ïanbemeeji Uoo? fabeiacôttgtocjb geatljt,

^οφ nabçï bat mgjiu^ te rncï^rn w« Set getiebaîbetî ouben

krom-"^

-ocr page 269-

24-S Vierde Boek.

krommen Nikkel, 11a fgnfeggtn/ toan öat fdfïjê bjo^ymmfc'ö hjebsrbarm
10 i oen frlfoeïi itï-r.iaöagli aliï ϋοοιποειτιΐ» Hriîîiaan ijiTjlelö uj^fif, -Jn
toclke tofs:bl.îrînge Befeltif
Nikoiaas Reide eu fijiic onacrtroiü?ï€ ilmiiiîauojÎti;
KlaasU
G"nit& ttan töoojb tot baar tn tf famm ftemmfn. iCe mt*

tfη / önt liP fîciî beuinDfiiDe Dus itigekrompen ter uooïftljjeoenr pUiatfe .jjt
fiin Itrijaain; tnct eeiien grote yim m't \ö.iieteiï genoclöe. «£ίΐ fo altf fïp
grlcofDe/ óaï'SrijnÏ^euDjtlïööat berooifaafet IjiaDîrc: Γο taierö otfriueoan
f^nr O .bcrttotiiöc t)ut0t!?oüJ öaar oy aan3eipjo6i'n ; îîKtroîcetl.iaenaan ac
Ù>aîig / af De neust aan 't bloeöeii raahie. Çrqn t^snDûr öiis gcfî.\geii /
ffti/ ila my niet meer, hyfalhct « cdcr hebben i fct my de muts weer op: eiï
lïiicrii Daar op D? man terftonD ïjerfttlö. â^uli aias baa
ïjaar gcDa ;si fïtienöe
Ojpcmnferutiiiiagm/ öaar mijl meDc genoccD üjoïo ; on Vorikenfc grxuoijjtn
banöe jongfrjS/ Uöannccrff gîug brDPlcn/booj Kroirme Nikktls örurc iBa» ^es
b^aglit. <e!n mofOe / IfiDrr· «/ Îsaî fla.ni grfr^fftfn ; alfo Dr battv ctir fclf
Ijcriiiaarö Dat ionöcr ^ulr liem rnr.e tjeto. ötjctö niet IjaDOe Uonsien iierftel»
leii. i^aDöeu fcdtergetae taUftboeUen itpljaarita.iaeii McDcn. óEiti 5iinr»e
maar 'tgftmgemtTeöer belcoigOcpprfoncsi/ alö besouSen màiisf \)ooj imn
felf / en öcr jonge sijoia inopîî^îîî tian bcnmasi^ oaar bo εη Oan een jjaac
bat buit te iamen leeft / en tiangeti igeuenuiti / foals'tbln&t / bat uotrintg
omgang met geha\ie?sb boüi en nrt gtoifctior υεπΐαηϊκη {jppft fîaiî ηίεί
jbeelUjegen / om baar uit tetalàfehcr m i roDa!i?ge ge )allea re be11urt«^ij.

§ 6 J^ocbtauii 10 Daar De tiscne werMarmge uan 't In ? KmfMic't fcif/
bocö inprofna turpitudme , over hare eigene fchandc ; îerÎJaluetl OOfî na
iSeüiïttiUiiet ten UoUwi gcIoofUJPfrö g; i rü);, be ajtlDe baren att Ztehcirc
eigene fcbanöe opfcl)unnrnbf. Defeiue
Krtftiaün Woitcrs, na ftaar fpggea
ooü ecnruüje quant / tnbien Ijp baar inDioriftenfrliap en fïaap alfo geijan^
beib Deeft: inooegen öat op fulö getuïgciusè ntet ueel te bouiiïftt
i0. Ciie be»
beifïer/ ene ^aUDliplier/ eneljaere; a^ir fraat
ΐβ apfuUiüoiiï feinaiïen$
ï|rt komt oofe mei oiel ober een / öot fp fegt / in öeu O^oniï üaa fîrjlîiaan te 50π
iniisbanoelb; enbcfe ' bat bp lö bergcamö geUJoiQcn boo?
't bfrüJijt ban
boerbom met bïen boot^gefelle, ^aar
bp iboufrlegicenii ' Die ocrflanö
jebt / 't gene îîrîlîîaan uerfelaartbanCi'ón gefego te 3i|:i / dar
hv nooit tot ge
fondniid foude (.ebben koniicn komen, fo hy dien avoad dieniec^s^edcrom gc-
krceen hadde. Ï©ai reöen jïeeht baar m ? maar afk rartfï dat fclf de Dui-
vel neie lianen voelde die fv leed: een
felaac beojg^/ Dat bcfeUobbenteteu
tüijïe üjai De ©Uïtiel ig / norij uiatfe feibe.

§.7. 1©at ftaaton^ emöelih ijïer af Dantegtloben? fegge/meer niet
ban menmogei?r»/ en 00b niet onüsaarfcii uieU)b ma:,; arb en/&.u bter gebeurb
fean 5iju ' ♦ ïHut Ujotumenfci) felf tnet iBfctenbe üjat Couerpe of een luerft
bp» iDutbelif
3P ; ίΛ\β baar uit mebe bliiöt / bat fp gefegö / na 'r geturgci
ms^ tian
iafaaeiic <i5 rritif/ niet n: konnen tiotnen (Dat teUeren ) maar
lüel Duivels koDÜcn totft) ban üjel getjoojb of oofe beboabni ljröb?nbe/
toatlîragtir fiet
vrouwenpoeder, <0 ger^aamO ma co liebben ; enDooï ftram*
ft^ap aaiigebiebCH î öei.ft WaatliU b»n folbaat tct maeacae» / baar öp öa" be^

-ocr page 270-

XXXI. H ο ο F ρ STUK. 249

ïebigïï i^. ï^t δκβα&ί ί)»ιη bien gemengben bjanlö j^eeft bat gtbaan ; maaii
niet tóe to^erü30O|öen öiefe Γ^μδ / öeaieme fdf seen fcijjanbec föaomWft
gefïnbe
ïoefiaan faU ïïöanï tmmer^ ïjoel ie begrnçen/ mbten be hraggi in fuf^
fee toao|bm / bat ban befeifbe töDöjben met en feonben bienen tot
genefïnge/ öie totbecoîîingeijan'iStîîansi gefon&öétb 59« geb^umt getoeeft»
Jlaar iJöijen bit fo i^'teen grautiJel/ tegeioUen / Bat inaSoöjs aUergeilig^
fïen #aîîie leniant faiUetbloeUt/ m bim öooj ^miJèli^lïuIp öeïebigb
ïscn; toaaröooi be^wiuel moetï geacht 5gn m O^obifjBaam te boengetge^
ne öpöoet.

8, Ce fegffen/ datfe moeft gcflagen wordeii, inbtertfe ben ïiebojîîcne«
înaiigcnefenfoîibe; toa^ maaE een ^iaat/ al^s fiiî6en îîjôn6eneUobbepafîe^
Cn 'ί iîaan en öeöe baar niet toe : ban b
atfe onber 't ilaatt befeenöe / en tuflicèen
befe
lïagen iseberom cntïïenöev (fo be <i5iiuigen feggenj öatfpöettoa^ bie

. lïrijïman fecbojljen itabbe ; εη lue&erom belooföe ijem te boen beisoîtien.
ïlaâcfîtienmet öe beibe fianben onöec j^are roftfien/
in'tmïbbenöanbefeas
inetboliîantJûife/ fo lîojgec^ ai^foiöaïen/ tertoöiebei>eto\ïecbeinb'anbece
iiaraer / m tierloop ban antjfiijalbe ure toïeöctomüequam ; en 't senefp baac
Êfnöccfciöe/ üatöp tûài? fterffelb : bat toont fjaac ongefcliîfet fatföen; maac
gecfr niet om te Deó&rn/ bat fp iet baa«ôs g^baati Duft ofgeïuioggt. î®an 't tjS
Ιϋεί eeröéi: té gelotoen / öat |)et icoel
fuitoecUii fo luajSgeltjfefp felfmet eneonfui»:
toÊrenionö beieeb/
ene gave Gods. aaant öat fp tot JieutïeUtnge beiSmanif
tüje uren iijbf begeer be/ toa^ meer niet ban een boeöjeuoojö^tbloeben/ om
tpbietomnEn/ en bo;bect!agen te ontgaan: gelpfebanbeöent/ batoo&îïîc
llaötfïe fegenmg Han Ijaar ge^jofeen t^ uit grote benaawdheid,door den dwang
van 't flaan.

9. ©soj't flot ban aïie^i maglï ffitt bienen 't gene een aanfienlp Öeec
tsaar ouet aan
mp fcljjcef / bclangenöe öe |ïca|fe / 'i Sjmlîîmenfch booî Ιοβί
lïonnî.^ oggelegb» ïSat lulöalbuif,

Maar boven dat ik 'er felf maar om lagte, bedde ik my niet in dat de Heeren
van den Hove veel eftime of credietvoorfulke vertellingen hadden. Endedc
myfulx te meer geloven, doordien ik iàgdat'tHofdebewufleTrynHendriXj
»waar af laait de eerehadde van UE. te iprcken, met een geeflelinge hadden
voortgefluard. 't Welk die hoer door haar verfweringcn,ende't leed dat fy
aan
den mans pcrfoon, al was'f fonder toverye, aangedaan hadde, wel verdient
hadde. Maar een Tovereffeopdie vs^yfe te bejegenen ; foude tc veel voor een
tegtcrgerclachecrtxijn. Egter moet bekennen dat in de herftellinge
van den
man, op dien tijd, ende de aparte kamer, fonder middelen cnde aanraken, iets
is dat ik niet bcfeiFcn kan ; ten fy men ièggen vi'iile, fulx by gekomen te fijn, om
dat juift op dien tyd het medikameni fijn werkiïige gedaan hadde. 'i Welk ge-
lijk my met de omiïaridighcden fchijnt te ftrydén ; fo wr^fchte wel dat in
't nemen der information den beledigden gevraagt was, of ny op die tyd
ook
geen tegen middelen, van andere voorgefchreven gebruikt badde. Gelijk alfo
(fomy van een oog-getuige verhaalt is) feker Student tot Groningen, op ge-
lijke manier ende met gelijk gevolg, dooreen
hoer bejegentfijude, welhaaft
door hulp
van den medicya is gereflituecrt. ί

-ocr page 271-

24-S Vierde Boek.

öte lîti^fen o^ïegeoe»/ ϊι^ίδ op 'ί ein&etjarî
^et VI. ï|oofDf!uS Ijaö ftcloofö.

ΙΟ. ï©aarboöeumott t& «οφ berillen btm iet bat mi? fclföiert'^ftni''
deröam n« onlawg^ i)oo?3cSoiwn
I ta fep 't ijoojgaanbe yafï. p
hït öanirtoeryttiiiu / àl in öe 40» jaren ouö/ en nooit geöutoö/ Jjuam οη^
ïangis nan m^ri ijupi^/ mpban tettoïcn onftefienö: toa^ eet&aac/ seöigen
iîeb,ic|}tfaAm îh fna fpjeSen / öan go&isjbienlï Euierfcfï / fo
tfp feibe* î|p quaiR
lïip iïlagen / m met eene raaö focBen/ otier grote ongeïegentôeib Uiaar in ftp fei»
öe bat öp tuasS. toer&möe fep feftçrm faaa^ / enige jaren lang / fonïser
bp tjem
te toonen : fo 0aööe βρ gemerfii / bat ine genegen Saa^ ^tm fnne öocÖ^
ter toe te bipen / maar jaren oub / en öooj üeeï te jong. ^p ftabbe
enen bjper ban geltjfte jaren/ bie nocö aanfitelb ; maar be üaber/ fo peC
fcöeen/ ben UJiUe niet gaar aan ben feiben utt te geben; om batmiffcBienbe
fïaat en biag^it öe^ jongmani!^ meerber/ maar be tötn^en mtnber mogDten
jijn» ïl^e botöier / fétt iip / tooont bp l^aren baöer niet / maar bp 0are
moepe ; £tare moebeK oberteben / en be baber anbemtaal getrobab»
ï©er0aïbengaatpp bageïir met öaar niet om^ ^ocireeniS in ben boojieben
fomer {)em te bjintien geebenbe/ bjanneer gp feer befmeeï Uia^ ; en bat §p
ttiaareenbjeintg nam : berfotfit fp0em/ oni bocft mt öacteliSer bjonit te
öoen. ^otô δΡ fn bjilöe niet / boo^bjefe ban fîcô bieberom öefioojt^ op 't Igf
ie bjtnfeen/ geiijft ftem een# gebeurb toa^/ baar öp i maanden lang aan ging,
5B<t eeuen feiteöc Öp't glai? baar Been. ^it toaiS in 'i booj-fitui^. ^e baber boe
ban binnen iîonxenbc/ ging achter om ftem ftenen tutTcÖen beiöen fïaan/ bc botg»
ftrtetsftnluïjïerenbe: miï^öienfo toarenbeibecogen/ baberji eKöe bocijtecsf/
nabatsiaj^gefeeerb. opgingen baar op t'famen binnen; enbe &nctöialïeeït
gelaten / ftjne$
ê toeegiS. troS fict tïc9 niet aan / te toeintg benSenbe bat bit
glaif bier oj? |em gemunt toa^ ; bat ijem ooh niet en mifsnaaBte. ϊψ
bebonb fïcïj t'febeti op öe botstee ganfcp berltefb / fa fcer batgp ^aarbili
maai focfti te fïcn ; en fuijc Ö^m tuffcpen tjjbe mtffenbe ; alfo öp buiten bjerSen^»
bi/t'öuiii ban ben baajsiiooiï bie$i te bjeiniger bettab/ fo nam fip ftaar booj ogen
in be fterö»

II. ifêaar 'i bleef niet bp bien eerjîen b^nS. Op ben december
abonb^i/ ^bbenbe ben baajS op ftjn berfoeU in iet^i geöolpen binnen 't öui^ j
fo urilbe bie ftem na gebane üjerit befcïjenfim met berfc0 aotterbammer
ôîer;baar bpte boren alcenjS afgefpjofeen ftabbe/ bat ÖP bJilöe inleggeii/ en ban
^era baar be pjoef af geben. % boe niet bojfiig/ toeigerbe 't in 't eerfï. ^e
mee(ierec^er/ al^of 'tban tenminfïen booj iiemf£lbenbjare/ ginginbe
ôelber/ fo't fc^^en/ omtttapjasn. Cn aljS of öp boo| Bet bat gebjonSen
gabbe : fo quam ÖP met Bet bierglasÉ in öe öanb / baar ontrent no£ô een muts
jen in maii; fiem bat aanbiebenbe om boojtuitte bjintou ilpbebe'tb^n /
om geen mijinoegen aan ben baaii tegcben: bocft'tfmaaftte niet aliS anbei:
aotterbammerbier; maarmalfoet/ enuialgtlrjS / in boegen bat Dp nimmer
^ier ban fuliien fmaaft gebjonften öabbe. #ier op berfotöt be meefier / bat ftp
metöemginge/fijn? óHtiÉbioubïe/&»een0oebfinöbjeegii ban baar bp b^ien»

betu

-ocr page 272-

XXXII. Hoofdstuk. z^^

toisï / m ^ut^ te Mm : 0ct toeïfe gp uit fteieeföóeib wei in toeigerbe. 35«
't genen gaan feeaon i&p fccc ontfïelb tt toojöcn boû^ fîjn ganfcj^c itrj&aam
l^een; en ^aööeötfimaaisiop ïjetongbenbaasfiefeggen/ bat gem fijn biccfe
mifleïife gefniflafit jgabbe / enbe nu niet Ujeï ïsgquam. iBaar
ïjp becbjaS fic§
nocD / fisjaren fogfit fîîlftupgetié 3©anneer Γ)ρ t'iiui^»

iuaart Beerbe/ fofcgoot get gem gelghEoubtosier iang^benmggena'taei
bennt^ toe / met felle per^fïnge/ bte öem
tt tejonber benaatube. öaafï en
quam ÖP t'feöeït niet ontrent be botjgtec/ of
gcüociDe bperber ontileitentfftï
fo ijejeebatöpnucn bantöci 't0aartoaartfcf)cen
te neigen/ maar ηοφ ώεΐ
meer affeeerigtoterb. ^eif feemt bebaaiSin'i töerS&uiief niet toaimeec on^
trentfiem/ of fijn Uc^aamtojoib baar booionfroerb; nietfiin gemoeb: fobat
fiP Öarb bettógt / bat gceninfedbinge quelt» baags? in'ttoerêen
5gnbe / fo geöoeit ^ minfï : maar 'sfinacgtjs Ujoib
i)p hp Wagen toonberltjft be^
naatot ; be quate teiSen^ toan boljen af na bentben fcQietcnbe /
met feer geboet
Itge tre66ingen / toaar op be natuur (anbersi buiten bictoeballen iiracgtelooiS)
gebjongen en gebjcben toojb / meer ban be eerbaarîjcib beroojioft om te mei?
ben. mt öabbe bu^ tot inbe iaatjïe tueefe ban luutui^ gebuurb : baar na
ontrent ene ganfc^emaanblangopgej^ouben; en t'lc&ert tot ï>e laatfïe bjeSe
inniugufîuis/ ÜJgl ίδ bitnu fcftjgbe/ bJeberomaliS boren aangefiouben,

12. §^pfepbe bojber/ bat lp tbjee hortoren na malöanberen be faafe
ontbefet / en gunnen raab gebjuïfet gabbe. 59at
(p 't bermoeben ban beto»
bering / bat bp fiem toa^/ berbjo^pen ^abben ; en W bp 't een en anber twtbbel
Ujeï berlitlBtinge gebonben/ maar geen beranbering ban 't quaab* 3iet^ bat be
mage feer berfier&te/en ben eetïufi onbergtelb/toas^ t befie bat|ip ηοφ gebpiftc
gabbe/ enbatgemopbebeenen^ielb; baar anber^ J)em beïâji tot eten boo|
be guaïe merfieiife berging/ en met een be feragj&t* tet biböen/ feibe ïip/
l^abbe öem bifemaalj^ in be geftigfïe benaatob^eib feer berïitRt. iSooit ftab^
be δρ fo feer aï^ nu bebonben / bat een pberig gebeb fo beel iTon boen.
toajS ban tegj^n ^àtan^ ftragSten/ bie
dp ϊί^φίε bat f)em fuib sctoeibean
beben ; om bat j^p nt^t begrepen gonbe / bat bit natUMtig& biai^. <Sn bat tj^
mogelig be reben/biaarom gp οοΒί ben raab ηοφ niet gebolgb i^ ban befonbece
b^tenben: bie ban oojbeeïtoaren/ fo gp feibe/ bat ÖP fïc0toan0itesmoe|l0ei
ben/ en eibers bejre ban bie menfcgen Utjonen ; ber bjelfier tegenbjoojbigj^^ /
Soenaber^/ ijoe meer gem
006 ontflelbe* ïBant frjnbebenSenbaït/ (obeeï
ifemerftenBan/ baar tegen/ batöei^mbel 't eiberiS al fo toel San boen al^
j^ier Î en οοδ/ om bat öp naφtsf / ban baber enbe öoc|)ïer af
5gnïie/aUcrmeiS
l^quelb

f 13· SebiJe befen man ttoeemaal op 't naatolle onberbjaagb : eerfï
boe&pöanfeifbpmpquam; enbe nu ηοφ een^/ baί£δί)emopfoφt/ om te
toeien / fioe
ijp ^φ boojtaan bebonb. ï0e beibe jiBebccpns? oofe in 't befonber
aangefploSen ; bie niet ban eeneriep geboelen bjarcn, ÏBant fφoon fp Mbt
ïiaar int'famenficmben/ bat ijet inbeelbing«n toaren bie ôemquelben: bw^
fcöilben ctper tn fo be^re/ bat fe'ccn anbeijg niet al^ bat baar ban geïoofbg;
maat b'anber tsejlonb/ bat icti^
ioerSelüjc lïem in ben bjanfi gettiengbfeon

-ocr page 273-

Vierde Bock.

50«/ en b'ïnÎjeeïbjttsûffletiegent0et& fiem tot bie botstee / 'tliefonberof
boo|tîaamfîc boo?ïöerp fijner geba^t^n / feepaalb ftaböe. 3Iïaac UïtI ife oofe
ïieffïöcen : maar meecbêr oïienmg toan faSen ijebbenbe befioiïten / tm ίδ
mecfee bat öp aan be tmeîPoctoren 0eeft gegeben:fo ftötjnt itip toe ^na altes toat
ifeÖemgebiaagb/ en baar cp nu al^ boren/ ebenbjagftttgenbejienbigijan
Dein tot beriggt beiiomen fiebbe; bat aïless in ber ujaar^etb fo gefcötebi^/
aïjSpr beo? fcerijcalb. €n bat gp ηοφ fo blöft / en t? öeen toonber:
gemerStijetquaabalbiep getoojteïb toa^/ eeröpomraabgtng; enbecaab
ber beïbe |Bebe5pn^ alleenlife fteeft gebienb/ gelijS fp ttip ber&ïaten/ oitt
b'îîibeelDenbe Eragijt te fasrSicftten; boc^ fonbec tetjS te boen/ bat entg toefentîgâ
gebjeS berbeteren/ en fo ïjtm met ter baab öerjïellen feonbe; ftp bp
ïogien Ijeeft beElir|)iinge gebbelb na ^n geïeb
I i^sftrïfîelrjôbanôehîgeooi»
beelb ; nabien bjp toeten / bat <i5ob allt^ boet. €n aangefïen ΦοΟ^ ijul^e
,enbe merSinge ban öe Hature tTamcn gaan / tóaar boo? pp öelpt: fo fean
bienpberbe^ gebeb^/ onifïefen booï be bangigijeib toaarinijptoajS/ 'tge?
moeb οοδ tocberom berUc&t; en booj tjet felbe ljet geboelen baii be fmerte
j>oo| bien tgb bermmberb fjebben / en noc|^ bagelijjr fo boen.

f> f4. ^t (©eboeicn bai ftcm notô Uiat aanhangt/ bht be ^uibel in gent
toerei / binb raeefïen geul aan b'ongeoefenbijeib uan fgn berfïanb
I ban 't al^
ficmeen boojooïbeel oofe befett r en 't moet een beter filofoof jgn ban een
Öanbiuerirman / toten bat fal te bebutben 5ijn / ^o^ natuuriö& toefen hm.
«^eentoonber/ aangejïentjat&e geieerben felf een beel gereebet 3p/ ΐηοπί
geîneene fahen fïci) op ^BuibeljS Bragfït/bien fp geheel niet feennen / te beroe®
gen;ban baar uit oojfaiiete nemen/ be5^ature/baat fp tcnihinlïentoel een beel
öan feennen / gate bo^be^e geiieimen te onbecfoeïten Wanneer be
ILefec atöt
geeft/ eecfl op bte gcmceiieieffen of aanmerkingen in 't 11. ftoofölliife/ en baar«
naopbatbefonber toerfe ban 't rpf^en/ in 't XXI
II. tjoöfötïufe berèlaarb :
fo fal 't boo? i}em niet b?eemb 5gn te geïoben/ bat toel iet biergdtj]!; öier
pïaaiiS fean {}ebisen. 'SCe toeten/ 't feomt baar niet op aan / batfiemietini
giïgcben 5P / " bat gem ontjïeït ; in boegen aï^ öp b4t bolffanbtg feit ; maar bat
lp op be bocöïec/ booj Het gene fp gent gt^ / betlie1% toierb en bàarna
booj 't gene ijêm be baber gaf/ booj,i|àre tegenlîiooîbtgîieib / en mh be fgne)
bugi oniroerb* 3|eiif bat geméenfcijap tnei tjèt ït^aam of be geefien banbe
bof^ter öabbe/ gebjagfit in ^t lic&aam ban bien man: moefi/ matig maar
gemeugb en ooït gebjonâen/ Cgeïpban'teeriîeSan getoeeft 5πη) bie gene»
g«îî0eib; maar al te èraghtig toegemaaBt (gelp milTcbienbaarnabebaber
bebe / aljS fienbe bat get eerfie geen gebolg en |)abbe al^ i)P beoogbe) aan S'att'»
tretejgbeobertoeegenbe/ öem bué ont|leltCTîV ^e tegentooojbigj^èib be^
baber^ / aljS een^ bloebisf ^gnbe met be bocjjter ' enbe mitsfbien ooB op b'inbeeï»
bingtoeritenbe/ booj toeerfigiteib / Bon bat oofe uooj ecn beel tetoegeftjen*
gen, ijp nac|)tif toel meefl te Itiben ïjeefi : t^i iitöteïió bcoj bien
ÖP'i^baagjS/boojbebeujeeginge bejSWoeb? enbeber geefien onber 't ftoaar
toerfe/ met fo beelnoob^i fteeft ban bie ongetoone bjtft berfeiöe / mt booi?
fçîbe ooifaaftontfîaanbe/ enbenu in 't bloeb en be geeften $g«be ; beUjet&e

-ocr page 274-

XXXII. Hoofdstuk. z^^

Sîau eiöersi ntet betojeesïs ' ïiué tn ftein feïije toeberom gaanbc toojbeit. ah
ïcjSmaac bp gtifiïnge; boojonöetjïeUenöe öat mpDe manopueg^öt^ biccfite
^eeft getaan : Det toclfe in alk ötcrgeigfte faSen οοδ toojb aangenomen/ toan^
neermeh ίίΦ op b'etgene bsrteUingen/ ber genen bieget ooöerboflbmöebi
ben/beroepen üJil.

XXXII. HOOFDSTUK.

Op al 't voorgaande is noch toe te geven een kind in Fries-
land , 't welk men feide dat betoverd was.

I. -

D'€!ceiti)jeïfn tot ^iet îûc onbfKfocBt/ enfo ίδ ittefne MaaïontbeEi/ bai
baar geen ^uibelsSCa aerp in (lecSt; 59η beel aanmer6eU6ec ban bat
gfec nu uoigen fal: en ecfïtei: met foöienlitg boo| b'een\3o\3obigegemeeitte;
bie meefl Doo? ίιιίδε bingen ia 't gemeen geboelen onberöouben UJO|b*
^ocfttanjS en foubehbe ttoee laatjîe/ îsie ιη'ί naafie ôoofofîuS fiaan/ οοβ
ban geen meerber toaeröe550 ; ^t en bjare öe <!3ereglöten/ fo üan 'i aI|S ban
ht ^tab/ boo| 't
onberfoeÈ baar op gcoaan befelbetoaerbtgec gemaaBt; ta
m^/ in befe faefîg
^eib met fatoi ban bien aart / berpligöttjaböen/ ombaac
meec ató anber^ op te ïciten. i|et bdgetîbe isi tuffcijen be ouber^ en be
b|ienben ban
iiet Sinb 1 baoc brt üapittei nu af fpjeBen fïit / en
mp / boo? uitfTeiüig ban b^teben onöecfocBt ; goetoel booj monöeïinge
fp^afie met öenfaaöer enna-b?ïenbm eerfimaai aangeletb, noenie nie#
mant/ οοδ be plaaf^f niet baar 't gebeurb i^ ; om bat th niet tote/ of'i
bengenen l»ten bit aanga:it aangenaam maglö 50«. 25en ooh gcotelij: in
ttogfei / of b'opïo^Tmge bie ΐδ |tfr gtbt {)en boiboen fai î gemerkt ben
biepen inbjufe lucl&enb'ouberiê toonöni bat f? Dabben ban betobecbijeib. <en
geenluonber: töant möïcngeleecbe mannen/ foal^i J!®otu.öenbe<6lanbiii/
bie be ferag^tfu bec jgatuur ïsoojStopen/en be finnen öoo| beeïbotobige onber s
binbingegeoefeab Rebben; ίίφηοφ fofeer genegen tonen om beongertjmbe
bingente geloben; en't gene bat fp ujetcnof niet bïaac / of menfci)elgitbe«
bjogbte 5pi/noc!ïtaniS tot een bemijsf ban üïaatftetb berben benten / gelijk
in 'tXXl.Boofi)fïufe§.2uiifg^toonb : üjatftbuïbiiSbantegebenaangemcen
becfianb/ nabienfp iettöètjtf op aie iMtjfeiîcîjtjîbegrgpeti/al^'t gemeen booi»
ooïbeel/ baar fpmebe opgebjiegb jrin/ enno£:öbagei0i;conbomöanbenge^
ineenenDaop bpfett/bat mcbe brengt ί

2» ^δ tîeHe ban boo? af't ber^jaal/ fo ai^ 9ctboo| be moeber ban ^et
ftinb/ opmgnbegeeren/ felfij^opgejïelbi nabatrnpbja^sgefeib/batbiebei
iobetböeiö begonnen bja^ / toanneei· een fe&ci;
uitjf bet feinb een peer gegeben
iaböe ; Op batmen toeten magö / bat befe toberp ban fuliïen ooifpjong ijS
aïjs bie banlïampen i. en ban ;Seiï&mgtoa ; XXX. 13. ^aa^
δρ Ôeb ta een onbf rfoeft gemaaöt / boo| b jagen/ baar mp ban ber

? ®e«

-ocr page 275-

Vierde Bock.

gen opgeanitooojtï ijS : cn na bat anituoojb mijne toeberb?asen; enïaatjîe^
ItSmfin beröec oozbeel tot opio^fmge/
fo bejre al^i uit bat onbctfocfe tema®
feen Uja?i, <©e 3lefec late βφ bocö niet îjeïiîcelen / bic geringe DafpcUng eenjS
iot ben einbe aan te fien: tfenieenebatgetno^toelaoebral boen/lJpbasdiiiii
fcljen öoojUal biergelperbtngen/ bie onjf üjeltneefï tnbe getmene toanôe^
ïtng ontmoeten» 3®ant fomen allesf teiiteniSoy bie togfe onberfotgt; i%mtu
nebatfUl&toViet^jaat toel ^aaiïijerbïüfjttwïfoube. ^^itonbecfcSetb ijSecj^et
tuflcöen bit en bte betoijecing tot H^ainpen en tot BeB&ington ; bat bie ftetoUet^
ben bebjieger^ Uiaten; maac bit maas eenonnofclMnb/ totfullebalfclgeiiï
onijeiïuaamt ^rgaltsen toaiSbit fiefite/ en bat anbec toajS bebjog^.

§. 3. ^ebjteffeerlBoeberlutbaïbuif:

(1) Tenecrfien is ht-t begin gcwccft (2) in de maand van September i'jSS,
als wanneer hy geheel fiek wierdj doch moghïe gewcldigh eten, fo dat wy
daarover moeijel ijk waren : endewierd daar by fo mager, dat het bedroefd ivas
om aan te fien; fodat het daar by noch verwies, en al degenen die het fagen
feiden, dat het enen bocchel kreeg. Daarby wierdhct fo bedroefd daaraan,
dat het niet gaan konde: en ais'tal gaan foude, fo was het rondgebogen, en
ging met fijne handen op fijne knien. So dal de luiden die hem fagen feiden,
is dat OW kind ? wat is'er dat bedroefd aan! wy waren
fccr verlegen; niet
wetende wat wy doen fouden : So datwy f3) alle middelen by de hand na-
men, endc God baden om fijne vorige gcfondheid. Doch het beliefde God
noch niet : fo dat hy van pyne noch al flimmer wierd. Aldus enen tyd wefen-
de, wierden wy daarover van ibmmige lieden bepraat, datwy ons bed niet
by het kind deden. Waarover wy verflagen waren, cnde zyn na fommige
toegegaan, die
daar van gcfcid hadden : en hebben haar gefeid, dat wy ons
beft al deden > en daar ook geen koften aan fpaardeu. So feiden fy dan, dat
wy moeften andere middelen by der hand nemen : want haar vertrouwen
was, dat het quade menichen waren die het dat kind deden : alib daar ook
een was die feidc, dat fy wel (4) gefien had, dat fodanige verbrand waren.
So gaven fy ons dan raad, dat wy fouden nemen drie roode geërfde bloed-
kralen » in roode ftikfyde; en doen die 't kind om denhals. Maar die moe-
ften als een klaverblad geknoopt zijn : en daar moeften drie knopen opiyn ;
endc mocften in den name Gods daar op zyn
(gebaan,) So daar geeii uit
quamen, dat het dan ook fo niet ware : maar was 't dat daar uit quarïien ,
fo was het fo. Wy hebben hém die (j·) van een' ander om den hals doen
laten: Enfy iynder opgedaan des (6) Donderdags; en hebben gehangen tot
den Dingsdagh 's morgens toe. Doe warenfe daar (7) alle drie uit: waar·'
cm wy verflagen waren. So hebben wy daar νerfeheidene by gehaaid, die
dat mede ondervonden hadden , die ook mede verbaafd waren
; cnde heb-
ben ons gefeid , dat uit de hare quamen wel twee; cn daar was'er een, die
feidc , dat uit de hare quam een. So mocften wy al wederom raad foeken:
hebben daarom fijn water eens (8) op een plaats geftuurd. Die heeft onsla-
tcn weten, dat het kind daar bedroefd aan was; maar met Gods hulpe foude

gene-

-ocr page 276-

XXX ί. Hoofdstuk. ^sf

gesefe π worden: maar dat het (9)quade menfchen deden j en ook (re) meer
als twee; en het was ook alleen op defcplaats niet. So (n) hebben, wy
goed gekregen» daar wy groote betetfchapby vonden. Wam God deHeercie-
gende het fo, dat het (12) binnen twee of drie weken ontrent genefen was:
behalren dat hy des nachts noch niet kondc rullen , (13) om den grooteii
hoeft dien hy nochhadde. So hebben wy
(14) fijn kuffen , daar hy met fijn
hoofd op lagh te flapen, geopend , en hebben daar uit gekregen (15) drie krans-
fen met allerhande geern j rood, wit, fwart, ja bindgeern: ίο dat wy daar
overorufleld wareo. Ja fo mooj warenfe met allerhande veeren gemaakt;
en hadden twee de grootte van een band : en een fo groot als het midden van
een tafelbord: en de pylken waren allegaar na malkanderen toe j en devce-
ren waren fo glad, dat daar fuik niet een veer in hetkuffen wasdicderna gele-
ken. f 16) Ontrent een week daar na hebben wy daar twee heele cn onrrcnï
drie halve uitgekregen: ib dat God gaf, dat het doe voort beterde, (i?) tot
verwonderinge van alle mcnichen j die het kind ib onnofcl hadden gefien. Wat
meer van de iàâk is, wcsenwyniet; fo dat hy om St. Jakob betade. 1689.

§. 4. BuUoïsenmöne1ï|apaennaumecWngen mei |)etaniüïö0|iïiïau&e5
^uöecis? taegen / geiielts*
(O ïloeou&ïJi
^ntw. By de fes jaren.

(i) ï^atUîasî'tiiooîeentegfatfâcejî/ 'tteiS ben &in&eie borm enen pees
segelïenöabbei (tuant öïttoaiÉ mp tii 't ftKjïe gefeïö) en ^oe langs luasÈDai
geïeDeö tsanneec öei ίΐεδ toïcrö I

A. Om reden foitlfe niemant konnen noemen, wie het gcwecft is. Het is
ontrent een weck na de gegeven pecren geweeft: daar van het kind en de vader

gegeten heeft. î©aaromDanooitôe<©iJôei:^meibctûîjerï>î

(3} Alle middelen. meejlecs^ eu ïöaï miöï5eïen50« tiaactoege^

ö^miït?

A De Doâorcn en mceftcrs in de ftad. De middelen zijn dranken cn plei-
ners CD fmecringcn gewccft. φοεϋί tlïtÖDelcn; maai DïC ganfCg geen

gebften tegen Coijerp: alfo öe ïlBiutjel alleDjanSen eu fmeertngen fecagDtes
loo|i enScagljiig maaSt/ toanneec ijp vuiï; f0al^imenöai UanIjemgelooft*
(4) Gefien dat fódanige berbrand waren.) gelOOfïfe feer toel. ifâaae

gaîïfîsoûfegefien / optijeUjy^btiaEaf/ öaif^'tQuaaö öeöen/ üJaawm t»atf
fe beï&ianö jyn ί

Λ. Daar waren dan enige gevangens, welke befchuldigd wierden van to-
verye; die dao door'tpynigen fulx beleden hebben. Dochzijnnoch
cerft op
water geworpen, van een hoge bru^ ; cn dreven op't water,
als offc in geen
water waren» Enwanneerfe daar uit quamcn , warenic droog. Dit hecftfc
met haar eigen ogen gefien. Ifôaat tot^eHftington IPoavenÖCE loo Öie'tfageni.
^iet m na XXX. §. ^e/ 27. enf.

(y) Van een ander.; Wh 3©aaromi>an een aHter? 0atibe Ut 'i meec
gebaanyöatfeüïilï Öoefiilfee6nopen mor?ïengem.iaöi 30« ί €n 0oc Uïarenfe
^aagemaafeilW Ujeïjçrji ofaijs fcöijger^ gp Maarniet op pletti;

, . ü Het^

-ocr page 277-

Vierde Boek.

!2(ί. Het was haar van een ander gefeid . en ook had fy anderen wel gedaan ;
cnde ook haar eigen ciochtcr. 't Was geen wevers knoop, (maar) gelijkinen de
meeile knopen maak .

(ö.) Doiidcrdagh, Dingsdagh.) ^tjt 0P toellserfefecrb/ öaitecW bitn tp
nicüiant
aileea bp 't feinö getoecfl ^ "
M. Sekerlijkja : want het lagh te bedde, ^te rcöengaat ntCt bOO|»

(7) Alledrie, ©oetooïifoeens^meteenauôetfemD/ Datgefonbi^; ofboet
ÎÎOCÎ) ceiiif Öct fclfoe met uto eijjen / nu 't mcberom genefcn ië* Ce toten /
maaiiibe toopeneüenccn^ met befclfûe bloebSralen en jlifefgben bjaab; ea
ïaatfe eben iang fiangen aan fgnen öal$f < ©oei Det tjeufcyeibe malen / en be*
fïet toatiec ban uit ttjojben faï. boei Ijet feif : fo üjeet gp fioe 't ge^
baan t^.

A. Het is van defelfde Vrow, na dat het kind beter was geworden, noch eens
gedaan, opdciellde wijic. Doch zijnfe daar in gebicven, cn hebben wel drie
weken gehangen,
i^iet befelfoe bjöüj; maat be nioeöer moeji U«t gebaan
iïebben» ^ie bioUi feonbe be fenopen ma&en
fo al^^ (elfUïilDe.

(8) Op een plaats. Wat plaats ttJasf öat > ;ö:tgutn i na bat 25aal-€S|Oîî
Î?iag8menalt3oo|fo. lareu om ililSencatib tc gam ^tet χ.ϋαπ. u en ijet

geneîîooîgettïelbiit VI, §.2,

Α. Het wasdenOuwerby de Jouwer: een man die veel ièlke menfchen ge-
iieeft, en uit het water fagh, dat het een kind was: fagh ook wat hemfcheelde,
' te weten dat de milt cn de longe aan een wiciTen : (Dit feggenkomt met dc
Doéloren over een) endathy 't door gegeven goed gekregen had ; en feit, dat
liy hem met Gods hulpe wel gencfcn ibudc. fagîî nuflcÖti'n bat be
quale ie genefen uja^ ; tuaarom ooh geen anbete miöbden gcbiuïSte / ban
bîç natuuïlp toacen. Ce toeten/ fo.alif ïjet berigtji ijter terbcr luib; het
was door terpentijn-olie en doorgaande lalve, waaririede hy gcimcerd wierd.
De eene drank was half water en tialf brandewijn: daar in tweederleye onge-
droogde wortelen gedaan wierden ; waar van hy 's morgens, middaj^hs ende
avonds een lepel velgebruikte. De andere was bier met groene kruiden, die
verich geplukt waren, en tot de helft gekookt: daar ook een lepel vol van ge-
bruikt , een uur na het voorgaande. Jfôaar: lU en fie ^ie»-' onöer gaufcf) geen mib-
beïen/ omteuevgoeben bat be 3[^uiüel/ fö't een üjcr6 ban quabemehfcl^en
toa^/ befecagötberfelbenntetüerljinbecbe: 'tïueliîyemfo Ιΐφίηιοε|ΐ ballen
aï^ bie ban'^ tïinb^ gefonbe Wcgaam te bebecben.

(9) Quade menfchen. ïBaatuïtfagö&p batUef quabemenfcftenbebenf
«©o&iiitöet toateci #f Uiasi Έ iïem eerfi gefetb üaubc δηομεη/ en ban be
Meieren î toant ful&e menftijen meten uit te b ja gen ; eu ban ïiebbenfe
goebfeggen/ om'tbolste beregfiien/ m baî fp öemecSen batjfe meejïgene^

Senjijn. ,

A. Dit fagh hy uit het water : de knopen waren doe noch in den iijden draad.
<© Hcötgelobige I ^Beïl^uibelfciffaluitóetbjatecjametflen' fiet gene baar
niet m en : maar bie oube BlaajS fagö befe Jinopen met be èralen tn ben fgben
bjaab ; en baar in fagö βρ boojt öjat bolfe ÖP ^oo? / ÖP D^t berigöi
ti
0 raoejïe/ om öen beoat te irelgen. ( i o) M?er

-ocr page 278-

XXXII. Hoofdstuk. z^^

(là.) Meer als twee. ©j. ïl^el / toaaïuîi magg bie feafgetoetett
Sebbeni uit öeöjtc fenoopen toeberom. <i2n Rebben ban toel aobecen / bg;
toisn maar iOJee önoopen/ of maat een uitgegaan jgn / ooa fulfe befc&etït
0cfecsgcn; öatb'eene ban tijoee / en b'anbcc bmi ccnen ffecftjs brtobetö
geujeefi i 5ï0aac bient gp m te bernemen ; ïsjant baar beel aan geiegcti

A. Hy moet het gefien hebben uit het water. Want heeft het lund nooit
gefien, eri doen hingen <]e drie kralen noch om
't halsjen» Maar s'anderen
daags, wanneeriè het goed ontvangen hadden, en na de eerfte ftueeringc, fo
waren de drie kralen buiten de knopen.
toberïiunfï tBa^f ebcn gro£5i of
W öatuitUjaïec of uit be feocalen faglj. 't^i^ mogeïiji gemcefl / gelgfe be
5&octûj / bie na
25eüei:toöic ber^aïen/ uit Dei üjaterniocjïefeggen/ goebert
trappen goog be mangeballen iaajS^ ï©at falmen fuitie menic^rnboen/
geen uerflanö gebjui&en ί 0u nabcmaal be fecaïen eerfi oni&noopt getoeeff
jgn baagii baar na; fo öebbeïifïi ben Cobcrboctoi al gebjaagb / eer fp
lïotö öDO| ioiSlaojöen ban be fenopen totjïen bat öet toberpe toa^e. Cew
filaar bebJijjS / bat fp 't fo Uîiiben hebben / bat gei moejielCeibecpe sötiJ
^ï» Öefaben ftet geloofö/ cetbatöetÖengetïie&mbïa3Sï inöiee ijeÉuitbeftra^
len blgfeen moefle.

^z bjienb ft|)|gft berber. ^cBjanber boojbal öecft bgfe Klaas «ie Oude
gefegd : dat'er twee qaade menfchen waren , die fulx in een ander huis ge-
•daan hadden. En na fijn feggen fo waren ook twee kralen uit den fijden draad
geraakt. De vrow heeft gefegd, welke de kralenom ditkinds halsgehangcn
heeft, datfe nooit gefien htcft, datfe alle drie uit de kiiopeii ïijn gekomen.,
liiettegcnflaande dat wel meer dan j"o. om den hals gehangen heeft ; maàrwei
een of twee.
oube I^laa^s al toeöerom / fo alif ίδ (ïe / ^elptfulfee luibe»
JjDojt» ^e feralenfenoopller ( taant ftet fcftijnt bat bit oofe al eenöanbiMerS
öeeft liet mogelife bitmaal niet al te iui^ genomen / Dat aiïe bjie be fenopm
lOjS geraafeten / 't bïelfe fp feibf ftaar in
so maai niet ecn# gebenrö te 50«.
tticenöe (fciitint toci/; cenwi ofte tujecDecfelbcn eenen 0|aaj te meer gege·»
ton / en baar booj luel bafigemaa&t te {)ebben ; maar geeft per inbe0anb#
greep eetiif gemifi. J^u bat fo / fo moet ^et tot bergrotinge ban 'itno«s»
öer firefefeeti: alö bjie feraien «it beBnopen; ongel^oojöe toberpel

^te oube geeft bit ban uit itfl gcfeib/ of't öapcrbe / bat bOoifpjong of
berboïg ber quale met ben tgbban'tingegeben goeb/ gelgfibepeercn / niet
toel ooer een te b|engcn Uïare : foj^abbe tmeerban eengebaan; Veentoai/
en b anber UJat. «©o{t feonbe f)p bus brfl ber^oeben / bat op een perfoon geen
bafl bermoeben ftecgten/ baar uit befcgulbtging ontdaan ; be faSe ban ben
brfcljuibigen cp Ottnber^aalb bjojben; maaç latenbe ïjettoerft onfeSer/ fo
Weef W ^cr buiten fcgootif.

(nj Goed gekregen ©an üJien fereeg gp bat goebî ban bien man opbe
plaatjS baar gp ban feit. €η toeet gp οοδ niet üjat öft UiajS > bï^br gp 't aan
geen 50octoj of "îlptcher laten (ïen ί «8f toai? 't geen ^octojif of üptefeersê
öoebï ^atfalbe^ fiinbssbaber/ Dte (foife niet bfïet torn ) feifeenaptcSec
I
jS/toel fionnw isetm»

M 6 Α. Dit

-ocr page 279-

24-S Vierde Boek.

Λ. Dit, is al gefeid voor hem. ïBaac bit ban geferbf

(i2.) Binnen twee of drie weken. Ïl^aii t feinö teiJOten ntèi aï ÜJai
öan't beterend

A. Neen. ί^ί bequaïe boe ban μιί|ΐ batt^/ o^ÔetÔoogjîe

geUjecfi: of ïaat ift 'toojbeel aan be jBebecgnif/ toiat fecagt gsmeibe rmce»
ringen en bjanBén 0abben / om ^sf Binbif quale te genefen. ^ms een al^ bes
fe
Klaas San toel teti? beteïjS in bit ftu6 gefiabRebben/ ban ben ^^ocioren/
ofte meeflersf tn't genteen beSenb tjS. <©o& ôab Β toel eenjf mogen bjagen/
of't 6tnö te boren met geen feoojtjibelabenspgetoeetl: bebJeïBe ontrent be^
fen tïjb opôoubenbe/ be töe^Stnge ber geneejSmibbelen niet ttteer ftinberbe ;
fo batbie oube feïaa^ be goebe ure fean getroffen fiebben. g|nbien een mm
fier bat gelwfe geeft/ fo geefï 0p öeeere; en b'anbere ben onbanfe / al tsi 'i
bat fp ficf) metter baab geguetengebbennabej^oren.

(i^.) Om den groten hoeft. ï^leefecnabiettoeeof bjfe UjeRenttteiana^
feerjSoüer al^bîetfoeîïî

Α. Neen. «©at ij^ ban toel: maar geen betogiS ban toberp.

(14.) Sijn kuiTen. Vr. ï|ab öp geburenbe fgne fïcftte alttjb ogbaiBuffen
gelegen!

A. Ja. %Aat on^baufiorem

(ij-.) Drie kranflen· ^ijnberbi'e bjtc Btanjjjei? fo Tang in getoeefï aiji fgn
flieStebHucbeï bat enfeont gpntet toeten: toantgp ^ebt'èr cerntetna
gefien» J^otgtanif moefi gp bat toeten. ïl&ant fo bie ftran^jejS tn bat Siiffen
geftomeu 3tjn/ nabati&et 6inb fieSgetoojbentoa^ i fo be fîc6te öaac bait
titet ontflaam jBaar ^tht gptocl meer feuffeiiii geopent/
cm tebefïen of
baar 006 geen fulfte BraniSjejS tn te bitsen toaren î ^at moet gefcgie®
ben« Cernt alle {tuffen^ lo^ bfegp j^ebt/ taat anberen oog enigen ban ]pitn«
ne eigene openen: en fiettoatgp banbinben fulï.

A. Allekuflcns zijn tegelijk met de twede maal van'skinds kuiTen geopend:
cn niet bevonden dan in 't kinds kuiTen. ^S^ôîçn îftbitgeîobenmoet/ fojü'n

be fiuffenjS inbat öni^nïffïbjp bananbere/ intoeifeer belefuïSe feranjSjieii/
aljS men bie toil noemen / sgntebinben; fonber batbcgenenbie ogfulöe 6uf«
fenjS leggen/ inftet aUerminfibeioberb3ijn» €nbeî^ôetmenfcôeliâertogfe
fo bp toebal maargetoeefï/ bat fuISe Sran^ jesf in'# fónbii Suffen maar ge^
Uïeefi 3ön» €n bat effen bjie geltjfe bjie Snopen. 3©ant / na 't f?jeeStooo|b/
feer gemeen bp alleman
/ alle goe dingen ïijn drie, fo moefï ^ier 't een en 't an*
ber ooS in b|ie belïaan. jlïïaar bit toaren b^e quabe bingen / ban qua men»
fcöen baai geto^ocgt / of om quaber menfcben boen baar bp te toeten.

Vr. ©oojtjS bjaagb iS ύνΐ0* 3|ebt gp bie Sran^jejS niet betoaarb î Sô
toenftöte toel maar een baar af te fïen ; met fefiec^eïb / iiatöet een ban befel^
ben ijf baar gp ban fc&ïöft.

A. De kransjes zijn verbrand. 3Baarom berbjimb i ïï^ant foubettien âb
fulfee toonberlifeebingen niet betoarenl «®f öeeft bat006 gebaar batbooj be
felbe 00& toel anbere betoberb moggten toojben i 3!£ί ban be totorenbe sraggÊ
ïiiet in be of ingeg^Ycpgofb g^iWili? Pfi^ ti^wbemneerfî

-ocr page 280-

xxxri. H ο ο F D δ τ u κ:

|[eti!oMen/ ta ôanîielîferettin ôetôrnb? îDïatijS bati/uitôet 6ittb/|^etinge-
geven goed,
mîj0 m öibbenöe / tn bt tieeren ; en toe&etom îjaii uft îie beereti
in δεί Kinb. ^^ ^^^ rojSmeuïen in't ronbe. jBaac tè 't booj to^
toicintr/ öaf befetjeemi bi^&oo|naatb5gnertse&ran|l/ fo tifôetquaabnotft
in beueeren: anberjS moeflenbaacbe^ransEiejSiittgaan/ metbatbefefecag^t
m't δίηΐ» getcoSfeen toa^?. «Ên betecbe boe 't fetnb / na bat be laatfic htavm*
tc# uitgenomen toaren; geigSbaacna gefegbtoerb: foenbetecbe'tnietban
peeringen en δμηδεη/ bic b'oubeïîlaaif baat toe gegeten gabbe/ notj^
tans? ii^baarie iîorenal gefeib/ öai <©ób bie fo gefegenb Heeft / bat ömnen
tUJe / bjte toe&en 't iîiBb boo? 't gebμ^ife ^an befe mibbeien genefen

f» bolgt get öerbec anttoooib op befelfse b?age ; Waar op twee vrows-
pcrioncn inhet hulsverfcheenen, eer datfe noch verbrand waren, van wiea
men cuade gedachten had de, ea d'cene tfedert nooit, en d'andere eenmaal i»
't huis geweeft is : daarfe van te voren dikwijls v^rfcheciieu, doe het kind fa
clendig was.

Twee vrouwen; toaaKomqnaiiiett&ec geeubîtei alfoöeoubena't getal
berfenopenmetbeScaienöen öecfefterböabbe/ bat öet
meer als twee loiaten
biefjetbeben J Cnbotfjtoaat toe ïöas^'tbatfe baar beequamenï Sftltoojsfniet
öttï let fetnb te jegenen / en eer|ï / om fuïp te moeten boen Οφ biaato en Woe*
big teboenflaan: alfo bit feinbbooi finecringenen bianfeeniss&erfîelbî
Wat
oo^faafe öabbeïïfpgegeben totbie quabegebacöten/ biemen ban gen gabbél
3©a|f'tmeei:banfïetöiSbenaam! îBrenôabbenfebeiebigbofbetoüecb/ baÉ
menUïifï/ emooftinbefenfuiicban öaartebenften/ fonberliefbe. ï©antbie
benSt geen quaab i^o^ 13: maaf uit «Vu eigen boosi en bpgelobtg
iiertc feomen boejt
quade nadenkingen, baac geen quaab en i^. IBôtt. i^.
Verfcheenenfe te voren dikwijls, boe 'tfettïönocöelenbigbjasi/ettuieiofeensi
ïöanneec ^et beier tua^; fo bebenfe gelp't fifegoojbe/ ea fo aljSmen boet»
25etoniiïgen Uan Brijieïp of menfcBelnfemebogen/ öatbïienöen ewgeburen
biSmaalif onse befoeöcn / m ϊΐί« m öan ftaarfg^etb/ 'tujem niet befioefï
toanneerbie obcc i^s : faïbat η een beUJtjiS becfïrel^en bmi fo gtubieliSert
gnaabï ïmtîenen/ banfumemenfc^enaf/ iaanneecèeiQualt&gaflt:
fp fouben meenen bat gp ^tn betobecb ftab* ^0 boer een eeripê f jebióant
în ^jfeflanb/ rap aleer fn mgnejengb beBenb : tuanneer öpnagetooonte tn
eent}uisiquam/ baar een pot tebnuc toasf/ nabenraab banfulfie menfcgeit
al^ bien ouben I^iaase. lisant onber 't gtâen foube baae be of tobecaac
ban moeten Komen ; en fo baat aan te bennen ^e goebe #|ebi&ant / bie
na geUioonte quamaljêfb^ienb/ ban gantfcj^ geen quaab beüiufi ; txiiecb te«
gen begebwome üan bat ^uiiS aljS bpanb aangeisen; en boo^ts? ene anbcce
not baac boo? te buuc gebjagöt / baac i& ben Mtt{lag0 niet ban bjeet^
So dc
ccne'tkind niet fagh , fovraagdefe altijd daar na (bjaji bat «tet fettflelgfi?)
En de koopmanfchap van de ccne ( ÜJajS bat befelfbe ? ) daarfe om qeam, die
falfenoch halen: omdat de moeder met het kleinfte kind befig was, foieidefc
datfe wel wederom foidc komen.
ï|eeft fp gaac tfeberb anbetsi bebacöt / of
liiogeU^befe oeH toel elbec^ b^&onieni Ü^at qiiaab geeft fp

ζ fipt

h
li

-ocr page 281-

Vkrde Boek.

letfein^ gebaân/ fofeniet eensftoetierquami Eomeit en niet l^omettlieib^
bottloe faïisîjitiseita^^^
bja^aôiœnofôalljerîjctbarîbeferanifieif: tnbieni6begcie3etit&ei0t
nfet^rbbcttmiigi ombKtefknv fo ten ïfttöflw0emg ijjeetett ; ijan
tuaf iiart banijogelss bat be ijeeroi 3ΠΠ ?

A. De vceren waren ontrent dus lang,---■—·

iie'l'kur was half wit; het boveiifte daarvan was met fwartc en fchiete (b^É
ίβ bjuingralÏie ) plekken, de grootte van een fpcldshoofd. Het was een pluim-
liuiTen, lo datmen wel gclftven fnude dat het ganfevceren zijn gewceil. ^ub^
fiflDgarifeücEccn/ Daar beganfenfclf niet alfo beelbfElîanDbanfoubenftoni
tien rcbeiiéten alif be menfcôen; fa men raact geioben/ bat baar tobcrp in
fitc&t« omfianbfge bcfcöïö^inge bcr ^rattjöijcii in ben fejtef / bertoont be^
fdbc ebmüonjïtöiife gettjjogSt/ aïsSmp ö^ï^mbéjlab banbier0eiij&e üJierb
öcfegb. 316b|aa3bebtt^tgbji mebe/ ofsfwgcenbetoaarbengabben. Jîfôaac
ooïtniet: ban imffcgimtoaif bpben öui^öeer ηοφ toeïeenteUinbcn/ tuant
We öab'ei af meegenomen : ging'er/ enife bonb'er ren; maar moe(i
stip r^erberbjonbmn/ bciaar borg batftonfïtg maaBfel tn beflonb j 't geleed
meer na een filbntec ban een firansf. 't toaac / bat öet nu toat berlegen
ïöajii waar feibe rap bie geer nocgtan^ / Dat 0et in'teerjïe ooft niet beelan»
^èriStoajS getoeefï. degenen btetn beerenboen/ getuigtn bat bttfeer ge^
ween / en fiuiiSDoabcnbe bjoutoen Beöben baar ban onberbtnbinge. ï|eÉ
Î0 een aart ban fuifte beeren ftcg boo^ een te biechten; ooft Uiojb luel in 'C
naaijen ofanbecbjaab of naalb/ of fpelb baartnbergeten/ batficö
famen toinb,

(16.) Ontrenteen week daar na. 5^ielaaifîe tÜJec ÖCife enbjte
galWe ftran^sje^/ toaren bie binnen eenetoceft ontrent in Datftuflengeftomen/
öf Ôabgpfe te boren ober't goofbgefïen! 3©arenfeooftban'tfelfbefiagijbftit
Ijeeren / en 006 ban fuift maaSfei atss be anbete f

A» Neen- Alles was wel befien : ίο datfe in dien tijd daar in gekomen iijn.
Deyeeren waren gelijk de voorgaande- jBaar ftet ftomt bOOjnamelift op't
inaaftfelaan / baar ^oo^ tftmeer niet af. 1 Gaf God doe ( alif be 25}ief lett)
dat het beterde, Uïanncer bte ïaatfle ftraniSjesi uitgenomen bjareni fo moet
be tob^rftragl^t baa^ m getseefi 5ΰη/ en niet tube )9eeren of get ingegeven
goedi

(17) Tot verwonderinge., ©^» Blaren ban bc menfcften fo bertoonberb/
om bat get ftinb ban ben boeflbeterbe in ben trrti ban acgtbagen! iBantgp
fegtbiartcboren/ bat boo^ 't eerfle openen ban t fïaapftuflen/ en 't uitneem
menbanbeb|teeer(ïel^ran^;enj^ / niet meer ban bej^oejl oberg^eben lua^;/
liie'tlïtnbbeletteteflapen»

A. Sy verwonderden haar over de fchielike verandering van *t kind, wegens-
lïjn gang, gelijk van te voren gemeld is ; gelijk ook de helderheid in't bewegen.
Niet vvegensdenhoeft: die beterde na de tweede opening van 't kuUên, om
dat hy beterkondcflapen. 3®aar uit ban te bejluitenbat ooftbegoefl/ ba«
ieberpeftomwftw; aifobfeiwtççbm/JwmînççrôçtftulTwbftubPWbw^^

-ocr page 282-

XXXIL H ö α ϊί D s τ u κ. ai ι

s^nfcôûntïcbigô ^erBalbe» 'trng^aieti ïignSen / ηί^ί btn menfcfie
'i ttm Qf'Î anlier fcï)ce{t / ui 'i geen ongclsonc bieemöe fieÊte /baar gren bét
tojif noéïjte mecfter^ raaö toe toeten ; öaf öp
ml magö ijetoberd 5iin* mie
löfft l^e memgmaal üjp öan niet Wl festoneib 5tju getoctfl/ en totfïen 'ï
Wï?É. βη öan/ toanneer on0 «aHianl^ 'ί een of'ί πηδεκ fcöeïcn magfty be
feuffeniioçsefneîsen/ öe toUcrfecaiifTcn uiigehaaïö; en 't fal toel feeteren: aï
t^'t 8 tiagcn na Öen ttjö / tJet homr Daar ebentocl üan baan.

$. (i8) Om St. Jakob. ïl^aiS 't fiinb ttolfeûimiîS genefen om ^t^^a»
Bobl ofbegoiiiieiboe te beteren? €n fo be beierftijap boe eerfï begon; ijoe
lang toa^ t nocii eer ^p bol6omeltfe genefen üjaifï <©f fegt mp boei) / biat
bagti / of munirent goe lang ijet booi of na ^aSeb biajS i I ^at gp ör
Sraïenmetoeènopen oin 'β àinDifôaljSjmiîtngtî Π. ^^atgp met Dettôates
gingî na bie anbere plaatjS. III. <©at gp b'eerfie inaaï 't feuffen open fneeb»
3|îer aangelegen* IV. niebe/ 5oe lange gp 't goeb ban bie jJlaatif gc^
b^iîfet öebti

A. Voor St. Jakob was hy gefond ; had dan alken enigen hoeft behouden,
daar hy nog, wanneer hy enige appelen gegeten heeft, wel gebrek van heefci
doeh anders niet. Ontrent 5 weken voor Stjakob., na ons bcfl on thoud , %\]a
dekraienom 't kinds halsje gehangen, en
14 dagen voor St.Jakob washyge-
nefen. De openinge van de kuiïens was de eerfte maal ontrent 8 dagen voor
St: Jakob, de twede ontrent op St- Jakob. Alles yvas voor St. Jakob befiuurd.
Het goed heeft hy ontrent derde half week gebruikt : te weten de twee dran-
ken; maar de fmeeringe die gebruikt hy noch, die van den beftevadcr toege-
maakt word ; fo datie maar eenmaal van Klaas den Ouden fijn goed gehad
hebben. ttiaafe 16
rekening* ï0an September i688» tot ftalf ^unfu^
1689 / ttianneei: 'i böf toefeen bcoj iêt.^aBobttJaig/ iii'iBtn&fielîgebîeefî/
iermenbietobermtbbelen begonnen Deeft m'ttaerhtefïenen. ï^eteeriïebaaK
ban ttja^feejJjoebemetfcjtecobeMen in ben 5ö&enD?aa& gefinoopt: mM

aan'sf feinbif ^aïsS geftanscn opbm Donderdagh ; fa i^fmen na ben <©nüï£E

gegaaniàlaa^benenben taab te blagen/ te^ Maandaghsnagtffinge; alfbo
De ftialen
Dingfdaghs uit be fenopenstjn gegaaft/ en bat lüajS baagli^f baac
aa» na batfe bp ijem gebjce(i Ö^bbcn ; op bien bagö nameüB aï^ ftj
't goeb ban
fiemontbangm/ fnb'eecflefmeeringe gebaanfjaböen» jfluiaiftmenbanbaÊ
let toberpe VoajS / meinbenfe: bjant be fenopen tparen alle bjte/' (bat ban
ƒ O. maal/ feibe'ttotjf niet een^ gebeurt) 1ΰ0/ en be&ralen baat uit gegaan;
maar bat lejigaan ban bie fenopen toa^ geen onttoberinge ; ban moefie 'r
fiinb betoberö 5t)n getueefi/ booj 't omijangen ban bie bralen; battoa^be
meeninge niet îïPaar feonbe
00& geen toberpe in be feraniijeif toefen / biemen
ttoeeitiaal in be Suflenj^ bonb.
Met m be eerfïe ; toant ijp beertien bagen booi

^aBob al genefen toai / en befe opening bec fttifTcn^ toasS maar acijt ba^
Senbooj Sfafiob* 5ön ban b'eerfie feranpic^ in öe fiuffenif geble^
ben acötbagen na bc geneermge / fonber Ijinber aan βεί 6inb te boeii.
toatbebbenfe te boren meer gebaani ïPelaatfïe ηοφ beel minber: toantbie
^nbeç nocô luet in getowjï toantiwy 't fetnb al gewfen toajS ; ba$ toifïenfe feec

m 3 topl/

-ocr page 283-

24-S Vierde Boek.

toel/ alfofp (aïsf te öocen berlïaan) aiics wei ^εfien gabbettt ^o ïiatf?
in dien tijd ( öat itioet HU 5qn in &e ttoeebc 8 bagm na öe geneefinge ) daar
eecfi iagckomcn zijn. öit Htetüjeleen fcj^on ôeUjgi ban^ïoüerp S

9* <!9aat|öf&t0?/ ?Lereti5ei©erî)aalbaH 'jS feinbif fïeMeboo|bemoet>ei:
felfgejïelb; mgneBiagenbaac op aa» oe <8uber^ booj een öaaï)eb)ienben
lïooigcjïeft)/ enberfelöeclftnttoaoïb op befelbe/ mptnbteHtgbtoege^nûen;
met mijne aanmecSingen op tebec anttooojb «u becfc^ baar acfttec aattse^
tooegb. <So?beeU tui ban be ganfcôe fafeen : gse lic0t gelooft öet bolit be
ijerpe, fïc&ten ïjan een 6inb bnürt toat te lang / om geen betobectgeib te
3tin. raab en baat niet becl ; get fitnb bip Ιίεδ en gugnt. î©at fcbeelt
Öetfemöi getoi^öftmoct betoUerb
» Jwen bepraat De <8«berii/ datfy
bun beft niet doen j
ombaïftetpjaatfïefe bolfe niet en tierflaat dat milt en lever
wel aan een kan gtocijen,
foHbec taberpp / bat fulp öe quaal / bat fegt I^laasi
öe<8ubefelf/ en
dat fcggen komt met de Domoren over een. |ï)aac bίeel^feί=>
ïιenntet/ gelpal
^lïlaaii/ bat bit öanquade menfchcn guam. «©oöiiSöet
ïïie gefonb eii feranfe maaht booj toat mibbelen fiet gem belieft, ^aar fou'
benb'oubersf
hun beft boen/ fo moejïenfe/ na öefec menlcö^nfeggenandere
middelcn-bydc hand nemen :
en bat tparenbefefc^onemiööeien/ eanbeftrai
ïen om ben gal.iS / en be
Btmiifjeif uit be 6u|Ten.ö / en fc» Klaas den Ouden
taabtefjalen; uartliïel6eni&notötotbefïutieenDaeïmgfeggenmoet.

f.10. ^eïagc&tngetoan fijne fmceringen en bjanfeen {jeeft betuefm / bat
fee mtbbeleit natuiicltfe enbe goeb getöeeif 3gn. bat fjp befe Iteöen toijji
maaBte batget 6tnb betoberbtna.^; baaïin
ftetoonbeSptutebatgpinais; te
toeten
fulS een Magus ofte 'Coberaarai^i^betoefentiebbe bat^et misfbiwïft
ban be ôoniiôeefttiûojtgebîagt IILb.XXil.^» 16. Uitboenbiemenftöenom
lïiaarneeringete mafeen: alfo fp toeten / bat ÔctmcelîeUoîfemetbefentoaan
ifeantoberpi^ ingenomen/ en bat gefcj&iiiteIBebe3pn3S en JBeejïec$f met al·
fulÉie beufelingenniet te boen cnpebUen. ^ie^acgaen fpban bolft ban alie
Santen in ^un èraam; enmitifbien batfpbooïgaanjS bjeemb3p/ fo iiS'tal
gerebebetalinge/ fo ban raab al^f mebe3t}nen / bic fp öen beo? enen öleinen
penning getien / en öoojnocöbeelftleittbec feonnen tmgrtu ^ict een^ fioe
befeMaa^ibeeube felf^ betoatecfucöt tot tobecpfean ma6en uit eneab^ief/
mpboojbenoub-oombanfietfeinbgefonben/ enaanijem gefc^jebenban ben
Idjeöifeant/ bie fijne flceSenöaö ontbeBt»

Op den uwen......dient, dat ik verfcheidenmaal dc huisvrow van WigleNan-

Bcs in h'aar wateriuchtigc fiektc heb befocht ; cn mijn plight nevens haar heb ge-
daan, en nooit vernomen, dat iy bevangen foudegewee ft hebben met die qua-
]c; waaraf UE. fchrijft (te toeten Cobecpe/ fo al^ uit Det bcEHolgnubl^^
Ëenfal)
als eens doen ik by haar vonde dien vermaarden Duyvcl en Tover-
bander &c. Maar doen ik bedreiginge aan hem deede, om fijnfeggenaande
polityke macht te openbaren, doenisnoyt in't licht gekomen; dathy ffomy
Wigle Nannes feyde) geiègt hadde, dat ook dien nacht van haar zoude ge-
loft worden
(tetoeten / fpelben/ naalben/ lepel|ïeïen/ öair/ biaiS/ en fuift
tuig meer/ gelpmen betiHMi mogDï toant bat ίϋί im^ 't ge»tieen benteBen

-ocr page 284-

ΧΧΧΙΙΙ. Hoofdstuk.

Öa»ftct0beïb9ci&) àit ismy wei bewuft, en anders is'cr geen tovery ontren*
haar gepleegd
: 0oetoel b. aï groot gecugBt af toajS gemaafet. ^iet ban / fo
ïicptjiDefetoöerptcöelpen/ofoofetjoojteâomcn/ meteenÏOOOïö, •©tfibae
bocfi gabe bat be menftgen togfec lojierben I

XXXIÏI. HOOFDSTUK.

Uit al 't voorfeide blijkt dan eindelik, dat fulke Spökerije, Wichic-
rije, Tovtrije, alsipen voorgeeft, iade weereldnicten is.

Τ BbîittfôetStcc aï b'ejceîttpeîen ftp eenôabittoetenôaîett/ ntetbfe bet^gn/
maac bie nip maaï alleen öoojöanbcnsgn; baacfoubeembnocô maat af
toefen; fo memgtiui&fg 3ijnfe en ftp tebcr een gereeb» JlBaacijeftftenbe be
feeuE genomen ban fobantge bie meefî fteBenb 5ön of fteroemb; alsimebe bte
naftp/ onlangif geleben / en fo albetftelï ooft te öebjagen 3gn : -fo bunBt mp
bat öetoosïieöoojtgenoegöte toefen/ omonpacttjDigen en toaacgciblieben»
ben te oftertuigen. €:e toeten / battec ganfcij geen onbecftinbinge en 5p ban
fiime Cûfterge of toatnaam get ^eftften magD/ bteboojbe ijwlpe cntoetBiti»
ge of oofe uit feragöt ban een berftonb
tmt fiem / gefc^ieb :

ηοφί ooi ban enige be minfïe toerSinge bec ftofe <i5ecfien op ben menfcfie / of
iet baaE.ban gp feennt^ geeft.
Mtt een ban alle booibergi^n^eitte ficemgeien /
baar't niet aanb'eene of anbereboojname omjîanbigDeib ontftjeefet/ bie no^
big toajs ie toeten/ fomen iet baar ban fteflutten foube; niet een of'tfiapert
aanbefe^erljdD/ en goeöftetoöif; niet een of baar i^ reben ban bermoeben
bat ïtet bO0| fteb^og^ fte|ïo&en toa^f. âeec beelijS maarbp inbeelbinge ge^
fc^ieb / of öcDj boDjoojbeei fa^^ibfr
uitgemeten oan 8ct vnasf. Cn buiten bit
iiS 'i al natuïirlïB ïoat'cr i0/ maar ongemeen / enb'oojfaafîftpbemeefîenicc
fte^enö. <i5ecnCoüerp bergalbenban/ maar in be meeninge ber menfcgen;
geen ^ροοδ / geen ïBaarfegginge norö ïSefeten^eib bte banbeng^ui»
Del

§.2. ^itfrggenbebepaalifemgnberMaren / tot «itjluitingebeitTï^uibeijef;
fonber aUe'SCoïJerp/ inbien men bfe fo noemen toil/ baarom te loog|&enen+
ïPantobermitifartgenebatberöaalb nietgeBeelberbicôt/ of ftp inbeet
binge fo opgenomen; maar een groot beelbaarbanintoaar^ieibi^gebeurb:
fo moetmen feggen/ leert onj^b'onberbinbinge/ batiertoaarli
&'^oberpe5p;
en bat meer menjlDen 5gn ftetoberb ban men meent* 2ftlfo te toeten / batfe of
boo2 UMetbber menfcgen 59» ftebjogen/ of boo^ftoo^ô^ibj^eimeltg ftele^
btgb / of öeibegaar* <©te ban IKafton/ ban ^^ebtoojt^/ ban ^t^^dnnes
fterg]^/ banifeanipen en ban 25e6fiington/ bie toaren jefierlife ftetoberby bat
10/ iammerlt6fteb|0gen. 25p bettoee laaifien toarrn fp be'Coberaacif en
!®obew(Ten bw mw Wïö toarm, ^a b'anbwen tg «iet ijet,

nc«

-ocr page 285-

Vierde Boek.

nomm âï^'t beïtoijbe ; om bat it«n nwinbe (of ïipfeï&e'ifelf) bat ^et be
I voa.^* ^e papen cn be j^onnen tot ïL oïiun beflelben felf
öe Cotierpy
töaarmw «ièranötcronfcfiulbig ijcrbjatib, <öïn clOtriÉf jijnt'i Co^Jerregö^
ier^ ff If be ^obtvacit^ gemrcfî^ 50ε 3E>int)e!3S / bte ficö lieten fien of goten/
SDaten fn ber menfc^en ^rrfT?nen / of buiteii befe blecft^ en been. ring^
bmbel EacöactaiS üïaö een grote Co\5f raat / bte fo beel inenfcften ftf rft be hap
gebulb / fo langen t^ö. €r al^ öet op be caab feomt fo toa^ bic Cr0n tot
i^arlmgen in't XXXI. eenCiibercif; oofe feanbe ^anbUJeryman op'i eiuöe
baat gemelb in befen Un betd^ero jtjn geüJecïï. b'^bbefeecfeec ρορρεο
îîiaafejîertoaii maar een acmt'Sobere^ booj niet met al.

3- ÎBaarbîe lîtô aairtgemeen gcboelen ôouben/ be^eipenflcftRietbei
fcn uttbiugf)t/ bat Γρ nietontèenneti / bele bingen biemen aan brn ^Buibcl
toeftöïöft na ben eigenen / öoeujel berlrojgené loop ber jSatuce / of boojbeo
biogB ban menfcften te QefcJ)ïebén ; maac bat baar üit niet boig^t/ bktfc
altemaal fobanig 3i}H. ÏBant bpalbtenmen toegeeft/ nicencn fp ( om cö&
toegeebenbe tefcijijnen) battec maar ban
loo. biemen ijoubtioojtoberpc/ öc
99« fobanig ijieten 3tjn; fo boigtniet/ batgetbaacomtoelbe Ijonberbfie niet
toefen fian. JlBaar iStoilmp niet min toegeeben te gelobenban fpfelf: m
baarom feggen bat fo een ban öonberb (ïnUfcö / biemcn 'SToberije noemt/
betaefen bjojbgeen tobetp tesgn;
men fal betonen moeten/ luaarombe 99*
get toefen moeten/ baar niet een onber tjf / bat met minbec moeite 6an na«
tmirliU bjojben opgeloil / ban bat ban gonötrbecni 25fni& opeen na'teinbe
ban öonberb; foiiomilïl!rt)ïeIi6gelÖcpIÖaar boo|; of mpmoefimonberbeel
baar in ben toegfiaan» laatmp befcluibencenban
100 tonen: 'tioeift
fo geijeclife boben be getcone feragöten ber i^atuur 5p / bat Ijet niet anber^ ban
banfuifien <IBecfl feonsijn

4. <en a!|É bat al betoefen toierbe / fo jtjnbcs foo tod €ngelenaÎjSi
^nibelsf bie ietif feonnen böen ; en bte meer itonnen boen ; bie niet ge^»
ballen ·, en öaarbooj in feragljt bermmberbjtjn; bie niet gehangen/ bat iji
ïngeteugelb/ stjit; bte toel toat toeten booj <0obif openbaringe / bat nooit
ben ^utbel too?bbe&etib gemaabt; bicbeelberrigl^tenbooj berleenbebragÉ
bau eob/ tot bit of bat befonbec toerfe / bat attberfinjef t)«n toerfe niet i^/
öan benïBbibel nooit gefti)teb. ^ulp allers i^ ^er booj/ baar
't
bicnbe / bmbeli& genoegft getoonb. iBn ban οοδ / fo 't al toerfi ban «öeefïen
tii / toanneeronif iet gebeurb ofborenfeomt, bat bejSatuur booj eigette
toeeginge niet gebenhan : moet tiet be^uibel 5ijn / bie on^ ben oojftïjonfe
ber toateren / tot groten nutte ban
i)tt menfcftelnfe geflaggt ; bie onjS be quaab^
boenberjef op 't fpoojbaarop foefien/ tot fïeunban't öeggt/ baar 45ob alii
ûegiîter ober jîttî gelp ban fulfecn toonberlpfe gefjeim in 't XXlli. fjoofö?
flufe ijSgefeibï «©f foubebat niet beter paffen boo| be geiligê «Engelen/ bie
felf «©ob^f tooojbboen enbenmenfcf) tot |)utp en tjoebe 3gn> <®f feogwtop
ntetUebet / bat ben ^cöcpper al 'tlitóameltj6benmenft0efelf inbejSatuuc
tcnuttertiaafet; beltragten betoeegtngeaanhaar gegeuen ^ebbenbe/ toaar
booïfpinöaarfelf/ enfonöeröulpöangeeflen tori teWnben??·

-ocr page 286-

xxxrîl. H ο ο F Β s τ u κ.

f. l^aaï i0 ffecH fînneîofec (lagft ban refceneeringe/ ban batmeit onsetooi
ïte toccBtngen aan onbc&enbe ooifaàen ; en tiooïtiiaanbefefulÊeeigenfcöani
»en tocfcöiDfï/ aiifmentDil: goeö temafeen/ Bat bcfelue beftequaam&etben

Éöccmoijenócbben/ om alfülfie bingen uittetoôen. î©aatommetlieiîec/
ja aiïeen maar btepc in ï>e δεηηίίί bec j^aiuur sctceben / om litöameig&e
èïnoenmei ItcftamcUfee tfaamte boegen f Wmt tsp albien mp baar tn ietsf
ontmoet/ bat buiten bçnge onbecbînbing i^/ en etgtec ban geigfeen aactî
toatreben gebtft om baaranberoo^faafeaf te benBenban tftaan algetanbee
onbecbonöen fie&bei 0zcmt tmg/ ιδ (ie eennietoen netifatfoenbanf^oei
«en/ öïesrgelöfe ίδnooit in enige fc&oenmafeeriê tuinBel/ nocö aan tcmant^
boeien/ fagö: raagDifeöaacuitbejluiten/ baïgeenftÖoemafeecjSBnecötnocS
baa^/ maatbjel ccnöa&&eK of eenmoienaau bte ijeefi gemaaSti jSocötansÈ
îiibaî fo bjeemb niet / fooeen molenaac of baSfeer een paar fcfjoenen maalt/
bie baar toe {janben enbe boeten öeeftgelp be anber ; bat een <6eefl li^
£Öameli&/ of ('tgene ebenbeel berfcfjilt) eenlic^aam geeïilifeebingenboetj
't^si maar bat ife mallebJin&eliS ηοφ niet ben gebjeefi/ of batoofetoel eett
OUD fatfoen bernietob magf) 5t!n/ bat ouben Ueben niet
fo bjeemb en bunSt
al^ mp.
^a öeb tk meoe be j^atuur fo niet boo|6rö{sm ; bat tfe tijetc toat fp
meer öanboen; nocft alle boefeen fo boojleefen/ of foube mogeltfe nocö biel
toat üinöen/ baï bp oubss alboo| natnurlp i^i iJeBenbgebjeeli/
m mibooj
toberpe geÇouben üierö

6. ^otDnuiji 't bat ίδηοφ maar fpjefeebait bat gene batnabJaar^it»
fo gebeurt; boe beel te groter pbelfteib fal'tsgn/ inbienifebOojfaafebanftet
gene niet en iiS ooft buiten be jSatuce foeïten üJiU 3©ant fo't gebjjogbte nootÉ
gebjeefl lif / fo en
'et οοδ geen oojjaaS ban, Ijebben bJp in alle boojs
berftanbelbe ejcemjjelengefïen/ bat aibemeeflebingenboojbebjog^gefcljiib/
of boojgebjeftbanfeenniiE/ ofbpmijSberfianb/ of booj tnbeelbinge5tjnaarti>
gefien booj 't gene batfe niet en 5ijn. 3©at tlagö ban UitjiSöeib of't ban wefen
itiasÖ/ iön iJoofb te b^eBen met oneinbie u^gen / wat öe muind öieet of
«ietentoeet en toat öpftan of met en San f Ι^οφ üetber gaat be inbeelbelii
fie gobgelcerböeib/ fo tijanneermen metbiebjagen ergenjf intefeo?t6omt/
tjp eenboojbai bat inoube cjren^elen geenbiecrga bmö; gelgèaiiS bat ban
'tbjgftofaöbefeerft: men neemt bet aantïonbi? op ben 3Butöel/ cnmenfoeht
be faoefeen ber CïJeologanten en ber Jpilofofen booj ; of fo bet baar niet in
(iaat/ menbeöenüt ban felf mat/ om ben^uibel bat ttotl) toe tefcftjijben;
immers bat ôP't foube feonnen boen, <i2n fienbe ban / ^az bat men bjerlï
htft/ om fuljrmet be metten ban begoblifee ©oojfienigBetb/ tot fo berre aliS
onjS bie behenb 5ön' goeb te maften: fo bebenfetmen bit of bat / of men fee»
fielpt ficömet beneenen of benanberen fcj&jgbec/ bie 't fo ïjeeft beboert/ of
men buigt'er b'een of anoere ^cô?tfiuurplaatfif na; alom aan'cmerâlèetî
ftfiijn te geben ban Φο0$ί toelatinge / of gcbeime oojbeelen / bus? of fo.

6 1* #oebjare't anbersf mogelijB/ bat fulöebjagen ooit terbane foiiöen
5tjngebjagÖtgeiwee|ï/ el^ onfe ©oetiuss ^m, i. bifpt pg. 9H- 97u fie^
fifeöfti

2 ff ƒ

-ocr page 287-

24-S Vierde Boek.

faï ban 8tee maac fommfgc tér neber flellen / toaàï aan men ban be
beren toel pjoeUen magö·

Ofdc Daivel inde gedaante van gelovige en heilige mcnfchen , het zylee-
venden of doden, wel verfchijntn kan? pag. 944.

Of hywel bergen tot dalen, cneilanden tot vaftland; en fo wederom bj
onam£kecr maken kan? pag. 915·.

Of hyniet en kan VÊrfchiinenïnde gedaante van een Lim ofduive, ofook
eensmenfchen, fonder kennelijk gebrek ofmismaaktheid ? pag.
946,

Of ook de Duivel onnrviddelik «p de verftandfame gchcugenifle werken
kan ? ^c. pag^^ój-.

Of fijBC werkinge fichook uitftrekt tot den innerïikcn fin (adtnef^tem) nkt
alléén der w'akcndcn maar ook derflapenden? pag.çô^+çôô.

Of'er geen quade gedachten ïija, fonder naafte en tegenwoordige ingee-
TOge des Dujvels? pag.
966.

Of hyop ietsdat van hem afftaat werken kan , door enige krsght die van
licm uitgaat ? εη bîer3eiû&e biagcrtmeer bte baar aanija(î 5gn/ cnöaaröoU
pn. 9(>7.

Of hyde hoofdHcÏFeïi meer kan doen vlocyencftefamcnfircinmen, bardej
of wceker maken ?

Of hy de hoofdüoffen-weefentlik ksn doen voortkomen , of te niete gaaHj
aïs te weten, lücht tot water maken, cn fo wederom? gag
968.

Of h y waarlik eten kan , of dat fulrmaar door beguichcling gcfchied ? pag.
pyo,

8. jloiö eenebjage ban een groot geiûlbte baar nocgtjolgen; banfcgcib
ïfe'ÊK af. bjaagt /
hoe dat de Duivel met een aangenomen lichaam tot
beilotene plaatfen inkomen kan ?
pag. 971· «θρ Ö'anberen bar{)t mp ttt
monte niet Usel toaejölg fîjn antttjoojb ( aljS te lang ) baar bp te (iellen : maar
per Itïoetffe i}eï boem
Is 't om datfomtijds die lichamen fo fubtijlvijn , dat-
fc lichtflik foo als de lucht door reien ende luchtgaatjcs (
fer fom ) door-
dringen? Ofdathy inder ftondde lichamen indekamer uit de lucht , of an-
dere doffe die daar dan magh wefen , toeftelt? Of eindelik , indienfe grover
cnde vafter ï,ijn , de deuren endevenflers ongemerkt
op ca toe doet; of een
4ccl of ffeenen of latten van den muur of houten fchutfclwechneemt, cn dan
weder,toeiett
? Tï^atbunfet U/ ILefer/ banfulö antVooojb/ batinbjte/ bieï
Sjjagen meer beflaat ; en foo be fisarigöeib / in plaaisf ban lnec& te nemen /
ηοφ beroroot? €n om te feggen fo alif 'tiji /
t)p bjaagt nocftmet genoeg^.
3©anï lèbanbjagen
moet/ ï)oe'tlici)aamüJo|bgefïen/U)anneer'tberftö|jntï
inötenön
tg ηοφ fgnber ban be Ιηφί/ bic booj be fijnte niet en te fïenï
'^n anöeren; soie groter ftragöt enttjg^ib öi^eftbetoonb; <i5ob/
3ftöam^licïjaainmaa&teuït flc&tbareertôanbtafieli&e (iojfe/ of Ign berblocSte
fciiepfel·/ fo ïjetooit wit alleröanbe fioffebie ö^t bmb / een fïcfitbaar ftcôaam
Dztft gemaafeti €n einbeli& }ïet mp een^ befe ijelfcije 25ottïEun)l aan /
bte
fonöec tuiTcÖm Étjb / en fonber bat gei temant (iet of tjoojt / be beuren ben*
per^/ pannen/ latten/ fieenen urt m mftannsemen/ waRen/biefeen/aïjS
'i^em iulï. §> 9.

-ocr page 288-

XXXII Ι. Η ο ο F η s Γ

9· beire caafetiwea genen / alamen bobenbe jSatuuK / en buiten be
^cDjiftuce gaat. îlpant ü)aar Iee« on^ ne öeöen iet tian oefe öiugen ί of
fciJÏÖft een^^uitoEl fum Ujetfeen foei a©at öoct ben menfcfie
femi gefoücn 't gene Haar uan üJO|ï) gefeiïs f 't ©aojoojDeÉ:! / bthinaató aan^
Seujefm/ maaUiijem fo ïicöïaeloöiij ; en iBoióUie lttötg:elobïgBeiï> booibiJ^
geloUtgöeiï) Uecfierfit. îBefeitie tüojö UecoojfaaSi booj Dat roepen 't αεήε
men seöuns bien trant ban ^jeïien en ban fcôjrltten/ baar &e ^ui^
nd chPiJöouDeUfe mbqo^iiouö/ aiji geburig ober al ns ttoerö ; öe pnfeuui
ifc en cncrbarcnï^ïö m beberlsöïgentlïcCen Der Nature/ metü|ègtengf|et&om
öeeigdeeÏööeïöte betonen/ meer in anteftenbe ban befeenöe faBen. ^crg
boben al fa biojïï bemenfc^ geöjongen/ om fûôaafîfijîtetinbej^atiiuronii
meet öaar jïin uerjïanb boojjlaan blijft ; aanfîonbii öat ie toerden
c^j ben
^utbel» ©at magfï beiltg boen / en buiten noob ban baaromeenigfin^ boo|
fot of bott/ boo| boo^È of gobbeïoo^ö geacôÊ
te 5p. JBaar trefit óp bat in
ittigfd/ en ncc^ meer / onï&ent ÖP bat öe^uïbel bat bermagi): öp i^ teE^
fïonö een ^lïijeitl; om bat i)p enen ^oöt ie minder lïelt/ en fitf) aan eenent
ijou'o/ bie alle bingen gcitlîaien geeft /
uûc^ bagelijr regeert en onber^oub»
Ï©ai reöen geeft'rt anberjS/ öatïrie menfcljen bie ejrempeienban ^poSerpe/
'SEoberpe en Beferen^eib inbrengen/ totiMeerlegginge ber^dtreifienl oföat^
Êer ganfcö geen <6ob moet jijn / fo niet be SBuibel aUejê op öe menfeijen toerètl
2fean^oömettoeröen/ oftj|jmoet^etbooiben^uitidboen? ^oja; toaar^
am enüjerfetbpöooigeenëngelen/ fo't niet natuuriijfe toefen fian; of an^
öerii boo| öe Brag^ien Der igaïure / öie felf De menfciï in 't bupfenbfle noc^ nieÉ
àetfîaat >

§. IC. ï^ier 3tjnïrer ban/ bie baar fp be jgatuurteBiaarlife fïen/ omöare
îserâîngen in cngemeene-bingen niet boimonbigte be&ennen: noc^ïans^ben
^uibel baarnodï onber mengen/ of met be jHatnre parten toiUen; op bat
pï> immers toerö magfj Ijebben / en bJp floife om ban fiem te fpjefien,
!©üibel mogiite anöer^ metUfi· iööl3ergctetiiBoj&en; maartoat noóöï
l^bbsn fn ïjat fïuS gceii ongclniï/ alfo öpminjï gebai^tbjojb of genoemb/
banr aiecile êrnnt^ ban De bjcrhen ber Éaturen Si&at blgBt aan ai 'i
boojgaanöe/ baar aliùliîeiufr&en onberfocöten oberbaogen jtjn; ai^ onbec
anbmn IMIL V. VI. VlI. Xl. lo. XIII, $.7, iz,ir-19 XIV.
§.5,8,9,
10,
i^. XV. 9, ' 1,12,13,14 en btergelgSe meer^ fiab 16 toel

te luenffijen/ Dat foöoenöe maar be^uibel metier tgb geheel bergeten teieri
be; gcfrift D?^ottergeufo beelbjeintgerop 't Uioojb 3ön/ al^i be menfcöe»
niferberl.'cl5i5ijnin Be lienni^ bcr Jf^atureen ^c^jtfmre/ fuiber ingeiïeiien
nagcfpcurö.

§, I ί. Μάΰίεη ban bat tB be boojnaamlïe ejcemyelen in bit boefe ^ebbe
boo^îgebiagîjt / bie nip ooit boojgeBomensgn; fooubefonietoe/ maarmeefï
nieme ; ban b??rf η en na bp ; maar axeeji nabp ; op bat top reggt eïBanber om
ber ogen fouDrn
fm\/rn th betonenmog^te/ bat ιδ boetbp tïeft bjii fetten : toaC
falbïr meeïteboen 5ijn/ om ban fume ïBuibeïi? bJcïfeen aljiboojonberbin-
oinge betuijc^ te boen I ^^öoe ιδ iUjeeôerîepen eifcl} op Uefengronb^lien tone

%l 1 ' mp

υ κ.

-ocr page 289-

24-S Vierde Boek.

«lp / tïat mtine opïô^fîttp niet goeDtifbietSsebe/ of
Uoojtinmer gjoctotn/ öanbegenc bie ίδ B^b onbcrfocljt. .êcirpöeteeri
^e boen / foBebüenfpteÓocen/ toat racer te feggen öebbe: ftet anbcc etr
îjectoâciii ih niet ; alfobe flufefeenbieift in bit boeft bcr^anbelö öebbe / batt
genfeif aiji be boojnaamjle opgegebenenoofe ban fommfgen ge^eele boe&en
in 't befonbecuttflegeben 59η» ^at ban IBafcon/ ban Cebïoojtg /
öerg/ en Ifeöge feomenmet bai^leeb ban gob$fgeieeubec oojbcel en toefiem*
ïiitnge ten toon. <©e regiiteltSe i)anbelingen / bonn^en / en eigene beften*
ientiTen / booj <i5eregôtcn en boojname ï^oben/ felf ber 3^oningeit ïjeb
ik
geopenb / en getoon b / bat b aar ntetjS ban ben ^^uibel i^f» 3®at falber meer
H boenjön/ fobpbefenuiet^meerit te boenl

XXXIY. H G O F D Τ U K.

Derhalven ilaat. het aan de genen die 't beftier Kerken, Scholen
cn Gereghten hebben ,, dat blind gevoelen en onkriileljk gebruik
te wederilaan,

§♦ ï.

H €i isSbanbaeï te fïen/ bat bjp beeltoerir teboen i^/ baar fo beel ηβφ
oberfioop leib/ ombepjotefïantrtôe Itriflenl^eib boojt^op te fcgonen/
«n na 't fuiber opfïel ban «ïBoöiS tooojb en b'eerjïe gronben ber geubojiiujc
fierfibelgbeniflen te befcSaben». fal be reben feggen / toaacom bit toel be-^
ïjoojt gebaan tejtjn; en toie fiier'tmeefiè toe berpligfit 5tjn/ en Oet iwelle·
Sjermogett Rebben. <©m öet te boen beDoojbe maar alleen geneegö te jgn /
bat top bat ^uibeljf toerfe / of ïieber get gelobe baar ban/ niet ban noben
liebben ; toant Ôoepaji oaji tetjSie geïoben/ en ban ηοφ fofïetfe te&jijöen /
Daar 't <i5eiobe banbe faiiggetb geen nut ban treBt; notöbe<i5objaligöciböe
minfïe refeenitig bp btnbi jBaar't faï notfi fierBerbinben / fo top nen bat
tinjS<6elobeen «©obfaiigfieib baar beibe iaff bp r^en/ en befclbegrotelpis
te Bo^ gefrbieb. hiertoe fai mpbe 0eben r.unietbienen / al^ boo? befen
ïi.b.XXXV. XXXVL en iil.b.XX.XXi. maarb'CrbarentöeiöbanoubjS
tn notj&opö^ben/ banberre enban nabp.

2. ïPat.top't geboelen ban be'SEoberp metben aanfelebe feer toel mtp'
fen Bonnen/ bïptBlaarüB uit onfe eigene onberbinbinge; alfofp nergenii
sneer gebonben toojb/ banbaarmen tóe gelooft te jgm oSeïoo^fe ban niet
mm/ en fpen falöer nietmeer 5t}n. ^la'tldaufbom ^eefimen bagelijic be-^
ftoeeringen te boen / 0ier nimmermeer. ^0 beel befetenen 39η baar baij.
meer ban ^icc. î^ant fiet / fp 3t}n baar nobig om ben geeflelifien lioffe tot
ttitraBelen te geben/ en om te tonen/ toelBe Bragjt 8«η
okus bokus op ben
^nibel öeeft. ï©aar rooBt fcgoojlieen ban. 25p onsf en Eenb men niet
ïicöt iemanb booj betoberb/ inbien baar geen öanbBijRtlcriS / of toaarfegs
perji / ηοφ fo genaambe ^Mibeliageïif ml gep aljs Iftlaassbe^ube/ett

-ocr page 290-

XXXÏ ν. Hoofdstuk.

fum ΐίοΙδ. %l btcöaai: Romen/ jg'tï ïjctoberb/ fo αίίί ilter oofefcp&en^oïjs
in öemobbermculcnfïeeg / en fcfeec Urcnpel be^je/ Uîeî te&enîi op Mama"
Suig. jBaacfeonten öefe lutöcn bp gBocteren / öie en toeten ban pen to^-
öerpev bat wterö l^armen <6tJectsi Vötl getoaai;/ Uamueiaen neiJcnjÈ b'ans^
teren bat uiib'omjïanbigöeben ml gebJelïeiujS Vi. i?/4 i r.

§5. fieimen meöe b.it bp on^f / baac bp geen Öegftterif meec too?ï>
onoecfoeS gçDaanopCoberp; ooSmemantUïöteltfebanCoóecp bcfci^ulbtgö
jöcrb. iBgn fiet fiiec nooit of peerb / of feoe of 6alf / ο f fcöaap op ftal / of m
be üjeiöe / bat ban enen tueecitDolf boob gebeten jp. ^o't gra? of Boren nfet
tojtlboojtflaat / bat en üïijïmea nooit ben tobetaor^s» j^ooit ^oojtmen öiei:
ie ianöeniecr banft&ïp opEeeöooj'Coberpbergaan/ of öut^foffcóuurbooi
Sollen in ben bjanb gejioèen / of btergeigfe, iBaar elbcrsf baar fjet ftejcen^
fejanben plaatsheeft / falgeenongelufe gebeurb sijn/ of men tontöet aanbe
^obecp. βοδ fietmen/ bat altoaac be ijejcenbjanbcrp op fîapel ijS / nooit
ool^ gebjeSbantiof ijS omte b^anben: bat b'eenebeanbercbetölifet/ batiif/
uit öaatof nijb/ of om öesi boojbeel^ toiUe / onfcljulbig aanklaagt : maac
bat fui^: een embe neemt/ toanneer bat buur met meec en bjanb / bc Mim
fc^aaK opooub/ m be föegfttcriS tonfec toojben; geiijèbat oofebooi aojaac
in^toeben ijS gefïen.

4* Mm fiet ban Blaarlift / bat baau gantftö geen Coberpe foube 5ön /
înbîcnmen niet geloofoe bat^s'ec ^ï&er&alben iS 't geen UltDeïfiei-p^ bie te
iüoglïenen: alfo't ban <©ob met afoaat batmen ban ben <©mbel iet οηίδεηί.
^o
't mgeifien jtjn bie fulBe ï^uibcl^ bingen «iet geloben/ fo m 't be
benen/ ennaafi iîenbe#api(îenmin(i: meeji baar en tegen bie tenfuiberfïen
gçrefojraeerb 59η/ en minfî toeten ban be-Coberp* Sinbien^etonii <i5?ioof
?n<0ûbSbieHflîiînberi/ fomen geene ^poBecp gelooft ; en!|S'tgelo\3enban^
be<êpo6erp gobbjughgöeib : toaavom ban ïanger ôî^c geb|aalb> enfeeei-en
topniet mmen eerfien toebetom na't ^au.iSbom toe î o^aar fpooSt'et ba^
0&elg)c uîtïleU enî^agebuut; ia felf^s üÊcfcööncn
baar ûe XMm uUbml^e^
atiel tael / ban gfcfu^ / en Mïavia / ban ö'ICpo(ïeIen en jBarïelar en> ^IjS
gier eeni? fpoofit / femeet öei aïtemaal be g^uibelboen. in 't I. boei

XV XVI. getoonb i0/ bat in fuîSe ttjbenen bp fuifde neeraard meefï ban
ioberp / befetcngeib / beifc^iiniwge en beftoeeringe ban si5eejïen gefpioSea
i^/ baar meejlban'tgeibenftö bpgelobeplaatiï beDouben^abbe: fo fietmen
Seben/ bat baar meefiban 'tfauifbomoberiie/ baar fpjeeSt men meefl ban.

Coberp»

5·. fianmen banbetoaarfteib banôetlrifleïp <0elobe boojfiaan/
en noc^tanjS fo beelte berber af5öw ban't geloof ber Coberp
î fo fianmen
O^ob enCöjite naber Bennen/'aIjS men minber ban ben ^«ibeï meint te
tojeten/ beiïalben't gene bat 'er oniSbe^DPft afleert ïï^atmaartetoeten/iss
getioegö te toeten/en aïlcii toat baar buiten ijS maar fotternp, î^etfeggen felf
iJ00jnaroe<i50bgeleerben/ bat top ben ganftgen <©uibel fouben Bonnen miji
fen/en niettmiti bolBomeliB ter faUgöeib toel onbertoefen inbienöe âcôiifi
niçt f η Ufrbe bitter fp f m ^Mibeï met fijn engelrn ï^ç? jjs «ip on^

3113

-ocr page 291-

24-S Vierde Boek.

bic'i Γφίοϋίπ befee boeTten ίοί terfcijcibemtiien booiiic6omcn/ faanöegen?
Oteînei ai'agiîîen pijer ïcgenimju geuocienîîjarcn/ en be<îûni» öaac ίη tiîrî
meelî ö^t cinîse |Öi«nïJec tcgenf^?aaiî.

% 6. ^nîsîen öit mitooj&tOEgefiaan/ luat bltjftei: oljec iJoo| ïiat öaaritjn;
geroep ban'îtoecô be^iïBiîibeliÉ/ baî fîc^otiec al moci iatcn fïeni
fisii^njîéîp (iSelDtiefonbec öefe '^oiierpi ïjejlaat ijct fonbec fpofierp ? be^
fîaai ijeî fonber taaarfrgginge i üeflaat ijet fonöcr bie Bef^^ngeib i Viiîàt
f)Cifi öe l^üitel "ΰαη ποείι »ΐΐ?.εε fo bjoii ίη o«fe boe&en / pjebifeatten / eîl
b|ienl3are ii?t&-gebeöen oost ίε35οεη ? ^ïiDien töp ιη'ί eene miffen δοη^
nen/ tijaarom ooli m gei auSecuîetî Hcefîîmi fo bcel i« boeöentoel/ of
^cojtîîicaî m δε ^jebiSatien ban't (jene ftpbooîijejcen en toberaariflserngt/
üjelloan'l gciieijp bageliii; oninîbbelbaar ομ allcrganber menfcgen ^tc»
ten Uïerftt î 3©aarom ^et èiem ijcrtooipen/ en Ijet groot nu nocft boojgcfîaan f
fo 't enfte maac een bolntg t^/ f}(t anber W ΰ^ί bie^ te mei;r. î©at feg ιδ Dan ï
^at oîife S^eeraar^al fo lu^.^ jtjn/ b<iifp metgelooijen / bp alûien men feti/
bat ergenjS emg
Iîuî^ Uecbjanb / of rdjip gefonhen of geficânb / of menfcg
of beefï gepïaagb / tóbooj be ftragi)tb;ii ©utbelif / en 't beuimb ber toioe»
raar^: enecgierfelffiaanpiefien/icOjijlien/ bsfputeeren/ ijangegeeleianöen
bie bertooefi/ ban bergen eneüanöeiiötetievf£tt5ïjn/ boojbeferagötbeiffel·
ben ©uibelsf; en gefteele Holpeten bcoj ijem 59« aangeuoecb/ om oo|Iag^
blamnten aan teUuren ? âHâ ftooiöe nooit / en lafi niet Ue.el ban iobecfcïîDi
ien/ bte be ^uibei aanboua / om fïjuüolfe tot tüMevp te que&en; maar ba^
ge[n;i; bmiamcianberi^Uiat mp \ïooj&omt / banbeganrcbeusefrelöbooiiÖcm
opgebuibniet boïingcn en Bctferpcn/ jb meiifg ai^'ec ooit of ooït ontjïonö^

7, foefeïaartó&anmettodteïïen/bat al Bit baren ban ben îBuîbel niet
en liÈöanpbcl rueyen/ bat geen nut en boet» IBant ^oe > fal öaarom temant
nietgeloben / batbolmgensiinboiingen / ca feetterpen ^etterpen ; inbten
ntet gelooft bat Öie be ^üibcl ijceft uecmcht ! a£a fiii bc lanbman of be öobe'^»
mer geen hruib boo?on!&riub feenneu/ of iip moet eer(l toeten toie bat m beu
afiher i)eeft gefaaib J ^e btenaatjö hmben '£ al Uan feif ήι 't i2uangeliuni / ea
bjaagöenbae öenöeer / ban taaar bit op-Stuib ? Jî^att,î
3:27· ^nonvte meren
bat ijftoojlogiif/ en öat ben oorlog quaabisf/ sn bat uerînoffîmgeHanianb
en imben/ bie <©ob baar boet luoiini/ ene grouüjelifïe fonbe ïö 000? eob:
faliè bat niet begrepen feonnen/ fomen irp uiet ïsrj.ö maaUt bat be g^uibei
baar af ooïfaaö ·

8 <©f faltfe ooiï b'öttïonen niet iricerijdobcn tn al't gene rpbaniïeiicrp
en Dolingen/ banferggen onrujï in tJoojfjaanSt ïijöenfcïjïpen/ banboojfo
toetre fp mptiiet betonen/ öoe öe^ufael alicss D?efï uerujeöt î ^o moeten
öeibenfcöe/ fo gcteftfcöe ai,^ latiiufc^e fci)|ïjber0 ban ten eer|ïen üooït/ bie
öanben 55uiUel niet met al getóagen/ ombatfsJbanbemnietenüJijïen; en
eben\Bel tierMaren bat be fa&en ^ijn gefciïieb ^lleenlifi be l^oeten fuUen Wp
toat meer geloben mog?n / om bat bie berbicibten't gene fommige lip
ok| gelo®
ben Uïaar te jgn- ^e #aapfcf)e grollen en iâomanjS Dan 3flmebiii Dan <<5aule /
banösn atbbeci^legij^/ ban ©alentijn en «aucfon / öan ^foiiunatusf en

fulfe

-ocr page 292-

XXXIV. Hoofdstuk.

fliïfe flaa^ tianqwaït^en meer / öle op ftet bieföjïe baiï ben l^uftiei fc&jifïjen :
tiit befm ia! Dan ooli öe meefïe ftûff? ïijn teftaleit / om tuibe inenfc^en bau
ï»e üJaar{)eiDfe wrfeöcren/ en üan afrc feeerm. tiîitiiit

fînbciîh nocf) Ô^fnî

Ç. 9. ^tecutittf öanlyet ftiaariiftiebpfpwfti/ baîbfîptnbeîmm'mîi op
ben pjcbifelloel/ of înôebaeltrnbec geieeroen iîi'efc îe bd?n ' b^n om maar
tgb cn pïaatii ie bullen. <î2iî οεί) of't antieriS niet en luare ban bat maac al·
ken! Öp neemt onif fotieel itjb^en plaatsf/ bnar -i5ob.^mri}!ier i}tilise€n<!>
gelen en gunfigenoten n^imen tionben jlaan;pf imimv0 baat be bofe men^^
fc0en/ baar Uïpbajelniïö mei omgaan ; mocDten aangeujefen Uiojben ; of
immetiEf onfe bóoiEföeïbösc onjf aanljangt / en tenquabe ne.gt : maac bocô /
ixjainoob / inbien ujp maaK ^rÖjifture fp^Ben / enboo|be\Koojben anberiî
ntet tefeennengaben/ ban't gene bat baar booj bfteiienbUjo|bî JBenneemi
get ÜJOOJD ban Duivel, ^atan, toveraar en toveryeinfulitenrm/ alifnergenj^
m be ^cöjïfr te buiben t^ ; ^oe naam bat 00& ban onjs ï^ onberfocôt. iiBeîi
rop|3t/ be
^cö^ifi fpjeefeî ban b?n ^mtl fo en fa; en maaSîbc menfcfîeBî
/ of iaat 0ett in 't Uerfîanb / ïiat Daau nîct anberiS ban een bofe s^eft booi
fijojb becjîaan / fcboon bat msn beter irteet. ^uïf 't οοδ met be Coberp :
îjien feit / be^c|î|îfîfelf mclb bantoberaaris? / en fouber ban geen Coberpé
îBocbbaten i^bcbiage met/ maarmat be^clj|ifi DoojCoberp bers
fïaat. î^at beb i& tn fjet berbe
boefe getoonb.

§- 10, iBaarijoe gemafeSeUfe/ en ooS fjoenutielife en foubcmcn bit niet
fo fcfiiSSenfeonnen/ bataüfm-^öeciianbberijoeb/ en baar ijei lilaat^ gebatt
geeft
/ oo&gctoeerb mogijt U3ojben ! î©îlt gpecnsV ILefer bat ΐδ'ί feggeî
Sdnberen^OîTier i0'tmp gebetirb / in ene bjeembe fîab/ bat een oub Eee^
raar bpmpquam/ en onberanberénberfelaarbe/ l)oebpiijaeieeiimgen/ en
felf ooSitinberen / baar toc naajî enigen ttibgclîîcnt ïjeeft/ bat fp in 't lefeii
ber<^cÖjiftuce/ foöi&maalif {|en
'tUJoojb Satan oooi&otni / îefeh tcgenpar-
tye, enbaîtoan Duivel, laii raat. ^u^ töteröenfp ten eerfîen ban't Uooj^
ooibeel/ bat be felanèber anbere tVoee namen
booj'tgeb^nîâberUîeiît/ ont^
lafi ; en iiûoit0 bat bp bebaaarb/ om in ben te>;t te foefeen/ of't gee<î of
menfcb magö^ljn / bie baar
of Satan of diabolos gebeeten iBo^b, îBant bit
toa^ltcbtelifebenonbe&enbrn in oie betbe taten te bebuiben / bat allebte bec
feïtJcr ïmn&îg jgn 'î ?p auöerif booî of tegen 6et gemeen geboden flaanbe î
pcnlïemmelih öer&laren bat bit moozci
Satan iö te feggen tegenflaüdcr, en bat
ban
Duivel, laiîeraar. 3|nbîmmeu öuöbeToveryc oofe berfelaaibe / bat bie
inbe^cbjifture anber^fntet en i0 ban afgobifôîenjîige of bpgelobige begiiii
Etjelinge; Öoe fouöenüolö enfeinberenban benfeen aan affulfeemenfcOen/ bie
in een betbanb3ijn met ben ^uibel/ bie'^Snacfjié uit holröben gaan / bie
(iöjm en oniueer maaen ί en bjat bie^f noci) beel meer 10 / baar bê ^cjjjifl geeiï,
enöel ttioo?b ean fpjee&t / fo fp 't ntet tegenfjjjee&t.

§■ 11« 25pfulite onbertotjfinge be^f boljc/ en ü}el tnfonberöeib ber ieugb/
foubtfebefeet&eliöe mtbbelen tetuerBefieÎlen; ntet tegen
fultîe bie befcbulbigb
tejojben ban getoaaube toberp ; maai: tegén^ be befcljulbiger^; niet na

maöte

-ocr page 293-

Vierde Roek.

inaatc ban H mi^ôââb / fa aï^ ök na toaargctb ( of üjefettftatt î ôI^gefttt^
fiSWccgifttgcn cnbiergclgfe; maat na toereifcD toaufuIèebeeiiDftbaïiibeWa»
gec baat fep felfberfïaat; boant
die iets acht onrein te zijn, dien is hci onrein,
^om» 14: iâf. ^e SerSeîî&eopfig^t raafet be^menfc^en tonraentie; niet om
befeltjetebeöcctrciicn/ of bebuimgen; maarte mibetngfitea/ en na ^efu^
toetten te befiieren. moefï men ften ban eerfi baoï ogen flellen / ίΐοε f^
naöunne eigene gronöen ficöienuiteriiebecgrijpen/' öfcfa ftoareenfo fuiau»
tefonöen bui^cot laffe gimbecna^jie lïellen; fonbet batfe baai; dei nunlï be^
togifaf 0ebben; en ban boojt^ijenb'ogen openen / onifelaaciefïen/ bat fui''
fee fonbe ntetbegaan fe.mtoojîren/ fo iDemigai^<©obii'6n;gdenicôoben/ûf
<©ob uit ben tjoon te jïoten; 'tüïclfe ïie ï©müel f«if/ öc^öooji en loojS öpt^/
niet boenen fean ; en baarom ooö niet (jeeft gebaan. fj^öbc in mguen
öieniibienfïglgcboigb/ fo menigmaal aljS mptetiS ban bien aart i^s üoo^gea
feomen; felf ooïïbjanne£Ci&nocö fouerce in Dit liuftutèi uja,^ berltt^i/
nu; toaarbooiife <i&obnubanSe/ enfpbele Ojnergeiligerimet mp,

II. ^o b'»8becüebeaeuDe ûegbtecsf met fagcoten ecniïöegenenfïrafi
ten bie ben anberen öan bejcecp befc^ulofgen / alö fommige gcreeb jrjn tot
iöc gene bie befcguiûigb ijaojben ; biefe baar op aanflonbjEi in De boepen fmpten;
en D'aanMageciS Datf fo beel maar ptjnigöen/ om oe befcijuibigïiigen te be^
tertjfen ' aisf D'anberen om
te beöennen : ife ben toel fefter öat fy niet üeel fjqut^
baarom berbjanöen foitöen, 3©ant of fp't al ip 't ecr|ï toat bioftöer tjabben/
' eerbanbienietue togfe ban bepleiten t'bunbcr ftennijS mogöt geèomcn jgn ;
bat fonbe ecöterüoelöaafloöergaan/ bJ.mneerfe fagm/ bat befcbulbigengeti
fcljulDig maafetetotbeujgfen/ ofomfelf befïraffe banbeft^ulb tebjagen/ fo
bie niet belaefen uiterb, 3©ant fe&er falmen tot buiï lange mogen feggen ban
öegeneu öie nocb bit gebjniö ban toberpleiten toolgen /
fiquidem accufip hk
fufficit^ quis mfomhahehitur>
Nadien dat hier befcHuIdigen genoegh is ; wie fal
dan vry gehouden worden
? ttierii ban Blokela en tOt^to&ÔolmiJî'É

XXIX. bapittel issbatgenoegfaamopcnbaar*

XXXV. HOOFDSTUK.

Van al het gene dat tot hier toe isgekerd, is het einde van de fake j
Verwerft d'ongoddelike en cudw^ffchefabelen 'y en oefent ufehen
tof Godf iligheid.
i Tim .4:7.

V^enalleébatgeBoojbisE (feit bê^jebifier/ 12:13.) t^ôetefnbebanbe
fa^e:
Vrees God, en houd fijne geboden ; want dat betaamt al'e men-
fchen. ï^ujS lee^f in ben jieöerbuitfcöen 25pbeï : of anDerjÉ na De firag^t eit
eigenfcgap ban geti^ebjeeUifcó/
dat is de geheele menfch. ï©ant ttiefean
tmtëennen/ bat «t^ob^b^efe en be onber^oubtnge fi^r geboben allen nien^

ftöen

-ocr page 294-

XXXÏ ν. Hoofdstuk.

^genbetaamt: en&atDct nocB beci ürflgöttffcr gffeïbi^/ öatfnïj; ie boen pf
te iJttragöïen niet mïtiöec rsf öan öe gehcele menfch ? 1©ani naöemaai uit
God, endoorGod, en tot God alle dingen zijn : (üüni. 11: fût^SDemeiî!»
fcöe ttieeE mst öaii βρ ta iu <i5oö. <δη ooft fo i)f m öat (jEuo^aö t Vüant wy
zijn in hem volmaakt, lïol.ano, in «föoö t^/ ïsic feomt nccgeniS m te
δομ/ en 0eefi bpj^mfelücn Oiegerufîôeiô/ dat fijne werken ία Gode gedaan
2ijn. ^ietnu betuig ik ban voor God, die leevenden en doden

oordeelen fal, in fijne verfchijninge en in fijn Koningrijke, i.)

iB inôit geljecleUjecfe nietanbçrifDanDe îjaaacôEiD/ εη baar in 'ε S3erg:iOteti
i^pnet ecce îjeftben
öodj geiiab. 2|nbien ίίι öar niet toei getro|ïen öebbe ; fo
*tmp nooit battal mtjnlcbenmeci: gemifl ban nu; fo nwlnipmönUcrfïanöi
fotocel ifïianocr niet toaar bat lU ben of mat ifeboe. ^o ieeji ban
oör
ntet^et gene ife lefe in be ïeflen bic^ Spojïelif / verwerpt d'ongoddeiike ent
oudwiiriche fabelen, en oefent ufelvea tot godfaligheid I Cïin: 4t 7» ^OCfji

tonjS u)il t& baâc inebe 't ganfc^e tijecfe befluiten / en fo betanen UJaac ftet nocft
toe bicncK moet.

α. 3i&fiebaiï)iec b'lpojlel 'teen tecUïerpt en't anbec iïeitt m eerfle

50n d'ongoddelike cn oudwijfiche fabelen , cn 't anbec cigcnc oefeningc tec
godfaligheid.
geeft genocgh te Bennen / bat geen fabelen met be godf»-
Jigheid
beflaan. ©anbefen lïnt^ 'tgene#eir«if (cït/ battopgccnkonftelik-
verdichttefabelen,
raaac hetProfetifchwoord, dat vafter is, iyn nagevolgd.
2 #et. ^ε eobjSbienfl m^ in't^eibenbora ( gelpfe Ijeben i^)

ïjooigaansi op fabelen gegcenb; fo alif tn't I.boeS 11-XI. uit alïeröaiïbe
ftaaîtjejSjtiS getoonb. m Ijurnie tBic^erpen / toöerpen / en befUïeeringen / be^
flonben op Dien boet. ^o toajsf ï^tï oo6 tot «efefen / baar #auïugl befen b^ief
«latoefcöïeef/ aan'STimotOeu^ / opfienberbiei^ tijbj ban befitijïenfeerBe bic
öaar toajS. jifêaar anber^f Dabbe bie öeroembt jlab fo beel al^ 't {ïapelreg^É
tJerafgoDifbienflen banganftg^flen/ booj Ijaren oï)er&ofîeIi5«n tempel ban
5^iana/ en ^aacbeelbalji öanben ï^emel afgsba^iö / toaac op f? Sragfitig
iïoflen / bobcnal liant».!?:
^η| 34/ sf* ^ιε gE{)eeIeï©iana/ enfo ooö tjaac
beelb / toaren niet ban fabelen. ï©e ^oben toaren inebe biciitijb^nieisc»
^eel ban fabelen onbefraet/ alji uit ^ofefu^/ cn bes^felben tijb^ meer joob?
ftfie fcöitjberif te fïcn. €imotötujS / ban moeöeriS toege en οοδ booj befnii<»
öentiS een
3!obe/ enbangriehfc&enbaber; alifbanfiemgetmgbtoojbi^anb.
> î6:1/ Z/ éabbe ban temeer ban noben befeleffe; om niet ûUeen opan^
beren/ nïaarópDemfelbentoctefïen; bat niet be een of anber fabel Dem be»
ïeticn
mog&t in ö'ocfcnmgc ber gobfaligljeib.

§» 3. î©aiii6foo6uitbcntfàmenôangtefien: gcmerRibatbefelesS/ onmib^
beliS Dier bolgt/ gelrjft eenmtbbel bat öp toepafi/ op benaafiboojgaanbe/
bte fiem leerbe 'tonberfc^eib banfpiifenaanbebjoeberjSbjp te (lellen/ φίί 6»
get gene etfiter in
de iceringe der Duivel begrepen toaj^. Αι^ΜΛ^κί» ^ck·.
μονίων Dida^ialia daimonioon ieereder daimonia , opget i. bat ijS ban die
berfïeröe geefïen / goben en gobinnen / baar ©iana een af m^ : gelgft
βΛτϊΙίψαν Mfi-X^ hpiismoen MÎiSîtc·

^Bm fc

'■ul

-ocr page 295-

24-S Vierde Boek.

re van de dopen; ï©ant geïijfe baöE de Doop öe (eermieflec niet tn iji ; ölfe
|}iec οοδ niet öe Dsempnia: maac ginber Jijn de dopen, mftieEbcDsenionia
hm fnljoaö en J&et toojtoetij ban te ïeettngr: ?&ociï foaliiöaarbeiecrebau
öeöDpenïjSMtt^oö ; fo tjS ftiec öefe leerin^e ban öe 55«mcmiaKïi mcnfcficrt
^etffenen berbicijt 01« teelde ceöenfp ban
ooh i/ 2. verleidende geeftea ett
gebem^be
ieugcnfprekers 5ijn genaanib*

^ielemnpn ban blaren op itetbefltgènocnib/maat μ^^οι- mythehÏA'
beien ; fobeel alsf ergeniliS re feggen finfprcuken, ofgejieimftiïeufien : aïfo U
ld?ie|ïeren ben bietid bec <0oben / met berbïcötte gefcDtebcniffen/ iJan berfelbec
affeomjï/ opiîomlî / baben enbe toetten pïagijt^n te omtoinben/ tn becfdöcc
uitleggingen bfïoj ficiïte Ijouben; ban aan't
botft te Bonnen geebenbe
fulienfobeelat
'^iïen beliefbci gelö& notö ijeben in tjet |&eibenbom gefdjieb»
t iBajS mebe / om booj een berbic&ifeï ban berfc&gntngen en aanfpjaafe öunbec
«Öoben / en ban f)unne bjonbectöerhen/ 't
botö tn ben blinben pber tot ontfagö
m bienjî berfclben aan te (iecBen
©eE 5ioben Talmud en ben Alkoran ber 'Wm
fienbienen tot eenbiergelp gebjuife JSefcSeibeliaet: |ïetraen/bat in't^aufbomï
enbe bienen be Hegenben / en bei'fterbe
bJonbecbiec&en gunbet itcfligeii / om 't
ftlinbe bol6 maar om te leiben / en^en be ogen toe te j^ouben : op bat een fiiaac
öeiïgt ber bjaargeib ^en niet ban bie feoopmanfcBap afôeerîg mafte / baar gun^
ste <i5e£iïeii6^eib fiet betii ban groeit. Met regijt noemt ^^ettujs bitban
konftig-

lik verdichtte fabelen β-ίσ-ΰφ/α-,αέι·»? μυύας fefefifenous mythous, aljSofmenfetb^
loosbcdachte verdichtfeieij j
ten aanfïenban bec^lberooifpjonfe/ oogmerSen
iïeïeib^tpocï) îdauluii geeft tien Oter ηοφ [ο beel eeceniet/aljS ^ bie
ongoddelijk
noemt en oudwijffch; becUseïSet: bjoojöen el6 eenfonberlingiKbenfeengeeft^
fv Ongoddelijk, βφ^ικος, bebeki, iiieigentlife toaar toe be beuï booj^
dfe een open (iaat; bjaar tegen'i |^îÎigbomber45oben altöb afgefïotentoasf^
gintoelÊer boegen oofe Set 2(lUer0eiligebe^^empeI.é te2lierttfalemboûînie<»
tnant/ ban ben ^pperpjieficc
eenmaal'is laar^ ; Cllebj. 9:7O maar bebooj-
$of ber ^eibenen boo| alle bolderen tot allen tyben open flonb. i^ ban
ie^e/cionheilig en gemeen; nietafgefonberb/ nocftber<i5ob8eibtoe0eeigenb*
^obanigat0tb'llpotïelbereï|eibenre0e betbicfttfeien/ al toaiS 't fcôoon bi^
î>e bienaarjS ban be
Daimones befelbe booj biaarad^iig en taat jöeiïigjS j&ielben,
Îfôaar tn Gods huis, of Ober fpnen bjempel mag^ bat niet / het welk is de ge-
.meinte van den leevendigen God, pilaar en vaftighcid der waarheid , baar
Sanfcö geen leugen plaat^f bp j^eeft. i 'Sim. ί =^oe geilig befe Dajmone-
logia
, of berbiegte leere ban be ^^œmonii bp be ï^eibenen gefcOatt mog&t 30« t
m\ 3fertfïen fal met reben mogen feggen

-— Procul, 0 procid efle, profani.

Staataf, onheiligrott, vanGodsgewijdendrempel,

Ik fic geen heiligheid in uwen afgodstempel,
ê. Oudwijffche
fabelen noemt fip met regôt begene bie te mal öetöicBÉ
5tïn / enfonber fcftiS of fcö^ ban geloofbjeerbtgfieib; befialöin bp eenbou?
öïgeoubebeiije^/ biegeïij&alifinbetbîeebe6inbrcBeib jtjnbe/ fïcô KcflteUS
iöatlaterïUjrjiimal^ii/ ofoolN mb^elben/ booj fijiafeSeib öerfTe^

«W/

-ocr page 296-

XXXV. H ο ο F D s τ υ r.

ttetî/Ctt bât bén feintictcn tieEteÜen.<^obantg 5t|n be mecfïe bingen Ut beti MlM^
ran / ja felfj^ ben €:alniub / ; eu
befonberlife bte tn öe l^aapfcge

ILeuöenfcöjtftcn ffaan. '©otg ficefî baar iemant toel oubtonfffBec gKoiien
ingeîjonben/ ban bie men b'ouûebeifieitf uit Den galfepomab; föanneei: i«eit
Öen om Coberp gcbangen Doub
; f η met 0en na 5et bmiu toe ujïI I be
5^mbeIbaaj©arcon/ banCebtoojrö/ ban^t.^nneberg/ inbien öeitóiïc
bjouj/ inbïenbe|dooïrcB|eEacöana^; tnbien aï bieberbtc^treienbanfaifeeR
fiaaônocD alteieu0big30n· loattif oubiugffcBec ban bîe fuffecp ban ^πία^
nette/
ofbattoerfe ban Paus en Klaus, batgei^enfiJelban Blokula, eubterggi
tÖfeegroUenmeecï 3®at fieb ίδ bie te noemen/ fo be ILefec borg befeïbeia
iïooïgaanbe fiufefeen geifit gefien I

7* be biiiggt ban befe Leere der Dasinonia, foaifrtten bte met

fitagfit berfcöonen / oo& berbabigen / en norii berfier^en toil; tot grotei?
pmbei: ban be boaar^etb en gobfaUgijeib* ^eeft ban be ^isofïeï οοδ geen re=
ben / om'Cimotöeuiï te feggen/
ττχξαηξ, faraitou, verwerp alful&e fabe^
ïenï 't toelfe gefeib ; met fuiften Rrag^t en pbet m tc toeecen/ batmen bte al^
afbid, eberteett^al^bibbenbeom<^ob^tetU (aîfmcnfpîcefet) ben genen bte
ong ful&c bmgen foube totUen aanplanten/ bat on^ met biebe» iate ; al^ ten
uiterften afSeetig ban aïfulBe bingen / bie fo ftragötig firgben tegen be <i5obfa»
«gfieib, ^te moet ben regfitgeïebtgen fo feer ter gaan/ bat
W ontvlieg
toat baar tegen tjS/ enauo/CitfoBimbatnotSi

ac^tec na fett/ôeeft fîcô ban om te feeecen/en in ftaat ban tegentoeet te aeiicn
tegen bat
ongodiijk roepen, toaartoe flcD enige becboeten laten, i 'STim* i p*

8. 'ta^de Godfaiigheid bie t^auluji bïil bat een opregöt toeïfeotibigee
bejSieuangeliumsi betragftten fal; eufel>eia, get VoelS ooîfpionfee^î
lift fo beeï aljS
weieerbiedigheid , ett όίο^ίββια Theofehta , Godeerbewijfing
te feggen i0, ^tv iïeiöenen getoaanbe hcyiigdommcn betiaambe l^auluj^
toe!
(τφΰία-^ΛΤϋ. feùafmata, ccrbicdelingen, ï|anb.i7:a3* maacbatnaölïtt
geboelenen geb^uiè; 't ijS
wekerbiedighcid toanneecmen «©ob be eece bieb
biegecnenanùerenbeBooît; 5&ateecbebatjsfbe(laaiin'i iriterliSeniet fofeec/
al^ in 't intoenbig ; boo| fo beel al^ <aob niet anber^ i^ ban gee|ï / en in ben
geelïüjil aangebeben 5gn> 31oö.4: 24. geeft b'^^ofiel οοδ te Bennen

ai^ÖPfeit/ Op'i8,b#/ bat de llchamelike oefening tot weinig nutt fs; maat
de godfaiigheid tot alle dingen nutt.
^etijSbanbie <i5obfaUgBeib / bteinlicöas
itteliÊe oe^ninge niet bcfïaat* ^0 bat ijet baac op aan Somt ; üJat bc mrn^
ftöeinjgnóectefieeft/ mettoatgeboelenbat l)ptot<i5ob6omt/ en iiem gotïi.
belifee eere geeft* ^atgaf öe ï^eere felfte öennen/ al^
tip 31fcaël befïcafte :
nietbaarombatfe^m met offetben of baben/ of öem niet alleen en gielben
booï ben toacen en aanbibbelifeen <6ob ; maar batfe 't tegöi geboelenban ftcm
niet en ftabben ; ^em te bjemig acMeben / en baarom niet genoeg^ en eecben»
Φρ meitit dat ik t'ecncmaal ben gelijk gy. |0fal. f0:21.

9, ©anbefeftóulbenfuÜenfp fitönimmfcfuibeEen/ altoiefthen fp ïïtït
οοδ met jeepe I Ut (ίφ eob berbeelben aljS een bte ben ^^uibel fo beel toe'laa?·
fulBenmagpigrp/ bateöenburenbeenongelgftbeel magj^tigeren firact&ti'

/ enbwbfi?«rtgelïwfetï^banbatban«aob^eigen^oon; (ii.b,xxxm

H^m i fuim

-ocr page 297-

Vierde Roek.

fUïiïenkrag'fitbaiiïJöïh / banCoteraati? en ^o^Jtwftcn; fnifeeti (ïreng ïjcb*
itcnö met ίκ»; futiîsn Qcote m togöiuiscflreftte iirajjöt ünn tocrlîingc / fa
öooï 5an fciurn al^ booi fitlfecn boiS t, geen Uan be uierèen uttöcfonöeciï/
boacnicbe ii5ob fijne onüsyaaibare almoacntöcib / be toiaarfïeib ban
't tntaeni
big fn trittonbig ll3ooib betoont ; cn fulM be öoofopilareti ban'C gebeto bc^
'STempfl^/ buiten loel&rn grene faligöeib cn i^. î©atoofeben3^tttbîl aiss
<©ob^feeïiI/ (baarbooji)pnergeniiinbe0"''ise^c9jtfiuurbeBenb «f) bjee»
fen / Î0 gobjaltgötib ; m baîgensi bien bat ©uibelbicefentljeib (om fo te fpje^
Jlen) ooH<©oabjcerenti)ctbtenoenten3p; gclpbatnueen onfec üjcl&e&enöe
fcó^ifigfleefben/ uitb?ii&6èlî& beüjecct. ï^oo| mp ife fecfinegeen goöjaltg*
Öeib / bie cöobitberiocöemnge bjeed / baar <i3ob geloofb iöojb fo genoegfaaiii
ban Dem felfte jtjn / bat f)p ben ^ittbel niet beBoeft,

$.10· ï©at oefcninge ïiS Ôet ban / toat γ^μ-νχΰ-Ι» gymnafja naakte worfie-
linge cigcntua/ (iGaacimbcmenal eet in 45?iefien openbare fpelen ftielbe)
baar fulö gebieec en Wapentuig toojb tot beDulp genoiTien; toaar booj be naaft^
te uiaacDctb loecrlooii Ujojb geacöt
î jSaafet be toaaröeib / en boet onif ver-
werpen bie bedckfekn vanfchandc. (2 3^0?. 4: a.) ijOebanigbtCongoddclikcca
oadwijffche fabelen worftcicndeujo
}b<6obsibol6geoefenbm gobfas

ligöeib/ metmetöen^mbel; ban fobecce nocD be fonbe luo^b geacfit fip
Ujecftie5gtt/ en'i groot
verderf dat in dc weereld is door de begcerlikhcid.
2.
^zt. 1:4. m toojjlelenbe bai ontblieben / fijn bleefcinot biettfïbaaröetb tt
fe^engen; Den oubenmenftDe uit te jagen/ teferuiffenen teboben/ bat tiS dc
ocfeningc van Godfaiightid
, bie 't üsare ôtifienboiti beceiftgt. ^«i? buiten b^e-
fel\i}p eu onbelemmerD/en met geen anbere toapeninge ban <!5ob en bc ^cftitfi
tuur onjs gegeben ^nft/ onfe oefening/ te toejjlelea in'i jîrtjbgeçfe bee
gobfaligBeiö,

$.11. jBaac 'i öeet gier/ oefentgp ufeiven; öjat befifelen ban bpgelobe
en oubtoijffcfie faTjeîen mctiu te boren fpint ; bergaapt 11 felben niet aan frön»
οΓΓφίΤΐΐη; aan Γροοδ of nacDtgjjïgÇte / aan ïjep ofèoU/ aanlotccöelaarof
buibeljager. Ileegf felf ben Btjbel ua ; fïet of baar telfienif al0 be Satan of be
Duivel toojb genoemb/ beüJïjifbpi,^/ bat baar eengeefi en niet eenmenfcfie
booi betefeenb mojb» Bemerin / tuanneer baar jïaat ban
toveraars, of baar
be^côjift οί^δfeit/ bat fp Öett^iaab/batfpbeb^ijben/boojben tlPuiüelboen/
of bat fp in berbonb jïaan met ben «©uibel / en toat bieji al meer gefeib en nott
bctoefen toojb» Biaagt utoe neeraards/ bie ï^ebjeetofti) en ^jiefeft^ berfïaaii/
Inattneergp leefl ban
Duiveiskonflenaars, of baar een tocojb fiaat in't^e^
Jîieetofcô bat
Duivel öeet. Heefï felf ben ganfcBen JSgbel booj / en fiet of
baat ban toberaacjS en toberelJen itt0 te binben ijS / bie boen öet gene Öeben ban
gen toojb gefetb. niet/
verv/crpt, aljS of gp 't niet en fioojbe/ bat onheilig ydei
rocfen,
uit een beel onheilige en oudwijfche fabelen , en niet Uit 0et ^^ofctiftöe
enîepoftoKfcgtooojb. «i5p6omt'ecfomei/$irtiienen ; maarœftntgpufeiven

tot godfaligheid.

12* ^aarbefeoefemngetn ftoange gaat/ baar t^ al t^ roepen ban ben
^lPuibel / maar bergeefif. ifâaat toacfit u boo^ben ^utbel/ bie gelijè ^n leela
ïonbom u Siiaï ; telïeraar/ bm acgteriilapper / öaï u be ? η batte /

iwcS

-ocr page 298-

XXXV. H ο @ y & s Γ u κ, %yj

«Kicginteoojfcmttor^intoerifcn. Zijtnuchtercnen waakt. i
6enutefiftenal«deterwe: tlïÖii5ob/datugclovedannietopen houde: iLuS» «
^2:31/31. ^oööeeftgeen^«iUelentorùeuij^lJanboen; b|eefï spDen 6eul/
fo b^eefl een toiocflenöe getoifle. ^at laat goblofe raenfcgen nooit met bjcbe ·
maar fenaagt en plaagt geburigiiS. 3ier«48:22. enf7:2'» ©|eefïgpbei|eUe*
bjeefl öaarom ooö aï De» S^uibel niet ; &et niet / maac <aob T>ie 5tel en lu
tgaani inbeijeUetiJeriJt/ iBatt.
10: ζ8. ^aacom/ indien ons herte ons- ver-
oordeelt; God is meerder dan ons herte; endehy kent alle dingen. 38^atfalbe
3^«ibelÖiec nu boen î iBaac indien ons hertc ons niet veroordeelt, fo hebbca
v>y vr ymoedigheid tot God. 3: io/ a r. ban fo bjp ίίί ban gemoeb/

aljS top ittbefen jijn/ bie 3p befojgb / bat Ijp irttoaare de verborgentheid des ge-

Ïoofs endergodxaligheidïnenc reinecoafcientie, i^m-^.^l 16, Wp ban/^

bnji bercenu gebojbecb in be 6enm|Te bec toaarfieib tec gob5altgj5eib / bat top /
niet meer benebelb met ben obertgen rooft beiS 3ifgronbiS / uit onfe ogen fïen t
bertoacfîtenmet een mtberfetbaac opfett be toerfcöpntnge beiS leecen
CöïtfïUiS in be onberberflióöetb»
Ja kom, Heer Jcfus ! AMEN.

REGISTER

der

HOOFT-S Τ UKKEN

vanhet VIERDE BOEK.

Ν défen moettnen cerft wel overwegen, hoedanig een ge-
tuigenis van eigene Ondervindinge hier gelden magh, be-
fonder moet het fonder vooroordeel, fchrik en vreefe zijn.

Fol. t

II. Hymoet ook weten wat de kragten der Natuur vermogen, en
waardefelve fiilleftaan. Ε

ÎÎI. Suîx is ook in die dingen te beipeurcn, die niet in weien, maer
in fchijn zijn aan te merken.

I V. Gelijkerwijfc moetmen neerftig letten op het gene dat door
fconil of door bedrog gefehied.
 26

V. Die LeiTen al in achtgenomen , fo fal't den mcniche dikwijle
noch onibrecken aan de middelen, of aan gelégentbeid, of necrftigheid,

om;

-ocr page 299-

XXIX. H ο ö F Β s τ υ κ. (ix,ƒ

0'e Duivel leert hen melken :.( llicrfet /om toeïfeC ïiOn^Ctl fp tft Öeifïm bami )
ia dier voegen datfe een mes in de muur fteken, en daar enen veler aan han-
gen j dien ly trekken : en fo lang als dat duurt, worden de menfchen feer ge-
plaagd, en de dieren gemolken, felfter dood toe, fo fy willen, jBct
Cfii

„ ïjouten me^ öi^enfi bfrfcïjnöcne menfciieB fonbettemantoeiö genoeraï»
„ te l^rtïöcn / Èic ban ijni seöDoö toa^. ïiinbcrai ban l^en bcrboecö /
„ ferpgcnooïtbeellîotinciîfïaom/ öatfccaftenaan óet qutjncn / fomcn
» nicinöeaanbcrffóiiönueïïonnmfïra- .

7. <^f'tnietgmof0iïtoarc/uitsemdb0fîaaWaftcnmîen / bat
bit ganfc&e toerfe ban ^iocuia niet meet ban bofe fotijcib fo 5P bc ïefec
maac üpma;ïïinöe in't gme bolot.

Die van Erfdalen hebben bekend ( iBCtmb^f^menfclîm bîCÏtoat fp bcReiSs
nen)
dat de Duivel felf voor haar op de harp fpedt. Daar nagaat hy . met
die hem mesft gevallen in de kamer
, ( een teftcn bat ec ΠΟΤί) Cnigc ceC&aaG=
ï)eiD
bji öen^llibeïi^ ) hebbende met haar aldaar vleefchelike gemeenichap :
welke fy ook. A
l î. i bekennen met hem gehad te hebben, ^at mifï nooit /

fiet i^ ei' aïtijb bp : bt '^lübeï möct tt ï^ig op ouöe bcfïc^ ( taant fobanige
toaren 't mccfi ) berflingecb 50η.. fulïen oaj^ bc frfbc op bm Öoogfïm
tcap bcc obcrnatuufiiuube boirm / mon^üfnaactbccgecfiinop'tfiiötf
ttjiile Doo? öunne onbiröinbinge te hennen gcben. 3©ant
de Duivel feg-
genfe /
heeft ook fenen en dochteren , die hy tfaraen doet trouwen, en by
een.liggen : en in plaats van kinderen fo komen daar niet als padden en flangen
van, Hy word ook wel eens fiek ; eniaatfieh v^nde TovereiTenkoppeft.
i^icr ban i^ 't mogeiiU bat beiïopTter^ 'töJoojb ljebben / ban iet^ meer te
' foiten aï^ een anber. SI 't norft niet grof genoegö geïogen of gebjooinb {

^Iboojtban. Hy is ook al eens dood ge weeft : waar over in Blokula grote
droef heid ontftond. <i5een bjanöer : bïantbJicfoiibcönimcei: fpeïi / bos
tccenftaa^metïiooïfopen Dft^erpap te ceten gegeben Rebben
I Doch hy
wierd
haaft weder leevendigh. ^i'îûîfnbitbiîinew De bjie bagen toa^J / fo
SingltoCiïiifïUénocfiitebabfn : foei goü^iapccinse I J^aac ô fïecfeïifte
geefi. JBiefaï mp nu becfffecrm / batöp öaarnaniet bjebeconi gelio^bcn
ié/ ennooitbjeer'opgefiaanf ^ani^De^uibelboob/ enbli)ft öp booïi.
Saebijfi nip un rcn^ / honingiiHe fbjetDfcöe «egljtct^/ en boojname (See?
iidiâert / bat ecijeben nocD een ©uibeï

§. 8. ©creifcijt gp nieer Urbji)0 bec nictigiiHb banbitSccijaaïf i)öoit
toat aï gciïïen,
Wanneer de hexen op geiten na Blokula reden, en véle kin-
ders roet fich hadden, fo ftakenie ene Ipies achter in de geit., daar op iy
allé
plaats hadden om te fitten, ^e bOOlteïÖC weghdragersb?aten fich fómwyten
felf fo vol, vati 't gene fy droegen, datfe 't onderwegen uitfpuwden welk
aitfpuwfel in de kooUainen gevonden word, hebbende ené aurora verwe, co-
de word daar ordinaris Hexborer genaamd.
 ίπ te fcgiftiten / bat
feoningïifeöeööt^^/ enooïiiietÎieïiiîeEcccâarà aan aïfulïîf biomecpen
awögriobfgcbwf . ^

-ocr page 300-

XXXV. H β @ y s Γ U κ.

mtRinte00;fcmn0fi>mt0erBcn. Zijtnuchtcrcnen waakt- i

Ren U tc fitten aÎ4 de te rwe: btOiöob/datugclove dannietopen houde: Huft»

xix 31/ 31. φ00 iieeft geen mritielm torbeuljS üanöoen ; b^eefi gp Den lieuï /
fo bïftft een wiocgenöe getoifle. ^at laat goölofe raenfcfien nooit met Mttht j
inaSfenaagt enpUagt geöurigiife. Μ 48:22. enf?:^^ ©ieefigpöe^eïlei
toleed oaarom 00& al Deu ©utUelniet ; Ijp t^ ^et niet / tnaat <aob ^te
5ieï en lU
toaam inöejjeueöjerjjt/ J©att. 10: a8. daarom/ indien ons herte ons- ver-
oordeelt; God ismeerderdan ons herte; endehy kent alle dingen, mufalbi
©uibeifitei; nuboeni iBaaCindien ons hcrtcons niet veroordeelt, fo hebbca
Mv vr ymoe-dighcid tot God. u 3!oD· 1· öan fo \j|p bau gemoeb/
ató
W ittbefen3nn/ biejpijefoigb / bat ôp iïtVoaare de veiborgeotheid des ge-

ïoofs en der godzaligheid ïn ene reine coafcientie, i-^tm. 3.-9/tó» ï®p ban/

buö becce nu geboïberb m be feennife ber toaarijeib tec gobsaltgfieib / bat Ujp /
niet meer benebelb met ben obertgen rooft m ififgronbjê / uit onfe ogen fïen t
bertoacBtenmet een onberfetbaac ogfett be JJeufcDgningebeiS |eece«
€i)jtfluiS in be onbeïbecfiifeöeib» Ja kom, Heer Jcfus ! AMEN.

REGISTER

der

HOOFT-S Τ UKKEN

vanhet VIERDE EOEK.

IΝ defen moctrnen cerft wel overwegen, hoedanig een ge-
tuigenis van eigene Ondervindinge bier gelden magh , be-
fonder moet het,fonder vooroordeel, ichrik en vreefe zijn.

Fol. ï

II. Hy moet ook weten wat de kragten der Natuur vermogen, en
waardcfelve Îliîîeftaan. S

îîl. Sulx is ook in die dingen te bcipeurcn, die niet in weien, inaer
in fchijnzijn aan tcmerken. ν

I V. Gelijkerwijfe moctrnen neerfiiïg létten op het gene dat door
konil of door bedrog gefchied.

V. Die Lefien al in achtgenomen , fo (aKt den menfche dikwijle
noch ontbrecken aan de middelen, of aan gelégenthcid, of neerftigheid,

onSi

-ocr page 301-

Regifler der Hooftfiukken
om aUeis m behoren tc vernemen, ib dat hy daar op vaft mag gaan.'

VI. Hetfclfde falmen aan den genen iien, die men gemeenlik voor
befeten of betoverd houd. , 45

VÎI. Iets diergelijk is in'c befonder te beproeven aan alfulken vogel
als geloofd wierd door des Duivels kragt teiprecken als een menfch. ya

VUL De genen die geloven, datfc van den bofen geeft beftreden wor-
den, of die van anderen daar voorgehouden zijn, en hebben mede van
hun feggen of gevoelen geen bewijs. 5 4

. IX. Sulx alles word noch meer beveiligd dooreen fondeiling voor-
naam geval tot Franiker gebeurd.

Noch onlangs is tot Kampen diergelijk exempel van Bétoverd-
heid ontdekt. __
 ηη

Ψ ΧI. So blijkt ook het bedrog van Toverye en befetenheid uit die
merkwaerdige hiilorie der Urfelijnen tot Lodun. 8 5

XII. Uit defen allen is dan af tc nemen , op welke wijiemen fich
heeft te dragen in het onderfoek van fulke dingen, als men acht dat van
den Duivel, ofdoorTovery ontftaan j alsmede nopendefodanige ver-
tellingen , als ons van anderen daar af ter handen komen. ^
ζ

XIII. Vervolgens word de eerfte proeve dan gemaakt op fulke ftuk-
ken als in 'teerfteBock fohier endaar zijn aangetrokken j en eerft fb
veel als d'oude Heidenen betreft,

XIV. Die van de hedendaagfche Heidenen zijn mede feerwelopte
loiTen. 108

XV. So ook die van de Joden en Mahometanen. 11J

XVI. Verfeheidene proeven Paapfcher Bygelovighcid ia voorge-
wende fpokery enTovery, behoorlik onderfocht, zijn openbaar, izz

XVII. Noch verder ftaan te onderfoeken fckere gcmeene ftukken,
diemenfelf ook onder Proteftanten van gewone ende als bekende fpo-
kery gelooft. 13e

XVIII. Van defen aart is mede gene van fodanige gefeid word,
die uit verre Landen tijdinge vernemen : fich hard, dat is te feggen,
fci^oot enfteekvry maken konnen, en diergelijke. 14s

XIX. Den uitgang van de kinderen tot Hameien, cn de geeft van
Zacharias, Poolfchen Vryer , ftaan op eenerleye hoogte van geloof-
weerdigheid. ijx

XX. Het gene onlangs melden Metfelaar tot Bols ward is gebeurd,
is mede niet befwaarlik op te loflen. ^^^

XXI. De Duivel van Mafcon en die tcTedworth hebben boven
alle fpoken d'eerftc placts. 1^7

XXII.

-ocr page 302-

'uan het Vterâe Boek.

XXIÎ. HetHexenfpook, alfogenaamd, totAnnenberg3 ennocïï
eeii anderby Loianne, komeaophct felfde uit. jgj

XXill. Het gene meeft na Tovery gelijkt, en echter minil daar
aan gemeenrchap heeft , is
*z vinden van den ppriprong der watercti
van
goud enfilvermijaen, en 'topfoeken van de Moordenaars en Dic'·
ven, door het middel vaneen rijsken in den hand, en wei befonderlijk
dat van den Boer, als nog in wefen, by Lyons.

XXIV. Het onderfoek der Toverregïers geeftgantfch geen bewijs
vafl Tovery. 205·

XXV. Het gene t'Amftcrdam en Hoorn in 't Weeshuis , en tot
Rijiïèl in een Armen Kinderhuis word verhaald gebeurd te zijn, geeft
geen bewijs van Tovery. 210

XXVI. De wonderlijke kraam van 't wijf tot Abbckerk beftond
ook in geen Tovery. 218

XXVIÎ. De Regtsplegingen gehouden op'tbegin der Reformatie
in de Nederlanden over Toverye , zijn na reghc en reden niet ge-
weeft. 224

XX VIII. Voor tachtig jaren wierd in Denemarken, als ongemeene
fvvare tovery geftraft, waar van bewijs, na de reden onderfocht, ook
niet en deugd. £6(219)

XXIX. ^t Bewijs, getrokken uit het S weedfch verhaal van feer ver-
maarde Toveryen inde jaren i(?7o. en daar ontrent gebeurd, met dier-
gelijken, word door iïchfelvewederleid. (Ee **) (2,18)

XXX. D'ontdekte Toverye, fomen meint, onlangs in't wcft van
Engeland, welonderfochr, ontdekt fich al te bloot. 22 j

ΧΧΧΙ. Geregtelijke Inforraatien , genomen over toverplegingen
tot Harlingcn, en eldersjbe wiifen mede de gewaande Toverye niet. i
44

XXXIi. Op al'tvoorgaende is noch toe te geven een kind inFric-
lland , 't welk men feide dat betoverd was.
 ζ fi

XXXIII. Uit al't voor feide blijkt dan eindelik , dat fulfee Spoke-»
rye, "Wichlerye, Toverye, als men voorgeeft, indeWeereldnieten
is. 26^

XXXIV. Derhalven ftaat het aan de genen die'tbeffier van Kerken,
Scholen en Gereghten hebben, dat blind gevoelen en onchriftelijk ge»
bruik tc wederftaan. 2<5§

XXXV. Van al het gene dat tot hier toe is geleerd, is Het einde van
de fake, verwerpt d'ongoddelike en oudwijffche febelenj en oefentu
fcïven tot Godfaligheit. 1^101.4:7. 27a

R E-

-ocr page 303-

REGISTER

Dir SoskeH, gemaakt door Balthaür Bekker. S. T. D. Predikant m
Amficrdantj mdUby
Daniel vanden Dalen te bekomen

In Quarto.

Ï, TT^ Ε Fricfche Godgeleerdheid , begrijpende alle deffclfs Werken ia
I 1 Friefland uitgegeven , cn 't gene daar af geoordeeld , en daar over
·*—^ voorgevallen is.
z. Uitlegginge over den Propheet Daniel.

3. Traâaac over de Kometen.

4. De Betoverde Wereld in 4. Boeken Compleet.

Byfchriften rakende de Betoverde Wereld·
j·. Engeifch Verhaal van ontdekte Tovery.

6. Articulentot fatisfadie van de Eerw. Claiïis van Amfterdatn, overgeleverd

den z2 Janiiary 1692.

7. 1 Brieven aan Evcrhardus vander Hoogt, Predikant tot Nieuwendam.

8. Nodige Bedenkingeop deNiewe beweegingen der Circulaire Brief·fchrij*

vers, en andere.

9. Korï Berigc aangaaiide alle de fchriftcn, welke ovcr'tBoek de Betoverde

Wereld, enen tijd lang heen en weder vcrwiflcld lijn.

10. Drie Refolutien des Ciaffis van Amfterdatn.

it. Rcmonftrantïe overgclevert in'tSynodevan Alkmaar den ï Aug. 1692.

12. Kort en Waaragtig Verhaal van't gebeurde tfedcrd den 51 Mey 1691. tot
den 2t Augufti 1692.

13. Viervoudige Beantwoorditïg.e van befwacrniflcj^roorgcfteld ovcr't Bock
de Betoverde Weereld.

14. Aanmerkingc op de handelingen der twee laatflc Noord HollandfchcSynC'
den.

IS Naakt. Verhaal van alle de Kerkelike Handelingen, na vervolg des tijds uit
de eigene A<9:en t'faamgefteïd, met aante^keningedes Autheurs.

16. Onderfoek en Antwoord op 't Requeft, ingegeven aan de ld. Groot Mog.
Heeren Staten van Holland en Weüvricfiand , tegen de Betoverde Wo-
reld.

17. Omftandig Berigtvan Particuliere Onderhandelinge met D. L. Homma,
beneffens d'Ontdekte Lagen van Everhardus van der Hoogt, en J· Lansman.

j8. BriefaanD°.J. Aaltïius cn D'. Paulus Stccnwinkcl, over der fclver Zedi-
ge Aanmerkingc.

19. DrieBrieven. Deeerfleaande Vorft van Friefland, de tweede aan drie Ou-
der Stad A mderdam, en de derde aan den Profcilörvander Waayen, we-
gens fijn Boek tegen de Betoverde Wereld uitgegeven.

/» OÎla'vo.

ao. Vocdfel tot Gceileliken Wafdom voor de cerfte Jonkheid der Gerefor.
meerde Ncderiandfche Kerke, beflaande in j'2 Vraagjes voor de kleinfte
Kindertjes, Kindermelk en Gelhcden Brood,fcer bequaam om in de Scholen
der Gereformeerde, en alle Chriilelijke Hui^houdingeii gebruïKtte weidea.

In Twaalve.
DçPhilofophiaCartefîana Admonitio.