mmmm
wm
m
i· j'i-'^^i;
, f-
des
van üe
^ROEOSTE TIJl^EM TOT OF HEDElli·
door
TW^ËDJB IlËJEIi.
VAN HET JAAR 900 TOT 1581 NA CHRISTUS.
Tweede S(tuk,
MKT ΡΙ^ΛΤΚΜ, I&AARTKW KIV PORTRKWKü,
TE AMSTERDAM, BIJ
J, F. ISCHI^EUKR.
1844.
ΕBENIΏ
Π1
§
Τ] 5^ το ίν-ι
ilj- .IT/ ki
i'CÜ
y Α;
IJ Q (fj) IS
Bi. 519,
^ AM&TEMF}.ÄM,h§ .
■i ■ . Ω Π ]iï ïï. JE Μ .Ε
VAX Ι)Κ
VEIlEENtGING VAN HOLLAND MET HENEGOUWEN,
TOT DIE
V\N ßlJNA AL DE NEDERLANDEN, ÜNJ)ER FILIPS VAN
BOURGONDIË.
1300—1433,
r"i' ι
-ocr page 4-ρ ·!> ■, · _
ê''-ΐί-··'·
ί ·
ΜΜη»»
van de
VEREENIGING VAN HOLLAND MET HENEGOUWEN
tot aati
TKRHEFFIWC;} TAST OKIiRC: TOT EËIV HERTOGilBOiri.
1300—1339.
Holland m zeeland. Hel kinderloos overlijden Tan Graaf jan I, gaf jan van Avm-
nes hoop op liet bezit des graafschaps Tan Holland^ waarnaar hij steeds getracht,
en om zijn doel te hereiken, middelen noch kunstenarijën gespaard had (1). Zijn ge-
slacht , naar de stad en het slot Avenues in Henegouwen genoemd, had zich in de
kruistogten naar het Oosten en in ijver voor het Christelijk geloof onderscheiden. Bou-
CHARD van Avemies^ zijn grootvader, had zelfs de kerkelijke gelofte afgelegd, doch deze
door een hmvelijk met Margaretha van Vlaanderen, verbroken en hierdoor eene bron
van rampen voor zijn geslacht geopend (2). Uit den echt van jan van Avenues met
aleid, de zuster van Koning Willem van Holland, Avas hij ontsproten, en als de eerst-
geborene van zes zonen, zijnen vader, welke van smart over den dood van dien Vorst, zijn
vriend en weldoener, was gestorven, in het graafschap Henegouwen opgevolgd (3).
Door schranderheid en list had hij zich reeds onder den zwakken jan I, van het bewind
over Holland meesier gemaakt, en hem ontbrak slechts de titel eener waardigheid van
(1) Verg. yilg. Gesch. d. Vaderl D. ίΐ. St. I. bl. 343—345, 387.
(2) Alg. Gesch. d. Vaderl 1). II. St. I. bl. 241.
(3) Bilderdijk , D. III. bl. 2, verhaalt, dat Henegouwen toen reeds viercntwintij bemuurdc
steden, en naar men wil, negenhonderd vijflig dorpen telde. Scrivebiüs, aan wicn hij dit vermoe-
delijk ontleend heeft, sjoreekt echter niet van het Henegomven der dertiende, maar van het He-
negomoen der zeventiende eeuw. Hall. Zeel. en Vriesche Chronijkj bl. 263—268.
β ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1.300—welke hij al hel gezag uitoefende (1). Het herigt van 's Graven afsterven voerde hem
onmiddellijk uit Frankrijk herwaarts lerug (2). Hij vond over het geheel de Edelen
en do gemeenten 'genegen, hem als weltigen erfgenaam en opvolger van den over-
leden Graaf Ie erkennen (3). Waar oud gebruik werd hij in de steden gehuldigd ,
Avaarvan Middelburgs Zierikzee, Dordrecht, Geertruidenberg^ Oelft^ Leiden ^
Haarlem en ^/Awiaar bezegelde brieven afgaven (4), Dit voorbeeld werd kort daarop
door Stavoren gevolgd (5). Wederkeerig bevestigde hij terstond de steden in hare reg-
ten , keuren en vrijheden, wier handhaving hij bezworen had (6).
Een gevaarlijke opstand in Zeeland noodzaakte weldra den nieuwen Graaf de wa-
penen op te A'atten. In dit gewest bevonden zich vele Edelen, die of betrokken ge-
weest waren in den moord aan floris V gepleegd, of tot den aanhang van wolfert
van Borselen behoorden, en van wie de Graaf, Avelke beide haatte, met reden vreezen
konde , dat zij met het huis van Vlaanderen ^ welk op het leen van Zeeland bewester
Schelde aanspraak maakte, tegen hem zouden zttraenspannen (7). Men meent zelfs,
althans het blijkt niet duidelijk , dat hij reeds in eenen krijg met Vlaanderen gewik-
keld was (8). In Holland boezemde hem insgelijks het gedrag van verscheidene Ede-
(1) Alg. Gesch. d. Vaderl D. IL St. I. bl. 401—403.
(2) Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bi. 403.
(3) liildebdijk , 1). ΙΠ. bl. 6—14, 220, onderzoekt uitvoerig en rerjtskundiff het rejjt van avennes
op Holland, Avelk graafschap deze aanvaardde, als van den Keizer daarmede in 1270 verleid.
Zie Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 343—345. Verg. wage_xaan, D. III, bl. 145. Huy-
dëcopen,op melis stoke, D. III. bl. 21, 505—510, 517—22.
(4) Melis stoke, D. III. Β. "VII, bl. 1. Wiluelmus procübator , p, 549. V. mieris, Charterb.
V. Holl. I). II. bl. 1—4. Bilderdijk vindt het, en niet ten onregte, eene vreemde vertooning,
dat » een Graat' van zijne steden , van zijne onderdanen, brieven en zegels neemt, dat zij liem voor
heer erkennen j" en spoort do oorzaak )> eener zoo zeldzame, zoo ongerijmde handelwijze op."
D. III. bl. 4. Avenues heeft, naar ons inzien, hierin eenyoudig het voorbeeld van den vori-,
gen Graaf, en om gelijke reden, gevolgd, toen deze den brief, Avaarbij hij avennes tot voogd be-
noemt, door dezelfde Hollandsche en Zeemvsche steden, tot meerder zekerheid, Wqï hcie^aX^iu
Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 403.
(5) V. Mieris Charterb. ν': Holl. D. II, bl. 8.
(6) V. MIERIS, t: a. p. A^erg. Alg, Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 484.
(7) Wagesaar , D. III. bl. 140. Verg. Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 393.
(8) Van wttf, op ,wagenaar, St. III. bl. 41. Verg. den brief van Graaf jak II, bij va» juebis
Charterh. v. Holl. D. II. bl. 6.
DES VADERLANDS. 51ί)
Jen zorg en angst in; en het was uit dien hoofde, dat hij laier zijnen broeder gui van 1300—
Henegomcen, wien hij met de goederen van fVoerden, Amstel en holeend
had, gelastte van eenige verdachte heeren vernieuwde zekerheid hunner trouw te vor-
deren (1). Vreemd is het, dat de Graaf in dit hagchelijk tijdsgewricht, zich den veel-
vermogenden jan Renesse, die zijne vriendschap zocht, naar het schijnt, huilen
noodzake , tot onverzoenlijken vijand maakte. Het is mogelijk, dat hij de groole be-
kwaamheden, de schranderheid , de persoonlijke dapperheid en de innemende zeden
van den Zeeuwschen Ridder vreesde, en gelijk elk kleingeestig Vorst, geen voortreffelijk
man om zich dulden konde (2). Zeker was het een staatkundige misslag , eenen man
van zich te vervreepiden, die hem van zoo veel dienst zijn konde, om den magligeu
aanhang der vai< borselens , heider vijand, het hoofd te hieden, en wiens vriendschap
hij derhalve niet Ie duur koude koopen (3), Renesse was na den val van wolfert
van Borselen ^ onmiddellijk teruggekeerd , om voor den Graaf zijne onschuld Ie be-
lijden van hetgeen hem te laste gelegd en daar hij om uit den lande gebannen Avas
geworden (4). Hij zuiverde zich tevens van den smet , als deelhebbende aan het
verraad legen floris V, door gerard van Velzen op hem geworpen (5). Immers
bij eenen brief verbleef hij » aan de beide Graven van Holland en van Ilenegou-
toen ^ of aan een van hen ingeval van des anderen overlijden., en aan alle goede lieden,
uitgenomen die ter waarheid bewezen konden worden zijne vijanden te zijn, dal zoo men
hem , van heden af lot Paschen van hel jaar dertienhonderd, schuldig vond, met raad
of daad aan de gevangenis of dood van Graaf floris geholpen Ie hebben, hij dit (vrij-
wilhg) met lijf en goed ontgelden zou (6)." Acht voorname Edelen, \vaaronder zijne
beide broeders, Hendrik en kostyn van Renesse, verklaren zich in dit stuk lot bor-
gen, en getuigen aan het slot daarvan, »dat zij hel bezegeld hebben met hunne zegelen,
«lilhangende gemeen met het zegel van heer jan van Renesse.'''' Evenwel, om welke
reden is onbekend, bleef het zegelen achter, de brief was gevolgelijk krachteloos, en
renesse's onlschuldiging werd niet aangenomen (7). Met woede in het hart verliet re-
iL.
(1) V. MiEras, Chartorb. ν. Holl. Ι), lï. ].1. li.
(2) Bilderduk , 1). III. bi. 25.
(3) IIüYDEcoPEB op MELIS sTOKE, D. III, LI. 3, 4, wicn BHDERDiJK voljjt, Β. III. b!. 16.
(4) Goudsch. chron., hl 84. Vcrg. ^Ig.. Gesch. d. Faderl. D. II. St, I. bl. 392.
(5) Melis stoke , D. III. B. VII. bl, 2.
(6) Zie den brief van den 24sten van Oogstmaand 1299, slechts drie en tAvintig dagen na deu
dood van wolfert van Borselen , bij v. mieris , Charierh. t\ Holl. D. I. bl. 605,
(7) lltïDEcopER op MELIS STOKE, D. III. bL 3. Bilderduk, 1). ΙΠ. I>1. 15.
-ocr page 8-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— hesse den Haag en trok naar Zeeland, waar hij zich uit spijt en verbittering, met de van
BORSELENS vereemgile, en weldra het gansche gewest in beweging bragt. Op het eerste berigt
van den opstand had Graaf jan II zich met eenig volk in Zierikzee geworpen, doch
werd door renesse , die zich van geheel het overige eiland Schouwen meester maakte,
derwijze benaauwd, dat hij naar Holland dringend om bijstand zond. Hollandsche
benden verschenen. Onder bevel van den Maarschalk van Zeeland, -Willem van
Riemerswale, gesteld, stevenden zij met den Graaf naar Arnemuiden op fVal"
citeren, en vandaar den volgenden dag naar ter Veere. Hier stapte men aan land,
doch ontmoette een hevigen tegenstand en geraakte onder eene geweldige donderhtri,
vermengd met zware regenvlagen, ter naauwernood weder scheep. De Graaf zelf was
alleen in Middelburg gevlugt, en te vergeefs trachtte gui van Henegouwen, ondanks
de windstilte , terug te keeren en hem te hulp te komen. Een groot gedeelte zijner
vloot Averd door renesse genomen, en gui zelf viel, na eene dappere verdediging, in
de handen des overwinnaars. Do vier levende personen, vermoedelijk Edellieden van
rang, welke hij nog alleen bij zich had, werden ter wrake over den dood van wol-
FERT van Borselen y geradbraakt en op staken ten toon gesteld (1).
De zegepraal der misnoegden zou voor jan II welligt verderfelijk geweest zijn, indien
niet k.arel van Valois, broeder des Konings van Frankrijk, den bondgenoot van
avennes, en aan wien ihrms P^ laander en onderworpen was, tusschen beide gekomen
ware. Hij vermaande niet te vergeefs, dat men do wapenen nederleggen en den Koning
als scheidsman erkennen zoude. Op zyn voorslag werden nu de zonen van wolfert
van Borselen, 's Konings gevangenen, doch onder bewaring van Graaf jan Π , tegen
GUI van Henegouwen uitgewisseld. Men kwam overeen, dat te Biervliet op eenen
bepaalden tyd, Λvederzijdsche gijzelaars zouden gezonden worden tot waarborg van het
bestand, terwijl over eene geheele bevrediging onderhandeld werd. De Zeeuwsche
opstandelingen echter, aan wier hoofd zich thans , naar het schijnt, van Borselen,
een neef of oom van "WOlfert , gesteld had, bespeurende dat het Fransche Hof den
Graaf meer dan hen genegen was, zonden geene gijzelaars, maar wendden zich tot Kei-
zer albreght vttH Oostenrijk. Zy vertoonden hem, vermoedelykby monde van renesse,
» dat het leen van Holland, door hot kinderloos afsterven van jan I, aan het Rijk ver-
vallen was, en zij reeds bewerkt hadden, dat hem het gansche land zou hulde zweren,
indien hij slechts afkAvame tot Nijmegen toe, en den Graaf aldaar voor zich dagvaardde.
Avennes zou den moed niet hebben te verschijnen, maar welhaast het land moeten
ruimen, te welken einde zij den Keizer tijdig zouden ondersteunen." Albrecht be-
(1) Melïs stoke, D. II. B. VIII, bi. 3—9, 75—79. Wiihelmüs procurator, p. 550. Hei
Goudsch, Chron. bi. 84.
.-M
-ocr page 9-DES VADERLANDS. 51ί)
loofde te zullen komen, op Toorwaarde van het geleide dat zij hem toezegden (1).
lotiy.
Ondertusschen trachtte Graaf jan II zich door bondgenooten Ie versterken en het getal
zijner vijanden te verminderen. Hij verzoende zich met den Hertog van Braband, als ^^
deelhebber aan het verraad tegen floris V, doch, die niet, gelijk do overige zamen- Hoohiu
gezworenen, met name van den zoen was uitgesloten , en ontving van hem belofte van ^^^
hulp en ondersteuning (2). Tevens beloofden de Heeren van Kuik en Heusden den
Hertog, dat zij GraafjAwII, mits deze hun geen leed deed, niet zouden benadeelen (3).
Den volgenden dag sloot de Graaf en zijn broeder gui van Henegouwen, een verbond
van vriendschap en onderlinge bescherming met de stad Utrecht (4). Eenige Edelen
zwoeren hem, onder verbeurte hunner goederen, onderstand en trouw (5). Ook ver-
bond hij zich met de stad Schoonhoven tegen haren Heer nikolaas van Kats, welke
in den Zeeuwschen opstand betrokken was (6).
Overeenkomstig den raad der Zeeuwsche misnoegden , gaf Keizer albrecht heimelijk door
brieven, aan do Edelen en Steden van en Zee/aiic?zijnen toeleg te kennen. Maar
men zond die brieven aan avennes , welke onmiddellijk mannen en vrienden ontbood, dat zij
hem thans wilden dienen j arm of rijk, hij zou het hun altijd dank weten. Straks vloeide alles
S
(1) Melis stoke, D. III. Β. VII, bl. 9—20. Wilueimüs procüratoh , p. 550, die echter verkeerde-
lijk adolf, in stede van albrecht fa» Oostenrijk noemt. De beka, p. 102, Λvelke door den Ä/erÄ
Dan de laage landen , bl. 189, j. a. leydis , Chron. Belg. Lib. XXVI, e. 2, p. 233, de Chron. de
Ilollant, p. 551 , de Oude Holl. Divisie Kron. XX. Div. bl. 188, en het Goudsch Kron. bl. 84
gevolgd Avordt. Verg. van .wij.^, op avageisaah, St. III. bl. 43.
(2j V. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 12. 13. Zeer juist wordt in de Ophelderingen en
Bijvoegsels van bilderdijks Gesch. d. Vaderl. D. III. bl. 221, aangemerkt, dat gelijk
wagenaaRjD. III. bl. 143, en bilderdijk , D. III. bl. 24, bcAveren, een verbond van en
onderlinge bescherming tusselien den Hertog en den Graaf gesloten vrerd. Het is echter niette-
min waar, dat de Hertog erkent, een verbond met den Graaf gemaakt en daarbij beloofd te
hebben: )) a warder son cors et Ie sien pour cachier son pouriit, et destorber sen domaige a ao
» povir, et d'aidier se terre ä defendre eontre tous ou nous Ie poriens faire par noslre honeur, et
)) par no loiauté." V. mieris , Charterb. ν. Holl. D. 11. bl. 13.
(3) Van mieris. Charterb. ν. Holl. D, II. bl. 13. Er is hier geene spraak van eene onderlinge
verzoening, of van een verbond tusschen den Graaf en de genoemde Heeren, gelijk wagenaar,
D. IH. bl. 143. beweert, en hierin door bilderdijk, D. III. bl. 25, gevolgd is, ofschoon van wijn , in
zijne Bijvoegsels en Aanin, op wagenaar , St. Hl. bl. 42, de onjuistheid daarvan reeds had aangetoond,
(4) V. mieris, Charterb. ν. Roll. D. II. bl. 14.
(5) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 14. 15.
(6) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. It. bl. 16,
II deel, 2 stuk, 2
-ocr page 10-naar hem toe: de Hollandsclie Ridders en Edelen met hunne dienstmannen en schildkna-
pen , do Poorlers der steden en de" opgezetenen van het gansche land. In korten tijd zag
hij derhalve eene ontzagwekkende krijgsmagt om zich vereenigd. De Keizer , vergezeld
door de Aartsbisschoppen van Keulen^ Ment ζ ^ Trier en andere Ryksvorsten, Avas
inmiddels te Nijmegen gekomen en had den Graaf, onder verzekering van vrij
geleide, op eenen bepaalden dag voor zich ontboden. Avennes dacht het veiliger
zijn eigen geleide mede te brengen. Hij trok uit dien hoofde met zijn talrijk leger
naar Gorinchem , doch zond hier de Friezen, Avelke hy wantrouwde , naar JVoudricheni.
Den volgenden dag scheepte hy zich in, en stapte in de nabijheid van Nijmegen ,
met zijne benden aan land. De Keizer op zulk een bezoek niet voorbereid en ver-
^moedende , dat de Zeemven hem misleid hadden , snelde op raad van den Graaf van
jf/ee/, spoorslags naar Kranenburg terug. Door tusschenkomst der Bisschoppen van
len en van Bazel, van Hertog ja.n II van Brahand, Avelke den Graaf op dien togt ver-
zelde , en van godevaard van Brahand^ werd een vrede of verdrag, meer tot eer dan
tot voordeel van albreght bewerkt. De Graaf trok nu met zijne legermagt terug , het-
geen ook do Keizer van zijne zijde deed. Dien zelfden dag Avaren de Zeeuwen met
eene vloot van honderd vaartuigen de Lek opgevaren. Drie dagen later kwamen zij bij
den Keizer, die hen met de woorden: »de zaak is gevonden; gij moogt nu gaan
»waar gij wilt", afscheepte en te paard steeg, zonder zich verder om hen te bekom-
meren (1).
1.300-
j339.
9 van
Oogst-
jiiaaiid
1300
15 V.
Oogst-
maand
Graaf jan had den togt der Zeeuwen vermoed , of daarvan eenig berigt ontvangen.
Immers had hij zijnen zoon jan, Graaf van Oostervant, in Middelburg^ en witte van
Haamstede, zoon van floris V, in Zierikzee, lastgegeven, de vijanden, wanneer zy een-
voudig [sempelike) wilden wegvaren, niet te moe ij en , maar indien zij met heercracht
vertrokken, dan al hunne bezittingen te vuur en te zwaard te verwoesten. Terwijl dit
stiptelijk werd opgevolgd, kwam de Graaf met zijne vloot te Dordrecht aan en vernam
daar het opvaren der Zeeuwsche schepen. Op aandrang der bevolking, welke hij geheel
te zijner gunste gestemd vond, werden de Lek en Merwe bezet, om de vijande-
lijke vloot op haren teruglogt te onderscheppen. Weldra kreeg men door jan van
Arkel berigt, dat zij de Waal afzakte en Tiel reeds voorbij was. Onmiddellijk wer-
(1) Melis stoke, D. III. Β. VII. bl. 21—27. Wilhelmus procurator, p. 551. de Klerk van de
laage landen , bl. 189, 190. De beka , p. 102. j. a. ieydis , Chron. Belg. Lib. XXVI. C. 2.
p. 234. Heda , p. 227. V. mieris , Charterb. van Holl. D. II. bl. 13. L. v. velthem ,
Spiegel. Hist. B. IV. c. 47. bl. 273, 274. verhaalt, dat de drie Aarlsbissclioppen, bijzonder die
van Keulen, met Graaf jah in verstandhouding stonden. Verg. Huydecopers Lambacheriana y
bl. 522—525. van wijn , op wagenaar , St. III. bl. 43.
DES VADERLANDS. H
den de schepen, welke op de Lek laeen, naar Dordrecht ontboden , en hier de ver- 1300—
1339
eischte maatregelen genomen , om de Zeeuwen , Avelke te Bommel vernachtten, be-
hoorlijk te ontTangen. 's Anderen daags, op de mare , dat zij tot Jf^erkendmn, alzoo
op Hollandsch grondgebied, gekomen waren, snelde do Graaf met vloot en heir hun
te gemoet. Minder heldhaftig dan voorzigtig, trokken de Zeeuwen op oudrichem
terug en voeren naar Heusden, waar zy hunne schepen bergden, om door Brahand
heen zich den veihgsten weg naar Zeeland te banen. Graaf jan begaf zich hierop weder
naar Dordrecht. Een deel der Zeeuwsche scheepsmagt was, naar het schijnt, de Lek
afgezakt en voor Schoonhoven gekomen. Althans hier vertoonden zich Zeeuwen, wier
aantal echter niet aanzienlijk moet geweest zijn, en die men meent, niet anders be-
doeld te hebben , dan nikolaas van Kats, den Heer dier stad en hunnen medestan-
der, te spreken (1). Hoe dit zij, men wees de Zeeuwen af, die dadelijk onverrigter
zake hunnes Aveegs gingen. De Poorters hielden van kats in zijnen burg omsingeld,
en ondersteund door eene bende Friezen, hun door Graaf jan gezonden, noodzaakten
zij hem , onder behoud van lijf en leden, tot de overgave. Hij , zijn zoon jan en die
met hen waren, werden te Nieuwerhurg in hechtenis gezet (2).
Inmiddels had de Graaf van Oostervant zich in Zeeland den bynaam van jan
zonder genade verworven. Terwijl geheel Schouwen door witte van Haamstede
werd onderworpen , was het huis te Bersdorp bij Middelburg door hem bemagtigd ,
de bezetting over de kling gejaagd, en vervolgens met onweerstaanbaar geweld,
geheel fValcheren ten ondergebragt. In Zuid-Beveland, waar insgelijks alles voor
hem zwichtte, ontving hij berigt, dat vijfhonderd Zeeuwen uit Bergen op Zoom
in aantogt Avaren. Terstond trok hij hen uit Romerswaal [Reimerswale) te ge-
rnoet; doch zij wachtten den gevreesden krijgsman niet af en vlugtten grootendoels
naar Vlaanderen, van waar zij onder den naam van ballingen , nu en dan, langs
de ZeeuAvscho kusten stroopten. Niets sparende wat zich legen hem verzette , en
onverbiddelijk legen eiken wederspanneling, die in zijne handen viel, verspreidde hij
alom schrik en ontsteltenis. Zulk een ontzag had hij voor zich ingeboezemd, dat de
bezetting van het slot Troijen [Proijen) , waar floris van Borselen zich nog bevond ,
de vlugt koos toen hij naderde. Hij nam den burg in bezit en voer ύϋαάχ Jrnemuiden
terug. Hier Averd hij door Graaf jan verwelkomd en zijn leger eervol ontslagen.
Na een kort verblijf te Middelburg, droeg hem de Graaf het bewind over Zee-
land op en vertrok naar Hemegouwen; doch weldra terugkeerende, zond hij hem
(1) HüYDECOPER, op melis STOKE, ü. III. bJ. 80, 81.
(2) Melis stoke, D. III. Β. VII. bl. 26—34. De eeka, p. 103. Het Gotidsch. Chron. bi. 80.
MUYüEcopEB, op SELis STOKE, D. III. bl. 79—81. Λνίοη BiLDERDijK volgt, D. III. bl. 22.
2 *
-ocr page 12-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—derwaarts in zijne plaats (1). De rust in Zeeland was hersteld ; renesse en de zynen
waren gebannen en hunne goederen onder 's Graven getrouwen weggeschonken (2).
Het afzijn van jan van Oostervant, de minder krijgshaftige geest zijns vaders,
en de ontbinding des legers, Ontvonkten op nieuw den moed der Zeeuwsche ballingen.
Zij maakten zich meester van een groot gedeelte van Zuid-Beveland, dat zich toen
verder uitstrekte dan thans, en kwamen onverwachts bij maneschyn voor het onvol-
tooide slot te Goes, Avaar boudewijn kermnxsone , naar het schijnt den broeder van
den Maarschalk van Zeeland^ het bevel voerde (3). De Graaf ontving deze mare te
Zierikzee ^ en ontbood terstond van alle steden mannen en vrienden , die in grooten
getale opkwamen. Hij zelf trok naar Kats in Ν oord-B ev eland ^ terwijl eene krijgs^
magt, onder aanvoering van den Maarschalk van Zeeland, tot ontzet van het huis te
Goes oprukte. Op de thans verdronken Lode of Lodijke ontmoette zij den vijand
en er ontstond een hevig gevecht, waarin de Zeeuwsche ballingen weder moesten
ÏLomv- ^ii velen van hen gevangen genomen werden. Met welk eene hardnekkige
inaand heid gestreden werd en hoe lan§ de zege weifelend bleef, mag hieruit blijken, dat
JoOj.
men den bevelhebber van het slot te Goes zelfs de nederlaag zijns broeders berigtte
en hij deswege naar den Graaf vhigtte , die zich nog te Kats bevond. Deze be-
zocht des anderen daags het slagveld en maakte zich gereed de vlugtehngen te
achtervolgen, doch zij hadden reeds het land verlaten. Hij voerde de gevange-
nen naar Zierikzee en voorts door Vlaanderen^ toen geheel in de magt des
Konings van Frankrijk^ zijn bondgenoot, naar Henegouwen. In den zomer stelde
hij het bewind over Holland en Zeeland in handen van zijn broeder gui , wien hy
zynen zoon willem , die reeds groote verwachting van zich inboezemde , achterliet,
en ging zelf naar Henegouwen (4).
Dc verwoestende inval in de landen van Amstel en Woerden , en het sneuvelen
des Bisschops van Utrecht in eenen strijd tegen de Hollanders, waarvan reeds mel-
ding is gemaakt, riepen ijlings gui uit Zeeland en Graaf jan uit Henegouwen naar
Holland terug (5). Het doel avas, gui op den opengevallen Utrechtschen zetel te
(1) Mms stoke , D. III. Β, VII. bl. 34—47. Eenigzins verschillend van melis stoke , wien wij echter
•als tijdgenoot volgen, wordt deze krijgstogt voorgedragen door joh. a. tfeiDis, Chron. Belg. Lib.
XXVI. c. III. ρ. 234, de Oude Holl Div. Krön. Div, XX. c. IV. bl. 189. cnR. s?ioiDS,,Äen««
Jiatav. Lih. XIII. p. 108.
(2) De beka, p. 103. De Klerk van de laage landen, bl. 191. Jon. a. leïdis, inl. c. Chron.
'de Holl, in ματτπαει Analect. T. V. p. 552.
(3) hurdecoper, op melis store, D. III. bl. 47, 70, 77, wien bilderdijk, volgt, D. UI. bl, 26.
i(4) Melis stoke, D. III. Β. VII. bl. 47—54.
Jlg, Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 412, 413.
-ocr page 13-DES VADERLANDS. "1055
1 ^fW^ m
plaatsen. Dit gelukte tot wezenlijk heil beide van Eolland en het Sticht, die nu γ^
«Ikander met rade en met daden ondersteunden. De Graaf, die zich geheel op den
nieuwen KerkYOOgd konde verlaten, keerde met meer gerustheid naar zijn geUefd
Eenegouwen terug. Hij stelde jan van Oostervant in het bewind over Holland,
terwijl de jonge , vurige , maar regtschapen willem in Zeela^id ζψϊ verblijf hield,
om do harten te winnen, welke zyn dappere, doch onverbiddelyke broeder van zich
verwijderd had (1).
Omstreeks dien tijd had hét knellend juk der Fransche overheersching de Vlamingen
in opstand gebragt. In den krijg, welke daaruit tusschen Frankrijk en Vlaanderen
voortvloeide , werd ook Graaf jan II, aX^ Franki^jks bondgenoot, gewikkeld. Deswege
schaarde zijn oudste zoon, jan van Oostervant, zich met zes duizend man in do gele- ÏÏooim.
deren der Franschen, doch sneuvelde in den zoogenaamden gouden sporenslag bij ^ori-
^'.ijk tegen do Vlamingen, aan Wier zijde jan van Renesse en nuGO buttermaw van
uirhel streden. Nu vielen de Vlamingen in Eenegouwen en bemagtigden den burg
Lessines, die ten gronde toe geslecht Averd. Jonkheer wii/Lem, door den Graaf dringend
-ter hulp ontboden, stak in het volgende voorjaar met een schoon heir uit Arnemuiden
over naar Vlaanderen, Hij landde, ondanks den sterken tegenstand der Vlamingen, 28 v.
liCiitC'
en keerde na eene behaalde overwinning, behouden in do haven terug uit welke hy maand
vertrokken Avas. De krijgsbenden Averden afgedankt, onder verpligting echter van zich ^^^^
steeds ten strijde gereed te houden (2).
Deze voorzorg was niet te vergeefs. Jonkheer Willem vernam w«ldra te Middelburg,
(lat de Zecuwsche ballingen met eene groote vloot, onder bevel van gui , zoon des
Graven van Vlaanderen, uit de haven mixsx Brugge-max stevenden. Hel
doel van dien togt was hoofdzakelijk, om den jongen cur , welke,met Zeeland bewes-^
ter Schelde door zijn vader, wien de dood van jan I weder volkomen regt op dal ge-
west gegeven had, was verlijd geworden en zich thans Graaf van Zeeland noemde, in
het bezit daarvan te stellen, dewyl avehnes als zijmaag hem wegens dat liiiid geene
manschap gedaan had (3). Onmiddellijk werd door willem do landweer opgeroepen',
en spoedig zag hij zich te Vlissingen aan het hoofd eener talrijke krijgsmagt. De
(1) BIelis stqke, D. III. Β. "Vil. bl. 62—65. Uüydécoper , öp meHsstokb, D. III. bl. 64, op vs.
'1041. liiLDERDiJK, D. III. bl. 30.
(2) Melis stoke , D. III. Β. VII. bl. 65—72 , 91, 92 en de Aant. ν. nuydecom op vs. 1058, 1002,
1081, 1153 , welke door bilderdijk , D. III. bl. 30—32, gevolgd wordt. De Klerk uit de laage
'landen, bl. 191. J. a. letdis , Chron. Belg. Lib. XXVI. c. 8. p. 236. mbijerüs , Annal, Flandr..
JLih. X. p. 90—98. P. d'oudegherst , Chron. et Annal. de Flandrea, p. 227—232.
(3) Wagemaar , D. III. bl. 168. Vai* wujr, op wageiïaar Si. III. bl. 44. Ktcix, Jlist. Crit,
Com, Rolland, T. I. P. II. p. 373—378; wien BttDERDUK volgt, D. lU. bl. 51, 52.
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^aa
1300— Vlaamsclie riool lag aan de" overizijde bij Kadzand. Het was stil weder en het le-
1339. Arnemiiiden, De wind was ondertussehen uit het Noorden opgesto-
23 v.
Grasm. l^en, en Willem wilde inschepen, om den vijand , die thans tegen Avind en stroom
1303. opiiYvam, te gemoet te varen; doch men hield de ondiepten en de enge kil voor
te gevaarlijk, en liet zich alzoo in de haven van Arnemiiiden insluiten. Niet al-
leen vreesde men hier oenen aanval, maar ook eene landing der vijanden elders,
en zond, om dit te beletten, de Romerswalers, Kruiningers en Bevelanders uit,
welke onversaagd do vijandelijke schepen voorhij zeilden, 's Anderendaags ont-
scheepte een gedeelte der Vlaamsche vloot bij ter Τeere, omtrent een uur van
Arnemiiiden. Op dit berigt toog onverwnjld de Maarschalk van Zeeland met de Dui-
velanders, Schouwenaars, de mannen van Zierikzee, die van Middelburg, w^elke de
achterhoede vormden, en anderen derwaarts; willem bleef te Arnemuiden. Zij
sloegen eene schipbrug over de Arne, en stormden boven van den dijk geweldig
op de Vlamingen aan. Woedend werd gestreden, doch pauwels blauvoet, een
Zeeuw van geboorte , maar, naar men meent, Ylaming van afkomst, die met zijne
bende tot den vijand overhep, maakte de zege aan de zijde van Flaanderen niet
lang twijfelachtig. Des Maarschalks benden door dit verraad in verwarring gebragt en
ontmoedigd, werden met groot verlies op de vlugt geslagen en verstrooid. Onder-
tussehen was te Arnemuiden een tegenovergesteld gerucht verspreid. Willem hieraan
te los geloof hechtende, trok met zyne manschappen op, om de gew^aande nederlaag
des vijands te voltooijen. Velen van zijn volk sneuvelden, do overigen verliepen en
hij zelf was gedwongen, zich met eenigen zijner vrienden in Middelburg op te sluiten,
waar het hun aan mondbehoeften en alles ontbrak. Na een kort beleg ging de stad
g ^ aan de Vlamingen over. Willem bedong voor zich en de zijnen vrijgeleide naar Zie-
liloeim. rikzee en een bestand tot éénen dag na zijne aankomst aldaar. De stad Middelburg
Zomer- ïïïoest gijzelaars geven tot waarborg harer trouw aan gui van Flaanderen (1).
maand Willems aankomst te Zierikzee goot, in de gegeven omstandigheden, eenigen ver-
zachtenden balsem in do wonde ; doch spoedig werd hij ook hier belegerd. Terstond
bragt Bisschop gui wel een heir bijeen, om zijnen neef te ontzetten, maar vond het
volk onwillig. Graaf jan zelf kwam uit Henegouwen, verzamelde eene aanzienlijke
krijgsmagt te Schiedam en rustte eenige groote schepen toe, om zoon en stad to
redden. Doch eer nog dit leger was opgerukt, hadden de Vlamingen, na het wisselen
van eenige boogschoten, het beleg opgebroken (2). De steeds meer en meer ingeww-
(1) Melis stoke , D. III. Β. VIII. bl. 92—105. cn de Aaiit. van nrYDEcom aldaar cn op bl. 177.
L. v. velthem , Sp. Hist. B. IV. c. 65. bl. 299. / ·
(2) Melis stoke, 1). III. Β. VIII. bl. 105—106. de aant. van buyoecoper op vs. 242 , 259. L. v,
veltiiem, Sp. Hist. B. IV. c. 65. bl. 299, 300.
'i
DES VADERLANDS. 15
lelde haat der Z.eeuwsclie ballingen legen avennes , en het verlangen van den jongen αυι 1300—
vati Vlaanderen^ die als een zevende zoon, geheel ongegoed was, om zich meester
van Zeeland te maken, konden hen echter slechts te ijveriger aansporen, om de be-
haalde voordeelen door te zetten en uit te breiden (1).
Zij trokken dus met meer dan vijfduizend man uit Duiveland, over de Gouwe
op nieuw voor Zierikzee. Maar de stedelingen waren op hunne hoede en stormden
onverwachts van voren en van beide zyden op de Vlamingen , welke hen Irachltcn te
verrassen. Daar zij echter zonder een vooraf bepaald plan handelden, ontstond er eenige
verwarring eer zij elkander herkenden; dapperheid evenwel vergoedde het gebrek aan
voorzigligheid. Do Vlamingen, als tusschen twee vuren gesteld, zwichtten; velen van
hen sneuvelden en velen verdronken onder het vlugten naar de schepen (2). Wanhopende
na dit verlies de stad te bedwingen , wilde gui thans op raad en aandrang dor Zeeuwsche
ballingen, zijn geluk in iTbi^aiic? beproeven. Hier toch, verzekerde men , behoefde
hij zich slechts te vertoonen, om het geheele land voor zich te winnen. Maar zoodra
de Vlaamsche vloot in de fViedele, tusschen Voorne en Putten, gezien werd,
vloog, op 's Graven ontbod, terstond van allo kanten het volk uit steden en dorpen,
als één man te zamen. De algemeene geestdrift echter veranderde in algemeene veront-
waardiging, toen eensklaps een gerucht verspreid werd, dat men met den gehaten erf-
vijand van Holland onderhandelde. Luide gaf zich het misnoegen des volks Ie kennen ,
maar niettemin werd een vredesverdrag of wapenstilstand getroilen. Voor een onbepaalden
tijd zou Zeeland lot aan de Maas in de magt blijven van gui van Vlaanderen, doch
de stad Zierikzee in die des Graven, onder verband van haar niet sterker Ie maken
dan zij was; wederzyds zou elk, ballingen alleen uitgezonderd, zijn goed mogen ge-
bruiken waar het lag en vry en onverhinderd over en weder reizen en handel drijven.
Het bestand zou vier maanden nahet opzeggen eindigen (3). Naar eenigen werd bij deze
overeenkomst geheel Zeeland en zelfs Rolland tot aan do Maas, den Vlaming afge-
staan (4). Anderen echter meenen, dat alles veeleer bleef gelijk het was (tw q;uo) en
althans geen duim breed gronds verloren ging (5). Men vermoedt zelfs , dat Walcheren en
(1) Melis store, D. III. Β. VIII. bi. 107. ende Aant. ν. hüydecoper op v8. 273, 275.
(2) Melis stoke, D. III. Β. VIII. bl. 107—115. nc\i)EcopEB op vs. 313. 345.
(3) Melis stoke, D. III. Β. VIII. bl. 115-120.
(4) Wagenaar , D. III. bl. 151. Bilderduk , D. III. bl. 35. Kloit , JUst Crit Com. Holl.
Τ. I. Ρ. ρ. 378-381.
(5) UüYDEcoPER, op MELIS STO&E, D. ΙΠ. bl. 118. op,v8,458. Vawwmh, op wacbitaar S(, ΠΙ. hl,
44-46.
IG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—geheel Schouwen onder het beheer Yan jan II gebleyen zijn (1). Gui trok naar huis;
en Graaf jan behield in soldij degenen, welke in dezen oorlog om zijnent wil verdre-
ven waren (2).
Indien andere bewijzen ontbraken, zou reeds deze omstandigheid alleen het ver-
moeden opwekken, dat de Graaf niet gezind was den vrede lang te eerbiedigen.
Doch werkelijk maakte hij kort na het sluiten der in Holland zoo zeer. gem-aakte
overeenkomst, toebereidselen ten oorlog, en eenige Edelen beloofden hem en Jonk-
18 van heer willem daarin hunne hulp en wel, gelijk zy zich uitdrukten, » wanneer endo
maand waer dat hem (hun) tijt duncket, hare oorloghe te beginnen, ende zyt ons ont-
1303 «Heden» (3). Ook werd, naar het schijnt,' aan de zijde van gui het bestand kwalijk
onderhouden. Graaf jan althans verklaart in eenen brief aan de burgers van Zierikzee ,
dat ziende , hoe kwalijk zijne vyanden den vrede hielden, hij alles wat de stad
« by WILLEM syns soons raedt, ofte bij do raede van den Poorteren, » tegen hen mögt
ondernemen, zou »houden vaste ende gliestaede, als of hij het zelfs gheraeden
hadde (4)." Middelerwijl werd hij in den Haag άοοτ eene zware ziekte aangetast,
en nu besloot gui , op raad der Zeeuwsche ballingen , hem openlijk den vrede op te
zeggen, hetgeen ook den negenden van Slagtmaand geschiedde. De oorlog moest
dus, ingevolge het bestand, den negenden van Lentemaand des volgenden jaars weder
ontbranden (5). De Graaf, te zwak om zelf het bestuur daarvan op zich te nemen,
ontbood uit Zierikzee Jonkheer willem , welke door den dood der beide oudere zonen,
jan van Oostervant en Hendrik , zijn wettige opvolger geworden was. Hij dro.eg hem
het geheole besluur van zaken over en vertrok naar Henegouioen, van Avaar hij nooit
weder in Holland of Zeeland teruggekeerd is (6).
: I Willem wist in Holland aller harten te winnen en zich ,van de algemeene opgewon-
denheid tegen de Vlamingen, te bedienen. Omstreeks het einde van het bestand ^
verzocht en verkreeg hij de hulp der Edelen te hunnen koste, hetgeen zeer zelden
gezien was; en toen hij met overleg zyns ooms. Bisschop gui van Utrecht, heir-
(1) VaTT wijn , op wagetiaar , St. ΠΙ, bl. 44, 45.
(2) Melis stoke, D. ΙΠ. B. VIII. bl. 120.
(3) V. Mieris, Charterb. ν, ΠοΙΙ Ό. II. bl, 34. Vak wijk,.op wagekaar St. III. É. 45. 40.
(4) Zie het uittreksel vaïi dezen brief bij boxhork , op reigersbergh , D. II. bl. 109.
i· ·/
(5) Hütdecoper , op MEiis stoke , D. III. bl. 123. op vs. 540.
(6) Melis stoke, D. III. ß. VIII. bl. 121-125.
t
■ !
r
i
I \
-ocr page 17-DES VADERLANDS. 17
Taart beschreef, kΛvam het dubbel getal manschap kosteloos op. De burgers ^^ ^^^^
Zierikzee hervatten onmiddellijk na. het uiteinde des bestands den krijg, door
eenen onverwachten aanval op het slot Β lodenhorch. Vergeefs bood de bezetting
tegenstand en later de overgaaf bij verdrag aan. De burg werd bemagtigd en alles,
tot den laatsten man, omgebragt. Men zond terstond boden naar willem wiens
overkomst te meer gewenscht werd, dewijl men eene scherpe wraakneming
duchtte (1). Binnen éénen dag was hij dan ook van de Schie met een klein ge- 14
deelte zijner strijdmagt te Zierikzee, Zuidwaarts nabij die stad, te Oortzee, lagen
vijanden, doch in eene stelling di(3 onneembaar was. Willem daagde hen uit, om zich 1304
met hem in het open veld te meten; maar zij weigerden. Daarop Averd hij nevens isiko-
laas van Putten en witte van Haamstede, te Zierikzee tot Ridder geslagen, en
maakte zelf terstond verscheidene Ridders, waarvan het getal onbekend is, doch de Heer van
Voorne de acht en veertigste was (2). Nu kwamen ook de Friezen en Kennemers
met de hulpbenden des Bisschops van Utrecht aan , welke een talrijk heir vormden. Men jg ^
trok den volgenden dag voor JBridarp doch eerlang weder terug onder beding, dat
do Vlamingen de baken of het noodvuur van den toren , dat lot sein voor hunne landshe-
den strekte, zouden intrekken en gedurende drie dagen geene vijandelijkheden plegen, 20 ν
ten ware Vlaamsche hulp intusschen mögt opdagen. Doch binnen dien tijd verscheen bente-
de Vlaamsche vloot waardoor het verdrag eindigde. Dien zelfden dag werd een goed
getal welbemande schepen naar de Goude, een ΛvateΓ tusschen Schouwen en Duive-
land, gezonden, om zich tegenover den vijand te stellen. Ondanks het bevel,
sprong men aan Duiveland aan wal, maar werd hier in den nacht door do
Vlamingen, welke reeds onder gui, floris van Bor seien en jak van Renesse geland
waren, overvallen, geslagen en genoodzaakt in de yreesselijkste verwarring door het was-
sende water heen, naar de schepen te vluglen. Groot was het getal dergenen, welke
zoowel door het krijgsgeweer, als in do slijk en de golven omkwamen. Onder de ge-
sneuvelde Edelen telde men willem van Hoorn, Proost van Utrecht, sikolaas en
dihk persijn, dirk van Haarlem, dirk van Zuilen en zweder van Beverwaarde.
Velen werden gevangen genomen, en onder hen Bisschop gui van Otrecht. W^illem
ontkwam, als dooreen wonder, naar Zierikzee. Door schrik vermand, verlieten hem
en zijn gevolg allen, die insgelijks hier ontkomen waren, en vlugtten verder voort.
De burgers evenwel endegenen, welke om zijnent wille do Vlaamsche gelederen verlaten
hadden, bleven hem getrouw bij, hoo donker zich ook de toekomst vertoonde (3).
(1) BttDERDiJK, D. III. bl. 37.
(2) Melis stöke , D. III. Β. ΥΙΙΙ. bl. 125—131.
(3) Melis stoke, D. ΠΙ. B. VIII. bl. 132—145, en de aaut. van nctdecom op ve. 719, 733,
II deel. 2 stuk,. 3
V.
-ocr page 18-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— 's Anderendaags laat in den avond was do Vlaamscho yloot voor de stad. Zi] bleef
1 '339
eenige dagen werkeloos liggen en stevende toén naar Holland. Gui had daar boden
vooraf gezonden, om zoo wel door belofte als bedreiging, het volk aan te manen, hem
voor Jleer te erkennen. Ondertusschen was hij in de Pfidele^ tusschen/^oorwe en
Putten, voor Geervliet gekomen. Men zag geen middel hem te wederstaan. Alle
steden en dorpen tusschen de 31aas en den Haarlemmerhout {den Houte) zwoeren hem
hulde en leverden gijzelaars. Die dit voorbeeld niet volgen wilden, verlieten het land,
of vonden toevlugt in Dordrecht en Haarlem (1). Maar nu viel ook de Hertog van
Brahand, op aansporing van Vlaanderen, aan den kant van JVaalwijk met eene
krijgsmagt in Holland, onder voorwendsel, dat Graaf jaw II Zuid-Holland, hoewel
reeds vóór twintig jaar aan floris V volkomen afgestaan , niet van hem in leen ge-
heven, noch daarvoor manschap bewezen had (2). Men bood tegenweer , doch gebrek
aan vereeniging en daarenboven heimelyke verstandhouding van eenigen met den
vyand, begunstigden de Brabanders. Geertruidenherg werd vechtenderhand ingenomen
en de Hertog liet er drie burgers onthoofden. Zevenbergen en al de plaatsen ten
Zuiden der Merwe tot aan Bordrecht volgden, zwoeren den overwinnaar hulde en
zonden hem gijzelaars (3). Dordrecht was nu bijna van alle zijden ingesloten. Ten
Noorden lag güi van Vlaanderen omstreeks Alhlasserdam ^ en ten Westen strekten
zich eenige zijner schepen uit tot voor IJsselmonde ^ welke aan dien kant de bele-
gerden van Noord-Holland afsloten. Ten Oosten was jan , Heer van der Leede
een aanhanger der Vlamingen, brandende en blakende ingevallen, en ten Zuiden hield
zich de Hertog van Brahand op, houdende, naar het schijnt, zijn hoofdkwartier in
Geertruidenherg (4).
Do voorspoed der Brabandsche wapenen voerde Jonkheer giji naar fVoudrichem, ten
}'
821, 825. L. v. νείτπεμ, Spiegel Hist. B. IV. c. 65. bl. 300. De beka , p. 166. Be Klerk uit
de laage Landen, bl. 194. Wimelmxjs proctjeatok , p. 563, 564. Naar het Goudsch Chron,
bl. 89, zouden bij dezen nachtelijken overval, acht duizend man zijn omgetomen. Meyerüs ,
Annal. Flandr. Lib. X. p. 101.
(1) Melis stoke, D. III. ΰ. VIII. bl. 140—147. Van wijn, op wagenaar, St. III. bl. 46.
(2) Zie Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 353.
(3) Melis stoke, D. III. Β. VIII. bl. 147—150; en Hütdecoper, opvs. 930. V. mieris, Charterb.
V. Roll D. II. bl. 59, 60. Be Klerk uit de laage Landen, bl. 195. V. wijn, Schetze van hei
Leven en Bedrijf van nikolaas, Here van Putten en Strijen, in de Werten der Maatsch. van
Nederl. Lettert, te Leiden, D. V. bl. 29—33.
(4) H. v. wijn, Schetze van het Leven en Bedrijf van Heer kikolaas van Putten, bl.31,32-
ί
»
' ί
i I
s
1 t '
-ocr page 19-DES VADERLANDS. "19
einde mondeling met den Hertog OTer de verdeeling Tan Holland te onderhandelen. 1300—
Doch men geraakte in hevig geschil, en het gesprek hep vruchteloos af. De Braban-
ders hadden ondertusschen het beleg voor Dordrecht geslagen. Do stad was wel bezet
en door het slot Merwede beschermd. Nikolaas υαη Putten voerde er, op ver-
zoek der burgers zelve, het bevel, en bezwaarlijk had men een dapperder verdediger
kunnen kiezen. De meeste Hollandsche steden hadden Vlaamsche bezetting. Gui
maakte zich ook meester van Utrecht en zag nu bijna geheel Holland en het
Νeder-Sticht aan zijnen wil onderworpen. Slechts Dordrecht en Haarlem, ne-
vens vier Stichtsche sloten, hielden nog stand. Graaf jan Π door zijne ziekte in
Henegouwen, en Willem door den drang der omstandigheden in Zierikzee opge-
houden, konden niets tot redding ondernemen, en Bisschop gui van Utrecht smachtte
in eene Vlaamsche gevangenis (1).
De moed en beradenheid van witte van Haamstede, natuurlijken zoon van floris V, red-
den den staal uit dezen hopeloozen toestand (2). Met een enkel slecht bemand scheepje had hij
Zierikzee verlaten , door de Noordzee den hoek van Holland omgevaren en te Zandvoort J^g^'
voet aan land gezet. Daar vernam hij Hollands onderwerping aan de Vlamingen, en dat daar- 1304
toe ook reeds Haarlem en Kennemerland gevorderd werden, terwijl zich hier velen
bevonden , welke daarvan niet afkeerig waren. » Hoe riep hij verontwaardigd uit,
»zou men de stad en het land dan zonder slag of stoot opgeven ? Dit Avare schande ,
en zal, zoo ik iets vermag, nimmer geschieden." Hierop maakte hij zich en,het
doel zijner komst bekend. » Willem heeft mij te uwer hulp gezondenzeide hij
lot de hem omringenden, »wat wilt gij meer?" En hierop toog hij onder het
(1) Melis stoke , D. III. Β. VIII. bl. 151—156. Hutdecoper Aant. op vs. 1009. De beka , p. 106.
(2) Verg. over witte van Haamstede, Alg. Gesch. d. Vaderl., D. IL St. Ι. bl. 340. liet stukje
over de afkomst van witte van Haamstede, in tydemans Mnemosyme, D. II, heeil ons evenmin
als liet betoog van bilderduk , tot andere gedachten kunnen brengen. Van waar weet de schrijver
van dat stukje, bl. 203, dat het huwelijk van flobis V met agnes van der Sluys door priesterlijke
inzegening werd bekrachtigd? Hoe weet hij, dat 's Graven Moei aleid, niet slechts kennis van dit
huwelijk gedragen, maar het zelfs begunstigd heeft? Hij stelt het geboortejaar van witte in 1278
of 1279, bl. 206, 212. Naar melis stoke , D. IL bl. 193, moet floris V tien jaren vroeger me
beatrix van Vlaanderen gehuwd zijn. Verg. Alg. Gesch. d. Vaderl. D. IL St. 1. bl. 339. Melis
stoke noemt witte uitdi'ukkelijk eenen bastaard:
» Enten bastaerde, here witte." D. III. bl. 130. vs. 664.
Even zoo de beka , p. 106 en de Klerk uit de laage Landen, bl. 196, allen tijdgenooten. Hoe-
veel staat men op de afbeelding van wapens kan maken, blijkt hieruit, dat het Avapen van witte
van Haamstede te vinden in een der zalen van het slot Doornenburg in Gelderland, den Leeuw
voert, zonder ecnig teeken van bastaardij. Geldersche Volks-Almanak voor 1844, bl. 197.
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— Treugdegejuich des volks naar Haarlem, waar hij met de uitbundigste geestdrift werd
ingehaald. Daar ontrolde hij zyne Lanier, en op het gezigt van den Hollandschen Leeuw
riep de gemeente in vervoering uit: »Hij is Graaf floris zoon, Gode zij dank, dat hij
hier gekomen isl" Men begroette hem nu als bevrijder, zwoer hem getrouwheid,
en elk gevoelde zich op zijne vermaning tot moed en standvastigheid, met nieuwe
kracht bezield. Straks zond hy brieven naar alle steden en aan alle leenmannen, waarin
zg opgeroepen werden, om met hem vereenigd, do bevrijding des Vaderlands te be^
Iproeven. Slechts eene vonk was noodig, om den verdoofden moed te ontvlammen.
Reeds den volgenden dag ontving hij van allen de verzekering, dat zij zich over zijne
^aankomst verblijdden, -den Vlamingen den eed van trouw weder hadden afgezworen
en bereid waren , om wat er ook gebeuren mögt, alles met hem te wagen (1). Nu
'toog hij , door de Haarlemmers, Kennemers en Friezen vergezeld, uit de stad en ver-
sloeg eene groote bende Vlamingen, welke hij nabij Hillegom ontmoette. Ter herinne-
ring dezer belangrijke overwinning , werd de plaats des gevechts sedert Het Mannepad
genoemd (2). Dadelijk was deze heugelijke mare door geheel Holland verspreid en
bragt alles in beweging. J)elft gaf het voorbeeld tot den algemeenen opstand. Onder
aanvoering van zekeren ockenberg , oen man van aanzien, vielen de burgers met het
krijgsgeschreeuw: Holland., HollandI op do Vlamingen aan, dreven hen de stad uit
en sloegen er velen dood (3). Men wil, dat aan deze slagting de Vlamingstraat aldaar
haren naam ontleend heeft (4). Genoegzaam in denzelfden tyd vermeesterde de bezetting
van Dordrecht, by eenen uitval te water , de schepen te IJsselmonde \ terwijl te land
ifiKOLA.AS van Putten met een groot getal Poorters meer dan zes mijlen voortdrong, de
Brabandsche bezetting te TFaalwijk overviel en verdreef, de plaats in vlammen zette en op
den terugtogt Geertriiidenherg in bezit nam. De Brabanders ontruimden nu het HoUand-
sche grondgebied, en werden spoedig door de Vlamingen gevolgd. Het voorbeeld in Delft
gegeven, wekte do burgers van Leiden op. Zy dreven de vreemde benden ter
Btad uit en togen in den nacht naar Gouda, om de gijzelaars, die gui van hen gevorderd
en hier bewaard had, met geweld te verlossen. In den vroegen morgen drongen zy
ï!r met een vervaarlijk krijgsgeschreemv binnen, joegen den verrasten Vlamingen
.(1) BIelis store, D. III. Β. VIII. bi.- 156—161. De beka, p. 1Ö6. De Klerk uit de laage
Janden, hh 196, m. ^
(2) J. A. LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXVI. c. 14. p. 240. Chron. de Hollant. in BIatthaii
.Analect. T. V. p. 5^3
.(3) Melis store , D. III. Β. VIÜ. bl. 161. De Klerk uit 'de laage landen, bi. 197. Fragm.
■Veter. Chron, in ματτπαει Analect. T. I. p, 62.
(4) Bildehdijk, D. III. bl. 43, naar liet Goudsche Chron, bl. 91.
-ocr page 21-DES VADERLAIiDS. •21
nog door den slaap bedwelmd, schrik in het hart en Toerden hunne stadgenooten in ^^^^^
zegepraal terug. Geheel sloeg om. In Schiedam bragten de Trouwen do man-
nen in beweging en hielpen hen in het doodslaan en TerdrijTen der Vlamingen. Ook
in geraakte de gemeente in opstand en het Treemde krijgsTolk ter stad
uit. Nikola'as van Kats^ welke na zijne slaking uit de gcTangenis te Nimwet'-
hurg, door de Vlamingen in het bezit Tan zyneh burg hersteld was, schoot toe , om het
oproer te dempen. Doch men liet hem niet naar het slot terug keeren, en bele-
gerde er zijnen zoon. HierTan werd terstond berigt naar Dordrecht en naar witte
va7i Haamstede gezonden (1).
De plotselinge omzwaai van zaken in Holland en do Tlugt der Brabanders bragten
Jonkheer van J^ laander en, die ziehte i/irecAi beTond, in de grootste Terlegen-
heid. Op raad van renesse , den zoon en naamgenoot van sK^ van Renesse, gehuwd met
sophia, Erfdochter Tan jan^, Heer van der Goude (2) , voer hij met een groot getal
koggen naar Gouda , waar zijn gezag nog geëerbiedigd werd, en Toorls langs den JJssel
en door den mond der Maas uit Holland. Deze aftogt werd niet zonder groot geraar
en Terlies ten uitToer gebragt. ^oov JJsselmonde oOXmociiQ men wkolaas van Putten
met de Dordrechtenaars. Er ontstond een heTig en langdurig geTecht, waaraan Gui
zelf, zwaar gewond, naauwelijks ontsnapte (θ). Hij TerTorderde nu zijnen togt OTcr
het Hollandsche diep naar de Grevelingen^ tusschen Overßahkee en Schouwen,
De burgers ydjx Ziertkzee , wier moed door het verbranden Tan het Nslot ,
eene kleine halve mijl Tan de stad, en dat h^n zeer benaauwde, zoo wel als door de
opbeurende tijding uit Holland, gestegen was, rustten op het naderen der
Vlaamsche schepen, in allerijl Tier of Tijf bodems uit, om den Tijand het Toor-
bijvaren of het naderen Tan de stad, langs de Gouwe te Terhinderen. Doch gui zelf
wendde om, zeilde Toorbij Scherpenissen en »Terder tusschen Zuidbeveland en The-
len door de Schelde ο^ώά^χχ F laanderen [k). Zoo waren dan door de onTerschrokkenheid
«n het ATijs beleid Tan twee onsterfelijke mannen, witte van Haamstede en nikola^as j of 2
van Putten, in eene enkele week .geheel Hollanden \iQi Sticht, behalTe het slot
ic Schoonhoven, Tan Treemde oTerweldigers beTrijd. (5). Haamstede, die ongetwijfeld het 1304*
(1) Melis store, D. IlI. B. Vlli. bl. 161—166. Hütdecoper, aant. op vs. 1157, 1175, 1221.
y. wiJH, Schetze van het Leven en Bedrijf van kikolaas ταη Putten, 1)1.^7—44,
(2) Vaw wijs , Naleez. op de Faderl. Hist. bl. 152.
(3) Het Goudsche Chron. bi. 91. Bildebdijk, D. UI. bl. 40.
(4) Melis stoke, D. UI. B. VIII. bl. 166—174.
(5) Υαλ >\tjk, op wage^aab, St. ΠΙ. bl. 47, 48. Schetze van het leven en Bedrijf van »11.·.
LAAS Tan Putten, bl. 46 , 47.
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— meest aan Hollands bevrijding had toegebragt, werd sedert de geesel der Vlamin-
gen genoemd (1).
Willem verkeerde evenwel te Zierikzee steeds in eenen verontrustenden toe-
stand. Het ontbrak hem hier aan genoegzame magt, om eene vermoedelijke landing
der Vlamingen af te weren of de stad te behouden, Avanneer zij belegerd werd;
ook was het ongeraden zich hier te laten insluiten. Hy besloot derhalve naar Hol-
land te vertrekken; daar zoude hij in staat zijn haar ingeval van nood te ont-
zetten , waartoe hij zich op de plegtigste wyze verbond. Na boudewijn van IJer-
sehe tot zynen stadhouder en nevens hem jan van Kruiningen, ofschoon aan
het geslacht der van borselens vermaagschapt, tot oversten Raad aangesteld te
rj γ hebben, vertrok hij naar Dordrecht, Daar verwekte zijne komst do levendigste vreug-
^ 13oT' ^^^ geheele stad werd verlicht (2). Den volgenden morgen stroomde het land-
volk derwaarts, en haamstede kwam met een deel Kennemers en Friezen. Na eenig
beraad trok men naar Schoonhoven en belegerde het slot, waar de jonge van kats het
bevel voerde. Hij verdedigde zich dapper en hardnekkig tot dat een minder zeldzame
dan onedele vond der belegeraars hem deed zwichten. Men bond den ouden nikolaas
van Kats aan een der stormtuigen en stelde hem als een schild voor de belegeraars,
en aan het geschut der burgzaten bloot. Om den vader te redden, trad de zoon in
onderhandeling en bedong behoud van lijf en leven, doch bleef met zijnen vader 's Gra-
ven gevangene. Do bezetting werd tegen eenige gevangenen, door nikolaas van Kats
op Duiveland gemaakt, uitgewisseld (3).
Ondertusschen was gui van Vlaanderen met eene groote strijdmagt op nieuw voor
Zierikzee gekomen. Nadat hy de haven met korenschoven had gedempt en afge-
damd , sloeg hij zijn heir om de stad, waar ten Noorden de Vlamingen en ten
Zuiden de Zeeuwen zich legerden. Zij werd, vooral aan de Noordzijde , met twee
blijden, welke steenen van drie honderd ponden uitworpen , hevig beschoten, doch
bleef den belegeraars niets schuldig. Het ontbrak haar niet aan werptuigen , welke onder
het bestuur van eenen bekwamen meester , den vijanden aanmerkelijk nadeel toebrag-
__________ \
(1) Meyertjs , Atm. Flandr, Lib. X. p. 101.
(2) Want daer ne Tvas huus en gheen,
Daer ne was tortise (toorts, fakkel) of lanteerne
Uutghesteken. Melis stokb , D. III. Β. IX. bl. 188.
Wij zien hieruit, dat de gewoonte van illumineren hier te lande al vrij oud is, ofschoon merke-
lijk Tcrschillend in de Avijze van uitvoering. Bij een later bezoek van Graaf willem III te Dord-
recht, werd het huis, waarin hij overnachtte, door waskaarsen verlicht.^ Balen, Beschr. v. Bord.
1)1. 752.
(3) Melis stoke, D. Hl. B. IX. bl. 185-192.
-ocr page 23-DES VADERLANDS. "23
ten (1). Inmiddels daclit willem ernstig op middelen, om Zierikzee te ontzetten, In 1300—
overeenstemming met den Admiraal keinier GRiaiALBi ταη Genua, die hem in naam
des Konings Tan Frankrijk, zijne dienst kwam aanbieden, Het liij lieirvaart in Holland
beschrijven, terwijl grimalm vertrokken was, om met Fransclie benden op den bepaalden tgd
terug te zijn, ten einde de bevrijding der stad te beproeven. Geboden en ongeboden ,
alles snelde te wapen. Willem begaf zich naar Schiedam^ de algemeene vergader-
plaats des legers, waar de gansche Raad van Holland byeengekomen was (2). Doch
GRiMALDi draaldo nog wel drie weken; en zonder hem, met wien het plan van den
togt geregeld was, konde men niets ondernemen (3).
Het belegerd Zierikzee Λverd middelerwijl met moed en standvastigheid verde-
digd. De vrouwen zelfs werkten ijverig mede tot bestrijding der vijanden. Zij droe-
gen den mannen op de wallen steenen aan, bluschten brandof haalden huizen om-
ver om dien te stuiten, en betoonden waar de nood het vorderde , eene mannelijke
kracht en onverschrokkenheid. Talrijk en hevig waren de aanvallen der Vlamingen.
Eens trachtten zij al de poorten te gelijk te overweldigen, doch werden met zwaar
verlies terug geslagen. Kort daarop voerden zij naar do gracht eene verbazend hooge
Katte, van welke men de geheele stad overzien konde, damden de gracht op zeven-
tien plaatsen en voerden de overige storm- en schutgevaarten aan, om de muren te
breken of er overheen te dringen. Den geheelen dag, zonder één uur tusschenpozens,
werd de stad door eene overgroote menigte volks bestormd (4). Velen waren aan
(1) Melis stoee , D. III. Β, IX. bi. 192—198.
(2) Wagenaar , D. III. bl. 172, meent, dat men onder dezen Raad van Holland, de Edelen en
de afgevaardigden der steden verstaan moet. Bilderdijk, D. ΠΙ. bl. 49, daarentegen begrijpt er
onder dien Raad, welke η door willem II en floris V op het Hof in den Haag gezeteld werd,
» om regt te doen, en bij wie, in 's Graven afzijn, ook de politieke regering was en gebleven ie .
)) tot na de Spaansclie revolutie toe." enz. Vergelijk van wuh , op wagesaab , St. ΠΙ. bl. 69_^73.
Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. I. bl. 485. Uit den lilerk der laage landen^ bl. 198, ea
balen, Beschr. V. Dordr. bl, 731, komt het ons voor, dat de steden, op last van willem , a%e-
vaardigden naar Schiedam gezonden hebben, om aldaar met hem en 's Graven Raad gezamenlijk
over de belangen des lands te raadplegen. Dergelijke bijeenkomsten van afgevaardigden uit de steden
met den Graaf en zijnen Raad in gewigtige omstandigheden , hebben ongetwijfeld reeds ten tijde
van floris V plaats gehad. Zie van wijn , t. a. p. bl. 72. Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. I. bl. 495.
(3) BIelis stoke , D. III. Β. IX. bl. 192, 198—202.
(4) Melis stoke , zegt, B. IX. vs. 433.
Daer wasser wel bi ghetale
Twe hondert dusent ten selven male
Of meer, als ic verstoet.
httïdecoper , op vs. 456, gelooft niet, dat stoke deze regels geschreven heeft. Biidebdük he«htnog
2ΐ ALGEHEENE GESCHIEDENIS
ΙθΟΟ—beide zijden gesneuTeld , toen de Vlamingen op nieuw moesten zwichten. De burgers
haalden nu het koorn uit de grachten, en bezigden het voor beestenvoeder waar-
aan groot gebrek was. Na zoo vele yruchtelooze pogingen Terloor men de hoop , de
stad door kracht van wapenen te winnen, en een groot gedeelte des Vlaamschen
heirs keerde teleurgesteld naar huis, Gui behield slechts zoo Teel Tolks, als ge-
noeg was om de stad, welke hij nu besloot uit te hongeren, ingesloten te houden
en zelf niet Yerdreyen te worden. Den belegerden immers, hoe hoog do nood onder
hen mögt stijgen, ontzonk de moed niet (1). Het gelukte hun op eenen avond de
groote Katte, die nabij de gracht was blijven staan en als een >Yachttoren bewaakt
wordt, door een vlammenden pijl in brand te schieten. Te vergeefs trachtten de ver-
schrikte Vlamingen dien te blusschen; de waterdragers werdén door het geschut der
stedelingen verhinderd, wier blyden tevens brandstoffen in de vlam wierpen.' Deze
sloeg dan ook zoo hoog, dat men haar tusschen Vlaardingen en Schiedam dui-
delyk zien konde en men zich daar verbeeldde, dat Zierikzee eene prooi der vijan-
delijke λvoedo geworden wasi. ■vvillem van de zaak en den hagchelijken toestand
der stad berigt, beloofde het op nieuw ernstig verzochte ontzet en zond bode op bode
naar den Admiraal, dien hij met brandend ongeduld vervi achtte (2).
Eindelijk verscheen de Vlootvoogd met elf galeijen, en jehaw pedrogue met acht
en dertig groote schepen, te zamen met tienduizend strijders bemand, van Calais y
in de Maas en tot voor Schiedam (3). Willem ontving hen op de eervolste wijze ,
schetste den Admiraal eenvoudig maar treffend den staat waarin hij zich bevond, en
betuigde het vertrouwen dat hij in hem stelde,, doch bezwoer hem tevens na-
al eenige waarde aan deze geheel ongelboflijKe opgave. D. III. bl. 50. Güillaxihe güiart , vermoe-
delijk een ooggetuige, bepaalt het getal op meer dan tachtig duizend man. Zie Branche des
Roy am Lignages, publice par J. k. Bticnou, Paris 1828. p. 348. vs. 9049. Ook dit nog zal onge-
twijfeld overdreven zyn. De Vlaamsche krijgsmagt was echter groot genoeg, om ons met mnDE-
corER over liet gedag van güi te verwonderen, „ die zoo veel volks naar buiten zond, om Zeeland
„voor zich zelven te winnen, en ondértusschen zijn' Vader, Broeders en Vaderland liet, en over-
gaf, aan hunnen grootsten vijand, den schoonen philips." Melis stoke, D. III. Β. Χ. op vs. 636.
(1) De dichter güurt zegt van hen: ij
Mes pour ricns ne se voudrent rendre^
Cil dedanz, qui se deffendirent
La volenté Dieu attendirentj
Ceanz soufrirent doulems mainte. p'. 349. vs. 9053.
(2) Melis stoke, D. III. B. IX. bl. 203—223. Gwart, p. 348, 349. vs. 9051.
(3) Guurt geeft eene merkwaardige beschrijving van deze schepen, p.350,351, vs.9082—9117.
-ocr page 25->1
DES VADERLANDS. 25
drukkelijk, om den togt udiÏu: Zierihzee ijlings te ondernemen (1). »Ik en mijn 130Ö—
volk zullen sneuvelenis het antwoord des Admiraals, » of Zeeland in uwe lian- ^^^^
den leveren" (2). Nu riep Willem zijn Tolk bijeen, en tienduizend Hollanders,
zoo Edelen als Poorters, Avelke het zwaard hadden aangegord en bij wie zich later
een groot getal Friezen voegden, verlangden vurig naar den strijd (3). De Ilolland-
sche schepen, boe groot ook, werden echter, als niet geschikt voor eenen zeestrijd,
afgekeurd, vijf slechts uitgezonderd op welke willem zich met zijne uitgezochtste
manschappen insclieepte, terwijl de overigen op de bodems van pedkogue onder
'sKonings benden, Gasconjers, Galiciërs en Potevins ingescheept werden (4). De ver-
eenigde vloot slak nu den vijf en twintigsten van Hooimaand van Schiedam af. Een 1304
hevige wind dreef echter weldra verscheideiie schepen aan den Hollandschen wal te-
rug , en eene kogge van Haarlem verging. Gi\imali)i en pedrogue ankerden in
de Bornesse^ en willem voor Geervliet. Den volgenden dag bedaarde de wind, de
teruggedreven schepen kwamen opzetten en men ging weder onder zeil. Doch in het
(1) » Amiraui," dit Ic filz au conté ('s Graven |
zoon, Willem) vs. 9159. Sire, pour Dieu et pour sa {jloire , VS, 9176. Gentil de euer, loial personne , Λ vous me rens, ä vous me donne. |
(2) »Sacliicz, sire," dit 1'amiraut,
Qui li respont sanz terme querre,
» ijue de dèlivrer volrc te'rre
Ferons nous ce que nous pourrons j
(4) Gciart, p. 355, vs. 9228. Mius stoke, D. ΙΠ. B. IX. bl. 227.
II deel. 2 stuk.
O moi et ma gent i mourrons
Touz ensemble de mort sbuUite ,
Ou vous raürer ZélanAe quitc. Guiaht ,
p. 354. VS. 9184.
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Vè'dO— Haringvliet vertraagde een storm van drie etmalen op nieuw den togt (1). Eindelijk
Jiragt ccne gunstige gelegenheid de vloot op de Zeeuwsclie stroomen, die bij liet inkomen
vrij eng waren (2). Op de Grevelingen in het gezigt van ZieriÄ^-ee, ontstak men vuren
op de masten tot sein voor de belegerden, Avelke dit met lichten op de torens
beantwoordden, 's Anderen daags regelde men de verdeeling der vloot, doch door de
stilte verliepen veertien dagen eer men , door de Zonnemaar en om den hoek van Drei-
schor gevaren, Duiveland konde bereiken (3). Op dezen langen en onvoorzienen wa-
tertogt kwam men met de mondbehoeften niet ruim om, en eenigen voeren ter sluik
weg, om zich daarvan elders te voorzien, ler^vijl de Zeeuwsche kapers verscheiden Hol-
landsche schepen, welke voorraad navoerden, opbragten, doch dit ook met het verlies
van menige kogge en manschappen betaalden (4). Gui va7i f^laanderen \\\e\A Zierik-
zee ingesloten en wachtte met een groot getal scliepen, den naderenden vijand af (5).
's Daags na de komst dezer vereenigde vloot in de Goude, besloot men de Vla-
.10 v. mingen aan te tasten (6). Men vormde vier smaldeelen. Do voorhoede bestond uit
j^^gfj^j vijftien schepen onder bevel van willem en pedrogue. Het tweede smaldeel bevatte
i304. een gelijk getal, doch het derde slechts veertien schepen. De galeijen maakten het
vierde smaldeel of do achterhoede uit (7). Do Vlaamsche schepen overtroiTen in getal,
(1) Melis stoke , D. III. Β. IX. bl. 223—225.
(3) Melis stoke, D. III. Β. IX. bJ. 225, 226.
(4) Melis stoke , D. III. Β. IX. W. 233—241.
(5) GiiuuT, p. 357, vs. 9275, bepaalt de Vlaamsche vloot op ruim vijf lioudord zoo grootc alrt
kleine schepen!
(6) Melis stoke, D. III. Β. IX. bl. 241. IIuydecoper vraagt op vs. 850, wie het opperbevel in
dezen merWaardigen zeeslag gevoerd heeft, grimaldi , pedrogue of amllem ? Uit melis stoke , vs.
850—855, blijkt duidelijk, dat de vloot onder Ijevcl stond van dezen laatstcn. Chart daarente-
gen iioemt grimildi, vs. 9312:
)) Vamiral et li souverain. En vs. 10,006.
)) qui sus ious les vessimix' est 32esire."
IIuydecoper , t. a. p. meent )> dat willem , eer hij den vijand aantastte , den Admiraal, pedrogie en
anderen raadpleegde, die meer ondervinding hadden dan hij , toen pas achttien jaren oudmaar
)> dat hetgeen men besloten had, alleen door den Graaf of op 's Graven naam konde afgekondigd
worden." Van wijn schrijft het opperbevel der vloot aan grimaldi toe, onder wien willem en
pedrogue de eerste vlagofficieren zullen geweest zijn. Nalecz. op de Vaderl. Hist. bl. 171,
(7) Guiart , p. 358 vs. 9309—9398. Meu vindt hier een merkwaardig en uitvoerig verslag van
de inrigting en bemanning der schepen.
DES VADERLANDS.
groollo en bemanning, die der bondgenooleu (1). Z.ij lagen langs de banken en 1300—
dreven dwars over het vaarwater of diep (2). De grootste bodems Avaren vooraan ^^^^
geplaatst met gui aan het hoofd. 3Ien had veertigduizend man voor Zierikzee en
eenige benden aan strand gelaten (3). De vereenigde vloot lag ten Noorden, de
Vlaamsclie ten Zuiden van Zierikzee.
Pedhogue met vier schepen vooruitgezeild, kwam het eerst op den vijand af, doch
geraakte vast op eene bank voor de stad benoorden de haven, en moest den vloed
afwachten. Dus door vier der beste schepen verzwakt, werden de drie smaldeelen
Aveder vereenigd, de ankers voor en achter uitgebragt en de schepen zoo digt nevens
elkander gelegd, dat men van bet eene op het andere springen konde. De galeijen
bleven achter do vloot gescliaard ; en opdat niemand in het gezigt des ovcrmagtigen
vijands, aan vlugten konde denken, waren de kleine vaartuigen en schuitjes wegge-
voerd. In deze stelling wachtte men de Vlamingen af. De vier vastzillende schepen
w erden ondertusschen, zoo wel van het strand als van boord, door de Vlaarasche arm-
boogschulters hevig beschoten, doch bleven dezen niets schuldig. De vijand liet een
of twee branders langs liet strand of boven stroom optrekken, en daarna met de eb en
voor den Avind op hen afdrijven, doch zonder gewenscht gevolg. Want terwijl zij zicli
bcvlijtigden bet gevaar af te wenden , stak de wind op en joeg het vuur naar de Vlaam-
sclie vloot, welke hierdoor groot nadeel werd toegebragt. Do Vlamingen, welke de
liou(hng hadden aangenomen als Avilden zij den aanval beginnen, keerden naar de kust
terug, en de bevelhebbers der vereenigde vloot besloten ditmaal te blijven liggen,
om den volgenden dag den strijd nadrukkelijk te hervatten (5).
Omstreeks negen uren des avonds echter dreven de Vlamingen bij het doorkomen
van den vloed, meteen groot getal schepen en onder een verdoovend krijgsmuzijk onver-
wachts op hen aan. 13ij hel naderen schoten zij uit grooto oestalen en springalen eene
hagelbui van zware pijlen (ywarre/e/i), Willem begroette hen uit zestig oestalen
en tweehonderd bank- armborsten. Toen men elkander naderbij kwam , werd van de
kleine bogen en armborsten gebruik gemaakt. Duizenden pijlen en slingersteenen
vlogen op de Vlamingen, wier koketten en kasteden, welke zwaar bemand waren,
dit geweldig beantwoordden. Een moedig, jong krijgsman {êériant) drong met 's Gra-
ven banier in de hand en door een aantal dapperen gevolgd , in het digtste van het
(1) Van wijs, IValcez. op de Fadcrl Ilist. bi. 161 (v). Gciart weidt uit over de schoonheid
der Vlaamsclie schepen, j). 303 , vs. 9430—9459.
(2) Melis stoke , 1). III. Β. IX. bl. 243, ts. 8GS, 8()9.
(3) Guiart , p. 303, TS. 9420—9435.
(4) IhrTDECOrER , op MELIS STOKE, D. III. bl. 245, op VS. 905-
(5) otiaut, p. 305, V8. 9481—9590. Melis stoke, D. III. Β. IX. bl. 242—247.
4 ^
-ocr page 28-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—g^VGcht. Alom riep men: Holland! HollandI En weldra klonk het door geheel de
J'^39. yJqqi^ . Holland! Parijs! In den beginne behaalden de Vlamingen eenig voordeel.
Drie Spaansche schepen , Avaarop ook Hollanders waren, AYerden Teroverd en de man-
schappen over de kling gejaagd. De strijd werd nu algemeen en heviger. Pedro-
GUE was ondertusschen vlot geworden en nam nu hartelijk deel in den slag. Uit een
zijner spriugalen trof hij op een der grootste en schoonste Vlaamsche schepen, VOr~
gueilleuse genaamd, waarop zich vele rijke burgerszonen van Brugge bevonden, eene
koket, die naar beneden stortte en alles wat er in en onder Avas gelijkelijk verpletterde.
De Orgueilleuse trachtte zich te wreken , en pedrogue zou welligt te kort geschoten
zijn, indien niet een Normandisch schip , La Jeannette, hem spoedig en van pas tc
hulp gekomen ware. Nu keerde de kans; het Vijandelijk schip werd geënterd, vero-
verd en do bemanning gedood. De geschutmeesters op do schepen der bondgenooten,
ontstaken groote vuren en slingerden brandende houten nevens andere brandstofl'en
onder do bijeengedrongen en strijdende vijanden, hetgeen hen in do vreesselijkste
verwarring bragt. Twee schepen geraakten in volle vlam, die weder andere aansta-
ken , waarop de overige afdeinsdeu. Het was nu middernacht. Op de vereenigde vloot
hield men den slag voor gewonnen, toen willem berigt ontving, dat Noordwaarts
van hem af, de vijand nog de overhand had. Doch eer hij zelf ter hulp konde ko-
men, was ook daar de zaak beslist. De Vlaamsche schepen lagen hier en daar,
en op de banken vastgeraakt; hunne gesneuvelden en gewonden werden aan wal
gebragt. Bij de eerste morgenschemering, bemerkte men op een dezer schepen,
digt bij WILLEMS smaldeel, den zwarten Leeuw en de banier met den gebandeer-
den slok [lamlel). Het was het schip van gui zeiven. Terstond zette men er
op aan onder het geschreeuw: ))Holland! Parijs! Holland! Slaat dood, schiet,
toe , hier is de vijand 1" Doch het schip maakte dadelijk het touw waar het mede
gemeerd was, los en dreef met de ebbe weg. Afgemat van den strijd, verkwikte
men zich aan beide zijden door eene kortstondige rust (1). De belegerden echter ver-
keerden nog steeds in de pijnlijkste onzekerheid over den uitslag des gevechts, terwijl
de Vlamingen hun telkens toeriepen , dat hun Graaf dood of gevangen en de vloot
vernield was, waarmede Avel eenigen lachten, doch hetgeen de meesten met schrik
en zorg vervulde (2.) '
De morgen Averd op de overwinnende vloot met gejuich en trompetgeschal begioet.
De vijand deinsde Zuidwaarts af. Eenigen echter voegden zich bij het Hollandsche
smaldeel alsof zij daartoe behoorden, doch \verden herkend, uit hunne schepen gedre-
(1) Guurt, p. 369, vs. 9590-9994. Melis stoke, D. 111. 13. IX. bl. 248 -200
(2) Melis stoke, D. III. Β. IX. bl. 261.
-ocr page 29-DES VADERLANDS. "29
ven , omgebragt of gevat. Anderen poogden Ie ontzwemmen , doch Averden door slin- 1300—
gersleenen verpletterd; slechts een Zeeuwscli schip gelukte het, met verlies van zijn
mast, door het zwaar zeilen veroorzaakt, naar Duiveland te ontsnappen. Er is eenig
vermoeden, dat de Zeemven den Vlamingen ontrouw waren geworden, en dat men
daarom dit vaartuig ongemoeid liet vertrekken (1). Güi had ondertusschen versehe
benden ingescheept en zich ten strijd gereed gemaakt. Grimaldi oordeelde het nu
raadzaam hem met de galeijen, lot nog toe buiten gevecht gebleven, aan te tasten.
Straks loopt hij met zijne elf ligte, doch wel gewapende en bemande bodems op
hem aan en maakt, na een hardnekkig gevecht, zich van drie verstrooid liggende
Vlaamsche schepen meester. Gui, stoutmoedig ondanks dit verlies en de vlugt van
een gedeelte zijner vloot, rukt zijne laatste strijdkrachten bijeen en vaart moedig tus-
schen do vijandelijke galeijen. Hevig en moorddadig wordt do strijd. De schut-
gevaarten verspreiden wederzijds dood en verniehng. Weldra vecht men l)oord aan
boord , bogen en slingertuigen w orden met zwaarden , lansen en goedendags afgewisseld :
men vecht man legen man. Eenige Vlamingen springen zelfs aan boord van grimaldi ,
doch worden spoedig afgemaakt. De smaldeelen van willem en pedrogue komen nu '
opzetten onder het krijgsgeschreeuw van: Monjoie.' Calais! Normandi'èl Hol-
land! De verschrikte Vlamingen, van allo zijden aangevallen, verliezen den moed;
een aantal hunner schepen wordt veroverd en er eeno vreesselijke slagting op aan-
gerigt. De overige vlieden; gui ligt nog slechts met vijf bodems vereenigd op den
stroom. Na het kappen van zijn kabel gaat hij onder zeil en loopt, onder het ge-
vecht , zoo kort langs het boord van do galei des Admiraals, dat hij hem aan die zijde
de riemen verbrijzelt. Door den flaauwen wind en doorgekomen stroom, drijft do galei
des Admiraals het schip van •willem voor den boeg, en daarna ook dat van gui.
Gui , schoon door allen verlaten, strijdt met leeu^venmoed. Eindelijk entert do vijand,
skat alles ter neder wat tegenstand biedt, en hijscht den Rooden Leeuw van Holland
in plaats van den Zwarten Leeuw van Vlaanderen ^ welke nedergehaald en vertrapt
wordt. Gui moet zich gevangen geven; hij wordt op do galei des Admiraals overge-
bragt en later naar Frankrijk gevoerd (2).
De zeeslag duurde van vespertijde tot over middernacht, en vervolgens van den mar-
(1) Meverüs, Annal. Flandr. Lib. X. p. 104. IIüydecoper , op meus stoke, D. IIL bl. 345,
wien BiLDEUDUK, D. III. hl. 57, volgt.
(2) Meus stoke, D. III. Β. IX. hl. 202-273. Guurt, p. 385, vs. 9994-10,443. De beka,
p. lOG, 107. Meyerüs, Annaï. Flandr. Lib. X. p. 103, 104- Over het gevanijennemcn van Git|
van Vlaanderen zijn de gevoelens verschillend. Wiloelmüs procurator, p. 565. De ΒΕΚΑ,ρ. 107,
de Klerk uit de laage Landen, hl. 200. J. A. leïdis, Chron. Belg. Lib. XXVI. c. IG. p. 241 ,
üeda , p. 230 melden, dat cti door den Admiraal werd gevangen genomen· Melis stosle, B, IX ^ v·.
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
l^OOj-genstond tot den middag, toen gui zich gevangen gaf (1). Van wederzijden was met
de uiterste hardnekkigheid en woede gestreden. Het getal schepen en manschappen,
welke deel aan dien strijd namen, is evenmin te bepalen als dat der gesneuvelden of
gevangenen , en der verloren schepen. Het verlies zal zeer aanzienlijk, en ongetwyfeld
aan de zijde van gui het grootste geweest zijn (2). De gelukkige uitslag van den strijd
werd door do Hollanders aan de galeijen toegeschreven, dewijl zij, de achterhoede uit-
makende , aan do kleine vaartuigen, met welke de bloodaards gewoonlijk ontsnappen ,
het vlugten beletteden (3). De Vlamingen integendeel wijten hunne nederlaag daar-
1310—1320, ontkent dit ronduit, en stemt hierin met güürt, ts. 10,432—10,443, overeen. Hij
verhaalt, dat gui zich aan willeh heelt overgegeven, doch dat de verbitterde Hollanders den Vla-
ming willende doodslaan, hij veiligheidshalve op de galei des Admiraals overgebragt werd. Verg.
injïdecoper, op vs. 1323. Eenigzins tornt ook dit overeen met güiart , t. a. p. De Fransche Dich-
ter zegt Avel niet, dat güi zich aan Willem overgaf, maar dat hij door een soldaat van pedrogüe ge-
vangen genomen werd , welke hem niet kende. Een bevelhebJjer des Admiraals echter herkende
hem, ontrukte hem aan het gedrang (li tire hors de la presse) en voerde hem voor grimaldi in wiens
galei hij bleef. L. v. veltuem, insgelijks een tijdgenoot, zegt slechts, dat güi gevangen werd,
)Sp. Ilist. β. IV. c. 67. bl. 302. Evenzoo het Goudsch Chron. bl. 95. welk er echter bijvoegt,
dat GÜI aan den Admiraal gegeven werd, voor de schade welke deze geleden had. Chron. de Hollant in
MATTifAEi Anal. Τ. V. ρ. 555, welke dezelfde is als veldenaar's Chron. v. Holland, daarentegen
verhaalt, dat gti in het laatste van den strijd door willejm Averd gevangen genomen, maar aan den
Admiraal, om de zoo even gemelde reden, werd uitgeleverd. BIeyerüs , Annal. Flandr. Lib. X.
p. 104, en D'otiDEcnERST, Chron. d. Flandr. p. 232, verhalen slechts, dat Gti in handen des Admi-
raals geraakte. Verg. hiiydecoper , op melis stoke, D. 111. hl 272. vs. 1323.
(1) Melis stoke , D. Hl. B. X. bl. 349. vs. 26—40.
(2) Melis stoke en gtjurt geven het verlies aan schepen en manschappen in dezen strijd niet op.
De bek.a, p. 107, berekent het verlies der Vlamingen op 10,000 gesneuvelden, eene ontelbare
menigte gevangenen en 1100 schepen benevens 90 prachtige pavelj oenen. En als of dit verlies
niet groot genoeg ware, brengt de Klerk van de laage Landen, bl. 200. het getal der gesneu-
velde Vlamingen op 100,000, en het Goudsch Kronijkje, bl. 95, op 148,000!! In het aantal
schepen komen beide met de beka overeen. Scriveriüs vraagt in zijn Toetssteen, bl. 269, waar
zulk eene overgroote scheepsmagt en de vloot der bondgenooten, die naar de beka , p. 109, uit
350 oorlogschepen en 5 galeijen zou bestaan hebben, toch wel konden gelegen hebben ? Een Gentsch
Kronijkschrijver uit de 14° eeuw bepaalt het verlies der Vlamingen slechts op 1000 man. Zie
MEYERÜS , Annal. Flandr. Lib. X. p. 104. Hiervoren is gebleken, dat er 44, schepen waren. Men
kan dus opmaken, dat de beka zijne opgave tien maal te groot maakt. — In dat geval komt hij,
met betrekking tot het aantal gesneuvelden, ook met den (TcntschcnKronijkschrij ver vrij wel overeen.
Doch waarschijnlijk zullen de Vlamingen het getal hunner verslagenen verkleind hebben. Naleez,
op de Faderl. Rist. bl. 172. (v). ^
(3) Melis stoke, D. IH. B. X. bl. 351. IIcydecoper aldaar, op vs. 59.
-ocr page 31-DES VADERLANDS. "31
aan dat hunne schepeii niet elk voor hunne eigene ankers lagen, maar twee aan 1300—
1339
tvYee> of meer, aau elkander gemeerd Toor hetzelfde anker; en dat de lomven des
nachts listiglijk, en zoo men geloofde , door eenige Zeeuwen, die gui meer uit vrees
dan uit liefde aankleefden, gekapt of losgemaakt Avaren (1).
Zoodra gui gevangen genomen was, hadden de Vlamingen Zierikzee verlaten, en de
Poorters hunne legerplaats geplunderd (2). Spoedig traden ook de zegevierende benden
aan land en rukten op de vijandelijke tenten aan, in Avelke zij echter niets dan lijken
vonden. Met de uitbundigste vreugde en eerbewijzingen werd willem met zijn gevolg
en medehelpers ter stad ingehaald (3). Hij was in zeventien etmalen niet uit de wa-
penen geweest (4). De gevangen Zeeuwsclie ballingen werden ten dood veroordeeld;
twee van hen, de Ridder uENDRifc buffel en do schildknaap Willem be la-NGE (lok-
Gus) onthalsd, en sommigen op een rad gelegd (5). Eenigen, welke over zee
trachtten te ontvlugten , werden achterhaald en met hun schip in den grond geboord (6).
3Ien rustte twee dagen uil en trok den derden naar do duinen, waar nog wel zes
duizend gewapende Vlamingen zich verscholen hadden, terwijl Iwee galeijen, op
last van willem , langs het strand kruisten; om hun het vlugtett Ie beletten. Zij
gaven zich zonder legenstand gevangen en werden naar Zierikzee gevoerd, van
waar zij met vrouwen en kinderen in kloosters en kerken verdeeld werden (7). Wil-
. ί
(1) Aldus verklaren Avij ons de plaats bij meyerus, Annal, Fïandr. Lib, X. p. 104. »Het aan-
eenhechten van schepen" zegt een onzer kundigste zee-oiricicren, dien wij Over dit punt raadpleeg-
den , )) om daarmede — hetzij al of niet tegen een vijand ^— te manoeuvreren, kan slechts in
enkele zeer bijzondere gevallen, als onder anderen bij een aanval op een kasteel aan land, plaats
hebben. Ten anker liggende kan een schip een ander op zijde schieten, om er zicli aan naet te ma-
ken , en dus te zamen — bij stil weder althans — voor ccn anker te liggen; en daarop doelt metls
stoke , vs. 1247. De opgave van meyerus , omtrent de wijze waarop de Vlamingen hunne nederlaag
verklaren, kan mede doelen op het kappen der meertouwen waarmede de schepen, die geen eigen
anker in den grond hadden, aan de andere vast lagen, cn waardoor zij aaa het drijven raakten."
(2) Meus stoke, D. III. Β. Χ. hl. 347, 348.
(3) Gi'iart, ρ. 402. VS. 10,444—10,454.
(4) Melis stoke , D. Πί. Β. Χ. ρ. 356. vs. 155.
(5) WlLHELMliS PROCURATOR , ρ. 56C.
(6) Güiart , ρ. 403. vs. 10,476—10,482.
(7) Melis stoke, D. III. β. Χ. bl. 367—370. GiuRt, ρ. 402, vs. 10,450—10,465, welke slechls
van 1515 gevangen Vlamingen melding maakt. Het altijd vergrootcnd Goudsch Chronijkjc be-
paalt dit getal, op 16,000! bl. 95. Trouwens het verhaalt ook, dat gw met twee maal honderd
duizend man Zierikzee belegerde, bl. 91 , en dat bij ccne bestorming van die stad, dc Vlamingen
18000 man verloren! bl. 93.
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— LEM bood kort daarop allen uitgewekenen en afvalligen, indien zij terugkeerden, be-
133J. j^Q^j ^jjjj |y£· gj^ goed' aan, onder verband, dat die ballingen welke men reden had
boven anderen te wantrouwen, zich vooreerst in deze of gene stad zouden vestigen ,
waar men een Avakend oog over hen houden konde. Velen maakten van deze gunst
gebruik en zwoeren willem hulde en trouw (1). Inmiddels begaf zich willem naar
Middelburg, waar men op het berigt der overwinning voor Zierikzee, de Vlaamsche be-
zetting gevangen of verdreven had. Hij werd met do levendigste vreugde ontvangen
en hield er zich veertien dagen op , terwyl de afgebroken muren uit het puin en de stee-
neu van eenige omgelegen sloten of burgen werden opgehaald, zoo dat de stad thans
genoegzaam tegen eenen overval verzekerd was (2). Hij trok toen naar Zierikzee, gri-
maldi met gui van Vlaanderen naar Boulogne ^ en pedroguie naar Ca/mf terug (3).—
Willem echter bleef niet lang in Zeeland. Rekesse en zijn aanhang , onder Avelken
do zoon des Heeren van Amstel, arend van Benskoop, herman van Woerden en
jak van der Leede genoemd Avorden, bevonden zich nog in Utrecht, Hojewel hun
aanslag, om het ontzet van Zierikzee te verijdelen , mislukt en alle hoop op Vlaam-
sche hulp vervlogen was, trachtten zij zich echter hier nog te stijven. Willem be-
sloot hen in do Bisschopsstad te overvallen, en begaf zich met eenige benden msix Hol-
land, Renesse vlugtte in aller met de zijnen naar de Lek tegenover Beiizichem,
waar zij met eene schouw wilden overvaren. Doch twee jonge Edellieden uit den
omtrek met eenige gewapende manschappen op hen aanvallende, sprongen zg met
drift in de schouw , welke omkantelde en zonk , zoodat zij allen verdronken (4),
1304. Willem bevond zich weder in Zierikzee , toen hij do tijding van het overlijden
zyns vaders ontving, welke den twee en twintigsten van Oogstmaand aan eene kwij-
nende ziekte Avas bezweken (5). Men prijst de godsvrucht van dezen Vorst, zijne
wijsheid in den raad, zijne opregtheid, ootmoed en goedhartigheid, doch laakt zoo wel
(1) BIelis stoke, D. III. Β. Χ. bl. 365--367. Verg. bilderdijk, D. III. bl. 61-. i'
(2) Melis stoke , D. ΙΠ. B. X. bh 371—381. Bilderdijk, D. III. 1)1.56, besluit uit melis stoke ,
D. III. Β. Χ. bl. 358—365 , dat de muren van Middelburg , op last van willem zclvcn , vroeger
Avaren afgebroken. JIüydecoper daarentegen meent, dat dit op bevel van cri van Vlaanderen
gescliied Avas. Zie zijne aant. B. X. op vs. 213, 231, 235, 238.
(3) Güiart , p. 404. vs. 10486—10495. , |
(4) Melis stoke , D. III. Β. Χ. bl. 381—385. Wilheleüs frocdrator p. 566. Meyerus , Annal. Flandr.
Lib. X. p. 105. Teregt verwerpt nuTDECOPER het verhaal van dcnA7e/·^ uit de laage Landen,
bl. 200, 201, dat jah van Betisinghem, Heer van liuilenburg, rekesse tegen voer, aantastte
en versloeg. Zie zij-ne aant. op. vs. 548. B, X. ƒ
(5) Melis sxoke, D. Hl. B. X. bl. 393, 405-407,
I' '"'i >
DES VADERLANDS.
zyne zucht voor het spel, dat hij altoos minde, als zijne te groote zachtheid,en wil, 1300—
dat hij zich zeiven en den lande vele rampen zou bespaard hebben, indien hij de
Aveerspannige Zeeuwsche Edelen, met name de van borseleiïs , strenger behandeld
hadde (1). Van anderen nogtans wordt hem nagegeven, dat hie fel loare en loeê (2) ;
en voorzeker getuigen zijne daden, dat hij geweldige noch sluwe middelen schroomde,
indien hij zijne oogmerken konde bereiken. Hij werd te Valenciennes in het koor
der Dominikaner kerk bygezet, alwaar op eene marmeren tombe zijn grafschrift gelezen
wordt (3). Behalve willem , zijn opvolger , liet hij nog twee zonen na; jan , Heer
van Beaumont, een dapperen degen, en Hendrik , Domheer te Kamerijh, nevens
vier gehuwde dochters en eene, welke de kloostergelofte had afgelegd. Zijne ge-
malin was finppe van Limhurg, dochter van hendrir , Graaf van Luxemhurg; z^
overleefde hem zeven jaren (4).
Bij 's Graven dood had "willem ruim achttien jaren bereikt. Hij werd terstond in
Zeeland gehuldigd, en bezwoer de handhaving van de keuren en vrijheden der ste-
den (5). Met hetzelfde doel stak hij over naar Dordrecht, en trok voorts naar xScAi'e-
dam, Delft ^ Leiden en Haarlem. Alom ontving en deed hij den eed van trouw, en
vernieuwde de leenen. ïe Alkmaar ontbood hij do Westfriezen, welke hem huldig-
den , doch het blijkt niet, dat hij hen iets bezworen heeft. Hierop keerde hij naar
Zeeland terug, Avaar zijne tegenAvoordigheid op den duur, naar het schynt, het meeste
gevorderd werd (6). Van de Vlamingen had men echter op dat tijdstip weinig te
(1) Melis stoke , D. ΠΙ. Β. Χ. hl 401—405.
(2) Melis stoke, D. III. Β. Χ. ts. 821.
(3) De Klerk uit de laage Landen, bl. 202. In het aldaar door vak miebis medegedeeld
grafschrift wordt Holland, een land n)plain de RicJiessé'^ genoemd.
(4) De Klerk van de laage Landen, bl. 187, 202 en vak miebis aldaar (2). Vak goutdob-
VKK, Chron. v. HolL bl. 363.
(5) Melis stoke , D. III. ß. Χ. vs. 869. zegt dat willem ;
--in Zeelant hadde gedaan
Manscap, en hulde ontfaen,
waaronder niYDEcoPER , bl. 408 , verstaat, » onderlingen eed van ^eifcmtrActci, die eene wederzijd-
sche belofte van bescherming insluit." Dat na de twaalfde eeuw, Graaf en Volk elkander wederkoe-
rig trouw en liulpe zwoeren , is reeds aangemerkt in de Alg, Gesch. d. Faderl. D. II. St. I.bl. 483, 484.
(6) Melis stoke, D. III. Β. Χ. bl. 407—410. HtiDEcorER, op vs. 904. V. miebis. Charterb,
V. Holl. D. II. bl. 42—44. V. d. bergh , Gedenkst, tot ophelder, der JSederl. Gesch., hl. 93.
De Westfriezen zwoeren eenige jaren later Graaf avillem op nieuw getrouwheid, gelijk blijkt uit
VAK suERis, Charterb. t?. Boll. D. II. bl. 78 , 80—82. Hij verleende hun kort hierop eenige voor-
regten, v. mieris t. a. p. D. II. bl. 89.
II deel. 2 stuk,
33
34 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
•duchten. De oude Graaf güi was oTerleden , zijn zoon en naamgenoot in Fransche boeyen ,
even als zijiï opvolger robert van Bethune, die zich de vredesTOorwaarden moest laten
welgevallen, welke Koning filips hem verkoos voor te schrijven , zoo hij ooit zgne
vrijheid wilde verwerven. Henegomven was in den oorlog van Frankrijk tegen
Vlaanderen gemengd ; en daar men al de wederzijdsche bondgenooten in den vrede
wiMe omvatten, Averd ook willem III, ah Graaf van Henegomven , hiertoe te Achtes
sur Orange genoodigd, terwijl hij tevens zgn huwelijk met jeanne van Valois, eene
nicht des Konings en reeds sinds eenigen tijd aan hem verloofd , zoude voltrekken (1).
Hij voorzag Zeeland van eene genoegzame krijgsmagt tegen de mogelijke aanslagen
der weerspannig gebleven ballingen, en nam toen den weg over Bergen op Zoom door
Brahand, naar Henegouwen. Hij vond zijne bruid in de abdij van Longpont in
Picardië, en Averd hier door den Bisschop van Soissons in den echt vereenigd (2).
Terwijl Graaf WILLEM zich in Frankrijk ophield, ontstonden in Holland geschillen:
naar eenigen daaruit voortvloeijende , dat onder de verwarringen dier tijden, onbekende
personen zich ginds en elders gevestigd hadden, welke om vrijdom van schot en tol te
genieten, zich op hunnen adel beriepen, zonder dien behoorlijk te bewijzen (3).
Naar anderen ontsproot het geschil uit eene bepahng van jan II, dat degeen, avien
Schepenen schot- of belastingschuldig oordeelden, schot betalen zou; en zoo iemand
beweren wikle, dat hij het niet was, de Graaf daarover beslissen zoude (4). Hier-
toe nu rekenden de welgeborenen (Nohiles) of schotvrijen zich niet verpligt,
terwijl de schotpligtigen of gemeente , zich op 's Graven bepaling beroepende, daarop
ten sterkste aandrong (5). Tot slissing van het geschil riep Graaf willem, kort na
zijne terugkomst, een aanzienlijk getal der voornaamste Hollandsche en Zeeuwsche
Edelen, zijne mannen, en vele Schepenen uit de steden van Holland en Zeeland, te
'tf Hage bijeen. De verleende voorregtsbrief werd ingetrokken , doch bij nader bc-
11 V.
Oogst-
jnaaud
(1) Melis stoke , D. III. Β. Χ, bl, 410, 410. IIüydecoper aldaar op vs. 1018. Meyeris,
Annat.Fland. Lih, XI. p. 109. d'Oüdegderst , Chron. de Flandres, Ch. 141. p. 233—235.
(2) Melis stoke, D. III. ß. Χ. bl. 411—418. Met deze gebeurtenis en eene ernstige, Avelmec-
nende toespraak aan den negentienjarigen -willem , wien hij zijn werk opdraagt, eindigt melis stoke
zijne Kronijk.
(3) Bilderdijk , D. III. bl. 65-71. Verg. Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. I. bl. 496.
23 V.
Bloeiin,
1305
(4) V. mieris, Charterb, ν. Holl. D. II. bi. 33. De brief is van den 14 van Oogstmaand 1303.
Dat het daarin verleende voorregt reeds dadelijk aanleiding tot twist gegeven had, blijkt uit een
anderen brief van den 12 van AVintermaand deszelfden jaars, bl. 48.
(5) A. KLUIT , Hist. d. Hall Staatsreg. D. IV. hl 83-85.
-ocr page 35-DES VADERLANDS. 05
raad vastgesteld, » dat zij , die niet bewijzen konden, edel van afkomst te zijn, schot 1300—
moesten betalen met de gemeenten (1)."
Het vredesverdrag, waarover Graaf willem naar Frankrijk was -gereisd, was
tussclien hem, den Hertog van Brahand eu den Graaf van F^loianderen^ den tweeden
van Oogstmaand tot stand gebragt. De wederzijdsche gevangenen waren geslaakt, en 1305
alzoo Bisschop gui van Utrecht en de jonge gui van p^laanderen ontslagen gewor-
den (2), Willem was in dit verdrag begrepen voor zoo veel Ilenegouwm betrof, maar
niet met betrekldng tot Holland en Zeeland (3). Gui van ;Flaanderen noch zyne
zonen hadden jaw Π voor Graaf van Holland en erfgenaam van jas I erkend, wipn
zij, als grootvader en ooms, nader ia den bloede bestonden dan avenices , de zusters-
zoon van WILLEM IL Z^ij beschouwden Holland^ door het kinderloos overlijden van
JAN I, aan het Rijk, en Zeeland aan hen, den middellijken leenheer, vervallen (4).
Robert III, thans Graaf van Vlaanderen , besloot uit dien hoofde den oorlog legen
WILLEM, als Graaf van Holland^ voort te zetten en bragt eene groote krijgsmagt
liijeen. Zijn bondgenoot de Hertog van Brahand trachtte eenen vrede te bewerken (5).
Doch in gevolge eener overeenkomst van jan II met den Koning van Frankrijk in
twaafhonderd zeven en negentig aangegaan, mögt de Graaf van Holland, zonder toe-
stemming van den Franschen Vorst, geen vrede met Vlaanderen sluiten (6). Deze 9 v,
toestemming werd door Willem gevraagd en verkregen (7). Robert eischte niet
slechts het leen van Zeeland hewester Schelde, maar ook zyn aandeel in verscheidene
Grafelijke landen en goederen in Holland en Friesland (8). Daarentegen werd
de schade , Avelke Holland van do Vlamingen geleden had, aangevoerd , en de ste-
den bleven niet in gebreke die op te geven (9). Men liet de shssing des geschils aau
Jijt
Ψ
'f
(1) V. mieris, Charterb. ν. Holl D. IL bl. 48, 49. Verg. κτνιτ, Hist. d. Holl. Staatsreg.
1). IV. bl. 84.
(2) V. D. BERGH, Gedenkst, bl. 94.
(3) Meyeuus , jinnal. Flandr. Lib. XL p. 109. D'OüDEGnERST, Chron. et Annal, de Mandres.
p. 234-^236.
(4) Verg. mDERDiJK, D. III. bl. 71—75.
(5) Meyebus, Annal. Flandr. Lib. XL p. 110. ο'ΟϋΟΕαπΕΚδτ, Chron. et Annal. de Flandr.
Ch. 142. p. 235.
(6) Wagesaar, D. III. bl. 186. Verg. bildermjk, D. III. bl. 75.
(7) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IL bl. 57, 58. Kwit, Hist Crit. Com. Holl. Τ. IL Ρ.
IL ρ. 1023. Verg. bilderdijk, D. III. bl. 75.
(8) d'Oddegherst, Chron. et Annal. de Flandres, Cli. 142. p. 236.
(9) Vaw mieris, Charterb. ν. Holl. D. IL bl. 58—61. Verg. kluit, Hht. Crit, Com. Holl.
ï. L Ρ. IL ρ. 382 , 383.
5*
-ocr page 36-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-- scheidslieden: Bisschop gui van Utrecht en gauthier de Chatillon, Gonnetable Tan
1339 ..
Frankrijk, aan de zijde van willem ; jan en gtri van J^ laander en aan die van r0~
BERT (1). De uitspraak volgde niet, en alles liep uit op een bestand voor vier jaren (2).
. Boter slaagde men in eene onderhandeling met jan II van Brahand. De Hertog
deed nu geheel en volstrekt afstand van alle regt op hulde of manschap wegens Zuid-
Holland ^ vfelk hij aanmatigend beweerd had; maar bedong daarentegen, dat de
Grasm Hollanders, welke hem in den laatsten krijgstogt tegen ZToZ/awc? gediend hadden , in het
1307 bezit hunner verbeurd verklaarde goederen zouden hersteld worden (3). Hiervan waren
zij echter uitgesloten, die aan den moord van floris V deel genomen hadden; en den
volgenden dag verbonden zich de Hertog , jaiï en gtji van Vlaanderen , nevens Bisschop
GUI van Utrecht ^ hen zelfs buiten hunne landen te houden (4). Eenigen tyd daarna ver-
leende Hertog JAN den Dordrechtschen kooplieden vrijgeleide, ten einde zij onverlet in zijne
Zomer konden handel drijven (5). Ongetwijfeld zal dit door eene geheel vrij-en openstelling
maand des handels van wederzijde gevolgd zijn. Minder gunstig waren, in dit opzigt, de betrek-
kingen met Engdand dan met Brahand. De Engelsche kooplieden klaagden over de
kaperijen der Hollanders, en de Hollanders over het berooven hunner visschers door
de Engelschen. Bezendingen en onderhandelingen hielden de vereffening dezer ge-
schillen jaren lang slepende zonder eenen beslissenden uitslag op te leveren (6)., Even
v. vruchteloos werd door Koning eduard II van Engdand op de uitkeering der bruids-
gift aan zijne zuster, de Gravin-weduwe van jan I verschuldigd, aangedrongen (7).
Onder deze bemoeijingen waren de vier jaren van het bestand tusschen Vlaanderen
en Holland verloopen. Het schijnt, dat reeds vóór het einde van den bepaalden
tijd, de vijandelijkheden hernieuwd waren. Immers toen Keizer Hendrik VII , bij
(1) Van miebis, Charterb. ν, Holl D. ΓΙ. bi. 57.
(2) d'Oüdegherst, Chron. et Annal. d. Flandr. Ch. 142. p. 236. Meyerus, Annal. Flandr.
Lib, XI. p. 113. Wagenaar, D. III. bl. 18ö. Conf. Kluit, Hist. Crit. Com) Holl. Τ. Ι. ρ. II.
ρ. 383, en bildebdijk. , D. III. bl. 75. In een Iirief van den 17 van Slagtmaand 1306 , bij ν. d.
BERGH, Gedenkst, bl. 100, verzoekt de bevelhebber van Douai, in naam des Eonings van Frank-
rijk , den Graaf van Viaanderen, cenigen Hollandschen kooplieden de goederen terug te laten geven ,
welke hun de Vlamingen ontroofd hadden, en de misdadigers te straffen.
(3) V. mieris, Charterb. ν. Boll D. II. bl, 63.
(4) V. D. bergh, Gedenkst, bl. 102—104.
(5) V. »lERis, Charterb. v, Holl D. II. bl. 65. ·
(6) Wagekaar, D. III. bl. 187—189. ·
' (7) V. MIERIS, aorferè. ν. Holl D. II. bl. 69.
DES VADERLANDS. "37
gelegenheid zijner krooning te Aken , beproefde beide Graven , aldaar tegenTvoordig, ^^^^
lot Trede te bewegen, konde hij hen slechts hiertoe Yoor eenige weken verbinden (1).
Thans viel robert met eene groote krijgsmagt in Henegouwen, Avaar het \yillem aan 1310
geene schoone en geoefende ruiterij , maar aan genoegzaam strijdbaar voetvolk ontbrak,
om den Vlamingen het hoofd te bieden. Hij had Hollanders noch Zeeuwen kunnen
bewegen hem te volgen, dewijl eene magtige Vlaamsche vloot hunne eigene kusten
bedreigde. Zijne benden stonden tusschen Grammont en Lessenis tegenover het
heir van robert , toen op zijn verzoek en door tusschenkomst van Graaf jan van
Namen enaerard van Zottighem ^ zijn neef, een verdrag getroffen werd. Graaf Wil-
lem liield Zeeland hewester Schelde in onversterflyk leen van Vlaanderen, onder
verband van jaarlijks aan gui , roberts broeder, eene gelijke som als de opbrengst dier
eilanden uit te keeren. Hij moest tevens afstaan van alle regt en aanspraak op het
Land van Waas en de vier Ambachten, en de Zeemvsche ballingen in hunne goe-
deren herstellen. Willem trad hierop ongewapend in de tent des Graven van Vlaan-
deren en deed, met eene knie ter aarde gebogen, hem manschap wegens de eilanden
tusschen de Heidenzee en de Schelde (2). Vier jaren daarna beloofde Koning filips IV 1314
van Frankrijk, als leenheer van Vlaanderen, dat hij geene aanspraak zal maken
op de leenhulde , welke de Graaf van Vlaanderen van den Hollandschen Graaf eischte,
wanneer de Zeeuwsche eilanden aan Vlaanderen ten deel zullen vallen (3).
Vredesvoorwaarden zoo blijkbaar door den hoogsten nood aan Willem ontwrongen,
beloofden en waren ook van geen langen duur. Immers, onmiddellijk schoot de Graaf van
Holland in den· op nieuw ontvlamden oorlog tusschen de Franschen en Vlamingen, lodb-
wiJK X van Frankrijk te hulp. Hij voer met eene aanzienlijke scheepsmagt, door de bloem
des Hollandschen adels verzeld, de Schelde op tot voor Rupelmonde^ terwijl de Ko- 1315
ning gelijktydig zyne benden tusschen Rijssel en Kortrijk aan de Zps nedersloeg (i).
(1) V. Miekis, Charterb. ν. Holl D. IL bi. 71. Klüit, Uist. Crit. Com. Holl. Τ. Π.
Ρ. II. ρ. 1024. Het verdrag is van den 7den van Lou\vmaand 1309.
(2) Meyerüs, Annal Flandr. Lib. XI. p. 113, 114. d'Oodegherst, Chron. et Annal. de
Flandres. Ch. 143. p. 237. Kluit, Hist. Crit. Com. Holl. ï. I. Ρ. II. ρ, 384, 385. Τ. Π.
Ρ. II. ρ. 1026.
(3) V. d. bergu . Gedenkst, bl. 106.
(4) Een ooggetuige bepaalt het getal van 's Graven schepen op 1100, veelal galeijen, en roemt
teai hoogste de manschappen van willem. h. v. veltdem , Sp. Hist. B. IV. c. 18. bl. 386. Vol-
gens een verbond met lodewuk X, moest liet leger van den Graaf 50,000 man bedragen, roor
welke hij des maands 140,000 kleine Parijsche ponden zou genieten. KLtiT, Hist. Crit. Com.
Holl. Τ. II. Ρ. II. ρ. 1095—1098. In ν. d. dergü's Gedenkst, hl. 107—124 wordt eene allerber
langrijkste opgave gevonden van de Holl. Edelen, welke den Graaf op dezen togt verzelden.
κ
ν
!
I
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— Daar echter lodewijk , zonder iets iiitgerigt te hebben, spoedig en oyerhaast naar
Frankrijk wederkeerde, zag ook Willem, wien daarenboven eenige Yoorraadschepen
ontroofd waren, zich genoodzaakt J^ laander en te verlaten. Hij vergenoegde zich met
liet verbranden van Rupelmonde, Callo , waar men zijne krijgskas had opgehgt, en
van eenige andere plaatsen langs de Schelde en in het Land van fVaas, en keerde
van daar naar Rolland terug (1).
Het groote , slechts bij poozen afgebroken geschil over Zeeland, dat nu meer dan
ilrie eeuwen tusschen Vlaanderen en Holland bestaan had, naderde zyne eindelijke
beslissing. Filips V, welke in dertien honderd zestien, na lodewijk X den Franschen
troon besteeg, trachtte bij een vredesverdrag met Vlaanderen ^ dat echter niet tot
stand kwam, de uitspraak over de geschillen tusschen robert en willem aan zich te
1318 trekken (2). Even vruchteloos beproefde do Koning van Engeland door brieven
en gezantschappen, de beide Graven tot het sluiten van eenen duurzamen vrede
2 v. te bewegen (3), Ten laatste nam men bij het verbond van Frankrijk met Vlaan-
maand Parijs gesloten, de bemiddeling des Franschen Konings aan. Doch eers
.1320 drie jaren later werd het geding beslist, toen filips V intusschen door zijn broeder
karel den Schoone, en ivobert door zijnen kleinzoon lodewijk van JSevers was
opgevolgd. Ofschoon Graaf lodewijk reeds eene krijgsmagt verzameld had, om den
oorlog tegen willem te hervatten, bewerkte echter Koning karel een verdrag , waar-
door eindelijk het Zeeuwsche vraagstuk, die altijd opwellende bron van twist en vijand-
schap, werd opgelost (4). Bij dit eind verdrag staat Graaf lodewijk voor zich, zijne er"
imand ' ^'P'^olgers en regtverkrijgers ten behoeve van Graaf willem, ten eenemale af van
jl.32.3 allo maiisohap, allen eigendom^ alle heerlyk regt of aanspraak [hommage^ pro-
prieté et demaine) hoegenaamd op Zeeland, legt zich zeiven en zijnen opvolgers een
eeuwig stilzwijgen op, geeft alle brieven over en verklaart die voor vernietigd en van
geener waarde, met vrijwaring tegen den Graaf van Namen of anderen. Desgelijks van
(4) De beka, p. 108. Wilhelmüs procurator, ρ 578, 579. L. v. \έιτηεμ, Sp. //«ΛB. Vl. C.
17—21. bl. 384—389. Meyerüs, Annal. Flandr. Lib. XI. p. 118. Naar dezen Schrijver zouden
(ie benden van willem Vlaanderen uitgedreven, en met allen spoed weder naar Zeeland gekeerd
zijn. d'Oüdegiierst meldt evenwel hiervan niets. Het is ook geheel in strijd met de getuigenis van
v, veltdem , t. a. p. bl. 389.
)
(2) Meyerüs, Annal. Flandr, Lib. XI. p. 119.
(3) V. mieris , Charterh. v, ^Holl. D. II. bl. 202, 203.
(4) Meyerüs, Annal. Flandr. Lib. XII. p. 124. d'Oüdegiierst, Chron. et Annal. de Flandret.
CU. 149. p. 246. Kmx, Hist. Crit. Com. Holl. Τ. I. Ρ. II. ρ. 386.
1300-
1339
DES VADERLANDS. 39
al de roerende , erf- en aangenomen goederen [meuble , catel, aequis , alloes), welke
door den dood van Graaf jan I, op hem moesten gekomen zijn , zoo ook de landen van
JAN van Renesse en anderen, welke alle hij aan den Graaf van ^ewe^OMtcew en jETo^/awc?,
zonder eenigen wedereisch [reclame) voor zich en de zijnen niet alleen overgeeft, maar
ook tegen alle aanspraak waarborgt. — Willem doet op gelijke wijze ten behoeve
van Graaf lodewijk, volkomen afstand van alle regt, aanspraak en eigendom op u^a^ii ,
Geertshei'gen ^ Waas en de Vier Amhachten. Voorts zien beide Graven af van alfci
schulden en verpligtingen hoegenaamd, tot welke zij of hunne voorzaten jegens elk-
ander gehouden zijn. Hunnen afstand zullen zij voor den Keizer brengen, en zorgen,
<lat vernietigd worde al hetgeen bij het Rijk hier tegen gedaan en verrigt is; terwijl
«ok LODEWIJK voor den Keizer en het Rijk afstand zal doen van het leen van Zee-
land en alle regt daarop. W^ederzijds wordt bezworen, dat, wanneer in vervolg
van tijd eenig geschil omtrent dit alles mögt ontstaan, men daarover niet do wa-
penen zal opvatten, maar zich onderwerpen aan de uitspraak van zes verstandige
jnannen, waarvan vier stemmen in allen geval en op do daarbij bepaalde wijze , bc-
iilechten zullen. Alle leen- of erfgoederen van Hollandsche of Zeeuwscho ballingen,
die ooit met Vlaanderen geheuld hebben, blijven aan den Graaf van Holland^ cd
zoo iets in dit opzigt moet vergoed worden, zal dit door den Graaf van Vlaanderen
geschieden, welke daarvoor in' eens van den Graaf van Ihlland dertig duizend Pa-
rijsche ponden, in vier termijnen te betalen, ontvangen zal. Men zal elkanders bal-
lingen voortaan niet ontvangen, maar inkomende hen straiTen als in het land, Avaarin
7,y misdaan hebben, ■— Do wederzijdsche land- en zeehandel zal onbelemmerd zijn ,
onder voldoening echter der gewone tollen en regten. Men ziet af van alle schaden,
i^n belooft elkander bijstand tegen elk, den Koning van Frankrijk uägezonderd-
Eindelijk worden deze voorwaarden op het H. Evangelie bezworen en door de steden
Valeneiennes , Bergen^ Mauheuge ^ Bineh , Dordrecht ^ Zierikzee , Middelburg ^
Delft y Leiden en Haarlem aan de zijde van Willem, en aan die van lodewijk door
Gent ^ Brugge en Yperen ^ tot meer verzekering, bekrachtigd (1), Dit verdrag,
overeenkomstig den inhoud, werd door Keizer lodewijk van Beijeren bevestigd en
verkreeg dus zijn volle beslag (2). Van dien oogenblik tdyidiS Zeeland bewegter Schelde
(1) Klwt , Hist Cril. Com. Holl. Τ. Π. Ρ. II. ρ. 1042-1060. Verg. Τ. ϊ. Ρ. IL ρ. 387—
389, gevolgd door bilderdijk, D. III. bl. SI—83.
(2) V. mieris, Charterh. v. Holt. D. II. bl. 335. Kluit, Hist. Crit. Com. Boll. Τ. IL Ρ. IL
ρ. 1061—1064. liet schijnt, dat men dit verdrag onder Hertog aibbecbt van JBetjeren in 1S58, door
den toen regerenden Graaf van Vlaanderen, ten overvloede heeft laten hehachtigen, Klijix, Bist,
Crit. Com. Boll. Τ. Ι. Ρ. Π. ρ. 390,
3 V.
Lcntc-
maaniJ
1324
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—eea onmiddellijk leen van het Rijk, met welk de Graven van Äj/^awc? afzonderlijk
door den Keizer moesten verleid Avorden (1). Doch niet slechts door deze verheffing
van een onderleen tot Ryksleen, had willem Rolland magtiger en onafhankelijker
gemaakt. Reeds vroeger had dit gewest onder hem eenen geheel nieuwen luister
verworven, toen Keizer lodewijk , wien hy door dienstbetoon aan zich liad verpligt,
als Opperhoofd van het Rijk en onder goedkeuring der Rijksvorsten, afstand deed van
alle regt en aanspraak op de Graafschappen van Holland, Zeeland [heooster Schelde)
en de Heerlijkheid van Friesland, behoudens alleen de manschap daarvoor aan
hem* en het Rijk verschuldigd (2). Kort te voren waren door denzelfden Vorst al
de voorregten en vryheden, vergunningen en regten aan Willems voorzaten of hem-
zelven door de Keizers vergund of gegeven, vernieuwd en voor goed en van waarde
verklaard (3).
De vriendschapsband tusschen lodewijk van Beijeren en Graaf willem III, werd in
het jaar van het sluiten des eindverdrags met Vlaanderen, door 's Keizers huwelijk met
MARGARETHA, 's Graven dochter, nog enger aaneen gestrengeld. Bij dergelijke hu-
welijken was men tot do opbrengst van buitengewone onderstandsgelden, of zooge-
naamde beden, welke door de handvesten bepaald waren, op 's Graven eisch verpligt.
Aan dezen eisch werd niet alleen onvoorwaardelijk voldaan, maar somtijds zelfs meer
aangeboden, dan gevorderd werd. Men vindt hiervan een treffend voorbeeld onder Wil-
lem III zeiven, Do Graaf eens duizend gulden van zijne Hollandsche en Zeeuwsche on-
derdanen vragende, drongen zij hem , tienduizend gulden aan te nemen. »Nu begeer
ik niets van ui" is het antwoord van den edelen Vorst. »Als de nood het vordert, zult
gij mij wel helpen (4)." Ook thans werd 's Graven bede ingewilhgd, ofschoon ten
zelfden tijde nogeene andere dochter, johanna , aan Graaf willem van GuUk werd uit-
gehuwd (5). Dordrecht alleen gaf tot het feest der Coninghinne van Alema-
t·
(1) %ιχνΐ, Hist. Grit. Com. Holl. Τ. I. Ρ. II. ρ. 390. Eerst in 1548, werd die leenband door
karei V gebroken. V. wvrf, op wageptaar, St. III. bl. 51.
(2) V. mieris, Charter}), ν, Holl. ü. II. bl. 145. De brief is van den 15 van Slagtmaand 1314.
(3) V. MIERIS, Charterb. υ. Holl, D. II. bl. 141. De brief is ταη den 2 van Lentemaand 1314,
on -werd door lodewijk op nieuw den 1 van Wintermaand deszelfden jaars, en den tweeden van
Lentemaand 1324 nader betraclitigd. Zie v. mieris, t. a. p. bl. 146, 335.
(4) De politieke regering, regten, enz. van den Briel en Voorne, bij alkemade , B&sckr.
van den Briel en den lande van Foorn. D. II. bl. 230-
(5) Wilhelmds procurator, p. 627. De getuigenis van dien Schrijver, een tijdgenoot, is geheel
in strijd met het klagen en morren der steden over deze verschuldigde bede, zoo als bilderdijk ,
DES VADERLANDS. "1083
nim^ Yijflionderd Hollandsclie ponden of guldens (1). Slechts de Kennemers Irachl- 1300—
ten met hunne opbrengst in deze bede eenige Yoorregten en Trijheden te bedingen,
«elke zij *den Graaf schriftelijk voorlegden. Hij wees zoowel hunne gift als hun Toor-
stel van de hand en vertrok, ten uiterste verontwaardigd, naar het slot Teilingen en
vnn daar naar den Haag. Hier werden de Kennemers weldra ontboden, door
's Graven Raad over hun gedrag berispt en gevraagd, » of zij nog daarin >\'ilden vol-
liarden?" Zij boden thans driemaal zoo veel als zij verpligt waren, indien men hun
de begeerde vrijheden vergunde. Doch willem vond zich nog gevoeliger beleedigd,
dewijl men dus met hem onderhandelen wilde. Niet alleen werd dat verzoek afgesla-
gen, maar al do voorregten, welke zg reeds genoten, Averden verbeurd verklaard (2).
flet schijnt, dat zij eerst tAvee en twintig jaren later in het bezit daarvan hersteld
zijn (3).
Een gelijk lot als de Kennemers trof do Dordrechtenaars. Dordrceht, de
aanzienlijkste handelstad van Holland^ had in het jaar twaalfhonderd negen en
negentig van jan I en jan van Aoennes het allezins belangrijke zoogenaamde
Stapelregt bekomen. Dit bestond hierin, dat alle koopwaren, die de Merwe en
Lek afgevoerd werden, eerst in Dordrecht moesten geveild worden, voor zij verder
mogten gezonden worden. De tolbeampten te Geervliet en Strijenmond hadden
tevens bevel ontvangen, 'geene koopgoederen voorbij te laten, wanneer het hun niet
bleek, dat deze te Dordrecht gekocht waren (4). Om den Oosterschen handel medo
naar die stad te trekken, had willem ΠΙ den Oosterlingen tolvrijheid verleend voor
hetgeen zij derwaarts ter markt zouden brengen; en den Dordrechtenaren gelijke
gunst door al zijne landen toegestaan (5). Door deze voordeden vestigde zich in
Dordrecht een alleenhandel [Monopolie) , die voor geheel Rolland even drukkend
als onverdragelijk was. Daarenboven maakten do Dordrechtenaars misbruik van de
voorregten, welke zij ten koste van die van andere steden verkregen hadden, en ver-
bitterden door knevelarijen en onredelijke eischen hunne landgenooten. Tusschen de
Maas en Kennemerland hield men uit dien hoofde , bij wijze van schadevergoeding,
D. III. ρ. 87. op gezag van waginair , D. III. bl. 206, verhaalt. Verg. kwit ^ Hisi. der Holl.
Staatsr. D. IV. bl. 125—128.
(1) M. BALEN, Beschr. v. JDordr. bl. 734.
(2) Wilhelmus pkoccratob , 027--629.
(.3) WAGESAAn, D. III. bl. 208.
(4) V. MIERIS, Charierb. v. Holl D. I. bl. 616.
(5) V. MIERIS, Charterb. ν. Hall. 1). II. bl 132, 2Ö9.
II, deel. 2 stuk. 6
-ocr page 42-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
i3Ü0— de Dordtsche kooplieden aan en beroofde hen van hunne goederen, waarover Graaf
WILLEM zich wel belgde , doch hetgeen hij echter, deAvijl er zoo vele lieden in be-
trokken waren, moest gedoogen. Eindelijk kwamen er zoo vele klagten over de Dord-
rechtenaars, dat de Graaf, op aansporing zijns broeders jan van Beaiimont, de zaak
onderzocht hebbende, heirvaart tegen hen beschreef. Do stad had den moed niet dit
24 van af te wachten; zij smeekte den verbolgen Graaf om vergiffenis, doch konde die slechts
Tanci opoffering dier gevaarlijke voorregten verwerven, van welke zij zulk een strafwaar-
1.326 dig gebruik gemaakt had (1). Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor, dat zelfseeuige
der meest schuldigen uit Dordrecht gebannen werden (2).
Inmiddels was Bisschop gui van ütrecht overleden, en onder den invloed van Willem
door een anderen bloedverwant, fbederik van Zirick, opgevolgd, wien onze Graaf
geheel bestierde (3). De heerlijkheden van Amstel en Woerden, door jan II aan
Bisschop GUI persoonlyk en voor zijn leven opgedragen , Avaren reeds vroeger door dien
Kerkvoogd aan zijnen neef Willem, onder beding van zekeren onderstand of hulp,
terug gegeven (4). Na 's Bisschops dood werden zij weder in het Graafschap van
Holland ingelijfd, en in elk een baljuw op 's Graven naam aangesteld (5). Men ver-
moedt, dat toen insgelijks de heerlijkheid der stede welke sedert eenige
jaren van de heerlijkheid van Amstel gescheiden was, met Holland is vereenigd ge-
worden (6), In dertien honderd was Amsterdam, met de goederen der Heeren van
AmstelfVoerden en van IJsselstein, in het bezit van gui van Henegouwen, welke
(1) WiLHELMts, procurator , p. 640 , 641, 642. Ben brief waarbij Graaf willem aan Dordrecht
liet stapelregt ontneemt, vindt men bij van mieris , Charterb. v. Holl. ü. 11. bl, 393. Wagenaar
D. III. bl. 210, en, op zijn gezag, biiderduk., D. III. bl. 89, verbalen echter, dat Dordrecht λ tev
naamvernood de oude voorregten behield." Wiluelmds procurator , op wien wagenaar zich beroept, zegt
dat »de Bordrechtenaars, even als vroeger de Kennemers, niet alleen hnnuG nieuwe voonegteiL
niet behielden, maar ook waardig geoordeeld werden diegene te verliezen, welke zij tot nog toe
bezeten of verkregen hadden," p. 642. Graaf wiilem IV herstelde Dordrecht grootondeels Aveder in
het bezit der verbeurde voorregten. Van mieris. Charterb. van Holl. Β, II. bl.,665 , 680, 685. En
margaretha van Hetiegouwen bevestigde in 1346 die stad in al de voorheen verkregene voorregten..
v. mieris, t. a.. p. bl. 707. Onderscheidene latere Landsvorsten hebben dit voorbeeld gevolgd. Zie
J. VAN mVEKviuc«.Deschr. van Dordr. bl. 124—154..
(2) Verg. eenen brief van Graaf willem van den 27 van Wintermaand 1326,. bij v. mieris, Char-
tprb. V. Holl. Β. II. bl. 408j, 409.
!
(3>Be beka., ρ. 111. I
(4) Zie den. brief van den 11 van Wijnmaand 1311, bij v. mims, Charlerb. r. Holl, Β. Π. bl. 12L
(5) De bera , ρ. 109. ι ΐ Ι
[β] Wagenaar , Β. III. bl. 199. Beschrtjt. van Amsterd. St, Ι. bl. 92.·
ill
DES VADERLANDS. "43
er iu dal jaar keuren en voorregten aan gegeven heeft (1). Om dien lijd wordt de be-
twiste terugkomst van gijsbrecht van Arnstein en het versterken en wederom slechten
van Amsterdam gesteld (2). Zeker is hel, dat gijsbreghts zoon, jan i^aw Arnstein
en de moordenaars van Graaf floris V , omstreeks dertienhonderd vier, in het hevig-
ste Vim den Vlaamschen krijg, door de Amsterdammers zijn ingehaald , welken tot straf
daarvoor, door willebi het afbreken hunner bruggen en vesten werd opgelegd (3). Bij
het bezit der landen van Amstel en JVoerden, voegde Graaf Willem , door aankoop ,
die goederen, welke οττο va7i Kuik daar of elders van het Sticht in ken had (4). 1320
Om dien tijd was de Koningin van Engeland, isabella , de zuster des Konings van
Frankrijk i in Holland gekomen. In de geschillen met haren echtgenoot, eduardII,
had zij haren neef, Graaf willem , voor zich gewonnen en om hem nog krachtiger te
))inden, een huwelijk tusschen haren zoon eduard en filippe , 's Graven dochter,
voorgesteld. Ondanks den wil des Engelschen Konings, werd de ondertrouw te Dordrecht
voltrokken, terwijl de benden werden bijeengebragt, welke de Koningin naar iS'w^e/aiici
zouden geleiden , om hare plannen te bevorderen. De Koning van Bohemen, met den
Hollandschen Graaf naauw bevriend , en vele Duitsche Ridders namen vrijwillig deel
aan dezen logt. De vloot, bestaande uit acht hulken en honderd veertig haringbuizen ,
slak onder bevel van jan van Beaumont ^ uit de haven yim den Briel in Eduard II
werd ten behoeve van zijnen zoon onttroond, en de Heer van Beaumont, voor de be-
wezen diensten door den nieuwen Koning rijk begiftigd, met zijn volk teruggezonden.
Graaf Willem verzelde hel volgende jaar zijne dochter naar Engeland, waar hel 1327
huwelijk met eduard III voltrokken, en haar eene bruidsgave van vijftienduizend
ponden zwarten Tournois jaarlijks werd toegelegd (5).
Middelerwijl was Graaf willem in den hevigen twist tusschen den Keizer, zijn schoon-
zoon , en den Paus verwikkeld geworden. Lodewijk , Hertog van Beijeren en dochters
zoon van rudolp van Hahshurg ^ tot Keizer verheven , had in frederik van Ooi/enri/Ä ,
den zoon van den overleden Keizer albrecut , op wien bij do verkiezing twee stemmen
gevallen waren, eenen mededinger gevonden. Een achtjarige oorlog was hel treurig ge-
(1) De Klerk uil de laage Landen, bl. 187. V. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. blV 11.
Verg. wagena.ab , Besckr, ν. Amsterd. St. I, bl. 92.
(2) De bera, p. 102. wageifäan, Beschr. v. Amsterd. St. J. ])1. 93—96.
(3) Zic willems brief van den 22 van IJloeimaand 1304, bij wagenaau, Beschr, v. Amsterd.Si.l.
bl. 36j cn, doch verminkt, bij ν, miehis, Charterb. ν. Holl. D. II. 1)1. 40.
(4) V. mieris, Charterb. v. Π oll. I). II. bl. 379.
(5) WiLiiELMcs proccrator, ]). 045—653. V. mieris, Charterb. v. Holl D. II, bl. 393, 3Ό4,
396 , 415 , 430 , 438 , 439 , 444 , 445 , 449 , 451. Verg. JValeez. op de Faderl, Hist. bl. 175.
0*
-ocr page 44-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— volg van deze verdeelde keus geweest. Eindelijk had lodewijk zijnen tegenstander in eenen
veldslag gevangen genomen, doch zich met hem verzoend en zelfs besloten, de regering
met hem te deelen, waartegen de Keurvorsten zich echter verklaarden. De rust was
nu in Duitschland hersteld , waar men don wettig gekozen lodewijk algemeen erkende.
Paus JOHAITNES XXII echter, zijn persoonlijke vijand, trachtte niet alleen de Italiaansche
staten van zijne zijde af te trekken, maar heval hem, bij eene Bulle van den negenden
van Wijnmaand dertienhonderd drie en twintig , binnen drie maanden afstand van het
Rijk te doen, op straiFe van den kerkban; en toen lodewijk zich daarvan op eene al-^
gemeene kerkvergadering had beroepen, werd het gedreigde vonnis den vijftienden van
Hooimaand des volgenden jaars over hem uitgesproken, hetwelk twee jaren later ver-
nieuwd , en hij zelf tevens in Rome gedaagd werd (1).
Op aansporing van Graaf Willem , welke hem onderstand beloofde , trok lodewijk
met eene krijgsmagt naar Italië^ zoowel tot handhaving van het keizerlijk gezag,
als ter bescherming der Itahaansche Vorsten, die zijne hulp tegen het geweld en den
1327 aanhang des Pausen hadden ingeroepen. Hij werd in de meeste steden van Lomhar^
dyë gehuldigd en te Milaan gekroond. Het ontbrak hem en den Roomschen Kerk-
voogd echter aan geld, om den krijg te voeren of door te zetten; men zocht derhalve
van wederszijden ondersteuning bij de geestelijkheid, doch dit schijnt niet gelukt
te zijn. Graaf Willem , zoo dik>verf en dringend door den Keizer den beloofden on-
derstand herinnerd, dien hij hem niet slechts als zijn schoonvader, maar ook als Lid
des Duitschen Rijks verschuldigd was, trad eindelijk met de Graven van Gelre en
van Gulik in onderhandeling, om gezamenlijk tot hulp van lodeavijk naar Italië
op te rukken. Hij zelf besloot zich aan het hoofd des heirtogts te stellen, en droeg te
19 van dien einde , in eene bijeenkomst van Edelen en afgevaardigden der steden te Katwijk,
'ΐ327 willem 5 gedurende zijne afwezigheid , het bewind op. Doch de weerzin van
de meeste Edelen in dezen togt, Avelke bovendien reeds door een geschil in Brahand
vertraagd werd, deed hem ten laatste besluiten , van de onderneming geheel af te zien (2),
Ongetwijfeld beeft de wensch, om van den Paus ontslag der kerkelijke wetten om-
trent huwelijken tusschen bloedverwanten, ten behoeve zijner dochter filippe te
verwerden, op zijn gedrag in dezen den grootsten invloed uitgeoefend. Immers ont-
brak hem niet de magt den Keizer hulp te bieden. Hij althans, door zijn zoouwillem
cn een aanzienlijk getal Hollandsche en Zeeuwsche Edelen vergezeld, ondersteunde het
(1) WiiüELMüs PROCURATOR, p. 653. ScRiVERiüs, Cfivon. v. HolL^ Zeel. en VriesL h\. Z2Q,
322,329, etc.
(2) WiLUEiMüs procürator, p. 653—662 , 665—668 , 675 , 680 , 691, 692 , 696, V. mieris,
Charterh. v, Holl, D, II,-W. 417 , 422 , 429 , 467.
DES VADERLANDS. "45
Yolgende jaar filips VI van Frankrijk met de wapenen, ter demping van eenen ge- 1300-^
weldigen opstand der Vlaamsche steden tegen Graaf lodewhk. Roemrijk kweet hij en
de Hollandsclie adel zich in den hevigen veldslag nabij Kasselherg, die met grooto
slagting der oproerlingen gewonnen en door de onderwerping der wederspannige steden
gevolgd werd. 's Graven zoon, Jonkheer Willem , was op het strijdveld door den Koning
van Frankrijk tot Ridder geslagen (1).
Ondertusschen had de Keizer gezegevierd en was nevens zijne gemalin, binnen17vau
plegtstatig gekroond geworden (2). Hij had Paus Johannes XXII, die naar ^yt^yjoii ^^aand
was geweken, \'an het Pausschap vervallen verklaard, en op zijn bevel werd pietro ^^^
rainalugci, Onder den naam van wikolaas V, tot Paus gekozen. De Utrechtsche gees-
telijkheid weigerde dezen te erkennen; hij zelf deed ook Aveldra afstand van zijne nieuwe
waardigheid en verzoende zich met johannes XXII (3). De Keizer keerde naar
land terug, zonder dat hij in staat geweest was, 's Pausen aanhang in Italië te be- 1320
dwingen. Om het Rijk met de Kerk te bevredigen , trachtte Graaf Willem eene ver-
zoening tusschen de beide Opperhoofden te bewerken. Niet alleen trad hij tot dit einde
in briefwisseling met den Paus en in onderhandelingen met zynen schoonbroeder, Ko-
ning filips VI van Frankrijk, maar ging zelf met achthonderd ruiters ι\ΆΆν Avignon^ 1330
om den Heiligen Vader mondehng te onderhouden. Hem werd gehoor geweigerd,
maar weldra een tweetal Edelheden nagezonden, die den vertoornden Graaf to Frank-
fort aantroffen, doch thans ook geen gehoor konden verwerven (4). Nu slingerde de 1331
Paus op nieuw den banbhksem over den Keizer, en legde geheel Ouitschland onder
den grooten kerkban [interdict). AVillem begaf zich weder naar Frankfort ^ om
vrede te stichten, doch zijne voorslagen vonden bij den Keizer even weinig ingang als 1332
bij den Paus (5). Het blijkt niet, dat hij zich verder met de zaken des Rijks bemoeid
iieeft. Lodewijk handhaafde onverwrikt en moedig zijn gezag tegen den Paus en diens
opvolger benedigtus XI. Zes jaren laler sloten de Keurvorsten van het Rijk, met uit-
zondering des Konings van Bohemen , het keur-bondgenootschap, waarbij hel Rijk onafhan-
(1) Wilhelmus pkocuuator , p. 684—687, Meyerus , Annal Flandr. Lib. XII. p. 131—133.
ivOcDEGnERST, ΑηπαΙ. et Chron. de Flandr. Ch. 153. p. 257—259. Chron. de ΠοΙΙαηί, apud
ματτιιαει Anal. Τ. V. ρ. 556, welke het getal der gesneuvelde Vlamingen op 6000, doch 3. a.
lbtdis, Chron. Belg. LiL· XXVH. C. 26, p. 256, op 40,000 bepaalt.
(2) wilhelmüs froctrator, p. 691. De beka , p. 114. V. hiebis, Chartcrb, v. Holl. D. Π.
bi. 450.
(3) wlldelmds procurator, p. 680 , 700 , 709.
(4) wllhelmts procurator, p. 704-^708.
(5) WlLUELJIUS PROCURATOR , p. 717,
-ocr page 46-46 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
\
kelijk Tan den Roomschen stoel Yerklaard en bepaakl ^verd , dat die Vorst, ^γelke l)ij eene
1339.
verkiezing de meeste stemmen op zich vereenigde, als wettig Koning zoude erkend
worden (1).
Beter slaagde willem in het uitbreiden Tan zijn eigen gezag, dan in hel bevorderen van
de belangen des Keizers. Na den dood van Bisschop frederik van Zirick had hij,
doch vruchteloos getracht, jakob van Zuden tot de Bisschoppelijke Avaardigheid te
Terheifen. De Utrechtsche zetel werd door de geestelijken aan jakob van Oudshoorn,
en toen aan jan van Bronkhorst, doch tegen zijnen wil, opgedragen, In vereeniging
met den Hertog van Brahand en den Graaf van Gelre, had willem ook bewerkt, dal
. de Paus den Domproost van Kamerijk , jan van Diest, benoemde, die mei eene bende
krijgsvolk in het bezit des bisdoms werd gesteld, welk hij achttien jaar bestuurde (2).
Hij vloog op WILLEMS wenken, maar bezat nooit het vertrouwen der Stichtenaren onder
>vie hy zich weinig wist te doen gelden. De daden van gezag door den Graaf in
het Ήeder-Sticht, tijdens zijn bewind, uitgeoefend, toonen hoezeer het vroeger voor
Holland zoo gevreesde Sticht, thans genoegzaam onder de voogdij der Hollanders ge-
bragt was. Willem verzuimde niet van deze gunstige omstandigheden gebruik te ma-
ken, om op het voetspoor van floris V, de onrustige Edelen te beteugelen, en zich
van het gebied over Oostergo en fVestergo te verzekeren. Het Graafschap Zeeland ^
meent men, werd om dien tijd door hem aan zynen zoon en naamgenoot afgestaan (3).
Zeker voert de jonge willem den titel daarvan in het vredesverdrag, door bemidde-
ling des Konings van Frankrijk, tusschen jan III van Brahand en elf Vorsten ge-
2 sloten, die zich tegen den Hertog verbonden Jiadden en onder welke zich ook Graaf
Oogst- WILLEM bevond, welke met hem in een geschil over do grenzen tusschen Brahand
1334/en Henegouwen geraakt \Yas (4). Welligt heeft 's Graven reis naar Frankfort, van
welke reeds gesproken is, of zijn ziekelijke toestand hem bewogen, het bewind over
Zeeland aan zijnen zoon op te dragen (5). De jicht, het voeteuvel en andere ongemak-
ken kluisterden hem thans dikwijls en lang aan het bed (6). Dit verhinderde hem
echter niet, steeds zijne zorgen aan de belangen van den slaat te wijden; en nog
zeer korl voor zijnen dood, sloot hij een verbond met zijnen schoonzoon eduard III
(1) Pölitz, Gesch. d. JFcrchl, D. 111. bi. 121.
(2) WlinELMTJS rroccuator , p. 5i)2. ])e beka , p. 112—115.
(3) Wagenaak, 1). III. hl 229 , 230. V. to, Naleez. op de ladcrl. Iii si. h\. 170.
(4) V. mieris, Chartcrh. v. ÏJoll. D. II bl. 565—568.
(5) Te water, Faderl. Bist. verk. 1). I. })1. 284. ƒ . ,
(6) Wilhelmus procurator, p. 717. ,, , .
-ocr page 47-DES VADERLANDS. "47
Tan Engeland tegen zijnen schoonbroeder filïps VI van Frankrijk. Deze laatste had 130O'-
hem ontegenstrijdig Tele diensten bewezen, welke al zijne erkentelijkheid vorder-
den, doch zich niet met de beste Irouw gedragen ten opzigte van een ontworpen
huwelijk tusschen Willems dochter elisabeth , en een zoon des Hertogs van Braband,
f hetwelk hij verijdeld en voor zijne eigene dochter maria bekuipt had (1). Hieruit was
j Terkoeling Tan Triendschap en zelfs eenig misnoegen ontsproten. Filips had daarenboven
J Kamerijk en het Kamerijksche aan het Rijk ontnomen, welks grenzen willem , als
Stedehouder {vicaris) des Duitschen Rijks, verphgt was te beschermen. De Neder-
% landsche Vorsten om hem henen, hadden zich ook reeds het jaar te voren tegen filips
vereenigd; en eduard III het raadzaam oordeelende , zich met hen te verbinden ten
f
einde zijne bijzondere oogmerken tegen Frankrijk to bereiken, had willem ge-
magtigd, in zijnen naam met hen to handelen (2). Maar thans Terschenen Engelsche Win-
afgezanten te Falenciennes' en sloten een hulpTcrbond voor hunnen Koning met de
GraTen Tan Henegouwen en Holland ^ van Gelre envanGw^/Ä, en met Willems zoon , 24. v.
als Graaf van Zeeland, Men verphgtte zich hierbij, de grenzen des Rijks tegen Frank' ;i337'
rijk to verdedigen, ieder met duizend gewapende mannen, die elk een jaar lang ,
I vijftien Florentijnsche guldens soldij in de maand van den Koning zouden trekken. In geval
ί van nood, zou men deze manschap met duizend man moeten vermeerderen, welke de
Koning echter slechts tot zijne overkomst toe, in soldij nam. Eduard verbond zich,
Graaf ayillem en zijnen zoon, in plaats van het jaargeld, welk de eerstgenoemde uit
^ Frankrijk trok en dat thans waarschynlijk zou ingehouden worden, zes duizend pon-
den jaarlijks te betalen; en indien Crevecoeur met eenige andere plaatsen in het Kamerijk'
sehe den Franschen ontweldigd werden, zou de Graaf van Zeeland die in erfelijk bezit
houden. Op denzelfden dag beloofde deze laatste, in een bijzonder verdrag, dat hij na
het afsterven zijns vaders, do aangegane Terbindtenissen in allen deele zou nakomen (3).
Er is aangemerkt, dat Graaf willem derhalve slechts deelneming in den oorlog tus-
schen Engeland en Frankrijk beloofde, Toor zoo Terre die krijg door Frankrijk
aanvallend tegen een der Rijksleenen geToerd, of op het Rijksgebied OTergebragt mögt
worden ; en dat deze toezegging door een man van Willems magt en aanzien, al dat-
gene dubbel waardig was, wat Koning eduard daartegen Tan zijne zijde-beloofde (4)..
Elders echter wordi de genoemde voorwaarde een glinipig voorwendsel genoemd (5)..
(1) Wilhelmus procurator , p. 69i.
(2) V. MIERIS, Charterb, ν. Roll. D. II. bi. 59σ.
(3) V. sriEBis, Charierb. ν. UolL D. II, hl 591, 592. Ver{;. wagewaa« , D. IE. b). 231, 2321.
(4) Bilderdijk , D. IlL Μ 102.
(5). Wage^aar , D. III. bl, 2.3L.
-ocr page 48-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— Twee weken na het sluiten dezer overeenkomsten was willem III niet meer. Hii
1339. 7 , r. 7 . ,
OYerleed te r alenciennes aan net voeteuTel na een overwerkzaam leven van een en
vijftig jaren (1). Tijdgenoot en nageslacht hebben hem den schoonen naam van: den Goede
toegekend (2). En inderdaad, indien men hieronder niet slechts den^oecieri^erewe, den
zachtaardige^ maar ook den uitmuntende^ Acn voortreffelijke verstaan moet,verdient
dien eertitel een Vorst, welke Holland aan het geweld eens vreemden veroveraars ont-
rukt , Zeeland van leenpligt geheel ontheven, de grenzen zijns gebieds, bijna zonder
l)loedstorting, aanmerkelijk uitgebreid, de veiligheid en rust inwendig bevestigd, het
aanzien van den staat naar buiten verhoogd, den overmoed des Adels en der geestelijk-
heid , zoo wel als der gemeenten, gefnuikt, het regt onkreukbaar gehandhaafd, de ge-
lijkheid in regten en lasten , hetgeen elders de vreesselijkste opschuddingen baarde,
zonder tegenkanting tot stand gebragt, handel en nijverheid bevorderd, onder een zacht
bestuur waar het vrijstond te zeggen wat men dacht, welvaart en overvloed verspreid,
en door minzaamheid, edelmoedigheid en braafheid aller harten gewonnen had. Door
zijne schitterende hoedanigheden, zijne huwelijksbetrekkingen met de magtigste huizen
van Europa, en de vereeniging van Henegouwen met Holland en Zeeland, overtrof
hij in aanzien en invloed al zijne voorzaten, terwyl do waardigheid van Stede-
houder des Rijks hem bij de overige Ryksvorsten onderscheidde (3). De roem
zijns naams was groot en alom verspreid. Men heette hem »den Magtige, den
- (1) Fragm. Vet. Chron. in ματτπαει Anal Τ. I. ρ. 63. De beka, ρ. 115.
(2) Wilhelmus procurator , ρ. 682. J. λ. leydis , Chron. Belg. Lib. XXVII. C. 35. p. 259'.
Jiet Goudsch Krön. bl. 99. Snoy, Rer. Batav. Lih. VIII. p. 118, Oude Holl. Div. Krön,
XXIII. Div. C. 1. De beka noemt hem, ρ. 115, » Princeps valde victoriosus in praeliis, approbatus
iu tyrociniis, illustris in hastiludüs , et valde sodalis in contuberniis." Zie ook pag. 107. Een
ander tijdgenoot roept uit: » Aeli Grave Willem dyn dood is seer te beklaghen, ende is groten
scade Henegouioen, Hollant ende Zelant, menich goet punt dat men van u seit. Zelve wair
dii natuerlic vroct ende wys , ende die hem 't slants best verstont plaech di'te nemen t'uwen rade.
Overdaet ende vredebrake recht glii scerpelic, dair ghj 't wist. Onvrede en oirloglie tusschen
grote Heeren plaecli di te soenen, ende vrunde te maken. Ach mochten si sine punte leeren
die van sinen bloede gecomen syn, Hollant stonde noch in goeden seine. Noch Imdendaechs seit
men van hem, het Avas die goede...... Fragm. Vet. Chron. apud matthaei Anal. Τ. I, ρ. 63.
Minder gunstig, en te gestreng oordeelen wagenaar , D. III. bl. 235—237, siut, Opkomst en hloei
der Vereenigde Nederl. bl. 416, uitg. van 1770, en te water, Faderl. Hist. verk. D. I.bl.284,
285, over dezen Vorst, wien van wijn, op wagenaar , St. III. bl. 53—55, 'v. kampen, Verk.
Gesch. d. Nederl. D. I. bl. 117—120, Vaderl. Karakterk. D. I. bl. 145—148, en bilderdijk,
D. III. bl. 84, 85, 102—105, meer regt laten wedervaren, ^
(3) De beka , p. 107.
-ocr page 49-DES VADÈRLAiiÖS. 49
meester der kriigsknechlen, den bevelhebber der Vorsten (1)." Een ander noemt hem 1300—
1339
'»den alleredelslen Graaf van Henegomcen ^ Hollaiid, Zeeland en Friesland'^ en ver-
heft zijne ))^vijsheid, schranderheid en braafheid, die algemeen bekend waren," terwijl
hij hem » niet alleen tot bevrediging der Christen-Vorsten in 't gemeen, maar ook lot
bijlegging der hoogloopende geschillen lusschen den Paus en den Keizer in hel bijzonder
•geschikt keurt (2)." Minder oorlogzuchtig dan dapper, trachtte avillem steeds de naburige
Vorsten en Heeren onderling te bevredigen. Uit dien hoofde werd hij overal en
dikwerf als een scheidsman, die helder doorzigt en bedaardheid van geest mei edele
belangloosheid, slipte regtvaardigheid en onverpoosde werkzaamheid vereenigde, in-
geroepen (3). Zijn ijver zou hem eens bijna hel leven gekost hebben. De Konin-
gen van Frankrijk en van Bohemen, de Graven van Gelre, van Luxemburg,
van Giilik, van Namen, van Bar en van Kleef, mei de Bisschoppen van Keu-
len , Trier, Luik en eenige andere Heeren, hadden zich tegen den Herlog van
Brahand verbonden. Willem, om aan den gruwel der verwoesting een einde te
maken, laat zich, hoewel door hel voeteuvel gekweld, op eene rosbaar onvermoeid
van het eene kamp naar hel andere voeren, lot hij ten laatste de bondgenooten lot
cenen wapenstilstand heeft bewogen. Hij zelf wil den Herlog in den nacht nog die
lijding overbrengen. De Brabandsche voorposten zien hem voor den vijand aan en ma-
ken gerucht. Elk vliegt Ie Avapen, men wordt handgemeen, en het ware met den
Graaf en zijn gevolg gedaan geweest, indien men hem niet nog te goeder uur her-
kend en gered had (4). Door dil bcmoeijen met vreemde zaken echter, getuigt een
(1) De beka, p. 107. » Wilhelmus apud omnes Principes terrarum adeo maguificatus est, ut
ubique dicerelur csse Magister militum et Pracfectus Piincipum." Van wijn, JluisziUcnd Leven ^
D. Π. St. I. b]. 191, 192 (qqrj). J. c. DE josGE, Over de Hoeksche en Kabelj. twisten -
Willem'was ook gewoon aan Tersclieidcne builenlandschc Grooten jaargelden uil te keeren, mits
zij hem in lijd van oorlog Yolk leverden. Van wijn, op wacenaar , St. ΠΙ, hl. 50.
(2) Marini saküti Epistolae, aangehaald hij wagenaar , D. III. hl. 237, van wijn , op waoenaar ,
St. III. hl. 54, en v. kampen, Vaderl. Karaktcrk. D. I. hl. 147.
(3) Een groot aantal voorbeelden hiervan Avordt hij v. hieris, Charterb. υ. Holl. D. II. van hl.
57—590 gevonden. De Heer van Bergen op Zoom liet zelfs de geschillen lusschen zijne onder-
danen en de Hollanders ontslaan, ter beslissing van willem. v. mieris, t. a. p. hl. 80.
Voorzeker een bewijs van het hoogste vertrouwen in 's Graven regtschapenheid cn billijkheid. Met
(leze deugden is echler Willems besluit van den 1 van Louwmaand 1326 kwalijk overeen te bren-
gen , waarbij hij zich erfgenaam verklaart van de nalatenschap der uitheemschen, welke in zijna
landen sterven, ook zelfs wanneer zij getrouwd zijn. v. mieris, t. a. p. hl. 374.
(4) J. de klerk, de Brabantsche J'eesten, B. V. c. 25—28. Uiig. τ, wiliehs , Brüssel, 1839.
Verg. v. wijn , op wagenaar , St. III. hl. 54, 55. -
U deel. 2 stuk. 7
-ocr page 50-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—Tijdgenoot, werden de hooge belangen yan het land vervvaarloosd (1). De bloeijende
^^^^ toestand in welken Willem zijne staten achterliet, wederspreekt dit. Ook klaagde men
in dien tijd, dat hij » het vruchtbaar Holland zoo dikwijls Terliet, om het bloemrgke
)) Henegouwen te bezoekenen wenschte » dat hij even als jakob , zich minder bij
de schoone rachel {Henegouwen), dan bij de vruchtbare lea [Holland) ophield (2)",
Deze klagte kan in elk geval, slechts op de laatste helft zijner regeringsjaren toepas-
selijk zijn, toen welhgt zijne ligchaamskwalen het hoogere en gezondere Henegouwen
vorderden, zoo niet zijne tegenwoordigheid aldaar, tot bescherming van de grenzen
des Rijks, het noodigst was (3). Maar indien ook deze redenen niet geldig waren,
zou dan de gehechtheid aan en het verblijf in zijn geboorteland niet eene zeer ver-
schoonlijke zwakheid zijn ? (4) Men schildert hem af als » goed van leven en God
ontziende (5)." Zijne godsvrucht bestond echter noch in het veelvuldig stichten van
kerken, noch in het schijnbaar opzet, om een kruistogt naar het H. Land te onder-
nemen , waartoe hem de Venetiaan makino sawuto in dertienhonderd vier en twintig
trachtte over te halen, noch in het begiftigen van Priesters en monniken (6). De
Utrechtsche geestelijkheid veeleer jammerde luide over 's Graven gestrengheid, en hem
worden tijdelijke en eeuwige straffen voorspeld, wanneer hij de kerkdijken niet onge-
moeid Iaat (7), Hoe weinig hij zich over deze bedreiging bekommerde blijkt uit zijn
(1) Wilhelmus procuratou , p. 609, 610.
(2) WiLHEL s PROCURATOR, p. 611. Eveu als WAGENAAR, D. III. hl. 234, halen wij deze woor-
den des schrijvers niet aan als een blijk van zijn vernuft, maar als een ΒθΛνί]8 zijner vrijmoedig-
heid , welke trouwens ook uit verscheidene andere plaatsen, zoo als p. 610 , 632 , 635 en 699
kenbaar is.
(3) ScuiVERiüs, Toetssteen op het Goudsch liron. bl. 271. Bilderdijk , D. III. bl. 104«
(4) v. kampen, VerL· Gesch. d. Nederl D. I. bl. 121.
(5) De Klerk uit de laage Landen , bl. 204. Ί
(6) Wilhelmus procurator, p. 716, 717. Wagenaar, D. III, bl. 235, 236. Bilderdijk, D. III.
bl. 104. Sanuto had zijn Averk, »Over de jniddelen, om het H. Land te herwinnen en te behou-
den" {Liber Secretorum Fidelium Criicis), ook willem aangeboden, dien hij: Comes Hanoniae ^
Vlandiae et Xelandim ac Frisiae Dominus, betitelt, v. mieris, Charterb. v. Holl. D.II,
bl. 373. Willesi stichtte aan do St. Pieters-kerk te Middelburg in 1314 een kapitiel van veertien
Kanoniken en eenen Domheer. Zie v. mieris, op den Klerk der laage Landen, bl. 204 (2). Ove-
rigens getuigen slechts zeer weinige Charters van 's Graven milddadige gezindheid jegens de Geeste-
lijken- uit verscheidene daarentegen blijkt, hoezeer hij hunnen Avandel gadesloeg. Zie b. v,
v, mieris, Charterb. ν., Holl. D. II. bl. 515^ 516, 533. ^
(7) Wiluelmus procurator, ρ. 632 , 635 , 699,
-ocr page 51-DES VADERLANDS. 51
verbod aan de kloosterlingen en Geestelijken » vaste goederen of tienden te koopen, dewijl 13{X)—
daardoor de grafelijke inkomsten verminderd werden (1)." En zulk eene vermindering
duldden evenmin zijne buitenlandsclie oorlogen en reistogten, als de luister van zijn Hof,
de pracht, welke hij bij uitheemsche plegtigheden ten toon spreidde, en de schitterende
ridderfeesten of steekspelen, die hij gaf en welke der geestelijkheid geweldig tegen-
stonden (2). Men verhaalt, dat op een dezer steekspelen te iTaar/ewi gehouden, en
hetwelk eene geheele Aveek onder luisterrijke feesten voortduurde , tien, naar ande-
ren, twintig Graven, honderd Baanrotsen en duizend Ridders met een talrijk gevolg
tegemvoordig waren (3). Deze verkwistende liefde voor praal en vertooning in Wil-
lem III, kan slechts door den bloei en welvaart, welke hij in zijn gebied tot eene
vroeger ongekende hoogte opvoerde, verontschuldigd Avorden. De belangen des han-
dels lagen hem bijzonder aan het hart, en hiervan getuigen vele zijner wetten en be-
palingen (4). Hij schijnt hoofdzakelyk ook daarom zich in den Äi/w-oorlog gemengd,
en twee roofnesten aan den Rijn, de sloten Bruil en Volmenstein , op verzoek des
Aarlsbisschops van Keulen, na eene hardnekkige belegering, ten gronde toe geslecht
te hebben (5). Verscheidene steden, inzonderheid Dordrecht, Rotterdam^ Schie-
dam , Zierikzee en Goes , had hij met nieuwe voorregten begunstigd of in de oude beves-
tigd (6) ; den inwendigen toestand des lands door een naauwkeurig toezigt op dijken
en wegen, aanmerkelyk verbeterd (7) , de nijverheid bevorderd en voor de verstandelijke
ontwikkeling van het opkomende geslacht gezorgd (8).
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IL hl. 464, 477. G. brakdt, Ilist. d.Ref. D.LB.Lbl.25.
(2) Verg. wilhelmüs procurator , p. 587 , 600 , 610.
(3) De beka, p. 107. J. a. leydis , C/iron. ßelg. Lib. XX VII. C. I. j). 244.
(4) Zie vak mieris, Charterb. ν, Holl. D. II. van bl. 44—571. Tot geraak des liandelsverkecrs
had WILLEM met jan van liraband besloten ééne munt te slaan, die in beide landen gangbaar
zoude zijn. v. miëris, t. a. p. bl. 575. Vroeger had hij de Avaarde van het geld in zijn gebied
geregeld, v. mieris , t. a. p. hl. 490. Over do zeevaart en den handel der Hollanders van dien
tijd vindt men eene aanmerkelijke plaats in m. saktti Liber sccretoriim Fidelitim Crucis, ]jij
v. mieris, t. a. p, bl. 373.
(5) W^ilhelmüs procurator ad annum 1324, p. 626. De beka , p. 107.
(6) Verg. van mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. van bl. 42—543. Uit een Charter van den lü
Tan Herfstmaand 1336 aan de bewoners van Reimerstoaal gegeven, blijkt, dat Dordrecht toen"
reeds in het bezit des stapelregts hersteld was. v. mieris, t. a. p. bl. 587.
(7) Veelvuldige bepalingen betreiïende de dijken en dijkbesturen worden bij van mieris, Charterb.
V. Holl. D. II. van bl. 263—571 gevonden.
(8) Zie VAN MIERIS, Charterb. τ. Holl D. II. bl. 38 , 39, 282 , 345 , 453, 575.
7 *
-ocr page 52-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
130^ Onder de belangrijkste bijzondere voorvallen tijdens het bewind van dezen Vorst, be·^'
hoort de vernietiging der Tempeliers. Vóór ongeveer twee eeuwen hadden verscheidene
Fransche Ridders in Palestina zich ter bescherming der bedevaartgangers en van het
Heilige Graf vereenigd, en naar hun verblijf, in de nabijheid des ouden tempels, den
naam van MiUtes Templi, Templarii (TempeWieeren of Tempehers) ontvangen. Sind»
het hernemen van Jeruzalem door de Saracenen, hadden zij zich over Europa
verspreid en allengs in vermogen en aanzien de meeste geestelijke orden overtroffen.
Zij leefden ongehuwd en even als de monniken, doch niet onder zulk eene gestrenge
tucht, in gemeenschap van goederen, in rijkbegiftigde gestichten bijeen. Hun gedrag
echter, zoo niet veel meer hun ontzaggelijke rijkdom, had reeds lang de aandacht
der geestelijke en wereldlijke Grooten tot zich getrokken. Men beschouwde hen als
ten hoogste gevaarlijk voor Kerk en Staat, beschuldigde hen van de gedrogtelijkste
stellingen, vervolgde hen, bovenal in Frankrijk^ waar zij door het geheele Rijk op
éénen dag gevat werden, en sprak eindelijk op de kerkvergadering te J^ienne, in
dertienhonderd twaalf, over de geheele orde het vonnis van vernietiging of opheffing
uit, hetwelk met den wreedsten spoed in Frankrijk, Engelandy Schotland en
Italië voltrokken werd. Dit geschiedde ook hier te lande, waar zij ongetwijfeld
aanzienlijke goederen bezaten. Zij hadden, nuar men wil, gestichten in Nijmegen,
Haarlem, op Texel, in Medemhlik , Zierikzee, Middelburg en elders op Walche-'
ren, in de Meijerij van den Bosch en op andere plaatsen. In de Nederlanden Λverden
zij, naar het schijnt, even als elders in Neder-Duitschland of Neder-Saksen, allen
op één tijdstip overvallen. Immers wordt verhaald, dat de regering van Zierikzee
eene geheime verzegelde aanschrijving ontving, met last die op eenen bepaalden nacht
ten twaalf ure in den vollen Raad te openen, en den inhoud dan onverwijld ten uit-
roer te brengen. Het was een bevel, zich van de Tempel-heeren meester te maken.
Met geweld drong men hun gesticht binnen en allen Averden omgebragt behalve twee ,
welke zich in een berucht huis bevonden en ontkwamen. Hunne goederen, zoo hier
als overal in de Nederlanden, werden den St. Jans Heeren of Joannieten afgestaan,
AVelke men van aandeel aan hunnen ondergang niet geheel kan vrijspreken (1).
,ψ
(1) m. z. v. boxuorn, Nedcrl, Hist. bl. 184—188, Avien brandt, Hist. d. Ref. D. I. B. 1.
bl. 26, H. GijRTLERi Hist. Teniplarlorum, p. 398, Amstel. 1703, en wageisaar , D. IH. bl. 192
Tolgen. A. maxtuaecs, de Equestri ordine Melitensi, in de Anakcta, T. V. p. 936 sqq. Verg.
i, DE WIKD, Verh. over de vernietiging van de orde der Tempelieren, bijzonder met betrekking
tot ons vaderland, in Ag Mnemosyne, D.XVi.(VI.) bl. 313—337. Bilderdijk, D. Ill.bl. 106—111.
liijv. bl. 239—253; en bovenal de aanmerkingen van den Hooglecraar tydeman , bl. 300 enz.
ii, v. veltflem, een tijdgenoot, zegt ronduit, dat de Paus en de Koning van Frankrijk lioofdzatelijk
' die Templiers verdeden
Om haer goet, ende om hacr rijeheden." Sp. Eist. B. yi. c. 9. bl. 374.
-ocr page 53-BES VADERLANDS, 53
De voorspoed welken de staat, sinds liet verdrijven der Vlamingen, onder willem 1300—
III genoot, Avas slechts eenmaal door eene vreesselijke ramp afgebroken geworden. Twee
jaren na het vernietigen der Tempeliers , verspreidde hongersnood, door de aanhoudende
regens veroorzaakt, welke het veldgewas bedierven, eene naamlooze ellende over deze
gewesten. Van kommer en gebrek bezweken de armen in groolen getale op de wegen.
Bloedverwanten, ouders, kinderen, echtgenooten zelfs schuwden elkander, en weiger-
den de een den ander den noodigsten onderstand. Door het slechte en >valgelijke voed-
sel , daar dc lijken van dieren raauw verslonden Averden, ontstond eene hevige pest,
welke een overgroot getal slagtoflers medesleepte en tot in het volgende jaar voort-
woedde , toen een rijke oogst of aanvoer van buiten, een overvloed van koorn ople-
verde , welke aan den bangen nood een einde maakte (1).
ütrecnt. Overijssel. Drenthe. Gedeeltelijk ten koste van het Sticht, was Hol-
land tot die hoogte van magt en aanzien opgestegen , welke het onder Graaf tvil-
iem III bereikte. Bisschop willem van Mechelen had zijne stalen, door tweespalt ge-
schokt , in de uiterste verwarring achtergelaten. Het Neder-Sticht was bijna ge-
heel onder den invloed van Holland gebragt, terwijl vele Boven-Stichtsche Edelen
den Graaf van Gelre voor hunnen leenheer erkenden (2). Onder zulke omstandig-
heden was de keuze van eenen opvolger meer dan ooit moeijelijk, en vreemde belangen
speelden er de hoofdrol in. Door deze geleid, verklaarden zich eenige Kanoniken
voor GUI van Henegouwen, destijds schatmeester der Luiksche kerk; de anderen voor
a.dolf (rudolp) van JValdek, Domproost te Utrecht (3). Op hel berigt van'sBisschops
dood, had gui zich onmiddellijk uit Zierikzee naar Holland gespoed en was hier door
(1) wiliielmüs procurator, ad annos 1314, 1315, p. 579, 580. L. v. veLxuem, Spiegel Jlisl.
li. VI. c. 24, 25. bl. 392—395. BucnELics ad hedam, p. 231, 237. Om dezen tijd leefde de ver-
maarde Spaarnewouder Reus klaas van kyten, zoo stout door vokdel in den Gijsbrecht van Aemstel
geschilderd, en wiens ligcliaamslengte weleer op den muur in de kerk te Spaarnetcoude gefeekend
was. AA''ilüelmds procurator , welke in zijne jeugd hem gezien had, getuigt, p. 606, 607, dat
»personen, die zeer lang Avaren, onder zijn uilgestrekten arm doorgingen, en dat zijn schoen gemak-
kelijk vier voelen van zeer groote menschen konde bevallen." Dezelfde schrijver maakt te zelfden
tijde ook gewag van eene Zceuwsche reuzin, »bij λυιο lange mannen zelfs maar kleine kinderen
schenen te zijn, en welke met deze ligchaamsgrooUc eene verbazende ligchaamskracht vereenigde.
Met elke hand te gelijk konde zij een ton Hamburger bier opheffen en voorldragen , en bragt een balk,
welken acht mannen niet opligten konden, waar men dien hebben wilde. Zij bevond zich in 1323 bij
de krooning van Koning karel IV van Frankrijk, onder het gevolg van Graaf widleh HL
(2) Zie Alg. Gesch. d. Vaderl. D. H. St. I. bl. 413.
(3) De beka, p. 105. Heda, p. 229.
-ocr page 54-54 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—zijnen broeder, Graaf jan II, weldra geTolgd, die, niets sparende om zijn doel te
1339
bereiken, hem den mijter yerschafte en hierdoor den vrede met het Sticht, bovenal m
J301 dit tijdsgewricht voor Holland zoo belangrijk, verzekerde (1). Adolf begaf zich naar
Overijssel of het Β oven-Sticht (2). Hij werd echter nog in hetzelfde jaar door Paus
BONiFAGiüs VIH tot Bisschop van Luik verheven, en gui hierdoor in het gerust bezit
des Utrechtschen zetels gesteld (3). Ongetwijfeld heeft de belofte der stad Utrecht^ in
dertien honderd aan jan II en gui , als zijnen Stadhouder, afgelegd, om zoo het bisdom
openviel, zich voor dengenen te verklaren, op wien de keus van den Graaf, zgn broe-
der of hunne nakomelingen zou vallen, op het verkiezen van gui grooten invloed
gehad (4).
Gelukkig zou het voor de inwendige rust van den staat geweest zijn, indien niet
de belangen van het Henegouwsche Huis den nieuwen Kerkvoogd in den Vlaamschen
1304 krijg gewikkeld hadden. Zijne gevangenneming bij den logt op Duiveland, en de komst van
gui van Vlaanderen in Holland, ontvlamde op nieuw het vuur der burgerlijke twee-
dragt in Utrecht (5). Sinds eenigen tijd was de burgery dier stad in twee aanhangen
verdeeld, doch welker oorsprong onbekend is (6), Be partij υάώ jakob van Zichtenèer^,
Holland toegedaan, was door de verheffing van gui tot de Bisschoppelijke waardigheid,
in aanzien geslegen en dreef boven, in weerwil der andere of tegen-Hollandsche partij
van Avelke Lambrecht de Fries [de Vrese) het hoofd was. Bisschop gui had echter
beide hoofden, althans naar het scheen, met elkander verzoend (7). Op de treurige
mare van zijn ongeval kwamen ook beiden overeen, alle bijzondere veeten ten behoeve
van het algemeeen belang, ter zijde te stellen, en beloofden elkander met eede weder-
keerige hulp en trouw , ten einde de stad , tot op de terugkomst des Bisschops, in goeden
staat en in vrede te houden. Doch het verdrag werd spoedig aan de zijde van Lam-
brecht de Fries geschonden, en de burger-woede barstte geweldig los. De Ridder Ger-
rit brucken of broek was liaar eerste slagtoiTer, en werd voor zyn eigen huis omge-
bragt. Lichtenberg, zijn zwager willem van Rodenburg, diens zoon, en de Ridder
werner Averden gevangen naar het huis Vresenhurg gebragt; doch lighteisberg eu
(1) Melis stoke, D. 111. B. Vil. bl. G0-G5. Zie hiervoor, bl. 12, 13.
(2) De beka , p. 105. Heda , p. 230.
(3) BtcnELïus ad bekam, ρ. 109 (a), ad uedam , p. 231 (a), \
i
,(4) V. ïiiERis, dmrtcrb. i\ Hall. D. II. bl. 14.
(5) Verff. hiervoor, bl. 17—19.
(0) Bücheliüs ad hedam, p. 232 (c). Verg. Alg. Gesch. ά VadcrL 1). II. St. I. bl 411.
(7) Meus stoke, D. III. Β. YIIl. bl. 155, ys. 1031-1Q35.
iP
DES VADERLANDS. "1097
WERNER weldra in de Stilte ταη den nacht, naar het St. Kat har ifia veld geToerd en 1300—
1339
Termoord. De bloedTerwanten der verslagenen dorstten naar >Yraalt, en Utrecht werd
een tooneel van openbaren krijg en bloedvergieting (1). In dezen staat van zaken rukte
GUI van F laanderen naar de stad op, nam haar in en veranderde het stedelijk be-
stuur naar zijn wil. Geheel het NederSticht geraakte in de magt der Vlamingen , behalve
de sloten van zweder van Montfoort, hubrecht van Vianen, en die van Ztiilen en
van Bosichem , welke stand hielden. Gijsbrecht van IJsselstein werd weder in
het bezit zgns slots gesteld, hem door jan I ontweldigd. De overwinnaar hiermede niet
vergenoegd, eischte zelfs van de Stichtsche geestelijkheid, dat zij tot den Bisschoppelij-
ken zetel, als ware deze opengevallen, zijnen neef willem ïj«^ Gm/Zä zou verheilen. En
waarschijnlijk zou ook dit verlangen , hetwelk door de afgezanten van Gulik onderschraagd
werd , bevredigd zijn geworden , indien niet de omwenteling door witte van Haemstede
in Rolland bewerkt, de Vlamingen uit het Sticht verdreven had (2). De nederlaag
van gui van Vlaanderen in den zeeslag voor Zierikzee, en de vlugt van rehesse uit
Utrecht herstelden weldra Bisschop gui, welke tegen gui van Vlaanderen werd
jj uitgewisseld, in het bezit zyns stifts (3). 1305
I Om den binnenlandschen vrede te verzekeren, erkende gui , na een naauwkeurig
ί onderzoek, het hooge regtsgebied van het St, Jawi-kapittel in het .S^iic/ii, en bevestigde
i de voorregten der Kerk zoowel als die der Utrechtsche burgers, welke hij daarenbo-
I ven met eenige nieuwe keuren vermeerderde (4), Het gelukte hem eenen, althans ty-
I delyken zoen te treffen tusschen de stad Utrecht en de burgers, welke in zijne afwe-
zigheid daaruit verdreven waren, en die men als vijanden beschouwde. Slechts met
uitzondering van Lambrecht de Fries en eenige zijner aanhangers, werden al de ove-
rigen , onder oplegging van een bepaald zoengeld , teruggeroepen en in hunne goederen 24 v.
hersteld (5). Ter handhaving der inwendige rust zag hij zich later insgelijks genood- maand
1307
(1) Melis stoke , D. 111. B. Vlll. bl. 155. De vermeerderde beka , in mattuahis , Analect,
T. III. ρ. 196, 197. J. α. ieydis, Chron. Belg. Lih. XXVI. c. 13. p. 239. De zoenbrieven
van Bisschop gui bij v. mieris, Charterb. ν. JIoll. D. II. bl. 65, 66, 105.
(2) Melis stoke, D. III. Β. VIII. bl, 155, 156. De beka, p. 106. De vermeerderde mmK,
1)1. 197. J. λ. leydis, Chron. Belg. ZïT». XXVI. c. 13. p. 239. Heda , p, 2.30. Zie hiervoor,
bl. 19—22.
(3) Zie.hiervoor, bl. 22-32. J. a. levdis, Chron. Belg. Lih. XXVI. c. 18. p. 242. Hmda,
p. 230.
(4) IIeda, p. 231. bücnelim ad πεοαμ, ρ. 234—237. De vermeerderde öeka, W. 200 , 201.
VAjf MiEiiis, Charlerk v. Hall. D. II. bl. 50.
(5) v. jiiekis, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 66-68.
-ocr page 56-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^1339~ ^^^^ ^^^ LICHTENBERG, Zijne bloedverwanten en Trienden de stad te ontzegd
gen. Van tijd tot tijd werden er nu gevechten tussclien de ballingen en de Utrechtsche
burgers geleverd. In een dezer gevechten, niet verre van Amersfoor't, verloor van
LICHTENBERG den Strijd, en met even Aveinig geluk bestreed hij bij de brug te/«ip/mctf
zijne tegenpartij , die zegepralend stadwaarts keerde (1). Eindelijk werd weder een zoen
getrofl'en. Lambrecht de Fries echter en eenige zyner medehelpers in den moord aan
y de Lichtenbergers gepleegd, werden op nieuw balling verklaard, en den overigen on-
Zomer- ruststokers van beide zijden het stichten en begiftigen van een altaar binnen Utrecht,
maand
1310 op straf van bijllingschap, tot boete opgelegd (2).
Tpr behartiging van de belangen der Geestelijken , had zich Bisschop gui kort te voren
op de kerkvergadering te Keulen bevonden, welke door den Aartsbisschop Hendrik,
onder Aviens kerkelijk gebied hij behoorde , was bijeengeroepen. Behalve onderschei-
dene bepalingen ter gunste der Geestelijken, werd hier ook vastgesteld, dat voortaan,
naar Roomsch kerkgebruik, in het kerkelijke het jaar niet met Paschen, zoo als aan
de Hoven , maar met Kersmis zou beginnen. Hieruit ontsproot de zoogenaamde Ker~
heUjke Stijl en de Stijl van den Hove^ welke in burgerlijke of wereldlijke zaken ge-
1311 volgd werd. (3). — Het volgend jaar was gui op de kerkvergadering tetegen-
(1) De vermeerderde βεκ,λ, bl. 201. Heda , p. 231. J. a. leydis , Chron. Belg, Lib. XXVIf
c. 21. p. 243.
(2) BücnELixis'ad ΠΕΒΑΗ, ρ. 232, 233 (c). ν. mieris, Charterb. ν. Holt D. II. bl. 105·
(3) Wagenaar, I). liL Li. 104. in Piaanderen, Braband, Ilollatid, Zeeland en Utrecht hcz'i^^de
men den Hofstijl, die ook in Frankrijk, Engeland en te Keulen gevolgd werd, toenBisscliopgüi
in 1310 in zijn regtsgebied, den aanvang des Nieuwen Jaars, evenals in het grootste gedeelte van
Diiitschland, in Gelre en vroeger in de meeste Nederlandsche gewesten gebruikelijk Avas , op den 25
van Wintermaand terugvoerde. Daar het verschil tusschen Hof· en Kerkstijl in liet beginnen van
het jaar gelegen is, zoo geeft dit alleen verandering in de maanden en dagen van het jaar, welke den
Paaschdag voorgaan. Naar den Hofstijl behooren deze tot bet vorige, naar, den Kerkstijl tot het
volgende jaar: van daar de schrijfwijze b. v. 5 van LentemaandHciüc, Kerkelijke en Hofstijl,
welke men ook den Ouden Stijl noemt, bielden stand tot dat bet beginnen van bet jaar met deu
eersten van Louwmaand , door een bevelschrift van filips III van den 16 van Zomermaand 1575, in
de Nederlatiden ingevoerd, en zeven jaren later aldaar de Gregoriaansche, of zoogenaamde
Nieiiive Stijl, aangenomen werd. Verg. bdcheliiis ad iiedam , p. 238. J. v.^ d. water , Voorr.
h. Utr. Placaatb^ bl. 25—30. Ππυοεοογεκ, op melis stoke, D. I. bl. 307—312 Nijuorr, Ge-
denktv. D. L bl. 79, 86, 107, 114. Bilderdijk , D. III. bl. 238. Het oud-Germaansche gebruik
den tijd niet bij dagen, maar bij nachten te rekenen (tacitus , de Morih. Germ. c. XI) beeft tct
in de veertiende eeuw in de Nederlanden stand gehouden. Zie den zoenbrief van Bisschop gci
^bij BüCHELius, op BEDA, bl. 232. V. LOOS, Aloude Begeeringsïo. v. Hell. D. IIL bl. 301. Nw-
mar, Gedenktc. D. 1. bl. 154, 311.
DES VADERLANDS. "1099
woordiff, waar de orde der Tempelieren Ayerd afgeschaft. Op aandringen des Konings 1300-
· 1339
van Frankrijk, bood Paus clemens V hem den kardinaalshoed aan, dien hij weiger-
de , docli eene jaarwedde van vijfhonderd ponden van Koning filips den Schootie aan-
nam (1). Hij vertoefde eenen gernimen tijd aan het Fransche Hof. Men verhaalt, dat
hij zich met den Koning te Pontoise bevond, Avaar deze Vorst, als scheidsman, de
Graven van Vlaanderen en Holland met elkander trachtte te verzoenen (2). Dit is
echter aan eenigen twijfel onderworpen, dewyl kort te voren een vredesverdrag tusschen
de heide Graven getroffen was, hetwelk destijds nog onderhouden werd (3),
Intusschen had eene valsche mare van 's Bisschops overlijden, de Friezen van Stel-
lingwerf in opstand gehragt. Reeds in dertienhonderd zes was het slot Vollenhoven in
het Boven-Sticht door hen belegerd, doch door den burgheer herman dapper en zoo
lang verdedigd geworden, tot het ontzet werd (4). Drie jaren kter hadden zij de vij-
andelijkheden hernieuwd, de kerk van Vollenhoven geplunderd, het slot belegerd en
vele baldadigheden gepleegd. Gui, onder wien zij behoorden, had hen deswege met den
ban bedreigd, w^lke het volgende jaar, daar zij in weerspannigheid volhardden, over hen
Averd uitgesproken (5). Om hen in bedwang te houden, was hij begonnen eene nieuwe
sterkte in Stellingwerf, op eenen grond welke hem toebehoorde , op te werpen, toen
een Pausselijk ontbod hem naar Vienne riep. De SteUingwervers bedienden zich van zijn
afzijn en van het gerucht zijns doods; zij vernielden het nog onvoltooide werk , en sloegen
het beleg voor het wel voorziene slot Vollenhoven (6). Geweldig was de aanval, dap-
per de verdediging. Reeds was menige storm afgeslagen, toen een ongewoon groot
schietgevaarte of katte, drie verdiepingen hoog en sterk met manschappen bezet, werd '
opgerigt. De eerste verdieping was met werptuigen en slingeraars de tweede met
boogschutters, en de derde met bijldragers voorzien. Het geheele tuig was voor het
vuurvatten met ossenhuiden omkleed, en voorts tegen het beuken der stormrammen, met
eeue, borstwering van gevlochten teenen omringd. De Friezen voerden dit vreesselijk
(1) De beka, p. 107. Heda, p. 231.
(2) De beka , p. 107.
(3) Zie hiervoor, bl. 37.
(4) F. a. ebbikge wubben, Ilct aloude Overijssekchc gcslacht van VoUfinhoven^ in den Over-
ijsselschen Almanak voor 1843 , bl. 82, 90.
(5) Zie den Bisschoppelijken banhrief van den 4den van Bloeimaand 1310, bij v. meris, Char·
terL V. Hall. D. Π. bl. 94, 95. Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 137—139. Verg. f. sjobbds, Fr.
^aarb. D. III. bl. 239—244. V. ww, Levensschetse van wc. v. miEK.bl, 53.
(6) De beka, p. 107. Ubbo emmtos , Rer, Fris. Eist. Lih XIII. p. 189.
II. beel. 2 stuk. 8
-ocr page 58-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—gevaarte op vijf voeten na aan den muur en'spanden alle krachten in, om den hoog-
sten slottoren neer te vellen en de boogschutters van de wallen te verdrijven, ten
einde alzoo het slot binnen te dringen. Bisschop gui van het gevaar waarin
de belegerden verkeerden verwittigd, begaf zich onverwijld uit Frankrijk en naar
Holland (1). Hier Averd terstond heirvaart geboden en eene vloot uitgerust met welke
de Bisschop, verzeld door dikk van Brederode, nikolaas van Putten en andere Ede-
1312 len, tot ontzet van het slot de Zuiderzee overstak. Nieuwe moed ontvonkte de burg-
zaten toen zy van de torentransen de schepen zagen naderen. Het gelukte hun een
brandend vaatje met salpeter, zwavel, pek en andere ontvlambare stoiï'en gevuld en
van builen met ijzeren haken voorzien, op het stormtuig der Friezen te werpen, Avaar-
aan het zich vasthechtte. De wind bhes het vuur aan, zoodat spoedig de bovenste ver-
dieping in brand geraakte, instortte en vijftig Friezen verpletterde. Steeds woedender
grepen de vlammen om zich henen, en niet dan zwaar gewond ontkwam de overige
bezetting uit het brandende gevaarte , dat kort daarop geheel inviel en verteerd werd.
In de verwarring, welke dit onder de belegeraars verwekte , deed de slotvoogd eenen
uitval, welke aan vijfhonderd Friezen het leven kostte en de anderen op de vlugtjoeg.
Ondertussclien was de Bisschop geland en had zich met eene Stichtsche bende onder
FLORis , den Domproost van Utrecht, en jan, Heer van Arkel, vereenigd. Na lang
beraad, besloot men naar Friesland te trekken en de naaste dorpen, inzonderheid
Stellingwerf ^ door vuur en zwaard te verwoesten. Doch des nachts vóór den daartoe
bepaalden dag, had een zware stortregen door een hevigen storm vergezeld , de wegen
derwijze onbruikbaar gemaakt, dat de togt geslaakt moest worden. Zelfs Averd de bis-
schoppelijke legerplaats opgebroken en de vloot naar Holland teruggezonden, te meer
dewijl het naderende Avintergetijde den toegang naar jFriei/««c? bezwaarlijk maakte (2).
Ook traden de Stellingwervers met den Bisschop in onderhandeling, waarop een verdrag
J313 volgde, bij Avelk zij, gelijk mede de Scholer^vcrvers en Oostergoërs, hem vergoeding
der schade door de Vollenhovenaars geleden, naar het schijnt, iugewilhgd en hem
(1) Op gezag van de beka , p. 108, Yerlialcn j. a. leydis, Chron, Belg. Lib. XXVII. c. 5. p. 240,
wagenaar, D. III. bl. 195, f. sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 237, glasiüs, Gesch. d. Christ.
Kerk in de Nederl. D. II. bl. 122, 123, en anderen, dat geuard, Proost van Oeventer puhroe-
der van den manhallen slotvoogd derman, den Bisschop ïn Frankrijk van den toestand der bele-
gerden kennis gaf. Uit cclite bcscliciden blijkt echter, dat hermans broeder niet gerard maar Bernhard
licelle, -welke eerst Deken Ie Deventer, naderhand Proost Ie Zivol gcAvcest, doch reeds in 1309
overleden Avas. Herman zeli was het daaraanvolgende jaar gestorven. Zie den Overyss. Alm.
voor 1843, bl. 82.
(2) de beka, p. 107, 103. H. brumani lics Transisalanae, in dumbar's Jnalecta, T. II.
p. 112—117.
DES VADERLANDS. 59
acht en veertig landliocTen met do dienstbaren te IJsselham, nevens meer andere 1300—
goederen toegewezen hebben (1). Daarentegen had gui de landen van Amstd en
Woerden reeds te voren, uit erkentenis voor de hem betoonde hulp, aan zijnen neef,
Graaf willem III, afgestaan (2).
Ernstig trachtte thans de Bisschop den vervallen staat der geldmiddelen te verbeteren ; eu
daar de inkomsten, naar het scheen, niet konden vermeerderd worden, besloot hij zijne
uitgaven te verminderen, en begaf zich te dien einde naar Frankrijk, waar hij vier
jaren vertoefde (3). Bij zijne terugkomst moest hij vele ingeslopene misbruiken her-|1317
stellen, en de overtreders der openbare rust en der bestaande wetten straflen. Hij zag
zich zelfs verpligt do Λvapenen, ter zake eener voogdijschap op to vatten. Tien
jaren geleden had Jonkheer jan van Benthem hem het burggraafschap van Utrecht
opgedragen, om daarmede gusbreght uit den Gooije ie beleenen, gelijk geschied
was (4). Het schijnt, dat deze leenman een onmondigen zoon had achtergelaten.
Althans het bestuur over de goederen van zekeren gusbreght uit den Gooije, een
minderjarig Stichtsch edelman, had gui vóór zijn vertrek naar Frankrijk aan jan van
Kuilenburg en nikolaas van Kats toevertrouwd. Bij zijne terugkomst vorderde hij
van de beide bewindvoerders rekenschap en verantwoording, welke zij weigerden.
Ondersteund door Hollandsche benden, belegerde hij hen op het slot ten Gooije^
hetwelk eerlang bij verdrag en belofte van voldoening overgegeven en aan arnou»
van IJsselstein, nevens willem , een natuurlijken zoon van floris Vï in handen 29 τ.
gesteld werd. Doch dienzelfden nacht overleed de Bisschop aan een hevig toeval, ^13^7"'
niet zonder vermoeden van vergiftigd te zijn. De Λveerspannige Heeren maakten zich
onmiddellijk bij verrassing weder meester van het slot, en ter naauwernood konde het
lijk des Bisschops, in de uiterste haast naar Vtreckt gevoerd worden (5).
(1) Matthaeüs, Anal. Τ. III. ρ. 206 (1). ν. mieris, Charterb. υ. Holl. I). II, hl. 137. Charterb.
v. Vriesl. D. I. bl. 151.
(2) V. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 121. In dezen afstandsbrief, gctcekend den 11 van
Wijnmaand 1311, getuigt cm, dat hem de genoemde goederen door zijn broeder jan II, voor het
leven waren opgedragen. Uit den giftbrief zelven van den 12 v. Bloeimaand 1300 blijkt integen-
deel , dat zij hem geschonken werden tot zoolang hij een bisdom zou gekregen hebben. Zie
Charterb. v. Holl. D. II. bl. 11. £n in 1305 erkende hij die goederen niet langer te mogen
bezitten, dan het Graaf willjem III behaagde. Zie Charterb. v. Holl. D. II. bl. 47,
(3) de beka , p. 108.
(4) vas de Water , Utrechts Placaatboek, D. III. bl. 50.
(5) De beka, p. 109. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXVIL c. 12, p. 250. Libr. Obit.
S. petri et Major. Eccl. Traj. apud mattuaei Analect. T. III. ρ, 209. Verg. Jiat. Sacra. D,
IL bl. 269, en de aant, van v. bhuiï, bl. 300.
8 *
-ocr page 60-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300—- Gui van Henegouwen had bijna zestien jaren het Sticht bestuurd. Vroeger was hy Ka-
nonik te Ä'ameryÄ geweest (1). Hij moet echter niet altijd in den geestelijken stand,
maar zelfs, naar het schijnt, eenmaal gehuwd geweest zijn. Men vindt ten minste in
de oorkonden dier dagen van twee zijner dochters melding gemaakt (2). Bij een
schoon gelaat, eene fraaije gestalte en bevallige welsprekendheid worden hem een helder
verstand, een schrander doorzigt en andere uitstekende hoedanigheden toege-
kend (3). Zijn gedrag met betrekking tot herma-w va7i Vollenlioven ^ getuigt evenwel
niet, dat getrouwheid aan woord en beloften onder zijne deugden behoorde. De
moedige burgvoogd had al zijne landen en goederen verpand of verkocht, om het hem
aanvertrouwde slot ten einde toe te kunnen verdedigen. Gui prees grootelijks 's mans
beleid en sloeg hem ridder met de woorden: »Hij was sterk, standvastig en getrouw."
»Altijd getrouw, getrouw tot in den dood" hervatte hermaw en plaatste deze spreuk
^ op zijn ridderlijk wapen. Gui beloofde hem al zijne goederen te zullen lossen, doch
vergat dit; en hermaw stierf »rijck in eere maer arm aen goet en vol droefenis om
Gui's ondanck." Zijn zoon had de wijk naar Friesland genomen, en zijne dochter
Λvas nou geworden in het klooster Mariënhiirg of Zwartewater (4). Slechts weinig
vlekken van dien aard echter ontsieren bet karakter van dezen Kerkvoogd, wien al's
krijgsman dapperheid, noch als staatsman beleid ontbrak, en die de liooge pligt van
den regent, de bevordering van het volksgeluk, met naauwgezetheid vervulde. Hij
had vele nuttige verbeteringen en inrigtingen, bovenal betrekkelijk het dijkwezen, tot
stand gebragt, Utrecht cn andere steden in de oude voorregten bevestigd of met
nieuwe begiftigd , de landzaten tegen den moedwil des adels beschermd, de stroop-
togten der Friezen beteugeld, het bisdom van roovers gezuiverd en de veiligheid van
den staat tegen buitenlandsch geweld, door het stichten van onderscheidene sloten ver-
zekerd. Hierdoor waren onder zijn bestuur de welvaart en het vermogen van het
Stichtj inzonderheid van de Overijsselsche steden, aanmerkelijk toegenomen; en
hij zelf had door eigen spaarzaamheid en inkrimping, de verachterde geldmiddelen
des bisdoms tot dien slaat gebragt, dat hij het Sticht zonder schulden na-
(1) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. Π. bl. 38.
(2) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 177. De eene dochter, üiaru, was {jehuwd aait
ARKOliD van IJsselstein; de tweede, aleid , aan οχτο van Asperen. ALEiD\werd later non Ie
Koningsveld, v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 260.
(3) De beka, p. 109.
(4) F. A. ebbikge wcbbew, Eet aloude Overysseïsche Geslacht van Folïenhoven, in den
Ovenjss. Alm. voor 1843. bl. 82,
DES VADERLANDS. "1103
liet (1). Uit gehechtheid aan zijne onderdanen had hij den aangeboden kardi-130Ö—
naaïshoed afgewezen (2). De opdragt dezer ^vaardigheid, en dat hij Taak als scheids- ^^^^
man tusschen vreemde mogendheden optrad, getuigen \Yelk een aanzien hij ook
buiten de grenzen zijns gebieds genoot (3). Niet bij do stoiFehjke belangen zijns stift?
hadden zijne zorgen zich alleen bepaald. Er bestaat nog een bevelschrift, waarin hij met
ernst en gestrengheid tegen de grove misbruiken, bij do kerkelijken en leeken zijns
geestelijken regtsgebieds ingeslopen, bepalingen maakt en den kerkdienaren hunne
^)Hgten voorschrijft (4). Dit belangrijk staatsstuk, welks inhoud grootendeels overeen-
komt met de bevelen door Bisschop jan van Zirck uitgevaardigd, toont den diepge-
zonken staat der zedelijkheid en godsdienst in die tijden, en hoe moeijelijk het toen
viel de misdaad en het zedebederf te beteugelen (5).
Frederik van Zirck ^ Proost van St. Pieter te Utrecht, welke nu den bisschops-
zetel betrad , was uit hetzelfde geslacht als dc vroegere Kerkvoogd jan van Zirck ge-
sproten, en op aandringen van Graaf willem III gekozen (6). Hij liet zich te Rome
wijen, doch verspilde hierdoor niet alleen het vermogen door zijnen voorganger be-
spaard , maar bezwaarde ook het Sticht met nieuwe schulden. Dit verwekte misnoe- 1318
gen en strekte grootelijks lot verkleining van het aanzien des Bisschops. Reeds in het
volgende jaar stonden de Heeren van Lijnden^ van Resteren en van Ommerew openlijk
legen hem op, legden het slot Dullenhurg of Tollenhurg, in de Marsch tegenover
Reenen door gui gesticht, voor een groot gedeelte in de asch, en den Rijn overtrek-
kende , roofden zij 's Bisschops karren en w^agens. Frederik, ontbood hulp van reinoüd I
van Gelre, zijn leenman wegens de Feluice, doch He vergeefs, dewijl de ongeluk-
kige Vorst zelf kort daarna door zijn eigen zoon in den kerker geworpen werd (7). Daar-
entegen vonden van lynden en zijne medehelpers eenen bondgenoot in den jongen
REiNOUD II, die hen waarschijnlijk lot deze veete had aangespoord (8). Derhalve wend-
de zich de ontrustte Kerkvoogd lot Graaf willem III, welke hem met eene krijgsmagt,
onder bevel des Heeren jan van Arkel ondersteunde. Lijnden , Resteren, Bommel
(1) Vcrf[. debeka, p. 109. liücuELius ad iiEDAM, p. 234—237. Van de WATER, Vil'. Placaaib. D. L
LI. 1. D. III. LI. 68. v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. hl 50. Overtjss. Alm. voor 1839,bl. 120.
(3) Zie van iiieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 51, 57, {65), 83.
(4) Bat. Sacra, D. II. bl. 271—276. v. meris , Charterb. v, Holl. D. II. bl.. 09—103.
(5) Verg. Alg. Gesch. d. Vaderi. D. II. St. I. hl. 410.
(6) De bera, p. III. Bdcoeliüs ad bekah, p. 09 (a).
(7) De beka, p, III. Heda, p. 2.38.
(8) Vau spaak , Hüf. v. Gelderl. D. I. bl. 369.
-ocr page 62-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300— en eenige omliggende dorpen werden verbrand, waarna een zoen tusschen den Bisschop
1339
en REiNOUD II van Gelre werd getroffen, in welken ook de misnoegde Edelen begre-
pen waren onder beding, dat zij niet alleen den Bisschop voldoening geven, maar ook
het verwoeste slot Dullenhurg op eigen kosten in den vorigen staat herstellen zou-
l/2v. den (1). De vrede was nu aan het Sticht hergeven, maar ook de Bisschop teneene-
jmand" ^^^ Graaf Willem afhankelijk geworden. Hij moest raadslieden aanstellen , welke
1320 door dien Graaf, zoo uit de Utrechtsche geestelijken als Hollandsche Edelen benoemd
waren , en beloven in het bestier van kerk en staat hunnen raad te volgen, en niet zon-
der 's Graven toestemming eenen oorlog te beginnen (2). Evenzoo verklaarde hij in
^22 v. eenen twist met floris van Jiitphaas, Domproost te ütrecht, waarvan geene bijzonder-
1322 heden bekend zijn, buiten wil van den Graaf, welke hem hulp tegen den onrustigen
Domproost toezegde, met dezen geen vrede of vriendschap te sluiten (3). Weinig maanden
2Q y later overleed hij aan de jicht op het huis te Horst, en werd in de Domkerk bijgezet,
Hooiin. van wier reusachtigen toren onder zijn bewind de eerste steen gelegd was (4). Gelijk
van zijne voorgangers jan van Zirck en gui van Henegouwen, bestaat ook van hem
een bevelschrift aan de Utrechtsche geestelijkheid in dertienhonderd achttien gegeven. De
bevelen door deze Kerkvoogden uitgevaardigd, worden er in bevestigd en .met eenige
nieuwe bepalingen vermeerderd. Zij getuigen van 's Bisschops zorg voor de geestelijke
belangen zijns slifts, maar ook tevens, hoe weinig de geestelijken zich aan tucht en
gehoorzaamheid wilden gewennen (5).
Te wel had Graaf Willem ΠΙ ingezien van welk hoog belang zijn invloed op het
Sticht voor de rust zijner staten geweest was, dan dat hij niet zou getracht hebben
dien te behouden en zoo mogelijk uit te breiden. Hij kwam derhalve terstond na het
afeterven van fkederik te ütrecht ^ om den zetel voor jakob van Zaden te bekui-
pen. Deze gunsteling, uit een aanzienlijk Utrechtsch geslacht gesproten, voerde den titel
van Bisschop van Zuda op Kandi'è en was Kommandeur van Sinte Katharina der
St. Jans-ordete. Utrecht, van^velke ridderschap hij in het jaar dertien honderd dertien,
eene kommanderij te Haarlem had opgerigt (6). Hij hield zich meest op aan het Hof
(1) De beka, p. 111. Heda, p. 238. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXVII. C, 15. p, 252.
v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 205—209, 220, 221, 222, 225.
(2) ν. jetERis, Charterh. ν. Holl. D. Π. bl. 240, 241, 255, 269, 270. /\
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 2S0.
(4) De beka, p. III. 112. Heda, p. 238. Deze plaatst de grondlegging des Domtorens in
1320, gene in 1321.
(5) Batav. Sacra, D. II. bl. 313—318. '
(6) De beka, p. 112 et bucheucs ad cundem (a). heda, p. 239. Bat. Sacra,!). II. bl. 323.
-ocr page 63-DES VADERLANDS. 63
van Graaf Willem in wiens yertromven hij deelde , én er zijn nog eenige stukken aan- ^^ggQ^
>vezig door liem in 's Graven naam geteekend (1). Dit echter was geene aanbeveling
bij de ütrechtsche geestelijkheid, welke zoo onlangs nog al het nadeel van den Hol-
landschen invloed had ondervonden. Hij konde alzoo slechts twee stemmen verwer-
ven; drie Kanoniken stonden van hun stemregt af, en voor den Domproost floris
verklaarde zich alleen de Domdeken jakob van Oudshoorn, die uit een oud adellijk
Hollandsch geslacht afkomstig, zelf acht en dertig stemmen op zich vereenigde en
alzoo tot Bisschop verkozen werd. De zegevierende partij verklaarde daarenboven,
dat het wereldkundig was, hoe zij in hare keuze slechts door zuiveren ijver voor
de eer van God en het welzijn der Ütrechtsche Kerk Avas geleid geworden, ter-
wijl de tegenpartij nergens anders op gezien had, dan op do verzoeken en bedreigin-
gen van wereldsche Heeren (2). Ondertusschen had de verdeeldheid der stemmen
zoo zeer het volk in beweging gebragt, dat Graaf willem het raadzaam had geoor-
deeld de stad te verlaten. Gebelgd over de teleurstelling in zijne verwachtingen,
plunderde en verbrandde hij het slot Doorne van den Domproost floris , die hem
vermoedelijk het meest in zijn plannen had tegengewerkt. De nieuw gekozen Bisschop
verwierf inmiddels door kracht van geld, waardoor hij echter zijn geslacht te gronde
rigtte , 's Pausen bevestiging en werd te Keulen door den Aartsbisschop Hendrik, ge-
wijd (3). Hieruit blijkt, dat het oude regt der Aartsbisschoppen, het bevestigen en
wijen der Bisschoppen , in dien tijd tusschen hen en do Pausen verdeeld geweest is,
dewijl VAN ouDsnooRN wel te Keulen gewijd werd, doch vooraf zyne bevestiging van
hetRoomsche hof moest ontvangen (4). Jakob van Zuden^ die thans, naar het schijnt,
de waardigheid van Wij-Bisschop van Utrecht bekleedde , bleef echter steeds op den
bisschoppelijken mijter vlammen (5). Om ten minste bij het openvallen van den Utrecht-
sehen zetel, waartoe de ziekelijke toestand van jakob van Oudshoorn spoedig
uitzigt opende, zïju doel te bereiken, en Avel voorziende , dat bij de Kapittelheeren
weinig hoop voor hem te wachten was, bewerkte hij, dat de Paus zich do l)enoeming
van den eerstvolgenden Utrechtschen Bisschop voorbehield. Ten deele werd zijn® ver-
wachting bevredigd, daar van oudshoorn, die een braaf, geleerd en godsdienstig
(1) v. mieuis. Charterh. v. Holl. D. II. hl. 347.
(2) Conclave ültraj. Anno 1322, apud »ΑττπΑΕϋΜ, Analect ï. I. p. 125—139. Overliet ge-
slacht VAN ocDsnoüKPi, zic BDcuELics ad BEKAM, ρ. 112 (0) CU MATiHABüs, Op hct Chrou. de Tra),
in de Analecta, T. V. p. 344 (1).
(3) wilnelmcs troctrator , ρ. 592. De jjeka , p. 112. Heda , p. 239.
(4) Bat. Sacra, D. II. hl. 321 (c).
(5) BaU Sacra, D. 11. hl. 323.
-ocr page 64-1300-
G4 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
man genoemd wordt, na een bestuur van slechts \Yeinig maanden overleed (1). Hij
Iwam thans echter in het geheel niet in aanmerldng bij de Kanoniken, die met een-
Wijn- parige stemmen jan van Bronkhorst kozen, uit het aanzienlijk Geldersch geslacht
'^IS^'! van dien naam gesproten, en Proost van het St. Salvators Kapittel te Utrecht, die
zich aanstonds in het bezit des bisdoms stelde. Te eenenmale werd van zuden alle
hoop op den Utrechtschen stoel ontroofd, toen zijn voorstander Willem III, in ver-
eeniging met jan van Brahand en reinoud van Gelre, bewerkte dat Paus johan-
WES XXII, zoo zeer gesteld om zijn gezag in het geestelijke als in het wereldlyke uit
te breiden, van Bronkhorst eigendunkelijk afzette en op hun aanzoek den Proost van
Kamerijk , jan, uit het geslacht der Heeren van Diest ^ tot Bisschop van Utrecht
benoemde en te Rome inwijdde (2). Wat willem bewogen hebbe den Brabander
boven den Geldersman te verkiezen, is onzeker. Men meent, dat hij vermoedde minder
invloed op dezen dan op gene te zullen uitoefenen (3). Dit Avordt zooveel te waar-
schijnlijker, daar van diest aan hem vermaagschapt was (4). En hierin moet tevens
do reden gezocht worden, waarom -willem de belangen van jakob van Zuden opof-
ferde , ofschoon deze kerkvoogd steeds bij hem hetzelfde aanzien bleef genieten en
onder die weinige geestelijken behoorde, welke in zijne gunsten deelden (5).
' " Jan van Bronkhorst, een man die elks liefde en achting Avaardig was, werd ge-
IGt. wapenderhand door jan ïjö/ï D/cfi verdreven, en de Utrechtsche geestelijkheid was genood-
1323 zaakt zich aan's Pausen wil te onderwerpen (6), Vruchteloos trachtte de nieuwe Bisschop,
door bij zijne inkomst de stad Utrecht in hare voorregten te bevestigen, de gunst
des volks te verwerven (7). Hij verbeurde die steed? meer en meer, daar hij zich ge^
heel afhankelijk van den Hollandschen Graaf verklaarde. Hij erkende openlijk, dat
WILLEM boven alle andere Heeren, hem aan het bisdom geholpen had, en niemand be-
ter in staat was het Slicht in rust te houden dan deze Vorst en zijne nakomelingen,
(1) Wiinixtirs procubator, p. 601. De beka, p. 112. Heda, p. 239.
(2) wilhelmds procurator, p. 602. De beka, p. 113. IIeda, p. 239, 240. Zie, over het ge-
slacht van jan van Oiest, BücnELius ad hedam , p. 241 (e) cn mattüaexjs, op het Chron, de Traj^
in de Analecta, T, V. p. 346 (1).
(3) Glasids , Gesch. d. Christ, kerk in Nederl. D. II. bl. 130.
(4) Zie 'sBisscliops brief bij v. mieris, Chartcrb. v. Holl. D. II. bl. 317.
(5) v. «lERïs, Charterb, ν. Boll. D. II. hl 359, 364, 389, 408, 431, 469, 485,
' ' Ί .
(6) WiMELMts PROCÜBATOR, ρ. 603, 604. De beka, ρ. 113, Ueda, ρ. 240.
(7) van mieris, Charterb. ν. Boll D. II. bl. 315.
1339
22
DES VADERLAIiDS. •1107
6δ
welken hij wederkeerig met lijf en goed, raad en daad tegen elk allen bijstand belooft,
en zonder wer toestemming hij noch eenen oorlog aangaan, noch iets belangrijks on-
OQ
dernemen zal. Tevens vergunt hij zijnen «lieven neve den Grave" eenen dijk te ßioeiin
tiisschen den IJssel en de Τ echt ^ om het Viater uit Rolland te keeren (1). En toen 1323
eenige maanden daarna, door eenen doorbraak van den Lekdijk, een gedeelte van
Holland en Utrecht >verd overstroomd, stelde hij, op raad en met toestemming van den- g
zelfden Vorst, het heemraadschap van den Lekdijk in (2). Op verlangen Tan ^^^^^
WILLEM, besloot hij met^ het Domkapittel tot de herstelling en verzwaring van dien
dijk, doch de vier overige kapittelen van St, Saloator, St, Jan, St. Pieter en St,
Maria Aveigerden er in toe te stemmen. Euvel werd dit door den Graaf opgenomen, en
daar de Kanoniken onverzettelijk bleven, viel hij gewapenderhand in Mijdrecht, aan 1325
het St. Janskapittel toebehoorende, liet eene groote menigte vee wegrooven en het dorp
zelf in den brand steken. Eindelijk moesten na vele tegenkantingen , de Kanoniken ,
die reeds hunne dienst gestaakt hadden , zich aan zijnen wil onderwerpen (3).
Dit voorval konde slechts het gezag en den invloed van willem in het Sticht bevor-
deren , en de Bisschop, tot wiens bijzondere raadslieden hij gijsbrecht en arnoud van
IJssehtein aanstelde, werd geheel door hem bestuurd (4). De verwarde staat der g ^
geldmiddelen van het Sticht werkte mede , om den Kerkvoogd in gedurige afhankelijk- Lente-
maand,
heid van den Graaf te houden, onder wiens goedkeuring en met toestemming der Ut- 1326
rechtsche geestelijkheid, hij het huis Ter Horst voor vierduizend ponden Tournois aan
zweder van Abcoude verpandde (5). W^illem zelf leende den Bisschop zeven en der-
tig honderd ponden zwarten Tournois, waarvoor hem het slot Vredeland mei het onderhoo-
Wyn-
rig regtsgebied werd ingeruimd, tot dat deze som afgelost zijn zoude (6). Onder de-maand,
zelfde voorAvaarden werden kort daarna het geregt van Vreeswijk en Meeuwervaart aan ^^^^
WILLEM van Duivenvoorde [Duvenvorde) verpand, welke den Bisschop vijfhonderd pon-
den zwarten Tournois had voorgeschoten (7). Op dien zelfden dag erkende de Bisschop van JO v.
den Graaf van Holland, met wien hij kort te voren een hulpverbond gesloten had (8) ,
(1) V. MIERIS, Charlerb, Holl. D. II. bl. 317.
(2) v. d. water, Vtr. Placaatb. D. II, bl. 63. v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 333.
(3) WlLHELfflOS PROCDRATOR, p. 630—632.
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl, D. II, bl. 352.
(5) ν. MIERIS , Charterb. ν. Holl, D. II, bl. 382.
(6) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 445 , 446.
i '
(7) V. MIERIS, Charterb. ν.,ΗοΙΙ. D. II. bl. 447.
(8) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 446,,
II deel. 2 stük, q
-ocr page 66-SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300_duizend ponden zwarten Tournois geleend te hebben, voor welke bij borgen slel-
1339 jjg ^jj Eindelijk bad de Kerkvoogd zich zoo diep in schulden gestoken, dat hij al do
inkomsten des bisdoms ten behoeve des Graven van Holland^ desBisschops van Zuden
en van andere schuldeischers moest afstaan, en slechts een jaarlijksch inkomen van twee
duizend ponden voor zich behield (2), Willems gezag was ondertusschen hoe langer
zoo meer in het Sticht gestegen. De hooge bisschoppelijke ambtenaren moesten doorhem be-
vestigd, en zonder zijne toestemming mögt niets verrigt worden (3). In ί/irecAi zelf bezat
hij een magtigen aanhang, onder welken het geslacht der ncnTEKBERGERS behoorde.
Toen die stad derhalve het huis van jan van Lichtenberg aangeslagen en openlijk ver-
kocht had, nam de Graaf dit zoo hoog op, dat hij dien edelman Oudewater tot ver-
j3 ^ blijfplaats aanwees en hem vrijheid gaf, om vandaar door Hollandsche benden gesterkt, zich
I ^^ ütrechtsche burgers te wreken (4). Ten zoen moest Utrecht den verbolgen Graaf
1329 zes duizend, en Kanifen hem jaarlijks driehonderd ponden opbrengen (5). De leden
Qy der Ütrechtsche regering, de Bisschop van Zaden Gn eenige andere, zoo geestelijke
Oo{jstm als wereldlijke Heeren, bleven borg voor Vtrecht en beloofden levens zich aan
de uitspraak van Bisschop jaw vaw^ Diest gxx Graaf Willem , omtrent de verschillen
tusschen die stad en de ligiitekbergers , te onderwerpen (6). De zaak van jan van
Lichtenberg werd dan ook in hetzelfde jaar nog door den Graaf te Leiden afge-
daan (7).
De vijandelijkheden van eenige omhggende Edelen en Heeren tegen het Slicht, hiel-
den den zwakken Kerkvoogd in gedurige afhankelijkheid van den Hollandschen Graaf,
die zich ondertusschen van het alleengezag over dat gedeelte van Friesland had mees-
ter gemaakt, hetwelk, ingevolge vroegere overeenkomsten , door den Graaf van Hol-
land qi\ den Bisschop van C/irec/ti gezamentlijk moest bestuurd worden (8). Niet in staat
zelfs eenen eenvoudigen edelman , roderik van Voorst, te bedwingen , welke in het bis-
(1) v. mieris, Charlerb. v. Hall. D. II, bl. 448.
(2) Wilhelmus procurator , p. 702 , 703.
(3) Vers- v. mieris, Charlerb. v. Holl. D. II, bl. 456, 460, 46S, 490, 493.
(4) WiLiiELJius PRocunATOR , p. 697, et MATTHAEüs ad eundem (1). v. hieris, Charlerb. v. Holl,
.0.11,1)1.481. ^
(5) Wilhelmus procubator , p. 699. v. mieris, Charlerb. v. Holl. D. II, bl. 485,
(6) v. mieris, Charlerb. v. Holl. D. II, bl. 485, 488.
(7) WiLHELSIÜS PROCDRATOR , p. 702.
(8) Verg. wacenaau , D. III. bl. 224—228.
-ocr page 67-1300-
1339
DES VADERLANDS. 67
schoppelijk gebied stroopte , λυΐηάάβ hij zich tot \yillem , in wiens naam en onder
scherpe bedreiging vas voorst gelast werd, den Bisschop de aangedane schade te be-
teren (1). Even zoo besliste de Graaf drie dagen daarna in 's Ilage den twist tussclien de bur-
gers Ύ-ΛΏ. Utrecht en Hendrik van der Lekke, een aanhanger , naar het schijnt, van ligh-
TEKBER&, welke zich aan zijne uitspraak onderworpen hadden (2). De wederzijdsche geschil-
len moeten echter daarmede of niet geëindigd, of kort daarna opnieuw ontstaan zijn,
dewijl ongeveer een jaar later, de regering van Utrecht hare geschillen met den Heer
van der Ze/eÄe-weder aan 's Graven uitspraak overlaat (3).
^Doch krachtiger maatregelen moesten tegen dien edelman genomen worden, indien
bij althans één is, hetgeen ons niet onwaarschijnlijk voorkomt, met dien hewbrik , slot-
voogd van Ilagenstein, welke van tijd tot tijd de Lek overstak en het Sticht veel
overlast aandeed (4). Op verzoek des Bisschops, zond Graaf Willem onder bevel van
wiLLEai KUSER , Buljuw van Rijnland, cguq krijgsmagt uit Waterlanders en Amstellan-
ders zamengesteld derwaarts, bij welke zich de Bisschop met zijne benden voegde.
Het land van Ilagenstein werd te vuur en te ZAvaard verwoest (5). Graaf willem ge-
raakte in het bezit dezer heerlijkheid, Λvelkβ hij eerlang aan zweder van Vianen en
HUBERT van Schenk verkocht en opdroeg (6).
Bisschop JAN had inmiddels uit geldgebrek niet slechts onderscheidene sloten , maar
zelfs eenige der aanzienlijkste ambten van het Sticht^ tegen een voorschot van vier dui-
zend ponden verpand , voor welker behoorlijke aflossing ten bepaalden tijde Graaf Wil-
lem zich ten borg gesteld had (7). Zoo laag was thans het gezag des Bisschops gezon-
ken , dat WILLEM, met wiens toestemming hij eenen Maarschalk in het Sticht aan
deze zijde des IJssels had aangesteld, beval dat die ambtenaar, indien hij naar
's Graven raad handelde , door de Baljuws van Holland in zijne waardigheid moest ge-
handhaafd worden (8).
(1) v. bietiis, Charlerb. r. Holl. D. U, bl. 495.
(2) v. »ieris, Charterb. ν. Holl. D. II. LI. 495.
(3) ν. »IERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 512.
(4) De cchlgenoote "van nesdkik. van der Lehke was jonkvrouwe kirg^retiii van Jingenutein*
T. HiKRis, Charterb. v. Holl. D, II. bl. 495.
(5) De beka, p. 114.
(G) Zie den verkoopbrief bij ν. biebis , Charierb. ν. Holl. D. II. bl. 514. Twee jaren later
door een anderen brief bevestigd, bl. 539.
(7) V. BiKRis, Chartert, v. Boll. D. Π, 508 , 509.
(8) V. HiEBis, Charterb, ν. Holl. D. II. bl. 513, 515, die echter dit Toorvïjl een jaar tc laat
9 *
9 T.
Grasm.
1330
26 V.
Lente-
maand.
1331
2 T.
Grasm.
J300-
1339
68
ALGEMEENΕ GESCHIEDENIS
Terwyl de Graaf van Holland door het leenen van geld en hèt panden
van sloten, zich van het Neder-Sticht meester maakte, trachtte reinoud van
Gelre, bijgenaamd de Zwarte, zijn gezag in het Boven-Sticht, bijzonder in
Overijssel, te vestigen. · Reeds vroeger had hij aanhangers in het bisdom, welke
zich in zijne onlusten met Deventer ten jare dertienhonderd achtentwintig, aan
de Geldersche zijde schaarden. De oorzaak en afloop dier onlusten zijn onbekend.
Slechts zoo veel blijkt, dat Deventer den Bisschop als scheidsman inriep en hem be-
loofde , indien de vrede niet tot stand kwam en hij de stad wilde ondersteu-
nen, buiten hem in geene verzoening met den Graaf van Gelre zullen treden (1).
De zaak werd vermoedelijk in der minne geschikt. Althans twee jaren daarna sloot
REiNOUD een verdrag met den Bisschop en bewerkte, dat de Schouten van Salland en die
van Twente uit acht personen door hem voorgesteld, zouden gekozen worden, en be-
loofde tevens do beide gewesten door vredelievende middelen, en indien deze niet vol-
doende waren , met krijgsvolk op 's Bisschops kosten te beschermen. De twee jaren Avelke
dit verdrag moest duren, werden hem achthonderd ponden jaarlijks, ter bestrijding
zgner onkosten, door den Utrechtschen Kerkvoogd toegekend (2). Hij deed kort daarop
afstand van pal zijne regten op Dtepenheim en Dalem, welke goederen de Bisschop ,
ten behoeve van het Sticht, voor elfduizend ponden van "willem , Heer van Boxtel
en diens echtgenoote kunegonda , Gravin van Dalem en Vrouw van Diepenheim , in het
begin van het jaar dertienhonderd een en dertig gekocht had. Doch om de gelden by-
een te brengen, moesten kapittelgoederen verkocht en vier en twintig honderd pon-
den van den Graaf van Gelre opgenomen Avorden (3). Waarschijnlijk verpligtte deze
omstandigheid den Bisschop tot de spoedig hierop gevolgde belofte , om , wanneer hij zich
buiten 's lands bevond, het bestuur van Overijssel aan reinoud op te dragen, wien alle
ambtlieden moesten gehoorzamen en rekening doen. Voor moeite en onkosten zou de
Graaf de helft van alle inkomsten en vervallen genieten, met uitzondering van de ont-
vangsten der rentmeesters (4).
stelt, even als J. λ. leydis , Chron. Belg. Lib. XXVII. G. 30. p. 257. Zie den Vermeerderden Beka,
bl. 223, vergeleken met v. mieris, Charterb. ν. ΗοΙΙ.Ώ. II, bl. 514. ^
(1) van spaen, Bist. V. Gelderl. D. I. LI. 461.
(2) van spaew, Bist. v. Gelderl. D. 1. bl. 465.
(3) Dk beka, p. 115 et brcneuüs ad eundem, p. 117 (r). v. spaen, Bist. v. Geldcrl. D. I. bl.
465 , 466. Glasujs, Gesch. d. Christ. Kerk in de Nederl. D. II. bl. 134.
(4) v. spaeii, Bist. V. Gelderl, D. I. bl. 466.
-ocr page 69-DES VADERLANDS. "69
De Bisschop moest eeue nog grievender vernedering ondervinden. De Graven van 1300—
Rolland en Gelre verdeelden openlijk onder elkander het beheer over de geheele uit-
Λ'·
o-estreklheid van het bisdom en verbonden zich voor hun leven, dat willem de zaken Jiooi-
o i
in het Sticht aan deze, reinoud aan gene zijde des IJssels regelen zouden (1). Dit ^^^^^
echter bragt de ülrechtsche burgers in beweging; zij zochten zich onder de hand met
bondgenooten tegen den Graaf van Holland te sterken, en in den Bisschop zeiven ont-
Avaakte het gekreukte gevoel van eer. Eindelijk brak de lang verkropte spijt in open-
baren krijg los, toen de burgers van gijsbert slikes , Schout vaniV^euaari ,
eeue heerlijkheid welke aan willem van DuiveuOCorde behoorde , omgebragt hadden. 1332
De Graaf van Holland beval onmiddellijk de wapens op te vatten. Van duivenvoorde
verbrandde het Gein en rukte , nadat de Stichtenaars Nievaart Avederkeerig in kolen
gelegd hadden, met eene talrijke krijgsmagt, van welke de burgers van Oudewatergqu
aanzienlijk gedeelte uitmaakten, in hui Sticht. ' Hij drong roovende en blakende tot/2/te-
ilen door en verbrandde een gedeelte van het dorp Horst, Doch de slotvoogd van het
huis Ter Horst, willem van Boekstal, stuitte den vyand in zyne vaart. Van dui-
venvoorde niet van stormtuigen voorzien, trok in aller ijl naar Tulle {Tuil-WhaalT)
waar hem Zeeuwsche en Friesche benden verbeidden, en volk uit Brahand en Vlaan-
deren was zamengevloeid. Bisschop jan toog hierop met de burgers, en door vele Ede-
len vergezeld, uit de stad Utrecht^ om den vijand van zijne grenzen te verdrijven, of
met hem eenen bloedigen strijd te wagen (2). Doch nu trad reinoud , welke ter zake
van Graaf WILLEM, het huis Oudeghein bemagtigd en vele gevangenen gemaakt had,
tusschenbeide (3). Hij had van den Bisschop aanzienlijke sommen ontvangen, en be-
werkte thans in het begin van Bloeimaand een bestand tot de helft van Oogstmaand,
hetwelk nader tot Kersmis verlengd werd (4). Eindelijk deed hij te Gört/ic/iew uitspraak 18 v.
over de verschillen tusschen Bisschop jan en Graaf willem , waarbij bepaald werd,
dat reinoud het huis Ghein weder opbouwen en zoolang in bezit houden zou, tot
dat onderzocht was , of dat huis Graaf willem , of den Bisschop toebehoorde. Voorts
zouden zij, die als deelgenooten aan de eene of andere zyde genoodzaakt waren ge-
Φ
(1) v. miems, Charterb. ν. Holl. D. Π, hl. 518.
(2) de bera, ρ. 114, 115.
(3) va« spaen, Eist. v. Gelderl. D. 1. bl. 4Ö8. De beka, welke dezen Irijg lenomegte een jaar
later stelt, vergist zich, wanneer hij, p. 115zegt, dat de vijandelijkheden, op kst van den Graaf
Tan Ho/land aan tas ddivenvoorde gegeven eindigden. Het tegenovergestelde blijkt uitv. «iems ,
CAar/erb. r. Holl. D. II. bl. 556 , 557. Verg, τ. spaeit, t. a. p.
(4) T. SPAES, Uist. V. Gelderl. D. I. bl. 408.
-ocr page 70-70 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
weest hunne goederen te verlaten, daar Λveder op hersteld, en de burgers van Utrecht^
welko om den krijg uit de stad geweken waren, hier weder in opgenomen worden.
Do schade en nadeelen aan de onschuklige ingezetenen van Holland en de Utrechtsche
geestelijkheid toegebragt, zouden vergoed, en voor de gesneuvelden in deze onlusten,
geldelijke zoenboeten bepaakl worden. Eindelijk, om van geene andere punten te ge-
wagen, zouden de Heeren van Duioenvoorde ^ van Polanen en van Vianen den Bis-
schop, en de burgers van Utrecht den Graaf van bij ontbod , met een bepaald
getal manschappen te dienste staan (1).
Naauwelijks had de Bisschop zich met de Graven van Holland en Gelre verzoend,
toen hij de stad Utrecht in handen van Graaf willem stelde , die de voogdij over het
geheele Neder-Sticht op zich nam , welks ingezetenen hij beloofde te beschermen en
bij hunne voorregten te handhaven (2). De Bisschop geraakte kort daarna in geschil
met de stad Kampen, doch vond even Aveinig ondersteuning bij willem als bij »einoud,
die elkander beloofden, zich daarmede niet te bemoeijen, maar den Kerkvoogd te la-
ten geworden (3). Insgelijks hadden de Heeren van Voorst en van Rechteren, zijne
leenmannen, wegens de bedijking van Mastenbroek de wapenen tegen hem opgevat
en de stad Ommen verbrand (4). De Graven van Holland en Gelre bevonden zich in
dien tijd, Avegens do Brabandsche zaken, te Kamerijk. Hier traden zij in eene
nieuwe schikking, en verdeelden het sticht Utrecht onder zich en hunne nakomehngen.
Willem zou de landen aan deze zijde des IJssels behouden , en reikoud alles wat aan
gene zijde dier rivier naar den kant van Westfalen gelegen was. Daarentegen zou elk
van hen de helft der schulden van den Bisschop, vier en veertig duizend ponden Tour-
nois bedragende , overnemen. Zij beloofden voorts elkander tot handhaving dezer over-
eenkomst, tegen elk bij te slaan en zich niet met de stad Utrecht verbinden (5).
Dit verdrag werd niet ten uitvoer gebragt, en de Bisschop bleef ten minste in
het schijnbezit van zijn Avereldlijk gebied. Immers beloofde hij eenigen tijd la-
ter, dat hij het Neder-Sticht aan niemand zou verpanden dan met den wil des
Graven van Holland (6). En op eene bijeenkomst te Rozendaal in Grasmaand van
10 V.
Sprok-
kel m.
1334
IG V.
Lente-
maand.
9 Y.
Bloeim.
31 van
Hooim.
17 van
iiCnte-
maand.
1335
(1) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II, hl. 550, 557. ^
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 560.
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II, bl. 561.
(4) A. moonen, Chron. v. Deventer, bl. 24. Overijsselache Chton. in de Anahcta Tan ddb-
MB, τ, Π. ρ. 250, 251. ^ ,1
(5) ν. mieris, Charterb. ν. ΖΤο//. D. II. bl. 564.
(6) ν. wiaus, CAorierÄ. ί7. iTo//. D. II. bl. 571.
-ocr page 71-Ii
1300-
1339
hetzelfde jaar , stelde hij , naar het schijnt, Ooerijssel τοογ drie jaren onder de bescher-
ming van REiNOUD. Het huis Oudeghein werd door dien Graaf aan de stad Utrecht,
onder het bevel van zijnen slotvoogd dirk: van Lijnden toeyertromvd, tot dat hij be-
slist had, wie de eigenaar daarvan zijn zoude (1). Reinoud nam ook de schulden des
Bisschops op zich, wien hij deswege drie en veertig duizend ponden zwarten Tournois
voorschoot, en daarvoor het slot te Vollenhoven, geheel Salland, het slot to Gore (Goor)
aan de Overijsselsche Fecht, en het land van Twente in pandschap ontving. Al de lands-
heerlijke regten en voordeden in deze landen Averden hem afgestaan; doch de gewone
inkomsten bleven aan den Bisschop, op wiens aanzoek onderscheidene BoA^en-Stichtsche
Edelen met de sleden DeOenter^ Zicol ^ Hasselt^ Genemuiden, Ommen, Rtjssen,
Goor en Oldenzaal, den Gelderschen Graaf getrouwheid beloofden, lol dat de schuld
afgelost zou zijn. De brief werd mede door de stad Utrecht en de hoogo geestelijkheid
van het Sticht bezegeld (2). Geheel Overijssel ^ slechts Ka^npen cn Diepenheimxxii-
gezonderd, was alzoo in de magt des Graven van Ge^re geraakt, welke daarna der
slad Deventer de handhaving van al hare regten beloofde , en Avanneer deswege eenig
misverstand mögt ontslaan, de beshssing daarvan aan de twaalf schepenen overliet. Ook
behartigde hij do belangen dier stad in eenen twist met Amsterdam , over het betalen
van den kalerlol op den IJssel (3).
Naauwelijks was reinoud in het bezit van Overijssel gesteld, toen hij in eenen krijg
met de Friezen werd gewikkeld. Ondersteund door de burgers van Utrecht, behaalde
hij in een bloedig gevecht nabij Follenhoven do overwinning, en verzekerde hierdoor
de rust in hel jB ο ven-Sticht (4). De Graaf van Holland behield zijnen invloed in het
JNeder-Slicht (5). Ilooger echter steeg aldaar hel gezag van,zijnen zoon en opvolger
IV, wien de voogdij over dit gedeelte des bisdoms werd opgedragen, en welke
er JAN van Arkel tot zijnen sledehouder aanstelde (6), De'geschillen tusschen den
ilollandschen Graaf en de burgers van Utrecht, welker oorzaak ons niet duidelijk ge-
bleken is, werden aan de uitspraak des Heeren van beaumokt , 's Graven oom, over-
gelaten. Het hoofdpunt des verdrags was, dat de sidé Utrecht den Graaf twee qn der-
tig honderd ponden zwarten Tournois uitkeeren, maar daarentegen ontslagen ;iijn zoude
31 T.
Oogst-
maand
4 v.
Louw-
maand
1340
8 V.
Grasm.
(1) V. SPAE5, Eist. V. Gelderl. D. L bl. 493. ι
(2) Overyss. Chron. in de Analecta van rombar, D. Π. hl. 254—266.
(3) v. spaes, Hist. v. Gelderl. D. l. bl. 494, 495. Moose.-,, Chron. v. Devpntr. bl. 24.
(4) üeda, p. 240. Verg. v. spaek, Hist. v. Gelderl. D.' I. LI. 495-498.
(5) Zie VA5 wEßis, Charterb. ν. Holl. D. IL bl. 582 , 584.
(6) T. wEnw, Charurb. t. Holl. J). II, bl. 627, 628.
4
20 V.
Lente-
maand.
133G
16 V.
Grasm,
SOG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
-van de dienst der tweehonderd man aan willem III beloofd (1). Ter bede van den
Bisschop en des Heeren van beaumont , nam de Graaf nu de burgers van Utrecht on-
der zijne bescherming (2). De regering en de gilden dier slad beloofden daarentegen,
wanneer de bisschoppelijke zetel of eenige andere kerkelijke waardigheid in het Sticht
openviel, alles aan te wenden, om dengenen van 's Graven vrienden daaraan te hel-
pen , voor wien hij dit mögt begeeren (3).
Tot dien staat van ondergeschiktheid en nietigheid was het weleer magtige stift van
TJtreckt gezonken, toen Bisschop jan van Diest overleed. Roemloos had hij achttien
jaren den zetel bekleed, en veel tot nadeel, weinig, zoo iets, tot nut van don staat
verrigt. Wel had hij, behalve het graafschap Diepenheim^ het slot te Duurstede en
eenige andere goederen van den Graaf van Benthem^ door aankoop onder het Sticht
gebragt (4) , doch zich hierdoor met eenen schuld bezwaard, die hem geheel van de
Graven van Holland en Gelre afhankelijk maakte en het staatkundig bestaan des bis-
doms zelfs op het spel zette. Zijne verdiensten als geestelijk Vorst waren even gering
en bepalen zich tot het stichten van een kanonikenkapittel te ^meri/oori (5). Zijn sterf-
jaar was het geboortejaar van geirt grote te Deventer^ den stichter van de Broeder-
schap des gemeenen levens, wier leden die kundigheden en begrippen verspreidden,
welke zooveel hebben toegebragt tot de ontwikkeling en het gelukkig slagen der kerk-
hervorming (6).
Gelderland. Niet minder beklagenswaardig dan Utrecht ^ was de toestand vap Ge/re
in dit tijdperk. De rampen, welke de Limburgsche krgg over dien staat verspreid had,
ondanks do gunsten der Keizers aan Graaf reinoud bewezen, door de af-
13 v.
Louw.
uiaand.
1300.
waren
wisselende oorlogen en geschillen met naburige Vorsten en Heeren, steeds drukkender
geworden. In weerwil dezer noodlottige omstandigheden, bezat reinoud I nog te veel
magt en invloed, dan dat jan II. van Holland niet zou getracht hebben de vriend-
schap der Gelderschen te verwerven. Er werd tusschen de beide Graven een verbond
van onderlinge verdediging gesloten, onder beding, dat hij wiens hulp verlangd werd,
ook de kosten daarvan dragen moest. Men zou echter niet verpligt zijn de wapenen
op te vatten tegen de Koningen van Z)M«Vjc/i/a«c? en fVa/iAryA, den Graaf van F laan-
1) v, BiEBis, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 633.
(2) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 634.
(3) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 635.
(4) V. HiERis, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 453.
(5) DB ΒΕΚλ, ρ. 115, HÏDA, ρ. 240.
(6) Rïvids, Davenir. Ilhstr. Lib. I. p. 28.
J300-
1339
10 V.
Grasm
1340.
12 V.
(rrasm.
r ^
Zomer
maand,
73
DES VABERLANDS.
deren, zoo lang de oorlog lusschen dien Vorst, met >vien reinoud verbonden was, en
de Franschen, de bondgenooten Yan jan II, Yoortduurde , als mede niet legen de Frie-
zen , dewijl onlangs de Keizer aan reikoïd het bewind over FrieiZancHiad opgedragen,
en de Graven van Holland een gedeelte Yan dat gewest bezaten en nog altijd op
het overige aanspraak bleven maken. Voorts schold jan Π aan reinoud allo sclmldea
kwijt, welke Graaf floris V in zijn leven van hem te vorderen had (1). Hij vergunde
daarenboven aan de burgers van Earderwijk, veilig en onbezwaard in zijn
gebied handel te drijven (2). De gelukkige uitwerking van dit verdrag voor den Graai'
van Holland spoedig, toen Keizer albregut te Nijmegen was gekomen en hem
voor zich gedaagd had. Piu immers liet reinoud i^ijnen bondgenoot uit Holland met
eeno krijgsmagt ongehinderd den JVaalstroom opstevenen en te JUi'w/wiiceert/voet aan
land zetten, waardoor de verschrikte Keizer in onderhandeling trad, en Holland en
Zeeland voor jan II bewaard bleven (3).
Minder getrouw bleef reinoud ten opzigte van Frankrijk, aan de voorwaarden des
hulpverbonds met den Graaf van Holland gesloten. Trouwens deze waren ook reeds
door JAN II geschonden, wiens benden in den krijg lusschen Vlaanderen en Frank-
rijk, den Franschen Koning dienden (4). De slag bij Kortrijke op welken de ontrui-
ming van geheel Vlaanderen door de Franschen volgde , had echter aan dien krijg
geen einde gemaakt. Koning filips was met eeno groote krijgsmagt in Vlaan-
deren gerukt, waar thans jan , Graaf van Namen, wegens de gevangenschap van zij-
nen vader, Graaf gui , en van zijnen oudsten broeder in Frankrijk, het bewind voer-
de. Reinoud snelde zijnen zwager jan Ie hulp, en met hem streden voor de Vlamin-
gen zijne naburen jan van Kuik, jan van Gameren, burggraaf van Borne, en Wil-
lem , Graaf van Gultk. Hij bevond zich in den veldslag van 3Ion& en Puele, lus-
schen Douay en Rijssel, ^vaar liet Vlaamsche leger geslagen en "vvillem van Gultk
gedood , doch welke spoedig door den vrede gevolgd werd (5j.
Behalve dezen krijgslogt, vindt men reinoud gedurende eenige jaren slechts bezig met
(1) Nthoff, Gcdenkw. uit de Gesch. r. Geldcrl. DA.Oork. bl. 78. τ. spaex , Histv. Gelderl.
D. I. 1,1. 344.
(2) PojtT4?iis, UisU Gclr. Lib. VI. p. 172.%sliciite5Uor5t , Geld, Gesch. Β. Vi. bl. 109.
(3) Zie hiervoor, bl. 8, 9, 10. Verg. Postasbs, Hist. Gclr. Lib. VI. p. 173.
(4) Zie hiervoor, bl. 13.
(5) Metmus, Annal. fhndr. Lib. X, 105 sqq. d'ocdegueust, Chron. ei Jnnal. da Flm-
II. deel. 2 stuk. jq
1302
1304
74 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
' geestelyke slichtingen , het aankoopen Yan goederen en het uitgeven Tan leenbrieven (1).
Te zijnen behoeve deed Graaf gerard van Gulik afstand van die regten, welke hij
als zoon van Margaretha van Gelre, op het slot en de heerlijkheid van Montfoort
in het Over-kwartier van Gelderland ^ meende te bezitten (2). Met nadruk handhaafde hij
zijn gezag tegen de geestelijken en geestelijke gestichten in zyn gebied, of welke daar hunne
goederen hadden. Was in het jaar twaalfhonderd acht en negentig het geschil, waarin
hy met den Proost van St, Salvator te Utrecht over den eigendom der weiden en
tienden onder Driel in den Bommelerwaard geraakt was , aan hem zei ven ter beslissing
overgelaten (3) , evenzeer had weinig tijds te voren, de kapittelkerk van Zutphen, uit vrees
voor 's Graven ongenade, aan zijne uitspraak het verschil met hem over de begeving hare pre-
benden opgedragen. Na het gevoelen van regtsgeleerden te hebben ingewonnen, verklaarde hij
het pleit geheel te zijnen voordeele en dat het Patronaat hem toebehoorde. Het kapittel, hoewel
schoorvoetend, moest zich hieraan onderwerpen en ten laatste's Graven regt erkennen (4).
Wat reiwoud omtrent dezen tijd bewoog everhard , Graaf van der Marek, tot stad-
houder van Gelre en slotvoogd van Bredevoort aan te stellen, is onbekend. In der-
tienhonderd drie hadden de Bisschop van Munster en everhard zich van dat slot >
een eigendom van herman, Heer van Lon, meester gemaakt en het gezameniyk in be-
zit gehouden. Doch thans dreef 's Bisschops volk de bezetting van den Graaf er uit.
Everard hierover gebelgd, veroverde het slot Duimen en sloeg het beleg voor eene an-
dere Munslersche sterkte bij Rijkermolen, De Bisschop spoedde zich, om de plaats te ontzet-
ten , maar de vrede werd getroffen en Duimen aan Munster , Bredevoort aan everharb
loegekend. Het blijkt nergens, hoelang zich de Graaf mw der Marek in Gelre heeft
opgehouden (5).
Reinoud ontving inmiddels van Keizer albreght van Oostenrijk nevens andere
gunstbewijzen, ook de bekrachtiging van al de vrijheden en voorregten, door 'sKei-
IG V.
Blocim,
1307
dres, Ch. 140, p. 232—234. Chron. Tiel p. 288. Pontanus, Eist. Gelr. Lib. Vl. p. 173—175.
sLicnTENHORST, Gcldefsche Gesch. ]i. VI. bl. 110. v. spaen, Hist. v. Geldcrl. β. 1. bl. 339 , 340.
Verg. UBYDECOPER, op MELIS STOKE, D. III, 1)1. 279 , 280.
(1) Nyiioff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. LI. 80—100.
(2) NvnorF , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. bl. 81 en de aant. van den ge-
leerden uitgever. De overeenkomst is van den 26 van Bloeimaand 1300.
(3) Nthofp , Gedenkw. uit de Gesck. v. Gelderl. D. I. Oork. No. 57.
(4) Nthoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. LI. 64. Ooik. No. 56 , 60 , 86. Verg.
v. spaen, Hist. V. Gelderl. D. I. LI. 348. ^
(5) Van spaen , Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 349.
3 V.
Sla{Ttm,
1306
ISfii
DES VADERLANDS. 12S
zers voorgangers aan de Graven van Gelre geschonken (1). Hij werd hierin op nieuw 1300—
bevestigd door Keizer hendrik VII, den zoon van zijn getrouwen strijdgenoot Graaf
HEitDHiK van Luxemburgs welke twintig jaren te voren in den slag bij Grasm.
was gesneuveld (2). Hij had 's Vorsten krooning te Aken bijgewoond, en ontving vele 1309
blijken zijner milddadigheid. Op den beroemden rijksdag te Spiers bepaalde wel is 5 .v.
waar do Keizer, in overeenstemming met de Rijksgrooten, dat geen Vorst of Heer,
aan eenige stad vrijheden of voorregten mögt geven zonder keizerlijke vergunning, 1310
en verklaarde tevens al de gunstbrieven door de Graven van Gelre, zonder uitdruk-
kelijke toestemming der Keizers of Roomsch-koningen gegeven, voor nietig en van
geener waarde, doch magtigde echter nog dienzelfden dag, bij een anderen brief,
Graaf REiNOUD om de vrijheden en voorregten, vroeger door hem of zijne voorzalen
aan zijne steden, buiten bewiUiging van de Opperhoofden des Rijks verleend, te her-
nieuwen en te bevestigen, indien hem dit behaagde ; alsmede om jaar- en weekmarkts-
tollen in te voeren en te heffen. Hij vergunde hem tevens het privilegimn de non
evocando, waardoor geen van 's Graven onderzaten voor het keizerlijke hofgerigt mögt
geroepen worden, ten ware door den Graaf of 'sGraven ambtenaren regt gewei-
gerd werd (3). Eenige dagen later verkreeg reiwotjd van den Keizer verlof, om door de 19 y.
Betuwe tusschen Arnhem en Nijmegen eenen dyk of weg te leggen en eene vaart er maand,
nevens te graven, met het regt van eene matige tolheffing. Beide dijk en vaart zijn
echter eerst ongeveer drie eeuwen later.tot stand gekomen (4).
Erkentelijk voor zoo vele gunsten, toog reinoüd , nevens andere geestelijke en we-
reldlijke Vorsten, met den Keizer over de Alpen. Hij hielp de steden van Lombar- 6 v.
dij'é beteugelen en bevond zich te Milaan, toen hendrik. aldaar met de ijzeren kroon maand,
tot Koning van dat Rijk gekroond werd (5). Echter nam hij geen verder deel in den ^^^^
Italiaanschen krijgstogt, en was ongetwijfeld reeds in zijn gebied teruggekeerd, toen
de Graaf van Gulik hem de stad en het slot Bruke opdroeg, om daarmede weder gl-ok-
____kel-
mauud
(1) NmoFF, Gedenhc. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 92, bl. 98.
(2)Νυποβρ, Gedenktc. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. 1. Oork./No. 103 , bl. 107. PoM\«ts,
Ilist. Gelr. Lib. VI. p. 180. Verg. v. spaen, Bist. v. Gelderl. D. I. bl. 351.
(3) Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ü. I. Oork. No. llli—11.'), bl. 114—
119 en bovenal de belangrijke aanteekening van den geleerden uitgever, bl. 114. Verg. powtabtus,
Ilist. Gelr. Lib. VI. p. 180. v. sLicnxENnoKSï, Gelders. Gesch^ B. VI. bl. 111, v. spaeit, Hiat.
v. Gelderl D. I. bl. 352.
(4) Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 116. bl. 120; en de aant.
(2) aldaar.
(5) PoRTAiiüs, Hist. Gelr. Lib. VI. p. 180, 181. v. sucnxEHHORST, Ge/rferi. Gcic/i. B. VI. bl. 111.
v. sPAE!T, Hist. r. Gelderl. D. I. bl. 353. Verg. Chron. Magn. Belg. p. 312.
10 *
-ocr page 76-76 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
- door hem heleend te worden wiens ledigman hij levens beloofde Ie zullen zijn (1),
Kort daarop werd reinoud te Arnhem door gui , Bisschop yan Utrecht, met de Veluwe
beleend. De Graven van Gelre hielden dät gewest, een leen van het Sticht, als ach-
' terleen van Brahand, en Hertog jak had in twaalfhonderd zes en negentig aan reinoud
vergund, aldaar twee steden te stichten, waarvan Staveren misschien eene geAveestis,
dewijl deze plaats in dat jaar stedelijke regten ontving (2). Die leenband werd nu verbroken ,
daar de Hertog verzuimd had zijne leenen te behoorlijken tijde van den Bisschop van
Utrecht te verheffen, en gui, als opperleenheer, den Graaf van GelrexmXde Veluwe,
een gedeelte dier leenen, onmiddellijk verleidde en daarvoor 's Graven manschap ont-
ving. Sedert heeft deze landstreek geene betrekking meer tot Brahand gehad (3).
Er was inmiddels geschil ontstaan tusschen lodewijk , Bisschop van Munster , en gijs-
iiREGiiT van Bronkhorst over het bezit van den burg Lichtenvoorde. Eene schuld-
vordering des Heeren Yan Bronkhorst op het bisdom Munster had tot dien twist aan-
leiding gegeven, welke met wederzijdsche beleedigingen en bloedige vijandelijkheden ge-
paard ging. De Bisschop beloofde zich aan de uitspraak des Graven van Gelre te on-
derwerpen , op wiens last eenige goede mannen de zaak naauwkeurig onderzochten 'en
beslechtten. Do Munstersclie Mijtervorsten hebben echter niet vóór in de laatste helft
der zeventiende eeuw, van hunne vermeende leenheerlijke regten op Lichtenvoorde,
ten behoeve der Staten van Gelderland, voor altijd afstand gedaan (4). Meer beslis-
send en als gebieder handelde reinoud , toen hij οττο van Bijland en borke van
Doornik in eene boete van zeventienduizend zwarte Tournoizen verwees , dewijl zij een
bezworen vrede met wouter van Keppel en jagob van Merlar door eenen vyande-
lijken aanval verbroken hadden. Al hunne strijdgenooten zouden hierin naar evenredig-
heid moeten deelen; die Aveigerden voor vredebrekers gehouden en door den Graaf
naar regten gevoüuisd worden (5). Reinoud vereflende kort daarop zyne geschillen met
5
Blocim,
1312
14 V.
SlajTtm,
1313
■ ir^-f-i
(1) ΝνηοΡΓ, Gedenktv. uit de Gesch. ν. Gelderl D. I. Oork. No. 123, 131.123. v. spaew,
Rist. v. GelderL D. I, bl. 355.
(2) v. SPAER, Inl. tot de Jlist. v. GelderL D. IV. bl. 165. Verg. Alg. Gesch. d. Faderl. D.
II. St. I. bl. 290, 291, 448, 449.
(3) NvuofF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 124, bl. 124. Chron. TieL
]). 299. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXVII. c. 0. p. 246. Pohtasijs , ïlist. Gelr. Lih. VI.
p. 181. V. SPAEN, Inl tot de Jlist. v. Gelderl D. IV. bl. 165. Uist. v. Gelderl D. I. bl. 354.
!
(4) Nyiioff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL D. I. Oork. No. 128, bl. 127 (1), en No.
130, bl. 129—133. I
(5) ΝνποΓΡ, Gedenktv. uit de Gesch. ν, Gelderl D. I. Oork. No. 149, bl. 143-149.
1300-
1339
17 V.
Lente-
maand
1311
de Heeren van Μ eure over liet slot van Didam en eenige regten te Emmerik; gelijk 1300—
ook met alard van Buren over het regtsgebied tusschen Beest en Trichtersluis. Een ^^^^
weinig te voren was hem het hoog gerigt en het brouwambt te Swalme bij Roermond
opgedragen geworden (1). Hij verzoende ?;ich met de stad Zutphen , waar onlusten hadden
-plaats *gevonden welker oorzaken echter onbekend zijn. Zooveel blijkt, dat een gedeelte
der burgers 's Graven zijde liieJd en binnen de muren was gebleven, terwijl het andere
gedeelte zich naar Lochern begeven, aldaar een manslag begaan en de goederen van
zekeren -wolter odekongh verbrand had. De aanhangers van den Graaf moeten niet
de magiigste geweest zij.n, dewijl de Schepenen en Raden beloofden, hen noch te be- j5 y
leedigen, noch zwaarder dan do overige burgers te belasten, en zoo dit mögt ge-
schieden, het ongelijk te herstellen (2). 1314
Keizer Hendrik VII was den vierentwintigsten van Oogstmaand des jaars dertien hon-
derd dertien te Buenconvento in Toscane overleden; en na veertien maanden toevens,
uit hoofde eener dubbele verkiezing, door twee Vorsten, frederik van Oostenrijk en
LODEWiJK van Beijeren ^ tegelijk in het Duitsche Rijk opgevolgd (3). Deze ver-
deelde keus had eenen achtjarigen krijg ten gevolge en was de bron van veleoneenig-
heden onder de Vorsten aan den Reder-Rijn, van >velke sommige frederik , andere
ix)DEWiJK volgden. De Graaf van Gelre verklaarde zich voor den eerste, welke eenigo
dagen vóór hij te Bonn gekroond werd, hem niet slechts acht duizend mark zilver,
maar ook tevens beloofde, eene van 's Graven dochters zelf tot gemalin te nemen, of
haar aan zijnen broeder albrecht , of aan herrorik, Ilerlog van Kärnten, naar rei-
TiOüDS keuze , uittehuwelijken , mids de Graaf hem met duizend ge wapenden naar Aken
vergezelde, om hem bij zijne krooning te ondersteunen. Hij voegde hierbij de verze- 16 v.
kering, dat hij al de brieven, welke Gelre van de Opperhoofden des Rijks, bijzonder ^^^iï·^"*·'
met betrekking tot het pandschap van Nijmegen, ontvangen had, bekrachtigen en
d<?n Graaf zeiven tot Rijksvorst verlieiTen zoude. Of en in hoe verre reihoüd Koning
FREDERIK dc bchulpzame hand heeft geboden , is ons niet gebleken; doch de laatste
dezer voorwaarden alleen is drie jaren later vervuld geworden (4).
Reinoud had ondertusschen steeds met geldgebrek te worstelen en sommen van lom-
' (1) Nïhoff , Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ώ. I. Oork. No. 152, 153, 154, bl. 150—155.
(2) Nyhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. L Oork. No. 159. bl. 157. v. spaeh., Hiai.
v. Gelderl. D. I. bL 360.
(3) Magn. Chron. Belg, p. 314.
(4) v. spm, Oordeelk. Inl tot de Bist, v. Gelderl. 1), Π, bl, 245. Bist, ν, GelderL D. L
bl 357 , 358.
78 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300·—bardhouders opgenomen, waarvoor de Heer van Valhenhurg^ zijn neef, als borg te
13.39 ÏQ gijzeling had gelegen (1). Welligt ontsproten uit deze behoefte, althans
voor een gedeelte de yergunningen en voorregten , welke hij aan eenige personen en
plaatsen verleende of verkocht (2). Inmiddels woedden de hongersnood en pest, welke
1315 elders in de Nederlanden zoovele slagtoiFers maakten, met niet minder hevigheid in
I
Gelre (3). Hier bevond zich omstreeks dien tyd οττο, Heer van Buren, welke met
de stad Tiel over de grensscheiding, en met den Hertog van Brahand, onder wien
zij behoorde , over zekere regten, aan zijne voorzaten toegestaan , doch hem ontno-
men , in geschil was. Hij kwam derhalve met eene gewapende magt voor Tiel en
drong bij een mislukten uitval der burgers, met de vlugtenden in de stad, welke hij
plunderde en ten deele verwoestte. Hertog jan van Braband besloot dezen moedwil
gestreng te straffen; maar door tusschenkomst der Graven van Holland en van Gelre
werd te Hoogstraten overeengekomen, dat de Heer van Buren zich naar Leuven be-
geven en aldaar blijven zoude , totdat de Hertog van Braband voldaan was. Doch op
verzoek der beide Graven, werd οττο binnen kort weder ontslagen en het geschil aan
de uitspraak van Graaf willem ΠΙ onderworpen. Deze bepaalde, dat de Heer van Bu-
ren den Hertog jaarlyks vijftig ponden zwarten Tournois opdragen, doch die weder in
erfelijk leen van hem ontvangen zoude. Voorts moest hij den Hertog, wanneer het
dezen behaagde , met vijftig ruiters, op zijne eigene kosten zes weken lang dienen ;
en voor de gedooden en gekwetsten binnen Tiel eene bepaalde somme gelds, en voor
de schade der stad toegebragt, duizend zwarte Tournoizen betalen (4).
Eer deze twist geheel was vereffend , waren er onlusten tusschen den Graaf van Gelre
en zijnen zoon reinoud ontstaan. De ware oorsprong van deze noodlottige onmin is nog
niet ontdekt geworden. Men zoekt dien , over het algemeen , in 's Graven groote mild-
heid jegens de geestelijken, welke te meer het misnoegen des volks opwekte, daar de
schuldenlast van den staat, voornamelijk uit den Limburgschen krijg ontsproten , het heffen
(1) Ntiioff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Geldei'L D. 1. Oork. No.h.58, bl. 156.
(2) Nthoff, Gedenktv. uit de Gesch. Gclderl.B. I. OorÄ.No. 160—168,bl. 158—168. v.spien,
Codex Diplomaticus, achter liet vierde Deel zijner Inl. tot de Ilist. v. Gelderl. No. 20, bl. 36.»
Verg. pbiitaküs, Eist, Gelr. Lib. VI. p. 187, 188. Slichtenhorst , Geld. Gesch. Β. VI. bl. 113.
Chron. Tiel p. 302, nevens de aant. van den uilgever en de aldaar aangehaalde schrijyers.
(3) Chron. Tiel, p. 302, 305, en de aant. van vaiï leeuwerr. Poktaküs , Jlist. Gelr. Lib. VL '
p. 186. Verg. hiervoor bl. 52.
(4) v. hieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 190. De brief is van den 21 van Wijnmaand 1517.
portancs, Eist. Gelr. Lib. \'1. p. 187. Divaeus , Tier. Brab. Lib. XIvJp. 145.
1316
DES VADERLANDS. ίϊ7
van buitengewone schattingen, het verpanden of verkoopen van goederen en het op- ^^^ ~
nemen van gelden nootlzakelijk maakte (1). Uit de overgeblevene staatsstukken dier
tijden is ons echter deze groote milddadigheid niet gebleken. Het is evenmin te den-
ken , dat de heerschzucht van den jongen reinoud alleen de bron dezer onlusten ge-
weest is, deNvijl 's Graven gemalin, zijne dochters, het grootste gedeelte der Edelen en
meest alle steden, hoe vele ook door hem begiftigd waren , zich tegen hem vereenigden (2).
Er moet ongetwijfeld eene meer grondige reden bestaan hebben, en deze mee-
nen wij in 's Graven zwakhoofdigheid, ten gevolge eener wond in den slag bij Woe-
ringen, te vinden. By het klimmen der jaren vermeerderde deze ongesteldheid
en maakte hem tot het voeren des bewinds steeds meer en meer ongeschikt. Ook
bekende hij zelf openlijk in eenen staat van zwakheid of ongesteldheid geweest te zijn ;
en mogelijk was hij afwisselend, nu eens krankzinnig, dan weder hersteld (3). Een
tijdgenoot althans getuigt, dat hij bij vlagen geheel zinneloos was (4). Het blijkt,
dat ook zijn schoonbroeder hekdrib: van F laanderen ^ Graaf van Loden, in deze
zaak betrokken geweest is (5).
Dezelfde sluijer, welke de oorzaken dezer onlusten bedekt, ligt ook verspreid over
den tijd in welken zij zich het eerst ontwikkelden en over de middelen, welke men
bezigde , om Graaf reinoud te dwingen. Den dertienden van Wintermaand dertienhonderd
vijftien had hij de villa (buurtschap) Zalt-Bommel tot een oppidum (stad)verheven , en
haarden negentienden van Wijnmaand des volgenden jaars stedelijke vrijheden en voorregten
geschonken (6). Om dien tijd moet zijn zoon tegen hem opgestaan en hij genoodzaakt
geweest zijn, dezen althans een gedeelte van het bewind op te dragen, of lot mede-
regent aan te nemen. Immers schrijft hij aan de steden Nijmegen en Emmerik, wel- 28 v.
ligt ook aan andere , dat » dewijl zij tegen hem in vele opzigten oproerig geweest wa- Wijn-
niaanu.
ren en hem behandeld hadden zoo als zij wel wisten , hij haar beval zijnen zoon 131C
REiNOUD tot Heer aan te nemen en te Imldigen, hen ontslaande van den eed aan hem
(1) v. SPAE5, Bist V. Geldcrl. D. I. bi. 363. Vcr(i;. Chron. Tiel. p. 308.
(2) v. spaen, Ilist. t\ Gelderl. D. I. bl. 364.
(3) Wilhelmus procukator, p. 584. j. a. mois, Chron. Belg. Lik XXVII. c. 22. p. 254. Pon-
TABts, Tlist. Gelr. Lib. VI. p. 201. Vin leecwes , op het Chron. Tiel. p,308 (i). v. spien, Ilitt.
v. Gelderl. D. I. bl. 363, 364.
(4) Aldus verstaan wij met v. spaet( dc woorden van wiutELBUS raoctBAtoR, p. 684, tierbie ei con-
.versatione quodammodo defieiens.
(5) v. sPAEs, Ilist. V. Gelderl. Ό. I. bl. 364.
(6) NynoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Geldcrl. D. ï. Oo^k. No. 165, 167, bl. 163—168,
-ocr page 80-1.300—
1339
80 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
gedaan" (1). Hierop antNVOordde de stad Nijmegen, »dat zij hem ten eenenmale ont-
hief van den eed, welken hij wegens het Rijk van Nijmegen aan haar had afgelegd,
verklarende van nu af niet meer onder zijn bewind of bescherming {regimine nec-pro-
tectione) te staan en hem bedankende, dat hij haar Heer geweest was (2)." Den
volgenden dag beloofde de jonge reisoud , alle handvesten en voorregten van Nijmegen te
zullen handhaven, en bevestigde tevens de Emmerik in al de voorregten, welke
zij van οττο I en reikoud I ontvangen had (3^. ΛVeinige dagen daarna bekrachtigde
en beëedigde hij de oude regten en vrijheden van Zatphen (4) en vervolgens die van
Doesburg (5). Behalve deze steden verklaarden zich voor hem Roermond en onder-
scheidene andere plaatsen , over welke hij als » sone des Greven van Gelren" het be-
wind voerde. De meeste Edelen schaarden zich aan zijne zijde , doch het schijnt, dat
de Gravin en hare dochters destijds nog niet openlijk partij voor hem getrokken had-
den (6).
Ondersteund door Arnhem, Wageningen en ongetwijfeld eenige andere Gelder-
sche steden, behield de oude reinoud de teugels des bestuurs over een gedeelte van
Gelre in handen. Zelfs w^erd hij door den Roomsch Koning frederik tot Rijksvorst
verheven. De verheffingsbrief behelst, dat » de Koning den Graaf reisoud van Gelre,
een edel lid des Rijks, van doorluchtige geboorte en groote rijkdommen, van den rang
van Graaf tot dien van Vorst verhoogt voor hem en voor zijne erfgenamen , en hem
onder het getal der Rijksvorsten plaatst. Uit dien hoofde zal hij genieten alle vorstelijke
voorregten in munt, in tollen, in aanstelling van ambtenaren, terwijl hij en zijne na-
1 y.
Oogst-
maand.
1317
(1) v. spien, liist. v. Gelderl. D. L bl. 365. Inl. tof de Hist. v. Gelderl. D. IV Codex. Dipl.
bi. 38, 39.
(2) PonTANDS, Rist. Gelr. Lib. VI. p. 188. SLicuTEKHoasi, B. VI. bl. 113. Het oppergezag
üver de stad Nijmegen behoorde oudtijds alleen, gelijk over al de andere vrije Rijkssteden, on-
verkort hare handvesten en voorregten, aan de ICeizers. In 1248 "was Nijmegen aan den Graai
van Gelre geraakt. Zie Alg. Gesch. d. Faderl D. IL St. I. bl. 298. Sinds 1254 stelden de Gel-
dersclie Graven hier een Regtpr en twee schepenen in judicialibus aan. Pontanbs , Hist. Gelr,
Lib. VI. p. 145.
(3) V. SPAEN, Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 365.
(4) NYHorr, Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. ü. I. Oork. No. 168.
(5) V. svkm, Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 366.
(6) Verg. V. SPAEN, Hist. v. Geldfrl. D. I. bl. 366.
30 y.
Wijn-
maand.
1316
4 y.
Slajjlm.
26 y.
Winter
maand.
v
-ocr page 81-DES VADERLANDS. ίϊ7
komelingen de Torslelijke waardigheid met twinlig banieren zullen Tcrheffen (1)." Hier- 1300—
door Averd reinoud I een vorstelijke Graaf, zonder dat zijn gebied tot een Yorstendom
verheven was, gelijk vele jaren daarna onder zijnen opvolger geschiedde. Men vindt
ook niet, dat hij of zijn zoon den nieuwen tüel gevoerd hebben. In het huis van Gwi«Ä
had ongeveer hetzelfde plaats, toen Graaf willem in dertienhonderd zes en dertig tot
<le vorstelijke , twee jaren daarna tot de markgrafelijke , en in dertienhonderd zes en vijf-
lig tot de hertogelijke waardigheid verheven werd (2).
Terwijl Graaf reinoud I aan de eene zijde het hoog bewind bleef voeren, voorregten
schonk, leenen uitgaf, en hem goederen als leenheer werden opgedragen, was zijn
zoon van den anderen kant, niet minder ijverig in het uitoefenen en uitbreiden van zijn
gezag (3). l)c spanning tusschen de beide Vorsten werd steeds grooter; en men meent,
dat de acht duizend ponden , welke de jonge reiwoud met een aanzienlijk getal Heeren,
Ridders en sleden, van zekere tafelhouders of lombarden opnam, ter bestrijding der krijgs-
kosten tegen den vader moesten strekken (4). Zeker is het, dat het land verdeeld en op
het punt Avas de prooi te worden van ai de rampen, welke eenen burgerkrijg plegen te
verzeilen , toen Graaf reinoud en zijn zoon verklaarden, hunne geschillen aan de uit-
spraak der Heeren van Falkenlurgy van Mechelen, van V oorne en van Ar hel ^ β ν,
hetzij bij regte , hetzij in der minne , te onderwerpen; en het bestuur over geheel ^'jgi'g'
Gelre^ uitgezonderd over dat gedeelte, hetwelk den zoon l)ij huwelijksvoorwaarde was
afgestaan , den vier genoemden Heeren in handen Ie stellen , lot de uitspraak zou geschied
zijn. Mogten de gevoelens der scheidslieden uiteen loopen, dan zouden de Graaf van
Holland en nog een tweede persoon, nader te verkiezen, als opperscheidsregler
(1) v. spaen, Ilist. v. Gelderl. 1). II. bi. 358. Inl. tot de Ilitt. Gelderl. I). II. bi. 246. Codex Dipl. ρ.
94. Evenmin als de Ilccr van spa en , kunnen wij ontveinzen, dat de vorm en de uitdrukkingen
in dien brief, ons zeer buitengewoon voorkomen. Hoogst zonderling klinkt onder anderen deze zinme-
de : « Sane quia.spcctabilis vir , ueysaldds comes Gclriac , nobile utique membrum Iraperii clara clarifi-
cat, sanguinis claritate, gcnerositale gcneris , genero.sus , dotatus multarum insignium dotarum, do-
tibus fulcitus , virorum et virinm fulcibili fulcimento, quique inter divitias possidentes nonraedio-
cris dicilur, scd eis habundando , babundantius habundare, bis itaque sibi cooperantibus in sublimio-
ri» sublimationis sublimitate desiderat subliraan."
(2) V. sPAEN, Inl. tot de Iliat. v. Gelderl. D. II. bl. 246. Ilitt. r. Gelderl. D. I. bi 359.
(3) postarbs, Ilitt. Gelr. Lib. VI. p. 189. Siichtebhorst , Geld, Gesch. Β. VI. bl. 113.
ν. spaex, Ilist. ν. Gelderl. D. I. bl. 366—368. Nyhofp , Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. J). I.
Oork. No. 169, 170, 171.
(4) V. spae5, Ilist. t. Gelderl. I). I. bl. 367. Verg. pojitakis, Hist. Gelr. Lib. VI. p. 188.
189. SucHTEsnoisx, Geldertche Getch. B. VI. bl 113.
II DEEL. 2 STUK-, 11
-ocr page 82-82 ALGE 31 EENEGESCHIEDENIS
de zaak beslissen. Reinoud de zoon verliond zich, den Graaf tuq Gulik
binnen acht dagen Ie bewegen, het Overkwartier ^ en Avel bepaaldelijk Gelre\
Montfoort en Kriekenbeek, heni door Graaf reinoud Yoor eene sommc gelds ver-
pand , den vier Heeren over te leveren ; bij weigering daarvan beloofde bij zijnen va-
der naar vermogen tegen den Graaf van Gulik te sterken. De vier scheidsmannen
namen de taak op zich en bezegelden met de beide keikouds den brief (1),
i300-
J339
Weldra kwamen zij , ingevolge dezer overeenkomst, te Arnhem bijeen, doch kon-
den tot geene eenstemmigheid geraken. De Heeren van Foorne en van Arkel^ hevige
voorstanders van den ouden Graaf, laschten hier een opstel op naam van den Heer
van Mechelen, den schoonvader vati den jongen EEirfOUD , in eenen open en door hen
bezegelden brief, waarbij zij verklaarden, dat de Heer van Mechelen met hen instemde, doch
de Heer van J^alkenburg , een vurig aanhanger des zoons, van een ander gevoelen
was. Deze uitspraak, die veel licht over den slaat der zaken verspreidt, komt hierop
hoofdzakelijk neder. « De Graaf van Gelre en Jonkheer reisoud zullen elkander behande-
len als vader en zoon betaamt. De Graaf zal geheel meester zijn van het land, even
als vóór de opdragt daarvan aan zijnen zoon, en degenen, welke leenen van hem ont-
vangen en daarvan open brieven hebben , zullen die behouden. Keïkoud de zoon
zal zich met zijn huwlijksgoed moeten tevreden stellen , en zoolang zijn vader leeft
of tegen diens wil, zich geen gezag over het land meer aanmatigen {sal hem des
lants niet meer onderwinden). Do Graaf zal lot zijn onderhoud genie-
ten de inkomsten van de Felmoe, van het land tusschen Maas en Waal,
van Roermond^ en van do burgen Gelre ^ Montfoort cn Kriekenbeek, Avan-
neer zij van den Graaf van Gulik gelost zijn; voorts de tollen van Lohede en
Driel, benevens vierduizend ponden 'sjaars. De Gravin zal (jaarlijks) zeven duizend
ponden genieten; en hare ongehuwde dochters, filippotta en isabella , zoo veel als
redelijk zal geoordeeld worden. De Graaf zal voortaan geene erven (goederen) mogen
wegschenken, noch nieuwe leen- en dienstmannen werven (wocA^Amiewwi^je mawicAip
maken). De scheidslieden [zegghers] zullen twee goedo mannen uit .het graafschap
Gelre kiezen, die magt hebben ambtlieden, rentmeesters en meijers aan te stel-
len , welke voor hen, voor den Graaf en voor Jonkheer reinoub alle jaren rekening
zullen afleggen. Het overschot der inkomsten, hetzij van beden of anderzins, zal
door die twee mannen besteed worden tot aflossing van 's Graven schulden en van die
zyns zoons. Oorlogen, die het land aangaan, zullen by rade dier twee mannen ge-
voerd worden; zoo echter de Graaf of zijn zoon zich in eenigen buitenlandschen krijg
10 V.
Zomer
maand
1318
Zomer-
maand,
(1) Nyhom, Gedenkw. uit de Gesch. t. Gelderl. Ü. I. Oork. No. Il2, bl. 170-174. Verg.
t. sfABN. /list. V. Gelderl. D. I. bl. 36Ö, 370.
DES VADERLANDS. 12S
mengt, zullen noch bel gemeene land, nocli de Iweo mannen zich daarmede 1300—
bemoeijen, uilgenomen de Terbindlenissen met den Graaf van Holland. De Graaf van
Geire en rehnoud zijn zoon zullen bet land door reizen , om eene bede Ie doen lot aflos-
sing hunner schulden, Avaarvan het geld door de Iwee benoemde mannen zal be-
heerd AYorden. Zoodra de geheele scliuld afbetaald is, zal de Graaf weder in bel
volle bewind over zijn land hersteld worden (1)."
De Heeren van Foorne en vap Arkel hadden zich in deze zaak, ter gunste des ou- 17 v. .
den KEiNOUDS aau kwade trouw sclmldig gemaakt. Reeds den volgenden dag sprak
do Heer van Mechelen hen openlijk tegen en verklaarde,» dal liij te Λνββ geko- l·^!«
men, het compromis gezien, de redenen van beide zijden gehoord en middelen ge-
zocht had, om vader, zoon en land Ie bevredigen. Do llccrcn van Foornei^.ii Arkel,
door den Graaf lol scheidslieden verkoren, hadden toen eene uitspraak gedaan, die
hem nadeelig en als hunne magl te buitengaande voorlovam, dewijl zij over zaken
beslisten, waar zij niet toe bevoegd waren, zoo als ten aanzien der leenuitgiflen het
geval was. Hij had over dit punt den raad van goede en wijze lieden (oroeden)
ingeroepen, welke hem verklaarden, dat hij deze uitspraak niet mögt volgen, dewijl
hij beloofd had, do erfelijkheid des graafschaps Gelre ie zullen handhaven. Uit
dien hoofde verklaart hij haar van onwaarde en verzet er zich legen, daar de Heeren
van Voorne en Arkel hunnen last te buiten gegaan waren ; en indien zij mogten beweren,
dat hij hun gevolgd is en dit door bezegelde brieven heeft bevestigd , zoo betuigt bij zulks
onwaar te zijn en begeert, dat zij dien brief voor oogen breng(in. Hij bescliouwl len
laatste deze uitspraak ook als geheel nutteloos, daar reïkoud en zijn zoon se-
dert met elkander verzoend zijn, cn de Graaf zich daaromtrent, ten behoeve
van bet gemeene land, duidelijk verklaard heeft (2)." — Deze plotselinge verzoe-
ning ontsproot welligt uit het besef, dat de magtige naburige vrienden minder tracht-
ten parlycn te bevredigen, dan zelve invloed op de regering des lands te verkrijgen (3).
i)c goede verstandhouding tusschcn vader en zoon werd echter spoedig weder ver-
broken. Immers vindt men, dat Jonkheer reinoud weldra den Ridder jan de Kok Hooi-
geiiard van W eerdenherg, eustatius van Brakel en hunne aanhangers belooft,
geenen zoen met zijne vijanden te zullen trcifeu, zonder hen daarin te l)egrijpen (4).
De Graaf was bedlegerig te Arnhem en niet bij magte zich te verdedigen , toen het
(1) νυπογρ, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. ί. Oork. ν". 175. bl. J75—178, Verg,
τ. svLZ^, Jiisl. ν. Geldcrl. D. I, bi. 371, 372.
(2) Nïuoff, Gedenkw. uit de Gesch. van Geiderl. 1). I. Oork. N", 176, LI. 178.
(3) V. sPi.E!i, I/ist. p. Gelderl D. I. bl. 374.
(4) NraoFf, Gedenktc. uit de Gesch. r. Gchleri. Ό. ί. Oork. N". 177. bl. 180.
83 *
-ocr page 84-84 ALGEMEENE GESGHIEDEIVIS
1300-
1339
hvistvuur op nieuw ontbrandde. Vele zijner leen- en dienstmannen verlieten hem ^
doch Arnhem en Wageningen bleven hem in dien nood getrouw. Uit erkentelijkheid
vergunde hij deze beide steden vrijstelling van het voldoen der schatting of bede, Avelke
de steden en landzaten moesten opbrengen, om de schulden, door hem en zijnen zoon
gemaakt, af te lossen; ook zouden zij in het vervolg van alle schattingen bevrijd
zijn , behalve van de zoodanige , tot Avêlke zij naar regte en van ouds gehouden wa-
ren (1). Men besloot kort daarna de beslissing der geschillen aan den Graaf van Ιίοί-
land op te dragen , welke dan ook uitspraak deed bij rade en met overleg der leen-
en dienstmannen uit het Ooerkwartier, uit het land tusschen Maas en Waal ^ over
den Rijn of Zutphen, uit Tieler- en Bommelerwaarden ^ en der Schepenen vaii
Niemvstad^ Roermond ^ yenlo, Gelre^ Goch^ Maasbommel^ Zalthommel ^ Arn-
hem ^ Hardertcijk, Ε Iburg, Zatphen , Lochern, Groenloo , Deutichem, Boeshurg,
Nijmegen, Emmerik, Hattem, Wageningen en Gent, Dit is, zoo ver men weet,
het eerste voorbeeld eener handeling van Edelen en steden in Gelre, en van de verdee-
ling der Edelen in kwartieren en ambten ; dit was do kiem der opkomende landstenden j
waarvan »de oneenigheden der Vorsten, de berooide slaat der geldmiddelen , en de be-
geerte om de rust in het land te herstellen, de aanleidende oorzaken waren (2)." Het is
opmerkelijk , dat in dit verdrag geene Ridders en knapen uit het kwartier van Arn^
hem of de Veluwe genoemd worden (3). De punten door den Graaf van Holland
bepaald, waren deze : 1°. de wederzijdsche gevangenen , op belofte van zich aan den
gemaakten zoen te houden en een billijk kostgeld te voldoen, zullen vrij en onverlet
geslaakt worden. 2°. Alle inkomsten , beden en opbrengsten zullen door de drosten ,
regters, tollenaars, rentmeesters en andere beambten, door den Graaf van Holland bij
rade der Geldersche Edelen en steden aangesteld, geheven worden. 3°. De Graaf van
Gelre zal twaalfduizend, de Gravin zeven duizend en Jonkheer reinoud drie duizend pon-
den jaarlijks genieten. Geen van hen zal schulden mogen maken,, of op eenige wijze
goederen vervreemden , hetgeen tot inkrimping van 's lands grenzen zou kunnen strek-
ken. 4°. Het overschot der inkomsten zal lot aflossing'der schulden gebezigd worden.
5®. Ingewikkelde of gewigtige zaken zullen door den Graaf, en bij afwezigheid of wei-
gering van hem, door zijnen zoon afgedaan Λvorden. G^. Jaarlijks zullen de ambtenaren
tier ontvangsten en inkomsten voor den Graaf van Holland, de beide reinouds en
voor de leenmannen, dienstmannen en schepenen der steden van Gelre rekening af-
(1) Pontanus, Rist. Gelr. Lib. VL p. 190. suchteïinorst, Geld. Gesch. B. VI. bl. 113.
T. sPAEM, Eist. v. Gelderl, D. I. bl. 374.
(2) v. sPAKiT, Bist, V. Gelderl. D. I. bl. 376.
(3) ΝτποΡΓ, Gedenkio, uit de Gesch. ν, Gelderl. D. I. Oofk bL 184 (4),
19 v.
Oogst-
maand
1318
13 v.
Herfst-
«laand
DES VADERLANDS. ίϊ7
leggen, 7°. Wanneer de schuld afgelost en de Graaf van Gelre naar ligchaam en geest 1300—
in staat is {siins Uifs ende siinre sinne in alsulhen poenten were) het gebied te
Toeren, zal hij in het graafschap blijven; anders zal de Graaf van Holland het be-
wind aan den jongen reinoud opdragen^ en dan 's Graven inkomen, naar do om-
standigheden en behoeften, vermeerderd worden. 8°. Van weerszijden zal men twee scheids-
mannen benoemen, om over moord, brand, roof en andere schaden, elkander in
dezen burgerkrijg toegebragt, uitspraak te doen. Eindelijk 9°. indien Graaf keinoud
of zijn zoon dezen zoen mögt breken, zullen de Graaf van Holland, de leenman-
nen, dienstmannen en steden van Gelre zich tegen den vredebreker vereenigen (1)."
Ofschoon de Edelen en steden in dezen brief verklaren dien bezegeld te hebben, blijkt
het echter, dat behalve het zeg^ des Graven van Holland, nooit eenig ander aan
dit staatsstuk gehecht geweest is. Men vermoedt derhalve , dat de mannen en ge-
meenten van Gelre niet geheel in de handelingen des Graven van Holland genoegen
genomen hebben (2). Zij hadden evenwel met hem in dien brief betuigd »dat , al
weer dat zake , dat eynigh zeeghel gebreke of brecke, dat dar ummo des brief niet Wijn-
gekrenckt en soud siin, maer hy soud stede bhven." Vader en zoon beloofden den^^gjg
gemaakten zoen te onderhouden en dat zij noch hunne nakomelingen, eenige bedo
van hunne mannen en dierislmamieii, dan met derzelver toestemming, zouden eischen (3). 2 v.
Jonkheer reinoud verklaarde weinig tijds daarna aan de Ridders en knapen, mannen^^^^^^
en dienstmannen van het Graafschap Zutphen en van den Bonimeier waard in hetbij-
conder, niet alleen, dat hij zich aan do gedane uitspraak des Graven van zou
houden, maar ook nooit van hen eenige bede eischen zou, en hen met raad en daad onder-
eteunen , wanneer zijn vader deze voorwaarde wilde breken. De Gravin van Gelre margare-
tua en hare beide dochters filippotta en isabella , verpligtten zich insgelijks daartoe (4).
Hier vinden Avij voor het eerst in de onlusten, welke Gelre beroerden, de namen
dezer vrouwen vermeld. Met hare toestemming, zoowel als met overleg 'zijner
andere Raadslieden, bevestigde de jonge reinoud de'voorregten en vrijheden van Zut-
phen en Harderwijk, hetgeen weldra door de bekrachtiging der handvesten van 14 v.
Doesburg gevolgd >verd (5). Dewijl dit het volkomen kenmerk eens regentschaps met ^^
(1) Nthoff, GedenkU). uit de Gesch. ν. Gelderl. D.I. Oork. Ν». 178, Η. 182—185.
(2) ν. sPAEJi, Hist, ν. Gelden. D. L bl. 378. ïifTflorr, Gedenkw. uit 4e Gesch. ν. Gelderl.
J). I. Oork. bl. 184 (3).
(3) v. BiERis, Charterb. ν. Holland. D, II. bL 199.
(4) Nyhofp, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. i. Oork. N». 180, bl. 186. Suobte»-
4i0rst, Gelders, ^esch., bl. 556. v. spaes , Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 379.
{S) .posxasös, Hist. Gelr. lib. VI, p. 191. Sucbxesuorst , Geld. Gesch. Β, VI. bl. 112. Nr-
-ocr page 86-8G ALGEMÉENE GESCHiEDENlS
1300—zich Toert, en de naaslc bloedvenyanten het met den zoon eens waren, gelooft men,
dat Graaf reinoud in liet najaar van dertienhonderd achttien, en wel op het huis ΖΓα^/β
of de Heil op de Feluwe, in verzekerde bewaring gebragt is (1). Op het oogenblik dat
hij gevat werd, riep hij uit: «Ghy Heeren Vlamingen, wat doedij mij ?" Waar-
schijnlijk zinspelende op zijne gemalin , eene dociiler des Graven van, Vlaanderen , en
op de Vlaamsche Groolcn, Avelke zijn zoon legen hem hadden opgezet (2). Deze daad
tim geweld werd niet door allen goedgekeurd, en bragt do aanhangers des vaders
in beweging. Overeenkomstig het laatste punt der onlangs gesloiene verzoening , viel
de Graaf van IloUand^ ten behoeve van rei^oud I, in Gelre; terwijl de Bisschop van Utrecht,
om zich op den jongen keiwoud te wreken, insgelijks met eene krijgsmagt dat gew^est binnen-
rukte. De Hertog van IJrahand daarentegen, zond een leger onder bevel van den Rid-
der niïïidrik van Acitelen herwaarts, ter ondersleuning van Jonkheer reiwoud en de
Heeren van Lijnden. Slechts zeer beperkte berigten zijn van dien krijg tot het na-
geslacht gekomen. De Hollanders vielen in bet Overkicartier, doch werden terugge-
slagen , en bij Roermond verloren do burgers van Delft, van Medemhlik en do
14 West-Friezen hunne harnassen die hun door den Graaf van Holland zijn vergoed
()o{;st- jreworden (3). Zalt-Bonimel werd door de Heeren van Foorne en ^r/ie/ingenomen
maand ^ ^ ^
1319 en met eenige omliggende plaatsen in de asch gelegd (4). Ook blijkt nit de voorwaar-
den der bevredigiug , dat er gevechten te Zoelen, te Driel, te Tuil, te Jmerotl·-
gen, te TVeel en bij TVageningen zijn voorgevallen (5).
Jrnhern was de gewigtigste steun van Graaf reinoud, en desAvege trachtte zijn
zoon, die slad voor zich te winnen. Op raad van henorik van Vlaanderen,
Graaf van Loden, van de Schepenen van Nijmegen, Zutphen, Emmerik en Does-
hoff, Gedenhw. nit de Gesch. ν. Gclderl. D. I. Oork. n". 182. v. si'aes Tlist. v, GciderL
D. I. bi. 370. \
(1) van spaen, Jlist V. Gcldcvl. D. I. h\. 379, 387. Verg. het C/iro7i. Tic!, p. 308. et vak
ΐεεΐίλυεκ in not. (c). De schrijver van de Origines Cidenburgicac in mattraei Analect. T. III.
1». 594, brengt, doeii zeker Icn onregtc, het gevangen zetlcn van den ouden ueinoud op het huis
Halle of Hell in 1320.
(2) SPAEN, hd. toi de Hist. v. Gelderl. D. 11. bl. 248.
(3) v. sPAEN, Bist. V. Gelderl. D I. bl. 386.
(4) Chron. Ti el. ]). 309 et vab leedwe?? in not. (^). PoktaW, Tlist. Geh. Lib. VI. p. 192,
tm suciiTEsnoRST. Gelders. Gesch., ii. Vi. bl. 114, noeinen in plaals van den lieer van Voorrte
dien van Buren. Verg. hiervoor hl. 6l.
(5) y, iUEBis, Cliarterb. v. Boll. D. il. LI. 20Ö-209, 243, 277.
-ocr page 87-DES VADERLANDS. ίϊ7
hurg-, en naar uitspraak cenigcr Edeleu , trof Jonkheer reinoud met die stad te ^icä- 1300—
mond eene yerzoeniiig. Hij bevestigde al de oude voorregten haar door zijnen vader geschou- ^
ken, henevens dat harer accijnsen en vesten , doch vernietigde al de nieuwe gnnstbrie- Wijn-
ven, welke zij van zijnen vader mögt ontvangen hebben, en waaronder vermoedelijk
de vrijstelling van beden , onlangs verleend , bedoeld wordt. De burgers zouden hem
daarentegen, even als die der overige steden van Gelre, ter verdediging van het land
dienen, zonder evenwel daardoor den eed, dien zij den ouden Graaf gezworen hadden ,
om hem te ondersteunen, Avaar hij zich in eigen persoon bevond , ie schenden, of ^
hierdoor hunne eer te beleedigen (1). Het blijkt hieruit, » dat men toen ook wist aan
eeden en beloften eene staalkundige wending te geven. Immers de Arnhemsche burgers ,
plegtig aan den vader verbonden, ontsloegen zich van bunnen pbgt, door dezen alleen
lot 's Graven persoon te bepalen , welke buiten de mogelijkheid was, dien Ie genieten.
Zij zagen derhalve af van tot zijne slaking met kracht mede Ie werken en den zoon daar J3 v.
toe Ie dwingen (2)." Op de bijeenkomst, 'weinige dagen daarna te l/or^-i nabij lihee-
nen gehouden, onderwierpen do strijdende partijen, onder verbeurte eener boete
van zestienduizend ponden Tournois, do beslissing hunner geschillen aan den Graaf
van Loden en jak van Henegouwen^ Heer van Beaumont, welke beloofden binnen
veertien dagen Ie IFoudrichem uitspraak Ie zullen doen (3). Nevens verscheidene zoo
Hollandsche als Geldersche Edelen en sleden, verbond zich Zutphen nog afzonderlijk
tot zekerheid van hel verdrag; en reinoud , naar den raad en wil zijner moeder^ zijns
ooms, den Graaf van Loden , en van zijne raadslieden, verpandde aan die stad daarvoor maand
al zijne inkomsten aldaar, beslaande in visscherij , lol, molen en waard (4). De za-
menkomst werd te fVoudricheni Ie bestemden lijde gehouden, doch de uitspraak bleef
loen nog achter, ofschoon hier eenige Edelen, wegens hunne eischen op Jonkheer 6 v.
REiNOUD, verklaarden de uitspraak des Graven van Loden en des Heeren van ^cawinowi®''''^^'"'
na Ie komen en voor den Graaf van Holland borg lo blijven (5). De beide zegsmannen
konden vooreerst slechts bewerken, dat tusschen willem van Holland en den zoon des
Graven van Gelre een verbond van wederkeerige bescherming en onderlinge hulp legen
eiken vijand gesloten werd. » De Graven van Loden en van Holland moglen mannen uil
Gelre lot hunne hulp ontbieden. Willem en reinoud zouden elkander schadeloos
stellen, wanneer zij buiten de grenzen hunner graafschappen moesten trekken4
(1) Nïhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork, Ν». 184, bl. 189.
(2) v. spien, Hist. V. Gelderl. D. 1. bl. 381.
(3) V. wERis, Charterb. ν. Holl. D. li. bl 220—222.
(4) Nyhoff, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork, Ν». 18δ, bl. lÜO.
(5) v. mieris, Charterb, ν, Holl. D. I. bl. 225.
-ocr page 88-88 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
] 300—Zij zouden niet gedosren, dat iemand uit hunne landen in des anderen land schade
1339 ö ö »
deed, maar zorgen, dat de zaken behoorlijk naar regte afgedaan werden. De koop-
lieden zouden onverhinderd handel mogen drijven, mits de tollen betalende (1)." Den-
10 V. zelfden dag beloofde Jonkheer reinoüd , op raad der Graven van ZTo/Zaiit/en van Zo£?m ,
^bfl^ zijnen vader uit de gevangenis te ontslaan , en met hem naar beider goeddunken en be-
velen te handelen (2).
Er verliep nog eenigen tijd, eer de Graaf van Loden en de Heer van Beaumont,
ingevolge de overeenkomst, de zaak geheel ten einde bragten. Dit geschiedde te Ut-
22 v. recht. Hier werd bepaald, «dat de Heeren van Lynden en hunne helpers het ver-
imand ^®®®'·® Dullenburg wederom opbouwen, en de schade den slotvoogd willem den
1320 Cuser veroorzaakt zouden vergoeden. Jonkheer reinoud zou zijne schulden aan deu
Graaf van Bolland, aan de Heeren van Foorne^ van Jtrkel en aan simon van Β ent hem
voldoen. Den onderdanen der Heeren van Voorne, van Arhel en van οττο van As-peren .
moesten de schade, welke zij in den krijg tusschen de beide reinouds geleden hadden,
overeenkomstig het besluit des Graven van Bolland, den Gelderschen rentmeesters opgeven ,
om in vier termijnen daarvoor vergoeding te ontvangen; zij die hunne schade niet ge-
noegzaam konden bewijzen , zouden op hunnen eed geloofd worden. Over bepaalde zoen-
gelden wegens doodslagen en verwondingen, welke in drie termijnen in Tiel betaald moesten
worden, zouden de Graven van Holland en van Loden, of de Ridder gerhard van Tengna^
gel en οττο van Buren beslissen. Walraveit van Benthem en de zijnen zouden aan de
heerlijkheid van Gelre, voor het gebeurde te Zoelen en te drieduizend, en de
Heeren van Lijnden met hunne helpers, wegens het voorgevallene te Weel, twee
duizend ponden Tournois betalen. Vait hjnden moest tevens den Bisschop van i/irecÄi,
den Bisschop van Zuden, den Heer jaw van IJsselstein en steven van Schalhwijk
schadeloos stellen, wegens nadeelen hun toegebragt. Boudewijn van Avezaat zou
aan gerhard van Rossum en de ingezetenen van Barderwijk zevenhonderd pond uit-
keeren , dewijl hij zich van hunne goederen had meester gemaakt. De Bisschop van Utrecht
zou den burgers van Wageningen tweehonderd pond schadevergoeding voldoen. De Hertog
van Braband verzoende zich wegens den dood van Hendrik van Achelen , welke in een ge-
vecht te Αmerongen verslagen en gedood was. Voorts werden alle wonden , zonder dood-
slag of verminking; alle roof en alle brand aan wederzijden kwijtgescholden (3) ."
(1) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. iL bl. 227.
(2) ν, MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. bl./228.
(3) V. HiERis, Charierb. v. Holl. D. II. bl. 206—209. Verg. ν. svity, Bist. ν. Gelderl D. I.
1)1. 383—385, met wicn deze overcentomst, een jaar later stellen dau door τ. «ικκω
geschiedt. '
1300-
DES VADERLANDS. 89
In dien vrede werd de stad Roermond niet begrepen. Door jan van Bergen onder-
steund , bleef zij in krijg met den Graaf van Holland, welke haar den eersten van
Bloeimaand des volgenden jaars te Dordrecht een bestand vergiinde, en eenen dag te
Utrecht bepaalde, om de geschillen te vereflenen (1). Dewijl Roermond de zijde
van Jonkheer reinoud gehouden had, meent men, dat nog andere redenen van ver-
schil met Holland bestaan hebben, >velker beslissing aan den Graaf van Loden en den
Heer van Beaumont niet was opgedragen (2). Vermoedelijk werd Graaf reinoüd ,
overeenkomslig de belofte zijns zoons in Slagtmaand des verleden jaars afgelegd, uit
zijne gevangenis ontslagen. De geestverbystering echter, aan welke hjj bij tusschen-
pozen onderhevig Avas, zal het spoedig noodzakelijk gemaakt hebben, hem weder op
te sluiten. Althans een tijdgenoot meldt, dat hij in dertienhonderd twintig door zijnen
zoon in hechtenis werd genomen (3). Het vermakelijk slot te Montfoort werd hem ten
verblijf aangewezen, ahyaar hij tot aan zijnen dood, naar rang en waardigheid be-
handeld en vorstelijk onderhouden werd (4).
Onder den bescheiden titel van: Zoom rfei Grauen, Ge/r β, voerde nu Jonkheer rei-
KOUD, die sinds jaren een gedeelte des oppergezags had aan zich getrokken, het bewind
over geheel Gelre. Het volk en de naburige staten erkenden hem als Regent, en het
blijkt niet, dat sedert dien lijd iemand zich tegen hem verzet heeft. De Graaf van
Holland, welke voor waluaven van Benthemhox^ was gebleven, stelde de sloten
fVeerdenhurg, Zoelen cnNeijerlede in zyne handen (5). Zijne geschillen met de gees-
telijken, betrekkelijk eene schatting welke hij van hen gevorderd liad^ werden uit den weg
geruimd. Reeds in dertienhonderd negentien was door de vijf kapittelen te Utrecht,
den Abt van St. Paulus en do Kommandeurs van St. Jan en van de Duitsche Orde
geklaagd, dat hij hunne goederen geweldig bezwaarde. Zij besloten dit met de geeste-
lijke Avapenen te keer te gaan, hetgeen hun echter door den Bisschop van Utrecht ^
op straf van den banvloek verboden werd. Reinoud bewerende, dat de geestelijkheid
te allen tijde schuldig geweest was, schatting van hare goederen in Gelre ^ te betar
len, beriep zich op den Paus, welke den Proost van Osnahrug lot scheidsman iq
17 T.
HeHkt-
maand.
1320
(1) V. MIERIS, Charlcrb. v. IloU. D. II. hl. 256.
(2) v. spaes. liisi. v. Gelderl. ü. I. bl. m.
(3) WlLHEiHCS PROCDBATOR , p. 584.
(4) POJTTARCS, Hist. Gelr. Lib. VI. p. 191,201, SucnTEwiioRST, Geld. Gesch. Β, VI. LI. 114,
IIG. Vax LEEcwEf ad Chron. Tiel. p. 308 (1). v. spae^, Uisi. v. Gelderl. D. 1. bl. 387.
(5) v. hießis, Charterh. ». Holl D. II. bl. 243. Posiaubs, Hin. Gelr. Lih. VI. p. 192.
v. suciTTEïiBOBST, Geldcrs. Gesch. B. VI, bl. 114.
12
II deel. 2 stink.
-ocr page 90-90 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
-deze zaak benoemde. Doch hiervan kwam niet, dewijl men wederzijds besloot, zich
aan de uitspraak van den Bisschop van Utrecht^ van den Proost van Arnhem en den
Heer van Keppel te onderwerpen. Deze geschiedde op eene bijeenkomst te JSeude
tegenover Rhenen, waar reinoud, vele Geestelijken, Baronnen, Ridders en schildkna-
pen tegenwoordig waren. Reinoud moest de afgedwongen schatting teruggeven, onver-
minderd elks regt in het vervolg. De banvonnissen daarentegen werden opgeheven (1).
De goede verstandhouding tusschen Willem III en reinoud werd door een verbond
te Utrecht gesloten, nog meer bevestigd. Beiden verpligtten zich daarbij tot weder-
zydsche bescherming, heimelijk en openbaar, tegen elk, en wel op kosten desgenen,
die hulp begeerde. Reijtoud zou echter verschoond blijven van aanvallender wijze tegen
Vlaanderen de wapenen op te vatten, doch zijnen onderdanen werd vergund den
Graaf van Holland te dienen (2). Hieruit ontsproot de eenstemmigheid met welke
de beide Graven bij het verkiezen eens nieuwen Bisschops van ütrecht handelden,
waardoor jan van Diest tot die Avaardigheid verheven werd (3). Ingevolge het ver-
drag , bleef willem niet in gebreke reinoud in den Munsterschen oorlog, welke om
dien lijd begonnen was, te ondersteunen. Bisschop lodeWijk van Munster had zich
de oneenigheden , welke Gelre verscheurden ten nutte gemaakt en Bredevoort ver-
meesterd, op welke heerlijkheid de Graven van Gelre eenige regten meenden te be-
zitten en waarover zij dikwerf in twist met de Munstersche Mijtervorsten geweest waren.
Reinoud had bij de herstelling der binnenlandsche rust, de wapenen tegen den Bis-
schop opgevat, wien Willem ΠΙ > als vriend en bloedverwant des Regents van Gelre,
in eenen brief uit Bergen in Henegouwen, den vrede opzegde (4). Bredevoort
werd door reinoud heroverd, en te Borcke viel een hevig, gevecht voor, waarin
zes en tachtig Geldersche Ridders en schildknapen sneuvelden. De vrede, welke door
tusschenkomst der Graven van Gulik en van den Berg gesloten werd, was van
geen langen duur dewijl men vindt, dat de Bisschop van Munster kort daarna door
den Graaf van der Marek bij den Ham gevangen genomen werd en zich voor zwaar
geld moest loskoopen. Hij hernam Bredevoort en verwoestte een gedeelte van Gelre
te vuur en te zwaard. Heviger ontbrandde nu de krijg. Reinoud , ondersteund
door jan, Koning van Boheme, de Graven van Vlaanderen^ Holland, Artois,
10 v.
Üiomer-
inaand.
8 y.
Oofjstm
1323
1324
(1) v. spaen, Eist. V. Gelderl. D. I. bi. 410.
(2) v. mieris, Charterh. v. Hall D. II. b!. 278. Graaf willek, <lie llians te Utrecht was, zou
(zeer onwaarschijnlijk) zich den vorigen dag nog 'in 3Iiddelburg bevonden hebben, volgens zekeren
brief van kwijtschelding aldaar door hem gegeven en te vinden bij v. mieris , t. a. pl. bl. 277.
(3) Zie hiervoor, bl. 64.
<4) v. mieris, Charterb, ν. Holl. D. IL bl. 293.
10 v.
Wijn-
maand
1320
16 V.
(irasm.
1322
DES VADERLANDS. 12S
van der Marek, Gulik en Berg ^ en de Bisschoppen Tan Luik en Utrecht, trok met 130^
Ιοΰϊί
een leger ταη zevenduizend ruiters en een nog veel grooter aantal voetknechten in
Munsterland. Bisschop lodewijk , versterkt door de benden des Bisschops van Osnahrug,
der Graven van der Lippe, fFaldek en Sein, benevens een talrijken hoop Friezen,
Hessen, Thüringers^ Franken en anderen, ging onverschrokken den veel magiiger vgand
tot Koesveld te gemoet. Hier scheen een beslissende veldslag onvermijdelijk toen de
Graaf van Holland, om menschenbloed te sparen, den Koning van Boheme over-
reedde met hem tot eene verzoening mede te werken. Op aandrang der beide
Vorsten, besloten de strijdende partijen het geschil aan de uitspraak van twaalf
scheidslieden, zes van iedere zijde te benoemen, te onderwerpen; en indien deze
niet konden overeenkomen, zou de Bisschop van Utrecht, als opperste scheidsman,
het pleit beslechten. De legers gingen hierop uiteen; en Β-Εΐκου» vergezelde den maand
Graaf van Holland naar Kennemerland en in den Haag (1). ^^^^
Do verzoening was echter van weinig vrucht; de vijandelijkheden duurden voort , en
de scheidsmannen konden tot geen besluit geraken. De Bisschop van Utrecht, wien
de zegsheden des Bisschops van Munster, ter verdediging van de regten hunnes mees-
ters geschreven hadden, moest derhalve uitspraak doen. Hij betuigde, dat hem do 22 v.
bewijzen niet duidelijk genoeg waren om regt te spreken en vermaande, de zaken in
der minne bij te leggen. Hy maakte slechts eenige algemeene bepalingen betreflende
doodslagen , gevangenen, en verbeurd verklaarde goederen; en wees het huis Brede- 3 v.
voort met de omliggende grachten , dijken en wegen aan reihoud toe , welke daarvoor
den Bisschop van Munster vijfhonderd mark voldoen zoude (2). Doch iiEiifOUD nam
hierin geen genoegen. Hij vatte de wapenen weder op , verwoestte Pareden en leis- «3 v.
terde het Munstersche grondgebied door brand, roof en moord. Bisschop lodewijk jiïasnd.
hief over deze gewelddadigheden luide klagten aan, en beschuldigde den Gelderschen
Regent van zoen- en eedbreuk. Ten bewijze zijner vredelievende gezindheid echter,
sloeg hij REiNOUD eene zamenkomst aan de Zwarte-Brugge, tusschen Vreden en
Groenlo, voor. Hier onderwierpen beide partijen zich aan hel zeggen van Bürge- 5 ν.
^ meesteren en Raden van Keulen, of zij al dan niet verpligt waren , zich aan de uit-
spraak des Bisschops van Utrecht te houden. Doch ook dit bleef zonder gevolg. Nu 26 v.
werd de tusschenkomst van eenige Graven ingeroepen, welke den laatsten van Herfst- ^TaS
maand te Keulen zouden vergaderen, terwijl inlusschen een wapenstilstand bepaald
werd (3). Niet voor het midden des volgenden jaars kwam de vrede geheel tot stand, 28 v.
(1) v. spaeii, Jlist. V. Gelderl D. I. hl. 398- 399.
(2) VAK sPAEs, Historie van Gelderl D. I. bl. 399 , 400.
(3) PoBTARüs, Hist. Gelr. Lib. VI. p. 195, 196. Slichterboest , Geldertch. Gesch. Β. VI.
bl. 115. V. KERis, Charlerb. r. Holl D. U bl. 355.
1133 *
-ocr page 92-1300-
J339
92 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
toen REiNOUD zich Terbond, de voorwaarden der overeenkomst, door den Graaf van
Kleef en den Domdeken van Keulen tusschen hem en den Bisschop van Munster ge-
sloten , te zullen nakomen. Hij deed uit dien hoofde , ten behoeve van het stift Mun-
ster , afstand van het huis, geregt en heerschap van Bermentvelde. Daarentegen
behield hij in eigendom het slot Bredevoort met grachten en wegen; en in pand-
schap de geregten van Winterswijk ^ Aalten en Dinxperlo, onder belofte van al
de Munsterschen, aldaar goederen bezittende, in hunne regten te handhaven en te
beschermen. De brief is nevens reiwoud, door de Graven van Holland, Gulik,
Kleef en Meurs, en door de steden Zutphen, Emmerik , Arnhem en Groenlo ,ταΆΆΐ,
hetgeen inderdaad zeldzaam is, door geen der Geklersche Edelen bezegeld (1).
Ondertusschen was Jonkheer reinoud tot den ridderstand verheven en had bij die
gelegenheid van de stad Arnhem een vereerend bewijs van deelneming ontvangen;
doch waarin dit bestaan heeft, is onbekend (2). Kort daarop besliste hij het geschil
tusschen den Bisschop van Utrecht en zweder van Vianeri over de geregten van
Vreeswijk en Niervaart; en in het volgende jaar, op verzoek van Graaf avillbm III,
den twist tusschen dien Kerkvoogd en den Heer van Keppel (3). Om dezen tijd ver-
pandde hij tot aflossing van eenige schulden, den tol te Lolede aan de steden Zut-
phen, PFageningen y Harderwijk, Elhurg en Hattem ^ doch zag zich weldra weder
genoodzaakt, gelden van den Bisschop van Zaden op te nemen (4). Ongetwijfeld zal
de bekrompen slaat zijner geldmiddelen invloed gehad hebben op het geschil met den
Graaf van Kleef over den bruidschat zijner zuster Margaretha , hetwelk eindelijk
door den Graaf van Loden geslist werd. Tegen een jaargeld van driehonderd vijftig
mark deed Margaretha afstand van alle aanspraak op Gelre (5). Later werden de
verschillen over de voogdij van fVeze tusschen Gelre en Kleef, in der minne bijge-
legd, en deze heerlijkheid, het hooge geregt, de klokkenslag en het geleide op 'sbee-
ren wegen aan Gelre toegekend (6).
Kort na deze overeenkomst stierf Graaf reiwoud I in zijnen kerker, het slot te
(1) v. SPAEM, Hist. t?. Gelderl. D. I. bl. 401, 402.
(2) Nyaoff , Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. (Jork. No. 199 , bl. 200. De brief it
van den /6 van Grasmaand 1324.
(3) v. mieris, Charterb. v. Hotl. D. Π. bl. 342, 371.
(4) V. spaen, Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 403. Verg. svnopr, Gcdenkw. uit de Gesch. ν.
Gelderl. D. I. Oork. No. 186, bl. 192. > '
(5) Nyboff, Gedenktó. uit de Gesch. ν. Gelderl. 1). I. Oork. ^o. 201, bl. 201—204.
(6) V. SPAEN, Hist. V. Gelderl. D. I. bl. 403. "
23 v.
Oogst-
maand.
1326
9 V.
Wijn-
maand.
DES VADERLANDS. ίϊ7
Monifoort, na eene regering van bijna zes en vijftig jaren van welke hij de achl laalsle 1300 —
buiten bewind had doorgebragt. Zijn eerste echt met ermgarde van Limburg , v/as
kinderloos gebleven; mt zijn tweede en laatste huwelijk met margaretua van Vlaan-
deren , welke hij insgelijks overleefde, ontsproten behalve reikou» , die hem op-
volgde , nog twee zonen güi en filip , Avelke in jeugdigen leeftijd zijn overleden , en drie
dochters, Margaretha , gehuwd aan den Graaf van Kleef ^ filippe en isabella , welke
den geestelijken staat omhelsden (1). Do hardnekkige oorlog met Brahand over hel
bezit van Liinhurg, en zijne krijgstoglen in Vlaanderen trx elders verwierven hem
den naam van den Strijdbare ; maar hij streed met meer dapperheid dan geluk. Z-ijne
iieerschzucht en verstandsverbijstering hadden den slaat vele rampen berokkend en on-
der eenen drukkenden schuldenlast gebragt. Door aankoop en verdragen waren zijne
bezittingen eenigzins uitgebreid; ook blijkt het, dat vele Edelen langs den Rijn en in
Westphalen zich als leenmannen aan hem onderworpen, en andere hem aanzienlijke
goederen in leen opgedragen hebben (2). Onder zijn bestuur was hel aanzien der sle-
den merkelijk toegenomen. Groenlo ^ Arnhem, Harderwijk, Ε Iburg , Doesburg ,
Doetichem, Lochern, Kriekenbeek, Neustad, Montfoort en Gent ontvingen van
hem nieuwe voorregten, of werden in de oude bevestigd, Goch, fVageningen,
Bommel en Staveren op de Veluwe verhief hij lot sleden (3). De oprigling der
laatstgenoemde plaats lot eene stad is echter nimmer ten uitvoer gebragt, en slechts
haar naam is nog overgebleven in het tegenwoordig landgoed Staveren, gelegen in do
gemeente Ermelo, niet ver van Harderwijk (4). Men roemt 'sGraven milddadigheid
jegens de armen, doch beweert, dat zijne giften aan de geestelijkheid daarentegen ,
het grafelijk huis en den ingezetenen onaangenaam waren -en rtiogelijk wel als eene
bijkomende oorzaak van zijnen val moeten beschouwd worden (5).
Reiwoud II, bijgenaamd de Zwarte, nam na den dood zijns vaders den Graven li-
tel aan. Hij was gehuwd met sophia , de dochter van floris berthoud , Heer van
(1) Chron. Tiei p. 316. Poktarbs, llist. Gclr. Lib. VI. p. 197, 198. v. sucutesiiorst ,
Oeld. Gesch. 15. VI. hl. 116. v. spa en , Uist. v. Gelderl. D. I. bh 404—407. Inl. tot de HisU
r. Gelderl. D. II. bi. 248—252.
(2) v. sFAEii, Jlist. r. Geldcrl. D. 1. hl. 412—414. Vergelijk nyuofp , Gedenkw. uit de Gesch.
t. GelderL D. I. Oork. No. 50—52 , 55 , 70-^72 , 80 , 81, 98, 106, 110, 123, 126, 131,
152, 162, 163.
(3) Nydopf, Gedenkw, uit de Gesch. v. Gelderl D. I. Oork. No. 53, 132—134, 138—147,
165—167. T. spAEK, Hist. v. Geldcrl, D. I, hl. 416—423.
(4) Nyhoff, Gedenkw^ uit de Gesch. v. Gelderl, D. I. Oork. hh 51 (1).
(5) v. spaeä, llist. r. Geldcrl. D. I. hl. 442. Men yergelijkc hiervoor, hh 79.
-ocr page 94-94 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300— Mechelen, wier jsreslacht in luister ταη adeldom wel niet het ziine konde eyenaren,
1339 ..
maar welke hem in het bezit van groote goederen en schatten stelde , waarmede hij
zijne schulden vereffende , zijne verpande sloten en tollen inloste , en uitgestrekte be-
zittingen aankocht. Be rijkdom gaf hem aanzien. Vorsten ontzagen hem en zochten
zich met hem te verbinden; zelfs een groot aantal uitheemsche Heeren en Edelen
telde hij onder zijne vrienden en leenmannen (1). Het moet derhalve vreemd voorko-
2f) V. weu > dat hij thans den burg en het land van Montfoort aan den Graaf van Gulik
maand twaalf duizend ponden, die hij hem schuldig w^as, verpandde; en dat hij veertig
1327 duizend ponden van den tafelhouder jan van halen opnam, waarvoor zijne steden
borg bleven (2). Welhgt moesten deze gelden strekken, om den togt van Keizer lo-
DEwiJK naar Italië bij te wonen, waarloc hy , als een voornaam lid des Rijks, was
uitgenoodigd. Men heeft beweerd, dat hij aan het verlangen des Keizers gehoor gaf,
met de Graven van Gulik en Bei'g nevens vele Ridders over de Alpen trok, en de
keizerlijke krooning te Rome bijwoonde (3). Het is echter zeker, dat reinoud ,
even als de Graaf van Holland, het bij den goeden wil liet berusten, ten minste in-
dien hij zich nog den zesden van Louwmaand in Gelre bevonden heeft, toen de Kei-
1328 elf dagen· later te Rome gekroond werd (4). Op den eerstgenoemden dag gaf hij
onder medezegeling van Margaretha van Gelre, van zijne gemalin sophia , van zijne
beide zusters en eenige Edelen, een landregt aan de ingezetenen van het landt van der
Neersen aan do J/arti (5). Den tweeden van Sprokkelmaand verleende hij, nevens den
Graaf van Kleef, dijkregten aan de Lijmers , en was den achtsten van Lentemaand te Nij-
megen {<o). Men moet erkennen , dat dit alles zijnen togt naar/ia/Zë tamelijk tvyijfelachtig
j maakt. Die twijfel wordt versterkt, dewijl om dien tijd een hevige twist ontstaan was
tusschen de Luiksche burgers en hunnen Bisschop, zijnen bloedverwant en vertrouwden
vriend, wien hij ondersteunde , hetgeen de verbittering der Luikenaars had opgcAvekt,.
(1) Pontanus, Eist. Gelr. Lib. VIL p. 209. sticmeniiorst, Geld. Gesch. Β. VII. ρ. 119
ν. sPAErf, üist. ν. Gelderl. D.I. bl. 354, 390, 453. Inl. tot de Ilist. v, Gelderl. D.H. 131.253.
(2) v. SPAEN, Ilist. v. Gelderl. D. I. bl. 453. Nyuoff, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl.
D. I. Oork. No. 208.
(3) Pontanus, Eist. Gelr. Lib. VIl. p. 210. slichiennorst, Geld. Gesch. B. VII. bl. 119.
v. SPAEN, Bist. v. Gelderl. D. I. bl. 456.
(4) WiLHEiMTJS PBo'cuRATOR, p. 665. VcFg. hiervoor, bl. 43 j 44.
(5) Nthofp, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. I. Oork. No. 220, bl. 2.33. Ycrg. v.spaen,
Hist. v. Gelderl. D. I bl. 456, 457.
(6) v. SPIEN, Hisi. v. Gelderl. D I. bl. 457. . /
-ocr page 95-DES VADERLANDS. ίϊ7
Zij vielen dan ook in Gelre , alles te vuur en te zwaard verwoestende , en tastten eene kleine 1300—
1339
plaats (villula) aan. Reinoud verzamelde een groot aantal Edelen biji den Rijn, om
haar te ontzetten. De maarschalk willem van Bronkhorst voerde het bevel over
de voorhoede; hij viel met eene kleine bende op den vijand aan, maar sneuvelde
vóór dat de Graaf hem met het leger te hulp konde springen. Nabij Hasselt viel
toen een hevig gevecht voor; de Luikenaars, met eene bende Brabanders vereenigd ^^
en meer dan twintig duizend man sterk, werden door reinoud , die slechts twee dui- Herlst-
zend gewapenden bij zich telde, ten eenenmale geslagen en met achterlating van
negen, naar anderen van vier duizend dooden, en vele gevangenen, op de vlugt
gejaagd (1). Meu verhaalt, dat do schutgevaarten [homhardae) of lange kanonnen
[serpentinae) , v?elke de Bisschop van Luik in dezen slag tegen zijne onderdanen
bezigde, de overwinning beslisten (2). Uit den gemaakten buit en het losgeld der ge-
vangenen , versterkte en verbeterde reinoud zijne sloten en huizen; ook stichtte hij ,
ter verzoening van het vergoten bloed, het klooster Monnikhuizen bij Arnhem,
De Bisschop en het Kapittel van Luik beleenden hem, tot belooning der bcAvezene
hulp, met de stad Giechelen en onderscheidene andere goederen, welke de Graaf van
Holland vóór eenige jaren aan zich gebragt had, onder verband , dat zijn schoon-
vader FLORis BERTiiouT, dcze vau hem in achterleen zoude houden (3).
Nog vóór den Luiksclien krijgslogt was de Graaf met Deventer in twist geraakt,
welke vermoedelijk in der minne vereiiend werd, doch duidelijk den invloed aan-
toont, welke reikoud in het Slicht bezat, daar een gedeelte van liet bisdom zijne
zijde tegen Deventer aankleefde (4). Hij sloot vervolgens een verbond van vriendschap 14 y.
en wederzijdsche bescherming met den Graaf van Gulik (5). Daarentegen geraakte hij^^^^^^"'*'
met de stad Zutphen in onmin over zijn geregt aldaar en het aanstellen van schepe- 13 γ,
nen. De beslissing des geschils werd aan acht Edelen overgelaten, welke op eenen
bepaalden dag uitspraak zouden doen (6). De uitslag daarvan is onbekend ; doch in liet 1329
volgende jaar verklaarden de regering en gemeente van Zutphen , dat zij, betrek- 4
liloeim.
1330
(1) WiuiEiHi's pbocubator, p. 687. Chron. Tiel. p.521. Poktanus, Hisf. Gelr. Itb.Vll p.211,
(2) Een ongenoemd schrijver, door rosTinus, Hist. Gelr, Lik VII. p. 248, aangehaald. Ver-
gelijk VAK spAEH, Hist, v. Geldcrt. D. I. bl. 460, 461.
(3) PoNTAKüs, Hist. Gelr. Lib. VII. p.211. SucnTEsnonsT, Gqldersch. Gesch, B. VII. blii9.
(4) Verg. hiervoor', bl. 68.
(5) Nyhoff, Gedenkw, uit de Gesch. v. Gelderl. D. I. OorL No, 225, bl. 245.
(6) Ntdoff , Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. I. Oork No. 228.
-ocr page 96-96 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
kelijk de Terkiezing en jaarlijksclie aftreding der schepenen, te zamen overeenge-
komen waren (1). Reinoud bevestigde daarop de stad in het regt van schepenen te kie-
zen , en gaf haar het geregt, uitgezonderd het hooge geregt en dat over zijne eigen-
hoorigen, welke aldaar woonden, en over de vreemdelingen. Ook zijne hovelingen en
die tot zijn hofgezin behoorden, zouden aan het regtsgebied der schepenen niet on-
derworpen zijn (2). Hierop verklaarde de sXdA Zutphen ^ dat de vrijheid, haar bij de
handvesten verleend, niet lot nadeel zou strekken van 's Graven heerlijkheid, bezit-
tingen en geregte (3).
De rol welke reinoud om dezen tijd in de Stichtsche zaken speelde, is reeds ver-
meld geworden (4). Graaf willem ΠΙ van Rolland^ met wien hij het w^ereldlijk ge-
zag in het bisdom deelde, was hem behulpzaam geweest in de. vereffening zijner ver-
schillen met den Heer van Voorne , burggraaf van Zeeland. Deze had ten behoeve
van den ouden reinoud , weleer eenen togt in Gelre gedaan , en Zutphen en Har-
derwijk veel schade toegebragt, weshalve hij bij den vrede genoodzaakt was gewor-
den , schuldbrieven aan die steden te geven. Yajx yoorne had echter ook eischen op
den Graaf van Gelre, Avelke nu door de tusschenkomsï des Graven van Holland ge-
regeld werden (5). De oneenigheden met Kleef ο-^^τ het Rijksioald, die bijna zoo
oud waren als de beide graafschappen zelve, werden mede kort daarna door den ver-
koop van het woud de Kelkt, als een vrij eigen goed, en van het Overicald en JSe-
derwald, als rijksleenen, door den Graaf van Kleef aan keinoud uit^ den weg
geruimd (6)·
Inmiddels was de Gravin sophia den derden van Bloeimaand dertien honderd negen
en twintig overleden en te V Gravendaal begraven (7). Z'g had geene zonen, maar
(1) SuciiTENiioRST, Geld, Gesch· bl, 567. Verg. nyhoff , Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. I. OorL No. 232. bl. 250.
(2) Slichteniiorst , Geld. Gesch. bl. 566. Verg. nthoff , Gedenkio. uit de Gesch. ν. Gelderl,
D. I. Oork. No. 236. bl. 251.
(3) Nyhoff, Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 251. bl. 237. τ. smeb,
Hist. v. Gelderl D. I. bl. 462.
(4) Zie hiervoor bl. 68—71.
(5) v. SUEBIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 505. ν. spaeit, Hist. τ. Gelderl. D.I. bl. 469,470.
(6) Nyhoff, Gede^ütw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. I. Oork. No. 251. bl. 259—265. y.spas«,
Hist. V. Gelderl. D. I. bl. 470. ^ '
(7) Chron. Tiel p. 323. ' ' '
7 V.
Hooim.
1330
10 V.
Jlooim.
Slagtin.
22 v.
Jlooim,
133f
DES VADERLANDS. ίϊ7
Tier dochters nagelaten, twee ran welke men nader zal leeren kennen (1). Thans was reinoud ^^^^^
bedacht een tweede huwelijk aan te gaan. Hij zond derhalve een plegtig gezantschap
uit otto van Kuik, reikoud van Heestoijck^ Proost van St. Piet er te Utrecht y en
jakob van Mierlaer, zijne Raden, zamengesteld, naar Engeland om λόογ hem de
hand yan eleonora , zuster des Engelschen Konings eduard III, te verwerven. De ge- \\rijn_
zanten traden in onderhandeling met de Raden des Konings en het huwelijksverdrag
looi
werd gesloten. Reikoud zou aan zijne bruid eene jaarrente van zestien duizend pon-
den Tournois verzekeren en hiertoe de Veluwc voor veertien duizend , en de goederen
Tan Eist, Gent en Angeren voor twee duizend ponden verbinden. De kinderen
uit dit huwelijk moesten al zijne goederen erven , behoudens den lijftogt aan eleowora
toegekend en de lijfrente van tien duizend Tournoischo ponden, welke hij zijner
dochters uit den eersten echt toewees. ·— De Koning schonk aan zijne zuster eenen
bruidschat van tien duizend ponden Sterlings, voor Λvelke de kooplieden der Maatschappij
Bardorum van Florence borg bleven. Hij zou daarenboven voor de kleederen en de
stoil'ering der kamers van eleonora zorgen , en de prinses op zijne kosten , welke op duizend
ponden slerlings berekend werden, den achtsten van Bloeimaand aanstaande naar Sluis
in Vlaanderen laten geleiden. Reeds te voren had Keizer lodewijk aan reinoud
vergund, dat de kinderen uit dit huwelijk ontspruitende, hem in het bezit van
de stad en den burg van Nijmegen met alles wat daarbij behoorde , zouden opvolgen , gelyk
de Bisschop van Utrecht hem dit met betrekking tot alles wat Gelre van het Sticht in
leen hield, beloofde. De Hertog van Brahand en de Graaf van Holland waarborgden
de nakoming der huwelijksvoorwaarden; en de gezanten beloofden 's Graven bekrach-
tiging en de opene brieven van al de Geldersche Baanderheeren, over de erfopvolging
der kinderen over te zenden. De dochters uil reinouds eersten eclit, welke zich met
een jaargeld moesten vergenoegen , werden hierdoor geweldig in hare regten verkort.
Immers in het huwelijksverdrag met sopiiia , door de Geldersche Edelen en steden be-
zegeld , was bedongen, dat Gelre aan niemand anders zou komen dan aan kinderen
uit haar geboren (2). Weinig dagen
na het sluiten der voorwaarden Averd, in naam 24 ν
van Graaf reikoud, het huwelijk in Engeland voltrokken (3). Eleonora begaf zich^^'j""^*
in het begin van Bloeimaand naar het vaste land, en het huwelijksfeest werd met veel
(1) v. 8paen, Itil, tot de liisU v. Gelderl. O, II. bl. 258—264. Hist. Gelderl, D. I.
bl. 463, 464.
(2) PoHTARBs „ Hiat. Gelr. Lih. VII. p. 209, 246. Slichtetoobst , Geld. Gesch. B. Vli. bl. 119.
Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. I. O ark. bl. 265 (3).
(3) Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν, Gelderl, D. I. Oork. bl. 263—273. v. βηκλ, Bist.
n. Gelderl, D. I. bl. 471,472.
1140 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300—pracht Ic Nijmegen gevierd (1). De cclilvcrbincllenis met eene zuster des Konings van
Engeland was voorzeker meer schitterend dan dio met de dochter van eenen Heer
van Mechelen geweest M'as; ook heeft zij op do volgende lolgevallen van Gelre eenen
heslissenden invloed gehad. Reiimoud geraakte door haar aan betrekkingen, die hem
m oorlogen wikkelden, even nadeelig voor hem zelven als voor zijne onderdanen, en
welke de schallen , de vruchten van den uitgehreiden handel des Heeren van ,
welke hij door eene vroegere vereeniging aan zich had gehragt, ten eenenrnale ver-
slonden (2).
De rijkdom van den Graaf had echter, naar het schijnt, reeds destijds eene
gevoelige vermindering ondergaan. Reinoud althans verleende, om zijne inkom-
sten te vermeerderen, den vreemden kooplieden, welke onder den naam van Lom-
hardi, Caorcini, Corsini, Bardoni en dergelijke zich in maatschappijen ver-
eenigden en door geheel Europa handel dreven, ook in zijne staten onderschei-
dene voorregten. Deze handelaars vestigden zich in eene hepaalde slad, om aldaar
onder besclicrming van den Vorst, welke als hij geld behoefde tot hen zijne toe-
vlugt nam, hunne zaken te verrigten. Het oprigten van wisselbanken en de nitvin^
ding van wisselbrieven, zoo belangrijk voor het handelsverk'cer, is men hun ver-
pligt. Daar zij zich echter aan woeker schuldig maakten, werd Aveldra de naam
van Lombardiërs cn woekeraars gel ij kbeteekenend , en in de meeste gewesten moesten
ter beteugehng van hunnen woeker, maatregelen genomen Avorden (3). Ook reiwoud ,
door de ondervinding hiervan overtuigd , had tien jaren geleden verboden , geld van hen op
te, nemen, en omtrent het verpanden van goederen eenige bepalingen gemaakt (4). Thans
echter hadden de Lombardiërs in onderscheidene Geldersche steden, huizen van den
Graaf, voor welke zij, zoowel als voor de vergunning van vrij te handelen, hem jaar-
8 ">'· lijks eeno bepaalde som opbragten. Onder anderen gaf hij aan eenige dezer lieden
Tjouw- . . , .
maand tegen vijftig ponden Tournois m het jaar verlof, om veertien jaren binnen Bommel
1332 -yyoQgjj ^ te wisselen en koophandel te drijven, onder belofte van geene andere Lom-
bardiërs aldaar te zullen gedogen. Eenige Edelen in de stad Bommel waren hierbij
's Graven borgen en onderwierpen zich aan de kwijting) indien den vreemdelingen geen
Avoord gehouden wierd. Nog uitgebreider voorregten ontvingen in hetzelfde jaar do
Lombardiërs in do stad Gelre, welke jaarlijks den Graaf tachtig ponden moesten op-
(1) WlLHELMlIS PROCÜRAXOR , p. 718.
(2) Verg. v. spaen , IlisL v. Gelderl. D. I. bl. 471 , 473.
(3) v. SPAEK, Jlist. V, Gelderl. D. L bl. 471.
(4) Pomnts, llist, Gelr. Lib. Vl. p. 193. SucumnoRsx, Geld. Gesch. Β. VI. bl 114.
-ocr page 99-DES VADERLANDS. 12S
brengen. De Graaf ταη Kleefs diens broeder jas , Domdeken van Keulën , en de re- 1300—
lou»
gering der slad Gelre ^varen hiervan borgen (1).
Tot deze vergunningen zal de oorlog van Frankrijk legen Brahand, io ^τelken
reikoud gc^vikkcld werd, veel hebben loegebragl. Robert van Artois^ uit hoofde van
een geschil met zijne moei jiaghteld over het bezit van het graafschap Artoh, Avaarinhij
Ie kwader lrou\y had gehandeld, uit Frankrijk met verbeurdverklaring zijner goe-
deren gebannen, had cene toevlugt l)ij zijn neef, den Hertog van iSraiiiiic?, gevon-
den, Avelke weigerde hem aan den Koning van Frankrijk uil te leveren. Deze Vorst,
hierover gebelgd, sloot een verbond met den Aartsbisschop \Άη Keulen en de Graven van
Gelre cn Git lik, Avelke hem legen robeiit van Artois en den Hertog van Jiraband
onderstand licloofden ; elk van hen zou daartoe een bepaald getal gewapende mannen
ter beschikking en Ier bezoldiging des Konings stellen (2). Biel hen verbonden zich
de Graaf van tuxemhurg, Koning van Boheme, de Bisschop van Luik, de Gra-
ven van Los, van Eu, en van Namen, de Heer van Beaumont en gui van Namen 1332*
tegen den Hertog van Brahand, wien zij gezamenlijk den oorlog'verklaarden (3). Bij
hen voegden zich nog eenigc andere Heeren, en Aveldra bevond zich het vereenigd le-
ger Ie St. Trui jen in het gebied van Luik. De Hertog stond met zijne benden bij
de abdij Helesen, lusschen Thienen en Landen, doch de geweldige slagregens ver-
hinderden den beiden legers elkander Ie naderen. De Graaf van Holland be-
werkte inmiddels eene wapenschorsing, welke spoedig door den vrede te Compiegne 24 v.
gevolgd werd (4). Do Heeren, welke zich legen den Hertog van Brahand vereenigd
hadden, sloten bij die gelegenheid een nieuw verbond onder elkander, waarbij zich
later de Graaf van Holland voegde (5). Reinoud ontving honderd duizend kroonen
van den Koning van Frankrijk, welke Vorst levens beloofde 'de nog beslaande ge-
echillen lusschen eenige der zamenverbondene Hoeren en den Herlog van Brahand,
door zijne uitspraak Ie vcreffencn. Deze geschillen echter hielden nog eenigen lijd
aan, en men vindt reisoüd in verscheidehe verdragen en uitspraken werkzaam, die
(1) v. spaex, ïlist. v. Gelder!, D, I. hl. 475 , 476. Kvuofp , Gedenkw. uit de Gesch, v. Gel-
derl. D. I. OorL No. 2ÖG.
(2) Nvdoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. 1. Oork. No. 2G2, bi, 280.
(3) NvnoFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Geldcrl. D. i. Oork. No. 201. hl. 27Ö.
(4) J. DE klerk, de iirabantsche leesten, B. V. bl. 492-508. uiig. van Willems, üraescl, 1839.
Divaeus , Rer. Brah. lib. XIV. p. 150. J. haraei Annal. Brab. T. I. p. 3J2. Poxtarcs , IHst.
Gclr. Lib. Vil. p. 214. Slichtesiiorst , Geld. Gesch. B. VII. bl. 121, v. spae.·» , üist. r. Gelderl.
D. I. hl. 47'G. Zie hiervoor, M. 79.
(5) Nvuorp, Gedenkw. uit do Gesch. r. Gcldcri. D. I. Oork. No, 263, bl. 284 -288.
99 *
-ocr page 100-100 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
echter noch op hem, noch op zijne staten eenige onmiddellijke betrekking hadden (1).
Het bondgenootschap der Vorsten tegen den Hertog van Brahand, werd den elfden Tan
Grasmaand dertien honderd drie en dertig, door den Koning van Frankrijk voor ont-
bonden verklaard (2).
De oorlog met Brahand ontvlamde spoedig op nieuw door het verkoopen van
Mechelen. Deze stad behoorde nevens eenige dorpen aan de Kerk van Luik, door
Avelke zij somtijds aan dezen en genen in leen werd uitgegeven. De stadsvoogdij en
het platte land daarentegen waren een eigendom der Heeren van Mechelen. Na den
dood van floris berthoud , had Graaf reinoud II, Avien het bestier der goederen
v;m de kinderen zgner gemalin sopiiia , de natuurlijke erfgenamen van floris , was op-
gedragen , deze bezittingen aan zijne dochter Margaretha , ondertrouwd aan den oud-
sten zoon des Graven van Gulik, lot bruidschat aangewezen (3). Doch eenige maan-
den later verkochten hij en Margaretha , onder bewilliging des Graven van Gulik, de
voogdijschap van Mechelen voor zestigduizend ponden aan Graaf lodewijk y^n Vlaan-
deren, wien reeds door Bisschop adolp van Luik de stad zelve en eenige omliggende
dorpen , legen eene aanzienlijke som en onder verphgting van den lecnband , waren afge-
staan. De burgers van Mechelen echter weigerden den Graaf van Vlaanderen voor
Heer te erkennen, en de Hertog van Brahand, wien zij genegen waren en welke met
leede oogen zag, dat de Vlamingen zich zoo diep in Brahand vestigden, beloofde
hun bescherming en bijstand. Hij verklaarde den verkoop nietig en van onwaarde ,
den-ijl men hem als voogd [adoocaius) der Kerk van Luik en uit wien de stadsvoogdij
van Mechelen was voortgekomen , hierin niet gekend had. Graaf lodewijk verzuimde
niet op dit berigt de Vorsten , welke zich in het vorige jaar tegen den Hertog ver-
eenigd hadden en wien zij steeds een kwaad hart toedroegen, voor zijne belangen te
winnen. De Koning van Boheme , de Aartsbisschop van Keulen, de Bisschop van Luik,
de Graven van Vlaanderen, Rolland, Gelre, Gulik, Los, Eu en van Namen,
benevens jan van Beaumont en gui van IS amen , verbonden zich te Quesnoy ten krijg
legen Brahand. Het onderlinge vriendschapsverdrag van den vier en Iwintigsten van Zo-
mermaand des vorigen jaars, werd hierin levens vernieuwd; men zon afzonderlijk geenen
zoen aangaan, en opkomende oneenigheden onderling in der minne vereffenen (4). Dit
1 τ.
Lente-
maand
1333
30 V.
Slagtin
(1) v. spaen, Uist. v. Gelderl. D. L bl. 477, 478.
(2) Νιήογρ, Gedcnkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. L Oork. No. 283. bl. 314.
(3) Nydoff, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl D. L Oork. No. 268, bl. 300—305. v. spaek ,
Jiist. v. Gelderl. D. I. bl. 479 , 480.
(4) Ntdoff, Gedenkto. uit dc Gesch. ν. Gelderl. D. Ι. Oork, No. 287, bl. 322.
-ocr page 101-DES VADERLANDS. ίϊ7
Terbond werd nasenoeff in dezelfde be^γoordinffen te Falenciennes Tcrnieuwd (1). 1300—
.. 1339
Hier werden luislerr.yke feesten gevierd en prachtige maaltijden gehouden, terwijl
O V·
herauten den Hertog van Brahand den oorlog aankondigden. Do Graaf van Vlaan- Louw-
deren beloofde reiisoud en den Graaf van Gulik schadeloosstelling voor de nadeelen ,
welke hunne Brabandsche bezittingen in dezen krijg mogten lijden.
De bondgenooten rukten kort daarna, elk langs den weg die hem het best gelegen
was, in Braband (2). De Vlamingen drongen verwoestende tot Selleke of Helleken
door, waar zij geslagen werden; het stadje Landen^ op do Zuidelijke grenzen van
Brahand^ werd door den Bisschop van Luik in de asch gelegd; Limburg gevoelde
het gewigt van de wapenen des Ronings van Boheme; de Aartsbisschop van Keulen,
de Graaf van Gulik en de Heer van Beaumont sloegen het beleg voor het kasteel
Rode in het land van Over-Maasi en Tiel, steeds een steen des aanstools voor de 17 v.
Graven van Gelre ^ gaf zich over aan reinoud en werd terstond ontmanteld. Nu spoedde u^aand.
zich de Hertog van do grenzen van Vlaanderen, om Bode te ontzetten. Doch de be-
legeraars , onder welke zich thans ook Graaf reikoud bevond, noodzaakten hem over
Maas terug te trekken, en het slot viel in hunne handen. Kort daarna maakte do n
Graaf van Gelre zich bij verrassing meester van Sittaert, ten behoeve van do
deren des Heeren van Falkenburg. De slad Maastricht werd door den Bisschop van
Luik omsloten, Avelke van haar eene zware geldboete.eischte, dewijl zij den Hertog
ongehinderd had laten doortrekken. Vele van de vereenigde Vorsten voegden hunne
benden bij de zijue, en een groot aantal sloten en versterkte plaatsen in deze omstre-
ken viel hun in handen.
Te goeder ure voor den van alle kanten bedreigden Hertog, zond de Koning van
Frankrijk eenige aanzienlijke lieden herwaarts, om aan deze vijandelijkheden perken
te stellen. Zij bewerkten bij Maastricht een wapenstilstand, welke van tijd tot lijd
verlengd werd, terwijl men inmiddels te Noijon en Kamerijk, in onderscheidene
bijeenkomsten, over eenen vrede onderhandelde. De voorwaarden daarvan werden ein-
delijk te Kamerijk tusschen den Hertog van Braband en al de bondgenooten ge- 2 τ.
Oo{J8t-
__maand.
fÉi
(1) Nyhoff, Gedenktc. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 288. hl. 329.
(2) J. DE KLERK verhaalt, dat de bondgenooten tien maanden i?>'aia?iti ingesloten hielden, wanl
zij wilden :
Tlant van Brabant al ontecren , «
Ende van hongliere doen sterven. Brab. leesten, B. V. vs. 2788. bi. 513, 514.
Dit echter kan met den loop der gebeurtenissen niet overeengebragt Morden. AVelligt zal hij dit
Terward hebben met het bevel des Graven van Vlaanderen, Λvaarby alle toevoer naar het tegen
hem vrederspanDige Mechelen verboden werd. v. uwBrr, Ui$t. v. 's Ihrtogenbosch, D. 1. bl, 183.
102 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300—troffen, en vier weken laler door dcu Koning \!xn Frankrijk Ie Amiens bekracliligd.
1 S'iQ
Met betrekking tol Gelre in het bijzonder, werd in dit verdrag bepaakl, »dat Marga-
retha en hare erfgenamen Mechelen zouden behoaden , op den voet als de oude Heeren
van Mechelen ; men zou voorls onderzoeken , Avelke goederen daaraan behoorden, wal leen
aan Brahand was, hoe verre de koop des Graven van Vlaanderen van waarde zou
blijven en welke vergoeding hij anders van den Herlog ontvangen zou. Tiel ^ Zand-
loijk en Herwaarden werden aan reinoud tegen de heerlijkheid IJeusden, hem bij
den dood van jan van Heusden toegevallen, afgestaan. Eindelijk werd een huwelijk
vastgesteld tusschen 's Graven eenjarig zoontje keikoud en maria , 's Hertogs tweede
dochter, welke eenen bruidschat van zestig of tachtig duizend ponden werd toegelegd;
de Graaf daarentegen zou aan zijnen zoon het Graafschap Zui/j/im, tegen twaalfduizend
pond jaarlijks afstaan. Mögt de jonge rei>-oud vóór zijnen vader sterven en een zoon
nalaten; dan zou deze het graafschap Zatphen en den tol van Lohedè erven , onder
leenpligt echter aan den tijdelijken Graaf van Gelre. De dochters zouden alleen do
twaalfduizend ponden genieten (1)." Uit dit vredeverbond vloeide een verdrag van on-
derlinge verdediging voort, tusschen den Aartsbisschoj) van Kcalen, den Hertog van
Brahand^ de Graven van Hollandy van Gelre, van Gulik en \yillem van Ilene-
5 v. gomoen, Graaf van Zeeland te Kamerijk gesloten. Hierbij werden eenige sleden aange-
m!and ^^^^^^^ ' om aldaa». opkomende misverstanden en geschillen in der minne te vereffenen (2).
1334 De Graven van Gelre en Gulik bleven borg bij den Hertog van Brahand voor den
Koning van Boheme, welke beloofde zich niet verder dan vijf mijlen buiten Keulen te
verwijderen , zoolang hij den Hertog het verschuldigde niet voldaan had. Ook Averden
bij die gelegenheid nog eenige andere overeenkomsten gesloten (3). De ruiling van
Tiel tegen Heusden, in het verdrag van Kanierijk bepaald ontmoette eenige zwa-
righeid. Het regt van reinoud o^ Heusden is onbekend, doch hel schijnt, dat hij meer
31 V. had afgestaan dan waarover hij beschikken konde. Men wil, dat hij om hierin te voor-
maa\id » sopiiiA van Heusden en van hare kinderen de heerlijkheden Oud-Heusden,
1335 Hedikhuizen, Vlijmen en Engelen , Avelke hun uit de erfenis van hunnen broeder
en oom jan van Heusden toegekomen waren, door koop aan zich bragt en den Hertog
(1) νλκ mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. hl. 565—5Π3. J. de klerk , Brab. Feesten, B. "V.
bl. 503—553. Chron. Tiel, p. 326—329. Divaeus, lier. Brab. Lih. XIV. p. 151—155. Πλβ-
RAEDS, Annal Brab. Lib. XXXIIl. p. 313—317. Mei-euus, Annal. Flanilr. Lih. XII. p. 135.
PoNTAKUs, Hist. Gclr. Lib. Vlf. p. 216—^0. SucnxEKUoRST, Gelei. Gesch. Β. VII. ρ. 122, 123.
ν. sPAEw, Hist. ν. Gclderl. Ώ. I. bl. 480—487.
(2) Nyhoff, Gedenkw. tcit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 296, LI. 334-
(3) V. svi^&v, Hist. v. Gclderl D. I. bl. 488.
14.)
103
DES VADERLANDS.
tegen Tiel, Zandu:ijk en Ilericaarden afslond. Jait ΠΙ van Braland nam echter 1300—
eerst den tienden van Herfslmaand dertienhonderd negen en dertig daarin genoegen,
ingevolge eene uitspraak van οττο van Knik op den negen en twintigslen van Oogst-
maand derlienlionderd zeven en dertig. Sinds dien tijd is Tiel nevens do beide dorpen
aan Gelre gcLIeven (1).
Kort na den vrede met Braland werd eeikoud in den oorlog van Engeland tegen
Schotland geAvikkeld. Op het huis te Rozcndaal, waar hij zich thans gewoonlijk
bevond, werden onderscheidene staalkundige bijeenkomsten met de naburige Vorsten en
Heeren gehouden, en door steekspelen of feestmaaltijden afgewisseld. Vele Duitscho
Edelen en Ridders verklaarden zich hier 's Graven leenmannen en Avel, naar men wil,
voor het Engelsche goud, door Koning eduard aan zijnen zwager gezonden, om Duit-
sche mannen van wapenen voor den oorlog met Schotland te werven, en tevens om
zich van krijgsvolk te verzekeren, wanneer hij zijne ontwerpen legen Frankrijk
wilde ten uitvoer brengen. Do Bisschop A^an Lincoln, naar de Nederlanden af-
gevaardigd , bereikte niet slechts het doel van zijnen meester bij reinoud , maar ook
bij do Hoven van Braland, Keulen, Gulik, IS amen en elders (2). Er werd eene
Avel uitgeruste krijgsmagt tot hulp van eduard tegen do Schollen , dio door de on-
derdanen des Graven van Holland ondersteund werden, afgezonden (3), Naar eenigen
zou REINOUD, naar anderen de Graaf van Namen en diens broeder het bevel over do
hulpbenden gevoerd hebben. Hoe dit zij , men vindt REijfouD in dien tijd voor Pertk
in Schotland als getuige van de hulde des Graven van Namen. Terwijl dezo stad
door den Koning van Engeland belegerd werd, rukten do Gelderscho benden naar
Edinhurg op, doch werden in eene ontmoeting geslagen en genoodzaakt den vol-
genden dag zich met de vervalle schans, in welko zij gevlugt waren, onder be-
houd van lijf en leven , over te geven. Onder do gesneuvelden onldekto men eeno
verkleede Geldcrsche vrouw, welke dapperlijk in de voorhoede strijdende, den helden-
dood had gevonden. Reisoüd , of wie de bevelhebber dezer benden geweest is, werd
geslaakt onder voorwaarde, dat hij voor altijd Engeland zou verlaten. Rakdolf ,
Graaf yd^n Mtirray , Regent van Schotland, deed hem minzaam uitgeleide naar de
grenzen, doch beide werden met hun gevolg door do Engelschen onderschept en
IM
(1) v. sPAEx, OordcelL Lil. tot de Ilist. v. Gelderl. D. III. hl 207 , 208. Ilist. v, Gelderl
D. I. bl. 488. verjt. κτπογγ, Gedcnkw. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. L Oork. No. 298 , 318.
PoKTAstJs, nist. Geh·. Lib. VU. p. 222.
(2) v. spaejc, Uist. v. Gelderl. D. I. hl 489 , 490. Verg. v. hiebis, Charterb. ν. Holl. D, II.
bl. 574.
(3) ν. KiEBis, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 589.
-ocr page 104-104 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
naar edüard voor Perth gevoerd. Spoedig Terliet reinoud Engeland, hetzij om
zijne belofte na te komen, hetzij andere aangelegenheden hem dringend huiswaarts
riepen (1). De Utrechtsche zaken hielden sinds eenigen tijd al zijne aandacht
bezig, en elders is aangetoond, langs welke wegen hij aan het bezit Tan Overijssel
geraakte (2). Hij trachtte zich thans ook naar den kant Tan Friesland uit te
breiden, welks stadhouderschap zijnen vader weleer, doch met weinig Trucht, door
den Keizer \vas opgedragen (3). Waarschijnlijk had hij te dien eiade bij VolUnlio-
ven, door Bisschop frederik Tan Utrecht aan Gelre Terpand, eenig krijgsvolk
bijeengebragt. Althans de Friezen, vreezende dat het op hen gemunt Avas, hadden
deze manschappen overvallen en afgemaakt, vervolgens Vollenhoven ingenomen en
ook hier burgers en bezetting over de kling gejaagd. Reinoud , van de Friesche ge-
zagvoerders te vergeefs voldoening en schadeloosstelling eischende, greep naar de
wapenen. Te Staveren op de Veluxm trok hy zijne krijgsmagt bijeen en rukte tot
Baslazijl bij Vollenhove Toort, waar hij met de Friezen handgemeen >verd. Ka
eenen hardnekkigen en bloedigen strijd, verklaarde zich do lang weifelende zege voor
REiiiOUD; meer dan tweeduizend Friezen sneuvelden en het overschot koos in de groot-
ste verwarring de vlugt. Zonder zijn voordeel te achtervolgen , trok de overwinnaar
terug; hetzij zijn oogmerk slechts geweest was den vijand uit zijn gebied te verwijde-
ren , hetzij hij zich niet sterk genoeg gevoelde , om in Friesland door te dringen.
Immers drie dagen na den slag, bevond hij zich reeds met jan van Beaumont te
Harderwijk, welke stad hem in dien togt door een geldelijk voorschot ondersteund
had. Hij bleef evenwel do Friesche grenzen verontrusten, dewijl het klooster Ma-
riëndal te Hmnlum en do ingezetenen van de Kuinder [Cainre) en Veenhuizen
in het begin des volgenden jaars, de bescherming des Graven van Holland legen
de vijandelijkheden van den Graaf van Gelre inriepen. Door gebrek aan bescheiden
is onbekend gebleven, hoe en wanneer deze krijg eindigde (4).
Inmiddels had reikoud in den oorlog zyns zwagers, den Graaf van Kleeft legen den
(1) PONTAKCS, Hist. Gelr. Lib. Vil, p. 222. SucnTEsnoRST , Geld, Gesch. V,. VII. bl. 124.
V. SPAEN, Hist. v. Gelr. D. 1. bl. 491.
(2) Hiervoor, bl. 70 , 71.
(3) ^/ff. Gesch. d. Faderl. D. II, St. I. bl. 448.
(4) Chron. Tiel, p. 329. Pontanus , Eist. Gelr. Lib. VU. p. 223 , 224. sucnxenhorst, Geld.
Gesch. Β. VII, bl. 125. ν. spaen , Hist. υ. Gelderl D. I. bl. 495—498. übbo emmius , Rer. Fris.
Hist. Lib. ΧΠΙ. p. 192, welke deze gebeurtenis -verkeerd op 1323 terugbrengt en hierin door
8cu0tahus, Fries. Hist. bl. 170 gevolgd %vordt j r. sjoerds , Fr. Jaarb. D. III. bl. 333—336. τ.
HiEBH, Charterb. ν. Holl. D. II, bl. 590. Charterb. r. Vriesl. D. I. bl. 192.
25 ν.
Oogst-
maand
133Ö
31 τ.
Oogst-
maand.
3 ν.
Herfst-
maand.
ΡΦ;
O v.
Bloeim,
1337
f-i
ΜΜΜ
-ocr page 105-DES VADERLANDS. ίϊ7
Aartsbisschop van Keulen deel genomen , en het ontzet van het slot Strünkede he-
Torderd (1), Belangrijker voor hem in de gevolgen was de krijg, in welken hij
door eenen anderen zwager, Koning eduard van Engeland, gewikkeld werd. Deze
Vorst maakte als kleinzoon van moederszijde van filips den Schoone en volle neef van
de drie laatste Koningen y^n Frankrijk, die geen mannelijk oir hadden achtergelaten,
aanspraak op den Franschen troon, w eiken toen filips ί>αη Valois, broeders zoon
van FILIPS den Schoone\ en alzoo een graad verder dan hij, beklommen had. Men
l)cweerde aan de Engelsche zijde, dat ofschoon de Salische Avet de vrouwen van de er-
fenis uitsloot, deze op hare mannelijke afstammelingen niet konde toegepast worden ,
wanneer zij do naaste waren. Hierop grondde eduaud , als naaste mans oir, zijn regt
op de kroon van Frankrijk en beschouwde filips van J^alois als een onrcgtvaardig
overweldiger, Robert van ArtQis, die naar Engeland gevlugt en legen Frank-
rijk verbitterd was, ondersteunde dit gevoelen en vei;maando den Koning de magtig-
sle Duitsche Rijksvorsten voor zijne belangen te winnen (2). Tot dat einde werd een ^^ ^^
gezantschap met den Bisschop van Lincoln aan het hoofd, naar het vaste land ge- Bloeini.
zonden, en Aveldra te Valencicnncs een hulpverbond met de Graven van Holland, van
Gelre en den Markgraaf van Gulik tot sland gebragt. Keizer lodbwijk , de Hertog van
Jirahand en de Aartsbisschop van Keulen waren reeds door het Engelsche goud gewonnen ,
niettegenstaande do Keizer weinig weken te voren, een verbond met den Koning van
Frankrijk had gesloten (3). De Koning van ^oAewic , de Bisschop van Luik, de Mark-
graaf van Brandenburg, de Graven van Loon (Los), van der Mark, van Meurs,
van den Berg, de Heeren van Beaumont, van Kuik, van Falkenhirfj en andere
zoo geestelijke als wereldlijke Grooten, verklaarden zich ter gunste des Konïngs van
Engeland (4). Met reihoüd en den Markgraaf van Gulik >verd nog ecne nadere over-
eenkomst getroifen, en elk van hen ontving honderd duizend Floreutijnschc guldens
of vijftien duizend pond sterHng (5). Beiden werden daarenboven door den Keizer tot
Rijkssledehoudcrs (vicarii) van het stiften de stad Kamerijk aangesteld (6). Eduard 7v,
llooirn.
(1) v. spaer, IIÜU v. Gclderl. D. I. hl, 498.
(2) J. de klerk, Brah. Feesten. B. V. ts. 3021. bl. 553. Froissüit , Chron. T. I. feuillet 11.
Paris, 1530.
(3) Zie liiervoor bl. 47. Verß. hij de aldaar aangehaalde schrijvers, froissirt, T. I. Γ. 12. J.
ijE KLERK, lirab. Τ eesten. U. V. vs. 3938 , bl. 553.
(4) De klerk , Brab. l eest. B. V. vs. 4045, bl. 557. v. spaek , Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 502/
(5) v. 8PAES, Uist. v. Gelderl. D. I. bl. 501.
(6) Nijbopf, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gclderl. D. I. Oork. No. 315, 316. bl. 359.
II deel. 2STüK. 14
'f,
106 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
- zelf verkreeg de waardigheid Tan algemeen Stedehouder des Rijks in den oorlog tegen
Frankrijk, opdat de Nederlandsche Heeren, ten deele leenmannen van filips van
Valois , zonder hunne eer en pligten te beleedigen , de wapenen tegen dien Vorst
konden opvatten (1). Nu verklaarde hij den ooxlo^ ΆϋΛΐ Frankrijk, en eeinoud stak over
ndidüc Εtigeland, ongetwijfeld om hem betrekkelijk den staat van zaken in te lichten (2).
Ondertusschen ontvingen de Engelsche gevolmagtigden, de Bisschop y-Mx Lincoln en do
Graven van ISorthamjiton en van SiiJJolk, nieuwen last om verhindtenissen aan te
' knoopen en krijgsbenden te werven (3). Aan reiwoud , welke zich, naar het schijnt, niet
lang in Engeland had opgehouden , werd door hen tweemaal honderd duizend goud-
guldens [ßorins c^'or) aangewezen (4). Hij daarentegen, maakte hen met den inhoud van
zekere brieven bekend, hetgeen het plotseling vertrek van van Art ois uit En-
geland ten gevolge had (5), Spoedig daarna gaven hem de Engelsche gezanten te
Nijmegen volmagt, om den last, welke hun was opgedragen, verder ten uitvoer te
brengen; waaraan hij voldeed , alom de belangen des Konings bevorderende , in wiens
geheele vertrouwen hij deelde (6). Zelfs schijnt hij zijne kleinooden ten behoeve van
dien Vorst, verpand to hebben (7). Het avas deze ijver voor eduard , welke het
vermoeden opwekte , dat hij een ontwerp had gesmeed, den Koning van Frankrijk
door vergif van het leven te berooven. Twee St. Jans-Heeren uit Gelre waren te
Parijs, wegens het koopen van vergif, gevat en op de pijnbank gebragt gewor-
den. Ofschoon zij verklaarden, dit slechts gekocht te hebben, om zich op hun-
nen Kommandeur en grootsten onderdrukker te wreken, begreep men echter aan het
Fransche Hof, dat zij door den Graaf van Gelre gezonden waren, om den Koning , de
Koningin, den Hertog van Normandië en 's Konings raadslieden te vergiftigen. Rei-
(1) Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. I). 1. Oork. No. 317, bl. 361. Verg. v. spae?»,
Uist. v. Gelderl. D. I. bl. 505.
(2) v. SPAEN , Eist. v. Gelderl. D. I. bl. 502.
(3) Nvhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. 1). I. OorL No. 320, bl. 366.
(4) Nyhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Oelderl. D. I. Oork. No. 322. bl. 367.
(5) NvnoFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. I. Oork. No. 323. bl. 368.
(6) Nthoff, Gedenkt!), uit de Gesch. v. Gelderl. D. I. Oork. No. 326. bl. 370. Verg. v.spae.v,
Hist. V. Geldcrl. D. I. bl. 504.
(7) In Nyhoff's Gedenkto. uit de Gesch. v. Gelderl. D. J. Oork. bl. 374, vindt men althans
ecu brief" van koekraad van morke, burger van Aken, waarin hij bekent t;yeeduizend gulden ont-
vangen te hebben, ter voldoening van het geld aan den Graaf van Gelre door kikm^O den Kleinen ,
(ot inlossing van 'sGraveu verzette kleinooden , geleend. De brief is van den 20 v] Lentemaand 1338.
l.'WO-
:l.3.39
21 V.
(.)o{lfSt-
maand.
1337
3 V.
Wijnin
30 V.
Slagtm
β V.
Win-
term.
7v.
IJOUW-
inaand.
1338
DES VADERLANDS. 107
KOUD , hierover leit uiterste verontwaardigd , schreef deu Franschen Vorst: «Ik,
«eeu Edelman, beslecht niet het pleit met mijnen vijand door schandelijke middelen,
«maar door het zwaard. En iemand, indien hy waarlijk edel is, moet niet onzinnig
«genoeg zijn, zich zulk eene schandelijke zaak van cenen anderen Edelen te ver-
« beelden, of hem die aan te wrijven. Het betaamt geenen Vorst leugentaal te voeren
«ofte hooren. Daarom zal ik niet met vergif, maar met het zwaard de zaak met u
«behandelen (1)." De Markgraaf van Gulik was hierin mede betrokken; en reinouo ,
zoowel voor hem als voor zich zeiven, zuiverde zich te Leuücn van de hen opgeleg-
de blaam voor den Hertog van Brahand ^ de Graven van Holland ^ van den Berg
van Kleeft van Ν amen ^ van Los en andere Heeren, welke hiervan eene schriftelijke
verklaring aflegden, waarmede, naar het schijnt, de zaak is afgeloopen (2),
Gebrek aan schepen had steediS eduard verhinderd met. zijne geheele magt naar het
vaste land over te steken , om den krijg tegen Frankrijk, die inmiddels door eenen
stilstand van wapenen geschorst was, niet nadruk voort te zetten. Eindelijk stak hij
met eene vloot van driehonderd vijftig zeilen in zee , en kwam korte dagen daarna met
een talrijk gevolg van Heeren en Ridders te Antwerpen aan (3). Hier verscheen wel-
dra de Hertog van Brahand, en er werd eene bijeenkomst te bepaald , teneinde
onderling het plan tot den aanstaanden veldtogt te beramen. De Hertog, die zich nog
niet openlijk tegen Frankrijk verklaard had, verontschuldigde zich bij het Fransche
Hof, dat hij eduard in zijn gebied had ontvangen, hetgeen hij eenen bloedverwant
niet weigeren konde (4). Inmiddels had eene zamenkomst tusschen Keizer lodewijk
en EDUARD te Kohlentz plaats. ïwee troonen waren op de groole markt aldaar opgerigt.
Lodewmk , in keizerlijk plegtgewaad , liet zijne grieven tegen den Paus en den Koning
van Frankrijk openlijk voorlezen. Eduard bragt zijne regten op de Fransche kroon
Ic voorschijn , en riep den Keizer als oppersten scheidsman lol bijstand in. Hij werd
door LODEWIJK tol zoon aangenomen en in hel stedehouderschap over al de landen ,
beneden Keulen aan den linker Rijnoever bevestigd (5). De Keizer ontving veel geld
Zii
(1) Uidrekscl uit de oiiui({;(-{jevcn kroiiijk van iiesricüs de Jlervordta, bij Kvnofr, Gedmktv. uit
de Gesch. r. Gelder/. D. 1. hl. 372 (2).
(2) Nyhoff, Gedenkio. uit de Gesch. ν. Geld. D. I. (Jork. No. 327, Li. 371—374.
(3) DE RLEUK, reci/. B^V. VS. 3911. bl. 552.
(4) Haraeüs, ^nno/. Brab. T. I. lAh. ΧΧΧΠΙ. p. 318.
(5) ScnsiBT, Gesch. d. Teutschen. Th. VIII. B, 7, c. 7. aangehaald dour v. »pak-V. IJht. r. 6e/-
derl. 1). I. bi. 500.
1330-
1339
4T.
Spi'olc-
kclm.
1338
1(! V.
llooim.
14
-ocr page 108-108 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
en beloofde groote hulp, maar gewonnen door het goud van filips van Frankrijk,
riglle hij niets uit, en moeite en kosten waren voor eduard verloren (1).
Reinoud werd door den Koning van Engeland, als algemeen Stedehouder des üuit-
schen Rijks, gelast zich tegen den zesentwintigsten van \Vijnmaand te Mechelen te ver-
voegen , ten einde te liooren voorlezen, wat de Keizer op den Rijksdag te Kohlentz
aangaande de regten des Rijks verklaard bad (2). Op dien Rijksdag moet ook sprake
van het verkiezen eens Roomsch-Konings geweest zijn. Uit een hulpverbond tusschen
REINOUD en den Markgraaf van Gulik gesloten, blijkt althans duidelijk, dat deze laatste
naar de Duitsche koningskroon streefde ; indien hij deze verwierf, belooft hij , al de
voorregten van Gelre te bekrachtigen en reinoud in het verkrijgen van hoogere waar-
digheden, zoo als die van Markgraaf of Hertog, te ondersteunen (3). Men meent, dat
liet uitligt op den JDuitschen troon, een kunstgreep des Konings van Engeland ge-
weest is, . om den aarzelenden Keizer ten spoorslag te strekken en tevens den trols \an
den Gulikschen Markgraaf te vleijen (4).
Eduard was inmiddels naar Antwerpen teruggekeerd, en begaf zich nu door reinoud ver-
gezeld , naar Gent, Hier had hij een magtigen bondgenoot in den bierbrouwer jakob van
ARTEVELDE gcvOmlen , welke zich aan het hoofd der Vlaamsche burgerijen geplaatst en zijnen
landsheer genoodzaakt had , naar Frankrijk te vlugten. Door deze verbindtenis hadden de
Engelschen het vorige jaar te Cadzand eene overwinning op den Graaf van laanderen be-
haald (5). Thans werdenhet geheele najaar en de winter in onderhandehngen doorgebragt. Er
viel niets belangrijks voor en het schijnt zelfs, dat eduard het voornemen koesterde naar
zijn rijk terug te keeren. Hij beloofde althans te Antwerpen schriftelijk, niet zonder
bewilliging des Graven van Gelre en vóór hij zijne schulden aan hem voldaan had, de
zee over te steken (6). Weinig dagen daarna benoemde hij echter, op voordragt van
reinoud en den Markgraaf van Gulik, eenen raad, Avelke uit deze beide Graven,
den Bisschop van Lincoln^ de Graven van Derhij cn Salislury nevens eenige andere
Engelsche Heeren was zamengesteld, die hem voornamelijk in het regelen van den
oorlog op het vaste land zou dienen (7). Hij gaf'reinoud volmagt, om in zijn naam en
6v.
Slag Lm,
10 v.
Slagtm
V
(1) Chron. Colon, Fo. 255, aangehaald door v. spae5, Ilist. v. Gelderl D I. bl. 506. de klerk,
Brab. leest. B. V. vs. 3959. bl. 554.
(2) Nyhoff , Gedenkta. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 336. bl. 383.
(3) NynoFF, Gedcnliw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D, I. Oork. No. 338. bl. 385.
(4) v. SPAEN, Bist. v. Gelderl. D. I. bl. 507.
(5) Froissart, T. I. F. XII—XV. Meyertis, Annal. Flandr. Lib. XII. p. 136—138. d'oüdegherst,
Chron. et Annal. de Flandr. CIi. 156, p. 262.
(6) Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork. No. 339 , bi. 387.
(7) Nyhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I, Oork. No. 341, bl. 388.
12 v.
Wijn-
maand,
1338
27 V.
Wijn-,
maand.
DES VADERLANDS. ίϊ7
in dien des Riiks met den Graaf van Vlaanderen , welke zieh thans >yeder te Gent bevond , 1300—
en de Vlaamsche steden, die beide met den Hertog van Brahand een verbond gesloten
hadden, in onderhandeling te treden, bijzonder over den onderstand, welken deze Graai'
in den oorlog leveren zoude (1). De krijgstoerustingen Averden voortgezet, en de Graaf 1338
van Ge/re nevens andere Vorsten gelast, met al hunne manschappen binnen eene maand 20 v.
Slaf[tm.
op te komen, om het leger*tusschen Binch en Bergen in Henegouwen te verster-
ken (2). Reinoüd won de Graven viui Teckelenburg en Eoya voor de Engelsche dienst
en beloofde Godfried van Heinsberg schadeloosstelling, voor heigeen hij in dezen krijg
mögt verliezen (3). Terwijl reiiïoud met zoo veel ijver do belangen des Konings van
Engeland behartigde en zich voor hem ginds en elders tot borg stelde (4) , roofden
de Engelschen verscheidene Geldersche schepen op do Vlaamsche ! kusten en bragten
die in hunne havens op. liet is Avaar, de Koning beval, op klagten van den Graaf, do
goederen en koopwaren op te sporen en die terug te geven, maar men weet niet, of
het ten uitvoer gebragt is (5). Spoedig echter toonde eduard hoezeer hij de diensten
van den getrouwen bondgenoot waardeerde, toen Gelre, door zijne tusschenkomst, tot Lente-
maand
een hertogdom verheven werd. I339
Friesland. Grokingen. De deelneming in denEngelsch-Franschen oorlog, liadREiNOui)
zijne bhkken geheel van Friesland doen afwenden. De verdeeldheden tusschen de
Scliieringers enVetkoopers aldaar, welke eenige jaren gerust hadden, waren in het begin j304
van dit tijdvak, op nieuw en heviger ontvlamd (G). Hoewel de adel er niet geheel
l)uilcn bleef, waren het thans inzonderheid do rijkste huislieden, Avelke onderling
moordden , brandden en de vreesselijkste verwoestingen aanrigtten. Waar men elkan-
der ontmoette , viel een bloedig gevecht voor; en nergens, op weg noch in huis, >vas
men veilig. Niemand, edel of onedel, geestelijk of wereldlijk werd ontzien, en het
was genoeg, dat een kwaadwillige den onzijdigsten en bedaardsten man, Schieringer
of Vetkooper noemde , om hem terstond aan al de woede der tegenparty bloot te stellen,
die slechts door bloed konde bevredigd worden (7). Somtijds namen geheele dorpen
s.
(1) Nvhoff , Gedmkw. uit de Gcsch. r. Geldcrl. ü. L Oork. No. 342—345. Vcrß. w'owdeguerst,
Chron. et JnnaL de Flandr. Cli. 157. p. 204.
(2) IVthüff, Gedenkw. uit de Gesch. υ. Geldcrl. D. VOork. No. 346, hl. 395.
(3) y. si'ae:i, Rist, v.\ Geldcrl. D. l. bl. 508.
(4) Nvuoff, Gedenkw. uit dc Gesch. ν. Gelderl. ί>. I. Oork. No. 347, 348,
(5) ν. SPAK5, Biat. ν. Gelderl. D. L hl. .509.
(6) Zic Jlg. Gesch. d. Faderl. D. Π. St. L bl. 400.
(7) Occo SCARLE5S1S, bl. 133. WrasEMn;s, Chron. v. Friesl. ß. ΛΊΙ. bl. 184.
-ocr page 110-10 ALGEMEENS G Ε S G Ii ί £ D Ε Ν ί S
1300-
1339
.en buurlschappen tegen elkander de wapens op, en niet zelden mengden zich in deze
onzalige veeten de overheden en regters, welke anders de rust en het gezag der wet-
ten moesten handhaven. Wanneer een stins bedreigd of aangevallen werd, plaatste de
bewoner een boom op het dak, lol leeken voor zijne vrienden , dat hy zich in nood
bevond. Met de uiterste verbittering werd gestreden, en men veroorloofde zich de
onmenschelijksle daden. De gevangenen, in een gevecht gemaakt, moesten eene der
volgende spreekwijzen nazeggen; Raed hird reekt riarren Ujre ι of: Dir iz iiin
klirk zo krol ^ az Klirkmnpstir krol. Ileredi klirk allir klirken iz hja to
krol*^ Zij die hierin niet haperden werden voor inboorlingen en gevangen gehouden ;
maar de anderen zonder genade zoo lang in het water gedompeld, tot zij bezweken.
Deze barbaarscliheid noemde men wapeldjepinga (waterdooping) (1). Zelden Averd
de beslissing der veete vaan twee kampvechters overgelaten, zoo als in den twist tusschen
IVarns en Schar I, twee dorpen in de Grietenij van ïlemelumer Oldeoaart, ge-
schiedde. Meer dan honderd en vijftig mannen waren reeds aan elke zijde gevallen ,
toen men besloot, het geschil aan den uitslag van een tweegevecht te onderwerpen.
Op den bepaalden dag traden de beide kampvechters in het strijdperk. De Vetkooper
overwon, en nu beloofden de Schieringers, ingevolge de overeenkomst, bij eede en
handtasling , nimmer weder eeuigc moeite , twist of geschil aan te regten, hetgeen ook
door de Vetkoopers bezworen werd (2).
Niet slechts deze burgerlijke oneenigheden alleen verspreidden jammer eu
ellende over Vriesland. Zware regenvlagen vernielden het graangeΛτas en spoel-
den het van de velden, zoodat men naauwelijks de plaats konde herkennen, waar
koren gestaan had. Vele lage gronden werden in poelen en meren veranderd.
Stormwinden en onweders verzclden den regen. Wat nog van hel bosch Fluissen ,
slaande tusschen Stavoren en Sneek, overig was, werd omver geworpen en in
eene groote waterplas herschapen. Het graan steeg tot een geweldig hoogen
pi-ijs; eene menigte menschen kwam om van honger en gebrek, en de pest, die
steeds den hongersnood pleeg te volgen, sleepte een nog grooter aantal naar het
graf (3). Naauwelijks had zich in dien bangen lijd het uitzigt op eene betere toekomst
geopend, toen eene bende Noormannen in Friesland viel, roovende of verwoestende
wat hun voorkwam. De Potestaat kegner iiato ολ,μμίτία,ν trok met eene sterke krijgs-
niagt den roovers te gemoet en leverde hun slag bij de Lauwers. Vierhonderd Friezen
lÜM ί
if
27 V.
<Jogst-
uiaaud
1306
lisi;
(1) Gesch. v. d. Onlusten tusschen de Schieringers en Fcilioopors in Friesl.hl. VZ.hceuvi. 1827.
(2) Occo scarlensis, bi. 134. UüBo emmius, Rer. Fris.JIist. Lil·. ΧΙΠ. p. ISS. Winsemius.
(Shron. V. Vriesl IL VII. bl. 184. Verg. f. sjoerds , Fr. Jaarb. I), ΙΠ. bl. 220.
(3) Occo scariessis, bl. 135. AVinsehu-s , Chron. v. Friesl. B. \'H. bl. 185.
21 v.
Bloei-
maand
1305
DES VADERLANDS. ίϊ7
en negen honderd Noormannen sneuvelden (1). Het overschot der vijanden vlugtle , j30()_^
met achterlating van al het geroofde, uit Friesland. De dappere ga-mminga overleed 1339
den vijfden dag na den slag aan zijne wonden, betreurd door geestelijken en wereldlijken
wegens zijne deugden en groote hoedanigheden. Do waardigheid van Potestaat werd toen
door do gemeene Regters en volksvertegenwoordigers [oolmagten van den lande) aan
j. HESSEL MARTENA Opgedragen. Hij weigerde ernstig deze gewigtige betrekking te aan- Slagim.
vaarden, maar liet zich eindelijk, op sterk aanhouden, daartoe bewegen (2).
Hoezeer marteka den vrede minde en dien trachtte te bewaren , hetgeen hij be-
weerde de beste dienst te zijn, welke een regent aan het volk bewijzen konde , nood-
zaakte hem echter dikwerf de heerschzucht van vreemde Heeren , het strijdzwaard zijns
ondanks aan te gorden (3). Hij had naauwelijks twee jaren in rust het bewind ge-
voerd , toen Graaf willem III van Holland den vrede met Brahand en het bestand
met J^laanderen zich ten nutte maakte , om eenen logt tegen Friesland te onderne-
men. Het schijnt , dat Stavoren zich tegen hem verzet, en hij uit dien hoofde
besloten had, die stad tot haren phgt te brengen (4). Anderen meenen, dat deze
'1 logt ten behoeve van Bisschop güi van Utrecht geschiedde (5). Wat hiervan zij,
l··
κ
vijftienhonderd Hollanders vielen in Gaasterland, stelden het dadelijk onder brand- Bl^im.
schatting en rukten toen op naar Stavoren. Inmiddels had hier do Potestaat martena ^^^^
eene talrijke bende gewapend volk bijeengebragt, met welke hij de vijanden te gemoet
trok , die hem echter niet afwachtten en zich in allerijl weder inscheepten. De Frie-
zen , verbolgen dat hunne aloude stam- en naamgenooten do West-Friezen met de Hol- '
landers tegen hen hadden zamengespannen, dorstten naar Avraak. Onder toestemming
van martena , staken LIEÜWE SJOERDS BEYEM of beima , sago offiifgaiiuisepr , douwe
uiddama, de gebroeders rienk en epo aylewa en taco tietes hettinga mei een goed
deel volks over naar Enkhuizen ^ toen nog een onbemuurd stadje, riglten door roe-
ven en brandden, zoo hier als in den omtrek, groote schade aan en keerden met
buit beladen terug. Uit Aveerwraak werden op bestel der Enkhuizers, in het geheim,
des nachts de stinsen van beima , ofpisgahuiseit en hiddama in brand gesloken. Uit
10 v.
----Oogst-
maand.
(1) Westekdorp, op welk gezag is ons on})ewu8t, verticndubbelt Jict gelal der versla{jcnen,
.iaarh. v. Gron. ü. II. bi. 82.
(2) Occo scaklexsis, bl. 135, 130. Winsemiüs , Chron. v. VriesL B. VU. bl. 185, 186. Ubbo
KiiHiBs, lier. Fris. Hist. Lih, ΧΙΠ. p. 188. F. sjoerds, Fr. Jaarb. ü. Hl. LI. 224.
(3) Occo SCARLESSIS, bl. 136.
(4) F. sjoerds, Fr, Jaarb. D. IH. bl. 229—231. Verg. Jlg, Gesch. d, Faderl. D, II. St, i
1)1. 471.
(5) v. WIJN, op WAGEJtAAR, St. ΠΙ, bl. 52.
-ocr page 112-112 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300_de bekentenis van eenige dezer brandstichters vernam men echter, ^vie hen tot de eu--
1339 veldaad had omgekocht. Beima , gloeijende van toorn, trok met zijne gezellen naar
Enkhuizen, plunderde het stadje en legde vijf en twintig woningen in de asch. Graaf
WILLEM werd door den hernieuwden krijg met Vlaanderen verhinderd, den overmoed
der Friezen te straffen. Doch de Enkhuizers zelve en de omliggende dorpbewoners,
Terschaflen zich voldoening. Op kersnacht togen zij naar Stavoren, plunderden het
St. Odulfs-klooster en staken het vervolgens in den brand. Het gelukte den
burgers van Stavoren dien te lilusschen; eenige der wijkende vijanden, welke te
7^vaar met buit beladen waren, vielen in hunne handen en werden des anderen daags
voor het klooster opgehangen, omdat zij onder andere euveldaden, ook den Prioor
doorstoken hadden (1).
Het schijnt, dat de Westergoërs steeds aan de strooptogten en invallen der West-Frie-
zen blootgesteld bleven en derhalve besloten, zich met Graaf willemIII te verzoenen.
4 V, Er werd te Alkmaar een verdrag getroffen, waarbij onder anderen de Grietman-
^1^310 ' inedcregters en de geheele gemeente van West er go , zoo voor zich als voor
hunne nakomelingen, den Graaf en zijnen opvolgers heL volle regtsgebied over geheel
Westergo toekenden, benevens al de regten, welke zijne voorzaten aldaar bezeten
hadden. Willem daarentegen vergunde den Westergoërs, met hunne schepen en
goederen door Holland, Zeeland en West-Friesland, vrij van alle lasten te varen,
behalve alleen voor de goederen, die zij op de jaar- en weekmarkten verkocht of ge-
kocht hadden. De Hollanders , Zeeuwen en West-Friezen zouden in Wester go dezelfde
gunsten genieten. Tevens bevestigde Graaf willem al de voorregten, welke den \¥ester-
goërs door kakel den Groote verleend en door Koning willem bekrachtigd waren (2).
De Grielman van Wildinge, waaronder men Avaarschijnlijk dien van Ilemelmner Olde-
vaart en Νoordwolde verstaan moet, bekommerde zich weinig om dit verdrag. Hij lie
de burgers van Stavoren niet ongemoeid , zoodat Graaf willem zich hunne zaak aan-
trok en den Grietman ernstig vermaande, hen in vrede te laten of wel de zaak voor
hem te brengen, Avaartoe in geval van verschil, aan elk de vrijheid van gaan en ko-
men vergund w^erd (3). Do herstelde rust in dit gedeelte van Friesland
SJOERD BEIMA , SJOERD AYLVA , JARIG DEKAMA , TIETE EPES IIETTINGA ^Cn CCnige ander©
(1) Occo scarlensis, bl. 136, 137. winsemius, Chron. v. Friesl. B. VII. bi. 187, 189. Ubdo
emmiiis, Rer. Fris. Ilist. Lih. XIII. p. 189. Sciiotahtjs , Fr. Ilist. B. V. bl. 165. F. sjoerds,
Fr. Jaarb. D. III. bl. 229—232, 235.
(2) V. mieris, Charterb. ν, Holl. D. II. bl. 106. Charterb. ν. Vricsl. D. I. bl. 149. Verg. ν.
wyit, op wagenaar, St. III. bl. 52.
(3) y. mieris, Charterh. v, Holl. D. II. bl. 106. Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 150. Tegemv.
Staat v. Friesl. D. I. bl. 455. Driessen, Momimenta Gron. T. I. p. 00, geeft in bedenking, of
men niet onder Wildinge, veeleer Wons of Woldens , cn de grietenij yan Wonseradeel Tcrstaaamoet.
DES VADERLANDS.
Edelcu uit dat oord aan , de vanen van Keizer Hendrik VII naar Italië te volgen. 1300—
Beima en dekama sneuvelden in een gevecht voor Florence en werden, op bevel des
Bloeiirii
1312
Onderlussclien waren op nieuw de onlusten tusschen de Slellingwerver-Friezen en den ^^
Bisschop van Utrecht losgebroken (2). Te midden daarvan overleed de Potestaat hessel Oogst-
MARTENA, Mclke zcs jarcn het bewind over Friesland gevoerd en door zijne be-'""''"'^'
kwaarnheden, zoowel in oorlog als in vrede, de algenieene achting verworven had.
Tervvyl men over eenen opvolger in deze belangrijke waardigheid twistte , ontwaakten
Aveder de sluimerende burgerlijke oneenigheden met zulk eene woede , dat er dage-
lijks moorden en geweldenarijen gepleegd werden. En alsof de ellende niet reeds groot
genoeg ware, mengden zich de geestelijken en monniken, tol leedwezen en ergernis
van alle Aveldenkenden, in deze rampzalige partijschappen én ontzagen zich niet hel
zwaard tot verdelging hunner vijanden op te vallen. Allo maatschappelijke ban-
den werden verscheurd, de wellen Avaren krachleloos geworden, en de zwakke vond
jiergens steun of bijstand tegen den overmoed des sterkeren (3). De Friezen aan de
Eems trachtten door bepalingen en wellen, die nog in wezen zijn, den voortgang
(les kNvaads te breidelen (4). Zij stelden levens vast, dat naar aloud gebruik, de af-
gevaardigden der zeven Friesche Zeelanden , voorlaan jaarlijks bij den Opslalboom zou-
den vergaderen (5). Vóór het jaar dertienhonderd drie en twintig schijnt dit echter
niet weder geschied te zijn (G).
De volksrampen werden door eenen geAveldigcn watervloed en do daarop volgende
hindplagen ten top gevoerd. Een stormwind joeg de zee over do dijken , een groot
getal huizen werd omver geworpen en eene menigte vee verzwolgen. Vijfhonderd men-
__maand
■ 1313
(1) Occo SCARLEKSIS, 1)1. 138. WissKsiits, Chron. v. FriesL B, VII. p. 189.
(2) Zie hiervoor, bl. 57—59. Verg. J)ij de aldaar aaiijjcbaalde sclirijvcrs, iibbo ejimics , Her.
Fris. Jiist. Lih. XlIL p. 189. Chron. v. VriesL B. VII. bl. 188, 189. Scuotamus ,
fr. JlisL B. V. bl. 165. Tegcnw. Staat v. Friesl 1). I. 1)1. 446—454. DeStclliri{rwerversonl>
leenden bunnen naam van de drie Stellingen of regtbanken, door welke zij van ouds beregt ^vcr-
den. Beza Stellingen verwisselden elk jaar en vervielen bij Werving, op plaatsen, welke daarloe
{jeregligd waren. Zie r. sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 241 (I).
(3) Occo scart.efisis, bl. 158. Ubbo embics, Rer. Fris. Jlist. Lib. ΧΠΙ. p. 190. Schotakcs,
Fr. Hist. bl. 166.
(4) Zie bet Emsiger Landregt, van het jaar 1312, uitg. door Mr. mohtahüs hetiema. Leeuw.
1830. E. Beribga, Ilist, v. Oost-FriesL bl. 141,
(.5) E. Beribga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 141.
r
(6) Verg. Alg. Gesch. d. Vaderl. D, II. St. 1. bl. 491.
II. deel. 2 stük. 15
IjS
Keizers, te Pisa begraven (1).
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
«
114
J^^ÖO—seilen verloren het leven en onder hen zekere wijbo sjoerds groüstitïs, een man
van hoogen adel, groot vermogen en veel aanzien onder de Vetkoopers van Oostergo,
die in hem eenen sterken sleun verloren. Ondanks deze ellende , steeg de tweespalt
tot eene vroeger ongekende hoogte. Veel bloeds werd gestort, en onder de slagtoffers der
partijwoede worden twee voorname Edelen , avijbo heiwalda en jeppa wijbalda, genoemd,
beide krijgservarene mannen, die langen tijd in vreemde gewesten den oorlog gediend
1314 hadden (1). Ondertusschen vernielden een sterke regen, welke tien maanden aanhield,
en zware Iiagelbuijen al het veldgewas. De prijs der granen rees tot eene verbazende
hoogte , en Friesland deekle rijkelgk in al de rampen, welke de hongersnood en pest
υρ dat tijdstip ook elders in de IS ed er landen verspreidden (2). Onder anderen ver-
haalt men , dat zekere weduwe te SexMerum, tjal genaamd , weleer vermogend maar
door de burgertwisten in armoede gedompeld, te hooghartig om te bedelen , zich met
hare kinderen in huis opsloot en met hen doodhongerde. Het gerucht hiervan ver-
spreidde zich wijd en zijd en spoorde eenige voorname Edelen , 'als de liaugkama's ,
adelens en alenelma's aan, om naar elks omstandigheden naauwkeurig te vernemen,
huisgezinnen te bezoeken , en ^ den nood der behoeftigen te voorzien , terwijl zij inzon-
derheid de rijke kloosters te Lidlum en Ludingaherk ernstig vermaanden, ook met
hunnen overvloed de verarmden te ondersteunen (3). In Groningerland vereenigden
zich insgelijks eenige aanzienlijke mannen, welke gelden en levensmiddelen inzamel-
den en onder de behoeftigen, naar welke naamvkeurig onderzoek gedaan werd , uit-
deelden. Te Adewert werden dagelijks den armen gekookte spijzen uitgereikt (4).
Bijna twee jaren hield deze duurte aan, welke door eene pestziekte verzeld en ge-
volgd werd, die een derde gedeelte der bevolking wegrukte. Men vindt als eene merk-
waardige bijzonderheid opgeteekend, die zich echter natuurlijk laat verklaren, dat,
terwijl elk, die door deze ziekte Λverd aangetast, er onder bezweek, echter niemand
van de adellijke geslachten der liaugkama's , adelens en anderen, wier liefdadigheid in
den bangen nood had uitgeblonken, daaraan overleden is (5).
De verdeeldheden in het.Duitsche Rijk over de keuze eens Keizers, hadden inmid-
(1) Occo scarlexsis, bl. 138, 139. Ubbo ehmius , Rer. Fris. Hist. Lib. XIII. p. 100. Winsemius,
Chron. V, Vriesland. B. VII. bl. 190.
(2) Zicliicrvoor, bl. 53. Verg. F. sjoerds, Fr. Jaarb, D. III. bl. 257-—201.
(3) Occo sgarlensis , bl. 139.
I
(4) Westesdobp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 102.
(5) Occo scablensis, bl. 140. WissEMics, Chron. υ. Vrie&l B. VII. bl, 190. Schotauws, Ff
llist. B. V. bl. 167.
Uiïite
-ocr page 115-1300-
133Ü
DES VADERLANDS, 115
(leis op den staat van Friesland merkelijkcn invloed gehad. Loüewuk van Beijeren
begreep te wel van welk belang de vriendschap des Graven van Holland in den
strijd tegen zijnen mededinger frederik van Oostenrijk, zijn moest, dan dat hij iels
onbeproefd zou gelaten hebben, om zich daarvan te verzekeren. Niet alleen deed hij ten
behoeve van willbm , in naam des Rijks, voor zich en zijne opvolgers afstand van alle
regt en aanspraak op Rolland en Zeeland^ welke trouwens sinds lang door de Hol-
landsche Graven weinig meer geacht werden , maar ook van alle eischen op de ïleer-
lijkheid ύϊχπ Friesland, de leenhulde alleen uitgezonderd (1). Den Grietmannen, Raden
en gemeenten van Oostergo en Westergo ontvingen eene keizerlijke aanschrijving,
waarbij hun ernstig gelast en bevolen werd , den Graaf van Holland voor hunnen wettigen
Heer teerkennen (2). In hoeverre dit alles, zoo door de volgende Keizers als door de
friezen is geëerbiedigd geworden, zal later blijken (3). Een ander gedeelte van het
voormahge Friesland, de gemeente Weslericolde nevens eenige kerspelen tusschen
Drenthe en Eemsland, begaven zich om dien tijd, onder de bescherming des Bis-
schops lodewijk van Munster, wien zij trouw zwoeren en beloofden steeds te onde r-
steunen en te verdedigen, hem jaarlijks voor elk bewoond huis in JVesterwolde een
hoen tot pacht op te brengen, en buiten zijne toestemming geen kasteel of sterkte op te
rigten. Do Bisschop daarentegen verbond zich , hen legen eiken aanval te bescher-
men en hunne voorregten te handhaven (4).
Ten blijke, hoezeer Graaf willem in Friesland aan gene zijde der Zuiderzee,
reeds vóór den afstand van dat gewest door Keizer lodewijk , ontzien werd, strekt
eèn brief van het jaar dertienhonderd dertien door verscheidene Dekens, Grietman-
nen , Reglers en Raden (Consules) geschreven. Uit vrees voor 'sGraven ongenade,
trachten zij zich hierin van eene verdenking te zuiveren, dat zij den Schepenen van
Stavoren in de uitvoering des bewinds verhinderd hadden, en beloven voortaan de
voorregten en vrijheden dezer stad, haar door den Graaf en zijne voorzalen geschon-
ken 5 te erkennen en naar vermogen te helpen onderhouden (5). Het schijnt, dat
omtrént dezen tijd ook eenig geschil tusschen de Friezen en de Harderwijkers plaats
had, waardoor het onderlinge handelsverkeér gestremd werd. Men vindt len minste,
(1) Zie hiervoor, 1)1. 40. Charterb, ν. FriesL D. ί. hl. 152—154. Verg. f. sjoebds , Fr.Jaarb.
J). III. bl. 207, 2G8.
(2) v. mieiiis, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 146. Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl, 154.
(3) Verg. F. sjoEnos, Fr. Jaarb. D. III. bl. 269.
(4) Westesdorp , Jaarb. ν. Gran. D. II. bl. 103.
(6) V. »lEHis, Charterb. r. Holl. D. II. Ii. 139. Charterb. v. Vriesl. D.I. hi 152.
15 ♦
25
Sla{flni
V.
116 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300-
1339
■ dat de Grietman en Reglers van Wildinge in Westergo , den burgers van Earderwijk
eenen l»ief van vrijgeleide door hun regtsgebied gegeven hebben, met verbod aan
hunne ingezetenen hen aan Jijf en goed te moeijen, op verbeurte van tachtig pon-
den (1). Hetzelfde vrijgeleide werd hun vervolgens door de Grietmannen en Regters
van Franekeradeel en ffijmlritzeradeel, onder bedreiging van dezelfde boete
voor den overtreder, geschonken (2). Insgelijks sloten de Oostergoërs met hen
een verbond, waaruit blijkt, dat de twist om den handel ontstaan was, die over
en weder, doch niet altijd met gereed geld gedreven werd, hetgeen tot geschillen
over de betaling aanleiding gegeven had (3). Ook met Kampen waren oneenig-
heden ontstaan en tot zulk eene hoogte gestegen, dat zij weinig minder dan open-
baren oorlog ten gevolge hadden. Door tusschenkomst van Graaf willem III werd een
vredesverdrag getroffen en bepaald , dat wederzijds alle verongelijkingen, nadeelen , roof
en doodslagen kwijtgescholden en de gevangenen nevens de gijzelaars in vrijheid ge-
steld zouden worden. Den Kampenaars echter werd tot schadevergoeding aan de Frie-
zen , de voldoening eener somme gelds opgelegd. Wie den vrede verbrak zou dui-
zend mark goud verbeuren, de eene helft ten behoeve van den Graaf van Holland of
zijne opvolgers, de andere helft ten voordeele der beleedigde partij (4).
Het ongeluk der tijden had het vuur der binnenlandsche tweedragt verflaauwd,
maar niet uitgebluscht. Eerlang zelfs begon het met vernieuwde kracht te Λvoeden, en
een oud Jaarboek-schrijver getuigt « dat de onderlinge verdeeldheid en de Avoestheid
van oproerige en goddelooze menschen tot eene verbazende hoogte gerezen waren,
en velen, noch naar God noch naar overigheid vroegen" (6). In Westergo , voorna-
melijk onder de adellijke geslachten van aïlva, hettinga , reihalda, wijbalda en eenige
andere, werd menig bloedige aanslag tegen elkander in het werk gesteld (6). In
Oostergo trachtte men de geschokte rust te herstellen en met nadruk den handel te be-
vorderen. Te dien einde sloot Leeuwarden met de stad Groningen een verbond ^
β γ.
Win-
term,
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 155.
(2) Charterb. ν. Vriesl D. I. bl. 155
(3) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 156. ,
(4) v. MIERIS, Charterb. ν. ΠοΙΙ. D. II. bl. 188, lÖl, 192- Charterb. ν. Vnesl. ί). ί. bL
157—159. ^
(5) Chronika der Presen, Η. S. aangehaald bij westendorp , Jaarb. ν. Gron. ΐ). IL bl. 109.
(6) winsemros, Chron. v. Vriesl. B. VII. bl. 191. Ubbo ehmius , Rer. Fris. Hist, Lib. XilL
ip. 190.
AVin-
lerm.
1314
28 V.
Wijn-
luaand,
1315
Hooim.
1317
9 V.
Wijn-
maand.
DES VADERLANDS. ίϊ7
waarbij de vrijheid van handel tusschen de beide steden gewaarborgd werd (1). In een 1300—
gelijk verdrag trad Groningen met Dokkum. Geen inwoner van de eene stad zou in ^^^
de andere door roof, gijzeling, aanhouden van goederen of op eenige andere wijze
mogen benadeeld, noch Avegens schulden vervolgd worden, dan die welko uit ver- 15 v.
kochte goederen voortsproten (2). Uit den inhoud dezer verdragen blijkt, hoe noodza-
kelijk zij waren, en in welken treurigen toestand do maatschappij zich in deze oorden 1318
bevond. Om dien te verbeteren en de veiligheid der ingezetenen te verzekeren,
kwamen de Abten van Klaarkamp, Dokkum, Mariëngaarde en van Bethaniè, bene-
vens de Grietmannen en Reglers van Oostergo, met de Raden der stad Groningen ia
Dokkum bijeen en bepaalden, hoe men iemand van roof zou moeten overtuigen,
hoe geldschulden zouden behandeld worden, en hoe hoog het weergeld zou zijn. De boe-
ten op verwondingen zouden naar do wetten bij ieder gebruikelijk, uitgewezen worden,
ïïiemand dan de schuldenaar zelf, zou in regten mogen vervolgd worden en slechts voor
schulden , welke uit het koopen van goederen voortvloeiden (3). Het was er echter verre af,
dat deze maatregelen geheel het heerschende kwaad breidelden en rust en tucht in den
lande terug riepen. Het tegendeel blijkt uit do kerkelijke bepalingen van Bisschop f&ederik
van Utrecht, onder wien Groningen en het Go behoorden, en in de verordeningen
des Munsterschen Kerkvoogds van Aviens stift do Ommelanden een gedeelte uitmaakten.
De kerkelijke vergadering; yan Munster zag zich meer dan eenmaal genoodzaakt, krach-
tige maatregelen te nemen tegen het mishandelen van Geestelijken en het beschikken
over kerspelkerken, heilige overblijfselen en versierselen der kerken door wereldlijke
personen. Doch de Geestelijken zelve maakten zich aan de grofste buitensporigheden
schuldig, en de Bisschop van Munster was gedwongen hun het dragen van ongepaste
kleederen, het bezoeken van slechte huizen en het rinkelrooijen bij nacht, ten streng-
ste te verbieden (4). Friesland aan gene zijde der Eems werd even als Westergo ,
door de burgerlyke verdeeldheden geteisterd. De magtigsten bliezen do twistvlani-
men aan en verhinderden het houden van do algemeene vergaderingen bij den
Opstalboom, om niet in hunne heerschzuchtige oogmerken verijdeld te worden. Te
(1) Dbiessen, Monument. Gron. T. I. p. 88.
(2) Driesseiï, Monumenia Groningana, T. I. bl. 92.
(3) Driesses, Monument. Gron. T. I. bl. 89. Het verdrag is van den elfden van JBloeimaaBd
1318. ÜBBo EHMiüs, Rer, Fris. Rist. Lib. Xlfl. p. 190. ScnoTAHOs, Fr. Hist.B. Y. hl 168.
F. sjoERDs, Fr. Jaarb. D. III. bl. 279, en de »chrijTer van den Tegenw. Staat v. Friesl. Ό. 1
bl. 466, hebben er mede gewag ταη gemaakt.
(4) WiföTEHDOBP, Jaarb. v. Gron. bl, 109, 111.
-ocr page 118-118 ALCxEMEEKE G Ε S G Η Ι Ε I) Ε Ν I S
1300— Norden wérd 'liet klooster der Dominikanen door de oproerlingen overweldigd en ge-
plunderd (1).
Gaven binnenlandsche verdeeldheden steeds den buitenland sehen vyanden de schoonste
gelegenheid, om hunne heersch- en roofzuchtige plannen te verwezenlijken, thans on-
dervonden de Westergoërs hiervan de treurige waarheid (2). De West-Friezen stroop-
ten met kleine vaartuigen langs de kusten, plunderden Makkum, Kornwerd en de
nabijgelegen dorpen in Wonseradeel, en pleegden veel moedwil. De Edelen van
AYLVA en HETTiifGA bragten ondertusschen in het geheim een goed deel volks in de
wapenen en overvielen de zorgelooze plunderaars, Avaarvan de meeste over de kling
en de overige op de vlugt gejaagd, doch te 31akkum achterhaald, en neergesabeld
werden. Degenen, welke op de schepen gebleven waren, zetten nu de zeilen bij en
wilden zee kiezen, maar hierin door de stilte verhinderd , werden ook zij vermeesterd
en over boord geworpen. De Friezen deden met de veroverde bodems een rooftogt
naar Medemblik en Enkhiiizen, en schonken deze vaartuigen bij hunne terugkomst,
aan de stad Stavoren, zonder dat do reden dier mildheid gebleken is (3). Deze da-
den van vijandschap en geweld waren de uitvloeisels van bijzondere wederzijdsche
wraak en geenszins van eenen openbaren oorlog. Immers stonden Stavoren en ff^es-
ter go onder den Graaf van Holland^ welke er alle Landsheerlijke regten en daden
van oppergezag uitoefende, en voorzeker geene vijandelykheden tegen zyne eigene on-
derdanen zal bevolen hebben. Deze gehoorzaamheid werd evenwel niet .onbepaald
en altijd erkend ; dikwijls verzetten eenige deelen van Westergo, zelfs het Hollandsch-
gezinde Stavoren, zich tegen de Graven van Holland, welke dit echter en teregt,
als eene Aveerspannigheid tegen den wettigen Heer beschouwden (4).
Door do inbraken der Noordzee, welke reeds zooveel gronds bewesten het tegen-
Avoordig Friesland verzwolgen hadden, moet Stavoren om dezen tyd vreeswekkend
1319 door het zeewater bedreigd zijn geworden. Algerus of alberus , Abt van het klooster
(1) übbo emmtos, lier. Fris. Hist. Lib. ΧΠΙ. p. 191. Sciiotakcs , Fr. Hist. B. V. bl. 168.
F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. ΙΠ. bl. 279.
(2) Tegenw. &t. v. Friesl. D. I. bl. 46G. .
(3) winsemirs, Chron. v. Vriesl. lS. Vil. bl. 191. Schotakis ,· /^V. Hist. Ji. V. bl. 168.
F. sjoEUDS, Fr. Jaarb. D. III. bl. 280. Tegenw. St. v. Friesl. D. 1. bl. 467.
(4) F. sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl.281—282. De oorspronkelijke stukken, welke van willems
gezag in fFestergo getuigen, vindt men in het Charterb. ν. D. I. bl.· 161 —165. Verj;.
tevens de Keizerlijke blieven, hiervoor bl. 115 vermeld.
1318
DES VADERLANDS. ίϊ7
van st. ooüLPnus zou uit dien hoofde een ander klooster aan de Zuidzijde dier stad, ge-
sticht hebben (1). Naast deze aloude handelplaats steeg Franeker, onder welks regts-
gehied Harlingen behoorde , in magt en aanzien. Hier moesten voortaan de gemeene
regters en overheden van Westergo, welke tot dien tijd, naar het schijnt, te Hert-
loert in Wonseradeel bijeenkwamen, hunne vergaderingen houden (2). Het zij er
weder onecnigheden met Harderwijk ontstaan waren , hetzij dat bij het vorig vredesver- 1320
bond niet alles was vereffend, thans ten minste verschenen te Stavoren eenigo Sche-
penen en burgers van Harderwijk, om eene verzoening te bewerken met de vrien-
den van twee mannen, welke door de Harderwijkers gedood waren. Uit den zoenbrief
door de regering van Stavoren gegeven, verneemt men, dat het zoengeld voldaan jj γ.
zijnde, de vrienden van den verslagenen den Harderwijkers den gewonen vredekus ga-
ven, waarna men wederzijds zwoer, dien zoen ten eeuwigen dage, zoolang de wind
waaide, en de haan'kraaide ^ onverbrekelijk te houden (3). Kort daarna gaf de stad
Harlingen, tot bevordering van den vrede , aan de Harderwijkers , wien zij van haren
kant hetzelfde verzocht, vrijgeleide binnen hare muren en regtsgebied (4). Twee
jaren later sloten de Grietmannen en Regters van Froonakkere eene overeenkomst met
dezelfde Geldersche stad, dat niemand voor,de schulden of het misdrijf van een ander
zoude gemoeid worden (5).
Steeds afwisselend door de Graven van Holland, Gelre ^n Oldenburg, de Bisschop-
pen van Utrecht, Bremen, Munster en anderen bedreigd, gevoelden do Friezen
eindelijk het hoog belang, om de binnenlandsche rust te herstellen, den landvrede te
bewaren en de onderhnge goede verslandhouding aan te kweeken , ten einde do pogingen
hunner gemeenschappelijke vyanden te verijdelen. Er werd derhalve tegen Pinkster van hot
jaar dertienhonderd drie en twintig een groote algemeene landdag van de Friesche Zeelan-
den, uitgezonderd West-Friesland, hetwelk den Graven van Holland behoorde, bij
Ojjstalhoom bepaald, zoo als vroeger jaarlijks do gewoonte was, doch hetgeen sinds
langen lijd door de buitenlandsche oorlogen, de inwendige verdeeldheden en de on-
veiligheid der wegen was verzuimd geworden (6). Te lieslemden dage verschenen de
(1) Oudh. en. Gesticht, v. Friesl. D. I, bl. 474.
(2) Charterb. ν. Friesl. D. I. fal. 16Ό. ^
(3) Charterb. ν. Friesl. Ό. ί. bl. 162.
(4) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 163.
(5) Charterb. υ. Friesl D. I. bl. 165.
(6) wiksemics, Chron. V. Vriest. H. VIÏ, hl. 191, 11)2. ιίίβο emjiius, Ber, Fris. Hist. Lih.
XIII. p. 192, 193. Saeon^us, Fr. Ilist. B. V. bl. 170. Verg. Jlg. Gesch. d, Faderl. D. Π.
3300—afffevaardigden der Friezen beoosten de Lauwers tot aan de Wezer, op die aloude
hoogte bij Aurich , waar sinds de dagen van karel den Groote , zooYele eeuwen door, de
algemeene belangen van geheel het oude Friesland tusschen den Rijn en de ÏVezer
Avaren behandeld geworden (1). Daar echter de afgevaardigden der Friezen van Oos-
tergo en fVestergo niet, of niet in genoegzame getale opgekomen waren, werd er
wel veel voorgesteld maar niets bepaald dan alleen, dat men tegen het einde van
Oogstmaand eene nadere bijeenkomst houden, de Friezen bewesten de Lauwers daar-
24 V. toe ten sterkste uitnoodigen, en inmiddels den ouderlingen vrede en eensgezindheid
^^mlr l'cwaren zoude. Deze vergadering had dan ook plaats en duurde drie weken. Een
groot aantal Grietmannen, Regters en Geestelijken uit geheel Friesland, zoo ver het
zich van het Vlie tot aan de Wezer uitstrekte, Avas bijeengekomen. Geene Edelen
of Ridders , maar wel Zeelandsche R.eglers, voorheen gezworenen van den Opstalhoom
genoemd, worden daaronder afzonderlijk opgeteld. Na langdurige beraadslagingen,
waarbij niet zelden de driften in gisting geraakten, werden wetten en willekeuren vast-
gesteld, die of geheel nieuw waren, of de oude landswetlen bevestigden. Het eerste
en hoofdpunt was, »gemeenschappelijk en gewapenderhand verzet legen eiken geeste-
» lijken of wereldlijken Vorst, welke de Friezen of een van hen Avilde bestrijden of liet
»juk der dienstbaarheid opleggen." De overige bepalingen strekten om de. veiligheiii
St. I. bl. 424, 492 (6). Bij de aldaar opgegcvene naamsafleidingen van Opstalboom, voege
men nog deze: « Upstalling beteekent in Π oude Fries een Jloeveling; volgens dien Avas
((het de plaats, daar de Capitales Hoevelingen en de vornaamste des Volcks tzamen raad-
<t pleegden." Beninga , Hist. c. Oost-Friesl. bl. 62 (a). F. sjoerds bezocht in 1767 deze
eerwaardige plaats, welke oudtijds negen honderd voeten in den omtrek zou geweest zijn ,
doch bevond, dat zij slechts honderd en twintig voeten lifng en vijf en veertig voeten breed was, en alzoo
driehonderd en dertig voet in den omtrek had. Ft\ Jaarb. D. III. bl. 291. Deze hoogte Averd be-
lommerd door de uitgebreide takken van drie statige eikenboomen, wier toppen in elkander slingerden.
De zitplaatsen waren van zoden. Als men vergaderde sloeg men tenten op als in een veldleger.
üßBO emmiüs et scnotanus in I. c.
(1) E. beniriga , Eist V. Oost-FrïesL bl. 61. Verg. Alg. Gesch. d. Vaderl. D. I. bl. 379.
Wat in de vergadering bij den Opstalboom besloten werd, moest door het geheele Friesche volk
opgevolgd en onverbrekelijk gehouden worden. Gewoonlijk stond onder hare besluiten : ita placitum
est; alsoo heeft het ons goed gedacht. Het zegel, met welk zij bekrachtigd werden, Avas een
geharnast man, in de regterhand met eene spies, in de linker met een ontbloot zwaard naar
den schouder gedraaid, de scheede op zijde houdende, staande onder eenen boom. Het Avas in
witte was gedrukt. Habkenrotii , Oost-Fr. Oorspronk. bl. 548, bij sjoerds , Fr. Jaarb. D. III.
bl. 293,294.
120
ma
DES VADERLANDS. 121
der iugezetenen le waarborgen, de inwendige rust le verzekeren en de misdaden te 1300—
straffen (1). ^^^^
In de Pinksterweek des volgenden jaars, hetwelk zich door een vernielenden water- 1324
vloed had gekenmerkt, hielden de Friezen weder eenen landdag Mj den Opstalbooin.
Van de werkzaamheden dezer vergadering weet men alleen, dat zij een hevig ge-
schil tusschen de Rustringers en de stad Bremen, over den moord van een Rustrin-
ger door de Bremers ontstaan, vereffende. De Rustringers en de Bremers zouden één
volk, en liunne voorregten en vryheden ongeschonden Hijven. Bij een opkomend ge-
schil , zouden zij geenszins weder de toevlugt tot de wapenen mogen nemen, maar
zich aan de uitspraak van de Regters der Friesche Zeelanden bij den Opstalboom,
moeten onderwerpen. Degenen, welke zich hiertegen verzetten, of zonder verlof de-
zer Reglers de wapenen opvatten mogten , zouden daarin worden tegengegaan. Daarenboven
sloot elk Zeeland afzonderlijk , en sloten al de Zeelanden te zamen een verbond van
vriendschap met do ingezetenen van Bremen, welken daarbij dezelfde regten en be-
scherming als de eigene landzalen in de Zeelanden werden toegezegd (2). Tot be-
vordering van het algemeene welzijn en ter bevestiging van den landvrede, werd op
den bepaalden tijd in het volgend jaar weder eene zamenkomst bij den Opstalboom ge-
houden (3). Onderlinge eensgezindheid en inwendige rust, A-verden thans te meer ge-
vorderd , dewijl Graaf willek III van Holland ernstiger dan voorheen zich met de
Friesche zaken bemoeide. Stavoren en de Westergoërs in het algemeen , welligt aan-
gemoedigd door het besluit der groote Friesche volksvergadering van dertienhonderd
drie en twintig, om elkander tegen elke uitheemsche magt te beschermen, poogden
zich aan 's Graven gezag te onttrekken. Willem bleef onverzettelijk op zijn regt staan,
en vond onderscheidene ingezetenen, die met hand cn zegel, hem voor hunnen wet-
tigen Heer erkenden en zijnen Schouten te Stavoren alle hulp en ondersteuning be-
(1) WiRSEMitis, Chron, v. VricaL B. VIL 1)1. 191—195. Ubbo Eisiitjs, lier. Fris, Uist. Lib,
XlIL p. 192—195. Schotaniis, Fr. Uist. B. V. bi. 170—172. Docum. v. FriesL bl. 16.
f. sj0erd9, Fr. Jaarb. D. III. bl. 290—300. Westendorp , Jaarb. v. Gron. D. IL bl. 120—131.
wirïsemiüs, scnoTAscs en sjoebds hebben deze wetten in haar geheel j ubbo kmmiüs en wesxendobp in
uittreksel medegedeeld. Dewijl met het vier en twintigste artikel, naar^de afdecling van wijssEjnus,
oi met het zes en dertigste naar die van schotanus en sjoerds , verscheidene Friesche overzettingen
dezer willekeuren eindigen, meent westendorp , in navolging van wiibda , dat de overige artikelen
bij èene andere gelegenheid, of voor Oostergo en fVestergo , ot' voor eenig Zeeland in het bij-
zonder ontworpen zijn. Jaarb. v. Gron. D. 11. bl. 128.
(2) Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. IL bl. 132, 133.
(3) Westendorp, Jaarb. v. Gron, D. 11. bl. 134.
II, DEEL. 3 STUK. lö
V,
-ocr page 122-122 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
loofden (1). Hij wilde zich echter, naar het schijnt, niet door geweld van wapenen
in zijn gezag handhaven, maar sloot een bestand met de oproerige onderzaten, om later
over eenen duurzamen vrede te onderhandelen (2). Dit bestand werd ongeveer drie
maanden daarna te Geertruidenherg vernieuwd (3). Ondertusschen zou de Graaf
bedektelijk gewerkt hebben, om den band der eendragt onder de Friezen te verbre-
ken (4). Hoe dit zij, hij stelde toen in verschillende gedeelten van Westergo,
Schouten of Regters aan (5). Onder hen bevonden zich twee burgers ydjo. Stavoren;
eene nieuwigheid, welke den Friezen mishaagde. Opgehitst door den Abt van St.
Odulfs klooster, verjoegen zy do beide ambtenaren en maakten hunne stinsen met
den grond gelyk (6). Het schynt, dat zij voor's Graven wraak teregt beducht, zich met
hem trachtten te verzoenen. Willem althans gaf aan zijne Gemahn johanna van Va-
lois volmagt, om met hen [Oest-Friezen) te onderhandelen (7). Op bede van de stad
Stavoren en des Abts van het St. Odulfs klooster, verleende de Gravin vrijgeleide
aan zestig mannen bewesten de Lauvoers, om met 's Graven gemagtigden te Alkmaar
zamen te komen (8). Niet duidelijk blijkt, wat hiervan geworden is. Men vindt
slechts, dat de Oostergoërs, door den Graaf beschuldigd, dat zij de wederspannigen
in Westergo ondersteund hadden, zich niet alleen van die blaam door eene schrif-
telijke verklaring zuiverden, maar zelfs beloofden, hem tegen de Westergoërs te on-
dersteunen (9). Daarop werd weder een bestand getroffen en door den Graaf, zoowel
als door de Grietmannen van Westergo bekrachtigd (10). Dit Avas echter van korten
duur. Stavoren en Westergo verzetteden zich spoedig op nieuw tegen willem , welke
hen nu voor vijanden verklaarde en onder anderen zekeren boudijn van Baersdorp
(1) Charlerb. v. Friesl D. I. bi. 168—171.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Boll. D. II. bl. 349. Charterh. ν. Vriest Ώ. I. bl. 169. lu dien
brief te 'sHage gegeven, noemt willem de stad Stavoren, i) onze stad [opidum nostrumy en
Oost-Friesland, dat is Oostergo en JVestergo, η ons land {terram nostram)."
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 354. Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 171.
(4) ScuoTAstJs, Fr. Eist. ß. V. bl. 172.
(5) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. Π. bl.360, 361. Charterh. v. Vriesl Ό. l. bl, 171—173.
(6) WlLIIELHÜS PROCÜRATOU , p. 634.
(7) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 378. Charterb. v. Vriesl D. I. bl. 172.
(8) V. MIERIS, Charterb. v. Holl D. II. bl. 378. Charterb. v. Vriesl D. I. bl. 173.
(9) V. MIERIS, ChaHerh. v. Holl D. II. bl. 385. Charterb. v. Vriesl D. I. bl. 174.
(10) V. MIERIS, Charterh. v. Boll D. II. bl. 3S7. Charterb. v. Vriesl D. I. bl. 174, 175,
1300-
1330
23 V.
Lente-
jnaand
1325
β r.
Louav-
jaaand
1326
30 V.
Louw-
maand.
28 v.-
Lente-
niaand.
30 v.
Jjente-
inaand.
24 v.
liooim.
DES VADERLANDS. 12S
f
is
-β
verlof gaf, hen aan Ie vallen en ouder brandschalling te stellen (1). De Bremers,
beschuldigd dat zy deze bewegingen ondersteunden, trachtten zich inmiddels door een Jo v.
open brief van dien smet te zuiveren (2). Stavoren zond kort daarop eenige af-
gevaajrdigden naar Zierikzee, om met den Graaf in onderhandeling te treden (3). 1327
Men kwam overeen, den Heer en Graaf wegens de gepleegde misdrijven on bui-QpjjgJ^
tensporigheden, naar zijnen wil voldoening te geven (4). Willem verleende hierop
U V.
aan zestig Friezen uit het onrustig gewest vrijgeleide , om op eenen bepaalden dag te Giasm.
Haarlem met zijne gemagtigden te handelen (5). Het blijkt niet duidelijk, dat deze η ^
bijeenkomst heeft plaats gehad. Stavoren ten minste, onderwierp zich afzonderlijk Bloeim.
aan 's Graven uitspraak, met betrekking tot de boeten voor de misdaad tegen hem be- 7 τ.
dreven, en verklaarde voorts al de regten en handvesten, weleer van hem verkregen,
te onderhouden, en zich aan hem te onderwerpen (G). Tegen de Friezen, zijne
vijanden, gaf nu de Graaf vrybrieven uit, om voor eenen onbepaalden lijd op hen
te rooven, met last den gevangenen niet het leven te benemen, maar hen voor den 21*-
Baljuw of grafelijken Regter te voeren (7). Do Hollandsche kapers stroopten langs
de Friesche kusten, namen vele schepen weg en plunderden eenige streken in Gaas-
ter land. De Friezen daarentegen roofden in fVest-Friesland, verjoegen den grafe-
lijken Schout uit Stavoren en pleegden vele baldadigheden. Het was een openba-
re krijg geworden; waar men elkander op zee ontmoette, werd met de hardnekkigste
woede gevochten en do gevangene, wie hij ook zijn mögt, zonder genade over boord
geworpen. Graaf "vtillem rustte nu eene talrijke en sterk gewapende vloot uit, om 1328
de Friezen eens voor altijd tot rede te brengen. Dit bragt hen tot nadenken. Zij ver-
zochten met den Graaf in onderhandeling te mogen treden, hetgeen hun werd toege-
staan (8). Hierop verklaarden de Grietmannen, Regters en gemeenten van Westergo 28v.
bij geschrifte , dat de Graaf van Holland in Stavoren en den lando van fVestergo
ν».
ê
t
•1
(1) Charterb. r. Vricsl. D. I. bl. 176.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl D. II. bi. 413. Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 177.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν. Jloll. I). II. LI. 421. Charterb. v. Fricsl. D. I. bl. 177.
(4) Charterb. v. Vriesl D. I. bl. 178.
(5) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. Ü. II. bl. 424. Charterb. v, Vriesl. D. I. bl. 179.
(0) V. iiiEuis, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 428 , 429. Charterh. v. Vriesl. D. I. bl. 17ü.
(7) V. MIERIS, Charterh. r. Holl. D. II. bl. 449. Charterb. -v. Vriesl. D. I. bl. 180.
(8) WaUELMCS proccrator , p. 670. De BEKA, p. 114. Occo scarle5sis, 1)1. 140. üßUO EMMItS,
Rer. Fris. Bist. Lib. XIII. p. 190, 197 Schotahi's, Fr. Bist, B. V. bl. 173. Charterb. t
Vriesl. D. I. bl. 182.
γ
Μ
1165 *
-ocr page 124-124 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
^1339" regten bezat, als zijne voorzaten bezeten hadden en door hem bezegeld wa-·
ren (1). Kort daarop hield men te Haarlem eene bijeenkomst, waar de afgevaardigden
]5y, van Wester go met den Graaf overeenkwamen , «dat hy voortaan Schouten, Schepenen
ï> en andere Regters in dat gedeelte van Friesland zou aanstellen, naar wier vonnissen
» zij beloofden zich te zullen voegen (2)." Zij bekenden daarenboven nogmaals bij
eenen brief, door hen en den Graaf bezegeld, » dat het regt binnen Stavoren den
Graaf behoorde volgens de oude handvesten, en dat zij aldaar niets te eischen had-
den (3)." Later werd een zoen getroffen over de geweldenarijen door de Westergoërs
in Stavoren bedreven. Zij moesten do vernielde woningen der verjaagde burgers in
20—24 den vorigen staat herstellen, en den Graaf eene boete van vijftienhonderd Engelsche
marken ^-oldoen, voor welke de regering van Stavoren borg bleef (4).
Op denzelfden dag van het sluiten der overeenkomst te Haarlem, ontving Graaf
■WILLEM de hulde der Friezen, welke hem bij die gelegenheid een oud geschrift toon-
den, de plegtigheden betreffende met welke de Graven van Holland λάπ ouds in
Friesland tusschen het Flie en de Lauwers ontvangen werden en regt oefenden (5).
Dit geschrift is, in den grond, hetzelfde als dat. naar welk de Graven van Holland
en do Bisschoppen van Utrecht sinds elfhonderd vijf en zestig, en bijzonder sedert
twaalfhonderd vijf en twintig, zich bij hunne komst in Friesland gedroegen (6). Het
is van dezen inhoud. «Wanneer de Heer Graaf in Oost-Friesland [Friesland be·^
oosten het F^lie) komen wil, zal hy zes Λveken te voren daarvan kennis geven. Hij
zal door het water Suytvinde [Zuiderzee) in Stavoren komen en aldaar zijne opene
brieven toonen , door den Heer Koning van Buitschland bezegeld. De Heer Graaf zal
by zijne intrede , allen eenen goeden en vasten vrede geven, die door allen bezworen
en gehouden zal moeten worden. Alle grafelijke leenmannen zullen voor hem ver-
schijnen, om hunne leenen van hem te verheffen volgens regt. Hierna zal de Heer
Graafuit iSiayorm naar zijn land, genaamd , en ÄTempeweife vertrekken. Van
daar naar Aldanen en voorts naar Vroonakker tot het Groenedaal [Franekeri) ,
waar elk voor hem zal verschijnen. Hier zullen vier van de voornaamsten en edel-
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 454. Charterb. ν. Friesl D. I. bl. 180.
(2) Wilhelmus procuiiitor , ρ.· 676. de beka , p. 114.
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 455. Charterb. v. Friesl D. I. bl. 18L
(4) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. bL 460—462. Charterb. p. Vriesl, 1). I. bl. 182,183.
(5) de beka , p. 114.
(6) V. WYN, op WAGENAAR, St. III. bl. 53, CD de aldaar aangehaalde schrijvers. Verg.
Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 169.
DES VADERLANDS. ίϊ7
Sten hem van de aarde (op een schild) omhoog heffen , en men zal hem Tan nu aan voor ^^^qÖ"
I · 11 ΙοΟσ
altijd voor Heer erkennen. Dan zal de Graaf hier te regt zitten over allerlei voorvallen ,
zaken en misdaden binnen het land geschied, en naar het oordeel zijner mannen
uitspraak doen (1)." Er blijkt hieruit, dat do Friezen des Keizers oppermagt over zich
erkenden, en den Graaf van Holland slechts als Rijksstedehouder, Landvoogd of
Regter beschouwden, welke bij zijne komst in Friesland ^ 's Keizers opene en be-
zegelde brieven moest vertoonen, zonder welk zyne regtzitting, naar het schijnt, nietig
en krachteloos was. Men meent, dat deze erkenning der keizerlijke oppermagt, eene der
uitdrukkelijke voorwaarden geweest zij , op welke de Westergoërs zich aan den Hol-
landschen Graaf onderworpen hebben (2). Hoe dit zij, Graaf Willem had zijn doel in
het bedwingen Stavoren en Westergo bereikt, en stelde daar, als voorheen, zgne
Scliouten en Regters aan (3). Even als de Hollandsche en Zeeuwsche, verbood hy de 31 v.
Friesche geestelijkheid scherpelijk het aankoopen van vaste goederen, of dat men haar die J328
zou verkoopen of schenken (4). Deze maatregel zal te noodzakelijker geoordeeld wor-
den , wanneer men bedenkt, dat de Geestelijken, gelijk verhaald wordt, toen twee
derden van de vaste goederen in Friesland bezaten, en de geestelijke eigendommen,
lot groote schade der grafelijke inkomsten, doorgaans van alle lasten en opbrengsten
ontheven waren (5).
In Friesland tusschen de Lauwers en de Eems was inmiddels in hel jaar dertien-
honderd vijf en twintig, een geschil met den Bisschop van Munster over het gevan-
gennemen van zijn officiaal ontstaan, en over eenige kerspelen, welke daaraan deel
genomen hadden, de kerkban uitgesproken. Aan de eene zijde waren de Proost Hes-
sel te Fermsam en zijne broeders; aan de andere zijde de ingezetenen van het land-
schap Oldamht en van Uolwyrdra sind feest in de oneenigheden hieruit voortgespro-
ten , betrokken geworden. Aan vier Regters in Reiderland had men de beslissing des
geschils overgelaten , welke ondersteund door eenige wijze mannen uit Groningen en
de Ommelanden, de volgende uitspraak deden : Ten behoeve des Bisschops, zal we-
gens het gevangenzetten des oificiaals en verder gepleegde misdrijven, schadevergoeding
(1) A. MATTDAEis ίπ Aiialect. T. ΙίΙ. ρ. 219 (1). Verg. wagkkaab, D. III. Li. 227. F. sjoebdj
Fr. Jaarb. D. III. bl. 246—249, welke echter de overgave van dit geschriit op het jaar 1310
terugbrengt.
(2) F. sjoEttDs, Fr. Jaarb. D. III. Li. 248.
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν, Holl. D. Π. bl. 456. Charterb. r. Vrieal. D. 1. bl. iBh
(4) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. IL bl. 464. Charlerb. v. Friesl. Ό. I. bl. 183.
(5) Cerisier , Tableau de VHistoire générale des Prot, unics. T. I. p. 404.
m
I
i
■
β
126 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
ingevorderd, en tevens op nieuw de hoeten aan den Bisschop , wegens het bezetten van
kerken en wegens klagten voor Schepenen verschuldigd, bepaald worden. Er werden
bovendien nog eenige andere bepalingen vastgesteld, die een ongunstig tafereel van den
zedelijken en maatschappelijken toestand in die oorden, vertoonen (1).
En inderdaad, ook hier even als elders hadden de bloedige twisten, uit de ver-
deelde keizerskeuze ontsproten, de noodldttigste gevolgen. Do banden, welke Fries-
land aan het Rijk hechtten, waren daardoor meer en meer ontbonden, de wetten
krachteloos, de gehoorzaamheid en tucht verbroken en de sluimerende verdeeldheden
weder ontwaakt geworden. Om het veelvuldig moorden, brandstichten, rooven en het
plegen van andere misdrijven, waardoor in dit gewest niemand met het zijne meer
veilig was, perken te stellen, had men in dertienhonderd zeven en twintig in eene za-
menkomst bij den Opstalhoom ^ den Friesche Zeelanden ten sterkste de verpligting
opgelegd, dit kwaad door kracht van wapenen te beteugelen , en elkander daartoe naar
vermogen met manschappen te ondersteunen (2). Op dien Landdag werden tevens de
belangen van Appingedam, de hoofdplaats van Fimlingo,^ een uur van de Eems, aan
de Delf gelegen, voorgedragen. Bloeijende door binnen- en buitenlandschen handel,
nyverheid en kunstvlijt, was deze plaats aanmerkelijk in bevolking toegenomen en had
niet alleen de gedaante eener stad gekregen, maar oefende zelfs eenige stedelijke
regten uit. Deze bloei had den naijver der Groningers opgewekt, welke geene
middelen onbeproefd lieten, dien handel tot zich te trekken, en inzonderheid,
door de ruimste beloften, de landzaten van Fivelingo te bewegen, hunne granen en
goederen bij hen te markt te brengen. Daarenboven werden de Appingedammers in
de uitoefening hunner oude regten door de omliggende Edelen verhinderd, hetgeen
eene steeds opwellende bron van twist opleverde. In dezen staat van zaken wendden
zich het bestuur en de gemeente van Appingedam tot de Regters en Redgers van Fi-
velingo , welke in eene algemeene vergadering, de aloude gebruikelijke regten, vrij-
heden en gewoonten dier plaats, nevens de instellingen ten behoeve van haren handel
bevestigden en onder den naam van Appingedammer JBuurhrief^ in schrift stelden,
met de verzekering, die tegen eiken inbreukmaker te beschermen. Deze beschreveoe
regten Λverden door de Friesche volksvertegenwoordigers bij den Opstalhoom erkend
en bekrachtigd, de tegenstrevers daarvan met de straf der oproermakers bedreigd , en
aan Appingedam den naam van stad toegekend (3). Dit was de laatste algemeene ver-
(1) WESTEriDOBP, Jaarb. v. Gron. D. Π. bl. 134—137.
(2) AVestbkdorp , Jaarb. v. Gron. D. 11. bl. 137, 138-
t
(3) Ubbo emmiüs, Rer. Fris. Hitt. Lib. ΧΙΠ, p. 195. Sciiotakis , Fr, ƒƒ^ί^B. V. 1>1. 173.
F. sjoERDs, Fr. Jaarb. D. lil bl.'337. Westendori-, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 137—143.
DES VADERLANDS. ίϊ7
gadering der Friesche Zeelanden by den Opstalhooin (1). De onderlinge geest van 1300—
broederschap bestond niet meer, de zucht naar vryheid en onafliankelijkheid werd door
de kuiperijen der buitenlandsche mogendheden verlamd, en elk zorgde slechts voor eigen
veiligheid. Het vuur der tweedragt van buiten gevoed, woedde door geheel Friesland;
het eene Zeeland bestreed het andere, ja zelfs de eene gemeente kondigde de andere
den krijg aan, en overal verrezen sterke burgen met diepe grachten omgeven. Zelden meer
werden do geschillen in der minne bijgelegd, zoo als in den twist der Groningers en
Drenthenaars met den Bisschop van Utrecht ^ jait van Diest \ over eenigo geestelyke en
wereldlyke regten geschiedde (2j. Den Groningers en Drenthenaars w«rd, naar uitspraak der
scheidsmannen , het bezit hunner aloude regten te eeuwigen dage gewaarborgd. Een Deken,
door den Bisschop over Drenthe^ het Goo en do stad Groningen aangesteld, zou de
bisschoppelijke vervallen (casus episcopales), welke de Bisschop weleer aan zich trok ,
voortaan genieten; een Wijbisschop zou jaarlijks door den Utrechtschen Kerkvoogd ge-
zonden AYorden, om de kinderen te bevestigen, kerken en heilige plaatsen te wijen,
en den boetvaardigen aflaat van zonde te geven; de Drenthenaars en Groningers zou-
den door den Bisschop tegen elk beschermd en niet buiten de gestelde palen mogen
gedagvaard worden. Daarentegen zouden do ingezetenen van Drenthe^ van Gronin-
gen en van Goo en fVold, elk schrikkeljaar, en niet zoo als zij beweerden, om de
zeven jaren, ongeveer honderd twee en veertig marken ligte sterlingen aan den Bis-
schop opbrengen, welke de regtmatigheid daarvan met den eed van zeven stolen be-
vestigen en de gelden in eigen persoon \,q Hulsford of Bisschopsherg vorderen moest.
Verscheen hij niet op den bepaalden tijd, dan had hij. vier jaren later niets te eischenjmaar
indien hij kwam, en eenigen voor St. Lambrecht niet betaalden, mögt hij de vvoiger-
achtigen door den Slotvoogd van Koeverdm en den Schout van Groningen dwingen. De
dienstmannen en eigene lieden, welke goederen van do ütrechtsche Kerk in leen
hielden, mogten die niet, zoo als plaats vond, zonder toestemming des Bisschops verkoo-
l)€n, vervreemden of aan anderen en zelfs aan vrije lieden, zonder de verschuldigde
diensten , overdragen. De tiendschuldigen , die nalatig bleven, zou hij naar kerkelyk
regt mogen vervolgen." Deze uitspraak werd aan beide zijden goedgekeurd en bezegeld (3).
(1) Westekdorp, Jaarh. τ, Gron. D. IL bl. 144.
(2) Ubbo easiids, Rer. Fris, IHaU Lib. Xill. φ. 190. Schotiuds , Fr. Jliat. B. V. Bl. 173.
Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 145—149.
(3) Driesses, Monum. Gron. T. I. p. 101—110, Magriit, Overzigt van de bemren in Dren-
t/ie. St. I. bl. 87—91. Deze ailepraak is van dea zes cn twintijjelen van Bloeiinaaud 1328. —
Zie over den eed met zeven elolcn (zeven kerkelijken in hun plegigewaad, etale genaamd), iti r. al-
128 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300·— Ondertusschen hadden de Friezen aan deze zyde der Lauwers {Oest-Friezen), onder
1339
welke men hier alleen de Oostergoërs wil verstaan hebben, zich weder tegen den Graaf
van Holland verzet. Althans hij gelastte zijnen Schouten en Baljuwen (van Wester-
11 v. go?) ^ den Ridder jan van Cuneren [Kuinder) niet te verhinderen, wanneer deze
W iii-
terin. eenige goederen dier Friezen, of ook zelfs hunne personen, zijne vijanden, gevangen
134^8 ijj ijgt bragt (Ij, Later verlijdde hy jan van Cuneren met eenigo goederen, wel-
eer door HENDRIK van Cuneren in leen bezeten en gedeeltelijk in Stellingwerf gele-
gen (2). Om aan dit tegenspartelen der Friezen zoo mogelijk een einde te maken, be-
krachtigde Keizor lodewuk , wien zij steeds erkenden, schoon zij geenen tusschen-regent
duldden, den vroeger gedanen afstand van alle regten en aanspraken des Rijks op Hol-
land ^ Zeeland en Friesland, en gelastte op nieuw »den Grietmannen, Raden en
14 v. »Gemeenten van Friesland in Oostergo en Westergo ^ Graaf willem voor hunnen
maand ^^ ^vettigen Heer to ontvangen (3)." De oude verdeeling van dit gewest tusschen de
1330 G-raven van Holland en de Bisschoppen van Utrecht, Avas door dit keizerlijk bevel af-
gedaan (4). De Friezen onderwierpen zich , ten minste het blijkt niet, dat gedurende
het leven van den Graaf, de rust weder is gestoord geworden- Trouwens, willem
verzuimde niet hen door zachtheid, minzaamheid en gunstbewijzen to winnen. Zoo
dikwijls hij een Fries zag, riep hij hem tot zich pn verschafte hem, bij het minste
klagen, terstond en schriftelijk regt. Wanneer zijne Edelen daarover morden en
vroegen, waarom hij toch telkens den een en den ander van zulk een verachte-
lyk volk {de tali vili /populo) tot zich riep, antwoordde hij : » Dit volk is de grootste
schat van geheel mijn gebied ; myne voorzaten hebben het door hun zweet en bloed
verworven, en ik alleen ben er Heer van. Ik zal niet dulden, dat het verdrukt worde,
of dat iemand eenig deel in dit mijn gebied verkryge (5)." Willem zag hier op den
pbek, in het 2de D. der werken -van de Maatsch. v. Nederl. Letterk. te Leyden, 1774. Bondam,
Charterb. v. Gehe, bl. 461 (1). ^
(1) T. MIERIS, Charterh. v. Hall. D. II. hl. 473. Charterb. v, Vriesl. D. 1. bl. 184. Verg,
Γ. sjOERDs, Fr. Jaarb. D. III. hl. 319.
(2) V. MIERIS, Charterh. τ. Holl. D. II. bl. 520. Charterb. v. Vriesl. D. I. bi. 186. De brief
is van den 24 v. Hooimaand 1331.
(3) v. mieris, Charterb. v. Hall. D. II. bl. 497, 499. Charterb, v. Vriesl. D. I. bl. 184,185
Verg. hiervoor, hl. 40, 115.
(4) Bilderdijk, D. III. hl. 96.
(5) Pmi. dk letdem, de Cum Reipubl, Casus LIX. p. 201, 202. Amst. 1701. Phil. m ieydei^
was Raad yan Graaf wiuesi V.
DES VADERLANDS. ίϊ7
adel en leenmansstand, welke in zijno andere staten als tusschen het volk en den ^^^^
Vorst geplaatst waren (1). Den Abt van Klaarkamp ^ welke onder de Friesche Geeste- 1339
lijken op de landsvergaderingen de eerste plaats bekleedde en voorstemde, verleende
hij door zijn geheel gebied vrijheid van tol voor alle goederen en levensmiddelen , maand.
Avelke aan het klooster behoorden (2). En na den geweldigen watervloed in het laatste ge-
deelle van hetzelMe jaar, welke de Nederlanden, doch in het bijzonder Friesland
teisterde , vele dorpen overstroomde en eene menigte menschen en vee medesleepte,
voorzag hij yiindennoet gelijk hij zich uitdrukte , VidieinVrieslandt is ^^ dooreenen
onderstand, wellie uit Rijnland^ Delfland m Kennemerland y dio minder geleden
hadden, geheven werd en in twee penningen van ieder morgen lands bestond (3).
In het bijzonder behartigde Graaf-willem de belangen van Stavoren. Schoon dezo
stad veel van haar ouden luister en aanzien had verloren, was zij echter nog rijk en
niagtig genoeg, om door hare schepen aan het verbond der Hanzee-steden, waar-
van zij een voornaam lid uitmaakte , veel gewigts bij te zetten. Nog vóór het midden
der dertiende Eeuw had Waldemar , Koning van Denemarken, haar vrijen liandel
door zijn rijk en andere voorregten geschonken, welke een zijner opvolgers, giiris-
TOFFEL II, in het jaar dertienhonderd zes en twintig had vernieuwd en bekrach-
tigd (4). Maar daarentegen Iiad zij zich in twaalfhonderd twee en negentig tot de
bescherming des verbonds , met een bepaald getal welbemande schepen verpligt, en was
hiertoe in dertienhonderd een en dertig door πενόκικ. II, Bisschop van Lübeck, als Op-
perbestuurder des bondgenootschaps, uitgenoodigd geworden, Het schijnt, dat zij daaraan
geen gehoor verleend heeft, en hieruit een geschil met Luheck ontsproten is, waarin
ook de stad Ilamhurg betrokken werd (5). Zeker is het, dat er een oorlog tusschen
Stavoren en Lübeck ontstaan was, in welken, naar het schijnt, bijzonder de haring-
vaart belemmerd en benadeeld werd. Graaf Willem gaf den burgers van Stavoren
vrijheid , hunne schade op de Lübeckers geheel zijn gebied door te verhalen , indien deze
laatsten niet binnen eenen bepaalden tijd, de beslissing van den twist aan hem over-
(1) Bildkrdijk, D. III. bi. 96. v. miehis, Charterb. ν. Holl. D. II. bi. 546.
(2) Charierh. ν. Vriesl. D. I. bl. 187.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν. ΠοΙΙ. D. II. bl. 559. Charterb. ν. Vrieä. D. I. bl. 191, 192.
Chron. de Traj. in matthaei Analeet. T. V. p. 347. De Vermeerderde βεκλ , bl. 224. Verg.
wagekaah, D. III. bl. 229. F. sjoekds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 325 , 326. Oodiiofs Ferh. d. If'aiervl
bl. 381, 382.
(4) WinsEMiüs, Chron. r. Friesl. B. VII. LI. 195—199. Scdotamc«, Fr. Uist. B. V. Ji!.
174, 175.
(5) F. sJOEBDs, Fr. Jaarb, D. III. bl. 323—325.
-ocr page 130-130 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1300
gelaten hadden (Ij. De Lübeckers onderwierpen zich aan 's Graven uitpraak , en nu werd
1339— eerlang eene verzoening getroffen, waarbij de nadeelen, elkander in den krijg loege-
*r
18 v. bragt, wederzijds, onder eenige bepalingen echter, kwijtgescholden en de gevangenen
Wijn- ,
jnaand beide kanten op vrije voeten gesteld werden (2). Tevens werden eenige Enk-
1333 huizcrs, welke in dien krijg onschuldig met schip en goed te Lübeck opgebragt wa-
ren , ontslagen en hun schadevergoeding toegekend (3). m
Tusschen Groningen en de Ommelanden was inmiddels een oorlog ontslaan over
eene sluis of waterlozing bij bet buis Gronenberg, waarover de Ommelanders, ofschoon
men daarin wederzijds genoegen had genomen, zich niet minder beklaagden dan
over het willekeurig gedrag der Groningers met betrekking tot de munt, den wissel en
den handel, waardoor hunne belangen aanmerkelijk benadeeld werden. Men beweert,
dat afgunst en naijver over den toenemenden bloei van Groningen, op deze klagten
veel invloed gehad hebben (4). Elders vermoedt men, dat deze krijg slechts een ge-
volg van de partijschappen der Schieringers en Vetkoopers geweest is (5). Hoe hetzij,
de ingezetenen van Hunsingo , Fivelingo , Vredewold^ Langewold ^ Eumsterland
en Achtherspelen , nevens velen uit Twente en Drenthe gordden het zwaard aan tegen
de Groningers, welke aan hunnen kant ook door een aanzienlijk getal Drenthenaars on-
dersteund werden.' De bondgenooten werden tweemaal door do Groningers geslagen,
doch bij de derde ontmoeting, kregen de stedelingen de nederlaag. Dit wekte den
moed der landlieden ongemeen op. Terstond bemagtigden en versterkten zij het slot
Gronenberg nabij jEuvelgunne, en sloegen vervolgens het hele^yoor het Korti7ighuis,
tusschen Groningen en het klooster Selwerd. Dit slot, door Drentsche Edelen ten
l>elioevo dér Groningers verdedigd, werd stormenderhand overweldigd, de geheele be-
zetting met den slotvoogd πείίοκικ korting over de kling gejaagd, en alles ten gronde
toe verwoest. Nu Avas de weg tot de verovering van Groningen zelf gebaand. Men
drong de stad binnen, waar hevig gevochten, een gedeelte der muren afgebroken en
menig huis omvergehaald , of zwaar beschadigd werd. Vele burgers sneuvelden en zestig
anderen werden, op last der overwinnaars, door beulshanden onthoofd. Hierop werd
^ \
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 186. De brief is van den 9den v. Oogstmaand 1332.
(2) C/mrterb, v. Vriesl. D. I. bl. 187—191, overgenomen uit v. mieris, Charterb. ν. IIolL
D. II. bl. 549-552.
(3) ν. mieris, Charterb. ν. Ιίοϊΐ. Ü. II. LI. 552.
(4) scuotamtjs, Fr. Ilist. Β. V. bl. 176. F. sjoerös, Fr. JaarL· D. III. bl. 355, 356. Verg-
^vésτerdorp, Jaarb. v. Gran. D. II. bl. 151—155. Driessen , Monum. Gran. T. I. p. 110—125.
(5) Westendorp , JaarL· v. Gron. D. II. bl. 156«
-ocr page 131-DES VADERLANDS. 12S
eene verzoening te Selwerd getroffen, die echter niet lang stand hield (1}. Onder- ]300_
tusschen yerkregen de Groningers van de Regters en gezworenen in Rustringeland ^^^^
verzekering van vrijen handel en veiligheid voor hunne kooplieden aldaar. Werd ie-
mand van hen gevangen genomen of beroofd, dan zoude men den beleedigde voldoe- 2 v.
ning verschaffen en de afgenomene goederen met de verschuldigde breuk terugzenden (2).
Evenzoo verleenden Schepenen en Raden van Stavoren , als een blijk van genegen-
heid en vriendschap, aan do Groninger handelaren, welke met hunne schepen en (J v.
goederen de markt dier stad bezochten, ontslag van do stedelijke tollen; onvermin-
derd echter den tol van den Bisschop van Utrecht en des Graven van Holland (3).
Het aanzien en de magt van Graaf willem III waren niet genoegzaam, om in fFes-
tergo de binnenlandsche rust en de persoonlijke veihgheid te verzekeren. De rijke
kloosters van Lidlatn, Ludingakerk^ Mari'éngaard^ Fostcerd, Κ laar kam i) ^
Oudeklooster of Bloemkamp en anderen kweekten een groot getal monniken en leeke-
broeders op, welke zich aan do grofste buitensporigheden overgaven en om elkander
te verdrukken en te krenken, zich nu eens voor den aanhang der Schieringers, dan
Aveder voor dien der Vetkoopers verklaarden. Eelgo liaugkama , Abt van Ltdluvi,
was in openbaren krijg met eenige Edelen en onderhield, behalve de leekebroeders
zijns kloosters, honderd en vijftig gewappnden in zijne dienst. Voor het overige was
hij een man van gestrenge zeden, vol ijver voor do godsdienst en ernstig in het be-
straffen en vermanen der monniken, waardoor hij bij velen van hen zeer gehaat werd.
Onder do goederen zijns kloosters, welks bloei hij ongemeen bevorderd had, behoor-
den twee landhoeven te Boseumïn Menaldumadeel, Aq ccna Monnikhuis, de andere
Ter Poorte genaamd. Dikwerf had hij de leekebroeders οΐ conversen^ welke deze
gronden bebouwden en daar, gelijk op de meeste landhoeven plaats had, welke ver van de
kloosters verwijderd waren, een ergerlijk leven leidden, bestraft, maar hierdoor slechts
hunnen onverzoenlijken haat opgewekt. Dien oüdervond hij bij een bezoek te Ter-
Poorte. Men ontving hem en zijn gevolg met allo teckenen van berouw, achting
en liefde, doch het plan was, zich voor altijd van den gehaten tuchtmeester te'ont-
slaan, Bij het avondeten ging de beker vrolijk rond. De argelooze Abt, niet
gewoon te drinken, gevoelde de uitwerkselen van den zwaren drank, welken men hem
(1) Occo scAULEMis, 1)1. 140, 141. JoAHKEs DB LEiuiEGE, Chroti. Gtoh. in BiATTUAEüs, Analoct.
T. I. p. 71. Sybe jARicns, Corte Chron. m de Analecta Medii Aevi van M. BRouERrus y. kiädeic ,
1)1. 444. Amst. 1725. Ubbo ebmiis, lier. Pris. Ilist. Ζ,ιό. XIII. ρ. 198, wieii sciioTArst-s en r, sjoebus,
tolgen. Westesdübp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 156, 157.
(2; DaiEssEs, Monument. Gron. T. I. p. 125.
(3) Driesse.x, Monument. Gron. T. I. p, 126.
131 *
-ocr page 132-132 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300— had toegediend, nam zijn afscheid en begaf zich ter ruste. Op dit oogenblik drongen
1339
de leekebroeders met geAveld zijne kamer binnen j Terweten hem met schampere
woorden zijne onmatigheid, waarvan zich de sporen op zijnen tabbaard vertoonden,
sloegen hem met een dikken knods op het hoofd, zoodat brein en bloed tegen de
wanden spatten, en wierpen liet lijk uit het venster in de gracht. Zoodra 's anderen
daags de gruweldaad ontdekt was, geraakte het geheele dorp in beweging. De boos-
wichten werden gevat en aan staken levend verbrand; de landgoederen geraakten in
het bezit van anderen, en de stins werd ten gronde toe geslecht (Ij. Eenige Edelen
wilden, om do herinnering van zulk eene euveldaad te vernietigen, het klooster Lid-
lum zelf verdelgen, hetgeen echter door kempo weidum , opvolger van liaugkama ,
voorkomen werd. Yeel leed dit gesticht door brand en stormwinden onder het vier-
jarig bestuur van den nieuwen Abt, wien het evenmin gelukte het klooster te her-
stellen, als de tucht onder de monniken terug te roepen. Hij werd opgevolgd door
1336 goerd andla, een Eriesch Edelman van Reed, die het klooster herbouwde , doch zich
dieper Avikkelde in de onlusten dier tijden. Als Vetkooper was hij in openbare vijand-
schap met de Schieringers-gezinde kloosters Ludingakerk en Bloemkamp, bij
Avie zich de Edelen tadikga en seerp van Adelen voegden. De strijd werd aan we-
derzijde met gehuurd krijgsvolk gevoerd; tot dat eindelijk de vrede , door tusschen-
komst van eenige scheidslieden, getroffen werd (2).
Do binnenlandscho rust was te wenschelijker Friesland thans door rleu
1337 Graaf van bestookt werd (3). Naauwelijks schepte het ongelukkig gewest eenige
verademing, toen eene gc'weldige overstrooming een groot deel der Eriesche landen teisterde,
waardoor eene menigte menschen en vee het leven verloor, en vele kerken en zware
gebouwen omvergeworpen werden (4). Reinoud van Gelre hervatte hierop weder de vijande-
lijkheden , en, de bedreigde Friezen zochten toevlugt bij den Graaf van Holland (5).
(1) SiBiiANDi leonis Vitac et res gesiae Abbatuvi in Lidlum, in matthaeüs , Analect.
T. III. ρ. 553—555. Occo scarlepssis, bl. 142. De eerste, door ubbo emmids gevolgd, stelt dit feit
in het jaar 1332; de tweede , door scuotakds gevolgd, in 1336. Geheel verkeerd wordt in de
Oudk. v. Vriest. D, II. bl. 175, hot jaar 1322 opgegeven. Het eerste jaarmerk is ongetwijfeld
het juiste.
(2) SiBRANDi leonis Vitae Abbatum in Lidl. p. 555—557. Scuotahüs , Fr. Hist. B. V. bl. 176.
Oud/i. V. Friesl. ü. Π. bl. 176, 177. F. sjoerds , Fr. Jaarb. D. III. bl. 332.
(3) Zie hiervoor, bl. 103. H. brumani Res^Transis. ia dümbar's Analect. ï. I. p. 120. Verg.
DRiEssEiT, Monujnent. Gron. T. I. p. 132.
(4) OüTnoF, Ferh, v. d. Watervl bl. 382.
(5) Zie hiervoor, bl. 104.
-ocr page 133-DES VADERLANDS. ίϊ7
Vermoedelijk was dit vruchteloos, dewijl Willem III kort daarna overleed. Zyn zoonen j3qo—
opvolger willem IV deed zich dadelijk als Heer van Friesland gelden (1). De bur- ^^^^
gers van Stavoren zonden vier afgevaardigden naar den Haag met last en magt « om j^j y
voor hen en hunne nakomelinffen, Graaf willem van Henegouwen en Holland als
hunnen regten en wettigen Heer te erkennen, te huldigen en uit aller naam ge- 1338
trouwheid to zweren, naar luid der handvesten, die zij van 's Graven voorzaten ont-
vangen hadden (2)." Op den dag van deze huldiging, bekrachtigde Willem aide
regten en vrijheden door zijnen vader aan Stavoren gegeven en voegde er dit zonderlinge
nieuwe voorregt bij, indien het een voorregt mag genoemd worden , dat » zoo iemand in Sta-
voren eenen man dood slaat, en de boete aan den Graaf, aan do stad en aan de bloed-
verwanten des verslagenen kan voldoen, hij noch zijn leven verliest, noch de stad
behoeft te verlaten (3)." Men vindt nergens eenig blijk , dat do overige Wesler-
goërs en Oostergoërs het voorbeeld van Stavoren, met betrekking lot 's Graven huldi-
ging, gevolgd hebben (4).
De onlusten tusschen de Groningers en de Ommelanders waren inmiddels met ver-
nieuwde woede weder losgebroken. De verzoening te Selwerd getroffen, had niet
lang stand gehouden. De Groningers waren weldra Aveder in Hunsingo gerukt, doch
door Fivelingo terugtrekkende , op do vlugt gedreven geworden. Groningen lag nu
een langen tijd open; de Ommelanders reden er naar goeddunken uit en in, en on-
gestraft zelfs werden er vele moorden en baldadigheden gepleegd (5). Om eindelijk
dcKO noodlottige geschillen te vereffenen , kwam een aanzienlijk getal Geestelijken en
Edelen uit Friesland beoosten en bewesten de Lauwers cn\i\iDrenthe\, in het klooster
Selwerd bijeen. Men bepaalde , dat «de Groningers den steenen muur hunner stad
van de Ebbingepoort tot aan den toren bij do Boteringepoort geheel nederwerpen, doch
den houten muur met de houten poorten weder herstellen zouden; ook moesten zij van
zes der sterkste stinsen de bovenste verdieping afbreken. De wederzijdscho schaden
zouden vergoed, en van de gelden, door de Groningers den gevangenen Friezen afge-
dwongen , driehonderd marken Sterlings teruggegeven worden. Alle gijzelaars en ge-
vangenen werden ontslagen. De Ommelanders ontvingen van de Groningers, wegens
do doodslagen, duizend mark Sterling, maar betaalden daarentegen even zooveel aan
de erfgenamen van de gesneuvelden in het slot van Hendrik, kobtiüg. Indien de erf-
(1) Zie de brieven van dien Graaf in het Charterb. ν. Friesl. D, I. bl. 193.
(2) v. bieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 605. Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 104.
(3) v. mieris, Charterh. ν. Holl. D. II. bl. 606. Charterb. v. Fried. D. I. bl. 195.
(4) F. SJOERDS Fr, Jaarb. D. III. bl. 355.
(5) J, de lsbiiece, Chron, Gron. p. 71. S. jabicds, Corte Chron, bl. 444.
-ocr page 134-134 ALGEMEENE GESCïilEDENiS
/
1300— genamen hiermede niet tevreden waren, mögt niemand, hij zij Fries, Groninger of
1339 Drenthenaar, hen tot zich nemen of beschermen; die zich daaraan schiüdig maakten
zouden in eene boete van honderd mark sterling verAvezen , hunne huizen omvergeworpen,
em zoo zij de voldoening der boete weigerden , zes hunner naaste mannelijke bloedverwanten
voor hen in regten betrokken en tot de betaling gedwongen worden. Eik ,■ zoo in als builen de
slad, bleef in het bezit zijner goederen en regten, gelijk hij die voor den uitgebroken
twist regtens bezeten had. Al de roerende goederen van Geestelijken te Groningen,
welke door de Groningers weggenomen, doch naar eede der vier Burgemeesters nog
voorhanden waren, moesten aan de regte eigenaars worden teruggegeven. De Gronin-
gers zouden voortaan met de Friezen, wanneer het goede mannen oorbaar en nuttig
mögt dunken, do vrijheid der Friezen tegen alle Heeren, (alzoo ook tegen de Graven
van Holland en Gelre?) gemeenschappelijk verdedigen. Doodslagen met voorbedachten
rade, Avelkc nog uit de vorige oneenigheden mogtÈn voortvloeyen, zouden met hon-
derd marken Sterlings, en die bij toeval of ongeluk gepleegd Averden, met zestien mar-
ken bij de erfgenamen verzoend worden. De Groningers mogten in den wederzydschen han-
del , zich van geene andere maten en gewiglen bedienen dan de Friezen en de Dren-
thenaars. Ook zouden zij de oude verbindtenissen met dezen aangegaan , getrouwelyk
nakomen en hen niet bedriegen, bij voorkoop in het koopen, of verkoopeu en in het
mengen {in concamhio) van zilver of goud. Elk zou naar eigen goedvinden sluizen
mogen leggen of herstellen. Indien een vreemdeling, Avelke vier dagen in Groningen
vertoefde, aldaar iemand doodde, Terminkte, gevangen nam, beroofde of anderzins ver-
ongelijkte , zou zijn gastheer of de geheele stad voor hem verantwoordelijk zijn, ten
ware hij voldoening gave. Het huis van dengenen, welke hem beschermde , zou omver
gehaald en de eigenaar in honderd marken sterling boete verwezen worden. De Frie-
zen moesten de vesting in Gronenberg weder slechten op boete van honderd
marken Sterlings. Al de geschillen tusschen de Frie^sen en do Drenlhenaars in dezen
oorlog ontstaan , zouden onder deze verzoening begrepen zijn. De beslissing van twij-
felachtige vraagstukken uit dit verdrag in het vervolg ontspruitende , zou aan scheids-
lieden overgelaten worden. Jaarlijks zou op het raadhuis te Groningen eene verga-
dering van een bepaald getal Regters uit de Ommelanden , Drenthe en de Burge-
meesters van Groningen, benevens de Abten van Adeioerd en Witlewierum of hunne
gemagtigden, gehouden worden, om de munt te onderzoeken en zoodanig te regelen,
als men ten meeste nutte der omliggende landschappen noodig zou achten. Op dien dag
Zomer tevens dit verdrag verniemvd en weder bekend gemaakt worden. Wie zich tegen de
maand punten daarin bepaald vergreep, zou met eene boete van honderd marken Sterlings ge-
^^^ straft worden. Deze uitspraak werd aangenomen en bezegeld door Himsingo , Fice-
li7igo , Drenthe, Groningen, Vredeicold, Langetoold, Humsterland au Jchtker-
spelen. Ook de vrienden en erfgenamen der gesneuvelden op het huis te Kortinge ,
DES VADERLANDS. ίϊ7
berustten er in na eenige tegensparteling, op aandrang van reirouId , Burggraaf Tan 1300—
Koeverden, en de gewestelijke OTerlieid. De Burggraaf en het landschap Drenthe be-
loofden zelfs , de vredestoorders, naar luid yan het verdrag, te straffen en zes nabe-
Wijn-
• 1 1 maand
staanden, in plaats van de gevlugten, m de bepaalde boete te betrekken (1). Welk 1338
een treurig tafereel deze overeenkomst van den toestand dier tijden oplevert, lag echter
in haar de grondslag eener nadere vereeniging met de Ommelanden en van dien aan-
merkelyken bloei en dat aanzien, tot welke Gronitigen kort daarna opklom (2),
Noord-Braband. Limburg, In Brahand, oven als in Groningen en elders in de Neder-
landen , waren do steden magtiger geworden en hadden zich meer en meer doen gelden,
waaruit dikwerf de grootste onlusten geboren waren, welke Hertog jak II met moeite had
kunnen stillen. Reeds vóór den krijg met Holland^ welke na drie jaren met een ver-
lx)nd eindigde , waren de zorgen van dien Vorst door de geschillen der Edelen en Bur-
gers opgeroepen geworden (3). De uitstekende voorregten, welke nog steetls de adel
en de voorname geslachten (Patriciërs) genoten , hunne trotschheid , heerschzucht en
onregtvaardigheid hadden do vrije gemeenten in do steden in beweging gebragt,
welke gelijkheid van regten en lasten met deze begunstigde standen eischten (4). In
Antwerpen was het eerst de vlam ontstoken, welke , ofschoon hier door het bloed der
hoofdaanleggers van den opstand uitgedoofd, zich weldra over geheel Brahand ver- 13(K)
spreiden zoude. Mechelen, waar Hertog jan , wien do Bisschop van Luik zijne reg-
ten op die stad verkocht had , als Heer was gehuldigd geworden , volgde het voorbeeld
van Antwerpen, doch sloot, voor hetzelfde lot beducht, de poorten voor den Hertog,
welke naderde, om do rust te herstellen. Do stad werd hierop ingesloten en eindelijk
genoodzaakt, zich aan den Hertog te onderwerpen, welke haar slechts tot eeno zware 1303 "
geldboete veroordeelde (5). Deze gematigdheid had geen invloed op de andere ste-
(1) Driesseic, Monument. Gron. T. L p. 127—150. Charterb. t, Vriesl. D. L bl. 195—197.
Verg. over de {jcscliiedcnis dezer onlusten , übbo emmids , Rer. 'Fris. Ilist. Lib. ΧΙΠ. p. 197—200.
ScnoTANtJs, Fr. Rist. B. V. bl. 177. F. ssow^s.Fr. Jaarb. D. ΠΙ. bl. hl. 355—362. Wesxerdorp,
Jaarb. v. Gron.O. 11. bl. 156—163.
(2) Duiessen , ßlonument. Gron. Τ I, p. 128.
(3) Zie over dien irijg, hiervoor bl. 18, 20, 36. Verg. iiaraeüs, Annales Brah. T. I.
Lih. ΧΧΧΠ. p. 296, 297, divaeüs, Rer. Brab. Lib. XIIL p. 136. Bdtkers, Troph, d. Brab.
T. I. Liv. IV. p. 356 , 357. Preuves duLiv. IV. p. 140. Dkwez, Bist. Gén. de la Belg. T.III.
p. 179—181. v. heürir, Hist. v. h Bertogenbosch. D. I. bl. 159—162.
(4) Verg. Jlg. Gesch. d. Faderl. D. II. St I. bl. 492—496.
(5) L. v, velthem, Spiegel Bist. B. IV. bl 291—297. De κίεβκ, Brab. Tecet. B. V. bl. 423—
428, en waims, Οϋά. Diplom, p. 693—701, 707—711. Haraeos, Anml Brab. Lib. XXXH. p.
136 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
^jl^^tlen. Τθ ^s Hertogenlosch behandelde hel gemeen de Edelen met nog minder ver-
schooning , zette hen uit het bewind en stelde anderen uit de burgers in hunne plaats.
De Hertog zond den Heer van Kuik met eene bende krijgsvolk, om het oproer to dem-
pen ; doch de ingezetenen trokken hem te gemoet en behaalden in een gevecht tusschen
Rinthem en Rosmalen, de overwinning. De Heer van Kuik sneuvelde met vele an-
deren en een groot getal gevangenen werd binnengebragt. Het volgend jaar was ech-
ter de stad weder in het bezit des Hertogs, hetzij dat de opstandelingen door het geweld
der wapenen bedwongen waren, hetzij dat zij zich vrijwillig onderworpen hadden. De
nieuwe regeringsleden werden ontslagen, de afgezette overigheidspersonen hersteld, en
den burgers eene zoenboete van vyfduizend vijfhonderd ponden opgelegd (1). In
Leuven geraakte insgelyks het gemeen tegen de Edelen in beweging, hetgeen echter zon-
der bloedvergieten gestild werd. De hoofdraddraaijers werden gebannen (2). Heviger
en geweldig was do gisting in Brussel. Do verbitterde gemeente liep te wapen, verdreef
de Edelen, vermoordde er velen, roofde hunne goederen, verwoestte hunne huizen en tastte
zelfs de legerplaats des Hertogs nabij F^ilcoorden aan. Zij werdt geslagen, op
12 V ^^ ■^'iugt gejaagd , en zegepralende trok de Hertog in zijne hoofdstad , waar hij de Edelen
Zomer-en welgeborenen in hunne vorige waardigheden herstelde, de belhamels verbande, den
]3Q(]'ingezetenen eene geldboete oplegde en maatregelen nam, om in het vervolg de beroer-
ten in hare geboorte te smoren (3).
Naauwelijks waren deze beroeringen gestild, toen eene beweging van eenen ande-
ren aard ontstond. Eene menigte volks uit verschillende gewesten zamengevloeid, zon-
der opperhoofd, zonder standaard, maar in het geloof, dat zij onder aanvoering van
God het Heilige Land zou heroveren , wanneer zij al de Joden op haren weg vermoordde ,
had zich uit Frankrijk, Diittschland en J^laanderenia^aAxBrahandyeT&^TGié.. De Jo-
den , alom door het zwaard dezer moordenaars bedreigd, smeekten den Hertog om
1300 hulp, welke hun het kasteel van Genappe tot schuilplaats aanwees. Hier werden zij
door deze Λνοεβίβ horde belegerd, doch door den Hertog ontzet, welke onder de bele-
294—296. Divaetts Her. Brab. Lib. XWl. p. 132—136. Butkens , Troph. d. IJrab. Ί.
p. 350—353. Dewez, Hist. Gén. de la Belg. T.III, ρ. 209—211. ν. hecr^, /iwi. r. Hcrto-
genbosch. D. I. bl. 157—159.
(1) V. IIEÜRN, Ilist. v. 's Ilertogetibosch, D. I. bl. 162—164. |
(2) Willems , Cod. Diplom, op de rlerk , ρ. 721, 736 , 739.
(3) De klerk, Brab. Τ eest. Β. V. bl. 428-431. Willems, Co^. Dipl. ρ. 721, 723—726. 750.
Haraeus, Annal. Brab. T. I. Hb. ΧΧΧΠ. p. 298 , 299. Divaecs , i?cr. Brab. Lib. XIII. p.
! 137, 138. Büxkens, Troph. d. Brab. T. I. Liv. ÏS. p. 359. Verg. dewez, llist. Gén. de laBelg.
\ T. II. p. 212.
It
-ocr page 137-DES VADERLANDS. 1179·
geraars eene groole slagting aanriglte. De overgeblevenen trokken naar Aoignon bij 1300—
Paus CLEMENS V, wclke ben gelastte, dat elk naar zijn bijzonder gewest zou te-
rugkeeren (1). Men wil, dat eigenbelang, meer dan grootmoedigheid of'gevoel van
menschelijkheid, het gedrag van den Hertog bestuurd hebbe , welke van de Joden,
die eenigzins onder de lijfeigenen gerangschikt werden, groote voordeden trok (2).
De gestrenge middelen door welke de binnenlandsche rust ter gunste der Edelen
cn aanzienlijken hersteld was, onderschraagden de dwingelandij der voorname geslachten
en voedden derhalve het wrokkend misnoegen des volks. Hertog jak voorzag de bloe-
dige botsingen, welke hieruit later zouden voortspruiten en trachtte die te voorkomen.
Te dien einde riep hij de Edelen en de afgevaardigden der steden yan Braband X^, Cor-
tenhevfj , eene abdij tusschen Leuven en Brussel, bijeen en gaf daar die beroemde bepalin-
gen , welke onder den naam van Coi'tenhergsche xcettmi, of het Charter van Cortenberg ^ 27 y.
bekend zijn. De hoofdzakelijke inhoud van dit gedenkwaardig staatsstuk komt hierop neder, maand.
»De Hertogen van Brahand mogen geene beden eischen, ten ware bij eene verhefling ^^^^
in den ridderstand, huNvelijksvereeniging, of krijgsgevangenschap, en dan met zoo veel
gematigdheid, dat niemand zich daarover kan beklagen. Zij moeten eiken onderdaan,
zonder onderscheid, onpartijdig naar de wetten en instellingen beregten, die aan hel
iiaauwkeurig onderzoek van verlichte regtsgeleerden zullen ondQrworpen worden, welke
er die bepalingen in zullen verzachten , die te hard en te vernederende voor het volk konden
zijn. Zij zullen do vrijheden en voorregten der steden handhaven en niet dulden, dal er
cenige inbreuk op gemaakt worde. Met gemeene toestemming van den lande , zullen zij
vier bekwame, regtschapen mannen uit den adel kiezen en tien uit de gemeenten, te
weten, drie uit Leuven^ even zooveel uit Brussel^ een uit Jlnt werpen ^ Jlerto-
genhosch, Tirlemont en Leeuwen (Leau), welke elke drie weken te Cortenberg
moeten bijeenkomen, om de misbruiken, die in het beheer der zaken mogten ingeslo-
pen zijn, te verbeteren en door besluiten of bepalingen in het vervolg Ie voorkomen.
Wanneer een der leden sterft of weinig geschikt geoordeeld wordt, om zijne betrekking ·
waar te nemen, zal do vergadering zelve zijne plaats door een ander van hare keuze
vervullen. De nieuw gekozen leden moeten op het Evangelie zweren, dat zij
zoowel voor de belangen van den Vorst als voor die der onderdanen, zonder aanzien
des persoons, zorgvuldig zullen waken, hunne wederzijdsche regten handhaven, en
met naauwgezello onpartijdigheid regt spreken. De besluiten en bepalingen door de
Cortenbergsche vergadering uitgevaardigd, zullen van nu aan door den Hertog en zijne
(1) Magn. Chron. Belg. p. 297. Divakus , Rer. Brat, Lib. XUl p. 140. Haraep», Annal.
lirab. T. I. Lib. XXXII. p. 299, 300.
(2) Dewez , Hist. Gén de la Belg. Ύ. III. ρ, 214.
II deel. 2 stuk. 18
-ocr page 138-138 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300— opvolgers bekrachtigd worden, en indien zij die mogten overlreden of weigeren na te
^^^ komen, zullen de onderdanen geregtigd zijn, hun de dienst te weigeren, totdat zij zich
daaraan onderworpen hebben. De Hertog belooft bij het Evangelie, dat hij alles, door
deze besluiten voorgeschreven, als onwrikbaar en onherroepelijk zal beschouwen, zon-
der dat hij noch zijne opvolgers die ooit kunnen verbreken door list, bedrog of op
eenige andere wijze. Hij beveelt al zijne Baronnen, Ridders, leenmannen en de in-
gezetenen der steden, krachtens de gehoorzaamheid en trouw, welke zij hem schuldig
zijn, op zijn voorbeeld, de stipte nakoming dezer besluiten te bezwpen. Eindelgk
verklaart hij nogmaals, dat zoo een zijner opvolgers de eene of andere dezer bepalin-
gen , hetzij geheel, hetzij ten deele vernietigde of er van afweek, de onderdanen ont-
slagen zullen zijn van de verphgting, hem dienst, gehoorzaamheid of hulp te bewij-
zen , zoo lang de overtreding niet in alle deelen hersteld is. Indien een der Baronnen,
Ridders, leenmannen of burgers deze verordeningen mögt verbreken of overtreden , zal
hy van nu aan voor verrader verklaard worden , onwaardig zijnen uitersten wil te maken en
onbekwaam, om eenige openlijke betrekking te bekleeden." Ten einde zich insgelijks
met de geestelijkheid te verzoenen, vaardigde Hertog jan in het laatste tijdperk zyns
levens, een bevel uit ter gunste der abdijen, waarin hij erkent, dat hij somtijds zijn
gezag is te buiten gegaan in de lasten, welke hij deze gestichten heeft opgelegd. Hij
betuigt zijn berouw over deze knevelargën en belooft voor zich en zijne opvolgers,
dat deze gestichten nooit weder met buitengewone lasten zullen bezwaard worden (1).
Hertog JAN II overleed op het kasteel van Tervueren, eene maand na de bezegeling
van den Cortenbergschen voorregtsbrief, Avelke hem onder de meest volksgezinde Vorsten
eene eervolle plaats aangewezen en de nadeden gelenigd heeft, die zijne bekrompen, vaak
kwalijk beradene staatkunde, zijne spilzucht en oorlogen den staat berokkend hadden (2}^
Brussel, Jntwerpen, Mechelen ^ Leuven^ Her ent hals ^ Genappe, JVaelwijh en
Leeuwen [Léau] had hij met keuren en voorregten begiftigd (3). Zijn schoon en be-
• tallig voorkomen , zijne welbespraaktheid , moed , goedhartigheid en andere deugden ,
die men echter bezwaarlijk met zijne daden kan overeenbrengen, worden geroemd (4).
Jan III, zijn minderjarige zoon, volgde hem op onder voogdijschap van lopewijk ,
(1) Haraeüs, Jnnal Brab. T. I. Lib. XXXII. p. 301. ButkenSj Troph. d. Brah. Ύ. I. Lir.
IV. p. 360—368. Dewez, Bist. Gén. de la Belg. Ύ. III. ρ. 215—217.
(2) Verg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 482.
(3) Willems, Cod. Dipl op db klerk, ρ. 686—747.
(4) de klerk, β. ν. bl. 437, 438. Divaeus, iïen Brab. Lih. XIII)p. 142. lUnAEts, JnndL
Brah T. I. Lih XXXII. p. 302.
DES VADERLANDS. 139
Graaf ταη Evreux , Gerhard , Gratif van Gulik , en floris berthout , Heer van Me- 1300—
clieleriy wien eenige leden uit den raad van Cortenberg werden toegevoegd. De liag-
chelijke toestand des lands had dezen maatregel gebiedend gevorderd. De schatkist was
uitgeput en de aanzienlijke leeningen door de beide vorige Hertogen gesloten, liadden
verpligtingen opgelegd, aan welke hnn opvolger niet konde voldoen. De buitenlandscUo
schuldeischers over het gedurig uitstellen verbitterd, hielden de Brabandsche kooplieden
aan en legden beslag op hunne goederen, waardoor natuurlijk de handel te eenenniale
gestremd werd. Om dien te herstellen, kwamen de steden van Braband overeen, dat
zij en de abdijen, tot vernietiging van de schuld, bij wijze van bede veertig duizend 1313
pond zwarten Tournois zouden opbrengen en het overige tekort voorschieten. Het
bestier dezer gelden werd niet aan de gewone hertogelijke ontvangers, welke met re-
den het vertrouwen des volks verloren hadden, maar aan ambtenaren, door de steden
met goedkeuring des Vorsten gekozen, opgedragen, welke tevens zoo lang de inkom-
sten des Herlogs zouden innen, totdat dó voorgeschotene gelden voldaan Avaren. Door
deze schikking werd de slaat van zijnen. schuldenlast ontheven, waartoe de Edelen
echter niets hebben bijgedragen , ofschoon zij het besluit der steden mede geteekend
hadden. Immers de Hertog verklaart in al do stukken betrekkelijk deze zaak uitge-
vaardigd , dat hij alleen door de hulp der steden, abdijen en van het volk van
Braband uit de verlegenheid in welke hij zicii l)evond, is gered geworden. Nergens
wordt van den adel een woord gerept; en de Ridderstand was in dien tijd in Braband
tot zulk een verval geraakt, dat er naauwelijks vijftien adellijke Ridders geleld werden.
De sleden hadden toen het meeste aanzien en invloed, dewijl zij het rijkste en vermö-
gendste Avaren (1).
De jeugdige Hertog aanvaardde weldra zelf het bewind en deed zijne intrede in de
voornaamste sleden van Braband, wier voorregten hij vernieuwde en bekrachtigde (2). 1314
Hij begon zijne regering onder de ongelukkigste omstandigheden. Dadelijk vond hij
zich in een geschil met Graaf willem van Holland over het bezit der stad Mechelen
gewikkeld, welke weder onder het gebied des Bisschops van Luik geraakt was, die 1315
zijne reglen op haar aan den Graaf van Holland verkocht had. Ten hoogste mis-
haagde dit den Hertog van Braband, die, op grond van oude leenheersreglen, de 1310
slad van den Graaf lerugeischle, hetgeen geweigerd werd (3). Naauwelijks waren deze
(1) 1)e klerk, B. V. bl. 438—441. Haraeus, JnnaL ßrab. Τ. I. Λί'Α. XXXIIJ. ρ.
302-304.^ diviei's, lier. Br ab. Lib. XIV, ρ. 143, 144. Dewez, Hist. Gén. de la Bdg.
T. III. ρ. 2ϋΟ-2.32.
(2) Bitkess, Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV. p. 385. Preuves du Litr. IV. p. 147.
(3) v. iiecr5, Ilist. T. 's Uerlogenbosch. D. I. bl. 165, 170, 171.
24 *
-ocr page 140-140 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300—moeijelijkheden, die cenen openbaren oorlog dreigden, uit den weg geruimd, toen de
landplagen, welke in dien \xß. de IS eder landen teisterden, met zoo veel geweld in
band woedden, dat zij, naar men berekent, een derde gedeelte der bevolking wegraap-
ten (1). Te midden dezer ellende, w^erd de stad Tiel het slagtoffer van de geschillen
tusschen οττο van Buren en den Hertog van Braband (2). Eer deze nog geheel
(1) Magn. Chron. Belg. p. 316. Divaeds , lier. Brab. Lib. XV. p. 144. IUraeus, Annal
Brab. Lib. XXXIII. p. 305. Verg. hiervoor, bl. 53, 78, 114. De kleuk , een tijdgenoot, zegt:
'T Tolc was in soe groter noot,
En moclite vertellen man en gliecn; (dat niemand het kan verhalen.)
Want dat ghecarm ende dat gheween,
Dat men hoerde van den armen ,
Mochte enen steene ontfermen",
Daer si achter straten laghen
Met iammere ende met groten claghen ,
Ende swollen van honghere groot,
Ende bleven van armoeden doot,
Soe dat men re warp bi ghetale ,
In enen putte tenenmale,
Tsesticli ende oec mere.
Die derde plaghe (de pest), groot ende swacr,
Volghede na dit, int naeste jaer :
Dat was die sterfte, die swaerlike
Quam op arme ende op rike,
Dat niemant en was soe ghesont
Ui en ontsach hem tier stont
Van' der doot, des sijt ghewes.
Luttel ontghinc ieman des
iii en moeste grote siecheit liden
Van der socht (kAvade ziekte), ten selven tiden ,
Weder (hetzij) hi starf oft ghenas.
Men seide dat verstorven was
Van den volke dat derdendeel. ^
Danse, spele , sanc, al rivecl (feestelijk vermaak)
Wart aigheleeght in dezen daghen, ^
Van anite dat die liede saghen.
B. V. bl. 442—444.
(2) Zie hiervoor, bl. 78. Verg. de kxerk , B. V. bl. 446—449. Haraeüs , Annal. Brab. T. I.
Lib. XXXIII. p. 305. Bdtkers , Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV. p. 387 , 388.
m
DES VADERLANDS. 141·
vereffend waren, geraakte de Hertog in krijg met reinoud , Heer van Falkenlurg.
De dubbele keizerskeuze had lusscben den Graaf van GuUk, welke de zijde van
LODEwiJK. van Beijeren aankleefde, en den Heer van Falkenhurg, die zich aan
den kant van frederik van Oostenrijk, zijn bloedverwant, schaarde , onmin ver- 1318
wekt, welke ten laatste in eenen openbaren krijg ontaard was. Vak valkenburg , in
handen van den Graaf gevallen en op het slot te Niedeck, vijf mijlen van Gulik, in
enge gevangenis gehouden, had slechts zijne vrijheid tegen een groeten losprijs verwor-
ven ; en om dien te voldoen, zoowel zijne mannen als de onderdanen der omliggende
Vorsten, welke in zijne heerlijkheid goederen bezaten, zware lasten opgelegd. De
inwoners van Maastricht^ welke in deze laatste omstandigheid verkeerden, beklaag-
den zich daarover bij Hertog jan , welke den Heer van Valkmhurg, wien hij te ver-
geefs zijne onbillijke handelwijze had voorgehouden, den oorlog verklaarde. Hij trok
met eene groote krijgsmagt de Maas over, verwoestte het land van Falkenharg en
sloeg het beleg voor Sit tart, waar de landzaten zich met hunne kostbaarste goederen '
begeven hadden. De stad Λverd door eene sterke bezetting, onder aanvoering van ge-
oefende bevelhebbers, verdedigd en sloeg een hevigen doch ongeregelden aanval der bur- ^^ ^
gers van Leuven, Antwerpen , Mechelen en Breda moedig af. Het geweld der stormge- Oogst-
vaarten en het naderende gebrek aan levensmiddelen noodzaakten echter de belegerden,
onder voorwaarde van lijfsbehoud, tot do overgave. Het kasteel Heer Ie ^ vier mijlen van ^
Maastricht, volgde hun voorbeeld. Beide plaatsen werden door den Hertog bezet en maand,
hem kort daarna, bij een vredesverdrag door den Heer van Valkenburg afgestaan,
welke tevens plegtig beloofde, de inwoners van Maastricht niet weder te zullcii
moeijen (1).
Inmiddels waren tusschen Brahand en Holland geschillen over het Land van Reus-
den ontstaan. De Graaf van Holland maakte aanspraak op die heerlijkheid, dewijl
Graaf dirk van Kleef in twaalf honderd negentig al zijn regt daarop aan Graaf floris V
had overgedragen, van wien jaic , Heer van Heusden, dan ook dit zijn leen werkelijk
had verheven (2). Deze jan van Heusden echter, door Hertog jatt II van Brahand
uit zijne stad gedreven en in zijnen burg belegerd, had by zijn leenheer, toen jaw II
van Holland, geene bescherming vindende , zijn goed aan den overwinnaar opgedra-
gen. Aan de zyde van Holland, wilde men niet erkennen, dat het leen, als door
Holland verlaten of door weigering van bescherming bij den leenheer , verbeurd zou
(1) De kierk, B. V. bi. 449—460 , 465, Divaecs, Her. Brab. Lib. XIV. p. 145, 140. Ha-
raecs, Annal. Brab. Lib. XXXIIl. p. 306. Botkeks, Troph. d. Brab. T. 1. Ltv. IV'
p. 389 , 390.
(2) Mieris, Charlerb. v. Hall. D. I. bl. 505.
-ocr page 142-1300-
1339
142 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
zija, of dat de Hertog \an Brahand door de verovering meer dan het leenmanschap
onder Holland van jan van Beusden had kunnen verkrijgen. De Hertogen van Bra-
hand weerspraken dezen grond niet volstrekt, maar beweerden daartegen, dat de Gra-
ven van Kleef ^ toen zij als leenheeren van Reusden erkend werden en hun rpgt aan
Graaf floris afstonden, wegens dit goed leenmannen van Brahand waren (1)· De
Graaf van Kleef deelde mede in dat gevoelen (2). Intusschen had Graaf willem III
van Rolland de stad en heerlijkheid Reusden van den Heer van Sassenherg, Avelke
met sophia, do erfdochter van jan VIII, llcev van Reusden , gehuwd was en tevergeefs
beproefd had door den Hertog met dat goed beleend te worden, gekocht en hem
daarmede verleid (3). Om zich in het bezit daarvan te stellen , zond hij eenige krijgs-
benden in Reusden, welke den burg bestormden die door jan van der Relshout
voor den Hertog met zoo veel moed en beleid verdedigd werd, dat de aanvallers steeds
met groot verlies moesten aftrekken (4). Daar met geweld niets te winnen was, besloot
WILLEM de zaak aan de beslissing des Graven van Gulik te onderwerpen (δ). Het be-
twiste regt werd den Hertog van Brahand toegewezen, welke de stad en het land
van Reusden den Graaf van Kleef in leen opdroeg (6). Van sassenberg hierover ver-
bolgen, viel in Brahand en verbrandde Turnhout (7). Het schijnt, dat hiermede
die krijg geëindigd is. Het verschil tusschen den Hertog en den Graaf ν^τί Rolland over
eenige andere goederen, werd aan de uitspraak van zes scheidslieden overgelaten (8).
Het steeds toenemend aanzien en de magt der steden gaven aanleiding, dat vele
Heeren, om zich te handhaven, hunne steden den Landvorst opdroegen of verkochten,
ten einde daarmede weder door hem beleend te worden. Met dit doel stelde οττο , Heer
van Kuik en Revele, den Hertog van Brahand in het bezit der stad Grave en van al
hare voorregten. Hij ontving haar voor zich en zyne erfgenamen als een leen van
24 v.
Zomer-
maand
1323
(1) Bilderdijk , D. III. bl. 179. Verg. D. II. bl. 259, 260.
(2) Willems , Cod. Dipl. op de klerk , ρ, 759·
(3) De klerk, Β. V. bl. 462. vs. 1312—1323. ν. »jeris, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 192,
193, 194, 196, 197.
(4) De klbrk , B. V. bl. 462—464.
(5) v. mmi?,, Charterb. v. Roll. D. II. LI. 193. Hct besluit is van den 8 v. Lentemaand 1318.
(6) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 198.
(7) De klerk, B. V. bl. 464. vs. 1387. Doch divaecs, Her. Brab. Lib. XIV. p. 255, daraels,
Anml. Brab. Lib. XXXIII. p. 316, buteess, Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV. p. 419, brengen
deze vijandelijkheden in het jaar 1334.
(8) ν. mieris, Charterb. r. Roll. D. II. bl. 198.
-ocr page 143-DES VADERLANDS. 143·
Braband terug, waaraan zij thans voor altijd gehecht was. Het land Tan Kuik behield ^^^
hij echter als een leen van het Rijk*· (1). De aloude heerlijkheid Breda, welke Toor-
heen een gedeelte van het graafschap Strijën uitmaakte , werd insgelijks aan Braband
gehragt. Gerhard, Heer van Massegkem y gehuwd aan adehssk, erfdochter van filips,
Heer van Breda, verkocht deze heerlijkheid aan Hertog jan IU , welke er eenen Drost 1326'
aanstelde met vohnagt, om in zijnen naam de regering in al do plaatsen van dit
regtsgehied te veranderen, en de hoeten en geregtigheden in te vorderen (2).
Ondertusschen had reikoud van Valkenhurg het verdrag met Leti-ekking tot
Maastricht geschonden, doch was spoedig genoodzaakt geworden, zich aan den Her-
tog van Braband te onderwerpen, welke hem de stad Leuven tot kerker had aange-
wezen , waar hem bij dag vrijheid gelaten werd te gaan werwaarts hij begeerde. In
dien tijd was jaiï , Koning van Bohemen en Graaf van Luxemburg te Brussel geko-
men , om als zoon van Margaretha , dochter van Hertog jas I, een deel van Bra-
band voor zich te eischen. Men stelde hem bij monde van den Kanselier rogieä vom
Levedale, de onregtvaardigheid van zijnen eisch voor oogen, daar naar Brabandsch
landregt, de vrouwen sinds ondenkbare tijden van het erfregt verstoken geweest wa-
ren, zoolang er mannelijk oir bestond; en Margaretha zelve, aan >vie aanzienlijke
huwelijksgoederen waren toegewezen geworden, noch haar gemaal, Keizer hekdrik.
VII, ooit eene dergelijke aanspraak gemaakt hadden. Ten overvloede echter bood men
hem aan , eene vergadering van Edelen en regtsgelèerden bijeen te roepen, om bet
vraagstuk te onderzoeken en op te lossen. De Koning van jSoÄemen was hierover zoo weinig
tevreden, dat hij Brussel verliet met de bedreiging, dat hij met do wapenen zou
trachten te verwerven, Avat hem naar regten geweigerd werd. De Heer van alken-
burg van dezen onmin onderrigt, dacht zich dien ten nutle te maken en uit zijne
gevangenis te ontsnappen; doch men ontdekte zijn voornemen en voerde hem naar
Genappe in liechtenis. Na twee jaren enge opsluiting werd hij slechts geslaakt onder
voorwaarde van een en twintig duizend pond Tournois, voor welke de Bisschop van Luik en
de Graven van Holland en Gelre borg bleven, te zullen betalen , indien hij weder de wape-
nen tegen den Hertog opvatte of weigerde op diens bevel, in zijne gevangenis terug te
keercn. Toen do Heer van Falkenhurg deze verpligting aanging, konde zijn ge-
heimschrijver , welke do inborst en het geldgebrek zijns meesters kende, zich niet
wederhouden bij het opmaken van het verdrag te vragen, »Heer, wat doel gij ?
(1) v. mieris, Charterb. ν. lïoll. D. II. bi. 319. Büteers , Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV,
p. 395, 39G.
(2) Bdtkem, Troph. d. Brab. T. 1. Liv, IV. p. 398, 399 , 400. Verg. κοκ, Faderl. fp'oor-
denb. D. VIII. bl. 955, 950.
144 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1300— Will gij u dan geheel in het verderf storten ? Gij zijt immers zeker niet Toornemens
uw woord te houden, en hebt niet de middelen, om uwe borgen te bevredigen."
»Schrijf maar voort," was het onbeschaamde antwoord, » schrijf maar voort; indien gij
mij door dit geschrift van hier kunt helpen, zult gij mij eene groole dienst beAvezen
hebben. Bekommer u niet om het overige." Hij verbrak dan ook spoedig trouw en gelofte ,
en hervatte op aansporing des Konings λίχπ Bohemen, die zich met kracht ten krijg te-
gen Brahand toerustte , zijne strooperijen en vijandehjidieden op het grondgebied van
Maastricht. Hertog jan , die insgelijks groote toebereidselen tot den oorlog gemaakt
1327 had, trok onmiddellyk do Maas over en sloeg het beleg voor den wclverstcrkten burg en
stad Falkenhiirg. Zonder gevolg Avas de belegering negen weken voortgezet, toen do
Hertog, om de stad te bedwingen, eenen dijk in de Geule ^ welke er doorstroomt, het
werpen. liet water, hierdoor in zijnen loop gestuit, overstroomde de stad en noodzaakte
de inwoners naar den burg te vlugten, welke op eene hoogte lag, doch te klein
was om hen allen op te nemen. En nu ware de overgave onvermijdelijk geweest, indien
niet de Koning van Bohemen behendig den slag had afgeweerd. Door tusschenkomst des
Graven van GtiUk verzoende hij zich met Hertog jak en sloot te Rode een verdrag,
waarbij hem tegen eenen bepaalden tijd, de beshssing der geschillen van den Hertog
met den Heer van Valkenhiirg werd overgelaten, terwijl ondertusschen de versterkin-
gen van Valkenhurg geslecht zouden worden. Van het eene noch het andere kwam iets.
De Koning had zijn doel bereikt; en indien niet de muren van Valkenburg door een
zoon des Heeren van Heinshergen, welke met die stad in onmin was, bij eenen vijan-
delijken inval met den grond gelijk gemaakt waren, zou hij welligt niet tot eene za-
menkomst met den Hertog van Brahand te Nivelle besloten hebben, om de ver-
1328 schilpunten te vereffenen. Hier echter verklaarde hij , dat de wallen van F alken-
hiirg moesten hersteld Avorden, eer hij naar eenig ander voorstel zoude hooren. Dit
verwekte eene hevige woordenwissehng; beleedigingen Averden door beléedigingen be-
antwoord , en de bijeenkomst eindigde met eene wederzydsche oorlogsverklaring. In
Jiet begin van de lente des volgenden jaars trok de Hertog de Maas over en bele-
gerde het slot F alkenhiirg, waar waleram , de zoon van reinoud , het bevel voerde.
9 Y. Na negen Aveken gaf de bezetting zich over onder voorwaarde van lijfsbehoud, doch
slot werd geslecht (1).
Do Koning van Bohemen begaf zich inmiddels naar Frankrijk , waar hij te ver-
geefs trachtte Koning filips tegen Brahand in de wapenen te brengen. Slechts
!
(1) De klerk , B. V. bl. 465—487. Divaeüs , Rer. Brab, Lib. XIV. p. 146~14U. Haraeus ,
Annal Brab. T. I. Lib. XXXIU. p. 306, 307, 309-311. Butkess, Troph. d. Brab. T. I.
Liv. IV. p. 329—401. Verg. dewez , Hist. Gén. de la Belg. T. III. ρ. '252—256.
DES VADERLANDS. 145·
1339
De Fransclie gezanten werden te Brussel
REijfOüD van Falkenhirg op te treden,
op de eerTolste -wijze ontvangen en met de Terzekering terug gezonden, dat geene
Teroveringszucht maar alleen de bescherming zijner onderdanen tegen een trouwloozen
Tyand, den Hertog genoodzaakt had de wapenen op te vatten, weshalve men den Ko-
ning verzocht, zieh niet met dien knjg te moeijen. Filips gevoelde zich hierdoor ge-
krenkt ; en de vlugt van hobert van Artois naar Braband bood hem cene gele-
genheid aan, zijnen wrok te openbaren. Hij nam ten hoogste euvel op, dat de
Hertog, welke van hem geheel onafhankelijk was, den vlugteling weigerde uit te le-
veren; en zijn goud en de listen des Konings van Bohemen bragten twintig der
magtigste omliggende Vorsten en Heeren tegen Brahand in do wapenen, 's Hertogs stand- 1332
vastigheid en moed in dit hagchelijk tijdsgewricht, de vredesgezindheid des Graven
van Holland en het vertrek van robert van Artois, dio uit eigen beweging en als
een koopman vermomd, zich uit Brahand naar Engeland begeven had , stemden den
Koning van Frankrijk tot vrede, welke te Compiegne gesloten en waarbij tevens een
huwelijk tusschen 's Konings dochter maria, en jaït, zoon des Hertogs, bepaald werd (1).
Toen zich kort daarna de bondgenooten op nieuw tegen Brahand vereenigden, was
het weder de Kom'ng van Frankrijk, welke als middelaar optrad. Na vele onderhan-
delingen verbleef de heerlijkheid Hemden aan den Hertog, welke daarentegen Tiet en
eenige andere plaatsen aan den .Graaf van Ge^re afstond (2). Met betrekking lol ilfec/iê- ^133ίΓ
len, kwamen JAK van Brahand en do Graaf van Vlaanderen overeen, dat zij en
hunne nakomelingen, die stad met haren omtrek in het gemeen en op dien voet zou-
den bezitten, als de Bisschop van Luik en Margaretha van Gelre dio bezeten had-
den ; de Hertog echter zou zijn aandeel van den Graaf, en deze het zijne van den
Hertog in leen houden. De inkomsten zouden gelijkelijk verdeeld en de schout nevens de
regeringsleden, uit beider naam aangesteld worden. Geen van beide mögt zonder toestemming·
des anderen, kasteden of versterkingen binnen de stad of haren omtrek opwerpen (3).
(1) Zie hiervoor, bl. 99, 100- Voeg bij de aldaar aangehaalde schrijvers, bitkeüs, Troph, d,
nrab. T. I. Liv. IV. p. 403-405.
(2) Zie hiervoor, hl 100—103. Verg. botrb-ïs , Troph. d. Brak T. L Liv. IV. p. 400—410,
419. Preuves, p. 166—174. Dewez, Hist. Gén. de'la Belg. T. 111. p. 201—2ββ.
konde hij dien Vorst bewegen, om als Tredesbemiddelaar lusschen Hertog jaiï en l^^O
ir
ί
(3) Divaeps, Rer. Brah. lih. XIV. p. 1.50. IIaraeis, dnnal. Brak T. I. lik Χ.ΧΧίΠ. p.318.
19
IL deel. 2 stl'k.
-ocr page 146-VAIi DE
VERHEFFING VAN GELRE TOT EEN HERTOGDOM,
j tot op
WILLEM V, DEN EERSTEN GRAAF VAN HOLLAND EN ZEELAND UIT HET
1339— Holland en. Zeeland. Willem IV had zich reeds met roem in de wapenen onder-
^^^^ scheiden en twee veldloglen legen de ongeloovige Pruissen in Duitschland bijge-
woond , toen liij zijnen yader in het grafelijk bewind over Holland en Henegouwen
opYolgde (1). Men verhaalt, dat liij ook tegen de Saracenen in Spanje en in Pales-
tina gestreden heeft (2). Het is echter meer dan Avaarschijnlijk, dat men hem met
zijnen Oom, jan van Jlenegoiiwen, Heer van Beaumont verwart, welke inderdaad in
(1) Zie hiervoor, bi. 44, 45. Magn. Chron. Belg. p. 307. J. a. létdis , Chron. Belg. Lib. XXVIL c. 27.
p. 256. Fragm. Vet. Chron. p. 62. in ηαττπλει Analect. T. I. Wagexaar , D. III. bi. 237, besluit, naar aan-
leiding van wanEUiüS PROCURATOR, p. 707, dat WILLEMIV naauwelijks nefjentien jaren konde bereikt licb-
Jjen, toen bij in 1337 bet bewind aanvaardde. Hij moet ecbter boojjst waarschijnlijk veel ouder zijn getveest.
Immers tien jaren vroeger , in 1327, werd hem reeds door zijnen vader , \velkc naar Italië wilde trekken,
liet bestuur des lands opgedragen, en het is niet denkelijk , dat men dit aan een kind van acht
of negen jaren zou toevertrouwd hebben, "evenmin als dat de Koning van Franhrijk in dat zelfde
jaar, zulk een jeugdigen knaap op bet slagveld bij liasselberg tot Ridder zou geslagen hebben.
Zie hiervoor, bl. 44, 45. In 1331 trad bij in den echt met johaksa van Braband. Wiliielhcs i-ro-
cüKATOR, p. 712. En op dien tijd kou hij echter, naar deze berekening, slechts dertien jaren oud
geweest zijn. In plaats van XII, zal men alzoo XXII bij Wilhelmus procurator , op het jaar 1330,
p. 707, moeten lezen. Dit verkrijgt nog een hooger graad van zekerheid, wanneer men bedenkt,
dat willem III in 1305 met Johanna van Valais, de moeder van willem IV , gehuwd was. Zie
hiervoor, bl. 34.
(2) J. k. ietdis, Chron, Belg: Lib. XXVilI. c. 2. p. 200. Jlet GoiMi, Kron. hl. 101.
Iii
ϋΐ!
DES VADERLANDS. 147·
dertienhonderd dertien eenen logt naar Spanje ondernomen Iiad (l). Zoodra liij de regering 1339--
liad aanvaard, sloot bij een nieuw verbond met Koning eduard ydiuEngeland ^ nagenoeg
op denzelfden voet als de overeenkomst, welke hij bij het leven zijns vaders, weinig we-
ken te voren, met dien Vorst had aangegaan (2). Thans belooft hij » eduard , zoo
deze Koning van Duitschland of Rijks-stedehouder wierd , bij Ie staan en te helpen
met duizend geharnaste mannen, die op 'sKonings kosten in Neder-Duitsehland
[Ie marche de la Basse jillemaigne) zouden dienen, elk tegen vijftien Florentijnsche
guldens soldij ter maand. De Graaf zou van den Koning tweemaal honderd duizend
Florentijnsche guldens, of dertig duizend pond sterling ontvangen; en indien de Ko-
ning van Frankrijk, of een ander ten behoeve van dien Vorst, hem den oorlog aan-
deed, zou hij nog duizend man, voor 'sKonings rekening, mogen werven. Eduard
zou niet zonder 's Graven toestemming vrede sluiten, ten minste niet lot nadeel van
dil verdrag. Ilij beloofde, gedurende den oorlog, 's Graven gevangenen te lossen en
de verminkte of gedoode paarden lo betalen. Voor do onderhouding en nakoming
van ilat alles verbond hij al zijne roerende en onroerende goederen (3)" .Ofschoon edu- 12r.
Λ KI) den Hertog van Brahand en andere Nederlandsche Vorsten op gelijke Avijze voor '
zicli gewonnen, en hij zelf do waardigheid van algemeenen Stedehouder des Rijks ver-
worven had , verklaarden zij zich echter niet openlijk legen Frankrijk, toen hij met 1338
zijne vloot te Antwerpen gekomen was (4). Op de bijeenkomst lo Halle in Rene-
^ouicen , waar ook Graaf avillem IV en zijn Oom , de Heer van Beaumont, zich be-
vonden , besloot men zelfs eenparig, »dat eduard niet bijgestaan konde worden, zoo
niet de Keizer in het verbond betrokken werd en hij den bondgenoolen, als leden
des Rijks, bevel gaf, om Frankrijk den oorlog aan Ie doen (5).'' Eduard werd
hierop door den Keizer lot zoon aangenomen en in het Rijksstedehouderschap nader be-
vesfigd , met magt om de leden des Rijks in de wapenen te brengen, regt uit lo
oefenen en geld te munten in 's Keizers naam (0). De sleden, wier onwilligheid
(1) wilhelmcs rnoccuator, p. 712. AVagehaar, D. lil. bl. 249, wien bildehdijk voljjt, D. Iii.
hl. 1Π. Willems gewaande to^jt naar Spanje en Jeruzalem wordt door j. a. leydis , Chroii.
Jhlg. Lih, XXVIII. c. 2, in 1338 geplaatst, maar toen Λναβ hij in den krijg tusschen Frankrijk
cn Engeland betrokken. Zie wage^aar , 1. a. p. Van wijs op wacenaar , St, UI. bl. 57.
(2) Zie hiervoor, bl. 47.
(3) V. HiEsis, Charter!}, t. Holl. D. II. bl. 594.
(4) Zie hiervoor, bl. 105—107.
(5) Wagesaar , D. III. bl. 240.
(β) Froissabt, T. I. feuillet 20. Verg. hiervoor, hl, 107. Dat edüard reeds het jaar tevoren tot
Stedehouder des Rijks was aangcitcld, Jjlijkt onwcdergprekclijk uit een celit staatsstuk van dien tijd,
I
148 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
■ om (Ie Graven buiten 's lands te dienen meer dan eens gebleken was, ontvingen een
keizerlijk bevel, Graaf willem ter heirvaart tegen Frankrijk te volgen (1). Teregt
wordt dit als een der klaarste blijken beschouwd, Α,οί Holland als een lid des Duit-
sclien Rijks werd aangemerkt, hetgeen dikwerf is bestreden geworden (2). Des Kei-
zers brief aan de regering van Haarlem, uit Frankfort gedagteekend, is nog aan-
Avezig en van dezen inhoud: » lodewijk , door Gods genade , Iloomsch Keizer, altijd
»Vermeerderaar des Rijks, aan de voorzienige mannen, de Burgemeesteren [Magis-
» trz's) , Schepenen en Raden der stad Haarlem , zijne ('s Keizers) genade en alles goeds I
» Daar wij met brieven onzer Majesteit, den edelen willem , Graaf van Holland, gunstiglijk
» aangeschreven hebben, dat hij , ter bevordering van do regten des Rijks, nevens ons,
» een goed aantal volks in de wapenen brenge tegen filips , die zich als Koning van
Frankrijk gedraagt, zoo bevelen en vermanen wij ulieden op het ernstigste, en bij
» de trouw die gij ons en den Rijke schuldig zijt, dat gij zorg draagt nw aantal geΛτa-
» pende mannen op de been te brengen, en u met hen bij het leger van genoem-
» den Graaf willem te voegen. Gij kunt u verzekerd houden, dat wij uwen ijver
»hierin betoond, ons geheel leven door voor oogen zullen hebben (3)."
Na vele onderhandelingen met de bondgenooten, gelukte het eduar» eindelijk de
krijgstoerustingen met nadruk te kunnen voortzetten (4). Hij beloofde Graaf willem
schadeloosstelling wegens hetgeen deze te zijnen behoeve, ter verdediging van de regten
1389-
1354
20
ImSid Rijks, binnen de grenzen van het Rijk zelf, verrigten zou (5). Ondertusschen
J339 was do veldtogt met het beleg der stad Kaïnerijk geopend, welke do Franschen,
nevens het grondgebied, vóór eenigen tijd bezet hadden. De belegering was met
vele moeijelijkheden gepaard, en eduard , wien de verovering van Frankrijk meer
dan het herwinnen van de plaatsen , die aan het Rijk behoorden ter harte ging, werd
te rade haar op te breken , en in Picardi'é te rukken. Graaf willem echter, die slechts
verphgt Avas het Rijk m^Neder-Duitschland dienen, weigerde h^m naar FrawÄrt/Ä
bij HiJHOFF, Gedenkio. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I, Oork. bl. 361. Mij kon thans deihalve
slechts in die \vaardigheid nader bevestigd worden. Wagehaar, D. lil. bl. 240, heeft dit alzoo,
op gezag van troissart, niet juist voorgesteld, en wordt Iiierin ook weder door bilderduk,
D. III. 1)1. 112, gevolgd.
(1) Verg. BiLDERDijK, D. III. bl. 112.
(2) Wagenaau, B. III. bl. 244, 245. Verg. Al^.. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. I. bl. 16.
(3) de beka, p. 115. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib, XXVIII. c, 3. p.260. v. mieris, Charterh.
t. IlolL D. IL bl. 613.
(4) Ziehiervoox·, bl. 108, 109.
(5) v, MIERIS^ Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 622.
ϋ.
DES VADERLANDS. 1191·
to volgen (1). Uit spijt en \\Taak, Toerde nu de Koning van Engeland zijn leger 1339—
door EcnegouiDen en spaarde dit gewest, ondanks zyne belofte, zoo weinig op dien
togt, dat willem zich met vijfhonderd speerruiters Ly filips te Viroufosse voegde.
Hier zou een hoofdtreffen het pleit beslissen, doch de beide Koningen trokken af,
ionder elkander slag te leveren. Eduajrd plunderde en verbrandde eenige dorpen, en
keerde, na een vergeefschen aanval op het ύχλ Honnecourt ^ ndJii Engeland terug (2).
Kamerijh en het Kamerijksche waren ondertusschen in de magt der Franschen ge-
bleven. Keizer lodewijk: gelastte derhalve den Rijksvorsten, en onder deze den Graaf
van Ilenegouwen en liollatidf de Kamerijkers als vijanden en weerspannelingen te 25 τ.
behandelen, aan to vallen en zoo veel mogelijk te benadeelen (3). Dit bevel
opgevolgd. Immers beklaagde zich do Bisschop van Kamerijk bij Koning filrts, 1340
dat de Henegouwers meer dan eenige andere benden, vijandelijkheden pleegden en
zijn gebied afliepen (4). Op last van den Franschen Vorst viel de bezetting
van Kamerijk in Henegouwen, verraste het Treedzame stadje Ilaspre en legde
het in kolen. Willem snelde, op dit berigt, uit Valenciennes derwaarts, doch
de aanvallers Λvaren reeds teruggetrokken (5). Nu riep hij eenen raad van Edelen,
Ridders en waarschijnlijk ook van de afgevaardigden der sleden uit Henegouwen,
Hólland en Zeeland, to Bergen in Henegouwen , welke eenparig besloot,
Frankrijk den oorlog to verklaren. Koning filips bekommerde zich hierover zoo
weinig, dat hij 's Graven afgezant, den Abt van St. Crespin, ten antwoord gaf: » Mijn
neef is een beleedigende gek, die zijn best doet om alles in vuur en vlam te zetten (6)."
(1) Kroissabt, T. I. feuillet 20. v. weris, Charterb. ν. Holl, D.II. bl. 620 , 621.
(2) FßoissAKT, T. I. ieuillet 20—24. J. IIocskmiüs aangehaald door scriveuids , Chron. v. Holl,,
Zeel, en Friesl. bl. 295.
(3) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. 11. bl. 632.
(4) fnomsirt, T. I. feuillet 25. Verg. de klerk, B. V. bl. 555, 558.
(5) Froissart, T. I. feuillet 25 , 26. WAeEMAß, D. III. bl. 246, heeft deze zaak onjuist voorge-
dragen; en BiLDERDiJK, D. III, bl. 113, volgt, gelijk gewoonlijk, de getaigenis van dien ge-
schiedschrijver , zonder zelf de bronnen le raadplegen. Immers bevond zich Graai willek op dat
pas niet bij het Flansche leger, maar le Falencicnnes; eu het blijkt volstrekt niet, dat de inwonen
van ilaspre in het Kamerijksche gevallen waren. Uit fkoissart zou men veeleer tot het tegenover-
gestelde besluiten.
(6) Froissart , T. I. leuillet 26. var wijk , Naleez, op de Vadert. Hist. bl. 177, meent dat
Graaf millem den Koning tot een tweegevecht liet uitdagen , en daarop dit honende antwoord ont-
ving. Wij zouden echter liever met wagenaar onder » lettres et dejjiancea escripten et scelléea du
conté et de tous les barons et Chevaliers du pays eene oorlogsverklaring dan eene uitdaging verstaan.
150 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
- De verbitterde willem nu viel in Frankrijk en veroverde Daiihenton en Thierache. Do
Fransclien rukten hierop onder den Hertog van Νormandië plunderende en verdelgende
in Henegouwen, terwijl Graaf willem zich om onderstand naar Engeland en Diiitsch-
land begeven, en het bewind zijnen Oom jan 'van Beaumont in handen gesteld
had. Thun-VEveque, eene kleine doch sterke stad tusschen Kamerijk en Bouchain ,
Avelke de Henegouwers bij verrassing hadden ingenomen, werd belegerd en de bezet-
ting, na den dappersten en hardnekkigsten tegenstand , tot een verdrag genoodzaakt.
Men sloot een wapenstilstand van veertien dagen; na verloop van dien tijd zou de plaats
weder aan do Eranschen overgaan , indien Graaf willem niet tot haar ontzet opdaagde.
De belegerden verwittigden jan van Beamnont van hunnen toestand; maar willém
kwam te goeder uur terug en spoedde zich aan het hoofd van eene talrijke leger-
magt te hunner hulpe. De Graaf van Namen met twee honderd lansen , de Hertog
van Brahand met zeshonderd ruiters, de Hertog van Gelre, de Graaf van den Berg,
de Heer van Valkenburg en een groot aantal Heeren en gewapende mannen uit Z^wiVic/i-
land voegden zich bij hem. Het Fransche heir was niet minder talrijk dan dat van
WILLEM en had zich daarenboven op zulk een voordeehg punt nedergeslagen, dat het
moeijelijk zou geweest zijn het tot een gevecht te noodzaken. En echter moest deze le-
gerplaats bemagtigd worden, wilde men de stad ontzetten. De voornaamste bevelhe]>-
}>crs, in 's Graven tent bijeengeroepen om hierover te beraadslagen, vonden de zaak
ondoenlijk. "Willem nam derhalve zijne toevlugt tot een ander phn. Hij zond eene
sterke bende krijgsvolk onder bevel van jan van Boissy , in vaartuigen de Schelde
op, met last de belegerde stad zoo veel mogelijk te naderen en den vijand bezig te
houden, ten einde aan de bezetting tijd en gelegenheid te verschaflen do plaats te ver-
laten zonder dat de belegeraars dit bemerkten. Do list gelukte. Boissy kweet zich van
zijne taak met evenveel beleid als moed; want terwijl hij de vijanden op verschillende
punten door kleine schermutselingen bezig hield, verlieten de belegerden de stad en
wierpen zich in de vaartuigen, welke op hen wachtten. Aan den anderen oever Averden
zij ontvangen, en bereikten gelukkig de legerplaats des Graven van Holland, welke
hen op die wijze ontving als hunne trouw en dapperheid verdienden (1).
1339-
1354
De krijgsbenden der Franschen en die van Graaf willem waren slechts door do Schelde
van elkander gescheiden; de eersten verwoestten Oosteroant, de laatslen het gebietl
van Kamerijk. Do Graaf wachtte op jagob van Artevelde, en toen deze zich met
een groot aantal gewapende Vlamingen bij hem gevoegd! had, bood hij den Hertog van
JSormandië eenen veldslag aan, welke dien weigerde. Dit aan vrees toeschrijvende,
ontvonkte het slechts te meer zijnen strijdlust. In eene bijeenkomst van de opperhoofden
(1) Froissart , T. I. ieuillct 26-30.
-ocr page 151-ΙΓ)1
der bondgenoolen verklaarde echter de Hertog van Brahand zieh tegen elke slagleve- 1339—
ring, zoolang de Kouing van Engeland, dien men elk oogenblik verwachtte , niet ge-
komen Avas. »Wij hebben hem trouw, liefde en hulp beloofd," zeidc hij. »Indien
wij thans slag leveren, en het geluk ons tegen is, zal hij geen steun bij ons vin-
den en eene vergeefsche reis gedaan hebben. Indien wij daarentegen de zege be-
halen, zal hij er ons geenen dank voor weten. Wij kunnen dus, naar mijn inzien,
zonder hem, die de opperbevelhebber is van dezen krijg, geen slag leveren. Ik raad u
<lerhalve , schoonzoon , van hier te vertrekken waar gij tot uwe zeer groote kosten vertoeft.
Laat elk zich naar zijne plaats begeven , Avant binnen tien dagen zult gij berigten van den
Engelschen Koning ontvangen." De meeste Heeren gedroegen zich naar dien raad.
Willem echter bood door den Heer van Beaumont op nieuw den Koning van Frank"
rijk den slag aan. )>Z.eg uwen Meester," was het antwoord, »dat wij hem in dien
staat willen laten, in welken wij hem tot heden toe gehopden hebben. Wanneer het
ons goeddunkt, zullen wij in Henegouwen voorttrekken en het geheele gewest in vuur
«n vlam zeilen (1)."
Gelijk de Hertog van Brahand voorspeld had , verscheen weldra de Koning van jÉJ/i^e-„24 v.
, O u Zomcr-
land met eene talrijke , sterk bemande vloot, welke in hel Zwin over do Franschc maand
scheepsmagt eeno volkomene overwinning behaalde (2). Kort daarna riep eduard zijne ^^^^^
bondgenoolen, onder welke nu weder Graafwillem behoorde, te Vilßoorden bijeen,
waar eenparig lol het beleg van Doornik besloten werd. Spoedig zag zich die stad
door een heir van meer dan honderd en twintig duizend man , bij welke Graaf Wil-
lem zich met al zijne ruiterij en een groot gelal Hollanders en Zeeuwen gevoegd had,
aan alle kanten omsingeld. Het beleg was langdurig; en Graaf willem veroverde mid-
delerwijl Morlaigne, St. Amand en eenige andere plaatsen. Eindelijk zouden hon-
gersnood en gebrek Doornik lol overgave gedwongen hebben, indien niet de Koning 20v.
van Frankrijk de tusschenkomst zijner zuster jOHAnrprA van Valoia , Gravin-weduwe Hcrist-
yan Holland, had ingeroepen , wie het gelukte een bestand voor twaalf maanden te
bewerken, hetwelk sedert tot twee jaren verlengd werd (3).
(1) Froissart, T. I. fcuillct 30, 31.
(2) de klerk, Bra&. Τ eest. B. V. bl. 564. FiioïssAnx, T. I. ftuillet 3J. MEums, Jnnat.
Flandr. Lih. XII. p. 141.
(3) Froissart , T. I. ieuillet 32—38. Verg. «ver dezen krijg de klerk , Brak Τ eest, B. V.
y. 552—569, Meijercs, Annal Flandr, Lih, XII. p. 138—144. d'oudegiierst , Chron, et ^nnal.
de flandr, Ch. 157—1 GO. Dmm, lier, Brah. Lib, XIV. p. 157—100, welke echter ia hetvcr-
liaal van den loop der gebeurtenissen cn in het mcdcdeelen van ccnige bijzonderheden, van frois-
sart , wicn hier gevolgd hebben, verscliilleu, ψ
152 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
Graaf willem , welke nimmer rusten konde, ondernam thans eene bedevaart naar
Jeruzalem. Hij trok door Frankrijk ^ Zwitserland en Ilali'è ^ ging met zijnen
stoet te Veneti'è scheep op twee galeijën, kwam te Cjjprus en vertrok van hier met
slechts weinige Ridders, allen in matrozengewaad vermomd , by nacht uit vrees voor de
ongelooTigen, naar Syrië en voorts naar het H. Graf. Daar zijne gebeden gestort
hebbende , keerde hij langs denzelfden weg naar Fenetië terug , en trok door Duitsch-
land naar Pruissen (1). Sinds eene eeuw hadden zich hier de Ridders der Duitsche
Orde, ter verdediging en bescherming van het Christelijk geloof gevestigd (2). De
strijd met de nog heidensche inwoners en Litthauers duurde steeds voort, en lokten van
tijd tot tyd uit alle gewesten van het Christelijk Europa Vorsten en Ridders, deels
uit godsdienstyver, deels uit strijdlust of begeerte naar krijgsroem derwaarts (3). Thans
verleende Graaf willem den Duitschen Ridders op nieuw zijne hulp, terwijl de Heer
van Beaumont als stedehouder, het bewind voerde over Henegouwen, Holland
en Zeeland Kort na zijne terugkomst gaf hij een groot Ridderfeest in den Haag,
hetwelk reeds in Pruissen door Herauten was aangekondigd, waar eene menigte van
vrouwen, jonkvrouwen, Ridders en knapen eenige dagen prachtig en rijkelijk onthaald
werden (5). Na weinige maanden keerde hy weder uviixi Pruissen ^ omringd door in- en
(1) de jokge, Ferh, over de Hoeksche en Kabeljaawsche Twisten, bi. 34, en niet va»
■\MJNj gelijk biiderdijk zcgt, heeft dien togt uit de grafelijke rekeningen medegedeeld. Willem
liad den 9den van Grasmaand 1343 nog eenen briet uit den Jlaag gedagteekend (v. mieris ,
Charterb. ν. ΠοΙΙ. D. Π. bl. 677), en een andere brief is door hem den 18 v. Slaglmaand daar-
aanvolgende uit dezelide plaats gegeven (v. mieris, D. Π. bi. 684); zijn togt naar Palestina cn
Pruissen moet alzoo in die tijdruimte gesteld worden. De jorge teekent aan , dat de Graaf den
8 van Oogstmaand 1343 vertrok en in 1344 terugkeerde. Doch, gelijk uit den aangebaalden
brief bij vak mieris blijkt, bevond willeh zich reeds in Slagtmaand 1343 weder in den Haag,
Hij zou alzoo binnen drie maanden deze groote reis afgelegd hebben! —
(2) Chron. Ordin. Eq. Teut. c. CV. in mattdaei Analect. T. V. p. 690.
(3) Bilderdijk. D. m. bl. 113, 114.
(4) van mieris, Charterb. v. Holl. D. IL bl. 679.
(5) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIII. c. 9. Goudsc/t. Kron. bl. 101. De jonge , Ferh, over de
H, en K. Ttvisten, bl. 35. Om een denkbeeld te gCTcn van de groote uitgaven, alleen wat de
mondbehoeften betreft, welke dergelijke feesten veroorzaakten, teekent de jonge uit de grafelijke
rekeningen aan, dat men in de vijf dagen, Avelke dit feest duurde, gebruikte 72J- aam Rhijnwijn,
39 aam wijn yan St. Jan, 45 vaten Hamburger bier, 54 koeijen j 42 varkens j twee tvilde ossen
een hert, uten houte tan Haerlem.
1339—
1354
1343
25—29
van
Grasm.
1344
DES VADERLANDS. 153·
uillandsclie Ridders, \velke op zijne kosten den togt bijwoonden (1). Naar eenigen ver-
spreidde liij schrik en verderf onder de ongeloovigen (2) ; naar anderen echter, M'ees de
Grootmeester der Diiitsche orde, πεγγοκικ: van Arsherg, wien het gelukt was de Lit-
thauwers en hunne bondgenooten , de Russen , te verslaan , den bijstand des Graafs van de
hand, hetgeen de Ridders zoo euvel opnamen, dat hij deswege werd afgezet (3). -
Willem nam den terugtogt uit Duitschland over Keulen. Men wil, dat hem daar
door de Keurvorsten de keizerlijke waardigheid werd aangeboden, welke hij echter
weigerde aan te nemen (4). Er wordt insgelijks verhaald, dat hy vroeger evenzeer
den voorslag yan Keizer lodewijk, om Holland tot een hertogdom te verheilen, had
afgewezen (5).
(1) de bera, ρ. 118. J. α. LEYDis, Chron. Belg, Lib, XXVIII. c. 11. p. 255. Oude JIollDiv.
Kron. Div. XXIII. c. 9. de jonge, Verh. over de JI. en K. Twisten, bl. 36. Bildebdijk, D.ΙΠ.
bi. 113, 114, bespot wagenaar, welke meende, dat de )> zucht "voor den koophandel, die tiit deze
landen op de Oostzee gedreven werdonzen Graat' naar Pruisscn gevoerd had. Ook wij geloovcn ,
dat andere beweegredenen den Graaf bestuurd liebben. De Oostzeehandel cchier Avas hem gansch
niet onversclullig, en er bestaat een brief van den 22 van Bloeimaand 1340, in welken hij de
kooplieden van Pmissen in zijne bescherming neemt. v. mieris, Charterb. ν, Moll. D.II. bl. 637.
(2) Oude Holl. Div. Kron. t. a. p.
(3) Chron. Eq. Ordin. Teuton. c. 115. p. 779. Albertos argentikepïsis ad annum 3345,
p. 131, aangehaald, door scriveriüS, Chron. ν. Holl. Zeel, cn VriesL bl. 295, en wageäaak,
}). III. bl. 254.
(4) J. A. LETDJs, Chron. Belg. Lth. XXVIII. c. 11. p. 255. Oiide Holl. JMv. Kron. Div,
XXIII. c. 11.
(5) Yelüesaar , Chrou. v. Holl. bl. 78 j of wel het Cron. de Holt, in matthaei Analcct. T. V.
j), 557. Verg. buderduk , D. III. bl. 115, welke echter hier weder geheel het spoor bijster is, en
üj) de groike geschiedkundige ièilen voortredeneert. Immers was ·ννϋίΕΜ IV reeds, gesneuveld, toen
de Paus in 1346 (niet 1246) eene bul van afzelting legen Keizer loüewijk uitvaardigde, en dezen
Vorst in karel, Koning van Bohemen, kleinzoon van Keizer uekdrie VII, een tegenkeizcr werd in
<1cn weg gesteld. De verheffing van Gelre lot Hertogdom was reeds in 1339 gescliied, en aan Graaf
willem twee of drie jaren later, volgens veldes aar, den Hertogstitel aangeboden j beide waren alzoo
niet, gelijk bilderdhk beweert, » de gevolgen van de engte, in welke de pauselijke bul den Keizer
in 1346 gcbragt had.'' Even weinig moest hij beweren , dat Graaf willes» den titel van Hertog af-
.sloeg, )) omdat zijne macht en aanzien zoodanig was, dat hij, die buiten s' lands den naam had
van Meester van alle soldaten cn llegent van alle Vorsten te zijn, door dien titel daar niets aan
winnen kon," want niet Willem ÏV, maar zijn vader willem III, had dien naam gevoerd. Zie
hiervoor, bl. 49. v. kampe.-ï wil veeleer het weigeren der keizerlijke cn hertogelijke waardigheid in
wjiLEM IV, aan het geldgebrek van dien Vorst en aan de schalden in welke bij gedompeld was,
toegeschreven hebben. Vaderl, Karcihterk. D. I. bl, 152,
Π. deel. 2 stuk. 20 i
, f
Ι-ί
154 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
IVaauwelijks uit Pruissen wedergekeerd, valte hij de wapens tegen Utrecht op. De
oorzaak hiervan ontsproot hoogstwaarschijnlijk uit het ziglbaar streven des BisschopsjAN
van Arkel, om het Slicht van de afhankelijkheid aan Holland te ontslaan (1). De
kostbare togten naar Frankrijk en Pruissen liadden ondertusschen 's Graven schatkist
uitgeput. Om de onkosten van den Slichtschen krijg te bestrijden, leende hij eene
geldsom van welke de jaarlijksche rente drie honderd pond zware of groote Tournois
bedroeg. Do Hollandsche en Zeeuwsche sleden bleven borg voor deze rente of namen
aan die te betalen, onder voorwaarde, dat de Graaf dit geld niet dan lot den Utrecht-
schen oorlog bezigen, en geene nieuwe bede eischen zou vóór dat deze schuld was af-
gelost. Hij moest daarenboven aan onderscheidene steden eone groole menigte lollen,
visscherijen, tienden, lente- en herfslbeden, nevens vele andere inkomsten aanwijzen en
verpanden. Zijne ontvangers zouden de opbrengst van dit alles ten behoeve dier sleden
en builen hare kosten , innen en do jaarlijksche renten er uit voldoen. Bij gebreke daar-
van mogten de steden zelve de handen aan de goederen slaan en deze, ter bekoming ha-
rer jaarrenten, verpachten en inbeuren, zonder dat zij daardoor eenigen ondank bij den
Graaf of zijne nakomelingen zouden behalen, met uitdrukkelijk verlof van zich onder-
ling Ie mogen verbinden, om elkander, ter uitwerking der voorgeschrevene geloften en
verphglingen, te hulp te komen. Ook do Edelen verbonden zich voor de nakoming
van 's Graven beloften (2). Op dien zelfden dagsloten de steden Z^or'f/reiï/ii, Zie-
rikzee, Middelburg ^ Delft, Leiden en Haarlem zulk een verbond van ouderlingen
bijstand of eendrachtigheyt, zoo als men het toen noemde (3), De Graaf leende bo-
vendien vijfduizend pond van den Heer van Abcoude en verpandde hiervoor eenige
zijner goederen; terwijl hij tevens erkent, den Heer van Beaumont duizend schilden,
voor bewezen diensten, schuldig te zijn (4). Dit alles gebeurde in de lente, en op
de weide voor Utrecht, >vaar Graaf willem in het geslicht van de Ridders der Duil-
sche orde , welke op zijne nadering, met hunne kostbaarheden het klooster verlaten
en gedeeltelijk verbrand hadden, zyn verblijf genomen of zijne tente had opge-
slagen (5).
Ondertusschen was het beleg der stad den elfden van Zomermaand met een talrijk
(1) ihlderdijk, D. III. 1)1. 1,1G. Ycrg. vvagénaau , D. III. LI. 25G.
(2) vAiv iBiÉuis, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 691—693.
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. I). II. bl. 693.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 694.
(5) A. matthaei Fundat. et fata Eccles. p. 570, 57i, aangehaald door ν. mieris, Charlerb, ν,
Holl. D. II. bl. 694 , 695.
J339-
1354
21 V.
Zomer-
maand.
1345
DES VADERLANDS.
lieir geopend. nadat Graaf willem reeds tweemaal de Ulrechtsche Burgers in liet open 1339—
1354
Tcld had oyerwonnen (1). Eenige Sliclitsche Edelen en leenmannen, zweder van
Abcoude en GiJSBRBcnx zijn zoon, ahnoüd van IJsselstein, jak , Burggraaf Tan
31ontfoort, ubndrik van p^ianen , gijsekecht van Sterkenburg, jan vati Broek-
huizen , ernst van Wulven, frederik uit den Ham en anderen voegden zich bij
den Graaf, welke verklaarde , dat hij niet tegen den Bisschop, maar legen hen, door
wie hij was beleedigd geworden, het zwaard had aangegord (2). Vijf of zes weken
achtereen werd de stad uit acht, naar anderen uit dertien blijden, zonder ophouden
gebeukt; doch de burgers bleven onder het bestuur van robert oa7% Ar kei ^ 'sBis-
schops broeder, den belegeraars niets schuldig en Aveerden hen dapperlijk van de mu-
ren af. Graaf -vvillem zelf, welke in een donkeren nacht do gracht genaderd was ,
om haar te peilen vóór hij do stad bestormde, werd door een pijl aan den voet
gekwetst. Middelerwijl kwam Bisschop jan van Arkel, die zich te Grenoble bevond,
herwaarts en trachtte door tusschenkomst des Heeren van Beaumont, den vrede te be-
werken. Hij konde echter slechts een bestand tot den elfden van Slagtmaand en alleen
(1) IIedx , p. 242. Ilierbij voegt Jon. a. ietdis , Chron. Belg. Lib. XXVHI, c. 12, en na licm
de Oude Holl. Div. Kron., liet Goudach. Kron., en anderen, dat op den laatsten dag, de Bisschop
zelf sneuvelde. ScniVERics heeft reeds in zijn Toetssteen op het Goudsch. Kron. hl. 272 opge-
merkt, dat men hier de gebeurtenissen verwart en verhaalt, wat meer dan veertig jaar vroeger liis-
.schop WILLES van Mechelcn geschied was. Zie Alg. Gesch. d, Vaderl. D. II. St. I. hl. 413.
Naar ue beka , p. 118, bestond 's Graven krijgsmagt voor Utrecht in cenen zeer magtigen (jprae-
potentent) Hertog (van Ge/rc, of van Braband'!)^ dertien kloekmoedige Graven, twee eu vijttig Ba-
ronnen, dertienljonderd Uidders, nevens acht en twintig duizend uitgezochte en geoefende krijgs-
knechten. lIocsEMics , aangehaald hij scriverii's, Chron. υ. Holl. Zeel, en Friesl. bl. 290, telt
achttien Graven, acht en dertig Baronnen, vijf en twintig honderd zes cn negentig Ridders, meer
dan dertigduizend gemeene krijgslieden cn elfhonderd ronde klootstecnen, elk van tweehonderd
pond of meer. Corseliis zasdvlied in Chron. apud v. bieeis , Charterb. ν, Holl. D. II. bl. 696
geeft op achttien Graven, zeven en dertig Baronnen , bijna zes en twintig honderd Ridders en
zestigduizend krijgers. J. a. ieybis , Chron. Belg. Lib. ΧΧΥ1Π. c. 13. p. 255, Magn, Chron.
Belg. p. 326, en het Cron. de Traj. apud ΛΙατιπαει Analect. T. V. p. 359, stellen het grafelijk
leger op honderd cn vijftig duizend strijdbare mannen. Voorzeker is deze laatste opgave ten uiterste
overdreven, ofschoon men 's Graven legermagt niet met bildehdijk, D. III. hl. 117, geheel alleen
naar de bevolking van Holland in dien tijd moet afmeten. Immers stonden Zeeland en Henegou-
wen onder wille* , welke daarenboven eene menigte vreemde Heeren, Ridders en benden in zijne
dienst had. Verg. de josge , Verh. over de Π. en K. twisten, bl. 37 (28).
(2) Cron. de Traj. p. 358, 359. De rermeerderde beka, hl. 230. J. a. levws, Chron. Belg
Lib. XXVlII. c. 13. p. 255. ' ·
155
20 *
-ocr page 156-1198 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— onder de Ternederende Toorwaarde Terwerven, dat vierhonderd burgers paar aan paar
1354 jjj jQsgß lijfrokken [ijdelen roeken) , ongegord, blootshoofds en barrevoets, den Graaf,
voor zijne tent, knielend om vergiffenis zouden smeeken; hetgeen dan ook geschied-
de (1). Sommigen voegen er bij , dat de Utrechtschen twintig roeden van den stads-
muur moesten afbreken en in de gracht werpen, eene geheele straat, nog lang daarna
de Hollandsche straat genoemd, aan den Graaf afstaan en beloven, hem te allen
tijde op hunne 'kosten met vijfhonderd gewapende mannen te dienen , wanneer hij binnen
de Maas te velde lag (2). Gedurende het bestand zou men nader over den vrede in
onderhandeling treden. Hierop \verd het beleg den eenentwintigsten van Hooimaand
opgeheven, hetgeen daarna jaarlijks in Utrecht door eenen plegtigen omgang is ge-
vierd geworden (3).
Het is waarschijnlijk, dat Graaf Willem in geen bestand zou hebben toegestemd,
indien niet een oproer in Friesland hem dringend derwaarts geroepen had. Nieuwe
geldleeningen stelden hem weldra in staat, den logt tegen do Friezen te onderne-
men (4). Hij versterkte met eenige krijgsbenden zijn nog talrijk heir, voorzag zich te
Amsterdam van den noodigen voorraad en ging te Enkhuizen scheep (5). Ooor het
onstuimig weder, of de onbekwaamheid der stuurlieden, geraakte de vloot verstrooid
zoodat zij niet te gelijken tijde aankwam. Jaa van Beaumont, het eerst met zijne
benden aangeland, viel bezuiden het St. Odulfsklooster, nabij Stavoren op een hoop
Friezen aan, die terugwijkende en zich ten deele binnen de stad , ten deele binnen
den omtrek des kloosters werpende, een moedigen tegenstand bood en eindelijk met
zoo veel geweld op den aanvaller indrong, dat deze met groot verlies moest afdeinzen.
Ondertusschen had het klokgelui der omliggende dorpen de landlieden in de wa-
penen gebragt, die zich bij de strijdende Friezen voegende, eene groote slagting
onder de Hollanders aanrigtten en do overigen op de vlugt joegen. Inmiddels had
zich de Graaf met do bloem des adels ten Noorden van het St. Odulfsklooster ont-
scheept. Onmiddellijk stelde hij zich aan het hoofd van slechts vijf of zeshonderd man,
en vergeefs baden hem zijne Edelen do aankomst der overige benden af te wachten.
(1) de beka , p. 118. Ueda, p. 243. Cron. de Traj. p. 359. v. mieuis, Charterb. ν. Holl. D. II.
bl. 6Ö5. Uet Goiidsch. Kran. bl. 102.
(2) J. A. LEYms, Chron. Belg. Lih. XXVIII. c. 13. p. 25G. Hct Goudsch. Kron. Ll. 102.
m
(3) Cron. de Traj. ρ. 360. de jonge, Verh. over de IL en Κ. Twisten, bl. 37 zogt, dat
)>Graaf wille!« den Bisschop dwong eea vernederend verdrag voor twee jaren aau te gaan." Uit de
bronnen, die Avij konden raadplegen, is ons dit niet gebleken.
(4) de jonge, Verh, over de H. en K. Twisten, bl. 43.
(5) de jonge, Verh, over de IL en K, Twisten, bl. 33.
-ocr page 157-DES VADERLANDS. 157·
»Die mijne vrienden zijn, volgen mij!" roept hij uit en stort met zijn kleinkrijgshoopje 1339—
doldriftig in een dorp op den vijand, velt met eigen handdenFriesehen hoofdman , en iaat
de plaats in vlammen opgaan. Op dit gezigt vliegen de verbitterde Friezen met onweer-
staanbare woede van alle kanten op hem aan. Hij cn zijne Edelen verrigten wonderen van
dapperheid, tot zijne overige strijdmagt hem ter hulpe snelt. Het gevecht wordt nu
algemeen en even bloedig als hardnekkig van zonnenopgang tot den avond voortgezet.
Eindelijk verklaart zich do zege voor de Friezen. De grafelijke benden liggen op het
strijdveld verslagen, of komen onder het najagen der overwinnaars in het water om;
weinige, naar eenigen slechts twintig man, ontsnappen den algemeenen ondergang.
De Graaf zelf, die zich in het hevigst van het gevecht had bevonden, was met een
groot aantal der aanzienlijkste Henegouwsche, Hollandscho en Zeeuwsche Edelen en
Ridders gesneuveld, onder welke de Heeren van Hoorn ^ van Ligny ^ van fValcourt ^
van 31ans, van Antoing^ van Haemstcde^ en van de Μ er wede , allo baanderheeren ;
voorts gerrit met den haard [Barhatus)· ^ willem van Naaldwijk, §imon en dirk
van Teilingen , gui vaii Asperen , jan, reinoud en willem wan il/omi/borc?, dirkt?aii
Zandhorst, d^rk en herman van Zwieten ^ floris van Merwede, ogier van Span^
gen, gerrit ever , albert van Horst, klaas oom , willem van Dongen, dirk
fValcourt, Gerrit van Florenvile, allo uitstekende Ridders , bij name genoemd wor-
den. Eenigen voegen hier nog bij den Heer van Brederode, van Wassenaar ^ wol-
fert van Borselen, Heer van Veere, zijn neef floris van Borselen, arend, Heer
van Kruiningen en nicolaas, Heer van Reimerswaal. Jan van Beaumont was het
behoud zijns levens aan zijnen schildknaap robert van Gluves verschuldigd, die met
behulp van eenige anderen , hem met geweld in een vaartuig geworpen en ondanks
zijn tegenstreven, aan het gevaar ontvoerd had. Men begroot het getal der gesneu-26 of27
velden aan de Hollandsche zijde op drieduizend zevenhonderd man; doch anderen
voeren dit tot achtduizend, eenigen tot achttienduizend en zelfs hooger op. Deze
noodlottige slag was bij het dorp Warns, een weinig Oostwaards van Stavoren gele-
verd, Avaar de Hollandsche Graven als Heeren van FWij/a/io? gewoonlijk teregt zaten (1).
Ongetwijfeld hebben de Friezen nimmer eene grootere en roemruchtiger overwinning
(1) de beka, p. ,118. Sibr. leoms Vitae Abbat. Hort. Divae Virg. in ματτπαει
T. V. p. 257, 258. J. a.levdis, Chron. Belg. Lib. XXVIil. c. 14. p. 250. Ssoi, Rer,Bat.Lib,
VIII. p. 121. Occo scarle5sis, bl. 142, 143. P. v. thacor, Hist. v. Vriesl. Ώ. I. bl. 8. Froissart,
T. I. fcuillet 57. Otfdo JIoll. Div. Kron. Div. ΧΧΙΙί. c.14. v. gocthoeveh, bl. 380. Ihi Goudsch,
Kron. bl. 102, 103. Verg. ubbo eaincs, lier. Fris. Hist. Lib. XIII. p. 201, 202. Sciiütaxus,
Fr. Hist. B. V. 1,1. 180. Wwsejiics, Chron. v. Vriesl B. VIL bl.202 , 203. F. sjoerus, Fr.
Jaarh. D. UI. bl. 382—38a
158 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— bevochten dan toen; te merkwaardiger dewijl bet schijnt, dat zij geene geregelde
krijgsbenden , maar grootendeels ongeoefend landrolk , zonder tucht, zonder krijgsken-
nis, zonder eigenlijken aanvoerder, tegen het overmagtig en geoefend vijandelijk
heir, dat door eenen krijgshafligen Graaf en een groot getal ervarene bevelhebbers werd
aangevoerd, gesteld hebben. Het ongelijk aankomen der vloot, de ontijdige aanval van
JAW van Beaumont, de onstuimige drift van den Graaf, en de moerassige grond , van
welken de Friezen, met de wegen, toegangen en schuilhoeken bekend, zich wisten
te bedienen, waren de middellijke oorzaken van de, nederlaag der grafelijke ben-
den (1).
De tijding van dit onheil verspreidde in de drie graafschappen algemeene verslagen-
heid en rouw , welke echter spoedig plaats maakten voor wraak en verbittering. De
goederen der Friezen in Bolland werden verbeurd verklaard, en eenige manschappen
naar het eiland Marken gezonden,, welke het Friesche klooster i^iarzën/to/verbrandden
en do monniken in zee Avierpen (2). Het lijk van den Graaf w^erd tien dagen na den
slag, omringd en bedekt door de Ridders, die naast hem gesneuveld waren, aan zekere
hennelijke teekenen, dewijl het hoofd van den romp was afgehouwen,· door den Kom-
mandeur der Duitsche Ridders te Haarlem herkend en in het klooster Bloemkamp bij
Bolsward begraven (3). Naderhand is het naar 'sllage vervoerd en waarschijn-
lijk eenen tijd lang in de Hoflcapel bijgezet, doch later naar Falenciennes over-
gebragt en daar ter aarde besteld (4). Te Heemstede werd ter nagedachtenis van den
1
■ t
(1) F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. III. bl. 386.
(2) Bn,derdijk gispt wagenaau, welke dit alles aan de Gravin-weduwe toeschrijft, » even of die von-
nissen wijzen en over krijgsbenden bevelen ton." D. III. bi. 120. Wageraar verhaalt dit op gezag
van sybrand leo, VUae et Res gestae Abbat. Hort. Divae Firg. p. 258. Maar op welt gezag
vertelt bilderduk, D. III. bl. 120, dat de droefheid over's Graven dood onbegrijpelijk (groot?)
was? Een Vorst, over Aviens gestrengheid, naar bilderdijks eigen getuigenis, men zich zoo zeer he-
klaagde, als zijn vader wegens zijne goedheid bemind was geweest, en van wien een tijdgenoot zegt:
3) Hij hielt zijn volck utermate zeer in dwonge."
En zonderling zeter is 't wanneer diezelfde bilderoijk ])ij dezen regel van willem van Hildegaers-
bergh \
« Want alle sijn volct liet hi (willem IV) in rouwen."
zegt: )) versta niet in routv , door zijn dood veroorzaatt, maar in den rouw , door zijne regering
reeds verwett." D. III. hl. 126. I
(3) de bekla, p. 118.
(4) V. WIJN, op WAGENAAR, St. III. bl. 83. Naleez. op de Faderl. Hist. bl, 193. Het echt ge-
-ocr page 159-DES VADERLANDS. 159·
gesneuvelden Vorst eene kapel geslicht, welke twee jaren daarna, ter bede van Her- 1339—
tog WILLEM van Beijeren ^ tot eene kerspelkerk verheven werd (1).
Trotschheid, heerschzucht, drift ten oorlog, overmoed en praalzucht kenmerkten Wil-
lem IV en verleidden hem tot die nuttelooze togten, onberadene oorlogen en kostbare
ridderfeesten, >Yelke zijne inkomsten verslonden, hem in diepe schulden Avikkelden, en
steeds nieuwe, doch ontoereikende onderstanden vorderden , die het volk uitputten, mis-
noegen verAvekten en daardoor een noodlottigen invloed gehad liebben op de verdeeld-
heden , welke na hem ontstonden. Hij had echter de steden, door het verleenen van
nieuwe of het bekrachtigen harer oude voorregten en door het bevorderen van den
handel, begunstigd (2). Het schijnt, daarentegen, dat hij de magt en het aanzien der
Edelen getracht heeft te fnuiken. Hij voerde althans in, dat de leeneu, welke bij ont-
stentenis van wettige afstammelingen, aan de grafelijkheid vervielen, niet zoo als gewoon-
lijk geschiedde , tegen betaling eener redelijke sommo gelds aan do nabloedverwanten
des verstorvenen afgestaan, maar gesplitst en aan onderscheidene Heeren uitgegeven
zouden worden, waaruit eene bron van veel geschillen over liet regt van patroonschap,
het molenregt en andere heerlijke regten ontsproten is (3).
W^illem IV had noch kinderen, noch broeders, maar twee zusters nagelalen , van
welke de oudste, μλεαακετπα., aan Keizer lodewuk , do andere, filippe , aan edu-
ARD III, Koning van Engeland gehuwd was (4). De graafscliappen Holland en Zee-
land waren dus, als mausleenen, aan het Rijk terug vervallen, terwijl Henegouwen
daarentegen, een vrouwenleen zijnde, op Margaretha , als oudste zusier van willem IV,
verstorven was (5), Het stond derhalve aan den Keizer, dö leenen Holland en Zee-
denkstuk, aldaar aangehaald, stelt de zaak buiten twijfel, ondanks liet scherpzinuig betoog in dea
Overijssel. Jlmanak voor 1844, bl. 27—34 , dat het lijk van Graaf WILLEM IV onder diegenen, be»
li oor t, welke in het jaar 1770 , te 's Jlage in de Fransclie kerk, vroeger de Hofkapel, in den graf-
kelder der Graven ontdekt zijn. Een nieuw bewijs, lioczcer de hoogste waarschijnlijkheid van de
waarheid verwijderd zijn kan. Le vrai n'est pas toujours Ie vraisemblable.
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 733.
(2) Zie v. ïiieris, Ckarterb. v. Holl, D. II. bl. 599—626.
(3) PiiiL. α leydis, de CuTü Reipubl. Cas. LXXIX. p. 276. £d. Amst. 1701.
(4) Zie hiervoor, bl. 40, 43. De beide andere dochters van willem III, johakka, Uerlogin van
Gutik, en elizabetii (hiervoor, bl. 40, 47) waren vcelligt overleden. Van haar wordt althans in
tle geschillen over 's Graven nalatenschap, geenc melding gemaakt. Wagesaar , D. 111. bl. 206
Bildebdur, 1). III. bl. 129.
(5) Bildbrdijk, D. III. bl. 127—129. Verg. de bbka, p. 110.
-ocr page 160-160 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339 land uit Ie geven aan wien hij wilde , en men Termoedt, dat do Avensch, deze graaf-
schappen GnHenegouwen bijeen te houden, hem bewogen heeft, zijne gemalin in plaats
van een zijner zonen of den Heer van Beaumont, zijn behuwdoom, daarmede te be-
gunstigen (1). Hoe dit zij, lodewijk verklaarde op eenen Rijksdag te Neurenberg,
15 v. Holland en Zeeland voor een vrouwenleen (2). Immers hij verlijde daarmede zijne
maand, gemahn, als zijnde zij de regte, naaste en oudste erfgename [verior, proximior et
antiquior haeres) en beval den Edelen, sleden en allen ingezetenen dezer gewesten
haar als zoodanig te erkennen en als Landsvrouwe te gehoorzamen (3). Te zelfden dage
beloofde de Keizer, do graafschappen Holland, Zeeland en de heerlijkheid Friesland
nimmer te vervreemden of te scheiden, dan met bewilhging der Gravin, zijne echtge-
^ noote (4). Hierdoor werd den Koning van Engeland, welke reeds voor het aandeel
zijner gemalin in de erfelijke [allodiale) bezittingen van den overleden Graaf was op-
gekomen , de hoop op een gedeelte der leengoederen, zoo hij die ooit gekoesterd heeft,
ontnomen (5).
Ondertusschen had de edele jan van Beaumont, welke na den slag in^Fr/ei^anc? zich
naar Geertruidenherg, bij de Gravin-weduwe begeven had, het bestuur der zaken op
zich genomen, tot Margaretha, herwaarts zou gekomen zyn (6). Eene inderdaad be-
denkelyke taak. De overleden Graaf toch had den staat in eenen hagchelijken toestand
(1) Biiderdijk, D. III. bi. 127, 128.
(2) Verhaal van den Oorsprong der H. en R. Twisten, in v. d. bergh's , Gedenst. tot opheld.
d. Nederl. Gesch. hl. 199, 200. Een merkwaardig en allergelooiwaardigst gedenkstuk in of kort
na het ontstaan dezer twisten opgesteld. Zie kuhoff's Bijdr. v. Vaderl. Gesch. en Oudh. Ü. IV.
St. I. bl. 24. — de beka , p. 119, wien j. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 1. p. 268 Λνοοι·-
delijk gevolgd heeft. Oude Hall. J)iv. Kron. Div. XXI V. e. 1. Veldenaar , Chron. Holl. bl. 82.
A. ivlitthaeüs, Analect. T. III. ρ. 234 (1). — De zwarigheid door bildeudijk, D. III. bl. 132, ge-
opperd , )) dat de Keizer qua talis, geen regt leen tot een vrouioenleen kende maken, dewijl hij
het regt van het Rijk niet kon veranderen, Avaartoe een Rijksdag noodig geweest was," vervalt alzoo
van zeli'.
(3) Zie deii verlijbrief hij v. mieris , Charterb. ν. Holl. 1). II. hl. 702. HuvoEcorER, op melis
stoke, D. III. bl. 542 cnz. houdt dien brief voor verdicht. Intusschen heeft van wijn , op zijne
Chartcrreis in 1805, het oorspronkelijk stuk gevonden. Zie de jonge, Verh. over de H. en K.
Twisten , bl. 55 (53). \
(4) V. mieris, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 703.
(5) Bilderdijk, D. III. bl. 129—132. v. m%msCharterb. v. Holl. D. II. bl. 700, 701.
(6) Froissart, T. I. feuillet 57. Wagenaar, D. III. bl. 266. Tïdeman, Verh. over de H. en K.
partijschappen, bl. 18 (a).
DES VADERLANDS. 161·
achtergelaten. Van buiten zoowel bedreigd door verbitterde vijanden, welke zijne on- ^
beradene oorlogen verwekt hadden, als door eenen aanval des Konings van Eti-
geland, wiens eischen op do nalatenschap niet bevredigd waren. Van binnen een
adel door deelneming aan de togten en ridderfeesten van den Graaf uitgeput, mis-
noegd over de bepaling met betrekking tot vervallen leengoederen genomen, verschillende
in gevoelen over de erfopvolging ïnEoUand^ onderling door nijd en afgunst verdeeld,
slechts strevende om zijne belangzuchtige oogmerken te bereiken en deswege afkeerig
van een oppergezag , hetwelk den overmoed der Edelen beteugelde , hunne onafliankeiijk-
heid beperkte en, hun tot spijt, den bloei der sleden bevorderde. Tegenover den adel
de gemeente , ontevreden over 's Graven geldspillingen , de schulden daaruit voortgesproten
en de ondragelijke lasten haar opgelegd, in wier afwerping zij evenzeer belang stelde,
als in het behoud en de vermeerdering harer voorregteu, door welke zij zich alom boven
de Edelen verhief. Derhalve in alle standen der Maatschappij misnoegen , wrevel, span-
ning , onrust en gisting; alles was rijp voor die inwendige beroeringen en slaatsstormen ,
Avelke weldra onder den naam van Hoeksche en Rabeljaauwsché twisten ontstonden en
die anderhalve eeuw gew oed » adel tegen adel, steden tegen sleden, burgers legen bur-
gers, bloedverwanten legen bloedverwanten in do wapenen geroepen, en alle vorige ver-
deeldheden in hevigheid, haat, verbittering en duurzaamheid overtroflen hebben (1)."
(1) AVagenaau , D. III. LI. 265. Biiderdijk , D. III. hl. 126. ue jokce , Verh. over de IL en Ä. Twisten,
hl. 40 en verv. van kabipen, Vaderl. Karakterk, Ü. I. bl. 152 en verv. Zie bovenal de beide stukken door
van wun uit Henegouwen medegebragi en in het voorbcrigt van uk joage's bovengenoemde Verh. bl. 18—
30 medegedeeld ; gelijk mede den vertrouwelijken brief aan Keizer lodewijk , in v. «. bergh's Gedenkst. Ι)ί.
160—164 opgenomen, doch welke ons zeer verdacht voorkomt. Verg. kuuoi'f, Jitjdr. voor Vaderl. Gesch.
en Oudheidk. 1). IV. St. 3. bl. 24. —Er zijn verschillende gevoelens over den oorsproxigder liücksche en
ICabeljaauwsche twisten geopperd, v. loon , idsisga , illüit en anderen meenden die te vuideu in de
verschillen reeds anderhalve eeuw vroeger ontslaan, over de hoedanigheid van het leen cn het regt
van opvolging in Holland en wel bepaaldelijk, of vrouwen van regtswege in deze landen konden
opvolgen. Eenigen beweerden, dat deze twisten reeds, als. voorspel, in de onlusten tijdens de
minderjarigheid van florisV ontstaan waren. Anderen vonden ze in den aanwas der steden onder
dien Graat, welke de gemeente, als'tware, in eene vijandelijke houding tegenover den adel plaat-
.sle. Sommigen Avilden, dat zij door buitenlandsche staatkunde berokkend waren, of daarmede
zamenhingen. Anderen gelijk wagenaar , stelden, dat zij hunne geboorte aan 's volks misnoegen over de
regermg verschuldigd waren. Zie ttdeman, Verh. over de H. en K. Partijschappen, bl. 11,12 ,32 ,
79—101. GocxnoEVEN, Chron. ï>. Holl., hl 889, en bilderdijk , D. III. bl.163, vinden den oorsprong
daarvan in den twist tusschen siargabetha en haren zoon, over het hoog bewind dezer landen. De Iloog-
leeraar t^dejian leidt hoofdzakelijk de bron dezer onlusten uit den onderlingen haat der adellijke geslachten
af (Zie Verh. over de II. en K. Partijsch. bl. 106), en stelt haar, even als de Archivariu« de jonge ,
niet vroeger dan den leeftijd van Margaretha. De laatstgenoemde Schrijver, welke door van κα»ρεν
IT DEEL. 2 STUK. » 21
-ocr page 162-162 ALGEBIEENE GESCHIEDENIS
1339_ 'sKeizers verlij van Holland, Zeeland en Friesland aan Margaretha bragt de
gemoederen in hevige beweging. Velen wenschten, dat Margaretha en een harer
zonen het hoog bewind aanvaardden, 'terwijl anderen slechts bepaaldelijk den oud-
sten zoon der Keizerin lot Heer begeerden (1). Dit wekte verdeeldheid. De
Edelen splitsten zich in aanhangen en gingen in menigte te paard en gewapend
rond, om elkander te benadeelen. Bloedige ontmoetingen hadden er dagelijks plaats
en men vreesde, dat zij , avelke zich geheel en onverdeeld voor Margaretha ver-
klaarden , het onderspit zouden delven. Ook de gemeenten in de steden waren
onderling zeer oneens en meest tegen Margaretha gezind. In Dordrecht en Zie-
rikzee hall de vroedschap reeds verscheidene harer medeburgers uit de stad geban-
nen. De Bisschop van Utrecht en andere omliggende Heeren kwelden de land-
zaten door vijandelijke aanvallen; terwijl men voor den Koning van Engeland, of-
schoon deze in eenen geweldigen krijg met Frankrijk gewikkeld was , vrees koesferde.
De spoedige overkomst der Keizerin werd als het eenige redmiddel uit dien gevaarle-
ken toestand beschouwd, en zij dan ook daartoe ten sterkste aangedrongen. (2) Marga-
{jevolgd wordt, beschouwt de onverstandige oorlogen en groote schulden van wilieji IV als de
lioofdoorzaak der volgende bloedige burgertwisten {Ferh, over de II. en li. Twisten, bi. 40 en
verv.). Naar ons inzien, moet men den oorsprong dezer onlusten niet in écne bepaalde, maar
in cene samengestelde oorzaak zoeken. Gelijk bij alle groote omAventelingen en lievige burger-
oorlogen , lagen ook Lier vele en verscliillende brandstollen reeds· voor lang opgehoopt en wacht-
ten slechts de vonk, om in volle vlam uit te barsten. Die vonk werd bij het kinderloos over-
lijden van willem IV geworpen, en liet gemis van eenen Vorst als willem III stortte thans
Holland in dezelfde ongelegenheden , als waarin Braband en Vlaanderen sinds vijftig ja-
ren verkeerden (v. kampen , Vaderl. Karakterk. D. I. hl. 153.). De lange duurzaamheid dezer ver-
derfelijke onlusten laat zich hieruit verklaren, η dat erfelijke veeten, hoezeer dan ook de eigenlijke
oorzaak voor lang heeft opgehouden, door onderlinge terging , verbittering en somtijds bloedwraak
bij half-beschaafde volken , eeuwen kunnen voortduren." van kampen, aan Avien deze opmerking
ontleend is, gist tevens, dat de oude betrekking dezer landen tot het Duitsche Rijk, welke de
ICabeljaamvschen erkenden, terwijl de Iloekschen zich daarvan meer onafhankelijk trachtten te ma-
ken, op de duurzaamheid dezer twisten, invloed gehad heeft. Vaderl. Karakterk. D. I. bl. 154—
158. Verg. daarentegen tydeman's Verh. over de IL en Κ. Partijschappen, bl. 13.
(1) Albertus argentineksis ad annum 1346, bij scriverius , Chron. v. Holl. Zeel. en Vriesl.
bl. 302 j en bij uüydecoper , op melis stoke , D. III. bl. 542.
(2) Zie de oorspronkelijke stukken door van wijn medegedeeld in, de jonge's' Verh. over de II.
en K. Twisten y bl. XVIII—XXX. De briei aan Keizer lodewijk , bij v. d. bergh, Gedenkst, bh
160—164, schetst op dezelfde wijze den toestand des lands in dien tijd. Zoo de echtheid van
dien brief, welke aan van beaumoht wordt toegeschreven, mögt blijken, dan zou hij, ook om der
DES VADERLANDS. 163
RETHA hegaf zich derhalve na het verlij en ondanks het gure jaargetijde, door οττο 1339—
den jüngsten harer vier zonen verzeld, herwaarts (1). Zij nam den weg door Lotha-
ringen en Frankrijk^ en Koning filips , die ongaarne den Koning van Engeland in
het bezit van een aanzienlijk deel der Nederlanden zou gezien hebben, verleende haar
zijnen bijstand (2). In Henegouwen werd zij gehuldigd, doch onder strikte voorwaarde
van » het land schuldvrij te maken of zooxils een ander het uitdrukt, » niets uit 's landsin-
komsten te genieten, vóór dat de schulden van haren broeder voldaan waren (3)." Hierop deed
zij den eed aan den Heer van Beaumont ^ den adel en aan elke harer goede steden (4).
Over Brussel en Mechelen trok Margaretha naar Zeeland^ voorts naar Holland
en ÏVest-Friesland ^ werd alom gehuldigd en legde ook hier aan van beaumont
den adel en do steden den eed af (5). Ruimschoots deelde zij aan de steden
en gemeenten voorregten, vrijheden en vergunningen uit, vereenigde Amster-
dam , Oudewater en het Land van Woerden voor altijd met hel graafschap Hol-
land , en verklaarde voor zich en hare nakomelingen » geen oorlog buiten do palen BÏoeini.
van Holland^ Zeeland en Friesland te beginnen, zonder toestemming van de Rid-
ders, knapen en goede steden van Holland ι bij overtreding daarvan zou niemand ge-
houden zijn, haar te dienen (6)." Aan vait beaumont, van duivenvoorde, van borse-
voorstellen wil, in meer dan eeu opzigt belangrijk zijn. Onder anderen wordt cr in voorgeslagen,
dat de Keizerin niet alleen met de graafschappen beleend, jnaar dat de naam van graalschap, iii'
dien van Markgraafschap veranderd zou worden, en de tifel van makgaretua zijn moest: » mah-
GARETHA, door de genade Gods, Keizerin der Romeinen, Maikgravin van Henegouieen^ Holland,,
en Zeeland en Vrouwe van Oost- en ff^est-Friesland,"
1
(1) ßlagn, Chron. Belg. p. 331. V/agexaar , D.III. bl.268. V. wun, op wagenaar, St. III. bl.
58. Naleez. op de Vaderl. Hist. bl. 180.
(2) Albertus argehtisejïsis in 1. c. Wagenaab , D. III. bl. 209. Verg. βηοεηουκ, D. Hl. bl. 129—
132, 139.
(3) Adlzreiter, P. II. Lib. IV. p. 71, bij de jonge, Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 56.
Albertus argentinensis in 1. c. Wagenaar , D. III. bl. 140.
(4) Verhaal over den Oorspr. d. JL en K. Twist, in v. d. bergii's ' Gedenkst, bl. 200. Het
is ons niet duidelijk, wat maugaretua aan vak beatjmont in liet bijzonder kon zAveren. Hij Aras
Prins van den bloede, van groot vermogen en invloed. WelHgt vertegenwoordigde hij destijds
liet volk, over hetwelk hij sinds den dood van Willem IV tot de komst van jiargaretiia, het bewind
gevoerd liad.
(5) Verh. over den Oorspr. d. ƒƒ. en K. Twist, in v. d. bergd's Gedenkst, bl. 201. De JOKGe
Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 56.
' (6) v. «leris, Charterb. ν. Holl. D. II., bl. 705—726. Phil. α. ieïdis , de Cura Reipubl.
p. 270.
24 *
-ocr page 164-1206 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1.339—i-Ew, VAX MATiiERESSE cn andere Edelen, schonk zij aanzienlijke voorregten en giften (1).
Haren zoon οττο van Beijeren had zij reeds bij hare eerste komst Ie Middelburg i
het burggraafschap van 'Zeeland en de heerlijkheid yan Voorne, gesclionken (2).
Keizer lodewuk bevestigde al de voorregten en vergunningen door haar verleend , en
7van bekrachtigde op nieuw de belofte, Henegouwen, Holland, Zeeland te verdeelen
jj^ajjj^j noch te scheiden (3).
1346' Niettemin was Margaretha ten hoogste bekommerd over de plannen des Konings
van Engeland, die men vreesde, dat het op Zeeland gemunt had (4). Eene maand
na het sneuvelen van Graaf willem IV had hij jan van Beamnont gemagtigd, om de
regten zijner gemalin op 's Graven nalatenschap te handhaven en levens die landen
en renten te vorderen, welke haar door haren vader in Zeeland en elders >varen toe-
gekend (5). Doch sedert yan beaumont zich voor Margaretha verklaard en de zijde
van Fi'ankrijk gekozen had (6) , werd die taak aan οττο van Kuik en eenige 'an-
deren opgedragen. Eduard strekte echter toen zijne eischen ook over de grafelyke
goederen in Henegouwen, Zeeland, Holland en Friesland uit en gelastte »met de
mede-erfgenamen, indien zoodanige bestonden, over het verdeelen der erfenis te han-
delen en de gedeelten te bepalen, >velke door elk zouden bezeten worden (7)." Hier-
uit moest onvermijdelijk eene verbrokkeling der graafschappen voortvloeijen, en daar in
het verloop van vier eeuwen de erfelijke (allodiale) grondgoederen der Graven aan-
zienlijk vermeerderd waren, zou ongetwijfeld een groot gedeelte van Holland en Zee-
land vervreemd geworden zijn (8). Later beval eduard zijnen gevolmagtigde , om met
den Bisschop van Utrecht, den adel en het volk van Henegouwen , Holland, Zee-
land en Friesland, zoowel over het erfdeel zijner gemalin als over een verbond van
vriendschap te onderhandelen (9). Eenigen tyd daarna verklaarde hij,.dat hij over de
erfenis geen verschil zocht en benoemde dirk , Heer van Montjoi'è en Falkenhurg
(1) v. MIERIS, Charterb, ν. Holl. D. II. LI. 709, 718, 722, 726, 729.
(2) ν. MIERIS, Charterb. ν. Boll. D. Π. hl. 706.
(3) ν. MIERIS, Charterb, ν. Holt, D. II. bl. 726 , 727.
(4) de Jonge , Verh, over de Π. en Κ. Twisten, LI. 62—64.
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. hl. 700. De brief is van den 20 v. Wijnmaand 1345-
(6) Froissart, T. L feuillet 57. ι
(7) v. MIERIS, Charterb, ν, Holl. D. II. bl. 701. De brief is van den 27 ν. Wintermaand 13454
(8) de johge, Verh. over de Η. en Κ. Twisten, bl. 62. Bilderdijk, D. III. bl. 131, 132, 139.
(9) V. MIERIS, Charterb, v, Holl. D, IL bl. 707. De brief is van den 20 v. Grasmaand 1346.
-ocr page 165-mst
DES VADERLANDS. 165
als scheidsman, om vóór het aanstaande kersfeest eene vereffening te bewerken (1).
De zaak werd op eene bijeenkomst van Margaretha en fiiippe te Yperen afgedaan, 17 ^^^
of ten minste voor liet oogenblik uit de voelen geruimd, doch op welk eene wijze is
niet te bepalen (2). 1346.
Ondertusschen was Margaretha door den Keizer naar Duitschland ontboden en aan
haren zoon Willem bet bestuur over deze gewesten in haar afzijn, opgedragen. Men
meent, dat lodewijk zijne gemalin terug riep , om zich van haren raad en hulp te
bedienen in de moeijelijke omstandigheden, in welke hem de verkiezing van een nieu-
wen tegenkeizer gebragt had (3). Naar anderen, was het veel meer de zucht, om zijn
Huis groot te maken en zijnen zonen aanzienlijke erflanden te bezorgen, welke hem aan-
spoorde , margaretha terug te roepen en "willem , zelfs nog bij het leven zijner moe-
der, van het bezit harer graafschappen te verzekeren (4). Elders Avil men hierin het
gevolg eener vooraf bepaalde overeenkomst vinden, naar welke Margaretha wel den ti-
tel en het aanzien van Gravin in Holland en Zeeland zou hebben, maar na gehul-
digd te zijn, haren zoon zou laten regeren, aan wien zijn vader die leenen in-
derdaad gebragt wilde hebben (5). Het komt ons voor, dat het misnoegen over eene
vrouwenregering, welke zich in Holland zoo luide openbaarde, eenen grooten invloed
op deze zaak gehad heeft, Hoe dit zij , Margaretha was naauwelijks zeven maanden als
Landsvrouwe erkend geworden , toen zij , naar raad en wil des Keizers, het bewind over
Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland aan haren tweeden zoon willem opdroeg,
nadat haar oudste zoon lodewijk , den Romein bijgenaamd dewijl hij in Rome geboren
was, afstand van zijn regt op deze landen gedaan had. Zij beloofde levens, »zoo lang,
zoo dikwijls en wanneer zij zich builen deze gewesten bevond, niets daarin te onderne-
men of uit te voeren, en indien zij hiertegen handelde , dit van geene de minste kracht of
waarde, maar vruchteloos gedaan zou zijn en als nietig moest beschouwd worden (6)." Dit
alles werd door den Keizer bekrachtigd, welke den ïcvenden van Herfstmaand dertienhonderd
zes en veertig te Frankfort by opene brieven , willem lot opvolger van Margaretha ver-
klaarde en ALBREGHT , den derden zoon, lol opvolger van wiilem , indien dezo kinderloos
(1) v. mibris, Charierb. v. Holl. D. Π. bl. 718. De brief is van den 25 v. Zomermaand 1346.
(2) v.wijn bij de jonge, Vevh, over de H. en K, Twisten, bl XXVII, XXVIiï.
(3) Wagehaar, D. III, bl. 271. Verjj. de jokce, VerK over de ƒƒ. en K. Twisten ,h\.
(4) DE JONGE, Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 86.
(5) Bilderdijk, D. m. bl. 138.
(6) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 728, 129.
-ocr page 166-166 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
orerleed (1). Ma^rgabtEtha wilde echter , naar het schijnt, het gevoelen der Edelen en ste-
den over de opvolging inwinnen, vóór zij 'sKeizers besluit met betrekking tot willem
openbaarde. Immers riep zg hen te GeerirwiWewèer^ byeen , maakte haar aanstaande ver-
trek naar Duitschland bekend en raadpleegde met hen, wien men het hoog bewind
gedurende hare afwezigheid zou toevertrouwen. Allen wenschten uit eenen mond haren
oudsten zoon, Hertog lodewijk , hunnen toekomstigen wettigen Heer, liever dan eenig
ander tol landvoogd of stedehouder. De Gravin verklaarde hierop, dat de Hertog me
de dochter des Konings van Crakou [Polen) gehuwd was, en de Markgraaf van Bran-
denburg hem het bewind over het land van der Mark had opgedragen, weshalve hij
niet herwaarts konde komen. Nu viel de keus op avillem , en Margaretha werd ver-
zocht , eenige Edelen tot Raden van den jeugdigen onervaren Vorst te benoemen,
opdat het land ten meesten nutte bestierd wierde (2).
Hierop verliet Margaretha den achtsten van Herfstmaand Geertruidenherq , waar
WILLEM den volgenden dag aankwam (3). Reeds in de eerste helft der vorige
maand was hij onder geleide des Graven van Kat zenellebogen en als een lijfknecht
vermomd, herwaarts, waarschijnlijk in Henegouwen, aangekomen (4). Van Geer-
134G
(1) T. lUERis, Charterb. υ. Holland. D. Π. bl. 727, 728. De eclilhcid dezer brieven, welke
nctdecoi'er , op melis stoke, D.III, bl. 544—597, bestrijdt, is door den Heer de jokge, Verh. over
de H. en K. Twisten, bl. 76—81, boven alle bedenking gesteld.
(2) Verh. V. d. Oorsp. d. H. en E. Tivisten bij v. d. beugh , Gedenkst, hl. 202—204. Verg. de jonge ,
Verh. over de H. en K. Tivisten, bl. 93, 180. De aangehaalde plaats uit v. d. beugd's Gedenkst.
slaal't hetgeen de Heer de jokge bcei't opgemerkt, dat Keizer lodewijk , nimmer liet plan uit het oog
verliezende, om al zijne zonen wel te verzorgen, deswege den tweeden zoon zijner gemalin tot ha-
ren opvolger in de Nederlanden bestemde, en den Eerstgeborene tot afstand zijner regten bewoog,
dewijl hij de hoop koesterde, dat deze laatste den Poolsclien troon zou hestijgen." Door lodewijk
Jen Romein liet bestuur dezer graafschappen in handen te geven, zou die hoop vervlogen en
WILLEM zonder gebied gebleven zijn." Zie Verh. over de II. en K. Twisten, bl. 86—93. Hier-
door is te verklaren, Avaarom iodewijk. de Romein in het Magn. Chron. Jiclg. p. 331. Cron.
de Holl. ap. matïhaei Analect. Ύ. V. p. 560, J. a. leydis , Chron. Belg. Lib. XXIX. p. 268 en
elders Rex Cracoviae genoemd Avordt, ofschoon hij dit niet geweest is.
(3) DE JOKGE, Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 105, 106..
(4) Albertus argentirersis , bij scuiverius , Chron. v. Holl. Zeel. en Vriesl. bl. 302. de josge,
Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 105, 106. Wagekaar , D. III. bl. 271 meent, dat willem
zich vermomde, om te onbekender en te veiliger voor de Engelschen te zijn. Uit aleertus argen-
ÏIRENSIS, t. a. p. blijkt duidelijk, dat men beducht was, dat hij onder weg door hen, welke zijn
ouderen broeder tot Heer hegeerden, inogt opgehgt worden. " . /
1339-
1354
DES VADERLANDS. 167·
truidenherg reisde hij terstond over Dordrecht naar den Haag (1). Hoewel willem 133g—
thans zijne moeder gemist had, blijkt het echter, dat hij haar later elders aangctrojEFen ^^^^
heeft (2). Welligt had deze ontmoeting te Bergen in Henegouwen Hier althans
benoemde Margaretha zelve en op eigen gezag den vier en twintigsten van Herfstmaand 1346
wixLEai tot haren stadhouder over Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland, en
voegde hem wijsselijk eenen raad toe, die hem in het hoog bewind behulpzaam zou
zijn en aan wiens hoofd de Heer van geplaatst was. Zij verleende willem,
zoo lang zij zich buiten'slands zou bevinden, onbepaalde volmagt poismnche)
in het bestuur, mits het behoud van 's volks vrijheden, hare regten op de geërfde lan-
den , en hare hoogheid als Landsvrouwe (3). Zij zelve was namelijk door den Keizer
beleend, niet haar zoon willem , wiens gezag dus altijd van het hare afhankelijk
bleef (4). Zij beloofde voorts in de sterkste bewoordingen zich, in haar afzyn, niet
met 's lands zaken te zullen bemoeijen (5). Menmprktte regt aan, dat deze onbepaalde
volmagt tot twistèn aanleiding konde geven. Immers, indien Margaretha haren zoon,
dien zij zelve niet bedoelde lot Graaf te verheffen, geene andere voorwaarden heeft
voorgeschreven, konde hij van de verkregene regten ligtelijk een gebruik maken dat
tegen hare inzigten streed, zonder daarom zijne magt te buiten te gaan (6)."
De Keizerin verliet nu in Slagtmaand deze gewesten, nadat zij nog den zeven en
twintigsten van Wijumaand te Ath haren bastaardbroeder, jan aelman , voor hem en
zijne nakomelingen het land van fVoerden met allo regten, renten en vervallen afge-
staan , en den inwoners bevolen had, hem in alles onderdanig en behulpzaam te zijn (7).
Niet slechts door deze belangrijke schenking, maar ook door talrijke andere giften,
voorregten, vrijheden en vergunningen aan Edelen en gemeenten, om hen aan haar te
verbinden en zich in het bestuur te handhaven, had Margaretha de grafelijke inkomsten
geweldig verminderd (8). Ontegenslrijdig was de Vorstin in het uitdeden harer gun-
(1) DE JOKGE, Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 106.
(2) V. D. BEKcn, Gedenkst, bl. 204.
(3) Zie het Charter van den 24sten van Ueristmaand 1346 bij v. d. bercu, Gedenkst, bl, 165—
168. en de Verh. v. d. Oorspr. d. H. en K, Twist, aldaar bl. 204 , 205. Verg. dejokge, Verh.
over d. IL en K. Twisten, bl. 118—131.
(4) v. D. BERGE, Gedenkst, hl. 205 (2).
(5) v, D. bergh, Gedenkst, bl. 168.
(6) v. ». behgh, Gedeiikst. bl. 165 (1) Het nietige van bilderduk's geschrijf, D. 1ΙΓ. bl. 144—
147, behoeft wel niet betoogd te worden.
(7) DE aosGE, Verh. over de Π. en K, Twisten, bl. 66 , 67.
(8) Zie v. aiERis, Charterb. τ. Holl, D. II. bl. 706—72Ö. Hoe ruimecUoote dc Gravin giften ea
-ocr page 168-168 ALGEBIEENE GESCHIEDENIS
1339— sten niet met M^jze behoedzaamheid , maar dikwerf zoo buitensporig te werk gegaan ,
dat haar gedrag, in dit opzigt, door den drang der omstandigheden in welke zij zich
bevond, bezwaarlijk geheel kan Terontschuldigd worden en in de gevolgen allernood-
lolligst geweest is. Het grafelijk oppergezag, -tegen welk men sinds den dood van
WILLEM IV bijzonder in Zeeland, in eenen staat van openbaren krijg verkeerde , was
er derwijze door verkort, dat Hertog willem zich naderhand genoodzaakt zag , een ge-
deelte dier vrijheden en vergunningen in te trekken, van welke zelfs sommige steden
uit zichzelve afstand deden. En daar Margaretha slechts over het geheel diegenen had
begunstigd, van wier genegenheid zij zich wilde verzekeren, waren hierdoor het reeds
heerschende misnoegen des volks, en de onderlinge nijd en afgunst der Edelen schrik-
wekkend gevoed geworden (1).
In dit tijdsgewricht, zwanger van ontzettende gebeurtenissen , nam Hertog willem ,
onder den titel van Verheider (toekomstige Heer) , de teugels van het bewind op
over een land dat hem vreemd was en over volken Avier verschillenden aard , taal
en zeden hij niet kende , die zeer naijverig waren op de handhaving hunner regten
en vrijheden, en zoowel door eenen zwaren schuldenlast gedrukt, als door in- en uit-
wendige vijanden bestookt werden (2). De onlusten in Zeeland, vermoedelyk uit
het besluit van willem IV omtrent de leenen, welke aan de grafelijkheid vervielen,
voortgesproten (3) , waren in eenen volslagen opstand uitgebarsten , en niet zelden leest men
van gevechten in dit gewest, van moorden en het zenden in ballingschap uit de onderschei-
den eilanden. In Zierikzee stegen de beroerten tot zulk eene hoogte , dat reeds Margaretha
{junsten uitdeelde getuigen mede j. a. leydis , Chron. Belg. Lib. XXIS. c. 1. p. 268. Oude
Holl. Biv. Chron. Dtv.JXlN. c. 1. Chron. de Holl. Ά^ηά matthaei Analect. T. V.p. 561, Magn,
Chron. Belg. p. 331, niet p. 303, zoo als de jonge en biiderdijic , welke de aanhaling van dien
geleerde iiaschrij ft, opgeven.
(1) DE JONGE, Ferh. over d. H. en K. Twisten , bi. 57—68, zet dit alles duidelijk en oordeel-
kundig uiteen, en Avordfc door bilderdijk, D. UI. bl. 141—147 gevolgd, die echter de zaak harts-
togtelijk en bespottelijk overdrijft.
(2) de j0i?ge, Verh. over de B. en K. Ttcisten, bl. 106, 107. Over den naam Verheider
[atendam], zie bilderdijk, D. UI. hl, 147. Willem wilde door dien titel te kennen geven, dat
hij deze landen nog niet als de zijne beschouwde, maar in de verwachting leetde hun Ueer te
zullen Avorden. Hij zelf betuigde hierdoor, dat hem slechts het bestuur, niet de oppermagt was
opgedragen.
(3) Zie hiervoor, bl. 159. De aldaar aangehaalde plaats van v. a. uydis, wordt vertaald gevon-
den bij boxhori? op reigersbergh, 0iron, V, Zeel bl. 142 en de jonge, Verh. over de II. en K.
Twisten, bl. 70.
DES VADERLANDS. 169·
zich genoodzaakt had gezien, den imvoners van Holland^ Zeeland en Friesland te 1339—
verbieden, eenige gemeenschap te houden of handel te drijven met die stad, uit welke
men de grafelijke ambtenaren verjaagd had en wier burgers zij deswege » openbare
vijanden noemde, welke haar de stad onthielden en veel tegen hare heerlijkheid mis-
deden." Niet vroeger, naar het schijnt, dan in de helft van het volgende jaar konde 1347
WILLEM Zierikzee aan zich onderwerpen en het tot eene boete van vier en twintig honderd
gouden schilden dwingen. Ook in Bolland duurde do gisting voort, die zich reeds
in Dordrecht tegen Margaretha geopenbaard had (1). De Kennemers en do West-
Friezen van D recht er land randden de grafelyke hoogheid aan, doch waardoor wordt
niet gemeld, en moesten hun vergrijp met eene aanzienlijke geldsom boeten (2).
Terwijl WILLEM met nadruk zijn gezag handhaafde, trachtte hij van den anderen kant,
de genegenheid der landzalen te winnen. Hij bekrachtigde de giften en vergunnin-
gen , de koop- en verkoopbrieven zijner moeder, bevestigde hare uitgegeven leenen,
voldeed zoo veel mogelijk hare achterstaUige schulden, en bevestigde de steden in do
voorregten door haar geschonken. Voorts onderwierp hij zich aan al hare schikkingen
en raadpleegde haar soms over 's lands aangelegenheden, waaruit van zelf voortvloeide,
<kit MARGARETHA, in wcerwil harer belofte , zich in Duitschland met hare Neder-
landsche gewesten nu en dan bemoeide. Het blykt echter niet, dat zij zich dadelijke
lastgevingen heeft veroorloofd (3).
Middelerwijl ontvlamde op nieuw de oorlog met het Sticht, Do onderhandelingen lot
vrede waren door den dood van Graaf Willem IV afgebroken , en Margaretha had bij
hare komst herwaarts , een bestand van twee jaren gesloten dat nu geëindigd was, Bis- 1348
schop JAN van Arkel rukt derhalve zijnheir bijeen, herneemt jË'cmwei , dal lot ZTö/Zanc?
was overgegaan en den naam van OoH-Eolland had aangenomen, verwoest de landen
van Amstel en fVoerden en verbrandt Oudewater ^ hetsvelk hij stormenderhand had
ingenomen (4). Willem, wien het grootste geldgebrek buiten slaat gesteld had, de
grenzen behoorlijk te verdedigen, verkoopt onmiddellijk een gedeelte der grafelijke
erfgoederen, roept do Edelen en gemeenten Ie wapen en trekt, van alle zijden door geld
(1) de jonge, Verh, over de 11. en K. Twisten, bl. 68—71. Van wijn, in het voorwerk aldaar
hl XXVI, XXIX.
(2) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 742.
(3) DE JOKGE, Verhand, over de H. en K. Twisten, bl. 108—118.
(4) De vermeerderde beka , bl. 233 , 238—241. J. a. letdis, Chron. Belg. Lib. XXVlif. c. 16.
p. 267. Lib. XXIX. c. 9, 12.
II. deel, 2 stuk. 22
-ocr page 170-m
170 ALGEMEENE GESCHIEBEN IS
en volk ondersteund, to velde (1). Nabij Schoonhoven gelegerd, daagt hij den Bis-
7 schop schriftelijk tot een veldslag uit. » Wi doen u wetenzegt hij , » dat wi mit den
m^aS komen sijn toto ffopenesse, begherende jegens u, uwe stadt van Utrecht;
1348 ende andere uwer Hulperen te stridene, omme 't groote onrecht, dat ons geschiet is
van u ende van den mvon, mit roeve ende mit brande , binnen onsen palen, ende
want het beter op eenen dach becort, danne dattet arme luden op allen tiden ontgel-
den souden, so begheren Avi, dat ghi op den dach van morgen ofte in Dinxdage
naeste comende ten längsten, tusschen Iselsteyne ende Jutfaes, striden wilt, ende
hierof goede ghisele ende sekerheid te ghevene an beiden ziden, ende wat ghi hier
toe doen wilt, dat Avilt ons met uwen opene brieven ende uwer stat segelen beseghell
sonder marren over scriven" (2). Hierop volgde een hevig gevecht ten nadeele der
Hollanders, welke achttien banieren verloren en vele krijgsgevangen achterlieten (3).
12 V. Er werd weder een bestand, doch slechts voor twee maanden aangegaan , uit welks
1 lerlst-
aand. '^houd men echter besluiten zoude , dat Willem de overwinnaar geweest was (4).
Korten tijd vóór het uitbarsten van den Stichtschen krijg, hadden do vijandelijkheden
tegen Friesland een einde genomen. Hertog Willem had zich by het aanvaarden
des bewinds, het ten onder brengen van dit gewest, om den dood zijns voor-
gangers to wreken, ten doel gesteld. Daar hem echter de omstandigheden niet ver-
oorloofden , de Friezen door magt van wapenen te bedwingen, gaf hij aan bijzondere
personen last- en vrijbrieven, om hen alom te water en te lande, aan lyf en goed te
benadeelen; met het geroofde konden zij naar welgevallen handelen, en den onderda-
nen werd bevolen, hen te ondersteunen en behulpzaam te zijn (5). Ondertusschen wa-
ren op dringend aanzoek der Koningin van Engeland ^ onderhandelingen over een be-
stand voor twintig jaren tusschen willem en do Friezen geopend. Dan dewijl willem
begreep, dat hier de goedkeuring des Keizers, des Konings yoxi Engeland, des Mark-
graven van Gulik en des Heeren van Beaumont vereischt en alzoo eenigen tijd ge-
vorderd werd, had men bij voorraad eenen wapenstilstand van eenige maanden geslo-
ten (6). Het overlijden des Keizers vertraagde welligt den voortgang der onderhande-
(1) DE JONGE, Verh. over de IL en K. Twisten, bl. 184—18β.
(2) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 754.
(3) De vermeerderde beka , bl. 241. |J. a. letdis , Chron. Belg. Lih, XXIX, c. 12. p. 272,
Heda , p. 244.
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 755.
(5) Charterb. ν. Priesl. Ώ. I. hl. 203 , 204.
(G) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 205. De brief is vdn Hooimaand 1347- Het is opmerkelijk)
dat in dit staatsstuk vrouw MAKeAREXHA niet genoemd wordti
ni
DES VADERLANDS. 1213
lingen. Althans na liet einde des bestands, had willem nieuwe lastbrieven legen de 1339·—
Friezen uitgegeven, ofschoon zij hem hun leedwezen over de wederzydsche onmin
betuigd en stilstand van wapenen verzocht hadden (1). Eindelijk was den tienden van
Oogstmaand dertienhonderd acht en veertig het gewenschte twintigjarig bestand ge-
sloten en daarmede alle vijandschap geschorst (2).
Tijdens het verdrag met Vtrecht was de Bisschop met Gelre in geschil geraakt. Dit
gaf welligt aanleiding, dat willem , om de geleden nederlaag te wreken, met Hertog
REiNOUD een verbond van wederzijdsche bescherming en onderstand sloot, waarby te-
vens bepaald werd, dat hij zich niet met de zaken van het Sticht aan gene zijde des
IJssels, en reinoub zich niet met dien slaat aan deze zijde dier rivier, bemoeijen zoude (3).
Den volgenden dag gaf hij bevel, de goederen der Stichtenaars in Zuid-Holland 3van
aan te slaan (4). Do krijg werd nu weder hervat, en >villem in zulk eene engte gebragt,
dat hij in het midden des volgenden jaars, do hulp zijner Edelen en der sleden van
Zuid-Holland^ uit hoofde van den prooien nood des lands, moest inroepen, om hem
zoo lang in het verdedigen van IJsselstein en het beschermen der grenzen te onder-
steunen, tot hij in staat zou zijn te velde te trekken, den vijand te wederstaan en
de geledene nadoelen te herstellen (5).
Ondertusschen had hem Margaretha den grafelijken titel en do oppermagt over
Holland^ Zeeland en Friesland geheel afgestaan bij brieven to München gegeven
en sedert te Geertruidenherg, zoowel door de Ridders en knapen, als door de tien Louw-
maand
aanzienlijkste sleden van Rolland en Zeeland bezegeld (6). Men zoekt do oorzaken 1349
van dien afstand in den verwarden staat van Duitschland na den dood van Keizer
LODEWIJK, welke de Keizerin verhinderde, dat gewest te verlaten; in het gedrag van
lodewijks opvolger, karel IV, don onverzoenlijken vijand van het Beijersche Huis,
>velke de graafschappen Henegouwen, Holland^ Zeeland en Friesland wilde splitsen
en reeds werkelyk een vierde gedeelte daarvan aan don Vorst van Gulik had toege-
wezen ; in het verlangen van do vijanden der Gravin en in den sterken aandrang
(1) Charterb. ν. Friesl. D. 1, bl. 205-207.
(2j Charierb. v. Friesl. D. L bl. 207—208.
(3) v. MiERïs, Charterb. ν. Holl. D. U, bl. 755.
(4) v. miehis , Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 756.
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Boll. D. II. bl. 761.
(6) v. »leris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 745. vait mieeis brengt dit staatstuk tot het jaar 1348,
maar volgens den Hof- of Paasclistijl, welken mabgaretiu volgde, üehoort liet tot 1349. Zie v. wun,
op WACEKAAR, St, III. bl. 58 , 59.
24 *
-ocr page 172-1214 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— Tan Willem zeiven , dat hem onbeperkt liet hoog gezag als Graaf wierd opgedragen (1).
1354
JXaar eenen tijdgenoot echter, wren het de vernielende krijgstogten des Bisschops van
Utrecht in Holland, de binnenlandsche tweedragt [Ie descort ki estoient entre les
parties de Hollande et de Zellande) , en de onwil Tan Telen, om Hertog willem ,
wien zy niet als wettig Heer erkenden, naar pligt te gehoorzamen, welke eénigen,
die het wel met moeder en zoon meenden, aanspoorden, om aan Margaretha te
yerklaren , hoe gaarne zij wenschten, dat het gezag over Rolland, Zeeland en Fries-
land aan Willem als Landsheer Avierd opgedragen , dewijl deze landen, indien dit ge-
schied ware , beter beschermd en in Trede gebleTen zouden zyn. Margaretha , door
ongesteldheid Terhinderd Beijeren zóó spoedig te Terlaten als de drang der omstan-
digheden in Rolland en Zeeland vorderde , gaf, door de noodzakelijkheid gedrongen,
aan dien wensch gehoor (2). De beweegredenen echter, welke zij zeWe bybrengt,
bestaan hierin: »dat de landen met schulden, met oorlog en allerhande zaken be-
zwaard waren , zoodat zij wel eenen Landsheer behoefden, die dagelijks bij hen was,
hen met kracht en met het zwaard beschermde en die hen te regt zette en hield;
ook om rust en oorhaar harer landen; en uit zonderlinge lief de ^ die zij tot haren
zoon had, wien zij zoo gaarne Λτβΐ gegoed en bcTorderd zag, opdat hij te beter en te
eerlijker huwelijk doen mögt en het land beter konde beregten. Uit hoofde Tan al
deze redenen stond zij uit vrijen wil, Holland, Zeeland ^τι Friesland aan Hertog
WILLEM af, alleen Henegouwen voor zich behoudende, waarin hij haar. ook, na haren
, , dood, zoude opTolgen" (3). Willem, die insgelijks Terklaart, dat zijne moeder hem het
grafelijk bewind had opgedragen » om goeden jonst ende Sonderlinge liefde, die sy
tot hem had, en omdat si hem ghairne ghevordert saghe, Terbond zich daar-
entegen , haar jaarlijks zesduizend kleine Florentijnsche gouden guldens uit te keeren.
Hij Terpligtte zich tevens, haar dadelyk Tyflienduizend dezer guldens tot aflossing ha-
rer bijzondere schulden te Tóldoen, terwijl hij daar en boTen beloofde , al de schulden,
die hare Toorgangers en zij als Graven en Gravin van Henegouwen, van Holland,
Zeeland en Friesland gemaakt hadden, te vereffenen, uitgezonderd die, welke aan
do bewoners van Henegouwen moesten betaald worden. Hij verklaarde voorts, op ei-
gen kosten en met zijne lieden uit Holland, Zeeland en Friesland, zijne moeder in
het graafschap Henegouwen met al zijne strijdkrachten, tegen eiken aanval te onder-
éém
(1) Wageiïaar, D. III, bl. 274, 275. De jonge, Verh. over de H. en K. Twisten, bl. 191-
208. ^erh. en, onuitg, stukken, D. I. bi. 3—16. Bilderdijk, D. III. bl 151—153.
(2) Ferk. v. d. Oorspr. d, H. en K. Twist, in v. d. berge , Gedenkst, bl. 206, 207.
(3) v. mieris, Charterb. ν, Holl, D. II. bl. 745.
-ocr page 173-DES VADERLANDS. 1215·
steunen, zoodra Margaretha dit Tcrlangde ; onder verbindienis , dat liij niet Yerder , 1339—
dan op haar uitdrukkelijk bevel, zich met het be^γind Tan dat gewest zou bemoeijen.
Verder beloofde hij zich zoodra mogelijk naar Hewe^owwjen te zullen begeven, om in haar
afzyn en in haren naam regt te spreken en andere schikkingen, met betrekking tot het
bestuur te maken. Hij stelde wijders Ie harer beschikking zeker land, welk zij naar
goeddunken in leen mögt uitgeven ; en verbond zich, het burggraafschap van Zeeland^
het land van Voorne en het huis te Tettingen , na den dood der bezitters, aan zijnen
broeder οττο op te dragen. Hij verzekerde op het plegtigst dit alles na te komen, en ver-
zocht do aanzienlijkste Edelen en steden van Holland en Zeeland zich tot borgen daar-
van te stellen en dit met hem door hun zegel te bekrachtigen; verklarende, dat zoo
hy deze beloften geheel of ten deele mögt overtreden of schenden, h)j zich in persoon
te Bergen in Henegouwen in ggzeling zou stellen, of een bepaald getal Ridders en
knapen van zijnent wege derwaarts zenden (1).
De bezegeling dezer voorwaarden geschiedde echter niet, en daarvan toch hing in de mid-
deleeuwen de kracht en wettigheid eens verdrags geheel af (2). De Heer van Beau-
mont, de Edelen en steden weigerden zulks, zoolang ΜΑκαΑΚΕτπΑ niet mondeling en
in hunne tegenwoordigheid daarin had toegestemd (3), Slechts Dordrecht, uit aan-
(1) Zie den brief van llcrlog willeii , door den Heer Mr, j. c. de jokge , in xyno Ferh, en on-
mtgegev. Stukken, D, I, bi. 20—32 medegedeeld. Onze kronijksclirijvere s. λ. mors, CAron.
Belg. LiL· XXIX. c. 2. p. 268, IlolL Div. liron. Div. XXIIL c. 2, veldenaar, Chron, v.
Holl. bl. 84 of liet Cron. de Holl, bij ibattiiaeds, Analect. T. V. p. 562, en het Goudsch. Kron.
bl. 105, melden, dat Margaretha eene jaarlijksche uitkeering ταη tienduizend oude Fransche
schilden Toor zich ])cdon{j. Verg. de jonge , Verh. over de H. en K, Tivistcn, hl. 208_212.
Moeijelijk is bet te bepalen, of en in hoeverre deze som met zesduizend kleine gouden Florenlijn-
sche guldens overeenkomt. Kaar de berekening van goutuoevek , Chron. v. Mali, hl. 383 en scri-
veriïjs , Chroti. v. Holl., Zeel. en Friesl. bl, 304, bedroegen deze tienduizend schilden acht en
twintig duizend gulden, en volgens den abt güesquiere, bij de jokge t. a. pl. hl. 37, zou dc kleine
gouden Florentijnsche gulden ruim vijf gulden Hollandscli bedragen hebben, zoodat willem jaar-
lijks dertig of een en dertig duizend gulden verpligt was , uit te keeren. De Jhïer de josse daar-
entegen berekent de v/üarde van het oude Fransche schild tegen zeven hcdendaagsche guldens,
zoodat tienduizend zulke schilden eene som van zeventig duizend gulden uitmaken.
(2) Zie den brief van Hertog wiilem, bij vi» mieris, Charterb, v. Holl. D. Π. hl. 786. de ίοκβκ,
Ferh. en onuiig. JStukk, D. 1. bl. 39—42.
(3) Ferh. v. d. Oorspr. d. H. en K, Twist, in v. d. bergb's Gedmkst. bl. 208. Het was
alzoo niet, gelijk de Heer de joj^ge, t. a. p. bl. 41 beweert, dat wïliem mtet opset de bezegeling
der bewuste overeenkomst achterUet. Ook ze^t v^nim niet ia ém brief hij v. buris , Charterb, v.
174 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— merking Yan den treurigen staat des lands, ontving willem als Graaf, onder beding,
dat zoodra Margaretha weder in Holland kwam en dit niet goedkem^le, de stad aan
alle verpligtingen jegens hem ontslagen zijn zoude (1). Willem beloofde hierop de
Dordrechtenaars van alle schulden zijner voorzaten te bevrijden, bevestigde al hunne
handvesten en verklaarde , dat indien hy niet voldeed aan de voorwaarden en geloften
tussehen hem en zijne moeder gedaan, of zoo hy niet, » van den ghemenen lande en
de steden, naar zeden en gewoonten ontvangen wierd," zij zich ontslagen mogten re-
29 v. kenen van alle manschap en eeden hem gedaan, en dan zijne moeder als hunne wettige
maand I^^^'ls^ïOuwe mogten houden en erkennen , zonder eenigzins tegen hem te misdoen (2).
1349 Deze verklaring des Hertogs werd sedert bij klokkenslag in elke gemeente voorgele-
zen. Rotterdam, Schiedam en Delft volgden het voorbeeld y^m Dordrecht, hoewel
ongaarne en alleen omdat die stad was voorgegaan (3). Terstond hierna nam willem
den titel aan van: Graaf van Holland^ van Zeeland en Heer van Friesland (4),
Zoo zag dan de jeugdige Vorst, gedrukt door de schulden zijner voorgangers en onder
do verpligting eener jaarlijksche uitkeering, wier voldoening hem uit dien hoofde zeer
bezwaarlijk, zoo niet onmogelijk zijn moest; gewikkeld in eenen ongelukkigen krijg
met den Bisschop van Utrecht, en bedreigd door de eischen van Engeland en Gulik^
zich als Graaf aan het hoofd van een land geplaatst, waar geene der drie magten ,
do Vorst, de adel en de steden, de andere bedwingen konde (5). De Edelen, met
Avelke Margaretha hem bij haar vertrek naar Duitschland had omgeven, jan van
Beaumont, yviLLim. van Duiven voorde ^ dirk van Breder ode ^ floris von Boechorst^
vhOTKis van Alkemade , filips en zh-n vanPolanen, van Heemstede, de Heeren
van Ter Veere^ van Moermont, van Cruningen ^ ydja.Renesse en anderen die nader-
HolL D. Π. bi. 786, volgens den Heer de jonge, dat hij deze voorwaarden » noch door zijn oom
van Beaumont, noch door de Edelen en steden had doen bezegelen" maar dat zij bij zijnen
)) lieven oem, ende Ridderen, ende knapen, ende steden nijet besegeit en ivorden."
(1) Verh. v. d. Oorspr. d. H. en K. Twist, in v. d. bergd, Gedenkst, bl. 209.
(2) v. miekis, Charterb. ν. Holl. Τ). Π. bl. 748. Ten onregte worden door v. mieris deze stukken
op het jaar 1348 gebragt.
(3) Verh. v. d. Oorspr. d. H. en K. Twist, in v. d. bergh. Gedenkst, bl. 209.
(4) v. mieris , Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 761. In een?n volgenden brief noemt hij zich weder:
)) Yerbeider der graaflijkheden van Henegouwen, Holland enz.en in een later stuk zelfs: Graaf
van Henegouwen.
(5) Verg. de jonge, Verh. over de H, en K. Twisten, bl. 183—191, bl. 212. Verh. enon-
nitgeg. Stukk. D. I. hl. 45.
DES VADERLANDS. 1217·
. hand als hoofden of aanvoerders der Hoekschen gevonden Avorden, voerden aan het Hof [^^g^
den hoofdtoon, deelden in het bijzonder' vertromven van Hertog willem , en verwierven 1354
voor zich en hunne vrienden de aanzienlijkste ambten (1). Do egsiosdeii, do arkels
en anderen, die later onder de Rabeljaauvvschgezinde Edelen voorkomen, werden
uit allo betrekkingen gehouden en zoo veel mogelijk van den persoon des Vorsten ver-
wijderd (2). Dit echter veranderde plotseling en zij, welke tot dien tijd op den achter-
grond stonden, traden te voorschijn. Willem , thans Graaf en Heer, ontdeed zich
van de magtige gunstelingen zijner moeder, welke zijn gezag beperkten , en andere
Edelen bekleedden weldra in hunne plaats de gewigtigsto betrekkingen. Van daar,
)) hoe op het eene oogenbhk do Edelen, die willesi naderhand zoo vijandig waren,
bij hem worden gevonden, en op het ander tijdpunt juist hunne tegenstrevers hem om-
ringen." Do fakkel der tweedragt, die spoedig den staat in vuur en vlam zou zetten,
was nu ontstoken. Do vernederde Groolen, verbitterd over hunnen val, wenschten
MARGARETHA in liet hoog bewind terug, terwijl de begunstigde Edelen zich enger aan
WILLEM sloten, hem van hunne hulp verzekerden en aanspoorden, de beloften en
voorwaarden met zijne moeder aangegaan, niet te houden (3).
Ondertussqjien had Margaretha , van den slaat van zaken onderrigt, zich naar He^
negouwen begeven (4). Op raad en aandrang der misnoegde Edelen, besloot zij do
teugels van het bewind over Holland weder op to vatten, dewijl Hertog willem niet
aan de overeenkomst, het land in rust to houden en haar do verschuldigde gelden to
betalen, voldeed, waardoor zij begreep, dat do afstand geacht kondo voorden nietig en
van geene waarde te zijn (5). Zij ontbood in Grasmaand willem , die zich. in Zeeland he- 1350
vond, naar Quesnoy,^ en schetste in eene vergadering van den Raad van Ilenegomoen met den
Heer van Bcaumont aan het hoofd, den toestand van Holland en hoe do voorwaarden
to haren opzigto onvervuld bleven. Willem verklaarde hierop in deze zamenkomst
alles voor vernietigd, wat tusschen hem en zijne moeder zoo wel schriftelijk als ander-
(1) Men zie over deze Edelen de doorwroclile verhandeling des Heeren de Jorg», over de H.enK,
Twisten, bl. 135—171; en vergelijke Avat aldaar, bi. 148—160, over willem tan Duivenvoorde
geregd wordt, met den kwaadaardigen uitval van bildbitdijic, D. Hl, hl. 151.
(2) DE josGE, Ferh. over d. H. en K, Twisten, bl. 172—182.
(3) Verg. de josge, Ferh. o. d. ƒ/. en K. Twisten, bl. 212—226. v. mieris, CharterL· v,
Holl. 1). III. bl. 786. De lieer de jonge, t. a. p. bl. 217, meent, dat deze verandciing iu het
}>c8luur en aan het Hof, op het laatst van 1349 of in het begin van 1350 plaats greep.
(4) Verh. V. d. Oorspr. d. Π. en K, Twisten bij v. d. bergii, Gedenkst, hl. 210.
(5) WiuM VIIT uaDEGAEBSBEnca, bij DE joHGE, Verh. over de ü, en K. Twist, hl. 227, 272.
-ocr page 176-176 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— zins lot dien dag toe was aangegaan, dewijl bij liever geen gebied had dan zich be-
zwaard te gevoelen, wanneer hij het bezat. Van wederzijden werden nu de stukken
betrekkelijk de overdragt, van onwaarde verklaard (1).
Naauwelijks echter was hij over Zeeland in Holland teruggekeerd, of hij sloot met
de egmonden , de arkels , de waterlawdek , de heemskerkeit , do wateuingew
en andere hem genegen Edelen, nevens zijne »lieve en ghetrouwe" steden Dord-
recht , Delft, Leiden, Haarlem, Amsterdam , Alhnaar , Medemhlik , Oudewa-^
ter , Geertruidenherg, Schiedam en Rotterdam het beruchte en merkwaardig ver-
bond tegen de düivewvoordew , de polanept , de breberoden , de raaphorsten en
vele andere gunstelingen van Margaretha , die weleer bij hem in het hoogste aanzien
geweest waren, maar welke hij nu zijne vijanden noemde , » die hem niet alleen ,
maar ook al zijne vrienden uit zijne graafschappen en heerlijkheden verdrijven wil-
den , hunne personen beleedigden en hunne bezittingen verwoestten of hen daarvan
beroofden." Hij verbant deswege deze lieden uit Holland, Zeeland en Friesland,
en belooft dat zij daarin nimmer zullen terugkeeren, noch hij zich met hen zal
verzoenen zonder toestemming zijner Edelen en steden, wien hij tevens plegtig ver-
zekert » bij te zullen blijven gelijk een goed Heer verpligt is !" Voorts- bepaalt hij ,
en dit verdient bijzondere opmerking, dat bij kinderloos overlijden, zijn broeder
albreght hem zal opvolgen, en indien ook^deze geene erfgenamen naliet, die broeder
als opvolger zou erkend worden » welke alsdan naast hem de oudste is in nederwaart-
scho linie." Tevens Avordt in dit staatsstuk gezegd, dat lodewijk de Romein, » zijne
regten op deze gewesten aan Willem heeft afgestaan ," welke laatste uit dien hoofde
niet slechts do Edelen en steden, maar zelfs do landheden, edel en onedel, poorters
en dorpelingen verzoekt, deze regeling als wettig goed te keuren, en hun tevens
vermaant met elkander eendragtig te blijven (2). Do namen van Zeeuwsche Edelen
en steden WOrden in dit verbond niet p^evonden; en van de Hollandsché steden, welko
O ' '
toen do zijde van 's Hertogs tegenpartij aankleefden, geene genoemd. Gouda en
Schoonhoven, van welke van beaumont Heer was, zullen waarschijnlijk onder deze
laatsten behoord hebben (3).
Uit dit verbond blijkt, dat de vijandelijkheden reeds eenen aanvang genomen had-
den. En inderdaad , willem ging dit verdrag niet aan, dan ^^nadat de biargaretha's
(1) Verh, v. d. Oorsp.. d. H. en K. Ttcisten ia v. d. bergh's Gedenkst, bl. 211.
(2) v. mieris, Charterb. v. Holl D. II. bl. 778. IYagenaar, D. III. bl. 280, stelt ten onregte,
dit verbond een jaar later. Zie v. wijn^ op wagenaar, St. UI. bl. 59.
(3) Wagenaar, D. III, bl. 281.
-ocr page 177-DES VADERLANDS. 1219·
gezinden , om zich op hem Ie wreken, kort te voren de stad Naa^rden in de asch ^
gelegd hadden (1). Dil, schynt de eerste openbare vijandelijke daad in dien verderfe-
lijken twist geNveest te zijn; althans van vroegere aanvallen wordt geen spoor gevon-
den (2). Met regt derhalve is gezegd geworden, »dat de aanhangers der moeder
in spoed, om zich ten strijd toe te rusten, hunne tegenstanders overtroffen, doch dat
dezen het van hen in beleid gewonnen hebben (3)." Vier dagen na het verbond van
willem met de hem aanhangende Edelen en steden ^ herriep Margaretha openlijk 27 yaii
haren afstand, dewijl haar » lieve soen door jongheid of door verzuim, of wel door jg^Q"
hehendigheid van sommige lieden hare heerlijkheid, regt en hoogheid verminderd en
vervreemd had" (4). Zij aanvaardde nu weder het bewind als Gravin van en Zee-
land, terwijl willem evenzeer zijn grafelijk gezag handhaafde (5). Hij beweerde, »dat
de graafschappen aan het Rijk en daardoor aan hem, als zoon des Keizers , vervallen Avaren."
Margaretha daarentegen , » dat hij geen regt daarop had , dan uil kracht van de erfenis
zijner moeder" (6). Beide partijen verklaarden elkander den oorlog, en onderscheidden
zich nu door naam en kleedingsleus. De aanhangers der moeder werden iioekschen , dio
des zoons kabeliaauwschen genoemd ; deze werden aan graauwe , gene aan roode mutsen
kenbaar (7), De burgerkrijg , die honderd vijftig jaren zou duren , werd met hevigheid
(1) v. biïbis, Charterb. v, EoU. D. II. IjI. 779.
(2) DE josGF,, Verh. over de Π. en K. Twisten, bl. 230, waar levens de dwalinjj van wiCE-
RAAR, D. III. bl. 278, en anderen wordt aangewezen, welke bij het niet opmerken van den liof-
stijl, de eerste aanvallen den Kabeljaauwselien toeschrijven.—· Daar μαβοακειπα in den brief waarhij
zij haren afstand herroept, van geene gewelddadigheden der wiLLEjis-gezinden gewag maakt, ver-
sterkt dit het gevoelen, dat niet dezen, maar hare aanhangers het eerst het zwaard gelrokken hcbbeu.
(3) Skoi , Rer. Jlaiav. Lib. IX. p. 124.
(4) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. hl. 780.
(5) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. bl, 781, 785.
(6) Magn. Chron. Belg. p. 331. Verg. vam καμγεκ, Faderl. Karakterk. D. I. bl. 154—157.
(7) Algemeen wordt de naam Kabeljaauwsch afgeleid van den bekenden zeevisch j en Hoeksch,
van den hoek of angel waarmede die visch gevangen wordt. ί. α levdis, Chron. Belg, //ίό. XXIX. -
c. 16. p. 273, wordt in deze naamsafleiding door deda, p. 244, het Magn. Chron. Belg. p. 331,
sroi, Rer. Baiav. Lib, IX. p. 123, ïieueuüs, Annal. Flandr. Lib. XIII, en genoegzaam door al
onze overige kronijk- en geschiedschrijvers, vossius, Annal. Holl. Lib. X. p. 131, wagewaab, D. HL
1>1. 278, gevolgd. Vergelijk de Verh. des Hoogleeraars tydeman o, <i. ƒƒ. e» A". Partijsch. bl 47—50.
Vernuftig en ongezocht leidt bilderduk , D, III. bl. 104, den naam van Kaheljaauwschen uit de
hofkleeding of die der ambtenaren af. Deze kleedij was onder het huis van Henegouwen rood en
geel gebleven, de kleuren van het oude llollandsche gravenhuis. Zoodra wntEii, bij den afstand
zijner moeder, Graaf\vas geworden, moest zij, naar zijn wapen, blaauw wiet wit of zilver zijn,
II. deel. 2 stuk. 23
-ocr page 178-178 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
i339—begonnen. Margaretha, yergaf in een open brief, de Edelen van haren aanbang en
^ ^ waarborgde hen wegens hetgeen zi] tegen degenen bedreven liadden, welke bedoelden
Herfst-haar te verdrijven, en die haar land ghehernt ende gheroeft (met brand en roof
J350 vervuld) hadden; terwijl zij tevens beloofde, bij hen te blijven, hare vijanden te we-
derstaan en uit den lande te verjagen (1).
Het was Λvelligt deze verklaring, zoo niet het besef van schuld, of het gevoel van
onmagt, welke willem aanspoorde te Geertruidenherg het hoog bewind over Hol-
land, Zeeland en Friesland openlijk Aveder aan zijne moeder af te staan, do Edelen
27 van en steden van den eed hem gedaan te ontslaan en hen tot gehoorzaamheid aan marga-
lleri'st-
maand. te vermanen, tegen wie hg zich, hij rade van sommige lieden, niet van zyne
verpligtingen gekweten had (2). Hij bezocht nu zijne moeder, die aan eene kAvijnende
ziekte leed , en smeekte haar in tegenwoordigheid des Heeren van Beaumont, vergiffenis
voor hetgeen hij tegen haar misdaan had, plegtig belovende , voortaan niets te verriglen
in strijd met hetgeen een goede zoon aan zijne goede moeder verschuldigd is (3).
Deze verzoening vond geen weerklank in Holland. Het grafelijk gezag van Mar-
garetha werd hier door Willems aanhangers of do Kabeljaauwschen openlijk geschonden ,
en dagelijks vermeerderde het wederzijds plegen van ongeregeldheden en misdaden. In
Ό elft onder anderen, werden eenige Hoekschen wegens eenen manslag vervolgd , ver-
oordeeld en met den dood gestraft, zonder dat 's Graven Regler daarin gekend werd,
buiten Alien nogtans geene lijfstraffelijke regtspleging mögt plaats hebben. Om deze zaak
en andere feiten geregtelijk te ouderzoeken, begaf zich Margaretha , door willem ver-
gezeld, naar Dordrecht alwaar partijen gedaagd werden. Dirk van Brederode en de
Heer van der Leek nevens hunne aanhangers verschenen en beloofden, de uitspraak
der wet af te wachten. De Delvenaars daarentegen kwamen niet, verklarende dat
wat zij gedaan hadden, op last van Hertog avillem , hunnen wettigen Heer , geschied
nt
» Dit blaau w met Avit of zilverzegt bilderdijk verder, » bij de Beijersclien in schuine ruiten (als in het
wapen) {jesehakeerd, onderscheidde derhalve zijne ambtenaren j en zij die Margaretha na hare her-
roeping aankleefden, namen hare hofkleeding weór aan. Dc Margareets-gezinden vonden in die
schubachtige wit en blaamve ruit een gelijkheid met kabeljaauwen, en noemden spotsgewijze Wil-
lems ambtenaren Kabeljaauwen." Zie ook tydeman's Verh, over de £I.\cnK. Partijsch.hl. 52—57.
Dc naam van Kabeljaauwsch moet dus vóór die van ifoekscli in zwang gcAveest zijn. Waarom
de Hoeksche partij in de openlijke staatsstukken dc eerste genoemd wordt, onderzoekt Prof. xïde-
MAN, t. a. p. bl. 525 bilderdijk ruimt op eene voldoende wijze de zwarigheden uit den weg,
dat de namen van Hoekschen en Kabeljaauwschen in geen staatsstuk vóór het jaar 1428 gevonden
worden. D. ΠΙ. bl. 166, 167. /
(1) DE JONGE , Ferh, over de H. en K. Twisten, bl. 290—295.
(2) VAN MIERIS, Chartcvb, v. Holl. D. II. bl. 786.
(3) Verhaal v, d. Oorspr. d. H. en K. Tivist. bij v. d. bergh, Gedenkst, bl. 212.
-ocr page 179-DES VADERLANDS. 179
was. WittiiM verontschuldigde zich {sen escondi) bij zijne moeder in eene Tergade- 1339—
ring Van Edelen en steden, én zond open brieven onder zijn zegel naar Delft en de
overige steden van Noord-Holland ^ dat zich toen van den Hollandschen IJssel tot aan
de grenzen van Kennemerland uitstrekte. Hierin maakte hij zijn afstand van het be-
wind bekend, vermaande de Delvenaars, nevens het geheele land , zijne moeder als
wettige Landsvrouwe te gehoorzamen, en verklaarde , dat hij hunne daden noch voor de zijne
erkende, noch zich daarmede wilde inlaten, want tijdens den wapenstilstand, hadden
zij zich bij de Utrechtschen gevoegd, Avelke op de eigendommen der Gravin in den
Haag roofden en op de zijne brand stichtten (1). Dit alles betuigde en bevestigde hij ins-
gelijks in eene vergadering der Edelen en steden van Zuid-Holland, door Margaretha te
Dordrecht bijeen geroepen, daarbij plegtig belovende, dat hij nooit iets tegen zijne
moeder ondernemen, of zoolang zij leefde, zicli met bemoeïjen zoude (2).
Margaretha zond nu Hertog willem als stadhouder naar Henegouwen en trok
zelve naar Zierikzee, om de Zeeuwsche zaken te regelen en middelen tot herstel van
den binnenlandscben vrede té beramen. Hier, waar zij nog niet gehuldigd was, ont-
ving zij den eed van trouw, en zat, naar oud gebruik, als Landsvrouwe in de hoogero
vierschaar, waar die zaken werden afgedaan, welke voor de mindere regtbanken niet
mogten behandeld worden. Haar ziekelijke toestand echter bewoog haar weldra, willesi
en van beaumont derwaarts te ontbieden, om dezen laatslen de landvoogdij over Holland,
Zeeland en Friesland op te dragen, als daartoe liet geschiktste, zijnde hij de voor-
naamste en vermögendste Edele des lands en op wien zij het meeste vertrouwen stelde,
Willem werd mede naar ZeeZawc? ontboden, om als erfopvolger of toekomstige Heer,
do opdragt des bestuurs aan vaw beaumont ook door zijne goedkeuring kracht bij te
zetten. Daar Margaretha echter de regtspraak in gewigtige gevallen, van ouds een bewijs
van landsvorstelijke hoogheid, voor zich, doch met overleg des Heeren vaut beaumomt,
en der Heeren van barbenchon en van havregh , twee Henegouwsche Edelen , wildé
behouden, weigerden willem en vaw beaümont , ondanks haar dringend verzoek, zich
naar Zierikzee te begeven, zoo lang zij op dit punt aandrong en deze eigenschap
der oppermagt niet onverdeeld aan van beausiont overliet. Margaretha , die reeds
zeer veel had toegegeven door dit regt met hare bloedverwanten te willen d.eelen,
weigerde gehoor aan dien onbillijken eisch; en Willem nevens van beaumoht, die
zich reeds te Tholen bevonden, keerden naar Henegouwen terug (3).
(1) Verhaal v. d. Oorspr. d. IL en K., Tiüisieu^ bij v. d. bïrgii , Gedenkst, hl, 213—218}
cn de aant. aldaar.
(2) Verhaal v. d. Oorspr. d. H. en K. Twisten in τ. d. BERcn's Qedenhst. hl. 218,
(3) Verhaal v. d, Oorspr. d. IL Ä. Twisten in ν, d« BEHCu'e Gedenkst, p. ίί18'~~221 < cu
de aant. aldaar.
24 *
-ocr page 180-180 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
4 ηQ()
1354" gedrag deed Margaretha, het ergste vermoeden en bragt haar ongetwijfeld
tot het besluit, het bewind over Rolland, Zeeland en Friesland aan eduard III,
21V. haren schoonbroeder, voor een bepaald getal jaren en onder zekere voorwaarden op
Wijn-
maand te dragen. Do Koning maakte wel spoedig toebereidselen tot de plegtige overnemmg
1350 (lezer gewesten , doch in Wintermaand was men het over de gelden, welke hij eischte,
nog niet eens geworden, en het schijnt, dat de onderhandelingen sedert geheel zijn
afgesprongen (1). Margaretha had zich ondertusschen naar Betjeren begeven, en
WILLEM zich eigendunkelijk in haar afzijn het hoog bewind, onder den titel van
Graaf van Holland van Zeeland, Heer van Friesland en Verbeider van het graaf-
schap Henegouwen, aangematigd (2). Deze stoutheid persteden breberode's, den van
18 v. borselens en eenige andere aanzienlijke Edelen de openbare verklaring af, dat zij
nui'^id. ^^ hooghe edele Vrouwe, margriet, Gravinne van jf^ewég'mom, van Hollant, van
1351 Zeelant, ende vrouwe van Vrieslant, kennen ende houden over (voor) hunne ge-
borne Lantsvrouwe also lange, als sy leven sal, ende heur met trouwen doen sullen
al dat goede getrouwe lüde schuldich sijn te doene haerer gerechter Lantsvrouwen, in
rade ende in dade alzo langhen, als sij leven sal (3)." Margaretha trachtte haren
20 V. onrustigen zoon en zijno aanhangers, door den afstand van het graafschap Zeeland to
maand behoeve , te bevredigen; een bewijs, dat zij hem bij haar laatste vertrek naar
Duitschland, niet met het grafelijk gezag over deze gewesten bekleed had. Voorts
verklaarde zij hem nogmaals tot wettigen erfgenaam, na haren dood, van al hare Ne-
derlandsche graafschappen, en op haar verzoek, bekrachtigden en bezegelden de Heer
van beaumont , do ya3n· borselejfs en anderen van den Zeeuwschen adel, benevens de
sleden Middelburg en Zierikzee^ dezen giftbrief (4). Dezelfde Edelen en steden be-
12v. vestigden vervolgens met hun zegel Willems belofte, aan zijne moeder voor den afstand
^jPJl^" van Zeeland, vijfduizend kleine Florentijnsche guldens in eens, en tweeduizend jaarlijks
uit te keeren (5).
Het schijnt, dat willem kort daarna het bewind weder nedergelegd en zich naar
Beijeren begeven heeft (6). Spoedig echter door de Kabeljaauwschen naariTo/Zawi/ge-
(1) V. MiEiiis, Charterboek van Holl. D. II. bi. 786—788.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν, Holl. D. II. bl. 7ßG, 769. Naar den hofstijl, welken μακοαλετηλ^
en >viLLEM volgden, bchooren de aldaar bijgebragte brieven tot het jaar 1351.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν..Holl D. II. bl. 767 , 768.
(4) ν. MIERIS, Charterb, ν. Holl. D. II. bl 768.
(5) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 771.
(6) Veldenaar , Ck-on. v. Holl, bl. 84, 85. Verg, ν. d. berohs Gedenkst, bl. 214 (6), 22:1
(7), 222.
vi
-ocr page 181-DES VADERLANDS. 181·
noodigd , om liet gebied op nieuw te aanvaarden, kwam hij onder geleide van geraert 1339—
van Herlaer, in het geheim te Gorinchem, waar de Delvenaars hem terstond als Graaf
huldigden (1). Margabetha. ontving met verbazing dit berigt to Zierikzee en ontbood
onmiddellijk haren oudsten zoon, lodewuk den Romein, uit Beijeren herwaarts, om
zich van zijn raad in dezen moeijelijken toestand te bedienen. Inmiddels begaf zij zich
naar Middelburg, om hulp tegen willem in te roepen, wie zij echter nog hoopte,
dat zich aan haar zou onderwerpen (2). Hij integendeel, liet zich in de meeste Hol-
landsche steden, in Kennemerland en West-Friesland huldigen en zag zich eerlang
aan het hoofd van eenen magtigen aanhang, die zijne tegenpartij te vuur en te zwaard
vervolgde (3). Margaretha riep nu do Edelen en steden van Zeeland te Middelburg
bijeen, welke haar trouw zwoeren, in het bijzonder de vaw borselens en everingen ,
die haar by open en bezegelde brieven voor hunne wettige Landsvrouwe erkenden.
Hierop vertrok zij naar Dordrecht, waar men hare tegenwoordigheid verzocht had,
en ontmoette er lodewijk den Romein.
Na vele vergeefsche pogingen, om Willem tot eeno overeenkomst to bewegen, gaf
zij ΕΟΟΕΛΥυκ den Romein deel aan het beAvind en noemde hem haren erf zoon , in 17 v,
welke hoedanigheid hij een handvest van den stapel, door haar aan Dordrecht ge-^^gj^j
schonken, mede bezegelde (4). Als zoodanig werd hij door eenige leden van de vroed- 1351
schap dier stad erkend , welke hem en zijner moeder trouw zwoeren. Zij beloofden , hen
met goed en bloed te ondersteunen, nadat aldaar eeno beweging ontstaan was en men
eenige vrienden van jiargaretha , onder hare oogen zelfs, deels gevangen genomen,
deels vermoord had (5). De Gravin vertrok toen weder naar Geertruidenherg en van
daar naar Zeeland. Het komt ons zeer waarschijnlijk voor, dat zij thans cene poging
aangewend heeft, om zich met haren zoon, onder deze voorwaarden t(3 verzoenen,
1°. Zij moest in het bezit van geheel Holland^ Zeeland en Friesland hersteld wor-
den , dewijl 'WILLEM dio onwettig bezat. 2°. Allen, welke uithoofde der binnenlandscho.
(1) Fcrh. V. d. Oorspr. d. U. en K. Twist, in r. D. bergüs Gedenkst, bl. 221. J. a. leyihs,
Chron. Belg. Ltb. XXIX. c. 17. p. 274.
(2) Vcrh. V. d. Oorsp. d. H. en K. Twist, in v. d. hercns Gedenkst, bl. 222 , 223.
(3) J. a. leydis , Chron. Belg. Lih. XXIX. c. 17. p. 274. De vermeerderde beka , hl. 244.
Veldekaar, Chron. v. Holl. bl. 85, 86.
(4) Verh. v. d. Oorspr. d. IL en K. Twist, ia τ. D. BEücns Gedenkst, hl. 224, 225. τ. βίε-
ms, Charterb. ν, Holl. D. 11. bl. 772.
(5) Verh. r. d. Oorspr, d. M, en K. Ttoist. in v. d. tmam Gedenkst, bl. 220. v. «leßis,
Charterb. r. ilolU D. II. bl. 773.
182 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
13^—onlusten uit den lande gebannen waren, zouden daarin terugkomen, hunne goederen
vreedzaam bezitten, en zij noch hunne erfgenamen er ooit van beroofd worden. Elk
gevangene zou geslaakt Λvorden en vrij naar de zijnen terugkeeren. 3°. Hertog οττο
zou gehandhaafd Avorden in de bezittingen, welke zij hem bg opene brieven had toe-
gewezen. 4». Do verzoening door haar tusschen wolpeb.t van Borselen en jaiï van
Haemstede bewerkt, zou süplelijk gehouden worden. 5°. Hertog "wii.lem zou zijn
oudsten broeder lodewuk tevreden stellen, met betrekking tot het verdrag dat vroeger
tusschen hen bestond. 6°. Zij moest in Holland^ Zeeland en Friesland eene bui-
tengewone bede gemeten, zoo als gebruikelgk was, wanneer de Landsheer of Vrouw
voor het eerst in het land kwam, en welke zij nooit ontvangen had. Op deze voor-
waarden zou zij willem tot haren Landvoogd of Stedehouder over de genoemde gewes-
ten aanstellen , doch het oppergezag voor zich zelve behouden (1). Vermoedelijk wer-
den deze voorstellen niet aangenomen. Ondertusschen trachtte de Koning van Enge-
land de verzoening te bewerken, en zond deswege den Hertog van Lancaster bene-
vens john de carleton en andrew de offord herwaarts (2). Tot dat doel noodigde
de Koningin zelfs, beide moeder en zoon te Calais. Margaretha verscheen en met
haar eenige regeringsleden van i^ori/reeAi, Middelburg en Zierikzee (3). Willem
16 Y. daarentegen kwam, kort na haar vertrek, te Dordrecht, waar hij als Graaf gehuldigd
I ^Γδ^δΐ' ^^ burgers van den eed ontsloeg, dien zij zyner moeder gedaan hadden ,
I terwijl hg tevens hunne aloude voorregten bekrachtigde (4). Op dit berigt verze-
f kerden haar do Koningin van Engeland en de Engelsche afgezanten, aan wier
^ hoofd de Hertog van Lancaster, naderhand de schoonvader van Hertog willem ,
^ zich bevond, hunne hulp en den bijstand des Konings. Zij begaf zich hierop naar
28 τ Henegouwen en hare zuster keerde naar Engeland Xgvw^ (5). Spoedig echter werd
Grasm. gy door lodewuk. den Romein^ haren stedehouder'over Henegouwen^ Hollandy
Zeeland en Friesland, en door de schepenen van Zierikzee naar Zeeland ontbo-
den , waar wolfert van Borselen III zich voor atillem verklaard had en met
eene krijgsmagt tegen Hertog lodewuk oprukte (6). Margaretha kwam weldra te
(1) V. D. BERGU, Gedenkst, hl. 174.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Boll. D. Η. bi. 789.
(3) Verh. V. d. Oorspr. d. H. en K. Twist, in v. d. berghs Gedenkst, bl. 226.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 790.
(5) Verh. ν. d. Oorspr. d. H. en K» Ttoist. in v. d. bergbs Gedenkst, bl. 227.
(6) V. MIERIS, Charterb. v, Holl. D. Π. bl 791. Verh. v. d. Oorspr. d. H. en K. Ttoist. iu
v. d. berghs Gedenkst, bl. 228. . . .
DES VADERLANDS. 183·
Reimerswaal met het doel, den Heer van Borselen slag Ie leveren. Doch wolfeiit, 1339—■
1S54
tloor een groot gedeelte zijner benden verlaten, vlood naar Hertog -willem, wien hij
met zich in Middelburg voerde. Hier overleed hij aan eene ziekte , en willem trok in
het geheim naar Holland^ terwijl Margaretha en lodewijk. zich naar Zierikxee
begaven (1). Vruchteloos beproefde Koning eduard op nieuw de geschillen tusschen
moeder en zoon bij te leggen (2). Willem, die inmiddels met den Bisschop van ^^ v.
Utrecht den vrede gesloten had (3), stevende met eene Hollandsche vloot naar Wal- 135^
cheren en tastte tusschen Arnemuiden en JTeere^ de vereenigde strijdmagt van mar-
GARETHA en des Konings van Engeland aan. Na een hevig gevecht was hij ge-
noodzaakt naar Holland te wijken (4). Margaretha trok weder naar Zierikzee en
zond do Engelscho gezanten nevens etienne mauleon , een Henegouwsch edelman,
naar Middelburg, waar men haar gezag miskende. Do burgers verklaarden zich
luide voor Willem , en de afgevaardigden ontsnapten te naauwernood aan do woede deè
gemeens (5). Wij vermoeden, dat de Keizerin-weduwe toen aan do Engelsche gezanten
de volgende voorAvaarden heeft overhandigd, op welke zij zich met haren zoon wilde ver-
zoenen. 1°. Vóór alles moest willebi haar vergiffenis vragen met do woorden: zeer
waarde en zeer geduchte Vrouw en Moeder, ik bid u nederig om vergeving voor al het-
geen ik u misdaan en waardoor ik uwen toorn heb opgewekt, cn stel uwe landen weder
in uwe hand. Indien Willem deze landen mogten teruggegeven worden , nevens het
(1) Vcrh. V. d. Oorspr. d. Π. en K. Twisten in v. d. Berg's Gedenkst, bl. 228 , 229.
(2) v. mieris, CharterL· v. Holl. D. II. bl. 795.
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 791, 793.
(4) mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 797 , 798. de beka , in mattiiaei ^dnalect. T. III. ρ.
408. J. λ. i.eijdis, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 18. p. 265. Goudsch. Krön. bl. lOG. Retgers-
bekg, Chron. v. Zeel D. II. bi. 154. Naar vaw wijn , Huiszittend Leven, D. II. St. I. bl. 257,
moet dit gevecht tusschen 20 en 30 van Bloeimaand zijn voorgevallen. Met regt verwondert zicli
de Heer v. d. beugii , Gedenkst, bl. 230 (2), dat de gelijktijdige schrijver van het/^erA. ν. d. Oorspr.
d. H. cn K. Twisten, den slag tusschen Veere cn Arnemuiden gelicel voorbijgaat, ten waie hij
daarmede den togt van Margaretha tegen wolfert van Borselen bedoelde, hetgeen men evenwel
geenen slag noemen kan." WxGmkkn, D. III. bl. 279 en anderen, noemen den gcmeldeu slag
cenen scheepsstrijd. J. a. levdis en liet fragment uit de beka ter staving daarvan bijgebragt, zeg-
gen dit echter niet duidelijk. Men twijiblt derhalve, of dit een zeeslag op den ouden stroom van
-Arnemuiden, sedert verzand cn vernaauwd, dan een landgevecht geweest is. Bilderouk schijnt het
toe eer een gevecht tc lande, of wel een gemengd gevecht bij de ontscheping der Engelsche Jjcn-
den, dan een eigenlijke scheepsstrijd geweest te zijn. D. III. bl. 170—173.
(5) Ferk. v. d. Oorspr. d. H. en K. Twisten in v. d, uerchs Gedenkst, bl. 229.
-ocr page 184-184 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— verbeiderschap over Henegouwen , dan moest hij aan zyn broeder lodewijk de verschul-
digde schadeloosstelling geven, en aan Hertog οττο laten, wat dezen door Margare-
tha "svas toegewezen. 3°. "Willem zou aan zijne moeder jaarlyks, zoolang zy leefde,
achtduizend goede guldens (florents fortes) uitkeeren en deze som ook één jaar na ha-
ren dood, ter voldoening van erfmakingen en schulden , verstrekken. Daarenboven zou
haar in eens veertigduizend dezer guldens en bovendien het achterstallige (der inkom-
sten?) van twee jaren, sinds het verdrag mQ\. Engeland, betaald worden. 4®. Willem
moest ten behoeve van lodewijk deti Romein, afstand doen van zyne goederen in
Beijeren, en hem bovendien de schadeloosstelling geven zoo als bepaald was. 5». Wil-
lem moest de schulden van Holland^ Zeeland en Friesland, door zijne voorgangers
gemaakt, en wat men aan den Heer van Beaumont schuldig was, voldoen. Marga-
retha zou het voldoen der schulden van Henegouwen voor zich nemen. 6®. Willem»
zou de overeengekomene diensten voor Henegouwen verrigten, maar hy zelf mögt niet
in dat gewest komen , noch zich met do zaken aldaar bemoeijen , dan op aanzoek van
margaretha. 7o. De goedkeuring of vernietiging van giften, zoowel door Margaretha
als door willem in Holland^ Zeeland en Friesland verleend, zal geschieden naar
het goeddunken en de bescheidenheid van goede mannen aan beide zijden te kiezen,
j 8®. Allen, die uit hoofde der binnenlandsche onlusten, het land verlaten hadden zullen er
ongemoeid en op hunne goederen kunnen terugkeeren, zoowel in Henegouwen als in
Hollandy Zeeland en Friesland en daar ongestoord blijven; doch wat zij te voren
misdaan hadden, zou naar de wetten en landsgebruiken beregt Avorden. De gevangenen
zouden geslaakt worden. 9°. Anna , de dochter der Keizerin-Aveduwe , zal behalve twee
duizend pond, in het bezit blijven der landen van Baudour en Halen. 10". Willem
zal de hulde gemeten en daarvoor het verschuldigde voldoen van al degenen, die
leenmannen gewordeü zijn voor eene som gelds door den Graaf op zijne Hollandsche
schatkist gevestigd, of die hulde gedaan hebben , zonder dat hun voor die som vaste
aanwijzing geschied is; Margaretha daarentegen , zal die leenmannen bezitten en hun
voldoen , welke aanwijzing hebben op de Henegouwsche schatkist. 11°. De zoen getroffen
tusschen jaw van Haemstede en de Heeren van Borselen en van Fere door Margare-
tha , zal in allen deele nagekomen worden. 12°. Over deze voorvi'aarden zuilen goede
brieven , vaste verpligtingen , pandingen en borgen tusschen Margaretha , Hertog wil-
les en lodewijk den Romein gemaakt worden (1).
Men meent, dat hierop een ontwerp van verzoening door den Hertog van Lancaster,
als tot antwoord , aan Margaretha is toegezonden , dat hoofdzakelyk, met weinige
verandering en genoegzaam woordelijk, dezelfde voorwaarden bevat, en bewaard geble-
(1) V. D. BERGH, Gedenkst, bl. 180—187.
-ocr page 185-DES VADERLANDS. 185·
WÊÊmmHmmMmÊmmmmÊÊamÊÊÊmammmm^mmmmm^!^SSÊSÊSÊSiBmi
Ten is (1). Slechis Mordt hier bij het eerste punt gevoegd, dat »wanneer Her- 1339-—
log WILLEM aan zijne moeder vergeving verzocht en haar do landen van Holland^
Zeeland en Friesland weder in handen gesteld heeft, zij hem in genade ontvan-
gen en vergiffenis voor zijn wangedrag schenken zal. Na drie dagen zal zij hem
de grafelijke Avaardigheid over die gewesten, nevens het verbeiderschap over Jle~
negomcen, hetwelk hij na haren dood ook als Graaf bezitten zal, opdragen." BIar-
iïARETHA. verklaarde hierop, dat zij de bemiddeling des Konings van Engeland in 22 van
den twist met haren zoon had aangenomen (2). Hoe voordeelig het Engelsche ontwerp
van verzoening voor Willem, in de gegeven omstandigheden, ook ware, dewijl het 1351
hem het geruste bezit dezer gewesten verzekerde, van welke toen nog maar een gedeelte
in zijne magt was, waren echter de pogingen van den Engelschen afgezant de mawnï to
vergeefs, om hem tot vrede te stemmen (3). Het lot der wapenen zou dat van moeder
on zoon beslissen. Willem rustte eene vloot uit, berekend om die van Margaretha het
hoofd te bieden. Jan van Egniond, jan van Arkel^ Gerrit van Heemskerk en Ger-
rit van Haarlem Avorden ouder do Hollandsche Edelen en Ridders genoemd , welko
hem verzelden. Bij hen voegden zich do Heer van Kuilcnhurg met vele gewapenden
uit Gelre, Kleef en Duitschland^ zelfs eenige Engelschen; en machteld, Vrouw van
Foorne en Burggravin van Zeeland^ over het wegschenken harer goederen op Mar-
garetha verbitterd, zond eenen belangrijken onderstand (4). Voor Schiedam hidigi
WILLEM zijne scheepsmagt bijeen en verzekerde zich inmiddels van Vlaardingen dat
de Keizerin aanhing, waar hij do straatsteenen deed opnemen en op do vloot voe-
ren (5). Margaretha had zich van hare zijde met eene ontzagwekkende magt van
Engelsche en Zceuwsche schepen, versterkt door een groot getal Edelen, Ridders eu
gewapenden uit Ilenegomcen , ten strijde toegerust. Op de Maas, nabij den Briel cii 4 γ.
Zwariewaal, ontmoetten de beide vloten elkander. »Er ontstond een groote , bittere,
)) zware strijd; het krijgsgeschreeuw steeg op ten hemel en zij vielen sloutelijk malkan-
)) der aan, vromelijk vechtende om de overwinning en de overhand. Er werd gehoord
» een vreesselijk geluid in de lucht door het roepen en schreeuwen, hel barsten der
» armborsten , het geklank der zwaarden, het breken der lansen, hel vreesselijk wer-
)) pen der steenen en het scheuren der schilden, want het was een dag des toorns eu
(1) de johge, Fcrh. cn Onuiig. Stuk. D. II. bl. 4. Verp. τ. d. bencii, Gedenkst. LI. 180 (2).
(2) V. D. DERGo, Gedenkst, bl, 178, 179.
(3) 7'erh. V. d. Oorspr. d. TL en K. Twisten in v. d. bergu's Gedenkst. W. 22Ö, 230.
(4) J. A. LEYüis, Chron. Uelg. Lib. XXIX. c. 19. p. 2β5.
(5) τ. wij!i, Huiszittend leren, U. il. St. I. b). 205, gevolyd door mlomdijk , D. lU. bl. 173.
II DEEL. 2 STUK. 24
186 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
i339—» der wraak. Er werden Telo vrome wapentuurs aau beide zijden gewond en Ter-
»slagen. Vele van hen die gewond en gelarelst waren, zegenden zich met hel leeken
)) des heihgen Kruises, sprongen in het water en verdronken (1}." De slag duurde
van den vroegen; ochtend lot den avond (2). Het water Avas gekleurd van het bloed (3).
Margaretha moest eindelijk zwichten. De opperbevelhebber harer vloot, een En-
gelschraan , kostijn ven Renesse en andere voorname Edelen aan beide zijden waren
gesneuveld, en dirk van Brederode met een groot aantal Ridders en knechten ge-
vangen genomen, van welke eenigen, gelijk floris van Haemstede, na den slag
verraderlijk werden omgebragt (4).
Margaretha week naar Zierikzee en trok vervolgens naar Henegouwen. Koning
eduard bood op nieuw zijne bemiddeling aan en trachtte eenen wapenstilstand van
twee maanden Ie bew^erken, om in dien tusschentijd den grooten twist te beslechten.
Willem wees den voorslag van de hand (5). Hij vervolgde alom de vrienden en aan-
hangers zijner moeder, die te zwak om weerstand te bieden, hunne sloten en goe-
deren opgaven en ten lande uitvlugllen (6). Zeventien burgen der voornaamste
Hoeksche Edelen werden in den loop van dit jaar ingenomen en gesloopt (7). Dit viel
loen Ie ligler, daar men nu begonnen was het buskruid in den oorlog Ie gebruiken.
Men had zich onder anderen daarvan bij de belegering van het slot Rozenburg, te
Voorschoten bij Leiden^ bediend (8). Hertog willem veroverde Zierikzee en werd
ί]
I *
(1) Oude Holl. Div. Kron. Όίν. XXIV. c. 13, gevolgd naar J. a. letdis , Chrori. Belg. LiL·
i XXIX. c. 19. p. 265.
tl
i i, (2) R. SKOi, Rer. Batav. Lib. XI. p. 124. Gondsch. Kron. bl. 107.
ri!· i-j
j '1 (3) Het Goudsch. Kron. bl. 107. J. a. leydis , Chroti. Belg. Lib. XXIX. c. 19. de Orig. et
^ Reb. gest. D. Ό. de Bred, p. 629, en naar hem de Oude Hall. Div. Kron. Div. XXIV. c. 13
I verhalen dat )) deze slach en bloedstortinghc so groot was, dat de Mase drie dagen lanc daernae
f j ■
ü J ebbede ende vloiede root wesende van den bloede datter gestort was." Dat indien vreesselijken strijd zeer
|; veel volk gesneuveld was, getuigt de beka , p. 119. liet gevoel en van nuydecopen, dat deze zeeslag niet op
\ den vierden van Hooimaand , maar op den twaalfden van Slagtmaand geleverd werd, is bondig wederlegd
I ! in de Ophelderingen en voe^^e/ew van bilderdijks Gesch. d. Vaderl. D. III. bl. 256, 257.
(4) J. a. leydis, Chro7i. Belg. Lib. XXIX. c, 19. de Orig. et Reb. gest. D. D. de Bred. in
mattiiaets, Analect. T. I. p. 629. v. d. bergh , Gedenkst, bl. 195. aant. 2 en 3.
(5) Verh. v. d. Oorspr. d. II. en K. Twist, in v. d. bergii's Gedenkst, bl. 231. Verg. v. mieris,
Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 800.
(6) de beka, ρ. 119. Verh. ν. d. Oorspr. d. H. en K. Twist, in v. d. bergh's Gedenkst, bl.231.
(7) Puil. a. leydis, de Cura Reipubl. casus LXXI. p. 253. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib.
XXIX. c. 17. p. 274.
(8) Wagenaar, D. III. bl.279 (α), bilderdijk, D. III. bl. 269. Beide schrijver» stellen dit vcrdcl-
\
I
-ocr page 187-DES VADERLANDS. 1229
daardoor meester van geheel Zeeland (1). In Holland erkenden hein de meeste ^^^^
sleden als haren Heer en verbonden zich, hem te beschermen (2). 26 τ.
De Keizerin-weduwe wilde nu , gelijk zij beloofd en bij verdrag bepaald had , zich
naar Engeland begeven, om de geschillen met haren zoon door tusschenkomst 1351
des Konings te vereffenen, of van dezen gewapende hulp tegen hem in te roe-
pen (3). Op aandrang echter van hare moeder johakna van Falois y den Heer
van Beaumont en de Edelen en steden van Henegouwen ^ vergunde zg dezen bei-
de aanzienlijke personen, om vooraf nog eens met willem zeiven te Bergen op
Zoom over eene verzoening te onderhandelen. Zij betuigde bij die gelegenheid, dat
zij hare reis had uitgesteld » ommo den groeten ontaet te scuwen die daer of gheco-
)) men mocht hebben," en verzekerde , dat ge ene andere reden haar bewogen had, om
eene verzoening te beproeven, dan » omme te verhoeden ende te benemen, dat hare
)) vrienden niet meer scaden zoude geschieden," Het schijnt, dat do Hertog eenige ,
doch onaannemelijke voorstellen gedaan heeft; immers verklaarde Margaretha , bij do
terugkomst der gezanten, dat zij zonder den raad en de toestemming van eduard III,
in geen verdrag mögt treden. Daarop vertrok zy ijliags en in het geheim naar Enge-
land (4). Hier verklaarde zij den laatsten van Wijnmaand, bij eenen openen brief, dat
zij den Koning van Engeland, als scheidsman in do geschillen tusschen haar en
Hertog WILLEM erkend had (5). Naar het ons voorkomt, zijn toen door haar do vol-
gende voorwaarden ter verzoening ontworpen en den Koning aangeboden. 1°. Hare
regten zouden door den Koning, aan wiens uitspraak zij zich heeft onderworpen, er-
kend , of liever vastgesteld [convens) worden. 2°. Willem zou in hare tegenwoordigbeid
schuld bekennen, haar vergiffenis vragen en gehoorzaamheid belooven. 3°. Indien
gen der Iloekschc sloten ten onregtc in het jaar 1350. Zie de jorge , Verïu over d. ƒ/. en Ä.
Twist. bi. 231.
(1) DE JOKGE, Verh. over de Π. en K. Twist. hl. 71.
(2) v. MIERIS, Charterb. t\ Holl. D. Π. bi. 803.
(3) Verg. liierraede den Ijiief van den 22 v. Zomermaand 1351, hiervoor hl. 185.
(4) Verhaal V. d. Oorsp. d. H. enK. Twisim in v. o. beugh's Gedenkst. h\.2M—233. DejoimtB,
Ferh. over de li. en Ji. Twistenf hl. 260 ) 261. Het komt ons ten minste voor, dat deze heide
Schrijvers dezelfde {jcheurtenis bedoelen, oischoon zij in ecnigc hij zonderheden van elkander ver-
schillen , die wij getracht hehhen overeen te brengen. De Heer de jonge plaatst deze gezantschaps-
reis cén jaar vroeger dan het oude gedenkstuk bij v. d. bergu, hefgeen ons minder waarschijnhjk
voorkomt, daar het niet denkelijk is, dat μαβοακετπα reeds in het begin der onlusten, zich om
Imlp tot Engeland zou gewend hebben.
(5) v. d. bergb's Gedenket, hl. 180.
24 *
-ocr page 188-188 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
J339—het den Koning behaagde, dat zij afstand deed {se deporte) van Holland^ Zeeland
en Friesland^ haar eigen erfgoed [se propre hiretage), ten behoeve van willem,
zou dit op eene wijze geschieden het minst beleedigende voor hare eer. 4®. Wanneer
willem geen wettig mannehjk oir naliet, moesten de genoemde gewesten weder aan
haar vervallen en voorts aan haren wettigen erfgenaam, volgens de wetten en gebruiken
des lands. 5°, In het verdrag tusschen liaar en Willem te sluiten, moest de Koning
op de erkenning der regten van haren oudsten zoon lodewijk aandringen, en een
goeden vrede of overeenkomst tusschen de beide broeders pogen te bewerken. Al
hare gebannen en gevlugtte aanhangers moesten teruggeroepen, in het bezit hunner
goederen hersteld, of daarvoor behoorlijk schadeloos gesteld, en in al hunne oude
voorregten bevestigd Avorden. 7°. De handvesten, keuren en voorregten door avillem
als Graaf en Heer tot aan het aanstaande vredeverbond gegeven, zouden van geene
waarde zijn en herroepen Avorden. 8». Na den dood van maciiteld van Foorne,
Burggravin van Zeeland, moesten de bezittingen dezer vrouw, en bij het overlijden
van GERARD van Ilaemstede, het huis te Teilingen met de toebehoorende goederen
op Herlog οττο van Beijeren in regt leen, naar de wetten en gebruiken des Lands,
overgaan; stierf deze zonder wettigen zoon na te laten, dan zouden haar (Margaretha)
deze goederen, zoolang zij leefde , toevallen; het zou haar echter vergund zijn die bij
levende lijve aan Hertog albreght , op dezelfde voorwaarden en wijze als aan οττο , af te
staan. O«^. Jaarlijks zouden haar twaalfduizend gouden overlandsche Rijnsche guldens, van
ouden muntslag, uitgekeerd worden. lO». Een jaar na haren dood , moest dezelfde som aan
de uitvoerders van haren uitersten wil worden ter hand gesteld, om daarmede eenige
harer wilsbeschikkingen te voldoen, li®. Hare dochter anna , non te Fontenelles ^
moest levenslang jaarlijks duizend pond trekken uit de goederen harer grootmoeder,
joiiASNA van Falois, wanneer deze zou overleden zijn. 12°. Willem zou aide schul-
den zijner voorgangers. Graven van Henegouwen, Holland^ Zeeland en Heeren van
Friesland, ten behoeve dier gewesten gemaakt, betalen ; ook die , welke uit den krijg
tusschen hem en zijne moeder waren voortgesproten. De oorlogskosten van Margaretha
j ) in Beijeren , waren echter hierin niet begrepen. Doch daarentegen vorderde de Gravin
ί ten 13''. dertigduizend kroonen tot voldoening harer schulden in Beijeren, 14°. Wil-
i| lem zou zich niet met Henegouwen mocijen, maar wanneer zij zijnen raad begeerde ,
zich op eigen kosten derwaarts begeven en er vertoeven, zoolang het haar behaagde.
" In geval men haar, of Henegouwen vijandig aanrandde, moest hij met al de magt van
Holland, Zeeland en Friesland haar te hulp snellen. 15°. Zij moest schadeloosstel-
ling erlangen van al do kosten en nadeelen, Avelke uit den twist met willem voor
I haar waren voortgevloeid, en vergoeding voor de inkomsten en voordeden uit de ge-
zegde gewesten, welke zij sinds de onlusten niet genoten had. IG®. Het behoud harer
I , bede in Holland^ Zeelanden Friesland, uit hoofde harer inhuldiging, naar landsge-
i I
■
5
DES VADERLANDS. 189
bruik en zoo als hare Toorgangers genoten hadden, moest haar Terzekerd worden. 1339—
17°. Diegenen zouden gestraft worden, welke met verkrachting der grafelijke hoogheid,
op eigen gezag halsregt gedaan hadden. 18®. Den moordenaars van floris van Haem-
stede en van eenige andere Edelen, moest eene zoenboete worden opgelegd. 19°. Kos- -
teloos moesten hare gevangen aanhangers, bijzonder de Heeren aelman , die met anderen
voor hare zaak te Utrecht gevangen lagen, in vrijheid gesteld worden, en ongestoord
hunne bezittingen genieten. 20°. Do dochter des Heeren van Mourmont, haar neef,
begeerde zij bg zich, om het huwelijk en do goederen dier jonkvrouwe, naar goeddun-
ken, te regelen. 2io. De goederen dergenen, die om harentwil in deze onlusten ge-
sneuveld of ter dood gebragt waren , en haar, naar landsgebruik , konden toevallen ,
zouden aan de erfgenamen der overledenen komen op do wijze , als de vorige eigenaar
die naar landswetten en gebruiken bezeten had. 22°. Do zoen, welke door hare tus-
schenkomst, met do moordenaars des Heeren van Jfowrmoni getrofl'cn was , zou gehouden
en opgevolgd worden. 23". De ontvangers, baljuAvs en rentmeesters, die toon Hertog
WILLEM in haren naam regeerde , aangesteld, doch sedert afgezet waren, zonder dat
hunne rekening en verantwoording gehoord was, zouden , wanneer zij deze behoorlijk
hadden afgelegd, zoowel in haren naam als in dien van willem , voldoening erlangen.
En eindelijk 24°. moesten haar de gelden, met welke zij de schulden en nadeelen van
Hollanders , Zeeuwen en anderen , behalve van Henegouwers , betaald had , teruggegeven
worden, naar luid van het verdrag in Beijeren gesloten, volgens welk willebi ai de
schulden voldoen moest (1). Teregt is opgemerkt, dat hier overal de tusschenkomst
en uitspraak des Engelschen Konings Avordt ingeroepen, hetgeen in de twee vorige
ontwerpen van verzoening het geval niet is; en dat Margaretha hier hare eischen op
verscheidene punten aanmerkelijk inkrimpt (2). In eenen bijzonderen brief aan Koning
EDUARD, dringt zij ten sterkste aan op het zesde en negentiende punt van de hem
aangebodene voorslagen ter bevrediging (3).
Hertog WILLEM had insgelijks den Koning van Engeland tot middelaar aangenomen, en
was reeds in het midden van Hooimaand bij dezen Vorst verwacht geworden (4). Het blijkt
niet, dat hij verschenen is; en ook nadat eduard hem ten tweedemale vrijgeleide had SJagim.
toegezegd, zond hij slechts zijne gezanten, ΛνοΠίΟ 's Konings nicht maceteld, dochter l^^l
des Hertogs van Lancaster^ voor hem ten huwelijk verzochten en hierin slaagden (5).
(1) T. D. BERGit, Gedenkst, bl. 188—197 en dc aant.
(2) V. D. BEUon, Gedenkst. LI. 187(3).
(3) v. d. bergh , Gedenkst, bl. 177.
(4) v. MIERIS, Charterb. r. Holl. D. II. LI. 800.
(ó) v. mieris, Charlerb. v. JJoll. D. II. bl. 803, 604. Ten onrp{j(c derhalve vcrliaalt waceraar ,
V
-ocr page 190-190 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339—Eduabd vond zich niét in staat den grooten twist te beslechten. In de hoop den
Trede te bevorderen, beval hij , ingevolge de magt hem opgedragen, dat de belegerde
sloten en sterkten der Hoeksche Edelen in Holland en Zeeland, van het beleg onl-
10 V. slagen en tot nadere beschikking, in zijne handen en hoede gesteld zouden worden (1).
Win-
term. Margaketha vermaande en gelastte hierop haren getrouwen in het algemeen de nako-
1351 jjjjjjg yj^jj jjeyel, en verzocht in het bijzonder den Weev y^n Duivenvoorde ^h&ihnis
Win- tö St, Gheerdenherghe , den Heer floris van der Boekhorst, het huis te Fredelant,
term. ^^ jj^gj. ^ j^^^g Heemskerk op te geven (2). Zij droeg te-
vens aan vair duivenvoorde en andere aanzienlijke Edelen den last op, om met den
v. Win-^^^ Utrecht over eenen vrede en de slaking des Heeren aelman te on-
term. Verhandelen (3). Of dit alles opgevolgd is, blijkt niet, en veeleer mag men het
tegenovergestelde vermoeden (4). Zeker is het, dat moeder en zoon steeds in vijan-
delijke houding tegenover elkander stonden, en Koning eduard zich daardoor gedron-
16 V. gen zag, de Keizerin-weduwe en haar gevolg, bij haar vertrek uit Engeland, in
maand. bescherming te nemen (5). De burgerkrijg dreigde zelfs met vernieuwde woede
1352 jQg Jjarsten. Margaretha beloofde openlijk vergiffenis en belooning dengenen,
welke voor haar het zwaard tegen willem zouden aangorden (6). Als Gravin van
liooini Henegomoen, Holland, Zeeland en Vrouwe van Friesland sloot zy met Bisschop
JAN van Arkel en de stad Utrecht een verbond van zoen en vrede, waarbij de Kerk-
voogd beloofde, geen verdrag dat Margaretha of hare aanhangers konde benadeelen,
met Hertog λυιιχεμ aan te gaan, zoolang de oorlog tusschen haar en haren zoon duur-
de (7). Willem voerde intusschen onder den titel van Graaf, ongestoord het hoog be-
if %
D. III. 1)1.282, en na hem Avedcr bilderdijk , 1). III, bi. 174, dat willeh naar Engelandoycr&iak,
waar hij met machteld van Lancaster in het hmvelijk trad. Willem bevond zich den 15 τ. Slagt-
maand te Zierikzee, den 22s(:en Avellïgt te Leiden, en den twaalfden Tan Wintermaand in'si/ö^e,
Avaar hij zich lot het begin des volgenden jaars heeft opgehouden. Zie v. mieris, Charterb. ν. Holl-
1). II. hl. 804-808.
(1) v. d, bergd , Gedenkst, hl. 235—239. v. mieris , Charterb. v. Holl. D. II. bl. 805.
(2) v. d. EERcn. Gedenkst, bl. 233—235. ^
(3) V. D. BERGii, Gedenkst, bl. 239.^ >
(4) Zie v'illesis brieven van den 13 van Zomermaand en 24 van Hooimaand 1352; bij r. siieris ,
Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 809, 810.
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 809.
(6) V. MiERis, Charierb. v. Holl. 1). II. bl. 810.
(7) V. aiERis, Charierb. r. Holl. D, II. bl. 810—813.
K,
I
'fi
I
. u
DES VADERLANDS. 191·
wind nii o'^QYHolland en Zeeland. De Koning ταα Engeland zelfs benoemde gemag-
tigden, om met, hem over een altijddmend verbond Tan Yriendschap te onderhande-
len (Ij. Dit echter kwam, naar het schijnt, niet tot stand. Immers zond de Koning
eenige maanden later, den Hertog van Zawcöiier met hetzelfde doel herwaarts, en tevens
om den vrede tusschen de Keizerin-rweduwe en willem te bewerken (2), Doch ook dezo
onderhandelingen liepen vruchteloos af. Eduard schijnt zich nu geheel aan de zaak te
hebben onttrokken. Althans Margaretha en Willem lieten de slissing hunner geschil-
len aan jan van Beaiimont en walraven van Luxemburg over, welke eindelijk in
beider tegenwoordigheid en met wederzijdsche goedkeuring, het volgende bepaalden;
1°. Hertog willem zal zyne moeder ootmoedig om vergiffenis bidden, welke hem ook
op eene heusche wijze zal verleend worden. 2°. Alle gevangenen van wederzijde zullen
geslaakt en in hunne goederen, die zij vóór het uitbarsten dezer twisten bezaten,
worden hersteld. 3°. Hollandy Zeeland en Friesland zullen op nieuw aan willem,
tegen een nader te bepalen jaargeld aan Margaretha , worden afgestaan; en 4®. willem
zal op Henegouwen geene aanspraak mogen maken, zoolang zijne moeder leeft (3).
Toen do Hertog aan het eerste punt der overeenkomst voldaan, had , stond hem Mar-
garetha , bij overgifte van eenen stroohalm, naar do gewoonte dier tijden, dezo
landen als erfelijk goed volkomen af (4), Willem verleende sedert bij opene brieven,
een ontslag van alle schuld wegens »doodslaghe, roof, brande, schattioghe (brand-
schatting), vechtenisse van lyve , vanghenisse , brekinghe van huysenende van vesten,"
in den oorlog tusschen hem en zijne moeder gepleegd (5). De Hoeksche Edelen keerden
in het land terug, betrokken weder hunne sloten, en weldra deelden de aanzienlijksten
van hen, zelfs dirk van Brederode, de ergste zijner vijanden, in het vertrouwen
des Vorsten (6).
Margaretha overleefde deze verzoening niet lang. Zij stierf den drie en twintigsten
van Zomermaand dertienhonderd zes en vijftig te Valenciennes, waar zij ook begraven
is (7). Hare daden kenmerken eene vrouw, die het noch aan bekwaamheid om te
(1) V. MIERIS, Charterl·, ν. Holl. D. II. hl. 816.
(2) ν. aiERis, Ckarterb. ν. Holl, D. II. hl. 820.
(3) ν. MIERIS, Charlerh. ν. Roll. D. II. bl. 824, 825.
(4) V. VPUJf, op WAGÄItiAR, St. III. bl. 62.
(5) V.MIERIS, Charterb. v. Holl D. II. LI. 838, 839, 840, 841, 842, 853.
(6) Dit blijkt uit onderscheidene brieven bij v. mieris, Charterb, ν. Holl. D. II. hl. 821, 82ß,
835. Verg. DE JORGE , Ferh. ο. d. Π. en Κ. Twist. bl. 262.
(7) V.IÄTJH, opwACËSAAB, St. III. bl. 62. uit Regist. ν. d. Lcenkani, BitnEBDUK, D. III. hl.
1339-
1354
10 V.
Win-
term.
1352
14 V.
Wijuni.
1353
7 V.
Win-
term.
1354
iê35$S8B5B5a
192
4
:ïs
1
ii'
« S 5
lij!
1339—regeren, noch aan staatkundig beleid, noch aan persoonlijken moed mangelde. Slechts
waren hare krachten te zwak Toor de moeijelijke taak, en welke zelfs eiken man te
zwaar zoude geweest zijn , om voor de uiteenloopende belangen harer graafschappen te
waken, deze gewesten uit den diep vervallen toestand op te heffen, in Avelken een
oorlogzuchtig en spilziek Vorst hen gebragt had, daarenboven eene magtige partij
binnen's lands te bedwingen en tevens, naden dood baars echtgenoots , voor de belangen
van haar huis in het verwijderde ßeijeren^ ja in het geheele Duitsche Ryk, te zorgen.
Van trolschheid en ijdelheid kan zij evenmin geheel vrygepleit worden, als van on-
voorzigtigheid in het uitdeelen van groote giften, om zich in het naauwelijks verkregen
gebied te handhaven, ofschoon zij als Gravin daartoe het regt en de magt bezat, en
hierin slechts het voorbeeld harer voorgangers volgde. Getuigen hare veelvuldige po-
gingen tot verzoening met haren Avederspannigen zoon van gematigdheid en vredesge-
zindheid , niet minder getuigt van menschelijkheid , toen zij vóór hare reis naar En-
geland om hulp, nog eenmaal, hoewel te vergeefs beproefde , om door tusschenkomst
van hare moeder en haren oom, de zaak met willem bij te leggen, ten einde bloed-
vergieten te voorkomen. Evenzeer pleit voor haar hart, de ijver met welken zij , te
midden harer eigene ongelukken , voor de belangen harer gebannen of gevlugte vrien-
den en aanhangers zorgde. De standvastige trouw met welke zij den Keizer in zijne
tegenspoeden en in de moeijelijkste omstandigheden met raad en daad ondersteunde ,
maken haar achtiogswaardig als gade; terwijl de eensgezindheid, in welke zij met den
voorzoon baars echtgenoots, lodewijk van Brandenburg, en al de overige leden
van haar geslacht leefde , haar als moeder, dochter en bloedverwante in een beminne-
lijk licht vertoont (1). Niet minder herkent men in haar de gemoedelijke Christin als de
4ti
177, blijft evenwel nog wagenaak volgen, die op gezag van veldenaer , Chron. v. Holl. bl. 87
oi liet Chron. de Holl, bij matthaeus , Analect. T. V. p. 507, en het Gondsch. Kron. bl. 107
het afsterven van Margaretha op den 30sten van Herfstmaand 1355 geplaatst had. Door J. a. leydis ,
Chron. Belg. Lib. XXIX. c. lÜ. p. 205, de Oude Holl. Div. Kron. Div. 24. v. goütuoevex ,
Chron. V. Holl, en het Magn. Chron. Belg. p. 335 Avordt haar dood in het jaar 1356 gestekl.
(1) Verg. de jonge, Verh. over de H. en IL Twisten, bl. 85, 86, 200. v. kampen-, VaderL
Karakterk. D. I. bl. 158—160. De trekken met welke bilderduk in zijne zoogenaamde Geschie-
denis des Vaderlands, »een werk," gelijk de Heer groen van prinsterer, Archives de la maison
d'Orange Nassau, T. I. p. 31, naar waarheid zegt, » den schrijver onwaardig," het karakter dezer
merkwaardige en ongelukkige Vorstin afschetst, dragen zoo zeer het merk van 's mans bekrompenc
eenzijdigheid en berusten op zulke onbewezene, uit de lucht gegrepene cn dikAverf geheel valsehc
onderstellingen, dat zij hunne eigene wederlegging met zich voeren. Ook hier heeft bilderduk
zich weder onverantwoordelijk schuldig gemaakt aan hef geen hij met zoo veel regt in den geschied-
schrijver gispt, wanneer'hij D.III ,'bl. 157 zegt; » Men volgt veelal den verkeerden Aveg; en begint
1 i
iä
Ι
i
f if^
•Si
-ocr page 193-DES VADERLANDS. 193·
teederharlige moeder, wanneer zij den Koning van ten krachligsle aanspoort, 1339—
om tusschen hare beide zonen, lodewijk en willem , eenen goeden en vasten vrede te
stichten, «opdat hare ziel met niets na haren dood mögt bezwaard zijn (1)." Niet dan
nadat avillem , de zoo hoog begunstigde, door het verbreken der voorwaarden, iiet
schenden zijner beloften , het verbannen van hare vrienden , het openlijk sluiten van
een verbond met de Hollandsche Edelen en Steden tegen haar , en het opvatten der
wapenen, zelfs na eene verzoening in welke hij zijn ongelijk beleden had, hare
langmoedigheid op de grootste proef had gesteld, maakte moederliefde in haar gemoed
plaats voor het beleedigd gevoel van de Vorstin. Men heeft haar van heerschzucht be-
schuldigd. Ondertusschen bewijzen hare opdragt van het verbeiderschap over Bolland,
Zeeland en Friesland ^ en naderhand de volkonien afstand dier gewesten , tegen eene
jaarlijksche uitkeering, aan haren zoon, geheel iets anders dan heerschzucht. Slechts
toen WILLEM aan de voorwaarden, op welke zij hem het gebied had afgestaan, niet
voldeed, eischte zij het hoog bewind over die graafschappen terug, van welke zij nu
weder, hoezeer dan ook ten onregte , begreep, de wettige Landsvrouw te zijn, hetgeen
zelfs door willem meer dan eens erkend is geworden (2). Maar door deze erkentenis
van de regten zyner moeder als Gravin van Holland en Zeeland, heeft hij ook het
vonnis van overweldiger over zich en zijn aanhang uitgesproken. Byna algemeen
werd en wordt dan ook de Hoeksche partij, bovenal in den oorsprong, als de regt-
vaardigste beschouwd, >velke, naar het gevoelen van uugo de groot, »niet is
geweest eene factie, maar een deel van de onderdanen van 't Land , die volstandig
bleven in haar devoir, om de wetten, usancien, vrijheden en gerechtigheden vau
't Land voor te staan, die van de Kabeljaauwschen werden gecontrarieerd (3)."
met de Historische personen een karakter te geven, cn plooit dan de daden naar dat arbitrair ge-
geven karakter, in plaats van de onlwijCelbare daden in zich zeiven te beoordeelen, en daaruit de
karakters op te maken: en dit heeft geheel den geest der geschiedenis bedorven." Wie heeft ooit
meer dan bilderdijk zelf, deze waarheid door zijn voorbeeld gestaafd ?
(1) v. D. ΒΕηασ, Gedenhst. bl. 190.
(2) Zie den brief van den 7'''"» v. Wintermaand 1354, waarin hij de regten en het gezag zijner
moeder als Gravin, onbe\vimpeld erkent en zegt: » onse lieve Vromce en moeder hceil die Graci-
fichap van JloUandt, cn van Zeelandt, ende Jleerlijckhcit van Frieslandt, vnjlick quite gCHchou-
den, ende ons overgcglieven met allen hoerea toebehoren." v. biekis, Charlerb. v. Holl. D. 11,
bl. 824.
(3) Ilisi. Consultatiën. D. UI. bl. 606, aangehaald door den Jleer Mr. b. c. va!ï hau, in zijne
doorwrochte verdediging van πμπηικ van Brederode^ Amst. 1844, bl. 13. Verg. dejobce, FerA.
over de H. en K. Twisten, bl. 255—261. τ. εαβγειτ, ^ader/. Karakterk. J). l. bl. 158 cn de
II. deel. 2 stuk. 25
-ocr page 194-194 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
133&—τ ütbeght. Overijssel. Drenthe. De tweespalt in Bolland had inmidilels het
Sticht van het onteerend^ gezag bevrijd, vpelk Willem III en avillem IV daarin juit-
oefenden. Door den invloed van den laatstgenoemden Graaf, zweefde, na den dood
van Bisschop jAli Diest ^ de keuze der kapiltelheeren tusschen den Utrechtschen
Kanonik jan van Arkel ^ welken hy had voorgedragen, en jan van Bronkhorst ^
Proost van Oudmunster ^ die te voren nog eens verkoren geweest Avas en wien Her-
i-
tog reiïïoud van Gelre had aanbevolen (l). Doch Paus benedigtus XII verklaarde bij
I v. eenen brief, dat hij de vervulling des opengevallen zetels aan zich behield; en nu bleek
hoe onvoorzigtig men by de vorige Bisschops-verkiezing gehandeld had , door de tus-
schenkomst der Pauselijke magt in te roepen en zich daaraan te onderwerpen (2). Hij ver-
wierp de beide mededingers en benoemde nigolao di gapugio (nigolaus de gaputiis) ,
een edelen Romein, bijzitter in de geestelijke Rota [Auditor liotae) , en Proost te
Deventer ^ tot Bisschop van Utrecht (3). Het schijnt, dat de nieuwe Kerkvoogd zich
niet van zijne betrekking aan het Pauselijk Hof wilde ontslaan (4). Hy zond althans
eenen stedehouder [vicaris) naar het ^itcAi, vvelke, wegens den. verwarden en
Schrijvers aangehaald door den Hoogl. tijdeman , in zijne Verh. over de H. en K. Tivisten. bl. 60.
Jloewel deze Geleerde in het genoemde werkje, van een tegenovergesteld gevoelen is , verklaart hij
echter later in AaBijv. en Aant. op bilderdijk's Geschiedenis, dat hij, »ondanks zijnen eerbied en
achting τοογ den grooten Dichter, niet met hem zóózeer partij wil kiezen tegen μακοακετπα en
voor willem." D. III. bl. 255. Het is eene juiste opmerking van den Heer van uall , t. a; p.
bl. 13, 208, dat »ofschoon reeds in den zoenbrief van mirs van Bourgondië met jakoba van
Beijeren, het verwijten van Hoeksch- of Kabeljaauwschgezindlieid ernstig verboden en dit ten
strengste door riLiPS onderhouden werdj en heemskerk al in het begin der zeventiende eeuw ver-
klaarde, dat die partijschappen niet alleen buiten dadelijhlieit, maar zeli's bijna geheel uit de
gedagten en geheiigenisse loaren geraakt, bilderdijk echter, zijne geschiedenis schrijvende, niet
alleen van het nog voortdurend bestaan dezer partijschappen droomde, maar telkens poogde, waar
hij die slechts vermoedde, de vonken dier tweespalt uit. derzelver asche nog op te rakelen."
(1) de beka, p. 117. Heda, p. 242.
■
(2) Zie den brief bij MATiniEDS , Analect. Ύ. Y. p. 349. ι
(3) DE BEKA, p. 117. Batavia Sacra ^ D. II. bl. 333, 334. Rota is eene rogtbank, of liever
de voornaamste regtbank van het Hof te Rome, bestaande uit twaalf prelaten, die in alle zaken
tusschen geestelijke personen vonnis vellen. Zij wordt Rota genoemd naar den marmeren vloer
van het vertrek waarin men vergadert, enwelke het rad van een wagen voorstelt, v. rhijn, Aant,
op Bat. Sacr. D. II. bl. 330 (3). >
(4) Giasips,, Gesch. d. Christ. Kerh in Nederl. D, II. bl. 136.
fl
li
ï
■ S'
Μ
-ocr page 195-DES VADERLANDS. ^ 195
yerachterden 'staat van zaken , oordeelde , dat de tegenwoordigheid des Bisschops zei- 1339—
ve in Utrecht gevorderd werd (1). Capucio bedankte hierop nog binnen het jaar,
voor de opgedragene waardigheid, tot welker bekleeding hij jan' van Arkel bij Paus ·
clemens VI, den opvolger van benedigtus, aanbeval (2). Hij zelf werd later Bisschop ' <
tan Fercelli, ontving in dertien hónderd vijftig den Kardinaalshoed, en werd in
dertien honderd >zes en vijftig als Pauselijk legaat naar i^rawAryA; gezonden ; hij over-
leed in dertien honderd acht en zestig (3). Ofschoon deze Kerkvoogd zijne eigene
zorgen niet aan het Sticht >vilde wijden, en deswege door e(?öigen niet onder de
Bisschoppen van Z7irec/ti geteld wordt, toonde hij nogtans zijne belangstelling in het
gewest waarvan hij eenmaal den bisschoppelijkeh titel gevoerd had, en waarin hij nog
eene proostdy M>ezat. Te Pbrugia in Italic, alwaar eene hoogeschool bestond , sUchtto
en begiftigde hij eene school of Collegium, om bekwame jongelingen te onderhou-
den en tot god- en regtsgeleeixlen te vormen. In gevolge zijner instèlling, mogten
de Bisschop, de Deken ,en het kapittel van i7irec/ii twee kweèkehngeiQ, van welke
do een altijd, zoo mogelijk, uit het gebied der Devenlerschci Kerk moest zijn, der-
waarts zenden , alwaar zij zes jaren van al het noodige voorzien werden (4).^ Van dit
voorregt is'dikwerf gebruik gemaakt, /en onderscheidene getuigènissen door do Bis+·
schoppen van Perugia aan Utreclitsche kweekelingen gegeten, zijn in afschrift be- ·
waard gebleven (5),
Ondertusschen hadden de kapittelheeren, Avier keuzo zich op, jan »an .^frAe/bepaald
had , de voogdijschap over het bisdom voor twee jaren, aan Graaf. Willem IV van Uol- 25 v.
land opgedragen , welke van zijnen kant beloofde , den door hen verkoren Bisschop
en het stift te béscheimen (6). De benoeming van capugio gaf aanleiding, dat hij en
Hertog REisouD van Gelre hunne oude verbonden over de Stichtsche zaken vernieuw-
(1) Magn. Chron. Belg. p. 3^6. DocIvheda, p. 242, de veinwerderde beea, h\. 228, en het
Chron. de Traj. p. 340, melden, dat deze Kerkvoogd,van zijne waardigheid is afgestapt, op het
berigt van zijnen Vicaris, dat liet wereldlijk reglsgebied ietïtrecht, door niemand dan door den
Bisschop zeiven kon beheerd worden. Zie νλκ ehijn op Bat. Sacra, D. 11. hl'. ^36 (4). Beide
oorzaken kunnen capucio tot zijrt besluit gehragt hehhen". · ·· ,
(2) DE BEKA, p. 117 cn de boven aanjjehaalde Schrijvers. '
(3) Bücuelr's ad bekam, ρ. 117 (a). - j .
■ ■ ' Λ t .. · ·
(4) Magn. Chron. Belg. p. 326. J. α leydis, Chron. Hefg. Ltb, XXVm. p. "Reviüs,
Daventr. Ittustr. Lib. I. p. 72. ' ...... ,
• (5) Bat. Saóra. D. II. hl. 335. ."k . .
(6) V. MiEKis, Charterb. ν. Holl. D. II. tl. Ö42, G43. '
25 *
-ocr page 196-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
den en ·νν6£ΐ6ΓΖΪ]ςΐ8 beloofden, elkander niet te verhinderen in het genot der goederen,
welke zij in handen hadden (1).
Eene groote weldaad bewees derhalve capugio aan het Sticht, door den gunste-
ling van WILLEM IV, den even vredelievenden als krijgshaften jan van Ar hel ^ die
te voren roem in de wapenen gezocht, en eerst kort geleden den geestelijken staat
omhelsd had, tot zijnen plaatsbekleeder op den Utrechtschen zetel aan te bevelen (2).
Als zoon van jaw XII, Heer van Arhel ^ en ermgarde, de eenige dochter des Gra-
ven OTTO van Kleeft uit een der magtigste adellijke geslachten van Holland ont-
sproten, in do volle kracht der jeugd, standvastig en moedig van aard, begaafd met
een vlug verstand, evenzeer uitstekende door lofwaardige zeden als uitgebreide kun-
digheden, en meer' dan gewoon bedreven in de Gewijde Schriften, scheen jan van
"Arkel de man te zijn, geschikt om het Sticht uit den vervallen staat op te heffen (3).
Hij werd te Avignon, alwaar hij zich bevond, door Paus glemens VI tot Bisschop
van Vtrecht benoemd, en door den Kardinaal gancelinus , Bisschop van Albano ,
plegtig ingewijd (4). Doch niet vóór Grasmaand des volgenden jaars kwam hij te
.Utrecht, ■ GH werd met de levendigste vreugde ontvangen (5). Bij zijne intrede beves-
tigde hij do stad in haro aloude voorregten, en beloofde die te handhaven (6). Met
onverpoosden ijver trachtte hij .de vervallen zaken van het Sticht^ dat geheel van
de naburige Vorsten afhankelijk was, te herstellen, en loste binnen twee jaren, onder-
scheidene vervreemde sloten (7). Om den schuldenlast van den staat te verligten, brak
hij zijne hofhouding op, vertrouwde het bestuur des bisdoms aan zijnen broeder robert
vanArhel, Heer y&xx Asperen , en vertrok naar , waar hij met minder Losten
en als ambteloos burger leven konde (8). Doch spoedig riepen de vijandelijke wapenen
196
1339-
1354
21 V.
Lente-
maand
1341
j
20 v.
S]a{T(m.
1342
\ύΙ
iirj
i1
li
lil
2δ V.
(rras-
inaancl
1343
1345
(1) v. mieris, Charterh. v. Holl. D. II. bl. G47.
(2) Glasiüs, Gesch. d. Christ. Kerk in Nederl.M. II. bl. 137. ' i
(3) Zie de Pauselijke bulle in de Analecta van matthaeus, T. V. p. 351} en den brief van
Graaf willem IV. bij v. mmis, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 634. Heda, ρ. 242.
(4) Ματτπαειι8, Jnalect. Τ. V. ρ. 349—352. Heda,,ρ. 242. Cron. de Traj. ρ. 350. De ver-
meerderde bera, bl. 228.
(5) de bera, ρ. 117. Heda, ρ. 242.
(6) ν. mieris, Charterh. ν. Holl. D. II. bl. 678.
(7) de bera, p. 117. Heda, p. 242. J. α leydis, Chron. Belg. Lib, XXVHI. c. 7. p. 263. ^
(8) de bera, p. 117. Heda, p. 242. Cron. de Traj. apud mattuaei Analect, T. V. p. 356,
J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXYHI. c. 11. p. 264. ,
m
ί·
Η
DES VADERLANDS. 1239·
ran willem IV hem naar het Sticht terug (1). Den dag .op welteo het bestand met 1339^
den Hollandschen Graaf, die inmiddels in Friesland gesneuveld was, eindigde, bande
hij al de Sticlitsche Edelen en leenmannen, welke dien Vorst in den togt tegen gfag^^
ondersteund hadden. Vele baden om vergiffenis en verwierven die. van Abcoude ^ 1345
arend van IJsselstein, en ernst va^ Wulven echter onderwierpen zich niet. Doch in
hetzelfde jaar nog veroverde en slechtte de Bisschop het slot verwoestte voor
een groot gedeelte , de heerlijkheid i/iie/^^eiw, en dwong den Heer vantot on-
derwerping (2). Nu tastte hy den Hollandschgezinden aanhang derGUNTERLiN&EN , uit dq
Lichtenbergers voortgesproten, binnen i/irec/ti aan, die na een hardnekkig gevecht, over-
wonnen en van welke eenige honderden uit de stad verdreven wérdeii (3). Gijsbreght
GUNTER, naar het schijnt, hun hoofd en naamgever, ja.n van leeuwenberg, , hermA-N
van den rijn, grote gijsenzoon , jan van utenweerde , gijsbreght jawsz en klaas van
DEN PUTTE ontzette hij, met toestemming der stedelijke regering, van hun burgerregt
en bande hen uit Utrecht, dewijl zij met den Graaf van //o//an<i zamengespannon
hadden (4). Hierop plunderde en verbrandde hij dat zich der bisschoppe- γ
Jjjke gehoorzaamheid onttrokken had , doch konde het vooreerst nog niet aan zijn gezag Louw-
onderwerpen (5). Er bleek intusschen uit, IIolland y^n den wakkeren Kerk- 1340
20 V.
voogd te wachten had ; en Vrouwe Margaretha , bezprgd voor de veiligheid harer
stalen, sloot met hem een verdrag voor twee jaren (6). Do Bisschop besteedde dezo jf^oju^,
rust tot inwendige verbetering van zijn gebied. Hij omringde de stad /?/A€«en met
eénen muur, en kocht het slot Ze^Ae met de toebehoorende goederen ton bjslioeve
van het Sticht. Den Duitschen Ridders, wier verblijf, voorheen builen de stad
Utrecht^ door Graaf willem IV verwoest was geworden, ruimde hij eene plaats in op
den Springweg nabij de St. Mariekerk, alwaar eene kerk en klooster geslicht werd ^^ ^
dat eeuwen lang onder den naam van het Duitsche Huis bekend gewéést is, üogst-
De domkerk verfraaide hij met een altaar ter eere van den Evangelist Johannes, waarbij
(1) Zie hiervoor, 1)1. 154—156.
(2) de beka , p. 118. ïIeda, p, 243. J. α lEYDis, Chron. Jielg. Lib. XXVIIL c. 15. J). 267.
(3) IIeda, p. 243 , 252 (p). J. α ieydis, Chron, Belg, /.i'Ä. XXIX. c. 5. p. 269. Oe ver
meerderde beka, bl. 239. Chron, Tiel p. 349. Verg. hiervoor, bl. 54.
(4) Zie den Banbrief bij eücdehüs ad iiedasi, p. 252. v. mieris, Chartert Holl. D. II,
bl. 703, 704 , 719.
(5) J. Α LETDIS, Chron, Belg. Lib. XXVIIi. c. 16. p. 267. De vermeerderde nwkk, W· 233.,
(6) DE BEKA, p. 119. J. k IEYDIS, Ckron. Belg. Lib. XXIX. c. 1. p. 268.. vermeerderde
BEEA, bl. 238.
■ ■ ;ij ■
-ocr page 198-hij zijneii broeder ί,,κοΒΕΚΤ ναή Ar keiwelke in eenen véldslag tusschen de Luikenaars
en ïhunnen Bisscl^op gesneujeldAvas, met de uiterste pracht liet begraven. Doch bovenal
DiVakteVhij ^zicb. verdienstelijk ,, dat hij Overijssel, namelijk het huis F ο llenhove
met , en het liuisi te'6ri?or met Twente, door zynen; voorganger doca'Gelre
verpand tegen voldoening, van eenen aanzienlijken losprijs , ouder het bisschoppelijk
bewind' terugbragt, Zijnen Edelen en steden kwamen hem daarbij met hunne geldmid-
delen te'hulp ^en.hij stelde voor' de terugbetaling, de sloten)jirorii en Stoutenhurg ^
nevens .eenig regtsgebied m \iet Neder~Sticht, ten onderpand Door dit alles echter
was de schatkist ten eenenmale uitgeput , en jan van Arkel besloot , even als vroeger en
met hetzelfde ;dóel, zich naar Frankrijk te begeven. Het bestuur des Stickts vertrouwde
hij'in zijnö' afwezigheid aan zes voogden, denKanonik zweder tjterloo, jan , Heer van
Kuilenhurg ^ Hendrik, Heer y^mVianen, ende Ridders jan van woudenberg , gijs-
bert van sterrenburg eu jakob van lichtenberg. Hierop vertrok hij naar Verdun én
voorts naabTowri Waar-hij ingetogen en zuinig leefde. Ondertusschen'kweten de voogden
zich kwalijk van hunne pligten; en toen de Bisschop, tegen het einde van het verdrag
meit JFo^/atic?' terug kwani, vond hij het Sticht met nieuwe schulden bezwaard (2).
Dit belette hem evenwel niet, de wapenen legende Hollanders op-te'vatten en hun
'Eemnes te ontweldigen (3). Hertog willem , Verbeider der graafschappen Bolland
en Zeeland, bragt eene groote krijgsmagt bijeen en daagde den Bisschop, wiens ben-
den de landen van Amstel en Woerden verwoestten, lot eenen veldslag tusschen
IJsselstein en Jutfaas uit. Hier sloeg hij zijn leger neder, en legde Jutfaas in
kolen. De vijandelijke inval van gijSbert van Bronkhorst in Twente en het verbran-
1348
6 ν.
Herfst-
inaand.
U
. . (1) Hm, p.' 243. J. α letdis, Chron. Belg. Lil·, XXIX. c. 5. p. 269, 270. De verm.miak,
bl. 234. Chron. de Traj. m matthaeus, Analect T. V. p. 360. T. II. p. 670. Chron. Tiel.
p. 346, 347. v. mieris , Charterb. ν. Holl. ü. II. bl. 724. J. α leydis in I. c. en met hem
PONTAKTJS, Hist. Gelr. Lib. VII, p. 259 verhaalt, dat Overijssel,άοον jan van Diest tegen 43000
pond Tournois aan Gelre verpand, voor 60,000 gouden Geldersche schilden .gelost vrerd. De
verm. beka en^ het Chron., de Traj. in 1. c. spreken van 60,000 gouden realen, welke door het
Chron. Ticl, p. 346, op 72,000 gehragt Avorden. Glasius noemt' 16,000 gouden Rijders, doch
op welk gezag is ons onbekend, Gésch. d: Christ. Kerk in de Néderl. D.'II. bl; 143. Volgens
de overeenkomst zelve, bedroeg de loisprijs 49,000 pond· otid geld." Zie KunoFF. Gedenkiv. D. ÏI.
bl. XXVI—XXVIH7 én de aant. 1 >
(2) Heda, p. 243. j. α levdis, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 7, 9. p. 210\ Dè verm. beiia,
p.-239.· 'SuMRiDüS petbt, in appendice ad bekam, ρ.. 141. t - ' ■·' ( )
(3)-Zie hiervoor, Η. ·169ΐ Bij mJec onderzoek,, komt het ons.voor, dat de Hollandsch-
Utrechtsche krijg een ander beloop heeft gehad, dan door ons, op de zoo evengemelde plaats is
voorgesteld. Verg. glasids, Gesch. d. Christ. Κ. in Ncderl. D. Π. bl. 145,
198
DES VADERLANDS. 199·
den van het bisschoppelijk huis Ie Goor, slepiden jan van u^rkel iol nede met wil-
LEM, en door tusschenkomst des Hertogs van Brahand, des Graven van Kleef en des
Heeren Βeau7nont, ^verd een Avapenslilsland tot den elfden van Sl{\glinaand eerst-
komende gesloten (1). De Utrechtsche Kerkvoogd nu de ha,nden ruim hebbende , trokma|nd
onmiddellijk βάάϊ Overijssel, om zich op den Gelderschen Edelm£i,n te wreken.
Gijsbert , Heer van Bronkhorst, was toen het hoofd van het oud adellijk geslacht
van dien naam, en in het onverdeelde bezit dier aanzienlijke goederen in de vrucht-»
baarste streek langs den regier oever des JJssels, op welken hij, even als zijne voor-»
zaten, al do regten van het heerlijk gezag uitoefende. Bovendien had zijne echtge-^
noote , aan het grafeiijk huis van Kleef vermaagschapt, hem rijke en uitgestrekte be-
zittingen in Brahand aangebragt. Hij moet ook regten op do heerlijkheid van^or-
kulo gehad hebben, en het bezit van Batenburg, het erfgoed zijner moeder, kondö
hem, sedert zijn eenige broeder in den slag bij Walef gesneuveld Avas, niet ontgaan.
Zijne ridderlijke waardigheid, zoo wel als zijne geboorte en rijkdom, verschafte hem
steeds eene eerste, doorgaans de eerste plaats in 's Hertogs raad, en onder de Edelen
welke zich als vrije leenmannen aan den Gelderschen Vorst verbonden haddenscheen
er geen te zijn, die zich van eenen meer duurzamen en beslissenden invloed op de
algemeene landszaken kon verzekerd houden (2). ' Wat hem bewogen hebbo do wape-
nen tegen don Bisschop van Utrecht op te vatten, is onzeker. Men meent, dat hij in
verstandhouding stond met Holland (3); doch het is niet to denken , dat in dit ge-
val , Hertog WILLEM in eenen wapenstilstand met den Bisschop zou bewilligd hebben,
op het oogenblik, dat zijn bondgenoot het Sticht \ϋΧί eene andere zijde aanviel en
hem daardoor eene afleiding bezorgde, welke de strijdkrachten des Kerkvoogds verdeelde.
Hoe dit zij , de vijandelijkheden Avelke van bronkjboiist in het Bovm-Sticht pleegde ,
werden door den Bisschop in het bijzonder op do heerlijkheid Borktilo gewroken ,
wier landerijen hij verwoestte , het dorp met eenige bijgelegene huizen aan de vlam-
men opofferde, en een grooten roof medevoerde. Van Bronkhorst , alleen niet
bestand tegen 's Bisschops overmagt, wendde zich om hulp tot Hertog reinotjd van
Gelre, welke aan jan van Arkel den vrede opzeide en met Holland dat verbond
van onderlinge bescherming aanging, waarin tevens do beide staten het oppergezag
over het Utrechtsche bisdom onder elkander verdeelden, en wederzijds beloofd werd,
(1) J. λ leydis, diTon. Belg. Lib. XXIX. c. 9. p. 270. Heda, p. 243. De vermeerderde
beka, bl. 240. v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 754, 755. Verg. hiervoor, bi. 170.
(2) NunoFF, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Geldcrl. D, II. bl. XXVIII, XXIX.
(3) NunorF, Gedcnktc. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Π. bJ. XXIX.
-ocr page 200-200 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339—dat Gelre in Β oven-Sticht ^ en Holland in het Neder-Sticht zonder mededin-
1354 ggj, zoude Wijven (1). In dezen hagchelijkeo toestand, Terloor de bedreigde Kerkvoogd
den moed niet. Terstond wendde hij zich tot die Edelen, zijne leenmannen, aan gene
zijde des //iie^f, welke, het zy door leenpligt of erkenning van landshoogheid aan
den Gelderschen of den Hollandschen Vorst verbonden, gewoon waren, dengenen te
ondersteunen van wien zij zich het meeste voordeel of de rijkste belooning beloven
konden. Hij vond krachtigen steun in zweder , Heer van Voorst, uit een der oudste
en aanzienlijkste geslachten van Overijssel gesproten, in den Heer van de Kuinder,
en in frederib: van de Eese of van Hekeren, wien hij onder den titel van Stadhou-
der, de bescherming van Sall and ^ Twente en de heerlijkheid Diepenheim \Qgen
vreemd geweld aanbeval. Men vindt geene bijzonderheden van dezen krijg opgetee-
kend, welke , naar de wijze van oorlog voeren in dien tijd, hoofdzakelijk in het bele-
geren van sloten, het plunderen en verbranden van dorpen, het verwoesten van lan-
g γ derijen en in het heiFen van brandschattingen zal bestaan hebben. Slechts weet men,
Louw- (jj^t (]β jjge^ yj^jj Voorst kort na de vredebreuk , het huis te Keppel aan den Ouden
maand ^
1349 IJssel, ten behoeve des Bisschops belegerde (2).
Even als in het Boven-Sticht tegen do Gelderschen, trachtte jan van Arkel zich
in hel Neder-Sticht tegen de Hollanders te sterkon. Uit dien hoofde sloot Inj een
verdrag met jan van Knilenhiirg, Heer van PVoudenherg ^ welke hem vierduizend
pond zoude voorschieten, en wien hij de bewaring van het slot Stoutenlurg en het
Zomer-schout-ambacht van Eemland opdroeg (3). Hierop trok hij'zijne magt i)ijeen en viel
in Holland. Oudewater werd stormenderhand door hem ingenomen, geplunderd en
verbrand. Do zege Avas echter met bloed gekocht. Vele Stichtsche Edelen en aan-
zienlijke burgers van Utrecht, onder andere tveee broeders uit het geslacht van lich-
tenberg , waren gesneuveld. Biet nog meer geluk bestreed hij de Hollanders in
een hevig en langdurig gevecht nabij Schoonhoven^ veroverde achttien banieren,
maakte zich meester van een rijken buit, en voerde de Ridders gijsbert van Lange-
I
rak, herbert van Liesveld en koenraad van Oosterwijk, nevens een groot getal
'ff
(1) J. α leydis, Chron, Belg. Lib. XXIX. c. 9, 10. p. 271. Heda, p. 243. De vermeerderde
beka, bl. 240. PoNTAHüs, Uist. Gclv. Lib. YH. p. 259. v. mieris, Vharierb. v. Hall. D. II.
bi. 755. Hijhopf, Gedenkw. D. II. Oork. bl. 36. Hiervoor, bl. 171.
(2) J. Α LEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 10. p. 271. Heda, p. 243, 244. De vermeer^
derde'mKk, bi. 240. II. brcmawi, lies Transisal. γ. 124. Podtakcs, Uist. Gelr. Lib.^ll.
p. 259. Nijdoff , Gedenkto. D. II. bl. XXXI—XXXIV,
(3) v. HiERis, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 759.
-ocr page 201-DES VADERLANDS. 201·
^ewapenden, als krijgsgevangenen met zich (1). Met verhaaste schreden was hij voort- 133Ü—
gerukt, want op den dag van het gevecht, sloot Hertog Willem ia Rotterdam een ver-
bond met de Edelen en sieAenywi Zuid-Holland^ om de grenzen aan den kant van
»elstein, tegen do magt des Bisschops te beschermen (2). De vyandelijkheden werden 24 v.
spoedig weder door een bestand tot St. Maartensdag van het volgende jaar geschorst (3). jJJ^d
. De Bisschop had insgelijks een vredesverdrag met den Hertog van Gelre aangegaan. 1^49
Toen de Avapenen nedergelegd waren, eischte de Heer van p^oorst vijfduizend oude
schilden voor de kosten Aan het beleg van het huis te Keppel^ en frederiic vati
Jleheren twee en veertig duizend twee honderd schilden tot schadeloosstelling van
hetgeen hij in den Gelderschen krijg,, ten behoeve van het Slicht had opgeofferd.
Deze laatste schuldvordering werd in het volgende jaar met nog dertien duizend schilden
verhoogd, welke van uekeren begeerde voor het beteugelen en afweren der vijandelijk-
heden van eenige Munstersche Edelen en Ridders, die met eene magt van ruiters en
voetknechten het bisschoppelijk gebied 'mOoerijssel verwoest hadden. Jan van Arkel ^
i niet in slaat deze verbazende schuld te voldoen, moest aan frederik: van Hekeren
I geheel Salland^ en Twente in pandschap afstaan, zoodat hij in OiJert/iiß/ niets, dan
Vollenhoven voor zich overhield. Doch ook dit gedeelte eischten de zes voogden,
4 welke hij , tijdens zijn verblijf in Frankrijk, over het Sticht had aangesteld, tot vol-
I doening van opgeschoten gelden. Daarenboven begeerden zij het bisdom aan deze zijde
ί des JJssels tot onderpand , en dertig jaren lang het bestuur van het Sticht tegen eene
j jaarlijksche uilkeering van twee duizend pond. Verontwaardigd over zulk eenen voor-
, slag, welke niets minder l)edoelde dan hun het geheele bewind in handen te stellen,
; ontzette hen de Kerkvoogd van hun ambt, en droeg het algemeen bestuur des bisdoms
^ aan den kanonik gerard van veen op. Hij zelf zoowel te einde raad als te einde
geld, begaf zich , door slechts zes ruiters vergezeld, naar Rome, om daar af te wach-
' ten, wal de tijd'baren zoude (4).
Inmiddels was een bestand tusschen het Sticht en arnoüd, Heer van IJsselstein.
■ I
I een oproerig leenman des bisdoms, geëindigd (5). De Maarschalk van het Sticht loog
p (I) J. Α LKYDis, Chron. JBelg, Lib. XXIX, c. 12. p. 272. IIeda, p. 244. De rermcerderde
eeka, bi. 24J. SüFFRïDüs iPETRus in jéppcndtce ad bekam, ρ. 141. Chron. Tiel. p. 352.
' (2) v. mieius, Charlerb. v. Holl D. li. bl. 761.
j; . (3) J. k levdis, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 12. p. 272. De vermeerd. bera, bl. 241.
(4) J. λ. leydis, Chron. ßelg. Lib. XXIX. c. 10, 13. p. 271, 273. IIeda; p. 244, de ter-
meerd. beka , 1)1. 240, 242—244. II. brcbaki lies Transis. p. 124. Nunorr, Gedenkw. uit de
I Gesch. v. Gelderl. D. II. bl. XXXIV.
Ί (5) J. a. ley-dis, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 15. p. 273. Verg. v. kieris, Charierb. v. IlolL
IL deel. 2 stuk. 26
!
202 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1339-
1354
deswegeWoor IJsselstein en dwóng, na eene zware belegering van vijf'weken, de
stad en hairen heer zich weder aan het bisdom to onderwerpen (1). Be zes mannen
of dwingelanden, gelijk zij elders genoemd worden, en die vroeger tot voogden waren
aangesteld, hadden zich ondertusschen van het grootste gedeelte des Stichts meester
gemaakt, en dit noodzaakte do hoogo geestelijkheid van Utrecht^ den Bisschop uit Äome
terug te ontbieden. De Kerkvoogd trof bij zijne terugkomst zijn gebied in treuriger toe-
stand aan, dan hij het verlaten had, en met een verhoogden schuldenlast bezwaard (2).
De Heer van IJsselstein was weder tegen hem in de wapenen getreden, hij zelf vond
nergens ondersteuning en zag zich bijna van alle onderdanen zoowel als van vrienden,
ja, van zijne eigen betrekkingen verlaten (3). Hij bezweek daarom niet, maar zocht en
vond den besten steun in zichzelven, Na het sluiten van een vredesverdrag met Hol^
land, waarin echter de Heer ydiXiIJsselstein niet begrepen werd (4) , maakte hij zich
met vreemde hulp meester van het slot Vredestein of Woerstein, hetgeen kort
daarna door de overgave van het kasteel Beverwaard gevolgd werd. Nu besloot hij, de
zes dwingelanden lot rede te brengen, en bevocht hen met eenen moed te merkwaardi-
ger , dewijl hij bij zijne eigene onderdanen geene medewerking vond, maar alles met
Yreemden moest uitvoeren. Door tusschenspraak der kapittelen en van de stad Utrecht
werd eindelijk bepaald » dat hun een gedeelte der voorgeschoten gelden zonder
rente zou teruggegeven worden, waartegen zij den Bisschop eenige plaatsen moesten
afslaan." Allen bewilhgden hierin behalve zweder uterloo , welke het slot te
Eemhriigge niet wilde overgeven (5). .
De Bisschop, die zich ook met Margaretha van Henegouwen en hare aanhangers
verzoende (6), liet geene gelegenheid voorbijgaan, om zijn gezag uit te breiden en
zich te laten gelden. Hij verbood het opwerpen van sterkten of vestingen aan deze
zijde des IJssels , »om te verhoeden en to stuiten al zulken onraad, last en oorlogen,
24 van
Jlooim.
10 van
llcfist-
maand.
(1) J. ALEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 15, Heda, p. 244. De verm. beka, bl. 244.
, (2) J. α LEVDis, Lib. XXX. c. 2 zegt, dat jan van Arkel ά^η eersten van Herfstmaand 1351 in
Utrecht terugkwam. Uit brievpn bij van mieris, Charterb. ν. Holl. D. Π. bl. 791—795, moet
men eclitcr besluiten, dat hij reeds in Bloeimaand was teruggekeerd.
(3) J, Α leydis, Chron. Belg. Lib. XXX. c. 2. p. 277. Hbea , p.'244. De verm. beka, bl. 246.
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 791—795. ^
(5) J. α LEVDis, Chroti. Belg. Lib. XXX. c. 2. ΊΙεοα, ρ. 244, 245. De verm. beka, bl. 24ö.
Chro7i. Tiel, p. 358.
(0) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D, II. bl. 810—813. Verg. hiervoor bl. 190. ' ''
15 van
Jiloeim.
1351
!
1352
DES VADERLANDS. 2oa
'»yelke voormaals daar uit ontsproten (1)·" Stormenderhand bemagtigde hij, na een 1339—
hardnekkig beleg van zeventien weken, het slot Woudenberg ^ hetwelk door den
zoon van den vorigen eigenaar, die het aan GusBREcnT van Abcoude verkocht had ,
in den nacht overrompeld >vas geworden, en slechtte het tot den grond. Middelerwijl
had de Maarschalk van het Sticht, het slot Ruweel, welks bezetting de omhggende
dorpen door gedurige invallen verontrustte, met geweld onder het beheer desBisschops
gebragt. Daarentegen roofden en brandden jan , Heer van Kuilenburg en gijs-
isREGHT van Vianen uit de sloten Kuilenburg^ Finnen^ Gareel en Marken-
burg, in het bisschoppelijk gebied; en met hen vereenigde ziqh weldra zweder ,
Burggraaf van Monifoort. Jan van Arkel bragt nu al zijno strijdmagt bijeen en rukte
voor het slot Montfoort y hetwelk uit een groot stormgevaarto zoo hevig beschoten ^^
werd, dat de Burggraaf zich ten laatste gedwongen zag, om vrede en genade te Bloeim
smeeken, welke hem tegen eene aanzienlijke som gelds en onder belofte van trouw
aan den Bisschop, verleend %Yerden. Na eenen zegepralenden intogt te Utrecht, trok
de overwinnaar voor het huis Markenburg dat negen weken uit verschillende werk-
tuigen zwaar beschoten en toen stormenderhand werd ingenomen. De bezetting werd
deels gevangen gemaakt, deels over de kling gejaagd, en de burg geslecht. Kort
daarna zond de Bisschop zijn Maarschalk met veel wapentuurs naar het sterke roofslot
Jloiensteini do burgzaten gaven zich spoedig over onder behoud van lijf en
goed, en het slot werd met den grond gelijk gemaakt. Hetzelfde lot onderging
het volgende jaar het huis te Goreel ^ waarvan zich de Bisschop met geweld meester
maakte. Het werd echter gijsbrecht vaii Vianm vergund, de muren weder op te 1354
halen, nadat hij met den Bisschop, welke toen het slot TVicre/cf belegerde, eenen zoen
getroffen had. Hierdoor de handen meer ruim gekregen hebbende, ontzegde jan va»
Arkel don vrede aan zweder uterlgo , welke steeds do overgave van Eembrugge
weigerde. Door tusschenspraak der steden Utrecht en Amersfoort, werd hem
echter deze sterkte in handen gesteld onder voorwaarde, dal de bewaring van het
slot^ nimmer anders dan aan een burger van Utrecht wierd toevertrouwd, opdat
de stad of het Slicht er geen leed uit zou geschieden. Het slot Vredelant, onder
jan van Biest aan Holland verpand , werd door hem voor zevenduizend pond van
den Ridder florïs van den Boekhorst, den Rentmeester van Margaretha van
Henegouwen^ ingelost (2). Uit eenen wapenstilstand met de stad Stavoren voor den
(1) t. mieris, Chartert ν. Moll. D. II. bl. 813.
(2) J. Α ixxnm, Chron. Belg. Lih. XXX. c. 3, 4 , 5. p. 277—270. Ηεολ , ρ. 245. De term.
bera, bl. 240,247. Chron. Tiel p. 358, 359. v. «iebis, Charterb. v. IlolL H.W. bl, 817^
Ycrg. hiervoor bl. 65.
2G ♦
V.
-ocr page 204-204 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1339-
tijd van twee jaren gesloten, blijkt, dat hij ook met de Friezen overhoop gelegen
heeft; doch van dezen krijg w^ordt elders geene melding gemaakt (1).
Z.00 zag dan Ar kei binnen een tijdsverloop van drie jaren, zijne voornaam-
ste schuldeischers tevreden gesteld, de slotenwelke bemagtigd of verpand waren , on-
der zyn gebied teruggebragt, en zijne meeste vijanden overwonnen of beteugeld. Even
werkzaam in vrede als in den krijg, trachtte hij thans met rusteloozen ijver het zoo
lang geteisterde Sticht weder tot den vorigen bloei en onafhankelijkheid op te voeren,.
Hij loste de nog uitslaande staatsschulden met eigene opoffering af, herstelde en verfraaide
do verwoeste kerken , éven als sommige kloosters en in het bijzonder de Utrechtsche Dom-
kerk ; en zelf beminnaar der letteren en schrijver van verschillende werken, voorzag hij
kerken en kloosters van aanzienlijke boekerijen tot bevordering van wetenschappelijke
en verstandelijke beschaving, welke hem na aan het harte ging en waardoor hij zich
van de meeste zijner tijd- en ambtgenooten gelukkig onderscheidde. Vrienden en wel-
gezinde onderdanen vonden in hem eenen edelmoedigen beschermer, booswichten en
oproermakers eenen gestrengen en onomkoopbaren regter, de behoeftigen eenen edel-
moedigen weldoener , godsvrucht en deugd eenen ijverigen beoefenaar (2).
Gelderlawd, Het Sticht was nu van alle afhankelijkheid aan Holland en Gelro
ontslagen. Dit laatste gewest had ondertusschen eenen meer aanzienlijken rang onder de
Nederlandsche Staten verworven. Het was door Keizer lodewijk: IY, op verzoek en
in bijzijn van Koning eduaro III van Engeland, ter gunste van Graaf reinoud II op
den Rijksdag te Frankfort met de grootste plegtigheid, onder toestemming der
19 v. zes Keurvorsten, tot een hertogdom verheven (3), Gelre was het eerste voorbeeld,
naderhand door de Keizers meermalen gevolgd, dat enkele graafschappen en stara-
1339 goederen tot dien rang verhoogd werden, welke voorheen slechts aan uitgestrekte
gewesten, Beijeren^ Saksen, Zwaheii, Fraiikenland, Lotharingen yVidiS verleend
geworden. Met den verhevener titel stegen de Graven niet alleen in aanzien, maar
ook aanmerkelyk in magt, en verkregen nieuwe regten of werden in de oude nader
bevestigd (4). Reisoud verwierf voor zich en zijne opvolgers het voorregt, bij dé
plegtigheid der krooning de kroon den Keizer vooruit te dragen, en hem op de
Rijks- of openbare Hofdagen het keizerlijk gewaad om te hangen. Het houden van
■A
(1) Charterb. v. Friesl, D. I. bl. 211. Verg. v. sjoeuds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 411, 412.
(2) Heda, p. 245. SüFFRiDus petbus in Appendice ad βεκαμ , ρ. 141.
(3) Zie den verheffinfjsbrief bij λ'. spaex , Inl. t. d. Rist. v. Gelderl, D. II. Codex Diplom.
p, 96 -ICO. Verg. hiervoor bl. 109.
1354
(4) T. ΒΡΑΕίί, Inl. t, d. Hist. v. Gelderl. D. 11. bl, 254—250. Hist. v, Gelderl. D. I. bl. 512.
itóitóii*
-ocr page 205-DES VADERLANDS. 1247·
205
de gewone vier erfelijke ambtenaren der Rijksvorsten, een Hofmeester (Drost), Maar- 1339—
schalk, Kamerling en Schenker, het regt van gouden en zilveren munt Ie slaan, naar
de waardij en het gewigt van Keulen^ Brahand en Holland^ en het bezit van het
Rijkstcald werden hem en zynen wettigen nakomelingen vergund (1). Men vindt het
opmerkelijk, dat door de verhieffing van Gelre tot een hertogdom, de titel van Graaf
van Zutphen niet met dien van Teisterband y de Veluvce of van andere landen ver-
dween , Avier vereeniging dat hertogdom vormde van hetwelk Zutphen daarenboven
altijd een der kwartieren uitmaakte. De reden daarvan wordt hierin gevonden, dat
Zutphen geen leen- maar een erfgoed zijnde, de Geldersche Hertogen een onder-
scheid hebben Λνΐΐΐεη maken tusschen hunnen eigendom en de gewesten, welke zij
van den Keizer hielden. Na REiriouD UI zijn zij én met Gelre én met Zutphen verlijd
geworden (2).
Twee dagen na dit uitstekend gunstbcNvijs des Keizers, ontving de nieuwe Hertog,
legen veertig duizend mark zilver, Friesland tusschen het Vlie en de Lauwer»,
uitgenomen het gedeelte dat aan Holland behoorde, in pandschap van het Rijk (3). 21 τ.
jucmc""
Hij verkreeg alzoo meer dan het stadhouderschap over dit gewest, weleer aan zijnen maand
vader opgedragen (4). Doch evenmin als deze,, heeft hij zich ooit van dat land
meester gemaakt, en alzoo do pandpenningen, indien zij werkelijk betaald zijn,
vruchteloos verspild (5). Voordeehger was hem 's Keizers vergunning, bij eenen
vroegeren brief verleend, dat hij Joden in zijne steden en burgen mögt opnemen,
laten wonen en van hen de gewone diensten eischen (6). Immers voor deze bescher-
ming lieten zich de Hertogen niet alleen jaargelden betalen, maar zy genoten ook
eenige Yoordeelen van schuldbrieven aan Joden gegeven (7).
1339
(1) Zie den verhcirmgsbrief in den Codex Diplom, bij tak spaew, ƒ«/. i. d, IlisL v. Gelderl.
D. II. bl. 90. W. v. tooiï, Geld. Placaatb. D. I. bl. 2. PoRTASts, Hist. Gelr. Lib. Ylll.
p. 228. v. sucütekbokst, Geld. Gesch. Β. VII. bl. 127. ν. mieris, Charterb. ν. Holl. D. I/.
bl. 616. Verg. ν. SPAE!», Hist. ν. Gelderl. 1). I. bl. 513 , 514.
(2) ν. SPAES , IjiI. t. d. Hist. ν. Gelderl. D. II. bl. 250—258. Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 514.
(3) PosTAKts, liist. Gelr. Lib. VII. p. 229. v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 616.
Charterb. v, rriesl. D. L bl. 197. Nunorr, Gedenkw.uit de Gesch. v. Gelderl. D.I. Oork. bl.399.
(4) Zie Jlgem. Gesch. d. Faderl. D. II. St. I. bl. 448. Verg. hiervoor bl. 104.
(5) v. spaek, Hist. v. Gelderl. D. I. bl. 518.
(6) Zie den brief van den 15 van Lentemaand 1339, bij RWnoFf, Gedenkw, nit de Geseke
c. Gelderl, D. I. Oork, bl. 397. No^ 349.
(7) v, SPAE.T, Hist. V. Gclderl. D. 1. bl. 518.
-ocr page 206-206 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
- Met Yerhoögden ^ver bewees nu reinoud, aan zijnen begunstiger , Koning eduard^IIÏ
van ^w^e/anc?, gewigtige .diensten tot voortzetting; Yan^den krijg tegen Frankrijk (1).
Meer dan twee, eil vijftig duizend Florentijnsche guldens bragt hij ten behoeve van dien
^^ Vorst byeen, wélke, hem daarvoor boven den borgtogt van' een groot 'aantal Engeïsche
Oogst- Groeten , beloofde', ,zes Ridders, als gijzelaars naar Nijmegen^ te zullen tzenden (2)^
Eene maand latër. zeide hij den Koning ysia Frankrijk de hulde op'van al de lee-
nen, die hy van hem hield, én. zwoer den Koning van Engeland getrouwheid, waar-
voor hij een jaargeld van duizend pond sterling ontving (3). Steeds verschafte hij
den Vorst nieuwen geldelijken onderstand,,,en eduakd verbond niet alleen zyne ^ eigene
roerende en onroerende goederen, maar ook die zijner onderdanen voor de kosten
door den Hertog tot bevordering zijner belangen aangewend (4). Zoo ras de veldtogt ^
na langdurige onderhandelingen, eindelijk met het beleg van Kaïnerijk, dat in de
raagt der Franschen geraakt -yvas, zou geopend ^Vorden, gordde reinotjd het slagzwaard
aan. Hij voerde het bevel· over de voorhoede van eduards strijdmagt,' die uit veertig
duizend man bestond. Elders is reeds de uitslag van dezen togt, welke tot niets
1340 beslissends leidde, gemeld geworden (5). Ongetwijfeld heeft reinoud aan de verdere
krijgsverrigtingén deel genomen (6). Het kostte hem intusschen. veel moeite, van den
31V. Koning de terugbetaling zijner kosten te erlangen, en hij verbond zidi deswege met
'den Hertog,van Brahand, om elkander daarin te ondersteunen (7). Niettemin was
hij een van eduards afgezanten bij het sluiten van een bestand met Frankrijk, en
24 V. een van 'sKonings gemagtigden by de onderhandelingen over een verdrag van vrede (8).
Eduard was inmiddels naar Engeland terug gekeerd. Vruchteloos had hij schatten
verspild, om het Fransche rijk, Avaarvan' hij zich reeds den Koningstitel had aange-
matigd , aan zich te onderwerpen, en was alleen aan reinoud, behalve meer dan dui-
(1) Verg. hiervoor bl. 105—109. · ■ · ...
' (2) Nijhoff, Gedenkw. uit de GescL v. Gelderl. D. II. Oork. bl. 399. No. 351.
(3) Rijmer, Act. ptibl. Angl. ρ. 51 en 111, aangehaald door v. spaen, Hist. v. Gelderl. 1). I.
W. 520.
(4) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. G'elderl. D. I. Oork. No. 359, 360, 361, 362.
(5) 'zie liiervoor , bl. 148, 149. Verg. v. spaebt , Tlisi. v. Gelderl. D. I. bl. 520.
(6) Vergelijk'hiervoor, bl. 149—151. Po^iTANtiä, Rist. Gelr. ZiZ». VII. p. 230—232. v. sncii-
TEN-noRST, Geld. öesc/i. li. VII. bl. 127—129. . , , . ..· ^ }
, (7) Nijhoff, Gedenktc. uit de Gesch. t\ Gelderl. I). I. Oork. No. 366. bl. 418. ^ ^ ,,
(8) T. MIERIS, Charterb. r. Holl. D. II. bl. 651.· Verg. v. spaek, Ilisi. v. Gelderl. D.
bl. 522,523.
DES VADERLANDS. 207·
zend balen wol, die hij hem opi zijne kosten iü Vlaanderen moest leteren, honderd 1339—
en tien duizend Floreutijnsche goudguldens schuldig gebleven , welke hij in drie tgd+ ^^^
perken beloofde af te lóssen (1). Reinouj) napa geen deel· in den oorlog over de op-Wijn-
volging in het hertogdom Bretagné^ 'm. welken beide filips en edua-RD zich meng- ^^^^
(ien (2). \}ïi Rome Averd hij echter ernstig vermaand, om tot het sluiten van eenen 2 v.
vrede tusschen do Koningen van Frankrijk en ingeland, naar vermogen mede të
werken (3). In dertienhonderd drio en veertig werd een bestand voor twee jaren 1342
getroffen.
Na het vertrek der Engelschen uit de ISederlanden, keerde reinoub in zijne staten
terug. Het schijnt, dat hij zich voortaan slechts met het beheer zijner eigene zaken
bemoeid, en binnen- en buitenlands den vrede bewaard heeft. Vele goederen werden
hem , deels vrijwillig, deels gedwongen, in leen opgiedragen en door hem weder als
zoodanig uitgegeven (4). Door aankoop van het hoog en laag gerigt te Velp en het
halve gerigt te Oosterheek ^ bragt hij waarschijnlijk do geheele Veluwé onder zyn
regtsgebied (5) De stad nevens het hoog en laag gerigt van Ä^Mt/eniiir^, waren reeds
vroeger onder hem een leen van Gelre geworden, hétgeen te voren het slot alleen
geweest was (6). Kort daarna hechtte hij Tiel ^ Zandwijk en Herwaarden yoox
altijd aan Gelre (7). Grol en Lochern werden, naar men wil, door hem bemuurd (8). \ v.
Τ-Γ Pi-
Zeker is het, dat hij het dorp Fetilo tot eene stad verhief en den inwoners verschei-
dene vrijheden en voorregten verleende (9). 1343
Niet lang daarna overleed hij plotseling te Arnhern, in eenen ouderdom van
(1) ΝυποΓΡ, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gclderl. D. 1. Oork. No. 37U. bi. 427.
(2) v. srAEPf, IJist. v. Gelder!. D. I. bi 523.
(3) Nijhoff , Gedcnkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I, Oork No. 392. hl. 441.
(4) Zie onderscheidene brieven bij NunoFP, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. I. Oork.
bl. 402—450. Verg. v. spaf.s , Ilist. v, Gelderl. D. I. bl. 525—530.
(5) Nijuoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Ι. Oork. bl. 434. No. 384 cn 385. v.
SPAEN, Hist. V. Gelderl. D.I. bl. 528. 529.
(0) Zie den brief van don 31 v. Oogstmaand 1339 bij kohoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gel-
derl. D. I. Oork. bl. 402. No. 352.
(7) Zie den brief van den 10 v, llerfslmaand 1339 bij iiuiioFF, Gedenkw. D., I. Oork. bl. 403.
No. 353. Verg. hiervoor bl. 103, 145.
(8) v. sLicnTEMioasT, Geld. Gesch. Β. VIL bl. 129.
(9) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. 1. Oork. No. 404. bl. 450. Po.xtajccs
Jlist. Gelr. Lih. VU. p. 240, 241.
1339— naauwlijks acht en Teertig jaren. Sommigen melden, dat hij na het aanhooren
12V schielijk van zijne zitplaats opstaande , ·viel en den hals brak; en het ligt-
Wijn- geloof heeft" er bijgevoegd, dat hem dit ongeluk- door zijne zuster klarisse te
1343 voorspeld was, dewijl hij zijnen vader«in hechtenis gehouden had. Zijn lijk
. i , werd te Gravendaal of Nieuw-Klooster met treurige praal ter aarde besteld (1).
I Nevens vier dochters, uit zijn eerste huwelijk ontsproten, liet hij twee minderjarige
zonen, reinoud en eduard, achter, van welke de oudste hem opvolgde (2). Hunne
moeder eleokora van Engeland, zijne tweede echtgenoote, ontving als Hertogin-
Weduwe de Veluwe tot lijftogt. Reinoud had zich van deze vrouw, welke men
van melaatschheid beschuldigde, in zijne laatste levensjaren verwijderd.
Vleyers en oorblazers waren hieraan schuld; naar anderen echter, zou hel niet te
verwonderen zijd , indien eene jeugdige schoone den Hertog beter bevallen had, dan
de Engelsche Prinses, welke gansch niet bevallig moet geweest zijn. Hoe dit zij,
deze verwijdering gaf aanleiding lot een even zonderling als treffend tooneel. De
Hertogin, die den meesten tijd op Rozendaal doorbragt, hetwelk zij aanmer-
kelijk vergroot en verfraaid heeft, trad op zekeren dag, terwijl reinoud met een
luisterrijk gezelschap te Nijmegen aan tafel zat, de eetzaal binnen. Zij was slechts
in een fijn zijden hemd gekleed, waar over een mantel hing, en hield aan elke
hand een van hare zonen. Binnentredende wierp zy terstond den mantel af, ont-
blootte het geheele bovenlijf, en in tranen losbarstende, wendde zij zich weemoedig tot
den Hertog met deze woorden: »0, mijn geliefde Heer, ik smeek u, onderzoek de ziekte
»van welke ik zoo onregtvaardig beschuldigd word, wantik ben als andere vrouwen,
» en, Gode zij dank, zonder ligehaamsgebreken. Zie hier uwe twee zonen, sterk en
» gezond. Door Gods hulp en genade zouden er wel meer zijn, ware zulks door uwe
»schuld niet verhinderd. Mogelijk komt eens de tijd, dat Gelre onze scheiding be-
» treurt, wanneer men geen Vorst uit ons bloed meer hebben zal." Men heeft opge-
merkt, dat hun beider zonen kinderloos overleden zijn, en niet dan ongeveer hon-
derd jaar na deze ontmoeting, een zoon in het huis van Gelre geboren werd. De
Hertog, verhaalt men, van eleonora's zuiverheid overtuigd, werd over zijne ligtge-
'loovigheid van schaamte en droefheid vervuld; doch overleefde dit voorval niet lang (3).
(1) PoNTANüs, Hist. Geïr. Lib.yU. p. 242. Chron. Tiel p. 340. SkcnTENHOBST, Geld. Gesch.
Β. VII. bl. 130. ν. SPAEN, Hist. ν. Gelderl. D. I. bl. 530. Nijhoff, Gedenho. uit de Gesch.
^v. Gelderl.B. IL hl
(2) Een uitvoerig berigt over de nablijvende dochters van Hertog reinocd II, vindt men bij va5
βραεη, Inl. t. d. Hist. v. Gelderl. D. II. bl. 258—264. Beknopt bij kuiioff, Gedenktv. uit de
Gesch. V. Gelderl D. II. bl. VI. ,
(5) Keulsche Kronyk, bl. 255 , aangehaald bij van spaek , Eist. v, Gelderl. D. I. bl. 536 (30).
208
MB
S^^SBBSS·
DES VADERLANDS. 209·
Reinoud II wordt als een regtvaardig, dapper, milddadig en prachtlieyend Vorst be-
schreven. De oorlogen in welke hij zich wikkelde , heizij om zijn eigen gebied Ie
beschermen, of om zijne bondgenooten te ondersteunen, bewijzen, dat hij den krijg
niet schuwde , hoewel hij meer vredeminnend dan oorlogzuchtig was en gaarne zijne
geschillen aan do uitspraak van onpartijdige scheiclsregters onderwierp. Met vaste hand
had hij de teugels van het bewind, eerst als zoon des Graven van Gelre, toen als
Graaf en eindelijk als Hertog vier en twintig jaren gevoerd en zijn bestuur, in vele opzig-
ten, weldadig voor Gelre gemaakt. Door het aannemen van buitenlandsche leenmannen
had hij de grenzen verzekerd, welke door het aaukoopen van goederen ouder hem
voordeelig waren uitgebreid. Hij had zoowel zijn gezag als do imvendige rust van den
staat bevorderd , door die onafhankelijke Heeren, welke nog verschillende deelen van
zijn gebied gescheiden hielden, door leen- en dienstmanschap aan zich te verbinden,
en diegenen te beteugelen, welke, om staatkundigen invloed to verwerven, zich in
de geschillen met zijnen vader, legen hem verklaard hadden. Schoon oppermagtig,
versmaadde hij bij de behandeling van de algemcene zaken des lands, den raad der
aanzienlijkste Edelen niet, en raadpleegde zelfs met de sleden, Avier vrijheden hij eer-
biedigde en bekrachtigde, wanneer het bijzonder hare belangen gold. Door eigen
voorbeeld bevorderde hij het ontslaan der eigenhoorigen, schonk den plattelandbewo-
ners , lot dien lijd de prooi eener willekeurige regtspleging , doeltreilende landreg-
ten, en zorgde door bepalingen voor het onderhoud van dijken en waterleidingen.
Daar hij naar vermogen den handel beschermde, nieuwe wegen voor do nijverheid
ontsloot, en door het uilgeven van woeste gronden en het aanmoedigen van ontginnin-
gen den landbouw begunstigde , vermeerderde hij de welvaart der onderdanen en levens
de inkomsten van den Vorst. Deze wijze staathuishoudkunde en de schallen, >velke hij
met SOPHIA van Mechelen behuwde , hadden hem in slaat gesteld, do schulden van
zijnen voorganger te voldoen , do beleende goederen in te lossen, en zelfs Overijssel
in pandschap to nemen j maar zij waren niet toereikend geweest, om tevens de kosten
eener groole krijgsmagt, hóewei zij gedeeltelijk door Engeland bezoldigd werd, of
die eener vorstelijke hofhouding, waartoe zijne verheffing tot de hertogelijke waardig-
heid aanleiding gaf, te bestrijden, zoodat hij eenen zwaren schuldenlast achterliet, en
de Hertogin zelfs genoodzaakt was, hare kleinopden bij Joden in Keulen te verzei-
len (1).
vax BEBcnEM, bij postiscs, IHsi. Geïr, Lib. YII. p. 241. Sucbtesiiobst, Geld. Gesch, ii. VU.
bl. J29, 130.
(1) Verg. r. sPkm, Hi$U Geldfni. D. I. bl. 393 , 402 , 531—535. Njmon, Gedenkw, uit
S Gesch. r. Geldcrl D. H. LI. IV. V.
27
II DEEL. 2 STUK.
-ocr page 210-1339-
1354
210 ALGÉMEENE GESCHIEDENIS
Reinoud πι had naauwelijks elf jaren bereikt, toen hij zijnen vader als Hertog van
Gdre en Graaf van Zutplien opvolgde. De Markgraaf van Gulik eischte wel het
hertogdom voor zijn oudsten zoon gekard, verloofd aan Margaretha, eene dochter van
reiiioud II en sophia van Mechelen, vermoedelijk op grond, dat Gelre sinds Keizer
ADOLF in twaalfhonderd vijf en negentig, een vrouwenleen geworden was; doch dewijl
REiNOUD II zelf de kinderen uit zijn eerste huwelijk van de opvolging had uitgesloten,
en daarenboven in de Rijksleenen slechts bij ontstentenis van zonen, de dochters mog-
ten opvolgen , sloeg men geen acht op de aanspraak van den Gulikschen Vorst, en de jonge
REiNOUD werd algemeen voor wettigen Landsheer erkend (1). Zijne minderjarigheid ver-
grootte den hagchelijken toestand, iQ welken Gelre door den plotselingen dood van
REiNOUD II, den bekrompen staat der geldmiddelen, en de zucht der Edelen, om
meer invloed op het bestuur des lands te verwerven, reeds gebragt werd. De gevoe-
lens over de voogdijschap waren verdeeld. Volgens de Romeinsche wetgeving , was het
regt der Hertogin-wed uwe op de voogdij over hare kinderen, met welke , naar de toen
heerschende begrippen, die des lands gepaard ging, onbetwistbaar. Hetzelfde wilden
ook sommige Duitsche wetten, terwijl andere dit regt aan den naasten bloedverwant
van vaders zijde toekenden. Nevens eleonora had derhalve de Graaf van Kleef ^ als
zwager van den overleden Hertog, daarop de meeste aanspraak; doch het blijkt niet,
dat hij er gebruik van gemaakt heeft. Daarentegen schijnt zijn neef jait van Val-
henhurg, Heer van Borne enSittard^ de zoon eener zuster van rbinoud I, een vermo-
gend , dapper en ondernemend man , reeds aanstonds op de mede voogdijschap gevlamd ,
en zelfs voor zich een talryken aanhang verworven te hebben (2). De Graaf van
Meurs verzette zich zoowel tegen het opdragen van het bewind aan do Hertogin als
aan valkenburg , en het geheele land was vol partijschappen. Te goeder uur derhalve
slóten al do sleden en plaatsen van Gelre en Zutphen^ welke stedelijke regten bezaten
en uit dien slaat van zaken zich eene toekomst van verwarring en onheilen voorispelden ,
een verbond, waarin zij openlijk en onbewimpeld den jongen reinoud voor haren
wettigen Heer verklaren en beloven, elkander tegen elk onregt en geweld te bescher-
men , terwijl zij zich tevens verbinden, om in geene maatregelen te bewilligen, die
hot algemeene welzijn of eenige der gemeenten schadelyk konden zijn (3). Dit ge-
(1) PoriTANUs, Hist. Gelr. Lib, VIL p. 250, 251. Sliciitenüorst , Geld. Gesch. Β. VII. bl. 132.
Nijhoff, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. VI, VIL Verg. hiervoor bl. 97.
(2) Nijhoff, Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IL bl. VII, VUL
(3) Nijhoff, Gedenkio. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. IL bl. VIII, IX. Oork. bl. 3—6. Vérg.
PONTANUS, Jlist. Gelr. Lib. VIL p. 250. SiicniESHonsx, Geld. Gesch. Β. VIL bl. 132.
I V.
Win-
term.
1343
DES VADERLANDS.
denk wardig vprbond kan als de oorsprong en de eerste vereeniging der Geldersclie 1339™
limdstenden bescliou^vd worden (1).
De Edelen, Ridders en knapen trokken weldra eene lijn met de sleden , en uil beide
werd nu een Landraad gevormd, die in npiam van den jongen heinoud liet bewind der
zaken voerde. Aan het hoofd van dien Raad, welke nevens al de sleden, uit de Hee-
ren van Bijland^ van Bronkhorst^ van Voorst^ van Mierlar^ van ülft, van Lijn-
den en anderen van minderen rang Avas zamengesleld, stond jan van Valkenhurg.
Het eerste wat men zich tot doel stelde, was het vereilenen der nagelalene schul-
den van REiHOUD II; en Edelen en Steden droegen daartoe uit hunne geldmiddelen
naar vermogen bij (2). Eleonora , aan wie ondertussphen do voogdij met het hoogste
bewind was opgedragen, werd gemagtigd, om de inlfomsten der yorslelijke domeinen,
lot aflossing dezer schulden op de voordeeligste wijze aan te wenden. Zij oefende
steeds het gezag uit op naam van haren onmondigen zoon, en had naast zich al?
landvoogd of sledehouder [overste Berechter), dirk van p^alkenburg, een uitstekend
krijgsman en broeders zoon van jan vati yalkenhurg, aan wien qnder den titel van
overste Rentmeester, het bestuur der geldmiddelen meer bepaaldelijk was aanbevo-
len. Men vermoedt, dat deze laatste , naijverig op het hooger aanzien en do uitgebrei-
der magt van zijnen zoo veel jongeren neef, wantrouwen tegen hem en zijn groot ge-
zag bij do Hertogin-weduwe en de Groolen des lands opgewekt, en om hem te verne-
deren , zoowel als om zijnen eigen invloed te verhoogen, op de vroegtijdige verhe/Iing
van REiNOUD aangedrongen heeft. Hoe dit zij, men ziet den twaalfjarigen Vorst 54
spoedig geheel op eigen naam en gezag handelen, wanneer hij de vrijheden en reg-
ten der stad Zutphe.n bevestigt. Ook die der overige steden, welke hij , waar-
schijnlijk onder geleide van jan van Kleeft Domdeken van Keulen, jatc van F al-
kenhurg en ARNOUD van Uerlar^ rondreisde, om als Landsvorst den huhhgingseed to
ontvangen , werden door hem bekraclitigd (3).
Het was ondertusschen moeijelijk , dirk van Valkenburg, welke met de Hertogin-
weduwe en haren zoon in onmin leefde , te verwijderen. Do stad ea burg van Nij-
megen waren hem , welhgt tot waarborg der gelden, welke hij ten dienste van het
land had voorgeschoten, ingeruimd geworden , en de toestand der schatkist gedoogde
niet, dat aan zijne wettige eischen voldaan werden (4). In deze netelige omslandig-
(1) v. spaen, Inl i. d. Eist. v. Gelderl. D. Π. hl. 264.
(2) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. 1). Η. bl. IX, Χ, en de aldaar aanjjcJiaaldc
Oorkonden.
(3) NunopF, Gedenku). uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. Χ—XIV, cn dß aldaar aan/jclianld«;
Oorkonden. Verg. PojtXAjctJS, Hi^t. Gelr. Lib. V'II. p. 251.
(4) KwBorF, Gedenkw. uit de Gesch. ρ. Gelderl. D. Π. bl. X/, XH, XIH.
211
27 ♦
-ocr page 212-212 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1339-
1354
lieid, gelukte het eleonora , den ouden yriend en bondgenoot haars gemaals, Graaf
WILLEM IV van Bolland, aan de belangen van haren zoon te verbinden. Zij zond
hem gezanten, aan wier hoofd zich de Domdeken jan van Kleef bevond, om een
huwelijk tusschen Hertog reinoud en 's Graven zuster, izabella of elizabeth , te be-
werken , hetwelk te Tl/zWe/^wr^ bepaald, doch nimmer voltrokken w^erd (1). Deze
onderhandelingen gaven ongetwijfeld aanleiding, dat de Graaf van Holland bijzonder
deel nam in het regelen der Geldersche zaken. Als scheidsman geroepen in de ge-
schillen tusschen de Hertogin-weduwe en dirk van Valkenburg, Heer ^άά Moiy'oije,
van Voorn en Burggraaf van Zeeland, verklaarde hij dezen laatsten verpligt, den
burg van JSijmegen met al zijn toebehooren in dien staat over te leveren, waarin hy
dien ontvangen had, terwijl hij hem daarentegen voor zijne uitgeschoten gelden, 'on-
kosten en jaarwedde als stedehouder drie duizend pond kleine Tournois toekent; voorts
verklaart hij beide partijen als volkomen met elkander verzoend, en bepaalt, dat rei-
woüD , die » in groeten scult es, ende behoeft zinen zaken te bedriven metten minsten
» coste JAN van Valkenburg, als Rentmeester ontslaan, en deze betrekking aan eenen
dienstman van minder aanzienlijken rang zal opdragen (2). Hij schoot zelf aan rei-
KOUD de gelden voor tot voldoening van de wedde des Heeren van Valkenhurg, in
wiens plaats jan van Groesheek werd aangesteld (3), Door het verwijderen der vreem-
delingen zag nu REiHOUD zich in zijn gezag bevestigd, de inwendige rust was, voor
het oogenblik althans , verzekerd, en eleonora , zich met haren weduwschat van zes-
tienduizend kleine Tournoizen vergenoegende, schynt zich, immers aanvankelijk, met
het bestuur des lands minder bemoeid te hebben (4).
Ongelukkig werd Gelre eerlang weder in vreemde belangen gewikkeld. De kryg
tusschen Frankrijk en Engeland was in dertienhonderd vier en veertig met ver-
nieuwde woede ontstoken. Eduard III, wien het niet ontgaan was , welke diensten
zijn schoonbroeder reinoud II hem bewezen had , trachtte thans insgelijks den jongen
Hertog voor zich te winnen. Ongaarne zag hij dat deze Vorst, sinds het huwelijk met
eene Prinses uit het huis van Eenegouwen was afgesprongen, zich met maria van
Braband verbond, aan wie hij reeds in vroege jeugd door zijnen vader Avas ver-
loofd , dewijl de Hertog van Braband, eertijds Engelands bondgenoot tegen Frank-
rijk , zich thans voor dat rijk verklaard had (5). Daar eleonora in de inzigtcn haar
1346
(1) v. spaen, Inl t. d. Hist, v. Gelderl D. 11. bl. 265 , 266.
(2) v. MIERIS, Charterb. v. Uoli D. II. hl. 689.
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. II. bl. 690.
(4) Nijuoff, Gedeukte, uit de Gesch. ν. Geldorl. D. II. ]j1. XVI.
(5) v. spaei^, Inl, t. d. Eist, v. Gelderl. D. II. bl. 265, 266.
9 V.
Slafjün
1344
DES VADERLANDS. 213
1339-
1354
broeders deelde, verlrok reinoud , verzeld door een sloet van Edelen en Ridders,
naar den Koning, welke toen Calais belegerde. In Gelre, nu van hoofd ontbloot,
ontvlamde aanstonds het niet geheel uitgedoofde vuur der tweedragt; zelfs eenige aan-
zienlijken met DIRK van Meurs, een van 'sHerlogs leenmannen, aan het hoofd, ver-
zetten zich openlijk tegen het wettig gezag en kwelden het land door brandschattingen,
roof en vernieling, zoodat rkikoud zich genoodzaakt zag, daartegen een scherp bevel
uit te vaardigen (1). Om deze geweldenarijen te beperken en de geschokte rust te
herstellen, werd met overleg der Hertogin-weduwe, door eduard het bestuur over Gelre ,
zoolang reinoud afwezig zou zijn, immers voor den tijd van twee jaren, aan Wil-
lem , Markgraaf van Gulik, opgedragen. Ten einde dezen ervaren staatsman, die don
Koning door vele diensten aan zich verpligt had, enger te verbinden en tevens reiwoud
aan den invloed van Brahand te onttrekken, werd een huwelijk tusschen dezen Vorst
en 's Markgraven dochter, elizabeth van Gw/tA, voorgeslagen (2). Beide, eduard
en willem, verbonden zich , reihoud voor de nadeelen, welke hem deswege door den
Hertog van Brahand wierden toegebragt, schadeloos te houden , en in geval van krijg ,
Gelre naar vermogen te ondersteunen (3). Doch reinoud vond geen behagen in's Ko-
nings schikking en vlugtle , zeker met overleg zijner Raadslieden, die welligt de be-
doelingen der beide Vorsten met Gelre wantrouwden en hem de beloften zyns
vaders herinnerden, met zijnen broeder eduard in het geheim naar Antwerpen, om
het huwelijk met maria van Brahand te voltrekken (4). Dit had plaats te Vilvoor-
den , waar op denzelfden dag het trouwfeest van wenceslaus van Luxemburg met
30παννα, de oudste dochter des Hertogs van Brahand^ Gravin-weduwe van WillemIV
van Holland, en dat van den Graaf van Vlaanderen met Margaretha, 's Hertogs
tweede dochter, gevierd werd. Reinoud ontving met zijne gemalin het land van Turn-
hout ten bruidschat (5).
(1) Nijuoff, Gedenkiv. uit de Gesch. ν. GclderL D. II. Oork. No. 22. bl. 25.
(2) DE KLERK, Brab. Teesien, ß. V. bl. 577. Pontakbs, IlisL Gelr. Lib. VII. p. 252.
Slicuteshorst , Geld, Gesch. Β. VII. bl. 135. Nijbopf , Gedenkw. D. II. bl. XVIII.
(3) v. SPAM, InL t. d. llist. V. Gelderl. D. II. bl. 266 , 267.
(4) de klerk, Bmb. ïeesten, B. V. hl. 578 , 579.
(5) DK KLERK, Brab. Jf eesten, B. V. bl. 581. Poktihüs , nist. Gelr. Lib. Vil. p. 257.
Slichtesiiorst , Geld. Gesch. Β. VII. LI. 135. Nijhofp , Gedenkw. uit de Gesch. c. Gelderl. 1). li.
bl. XX, welke er bijvoegt, dat reiroüds cclit op de voorwaardea in 1334 bepaald, voltroktcn
werd. Het lomt ons waarscliijnlijk voor, dat de 60 of 80,000 pond Tournoie, daarin tot
huwelijksgoed van mabu vasljrcsteld, (v. mieris, Charterb. r. Holl. D. II. bl. 507), door de gift
\au bet land van Turnhout vervangen zijn.
8v.
Win-
term.
1346
öv.
Bloeim.
1347
1 T.
Hooim.
214 ALGEMEENE GESQHIEDENIS
1339_ . De krijg der Luikenaaxs onder aanroering van eenen molenaar tegen hunnen Bis-
^^^^ schop, ENGELBERT vafi der Mark , yiiien zij noodzaakten de hulp van Brahand in te
roepen, bood hem terstond eene gelegenheid aan, zynen schoonvader met de wapenen
te dienen, en tevens zelf voor de eerste maal op het oorlogsveld te verschijnen. Wei-
■ i nig dagen na zijne echtverbindtenis, volgde hij met zijne Ridders en Knapen, de
Hertogen van Brahand^ van Lίmb^rg en dirk, Heer van Heinsberg, naar het
gebied van Luik. De bedreigde Luikenaars trokken moedig de Maas over en
drongen door tot eene vlakte tusschen Hannut en Walef. Hier schaarde Hertog
jaït van Braband zijn heir in slagorde, nadat hy vooraf reihoud , die thans den
ouderdom van vijftien jaren bereikt had , n&vens een groot aantal andere Heeren en
Edelen, tot de ridderlijke waardigheid.verheven had. Een geweldige regen verhinderde
den onmiddellijken aanval der strijdlustige Luikenaars. Den volgenden morgen echter,
vóór het opgaan. der zon , stormden z^' onverwachts op den Hertog van Gelre aan,
versloegen een deel zijner dapperste Ridders en bragten den moedig strijdenden
jongeling in het uiterste gevaar. Te goeder uur snelden de Brabandsche ruiters ter
hulp. De vijand geraakte weldra in verwarring, werd ten eenenmale verslagen en met
21 v. achterlating van een groot getal dooden, gekwetsten en gevangenen, op de vlugt ge-
^^1347 J^^^· overwinnaars waren velen gesneuveld en in het bijzonder
had REiNOUD, welke hel spits moest afbigten, de zege duur gekocht. Naast hem wa-
ren hubert schenk, Heer vaji Kuilenburg, robert van Arkel, Heer van Asperen,
boudewijn van Bronkhorst, Heer van Batenburg, bertuold de Ooij, Burg-
graaf van Nijmegen en nog ^zeven anderen uit dat geslacht, gesneuveld (1). De
(1) de klerk, Brah. Τ eesten, B. V. bl. 582—586. Chron. Tiel. p. 349. J. Aleydis, Chron.
Lib. XXIX. c. 6. Haraei Annal Brah. Lib. ΧΧΧΙΠ. p. 324, 325. Pontanus, Hist. Gelr.Lih.
VII. p. 251, 252, welke echter verkeerdelijk dien krijg tot het jaar 1344 terugbrengt, en hierin
door SLicHTENnoRST , bl. 132, gevolgd wordt. JNuHorF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II.
bl. XXI, XXII. Het leger der Luikenaars wordt op dertigduizend man geschat, van welke on-
geveer de helft zou gesneuveld zijn, volgens de klerk , t. a. pl. bl. 585. Haraetjs telt slechts
1500; vontanus daarentegen, naar het Chron. Tiel, p. 350, en van bercdem, 32000 man. Meer
naït en Avaar dan fraai uitgedrukt, merkt slicutendorst hierbij aan, B. VIII. bl. 132: »De schrij-
vers van die eeuw schrijven zomtijds koeïjen van kersse-boomen, en maeken nergens min zonde
van dan van groote reekeningen te maeken, na de maet van de gunst, wangunst oite andere herts-
tochten daer sy van worden bezeetenj vooral in 't op-tcllen der dooden, die sy wt het oude
spreek-woord wel weeten dat niet en bijtten, ofte haer van ouwaerheid können overtuygen. Naulijx
vind men een blad dat met een logentie ofte anderhalf niet en is begooten, twelk de Heeren Mo-
nickert, (om dat de wereld doch wil bedroogen zijn) met een abellieyd weeten wt hun wyde mou-
Aven te schudden,' naulijx een veld-slagh, daer sy geen dubbel krijt en gebruycken ende, als of
sy beroerd van handen waercn, iu stede van 100 niet een O en somwijlen wel twee by- en lappen.
|i
-ocr page 215-DES VADERLANDS. 215·
Bisschojp van Lüik wérd nu spoedig op zijti zetel hersteld, en »eisoüd keèrdö in zgn 1339^
gebiéd terug. Imïneïs weinig dagen na den slag bij W-alef ^ was hij reieds te Kuilm* ^^^^
hurg bij de plegtige uitvaart van den gesneuvelden Heer hubert sghemk tegenwoor·
dig, wiens zoon en opvolger hij Tan zijne bescherming fërzekerde en met gunsten 1
overlaadde (1). mS.
Niettegenstaande zijn huwelijk, voor hetwelk de Koning \άίά Frmikrijk Aq pauselijk«
bekrachtiging had verworven, dewijl hij en maria van j^rasÄawe? elkander in den derden
graad van namaagschap bestonden (2), bleef hij evenwel Engeland tegen Ftankrijk
getrouw en komt in verscheidene verdragen tusschen deze beide rijken gesloten, ón-
der de Vorsten vooir, >velke daarin begrepen waren, hoewel Frankrijk hem nog niei
voor Hertog erkende (3). Misschien bevond hy zich wel bij de overgave van Calais
en was ooggetuige van de edele daad eener Nederlandsche vrouw, de Koningin van
Engeland, fiuppe , dochter van Graaf Willem III van Holland. De stad was door
den Koning van Frankrijk, onder wiens vanen jan van Beammnt zich had ge-
schaard , na vele vergeefsche pogingen tot ontzet, aan haar lot overgelaten, en zag zich
ten laatste genoodzaakt, met den Koning van Engeland in onderhandeling te treden.
Wreed waren do eischen van eduard. Slechts met moeite schonk hij eindelijk der
stad genade, onder voorwaarde, dat zes der aanzienlijkste burgers van Calais, bloots-
hoofds en barrevoets, met don strop om den hals, hem de sleutels der stad en van het
kasteel zullen overleveren en voorts met den dood gestraft worden. De keus der slagtof-
fers, wreedaardig den inwoners zeiven overgelaten , verhoogt de algemeene verslagenheid-
Terwijl men hiervoor besluiteloos raadpleegt, vertoont zich eustache de st. pierre,
Hier van heeft men levendigh en tastelijk bewijs in de Tijd-boeken van Braband, Holland, Gel-
derland, Luyk ende in 't gemeen van alle volken. Sy hebben ons willen Avijs macken, dat de
menschen doen als padde-stoelen langhs de Avcgli wiessen en op eene nacht volmaeckt wierden,
oHe, als de Yrsche Bernaques en Schotsche ganseh, aldaer geseyd Platgij-sen, van de boomen
aiviclen, gelijck het in de eerste wereld toe-gingh, cum populos unnosa creavit Fraxims, et
foeta viridis ptier excidit alno ; opdat ick de woorden van statics pai'ikius op deze gelegendheyel
Ie pas hrenge, die raeer na den zin als na den letter vertaeld zijnde dus luyden:
Doen 't volk, zoo dick als gort, viel wt de oude essen,
En een groen zuygelingh wt zwangere cipressen.
Dese wacrscliouwingh heb ick (en wij met hem) moeten doen, hoewel die meermaels kan te stade
koemen."
(1) Notoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν, Gelderl. Ό. II. hl. ΧΧΠί. OorL No. 23.
(2) Nwhofp, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. II. hl XX.
(3) V. spiKs, Inl t. d. Bist v, Gelderl. D. II. hl. 267, 268, Nmopp, Gedenkw, uit de Gesch.
V. Gelderl D. II. hl. XXXIX {!).
1258 ALGEMEENE CESCHIEDENIS
de rykste burger der stad , en zegt: d Het zoude eene groote ramp zijn, indien men
^^^^ »eene zoo achtenswaardige bevolking van honger of op eenige andere wijze hetomko-
» men , indien er nog een middel is , haar te redden. Eduard verlangt zes slagtoffers;
»ik wil de eerste zijn !" Getroffen over zulk eene zeldzame grootmoedigheid , biedt
zich terstond jean d' aire tot lotgenoot van den braven eüstache aan, en wordt hierin
door jacques en pierre "wisaht , nevens twee andere burgers, wier namen niet ge-
noemd worden, gevolgd. Men geleidt deze edele mannen naar de tent des Konings.
Knielend en met zamengevouwen handen spreken zij den Vorst aan. » Sire , gij ziet
»hier voor u zes burgers van Calais^ die naar uwen wil, u de sleutels der slad en
»van het kasteel overleveren, entevens gekomen zijn, om hun vonniste ondergaan,
ï> ten einde hunne medeburgers te redden." Op wien ook dit treffend schouwspel indruk
maakte, niet op den onverbiddelijken Monarch , die een blik van verachting op deze
braven Averpende , beveelt, dat hun het hoofd voor de voeten zal gelegd worden. » Zij
»hebben zoo vele mijner mannen doen sterven," roept hij uit, »dat zij ook sterven!
» Laat den beul komen." En nu vraren deze helden der deugd ongetwijfeld verloren ge-
weest, indien niet de Koningin, al het verhevene hunner daad gevoelende , zich aan
de voeten des Konings geworpen en voor hen genade gesmeekt had, »Sire," zegt zij,
»sedert ik de gevaren der zee getrotseerd heb, om u te vergezellen, heb ik nimmer
»iets van u gevraagd. Verleen mij derhalve heden, in naam van den zoon der H.
»Maagd, de genade, die ik u smeek: heb medelijden met deze mannen." Na een
oogenblik stilzwijgens hief de Koning zijne gemalin op met de woorden : » Ach, Mevrouw ,
» ik wenschte u thans veel liever elders, dan hier. Maar gij smeekt mij zoo dringend,
D dat ik 't u niet weigeren kan. Handel met deze mannen naar uw welbehagen," De
Koningin maakt zich terstond deze gunstige stemming ten nutte , voert de doorluchr
tige burgers in hare tent, en zendt hen met geschenken veihg naar hunne haardsteden
terug (1), Deze gebeurtenis staat wel in geen onmiddellijk verband tot de geschie-
denis der Nederlanden, doch met haar eindigde een krijg in welken vele Neder-
landsche Vorsten en Heeren deel genomen hadden. Na het vermelden van zoo vele
bedrijven, in welke vaak de laagste driften, die de menschelijke natuur ontsieren ,
de hoofdrol spelen, is het een wellust by daden te verpozen, >velke ons weder met
de meniichheid verzoenen.
Reinouds terugkeer in Gelre herstelde de geschokte rust niet. Men meent, dat de
steden, om de nadeelen , welke voor liare regten, handel en nijverheid uit de partij-
üTcr-
(1) Froissart, T. I. feuillet 78. Hume , welke in zijne Eist. of Engl. Ch. XV, insgelijks deze
gebeurtenis verhaalt, betwijfelt eenigzins hare geloofwaardigheid op gronden, die ons niet ο
lμigd hebben.
DES VADERLANDS. 217·
schappen konden Toortvloeijen, te "voorkomen of af te Averen , zich vereenigden en meer 1339—
invloed op het bestuur des lands poogden te verwerven. Het blijkt inderdaad niet on-
duidelijk , dat althans de voornaamste stad van elk kwartier, alzoo ISijmegen, Roer-
mond^ Zutphen en Arnhem y door hare schepenen in 's Vorsten raad als stemgereg-
tigd werd vertegenwoordigd. Uit dien hoofde zullen deze sleden sinds dien tijd, be-
paaldelijk als Hoofdsteden of groote sleden zijn beschouwd geworden, en zij komen
sedert steeds als zoodanig voor. Haar moest jan van wijtfliet , Heer van Βlaars-
veld, een natuurlijke broeder des Herlogs van ^raÄawc?, denkelijk door dezen aan eei- ^s^vj
TiOUD als eersten Raadsman toegevoegd , bij het aanvaarden zijner bediening plegtig zwe- niaaud
ren, niet alleen hare regten te handhaven, maar zich ook in do uitoefening van
hetgeen, waarmede hij door de Hertogen van Gelre en van Brahand belast
was, met acht harer schepenen, tot dat einde gevolmagtigd, te beraden. Door het ver-
kenen van geldelijken onderstand aan reikoud , wiens schatkist door de reis naar het
Engelsche leger voor Calais ^ het oponthoud in Brahand ^ de huwelijksfeesten , en den
krijgstogt legen de Luikenaars aanmerkelijk bezwaard werd, ontvingen onderschei-
dene sleden van hem nieuwe voorreglen en vryheden. De Vorsten bedienden zich te 1348
liever van dit middel, om in hun geldgebrek te voorzien, dewijl het hun tevens een
krachtig overwigt tegen den invloed der Heeren en Edelen verzekerde (1).
Do oorlog met het Slicht, die weldra ontvlamde, stelde reinoud in hel bezit van
eenige slolen (2). Noodlolliger dan de voorbijgaande rampen van dezen krijg, en de
ellende, welke do vreesselijke ziekte, onder den naam van: i/m zioar/ew i/ooc? bekend,
over geheel Europa en ook over de Nederlanden verspreidde, was voor Gelre hel
uilbarslen van het vuur der tweedragt, helwelk reeds lang in dit gewest smeulde (3). Uit
dezelfde hoofdoorzaken als elders in de Nederlanden, uit zucht namelijk naar heerschappij
en het streven naar meer magt, aanzien en invloed , zoowel J)ij do sleden als Edelen ,
ontsproot ook hier de verderfelijke burgerkrijg (4). Sinds de onmin tusschen rei-
koud I en zijn zoon , hadden de binnenlandsche oneenigheden voorlgeduurd. Immers
bij den dood van reinoud II waren de landzaten in verschillende aanhangen gesplitst;
en de vrees, dat de vereil'eniDg der schulden van dien Vorst en de minderjarigheid van
REI50UD III, de heerschende spanning nog grooler zouden maken , was niet ijdel geweest (5).
(1) Nijhofp, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. hl. XXIII—XXV. Oork. No. 24.
(2) Zie over dien irijg, hiervoor bl. 198—200, en nevens de alda.nr aangehaalde schryveri, ook
sUiiofF, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. 11. hl. XXV—XXX.
(3) Verjj. 5IJI10FF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. XXXV—XXXVIII.
(4) Verg. ^Ig. Gesch. d. f'aderl. D. Π. Sl. I. hl. 400. Hiervoor, bJ. 101 (J).
(.5) Zie lict verbond der (Icldersclie steden van den 1 v. Winterm. 1343, btj suuorr, Gedenkw.
uit de Gcsch. v. Getderl. D. H. üoik. No. 1. bl. 3. Verg. hiervoor bJ. 210.
II deel. 2 stuk, 28
-ocr page 218-218 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
13SÖ— Tan dieü tijd aan, bespeurt men t\Yee partijen, die steeds elkanders ondergang
bedoelen en nutteloos daar naar streven. »Deze wil de voogdijschap over den
jbngen &eïnóud aan den Heer van Borne opgedragen, gene alle vreemdelingen
uit het bestuur verwijderd hebben; deze drijft de vervroeging van het tijdstip,
waarop de mindeijarige Hertog zelf de teugels van het gebied zou aanvaarden, gene
λ-νϋ het hoogste bewind in eleowora's handen laten; deze helt over naar de zijde van
Frankrijk en raadt dén Hertog tot de voltrekking van zijn huwelijk met maria van
Brahand, gene , aan Êngelands belangen Verknocht, zoekt hem beurtelings met eene
ilöchter uit het huis van Heiiegóuwen of Gulik te verbinden (1)." Te vergeefs had
van tijd tot tijd, naar het schijnt, tusschen de beide partijen eenige toenadering plaats
gevonden; de inwendige twist werd steeds door invloed van buiten levendig gehouden ,
sedert reingud , in spijt van vele Edelen, het bewind zelf aanvaard en, in weerwil zij-
ner moeder, zich aan Brahand vermaagschapt had , zonder daarom evenwel de zijde
van Engeland te verlaten. De óvermoed des adels had zich reeds eenmaal in open-
baar verzet tegen het wettig gezag geopenbaard, hetgeen ongetwijfeld reinoud te meer
zal hebben aangespoord, om zich van de genegenheid der steden te verzekeren (2).
In dezen staat van wrevel en gisting, was de ütrechtsche krijg uitgebrokeU, in wel-
ken do hoofden van tvree der aanzienlijkste Geldersche geslachten, gijsbert van
Bronkhorst als vijand, en frederik van Hekeren als bondgenoot des Bisschops , ge-
wapend tegenover elkander gestaan hadden (3). Indien niet reeds vroeger, gelijk zeer
waarschijnlijk is, tusschen deze beide geslachten , wier uitgestrekte goederen aan el-
kander grensden, wrok en naijver heerschten, die slechts op eene gelegenheid wacht-
ten om in openbare veete uit te barsten, kan deze omstandigheid alleen den grond tot
eeïien onverzoenlijken haat gelegd hebben en de naaste oorzaak geweest zijn van die
binnenlandsche onlusten , welke juist uit dien hoofde reeds bij de tijdgenooten , onder den
naam van de Partijschap der Hekerens en Bronkhorsten bekend waren (4). Fre-
derik van Hekeren , Heer van de Eese , eene ridderhofstad bij Almen aan den Berkel^
het stamgoed van zijn geslacht, evenaarde zeker in afkomst niet den BROSKuoRSTETr,
oorspronkelijke standgenooten der Graven van Gelre ; hij was\echter van vrije geboorte
en door zijne krijgsdiensten lot den adel- en ridderstand verheven. Hoe zijn geslacht
aan den naam van Hekeren gekomen is, blijft twijfelachtig. Eenigen meenen naar het
goed Heker, niet verre van het slot te Bronkhorst, bij Doesburg ditxn den JJssel
■ ------
(1) NunoiF, Gedcnkw. uit de Gesch. c. Gelderl. D. Π, bl. XXXVUI.
(2) NuflOFF, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gclderl. D. II. bl. XXXIX. Verg. Liervoor, bl. 210.
(3) Zie liiervoor, bl. 198—200.
(4) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gcsch. v. Gelderl. D. II. bl. XXXIX.
ΐ i
DES VADERLANDS. 219
gelegen; anderen naar het regtsgebied ταη dien naam lusschen Emmerik, en Elten 11339—
1364
en sommigen naar eene hofstad bij Goor in Twente. Even als zyn vader en naamge-
noot , was hij leenman van Gelre en komt meermalen voor onder de raden van reinoüö
Π. Door zijnen rijkdom, die zeer aanzienlijk moet geweest zijn, stond hij welHgt in
krachten en vermogen met den Heer van ßronkhorH pagenoeg gelijk. Beider ze-
gepraal hing hoofdzakelijk van de meer of minder magtige bondgenooten af, welke elk
tot dekking zijner magt konde verwerven ; en daar het natuurlijk scheen, dat het over-
wigt naar die zijde zou overhellen tot welke zich de Hertog bepaalde, trachtte elke
partij den Vorst aan zich te verbinden, wiens gezag en invloed haar kracht, waardig-
heid en wettigheid moest bijzetten (1).
Het groot en steeds toenemend aanzien des Heeren van Bronkhorst, de beslissende
invloed , welken hij , onderschraagd door eleokora , dikwijls en byzonder in den laatstcn
tijd, op hel bestuur der zaken uitoefende, en bovenal de ontwaakte zucht in den jon-
gen Vorst, om eens zelfstandig en naar eigen inzigt te handelen, waren het ongetwij-
feld , welke den nu zeventienjarigen Hertog aanspoorden, by het eerste uitbarsten der
onlusten tusschen de Hekerens en Bronkhorsten, zich tegenover de laatsten aan de zijdo
der eersten te plaatsen, om alzoo de magt eener partij te fnuiken en zich voor altijd harer
leiding te onttrekken, aan welke hij zich steeds met weerzin onderworpen had (2).
Van stonde aan ontwaart men de uitwerkselen van dit besluit. Do Hertog, voor wien
vAii BRONKHORST en de hem genegen Edelen, naauwelijks twee maanden geleden, zich 25 ν
nog voor eene schuldvordering te zijnen laste borg gesteld hebben, roept nu tot ge- Lonw-
maand
lijk doel de hulp in van andere Edelen, voorstanders der vaw πεκεεείίβ. i34y
Van bronkhorst bekleedt niet meer de eerste plaats in 's Hertogs raad, maar arenb
van Arhel^ een neef des Bisschops van Utrecht, Heer van Zoelen en Avezaat en
leenman van reinoud , wien hij voor zijnen Landsheer erkende. Van arkbl had zich
waarschijnlijk van het Hof verwijderd gehouden , zoolang van Bronkhorst zijn invloed al-
daar deed gelden , maar zal derwaarts onmiddellyk zijn teruggekeerd , nadat do krijg
tegen het Sticht geëindigd en van Bronkhorst, de onverzoenlijkste vijand des Bis-
(1) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IL bl. XXXII, XL. Oork. No. IQ, bl. 87.
(5). Zie over bet {jeslacKt der Bronkhorsten^ v. spaek, Inl. t. d, [Hst. v. Gelderl. D.I. bi. 279—332.
Adam van Bronkhorst ïs de eerste , welke van dien stam tusschen 1127 en 1131, als {ietui{jc wn
Graaf üerhard van Gelre Toorkomt. Zie over gusbert van Bronkhorst*, den tegenstander van
frederik van Jlekeren, hiervoor bl. 198.
(2) Zie dit fraai en breeder ontwikkeld hij kijhoff , Gedenktv. uit de Gesch. Gelderl. D. II,
bl. XLI. Deze verdienstelijke gcscliiedischrijver en vaderlandsche budhcidkundi{jc is de eerste, welke
den oorsprong dezer parlijscliap oordeelkundig heeft nagespoord.
30 *
-ocr page 220-220 ALGEMEENE CESCHIEDENIS
1339— schops in ongenade gevallen was. Ongetwijfeld uit dezelfde beweegreden schaarde
Τ Q f /
zich Heer jan van Arkel aan de zijde der van hekerens , voor welke iieinoud zich nu
uitdrukkelijk verklaard had. Hij was het hoofd van het aloude adellijk Hollandsch ge-
slacht van dien naam, een man van groot vermogen en hoog aanzien, beroemd wegens
zijne dapperheid en persoonlijke kracht en wiens onafhankelijk j wei versterkt gebied,
Gelre aan de zijde der Linge, van Bolland scheidde. Met hem waren onderschei-
dene andere buitenlandsche Heeren , die echter binnen de grenzen van Gelre ook goe-
deren bezaten en deswege het landsheerlijk gezag van reinoud erkenden, of aan hem
door leen, hulde of dienst verbonden waren, de partij der Hekerens toegedaan.
Onder de voornaamste dezer Edelen behoorden ontegenstrijdig zweder , Heer van
Voorst, do vermogende bondgenoot van frederik van Hekeren in den krijg des
Bisschops van Utrecht tegen van Bronkhorst; jan, Heer van Kuilenburg, een
onafhankelijk gebied aan die zijde, waar Gelre het diglst aan Rolland naderde;
hij Avas leenman van Gelre en zijne belangen Λvaren te naauw met die van het
Sticht vereenigd, dan dat hij zich niet bij de tegenpartij van van Bronkhorst zou
gevoegd hebben; eindelijk walraven van Valkenburg, zoon des Heeren van Borne,
wiens geslacht door den invloed van eleonora en dien harer vrienden, van het bestuur
was verwijderd geworden; hij stond in blakende gunst bij reinoud , welke hem met het
Droslschap van Montfoort en Roermond bekleedde (t). Beide van arkel en van
kuilenburg, begunstigden de bedoelingen der willeiu's-gezinden in Holland; en rei-
noud , bijna in dezelfde omstandigheden verkeerende als Hertog willem , werd door de
bevriending met deze twee magtige geslachten, zijn natuurlijke bondgenoot in den twist
met MARGARETHA van Henegouwen, Den krachtigslen steun echter vond hij in zyn
schoonbroeder jan. Graaf van Kleef, die van den beginne aan zich voor de He-
kerens verklaard had: en zijne naauwe betrekking tot den Hertog van ^raèawt/gaf hem
aanspraak op de bescherming van dezen Vorst, wien het daarenboven aangenaam moest
zijn, dat die partij haren invloed op den jongen reinoud verloor, wien zij steeds ge-
tracht had aan de belangen van Engeland te verbinden en beurtelings tot een huwe-
lijk met eene dochter uit het huis van Henegouwen en van Gulik aan te zetten (2).
Doch juist hierdoor moest de val des Heeren van Bronkhorst in eleonora, volijverig
om de bedoelingen van den Engelschen Koning, haren broeder, te ondersteunen, eene
levendige spijt verwekken ; het schynt echter, dat in den beginne , althans voor het uiter-
lijke , de goede verstandhouding tusschen haar en reinoud ongestoord gebleven is (3),
(1) NunoFF, Gedenkw. uit d. Gesch. ν. Gelderl. 1). IL bl. XLIV—XLVII.
(2) Nijhoff , Gedenkw. uit d. Gesch. v. Gelderl. D. II. bl. XLV, XLVI.
(3) NunoFF, Gedenkw. uit d. Gesch. v. Gelderl D. II. bl. XLV. Oork. No. 44, bl. 45.
-ocr page 221-DES VADERLANDS. 221·
's Hertogs openlijke toetreding lot de zijde der Hekerens veranderde de veete der
Broükhorsten tegen dit bijzonder geslacht, in eenen openbaren wederstand en strijd
van misnoegden tegen het wettig hoofd van den staat en het gevestigd gezag. De
vernederde Edelen, verbitterd dat hunne tegenpartij aan het Hof de hoofdrol speelde ,
en vreemde Heeren, als valkenbubg, arkel en kuilenborg, do aanzienlijkste be-
trekkingen bekleedden, hetgeen niet Aveinig zal toegebragt hebben, om velen van den
inlandschen adel, die nog geene partij gekozen hadden , voor hen te winnen , ver*
smaadden geene middelen, om ten koste van de rust en Avelvaart van den slaat, hunne
wraak Ie bevredigen en den ondergang hunner tegenstanders te bewerken. Zij konden
van de gunst der Hertogin-weduwe , des Markgraven van Gidik , des Graven van der
Mark, en van den bijstand veler vermogende Edelen , Ridders en knapen zich verzekerd
houden. Wat meer dan dit alles hun aanhang moest sterken , was dat het hun gelukte,
den jongeren broeder des Hertogs voor hunne belangen te winnen, en daardoor de
rampzalige fakkel van broeder- en burgertwist te ontsteken (1).
Eduard van Gelre was thans veertien jaren oud, en volgens het Romeinsche regl,
meerderjarig. Naar geest en ligchaam vroegtijdig ontwikkeld , heerschzuchlig , stout,
schrander en ondernemend van aard , zal de begeerte naar eenen werkkring , meer over-
eenkomstig zijne krachten en vermogens dan die , in welken hij zich zou moeten be-
wegen , spoedig in hem onlvvaakt en levendig geworden zijn. Ongelukkig ontbrak het
niet aan gronden, om hem den wensch zijns harten, als regt en billijk voor te stellen.
Het hertogdom en de overige rijksleenen daarmede verbonden, konden aan reikoud ,
den oudsten zoon en alzoo , naar leenregt, ontegensprekelijk do opvolger zijns vaders,
niet betwist worden. Met betrekking tot de stam- of erfgoederen was dit anders. De
gewoonte , naar welke in sommige vorstelijke geslachlen de oudste zoon alleen in het
bezit der stamgoederen bleef en als regerend Landsvorst erkend werd , terwijl den jon-
geren broeders inkomsten werden aangewezen, om overeenkomstig hunne geboorte en
hunnen staal te leven , greep destijds nog geen stand, of werd ten minste zeer zelden ge-
volgd. Over het algemeen werden toen de erfgoederen onder de zonen of hunne af-
stammelingen verdeeld , en elk van hen verkreeg zijn aandeel met de daaraan verbondene
landsheerlijke regten, ten ware hij den geestelijken stand omhelsd had, hetgeen dik-
werf in het huis van Gelre het geval geAveest was. Nu echter waren daarin voor
het eerst twee zonen overgebleven, van welke geene eene geestelijke >vaardigheid
bekleedde. Reikoud II M-as ongetwijfeld door zijn onverwachlen dood belet gewor-
den , bij uitersten wil over zijne goederen te beschikken. Op grond der heerschende
gewoonte, kon eduard beschouwd worden, op het onafhankelijk bezit van een ge-
(1) Nijhopf, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Geiderl, Ώ. Π. Η. XLVi, XLVII.
-ocr page 222-222 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1339— deelte daarvan billijke aanspraak Ie mogen maken. Waarschynlijk zullen de Bronk-
^^^^ horsten hier zijne aandacht op gevestigd, zijn Tertrouwen gewonnen en hem hunnen
bijstand toegezegd hebben, indien reinoud weigerde zijne regten te erkennen (1).
Hoe dit ook zy , eduard eischte inderdaad een deel der vaderlijke erfgoederen Toor
zich in onafhankelijk bezit , en toen dit aan de zijde zijns broeders tegenkanting ont-
moette , Yoegde hij zich, zoowel uit spijt als om bescherming, bij dien aanhang, welke
zich reeds openlijk tegen reinoud verzette (2).
Met dezen stap Avas het teeken tot den broeder- en burgerkrijg gegeven. De Bronk-
horsten , door eenen Vorst uit het regerend huis gesterkt, verhieven moedig het hoofd,
en in menige stad verklaarde zich de volksmeening te hunner gunste. Nijmegen en
Tiel, ontzegden zelfs den Hertog alle gehoorzaamheid. Onmiddellijk vatte reinoud
de wapenen op, om die steden te bedwingen, en bragt Nijmegen, na eene korte be-
iß v. legering, tot onderwerping. Ondersteund door jan, Heer van Arkel ^ ούύο van Arkel ^
j Heer van Asperen, en walraven van Valkenburg ^ sloeg hij terstond daarop het
1350 beleg Yoor Hel. De stad werd na eene lange, hardnekkige verdediging stormender-
hand ingenomen, en de toren der St. Walburgskerk in brand gestoken. Honderd
veertig menschen, die daarin gevlugt waren, vonden den dood in de vlammen, welke
verder om zich grijpende , het inwendige der kerk zelve , haar looden dak, en eenige
Oogstni belendende huizen verteerden. Nu werd het slotte belegerd en alle toevoer
derwaarts afgesneden, doch do uitslag daarvan is niet bekend. Slechts zooveel blijkt,
dat REINOUD in het breidelen van zijne tegenpartij niet slaagde, en dat zelfs Edelen,
op welke hij vertrouwen stelde , zyne banieren voor die zyns broeders verwisselden (3).
De krijg duurde evenwel het geheele volgende jaar door, en de hoofden der partij,
welke de eiscben van eduard ondersteunden en zijnen Raad vormden, frederik, Graaf
van Meurs, gijsbert , Heer van Bronkhorst en Batenburg, frederik, Heer van Baar,
gerard van Herlar, Heer van Amersooi , en eduards groot zegelbewaarder jan «ja«
Kemenade, achtten het zelfs noodig , elkander tegen de nadeelen te waarborgen, welke
uit hunnen opstand tegen den Hertog, voor elk van hen in het bijzonder zou kunnen
voortvloeijen., Uit dien hoofde, beloofden zij plegtig, elkander met goed en bloed te
ondersteunen in den twist en oorlog tegen den Hertog, met wien zij geenen zoen of
vrede zouden treffen, dan die allefi aangenaam was en waarbij de schuldbrieven en
voorregten, vroeger van hem ontvangen, erkend cn goedgedaan wierdep. Tevens ver-
(1) Nijiioff, GedenJiw. mt de Gesch. τ, Gelderl. D. II. bi. XLVII—XLIX.
(2) ΝυποΓΡ, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bi. XLIX, L.
I
i' ^ ■
!
i.
(3) Chron. Tiel. p. 345. Pontanus, Eist. Gelr. Lib. VII. p. 261. SLicnTENHonsx, Geld.
Gesch. Ii. VII. bi 138, NiJHOFf, Gedenkw. nit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. Η. L, il,
üiü
-ocr page 223-DES VADERLANDS. 223·
bonden zij zich, Jonkheer eduard van Gelre met raad en daad te blijven ondersteunen, 1339—
en te zorgen dat de beloften, welke hij ieder Tan hen in het bijzonder gedaan had, of ^ ^
nog doen mögt, nagekomen en vervuld werden (1). Waarschijnlijk hebben ook an-Herlst-
dere Edelen, hoofdzakelijk met hetzelfde doel, dergelijke overeenkomsten aangegaan (2).
Eduard, van zijnen kant, beloofde zeven dagen later, den genoemden Heeren, welke hem
behulpzaam waren, om zijne verschillen met zijnen »lieven Heer en Broeder, den Her-
tog van Gelre en Graaf van Zutphcn,^^ te vereffenen, de binnenlandsche rust te her-
stellen en zijne regten te handhaven, tegen de nadeelen, welke zij daarvoor moglen
lijden, te waarborgen, hun voorspraak te zijn , wanneer te dezer zaak , hunne eer werd
aangerand, en zich voor hen verantwoordelijk te stellen, Avanneer zij verhinderd wierden
zich zelve te regt vaardigen; zonder hen zou hij geen zoen of vrede treffen ^ voor de
vereffening hunner schuldvorderingen ten laste van zyn broeder zou hij zorg dragen, en
niet gedogen, dat hun, wegens het opvatten der wapenen, door den Hertog of van
zijnentwege eenig leed geschiedde (3).
Niet lang daarna werd eene overeenkomst tusschen de strijdende partijen getroffen,
van Avelke wel geene staatsstukken voorhanden zijn, maar die uit de gevolgen blijkbaar
is. Immers zij, welke uithoofde der onlusten gebannen waren, werden nu terugge-
roepen en hun de feiten tegen den Hertog gepleegd, kwijtgescholden. Reinoud ver-
zoende zich met die burgers van Nijmegen, welke door den moord van een der zgnen 25 v.
en andere vijandelijkheden zich tegen hem vergrepen hadden , en wien hij deswege vroe-
ger zijn land ontzegd had (4). Roermond wordt nevens het land van Kessel^ se- 1352
dert dertien honderd zes en twintig door aankoop een erfgoed van het hertogelijk Gel-
dersche huis, met al do regten der opperheerschappij, naar het schijnt voor drie
jaren, aan eduard afgestaan, wien voorts do opvolging in het vruchtgebruik van rfe
Velince en van hetgeen eleonora verder in lijflogt bezat, verzekerd wordt, van blaars-
veld, vroeger aan reinoud als Rnadsman toegevoegd, ziet men nu in eene dergelijke betrek-
king bij EDUARD geplaatst, met wien hij als middelaar cn getuige bij den zoen tusschen
reisoud en de Nijmeegsche burgers voorkomt; en de ambtman van Kessel wordt door den
Hertog gelast, dien Heer zoowel als eduard, hulde cn gjehoorzaamheid te bewijzen (5)·
(1) V. SPAEIT, Inl. t d. IlisL v. Gelderl. 1). IV. Cod. Diplom. No. 31. bl. 59.
(2) NunoFF, Gcdcnkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. LIL
(3) V. 8ΡΑΕΛ, Inl. u d. llist. v. GelderU D. IV. Cod. Diplom. No. 32. bl. 01. Verg, nuHorr,
Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ί). Π. bl. LII.
(4) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl D. II. Oork. Ν». 54, hl. 53.
(5) NunoFp, Gedenkw. nit de Gesch. r. Gelderl. D. li. bl. LHI LIV, cn ée aldaar aango-
Laalde Oorkonden.
224 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1339-
1354
De broedertwist ontwaakte' echter weldra op nieuw. Reinoud _ had zich, naar
het schijnt, niet gehouden aan de bepalingen der overeenkomst, Avederzijds door
eed .en zegel.' bekrachtigd; doch het is onzeker of en in hoe verre het gedrag der
Bronkhorsten of eduakd's-gezinden ook daartoe aanleiding gegeven hebbe. Wat hier van
fzijri jrioge , de Graaf van Mernes, de Heeren van Blaarsveld, Bi-onkhorst, Am.cr·'
sooi , Baar y Zulen^ Megen en fVeer denkerg ^ nevens jan en dirk van der straten,
gekard van aaswijn en jan van homoet, alle ridders; voorts jan van de kemenade,
jan de -bug van mere , jan van mierlar en gerard van leijenberg , knapen, sloteu
een nieuw verbond ten behoeve van eduard , tegen reinoud , wien zij eene verbreking
,van beloften te last leggen en zich daarop beroepen. De Heer van Blaarsveld echter
behield :zich voor, aan dit verbond niet gehouden te zijn, indien de Hertog van
Brahand ^ welke de vorige overeenkomst tusschen de beide broeders mede bezegeld
had, daarin geen genoegen nam ; maar dan zouden ook do overigen van hunne ver-
pliglingen jegens hem ontslagen zijn. Even als vroeger, beloofde eduard den verbon-
denen schadeloosstelling voor do schade en onkosten, welke uit dezen slap voor hen
zouden.voortvloeijen, en waarborgde hun tevens het bezit hunner leengoederen (1).
. Reinoud , denkelijk beducht -Noor de vereenigde krachten van zoo vele vermogende
■Heeren, immers van nieuwe vijandelijkheden Avordt geene melding gemaakt, sloot reeds
vóór het midden van Wijnmaand weder een verbond, Avaarbij hij, met raad en goeddunken
zijner vrienden', Edelen, ridders, knapen, mannen en sleden , het hertogdom Ge/re en
graafschap Ziiif/>/ie«, met al hun hoog, middelbaar en laag regtsgebied, renten en
inkomsten, sleden, landen en lieden, aan zijnen broeder eduard overgeeft en op-
draagt, en hem tevens daarover tot stedehouder of landvoogd [overste meister ende
herichter) aanstelt, om het in zijnen naam tot kersmis over zeven jaren te besturen.
Hij zelf zou evenwel den titel en rang van Hertog blijven behouden, en twaalfduizend
kleine ponden 's jaars uit de opbrengst van den tol te Lohede, tot zijn onderhoud
genieten." Dit verdrag werd wederzijds door een open brief bekrachtigd; doch som-
mige der Edelen en steden, wier goedkeuring er in gemeld wordt, schijnen evenwel
daaraan hunne loeslemming, althans zeker hunne bezegeling, geweigerd te hebben (2).
Terstond oefende eduard de daden van hoog gezag uit; hij bevestigde op zijnen naam
alleen, de sleden Zutphen en Nijmegen in hare voorregten en vrijheden , doch beze-
gelde met Hertog reinoud , een erfpachtsbrief van den molen te Langendonk in het
Overkicartier (3). ■—
21 V.
AViii-
term.
(1) Nijhoff, Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. I). II. bl. LIV.
(2) Nuhofp , Gedenkw. vit de Gesch. v. Gelderl. D. II. bl. LY. (Jork. bl. Co (3).
(3) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D.II. bl. LV, LVI, en de aldaar aaiigcliaaidc
Oorkonden.
27 V.
liloci-
maand
1353
Friesland. Groningen. Waren Gelre, Utrecht en Holland in dit tijdperk ter 1339—
prooi aan binnenlandscho verdeeldheden, ook Friesland en Groningen, ofschoon
daar de twisten tusschen de Schieringers en Vetkoopers, althans Toor eene poos, waren
ingesluimerd, deelden in de rampen der tijden. De schenking vaneen gedeelte van
Friesland aan Hertog reinoud II van Gelre, welke de aanspraken van dien Vorst op 21 v.
... Lente-
dal gewest versterkte, maakte de Friezen op wederstand bedacht; doch het blijkt niet, maaml
dal zij door hem zijn aaagevallen (1). Het Avas echter ongetwijfeld do vrees hiervoor,
zoowel als het zwakke bestuur van den Graaf-Bisschop jan van Diest^ die aanleiding
gaf, dat Drenthe^ Groningen en Goo een onderling verbond sloten, Ρ ligt ge-
noemd , waarbij zij hunne vroegere verbiudlenissen uitbreidden en elkander weder-
keerig tegen alle builen- en binnenlandsche «vijanden bescherming beloofden.
verdrag, door reinoud, burggraaf van Koeverden, en de raden van Gronew^ew beze-maand,
geld, waarin de gemeente van Drenthe, de schout van Eelde, en de ingezetenen van
Goo genoegen namen , bewijst, dat deze streken steeds in denzelfden ongunsligen maal-
schappelijken toestand verkeerden (2). Immers van den kant des landschaps Dreni/ie, be-
loofde men den Groningers en Gooërs , dat wanneer iemand van hen gevangen genomen of
geroofd werd , men hem en zijn goed zou bevrijden, en zoo hij gewond was, men do
breuk deswege van den gastheer, bij wien de dader hem vervolgde , zou opeischen,
zoo de dader binnen het reglsgebied gegrepen werd. De Groningers verzekerden daar-
entegen den Drenthenaars bescherming in hunne slad en reglsgebied. Ook zij zouden
eiken Drenthenaar , die bij hen gevangen werd genomen , nevens zijn goed in vrijheid
stellen. Wanneer iemand uit Groningen, Drenthe en Goo of uit eene der omlig-
gende landschappen, of een reizende vreemdeling bij hen ergens roofde, brandstichtte,
gevangenen maakte of geweld pleegde , zou men zulks gezamenlijk met magt keeren
en dien persoon niet onder zich dulden. Op geheime brandstichtingen en diefstallen
moest elk zelf toezien , doch >vaarborgde men elkander over en weder in de huizen
dezelfde veiligheid, die men in zijne eigene woning genoot. AVerd Grotiingen, Goo,
of Drenthe van buitenlands aangevallen, dan zou men elkander, doch elk op zijne
eigene kosten, ondersteunen (3).
De bondgenooten geraakten weldra met Bisschop jan wan ilrÄeZin verschil over zekere
opbrengsten , hetwelk eerst in het jaar dertienhonderd vier en veertig verefiend werd.
Zij erkenden toen, dat de Bisschop geregtigd was, om do nalaligen in de betaling
(1) Zie hiervoor, bl. 205.
(2) Verjr. hiervoor, hl. 134, 135.
(3) DniEssEn, Mon. Gron. T. 1. p. 150. N«. XLV. Verg. vesteädorp, Jaarb. t. Gron. Ü. IL
bl. 184—100.
11. deel. 2 stuk.
233
29
-ocr page 226-234 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1339-
1354
- daarvau door deo ban , en degenen , welke de tienden weigerden , door het kerkelijke
regt daartoe Ic dwingen. Zij verbonden zich tevens, om tegen het vervreemden van
])isschoppelijke leengoederen en het overdragen van goederen van eigenheden te wa-
ken; de Graaf-Bisschop zou ook hen, die zich daaraan schuldig maakten, mogen
straffen. De Kerkvoogd erkende en bevestigde van zijne zijde , de bijzondere vrijheden
van de inwoners zijner stad Groningen en zyner landschappen Goo en Wolde van hel
Groninger regtsgebied , welke zij door vroegere vergunningen bezaten (1).
3Iinder rust en eensgezindheid heerschte in Friesland tusschen het F^lie en de
Laiiwers. Graaf willem ÏV van Holland schonk der slad Stavoren, welke hem
terstond als haren regten en wettigen Heer had gehuldigd (2), verscheidene belang-
rijke voorreglen , en men gist, dat hij daardoor trachtte , zich van hare hulp in zijne
voorgenomene overweldiging van dit gedeelte van Friesland, te verzekeren (3).
Onder anderen verleende hij haren inwoners vrijheid van tollen door geheel Holland
en Zeeland niet alleen, maar gebood ook zijnen Hollandschen en Zeeuwschen onder-
danen, allo goederen, van hen in onderpand genomen, terug te geven (4). Zells
nadat in Stavoren, denkelijk uit misnoegen over eenige belastingen , geweldenarijen
tegen de Hollandsche ambtenaren waren gepleegd, hetgeen, naar het schijnt, een op-
roer had verwekt, waarbij een der Grafelijke beambten het leven verloor, ging echter
de Graaf voort met zijne gunstbewijzen (5). Om zijne koop- en scheepvaart aan te
moedigen, gaf hij den poorteren verlof, hunne schepen, bij gebrek van eigen man-
schap , met andere Friezen te bemannen en verzekerde allen , die op schepen van
Stavoren in z^ne staten kwamen, volle bescherming en vrij geleide (6). Door deze
vergunning werd de zwarigheid uit den weg geruimd , welke de Friezen vermoedelijk
maakten, om met Stavorensche vaartuigen in Holland of Zeeland te komen, uit vrees
van door Graaf willem , wien zij , naar bet schijnt, nog niet erkend en gehuldigd hadden ,
aangehouden te worden (7). Ondanks dit alles moet iSiaworm zich sedert aan's Graven
gehoorzaamheid onttrokken , en willem IV , bij eenige onlusten aldaar voorgevallen , uit
oude brieven zijn regt op die stad en beweerd hebben. Om dit te bevestigen ,
7 V.
Will-
lerm.
1340
1342
25 v.
SlajjUn
(1) Westekdoup, Jaarb. v. Gron. D. IL bl. 171—174.
(2) Zie hiervoor, bl. 133.
(3) F. sjoERDs, Friesche Jaarb. D. III. bl. 366.
(4) Charterb. ν. Vriest. D, 1. bl. 198.
(5) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 198.
(6) Charterb. ν. VriesL D. I. bl. 198, 199,
(7) F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. ΠΙ. bl. 370.
-ocr page 227-D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 235
yertoonden Schepenen en Raad der sleden Haarlem, Alkmaar en Medemhlik een
staatsstuk van dertienhonderd acht en twintig , ΛvaaΓby de Grietmannen van W ester go
de regten der Hollandsche Graven op Stavoren erkennen (1). Ook beriep men zich 1343
op de getuigenis van eenige hooge Friesche Geestelyken , welke weleer de heer-
?chappij dier Graven over Friesland bekrachtigd en verklaard hadden, dal zg op dien
lijd , reeds vierhonderd jaren oud was (2). De Westergoërs weigerden echter hard- 1344
nekkig den Graaf van Holland voor hunnen Heer te erkennen , welke hierdoor ge-
tergd , hen met de >vapencn aantastte , doch bij do nederlaag tevens het leven ver- 1345
loor (3). Belangrijk waren de gevolgen dezer overwinning voor de onafhankelijkheid
van dit gedeelte van Friesland. Te vergeefs trachtte 's Graven opvolger, Hertog
WILLEM van Beijeren, de Friezen aan zich te onderwerpen; en het blijkt, dal zij
liem by het sluiten van het bestand voor twintig jaren , den tienden van Oogstmaand
dertien honderd acht en veertig, niet als hun Heer erkenden (4).
In Friesland tusschen do Lamoers en den Bollart was ondertusschen weder oorlog
ontstaan. Zeven jaren na den getroiTen vrede met do Ommelanden in dertienhonderd
acht en dertig (5) , waren de Groningers in Hunsingo gevallen en hadden er een
groot bloedbad aangerigt, doch daarentegen in Langetvold eene aanmerkelijke neder- 1345
laag geleden (G). Door welvaart en rijkdom steeds vrijer, onafhankelijker en stouter
wordende, eischten zij, dat ook de geestelijkheid in de gemeentelasten zou deelen.
Zonder het Hof van Rome, in gevolge pauselijke bevelen, hierin vooraf te kennen,
vorderde Groningen lasten van de goederen der abdij Adcwerd, die binnen de stad of
onder haar reglsgebied gelegen waren. Do Abt achtle zich ongehouden , uithoofde van
keizerlijke voorrcgten, daaraan te voldoen. Men kwam eindelijk lot eene minnelijke
schikking, waarbij een gedeelte der betwiste lasten aan de stad werden toegekend.
Tevens bepaalde men , dal jaarlijks twee afgevaardigden uit de abdij en even zoo veel 5 v.
van Groningen , in die stad zouden bijeen komen , om alles Ie regelen , wal lol l>e-
houd des vredes van het zeeland strekken konde , dal wil zeggen , wal de bevredi- 1346
ging der onlusten en vijandelijkheden lusschen de Hollanders en Friezen, in welke hel
(1) Charterb. v. VricsL 1). I. })1. 199.
(2) Charterb. v. Vriesl. D. I. bi. 200. Verg. hiervoor, bl. 124, 12υ.
(3) Zie hiervoor hl. 156—158.
(4) Zie hiervoor, bl. 170, 171. Verg. t. sjoehds , Ir. Jaarb. D. 111. bl. 394—397.
(5) Zie hiervoor hl. 134.
(6) J. de leh*ege, Chron. Gron. in «atthaei Jnalect. T. I. p. 7l.
29*
-ocr page 228-236 ALGEMEENE G Ε S G ΗIΕ D Ε Γί ί S
]339—klooster Adewerd gewikkeld was, beyorderen kende (1). Dit klooster was in staat,
vijfhonderd man uit zijne eigene onderhoorigen , monniken , leekebroeders en de meijers
der landhoeven, onder de wapenen te brengen. De monniken ijverden zeer voor de
Friesche vryheid en onafhankelijkheid; en met de landschappen Hunsiiigo en het Old-
ambt, hadden zij de Friezen tegen Graaf avillem IV van Holland ondersteund (2).
Zij dreven een belangrijken handel met de Hamburgers, die echter toen door den oorlog
tusschen de Hollanders en Friezen , groot nadeel leed. De stad Hamburg beklaagde
1346 zich daarover te vergeefs bij het klooster Adeimrd (3). De Friezen beroofden steeds
hare schepen en kooplieden; waarop zij de Friesche schepen en goederen in beslag
hield. Eindelijk werd het geschil, dat ruim een jaar met het klooster Adewerd
en Hicnsingo hevig gevoerd was, te Hamburg in der minne bijgelegd. De Hambur-
9 gers verzekerden tevens den Hunsingoërs buiten en binnen hunne stad, te water en te
nr and ' bescherming der wet ender regering, en diegenen , welke of aan het
1347 klooster van Adewerd of aan de anderen eenig leed deden, zouden bij gebrek van be-
hoorlijke vergoeding en voldoening, gebannen worden (4). Ten zelfde dage sloot
Hamburg ten behoeve zijns handels , een gelijksoortig verdrag met den Abt en het
klooster in Minieme of Termunten, en met het bestuur en de gemeente van het
Friesche landschap Oldambt (5). Spoedig echter moest zich de regering van üTamAwr^^
op nieuw tot het klooster Adewerd wenden met verzoek, dat de Abt hare kooplieden ,
overal waar hij konde , naar vermogen beschermen en de Westergoërs , welke steeds
de Hamburger schepen en kooplieden plunderden, door kerkelijke of wereldlijke magL
bedwingen zoude. Hierop verklaarde het klooster Klaarkamp, dat de Abt en de
2 v. kloosterlingen van Adewerd het eerste steeds getrouw waren nagekomen, doch dat het
'k(>hn onmogelijk was, uit hoofde van den afstand en de menigvuldige gevaren
1348 des oorlogs (6).
Te midden der onlusten, twisten en vijandelijkheden, aan welke de landen tus-
schen het Flie en den Dollart waren blootgesteld, was een groote hongersnood ont-
(1 j Driesses , Mon. Gron. T. I. p. 166. No. 49.
(2) Driessen , 31on. Gron. T. I. p. 174 (α). i
(3) Driessex, Mon. Gron. T. I. p. 172—177. No. .50.
(4) Dhiessen , iJIon. Gron. T. I. p. 177—181. No. 51.
(5) DniEssEr^, 3]οη. Gron. T. I, p. 181—185. No. 52.
(6) Driessen, Mon. Gron. T. I. p. 186. No. 53. Vergf. westëxdorp, Jaarh. v. Gron. D. II. bl.
179—183. Scnom-üs, Fr. Hisf. B. V. bl. 171.
\
■ \
DES VADERLANDS. 237·
staan 5 die menig slaglotfer met zich had gevoerd (1). Nog vreeselijker werden deze 1339--
oorden kort daarna geteisterd, door de woedende pest, welke onder den naam j349_
zwarten dood bekend, Eui'opa bijna half ontvolkte (2). Do iVei/ßr/a«c?m leden 1350
minder dan andere gewesten, doch moet de sterfte in Friesland aanmerkelijk geweest
zijn. Velen vielen op do straten dood neder, en op eenige plaatsen bleven uit gebrek
aan levenden, sterk en moedig genoeg om do dooden te begraven, de lijken onbe-
graven liggen. Binnen het klooster Klaarkamp alleen warden honderd vier en tachtig
lieden, en in het mannen- en vrouwenklooster te Foswerd, tweehonderd en zeven ,
zoo priesters als monniken, nonnen en leekebroeders, wcggeraapt (3). Do Abt van
^dewerd met meer dan tweehonderd zijner kloosterbewoners bezweert voor de ontzet- ^
tende plaag (4). Uit deze bijzondere opgaven, kan men eenigzins tot het aantalslagt-
oli'ers in het algemeen besluiten. De verderfelijke invloed , welken deze geesel der
verwoesting elders op de zedelijkheid en welvaart des Tolks uitoefende , zal ook in Ne"
der land en bovenal in niet achtergebleven zijn. Hier bragt zij moedeloosheid,
däär onverschilligheid voor het leven, ginds ligtzinnigheid voort. Landbouw, handel,
nijverheid waren grootendeels gestremd, en de zorgen voor een bestaan, dat eiken
polsslag bedreigd werd , maakten plaats voor de genietingen van het oogenblik. Velen
verspilden daardoor hun vermogen en geraakten tol den bedelstaf; anderen onver-
wachts rijke erfgenamen geworden, gaven insgelijks den vollen teugel aan losbandig-
heid , o\^erdaad en verkwisting.
Daar de onkunde de Joden beschuldigde , dat zij door het vergiftigen der bronnen ,
de heerschende kwaal veroorzaakt hadden, vond de hebzucht hierin een geschikt mid-
del , om zich do goederen dier ongelukkigen, welke verbannen of vaak onder de gru-
welijkste marlehngen gedood werden, toe té eigenen. Van den anderen kant verwekten
bijgeloof en dwee|)zucht eeno menigte ijveraars, dio onder den waan en schijn van
godsvrucht en boete, zich de buitensporigste daden veroorloofden. In grooten getale
zwierven zij het land door, hunne ontbloote ligchamen wreedelijk geeselende, om
(1) ScuoTARcs, Fr, llist. B, V. bl. 171.
(2) Jou. A. LEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXIX. c. 13. Zie over deze peslziekte het berigt der oog-
getuigen MATTEO VILLASI uit Florencc, opgenomen in de GötU Gelehrte. Anz. voor 1830, N®.197,
EcfccAcio in de inleiding zijner Decamerone, en den Schrijver van de Litnbvrger Chronik, uitg. door
c. D. voGEt, S. 13. Verg. delprats bijdrage in het Mengelw. d. Faderl. Letteroef. voor 1832, bl. 289, cnr.
(3) Occo scariessis, bl. 144. Ubbo ismmiüs, 'i?er. Fris. Hist. Lib. XIV. p. 203. Whsemiw,
Chron. V. f^riesl. B. Vil. bl. 205. Bbsisga , Hisi. v. Oostfr. bl. 144,
(4) Westerdorp, Jaarb. v, Gron, D. II. bl. 188. .
-ocr page 230-238 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
ilc vermeende ivraak des Hemels te lenigen; onder de bloedige slagen zinneloos
schreeuwende : » Slaet u seer doer Christus eer : doer Godt so laet die sonden meer."
Dit geschiedde in de kerken , waar zy tweemaal daags met kruisen en vanen heen-
trokken. Zij vertoefden nooit meer dan een nacht op dezelfde plaats. Na eene
boetepleging van dertig of veertig dagen kon ieder huiswaarts koeren, doch sommi-
gen hielden het met verwonderlijke hardvochtigheid nog eens zoo lang uit. Steeds
groeide het getal dezer dweepers aan , welke voorwendden, dat zij met God zeiven,
gegeten en gedronken , met onze Lieve Vrouw gesproken, en van Christus zeiven be-
vel , om zich te geeselen ontvangen hadden; dat zij dooden opwekken en andere won-
deren verrigten konden. Do boetelingen echter moesten zich verbinden , doodslagen
en alle andere verongelijkingen kwijt te schelden , allo vijandschap, haat en nijd af te
loggen, zich ter goeder trouw met elkander te verzoenen, en alle onregtvaardig goed
terug te geven, heigeen zich evenwel niet tot do Joden uitstrekte , die zij hevig ver-
volgden. Eindelijk sprak Paus clemens VI den ban over hen uit en maakte aan him bestaan
een einde (1).
Ondertusschen vïüs lut een geschil tusschen de Groningers en de ingezetenen van
Drenthe, bijzonder die van Peize, Roden en Roderxcolde, een oorlog ontstaan , die
thans met een verdrag eindigde. De hoofdpunten waren , dat de Groningers vrij ble-
ven met betrekking tot het gebruik van den muntslag van reinoud , Heer van Koe-
verden en Borkulo; dat de gepleegde misdrijven overeenkomstig de vredebrieven
zouden gestraft worden ; dat de koopman met zgne goederen mögt trekken, werwaarts
hij wilde, behoudens het regt van den Heer van Koeverden-, dat men de ingezetenen
van wéérszijde aan regt zou helpen; dat men zijn eigen regter niet zou mogen zijn in
zaken, die behoorlijk vervolgd werden; en eindelijk, dat de twist tusschen iiendrik ,
den oom van rijdolf, en zijn aanhang met keiisou», Heer van Koeverden, het land-
schap Drenthe, en do stad Groningen, geheel bevredigd zoude zijn (2). Later
werd een nader verdrag van wederzijdsche bescherming en veiligheid tusschen de beide
partijen getrofien, waarbij reinoud van Koever den en het landschap Drenthe be-
loofden, met alle magt de buitenlanders te keeren , die door Drenthe wilden trek-
ken, om op de burgers van Groningen te rooven , te branden of hen te benadee-
8 y.
Oo{;st-
maand.
1350
(1) De klerk, Brab. Feest. B. V. bl. 588-593. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXIX. c.
13. p. 272. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIV. c. 10. p. 212. Chron. Tiel. p. 354—356.
E. lieninga, Hist. r. Oostfr. bi. 145, A. de beveugerhe, Chron. Monaster. ά^μΑ ματτιιαει Ana-
lect T. V. p. 46, 47. Een belangrijk tafereel van deze dweepers, levert dc sclirij ver van die Lim-
burger Chronik, een tijdgenoot, S. 14—20.
(2) Driessen, Mon. Gron. T. I. p. 187—193, JNo. 54.
J339--
1354
DES VADERLANDS. 239·
len (1). Men meent, dat deze bepaling voornamelijk legen den Bisschop van ί/ίί·ί?οΛί 1339—
gerigt is, lusschen wien en de Groningers denkelijk reeds die onlusten ontstaan Afaren,
welke eenige jaren later vereffend werden (2).
De Friezen ten Westen der Lamoers waren even Aveinig het bisschoppelijk bewind
genegen. Na het sluiten van het twintigjarig bestand (3) , had Hertog willem van v.
Beijeren hun volle vrijheid van handel in zijne staten verleend (4). De burgers
van Stavoren huldigden hem kort daarna als hunnen regten en wettigen Heer, het' 1351
geen de bevestiging hunner vrijheden en voorregten ten gevolge had (5). Naarmate
zij zich enger aan Holland sloten , schenen zij van den Bisschop van Oir echt afkee-
riger te worden. Immers ongetwijfeld buiten zijne toestemming, trok hel stedelijk be- 19 v.
stuur van Stavoren zekere tolregten aldaar, des Bisschops tollen genoemd , aan zich „^g^j^j
en verklaarde de Hollandsche steden er van ontslagen (6). Hieruit Avaarschijnlijk is de 1353
oorlog met het Sticht voortgevloeid, van welken elders geene melding wordt gemaakt,
maar die onwedersprekelijk blijkt uit een bijna driejarig bestand , niet lang daarna door 1354
den Bisschop en de regering van Utrecht met Stavoren gesloten (7). Het was wol-
ligt de genegenheid dier stad voor den Graaf van Holland, M-elke haar met de Wes^
tergoërs in onmin bragt, die haren handel belemmerden. Door tusschenkomst van den
Abt FOLKERT en den pastoor van Oosterhierum, veroorloofden ten laatste de Griel- j γ_
mannen en Mederegters van Froonakker [Franeker) , nu de vijf deelen van PFes^ inaand
iergo , aan Stavoren, om in hun gebied handel te drijven en daarin naar goeddun-
ken te komen en te gaan (8),
Noord-Brabakd. Limburg. Terwijl Friesland en de overige Nederlandsche stalen
door inwendige beroeringen geschokt werden , voerde Hertog jak ΠΙ met vaste hand
de teugels van het bewind over Brahand. In den krijg lusschen Frankrijk en En-
geland^ hield hij zich steeds aan de zijde van eduard III, wien hy bij de belegering J340
van Doornik met twintigduizend gewapenden ondersteunde (9). Na den wapcnslil-
(1) Driessex, Mon. Gron. T. L p. 193, No. 55. De zoenbrief is van den 21 v. Lentemaand 1352.
Verg. MAGKis, Over de besturen van Drenthe. D. I. St. II. bl. 100.
(2) Driessek , Mon. Gron. T. I. p. 193. (a.)
(3) Zie hiervoor, bl. 171.
(4) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 208.
(5) Chartert ν. Vriesl D. I. bl. 208 , 209 , 210.
(6) Charterb. ν. Vriesl D. I. bl. 211.
(7) Charterh. u. Vriesl D. I. ),I. 211. Verg. f. sjoerds, Pr. Jaarb. D. lü. bl. 411—413.
(8) Charferb. V. Vriesl D. 1. bl. 211, 212.
(9) Zie hiervoor, bl. 105, 107, 109, 147—151.
-ocr page 232-240 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1339— stand , welke een einde aan dat beleg maakte , nam hij niet meer werkdadig deel in de
verdere geschillen der heide Vorsten, doch bleef, althans in naam, bondgenoot van
Engeland, Hij bewaarde den buitenlandschen Trede , die kortstondig door de krijgs-
togt tegen de Luikenaars gestoord werd (1) ; en sinds het dempen van een oproer in
Leuven (2) , werd de binnenlandsche rust slechts voor eene poos door de zoogenaamde
geeselaars geschokt (3). De Koning van Frankrijk liet ondertusschen geene middelen
onbeproefd, om 's Hertogs vriendschap te winnen, waardoor hij zich tevens die van
1347 onderscheidene andere Vorsten verzekerde. Door zijne tusschenkomst werd Mecke-
lm aan Brahand afgestaan (4). Ook verleende hij den Brabandschen handelaren
in zyne staten onderscheidene vrijheden en voorregten (5) ; en om den Hertog, die
reeds naar zyne zyde overhelde , geheel voor zyne belangen te winnen en aan zich te
binden, bewerkte hij een huwelijk van diens beide zonen, Hendrik en godfried , met
Vorstinnen uit zijn geslacht. Aan iiendkik werd het hertogdom Limburg en de stad
1348 Mechelen met haren^ omtrek; aan godfried het Land van Aar schot geschonken (6).
Beide deze Vorsten volgden elkander kort daarop in het graf. Hertog jan , nu van
wettig mannelyk oir verstoken, vreezende , dat door de onlusten, welke tusschen zyne
dochters of hare echlgenooten over de opvolging konden ontslaan, Brahand vaneeu
gescheurd en verdeeld mögt worden , riep afgevaardigden uit do zeven hoofdsteden ,
Leuven ^ Brussel, Antwerpen, Hertogenhosch , Tirlemont, IS i velles , Leau ci\
een en dertig kleinere plaatsen te Leuven bijeen, om over dit gewigtig punt te raad-
plegen. De wetten des lands en de bedoelingen des Hertogs verzekerden de heer-
schappij aan zijne oudste dochter johanwa en haren gemaal wenceslaus van Luxem-
burg, maar zijne andere schoonzonen, lodewijk van Vlaanderen en reinoud van
Geh 'e , konden ook daarop aanspraak maken, en dit was het, wat hij vreesde en trachtlo
to voorkomen (7), Overeenkomstig zijne wenschen, verklaarden de sleden plegtig,
dat zij nooit ecue verdeeling van Brahand zouden dulden, dat de heerschappij dcn-
(1) Zie hiervoor, bl. 214,
(2) lïaraei Annal Bmb. T. I. Lib. XXXIII. p. 325. Willeus, (7oc/. /;/>/. op de klere ,
No. 187. p. 825.
(3) Zie hiervoor bl 237, 238.
(4) JIabaei Annal. Brab. T, I. Lib. XXXIII. p. 325. Verg, Kunorr, Gcdenhto. uii de G&scL
V. Gelder!. D. II. bl. XIX, XX.
(.5) Wiliebs, Cod, Dipl, op όε klekr, No. 1Ö6. bl. 836.
(6) Hakaei Annal Brab. T. I. Lib, XXXIII, p. 324, 325,
7) hiervoor, bl 213.
-ocr page 233-DES VADERLANDS. 241
1339-
1354
genen moest Avorden toevertrouwd, wien de wetten des lands daartoe riepen, waardoor
duidelyk johanna en wengeslaus te kennen werden gegeven, en dat de twee andere
Vorstinnen een behoorlijk apanagium zouden ontvangen, 's Hertogs uiterste wil, in
welken johawna met wengeslaus tot de opvolging in ßrahand geroepen, aan do Gra-
vin van Vlaanderen honderd twintig duizend, en aan de Hertogin van Gdre tachtig
duizend Rijksdaalders Averden toegekend, werd door Keizer karel IV bekrachtigd.
Weinig maanden later overleed Hertog jan , in den ouderdom van negen en vgftig, en
na een bestuur van drie en veertig jaren. Hij werd in de abdij van VilUrs begra-
ven (1). Men vindt hem als een welgemaakt en prachtminnend Vorst afgeschetst,
dapper in het veld en schrander in de raadzaal, handhaver der geregtigheid en ge-
trouw aan zijn woord, zelden Λveldaden, maar nog veel minder beleedigingen verge-
tende , geducht voor zijne naburen en bemind door zijn volk.
8 v.
Leute-
inaaud
1355
24 V.
Gras-
maand
5 T.
Win-
term.
30
ÜgiM
(1) Magn. Chron. Belg, p. 316. Anonym., Chron. D. Brab. p. 75—76. Ed. maxraaeus, 1707.
Divaeus, Rer. Br ah. Lih, XIV. p. 165. Haraeüs, Annal. Brab. T. I. Lib. XXXIII. p. 327.
butkens, Troph. d. Brab. T. I. p. 440, 441. Dewez, Bist, Gén. d. I Belg. T. IIL p.335 , 336.
II. KEEL. 2 STIK.
-ocr page 234-ΎΑΝ
WILLEM V , DEN EERSTEN GRAAF VAN HOLLAND EN ZEELAND UIT HET
HUIS VAN BEIJEREN,
tot OP
DEN DOOD VAN HERTOG REINOÜD Hl VAN GELRE.
J354—Holland en Zeeland. Het verbond tusschen den Bisschop van Utrecht, jan van
Arkel y en Margaretha van Henegouwen in dertien honderd twee en vijftig aange-
gaan , moest Hertog willem , welke het jaar te voren met dien Kerkvoogd vrede had
gesloten, natuurlijk geweldig hinderen (1). De omstandigheden echter, hielden zijn
zwaard in de scheede , tot dat hij , binnenlands zijn gezag gevestigd hebbende , besloot
zich op den Bisschop te wreken, wiens onderdanen daarenboven op Hollandsch grond-
gebied stroopten (2). Te dien einde verbond hij arnoud van IJsselstein ^ jan van
1355 Kuilenburg, gijsbregiit van Vianen en andere Stichtsche Edelen aan zijne belangen,
en kondigde in Slagtmaand den Bisschop den oorlog aan. Terstond rukte hy in het
Sticht en legerde zich bij het dorp Koten , naby fFijk te Duurstede, van waar hij
schrik en verwoesting in den omtrek verspreidde; terwyl de Utrechtsche burgers, voor
hem gewonnen, den Bisschop weigerden de wapenen tegen de Hollanders op te vat-
ten. Ook Eemnes begaf zich op nieuw onder Uolland. De burgers van Montfoort
(1) Zie hiervoor, hl. 190, 202. Hieruit blijlt, hoe bilderdijk , blindelings wagenaar volgende,
de toedragt van zaken Aveder hoogst onjuist voorstelt, D. Hl. bl. 177, ofschoon vaif wuif hem reeds
op liet regte spoor had kunnen helpen. Naleez. op de Vaderl. Ilist. bl. 182, 183.
(2) DE ΒΕΚΛ, p. 119. In plaats vaa 1358 moet aldaar ongetwijfeld 1354 of 1355 gelezen worden.
-ocr page 235-DES VADERLANDS. 243
en Bunschoten echter boden dapperen A^ederstand; en met een gevecht tegen
JAN van Egmond, waarin zij zeventig man verloren, eindigde voor dien tijd
de veldtogt (1). Doch reeds in het begin des volgenden jaars opende de Bisschop,
welke zich nu beter had toegerust, den krijg; en het gelukte hem, de sleden Weesp
en Muiden, die lot Amstelland behoorendo thans Hollandsch Avaren, beide binnen
vier dagen stormenderhand in te nemen en te verbranden. Spoedig bragt gijsbrecut
van Nijenrode, een strijdhaftig Ridder, op last van Hertog Willem , te Naarden
eene krijgsmagt bijeen en legde uit weerwraak het dorp Soest in de ascli. Op den
lerugtogt versloeg hij 'sBisschops Maarschalk, οττο van Laar, die hem met de bur-
gers van Amersfoort was tegengetrokken, doch werd zelf zwaar gewond binnen 15 r.
Naarden gebragt. Hertog willem , door deze overwinning aangemoedigd , trok met
zijne bende in het Sticht, en verwoestte de streken om Hoogewoerd, waar hij zich 135(5
had nedergeslagen, terwijl jan van Egmond het slot van steven van Nievelt, na
eene hardnekkige verdediging, bemagtigde en ten gronde toe slechtte. Zoo vele ver- 22 v.
liezen en do afval des Heeren zweder van Montfoort, stemden den Bisschop lot
vrede, dien hij zelf, na bekomen vrijgeleide , van den Hertog kwam vragen en welke
eerlang getroffen werd (2). De Irouwlooze Stichtsche Edelen, de Heeren van IJs- 30 v.
selstein, Montfoort en Kuilenhurg , werden weder in genade aangenomen en in hunne ^^amid.
goederen en leencn hersteld, zoo als die voor den oorlog waren. Alle gevangenen
van beide zijden zouden geslaakt, en alle in den krijg gepleegde misdrijven verzoend
z^n. Do Bisschop zou zijn gewoon geestelijk regtsgebied in Holland ^ Zeeland en
Friesland behouden, en den ban over die gewesten, wegens dezen krijg door hem
uitgesproken, opheffen. Eemnes keerde onder zijn gebied terug, met voorwaarde
eener algemeene vergiffenis voor de inwoners; even zoo het slot Fredeland, doch
tegen voldoening der pandpenningen , ten ware hij en do stad Utrecht getuigen mog-
len, die reeds betaald te hebben. Daarentegen moest hij het Huis te Gooi in dien
staat herstellen, Avaarin het vóór den oorlog geweest was, of aan gïjsbrecht van F ta-
nen vier duizend pond uilkeeren. Hertog willem zou door hem met de heerlijkhe-
den van Amstel, Woerden, Kuik , en voorts met alle goederen, welke de vorige
Graven van Holland in leen van het Sticht bezeten hadden , tegen voldoening der
gewone jaarlijksche pachtgelden en behoudens elks regt, beleend worden. Beider on-
derdanen werden in de wederzijdsche landen bescherming en regt verzekerd, terwijl
(1) J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXX. c. 9. p. 281 , 282. De vermeerderde beka , "bl. 249.
Goudsch Kron. bl. 109. Skffridcs petrüs, Append. ad. bekam , ρ. 142.
(2) J. Α. lEVDts, Chron. Belg. Lib. XXX. c. 10-13, ρ. 282 , 283, en de boven aangehaalde
schrijvers.
30 *
-ocr page 236-244 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1354— de Hertog daarenboven den burgers yan Utrecht de handhaving der oude voorregten,
1371
welke zij in zijn gebied genoten, beloofde ; maar daarentegen moesten zij hem jaar-
lijks zes weken lang j honderd gewapende mannen leveren, of hem in plaats daarvan
vierhonderd schilden jaarlijks opbrengen. Acht mannen, vier van elke zijde te kie·^
zen, zouden bi] eenig geschil over de bepaalde punten, uitspraak doen, naar welke
men zich zou gedragen (1).
Naauwelijks was deze krijg geëindigd, toen Hertog willem in eenen twist tusschen
Braband en Vlaanderm betrokken werd. Verscheidene Brabandsche plaatsen waren
den Vlamingen in handen gevallen, en Hertog wengesla^us had zich om hulp tot zijnen
aangehuwden Neef, den Graaf van Hollandy gewend, die echter allen bijstand of
tusschenkomst weigerde , indien hem niet de Heerlijkheid van Ileusden werd afge^
staan, waarover reeds veél tusschen Brahand en Holland te doen geweest >vas (2).
Graaf willem III had vroeger van den Graaf van Kleef de helft der regten van dien
Vorst op Heusden afgekocht (3). De Hertog van Brahand deed evenwel zijn regt
van opperste magt over deze heerlykheid steeds gelden, en wencbslaus en johanna
Avaren er als wettige Heer en Vrouw gehuldigd (4). Thans echter voldeed men aan
den wensch van Hertog willem , onder beding, dat hij de geschillen tusschen wen-
ceslaus en den Graaf van P^laanderen ycvQÏÏcncn, en indien dit niet gelukte , den eerst-
29 V. genoemde met al zijn magt ondersteunen zoude (5). Hierop ontving hij van de beide
inaMd' Vorsten volmagt, om eene verzoening tusschen hen te bewerken (6). Spoe-
1357'
:
L·
(1) v. mieris, Charterl·, ν. Holl. D. III» bl. 1—4. Wagenaar, D. III. bi. 287, gééft andere
vredesvoorwaarden op, doch is misleid geworden door een verdrag, achter veldenaar's Chron. ^
bl. 176, door BOXHORN medegedeeld, Avaar ongetwijfeld het jaartal 1351 in plaats van 1356 moet
gelezen Avorden, en dat de voorAvaardcn van dien vrede bevat, welke in het eerstgenoemde jaar,
tusschen Hertog willem en den Bisschop gesloten werd. Zie hiervoor , bl. 190. Het zelide verdrag
heeft glasIds iii het ])ivers Breder, de βιανκεμΒειμ gevonden, doch het verkeerdelijk op 1356
giïbragt. GesCh. d. Christ, kerk in dê Nederl. D. II. bl. 152, (36). Van Wijn heeil deze vergis-
sing niet bemerkt, althans er geene melding van gemaakt.
(2) J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXX. c. 16. p. 283, 284. Zie over de geschillen betrek-
kelijk Heusden, hiervoor bl. 141, 142—145. Verg. yvkGmxxu, D. III. bl. 239.Bildehdijk,D. III.
bl. 178—180.
(3) Zie den brief van 1334 ^ bij balei? , Beschr. v. Dordr. bl. 735.
(4) v. mieris j Charterb. r. Holl. D. Ilh bl. 5. t ,
(5) v. mieris, Charterb, ν. Holl. Di II. bl. 867. Daar de Hertogen van Brabandna^i: den hof-
stijl rekenden j moet die brief op het jaar 1357 geplaatst worden.
(6) V. mieris, Charterb. ν. Holl. D.III. bli21,23. Verg. hcydecoper op melis stoke,D. III. bl, 572.
-ocr page 237-BES VADERLANDS. 249
ilig bragt hij den vrede tot stand, waarbij de Heerlijkheid Mechelen aan F laanderen
J.3'71
geraakte (1). Hemden werd Yoor altyd met Holland yereenigd; en het oude zeggen: ^
» Heusden mijn, Mechelen dijn''' is hieruit ontsproten (2). ui^nï
Middelerwijl was jak van Beaumont ^ Heer van Schoonhoven en ter Goude^ de 1357
broeder van willem III, den elfden van Lentemaand des vorigen jaars in verge^-
vorderden ouderdom overleden. Hij was een der beroemdste Ridders van dien tijd,
alom vermaard door zijne dapperheid op het oorlogsveld , en door zijne schranderheid
en Avijsheid in do raadzaal. Zijne uitgestrekte bezittingen en leengoederen, zijne
uitstekende bekwaamheden en veelvuldige ondervinding, zijn beleid en zuiverheid
van baatzuchtige bedoelingen, verschaften hem reeds onder willem III, gelijk later
onder willem IV, Margarethä, van Henegouwen en aviLlem V, grooten invloed
op hét bestuur der zaken, en bij afwezigheid dier Vorsten had hij zelf meermalen
de teugels van het bewind gevoerd. Niets gewis pleit meer voor het vertrouwen
dat men in zijn doorzigt, beleid en regtvaardigheid stelde, dan toen beide Marga-
retha en willem, hem de eindbeslissing hunner geschillen opdroegen en zich
aan zijne uitspraak onderwierpen. Hij liet slechts eene dochter na, aan wie hij zijne
aanzienlijke bezittingen, ingevolge eener gunstige beschikking van Margaretha van
Henegouwen^ achterliet (3). Zij was gehuwd geweest met lodewijk van Chatillon ^
Graaf van Blois ^ welke vóór haren vader overleed wiens erfgoederen nu onder hare
drie zonen verdeeld werden (4). De tweede dier zonen, jan van Blois ^ ontving voor
zijn aandeel de bezittingen in Holland^ Zeeland én Friesland^ cn werd hierin door
Hertog WILLEM bevestigd (5).
Minder gelukkig dan van beaumokt , had drie jaren tè voren willem van Dui-
venvoorde , die weinig geringer aanzien genoot dan hij, eene schitterende loopbaan
geëindigd. Het geslacht der Duivenvoorde was waarschijnlijk uit den oud adellijken
stam der wassenaars ontsproten, van welken een jonger zoon, om welke reden is
onbekend, in do dertiende eeuvv dien naam had aangenomen. Niemand uit dat ge-
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 24. Ph. α. leydis, de Cura Reipubl cas. 73.
p. 247.
(2) J. a. leydis, Chron. Belg. HL· XXX. c. 16. p. 248.
(3) v. bieris , Charterb. t. Holl. D. Π. bl. 709.
(4) v, bieris, Charterb. v. Holl. D. ΠΙ. bl. 9, in de aant. ald.
(5) V. BIERI8, Charterb. r. Boll. D. IIL bl. 6. De briei is van den 21 v. Wijnmaand 135β.
Zie uitvoerig over jas van Beaumont, vam wwn , Buisz. Lev. D. II. St. I. bl. 191—197. De i,a«gie
tas wmscaardett, Beschr. v. Gouda. D. I. bl. 91-103. De jokce, Verh. over d.B.en K. Twist.
bl. 133—148. v. καβρελ, Vaderl, Karakterk. D. I. bl. 160, 161.
246 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1354— slacht sleeg tot zulk een hoogen trap van aanzien en vermogen, als willem. Zijne
^^^^ uitgestrekte goederen in Braband als in Holland en elders , die hij ten deele van de
Graven in geschenk en in leen ontvangen had, ten deele door aankoop was magtig
geworden, verschaften hem een bijna vorstelijk inkomen. Men kan cenigzins over zijn
rijkdom oordeelen, daar hij op eigen kosten, Vianen en Geertruidenlerg met muren
omringde en bij deze laatste stad twee kloosters stichtte , welke hij met de rykste in-
komsten begiftigde. Zyne onmiskenbare verdiensten, en bovenal zijne bedrevenheid in
staatszaken, maakten hem noodzakelijk bij de regerende Yorsten en plaatsten hem in
de aanzienlijkste ambten en betrekkingen. Reeds onder willem III bekleedde hij den
post van 's Graven Kamerling, welken hij onder \yillem IV, Margaretha van Bene-
gouwen en onder het verbeiderschap van Hertog willem behield. Aanvankelijk deelde
hy in de bijzondere gunst van dezen Vorst, Avelke hem »zijnen lieven en getrouwen
Raad" noemde, zonder wien niets van eenig aanbelang verrigt werd, en die in meest al
do gewigtige onderhandelingen tusschen Moeder en Zoon in dertienhonderd negen en
veertig en dertienhonderd vijftig, als een der aanzienlijkste Edelen voorkomt. Nadat
hij met zoo vele anderen plotseling in ongenade gevallen en gebannen was, schaarde
hij zich openlijk aan de zijde van Margaretha, liever door verbeurdverklaring zijno
goederen Avillende verliezen , dan eener Vorstin ontrouw worden , die hem eens zoo
vele weldaden bewezen had en wier zaak hij als de regtvaardigste beschouwde (1).
Na het sluiten van den vrede tusschen Brahand en Vlaanderen , begaf zich Her-
tog willem naar Engeland (2). Dewijl eduard hem reeds vroeger als wettigen Graaf,
van Holland en Zeeland erkend had , zal zijne reis vermoedelijk slochts eene ver-
effening met den Koning betrekkelijk de nalatenschap van willem IV ten doel gehad
hebben, dat echter niet toen, maar eerst later onder Hertog albreght bereikt werd (3).
28 v. Omstreeks het midden van Oogstmaand keerde willem uit Engeland terug (4).
i)orc?ree/ii bevestigde en vermeerderde hij de voorregten van Heusden (5). Wei-
nig dagen later stelde hij het burggraafschap van Leiden weder in handen van dirk
van Wassenaar, wien hij het, wegens eene hem aangedane beleediging, ontnomen
had (6). Het was om dien tijd, dat hij, zoomen zegt zonder eenige reden, Heer ger-
ί
i
(1) de jonge, Verh. over d. H. en K, Twtsi. bl. 148—156.
(2) J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXX. c. 17. debeka, p. 120.
(3) Wagenaar , ,D. 111, bl. 290. Bilderdijk , Ώ. III. bl. 180.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. 1). bl. 27.
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 27, 28.
(6) V. MIERIS, Gharterb. v. Holl. D. III. bl. 29. Verß. bl. 8.
s|. ί
DES VADERLANDS. 247·
RIT van Wateringen raet eigen hand doorstak (1). Dit wordt Toor het eerste blijk zij- 1354—
J.Ó § jL
ner krankzinnigheid gehouden (2). Men ontwaart echter reeds duidelijk genoeg sporen
van die kAvaal in zijn vaak zonderling gedrag in den twist met zijne moeder, hetwelk hier-
door grootendeels opgelost wordt (3). Voorde rust der ziel van den vermoorden Edelman v.
stichtte en begiftigde hij rijkelijk eene kapellanij of altaar in de kapel van het Hof in V Gra- „laand
venhage, Avelke hij twee maanden later aan willem van Wateringen , des gedooden erfge-
naam voor altijd opdroeg (4). Dit is zeker evenmin het werk van eenen krankzinnige, als die
daden van oppergezag, welke hij nog na dien tijd uitoefende en die uit echte gedenk-
stukken blijken (5). Hij zal heldere tusschenpoozen gehad hebben, doch zullen ein-
delijk meer en meer toenemende aanvallen zijne opsluiting noodzakelyk hebben ge-
maakt (6), Zijne laatste handehng als regent Avas, zoo ver men weet, een verdrag
met zijne broeders lodewijk den Romein en οττο van Beijeren. Hij bevestigde beide 25 v.
in het bezit van het Land van Voorne en het burggraafschap van Zeeland, wanneer
vrouw maghteld van Voorne zou overleden zyn, ofschoon margabetha van Henegou- 1358
wen daarmede alleen οττο begiftigd had (7). Van lodewijk: in het bijzonder kocht
(1) J. Α letdis, Chron. Belg. Lih. XXX. c. 17. p. 285, Magn. CAro». p. 335. v. mieris,
Charterb. ν. Holl, D. III. bl. 29.
(2) Wage5Aar, D. III. hl. 292. Bildkrdijk, D. III. bi. 181.
(3) Verg. hiervoor, bl. 171—191. Boiialvc de {jctuigenissen van tijdgenooten als pii. α leydis,
de Cura Reipubl. cas. Gl. ρ. 209 en cas. 70. p. 240. de beka, p, 120 j en de redenen van bil-
uerdijk, D. III. bl. 181, is dit gedrag alleen, dunkt ons, genoegzaam ter wederlegging van uuyde-
coper (^Lainbackeriana in het derde Deel van melis stoke, bl, 570-en de volg.) en anderen,
welke de krankzinnigheid van willem als verdicht en als een bloot voorgeven van Hertog albrecut,
om hem van de regering te ontzetten, willen beschouwd hebben. Evenmin behoeft men derhalve
niet BILDERDÏ.TK, t. a. p., in navolging van eenige kronijkschrijvers, deze krankzinnigheid als hot
uitwerksel te beschouwen )> van een vergif hem in Engeland, maar in geen genoegzame maat
gegeven om volstrekt to dooden." Daarenboven zou men met dqvdecoper , t. a. p. bl. 573, kunnon
vragen » om welke reden en door wien is hem dit vergif toegediend ? en waarom juist in Enge-
land?'^ "Vroeger had hij een zijner geheimschrijvers, welke in ocne kerk het Sakrament des altaars
oneerbiedig behandeld had, daarover ten vure veroordeeld. Pu, α leydis, de Cura Reipubl.
cas. 70. p. 238. Bilderdijk , D. III. bl. 181 (2) houdt dit voor een blijk van sterken godsdienst-
ijver^ WAGENAAR, D. III. bl. 291, voor een blijk van woestheid.
(4) v. mieris, Charterb. ν. IIolL D. III. bL 29, 36.
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 30—39. Over den oorsprong eu aard der kapel-
lanijen, zie men vak nnvs op de Bat. Sacra. D. II. bl. 644.
(6) ßllderdijk, D. III. bl. 182.
(7) Zie hiervoor, bl. 164.
-ocr page 240-248
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354—hij de aanspraak, welke deze alseerstgeborene op Henegouwen, Holland, Zeeland tn
Friesland maakte, hoewel hij er eens plegtig afstand van gedaan had, voor Tier dui-
zend gouden schilden jaarlijks af (1). Kort daarna, zoo niet eenige dagen Troeger,
werd hij te Quesnoi, waar dit verdrag door hem gegeven en bezegeld was, opgeslo-
ten (2). Hier eindigde hij eerst dertig jaren later zijn leven (3). De gevoelens over
dezen Vorst Avaren steeds zeer uiteenloopend, en ongetwijfeld heeft meerdere of min-
dere Hoeksch- of Kabeljaauwschgezindheid daarop invloed gehad (4). Goede hoeda-
nigheden kunnen hem niet betwist Λvorden, en welligt zou zijn naam, zoo niet schit-
terend , toch vlekkeloos tot het nageslacht zijn overgegaan, indien niet heerschzucht en
een onstuimig, hoogst prikkelbaar gestel hem tot daden verleid hadden, welke zijn hart
zekerlijk afkeurde, en die eenen vloed van onheilen over land en volk verspreid heb-
ben (5). Betreurenswaardig was zijn lot. Rampzalig hij, die met haar twist, welke hem
gebaard en gezoogd heeft! (6).
's Hertogs ongeval vorderde eene dadelijke voorziening op het bewind des lands, en
(1) v. miebis, Charterb. ν. Holl. D. III. Lh 15—18. Naar den hofstijl beliooren deze brieven
tot het jaar 1358. Hütoecoper heeft de echtheid dezer stukken bestreden. Zie Lambacheriana,
bl. 588 en de volgg. Ons schijnt het met bilderdijk toe, dat zij, ofschoon schrijffouten hebbende,
echt zijn, D. III. bl. 190. 1}ilderdijic gist, dat iodewijk misschien naar het Romeinsche regt
Avilde bcAveren, dat hij in 1328 geboren, bij den afstand in 1346, slechts 18 jaren oud was, en
dus minderjarig, en dc afstand daarom nul en niet voor afstand te rekenen.
(2) J. λ leydis, Chron. Belg. Lib. XXX, c. 17. p. 285. De beka, p. 120. Wagenaar, D. ΙΙΓ.
hl, 292 verhaalt, denkelijk op gezag van goütnoevejf, Chron. v. Holl. bl. 394, dat Hertog willem
in den Haag was in bewaring gesteld, vóór hij naar Quesnoi werd gevoerd. Bilderdijk, D. III.
bl. 182 zegt , op welk gezag is ons geheel onbewust, dat de kamer in welke wiuem in het Hof te
^s Gravenhage werd opgesloten, benedens vloers was, en in zijn tijd ter bewaring -van papieren der
Griffie van 't Hof van Justitie gebruikt werd, doch sedert de verplaatsing van dat Hof uitgebroken is.
(3) Dat Hertog willem in 1389 te Quesnoi in zijne gevangenis overleed, heeft wagekaar, D. III.
bl. 320, teregt beweerd. Zie v. wijn op wag. St. III. bl. 67.
(4) Men vergelijke den lof welke willem van hilgaertsbergen , een tijdgenoot, bij de jonge , Verh.
over de H. en K. Twisten. Inl. bl. XXXI. 272; en phil. α letdis, willem's lioogbegunstigde
klerk of geheimschrijver {de Cura Reipubl. ciis. LXX. p. 238) hem toezwaaijen, met de getuige-
nissen van j. Α LEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXX. c. 17. p. 285. Magn. Chron. Belg. p. 335, en
heda , p. 246. Bilderdijk's oordeel over dezen Vorst grenst aan dat eens volslagen krankzinnigen.
D. III. bl.215, 216. Verg. bl. 146, 151, 155, 159, 174.
(5) Verg. de jonge, Verh. o. d. H. en K. Twist. bl. 258—263. Van kampen, Faderl. Karah-
ierk. D. I. hl. 160.
(6) tüLOFs, Gesch. d. Nederl. D. I. hl. 180.
-ocr page 241-DES VADERLANDS. 1283·
ontvlamde op nieuw het vuur der tweedragt (1). De Kabeljaauwsclien begeerden
aan maghteld van Lancaster, Willems gemalin, de regering op Ie dragen, zoo
lang zijne ongesteldheid zou aanhouden (2). Do Hoekschen wenschten het bestuur
in handen van Hertog albreght , zijn broeder, die hem, bij kinderloos overlijden,
zou opvolgen en daartoe door hemzelven zoowel als door Keizer lodewïjk , hun
vader, bestemd was. Niemand anders dan albreght was derhalve lot de regering
bevoegd, »uit het Avelbekende beginsel, dat hem do last of de zorg der voogdij be-
hoort, wien het voordeel der erfenis >vacht (3)." Er is grond te gelooven, dat hij
zich reeds vroeger van een magiigen aanhang in Holland voorzien had, en beproefd
heeft zijn broeder den voet te liglen (4). Hij werd thans als Ruwaard^ Toeziener of
Beschermer des lands aangenomen, en kondigde zich den drie en Iwintigsten van
Sprokkelmaand te Dordrecht, voorts te Rotterdam , Schiedam, Leyden , Haarlem,
in Kennemerland en Waterland ^ te Alkmaar, Mon7iikendam en Geertruidew
berg, als zoodanig aan, bij een open brief, welke den zesden van Lentemaand door
Vrouw MAGHTELD bczegeld werd (5). Do steden, welko hem nog niet erkend hadden, 18 v.
of zulks weigerden, werden, bij eene aanschrijving der Gravin, daartoe uitgenoodigd
en gelast (6). Hij beloofde »de landen, gedurende zijns broeders ziekte, te zullen
{]) j. Λ lEYDis, Chron. Belg. Lih. XXXf. c. 1. p. 286.
(2) Bildeuduk, D. 111, bl. 183, 180, meent, dat de Kabeljaauwsclien dit misschien in overeen-
stcmuiinjj met den wil van (den krankzinnigen!) wnxEsi begeerden, wiens ongesteldheid welligi
Loristondig zijn konde.
(3) lijldeumik, ]), III. hi. 183. IIüyüecüpeii is, doeli gelieel ten onregle, van oen tcgenoveigc-
sleld gevoelen. Zie 's mans Lambacheriana , in het derde Deel van melis stoke, bl. 581 en de volg.
(4) Zie de beide brieven van den 5 en G van Zamermaand 1357 (het jaartal wordt echter in do
slakken zelve niet opgegeven) bij van mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 22. Verg. uuydecoper,
Lambacheriana, bl. 571, wien bilderdijk volgt, 1). III. bl. 180.
(5) v. miebis, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 39—43. Verg. iiuvdecoi'er's Lambacheriana,
1.1. 578-581.
(0) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 43. Verg. uüvdecoper , Lambacheriana, hl. 575—578,
pu bilderdijk, D. III. bl. 187. liet was zeer natuurlijk , dat albrecut hier en daar tegenkanting ontmoetle.
De Kabeljaauwsclien mogen onder de Edelen de meerderheid niet uitgemaakt hebben, zeker bezaten zij
die onder de steden. Ontegenstrijdig gaan ntydecoper en bilderdijk te ver, wanneer zij , in deze tegen-
kanting , die niet zoo %'eel zal te beduiden gehad hebben als zij meenen, en van Λvclke geen kronijk-
schrijver eenig gewag maakt, een overtuigend bewijs meenen te vinden, dat » albrecut in der daad dei·
Λ'αΙίο werd opgedrongen , en deze hem niet als de broeder van willeb , maar als zoon van karcauetha
cn door de Hoekschen ingehaald, aanmerkte." — De grootste en voornaamete steden van Holland,
IL deel. 2 stuk. 31
-ocr page 242-250 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354—regeren met raad der goede steden en Tan zulken, die hij daarbij nemen zou; wijders
1371
in alle gevallen regt te doen naar 's Lands regten en gewoonten ; en de schulden van
zijn broeder te betalen (1)." Hiertegen beloofden de landzaten, die hem voor Ruwaard
erkenden, hem onderdanig te zijn, het land te zullen helpen regeren, en alle ge-
schillen bij te leggen (2). Op deze wederzijdsche beloften werd albreght in Zeeland
23 v. zoowel als in Holland erkend (3). Twee maanden later kwam hij met lodewuk den
13^ Romein orereen, dat hij Willem , zoo die kinderloos overleed, zou opvolgen, onver-
minderd het regt van lodewuk en οττο op het Land van Voorne en het burggraaf-
24 v. schap van Zeeland. Lodewuk zou de vierduizend schilden, hem door Willem toege-
jnaand. zegd , behouden. Stierf albreght kinderloos, dan zouden de drie graafschappen weder
7 v. erven naar luid des verlijbriefs van Keizer lodewuk, hun vader (4). Weinig dagen
Jlooim. ^ verklaarde albreght , dat willem aan lodewuk twintig duizend gouden schil-
den , wegens den afstand van alle regt op Henegouwen^ Holland^ Zeeland en Fries-
land, schuldig was; dat deze moesten voldaan worden, en hij uitdien hoofde-^«erm-
gerland verpand had, dewyl hij »nergens geld lienen noch crijgen en konde (5),"
Kort hierop is deze som door hem afgelost geworden (6).
Do Hoekschen deelden natuurlijk in de bijzondere gunst van albreght , welke hun
voornamelijk zijne verheffing verschuldigd was. Hij plaatste eenige hunner Edelen in
de aanzienlijkste betrekkingen der Kabeljaauwschen , en veranderde naar goeddunken en
uitgezonderd, erkenden liem dadelijk in zyne waardigheid, en volgens bilderdijk zei ven , liad
hij op die Λvaardiglleid regt, en in dat regt werd liij daarenboven door de Gravin, misschien wel
uit noodzaak, doch dit is nog onbewezen, bevestigd. Hij moest zijne tegenstanders derhalve als
opioerlingen beschouwen.
(1) V. MIERIS, Chartcrb. v. Holl. D. III. bl. 39.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 45.
(3) Zie den brief van de regering van Domburg, bij v. mieris , Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 45,
Deze luiefwas te Bliddelburg geteekend , hetgeen de gissing van bilderdijk , D. III, bl. 187, 188,
niet bevordert, dat die stad zich tegen albrecets aanneming gekant hebbe. Daarenboven blijkt uit
brieven van den 2*^®" van Herfstmaand, den G^·"! en 7^®" van Wijnmaand deszelfden jaars , bij
v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 52, 61, dat het gezag van den KuAvaard aldaar erkend Averd.
(4) v. mieris, Charferb. v, Holl. D.III, bl. 48. λ. klüit, Hist. d. Holl. Staatsreg. D. V. bl.252.
(5) v. mieris, Charterb. ν. Holl. 1), III. bl. 49. Zie over deze onderhandelingen tusschen de
beide broeders, iiuydecoper , Larnbacheriana, bl. 585—590. a. kluit, Hist. d. Holl. Staatsreg.
D. V. bl. 244—254. Bilderdijk, D. IH. bl. 191—194.
(6) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. II. bl. 51; aldaar vindt men ten minste op den 15 v. ODgst-
Hiaand 1358, een kwijtbrief van 22,000 schilden door lodewuk te Dordrecht geteekend.
mtkim
I
-ocr page 243-DES VADERLANDS.
buiten den gewonen tijd, de regering in. de steden zoowel als op het land (1). Ofschoon 1354--
hij tot beide geregtigd was, verwekte dit evenwel tegenstand en beweging (2). De
stad Oelft betwistte hem het afzetten harer Schepenen en weigerde zelfs, hem voor
Ruwaard te erkennen (3). Reinoud van ßrederode ^ in stede van jan van Bloernen-
stein , een Kabeljaauwsch Edelman, tot Baljuw van Kennemerland aangesteld , viel
in de duinen bij Castricum in eene hinderlaag der Kabeljaauwschen, waarbij drie zij-
ner bedienden omkwamen, terwijl hij zelf te naauwernood het leven redde door in do
kerk van het dorp te wijken, waar de inwoners hem ontzetten. De aanvallers bergden
zich deels op het nabij gelegen slot te Heemskerk, deels in Delft (4). Deze over-
moed moest terstond getuchtigd worden, indien albrecht zijn bedreigd gezag niet op
het spel wilde zetten. Spoedig werd op zijn bevel, het ύοΐ Heemskerk door dirk
van Polanen, een Hoeksch Edelman , belegerd en na elf weken bij verdrag bemagtigd. 10 v.
Willem van Heemskerk voerde men nevens de bezetting, als krijgsgevangen naar
Zeeland; en er verliepen eenige jaren, vóór hij geheel met Hertog albrecht verzoend
en in het bezit van zijn goed hersteld werd, hetwelk echter, dewyl hy kinderloos
overleed, aan de graaflijkheid vervallen is (5).
Terwijl het slot Heemskerk nog belegerd werd, was Delft openlijk opgestaan en
had krijgsbenden geworven, welke door gijsbreght van JSijenrode en eenige andere
Edelen werden aangevoerd. Deze bemagtigden en sloopten de sloten Polanen en
Binkhorst, ja braken zelfs in V Gravenhage 's Hertogs kerkers open, en voerden de 1350
gevangene Delvenaars in triumf met zich naar Delft (6). Albrecht bevond zich op
dat pas in Zeeland, werwaarts de bewegingen van floris van Borselen, naar het
(1) Verg. wagemaar, D. III. LI. 295. Bilderdijk , D. III. bl. 194, 195.
(2) v. wijs, Naleez. op de Vadert. Hisl. bl. 184. Bilderdijk , D. III. bl. 195.
(3) Fragm. Chron, Rhytm. in matthaei Analect. T. I. p. 65. Verg. de aaut. van v. mieris ,
Charterb. v. Holl. D. III. bl. 43.
(4) j. Α LEYDis, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 3. p. 287. De Orig. ci Rcb. gest. D. D. de
lired. in mattfjaei Analect. T. I. p. 630.
(5) j. α leydis, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 4. p. 287. De vertu, beka , bl. 253. v. miebis,
Charterb. v. liolL 1). III. bl. 85.
(6) α. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 5. p. 287. Bilderdijk had uit het Goudsche
Kronijkje, bl. 110, kunnen leeren, dat hij zich, D. III. bl. 197 (1), in de personen dezer
gevangenen, deerlijk vergist. Hij heeft zich hier, hoe gering de zaak ook op zich zelve is, aan
grove slordigheid, of aan kwade trouw schuldig gemaakt, daar hij weinig regels la(er, dit kro-
nijkje , en wel de bijgebragte bladzijde zelve aanhaalt.
251
31 *
-ocr page 244-ALGEMEENS G Ε S G Η IΕ ί) Ê ΝI S
schijnt, hem geroepen hadden (l). Deze Edelman had zich van het zegel en de
papieren tan Hertog willem meester gemaakt en die met eenige kleinooden op hel
slot te Ileiisden, waar hij als Burggraaf het bevel voerde, geborgen. Hier werd
hy door Hertog albreght belegerd en genoodzaakt, zich bij verdrag over te ge-
ven (2). Hy stelde daarna, in tegen^^oordigheid van de Gravin maghteld , eenige
Edelen en afgevaardigden van steden, do bewuste papieren en het zegel in handen
van ALBREGHT, wclke dit terstond in stukken deed slaan (3), Door de onderwerping
van VAN BORSELEN, was echter do rust in Zeeland niet verzekerd (4). Maar de op-
stand der Delvenaars, noodzaakte albrecht onverwijld naar Holland terug te keeren.
Terstond beschreef hij heirvaart en sloeg het beleg voor Delft. Na eene hardnekkige
en dappere verdediging van ruim tien weken, moest de stad zich op deze voor-
waarden met hem verzoenen. «Duizend burgers zouden, barrevoets en blootshoofds, de
Gravin maghteld en Hertog albregut om lijfsgenade bidden; ditzelfde zouden vijf-
honderd vrouwen uit de stad, lüootsboofds, met hangende haren en in hare beste klee-
deren , van hen voor hare mannen en vrienden afsmeeken ; van deze genade echter
waren zij uitgesloten, Avelke zich aan het feit te Castricum hadden schuldig ge-
maakt (5)," Hierop volgde eene nadere uitspraak, op naam der Gravin, des Ruwaards,
zijns gemeenen Raads, en der steden die zij » daertoe ghecrighen condenwaarbij
l». verscheidene burgers , bij name genoemd , met vrouwen en kinderen, uit alle 's Gra-
ven landen, deels voor eeuwig deels op hoop van wederkomst, als zij eene bedevaart
naar Jeruzalem gedaan hadden, gebannen werden; voorts 2°. zou Delft ontmanteld
en nooit weder versterkt mogen worden ; ten 3°. zouden de Graven voortaan de stede-
lijke regering, naar willekeur, veranderen kunnen; en ten 4°. Averd den poorters eene
boete van zestig duizend Brugsche schilden opgelegd (6). De Edelen en üitheemschen,
(1) Vergelijk de brieven van den 2''°" van Herfstmaand, van Wijnmaand en 8''®" van
Slagtmaand 1358 bij v. miebis , Charterb, ν. Holl. D. III. bl. 52 , 61 , 68; en den brief van den
25steu ^an Lomvmaand 1359, bl. 76; ook bl. 83.
(2) v. miekis, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 76, 77.
(3) ν. MIERIS, Charterh. ν. Holl. D. III. bl. 80.
(4) Bilderdijk, D. in. bl. 188. Verg. de aldaar aangehaalde brieven bij ν. mieris, Charterb. ν.
Holl. D. ΠΙ. bl. 88.
(5) ν. mieris, Charterb. ν. Holl. D. ΠΙ. bl. 91.
(6) ν. BUERis, Charterb. ν. Holl. D. III. ^bl. 92. Verg. HuvDECom's Lambacheriana, bl. 575—
577. Hüydecoper, even als ph. α ieydis, de Cura Reipubl. cas. 61. p. 209, berispt hot gedrag
des Hertogs betrekkelijk Delft, doch wordt hierin teregt door bilderdijk weêrsproken, D. ΠΙ.
bl. 199, 200.
252
1354-
3371
25 τ.
Louw-
maand
1359
20 ν.
Sprok-
Jieliii.
1 v.
Grasin.
20 v.
Β loc im.
11 of 12
van
Zomer-
maand?
"T«
DES VADERLANDS. 253·
'welke hen ondersleund hadden, ΛναΓοη in den zoen niet begrepen; ook hadden deze
zich reeds op het slot te Reusden gered. Een van hen echter, iiendrik van der
fVoerd^ werd op den kerktoren te Delft betrapt en onthoofd. De overigen Averden
een jaar lang op het slot te Ueusden belegerd, en toen op voorspraak van οττο van
Arkel ^ in genade aangenomen, onder voorwaarde, van binnen twee jaren naar Je-
ruzalem in bedevaart te gaan (1).
Zegepralend kwam albrecht binnen Delft, De voorwaarden werden op het ge-
strengst ten uitvoer gebragt en de muren ten gronde toe geslecht, Avaarbij zich de
Dordrechtenaars het ijverigst betoonden; zij namen de ketenen der poorten met zich
en hingen die als zegeteekenen aan hunne stadspoorten op. Albrecht besloot nu,
Delft door het bouwen van een kasteel voortaan in bedwang te houden, doch ont-
moette zooveel tegenstand, dat hij dit ontwerp varen liet (2). Jan van Arkel y een
der magtigste Kabeljaauwschgezindè Edelen , welke een voornaam deel in den Delft-
schen opstand genomen en zich bovendien vele geweldenarijen veroorloofd had, ver- v.
zoende zich met den Hertog, wien hij beloofde te dienen met zijne » banieren en luden 5359
van wapenen," en werd daarop met do goederen, welke hij van Holland in leen
iiield , opnieuw verlijd (3). Het was eene gezonde staatkunde dezen vermogenden man
aan zich te verbinden, dewijl in Holland nog niet overal de gewenschte rust heersch-
te , en de ongeregeldheden en onlusten in Zeeland voortduurden (4). Albrecht zag
zich zelfs genoodzaakt Middelburg te belegeren, Avaar men Vlamingen had ingeroe- y^ ^^
pen, welke de slad togen hem hielpen verdedigen. Er werd eene \-erzoening getrof- Wijn-
fen en den Vlamingen vrijgeleide naar hun land verleend (5). jg'gj
Inmiddels was de Ruwaard in vriendschapsverbindlenisscn met den Bisschop van üt~
recht y de regering dier slad, de Friezen tusschen het f^lie en de Lauwer s ^ de
Gravin van Kleef, en met eduard van Gelre getreden (6). De goede verstandhouding
met dezen laatsten, was echter van geen langen duur. Toen eduard in den slag bij
Tiel, zijnen broeder reinoud gevangen genomen en het alleenbewind over Gelre aan-
(1) J. Α LEms, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 6. p. 288. Oude Holl. Div. Kron. Div. 26. c.6,
7. Veldenaar, Chron. v. Holl. bl. 91. Goudsch Kron. bl. 110. Zie betrekkelijk het beleg van
Delft, V. MIERIS, Chatiab. v. Holt. D. III. bl 89, 90, 97 , 99, 104, 121, 129, 130; v. wm,
Hmszitiend Leven, D. I. bl.G35. de lakge v. wijngaarden , ßeschr. ν. Gouda. D.I. bl. 312,328.
(2) Goudsch Kron. bl. 111.
(3) v. mieris, Charlerh, r. Holl. D. III. bl. 94, 100. Verg. bl. 87.
(4) Zie v. «leris, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 83,88,96,124,129> 133,135,130,178,182.
(5) v. bieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl, 130.
(6) Zie v. mieris, Charterb. ν. Holl, D. JH. W. 65, 59 , 86, 105, 114, 118.
-ocr page 246-254 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1354—vaard had, Tond de aanhaog der van Hekerens eene schuilplaats en bescherming in
Holland. De invloed, welken de Heer Tan Arkel, een bitter vijand van eduard , in
dien tijd op albrecïït uitoefende, had dit ontegenstrijdig bewerkt (1). Eduard ver-
klaarde wel terstond den oorlog aan albreght , doch verscheen niet op den Heimen-
herg, nabij Amersfoort, de plaats welke hij tot een veldslag had aangewezen, en
waar albreght met ontrolde banieren hem wachtte. De Hollanders stroopten en plim-
derden daarop in Gelre, legden een aantal dorpen in de asch , en trokken eindelijk
met een aanzienleken buit af. Er werd een vrede getroffen, Avaarby eduard aan al-
1362 brechts oudste dochter, κατηακινα , toon nog een kind, verloofd werd (2).
Goede verstandhouding met do naburige staten was ten hoogste wenschelijk voor
ALBREGHT, ter handhaving van de inwendige rust en ter beteugeling van den euvel-
moed der Edelen, van welke velen gelijk brederode en van arkel , vijandig tegenover
elkander stonden, en in wier geschillen hij dikwerf moest tusschen beide komen (3).
Zelfs zyn gezag werd openlijk getrotseerd door die Heeren , wier magt hij moest ont-
zien. Otto van Arkel, aanzienlijk door den adel zijns geslachts, welke met dien
der Graven van Holland koude wedijveren en magtig door zijne uitgestrekte goede-
ren en binnen- zoowel als buitenlandsche betrekkingen, had te Dordrecht eenen tol-
lenaar doen ombrengen, welke zijne onderdanen door knevelarijen bezwaarde. Aan
het hoofd van een aantal gewapenden, verstoutte hij zich albreght in 'i Gravenhage
vergiffenis van dien manslag te verzoeken , welke hem niet alleen beleefdelijk toegestaan ,
maar hy zelf daarenboven met nieuwe voorregten begiftigd werd. Hier onder behoorde ,
naar het schijnt, vrijdom van het Dordsche stapelregt voor zijne onderdaoen. Daar
echter Dordrecht dit van hen bleef vorderen, nam hij de wijnschepen, die den Rijn
(1) NunoFF, Gedenkio. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Π. bl. LXXIX, LXXX. Hoe verkeerd
bilderdijk zakeu TOOrstelt en beoordeelt, blijkt op nieuw uit D. III. bl. 201, 202. Hij zegt aldaar
zoo veel als dat aibrecht dc van Hekerens gunstig was, omdat zijn broeder wilieji de Bronk-
liorsten ondersteund had. Ondertusschen blijkt uit de verdragen van wederzijdsclie bescherming,
den 20 van Grasmaand en 16 van Oogstmaand 1356 tusschen albrecht en eduard , liet hoofd der
Bronkliorsten, gesloten, en door van mieris in het Charterb. ν. Holl. U. III. bl. 86, 105 opgeno-
men (Verg. NunoFF, t. a. p. bl. LXXVIII, LXXIX) , dat albreght in den eersten tijd zijns bewinds ,
even als zijn broeder, den Bronkhorsten gunstig was; en dat hij door een KabeljaauAvscIi of Wil-
lemsgezind Edelman van hunne zijde werd afgetroond, heeft mjuoff t. a. p. boven alle redelijke
tegenbedenking gesteld. .
(2) j.' α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 9. p. 287 , 288. Verg. mjhoff , Gedcnkw. uit de
Gesch. V. Gelderl D. II. bl. XC.
. .. !
(3) Zie V. MIERIS, Charierb. v. Holl. D. Hl. bl. 136, 13S.
-ocr page 247-DES VADERLANDS. 255
derwaarts afkwamen , Toor Gorkum uit weerwraak >yeg, en bedreigde zelfs de stad
met eenen vijandelijken aanval (1). De uitspraak van dezen twist werd aan Hertog al-
BRECHT en den Jonkheer van Blois overgelaten, welke te i5c/toowAot?eneene verzoening
bewerkten (2). Sinds dien tijd werden de ingezetenen des lands van Arkel van het
Dordsche stapelregt vrijgesteld (3). Otto versterkte nu zijn gebied door het bouwen
van het slot Ever stein aan de Lek en het bevestigen van Gasperen en Hagestein (4).
Ondanks dit alles prijst men zijne zucht voor vrede, en beweert, dat aan hem » voor-
namelijk dank te weten is, dat de woede der partijschap zoo lang slapende bleef eer zij
wederom uitborst (5)." Dit evenwel gebeurde weldra in Delft waar hevig gevochten
werd en drie personen sneuvelden. Albrecut liet zich echter ligtelijk met de rust-
verstoorders verzoenen, onder welke eenige Hoeksche Edelen van den hoogsten rang ge-
noemd worden (6). Even zoo vergaf hij het volgende jaar aan de Heeren van Brede-
rodcy van Polanen en anderen, den moord aan zekeren -willem bort gepleegd. (7).
Om dien tijd viel te Haarlem een opstand voor , welke insgelijks aan drie menschen
het leven kostte (8). Ook Amsterdam bleef niet vrij van beweging, welke waarschijn-
lijk uit de Hoeksche en Kabeljaauwsche partijschap ontsproot (9). Hertog albregdt
verzoende zich met do stad en bevestigde al hare handvesten en regten mits zij hem
tienduizend schilden, elk van vier en twintig grooten Vlaamsch, opbragt; allo ingeze·-
tenen moesten daarin dragen, uitgezonderd negentien personen, welke in bijzondere
voorwaarden van verzoening met hem getreden waren (10).
(1) j. Λ LEYDis, Chron. Belg. Ltb. XXXI. c. 11. p. 2Θ0.
(2) V, miekis, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 140, zoo ten minste liet aldaar medegedeelde staats-
stuk , niet op ecnen vroegeren of anderen twist betrekking heeft.
(3) 3. Α iEYDis , Chron, Belg. Lib. XXXI. c. 11. p. 291. Wagenaar, D. III. bl. 298, plaatst deze
gebeurtenis in 1359 of 1360, en wordt hierin weder door bilderduk., D. III. bl. 200 gevolgd, of-
schoon j. Α IEYDIS in 1. c. het jaartal 1363, en het document bij v. mieris t. a. p. het einde van 1362
opgeeft. VAN WIJN heeft evenmin dezen misslag opgemerkt. Nalees, op de Vaderl. Hist. bl. 185.
(4) j. Α LEYDIS, Chro7i. Belg, Lib. XXXI. c. 11. p. 291.
(5) Bilderduk, D. III. bl. 201, welke wagekaar , D. III. bl. 299, volgt, die zich op j. α leydis
"1 1. c. had kunnen beroepen.
(6) v. mieris. Charterb. ν. Holland. D. III. bl. 171. liet Goudsch Kron. bl. 111, waar echter
hei getal der gesneuAx'Iden op 36 bepaald wordt.
(7) v. MIERIS, Charterb. ν. Boll. D. III. bl. 179.
(8) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 182.
(9) Wageraar , Amsterdam, St. I. bl. 123.
(10) T. MiKRis, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 184. ' ' '
1354—
1371
14 V.
Slagtm.
1362
25 v.
Hooim.
1364
3 V.
Slagtm.
1365
17 v.
Sprok-
kehn.
1366
V
-ocr page 248-250 ALGEMEENE GESCHIEDEKIS
1354— Middelerwijl schijnt Koning eduard III van Engeland zijnen sinds achtien javeu
^^^^ sluimerenden eisch op een gedeelte yan Holland, Zeeland, en Friesland herniemvd
te hebben (1). Althans Hertog Albregiit had den vijf en twintigsten van Grasmaand
dertien honderd vier en zestig, de Edelen en Steden van Holland en Zeeland te Geer-
truidenherg ter dagvaart beschreven , om hun gevoelen over dit punt in te Λ-vinnen.
Zij verklaarden hierop « dat de Koningin van Engeland geen regt altoos op deze lan-
den had, die van ouds onverdeelbaar geweest zijnde , Hertog willem , en zijnen broe-
der, als Ruwaard, geheel en geregtelijk waren aanbestorven (2)." Het aandeel der
Koningin van Engeland in de allodiale goederen haars overledenen broeders, kon men
evenwel niet betwisten. Dit moest uitgekeerd, dat is haar toebedeeld, of zy of haar
gemaal op eene andere wijze tevreden gesteld worden (3). Ter regeling daarvan
zouden gemagtigden naar Engeland, onder vrijgeleide, vertrekken (4). Albregut
zelf besloot lot eenen logt in eigen persoon derwaarts, en ontving daartoe de konink-
Hloeim vrijgeleibrieven (5). Van het een noch van het ander kwam iels. De zaak
136Ö werd eenige jaren slepende gehouden en toen ter gunste van albreciit geëindigd.
Koning EDUARD, wicn do fortuin in den krijg iQgan Frattkrijk niet meer begunstigde,
trachlle den Hertog, die steeds do onzijdigheid bewaard had, voor zijne belangen tc
winnen, en deed ongetwijfeld uit dien hoofde, in dertienhonderd twee en zeventig,
voor zich en zijne nakomelingen afstand van al wat zijne gemalin, welke oudertussclicn
overleden was, in deze gewesten mögt toegekomen hebben (6).
Tijdens deze onderhandelingen sloot albregiit een verbond van vriendschap en we-
JUoeim. t^G^'^Ü^^sche bescherming met wengeslaus , Hertog Tdn Brahand (7). Zeer spoedig
echter werd dit verbond door eene daad van geweld aan zijne zijde , in de waagschaal
gesteld. Op eenen morgen lie hij souier. Heer van Enghien, Hertog van Athene
en Graaf van Brienne, uit het slot Enghien opligten , naar Quesnoi voeren en daar
terstond onthalzen. Dit vermetel bestaan, waarvan de juiste oorzaak onbekend is.
(1) Verg. hiervoor, bl. 100, 164, 165.
(2) v. mieris, Charterb. r. Hall, D. III. bl. 100.
(3) Bilderdijk, D. III. bl. 203. '
(4) v. miebis, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 182.
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 187, 200.
(0) Zic de brieven van den 11 cn 15 vau Zomermaand 1372, ])ij v. miekis, Churterb, v. Holl.
D. III. bl. 272 , 273.
(7) v. mirii, Charterb. v. Holl, D. III. bl. 188,
-ocr page 249-DES VADERLANDS. 257·
bragt de broeders en vrienden des Termoorden , en onder dezen den Hertog van Bra- 1354^
hand en den Graaf van Vlaanderen, in de wapenen, om dien manslag te wreken, ^^^^
Straks werd het slot Enghien door hen hernomen, vervolgens Hertog albregïït , die
zich ten strijd had toegerust, aangevallen, verslagen en op de vlugt gedreven. Men
meende nu Bergen in Henegouwen, werwaarts hij geweken was, aan te tasten , doch
door tusschenspraak des Konings van Frankrijk en des Graven van Vlaanderen,
werd do vrede op deze voorwaarden getroffen: woutier van Enghien, de zoon van 25 v.
soiiiER, zou het erfgoed zijns vaders ongestoord bezitten , en niet verpligt zyn in per— "
soon Hertog λι-brecht te dienen; geen geregtsdienaar uit Bergen zou voortaan iets 1306
in het gebied van Enghien mogen verrigten, en Hertog albreght moest tot rust van
de ziel des gedooden, eene godvruchtige fundatie stichten (1). Uit dien hoofde werd
door albreght en zyne gemalin Margaretha op den laatstqn dag van het volgende
jaar , eeue vergadering (collegie) van twaalf Kanoniken en een Deken in V Gravenhage
ingesteld en begiftigd (2).
Gelijk reeds vermeld is, was aan οττο van Beijeren, den jongsten zoon van Mar-
garetha van Henegouwen, het leen van Foorne en het burggraafschap van Zeeland
toegezegd (3). Van dat goed deed hij afstand aan albreght en tevens van zijne aan-
spraak op de drie graafschappen zelve , voor negentien duizend mottoenen van Bra-
hand. Hij verzocht den Keizer en allo Rijksvorsten , albregut het land toe te kennen,
en de ingezetenen, zoo geestelijke als wereldlijke , hem te ontvangen en te gehoor- 21 γ
zamen (4). Hierop volgde dan ook de bekrachtiging van Keizer karel IV (5), Na Rerfst-
maanu.
den dood van maghteld van Voorne, in het jaar dertien honderd twee en zeventig ^ x307
verviel alzoo de heerlijkheid van Voorne en de stad Briel aan albregut, welke dit
aanzienlijk goed, by uitersten wil, zijnen zoon jak van toevoegde, die hierdoor
de zoogenoemde twaalfde Heer van Foorne geworden is (6).
De binnenlandsche tweedragt duurde voort en belemmerde albregut in de uitvoering
van zijn gezag. Dit geeft hij althans als de reden op, waarom hij den Keizer ver-
(1) v. mieris, Charterh. v. Hall. D. III. bl. 190. j. α leydis, Chron. Belg, Lib, XXXI.c. 16.
p. 292. ecteaü, AnnaL d'Haynau, p. 349, 350, aaügehaald door v. mieris, in 1. c. bl. 191,
Mkterus, Annal, Flandr. Lib. XIII, ad ann. 1366.
(2) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 218.
(3) Zie hiervoor, bl. 164, 173, 184, 188.
(4) v. bieris, Charterb. ν. Holl. D. IIL bl. 185» 214. De brieven zijn van den 12 van
Grasmaaud en 8 van Herfstmaand 1367. Kimt, HisU d. HolL Slaatsreg. D. V. bl.253(08)(99)
De Brabandsche mottoen zou thans ƒ 6,60 gelden.
(5) v. MIERIS, Charterb. ν, Holl. D. III. bl. 216.
(6) EiWT, Hist, d. Holl, Staatsr. D. V. hl 253-255. (99).
II DEEL. 2 3TUK, 32
-ocr page 250-258 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
1354—zocht, onmiddellijk tot Graaf aangesteld te worden in plaats van zijnen broeder, Aviens
ziekte , welke nu dertien jaren had aangehouden , geen hoop van herstel meer opleverde.
Zijn wensch werd voldaan en den landzaten hij een keizerlyken brief gelast, hem als Graaf
,1371 en Heer te erkennen (1). De geheele zaak echter is met den giftbrief, als verdicht ver-
worpen geworden (2). Zeker is het, dat albrecut zich niet van den graventitel,
zoo lang m^illem leefde, bediend heeft (3). Men meent dan ook, dat hij door zijn
verzoek bij den Keizer, niet zoo zeer bedoelde, om terstond onder den naam van
Graaf te gebieden, dan wel om, nu door den Keizer gewettigd, voor zich de gele-
genheid open te houden, dit te kunnen doen , Avanneer hij het raadzaam zou oordeelen ;
te meer, dewijl uit den keizerlijken brief blijkt, dat albrecht verzocht en verkreeg ^
om niet alleen als Ruwaard, maar ook als Graaf verlijd en erkend te worden (4).
Utrecht. Overijssel. Drenthe. Geenszins gelijk Holland in dit tijdperk , was het
Sticht van buitenlandsche aanvallen bevryd gebleven^ De hoop op eene betere toe-
komst, welke het schrandere beleid en de moed van Bisschop jait van Arkel
135G hadden opgewekt, werd to spoedig door den hernieuwden krijg met Holland ver-
ijdeld (5). Zoodra dezo storm voorbij was, wijdde do volijverige Kerkvoogd op
nieuw zijne zorgen aan de versterking en inwendige verbetering van zijn gebied , ter-
wijl te zijnen behoeve de giftbrief van Hendrik: III, waarbij Groningen aan het iS'/icÄi
geschonken wordt, door den Keizer bekrachtigd werd (6). Hij voorzag het stadje
1357 Hardenberg aan de Overijsselsche Vecht met vesten, en bouwde in Salland het slot
1360 Arhelstein y tusschen Bathem en JVegestapel, om de landzaten in teugel te hou-
den (7). Gijsbrecht van Netelenhorst sloeg nog in hetzelfde jaar het beleg voor
dit slot en nam eenigo burgzaten gevangen, doch verzoende zich weldra weder met
den Bisschop (8). Van ernstiger aard was de krijgstogt tegen de Stelling- en Schoter-
werver Friezen. Voor eenigen tyd hadden de ingezetenen van Isselham zich met
deze Friezen tegen het Sticht vereenigd; maar jan van Ar kei had hen in dertieni
(1) v. mieris, Charferb. v. Holl. D. Hl. bi. 262, 263"
(2) nUTDECOPER Op MELIS STOKE , D. ΠΙ. bl. 561, 562.
(3) v, vrijn op wigenaar, St. ΠΙ. bf. 67. '
(4) v, wijn op wagenaar, St. III. bl. 67 , 68v
(5) Verg. hiervoor, bl, 204 , 242—244.
(6) Idsikca,. Staatsr. D, I, bl. 41^
(7) Heda, p, 246. De verm. Beka, hl 251, 254i.
-ocr page 251-DES Λ^ ADERLANDS. 259
honderd vijf en vijftig ged\Tongen dat verbond Ie verlaten en zich aan hem te on-
derwerpen, waarop zy hij eede en bezegelde brieven hem en zijne opvolgers hulde en
*
trouw beloofden. De oorlog met Holland verhinderde den Bisschop de Stellingwervers
te tuchtigen, Avelke , ongetwijfeld hiervoor beducht, zich met de Groningers verbon-
den. Hunne vrees >Yas niet ongegrond. Naauwelijks had de walikero Kerkvoogd den
binnen- en buitenlandschen vrede hersteld, toen hij tegen hen, de Steenwijkerwolders,
en eenige streken van Drenthe, die sedert lang hem gehoorzaamheid geweigerd had- 1361
den , de wapens opvatte. Midden in den winter tastte hij hen aan en met zulk een
geweld, dat zij moesten vlugten. Zij werden achterna gejaagd, verscheidene dorpen
in brand gestoken, en hun, tot straffe der ongehoorzaamheid, tien duizend oude
schilden boete opgelegd. Spoedig echter weigerden zij op nieuw gehoorzaamheid;
doch nu rukte eene sterkere heirmagt roovende en verwoestende in Stellingwerf ^
en verspreidde zulk eenen schrik, dat men den Bisschop om vrede smeekte, die,
pp voorwaarde van onderwerping, verleend werd (1).
Terwijl de Friezen, immers voor het oogenblik, ])eleugeld waren, braken de ge-
Êchillen tussclien do stad Kampen ^ toen een der middelpunten van den Noord-Wes-
telijken Europecschen handel, aan den eenen kant, en den Heer van Bronkhorst
met de stad Zutphen aan den anderen, in openbare vijandclykhedcn uil. (2). De
Bisschop van Utrecht en eduard van Gelre kwamen te Jpeldoorn op de Veliiwe ig v,
))yeen, om , als beiderzijdsche Landvorsten, in dien twist uitspraak te doen (3), Doch
inmiddels was in het Omr- of Bovensticht weder een nieuwe krijg ontstaan. Swe-
DEU van Voorst, een der magtigste Edelen aan de zijde der van Hekerens of
van Hertog heihoud III, had uit zijn slot te Keppel gedurig het gebied van zijnen
leenheer, den Bisschop van Utrecht, en bondgenoot van edüard van Gelre, aange-
rand en er veel moedwil bedreven. Jak van Arkel had hem derhalve op hel einde
van Oogstmaand dezes jaars, den vrede ontzegd en besloten, hem door de wapenen
lol zijnen pligt to brengen. De stad Zwol, welke hel meest van den lästigen nabuur
moest lijden, was terstond lot ondersleuning van den Bisschop bereidwillig; ook
ter en Kampen werden door het schenken van nieuwe regten cn vrijheden voor het-
aelfde doel gewonnen. Verbolgen over dit l)eslaan, Irok de Heer van Voorst met
cene aanzienlijke slrijdmagl uil zijn slot Ie Rechteren , in de helft van Wijnmaand , naar
Zwol, slak de voorstad in brand, versloeg de burgers, die tegen hem uilgetogen wa-
ll) j. 1 «ydis, Chron. Be(g. Lib. XXXI. c, 8. p. 289. Heda, p. 246. De verm. ΰκα ,
bl. 254, 255.
(3) Orertjss. Chron. in Üoïibar's Analect. T. Ιί. ρ. 294.
(3) NïBorr, GedcnAw. uU de Gesch. t. Gelderl. D. II. bl. XCI. " ^
32 »
-ocr page 252-260 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354—ren, en nam zeventig hunner beste strijders gevangen (1), Eerlang echter viel hij
zelf op een volgenden togt den vyand in handen (2),
Het ver gevorderde jaargetyde, de verwoestingen door een vreesseligken storm
veroorzaakt, de groote toerustingen ten strijde, de onlusten binnen Ütrecht ^ in welke
1362 ALFA ART van Licht enlerg werd doodgeslagen , de vyandelijke gezindheid van die stad en
van onderscheidene Stichtsche Edelen en leenmannen tegen den Bisschop, verhinderden
ongetwyfeld dezen laatste , om van deze gunstige omstandigheid spoedig voordeel te
trekken, en door het innemen van het huis te Voorst, het hoofdslot van Heer swe-
DER, aan den krijg geheel een einde te maken (3). Het was niet vóór Hooimaand,
dat hij , ondersteund door οττο, Heer van Arltel, eduard van Gelre, en de burgers
van Deventer^ Zwol en Kampen, het beleg van Voorst konde openen. Dit slot,
een halfuur Zwol, was het sterkste van het geheele Sticht; de ringmuren, met
stevige torens en deuren of poorten van ijzer voorzien, waren tachtig voet hoog en
twaalf voet dik; de grachten breed en diep en aan beide zyden metsteen opgemetseld.
Bovendien was het door een ongemeen sterken voorburg of vierkanten muur gedekt. Drie
buitengewoon groote schietgevaarten ΛνβΓάεη door de belegeraars opgerigt, van welke zij
de burgzaten met bussen , bogen en slingers dagelijks geweldig kwelden; en weldra werd
28 v. do voorburg stormenderhand overweldigd. Nu werden de blijden op eene soort van
vlotwerk in de binnengracht geplaatst en tot beneden aan den ringmuur gedreven,
welke men, en inzonderheid den grooten toren, met zware steenen zoo geweldig beukte ,
(lat deze laatste nederstortte en in zijnen val de groote zaal met eenige andere deelen
van het gebouw vernielde. De belegerden versterkten terstond op nieuw de plaats
waar de toren gestaan had, en, rijkelijk van leeftogt en mondbehoeften voorzien,
verdedigden zij zich met onverwrikte standvastigheid.! en vernielden met brandende
stoffen de vijandelijke werken. Niet minder hardnekkig en dapper weerden
zich de belegeraars; onophoudelijk slingerden zij tegen het slotgebouw overgroote
steenklompen, en vulden de grachten met allerlei onreinheid, aas en lijken, of
wierpen die zelfs, door middel der blijden, over den muur, waardoor het water on-
drinkbaar werd en eeno kwaadaardige ziekte ontsproot. Afgemat van het langdurig
strijden, worstelende met ziekte en gebrek,'en zonder uitzigt op ontzet, gaf zich ein-
delijk de bezetting na eene manhafte verdediging van vgftien weken, bij verdrag en
9 V. onder voorwaarde van lijfsbehoud, over. Zij ontruimde met hare goederen het slot y
Blagtm.
(1) De verm. beka, bl. 255, 256. Ocerijss, Chron. in dumbar's Analect. T. II. p. 294.
(2) Nyhoff, Gedenkw. uit de Gesch, v. Gelderl. D. Π. bl. XCII.
(3) Be verm, beka, bl. 256. Zie den brief des Bisscliops van den 15 van Winterm. 1362,
i··
-ocr page 253-DES VADERLANDS. 261·
dat nu ten gronde toe geslecht Averd (1). De steenen dezer verwoeste sterkte werden
den Zwollenaars geschonken, tot schadeloosstelling -voor hetgeen zij zoo vele jaren van
de bezetting geleden hadden. Zij bezigden die naderhand tot het opbouwen hunner
Michielskerk (2), De ijzeren poorten schijnen den Kampenaars tot belooning te zijn
-toegekend (3). Sweder van Voorst die, naar het schijnt, intusschen uit zijne
gevangenis was ontkomen, overleed in het begin des volgenden jaars vóór dat de vrede gj v,
<^^etroffen was (4). Doch kort daarna verzoenden zich zijne zonen, roderik en wou-Louw-
ter van Voorst, met den Bisschop , waarbij Avederzijds alle gevangenen , slechts eenigen 1^63
uitgezonderd, in vrijheid gesteld, en alle doodslagen, rooverijen, verwoestingen en
andere gepleegde misdrijven kwijtgescholden werden. De Bisschop zou den grond van
het huis te Foorst behouden, doch dien niet weder mogen betimmeren ten nadeele
der Heeren van Voorst, welke , even als de stad Zwol, eenige schadeloosstelling ont-
vingen , maar daarentegen den Bisschop behulpzaam moesten zijn tot het indijken en
droogmaken van Mastenbroek, een groot stuk veenland tusschen Kampen, Hasselt,
Zwol, de Zuiderzee, het Zwarte Water en den IJssel (5). Mastenbroek ^ naar
opmeting, ruim zes duizend negen honderd zeven en twintig morgen groot, werd
daarop tot bruikbaar land gemaakt, en met uitzondering van de helft der tienden,
aan het St. Lebuinus Kapittel to Deventer geschonken, en het aandeel der Heeren
van Voorst, aan het bisdom van Utrecht gehecht (6).
Zoo Avaakte jan van Arkel met onverpoosden ijver voor de belangen zijns stifls. To
fijner gunste had Keizer karel IV al de oude voorregten der Utrechtsche Bisschoppen
waarin hij de stad Utrecht vergeeft al het{|een zij tegen hem mögt misdaan hebl)cn. v. mieris,
Charterb. r. lioll. 1). IIL hl. 141. Zie insgelijks 's Bissehops zoenbrieven met onderscheidene
Stichtsche Edelen en leenmannen bij v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IIL hl. 143, 144, 145,159.
(1) j. Α ietdis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 10. p. 290. Hedi p. 240. Cron. Tiel. p. 371.
De verm. deka. bl. 256. Verg. n. brcmari Res Transis. in Dümbar's Analect. T. II.p. 129—133.
PosTAsis, Hist. Geh. Lih. VII. ScnoTATfcs , Fr. Hist. bl. 186, 187. v. batïum , Gcsch. d.
Stad Zwol. D. I. bl. 170—184, aangehaald door wyhoff, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. IL bl. XCII, XCIIL
(2) Mooses, Chron. v. Deventer, bl. 28.
(3) Nyhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Π. bl. XCII. (1).
(4) Ntdopf, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Ι. bl. XCIIL
(5) Oterijss, Chron. in Dümbar's Analect. T. 11. p. 295—300.
(6) Heba, p. 246, de verm. Beka, bl. 257. Overijss. CAron. in dibbas's ^»la iccf. T. IL
ρ. 295. Mooni5, Chron. υ. Detenter, bl, 27. ν. »iebis Charterb, ν. Holl, D, III bL 150,151.
262 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
j354_bevesligd (1), en hem vergund in Sallatid en Twente eenen vrijstoel, of reglLank van
^^^^ vrijgraaf en Yrijschepenen, op Ie riglen (2). Thans ontving hij van dienzelfden Vorst,
200 voor hem zeiven als voor zijne opvolgers, de vryheid, om zelfs huiten toestemming
der Kapittels, in alle sleden en plaatsen van het Slicht gouden en zilveren munt te
slaan, van dezelfde waarde als de Roomsch-Keizerlijke munten. Dit voorregt der
ütrechtsche Kérk, door geen harer vorige Mijtervorsten genoten, werd naderhand door
Paus GREGORius IX te Aoignon bekrachtigd (3). Jan van Arkel zelf smaakte echter
niet de vrucht van dit keizerlijk gunstbewijs. Reeds op den veertienden van Gras-
maand deszelfden jaars, hadden zijne verdiensten, die hem voor het Sticht zoo onont-
beerlijk maakten, Paus urbanus V aangespoord, hem tot den bisschoppelijken zetel van
Luik te roepen , welke door het vertrek des Bisschops engelbrecht van der Mark
naar Keulen, was opengevallen (4). Hier voerde hij nog veertien jaren met kracht en
waardigheid den herdersstaf, dien hij echter niet zelden met het zwaard verwisselde.
Zijn vaderland evenwel vergat hij niet geheel. Nog kort vóór zijnen dood, heeft hij te
Gorinchem met zijn broeder οττο Όαη Arkel ^ een aanzienlijk Kapittel van dertien ka-
nonikken geslicht (5). Hg overleed te Luik den eersten van Hooimaand dertien hon-
derd acht en zeventig, en werd, naar zijne begeerte, te Utrecht in de Domkerk be-
graven (6). Do buitengewone pracht, waarmede dit geschiedde, bewees.de achting,
in welke zijne nagedachtenis gebleven was (7). Trouwens, twee en twintig jaren lang
bad hij de Ütrechtsche Kerk door zijne volhardende morgen tot bevordering harer stof-
felijke welvaart, duurzaam aan zich verpligt. Ook hare godsdienstige belangen had hij
te midden van zoo vele oorlogen en staatszorgen, welke hem als krijgs- en staatsman
den lof van tijdgenoot en nakomelingschap verwierven, niet uit het oog verloren. Hier-
van strekken zestien of zeventien brieven door hem of op zijnen last uitgevaardigd ten
getuige , en levens van zijnen ernst, om de vele misbruiken en gebreken der Gees-
L i
(2) Overijss. Chron. in dümbar's Analect. Ti lï. p. 283. De gunstbrief is van den 14 ταα
Grasmaand 1361 , bij v. mieris, Chartcrb. v. Holl. D. lil. bi. 126. ,
(3) Overijss. Chron. in dümbar's Analect. T. II. p. 300—505. Verjj. v. mieris' J3esch. d.
Bisschopp. munten , bl. 207—215.
(4) J. α leydis, CVirofi. Belg. Lib. XXXI. c. 12. p. 291. Heda, p. 246. Magn. Chron.
Belg. p. 330. , . .
(6) IIeda, p. 246. suefiudus petris in Ajipend. ad bekam, ρ. 143.
, (7) β. xactits α wavbrei*, in Append. ad Chron. üekak , ρ. 123.
DES VADERLANDS. 1297·
telijken van dien tijd tegen te gaan, en de verwaarloosde kerkelijke lucht te her- 1354—
stellen (1).
In de plaats van dezen, in vele opzigten, uitstekenden Kerkvoogd, ^γerd jan van
Fernenbur^, gesproten uit het grafelijk geslacht van dien naam en Bisschop van
Munster, op bevel van den Paus, ^viens invloed op het Sticht hoe langer zoo groo-
ter was geworden, tot den Utrechtschen zetel verheven. Vóór zijne komst, sloten de hooge ig y^
Geestelijkheid en do regering van Utrecht, met toestemming der gilden, een verdrag
ter handhaving hunner regten en ter bepaling van die des Bisschops, welke daarbij 1304
aanmerkelijk ingekrompen werden (2). Men ontving echter den nieuwen Kerkvoogd 8 v.
met groote eer en plegtigheid, en kort daarna bevestigde hij al do voorregten, ^^^^^^^^ tx^aand.
vroeger door do Keizers en de vorige Bisschoppen geschonken. Door het wijs beleid zijns
voorzaats vond hij het Sticht in rust en alle sloten vrij en onbezwaard (3). Ofschoon
zelf zachtmoedig en vredehevend van aard, zag hij zich evenwel reeds in het eerste jaar
van zijn bestuur genoodzaakt, de wapenen tegen eenige Westfaalsche Edelen uit het geslacht
der VEELENS en BROBicnuizEiTs op te vatten, welke plunderende en verwoestende in
Overijssel groote schade aanrigtten. Verzeld door acht honderd Ridders en schild-
knapen , viel hij hen in het stift Munster aan, verbrandde hunne sloten en dwong 1365
hen tot eene volledige schadevergoeding. Spoedig hierop moest hij het zwaard tegen
zijne eigene onderdanen aangorden , en de Amersfoorders, welke hem do verschuldigde
lasten weigerden, door eene belegering tot hunnen pligt terugbrengen (4). Hoezeer 1366
dit alles getuigt, dat het den Bisschop niet aan moed ontbrak, wist hij echter geen
genoegzaam ontzag voor zich in te boezemen. Op zekeren avond werd hij met zijn
hofstoet te Goor in Overijssel ^ waar hij den Herfst doorbragt, door jan en simon 28 v.
van Zwolnis, egbert van Sali, οττο van Kemenade, hendhik van her-
MAw van Twickel en meer anderen overvallen, en met eenigen van zijn gevolg ge- 1308
vangen genomen, waarbij Hendrik van Enthenicht nevens drie knechten het leven ver-
loren. Niet dan voor een losgeld van zestien duizend oude schilden, verkreeg hij zijne
vrijheid weder. Aan jacob zoüdesbalch, den Abt \an Oostbroek ^ gijsbert en sweder
van Vianen, steven van Nyeveld en gerard vrencke , welke dit geld verschaflen,
(1) Bat. Sacra. D. II. ί)Ι. 342.
(2) ν. mieris, Charierb. v. Iloli. D. ίΙΙ. bi. löL
(3) DK beka, p. 120- G. L. Α watereit in Appcnd, ad bekam, ρ. 122. StWBiDtis p^fBus ία
Jppend. ρ. 114. J. α. letdis, Chron. Belg. Lib. ΧΧΧί. c. 12. ρ. 291. Heda, ρ, 256 et bccue-
HL'8 in not (a) Chron. de Traj. in βαττπαει Analect. T. V. p. 362 sqq. in notie, ν. bier»,
Charierb. ν. Holt. D. III. bl. 170.
(4) Heda, p. 256. de verm, bkka , bl. 258—260« ScFreiDüs fktrvsIb Ajjpend, ad iiekjtk,p.i 45,
-ocr page 256-264 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
moest hij deswege niet slechts al de sloten, diensten en goederen van het Νeder-Sticht,
maar ook het slot Vollenhove met zijn toebehooren in Overijssel verpanden. Deze
ramp , welke het Sticht op nieuw in schulden dompelde, werd verhoogd door het
woeden eener vreesselijke pest, welke in Utrecht alleen, elf duizend menschen ten
grave sleepte (1).
Ondertusschen was de stad Kampen en andere Noord-Nederlandsche Hanzesteden in
den krijg tusschen het Hanze verbond en den Deenschen Koning Waldemar III betrok-
ken geworden, en uit hare haven eene oorlogsvloot naar Denemarken gezeild. Spoe-
dig werd een wapenstilstand, en eindelijk te Straalsond een vrede getroffen, die den
ouden bloei van Kampens handel op de Oostzee herstelde, welke bovendien door ver-
scheidene voorregten van den Koning van Zicerfew, nog aanmerkelijk bevorderd werd (2).
Daarentegen ontstond op nieuw geschil over de heerlijkheid /^ree/ano?, die weder in het
bezit der Bisschoppen van Utrecht geraakt was, en wier voorregten ζκι^ναη ArJtelh^-
vestigd en vermeerderd had (3). Van vernenburg echter had onder meerdere , ook dit
goed weder verpand (4). Nu beweerde Hertog albreght , dat de gelden weleer door
den Graaf van Holland op Vreeland voorgeschoten, niet voldaan waren en eischte die
van den Bisschop, of de teruggave van het slot (5). Van 's Bisschops zijde werd aan-
gevoerd , dat jan van j4rkel het genoemde goed en toebehooren van Margaretha van
Henegouwen voor zeven diiizend pond gelost en gevrijd had. Doch albreght ver-
klaarde , dat FLORis van der Boekhorst, buiten bevel van Hertog willem , dit slot
aan dien Bisschop had overgeleverd, en dat de pandbrief ongeschonden onder hem
berustte. Do beshssing van het pleit werd aan Hertog eduard van Gelre opgedragen,
welke den Bisschop tot betaling, of tot teruggave en afstand van/^ree/awt/verwees (6).
24 V.
Bloehii,
1370
15 v.
Zomer
jnaand
1371
(1) J. Α lEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 17. p. 293. Heda, p. 256. Chron. de Traj.
p. 364—370, de verm. bkka , hl. 263. Overijss. Chron. in dümbar's Analect. T. II. p. 305.
11. brümani Res Transis. p. 133. G. l. α waveren in Appendice ad bekam , ρ. 122, die echter
verkeerdelijk deze gebeurtenis in 1370 stelt en hierin door glasiüs , Gesch. d. Christ. Kerk. in
Nedcri D. II. bl. 157, gevolgd wordt.
(2) Overijss. Chron. bl. 305. liRumANi Res Transis. p. 134. A. ωοοΝΕΡί, Chron. v. üeven^
ter, bl. 28, 29. v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. ΠΙ. bl. 250, 251, 253.
(3) Zie den brief van den 17 van Bloeimaand 1363 bij v. mieris, Charterb. ν. Holl.
D. ΠΙ. ρ. 148.
(4) Zie 's Bisschops brief van den 23 van Louwmaand 1369 bij ν. mieris , Charterb, ν. Holl.
D. III. bl. 239. >
(5) Verg. hiervoor bl. 65 , 243.
(6) v. miebis, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 259. j. a. ieydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 19.
'p. 294. heda, p. 256, de verm. jjeka , bl. 264, κ. bukman, Utr. Jaarb. D. I, bl. 17—23.
1354-
1371
DES VADERLANDS. 265·
• In dien staat van zaken overleed plotseling jan van Vernmhurg^ niet zonder ver- 1354—
moeden van vergiftigd te zijn , en werd zonder eenige praal in de Domkerk Legra- ^
ven (1). Zijn dood voorkwam de Pausselijke uitspraak over de beschuldigingen, welke Zomer-
de vijf Kapittels te Utrecht legen liera aan het Hof van Rome hadden ingebragt, en
wier onderzoek eerst den Kardinaal van JSapels, en na diens overlijden, den Kardinaal
BE MORIN was Opgedragen (2). Te onregte wordt aan dezen beklagenswaardigen Kerk-
voogd, »het slagtoffer zijner eigene zwakheid en der omstandigheden in welke hij
verkeerde," het bouwen van het H. Geest Gasthuis te Utrecht toegeschreven (3).
Maar hij stichtte het Kapittel van St. pancras te Leiden (4), en bevestigde de land-
regten van Twente (5).
Gelderland. Betreurenswaardiger nog dan do toestand van het Sticht ^ was die van
Gelre, dat op nieuw iu al de ellende des broeder- en burgerkrijgs werd gedompeld.
Spoedig berouwde reinoud III de afstand van het hoog bewind aan eduard , en hij
trachtte het verloren gezag te herkrijgen (6). Meer door Hst dan door geweld wenschte
hij zijn doel te bereiken, en dit gelukte hem aanvankelijk. Hij wist de krachtige be-
woners der Veliiwe, die , met weinig uitzondering , nevens het land aan eleokora ,
welke den Bronkhorsten gunstig was, eigenhoorig waren, door de verzekering van
ontslag dier drukkende dienstbaarheid en het genot der burgerlijke vrijheid, wanneer
zij met hem legen eduard , den voorstander der lijfeigenschap en die'ten koste van hun
zweet en bloed, met zijne Edelen leefde, gemeene zaak maakten, geheel voor zich te
winnen (7). De banden der slavernij verbrekende, stroomde het landvolk, met spade
en zeis gewapend, van alle zijden aan. Vrijheid was de leus der opgewonden menigte,
die zich reeds bij voorraad vrijen, en den krijg, welken zij zou voeren, der vrijen 1354
(1) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. 20. p. 294. Ιίκολ, ρ. 256, De verm. bek α
bl. 265.
(2) G. LAPPiDS Α wavenex in jéppend. ad bekam, ρ. 122;
(3) Bat. Sacra, D. II. bl. 360, en de aant. van v. rhijk, bl. 362 (3), '
(4) v. juEuis, Charterb. p. Holl. D. III. bl. 196. J. α leydis , Chron, Belg, ZtÄ. XXXI, c. 15.
p. 292. Heda, p. 246, schrijft dit verkeerdelijk aan jas van ^rkel toe en wordt hierin doop
clasics, Gesch. d. Christ. Kerk in de Nederl. D. II. bl. 155 gevolgd. Verg, bucueliüs ad uedam,
p. 256 (y y.) en Bat. Sacra. D. 11. bl. 360. '
(5) v. hieris, Charterb. v. fJotL D. III, bl. 175. Verg. glasius, t. a. p. bl. 15$, J59. Bat,
Sacr. D. ïl. bl. 361.
(6) Verg. hiervoor, bl. 224.
(7) Verg. bovenal äuuoff , Gedeukte, uit de Gesch. ν. Gefdert. D. II. bl. LVi, LVII.
II. deel. 2 stuk. 33
-ocr page 258-266 ALGEMEExNE GESCHIEDENIS
i354^ oerloghe noemde (1). Moordende en verdelgende wierp zij zich óp den zuidelijken
zoom der Keluwe, verbrandde zoowel de woningen der vrije landbewoners als de bij-
gebouwen der adellijke sloten, en rukle tot bij Arnhem voort. Hier moest men zelfs
de poorten voor deze woedende benden sluiten en zicli tot eene ernstige tegenweer
voorbereiden; donderkruid en bussen Averden deels uit Utrecht en Rhenen aangevoerd,
deels zelve vervaardigd, en holle met lood gevulde steenen tot afwering der aanvallers
in gereedheid gebragt (2). Men meent, dat de Hertogin-Weduwe ELEOiiORA om dien
tijd ook den burg Ro ζ endaal ^ lot bedwinging van het omliggende land, vergroot eu
versterkt heeft (3). Inmiddels hadden de Heeren van Bronkhorst en van Raar eene
talrijke strijdmagt in der haast verzameld , om den uitgelaten hoop te gemoet te trek-
ken, Niet ver van het dorp Loenen, aan den voet des heuvels, die lang daarna nog
de Vrijenberg genoemd werd, behaalden zij op de slecht gewapende, en waar-
schijnlijk even slecht aangevoerde benden, eene bloedige over>\inning. Een aanzienlijk
getal strijders, de Heer van Baar zelf, een jong Ridder, en mendo, de banierdrager
des Heeren van Bronkhorst met bijna al de ruiters, die hem tot bedekking strekten ,
waren gesneuveld (4).
Reisoxjd III vond ook elders in Gelre, onder de geringere standen, warme aan-
hangers en verdedigers zijner belangen. Het slot te Leeuwen, een dorp tusschen Maas
en TV aal ^ werd door de eigenaars, Willem en emmerik van Bruten, twee broeders,
voor EDUARD opengelioudcn. Het gebeurde op Paaschdag, als beide uitgingen, om
in de kerspelkerk de godsdienstoefening bij te wonen, dat willem buiten de slotpoort
op de brug den voet verstuitte en terugkeerde. Emmerik vervolgde zynen weg, maar
was naauwelijks de kerk binnengetreden, toen eene woeste menigte er in stormde ,
juist als de priester den gewijden omvel voor het volk ophief. Bemerkende, dat het
op hem gemunt Avas, vlugtte emmerik: naar het altaar, waar zelfs schuldigen voor de
hand der geregtigheid onbereikbaar geacht werden. Doch hier doorstaken hem de
booswichten in de armen des priesters, welke den ongelukkige , door smeekende woor-
den en aanraking met de gewijde voorwerpen, legen geweld poogde te beschermen (5).
(1) Chron. Tiel. p. 361.
(2) PoHTANüs, Bist. Gelr. Lib. VII. p. 264. Slicutenhorst , Geld. Gesch. Β. VII. bl. 139.
JViJiioFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. LVIII.
(3) Nijuoff, Gedenkw, ttit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. LVIII.
(4) Pontanus , Rist. Gelr. Lib. VII. p. 265. Suchteshorst , Geld. Gesch. Β. VII. bl. 139.
Nijuoff,' Get/enAiw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl.'LVIII. Dit gevecht raoct na den 19 van
Zomermaand 1354 zijn voorgevallen. Zie kijhoff , t. a. p. (4).
(5) Pontanus, Rist. Gelr. Lib. VII. p. 265. Slicutenhorst, Geld, Gesch. Β. VII. ρ. 139.
Nijuoff, G^d&nkw. Aiit de Gesch. Gelderl. D. II. W. LIX.
DES VADERLANDS. 267·
Onder de gelrouwste aanhangers en dapperste Toorvechters van reinoud , behoorde ^
biek. van Lent, welke dagelijks, zoo uit het slot Ie Lent, als uit het. huis in de Ooi
(Ooiswaard), de stad Nijmegen, die zich voor'eduard verklaard had, kwelde en ver-
ontrustte. Om aan dien overlast een einde te maken, sloeg eduard , door de Nijmegers
geholpen, het beleg voor het huis in de Ooi en vermeesterde het. Van de zes en
twintig man, uit welke de bezetting bestond, gelukte het slechts éénen vermomd te
ontsnappen; do overigen Averden onthalsd en hunne hoofden , lot afschrik van anderen,
op slaken gesteld op de omhggende heuvels, welke sedert dien tijd de Iloofdhergen
genoemd werden. Daarna verwoesUe eduard het slot Lent, verAOlgens de heerlijkheden
Doornik en Loenen, leengoederen des Graven van Kleef ι en voorts naar den zuide-
lijken zoom der Betuwe voortrukkende , do sloten Zoelen en Aoezatcn , in het bezit
des Heeren van Arkel, nevens hel huis Tuil. Hetzelfde lol ondergingen Baloeren
en Apeltern lusschen Maas en ff^aal^ Zinderen op de KeluwQ^ nabij het dorp
Voorst aan den Usseln en andere adellijke verblijven, wier bezitters de zgde der van
Hekerens aankleefden (1). Reinoud daarentegen, krachtig door zijnen schoonbroeder,
den Graaf van Kleeft ondersteund, bemagtigde met \xfiVi\ Emmerik ^ Lohede ^ Doe«-
hur^ ^ Tiel en Venlo. Arnhem moest na eene wakkere verdediging insgelijks voor
de vereenigdo magl der beide Vorsten zwichten, die nu aan eduard de sleutels der
Geldersche stroomen lUjn^ Maas, Waal en IJssel ontwrongen hadden. Ook het
slerke slot Rozendaal viel in hunne handen. De Bisschop van unster, adolf van
der Mark, een neef des Graven van Kleef, trachtte insgelijks van zijne zijde de be-
hingen van REINOUD te bevorderen. Doch de Edelen van het aangrenzende kwartier
Zutphen, Λvaren , over hel geheel, de partij der Bronkhorstcn toegedaan, en verhin-
derden hem , door gedurige plunderende en verwoestende togten in zijn stift, den
Hertog met eenigen nadruk te ondersteunen ('2).
Het is leregt opgemerkt, dat reinoud's vrijverklaring van de onvrije bewoners der
Felmm, ofschoon hem een oogenblikkelijk voordeel verschaifende, en hoe heilrijk
ook voor beschaving en afschaihng der lijfeigenschap, evenwel ten slolte niet anders
dan hoogst verderfelijk voor zijne zaak zijn konde en geweest is. .»De leer en het
voorbeeld, daardoor aan den talrijken stand van lijfeigenen gegeven, om zich da
vrijheid toe te kennen, de wapenen op te vatten en hunnen Heeren dienst en schat-
ting te weigerenmoesten schrik en onrust in de Edelen verwekken, wier hoofdza-
(1) PosTANcs, llist. Gclr. Lib. Vil. p. 265. SucHTEjsHOKst, Geld. Geach. B. VII. bl. 140.
Nuhoff, Gedenkw. uit de Geselt, v. GelderL D. II. bi. LIX. LX.
(2) postahus, Jlist. Ge/r. Lib. VII. p. 266. Sliciitewiorst , Geld. Gesch. Β. VII. bl. 140.
NijHorr, Gedenkw. uit de Gesch. t. Gelderl. D. II, bl. LX. LXI. A, de bevïrcerjte, Chron.
ilonojst. in matthaei Afialect. Ί. Y. p. 48.
2G8 ALGEMEENE G Ε S CHI Ε D Ε IS
]354— kelijk Yermogen in den grondeigendom , de daaraan yerbondene regten , en de eigen-
hoorigen bestond. De reeds -vijandig gestemde Heeren werden er slechts te meer door
Yerbitterd; degenen, die tot nog toe wankelden , welke zijde te kiezen, beslissend Yoor
EDUARD gewonnen , en wrevel, misnoegen en wantrouwen onder hen opgewekt, die
zich voor reisoud verklaard hadden (1). De partij van eduard, hierdoor aanmerkelijk
1355 versterkt, verkreeg het overwigt en behield eindelyk de overhand. Althans in de Lente
van het volgende jaar, was zij weder meester van Arnhem en vermoedelijk ook van
andere steden. Daarbij zag zich reinoud in groote schulden gedompeld en moest den
Graaf van Kleeft welke hem, zoowel met geld als volk ondersteund had, voor dit
hulpbetoon de stad Emmei'ik en zijne goederen in do Lijmers te pand laten. On-
getwijfeld heeft deze ongunstige staat van zaken hem tot een vergelijk met zijnen broe-
der aangespoord; en eduard , die niet naar het alleenbewind des hertogdoms haakte ,
maar slechts behoorlijke afgoeding in de erkenning zijner regten op het onafhankelijk
bezit van een deel der vaderlijke erfgoederen, en de nakoming der vroegere verdragen
7 V. vorderde, zal gereedelijk tot eene onderhandeling zijn overgehaald (2). Hoe dit zij , op
^^1355 ^ eluwe ^ denkelijk wel op het slot te Ro ζ endaal, kwamen reinoub , de Graaf van
Kleef nevens de Ridders sweder van Voorst en arewd van Arkel aan de eene zijde ,
en eduard van Gelre, de Graaf van der Mark, frederik , Heer van Meurs en rei-
koud , Heer van Koeverden aan de andere zijde overeen, eenen landraad uit acht leden
zamen te stellen, waartoe van de eene zijde , frederik van de Eeze, gijsbert van
Tuil (Tule) , wouter va7i Doornik en hekdrik de Kok: en van de andere zijde
JAN de Kok, Heer van W eerdenherg ^ οττο van Buren, Heer van Arssen, dirk
van Brienen en dirk van Meurs gekozen werden. Onder plegtigen eede zouden deze
acht mannen beloven, over de zaken van reinoud en eduard van Gelre, van hunne
landen en ingezetenen onpartijdig en naar hun beste vermogen te beraadslagen, en aan
elk , naar landregt en hunne inwendige overtuiging {na oeren vijf sinnen), regt lateu
Avedervaren. Indien zij , bij gebrek van eenstemmigheid, over eene klagte , hun aangebragt,
binnen ééne maand geene uitspraak konden doen, zou de zaak aan drie opperscheids-
lieden , wouter steck, dirk van der Leiten en jan, Heer van ^roeA/iweze/i, worden
opgedragen , welke haar , weder binnen ééne maand, hetzij met eenparige , hetzij met
meerderheid van stemmen , zonder verder beroep zouden beslissen. Reïnoud en eduard
zwoeren even plegtig op de overblijfselen der Heiligen, dat zij zich naar Arnhem be-
geven en die stad niet verlaten zouden, eer deze landraad was ingesteld ] terwijl zij zich
tevens verbonden, zich aan de uitspraken der scheidsmannen te onderwerpen, en zon-
(1) Nijboïf, Gedenkw. uit de Gesch, v. Geldcrl. D. II. bl. LKl.
(2) NuuofF, Gedeukte, uit de Gesch. ν. Gelder/. D. II. bl. LXIL
-ocr page 261-DES VADETx LANDS. 269
der deze vooraf te raadplegen , geen deel van hun gebied Ie verpaodeü, verkoopen 1354—
of Λvegschenken, noch ten nadeele des lands schulden te maken. De Hertogin-We-
duwe KLEOiiORA zou in den lijftogt der Meluwe hersteld, de kleinooden, haar in den
krijg ontvreemd, zouden haar terug gegeven en diegenen in regten vervolgd worden ,
welke deze poogden te verdonkeren. Do elf Raden zouden handhaving van regt en
waarheid den Edelen en sleden, en deze hun vvederkeerig zweren, dat zij hen in
hunne bediening zouden ondersteunen, hetgeen ook reinoud en edüard zelve beloof-
den. Het geschil tusschen de beide Vorsten over do landvoogdij , vroeger aan eduard
opgedragen, zou door do Graven van Kleef en van der Mark, en indien zij het bin-
nen een bepaalden tijd niet eens werden , door de elf Raden beslist worden. Voorts
zou elk in het bezit van leen en eigen goed hersteld, de Hertog van Brahand in den
zoen begrepen, en aan den Graaf van Kleef zyne regtmatige pandverschrijvingen beves-
tigd worden. Roof en brand in openbare veete gepleegd , zoude men van weerszijden
kwijtschelden, maar vredebreuk en geweld naar landregt vervolgen; eindelijk zou het
bestand tot vier jaren na de dagteekening, van kracht zijn (1).
Dit verdrag werd echter nimmer ten uitvoer gebragt, waartoe de spoedige dood van
ELEOKORA aanleiding gaf. Zij overleed te Deventer, waar zij in de laatste jaren dik- 22 v.
wijls haar verblijf had gehouden, en werd aldaar in het Minderbroeder klooster, door
looo
haar gesticht, begraven (2). De wederzijdsche aanspraken op do goederen , welke zij in
vruchtgebruik had bezeten , baarden moeijelijkheden in welke niet voorzien was. Het
Schijnt, dat REINOUD zich dadelijk na haren dood in het bezit Aen Feluwe siclAey terwijl
EDUARD zich de O ver-Bet uw e, waar zij de inkomsten van eenige aanzienlijke hoven
genoten had , toeeigende. Het weder uitbarsten van den broederkrijg werd echter te goeder
ure door de tusschenkomst der sleden , wier handel en welvaart onder deze onlusten
geweldig leden, voorkomen. De Schepenen van Arnhem, wier poorters door den
Graaf van Holland, reiwouds bondgenoot, buitengemeen gekweld werden, vervoeg- 20 ν
den zich op het slot Rozendaal bij eduard, en noodigden hem uit tot eene zamen-^^^rfst-
komst met zijn' broeder in hunne stad, om een vergelijk te treifen (3). Slechts negen
dagen daarna, werd inderdaad te Rozendaal een nieuw verdrag gesloten, waarbij bei- 29 γ
rtouD in het bezit der Feluwe gesteld werd, onder voorwaarde , dat hij Emmerik en Herik-
de goederen in de Lijmers van den Graaf van Kleef, ten behoeve van eduard inlos- ' '
I
ί
(1) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. Π. Ootk. Ν". 65. hl. 71. Verg.
LXII. LXIli.
(2) C/irofi. TieL p. 3G1. .postasüs, Ilisi. Gelr. LÜj. VIL p. 266. Suchteshobst , Geld. Gesch,
B. VH. bl. 140. Oterijsa. Kron. in düudak's AnaUct. T. II. p. 282.
(3) Nijuoff, Gedenkiv, uit de Gcsc/i. r, Gelderh D. II. bl. LXIV. LXV.
-ocr page 262-J354—
1371
270 ALGEMEENΕ GESCHIEDENIS
sen , en dezen laalsten, zoolang dit niet geschied was, jaarlijks vierduizend konings-
scliilden uilkeeren zoude. Eduard werd in de landvoogdij over het geheele hertogdom
Gelre en graafschap Zutphen op dezelfde voorwaarden als vroeger, tot kerstijd dertien-
honderd zestig hersteld, doch zou thans de inkomsten te Lobede, ten bedrage van twaalf
duizend pond, voorheen aan zynen broeder toegewezen, voor zich behouden. Hij moest
daarentegen zich verbinden jaarlijks aan reinouds gemalin, achtduizend schilden te
voldoen. Beide broeders beloofden, hun gebied door verpanding, verkoop noch giftete
vervreemden, en de schulden te voldoen, welke elk van hen tot het voeren van den krijg
gemaakt had. Maria, beider ongehuwde zuster» bleef ten laslo van reinoud. De onverbreke-
lijke nakoming van dit verbond werd wederzijds door eenen plegtigen eed bevestigd (1). De
herstelde goede verstandhouding zal, naar de gewoonte dier dagen, met ridder-feesten ge-
vierd zijn. Men meent althans , dat het steekspel van den Graaf yaw der Mark te Arnhem
kort daarop plaats vond, en reinoud bij die gelegenheid de regten en vrijheden dier stad be-
vestigd en vermeerderd heeft (2). De overige steden FeluwezuWen insgelijks do be-
krachtiging harer handvesten en voorregten van hem verkregen hebben ; van Rattern is dit
ten minste zeker. Zijne zorgen bepaalden zich, in het bijzonder, om de bezittingen
der landzalen voor de inbraken van zee en stroomen te beveiligen. Met de geërfden
van Patten en Νij kerk kwam hij overeen, eenen dijk te leggen over Erkemede,
eeno vruchtbare streek grond , grootendeels weiland , die zich van do Stichtsche gren-
zen oostwaarts langs den oever der Zuiderzee, ruim twee uren gaans, uitstrekte, doch
gedurig aan overstroomingen Λvas. blootgesteld. Dijkgraaf en Heemraden werden aange-
steld , en do wijze van beheer, het onderhoud van dijken en sluizen, de jaarlijkscho
schouwen en dergelijke bepaald, Avaardoor de grond gelegd is tot de indijking van
ongeveer drie duizend bunders land. Even onbekrompen gaf hij aan Zutphen verlof,
om den IJi-sel dwars door het goed Νeder-Reihergen , op den linker of Veluwschen oever
dier rivier gelegen, te leiden, ten einde het plan te ondersteunen, dien stroom, welke
weleer op aanzienlijken afstand westwaarts van de stad vloeide , thans digt langs haar
lieenschuurde en steeds meer en meer oostwaarts aandringende , een gedeelte van haar
bedreigde , eene andere rigling te geven. Het schijnt, dat dit ontwerp onmiddellijk vol-
voerd is, en de IJssel sinds dien tijd zijnen loop behouden heeft, want nog ligt de
Hel})erger waard aan den regter oever dier rivier (3). ι
Reinoud had inmiddels met Bisschop jan van Arkel een verdrag voor twee jaren
(1) Nijiioff, Gedcnkiv. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. Π. Oork. Ν". 68. bl. 79. A'^erg. bl. LXV.
(2) Nuhoff, Gedenkic. uit de Gesch. υ. Gelderl. D. IL bl. LXV. LXVL Oork. N». 69,. 70,
71, bl. 81—84.
(3) NunoFP, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. li. bl. LXVL LXVIL
(5 ν.
AVijn-
maaiicl
1355
(} γ.
Louw-
maand.
1356
28 γ.
Lente-
maand
15 V.
Ooiifst-
maand.
DES VADETx LANDS. 1305
gesloten, Avaaruit blijkt, dat vati beide zijden yijandelijkheden gepleegd waren (l). 1354—
Terwijl hij alzoo met den titel van Hertog, over de FbIuw6 alleen het gezag roerde,
oefende Eduard, als Landyoogd, do volïe oppermagt uit over al de andere deelen tan
Gelre. De binnenlandsche rust was evenwel door de verzoening der beide Vorsten 4 y^
niet hersteld; en Eduard moest zelfs een bestand tusschen do steden Nijmegen en ^j^s™
Arnhem be\verken. Omtrent het einde des jaars schijnen zelfs weder nieuwe on~
cenigheden tusschen de twee broeders ontstaan te zijn, en eduard moet tegen κειίίουο
eene vijandelijke houding aangenomen hebben. Doch wat thans daartoe aanleiding gaf
is onzeker. Het geluk schijnt reinoud niet begunstigd hebben. Immers droeg hij het
bestuur over de Feluxoe aan walraven van Valkenburg, den zoon zijns overle-
ilenen raadsmans, den Heer van Borne, een dapper en getrouw aanhanger, als
Stedehouder [overste meijster ende herichter) op. Walraves zou het gewest be-
schermen , regt uitoefenen en de inkomsten innen; maar daarentegen in de behoeften 24 v.
van de hofhouding des Hertogs voorzien, en hem het noodigo verschail'cn, wanneer
hij door de Feluwe reisde, of, met overleg van den Stedehouder of van twee
zyner Raden, daar buiten eenen togt ondernam (2). Eduard, welke do genegen-
heid des Keizers genoot, trachtte zich meer en meer in zijn gezag te handhaven , en
in het bijzonder de Edelen in Opper--Gelder land of het Overktoartier, door gunst-
bewijzen aan zich te verpligton. Boven allen stond jan van Meurs, een vermogend
en dapper Ridder van beproefdo trouw, bij hem in aanzien. Hij verpandde dien ,
voor uegentienduizeud gouden schilden, den burg te Gelre met al de aanhoorigheden,
benevens de daaraan verbonden bediening van Drost ^ Ambtman en Regter (3). 8v.
- Om de strijdende partijen te bevredigen, tereenigden zich op nieuw de vier hoofdste-
den, Nijmegen^ Roermond, Zutphen an Arnhem. Zij bragten den beiden Vorsten den
noodlottigen toestand des lands onder het oog, drongen aan op onderlingen vrede, en
overreedden hen ten laatste , liunne geschillen aan de beslissing van tien scheidsheden ,
twee uit den adel, jan van Meurs en arend van Arkel, en twee uit do schepenen
van elke der genoemde steden, te onderwerpen. De hoofdinhoud van de uitspraak de- Sr.
lüï mannen komt hierop neder, dat zij »eenen landraad , uit we<lerz-i]dsche aanhangers
τ 1358*
____s
I '
(1) Nuhoff, Gedenktv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. , üork. No. 76. hl. 86. Verg. 1)1,
LXVII—LXX.
(2) Nijooff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. Oork. No. 81. W. 93. Verg. bl.
LXX. LXXI.
(3) Nuhoff, Gedenktv. uit de Gesch. ν. Gelderl, D.II. OorA. No. 82. bi, iXJ.: Verg. W,
LXXII,
272 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354-
1371
gekozen, zouden aanstellen, wien reinoud en eduard hun zegel overgeven en bui-
ten wiens voorkennis, zij noch oorlog voeren, noch eenige daad van gezag zouden
uitoefenen. Op die voorwaarde zou eduaud de landvoogdij, vooreerst tot den vroeger
bepaalden lijd, en reinoud do /^e^wioe behouden. Onder meer andere punten, werd
ook bepaald, dat allen, op verbeurte hunner goederen, zich van vijandelijkheden ont-
houden en gevangenen , wegens gewelddadigheid of vredebreuk , ter beschikking der
scheidsheden zouden gesteld worden," Hierop werden lot leden van den landraad ge-
kozen willem van Bronkhoi'st, swedeb. van Voorst, dirk van Lienden , willeïï
van Broekhuizen^ arend van Herlar, dirk van Keppel, jan van der Straten, en
dirk, Graaf van Meurs, welke na do overigen genoemd wordt, omdat hem de rid-
derlijke waardigheid nog ontbrak. Beze Raden beloofden met eenen plegtigen eed en
bekrachtigden dien met hun zegel, dat zij 's lands welzijn behartigen en de bepalingen
der scheidslieden handhaven zouden (1).
De treurige staat waarin de negenjarige burgerkrijg , van welks woede geplunderde
sleden, afgebrande dorpen en verwoeste velden, wijd en zijd getuigden, niet slechts
Gelre, maar ook het aangrenzende Kleef gebragt had , de steeds woelzieke geest der
Edelen, en de belangen des handelaars en landmans , noopten Hertog reikoud , zyn
broeder, eduard van Gelre, en jan. Graaf van Kleef, in den aanvang des volgenden
jaars lot het sluiten van een landvrede. Zij, nevens hunne Edelen, dienstmannen,
ridders, knapen en sleden verpligtlen zich daarbij , voor den tijd van vijf jaren , » lot
onderlinge bescherming en ondersteuning zoo wel legen buitenlandsche aanvallen, als
inwendige geweldenarijen, tot het verleenen van wederkeerige veiligheid en vrygeleide
aan elkanders onderdanen, en tot het handhaven van regt en geregtigheid. De ge-
schillen , welke onder de verbondenen mogten ontslaan, zouden aan de beslissing van
scheidsregters, gezworen raadslieden , door de drie Vorsten te kiezen, worden overge-^
laten, die maandelijks, beurtelings te Arnhem, te Goch, en te Kleef zouden zamen-
komen. Pieinoud vati Schonauwen, Heer van Schonevorst, een der schranderste en
meest beradene mannen van zijnen lijd, zou als opperscheidsrigter handelen, hoewel hij
builen den kring van het verbond gegoed was, en geenen der drie Vorsten voor zijnen
Landsheer erkende. De overige punten des verbonds bevatten maatregelen en bepalin-
gen, om het voorgestelde doel met dezen landvrede te bereiken, welke zoo laug zou
stand houden, als eduard de landvoogdij bekleedde of van zijnen broeder daarvoor
geene afgoeding ontvangen had (2)." Deze landvoogdij was, wel is waar, slechts
21 v.
Zomer-
maand.
1358
19 v.
llooim.
1359
25 v.
Louw-
maand.
(1) Nuiioff, Gedenkio. uit de Gesch. ν: Gelder!. D. II. bl. LXXIi—LXXIV, cn de aldaai
uauijcluialde Oorlc.
(2) Nuiioff, Gedeukte, nit da Gesch. r, Gelderl. Ü. II. Oork. N". 89. hl. 109—13G.
-ocr page 265-DES VADETx LANDS. 273
iot Iiet einde des jaars derlien bonderd zestig bepaald; doch bij het verdrag Tan deu 1354—
een en twinligsten van Zomermaand derlien honderd acht en vijftig, kon dat tijdperk
door den landraad verlengd ■worden. liet blijkt, dat dit ligchaam daaromtrent, lot
dus ver, geen besluit genomen had; het was dus onzeker, of het tijdstip, waarop
EDUAKD de voogdij nederJeggen en van zijnen broeder, bij een verdrag van scheiding,
behoorlijke afgoeding ontvangen moest, binnen de vijfjaren zou gekomen z^n , welke,
in den aanvang van het tegenwoordig verbond , als do duur van den landvrede waren
bepaald geworden. Het is duidelijk genoeg, dat, hetzij die lijd van afgoeding en do
daarmede in verband slaande nederlegging der landvoogdij, vroeger of later mögt ko-
men , zulks liglelijk tot vernieuwing der twisten aanleiding kon geven; en het zal uit
dien hoofde geweest zijn, dat de verbondenen, en eduaud in het bijzonder, hel
raadzaam oordeelden, om de bepalingen van dezen landvrede voornamelijk op dat
tijdsgewricht, zoo hoogslgevaarlijk voor de gemeene rust en welvaart, toepasselijk tg ·
maken (1).
i)en hersleldcn bimienlandschen vrede wijdde reinoub aan de verbetering van den toestand
der ingezetenen van de Veliiwe. Niet minder waakte eduard voor de belangen zijner
onderdanen. Hij sloot met Hertog albrecut van Beijcren ^ Ruwaard yixw Holland 20 v.
verdrag hetwelk de veiligheid en het vrije verkeer der wederzijdsche .volken be-
doelde (2). Dewijl walraven van P^alkenhnrg ^ de vertrouwde vriend van reiäouo ,
en jak de Kok, Heer van Weerdenberg, een vurig aanhanger van eduard, daarbij
lienoemd werden, om nevens de Heeren van IJsselstein en Brederode, de weU.igheid
der aanspraken, welke Geldersche Edelen ten laste des Ruwaards mogten maken , te
beoordeelen, besluit men, dat de goede verslandhouding lusschen de beido broeders
toen nog plaats greep (3). Het was ook welligl omstreeks dezen tjjd, dal zij geza-
menlijk Koning eduard III in den krijg tegen Frankrijk ^ met een wel uitgerust
vaartuig ondersteunden (4). Het blijkt echter, ofschoon stellige bewijzen ontbreken ,
dat zeer kort na het sluiten van het verdrag met den Ruwaard van Holland, de bin-
nenlandsche Jirijg met vernieuwde woede is losgebroken, en reijSOUds aanhang geze-
gevierd heeft, dewijl, ruim eene maand later, eduard den Heer van Meurs, wieu
hij vroeger den burg te Gelre had verpand, zijnen dank betuigt, voor de liefde 20 v.
en trou\v hem bewezen, door hem aldaar eene schuilplaats en onderhoud te verlee- ^'oeun.
(1) Nijhofp, Gedenktc. uit de Gesch. r. Gelderl. D. II. bl, LXXVI. Verg. hl. 133 (5)^
(2) v. MIERIS, Charterh. v. Holl. D, III. bl. 86.
(3) KiJHOfF, Gedcnkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. LXXVIII. .7 / :
(4) PosTARcs, Hist. Gelr. lAh. VH. p. 273i Λ ? ^iisv» r ^ ' , '
II deel. 2 stuk. 34
1354-
1371
-nen (1), Hij sloot vervolgens een naauwer wederzijdsch hulpverbond met Hertog al-
BKEGHT, welke de Bronkhorsten begunstigde , die in de Stichtsche oorlogen, de zijde
der Hoekschen gesterkt hadden, tegen reinoud en diens aanhang (2). Door den invloed
des Heeren van Arkel, die zoo wel in het oorlogsveld als in de raadzaal, reinoud
getrouw had ondersteund en thans bij albreght in groot aanzien stond, werd dit
verbond , hetwelk trouwens, naar het schijnt, eduard Aveinig wezenlijk voordeel heeft
aangebragt, geheel vernietigd en een ander verdrag van onderlinge bescherming en
verdediging tusschen den Ruwaard aan de eene , en reinoud nevens den Graaf van
Kleef aan de andere zijde , in het bijzonder tegen eduard van Gelre en zijne aanhan-
gers, bewerkt (3).
Ongetwijfeld heeft de moeijelijke toestand in welken die Vorst hierdoor gebragt werd,
nadeelig gewerkt op de voorwaarden, Avelke hy bij het nederleggen der landvoogdij ,
waarvan de tijd nu genaderd was, voor zich bedingen konde. Men meent dan ook,
(kt hy zich , voor alle afgoeding , met de heerlijkheid Montfoort, in Opf er-Gelder^
land aan den regter oever van de Maas gelegen , een erfgoed van het hertogelijk ge-
slacht van Gelre, moest vergenoegen. Reinoüd , gelijk zijne daden bewijzen, ge-
droeg zich weder als Landsvorst, en voerde zelf het beheer over de hertogelijke do-
meinen (4). Weldra echter ontstonden nieuwe woelingen, en eene magtige partij
begeerde in zijne plaats, eduard tot Hertog, waarvan zoo wel zijne mindere bekwaam-
heid , indien niet geheelo ongeschiktheid om te regeren, als de heerschzucht zijns
meer schranderen en werkzamen broeders, die in zijn zevenjarig bestuur het vertrou-
wen des volks en vele vermogende aanhangers zal verworven hebben, de naaste oor-<
zaken zullen geweest zijn. Nijmegen en Tiet waren, naar het schijnt, even als bij
het begin der verdeeldheden, de eerste steden, welke reinoud de gehoorzaamheid
opzegden en eduard tot Hertog uitriepen. Reikoüd sloeg wel terstond het beleg voor
Tiel, doch konde niet beletten, dat ziju broeder, welke te Nijmegen eenige ben-
den had bijeengebragt, zich in die stad wierp, en hem van daaruit met ontrolde ba-
nieren en trompetgeschal te gemoet trekkende, tot den slag uitdaagde. Deze werd
in eene voor reinoud ongunstige stelling, op den waard tusschen de aal en den
dijk, sedert deswege de Strij-waard geheeten, geleverd. Eduard behaalde met ge-
1361
2ó v.
üiyeim.
(1) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. Oork. No. 94. bi. 141. Verg. bl.
LXXVllI.
(2) v. ïiieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 105. Verg. kijhoff, t. a. p. bl. LXXIX.
. (3) Nijhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ό. Π. Oork. No. 100. bl. 150. Verg. bl.
LXXIX, LXXX.
(4) NunofF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Π. bl. LXXXI.
274
16 V.
Oogst-
maand.
1359
21 v.
Jlerfst-
niaand.
1360
DES VADERLANDS. 275
ring verlies aan zijne zijde,' eene Tolkomene ονβΐΛΥΪηηίη§. Keinoud zelf >vas met de 1S54—
Ridders arend van Arkel ^ dirk van Lienden, gerard van den Rijn en frederiic
van de Eese of van Hekeren, in zijne handen gevallen; en onder de gesneuvelden
lelde men frederik van Ulfe, Erfmaarschalk van Gelre, nevens vele andere Ridders
en knapen (1). Het lot van reinoud was door deze nederlaag beslist. De magt zijner
partij was ongetwijfeld te zeer geknot, om dadelijk iets te zijnen behoeve te onderne-
men. Eduard eisclite nu niet alleen van hem afstand van het landsvorstelijk gezag,
maar ook van den titel en de waardigheid van Hertog. Hij bewilligde in beide en het blijkt
niet, dat hij hierbij eenige voorwaarden voor zich zeiven bedongen heeft. Di'ie dagen
na den slag, werd hij van stad tot stad rondgevoerd, om de ingezetenen van elke in
het bijzonder, van de hulde , dienst en gehoorzaamheid , hem verschuldigd, ten be-
hoeve zijns broeders te ontslaan, wien hij het hertogdom Gelre en het graafschap
Zutphen had afgestaan, en hen te bevelen, dien als wettig'Landsvorst te erkennen»
Eduard verzelde hem op dien togt, om telkens in de onderscheidene steden de hulde
te ontvangen en wederkeerig de handhaving harer regten en vrijheden te bezweren (2).
Reinoud werd nu op het slot Ro ζ endaal, en drie jaren later, op het huis te IS ij en-
heek , niet verre van het dorp F'oorst, tusschen Deventer en Zatphen, in bewaring
gesteld. Men verhaalt, dat hy door werkeloosheid , gebrek aan beweging, en over-
dadig gebruik van spijs en drank, zoo zwaarlijvig'werd, dat hij in omvang bijna twee
gewone menschen evenaarde , en zijn bewaarvertrek slot noch grendel behoefde , de-
wijl door den ingang een bediende van gewone gestalte wel tot hem komen, maar hij
zelf niet ontsnappen konde (3).
Hoewel eduard door de meeste en voornaamste sleden was gehuldigd, en zelfs
eenige aanzienlijke Edelen, die vroeger aan reinoud ijverig verknocht waren, t zich
met hem verzoenden, bleven echter andere Edelen, en ook enkele steden, steeds 1302
Aveigeren , hem als Landsvorst te erkennen. Doch de slolen dezer wederspannigo Heeren
werden vermeesterd, nedergeworpen en hunne bezitters gebannen, die nu, nevens
andere tegenkanters van zijn gezag, in de naburige gewesten, bijzonder bij den Graaf
van Kleef en den Ruwaard van Holland, eene schuilplaats vonden , en al hunnen
(1) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXL c. 7. p. 289. Chron. Tiel. p. 369. Magn.Chron.
Belg. p. 338. Pontamis, liisi. Gelr. Lib. VU. p. 275.
(2) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ώ.ΙΙ. bl. LXXXIII—LXXXVII en de aldaar
aangehaalde oorkonden. , . . ' . ν; ,
(3) PoNTAKüs, Eist. Gelr. Lib. VII. ρ. 275. SuciiTEifflORST, Geld. Gesch. B. VII. Li. 142.
NunoFF, Gcdenktc. uii de Gesch. v. Gelderl. D. II. bl. LXXXIII.
34 *
-ocr page 268-276 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354-
1371
invloed in liet werk stelden, om reinouds aanhang levendig te houden (1). Dit had die
vredehreuk tusschen Gehe en Holland Xen gevolge , welke door de belofte eener aanstaande
echlverbindtenis van eduard met albrechts dochter geheeld werd (2). Eduard hier-
door de handen meer ruim gekregen hebljende , ondersteunde den Bisschop van üt~
recht in den krijg met sweder van Foorst, welke uit het huis te Keppel, ook
legen zijne onderdanen gedurig vijandelijkheden pleegde (3). Hoewel verslagen en
vernederd, bleef van voorst echter tot aan zijn dood'in onmin met beiden ; doch toen
verzoenden zich zijne kinderen met hen, en roderik, de oudste zoon, verbond zich
onder anderen, om hij het niet nakomen der verpligtingen jegens eduard , te Nïjine-
gen , Goch of Roermond in gijzeling te blijven, tot dat daaraan voldaan zoude zijn (4).
Do voornaamste steun »der misnoegden of Reinoudsgezinden was nu de Graaf van
Kleef, welke zich openlijk tot hunnen beschermheer verklaarde en het gebied van
eduard, die hem het huwelijksgoed zijner gemalin, eene dochter van reinoud Π,
onthield , door slrooptogten en vijandelijke invallen teisterde. Er Averd wel eene over-
eenkomst getroffen, waarbij zij hunne geschillen aan de uitspraak van vier Hidders on-
ilerwierpen, doch dit bleef evenzeer zonder gevolg als do wapenstilstand van zeven
weken , ongeveer drie maanden later gesloten (5). De krijg werd sedert voortgezet;
en de Graaf van Kleef, weinig kiesch in de middelen , wanneer hij ziju doel konde
treiï'eu, trachtte door verraad en list datgeen te bereiken , wat hij zich met het zwaard
niet verschaffen koude. Door geld en beloften overreedde hij οττο , Heer van Loenen
in do JS edei'-Betuwe ^ en Hendrik uoot , 's Hertogs geheimschrijver, om in don nacht
vóór het Paaschfeest, Nijmegen en den burg waar zich eduard bevond, aan vier
hoeken in brand te steken, en te midden van den algemeenen schrik en verwarring,
hem, die oudertusschen in stilte ^zou genaderd zyn, stad en Vorst over te leve-
ren. Een vreesselijk onweder en geweldige stortregens echter beletten den Graai
den logt te volvoeren en verijdelden den geheelen aanslag. Een brief der verraders,
in welken zij zich over zyne nalatigheid beklaagden en hem tot spoed aanmaanden,
werd in de Buffel door jan van Berchem, Erfmaarschalk des hertogdoms, onderschept
en het geheim aan eduard geopenbaard. Terstond werden de verraders gevat; οττο
13(54
(1) Nijiiopf, Gcdenkw. uit de Gcsch. v. GelderL D. II. bl. LXXXVIII—XC.
(2) Zie hiervoor, bl. 254.
(3) Zie lucrvoor, bl. 260.
(4) Nijuoff, Gedenkio. uit de Gesch. t\ Gelderl. D. II. LI. XGIII.
(5) v. mieris,. ChaHorb. v. Hall. D. III. bl. 142. Nijuoff, Gedenhv, uit de Gesch. v. GelderL
Oork. No. 126. bl. 181. Vor{i. bl. XCIV.
21 V.
Louw-
maand
1303
16 V.
Lenle-
maand.
4 V.
Zouicr-
jnaaiid.
BES VADERLANDS. 277
1354—
1371
werd het hoofd Yoor de voeten gelegd, en hewdrik. , de schrijver van den brief, ge-
vierendeeld (1). Spoedig kwam evenwel een vredesverdrag tot stand, waarbij de Graaf
van Kleef ^ eduard voor Hertog erkende, die zich van zijne zijde verpligtte, den Graaf
te bevredigen, zoowel met betrekking lot den bruidschat zijner gemalin, als lot zyne
pandverschrijving op Emmerik en de Lijmers ^ de vereffening der verdere geschillen
werd aan zes scheidslieden, drie van elke zijde Ie kiezen, opgedragen; terwijl zij te-
vens , voorloopig voor den lijd van twee jaren, elkander wederzijdsche bescherming en
ondersteuning beloofden (2). Van nu afbleef, naar het schijnt, de goede verstand-
houding lusschen de beide Vorsten ongeschonden, ofschoon men verhaalt, dat de han-
gende verschillen eerst bij het einde van den lijd des verdrags, en nadat de Graaf van
Kleeft Hertog eduarp legende aanslagen eens sluipmoordenaars had gewaarschuwd,
geheel en lot wederzijdsch genoegen zijn uit den weg geruimd geΛ\Όrdcn (3).
Inmiddels Avas eduard in onmin met Brahand geraakt. Steeds Avorstelende met
geldgebrek , had hij een gedeelte van het land van Heinshergen, Zuidwaarts aan de
Geldersche heerlijkheid Montfoort palende , aan jan van Meurs verpand , van wien
Herlog wekceslaus van Brahand het pandbezit had overgenomen, dewijl deze streek
niet alleen aan zijn gebied op den regier oever van do Maas vaste grenzen verzekerde,
maar hem ook tevens do gelegenheid verschafte, zich nog verder naar die zijde uit te
breiden, en zelfs tot in het hart van Gelre en Gulik door te dringen. Eduard, hier-
voor beducht, bood dezen magiigen nabuur , den zwager van reikoud , zijn bondgenoot-
schap aan , indien hy hem de lossing van het bewuste goed vergunde , hetgeen door Λν^ΕΝΟΕδ-
laus op eene honende wijze van de hand gewezen werd. Uit wraak onthield eduar» aan
de gemalin van reikoud, maria van Brahand^ welke zich nu eens te Twm/iOMi , dan Ie
Brussel ophield , do inkomsten die haar uit Gelre of hare daaraan grenzende goede-
ren toekwamen. Niet vruchteloos beklaagde zij zich bij hare zuster, de Hertogin van
Brahand, over eduard , tegen wien dan ook weldra wesceslaus hel slagzwaard
aangordde (4).
Met eene sterke krijgsmagt, te ^ s Hertogenhosch vereenigd, rukte, op zijn bevel,·
LEO van Boechout in den en maakte , door behulp van Gooswun ra?»
(1) PosTAKüs, Jiisi. Gelr. Lib. Yll. p. 279. v. sucutehbotst , Geld. Gcsch. B. VII. bl, 143,
144. Nijhoff, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. XCIV. XCV.
(2) NunoPF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl D. II. Oork. No. 134—136. bi. 193—197.
Verjr. bl. XCV.
22 v.
Grasni.
1364
29 v.
Oogst-
maand.
(3) PoNTANi-s, Hist. Gelr. Lib. VII. p. 282.' v. sucbtewiokst , Geld. Gesch. U. VH. bl. 145.
WiJHOFF, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ώ. II. bl. XCV.
(4) Froiss.mit, T. III. feuillet 53. Nuhoff, Gedenktc. uit de Gesch. v. Gelderl. D. II. bl. XCVIII, XCIX.
-ocr page 270-278 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354-
1371
F^mnk , een ingezetene dier streek , zich van Zalt-Bommel meester. Spoedig bragt
EDUAKD zijne strijdkrachten bijeen , onder welke zich zelfs Deventersche burgers bevon-
den , en heroverde Bommel na eene belegering van twintig dagen. Vele Brabanders
en voorstanders der van Hekerens werden onthoofd; doch van varik. redde zich in
den nacht door de vlugt (1). De Brabanders, van dit vaste punt beroofd, trokken
weldra terug, en nu besloot eduard hen in hun eigen land aan te tasten. Te dien
einde verzuimde hij niet door het verleenen van nieuwe voorregten en vrijheden, zich
van do hulp en trouw der steden te verzekeren , eenige aanzienlyke naburige Heeren
door gunstbewijzen en giften voor zijne belangen te winnen, en tot beveiliging der
grenzen, met de Friezen en den Bisschop van Luik een verbond te sluiten. In-
middels verontrustten de Gelderschen door gedurige strooptogten , het gebied des Hertogs
van Brahand. Onder beleid des Heeren van Kuilenburg, werd een togt naar Gen-
nep ondernomen, met het waarschijnlijke doel, de stad Grave nevens den.Heer van
Kuik, een bondgenoot van Brahand^ te bestoken. Aan de andere zijde, viel jatt
van Mierlar onverwachts in de Meijerij van den Bosch, verbi-andde eenige dor-
pen en keerde met rijken buit en een groot aantal gevangenen terug. Wenceslaus
trok nu wel met een talrijk heir in het begin van dertien honderd acht en zestig,
over de Maas, om de Gelderschen te tuchtigen, maar eduard bood hem moedig het
hoofd en noodzaakte ook thans den vijand tot den aftogt. Er werd nu een wapen-
stilstand , en kort daarna, door tusschenkomst van Hertog albreght van Beijeren, een
vrede gesloten, van welken de wederzijdsche kwijtschelding der nadeelen, elkander in
den openbaren krijg toegebragt, de bepaling van het losgeld der gevangenen, de
boete JAw van Mierlar wegens zijnen vijandelijken aanval opgelegd, en de regeling
tot vereffening der overige geschilpunten dên hoofdinhoud uitmaakten (2).
Eduard alzoo eindelijk door het moedig handhaven zijns gezags tegen buitenlandsch
geweld en binnenlandschen wederstand, tot het gerust bezit van den staat gekomen,
meende nu ongetwijfeld, door de voltrekking van het vroeger bepaalde huwelijk met
katiiarina , Hertog albreguts dochter , de vestiging zijns gebieds te voltooijen. Hoewel
de jeugdige jaren van de Verloofde , de echtelijke zamenwoning niet gedoogden, welke
evenwel volstrekt vereischt werd, om de burgerlijke gevolgen des huwelijks niet krach-
teloos te maken, leverde dit echter geen bezwaar op tegen de volvoering zijns plans,
23 y.
Sprok-
kelm.
1366
29 V.
Herfst-
maand.
1368
19 V.
Wiju-
maand.
(1) Froissart, T. m, feuillet 53. Chron. Tiel. p. 376. Pontanus, HisL Ge/r. Zfi. Vil. p.279.
v. slicntennorst, Gelders. Gesch. Β. VII. bl. 143. Dühbar , Kerk. en JFereltl. Deventer, D. I.
bl. 538. Nijhoff, Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. XCIX. C.
(2) Nijhoff, Gedenkw. mi de Gesch. τ, Gelderl. D. II. bl. C—CII, en de aldaar aangehaalde
oorkonden.
iilt"fÏ(firiiin-f.'i'ii
-ocr page 271-DES VADETx LANDS. 279
dewijl het gewoonteregt, ten behoeve van dergelijke echtvereenigingen uit enkel 1354—
staatkunde aangegaan, ook de kortstondigste zamenkomst van het verloofde paar op
dezelfde sponde , als de volledige voltrekking des huwelijks deed gelden (1). Op deze
wijze vereenigde zich eduard met Katharina en onder belofte, haar twee jaren
daarna, wanneer zij haar twaalfde jaar bereikt had, als zijne wettige gemalin tot zich
te nemen. Onder meer andere punten, werden bij de huwelijksvoorwaarden aan ka-
thariiia de inkomsten der Velawe als weduwengoed toegekend, doch wanneer eduard
vóór haar twaalfde levensjaar overleed, zou zij slechts eene jaarlijksche rente van vier-
duizend motloenen uit die inkomsten genieten. Daarentegen verzekerde Hertog al-
BRECUT aan zijne dochter zestig duizend motloenen, elk van zes en twintig grooten
Hollandsch , tot bruidschat, die echter, zoo zij kinderloos vóór eduard, of deze Iaat- 1 τ.
ste , hetzij al of geene kinderen nalatende, vóór haar overleed, tot hem zouden te-
rugkeeren. Deze voorwaarden werden aan weêrzijden door een groot aantal Ridders,
knapen en steden bezegeld. De lijftogt der J^eluwe werd daarenboven aan Katha-
rina door de Ridders en sleden van dat gewest, bij eenen afzonderlijken bezegelden
brief, gewaarborgd (2), Of die brief ook door reinoud III en den Bisschop van Ut-
recht ^ als leenheer der Feluwe, bekrachtigd is geworden, gelijk eduard later be-
loofde, is onbekend (3).
Hel kinderloos overlijden des Graven van Kleef ^ wikkelde den Hertog van Gelre
eerlang in builenlandsche geschillen. Adolf van der Mark, οττο van Arhel en
DIRK van Hoorne, Heer van Perweis, allen meer of minder aan den' overleden Graaf
vermaagschapt, dongen naar de opvolging. Eduard ondersteunde de beide laatsten,
die gewapenderhand hunne regten tegen adolf , wien de ingezetenen van Kleef tol
Graaf gehuldigd hadden , poogdjen te handhaven; maar toen zij genoodzaakt waren te
zwichten en zich met eene som gelds lieten bevredigen , erkende ook hij adolf voor
Graaf van Kleeft eri men sloot eene overeenkomst, waarbij de stad Emmerik en de
Lijmers , aan Kleef verpand , onmiddellijk na den dood der Gravin-weduwe , machteld
(1) Nijuoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl D. II. bl. CHI.
(2) Nijiioff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. Oork. No. 161, 162. bl. 231—240.
Verg. bl. CIV. PoKTAKüs, Hist, Gelr. Lib. VII. p. 285. v. mieris, Charterb. υ. Holl. D. III.
bl. 235 , en sLicniENnoRST , Gelders. Gesch. Β. VII. bl. 146. Zie over de waardij der mottoenen,
NUnoPF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. CII (3). bl. 198 (4), cn Verg. hier-
m
yoor bl. 257 (4). De waarde der Urabandsche gouden mottoen zou echter, yolgens oaM^üiBaE,
(wee Holl, ducalen bedragen hebben.
(3) v. mibris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 239. Verg. rijhoff, t. a. p. bl. CiV.
-ocr page 272-280 ALGEaiEENE GESGHIEDENIS
1354-
1371
van Gclre, eene halve zusier van eduard , aan het hertogdom Gelre; de stad Huis-
sen met haar toebehooren daarentegen, doch eers bij ontstentenis van mannelijk oir
in het geslacht van eduaud , dadelijk aan Kleef vervallen zoude (1). Der Gravin-
weduwe werd twee dagen later, het levenslange vruchtgebruik van iTuwen, jEJm/ner«^
en de Lijmers verzekerd (2).
De onmin tusschen Gelre en Kleef duurde evenwel voort, en barstte in oj)enbare
vjiandelijkbeden uit, nadat eduard van zijne zuster machteld de stad Emmerik had
ingelost, welke, naar men vermoedt, in handen, des Graven van Kleef gevallen was,
of op wier bezit hg vlamde (3). De wederzijdsche grensgewesten in het byzonder,
werden de piooi van roof en verwoesting; het huis te Spaldorp geraakte in de magt
des Graven van Kleef ^ die ook Zevenaar en de Lijmers bedreigde, en aan wiens
zijde, over het geheel, het voordeel schijnt geweest te zijn. Eindelijk bewerkte Hertog
albreght van Beljeren een bestand tusschen de strijdende Vorsten, over wier byzon-
dere geschillen hij binnen drie maanden nader uitspraak doen zoude (4).
Eduard begaf zich inmiddels naar Holland, om zijn huwelijk met de jeugdige Ka-
tharina van Beijeren geheel te voltrekken. De krijg imschcn Gulik co. BrahandwooA-
zaaktc hem evenwel dit voornemen te staken en den Hertog van Gulih , zijn bondgenoot en
sciioonbroeder, in het dreigend gevaar, onmiddellijk ter hulp te snellen. Juist op den oogen-
blik, dat de Guhkers in den slag bij Baesweiler zwichtten, stormde hij onverwachts op de ze-
gevierende Brabanders aan, die, in verwarring gebragt, geheel verslagen werden. Doch
den roem der overwinning, door hem verworven , betaalde hij met zijn leven. Eenigen
verhalen , dat hij in de hitte des gevechts sneuvelde ; anderen , dat hij , vermoeid en
afgemat, na den» strijd zijn helm geopend hebbende, om frissche lucht te scheppen,
verraderlijk door herman bier van Hees, een zijner gunstelingen, met wiens buiten-
gemeen schoone vrouw hij eenen misdadigen omgang hield, in het ontbloote voor-
hoofd , uit de verte doodelijk gewond werd en twee dagen later overleed. Van hees ,
aan TiEinouds belangen verknocht, zou slechts geveinsd de zaak van eduard omhelsd, en
nu van de gunstige gelegenheid gebruik gemaakt hebben, om zijnen lang verkrop-
22 v.
maand.
(1) NiJiiorr, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Π. Oork. No. 164. 1)1, 240. Verg. LI.
CV. CVI. Pontanus , üist. Gelr. Lib. VÏl. p. 286 , 287. SixcuTEsnoRsx, Geld. Gesch. Β. Vli,
hl 146. ,
(2) Nijhoff , Gedenhw, iiii de Gesch. ν. Gelderl. D. II. Oork. No. 165. bl. 245.
(3) NnuoFF, Gedenhtc. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. Oork. No. 172. bl.254. Verg. bl. CVI.
(4) NunoFF, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl. JJ. II. Oork. No. 180. bl. 274. Verg. bl.
CVI. CVII. ' '■· -j ·ί
25 v.
Sla[jtra.
136'8
19 V.
Grasm.
1370
^ 21 V.
Zomer-
inaarid
1371
DES VADETx LANDS. 281
ten spijt Ie ontlasten , en in den schender zijner bijzondere regten tevens het hoofd
lo71
zijner tegenpartij te vellen." (1).
Hertog EDUARD, welke den ouderdom van ruim vijf en dertig jaren bereikt had,
werd in de kloosterkerk te ^sGravendaal of Nieuio-Kloosier ^ de grafplaats van het
vorstelijk huis van Gelre, bijgezet. Geheel het tegenbeeld van zijnen meer tragen en
schroomvalligen broeder, voortvarend en werkzaam, geene hinderpalen vreezende om
zyn doel, hoe verwijderd ook, te bereiken, en schrander genoeg om zich van de
omstandigheden te bedienen , welke hem daartoe konden geleiden, liad hij het alleen-
bewind verworven en dit zelfs minder beperkt dan zijn vader REiriOUD II, tien jaren
uitgeoefend. Hij heeft dc binnenlandsche rust hersteld, den naburigen Vorsten achting
voor zich ingeboezemd, en te midden van gedurige oorlogen en staatkundige verwik-
kelingen , den inwendigen toestand des Lands door onderscheidene nuttige bepalingen
verbeterd, dc vrijheden en regten der steden bekrachtigd en vermeerderd, en in hel
bijzonder door de verbetering van het muntwezen, hel handelsverkeer bevorderd (2).
Zijn dood voerde reinoud III uit cene meer dan tienjarige gevangenschap op den
hertogclijken zetel terug (3). Weinig dagen na den Baesweiler veldslag, werd die
Vorst door Edelen en steden, naar het schijnt, eenparig voor Landsheer erkend.
Trouwens, hij alleen kon tot dc opvolging geregligd zijn , dewijl eduard geene kin-
deren , zelfs geene gemalin, in de eigenlijke beteekenis van het woord, bad ach-
lorgelaten. Hem werd echter een vaste Raad van regering toegevoegd , met welken
over de aangelegenheden van den staat beraadslaagde. Door de aanzienlijksto
leden van dien Raad verzeld, trok reisoud door do verschillende steden zijns gc'
bieds en ontving op nieuw de hulde der inwoners, wier voorregten en vrijheden
liij bevestigde, hun tevens vergilfenis schenkende voor hetgeen zij legen hem
mogten misdreven hebben, en schadeloosstelling toezeggende wegens mogelijke
schuldvorderingen ten laste zijns vaders, broeders en van hcmzelven. Daarenboven ilei'f»^-
beloofde hij, in zaken van wissel en munt niets buiten den raad der vier lioofd- 1371
sleden te ondernemen , en bekrachtigde alzoo de bepalingen zijns broeders be-
(1) Chron. Tieh p. 382. J. α leïdis, Chron. Belg. Lib. XXXL c. 21. p. 294. Hlagn. Chron.
Belg. p. 337. PosTANUs, Hist. Gelr. lAh. Vil. p. 290—294. SucniEjinoRsT, Geld, GescL
11 VII. 1)1. 148. NunorF, Gedcnhw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. II. bl. CXIII, CXIV, CXV.
(2) Verrr. MjuorF, Gedenkw. uit de Gesch. τ. Gelderl. D. Π. bl. XLVII, C, CVIII, CIX, en
ile aldaar aangehaalde Oork.. Zieüiiorvoor, bl. 221.
(3) Chron. Tiel. p. 383. J. α ietdis; ^Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 21, p. 295.
II. deel. 2 stuk. 35
-ocr page 274-282 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354-
1371
'Irekkelijk liet miinhvezeii, welke met den handel en de welvaart der sleden zoo
naauw verbonden waren (1).
Niet lang echter smaakte reinoud liet genot der Iierkregene vrijheid en der heer-
schappij. Door het zittend , werkeloos leven in den kerker was zijne gezondheid ge-
knakt , en zijn ligchaam tot eene buitensporige dikte aangegroeid. Hij bezweek in het
negen en dertigste jaar zijns levens; en geen wettig mannelijk oir nalatende , eindigde
met hem liet eerste stamhuis der Vorsten van Gclre ^ weshalve zijn schild en helm ,
naar ridderlijk gebruik , nevens hem naast eduard begraven werden (2).
Fkiesland. groningeiy, Do twislen en moeijelijkheden in welke deze broeders
steeds gewikkeld geweest waren, hadden hunne oogen van Friesland geheel afge-
wend. Dit gew^est moest daarentegen de Avraak des Bisschops van Utrecht duchten ,
sinds de ingezetenen van Isselham van hem waren afgevallen en zich met de Stelling-
en Schoterwerver Friezen verbonden hadden (3). Om dien tijd waren insgelijks ern-
stige geschillen tusschen den Deken van Fernsum en het Oldamht gerezen. Te
vergeefs trachtte do Bisschop van Munster, onder wiens kerkelijk gebied deze land-
streek behoorde, den hooggeklommen twist bij te leggen. Zijn zaakgelastigde werd
zelfs in het Oldamht in hechtenis genomen , waarop hij den banvloek over de ingeze-
tenen uitsprak en do openbare godsdienst schorste. Hierdoor geraakte aldaar alles
in de uiterste verwarring, tot eindelijk, door tusschenkomst van eenige aanzienlijke
wereldlijke en kerkelijke personen, de zaken bij een verdrag vereffend werden (4).
In weerwil van het twintigjarig bestand door Hertog \yillem van Beijeren met do
Friezen van Oostergo en Westergo in dertienhonderd acht en veertig gesloten (5)
waren er weder vijandelijkheden tusschen deze laatsten en de West-Friezen voorgevallen.
Dit blijkt uit het verdrag van bevrediging, door 's ïlertogs rentmeester van Kennemer-
land en IVest-Friesland aan den eenen , en eenige geestelijken en grietmannen uit
Oostergo en Westergo aan den anderen kant, te Medemhlik ontworpen en door
n·
(1) Nijiiopf, GedenJiw. uit de Gesch. ν. GclderL D. II. bl. CXV, CXVI, en de aldaar aan-
gehaalde Oorl.
(2) Chron. Tiel. p. 384. Magn. Chron. Belg. p. 339. J. α leydis, Chron. /ie/^. Lib. XXXI.
γ. 21. p. 2Ü5. p05takiis, Ilht. Gclr. Lib. VU. p. 293. Slicjitemiorst , GeW. GescL 11. VU.
1)1. 148. Nuiiorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. II. bl. CXVI.
(3) Zie hiervoor, bi. 258, 259. Ubbo ehmius , lier. Fris. Ilist. Lib. XIV. p, 204. SciioTANrs,
Fr. Ilist. n. VI. bl. 18G. F. sjoekds , Fr. Jaarb. D II. bl. 411, 417, 418.
(4) ScnoTASüs, Brieven en Documenten, bl. 110—112.
(5) Zie hiervoor, bl. 171, 239.
Win-
lerm.
.1371
β v.
llooim,
1355
^.DES VADERLANDS. 283
Hertog wiLLEai bekrachtigd, waarbij wederzijdsclie scliadevergoeding , naar uitspraak van 1354—
goede mannen aan beide zijden te kiezen, bepaald 'sverd (1). Hertog albregdt be-
vestigde ongeveer een jaar later iditi=.V:Grdrag, betrekkelijk de middelen lot eenen AVijn-
maand
vrede of een nader bestand (2). ,ηΛ·.'Λ · 5 ?'·5μ.· ... ,-a\Vv'>· . ' ■ 1357
Onderlusschen was aan reinoud , Heer van Koeoerden, door Keizer karel IV ver-
gund ge>Yorden, in het landschap Drenthe een vrij graafschap en eenen vrijen sche-
penssloel of vrijsloel op te rigten om f van 's Keizers en Rijkswege aan ieder regt te
verschaffen, onverminderd echter do regten j van andereri- (3). Niet minderwas de
Keizer den Bisschop van Z7ii;<?c/<ireikouds leenheergenegen, toen hij in allen 11 v.
Cji'Asm
deele den giftbrief van Keizer, Hendrik III .van 1040 bevestigde, Avaarbij zeker land- 2359
goed [praedium) in Groningen ,met de daaraan verbonden regten en inkomsten
aan de Kerk van Utrecht geschonken werd (4). HoogslNvaarscliijnlijk hebben tot dezo
nieuwe bekrachtiging do onlusten in dien tijd tusschen do stad Groningen en den
Bisschop van Utrecht ontstaan, aanleiding gegeven, 's Bisschops wereldlijk regtsgebied
aldaar was door hejsdrik van Selwerd bestreden geworden, welke na den dood van
LUDOLF van Gronenberg , op de steevoogdij van Groningen aanspraak gemaakt en naar
het schijnt, zijn regt bewezen had, waarop het geschil te zijnen voordeele was uitge-
wezen (5). Zijne eenige nagelatene dochter, ida van Selwerd, huwde met iieuman
van Koeverden, den broeder van reisoud , en bragt hem het slot nevens het heer-
schap van Selwerd met het geregt van Groningen, voormaals door haren vader
bezeten, ten bruidschat; terwijl in dit huwelijksverdrag ])epaald werd, dat deze goe-
deren en regten aan hare naaste erfgenamen zouden vervallen, indien zij kinderloos
overleed, onder voorNvaardo echter, dat do gedane verschotten en gemaakte kosten Sprok-
Kclin.
aan hekman van Koeverden of zijne erven vergoed wierden, welke ook tol zoo i3(jo
lang in het bezit dier goederen en regten blijven mogten. De Bisschop van Utrecht
Aveigerde aan dit huwelijksverdrag zijne toestemming en bekrachtiging, dewijl hij niet
erkende , dat het geregt van Groningen een erfeigendom van het huis van Selwerd η ^
zijn zoude (6). Er werd kort daarop .tusschen hem en die stad eene verzoening
(1) Charterb. v. Vriesl. 1). I. bl. 210.
(2) Charterb. v. Friesl. 1). 1. bl. 224.
(3) lüsiNGA, StaaUregt, 1). 1. bl. 414. Dümbar , Kevkl. en fFereldl. Deventer, bl. 574.
(4) Idsisga, Staatsr. υ. 1. bl. 410,mmxfiy ,^ Charterb. v. Holl. 1). Iii. bl. 80. Driessex,
jVoh. Gron. Ύ. li. p. 211-216.^ Yer^. ,4lg. GescL d. J'aderl, D. II. St. 1 bl 84.
(5) Idsi.nga , Slaaisr. I). i.' bl. 417, .· «
(0) üriessev, Man. Gron. T. II. p. 210-222 cn de aant. {//). Idsl-vga , Hytaalsr, D. I. bl. 418.
-ocr page 276-J354— troffen , Avaarbij haren burgers Yolkomen Yeiligheid en bescherming m het Sticht ver-
1371
zekerd werden (1).
De Groningers, wier aanzien en vermogen steeds meer en meer aamviessen, zagen
ongaarne het zoogenaamde Cortings-huis te Selwerd, de sleutel van den toevoer
naar hunne stad van de zijde van Hunsingo , in zulke magtige handen als die van
HERMAN van Koever den en zijn geslacht. Met overleg en onderstand der naburige
landschappen , vooral van Langewold, werd derhalve dit weleer sterke slot door hen
aangekocht en gesloopt {1). Het schijnt, dal zij hierin even Aveinig den Bisschop van
Utrecht gekend hebben, als in het sluiten van het merkwaardig verdrag met de Frie-
zen van Oostergo en W ester go, de proostdij van Rmnsterland, Hunsingo , Five-
O V
Heri'st-♦ het Oldamht, Reiderland, Ε mis go en Broekmerland, hetwelk in eene
"i'lf/^V^' aanzienlijke vergadering van grietmannen, regters en hooge geestelijken uit deze gewes-
lool
ten, te Groningen opgesteld, geteekend en bezegeld Averd. De willekeuren in dertien
honderd drie en twintig bij den Opstalboom ontworpen , werden daarbij bevestigd en
met eenige nieuwe vermeerderd, strekkende om de vrijheid, veiligheid en welvaart
van Friesland in het algemeen en van elk zeeland in het bijzonder, te beschermen.
TXevens andere bepalingen, ten einde dat doel te bereiken, werd vastgesteld, dat de
grietmannen der bijzondere gewesten, met een regter en een geestelijke of klerk jaarlijks
te Groningen zouden byeenkomen, om over zaken van algemeen belang te onderhan-
delen , en niet eer te scheiden vóór zij afgedaan waren. Alle Friesche zeelanden,
waar ook gelegen , zouden elkander helpen wanneer de vrijheid belaagd werd; en de
opgeroepene zeelanden moesten binnen acht, uiterlijk binnen veertien dagen , het
bedreigde gewest te hulp komen en blijven tot het gevaar geweken was (3). Men
trachtte alzoo niet alleen zich tegen het wereldlijk gezag van den Utrechtschen Mijter-
vorst to verzetten , maar ook in elkander een steun te vinden tegen Hertog albreght
of andere naburige Vorsten , wanneer zij hun gebied eens ten koste van Friesland
verder poogden uit te breiden (4). Daar do stad Groningen y diq voorheen bij de al-
gemoene vergaderingen aan den Opstalboom noch verscheen, noch bevoegd was op
eigen gezag, verbonden of wetten te maken dewijl zij van den Utrechtschen Kerk-
(1) Driessex, Mon. Gron. T. II. p. 224—225.
(2) Ubbo e31miüs, Rer. Fris. Rist. Lib. XIV. p. 205. Westesdorp, Jaarb. v. Gron. U. 11.
bl. 198, 199.
(3) v. mieris, Charterb. V. Holl D. III. bl. 128. Charterb. ν. Friesl. ü. Lbl.225. Driesse?(,
Moti. Gron. T. Π. p. 229. Verg^. tjbbo ebmius , Rer. Fris. Eist. Lib. XIV. p. 206. Westek-
DORP, Jearb. V. Gron. D. II. bl. 200, 201. 8αΗ0ΤΑΛ-ϋ5 Fr. Hist. B. VI. bl. 189.
(4) Tegenw. Staat van Friesl. D. I. bl. 507.
284
DES VADERLANDS. ' 1319
28δ
voogd afliing, in dit verdrag als een der magtigsle leden voorkomt, zoo blijkt hieruit
len duidelijkste , dat zij op dien tijd zich weinig meer om deze afhankelijkheid be-
kommerde (1). Het schijnt echter, dat dit zoo pleglig aangegane verbond reeds dade-
lijk kwalijk is gehandhaafd geworden. Het konde althans niet verhinderen, dat Bis-
schop JAN van Arkel nog in hetzelfde jaar, de Stellingwerver Friezen op nieuw en
geheel aan zich onderwierp (2).
De stad Stavoren had geen deel in het Friesche bondgenootschap genomen. Zij
huldigde Hertog albreciit van Beijeren als Ruwaard en werd door hem in hare oude
voorregten bevestigd, terwijl hij tevens haren schepenen het grafelijk schoutambt aldaar,
tegen jaarlijkscho pacht van een mark zilver opdroeg, tot zoo lang de duizend Brug-
sche schilden, hem door Stavoren voorgeschoten, ten volle vereffend zouden zijn (3).
De overige Friezen tusschen het Flie en de Lauwers daarentegen, weigerden hem voor
Heer te erkennen, ondanks het bevel van Keizer karel IV aan de geestelijken, griet-
mannen , regters en gemeenten van Oostergo en Westergo ^ op verlies van al do
regten, i^rijheden en gunsten, die zij van het Rijk ontvangen hadden, den Hertog,
als beheerscher [guhernator dominii) aan te nemen en te gehoorzamen (4). Het
blijkt niet, .dat albreciit toen door geweld van Avapenen getracht heeft, de Friezen
naar zijnen wil te buigen, ofschoon hunne binnenlandscho oneenigheden hem daartoe
eene geschikte gelegenheid schenen aan te bieden. De kloosterlingen , door rijkdom en
weelde baldadig geworden, hadden het vuur van twist en tweedragt op nieuw ontsto-
ken (5). Zij vielen elkander met do wapenen aan, en Oldeklooster of Bloemkamp,
onder anderen, zond zijne leekebroeders uit, om de proostdij ^s Heeren Wijngaard
{Vinea Domini) op het Zand te Pingjom te bevechten. Wijbrand wobbinga, een
Friesch edelman , noodzaakte hen lot den teruglogt, doch versterkte het stins Wijma ,
aan de proostdij behoorende, dewijl hij van deze kloostersoldaten steeds nieuwe aan-
vallen duchtte (6).
Om dien tijd werden do langdurige verschillen tusschen het klooster Adewerd en de
(1) F. sjoERDs, Fr. Jaarb. D. III. bl. 439.
(2) Zie hiervoor, bl. 259. Verg. Schotakiis , Fr. Eist. B. VI. bl. 186. r. sjoebds , Fr. Jaarb.
ü. III. bl. 444. Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 199 , 200.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. 134 , 135. Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 226.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl, D. III. bl. 140. Charterb. v. Vriesl. R I. bl. 227. Ver{r.
F, SJOERDS, Fr. Jaarb. D. III. bl. 447.
(5) occo scarlessis , 1)1. 145.
(6) ScnoTA.mjs, Fr. Eist. B. VI. bl. 197. r. sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 454, 455.
1354—
1371
9 v.
Win-
term.
1361
21 v.
Slagt-
maand.
1362
ΙΛ
II
1320 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354-
1371
gemeenlen van Oosterioold ^ Goo en de Acht Zijlvesten oyer eenige dijken of ΛΥα-
terkeeringen , aan do uitspraak der zes burgemeesters Tan Groningen onderworpen en
eindelijk vereffend (1). Groningen oefende thans door den rijkdom en nitgebreiden
handel zijner inwoners, eenen grooten invloed uit en was sinds het sluiten van het
verbond in. dertien honderd een en zestig , de vergaderplaats der Friezen. De aloude
zamenkomslen bij den werden niet meer gehouden, waarvan, naar het
schijnt, de oneenigheden en beroerten in Oost-Friesland do naaste oorzaken geweest
zijn (2). De Groninger burgers moeten in eenige naauwe betrekking tol Hertog al-
ERECnx van Beijeren gestaan hebben. Hij noemt hen in den bevestigingsbrief der
voorregten, hun weleer door Graaf jan Iï van Holland verleend , zijne burgers en
beveelt zijne regters op de nakoming dezer vergunningen wel te letten (3).
De oude luister van Stavoren begon zoowel door den steeds aanwassenden bloei vau
Groningen, als door do toenemende verzanding van den mond der haven, veelvuldige
overstroomingen en de buitensporige weelde der inwoners, welke men deswege de
dartele kinderen van Stavoren noemde , merkelijk af te nemen (4), Er verd ech-
ter nog sterken handel op de Oostzee gedreven , en do Koning van Denemarken ,
WALDEMAR III, vcrlecndc den kooplieden dier stad vrijheid van handel in zijne staten ,
lietgeen hun en den burgers van Ilindelopen vijf jaren later , ook door den Koning van
Zioeden geschonken werd, uit ei kentenis voor de diensten, hem door de beide steden
tegen zijne vijanden bewezen (5). De gezindheid voor Holland Avikkelde Stavoren
niet zelden in moeijelijkheden met de Oostergoërs en Weslergoërs, die zich steeds aan
de Hollandsche heerschappij trachtten te onttrekken. Van daar, dat Hertog albregiit
den burgers van Stavoren bescherming en vrijgeleide beloofde, wanneer hunne stad
door de Friezen vernield mögt worden (6).
Ondertusschen was het algemeene Friesche bondgenootschap , in dertien honderd een
(1) ükiessen, Man. Gron. ï. II. p. 240—249. Verg. westendorp, Jaarb. v. Gron. D. II.
bi. 203, 204.
(2) üiibo emmius, Rcr. Fris Mist. Lib. XIV 207. v. sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 401 , 402,
(3) Dkiesses, Mon. Gron. T. II. p, 253. Verg. ubbo emmiüs, lier. Fris. Rist. Lib. XIV.
j). 207. AVestesdoup, Jaarb. v. Gron. Ό. II. hl 206.
(4) SciioTAisTs, Fr. Rist. E. VI. bl. 195.'
(5) Zie de gunstbrievcn in het Chartcrb. v. Friesl. D. I. hl. 227 , 233—233. Verg. scnoTASts ,
Fr. Rist. B. II. bl. 191—1Ü4. WissEms. Chron. v. Fricsl. E. VII, bl. 207-210. F. sjoerus,
Fr. Jaarb. D. III. LI. 404—407.
(0) v, MIEUIS, Chartcrb. v. Holl. D. III. bl. 208. Chartcrb. t. Friesl. D. I. bl. 229.
1364
3 V.
Oogst-
maand.
25 V.
Lente-
maand
1307
en zestig voor den tijd van zes jaren te Groningen gesloten, ten einde geloopen (1). 1354--
Nog voor liet eindigen daarvan, had die stad een afzonderlijk altijddurend verbond van
vrede en wederzijdsche bescherming met Ilumsterland aangegaan, ^γelk gewest, naar
het schijnt, door anderen uit de Friesclie landschappen ontrust werd (2). Hieruit blijkt
genoegzaam, van hoeveel belang het was tot handhaving der binnenlandsche rust, het
geëindigd zesjarig verbond door een nieuw verdrag te vervangen, hetwelk dan ook
ins^cXxen lieiderland, het Oldamht ^ Fivelingo , Ilunsingo , WesterwoIde , het 29 v.
teramht, Vredewold^ Langewold en do stad Groningen tot stand gebragt werd.
Men vindt niet, dat de Oostergoërs en VVestergoërs daaraan deel genomen hebben. De 1368
verbindtenissen en bepalingen van het vorig verbond werden er in vernieuwd, en aan
de voorregten en vrijheden herinnerd , den Friezen door karel den Groote verleend.
Voorts stelde men vast, dat ieder zich van bijzonder en openbaar geweld onthouden ,
niemand in zijne bezitting storen, en den landvrede bewaren zoude. Hel leven, het
lijf en de waardigheid der ambtmannen en regters werden voor onschendbaar verklaard,
en zware boelen den aanrander daarvan opgelegd. Do verbondene landschappen zouden
jaarlijks tweemalen of meer, indien hel noodig mögt zijn, te GrowzVi^enbijeenkomen,
waar aan elk, acht dagen voor en acht dagen na zulk eene bijeenkomst, vrijgeleide ver-
zekerd werd. Geen regier mögt achterblijven of iemand anders bevolmagligen dan een
beëedigd persoon, op verbeurte van zijn ambt en van eene geldboete , die ook den
overtreder van hetgeen in de vergadering besloten Avas, werd opgelegd. Do aankla-
ger , do gedaagde en hunne pleitbezorgers moesten, behalve in bekende zaken , zwe-
ren , dat zij hunne zaak voor regtvaardig hielden, haar niet zouden ophouden, maar
de Avaarheid huldigen, op de vragen naar overtuiging antwoorden, en dal zij niet ge-
tracht hadden of trachten zouden, door ongeoorloofde middelen een gunstig vonnis te
erlangen. Welke aanklager of gedaagde dezen eed weigerde, had zijn pleit verloren.
Do voorzitter of keder der redgers, en daarna de overige regters, moeslen zweren naar
hun beste Aveten vonnis te zullen vellen. Het gevoelen der meerderheid zou als het
algemeen oordeel aangenomen, in schrift gesteld en voorgelezen worden. lierustle de
minderheid daarin niet, dan moest men van weerzijde zegsmannen kiezen, en, in ge-
val van ongelijk, een mark boete aan de meerderheid betalen. Indien deze zegsman-
nen het niet eens konden worden, dan moeslen er regtskundige mannen uit de ver-
bondene landschappen bijeengeroepen worden, en Avat de meerderheid van dezen oor-
deelde , gold als laatste uitspraak. Voorts werden de pligten der regters omschreven
' i
(1) Zie hiervoor, bl. 284.
(2) Zie den brief van den 7 van Grasmaand 1306, bij Driëssen, Mon. Gron. T. Π. p. 254.
Verg. WESTEjiDORP, Jaari. v. Gron, D. H. bl. 206—208.
287
288 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354-
1371
en de boeten bepaald τοογ hen, welke daarin te kort schoten. Bij bet einde dei-
zitting moest elk regter zweren, dat hij het regt onkreukbaar gehandhaafd en willens
noch wetens zijne pligien verwaarloosd had. Eindelijk werd overeengekomen, dat een
Fries in al de Friesche landschappen tolvrij zou zijn, doch de tol aan den Keizer of
het Rijk op den ouden voet blijven stand houden (1).
Krachtens deze besluiten was nu Groningen de bepaalde zetel der Friesche staats-
vergaderingen geworden. Op verzoek der inwoners en van de landschappen Goo en
JVolde van het Groninger regtsgebied , verklaarde jan Vernenhurg ^ Bisschop
van Utrecht, in de aan hen vergunde vrijheden, betrekkelijk het aanstellen van een
Deken binnen Drenthe, Groningen, Goo en Wolde, het zenden van een wijbis-
schop , het niet dagen van iemand verder dan Huisoord en Bisschopslerg, en ein-
delijk in de te verlenen bescherming buiten het Sticht, genoegen te nemen (2).
In stukken van dien tijd wordt de stad Groningen onder de leden van het Hanzever-
bond geteld, hetgeen haar ongetwijfeld groote voordeden in den handel en een onge-
meen overwigt in de Friesche landschappen verschafte (3). Even als andere sleden
onder den Bisschop van Utrecht , had zij zich reeds lot eenen afzonderlijken stand
van regering verheven. Het blijkt evenwel, dat de Kerk van Utrecht aldaar nog
wereldlijk gezag uitoefende , een punt hel\Yelk zoo diloverf verdedigd en bestreden
is geworden. Zij verhuurde of verpachtte aan jan en herman van Koeverden , nevens
beider onmondige zonen reinoud en iiendrik, en aan godevaart van denOldenhave,
anders van Haren genaamd, voor hun leven al haar wereldlijk gerigt en heerlijkheid,
hooge en lage, te Groningen en te Selwerd, met Wolde en Goo en alle toebehoo-
ren. Hieronder waren echter niet begrepen de lijns, tienden, renten en andere vaste
inkomsten , welke zij aldaar bezat (4).
Noord-Braband en Limburg. In minder gunstige omstandigheden dan de Friesche
gewesten tusscheti de Lauw&rs en den Dollart, verkeerde Brahand in ilit tijdperk.
Wenceslaus en joiianna waren jan UI in het bewind opgevolgd en te Leuven ge-
huldigd, na de handhaving van 's Lands voorregten en gewoonten bezworen te hebben (5).
(1) Ubbo emmiüs, lier. Fris. Eist. Lib. XIV, p. 209, vertaald in schotamjs , Fr. liist. E. VI.
bl. 190 en overgenomen door f. sjoerds , Fr. Jaarb. I). III. hl. 476. S'^crg. westendorp, Jaarh.
i7. Gron. ü. II. bl. 209—211.
(2) Driessen , Man. Gron. T. II. p. 258.
(3) Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 218, 219.
(4) Driessen, Mon. Gron. T. 11. p. 298.
(5) Bctkeks, Troph. de Brab. T. I. Lib. IV. cl.. X. p. 468. Divaeus, Rer. Brab. Lib. XIV,
p. 165. Haraeus, J7inal. Brab. Lib. XXXIV. p. 329. Magn. Chron. Belg. p. 336, 337.
1370
8 V.
Hooim,
1371
3 V.
Louw-
jnaand.
1356
DES VADETx LANDS. 289
Deze inhuldiging {huldinghe) is de eerste, welke eigenlijk onder den naara van 1354—
hlijde inkomste [joyeuse entree) bekend is (1). De hoofdinhoud van dit merkwaardig ^^^^
staatsstuk komt hierop neder: Alle voorregtsbrieven en papieren, de vrijheid , regten
en het regtsgebied des lands betreffende , zullen te Leuven op eene verzekerde plaats
gebragt worden, van welke de Hertog en de Hertogin, nevens de steden Leuven en
Brussel elk eenen sleutel zullen hebben. De Hertog en zijne gemalin mogen, zon- .
der toestemming der sleden, het land met geene nieuwe schulden bezwaren. Slechts
Brabanders zullen in den Raad van Braland toegelaten worden. Het hertogdom
lAmhurg met de landen van Daelhem , Rode, Spremont, JVassenberg en Heusden
mogen nimmer van Braband gescheiden , noch het bestier daarover aan iemand anders
dan die trouw gezworen heeft, opgedragen worden. Do landvrede en de verbonden
met de Luikenaars en Vlamingen moeten gehandhaafd worden. De Hertog en Hertogin
zullen geen krijg, dan na overleg met 's lands Staten, mogen voeren, en do lauden,
steden en sloten, welke zij veroveren, aan Braband moeten hechten. Zij zullen jaarlijks
de regering der steden veranderen, doch geene bastaarden daarin plaatsen; van elk
die eenig bewind of gezag uitoefent, rekenschap afvorderen en zorgen, dat de be-
gane misslagen hersteld worden. Voorts bevat deze blijde inkomste onderscheidene
andere bepalingen ter verzekering der^ algemeeno zoowel, als van elks bijzondere vei-
ligheid en regten (2).
Met spijt zag zich do Graaf van Vlaanderen van de opvolging in Braband uitge-
sloten, op welke hij echter noch naar de wetten des lands, noch naar de beschikkin-
gen van Hertog jan III, eenig regt had (3). Hij koude slechts op de voldoening der
gelden, aan zijne gemalin door dien Vorst bij uitersten wil toegekend , aanspraak maken
en drong dan ook onmiddellijk daarop aan (4). Wengeslaus , ondanks zijne plegtigo
belofte bij de blijde inkomste afgelegd, trachtte onder velo voorwendsels en uitvlug-
(1) v. πΕίιΐΝ, Rist. V. 's Ilertogenb. D. 1. bl. 202- Blijde inkomst heette de briet ia^ welken
de Hertogen -van Braband bij de huldiging, de oude voorregten des volks bekracliligden, üt nieuwe
gunsten verleenden. Naar v._ ueürs, t. a. p., Averd deze brief dus genaamd, omdat de Vorsten
het volk daarmede verblijdden, of misschien wel, dewijl zij, verblijd dat hunne komst aan het
bewind den volke aangenaam was, daarom die voorregten schonken of bevestigden. Zie over den
oorsprong en aard dezer inhuldigingen, baepsaet, Recherches sur les Inaugurations, in zijne
Oeuvres cornpletes, T. I., p. 123—198.
(2) Zie de schrijvers hierboven , bl. 288 (5) aangehaald.
(3) Verg. hiervoor, ld. 240, 241.
(4) Zie hiervoor, bl. 241.
II. Deel. 2. Stuk. . 36
-ocr page 282-"290 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j354_ten, zich aan die Yerpligling Ie onltrekken, of len minste de zaak op de lange baan
^^^^ te schuiven. De Graaf van laanderen over deze trou\vloosheid verbitterd, eischte nu
ook den prijs, voor \velken hij tien jaren te voren zijn regt op Mechelen aan Hertog
JAST III had afgestaan en welke niet voldaan was. Vruchteloos kwamen de beide
Vorsten in die stad bijeen, om de geschillen te verefTenen. De Graaf zelfs wist door
vleijende beloften , de burgers van Mechelen voor zich te winnen en zonder veel
moeite onder zijn gebied terug te brengen. De oorlog was hierdoor beslist, en met
den groolsten ijver bereidde men zich aan den kant van Vlaanderen daarop voor (1),
20y. Wenceslaus bevond zich met zijnen broeder, Keizer karel IV, te Maastricht,
ielm' voorwaarden van het bezit en den rang van opvolging hvmner staten te regelen.
1356. Men kwam overeen, dat wenceslaus en johantsa in het levenslange bezit der hertog-
dommen Brahand en Limburg zouden blijven, van welke de Hertog, zonder toe-
stemming zijner gemalin, geen gedeelte mögt vervreemden. Indien johakna het eerst
en kinderloos overleed, zouden do beide hertogdommen aan wewceslaus verblijven,
maar stierf deze zonder kinderen na te laten, en hertrouwde jouanna weder,
dan zouden de kinderen uit dat huwelijk, in hare staten opvolgen. Stierven beide
kinderloos, dan moest het bezit der twee hertogdommen op Keizer karel, of op den
naasten bloedverwant van het huis Luxemburg overgaan (2). Johanna, minder om
haren echtgenoot te bevoordeelen, dan om hare zuster Margaretha , Gravin van
Vlaanderen f met wie zij in onmin leefde, te grieven, nam hierin genoegen, en de
afgevaardigden der Brabandsche sleden gaven daaraan mede hunne toestemming,
waardoor zij het huis van Leuven misschien van een land zouden berooven, welk
het zoo lang bezeten had, zonder acht te slaan op de aanspraken, welke Marga-
retha en maria, de beide zusters van johanna , daarop maken konden. Immers had
jan III wel wengeslaus en johanna tot de opvolging geroepen , maar niet voorzien in
geval zij zonder kinderen overleden. Had dit plaats, zoo moest, bij gebrek van stellige
bepaling, Margaretha naar geboorteregt hare zuster johanna in het bewind over
Brahand opvolgen (3),
Do overeenkomst te Maastricht konde alzoo Graaf lodewijk van Vlaanderen
slechts verbitteren en hem te meer aansporen, zijne plannen tegen Brahand te volvoe-
(1) Divaei's, llcr. Brab. Lib. XV. p- 107. Haraeus, AnnaL Brab. Lib. XXXIV. p. 331,
Ano.mjmi Chron. Duc. Brab., p, 76. BIeijeuüs , Annal. Flandr. Lib. Xlli. p. 157. Bdtrens ,
Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV. p. 400.
(2) Bütkens, Troph. de Brab. T. I. Preuves, p. 190. OiVAEts, Rer. Br ah. Lib. XV. p. 167,
163. Hahaei Annal. Brab. Lib. XXXIV. p. 331, 332. Magn. Chron. Belg. p. 337.
(3) Denyez, HisU Gén. de la Belg. T. III. p. 339, 340.
-ocr page 283-DES VADERLANDS. 1325
■ I
■ΐ TV
ren. Hij beproefde echter nog eene laatste poging, om bloedvergieten te Toorkomen,
, 1371
en bood wekceslaus den vrede aan , onder voorM-aarde, dat ΜληαΑΚΕτπΑ s hu-
welijksgoed Yan tienduizend gulden zou uitgekeerd worden. Het voorstel, hoe bil-
lijk en gematigd ook, werd beleedigend van de hand gewezen. Lode\yijk. rukte nu,
alles te vuur en te zwaard verwoestende, tot bij Brussel door, terwijl -wenceslA-US , in
plaats van zijne onderdanen te hulp te snellen , zijn lijd in weelderige werkeloosheid
te Maast7'icht verkwistte. Wat hy schandelijk verzuimde, verrigtte de jeugdige Ger-
hard van Gulik, Graaf van den Berg, Avelke aan het hoofd der Leuvenaars, zich
in Brussel wierp. Van hier uit tastte hij den vijand te Scheut, nabij Ander- τ.
leckt, aan, doch moest na een hevig gevecht zwichten. De Vlamingen, welke maand
de vlugtenden door bosschen en moerassen achtervolgden, drongen te gelijk met hen ^^^^
Brussel in, en naauwelijks gelukte het der Hertogin aan hunne handen en naar
Maastricht te onlsnappen. De Graaf van F laanderen kwam kort daarop in de stad ,
betrok het paleis der Hertogen van Brahand en liet zijn standaard op do groote
plaats voor het stadhuis oprigten. Na het veranderen der stedelijke regering, trok hij ι
naar Ter Vueren, Leuven^ Tirletnont, ]S ivelles ^ Leeuwen en andere plaatsen,
welke hem als Hertog van Brahand huldigden (1).
Wengeslaus door dezen plotselingen ommezwaai van zaken uit zijne sluimering opge- |
schrikt, was nu onafgebroken bezig, om nieuwe strijdkrachten te verzamelen. Vele
Edelen waren de Hertogin naar Maastricht gevolgd, en nevens hen boden do voor-
naamste Heeren van het land den Hertog hunnen arm en krijgsbenden aan. Doch ook ;
de Graaf van Vlaanderen vond in eenige der naburige Vorsten raagtigo bondgenoo-
len, welke te Landen de Brabanders versloeffen. De zaken van wengeslaus, die f
ö Iicrfst-
zich met zijne gemalin te 'j Hertogenhosch bevond, bijna de eenige veilige plaats maaud. ί
welke hun was overgebleven, werden daardoor in den wanhopigsten toestand gebragt (2). =
Doch een enkel man , wiens moed meer dan een leger gold, herstelde alles in eenen ï
dag. Deze man was evert t'serclaes wiens schranderiieid zijnen moed en standvastig- '
heid evenaarde. Te iJ/aajir/c/ti hield Iiij geheime onderhandelingen binnen jPrwi^e/, en ' ^
verwittigd zijnde, dal de Vlamingen zorgeloos de posten bewaakten , beklom hij des nachts 24 v.
Wijuni
(1)DmEDs, Rer. Drab. Lib. XV. p. 168, 169. Uaraeus, ^««a/. ZiZ». XXXIV. p.
332, 333. Anokymüs, Chron. lirab. p. 77-79. Butkess, Troph. de Brab. T. I. Liv. IV. p.
469 , 470. Meijeuks , ^nnal. Flandr. Lib. XIII. p. 157. Deze laatste schrijver verhaalt, dat lodewijk
de stad Brussel liet plunderen en ten deele aan de vlammen opofierde. Divieus daarentegen
meldt, dat de Graaf alle geweld verhinderde en den trijgsknechten zelfs gelastte, Iielgeen zij nocf-
dig hadden den inwoners te betalen. Verg. dewkz , //isf. Gén. de la Belg. ï. III. ρ. 340—344.
(2) ν. BEURK, //ΐίί. ν. 's Uertogenb. D. I, bl. 205 , 206.
t if
40 *
-ocr page 284-"292 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354— met een zeer klein getal dapperen , in stilte de muren dier stad en verspreidde zich
^^^^ in do straten, roepende: ßrahand aan den groot en Hertog! Terstond vlogen zij,
die in het geheim deelden , op dit geschreeuw, gewapend uit hunne woningen en op
de verschrikte Vlamingen aan, welke ten deele over de muren in de grachten spron-
gen en zich redden, ten deelo door de woedende menigte meêdoogenloos werden afge-
maakt. Al de overige steden van Brahand verklaarden zich insgelijks voor weinces-
L-ius, die nu met zijne gemalin, Bri/iie/plegtig binnentrok en den manhaften t'serclaes
tot do ridderlijke waardigheid verhief. De Graaf van Vlaanderen zette evenwel den
krijg en zelfs met meer nadruk, onder afwisselend geluk den geheelen winter voort.
Door tusschenkomst van Graaf willem V van Henegouwen enHollandy werd ten laatste
een voor wenceslaus nadeelige en schandelijke Trede getroffen, Avelke de Braban-
4 V. dcrs, die in dezen oorlog door eene vrijwillige gift van vierhonderd vijftigduizend
maTnd goeden kroonen hunne gehechtheid aan den Hertog betoond hadden, gevoelig moest
1357 kwetsen (1).
Een geweldig oproer te Leuven door pieter. gouterel ontstoken, noodzaakte λυεν-
CESLAUS, na eenige jaren van inwendige rust, de wapenen tegen zijne eigene onder-
danen op te vatten (2). Hij dwong de stad tot onderwerping, doch kondo niet verhinde-
ren, dat zij en de overige steden van Brahand, waaronder ook ^sHertogenhosch, een
1362 "iOrbond van verdediging en bescherming sloten ter handhaving harer onderlinge reg-
en en vrijheden (3). Vermoedelijk heeft het gedrag van den Hertog te Leuven, of
wel de vrees voor zijne magt, welke kort daarna door het bezit der heerlijkheid Val-
kenburg werd uitgebreid, tot dit verbond aanleiding gegeven.
Jan van Valkenburg, de laatste mannelijke telg van zijn geslacht, was in dertien-
honderd twee en vijftig overleden , en de heerlijkheid van dien naam op zijne oudste zuster
FILIPPA overgegaan , welke haar aan reisoud , Weev ytxn Schonevorst, verkocht, wien de
Keizer daarmede vervolgens beleende. Doch ^yALRAVEN, zoon des Heeren van Borne, achtte
zich als naaste mannelijke bloedverwant aan de zwaardzijde , bij uitsluiting tot de opvolging
geregtigd; en de Heer van Schonevorst, niet bestand tegen dezen magiigen mededinger,
(1) Divaeüs, lier. Brab, Lib. XV. p. 169, 170. Haraei Annal. Brab. Lib. XXXIV. p. 333—
335. Anonymus, Chron. Brab. p. 79—91. Butkens, Troph. d. Brab, T. I. Liv. IV. p. 470 , 478.
Meijeuüs, Annal. Flandr. Lib. XIII, p. 157. Verg. hiervoor, bl. 244 en de aldaar aangehaalde
schrijvers, nevens dewez, Hist. Gén. de la Belg, T. III. ρ. 344—350.
(2) Ditaeüs, Rer. Brab. Lib. XV. p. 173—178. Haraecs, Annal. Brab. T. I. Lib. XXXIV.
p. 336—340. ßütkens , Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV. p. 479—486. Anontmi Chron. Brab.
p. 91-94.
(3) V, UEDRN , Hist. V. 's Ilertogenb. D. I. bl. 212,
-ocr page 285-stond zijne regten af aan den Hertog Tan Gulik, Deze Vorst werd insgelijks door den Kei- 1354-^
lo # J
zer beleend en Falkenhurg zelfs , te zijnen behoeve , tot een graafschap Terheven.
Maar walraven vatte de wapenen op en bewerkte , dat de Keizer hem de heerlijkheid
toewees tegen uitkeeriag eener aanzienlijke som aan filippa , Avaaraan hij echter niet
voldeed. Zij verkocht derhalve Falkenburg^ of liever hare regten daarop, aan \yen-
ceslaus, hetgeen de Keizer bekrachtigde, evenwel zoo, d^ de stad en het slot een 12 v.,
Rijksleen zouden blijven. Tevens werd de Hertog van Gulik, en de cisch van de j^^a^.
kinderen des Heeren van Brederode en beatrix , derde zuster des overledenen Heeren ^^^^
van Falkenhurg^ op de nalatenschap huns ooms bevredigd (1). Wenceslaus stond
den brederode's , nevens eene jaarrenle van negenhonderd oude schilden, fFaaltcijk
af en verhief dit dorp tot eene heerlijkheid, doch behield voor zich do opperheer-
schappij , gelijk hij die in de landen van Breda en Bergen op Zoom uitoefende (2).
De oorlog, welke hoofdzakelijk uit deze gebiedsvergrooting tusschen Brahand en
Gelre ontsproot en met Aveinig roem voor wenceslaus eindigde (3), werd door eenen
anderen krijg tegen den Hertog van Gulik gevolgd, die ongelukkiger voor Bra- 1368
hand afliep en waarvan de oorzaak een weinig hooger moet worden opgehaald. Sinds
den vrede van Engeland en Frankrijk in dertienhonderd zestig , hadden do talrijke
afgedankte huurbenden zich onder den naam van Linfars, naar een der aanvoerders,
tot eene roovershorde vereenigd, welke bovenal in de Rijngewesten, de wegen en
stroomen onveilig maakte , de rei/j'gers plunderde en vermoordde , de dorpen verwoestte
en zelfs de steden bedreigde. Om aan deze Avandaden perken te stellen, had Keizer
karel IV in dertienhonderd vijf en zestig, zijn broeder, Hertog wewceslaus , tot ste-
dehouder des Rijks aangesteld. Deze sloot nu uit dien hoofde met <len Hertog van Gu-
lik , nevens de steden Keulen en Aken eenen landvrede, met het bepaalde doel, de
2m
roovers te verdelgen en de reizende kooplieden tegen gCAveld en overlast te beschermen. Herlst-
Dit verbond zou vijf jaren duren. Hertog w^illem van Gulik echter voldeed kAvalijk "
aan zijne verpligtingen ; hij verleende zelfs den roovers eene schuilplaats, en dcbuiten-
landsche handelaars Averden in zijn gebied door hen straffeloos aangevallen en uitgeplunderd.
Wenceslaus, te vergeefs bij hem op de nakoming des verdrags aandringende, vatte de wape-
nen op en zag zich, ondersteund door hulpbenden uit Henegouwen , Flaanderen , Namen
en Frankrijk , in korten lijd aan hel hoofd eener aanzienlijke strijdmagt, zoo van ruiterij
als voetvolk. Te Maastricht nam hij zyn leger, hetwelk aldaar door eene afdeeling
Luikenaars was versterkt, in oogenschouw en rukte in het vyandelijk grondgebied,
ί'
Vi
(1) Büxkens, Troph. de Brabant. T. L Liv. IV. p. 483—486.
2) V. DEuRii, Bist. V. 'sHertogenb. D. I. bl. 215.
(3) Zie }xiervoor, bl. 277, 278.' Verg. Froissirt^T. III. feuillet 53.
"294 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1354— waar de Tlammen van eenige dorpen zijne komst kenmerkten. Met eene genoegzaam
even sterke magt trok hem de Hertog van Gulik te gemoet, en op de Basweiler
vlakte, niet verre van Geelkerken, geraakte de beide legers handgemeen· De slag
was lang en hardnekkig. In den beginne deinsden de Gulikers met zulk een aanmer-
22 v. kelijk verlies terug, dat de Brabanders zich reeds van de overwinning verzekerd hiel
maand' ' Hertog van Gelre met frissche manschappen onverwachts opdaagde, den
1371 strijd hernieuwde en de zege voor Gulik besliste. Het verlies was aan beide zijden
zeer groot. Het getal der gesneuvelden stond aan weerskanten gelijk en onder hen
verdient de meeste onderscheiding Hendrik van Kuik, Heer van Hoogstraten, Λvelkc
den standaard des Hertogs van Gelre omver geworpen, en met eigen hand zeven en
zestig vijanden geveld had. Aan de zijde der Brabanders waren de meeste gewonden en
krygsgevangenen. Hertog wengeslaus zelf, lodewijk , robert en willem van iVamew,
de Graaf van St, Pol, jan , do oudste zoon des Heeren van Breda, met nog twee-
honderd zeventig andere Ridders cn Heeren , nevens al het wapentuig Avaren in han-
den der vijanden gevallen. Do Hertog van Gulik verdeelde de gevangenen onder zijne
bondgenooten en behandelde hen heuschelijk. Hij behield wenceslaus voor zijn aan-
deel en voerde hem naar ISidekken, eene kleine stad aan de Rhoer, doch eischte
zulk een buitensporig losgeld en stelde zulke onredelijke voorwaarden van vrede , dat
er vooreerst geen uitzigt was, mot hem in onderhandeling te treden (1).
(1) Froissart, T. III, {cuillct53, 54. Divaeus, Rer. Brab. Lib. XV, p. 181—184. Haram
Annal, Brab. T. I. Lib. XXXIV , p. 344—346. Bdtkens , Troph. de Brab. T. 1. Liv. IV, p.
489—491. Magn, Chron. Belg. p. 337. Pontarbs Hist. Gelr. Lib. VI. p. 292. Zie hiervoor,
hl. 280, 281 en de aldaar aangehaalde schrijvers. De berigten over de bijzonderheden van dien
slag zijn zeer uiteenloopend. Verg. οελνέζ, Hist. Gén de la Belg. T. III. ρ. 370—373. Nijboff ,
Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. ü. Π. bl. CXII—CXIV.
VAN
DEN DOOD VAN HERTOG REINOÜD III VAN GELRE
tot op dien var
JOHANNA VAN BRABAND.
Holland ekt Zeeland. Het slot Vreeland^ zoo dikwerf een twistappel tusschen Hol-
land en het Sticht, gaf op nieuw aanleiding lot geschillen en eenen bloedigen krijg.
Do Bisschop van Utrecht, arnold van Hoorne, begreep het hooge belang van dit
slot voor zijn stift, en weigerde zich aan do uitspraak van Hertog eduard van Gelre
to onderwerpen (1). Hij schonk zelfs Vreeland en de onderhoorige bezitlingcu aan
zijnen neef sweder van Gaasleek onder voorwaarde, dat hij die nimmer van het
Sticht vervreemden of gedogen zou , dat daaruit iets ten nadeelo van hel bisdom on-
dernomen wierd (2). Er gebeurde nog meer wat Hertog albrecht moest verbitteren.
De Utrechtenaars groeven van hunne stad eeno vaart naar de Lek bij Vianen en leg- 1373
den aldaar twee houten sluizen , die zij door een sterk kasteel dekten, hetwelk, daar
hel op kosten der gilden van Utrecht gesticht was, Gildenhurg genoemd werd. Do
Dordsche kooplieden beklaagden zich daarover bij albrecht , vermoedelijk dewijl do
tol, welke hier afgeperst werd, hunnen handel aanmerkelijk bezwaarde; en gijs-
bert > Heer van Vianenin wien do nabijheid van dit slot vrees verwekte, bragt
den Hertog onder het oog, dat het op Hollandsch grondgebied gebouwd was. Onder-
tusschen werden eenige Stichtsche afgevaardigden naar den Haag gezonden, ten cindo 1374
(1) Zie hiervoor , bl. 2G4.
(2) J. Α wsYDis, Chron. Belg, Lib. IXXI. c. 20. p. 294. Ηεοα , ρ. 257.
-ocr page 288-"296 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J371_het geschil betrekkelijk Vreeland^ door het betalen der pandpenningen te vereffenen.
Albuegiit echter vorderde meer dan men ,was overeengekomen; de zaakgelastigden
keerden verbolgen terug, en Utrecht verklaarde Holland diQn oorlog (1).
Bisschop ARNOLD sloeg onmiddellijk het beleg voor Woerden, doch konde het niet
bemagtigen, en moest zich met het vernielen der buitenwerken en het gevangennemen
van eenige schamele lieden uit den omtrek vergenoegen. Het slot Kroonenhurg daar-
entegen , werd uil gebrek aan krijgsbehoeften , aan hem overgegeven en geslecht; Mui-
den en fVees'p ^ sinds dertienhonderd zes en vijftig weder met vereenigd ,
Vitermeer ^ Loosdrecht, Bodegraven ^ het huis \o Ameide ^ Lekstnond , Jaarsveld
en andere plaatsen, welke geenen of weinig wederstand konden bieden, werden ge-
nomen en onder zware brandschatting gesteld. Deze voorspoed was echter van korten
duur. Gaasbeek nam ondanks zijne plegtige gelofte , Hollandsche bezetting in het slot
Vreeland, en bragt van daaruit den Stichtschen veel nadeels toe. Hertog albrecht
zelf, vergezeld door de Graven van Kleef en van Ulois nevens vele Fddders, zoowel uit
Kleef, Gelre en zelfs het Sticht, als uit zijne staten , rukte met eene sterke krijgs-
magt voor het wel voorziene slot Gildenhurg, waar de dappere jak van Klarenherg
^ ^ het bevel voerde. Hevig was de aanval, moedig do verdediging. Te vergeefs beproefde
maand, de Bisschop van Utrecht door eenen plunderenden inval in Holland, waarbij Naar-
den, Zwammerdam en Bodegraven het incest leden, den Hertog tot het opbreken
van hel beleg te dwingen. Na groole krachtsinspanning gelukte het dan ook albrecht,
do bezetting tot de overgave , onder behoud van lijf en goed te noodzaken. Het slot werd
aan gijsbert van Vianen, welke den dag te voren Jutfaas verbrand had, ter bewa-
ring toevertrouwd, maar in hetzelfde jaar nog door de ütrechtschen hernomen. Hertog
albrecht trachtte vruchteloos het andermaal te bemagtigen, doch troostte zich met het
veroveren van Wulvenhorst en andere Stichtsche sloten. De Utrechtenaars teisterden
niet minder Holland, en onder Willem van Rees voerden zij uit IJsselstein een
aanzienlijken buit met zich, Eindelijk begon men aan vrede te denken, welke
op deze voorwaarden getroilen werd: » Het slot Gildenhurg moest geslecht worden.
1374
(1) de bek.a, p. 121, j. a. letdis, Ckroti. Belg. Lih. XX-XI. c. 23, 24 p. 297. G. l. a.waveres
in Appendice ad bekam , ρ. 124. Heda , ρ. 257. de venu, eeka , ρ. 270—272. Onjuist wordt
door "svagenaar , D. III. bi. 30ö verhaald en door bilderdijk , D. III. bi. 208, getrouw naverteld,
dat dc Sticlitsclien het volle bedrag der pandpenningen niet bragten en deswege door albrecht on-
vriendelijk werden afgewezen. IIeda zegt duidelijk, dat zij terugkeerden: quia Comes plus exige·
bat, quam conventum fuit, p. 258. Dit blijkt ook uit j. a. leyüis in 1. c. Even Λveinig vindt men,
zooals wagehaar en bilderdijk beweren , dat de Lisscliop zijjie gomogligden zond , dewijl albrecdx
zoo sterk op de betaling der pandpenningen aandrong.
DES VADETx LANDS. 297
Vreeland zou onder het Bisschoppelijk bewind lerugkeeren, doch door gaasbeek be-1371—
waard worden, tot dat hem de gelden daarop voorgeschoten, voldaan zouden zijn. Het
Sticht moest den Hertog drie duizend oude schilden tot schadevergoeding opbrengen,
en de stad Utrecht hem zes weken lang met vijftig schutters en even zoo veel man-
nen van wapenen, mits niet tegen het bisdom, dienen. Albreght daarentegen zou
de heerlijkheid Vreeswijk ^ in welke Gildenhurg jgohomy^ was en dio hij be-
weerde, dat aan Holland behoorde, als een eigendom van het Sticht erkeiinen , in-
dien de Bisschop zulks met zeven geestelijken bezweren wilde." De Kerkvoogd bood 28 v.
dien eed aan, doch werd daarvan door den Hertog ontslagen, zoodat Vreeswijk, ^^^and.
sinds dien.tijd aan Utrecht gebleven is (1). ' 1375
De rampen, welke deze oorlog over Holland had verspreid; de verwoestingen door
eene geweldige overstrooming in dat gewest aangerigt, en andere onheilen, gelijk de
brand, welke de stad Schoonhoven vernielde, konden do partijwoede bedaren, maar
geenszins vernietigen (2). Zy smeulde steeds voort en barstte nu en dan in de sleden
los. Aan haar althans moet waarschijnlijk de opschudding te Haarlem worden toege- 1377
schreven, in welke het huis van zekeren smopi van Zaanden werd aangevallen. Vroe-
ger had deze man zich aan vredebreuk binnen Haarlem schuldig gemaakt, doch van
Hertog ALBREGHT voor zich en zijne medepligtigen vergiffenis verworven (3). Uit haat
tegen hem , weigerden thans de poorters onder hqt stadsvaandel tot demping van het
oproer op te trekken. De bestormers drongen in het huis, hetwelk echter van bin-
nen zoo Λvel versterkt was en zoo dapper verdedigd werd, dat vele van hen omkwa-
men en do overige aftrokken (4). De oproerstokers Averden door Hertog albreght
deels in boete verwezen, deels met ballingschap gestraft (5).
Minder gelukkig was do Graaf van Vlaanderen, lodewijk van der Male ^ in het
breidelen zijner oproerige onderdanen. Het ontbrak hem trouwens ook geheel aan
kracht en vermogen, om bij den landzaat, dien zijne verspillingen en schraapzucht
(1) DE ΒΕκλ, ρ. 121. Pii. DE LEYDEN, de Cufa ReipubL cas. 61. p. 210, 211. J. a. lïydis,
Chron, Belg. Lib. XXXI. c. 24, 25. p. 297, 298. G. 1. a. waveren in Appendice ad bekam ,
ρ. 124. Heda, ρ. 258. De verni. beka, bl. 272—275. v. mieris, Charterb. t?.//o//, D. III,
bl.281, 284, 285, 289, 295, 301, 304, 305—308.
(2) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. p. 297, 300. Verg, ν. mieius, Charterb. v, Holl.
D. III, bl. 314, 315.
(3) v. wierxs, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 182, 261.
(4) Het Goudsch Krön. bl. III. v. mieris, Charierb. v. Holl. D. III. bl. 340.
(5) v. mieris, Chmterb. v. Holl. D.III, bl.340, 365,
-ocr page 290-"298 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
- uitmergelden , ontzag voor zich in te boezemen. De Gentenaars verhieven het eerst de vaan
des opstands, kozen opperhoofden en droegen witte kaproenen tot onderscheidïngsteeken.
Wehh'a volgden andere steden hun voorbeeld, en in verstandhouding met Frank-
rijk, belegerden zij zelfs het graafsgezinde Oudenaarde en Oendermonde^ doch
moesten het beleg voor deze laatste stad, die door dirk van Brederode, welke in
Vlaamsche dienst getreden was, dapper verdedigd werd , spoedig opbreken. De Graaf
sloot een verdrag met de Gentenaars, maar zij verbraken het, Avaarop do oorlog hervat
en Gent belegerd werd. Men wil, dat gebrek de stad binnen kort tot overgave zou
ged\vongen hebben, indien zij niet, ondanks het verbod van albreciit , welke den Graaf
in dien krijg naar vermogen ondersteunde , door de schepen der Hollanders, onder be-
dekking van een Gentschen admiraal de rivier opgezeild, van mondbehoeften voorzien
geworden ware. Zij trachtte ondertusschen met den Graaf een vergelijk te treffen,
en verzocht daartoe de tusschenkomst van Hertog albrecht. Doch men kon over de
voorwaarden niet eens worden , en daar de Gentenaars vervolgens eenige voordeden
behaalden, was de Graaf zelf genoodzaakt het beleg op te breken , en den bijstand
van KAREL YI van Frankrijk in te roepen. Onder aanvoering van dien Vorst wer-
den in den slag bij Rozenheek de oproerlingen wel verslagen, maar de onlusten bleven
voortduren. Eerst na het bemagtigen van Damme door filips van Bourgondië, den
schoonzoon en opvolger van Graaf lodewijk , werd onder medewerking van albreght ,
de vrede met de Gentenaars getrofl'en (1).
Kort vóór het einde dezer beroeringen was eene echtverbindtenis bepaald tusschen
JAN, zoon des Hertogs filips van Bourgondi'é, en Margaretha , dochter van Hertog
ALBRECHT, en de huwelijksvoorwaarde te Kamerijk opgemaakt (2). De oudere doch-
ter des Ruwaards, Katharina, de weduwe, ten minste de verloofde van eduard van
Gelre, was reeds in dertienhonderd twee en zeventig aan den Hertog van Gulik uit-
gehuwelijkt (3). Albreght werd hierdoor in den twist tusschen dien Vorst en de Her-
togin van Brahand over het bezit der stad Grave betrokken , hetgeen hem in onder-
handelingen met den Koning van Engeland wikkelde, die echter , naar het schijnt,
minder van eenen staatkundigen, dan handeldrijvenden aard geweest zijn (4). Trou-
1388
(1) J. λ leydis, Chron. Belg, Lib. XKXI. c. 34—37. p. 303, 304. Meijerus, Annal. Flandr.
Lib, Xlir. XIV. p. 170—20(). Oudegiierst, Chron. et Jnnal. de Flandr. Ch. 176—183. p. 298-
312. Wagenaar , 1). III, bl. 313-310.
(2) v. .nieris, Charterb. v. Hall. D. III. bl. 423.
(3) J. α letdis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 22. p. 297. v. mieris , Charterb. v. Uoll. D. III.
bl. 267. Verg. hctdecoper , Lambacheriana, bl. 567.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holl. ï). Iii. bl. 393, 502. Verir. wagenaar , D. III. bl. 316—320.
Wij zullen hierop natlcr en uitvoeriger in dc geschiedenis van Gelre terugkomen.
1371-
140ß
1379
1381
27 ν.
Slaffüxi
1382
18 ν.
Win-
term.
1385
DES VADERLANDS.
ÜPi
299
wens, de steeds voorldurende binnenlandscbe -svoelingen verboden albregüt,, zich ern-1371 —
slig in buitenlandsche oorlogen Ie mengen. Immers gelaigen onderscheidene echte ge-
denkstukken dier dagen van den geest van wrevel, Iwist en onrust, welke toen
heerschte (1).
Na den dood zijns broeders Willem V, lot Graaf van Henegouwen, Holland, 1389
Zeeland en Heer van Friesland verheven en gehuldigd, vernieuwde of bekrach-
tigde Hertog ALBREGiiT de giftbrieven door hem als Ruwaard verleend (2). Vermoe-
delijk om zich den last der regering te verligten , droeg hij aan zijn oudsten zoon Wil-
lem, Graaf van Oostervant, het bestier van Henegouwen op (3). Hij schijnt hem
zelfs als mederegent beschouwd te hebben; althans vele zijner gift- en leenbrieven
werden mede door willem bekrachtigd (4). En inderdaad , de tegenwoordigheid en al
het beleid van albreght >verden in Holland en Zeeland gevorderd , waar de sleden
dikwijls geweldenarijen tegen elkander zoowel als legen do plattelandbewoners pleeg-
den , de Edelen door partijschap scherp gescheiden bleven, en de geestelijke geslichten
zoo vaak werden aangerand, dat de Hertog genoodzaakt was vele daarvan onder zijne
byzondere bescherming te nemen (5). Bovenal ontstond over het stapelregt een ernstig
geschil tusschen Dordrecht en de overige steden van Holland^ welke zich be-
klaagden , dat de Dordrechtenaars daar by onregt pleegden en haar benadeel-
den (6). De geschilpunten werden drie jaren later door Hertog albrecht in eene
vergadering van afgevaardigden uit de steden, Avaar echter Dordrecht, ondanks
het onlbod des Hertogs, niet verschenen was, onderzocht en ten voordeele der 139J —
Hollandsche steden beslist (7). Maar Dordrecht onderwierp zich niet aan deze
uitspraak; en albreght , in slede van zijn gekrenkt gezag tegen de weerspan-
nige stad te handhaven, was zwak genoeg, een bestand lusschen haar en de Hol-
landsche steden te be>verken , om onderlusscheh de verschillen over het stapelregt uit
(1) v. MIERIS, D. III. bl. 377—501.
(2) v. mieris, Charterb. v. Holt. D. III, bl. 520. J. α leydis , Chron. Belg. Lih. XXXL c.
29. p. 30J. Verg. hiervoor, bl. 248 (2).
(3) v, mieris, Charterb. v. Holl. D. III, bl. 568 , 570.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 552, 554, 581, 588.
(5) v. mieris, Charterb. v. Holl D. lU. bl. 530, 548, 549, 515, 565, 003 , 620 , 706.
(6) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 581. ' ''
(7) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. III, bl. 603.
37 ^
-ocr page 292-1371-
1406
300 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
den weg te ruimen (1). Hiervan is waarschijnlyk niets gekomen. Zeker is, dat
de altyd geldbehoevende Hertog zich het volgende jaar met de stad Dordrecht voor
vierduizend vierhonderd Dordsche guldens verzoende , en haar eenige nieuwe voorregten
schonk (2).
Inmiddels was er onmin tusschen albreght en willem van Oostervant ontstaan. De
Hertog, wien zijne gemalin , Margaretha, van Bryga, door den dood ontvallen was ,
werd ten eenenmale beheerscht door aleid van Poelgeest, eene jonkvrouw van on-
gemeene schoonheid en bevalhgheden (3). Haar vader, jan van Poelgeest, stamde
uit het aloud adellijk geslacht van dien naam, en was vermoedelijk der Kabel-
jaauwsche partij toegedaan (4). Althans door den vermogenden invloed zijner dochter
op den Hertog, die haar met gunsten overlaadde , kwamen Kabeljaauwschgezinde Ede-
len allengs in het bewind (5). Met οττο van Arhel aan het hoofd, sloten deze Ede-
len een verbond, waarbij zij den Hertog en diens huis zoowel als elkander, trouw
en hulp tegen elkeen verzekerden. Albreght bekrachtigde dit verbond en beloofde
den Edelen , van zijnen kant wederkeerige ondersteuning en bescherming (6). Dit
alles verbitterde de Hoekschen; de heerschzuchtige minnares, de oorzaak van hun-
nen val, moest uit den weg geruimd worden; zij overvielen haar des avonds op
het buitenhof in den Haag en hoorden de ongelukkige schoone den dolk in
het hart. Willem kuser , 's Hertogs hofmeester, haar willende beschermen, werd
insgelijks van het leven beroofd. De moordenaars redden zich door de vlugt (7).
Edelen van den eersten rang, de Burggraven van Leyden en van Mantfoort, Heer
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. ΠΙ. bl. 616.
(2) ν. MIERIS , Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 627.
(3) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 37. p. 304.
(4) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 42. p. 3Ö6. Bildehdijk ze^t, D. IV. bl. 3, dat
deze JAN van Poelgeest » zich niet bijzonder uitgeteekend (onderscheiden) had in de tAvisten dier
lijden." De laatste afstammeling uit het huis der Poelgeesten, welks overoude oorsprong niet
is op te sporen, was Gerrit van Poelgeest, majoor ecner afdeeling ruiterij in dienst der Alge-
meene Staten. Hij overleed ongehuwd in 1713 te 's Hertogenbosch en met hem werd het wa-
den zijns geslachts in het graf gelegd. Κοκ, Faderl. ÏFoordenb. D. XXIV. bl. 30.
(5) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 552, 568.
(6) Υ. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 582.
(7) de leka, p. 121. J. α leydis, Chrou. Belg. Lib. XXXI. c. 42, 47. Veldenaer, Chron. v.
Holl. bl. 95. Goudsch. Krön. bl. 112. R. snoi, Ber. Batav. Lib. IX. p. 129. De schrijvers
verschillcn over het jaar, waarin dit feit gepleegd Averd. J. a. leydis , in 1. c. p. 306, geeft den
nacht aan van den 21 op den 22 van Herfstmaand 1390, en \vordt hierin door wage^-^aar , D. III,
17 V.
Wijnm
1391
21 V.
Herfst-
maand.
1393
dirk van Wassenaar, filips van Polanen, dirk van der Lek, οττο, jan en
1406
guy van Asperen ^ jan, Heer van Heemstede^ de Heer van Duivenvoorde^ de
Jonkvrouwe van der Lek^ en vele andere aanzienlijke Hoekschgezinden door koen-
raad kuser, vader des vermoorden hofmeesters, van medepligtigheid aan deze euvel-
daad betigt, verlieten het land (1). Zij Λverden openlyk als misdadigers ingedaagd,
en , daar niemand van hen verscheen , bij niet verschijning [contumacie) geoordeeld , lijf en 18 v.
goed verbeurd te hebben, of in ballingschap verwezen (2). De stedelijke besturen >ver-Jl^gl^j
den gelast, 's Hertogs ambtenaren in het opsporen en vervolgen der moordenaars en 1393
voortvlugtigen te ondersteunen, zich van hunne personen waar zy konden , meester Ie
maken en hunne huizen te vernielen (3). Ook sloot albrecht eene overeenkomst met Hv.
Slafjtm.
bl. 322, gevolgd. Het Óoudsch Kron. echter stelt 1391. Beide opgaven zijn onjuist, daar
willem kuser in liet laatst van 1391 nog in leven -was. Zie v. miehis , Charterb. ν. Holl. D. III.
bl. 582. Verg. ν. wijn, Naleez. op de Vadert. Hist. bl. 186. Veldenaer, nevens de Oude Roll.
Div. Kron., stelt 1392, en de beka , naar het schijnt, 1393. Dit laatste jaartal komt ons het aan-
nemelijksle voor. Het is toch niet waarschijnlijk, dat Hertog albrecht , of koenraad kuser , de vader
des gedooden hofmeesters, een jaar of langer de booswichten ongemoeid zal gelaten hebben. Stelt
men dat het misdrijf den 21 v. Herfstmaand 1393 geschied is, dan vindt men, dat reeds den 18
van Wijnmaand daaraanvolgende de hoofdaanleiders vervolgd werden, hetgeen zeker vrij wat na-
tuurlijker] is. Zie v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III, bl. 600.
(1) ν. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 602 , 617. J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI.
c. 47. p. 310, bepaalt het getal der zamengezworenen op vier en vijftig dat echter, volgens dc
opgegeven staatsstukken bij van mieris, geringer moet geweest zijn. Dat deze Edelen naar bui-
ten 'slands vluchtten, »verstaat zich," zegt eilderdijk, D. IV. bl. 4. Doch het is onwaar,
wanneer hij beweert, dat zij allen ook handdadig aan den moord zeiven geweest zijn, in welken zij
betrokken waren. Zie J. α leydis , in 1. c. Dit is even zoo uit de lucht gegrepen, als dat Margaretha
van Henegouwen haren zoon willem Avildc doen vierendeelen, zoo als bilderdije , t. a. p. ïn het
voorbijgaan vertelt.
(2) v. mieris , Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 600. J. α leydis , Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 47.
p. 310.
(3) v. mieris , Charterb. ν. Holl. D. HI. bl. 601, 603 , 607. Het is opmerkelijk , dat in al deze
stukken slechts van den moord aan -willem kuser gepleegd, gesproken wordt. Het plakaat van Her-
tog albrecht van den 13 van Herfstmaand 1394 heeft niet, zoo als wacenaar , D. IH. bl. 323 bcAveert
en EILDERDIJK hem weder, zondereenig nader onderzoek, naschrijft, D. IV. bl. 4, 5, betrekking
op de moordenaars van kuser , maar op de burgers van Utrecht; » weer dat sakedus leest men ,
dat )) enich burgher van Utrecht enich ongheval ghesciede, dat hi doet sloghe eenen mensche, die
W'onachtich waar binnen onsen palen van Hollant, ofF van Zelant enz. enz.en dat hi quame binnen
onsen palen voirsz. so verlenen wi allen onsen ondersaten , dat si dien man moghen doetslaen,
onder verboernis tegens ons, οΙΓ yemant anders enige beteringe te doen." v. mieris , Charterb. ν.
Holl. D. Hl, bl. 613. Boxhors, op velde.-^aer, bl. 183, 184.
< ■
"302 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— de regerende HeΓtogin-^γedu^γe van Braband betrekkelijk het uilleveren van mede-
pligligen aan den moord van aleid van Poelgeest en avillem kuser (1). Vruchte-
Wijn- loos trachtte de Graaf van Oostervant zijnen vader tot genade voor hen te bewe-
T394 ' vruchteloos bleef hij borg, dat zij niets ten nacleele van den Hertog,
zijne raden, of onderdanen zouden verriglen (2). Deze belangstelling in het lot der
ballingen ontroofde hem zelfs 's Hertogs genegenheid, en hij , het ergste duchtende ,
week naar het slot te Altena^ nabij Woudrichem, welk Hertog albreght hem
\ onlangs in leen geschonken had (3). Nu verzuimden jan van Arkel^ sinds dertien-
honderd negen en tachtig, stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland, en de
Kabeljaamvsche Edelen niet, den gevlugten Graaf in het hatelijkste daglicht te plaatsen, hem
als medepligtig aan den moord voor te stellen , en den Hertog tot het besluit te brengen , den
weerspannigen zoon in zijne schuilplaats te belegeren en zich op diens vrienden te wreken,
KoENRAAD KUSER , de bitterste vijand der Hoekschen, rukte op last des Hertogs, voor de sloten
Hodenpijl, Duivenvoorde, Zandhorst, Heemstede, JVarmond, Paddenpoel, die alle in-
genomen en verwoest werden. Albreght zelf trok te scheep langs de Merwe , over Gorkum,
l395 waar hij door οττο van Arkel feestelijk ontvangen werd, naar Woudrickem en sloeg
onmiddellijk het beleg voor Altena, Willem , te verstandig om zijn vertoornden
vader af te wachten , had ondertusschen naar 's Hertogenhosch de wijk genomen ,
doch eene bezetting met de benoodigde krijgsbehoeften in het slot achtergelaten. Deze
bood aan de hevige aanvallen der belegeraars eenen dapperen tegenstand, tot dat door
lusschenkomst van jan van Beijeren en anderen, een verdrag getroil'en werd, waarbij
zij , onder behoud van lijf en goed , het slot overleverde, hetwelk genoegzaam geheel
geslecht werd. Willem vlood hierop naar Frankrijk , en vond in \tillem eggert, een
rijk Amsterdamsch koopman , eenen vriend , welke hem met zijn vermogen ondersteunde (4).
(^1) t. mieris, Charterb. ν. Holl, D. III. bl. 618.
(2) ν. mieris, Charterb. ν. Holl D. III, bl. 617. J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI.
c. 47. ρ. 310,
(3) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 47. p. 310. Deze ontvlugting geschiedde niet iu
1393, gelijk wagenaar en na hem bilderdijk beweert, maar eerst in het begin van 1395, dewijl
willem den 28sten van Wintermaand 1394 zich nog in den Haag bevond, v. mieris , Charterb. v.
Holl. 1). III. bl. 620. Hiermede vervalt tevens alles, wat wagenaar , D. III, bl. 325 over het doel
van (bekomst van' s Hertogs tweeden zoon, JAh van Beijeren, in//o/ZaMc? om dien tijd gezegd heeft.
Zie ook bilderuijk, D. IV. bi. 6. Immers Averd jan van Beijeren reeds den 23 van Lentemaand
1393 met ie heerhjkheifl van Voorne verlijd, toen er nog geen zweem Avas van oneeniglieid tusschen
albreght en willem van Oostervant. Zie de Privilegien van den Briel en Voorn, ])1. 49.
(4) J. leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 47. 48. p. 310, 311. Lib. XXXII. c. 30. p. 347.
pe beka, p. 121. Goudsch. Kron. bl. 112. Veldenaer , Chron. v. Holl. bl. 95, 96.
DES VADETx LANDS. 303
Weldra echter yerzoende hij zich met zijnen yader en keerde, door verscheidene 1371—
Hoeksche Edelen Yergezeld, in Holland terug (1).
Eene beleedigiDg den Graaf van Ooiieryawi in Frankrijk aangedaan, bewerkte, naar
men^vil, deze spoedige verzoening. Men verhaalt, dat aan's Konings disch zittende , het
tafellaken door een Heraut voor hem werd weggesneden en in stukken gescheurd , als
iemand wiens wapen door den ongewroken dood van willem IV verloren, en nog te
herwinnen was. Het behoorde namelijk tot de gebruiken der Ridders , dat wie zijn schild
in den strijd verloor, als onwaardig geweerd werd tot hij het herwonnen en alzoo zijne
eer hersteld had. Men beweert, dat bertrand du guesclin , de krijgshaftigste ridder zijner
eeuw en welke in dertienhonderd tachtig overleed, het wegsnijden van het tafel-
laken heeft ingevoerd. Er is opgemerkt » hoe weinig zoo iets ten aanzien van
vorstelijke erflanden met den staat van zaken overeenstemde , waar het oorlogvoeren en
krijgstochten doen aan geen Ridders of Erfjonkers hing, maar aan do Landvorsten al-
leen , en de wijze van oorlogen zoo veranderd was, dat men in een schild- of wa-
pen-kwartier als zoodanig niet meer 't belang stelde van eertijds. Het was maar een
bloote formaliteit en woordformel, waarbij eigenlijk het ongewroken laten van de dood
eens voorzaats of naastbestaanden beteekend ; en op den grond van 't Romeinsche recht,
het verzuim van die wraak als onbevoegdheid tot zijne erflating, en evenzoo tot het
voeren van zijn Avapen verweten werd. Dit verwijt ging hem (willem) inderdaad niet aan,
maar zijn vader (2)." Willem evenwel verliet verbolgen het Hof en zond den Graaf
van Neoers naar albrecht met do betuiging, dat hij veeleer dan dien hoon to
overleven , met jan van Βourgondi'ê wdidx Hongarije zou trekken , om aldaar in den strijd
tegen de Turken den dood te zoeken. Albreght hierdoor getrofl'en , verzoende zich , naar
men wil, onmiddellijk met zijnen zoon, en besloot tot den krijg tegen Friesland (3).
Anderen willen eenvoudig, dat 's Hertogs begeerte , om do Friezen ten Westen der
Lauwers aan zijn gezag te onderwerpen en tevens den smaad der nederlaag van Wil-
lem IV uit to wisschen, waartoe hem de binnenlandsche beroerten in Friesland eeno
gunstige gelegenheid aanboden, do oorzaak der terugroeping van Willem en der met
(1) Den 28 van Grasmaand 1395, bevond hij zicli reeds weder in den /Ζασ^ en bclrachtijjde
aldaar den zoenbrief van albrecht met de stad Dordrecht, v. Mieris , Charterb. ν. Holl. D. III.
hl. 627.
(2) Bildeuduic , D. IV. bl. 10.
(3) Bilderdijk , D. IV. hl. 10, welke dc berigten van i. α leydis , Chron. Belg. Lib. XXXI.
c. 5. p. 312. Heda, p. 265, Ücco scarlensis, bl. 146, met dat van froissart, T. IV, fcuillet 24,
in overeenstemming brennten zamenknoopt.
-ocr page 296-"304 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
hem gevlugto Edelen geweest is, wier bijstand den Hertog thans niet onverschillig
zijn konde (1). Met niemand daarenboven konde albregïit de zorgen van den gewigtigen
krijgslogt, welken hij in het hoofd had , veiliger deelen dan met den wakkeren Graaf
van Oostervant, die reeds tot loon zijner dapperheid in de Vlaamsche onlusten, rid-
der geslagen , met de orde van den kousenband , onlangs ingesteld , omhangen , en door
zijne wapenfeiten op alle steekspelen vermaard was (2).
De Friezen , wien het doel des Hertogs niet verborgen was gebleven, hadden met
den Bisschop van Vtrecht een vredesverdrag voor daysend jaer ende dagh gesloten,
hetwelk een einde maakte aan de geschillen , welke zy met hem voerden , en Avaarbij
hy zich verbond geen vreemd krijgsvolk, tot hinder en nadeel van Friesland oiGro-
ningen , door het Sticht te laten trekken (3). Hierdoor verzekerden zich de Friezen
tegen eene aanranding van de landzijde, en konden te geruster den vijand aan den
zeekant afwachten. Hertog albrecht verleogde ondertusschen met hen het bestand
voor nog een jaar, vermoedelijk orn zich inmiddels tot den geduchten oorlogstogt voor te
bereiden (4). Na het verloopen van dien tijd, vermaande hij alle vreemdelingen , die
zich in Friesland gevestigd hadden , dat gewest, onder toezegging van vrijgeleide te
verlaten, opdat zij de Friezen niet tegen hem zouden sterken, helpen en bijstaan (5).
Daarop sloot hij met de Amelanders een verdrag van onzijdigheid in den ophanden zijnden
krijg tegen Friesland (6). En opdat het hem niet aan bodems tot inscheping zijner
benden en oorlogsbehoeften zou ontbreken, gelastte hij den volgenden dag de overhe-
den in de sleden en dorpen vanen , op verbeurte van lijf en goed
naauwkeurig gade te slaan, dat niemand eenige schepen buiten 's lands voerde , en
dat allen, die binnenlands naar Brahand, P^laandereii, Gelre of elders varen wilden,
zich verbonden met hunne vaartuigen vóór den eersten van Oogstmaand terug en bij
18 V.
Grasm.
1395
20 V.
Giasm.
22 v.
Bloeim.
1396
10 V.
Zomer-
maand.
(1) Ubbo emhiüs, lier. Fris. Ilist. Lib. XVI. p. 226. F. sjoerds, Fr. Jacrb. D. IV.
hl. 97, 98. Verg. te water, Vaderl. Eist. D. II. bl. 25.
(2) Wagekaar , D. ΠΙ. bl. 329. Bilderdijk , D. IV. bl. 9. Froissakt beschrijft den Graaf van
Oostervant » ung home moult bien fourny de tous membres , car il èstoit grant et gros a merveiUes
et de tres bon courage." T. IV, feuillet31.
(3) T. MIERIS, Charterb. ν. ΗοϊΙ.Ώ. III. bl. 625. Charterb. v. Vriesland. D. I. bl.254,
(4) Charterb. v. Vriesl D. I. bl. 255. F. sjoerds, Fr. Jaarb. D, IV. bl. 99.
(5) Charterb, v. Vriesl. Ό. I. bl. 256.
φ) Charterb, v, Vriesl. D. I. bl. 257.
1371—
1406
DES VADETx LANDS. 305
de hand te zijn (1), Hij .schijnt echter, alvorens tot het uiterste te konien, be-1371—
proefd te hebben, de Friezen door middel yan een verdrag aan ζίςΗ te onderwer-
pen (2) Z.eker is het, dat hij het bestand met hen weder eenige dagen verlengde, en
zelfs aan twintig Friezen vrijgeleide schonk , om over den vrede of eene overeenkomst 8 v.
met hem te onderhandelen; maar te vergeefs (3). Dien zelfden dag verzekerde hij
den predikheeren van het st. jacobs klooster te Leeuwarden zijne bescherming, wan- 1390
neer hij gewapenderhand in Friesland mögt komen (4). Dit was ongetwijfeld een
zeer geschikt middel » zoo wel om het vuur van inwendige verdeeldheid in Friesland
levendig te houden, als om zich bij de volksmenigte aangenaam te maken, welke van
de hand der Geestelijken vloog, en die niet veel reden had, om zich geluk te wen^
sehen met de ontelbare onheilen, aan welke zy door (Je verdeeldheid der Edelen en
Groolen gedurig onderworpen was, zonder zich daar aan door onzijdigheid te kunnen
onttrekken (5)."
Intusschen waren in Rolland de ingezetenen overeengekomen, allp koggen en an-
dere groole schepen , zoodra zij in hel land terugkwamen, naar Enkhmzen ter be-
schikking yan albreght te zeniden (6). Hier was de algemeepe. verzamelplaats der
slrijdmagt, die Friesland tot onderwerping moest dwingen, en welke door Fransche , |
Engelsche en Duitsche hulpbenden versterkt werd. Sinds den vrede tusschen Frankrijk
en Engeland, was albrecht met beide Hoven verbonden j en JDuitschland onder-
steunde hem als Lid des Rijks, ter verkryging van hetgeen zijnen voorzaten en hem
zeiven zoo dikwerf door de Keizers M'as afgestaan. De Franschen, die het langst op
zich lieten wachten, werden door den Admiraal van Frankrijk ^ St Pol
en dien van Namen aangevoerd. De Engalschen stonden onder de bevelen des Graven
van Corntoales, en de Duitschers onder die des Graven van Solms. Over de inland-» |
sehe benden voerden *s Hertogs zonen, Willem van Oostervant, jaw , verkoren Bis- f
schop van Luik , en albrecïït van Betjeren , het opperbevel, en onder hen filips van
Wassenaar, Burggraaf va» Leiden, jaiv van Brederode, de Heer van As'peren en
andere Hoeksche Edelen, die nu weder in de gunst des Hertogs deelden; gui , Graaf
van Blois en Heer van Gouda en Schoonhoven, jas van Arkel, floris en niko-
■ )
(1) Charterb. ν. Vriest. D. 1. bl. 257.
(2) F. SJOERDS, J-aaró. I). IV. bl. 100. ·
(3) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 257, 258.
Charlerb. V. Friesl. D. l. hl 25S.
(5) Tegenw. Staat v. Friesl. D. l. bl. 533,
(6) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 258. ; r ' - " : ' ||
deel. 2 stuk. 38 '
"1340 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
—laas van Borselen, eilips van Kortgeiie eu anderen. De Hollandsche en Wesl-
Fnesche steden , bijzonder Amsterdam en Hoorn, leverden eene menigte gewapen-
den, om den krijgslogt bij te wonen, of bewezen op andere wijzen liulp en deel-
neming. Henegouwen^ alwaar albrecht de drie Staten des Lands bijeengeroepen en
hun de noodzakelijkheid van den Frieschen krijg betoogd had, verschafte, nevens eenen
onderstand van dertig duizend gulden, een aanzienlijk getal Edelen, die zich bij het
heir voegden dat dagelijks aangroeide en eindelijk uit honderd duizend, naar ande-
ren zelfs uit honderd en tachtig duizend man bestond. Men bepaalde den vijftien-
den van Oogstmaand als de dag, om naar Friesland over te steken. Doch door het
spade aankomen der Franschen, en een hevig geschil tusschen de Hollanders en Eu-
gelschen, waarbij lot nadeel van deze laatsten , dadelijkheden voorvielen die met
moeite door den Graaf van Oostervant gestild werden, moest de togt nog eene week
vertraagd worden. De schepen te Enkhuizen bijeengekomen , om het vereenigd heir
over te voeren, vormden eene vloot, zoo als men voorzeker nooit voorheen in deze
gewesten gezien had (1). Nadat Hertog albrecht eenige Edelen tot ridders had ge-
22 V slagen, stak hij aan het hoofd dezer scheepsmagt, met eenen günstigen wind naar
Oopt^ Priesland af (2). Zijne gemalin, margareet van Kleef, en de Gravin van Ooster-
IZdß vant hielden zich in dien tusschentijd meestal te Medemblik en te Hoorn op (3).
De Friezen hadden inmiddels eenparig besloten , den geduchten vijand onverschrokken
(1) Naar het verhaal van j. κ leydis, Cliron. Belg. Lib. XXXI. c. 51. p. 313, was de vloot
vier duizend groote en veertig kleine schepen sterk. Veldenaer , Chron. v. liolL bl. 96, verhaalt,
dat Hertog albrecht « al had Iii nyt dan drie man wt elk scip genomen, so had daer volkes ge-
noechgewecstom Vrieslant mede te winnen, alsoe veel scheppn waren daer." Froissart, T. IV. f. 33.
getuigt: Tant y avoit de vaisseanx cpxc silz eussent este ariengez lung pres l'autre de deuers encuse
{Enkhuizen) jusques a la bonde cundrem {dc Kuinder) qui est en la liaulte frise ou ilz conten-
loicnt a descendre comme ilz firent ou il y a douze lieucs deaue, quilz eussént bien conuerle
toute la marine.
(2) J. Α leydis, Chron. Belg. Ltb, XXXI. c. 51. p. 313. Froissart, T. IV. feuillet 31—33.
Veldenaer, Chron. v. Hall., bl, 96. Goudsch Kron. bl. 114. ücco scarlensis , bl. 146. Petrus
tuaiiorita, Hist. V. Friesl. bl. 2. Heda , p. 262. de Ferm. beka , bl. 300. Meyerus, Annal.
Flandr. Lib. XIV. ad annum 1396. Benisga, Hist. v. Oostfr. bl. 161. Wagenaar, D. III.
1)1. 330—332. v. wijn, Nalees, op de Vaderl. Hist. bl. 188—192. JVunoFF's Bijdr. v. Faderl.
Gesch. en Oudheden. D. I. St. 2. bl. 151, 152.
(3) v. -nvijn, Nalees, op de Vaderl. Hist. bl. 191. j. α leydis, Chron. Belg. Z/Z». XXXI. p. 304
vergist zich, en bilderdijk , D. IV. bl. 6, met hem, wanneer hij meldt, dat albrecht in 1391
5urgareet vuu Kleef gehuwd had. Het is v, wijn uit de Thesaurier rekening van Jonkheer v. arkel
gebleken, dat dit in de lente van 1394 geschied is. Nalees, op de Vaderl. Hist. , bl. 189.
DES VADERLANDS. 307
af te wachten. Ju jonghema , Heerschap en Olderman te was reeds te 1371—
voren, of werd nu voor dezen oorlog, tot Potestaat y^m Friesland gekozen. Door zijne
groote lirijgsbekwaamheden, schrander beleid en ongemeene dapperheid in de oorlo-
gen tegen de Turken en Lithauwers beloond, zoo wel als door regtschapenheid, zucht
voor vrede , en onzijdigheid , had hij zich derwijze van de algemeene achting verzekerd ,
dat beide, Vetkoopers en Schieringers, hem deze aanzienlijke waardiglieid hadden op-
gedragen. Onder zijne bevelen stelden zich insgelijksi^de-Stellingwervers cn Schoter-
landers, die anders doorgaans weinig deel in de binhenlandsche onlusten namen.
Hoewel do Friezen, in vergelijking van 's Hertogs benden, gering in getal, slecht
gewapend en weinig geoefend waren, w^erd echter op eenen algera'eénen landdag aan-
gedrongen , den vijand bij zijne komst en landing met alle magt' te keer te gaan.
»Liever," riep men uit, »als vrije Friezen sterven, dan eenen uitheemschen
Heer dienen of onderworpen zijn." ïe vergeefs vermaande Jongiiema , om in
plaats van op eens alles tegen den overmagtigen vijand in de waagschaal te
stellen, zich in do steden en burgen te versterken en te verdedigen, maar het
platte land den aanvallers over te laten, die, naar zijn oordeel, weldra van gebrek
omkomen, of verloopen zouden, zonder dat men van hen meer dan het verbranden
van eenige dorpen zou te duchten hebben. Hoe heilzaam deze raad in de gegeven om-
slandigheden ook mögt geweest zijn, hij vond slechts ingang bij de minsten; en Jongiiema ,
om den schijn van lafhartigheid van zich af te werpen, moest zich naar de meerder-
heid schikken. Hij verdeelde het van allo zijden bijeengevloeide leger, dertig duizend
man sterk, in drie even talrijke hoopen , welke te Scholerzijl, de plaats waar men
de landing verwachtte, achter den dijk gelegerd werden; zes duizend man moesten do
landing beletten en den dijk beschermen (1).
Hertog ALBRECUT ontscheepte zijne benden in de Kuinder, welks Heer zijne zijde 24
hield, terwijl do Friesche voorhoede , die do landing moest verhinderen, door de boog- j^aand
schutters van de vloot teruggedreven werd , en daarop do naaste stinsen en schansen
bezette. Hieruit zoo wel, als door de rivieren en wateren werden de Hollanders in
hunnen togt belemmerd , en er vielen van lijd tot tijd hevige schermutselingen voor,
waarbij echter geeno beslissende zege konde behaald worden. Eindelijk vond een ge-
deelte der vijandelijke ruiterij en voetknechten eenen omweg en daardoor eene gele-
genheid , de Friezen van achteren en van ter zijde aan te tasten. Deze besloten nu'
den vijand te voorkomen en hem moedig legen te trekken in spijt van Jo]VGhe3ia ,
Avelke hun nogmaals den raad gaf, om in de verschansingen de Hollanders geduldig
af te wachten, en hen door uitvallen en schermutselingen af te matten. Ziende dat alles
(1) Froissart, T. IV. fcuillct 33, 34. Meyerüs , ^nnal. Flandr. Lib, XIV. ad aimum 1396,
Ubbo ehmiis, Rer: Fris. Hist, Lib. XVI. p. 227.
40 *
-ocr page 300-1400
30S ALGEMEENE GESCHIEDENIS
vruchteloos was om hen terug te houden, plaatste de Potestaat zich aan het hoofd
zijner benden ^ met het vaste besluit te overwinnen, of voor de zaak der vrijheid te
sterven. De Hollanders trokken met trompetgeschal en ontrolde banieren d.e nade-
rende Friezen te gemoet, welke van verre door de Engelsche en Henegouwsche boog-
schutters, die de voorhoede van 's Herlogs leger uitmaakten, met een hagelbui
van pijlen begroet werden. Spoedig geraakte men op eene vlakte by Schoterzijl
handgemeen. Het was een woedende , wanhopige strijd. Lang bleef de zege onbe-
slist. Eindelyk brak het drie- of viermaal sterker heir der Hollanders door de ge-'
lederen der afgestreden Friezen, die overhoop geworpen en op de vlugt gejaagd wer-
den. Zes honderd Friezen, waaronder vele Edelen en ook de Avakkere Jonghema ,
Avaren in den slag gesneuveld; doch een veel grooter getal werd onder het vlieden
neergesabeld, of versmoorde in de poelen en moerassen, of bezweek van vermoeidheid
op de wegen. Men wil, dat slechts vijftig krijgsgevangenen op hen gemaakt Averden ,
dewijl de meesten den dood verkozen boven de onderwerping aan eenen uitheemschen
meester (1).
29 V.
()o[^st-
jiKiaiid.
1396
Het zy de Hollanders te veel geleden hadden , om de voordeelen der overwinning te
achtervolgen, het zij de regens en slechte wegen hen verhinderden dieper in jPrzef/anci
door te dringen, Hertog albreght althans begaf zich te scheep naar Stavoren. Hij
zond echter, onder bevel des Ridders pibter beets , eenige gewapende bodems naar
de Lauwers en het Dokkumerdiep , om het gewest aan dien kant te bedwingen. Doch
eene talrijke bende Friezen bewaakte met zoo veel zorg den dyk, welke het Diep aan
beide zijden beschutte, dat beets het niet raadzaam oordeelde zyne manschappen te
ontschepen , maar zich vergenoegde met den stroom te sluiten, om den uit- en invoer te
beletten. Ondertusschen Avierpen de Friezen in Kollumerland, tusschen de KollumeΓ-
όη Oudwoudemerzijlen, eene sterkte of verschansing op, Ter Luine genoemd, ten
einde den vyand het opkomen en landen te verhinderen. Inmiddels was eene sterke
aideeling hunner strydmagt tegen den Hertog opgetrokken, en by het st. odulfs kloos-
ter, niet verre van Stavorenj werd een tweede bloedige veldslag geleverd, doch met
hetzelfde noodlottig gevolg voor de Friezen als de vorige. Albbecht waagde het echter
niet verder landwaarts in te trekken; hij legerde zich op de strijdplaats en bleef aldaar
nog tien dagen de mogelyke aanvallen der Friezen afwachten; doch zij vertoonden
zich niet, In weerwil zijner vermaning, verwyderden zich eens de Engelsche hulp-
benden twee raylen van de legerplaats, slaken eenige dorpen en huizen in den brand
i v.
HcrCst-
jiiaand,
(1) Froissart, T. IV. femllct 33,34 J, α letdis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 51, p. 313.
Petrus τπαβοβιτα , Ilist. v. Vriest, bi. 2, Occo scarleksis, 146, 147. Meijerds, Annal. IHundr,
Lib. XIV. ad anniun 1396. Übbo eji}iiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XVI. p. 228.
DES VADETx LANDS. 309
en keerden met den roof terug, toen zij door eene menigte gewapende Friezen on-1371—·
verwachts omringd, en na een scherp gevecht gedvTongen werden in eene versterkte ^^^^
plaats te vlugten, waar de verbitterde achtervolgers hen dien dag en den volgenden
nacht belegerden. Op dit berigt, zond de Hertog terstond do Delftsche poorters tot
hulp der Engelschen af, die ontzet ziende opdagen, eenen uitval deden, terwijl op
hetzelfde oogenblik de Delvenaars de Friezen in den rug aantastten, welke na een he-
vig gevecht en het verlies A^an vier honderd man, vloden. Do omliggende landerijen
werden nu een prooi der overwinnaars, welke alom de sporen van moord, verwoesting
en roofzucht achterlieten. Het steeds toenemende gure herfstweder, hetwelk de wegen
geheel onbruikbaar maakte en het voortzetten van den krijg in Friesland belette,
noopte Hertog albreght naar Holland terug te keeren.. Na Stavoren met een blok-
huis versterkt en, nevens eenige andere plaatsen en burgen, van bezetting voorzien lo
hebben, scheepte hij zich weder in naar Enhhuizen, waar het heir uiteen ging, en
do hulpbenden na bekomen soldij , ontslagen werden (IJ.
3Iet den terugtogt uit Friesland werden evenwel de vijandelijkheden niet gestaakt.
Hertog ALBREGHT had kort vóór zyn vertrek uit dat gewest den Bisschop van Utrecht ,
den Hertog van Gelre en eenige Slichtsche en Geldersche steden verzocht, hunne on-
derdanen te verbieden den Friezen, zyne vijanden, tegen welke hij krijg voerde , met
wapenen en mondbehoeften te ondersteunen, terwijl hij niet aansprakelijk wilde zijn 9 v.
voor de gevolgen , welke daaruit ten nadeele van hen zelve zouden voortvloeijen (2). ^^^jjlf
Tevens werden lastbrieven uitgegeven, om den Friezen eiken toevoer te water af te 1390
snijden en hen, nevens allen, die hun eenigen onderstand boden, als vijanden te be-
handelen ; ook werden aan elk, die zulks begeerde, vrijbrieven verleend, om op
eigen kosten en gevaar, op hen en hunne bondgenooten te kapen (3). De Friezen
daarentegen verdreven met geweld de Hollandsche bezettingen, hier en ginds achter-
gelaten om hen in teugel te houden; zelfs de Slavorenaars maakten zich meester van
het blokhuis en joegen de Hollanders de stad uit. Onmiddellijk werd op dit berigt eeno
bende Rennemers en West-Friezen, onder bevel van jan υαη Heenvliet, Baljuw van
Amstelland^ en Gerrit van Heemskerk ^ Drost van Muiden ^ nd^tix Friesland gezon- Sprok-
den. Men zette op de hoogte van Hinlopen voel aan land, doch werd zoo wel ont-
(1) J. Α LETDis, Chron. Belg. Lib. XXXI, c. 51. p. 313, 314. Occo scARmsis, bi. 147.
IIbbo emmujs, Rer, Fris. Hlst. Lib. XVI. p. 228. Verg. t. sjoekds ,/'V. Jaaró, D. IV. bi. 110—113.
llceds vóór den veertiendeu van Herfstmaand 1396 moet albrecht uit Frieslaiid (eruggekeerd zijn.
v. wijiï, Nalecz. op de Vadert. Bist. bl. 191.
. (2) Charterb. ν. Vriest. D. I. bl. 260.
(3) Charierb, v. Vriesland. D. I. bl. 260—-260.
-ocr page 302-"310 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
rangen, dat de aanvallers met verlies Tan veel volks moesten terugkeeren (1). Al-
BRECHT trachtte thans door middel van onderhandelingen zijn doel met de Friezen te
bereiken, en noodigde de Oostergoërs en Westergoërs, onder vrijgeleide voor veertien
dagen, daartoe uit (2). Indien hierin door hen is voldaan geworden, moeten de on-
derhandelingen vruchteloos afgeloopen zijn. Althans, kort daarna gaf de Hertog niet
alleen nieuwe vrijbrieven tegen de Friezen uit, maar stelde vervolgens deze kapers,
de Engelsche uitgezonderd, onder het opperbevel van jan van Heenoliet en Gerrit
van Egmond^ Baljuw van Medemhlih ^ welke den titel van Admiraal voerden, met
last, de Friezen zoowel in de binnenwateren als op zee te beschadigen, en tevens to
verhoeden, dat zij eenigen toevoer of bijstand ontvingen. Al wat door do beide
Vlootvoogden, of op hun gezag, op den vijand veroverd of verloren wierd, zou te hun-
nen voor- en nadeele komen. De goederen en gevangenen, welke zij vermeesterden,
behoorden hun toe ; de veroverde sloten, landen en heerlijkheden echter, vervielen
aan den Hertog als Landsheer. Alle havens in Holland en Zeeland werden voor hen
en hunne medehelpers opengesteld; daar zouden zij steeds eene veilige schuilplaats
vinden on hun vergund worden , zich van de noodige behoeften te voorzien, Avaarin
de Hertogelijke ambtenaren hun alle ondersteuning zouden verleenen (3).
Ongetwijfeld werd der Friezen koophandel en scheepvaart daardoor geweldig belem-
merd en aanmerkelijk nadeel toegebragt. Meer echter leed Friesland door de inwen-
dige verdeeldheden, die met vernieuwde woede herrezen waren en verhinderden, den
algemeenen vijand, welke niet verzuimde het vuur der tweedragt meer en meer te
ontvonken, naar vereisch wederstand te bieden (4). Hertog albreght maakte zich
dit voor zijne plannen zoo gunstig tijdstip ten nutte. Hij ontbood de Edelen en steden
van Holland en Zeeland, zijne buitenlandsche leenmannen en eenige vreemde Heeren,
met een bepaald getal gewapende manschappen, werklieden en krygsbehoeften tegen
den Zondag na SK Jan te Enkhuizen tot eenen krygstogt naar Friesland, waartoe
insgelijks de hulp en bijstand van vreemde mogendheden werden ingeroepen. De ste-
den moesten elk een bepaald getal schepen leveren (5) ; en eenige van haar schoten
5 v.
Bloeim,
1398
(1) Idsinga, Staatsr. I). Π. bi. 21. J. α leydis, Chron, Belg. Lih. XXXI, c. 55, p. 310,
stelt het verdrijven der Hollanders uit Stavoren in 1398.
(2) Charterb. ν. FriesL D. Ι. bl. 264.
(3) Charterb. ν. Friesl, 1). I. bl. 267.
(4) Ubbo ehmius, Jler, Fris. Hist. Lib. XVI. p. 228. Verg. f. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV^.
bl. 118—122.
(5) Haarlem leverde 150, Rotterdam 45, Schiedam 25, Gouda 40, Dordrecht 25, Alk-
maar 26, Hoorn 25, Akersloot 10, Naarden 22, Enkhuizen 2Q, Amsterdam , behalve de
1371-
1406
20 v.
Lente-
maand.
1397
30 v.
Zomer-
maand.
DES VADETx LANDS. 311
daarenboven den Herlog aanmerkelijke sommen« voor. Den ' Baljuwen ταη Holland 1371^
en ^efi-i^rzei/a/ic? werd aangeschreven , alle dienstpliglige welgeboren mannen , en ^^^
van de huislieden den derden man behoorlijk gewapend Ie zenden. De Zeemven be-
sloten acht duizend mant meer te leveren dan waarop zg geraamd waren , en vijf en
twintig schepen uit Zierikzee zouden de'Engelsche hulpbenden aanToeren. Al deze
strijdkrachten, bij welke zich nog honderd en vijftig gewapenden uit het land van
Altena voegden, kwamen te Enkhuizen^ άο algemeeüe'vergaderplaats des legersr,
bijeen (1). ,
Aanvankelijk Avas Hertog albreciit van meening den togt bij te wonen , doch thaiis
droeg hij het opperbevel den Graaf, van Oostervant^o^^ wien de Heeren ran Arkel\
Ύΐίη Β reder ode^,, van, > en vele andere aanzienlijke Edelen verzelden. Hij
zelf bleef te Hoorn ^ om aldaar (den uilslag des krijgs af te wachten. Onder de be-
velen der beide Admiralen, van Heenvliet en gerrit vaii Egmond^ en van deu
ondervlootvoogd WILLEM van den Berge·, stevende men τ\ΐίΆχ: Friesland en landde op
de hoogte van de Lemmer en TakozijL Willem trok onmiddellijk door Gaai ie»* iand
op Hindelopen aan, waar eene bende Friezen hem den doorlogt betwistte , doch met
verlies van drie honderd man, op de vlugt gedreven werd. De vlammen 'der omliggende
dorpen en de vlugtelingen verkondigden aan Stavoren het naderen der Hollanders. Do '
stad werd ingesloten en na een beleg van ruim twee weken, door gebrek' aan levens-
middelen genoodzaakt in een verdrag te treden , hetwelk door de afgevaardigden van
Oostergo en JVestergo ^ garryt kammingiie, tyarcic walta i iiehe mottinghe ,
sywrd wyeerda , gosligk heslinghe , feya vaiï ' BOCKUM en TVDMÉR HOPPER , alle J y.
Vetkoopers, met den Graaf getroflen werd (2). De hoofdpunten Avaren, dal willeA^"^®^
van 's Hertogs wege zweren zoude!, den Friezen lusschen hot Flie en de Lauwers 1398
een genadig Heer te zijn, waarop deze hem als hunnen wettigen Heer ontvangen,
huldigen en trouw zweren zouden. Het zou beiden, hem en hun, vrijstaan stïnsen ,
I-I
groote schepen, 50, te zamcn 444 bodems, v. mieris , Charterterb. v. Holl. D. III. bl. 677.
Hclialve deze , verzocht de Hertog nog drie lionderd andere schepen, mogelijk uit Zeeland. Zie
V. MIERIS, t. a. p. bl. 677. De lieer van Hensberch beloofde hem daarenboven nog met twee hon-
derd galeijen te zullen dienen, v. mieris, t. a. p. bl. 679. De Ilollandsclie en Zeeuwsche steden
moesten te zamen ruim 6000 gewapende mannen verschaflen, en daarnevens een goed aantal tim-
merlieden , metselaars, smids enz. v. mieris , t. a. p. bl. 670.
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. ΠΙ. bl. 670 , 673—682. Charterb. ν. Vriesl. D. I.
hl. 270-279.
(2) J. Α i.EVDis, C/iron. Belg. Lib: XXXI. c. 55. p. 316. Occo scmmms, hl 151, 152. Übbo
EMsiis, Rer. Fris. Hist. Lib. XVI. p. 229.
312 ALGEMEENE G Ε S GHίΕüΕΝ I S
1371—
1406
burgen en steden in het land te bouwen , waar men yerlioos. Elk zou zijne goederen
vrij en onbezwaard blijven bezitten, in alle 's Hertogs en 's Graven landen lolrry
varen, en niemand tot eene heirvaart buiten de landpalen verpligt zijn, Geene vreem-
delingen zouden in Friesland tot schouten , baljuws , schepenen of ambtlieden mogen
aangesteld worden. Allo voorgaande misdrijven, zoo van doodslag als anderzins, zou-
den aan zeven leden van 's Graven Raad en de zeven bovengenoemde afgevaardigden
worden overgelaten, wier uitspraak aan beide zijden gevolgd, en daarmede alle misdaad
vergeven en vergelen zou worden. Naar oordeel dezer veertien mannen, zou het
Friesche regt gebruikt worden, doch indien dit niet toereikend was, zou men de
keuze hebben, tusschen de regten van West-Friesland^ Kennemerland en Zuid'
Holland. Den Poorters van Stavoren en allen die zich aldaar bevonden, den Abt van
St, Odulf en zijne kloosterbroeders werden behoud van lijf en goed verzekerd.
De goede lieden van Oostergo, Westergo en Stavoren beloofden van hunnen kant
den Graaf behulpzaam te zijn tot het ten onderbrengen dergenen, welke Λveigerden
hem voor Heer te erkennen (1). - ' ^
Op deze voorwaarden ging Stavoren over , en Averd Friesland aan den Graaf van
Holland opgedragen. Eenige dagen daarna huldigden de Edelen Hertog albreght
en WILLEM van Oostervant, welke daarbij de punten in het vorig verdrag bepaald ,
bekrachtigden, maar tevens de Friezen verpligtten , tot boete voor hunne wederspannig-
beid tegen de Graven van Holland, en tot rust der zielen van de Hollanders welke
in Friesland gesneuveld waren , binnen het jaar eene kerk voor een Deken en twaalf
Kanoniken te stichten, ter plaatse waar de Hertog dit begeerde, en de rente tot on-
derhoud van de dienst daarvoor aan te wyzen. Bovendien moesten zij ter eere Gods
en ter huisvesting van arme lieden, een gebouw oprigten en dit van een genoegzaam
aantal bedden en vrouwelijke bedienden voorzien (2). Daarop ontvingen de beide
Vorsten de hulde van de hooge Geestelijken, Grielmans, Mederegters en gemeen-s
ten van Oost er go en Wester go (3). Hel was waarschijnlijk op dien lijd, dat
albreght eenige Friesche Edelen, onder welke gbrrit kamminghe i en tjergs^
11 ν.
Oogst-
maand.
1398
14 τ.
Oogst-
maand.
(1) Charterb. ν. Friesl. D. I, bh 281,
(2) V. MIEBIS, Charterb. ν. Holl D. III. bi. 684, Charlerb. ν. Friesl. D. I. hl. 282, 283.
J. Α LEVDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 55 verhaalt, dat de Friezen den llerto{j jaarlijks van ieder
liuis en hofstede tot erkentenis zijner hoer.sciiaj)pij , zes stuivers moesten betalen. Hiervan wordt
in de overeenkomst geene melding gemaakt.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl, D. III. bl. 6^6. Charterb, ν. rn'esl. D. 1. bi, 254·
-ocr page 305-walte zich bevonden, tot den ridderstand verhief, en het gebeente zyns ooms Willem 1371—
IV uit het klooster ^/oemÄamp deed halen en met zich naar iTo/^aiic? voerde (1). Hier '
vaardigde hij de wetten en regten uit, naar welke het thans overheerde Friesland
moest bestuurd worden. Vele daarvan zijn uit het oude Friesche landregt, andere, 24 v.
naar het schijnt, uit de Hollandsche regten ontleend (2). maSd.
Vóór 's Heriogs vertrek uit Friesland, hadden de Vetkoopersgezinden beoosten de
Lauwers insgelijks hun gewest aan hem opgedragen* Zelfs eenige Over-Eemsche Ede-
len droegen hem hunne goederen op en ontvingen die in leen terug (3). Vruchte-
loos echter ti;achtte hij do stad Groningen, zonder wier bezit hi| zich nooit een
duurzaam gezag in Friesland konde beloven, nu eens door kuiperijen en beloften,
•dan door bedreigingen, te bewegenhem voor haren Heer te erkennen. Zij was het
toevlugtsoord der Schieringers, welke van de Hollandsche heerschappij ten uitersle af-
keerig waren. Ook onder de Ommelander Edelen waren vele albreght ongenegen,
en bovenal kenmerkte zich eppo van wittersum , Heer te Stedum, een van de hoof-
den der Schieringers, door zijnen haat tegen do Hollanders. Hij overweldigde den
burg Aitzum, en liet de Hollandsche bezetting in het Damsterdiep werpen en ver-
drinken (4). Om de wederspannigen te breidelen en het hertogelijk gezag te handhaven ,
zond Graaf willesi eene vloot naar de Lauwers , en toog zelf met eene sterke krijgs-
magt door Oostergo en PFester go. Bij het klooster Foswerd geraakte hy met eene
bende Friezen handgemeen, joeg haar op do vlugt en kwam te Dokkum. Het slot
Ier Luine werd door hem versterkt en do verdediging daarvan, naar het schijnt, aan
frederik van Brcderode en floris van Alkemade toevertrouwd , om Friesland aan
die zijde in teugel te houden ; gelijk door Stavoren, Avaar geruit van Heemskerk
over hel krijgsvolk het opperbevel voerde , aan de andere zijdo geschiedde. Uil Dok-
kum zond hij blieven naar alle oorden van het gewest, in welken hij door vleijende
beloften de ingezelenen tot onderwerping en gehoorzaamheid vermaande. Velen leen-
den hieraan gewillig het oor en stelden zich onder zijne magt en bescherming; doch
de Schieringersgezinden namen de wijk naar Groningen , anderen hielden zich hier
en elders verborgen , en eenigen veinsden onderwerping, slechts eene geschikte gele-
(1) J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 51. p. 314. Occo scarlemsis, bl. 147. Bekinga,
Hist. V. Oostfr. bl. 162. Deze allen plaatsen dit in 1396; doch ver{}. v. wuiv, Nalees, op de
Faderl. Hist. bl. 139.
(2) Charterb. v. Vriesl. D. I. bl. 285—288. De brief werd in den Haag gegeven.
(3) F.sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 149.
(4) J. de lemmege, Chrofi. Groti. in ματτπαει Analect. T. I. p. 72 , 73. Sybe jabicbs , Corte
Chron. in buodeuids v. ridek's Analecta, h\. 445, 446. · -
313
Iii
1371-
1400
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
genheid afwachtende , om het vreemde juk af te werpen. Na het bestuur over Fries"
iawc? geregeld, verschillende ambtenaren aangesteld en de geschiktste plaatsen van be-
zetting voorzien te hebben, stak de Graaf van Oostervant over naar Rolland (1).
Reeds bij den aftogt der vloot gaven de Friezen niet onduidelijk te kennen , wat men
van hen te wachten had, daar zij twee Hollandsclie schepen, die met de ebbe aan
den grond geraakt waren, met al het volk verbrandden (2).
En inderdaad, de misnoegden in Friesland, door des Graven vertrek de handen
ruimer gekregen hebbende , staken spoedig het hoofd op en alles dreigde eene algemeene
zamenspanning tegen het Hollandsch bewind. Zij verschansten in den winter Molhwe-
rum, met het doel zich van Stavoren meester te maken (3). Albrecht derhalve gaf
in tijds last tot het versterken der bezetting, waartoe de Hollandsche steden de benoo-
digde manschappen moesten leveren (4). Hij zelf besloot tot eenen logt naar Fries-
land, doch wilde eerst door toegevendheid en te gemoetkoming beproeven, do Frie-
zen tot het nederleggen der wapenen te bewegen. Uit dien hoofde trad hij met hen
in een nader verdrag, hetwelk door dezelfde wederzijdsche gevolmagtigden, die in
Oogstmaand des verleden jaars do voorwaarden van onderwerping aan willem ontworpen
hadden, werd opgemaakt en waarvan do hoofdinhoud hierop nederkomt: behalve
eenigo andere gunsten, zullen do Friezen ontslagen zijn van het jaarlijksche huisgeld,
hetwelk door 'sHertogs voorzaten altijd gevorderd was, gelijk ook van do zooge-
naamde smalle tienden van vee en gevogelte, en in stede van de tienden slechts de
twaalfden van het gewas opbrengen; de Hertog zal het regt van windmolens,
het begeven van openvallende kerken en allo aanwas van onbedijkte landen voor zich
behouden, en onder eenige bepalingen, meester zijn van de rivieren, waterloozingen,
zylen , verlaten en de daarbij behoorende visscherijen (5). Aanvankelijk bereikte al-
brecht het hiermede beoogde doel. Oostergo en JVestergo verklaarden , in erkentenis
der verleende gunsten, den Hertogo goede, getrouwe en gehoorzaame lieden en on-
derzaten te zullen zijn, en ten alle tijde verrigten, wat goede lieden hunnen wettigen
Landsheer verschuldigd waren (6). Waarschynlyk zal deze verklaring 's Herlogs voor-
Sj)rok-
kelm.
1399
27 v.
Lente-
maand
3 v.
Rloeim.
(1) J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 55. p. 316. Ubbo emmujs , Rer. Fris, Rist. Lib.
XVI. p. 230. Charterb. ν. Vriest. Ü. 1. bi. 288.
(2) J. nEtEMMEGE, Chroii. Gro». p. 73, 74.
(3) J. Α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 56. p. 316. Occo scarlensis, bl. 152.
(4) Charterb. v. Friesl. D. I. bl. 289.
(5) Charterb. v. Friesl. Ώ, I. bl. 290.
(6) Charterb. Vriesl. D. I. bl. 292-296. Verg. v. mieris , Charterb. r./io//. D, Hl. hl. 671.
-ocr page 307-DES VADERLANDS.
genomen togt naar Friesland vooreerst geschorst hebben (1). Door deze gunstige 1371-~
stemming wilde hy nu welligt den loop der zaken in dat gewest, waar nog Teel ver-
bittering tegen de Hollanders heerschte, afwachten ; te meer dewijl ook de Stelling-
wervers en Zevenwolders hem als hunnen leve [lieve) genedige Heere huldigden q ^
en zelfs zich tot eene jaarlijksche schatting of opbrengst verpligtten (2). Zomer-
De overmoed en knevelarijen der Hollandsche ambtenaren, naar men verhaalt, ver- 1399
wekten echter weldra gemor en oproerige bewegingen (3). Der Friezen afkeer van
alle vreemde afhankelijkheid, en welligt nog meer het misnoegen der Schieringers,
Λγelke zich nu door de Vetkoopers van de rijkste en aanzienlijkste ambten zagen uit-
gesloten , daarenboven do waan , dat de Hertog door den vorigen krijgstogt te zeer
was uitgeput, om een nieuwen te ondernemen , zoowel als de kuiperyen des Bisschops
van Utrecht, welke zijne bijzondere belangen daardoor poogde te bevorderen, zullen
niet minder tot den opstand , welke spoedig met vernieuwde woede losbrandde , aanleiding
gegeven hebben (4). Na het ginds en elders plegen van geweld tegen de hertogelijke
gezagvoerders en ontvangers , traden de Friesche misnoegden in een verbond met de
stad Groningen en de Schieringers van de Ommelanden ^ het Oldafnbt en Eemsland
lot omverwerping van het bewind der Hollanders en Vetkoopers. Op gemeene kosten
werd eene vloot voornamelijk in de havens aan de Zauwers uitgerust, om de Friesche
kusten te beschermen; ook nam men de zeeroovers in dienst, die zich doorgaans om-
streeks de Eems, de Jade en de Wezer ophielden. Een talrijk heir van gewapende
burgers en huislieden vloeide uit al de deelen van Oostergo en JVestergo te zamen ,
onder bevel van sytse dekama , gale hania en ode botnia , drie wakkere Edelen,
welke gezworen hadden hun leven voor de zaak der vrijheid op te oil'eren. Men ver-
klaarde alom de ambtenaren, welke niet terstond den Hertog afvallig werden, voor
vijanden des vaderlands en dwong hen, met verbeurdverklaring hunner bezittingen,
het gewest te ruimen. Dokkum werd belegerd en der bezetting, die zich zonder
tegenstand overgaf, tot loon harer lafhartigheid vrije aftogt geschonken. Het sterke
slot Kammingheburg ^ nabij Leeuwaarden ^ daarentegen moest stormenderhand over-
weldigd worden en een goed deel der verdedigers werd uit wraak over do kling ge-
jaagd. Nu wendde men de wapenen legen het welversterkte en welbemande slot ter
Luine, om meester van het Dokkummerdiep te blijven. Dag en nacht werd het met
zulk een onafgebroken geweld bestormd , dat de bevelhebber jelle sciiesg , spoedig
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 296.
(2) v. MIERIS, Charterb. υ. HoU. D. III. bl. 680. Charterb. ν. Vriesl, D. I. bl. 296.
(3) Occo SCARLEJiSIS, bl. 152.
(4) ÜBBO EMMIÜS, lier. Fris. Hist. Lib. XVi. p.- 233.
39 *
-ocr page 308-316
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
- gedwongen was zich , onder behoud van lijf en goed, over Ie geven. Thans werden
de Hollanders in Westergo alom aangevallen, verdreven en zij, dio in der Friezen
handen vielen , wreed behandeld. Het steeds Hollandschgezinde Stavoren alleen bleef
den Hertog getrouw, ook had de Graaf van Oostervant aldaar eene sterke bezetting
achtergelaten. Het was voor de Friezen van het hoogste belang zich van die stad
meester te maken, welke, even als ter Luine, den vlugtenden Hollanders tot schuil-
plaats strekte, en den Hertog, bij een krijgstogt naar Friesland, eene geschikte
landingplaats aanbood. Derhalve sloegen zij zich , met de zeeschuimers vereenigd , by
Molkwerum neder, voltooiden de vroeger opgeworpen vestingwerken en rigtten hier en
daar schansen op, door welke zij Stavoren in teugel hielden en uitvallen deden, zelfs
tot onder de muren dier stad (1).
Op dit berigt vloog willem van Oostervant op nieuw in de wapenen. Met eene
sterke krijgsmagt, en verzeld door zijn broeder jan van Beijeren nevens een luisterrij-
ken stoet van de aanzienlijkste Edelen en Ridders, stak hij van Amsterdam over naar
Stavoren. Hier zwoeren hem vele Friezen, voornamelijk Vetkoopers, thans de on
derliggende partij , hulde en trouw. Na eenig oponthoud, voer het Hollandsch leger
langs de kusten tot op de hoogte van Sexhierum , waar het aan land stapte en nog
dien zelfden avond naar Holwerd oprukte. Van eenen beraamden nachtelijken overval
der Friezen, door gerrit kammingha. onderrigt, schaarde Graaf avillem zijne benden
in slagorde en bood den vijanden, welke met den dageraad aanvielen, zulk eenen te-
genstand , dat zij met groot verlies moesten aftrekken. De overwinnaar rukte on-
middellijk naar Dohkum , bemagtigde en versterkte die stad, gelijk twee dagen later
ter Luine, waar hy vijf weken vertoefde en inmiddels de hulde van vele grietenijen
en dorpen ontving, terwijl die plaatsen, welke hem Λveigerden te erkennen , geplun-
derd , verbrand , en de inwoners gevankelijk weggevoerd werden. De Groningers on-
derwierpen zich mede aan den Hertog , doch verbraken spoedig den eed van trouw,
en hunne poging, om in vereeniging met de Friezen, het grafelijk leger te overrom-
pelen , mislukte slechts door het manhaftig bestaan van zekeren panther , een Engelsch-
man , welke de aanvallers een wijl tijds bij een >vater ophield , en vervolgens door de
Hollanders ondersteund , op de vlugt dreef. Graaf willem , menende de Friezen genoeg-
zaam beteugeld te hebben, begaf zich eerlang naar Stavoren, stelde floris van Alke-
made tot landvoogd van Friesland, en Gerrit van Egmond, tot Burggraaf van Sta-
voren aan, en keerde met bet grootste gedeelte zijner strijdmagt naar terug (2).
Ι· ί
ί. t
29 ν.
Zomer-
maand
1399
(1) J, A. levdis, Chron. JJelg. Lib. XXXI. c. 56. p. 316. Occo scarleksis, bl. 152. Ubbo
emmius, lier. Fris, Hist. Lib. XVI. p. 236.
(2) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 56. p. 317.
1371-
1406
DES VADETx LANDS. 317
Doch weinig dagen na zijn vertrek , was het geheele gewest weder in beweging te- 1371—
gen de Hollanders. De omstandigheden veroorloofden Hertog albreght niet den opstand
aanstonds met de wapenen te onderdrukken. Hij gelastte inmiddels zijnen bevelhebbers
te Stavoren^ die stad, op welke de Friezen het bijzonder gemunt hadden, zoo veel 14v.
mogelijk in slaat van tegenweer te stellen en haar tot het uiterste te verdedigen (1).
Later beval hij den Stavorenaars, » zijne meenedige en wederwendighe onderzaten in 26 v.
Friesland te benadeelen en te beoorlogen waar zij konden en mogten , mits op hunne
eigene kosten en hem de daarbij veroverde sloten, landen en heerlijkheden af te
staan (2). Kort daarop nam hij het klooster of de commanderij der orde van st. jas
nabij Sneek in bijzondere bescherming, en begunstigde do Ridders, welke naar hel 5 v.
schijnt zijne belangen behartigden, met eenige aanmerkelijke voorreglen (3). WAL-^g^^"^
KA VEN van Brederode werd vervolgens bij een uitgeslrekten magtbrief, lot opperbe-^'er^ist-
velhebber van Stavoren aangesteld en ontving daarna last, alle friezen aan Ie lasten 17v.
en te regt te stellen, welke den Hollandschen koopman belemmerden of benadeelden (4).
Hem werd tevens door albreght en den Graaf van Oostervant beide , een spoedig
ontzet toegezegd, in geval de stad mögt belegerd worden (5). De regering van de
stad Utrecht beloofde den Hertog, de Oostergoërs en Westergoërs op geene wijze te 19τ.
ondersteunen, tot zij zich met hem verzoend hadden, en ontving voor deze "verklaring
eene gunstige beschikking betrekkelijk de tolgelden door Holland en Zeeland (6).
Dö krijg werd eerst in het begin des volgenden jaars, na eenen gestrengen winter,
door de Friezen met het beleg van Stavoren geopend. Het afzijn van Graaf willem,
welke met honderd mannen van Avapenen Keizer robert op eenen logt naar Lombar-
dije vergezelde , spoorde hen hierloe aan (7). Zoodra echter do Hollandsche benden
onder bevel van arroud van Egmond^ Heer λάπ JJsselstein , geland waren, trokken
de belegeraars af, doch voorzagen de schans Ie Molkwerum van eene sterke bezet-
ting. Eghokd keerde hierop met zijn volk naar Holland terug. Te vergeefs beproefde
vaii brederode kort daarna Molkwerum te verrassen; hij zelf zwaar gewond, werd
gevangen genomen, maar ontsnapte eerlang aan zijne wachters en kwam weder te
(1) Charterb, ν. Vriest D. I. bi. 298.
(2) Charterb. v. Friesl. D. I. hl. 298, 299.
(3) Charterb. v. VriesL D. I. bl. 299.
(4) Charterb. v. Vriesl. Ώ. I. bl. 301.
(5) Charterb. v. Vriesl. D. 1. bl. 302.
(f?) Charterb. v. Vriesl. D. I. bl. 302—304. v. bieris, Charterb. τ. Holl. D.III, bl.708, 709.
(7) Wace.naar, D. IIf. bl. 341.
-ocr page 310-"1352 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— Stavoren, alwaar in dien tusschentijd , op last des Herlogs , Hendrik van Naaldwijk ,
het opperbeTel gevoerd had (1).
Albreght besloot den oorlog tegen de Friezen met nadruk voorl te zetten. Hij magtigde
2 t. FLORis van Borselen ^ om zoo op hen als op de Hamburgers, naar het schynt hunne bond-
genooten, te kruissen (2). Vervolgens w^erden de Hollandsche en Zeeuwsche steden, de
1400 leenmannen, ridders, baljuws en welgeboren mannen in Holland, Zeeland^ het Sticht
^12 T. ejj elders, op dezelfde wijze alstwee jaren te voren , tegen den vgftienden van Oogstmaand
aanslaande te Enkliuizen ter heirvaart beschreven, om van daar onder bevel des Hertogs
of des Graven van Oostervant nixax Friesland over te steken (3). De togt had echter geenen
voortgang , hetzij de ongunstige uitslag der vorige krijgstogten de steden en Edelen huiverig
maakte , zich met eene nieuwe uitrusting te bezwaren, hetzij de bekrompen geldmidde-
len van den Hertog dit verhinderden , of wel, dewyl op geene ondersteuning in Fries-
land zelf te hopen was, waar de Schieringers den boventoon voerden en de Hollandsch-
gezinde Edelen verdreven hadden, welke ten getale van vgftig, door den Hertog
jaarwedden werden toegekend, zoo lang zij als ballingen zouden rondzwerven (4). Ver-
maand hinderd de Friezen op eene eervolle wyze door de wapenen te bedwingen, trachtte
albreght hen, zoo veel mogelijk, ter zee te kwellen, en gaf te dien einde onder-
scheidene nieuwe lastbrieven uit; zelfs blijkt, dat hg zeeroovers van elders daartoe heeft
aangespoord en bezoldigd, zoo dat de Oostergoërs en Westergoërs den Koning van
19 V.
Bloeim. Engeland verzochten, dit gespuis in de haven van Calais geene bescherming te
^^^^ verleenen, ΙβΓλν^Ί zij tevens met de Engelschen een vredeverbond sloten (5). Onder-
tusschen had Hertog albreght het plan gevormd, de stad Stavoren door twee kas-
teden te versterken , om altijd eenen vasten voet en veilige haven in Friesland te
hebben. De baljuwen van Holland en Zeeland werden herhaaldelijk aangeschreven,
23—29 Je benoodigde werkheden en bouwstoffen op eenen bepaalden lijd naar Enkhuizen te
V. Zo-
inerm. zenden; en de steden, baanderheeren en ridders gelast een genoegzaam getal gewa-
penden op den aangewezen tijd ter beschikking des Hertogs te stellen (6). Doch ook
f
(1) J. aleydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 57. p. 317, 318. Occo scarlessis, p. 153. Den
23 v. Grasmaand 1400 was hendrik van Naaldwijk het bevelhebberschap te Stavoren ad interim
opgedragen, Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 308.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 308.
(3) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 309—314.
(4) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 315—317. F. sjoerds, Fr. Jaarb, D. IV. bl. 202—207.
(5) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 317—321.
(6) Charterb. ν. Vriesl. ü. J. bl. 322—325. > ; ,
rä
ίΐΐ'ΜΙί^Ιι
hiervan kwam weinig, zoo iets. Veeleer schijnt albrecht zelf op een bestand met de 1371—
Friezen aangedrongen te hebben, hetwelk eerlang voor den tijd van zes jaren gesloten ^^^^
werd. Immers - verklaren de hooge Geestelijken, Raden, Grietmans, mederegters en 1 v.
gemeenten van Oostergo en JVester go , dat zy den Hertoge eenen goeden, vasten en
gestadigen vrede gegeven hebben, van welken do voorwaarden hoofdzakelijk hierop
neêrkomen: Stavoren zal onder het bevel des Hertogs blijven; ter Schelling, Ame-
land en alle Friesche eilanden , zoowel als Groningen, de Ommelanden en allen ,
die tusschen de Lemmer en de Wezer wonen, zullen in den zoen begrepen zijn;
's Hertogs onderdanen mogen op geene andere plaatsen in Friesland varen , dan op
Harich, Harlingen en Holwerd, en do Friezen alleenlijk op Amsterdam, Hoorn
en Enkhuizen; de gewone regten, betrekkelijk de schipbreukelingen, moeten weder-
zyds in acht genomen worden ; de Stavorenaars zullen door geheel Friesland, en do
Friezen in Stavoren tolvrij zijn; elk zal zijne goederen vrij bezitten; do voortvlugti-
gen en ballingen kunnen onverlet terugkeeren en zich in het bezit hunner goederen,
zoo als zij nu waren , herstellen; een vergrijp aan personen of bezittingen, zal den vrede
niet breken, maar do misdadiger naar de gewoonten der plaats, waar het feit gepleegd
is, beregt worden (1). Van onderwerping en gehoorzaamheid aan den Graaf van
Holland wordt geen enkel woord gesproken.
Zoo eindigde dan lot eer der wakkere verdedigers hunner onafhankelykheid , de vijf-
jarige oorlog legen Friesland; een oorlog, de vreesselijkste , wat de strijdkrachten en.
het beleid des vijands betreft, welke dat gewest vóór den tijd des Hertogs van Saksen,
eene eeuw later, ooit getroffen heeft; allermerkwaardigst uit hoofde van den langen
duur en van de vele en verschillende gebeurtenissen, welke er in voorvielen (2). Het
was een worstelstrijd, in welken een volk, dat liever vrij wilde sterven dan in dienst-
baarheid leven, gelijk overal waar dit het ernstig grondbeginsel der daden geworden is,
over geweld en stoffelijke overmagt gezegepraald, do schatten zijns vgands verslonden
en eenen schuldenlast op hem geworpen had, dien hij door het verkoopen van erfgoe-
deren , jaarrenlen en voorregten niet konde uitdelgen.
Ongetwijfeld werd het vredesverdrag met do Friezen door den oorlog van albrecht
met den Heer van Arkel bespoedigd. Men heeft den oorsprong van dien kryg aan
JAK van Arkel toegeschreven, dewijl hij tien jaren rentmeester van Holland geweest
(1) Charterh. v. Vriesl. D. i. bl. 327. Ofschoon deze verdragsbrief alleen ταη den fcanf der
Friezen bekrachtigd, en tot nog toe geene bevestiging daarvan door den Hertog gevonden is,
behoed men echler, op goede gronden, niet te twijfelen, of dit laatste geschied zij. Zie f.sjosrds,
Jaarb. D. IV. bl. 228.
(2) ÜBBO EMMIVS, Rer, Fris. Hist. Lib. XVI. p, 216.
319
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
137[_zyndc , ^γoigeΓde rekening en verantwoording af te leggen {!). Doch het blijkt on-
1406 wedersprekelijk uit echte gedenkstukken, dat de Heer van Arhel geene tien jaren,
maar slechts ruim een jaar het rentmeesterschap bekleed, en reeds in het begin van der-
tienhonderd vier en negentig rekening gedaan heeft, waarbij de Hertog hem zelfs nog
ongeveer vierhonderd drie en veertig pond schuldig bleef (2). - De Arkelsche oorlog
moet derhalve in eene andere oorzaak gezocht worden. Men meent die in den haat
te vinden , welken do Graaf van Oostervant en do Hoeksche Edelen, die nu weder
aan het Hof den boventoon voerden, tegen siiji van Arkel hadden opgevat, dewijl hij
met zoo veel ijver het vervolgen der medepligtigen aan den moord van aleid va7i
Poelgeest en willem kuser had aangeraden, en wiens aanzien en vermogen zij daar-
enboven steeds moesten duchten (3). Welligt heeft van arkel op het voldoen zijner
schuldvordering sterk aangedrongen , of het verleenen van nieuwen onderstand geweigerd
en daardoor de verbolgenheid des Hertogs opgewekt, van welke zijne vyanden gebruik
maakten , om hun oogmerk te bereiken en zich van hem te ontdoen. Hoe dit zij , op
last van albreght verklaarde Graaf avillem , de heerlijkheden des Heeren van^rÄeZin
Holland, als Haastrecht, F list ^ Stolwijk en anderen ten behoeve der graaflijkheid
verbeurd, en bande hem zeiven ten eeuwigen dage xxii Holla7id{^). Van arkel was
niet de man, welke dit ongewroken konde laten. Moedig , trotsch, stug en heftig van
aard , had hy weleer op eigen gezag tegen zync naburen oorlog gevoerd en zelfs zyne
moeder uit het land van Arkel verdreven, ja, zou haar buiten haar vaderlijk erf-
goed , het slot Pirlèpont in het hertogdom Bar, gehouden hebben , indien zij niet
in het gewaad eener melaatscho vrouw binnen den voorburg was geraakt, waarna
zij de brug neder- en eene bende krygsvolk er overliet, welke zich van het slot meester
maakte (5). Steunende op zijn zwaard, aanzien en rijkdom, verklaarde hij terstond den
krijg aan albreght , welke zich op het slot te Νieuwhurg nabij Alkmaar bevond, en
begon te gelijken tijd de vijandelijkheden. Een aanslag op de sterke grensvesting Oude-
water mislukte hem, maar hij bemagtigde het slot te Giessenhurg en verbrande//^er-
kendam nevens cenige gehuchten in den Alblasserwaard. Hierna kondigde hy ook den
li
■ ■ S S
(1) J. α leidis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 60. p. 321. W^agenaar, D. III. bl. 344, avien
bilderdijk, D. IV. 1)1. 18, cvcn als in liet beschrijven van den Frieschen trijg, getrouw vol{>[t.
(2) v. ΛνΐίΝ, Naleez. op de Faderl. Hist. bl. ί94—196.
(3) ν. wijn, Naleez. op de Faderl. JJist. bl. 197. Verg. hiervoor, LI. 303.
(4) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 60. p. 321.
(5) J. a. leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 39, p. 305; c. 52. p. 314. De gestis Dominor.
de Arkel in ματτπαει Analect. T. V. p. 238. Goüthdevej*, Chron. v. Holl, bl, 410.
321
rass
DES VADERLANDS.
Graaf van Oostervant te Quesnoi, den oorlog aan. Willem ontving den bode vrien- ^^^^^
delijk en zond hem met de schertsende, bijtende woorden terug: »wees welgemoed,
mijn vriend, gij hebt ons eene aangename tijding gebragt. Uw Heer is nu onze vij-
and geworden, thans staat het aan ons , wanneer wij zijn vriend willen worden." Kort
daarop begaf hij zich naar Holland bij den Hertog. Jait van Arkel viel middelerwijl
in den Krimp ener waard waar hij grooten buit Avegvoerde , en versloeg bij Nieuw-
poort aan de Lek de Dordsche en Schoonhovensche poorters, welke met de landza-
ten hem najoegen. Doch weinig dagen later trokken do Rotterdammers en Schiedam-
mers in het Land van Arkel, verwoestten do velden en keerden met aanzienlijken buit
terug. Ondertusschen had Graaf willem de Haarlemmers met de Kennemers, de
Leidenaars met de Rijnlanders, en de Amsterdammers met de Waterlanders en Gooilan-
ders ter heirvaart beschreven. Onder aanvoering van nENDRiic van Wassenaar,
Burggraaf van Leiden, vielen zij in het gebied van Arkel, belegerden , doch te ver-
geefs , het stadje Hagestein en kenmerkten hunnen togt door plunderen en vernielen.
Maar toen zij zich reeds gedeeltelyk tot vertrekken bij Fianen hadden ingescheept,
werd hunne achterhoede, beslaande uit Haarlemsche en Amsterdamsclie poorters, door
de Arkelschen overvallen en uit donderbussen begroet, die evenwel weinig schade aan-
riglten. De Leidenaars en Beverwijkers stapten weder aan land, en de aanvallers wer-
den op de vlugt gedreven. Eerlang echter vermeesterde van Arkel hel stadje A^ze«»^-
poort en legde het in asch (1).
Om den weerspannigen leenman te beteugelen , bragt nu Hertog albregiit uit zijno
slalen een groot leger, met hulpbenden uit Engeland ^ Kleef en van elders versterkt,
bijeen, Avaartoe hij op nieuw geld van de sleden moest opnemen (2). Tegen den zin
van Bisschop fredebik van Blankenheim trad ook de regering der stad Utrechtm^t
hem in een verbond , waarbij zij beloofde , de Hollandsche Vorsten in den Arkelschen
oorlog op hare eigene kosten {selfs gewinne ende verlies) te helpen. De buil en ge-
vangenen zouden onderling verdeeld worden, indien men Hagestein, Everstein of
Leerdam bemagligde, moesten deze sterkten geslecht, maar de heerlijkheid van
der Leede en Haastrecht aan het Sticht afgestaan worden, indien do Bisschop met
zeven Geestelijken [Stolen) zijn regt van eigendom bezweren wilde. Gorinchem en 23 cn
het Land van Arkel zou de Hertog voor zich behouden. Ζ,οο de veldtogt zonder
eenig beslissend gevolg mögt afloopen , zou men op wederzijdsche kosten en tot bescher- maand,
ming der beide staten, op Slichtschen bodem bij Everstein qguq sterkte opwerpen. De
(1) J. α letdis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 60, 61. p. 321. De verm. bbki , bl. 317, 318.
Ukda, p. 260 , 267. II. skoi , Rer. ßaiav. Lib. IX. p. 131.
(2) t. hiebis, Charterb. ν. Holl. D. III. hl. 761, 763 , 769.
fmm
' geschillen, welko in vervolg van tigd lusschen Holland en het Sticht moglen ont-
slaan , zouden niet door do wapenen, maar naar uitspraak van goede mannen in der
minne vereffend worden; doch zou het aan de stad Utrecht vrij staan haren Bisschop
te ondersteunen , wanneer hij het eerst door Holland werd aangevallen, en de stad
veertien dagen te voren daarvan aan den Hertog of Graaf kennis gaf. De Utrechtsche
hurgers zouden voorlaan in het Ilollandsche gebied op hunne oude tollen varen, ter-
wijl do Herlog van al de voordeden, welke hem in dertienhonderd vijf en zeventig
Λvaren toegekend, afstand deed (1).
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Jan van Arkel had zich daarentegen met vele Duilsche en Geldersche Edelen ver-
honden. Hij droeg zijne heerlijkheid Arkel aan den Abt van Marimwaard op en
wierp zich met eene aanzienlijke magt in Gorinchem. Onmiddellijk werd het beleg
voor de slad geslagen. Aan de noordzijde, op den Arkelschen dijk, legerden zich
Herlog albreght en Graaf willem ; adolp van Kleef en walraveit van Brederode
met de poorters uit verschillende Ilollandsche steden en vele Engelschen bezeilen de
oostzijde, bij den Dalemschen dijk; de Ulrechlschen lagen aan de noordooslzijde op
eene plaals Twijschilt geheeten; de Henegouwers met de Zuid-Hollanders waren aan
de zuidzijde, op den Workumschen dijk en den Weerd gelegerd; en de Zeeuwen
mot de Friezen, nevens meer andere gewapenden sloegen zich neder aan de west-
zijde , op den Merwedijk en elders. Dag aan dag werden slad en slot uit groote en
kleine bussen en andere werptuigen hevig beschoten, verscheidene huizen nevens den
groolen toren ter neder geworpen, euvele lieden op de stralen door pijlen en uit bussen
gewond. De belegerden bleven den belegeraars niets schuldig, welke steeds te vergeefs
de muren bestormden. Veelvuldig en bloedig Avaren hunne uitvallen. Eens verrasten zy
do legerplaats der Zeeuwen en Friezen , sloegen hun bijna honderd man af, onder welke
verscheidene Edelen waren , en keerden met boudewijn en florisi;«?z Borselen en andere
gevangenen terug. Op eenen anderen tijd overvielen zij met gelijken uitslag de Rleefsche
benden, bij welke gelegenheid walraven van Brederode sneuvelde. Even dapper tast-
ten zij vervolgens de Henegouwers en Zuid-Hollanders aan, doch werden geslagen en
in verwarde vlugl naar de slad teruggejaagd. Twaalf, naar anderen twee en twintig we-
ken , had nu do belegering geduurd, en do Graaf van Oostervant middelerwijl de
heerlijkheid van Schoonrevoort of Schoonewoerd en andere bezittingen des Heeren
van Jrkel verwoest, toen men weerzijds naar het einde begon te verlangen. Door
tusschenkomst van jan van Beijeren, verkozen Bisschop van Luik, en eenige Edelen
en ridders werd een verdrag, naar men zegt tegen den wil van oostervant be-
werkt. Arkel moest binnen Gorinchem Herlog albregiit en zijne beide zonen , op
^ 29 v.
Zoiner-
inaantl.
1402
(1) v. HIERI8, Charterb. ν. Holl. I^. III. bl. 764—7C9.
amif-nifr-^-Bai
-ocr page 315-DES VADERLANDS. 323
iHiPl
de knieën vergeving Tragen en gedogen , dat 's Herlogs vaandel, tot teeken der over-
Avinning een dag van het slot Arkel wappei^e. Na het volbrengen dezer voorwaarde
trok het leger af en werd ontbonden (1).
Het blijkt, dat dit vredesverdrag, of liever die wapenstilstand, voor den tijd van
vier jaren gesloten en door albregiit nevens eenige sleden bezegeld , van zijnen kant
of dien zijner onderdanen zeer kwalijk is gehouden geworden (2), Immers klaagt
de Heer van Arkel over de kwellingen , welke zijne onderzaten tegen de vredesvoorwaar-
den aan van de Hollanders moesten verduren, en brengt nog eenige andere grieven
ter kennis van den Hertog, van wien hij voldoening vordert, dewijl hij anders over
hem zou )) claghen ende schrijven, allen Coningen, Vorsten , Heeren, Ridderen,
Knegten, steden ende allen goeden luyden (3)." Vermoedelijk werd deze klagte in
den wind geslagen en gaf dit aanleiding, dat de Hertog en de Heer van Arkel el-
kander ontzegden; de Graaf van Oostervant althans belooft vier weken la-
ter , uit dien hoofde vrede noch bestand met vaw arkel te sluiten, dan met goedvin-
den zijns vaders (4). Het schijnt echter, dat eerst na den dood des Herlogs het
krijgsvuur op nieuw ontstoken is geworden.
Albrecht overleed na een bewind van zes en veertig jaren, in den Haag waar hij
gewoonlijk zijn verblijf hield , en ook begraven werd (5). Uit zijn eerste huwelijk met
MARGARETHA, doclitcr van LODEWiJK , Hertog van Bryga 'mSilezi'é, waren drie zonen ,
avillem, zijn opvolger, albrecut , Hertog in Beijcren en jApr, verkoren Bisschop van
ί
(1) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. G2. p. 322, 323. I)e Gest. Dominor. de Ar-
kel. p. 230. De verm. iieka , bi. 318—321. Veldenaeu, Chron. v. Holl. bl. i)8 , 99. Oude
Holl. I)tv. Kron, Div. XXVI. c. 5C. A. kemp, Beschr. v. Gorinchem. bl. 140—153. Sommi-
gen stellen de belegering van Gorinchem in 1402. anderen in 1403, en ecnigea zcli's in 1404.
Het eerste jaarial is ontojrenslrijdig het juiste.
(2) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. ΠΙ, bl. 780.
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 780, 781.
(4) V. MiEnis, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 781.
[o) Over den steridag van albheciit loopen de berigten der oude schrijvers uiteen. ZieJ. alevdis
Chron. Belg. XiÄ. XXXI. c. 04. p.323. de oude Holl. Dir. Kron. Dü'. XXVII. c. 58. Veldekaeh
Chron. r. Holl. bl. 99. De verm. beka , bl. 321. Heda , p. 207. Het C%ron. Magn. Belg. p.
3.51 , [jeelt hct jaar 1403 op. Van wijn liceil in ecne {jelijktijdige aanteclieniiig gevonden, dat die
dag op den 10 yan Wintermaand 1404 gevallen is. Bijv. en Aanm. op wagenaar , St. III. bl. 69.
Wagesaab , 1). III. bl.352 zegt, en bilnerduk na hem, op welk gezagt ie ons onbewust, dat al-
brecut in den ouderdom van bijna zeven en zestig jaren overleed, Goïtdoeveït, Chron. v. Holl.
bl. 415, geeft hem een 74 jarigen ouderdom. . i
137J-
140G
14 v.
Zomer-
maand.
1403
;ä
6 v.
llo olm.
16 v.
Win-
term.
1404
40 *
-ocr page 316-"324 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1571— Luik , nevens vier dochters ontsproten ; de oudste , kathabina , huwde met eduard ,
later met willem , Hertogen van Ge]^e; johanna met den Koning van Boheme ,·
margareet met jan, Hcrtog van Boargondië; en ida , ook Avel johanna genoemd,
met den Hertog van Oostenrijk (1), Bij zijne tweede gemalin, Margaretha van
Kleef, had hij geene kinderen. Daarentegen het hij verscheidene natuurlijke zonen
na, ouder anderen willem , den eersten Heer van Schagen , welke het eerst de Zijpe
bedijkte en in bruikbaar land herschiep (2). Men prijst zijne godsvrucht, maar het is be-
kend, wat men hieronder in de middeleeuwen verslond. Minzaamheid en regtvaardig-
heid worden hem toegekend , doch men zoekt te vergeefs naar daden , welke die ge-
tuigenis bevestigen, ten ware men zwakheid met het eerste , en ongepaste gestreng-
heid met het tweede woord wilde te kennen geven. In de eerste jaren zijns bestuurs
was hij veel eer opbruisend, hevig, geweldig; en later beurtehngs de speelbal van
gunstelingen en vrouwen, of van zijnen zoon , welke hem in krijgsbekwaamheden over-
trof en wien hij deswege de leiding zijner oorlogen overliet. Ten deele uit deze oorlo-
gen , ten deele uit den berooiden slaat der geldmiddelen bij den aanvang zijns bewinds,
vloeide die geldbehoefte voort, door welke hij steeds gedrukt werd en die hem nood-
zaakte aan de steden groote vergunningen te verkoopen , waardoor haar aanzien en
vermogen vermeerderden , hetgeen grooten invloed op de staatsregering gehad heeft,
gelijk elders door ons nader zal ontwikkeld worden.
Door den zwaren schuldenlast, welken albreght achterliet, moest zijne gemalin,
wilde zij haar eigendom behouden, van zijnen boedel afstand doen, of, gelijk men het
naar landsgebruik noemde, dien openlijk met den voet stooten. Een tijdgenoot geeft
van deze plegtigheid hel volgende verslag. »Vrou margariete van Cleve, Hertog
aelbreghts leste wijf, saliger gliedachten, vytede (deed afstand van) die erfelike
goeden van Hollant aldus. Dair was die Bailiu , ende die Mannen , ende men maeckte
dair Vierschair. Als die ghemaect was, koes die Vrou een Voeclit, ende die gheerde
(begeerde) Vonnes : Of die Vrou hem also aldair ghecoren hadt tot eenen Foecht,
dat hij hair verantwoirden mocht, ende recht voir hair spreken? 't Vonnes
wijsde : Ja, tot dier Fterschair. Dair na vraechde die Rechter : Of dair yement
yet lette? Der Vrouwen Voecht sprak ja, ende seide : Dat dair stont mijn Frouwe
van Hollant etc mit haren ghecoren Foechde, ende gheerde aldair te vyten (afte-
staan), na den Recht van Rijnlanl, alsulke erfelike goeden, als Hertoech ael-
brecht zaliger ghedachten., ghelaten had in sinen lesten live, sonder (uitgezon-
derd) dair sy aen verlyftocht wair, also nauwe, als sy wist, hoe sy dat doen
(1) Magn. Chron. Belg. p. 351.
(2) J. 1 LBYDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 64. p. 323. Lib. XXXII. c. 28. p. 346.
-ocr page 317-DES VADETx LANDS. 325
soude mit recht» Die Rechter vermaende 's Vennes. Η Vennes wysde : Dat sy al- 1371—
dair staen soude in gheleenden cleederen, die hair niet en hestonden ^ ende bloet
(ontbloot) υαη alre haven , die van Hertogh aelbrecht ghecomen wair , ende gaen
voir die hare wt (uit) , ende sy soude hebben een halm in die hant, ende soude
dat iccch werpen, ende vyten, ende vertyen hair aldair (zieh aldaar verklaren
af te zien van) mit hairs ghecoren Voechts hant, alle goeden, die Hertoech ael-
BREcnT in sinen lesten live liet, sonder dair sy an verlyftocht wair , ende alles,
inscult ende totscult. So dede die Vrouwe. Dair tenden (ten laatste) gheerde hair
Voecht een Vonnes: Of hy , als een Voecht van der Fromoen, die goeden gßvyt
had, als recht icas. 't Vonnes wijsde : Ja. Want dal lichaem van den Edelen Prins
was gebairt (op de baar gezet), ende gebrocht voir der doren van der zalcn, ende
jy trat voert wter zalen , ende dede so voirs. is (1).
De Hertogin-wed uwe alzoo in geleende Ideederen voor de lijkbaar haars echtgenoots
tredende met een halm in de hand, welken zij wegwierp, verklaarde openlijk zijnen
boedel niet te aanvaarden, en afstand te doen van al de goederen, welke hij had na-
gelaten , uitgezonderd die , welke aan haar verlijftogt waren. Deze vernederende pleg-
tigheid had zich vroeger ook de weduwe van Graaf avillem IV getroost (2). En in
(1) De Politieke Regering, Regten enz. in de stad Briel, in v. alkemade's Besch, tan den
Briel, enz. D. I. bl. 310, 311.
(2) Willems, Codex Diplomaticus, op j. de klerk's Brah, Yeest. bl. 834. Om der merk-
waard ifjheid Aville, vinde dit stuk ter nadere oplielderinjj van het bovenstaande, hier cene plaats.
Andries van IVike, scoutete in die ilaglie in Nort-Hollant, ende die gemeine scepeue in <len
Ilaghe vornoemt, verclarcn dat si daer over, bi, ende mede {jeroepen waren in propren personc
ende tcifcnwoordicli, daer ene edele en hoghe vrouwe jeuakne van Brabant, {»ravinne van Hienc»
gouwen, van HoUant ende van Zeelant utegaendc quam, uter der woninglie van der fJaghe , die
gelegen is in Nort-IIollant, ende buten der IJlrechtse poerte ende den bcgripc van der selver wc*
ningbe , na der kennisse van boers lieis beren ende mans doot wllems, 's graven van Ilienegou-
wen, van HoUant ende van Zeelant, daer Godt die siele al' bebbe moet, ende toende baer selvcn
daer gecleedt ende ombelianglien met alle vremder clederen, baer geleent van andere personen , ondc
betugbede daer met goede Λvittacbtigen oerconden, die daer op swoeren, die gebeden sijn aecbte ,
colyks ridders wijf, κατπινε , wile s.\oyes wijf, anne , jans wiif van Artois, ende katrike, jans
wijf van Santen, dat si in geenderbande dinge in aertrike doer baer, noch aen boren live en bad-
de, die toebehoren mochte den boedel van der graeiscip van Nort-Hollant voers., noeli van ene-
gbenen anderen, also dat daer een vonnis op gbinc ter selver stede ende ter selver uren, dat si
dat volcomelic geproeft hadden, ende dat si u(e gbegaen ware, als si sculdich Avas ute te gane na der
rechter ouder coslume van den lande van Nort-Hollant, om te besittene hare duarie, ende vcrteech
(deed afstand) aldaar met monde ende met bande alle des boedels ende alle den haven» die den boedel
Yoreseit toebehoren mochten, ende begeerde daer mede dat men baer gehulpich ware, hoir daarie te
"1360 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371—het zelfde jaar als margareet van Kleef., deed ook de Hertogin-weduwe van filips
^^^^ yan Βour^onclië, schoonvader des Gvoyen ΥΆη Oosterimni, afstand van haars mans na-
latenschap , haren gordel afdoende en dien nevens hare beurs en sleutels op de dood-
kist leggende (1).
De dood van albreght maakte geene verandering in het staatsbestuur. Zijn opvolger
had reeds verscheidene jaren deel aan het bewind gehad, en door daden en wapenfeiten
1405 zich gunstig onderscheiden. Zonder tegenkanting werd dan ook willebi VI in do sleden
gehuldigd, wier handvesten en voorregten hij tevens bekrachtigde, of vermeerderde (2).
Ondertusschen woedde de tAveespalt tusschen de Hoekschen en Kabeljaauwschen voort,
wier wederonlbranding ongetwijfeld uit het begunsligen der Hoekschen, sinds de terug-
komst des Graven van Oostervant uit Frankrijk, was ontsproten. Reeds in de laatste
levensjaren van albreght , had deze burgertwist tot bloedige tooneelen aanleiding ge-
geven. In veertienhonderd twee was jan van Arkel, schout te Dordrecht, door een
der stads Raden van het leven beroofd geworden, waaruit groote verbittering ontslaan was (3).
Om dien tijd had insgelijks eene groote opschudding in Haarlem plaals gehad (4) ; en in
het volgende jaar waren aldaar bij eenen geweldigen volksoploop verscheidene aanzien-
lijke lieden vermoord, en driehonderd poorters uit de stad gejaagd en gebannen gewor-
den. Ook was bij die gelegenheid het slot te Heemstede aangetast en onder den voet
gehaald. \n Amsterdam had bij een gelijk oproer, de Priester willem Bruinszoon
het leven verloren, en drie voorname burgers, welke zich aan dat feit hadden schul-
dig gemaakt, waren elders op 's Graven last onthalsd geworden , en hunnen vrienden
de lijken te huis gezonden (5). Te Delft waren zes en dertig voorname burgers, in
gecnghene, gelijc datsi lioir hcAvijst is, ende die letteren spreken, dier op gemacckt sijn, ende
des ware lioer ghesciet die gliene die daer tegenAvordicli waren, ende loveden liaer te helpen na
hore macht. Ghegeveu in 't jaer ons lieren MCGCXLV, des vridaeghs na Sinte Lucas daghe , op
den een en twintichsten dach der maent October, omtrent middagh.
(1) Monstuelet, Chron. T. I. Ch. XVIIL Fo. 17. Ed. Paris , 1595: » La Duchesse marguerite sa
femme renon^a a ses biens mcubles pour la doubte qu'elle ne trouuast trop grans debtes; en met-
tant sur sa representation , sa ceinture auec sa bourse et les clefs, comme il est de eoustume; et
de ce demanda instrument a mx Notaire publique , qui estoit la present."
(2) v. mieris, Charterb. ν. Holl. ü. IV. bl. 2—12. J. α leydis , Chron. Belg. Lih. XXXII.
c. 1. p. 324.
(3) Wagenaar , D. 111. bl. 307.
!
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 775.
(5) J. α leyois, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 64. p. 323. Wagenaar , D. III. bl. 366. Besckr.
V. Amst. St. I. 1). IL bl. 138. Deze feiten worden op rekening der Kabeljaauwschen gesteld,
DES VADERLANDS. ' 327
eeiie beweging van die soort om liet leven gebragt :(1). Hertog willmi , lot Graaf ge-1371—
huldigd, Irachtle de gemoederen Ie bedaren, en wel verre van thans de Iloekschen
boven de Kabeljaauwschen te begunstigen en ben ter stadsregering in te' dringen,
waarvan men hem beschuldigd heeft (2), blijkt veeleer, dat hij beider regten en belan-
gen onderschraagde. Althans bij de jaarlijksche verandering der regering te Do7'drecht, 1406
welke grootendeels uit Kabeljaauwschgezinden bestond, liet hij uit voorzigtigheid of
ten blijke zijner onpartijdigheid, dezelfde personen aanblijven. Doch dit was den Ka-
beljaauwschen niet genoeg; zij haakten naar het alleenbewind , en poogden in de stad
alles naar hunnen Avil te schikken. De gemeente, meest Iloekschgezind, geraakte hier-
door in beweging. Om haar in toom te houden , dreef de Kabeljaauwsche aanhang in
den Raad door, dat binnen de stad eene sterkte of bolwerk opgeworpen en met bussen,
kruid en eene genoegzame bezetting voorzien werd. Do verbittering over zulk een
dwangmiddel van eene stedelijke overheid tegen hare burgers, steeg ten top , toen op
den vierden van Louwmaand veertienhonderd zeven eene bijeengevloeide menigte met
een zwerm pijlen uit het bolwerk begroet werd. Aanstonds werd de sterkte be-
stormd en na veel bloedstorting ingenomen. De gevangen Kabeljaauwsche opper-
hoofden , die waarschijnlijk in filips vati der Lecke, den Baljuw en jan scuoonhout ,
den moordenaar van den schout van arkel , den rentmeester van Zuid^Ilolland,
met twee burgemeesters en vier schepenen bestonden, werden te naauwernood , door
tusschenkomst der Iloeksche regenten, aan de woede des volks onttrokken en naar
'i Heeren slote, of de stadsgevangenis geleid. Zeven dagen later verbonden zich de
voornaamste ingezetenen van Dordrecht, onderling de lasten en nadeden voor hen
uit dat oproer voortgesproten of nog te verwachten, elk naar zijn vermogen te
helpen dragen (3). Aan eenige Kabeljaauwschen werd vervolgens onder zekere
waarmede wij ons vciccni{jcn , ofschoon noclι de kronijksclirijvcr Van i-EvuEJi, noch dc gedenkstukken
d'er {Jafjen dit uitdrukkelijk melden. Trouwens in geen staatsstuk vóór 1428 worden de namen van
llocksclien cn KabeljaauAvsclien gevonden. Hiervoor, bi. 178. Tegen de getuigenis van j. α leydïs
in I.e., meent nvagenaan en zij , welke ,liem , zooals bilderdijk , volgen, dat deze beroeringen in 1405
zijn voorgevallen. Daar deze echter nog hij het leven van ALßtiEcux plaals vonden, vervalt de rede-
nering van wagenaar, D. III. hl. 300 en die van bilderdijk, D. hl. 28.
(1) IIeemskeuk, Bat. Arcad, bl. 211. Uitg. v. 1729.
(2) Wagenaab, D. III, bl. 360. liadeuüuk, D. IV. hl 28. Te water, FadcrL llist. Vefh.
1). II. bl. 37.
(3) Zie Vl verdrag van den 11 van Louwmaand 1406/7, bij v. mieris , Charterb. υ. Holl.
D. IV. bl. 45. i
"328 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1317—voorwaarden, vergiiTenis geschonken (1). Onderlusschen had zich een nieuw stedelijk
hev^iud gevestigd (2). Het schijnt echter, dat dit weder ontbonden werd en do bur-
gerschap begreep zichzelve te regeren, weshalve de aanzienlijkste poorters dagelyks Ie
rade kwamen (3)· Hertog willem toonde zich gebelgd, dat men geweld tegen zijne
ambtenaren gebruikt had. De stad bood voorwaarden tot verzoening aan, welke na
veel onderhandelen getroffen werd. Het aanstellen van een nieuw stedelijk bestuur,
het bannen van twaalf Kabeljaauwschen ten eeuwigen dage uit Zuid-Holland, de
eed van hen gevorderd, dat zij zich ooit noch op de staU, noch op een der poorters,
om het voorgevallene zouden wreken , en de verzoening van ruim vijflig anderen van
dien aanhang met do nieuwe schepenen, herstelden do rust ie, Dordrecht, maar maak-
ten geen einde aan de verbittering. Immers werd de nieuw aangesleldo schout, Wil-
lem van Brakel, kort daarna door jakob vati Kuuvre, een der uitgebanncnen, on-
danks den afgelegden eed, buiten Rotterdam omgebragt (4).
Utrecht. Overijssel. Drentue. Niet minder dan Holland, werd het Sticht in
dit tijdperk door binnenlandsche twisten en buitenlandsche oorlogen gekweld. Jan
van Vernenhurg had het bisdom in eenen beklagenswaardigen toestand achtergela-
ten , en meer dan ooit eenen schranderen , rijk begaafden , krachtYollen Kerkvoogd op
den Utrechlschen zetel noodzakelijk gemaakt (5). Er heerschte weder groote verdeeld-
heid onder de Kanoniken. Dadelijk na 's Bisschops overlijden, benoemde het Dom-
kapittel den Domproost zweder uterloo tot stedehouder (vicaris) van het Sticht,
hetgeen echter bij de vier overige Kapittels zoo veel tegenstand ontmoette , dat de
aanstelling moest ingetrokken worden. Nu werd gijsbreciit kok , Kanonik van de
Domkerk, tot geestelijk , en zweder van GaasheekXoï wereldlijk stedehouder benoemd.
Maar 's anderdaags werd dit alles door de vier Kapittels vernietigd, voorwendende
dat vrees hen gedwongen had, hunne stemmen bij die des Domkapittels te voe-
gen (6). Op den dag, bepaald tot het kiezen eens nieuwen Bisschops, stegen de
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 47.
(2) Dit blijkt uit het jjcdenkstut bij v. mieris, Chartcrb. v. Hall. 1). IV. bl. 47.
(3) Βαιεν , Beschr. v. Dordr. bl. 283, waar men vindt opgeteekcnd: »van den 2^ April tot-
ten 25 September 1407, stond die Slede zonder Scout ende Scepenen, en weide Bcricht door
den Burgermeesters , en de Guede Luden, die er bijgevoecht waren, van der Stede wegen, da-
gelicx te Rade te comen.
(4) v. MIERIS Charterb. ν. Holl. D. W. bl. 76-70, 81, 83, 85, 86, 99, 101, 130-, 131.
(5) Zie hiervoor, bl. 265.
(6) v. rhijn, op Bat. Sacra. D. Π, bl. 373. Op welk gezag v. nnun dit verhaalt ,> is ons niet
j^cbleken.
oueenigheden zoo hoog, dat een groot gedeelte der Kanoniken, uit vrees voor levens- ^
gevaar, naar Deventer vlugtte en in vereeniging met het Kapittel aldaar , in de kerk van
st. LEBuiKus den Domproost zweder uterloo , die geene kuiperijen geepaard had, 9 τ.
om de keuze op zich te vestigen, den mijter opdroeg (1). Men heeft reeds dezen
man van geene gunstige zijde leeren kennen (2). Hij wordt daarenboven als ongelet-
terd , onbeschaafd van zeden, en in de godsdienstleer en kerkelijke lucht geheel onbe-
dreven , afgeschilderd (3). Zelfs beweert men, dat hij noch lezen, noch zingen konde,
om de kerkdienst waar te nemen (4). Ofschoon dit ongetwijfeld overdreven is, dewijl
men volslagen gebrek aan deze eerste kundigheden in eenen Geestelijke van zijnen
raag niet vooronderstellen kan, blijkt evenwel duidelijk, dat zijne hoedanigheden hem
voor het bekleeden der bisschoppelijke waardigheid geheel ongeschikt maakten (5). De
achtergebleven Kanoniken te Utrecht, welke zich reeds vroeger voor ahnoud van
Hoorn, Kanonik te Keulen, verklaard hadden, vernieuwden denzelfden dag, op wel-
ken zweder uterloo te Deventer benoemd werd, hunne keuze en zonden daarvan
berigt aan Paus gregorrus XI (6). Arnoud van Hoorn, ontsproten uit het aanzien-
lijk adellijk geslacht van dien naam , vereenigde met eene schoone gedaante , uitstekende
gaven van hoofd en hart, die echter door hoogmoed en bemoeizucht ontluisterd wer-
den ; ook schroomde hij niet den herderstaf voor het zwaard te verwisselen, wanneer
zijn belang het vorderde (7). Hij bevond zich op dien tijd juist te Rorne, Λvaar hij
over het Ulrechtsche aartsdiakenschap een pleitgeding tegen zweder uterloo voerde.
Zijne verkiezing werd door den Paus goedgekeurd, en hij te Rome tot Bisschop van
JJtrecht gewijd. Onmiddellijk reisde hij naar het Sticht en werd in zijne zetelplaats,
onder het vreugdegejuich des volks ingehaald. Vervolgens in het bisschoppelijk gewaad 28 τ,
naar de Jiari'a-kerk geleid, legde hij den gewonen eed af en aanvaardde met veel
plegtigheid zijne hooge bediening (8).
(1) G. L. α wayebeif in Appendice ad bekam, ρ. 123. J.αlevdis, Chron. Belg. Lib. XX.X.I.
c. 20. p. 294. IJücDELius ad hedam, p. 258 (a). Magn. Chron. Belg. p, 347. II. bkumaki Re^
Transisal. ji. 13S.
(2) Zie hiervoor, bl. 198, 202, 203.
(4) De verm. beka , bl. 260.
(ij) V. EiiiJN , aanl. op Bat. Sacra, D. II. bl. 373.
(0) niagn. Chron. Belg. pag. 347, 348. G. l. α waveken in Jppendice ad bekam, ρ. 123.
(7) Heda , ρ. 257. - BiicriEUDs ad eundcm , ρ. 253 (b). '
(8) J. α r.evdis, Chroiu Belg. Lib. XXXI. c. 20. p, 294. Magn. Chron. Belg. p. 348.
II. Ι):·εΐ.. 2 Stuk. 41
"330 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— Terstond maakte de nieime Kerkvoogd het zich tot ph'gt, het Sticht uit den ver-
^^^ warden staat, in welken het gezonken Avas , op te heffen en de goederen door zynen
voorzaat verpand, onder het bisschoppelijk bewind lerug te brengen (1). Tot borg
voor de schuld , welke uit het gevangen nemen van jak van Vernenhurg was ontspro-
ten-(2), nam hij zweder van Gaasheek, tweeden zoon des Heeren van Ahcoude^ en
schonk hem uit dien hoofde , onder zekere bepalingen , het slot Vreeland (3). Spoe-
dig waren de geldmiddelen in zulk eenen gunstigen staat gebragt, dat de Bisschop de
Hertogin-weduwe van Kleef, maghteld van Gelre , in hare aanspraken op het bewind van
Gelre mot nadruk tegen willem van Gulik konde ondersteunen, en hem de steden
Ε Iburg, Harderwijk en Ilattem tot onderpand van rijf en twintig duizend oude
schilden door haar Averden afgestaan (4). Meer dan deze krijg , welke te gunste van willem
\212 — van Gulik eindigde, bragt de oorlog met de Hollanders betrekkelijk/^ree/ayii/het ó'i/c/ti
voordeel aan, dewijl dit slot onder het bisschoppelijk bewind terugkeerde (5). Men
meent, dat de stad Otrecht de gelden daarop door yan gaasbeek voorgeschoten,
naderhand grootendeels voldaan heeft; zij stelde althans in het vervolg , met goedvin-
den van den Bisschop, aldaar den slotvoogd aan (G).
Naauwelijks was do Hollandsche krijg geëindigd , toen arnoud van Hoorn zich ge-
drongen zag, de wapenen tegen iierbern van Putten ^ eenen weerspannigen Stichtschen
leenman , op te vallen. Deze stamde af uit een hoog adellijk geslacht en hield zijn
verblijf op de voorvaderlijke hofslad Oud-Putten, tusschen Elburg en Oosterwolde
gelegen, een uitgestrekt eigen goed, waar hij al de hooge heerlijke regten uitoefende.
Bovendien Avas hij in het bezit van het sterke slot Puttenstein tusschen OldehroekQïx
Wesoy , aan hetwelk aanzienlijke regten verbonden waren en dat den geheelen om-
trek beheerschte. Vertrouwende op zijne magt, trotsch op zyn vermogen en be-
dwelmd door- Aveelde , kenden zijn moedwil en brooddronkenheid geene grenzen. Hy
noemde zich α Gods vriend en allemans vijand,» en » wist," naar de getuigenis
eens ouden schrijvers, »van dartelheid niet wat te doen." Kampen, Harderwijk en
Elburg werden door zyne geweldenarijen dikwijls tot weerwraak gesard, Avaardoor
die geheele landstreek een tooneel van verwoesting opleverde. De tienden van
1375
(1) suffridüs petrus in Appendice ad bekam, ρ. 145.
(3) J. α LEYDis, Chroïi. Belg. Lih. XXXI. c. 20. p. 294. Verg. hiervoor, bl. 295.
(4) NunoFF, Gedenktü. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. IV—ΧΧΥΠΙ.
(5) Zie hiervoor, bl. 295—297.
(6) Kok , Vaderl TFoordenb. D. XXX, bl. 34.
1^75
DES VADETx LANDS. 331
Kamperveen, welke hij van den Utrechtschen Bisschop in leen liiekl, liet hij niet 1371—
slechts met de uiterste gestrengheid invorderen, maar hij kwelde daarenboven de inge-
zetenen, onderdanen van het Sticht, door allerlei knevelarijen en onregtvaardigheden.
Bisschop ARivouD weigerde deswege in dertienhonderd drie en zeventig den overmoe-
digen Bidder, welke zich te Zwol bij hem vervoegd had, de verzochte bevestiging in
dit leen, zonder voorafgaande voldoening voor de aangedane beleediging en de toege-
bragte nadeelen. Herbern van Putten wilde hierin niet bewilligen, maar trachtte
door tusschenspraak van twee schepenen van Kampen, welke zich juist te Zwol be-
vonden , zijnen leenheer te bewegen, de zaak aan de beslissing der sleden Deventer,
Kampen en Zwol te onderwerpen. De Kerkvoogd echter bleef op onvoorwaardelijke
voldoening zoo sterk aandringen , dat herbern in woede opstoof en hevig verbolgen do
stad verliet. Thans was hij slechts bedacht, om zijne wraak op den Bisschop te koelen.
Hij poogde met de stad Kampen, die zich gekrenkt gevoelde , dat arnoud van Hoorn
de voorgeslagene bemiddeling harer schepenen verworpen had , een verbond tegen dien
Kerkvoogd te treffen, dit aandringende door de verzekering, dat hij zijne sloten den Graaf
van Holland opgedragen en onder diens bescherming.gesteld had. Hierin slaagde hij
in zoo verre , dat men wederzijds beloofde , elkander niet onverwachts of ongewaar-
schuwd met de wapenen aan te vallen. Hoe weinig zulk een verdrag ook beleckende, ·
meende iierbern echter zich aan de zijde van Kampen genoegzaam verzekerd te heb-
ben en hervatte, zonder zich om de leenpliglen Ie bekommeren, zijne vorige ge-
weldenarijen in de nabuurschap en in het bijzonder legen de bewoners van Kamper-
veen. Het gebeurde eens bij dergelijke gelegenheid , dal do langgetergde Kamperve-
ners, na eene bloedige schermutseling, negen zijner mannen nederveldcn. Hierover
ten uiterste verbitterd, zond hij dadelijk IdaagbKieven aan de naburige Heeren en
sleden, hunne hulp inroepende tegen do Kampenaars, welke hij, endanks hunne
tegenverzekering, voor de aanleggers hield en die daardoor het aangegane verdrag
geschonden hadden. Meer dan vijflig Heeren en Edelen, bijna alle reeds met den
Herlog van Gulik tegen den Bisschop in de wapenen, schaarden zich aan zijne.zijde
en zonden aan de slad Kampen ontzegbrieven, welke ongeveer dus luidden. »Gij
Schepenen en Raden van Kampen zult weten, dat gij vijanden van den edelen Rid-
der UERBERN van Putten geworden zijt, uit zake der Kamperveners wier Heeren en
Beschermers gij zijt. Om het onregt dan dat gij Heer πελβεκν hebt aangedaan, wil-
len wij GtJSBERT van Bronkhorst , lodewijk van Ripperscheyt, ireridrik van Ho^
moet, Heer yan Salmander, Ridders; at^tsovo van Β oemen, vfi\'i>mi van Steenbergen,
willem van Baer, Hendrik, van Hunnep, jan aiolueller, wouter van Dannen ,
IKV de Drijver, dirk wittebolle en nendrik. voegel , Knapen, u loonen, dat de
Heer van Putten ons liever is, dan gij en uwe geheele burgerij hel zijt, en dat wij
onze eer legen u mannelijk Avillen verdedigen en beschermen." Terstond vielen zij
3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
de burgers van Kampen en de onderdanen van het Sticht vijandig aan , en veront-
rustten uit het ύοΐ Puttenstein door gedurige strooptogten de omliggende. land-
streek (1). ^
Ondertusschen had Kampen zijne bondgenooten, de steden Deventer en Zwol,
zelfs de stad Lubek als hoofd der Hanze, van do toedragt der zaken kennis gegeven
en het ^vederregtelijk gedrag van herbeun opengelegd. Hij en zijne broeders dirk en
PELGROM van Putten werden bij klokgelui voor vredebrekers en rustverstoorders ver-
klaard , hun het regtsgebied der stad verboden en hunnen helpers ontzegbrieven toe-
gezonden. Sommige van deze laatslen verzoenden zich later met do stad Kampen
en beloofden in den krijg de onzijdigheid te bewaren. De Bisschop van Utrecht, even-
zeer door den woelzieken HERBERrr getergd en uitgedaagd, schoot de wapenen aan en
begaf zich naar Kampen, waar hij met den Raad overeenkwam, het slot Puttenstein
te belegeren en na de verovering tot op den grond te slechten. Hij zou voorts bewer-
ken, dat Kamperveen weder aan de regte hand kwam, en geen vrede of verdrag met
HERBERN sluitcn, zonder toestemming der burgers van Kampen, wier belangen hij
als de zijne zou behartigen. In gevolge dezer overeenkomst werd door de Kampe-
naars, onder het bevel van twee raadsleden, het beleg voor het slot geslagen en
spoedig met het beuken der muren door de stormbokken en het werpen van ontzagge-
lijk groote steenen, een aanvang gemaakt. Herbern bestuurde zelf de verdediging
en bood dapperen tegenstand. Zijne bondgenooten rukten inmiddels aan , om hem te
ontzeilen, doch werden door twee honderd ruiters en even zoo veel voetknechten,
welke de Bisschop van Utrecht ten behoeve der belegeraars had afgezonden, terugge-
slagen en in teugel gehouden. Hoewel van alle hoop op ontzet beroofd en ondanks
de verwoestingen , welke de stormtuigen aanrigtlen , hield herbern zes weken moedig
stand, toen hij , door gebrek aan levensmiddelen tot het uiterste gebragt, genoodzaakt
Avas zich over te geven. Hij werd geketend naar Kampen gevoerd, en sloot daar
met den Bisschop en den Raad dier stad een verdrag, w^aarbij 'hem genade en even
als do overige gevangenen wederzijds, de vrijheid geschonken werd; daarentegen moest
hij gedoogen , άίύ Puttenstein met den grond gelijk gemaakt werd, en zich verbinden,
noch op dat erf, noch ergens op een mijl afstands van Kampen ooit eeuige schans of
sterkte aan te leggen (2). Twee jaren later herstelde Bisschop arnoud van Hoorn de
15 V.
Zomer-
maand.
1375
15v.
Oogst
inaaud.
(1) postani's, Ilist. Gelr. Lib. VIII. p. 302, 303, 304, 305. Slichteshorst, Geld. Gesch.
U. Vlll. bl. 150, 157. Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. XXI—XXIII.
Overijss. Jim. voor 1838, bl. 104—110, :
(2) J. α ieydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 27, p. 300. IIeda , p. 258. Suffbidds fetrcs
in Jppendice ad bekam , ρ. 145. Poktaküs , Rist. Gelr. Lib. VIII. ρ. 307. Slicutendorsx ,
1371-
1400
DES VADETx LANDS. 333
Kampenaars en Kamperveners in het bezit hunner landen, welke herbern met geweld
zich had toegeëigend (1). De trotsche Ridder overleefde slechts weinige jaren op het
slot Oud-Putten zijne Ternedering. Hij liet eene eenige dochter na, welke met een
harer hofknapen, pelgrom de yos , van Steenwijk of Vollmhom oorspronkelijk,
huwde , waardoor de aanzienlijke goederen van Putten aan het geslacht der de vos-
sen gekomen zijn (2).
Na het bedwingen des Heeren van Putten, moest Bisschop arnodd tegen een an-
deren onrustigen Edelman, splinter van Loener sloot ^ die het iSiic/ii door zijne stroop-
togten gedurig kwelde, het zwaard opvatten. Ondersteund door de Heeren van Gaas-
beek , van Abcoude, van Fianen en vele andere Ridders en knapen, bragt hij hem
tot onderwerping en veroverde zijn slot (3). Ondertusschen was door den dood van
jak van Arkel ^ de Luiksche bisschopszetel ledig geworden (4). Paus urbanus VIbe-
noemde arnoud van Hoorn tot opvolger en stelde floris van JVeoelichoven, Bis-
schop van Munster en vroeger Kanonik van Keulen^ lot Bisschop van Utrecht aan.
Doch ARROUD wenschlö bij den Luikschen, ook in het bezit van den Utrechlschen
stoel te blijven, te meer, dewijl het kapittel van Luik, Eustachius vari Ruf efort lot
Bisschop gekozen had, en hem alzoo welligt die zetel ontgaan konde. Hij bezette al-
thans do sloten en vestingen van het Sticht met krygsvolk; en toen zyne vrees ver-
dwenen was, wilde hij evenwel aan eloris van /^eve/ic/ioven het Sticht niet imuimeu ^
dan onder voorwaarde , dat hij nog één jaar de inkomsten daarvan zoude trekken. De
Heeren van Abcoude^ van Vianen en andere Slichtsche Edelen spanden met hem za-
men en weigerden den nieuwen Bisschop te erkennen, wieu het eerst na verloop
van een jaar gelukte door hulp der Heeren van Arkel en van IJsselstein, zich in
zijnen zetel te vestigen (5). Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor, dat de Gunter-
1378
7v.
Slagt-
maand
1379
Geld. Gesch. J}. VIII. bl. 158. Nijhoff, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. XXIII,
XXIV. Overijss. Alm. voor 1838, bl. 110—113.
(1) Overijsselsche Alm. voor 1838, bl. 113. · '
(2) PoKTANüs, Hist. Gelr. Lih, YIII. p. 307. SucHTEaitoRST, Geld. Qesch. B. VIII. bl. 158,
V. sPAEïï, Inl. tot de Hist. v. Gelderl. D. IV. bi. 193.
(3) J. α leydis, Chron. Belg, Lib. XXXI. c. 30. p. 301. JIeüa , p. 258 et bucheuds ad h. 1.
]i. 259. G. l. Α WAVEREN til Appetidice ad bekam , ρ. 125.
(4) Zie hiervoor, bl. 262.
(5) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 32. p. 302. Magn. Chron. Belg. p. 349—351,
G. h. α wavene^r et soi'fridds petrus in Appendice ad bekam, ρ. 125,126,146. Heda , ρ.258,259.
Arsold de bevergerse noemt dezen Bisschop: Flobens wevelikckuof. Chron. Monasieriense iii
MiTTHAEus, /inalect. T. V. p. 52.
1371-
1406
1
334 ALGENEENE GESCHIEDENIS
]371__liDgen zich tegen hem Terklaard hadden en om deze reden kort daarop met vrouwen
en kinderen uit do stad Utrecht Terdreven werden (1).
Lente- Aanstonds bepaalde Bisschop floris zijne zorgen tot het herstel der geldmiddelen ,
maand. i -n
.1380 welke arnoud van Hoorn door de Geldersche en Hollandsche oorlogen en het wille-
keurig innen van een jaar iukomsten van den staat, wederom in eenen verwarden toestand
gebragt had. Spoedig zag dan ook het Sticht zich van den schuldenlast ontheven, en
weder grootendeels in het bezit der verpande sloten en ambachten (2). Niet minder beijver-
de hij zich , om de Avoelzieke Edelen en de adellijke roovers, welke het bisdom in dien tijd
geweldig teisterden, aan hel gezag der wetten te onderwerpen. De Utrechtsche Kerk-
voogden hadden sinds Bisschop van Diest, zich do oppervoogdij over de vrye goede-
ren der abdij JEssen^ Avelke in Salland gelegen waren, aangematigd en de regten der
abdis aanmerkelijk ingekort. Dit had aanleiding gegeven tot het voeren van een twist-
geding tusschen arnoud van Hoorn en de abdis , welke in het volle genot harer reg-
ten wilde hersteld worden. Ofschoon de Paus, aan wiens beslissing het geschil werd
onderworpen , ter gunste van de abdis uitspraak deed, weigerde evenwel do Bisschop
zich daaraan te onderwerpen. Hij werd deswege in den ban gedaan , maar bleef niet-
temin vrijmagtig over deze goederen beschikken, wier bewoners en bezitters hij met
ongewone belastingen en hoofdgelden bezwaarde (3). De Ridder evert van Essen
heerschte ondertusschen als onafhankelijk Heer op het sterke kasteel Eerdu in het
landgoed van dien naam , eene zoogenaamde vrij-hoeve der abdij van Essen in de na-
bijheid van Ommen en het dorp den Ham. Hij roofde en plunderde naar welgevallen
in de omstreken en zijn slot onwinbaar achtende, tartte hij daar openlijk de magt
des Bisschops uit. Kampen had met hem een verdrag aangegaan en daardoor weinig
van zijne strooptogten te vreezen , maar ook tevens zich de handen gebonden , om in
het verbond van Deventer en Zwol met Bisschop floris tegen hem te treden. Beide
sleden sterkten den ütrechtschen Kerkvoogd met eene talrijke gewapende magt, bij
welke de strijdkrachten der Heeren van Egmond, van IJsselstein en van den Jonk-
heer van Arkel zich voegden. Met dit vereenigd leger sloeg floris van ffevelicho-
ven het beleg voor het kasteel Eerde, alwaar van essen zich toen niet bevond.
Eloei-^ Na eene belegering van meer dan drie weken, in welke al wat de krijgskunst dier
28 V. tijden vermögt in het werk was gesteld, moest de bezetting zich onder beding van
maand hjfshehoud overgegeven. Het kasteel werd ten gronde toe geslecht. Evert van Essen
tl Ί
(1) J. Α lEYDis, Chron.Belg. Lib, XXXI. c. 33, p. 303.
(2) G. 1. α wavkren iu Appendice ad bekam, ρ. 126. De verm, beka, bl. 278, 279. Heda
p. 259.
(3) Overijss, Alm, voor 1839, bl. 167—175.
-ocr page 327-DES VADETx LANDS. 335
verzoende zich daarna met den Bisschop, die hem in genade aannam (1). Nog in hel-1371—
zelfde jaar verwoestte de Bisschop drie andere roofsloten, en maakte door eene ge-
strenge regtspleging zijnen naam voor eiken boosdoener verschrikkehjk (2),
Met niet minder kracht en waardigheid handhaafde zich de wakkere Kerkvoogd te-
gen reinoud van Vianen, welke door den tegenpaus glemens VII te Avignon op
den Utrechtschen zetel, ofschoon die reeds bezet was, verheven werd. Reikoud vond
den meesten steun bij zijnen broeder gijsbert van Vianen, welke het slot te Gooi
in zijne magt had en daaruit het omliggende land verontrustte, terwijl hij zich
tevens van de bisschoppelijke tienden trachtte meester te maken. Floris van ïVeveli··
choven belegerde spoedig hel slot te Gooi; de Heeren van Vianen werden be-
dwongen en eerlang door lusschenkomst der regering van Utrecht, in do kerk
te Jutphaas met hem verzoend. Zij moesten beloven, zich tegen Paus urbawus
VI, noch tegen Bisschop floris ooit weder te verzetten, steeds goede trou-
we Slichlsmannen te blijven, en voortaan allo verbindtenis met glemeks VII te
vermijden (3).
Onverpoosd ging de Bisschop voort met het inwendig verbeteren van het Sticht in
welks voorregten, vroeger daaraan door het Rijk geschonken, Keizer wewceslaïis hem
bevestigde (4). Bovenal was hij ijverig in het beteugelen der magtige en hebzuchtige
Edelen. Hij daagde gijsbert van Abcoude, Avelke zich bet hoogste regtsgebied in
zijne heerlijkheden had aangematigd, voor zich te Utrecht en dwong hem tot on-
derwerping. Even zoo noodzaakte hij splinter van Loenersloot, die zich weder te-
gen het bisschoppelijk gezag had vergrepen, tot teruggave van hetgeen hij den Stich-
tenaren afgeperst of ontroofd had, en nam hem niet in genade aan, dan na de plegtige
(1) J. α letdis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 33. p. 303. G, i- λ wwekes iii Appendice ad
bekam, ρ. 126, 127. l)e verin, beka , bl. 279. IIeda, p. 259. II. brusiarïi lies Transisal, p.
143. Dümcau, Kerk. en /Fereldl. Deventer, D. I. hl. 558. Overijss. Alm. voor 1839, bl. 173—
177. Nijiioff's Bijdrage, ü. I. bl. 213. liet sprookje door ceni{i[e dezer sclirijvcrs medegedeeld,
Uat het houtwerk van Let kasteel Eerde zoo hard en stevig Avas, dat men het niet konde slo-
pen , en nadat liet deswege aan de vlammen was overgegeven, nog ecnc geheele maand lang
brandde, stelt zeker het geloof op eene te geslrenge proef.
(2) J. Α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI, e. 33, p. 303. G. t. α waveren in Appendice
ad bekam, ρ. 227. l)e verm. beka, hl. 280. Heda, p. 259.
(3) G. l. α vvaverepi in Appendice ad bekam , ρ. 127. IIeda , ρ. 259. De term. Beka ,
bl. 280.
(4) Heda , p. 260.
-ocr page 328-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371—verzekering, dat Loenersloot ten alle tijde Toor den Bisschop van Utrecht zoude
21 openslaan (1). Met meer moeite moest Hendrik van Montfoort gebreideld worden.
maSd > een sterk slot in elfhonderd zes en vijftig door Bisschop godfried van
1385 Rhenen aan de linkerzijde des IJssels tegen de Hollanders opgeworpen, had zijne
bijzondere Heeren, welke het hooge regtsgebied binnen en om de stad ilfo«i/oöri
uitoefenden (2). Hierover was reeds tusschen Bisschop arkoud van Hoorn en πενβκικ.
van Montfoort twist ontstaan. Terwijl de een beweerde, dat de Heeren van Mont-
foort sinds honderd jaren dit regtsgebied van de Bisschoppen en van de stad Utrecht
in leen ontvangen en bezeten hadden, ontkende dit de ander, welke daarenboven den
Heer van Montfoort beschuldigde, dat hij zich van de kerkelijke tienden en eenige
bijzondere bnrgereigendommen had meester gemaakt, waarvoor hij voldoening eischte.
Hendrik wilde het pleit naar 'slands, of naar 's Keizers regt onderzocht en beslist
hebben; dit weigerde de Bisschop, Avelke het aan de uitspraak des algemeenen ka-
pittels wenschte te onderwerpen, waarin de Heer van Montfoort geen genoegen
nam, die zich openlijk daar tegen verklaarde en klaagde, dat men hem regt weiger-
de (5). Arn oud van Hoorn werd op dat tydstip van den Utrechtschen zetel naar
Luik geroepen, en moest het eindigen der onvoltooide zaak aan zijnen opvolger over-
laten , die thans besloot haar met het zwaard te beslechten. Hij trok met eene talrijke
13 V. magt voor Montfoort dat van alle zijden werd ingesloten. Ruim zestien wieken lang
^ISsT' had de bezetting met den onversaagdsten moed het geweldig en veelvuldig bestor-
men afgeslagen, toen men door tusschenkomst van den Luikschen Bisschop, oom van
de gemalin des Heeren van Montfoort, met elkander in onderhandehng trad en het
beleg opgebroken werd (4). Heer Hendrik moest met twintig zijner mannen bloots-
hoofds den Bisschop de sleutels van stad en slot aanbieden en hem vergiflenis smee-
ken, hetgeen ook al de ingezetenen boven de twaalf jaren knielend zouden verriglen.
Voorts moest hij met vierentwintig zijner gezellen als gijzelaar te Utrecht blijven, tot
hij het verdrag, hetwelk door den Bisschop van Luik zou ontworpen worden ,
bezegeld had, en zoo lang zouden de bapieren der steden Utrecht en Amersfoort
op zijn slot wapperen. Bij dit verdrag moest hij verklaren, dat hij noch zijne voorza-
i.4
fi
Iii:'
(1) G. l. a. wavere:^ in Appcndice ad bekam, ρ. 128. Heda, ρ. 205. De renn. Uesa , id.
281, 282.
(2) Hist. V. Η Utr. Bisdom, D. II, LI. 255
(3) Eist v. Η Utr. Bisd., I). II, bl.^277-2S0.
(4) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c, 38. p. 305. G, l. α waveres in Appendice ad
bekam, p. 128. Heda, p. 259.
DES VADETx LANDS. 337
ten hoog geregt en hooge heerlijkheid in het Sticht bezeten hadden, en dit ook te- 1371—
genwoordig niet bezaten, dat de Bisschop alle zaken daarl90 in Montfoort behooren-
de, zou beregten; dat hij en zijne nakomelingen zich uit dien hoofde, niet Heeren,
maar Burggraven van Montfoort zouden noemen, welk slot en stad hij en zijne na-
zaten van den Bisschop van Utrecht in leen zouden ontvangen, voor wien
beide te allen tijde open en te dienste zoude staan; eindelijk, dat hij en zijne nako-
melingen goede en getrouwe Stichtsluiden zouden zijn en blijven. Dit alles, met
eenige andere punten, door welke het gezag der Burggraven van Montfoort aan
banden werd gelegd, moest uendrik voor zich en voor zgn nageslacht bezweren en
onder verbeurte van al zijne Sticlitsche goederen, beloven getrouwelijk te onderliou-
den. Dit verdrag werd door hem nevens verscheidene Ridders en poorters van Mont-
foort onderteekend en bezegeld, en alzoo de verzoening met den Bisschop voltooid (1). OojTslm
Deze^ maakte eerlang van zijne regten gebruik, toen hij zekeren moordenaar uit Mont-
foort naar Utrecht voeren en aldaar het hoofd over de voeten liet leggen (2). Het be-
teugelen der wederspannige Heeren had ondertusschen do geldmiddelen des Bisschops uitge-
put. Tot bestrijding der onkosten van den Montfoortschen oorlog was hem door do stad
Utrecht vijfduizend pond voorgeschoten. Ook hadden verschillende andere plaatsen zijns
gebieds hem ter bedwinging der inlandsche twisten, met geld en wapenen ondersteund.
Bijzondei· liad Β uitschoten in dit opzigt zich onderscheiden, en uit dien hoofde
eenige belangrijke voorregten van hem ontvangen (3). Dit geldgebrek was waar-
schijnlijk de reden, dat hij zich niet in buitenlandscho oorlogen wikkelde , ja zelfs geen
deel nam in den krijg tusschen jan van Arhel en den Heer van Vianen nnjitneide,
ofschoon die ten deele bij, ten deele in het Sticht zelf gevoerd werd. Wederzijds be- 1388
rokkende men elkander veel leeds met rooven, branden, vangen en doodslaan. Van
AUKEL legde het dorp Ameide in de asch en belegerde het slot. De burgzaten ver-r
dedigden zich''dapper , tol dat willem , Graaf van Oosiervant ^ een wapenstilstand van
twee jaren bewerkte , onder voorwaarde , dat het slot Ameide en al zijn toebehooren
voor zestienduizend Rijnsche guldens in handen des Heeren van Arkel zou over-
gaan , doch bij teruggave dezer gelden binnen twee jaren , in het bezit des Heeren
van F tanen terugkeeren. Naauwelijks Mas het bestand ten einde geloopen, toen eene
gewapende menigte poorters van Gorinchem in het land van Vianen viel, plunde-
(1) Rist. v. Η Utr. Bisdom, D. II. bl. 280—283, waar het oorspronkelijk verdrag wordt me-
(le{jcdecld, van hetwelk j. α leydis en g. l. λ waveuek in 1. c. slechte den hoofdinhoud opgeven.
(2) üeda, p. 259. G. l. α wavereii in Appendicc ad bekam , ρ. 129.
(3) Zie Divers, täed. de blaiikesheisi, bij glashjs , Gesch. ά. Christ. Kerk in de Nederl. D. I. .
bl. 172.
42
II. Deel. 2 Stuk.
-ocr page 330-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
rende en vervYoestende wat zij ontmoelle. De Heer yan Vianen trok haar met al zijne
magt tegen. In Lakerveld geraakte men handgemeen; de Gorinchemraers werden
geslagen, en het losgeld hunner gevangenen stelde den Heer van Vianen in slaat,
zijn verpand kasteel en heerlijkheid in te lossen. Hierop werd een zoen getroffen
en aan dezen vernielenden krijg een einde gemaakt (1).
Bisschop FLORis vanfVevelichoven ging inmiddels onvermoeid voort met het herstellen der
rust en het handhaven van zijn gezag inhet^icÄi. Ondersteund door de sleden Pe/^ew-
ter, Karnapen en Zwol, ^yoXit hij de wapenen op tegen den Ridder evert yan [iZ/ifjwien
hij echter eerst na twee jaren lot een verdrag koude noodzaken (2). Met de uiterste zorg
bleef hij steeds waken voor de veiligheid en de belangen zijner onderdanen. Twee gasten ,
welke nabij Rhenen eenen poorter van die stad hadden aangerand , waren op het toe-
schieten des volks, naar het huis ter Horst geweken, hetwelk de Heer van Vianen
weleer van Bisschop jan van Vernenhiirg gepand had. Terstond trok ploris derwaarts
en eischic de gezellen op, doch de voogd, tüomas mülaart , weigerde hen uit te leve-
ren. De Bisschop besloot nu zich met geweld van hen meester te maken , waarop
do bezelting, die slechts uil vier mannen en zoo vele vrouwen bestond, hem tegen
voldoening der gelden, welke mulaart op het slot voorgeschoten had, ter Horst
overleverde, hetwelk op deze wijze weder onder het bisschoppelijk bewind terug-
keerde, De beide gezellen werden gekerkerd, doch ontsnapten later door de
vlugt (3). Zoo zag zich dan eindelijk Bisschop floris in het gerust bezit van het
Sticht gevestigd en zijn hoog gezag alom, behalve in het gebied van hel St. Jans
Kapittel en in de stad Utrecht, geëerbiedigd. Salland en TtiJmie echter had hij, om
welke reden is onbekend, aan den Hertog van Gelre verpand, >velke er ambtenaren
uit zijne onderzalen aanstelde, die echter verpligt waren de sleden Deventer, Kam'
pen en Zwol te beloven, dat zij hun ambt getrouw bedienen en het landregt handha-
ven zouden (4).
Niet lang genoot Bisschop floris de vruchten zijner onvermoeide en weldadige po-
gingen. Hij overleed op het door hem gestichte of herbouwde slot Hardenberg
in Ooerijssel na een bewind van dertien jaren, en werd met de opregtsle droef-
4 v.
Grasm.
1393
{i I
(1) J. α levms, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 39, p. 305. G. h. Α waveren in Jppendice
ad iiekah, p, 129. Λ. kemp, lieschr. v. Gorinchetn, 1)1. 124—128.
(2) revius, Daventr. Illustr. p. 86, 87.
(3) G. l. α wa veren m ^ppctidtce ad bekam, ρ. 130.
(4) Qvenjss. Chroti, ia dümbar's Analect. T. II. p. 339. Revius, Daventr. Illustr. p. 86.
Vcrjj. NunoPF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bi. LXXX.
1371—
1406
1390
1391
24 V.
Zomer-
maand.
1392
DES VADETx LANDS. 339
heid in de Domkerk te Utrecht begraven (1). Immers verloor het Sticht in hem 1371—
€en ijverigen en spaarzamen Regent, die met standvastigen moed zijn eenig doel,
de herstelling en bevordering van de welvaart' des volks, doorgezet en groolendeels
gélukkig bereikt had. Slechts daarom en niet om uitbreiding van grondgebied , gelijk
xoo vele zijner voorgangers en navolgers, had hij de wapenen opgevat en zich den
naam eens bekwamen krijgsmans verworven. De vervreemde sloten waren bijna alle
door hem ingelost, de vervallene burgen hersteld, nieuwe sterkten aangebouwd, vei-
ligheid en rust in den staat teruggeroepen, en de geldmiddelen op eenen beteren voet
gebragt geworden (2). Met zijne toestemming was door eenige kweekelingen van geert
GROOTE , Broeders des Gemeenen Levens genoemd, in dertienhonderd zes en tachtig te
fVindesheim of ffinsem^ in het kerspel van Zwol ^ op eenen heuvel, welke voor het
IJsselwater beveiligd was, het beroemde Augustijner klooster van dien naam gesticht,
welks kerk met onderscheidene andere geestelijke gebouwen, de Wij-bisschop van Utrecht^
HUBERT, Bisschop van Yppuse , had ingewijd (3). Het klooster Mariëndaal bij Arn-
hem, en dat van Eemsteln buiten Dordrecht waren ook in zijnen tijd gebouwd (4).
Men roemt zijn verstand, zijne wetenschappelijke en godsdienstige kennis, maar
bovenal zijne godsvrucht naar den geest van dien tijd» Dagelijks las hij zielmissen
{Figilien), en op de vraag, waarom hij zich daarmede vermoeide, was het ant-
woord : «Moet dan een goed herder niet voor zijne schapen zorgen ? En zoo ja,
ΛvaaΓom maakt gij dan aanmerking, dat ik mijne pligten vervul (5) ?" Even-
zeer overeenkomstig de begrippen dier eeuwen, prees men 'sBisschops ijver voor het
geloof, toen op zijn bevel omstreeks het jaar dertienhonderd tachtig het lijk van
eenen zoogenaamden ketter , mattueus lollard , welke waarschijnlijk dien naam voerde
dewijl hij tot de Waldenzen behoorde , die ook Lollards genoemd worden , opgegra-
ven , voor het bisschoppelijk paleis verbrand en de asch in do stadsgrachten gestrooid
werd (6). INiet minder dan zijne vroomheid , verheft men zijne ijverige handhaving
(1) J. λ leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI, c. 45. p. 309. G. l. 1 -wayehen in ^ppendice
ad BEKAM, ρ. 130. Magn. Chron. Belg. p. 354. Chron. Ticl. p. 418. IIeda echtcrslclthet sterf-
jaar van Bisschop noRis in 1394, p. 259. Verg. de aant. in ματτπλει Analect. T. III, ρ. 290.
(2) J. Α lEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 45, p. 309.
(3) Reviüs, Daventr. Illustr. p. 85. Overijssel. Chron. in dümbar's Analect, T. II, ρ. 317.
Bat. Sacra, D. II. bl. 390—394. Oudheden en Gestichten van het Bisdom van Deventer
D. II, bl. 101—107.
(4) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 33. p. 303. Λ. moohkn, Chron. v. Deventer.hl.^ii.
(5) J. Α LEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXXL c. 31. p. 302. Magn. Chron. Belg., p. 354, 355.
(6) Heda , p. 259 ct BumeuL's ad eundem, p, 203. Verjj. draKdt , i/iit. d. Reform. D. 1. bl. 27-
42 *
-ocr page 332-340 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— Tan het regt. Dit onderTond zekere jagob van Gulik, een Franciskaner monnik ,
welke zich op Talsche Pauselijke brieven in de bisdommen Trier ^ Ment ζ, Straats-
burg en Utrecht voor eenen gewijden Bisschop had uitgegeven en zelfs door
FLORis van Jfevelichooen tot Wij-bisschop was aangenomen, in welke betrekking
hij onderscheidene Geestelijken, kerken, altaren, kelken en andere dergelijke voor-
werpen gewijd had. Toen het bedrog na meer dan tien jaren ontdekt werd, baarde
dit eene schroomelijke verwarring , dewijl naar de Roomsche kerkwetten, de wijingen
van dezen bedrieger krachteloos waren. De Geestelijken , die hunne waardigheid wilden
behouden, moesten zich op nieuw door andere Bisschoppen laten wijen; doch velen j
de kerkelyke tucht moede , traden in het huwelijk, waaruit vele moeyelijkheden ont-
sproten. Bij rade en goeddunken van den Paus werd van gulik door floris van We-
velichoven in h^echtenis genomen, welke met nog zes andere Bisschoppen den laatsten
van Herfstmaand dertienhonderd twee en negentig, het kerkelijk vonnis over hem uit-
sprak. In het midden van de ISeude te Utrecht was een houten stellaadje opgeslagen,
waar de misdadiger voor floris en de overige Bisschoppen in tegenwoordigheid van al
de Geestelijken en het volk gebragt werd. Meester ari^oud pot las hierop het vonnis
af. « In den naam des Heeren, Amen. Floris van Wevelichooen, door de genade
Gods en van den Apostolischen stoel, Bisschop van Utrecht, en de broeders
arnoud, Bisschop van Capitolias, wenemar , Bisschop van Symhociê, hubert ,
Bisschop van Yppuse, berthoud, Bisschop van Lindo, andreas , Bisschop van
Mysconië en jagobüs , Bisschop van Sarepte, mederegters in de onderstaande
zaak. Wanneer het gebied der rede voorzit in het gemoed des regters, dan zit de
geregtigheid zelve, bij het onderzoek naar de waarheid , op den regterstoel, gelijk een
Koning op zijnen troon, uit wiens mond een tweesnijdend zwaard voortkomt. En op het
vreesselijk gezigt dier geregtigheid, verdwijnt de verkiezing van den eigen wil, en de
schadelijke begeerlijkheid der misdadigers wordt, zonder aanzien van persoon , door den
regel van het regt beperkt. Dit toch is de wijsheid van den eeuwigen Regler geweest,
I I van wiens gelaat do regtvaardige vonnissen afhangen , dat in de wereld regters zouden
aangesteld worden, welke de geregtigheid beminnen , do kinderen der menschen oordee-
len , en de booswichten naar de mate hunner misdryven , straffen zouden. Wanneer wij
derhalve niet zonder groote droefheid des harten, op de ongehoorde schrikkelijkheid van
uwe schelmstukken , ο Hoofdbron van ergernis en steen des aanstoots , acht geven; en
wanneer wij de allerrampzaligste vermetelheid uwer baldadigheid en roekeloosheid , welke
den Hemel ontroert en de aarde doet beven, met veelvuldige en smartelijke angsten
des gemoeds overwegen, dan zeker zijn wij gedrongen, en de geregtigheid eischt het,
dat wij u naar verdienste straffen. Nadat wij alzoo den naam van Christus op onzen
regterstoel aangeroepen , en alleen God voor oogen hebben ; en nadat wij daarenboven
den raad van vele verstandige en regtskundige mannen hebben ingewonnen, vellen
fVi
i
-ocr page 333-DES VADETx LANDS. 341
wij vonnis over u. Want wij zijn , zoo wel door uwe eigen bekentenis als langs andere 1371—
.wegen, volkomen en wettig overtuigd, dat gij Apostolisclie brieven verdicht en u ^^^^
verstout hebt den bisschoppelijken titel vermetel en valschelijk te voeren en u aan te
matigen, en u hebt vermeten onder eenen valschen en door u zeiven verdichten titel,
in de bisdommen van Trier, Ment ζ, Straatsburg ^ ütrecïit en op meer andere
plaatsen, den tyd van tien volle jaren en langer , do groole en kleine wijdsels aan
vele lieden te ])edienen, do heilige oliën en het Chrisma te wijen, kerken,
kapellen en altaren te wgen en te verzoenen [reconciliare) , het vormsel op de voorhoofden
te bedienen, en andere zaken, >velko den Bisschop alleen toekomen, zonder dat
gij Bisschop waart of zijt, tot groot gevaar uwer eigene ziel en van vele andere
zielen en tot smaad van de algemeene Katholijke Kerk, onbeschaamd en op
verdoemeniswaardige wijze te verrigten. En ofschoon wij , floris , Bisschop van Ut-
recht voornoemd, goedgevonden hebben, u, terwijl gij in onze gevangenis ge-
sloten waart, uit eene goedgunstige genade tijds genoeg te geven, om tot inkeer
te komen, opdat gij den Allerhoogste, welken gij door uwe vuile boosheden zoo
hoogelijk vertoornd hebt, zoudt trachten te bevredigen en Zijne genade door god-
vruchtige en veelvuldige tranen en gebeden te verwerven, zoo hebt gy evenwel, niet
Λvetendo weder tot uw hart te keeren en waardige vruchten van boetvaardigheid , hoe lang
wij ook daarnaar gewacht hebben, voort te brengen, geenszins geschroomd, het-
geen Avij met droefheid getuigen, den tijd der boetvaardigheid, dien wij u, zoo als
reeds gezegd is, genadiglijk vergund hadden, tot nu toe met een versteend hart en
verstokt gemoed tot verlies uwer zaligheid te verwaarloozen. Het is uit dien hoofde,
dat wij, FLOuis en de bovengenoemde mede-bisschoppen, om en tot deze tegenwoor-
dige handeling bijzonder en in eigen personen bijeengeroepen en vergaderd, naar het-
geen wij gezien, gehoord en vernomen hebben, en als nog zien en weten, u , die
>vetlig voor dezen Bisschop gedagvaard zijt, als een Verdichter van Apostolische brieven,
als een misbruiker en vijand der kerkelijke bondzegels, als een bederver der geloovige
zielen en als een schender der kerkelijke wetten, voor eeuwig ontwijen , en zoo wel
van alle kerkelijke wijdsels als van het priesterlijk ambt afzetten en berooven, en u
door deze schriften eindelijk veroordeelen, om in de daad ontwijd te worden , en ont-
wijd zijnde aan den wereldlijken regier te worden overgeleverd, ten einde gy naar
den eisch der Avetten, doch zonder gevaar van uw leven, moogt gestraft wor-
den." Daarop werd de veroordeelde voor eenige oogenblikken verwijderd en
toen in priesterlijken tooi, den beker met wijn en de offerschaal met eeno hostie
in de banden, als of hij de mis zoude bedienen, teruggebragt. Bisschop floris
nam hem beker, offerschaal, stool en kasuifel af met de woorden: « Bij het ontnemen
van de offerschaal, ontnemen wij u het kleed en do sieraden des priesterschaps, en
ontzetten u van het priesterambt." Hierop werd hem, zoo als gebruikelgk was, aan
1371—beide banden het vel van den duim tot aan den wysvinger, door den Bisschop zel-
1406 yen jjjet ggjj gjuij^ gj^s afgeschraapt. Nu moest de misdadiger in het gewaad van een
diaken het boek der Evangeliën den Kerkvoogd aanbieden, welke hem dit afnam, zeg-
gende : «Wij ontnemen u bet kleed en de tcekenen des diakenschaps, en ontzetten u
van het diakenambt." Daarop werd hij in hel kleed van een onderdiaken en met het
boek van de brieven der Apostelen in de hand voor den Bisschop gebragt, welke hem
ook dit ontnam en zeide : « Wij ontnemen u het kleed en de teekenen des onder-
diakenschaps, en ontzetten u van het ouderdiakenambt." Voor het laatst verscheen
hy thans in het gemeene kerkelijke kleed, eenen kandelaar met eene uitgedoofde
waskaars en eene kruik in de handen. Ook hiervan beroofde hem de Bisschop en
sprak: «Op gezag van den almagtigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, en op
het onze, ontnemen wij u het kerkelijke kleed en leggen het u af, verklaren u van
uwe waardigheid vervallen, en berooven en ontdoen u van allo kerkelijke orde en
voorregten." Hierop begon de Bisschop hem het haar af te scheren, doch liet dit
vervolgens eenen anderen verrigten, opdat geen spoor van zijn geschoren kruin (ton-
suur) zou overblijven. Thans werd hij in het kleed eens leeks gestoken en den we-
reldlijken regier te Utrecht overgeleverd, welke hem tot den dood in een ketel met
ziedend water veroordeelde. De onmenschelijko straf werd werkelijk ten uitvoer ge-
legd, doch de kermende vak gulik , op last des Bisschops er dadelijk aan onttrokken
en onthoofd (1).
Naauwgezetle eerlijkheid behoorde onder de deugden , welke floris van Wevelic-
hoven versierden, en de edele handelwijze met welke hij zijne loopbaan eindigde , le-
vert daarvan zoo wel als van zyne liefde voor het volk , een treffend bewijs op. Kort
vóór zijnen dood verzochten hem bloedverwanten en vrienden, hoezeer ook beweldadigd,
nog om gunsten en giften. Hij weigerde hun den toegang, maar wees daarentegen
zijnen vertrouwdeneenen schat aan, om zijne schulden te vereffenen, en beval hun zijne
overige goederen voor st. Μαακτειτ , van wien hij die ontvangen had , en voor den
toekomsligen Bisschop te sparen, te wiens behoeve hij de aanzienlykste slotvoogden
vermaande de hun toevertrouwde sterkten wel te bewaren (2),
; li
(1) J. α leydis, Chron. Belg. Lib, XXXI. c. 43, p. 306—308. G. l. α wateren inAppen-
dice ad beka!« , p. 130. Heda , p. 259, 260. Magn, Chron. Belg. p. 354. Meijercs , Annal.
Flandr. Lib. XIV. p. 210 ad annuni 1392. Mattuaeus, Jnalect D. III. ρ. 287 (1). Verg. over^
de plegtiglieid van het onlwijen eens Geestelijken, de aant. van v. biiijn op Bat Sacra. D. IJ.i
1)1. 402 , 403. ; j
(2) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 45. p. 309. G. t. α vfaverer in Jppendice ad
bekam, ρ. 131. Heda, ρ. 260. Magn. Chron. Belg. ρ. 354. ^
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
DES VADETx LANDS. 343
Achttien dagen na zijne begrafenis , kwamen Hertog albreght van Beijeren, Graaf 1371—·
Tan Holland^ en willem van Gulik^ Hertog van Gelre ^ met een aanzienlijk gevolg
te Utrecht y om bij de naaste Bisschopsverkiezing hunnen invloed op de Kanoniken uit
te oefenen. Dit bragt de Kapittels in de uiterste verlegenheid. Wel liet vtillem met
hoofsche phgtpleging aan albreght , zijnen schoonvader, den voorrang, om eenen opvolger
voor te stellen, maar toen deze rogier of rodiger van Bronkhorst, schatbewaarder
der Keulsche Kerk, voorsloeg, stond hij driftig op en zeide, zich tot de vergaderde
Kapittels wendende : « Wij willen smeeken noch bidden , maar begeeren, dat gij onzen
neef, έκέπε^έ:. va7i Blankenheim y Bisschop van Straatsburg, kiest. Daarvoor zullen
wij u en hel bisdom, uit zijnen naam , dankbaar zijn en ons leven lang uwe goede na-
buren blijven." Vruchteloos beproefden do Kanoniken de keus der twee Vorsten op éénen
persoon te vereenigen. Zij zelve Averden oneens , en by het verkiezen verklaarden zich
vijf en vijftig voor den Bisschop van Straatsburg, en zeven en twintig voor zijnen
mededinger. De beide verkozenen zonden terstond renboden naar Bome , om van bo-
KiFAGius IX de bevestiging der op hen gevallene keuze te verwerven. Do Paus schonk
die aan frederik van Blankenheim^ dewijl deze de meeste'stemmen had verwor-
ven , en wien hij daarenboven ook voor deze waardigheid het geschiktste oordeelde.
De uitkomst heeft bewezen, dat de H. Vader zich in hem niet vergist had (l).
Vergezeld door Hertog willem van Gelre en een luisterrijken stoet a^an Ridders en
Edelen, deed de nieuwe Bisschop zijne intrede binnen Utrecht^ waar de Geestelijken jj ^
en het volk hem met geestdrift ontvingen (2). Hij bevestigde aanstonds met zijn zegel Slaiyt-
de voorregten van het Sticht , welke in den bekenden Landbrief beschreven waren, J393
en beloofde, zonder voorkennis der Kapittelen geenen oorlog te zullen ondernemen (3).
Tot het opvallen van het zwaard werd hij spoedig gedrongen, dewijl sommige Heeren
van den ouderdom zijns voorgangers en het openstaan van den zetel gebruik gemaakt
hadden, om het bisdom te bedreigen en te kwellen. In het bijzonder leed hel
ven-Sticht veel overlast van Iwee Weslfaalsche Edelen, bitter en jan van Baasveld.
Bisschop eredehik trok ras eene aanzienlijke krijgsmagt bijeen en verwoestte in
Munsterland en over de Lippe, hunne bezittingen. Met grooten buil keerde hij 24 v.
üogst-
----------------------maand.
1394
(1) J. a. LEYDis , Chron, Belg. Lih. XXXL c. 4(5. p. 310. G. l. α wavekek in Appendicc ad
BEKAB, p. 131. SuFFRiDus PEinus in Appendice ad bekam, ρ. 151. Heda, ρ. 265. Magn, Chron,
Belg. ρ. 370. Chron. fiel ρ. 421. ,
(2) J. α leydis, Chron. Belg. Lih. XXXI. ο. 40. ρ. 310. Heda, ρ. 265. 31agn. Chron.
Belg. ρ. 371.
(3) Oiversorium feed. de Blankenh. f 2.103, apud glasios , Gesch. d. Christ, Kerk in de
Nederl. D. H. bl. 181. Verg. j. α leydis in 1. c.
3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371 — zegepralend naar Utrecht terug en begiftigde rijkelijk de vreemde benden, welke
Ί / rvß
hem ondersteund hadden (1).
Thans bepaalde de Kerkvoogd al zijne aandacht tot Drenthe ^ welk gewest op het
punt was, grootendeels voor hem verloren te gaan, indien niet spoedig en kracht-
dadig daartegen voorzien vverd. Onder Bisschop jan van Arkel waren, buiten twijfel
ten gevolge van het zwakke bewind zijns voorzaats, de leenheerlijke regten der heer-
lijkheid Koever dén aan den Burggraaf reinoud III verpand geworden , welke tevens eigenaar
van Borhulo was en denkelijk in die hoedanigheid geld liet munten, dewijl deze
heerlijkheid, naar het schynt, van ouds het muntregt bezat. Als Heer yon Koeverden
en van Borhulo beide was hij ver in magt en aanzien verheven boven de
voormalige slotvoogden van Koeverden, welke voor zoo veel die heerlijkheid betrof,
steeds leenmannen van de Utrechtsche Bisschoppen waren geweest, terwijl hij daaren-
tegen door het panden of pachten der leenregten, van den leenband en de daaraan
verknochte pligten jegens den Graaf-Bisschop ontslagen, althans zoo lang de verpanding
duurde onthoven was (2). Reinoud III en zijne opvolgers johan en reinou» IV,
hadden van het grooter vermogen en den meerderen invloed, welke dit alles hun
verschafte., gebruik gemaakt, om zich wederregtelijk het gezag over dat gedeelte van
Drenthe aan te matigen, welk niet tot het leen van Koeverden behoorde en alzoo
niet aan hen onderworpen was. De magteloosheid der Bisschoppen werkte hun in
de hand ; en reinoud IV voerde willekeurig het béstuur over geheel Drenthe, van
welk gewest hij in een staatsstuk van dertienhonderd twee en tachtig openlyk Hoofd en
Heer genoemd wordt, ofschoon hij als zoodanig nooit door de Utrechtsche Bisschoppen
erkend is geworden (3). Hij schijnt het voornemen gekoesterd te hebben, Drenthe
geheel aan het Sticht te ontrukken en zich tot onafhankelijk Heer van dat graaf·^
schap te verheffen. Ongetwyfeld uit dien hoofde, hechtte hij zich aan de vijanden en
tegenstanders van de Bisschoppen van Utrecht, aan de stad Groningen en de Frie--
sehe Schieringers, zoo als later aan de Oostfriesche Edelen, welke den Vetkoopers en
Hertog ALBRECUT van Beijeren toegedaan waren , om door hen in het volvoeren zy-r
lier plannen ondersteund te worden. De Drenthenaren evenwel bleven grootendeels dé
belangen hunner gemijterde Graven getrouw en erkenden in' spijt des Heeren'van
Koeverden en zonder hem hierin te kennen, frederik vaii Blankenheim voor hun-^
nen Landsheer, gelijk zij floris üöw ^eye/ic/ioueji in dertienhonderd drie en tachtig ook
(1) J. λ LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXL c. 49. p. 311. Heda , p. 265.
1
(2) Maühiiï , Geschiedk. Overs, d. Bcstur. in Drenthe, St. II, Isle Ged. bl. 42—49.
(3) BUoKiir', Geschiedk. Overz. d, Besiur, in Drenthe, St. 11. Iste Ged. bl. 64—69. 107.
-ocr page 337-DES VADETx LANDS. 345
als zoodanig gehuldigd hadden (1). Reinoud hierdoor in zijne heerschzuchlige bedoe-1371—
lingen tegengewerkt, vereenigdo zich met zijne bloedverwanten de Heeren van
Bronkhorst, welke verstoord over het niet verkiezen van rogier van Bronkhorst
op den Utrechtschen zetel, vele oneenigheden en opschuddingen in het bisdom ver-
wekten en zelfs de stad Deventer ^ die zich met ijver voor Bisschop frederik verklaard
had, met oorlog bedreigden (2). Om zich te wreken, plaagde en benadeelde reinoud
die Drenthenaars, welke dezen Kerkvoogd aankleefden, en berokkende hun vele moeye-
lijkheden. Dit konde slechts de wederzijdsche verkoeling en verwijdering, die reeds
vroeger ontslaan was, verhoogen. Verre het grootste gedeelte der bevolking van
werd tegen hem gestemd en bragt, naar het schijnt, hare billijke klagten over zijn ge-
drag voor den stoel van Utrecht (3).
Ondertusschen had Bisschop frederik alles wat de regten en bezittingen van zijn
stift betrof, naauwkeurig onderzocht en hierdoor ontwaard, dat de heerlijkheid
Koeverden aan de Utrechtsche Kerk behoorde en door een zijner voorgangers slechts
was verpand geworden. Tiaar luid van den pandbrief, moest die heerlijkheid tegen
voldoening der pandpenningen dadelijk tot het Sticht terugkeeren. De Bisschop liet
deze gelden aanbieden; doch reinoud eischte veeleer van hem den onmiddellijken af-
stand van de heerlijkheid Koeverden en van het ambtmanschap over Drenthe. Daar
dit geweigerd werd en de overmoedige Ridder zich steeds als openbaar vijand tegen hem
en zijne onderdanen beloonde, nam frederik de toevlugt tot do wapenen (4).
Om de benoodigde gelden tot het voeren van den krijg te vinden, maakte hij gebruik
van het regt, hem bij het aanvaarden zijner regering toegestaan , om , wanneer de nood
het eischte , door het vorderen van beden in de behoeften van den staat te voorzien ;
daar anders de Utrechtsche Bisschoppen bij hunne komst aan het bewind, onder eedo
moesten beloven, van de onderdanen in het Sticht geen morgengeld ^ huis geld ^ of
gemeene schattingen hoegenaamd te zullen vergen (5). Op zijn verzoek , ontving hij
tevens gereedelijk hulp en onderstand van de sleden Utrecht y Amersfoort, Deventer ^
(1) Migkin, Geschiedk. Overs, d. Bestur. in Drenthe, St. II, 1ste. Ged. bl. 165—169.
(2) Dümbau , Kerk en Wereldl. Deventer, D. 1. LI. 625.
(3) Magmin, Geschiedk. Overz. d. Bestur. in Drenthe. St. II, 1"β. Gcd. bl. 169, 170.
(4) J, λ letois, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 49, p. 311. ïïeda, p. 265. De verm. beka ,
1)1. 295. Cron. d. Traj. in mattoaei Analect. T. V. p. 396—401.
(5) Idsiuga, Staaisr. D. II. bl. 6. Magkiiï, Geschiedk, Overs, d. Best. in Drenthe, St. II.
1ste. Ged. hl.
43
171.
II. Deel. 2. Stuk.
-ocr page 338-Q/l 46
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
l^Ti— Kampen en Zwol (1). En opdat hij van de onzijdigheid der naburige Heeren en
^^^ staten verzekerd zoude zijn , sloot hij in het laatste van Wintermaand dertienhonderd
vier en negentig een verbond van vriendschap met den Heer van Almelo (2). In het
begin des volgenden jaars, trad hij in een driejarig vredesverdrag met de Heeren of Graven
van Steinfurth en Ottenstein. Drie maanden daarna ging hij eene eeuwigdurende
verbindtenis aan met de Friezen van Stellingwerf, Schoterioerf, JJρ sater land , Do-
dingicerfstal, Oosterzee en andere die het naast aan Drenthe grensden. Hierin werd
vooreerst bepaald: dat de geschillen, welke nu of namaals tusschen het Sticht en de
opgenoemde deelen van Friesland mogten ontstaan, in minne en naar inhoud der
18 V. wederzijdsche oude verdragsbrieven vereffend zouden Avorden. Voorts zou Drenthe bij zyne
'T395 ii^oude regten blijven, en behalve het kasteel te Koeverden, in dat gewest geen ander
slot of sterkte gebouwd, noch dit kasteel sterker gemaakt worden dan het toen
was; geenen Landsheer of Vorst, wie ook, zou vergund worden, door Koeverden ^
Drenthe of eenig ander gedeelte van het Sticht gewapenderhand naar Friesland of
Groningen op te trekken; ook zou de Bisschop, zijne onderdanen en opvolgers,
de vyanden van Friesland met raad noch daad, noch op eenige Avijze ondersteunen.
De overeenkomsten en verbindtenissen tusschen Drenthe en Stellingwerf of de ge-
meeno Friezen, zouden van kracht blijven, en geene ambtlieden of slotvoogden op het
kasteel te Koeverden aangesteld worden, zonder raad en overleg van de landen van
Friesland en Drenthe. Dit verdrag was door den Bisschop, de vijf Kapittels der Ut-
rechtsche Kerk, en door do steden Utrecht^ Amersfoort^ Deventer ^ Kampen en
Zwol bezegeld (3).
Nadat Bisschop frederik zich alzoo aan de zijde van Bentheim en aan den kant van
Friesland^ althans wat de Zevenwouden betrof, tegen vijandelijkheden gewaarborgd
had, trachtte hij zich de gelden te verschaffen, om den veldtogt tegen den Heer van
Koeverden met nadruk te kunnen beginnen. Het schijnt , dat de opbrengst der door
hem gevraagde, of liever verkregene beden daartoe niet voldoende geweest is (4). Im-
! 12 V. mers op zijn verzoek , werd hem door de vijf Kapittelen te Utrecht toegestaan, om tot
IJlocim. jjestrijding der oorlogskosten , » alle tafelgoederen , renten , tijnsen , tienden , tollen ,
vervallen, opkomsten en ambten zoo geestelijke als wereldlijke, welke de Kerk van Ut-
recht aan deze zijde des JJssels (hel Neder- οΐ Beneden-Sticht) bezat, tot een be-
if
(1) De ven», beka, bl. 2Uß.
(2) Overijss. Chron. ni ddsibar'» Analect. T. II, p. 339.
(3) v. MiEnis, Charterb. v. Hall. 1). III, bl. 625. Charlerb. v. Vriesl. D. 1. bl. 254. Ver;;,
hiervoor , bl. 304.
(4) Magsi5, Geschiedk. Ovcrz, d, Bestur. in Orenthe, St. II. l"e Ged. bl. 173.
it'
ui:
DES VADETx LANDS. 347
drag van twaalfduizend Fransclio schilden te verzetten ofte verpanden, onder voor-1371-—
waarde echter, om binnen de t\Yaalf naaste jaren deze pandpenningen in jaarlijksche
termijnen van duizend Fransche schilden af te lossen (1). Den volgenden dag ver-
zocht hij , en, naar het schijnt, niet vruchteloos, aan de regering der slad Utrecht^
om ter verkrijging van nog zesduizend gelijke schilden tot hetzelfde doel, voor den
tijd van zes jaren de tafelgoederen, renten en andere inkomsten, welke hij in die slad
genoot of te vorderen had, te mogen verpanden (2), Op deze wijze in de geldelijke
behoefte voorzien hebbende, trok de Bisschop, ondersteund door de Heeren van ^h·
coude, Β reder ode ^ Vianen^ Rencsse en andere Edelen, met eene sterke krygsmagt
naar Drenthe (3). Een aanzienlijk getal burgers uil Deoenter, Kampen en Zwol ^
nevens vele Ridders en knapen uit Ooerijssel met hunne onderhoorigen, voegden zich
bij hem , toen hij in de eersle dagen van Oogstmaand Drenthe binnenrukte (4).
Het blijkt, dat de Bisschop in dit gewest weinig tegenstand ontmoette. Immers onder-
Avierpen zich spoedig de Drenthenaars en stelden zich onder zijne bescherming tegen den
moedwil en do knevelarijen des Heeren van Koeoerden, welke bij het grootste gedeelte
van Drenthe''s ingezetenen in haat en verachting geraakt was. Hij bevestigde daarop by
een open brief hunne aloude regten en voorreglen, en beloofde 1®. in Drenthe eenen
Wij-Bisschop te zenden, om tegen dezelfde belooning en gelijke kosten als elders,
aldaar kerken, altaren en versierselen te wijen ; 2o. den Deken van Drenthe te mag-
tigen tot het geven van aflaat, ook in die gevallen, waarin zulks anders door den
Bisschop zeiven moest geschieden ; 3®. de Drenthenaren niet voor den geestelijken reg~
ter te roepen buiten liulsvoord en den ßisschopslerg y ten ware het zaken betrof,
welke tot 's Bisschops leengoederen, tafelgoederen en eigenhoorige lieden betrek-
king hadden; 4®. de Drenthenaren zoowel builen als binnen het Sticht te bescher-
men en hun overal vrijdom van 'sBisschops tollen te schenken; 5®. geenen slotvoogd
van Koeverden, of ambtenaren van Drenthe aan te stellen, zonder overleg en
goedkeuring der steden Deventer ^ Kampen ^ Zwol en van het landschap Drenthe
zelf; 6«. behalve het kasteel van Koeverden geene andere sloten of sterkten in Dren-
the te bouwen; 7°. de Friezen niet te benadeelen, noch hen door de Drenthenaren te
laten benadeelen; 8°. de beslaande verbonden lusschen Drenthe^ Friesland ^ Ae Om-
melanden en de slad Groningen in volle kracht te laten, voor zoo verre zij niet stre-
(1) Idsikgi, Staalsregt, D. II, bl. 8, 9.
(2) Magxix , GcschiedL Ovcrz. d. Bcstur. in Drenthe, St. II, l»te Gcd. bl. 174.
(3) J. Α lEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 49, p. 311.
(4) Mag.ms , Gcschicdk. Overz, d. Bestiir. in Drenthe, St. II, 1·« Gcd. bl. 175.
43 *
-ocr page 340-348
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371_ den met de regten der Bisschoppen en der Kerk van Utrecht; en eindelijk 9«. geene
1406 meerdere geldleeningen of beden van de Drenlhenaren te vorderen , of hun gewest
q'^J^ hooger te belasten, dan onder de vorige Bisschoppen gebruikelijk \vas~(l)."
maand. De vergaderde Drenthenaren namen genoegen in deze beloften en verklaringen , en
huldigden nog dienzelfden dag frederik van Blankenheim als hunnen Avereldlijken
Landsheer. Zoo voor zich zeiven als voor hunne nakomelingen, w zwoeren zij den
Bisschop en zijne volgers op den zetel van Utrecht hulde en trouw en dat zij ten
eeuwigen dage goede en getrouwe onderdanen van het Sticht zouden zijn en blijven.
Bovendien verbonden zy zich, den Bisschop met al hunne magt te ondersteunen in het
bewaren en beschermen van het slot en de vesting Koeverden, ten behoeve van het
Sticht; en hem, behoudens hunne landregten en voorregten, in het landsheerlijk ge-
zag over Drenthe en in de uitoefening daarvan te handhaven (2)."
Om de bezetting van Koeverden in teugel te houden en haar het stroopen in Drenthe
te beletten , had de Bisschop reeds vroeger in dat gewest twee schansen opgeworpen.
Thans sloeg hij het beleg voor het slot zelf, waartegen de Heeren van Bronkhorst,
DIRK , Heer van Wisch, en jan van Bomoet te vergeefs zich verzetten. Even vruchte-
loos trachtte Hertog Willem van Gelre, als leenheer van reinoud , den Kerkvoogd, voor
>Yiens verheffing op den Utrechtschen zetel hij zoo sterk geijverd had, tot het opbre-
ken des belegs te bewegen. Frederik: bleef op de overgave van het slot en de heer-
lijkheid , tegen voldoening der pandgelden, aandringen. Willem hierover gebelgd,
ontzegde hem openlijk den vrede en ontbood zijne leenmannen, die zich in het bis-
schoppeiyk leger bevonden, terug. Hij waagde het echter niet, het slot te ontzetten,
dewijl de burgers van Utrecht en Amersfoort last ontvangen hadden, om bij de minste
beweging zijner benden, in de Veluwe te vallen. Van alle hulp afgesneden, zagen de
belegerden zich spoedig gedrongen, in onderhandeling te treden, waarbij zy beloofden,
indien binnen acht dagen geen ontzet opdaagde, de stad en het slot Koeverden,
behoudens hun lijf en goed, den Bisschop over te leveren, gelijk ook na verloop van
dien tyd geschiedde (3). Reinoud zelf werd als krijgsgevangene naar het slot Harden-
berg gevoerd (4).
Ondertusschen zette jan , Heer van Reinestein, een natuurlijke zoon van Bisschop
ft!
■
(1) Overtjss. Chron. in dümbar's Analect, T. IL ρ, 343—347. ^
(2) Overtjss. Chron. in dümbar's Analecta, T. IL ρ, 347, 348. De oorspronkelijke brief door
de »loijsheyt, gesicoren en gemeene Landt van Drenthegegeven en bezegeld, \vordt nog
ongeschonden in de archieven der stad Deventer bewaard. Verg. magnin , Gesehiedk. Overz. d,
Besiur. in Drenthe. St. II, l^te Ged, bi. 177—182.
(3) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXL c. 49. p. 311. Deverm. beka , bl. 295—299. Hkda,
p. 265. Cron. d. Traject, p. 401.
(4) Magmin, Gesehiedk. Overz. d. Bestur. in Drenthe, St. II, 1ste Ged. hl. 184, 185.
-ocr page 341-DES VADETx LANDS. 349
JAN van Arkel. in het Neder-Sticht den striid om Koeverden voort. Door krijgs-1371--
1406
benden uit Gelre, Brahand, Luik en inzonderheid door de Heeren van Bronkhorst
gesterkt, viel hij in het gebied van iiekdrik , Heer van Fianen^ welke den Bisschop
in Drenthe te hulp was gekomen. Doch Hendrik , ondersteund door eene lalrgke
menigte gewapende Utrechtenaars, dreef hem naar zijn slot aan de F aart tegenover
Jutfaas terug, en hield hem daar ingesloten. De Bisschop , die zich nog in het
Boven-Sticht bevond, trok op dit berigt dadelijk voor Reinestein en zette met
behulp der Heeren van Ahcoude, van Montfoort, van Renesse, van Nievelt en an-
deren het beleg zoo krachtig door, dat de bezetting na een dapperen tegenstand
genoodzaakt was, zich onder voorwaarde van lijfsbehoud over te geven. Het slot Averd
geheel geslecht. Driehonderd gevangenen, onder welke jas van Reinestein zelf
en GijsBRECHT vati Bronkhorst, Averden naar Utrecht gevoerd en slechts onder ver-
klaring bij eede, dat zij nimmer de wapenen tegen den Bisschop of het Sticht zouden
opvatten, voor groot losgeld ontslagen (1).
Hoewel Bisschop frederie: met de wapenen het slot, de stad en de heer-
lijkheid Koeverden aan zich onderworpen had en er alzoo naar welbehagen over
beschikken konde, wilde hij tevens door den openlijken afstand van reinoud ,
op de vroeger aangebodene voorwaarden , zich van het bezit dezer goederen verze-
keren. Reinoud maakte hierin nog steeds zwarigheid , doch het berigt van de ne-
derlaag zijner aanhangers in het Neder-Sticht en de gevangenschap des Heeren van
Bronkhorst bragt hem tot andere gedachten (2). Door tusschenkomst van Hertog
•ννίγχεμ van Gelre, kwam een verdrag tot stand , waarbij reinoud in zijne leen- eu
eigen goederen, voor zoo ver die niet tot de heerlijkheid Koeverden behoorden,
hersteld werd, en gijsbert van Bronkhorst nevens do andere gevangenen van beide
zijden tegen oorveede ontslagen werden (3). Daarentegen zou reinodd , na vijfjaren, 14 τ.
van alle aanspraak op do heerlijkheid Koeverden en van zijn vroeger regtsgebied
in Drenthe afstand doen, en daarvoor vijftienduizend oude schilden genieten (4). De 1397
(1) J. α LEYDis, Chron, Belg. Lib. XXXI. c. 53. p. 315. De mrm. beka, bl. 302—304.
IIeda, p. 266.
(2) De verm. beka, bl. 304.
(3) Oorveede, oirvcde oF oervcde was een plegtige eed, welken de veroordeelde aflegde, dat
hij wegens het gevelde vonnis, zicli niet zou wreken of laten wreken. Vooral werd oorveede van
hen gevergd, Avelke uit de gevangenis geslaakt, of gebannen werden. Het doen van oorveede ii
door Keizer kabel V afgeschaft. Zie bürman , Uir, Jaarb., D. I. bl.' 85—87. Verg. dumbar ,
Analect. ï. II. p. 399. BIattiiaei Analect, T. I. p. 452. (1). T. III. ρ. 304, 325.
(4) Idsisga, Staatsr. D. 11. bl. 17—21. Ddmbau, Kerk- en Wereldl. Deventer, D. 1. bl.
637. Nijhoff, Gcdenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LXXXVI. Magnix, Geschiedk.
Overs, d. BcUur, in Drenthe, St, II, 2® Ged. bl. 4, 5.
3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1·37Ι—Overijssel sehe steden, Deventer^ Kampen en Zwol, yerbonden zich, om legen
1406 den veertienden Tan Bloeimaand veertienhonderd twee, deze som Ie voldoen, welke
uit beden, in de kwartieren van Salland, Follenhomn en Twente te heffen,
zoude gevonden worden (1). Op den vierden van Grasmaand des laatstgenoemden
jaars, deed dan ook reinoud plegtig en geheel afstand van alle eischen op de heer-
lijkheid Koeverden en het bestuur y^n Drenthe, onverminderd zijne bijzondere eigen-
dommen , goederen en bezittingen aldaar of elders in Twente en Bentheim (2).
Koeverden en Drenthe werden nu door den Bisschop bij het Sticht, van hetwelk
zij zoo lang vervreemd geweest waren, weder ingelijfd, en do noodige voorzieningen,
betrekkelijk het bestuur aldaar, genomen (3). De eerste ambtenaar of Drost van
Koeverden en Drenthe, reeds in dertienhonderd vijf en negentig door frederik van
Blankenheim QAn^esiclA , was zweder van Hekeren ^ geheeten van Rechteren, welke
in veertienhonderd vier overleed. Hij werd door zijn broeder frederik , gewoonlijk van
der Ese genaamd, opgevolgd, die in het volgende jaar door den dood plaats maakto
voor JoiiAN van Backhorst, welke even als zijne beide voorgangers, den eed van
trouw aan de steden Deventer, Kampen en Zwol aflegde (4). Reisoud schijnt zich
ondertusschen naar Gelre begeven en als Raadsheer van den Hertog eenige jaren aldaar
in groot aanzien geleefd te hebben (5).
Kort nadat het verschil met hem was vereffend, werden de vijandelijkheden, welke
tusschen Bisschop frederik en Groningen, dewijl deze stad zijn ^γereldlijk gezag
1402 betwistte, ontstaan waren, door eenen wapenstilstand van twee jaren voor-
loopig geschorst. Vervolgens trachtte men door scheidslieden de geschillen geheel
uit den weg te ruimen. Er verliep echter nog een geruime tijd, eer Groningen den
Bisschop van Utrecht voor Heer erkende en hem als zoodanig den eed van hulde en
trouw ailegde (6).
Inmiddels was de Arkelsche krijg uitgebroken, welke zoo lang aan het Sticht den
(1) Dumbar's Analcct. T, II. p. 368—370. Mag.ms, Geschiedk. Overz. d. Βestur. in Drenthe
St. II. 2= Gcd. bl. 5,6.
(2) üubbau's AnalecL T. II. p. 370—375. losiifGA, Staatsr. D. H, hl. 43—47. v. μιεγ,»
Cfiarterb. v. Holl. D. III, bl. 700.
(3) BIagkin, Geschiedk. Overs, d. ßestur. in Drenthe, St. II, 2« Ged. bl. 24, 61 sqq.
(4) üudibau's .^nfl/ec/. Τ. II. ρ. 375—377. BIagkix, Geschicdh. Oterz. d. ßestur. in Drenthe,
Si. II, 2-^ Ged. bl. 42—44.
(5) Magsis, Geschiedk. Overz. d. Bestiir. in Drenthe, St. 11, l'te Ged. bl. 185; 2" Ged.
bl. 6-23. j
(6) Westesdorp, Jaarb. v. Gron. D. II, bl, 310—326. Zie voorts hier achter de gcschicdeuis
van Friesland en Groningen.
DES VADETx LANDS. 1385
vrede ontroofd heeft. Bisschop frederik. zelf had daarin lot nu toe geen deel geno- ^^^^^
men en zelfs het verhond tusschen de stad Utrecht en Holland met leede oogen aan-
schouwd (1) , ofschoon uit de sloten Hagestein en Ε ver stein, die weleer onder het
Sticht behoorden, maar thans in het bezit des Heeren van Arkel waren, aan die stad
veel nadeel toegebragt en haar handel op de Lek geweldig belemmerd werd (2).
Euvel werd echter door hem opgenomen, dat Jonker jan van Arhel, Heer van
Zoelen, het dorp Vreeswijk nevens het Gein verbrand had en met grooten roof op
Hagestein teruggekeerd was (3). De Utrechtenaars namen geen genoegen in den
vrede, welke tusschen Hertog albreght en den Heer van Arhel gesloten werd , de- 29 v.
wijl deze laatste daarbij in het bezit bleef van Hagestein en Everstein, waar-
door de veiligheid van het Sticht aan die zijde steeds in do waagschaal ge-
steld werd (4). De vijandelijke spanning bleef derhalve beslaan; zelfs geraakte
men een en andermaal handgemeen en wederzyds werden daden gepleegd, die
do verbittering slechts verhoogen konden (5). Do krijg werd evenwel eerst na
den dood van Hertog albreght met ernst voortgezet, nadat de Ridder Willem van |405
IJssendoorn, een voornaam bevelhebber des Heeren van Arhel ^ met eene bende ge--
wapenden als koopHeden vermomd, de stad Woudrichem overrompeld, geplunderd eii
verbrand, doch toen weder verlaten had (6). Eenigen verhalen, dat deze aanslag
geschied was , om gevangen Gorinchemmers te redden, welke door do Hollanders te
Woudrichem in het gezigt van Gorinchem op het rad zouden gelegd worden (7).
Hertog wiLLEM kon dit niet ongewroken laten, en terstond riep hij do Edelen ρ y.
en steden van Holland en Zeeland tegen aanstaande Paschen te Fianen ter heir-
vaart op (8). Om de krijgskosten te vinden, moest hij op nieuw zijne goederen be-
zwaren , op Avelko de Hollandsche steden hem geld voorschoten (9). De grafelijke rent-
meesters van Oost' en PVest er schelde ai Zeeland^ en naar het schijnt, ook de overige
het geheelo land door, ontvingen last, alle renten, jaargelden en goederen, welke lot
(2) Bürmaw , Vir. Jaarb, D, I. bl. 4.
(3) Heda , p. 267. Bürman , Utr. Jaarb. D. 1. bl. 31.
(4) Bormaiï , Jaarb. D. I, bl. 32, 38.
(5) Heda, p. 267. De venn. beka , bl. 321. Bukman, Vir. Jaarb. D. 1, bl. 40» 49.
(6) J. aleydis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 4. p. 325. JIeda , p. 266.
(7) A. kemp, Beseht, υ. Gorinchem, bl. J54. Suchtehdorst , Geld. Gesch. bl. 202.
(8) V. MIERIS, Charlerb. v. Holl. D. IV, bl. 12, 13.
(U) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. IV, bl. 22 , 29 , 30.
-ocr page 344-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371— nu toe uit die rentmeesterschappen uitgereikt of betaald werden, Toortaan in te houden
en ten behoeve des Hertogs te verpanden (1). Tevens sloot hij niet alleen een nader
verbond met de stad i/irecA^ , maar ook met Bisschop frederik van B lankenheim zeiven,
welke den Heer van Arkel den oorlog verklaarde , wiens volk zich vele geweldenarijen
in het Sticht veroorloofde (2). De Stichtschen zouden den burg of vesting Everstein
aan de Lek; de Hollanders de stede Gasperne en het slot Hagestein, niet ver van el-
kander en een vierendeel uurs meer landwaarts in naar Gorinchem, te gelijken tijde
belegeren. Voor elk dezer plaatsen werd een blokhuis opgerigt en met eene sterke
bezetting voorzien , terwijl de Lek , om den toevoer naar Everstein te beletten , met
paalwerk werd afgesloten (3). Hierop vertrok Hertog avillem naar Henegouwen (4).
Het belegeren werd met weinig voordeel doorgezet, terwijl intusschen Jonker willem
van Arkel gedurig Holland verontrustte en bij eenen uitval, Werkendam weder ver-
nield en een grooten buit met zich naar Gorinchem gevoerd had (5). De Burggraaf
van Leiden en filips van den Dorp, schatbewaarder van Holland, welke Hertog Wil-
lem tot stedehouders over dat gewest in zijne afwezigheid had aangesteld , ontboden nu
16 v. in naam des Vorsten, de Hollandsche^ en Zeeuwsche Edelen en Ridders, die, naar het
^'1405' schijnt, nog niet opgekomen waren, ten strijde (6). De vestingen Averden met ernst
aangetast, doch dewijl zij sterk waren en Avel bemand , oordeelden de belegeraars het
weldra raadzaam, zich hoofdzakelijk bij insluiting te bepalen en door uithongering hun
doel te bereiken. Tot dat einde groeven zij, niet zonder groote moeijelijkheden, om
deze sterkten eene gracht, welke door eene schans of borstwering van palen , door
Avilgentakken verbonden en met aarde gestevigd, omringd werd, zoo dat den beleger-
den alle toevoer was afgesneden (7). Men wil, dat aan deze omheining Aq Hollandsche
Tuin (het wapen en de maagd van Holland door eene hegge omgeven), op de
grafelijke munten en zegels aangenomen, den oorsprong verschuldigd is (8). Het
F ί
(1) vak wijn , op wagenaar , St. III , hl. 76. ».
(2) Heüa , p. 207.
(3) J. Α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXIII. c. 4, p. 325, 326. IIeda, p, 267.
(4) Rekenboekyan filips van Dorp, Thesaurier van Holland, aangehaald bij v. mieris, 6V»ar-
terb. v. Holl. D. IV , bl. 20.
(5) A. KEMP, Beschr. v. Gorinchem, bl. 154, 155. '
(6) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV, bl. 20. Men vindt eene opgave van de Hollandsche,
Zeeuwsche en Utrechtsche Edelen, Λνοΐΐίβ in dezen oorlog dienden, bij GottnoEVÉii, Chron. v. Holl]
bl. 421, 422.
(7) J. α letdis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 4. p. 326. De verm. beka , bl. 324. Heda ,
p. 267.
(8) Wagenaar , D. III. bl. 373.
m.
m
li? ♦
11'
DES VADETx LANDS. 353
mm
blijkt ecliler, dat reeds len tijde van Hertog albreght roude gouden of zilveren hals-
sieraden, eene oratuining voorstellende , en toen time7i en ίιωιβη genaamd, door den
Landsheer aan onderscheidene Edelen en aanzienlijke vreemdelingen geschonken wer-
den (1). Door deze laatste omstandigheid in het bijzonder, zoowel als uil het karakter
van WILLEM VI, komt ons niet zeer waarschijnlijk voor, dat dit halssieraad, gelijk
men later beweerd heeft (2), het bondteeken eener verbindtenis van onderhnge vrijwaring
zou geweest zijn tusschen de steden, die Kabeljaauwschgezind zijnde, zich legen do
lioeksche partij vercenigden en aaa wier hoofd zich de Ilerlog (willebi VI) uit
staatkunde stelde.
De belegering der drie sloten duurde lot laat in het najaar voort. Nog in het laatst
van Wijnmaand werden de Z-eeuwsclie Edelen, welke toen do lijd Yoor die heirvaart
bestemd verstreken was, huiswaarts waren gekeerd, door den Hertog ernstig vermaand,
zich met hunne dienstmannen weder onder zijne banieren te scharen en hem op hunne
kosten te dienen (3). Evcrstein^ door hongersnood tot het uitersto gebragt, ging het
eerst bij verdrag over. Hierin werd bepaald, dat de bezetting, onder beding van
nimmer weder tegen het Sticht of Holland de wapenen op te vatten, met hare have
vertrekken , doch het slot en hetgeen den Heeren van jlrkel toebehoorde , aan den
Bisschop blijven zouden. De val van Everstein verhaastte dien der beide andere sterk-
ten , welke alle hoop van ontzet opgaven, toen zij van daar de banieren des Bisschops
zagen wapperen, en kort daarna het huis in vlammen opging; terwijl Hertog willeä
levens toebereidselen maakte, om over de bevroren grachten ladders aan te voeren en
hare muren Ie beklimmen. Do bezetting trad, nadat haar opperbevelhebber, de Heer
van Zoelen, gesneuveld was, in onderhandeling, doch konde alleen lijfsbehoud bedin-
gen en moest krijgsgevangen blijven. Do sloten werden geplunderd, in brand gestoken
en lot den grond toe geslecht. Het land van Ilagestein werd den Bisschop afgestaan,
nadat hij plegtig met zeven slolen hel eigendomsregt der Utrechtscho Kerk op deze
heerlijkheid bezworen had. Vervolgens werd met willem , zoon des Heeren van Ar·'
kei, een wapenslilsland lot de eerstkomende l^inkslcr gesloten, waarop de bondgenoo»
ten naar hunne haardsteden terugkeerden (4).
11 v.
Win-
term.
1405
19 T.
Wiu-
term.
(1) V. WIJS, op WAGE.IAAR, ö(. III. 1)1. 77, 78- Nalcez. op de Faderi. Uiat. bi. 198, lOU,
Verg. liEDA, p. 207. De renn, beka, 1)1. 324, uit welke plaatsen ons cclitcr niet gebleken is,
dat ook liisscliop γβεοεγ.ικ dit tecken zou {jedrafjen hebben, gelijk wageniau verhaalt, D. 111.1)1.373.
(2) Bilderdijk , D. IV. bl. 30.
(3) v. ïiiEKis, Charterb. ν. IJoU. D. IV. hl. 27, 28.
(4) J. α levdis, c/iron. Ihig. Lib. XXXIL c. 4, p. 326. Heda , p. 267, 208. De verm.
kkki, hl. 324—328. A. kemp, Beschr. v. Gorinchevi, bl. 1.55, 1/56.
11. Deel. 2 Stck. 44
1371-
1400
m
354 ALGÉMEENE GESCHIEDENIS
1371— GÈLttÈfeLA.wi). Ondeflusschen waren iü het naburig Gelre belangrijke gebeurtenissen
^^^ TOOfgevallen. De dood van den laatsten mannelijken telg uit het hertogelijk ge-
slacht aldaar > had Op nieuw en hevig de binnenlandsche twisten verlevendigd, die door
Hertog EDUARD Λνβΐ met kracht beteugeld, maar niet geheel vernietigd waren (1).
Reïnöud III had drie zuslers, uit het eerste huwelijk van reinoud II ontsproten, ach-
tergelaten. Do oudste was ma.chtëld, de kinderlooze weduwe van den Graaf van Kleeft
de tweede maria > aan den Hertog van Giilik gehuwd, >vien zij een zoon had geschon-
ken ; en de jongste elizabeth , abdis te V Gravendaal. Gelre was een mansleen van
het Duitsche Rijk; doch in twaalfhonderd vijf en negentig had Keizer adolp van
Nassau aan de dochters der Geldersche Vorsten, bij gebrek van mannelijk oir, het
i-egt tot de opvolging toegekend, hetwelk later door onderscheidene Keizers was be-
krachtigd (2). Overeenkomstig de daarbij gemaakte bepaling, dat eene jongere zuster
eerst dan het regt van opvolging bezat, wanneer hare oudere zuster kinderloos overle-
den was, had mAgh^eli) de meeste aanspraak op het gebied van Gelre.. Maar van den
Anderen kant was ook de zoon des Hertogen van Gulik evenzeer daartoe gewettigd
dóor do gewoonte, dat zoö lang ondet do bloedverwanten Van den overledenen rijks-
leenman «en mannelijke spruit gevonden wierd, aan déze boven allen de voorrang
loekwatti (3). Beide zusters hadden alzoo genoegzamen grond, om elkander het regt
Van opvolging te betwisten; eü bij de herleving der binnenlandsche verdeeldheden, vond
elk vati haar aanhangers en voorstanders (4). De Hekerens -verklaarden zich voor mach-
ïêlï), dewijl de overledene Graaf van Kleef van den beginne aan de zaak van rei-
liiouD III omhelsd en ondersteund had; terwijl de Bronkhorstendaarentegen den jeugdigen
willem van GuUk begeerden, in wiens geslacht zij steeds eenen magtigen steun ge-
vonden hadden (5). Een nieuwe burgerkrijg was onvermijdelyk.
De Hertog van Gulik Verzuimde niet, terstond met de Bronkhorsten in een verbond
tc treden waarbij zij beloofden, den zevenjarigen willem als wettig Landsheer te hul-
digen en zijüen vader de voogdij op té dragen, tot hij de jaren bereikt zou hebben ,
i om zelf de teugels van het bewind op te vatten. Dit verdrag werd door willem van
term. Bronkhorst, het hoofd van zijn geslacht, nevens een aanzienlijk getal andere voorname
1371
(1) Pontanus , Uist. Gelr. Lib. VIII. p. 299. Nijhoff , Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. III, bi. 3 , 4.
(2) Zié Algeni. Gesch. d. Faderl. ü. II, Sl I. bl. 450
(3) G. V. HASSELT, Arnh. Oiidh. D. 1, hl. 24 aangehaald door kijiioi'F, Gedenkto. uit de Gesch.
V. Gelderl. D. III, bl. V.
I
(4) Verg. Froissabt, Y. III. Icuillet 03.
(5) Verg. Nijhoff , Gedenktv. uit de Gesch. v. Geld. D. Iii, bl. V, VI.
li
tiJ
■Si
DES VADERLANDS. 355
Ridders en knapen bezegeld (1). De Hekerens, aan wier hoofd wouter , Heer van
Foorst en Keppel zich bevond , toefden niet, om insgelijks onderscheidene vermo-
gende Heeren voor hunne belangen te winnen. Onder deze behoorden de Ulrecht-
sche Bisschop arnoud van Hoorn ^ welke van moederszijde uit het huis van Kleef was
ontsproten , en reinoud van Brederode , Heer van Gennep , een achterkleiuzoon van fi-
lippe, zuster van reinoud I van Gelre ^ en schoonvader van jak, Heer van Lijnden^
die het geheele vertrouwden der Gravin-weduwe maghteld genoot. Hetzij deze maag-
schapsbetrekkingen , hetzij staatkundige inzigten den Bisschop van ütrecht en den Heer
^dixx Brederode aan de Hekerens verbonden hebben, zeker is het, dat deze aanhang,
zoodra hij zich voor maghteld verklaard had, in hen eenen voornamen steun vond (2).
Om het aanzien en do magt dier Vorstin te verhoogen, wist men een huwelijk
tusschen haar en den vermogenden jan van Blois, Heer van Gouda en Schoon-
hoven te bewerken (3). Hij was de tweede zoon van lodewijk: van Chatillon^
Graaf van Blois en Soissons , en van JOnAMKA, erfdochter van den beroemden en
ridderlijken jan van Henegouwen ^ Heer van Beaumont ^ broeder van Graaf willem ΠΙ
van Holland, Door zijne uitgestrekte bezittingen in Holland, Zeeland en Hene-
gouwen , welke door den dood zijns broeders lodewijk nog met het graafschap Blou
vermeerderd werden, was hij een der aanzienlijkste en rijkste Heeren van zijnen
lijd (4). Ongetwijfeld alleen om die reden, trachtten do Hekerens hem mei maghteld
te verbinden en hun doel te bereiken, daar anders én zijne vergevorderde jaren én
zijne weinige bekwaamheid in zaken van staat en oorlog, hem ongeschikt moesten
verklaren, om hare regten tegenover eene magtige partij te handhaven, en den staat
(1) Chron. Tiel p. 385. Postakds , HisL Gelr. Lib. Vlll. p. 299. Nnuorr, Gedcnkw. uit
de Gcsch. v. GelderLJ). III, bl. VI, VII.
(2) Chron. Tiel. p. 384, 385. Poktakus , Uist. Gelr. Lib, VIII. p. 299. Nunopp, Gedenhv.
uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. VIII, IX.
(3) Froissart, V.III.feuilIet53. J.a LEYDis, Chron. Belg. Lib. XJiXL c.22.p.296. Chron. Tiel.
p. 285. Chron, Magn. Belg. p. 339, alwaar opgemerkt Avordt, dat de eer«tc gemaal van maciiteld ,
coDPKiED van Heinsberg, de laatste Graat' van Los of Loon ; haar tweede gemaal de laatste Graaf van
Kleef, dewijl dit graafschap na hem aan het iiuis van van der Mark geraakte j en haar derde ge-
maal de laatste Graaf van Blois geweest is. Dit is niet juist. Gci, de broeder van jan , was de laatste
Graaf van Blois. Hij overleed in 1397. Zie de lakge vah wijhgaebden , Gcsch. d, Heeren en
Beschr. d. stad v. d. Goude, D. I. bl. 203.
(4) Men vindt eene lijst van al zijne heerlijkheden, bezittingen, renten, enz. die bijna wel een
derde deel van Holland en Zeeland uitmaakten, bij c. j. de lange vak wijngaebden, Gesch. d.
Heeren en Beschr. d. stad v. d. Goude, D. I. bl. 107—111, 399. Verg. Froissart, V. ΠΙ.
feuillet 53. pontanus , Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 299.
44 *
-ocr page 348-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
-iu dit hagchelijk tijdsgewricht behoorlijk te Ijesturen (1). Ondanks de ziglbare afkeu-
ring Yan Hertog albreght , wien jan van Blois te Quesnoi over dit buwelyk raad-
pleegde, werd het echter weldra te Jlrnhem met veel plegligheid voltrokken (2). De
nieuw gehuwden namen terstond de titels en wapens van Hertog en Ilerlogin van
Gelre ^ van Graaf en Gravin van Zutphm aan, en werden onmiddellijk als zoodanig
door engelbert, Graaf van der Mark, adolf van der 31 ark, Graaf van Kleef,
WILLEM tl, Graaf van den Berg en andere naburige Heeren erkend (3). De Graven
van der 31ark en van Kleef hadden reeds vroeger aan magiiteld bijstand verleend en
hulp beloofd, en daarvoor van haar eenige aanzienlijke goederen en inkomsten in pand-
schap ontvangen (4), De Bisschop van Utrecht en jan van Blois, door hen en andere
bondgenooten ondersteund , bragten thans eene aanzienlijke krijgsmagt, grootendeels
uit ruiterij zamengesteld , bijeen , met welke zij uit het Neder-Sticht in de Feluwe
rukten (5). Terstond werd de vesting Grunsfoort ])elcgerd en na vijf dagen bemag-
tigd. Kannenharg zwichtte na een beleg van acht dagen (6). TVageningen onder-
wierp zich ; en kort daarna werden jan van Blois en biaguteld als Hertog en Hertogin
in de stad Arnhem gehuldigd, wier oude voorregten zij bekrachtigden (7). Uit Arn-
hem verleenden zij bij opene brieven , hunnen poorteren van ter Goude en van Schoon-
hooen vrijdom van de Geldersche tollen (8). Eene onderneming tegen do stad Gelre
mislukte. Maar daarentegen werden de sloten Heil, Aller en andere op de Veluwe
vcrmeesterd. Nadat men te vergeefs tegen hel sterke kasteel ]Sijenheek aan den IJs-
(1) nunoff, Gcdcnktv. uit de Gesch. ν. Geldcrl. D. III, bl. Χ. Verj. de lange vah wijnüaer-
υκκ, Gesch. d. Heeren en Besckr. d. stad ν. d. Goude, D. I. hl. III—115, 399.
(2) FßoissÄUT, V. III. icuillet 53. de lange van avijngaerden , Gesch. d. Heeren cn Beschr. d. stad ν. d.
Goude, D. I. bl. 399—404. «Ainsi,» zegt troissaut , t. a. p. acut messire jeiiasn de Bloys fcinme
et guerrc qui inoult luy cousta.»
(3) Chron. Tiel. p. 385. Pontanus, Hist. Geh. Lih. YIII. p. 299. de lange vak wu.xsaerdï:i ,
Gesch. d. ïlecren en Beschr. d. stad ν. d. Goude, 1). I, bl. 405.
(4) Nijiioff, Gedenktv. uit de Gesch. v. Gelderl. D, III, bl. XI. ^
(5) DE LANGE VAN mjNGAERDEN , Gesck. d. Heeren cn Beschr. d. stad ν. d. Goude. I). I.bl. 40S.
(6') J. Α leydis, Lib. XXXI. p. 296. Chron. Tiel. p. 3S5. De lange van wlixgaekden, Gesch.
d. Heeren cn Beschr. d. stad ν. d. Goude, bl. 408, 409.
(7) Nuiiorr, Gedenkw. uit de Gesch. v. Geldorl. 1). III. bl. XI. (Jork. No. 3, bl. 5. Chron.
Tiel. p. 385.
I
(8) V. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 260. Nuaorf, Gedenkw. uil de Gesch. ν. Gchkrl.
1). III. Oork. No. 4, bl. 6.
1371-
1406
14 V.
Sprok-
kelm.
3372
24 v.
Sprok-
kel in.
17 V.
Lente-
maand.
1
DES VADERLAiiDS. 1391
sei zijne krachten beproefd had, ^verd het belangrijke Lohede ^ de sleutel van Waal,
Rijn en 1 Issel ^ aangevallen en na eene langdurige belegering bemagligd (1).
Inmiddels had het Overkwartier de regten tan den jeugdigen ayillem van Gulik
erkend, en zijn vader de voogdij aanvaard (2). Nijmegen^ Tiel en Harderwijk
waren dit voorbeeld gevolgd, en even als Roermond, door den Hertog \an Gulik in
hunne oude Toorregten bevestigd, of met nieuwe gunsten begiftigd geworden. Maar
deze Vorst had nog niet voor zijnen zoon de beleening des Keizers ver^γorven , en zonder
deze konde hij zich niet van do duurzame trouw en genegenheid des volks verzekerd
houden. Hij hield steeds den Hertog van Brahand, wengeslaus , 's Keizers broeder en
stedehouder, sinds den Baesweiler slag in hechtenis (3) en weigerde hem te slaken ,
ofschoon onder die voorwaarde de Keizer hem het uitzigt op het beleenen van Gelre ^ ^
aan zijnen zoon, en een huwelijk van dezen laatste met katiiahina van Beijeren, do
dochter van Hertog albrecht, opende (4). Kauel IV over deze halsslarrigheid verbit-
terd, besloot den rijksban over hem uit te spreken en begaf zich tot dat einde naar .^Äm ,
door de Keizerin en een schitterenden stoet van geestelijke en wereldlijke Rijksgrooten
verzeld. Aan de Maas wachtte een Brabandsch leger zijne, bevelen af, om zich met
de keizerlijke benden te vereenigen en op den eersten wenk het land van Gulik vij-
andelijk binnen te trekken. Doch te goeder ure traden do Aartsbisschoppen van Trier
en Keulen, de Bisschoppen van Mentz en Luik, en Hertog alurecut van Beijeren
met zijnen broeder οττο, Markgraaf van Brandenburg^ tusschen beide (5). Zomcr-
verijdelden de pogingen des Bisschops van Utrecht en des Graven van Blois, welke
met de Heeren van Putten. Brederode ^ Montfoort , Voorst en een talnjk gevolg te
Aken gekomen waren, om de beleening van het Hertogdom Gelre aan willem van
Gulik en diens verloving met de dochter des Ruwaards van jSTo^/awc? te verhinderen (6).
Immers , Hertog albrecht , wien het niet onverschillig konde zijn, dal do aanstaande
(1) J. α LEVDIS, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 22, p. 290. Chron. Tiel p. 385- Po.ma>us,
Hist. Gelr. Lib. Vlll. p. 301. SucuTEsuonST, Geld. Gcsch. b. Vlli. bl. 154. De lange υλμ
"wijisgaerden, Gcsck. d. Ileercii en Beschr. d. siad v, d. Goudc. D. 1. hl. 40Ö, 410. Kuuoff ,
Gedenkw. uit de Gcsch. v. Gelderl. D. III. bl. XIV. Χλ^ , ,
(2) Nunorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gclderl. D. III. Oork. No. 5,0.
(4) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III. bl. 267.
(5) PoNTANCs, Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 300. SLicaiENironsT, Geld. Gesch. Β. VIII. bl. 154.
Nunow, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. XII, XIII.
(6) de laiïce v. wjjsgaende.x , Gesch. d. Heeren en Beschr. d, stad v. d. Goude^ D. 1. bl. 407,
-ocr page 350-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371_ verloofde zijner dochter Hertog van Gelre werd, begaf zich onder toestemming des,
^^^^ Keizers, met οττο van Brandenburg naar Gulik en bewerkte , dat willem den ge-
vangen \YEjrGESLAUS dadelijk in vrijheid stelde en zich met hem en de beide bemidde-
laars naar Aken spoedde. De Hertog van Gulik wierp zich voor de voeten des Kei-
zers, erkende zyn onregt en verwierf genade. Daarop werd overeengekomen, dat
even als wenceslaus , ook de overige gevangenen zonder losgeld ontslagen zouden wor-
den. De Keizer verklaarde voorts den jongen willeh van Gulik, als de naaste man-
nelijke bloedverwant, voor den wettigen erfgenaam der overledene Hertogen eduard
en REiNOUD, en beleende hem met het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen .,
doch droeg het bewind, tijdens zijne minderjarigheid, zijnen vader op (1). Toen of
kort daarna >verd in weerwil van jan van Blois en der Hekerens, de jeugdige Vorst
aan albreghts oudste dochter verloofd (2).
Om dien lijd maakten de Bronkhorsten , aangevoerd door gijsbert , Heer van Bor-
12 v. kalo , hendrik, Heer van fVisch, en peter van Steenbergen , zich des nachts meester
j^jaanjl van Arnhem (3). Wageningen geraakte insgelijks weldra in hunne magt, waardoor
1372 de Bisschop yan Utrecht verhinderd werd, vooreerst de Veluwe verder te verontrus-
ten (4). Jan van Blots werd hierdoor een gevoehge slag toegebragt, welken het
innemen van Tiel door οοοβγν^υκ: van Varik voor de Hekerens, niet konde lenigen (5).
En daar hij even weinig berekend was , om aan de wederwaardigheden moedig het hoofd
te bieden, als om de moeiten en gevaren eens oorlogs te trotseren , vertrok hij naar
Schoonhoven en liet het beleid van den krijg aan zijne gemalin , den Bisschop van
Utrecht, en den Heer van Gennep over (6). De Hertog van Gulik poogde inmiddels
(1) PoKTANTJS, Jlist. Geh. Lil·. VIII. p. 300. Nijiioff, Gedenkio. uit de Gesch. ν. Gelderl.
υ. III, 1)1. XIV.
(2) Nijiiopf , Gedenktv. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. III, bl. XIV. de lange van wijkgaerden ,
Gesch. d. Heeren en Beschr. der stad ν. d. Goude. D. 1. bi. 405. Willem van Gulik was
iu 13G4 geboren. Chron. Tiel. p. 377.
(3) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXL c. 22. p. 2ü6. Chron.^Tiel. p. 385. Poktakus,
Misi. Geh·. Lib. YIII. p. 301. Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. Oork.
No. H. bl. 11.
(4) JNiJiiorr, Gedenktv. uit de Gesch. v. Gelder!. D. III, bl. XV.
(5) Chron. Tiel, p. 386. Zie over dezen van varik , de aant. van v. leeuwek op het Chron,
Tiel. p. 376 (q). Verg. hiervoor bl. 211, 278.
(6) J. Α lEYDis, Chron, Belg. Lib. ΧΣΧΙ c. 22, p. 296. Froissart, V. III. feuillet 53.
-ocr page 351-DES VADERLAiiDS. 359
de genegenheid der ingezetenen te winnen. Als Voogd vanfie/r«, Terleende hij en zijne 137ί—
gemalin aan onderscheidene plaatsen, bij het bekrachtigen der oude voorreglen, tevens
nieuwe gunsten en Yrijheden. Hy nam in het bijzonder de belangryke stad Arnhem,
nevens fVageningen en de omliggende dorpen Eede^ Bennehum en Rfidinchem
{Renkum) in zijne beschermiog, dewijl do inwoners de aanvallen der uitgewekeno
Hekerensge^inden vreesden, die de omstreken onveilig hielden (1). En deze vrees was
niet gdel. Immers zelfs terwijl de Hertog aiich met z^'n zoon in Arnhem bevond, rnktö
onverwachts de Bisschop van Ütreelit met eene krïjgsmagt voor die stad en daagde
hem ten strijde uit. Hij weigerde dien. De Kerkvoogd plunderde en verbrandde nu
de voorstad «n keerde na verloop van vier ea twintig «ren, naar Rhenen terug.
De Hertog begaf zich naar Nijmegen 5 doch uit do verspieders vernemende, dat zo©
hij zich voor Tiel yertoonde, men er hem ongemoeid zou binnenlaten, besloot hy
spoedig tot den togt derwaarts. De Bisschop van Utrecht wierp zich nu ijlings in
die slad, waar de Hertogin maciiteld zich bevond. Men dacht hier echter meer aan
het vieren van feesten en aan de genietingen des levens, dan aan het behoorlyk be-
waken der Testen. Do Bronkhorsten geraakten derhalve des nachts onverwachts over 7 v.
do muren in de stad en te midden der feestvierenden, die echter onmiddellijk te
wapen snelden. De Bronkhorsten behielden na eeo woedend gevecht do overhand- 1372
Het getal der gesneuvelden en gewonden Avordt niet opgegeven. Onder 4ο gevangenen
telde men loef van Hoorn ^ broeder des Bisschops van Utrecht, gijsbert van Har-
denlier g of Hardenhraek, prererik: van Zuilen, jakob van Lokhorst, ernst lyaw
Groenenwoude en meer andere Ridders en knapen. De Bisschop zelf, vermoeid v-an
het strijden, kon ter naauwernood op het tolhuis ontkomen, waar maghteld den uit-
slag van het gevecht afwachtte. Des antlerendaags kwam de Hertog met eene bende
krijgslieden voor do slad en maakte zich gereed, om het tolhuis te belegeren. De
Utrechtenaars, onmiddellijk door renboden van den nood huns Kerkvoogds onderrigt,
bragten in allerijl eene gewapende magt bijeen, trokken tegen zonnenondergang te
fVijk hij Duurstede over de Lek, legden het dorp Ravenstvade in do asch en to-
gen , alles te vuur en te zwaard verwoestende, lot do Linge voort, welke zij overtrok-
ken , en kwamen nog twee uren vóór zonsopgang den volgenden dag voor Tiel. Do
verheugde Bisschop begaf zich terstond in hunne legerplaats en schaarde hen tot den
strijd, welken hij den Hertog aanbood. Deze, wien het minder aan voorzigtigheid en
beleid dan aan krijgsmanseer ontbrak, veinsde hieraan gehoor te leenen, doch slechts
om zich de gelegenheid te verschafTen, uit do omsingelde en kwalijk voorziene stad te
(1) Nijuoff , Gedenkw. uit de Gcsch. v. Gelderl. 1). ΠΙ, bl. XVI. Oork, No. 8-10.
bl. £)—15.
360 AL GE MEEN Ε GE SC111Ε DER IS
- ontsnappen. Toen derhalve de vijanden al hunne magt op een punt hadden bijeen-
getrokken, om hem, overeenkomstig zijn krijgsmanswoord, slag te leveren, toog hij
in stilte uit eene onbezette poort naar Nijmegen^ de gevangenen met zich voerende,
doch Tiel aan den Bisschop ten beste gevende , die er onder het vreugdegejuich des
volks ontvangen werd (1).
Het verlies , van Tiel werd in hetzelfde jaar nog door dat van Zalthommel ^ Venlo
en Harderwijk aan de zyde des Hertogs gevolgd, waardoor do Hekerens zich van
drie belangrijke punten in verschillende deelen van het hertogdom meester zagen. Bij
het beleg van Harderwijk was jan van Blois, en bij de berenning van Zalthotnniel
de Hertogin 'mageteld zelve tegenwoordig geweest. De laatstgenoemde stad moest
voorr den' geboden tegenstand duizend gouden schilden opbrengen. De Hertog van
Gulik daarentegen deed eenen vernielenden strooptogt in het Neder-Sticht, plun-
derde en verbrandde de dorpen Amerongen^ Doorn ^ Zeist en de Bilt en keerde
met rijken buit terug (2). De erkenning van zijn gezag door Zutphen en Doesburg
was -voor hem van meer belang. Hij ontving de hulde dezer steden, wier aloude
voorregten hij bevestigde en met nieuwe vrijheden aanmerkelijk vermeerderde , terwijl
hij hare burgerijen kwijtschold wat zij tegen hem misdaan hadden (3). Hierbij be-
perkte deze Vorst, die » door weldaden de ingezetenen aan zich trachtte te verbin-
den" zijne gunsten niet. Tot bevordering des handels verleende hij zelfs den Zut-
phenaars vrijheid, om vrede en bestand met zijne vijanden te maken Den zelf-
den dag bepaalde hij , dat zoo lang Lobede in de magt zijner wederpartij zou blijven,
de tol voor de op- en afvarende schepen langs de Waal, te Nijmegen ^ langs den
Rijri', 'te Arnhem; en langs den IJssel, te Zutphen, zou geheven worden (5).
De Bisscliop van Utrecht en de Heeren van Foorst, de hoofden der Hekerens, slo-
ten tweè maanden later met willem van Bronkhorst, gijsbert van Borkulo,
hendrik van Wisch en steven van Zuilen, de voorstanders hunner tegenpartij , een
1371-
1406
18 V.
Ilerist·
maand,
1372
18 v.
ölagt-
ujaand.
(1) J. Α LETDis, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 22, p. 298, 297. Chron. Tiel. p. 387. J)e verm.
beha, bl. 2G3—27Ö. Pontanus, Bist. Gelr. Lih. Vlll. p. 103. Sucutenhorst, Geld. Gesch.
Β. 'VIII. bl. 155. Nijhoff, Gedenïav. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Iii, bl. XVII, ΧΥΙΙΙ.
(2) J. A. LEYDIS, Chron. Belg. Lih. XXXI. c. 22. p. 297. Chron\ Tiel. p. 388. De verm.
bi. 270. pontasüs, //ïsi. Gelr. Lib. VIII. p. 302. Sucutenuorst, Geld. Gesch. β. VIII.
bl. 155. De lakge vait wijngaerden , Gesch. d. Heeren en Beschr. d. stadv. d. Goude, D. 1. bl. 410.
(3) ΝυποΓΡ, GedenJiw. uit de Gesch. ν. Gelderl. Ό. III. Oor^. No. 12, 13, 14,15,bl. 12—15.
(4) ΝυποΓΡ , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. Oork. No. 16, bl. 15.
(5) Nunorp, Gedenkw. uit de Gesch. v. Geldcrl. D. III. Oork. No, 17,
-ocr page 353-DES VADETx LANDS. 361
verdrag , >Yaarbij zij elkander de schorsing der Avederzijdsche vijandelijkheden, en de 1371—«
onzijdigheid der landstreek aan den regier oever van Rijn en IJssel verzekerden.
Hier lagen de meeste heerlykheden der voornaamste Edelen van beide zijden , wier grenzen
zoodanig dooreen slingerden , dat hierdoor de aanhangers van eene en dezelfde partij van el-
kander en van eenige hunner eigendommen gescheiden waren , hetgeen gedurig botsingen
veroorzaakte en het handelsverkeer geweldig belemmerde. De goederen des Graven van
Kleef aan deze zijde des Rijm ^ en die, welke de Bisschop van Utrecht ογ de J^eluwe
en op den linker IJsseloever in pand bezat , waren, even als de sleden Doetichem,
Lochern en Groenlo ^ mede in dit verdrag begrepen, kon Zutphen en Doeshiirg
werd daarenboven de ongehinderde scheepvaart op den IJssel toegestaan, mits zij niet
voorbij het Hekercnsgezinde Hattem zouden varen, zonder aldaar aan lo leggen en
van den bevelhebber eenen vr^brief te vragen, welke hun dan niet mögt geweigerd
worden (1). Omtrent het midden des volgenden jaars vergunde willeji van Bronk-
horst, als Drossaart van den Lande van ZatpheUy aan de ingezetenen \an Doesburg,
zich in den binnenlandschen krijg onzijdig te houden en binnen hunne vesten met den 2 v.
vyand handel te drijven (2). Die stad verleende daarop vrijgeleide aan de lieden des Zomcr-
Graven van ßlois en der Heeren van Voorst, om op hare markt levensbehoeften in 1373
te koopen, waartegen zij de vrije overvaart van den IJssel met een klein pontschip
bedong en levens veiligheid voor hare vaartuigen, Avelke op dien stroom of in de
stadsgrachten voor anker lagen. Deze overeenkomst moest stand houden tot eene alge-
mcene verzoening zou getroflen zijn (3).
De locnadering lusschen de beide strijdende partijen , werd ongetwijfeld aanmerkelijk γ^η^_
bevorderd door de oorlogen des Bisschops van Utrecht met Holland en den Heer van l^^^
Puttenstein ^ welke de bisschoppelijke wapenen uit ^ß/re voerden (4). Het blijkt zelfs
op goede gronden, dat in het laatste gedeelte van dertienhonderd drie en zc\'entig,
door middel en onder waarborg van Hertog albregiit van Bèijeren , lusschen den Graaf
van Blois en zijne gemalin aan de eene, en den Hertog en do Hertogin van Gm/iÄ; aan
de andere zijde een verdrag is getroffen, waarbij een gedeelte des lands, vermoedelijk
de Ooer- en ISeder-Betuwe ^ de Tieler- en Bommelericaard ^ het graafschap Zut-
phen en do Veluice door de Hertogin machteld , en het overige van Gelre door den
Hertog van Gulik lot aan de meerderjarigheid des jongen Willems, zou beregt wor-
(1) Sliciiteiviiorst , Tooneel des lands van Gelderl, bi. 93, 94. Nijhopf , Gedenkw, uit de
Gesch. v. Gelderl. D. III. bi. XIX, XX.
(2) Nunorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. UI. Oork. No. 19, bl. 17.
(3) SiicuTEsnoRST, Geld. Gesch. li. VIII. bl. 156.
(4) Verg. hiervoor, bl. 295—297, 330—333.
-ocr page 354-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
-den. Zeker is liet, dat maghteld in de steden Elhurg^ Harderwijk , Zutphen ^
Poeshurg en vermoedelijk ook op andere plaatsen, als erfvrouw erkend en gehuldigd
is geworden. Men denkt tevens, dat deze verzoening insgelijks aanleiding gegeven
heeft tot eene vereeniging van beide partijen tegen den Bisschop van Utrecht, YiÏQns
heersch- en bemoeizucht men reden had te vreezen. Althans de Graven van Blois
en van ÄT/ee/ bevonden zich als bondgenooten van Hertog albreght, den aanstaanden
schoonvader van willem mw Gulik ^ bij het vermeesteren van de Stichtsche veste Gil-
denhurg ^ en de eerstgenoemde ,verschijnt als borg van dien Vorst in het vredesver-
drag met den Utrechtschen Bisschop , den ij verigen verdediger van de belangen der
Hekerens. Men meent ook, dat de Stichtsche Kerkvoogd sinds dien tijd , en nadat
hem do steden Elburg, Harderwijk qu Hattem in pand voor vijf en twintigduizend
oude schilden, welke hij waarschijnlijk der Hertogin MAcnTELD had voorgeschoten,
waren afgestaan , zich weinig meer met de Geldersche zaken bemoeid heeft (1). Hij
komt evenwel nog voor als bondgenoot van den Graaf en de Gravin van Blois in den
zoenbrief, welken deze als Hertog en Hertogin van Gelre uitvaardigden ten behoeve
van frederik, Graaf van Meurs en Heer van JBaer, gijsbert van Bronkhorst,
Heer van Borkulo , Gerrit, Heer van Weerdenhiirg en een groot aantal andere Ede-
len , Ridders en Knapen , betrekkelyk de twisten en vijandelijkheden, welke na den
dood van Hertog eduard waren voorgevallen. Zij verklaarden daarmede al deze Hee-
ren in de leen- en eigengoederen hersteld, zoo als zy die ten tijde van genoemden
Vorst bezeten hadden ; en gaven hun, nevens die ingezetenen van de Over- en Ne-
der^Betuwe, den Tielerwaard en Teisterband, welke met hen hadden zamenge-
spannen, kwijtschelding van alle eischen wegens gepleegd onregt en geweld, en
kwamen met hen overeen betrekkelijk het behandelen en loskoopen der wederzijd-
sche gevangenen. Daarentegen beloofden zij ^ welke in dezen zoen begrepen waren ,
den Hertog en de Hertogin van Gelre als gehoorzame mannen en onderzaten te die-
nen tegen de Arnhemmers, en willem en jan van Steenbergen, die, ofschoon hunne
bezittingen op de Veeluwe gelegen waren, nog steeds den Hertog van Gulik aan-,
kleefden. Verscheidene Hekerensgezinde Edelen en Ridders met reinoud van Brede-,
rode, Heer van Gennep , aan het hoofd, bezwoeren plegtig deze voorwaarden te on-
derhouden en te helpen houden, hetgeen zij met hun zegel bekrachtigden (2).
(1) NunoFF, Gcdenho. uit de GescL v, Gelderl. D. III, bl. XXV—XXVIII. OorL No.
20—22, bl. 17—22." Verg. rosTANiiS, Hist, Gelr, Lib. VIII. p. 303—308. SiicnTENnoRsi, Geld.
Gesch. β. VIII. bl. 156—158. de laxge va:* wijsgaerden , Gesch. d. Heeren en Beschr. d. stad
V. d. Goude. D. I, bl. 411—415.
(2) Nmiioff, Gedenkw. uit de Gesch! υ. Gelderl. D. III. OorL No. 29, bl. 22. Vcrfj. porta-
NBS, riist. Gelr. Lib. VIII. p. 308. SucnTE^uoRST, Geld. Gesch, B. VIII, bl. 158, 159.
1.371-
1406
28 V.
Lentc-
iiianml
1375
18 V.
ilerrst-
maand
1375
bliigtm
1376
l· fiw
DES VADERLANDS. " '
Deze verzoening werd weldra gevolgd dooi- een enger' A^erbond of landvrede voor 1371^
den lijd van zes achtereenvolgende jaren, tusschen den Hertog en de Hertogin van
Gelre, jan van Blois en zijne gemalin maghteld , en de Edelen, Ridders en Knajpßn ,
zoo wel Bronkhorst- als Hekerensgezinden , ten getale van Lijna driehonderd, in de
Over- en JSeder-Betuwe. den Tieler- en Βommelerwaard en in de Geldersch© 6 v.
li Tiw'
J^eluwe gegoed en gezeten , nevens de steden Huissen, Tiel, Bommel, fVo-ge- juaand.
ningen, Harderwijk , Elbiirg en Hattem. De verbondenen verpligtten zich tot
onderlinge hulp en verdediging bij eiken vijandelijken aanval, bevordering van elkan-
ders belangen en welvaart, bescherming van de openbare veiligheid zoowel te water
als te land, handhaving van het regt en dat niemand aan zijnen gewonen reg-
ier onttrokken wierd. De geschillen, die onder hen mogten opkomen, zouden door
tien gezworen raadslieden , bestaande uit een gelijk getal Hekerens- en Bronkhorstgezindfen,
onderzocht en beslist worden. Met raad van deze gezworenen, die alle zes weken
voor de Nedei'-Betuwe, den Tieler- cn Β ommelerwaard, te Tiet-, en voor de Ower-
Betuwe en de Veluwe, te Wageningen te zamen moesten komen, zouden de leden van
den landvrede gezamenlijk geweld met geweld te keer gaan , de vredebrekers vervol-
gen, ook builen de palen des bondgenoolschapsj welke van Lobede af, de landen
tusschen de Waal en den Rijn , met insluiting van den Jiommelericaard en het
land van Buren benevens de geheele Geldersche p^eluwe omvatten, hunne sloten
nederw^erpen, de geledene schade op hen verhalen en regt doen over de gevangenen.
Ten behoeve van de Hertogin maghteld zou gedurende vier jaren , eene jaalljjksclio
bede van acht pond van diegenen, Avelke honderd pond of meer bezaten , en acht ten
honderd van de bezittingen der mindergegoeden geheven worden. Hertog jan van
Blois zou niet verpligt zijn, wanneer hij zich buiten 'slands of ongesteld bevond,
in persoon met de verbondenen te veld te trekken; maar zijne banier met de daaronder
behoorende manschappen mögt hij hun niet weigeren. Ingeval de Hertogin binnen den
afloop van den landvrede overleed, zouden de gezworenen vecrlien dagen na haren
dood, te Tiet zamenkomen en van daär twee uit hun midden aan den nieuwen "Lands-
vorst afvaardigen en hem uitnoodigen in het verbond te treden. De overige punten
des verdrags bevatten bepalingen betrekkelijk het krijgs- en muntwezen , het betalen
van pachten, tijnsen en renten , het inlossen van eigendommen, die sinds den dood
van Hertog eduard verpand waren, en tegen het woekeren. Deze landvrede >verd door
den Hertog en do Hertogin, een groot aantal der verbondene Edelen, en door dö
zeven opgenoemde steden onderteekend en bezegeld (1).
(1) Nijhoff, Gedcnhw. uit de Gesch, v. Gelderl. D. HL Oork. No. 31, hl. 28—45. Veii;.
hl. XXIX—XXXII. PoKTAKBs, Jlisi. Gelr. lAh. VIII. j). .308—314. SticiiTEsiionsT, Geld. Gesck.
B. VIII, 1.1. 159—IGl. - : , . . i
45 *
-ocr page 356-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371— De Hertog van Gulik Tcrzuimde inlusschen van zijnen kant niet, om de belangen
zijns zoons te bevorderen, en ύοογ hem, die met rassche schreden het tijdperk naderde j
waarin hij zelf de teugels van het bewind kon opvatten, den weg tot den hertogelijken
zetel van Gelre effen te maken. Behalve het gedeelte van Gelre, waarover hem bij
de gebleken overeenkomst van dertienhonderd drie en zeventig het beheer was
toegekend, bleven Arnhem en het geslacht van Steenbergen hem onverwrikt ge-
trouw (1). Maar deswege werd deze stad, welke onder het gebied der Hertogin
jjiAGETELD bohoorde, doch standvastig weigerde zich daaraan te onderwerpen, door de
Hekerens uit het naburig JVageningen hevig bestookt. Deze hadden met reinoud
van Brederode aan het hoofd, onder anderen eens de overwinning in een gevecht
bij het dorp Oosterbeek behaald en nevens hekduik van Homoet, menig ander Rid-
der gevangen medegevoerd (2). Do Guliksche Vorst spoorde ernstig de Arnhemsche
Regenten aan, in hunne trouw te volharden en de stad, ofschoon haar ook alle toe-
voer -Was afgesneden, voor zijnen zoon te bewaren, die weldra meerderjarig zijnde,
te hunner hulpe aansnellen en dankbaar erkennen zou , wat zij voor hem gedaan en
geleden hadden. Ter bemoediging verwittigde hij hen van de huwelijksverbindtenis
zijner dochter johawha met jan , den veertienjarigen zoon van den magiigen οττο
van Arkel, op raad zijner vrienden van Gelre aangegaan, ten einde dat gewest
te beter voor den jongen Willem te behouden, wiens huwelijk met de oudste
dochter van Hertog albregdt , reeds vóór vier jaren vastgesteld, de voltrekking na-
derde (3). En inderdaad, toen kort daarna Willem van Gulik zijn veer-
7 v. tiende jaar bereikt had, en alzoo naar het regt dier tijden mondig gewor-
1377 ^^^' ^^ßrden de voorwaarden zijns huwelijks met κατπαβινα van Beijeren,
de maagdelijke weduwe van eüüard va7i Gelre, gelijk zij door eenen tijdge-
noot genoemd wordt, bezegeld (4). Hertog aleregiit kende daarin den verloof-
den Vorst, als bruidschat, de drie en dertigduizend mottoenen toe , welke over-
eenkomstig de huweiyksvoorwaarde met eduard , reeds waren uitbetaald, doch die
men na het vóóroverlijden van dien Vorst met regt had kunnen terugvorderen;
f
(1) Zie hiervoor, bl. 3G1.
(2) J. α leydis, de Orig. et Reh, Gest. DD. de Brederode, in ματτπαει Analect. T. I, p.
632, 633. Ckron. Tiel. p. 393. Pontanus, Ilisl. Gelr. Lib. VIII. p. 314. Slicuteshorst,
Geld. Gesch. ΰ. YIII. bl. IGI. Nuhoff, Gedenktv. uit de Gesch. v. Gelderl. D, III,bl. XXXIl.
(3) Zie den bricfvan den 23.sten v. Slagtmaand 1376, hij nuooff , Gedenkw. uit de Geseh.v.
Gelderl. D. III. Oork. No. 30. Υογ^. bl. XXXIII.
(4) J. Α leydis, Chroiu Belg. Lib. XXXI. c. 22, p. 297. Verg. kijuoff, Gedenkw. uit de
Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. XXXIIi.
1
DES VADETx LANDS. 365
voorts de jaarlgksche rente van zesduizend moUoenen, door edüaad aan katharikä,
als weduwegoed toegelegd, en zulks mede over de zes jaren, welke sinds zya
dood verschenen waren. Het huwelijk, waartoe men, wegens de namaagschap der
verloofden, het pauselijk verlof had verworven, zou vóór den aanstaanden Bloei-
maand voltrokken worden, althans op die wijze, dat de gehuwden do burgerlijke
gevolgen daarvan konden genieten (1). De voornaamste Edelen en steden van jffo^/anci
en Zeeland waarborgden de nakoming dezer voorwaarden met hun zegel. Onder hen
bevond zich niet alleen reihoud van Brederode, Heer van Gennep, maar zelfs jas
van Blois , die zich echter hier niet, zoo als nog kort te voren bij den Landvrede ,
den lilel van Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen toekent. Men beweert, dat hij
dezen titel vroeger ook nimmer anders gebruikte , dan in de brieven, welke hij ge-
zamenlijk met zijne gemalin uitvaardigde (2). Thans had hij dien geheel laten varen
en zich te eenenmale aan het krijgs- en staatstooneel onttrokken. Weerzin in eenen
oorlog, welke een groot gedeelte zijner inkomsten verslond; de overtuiging, dat
hij overeenkomstig het verdrag van dertienhonderd drie en zeventig, na het mondig
verklaren van willem van Gulik , geen gegrond regt had , om verder op het bewind van
Gelre aanspraak te maken ; de wensch , Hertog albrecht , van wien hij zijne aanzienlijkste·
Hollandsche , Zeeuwsche en Henegouwsche bezittingen in leen hield, en die in zulke
naauwe betrekking met zijnen mededinger getreden was , niet van zich te vervreemden; en
eindelijk de aangeboren zucht naar rust en vrede, welke zyn gevorderde leeftijd en
ligchaamskwalen voor hem te begeerlijker maakten, zullen jan van Blois tot dien stap
bewogen hebben (3). Hij had zich weder naar »ScÄoon/ioyew begeven en daar weldra een
bezoek van den Utrechtschen Bisschop ontvangen, naar men gist, met het vergeefsche
doel, hem tot andere gedachten te brengen (4). Nadat do huwelijksvoorwaarden tus-
sehen willem van Gulik en Katharina van Deijeren door hem medegeteekend en
bezegeld waren, gaf hij daarvan kennis aan zijne gemalin en hare aanhangers, schonk
haar een levenslangen lijftogt van veertienhonderd franken jaarlijks, en vertrok naar
(1) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL D. HL Oork. No. 33. bl. 45—48. Verji.
LI. XXXUI, XXXIV; en zie hiervoor bl. 278 , 279. Poktaïïds, Eist. Gelr. Lib. VIH. p. 314.
SLicnxENDOKsT, Geld. Gesch. B. VIII. bl. 161.
(2) DE LAKGE VAÄ wuNGAERDEH, Gesch. d. Heeren en Beschr. d. stad v. d. Goude, D. I.
bl. 416. (6).
(3) de lasge vak wijkgaerdek, Gesck. d. Heeren en Beschr, d. stad v, d. Goude, D. L bl.
418—421. KunoFF, Gedenkw. uit de Gesch, v. GelderL D. III. W. XXXiV.
(4) DE LASSE VAK wusGAERDEjt, Gcsch. d. Heeren en Beschr, d, stad v, d. Goude, D. I. bl.416.
-ocr page 358-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
137lli Frankrijk (·1). <Naar Schoónkoven terug^gekeerd 'zijnde , herbouwde hy aldaar hel Kar-
1406 meliter klooster, en vergrootte zijn slot even als dat in/er Goude. In Bloeimaand ,'der-
lieiihonderd tachtig eindigde .hij op den burg te Schoonkoven loopbaan (2);
Meji, pryst zyne godsvrucht, minzaamheid en vredelievendheid, maar laakt teregt
zyne spilzucht. Krijgs- en staatkundige bekwaamheden ontbraken hem geheel; hij
:tou een goed burger geweest zijn, indien het lot hem niet tot den rang van Vorst
had; verheven.. Even als hij, schijnt ook de Heer van Gewwep , ^minova van Brederode
zich ten minste„voor eene poos, aan dadelijke ondersteuning der belangen van Hicn-
TELD onttrokken te hebben. Welligt waren vooreerst de middelen van dien Edelman
liiertoe niet toereikend.. Hij had, naar zgne berekening, reeds ten behoeve der Her-»
togin honderd en zeven duizend gouden schilden opgeofferd, voor welke aanmerkelijke
som hij zich met het pandbezit harer sloten, tollen, ambten en renten te Lohede ,
Tiel, in de Neder-Betuwe en op de Veluwe moest ^vergenoegen (3).
Uloeim. Dopr dezen ommezwaai van zaken zag de jonge willem van Gulik de schoonste uit-
^^^^ zigten op het onverdeeld bezit van Gelre voor zich geopend. De woede der partijschap
was sinds de verzoening des vorigen jaars merkelyk bedaard; de overeenkomst van
dertienhonderd drie en zeventig waarborgde den thans meerderjarigen Vorst tegen
alle regtmalige aanspraak van machteld op het bestuur des lands; en de vereenigde
magt van Holland Gulik slond hem te dienst, om zijn regt en gezag legen haar
te handhaven , die, verlaten van. echtgenoot en vele vermogende beschermers, welke
zich nu voor hem verklaard hadden, daarenboven door eenen zwaren schuldenlast ge-
t drukt werd (4). Behalve deze voordeden boven zyne mededingster, beleende hem
Keizer karel IV, die zich juist te Gulik bevond, op de gebruikelijke plegtige Avijze
met het geheele hertogdom Gelre en het graafschap Zutfken, onverminderd evenweÜ
2y γ de lijftoglen, welke de Hertogin van Gulik in Gelre bezat (5). Hiervan werden
i^Jagt- de vier .hoofdsteden, Nijmegen^ Roermond, Zutpken en Arnhem ^ den volgenden
dag door den Keizer verwittigd en haar gelast, willem van Gulik, als lands- en
(1) db la.nge vaij ·ννυνβαεκοεν, Gesch. d. Heeren en Beschr. d. stad v. d. Goude, D. I. 1)L
415, 417. V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. JII. bl. 388.
' (2) de l\sge van wijniiaerdejf, Gesch. d. Heeren en Beschr. d. stad v. d. Goude, D. 1.1)1. 126.
Froissart zejjt dat jan van Blois in Hooimaand 1381 overleed. V. lil.; feuillet 53. Maar reeds
in Lentemaand van dat jaar λvei·d gui van Blois door Hertog albrecdt met de Hollandsche goede-
ren zijns overlijden broeders beleend, v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. III. ])]. 380.
(3) Nijhoff, Gedenhw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. XXXIV. Oork. No. 34, LI. 48. '
. (4)'NiJBopF , Gedenktc. uit de Gesch. v\ Gelderl. D. III, bl. XXXV.
(5) Nijhoff, Gedênkw. uit de Gesch) r. Geldert. D. ΠΙ. Oork. No. 36, bi. 51. Verg. ρολτα-"
ms : nïstl G'elr. Lib. NUL ρ. 315, 333. )
ί
DES VADERLANDS. 3G7 Ι
erfheer hulde en trouw Ie zweren (1). Te gelyken tgde ontving (Ie Hèrlog eene 1371— 'li
keizerlijke vergunning tot het hefien van éen nieuwen landtol op die plaats in zijn ^^^^
gebied, welke hij daartoe het geschiktste keuren zou (2). Dadelijk oefende Willem i
zelf het hoog gezag uit, en nog in hetzelfde jaar ^verd hij in de sleden Nijmegen, ^ ^^ I
^érnhem, Goch en Venlo gehuldigd, wier voorregten en vrijheden hy bekrachtigde , v.Wm- j
uitgezonderd die, welke door Hertog reinoüd III gegeven waren (3). Ηη gaf daar- ]
door stilzwijgend te kennen, dat hij de handelingen van dien Vorst niet erkendo
en zich zeiven als den onmiddellijken opvolger van eduard van Gelre beschouwde.
Dit stiet verscheiden Hekerensgezinden geweldig tegen do borst,, en in het bg-
zonder den Heer van Voorst,, hun ijverigsten voorstander, wiens geslacht steeds
in REiNOUD III den wettigen erfvorst gehuldigd en zich niet, dan door overmagt ge-
drongen , aan eduard onderworpen had. Met hen verzetten eenigo steden, als Tiel,
Zalt'Bommel, Zutphen, Doesburg en Lochern, zich ook tegen Willem vanGulik
en weigerden hem den eed van hulde en trouw (4). In sommige plaatsen ontstond
deswege verdeeldheid en menig bloedig tooneel. Te Tiel, onder andoren, hadden do |
Hekerens het versterkte tolhuis bezet en hielden daarmede de Guliksgezinde burgers 1378
in bedwang. Op het Paaschfeest geraakten beide partijen handgemeen, Govert van
Arkel en andere aanzienlijken sneuvelden in het moorddadig gevecht dat jaren laog
onder den naam van den quaden Paesckdach, in geheugen gebleven is (5). Rutoeu' '· '
van de7i Boet zeiaar, een Kleefsch Ridder, herman waw lukas uaw ^m^e/en dirk
van Monement, begunstigd door den Graaf van Kleef, die nog steeds' do zijde van
M.VGHTELD getrouw bleef, plunderden en verwoestten het gebied van de stad en het
Rijk van Nijmegen, waar willem van Gulik zijnö ijverigste aanhangers telde. Eens
verrasten zij een deel stedelingen, die ter beveiliging hunner bezittingen waren uitge-
trokken, en namen er driehonderd vijftig gevangen, die slechts tegen een groot los-
geld geslaakt werden (6). Een verdrag tusschen den jongen Hertog en den Graaf van
(1) NunoFF, Gedenkic. uii de Gesch. v, Gcldcrl. 1). lU. bl. XXXV. Oork. No. 37, 38.
(2) NunoFF, Gcdenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. ü. III. Oork. No. 19, hl. 55.
(3) NunoBF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. Oork. No. 40—43. bl. 50—58. Vcr{r.
1)1. XXXV, XXXVI.
(4) Nmhopf, Gedenkw. uit de Gesch. υ. Gelderl. D. III. bl. XXXVI.
(5) Chron. Tiel. p. 395. Pontaküs, Hist. Gelr. Lih. VIII. p. 317. Nijhoff, Gcdenkw. uit
de Gesch. ν. GelderL D. III. LI. XXXVI.
(0) PONTANCS, Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 3l7. SucatENHORST, Geld, Gesch. VIII. bl. 1β1.
Tesciiesmacher , ^nnales Cliv. ρ. 250 en 514, aangehaald door sïiuorr, G&denku?. uit de Gesch.
r. Gclderl. D. III, bl. XXXVII. ■ ·
3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371— Kleef stelde eindelijk perken aan deze vijandelijkheden. Blen beloofde -syederzijds el-
γ kanders bezittingen, noch rustige onderdanen te benadeelen, den yreedzamen hande-
Herfst^ laar en zijne koopwaren te beschermen, en alle vredebreuk en gewelddadige aanran-
1378 tö gaan. Verschillen die lusschen hen beide moglen ontstaan , zouden
door vier scheidsregters, twee aan elke zijde te kiezen, beslist worden (1).
Ondertusschen was willem van Gulik te Zutphen gehuldigd , waarop hij de voor-
regten dier stad bekrachtigd , haren inwor.eis, \vcgens het leed hem berokkend, ver-
giffenis geschonken en hun daarenboven beloofd had, binnen de stad noch een vierde
mijl daar buiten, eenig slot of sterkte op te werpen (2). Het ύοϊ Alt forst, tusschen
Maas en Waal ^ Bemmel en Valburg in d^ r^etmoe, waren door hem ingenomen,
en vóór de eerste helft des jaars nog ten einde Avas gespoed, bevond hij zich in het bezit
van de huizen Ntjênbeek en Kannenberg· op de Velince , van de stad Elburg en
vermoedelijk ook van Harderwijk (3). Inmiddels had reinoud van Brederode zich weder
de belangen van de Hertogin maghteld aangetrokken; en uit zijn slot te Gennep, aan
de Maas, waar de Niers zich in die rivier ontlast, bestookte hij steeds het Geldersche
grondgebied. De Hertog van Gulik en zijn zoon sloegen met eene aanzienlijke krijgs-
magt het beleg voor deze door kunst en natuur versterkte plaats , welke een dapperen
19 v. legenstand bood. Om de belegerden te ontzetten , brengt wouter van Voorst in der
^Vijnm. jjj ff estfalen en den omtrek eene talrijke krijgsbende byeen, met welke hij den
Rijn overtrekt en zich te Honepel, niet ver van Kalkar nederslaat. De beide Herto-
gen hiervan onderrigt, breken met hunne geheele heirkracht in de stilte des nachts
voor Gennep op, en stormen onverwachts, onder een verdoovend trompetgeschal
en krijgsgeschreeuw, op den niets kwaads vermoedenden vijand aan, die na eenen
hardnekkigen strijd, op de vlugt geslagen en verstrooid wordt. De Heer van F oorst
zelf valt den overwinnaars in handen. Het slot is nu gedwongen zich over te geven;
het beleg had een en twintig dagen geduurd. De Hertog van Gulik bekleedde
zynen zoon , die zoo hier als reeds elders, zich door dapperheid had onderscheiden ,
op het slagveld me^ .de ridderlijke waardigheid (4). Dit konde slechts den moed des
(1) Nunorr, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelderl Ώ. III. OorL No. 50, bl. 62-^65.
(2) Zie den brief van den 7den van Bloeimaand 1378, bij kijiioff , Gedenkto. uit de Gesch. ν.
Geld. 1). III. Oork. No. 46, 47, cn den brief bij sucnTENiioRSX, Geld. Gesch. bl. 569.
(3) NunorF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. hl XXXVII. OorL No. 48.
(4) PoNTANts, Eist. Geh. Lib. VIII. p, 317, 318. Slicuteruorst , Geld. Gesch. B. VIII. bl.
162. NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. XXXVIII. Reinoud va/i jßrerfe-
rode overleed in 1390. Zie j. a, leydis de Orig. et Reb. Gest. J)D. de Brederode, m^vtiam;
4nalect. T, I. p, 634.
DES VADETx LANDS. 369
jeugdigen Vorsten, die zoo wel in ligchaamsgestalle en kracht als in geestvermogens
uitmuntte, te meer opwekken. Het beteugelen zijner wederspannigo onderdanen
werd dan ook , zoodra het jaargetijde dit veroorloofde , door hem met nadruk voort-
gezet. Op raad en met hulp des Hertogs van Gulik ^ bemagtigde hij het tolhuis te
Ti el, een versterkt slot aan de Waal ^ door hetwelk de Hekerens de burgers, die 23 v.
van het begin af steeds de zaak der Bronkhorsten ijverig hadden voorgestaan , in be-
dwang hielden. Dadelijk na deze verovering Averd hij in de stad en in den omtrek
als erfv'orst gehuldigd (1).
Maar meer nog door minzaamheid dan door het zwaard, trachlte Willem van GuUk
de Gelderschen aan zich te onderwerpen. Hij trok van stad lot stad en boeide
door Avelwillendheid, billijklieid en zachtmoedigheid aller harten, waardoor het hera
gelukte, de ingezetenen met elkander en allen te zamen met den Vorst te ver-
zoenen en te vereenigen. Slechts Zalt-Bommel, Wagcningen en de sterkte Gr«iu·-
foort op de Vehme eerbiedigden nog te naauwernood het gezag der Hertogin
MAGHTELD. De hoop Op den hertogszetel van Gelre was voor deze Vorstin, thans van
allen onderstand beroofd en met schulden bezwaard, geheel verdwenen , en indien
zij niet alles wilde verliezen , moest zij met haren gelukkigen mededinger eene over-
eenkomst treffen. Bij een verdrag deed zij derhalve, nevens haar gemaal, volkomen
^ 24" V·
alsland van hare regten op het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen, tegen Jjcnic-
het vruchtgebruik van den tol te Lohede en eene jaarlijksche rente van drie en dertig-
duizend gouden schilden uit de halve schatting- en bedegelden. Daarbij behield zij <ie
inkomsten , die haar Mcleer door Hertog eduar» waren verzekerd , en nafuurlijk ook den
lijftogt uit haar vorig huwelijk met den Graaf van Kleef. Zij moest de plaatsen , die
nog van harentwege bezet waren, binnen eene maand overleveren en waar bet noo-
was, de ingezetenen van den eed aan haar gedaan ontheffen; zij zou echter den titel
van Hertogin blijven voeren. Reiwouo en willem van Brederode waren mede in
dezen zoen begrepen, welke door een aantal zoo Hekerens- als Bronkhorstgezinde
Edelen gewaarborgd , mede onderteekeml en bezegeld werd. Hiermede nam de bin-
nenlandsche twist, welke dertig jaren Gelre geteisterd had , een einde (2). Hertog Grasm,
WILLEM Averd vóór dat eene maand verstreken was te Zalt-Bommel gehuldigd.
Hij bevestigde de regten dier stad, en een weinig later die van Tiel, Doesburg
en Lochern, doch niet de voorregten door reinoüd ΠΙ verleend, hetgeen nu,
(1) Chron. Tiel. p. 399. Postanüs, Eist. Gelr. Lib. VIII. p. 318. Slichtemobst , Geld.
Gesch. Β. VIII. LI. 162. Nijiioff, Gedeukte, uit de Gesch. ν. GelderL D. III. bl. XXXIX.
(2) PosTAKüs, Ilisi. Gelr. Lib, VIII. p. 318. Swchteshorst , Geld. Gesch. Κ VIII. bi. 162.
Nijuoff, Gcdenkw. uil de Gesch. ν. GelderL D. ΠΙ. hl. Xb. Oork. No. 53, hl, 67—72.
ÏI Deel, 2 Stce. 4G '
-ocr page 362-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
- naar het ' schijnt, geen tegenstand meer ontmoette. Buitenlandsche Edelen, die in
Gelre gegoed waren, 'onderwierpen zich aan hem; en frederik, Graaf van Meurs
en Heer van Baer, met woüter , Heer van Voorst en Keppel ^ voorheen ijve-
rige voorstanders der belangen van maghteld , erkenden hem voor Hertog van
Gelre, terwijl hij wederkeerig hun het onbetwist genot hunner bezittingen en regten
verzekerde. Kort daarna voltrok hij , thans in zijn zestiende jaar getreden, te Geer-
truidenherg zijn huwelijk met de twintigjarige κατηακιγγα van Beijeren; en weinig
dagen later hield het jeugdige paar eenen plegtigen inlogt te Arnhem (1).
De rust was nu in Gelre hersteld en het gezag van willem van Gulik genoegzaam
overal gevestigd. De jonge Hertog begreep leregt, dat de genegenheid des volks
de ware steun is van bet vorstelyk gezag; en deze trachtte hij door het bevorderen der
algemeene welvaart te verwerven. Hij bevestigde het landregt van het Ooerkicartier
en bepaaldelyk de voorregten \όλχ Roermond (2). In het bijzonder ά^αλά^η Arnhem en
'Nijmegen, welke hem steeds getrouw gebleven waren, in zijne gunsten en ontvingen
belangrijke voordeden (3). Zyn verdrag met de stad Stavoren in Friesland, toont
hoezeer hij de belangen des handels voorstond (4). Dit blijkt niet minder uit het
zoenverbond met arnoud van Hoorn ^ toen Bisschop van Luik. WelHgt door ouden
wrok aangedreven , had Hertog willem zich , nevens eenige andere naburige Vorsten , voor
PERSAHD, den mededinger van dezen Kerkvoogd naar den Luikschen zetel, verklaard,
waaruit vyandelijkhedën, bijzonder tusschen de bewoners van Maastricht en die van
het Over-kwartier , Avaren voortgesproten. Arnoud van Hoorn zegevierde , en by het
vredesverdrag verzekerde men elkander uitdrukkelyk, veiligheid en vrij verkeer voor de
wederzijdsche ingezetenen en kooplieden (5). Door inlossing, afgoeding of uitkoop her-
eenigde Hertog willem den burg te Gelre, Wageningen nevens de sterkte Grunsfoort,
én die plaatsen op de Veluioe, welke hem nog weerstreefden, met zijn gebied. Slechts
Breevoort, welks Burgvoogd noch hem, noch machteld , wilde erkennen, bragt hij
door de wapenen tot onderwerping. Met de Heeren van Hemmen en van Kuilenburg
had hij zich verdragen , en van den Graaf van der Mark , de Ltjmers met het huis
26 V.
llooira,
J380
2 v.
(irasm.
1381
2 T.
jlooim.
1.382
(1) NnnoFF, Gedenhv. uit de Gesch. van GelderJ. D. III. bi. XL, XLI.
(2) Nijuoff, Gedcnkxo. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. Oork. No. 69, 70, bl. 82-
(3) Nijhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D, III. bl. XLIII, en de aldaar aangehaalde
oorkonden,
(4) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 243, en Iijuoff , Gedenkw. uit de GesCh. v. GelderL D. HL
Oork. No. 74, bl 87. }
(ö) NiJiiort', Gedenktc. uit de Gesch. r. Getderl D. IIL Oork. No. 81. 1)1. 92.
im~
1406
18 v.
Jlerist-
iriaand
1379
DES VADERLANDS. " '
te Zevenaar gepand, zoo als die aanzienlijke en τοογ de veiligheid van Gelre hoogst-1371 „
belangrijke bezitting, door de Hertogin machteld , welke haar in vruchtgebruik had,
aan dien Graaf voor zgne schuldvordering was overgelaten (1).
De dood dezer Vorstin, welke te Huiissen in het laatst van dertienhonderd twee en
tachtig voorviel, bluschte ten eenenmale de toorts der tweedragt in Gelre, maar ont-
stak eenen krijg tusschen Keulen en Kleef, in welken Hertog willem zich mengde.
Machteld had de stad en het ambt Lynne, in lijftogt van haren tweeden echtgenoot,
jAii van Kleef, ontvangen, reeds in dertienhonderd acht en zeventig aan den Aarts-
bisschop van Keulen verpand, die nu beide als een opengevallen leen beschouwde ,
hetwelk by ontstentenis van mannelijk oir, aan zijn stift vervallen was. De Graaf van
Kleef integendeel, beweerde, dat de Hertogin niet bevoegd geweest was, eene be-
zitting , die haar slechts als lijftogt toebehoorde , te verpanden of te bezwaren, en dat
Lynne onder de goederen der grafelykheid van Kleef moest terugkeeren. Men
had elkander hierover nog niet den oorlog verklaard, toen de Graaf van Kleef, met
een klein gevolg in een bootje den^yw overgestoken zijnde , om, naar men wil, eene
geestelijke dochter te Elten of te Rees een nachtelijk bezoek te brengen, door
eenige lieden van den Aartsbisschop opgeligt werd. Geheel Kleefsland vloog te
wapen, Rees werd belegerd, en de Hertog van Gelre sloeg zich voor Alfen neder,
welke beide plaatsen toen onder het gebied van Keulen behoorden. Tien jaren ach-
tereen werd wederzijds geroofd en gebrand , toen bij een verdrag bepaald werd, dat
Lynne den Aartsbisschop, en Rees met het naburig slot den Graaf van Kleef gela-
ten zou worden (2).
Middelerwijl was Keizer karel IV in dertienhonderd acht en zeventig door wen-
ceslaus op den Duitschen troon gevolgd. Hertog willem , welke tot nog toe verzuimd
had het nieuwe Opperhoofd des Rijks leenhulde te bewyzen, kweet zich nu bij voU
magt op de Hertogen van Gulik en van Teschen, van dezen pligt. Hij ontving de
beleening, onder voorwaarde van in persoon en met de gebruikelijke plegtigheden
het leen te komen verheffen, wanneer wenceslaus , die zich toen te Neurenbersr
lö V.
bevond, meer de grenzen van Gelre genaderd zoude zijn (3). Deze Vorst beloofde Wijn-
maand
(1) NiJuopF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gclderl. D. UI. bl. XLV.
(2) PoNTAKüs, Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 318. SucHTENoonsT, Geld. Gesch. Β. VIII. Jbi. 162.
Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gclderl D. III. bl. XLII.
(3) Pontanus , Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 321. Suchtenhorst , Geld. Gesch. Ii, VIII, bl. 1C2.
Dat het beleenen bij volmagt niet ongewoon was, wordt aangetoond in nijuoff, Gedenkw. uit dc
Gesch. V. Gclderl. D. III. bl. XLVI (1).
45 *
-ocr page 364-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371— hem tevens by eenen afzonderlijken brief, hul[) en bescherming (1). Willem hierdoor van
^^^^ het gerust bezit zijner stalen tc meer verzekerd , Irok tegen het einde van hetzelfde
jaar naar Pruissen ^ om gelijk zoo vele Ridders dier tijden, de heidensche Littlxau-
wers te bestrijden en met het zwaard tol het Christendom te bekeeren (2). Een vij-
1384 andelijkc inval op Geldersch grondgebied riep hem echter spoedig en onverwachts terug.
De Brabanders hadden van zijne afwezigheid gebruik gemaakt en waren de il/aa^ overge-
stoken , waar zij het dorp Vermeeren verbrand , een der inwoners met zich over dien
slroom gevoerd en aan een boom opgehangen hadden. Op dit herigt staakte willesi
dadelijk zijnen kruistogt en vaardigde reeds in Hamburg bevelen uit tot eene alge-
raeene wapening , om zich te wreken , wanneer de Hertogin-weduwe \Άη Brahand hem
voldoening Aveigerde (3).
Sedert do geschillen over het pandbezit van een gedeelte van hel land van Heins-
her gen, en wel van de heerlijkheid Millen mei Gangelt en Fiicht, bij het ver-
drag van dertienhonderd acht en zestig onbeslist gebleven waren, was de goede
verslandhouding tusschen Brahand en Gelra niet volkomen hersteld geworden (4),
Men verzekert, dat llerlog vn^illem steeds in stille do gelegenheid afwachtte , om zicli
in het bezit dier betwistte streek te stellen (5). Daarenboven eischten én willem
én joiiANKA van Brahand, elk voor zich de leenheerschappij der stad Grave, wier
ligging aan den linker Maas-oever haar voor beide belangrijk maakte. Brabands
aanspraak beruslle daarop , dat sinds οττο van Knik die stad in dertienhonderd drie
en twintig aan Herlog jan III opgedragen en van hem in leen ontvangen had, zijne
nazaten steeds den Hertog van Brahand als leenheer gehuldigd hadden. Twijfelachtig
daarentegen is de grond, op welken willem zich het leen aanmatigde ; doch zoo veel
is zeker, dat wenemar , sedert dertienhonderd twee en tachtig Heer van Knik, steeds
1385 als bondgenoot van den Gelderschen Vorst verschijnt, wien hij voor zijnen hoofdheer er-
kende en die werkelijk om dezen tijd zich in het bezit van de slad Grave bevond (6).
(1) Nijiioff, Gedeiihio. tiit do Gesch. τ. Gelderl. D. III. Oork. No. lül, bi. 112.
(2) PoNTAiNUS, Hist.Gelr. Lib. VIII. p. 321, SlichteiMiokst , Geld. Gesch. Β. "VIII. 1)1.162. Nu-
HOFF, Gedenktv. uit de Gesch. v. Gelderl. ü. III. bl. XLVl, XLVII. Vcrg. hiervoor, LI. 152
(3) Pontanus , Hist. Geh'. Lib. VIII. p. 322. Sliciitenhoust , Geld., Gesch. B. VIII. bl. 163.
NiJiiorr, Gedenktv. nit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. XLVII.
(4) Verg. hiervoor, bl. 277, 278.
(5) Nijuoff, Gedenkw. uit de Gesch. van Gelderl. D. III. bl. XLVIII.
(6) Nijiioff, Gedenkio. uit de Gesch. v. Gelderl. D, III. bl. XLIX. In eene aant. bl.
j2G—129 wijst deze verdienstelijke Sclirijvcr de misslagen van divaeus , haraeus , poiMAnus cn an-
deren .betrekkelijk dit punt, oordeelkundig aan.
,·ν
-ocr page 365-DES VADETx LANDS. 373
Immers toen Willem bij zijne terugkomst uit Duitschland, tan de Hertogin-weduwe
. , 1406
Toldoening eisclite voor den hoou hem aangedaan , en haar tevens, tegen vergoeding tier
pandpenningen , tot de overgave van Millen^ Gängelt cu faucht uitnoodigde , werd hem
dit niet alleen geweigerd, maar hy van harentwege aangemaand, onmiddellijk de stad
Grave te ontruimen (1). Do wederzijdsclie onmin en het wederkeerig Avantrouweu
tusschen Brahand en Gelre waren echter hoofdzakelijk ontsproten , doordien in den
Engelsch- Franschen krijg, in welken al de omliggende volken min of meer deel-
den, WILLEM aan de zyde van Engeland^ en joiiANiiA aan die van Frankrijk zich
had aangesloten. Daar nu beider belangen aan de zegepraal der eene of der andere
partij naauw verknocht waren, slonden zij in vijandelijke houding tegenover elkander,
en het geschil over het bezit van eenigo plaatsen strekte minder om eenen openbaren
krijg te ontvlammen, dan wel om het uitbarsten daarvan te bespoedigen (2).
Eene poging van Hertog willem , om Millen, Gangelt en P^iicht aan den regier
Maas-oever, door verraad of verrassing te bemagtigen mislukte, ofschoon ook jan ,
Heer van Gronsfeld, do bevelhebber dier plaatsen, door keisoud van Schone-
voort, en zoo men wil op aandrang, althans niet zonder voorkennis van willem ,
in eene hinderlaag gelokt en vermoord was (3). De Geldersche bezetting in Grave
teisterde door roof en verwoesting het omliggende Brabandsche grondgebied. Zij over-
viel op eenen harer strooptogten , onder aanvoering van gekard van Oijen, niet verre
van Grave den Heer van Middelar en Amersooi, arnoud van Eoemen , welke aau
Brahand manschap had bewezen en tlians krijgsbehoeften van V Hertogenhosch
naar zijn slot Middelar, aan den regter Maas-oever tusschen Gennep en Mook, ver-
voerde. Hij werd nevens zijn oudsten zoon reiwoud en eenige Brabandsche Groolen ge-
vangen voor Hertog willem gebragt, welke hem de keuze overliet tusschen het on-
verwijld bevel tot overgave van het slot, of den dood. wik weet te sterven," ant-
Avoordt de onverschrokken Ridder; » maar mijne trouw aan de Hertogin zal ik niet
schenden." Willem schenkt hem het leven, maar brengt, na eene korte belegering,
eerst Amersooi en toen Middelar onder zijne inagt (4). Hierbij bleef het niet.
Willem riep weldra zijne binnen- en buitenlandsche leenmannen op en kondigde ne-
1386
(1) Froissaut , T. 111, f. 94. Verg;, kijiioff , Gcdenkw. uit de Gesclu v. Gelderl. D, III,
bi.'XLIX.
(2) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL D. III, bl. L, LI; alwaar dit fraai cn nader
ontwikkeld wordt.
(3) Froissaut, T III, feuillet 56. Butkeks, Troph. de Brab. T. I. Liv. IV. p. 505.
(4) Bütkess , Troph. d. Brab. T. I. L. IV. p. 506.
-ocr page 366-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
]371_ "^eiis zijne Trienden, onder welke nu ook woüter van Voorst behoorde, de Herto-
1406 gin Tan Brahand den oorlog aan (1).
Deze schrandere Vorstin had tot nu toe de Tijandelijkheden der Gelderschen niet met
de AYapenen te keer gegaan, en slechts eenige benden in 'f Hertogenbosch geworpen,
om Brahand aan dien kant te dekken. Het was haar raadzaam Toorgekomen, zich
Yooraf door bondgenooten te sterken en den inYloed der Engelschen palen te stellen,
hetgeen haar gelukt was. Het huwelijk Tan Hertog albreghts oudste zoon, willem
van Oostervant, met de oudste dochter Tan filips van Bourgondië; en Tan den
oudsten zoon Tan filips met de tweede dochter Tan albrecht, door haar beleid tot stand
gebragt en in Grasmaand dertienhonderd TÏjf en tachtig te Kamerijk Toltrokken,
had ALBREGüT Toor Frankrijk gewonnen. Niet minder dan die Vorst, was zij
mede werkzaam geweest in het treffen Tan den Trede tusschen den Hertog Tan
Bourgondië en de stad Gent , waardoor de inTloed Tan Engeland in Vlaanderen
gefnuikt, haar gebied aan die zijde Terzekerd en filips in staat gesteld werd, haar,
gelijk zij Tertrouwde , met eene krijgsmagt te ondersteunen (2). Zij aarzelde dan ook
niet, bij de oorlogSTerklaring Tan willem Tan Gelre^ aanstonds het zwaard op te Tat-
ten, om Grave aan zijne magt te ontrukken. Het Brabandsche leger, ATaartoe de
groote steden, bijzonder Brussel en Leuven, hare uitgezochtste manschappen hadden
gelcTerd, sloeg zich Toor deze belangrijke plaats neder, in welke dirk van Apelteren
g ^ en JAN van den Velde het beTel Toerden. De stad werd TeelTuldig en hcTig bestormd,
Wijn- maar nog mannelijker Terdedigd. Eens gelukte het den Ridder dirk van Heetveld,
1386 aanToerder der Brusselaars, do buitenwacht te Terslaan en den muur te beklimmen;
doch in het midden des geTechts Tan de zgnen Terlaten, moest hy Toor de aandrin-
gende menigte der belegerden wijken en stortte in de gracht, uit welke hij te naau-
wernood het leTen redde. De Brabanders besloten toen , zich alleen bij eene naauwe
insluiting der stad te bepalen en haar door uithongering tot oTergaTe te dwingen.
Hertog -willem hierToor beducht, noodigde zgnen schoonTader albrecht van Beijeren
uit, om als middelaar tusschen beide te treden (3). Johanna Tan Brahand nam
Iii
ρ
(1) Bütkens, Trop.de Brah, Τ. I. ρ. 506. Anokymi Chron. Diicum Brab. p. 106. Nijhoff,
Gedenktc. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. LIII.
(2) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. LI, LH. Verg. hiervoor, bl. 298,
en Toeg hij de aldaar aangehaalde Schrijvers nog froissart , T. III. feuillet 87. Divaeüs , Rer.
Brab. Z^·Ä. XVL p. 195, Habaeus, jinnül Brab. T. I. Lib. XXXIV. p. 356, 357. Bctke.-«s,
Troph. d. Brab. T. I. p. 503, 504.
(3) Divaeüs, Rer. Brab. Lib. XVL p. 197, wien haraeus, Annal. Brab. T. I. Lib. XXXIV.
p. 358, gelijk meermalen, woordelijk naschrijft. Poktanis , Eist. Gelr. Lib. VIII. p. 323 en zijn
Yolger sLicntENiioRST, Gdd. Gesch. Β. VIII. bl. 164. Bitkens, Troph. d. Bral·. T. I. p. 508.
DES VADETx LANDS. 375
na een mondgesprek met dien Vorst te 's Hertogenhosch, hierin genoegen, en nu be- 1371—
X 4r06
paalde albreght te Heusden, dat de Hertogin-wedmve in haar regt op Grave, zoo
als zij dat vóór den oorlog bezat, zou hersteld worden; arnoud van Hoemen en rei- 23 v.
koud zijn zoon zouden van Hertog willem en diens bondgenoot wenemar , Heer van j^f
Kuik; en deze laatste nevens zijnen zoon jan , van de Hertogin al hunne leen- en 1386
eigengoederen terug ontvangen; de nadeelen, elkander door roof en brand toegebragt,
zouden wederzijds kwijtgescholden en de gevangenen geslaakt >Torden (1).
Het zij WILLEM slechts vredesgezindheid geveinsd had, om Grave van bet beleg te
ontheffen; het zy de Koning van Engeland den oorlog in Brahand wenschende, om
de magt des Hertogs van Bourgondi'è elders te breken, hem ophitste, hij voldeed al-
thans zeer kwalijk aan deze voorwaarden. Grave werd door hem, of niet ontruimd,
of spoedig weder bemagtigd, en van hoemen bleef met zijnen zoon gevangen. Jo-
hanna wendde zich te vergeefs tot Hertog albreght , om hem als bemiddelaar van het
verdrag, tot het handhaven daarvan te vermanen. Zy konde hem alleen tot een mond-
gesprek met den Koning van Frankrijk en den Hertog van Bourgondi'è te Käme-
rijk overhalen. Hier werd besloten, dat te Antwerpen het geschil door weder-
zydsche afgevaardigden nader overwogen en zoo mogelijk, beslecht zoude wor-
den ; op later verzoek van albreght echter werd de stad Geertruidenherg tot de
bijeenkomst bestemd. De Fransche, Bourgondische en Brabandsche gevolmagtigden 2G v.
kwamen op den bepaalden tijd, doch niet die van Gelre, welke , naar luid eener jj^aapj
boodschap van Hertog willem , »door andere omstandigheden voor als nog daarin ^^^^
verhinderd werden." Deswege bepaalde men eene tweede zamenkomst te ^α Hertogen' 2 v.
hosch, op welke allen verschenen. Hertog albreght nam hier op zich , zijnen schoon- ^^n^L
zoon , den Hertog van Gelre, tof, vredelievender gezindheid en lot de overgave der
stad Grave te bewegen; voorts zou hij zich over zijne uitspraak te Ileusden gedaan,
nader verklaren en de overige punten van geschil vóór aanstaande Paschen beslissen,
lot welken lijd dan ook do vijandelijkheden zouden geschorst worden. Maar de immer
weifelende albreght kweet zich zoo flaauw van zijne laak , dat de afgevaardigden
naauwelijks waren uiteen gegaan, of men maakte zich reeds aan beide zijden ten
strijd gereed (2).
Nijiioff, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. ÏU. bl. LIV. liet CAron. Tiel. p. 408, stelt
de Ijelegering van Grave een jaar later.
(1) Λ'. BiiEuis, Cliarterb. v. Hall. D. III. bl. 452, 453. Nijiioff , Gedenkw. uit de Gesch. ν.
Gelderl. D. III. Oork. No. 119, bl. 125.
(2) Pontanus , Ilht, Gelr. Lih. VIII. p. 323, 324. Butkens , Troph. de ßrab. Τ. I. Lic. IV.
j). 508. Divaeus, Eer. ßrab. Lih. XVI. p. 197. Nijhoff , Gedenkw, uit de GescL v, Gelderl.
]). III. bl. LIV, LV.
3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371— Trouwens het beslechten der geschillen door onderhandelingen , was geenszins ernst
1406 geweest bij Hertog "vvillem van Gelre. Reeds in Grasmaand dezes jaars had hij twee
zyner vertrouwden, den Proost Hendrik van Steenbergen, zyn bloedverwant, en
WOUTER van IJssendoorn , zyn hofmeester , naar Londen afgevaardigd , om met Koning
RICHARD II, die geheel door den Hertog van Glocester, den onverzoenlijken vijand
des Konings van Frankrijk, beheerscht werd , een verdrag aan te gaan, welk weinig
10 v. weken later tot stand kwam. Willem verbond zich daarbij , den Koning leenhulde te
maand bewijzen en hem in eigen persoon tegen al zijne vijanden te dienen , uitgezonderd
1387 legen den Keizer, den Hertog van Gulik en de Graven van Eolland en Kleef, ten
ware zij buiten den omvang hunner staten met Frankrijk zamenspanden; hiervoor zou
hij die wedde genieten , welke de Hertog ^λώ. Gulik, zijn grootvader, in gelijk geval van
Koning eduard genoten had. Indien een zware oorlog of eene ernstige ziekte hem
verhinderde zelf den Koning te hulp te komen , zou hij eenen plaatsvervanger met vijf-
honderd mannen van wapenen , Ridders en Knapen zenden. Hij verpligtto zich voorts, om
binnen vier maanden den Koning van Frankrijk en den Hertog van Bourgondi'è den
oorlog te verklaren. Voor deze leenhulde en manschap zouden hem gedurende zijn
leven, jaarlijks duizend pond sterling toegekend worden. Dit verbond Averd door den
Koning den eersten van Wijnmaand daaraanvolgende bekrachtigd (1),
Do Ilerlog van Gulik, Willems vader, was over het aangaan van dit verdrag ten
hoogste ontevreden. Zijn zoon toch had zich daardoor niet alleen de vijandschap des
vermogenden Hertogs van Bourgondi'è, den erfgenaam van Brahand, zijnen magtig-
sten nabuur, op den hals gehaald, maar hem zeiven tevens van de hoop op herstelhng
in het bezit den heerlijkheid Vierson beroofd, voor welke hij Koning karel V als
ledigman hulde bewezen, doch zulks bij diens opvolger, karel VI, verzuimd had ,
waarop dit leen door den Hertog van Berry was bezet geworden. Maar willem, hevig,
stout en ondernemend , hakende naar krijgsroem en steunende op den beloofden geldelijken
onderstand en de bescherming zijns Engelschen bondgenoots en van den Koning van
Duitschland, bekommerde zich niet om de redenen van den voorzigtigen Hertog (2),
(1) Froissart, T. III. feiiillet56. Pontakïs, Hist. Gelr. Lib.Vlll. p. 324, 326. Sliciiteniiorst ,
Geld. Gesch. Β. VIII. bi. 164. Nunorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. LI LV ,
LVI. Oork. No. 122 , bl. 130. Laatstgenoemde schrijver betwijfelt, en naar ons inzien teregt, dat
willem zelf zich ter bevordering zijner belangen naar Engeland zou begeven hebben, zoo als frois-
SART CM poKTAriUS Vermeiden.
(2) Froissart, T. III. feuilIet 56. »Le duo de Guerlez (Ge/re)" zegt hij op zijnen gewonen naiven
loon, ieuillet67, »est jeune. Jeunessede teste et fumee Pa present esmeu de deffier le roy Ac France.
(]e na pas este gran sens ne bon conseil fors de jeuaes gens qui sont oultrecuydez et lesquelz
feullent voller avant quilz mjent eslesJ' Poktanus , Hist. Gelr. Lib. Vlll. p. 326. Sliciites-
DES VADETx LANDS. 377
Ééne maand slechts na het sluiten des verdrags met J^/i^e/ajic?, en alzoo vroeger dan hy 1371 _
verpligt ^Tas, zond hij den Koning van i^rffwÄry'Ä dezen schamperen ontzegbrief: »Aan
kakel, die zich schrijft Koning van Frankrijk. Wij willem van Gtilik , Hertog van Hoohn.
Gelre en Graaf van Zutphen , doen u weten , dat, dewijl eenige onz^r voorouders
met trouw verbonden geweest zijn aan de kroon en edele Prinsen van hoogen naam,
Koningen van Engeland, en wij uit innige liefde lot onze voorouders, ons daarin
Avillen voegen, \vij onlangs door onze bijzondere boden, welke wij daartoe van onzent-
wege gezonden hadden , eenen hoogen, edelen Prins, onzen geliefden Heer, Heer
RICHARD, Koning van Engeland en van Frankrijk en Heer van Ierland, manschap
en trouw beloofd en gezworen hebben, zoo als het behoort, en met hem zyne vaste
vriendschap en oorlog hebben aangenomen. En wij laten u welen , dat wij den ge-
noemden Prins en Heer, den Koning van Engeland en Frankrijk , als onzen
Heer, met al ons vermogen getrouwelijk zullen bijstaan legen u als zijn vyand, in
lieden en in goederen, en dat wij u en de uwen, als vijand van onzen geliefden
Heer, den Koning van Engeland en Frankrijk, en als onzen vyand, om die reden
voortaan tot alle steden ontzeggen met dezen open brief, bezegeld met ons zegel (1)."
Het baarde alom ongemeen veel opzien, dat de gebieder van een klein hertogdom
zich verstoutte , den beheerscher van een groot rijk den vrede op te zeggen , hem honend
zijne regten op do kroon te bet\Yislen en die openlijk zijnen mededinger toe te kennen.
Scheen deze oorlogsverklaring, of liever uitdaging, aan de eene zijde spotternij en min-
achting meer dan vrees op te wekken , van den anderen kant deed de stoute en na-
drukkelijke loon vermoeden, dat de krijgshaftige Hertog welligt over grooter hulpmid-
delen beschikken konde, dan men zich voorstelde , en er derhalve meer dan gewone
behoedzaamheid legen hem gevorderd werd (2). Zóó dacht men ook in Brahand
en daar dit gewest ongetwijfeld den eersten schok zou verduren, wanneer willem van
Gelre inderdaad den krijg tegen Frankrijk opende , wendde zich de Hertogin jo-
ΠΑΝΝΑ nu onmiddellijk door een plegtig gezantschap, om hulp lot Frankrijk en Bour-
gondi'è. Hertog filips , die als naaste erfgenaam van johanna , in het behoud van
Braland het hoogste belang slelde , zond haar aanstonds onder bevel van willem de
la Tremouille en gervais de Merande, vier- of zeshonderd wel gewapende ruitens,
met toezegging van meer ondersleuning, wanneer de nood het eischte. Deze krijgs-
uorst, Geld. Gesch. Β. VUI. bi. 165. i>e barante , Hist. d. Ducs de Bcurgogm, T. I, p. 211.
Brüx. 1839. Kijuorr, Gedenktv. uit de Gesch. ν. Gelderl Ό. UI. bi. LVH.
(1) ν. MIERIS, charterb. ν. Boll. D. III. bl. 464. Chron. Tiel. p. 407, et viir tEEcwEninnotis.
(2) Froissart , T. III. feuillet 57. Nunorr, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III,
bl. LVII, LVIII. de barakte, Bist. d. Blies de Bourg. T. I. p. 212, 221.
II. Deel. 2 Stuk. 47
-ocr page 370-3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
bende bezette Gangelt > Millen en Vucht en stroopte van daar uit dagelijks op Gelderscli
grondgebied. Zij verraste het kwalijk bewaakte stadje Stralen, op merkelijken afstand
van de Brabandsche grenzen gelegen , stak het gedeeltelijk in den brand , en nam eenige
Engelsche boogschutters met hunnen aanvoerder, die zich kort te voren daarin ge-
worpen hadden, gevangen en keerde mcl groolen buit naar dendrie sterkten terug (1).
Do tijding dezer stoute onderneming voerde willem in allerijl met eene aanzienlijke
krijgsmagt naar het Overkwartier, om Stralen en de bezettingen der overige vestin-
gen in dien omtrek, byzonder die van Grave, te versterken (2). Ofschoon nu we-
derzijds de gemoederen meer dan ooit vijandelijk gestemd waren , werd evenwel een
wapenstilstand tot de helft des volgenden jaars gesloten , waarschijnlijk , om zich mid-
delerwijl door nieuwe verbindtenissen en krijgstoerustingen te beter tot den strijd voor
te bereiden (3).
In Brahand bovenal heerschte eene buitengemeene geestdrift en opgewondenheid.
Edelen, Ridders, knapen , en stedelingen uit Brussel, Leuven , Nicelles en andere
plaatsen stroomden welgewapend naar 'i Hertogenhosch , de algemeene vergaderplaats
en waar zich de Hertogin met haar hofstoet be vond, om in den aanstaanden oorlog
deel te nemen; en van alle zijden werden mond- en krijgsbehoeften in overvloed aan-
gevoerd. Do Brabandsche strijdmagt, de legertros er onder l)egrepen, wordt op veer-
tigduizend man begroot , over Avelko iieinoud van Valkenhitrg, Heer van Borne,
JAN van Polanen , Heer van der Leek, en henbrik van Bautersem , Heer van Ber-
gen ^ drie Ridders van beproefde trouw, dapperheid en ondervinding, het opperbevel
voerden, Ondertusschen wachtte Hertog willebi te ISijmegen de verzochte hulp uit
Engeland. Maar toen deze niet opdaagde , trachtte hij op nieuw met den overmagti-
gen vijand in onderhandeling te treden. Het schijnt, dat de Brabandsche Edelen en
legerhoofden niet ongezind waren, hem tot dat einde eene verlenging van wapen-
stilstand tö vergunnen; doch de steden kantten er zich tegen, ten ware willem al de
oorlogskosten, waartoe hij, naar haar zeggen, aanleiding gegeven had, voor zich alleen
nemen wilde ; hetgeen hij van de hand wees (4).
1388
(1) Fuoissart, T. III. ieuillet 57—59. Tontanus , liist. Gelr. Lib. YIII. p. 327. SucHTEmroitsT,
Geld. Gosch. ΰ. VIII, Li. 165. Te onregte brengt butkens deze gebeurtenis tot het jaar 1386 te-
rug, gelijk door tjuiioff , Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LIX (1), reeds is op-
gemerkt,
(2) FnoissART, T. ΙΠ, feuillet 59. Pontanus , Ilist. Gelr. Lib. VIII, p. 327. Wijhoff , Ge-
denkiv, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III , bl. LIX.
(3) Nijhoff, Gedenktv, uit de Gesch. ν. Gelderl. Ώ. III , bl. LIX. OorL No. 125, bl. 137.
(4) Fuoissart, T. III. feuillet 68. Divaeüs, Her, Brab. Lib. XVI, p. 198. Ano.™ Chron.
1371—
1406
14 V.
Slagt-
maand.
1387
24 v.
Win-
term.
DES VADERLANDS. " '
De stad Grave, op welke de Brabanders het bijzonder gemunt hadden, Λγerd der-r 1371—
Jiake , toen de tijd yan het bestand naauwelijks verstreken was, door hen belegerd met
het vaste besluit, niet van daar op te breken , vóór dat de veste in hunne handen
geraakt was. Zij waren van alle benoodigdheden rijkelijk voorzien en openden, zoo-
dra hunne schutgevaarten opgerigt waren, het beleg. De stormtuigen en het werpge-
schut rigtten in de stad groole verwoestingen aan, en bovenal leden de be-
legerden door de krengen en andere onreine voorwerpen, welke de Brabanders uit
hunne blijden in de vesting \vierpen, en die bij de hitte van het jaargelyde,
de lucht en het water verpestten. De dappere bezetting echter wankelde niet, of-
schoon de geringe magt des Hertogs haar van alle hoop op ontzet beroofde , en bijna
dagelyks hadden er voor de muren", met afwisselend geluk, kleine gevechten plaats,
die tot niets beslissends geleidden. Do belegeraars vorderden weinig, dewijl de stad
niet geheel was ingesloten en alzoo van den anderen kant langs de Maas toevoer
konde ontvangen. Om te verhinderen en do plaats door insluiting en honger tot
overgave te dwingen , besloot men, in allerijl eene brug op palen over dien stroom te
slaan en een gedeelte des legers in het vijandelijk gebied te zenden. Doch toen het
werk bijna voltooid was, werd het door de belegerden bij eenen nachtelijken uitval,
in brand geschoten en vernield. Vele der werklieden sneuvelden, en niemand waagde
het, den arbeid te hervallen. Het plan werd daarom echter niet opgegeven. Tien-of
elfduizend man trokken twee uren beneden Grave, te Ravestein, eene stad en heer-
lijkheid van REiKOUö van Valkenhiirg, een leenman van Brahand, èoor gqho waad- 30 v.
bare plaats over de Maas en zetten ongehinderd voet op Geldersch grondgebied (1). 1388?
Ondertussolien was Hertog -willem te Nijmegen reeds van het ontwerp der Braban-
ders bnderrigt ge\Yorden en door hem over de middelen nagedacht, dit te verijdelen,
In weerwil zijner raadslieden, had hij het moedig besluit genomen, om met de ge-
ringe krygsmagt over welke hij beschikken konde , naar Grave op te rukken en in
Braband te dringen , zoo de Brabanders in Gelre trokken. » Wat wilt gij dan dat
ik doen zal ?" vroeg hij hermak van Gemen, zyn voornaamstenraadsheer, Avelke hem
het gevaarlijke daarvan onder het oqg bragt. »Zal ik my ip eene mjjner steden op-
sluiten en mijn land ongestraft,laten uitplunderen en verwoesten? Neen, bij God en
onze Lieve Vrouw , zweer ik, dat ik te velde trekkoii en iPiij ,naar vermogen verdedi-
Duc. Brab. p. 108, 109. Bütkens , Troph. de Brab. T. I, p. 511. Pomtands, Rist. Gelr. Lib.
Vlll. p. 327. Nijuoff, Gedenkw. uit de Gesch, v. Gelderl D. III, bl. LIX, LX.
(1) Froissart, T. m. feuillet 68 , 77. Chron. TieL p. 412. Divaeüs, Rer. Brab. /,/Ä.XVl.
ρ. 199. Magn. Chron, Belg. p. 360. Pontanus, Eist, Gek. Lib TUI, p. ^27, Nijuorr , Ge^
denkte, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LXL
45 *
-ocr page 372-380 ALGEMEENE GE S C ίΐ IΕ D Ε?ί IS
1371—gen zal." Terstond geeft hij bevel lot den logt. Na eene plegtige gelofte aan de
^^^^ H. Maagd afgelegd, en zich en de zijnen met een teug wijns yersterkt te heb-
ben , trekt hij aan het hoofd van drie- of vierhonderd zwaar gOAvapende Ridders en
Knapen, onder welke de Heeren van Gemen, van Heinsberg, van Eeukelmn en van
Asperen genoemd worden, nevens eenige boogschutters , in den vroegen morgen uit
Nijmegen. Nagenoeg op dat zelfde tijdstip Avaren de Brabanders de Maas over-
getrokken. Willem, hiervan verwittigd, gevoelt zijn moed op het hevigst ontvlam-
men. Vruchteloos stelt men hem voor, wat toch een handvol volks tegen een
twintig of dertigmaal sterkeren vijand zou vermogen. Vruchteloos tracht men hem
te bewegen , zich , overeenkomstig zijn vroeger besluit, in Grave te werpen en daar
eene gunstige gelegenheid af te wachten, om de Brabanders te benadeelen. » Liever
wil ik op het veld met eer, dan met schande in eene stad den dood vinden is zyn
antwoord. » Trekken Avij in den naam van God en van st. joris onze vijanden tegen.
Wij zullen overwinnen en grooten roem behalen. Wie mij lief heeft volge mij. Voor-
waarts! Voorwaarts!" — Aangevuurd en bemoedigd door deze laai, stijgen allen te paard
en rijden stapvoets, om hunne rossen vóór den aanval niet te vermoeijen , met aan-
gegesple wapenrusting en gesloten vizier, den weg op naar Ravestein (Ij.
Het berigt van den aanlogt des Hertogs van G^e^re verwekte niet weinig verbazing onder
de Brabanders. Zij konden zulk een stout beslaan met zijne , naar hun oordeel, ge-
ringe magt niet overeenbrengen, en schalleden derhalve die nu veel grooter en ont-
zaggelijker, dan inderdaad het geval was. Zij maakten zich evenwel gereed, om
hem af te wachten , doch waren nog niet behoorlyk geschaard, toen plotseling de Gel-
dersche Vorst en zijne Ridders met lossen teugel en gevelde speer, onder het ge-
schreeuw , van : Gelre I Gelre ! , op hen nabij het dorp NisLrik aanstormden. Her-
man van Moerbeek, een Schildknaap , brandende van verlangen om zich Ie onder-
scheiden, rijdt spoorslags de gelederen vooruit, stort zich met uilgetogen zwaard
op den vijand en sloot een Brabandsch Ridder ter neder. Honderd twintig vijanden
vallen bij den eersten aanval j de geheele voorhoede geraakt in verwarring, dewijl
1 de Gelderschen overal zoodanig doordringen, dat de Brabanders zich niet weder
kunnen aaneen sluiten. Het naderende gekletter der wapenen en de wolken van
stof verkondigen aan de meer verwijderde benden de nederlaag harer makkers. Van
schrik en ontsteltenis overweldigd, zoeken allen, als door den vijand achtervolgd,
ijlings het behoud in de vlugt. Eenigen slaan den weg in nuar Ravestein, anderen
(l) Froissaut, T. Iii. feuillct 77, 78. Butke>s, Troph. de Brab. T. I. Liv. IV, p. 511. Pox-
takus, Hist. Geh'. Ζίόί \'1Π, ρ. 328. j Suciitenuorst , Geld. Gesch. IJ, \'III, bl. 165. Nijuoff,
Gedcnho. nit de Gesch. v. Gelderl. D. Iii. hl. LXIIl,
DES VADETx LANDS. 381
verspreiden zich ginds en herwaarts, velen vlieden reglslreeks naar de Maas en slor- 1371—
ten te voet of te paard, ge\vapend of ongewapend zich onbesuisd in dien stroom , in
welken twaalfhonderd, zoo Ridders als knechten, hun graf vinden. Drie- of vierdui-
zend, en onder hen aanzienlijke bevelhebbers, waren in den strijd gesneuveld. Her-
tog willem zelf, betreurde den dood van walter vaw Celles^ een jong Ridder uit
IS amen, met wien hij zich eenige jaren te voren in Pruissen bevonden, en toen
voor hem eene bijzondere vriendschap had opgevat. Het getal der gevangenen was
grooter dan dat der overwinnaars zelve, en onder hen werden ook vele Edelen en Rid-
ders geteld. Zoodra de mare dezer ramp het leger voor Grave bereikt had, braken
de belegeraars in de uiterste verwarring met achterlating van tenten , wagens, storm-
tuigen , geschut, krijgs- en mondbehoeften het beleg op, en vlugtten in allerijl naar
'i Hertogenhosch , Keusden, Geertruidenherg , Dordrecht of waar zij slechts meen-
den , eene veilige schuilplaats te zullen vinden. Het was een geluk voor hen, dat do
belegerden, van de nederlaag der Brabanders onbewust, hen niet achtervolgden.
Deze hadden den aftogt- des vijands voor eene krijgslist gehouden , om hen tot een uit-
val te lokken en dan te overrompelen. Eerst omtrent den middag werden zij van den
waren toestand van zaken onderrigt, en maakten zich meester van den achtergelaten
rijken buit. Binnen twee uren alzoo was door drie- of vierhonderd dapperen een heir
van veertigduizend man uiteen gejaagd en eene vesting ontzet. Zulk een wapenfeit
zou zelfs in het heldentijdvak der Grieken en Romeinen uitgeblonken hebben. Hertog
WILLEM keerde zegepralend naar Nijmegen terug en werd door de geestelijkheid en
het volk jubelend ingehaald. Terstond begaf hij zich naar de kerk en wijdde de wa-
penrusting, met welke hij deze roemrijke overwinning had bevochten, aan de H. Maagd,
voor wier beeld zeventien veroverde banieren als zegeleekenen werden opgehangen (1).
Geen tijd moest den vijand gelaten worden , om zich van den schrik te herstellen en
zijne verstrooide benden weder bijeen te brengen. Reeds in hel begin van Oogstmaand
trok WILLEM derhalve , ondersteund door manschappen uit de stiften van Keulen , Bre-
men, Munster en Utrecht; uit het gebied van den abt van Prume en uit de graaf-
schappen Kleef ^ Seyn, Katzenellehogen en Meurs, met eene krijgsmagt van drie-
duizend ruiters en duizend voetknechten te Grave over de Maas. Geheel Peel- en
Kempenland werd door hem der verwoesting prijs gegeven, en de dorpen Boxtel^
Oosterwijk, Hiloarenheek, Oorschot en Gestel gingen in de vlammen op. Door
(1) Froissakt, T. lil. feuillel 78. Chron. Tiel, p. 412. Divaüus, Her. Brab. Lik XVI,
p. 199. AkostoIj Chron. Bral·., p. 115. Magn. Chron. Belg. p; 3GÖ. IkïKEss, TropL de
Brab. T. I, p, 511, 512. Poktasus , Hist. Gelr. Ζ/ά. VIII, p. 328. SticiiTEMoasT, Geld.
Gesc/i.B.Mll, bl. J65, IGC. Nuuoff, Geden/av. uii de Gesch. v. Gc!derl.i).Ul, bl.LXIll, LXiV.
3GG ALGEJIEENE GESCHIEDENIS
1371—het land vaa Hoorn keerde hij na weinig dagen met den roof over Roermond naar
Nijmegen terug. De Hertogin van Brahand, die uit den Bosch naar Brussel was
geweken, zond twaalfhonderd ruiters en vierduizend boogschutters, onder bevel der
Heeren van ffitthem en van Heeswijk, welke Osch , Lith, Herpen, Ravestein
en andere plaatsen langs de Maas bezetteden, om haar gebied tegen nieuwe stroop-
togten te verzekeren (1).
Onderlusschen had het berigt van de nederlaag des Brabandschen heirs den jongen
krijgslustigen Koning van Frankrijk^ op aansporing des Hertogs van tot
het onverwrikt besluit gebragt , om tegen den Hertog van GiiUk zoowel als tegen dien
van Gelre, wiens ontzegbrief hem op het grievendst had beleedigd, de wapens op te
vatten. Een ontzagwekkend leger, door eenigen op vijftig-, door anderen op hon-
derdduizend man begroot, van kvijgs- en mondbehoeften overvloedig voorzien, was
spoedig uit alle oorden des rijks in Champagne bijeengevloeid. Daar echter Gelre
en Gidik van Diiitschland leenroerig waren, en de Koningen van Frankrijk zich
op den dag hunner krooning bij plegtigen eede verbonden , onder straffe van "s Pausen
banvloek, nimmer het gebied des Duitschen Rijks gewapenderhand te zullen betreden,
werden gezanten naar afgevaardigd, om den Keizer de beweegredenen tot dezen
logt te ontvouwen. » Het verwondert my," zeide die Vorst, »dat mijn neef, de Ko-
ning van Frankrijk , zoo veel volk byeen gebragt en zoo vele kosten gemaakt heeft.
Hij had zich eenvoudig tot mij moeten wenden; ik zou dien Hertog van Ge/rezonder
zoo veel omslag wel tot rede gebragt hebben." — » Sire hervatten de afgezanten , » de
Koning, onze meester, ziet nooit op kosten, wanneer het zijne eer betreft."—» In dat
geval," zeide de Keizer, »kan hij naar goedvinden handelen; ik zal mij niet met
de zaak inlaten." — Thans word geraadpleegd, welken weg het heir zoude inslaan.
Men oordeelde het raadzaamst, langs Henegouwen en Luik door Braband in Gelre
te dringen; of bij Maastricht over den stroom te trekken en eerst Gw/^'Ä aan te lasten.
De Hertogin van Braband zou hierin gereedelijk hebben toegestemd , maar de Rid-
ders en steden verklaarden openlijk, dat zij tegen het 'doortrekken der Franschen, wier
verwoestingen zij vreesden, zich met geweld zouden verzetten. De Hertog van Bour-
gondië trad nu weder in het belang van Braband tusschen beide , en men besloot
doör het ongebaande Ardenner woud en het Luxemburgsche heen te trekken. Twee
duièiend vijfhonderd man werden derhalve vooruitgezonden, om boomen te kappen,
(1) Froïssart, T. III. feuillet 79. Butkens, Troph. de Brab. T. I. Liv, IV. p. 512. Divaeus,
lier. Brab. Lib. XVI. p. 200. Haraeds , Annal. Brab. p. 360. Pontanus , Hist. Gelr. Lib.
VIII. p. 328. Slichtenhorst , QeU. Gesch. Β. VlII. bl. 166. Nunorr, Gedenkuo. uit de Gesch.
.v, Gelderl D. ΠΙ. bi. LXV. '
DES VADETx LANDS. 383
diepe kloven te vullen, en naauwe doorgangen te verbreedcn, ten einde eenen weg 1371—
voor het groote heir te banen, welks legertros uit niet minder dan twaalfduizend wa-
gens , behalve de lastdieren , bestond. Koning karel , door een schitterenden stoet van
Rijksgrooten en Ridders gevolgd, stelde zich te Chalons sur Marne aan het hoofd zij- maand,
ner krijgsmagt. Bij Mouzon, thans Pont-a-Mouêson , trok hij de Maas over en zond ^^^
eenen ontzegbrief aan den Hertog van Gulik, nevens een afschrift van den brief, ^
welken hij zelf van den Hertog van Gelre had ontvangen, en verweet hem, dat hij Herfst-
zich met dien zoon tot wederstand tegen de Fransche hulpbenden in ^raband ver-
eenigd had. Het leger zette na zijnen weg voort, en kwam eindelijk na eenen aller-
moeijelijksten togt door Luxemburg en Luik, aan de grenzen van Gulik, over welke
spoedig eenige slroopende benden trokken. In dien hagchelijken toestand begaf zich
do verschrikte Hertog , op raad en onder geleide des Aartsbisschops van Keulen en des
Bisschops van Luik, arkoud van Hoorn, naar den Koning, wierp zich nederig op
de knieën, betuigende, dat hij het gedrag zyns zoons ten opzigte des Konings , afgekeurd
en getracht had , hem tot andere gedachten over te halen , doch te vergeefs, dewijl de
Hertog van Gelre altijd zijn eigen hoofd volgde. Hij bood aan, hem nogmaals zijno
dwaasheid onder het oog te brengen en tot onderwerping aan den Koning te
beAvegen. Indien hij hierin niet slaagde, zou hij zijn halsstarrigen zoon als vijand
behandelen , en zijne eigene sleden en burgen voor de Franschen openzetten , in wier
onderhoud hij , gedurende den winter zou voorzien. Op die voorwaarde werd de Her-
tog van Gulik in genade aangenomen en zelfs weder met de heerlijkheid Fievson,
tusschen Blois en Berry , beleend (1).
Het gedrag van den bejaarden Vorst werd door Willem van Gelre niet gunstig
opgenomen. Hij bleef nog steeds bij het besluit, den vijand het hoofd te bieden.
»Naarmate de Franschen naderen," zeide hij, »zullen zij den langen logt moedo
worden; en hoe grooler hun getal is, hoe eerder het hun aan levensmiddelen zal
ontbreken. Het gure jaargetijde zal mijn land voor hen ontoegankelijk maken. Ver-
eenigd kunnen zij er niet inrukken ; en verdeden zij zich , dan is het gemakkelijk hen
tü verslaan." Het kostte inderdaad den Franschen spoedig moeite , zich in Gulikkerland
staande te houden. Zij hadden veel te lijden van de verbitterde landzaten, die hen
moesten voeden, maar bovenal van do Linfars, een hoop afgedankt Duitsch krijgsvolk,
die gewapend rondzwierven en van stelen en plunderen leefden. Als roofvogels volgden
(1) Froissart, T. III. feuillet 79—82, 89. Divaeüs, Rer. Brab. Lib, XVI. p. 200. Botkeks ,
Troph. d. Brab, T. I. p. 512. Poktanüs, Hist, Geh\ Lib. VHI. p. 328. Siïchtehhorst , Geld.
Gesch. U. VIII. bl. 166. de earakxe, üist. des Ducs de Bourgogne. T. i. p. 227—230. Nu-
uoFF, GedenJiio. uit de Gesch. ν. GdderL D. III. bl, LXV—LXIX.
384 ALGEMEENE GΕSGΗίΕDΕNIS
1371— zij het Fransche leger, dat dag noch nacht Yoor hunne aanvallen zeker was. Blenig
Ridder, menig krijgsknecht viel in hunne handen, en naamyelijks had een oorlogsman
meer den moed, op leeftogt uit te gaan. Er bood zich ook nog geene gelegenheid
aan lot groote wapenfeiten of belangrijke ondernemingen. Eens drong de Connetable
Tan Frankrijk met eenige der aanzienlijkste bevelhebbers en ongeveer vierduizend
gewapenden , lot voor Roermond en schaarde zich daar ten strijde , om den Hertog van
Gelre , die zich in de stad bevond, tot een gevecht uit te lokken. Doch deze l)e-
greep wijsselijk, zich niet aan de overmagt der vijanden te moeten blootstellen, die nu
zonder iets uitgerigt of tegen de stad zelve ondernomen te hebben, spoedig aftrok-
ken (1). Hertog willkm keerde naar Nijmegen terug. Hier trachtte zijn vader en
de Aartsbisschop van Keulen , frederik van Sarwarden, hem van zijn besluit af te
brengen en de rampen te scli etsen, welke hem en zij α volk zouden treffen, wanneer
hij daarin volhardde. Vruchteloos. Hij steunde op hulp uit Engeland, En toen men
aanvoerde, dat de Engelschen door binnenlandsche twisten werden bezig gehouden; dat
de togt naar Spanje en de oorlog met Schotland hunne legers en geldmiddelen ver-
slonden hadden, lieriep hij zich op de met hen gesloten en bezworen overeenkomsten.
)) Ik kan nu niet de vriend des Konings van Frankrijk worden, dien ik heb uitge-
daagd zeide hij , » en vijand van den Koning van Engeland, wien ik mijn woord
en zegel gegeven heb. De bedreigingen der Franschen kunnen my verschrikken,
noch mijne trouw doen wankelen. De wateren, de regenvlagen, de koude zullen
voor mij strijden ; en eer Louwmaand voorbij is, zal de dapperste Fransche Ridder
wenschen, dat hij in zijn land gebleven ware." Zes dagen achtereen beproefden de
Hertog van Gulik en de Aartsbisschop te vergeefs, deze redenen te ontzenuwen en
den onbesuisden jongen Vorst lot onderwerping te vermanen. » Z.oo ik nu al voor de
overmagt moet zwichten," riep deze uit, »ik ben jong en zal dat te boven komen.
Eenmaal breekt de dag aan, dat ik op Frankrijk of op Braland mijne schade zal
verhalen." Doch toen eindelijk de oude Hertog over zoo vele hardnekkigheid ver-
toornd , ernstig dreigde hem te onterven, zeide hij : » Welaan, uit liefde en eerbied
voor u, zal ik doen wat gy begeert. Red slecht mijne eer." Men kwam nu voorloo-
' pig overeen, dat hi] het onwelvoegelijke van den bewusten ontzegbrief erkennen , maar
levens verklaren zoude , dat dit staatsstuk door zijne bevolmagligden in Engeland,
aan welke hij zijn zegel had toeverlromvd, buiten zijn welen opgesteld en uitge-
vaardigd was; dat hij overigens zijn verbond met Engeland niet verbreken, maar le-
ώ:
(1) Fivoissart, T. III, fcuillet 89, 90. Nunorr, Gcóenkic. nit de Gesch. ν. Geldcrl. D. Iii,
bl. LXIX, LXX.
DES VADETx LANDS. 385
vens plegtig onder eede zich Terbinden zou, den Koning van Frankrijk niet te be-ΙθΉ —
oorlogen, zonder hem een jaar te Toren ontzegd te hebben (1),
De Koning en zgne beide ooms, de Hertogen van Bourgondië en van Berry , na-
men in deze schikking te eerder genoegen, dewijl de toestand des legers dagelijks ver-
ergerde, en zy , door de vrijwillige onderwerping van den stoutmoedigen Hertog, van
de overwintering in het barre , van hunne grenzen zoo verwijderd gewest, ontslagen
werden (2). De Hertog van Gulik^ verzeld door den Aartsbisschop van Keulen en 12 v,
den Hertog van Lotharingen, geleidde zijnen zoon naar do tent des Konings, waar
de aanzienlijkste Rijksgrooten vergaderd waren. Willem van Gelre wierp zich, naar
gebruik op de knieën voor den Koning, welke hem terstond de hand reikte en
ophief. Hy verontschuldigde zich nu vrijmoedig ten opzigte van den ontzegbrief, én
bezwoer de vroeger ontworpen punten van verzoening (3). Hierbij werd nu ook be-
paald , dat door den Koning, of in zijnen naam door den Aartsbisschop van Keulen ,
den Hertog van Lotharingen en de Heeren van Comi en de la Tremouille, vóór
den vier en twintigsten van Zomermaand des volgenden jaars, de wederzijdsche aan-
spraken en eischen van Brahand en van Gelre zouden beslecht worden; de stad
Grave zou den Koning overgeleverd en wehemar. Heer van Kuik, of diens zoou
daarmede, als van ouds, door de Hertogin van Brahand, die ook de overige vorde-
ringen dezer Heeren regt zou laten wedervaren, beleend worden. De Hertog van
Gelre zou den gevangen arnoud van Hoemen ter beschikking des Konings stellen (4),
Dien zelfden dag verklaarde ook de Hertogin van Brahand, zoo voor zich zelve als
voor hare medehelpers, bijzonder de Heeren van P^alkenburg, ymi Merade en van
Rijpherscheit, dat zij op de voorwaarden door den Koning yaxx Frankrijk ontworpen,
met willest van Gelre en zijne medestanders , met name frederik: , Heer van Meuré\
wenemar, Heer van Kuik en jan zijnen zoon verzoend was (5). Ofschoon de genoem-
de vier scheidslieden uitspraak deden, liep het evenwel tot den drie en twintigsten van
(1) Froissaut, T. 111. feuillet 90, 91. Poktancs, Ilist. Gelr. Lib. Vlli, p. 330 Slichtek
horst, Geld. Gesch. Β. VIII, bl. 167. de bahakte, Eist d. Ducs de Bonrg. T. I. p. 230.,
231. Nijhoff, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. Ill^ bl. LXX—LlXIL
(2) Nijhoff, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LXXII, LXXIIL Verg. pnois-
SART, T. III. feuillet 91.
(3) Froissart, T. III, feuillet 91. Bctkens, Troph. d. Brab. T. I. p. 513. Vommm, HisU
Gelr. Lib. VIII, p. 330.
(4) Nijdofp, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. HI. Oork. No. 132, bl. 141.
(5) Nijhoff, Gedenhw. uit de Gesch. ν. Gelderl D. III. Oork. No. 133, bl. 143.
11. Deel. 2 Stuk. 48
-ocr page 378-386 ALGEMEENE Cr Ε S C HIE D EN IS
1371—Wijninaand dertienhonderd negentig, vóór dat het eindverdrag tusschen Brahand en
Ge^re getroffen werd. Men verbond zich'daarin, den wederzijdschen vrede en vriendschap
ongeschonden te bewaren. Millen , Gängelt en Vueht zouden in het ongestoord be-
zit biyven van de Hertogin, die daarentegen beloofde, jan van Kuik ^ wiens vader
AVENEMAR inmiddels overleden was, in den vrede op te nemen en met de stad Grave
te béieenen (1).
Vóór dat de Hertog van Gelre den Koning verliet, welke hem met veel'onderschei-
ding behandeld had, verwierf hij de slaking der gevangenen, die in dezen krijgstogt
den Franschen in handen gevallen Avaren , zonder losgeld en zonder dat hy wederkee-
rig hetzelfde aan de Fransche gevangenen , onder welke zich aanzienlijke Ridders be-
vonden, behoefde toe te slaan. »Ik ben een gering Vorst," zeide hij lot den Ko-
ning , welke hierop aandrong. )) Om mij legen u te verdedigen, moest ik de hulp
van Duilsche Ridders inroepen en beloven, hun al de voordeden te laten , welke
hun in dezen krijg zouden toevallen. Ik kan hen van de gevangenen, noch van het
losgeld berooven; zij zouden legen mij zeiven de wapenen opvatten." De welwillende
Monarch vergenoegde zich met dit voorwendsel, en nam legen het einde van Wijn-
maand , den lerugtogt naar Frankrijk aan (2). Het ongunstige weder, de onbe-
gaanbare wegen, de builen hunne oevers gelredene stroomen, belemmerden dien togt
geweldig, en bij het overtrekken van de Maas kwam eene groote menigte volks om
het leven. Μ de rampen van dezen ; oorlog werden den Hertog van Bourgondi'è ver-
weten. Het.misnoegen legen hem, wien men met den Hertog van Berry, en voor-
zeker niet te onregte , beschuldigde, meer hunne belangen, dan die des rijks te be-
hartigen, werd hierdoor meer en meer opgewekt en veroorzaakte , dat de Koning zich
zeer spoedig geheel aan de voogdij zijner ooms onttrok en zelf het bewind aan-
vaardde (3). Mögt het verlies van het bestuur des Franschen rijks den Hertog van
ßpurgondie grieven, hij vond daarvoor eenige vergoeding, dat de opperheerschap-
py der belangrijke stad Graoe, met Millen^ Gangelt en Vucht ^ aan Brahand
bleven, welk gewest hij reeds als zyn eigendom beschouwde. Willem van Gelre
I daarentegen , had grooten krijgsroem ingeoogst niet alleen , maar ook door zijne on-
derdanen lot één gemeen doel onder zijne banieren te vereenigen, de zoo lang ver-
deelde gemoederen steeds nader tot elkander gebragt, en de plaatste vonken der bur-
■
r -
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. Iii. Μ. 571. Nijhoff, Gedenktc. uit de Gesch. ν. Gelderl.
ü. ΠΙ. Oork. No. leO, bl. 171. Verg. bütkens, Troph. d. Jirab. T. I. p. 515. Pontanus, Hist.
Gelr. Lib. VIII. p. 331. Anonymi Chron. Duc. Brah. p. 118 in notis.
(2) Froissart , T. III. feuillet 91.
(3) DE BARANTE, Hist. d, Ducs de Bourgogne, T. I, p. 231, 232.
-ocr page 379-DES VADERLANDS. " '
gerlijke tweedragt uitgedoofd. Zoo zag hij dan de eensgezindheid van tinnen, den 1371—>
vrede van builen, en zijn gezag in Gelre onwrikbaar gevestigd (1).
In plaats van deze gelukkige omstandigheden tot verbetering van den inwendigen
toestand zijns gebieds aan te wenden, vond de Λvoelz^ekθ Hertog veeleer daarin een
spoorslag, om nu elders krijgslauweren te gaan plukken, Naauwelijks had zich het
Fransche leger van zijne grenzen verwijderd, of hij vatte het besluit op, om ten
tweedemale naar Priiissen te trekken. Het was nu niet, om gelijk vroeger, de
heidensche Litthauwers te bestrijden, welke ondertusschen het Christendom hadden
aangenomen, maar om de Ridders van de Duitsche orde tegen den magtigen jagello ,
Grootvorst van Litthauwen, te ondersteunen, welke zich met kracht van wapenen
tegen de verdere uitbreiding dier orde in Pruissen en langs de kusten der Oostzee
verzette. Nadat hij aan Hendrik van Steenbergen, Proost van Oud-Munster te Ut-
recht ^ a^n zijner vertrouwdste vrienden, het bewind des lands, tijdens zijne afwezig-
heid , had opgedragen, vertrok hij uit Doesburg door een luisterrijken stoet van Rid-
ders en Knapen verzeld, tot wier uitrusting geene kosten gespaard waren. Men onl~ IQ v.
ving hen alom in Duitschland met de meeste onderscheiding, en ongemoeid bereik- „laa^ji^i,
ten zij Stolpe^ eene plaats in Ρ ommeren niet verre van de Oostzee. Hier
echter werd willem door eggard van den Wolde ^ een dienstman des Hertogs van *
Stettin, den bondgenoot van jagello , overvallen en na hevigen tegenstand, waarbij
twee zijner Ridders, dïrk van Eyl en νν,ΎΈ,κ van Βyland, sneuvelden , gevangenge-
nomen en naar het slot Falkenlurg gevoerd. Op het berigt hiervan, trok de Groot-
óf Hoogmeester van Pruissen, koenraad tz^ollenaar van Rodenstein , onmiddellijk .
öp, om den Hertog te ontzetten , en eggard , het niet wagende weerstand te bieden, liet
slot en gevangenen in zijne handen. Willem begaf zich nu met den Grootmeester
naar Koningsbergen, doch daar hy zich niet van den eed aan eggar» gezworen
van terug te zullen keeren, ontslagen hield, ging hij vrijwillig naar eene plaats, wel-
ke deze hem had aangewezen, in gevangenschap terug. De tijding dezer noodlot-
tige gebeurtenis bragt geheel Gelre in ontsteltenis en beweging. Terstond werd 3 v.
daarvan aan de naburige Vorsten en Heeren, ook aan den Roomsch-Koning kennis j^^^^f
gegeven, en door het gansche land eene algemeene bede geheven, om het gevor- 1389
derde losgeld te voldoen. Eindelijk averd willem door tusschenkomst des Hertogs van
Stettin^ in het begin van Oogstmaand , doch niet dan onder oorveede voor zich ende
zijnen, ontslagen. Nadat hij zich eenigen lijd in Bohemen aan het Hof van Koning
wenceslaus had opgehouden , kwam hij te Nijmegen terug (2). 12 v.
Wijnin.
b. VIIl.
(1) nijuoff, Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bi. LXXIV. .
(2) Fuoissart , T. III. leuillet 94. Chron. Tiel. p. 414. Porta«vs, Uist. Gelr. L
45 *
-ocr page 380-388 ΑLGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— Het is onbekend, welke reden den Hertog tegen het midden des Yolgenden jaars,tot
eene reis naar Engeland aanspoorde. Men weet slechts, dat hij met Tier schepen te
\\\οάνΆ. Brielle in zee stak, eenige dagen te Londen vertoefde en door den Koning met de
grootste achting behandeld werd (1). Naauwelijks was hij teruggekeerd , toen de togt
der Franschen en Genuezen tegen de Barbarijsche roofstaten, zijnen onrustigen en krijgs-
lustigen geest ontvonkte. De Genuezen, wier koopvaardijschepen en grondgebied zelfs
voor de aanvallen der Afrikaansche zeeschuimers geen oogenblik veihg waren, hadden
om dien tijd de hulp van Frankrijk tegen hen ingeroepen. Zij boden aan , op hunne
kosten de benden naar Afrika over te voeren en van levensmiddelen te voorzien.
De edelste Ridders uit Frankrijk, ook eenige uit Engeland en andere omliggende
gewesten, vereenigden zich onder het bevel des Hertogs van Bourbon lot dien logt.
24 v. Hertog willem van Gelre voegde zich bii hen. Eene groote sterk bemande vloot stak
Zomer- . σ j O
maand, ia zee en kwam na vele gevaren, voor de stad Algiers ten anker, in ΛvieΓ nabijheid
de benden zich aan het strand nedersloegen. De buitengewone hitte en ziekten, die
dagelijks nieuwe slagtolFers eischten, de gedurig herhaalde en afmattende kleine ge-
vechten met de Saracenen, de oneensgezindheid, welke zich meer en meer onder
deze veelsoortige benden openbaarde, en de mislukte aanval op de vesting zelve,
20 T. welke op een groot verlies van volk te staan kwam, noodzaakten de bondgenooten ,
Jlooiii). X σ , . 1 ·ι, 1
na ίeen verblijf vani twee maanden, tot den aftogt. De schepen liepen verschillende
havens binnen. Het schynt, dat Hertog willem in Venetië is aangeland; zeker was
hij vóór het einde van Herfstmaand , in zijne staten teruggekeerd (2). Altijd rusteloos
19 V. naar krijgsroem hakende, ondernam hij twee jaren daarna weder een togt naar Prwii-
^1392^ en slaagde nu gelukkiger dan vroeger; immers hielp hij eene veste vermeeste-
14 v. ren (3). Weinig dagen na den dood des Utrechtschen Bisschops floris van ffevelic-
J393 Ikoven, was hy terug, en wy hebben reeds gezien, welken invloed hij by de ver-
kiezing eens nieuwen Kerkvoogds op de Kapittels uitoefende (4).
13 v. Tegen hetj einde van dit zelfde jaar overleed de Hertog van Gulik (5). Willem
torn' Hertog van Gelre, ook dien van Gulik aan, en werd drie
af.·· ί
«
p. 330, ,331. Slïcuteniiorst , Geld. Gesch. B. VIII. bl. 167. Nijhoff, Gedenho. uit de Gesch.
V. Gelderl. D. ΠΙ, bl. LXXV—LXXVII. \
(1) Nijhoff , Gedenkio. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LXXVIlf.
J..·,: i ! 1 ·
(2) Froissart, T. III. feuillet 122, 123, 132—136. Poktaküs, Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 33L
Nuhopf , Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. LXXVIII—LXXX. OorL No. 164.
(3) Nuhoff, Gedenkw. uit de Gesch. v, Gelderl. D. III. bl. LXXX.
(4) Hiervoor, bl. 342. . '
5(5) Chron. Tiel p. 419. . ^
-ocr page 381-DES VADETx LANDS. 389
of vier jaren later met dit hertogdom door den Roomsch-Koning wesgeslaus beleend. 1371—
De Hertogin-weduwe maria deed te zijner gunste afstand van de heerlijkheid
Monfoord met Nieuicstad en Erkelens nevens de landen van Kriekenbeek, 1394
en Kessel met de stad Venlo , welke zij in lijftogt had bezeten ; alleen de inkomsten
van den tol te Fenlo en eenige andere renten voor zich behoudende (1). Even zoo
zag zyn jongere broeder reiroüd af van alle eisehen op Gelre^ GuUk en Zutphen^ 12 v.
slechts het bezit begeerende van het land Kessel en van drie kleine steden in het
Zuidelykste gedeelte van Gulik, die echter steeds voor willem , wien hij als leenheer
erkende, zouden openstaan. Hy verpligtte zich tevens , om het verbond met den Heer
van Rijpherscheit, hetwelk hem in de ongenade en in den kerker des Heeren van
Schonevorst gebragt had, te verbreken. Daarentegen beloofde Hertog willem, nog
vóór het einde der maand zijne vrijlating te zullen bewerken (2).
Zoodra de Goldersche Vorst aan het bezit van Gulik geraakt was, hadden de
vijandelijkheden der Keulenaars, die in hevige onmin met hunnen Aartsbisschop
leefden, hem reden tot klagten gegeven (3). Het blijkt niet, wat lot dit gedrag
der Keulenaars tegen hem aanleiding gaf (4). Thans Avas hij met den Keul-
sehen Kerkvoogd zeiven in geschil geraakt over het bezit van eenige kleine grens-
plaatsen, onder welke het stadje Zülpich, het oude Tolbiaeum, de voornaamste was.
W^iLLEM beriep zich op eenen giftbrief van den Paltsgraaf aan den Rijn; de Aarts-
bisschop op het veeljarig bezit. Eene openlijke vredebreuk scheen onvermijdelijk. De
Graaf van Oostervant, vele Brabandsche en Duitsche Ridders, zelfs Keulsche burgers
boden willem hunnen bystand aan, en reeds waren zesduizend voetknechten met
tweehonderd ruiters naar Stralen opgerukt, om de aanspraken des Hertogs met de
wapenen te ondersteunen, toen de Aartsbisschop, wien het beteugelen zijner oproe-
rige hoofdstad werk genoeg verschafte , besloot een vergelijk te treffen. Er werd be- ^^^^
paald, dat Zülpich door een Drost in beider naam zou bestuurd worden; do Aarts-
bisschop zou in het bezit blijven van eenige betwiste plaatsen , doch daarvoor den Hertog
in eens zestigduizend goudguldens uilkeeren en hem jaarlijks tachtig voeder wijns kos-
teloos overzenden (5).
(1) PoNTAKüs, liist. Gelr. Lib. VIII. p. 332, 333, 337. Sucatenhokst , Geld. Gesch. Β. VIII,
1)1. 168. NunoFF, Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl D. III, bl. LXXXI.
(2) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. Oork. No. 190, bl. 189—193.
(3) PJunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. v, Gelderl. D. III. Oork. No. 186, bl. 180—188.
'sHcrtofjs klaagbrief is van den 26 ν. Wintermaand 1393. Pontanus, Eist. Gelr. Lib.
VIII. p. 334.
(4) Verg. BiJBOFF, Gedenkw. uit de Geich, ν. Gelderl. D. III, bl. liXXXlI (3).
(5) Pontanus, RisU Gelr. Lib. VIII. p. 334. slicntenborst, Geld. Gesch. Β. VIII. bl. 168,
169. Nwnopp, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LXXXII.
390 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Τθ naaïiwer nood waren deze geschillen vereifend, of willem haastte zich , eene
krijgsmagt uit zijne staten en de naburige gewesten bijeen te brengen, om den Graa
van Katzenellebogen, stadhouder des afwezigen Hertogs van Luxemburg, legen den
Graaf van S(. Pol, die sinds eenige jaren Luxemburg gewapenderhand verontrustte ,
te hulp te snellen. Hij trok over Fenlo en Vierson regtstreeks op den vijand
aan, die zich bij den oever der Moezel sterk verschanst had, en begroette hem aan-
stonds hevig uit stormtuigen en geschut. De Graaf van St. Pol, om zich uit den
nood te redden, gaf hem door eenen Heraut te kennen, dat het den Avaren Ridder
niet betaamde, met zulke wapenen zijnen vijand uit de verte te vernielen, en dat hg
hem met zijne benden den volgenden dag in het open veld verwachtte. Niets konde
den strijdiustigen willem aangenamer zyn; hij vermaande zijn volk tot dapperheid,
en verhief den jongen Graaf adolf van Kleef nevens eenige andere Edelen, om te
meer hunnen moed te ontvlammen, tot de ridderlijke waardigheid. De Graaf van
St. Pol daarentegen, maakte van den nacht gebruik, om met achterlatiog van wa-
gens en krijgstuig, de Moezel te doorwaden, waarbij velen verdronken , en zich door
de vlugt te rédden. Wiilem keerde, hierop onmiddellijk naar Gelre terug (1).
Ondertusschen was de oorlog tusschen den Bisschop van Utrecht en den Heer van
Koeverden uitgebroken (2). Hertog Willem zou zich welligt de zaak van dezen
laatsten ernstiiger aangetrokken hebben, indien niet zijne zucht, om door wa-
penfeiten op een uitgebreider tooneel roem te verwerven, hem daarin verhinderd
had (3). Hij trok nu voor de vierde maal naar Pruissen te dienste van de Rid-
ders der Duitsche orde , wier vrijheden hij in zijn gebied onlangs aanmerkelijk ver-
meerderd had. Bijzonderheden van dien togt worden nergens vermeld. Men weet
slechts, dat de Hertog na eenige maanden terugkeerde en te Grunsfoort door den
Bisschop van Utrecht, »eiïtoü» van Gulik, den Jonker \m Arkel en vele andere
Ridders en Knapen verwelkomd werd (4). Drie maanden later begaf hij zich naar
Engeland, nadat kort te voren tusschen hem en zyn schoonbroeder, den Graaf van
Oostervant, eene zamenkomst te Rozendaal had plaats gehad, alwaar op dat tydstip
de Heeren van Arkel, van Kuilenburg en andere aanzienlijke Ridders met een talrijk
gevolg zich bevonden (5). De reden is onbekend, welke hem bewogen heeft, om in
I t
20 v.
Slagtm.
Grasm.
1396
25 v.
Zomer-
maand,
(1) Pontanus, Hist. Gelr. Ub. VÜI, p. 334, 335. sticntennorst, Geld. Gesch, 'Ά. VllI,
bl. 169. Nijhorf, Gedenkw. tiit de Gesch. ν. QeldèrL D. III, bl. LXXXIII.
(2) Zie hiervoor, bl. 345—348.
(3) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bi. LXXXY.
(4) Nunop, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. ΰ. III, bl. LXXXV. . .· -
(5) Nijuoff, GedenhvXmt de Gesch. iv. Geldet^L Ώ. III , bl. LXXXV. ' '
1371-^
1406
26 v.
Grasm,
1395
DES VADETx LANDS. 391
Engeland het doel des Graven van OoHervant, het Yerweyvqo van Engelsche hulpr- 137J—
benden voqr den k^-ijg tegen Friesland, te helpeo verijdöle», waarin hij gedeeltelijk
slaagde (1). Misschien hoopte hy , die welUgt wed.^r θβ» pieuwen krijgstogt in den
zin had, deze hulpbenden aan zich t^ verbirjden; nii?schien gedoogde zijoe gtaatkundo
niet, de oogmerken van tleytog ALpRBasT betrekkeiyi; Friesland te ondersteunen,
op welk gewest de Geldersche Vorsten oudö aanspraken hadden (2); of misschien was
zijn gedrag in dit opzigt, slechts het uitvloeisel dier afgunst en trotschheid, welke hem
verweten worden (3).
Bij zijne terugkomst uit Engeland zag hij zich terstond w/ïder verpligt, het zwaard 3 v.
op te vatten. De Heer -^Ïm SchoneOorst had namelijk niet alleen REiüfOUD van Gulik j^gg^j
slechts voor eenen buitensporig hoogen losprijs ontslagen, maar verontrustte daaren- 1396
boven, ofschoon hij 's Hertogs leenmaii wa?, hfit gebied van Gulik, Om hem te tuch-
tigen , bragt WILLEM op de Feluwe eene krijgsmagt bijeen en sloeg, gesterkt door de
benden der Heeren van Kuilenlurg, van Abcoude, van Vianen, en van uäsperen,
benevens eenige Engelsche ruiters, het beleg voor het sterke slot Schonevorst ^ niet
ver van Aken gelegen. Zies weken had de bezetting met onverwrikten moed het ge-
weld der stormtuigen doorgestaan en menige» aapval dapper afgeslagen, toen de groote
toren nederstortte , waarop zij, onder feeding van vryen uittogt voor zich en hare goe-
deren , het slot, of veeleer de puinhoopen daarvan, overgaf. De nabygelegene sterkte
JVillemstein, geraakte na eene belegering van veertien dagen , insgelijks in handen
des Hertogs. Daarop werden de geschillen door tusschenkomst der Hertogin van Bra-
hand^ en van Beijeren, verkozen Bisschop van huik y uit den weg geruimd (4).
Om dien tijd trad willem zelf als middelaar op in de onlusten tusschen den Bisschop
van Utrecht en den Heer van Koeverdm ^ welke bij een verdrag vereffend werden (5). 14
Inmiddels was de Hertog van den Berg over eene erfreute van vier en twintig dui- ^j^gy'
(1) Froissaut , T. IV, fcuillet 30.
(2) NunoFF, Gedmktv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. LXXXV.
(3) Froissart , Ϊ. IV. feuillet 30. »Ainsi osta le duc de gucrles [Gelre) en cette saison au
conte de haynault et a son fdz layde et compaignie du conte derby dont il sembla a plusieurs
quil ne iust pas bien advise ne conseille ne point navoit 1'honneur de lung ne de lautre. Et de
cette condition et nature fut il toutc sa vie en vieux et orguoilleux.'?
(4) Chron. Tiel. p. 420. De verm. beka , bl. 308. Pontarüs, Bist Gelr. Lib. VIII, p.335.
SticHTERHORST, Gcld. Gcsch. ß. VIII, bl. lea Nunorr, Gedenkio. uit de Gesch. v. Gelderl.
(5) Zie hiervoor, bl. 349, cn de schrijvers aangehaald bij rojnoPF, Gedenkw. uit de Gesch. ν.
Gelderl. D. III, bl. LXXXVII (1).
392 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
zend Rijnsche goudguldens uit den tol te Keizerswaard^ met zijne neven, de Graven
van ^/ee/en van der Mark ^ in oorlog geraakt. De Hertog van GeZre nam in persoon
geen deel in dezen krijg, maar avel zijn broeder, reinoüd van Gulik, die zich met
dc Graven van Salme, van Sayn en den Heer van Heinsher gen aan de zyde des
Hertogs van den Berg schaarde. Op de vlakte bij het dorp Keilen werd een hevige
en beslissende slag geleverd. Het Bergsche leger werd geheel verslagen , en onder de
vele aanzienlyke krijgsgevangenen, ook reinoud van Gulik geteld. Hij moest zijne
slaking voor honderd duizend schilden koopen, van welke hem echter later , ter gunste
des Hertogs van ·· Ge/re, de helft is kwijtgescholden (1). In hetzelfde jaar werd
ook Loevestein door den Graaf van Oosteroant belegerd. BihjSto van Herwijnden^
een Gelderschman , Hertog albreght's rentmeester a^tx Zeeland heooster Schelde,
achterlijk blijvende , om de geëischte rekening af te leggen, was op 's Hertogs last in
Amsterdam vastgehouden, doch van daar ontsnapt, naar dit slot geweken, hetwelk
hem door albreght , sedert eenige jaren, ter bewaring was toevertrouwd. Hij voorzag
de plaats van manschappen en krijgsbehoeften, maar toog zelf in Gelre. De bezet-
ting moest na eene allerhevigste bestorming, zich op genade overgeven, en drie van
des rentmeesters zonen vielen daarbij in handen van den overwinnaar (2).
Een gering voorval ontvlamde kort daarna op nieuw den kryg tusschen Brahand
en Gelre. Wouter van O verrijn, ambtman van Ζ alt-Bommel en Bommelerwaard
24 v. en slotvoogd van Amersooi, een man zeer gezien bij Hertog willesi in wiens ver-
mSmT trouwen hij deelde , geraakte op de St. Jansmis, welke te Hertogenhosch zoowel
i 1397 met plegtige omgangen als luidruchtige vermaken gevierd werd, in eene herberg met
een burger dier stad in hevigen twist. Dewijl zich andere burgers hierin mengden,
riep hij , onder het geschreeuw van : Gelre ! Gelre / zgne landgenooten, welke uit de
omhggende plaatsen herwaarts waren gevloeid, te hulp, die terstond toeschoten en
met de burgers handgemeen werden. Een dienaar der Hertogin, die hare kleedy
droeg , werd door den ambtman dood gestoken. De woede steeg ten top; ten laat-
sten Averden de Gelderschen overvleugeld , uit de vensters geworpen, op spiesen en
zwaarden opgevangen, armen en beenen afgekapt, of op eene wreede wyze vermoord.
i
■ ?
(1) J, Α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 54, p. 316. Pontakis , Hist. Gelr, Lib. VIII,
p. 336, 337. Slicuteniiorst, Geldi Gesch. Β. VIII, bl. 170. Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch.
ij. (JeWer/. J). III, bl. LXXXyiII. i
(2) J. λ letdis, Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 54, p. 314. De verm. beka, bl. 306. Chron.
Tiel, p. 424. Volgens boxcorn , op reijgersbergen, Chron. v. Zeelandt, D. 1, bl. 452, zou
BRUsxo, of brüynsten, wcgens eenen manslag, door Hertog albrecut met ballingschap en vcr-
Jjcurdverklaring van goederen gestraft geworden zijn.
r i:
Si
1
-ocr page 385-DES VADETx LANDS. 393
De ambtman werd in hechtenis genomen en naar vonnis van Schepenen, onthalsd,
Hertog WILLEM eischte Toldoening, doch zoo buitensj^orig, dat de Hertogin daaraan
weigerde gehoor te geven. Dit was het sein tot eenen vernielenden krijg , welke
bijna twee jaren duurde. De Aartsbisschop van Keulen^ de Bisschoppen van Utrecht,
van Munster en van Osnahrug, de Graven van Nassau en van Ravensberg, de
Heeren van Kuilenhurg, Buren, J^ianen, As'peren, Heukelom en anderen voegden
hunne benden bij die des He rtogs, welke de Meijerij van den Bosch binnenrukten,
alles tot aan Eindhoven too, te vuur en te zwaard verwoestende. Te Oost er wijk
ontving willem eenen heraut van de Hertogin, welke hem den oorlog verklaarde en
over vijf dagen eenen veldslag aanbood ter plaatse waar hij begeerde, hem levens be-
lovende , honderd voer wyn, driehonderd stuks rundvee en andere levensmiddelen kos-
teloos te zenden, wanneer hij in dien tusschentyd de landbewoners wilde sparen. Doch
de Hertog bekommerde zich Aveinig om dat aanbod; hij trok roovende en vernielende
door de Langestraat en de Meijerij, en kwam met buit beladen in Gelre terug. In-
middels was het Brabandsche leger te Herenthals byeengekomen. Op het berigt van
den aflogt des Hertogs van Gelre, toog het niet verre van Maastricht over do Maas ,
verwoestte in tien dagen tijds een groot gedeelte van Gulikkerland en keerde toen
door Maastricht in Braband terug. Jan gunders , bevelhebber van de sterkte Lit- 1398
tooien, legde de Geldersche dorpen Dreumel en Bracht tusschen Maas en /f aal in
de asch; de Gelderschen daarentegen staken het dorp Littooien en eenige andere
vlekken in den brand, bemagtigden de stad Grave en zetten hunne strooptogten tot
diep in Braband voort. Om hen met nadruk te keer te gaan, sloten do Brabanders
te Biest een verbond mot de Luikenaars tusschen wie en de Gelderschen eene veete keim,
bestond. Jan van Beijeren, verkoren Bisschop van Luik , hoewel de schoonbroeder
des Hertogs van Gelre, stelde zich aan het hoofd zijner benden, die zich met hot
Brabandsche leger , hetwelk, naar men wil, uil veertig duizend man bestond, bij het
dorp F lietingen vereenigden. De Graaf van St. Pol voerde eene bende van driehon-
derd speerruiters aan, door den Hertog van Bourgondie tot hulp van Braband afge-
zonden. De Luikenaars zouden Gulikkerland, de Brabanders het Overkwartier van
Gelre binnenrukken. De laatslen meenden Hertog willem in iVeeMiOjy^ac? te verrassen, 25 v,
maar hij was bij tyds van daar vertrokken; de plaats zelve werd door de inwoners iHmaaiKi.
brand gestoken, en terwijl zij de eene poort uitvlugtten trokken door de andere do
Brabanders binnen, die nu ook het slot van dit stadje verwoestten. Vereenigd sloeg
men thans het beleg voor Roermond; doch hier ontstond tweespalt onder de bondge-
nooten. Jan van Beijeren sloot vrede met den Hertog, en voerde zyne benden naar ^
Luik terug. De Brabanders braken hel beleg op en vielen in het land van Gulikji zij Hooiai.
legden hel stadje Leunich in de asch en stroopten tot voor de poorten der hoofdstad,
wier burgers eene braadschalting van dertigduizend gulden moesten opbrengen. Midde-
II Deel, 2 Stuk. 49
394 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— lerwijl verwoestten de Geklerschen de Meijerij en staken de dorpen Heeswijk en
1406 jjj jjg^ brand. Eindelijk werd door jan van Beijeren eene wapenschorsing
tusschen den Hertog van Gelre en de Hertogin van Brahand lot stand gebragt, welke
tot de Lente van het volgende jaar zou duren. Zij Averd na langdurige onderhandelingen
en nadat de Hertog van Bourgondie een magtig heir tot onderstand der Hertogin had
iiooim bijeengetrokken, door eenen vrede gevolgd. In het verdrag, te Ravestein gesloten,
1399 beloofde men elkander, inzonderheid uit en in Millen, Gangelt en Fucht, niet te
zullen benadeelen, zoo lang de Hertogin leefde (1). Op dien zelfden dag werd be-
paald , dat van beide zijden zes mannen van aanzien voor den eersten van de aanstaande
Herfstmaand te Ravestein zotiden bijeenkomen, ora over den losprijs der wederzijdsche
gevangenen te onderhandelen, en do voldoening te bepalen, welke de Hertog van
Gelre, naar billijkheid van Brahand, wegens het gebeurde in ^s Hertogenhosch,
eischen konde. Men zou dan ook tevens de gronden onderzoeken, op welke beide
Braband en Gelre, elk voor zich, het huis en do heerlykheid Oijen aan de Maas
vorderden, die onder do nalatenschap van de onlangs overledene maria van Bra-
hand, Hertogin-weduwe van reooud III behoorden. In gevalle do scheidsmannen
het over deze punten niet eens wierden , zou de Hertog van den Berg als opper-
scheidsregter do zaak beslissen (2). Do afloop is onbekend; slechts blijkt, dat de
heerlijkheid Oijen aan Gelre is toegewezen (3).
Reeds voor het sluiten van dit verdrag, den vijfden van Bloeimaand, was men met
elkander betrekkelijk de stad Grave en de heerlijkheid Kuik overeengekomen. Jan
van Kwik, de zoon van wenemar , in dertienhonderd vier en negentig overleden, had
deze heerlijkheid aan zijne zuster johanna nagelaten. Nog in het laatste gedeelte
van dat jaar >vas door toedoen van Hertog Willem , een huwelijk tusschen deze jonk-
vrouw en willem, 's Hertogs zeer jeugdigen bastaardzoon bij maghteld vati Brakel,
I; a
(1) Chron. Tiel. p. 425, 426. Magn. Chron. Belg. p. 361. Divaetjs, Rer. Brah. LiL· XVI.
p. 202—204. Anonymi Chron. Brah. Duc. p. 119—125. Eutkens , Troph. d. Brah. T. I. Liv. IV.
p. 517—520. Pontanus , Ilist. Gelr. Lib. VIII. p. 338 , 339. sliciiiennobst, Geld. Gesch. Β. VIII.
bl, 171. v. neurn, Hist. d. stad en meijerij van ^s Hertogenbosch , D. I. bl. 239—246. nijhoff,
Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. LXXXIX—XCI. Oork. No. 217, 222, 223.
(2) Nijhoff, Gedenkv. uit de Gesch. ν. Gelre, D. III. Oork. No. 224. p. 217. Zie over
maria van Braband, Chron. Tiel, p. 429, 430, en de aant. van v. leeuwen. Anonymi Chron.
Buc. Brah. p. 125, 126. Pontanus, Hist. Gelr. Lib. VIII. p. 339. Naar SLicniENnoRSi^ Geld.
Gesch. Β. VIII. bl. 171, Averd zij gemeenlijk de vrouw van Turnhout genoemd, welke stad zij
aanmerkelijk verbeterd en verfraaid, en er veelal haar verblijf gehouden had.
(3) Nuhoff, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. XCIL
-ocr page 387-DES VADERLATiDS. 395
beraamd geworden. Thans werd op grond van het verdrag des jaars dertienhonderd 1371—.
acht en tachtig, Avaarbij het leen van Kuik aan Braband was toegewezen, bepaald, ^^^
dat de jonge willem, ongetwijfeld zoodra hij meerderjarig en het huwelijk voltrokken
zou zijn, de heerlijkheid Kuik van Braband in leen ontvangen en do stad Graue voor
de Hertogin open zou houden, terwijl deze Vorstin en Hertog willem zich beide
verbonden, elkander daaruit nimmer te zullen beoorlogen. Doch reeds tegen het einde
des volgenden jaars, deed jouanita van Kuik ten behoeve des Hertogs, geheel afstand
van de halve heerlijkheid nevens den burg en de stad en verpligtte zich tot
leenhulde voor het andere gedeelte. De Hertog daarentegen schonk haar het levens-
lang vruchtgebruik der gansche heerlijkheid en het hooggerigt van de dorpen Est en
Met er en in den Tielerwaard, doch behield uitdrukkelijk de oppermagt aan zich.
Johanna van Kuik verklaarde levens, dat zij van haar huwelijk met 's Hertogs zoon
afzag en hem van de voorwaarden, deswege beraamd, ontsloeg. Hertog willem werd
denzelfden dag door de stad Grave als Erflieer gehuldigd, en hij bevestigde hare vrij- ^^^
heden en voorreglen nevens die van dat gedeelte des lands van Kuik, welk hem term.
was afgestaan (l).
Ondertusschen had hij nogmaals cenen togt naar Pruissen ondernomen. Wat iiem
hiertoe bewogen en wat hij thans aldaar verrigt hebbe , wordt niet gemeld. Men weet
slechts, dat hij in Herfstmaand dertienhonderd negen en negentig vertrokken is, en zich
in Sprokkelmaand des volgenden jaars weder in Gelre bevond (2). Na zijne terugkomst
vergrootte hij zijn grondgebied door den aankoop der heerlijkheid Borne met Sittart
en Susteren voor zeventigduizend Rijnsche guldens. De ligging dezer heerlijkheid ,
welke bij het jongste verdrag, in spijt van vtillem , aan Braband verbleven was ,
maakte haar bezit voor den Hertog van Gelre en Gulik belangrijk. Ten Zuiden van
liet Geldersche ambt Monfoord gelegen , ten Oosten aan het gebied van Gangelt,
Vucht en Millen palende en ten Westen door de Maas bespoeld , kondo hij van
dien kant de vaart op die rivier belemmeren ; daarenboven was ook het Geldersche
steedjc Nieuwst ad tusschen Sittart en Susteren ingesloten (3). Middelerwijl sleepte
eene besmettelijke ziekte, welke zich over bijna geheel ^^ Europa had verspreid,
in Gelre eene groote menigte menschen weg. In de stad Bommel alleen, zouden
vierduizend slagtoffers door haar geveld zijn; en langen tijd is zij onder den
- (1) Nijuoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelre, D. III, bl. XCII en de aldaar aangehaalde
schrijvers en oor kouden. ' ^
(2) Nijhopf, Gedenku·. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. HI, bl. XCIV.
(3) Nijuoff, Gedenkw. uit de Gesch. v: Gelderli).lil, bl. XCIII. öorÄ.No.232, bl.225—230.
49 *
-ocr page 388-396 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
naam van die grote starft, in do geheugenis bewaard gebleven. Zelfs de bemin-
nenswaardige Hertogin van Gelre , Katharina van Ββ'^eren, bezweek voor haar ge-
weld te Hatteniy en werd in het klooster te Monnikhui ζ en hi^ ^mAem begraven (1).
Haar dood vergrootte de reeds bestaande verwijdering tusschen Hertog "Willem en
zynen schoonvader albreght van Beijeren en den Graaf van Oostervant. Willem
hechtte zich nu enger aan den Heer van Arkel^ die met zgne eenige zuster gehmvd
was, en wiens zoon, willem van Arkel, naar het schgnt, in zijne bijzondere vriend-
schap deelde. Men wil, dat van arkel , steunende op zijne belofte van bescherming
en onderstand, den oorlog tegen den Graaf van Holland ondernomen heeft (2). Hoe
dit zy, het was ongetwyfeld minder om albreght te grieven, die thans met Engeland
bevriend was, dan om den invloed van filips van Bourgondië te fnuiken, dat Hertog
WILLEM in dezen tyd van staatkunde verwisselde, de verbindtenis met Engeland,
ondanks zyne leenhulde, verbrak en zich met den Hertog van Orleans, den broeder
des Konings van Frankrijk, tegen den Hertog van Bourgondië, zyn persoonlijken
vijand, vereenigde, die zich nu weder met den Hertog van Berry aan het hoofd van
het bewind in Frankrijk gesteld had en wien Orleans trachtte den voet te ligten.
Te Pont-ä-Mousson hield hij een mondgesprek met Orleans, wien hij daarop naar
het slot te Couci vergezelde, alwaar hij met de grootste onderscheiding ontvangen en
onthaald werd. De beide Hertogen, door een aanzienlijken stoet van gewapenden ver-
gezeld , hielden vervolgens, in weerwil des Hertogs van Bourgondië, eenen plegtigen
intogt in Parijs, Het gelukte den Hertog van Orleans, den Koning tot het bekrach-
tigen van het verdrag te bewegen, het welk hij reeds te Couci met willem ontworpen
had. De Hertog van Gelre verklaarde daarbij, »dat hij voor vijftigduizend gouden
schilden des Konings ledigman geworden was en hem als zoodanig hulde en trouw ge-
zworen had. Hij beloofde , hem tegen Engeland en al zijne vijanden te zullen die-
nen , wanneer de Koning dit begeerde, behalve tegen Koning wengeslaus en het
Duitsche Ryk, zijn broeder reinoud van Gulik, den Aartsbisschop van Keulen, de
Hertogin van Brahand ^ den Hertog van den Berg en de Graven van Rolland en van
Kleef. Hij verpligtte zich, op *s Konings opontbod in eigen persoon met zijne man -
2 V.
Zomer-
maand
1401
(1) Chron. TieL p. 434, 435. Portanüs, Ilist. Gslr. Lib. Vlll. p. 340, 341. Slichtenhorst
Geld. Gesch. Β. "VIII. bl. 172. Dc uiterste wil van Katharina van Beijeren^ welke van hare
«zaclitc, mensclilievende, vergevingsgezinde geaardlieid getuigt" wordt bij pontanus in 1. c. p. 341,
en in uittreksel bij slichtenhorst , t. a. p., en bij nijhopf, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. II. bl. XGV, gevonden.
(2) Nijhoff , Gedenkio. uH de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. XCV. Üit de aldaar aangehaalde
plaats van j. α leijdis, is ons dit echter niet gebleken.
i ύ |
1371— |
1406 | |
i ü |
10 v. |
Slagt- | |
ί |
inaand |
1400 |
DES VADETx LANDS. 397
schappen op te trekken, tegen eene bezolding, in maandelijksche Tooruitbetaling, Tan ^^^^^
tweeduizend kroonen voor zich zeiven, en yan vyf en twintig kroonen Toor elke lans,
die hij zoude aanvoeren; bij wettige verhindering, mögt hg vijfhonderd gewapenden
in zijne plaats zenden onder aanvoering van eenen waardigen Ridder, welke daarvoor
maandelgks duizend kroonen zoude genieten." Een weinig later verbond zich reinoud 24 v.
van Gulih, met toestemming van Hertog willem en onder gelijksoortige voorwaarden,
tot den leenpligt aan den Hertog van Orleans (1). l'iOl
Reeds den negentienden van Zomermaand was willem in Gelre teruggekeerd, waar
jAii van Homoet, die in 's Hertogs afwezigheid onder den titel van bewaarder des
lands van Gelre, het opperbewind voerde, een gezantschap van Luheek^ Hamburg^
Thorn en andere steden aan de Oostzee had ontvangen, welke do Friezen tegen
Hertog albreght ondersteunden. Willem zelf had nog vóór zijne terugkomst, den
eed van hulde en manschap van keno van den Broeke, een Oost-Friesch Edelman en
vgand van Hertog albrecht , aangenomen, welke zgne landen, die bijna de geheele
streek tusschen de Eems en de Jade besloegen, aan hem had opgedragen. Hierdoor
stelde keno zich onder zijne bescherming, en hij zelf zich in vijandelijke houding te-
genover Hertog ALBREGHT in Friesland (2). Meer dan ooit, was thans een tooneel
tot het uitvoeren van schitterende wapenfeiten, in Holland met de van arkels , in
Frankrijk met Orleans en in Friesland met de misnoegde Schieringers, alzoo tegen
Engeland, ^OMr^owrfiè'en de Hollanders, voor den oorlogzuchtigen Hertog geopend (3).
Doch eene hevige ziekte maakte na een Igden van meer dan twee maanden, een einde
aan zijn rusteloos leven. Hij overleed te Arnhem in den ouderdom van ruim acht en gp^.^^'
derüg jaren van welke hij ongeveer vgf en twintig als Hertog van geregeerd had. keim,
Overeenkomstig zijnen wensch , werd hg naast zgne gemalin begraven. Hij liet geeno ^^^
wettige kinderen na, maar van die , welke hom buiten echt geboren waren, overleef-
den hem vier zonen en eene dochter, welke in zijnen uitersten wil, ééne maand vóór
zgnen dood opgesteld, niet vergelen werden (4). Ongetwgfeld zou willem beter
(1) Pontanus , Rist, Gelr. Lib. VIII. p. 345—350. sticntennorst, Geld. Gesch. Β. VIII. bl.
173, 174. De barante, Rist. d. Ducs de Bourgogne. T. II. p. 81. NunoiPF, Gedenkw. uit de
Gesch. v. Gelderl. D. III. bi. XCVI—XCVIII. Oork. No. 239, 240, bl. 238—242.
(2) Nijdoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. XCVIII—C. Zie verder liier-
nchter de geschiedenis van Friesland gedurende dit tijdperk.
(3) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D, ΠΙ, bl. C.
(4) Chron. Ticl, p. 436. j. α leydis, CHron. Belg. Lib, XXXI. c. GI. p. 321. Ponïakus, Rist.
Gelr. Lib. VIII. p. 350—354. SLicnxEsuoRST, Geld. Gesch. Β. VIII. bl. 174. ^imovv, Gedenkw.
mi de Gesch. ν. GelderU D. ΙΠ. bl. C.
1432 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371·«-Vorst en Regent geweest zijn, indien hy minder Ridder , in den geest derraiddeleeuwen ,·
geweest ware. Zijne overheerschende ^ucht naar wapenroem en ridderlijke krijgsbedrij-
ven was drukkend voor zijn volk en maakte zijne regering tot eene aaneenschakeling
van krijgs- en stroöptogten , die zijne geldmiddelen bezwaarlijk bestryden konden. Het
nageslacht mag echter niet vergeten , dat hy door schrander beleid aan de rampzalige
twisten der Hekerens en Bronkhorstpn perken stelde, en alzoo aan Gelre de burgerlijke
eendragt terugschonk; een geluk dat H0lland niet dan honderd jaren later mögt
verwerven (1).
Op het berigt van 's Hertogs overlijden, had zich heikoud van Gulik, zijn eenigc
broeder en onbetwistbare opvolger, naar Gelre gespoed. Zonder tegenkanting werd
hij alom in de steden gehuldigd, wier voorregten en vrijheden, behalve die welke zij
van RBiNOUD III ontvangen hadden, hij wederkeerig bevestigde en de handhaving
daarvan met eede beloofde (2). Terstond wijdde hij al zijne zorgen aan eene betere
regeling van het binnenlandsch bestuur en het afschaffen van vele ingeslopene misbrui-
^ ken. Hij maakte, onder anderen, nieuwe bepalingen op het muntwezen, en ver-
maand meerderde de landregten van den Boinmeler- en Tielerwaard ^ van Over- en ]Se~
^^^^ der-Betuwe , ΎΆ.Ώ. het land tusschen Maas en Waal qtl y^nhci Overkwar tier
het bewijs van een meer vrijzinnig beheer, dan tot hiertoe plaats had, met zich νοε-
ί 403 ren (3). Tevens beijverde hij zich, om de geschillen met buitenlandsche Heeren Ie
vereffenen. De grensscheiding tusschen de landen van Gelre en van den Berg Λ\erd
geregeld, en eene overeenkomst met 's Hertogs ouden vijand, reinoud , Heer vau
Schonevorst ^ getroffen, waarbij men elkander wederzijds voor de toegebragte nadeelen,
voldoening verschafte (4). Minder gewenscht slaagde reisoud in het bevredigen vau
ADOLF, Graaf van Kleef en van der Mark, wien hij in het laatst van veertienhonderd
twee, de stad Emmerik en haren burg afgestaan en zich daardoor waarschijnlijk van
eene verpligting gekweten had, welke hij zich bij zijne slaking uit adolps gevangenis,
na den slag van Kleüerhain, had opgelegd. De Graaf echter maakte aanspraak op nog
andere bezittingen, misschien de waarden langs den stroom beneden Emmerik, of de
vruchtbare Lijmers, welke reinoud , als erfgenaam zijns broeders willem , zich toe-
(1) Verg. KUHorr, Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. Cl.
(2) Chron. Tiet. p. 436, 437. Pontanüs, Eist. Gelr. Lih. Vlll. p. 357. Nijuoff, Gedenkw.
uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. CII. Oork. No. 246—251.
(3) Nijhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. CHI. en de aldaar aangehaalde
oorkonden.
(4) Pontanus, Ilist. Gelr. Lih. VlU. p. 357. Slicuteruorst, Geld. Gesch. Ε. VIII, bl. 175.
-ocr page 391-DES VADETx LANDS. 399
eigende. Uit deze onmin ontstonden openbare Yijandelijkheden tusschen de Kleefschen 1371—
en Geldersclien, terwijl reinoud , om welke reden is onbekend, zich in Parijs bevond
en het bestuur des lands aan der zijner Raadsheeren had toevertrouwd. Denkelijk be-.
hoorde tot deze Tijandelijke bedryven de strooptogt over de Lippe, tot welken een
getal ingezetenen van de Feluwe met vier en tachtig paarden opontboden, en waarbij
het dorp Heijden, op den regteroever der Lippe , in de asch gelegd werd. Do Aarts- maand,
bisschop van Keulen beproefde, maar te vergeefs, de zaak bij te leggen. Reinoüd ,
door zijnen regeringsraad van alles onderrigt, maakte nu in eenen open brief aan
allo geestelijke en wereldlijke magten, Koningen, Vorsten, Hertogen, Markgraven,
Heeren, Ridders, Knapen, sleden en gemeenten kenbaar »dat dewijl do Graaf v&n
Kleef zich goederen toeeigende , Avelke aan hem, reinoud , uit de erfenis zijns broeders 3
waren ten deel gevallen, en tegen regt en billijkheid de Gelderscho ingezetenen ver-
ontrustte , hij de oorveede herriep, welke hij bij zijne loslating uit 's Graven gevan-
genis gegeven had." Hierop werden dadelijk ruiterbenden langs de Kleefsche gren-
zen, en zelfs hooger op lot Odern en Monreherg, uitgezonden, om Adolfs gebied
te bestoken. Het schijnt, dat de twist het geheele volgende jaar voortduurde, lot
eindelijk door tusschenkomst des Äarlsbisschops van Keulen, een verdrag werd getrof-
fen, waarbij Herlog reijtoud al zijn regt en aanspraak op de Lijmers, voor eene
schuld van tienduizend oude gouden schilden afslond, onder beding, dat hij met ge- Louw-
lijke som dat goed weder konde inlossen (1).
Friesland. Guonikgen. De in- en uitwendige rust, welke thans Gelre genoot,
was niel het deel van de landen tusschen de Zuiderzee en den Dollart, Tegen het
einde van het vorige tijdperk waren zoo Avel deze gewesten , als do meeste plaatsen langs
de 'Noordzee, door eene vreesselijke pestziekte geteisterd geworden, Avelke een onge-
meen groot aantal menschen had weggesleept (2) Het aanzienlijk klooster Lidlmn
was daardoor groolendeels uitgestorven. Do Abt dïrk , van Tjummarum geboortig,
een man van geleerdheid en versland en die reeds alles had aangewend, om
do tucht aldaar zoo lang verwaarloosd , te herstellen, vond door deze ramp gelegen-
heid , dit geslicht met geschikter monniken te voorzien, waartoe hij bij voorkeur
dezulken koos, welke zich door eene goede afkomst, onbesproken gedrag en vereischte
kunde onderscheidden. Hij spaarde geene kosten ter verbetering van de gebouwen des
kloosters, doch overleed in dertienhonderd negen en zestig van verdriet over de kAvel-
lingen, hem door de Grietmannen van Baverderadeel en Birumadeel, die zijn kloos-
(1) PosTAKüs, Jlist. Geh'. Lib. VIII. p. 359. Slicutemiorst , Geld. Gesch. Β. Vlli. bl. 17β.
NunoFF, Gedenkw. uü de Gesch. ν. Gelderl. D.III, hl. CIV—CVI. Oork.No.285, bl. 278—282.
(2) WiRSEMics, Chron. v. Friesl. B. VII. bl. 211.
-ocr page 392-400 ALGEMEENE Γχ Ε S C ΗIΕ D Ε Ν IS
1371—ter op schatting stelden , en door de kerkvoogden ydJiWinsum aangedaan. Zijn opvolger,
wiBRAND II, te Tjum geboren en eerst, even als hij, priester Berltkum ^ geraakte
met Bisschop jait van Vernmhurg in geschil over de grenspalen van zijn geestelijk
regtsgebied , en reisde desvrege naar Rome, alwaar de zaak door den Paus vereffend werd.
Met ijver en een gewenschten uitslag verzette zich wibrind vervolgens tegen zekeren bou-
dewijw , een kruisprediker , doch die tevens door den Utrechtschen Bisschop aukoud van
Hoorn naar Friesland was gezonden, om de Friezen tegen de Hollanders in de wapenen
te brengen. Hij werd hierop door den Bisschop, onder den schijn van hem over eenige
1374 2;aken van belang te willen raadplegen, naar Folienhoven ontboden , doch aldaar gevat
en slechts tegen eenen losprijs van tweeduizend kroonen ontslagen (1). De Bisschop
was overigens den Frieschen Geestelijken niet ongenegen. Immers spoorde hij bij eenen
open brief, alle Christenen onder belofte van groote aflaten aan, het St. Odulfs
klooster nabij Stavoren, het oudste in Friesland, hetwelk door een schrikkelijk on-
weder en het geweld der zee zeer veel geleden had , te hulp te komen (2).
Het is onbekend, >vat Hertog alereght van Beijeren om dien tijd tot eenen togt
naar Terschelling bewogen heeft, en dat eiland, toen aan Friesland behoorende ,
te vuur en te zwaard te verwoesten. Men wil, dat dit uit wraak op de Friezen ge-
schiedde, welke hunne stamgenooten ten Westen der Zuiderzee in eenen opstand, om
zich, gelijk men gist, aan het grafelijk bewind van iToi/αW te onttrekken, ondersteund
hadden (3). Van dezen opstand der West-Friezen en het beteugelen daarvan door
ALBREGHT, maken evenwel de Hollandsche jaarboeken geen gewag. Het komt ons meer
waarschijnlijk voor, dat de Hertog eene poging deed, om i^HeiZawc?, waar men, behalve
in de stad (Siaform, welke in't belang van haren handel en zeevaart meestal Hollandsch-
gezindwas, zijn gezag niet erkende, aan zich te onderwerpen, doch in het voortzetten
daarvan door den kryg met den Bisschop van Utrecht verhinderd Averd, zoodat hij zich
bij het vernielen van Terschelling voor dien tijd moest bepalen (4). Onder de steden
(1) S. Leo, Vit. et Res Gest. Abbat, in Lidlum, in mattuaei Analect. T. III. p. 558—561.
Verg. ΑνίΝβΕΜίϋδ, Chron. ν. Vriesl. Β. Λ'^ΙΙ. ρ. 211. Oudh. en Gesticht, ν. Vriesl D. II. bi.
179—182. F. Sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 483, 486.
(2) Mattiiaei Analect. T. III. ρ. 478. De brief is van den 12den v. Slagtmaand 1371, en
Tertaald opgenomen in de Oudh. en Gesticht, v. Vriesl. D. I. bl. 480.
(3) WiNSEMiDs, Chron. v. Vriesl. ß. VII. bl. 210, F. sjoerds, Fr. Jaarb. D. III. bl. 469,
Avelke dit voorval te onregte op het jaar 1364 terugbrengt, en hierin door de sclirijvers van den
Tegentv. staat v. FriesL, D. I, bl. 512, 513, gevolgd wordt. Occo scarlexsis stelt het, zeker
even verkeerd, in 1378, bl. 145.
(4) Verg, hiervoor bl. 286. )
-ocr page 393-DES VADETx LANDS. 401
in Westergo , welke het meest zich tegen zijn gezag aankantten, was Franeker de 1371—
voornaamste. De bewindslieden der Steden en Deelen Tan dat gewest begrepen teregt,
van hoeveel belang het voor de gemeene zaak zijn moest, zulk eene stad, die sinds
eenigen tijd in aanmerkelijken bloei geraakt was, aan zich te verbinden. Zij verleen- ^
den deswege bijna eenparig op eene vergadering te Bolsward, den Franekers de magt,
» om alle zaken en misdaden, binnen hunne stad en vrijheid gepleegd, aan lijf en
leven te mogen beregten naar keizersregt, landregt en de gewoonten (coslumen) der
vijf Deelen. Hij , die eenige inbreuk op dit verleende voorregt maakte of het over-
trad , zou tot eene zware boete veroordeeld en als de algemeene vyand des lands be-
schouwd worden" (1). Dit is niet het eenige voorbeeld, dat de bewindslieden in
Friesland, staatsgewyze vergaderd, in het bepalen of verleenen van dergelijke regelen
van regtsoefening, eene oppermagt vertoond hebben, die in strijd is met de afhanke-
lijkheid van het land aan het Duitsche Rijk (2). Men meent, dat hun eene zoodanige
reglsregeling was aanbevolen, zonder dat zij daarin de Keizers behoefden, of althans
meenden te moeten erkennen (3).
Nu genoot Friesland eenige jaren de voordeden des buitenlandschen vredes, maar
deelde daarentegen rijkelrjk in de rampen, welke de vreesselïjke stormen en watervloe-
den , sinds dertienhonderd drie en zeventig tot dertienhonderd tachtig, over de gewesten
langs de Noordzee, van do Eems tot de Schelde, verspreidden. Ontzettend is het
verhaal van de verwoestingen, welke de overstrooraingen van zee en rivieren in deza
jaren in Holland, Zeeland y Utrecht en Gelderland aanrigtten. Vele Friesche dy-'
ken en zeeweringen waren niet bestand tegen de woede der golven, eene menigte
menschen en vee verdronk, en de haven van het rijke en weelderige Stavoren werd
vernield (4). Maar minder nog door het geweld der verbolgen natuur, dan door de
misdaden der menschen werden Friesland en Groningen in die noodjolligo dagen
geteisterd. De bewindslieden in Hunsingo waren niet bij magte, om de onlusten en
verdeeldheden tusschen de Edelen en Geestelyken in hun gewest te bedwingen, het-
welk , zoowel_ als Fivelingo, steeds aan moord en brandstichting was overgegeven. Ζ,ί]
vereenigden zich tot dat einde met de regering der stad Groningen, welke zich thans
(1) Charterb. ν. Friesl D. I, bl. 239.
(2) Verg. F. Sjoerds, Fr, Jaarb. D. IV, bl. 5.
(3) Tegenw. Staat van Friesl. D. I, bl. 518.
(4) Ubbo Emmiüs , lier. Fris. Bist. Lib. XV, p. 214. Zie een uitvoerig bcrigt over deze Avatcr-
\loeden bij üctiiof, Verh. d. watervloeden, bl. 395—403, Westeïtdobp, Jaarb. t?. Groningen,
Ό. II, bl. 227.
II. Deel. 2 Stuk. 50
-ocr page 394-402 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
aan het hoofd der Schieringers bevond. Men verzekerde elkander wederzyds volkomen
veiligheid voor personen, goederen en bezittingen, van welken aanhang men ook zyn
mögt. De goederen van Avederspannigen en voortvlugtigen zouden verbeurd verklaard
Avorden en'wel half ten voordeele der stad. Indien de Hunsingocrs de hulp der Gro-
ningers begeerden, moesten zij vier gijzelaars tot borg stellen, en zoo er verschil onder
hen over het regterambt ontstond, zou de stad de partyen scheiden. Bij de togten,
welke gezamentlijk gedaan wierden, moest elk zyne eigene kosten dragen (1). Ter-
stond traden het klooster Adéwerd ^ de zes Middagster kerspelen en de gemeente van
Lijwarderwolde in dit verbond van onderlinge bescherming (2). Eerst vier jaren
later heeft Fivelingo daaraan deel genomen (3). De Abt van Adewerd ging zelfs
eene nadere verbindtenis aan met de burgemeesters en den raad van Groningen. Men
waarborgde daarbij de reizigers en ingezetenen van Hunsingo, v^aaronder Adewert
behoorde , volkomen veilighei d en bepaalde tevens de wijze , op welke men elkander
wederkeerig zou beschermen en de boosdoeners of vredebrekers straffen (4). Kort
daarop volgden de regters en gemeente van Hamsterland dit voorbeeld, door het
sluiten van een dergelijk beschermend verbond met de stad Groningen en het land-
schap Hansingo, waarbij de breuken op doodslag, verwondingen, gevangenneming en
beroovingvan reizigers of kooplieden naar en van G^roiimyew bepaald werden (5). Rei-
nouD HUGHiivc , ecn aanzienlijk ingezeten van Groningen en wiens naam meermalen
op de lijst der burgemeesters van die stad voorkomt, trof eene soortgelijke overeen-
komst met de regters en de gemeente in de Acht zijlvesten. Er werd bepaald, dat
hij zich onder hen vestigen , hen tegen al hunne vijanden in Drenthe en in Goo
helpen en daartoe, voor gezamenlijke rekening, twaalf of zestien mannen houden zou.
Deed hij een togt voor zich zeiven, dan waren de voor- en nadeelen voor hem 5 trok
men gezamenlijk uit, dan zou men daarin gemeenschappelijk deelen. Men beloofde ,
hem en zijn gezin steeds te zullen beschermen en zijn huis, in geval van belege-
ring, te ontzetten (6). Zulke verdragen leeren ons den betreurenswaardigen toestand
dezer gewesten in dit tijdperk genoegzaam kennen.
(1) üßBo Ensiiüs, Ri^r. Fris. Ilist. Lib. XV. p. 214, 2\B. Driessex, Man. Gron, T. li,
p. .334. Westenoorp, Jaarb. r. Gron. D. IL· bl. 229.
I
(2) Driesses, Mo». Gron. T. 11. p. 341, 342. j
(3) Dpjesse^, Mon. Gron. T. II. p. 367. i
(4) Driessen, Mon. Gron. T. ΙΓ p. 343.
{Γ}) DniEssEN, Mon. Gron. T. 11. p. 345.
iß) l)p,iEssE>-, Mon. Gron. T, II. ρ 381. Westendorp, Jaarb. v. Gron. I). If. 1)1. 233.
1371-
1406
21 γ.
Cïrasm,
1378
16 V.
Zomer-
maand
27 V.
Wijn-
maand
J380
DES VADERLANDS. 403
Niet gunstiger was het in Friesland tusschen de Zuiderzee en de Lauwers gesteld. ^^^^^
De twisten der Schieringers en Vetkoopers woedden steeds voort, en de Geestelyken
stookten het Tuur der oneenigheid wakker aan. Somtijds zelfs ^stelden de kloostervoog-
den zich aan het hoofd hunner monniken en leekebroeders, en trokken gewapend
ten strijd. Zoo voerde rienk gammingha , Abt van Bloemhamy, een voorstander der
Schieringers, ζ waren krijg tegen juw^ jongema van Bolsward en andere Vetkoopers.
Hij leverde menig bloedig gevecht aan adam , Abt van Ludingakerk, die waar-
schijnlijk zich voor de Vetkoopers verklaard had. In een dezer gevechten te Arum'm. 4 v.
Hooim.
PVonseradeel, sneuvelden over de driehonderd leekebroeders. De oorlogzuchtige 1380
CAMMiNGHA konde niet verhinderen, dat vele plaatsen, die tot nu toe onder zyn
klooster behoord hadden, zich daarvan afscheidden, als Ritsum, Wiertmi en andere ,
zoo wel in Friesland als elders gelegen (1).
Hoewel Hertog albreght van Beijeren thans van deze inwendige verdeeldheden
geen gebruik maakte , om regtstreeks eene onderneming tegen Friesland te · beproe-
ven , gaven echter zyne daden te duidelijk zyne bedoelingen te kennen, dan dat de
Friezen en Groningers daaromtrent gerust konden zijn. Hij trachtte zijn gezag zelfs
tot over de Eems te vestigen. Met dat oogmerk, liet hij zich do opdragt der bezit-
tingen van OKKO ten Broeke, zoowel aan de overzijde dier rivier als in Friesland
en Gronitigerland, Avelgevallen en nam dien woelzieken Ridder , wien hij mot dezo
goederen weder beleende, legen de Schieringers in zijne bescherming (2). Dit gaf 1381
welligt de aanleiding, dat Oostergo, W ester go en de stad Groningen kort daarna
met elkander een verbond sloten ter verdediging hunner vrijheid en onafhankelijkheid
tegen vreemde Vorsten en heerschzuchtige inlandsche Edelen. Later voegden zich hierbg maand
Iltmsingo, Fivelingo en al de overige landschappen tusschen do Lauwers en do
Eems, voor den tijd van zeven jaren (3). Blijkbaar was dit verbond hoofdzakelijk 13*82
gesloten, om de oogmerken van Hertog albrecut op Friesland, en die der Vetkoo-
pers , zoo veel mogelijk.te verijdelen, en levens Groningen in staat te stellen, zich
meer en meer aan het wereldlijk gebied des Utrechtschen Bisschops te onttrekken.
Zoo veel ontzag verwekte dit bondgenootschap, dat deze Kerkvoogd het niet waagde.
(1) winsemibs, Chron. v. Vriest. B. VII. bl. 211. Scuotanüs , Fr, Ilist. ,V1. hl. 19U.
(2) Dkiesse>-, Mon. Gron. T. IV. p. 791; minder naauwkem-ig is die opclragtsbrief afgedrukt bij
V. mieris, Charterb. ν. Holl. ü. III. bl. 380. Verg. uuiio emmius, Rcr. Fris. Hist. Lib. XV.
p. 217. winsehiijs, Chron. v. friesl. E. VII. p. 211. F. Sjoeuds, Fr. Jmrb. D. IV. bl.
22—29, 37—89.
(3) Ubbo Eimius, Rer. Fris. Hist. Lib. XV. p. 217, 218. Winsesius, Chron. v. Vriesl.
B. Vil. bl. 211. Dhiesse^, Mon. Gron. T. II. p. 367. . '
50 *
-ocr page 396-404 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371—de Siellingwerver en Schoterlander Friezen, die hem weder gehoorzaamheid weigerden,
met de wapenen aan te tasten (1).
Het is niet denkelijk, dat de stad Stavoren, over het geheel aan gehecht,
dewijl dit voor haren handel en zeevaart het voordeeligst was, in dit verhond begrepen
geweest is. Te meer meent men hieraan te mogen twijfelen, dewijl zij in hetzelfde
jaar , afgezonderd van de overige Friezen uit Oostergo en Jf estergo, een verdrag
met den Hertog van Gelre sloot, waarbij haren inwoners veiligheid en vrijgeleide door
geheel Gelre vergund worden (2). Eene maand later verleende zij wederkeerig die
zelfde voorregten aan den Hertog en zijne onderdanen in haar gebied. Dit verdrag
zou van kracht blijven tot twee maanden nadat een van beiden het den ander had
opgezegd (3). Men wil hier minder aan eenige verschillen denken, welke Aussehen
den Hertog van Gelre en de stad Stavoren ontslaan waren en op deze wijze beslecht
werden, dan wel den oorsprong van dit verdrag aan wederzijdsche belangen toeschrij-
ven (4). Drie jaren later sloten de Stavorenaars insgelgks een verbond voor vijftien
^^ jaren met den Bisschop en de regering van ütrecht, zonder dat men van eenige
Grasm. voorafgegane vijandelijkheden gewaagd vindt, of dat deze uit den verdragsbrief zeiven
blijken (5). Het is gansch niet onwaarschijnlijk, dat zij den bloei hunner slad, welke
aanmerkelijk verminderde, door het aangaan yan soortgelijke verdragen getracht heb-
ben te onderschragen (6).
Eenige maanden daarna kwam het tot een vergelijk tusschen den Utrechtschen Bis-
schop FLORis van Wevelichoven, en Groningen. De Kerkvoogd had van die stad
de teruggave van den bevestigingsbrief gevorderd waarin hij , even als zijne voorzaten ,
haren inwoners en die van Goo en fVolde van het Groninger regtsgebied , de oude ver-
zekering gaf met betrekking tot den aan te stellen Deken, den Wijbisschop, het dagen
van personen en het beveiligen buiten het Sticht, doch >velken brief zij door list
vier jaren te voren verkregen had. Hy beloofde wel, gelyk als in het genoemde staats-
stuk , dat hij niemand uit Groningen, uit Goo en uit Wolde, of uit het gerigt
van Groningen buiten Hulsvoorde of Bisschopsherg dagen zoude , maar thans onder
if
(1) F. Sjoeuds, Fr. Jaarh. D. IV. bl. 40. Westendorp, Jaarh. v. Gron. ü. II, Jj]. 234, 235.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D, I, hl. 243. Het charter is van den 3den van Lentemaand 1381.
Zie ook wiKSEMiüS, Chron. v. Friesl. IJ. VII, bl. 212.
(3) Nijiioff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. Oork. No. 74, bl. 87.
(4) Tegetiw. Staat v. Friesl. D. I, bl. 522.
1384
(5) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. III, bi. 412. Charterh. ν. Friesl. D. I. bl. 244.
(G) Tegenw. Staat v. Friesl. D. I, bl. 522.
Utiii
-ocr page 397-DES VADETx LANDS. 405
,ίΐθ bijvoeging, tenzij hij zulks vooraf aan de burgemeesters of aan den schout lö Gro-
ningen had verwittigd. Verschaften deze hem geen of geen behoorlijk regt, dan
zou hij in regten mogen voortgaan tegen allen van Avelke hij iets te eischen had (1).
De twisten tusschen de Schieringers en de Vetkoopers duurden in de Ommelanden^
in weerwil der onderlinge verdragen tot beteugeling daarvan aangegaan, immer voort.
Men ^ acht het mogelijk, dat op aansporing der Vetkoopers, eenige ingezetenen van·
Drenthe en uit een gedeelte van het Goo-regt, geweldadig Fivelingo aantastten, de
dijken aan de Hunze doorstaken, en een groot gfideelle van dat landschap onder wa-
ter zetten en bedorven (2). De regters van Fivelingo Westeramht ^ van de Acht
•Zijhesten en het Zijlvest der Drie Delfzijlen vereenigden zich, om dezen moed-
wil perken te stellen en riepen elk op, om den aanvallers Λvederkeerig alle mogelyke
nadeel toe te brengen. Overal waar de Drenthenaars invielen, moesten de klokken
geklept, de bakens opgestoken worden en allen opkomen, om het geweld te keeren (3).
Tot krachtdadige beteugeling der binnenlandsche onlusten in üunsingo en Fivelingo y
sloten de reglers van Stellingwerf, Schoterwerf en Bornevrede met do stad Gro-
ningen en de Ommelanden eene overeenkomst, waarbij tot eene breuk van duizend
oude schilden degeen verwezen werd, welke binnen drie dagen, in Ilunsingo en
Fivelingo den vrede verstoorde. In dezelfde breuk verviel hij , welke het huis van
een ander met blijden of steenbussen aanviel; daarenboven zou hij door hot gemeene
land met de Avapenen bedwongen >vorden des menes landes to vare). Beide aan-
hangen moesten voorts binnen Groningen gyzelaars stellen, alwaar ook de vervallene
breuken , met voorkennis der bondgenooten, zouden ingevorderd worden. En dcAVijl
ONKO ONSTA , een Vetkooper, en zijn aanhang, zich in geenen deele aan deze over-
4 v.
ilooiin
1385.
26 V.
Herlst-
niaand.
1386.
' (1) Driessen, Man, Gron. T. II. p. 352—354 , 369—374, 376. Vcrjj. westendorp, Jaarb. v.
Gron. ]). II. bl. 232, 238.
(2) Driessen, ßlon. Gron. T. Π. p. 381, 382. Men vergelijke mtusschen ook westendori',
Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 238.
(3) Driessen , Mon. Gron. T. II. p. 378. Beriglen over het Fivelingo TFesterambt vindt incn
bij dezen Sclirijver op bl. 369 j over de jicht Zylvesieu, bl. 382 cn over de JJrie Delfzijlen,
])1. 83. Het bovenstaande verdrag is in de oude Friesche taal opgesteldj een bewijs, dat die taal,
ofschoon zij in de Ommelanden reeds sedert lang in onbruik was geraakt, aldaar nog verstaan
werd. Dat zij in het opgenoemde stuk gebezigd is , Avil men aan de geestdrift dier tijden loesclirij-
ven, in Avelke de Ommelanders en de Friesehe Sclxieringers, ter handhaving der oude Friesche
staatsgesteldheid en vrijheid, naauw vereenigd waren. Dbiessek in 1. c. p, 391. Zeker is, dat de
oude Friesche taal in nog latere Groningsclie staatsstukken is gebruikt geworden. Zie onder anderen
DRiEssE.x, Mon. Gron. ï. III, ρ, 471.
1371—
1406
5 V.
Slagt-
maand
1384
406 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
êenkomst wilden onderwerpen, werd besloten, om de onwilligen , binnen een jaar tijds,
met de wapenen te bedwingen (1). Doch deze bedreigingen baatten niets, en slechts
' ' door geweld Tan wapenen werden de beiden partijen gedwongen, de gevorderde gij-
zelaars tot waarborgen Tan den Trede te leveren. Daarop hielden de bondgenooten
over de Lauwers eene zamenkorast en Terpligtten do Hunsingoërs en Fivelingoërs,
binnen den tijd Tan achttien maanden geene geweldenarijen te plegen en ter Terzeke-
ring daarvan, gijzelaars naar Groningen te zenden. Maar ook dit was Tan geringe
uitwerking. Immers Ternieuwden al de bondgenooten in het Tolgende jaar, de Ter-
dragen ter beteugeling der Terdeeldheden, en bepaalden zwaarder straffen Toor de
1387 Tredebrekers, Dit Terbond werd plegtig Tan het raadhuis te Groningen afgekon-
digd (2). Behalve de Schieringers en Vetkoopers, had zich nog een andere aanhang
in de Ommelanden geTormd, die onder den naam Tan de Hillinge fartij Toor-
komt, doch welks oorsprong, doelen gezindheid nog in het duister liggen. Het schijnt,
dat zij het Toornamelijk op de geestelijkheid gemunt had, wier schraap- en heersch-
zucht Taak onTerdragelijk waren. Thans Toerden de Millingen tegen het klooster
V. Adewerd een openbaren krijg , in welken Teel geroofd , Terbrand en verwoest werd,
maand, en velen sneuvelden. Er werd eene wapenschorsing getroffen en bij het einde daar-
lii^im ' vereffening der onderlinge geschillen door den Abt van Klaai-kamp en nog
1388 drie andere zoenlieden tot stand gebragt (3).
Minder uit vredesgezindheid dan wel door de omstandigheden gedrongen, verlengde
Hertog ALBREGHT van Beijeren steeds het bestand met de Friezen, hoewel telkens
maar voor een korten tijd (4). Dat zijne bedoeling Λvas, hen aan zijne heerschappij
te onderwerpen, zoodra het hem aan geene magt daartoe ontbrak, bleek duidelyk uit
eene soort Tan Terdrag, welk hy tot tweemaal toe, met de inwoners Tan Terschelling
in dertienhonderd zeTenentachtig had gesloten. Hij Terzekerde hun hierin eenen twee-
jarigen Trede, onder uitdrukkelijk beding, »dat zij hem onderdanig zouden zijn,
wanneer hij Friesland binnen dien tijd oTerwon, en hem intusschen TeroorloTen, het
eiland met Testen en sterkten te Toorzien, wanneer hij dit tot bescherming daarTan,
I noodig zou achten" (5). In het tweede Terdrag werd hier nog bijgeToegd, dat zij
(1) Driessen, 31on. Gron. T. Π. p. 398—407. Westesboup, Jaarb. v. Gron. D. Π. bl. 241, 242.
(2) Ubi!o e3üiiüs, lier. Fris. Hist. Lib. XY. p. 219. ;
(3) Driesse>', 3Ion. Gron. T. II. p. 410—419.
(4) Zie het Charterb. ν. Friesl. Ώ. l. bl. 239, 240, 243, 244, 245, 247, 249, 250, 251,
252, 253, 255.
(5) Charterb. ν, Friesl. I). I, bl. 245. liet stuk is van den 22 v. Grasmaand 1387.
-ocr page 399-DES VABERLAHDS. 407
hem, de Friezen oTerwonnen hebbende, Yoor »hunnen Heer huldigen en houden 1371—
• u 1406
zouden" (I). Doch deze wenk was voor de Friezen verloren. Wel verre, van zich
met alle krachten tegen het dreigend gevaar te vereenigen, wroetten zij veeleer in
eigene ingewanden om , en de burgerlijke tweespalt gaf van tgd tot t^d aanleiding lot
verregaande onlusten. Dit ondervond de Abt van het klooster te Lidlum, tjaebd
van Terschelling^ een der geleerdste en braafste Geestelyken van dien tyd. Om het . .
regtsgebied zijns kloosters tegen het geweld der strijdende aanhangen te beschermen,
ondernam hij eene stins aan zijn uithof Miedum by Tjum in Franekeradeel op te
werpen. Dit was zeer tegen den zin der sjaardema^s , de hoofden der Schieringers
in Westergo, welke vreesden, dat deze stins eenmaal ten breidel van hun gezag zou
strekken. Zy namen hierom den Abt onverwachts, terwyl hij van Miedum naar zijn
klooster terugkeerde, in hechtenis, vermoordden vier van de monniken, welke hem
verzelden, en klonken hem zeiven op hun slot binnen Franeker in ijzeren boeijen.
Sicco sjaardema , het hoofd van zijn geslacht, bragt nu eene talrijke bende gewa-
penden bijeen, plunderde het klooster en stak het in den brand. Heizelfde lol trof
de uithoven of eigendomoien van dit gesticht te Midlum, Koldekool, Wallinga,
Wohhinga te Wetdum ^ Amkema te Berlikum en andere. Eindelijk werd door
tusschenkomst van eenige aanzienlijke mannen, eene verzoening getroilen en de Abt
op vrije voeten gesteld. Terstond na zijne terugkomst liet hij het klooster met muren
en grachten omringen , om in het vervolg beier tegen vijandelijke aanvallen bestand
te zijn (2).
Aan gene zijde der Eems woedde insgelijks de haat tusschen de Schieringers en
Vetkoopers voort, Folkmeu alleka , een man van groot aanzien onder de Schierin-
gers, werd door okeo teti Broeke van daar verdreven, en hield zich eenigen tijd te
Groningen op, toen het algemeene toevluglsoord zyner partij, welke ïnym Friesland
getrouw tegen den Hollandschgezinden aanhang ondersteunde (3). Hertog albrecht had
inmiddels weder het vredesbesland met de Friezen vernieuwd (4). Het is derhalve zeery^^^'·
waarschijnlijk , dat het plunderen en in brandsteken van hel Sl. Odulfsklooster bij Sta- maand.
(1) Charterb. v. Vriesl. D. I. 1)1. 245. Jlct stuk is van den 1 γ. Bloeimaand j387.
(2) s. LEONIS FRisii Vit. ct Eev. Gest. j^bbat. in Lidlum, in matxhaei Analect. T. Iii. ρ. 502,
503. WissEMius, ehr an, ν. Vriesl.\l\, ΥΠ. bi. 213, en de sclirij vers aangehaald hij r. sJoEttns,
ƒ·>. JcarZ». D. IV. 1)1. 50.
(3) e. BENiNGA, IHst. V. Oosifricsl. y. 1.57. Verg. de aanin. van p» sjoerus, Jaarb, v, Friesh
1). IV. bi. 50 (2).
(4) Charterb. v. Vriesl. D. i. lij. 249.
-ocr page 400-408 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— voren in dit jaar door de Hollanders, niet op last van den Hertog, maar door zee-
schuimers, zoo niet door Friezen zelve, geschied is. (1). Althans twee jaren later
leverde Leeuwarden een treurig bewijs op, tot Avelk eene hoogte de burgerhaat onder
de Friézen was gestegen. De stad werd, onzeker door welken aanhang, overrompeld
en aan de Noord-oostzijde in brand gestoken, waardoor het Preekheeren- of Domini-
1392 kanerklooster aldaar'met de kerk voor het grootste gedeelte vernield werden (2). Wel-
ligt heeft dit voorval aanleiding gegeven , dat de stad Leeuwarden, om haar in het
vervolg te meer tegen voorvallen van dien aard te verzekeren, door de Grietmannen
van Leeuwarderadeel ^ Tietjerksteradeel, Smallingerland en Idaar der adeel ^ met
toestemming beide van de Schieringers en de Vetkoopers, in het oude regt op nieuw
bevestigd werd » om allen die eenige misdaad in de stad , het zij bij dage of bij nacht
pleegden, zonder uitzondering vast te houden en naar het regt der gemeene misda-
den, of naar het bijzonder stedelijke regt, aan den lijve te mogen slraflen" (3).
In de landen tusschen de Lauwers en de Eems heerschte sinds eenigen tijd eene
gewenschte rust. Men was die hoofdzakelijk aan de magt van Groningen verschul-
digd , welke de Ommelanden in teugel hield en tevens ook den Friezen, ten
Westen der Lauwers ^ tegen uiiheemsch geweld tot steun verstrekte (4). Hoewel
deze stad reeds eene eigene regering bezat, welke door de burgers zelve gekozen
werd, berustte echter de hoogere regtspleging oorspronkelijk bij dien leenman , aan wel-
ken uit naam en van wege de Utrechtsche Bisschoppen, het regterambt in Gronin-
gen, Groninger regtsgebied, Goo en Wolde was opgedragen (5). Lang had de stad
getracht deze magt voor zich te verwerven, en sloeg thans daartoe den regten weg in.
Zy pachtte van den Deken en het Domkapittel te Utrecht ύοοϊ tijd van honderd
jaren, » alle geregten en heerlijkheden te Groningen, hooge en lage , binnen en
buiten de stad gelegen," met Wolde en Goo, met hofsteden, akkers, wegen, tollen
en wat verder daarbij behoorde. De jaarlijksche pacht Averd op drieëntachtig en een
half goede gouden Fransche schilden bepaald, en moest om de twintig jaar met zeven
mark Lodewijks zilver vernieuwd worden. Na verloop der honderd jaren mögt de stati
(1) Occo SCAULENSIS, bl. 146. p. J. VAN TIIA.BOR , Hist. v. Friesl. D.I. bl. 9. WrriSEMiüs, Chron.v,
VriesL B. VIL bl. 213. Verg. Tegenw. Staat v. Friesl. D. 1. bl. 52(5.
(2) Gabbema , Verhaal van Leeuwaarden , bl. 12, bij f. sjoerds , Fr. Jaarh. D. IV. bl. 68,
(3) Charterb. υ. Frie^ D. I. bl. 252. ρ. sjoerds , Fr. Jaarh. D. IV. bl. 70—72. Tegenw,
Staat V. Friesl. D. L bi. 526, 527,
(4) F. SJOERDS j Fr, Jaarh. D. IV. bl. 56.
(5) Westendorp, Jaarh. v. Gron. D. IL bl. 250.
-ocr page 401-DES VADETx LANDS. 409
de pacht weder voor zulk eene tijdruimte met Tijftig mark Lodewijks of zuiver zilver 1371—
verlengen. Groningen daarentegen zou den Kapittelheeren, hunnen boden en goederen
steeds de noodige hulpen bescherming, benevens vrijheid van alle lollen, weggelden
dergelijke verleenen. De stad beloofde plegüg deze voorwaarden te zullen nakomen (1). term.
Openlijk werd van deze overeenkomst door het Domkapittel aan de ingezetenen van
Groningen y Goo en Wolde kennis gegeven (2). Godevaart en jan van den Olden- 25 v.
Louw-
tiave, welke na den dood huns vaders godevaart , nevens hunne moeder een derde maand..
gedeelte der genoemde regten gepacht hadden, moesten de bedongene jaarlijksche ^^^^
pacht voorlaan niet aan het Kapittel, maar aan de gtad Groningen voldoen, en in be-
zit van hel gepachte blyven. Jan en herman van Koeverden met hunne zonen daar-
entegen, werden door het Kapittel van hun aandeel in die pacht vervallen verklaard,
dewyl zy dit niet betaald hadden (8), Later sloot Groningen een verdrag met het 8 v.
Herfst—
Gerkesklooster, waarbij de kloosterbroeders onder anderen ook den kooplieden hulp en naaand
veiligheid beloofden (4).
In dien tusschentijd was Bisschop floris va7i Wemlichoven overleden, en door
Frederik van Blankenheim op den Utrechtschen zetel gevolgd (5). De verpach-
ting van het wereldlijk geregt en der heerlijkheid van Groningen, met Goo en PFolde
aan de stad Groningen gedaan, Averd door den nieuwen Kerkvoogd als onwettig be-
schouwd (6), Hij maakte voor zichzelven op deze geregtigheden aanspraak, zonder
dit echter vooreerst openlijk te kennen te geven. De vrees, dat Groningen, de
hoofdzetel der Scliieringers, voor hem en de Kerk van Utrecht verloren mögt gaan,
wanneer de toen onderliggende aanhang der Velkoopers door ondersteuning des Gra-
ven van Holland de bovenhand verkreeg, is zeker niet zonder invloed gebleven op
het sluiten van 's Bisschops verbond met de Friezen, of liever met de Schieringers,
die zich Vrije Friezen noemden > welks voorwaarden ook op Groningen en de Om-
melanden y hunne staatsgesteldheid en verdediging betrekking hebben (7). Om de 1395
Groningers te meer aan zich te verbinden, schonk de Bisschop aan zijne lieve ge-
(1) Driessen, Man. Gron. T. 111, p. 457—463. Zie ook v.mEMs, Charterb, ν. Holl, D. III. bi.591.
(2) Driessen , Mon. Gron. T. III, ρ. 464.
(3) Dbiessen, Mon. Gron. T. III, ρ. 452—465. Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. III, 1)1.
249—252. Verg. hiervoor, bl. 288.
(4) Driessen, Mon. Gron. T. IIL p. 469.
(5) Zie hiervoor, bl. 338, 343.
(6) Idsisga, Staatsr. D. I, bl. 449, 453.
(7) Zie hiervoor, bl. 304, 346. Verg. driessen, Mon, Gron. T. III. ρ. 476 (a).
IL Deel. 2 Stuk. 51
-ocr page 402-1444 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^iIog" burgemeesters ^ raad en gemeene burgers zijner stad Groningen insgelijks
vrgheid van tollen in het Sticht,, beloofde de handhaving hunner oude regten, en
(lat het huis te Koeverdm steeds een voormuur en verdedigingsplaats voor alle vrije
Friezen zijn zou. Tevens bekrachtigde hij hunne verbonden, weleer met de Koever-
31V. denaars en Drenthenaars aangegaan: alles echter onder beding, dat zij hunne oude
^jIq™'verpligtingen met betrekking tot de Bisschoppen van ütrecht zouden nakomen (1).
Middelerwijl was er hevige twist ontstaan, tusschen de stad Groningen en het land-
schap f^redewold. Men meent ^ dat die twist in betrekking stond tot de geschillen
tusschen de Schieringers en Vetkoopers en de gevreesde komst der Hollandsche
benden in Friesland bewesten de Lauwers. Het belang der Schieringers vorderde
derhalve , om het Westerkwartier, dat voor een aanval uit Friesland het eerst bloot-
stond en waar vermoedelijk de Vetkoopers de overhand hadden, voor zich te verzeke-
ren. Hoe dit zij , de onlusten stegen tot die hoogte, dat de Groningers den burg van
BOUWB POPPAMA belegerden, en in een gevecht met de Vredewolders, welke tot ontzet
opdaagden , cenigen gevangen namen , wondden en doodden. Het geschil werd bijge-
legd , onder voorwaarde , dat het gebeurde niet zou gewroken worden en elk voortaan
ongehinderd naar of van Groningen door Vredewold zou mogen trekken. Op de
schending daarvan werd eeno zware boete gesteld (2).
De verbittering tusschen de Sch
Friesland van de oevers der Zu
eringers en Vetkoopers woedde steeds door geheel
iderzee tot aan die des Dollaarts voort, hetgeen
slechts do bedoeling van Hertog albrecht van Beijeren, de •onderwerping van
Friesland namelijk, konde begunstigen. Het is waar, bij den eersten krijgstogt van
:l39ß dien Vorst in dat gewest, vereenigden zich de beide aanhangen tot gemeenschappe-
lyke verdediging van den vaderlandschen grond, maar kort na zijn vertrek ont-
brandde het vuur der tweedragt op nieuw (3). Geen Edele was te bewegen, om
by dezen staat van zaken, den gesneuvelden jonghema in de w^aardigheid van Pote-
staat op te volgen. Men koos dan eindelijk twee Potestaten te gelijk: haring
1397 iiarinxma van Heeg ^ een Schieringer, voor West er go ι en sjoerd wiarda van
Goutum, een Vetkooper, voor Oostergo / onder bepaling, dat de landdagen van
Westergo te Hartwerd, nabij Bolsward, en die van Oostergo te Barrahuis,
niet ver van Leeuwarden, zouden gehouden worden (4). Hierdoor werden de
(1) Driessen, Mon. Gron. T. III, ρ. 476—478.
(2) Driessen , ßlon. Gron. Τ. III. ρ. 473—475.
(3) Zie hiervoor, bl. 304—310.
(4) F. sjoeuds, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 112—115. 241. Occo scarlensis, bl. 154. Winsemius,
Chron. v. Vriesl. bl. 224. Ubbo emmius, Rer. Fris· Hist. Lib. XVI, p. 244, stellen de verkiezing
dezer twee Potestaten zeven Jai-eu later j wij hebben echter gemeend p. sjoeros te moetca volgen.
DES VADERLANDS. 411
onderÜDge verdeeldheden niet uit den weg geruimd, hetgeen Hertog albreght ^
in staat stelde, de Friezen bewesten c?e Lamoers met de wapenen te dwingen, hem en
zynen zoon, den Graaf van Oostercant, als hunne beeren te erkennen en te huldi-
gen (1). Doch toen de Hollandsche benden weder vertrokken waren, slaken de beide
aanhangen op nieuw moedig het hoofd op. Aan het hoofd der Vetkoopers stonden odo
botnia, welke onlangs voor het Potestaatschap bedankt had, en jagkla jeppama ,
dappere krijgshelden, boezemvrienden cn zwagers. Sttze dekama en galo hannia,
die beide zooeven insgelijks de Avaardigheid van Potestaat van de hand gewezen had-
den, waren de aanvoerders der Schieringers. Zij hadden zich in Duitschland en
Italië eenige jaren zoowel in de beschaafde wetenschappen, als in den krijg met roem
geoefend. Op het berigt, dat de Vetkoopers, geholpen door de Foswerder kloos-
terlingen , onder bevel van botnia en jeppama hunne goederen en stinzen vernield
hadden, waren zij teruggekeerd, zwerende, zich te \vreken. Thans trokken zij dan
ook met hunne vrienden en bondgenooten in Oostergo, rigtten groote verwoestingen
aan en keerden met aanzienlyken buit terug. Hierop wapenden zich de Vetkoo-
pers op nieuw en vielen met gelijke woede weder in Westergo. Na menig bloedige 18 v.
schermutseling, werd op Menaldumer maden ^ tusschen Marsum en Dronrijp
Menaldumadeel, een hoofdtreiTen geleverd. W^oedend was de aanval, wreed en
hardnekkig de strijd. Odo botnia en sytze dekama , de wederzydsche opperbevel-
hebbers , geraakten handgemeen en vochten langen tijd met gelyko bitterheid, tot dat
eindelijk beide, afgemat en zwaar gewond nederzegen en voor dood uit den slag ge-
dragen werden. Aan weerskanten sneuvelde veel volks; doch de Vetkoopers het ten
Jaatste te zwaar krijgende , lieten het veld met de eer der Overwinning aan de Schie-
ringers en redden zieh door de vlugt. De Schieringers koelden nii hunne wraak op
de aanzienlijksten hunner tegenpartij. Onder anderen vernielden zij Ie Dokkum het
huis van feije heemstra , een voornamen Vetkooper, wien men beschuldigde, de
Hollanders mede in het land gelokt te hebben. Hij zelf ontkwam te naauwernood het
gevaar door de vlugt. Ongelukkig mengden zich ook do geestelijken in deze nood-
lottige twisten. De monniken van het klooster Klaarkamp, welke Schieringsgezind
waren, stonden in vijandelijke houding tegenover do Vetkoopersgezinde kloosterlin-
gen van Foswerd. Men beschuldigde hen, dat zij om zich te wreken, de schoone
kerk van deze laatsten in brand gestoken hadden, Λ'velke de vlammen tot op den grond
toe vernielden. Dit vermoeden voorde de verbittering dezer laatsten ten top; vier
Klaarkampers werden vermoord, en men deed elkander alle mogelijke leed aan. On-
getwijfeld zou deze kloosterkrigg eerlang den geheelen omtrek in vuur en vlam ge-
(1) Zie hiervoor, bl. 310-313.
51
-ocr page 404-412 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371—zet hebben, indien niet de verzoening van botnia en dekama , na het genezen hun-
ner wonden , door eenige bezadigde mannen bewerkt, de Schieringers en Vetkoopers,
althans voor eenigen tijd, weder tot elkander had gebragt. Zij vereenigden zich in
het geheim, om gezamenlijk het Hollandsche juk af te werpen en de beide Graven,
welke men hulde en trouw gezworen had, niet langer over zich als Heeren te er-
kennen, op grond dat: »een gedwongen eed is God leed (1)/'
Nadat Friesland bewesten de Lauwers aan Hertog albreght , doch naar het schgnt,
alleen door de Vetkoopers was opgedragen, besloot die aanhang in de Ommelanden
op eeno bijeenkomst te Sauwerd in Hunsingo ^ bovenal op aandrang van de zonen
van onne onsta te Sauwerd, popke shelgers , hoofling of heer in den Dam en
broeder van omko snelgers , onke ripperda , proost van Fermsum en Loppersum, en
hoofling te Fermsum en te Wedde ^ benevens eylt gogkiisga , hoofling XeOosthroek,
dit voorbeeld te volgen (2). Tot dat einde werd een gezantschap naar den Hertog
in Friesland gezonden, Ailco verhildema en reiner etsinga van wege Hunsingo,
omko snelgersoen en παυε wibben van wege Fivelingo, en tammo gogkinga met
MENNO noüWERBA van wege het Oldamht, droegen hem deze landschappen, over
welke zij niet als eigenaars beschikken konden, in eigendom op, met al de heerlijk-
heden , goederen, sloten en landen, die zij reeds aldaar bezaten of nog verkrijgen
en veroveren mogten,, met huizen, sloten, heerlijkheden, hooge en lage regtei),
11 V. renten, voordeelen, zeevonden en andere voorregten. Zij werden door den Hertog
lierfst- jg^g ffoederen weder beleend en bewezen hem daarvoor hulde , eed en man-
maand. °
1398 schap, zich verpligtende hem, hunnen lieven genadygen Here, getrouw binnen de
grenzen van Friesland te zullen dienen. De Hertog beloofde daarentegen, hen,
zijne leenmannen , te beschermen , indien zij in hunne bezittingen en regten aangevallen
werden (3). Op denzelfden dag en onder dezelfde voorwaarden droegen widzel , de
(1) Occo scariensis, bl. 148—151. winsemiüs, Chron. v. Vriesl. B. Vil. bl. 215. übbo eh-
mius, Rer. Fris. Ilist. Lib. SVI. p. 228 , 229. Schotanus, Fr. Hist. B. VII. bl. 218, 219-
In strijd met de aangehaalde en andere schrijvers, hebben wij deze gebeurtenissen een jaar later
gesteld, dewijl dit met den loop der zaken destijds in Friesland beter overeenkomt. Immers
in de eerste helft van dat jaar en niet inliet vorige, waren de Friezen door geweld van wapenen
gedwongen geworden, den Graaf van Holland en zijn zoon te huldigen. Verg. biervoor, bl. 310—813.
(2) de lemüiige, Chrou. Gron. p. 73 in ματτπαει Analect. T. J. Bemnga, Eist. ν. Oost-
friesl. bl. 164. übbo emmius, Rer. Fris. Eist. Lib, XVI. p. 231. Westendorp, Jaarb. v,
Gron. D. II, bl. 272.
(3) Driessen, Mon. Gron. T. IV. p. 785, 794, 841. Verg, bl. 495—498. übbo emmiüs, Rer,
Fris. Hist. Lib. XVI. p. 231. Schotanus, Fr. Eist. Β, VII, bl 221,
DES VADETx LANDS. 413
natuurlijke zoon van οκκο ten Broeke en volmar , allen zoon, hooflingen uit het 1371—
Εemsche Friesland ^ het tegenwoordig Oost'Friesland ^ hunne goederen aan Hertog ^^^
albreght op (1).
Het gedrag der Ommelander Vetkoopers getuigt van eene voorbeeldelooze stoutheid
en van de hoogste verbittering tegen de Schieringers, welke zij door dezen gewaag-
den stap geheel van zich afhankelijk trachtten te maken en onder eene vreemde heer-
schappy te brengen. Immers droegen zy den Hollandschen Graaf niet alleen hunne
eigene goederen op, maar ook de geheele landschappen in welke zij gezeten waren.
»Wien moet het niet verbazen," vraagt ubbo emmius , »goederen te zien wegschen-
ken , die niet aan de gevers behoorden; deze goederen weder te zien opdragen aan
personen, welke daarop nimmer regt gehad hadden (2)?" Het is alzoo niet te ver-
wonderen , dat de mare van deze opdragt de hoogste verontwaardiging inzonderheid
bij de Schieringers opwekte. De landschappen Langewold ^ Fredewold en Biim-
merke ^ die thans het Westerkwartier uitmaken, verbonden zich te sterker met de
stad Groningen tegen den Hertog. Albrecht , overtuigd van hoe veel belang het voor
hem was, deze stad, uit welke hij altijd met goed gevolg konde bestreden worden,
voor zich te winnen, had reeds sinds het begin des Frieschen krijgs, dikwerf in het
geheim zijne vertrouwden derwaarts gezonden, om de gemoederen te polsen en het
zaad der verdeeldheid onder de regeringsleden uit te strooijen (3). Verscheidene Gro-
ninger Vetkoopers ondersteunden zijne bedoelingen en deelden in zijne gunsten. Onder
deze behoorde inzonderheid pieter reyners , een Hollander van geboorte , welke op
de Friezen in dezen krijg te kaap gevaren had (4), Ter belooning zijner diensten,
was hem door den Hertog in dertienhonderd zes en negentig eene streek lands aan
gene zijde van het Groninger Diep in onversterflyk erfleen, en het schoutsambt van
Groningen voor zyn leven opgedragen (5). Men heeft de vraag opgeworpen, op
welken grond Hertog albrecht zich deze beschikkingen heeft aangematigd in een
gewest, dat destijds van hem geheel onafhankelijk was ? ; en geantwoord , dat men deze
schenking evenzoo te beschouwen hebbe, als de bovengemelde opdragt der Omme-
(1) ümessf.n, Man. Gron. T. IV. p. 786,792 ,840. E. Bewnga ,/iisi. t?. Ooii-FnW. bl.m üciio
Esiïiius, Rer. Fris. Ilist. Lib. XVJ. p. 230, 231. Scuotanus, Fr, Eist, IJ. ΥΙΓ. bi 220.
F. sjoEBüs, Fr. Jaarb. ü. IV, bl. 135, 147—150.
(2) Her. Fris. üist. Lib. XVI. p. 231, 232.
(3) Verg. hiervoor, bl. 313. . / . ,
(4) Charterb. ν. Vriesl. D. I, bl. 262 , 265. ' ' ' . -
(5) Driesseit, Mon. Gron. T. IV. jn 778. Verg. Τ.ΊΙΙ. p. 501. '
-ocr page 406-414 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
landen^ waarbij de jVetkoopérs weggaTen, wat hun eigendom niet'was (1). Het is
zeker, dat Hertog albrecht eerst na de genoemde opdragt beproefde dat gezag in
Groningen te verkrijgen, hetwelk hem tot zulk eene schikking , ten minste eenigermate ,
zou geregtigd hebben. Thans immers trachtte hij de Groningers te overreden, hem voor
hunnen Heer aan te nemen, . aan hem de magt af te staan , om schouten en regters
af- en aan te stellen, de boeten en andere voordeekn aan het schoutsambt verbonden,
te innen, en om de van elders gebannen en gevlugte Schieringers uit hunne muren te
verdrijven, terwijl hij overigens de regten der stad ongeschonden wilde laten. Er be-
vonden zich in dien tyd te Groningen velen, welke den Vetkoopers en den Graaf
van Holland genegen waren. Hunne pogingen ten behoeve des Hertogs, werden
echter door den Bisschop van Utrecht verijdeld, Avelke door boden en brieven den an-
dersgezinden moed inboezemde en hen van zynen bijstand en bescherming verzeker-
de, indien albrecht hen gewapenderhand mögt aanvallen. De gevlugte Friesche
Schieringers vuurden den haat tegen den Graaf van Holland nog meer aan , en von-
den eenen vermogenden steun bij verscheidene mannen van aanzien, onder welke
everd sikkema , albert wigbolds , zweder van windeii , frederiic arlo , reinoud
HUGiïïGA, JAis: RENGERs en JARGEs GOPPEN boven anderen genoemd worden. Deze
laatste , een man van groot vermogen, had uit haat tegen het Hollandsch gezag, zijne
geboorteplaats Stavoren verlaten, en stond thans met zijn zoon coppew jarges in groot
aanzien te Groningen. Door bunnen invloed inzonderheid, werden de Ommelanden
tegen den Hertog in beweging gebragt. Albrecht liet eenige benden ter bevordering
zyner belangen derwaarts oprukken; doch deze dreigende houding bragt geene ver-
andering te weeg, en de manschappen trokken spoedig onverrigter zake terug (2),
Hig trachtte nu weder langs den zachteren weg van onderhandeling zijn doel te berei-
ken , en verleende deswege aan honderd personen uit de stad Groningen, de land-
' schappen Langeioold ^ Vredewold en Humsterland ^ vrijgeleide, om tot hem te ko-
men (3). Naar het schynt, z^yn deze onderhandelingen aangevangen, maar vruchte-
loos afgeloopen. De Hertog schonk echter aan pieter reyiïers het schoutsambt te
Groningen, waaruit men afleidt, dat de eerste opdragt van deze waardigheid niet
was to stand gekomen; en stond hem Humsterland, Zuid- en Noordhorn, be-
2 V.
Wiimn
1398
28 V.
AVin-
term.
(1) Driessen, Man, Gron. T. IV, p. 782.
(2) WiNSEMiüs, Chron. v. Friesl. B. "VII, bi. 218. Ubeoemmius, Éer. Fris. Hist. Lih. XVI,
p. 232. ScnoiANDS, Fr. Hist. B. VII, bl. 221. F. sjoerus, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 150—152.
Driessen, Mon. Gron. T. III, ρ. 494. Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. Π, bl. 273 , 274.
(3) Driessen, 3Ion. Gron. ï. IV, p. 806.
1371-
1406
DES VADERLANDS, 415
nevens eene aanzienlijke uitgestrektheid lands ten erfleen af; terwgl de vorige schik- 1371—
kiDg daardoor werd ingetrokken (1).
Do Schieringers van Fivelingo, verbitterd over het gedrag der Vetkoopers en af-
keerig van alle onderwerping aan Hertog albreght , vereenigden zich middelerwijl
met de gemeenten van dat gewest ter handhaving hunner onafhankelykheid. Onder
aanvoering van eppo van nittebsum , hooJOiing te Stedum, trokken zij naar fFeste-
remden, en haye wibben, nevens andere aanhangers van onsta in de kerk ont-
moetende , vielen zij hen weldra aan. Deze trachtten zich eerst in de pastorij Ie
redden, doch daar die in brand gestoken werd, vlugtten zij naar de kerk terug,
Avaar zij van het altaar gescheurd en vermoord werden. Een gelijk lot had om dien-
zelfden tijd widzel ten Broeke in de kerk te Beteren getroffen. Eppo vait kitter-
suM, door nieuwe manschappen uit Fivelingo en het Oldamht versterkt, bemagtigde
vervolgens den burg Aitsum ι de bevelhebber pieteb eeyners werd met de bezetting
in het Damsterdiep verdronken, en do burg nedergeworpen. Nu bragten de onsta's ,
REiiiEK EvsiKGA, TAMMO GOCKiRGA, OMKE SUELGERS en andere Ommelander Vetkoopers
insgelijks eene aanzienlijke magt byeen, welke door Hollandsche benden ondersteund,
eppo van mittersum; noodzaakte de wijk naar Groningen te nemen en den wapenkreet
wegens den wapennood en de vervolging aan Ie heffen. Hij vond echter do poorten go-
sloten en werd met de zijnen, hoezeer door de vijanden nagejaagd, niet binnengela-
ten , dan onder belofte van altijd onder den Raad en de stad Groningen te zullen
blijven. Naderhand is over deze, door nood afgeperste belofte meermalen getwist ge-
worden (2).
De afkeer der Friezen en Groningers van de Holländische overheersching, verdub-
belde den y ver van den Utrechtschen Vorst-Bisschop, om Groningen tot getrouwheid
aan hem te bewegen. Hierin slaagde hij thans volkomen. Do burgemeesters, raad
en de gemeente dier stad en van de geregten van Groningen erkenden, dat zij over-
eenkomstig de keizerlijke gifte, verscheidene eeuwen lang onder de magt der Utrecht-
sohe Kerk geweest waren , en beloofden derhalve voor zich en hunne nakomelingen
geenen heer te zullen aannemen of huldigen, ten nadeelo van den Bisschop, de
Kerk of het stift van Utrecht^ ten ware in den uitersten nood. Bisschop frederik
van Blankenheim verzekerde daarentegen zijne stad Groningen hulp en bijstand,
(1) Driessen, Man. Gron. T. IV, p. 493. Verg. T. III, ρ. 782.
(2) J. de lehmige, ChroH. Gi on. p. 72, 73. Sybe jARicns, Corte Chron. hl. 445, 446. E.
bekirga, Hist. v. Oostfriesl. hl. 165. übbo emmiüs, Rer. Fris, Jiist. Lib. XVI. p. 233 , 234.
ScnoTAKüS, Fr. Hist. B. VII. hl. 221. F. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bI.Xl52, 153. Westek-
DORP, Jaarb. v. Gron. D. II, hl. 276, 277. Zie hiervoor, hl. 313.
416 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— wanneer iemand haar wilde dwingen , eenen anderen heer te gehoorzamen, en nam
op zich, om haar, hare vrijheden en regten naar vermogen te beschermen (1). Dit we-
i^prok-derzijdsch verdrag, ^werd mede door den Deken en het Domkapittel van i/irecÄi ,
139U de regering der stad Utrecht en de steden Deventer, Kampen, Zwol en Amers-
foort bezegeld (2).
Hierop vereenigde zich de regering van Groningen met de Schieringers uit de
Ommelanden, het Oldamht en Eemsland, om het bewind der Vetkoopers en Hol-
landers in Friesland bewesten de Lauwers omver te werpen. In denzelfden tyd
besloten de Bisschoppen van Munster en van Minden, om hunne magt bijeen te
voegen en de Vetkoopers te tuchtigen, welke in Oost-Friesland vele verwoestingen
aangerigt en zelfs de kloosters niet ongeschonden gelaten hadden (3). Terwijl zij
hierin naar wensch slaagden , verdreven de Groninger en Ommelander Schieringers,
door hunne Friesche aanhangers ondersteund, de Hollanders uit Oostergo en ^es-
tergo (4). Doch de zegevierende krijgstogt des Graven van Oostervant in Friesland^
bewoog de Groningers, zich weder de gunst des Hertogs te verwerven (5). Er wer-
den althans uit Groningen en de Ommelanden gevolmagtigden naar den Briel ge-
zonden , zoo als almers, kerkheer te Engwierum, de raadsheer keno ten Broeke,
de Groningsche Burgemeester bruno glinge en meer anderen, welke in naam van
dat gewest aan albrecht vijftig zware vette ossen vereerden. De Hertog beloonde zich
der stad en den Ommelanden gunstig en beloofde, geene sloten tusschen Gerkesklooster
en de Eems te zullen stichten (6). Zelfs huldigden zij in ter Luine den Hertog ,
in den persoon des Graven van Oostervant^ als hunnen Heer (7). Er is reeds ge-
meld , hoe spoedig zij den eed van trouw verbraken (8).
Λ
IS
(1) Driessen, Man. Gron. T. III. ρ. 504.
(2) Driessen, Man. Gron. T. III. ρ. 507.
(3) Ε. Beninga, Hist ν, OosPFriesl bl. 1G8 , 169. F. sjoerds, Fr. .^aaró. D. IV. bl. 193—196.
(4) J. de lemmige, Cfiron. Gron. p. 73. Beninga , Hist. v. Oost-Friesl. bl. 166. Winsemius ,
Chron. v. Vriesl. 13. VII. bl. 219. Schotanus , Fr. Hist. B. VII, bl. 222, 223. F. sjoeuds ,
Fr. Jaarb. D. IV, bl. 160-176. Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. Π, bl. 277, 278, 283.
Hiervoor, bl. 313—316 cn de aldaar aangehaalde schrijvers.
(5) Zie hiervoor, bl. 316. Voeg bij de aldaar aangehaalde schrijvers ubbo emmics , Rer. Fris.
Hist. Lib. XVI. p. 237. Scuotanus, Fr. Hist. B. VIL bl. 223. F. sjoerds , Fr. Jaarb. D. IV.
bl. 176-179.
(6) J. de lemmige, Chfon. Grou. p. 74. Bekirga , Hist. r. Oost-Friesl. bl. 166.
(7) De verm. beka, bl. 311. '
-ocr page 409-DES VADERLATiDS. 417
Hertog ALBREGHT beloonde de Edelen, >velke hem in dien krijgstogt ondersteund of ^
zijne belangen behartigd hadden. Onder anderen werd de Heer van Arkel met het
eiland Terschelling beleend (1). 's Hertogs vertrouwde vriend en ijverige aanhan-
ger GERRIT K.AMMINGHA , ontving de stad Leeuwarden met de dorpen Stiens, Wer- 18 v.
Zomer··
dum en Ferwerd in leen (2). Het wankelend en kortstondig bewind der Hollanders n^aand.
in Friesland heeft waarschijnlijk verhinderd, dat kammingha en zijne erven ooit in ^^^^
volle uitgestrektheid die voorregten hebben genoten , welke voor hen uit deze schen-
king voortvloeiden. Men zal echter uit deze gifte hebben af te leiden, dat de kam-
mingha's van tijd tot tijd, of zelve Oldermans in Leeuwarden geweest zijn , of Older-
mans aldaar aangesteld hebben, om uit hunnen naam in den Raad dier stad voor te
zitten. Hun geslacht is eeuwen lang te Leeuwarden in groot aanzien gebleven; en
uit verscheidene scherpregtersgereedschappen, welke men in het laatste dor vorige
eeuw nog op het slot Kamminghalurg vond, blijkt, dat aldaar halsregt werd uitge-
oefend (3).
Ondertusschen trachtte de Bisschop van ülrecht meer en meer zijn gezag in Gro-
ningen te vestigen. Tegen afstand van eenige goederen, ruilde hy van den Deken en
het Kapittel der Utrechtsche Kerk in , alle regt, gebied en heerlijkheid, hooge en
lage , in en buiten Groningen, benevens Goo en Wolde met alles wat daarbij be-
hoorde , welke goederen en regten de regering van Groningen het jaar te voren van
hen in jaarlijksche pacht ontvangen had; gelijk ook do cijnsen, tienden, opkomsten
en landgoederen binnen of op eene mijl afstands van die stad gelegen. Tevens werd
bepaald, dat de Bisschop het Kapittel van allo verpligtingen met betrekking tot Gro-
ningen moest vrijAvaren. Deze ruihng en overdragt werd door den Aartsbisschop van
Keulen goedgekeurd (4). Voorts bekrachtigde de Utrechtsche Kerkvoogd de regten
en vrijheden door zijne voorzaten aan de stad Groningen verleend. Zij behelsden, dat
hg een geschikt persoon in Drenthe tot Deken zou benoemen, voor wien die zaken
zouden worden afgedaan, welke anders tot 's Bisschops regtbank behoorden ; hij zou
voorts op gepaste tijden eenen Wijbisschop zenden, niemand buiten Hulsvoorde en 25 v.
Bisschopslerg bij Westerhesselen dagvaarden, en de ingezetenen naar zijn vermogen
buiten het Sticht beschermen (5).
(1) Charterb. ν. Friesl, ]). I, bl. 289.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. I, bl. 297.
(3) F. sjoERDs, Fr. Jaarb. D. IV, bl. 186—188.
(4) Idsirga, Staaisr. D. II. bl. 37, 38, 41.
(5) Driesses , JJon. Gron. T. III. ρ. 519.
II Deel, 2 Stuk. 52
-ocr page 410-1452 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
418
3371— Het vertrek des Graren van OaHervant uit Prie&land verlevendigde den moed der
Schieriogers in de Qmmelandm (1). De Yetkoopers, welke zg als verraders van de
vrijheid en onafhankelijkheid des vaderlands beschouwden, werden voor openbare vij-
anden en hunne goederen verbeurd verklaard. De hoofden van dien aanhang ^ okne
qitstä van Sauwerd, en zijne broeders omke en popkb snblgers in den JDam, omke
jsjpperda- to Fermmm^ mekwo douweedji. te Munte n tamme gogkihga te Oo^ter-
hroek en anderen aoo in de Ommelanden als over de Meins, verlieten het land en
begaven zieh naar Utrecht. Bisschop prederik van Blankenheim stond thans op
eenen vriendschappeligken voet met den Graaf van Holland (2). Door geld en de be-
lofte van zijne belangen in Groningen te ondersteunen, gelukte het hun, zich van
de hulp dezes Kerkvoogds te verzekeren. Hij zond zijn broeder naar Groningen ,
welke van den Burgemeester en den Raad begeerde, dat men de gebannen en uitge-
weken Vetkoopers weder inlaten, hen in hunne goederen herstellen en tevens aan den
Bisschop het schoutsambt in en buiten de stad, hetwelk zij zich tegen regt hadden
aaDgematigd, terug geven zouden. Doch meer dan de Groningers zelve, waren de
bondgenooten uit de landschappen tegen alle toegeeflijkheid. Men antwoordde derhalve,
dat men de verdrevenen niet weder konde biuneDlaten, dewijl zij verraders van het
vaderland waren, en dat de stad het schoutsambt met alle regt bexat, hetwelk zij
niet dan tot groot nadeel harer regten konde afelaan. Tevens werd de Vorst-Bisschop
verzocht, het onlangs gemaakte verbond, te verbreken noch der stad eenig leed aan
te doen (3).
Terwijl over deze punten werd onderhandeld, vereenigd.en de Groninger en Omme-
lander Schieriogers zich met de Eemslanders, Reiderlanders en den Proost hiske van
Emlden, om, ware het mogelijk, hunne tegenpartij geheel te fnuiken. Bijzonder
hadden zij het op het geslacht ossta gemunt. Ονκε oästä had nevens ééne dochter,
zeven zonen nagelaten, welke dikwerf onder den naam van osstebia*s en onstemaws
voorkomen en die zich met verscheidene binnenlandsche en Oost-Friesche hooflingen
verbonden hadden. Aepgo owsta , de oudste dier zonen , voerde thans het bevel in
het voorouderlyk slot te Sauwerd. De verovering van dit ongemeen sterk gebouw
werd aan den dapperen Groninger Burgemeester albert avigbolds^ toevertrouwd, wel-
ke het met eene talrijke krijgsbende belegerde. Na eene hardnekkige verdediging
(1) Verg. hiervoor, bi. 317. i
(2) Verg. hiervoor, bl. 317.
(3) Ubbo emmitis, Rer, Fris. Eist. Lib. XVII. p. 238 , 239. Schotanüs, Fr. Hist. ΰ. VII.
bl. 225. F. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 196-—199. Westendorp, Jaarb. v. Gron. D. II,
bl. 301, 302.
419
DES VADERLANDS.
moest de bezetting zich gevangen geven; het slot werd yerwoest, en orsta. langen tijd 1371-^
op de Boteringepoort te Groningen in hechtenis gehouden. De ohsta's , wier goede-
ren de stad Groningen nu onder haar beheer genomen had, drongen te sterker by
den Bisschop van Utrecht om bijstand aan; zij huldigden hem als hunnen leenheer
en verschaften hem eene aanzienlijke som gelds, om Groningen te belegeren. Fre-
DERiK van Blankenheim rukte inderdaad met eene krijgsmagt derwaarts aan, doch
dewijl het jaargetijde te ver verloopen was, om met vrucht het beleg te openen, be-
paalde hij zich bij het opwerpen van de sterkte Blanketoeer, omtrent eene mijl teu
Zuiden "van de stad, voorzien met twee zware bolwerken te ]Soordlaren, op welke hg
eene sterke bezetting legde , waardoor den stedelingen aan dien kant alle gemeen-
schap met het buitenland werd afgesneden (l).
Niet te vergeefs beproefden middelerwijl de Schieringers eenen verklaarden voorstan-
der der Vetkoopers, den Bisschop van Munster, οττο van Hoija, wiens bijstand haue
en BOELE ADDiNGHE van fFesterwolde door een voorschot van geld gekocht hadden, voor
zich te winnen. Zij boden hem namelijk eene veel grootere som aan , en hieruit vloeide een
verbond voort van dezen Kerkvoogd en het Kapittel van Munster met do stad Gro-
ningen^ de Ommelanden^ het Oldamht, Reiderland y Eemsland en met den Proost
HisKE van Emhden, het hoofd der Schieringers in het tegenwoordig Oost-Friesland,
waarbij dezen, tegen voldoening van tweeduizend goudgulden, door het geheele bis-
dom vrijen handel en verkeer, benevens de bescherming en gunst des Bisschops wer-
den verzekerd. Zoolang de onlusten in welke zij met den Bisschop van Utrecht
gewikkeld waren voortduurden, zou hij niets tegen hen mogen ondernemén, ten 13 v.
ware hij deze som had terug gegeven, waardoor hg van zijne verbindtenis ontslagen maand,
zou zijn (2). Hierdoor aangemoedigd, besloten de Groningers en Ommelander Schie- ^^^^
ringers, ondersteund door eenige hunner Oostergoër en Westergoër aanhangers en
een aantal zeeschuimers, al de sloten en slinsen der Vetkoopers of der onstemahs ,
zoo als men hen in de Ommelanden noemde, in hun gebied omver te halen.
De burgen der hooüingen οννε en popke srelgers in den Dam werden het eerst
verwoest. Van daar trok men naar Fermsum voor het slot van wijlen omke ripperda ,
Proost van Fermsum en Loppersum, doch stiet hier het hoofd. De bezetting
Avas des nachts met vier- of vijfhonderd zeeroovers van Grietzijl vermeerderd, die
bij eenen uitval de belegeraars, van welke vele sneuvelden, noodzaakten naar den
Dam terug te trekken. Na drie dagen hervatten deze evenwel, doch met meer be-
(1) J. de lemmege, Chrou. Gron, p. 74, 75. S. jahichs, Corte. Chron. p. 446. Bekwga
lUst. v. Oost-FnesL bl. 168. De verm. beka, bi. 315.
.(2) Driesseiï , Mon. Gron, T. IV. p. 831-^3.
mm
52 *
-ocr page 412-1371-
1406
420 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ leid, den aanslag. Zij moerden op wagens ligte schuiten in de burggracht en bestorm-
den loen yan alle zijden het slot, hetwelk zy niet dan met veel krachtinspanning
bemagtigden. De zeeroovers werden alle in de gracht en in de zijlrijt verdronken (Ij-
Onder de gevangenen was de oude haue addinghe van Westerwolde, welke zeven
jaren in den kerker te Groningen moest zuchten. Nu lag het slot van menno ηογ-
WERDA te Τ er munt e aan de beurt, en nadat dit vernield was, werd de burg van
EiJOLT GOGKiNGA te Oosterhroek belegerd. Vruchteloos had deze hoofling door in-
schikkelijkheid getracht den dreigenden storm te ontgaan. In dertienhonderd negen en
negentig had hij zich met de stad Groningen en de Ommelanden verzoend, de ver-
sterkingen van zijn slot geslecht, zijne mannen van wapenen afgedankt, en zelfs aange-
boden , zich als gijzelaar naar Groningen te begeven. Hiermede echter waren de
naburige Edelen en anderen in het Oldamht en in Duurswolde, welke het slot
wilden verwoest hebben, niet voldaan. Om dit onheil te voorkomen, had zich goc-
^ïNGA in het begin van dit jaar aan de voorwaarden, hem door Groningen en Ap-
■pingedam voorgeschreven, onderworpen, waarbij bepaald was, » dat hij in vrede le-
ven , de wetten en regters gehoorzamen, de ,yrijheid niet beleedigen, en uit het volk,
naar goeddunken, de bezetting van zijn slot kiezen zou. Tot waarborg van de getrou-
we nakoming dezer voorwaarden, zou hij binnen acht dagen zynen zoon als gijzelaar
naar Groningen zenden, en dewyl deze zich toen 'm. Westerwolde ophield, tamme
GOGKiNGA zich inmiddels in gijzeling stellen." Juist was eijolt laasx Westerwolde vertrok-
ken , om zijnen zoon van daar naar Groningen te geleiden , toen de Oldambters zich om
zijn slot schaarden en het opeischten. Zijne moeder, welke er zich met eenig gewa-
pend volk op bevond, dit weigerende werd de burg terstond belegerd. Eijold en
zijn zoon snelden op dit berigt terug en geraakten nog te naauwernood onder be-
gunstiging van den nacht, op het slot. Zij verdedigden zich moedig; doch moesten
weldra zwichten, toen de Groningers, door de geschenken der belegeraars omgekocht
en ondanks den gesloten zoen , hun geschut bij dat der aanvallers voegden. Eijolï
(1) Onder de beruchtste zeeroovers van dien tijd behoort, Jonker sissikgda , bijgenaamd stortex-
BEKER, wiens nagedachtenis nog niet uitliet geheugen des volks verdwenen is. Toen hij gevangen
Averd genomen, vond men bij hem een grooten beker met dit opsclirirt:
lek Joncker sissingiu ,
Van Groninga,
Dronck dees hcnsa,
In een ilensa.
Door myn kraga,
* In myn maga. Westendorp, Jaarb. v: Gron. D. II, hl. 299.
m
24 V.
Limte-
inaand.
1401
421
en ηαυο gockinga werden in ketenen geklonken en naar Groningen gevoerd. Te- ^^^^^
gen het verdrag aan, vi^erd de bezetting deels vermoord of in de burggracht ver-
dronken, deels verminkt en naakt uitgeschud weggejaagd. Het slot werd hierop leeg-
geplunderd en vernield. Eijolt moest onder allerlei nietige voorwendsels, vier jaren
in hechtenis blijven en werd toen bij het bestand met den ütrechtschen Bisschop, ont-
slagen. Zoo veel prijs stelden de Groningers op deze hen schandvlekkende verove-
ring , dat zy besloten de geheugenis daarvan jaarlijks plegtig to vieren (1). De Om"
meianders keerden nu weder naar hunne haardsteden terug, en hun tot spijt hield
Groningen de heerlijkheden van Houwerda, Gockinga en anderen uit het Oldamlt
alleen voor zich (2).
De Bisschop van Utrecht had ondertusschen de noodige toebereidselen gemaakt, om
deze stad te bedwingen en het beleg werd , naar gissing, in het begin van Bloei-
maand dezes jaars hervat. Hij plantte zijn geschut op Kemkensherg, waarschijnlijk
eene der hoogten tusschen de Heere- en Oosterpoorten en Relden gelegen; en oin
zijne benden tegen de uitvallen der belegerden te dekken, werd van de Heerepoort
Oostwaarts tot aan Helpen eene breede drooge gracht gegraven en door eenige kleine
schansen beschermd. Ondanks deze voorzorgen , beproefden de Groningers eenen uit-
val , doch met zulk een ongelukkig gevolg, dat ruim tweehonderd hunner manoen in
de handen des Bisschops vielen. Onder hen bevonden zich folkert maurissingue en
JOHAN TEN HOVE, welke met meer anderen naar Vollenhove werden gevoerd. De
eerste werd tegen voldoening van eenige honderden Fransche schilden geslaakt, Avelke
JARGES GOPPES van Stavoren, zyn schoonvader, voor hem betaalde ; do tweede moest
van het derde deel van het geregt van Selwerdy hem door zijnen vader godeke teit
HOVE aangeërfd, afstand doen. Zyne goederen of overige inkomsten binnen dat geregt, ^ ^
of in Groningen gelegen, behield hij echter aan zich. Het beleg ging ondertusschen Hooim.
met vele moeijelykheden gepaard en werd na zes weken opgebroken. De sterkte ^^^^
Blankeweer en eenige andere schansen bleven echter met krijgsbenden bezet, welke
den handel en toevoer belemmerden en op de Groningers en Ommelanders roofden,
die van hunnen kant den Bisschop, veoral in het Bomn-Sticht, veel nadeel toe-
bragten. Eindelijk , van weerszijde dezen staat van zaken moede, verlangde men naar
vrede en sloot voorloopig eenen wapenstilstand voor den tijd van een jaar. Er werd gQ ^
daarby bepaald, » dat de krijgsgevangenen onder borgtogt ontslagen zouden worden Slagtm.
(1) Occo scarlessis, bi. 156, 157. J. de lemmege, Chron. Gron. bl. 70 , 77. s. jamcns,
Corte Chron. p. 446. E. besikga, IHst. v. Oost-Frieal. hl 169.
^ (2) Ubbo emmics, Rer. Fris. Hist. Lib. XVII. p. 241. Scüotakus, Fr. Hist. B. VII. W. 227.
F, sjoERDs, Fr. Jaarb. D. IV, W. 216—218.
1371-
1406
422 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
• en even als de balliogeo eu uitgewekenen, ongehinderd tot hunne bezittingen
terugkeeren; de Bisschop zou Blankeweér niet sterker mogen maken of eenige
andere sterkte in Gooregt opwerpen; de stad Groningen zou inmiddels, tegen vol-
doening der jaarlijksche pacht aan het Utrechtsch Kapittel, in het bezit van de gereg-
tigheid te Groningen en te Selimrd blijven ; voorts zou er vrede , vriendschap en vrye
handel bestaan tusschen al de Friezen van de Lauwers tot aan de Eems, en de onder-
danen des stiqhts van Utrecht (1).
Ongetwijfeld was de op handen zijnde oorlog van de stad Utrecht met den Heer van
Arkel de hoofdoorzaak, wellte den Bisschop tot het sluiten van dit bestand aanspoor-
de , gelijk diezelfde krijg ook het vredesverdrag van Hertog albreght met de Friezen
bewesten do Lauwers had bespoedigd (2). De invloed des Hollandschen Graafs was
insgelijks in de landen aan de Eems aanmerkelijk afgenomen. Keno ten Broeke , de
zoon van οκκο en broeder van widzel, die beide hunne goederen aan Hertog al-
breght hadden opgedragen en van hem weder in leen terug ontvangen, had dezelfde
goederen Hertog willem van Gelre in leen aangeboden , wanneer deze hem tegen
zijne vijanden onderschraagde, die door albreght beschermd λverden. Willem had
zich hiertoe verbonden en daarop van keno den eed van hulde en manschap ontvan-
gen , maar ook daardoor zich verpligt, eene vijandelijke houding tegenover albreght
in dat gedeelte van Friesland aan te nemen (3).
De uitgeweken Friezen, en onder hen gerrit kammikgha en rienk. bokkeha,
keerden kort na het sluiten van het verdrag met den Graaf van Holland^ op Aviens
kosten zy geleefd hadden, in hun vaderland en op hunne sloten of stinsen terug,
voor zoo verre die niet door de Schieringers waren vernield geworden. Rienk. bok-
kema , de zoon van bokke jïoedinga , was vóór zijn uitAvijken, even als zijn vader,
heerschap te Sneek geweest. Door staats- en krijgsmansbekwaamheden en daden van
dapperheid, had hg' zich een grooten naam verworven en was door den Koning van
Engeland, wien hij op eenen krijgstogt tegen de Turken vergezelde, tot de ridderlyke
(1) Het oudo Kronijkje, aangehaald bij Driessen, Mon. Gron. T. IV. p. 695, 748. J. a. leydis,
Chron. Belg. Lib. XXXI. c. 59. p. 320. De verm. beka , bl. 316. Übbo emmiüs , Rer. Fris. Eist.
Lib. XVn. p. 241. schotasis, Fr. Hisf. B. VIL bl. 227. Idsikga, Staatsr. D. II. bl. 41, 42,
wien wij hier, betrekkelijk den loop der bovenTerhaalde gebeurtenissen, met f. sjoerds, Fr. Jaarb.
J). IV. bl. 218—222, gevolgd hebben. Westendorp, Jaarb. v. Gron. Ώ. Π. bl. 304, 310, 311.
(2) Zie hiervoor, bl. 319, 350. Verg. r. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 222.
(3) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. XCVIII—C. Oork. No. 231, 241.
Verg. hiervoor bl. 403 , 404 , 397. Zie voorts bbbo emmius, Rer. Fris. Bist. Lib. XVII. p. 245·
F. SJOERDS, Fr, Jaarb, D. IV, bl. 243—249.
DES VADERLANDS, ' 423
waardigheid verheven. Na den dood zigner gade , had bij eeno bedevaart naar Jeru- 1371—
zalem ondernomen, en vervolgens met Hertog Willem van Gelre de ongeloovige Lit- ^^
thauvrers beoorloogd. Hertog albrecht begiftigde hem in dertienhonderd acht en
negentig met het baljuwschap van Wagenbruggerdeel (nu ffijmhritzeradeel), Gaa^-
ter land en Doniaweratal^ doch in het volgendende jaar, bg den opstand derFrieien
legen de Hollanders, moest hy het land ruimen, en zyn huis Rodenberg in de
biirgstraat te Sneeh werd omvergehaald. Na het bestand, vertoefde hij een jaar in
Stavoren en keerde toen naar Sneeh terug, waar hy onder het vreugdegejuich des
volks ontvangen werd Hel gewoel der wereld moede, begaf hg zich ^ier jarea later, keim,
naar het Kapittel der Kanonikken te Windealieim, nabij Zwot^ om onder ben in
sülle afzondering zijne dagen te eindigen. Hij droeg hun eenige aijner landgoederen
op , ten einde daaruit een klooster van hunne orde te stichten, hetwelk omtrent een
half uur gaans ten Noord-westen van Sneek in het zoogenaamde Isbrechtumêr Hem."
rik gebouwd en door den Bisschop bij de wgding, Thabor genoemd werd. Men voor-
zag het van genoegzame inkomsten, zoowel tot aanbouwen van woningen, als tot on-
derhoud der kloosterlingen. Bokkema werd op zijn dringend verlangen door den Pri-
oor van Windeskeim in de orde dezer Kanonniken opgenomen en naar Thah&r gezon-
den , alwaar hij na zes en twintig jaren in zeer hoogen ouderdom overleed. Pries-
ter konde hij niet worden , dewijl hij veel bloeds in den krgg vergoten had, maar bet
priesterlijk gewaad heeft hij tot aan zijnen dood gedragen. Door het huwelijk zijner
eenige dochter met agge harinxma , werd de heerschappij van »5W«eÄ in bet adellijk
huis der uajiinxma's overgebragt (1).
De rust, welke het bestand met Heiland den Friezen verschafte, werd toi het
verbeteren van den inwendigen toesfand des lands met gver aangewend. We-
reldlijke en geeslelyke bewindslieden vereenigden zich, om beide het wereldl"gk en
kerkelijk bestuur op eenen vasten voet te brengen, en door doeltreii'ende wetten en
bepalingen de kwijnende welvaart des volks op te beuren, den binnenlandschen vrede
Ie verzekeren en de vrijheid tegen allo aanranding van buiten te beschermen (2),
(1) Occo scarlensis, 1)1. 145, 158. wiksemiüs, Chron. t\ Vriesl. B. Vlll. bl. 227. Ubbo eb-
Miüs, Rer. Fris. llist. Lib. XVII. p. 243. Schotahos, Fr. Hist. B. VIL bl. 228 , 220. OudA.
en Gesticht, v. Friesl. ü. II. bl. 90—92. F. sjoerds , Fr. Jaarh, D. IV. bl. 229, 2G3.
(2) Zie het Churterh. v. Vriesl. D. I, bl. 334, 335, 341—350. Occo scabieksis, bl. 154—
156. WissEMius, Chron. v. Vriesl. B. VIII. bl. 224—226. Urbo emmius , Rer. Fris. Hint. Lib.
XVII. p. 244. Dat toen twee Potestaten te {jelijken tijde werden aangesteld, komt ons met r.sJOERDS,
Fr. Jaarb. D. IV. bl. 241, zeer onwaarschijnlijk voor; met hem hebben wij dit eenige jaren vroe-
ger gesteld. Zie hiervoor bl. 410 (4).
424 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371—
1406
Doch het gezag der overheden was te zeer beperkt, en de onderlinge haat der Edelen
te sterk geworden , om de vruchten dezer weldadige pogingen lang en onafgebroken te
genieten. De Geestelijken inzonderheid bliezen steeds het vuur der tweedragt aan.
De kloosters, met eene nietsdoende menigte bevolkt, waren gewoonlijk met elkander in
twist en sloten overeenkomsten met de Heerschappen , om hunne vijanden te verdel-
gen; van daar, dat worp van thabor, ofschoon zelf een kloosterling, getuigde, »dat
de duivel altijd zijne woning in de kap der monniken gehad heeft." Slechts wanneer
gevaar van buiten dreigde , werden gewoonlijk de gemoederen verzoend en de burger-
geschillen vergeten; maar naauwelyks was het onweder afgetrokken, of de binnenland-
sche onlusten ontstaken op nieuw , welke men acht aan Friesland meer bloeds gekocht
Ie hebben, dan de oorlogen met buitenlandsche vijanden (1). Tegen deze laatste
waren de Friezen door het verdrag met Hertog albrecht niet gewaarborgd. Het is
aan geenen twijfel onderworpen, dat die Vorst bedoelde , hen weder te beoorlogen en
slechts door onvermogen hierin verhinderd werd. Immers liet hij niet alleen Stavoren
versterken en in staat van tegenweer brengen (2), maar gelastte ook de steden van
Holland en Zeeland, hem met het bepaalde aanzienlijk getal manschappen op
eenen togt tegen zijne vijanden de Oost-Friezen (de Oostergoërs en Westergoërs) te
dienen (3). Het schijnt, dat men vervolgens op nieuw door wederzijdsche gevolmag-
tigden in vredesonderhandelingen wilde treden, doch hetgeen denkelyk vruchteloos af-
liep (4). Althans in een openbaar staatsstuk kort daarna uitgevaardigd, veroorlooft de
Hertog aan het eiland Ameland onzijdig te mogen blijven » in allen oirloghe , twyst
ende gheschele, als >vij mitten Oestvriezen ghehadt hebben, of noch hierna hebben
mochten , durende toter tijt toe , dat wy die Oestvriesen, oft God wilt, becrafticht ende
onder onsen bedwangen hebben sullen'* (5). Doch de dood verijdelde kort daarop de
heerschzuchtige bedoelingen des Hertogs. Willem VI, zijn opvolger, steeds in den Ar-
kelschen krijg gewikkeld, verlengde , doch slechts voor korten tijd , het bestand met
de Friezen (6). Het blijkt duidelijk uit onderscheidene oorkonden van dien tijd, dat
hij het voornemen koesterde , de Friezen weder met de wapenen aan te tasten, zoo-
(1) Occo scarlensis, bl. 157, 158. winsemiüs, Chron. v. Friesl. B. ^'IIL bl. 226. Scuotarus,
Fr. Bist, B. YIL bl. 229. F. sjoerds , Fr. Jaarb. D. IV. bl. 242.
(2) Charterb. ν. Friesl. D. I, bl. 329—334, 336, 337. . |
(3) Charterb. ν. Friesl. D. I, bl. 338. Verg. r. sjoerds, Fr. Jaarb. J). IV. bl. 249—251.
(4) F. SJOERDS, Fr. Jaarb, D. IV. bl. 251.
23 V.
Zomer-
maand
1404
17 V.
Slagt-
maand'
(5) Charterb. ν, Friesl. D. 1. bl. 340.
(6) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 350.
■ I
-ocr page 417-DES VADERLANDS, ' 425
dra zyne omslandigheden dit maar eenigzins gedoogden. De bewoners van Terschei- 1371—
1406
Ung waarborgde hij tegen alle schade en storenis van zyne Stavorensche bevelhebbers, ^^
»tot dat hij zyne ongehoorzame lieden, de Oost-Friezen, met Gods hulp bedwongen Grasm.
zou hebben (1)." Den Amelanders verleende hij vrede en vrijgeleide onder voor- ^^
waarde, dat zij hem als hunnen landsheer zouden huldigen, wanneer hij FrieslandiQ Wijn-
eenigen tijde bedwongen zou hebben (2). Met hen^kondehij nu als met een vrij en van
Friesland onafhankelijk volk onderhandelen, dewyl kort te voren de Friezen op eene
vergadering te Harticerd, hen vry , en onbelast van alle regten in eenige deelen van
Oostergo en Westergo verklaard hadden, en dat »zij bij zich zelve zouden reg-
ten, en hun regt bij zich zelve zouden voeren'* (3). Eindelijk vaardigde hij nog
in ditzelfde jaar onderscheidene lastbrieven uit, om den Friezen, jrywe wyawi/e/i, schade
toe te brengen (4). Zelfs beval hij zijnen bevelhebbers te Stavoren, Medemhlik en Texel, v.
om alle schepen in beslag te nemen die het Marsdiep inliepen en hun tot dat vijandig maand
doel dienstig ; schenen (5). De zaken in Holland echter veroorloofden hem vooreerst niet,
zijne plannen tegen de Friezen uit te voeren (6). Veeleer verlengde hij , na eenige onder-
handehngen , met hen op nieuw voor weinige maanden het bestand. Hierbij werd be-
paald , dat men intusschen op eene dagvaart te Amsterdam nader over eenen vasten
vrede zou handelen; en de Oostergoërs en Westergoërs verklaarden, dat zy den Graaf
van Holland voor hunnen wettigen Heer zouden erkennen op zulke voorwaarden , als door
de afgevaardigden op de bepaalde dagvaart tot wederzijdsch genoegen beraamd
den worden (7). Hertog willem verwittigde onmiddellijk zyne leenmannen in Fries^
land beoosten de Eems, Reiderland, het Oldamht, Fivelingo en Runsingo van
dit bestand en in zulke bewoordingen, dat men het schier voor een volkomen vrede-
verbond zou houden (8). Hij meldt hun dat hij »zijnen landen en lieden y^^n Oostergo ^
en W ester go eenen goeden en vasten vrede gegeven heeft, op zulke voorwaarden al
nader door de afgevaardigden zouden bepaald worden, om hen tot meer onderdanigheid
en vriendschap jegens hem te brengen." Voorts vermaant bij zijne bovengenoemde leen-
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. I, bl. 350.
(2) Charterb. ν. Vriesl D. I, bl. 352.
(3) Charterb. ν. Friesl. D. I, bl. 351.
(4) Charterb. ν. Vriesl. D. I, bl. 351.
(5) Charterb. v. Vriesl. D. 1, bl. 352.
(6) Verg. hiervoor bl. 326—328.
(7) Charterb. v. Vriesl. D. I, bl. 353—355, 356—358
(8) Tegenw. Staat v, Friesl. D. I, bl. 578.
-ocr page 418-426 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— mannen, om als zoodanig » met hunne landen en lieden dien vrede insgelgks aan te
nemen en op denzelfden voet als de wederzijdsche vrede-brieven door en aan de Oos-
tergoè'rs en Westergoërs gegeven, inhielden." Hierop verzoekt hg hun spoedig ant-
woord, » want" Toegt hg er'by , »wairt, dat gbi den vrede niet aengaen en vfoldet,
noch dair inne staen in der maten voirscreven, so wilden wy mit onsen lieven vrienden,
den goeden steden van den Hanze, eenen anderen raet dair up hebben" (1). Slechts
Slagtm. twee der Eems-Friesche leenmannen beantwoordden aan zijne wenschen (2). De stad
'Groningen en Pivelingo daarentegen namen >den vrede aan (3).
Onderwijl waren de geschillen tusschen de Groningers en den Bisschop van Utrecht
'bijgelegd. ¥an beide kanten had men reeds spoedig na hét opbreken Tan het Gro-
ninger 'beleg, 'daaraan ernstig 'gedacht en "deswege wederzijdsche scheidslieden gekozen.
Na vele vruchtélooze «onderhandelingen over de huldiging van den Vorst-Bisschop, 'op
welke de Utrechtsche Kerkvoogd even sterk aandrong als de Groningers weinig gene-
gen waren hem die te bewgzen , had de regering van Groningen de beslissing van
dat gewigtig pmit den Graaf van Benthem als oppersten scheidsman opgedragen.
Hierop Was in Herfstmaand des jaars veertienhonderd vijf op de volgende voorwaarden
'een verdrag ontworpen. » De stad Groningen zou het geregt en de heerlijkheid van
'Sehoerd weder san den Bisschop afstaan, maar daarentegen van hem voor den tijd van
honderd jaren, zijn geregt binnen hare muren en Zuidwaarts tot aan de plaats Avaar
men in de vrijmarkt hét kruis plagt te zetten, en verder ten Oosten, ten Westen en
ten Noorden, als van ouds, in jaarlijksche pacht van acht en twintig oude Fransche
schilden oütvangen. Alle twintig jaren moest zij dit geregt met twee marken zilver
aan 's Bisschops ambtman te Koeverden verzoeken. Alle honderd jaren zou de pacht
vervallen, maar met zestien en twee derde mark zilver, voor eene gelijke tijd-
ruimte te Utrecht weder vernieuwd worden. De Groningers zouden nu naar goed-
dunken uit hun midden eenen schout mogen aanstellen, die echter den eed in
handen van 's Bisschops ambtman te Selwerd moest afleggen, dat hij het regt, over-
eenkomstig de oude herkomsten van het geregt te Groningen, zou bedienen. Deze
ambtman zou te Selwerd en op Goo en Wolde het regt naar aloud landsgebruik
blijven uitoefenen. De sloten Blankeweer, Blankenvoorde, Peize, Eelde en andere
zouden geslecht, de gevangenen geslaakt, de uitgewekenen in hunne goederen her-
steld en do wederzijds toegebragte nadeelen tegen elkander verejQTend worden." De
reglers en gemeenten van Huming ο, Fivelingo, het Oldamht en Reiderland, met
(1) Charterb. ν. Friesl. D. I, bl. 358, 359.
(2) Charterb. ν. Vriesl D. I. bl. 360. Yerg. f. sjoerms, Fr. Jaarh. D. IV, hl 261—211.
(3) Charterb. ν. Friesl. D. I, bl. 355, 356.
1406
DES VADERLANDS. 427
welke de Bisschop insgelijks verzoend was geworden, hadden zoo? wel als de bürge- 1371—
meesters en raad ταη Groningen, deze voorwaarden aangenomen. Hierdoor zag thans
de Bisschop aan den eenen kant zijne regten op het oppergeregt erkend, en bleef
hem de uitoefening daarvan verzekerd, behalve binnen Groningen zelf. Deze stad
behield de vrije regtsoefening binnen hare muren en het behoud van het landregt daar-i·
buiten (1). Jan ten hove bevestigde aan dien Kerkvoogd den afctand van het derde
gedeelte der heerlijkheden en des geregts van Selwerd met al wat daarbij behoorde
in Groningen, Goo en Wolde, en zoo als hij en zyne voorouders dit bezeten had·'
den (2). De stad Groningen en de landen van ÄMWiin^ö, Pipelingo , Old-
amht, Reiderland en hunne bondgenooten ontvingen van de Westerwolders dö
verzekering eener volkomene kwijtschelding tan al het leed en nadeel, hetwelk z^
dezen hadden aangedaan (3). Nu genoten de Ommelanden apht jaren lang do zege-
ningen des vredes, en Groningen bovenal steeg in magt en aanzien,
Even kalm, na het doorslaan van geweldige staatsstormen, eindigde dit tijd-
perk voor
Noord-Braband en Limburg. Bij den aanvang daarvan, waren deze gewesten door
de nederlaag en gevangenneming van Hertog wenceslaus , in de uiterstiß verwarring gedom-^
peld geworden (4). De Hertogin johanna had zich op het berigt dier treurige mare
naar Cohlentz gespoed, om den raad en hulp des Keizers in te roepen; en terwyl
die Vorst op 's Hertogs slaking steeds vruchteloos aandrong, waren de afgevaardigden
uit de groote en kleine steden van Brahand te Bru&sel bijeen gekomen, om elkan-
der in dézen hagchelijken toestand, tot eendragt en wederzijdsche hulp aan te manen,
en overeenkomstig ^^Cortenhergsche wetten te handelen (5). Na menige ondei;hande-
ling gelukte het eindelijk Keizer karel IV den gevangen Hertog de vrgheid weder te ver-
(1) v- mieris, Charterb. υ. Holl D. IV. bl. 24—26. Α. mattbabws ad Anon, p. 54—58.
Analect, T. III. ρ. 314 in not. Ubbo ehbius , Rer. Frist, Hist. Hb. XVII. p. 247 , 243- Scäo-
ta5üs, Fr, Ilist. B. VII,, bl. 231. Idsisga, Staatsr. D. II, bl. 49—54. F. sjoerds, I^r. Jaarb.
D. iV. bl. 256—261. Driessen, Mon, Gron. T. IV. p. 798. Westehdorp, Jaarb, v. Gron.
D. II. bl. 316-319.
(2) Driessen, iWb». Gro». T. IV. p. 749 , 750.
(3) Driessen, Mon. Gron. T. IV. p. 834, 835.
(4) Zie hiervoor, bl. 294.
(5) ν. HECRji, Hist. v. 's Hertogenbssch, D, L p. 217, 218. Zie qyqï ^e Cortenberg$chß
wetten^ hiervoor, bl. 137.
56 ^
-ocr page 420-428
1371-
1406
17 V.
Herfst-
maand
1372
schaffen (1). Wengeslaus riep daarop terstond de steden en het gemeene land van
Brahand te Cortenherg h^QQn, om over de middelen ter bestrijding der oorlogs-
schulden te raadplegen. Negenmaal honderdduizend Vilvordsche mottoenen, naar on-
ze munt zevenmaal honderd twee en twintigduizend gulden, werden liem tot dat
einde toegestaan. Maar nu ontstond geschil, wie deze gelden zou innen en beheeren.
De Hertog drong er op aan, dat zijne ontvangers in het byzonder met die taak belast
wierden y terwijl de steden even nadrukkelijk beweerden, dat dit haren ontvangers by
uitsluiting moest opgedragen worden, op dat die , gelden ook tot het bestemde doel
Avierden aangewend. De Herlog was ten uiterste verbitterd over dezen tegenstand der
steden, wier zamenkomst en besluiten tijdens zijne gevangenschap, hij daarenboven
als eene inbreuk op zijn gezag beschouwde. Hij vertrok met zijne gemalin uit Brus-
sel naar Genappe^ bragt daar eenig krygsvolk bijeen met \velk hy het grondgebied
Tan Nivelles bemagtigde , en maakte zelfs toebereidselen, om Brahand door geweld
Yan wapenen aan zijnen wil te onderwerpen. Te goeder ure bragt jan van , Bis-
schop Tan Luik , hem onder het oog, dat in volksbewegingen, gestrengheid dikwijls een
gevaarlijk middel is; dat men zich met elkander moest verstaan en aan eene algemeene
"vergadering de beslissing der moeijelijkheden overlaten; men zou daar geschikte maat-
regelen kunnen nemen, om beide partijen te bevredigen; hierdoor zou het bloedver-
gieten gespaard ' en de eensgezindheid tusschen Vorst en Tolk hersteld worden , welke
voor het behoud der stalen zoo onontbeerlijk is. Wengeslaus gaf aan deze redenen
gehoor, en ie Braine-Lalland y^exA qqhc vergadering uit zijne en der steden afge-
vaardigden'bijeengeroepen. Men kwam overeen, dat de regenten van elke stad, ver-
zeld door de geestelijkheid , den Hertog en de Hertogin, bij het naderen der muren ,
te gemoet zouden trekken en hun vergiffenis smeeken voor hetgeen zij tegen hen
mogten misdaan hebben; den Hertog zouden de overeenkomsten tusschen de steden,
ten tijde zijner afwezigheid aangegaan, worden overgeleverd, om, indien zij met zijne
oppermagt streden, vernietigd te worden. Van de negenmaal honderd duizend mot-
toenen , twee jaren te voren toegestaan , zouden de steden en het platte land acht maal
honderd -duizend opbrengen en nog vijf en twintig duizend als eene laatste bede
daarby voegen; beide sommen in zes tijdperken binnen drie jaren te betalen.
De ontvangers dezer penningen zouden door de steden , doch twee van hen door den
Hertog aaogesteld worden. Indien deze som voor het losgeld der gevangenen niet toe-
reikende was, zou het te kort uit de hertogelijke goederen aangevuld worden, terwijl
de Herto^ zich tevens verpligtte, zijne onderdanen voor de nadeelen schadeloos te stel-
30 v.
(irasin.
1374
(1) Zie hiervoor, bl. 357, 358. Verg. dewez , llist. Gen. de la Belg. T. III, ρ. 373—377;
en de aldaar aangehaalde froissart en butkens, nevens divaeüs'^, Rer, Brab. Lib. XV. p. 184.
Haraeus , Annal Brab. T. I. Lib, XXXÏV. p. 346.
DES VADERLATiDS. 429
len, ^yelkθ bij hun veroorzaakt had. Daar Leuven^ Brussel en Tirlemont de eenige 1371—
steden waren, welke afgevaardigden op deze vergadering gezonden hadden, zouden zij
slechts hun geregte deel betalen; indien de overige steden weigerden de som op welke
zij geraamd werden, te voldoen, zou men haar met geweld daartoe dwingen; men zou
in allen deele het regtsgebied en gezag van den Hertog eerbiedigen, gelijk ook.de
,voorregten en vrijheden der steden ; de Hertog en Hertogin zouden bg open brieven
verklaren, dat de tegenwoordige bede van hoegenaamd geene gevolgtrekking voor de
toekomst zou zijn en dat Braland dX zijne vrijheden, voorregten en gewoonten zou
behouden. Deze overeenkomsten zouden in geschrift gesteld, en bij eenigen twijfel of
duisterheid, over de betwiste punten door twee afgevaardigden uit elke sXdA ie Genappe
beraadslaagd worden, tot dat men de behoorlijke verklaring gegeven had. Bij een vol-
gend staatsstuk werd bepaald , dat van de negenmaal honderd duizend mottoenen, do
kloosters honderd duizend , en bij wyze van laatste bede, vijftienduizend betalen zouden ;
en dat de achtmaalhonderd vijf en twintigduizend, ten lasle der steden en van het 4 v.
platte land, ook door de Ridders en Edelen gedragen zouden worden (1). tm '
Do monniken weigerden het aandeel waarop zij geschat waren te voldoen, onder
voorwendsel, dat zij niet by de beraadslagingen waren tegenwoordig geweest en men
hen alzoo zonder hunne toestemming bezwaard had. Toen zij hiertoe met geweld ge-
dwongen werden, beklaagden zij zich bij den Paus, die den kleinen ban over Bruland
en den grqoten over de ambtenaren des Hertogs en anderen'uitsprak, welke in deze
zaak betrokken waren. Zelfs daagde de H. Vader den Hertog met de sleden, welke hem
bij deze dwangmiddelen ondersteund hadden, voor zijnen regterstoel en gelastte den
Bisschop van Luik, om inmiddels de klagten der monniken te onderzoeken, zichzelven
het regt voorbehoudende, om naar zijn goeddunken het deel te bepalen, welk
deze kloosterlingen verpligt zouden zijn te voldoen. Hij beval daarenboven zynen
afgevaardigden, krachtens het Apostolisch gezagt om als ongeoorloofd en van
geener waarde alle lasten en opbrengsten te verklaren, met welke do Geestelijken
of de geestelijke gestichten met de daad, dat is te zeggen, zonder eenig regt hoege-
naamd , door den Hertog, de gemeenten of andere leeken bezwaard waren.' Dit
vreemd regtsgeding werd eerst na ongeveer drie jaren door een voor wekceslaus i
vernederend verdrag afgedaan. De Hertog, de Hertogin, de , gemeenten en
elk die met de daad eenige gelden van do kloosters, kerken, Geestelijken, 1377
(1)Divakü8, Rer. Brab. Lib. XV. p. 186, 187. Haraeüs , Annal. Brab. Lib. XXXIV.
p.347. Akortbi Chron. Ikic. Brab. p. 101. Uütkeks, Troph, d. Brab. T. Lp. 492—495.v.deürn,
Bist v. 'sHertogenbosch, D. I. bl. 218—222. Dewez, Hief. Gen. de la Belg. T. 111
p. 377—379.
430 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— hunne landen of dienstmannen afgeperst of ontvangen hadden, welke de som qver-
1406 troffen, die de Paus goed zal vinden te bepalen, moesten dit meerdere aan hen we-
der ter hand stellen. De roerende en onroerende goederen, welke aan deze Geestelijken en
geestelijke gestichten behoorden, en die men reeds wegens deze zaak aangetast , belast of
vervreemd mögt hebben, zouden vrij en onbezwaard aan de eigenaars terug gegeven
worden. De Paus ontsloeg daarentegen den Hertog en de Hertogin van de verphgting,
voor zijnen regterstoel te verschijnen; en de ban over do ambtenaren des Hertogs
of anderen uitgesproken zou opgeheven worden. De Hertog en Hertogin moesten niet
alleen in schrift, maar ook met de daad^ alle besluiten vernietigen, welke zg tegen
de kloosters en andere geestelijke gestichten, betrekkelyk deze geldelyke aangelegen-
heid , uitgevaardigd hadden ; en de voorregten aan deze gestichten door hen zelve of
door hunne voorgangers jak II en jait III toegestaan, handhaven. De Hertog en Her-
togin bezwoeren deze bepalingen in alle deelen op te volgen en te laten opvolgen, en
die nimmer regtstreeks of van ter zijde tegen te werken (1)
Te midden dezer binnenlandsche onlusten , Avas er tusschen Brdband en Holland
een geschil ontstaan over de grenzen van de stad en het land van Heusden, welke
bij den afstand aan Holland in dertienhonderd zeven en vijftig door den Drost van
Brahandy bernhard van Borneval, bepaald, maar niet zoo wel geregeld waren, om
allen twist te voorkomen (2). De Brabanders beweerden, dat de dorpen Slijmen en
Engelen onder hun gebied behoorden ; de Hollanders daarentegen wilden die onder
het Land van Heusden begrepen hebben. De twist hierover dreigde in dertienhonderd
twee en zeventig in eenen openbaren krijg te ontaarden. De Brabanders staken toen
te Onzenoort een huis in brand, waarop wikolaas en floris van Borselen de Bra-
bandsche goederen in Zeeland lieten aanslaan. Reinoud van Brederode ^ Heer van
Gennep, viel daarenboven in de Meijerij van Hertogenhosch en verbrandde ver-
scheidene huizen in de omstreken van St. Oedenrode. De Bosschenaars wreekten
zidU op de dorpen J^lijmen en Engelen^ welke zy aan de vlammen opofferden. Wen-
OESLAUS zelf zond eenige benden naar Henegouwen , welke de landstreek aan deze
zijde van Valen-pont afliepen en verwoestten; en op zijn bevel werden de goederen
der Hollanders te Leuven in beslag genomen. Door tusschenkomst van eenige welmee-
nende mannen, kwam men eindelijk van weêrszyde te Geertruidenherg in dertien-
honderd vier en zeventig overeen, om de onderlinge geschillen aan de uitspraak van
vgf scheidslieden te onderwerpen. De Hertog en Hertogin van Braband verkozen
hiertoe uit Holland filips van Polanen, Heer van Kapelle, en koekraad , Deken
(1) Dewejs, Eist. Gen. de la Belg. T. III. ρ. 378—382.
(2) Zie hiervoor, bl. 244, 245.
-ocr page 423-DES VADERLATiDS. 431
van St. Maria in den Haag; door Herlog albrecht van Beij^ren wrden jas 1371—
van der Aa, Heer van Grimbergen en Griethuizen, en Gerrit van der Heiden,
Heer van Bautershem , uit den Raad van Brahand, lot dat einde benoemd. Ais
opperscheidsman werd van beide zijden jan van Polanen, Heer van Leek en
Breda, aangesteld. Filips van Polanen en jam van der Au werden sedert, uit
thans onbekende redenen, door godfried de la Tour en reiitier ff iliemanezoon ver-
vangen. De uitspraak geschiedde te Breda den achttienden van Wynmaand dertienhon-
derd vier en zeventig en bepaalde, dat »de grensscheiding door den Heer van Borne"
val aangewezen, in stand zou blijven, waarvoor de Graaf van Holland en zijne opvol-
gers jaarlijks van Brahand twee honderd oude gouden schilden zouden genieten. J^lij-
men en Engelen werden geoordeeld tot het Land van Beueden te behooren. Het vee,
buiten de grensscheiding komende, mögt van wederzyde geschut, doch voor een vasl-
gestelden prijs ingelost worden. De Schepenen van ^iMertogenhosch moesten zweren,
dat zij aan den moedwil in de beide dorpen gepleegd geen deel hadden, (rf anders
Hertog ALBREGHT, zoo hij dit begeerde, met twintig gewapenden veertien ïiatihten
lang op eigen kosten in den krijg dienen. Reinoud van Brederode moest voor den
brand te St, Oedmrode gesticht, den Hertog en do Hertogin van Brahand vergiffe-
nis smeeken, zich met vier Ridders van zgne maagschap in hunne handen stellen,
en na zijne slaking hun insgelijks veertien nachten ten kryg dienen." Deze overeen-
komst werd van beide zijden aangenomen en hierdoor de buitenlandsche trede
hersteld (1).
De inwendige rust van Brahand daarentegen lïverd spoedig door eenen geweldigen
opstand der burgers van Leuven tegen den adel, welke bij uitsluiting aile aanzienlijke 1378
ambten en waardigheden bekleedde , vreesselijk geschokt. Het behoort niet binnen de
grenzen, welke wij ons hebben voorgeschreven, om den oorsprong en voortgang dezer
beroeringen en de gruwelen, welke haar verzelden, te schetsen. Het zal genoeg zijn
hier aan to stippen, dat Hertog ■wenceslaus ten laatste besloot, do oproerige stad door g ^
kracht van wapenen te dwingen, en met een talrijk leger voor hare muren verscheen.
tcriD·
Door tusschenspraak van arnoud van Hoorn, Bisschop van Luik, werd echter een 1382
verdrag getroffen.'* De burgers van Leuven zouden den Hertog bij zyne intrede in
hunne stad, knielend, blootshoofds en barrevoets om vergiffenis smeeken; de ves-
tingwerken zouden omvergeworpen worden; de bres door welke de Hertog zou
(1) βϊ3ΤΚΕΚ8, Trofh. d. Brah. T. I.p. 496 , 497. Preuves du Livre IV. p. 191—201. v, we-
ris, Chartcrh. v. Holl. D. III, bl. 288—301. v. uecrn , Hist. v. 's Hertogenbosch, D. 1.
bl. 222-224.
432 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
binnentrekken, moest blijven, en opdat ook het overige des muurs niet met den grond
gelyk gemaakt wierd, zoude men den Hertog en de Hertogin levenslang eene bepaalde
som gelds uitkeeren; de gebannen Edelen zouden teruggeroepen en de hoofden der
beweging voor eeuwig uit het land verwezen worden." Slechts weinigen werden met
deu dood gestraft, doch velen verlieten de stad en onder hen verscheidene laken-
wevers , welke zich in Engeland vestigden en aldaar hunne weverijen met gelukkig
gevolg voortgezet en uitgebreid hebben. Leuven heeft na dien tijd nooit weder
zynen ' ouden bloei en luister herkregen (1).
Naauwelijks had wenceslaus dezen opstand gedempt, toen hy te Luxemburg aan
eene kwijnende ziekte overleed. Noch zijne bekwaamheden als veldheer en als regent,
noch zijne zedelijke hoedanigheden verdienen het marmeren gedenkteeken, hetwelk
in de abdij van Orval Ie zijner nagedachtenis is opgerigt. Hij liet geene kinderen
na, en de Hertogin -weduwe johawna vatte nu weder alleen de teugels van het bewind
op,' welke zij met meer beleid gevoerd heeft dan hij (2). Immers in de twintig jaren,
welke zij nog regeerde , werd door hare voorzigtigheid , vastheid van geest en zacht-
moedigheid overal hetl vuur der tweedragt gebluscht, en indien er zich hier en daar
nog eene vonk van vertoonde, deze dadelgk uitgedoofd. Beoorlogen m^ïGelre getuigen
van hare schranderheid en dat haar niet den moed ontbrak, hare onderdanen tegen
buitenlandsch geweld beschermen (3). Doch ook evenweinig schroomde zij door kracht
van wapenen haar gezag binnenlands te handhaven ^ wanneer overreding en zachter
middelen niet baatten. Een misdadiger, \.q Hoogstraten in hechtenis genomen, had op
de pijnbank beleden , dat hij in 'i Hertogenhosch, waarüit hij gebannen'was; verscheidene
medepligtigen telde. Dit verwekte in die stad éene geweldige beweging onder de bur-
gers, van welke eenige hen wilden straffen, terwijl anderen zich met nadruk daartegen
verzetten. Wolfert t^aw Borselen ^ Heer van Veere^ welke zich aldaar bevond .
7 T.
AVin-
term.
1386-
1390
1397-
1399
(1) uivaets, Rer. Brah. Lih. XV. p. 187—194, wien harajetis, Annal. Br ah, T. I. Lib.
XXXIV. p. 350—355, naschrijft. Anonymi Chron. Buc. Brab.^. 102—104. J. tivsuLovamum,
Lib. II. c. XI. p. 72—75. Bdxkeks , Troph. d. Brab. T. I. Liv. IV. p. 501, 502. Denvez,
Hist. Gen. de la Belg. T. III. ρ. 382-388- y "
(2) üivAEüs, Rer. Brab. Lib. XV. p. 194. Haraeiis, Annal. Brab. T. I. Lib. XXXIV.
p. 35.5. Annoymi Chron. Buc. Brab. p. 105. Fuit in moribus clemens, afFabilis, et humilis"
zegt deze laatste van wenceslaos sprekende, wiens daden deze getuigenis geenszins bevestigen. —
Het Magn. Chron. Belg. p. 338 stelt 's Hertogs dood in 1384 en verhaalt, dat hij aan eene me-
laatschheid overleed, welke zijn geheele ligchaam had aangetast. Hij ontblootte zich dikwerf voor
zijne Edelen, uitroepende: )> Ziet in Avelken toestand de bloem der wereld, de zoon eens Konings,
wegsterft,"
(3) Zie hiervoor, bl. 372—386 ; 392-395.
1371—
1406
27 V.
Louw-
maand
1383
DES VADERLATiDS. 433
mengde zich in deze oneenigheden en Averd deswege gevangen genomen. Hertog α l- 1371—
BRECHT van Beijeren cisclile dadelijk de slaking zijns leenmans, en loen hieraan niet
voldaan werd beval hij , de wol der burgers van Leuven, Brussel en Biest in Zee-
land aan te houden. Vruchteloos bragt men hem onder het oog, dat de gepleegde
daad aan de Bosschenaars alleen to wijten was; en ongetwijfeld ware eene vredebreuk
tusschen Brahand en Holland gevolgd, indien niet de Hertog van Bourgondi'è de
zaak in der minne vereffend had (1). De oneenigheid in ^s Hertogenhosch, door 1399
de Edelen uit den omtrek gevoed, duurde echter voort en was de bron veler
rampen voor de geheele Meijerij, dewijl men om de geringste oorzaken de wape-
nen tegen elkander opvalle. De Hertogin besloot geweld met geweld te stuiten en 1400
zond eene krijgsbende naar Loon op Zand , welke het slot van paulus van Haastrecht,
het hoofd der oproerigen te 's Hertogenhosch, omsingelde. Doch de gemoederen ge-
raakten hierdoor slechts meer in beweging, en de ware of vermeende vijanden des
Heeren van haastrecht werden door de opgeruide menigte uit de stad gejaagd. De
Hertogin beschreef nu de Brabandsche steden ter heirvaart tegen ^s Hertogenhosch,
maar deze drongen aan, dat men do zaak minnelijk zoude schikken. Dit echter was
niet mogelijk; de oproerlingen werden er slechts te stouter door, en jouajsjsa
zag zich genoodzaakt de hulp des Heeren van Heinsher gen in te roepen, welke met j^qj
zijne benden do stad insloot. De burgers oordeelden het spoedig raadzaam , met de
Hertogin te Oir schot in onderhandeling te treden, doch weigerden halsstarrig ver-
giffenis te smeeken , die hun do goedhartige Vorstin evenwel verleende (2). Later werd j y,
door FiLips van Bourgondi'è tusschen johanka en de burgerij eene overeenkomst ge- ^^JIJj"
troffen, dat al het gebeurde vergeten, en door de stad eene som van vierduizend
Fransche kroonen aan de Hertogin uitgekeerd zou worden (3). Do partijwoede was
echter in 'i Hertogenhosch geenszins bedaard. Men had uendrik van der Leek,
Heer van Heestcijck, een groot voorstander der uitgedreven burgers, veroorloofd zich
daar weder te vestigen , doch hem weldra in hechtenis genomen en vele zijner lieden
gedood. De geheele adel des lands drong op zijne slaking aan, die hij niet kqnde
verwerven dan op voorwaarden, welke met de eer eens Edclmans in strijd waren. De
adel ten hoogsten verbolgen, ving verscheidene burgers op, van welke j eenigo go-
dood en anderen voor groot losgeld ontslagen werden. De Hertogin vereffende het
(1) Divaeds, Rer. Brab. Lih. XVL p. 204, 205. Butkens, Troph. de Brab. T. I Liv,
IV. p. 251.
(2) Divaeüs, Rer. Brab. Lih. XVI. p. 205, 206. Hiraeus , Annal. Brab. T. I. Lib. XXXIV.
p. 369, 370. UüTKENs, Troph. de Brab. T. l. Liv. IV. p. 521.
(3) v. HECRN, Hisf. V. 's Hertogenhosch. D. I. bl. 248.
i
Bi
434 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1371— geschil, en de Heer van Heeswijek werd legen een losgeld van drieduizend oude
^ schilden in vrijheid gesteld (1).
Wijn- Ondertusschen had johai^na van^raiaW, wier jaren reeds hoogwaren geklom-
J4Q2 men, in dertienhonderd negen en negentig te Doornik hare volle nicht Margaretha.
van Vlaanderen , gemalin des Hertogs van Bourgondiër tot de opvolging geroepen,
ofschoon deze beschikking lijnregt streed met het verdrag in dertienhonderd zes en
vptig te Maastricht met Keizer karel IV gesloten, waarbij bepaald was, dat in
geval johanna en wengeslaus kinderloos overleden, Brahand en Limburg in het
huis van Luxemburg zouden overgaan (2). Zij had reeds sinds lang aktonie , den
tweeden zoon van Margaretha , als kind aangenomen , en dewyl zij thans merkbaar den
eindpaal haars levens naderde, trachtte de Hertog van Bourgondië het bezit van
Brahand en Limburg voor hem te verzekeren. Hij begaf zich naar Brussel, om
zelf over deze belangrijke zaak met de Stalen van Brahand te onderhandelen, wien
hij voorstelde, hem en zijne kinderen voor wettige opvolgers van johanna te
erkennen, belovende, indien men zijnen wensch voldeed , Antwerpen en Mechelen
met het onderhoorige reglsgebied voor altijd aan Brahand te hechten. De Staten
gaven een ontwijkend antwoord, verklarende, dat zij gedurende het leven van de
Hertogin geen afdoend besluit op dit punt zouden nemen en na haren dood, den-
genen voor hunnen wettigen Vorst erkennen, wien de wetten des lands het opper-
gezag toekenden. De Roomsch Koning wehgeslaus , broeder van Keizer karel IV ,
Hertog van Luxemburg, had van zijnen kant afgevaardigden naar Leuven gezonden ,
om de Staten, aldaar bijeengekomen, te bewegen, hem na den dood van johanna ,
overeenkomstig het verdrag van Maastricht, als naaste bloedverwant van den overleden
Hertog wengeslaus, voor haren eenigen erfgenaam te erkennen. Maar even als
filips , ontving hij een dubbelzinnig antwoord. De Hertog van Bourgondië spoorde
ondertusschen de Staten igverig aan, om tot eene beslissing te komen. Door be-
loften en geschenken gelukte het hem eenige hunner leden voor zich te winnen,
1403 ^'^®*· iii'^loßii ^ij ^^ steden tot zijne belangen overhaalde; en nu bestuurde hij
op eene talrijke Slatenvergadering te Brussel de zaak met zoo veel beleid en schran-
derheid, dat men eindelijk zijn zoon Antonie tot opvolger van johanna verklaarde.
Te midden der prachtige feesten, door hem ter eere der Hertogin van Brahand in
Brussel gegeven, werd hij door eene besmettelijke ziekte aangetast en over-
Δ é *
Grasm. leed op het kasteel te Hal, werwaarts men hem op zijn bevel vervoerd had. Zijn
1404
(1) Divaeüs, Rer. Brah. Lih. XVI, p, 206', 207. Haraeus, Annal. Brah. T. I. Lih. XXXIV.
p. 370. Vetus Chron. Belg. in ματτπαει Analect. T. I. p. '53.
(2) Zie hiervoor, bl. 290.
-ocr page 427-DES VADERLANDS. 435
en het vruchtgebruik van eenige Aveinige goederen en opbrengsten. Margaretha be-
noemde kort daarna Prins Antonie tot haren landvoogd en opvolger in Brahand. Hij BÏoeira.
werd door de Staten voor Ruwaard erkend, bezwoer in die hoedanigheid de 6 v.
Zomer-
handha ving der voorregten en vrijheden van Brahand, en nam den titel aan maand,
van Hertog van Limburg. Het overlijden van Margaretha in het begin des vol- 16 v.
genden jaars te Arras, verschafte hem de opperheerschappij van Brahand, Avelke maand
alzoo uit het huis van Leuven^ waarin zij bijna drie eeuwen geweest was, in dat van ^^^^
Bourgondi'è overging. Johanna eindigde in godsdienstige afzondering hare dagen
op den eersten van Wintermaand veertienhonderd zes. Zij werd in het koor der
Karmeliter kerk te Brussel naast het zoontje, uit haar eerste huwelyk met Graaf ΛVIL-
LEM ÏV van Holland gesproten, plegtstatig bijgezet (1). Zij had eene halve eeuw,
en acht en twintig jaren daarvan in vereeniging met wengeslaus , Brahand en Lim-
burg bestuurd, welke onder haar alleenbewind van de rampen herstelden, welke hen
onder en door haren gemaal getrojOTen hadden. Zij was bemind door het volk, ge-
acht door den adel, en men getuigt van haar, dat zij regt en geregtigheid onkreuk-
baar gehandhaafd, nooit iemand benadeeld, maar veler voordeel behartigd^heeft (2).
(1) Divaeüs, Rer. Brab, Lib. XVI. p. 208, 209. Hauaeus, Annal Brab. T. hLib. XXXIV.
p. 372 , 373. Bdtkens, Troph. de Brab. T. I. Liv. IV. p. 524 , 525. Akokymi Chron. Duc.
Brab, p. 126—129. Monstrelet, Chron. V. I. p. 16. Paris, 1595. ßlagn. Chron. Belg.
p. 361, 362. Dewez , Ilist. Gen. de la Belg. T. IV. p. 145—148.
(2) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. V. p. 326. Mewerds, Annal. Flandr, Lib.
XV. p. 226. Anohtmi Chron. Duc. Brab. p. 129.
onverwachte dood wettigde, als 't ware , en verhaastte de uitvoering van het besluit 1371—
der Staten. Johanna deed bij wijze van gift, aan Margaretha, hare nicht, afstand ^^^
van de hertogdommen Brahand en Limburg met al de daaraan ondorhoorige landen,
kasteelen, steden en bezittingen, slechts acht en twintig duizend Fransche kroonen ^
voor zich behoudende , nevens het regt van sommige geestelijke bedieningen te begeven, Bloeim.
1404
19 V.
54 *
-ocr page 428-vait
DEN DOOD VAN JOHANNA VAN BRABAND,
tot op
DE VEREENIGING VAN BIJNA AL DE NEDERLANDEN ONDER
FILIPS VAN BOITRGONDIË.
1406— Holland en Zeeland. Het verlies van Everstein, Gasperne {Gasparde) en Hage-
stein konde jan van ^rkel niet tot onderwerping bewegen (1). Te vergeefs be-
proefde Hertog BEiNOüD van Gelre een bestand tusschen de strijdende magten te be-
werken ; slechts verwierf hij de slaking des Heeren walraven tian Brederode,
welke in veertienhonderd twee door de Arkelschen gevangen was genomen (2).
Jan ttan Arkel wilde halsstarrig den krijg tegen Holland en ütrecht voort-
zetten terwijl zijn zoon willem , Avelke hierin het onvermijdelijk verlies zijns erf-
goeds te gemoet zag, tot vrede overhelde (3). Ook de ingezetenen des lands van^rAe^,
inzonderheid de vermogende grondbezitters, wenscbten vurig naar het einde van eenea
oorlog, welke hunne oogsten wegroofde en hunne goederen verwoestte (4). De Graaf
van Rolland^ Hertog willem VI, maakte zich deze stemming der gemoederente nutte.
(1) Zielliervoor, bi. 353. Wij hebben te dier plaatse, bij wijze van voorverhaal, van het bestand
melding gemaakt, lietwelk door de aldaar aangehaalde schrijvers en anderen ten onregte in 1405
gesteld wordt, gelijk zeer juist is aangewezen door huhoff, Gedenkw. uit de Gesch, v. Gelderl.
D. m. bi. CXI (1), CXII (i). ,
(2) NijnaFF, Gedenkw» uit de Gesch, v. Gelderl. D. ΙΠ. bl, CIX.
(3) Be Vitaet Reb. Gest. Dom. de Arkel in matthaeüs, Analect. T. V. p. 231. J. α leydis,
Chron. Belg. Lib. ΧΧΧΠ. c. VIII. p. 329.
(4) J. α leydis, Chron, Belg. Lib. XXXII. c. VIIl. p. 329.
-ocr page 429-DES VADERLATiDS. 437
Door middel ταη walraven van Brederode, nu op zijn eerewoord ontslagen, voedde 1406~
hij in Gorinchem de onlevredenheid, en bragt onderscheidene aanzienlijke inwoners
door rijke geschenken en beloften in zijne belangen (1), Het kostte dezen weinig
moeite, den argeloozen en vredeminnenden willem van Arkel te belezen, zich aan de
zijde der misnoegden te scharen, welke zelfs hem overreedden, zich verantwoordelijk te 1 v.
OrdSlll·
stellen voor hetgeen zij tegen den last zijns vaders zouden ondernemen (2). Jan van j4()g
Arkel^ die zich te Arnhem bij zgnen zwager, Hertog reinoud , bevond, begaf zich
hierop ijlings naar Gorinchem, doch vond de poorten voor zich gesloten en zijn ge-
zag op den burg niet langer erkend. Verbolgen wendde hij zich nu naar Leerdam,
doch ook hier werd hem de toegang geweigerd, waarop hij naar G'e/re terugkeerde (3).
Vruchteloos zond Hertog beinoud herhaalde raaien afgevaardigden naar Gorinchem,
om eene verzoening tusschen den Heer van Arkel en zyne oproerige onderdanen te
bewerken (4). Willem van Arkel ibeloofde veeleer zijnen Gorinchemsclien vrienden
plegtig en onder eede , dat hij zonder hunne toestemming en goedkeuring met zijnen 30 v.
vader of diens aanhang in geene onderhandeling zou treden (5). Doch hetzij hij bij
ernstig nadenken zija gedrag afkeurde, hetzg hij nu eerst bemerkte, hoezeer hij
misleid werd door lieden, welke voor goud het land aan Hertog willem verraden had-
den , hij begaf zich althans eerlang op uitnoodiging zijns vaders, in stilte naar 'j Her-
togenhosch. Onder medewerking des Hertogs van Gelre werden hier de beide van
ARKELS met elkander verzoend en tevens middelen beraamd, om liet weerspannig Go-
rinchem bij nacht te overvallen en de verraders aan leven en bezittingen te straflen.
Doch nu hielden de ontevredenen zoowel voor den zoon als voor den vader de poorten
gesloten , sloegen zynen aanval af, en boden den Graaf van Holland do heerlykheid van
Arkel aan (6). Het belang des Hertogs van Gelre , bij wien Jonker willem toevlugt
zocht, vorderde , dat hij zicli van Gorinchem verzekerde en op aannemelijke voor-
waarden een bestand tusschen do van arkels en Hertog willek bewerkte, eer deze
Vorst van hel aanbod der Gorinchemmers gebruik konde maken. Hij beschreef eenige
der naburige Ridders en Knapen nevens de steden Nijmegen ^ Tiel en Bommel ter
hoirvaart met bevel, om dadelijk te Gorinchem in te rijden , e» trad tevens met Rolland en
(1) A. KEMP, Beschv. v. Gorinchem, bi. 157.
(2) v. MIERIS, Charterh. v. Holl. D. IV, bl. 34. Verg. aldaar bl. 69—71.
(3) J. Α LEVDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. VUL p. 329.
(4) Zie de hertogelijke rekeningen bij mijhoff, Gedenhw, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. UI,
bl, CX (3).
(5) v. mieris, Charterh. v. Holl. D. IV. bl. 35, Verg. aldaar, bl. 69--71.
(6) J. a. lEïDjs, Chron, Belg. Lib. XXXII. c. VIU. p. 329. De verm, jjeei, bl. 329 , 330.
-ocr page 430-r
438 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— Vtreoht in onderhandeling (1). Er werd tusschen Hertog Willem en den Bisschop van
1433 jjf^ßßjif j^an de eene zyde, en Willem van Arkel met do steden Gorinchem en
Leerdam aan de andere een wapenstilstand gesloten, welke Tan den twintigsten van
term. Wintermaand des loopenden jaars tot do eerstkomende Pinkster duren zoude. Jan van
1406 echter en dio zijner aanhangers, welke met hem waren uitgeweken en niet be-
geerden terug te keeren, waren uitdrukkelijk buitengesloten (2). De Graaf van
6 V. land echter was reeds vóór het einde des bestands, in Gorinchem en Leerdam als
^^MO?' gehuldigd (3). De kosten der inhuldiging waren uit den verkoop van lijf-
renten ten bedrage van duizend vijftig Engelsche Nobels, ten laste van J^aer/ewt,
Leiden^ Amsterdam ^ Gouda en Rotterdam gevonden (4). Hertog willem bevestigde
7 V. de vrijheden der beide steden en vermeerderde die met een aantal nieuwe voorreg-
(jiasm. jijj ygpjjjgf eenigen van degenen, welke hem ingeroepen hadden, tot de rid-
derlijke waardigheid en beloonde do overigen met andere gunstbewijzen. »Wacht u
wel voor deze Ridders," zeide hem de Heer van Asperen, »wat zij hunnen eigen
Heer gedaan hebben, kunnen zij ook te avond of morgen u doen." Willem
glimlachte , voorzag Gorinchem en Leerdam van bezetting en begaf zich van daar naar
den Raag (6).
Het was geenen twijfel onderworpen, dat dezo schending des bestands door den Her-
tog van Gelre ten hoogsten euvel zou opgenomen worden. Hertog willem had der-
halve bij zijn vertrek naar Rolland, den Gorinchemmers en Leerdammers schadeloos-
5 V. stelling beloofd voor de nadeelen, welke zij van do Gelderschen in goederen, landen
maand renten mogten lijden (7). De regering en gemeente van Gorinchem vaardigde kort
2 v. daarop te harer verdediging, eenen openbaren klaagbrief uit aan alljo Vorsten, Heeren,
m^d' steden en goede lieden, in welken zij het w^angedrag van Jonker willem openleg-
den (8). Ondertusschen was eene aanzienlijke vergadering der Ridderschap en steden
(1) Zie de oude rekeningen aangehaald bij nudoff , Gedenkw.uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. CXI.
(2) ν. mieris, Charterb. υ. Holl. D. IV. bl. 40.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 50—54. De Vita et Reb. Gest. Dom. de Ariel.
p. 232. De rekening van pdilips van den Dorp, bij nuhoff, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gel-
derl. D. III. bl. CXII (2).
(4) Wagenaar , D. III, bL 376, 377. ^
(5) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. III. bl. 55—60.
(6) J. Α lEYDis, Chron, Belg. Hb. XXSIl] c. VIII, p. 329. De rekeningen van philips üow den
Dorp bij wagenaar, D. III, bl. 377. Nijuoff, Gedenkw. uit de Gesch. v, Gelder 1. Ό. III.
bl. CXII (2).
(7) v. MIERIS, Charterb, v. Holl. D. IV. bl. 60. . /
(8) V. MIERIS, Charterb. van Holl. D. IV. bl. 69.
-ocr page 431-»ES VADERLANDS. 439
van Gelre door Herlog reinoud in Arnhem bijeengeroepen, die welligt slrekte ^^^^
om over eenen kryg tegen Holland Ie raadplegen (1). Het blijkt, dat men in
Holland eenen vijandelijken aanslag legen Amsterdam of de omstreken vreesde;
doch zoo dit plan ooit bestaan heeft, schijnt het niet ten uitvoer gebragt te zijn (2).
Maar willem van Arkel. ondersteund door cene bende Gelderschen, verraste Gorin-
11 1 ·■ 1 Herist-
chem bij eenen donkeren nacht; de bezetting week in den burg, voor welken hij het maand,
beleg sloeg (3).
Hertog WILLEM beschreef dadelijk heirvaart door geheel Holland en ontbood op
nieuw hulp uit het Sticht, toen hem door Hertog reinoüd van Gelre do oorlog werd maand,
aangezegd. De Gelderschen ontnamen terstond den Hollanders eene menigte krygs- en
mondbehoeften, en onderhielden van uit Zalt-Bommel^ over Vuren en Dalem ^ al-
waar zij een blokhuis opgeslagen of de kapel versterkt hadden, gemeenschap met
Gorinchem, Willem van Arkel had bij het naderen der Hollandsche en Stichtsche
benden, welke op den regier oever der Linge, waar toen het Slot van Arkel stond,
zich nedersloegen, in die stad de wijk genomen, waar hij door de Gelderschen van
het noodige voorzien werd. Om hieraan een einde te maken, trok Hertog willem
bij Spijk over de Linge naar Dalem op, en bood reinoud tegen den volgenden dag
den slag aan. Doch de Gelderschen slopen bij nacht henen, en lieten hem het slot
van Arkel en de omliggende sterkten ongehinderd van volk en voorraad Voorzien.
Hij zelf keerde met het overige des legers naar Holland terug (4),
Inmiddels werden lusschen do bezetting van het slot en die van do stad, waar de
Gelderschen aan de Linge een versterkt blokhuis hadden, de vyandelijkheden voortgezet,
zonder dat men echter Λvederzijds eenig aanmerkelijk voordeel behaalde. Hertog J2v
willem riep op nieuw zijne leenmannen te Avapen (5). Heviger werd nu builen
het Arkelsche grondgebied de krijg lusschen de Hollanders en Gelderschen achter-
volgd, Terwijl do eersten den Tieler- en Bommelerwaard afliepen, bestookten de
laalslen het stadje Woudrichem en drongen roovendo en brandende tot Vlijmen
(1) Niraoi'f, Gedenkw, uit de Gesch. ν, Gelderl. D. III. bl. CXII, CXIII.
(2) De rekeningen van ρπ. v. d. dorp , bij kijhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν, Gelderl. D. III.
bl. CXIII (2).
(3) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. "VIII. p. 329. Heda , p. 268.
(4) J. Α lETOis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. VIII. p. 330. De Fita et Reb. Gest. Dom. de
Arkel. p. 232 , 233. Chron. Tiel. p. 443, 444. Chron. de Boll, in hatïhaei Analect. ï. V.
p. 587. IIeda, p. 268. De mrm. beka, JjI. 332, 333. v. mieris, Charterb. ν, Holl. D. IV.
bl. 79. ΝυποΓΡ, Gedenkw.uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, bl. CXIII, CXIV«
(5) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 64.
-ocr page 432-440 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
en Engelen door (1). Doch hier ^verden zij door zk.^ van Kranenburg, Slotvoogd
vaü Heusden, onzacht op het lijf gevallen en met veel verlies op de vlugt gejaagd. Tot
een bewijs hoezeer de schrik zich van den tienmaal sterkeren vijand had meester ge-
maakt , wordt onder anderen verhaald , dat zeven vlugtende Gelderschen in het dorp He~
dikhuizen, Ie voren door hun volk in brand gestoken , in een varkenskot eene schuil-
plaats zochten. Bij het vallen van den avond stiet de zeug met haar snuit aan de
deur om er in te komen. De Gelderscheu meenende , dat het de vervolgende vyanden
waren, riepen angstig en luide: )> Wij geven ons over, wij geven ons over, slaat ons
niet dood, maar neemt ons gevangen!" De landlieden scholen dadelijk toe op dit
gerucht en voldeden aan het verlangen der zeven helden. Hertog willem in den
Tielerwaard meester gebleven , stichtte te Dalem , tegenover Loevestein , eene sterkte
of verschansing tegen de Gelderschen, welke Holland aan die zydc beveiligde en
den toevoer naar Gorinchetn afsneed (2). Dit stemde Hertog reinoud tot vrede.
Immers acht dagen na het bijeenroepen eener vergadering van de Ptidderschap en
steden des lands te Nijmegen, zond hij vier zijner Raden naar Utrecht, om
door tusschenkomst van jan van Beijeren, Bisschop van Luik, die zich aldaar
bevond, een wapenstilstand te bewerken. Hertog willem en de stad Utrecht
beloofden insgelijks, zich aan de uitspraak van dien Kerkvoogd te onderwerpen,
en nu kwamen na eene maand onderhandelens, Hertog reinoud met de beide
Heeren van Arkel aan de eene, en Hertog willem met de Heeren van Vianen en
van Ileukelom aan de andere zijde wegens eene wapenschorsing overeen, welke
tot den tweeden van Sprokkelmaand eerstkomende zou duren. In dien lusschen-
tijd mogten noch vijandelijkheden gepleegd, noch nieuwe blokhuizen binnen het
land λ'Άη Arkel ofte Dalem opgeworpen worden; den wederzijdschen ingezetenen
werden onbelemmerde handel en vrij verkeer verzekerd ; slechts Hollandsche onderzaten
en die aanhangers van het Hollandsch bewind , welke bij de verrassing van Gorinchem
door WILLEM van Arkel uit die stad geweken Λvaren, mogten, evenmin als de inge-
zetenen van Leerdam , binnen het land van Arkel of te Gorinchem komen ; doch
wederkeerig werd ook aan jan eri willem van Arkel nevens dengenen, welke vroe-
ger of later om hunnentwil uitgeweken waren, liet verblijf in Holland ontzegd;
daarentegen mogten zij , die zich onder alle veranderingen als stille burgers gedragen
hadden, even als de Geldersche ingezetenen, in Holland vertoeven, doch niet in
Leerdam, Schoonrewoerd en Heukelom; Geldersche onderzaten en ingezetenen van
Gorinchem zouden het door de Hollanders bezette slot van Arkel, en de Hollanders
(1) NunoFF, Gedetikw. uit de Gesch. ν, Gelder!. D. III. bl. CXV.
(2) J, α letdis, Chron. Belg. Lib, XXXII. c. VIII. p. 330. De verm. beka , bi.
334, 335.
1406-
1433
1408
26 V.
Lente-
maand,
29 V.
Grasin.
DES VADETx LANDS. 441
het Geldersche blokhuis aan de Linge, niet dan op eenen bepaalden afstand mogen
naderen (1).
Dit bestand werd reeds vóór den verstreken tiid met twee en eene halve maand , en Louw-
maand.
voorts tot den eersten van Bloeimaand verlengd (2). De omstandigheden hadden na- 1499
melijk jan van Beijeren verhinderd de zaak, aan zijne uitspraak onderworpen,
naauwkeurig te onderzoeken, en tevens Hertog ayillem gedrongen, hem met de wa-
penen tegen de Luikenaars te ondersteunen. Jan van Beijeren in dertienhonderd ne-
gentig , toen naauwelijks zestien jaren oud, tot Bisschop van Luik verheven, had
uit afkeer voor den geestelijken stand, gedraald de ordening aan te nemen, schoon
hij zich meteede daartoe verbonden had. Het misnoegen der Luikenaars hierover was ein-
delijk openbare tegenstand geworden , en daar zij hel Kapittel tot het verkiezen van eenen
nieuwen Kerkvoogd niet konden bewegen, hadden zij besloten den Bisschop van
het wereldlijk bestuur te ontzetten, het eenige waarom hij van zijne waardigheid niet
wilde afzien, en πενβκικ van Perwys bij voorraad tot voogd aangesteld, even als
of het bisdom open geweest ware. Jan van Beijeren was hierop naar Maastricht
geweken, doch in veertienhonderd vier in zijne zetelplaats teruggekeerd, nadat door
het Kapittel een verdrag was bewerkt, waarbij het bestuur des bisdoms aan zestien
mannen , de helft ter keuze van jan van Beijeren en do wederhelft ter verkiezing
van de Luiksche burgers, Avas toevertrouwd (3). Gelijk te verwachten was, ontstonden
weldra op nieuw beroeringen, en Bisschop jan werd genoodzaakt in veertienhonderd
zes wederom naar Maastricht te vlugten, het geestelijk geregt {curiam) en het
bisschoppelijk zegel met zich nemende. In weerwil dos Kapittels, verkozen nu do
Luikenaars dirk , den achttienjarigen zoon van iiendrik van Perwys, tot Bisschop,
welke nieuwe Kanoniken aanstelde in de plaats van hen , die men ter stad uitgejaagd
had. Om hem in het bewind te handhaven, sloeg zijn vader het beleg voor »yi.rri/ye« ,
doch moest het opbreken; voor Bouillon, dat hem in handen viel; en eindelijk voor
Maastricht, waar jan van Beijeren zich bevond, maar hetwelk door de buiten-^
gewoon felle vorst niet kon voortgezet worden (4).
(1) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 95—97. Verg. Nunorr, Gcdenkw. uit de Gesch.
V. Gelderl Ώ. III. bl. CXV, CXVI.
(2) Nijdoff, Gedenkic. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. Oork. No. 293, 294, bl. 285—287.
V. HiERis, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 116.
(3) J. A. LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. III. p. .325. Magn Chron. Belg. p. 363—366,
alwaar een uitvoerig verslag van deze bcAvegingen wordt gegeven. Monstrelet , Vol.I, cli. 31. f.27.
(4) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. VI. p. 327. Magn. Chron. Belg. p. 366, 367.
Monstrelet, Vol. I. ch. 31. f. 27. De barakte, Bist. d. Ducs. do Bourg. T. II. p. 21?· (1).
II Deel, 2 Stuk. 55
-ocr page 434-442 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406-" Weinig weken na het sluiten Tan den wapenstilstand tusschen Holland en Geh'e,
^^^^ hervatte de Heer van Perwys dit beleg, en jait van Beijeren drong nu bij zynen
broeder, den Graaf van Holland^ ernstig om hulp aan. Hertog willem verbond zich
deswege met zijnen schoonbroeder, Hertog jan van Bourgondië, en versterkte zyne
krijgsmagt met een groot aantal loontrekkende buitenlandsche Edelen en knechten.
Bg hen voegde zich de Graaf van Namen met eenige bendon, en Koning henbrik IV
van Engeland zond eenen onderstand van zestig mannen van wapenen en vyfhonderd
boogschutters. Dit vereenigd leger viel in den Zomer van het jaar veertienhonderd
acht in het Luikscho , waardoor het beleg van Maastricht ^ na zestien of negentien
weken opgebroken werd. De Luikenaars trokken nu met een heir dat ten minste op
veertig duizend man begroot wordt, de bondgenooten te gemoet, doch werden op de
drie en twintigsten van Herfstmaand in een allerbloedigst gevecht te Hashain nabij
Tongeren, ten eenenmale geslagen. Onder de duizenden, welke aan hunne zijde
sneuvelden, werden ook de nieuvvverkozen Bisschop en Hendrik van Pertoys, de
Opperbevelhebber , met nog een anderen zoon geteld. Deze slag was beslissend. De
wederspannige steden onderwierpen zich en werden gestrengelijk gestraft, ofschoon de
Bisschop den smeekenden inwoners genade beloofd bad. Do nieuw verkoren Kanoniken
en vele anderen, zoo vrouwen als mannen, werden in de Maas verdronken; anderen
gevierendeeld; anderen onthoofd. Toen ontving do Bisschop van Luik den bijnaam
van JAN zonder genade, dien hij sedert behouden heeft. De muren van Dinant,
Hmj en eenige andere steden werden omvergeworpen, en al de gunstbrieven en voor-
regten der Luikenaars vervallen verklaard en den Hertogen jan van Bourgondië en
WILLEM van Holland, op wier naam het vonnis was uitgesproken, in handen ge-
steld (1).
Terwijl de laatste verlenging van het bestand tusschen Ge/re en Holland nog duurde,
hadden Heer jan van Arkel en zijn zoon willem het beheer hunner heerlykheid en der stad
Gorinchem aan Hertog reiwoud overgedragen. Reinoud daarentegen verzekerde aan
hen , hunne gevangenen, hunne have en goederen , een veilig geleide , beloofde de schulden
door den Heer van Arkel op de inkomsten uit Gorinchem gevestigd, over te nemen,
22 v. in mindering van hetgeen hij hem, volgens nadere bepaling, voor do overgifte van
{jrasm, ^^^ betalen zou, en nam tevens op zich, om bij verzoening met Holland,
1409
voor de bevordering hunner belangen en die hunner vrienden te zullen zorgen. Reeds
den volgenden dag stelde zich reinoud in het bezit van Gorinchem en maakte toebe-
(1) J. Α lEYDis, Chron. Belg, Lib. XXXIL c. X. p. 332, 333. Magn. Chron, Belg.
p. 367—369. Monsïrelet, Vol. 1. c. 47- p. 72—81. Meijerus, Annal. Flandr. Lib. XY.
p. 230—232. Veldenaar, Chron. v. Hall. bl. 133. Het Goudsch Kron. hl. 117. Debahaste,
HisL d. Ducs de Boitrg. T. II. p. 220—232.
DES VADERLANDS, ' 443
i'eidselen tot het herTalten van den krijg tegen Hertog Willem , -welke in hubrecht , 1406—
Heer van Kuilenburg , een leenman van Gelre, eenen niet onbelangrijken bondgenoot
gewonnen had, die aan hem zijne heerlijkheid met stad en slot had opgedragen (1).
Het kwam echter spoedig weder lot eene Avapenschorsing, cn weinig weken later
26 V.
werd door tnsschenkomst van jan van ßeijeren, te Utrecht een verdrag tusschen Bloeim.
de strydvoei'ende Vorsten tot sland gebragt. Hierby verzekerden de Hertogen kei-
WOUD en WILLEM elkander voor zich, hunne bondgenooten en hunne onderzaten, Zomer-
veiligheid en vrij verkeer tot Paschen van het jaar veertienhonderd twaalf,· Hollandsche
onderzaten echter, en die van Leerdam^ Schoonrewoerd cn Heukelom mogten binnen
Gorinchem , noch Geldersche onderzaten te Leerdam, te Heukelom, of op het slot
te Gorinchem zich vertoonen; degenen die om hunnen handel met Holland uitge-
weken waren, bleven uit Gelre gebannen, en den vrienden van het huis van Arhel ,
welke Gorinchem ontruimden, werd het verblijf in i/o/Zawc? ontzegd; maar de poorters ,
die zich sleeds vreedzaam gedragen hadden, konden ongehinderd van Gorinchem op-
Avaarts langs de Linge met Gelre gemeenschap houden. De inkomsten des lands van
Arkel en des schependoms van Gorinchem, ook de goederen der uitgewekenen naar
beide zyden, werden jan van Beijeren in handen gesteld. Blokhuizen en vesten,
builensleden en sloten in de landen van Arkel en Dalem opgerigt, zouden neder-
geworpen en geene nieuwe gebouwd worden. De Heer van Kuilenburg zou om het
ontzeggen van den Hertog van Gelre niet gemoeid worden. De beide vapt abkels
waren van deze bevrediging uitdrukkelijk buitengesloten, doch stelde zich Hertog rei-
NOUD verant\T oordel ijk voor hetgeen zij legen Holland of zijne bondgenooten nadeeligs
mogten ondernemen. Opkomende verschillen zouden aan de beslissing van jan van
Beijeren worden onderworpen. Voorts werden bepalingen vastgesteld , ingeval inbreuk
op dezen vrede gemaakt wierd. Van reinouds zijde waarborgden adolf , Hertog van
den Berg, en frederïk , Graaf van Meur^, nevens de steden Nijmegen, Roermond,
Zutphen en Arnhem ; van Hertog Willems zijde, jan van Beijeren en jakob , Heer
van Gaasheek, met de sleden Haarlem , Delft, Middelburg en Zierikzee, onder
medebezegeling, het nakomen van hel bestand (2). Den zelfden dag stelde jan van
Beijeren de inkomsten des lands van Arkel in handen van reinoud, om daarmede
naar goeddunken te handelen; en do goederen en renten dergenen, welke om de
van arkels uitgeweken \varen, onder het beheer van arend piek , den rentmeester
van Gelre, ten einde aan elk van hen in het bijzonder daarvan uit te keeren, wat hem
toekwam (3). Een weinig later deden de Bisschop van Munster, de Hertog van
(1) v. ïUERis, Charterh. v. Hall. D. IV. bl. 122.
(2) Nijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. CXVIII. Oork. N®. 303.
bl. 297-304. · ' ' ■ · · · · '
(3) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. lU. Oork. No. 304 ,· bl. 505^307.
55 *
-ocr page 436-444 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406_den Berg en de Graaf van Meurs de hun opgedragen uitspraak over de schadeloos-
stelling, vi^elke reinoüd aan de van arkels verpligt was wegens den afstand van
fj γ^ Gorinchem en het land van Arkel te zijnen behoeve den twee en twintigsten van
Oogst^ Grasmaand dezes jaars gedaan. De Hertog van Gelre zou aan den Heer van Arkel
1409 en zijnen zoon de heerlijkheid van Oijen met al het toebehoorende erfelijk, en hun
voorts zoo veel aan andere bezittingen in Gelre afstaan, dat alles te zamen een jaar-
lijksch inkomen van vijfduizend vyfhonderd Rynsche guldens opleverde. Indien de
VAN ARKELS hierin geen genoegen namen, moesten zy binnen den tijd van veertien
nachten de sl^d Gorinchem en het land yan Arkel weder van den Hertog overnemen (l).
Daar dit laatste niet geschiedde, werd reikoüd te Gorinchem als erfheer inge-
25 T. huldigd, onder voorwaarde , dat hij die stad nooit van Gelre vervreemden of scheiden
matmd. ' ware hij haar aan Heer jan en zijnen zoon terug mögt geven. Hij
bevestigde en vermeerderde tevens hare oude vryheden en voorregten [2). Zoo
was dan het magtig aloud geslacht der van arkels, dat kort te voren in Bolland
alvermogend geweest was, door overmoed gevallen, en door eenen even belangzuch-
tigen bloedverwant als verraderlijken beschermer van zijn erfgoed beroofd. Heer jan
hield zich meestal op in zijne heerlijkheid Pirlepont in het hertogdom Bar ^ en zijn
zoon WILLEM, naar het schijnt, aan het hof des Hertogen van Gelre (3).
Hertog WILLEM nam in deze beschikkingen genoegen; het verdrag van den vier en
twintigsten van Zomermaand bleef in waarde, en hij zelf in het bezit van het slot te
Gorinchem. Er was middelerwijl tusschen hem en Antonie, Hertog van Braband,
een geschil ontstaan. Hij was nog belast met de huwelijksgave der overledene Herto-
gin-weduwe johanna, weleer gemalin van Graaf willem IV van Holland. Wil-
lem V had in dertienhonderd een en vyftig, en Hertog albreght drie en veertig
jaren later, die schuld openlyk erkend, welke toen, volgens schuldbekentenis van
dezen laatsten, aan achterstallen nog negenduizend vier en tachtig oude keizersschilden
met den arend bedroeg (4). Antonie drong nu sterk op de betaling aan, welke
WILLEM uit geldgebrek steeds trachtte te ontwijken. Men vreesde eene vredebreuk,
toen Hertog jan van Bourgondiè' tusschen beide trad en eene overeenkomst bewerkte,
waarbij antonie met zeventigduizend oude schilden in eens af te betalen, genoegen
nam en tevens beloofde , Hertög willem legen den Hertog van Gelre en de Heeren
(1) ν. mieris , Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 124—126.
(2) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 126—129. A. kesp, Beschr. v. Gorinchem.
bl. 112—m.
(3) Nijhoff, Gedenktv. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III, bl. CXIX.
(4) Wagekaar ^ D. III. bl. 384, 385.
-ocr page 437-DES VADERLANDS, ' 445
van Arhel te ondersteunen (1). Het was welligt om deze gelden bijeen te brengen,
dat de stedelingen en platte landbewoners van Holland, wanneer zij boven de honderd
Icroonen gegoed waren, den honderdsten penning hunner goederen, in twee tijdperken
moesten opbrengen, waartoe elk bij eede tot opgave van zijne bezittingen aan de ge-
regten verphgt was (2).
Het bestand tusschen Holland en Gelre bleef niet ongeschonden, en het
schijnt, dat de Gelderschen zich voornamelijk daar aan schuldig maakten. Het blijkt
ook, dat de beide van arkels in het Sticht geweldenarijen pleegden, naar men ver-
moedt , om zich op den Bisschop te wreken aan wien zij , voor een groot gedeelte ,
het verlies van Ε verst ein ^ Gasparne en Hagestein verschuldigd waren (3). Zeker
is, dat FREDERIK van Blankenheim in dien tijd over hen en hunne medepligtigen
wegens het verwoesten van zyn kerkelijk gebied, den ban uitsprak (4). Hertog rei-
»OUD zelf werd op eene zamenkomst van wederzijdsche afgevaardigden te Utrecht
verpligt, eene aanzienlijke som gelds, wegens vredebreuk door zijne onderdanen ge^
pleegd, te voldoen. Eenige maanden later moest hij, op inmaning des Graven van
Holland en in overeenstemming met het gesloten verdrag, vier goede mannen met
zestien paarden naar Heusden in gijzeling zenden, welke daar ruim drie maanden op
zijne kosten vertoefden. Kort te voren had hij over Hertog willem geklaagd en hem
gemaand, om zelf naar Zalt-Bommel in gijzeling te komen. Het kan zyn, dat het op-
Averpen van een blokhuis aan de Lek door de Gelderschcn, en do pogingen der
Hollanders om dit te beletten, tot deze wederkeerige klagten aanleiding gegeven heb-
ben, Sedert werden bestendig zoo te Arnhem en te Utrecht, als te Hage en te
Quesnoi in Henegouwen, waar zich Hertog willem bevond, tot vereiTening der ge-
rezen geschillen, dagvaarten en zamenkomsten gehouden (5). Ondertusschen trachtte
de Graaf van Holland zich door bondgenooten te sterken, en droeg de bewaring van het
slot te Gorinchem aan den dapperen jan van Brongelen op (6). De Graaf van
Kleef, in onmin met reihoud , werd zijn bondgenoot en verpligtte zich, na het einde
des bestands ten krijg tegen Gelre gereed te zijn ,· willem zou hem vijftig welgewa-
pende ruiters toezenden; de voordeden uit veroverde sloten, ridderhofsteden en ge-
6 V.
Bloeim.
1410
5 v.
Louw-
maand
1411
14 V.
Grasm.
(1) Divaecs, Rer. Brab. Lih. XVIL p. 214. Haraeüs, Annal Brab, T. L p. 377, 378.
(2) Van wijn op wagenaar , St. ΙΠ, bl. 80.
(3) PoKTAKus, Hist. Gelr. Lih. VIH. p. 380, 381.
(4) POSÏA.NÜS, Hist. Gelr. Lih. VIII, p. 381.
(5) Nijhoff, Gedcnkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. 1Π. bL.CXXVi.
(6) Vj MIERIS, Charterb. τ. HolU D. IV, bl.163, 169, 202, 213.
1406-
1433
1406-
im
446 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
vaagenen voortvloeijènde, zouden Lij minnelijke schikking gelijkelijk door beide ge-
noten , doch de stad Gorinchem, >vanneer zij hun in handen viel, alleen aan den
Graaf van Eolland gelaten worden (I). Tevens gelukte het Hertog willem , de stad
Amersfoort^ zoo belangrijk voor de twee strijdvoerende magten, door gunsten en
voorregten voor zich te winnen en to bewegen, hare poorten voor hem open te
houden, waardoor hij in staat gesteld werd Gelre van dien kant te bestoken (2).
Hertog reinoud kwam met Heer jan en Jonker willem van Arkel ^ thans opperbevel-
hebber zijner ruiterij, overeen , dat zij van zgnentwege en te zijnen behoeve uit de
stad Gorinchem den Graaf van Holland zouden beoorlogen, en beloofde onder andere
voorwaarden, buiten hunnen raad geen vrede met Holland te sluiten (3).
Dadelijk na den afloop van het bestand werd de krijg hervat. Eenigen meenen,
dat REiNOüD hiertoe door den Hertog van Orleans werd aangespoord, Aliens nicht,
marie d'hargoürt , hij tot gemalin had en dus evenzeer op de zijde der Orleansche
partij in Frankrijk was, als Willem op die van Bourgondi'è, uit hoofde zijner echt-
verbindtenis, geacht werd te zijn (4). Doch de vyandelykheden werden, naar hel
schijnt, niet aan den kant des Hertogen van Gelre, maar aan dien des Graven van
Holland geopend, >velko zich daartoe, bij wijze van bede of leening van de Hol-
landsche steden, het benoodigde geld verschafte (5). Onmiddellyk bij het einde
der wapenschorsing, was aan de steden fVest kapp el ^ Vlissingcn en Zierikzee
verlof gegeven, op de Gelderschen ter zee te kapen en den buit, tegen uitkee-
ring van een derde aan den Landsheer, voor zich te behouden (6). Tevens waren
eenige schepen uitgerust, welke langs de Zuiderzee kruisten en bovenal den handel
van Elhurg en Harderwijk aanmerkelijk stremden. Door het verdrag met de stad
Amersfoort, in welke Hertog willem eene aanzienlijke krijgsmagt onderhield, Avas
hem aan die zgde den toegang tot de Feliiwe geopend, welke dan ook door de Hollan-
ders hevig bestookt en door plunderen en branden deerlijk geteisterd werd. Om hieraan
perken te stellen , werd willem van Arkel Aoov Hertog reihoüd met eene sterke krijgsbende
in het slot te Hoeßaken of Hoevelaken op de grenzen der Feluwe, een uur gaans van
12 V.
(rrasm.
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bi. 183 , 184.
(2) NiJiïOFF, 'Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. ΙΠ. bl. CSXVIIi.
(.3) Kemp, JSeschr. v. Gorinchem^ bl. 177—179; overgenomen door vati mieris, Charterb. ν.
Holl. D. IV bl. 195.
(4) Bilderdijk , D. IV. bl. 38. -
(6) v. miebis,. Charterb. v.-Bolh d. iv. bl. 198^ ^ . . . - . ν
20 V.
Wijn-
maand
1411
15 V.
Lente-
maand
1412
DES VADERLATiDS. 447
Amersfoort, gezonden , en niet ver van daar eene tweede sterkte opgeworpen, opdat 1406—
beide vesten elkander wederkeerig mogten beschermen. Maar de Heeren van Kuilen^
hurg, van lianen en arhoud van Leijenhurg ^ door Amersfoorlsche burgers onder'·
steund, verdreven do bezetting, staken Hoeßaken^ daarna JN ij kerk in brand en keerden
met aanzienlijken buit naar Amersfoort terug (1). Hertog reinoud vernielde daaren-
tegen te Maurik een slot des Heeren van Kuilenburg (2). Ongetwijfeld Averden we-
derzijds meer geweldenargen gepleegd dan men vindt opgeteekend; doch do landen van
Kuilenburg en F tanen schijnen het meest geleden te hebben (3). Welligt waren het
inzonderheid deze twee Heeren, welke bij do strijdende Hertogen op het eindigen van
eenen oorlog aandrongen , die zonder dat iemand eenig voordeel behaalde , de landzaten uit-
plunderde , de welvaart der steden vernietigde en de schatkist der Vorsten uitputte.
Maar Hertog willem wilde volstrekt het bezit der heerlijkheid Arkel en de stad Go^
rinchem voor zich verzekeren, waarloe reinoud noode besluiten konde (4). Eindelyk
werd door tusschenkomst der Bisschoppen van Luik en Utrecht, op het slot Duur-
stede bij M^ijk een vredesverdrag getroflFen. Gorinchem en het Land van Arkel
werden daarbij aan Hertog willem , legen eene schadeloosstelling van honderd duizend
Fransche kroonen aan Hertog reinoud , toegewezen, Reiitoüd zou afstand doen van do
slad Gorinchem met haar regtsgebied ten behoeve van willem van Arkel, die haar
ecliler onmiddellijk weder aan Hertog willem moest afslaan; hetgeen dan ook dien
zelfden dag met de gebruikelijke plegtigheden geschiedde. Do Gorinchemmers zouden
wegens het vroeger gebeurde niet gemoeid, de uitgewekenen onder zekere voorwaar-
den , eene ongehinderde terugkomst verzekerd, en de wederzijdsche gevangenen ont-
slagen worden. De Heer van Kuilenburg en arkoud van Leijenherg waren in den
zoen begrepen; willem van Arkel zou zich met de slad Utrecht verzoenen. Ne-
vens eenige andere punten van minder belang, kwam men overeen, dat de Linge,
die waarschijnlijk door de Hollanders elders was heengeleid, voortaan weder door Go-
rinchem zou slroomen (5). Den zelfden dag sloten Gelre en Holland levens een 26 v.
verbond van onderlinge hulp en bescherming tegen eiken vijandelijken aanrander,
slechts do Koning van Engeland, de Hertog van Orleans en de slad Utrecht uitge-
(1) J. Α LETDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. XV. p. 339.
(2) Chron. Tiel. p. 450. Zuideri de cdlerburgh, Orig, Culenburg. iu maitiiapi Amlect.
T. III. ρ. 623.
(3) ZüIDERI DE CDLENBtRGH, OHg. Culetlb, p. 625.
(4) De verm, beka, bl. 340.
(5) v. BiERis. Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 208—208.
-ocr page 440-448 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— zonderd. Dit verdrag werd even als het vorige , door de beide Hertogen op de over-
blijfselen der Heiligen bezworen , en door hun zegel bekrachtigd (1). Hertog wil-
tEM als Heer in de stad Gorinchetn gehuldigd, bevestigde en vermeerderde hare
voorregten en vrijheden (2). Sedert zijn stad en land van Ar kei met Holland ver-
eenigd gebleven (3). Het aloude slot Arhel werd tot den grond toe geslecht, en in
Gorinehem zelf, aan de Merwe eene sterkte opgeworpen , om de stad in bedwang
te houden (4).
Al deze onderhandelingen waren buiten Heer jan van Arhel omgegaan, die zich
thans in Braland ophield (5). Verontwaardigd over de lafhartigheid zijns zoons, en
met wrok in het hart over de trouwloosheid zijns zwagers, bleef hij in vijandige hou-
ding tegenover Gelre en Holland. Het schijnt echter, dat hij zich spoedig met Jon-
ker WILLEM verzoend en deze tot zamenspanning met hem tegen de beide Vorsten
overreed heeft. Althans de Hertogen heikoud en ayillem verbonden zich op nieuw
9 t. tegen hem; en op aanzoek van dezen laatste, zegde keinouo aan willem van
^ΐΤΐθ"^ ili^Ae^ het vrijgeleide op, verklaarde hem van het slot te Oijen vervallen en stelde
hem, wegens gepleegd onregt en geweld, voor zyne regtbanken aansprakelijk (6). Hertog
willem wenschto in het bijzonder, zich van jan van Arkel te verzekeren, dewijl
hy kort na het sluiten van den Vrede met Gelre, eerst uit den mond van een van
KEINOUDS Raden, en toen uit dien Vorst zeiven vernomen had, dat in Holland, en
zelfs onder de Edelen, een aanslag tegen zijn leven gesmeed was (7).
Do bekendheid in Gelre van dien toeleg, moest natuurlijk in hem het vermoeden
op de van arkels en hunne betrekkingen in Holland^ bovenal op jan van Egmond
en zijn broeder willem, Heer van IJeselstein , doen vestigen (8). Jan Egmond
(!) v. mieris, Cfiarterb. v. Holl. D. IV. bl. 208, 209.
(2) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. ])I. 214—219. Verkort bij kemp, Beschr. v. Gorin-
ehem, bl. 180—18Ö.
(3) J. ALEYDIS, Chron. Belg, Lib. XXXII. c. XVI. p. 340. in het verhaal van den Arkelschen
krijg, wat den loop der gebeurtenissen betreft, zijn wij den oordeelkundigen nuhoff gevolgd.
(4) Chron. de Hall, apud ματττπαει Analect. T. V. p. 594 j oi veldenaar, Chron. v. Holl,
bl. 106, 107. Zie ook kemp , Beschr. v. Gorinehem. bl. 186, 187.
(5) J. Α LEYDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c, XVI. p. 340.
(6) v. mieris, Charterb. υ. Holl. D. IV. bl. 245—248.
(7) J. Α LEYDis, Chron. Belg, Lib. XXXII. c. XVIl. p. 340.
(8) Bilderdijk, D. IV. bl. 41. Verg. j. a. ietdis, Chron. Belg, Lib. XWll. c. XVII. p.340.
-ocr page 441-DES VADERLATiDS. 449
was gehuwd met maria , de eenige dochter ταη jan van Arkel (1). De ongunstige
sleniming, welke hij daardoor bij Hertog willem voor zich had opgewekt, was wel-
ligt de oorzaak geweest, dat de uitspraak van dien Vorst in een geschil tusschen
hem en den aht \diU Εgmond, minder tot zijn voordeel was uitgevallen (2).
Hij had voorts den Hertog in den Geldersch-Arkelschen krijg de leendienst gewei-
gerd (3). Sedert jaren was hij ook niet aan het Hof verschenen, zonder tegen alle
gebruik aan , vooraf daartoe vrijgeleide verzocht en verkregen Ie hebben (4). Schoon
al deze omstandigheden hem verdacht maakten, wilde Hertog willem echter zonder
stellige bewijzen , niet legen hem handelen; en er verliepen nog twee jaren, eer jan
van Arkel, wien men voor den smeder van het schelmstuk hield, in willems
handen viel (5). Toen eerst gelukte het aan drie Z.uid-Holland&che Edelen, gerrit
van Strij'èn, Heer van Zevenbergen, floris van der Aa en filips van der Leek,
dien onverzoenlijken vyand huns meesters, terwijl hy met een klein gevolg van
Brussel terugkeerde, waar hij de uitvaart des Hertogs van Brahand had byge-
woond, nabij Arpenhrugge op te ligten en, in het witte ordeskleed der Duitsche
Ridders vermomd , naar Holland te voeren. Hertog willem ontving te ütrecht,
waar hij als middelaar der burgertwisten feestelijk onthaald werd, deze blijde mare
en spoedde zich naar den Haag terug (6). Den Heer van Zevenbergen^ die
reeds vroeger in zijne gunst en vertrouwen deelde (7) , werden voor deze daad
vierduizend vijfhonderd Fransche kroonen, en den beiden medestanders insgelijks
geldelijke belooningen toegekend (8). Van arkel >verd eerst op de poort van
het hof in den Haag, daarna een geruimen tijd op het sterke slot te Gouda be-
waard en toen naar Zevenbergen gevoerd , waar hij tol veertienhonderd zes en
twintig of zeven en twintig in hechtenis bleef, terwijl Hertog reinoud , althans ge-
(1) J. Α LEVDIS, Chroii. Belg. Lib. ΧΧ,ΧΙί. c. 13. p, 337. Nuiiorr , Gedenktc. uit de Gesch.
r. Gelderl. D. III. hl CXX. CXXXIII.
(2) J. κ LEYDis, C/iron. Belg, Lib. XXXIl. e. 13. p. 337. c, 14. p. 337—339. Kron. v. Egmond.
1)1. 123—135. Zie ook v. mieris, Charterb. -/■. Holl. D. IV. bl. 43 , 44, 103—105, 179—181.
(3) J. Α LEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 17. p. 340.
(4) J. Α LETDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 17. p. 340.
(5) J. α levms, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 17- p. 340. Verg. bilderdijk , ü. IV, hl. 4L
(G) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 22. p. 343. De Vita et Reb. Gest. Dom. de Ar-
iel. ρ. 237. Heda , ρ. 270. De verm. beka , hl. 349 , 350. Chron. Ticl. ρ. 4β1.
(7) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl, 1). IV. bl. 135, 154, 158.
(8) Wage>äau , 1). III, 1,1. 309.
1400—
1433
25 V.
Sla{ïlui.
1415
450 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
bhsü
1406—(lecllelijk, in zijn onderhoud voorzag (1). Hij werd door den Proost van Oud-
munster to Utrecht met de heerlijkheid van Haastrecht en eenige andere goe-
deren verleid (2). Niet lang daarna , den vijf en twintigsten van Oogstmaand veer-
tienhonderd acht en twintig, overleed hij in den ouderdom van vijf en zestig jaren
te Leerdam, een zijner ouderlijke goederen hem door toedoen van Hertog filips
Ύ>αη Bourgondië teruggeschonken (3). Zijne gemalin johanna van Gelre, zijne
dochter mamia, do moeder van arnoud van Egmond, naderhand Hertog van
Gelre, en zijn kinderlooze zoon Willem waren hem reeds voorlang door den dood
ontrukt (4). Met hem eindigde derhalve het oude en magtige geslacht der va3!i ar-
kels dat zich evenzeer door rijkdom en trotschheid, als door overmoed en dapperheid
had onderscheiden (5). Men geloofde , dat er in Duitschland naauwelijks vermogen-
der Heeren waren dan de vak arkels in Rolland, Hunne inkomsten bedroegen
jaarlijks drie en tachtig duizend zeshonderd Rijnsche guldens; daarbij gerekend vijf-
duizend oude schilden uit Veluwsche tienden en zesduizend dukaten jaarlijks uit de
bank van Venetië, welke te JIntwerpen werden ontvangen. Behalve de heerlijkheid
Arkel met den burg van dien naam, de steden dorinchem en Leerdam met Schoon-
rcïvoerdy Ε versteht, Gasperne en Hagestein, bezaten zij in het Hertogdom Bar
de heerlijkheid Pirlepont met vele dorpen en sloten; in Brahand de stad Meehelen
mei onderscheidene dorpen en vlekken , genaamd het Land van Arkel^ in Gelder-
land, Geldermalsen, Oijen en meer andere plaatsen; in Holland άο, stad Haas-
trecht, Fliet, Stolkxvijk en al de dorpen in Aq Krimpenerioaard, tusschen iScÄoön-
hoven en ter Goude ·, en in Zeeland het ambt Krieken met de toebehoorende goe-
deren (6).
Toen JAN van Arkel in de magt zijns vijands geraakt was, had hij voor afgevaar-
(1) J. Α LEYDIS, Chron. Belg. Lib.'LVm. c. 22. p. 344. De Vita et Reb. Gest. Dorn, de Ar-
kel. ρ. 234, 237. Chron. Tiel. ρ. 504, 516. Wagenaau , ü. III, hl. 389. Nijhoff, Gedenkw.
uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bi. CXXXV (4).
(2) v. miettis, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 869.
(3) De Vita ct Rob. Gest. Dom. de Arkel. p. 236. Chron. Ticl. p. 520. Keiip , Beschr. v.
Gorinchem, bl. 235, 237, 238. - '
(4) postakus, Hist. Gek. Lih. VIII. p. 3ü3. Κεμγ , Beschr. v. Gorinchem, hl. 194, 208.
(5) liet was in Holland een oud gezegde :
De brederodes dc cdelstcn j de wassenains de oudsten :
De EGMOivns de rijlcsten; de arkels dc stoutstcn.
(6) Kemi', Beschr. v. Gorinchem, 1)1. 238.
-ocr page 443-DES VADERLANDS. 451
diffden uit den Raad van Holland driemaal onder eede verklaard , Avie de zamen- 1400—
. 1433
spanners tegen de vrijheid of het leven van Hertog willebi geweest waren, wiens ver-
moeden daardoor tol zekerheid gebragt werd. Immers, schoon de Hertog het geheim
bewaarde, liep er spoedig een algemeen gerucht, dat egmond en ijsselstein deze ver-
raders waren. Egmokd bood aan, zich voor den Vorst te verantwoorden, mits men
hem vrijgeleide verzekerde. Dit werd hem toegestaan, en hij voor 's Graven raad
geroepen. Maar hij verscheen niet; zijn leven en goederen werden nu verbeurd ver-
klaard en deze laatsten terstond op 's Graven last aangeslagen. Ondertusschen was
hij bij zijnen broeder op het sterke slot IJsselstein geweken, hetwelk >veldra door
WILLEM opgeëischt en na Aveigerend antwoord , met eene belegering bedreigd Averd.
Doch terwgl de helft Tan het Hollandsche leger derwaarts oprukte en Hertog willem met
het andere gedeelte nog te Schoonhoven vertoefde , werden door tusschenkomst van
eenige magtige bloedverwanten van egmokd, als jagob van Gaasheek, Heer van
Abcoude , Wijk te Duurstede , Putten en Strijën, huibert van KuUenhurg, en
JAN van Vianen\ bij verdrag de stad, het slot en de heerlijkheid van IJsselstein
aan Holland afgestaan. Beiden broeders werd het land ontzegd , en uit de inkom-
sten hunner voormalige bezittingen aan egmond jaarlijks tweeduizend oude schilden,
aan ijsselstein zeshonderd Fransche kroonen, en aan jolande , hunne moeder, acht-
honderd Fransche kroonen toegelegd. Kort daarna werd Hertog willem to IJsselstein
als heer gehuldigd (1).
De Geldersch-Arkelsche oorlog, het dempen van den Luikscben opstand, en het
bevredigen der Utrechtscho onlusten hadden dezen Vorst verhinderd eenen krygs-
logt tegen do Friezen te ondernemen, en het bestand met hen , gelijk ook met do
Groningers en Ommelanders, was deswege steeds vernieuwd geworden (2). Zelfs zag
hij zich gedwongen, dit bestand weder to verlengen, ofschoon de Oostergoërs en
W^estergoërs bij het einde daarvan in het voorjaar van veertienhonderd veertien ,
Stavoren overrompeld en de Hollandsche bezetting verjaagd hadden (3). De ver-
- vj
(1) J. Α LEYDIS, chron. Belg. Lib, XXXII. c. 23. p. 344, 345. v. mieris, Charterb. v. HoU.
1). IV. bl. 366, 368.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 300—363, 368, 370, 373, 374. Dat Margaretha van
Kleef, de weduwe van albrecht , aan welke Hertog willem , naar men wil, in zijn aizijn de rege-
ring toevertrouwde , dit bestand in zijn naam zou vernieuwd hebben, gelijk wagenaar , D. ΠΙ,
hl. 397 op gezag van xjbbo emjucs verliaalt, en bilderdijk navertelt, blijkt niet uit de oorspronke-
lijke staat-sstukken zelve.
(3) chnrierh. v. FricsL D. I. bl. 383, 384 enz. J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXIL c. 19.
1>. 342.
56 ^
-ocr page 444-452 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—cleeldlieden aan het Hof van Frankrijk^ in welke hij van ter zijde betrokken was,
^^^^ hebben hem welligt mede belet, om zich vooreerst de Friesche zaken met ernst aan
te trekken. Door zyne tweede gemalin, Margaretha van Bourgondië, was hy ge-
heel gehecht aan de belangen zijns schoonbroeders jan, Hertog van Bourgondië,
tusschen Avien en den Hertog van Orleans j sedert veertienhonderd vijf eene groote
verwijdering was ontstaan. Men had toen uit hoofde der krankzinnigheid van Koning
ICAREL VI, aan osLEATis en de Koningin het regentschap over i^miiÄr^'Ä toevertrouwd,
hetwelk filips van Bourgondië weleer bezat en waarmede Hertog jan zich nu ook
gaarne bekleed gezien zou hebben (1). Reeds waren er toebereidselen tot eenen ge-
weldigen krijg tusschen Orleans en bourgondiÖ gemaakt; reeds verwoestten de benden
van Hertog willem ten behoeve zijns zwagers, een gedeelte van Frankrijk; reeds
Avas men op het punt, door eenen grooten veldslag het pleit te beslechten, toen eene
overeenkomst tusschen de beide Vorsten getroffen werd, Avaarby zg het bewind over
Frankrijk onder elkander verdeelden (2). Deze verzoening was door onderscheidene
groote echtverbindtenissen gevolgd geworden, welke te Compiegne in veertienhonderd
zes prachtig gevierd waren (3). Bij die gelegenheid was tevens een huwelijk ontwor-
pen tusschen jan , Hertog van Touraine, tweeden zoon des Konings, toen naauwelyks
acht jaren oud , en jakoba , de eenige dochter van Hertog willem , welke in veer-
tienhonderd een op St. Jakoh, den vijf en twintigsten van Hooimaand, geboren
en haren naam waarschijnlijk daaraan verschuldigd was (4). In de staatsstukken diee
dagen wordt" zij ook vaak jakod genoemd.
De jeugdige Prins was sedert, naar het schijnt, met jakoba , die toen reeds Dochter
van Frankrijk genoemd werd, in Henegouwen of in Holland opgevoed geworden (5).
Zijn vader had hem, op aanzoek van Hertog willem , in veertienhonderd acht de
burgvoogdij van Kamer ijk afgestaan (6) , en hierbij weinig jaren later, het graaf-
schap Ponthieu tot een weduwgoed voor jakoba gevoegd , welke hij zijne » teerbeminde
dochter" noemt (7). Middelerwyl waren aan hel Fransche Hof gewigtige veranderingen
voorgevallen. Jan van Bourgondië had in veertienhonderd zeven den Hertog van
(1) J. k leydis, Chron. Belg. Lib. ΧΚΧΠ. c. 9. p. 331. De bar^ste, Uist. d. Ditcs d.
Bourgogne, T. II. p. 135—148.
(2) de barakte. Rist. d. Ducs de Bourg. T.^ II. p. 149—160.
(3) Moi^strelet, V. 1. ch. 27. p. 24.
(4) J. α letdis, Chron. Belg. Lib. XXXIl. c. 1. p. 324.
(5) Wagenaar, D. Iii. bl. 398. v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. l.I. 115, 223.
(6) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. IV. hl. 115.
(7) T. MIERIS, Charlcrb. v. Holl. D. IV. bl. 229.
-ocr page 445-DES VADERLANDS.
Orleans , kort na het bezweren eener broederlyke vriendschap , door sluipmoordenaars 1406—
van het leven doen berooven, en zich het regentschap alleen aangematigd. Doch
terwijl hij het volgende jaar in Luikerland j.vw van Beijeren hielp herstellen, had-
den de Koningin en de Dauphijn lodewijk. zich intusschen van Parijs en het hoog
bewind meester gemaakt, en hem als schuldig aan manslag, veroordeeld. Door de
goede diensten van Hertog willem echter was hij in veertienhonderd negen weder met
de Koningin en het huis van Orleans verzoend en in het verloren gezag hersteld ge-
worden (1). Spoedig evenwel hadden de Prinsen van den bloede zich tegen hem
verbonden , en nu was hij genoodzaakt geweest zijn wankelend gezag door Engelsche
benden te onderschragen. Maar toen zijne tegenstanders in veertienhonderd twaalf met
den Koning van Engeland in een verbond getreden waren, was hem deze steun ont-
vallen , zijn invloed verminderd, en hy zelf had Frankrijk verlaten en het zwaard
tegen dat rijk aangegord. Eene nieuwe verzoening was daarop in veertienhonderd veer-
tien door de Gravin van Holland ^ zijne zuster, en eenige andere Grooten bewerkt,
maar van korten duur (2). Ondertusschen had men het bepaalde huwelijk van den Hertog
van Touraine met Willems dochter voltrokken , en de vroeger ontworpen voorwaarden in
den Haag bevestigd. Z-ij behelsden, »dat Henegouwen ^ Holland, Zeeland gh Fries-
land , indien Hertog willem zonder mannelijk oir overleed, aan jakoba zouden komen (j ^
en door den Hertog van Touraine geregeerd worden." Tot dat einde zouden de echt- Oogst-
genooten » het leen dier landen verzoeken en ontvangen van dengene en op zulke wijze 1415
als door Hertog willem en al zijne voorvaders geschied was. De drie gewesten zouden
onverdeeld blijven en altijd op den oudsten zoon, of bij ontstentenis van mannelyk oir,
op de oudste dochter versterven" (3). Hieruit blykt, om dit in het voorbijgaan op te
merken, dat men deze landen steeds als leenroerig van het Duitsche Rijk, ofschoon
dit laatste hier wel niet uitdrukkelijk gezegd wordt, heeft aangemerkt, en dat
men hen nu voor vrouwenleenen hield, hetgeen beide zoo dikwerf is betwist gewor-
den (4). Dewijl WILLEM VI ook landen van andere Vorsten dan van den Keizer , zoo
als bij voorbeeld Oostervant van Frankrijk, in leen hield , acht men hierin de reden
dezer algemeene uitdrukking van leen-erkentenis te vinden (5). Voorts zou willem,
(1) DE BAUASTE, Hist. ó. Ducs (k BouTg. T. II. p. 16G—255,
(2) DE BARAsTE, Hist. (1. JJucs dc BouTg. T. III. ρ. 1—150.
(3) ν. 5UEUIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 342.
(4) VVagesaar , D. JIl. h\. 400. Verg. hiervoor bl. 159, 160, 169. 1). H, St. 1.1.1.16,346,378,
433, 484, eil siegesbeek, de Mer van jacoba verdedigd, bl, 139. met de redekaveling vaii bilder-
»ijR, D. IV. bl. 48—52.
(5) v. wijfi op WAGE5AAB , St. III. bl. 81.
453
■ 'J
454 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— zoo lang hij leefde , geen dezer landen afstaan. Het jeugdige paar beloofde » het hand-
1433
haven der oude voorregten, handvesten, vrijheden en gewoonten te zullen bezweren en
geene ambten aan vreemdelingen te geven." De overige punten zijn van weinig of geen
belang. De jonggehuwden hielden zich in Eenegouwen ^ soms ook in Holland op (1).
Doch slechts weinig maanden verliepen toen de Hertog van Touraine, middelerwijl
door den dood des Dauphijns lodewijk , erfgenaam der kroon geworden, op raad des
Graven van Armagnac, die thans het voornaamste gezag in Frankrijk voerde , der-
waarts werd geroepen. Hertog willem , ofschoon weifelende om zich met jan
van Bourgondi'è te vereenigen en den nieuwen Dauphijn aan het hoofd van een
talrijk leger in het bezit des bewinds te stellen, wilde evenwel van den anderen kant
zijn schoonzoon niet aan de hevigste vijanden van het huis van Bourgondi'è overleve-
ren , en gaf een weigerend antwoord aan de gezanten, welke men hem in naam des
Konings gezonden had (2).
Door de schitterende overwinning der Engelschen bij Azincourt op de Franschen
AVijn- behaald, was Frankrijk ondertusschen in den netehgsten toestand gebragt. Keizer
1415* SIGISMUND kwam in het begin des volgenden jaars te Parijs en bood aan, om zelf in
Engeland over eenen vrede te onderhandelen (3). Hertog willem, het zij om de
geheime bedoelingen des Hertogs van Bourgondi'è te ondersteunen, het zij om eenige
geschillen tusschen de Engelsche en Hollandsche koopHeden ontslaan, te vereffenen,
volgde den Keizer, wien hij te Dordrecht feestelijk onthaald had, met een aanzien-
lijken stoet* van Ridders en Edelen derwaarts (4). Hij had het bestuur des lands tij-
dens zijne afwezigheid, den Heer van Kuilenburg en walraven Dan Brederode opge-
dragen (5). Vruchteloos echter waren zyne pogingen en die des Keizers, om den
Koning van Engeland tot vrede te bewegen (6). Slechts bood die Vorst eenen drie-
Zomer-jarigen wapenstilstand aan, welke door het bewind τάη Frankrijk geweigerd werd (7).
"iTig'^ Er wordt verhaald, dat willem in dien tijd den Keizer verzocht, zijne dochter ja-
(1) J. α levdis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 26. p. 345. Monsthelet. V. I. ch. 161. p. 240.
(2) Meijeuus , Annal. Flandr, Lib. XV. ad annum 1415. de bara.nte , Hist. d. Ducs d. Bourg.
T. m. p. 185—188.
(3) «E BAUASTE. Hist. d. Ducs de Bourgogne. T. III. ρ. 102.
(4) J. Α levdis, CMron. Belg. Lib. XXXII. c. 22. p. 344. Wagenaau , 1). Iii, Μ. 404 , 405.
(5) Wagenaar, D. III, W. 405. ν. mieris, Charterb. ν. Holl. 1). IV. bi. 370.
(G) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 374.
(7) v. mieris, Charterb. v. Holl. ü. IV. b!: 375. de baraste, Hisi. d. Dkcs de Bourg.
T. III. p. 192.
DES VADERLATiDS. 1489
κοΒΑ na zijnen dood met deze landen te verlijen (1). Men heeft deze handelwijze , 1406—
als zeer ongepast beschouwd, indien jakoba naar Rijks- en Leenregten opvolgster
ware (2). Doch het was welligt een maatregel van voorzigtigheid in willem , door
welken hij, bij de steeds voortwoelende binnenlandsche verdeeldhedeo en den heersch-
zuchtigen aard zyns broeders jan van JBeijeren, zijne dochter te gewisser van de
opvolging wilde verzekeren. Zoo had weleer Graaf jan II tot meerder zekerheid^
van zijne steden en onderdanen, brieven en zegels genomen, dat zij hem voor heer er-
kenden, hetgeen niet minder ongepast en eene zeldzame vertooning was (3). Sigis-
muisid zou het verzoek afgeslagen hebben en willem daarop verbolgen vertrokken
zijn (4). Zeker is, dat de Hertog zonder den Keizer naar zijne staten is terug-
gekeerd (5).
Sigismund was met den Koning van Engeland naar Calais overgestoken, en ont-
ving daar de hulde des Herlogs van Bourgondi'è voor het graafschap Bourgondië en
het land van Aalst als leenen des Rijks. Hg was met zigtbare genegenheid voor de
Franschen en de partij van obleans in Frankrijk gekomen, maar keerde als bond-
genoot der Engelschen en den Bourgondiërs genegen, naar Duitsehland terug (6).
Te vergeefs echter had Koning Hendrik V van Engeland getracht, den Hertog van
Bourgondi'è lot een verbond tegen Frankrijk over te halen. Op aanzoek van
Hertog WILLEM, welke den voortgang der ^ Engelsche wapenen voor de belangen
zijns schoonzoons gevaarlijk achtte , bood jan van Bourgondië den jeugdigen Dau-
phijn zijne diensten aan. Hij zwoer, hem en den Koning zijn vader legen al hunne
wederslrevers Ie dienen ; terwijl de Dauphijn van zijnen kant zich onder ccde verpligtte,
den Hertog tegen eiken vgand naar vermogen te verdedigen en te ondersteunen. Deze
onderhandelingen te f^alenciennes verwekten aan het Fransche Hof de grootste on-
rust , en 's Konings raad drong ernstig op .de terugkomst des Dauphijns aan. Hertog
WILLEM, verzeld door een talryk gevolg van Ridders en gewapenden, begaf zich in
(1) E. wisDEcK, Hist. hnperat. Sigismijkdi, apud ϊίκνοκεΐίΐιιιη, Script. Her. Germ. T.I. p. 1104,
aaiiyeliaald door wagesaar , D. III. hl. 406, en v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 373. J.
Α LEYDis nor.li conij^ ander onzer kronijkschrijvors gcwaaijt van deze merkwaardi^re lüjzondeHicid iu
liet verhaal van Willems loj^t naar Engeland.
(2) liir-DERDijK, D. IV. hl 49.
(3) Zie hiervoor , bl. O (4).
(4) E. wisDEf.K , Ilist. hnperat. Sigismusdi iu 1. c.
(.5) j. Α LEVDis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 22.
(0) DE ΒΛΒΑΜΕ, Hist. ci. JJucs de Bourg. T. III. ρ. 195.
-ocr page 448-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
' het begin van veertienhonderd zeventien , met den jongen Prins derwaarts op weg. Te
S^. Quentin aangekomen, verzocht hy een gesprek met de Koningin. Dit werd lo
Com-piegne gehouden doch liep vruchteloos af. Hij trok daarop naar Parijs en
verklaarde hier nadrukkelijk, dat de Dauphijn zonder den Hertog van Bourgondië
niet aan het Hof zou terugkeeren en alleen dan, wanneer de Raad des Konings
op eene andere wyze als tot nu toe den vrede en de binnenland sehe rust wilde hand-
haven. Men besloot hem te vatten, doch in het geheim gewaarschuwd, ontsnapte hij
het dreigend gevaar en kwam in allerijl te Compiegne terug. Hier vond hij den Dau-
phijn zieltogende , en zag hem weldra sterven. Bijna niemand twijfelde , dat men den
Prins vergiftigd had, van welke wandaad eenigen zelfs zijne eigene moeder betigten (1).
De zestienjarige jakoba door dien dood weduwe geworden en van de schitterende
hoop beroofd, eenmaal als Koningin van eene der aanzienlyksle rgken van Europa
op te treden, trof spoedig een niet minder onherstelbaar verlies. Hertog willem volgde
na Aveinig weken zijn schoonzoon in het graf. Hg overleed te Bouchain aan de ge-
volgen van het openen eens gezwels aan de dij, hetwelk naar eenigen, uit den beet
van een hond ontstaan was (2). Overeenkomstig zyn uitersten wil, werd zijn lijk in
de hofkapel in den Haag bijgezet (3). ïwee en v^'ftig jaren had hij geleefd en der-
tien daarvan over het geheel gelukkig geregeerd. Zijne dapperheid had hem door
geheel Êuropa een grooten roem verworven, en zijn naam wordt onder die der
Ridders van den Kousenband geteld (4). De Geldersch-Arkelsche en Luiksche oor-
logen, de steeds opwellende binnenlandsche onlusten, de Utrechtsche geschillen
en de Fransche regeringstwisten, in welke hem de betrekking zijner dochter tot
den erfgenaam van dat rijk wikkelde, mogen, gelijk wy reeds opmerkten, als
de naaste oorzaken worden beschouwd, dat Friesland ongemoeid bleef en ver-
loren ging. Als regent verdienen zijne pogingen, om de algemeene veiligheid te
verzekeren, de regtspleging te verbeteren, den handel te bevorderen en het munt-^
(1) J. Α i.EVDis, Chron, Belg. Lib. XXXII. c. 26. p. 345, 340. Mosstufxet , V. I. cli. 160—102.
p. 239—241. Meijeri's, Annal Flandr. Lib. XV, ad annnm 1416, 1417. Vcrfr. wAΓ.E^ΛAR, D.
III. 1)1. 406—408. de barante, Mist. cl. Ducs de Bourg. T. 111. p. 192—198. IUlderdijk ,
D. IV. bl. 53, 54.
(2) J. α LEVDis, Chron. Belg. Lib. XXXIl. c. 27. p. 346. Mosstrelet , V. I. cli. 165, p. 242.
140β-
1433
4 ν.
Grasm
1417
31 ν.
lUoeiin
(3) v. wiJii op avagenaar , St. III. 1ι1. 82, 83. Nalees, op de Faderl. Bist. bl. 200. Het is
Jculvclijk het lijk van Willem VI geweest, hetwelk men in 1770 in de Flansche kerk te 'sHage
heeft ontdekt. Zie Overijsselsche Alm. over 1844, bl. 27-^34, waar men echter, doch ten on-
rejjle , meent, dat dit het overscliot van Graaf willem IV geweest is. Zie hiervoor bl. 158 (4).
(4) v. mieris , Charierh, r. Boll. 1), IV. bl. 371.
-ocr page 449-DES VADERLATiDS. 1489
wezen beter in te rigten , dankbaar erkend Ie worden (1). Met krachtige hand had Ι40ί)—
hij de teugels van het bewind geyoerd, de magt en het geweld der geestelgken be-
perkt, den overmoed der Edelen gebreideld, de steden in ontzag gehouden en de
burgertwisten bedwongen (2). Erkentelijkheid voor genoten weldaden en bewezen dien^
sten versiert zijn karakter (3) ; maar te betreuren is het, dat een braaf Vorst,'als hij
was, zich vaak door geldgebrek gedrongen zag, voorregten, vryheden en gunsten te
verleenen, welke noch de regt vaardigheid, noch het algemeene belang van den staat schij-
nen te wettigen (4). Hij was tweemaal gehuwd geweest; eerst met maria , de dochter
van karel \ ydiW Frankrijk ^ en daarna met Margaretha eene schran-
dere en moedige Vorstin, welke hem vele jaren overleefde (5). Ι^κχ,ο^κναη Beijeren,
die buitengewone vrouw, wier levensloop van zoo vele zeldzame en treurige lotverwisse-
lingen verzeld is, was uit dezen laatsten echt ontsproten. Hij liet nog drie natuurlijke
kinderen na; beatrix, eerst met den Ridder filips van des dorp, 's Hertogs schat-
meester en stedehouder in Holland en Zeeland^ en naderhand met jan van avoerden ,
Heer van Vliet gehuwd (6) ; everhard , de eerste Heer van Hoogwoude, welk slot
hij gesticht heeft (7); en lodewuk, Heer van FUssingen (8).
Het overlijden van willem VI stelde jakoba , zijne eenigo wettige erfgename , in
het bezit zijner staten. Sinds Keizer lodewuk van Beijeren waren Holland en Zee^
land, even als Henegouwen, regtens vrouwenleenen geworden, hetgeen zij reeds
vroeger door het gebruik en zelfs door keizerlyke vergunning, in de daad geweest
waren (9). Hoezeer wiLLEBi van het regt zyner dochter op de erfopvolging in
dez<? landen overtuigd was, gelijk uit het huwelijksverdrag met den Hertog van Toit-
raine blijkt, werd echter, naar het schynt, het vertrouwen , dat zij hierin geènen
(1) Zie een groot aantal oorkonden bg v. mieris , Chartcrb. v. Holl. D. IV. van bl. 9
lot 369.
(2) v. MIERIS, Charterb. v. Holt. D. IV. bl. 38, 111, 126, 137, 148, 169.
(3) V. MIERIS, Charterb, ν. Holl D. IV. bl. 123, 157 , 227 , 233 , 242, 250 , 261, 319 , 371,
(4) V. MIERIS, Charterb, ν, Holl. D. IV. bl. 192, 193 , 236 , 242 , 292 , 300.
(5) J. Α LEYDis, Chron. Belg, Lih. XXXII, c. 1. p. 324. c. 27. p. 346.
(6) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 29. p. 347. v. mieris, Charterb, ν. Holl.
D. IV. bi. 147.
(7) J. Α LEYDIS, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 29. p. 347,
(8) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 311.
(9) Verg. hiervoor bl. 159, 160. Siegekbeek , de Eer van jakoba van Beijeren verdedigd,
bl. 139-141.
57
510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—tegenstand zou ontmoeten, later by hem verzwakt. Hij achtte het althans raadzaam,
hdar daarvoor te beveiligen, en toen zijn aanzoek bij Keizer sigismund , ten behoeve
van JAKOBA, vruchteloos was afgeloopen, had hy kort na zijne terugkomst uit Enge-
land ^ tegen den vijftienden van Oogstmaand veertienhonderd zestien, tot dat einde
eene dagvaart van de Hollandsche en Zeeuwsche Edelen en steden beschreven (1).
Hier waren uit Ν oord-Bolland verschenen do Rdders filips , Heer van Wassenaar,
Burggraaf te Leiden, heindrik van Wassenaar, dirk van der Leek, herbaren van
IJssehtein ^ jaw van Heemstede, Heer van Benthuizen^ Hendrik van Naaldwijk ^
!>iaarschalk van Ν oord-Holland, jan, bastaard van Blois ^ Heer van Treslong, me-
lis tmn Mijnden, arend van Duivenvoorde , jan van den Woude , Heer van Warmond,
w^illem van der Bronckborst y gerrit van Heemskerk , IIqqx yOMÖosthuizen, bar-
THOüD van Assendelft y gerrit van Zijl, jan van Hodenpijl, Έΐχ,ιΐί^ van der Spange
en gillis van Krälingen-, de Knapen, willem eggaart , Heer van Pm-merende,
hendrik van Doornik , adriaant^aw Raaphorst, jan υαη Nienrode , gerrit van Poel-
geest , filips de Bloot, mourijn van der Does , gerrit van Benninghroek , dirk van
Zandhorst en adriaan van Matthenesse', voorts de Schouten, Burgemeesters, Sche-
penen en Raden der steden Haarlem, Delft, Leiden , Amsterdam , Gouda, Rot-
terdam, Oudewater, Schiedam, Alkmaar, Hoorn, Medemhlik, Enkhuizen,
en Monnikendam, Uit Zuid-Holland waren tegenwoordig hubert, Heer tot Kui-
lenburg en Lek, Hendrik, Heer van Fianen en Gotje, οττο , Heer van Asperen ,
Verjf en Herpel, gerrit van Strijen, Heer van Zevenbergen, Hendrik van der
Lek, Heer tot Heeswijk, jan , Heer tot Vliet, jan drongelen , Heer tot Eten en
Meeuwen, jan van Kronenburg, Heer tot Loenen, arend , Heer van Leyenburg,
gerard van Heemskerk, Heer tot Liesvelt, willem van Brederode, Heer tot
Merwede en Steyn, jan , Heer tot Langerak, dirk van der Merwede, jan van
Herlaar van den Syle, dirk van Heukelorn en willem van Besoijen, nevens de
regeringsleden der sleden Dordrecht, Schoonhoven, Geertruidenberg , Gorincheni,
Heusden, Woudriohem, IJsselstein en Leerdam, De afgevaardigden uit Zeeland
waren do Ridders floris , Heer van Haamstede, floris van Haamstede, Heer tot
Montegus, floris van Borselen , Heer van St. Martensdijk en van Zuilen, jan ,
Heer van Heenvliet, filips van Borselen, Heer tot Kortgene, floris van Haam-
stede, Heer Willems zoon, albreght van Heenvliet, Heer van Stavenesse, klaas
keryirk van Reimerswale, Heer van Lodijk, wolfaart van der Maalstede van
Everingen, wolfaart van Reimerswale, jan van Ostende, vrize van Ostende ,
gerrit van der Maalstede, jan van Renesse van Ε veringen, floris van Abeel,
(J) J. Α LEYDis, Chron, Belg. Lib, XXXII. c. 25. p. 345<
-ocr page 451-DES V ADERLAINDS. 459
Heer Tan TVelsing, albreght van Armuden en boudijn van Baarsdorp; de Kna- 140f5 -
pen jaeob van Borselen, Heer Tan Brigdam, jan , Heer Tan Kruiningen, jan ^^^
van Renesse van Rijnouwen, jan van Haamstede, aart van Haamstede van
Moermont, boudijn van Borselen, aart van Kruiningen, wouter van Gent,
wolfaart van der Maalstede en la.urens van Cats; de BaljuNvs , Burgemeesters ,
Schepenen en Raden der steden Middelburg, Zierikzee ^ Reimerswale ^ Tholen en
Goes. Deze aanzienlijke Edelen en steden erkenden, zoo als do geteekende en
gezegelde brieTen nog aanwezig getuigen »dat die doorluchtige Vorstinne, hunne
genadige Vrouwe jakoba van Beijeren, Dauphijndre Tan J^ienne, Hertogin Tan
Barry, GraTin Tan Pont eau , eenige dochter ende rechte erfgenaem en de leen-
volchster is Tan Hertog Willem;" en beloofden /) geseeckert ende onbedwOngen'*,
onder plegtigen eede haar, indien willbm zonder wettigen zoon na te laten mögt
oTerlyden, als zyne erfdochter ende leenvolchster te ontTangen, tot hunne rechter
gheborene landtsvrouice te huldigen, en haar, neTens haren wettigen Toogd, onder-
danig te zyn en met lyf en goed tegen al hare Tijanden te beschermen (1). Men gaat te
Ter, wanneer men beweert, » dat indien ook het graafschap Tan Holland in dien tijd als een
enkel mannelijk leen was aan te merken, jakoba echter, door de beschikkingen haars
Taders en de bekrachtiging daarTan door Terre de meeste en Toornaamste Edelen en steden,
))|Tolkomen geregtigd was, zich, na zijn OTerlijden, als wettige GraTin, zoo Tan Holland en
Zeeland, als Tan Henegouwen , te beschouwen , en dat de Hollanders door den eed
aan willem gedaan, Terbonden waren , haar in die w^aardigheid te erkennen en in
het bezit daarTan te handhaTen (2)." Maar men zal evenwel toestemmen, dal die Edelen,
welke later ten behoeTe Tan den heerschzuchtigen jan van Beijeren tegen haar, hunno
wettige en door hen Toor wettig erkende GraTin zelfs de wapenen opvatteden, zich
met den naam Tan eer- en pligtTergetenen gebrandmerkt hebben. Vandaar, » dat elk
onpartijdig Toorstander Tan waarheid en regt zal erkennen, dai de Hoekschen, om hunne
getrouwe aankleTing Tan jakoba, lof, de Kabeljaauwschen daarentegen, die mot schennis
Tan hunnen eed, zich tegen haar Terklaarden, de grootste berisping Terdienen (3).'"
Men Tindt Terhaald, op welk gezag is ons onbewust, dat Hertog willem in de
laatste dagen zijns leTcns er ernstig aan dacht, de weduwgewordene jakoba aan Jonker
(1) v. mieris, Charterb. ν.Holl. D.IV. bi.383—386. J.a leydis, Chron. Belg. Lib. XXXIl. c. 25.p. 344.
(2) siegejibeek, de Eer van jakoba van Beijeren verdedigd, bi. 143, 144.
(3) siegerbeek, de Eer van jakoba van Beijeren verdedigd, bl. 144. Het belagchelijke
vau BiLDERDijKS vooronderstelling, D.IV. bl. 57, dat Hertog "WILLem »zich niet feonde voorstelleu,
dat zijn broeder jaiï van Beijeren, zijn geestelijken staat zou willen Terlaten en de op hem ge-
komen opvolging aanvaarden" wordt zeer juist aangetoond door siegesbeek , t. a. pl. bl. 142.
57 *
-ocr page 452-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
]406—WILLEM» fan Arkel uit Ie huwen, welke als vermoedelijke erfgenaam van Hertog
REiNOUD, den hertogelijken hoed van Gelre en Gulik Ie wachten had, en hierdoor
eenmaal voor haar gevaarlijk konde worden, wanneer hij zich over de vernedering en
nadeelen aan zijn huis loegebragt, wilde wreken. Ofschoon Hertog willem reeds
den drost van Gorinchem, arend van Leyenlurg, naar hem had gezonden,
om over dit huwelijk te onderhandelen, Averd hij echter in de voltrekking daar-
iiv
van door de Hoekschgezinde Grooten weerhouden, welke uit zulk eene vereeni-
ging hunnen ondergang voorspelden (1). Do zaak komt ons echler onwaarschgn-
Jijk voor, te meer, dewijl weinig maanden te voren, de Dauphijn, zijne gemalin, en
de Gravin van Holland zich onderling tegen de beide vaw arkels en jan en willem
van Egmond verbonden hadden, om hen eeuwig uit Holland te houden en hunne
goederen met de grafelijkheid te vereenigen (2). Hertog willem zelf had daarenboven
tegen het einde van veertienhonderd zestien , het weduwen-goed zijner gemalin met
de heerlijkheid en de sleden des lands -^tm Arkel, nevens andere goederen vergroot (3).
Doch wat hier van zij , zeker is, dat Hertog willem zijn einde voelende naderen ,
verlangde , dat jakoba met haren neef jan van Braband zoude huwen, teregt begrij-
pende , dat zij eenen vermogenden beschermer behoefde , om zich in het gerust bezit
liarer graafschappen te handhaven (4), Zij bevond zich bij zijnen dood, met hare
moeder μακοαπετηλ van Bourgondië, en eenige trouwe dienaren van den overleden
Vorst, in Henegouwen. Zonder tegenstand werd zij te Bergen , te Valenciennes en elders,
17 V. tot Gravin van dat gewest gehuldigd (5). Hierop spoedde zij zich ΐΆυίΐ Holland,
7 )
inïancf 'sGraven dood de sluimerende burgertwisten had opgewekt. \n Haarlem, Gouda
1417 en elders waren zelfs woeste opschuddingen ontstaan , welke later door jakoba ver-
zoend werden (G). Jan van Egmond en willem van IJsselstein hadden dit gun-
stig oogenblik niet laten voorbijgaan, maar zich van de stad en het.slot 7/iie/iiew door
verraad meester gemaakt. De Heeren van Breder-ode en Montfoort, ondersteund
door een aanzienlijk getal burgers uit verschillende steden van Holland, sloegen er
•P'1
i
(1) Kemp, Beschr. v. Gorinchem, bl. 202.
(2) v. wieuis, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 386.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 393.
(4) J. α leydis, Chron. Belg. Lib. XXXII. c. 27. p. 34G. Divaeus, Eer. Br ah. Lib. XVIII.
j). 232. siegenbeek , de Eer van jakoba van Beijeren verdedigd, bl. 146.
(5) Gachabd, Rapport sur differentes séries de Documents concernant Vhistoire de la Bel-
gique. Brüx. 1841. ρ. 82.
(6) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 400, 407, 421.
-ocr page 453-DES VADERLATiDS. 1489
terstond het beleg voor. Jan van Beijeren met Tele gewapenden uit Gooiland en de 1406—·
Stichtschen , ^Yien het sterke IJsselstein ten breidel strekte, voegden zich bij hen.
Door tusschenspraak des Heeren van Jieinshergen, werd na veertien dagen een ver-
drag van overgave getroffen, waarby »de gebroeders van egmoifd, de TJtrechtsche
ballingen en de vreemde gasten, welke zij in de stede gelegd hadden , vryelijk met
hunne have mogten uittrekken (1)." Sedert werden door de Stichtschen, op vergun-
ffiug van JAKOBA, het slot en de versterkingen der stad ten gronde toe ge-
slecht (2). Dit mishaagde vele Heeren en Edelen. Holland immers werd daardoor
van » zijn sleutel en nagel" aan den kant van het Sticht beroofd; een staatkundige
misslag, welke onder Hertog willek nimmer geschied zou zyn (3), 7
Het bemagtigen van IJsselstein door egisokd , had do Hoeksche Edelen in de wa-
penen gebragt, om zich van die steden te verzekeren, aan wier trouw jegens de
Gravin men twijfelde. Filips van Wassenaar had zich tot dat einde in Amsterdam
geworpen , terwijl jan van J^ianen het slot te Leerdam van geschut en krijgsvolk
voorzag, en anderen zich elders vestigden (4). Kort na de overgave van IJsselstein
kwam JAKOBA in Rolland en werd in alle steden, gelijk niet lang daarna ook in
Zeeland^ plegJ^ig als wettige landsvrouwe ontvangen en gehuldigd (5). Zij bevestigde
alom de oude handvesten en vrijheden, en beloofde als Gravin y^u Holland o^n Zeeland
met goedvinden van hare moeder, haren oom jan υαη Beijeren en hare raden, 10v.
allen haren onderdanen, zoo armen als rijken, regt te zullen verschaffen, hen tevens
tot rust en onderlinge vriendschap vermanende (6). Erkende jan raw Bei/erm hier-
door de regten zijner nicht op de grafelijke regering, ook uit andere stukken van
dien tijd is dit blijkbaar (7). Hij gaf zelfs nevens de Gravin-weduwe en den Hertog
van Ëourgondi'è te Biervliet zijne toestemming lot het huwelijksverdrag tusschen ja- ^
Oo'jst-
--maand.
(1) Oude Holl Div. Kron. Div. XXVIII. c. 3. bl. 256. De vcrm. ueka, bl. 357. Cron. de
Holl, in 8ιαττ1ιλει Anahct. T. V. p. 601, of veldenaer, Chron. v. Hall. bl. 110. lictGoudsch.
Kron. bl. 120.
(2) V. MIERIS, Charterb, ν. Boll. D. IV. bl. 401.
(3) Goudsch. Kron, bl. 120. Onde Holl Div. Kron. Div. XXVIII. c. 2.
(4) Extract uit de rekeningen van ph. enguebrecdts , bij wagekaah , D. III. bl. 417.
(5) Oude Holl Div. Kron. Div. XXVIII. c, 4. Veldenaer zegt, dat zij alleen in Dordrecht
niet gehuldigd werd. Chron. v. Holl. bl. 111. en Cron. de Holl, bij jhatthaeds, Analect. T. V.
p, 604; doch volgens balen, Beschr. v. Dordr. bl. 765, had ook aldaar deze plegliglicid plaats.
(6) v. 81IERIS, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 399, 411, 412, 415.
(7) ν. hieris, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 400 , 408.
-ocr page 454-462 ALGEMEENE G Ε S CHI ED Ε JVIS
1406-» κοβα en jan, Hertog van Brahand en bekrachtigde dit door zijn zegel (1). In de
voorwaarden daarvan was onder anderen bepaald , dat jan van Brahand de landen van
Henegouwen, Holland en Zeeland op die wyze zou ontvangen als de overleden Her-
tog en zijne voorzaten gedaan hadden, en plegtig zweren al hunne regten, gewoonten,
handvesten, vrijheden en gebruiken volkomen te handhaven; hij zou de drie genoemde
gewesten niet van elkander scheiden, zoo als voor tijden door den Graaf en de goede
steden bevoorwaard en bezegeld was; voorts zouden deze graafschappen op den oudsten
zoon, welke uit dit huwelijk mögt ontspruiten, of by gebrek van raannelyk oir , op de
oudste dochter komen. Jan van Beijeren werden al de giften verzekerd, welke hij
van de Hertogen albreght en willem ontvangen had, en die , welke hem door ja-
koba waren toegezegd (2). Jan van Brahand bezegelde deze voorwaarden en men
deed hem beloven, dit huwelijk onder verbeurte van vyfmaal honderdduizend gouden
kroonen, te zullen voltrekken. De reden van dit zonderling beding was welligt, om
JAKOBA te meer van eenen vermogenden beschermer harer regten te verzekeren, wan-
neer haar oom jan van Beijeren, wiens heerschzuchtige aard en bedoelingen men
vreesde, aanspraak op Holland en Zeeland mögt maken, en de jonge, onervaren
Hertog deswege huiverig wierd, zich met haar te vereenigen die reeds, uit persoon-
lijken tegenzin, weinig genegenheid tot dit huwelijk betoonde , aan hetwelk zij alleen
uit pligtbesef en staatkundig belang hare toestemming gegeven had (3). Hoe dit zij ,
Jan van Beijeren bewees welhaast, dat indien men vrees voor hem koesterde , deze
niet ijdel was. Vlammende op het bezit, of ten minste op de voogdij dezer
landen, trachtte hij de voltrekking van jakoba's huwelijk , welke hem daarvan ver-
steken zoude, te voorkomen (4). Hy verzocht derhalve de kerkvergadering van
Constanz, de kerkelyke zwarigheid uit hoofde van de namaagschap der verloofden,
als broeders- en zusters kinderen , niet op te heffen en alzoo hun huwelijk te belet-
ten (5). Keizer sigismund, op deze vergadering tegenwoordig, ondersteunde dit ver-
zoek, en de kerkelijke bewilliging w^erd geweigerd (6). Nu begaf zich jan van Bei-
jeren in persoon naar Holland, waar hg ongetwyfeld reeds lang, vooral in Dord-
recht ^ met de Kabeljaauwschen in geheime verstandhouding was. Hij ligtte thans geheel
(1) V. MIERIS, Charterb. υ. Holl. D. IV. bl. 408.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Eoll D. IV. bi. 409—411. Oude Holl. Dh. Kr on.\)\y. XXVliI.c.4.
(3) Verg. bilderdijk, D. IV. 'bl. 62, 63; en siegesbeek , de Eer van jakoba van Beijeren
verd. bl. 147.
(4) VELDENAER, Chroti. V. Holl. bl. 115. j
(5) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 422,
(6) Otide Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 4,
-ocr page 455-DES VADERLATiDS. 1489
het masker af, achler hetwelk hij eenigen tijd zijne plannen bedekt gehouden had, en 1406 —
gordde het zwaard tegen jakoba aan (1). In Dordrecht werd hij, doch slechts, en
men houde dit wel in het oog, als F'oogd van jfakgba en Ruwßard dor landen aan- j^q ^
genomen (2). Den Br iel, waar hij als Heer van Foorne het meeste bewind
oefende, volgde (3). Vruchteloos beproefde hij door brieven de overige sleden tot 1417
dien stap te bewegen. Op eene zamenkomst te Schoonhoven, weigerde jakloba , by
rade harer drie Landen, hem voor haren voogd te erkennen, bewerende, dat hij
tevreden moest zijn met hetgeen hem bij het verdrag \q Biervliet yy^s toegekend. Ver-
bolgen keerde hij naar Dordrecht en ontzegde jakoba , indien zy zich niet ouder
zijne voogdij stelde (4). Een binnenlandsche oorlog was onvermydelijk geworden.
Jakoba maakte zich tot weêrstand vaardig en boval do Zeeuwen zich to wapenen , 17 v.
om haar behoorlijk te kunnen dienen (5). Jan van Egmond en witii^M van ^^κΐ.
boden jan van Beijeren hunnen bijstand aan, welke van zyneß kant beloofde, hen
in al de heerlijkheden en goederen te herstellen, uit welke zij verdreven waren (6).
Hertog REiNouD van Gelre ondersteunde hen, hoezeer hij onzijdigheid huichelde en
beval dat »noch tegen het Sticht, en bondgenoot van jakoba , noch ook tegen
Holland^ in of uil het land van Gelre vijandelijkheden gepleegd moglen worden" (7).
Het bezit van Gorinchem en het land van Arkel was voor jan van Beijeren^ als
Heer van Ν aarden en Gooiland, het laud van Pfoerden en dat vap oorne met
den Briel van het hoogste belang, dewijl hij alsdan genoegzaam het geheele Zuid-
Holland van dien lijd in zijne magt had (8). In Gorinchem ontbrak het den van
arkels niet aan vrienden. Door hunne hulp maakte zich egmond by verrassing van
die stad meester, en dreef de Hollandsche bezetting in het slot, welke dit voor jakoba
inhield. W^illem van Arkel volgde hem aan het hoofd van Geldersche en Luik-
sehe benden, die op vijf en dertig duizend man begroot worden, versterkte do
stad en scheidde haar door eene gracht van het slot af, om daaruit niet onverhoeds
overvallen te worden. Dan do jonge Gravin trok onverwijld met een aanzienlijk getal
(1)Zic v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. ÏV. bl. 428, 430.
(2) V. 8IIEKIS, Charterb. ν. Holl. D, IV". bJ. 431,
(3) wagesaar , D. III. bl. 418.
(4) Oude Roll. Div. Kron, Div. XXVIII. c. 5.
(5) v. miems , Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 432.
(6) Oude Hall. Div. Kron. Div, XXVIII. c. 5.
(7) Nuuorr, Gedcnkw. uit de Gesch. ν, G^lderl., D. IIL bl. CXLIV,
(8) Verj. BiLDEUDUK, D. IV. bl. 60.
-ocr page 456-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— gevvapeuden uit Holland en Zeeland, Yersterkt door Utrechtsche en Amersfoortsche
^^^^ burgers, onder bevel van walraven van Brederode^ langs de Merwe en kwm op
het slot. De Slichtschen bestormden het eerst de stad, schoten bres en trokken over
de gracht binnen, door de overige benden gevolgd. Piu viel in eene der straten, de
Krijtsteeg genoemd, een allerbloedigst gevecht voor, in welk jakoba de overv^^inning
behaalde. Willem van Arhel en meer dan duizend zijner mannen, onder welke een
aantal Geldersche Ridders en Knapen, waren gesneuveld; en de Graaf van Vernen-
Win- liurg, JAK ΰαη Egmond en onderscheidene andere Edelen en gewapenden gevangen
genomen. Jakoba had het verlies van walraven van Brederode, haren stadhouder
in Holland en Zeeland^ te betreuren. Zij voorzag Gorincheni van bezetting en toog
met do krijgsgevangenen naar den Haag (1). Men verhaalt dat de Gravin, op het
vernemen van den dood van willem van Arhel, in tranen uitbarstte en uitriep r
)>lk heb niet gewonnen, maar verloren," dewijl zij gehoopt had hem gevangen te
krijgen en dan met de vrijheid levens hare hand te schenken (2). Zeker is, dat zij
Gorinchem niet verliet, vóór dat het lijk des gesneuvelden Jonkers aldaar plegtstatig
in do kerk was bijgezet (3). De bezittingen dergenen, welke de stad aan egmokd
verraden hadden , werden op haar bevel verbeurd verklaard en ter verkoop aangesla-
gen (4). De kinderen van den gesneuvelden walraven van Brederode daarentegen ,
begiftigde zij met aanzienlijke geschenken aan geld en goederen (5). De Stichtschen
werden in al hunne oude voorregten, vrijheden van tollen en dergelijke in Holland
bevestigd (6).
Het berigt van de zegepraal der Hollanders verspreidde schrik in Gelre. Aanstonds
Averd de weerbare manschap tot dekking der grenzen, die , zoo het heette , door de
Brabanders bedreigd werden, opgeroepen, en de bezetting van Nijmegen, Rozendaal
(1) Magn. Chron. Belg. p. 394. Oude Uoll Bit, Kron. Div. XXVIII. c. 5. Veldenaer,
Chron, v. Hall. bl. 111—114, of Cron, de Holl, ρ. 604, 605. Chron. Tiel. p. 466. Heda ,
p. 271. Goudsch Kron. bl. 120. J)e verm. beka , bl. 361—--366. v, mieris, Charterb. ν. Holl.
D. IV. bl. 527. Be Vita et Reb. Gest. Bom. de Arkel, p. 234. Naar mohstrelet , V. I.
cli. 182. p. 259, liet jakoba eenige der gevangenen het hoofd voor de voeten liggen, omdat zij
tegen haar ontrouw [desloyautez envers elle) geweest waren j onze schrijvers melden hiervan niets.
Verg. EiLDERDiJK, D. IV. bl. 61.
(2) Kemp, Beschr, v. Gorinchem. bl. 207 , 208.
(3) Oude Holl. Biv. Kron. Div. XXVIII. c. 5. bl. 258.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D, IV. bl. 436 , 437 , 472.
(5) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 449.
(6) ν. MIERIS, Charterb. ν, Holl D. IV. bl. 45^.
-ocr page 457-DES VADERLATiDS. 1489
en het slot te Oijen versterkt en van krijgs- en mondbehoeften voorzien (l). Doch
de woelingen en kuiperijen van jan van Betjeren in Holland^ beletten jabloba of
hare raadslieden aan buitenlandsche oorlogsvoering te denken; zg zag zich zelfs ge-
drongen de burgers van Dordrecht, welke de belangen haars ooms bevorderden , voor term.
openbare vijanden te verklaren (2).
Ongetwijfeld gaf deze staat van zaken aanleiding, haar huwelijk met den Hertog
y^nBraband, hoezeer tegen haren zin, te vollooijen. Des Pausen bewilHging werd 22v.
verkregen en de plegtige voltrekking tegen de aanstaande Lentemaand bepaald (3).
Maar de sluwe Luiksche Bisschop wist door invloed van Keizer sigismund , de intrek- 5 v.
king dezer bewiUiging te bewerken (4). Zijne geweldenarijen tegen jakoba , over
welke zij geklaagd en zich zelve schadevergoeding verschaft had, ontaardden weldra in 1418
openbaren krijg (5). Ofschoon de jaarboeken daarvan op dat pas niet gewagen, blijkt
zulks echter onwedersprekelijk uit echte staatsstukken van dien tijd. Men vindt im-
mers, dat de jonge Graaf van Nassau in dezen krijg zich aan de zijde van jah van
Beijeren geschaard had (6). Zijn vader, ekgelbreght van Nassau, Heer van Bre-
da, daarentegen, had op begeerte des Hertogs van Brahand, zijne manschap aan
den Luikschen Kerkvoogd opgezegd (7). Jak ob α zelf had een hulpverbond met den
Hertog van Berg tegen haren oom gesloten (8). De Utrechtenaars en Amersfoorders ^^ ^
\varen in dien oorlog tegen hem hare bondgenooten, en zij belooft, buiten hunne Louw-
toestemming, zich niet met hem te zullen verzoenen (9). Ook werden op haar be- ^^^^ "
vel, de goederen. der wederspannige Edelen verbeurd verklaard en aan andere weg* Louw-
geschonken (lOj. maaud.
(1) NUHorF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Geldcrl. D. III. bi. CXLV.
(2) v. MIERIS, Charterh. v. Holl D. IV". bl. 436.
(3) v. mieuis, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 440.
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 445.
(5) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 442.
(G) Zie de brieven van den 16 en 21 v. Lentemaand 1418, ï)ij v. mieris , Charterb. ν. Holl,
D. IV. bl. 475.
(7) Zie den brief van den 1«··' van Lentemaand 1418, bij v. mieris, Charterh. v. Holl, D. IV.
bl. 464 , 476.
(8) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 450.
(9) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 454 , 455.
(10) v. mieris, Charterb. ν, Holl, D. IV. bl. 458 , 460 , 467.
Π. Deel. 2 Stuk. 58
-ocr page 458-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Inmiddels was jkTH van Braband, ondaoks het verbod des Keizers (1), op den
bepaalden lijd in den Haag gekomen, om het huwelijk met jakoba, te voltrekken (2).
Even weinig belette do vernieuwde intrekking der Pauselijke vergunning (3), dat die
echtverbindtenis in tegenwoordigheid'der Staten van yon Henegouwen , Hol-
land, Zeeland^ de afgevaardigden des Hertogs van ^owr^rowciiè', en vele Edelen en adel-
lyke vrouwen plegtig geschiedde (4). Later herriep Paus martinus V zyne brieven van
herroeping, Avelke hij slechts uit vrees voor den Keizer had uitgevaardigd , en verklaarde
den aangeganen echt voor wettig (5). Jan mn ÄraÄanrf nam den titel aan van Graaf van
Henegouwen^ Holland y Zeeland en Heer van Friesland; hij werd in die gewesten
als Landsheer, gelijk zijne gemalin in Braband, als Landsvrouwe gehuldigd (6).
Jan van Beijerm had te regt begrepen, dat het huwelijk zijner nicht hem van
dien invloed op het bestuur harer landen zou berooven, welken hij in den eersten tijd
harer regering had uitgeoefend, toen zij »bij zijnen voorzienigen rade" en dien harer
moeder do zaken bestuurde (7). Hij was derhalve steeds bedacht geweest het te ver-
ijdelen, ofschoon hij dit eerst ontveinsd en er kwanswijs zelfs zijno toestemming aan
gegeven had. Toen hij nu hierin te loor gesteld was, had hij langs eenen an-
deren weg getracht zijn doel te bereiken, en zich tot den Paus en den Keizer
gewend, die beide op de kerkvergadering te Constanz tegenwoordig waren.
Reeds lang wars van den geestelijken stand, was hij hier op zijn aanzoek door den
Paus van zijn bisdom ontslagen en hem bewilligd geworden , met elizabeth , de weduwe
van ANTONIE, Hertog van Braband, eene volle nicht des Keizers, in het huwelijk te
treden, waartoe hij reeds van sigismund terlof verzocht en verworven had. Dit huwe-
lijk , waaruit zich welligt de hooge ingenomenheid des Keizers voor Jan van Beijeren
laat verklaren, werd kort daarna gevierd en verschafte den echtgenoot het bezit, of
liever het bestuur van het hertogdom Luxemburg, hetwelk zijne gade als weduwe-
goed was toegekend. Tevens had hij van den BLeizer het verlij der graafschappen van
Holland, Zeeland en Henegouwen verkregen. Het staatsstuk daarover, den dertigsten
(1) v, miekis, Charierb. v. Roll. D. IV. bl. 466.
(2) Oude ΠοΙΙ, Div. Kron. Div. XXVIII. c. 6.
(3) v. miekis, Charierb. v. UoIL D. IV. bl. 476. i
(4) Eberii. wi.ndeckii Hist. iwz/jcrai. sigismundi, apud v. miems, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 446.
Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 6. Divaeüs , Rer. Brab. Lib. XV III. ρ. 224.
(5) ν. MIEBIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. hl 485. Oiide Holl. Div. Kron. Div. XXVill. c. 6.
(6) Oude Holl. Dio. Kron. Div. XXVIII. c. 6.
(7) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. ,IV. bl. 39Ü, 400.
1406—
1433
30 V.
Lente-
maand
1418
4 V.
(irasm.
DES VADERLANDS. 499
van Lentemaand uitgevaardigd, is aan de Edelen en sleden dezer landen gerigt, die 1406—
» des Keizers en des H. Rijks onderdanen en getrouwe geliefden" genoemd worden.
sigïsmdkd verklaart, dat Graaf avillem » des Keizers en des h. Rijks leenman en me-
delid" zonder M'ettige mannelijke erfgenamen overleden zijnde, zyne graafschappen aan
hem, als Roomsch-Koning, regtens vervallen waren en dat hij deze aan jan, Wil-
lems broeder, had opgedragen om van hem en het Rgk in leen te bezitten, in >veer-
wil van jan, zoon van wglen Antonie , Hertog van Brahand, en jakoba , dochter van
wylen Hertog willem , welke zich , zonder *s Keizers toestemming, in het bezit dezer
landen gesteld hadden. Deswege beveelt hij allen landzaten, « jan νο,η JBeijèren
en diens wettige mannelijke nakomelingen alleen voor hunnen waren Heer te erken-
nen , terwijl hij hen tevens van den eed van getrouwheid ontslaat, >velken zij aan jan
van Brahand en jakoba mogten afgelegd hebben" (1). Do Keizer schonk hier weg
waarover hij niet beschikken mögt en waarop hij geen regt ter wereld had. ïmmerS,
gesteld dat Holland en Zeeland in dien tijd nog mansleeüen waren, welke alzoo bij
ontstentenis van wettig mannelijk oir weder aan het Rijk vervielen, kon zulks toch
niet met het vrouwenleen Henegouwen het geval zijn (2). Deze vergissing of wille-
keurige beschikking met opzigt tot dat graafschap, boezemt reeds weinig'vertrouwen
in, dat sigismund over de betrekking van Holland en Zee/awrf destijdHot het Duitsche
Ryk, behoorlijk ingelicht geweest zij en niet ook hier zyne magt te buiten gegaan is.
Zeker begrepen dit zoo de Hollanders en Zeeuwen. Zij verklaarden openlijk aan jan
van Beijeren, toen hij bij hen aandrong, hem als Landsheer te erkennen, dat zy
jakoba , » hunne wettiggeboren Landsvrouwe, dochter en regte oir van Hertog Wil-
lem , als Gravin gehuldigd hadden; dat zg als zoodanig door hem zeiven was erkend
geworden , en hij zijne leenen van haar ontvangen had; zij zouden haar derhalve niet
begeven en verzochten hem, zijne aanspraken te laten varen. » Reeds driemaalvoeg-
den zij er bij, » zijn deze landen op vrouwen overgegaan; en vvy hebben daaren-
boven keizerlijke brieven, dat deze gewesten 07iversterfel{jke leenen waren,^* In
dien zelfden geest uitten zich de sleden van Henegouwen^ te regt bewerende, dat
dit gewest reeds van ouds een vrouwenleen was (3). Jan van Beijeren besloot nu
verder door geweld te verkrijgen, wal hij door list niet konde verwerven. Hij ver- 27v.
zocht hulp bij den Regent van Engeland^ om zich gewapenderhand in het bezit dier
landen te stellen, welke hem door den Keizer in leen waren opgedragen (4). Jakoba
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 477—479.
(2) Verg. bildenoijk, D. IV. bl. 69. siegenbeek, bl. 149, 150.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIil. c. 7. bl. 259.
(4) T. MIERIS, Charterb. ν. Iloll. D. IV. bl. 483.
58
-ocr page 460-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—vaardigde hierop terstond ηΐ^Άτ Zeeland bevelen af, om door eene vloot de kusten en
g ^ stroomen te beveiligen (1). Te haren behoeve werd door de steden kryg^volk in
^lTl^ /^/öawrferew geworven en geld in Brahand opgenomen (2), Tevens ontzegden vele
Edelen aan jan van Beijeren vrede en vriendschap, om het onregt en leed door hem
hunne Landsvrouwe aangedaan (3). Hij daarentegen rustte in Dordrecht en in den
Briel een aantal schepen uit, welke de vaart naar Engeland^ Brahand en op de
Zeeuwsche stroomen onveilig maakten; en gaf aan de koopvaardijschepen zijner aan-
hangers naar Brahand en Vlaanderen ^ het geleide eener gewapende scheeps-
magt (4). Hij deed de koopvaart zijner tegenstanders eenige afbreuk; doch een aan-
slag door den Brielschen Burgemeester jagob vrangk. in zyn naam tegen Schie-
dam ondernomen, mislukte (5). De Dordrechtenaars trokken roovende en brandende
door tot Zierikzee, waar jakoba's vloot moest byeenkomen; de Brielenaars legden
Gravenzande m. assche, en eenige vrienden van jan van ^eyere« vermeesterden il/e-
demhlik (6). De Jakoba'sgezinden vernielden in Amstelland en Kennemerland ^
uit weerwraak do goederen van Gerrit van Heemskerk, die jakoba hulde be-
loofd, doch zich thans voor haren oom verklaard had (7). Jan van Beijeren had
inmiddels den titel aangenomen van Graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland
en Heer van Friesland. Onder dien naam verleende hij aan zijne »lieve getrouwe
stede van Dordrechtden twintigsten van Zomermaand, een handvest en werd al-
daar tot Graaf gehuldigd (8). Het belangrijkste punt in dit staatsstuk, hetwelk ver-
scheidene voorregten voor Dordrecht in het bijzonder vervat, is de vergunning aan
de steden van Rolland en Zeeland, om, nadat zij hem gehuldigd zouden hebben,
» raad en vergadering met elkander te mogen houden, tot zijner eer en 's lands oor-
baar , mits niet dragende tegen hem, zijnen lande, of zijne heerlijkheid." Tevens
belooft hij, niet te zullen munten dan met overleg en toestemming van zijn Raad en
zijne hoofdsteden, als Dordrecht, Haarlem, Delft en Leiden (9).
(1) v. MIERIS, Charterh. v. Hall. D. IV. bl. 484.
(2) WAGENAAR, D. III. W. 427, 428.
(3) V. MIERIS, Charterh. v. Holl. D. IV. bl. 485, 487.
(4) WAGENAAR , D. III. bl. 428.
(5) v. WON, Naleez. op de Faderl. Eist. bl) 201.
(6) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 7. Wagenaar , D. III. bl. 427.
(7) T. MIERIS, Charierb. v. Holl. D. IV. bl. 490.
(8) V. MIERIS, Charterh. v. Hall. D. IV. bl. 488, 490.
(9) v. MIERIS, Charterh. v. Holl. D. IV. bl. 488.
\
-ocr page 461-II..· .■
DES VADERLANDS, 469
Zoo belangrijk voor de steden het Yoorregt was, afzonderlijk te vergaderen en 1406—
over 's Lands zaken, huiten hijzijn van den Graaf of zijne ambtenaren te raadplegen ^^^^
en te hesluiten, zoo bedenkelijk was tevens dit voorregt uit hoofde der bijgevoegde
bepaling, dat in die »vergaderingen niets tegen den Graaf, zijn land of zijne heer-
lijkheid ondernomen mögt worden." Aan deze voorwaarden kon eene uitlegging gege-
ven worden, welke het afzonderlijk bijeenkomen van weinig nut zoude maken; en
men had reden, om de woorden en beloften van eenen Vorst te wantrouwen, wiens
trouweloos gedrag tegen de Luikenaars niet vergeten was (1). De steden derhalve ,
wel verre van jan van Beijeren voor Graaf te erkennen, toonden zich bereidvaardig,
de zaak van jakoba en haren gemaal tegen hem te verdedigen. En toen de Hertog
van Brahand, ondanks de vermaning des Keizers, om het bewind der drie graaf-
schappen aan den gewezen Luikschen Bisschop af te staan (2), in overeenstemming
met JAKOBA tot het belegeren van Dordrecht besloten had, verschenen de afgevaar-
digden uit een en dertig steden in ^s Gravenhage ^ om over dit punt te raadplegen. Men
keurde de vermeestering van Dordrecht^ de wapenplaats van jan van Beijeren^ uit
welke de meeste strooptogten ondernomen en werwaarts de buit en gevangenen gevoerd
werden, met reden noodzakelijk, om de rust aan het land te hergeven (3). Tegen
het einde van Zomermaand werd de stad door de vereenigde Brabandsche en Holland-
sche benden ingesloten, om haar den toevoer af te snijden en daardoor tot overgave te
dwingen. De Brabanders wierpen in het dorp de Mijle ten Zuid-Westen , en do Hol-
landers in Papendrecht aan de Merwe ten Noorden der slad, een blokhuis of bolwerk
op. De belegerden, van leeftogt en gewapenden rijkelijk voorzien, deden bijna dage-
lijks gelukkige uitvallen op de Brabanders, welken zij eenige schepen afnamen. Het
beleg werd zes weken, doch zonder nadruk voortgezet, dewijl zich onder de Brabanders
geheime vrienden van jan van Beijeren bevonden, die elke onderneming tegen de
slad wisten te verijdelen. Den belegeraars ontbrak het daarenboven aan krygs- en
mondbehoeften, en om hierin te voorzien, was de schatmeester van üfoiiawc?, filips
van ïVassenaar, verpligt, op eigen geloof en onderpand, hier en daar gelden lot tien
ten honderd op te nemen. De Brabanders eindelijk in een gevecht met de belegerden
teruggeslagen, staken hun blokhuis in den brand en namen met hunnen Hertog do
vlugt. Do Dordrechtenaars joegen hen lot Geertruidenherg achterna en keerden op
nieuw met groolen buit benevens een aanzienlijk getal gevangenen terug. De aftogt
(1) wageifiar, D. III. bl. 426, 427. bilderdijk, D. IV. bl. 59, 60.
(2) v. MIERIS, Charterb, τ. Boll. D. IV. bl. 486.
<3) WAGE54AR, D. III. bl. 429. Vcrtj. Oude Boll, Div, Kron, Div. XXVIII. bl. 259.
m
510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
- der Brabanders noodzaakte de Hollanders, die aan den anderen kant gelegerd Avaren,
om insgelijks weldra op te breken; zij lieten het blokhuis evenwel bezet, dat echter
spoedig door jan van JBeijeren stormenderhand veroverd werd, waarbij adriaan', een
natuurlijke zoon van Hertog albreght en bevelhebber dier sterkte, met de meeste
manschap sneuvelde (1).
/' De Brabanders, om hunnen smaad af te wisschen, deden eenigen lijd daarna
eenen inval in het land van Voorne en staken Goereede in brand (2).^ Om
hen te keeren begaf zich jaw van Beijeren^ verzeld door den Graaf van/^erwewÄwr^,
den jongen Graaf ,van Nassau en andere Grooten, in den Wiel voor Geervliet.
Eene talrijke menigte Brielsche burgers, onder bevel van den Burgemeester
JAKOB vRANCK, diende hem te water, en bevorderde onder Burgemeester
bartelmus aelbrechtzooit , zijnen aanslag op Rotterdam (3)y De stad werd grooten-
deels door verraad van binnen bemagtigd, en jan van Beijeren aldaar tot Graaf gehul-
digd. De werkzaamheid en moed van jakoba alleen belette, dat hij zich van Delft,
Schiedam en Gouda meester maakte, op welke hg het thans gemunt, doch die zij
aanstonds van eene 'genoegzame bezetting voorzien had (4). Op voorstel van filips,
Graaf van Charolois, naderhand onder den naam van den Êroei/e als Hertog van jBom/·-
gondië bekend', werd een wapenstilstand tusschen de strydende party en getroffen , die
elke acht dagen tot aan de sluiting van een vredesverdrag verlengd werd (5). Jan van
Beijeren ging niettemin voort met het plegen van vijandelykheden; als meester van
Dordrecht, Rotterdam en den Briel^ hield hy Zuid-Holland en Zeeland in be-
dwang en den mond der Maas voor de schepen der Jakoba'sgezinden gesloten (6). De
lafhartige Hertog van Brahand zag niet alleen de geweldenarijen van den oom zijner
gemalin geduldig aan, maar beloofde zelfs, dat hij bij kinderloos overlijden van jakoba ,
10 v.
Wijn-
maand.
27 v.
Wijn-
maand,
27 v.
Win-
term.
(1) Magn. Chron. Belg. p. 395. Oude Holl. Div. Kron. üiv. XXVIIf. c. 8. diatehis ,
Chron, Brab. apud gouonoeveii, bl. 439. veldenaer, Chron. v. Holl. bl. 116. Goudsch Kron.
bl. 122. De verm. beka, bl. 369—371. wagenaar, D. ΙΠ. bl. 429, 4'iO.
(2) keiguersbesg, Chron. v. Zeel. D. 11. bl. 190. wagenaau plaatst, naar ons inzien, minder
waarschijnlijk, deze gcbeurteni« tijdens het beleg van Dordrecht. D. lil. bl. 430.
(3) v. wijn op, wagenaar , St. III. bl. 86- ]
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 8. De verm. beka, bl. 371.
(5) v. MIERIS, Charterb. 'v. Hall. D. IV. bl. 501 , 506, 513, 518.
{6) Oude Hall Div. Kron, Dir. XXVIII. c. 8. velmnaer, Chron. v. Holl. bl. 116. v. hiebis,
Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 506.
1406^
1433
8 V.
Oogst-
maand
1418
DES VADERLATiDS. 1489
den nakomelingen van jan mn Beijeren tot erfgenamen ^diXi Henegouwen, Holland y
Zeeland en Friesland zou verklaren (1).
^ Deze belofte zal niet zonder invloed op het besluit van jan van Beijeren gebleven
zijn, om de aangebodene tusschenkomst des Hertogs van Bourgondi'é, ter regeling
zgner geschillen met jakoba en haren echtgenoot aan te nemen, ofschoon die Vorst
op beide nadere betrekking had dan op hem. Hij konde daarenboven in de tegenwoor-
dige gunstige omstandigheden, zich voordeelige voorwaarden beloven (2); terwijl het
Aveigeren van een vergelijk, hem de magt van Bourgondië zou op den hals halen, te-
gen welke hij niet bestand was (3). Men trad dan te Woudricliem in onderhandeling. ·
De Hertog van Bourgondi'è ^ door den staat van zaken in Frankrijk teruggehouden ,
zond zgnen zoon, den Graaf van Charolois ^ en liODEWUK van Luxetnhurgy Bisschop
van Terouaney met een aanzienlijk gevolg derwaarts (4). Jan van Beijeren had tot
zijne zaakgelastigden den jongen Graaf jan van Nassau, jan van Egmondy gerard
van Heemskerk en eenige andere Raden benoemd, aan welke de Hertog van Brahand
vrijgeleide verleende (5). Even als jan van Brahand y Vrouw jakoba en hare moeder 3 ^
MARGARETHA van Bourgondiëy was hij echter ook in persoon tegenwoordig (6).
talrijke en schitterende schaar van de voornaamste Hollandsche, Zeeuwsche, Hcne- 1419
gouwsche, nevens eenige Vlaamscho en Brabandsche Edelen woonden deze belangrijke
vergadering by Op last des Graven van Charolois werden do punten van verzoe-
ning opgesteld, die wederzijds geteekend en bezegeld werden en van welke de hoofd^
inhoud deze is: Dordrecht met het baljuw- en dijk graafschap van Zuid-Bolland
Kclni·
Gorinchem en het Land van Arkely Leerdam met het omliggende grondgebied, de
landen van Schoonrewoerd en Hagestein, nevens Botterdam bleven aan jan van
Beijeren y maar als leen van jan van Brahand an jakoba. Henegouwen y Holland
en Zeeland zouden gedurende vijf jaren door jan van Brahand en jan van Beijeren
te zamen geregeerd , en aan beiden , gelijk ook aan jakoba , door baljuwen , schouten ,
geregten en andere ambtenaren den eed van gehoorzaamheid gedaan worden; doch jan
van Brahand alleen zou hen aänstellen, en de slotvoogden ook aan hem en jakoba ,
(1) v. BiiERis, Charterh. r. Holl D. IV. bl. 506.
(2) wACESAAn, D. III. bl. 431.
(3) BliDERDiJK , 1). IV. bl. 67.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 521.
(5) V. 3UERIS, Charicrb. v. Holl, D. IV. bl. 519.
(6) Oude Holl. Dit. Kron. Div. XXVIII. c. 9.
(7) V. MIERIS, Chartcrb. v. Holl. D. IV. bl. 526.
-ocr page 464-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—niet aan jan van Beijeren, gehouden zijn. Even zoo zouden de inkomslen der drie
landen alleen door jan van Brahand en zyne gemalin genoten, maar de rekening der
rentmeesters ook voor jan van Beijeren gedaan w^orden. Zoo jaeoba kinderloos over-
leed, zou Benegouwen, zoowel als Holland, Zeeland en Friesland, terstond aan jaw
van Beijeren afgestaan worden; jaw van Brahand moest hem daarvan brieven leveren,
door acht of negen Edelen uit elk der drie graafschappen, bezegeld. Daarentegen moest
JAN van Beijeren van alle eischen en regten, welke hy door Pauselyke of Reizerlyke
giften op deze gewesten mögt hebben , afstand doen , de brieven daarop betrekkelijk aan
den Hertog en de Hertogin van JBmÄanc? overleveren en beloven , met niet meer dan zestig
paarden te gelyk in Holland ie verschenen. Hiervoor werden hem honderd duizend gouden
Engelsche nobels (driemaal honderd duizend gulden), in ruim twee jaren te voldoen ,
toegelegd, onder borgtogt der Hollandsche en Zeeuwsche Edelen en steden « zoo velë
men daartoe krijgen konde." Voorts zouden de wederzyds toegebragte nadeelen,
)) doode legen doode, brand tegen brand, roof tegen roof" vereffend gerekend, de
gevangenen geslaakt en den ballingen terugkeer vergund worden. De zaak van jan
van Egmond en Willem van IJsselstein werd ter beslissing des Hertogs van Bour-
gondië gestold; de schade door gerrit van Heemskerk geleden zou men van jako-
ba's zydö vergoeden; en de voorregten van Dordrecht, welke stad uitdrukkelyk in
deze verzoening begrepen was, door den Hertog en de Hertogin van j^raÄawci bevestigd
worden, gelijk den volgenden dag geschiedde. Dit even merkwaardig als zonderling
verdrag, werd van beide zgden plegtig op de Evangeliën bezworen (1). jan van Bra-
1 v. hand en jakoba ontsloegen Dordrecht, Rotterdam en de dorpen van het baljuwschap
^^^ Zuid-Holland van den eed, dien zy hun gedaan hadden of verpligt geweest
waren te doen, en gelastten hen, jan van Beijeren en zyne nakomelingen voor hunne
wettige Heeren te erkennen (2).
De groote voordeden in het zoenverbond aan jan ï^aw ^eyerew toegewezen, ofschoon
de zaken van jakoba gansch niet hopeloos stonden en de meeste steden haar aan-
kleefden , geven eene hooge waarschijnlijkheid aan het vermoeden, dat de Graaf van
Charolois , vóór het ontwerpen der voorwaarden, van hem de belofte verkregen had,
dat hij hem, bij uitersten wil, zijn regt op de drie graafschappen zou afslaan. Al-
thans dat dit laatste werkelijk geschied is, bleek bij het overlijden van jan van Bei-
jeren in veertienhonderd vijf en twintig. En wanneer men onmiddellijk na diens dood
Fiiiips van Bourgondi'è alles ziet aanwenden, om zijne nicht jakoba , wiens naaste
erfgenaam hig was wanneer zij kinderloos overleed, van het gebied te ontaetten, kam
(1) v. MIERIS, Charterh. v. Holl, D. Π. bl. 521—525.
(2) v. aiiERïs, Charterh, v. Holl, D. IV. bl. 532.
-ocr page 465-DES VADERLATiDS. 1489
men zonder dè billijkheid of de ΛvaaΓscllijulίjklleid te kwetsen , aannemen; dat dit 1406—
denkbeeld hem, toen hij als middelaar tusschen haar en haren oom optrad, bestuurd ^^^^
en bewogen heeft, dor Gravin zoo weinig bewind als mogelijk te laten, opdat bij er
haar naderhand te gemakkelijker van konde berooven (1). Er is opgemerkt, dat jan'
van Beijeren door dit verdrag een wonderlijk soort van wezen geworden was (2).
Graaf of Heer van Zuid-Holland ^ mederegent van het overige van Holland, van
Zeeland en Henegouwen, wist men geenen gepasten naam voor hem uit te denken.
Hy noemt zich zeiven Zoon van Henegouwen, van Eolla7id en tam Zeeland (3).
Later werd hij in vele steden als Ruwaard en Oir of erfgenaam aangenomen (4).
Onmiddellijk na het sluiten van het verdrag, begaven jan van Braband en Vrouw
jakoba. zich naar Henegouwen, om den eed van hulde en trouw te ontvangen (5).
Niet zonder voorkennis van jakoba werd te Bergen willem dumont , 's Hertogs gun-
steling eri schatmeester, door everhard , haren natuurlijken broeder, en zijne medge-
zellen vermoord. De. booswichten ontsnapten, en het gelukte jakoba haren zwakken
gemaal ter neder te zetten, zoodat over de zaak niet meer gesproken werd (6). Het
vorstelijk paar kwam nu in Btaband, en Averd te Vilvoorden door de afgevaardigden
uit al de Brabandsche steden plegtig begroet. Van hier begaf zich jakoba naar Leu-
ven, waar. zij met veel eer werd ontvangen, en de Hertog vertrok naar ^s Hertogen-
hosch (7)..
Beider afzijn verschafte jan van Beijeren gelegenheid zijne heerschzuchtige plannen
te voltooijen. jSlechts twee dagen na de geslplene overeenkomst, ontbood floris van
Borselen, "Ά^ϋΐ van Zuilen en St. Maartensdijk, schatmeester van jÄToZ/awc?, de
afgevaardigden van Leiden met die vaq andere steden op eene. dagvaart in den Haag.
^ (1) wAGEiiAAu, D. m. bl. 435, 436.
(2) bildeiidijk, D. IV. bl. 70.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. iV. bl. 529, 530, 531, 533.
(4) mGENAAR , "D. m. bl. 435.
' (5) pivAEus, Rer. Brab. Lib. XVIII, p. 225. Het 3Iagn. Chron. Belg. p. 395, verhaalt
daarentegen, dat het vorstelijk paar zich terstond naar Braband begaf. Dat hunne tegenwoordig-
heid aldaar tot het stillen eener gevaarlijke beweging vereischt werd, gelijk wagenaar, D. ΙΠ.
bl. 437, verhaalt en hierin door bilderdijk , D. IV. bl. 70 en anderen gevolgd Avordt, is onjuist.
De tweedragt van welke meijerüs , Annal. Flandr. Lib. XVI. p. 261, spreekt, en waarop wageraar
zijn vermoeden grondt, had later plaats, gelijk nader zal blijken.
(6) DivAEus, Rer. Brab. Lib. XVIII.. p. 225, 226. Haraeus, Annal. Brab. Lib. XXXVl.
p. 389. ANONYM. Chron. Brab. Duc. p. 159. Dewiz, Hist, Gen. de la Belg. T. IV. p. 164.
(7) DivAEüs, Rer. Brab. Lib. XVIH. p. 226.
-ocr page 466-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—Hij Verwittigde hun Yan het doel van jan van Beijeren^ om van stad tot stad te
^^ reizen en gehuldigd te worden. Vier Leidsche afgevaardigden vertrokken den vol-
genden dag naar Gouda, waar de Hertog zich bevond, deels om hem te begroe-
'ten, maar dok deels om het gerucht te logenstraffen, als of men Leiden voor hem
gesloten houden en den burg tegen hem versterken wilde. Niet lang daarna ver-
I Scheen de Vorst met zijn gevolg in de stad, waar men hem vier dagen achtereen den
eed van trouw aflegde. Hij veranderde eigendunkelijk de regering, gelijk vervolgens
in de meeste overige steden, en stelde, in weerwil van het verdrag, op eigen gezag
hier en elders nieuwe ambtenaren aan. Met nadruk eischte hij van de steden, elke
naar evenredigheid van haar vermogen, de voldoening der honderd duizend nobels,
hem in het zoenverbond toegekend. Schoorvoetend en zelden op de bepaalde tijden
werden de gelden bgeengebragt; zelfs dikwijls moesten de steden daartoe aangemaand
worden ; doch schijnt het, dat de zaak eindelijk tot genoegen des Hertogs is afgelodpen;
er wordt ten minste in het vervolg niet meer van gesproken (1).
Jan van Beijèren voerdé thans -inderdaad het alleenbewind in Holland en Zeeland;
want ofschoon aldaar doorgaans op naam dei- beide Hertogen, door eenen Raad van
achten de bevelen werden uitgevaardigd, was echter floris van Borselen^ het hoofd
van dien Raad, geheel in dé Beijèrsche belangen. Slechts nu en dan zond men,
voor het uiterlijke, berigten aan jan van Brahand en scheen met hem over eenige
zaken van staat te willen raadplegen (2). Hy noch jakoba verzetten [^zich tegen
de willekeurige handelingen huns ooms, wiens uitsluitend bevorderen en bevoordeelen
der Kabeljaauwschgezinden, het misnoegen der Hoekschen opwekte en het land in
^ hevige beroering bragt. In Leiden geraakten de beide aanhangen handgemeen, en
(irasm. de twisten stegen er tot zulk eene hoogte , dat filips van Borselen met Hendrik , den
oudsten zoon des burggraafs van wassenaah , en wïllem van Brederode zich naar
de stad begaven. Met moeite bewerkten zij , dat wederzijds de slissing der oneenighe-
I ^^ den aan goede mannen werd overgelaten, maar men twijfelt of van'de liitspraak iets
ßloeim. geworden is. De onlusten'althans duurden den geheelen zomer door; en van bokselen,
welke Hertog jan van Beijeren op eene reis door Henegouwen en andere omliggende
gewesten vergezelde, zond eenen bode naar den burggraaf en de regering der stad,
17 v.
Zomer- vermanen de rust tot op zijne terugkomst te handhaven, j Dit baatte zoo
maand.
----------- . ^^
(1) j. taeeruixn, V&rhaal vah hét hèleg én de teróvenng van Leiden door ■ Hertog jau tan
Beijeren in 1420. bl. 24—30. SvAcEiiiAR , D. 'lil. 'bl. '437. Het behoeft niet 'aangetoond-te wor-
den, hoe ongetrouw èn ongeschiedkundig'ΒιώΕκΰυκ, D. IV. bl. 70, 71, iveder allee met betrek-
king tot jan'ija'n ^eyere»,, heeft >obrgesteId.
(2) meerman, Verhaal van hef beleg en de verovering «aw^ , ■ hl. 28 , 29.
-ocr page 467-DES VADERLANDS. 49t
weinig, dat er nu zelfs een aanslag tegen de bewindslieden gesmeed werd, die echter ^^^^
mislukte en de schuldigen namen do vlugt. De oproeren en bewegingen bepaalden
zich niet tot Leiden alleen. Nevens deze stad werden Amsterdam^ Haarlem en
Bordrecht gelast, afgevaardigden naar van borselen in den Haag te zenden, » om 13 v.
des ongestants wille, dat in den Lande geschiedde , te beteren." De uitslag daarvan ^aa^d.
is ons niet gebleken; maar niet lang daarna Averd van wege den Hertog en de Her- 1^19
togin Tan Braband en jan van Beijeren, door goede mannen tusschen de Leidsche
poorters en hunne geylugte stadgenooten eene minnelyke schikking getroffen, Avaarby
dezen laatsten een vrye en ongehindq^rde terugkeer in de stad verzekerd werd. Hierop
verscheen in naam der beide Hertogen een bevelschrift aan de regering en inwoners
van Leiden, waarin de twee Vorsten verklaren, »dat zij in overeenstemming met
hunnen gemeenschappelijken Raad en bij goeddunken der beide aanhangen, een be-
stand en vasten vrede treffen tusschen alle poorters en goede lieden van Leiden, zoo-
wel die zich binnen als builen die stad bevinden; en gebieden een ieder, op ver-
beurte van lyf en goed, dit bestand en dien vrede te onderhouden tot drie weken na
de terugkomst van Hertog jan van Beijeren in Holland^ ondertusschen zouden de
ingezetenen veilig on^^er elkander verkeeren en het hunne ongestoord genieten, terwijl
het tevens niemand veroorloofd werd in de stad een pantser of eenig harnas te dragen 7 v,
op boete van drie pond en verbeurte van het w^apentuig." Tot waarborg van de rust^^^l^^"
en vrede in de stad moesten op last der Hertogen, vijf en twintig Hoekschgezinde
burgers als gijzelaars naar Schoonhoveii, en een gelijk getal Kabeljaauwschgezinde naar 13 v.
Gouda zich begeven en daar, tijdens het bestand, vertoeven. Den burggraaf en de
bevolking vanwerd bevolen, den Schout te ondersteunen in het bedwingen en
straffen van oproermakers en vredebreukers (1).
Ingevolge de overeenkomst kwamen nu spoedig de voortvlugtigo burgers binnen
Leiden^ Tegen het verbod aan', waren zy onder hunne bovenkleedg met een harnas 17 v.
fgewapend, en vielen, terwijl men geen kwaad vermoedde , op jak van Wassenaar , ^ag^cV
den tweeden zoon des burggraafs, en Gerrit van Poelgeest, die zij het eerst ont-
rnoetten, onverhoeds aan. Beiden ontsnapten te naauwernood aan de verraders, die
vechtende zich door de stad verspreidden. Alles wat aan do zyde des burggraafs was
vloog ondertusschen te wapen, dreef de vredeschenders ter stad uit en maakte.er een
deel van gevangen, terwijl anderen in den toren der St. Pieterskerk de wijk namen.
Reeds den volgenden dag zond filips van Borselen gelastigden naar Leiden ^ om de
toedragt der zaak te onderzoeken. Hij zelf kwam kort daarna met eenigen van de
acht Raadsleden en gewapend krijgsvolk in de stad, om uit naam der beide Herlogeti
(1) MEERMAKj Verhaal van hit bjeleg en .de .vcraverinß xan Leiden ^ bj.
59 *
-ocr page 468-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—de geschillen bg te leggen. De burggraaf en de stedelijke regering drongen nu op de
^^^^ teregtslelling der snoode vredeschenders ernstig aan; zy konden echter slechts Tervrer-
23 V. Ten, dat van wege de tvt'ee Vorsten den burggraaf gelast werd, dengenen te Averen,
maand welke met geweld de slad wilde binnendringen; terwijl dezen bewindsman ook Tolmagt
1419 ^erd verleend, om elk die hem binnen Leiden verdacht voorkwam, tot acht dagen
na de terugkomst des Hertogs van Beijeren, uit de stad té verwijderen zonder daarbij
iets te verbeuren. Door het bestuur des lands werden tevens acht goede mannen be-
noemd, om de zaken in der minne te vereffenen. Het schynt, dat deze scheidslieden
tot eene eindbeslissing gekomen zyn. Althans den gevangenen vredebrekers werd vrye
aftogt uit Leiden vergund. De burggraaf en de sledelyke regering gaven hun misnoe-
gen hierover in deze opmerkelijke woorden te kennen: »mer hoe veel dat wy ver-
volchden (op de teregtslelling der schuldigen drongen), ons en mögt gene richtinge
geschiden van den misdadigen voirz. mer wij mosten se quyt, ende uyt onse stede
laten gaen, by dedinge (overeenkomst) ende mit beveel des Tresoriers (filips van
Borselen) , en der geenre dien dat lant mede bevolen was; ende des en dorsten wy
niet laten, om gedwank wille der Heeren: want die van Hairlem ende andere steden
mit onlwonde banyeren tot onsswaert op ten wege waeren, om ojpis laste aen te doen,
des wij niet verschuit en hadden (1)."
Dit misnoegen verhinderde in Leiden het herstel der rust, hetwelk thans, bij de ver-
ivikkelingen met het Sticht, door het bewind des Lands van het hoogste belang ge-
acht werd. De steden Utrecht en Amersfoort hadden kort na het verdrag van
fVoudrichem, met jan van Beijeren eenen afzonderlijken zoen gesloten (2). De
spanning bleef evenwel tusschen hen beslaan , en aan beide zyden stelde men zich
allengs in staat van tegenweer, ofschoon de hertogelijke bewindvoerders in Holland
het iiilbarslen eens krijgs poogden te voorkomen, en er telkens onderhandelingen aan-
geknoopt werden. De vijandelijke stemming der Slichlschen openbaarde zich reeds in
het begin van Bloeimaand door bedreigingen aan de IJsselsteiners, indien zy zich op
do markt te Utrecht yertoonden (3). Welligt gaf dit aanleiding, dat jaw zmn Eg-
mond of zijne onderhoorigen te Krimpen op de Lek de goederen der ülrechtschen en
Amersfoorders aanhielden, de schepen in den grond boorden en de manschap gevangen
namen. Ook werd de Stichlsche handel langs de Zwirfer^^ee aanmerkelijk belemmerd (4).
(1) BEEKMAN, Verhaal van het beleg en de verovering van Leiden, bi. 35—4L
(2) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 533. De brief is van den 1""" v. Grasmaand 1419.
(3) MEERMAN, Verhaal van het beleg-en de verovering van Leiden, \λ. 42, 43.
(4) De verm. beka, bl. 376 , 377. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 12. bilderdhk
draagt alzoo deze zaak weder geheel verkeerd voor, D. IV. bl. 71.
DES VADERLATiDS. 1489
Te vergeefs vervoegden zich de heide steden tot jan van Betjeren om schadevergoe- ^^^g_
ding. Zy wendden zich derhalve lot Bisschop frederik van Blankenheim, wien jaiï 1433
van Beijeren het land Hagestein, door willem VI aan het Sticht overgelaten, bg
den zoen met jakoba ontnomen had, doch vonden bij hem even weinig troost als bij
de Overijsselsche sleden Deventer, Kampen en Zwol (1). Hare burgers werden niet
alleen overal waar zij zich in Holland vertoonden, beroofd, mishandeld en gevangen
gezet, maar jan van Beijeren sloot zelfs op den derden van Zomermaand een verbond
met Hertog reinoud van Gelre, welk bepaaldelijk tegen haar gerigt was (2). Men
zou met vereenigde krachten in het NederSticht ydXlQn^ de bemagtigde plaatsen en
gevangenen gelijkelijk onder elkander verdeden, Amersfoort vermeesterd wordende,
den Hertog van Gelre ^ en Montfoort den Hertog van Beijeren ioékenmny en bij
jtiet openvallen van den bisschopszetel, met gemeen overleg, eenen nieuwen Kerk-
voogd kiezen (3). De ütrechtschen en Amersfoorders zochten toen hulp in Braband.
Doch de Hertog, die zich alleen met do jagt bemoeide, wees hen af, en jakoba was
niet bij magie hen te ondersteunen, daar zij en hare vrienden buiten alle bewind ge-
houden werden (4).
Thans eindelijk begrepen Bisschop frederik en de drie Overijsselsche steden, tus-
schenbeide te moeten treden. Vruchteloos echter waren hunne pogingen bij jan van
Beijeren^ die zich toen in ZMarem^wr^ bevond, om eene verzoening te bewerken (5).
En nu schijnt het, dat men zich aan de zijde van het Sticht tot krijg voorbereid, ja
zelfs eenige vijandelijkheden veroorloofd heeft. Althans filips van Borselen zond be-
velen naar Leiden, Haarlem, Alkmaar en door geheel Tfest-Friesland, dat elk ^^^
dienslpligtige zich gewapend gereed zou houden, om hem op den eersten wenk ten Wijn-
strijd te volgen. Vijf dagen later ontbood hij de Heeren van Ktiilenhurg, Egmond, j^jg
Brederode en Hendrik van Wassenaar, nevens do sleden Haarlem, Amsterdam ,
Alkmaar, Delft, Leiden en Schiedam by zich te Gouda, om te overleggen hoe
men » de zaken met de ütrechtschen zou aanstellen." Zoodra deze dagvaart was af-
geloopen, kwamen de hertogelijke Raadsleden en de steden in den Haag op nieuw
(1) De verm, beka, bl. 377 , 381. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 12.
(2) De verm. beka, bl. 377.
(3) KijHOFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. III. bl. CLIII. Oork. N« 385. bl. 363—368.
De verm. beka , bl. 377.
(4) De verm. beka, bl. 379. Oude Hall. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 12. bildehduk, on-
naauwkeurig wagenaar volgende, heeft de toedragt der zaken meestal geheel onjuist en scheef
voorgesteld. Verg. D. IV. bl. 71, 72, met wagenaar, D. III. bl. 438, 430.
(5) De verm, beka, bl. 380, 381.
-ocr page 470-478 Α LGEME ENE GESCHIEDENIS
1406— bgeen, om over de onderhandelingen met Utrecht, het Dordtsche stapelregt en andere
staatszaken, doch in het bijzonder, om over de nog immer Toortdurende onlusten in
^h^t- Leiden, raadplegen. Na vele bemoeijingen, geschiedde betrekkelyk dit laatste
^^jl^Vpunt eene uitspraak op naam Tan FLoais ναίΐ Borselen, de Heeren van Egmond,
23 ν. van IJsselstein , van Kuilenburg en Hendrik van Wassenaar, De burggraaf en de
maand weigerden zich daaraan te onderwerpen, voornamelijk dewijl de stichters van het
oproer, Aveinigen uitgezonderd, ongestraft bleven en de stad eene boete van duizend
Engelsche nobels werd opgelegd, zonder dat zy iets misdaan had. De gedreigde oor^
log'met hßi Sticht f in welken men de hulp van Leiden behoefde, heeft waarschijnr-
Igk' het bestuur weerhouden, de zaak tegen die stad en haren burggraaf met nadruk
door te zetten (1).
Tot nu toe had men het losbarsten van dien kryg door het telkens verlengen van
een bestand tegengehouden. Doch na den afloop eener biyeenkomst van de hertogen
lijke Raadsleden en de afgevaardigden van eenige steden met de Utrechtschen te
Schoonhoven, werden uit Gouda, alwaar zich het bestuur bevond, de meeste Noords
en Zuid-Hollandsche steden opgeroepen, om aanstonds een deel gewapenden naar
27 V. Oudewater Xq ZQuè-Qii , dewyl de kryg met Utrecht onvermijdelijk was geworden. En
inderdaad, reeds in het begin des volgenden jaars togen de Stichtschen ten strijde
.uit en wierpen een blokhuis op (2). Zij rigtten in de landen van Woerden en IJs-
selstein groote verwoestingen aan, stroopten tot voor de muren van Amsterdam en
voerden eenige burgers, welke buiten de poorten wandelden, gevangen naar ütrecht.
De Kampenaars met de twee andere Qverijsselsche steden plunderden en verwoestten
ui het ieiland Marken; doch de burgers van Hoorn, ondersteund door eenige Kabel-
jaauwschgezinde Waterlanders, overvielen hen bij het inschepen van den buit, sloegen
er velen dood of namen hen gevangen, en slechts weinigen ontkwamen door de
erlügt (3).
- Middelerwgl was van Be'ij eren in iTio/Zawc? teruggekeerd en hield zich deels te
Gouda y deels te Dordrecht op. Aanstonds had 'hij eene overeenkomst met een vaB
de leden zijns Raads, jakob , Heer van Gaasheek, Abcoude, Putten en Strijen,
tegen den Bisschop van ütrecht gesloten, en beloofd hem als bisschoppelyk leenman
9 V. en zijne nakomelingen voor de gevolgen schadeloos te stellen (4). Thans was zijne
Sprok- , j
kehn. __________»
(1) MEERMirf, Verhaal van het beleg en de verovering van Leiden, bl.4 43T-r66'.
■ (2) iHEBRMAN, Varhaal vafi het beleg en de verovering tan Leidm ,h\. 66, 67.
(3) Oude Holl. Div.Jiron. Div. XXYIIL c. 12. veliüs, CÄm«. Hoorn, bi. 35,
(4) V. MERis, Charterb, ν. Holl, Ό. IV, bi. .539-^-541.
-ocr page 471-DES VADERLANDS, ^ 509
eerste zorg, de zaken in het steeds onrustig Leiden te regelen, en tot dat einde riep 140ö—
hij, onder yerzekering van vrygeleide , den burggraaf filips van Wassenaar , de re-
geringsleden en eenige der aanzienlijkste burgers ter verantwoording naar Dordrecht. 14 v.
Het schynt, dat de gedaagden hieraan even weinig gehoor gegeven hebben, als aan j^^j^nj
het daarop volgende bevel in naam der beide Hertogen uitgevaardigd, dat zij zich 1^20
naar de gewezen uitspraak van floris van Borselen zouden gedragen. Deze laatste Grasm.
beslissing heeft veelmeer de onmiddellgke aanleiding gegeven, dat de burggraaf aan
het hoofd zijner stad, en wïllem van Brederode ^ die zich in de Leidsche onlusten
had onderscheiden, met den Bisschop van Utrecht, den burggraaf van iliowi/oori, 15v.
en de sleden Utrecht en Amersfoort een verbond sloten (1). In dit merkwaardig
staatsstuk klagen de bondgenooten over het groote onregt en geweld, welke hun was
geschied en nog dagelyks door de HoUandsche bewindslieden geschiedde. In het
byzonder toonen de burggraaf en de stad Leiden de kwellingen, beleedigingen en
overlast aan, die zij moeten verduren; dat zy zich deswege tot den Hertog en do
Hertogin van Brahand gewend, maar noch bij hen, noch bij een dergenen,
welken het bestuur des lands was aanbevolen, »troost, hulpe of genade" gevonden
hadden. Eindelijk verklaart wïllem van Brederode: » wanneer ic aensye die grote
gewelde , ongelove ende ongenaden, die mi endo minen Vrienden geschiet siin ende
geschien, tegens ende sonder rechte ende vonnisse: so werde ic van node daertoe
gedrongen, dat ic mi mit minen Magen ende Vrienden behelpen ende beschermen
moet, om lijf ende goet te behouden, of ic mach, ende alle duechdelike harten wail
begripen mogen, dattét Golhc, redelic ende eerlijk is, dat een yf elijc siin lijf ende
siin goet bescudden sal, dair hij mach." Tot dat doel werd dan dit verdrag van
vriendschap gesloten, hetwelk nog vijf jaren na de vereffening der geschillen
zou voortduren. Bisschop frederik. van Blankenheim ^ de burggraven van Mont-
foort en van Leiden, do Heer van Brederode, en de steden Utrecht, Leiden en
Amersfoort ontzeggen daarbij den vrede aan jak van Egmond^ Gerrit van KeerM-
kerk, den Jonker van gaasbeek en den Heer van Kuilenburg^ allen leden van den
Raad des Hertogs, den schatmeester floris van Borselen en aan alle die uit Leiden
verdreven waren, nevens hunne deelgenooten en aanhangers. Wederzijds beloofde men
elkander, wanneer de nood het vorderde , met alle magt en elk op eigen kosten bij te
staan. De buit zou gelijkelijk worden verdeeld, doch elk gevangene aan dengenen
blijven, in wiens handen hij gevallen was. In de steden en sloten, welke men ver-
overde, zou niemand eenig leed geschieden, dan op last van den Bisschop en filips
van Wassenaar beide; maar uit hetgeen zy opleverden, zou men de oorlogkosten
(1) HEERnAn, Ferhaal van het beleg en de verovt^ing vm Leiden ^ήΑ, Ο^-^Ο.
-ocr page 472-1. (
480 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—goed maken. Daarna zouden die plaatsen weder aan den Hertog en de Hertogin Tan
Braband teruggegeven worden, indien ze hun hadden toebehoord; doch die van jAit
i>an Beijeren^ zoo hij in dien krijg mede ^betrokken werd [of hij in der velden,
quame) , aan het slicht van Utrecht blijven. De Edelen en steden , welke in hun
verbond traden, zouden in al de voorwaarden daarvan begrepen Avorden. Men be-
loofde voorts elkander, geen afzonderlijken vrede te sluiten en de een den ander
voor de gevolgen na de ,verzoening, welke hen en al hunne helpers moest omvatten,
in te slaan. Dit verdrag werd mede bezegeld door de Ridders lodewijk van Mont-
foort, WILLEM van Montfoort, Heer ie Latum, jaw van Heemstede, Heer tot
Benthuizen, Willem van Montfoort en van Zweten^ diäk van Zulen en van der
Zevender ^ melis wim Enge ι en de schildknapen jan van Wassenaar ^ gerrit van
Poelgeest, πιε,κηκ^ van Steenre, eembraudt vaw Zimten^ Gerrit jaksz vari der
Mersch en jan van der Meer (1).
Het schijnt uit dit verbond, dal men het wilde doen voorkomen, als of men niet
tegen ik.^ van Beijeren zeiven , maar slechts legen do leden van zijnen Raad de wapenen
opvatte. Niet ongegrond is het vermoeden, dat de burggraaf en do regering van Leiden
zich beloofden, door dit verdrag de Hoekschgezinden alom in opsland te brengen, en
dit als het eenig overgebleven, schoon gewaagd middel beschouwden, om Bolland
voor JAKOBA te behouden (2). Doch zij vonden geen weerklank in dat gewest. Er
vereenigden zich wel met hen nog eemge Heeren , doch de drieëntwintig wier na-
men genoemd worden, zyn, behalve dirk van. Santhorst, gerrit van Benning-
hroek, willem en^ johapï van Poelgeest ^ arend van Hodenpijl ^ egbert van Span-
gen y j;an en vrillem van den Weerde^ Gerrit van der Zijl ^ en everhard, de
natuurlijke zoon van Willem VI, van weinig beteekenis (3). ,
Het . was noodlottig voor de bondgenooten , dat kort na het sluiten van hun verdrag
de Hferlog van Brahand, ook uit n^am zyner gemalin doch buiten hare voorkennis,
21 v. aan sa^ van Betjeren op eene zamenkomst te »S^i. Maartensdijk, Holland, Zeeland
0*1*3, slïx
1420 Ff'iß^land ^met alle toebehooren en inkomsten voor vier en tachtig duizend vier
honderd ^nobels en negentig duizend Fransche kroonen verpandde, de helft op kersmis
naastkómende ,! de andere, helft een jaar daarna te voldoen (4). Deze verpanding zou
■ ·: Γ···
(1) v. kieris, Charierb. v. Holl. D. IV, bl. 542; ^docli naauwkeuriger bij beerman, Ferh. v. h.
'belegden de verovéring van Leiden, t
^ ^(2) MEBRMkrt, Verh. V. h. beleg en de verovering van Leiden, bl. 78—80·
• 'T^^mÈRis, Charhrb. V. Rolland, D. IV. bl. 544. meeuman, Ferh. v. h, 'beleg en'de ter--
overing van Leiden, bl. 80.
(4) Naar meermans berekening maakte bet geheel eene som uit van ƒ 423,580. Ferh. v, Ä,
beleg en de verovering van'Leiden , h\· 81 (b), »»
DES VADERLATiDS. 1489
twaalf jaren duren, of zoo Teel langer tot jan van jSraianc? en jakoba of hunne
wettige erven , die som aan jan van Beijeren of zijne wettige erven wederom betaald
zouden hebben. Jan vaw ^ey eren moest daarentegen alle bewind in ZTcjie^oMtceM afslaan ,
behoudens zijn erfregt bij kinderloos overlijden van jakoba, en beloven, de Pauselijke
en Keizerlijke brieven hem verleend , aan jan van Brahand en jakoba over te geven (1).
Het markgraafschap van Antwerpen en het graafschap Rerenthals werden hem insge-
lijks door den Hertog van Braband geschonken (2). Den volgenden dag verpliglle
zich die Vorst, indien dit verdrag, hetwelk hij als »Heer van de landen en als
voogd zijner gemalin" aangegaan had, door jakoba niet vóór St, Jahohsdag naast-
komende bezegeld was, aan jan van Beijeren zes en twintig duizend kroonen uit te
keeren (3). Het is zeer te betwijfelen, of jakoba aan dezen vernederenden pandbrief
haar zegel gehecht heeft (4). Haar gemaal maakte ook slechts alleen op zijnen naam
den Geestelijken, Edelen, Ridders, sleden en landzaten van Holland, Zeeland en
Friesland deze verpanding bekend, hen tevens ontslaande van den eed hem gedaan,
met verzoek en bevel, jan van Beijeren te ontvangen, hulde en eed te doen » en
in allen slucken gehoersaem, byslandich, en gehulpich te syn trouwelic" overeenkom-
stig den inhoud des verdrags, dit »met zyn rechten wille ende wete" bezegelende (5).
Natuurlijk moest deze vermeerdering van de raagt, het aanzien en den invloed van
JAN van Beijeren dengene huiverig maken, zich met den Burggraaf van en
zijne bondgenoolen te vereenigen, welke anders daartoe genegen mögt geweest zijn.
Dit echter ontmoedigde de zamenverbondenen niet. Leiden, welk het middelpunt
des krijgs zijn moest van waar al de ondernemingen tegen den vijand zouden uitgaan,
werd in staat van verdediging gebragt, met gewapende manschap, waaronder vier- ol
vijfhonderd Slichlschen, en van krijgs- en levensbehoeften rijkelijk voorzien. Op den-
zelfden lyd werd door ontzegbrieven, aan egmond , heemskerk en hunne medegénoo-
len de oorlog verklaard. Onmiddellijk namen de vijandelijkheden tegen de naburige
sloten der Kabeljaauwschgezinden in Rijnland eenen aanvang, van welke Zuik of
Zuidwijk, Raaphorst en andere overrompeld en verwoest werden. Jan van Beijeren
die zich, naar het schijnt, op dat pas ia Zeeland bevond, snelde ιιάάτ Holland,
Terstond slorllo hij zijne wraak uit legen den Burggraaf wiens weerspannigen zoon ,
HENDRIK van Wassenaar, hy met al dalgeen beleende wat de vader van de graaf-
20 v.
Bloei m.
(1) v. mieris, Charterb, ν. Holl. D. IV. bl. 545. divaeüs, Rer. Brab. Lib, XVIII. p. 227.
(2) De verm. beka , bl. 390. divaeüs , Rer. Brab, Lib. XVIII. p. 227.
(3) v. j1ieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 547.
(4) vak wijn op wagenaar, St. III. bl. 87.
(5) v. mieris, Charierb. v. Holl. D. IV. bl. 548.
1406—
1433
22 V.
Grasm.
1420
510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—lijkheid van Holland in leen hield. Ook werden de goederen der Leidsche kooplie-
^^^^ den alom aangeslagen , doch den eigenaars , welke de stad verlieten en niet in den
opstand deelden, teruggegeven. Nu begaf zich de Hertog naar Gouda, om aan dien
kant het land tegen Utrecht te verzekeren, hier zijne strijdmagt te vereenigen en
dan Leiden te belegeren, waartoe hy door geheel Holland en Zeeland heirvaart be-
schreef. Vruchteloos trachtten de Stichtschen hem tot eenen veldslag te lokken; hij
sloeg echter hunne bewegingen naauwkeurig gade , vermaande de omliggende plaatsen
tot waakzaamheid, en zond onder bevel des Heeren yan egmond eene bende ruiters
om den Haag te dekken. Spoedig zag hij zich door eene aanzienlijke krygsmagt van
Hollanders en Zeeuwen omringd, bij welke zich verscheidene gewapenden uit Bra-
hand, Gelre en Luxemhurg voegden. Hij beproefde echter door onderhandelingen
met den Burggraaf en de regering van Leiden, de zaken zonder de wapenen te ver-
effenen , doch men bleef in die stad over de ontvangene verongelijkingen klagen en
weigerde naar eenige onderwerping te luisteren. Er werden nu nieuwe ontzegbrieven
17 v. naar Leiden en Utrecht gezonden, en het hertogelijk leger trok op naar de oproerige
ina^d' ' bezetting door gedurige uitvallen de omliggende streken verontrustte. Na
1420 het veroveren van de sloten der opstandelingen te Poelgeest, ter Does, de Zijl en
24 V. te fVaerd, sloeg jan van Beijeren het beleg voor de stad. Terstond werden twee
blokhuizen, het eene Bonkhuizen genoemd, niet verre buiten de JVitte Poort, het
inaaad.
andere Pokenpoel geheeten, buiten de Rijnshurgsche Poort opgeworpen, waardoor
men zich aan beide zijden van den Rijn beneden dien stroom versterkte. De stad
was echter niet zoo eng ingesloten, of er geraakten soms door omwegen nog Sticht-
schen en levensmiddelen binnen. Het beleg werd tragelyk voortgezet en reeds zes
weken waren verloopen zonder dat er iets van belang van de zijde der belegeraars,
behalven het verwoesten van ff^armond en Paddenpoel, welke den Burggraaf van
Leiden toebehoorden, geschied was. De Hertog verlangde en ontbood steeds meer
benden om de stad naauwer in te sluiten en door het afsnijden van toevoer te be-
' dwingen; hij beloofde zelfs soldij dengenen, welke zich onder zijne vanen wilden scha-
ren. Ondertusschen bragten de belegerden hem telkens door uitvallen, waarbij zij
eenige Kabeljaauwsche sloten vernielden, in beweging, terwijl de vrees voor het nade-
ren der Stichtschen hem steeds in onrust hield. Het wekt derhalve verwondering, dat
hij in dezen mingunstigen staat van zaken,^ de beide laatste weken van het beleg in
den Haag doorbragt. Maar men vermoedt, dat hem van de zijde der stad voorstellen
tot onderhandeling gedaan waren, en hij alzoo van dien kant de grootste zwarigheid
overwonnen had, terwijl hij welligt niet verkoos, zelf met zijne wederspannige
onderdanen in woordenwisseling te treden. Zeker is, dat 'men om dien tijd in de stad
begreep, zich met den Hertog te moeten verzoenen en daartoe den Heer van Km-
lenburg ^ floris van Borselen en arenb van Leijenhurg in den arm nam, » opdat
DES VADERLATiDS. 1489
die stede onghestormt, onghebrant' en onghedeslruweerdt bleve." Gebrek aan levens- 1406—
middelen en teleurgeslelde hoop op ontzet van de Stichtschen, welke in eenen krijg ^^ ^
met Gelre gewikkeld waren, dwongen haar na een beleg van negen weken, tot de Oogst-
overgave (1). De hoofdpunten van het zoenverbond w^aren, dat filïps van fVassmaar
afstand doen zou van het burggraafschap van Leiden, met behoud echter van den
burg, do mannen, de zwanen, de visscherijen, de Wassenaarsche tollen en eenige
stads-bclastingen. Jan van Beijeren zou door de stad, de wassenaars , breberode ,
jan van Heemstede en Gerrit van der Zijl ^ even als door de andere steden en
Edelen geschied was , erkend en gehuldigd worden. De oude handvesten van Leiden,
uitgezonderd die, welke jakoba had verleend, zouden door den Hertog bevestigd worden,
maar de stad moest daarentegen eene boete van achttien duizend Wilhelmusschilden, lot
straf harer ongehooizaamheid , voldoen en borgen daarvoor stellen. Der Stichtsehe bezetting
en anderen vreemdelingen, die in den zoen niet wilden begrepen zijn, werd een veilige
aftogt verzekerd, terwijl de zieken en gewonden, tot hunne herstelling, ongemoeid
in de stad konden blijven. Voorts zouden allo schade en nadeelen wederzijds tegen
elkander opgaan, en do gevangenen, zonder onderscheid, geslaakt worden (2). Niet
dan ruim twee jaren later verzoende zich jan van Beijeren met den Bisschop van
Utrecht (3).
De overwinnaar maakte terstond dèn Hertog van Brahand met dezen afloop van za-
ken bekend. Den volgenden dag hield hij een statigen inlogt te Leiden en veran-
derde er de regering (4). Het vertrek der Stichtsche benden had daarop plaats. Men
beweert, dat zij over ^aerden gekomen; zijndo , door jan van Egmond en zijne
mannen tegen het verdrag aan en uit w^aak over het verbranden van IJsselstein^
verraderlijk overvallen, geslagen en lot voor de poorten van Utrecht nagejaagd wer-
den (5). Uit echte bescheiden blykt inlusschen, dat zij over Maasland^ en alzoo
langs eenen geheel anderen weg, onder behoorlijk geleide , over de grenzen zijo: gevoerd
geworden (6). Filips van Wassenaar deed pleglig afstand van het burggraafschap ,
(1) De verm. beka , bl. 382, 383, 38G—388. veidekaer , Chron. v. Boll. bl. 118, 119. De
Oude Holl. Div. Kron. Div. ΧΧλΊΙΙ. c. 12, 13. Goudsch liron. bl. 125. hbda, p. 272 , 273,
heerman, Fcrli. V. h. beleg cn de verover, v. Leiden, bl. 82^—118.
(2) v. mieuis, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 551—554. meermait, Verh. v. h. Beleg en dc verover,
V. Leiden, Bijl. XXII. Verg. bl. 118—125.
(3) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 63β—638 , 643 , 644 , 647 , 651, 680.
(4) MEERMAN, Verk. V. h. beleg en de verover, v. Leiden, bl. 125—130.
(5) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIH. c. 13. sdpfridus petrus, Jppend. arf'bekam, ρ, 150.
(6) beerbak-, Verh. v, h, beleg en. de verorer, ν. Leidën, Μ. iSd—lSS.
-ocr page 476-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—welk in het volgende jaar jan van Beijeren met de grafelijkheid van Rolland ver-
^^^^ eenigde, hetgeen in veertien honderd dertig door jakoba bekrachtigd averd (1). Met
hem eindigde alzoo dat gezag, hetwelk de Heeren y^xs. Wassenaar sinds eeuwen in
Leiden bezeten hadden. Hij werd kort daarna door zijnen ontaarden zoon Hendrik
uit zijne bezittingen verjaagd en lang te Schoonhoven in hechtenis gehouden. Hij
overleed vergeten en in de diepste armoede gedompeld te fVijk hij Duurstede in
veertien honderd acht en twintig (2). Het is zeer twijfelachtig, of de stad Leiden
veel reden gehad heeft, zich over hare bevrijding van het gebied der Burggraven te
verheugen. Indien deze Heeren uit geldelijke belangen, dikwerf hunne magt met be-
trekking lot het stedelijk bestuur en de aanstelling van het geregt misbruikt hebben,
zoo begon de Hertog zijn bewind over de stad inderdaad niet veel beter. Terstond
verpandde hij voor zeven en twintig honderd vijftig gouden Engelsche Nobels aan drie
mannen van aanzien, het geregt te Leiden met al de daarbij behoorende diensten,
om het te regelen en te beslieren met degenen, die zij er tot eer des Herlogs en van
de stad in zouden plaatsen, met magt om Schout, Schepenen en alle andere ambte-
naren binnen do vrijheid van Leiden, op de gewone lijden door de keuren bepaald,
aan- en af te stellen zoo dikwijls het hun nuttig en noodig zou voorkomen, terwijl hij
tevens verklaarde, dat zoo lang do pandpenningen niet verrekend waren, hij niemand,
door hen aangesleld, zoude afzetten (3). Hij drong voorts ernstig aan, dat de voor-
Avaarden der verzoening wederzijds naauwkeurig opgevolgd en de overtreders daarvan
gestraft zouden worden. Men rekent, dat hij in de losgelden der gevangenen en in
do boeten, der stad in het algemeen en eenigen burgers in het bijzonder opgelegd, welke
te zamen verre boven do dertig duizend schilden of daalders, naar onze munt, belie-
pen , eene merkelijke vergoeding voor de kosten der belegering gevonden heeft. Maar
zwaar drukte deze heffing op de burgerij en het innen ging met ontzaggelijke moeite
gepaard,^ De gisting bleef in de stad steeds voortduren en barstte nu en dan in open-
lijke geweldenarijen uit, welke de Hertog door scherpe bevelen poogde te beteugelen,
verklarende, dat hij » force en gewalt" uit het land wilde hebben. En dit is zeer na-
tuurlijk , wanneer men zich zeiven eerst door »kracht en geweld" aan het hoofd
van een staat gesteld heeft (4).
Bijna onmiddellijk na de overgave van Leiden was eene dagvaart van de Hollandsche
• 1
(1) v. mieris, Charterb. υ. Holl. D. IV. bl. 556 , 567 , 568, 980.
(2) Oude Holl. Όίν. Krön. Div. XXVIII. c. 13. bl. 262. Orlers, Beschr, v. Leiden, bl. 92.
(3) MEERMAN, Verh. V. h. beleg en de verover, v. Leiden, bl. 132—134.
(4) meermait, Verh. v. h. beleg en de verover, v. Leiden, bl. 146—151. Bijl XXXI»
-ocr page 477-DES VADERLATiDS. 1489
steden ia den Haag, hoofdzakelijk ter beraming vau verdedigingsmiddelen tegen 1406—
1433
Utrecht, gehouden geworden. Elke stad zond hierop een aantal gewapenden naar
Oudewater en Woerden, de meest bedreigde plaatsen en in wier omtrek de Stichl-
schen brandden en roofden, terwyl men alom in de steden van Holland tegen dezen
vijand op zijne hoede was en zijn moest (1). De Hertog van Beijeren trok evenwel
met zijn leger op naar Brahand, alwaar inmiddels belangrijke gebeurtenissen hadden
plaats gehad. ..
Jan van Brahand, zwak beide naar ligchaam en geest, derhalve traag en wars
van alle inspanning, slechts verslaafd aan de jagt en de vermaken van het Hof, had
het bestuur der zaken aan gunstelingen opgedragen, welke zijn vertrouwen misbruik-
ten en hierdoor het volk van hem vervreemdden. Geheel zijn tegenbeeld was jakoba
thans in den bloei des levens en der schoonheid, gebiedend , bevallig, en met een krachtvol
en gezond uiterlijk , eenen opgeruimden geest, fleren moed en schrander doorzigt vereeni-
gende (2). Alleen op aandrang harer moeder en vrienden, had zij hem hare hand ge-
schonken en Avas met weerzin hem naar Braband gevolgd, waar hig in ongeoorloofden om-
gang met eene dochter des Heeren van ^ic/teleefde (3). Zijne volslagene onbekwaamheid
voor het bewind , waaraan zij reeds het verlies van een groot gedeelte harer erfslalen te wijten
had, hinderde haar geweldig en was eene altyd opwellende bron van ouderlingen twist en
tweedragt (4). Om jakoba. te grieven, raadden hem do Brabandsche Grooten , door welke
hij zich liet behcerschen en leiden, in het geheim aan, de Hollandsche staatjuil'ers, met
welke zij was opgevoed, te verwyderen en door Brabandsche jonkvrouwen, onder
welke 's Hertogs minnares, te vervangen. Noch de tranen , noch de gebeden, noch
de bedreigingen der Hertogin kouden de uitvoering van dit noodlottig besluit verhin-
deren. Te vergeefs begaf zich hare moeder, siargaretha van Bourgondië, met dat
doel naar Brussel', ongetroost en mismoedig vertrokken de beide Vorstinnen den
volgenden dag naar Quesnoi in Henegouwen (5). Jakoba riep hier de drie standen
(1) MEERMAN, Verh, V. h. beleg en de verover, v. Leiden, bl. 151—158.
(2) monstrelet, V. I. ch. 235. p. 303. heyerbs , Annal. Flandr. Lih. XVI. p. 261, 262. Be
verm. beka , bl. 380. olivier de la marche , Memoires, p. 51. JEd. 1645.
(3) MORSTRELET, V. I. ch. 235. p. 303. MEYERBs, Amial, Flandr, Lih, XVI. p. 261. De verm.
beka, bl. 378.
(4) mosstrelet, V. I. ch. 235. p. 303.
(5) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 16. divaeüs, Rer. Brab. Lih. XVIII. p. 227.
ARONTMi, Chron. Duc. Brab. p. 161. Ongeschiedkundig en ten deele uit de lucht gegrepen, is
de even lasterlijke als bespottelijke voorstelling dezer gebeurtenissen door bilderdijk, D. IV. bl.
77, 78. Verg. siegerbeek, de Eer van jakoba. van Beijeren verdedigd, bl, 152—156.
510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— des lands bijeen, ontvouwde de redenen van haar Tertrek uit Brahand en Yerzocht,
^^^^ dal iü haar levensonderhoud zou voorzien worden (1).
Het gedrag van den Hertog betrekkelijk zijne gemalin, ontwaakte in Brahand het
sluimerend misnoegen tegen de misdadige raadslieden, aan wier wil hij geheel onider-
worpen was. De Staten besloten op eene vergadering te Leuven hen uit het land te
bannen, en d? IJertog onderteekende dit vonnis, maar stelde onmiddellyk nog veel
slechter voorwerpen in hunne plaats aan. De verbittering der Brabanders kende nu
geene grenzen meer, en 's Hertogs broeder, filips , Graaf van St, Pol, werd ver-
zocht , de teugels van het bewind op te vatten, Hij kwam in het begin van Herfst-
maand te Brussel en vertrok, na een langdurig mondgesprek met zynen broeder, naar
Leuven, ten einde de grieven en klagten der Staten te onderzoeken en, zoo mogelijk,
uit {^e^ weg te ruimen. Op zijn verzoek begaven zich jakoba en hare moeder
derwaai?ts, en de Hertog van Βourgondië zonü er lodewijk van Luxemburg^ Bis-
schop van Terouanne, en hugo de Lannoi. Men besloot tot het bgeenroepen eener
20 v. algemeene vergadering te Vilooorden, tot welke de Hertog werd uitgenoodigd ten
ti γ pi.
maand ^ö·^® gemalin en de Staten te verzoenen. Hij verontschuldigde zich
- 1420 onder verschilleniie voorwendsels en verliet in het geheim Brussel y om de hulp van
eenige Neder-Rijnsche Vorsten in te roepen (1). Men meent, dat ook ondersteuning
bij JAN υαφ Beijeren gezocht en hem, naar het schgnt, zelfs hoop op het re-
gentschap des Lands gegeven werd (2). Hij trok, hetzij te dezer of uit eene andere
oorzaak, naar de Brabandsche grenzen en kwam te Geertrmdenherg. Het slot werd
h^m echter door dirk van de Merwede y die. alleen in den eed stond van jan vanBra-
biind en jakoba, niet geopend. Hij meende die sterkte, in geval van terugtogt, voor
zich te moeten verzekeren, en dwong den bevelhebber, na eene langdurige belegering,
ΐμ welke de stad door de burgzaten in brand geschoten en gedeeltelijk vernield was,
tpti overgave (3). Ondertusschen had de Statenvergadering te Filvoorden den
(1) GAcuARD, Rappont etc. p. 414·
(2) Oudß Holl I)iv. firon. Div^ XXVill. c. 16. De verm. beka , bl. 390. divaeüs , Rer,
Br ah. Lib. XVIII. p. 227 , 228. :
■ (3) wAGENAAn, D. IIL bl. 446, men bilderdijk ) D. IV. bl. 74, zoo als gewoonlijk volgt. Dc
plaats uit meterds , tot staving daarvan door wagenaau bijgebragt, doelt eelitcr, dunkt ons, op'den
afstand der graafschappen van jakoba door den Hertog van Brabanduan dén BBijersehen Vorst gedaan.
(4) Oude Holl: Div, Kron. Div. XXVlII. c. 15. bl. 263. De verm. beka , bl. 389. veldekaer ,
Chron, V. Hólt. bl. 119. r. sisoius, Rer. Batav. Lib.W. p. 137. divaeïs , Her. Brah. Lib.
XVIIl. p. 228. V; MIERIS; Charterb. r. Hóil. Ü. IV. bl: 578.
DES VADERLATiDS. 1489
Graaf van St. Pol tot Regent Tan Brabarid verklaard (1). Hij geleidde jakóba naaï 1406"
Heusden en maakte zich tegen haren oom strijdvaardig (2). Op do stroomen te
Steenbergen^ te Bergen op Zoom en elders werden gewapende vaartuigen gelegd ,
welke den onderdanen des Hertogs van Beijeren veel nadeel toebragten en hem, nä
het plunderen van Lillo en Zandvliet door de Zeeuwen, noodzaakten met den nieu-
wen Regent een bestand te sluiten en af te trekken (3). '
Jaw van Beijeren oefende thans onbetwist in Holland en Zeeland ύ. de regten uit van het
oppergezag. Hij gaf keuren en wetten en trad in onderhandelingen met de Friezen en Gro-
ningers , Avelke, even als zijne krijgsverrigtingen in vereeniging met den Hertog van
Gelre tegen het Sticht, nader in de geschiedenis dier gewesten uiteengezet zullen
worden. De bewegingen, die te Zierikzee en elders ontstonden werden door hem
bedwongen (4). Ernstig noodigde hg den Hertog van Bourgondië uit, om zijn gedrag
t^gen JAKOBA, waarover men bij dien Vorst luide geklaagd had, te onderzoeken, en
wees Middelburg als de plaats aan, >vaar zyne afgevaardigden die van Bourgondië
zouden overtuigen, dat niet jakoba door hem, maar hij door haar en de haren «to
kort gedaan was en nog dagelijks gedaan werd" (5). Wat hieïvan geworden is, blijkt
niet. Met den Regent van Braband, insgelijks een verdediger der belangen van ja-
koba , werd op eene bijeenkomst van wederzijdsche gevolmagtigden te Geertruiden-
her g , de vrede gesloten (6). 23 v.
Ondertusschen was het opbloeijend Amsterdam door een geweldigen brand ■^'Oor ^JHJ'
een groot gedeelte vernield geworden (7). Maar eenige maanden later, trof Holland
bovenal, eene nog vreesselijker ramp door het inbreken van den Groot en of Zuid-^h^tm,
Hollandschen waard op St. Εlisaheths-TXdJcht. Onder dien waard vérstond men be-
paaldelijk al het land gelegen tusschen Zevenbergen, Geertrtiidenherg et» Dordrecht}
hij strekte zich alzoo uit van den Z,uider-oever der Merwe tot de Noordelijke grenzen
van Braband. Het begin der indijking wordt tot het tijdvak der Romeinen en dor
Franken teruggebragt, maar is, door gebrek aan bescheiden, oven weinig als haar
(1) De vernu beka, bl. 392. Oude Boll. Div. Kron. Div. XXYIIL c. 16. divaeüs, Rer.
Brab. Lib. XVIII. p. 228.
(2) DIVAEÜS, Rer. Brab. Lib. XVIil. p. 228.
(3) De verm. beka, bl. 392, 393. aegidids de bota, Annales Belgici, in r. sweertii Annal.
Belg. p. 74,
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl, D. IV. bl. 592.
(5) V. MIERIS, Charterb. ν,^ Boll. D. IV. bl. 583.
{&) V, MIERIS, Charterb. ν. Hoil. D. IV. bl. 607 , 622 , 623.
(7) De verm, beka , bl. 398, 399. Chron. Tiei. p. 482. waoeitaar's Amstcrd. St. ί. bl, 140.
-ocr page 480-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— verdere voortgang en vollooijing te bepalen; slechts weet men , dat in de eerste helft
^^^^ der dertiende eeuw een Dijkgraaf over dezen waard Averd aangesteld. Ten tijde der
ramp hestond deze uitgestrekte streek uit vijftigduizend morgen, groolendeels zeer
vruchtbaar wei- en bouwland, en telde nevens twee rijke abdijen, eene menigte am-
bachten , heerlijkheden, ridderhofsteden en dorpen wier bewoners de zegeningen van
bloei en Avelvaart in de ruimste mate genoten. De Oude Maas sphtste dezen waard
in twee deelen, doch was toen waarschynlijk bij Heusden aan de landzijde en bij
Maasdam of Puttenstein aan de zeezijde met sluizen afgedamd , en strekte om het
water der vele binnenstroomen op te nemen en in zee uit te lozen. Een geweldige or-
kaan zoo als er bij menschen geheugen geen had gewoed, eerst uit het Zuid-Westen
en daarna uit het Noord-Westen opstekende , tegen welken dijken noch sliiizen bestand
waren, stortte in weinig tijds deze heerlijke landouw in de diepste ellende. Do
zeedijk tusschen de Merwe en de oude Maas bezweek het eerst aan de Oude fFiel,
bij fVerkendam tusschen Dordrecht en Geertruidenherg, waardoor waarschijnlijk de
rivierdijken op verschillende plaatsen van Dordrecht Oostwaarts tot aan Geertruiden-
herg toe zwichtten en weggespoeld zijn. Men berekent, dat van de twee en zeventig
dorpen, die overstroomd werden , vijf en veertig verdronken en zeven en twintig weder
bovengekomen zijn. Vele kasteelen, sloten en kerken werden verzwolgen, en een
groot aantal menschen en vee kwam om in dezen ontzettenden vloed. Onder hen,
die aan het verderf ontkwamen, behoorde een kind dat met eene kat in eene wieg
behouden aan den zoogenaamden Kinderdijk ^ of liever te Uouweningen by Dord-
recht aandreef. Dit kind werd eeatrix genoemd , en ofschoon het een keten van
bloedkoraal en een kruis daaraan, waarop het wapen der ouders stond, om den hals
had, is echter zijne afkomst, ongetwijfeld eene adellijke, onbekend gebleven. Tot
maagd opgewassen, huwde zij met jakob hoerom wiens nakomelingen aanzienlijke
betrekkingen in Dordrecht bekleed hebben. Vele der oudste en aanzienlijkste, ook
adellijke geslachten uit den Waard waren door deze geduchte ramp tot armoede
gebragt en moesten buiten 's lands dienst zoeken, of hier hun brood bedelen (1).
De kusten langs do Noordzee van de Schelde Λοϊ aan Dollart ^ waren insgelyks
door dien woedenden storm vreesselyk geteisterd. Het Noord-Hollandscho dorp Petten
verging , en men verhaalt, dat de kerk, in welke vierhonderd lieden gevlugt waren , met
(1) De verm. beka , IjI. 404. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 19. veldenaer , Chron.
t. Holl. bl. 119. Chron. Tiel. p. 488. κ. snoics, lier. ßatav. Lib. IX. p. 137. occo scarler-
sis, bl. 172. odthof, Verh. d. Watervl. bl. 411—419. j. smiïs jz. , Verh. over de inbraak en
overstrootning van den grooten Ziiid-IIollandschen TP'aard, bl.'^ 17—55. De aanteekeningen van
R. Π. V. soMEREN, op het diclitstuk: de j^t. Elizabeth^s nacht en de aldaar op bl, 62—68
angehaakle Schrijvers.
DES VADERLATiDS. 1489
haren loren in zee werd geworpen, zoo dat men bijna niet wist waar zij geslaan had (1).
De dijken in Waterland waren zwaar beschadigd (2). Zeeland moet veel geleden
hebben; de ingezetenen van Noord-Beoeland althans werden om do groote schade,
hun door het water veroorzaakt, voortaan van schot en bede vrijgesteld (3). ZeltV
Gelre bleef van deze verwoestingen niet verschoond; en verscheidene huizen, in Ttel
en elders waren door den hevigen wind ter nedergeworpen (4). Er wordt berekend,
dat ten minste honderd duizend menschen door dien vloed in Hollandy Zeeland en
Friesland omgekomen zyn (5).
De algemeenheid van dezen ramp, die in de laatste maanden van het volgende jaar
door eene overstrooming van West-Friesland, Waterland en Amstelland gevolgd
werd (6), verhinderde ongetwijfeld voor een groot gedeelte het weder indijken van
den Zuid-Hollandschen Waard , waartoe Hertog jan van Beijeren in overeenstemming
met de stad Dordrecht reeds maatregelen genomen had (7). De Hollandsche en
Zeeuwsche steden, die alle min of meer in het noodlottig voorval deelden, bleven ach-
terlijk in hulpbetooning. Ondertusschen verspoelden de overstroomde dorpen steeds
meer en meer, en do nood werd hoe langer hoe nijpender. Hierdoor gedrongen,
Avendde zich de Dordtsche regering op nieuw tot den Hertog, wien zij verzocht in hare
stad te komen, om onderling te beraadslagen, wat in de treurige omstandigheden te
doen ware. Zij verklaarde tevens rondborstig, niet ter dagvaart te zullen komen, vóór
men haar hulp verleende , er hooghartig bijvoegende : » aansiende , lieve Hero — dat
Avi doch tot uwer genaden, endo toten sleden voirsz. , niet vorder verbonden en syn ,
dan, lieve Here, uwe genaden, endo die steden lot ons verbonden sijn" (8). De
Hertog kwam werkelijk, ingevolge dit verzoek, binnen Dordrecht en beraamde met
de regering voorloopige schikkingen tot herdijking. Maar ondanks zijne veelvuldige be-
luoeijingen, begon men niet vóór het jaar veertienhonderd twee en dertig de zaak
ernstig door te zetten. Er werden sedert van lieverlede indijkingen gemaakt en lot onze
O
Grasni.
1422
llüüiiu.
(1) Oude Hall Div. Kron. Div. XXVllI. c. 19. Ocxo Scaulessis , bl. 172. v. mxehi.s, Char*
ierb. V. Holl. D, IV. bl. «40.
(2) V. MIERIS, Charlerb. v. Hall. D. IV. bl. 631
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bi. G09.
(4) Chron. Tiel. p. 488-
(5) M. vossn Annal. Holl. Lib. XVIII. p. 544.
(7) V. MIERIS, Charterb. τ. Holl. D. IV. bl. 026. Zie ook bl. 639.
(8) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 642.
140G-
1433
510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—lijden voortgezet (1). Een reiziger, welke in het begin der zestiende eeuw deze ge-
^^^^ weldige Avaterplas bevaren heeft, verhaalt, dat op vele plaatsen nog torenspitsen en
ander hoog muurwerk uit het water opstaken (2).
Te midden der verslagenheid over dit ontzettende voorval, ontstond te Haarlem een
hevig oproer. Do Hoekschen geraakten met de Kabeljaauwschen handgemeen, waarbij
zes en dertig burgers sneuvelden (3). Hertog jan van Beijeren herstelde echter wel.-
dra de geschokte rust; eenigo der oproermakers werden aan den lijve gestraft of in
boete verwezen , eenige uit het land gebannen , en andere in den Raag of in den
Briel gevangen gezet (4). Sommigen werd onder overeede genade geschonken; zij
moesten namelijk met eede beloven, zich nimmer tegen den Hertog, het geregt van
Haarlem, of tegen hunne betigters, heimelijk of openbaar te verzetten; en nooit
eenig pantser , harnas of wapentuig te dragen, ten ware zij ter heirvaart werden op-
geroepen (5).
Ondortusschen hadden do jongste gebeurtenissen in Brahand den gemaal van jakoba
geheel in minachting gestort, hetgeen slechts den billijken en diepen afkeer der zwaarge-
griefde, schier lot wanhoop gebraglo vrouw voor hem konde verhoogen (6). Thans
rneer dan ooit, trachtte zij haar huwelijk te ontbinden en in eenen anderen echtgenoot
eenen beschermer te vinden (7). Zij had reeds vroeger het oog op humfrey , Hertog
van Gloucester ^ den broeder van iiendrik V van Engeland^ geworpen, en over het
aangaan van een huwelijk met hem, in het geheim den Koning van Engeland^ die
zich toen te Parijs bevond, geraadpleegd (8). Glougester, een Vorst van geene
goede hoedanigheden ontbloot, maar door onstuimige driften en hevige hartslogten
beheerscht, aangespoord door do bekoorlijkheden van de Gravin, zoowel als door
het uitzigt op het bezit harer rijke erflanden , gaf onbezonnen zijne goedkeuring aan
dit voorstel (9). Jakoba en hare moeder werden uitgenoodigd in Engeland over to
(1) Zie dc aant. van r. π. v. someren, bi. 107—114.
(2) cnRYsosTH. neapolitanüs, Epist. de Holland, in p. scriverius, Bat. Illustr. Ed. 1609. ρ. 129.
(3) Chron. Tiel. p. 491.
(4) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 630, 631.
i
(5) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 632.
(6) siegenbeek, de Eer van jakoba v. Beijeren verd. bl. 156,
(7) mokstrelet, V. I. ch. 235. p. 303.
(9) lIüME, Hist, of Engl ch. 20. p. 225.
-ocr page 483-DES VADERLANDS. 49t
komen, ongetwijfeld om het Toorgenomen plan te vollooijen (1). Weldra Ter- 1406—
liet jakoba. het Hof van haren gemaal en trok naar Valenciennes by Margaretha ^^^^
van Bourgondiër op wier aandrang*^ zij hem gehuwd, en die dikwijls zich be-
ijverd had, de gedurig weder opryzende geschillen tusschen de echtgenooten by te
leggen. Onder voorwendsel van een lusttogtje, begaf zij zich naar ßouchain, maar
vertrok van daar reeds den volgenden dag, onder geleide van den Heer d'escail-
toii, een Henegouwsch Edelman, die in het geheim deelde en haar met zestig ge-
wapenden opwachtte, naar Calais en stak dadelijk over naar Engeland (2). Daar
Averd zij met veel onderscheiding ontvangen en haar door den Koning maandelijks
honderd ponden toegelegd, zoolang zij in Engeland vertoeven zou (3). Later slond
zij over den doop van 's Konings zoon, ekkdrik: , die naderhand den Engelschen troon
beklom (4). Het voltrekken van het ontworpen huwelijk ging echter met vele en ge-
Avigtige zwarigheden verzeld. Piiet alleen trachtten jan van Braland en jan van
Beijeren, maar ook de Hertog van Bourgondi'è, wiens hulp de Engelschen in den
krijg tegen Frankrijk niet ontberen konden, dit te verhinderen (5). Daarenboven
moest men van Paus martinus V een verlof tot echtscheiding en hertrouwing verwer-
ven , en het Avas zeker wat te veel van zijne Heiligheid gevergd, dat hij nog eens
een huwelijk voor onwettig verklaren en dus ontbinden zou, hetwelk door zijn gezag
eerst gewetligd, toen onwettig verklaard en verboden, en toen weder gewettigd was
geworden (6). Doch dewijl het Hof van Rome voor eischen van dien aard, wanneer
zij door magt en geld ondersteund werden , niet ongevoelig was, zond jakoba uit
London den Heer van Andregnies en den Kanonik van St. JVaudru naar Rome, oin
de vernietiging van haar huwelijk te bewerken. De zaak werd aan het onderzoek
van twee Kardinalen onderworpen, en do Hertog van Braband naar Rome ontboden,
doch welke den Bisschop van Kamerijk en jan bontiüs , om hem Ie vertegenwoordigen ,
(1) Zie het koninklijk vrijgeleide van den v. Lentemaand 1421 bij v. mieris, Charterb. ν.
Holl. D. IV. hl. 570. Ofschoon bilderdijk, 13. IV. bl. 79, dezen geleibrief aanhaalt, beweert hij
evenwel stellig, dat jakoba's moeder builen het geheim bleef.
(2) monstrelet, V. I. Ch. 235. p. 303. Dat Margaretha van Bourgondi'è niets van dit vertrek
zou geAveten hebben, gelijk uit de Avoorden van dezen Schrijver wordt opgemaakt, is geheel omvaar-
schijnlijk. Zie v. wijn op wagesaar , St. III. bl. 88. siegendeek , de Eer van jakoba van Beijeren
verd. bl. 157, 158.'
(3) monstrelet, V. I. Ch. 235. p. 303. v. mieris, Charterb, ν. ΠοΙΙ D. IV. bl. 589. De
giftbrief is van den iO v. Hooimaand 1421.
(4) goüthoeven, ChroH. V. JIoll. bl. 449. wagekaar, D. III. bl. 451.
(5) siegesbeek , de Eer van jakoba van Beijeren verd., bl. 158.
(6) bilderdijk, D. IV. bl. 81.
61 *
-ocr page 484-ALGEMEEINE G Ε S Cίΐ 1Ε D Ε Ν I S
-derwaarts zond (1). Het ontslag van den Paus werd verworven (2). Er werden in
deze en de omliggende gewesten Pauselyke bullen verspreid met den naam van
ttartmus V aan bet hoofd, Avaarbij bet huwelijk van sk^ van Brahancl met ja-
KOBA nietig verklaard en haar verlof tot hertroiiwing gegeven Averd. Het Opper-
hoofd der Kerk verklaarde in eenen brief aan jaw van Brahand, doch zonderling
genoeg eerst drie jaren later, dat hij nimmer zulke bullen had uitgevaardigd, en beval
den Bisschoppen van Utrecht, Luik en Kamerijk dit openlijk in hunne kerken af
te kondigen (3). Dit schrijven kwam zekerlijk vrij laat; jakoba was reeds met glou-
(iESTEU gehuwd ; maar jak van Brahancl verkeerde op dien lijd , door den dood van
JAN van Beijcren, in schitterender omstandigheden dan te voren ; en de wensch van
i^ilips vafi Bourgondi'è, jakoba's erfgenaam wanneer zij kinderloos. overleed , om zich
van het bezit harer graafschappen te verzekeren , zullen niet zonder invloed op 's Pau-
sen verklaring gebleven zijn.
De voltrekking van het huwelijk werd zoowel uithoofde van den dood des Konings
van Engeland ^ als door de onderhandelingen van filips van Bourgondi'è, welke het
wilde keeren, eenigen tijd vertraagd, 't Geschiedde echter nog vóór het einde van
veertienhonderd twee en twintig (4], Immers vindt men gloügester in zeker ver-
zoekschrift in het begin des volgenden jaars, )> Graaf van Henegouwen, Rolland,
Zeeland, enz." betiteld (o). De voogdij, Avelke hem over den jongen Hendrik VI
was opgedragen, en de pogingen des Hertogs van Bourgondi'è, om de geschillen
lusschen hem en jan van Brahand ontslaan, welke eenen oorlog dreigden, te ver-
elfenen, hebben ongetwijfeld verhinderd, dat hij aanstonds trachtte zich in het bezit
dezer gewesten te stellen (6). Na lang toeven stak hij tot dat doel met zijne gemalin ,
aan wie het regt van inboorlingschap in Engeland was geschonken (7) , over naar
Calais door Engelschc benden gevolgd (8). Hier ontving hij de afgezanten der Her-
7. ν.
Lcnte-
jiiaand
1423
wyn-
inaaiid
1424
(1) Oude Holl. Dil·. Kran. Div. XXVIII. c. 26. divaeus, lier. Brab. Lib. XVIII. p. 233,234.
(2) veldexaer, Ckron. V. Iloll.U. 121 , 122.
(3) v. ihieius, Chartcrh. v. Holl. I). IV. 1)1. 755. De brief is van den 13 van Sprokkelmaand
1/125. liet is ons nergens gcblelien, dat de Hertog van Gloucestcr en jakobi zich tot den neven-
liaus, iiekedictus XIII gcavend , en van hem het gewensclitc verlof verkregen zouden hebben, zoo als wa-
(lenaar, D. Hl. hl. 455, 450, vcrliaalt en waarop bilüerdijk Toortredcneert, 1). IV. bi. 82—85.
(4) aegidius de uoya ad annmn 1422, p. 47. Veiheivaer , Chron. v. Iloll., 1)1. 120, 121.
(5) wagenaar , D. III. bl. 457.
(6) MONSTRELET, V. II. p. 10.
(7) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV, bl. 700.
(8) Moi^sTRELET, V. II. p. 18. V. WIJN op WAGENAAR, St. III. bl. 90-^94, heeft het boven alle»
Tcdelijkcn twijfel gesteld, dat deze togt, niet zoo als wagesaak, D. III. bl. 400, verhaalt in Wijn-
1400-
1433
DES VADERLATiDS. 1489
togen van Bourgondi'è en van Bedfort, zijn broeder en Engelands sledelioutler in léOR—>
Frankrijk , welke zich lot scheidsmannen tusschen hem en jan van Brahand hadden ^^^^
opgeworpen. Docii zijn antwoord en dat van jakoba op hunne voorstellen en verma-
ningen was, » dat zij in Henegouwen zouden trekken , om zich in het bezit van dat
graafschap te stellen (1)." Reeds in de volgende maand rukte hij met zijne krijgs-
magt derwaarts op. Jan van Brahand hierdoor uit zijne loome sluimering opgeschrikt,
verzocht dadelijk onderstand bij filips van Bourgondi'è en jan van Beijeren, om
GLOUCESTER CU JAKOBA met nadruk het hoofd te bieden. Doch terwijl men zich ten ^
strijde vaardig maakte, overleed jan van Beijeren aan een toeval in den Haag (2). Louw-
Hij was denkelijk het slagtoffer van een langzaam werkend vergift, hetwelk hem
vijf maanden te voren Avas toegediend (3). Toen do Hertog, naar men wil, de werking
van het vergift ontwaarde , werd jan van Woerden , Heer van F liet, gevat en tol de beken-
tenis gebragt, dat hij met twee ballingen M'as overeengekomen , om van oenen onbekende ,
een koopman uit Engeland, het vergift te ontvangen , terwijl hem tot belooning vier-
duizend kroonen op hand en belofte van veertigduizend na do daad waren toegezegd.
Naderhand had men dit in tweeduizend kroonen op hand en vijftigduizend na hel feit
veranderd en daarvoor borgen in' Utrecht gesteld. Het vergift, zoo het schijnt, uil
de blaas eens giftigen adders genomen, was, naar luid der bekentenis, door van
VLIET op het getijdeboek des Herlogs gestreken met eenen handschoen dien hij ver-
brand had zoowel als het lederen zakje , waarin het hem was overhandigd. Toen hij
om het bloedloon gekomen was, had men hem geantwoord , dat het gif Ic zwak was
om te kunnen werken, en hij had niets ontvangen (4). Bij vonnis van Edelen en ste-
den werd hij in den Haag onthalsd, zijn hoofd op een der torens van de hofpoor-
ten, en een stuk van het gevierendeeld ligchaam op een toren van elke der vier
hoofdsleden van Holland ten toon gesteld (5). Het blijkt ondertusschen , dat men
drie jaren later, de eigenlijke schuldigen aan den dood van Hertog jan nog niet had
maand 1423 , maar een jaar later geschied is. Zie ook te wateh , faderl. llist. J). II. bl. GO.
iiiLDEUDiJK blijft evenwel de dwaling van wagesaar volgen en redeneert daarop voort.
(1) Monstrelet, V. Π. p, 18. Wagenaar, D. III. bl. 4^9, beeft uit de woorden van dezen scbrij-
ver meer aigeleid, dan zij wezenlijk bevatten; en bilderdijk, D. IV. bl. 91 , er nog eenige verzinsels
bijgevoegd. Zie siEOEPfBEEK, de Eer van jakoba van Beijeren verd. bl. 159.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 27. bl. 269. Het Goudsch. Kron. bl. 126. velue-
kaer, Chron. v. Holl. bl. 123, meent, dat jan van Beijeren des avonds te voren gestorven is.
(3) wagesaar, D. III, bl. 464. In bet 3Iagn. Chron, Belg. p. 430 (396), aldaar tot bewijs aange-
haald , hebben wij dit, evenmin als in eenige andere onzer oude kronijken gevonden.
(4) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. ü. IV. bl. 729, 785.
(5) v. goutuoeveh, Chron. v. Hall. b. 210, 249.
-ocr page 486-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—opgespoord (1). Wie tot deze gruweldaad heeft aangezet, is nimmer ontdekt. Eeni-
^^^^ gen werpen het vermoëden op den Hertog van glougester en zijne gemalin, dewijl
zij alleen in dien moord belang konden stellen (2). Hierlegen is aangemerkt, dat zij
door dezen moord eene geheel nuttelooze misdaad gepleegd, en zich eenen veel magti-
ger vijand in den Hertog van Bourgondi'è op den hals geladen zouden hebben (3).
Anderen betiglen van dit misdrijf de Hertogin weduwe Margaretha van Bourgondië (4).
Jan van Beijeren had slechts vijfjaren over Bolland en Zee^atjc? het bewind gevoerd.
Men heeft met regt zijne wreedheid , gierigheid , heerschzucht en trouwloosheid gegispt (5).
Hjj wa^ noch geestelijke , noch veldheer, noch staatsman en bezat geene hoedanig-
heden , welke hem bij de Hollanders begeerlijk konden maken. Aan zijn gebrek aan magt
alleen, was hij waarschijnlijk in Holland zijne verheffing verschuldigd. De Edelen
en steden immers zagen zich liever onder het bestuur van eenen Vorst, welke, zoo zij
meenden, niet vermogend was hen te beteugelen, dan onder het bewind des beheerschers
van het magtige Brahand, van wien zij meer te duchten hadden. Zij werden hierin
door den Hertog van Gelre ondersteund, wien het evenmin onverschillig konde zijn,
dat Holland en Brahand onder één gezag gebragt wierden , waardoor hij eenen lo
magiigen nabuur zou gekregen hebben. Een tijdgenoot getuigt van hem , » dat hij
den landen menich verdriet gedaen had (6)" Van den anderen kant is echter niet
minder waar, dat hij in zijne bewindvoering over Rolland zich door standvastigheid,
beleid en waardigheid onderscheiden, met weinig middelen veel verrigt , en Friesland
Aveder , hoewel zeer onvolkomen, met Holland vereenigd heeft (7).
Gelijk reeds in het voorbijgaan is opgemerkt, had jan van Beijeren zijne regten
op de drie graafschappen en zijne goederen ten nadeele van jakoba , zijne naaste erf-
gename, bij uitersten avil aan filips van Bourgondië overgedragen en vermaakt (8).
Slechts twee dagen na zijnen dood hadden do Algenieene Rade, de ridderschap en
steden van /Zo i/aMc? verklaard, «dat dewijl de overleden Hertog de landen van Holland
en Zeeland niet beheerd of bezeten had als Heer des lands , maar als Regent en Ru-
8 V. waard bij bevele en wil des Hertogs van Brahand ^ zij nu gezamenlijk overeengeko-
inaand en besloten hadden, bij hunnen genadigen Heer van Brahand te blij-
1425 ven en hem goede getrouwe onderzaten te zijn, zoo als zij van reglswege en over-
(1) V. MIERIS, Charterb, ν. Holl. D. IV. bl. 921.
(2) DEWEZ, Hist. Gén. de la Belg. D. IV. p. 172. üiLüEnDUK, D. IV. bl. 97.
(3) V. KAMI'EN, Ferk. Gesch. d. Nederl. D. I. bl. 157, 158. Faderl. liarakierh. D. I. bl. 175.
(4) MEiJERus, Amial. Flandr. Lih. XVI. p. 267.
(5) marcnal, in de aaiit. op de barante , Hist. d. Ducs de Bourg. ï. li. p. 217.
(6) VELBENAER, Chroti. V. Holl. bl. 123.
(7) BILDERDIJK, D. IV. bl. 87.
(8) AEGIDIUS DE HOYA, ΑππαΙ. Belg. ρ. 74.
-ocr page 487-DES VADERLATiDS. 1489
eenkomstig de hulde en eed hem vroeger gedaan, verschuldigd waren (1)." Tevens 1406—
gelastten zij den ambtenaren, in naam van dien Vorst regt te spreken en de beden Ie
innen (2). Men gist, dat van^jAKOBA en haar goed regt op deze landen hier met geen
enkel woord gerept wordt, dewijl de Edelen en sleden misschien oordeelden, dat zij
dit
regt door het huwelijk met den Engelschen Hertog, buiten hunne kennis gesloten ,
verbeurd had (3).
Ondertusschen was glougester met jakoba in Henegouwen gekomen. Bouchain
had hem het eerst ontvangen en gehuldigd. Bergen en al de overige steden, Halle
alleen uitgezonderd , Avaren gevolgd; terwijl tevens de Edelen zich onmiddellijk aan
zijne zijde geschaard en hem den eed van trouw afgelegd hadden (4). Te Bergen
was door jakoba in eene vergadering van do drie staten des Lands betoogd, hoo
naauwgezet zij haren pligt als Christin vervuld had, door den Hertog van Brahand te
verlaten , wiens volle nicht zij was en die haar echtgenoot niet zijn konde. Zij voegde
er bij , dat zij steeds haar huwelijk met hem als eene doodzonde beschouwd en altijd
gelijk een blad gebeefd had, wanneer hij in hare kamer trad (5). Om dien tijd was
JATT van Beijeren overleden. De Hertog van Brahand, ofschoon ziekelijk, spoedde
zich op aandrang der Rabeljaauwsch ge zinden naar Holland, waar inmiddels jakob
van Gaasbeek en Willem van Egmond, in zijnen naam de teugels van het bewnd
hadden opgevat (6). In alle steden van Holland en Zeeland, behalve in Zierikzee,
werd hij als wettig Heer en voogd zijner gemalin ontvangen en gehuldigd (7). Bij
deze ΛYederinhukliging bevestigde hij de handvesten en voorregten, door zijno
voorzaten, de Graven en Gravinnen van Holland en jan van Beijeren verleend; te-
vens plegtig belovende , do landen te vervreemden noch to verpanden, geenen vreem- 8 v,
delingen ambten te geven, niet te munten dan met toestemming van zijnen Raad en ^jfci^"
do sleden, de bekende schulden van den overleden Hertog te voldoen, en do Hoek- 1425
sehe baUingen niet dan bij bijzondere vergunning van hem en zijnen Raad, in het
land toe te laten (8). Deze laatste maatregel was zeker allernuttigst voor het behoud
É
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 746:
(2) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. Β. IV. bl. 747.
(3) wagenaar, D. III. bl. 465. Zie over bilderduks (D. IV, 499.) belagclielijk hevißcn uitval tegen
deze op reden gegronde gissing , siegenbeek , de Eer van wageraar verdedigd, bl. 86—92.
(4) monstrelet, V. II. p. 18, 19.
(5) saikt-remy aangehaald door de barakte, Hist. d. Ducs de Bourg. T. IV. p. 97.
• (6) veldenaer, Chrou. V. Holl. bl. 123. v. mieris, Charterb. ν. Holl, D. IV. bl. 753 , 754.
(7) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 27. bl. 269. veldesaer, Chron, v. Holl. bl.l23.
v. mieris , Charterh. v. Holl. D. IV. bl. 758.
(8) V. M^Ris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 751, 752 , 753 , 760.
-ocr page 488-4 9 G Λ L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε S C ί 11 Ε D Ε ί S
tsiim
J406—van 's Lands rust, die sleeds door de Hoekschgezinden , bovenal in JVest-Friesland ^
X 4:33
verstoord Avcrd (1). Do Hertog van Brahand zag zieh dan ook spoedig genoodzaakt
zijnen haanrotsen , ridders , knapen, steden en lieden in Holland en Zeeland te ge-
17 y. bieden, ballingen noch voortvlugtigen te huisvesten of hun eenigen onderstand te ver-
keim ~ leenen , op verbeurte van lijf en goed; terwijl hij daarentegen twintig kroonen den--
1425. genen belooft welke er eenen levend gevangen neemt, en tien kroonen, die er eenen dood-
slaat (2). Hij stelde jakob van Gaatheek tot stedehouder en willem van Eg mond
tot schatmeester van Rolland aan, en begaf zich naar Zeeland, waar hij onderschei-
dene daden van oppermagt uitoefende (3).
De Hertog van Gloucester maakte zich de afwezigheid van Hertog jan ten nutte ,
om Brahand te verwoesten (4). Middelerwijl zond jakoba , hij wie zich de gevlugte
Hoeksche Edelen begeven hadden , floris van Kijfhoek met een goed deel gewapenden
naar Holland, om voor hare belangen te waken. Door hulp van eenige poorters, maakte
hij zich spoedig meester van Schoonhoven, welke stad aan jakoba's moeder verlijftogt
was. (5). De bezetting van het slot echter, hoewel slechts vijftig man sterk, bood on-
der bevel van willem van dett koulstek. en albregut beiijng zes weken lang den
hardnekkigsten tegenstand. Eindelijk, door honger en gebrek gedrongen , gaf zij zich
op voorwaarde van vrij lijf en goed , over. Albregut beilikg alleen werd hiervan uit-
gesloten en ter beschikking {toe behoef) van jakoba gesteld. Onder eede van binnen
eene maand weder te koeren, Averd hij om zijne zaken te regelen , ontslagen. Op den
bepaalden tijd kwam do edele man terug en werd, er valt bezwaarlijk aan te twijfelen ,
op last, althans met voorkennis van jakoba , des nachts op een molenwerf even buiten
Schoonhoven, levend in de aarde gedolven (6). Beilings grootheid van ziel wischt
schitterend den smet uit, welken de laaghartige wreedheid zijner moordenaren op Hol-
land geworpen hebben.
(1) v. MiEKis, Charterb. ν. Hell. Ώ. IV. hl. 75Π.
(2) ν. MIERIS , Charterb. ν. Holl. D. IV. LI. 757.
(3) VELDENAER, Chrou. V. IlolL bl. 123. Oude Holl. Div. Kran, Dir. XXVIII. c. 27. v. mieris,
Charlcrb. v. Holl. D. IV. bl. 7G5-772.
(4) divaeus, Rer. Brab. Lib. XVIII. p. 235. monstrelet , V. II. p. 19, 22.
(5) v. mieris, Charterb. v. Holl D. IV. bl. 740, 741.
(6) veldenAer, Chron. v. Holl. bl. 124. Oude Holl. Div. Krön. Div. XXVIII. c. 28. Uit de zon-
derlinge omstandigheid, dat niet vin den koülster, de opperbevelhebber, maar beiling, en, naar
liet schijnt, hij alleen ter dood veroordeeld werd, meent men, dat beiling »hier boeten moest
voor Avezenlijke of vermeende oorzaken tot wraakzucht, door hem aan de Hoekschen te voren ge-
geven." Dat beiling eene straf ontving, die men anders slechts aan vromven ten uitvoer bragt,
schrijft de Heer laüts toe aan de minachting der Hoekschen, die hem welligt de doodstt'af der man-
\
-ocr page 489-DES VADERLANDS, ^ 509
Inmiddels was de Hertog ταη Gloucester in openbaren twist met den Hertog van
Bourgondiê geraakt. Zoodra hij kennis had gekregen ?an de brieven, bij welke
Vlaanderen en Artois door filips ter heirvaart tegen hem waren opgeroepen, had
hij den twaalfden van Louwmaand dien Vorst ongeveer in deze bewoordingen geschre"
ven: » Hoogmagti ge Prins, zeer waarde en beminde Neef! Men heeft mij berigt, dat
gij in uw gebied tegen mij, mijne vrienden en onderdanen heirvaart beschreven hebt.
Dit en meer nog heb ik uit andere brieven gezien, welke men zeide dat ook van u kwa··
men, en ik geloof, dat zg inderdaad op uw bevel uitgevaardigd zijn. Hel is u ech-
ter genoegzaam bekend, wat ik vroeger op uwe bede, raad en verzoek gedaan heb;
hoe ik mij aan u en mijn broeder, den Regent van Frankrijk, onderworpen heb, om
het geschil tussehen mgn neef van Brahand en mij te vereffenen; hoe ik do dagen,
bepaald om uitspraak te doen, heb aangenomen en welke aanbiedingen ik, zelfs te
lïiynen nadeele , gedaan heb. Gij weet, dat men van de zijde des Hertogs van Bra-f
land in niets heeft willen toegeven of naar eenig verdrag luisteren. Men zou dus
kunnen vooronderstellen, dat deze brieven verdicht waren; gij zult u daarvan kunnen
overtuigen, want ik zend er u een afschrift van; immers kan ik niet gelooven, dat al
wat ik gedaan heb aan uw geheugen ontsnapt is. En indien namaagschap u in
beweging moest brengen , zoudt gij dan niet meer genegen moeten zijn, mij te onder-^
steunen dewijl mijne medgezellin en echtgenoote van twee zijden uwe volle nicht is,
dan mijn neef van Brahand^ die niet zoo naauw aan u vermaagschapt is? — Daaren-
boven zijt gij hiertoe verpligt door het vredesverdrag dat wij wederzijds plegtig
bezworen hebben. De Hertog van Brahand bezwoer het nooit; hij slaat, zoo als gij
weet, in verbond met Frankrijk en dit moest u tegen hem innemen. Dit vredesver-
drag is nooit door my geschonden geworden. Verre van daar; ik zou my zei ven als
schuldig beschouwd hebben, wanneer ik er zelfs aan gedacht had, en ik zou
denken, dat my voortaan niets meer zou kunnen gelukken; ik houd mij ook
verzekerd, dat gij nooit iets daarmede strijdig zoudt willen verrigten. Daarenboven
hebt gij , zoowel vóór als na mijne komst op het vasteland, moeten bemerken, dat
ik nooit begeerte gehad heb, u en de uwen te mishagen; dat ik nooit leed of
nadeel aan u en uwe onderdanen gedaap, of geduld heb dat men het deed. Ik
nen (het zwaard of de galg) onwaardig gekeurd hebben. Zie sijhoffs Bijdragen v. Faderl. Ge-
sch. en Oudheidk, -voor 1838. Maar hoe is die minachting der Hoekschen overeen te brengea
met liet vertrouwen dat zij in 'smans deugd en eerlijkheid stellen , om hem het verzochte uitstel
te geven? — Beiling was in het jaar 1422 Schout van Gouda geweest. Zijn geslacht was iu die
stad tot in het laatste gedeelte der vijftiende eeuw nog in aanzien, de Uuge van wmeaardé«»
Jieschr, v. Gouda, D. II. bl. 157,
il. Deel. 2 Stuk,
-ocr page 490-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— heb uwe onderdanen als de mijne behandeld, zoo als zij er u getuigenis van kunnen
geren. Gij weet ook, en ik heb het u geschreven, dat ik mij voorgenomen heb, niets
anders te begeeren aan deze zyde der zee , dan wat mij wegens mijne medgezellin,
uwe nicht, behoort en hetwelk ik mot Gods hulp zal trachten te bewaren zoo lang
zij leeft. En zoo ik iets tegen mijn neef van Brahand gedaan heb, dan weet gij dat
dit mijno schukl niet is; ik ben er door zijne handelingen toe genoodzaakt geworden,
om mijne eer te handhaven en mijn land te verdedigen. Na al deze zoo blijkbare
omstandigheden, kan ik derhalve niet gelooven, dat de bewuste brieven en oproepingen
met uwe kennis en voorweten vervaardigd zijn. Daarom verzoek ik u , grootmagtigo
Vorst en zeer beminde Neef, alles wel te willen overwegen wat ik u hier ontvouwd
heb; en mogten, gelijk men verzekert, deze brieven van u zijn , dan zult gij bij rijp
nadenken, andere besluiten nemen en van een tegenovergesteld gevoelen worden. In-
dien gij anders wilt handelen , zal God , voor wien men niets kan verbergen, mijn goecl
regt beschermen en ik beroep mij op de eeden, welke gij mij gedaan hebt. Laat mij
derhalve uw gevoelen' met den brenger dezes welen. Is er iets, waarin ik u van
dienst kan zijn, ik zal er mij van harte toe verledigen; de Heere weet het en Hij
behoede u voor alle kwaad." De brief was onderteekend : uw neef de Hertog van Gloucester y
Graaf van Henegouwen^ Rolland, Zeeland^ Penhroek, en Heer van Friesland (1).
Eerst ongeveer twee maanden daarna zond de Hertog van Bourgondië een antwoord,
verklarende, dat hij het grootste gedeelte der zaken in den brief vermeld , stilzwijgend
^ γ zou voorbijgaan : w want zij gaan mij niets of weinig aanzegt hij , » behalve wat
Lente- mijno eer betreft, die ik niet duld dat tegen regt en rede gelasterd en besmet worde,
maand
1425 Echter schrijf ik u, dat de brieven en oproepingen van welke gij spreekt, van mij
afkomstig zijn. Ik ben er toe gedrongen geworden, dewijl gij weigerde , u aan de
voorwaarden te onderwerpen, welke na rijp overleg met den Raad van Parijs, door
uw broeder den Regent en mij ontworpen en u sedert aangeboden zijn, om de ge-
schillen en twisten tusschen mijn neef den Hertog van Brahand en u te vereffenen ;
welko voorwaarden de Hertog van Brahand, om God aan zijne zijde te brengen en
mijnen schoonbroeder den Regent te behagen, had goedgekeurd en aangenomen.
Maar gij , na uwe weigering en zonder het einde van uw regtsgeding voor het Hof
van Rome hangende te willen afwachten, zijt gewapenderhand en vijandig in Henegou-
wen gerukt, trachtende mijn neef van Brahand er uit te sluiten en hem van het bezit
er van te berooven. Ziedaar de redenen mijner brieven, die opregt en waarachtig zijn
zoo als u bewust is en gij niet ontkennen kunt. Daarin heb ik niets leugenachtigs en
bezijden do waarheid te kennen gegeven, zoo als gij mij te onregte verwijt en naar het-
geen uit uwe brieven blijkt, die ik voor mij houd, om er op te berigten, wanneer het
(1) 510NSTRELET, Vol. H. p. 19, 20. v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. IjI. 748.
-ocr page 491-DES VADERLANDS. 499
.tijd zal zyn. Wait gy mijnen neef van Brahand gedaan hebt en tracht io doen, >vas 1406—
reeds genoeg en te veel oneer voor mij , hetgeen ik noch van u, noch van iemand anders
verdragen wil; en ik geloof, dat zij, aan wie ik door bloed, afkomst en verwantschap
verbonden ben , dat mijne getrouwe en opregte leenmannen en onderdanen, die zoo groot en
trouwelijk mijne voorzaten en mij gediend hebben , het evenmin zouden willen dulden
of gedoogen. Daarom eisch en vorder ik, dat gij uit uwe brieven terugneemt wat gij
er in zegt, dat ik iets tegen de waarheid getuigd heb. Zoo gij dit weigert en uw woord
Avilt slaande houden , hetgeen mijne eer en myn goeden naam kan bezwaren , ben en
zal ik gereed zijn, om er mij met mijn lijf tegen het uwe van te zuiveren en met hulp
van God en Onze Lieve Vrouw er voor te strijden, een geschikten dag bepalende in
tegenwoordigheid van den grootmagtigen, en doorluchligen Keizer, myn waarde neef en
Heer. En opdat gij en de geheele wereld zien moogt, dat ik die zaak spoedig wil ten einde
brengen en mijne eer naauwgezet bewaren, zoo zal ik, indien u dit beter behaagt,
tevreden zijn , dat wij mijn beminden neef, uw broeder den Regent, tot regier ne-
men , wat gij met reden niet kunt weigeren, dewijl hij een Vorst is , die voor u , voor
mij en voor elk ander allyd een regtvaardig regier zyn wil. Tot eer van en uit eer-
bied voor God, en om het plengen van Christenbloed en het verderf des volks, voor
hetwelk ik in mijn hart medelijden heb, te voorkomen, moet het u en mij die jeug-
dige Ridders zijn, beter voegen, in geval gij de gezegde woorden wilt staande hou-
den , dezen twist lijf tegen lijf, zonder meer, ten einde te brengen. Anders zouden
vele Heeren en anderen zoowel van uw leger als van het mijne, hunne dagen bekla-
gelijk eindigen, hetgeen mij en ook gewis u leed zou doen, omdat do oorlog tusschen
Christenen elk Christen Vorst moet smarlen. Groolmagtigo Vorst, wees zoo goed mij
door brieven of door den brenger dezes en zoodra mogelijk te antwoorden, zonder de
zaak door schryven te vertragen; want ik wensch voor mijne eer, dat zij spoe-
dig afgedaan worde , en ik moet en zal haar op dat punt niet laten varen., Ik had u
vroeger geantwoord, indien niet vele belangrijke bezigheden mij daarin verhinderd
hadden. En opdat het u blijke , dat dit uit mijne eigen beweging en welen voortkomt,
heb ik mijn naam en teeken (signet) onder dezen brief gezet (1)." y.
Eenige dagen daarna antwoordde de Hertog van Gloucester: » Gij zegt, dat ik ge-
weigerd heb het geschil tusschen mijnen neef den Hertog van Brahand en mij te 1425
vereffenen; dit is minder dan waarheid; want mijn beminde broeder de Regent, de
geheele Raad van Frankrijk en gij zelf weet wat er van do zaak.is; gij zoudt dit
niet willen welen, maar kunt dit niet. Wat gij van mijne brieven zegt, ik laat u
weten, dat ik den inhoud voor w^aarheid erken en mij daaraan zal houden;
dit is zelfs reeds bewezen door hetgeen uwe lieden op uw bevel in mijn graafschap
(1) M05STRELET, Vol. IL ρ. 20. ν. IIIERIS, Chartcfh, ν, HqIL D. IV. bl. 703.
62
-ocr page 492-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Henegouwen gedaan hebben ; dus noch voor u, noch voor iemand, wie hij ook zij ,
zal ik iets herroepen. Integendeel, met hulp van God, van Onze Lieve Vrouw en
den H. JORIS, zal ik u door mijn lijf tegen het uwe voor een der regters die gij
hebt aangewezen, want beide zijn mij onverschillig, doen kennen en belijden wat
waarheid is. Gij begeert, dat de zaak spoedig afgedaan worde en ik insgelijks; dus
daar mijn broeder het naastebij is, ben ik tevreden als de zaak in zijne tegenwoor-
digheid afgedaan worde en ik neem hem tot regter aan. Gij hebt den dag aan mijne
keus overgelaten; ik bepaal dien van st. joris aanstaande of eiken anderen naar
goeddunken van mijn broeder; indien het Gode behaagt zal ik gereed zijn en niet in
gebreken blijven. Maar dewijl ik niet weet, of gij uwe handteekening wilt bevesti-
gen, zoo eisch en vorder ik van u, mij door den brenger dezes andere brieven met uw
zegel bezegeld, gelijk de tegenwoordige door het mijne, te zenden. Wat den Hertog
van Braband betreft , indien gij wilt of durft zeggen, dat hij beter regt heeft dan
ik , ben ik bereid u door mijn lijf tegen het uwe op den bepaalden dag te doen belij-
den, dat ik het beste regt heb (1)."
Do Hertog van Bourgondiè antwoordde uit Hesdin aan gloucester , dat hij in den
bepaalden dag en in den regter door hem gekozen genoegen nam; dat hij gezanten
naar den Regent zou zenden met bede, zich deze keuze te laten welgevallen ; en dat
hij, in geval van weigering zijne toevlugt tot den Keizer zou nemen. » Wat mijn volk"
zegt hy, »in het land van Henegouicen tot eer of tot voordeel van mijn neef van ßraZ>a?ic?
verrigt heeft, daarover ben ik tevreden en verheugd. Gij zegt, dat gij mi] tot de
belijdenis zult brengen, dat gij beter regt hebt dan hij; ik antwoord u, dat uit het
vonnis van onzen Heiligen Vader den Paus duidelijk zal blijken, wie regt of onregt
heeft; ik zou voor niets in do wereld mij tegen zulk eene magt en gezag willen
verzetten of haar ongehoorzaam zijn ; van ons beide hangt het niet af te beslissen en
te bevelen, wien het regt toekomt. Ik hoop door onzen Heer Jezus Christus en de
verheerlijkte Moeder-Maagd, dat vóór het einde van het tweegevecht door u aangenomen ,
ik mijne goede zaak zoo wél zal verdedigd hebben, dat het u niet meer mogelijk zal
zijn met zulke nieuwigheden voor den dag te komen (2)."
Op de zekere tijding, dat de twee Hertogen besloten hadden hunne geschillen
op deze wijze te beslechten , werden do vijandelijkheden geschorst. Dit verschafte
GLOUCESTER gelegenheid met vier- of vijfduizend Engelschen naar Engeland terug
te keeren, waar levendige twisten met den^ Bisschop van Winchester zijne
tegenwoordigheid vorderden (3). Hij liet jakoba te Bergen in Henegouwen^
(1) MOHSTBELET, Vol. Π. p. 21, V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 766.
(2) MONSTRELET, Vol. II. p. 21, 22. v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D, IV. bl. 767.
(3) HüME, Eist of Engl Cb. XX. p. 225. Ed. London, 1838. '
-ocr page 493-ÖES VADERLANDS. oOl
op Terzoek van de Herlogin-weduwe Margaretha van Bourgondi'è en aan~ 1406—
dringen der Henegouwers, in het bijzonder van de poorters dier stad, welke onder
eede beloofden, goed en bloed voor haar op te zetten. Zijn broeder bedfort ,
die steeds te vergeefs als middelaar tusschen hem en filips van Bourgondi'è zijne
goede diensten had aangeboden, riep eene groote vergadering van aanzienlijke Flan-
sche en Engelsche Heeren , Ridders, reglsgeleerden , geestelijken, en verstandige mannen
te Parijs bijeen, om de beweegredenen tot de bewuste uitdaging te onderzoeken en
te toetsen. Na rijp beraad verklaarde men, dat overeenkomstig de wetten, gebruiken
en regten der wapenen, er geene oorzaken tot uitdaging bestonden, noch beslaan
konden, en partijen derhalve niet tot het tweegevecht konden toegelaten worden. Bed-
fort zond deze verklaring aan de beide Vorsten, en bragt tevens glougester het on-
voorzigtige van zijn gedrag nadrukkelijk onder het oog. Dit gedrag werd ook algemeen
in Engeland afgekeurd en het Hof gaf den Hertog te kennen, dat hij voor zulk eene
onderneming op geenen onderstand in geld of manschappen hopen konde. Zijne ge-
schillen met den Bisschop van Winchester duurden voort en schokten zoodanig het rijk ,
dat de Regent van Frankrijk ten laatste genoodzaakt was naar Engeland over te
steken, om de rust te herstellen (1).
Naauwelijks was de Hertog van Gloucester vertrokken, toen do Brabanders en de
Picardiërs, ondanks den wapenstilstand , in Henegouwen rukten, schrik en verwoesting
om zich heen verspreidende. Falenciennes, Condé ^ Bouchain^ Atk en andere ste-
den . openden deels uit genegenheid, deels uit vrees, hare poorten. Bergen, waar
JAKOBA zich bevond, bleef bijna alleen nog getrouw. De stad werd ingesloten en alle
toevoer afgesneden, om haar door honger te dwingen. In dezen nood trad do Hertogin-
weduwe margaretha in Onderhandeling met filips van Bourgondi'è (2), Te Douai ^
werd door de Hertogen van Bourgondi'è en van Braband tot het opbreken van het maand
beleg van Bergen en de ontruiming van Henegouwen besloten, op voorwaarde dat
jAKOEA zich onder het gebied des Hertogs van Bourgondie zou stellen, totdat het Hof
van Rome uitspraak over de wettigheid haars huwelijks gedaan had, terwijl intusschen
Henegouwen door den Hertog van Brahand zo\x beheerd worden (3). Het blijkt, dat
er dien zelfden dag door middel van den Jonker van Nassau, punten van verdrag
tusschen jakoba en filips van Bourgondi'è gewisseld waren. Filips had daarbij voor-
geslagen , dat zij zich met den Hertog van Gloucester en de Engelschen niet
v
(1) monstrelet, VoL Π. p. 23 , 25 , 26 , 27 , 28. de barante, HisU d, J)ucs de Bourg, T. IV.
p. 103, 104.
(2) monstrelet, Vol. 11. p. 24. divaeüs, Rer. Brab. Lib. XVIII. p. 237.
(3) T. MIERIS, Charterb. ν. ΠοΙΙ. D. IV. bl. 782.
-ocr page 494-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—moeijen, maar hen lalen zou,· dat zij zich een dag of een uur in zijne handen zou
stellen, en in Brahand^ Henegouwen j Vlaanderen oi Ρicardié de uitspraalc van den
Paus afwachten. Zy zou dien tyd door de renten harer landen blyven genieten , maar
moest ook zoo lang de steden en sloten, die nog in haar bezit waren, aan den Jonker
van Nassau overleveren. Jakoba daarentegen eischte , dat de Hertog van Bourgondi'é
zyne handen zou aftrekken van hare landen van Henegouwen^ Holland^ Zeeland en
Friesland met hun toebehooren , en haar die, als eenige erfdochter dezer gewesten , ge-
rust en in vrede laten bezitten; terwijl zij tevens schadevergoeding vorderde voor de
nadeelen , Avelke hij haren landen en onderdanen berokkend had en nog dagelijks berok-
kende. Zij moest op nieuw gehuldigd worden in al de landen, die haar als wettige
erfvrouw aanbesterven waren; filips zou echter voogd of momber van al hare landen
blijven tot dat de Paus uitspraak gedaan had, maar zij de inkomsten genieten. De hooge
Geestelyken, Baanderheeren , Ridders, knapen en steden zouden bezegelen , dat wan-
neer zij zonder kinderen na te laten overleed, filips als erfheer harer landen gehuldigd
en ontvangen zou worden; wederzijds zou men trachten de partijen met elkander te
verzoenen en de ballingen in het bezit hunner goederen te herstellen. Beide filips
en zij zouden elk zes mannen kiezen uit Henegouwen, Holland en Zeeland, om in
hunnen naam te regeren. Zoo lang het vonnis van het Hof van Rome niet gekomen was,
zou zij zich met de Engelschen niet inlaten; en wierd zy aan den Hertog van Braband
toegewezen, dan zoude zij evenwel zich aan de voornoemde overeenkomst {dadinghe)
houden, zoo lang jaw vanBrahandlQQi^Q. Ook als deze vóór haar stierf, zou zij zich
aan de gemaakte bepalingen houden tot dat zij hertrouwde , behoudens altijd dat de
Hertog van Bourgondi'é hare landen zou erven, wanneer zij kinderloos overleed (1).
Werden deze voorstellen door filips verworpen, ook jakoba weigerde van haren kant
zich aan de voorwaarden, welke men buiten haar ontworpen had, te onderwerpen. Het
beleg van Bergen werd daarop met meer nadruk voortgezet; en de inwoners , vreezende
aan ui de woede eens verbolgen overwinnaars te Avorden blootgesteld, drongen zeer
spoedig bij jakoba op overgave aan.y In dien nood schreef zij den Hertog van Glouces-
g y^ ter om hulp; doch haar bode werd opgevangen en de brief van ongeveer den volgen-
ma^d' ^^^ inhoud, geraakte in handen des Hertogs van Bourgondié, » Mijn zeer geduchte
1425 Heer eniVader, ik beveel mij uwer goedheid en gunst op het onderdanigst aan; weet dat
ik thans als de treurigste , do beklagenswaardigste , de trouweloost verradene vrouw op
aarde aan u schryf. Verleden Zondag , den derden van Zomermaand, keerden de afge-
vaardigden van uwe stad Bergen terug en bragten een verdrag mede door mijn neef van
Bourgondié en mijn neef van Brahand, aangegaan en gesloten, hetwelk in het afzyn
mijner moeder en buiten haar voorweten was opgesteld, gelijk zij mij dit door haren
kapellaan heeft laten verzekeren. Zij maakt >vel in hare brieven melding van dit verdrag,
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. ü. ΙΥ. bl. 7öi. '
\
\
-ocr page 495-DES VADERLATiDS. 1489
maar weet of waagt het niet mij te raden , want zij zelve weet niet wat te doen ; slechts zegt zg 1406—
mij, dat ik de goede lieden dezer stad in den arm moet nemen, om te weten welke
troost en hulp zij mij willen verschaffen. Daarop, zeer geliefde Heer en Vader, ging
ik den volgenden dag naar het raadhuis en herinnerde hen, hoe op hun verzoek
en bede het u behaagd had mij onder hunne bescherming en verdediging te laten; .
hoe zij bij het sacrament van het altaar en de heihge Evangelisten gezworen hadden,
uwe goede en getrouwe onderdanen te blijven, mij te beschermen en u daarvan reken-
schap to geven. Hierop antwoordden allen rondweg, dat zij niet sterk genoeg waren,
om mij te beschermen. Dus met overdachten rade sprekende, sloven zij op en zeiden,
dat mijne lieden hen wilden laten omkomen; en nu grepen zij in spijt van mij, een
uwer onderdanen, den sergeant Maquart , en lieten hem onmiddellijk het hoofd af-
slaan. Daarop namen zij allen, die u beminnen en uwe zijde houden, ten getalle van.
twee honderd vijftig in hechtenis; eindelijk verklaarden zij mij zonder omwegen, dat
indien ik niet onderhandelde , zij mij in handen van mijn neef van Braband zouden
overleveren. Ik heb slechts acht dagen om my te beraden , dan zal ik gedwongen worden
mij naar laanderen te begeven, hetgeen mij hard en smartelijk zou vallen, want ik
vrees, dat ik u nooit zal wederzien, indien het u niet behaagt mij in allerijl te hulp te
snellen. Helaas I mijn zeer geduchte Heer en Vader, gij zijt al mijne hoop; al mijn heil
ligt in uwe magt; gij zijt mijne eenigste en hoogste vreugde, en alles wat ik lijde is ter liefde
van u. Ik smeek u dus nederig en zoo teederlyk als men dit op do wereld doen kan , om
ter liefde van God medelijden met mij en mijnen toestand to hebben, en in aller
haast mij, treurend wezen, te hulp to komen, zoo gij mij niet voor altijd wilt verlie-
zen. Ik leef in de hoop, dat gij dit doen zult, want zeer geduchte Heor en Vader!
ik heb nooit gedaan en zal nimmer iets doen dat u mishagen kunne; ik ben zelfs
gereed, om ter liefde van u en uw edelen persoon den dood te ondergaan, zoo zeer
behaagt mij uwe edele heerschappij. Op myne eer, myn zeer geduchte Heer en
Vorst, gij , mijn troost en mijne hoop , overweeg toch ter liefde van God en van den
H. JORIS ernstig mijn betreurenswaardigen toestand; dit hebt gij nog niet gedaan,
het komt mij voor, dat gij mij geheel vergeten hebt. Ik weet u voor het
oogenblik niets anders te schrijven. Meld en beveel mij, wat uwe begeerte is; ik zal
hot met al mijn hart ten uitvoer brengen ; dit weet de gezegende zoon van God. Mogo
Hij u een lang en gelukkig leven schenken, en verleenen dat ik de vreugde smaak u
to zien! Geschreven uit de valsche en verradersche stad Bergen, den zesden
van Zomermaand. Uwe treurende en zeer beminde dochter, om uwentwille zeer
groote smart lijdende, uwe dochter van Qiiienhourg (2)." Bij dezen brief was eenen
m
(2) mo.xsirelet, Vol. II. p. 24. v. iueris, ChaHerb. v. Holl. D. IV. LI. 783. Wat de onder-
-ocr page 496-504 AL GEMEENE GESCHIEDENIS
3406—anderen aan haren neef gevoegd, wiens naam, niet genoemd wordt, doch die zich
bij GLOUGESTER bevond en haar geraden had naar Engeland over te steken. Zij ver-
klaart , dat zulks nu te laat is, maar vermaant hem den Hertog tot eene spoedige
overkomst aan te sporen , om haar uit de handen der Vlamingen, in welke zij binnen
acht dagen zijn zoude, te redden (1). Deze voorspelling was niet ijdel. Zoo wel
tegen den wil der Hertogin-weduwe als dien van jakoba , gaf Bergen zich weldra
over; de jeugdige Gravin werd na een vergeefsch verzoek aan engelbreght van
Nassau, Heer van Breda , om zich in Brahand te mogen vestigen, onder geleide
van den Prins van Oranje naar Gent gevoerd en aldaar in het verblijf des Hertogs
13 v. van Bourgondië bewaakt, doch overeenkomstig haar rang en staat onderhouden.
Zomer-
maand. Geheel Henegouwen onderwierp zich aan jan van Brahand; er werd algemeene
1425 vergiifenis afgekondigd en de vreemde krijgsmagt teruggetrokken. In denzelfden tijd
liet do Hertog van Bourgondië door zijnen neef van Brahand, zich tot Buwaard van
Holland^ Zeeland en Friesland benoemen (2). Jakoba schreef dadelijk uit Gent
aan den Hertog van Gloucester , hoe zij gedwongen was geweest hare stad Bergen te
verlaten, en toonde hem de noodzakelijkheid aan van met het Hof van Bome in on-
derhandeling ie treden. Daarop ontving zij ten antwoord, dat reeds derwaarts zaakge-
lastigden vertrokken waren (3).
Middelerwijl had de stedehouder jakob van Gaasbeek^ de Hoeksche Edelen uit Hol-
land gebannen en heirvaart beschreven, om de Jakobaasgezinde plaatsen en sterkten
te bedwingen. Met eene aanzienlijke magt van poorters uit al de steden ydiU. Holland
en Zeeland, behalve uit Gouda, Oudewater, den Briel en Zierikzee, sloeg hij
in het voorjaar het beleg voor Schoonhoven, Wakker verdedigden zich de hevig be-
stormde belegerden en deden pienig gelukkigen uitval. Op zekeren nacht drongen
iJ teekcning: wuwe dochter van Quienbourg'^ betreft, volgens de oudste en beste Iiandschriiten van,
MONSTRET.ET moet men lezen «van Pennebrog, en nog juister volgens de hedendaagsche spelling:
Pembroke, een graafschap van den Hertog van Gloucester. Zie marchal in de aant. op de
BARANTE, Hist. d. Ducs de Bourg. T. IV. p. 115.
(1) MONSïBELET, Vol. II. p. V. MIERIS, Charterb. ν. flolL D. IV. bl. 784.
(2) morstrelet, Vol, II. p. 25. mvaeiis, Rer. Brab. Lib. XVIIJ. p. 238. Oude Uotl, Div,
Kron. Div. XXVIII, c. 30. veldenaer , Chron. v. Holl. bl. 122, 125. Het behoeft evenmin
een betoog, hoe valsch en verkeerd bilderdijr, D. IV, bl. 93—100, door blindelings het verhaal
van WAGENAAR te volgen , de gebeurtenissen heeit voorgesteld cn beoordeeld , als dat 's mans flaauwes
en gemeene aardigheden wederlegging Λvaardig zijn.
I (3) fiAcpARD, Rapport etc. p. 83, 84,
i ί
I 'ί
DES VADERLATiDS. 1489
eenigen van hen tot Rotterdam, door en maakten zich daar meester van Tele geladen
schepen met Avelke zg de Lek opvoeren. De Rotterdammers volgden hen op de hie-
len en voor Schoonhoven viel een bloedig gevecht voor, in hetwelk zij de overwinning
behaalden en nevens andere gevangenen, den schout van Rotterdam met de stads
banier zegepralend in hunne vesten voerden. Vieren twintig weken duurde het beleg,
toen op aandrang der belegeraars, door tusschenkomst des Hertogs van Kleef en des
Graven van Meurs een wapenstilstand van zes weken gesloten en het beleg in het
laatst van Oogstmaand opgebroken werd (1).
Om dien tijd ontsnapte jakoba aan hare bewakers te Gent ^ waarvan zij terstond den
Hertog van Gloucester in Engeland kennis gaf (2). Haar was in het geheim berigt,
dat zij naar het slot Rijssel in eeuwigdurende gevangenis zou vervoerd worden. Hier-
van had zg dirk van de Merwede, den verdediger van het slot Geertruidenberg te-
gen jArr van Beijeren, en andere harer vrienden in Holland door eenen snelbodo
verwittigd , en terstond waren arkout spirikg en arnout vaiï aalburg afgezonden ,
om hare vlugt te bevorderen. In mansgewaad ontvlood zij met deze twee Edellieden
en door eene harer vrouwen verzeld te paard naar Antwerpen. Van daar vertrok zij aan-
stonds in vrouwenkleederen met een wachtend rijtuig naar Breda, toen naar Woudrichem ,
Heukelom en Vtanen. Onder geleide van jan van P^ianen, toog zij voorts to scheep naar
Schoonhoven, den volgenden dag naar Gouda en toen naar Oudewater, in welke
sleden zij onmiddellijk voor Gravin erkend werd. Er kwamen afgevaardigden van do
stad Utrecht en het Neder "Sticht, en sloten met haar een verbond van vrede en
vriendschap (3).χ
Kort vóór jakoba's terugkomst was filips van Bourgondië in verschillende Hol-
landsche steden voor Ruwaard en Voogd erkend geworden, en voordo in die hoedanig-
heid het bewind over Holland en Zeeland (4). Thans bragten deze sleden harestryd-
krachten bijeen, om do wettige erfgename van haren overleden Vorst en Heer te be^
(1) veidehaer, Chron. V. Hall. bl. 124, 125. Be verm. beka, bl. 406. Oude Hall Div.Kron,
Div. XXVIH. c. 29. v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 775 , 776 , 779 , 785 , 788 , 789.
wagesaar verhaalt, D. III, bl. 467, dat de stad en het slot Schoonhoven door floris van Kijf-
hoek verdedigd vverden. Zulks is wel Avaarschijnlijk, maar wordt nergene, zoo rer wij weteo
uitdrukkelijk gemeld.
(2) gachard, Rapport etc. p. 84. meijerds , Annal. Flandr. Lib. XVI. p. 268.
(3) veldenaer, Ckron. v. Holl. bl. 126. He vermeerd. beka , bl. 406. Oude Holl. Div. Kron.
Div. XXVIII. c. 30, bl. 265. morstrelet. Vol. II. p. 27. divaiüs, Rer. Rrab. Lib. XVIII. p. 238.
(4) veldenaer, Chron. v. Hall. bl. 126. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 31. v. mieris,
Charterb, ν. Holl. D. IV. bl. 791, 800—819. · '
Π Deel, 2 Stuk. 03
-ocr page 498-5öÖ Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε S C Η I Ε D Ε ΝI S
1406—strijden, nieltegenstaande zy, gelijk een tijdgenoot zich uitdrukt,» gezworen en
bezegeld hadden, anders geen Heer of Vrouw te erkennen en aan te nemen na
Hertog willem's dood dan zijne eenige erfdochter (1)." Jakoba voor Gouda be-
ducht , liet den IJsseldijk doorsteken waardoor Schieland onderliep en de stad aan
die zyde gedekt werd ; maar aan den Rijnkant en de Gomce moest de gemeenschap
met Oudewatcr en het Sticht openblyven. Zij trok dan met de burgers van Schoon-
hoven , Gouda, Oudewater en eenige Stichtsche hulpbenden den Tijand, die tot het
21 T. beleg van Gouda aanrukte , te gemoet/ Bij Alphen geraakte men handgemeen, en na
maand hevig gevecht verklaarde zich de overwinning voor jakoba. Vele gevangenen en
1425 Je banieren van Leiden, Haarlem en Amsterdam werden zegepralend in Gouda
gebragt (2). Filips van Bourgondië konde zijn verdriet over deze nederlaag niet
verbergen. Hij trachtte de drie steden over het geleden verlies te troosten en beloofde
23 Y, haar zijn verderen bijstand (3). Zijne verbittering legen de JAKOBAASgezinde steden
^^^^^^ ' kort daarna veiligheid belooft aan allen die do ingebroken dyken van
den Krimper- en Lopihkerwaard helpen herstellen, )> mits geene ballingen of bur-
^jn- gers van iScAoon/torm, Gouda en Oudewater (4)." Voorts gelastte hij den burgers van
maand ßrc^a dezen laatsten geenen onderstand te verleenen (5) ; en verlegde den tol van
'Moow/ioye/i naar den uitloop der Zek (6). Hij beval, dat de aanhangers zijner nicht ver-
(1) Oude Hall. Oiv. Kron. Div. XXVIII. c. 31. Verg. ook veldenaeu , Chron. v. ITo//. bl. 126.
Zie hiervoor bl. 459. De lieer lulofs vraagt, of de erkenning door Edelen en steden voor het regt van
JAKOBA niets afdeed? Of liet ook soms niet dΛyaas is bij het geschil, oï Holland ^^an vromvelijk leen
ooit geweest is, cn in de gegevene omstandigheden en bij het allengs verv&llen van bet leenregt en de
magt der Keizers niet konde zijn, bloot ex stricto veteri jure te willen redeneren? Gesch. d, Nederl.
ü. I. bl. 238. » Men kan toch vragenzegt hij , » waardoor dat oppergezag des Keizers eu zijner
voorgangers, de Frankische Monarchen, over deze gewesten ontstaan is? Door het zwaard! In een tijd
van barbaarschlieid en woestheid , toen vaak de heiligste regten der menschheid vertrapt werden ! Dit
zal het antwoord zijn. Zeker geen alles afdoende regfsgrond, om daarop de stelling te bouwen, dat
in tijden van meer verlichting en beschaafdheid, het gezag dier regenten juist altijd even .absoluut
moest blijven, en dat de burgerijen der steden of het zoogenaamde volk zich niet van het haar door
de Voorzienigheid allengs geschonken vermogen en aanzien zouden hebben mogen bedienen, om
zich met Vorsten en adel op een wat meer gelijken voet te stellen," bl. 161.
(2) Oude Boll. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 31. Het Goudsch. Kron, bl. 127.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 794.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 795.
(5) v. mieris, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 809.
(6) V. MIERIS, Charterk v. Holl D. IV. hl. 806*
-ocr page 499-DES VADERLATiDS. 1489
Tolgd en gestraft zouden \Torden (1); en verzekerde, dat hij niet zou verlaten, 1406—-
vóór de krijg met haar geëindigd en het land wel bewaard zou zyn (2). Door on-
derscheidene gunstbewijzen poogde hij de sleden, inzonderheid Dordrecht, steeds
meer en meer aan zich te verbinden (3) , en beloofde den Geestelijken, Baanrotsen,
knapen, steden en lieden van Bolland, Zeeland en Friesland, die hem na de over-
dragt des Hertogs van Brahand gehuldigd hadden of nog zouden huldigen, de hand-
having hunner vryheden en voorregten (4)^ term.
Ondertusschen was door den Hertog van Gloucester eene vloot tot bijstand van ja-
koba uitgerust, over welke hij het bevel aan Lord filwater had opgedragen , wien hij
levens tol zijn Stadhouder in Bolland en Zeeland had aangesteld (5). Het was op
Zeeland gemunt, waar de Gravin onder de aanzienlijkste Edelen vele vrienden lelde ,
welke de landing der Engelschen zouden begunstigen. Eenige schepen werden door den
vijand onderschept en genomen; do overige kwamen in Schouwen aan. Hier ver-
eenigden zich do Hoeksche Zeeuwen met de Engelschen en men sloeg zich neder be-
noorden de Nolle bij Brouwershaven^ eene plaats welke aan floris van Kijfhoek^
een der grootste voorstanders van jakoba , toebehoorde. Fiups van Bourgondiër dio
zich in Leiden bevond, trok terstond aan het hoofd van vierduizend man over Rot-
terdam. derwaarts en ontscheepte zijne benden in het gezigt van den vijand. Vooraf
verhief hij frank van Borselen, Hendrik van Borselen , Heer van ter Veere, Jan
van Egmond, jan van Alewijn^ jan van f^laanderen en anderen tot de ridderlyke
waardigheid. Maar eer zijne mannen in behoorlijke slagorde zijn geschaard , stormen
de Engelschen op hen aan, wier boogschutters hen zoo geweldig begroeten, dat de 13 v.
voorhoede aan het wankelen wordt gebragt. Do Hertog laat zich onverwijld aan land maa^j
zetten en roept, de banier van Bourgondi'è in de hand , met luider stem .· » Wie mij lief 1426
heeft volge mij." In een oogenbhk is hij te paard en stort zich met de poorters van
Dordrecht en Delft op den vijand. Ten tweedenmale worden zijne benden teruggeslagen ;
hy zelf is van alle zijden door vijanden omringd, toen de Ridder jan vilain van Gent,
die met zijne vreesselijke bijl hem zoo dapperlijk in den veldslag van Möns en
Vimeu had ondersteund, weder tot zijne hulp toesnelt. Alles wijkt voor dezen ver-
schrikkelijken kampvechter; elk zijner slagen velt een Engelschman ter neder. » Doodt
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Boll, D. IV. bl. 796.
(2) V. MIERIS, Cßmrierb. ν, Boll, D. IV. bl. 801.
(3) V. «lEKis, Charterb. ν. Boll. D. IV. bl. 786 , 798 , 799 , 800—803,, 811, 812.
(4) V. MIERIS, Charlerb. τ. Boll. D. IV. LI. 813.
(5) Elders wordt deze bevelhebber falbat, fcwateb, htzwater, rm-waiteii, en selvaher genoemd»
-ocr page 500-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406^—hen, doodt hen," roept hij degenen toe, die hem volgen; »wat mij betreft, ik zal er
genoeg verslaan." Door dit voorbeeld aangemoedigd, vallen de mannen van Bour-
gondië, Artois ^ Picardi'è, J^ laander en ^ Brahand en Rolland met vernieuwde
woede aan en behalen na een geweldig gevecht dat tot den nacht duurt, eene
bloedige overwinning. Een groot aantal Engelschen was in den strijd gesneuveld ; vele wa-
ren onder het vlugten naar hunne schepen verdronken, en tweehonderd werden ge-
vangen gemaakt. In het lot dezer laatsten deelde ook floris van Haamstede,
" welke de Engelschen en Zeeuwen had aangevoerd. Kostijn en raas van Haamstede,
jan van Renesse, jan van Hodenpijl en vele andere Hoeksche Edelen met hunne
mannen van wapenen waren gesneuveld. Wat Lord filwater betreft, deze had vóór
het aangaan van het gevecht verklaard, dat hij uit hoofde van eenen eed , niet in
persoon tegen den Hertog van Bourgondië konde strgden. Hij had derhalve het op-
perbevel aan van haamstede opgedragen, en in zijn schip den uitslag van het gevecht
afgewacht. De Hertog van Bourgondië had de overwinning voor het bloed van vele
zyner dappere Ridders en krygers gekocht. Jakob van Borselen was gesneuveld,
en FRANK van Borselen door eenen pijl gewond (1). Langen tyd heeft men in de
sterkte Lillo de vreesselijke byl van vilain bewaard (2).
Filips van Bourgondië vertoefde eenigen tijd in Zeeland, regelde het inwendig be-
stuur des lands en bevestigde als Ruwaard en Oir , de voorregten en vrijheden der
sleden (3). Hij beval allen ambachtsheeren en leenmannen uit Zeeland hewester
30 V· Schelde, hem te Middelburg hulde en eed af te leggen (4). Zierikzee cc\x\.qï wei-
iiiaand gerde hem te erkennen ; immers werd die stad daartoe door jan van Brahand ver-
1426 2ocht en gelast, welke haar levens berigtte, dat hij de landen van Holland, Zeeland
I Λ'^
Lente- en Friesland aan den Hertog van Bourgondië voor een bepaald getal jaren had af-
iiiaand. gestaan , dewyl hij zelf niet in staat Avas, die zoo wel te kunnen beschermen en
regeren als de drang der omstandigheden vorderde (5). Filips bevond zich toen bij
(1) monstretet, Vol. IL ρ. 2S. He vermeerd. beka, bl. 406. veldenaer, Chron. v. HolL
bl. 127. Het Goudsck Kron. bl. 127. Oude Hall. Div. Kron. l)iv. XXVIII. c. 32. lUagn.
Chron. Belg. ρ. 397. meijerus , Annal. Flandr. Lib. XVI. p. 269. divaeus , Rer. Brab. Lib.
XVIIL p. 239. v. mieris, Charterb. ν. Holl. Ό. IV. bl. 829, 832, 845. ν. aoutnoeven,! Chron.
ν. Holl. bl. 451, 452. ν. wijn , op wagenaar , St. III. bl. 94, 95. Naleez. op de Faderl. Bist.
bl. 201.
(2) DEAVEz, Bist. Gén, de la Belg. T. IV. p. 180.
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 816—819.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 815.
(5) v. mieris, Charterb. v, HolL D. IV. bl. 819.
-ocr page 501-DES VADERLANDS, ^ 509
dien Vorst te Mechelen^ en bevestigde tan ^hieruit de handvesten en regten Tan onder-140g-
scheidene Noord-Hollandsche en West-Friesche steden (1). Spoedig was hij weder in ^^^^
Zeeland an werd nu te Zierikzee als Ruwaard gehuldigd, waarbij hij de oude voor- 13 v.
licnifs*
regten dier stad bekrachtigde en met vele nieuwe yermeerderde (2). Het bewind over ge- maand
he^X Zeeland werd door hem aan Hendrik ^or^e/m, Heer van icr/^eere, en frmse:
van Borselen opgedragen, en den Edelen, Ridders en sleden vermaand hen te ge- j^nte-
hoorzamen (3). Hij begaf zich voorts naar den Briel en werd er, als erfgeiiaam yan
Hertog JAN van Beijeren, lot Landsheer ontvangen (4). Hierop keerde hg Lente-
Vlaanderen lerug, om eene grootere strydmagt tegen jakoba bijeen te ^brengen (5), roa^i^^·
De Gravin maakte zich de afwezigheid des Hertogs ten nuüe, om Haarlem Ie
belegeren, waar roeland van Uitkerken, een Vlaming, het bevel "voerde en de
bezetting, gelijk in verscheiden andere steden, uit vreemde huurbenden bestond (6).
De Alkmaarders en Keiinemers, welke filips als Ruwaard gehuldigd hadden, Yerbol-
gen over de belastingen, die hij Ier betaling zgner vreemde krijgsknechten hun had
opgelegd, verklaarden zich voor jakoba (7). Onder aanvoering van willem van
Brederode voegden zij zich bij hare strijdmagt, welke uit poorters van Schoonhoven,
Gouda, Oudewater en eenigo Stichtsche hulpbenden was zamengesteld. Zij sloegen
sich neder voor de stad , die zij eenigen lijd geleden nog eens ingesloten doch loen,
op belofte van kwijtschelding aller boeten en breuken in welke zij geoordeeld waren
vervallen te zijn, weder verlaten hadden. Vier weken ongeveer had het beleg ge-
dnurd, waarbij de omstreek van Haarlem deerlijk verwoest en menig hevige aanval
door de belegerden was afgeslagen geworden, toen jan van Uitkerken met zeven of
m
achthonderd Vlamingen en de poorters uit verschillende steden aanrukte, om zijnen
vader te ontzetten. Maar jakoba hiervan onderrigt, brak in den nacht het beleg op
en bood hem in detf vroegen morgen nabij Al]phen den slag aan. Vóór den aanvang
50 V
van het gevecht, verhief zij jan van JVassenaar, den jongsten zoon van den gewezen Grasni.
Burggraaf filips , jan van Langerah, Hendrik van Kronenburg, evert van
Uoogwoude, haren bastaardbroeder, dirk van der Merwe , gerrit van Poelgeest
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 820, 821.
(2) v. mieris , Charterb. ν. HolL D. IV. LI. 825—829.
(3) γ. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV bl. 833.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. 836.
(5) monstrelet, V. II. p. 28.
(6) veldeitaer, Chroti, V. Holl. bl. 127. morstrelet , V. II. p. 28.
(7) v. mieris, Charterb. t?. HolL D. IV. bl. 837—840·
-ocr page 502-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— en arend van Gent, een Gelderscli Edelman, tot de ridderlijke ATaardigheid. Woe-
^^^^ dend was de strijd. Vijfhonderd Ylamingen en ^ijf en tachtig Leidsche poorters met
den baljuw van Rijnland^ οττο van Reimerswaal y sneuYelden. Jan υατϊ Uitkerken
reddo zich met eenigen te naauwernood door de ylugt. Gering was het -verlies aan de
zijde Tan jakoba , die hare overwinning met den moord der gevangenen bezoedelde.
Slechts zes of zeven aanzienlijke Amsterdammers behielden helleven door haar tot Lands-
vrouwe te erkennen. De Gravin, verwittigd dat de Hertog van Bourgondië in F laande-
ren een talrijk heir naar Rolland bestemd had bijeengebragt, nam het verstandig be-
sluit naar Gouda terug te keeren (1). Een wapenstilstand van zes weken werd nu
tusschen den Stadhouder van Holland^ jakob van Gaasbeek, nevens roeland en jan
3 y^ van Uitkerken, allard van Buren en de si^A Haarlem, mOii ^νϊιλ,έμ van Brederode,
de steden Alkmaar, de Beverivijk, geheel Kennemerland en Kennemergevolg be-
paald , en het beleg van Haarlem opgebroken (2),
Spoedig daarop kwam Hertog filips in Holland. Hij legde den Kennemers niet
24 V. alleen eene boete op, dewijl zij in de belegering van Haarlem ouder jakoba deelge-
llooim. nomen hadden, maar eischte ook van hen de kwijtscheldingsbrie ven van gelden en
breuken terug, welke hun de bevelhebbers dier stad, toon zij het eerste beleg opbra-
ken, gegeven hadden (3). Hierover verbitterd, grepen zij, onder bevel van hunnen
liuljuw willem nagel naar de wapenen (4) Na het verwoesten van het huis Heems-
kerk , uit weerwraak over het vernielen der sloten Brederode, Heemskerk en As-
sendelft door do Haarlemmers, trokken zij roovende en verdelgende door Holland.
Hillegaartslerg, Spangen en andere huizen van Kabeljaauwschgezinde Edelen
in Schieland werden bemagligd en verwoest (5). Uit Sehieland trokken zij naar
•'SË
(1) veldenaer, Chroii. V, Holl. h\. 121, 128. Goudsch. ärow. bl.127, 128. Oude Holl,
l)iv. Kron. Div. XXVIll. c. 35, 36. monsxrelet , V. II. p. 28. r. snoius , Rer. Batav. Lib. IX.
p. 139. Op den l«en v. Bloeimaand bevond zich jakoba reeds in Gouda. v. hiems , Charterb. ν,
Holl. D. IV. bi. 840.
(2) τ. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 84L
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 844.
(4) WAGENAAR, D. III. bl. 472 , meent, dat de Kennemers hierdoor het bestand schonden , hetgeen
hem BiLDERDiJK , I). IV. bl. 101, nazegt, die het evenwel beter tonde en moest welen. Immers
was de tijd van het bestand reeds bijna eene maand verstreken, toen zij de wapenen op-
vatteden.
(5) De Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 37. bilderdwk heeft deze kronijk niet geraad-
pleegd, toen hij, D. IV. bl. 102, wageraar, welke zich op haar beroept, naschreef, dat de Hee-
ren dezer sloten op dien tijd in Zeeland waren. - .
DES VADERLATiDS. 1489
Waterland en ffest-Friesland terug. De sloten Niemcburg en Middelburg wer- 1406—
den door hen overweldigd en van binnen geheel vernield. Monnikendam viel hun ^^^^
in handen, doch zij stoolten het hoofd voor Purmerende en Medcmhlik. Enkhuizen
werd stormenderhand ingenomen, geplunderd en een aantal poorters over de kling
gejaagd (1). Hoorn bood dapper tegenstand. Men verhaalt, dat jakoba. door eené
daad van wreede onbarmhartigheid die stad geheel van zich vervreemd had. Jan lam-
BERTSz GRuiJF, een burgemeesters zoon van Hoorn, had te Gouda haar toevallig ge-
zien en zich onvoorzigtig laten ontvallen, »dat het schande was, zulk eene schoone
en edele Trouw zoo te behandelen en haar heen en weder te sleuren als of zij eene
gemeene slet ware." Dit werd der Gravin verkeerd aangebragt en nog veel verkeer-
der opgenomen. De jonge man vferd gevat en zonder lang toeven tot het zwaard ver-
oordeeld. Terstond spoedde zich de vader henen, om door bidden, smeeken en het
aanbieden van eenen aanzienJijken losprijs genade voor hem te verwerven. Spot en
hoon bij wreedheid voegende, maakte men hem diets, dat zijn zoon slechts hel
schavot betreden, maar de beul, op een wenk der Gravin, hem alleen het zwaard
over het hoofd zwaaijen zoude. Jakoba echter gaf dien wenk niet en do jongeling
werd onthalsd. » Nu zult gij nooit vrouw dezer landen wordenriep de verbitterde
vader uit en snelde huiswaarts. De Hoornsche regering stemde eenparig in zijn ge-
voelen ; en om zich tegen allen aanval te verdedigen , werd de stad, die nog open lag ,
ommuurd, w^aartoe Lambert cruijf de gelden leende, welke hij jakoba voor het be-
houd zijns zoons had aangeboden (2).
Langs den Oudendijk trokken de Kennemers op Hoorn aan en ontmoetten tusschen
Zioaagdijk en Oosterhlokker de Hoornsche poorters. Hevig werd hier gevochten.
De Kennemers behielden de overhand en sloegen onmiddellijk het beleg voor de stad,
waartoe geheel ff est-Friesland oT^oxAhoüen werd en ook, behalve Medemhlik, bij-
eenkwam. Maar Hertog filips zond onder bevel van jaiï de Villevê ^ Heer van
Visie-Adam ^ hulpbenden in Hoorn ^ die straks met de burgerij op de Kennemers
aanvielen en hen na een hardnekkig gevecht op de vlugt joegen. Willem nagel , hun
opperbevelhebber, was met een groot aantal volks gesneuveld en vele banieren waren
veroverd, welke in de groote kerk te Hoorn werden opgehangen (3). Filips zelf
kwam kort daarna in de stad en liet er eene sterkte opwerpen. Van daar trok hij
(1) Zie den zoenbrief van filips van Bourgondi'é bij v. msais, Charterb. ν. Holl. D. IV,
bl. 848.
(2) vELtüs, Chron. v. Hoorn, bi. 42 , 43. Üitg. v. 1740.
(3) mossthelet V. II. p. 28. Oude Holl, Div. Kron. Div- XXVIII. c. 37, velids, Chron.
V. Hoorn, bl. 45—48.
J406— door de West-Friesche en Waterlandsche steden, die hem alle zonder tegenkanting
ontvingen (1). Uit weerwraak vielen de Hoekschen, met eenige schepen nabij
JVieringen zwervende, onverwacht op een middag in Enkhuizen, waar zij
meer dan honderd burgers van tafel opligtten en onthoofdden ; eene gruweldaad, die
slechts strekte, om de verbittering tegen de aanhangers der Gravin te vermeerderen (2).
Maar ook het gedrag van filips was niet berekend, om de doorzigtigen in den
lande voor zich in te nemen. Niet alleen het willekeurig bezetten der hem genegen
steden met vreemde benden, en het oprigten van sterkten, om die steden zoo wel in
bedwang te houden als te beschermen, maar ook de wijze waarop hij de Kennemers
strafte , moest hun toonen, wat zij onder het bestuur van zulk eenen magtigen Vorst
te wachten hadden. Zwaar en vernederend waren de voorwaarden op welke hy zich
jg ^ met de Kennemers, te Amsterdam gedagvaard , verzoende. Naar zijn oordeel, had-
Oogst- den zij om het schenden van het bestand, hetwelk zij echter , gelgk aangetoond is,
niet geschonden hadden, lijf en goed verbeurd, doch uit loutere gunst en goeder-
tierenheid verklaarde hij slechts hunne handteslen en vrijheden verbeurd. Zij -zou-
den voortaan aan alle grafelijke tollen onderworpen ziju, en werden geoordeeld de aan-
spraak op zekere gelden door hen voorgeschoten , ten behoeve van de grafelijkheid ver-
loren te hebben. Zij mogten van nu aan geene dagvaarten houden, noch eenige andere
wapenen voeren dan eenvoudige broodmessen zonder punten. Alkmaar moest poorten,
muren en vestingen slechten, zijne stedelijke regten verliezen en een open dorp wor-
den , daarenboven do omliggende verwoeste sloten herstellen en acht duizend kroonen
opbrengön. Eene boete van honderd vijftien duizend driehonderd kroonen, binnen zes
maanden te betalen, werd den Kennemers en hunnen overigen medehelpers opgelegd;
daarbij werden zij nog tot eene altijddurende belasting van vier grooten 's jaars voor elke
haardstede verwezen ; eene straf van Avelke men onder de vorige Graven geen voorbeeld
aantreft. Behalve eenige andere drukkende voorwaarden , moesten tien personen aan de
keur des Hertogs worden overgelaten, om »zijnen wil meê te doen." (3) Op gelijke
voorwaarden als do Kennemers werden acht ditgen later de West-Friezen, die hen
(1) Oude Boll. J)iv. Kron. Div. X,XV1I1. c. 37. vpurs, Chron. v. Hoorn. bl. 48.
(2) VELius, Chron. v. Hoorn. bl. 60.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 847—851. bilderdijk zegt, D. IV. bl. 102, dat de
Hertog zich met deze voorwaarden vergenoegde} Zij waren -welligt in 'sdichters oog een blijk
van » 's Vorsten goed en beminnelijk karakter" bl. 103. Nu mips had ook van zich zelven.in dien
zoenbrief getuigd: «Want wi altoes guedertier, ende ghenadighsyn willen, eade ymmer die ont-
fermhertiglieit laten gaen voor die herdicheit." Hoe heeft toch die snoode wagenair, D. III, bl. 478,
479, aan die hertogelijke ontfermhertigheithi] mogelijkheid kunnen twijfelen ? Verdient bij alzoQ
piet ten volle de even minzame als kiesche berisping van bilderwjk, D. IV. bl. 104? ' '
i
-ocr page 505-DES VADERLANDS.
ondersteund hadden, met filips verzoend: den Waterlanders echter ^verd slechts eene 1406—
geldboete opgelegd (1). Voorts beval filips , alle ballingen of voortvlugtigen op te
sporen, in hechtenis te nemen of te dooden , en hunne goederen aan te slaan en te
verkoopen (2). Daarentegen schonk de Hertog aan de stad Haarlem eene geldsom,
benevens nieuwe voorregten en vrijheden tot vergoeding van do nadeelen, welke zij
door het beleg geleden had (3). Jan van Uitkerken ontving het bestuur over de stad
en het land van Woerden (4). Een gedeelte van het haardstedegeld den Kenneraers
opgelegd, werd aan den Heer van Egmond^ het overige aan roeland van Uitker-
ken zoo voor zich als voor zyne nakomelingen, weggeschonken (5). Tot betaling
van de vijftien honderd vreemde knechten onder isle-adam , voor zes maanden in
dienst genomen, eischte Hertog filips van de steden, welke zijno zijde hielden, eeno
bede van dertig duizend schilden of tweeëntwintig duizend vijfhonderd gulden (6)..
Jakoba zag nu haar gezag tot de drie steden Gouda ^ Schoonhoven en Oudewater
bepaald. Hertog filips had, om meester van de Goudsche sluis en doorvaart te wor-
den , reeds vroeger met zekeren floris van Boschuzen eeno overeenkomst getroffen tot
het opwerpen van twee blokhuizen bij Gouda ^ elk voor driehonderd man bestemd (7).
Thans sloot hij een hulpverbond met den Hertog van Gelre tegen de Gravin en hare drie
getrouwe steden, de stad Utrecht en allen, die hare belangen verdedigden (8). Zelfs maand,
werd het handelsverkeer met Utrecht gestremd en gestreng bevel gegeven , geene ^^^^
mond- of krijgsbehoeften uit Holland in het Sticht te voeren (9). Vóór dat echter
Hertog FILIPS met ernst aan het bemagtigen van Gouda en de twee andere steden
begon te denken, achtte hij het raadzaam, zich van de stad Zevenbergen te verze-
keren. Zij lag op Brabandsch grondgebied en werd als eene grensvestÏDg van Holland
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Boll. D. IV. bi. 856—859. Gr ooiebroek moest 20,000, Wognum
2000, Hoogwoud 4800, Spanbroek 4000, Abbekerk , Sijbecarspel l^iO, Ρurmerend 5S0,
Purmerland 1032, Landsmeer Kandorp 973, Sunderdorp 6^2, ßroek 612, Suiderwowde
630 en Schellingwoude 322 kroonen opbrengen.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. Ό. IV. bl. 852, 855, 860.
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 852, 854.
(4) ν. MIERIS, Charterb. ν. ΠοΙΙ. D. IV. bl. 851.
(5) ν. MIERIS, Charierb. ν. Holl. Ό. IV. bl. 853 , 856.
(6) VELius, Chron. ν. Hoorn, bl. 48, 49.
(7) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 846.
(8) V. BiERis, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 862.
(9) V, MIERIS, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 865, 867.
04
-ocr page 506-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
beschouwd wier heer, igereit van Strijen ^ de aanzienlijkste voorstanders van
^^^ JAKOBA behoorde. Na eene belegering van veertien weken gaf zij ί zich over en hul-
Grasm. digde filips. De Heer van werd met zyne Edelen χχάάϊ Rijs sei inhech-
1427
tenis gevoerd, en eerst tien jaren later geslaakt (1). ^ ; «
Nu zou het ongetwijfeld Gouda gegolden hebben, indien niet de bewegingen der
jakoba'sgezinden in Holland, 's Hertogs krygsmagt elders geroepen hadden. De
Hoeksche ballingen en voortvlugtigen maakten in Delftland en Rijnland de wegen
onveilig (2). De Alkmaarders en Kennemers bleven traag in het voldoen der
boete en filips dreigde, hen door den Prins van Oranje en l'isle-adam met
krijgsvolk te vuur en te zwaard daartoe te dwingen (3). Tot bestrijding van twee maan-
den bezoldiging van dit krygsvolk , eischte hij op nieuw ivan do goede steden eene aan-
zienlijke bede, tot welke Haarlem vier duizend zes honderd twee en twintig schilden;
Delft en Leiden ieder drie duizend, drie honderd en vijf; Amsterdam twee duizend
acht honderd drie en dertig; Rotterdam achthonderd drie en dertig, en de overige plaatsen
naar evenredigheid moesten bijdragen. Dit verwekte gemor vooral onder de landlieden.
Schellinkhout en eenige dorpen van Ue^awc? weigerden het opbrengen dezer bede , en
werden sedert hierom met eene zware geldboete gestraft (4). De Maaslandsche boeren ver-
moordden bij een oproer den Schout van Delft, jan van Egmond^ met vijf zijner
dienaren voor het raadhuis dier slad. Twaalf dezer moordenaars werden onthalsd en
hunne hoofden op de poorten ten toon gesteld (5). Zulk een slaat van zaken maakt
het duidelijk, waarom filips het bestand of den wapenstilstand tusschen Dordrecht
m'Gorkum aan de eene zijde, en Gouday Schoonhoven en Oudewater met hunne
bondgenooten aan de andere zijde verlengde (6), en zelfs de veihgheid dezer laatsten
waarborgde (7); waarom hij den Edelen, Ridders en Steden van Holland, Zeeland
en Friesland, die hem gehuldigd hadden, beloofde de landen niet te zullen ver-
vreemden of zich met jakoba te verzoenen, ten ware zij zelve in ^ie verzoening
11 T.
JMoehTi begrepen zouden worden (8).
(1) noNSTRELET, Vol. 11. p. 29. VELDERAER, Ckvon. V. Holl. bl. 129. Oude Hall. Div, Kron,
Div. XXVIII. c. 34. v. goüthoeven, Chron. v. Roll, bl. 553. v. mieris , Charterb. ν. Holl.
D. IV. hl. 883—885.
(2) v. miebis, Charterb. ν. Roll. D. IV. bl. 877. ^
(3) V. MIEBIS, Charterb. ν. Roll. D. IV. bl. 875.
(4) moENAAR, D. III, bl. 480.
(5) Goudsch. Kron. bl. 128. Oude Roll. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 38.
(6) V. MIERIS, Charterb. ν. Roll. D. IV. bl. 883.
(7) V. MIEBIS, i7ÄarierÄ. r. Äo«. Dv IV. bl. 886.
(8) v. mieris, Charterb. ν. Roll. D. IV. W. 889.
-ocr page 507-DES VADERLANDS. 515
Inmiddels was jan van Brahand overleden (1). Thans?imeer dan ooit, werd het^j^^
den Hertog van Gloucester ernst, jakoba krachtdadig in Holland te ondersteunen·
Hij bragt in Engeland een leger bijeen en bewoog den Graaf^yan »Sa/ifi&wry , den
persoonlijken vijand van filips van Bourgondie^ en andere Engelsche Grooten, onj in
den togt deel te nemen (2). De Koning van Engeland verzekerde hem eenen aan- jjooi^.
zienlijken onderstand in geld, opdat hij daarmede zijne gemalin , de Hertogin van
Gloucester, in het bezit harer landen herstellen zou (3). Doch de Hertog van
Bedford^ wien de vriendschap van filips niet onverschillig was, veradelde het plan
van gloucester. In naam van den jongen hewdrik VI, werd een bevel .uitgevaar-
digd , waarby die Vorst den Hertog van Bourgondïé in zyne bescherming nam en
verbood, diens onderdanen of landen eenig leed te berokkenen (4),
Jakoba bevond zich ondertusschen in den hagchelyksten toestand, maar verloor den
moed niet. W^illem van Brederode, welke met eené vloot in de Zuiderzee kruiste,
had Texel en Wieringen tot hare belangen overgehaald. Nabij dit laatste eiland ge-
raakte hij in een hevig gevecht met de gewapende vaartuigen, door de West-Friesche
sleden m^t Haarlem en Amsterdam tegen hem uitgerust, doch werd geslagen en met
een groot gedeelte ziijns volks gevangen naar gevoerd. Vier en ,tachtig
van hen werden hier uit weerwraak onthoofd ^ Brederode zelf had slechts aan zijne hooge
geboorte zijn lyfsbehoud te danken (5). De Wieringers werden door .filips vanüour'· hv,
gondi'è op dezelfde wijze als vroeger de Kennemers gestraft, doch weldra weder in
hunne oude regten hersteld (6). De Grootebroekérs, welke zich ten behoeve des Her-
tögs in den zeeslag dapper gekAveten hadden, ontvingen affelag van de boete, welke
hun om de onderneming tegen Hoorn was opgelegd (7). Filips zou nu ongetwij-
feld JAKOBA in Gouda belegerd hebben, doch de zaken van Bourgondi'è en Frank-
rijk riepen hem elders; hij liet echter eene krijgsmagt achter, onder bevelen van
isLE-ADAM en LIOHEL de Bournonville (8).
(1) veldenaer, Chroti. V, Holl, bl. 129. Oude Hall Div. Kron. Div. XXVUI. c. 38. mon-
STRELET, V. II. p. 33. 3HEIJERÜS, Annul. Flandr, Lib. XVI. p. 270 vers.
(2) mokstrelet, Vol. II. p. 29.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 894.
(4) MOHSTBELET, V. IL ρ. 29. DE BARÄHTE, Hist, d. Oucs de Bourg. Ϊ. IV. p. 120.
(5) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 39. j. α ietdis , de Orig et Beb. Gest. D. D.
de Bred. c. XLIV. p. 640. meijerds, Annal. Flandr. Lib. XVI. p. 271.
(6) v. mieris, Charterb. v. Boll. D. IV. bl. 902.
(7) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 911.
(8) monstrelet V. II. p. 35. de BABAsTE, Hist, d. Ducs de Bourg. T. IV. p. 121.
64 *
-ocr page 508-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— Piiet werkeloos sleet jakoba. den winler in Gouda. De burgers ondersteunden haar
1433
zoo te water als te land, hielden de streken langs de Maas in beweging en stroop-
ten tot in de landen "van Putten en Voorne^ alwaar zij het bovenal op den Briel
en Geervliet gemunt hadden, en niet dan met veel moeite afgeweerd werden (1).
Doch reeds vroeg in het volgende jaar was filips weder in Holland (2), Het jaarge-
Lomv-tijde Verhinderde echter het inschepen zijner benden te Sluis in Vlaanderen^ om het
beleg van Gouda te ondernemen (3). Intusschen werd de hoop, welke jakoba tot
nu toe op glougèster gesteld had, geheel vernietigd. Het geestelijk geregtshof van
Rome had eindelijk uitspraak over haar huwelijk met jan van Brahand gedaan, dit
voor wettig erkend en hare echtverbindtenis met glougester voor ongeoorloofd, on-
wettig en van geener waarde verklaard (4). Zij verzocht den regters zeiven herzie-
ning van dit vonnis (5). Maar glougester onderwierp zich er aan, liet jakoba aan
haar lot over en huwde zijne bijzit eleonora cobham (6). Dit baarde in Frankrijk,
maar bovenal in Engeland veel opzien en misnoegen (7). Eenige vrouwen \.q Londeri
met zekere Miss stokes aan het hoofd , stoven het Parlement binnen, waar glouges-
ter met de Aartsbisschoppen en andere Lords vergaderd was, en verweten hem scher^-
pelijk bg geschrifte , dat hij zyno gemalin jakoba niet uit den nood redde, en in
het openbaar met een overspelig wijf leefde , strydig tegen de wetten van God en die
des huwelijks (8). Verscheidene jaren later werd eleonora cobham , die zich ook den
haat der Grooten had op den hals gehaald, van eenen aanslag door loovermiddelen
op het leven van Hendrik VI beschuldigd, en tot openbare boetedoening nevens eeuwige
gevangenschap veroordeeld. De Hertog zelf word in veertien honderd zeven en veertig
(1) v. wijw, op wagehaar, St. III. bl. 95.
(2) Zie de brieven bij v.'mieris, Charterb. τ. Holl. D. IV. bl. 909.
(3) MEijERüs, Annal, Flandr. Lib. XVI. p. 271.
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D, IV. bl. 910. Het aldaar opgenomen gedenkstuk ruimi
allen twijfel van avagenaar , D. III. bl. 480 , over den tijd, wanneer deze uitspraak eigenlijk ge-
schiedt is, uit den Aveg; en toont de verwarring ίη de tijdorde der gebeurtenissen aan, Avelke deze
geschiedschrijver, D. III. bl. 481, naar aanleiding van monstrelet V. II. p. 32—35, begaat en
waarin hij door bilderdijk en zijne overige naschrijvers getrouwlijk gevolgd wordt. Ook düme , de
sabante en dewez vcrvallen ia denzelfden tijdrekenkundigen misslag.
(5) v. mieris Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 917.
(6) monstrelet, V. II. p. 32. Dit moet echter niet in de eerste helft von 1428 geschied zijn,
dewijl jakoba in een brief des Konings van Engeland van den 11 v. Bloeimaand dezes jaars nog
Hertogin van Gloucester genoemd wordt. v. mieris , Charterb. Holl. D. IV. bl. 912.
(7) MONSTRELET , Vol. II. p. 32.
(8) soïxhet, Joan of Are. V, I. p. 225; aangehaald door tydesian , op bilderdijk, D. IV. bh 106'.
-ocr page 509-DES VADERLANDS. ' 517
door zijne magtige vijanden Tan hoog yerraad beligt, in den kerker geworpen en spoe- 1406—
dig Tan kant geholpen (1). " ^^^
Jakoba door gloügester en de meeste Hollandsche Edelen en steden Terlalen,
besloot geene belegering in Gouda af te wachten, maar met filips wiens benden
naderden, zich te verzoenen (2). De onderhandelingen werden te Brugge geopend
en in Delft Toortgezet (3). Een wapenstilstand Toor den tijd van drie weken ge-
sloten , Averd spoedig door een eindverdrag geTolgd (4). De hoofdpunten waren: 1®. 29 v.
JAKOBA moest in het Tonnis door het Hof Tan Rome ter zake Tan haar huwelyk ge- maand,
wezen, berusten. 2°. Filips zou haar TOor GraTin Tan Henegouwen, Holland, Zee- -
land en Friesland ^ en zy hem TOor Ruwaard en Oir, of erfgenaam dier gewesten
erkennen; beiden zouden in die hoedanigheid op nieuw door de Edelen en steden
gehuldigd worden. Filips zou het bewind OTer deze graafschappen Toeren, lot dat
JAKOBA met toestemming Tan hem, hare moeder en Tan de drie Staten harer landen
(de Geestelijkheid, de Edelen en de Steden) weer hertrouwd zou zijn; indien zij zicli
tegen dit punt Tergreep, moest zij ten behoeTO Tan filips , de onderdanen Tan alle
gehoorzaamheid jegens haar ontslaan. 3°. Het bestuur OTer Holland, Zeeland m Friesland
zou aan negen Raden worden toeTertrouwd; jakoba er drie benoemen, filips de zes OTerige,
drie uit de gemelde en drie uit zijne anderelanden. Filips bleef daardoer, om dit in het
Toorbijgaan op te merken, niet alleen meester in den Raad, maar drong ook Treemdelingen
iii 's landsregering, strijdig met de oude Toorregten en handTesten. 4°. De beden zouden
Toortaan Toor twee derden ter aflossing Tan oude «chulden gebezigd, een derde tusschen
filips en jakoba Terdeeld worden; de andere inkomsten daarentegen, na aftrek Tan
de wedden der ambtenaren en onkosten, aan haar uitgekeerd worden. 5°. Van haar
moesten de leenen der graaflijkheid TerheTen worden, doch de leenmannen zouden
gehouden zijn ook Hertog filips trouw te zweren. 6°. Over de nalatenschap Tan jan
van Beijeren, op welke filips en jakoba beide meenden regt te hebben, zou door
goede mannen uitspraak gedaan worden. 7°. De wederzijdsche ballingen zouden her-
steld, de gevangenen geslaakt en de gepleegde vijandelijkheden, weinige uitgezon-
derd , Tereflend gerekend worden; maar die aan den dood Tan ja» van Beijeren
schuldig mogten bcTonden worden, waren Tan allen zoen uitgesloten. 8®. Do Hertog
(1) BÜME, Hist. of Engl. ch. XX. p. 223.
(2) ii05strelet, V. II. p. 37. JIEIJERDS vcrliaalt, Annal Flandr. Lih. XVI. p. 271, dat jakoba
^verke]ijk in Gouda belegerd Averd, doch hiervaa zwijgen al onze kronijkHchrijvers.
(3) v. MIERIS, Charterb. v. Holl. D. IV. bi. 914.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holt. D. IV. blz. 914, 917.
-ocr page 510-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^406·—Gßli'^ en ook des begerende, de Bisschop van Utrecht werden in dien vrede
begrepen, 9°. Eindelijk zou de veete tusschen de beide aanhangen verzoend zijn, en
3 v. alle verwijt daarover, ook het noemen van Hoeksch en Kabeljaauwsch voorbeeldig ge-
^428 worden. — Dit belangrijke verdrag werd. i^i.Delft gesloten en bezegeld (1). Later
werden ïq J^alencienne^ pp dezen zoen^eenige nadere bepalingen gemaakt, waarbg
onder anderen de inkomsten van, jakoba, thans niet genoegzaam om haren staat te on-
derhouden, verbeterd werden (2).
- Aanstonds na het sluilen des verdrags „ ,droeg jakoba het hoog bewind harer landen
over aan Hertog filips , orn die als » een goedt Ruwaerd ende .Gouv,erneur" ,te rege-
ren, met magt om allo ambtenaren en reglers binnen en buiten de steden te zeiten
en te ontzetten, behoudende zij alleen,.aan zichthet regt van benoeming tot de kerke-
lijke beneficiën , kosteryen, scholasteryen , bodenambachten en dergelijke, die binnen
een halfjaar zouden openvallen (3). Ten gevolge, van dien trok filips met haar door
Holland en Zeeland rond, en werd cloor de Edelen en sleden als Ruwaard en erfge-
naam gehuldigd (4). De regeringsraad werd, doch slechts tot s'Hertogs wederzeggen
y toe , aangesteld. De drie leden dopr jakoba benoemd waren de Ridders jan , Burg-
Oogst- graaf van Montfoort, jan van_^Viane, Heer te Noordeloos en gerrit van Zijl i de
maand. ^^^ aqjjere door filips gekozen, waren jakob , Heer te Gaasbeek^ hekdrik van Bor-
selen, Heer van P^eere, willem van Egmond en de vreemdelingen roelakd van
Uitkerken, kolaart van Komene en baüdijn van Zwieten. Hun werd opgedragen,
op alle voorkomende zaken te letten, verschillende ambtenaren in naam des Herlogs
af- en aan te stellen, hunne rekeningen te, hooren, in alle stukken regt en bescheid
te doen en het kwaad naar behooren te straffen. Zaken belreffende 'sHerlogen ender
landen erfachtigheid, de renten en inkomsten van jaeoba, het geven en bevestigen
van voorregten, het verleenen van geestelijke,,giften en zulke ambten, in welke geen
ontvang van gelden plaats hädj behóórden niet tot hun beheer (5). Filips veranderde
buitentijds de regerihgsledèn der jakOba's gezinde steden onder verklaring evenwel,
dat dit niet tot verkorting der stedelijke voorreglen, zou strekken (6). Hij stelde frawk
(1) v. MERis ; Chartert. V. Hall. D: ÏV. bl. 917: " ' ' ^ . .
(2) Zie het verdrag van den 24 v. Louwmaand 1429 bij v, mieris, Chartcrb. v. Holl. D. IV,
bl. 942.
i
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 922.
(4) yeldenaer; Chron. v. Holl. bl. 130, 131. Oude Holl. Ώίν. Kron. Div. XXVUL c. 40,
Goudsch. Kron. bl. 129. v. mieris , Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 923.
(5) v. mieris, Charterb. ν. Holl. P. IV. bl. 932.
-ocr page 511-DES VADERLANDS. ' 519
van Borselen, Heer yaxi St, Maartensdijk, tot'zgnen stadhouder over Holland,
Zeeland en Friesland aan (l)^ ' Door weldaden trachtte hij de steden te winnen en
de inwendige rust te bevorderen., Gouda en Middelburg werden in hunne oude voor-
regten bevestigd, en Haarlem j Leiden en Alkmaar van de betaling der oorlogslasten
ontheven (2). Tevens bewerkte ,hy, dat hehdkik VI den Hollanders en Zeeuwen'
vrijen handel in zijne, stalen vergunde (3); en verbood ter bevordering der binnen-
landsche nijverheid, den invoer van Engelsche lakens, of wollen garens (4), Na het
sluiten van een bestand mét den Bisschop van Utrecht^ dankte hy' de vreemde bendens
af en vertrok naar Vlaanderen (5)^ r ; " ' . ' i
Jakoba bragt nu drie of vier jaren in ^rast en stilte , door ,! ter\vigl de Fransche zaken'
den Hertog van Bourgondië elders bezigi hielden. Onder zyne goedkeuring en bevesti-
ging, deelde zij als Gravin onderscheidene .gunstbewijzen uit (6). Zy bevestigde zelfs
eenige giftbrieven door hem verleend (7); en gaf te zameri méti hem voorregten en
handvesten uit (8), Meestentijds hield zij haar verblijf in den Haag, doch bezocht
ook dikwerf andere sleden , ..bovenal het.aan..haar gehechte Goes in Zuid-Bevelandy
en woonde nu en dan de ridder- en volks-spelen bij , in welke zij vaak hare behen-
digheid toonde. Zoo nam zij eens met eenige aanzienlijke Heeren deel aan een volks- ^
feest binnen Goes, waarbij met den kruisboog »naar den papegaai geschoten werd. Zij
schoot den vogel af, werd door de juichende menigte tot Koningin van het feest uit-
geroepen en ontving met zigtbaar welbehagen, do kleine geschenken, die haar als
zoodanig door de vrouwen uit de omstreek gebragt werden, welke zij daarvoor vrijheid
van de vlastienden in eenige deelen van Zuid-Beveland voor altyd verleende (9). Hare
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div, XXVIII, c. 40.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. Β. IV. bi. 925, 926, 929, 935. - i
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV, bl. 915.
(4) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 923.
(5) vetdekaer, Chroti. V. Holl. bl. 131. mokstrelet, V. II. p. 37 vers.
(6) Zie verscheidene gunstbrieven door haar gegeven bij ν. mieris , Charlerb. ν. Holl. D. IV.
bl. 924—1006.
(7) v. mieris, Charterb. υ. Holl. D. 960, 976, 981. ' ' '
(8) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. LI. 976. ^
(9) beygersbergen, ChroH, v. Zeel. D. II. bl. 201, 202. Dit eenvoudig schuldeloo» tafereel,
» zoo berekend om het hart liefelijk te treffen en dus voor jakoba. in te nemenwordt haar door
bilderdijk, D. IV. bl. 114, cvcn dom als hatelijk, tot een verwijt geduid. Verg. sie&ekbeek, de
eer van jakoba van Beijeren verdedigd, bl. 165, 166. Het sehieten naar den papegaai was cene
der geliefkoosdste uitspanningen zoowel bij adellijken als onadellijken. Onze vroegere Vorsten onder
anderen -svillem V, namen dikwijls deel in dergelijke volksspelen. Zie schotel, Iets over het slot
Teilingen, in v. kampe«'s, Holl. Mag. D. I. St. III. bl. 326.
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J406--inkomsten waren intasschen niet toereikend ter bestrijding harer uitgaven (1). Eens
^^^^ dat hare moeder haar eenige schoone paarden en kostbare juweelen zond, was zij niet
in staat degenen, welke deze geschenken overbragten, te beloonen. In deze verlegenheid,
wendde zy zich lot frank van Bor seien ^ die Stadhouder van Holland en Zeeland^
maar ook tevens een der leden van dien Raad was, welke haar door filips was toe-
gevoegd. Onderscheidene harer gunstbrieven waren door hem medegeteekend en beze-
geld (2). Hij had derhalve dikwerf gelegenheid met de Vorstin om te gaan, haar
met die deelnemende belangstelling, welke gevallen grootheid verwekt, gade te slaan,
en haar welligt reeds menige som opgeschoten (3). Hoe dit zy, thans ondersteunde
hij haar op de verpligtendste wyze met geld, terwijl de Hoekscha Grooten zich harer
niet meer bekommerden (4). Dankbaarheid bij de Gravin, en medelijden met baar
ongeluk by van borselen , bragten wederzyds eene genegenheid voort, die spoedig haren
waren aard openbaarde (5). Men verhaalt, dat frank op zijn lusthuis te St. Maar-
tensdijk , jakoba op een prachtig banket onthalende , de zaal met wilgen takken
had gelooid, die telkens door eene D aan elkander waren gehecht. Zij vraagt hem ,
wat die versiering van wilgen en D toch beteekent ? Bedeesd en aarzelend antwoordt
1432 hij eindelijk: » wat anders dan het gevoel van mijn hart: Dyn willige Dienaar.''^
Het gevolg dezec verklaring was eene echtverbindtenis, welke in het geheim voltrok-»
ken werd (6).
Natuurlijk kon dit huwelijk niet lang geheim blyven. Filips er van verwittigd,
kwam tegen het laatste gedeelte van veertienhonderd twee en dertig met zeshonderd
(1) wageniar , D. JII, bi. 510. Wat op die plaats verder daarvan verhaald en door bilderdijk ,
D. IV. bl. 115, zwart gekleurd naverteld wordt, is Λνβΐ niet onwaarschijnlijk, maar berust op
{{eene geschiedkundige berigten.
(2) van wijn, op wagenaar, St. III. bl. 98.
(3) van wijn, op wagenaar , St. III. bl. 99. bitderdijk , D. IV. bl, 115.
(4) Öiide Boll. Div. Kron. Div. XXVIII, c. 48. bl. 276.
(5) BitDERDIJK, D. IV. bl. 115, 116. Hij schetst hier deu oorsprong en voortgang der liefde
tusSchen jakoba en van borselen , waarop het; si non é vero, é ben trovato toepasselijk is.
(6) v. godthoeven, Chrofi. v. Holl. bl. 458. Verg. hierbij het romantisch verhaal van bilder
uijk, D. IV. bl. 116, in hetwelk hij jakoba de rol eener Fransche coquette laat spelen, velde
naer, Chron. v, Holl. bl. 131, enaieuerus, Lib. XVI. p. 288, welke wagenaar, D. III. bl. 511
volgt, stellen het geheime huwelijk tusschen frank en jakoba in 1433. Door de Oude Holl. Div
Kron, Div. XXVIII. c. 48, en wonstrelet, V. II. p. 87, wordt dit huwelijk, naar het schijnt
tot een jaar vroeger terug gebragt. Zie van wijn , op wagenaar , St. III. bl. 99,
DES VADERLANDS. ' 521
mannen van wapenen in Holland (1). Op zijn bevel werd prakk ύαη Bor seien in 1406—
^s Hage opgeligt en met den uitersten spoed over Delft en Rotterdam naar het slot
Rupelmonde in/^^aawrferew gevoerd (2). Op het gerucht, dat de Ridder zijne daad met
den hals zou boeten, verzuimde jakoba geen oogenbHk, om door middel van
Graaf fredeuik van Meun, over zijn behoud met pilips te onderhandelen (3). Over-
eenkomstig het verdrag van veertienhonderd acht en twintig, waren door dit huwelijk
de onderzaten van hunne trouw en gehoorzaamheid aan de Gravin ontslagen (4). Fi-
Lips eischte en verkreeg thans van haar, om van borselin te redden, geheelen afstand
van alle regt op Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland, gelgk ook van den
grafelijken titel. Zg behield daarentegen voor zich en hare nakomelingen in leen en
manschap dé landen van Oost- en Westvoorne met den Briel, Zuid-Beveland met
Goes, Tholen benevens eenige heerlgkheden, goederen, renten en lollen in//o//awf/j;
en na den dood harer moeder, Texel, Wieringen, Teilingen, Ν oordwij k en Be-
verwijk, Zij moest den titel voeren van: Jakoba van Holland, Hertogin in Beijeren,
Gravin van Oostervant, Uit dit graafschap Oostervant zou zij jaarlyks vijfhonderd
schilden genieten,· ook werd haar het jagtregt in al de eigendommen des Hertogs ver-
gund. Indien zy kinderloos vóór filips overleed, zouden al hare bezittingen tot dien
Vorst wederkeeren ; stierf de Hertog vóór haar zonder wettige kinderen achter te laten, 12 v.
Oriis
dan zouden de graafschappen tot haar en hare nakomelingen terugkomen (5). Frank j433'
mn Borselen werd nu ontslagen (6). Zgn huwelijk met jakoba was, althans in
schijn, FILIPS tegen de borst. Immers, slechts in algemeene bewoordingen veroor-
loofde die Vorst haar naar goeddunken te huwen, mits in overeenstemming met twee
zijner Raadsheeren door hem genoemd , en onder beding, dat de man , wien zij hare hand q
schonk, hem aangenaam zoude zijn (7). De beide Raadsheeren gaven daarop hunne
Icroi·
toestemming tot een huwelijk met den «edelen en mögenden Ridder ν&Αΐίκ van Bor- 27 y
seien, Heer van Zuilen, St. 3Iaartensdijk en Kort gene, en met niemand anders" (8), Het Louw-
_____maand.
(1) Oude Boll. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 49. mohstiiklex , V. II. p. 80, 87. vak wijn op
wagenaar, St. III. bl. 99. Dc laatste bekende brief door jakoba al» Gravin uitgevaardigd, is vaii
den 28 v. Wijnmaand 1432. v. miehis , Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 1006.
(2) veldenaer, Chroii. v. Holl. bl. 131. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 49. frakk»
gevangenneming had waarschijnlijk tussclien Slagtmaand 1432 en Lentemaand 1433 plaats, v. wijh
op wagenaab , St. III. bl. 100.
(3) veldenaer, Chron. v. Holl. bl. 131. Oude Holl. Div. Kron, Div. XXVIII. c. 49.
(4) Zie hiervoor, bl. 517.
(5) v. meris, Charterb. ν. Roll. D. IV. bl. 1012.
(6) v. wijn op wagenaar, St. III. bl. 101 (k). Hij was dit reeds op den 19den van Wijnmaand 1433.
(7) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 1028.
(8) v. mieris, Charterb. ν. ΒοΙΙ. D. IV. bl. 1029.
II. Deel. 2 Stuk. 65
-ocr page 514-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— blijkt niet, dat Margaretha van Bourgondi'è dit ingewilligd heeft; zelfs zou men
bijna het tegendeel vooronderstellen (1). Eerlang Averd het huwelijk openlijk in de
Kerk te St, Maartensdijk op het eiland Tholen voltrokken (2). Ingevolge de hu-
welijksvoorwaarden , den eersten van Lentemaand gesloten, stond jakoba aan frauk
vati Borselen de heerlijkheid Οοίί- en/^e^iyoorwe met de steden den Briel en Goe-
1 v.
Oo^^^i-dereede benevens de heerlijkheid ^or^e/en hewester F ijfr ode in Igflogt af, hetgeen
"1Ï34 door Hertog filips bekrachtigd werd (3). Om de ongelijkheid van dit huwelijk
zoo veel mogelijk te vereffenen , verhief de Hertog frauk van Borselen levenslang lot
Graaf y^uOosterOant^ een titel, welken de oudste zonen uit het huis van Benegouiven
gevoerd hadden , en die hem met de Prinsen van den bloede gelijk stelde (4). Hij vereerde
I hem later ook nog met de Ridderorde van het Gulden Vlies , welke hij bij gelegenheid
Γ van zijn eigen huwelyk met isabella van Portugal in veertienhonderd dertig had
I ingesteld (5). Daarentegen werd het stadhouderschap over i/o^/awc? enaan frank
I ontnomen en den Ridder iiugo van Lannoi opgedragen (6). Fiups schonk aan jakoba
i de stad Xeeri/am , het land tjaw e?er Xeerfe, Schoonrewoerd, Nieburg nevens onderschei-
I dene dorpen in het tegenwoordig Noord-Holland, die zij naderhand voor de reeds
1 gemelde heerlijkheid Borselen, het land en ambacht van ^s Gravenzande, van
t I Maasland en Flaardingen verwisselde (7). Tevens begiftigde hij haar met hel
ί opperhoutvesterschap der wildernissen in Holland^ welk ambt, omtrent een jaar later,
' aan frank van Borselen werd overgedaan (8). Haar ijverige voorstander, floris
» van Kijfhoek, doelde in de gunst des Hertogs en werd tot houtvester van het Haag-
scho boscli aangesteld (9).—-Filips van Bourgondië nu het doel zijner onvermoeide
(1) bilderdijk, ü. IV. bl. 119, 120.
II · ; (2) reygersbergen, Chron. v. Zeel D. II. bl. 202. v. wijn, op wagenaar, St. ΠΙ, bl. 101 (k).
I ^ (3) v. mieris , Charter!), ν. Holl. D. IV. bl. 1039 , 1048—1066.
(4) vEtDENAER, Chrotu v. HolL bl. 131. Oude Hall. Oiv. Kron. Div. XXVIII. c. 49. v.wuti,
op WAGENAAR, St. III, bl. 101.
(5) p. iieuteuus, Rer, Burgund. L. IV. p. 88. reigersbergen, Chron. v. Zeel. D, II, bl. 202.
de barante, Hist. d. Ducs de Bourg. T. V. p. 22. Verg. T. IV. p. 211. i
(6) v. goüinoeven, Chron. v. Hall. bl. 100. Ver{j. v. mieris, Charterb. ν, HolL D. IV,
bl. 1070.
(7) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 1041, 1049. bilderdijk , B. IV. bl. 124, heeft
deze zaak weder {jehecl onjuist medegedeeld.
' (8) wagenaar, D. III. bl. 514. v. mieris, Charterb. ν. Holl. ü. IV. bl. 1057,
(9) v. mieris, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 1037, 1057, 1068.
Ijjgjjllim
-ocr page 515-DES VADERLANDS. 523
pogingen bereikt. Verzeld door jakoba , trok hij onmiddellijk na haren afstand, door
Henegouwen, Rolland en Zeeland en werd alom door de Edelen en sleden als
wettigen Landsheer gehuldigd (1). Met spijt zag Margaretha van Bourgondi'é hare
dochter van al hare heerschappij beroofd. De aanslag van egidius postel , een Hene-
gouwer en aan haar Hof opgevoed, om Hertog filips op de jagt verraderlijk dood Ie
schieten, wordt aan hare wraakzucht toegeschreven (2).
Jakoba , gelukkig in het bezit van haren beminden van borselen , hield haar
hoofdverblijf op het ridderslot Teilingen, niet verre van het dorp Sassen of Sassen-
heim nabij Leiden. Dikwerf bezocht zij ook het huis te Zand, Reimerswaal, St.
Maartensdijk ^ Oost-Voorne, den Briel^ Maasland en andere plaatsen. Zij had
eene aanzienlijke en talrijke hofhouding en leefde op eenen voet, harer voormalige
grootheid niet onwaardig. Bovenal beminde zij het buitenleven, en onder hare meest
geliefde uitspanningen behoorde het naar den vogel schieten en de jagt (3). Niet lang 9 v,
smaakte zij do genoegens der reinste huwelijkshefde. Hare wederwaardigheden, ram-
pen, vermoeijenissen en kwellingen naar geest en ligchaam, hadden hare gezondheid 1436
ondermijnd. Zij viel in eene tering, welke op het huis Teilingen een einde aan haar
wisselvallig leven maakte in den bloeijenden^ leeftijd van ruim vijf en dertig jaren.
Met statige praal werd zij in de Hofkapel te 's Hage in het graf van haren grootvader
Hertog ALBREGHT bijgezet (4). Hier riglte men te harer cere een standbeeld op; en
(1) Oude Holl. Biv. Kron. Div, XXVIII. c. 49. veldenaer , Chron. v. Hall. bl. 132. Men
vergelijke de uiteenloopeiide gevoelens over het gedrag van filips met betrekking tot jakoba ,
WAGENAAR, D. III, bl. 511 cnz, BiLDERDiJK, D. IV. bl. 117—121, wiens onkiesche taal bl,
120, geene wederlegging verdient j en siegenbeek , de Eer van jakoba van Beijeren verd.
bl. 167—170, met wiens gevoelen wij ons gaarne vereenigen, » dat wij in de geheelc liaadcl-
wijze van filips , bij deze gelegenheid, duidelijk den scbranderen en listigen staatsman ontdekken,
die, terwijl hij zijne beerscbzuchtige oogmerken volkomen bereikt zag, zich tevens den lof van
gcmatigdlieid en zachtmoedigheid Λνί8ΐ te verwerven." bl. 167.
(2) pontüs hedterus, Rev, Burgund. Lib. IV. p. 89. Ed. Lovani 1651, biiderdijk , D. IV.
bl. 121, 122. de barakte, Bist d. J)ucs. de Bourg. T. V. p. 22.
(3) v. wiJH, op wagenaar, St. III. bl. 103. g. d. j. SCHOTEL, lets over het slot Teilingen^ in
vA?t kampen's Hollandsch Magazijn, D. I. St. III. bl. 291, 299—302. Aan het belagchelijk
sprookje van jakoba's zonderlinge liefhebberij, om aarden kannetjes te maken, die te ledigen en
dan speelsgewijze over haar hoofd in de vijvers te werpen, om daardoor hare droefheid te verzet-
ten , wordt evenwel door bilderdijk nog geloof gehecht. Hij leidt er zelfs uit af, dat jakoba
?)aan den drank verviel!!!" D. IV. bl. 123. Verg. vau wijn, op wageraar , t. a. p. cu scnoTEi,
t. a. .p. bl. 305-315.
(4) VELDEKAER, Cliron, v. Boll. bl. 132. Oude Holl. Biv, Kron. Div. XXVIII, c. 49. Magn,
71 *
-ocr page 516-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
acht on twintig jaren daarna werd zekere dirk van Duivenvoorde welke dit ge-
denkteekenrvan achting en liefde met onbetamelijke woorden bespotte, te regt bij von-
nis van het Hof Tan Rolland^ met eene geldboete gestraft (1).
Zelden ondervond eene Vorstin zoo vele wisselingen der fortuin als jakoba van
Beijeren ; zelden zonk eene Vorstin van den top der menschelijke grootheid tot zulk
eeno vernedering als zij. Door natuur en geboorte bestemd om te regeren, wordt zij
hierin steeds door het wangunstig lot verhinderd. In hare teedere jeugd ziet zij zich
als weduwe des Franschen Koningszoons, van allo hoop op eenen der schoonste troonen
van Europa verstoken; weldra betwist een listige, heerschzuchtige oom haar het bezit
der voorvaderlijke staten en bereikt zijn doel door de lafhartigheid van haren gemaal
en de ontrouw harer onderdanen. Om hulp en bijstand werpt zij zich in de armen
eens anderen, die haar verlaat, terwijl de sluwe, magtige Hertog van Bourgondie zich
openlijk tot haren vijand verklaart, wien de binnenlandsche beroerten, toen heviger
dan ooit aan het woeden, begunstigen. Is het wonder, dat de ongelukkige, radelooze
vrouw misslagen en daden van overijling begaat, welke haren ondergang verhaasten ί
Met mannelijken moed en standvastigheid biedt zij met eene geringe strijdmagt, im-
mers do meeste Edelen en byna al do steden hebben haar verlaten, onder afwisselend
geluk drie jaren lang den vermogenden Bourgondiër het hoofd, wint de Kennemers
voor zich, belegert Haarlem en verslaat tweemaal in eigen persoon de benden harer
vijanden. In het einde genoodzaakt voor de overmagt te zwichten, vervangen dank-
baarheid en liefde in hare ziel do plaats der wraak en heerschzucht; zy doet afstand
van grootheid en titels, om den man, dien zij bemint, uit banden en dood te red'
den; zeker de schoonste trek in haar leven, een leven dat zich overigens zelden
door daden van menschelijkheid en goedhartigheid, vaak door onbarmhartige en
doellooze gestrengheid heeft onderscheiden. Geene verdediging maar eene veront-
schuldiging vinde haar gedrag in de woeste wijze, op welke in dien tijd de burgerkrijg
Avederzijds gevoerd werd, en in den kwalijk begrepen ijver, hot lage eigenbelang of
de bijzondere wraakzucht harer aanhangers, van welke zij geheel afhankelgk was.
Men heeft haar vier eeuwen na haren dood, van wulpschheid en verslaafdheid
aan den drank beschuldigd, maar is in gebreke gebleven dit schandelijk verwijt
door eenig geldend bewijs te staven. Erkennen wij hare gebreken, maar verge-
Chron. Belg. p. 408. v. wurt op wageraar , St. III. bl. 103. Overijss. Jim. voor 1844, bl. 14.
bilderdijk., dic in het verhalen der gebeurtenissen bijna geen ander schrijver raadpleegt of volgt dan
wagenaab , stcIt cvcn Verkeerd als deze, jakoba's sterfdag op den 8sten van Wijnmaand 1436.
(1) DE RIK31ER, Béschr. V. 's Gravenhage, D. I. bl. 271.
-ocr page 517-DES VADERLANDS. ' 525
ten wij niet hare goede hoedanigheden; betreuren wij hare zwakheden, maar mis- 1406—
kennen wij niet in haar die begaafdheden door welke zij, »onder gunstiger om-
standigheden zich gewisselijk eene eervolle plaats zou hebben rerworren in de rij der
Vorstinnen, Avier namen in de geschiedenis met lof vermeld staan" (1).
Jakoba's huwelijken waren onvruchtbaar gebleven. Frank van Borselen, de edele
Ridder, wiens beminnenswaardig karakter elders even bevallig als naar waarheid is
geschilderd (2) , overleefde haar een groot aantal jaren. Hij stamde af uit het Zeemvsch
oudadellijk geslacht van dien naam, on behoorde onder de aanzienlijkste Edelen van
den lande, die onmiddellijk van don Keizer afhingen en naast den Graaf de eerste
plaats bekleedden (3). Van wolfert van Borselen, een zijner Toorvader«n, wordt
gezegd, dat hij en floris V elkander zeer na bestonden (4). Derhalve , hoewel niet
tot den stand van jakoba gestegen, was frank echter én door zijne geboorte én door
zijne uitgestrekte goederen harer niet geheel onwaardig. Hij was de zoon van floris
van Borselen, Heer van Zuilen, St. Maartensdijk en andere plaatsen» en van oda
van Boiithershem (5). -De voordeden eener schoone gedaante en edel voorkomen,
vereenigde hij met uitstekende gaven van hoofd en hart. Door zijne dapperheid en
verdiensten, deelde hij achtervolgens in de gunst en het vertrouwen van jan van
Beijeren, van jan van Braland en van filips van Bourgondië, bekleedde onder
hen, gelijk wij zagen, de aanzienlijkste betrekkingen en werd voor zijne diensten
edelmoedig beloond (6). Het ambt van Opperhoutvester nam hij waar lot zgnen dood
den negentienden van Slaglmaand veertienhonderd zeventig. Hij werd te St. Maar-
tensdijk en daar hij slechts een natuurlijken zoon, floris van Bor seien, n^kr-
liet, welke met barbara van fVassenaar huwde, kwamen zijne meeste goederen
aan zijne zuster eleonora van Borselen (7).
(1) siegenbeek , de Eer van jakoba. van Beijeren verd. bl. 173.
(2) v. KAMPEN, Faderl. liarakterk, D. I. bl. 178, 179.
(3) iVa/ecz. op de FaderL Ilist. bl. 204. κοκ, Vaderl Woordenb. D. VII. bl. 809.
(4) iikis STORE, D. Π, Β. IV. 280.
(5) Zie de 2« geslachtstafel van van Borselen, in koks Vaderl. Woordenh. D. IV. bl. 810.
(0) Verg. v. mieris, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 607 , 628 , 764, 779 , 794, 79ί?, 833,
862 , 987. nunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl, D. III. bl. 367. olivier öe la marche,
Mem. p. 53. MEEUMAif, Verh. v. h. beleg van Leiden, bl. 105. couTnoEVEjr, Chron. v. Holl.
bl. 451. v. wijn, op wagerraar, St. III. bl. 97—99.
(7) KOK, Faderl. Woordenh. D. VII. bl. 820j en de 2' geslachtetard van het buis van Bor-i
seien, aldaar bl. 810.
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— Utrecht. Overijssél. Drenthe. De vlam der burgerhYisten, welke Holland in
^^^^ dit tijdperk meer dan immer teisterde, was ook naar het Sticht overgeslagen. Het
waren deze binnenlandsche onlusten, welke Bisschop frederik van Blankenheim en
de hoofdsteden van het Sticht, zoowel aan deze als aan gene zgde des IJssels, aan-
spoorden , hunne geschillen met de Friezen, van welke men de oorzaak slechts kan
1413 gissen, door een verbond van vriendschap te vereffenen (1). Daarentegen had de Bis-
schop het veelvermogende huis Brederode van zich vervreemd. Jatt van Brederode,
gehuwd met johanna , de eenige dochter van -willem , Heer van Abcoude en fVtjk te
Duurstede, was na het bijwonen van den krijgstogt van Hertog albreght tegen de
Friezen, monnik onder de Karthuizers te Utrecht geworden en had tevens zijne
echtgenoote bewogen, het nonnengewaad in een klooster te }Vijk te Duurstede aan
«f
te nemen. Hij hield zich in zijne afzondering bezig met het vervaardigen van gees-
telijke liederen en in het bijzonder met het vertalen van de bekende Somme Ie Boi,
welke hij des Conincs Summe noemde en die onder de eerste Nederduitsche gedrukte
werken behoort (2). Toen echter zijn schoonvader in veertienhonderd zeven was overle-
den, legde hij met pauselijk verlof, den monnikskap af, bevrijdde zijne gade met ge-
weld uit het klooster, en stelde zich met haar in het bezit van de hun aanbesterven
ryke goederen. Bisschop frederik , verbolgen over deze inbreuk zoo wel op zijn
geestelijk als wereldlijk regtsgebied, maakte zich in veertienhonderd tien gewapender-
hand meester van Wijk te Duurstede en nam de beide echtgenooten gevangen. De
vrouw werd naar het klooster teruggezonden, waar zij het volgende jaar uit hartzeer en
verdriet overleed; en jan van Brederode aan jakob van Gaasbeek, den broeders
zoon van willem van Abcoude, overgeleverd, die hem tot den dood van johanna in
hechtenis hield. De Bisschop stelde ondertusschen van gaasbeek , als naasten erfge-
naam , in het bezit van fFijk te Duurstede en verlijde hem met Abcoude, Jan van
Brederode begaf zich naar Frankrijk en sneuvelde in den vermaarden veldslag van
Azincourt tegen de Engelschen in veertienhonderd vijftien (3).
Het gedrag des Bisschops in dit opzigt droeg geenszins de goedkeuring der Utrechtschen
weg (4). Meer misnoegen echter verwekte de Arkelsche oorlog, >velke ter gunste van
(1) f. sjoerdsj Fr. Jaarb. D. IV. bl. 285—293, 307—317. v. miebis, Charterb, HolL
D. IV. bl. 267—270.
(?) Naleez. op de Faderl, Hist. bl. 200.
(3) J. Α 1EYDI8, Chron, Belg. Lib. XXXII. c. 7. De Orig, et Reb. Qest, D, D. de Bred, c^
39,40. I>e rem. beka, bl. 384. Heda, p. 268, 371.
(4) BüRMAR, Z7in Jaarh, D. I, bl, 87, 88.
\
: ï
-ocr page 519-DES VADERLANDS. ' 527
Hollandάοον de Lichtenbergers werd doorgedreven. Men verspreidde zelfs het gerucht, 1406—
dat de Lichtenbergers de stad Utrecht voor eene aanmerkelijke som aan Hertog willem van
Holland verkocht hadden. Het gemeen geraakte weldra in beweging en drong voor
het stadhuis , alwaar de raad vergaderd was, schreeuwende »wij willen de regering naar 20 v.
JiiCntC^
onzen zin veranderd hebben, en hem weerstaan, die er zich tegen stelt." De Bürge- niaand.
meesters jan van Lichtenberg en jan van Klarenherg, nevens den oversten ouderman ^^^^
WOUTER GRAWERT den storm ziende opkomen, hadden eenige uren te voren de stad
verlaten. De oproerigen, door den Domdeken herman van Lokhorst aangevoerd, be-
reikten hun doel en het stedelijk bestuur werd ten eenenmale veranderd. Do drie ge-
vlugte Regenten, de Proost van St. Pieter, jakob van Lichtenlerg , en anderen wer-
den uil de stad gebannen; eenigen in de gevangenis geworpen', sommigen uit hunne
ambten en betrekkingen ontslagen, en velen van hun burgerschap beroofd (1). Te
vergeefs boden uit Amersfoort de ballingen eerst den nieuwen Raad en toen den
Bisschop aan, zich onder vrygeleide over het hun aangetijgde te verantwoorden, van
LOKHORST, JAN van den Spiegel en anderen wisten elke poging te hunner gunste te
verijdelen. Dewijl zij alzoo onverhoord waren uitgezet en men hun, door hun driewerf
schrijven niet te beantwoorden, regt geweigerd had, begaven zij zich onder bescher-
ming des Graven van Holland^ die terstond zijnen onderdanen allen handel met do
Utrechtenaars op verbeurte der gekochte goederen en eene boete van tweehonderd
pond bovendien, verbood (2). De stad Utrecht ^ waar de Lokhorsten, die van allen
Hollandschen invloed afkeerig waren, thans het gezag voerden , trachtte zich nader
aan den Hertog van Gelre te verbinden, die hoewel met Holland verzoend , echter
een verdrag met haar sloot, waarbij hij hare burgers niet alleen togen alle vijandelijk- 13 v.
heid van zijne zijde waarborgde, maar hen zelfs veihgheid , vrijgeleide , bescherming en
billijke regtspraak in zijn gebied verzekerde, en do Geldersche tollen tot hun voor-
deel regelde (3). Gestreng handhaafde de stedelijke regering van Utrecht de maat-
regelen , genomen om de terugkomst der ballingen te verhinderen en de rust in de
stad te bewaren. Elk die eenig gerucht maakte of oproerig geschreeuw aanhief,
(1) j. α LEYüis, Chron. Belg. Lib. ΧΧΧΠ. c. 18. De verm> beka , bl. 343. ueda, p. 269.
ΒϋΠΜΑΐϊ, Utr. Jaarb. D. J. bl. 127—130.
(2) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 226. Wij vermoeden, dat er eene vergissing in
de dagteekening van dien brief is ingeslopen, en in stede van Januarius, Junius moet gelezen
worden. Waarom zou Hertog "willem in de eerstgenoemde maand, toen de Liclitenbergsche of Hol-
landschgezinde aanhang in Utrecht nog den boventoon voerde, dit bevel uitgevaardigd hebben?
(3) v. mieris, Charterb. r. Hall. D. IV. bl. 264—^267. büeman, l'ir. JoarÄ. D. I.bl. 139—148.
-ocr page 520-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—moest dit oogenblikkelijk met den hals boeten. Niemand mögt bij een oploop zijn
1433 jjjjjg verlaten ten ware bg brand of door de overigheid gelast, op boete van tien
pond, en de leden van den Raad moesten in dergelijke omstandigheid op het stad-
huis , doch nergens anders bijeenkomen, op verbeurte van hunne raadsheerlijke be-
trekking. Zij , welke verdachte zamenkomsten hielden, werden voor een jaar uit de
stad gebannen; en hun, die wapens droegen zonder verlof der regering, eene boete van
Tyf pond opgelegd, By een afzonderlek raadsbesluit werd den gebannenen op nieuw de
stad ontzegd en hun en hunne kinderen het burgerschap ontnomen (1). Deze voor-
zorgen waren noodig, dewyl de Lichtenbergers nog vele vrienden in Utrecht telden
en geene middelen onbeproefd lieten, om zich weder in het bezit der stad te stellen.
Zij bragten tot dat einde eenige gewapenden bijeen en trachtten door verraad van bin-
nen , hun doel te bereiken, doch de aanslag mislukte en de medepligtigen werden
deels met den dood, deels met den kerker of ballingschap gestraft (2). De uit-
gewekenen en ballingen werden nu door de Ulrechtsche gezagvoerders vogelvrij ver-
klaard, waarop Hertog willem van Holland hun vergunde, zoo lang men huu
regt weigerde, wederkeerig de burgers of onderzaten van Utrecht in zyn gebied onge-
straft dood te slaan; en indien zij door de stad Utrecht in hunne goederen benadeeld
werden, hunne schade op de bezittingen der Utrechtschen in Holland Xq verhalen (3).
Het stremmen van den handel met Holland verwekte niet alleen de klagten der
kooplieden, maar ook veel gebrek in de stad en nieuw misnoegen tegen de regering,
bij wie men het verwachte heil niet vond, terwijl de vrienden der Lichtenbergers
het vuur der tweedragt dapper aanstookten (4). Hertog willem drong daarenboven bij
de burgers van Utrecht op het verwijderen van hermak van Lokhorst, jan van
den Spiegel en ijsbrard van der A^ « die belhamels van allen twist," ernstig aan; en
verwittigde levens de kapittels, dat hij niet aansprakelijk wilde zijn , indien de ballin-
rj ^ gen, wien zij bij het aangedane ongelijk regt geweigerd hadden, hen in hunne goede-
Grasm. ren benadeelden (5). In deze spanning, die nu omtrent twee jaren geduurd had, bragt
141 ö
het mishandelen van eenen der stadsdienaren door een knecht sk^ van den Spiegel,
(1) BtRMAK, Vtr. Jaarb. D. I. bl. 134—136, 151.
(2) BURMAK, Utr. Jaarb. D. I. bl. 155. \ i
(3) te water , Utr. Placaatb. D. I. bl. 742 , 743. v. mieris , Charierb. v. Holl. D. IV. bl. 306
307, 308, ahvaar echter de dagteekcniiig der brieven verkeerdelijk, 1 Febr. 1414/1415
gesteld is. ^
■(4) btjrmik, Utr. Jaarb, D. 1. bl. m j. a. leïdis, Chron. Belg. Lik XXXIi. c. 18. p. 341.
(5) v. jiieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 334, 335
1 v.
Sprok-
kelm.
1414
DES VADERLANDS. ' 529
de menigte in beweging. Het huis Tan tan den spiegel werd omsingeld, en hij zelf 1406™
ontsnapte ter naauwernood door een Tenster, aan het dreigende geTaar. Te Tergeefs ^^
bragt nERMAN van Lokhorst eenigen Tan zynen aanhang bijeen , om het oproer te Bloei-
dempen; hij was weldra genoodzaakt zich Toor de woede des Tolks in het klooster der
Reguliere Kanoniken te bergen. Hij, zijn broeder de Schout jakob van Lokhorst ^
3van den Spiegel, us^KKTsm van der Α ^ van Damassche en anderen werden uit
de stad gezet en Toorls bij Tonnis Tan den Raad, gebannen en Tan hun burgerschap
beroofd. Ofschoon hieruit blijkt, dat do regering thans den Lichtenbergers niet onge-
negen was, werden de baUingen evenwel niet terug geroepen, om alzoo lehandhaTen,
wat men elkander bij handtasting en eede beloofd had (1), Het was ongetwijfeld des- 23 ν
wege, dat op last des GraTen Tan Bolland, op nieuw alle handel met Utrecht Zomer-
maand.
op zware boete Terboden werd (2). De Raad zond terstond boden naar Hertog
WILLEM, om hem Tan de toedragt der zaken en Tan hun besluit kennis te gCTen, dat
zij , ter Toorkoming Tan alle Terdere onrust en opschudding, zoo min de laatst geban- 29 y
nenen als de eerste weder in de stad zouden opnemen. Dit besluit werd later door Zomer-
al de regeringsleden plegtig bezworen, doch Terhinderde niet, of spoorde Teeleer tan
BEN spiisGEi cn de zijnen aan, om door Terraad Tan binnen, zich met geweld Tan de
stad meester te maken. De aanslag mislukte en do deelnemers daaraan werden naar 29 v.
Terdienste gestraft. De Burgemeester Gerrit van Damassche, die niet alleen kennis Tan
maand
den aanslag gehad, maar zelfs, in weerwil Tan zijnen eed, do beraadslagingen der
zamenzweerders bijgewoond had, werd als meineedig TOor eeuwig uit de stad geban-
nen; alfer tJaw Woudiggen^ andries klaaszoon en willem utengaerde werden aan
het ICTen gestraft, negentien hunner deelgenooten ontburgerd en twee en Teertig
andere in den kerker geworpen (3).
Na het herstellen Tan de 'rust, was do naaste zorg Tan den Raad , om zich in de
gunst en toegenegenheid Tan Hertog willem te herstellen, en-den gestremden handel
met Holland weder te openen. Men kvTam wederzijds oTereen, dat het geschil οτθγ ^
het binnenlaten der Torige ballingen aan de uitspraak Tan Tier mannen, filips van Was- "Wijn-
senaar en willem eggaert aan de zijde des Hertogs, en willem van Alendorp^^^^^'^
met TOLPERT van Amerongen aap die der stad Utrecht ^ zou Terblijven (4). Het
(1) j. α lsydis, Chron, Belg. Lib. XXXU. c. 18. p. 342. deda, p. 270. bürmaä, Utr, Jaarb,
D. l. bl. 169—171.
(2) t. mieris , Chanerb. v. Holl. D, IV. bl. 340.
(3) BüBüiAK, Utrechtsche Jaarh, D. 1. bl. 171—173.
(4) v. mieris, Charterb. ν, HoU. D. IV, bl. 348-
I Deel, 2 Stuk. gg
-ocr page 522-53ö
1406—ontslag van den ban van jan van Lichtenberg^ sxis van Klarenberg en eenige an-
deren waarover men het onderling niet eens kende worden, werd. aan Bisschop fre-
DERiK van Blankenheim gesteld ^ welke hun den volgenden dag vergunde, bin-
nen eene bepaalde tydruimte terug te komen; de overige ballingen daarentegen,
konden in hun vorig burgerschap en oude regten wederkeeren, doch zij die voor den
tijd van honderd jaren waren gebannen, moesten zoolang het den Bisschop goeddacht,
buiten den Raad blijven. Den moordenaars van eenen Utrechtschen burger te ^miier-
dam en hunnen medehelpers, werd ten eeuwigen dage de stad ontzegd, en Lok-
horst, vaw den spiegel met. tcIq hunner aanhangers op lijfstraffe voor altijd uit
Utrecht en tevens, uit, ^o/ZaMc?, Zeeland en Friesland gebannen. De misdrijven aan
beide zijden gepleegd, werden,vergeven en vergeten. Gelijk reeds vroeger was over-
eengekomen,, zouden de Utrechtschen den Herlogi met honderd vijftig gewapenden in
gegeyen omstandigheden dienen, maar daarentegen de oude,vrijheid van tollen inHol-
12 v. land legen eene jaarlijksche voldoening blijven genieten (1). Deswege liet Hertog \yil-
jiwand i-EJ® onmiddellijk een sbeyel uijlgaan aan alle ambtenaren in zgn gebied om de Utrecht-
1415 sehen , welke hij in zijne bescherming genomen had, op den ouden voet vrig en on-
gehinderd door zijne landen te laten trekken (2). Zijn schoonzoon, de Dauphijn van
Frankrijk, bekrachtigde tot meer zekerheid de uitspraak der scheidslieden (3). Hij
zelf kwam eenige dagen daarna met een schitterend gevolg van Edelen en Ridders
in Utrecht, waar hy luisterrijk werd ontvangen (4).
Kört te vorenj waren door,zijne bemiddeling de geschillen tusschen den Bisschop van
Utrecht en den Heer van Montfoort beslecht geworden. Jan van Montfoort, Dom-
proost van Utrecht, na den dood zijns broeders sweder , Burggraaf van Montfoort
geworden en door willem in de Hollandsche leenen bevestigd, had zijne proostdij ne-
dergelegd en zich met künigunda van Bronkhorst in het huwelyk begeven (δ).
Het is niet onwaarschijnlijk, dat hieruit 's Bisschops misnoegen tegen hem is voort-
gesproten. Hoe dit zij, men beschuldigde hem, dat hij de voorwaarden des verdrags
in dertienhonderd zeven en tachtig door Hendrik van Montfoort met Bisschop
is . %
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. ίΚ IV. Μ. 350—355. eurman, Utr.Jaaib. D. I. bl. 176—190.
(2) bimman, Vir. Jaarb. D. I. bl. 190. v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 354.
(3) V. MIERIS, Charterb. v, Holl D. IV. bl. 354.
(4) j. κ leydis, Chron. Belg. Lib. XXXIl. c. 18. p. 342. heda , p. 270. De venu, jstKk,
bl. 349, 350. bbrman, Ufr. Jaarb. D. I. bl. 192.
(5) v. mieris, Charterb. v. Holl IV. bl. 232 , 233,
-ocr page 523-DES VADERLAI^DS. J ^
FLORis van Wevelichoven aangegaan, geschonden had (1). Hij wilde zich over het 1406—
aangetijgde Teronlschuldigen, doch men weigerde hem te hooren. Hierop had Hertog
WILLEM hem als leenman van Holland, in bescherming genomen en hulp beloofd ,
ingeval de Bisschop niet lot een verdrag verslaan , of hem vijandelijk aantasten wilde (2);
De Kerkvoogd besloot eindelgk de zaak met jatï van Montfoort, die inmiddels ka-
merheer des Dauphijns van Frankrijk Avas geworden (3), aan het oerdeel van Hertog
WILLEM te onderwerpen (4). Zij werd ter gunste van den Heer van Montfoort be·^
slist, en deze van alle boete en breuke vrij verklaard (5). Op denzelfden dag veref-
fenden willem en Bisschop fäederik van Blankenheim in der minne de oneenighe-
den, die tusschen jan van Montfoort en zijne moeder en broeders, over het bezit
van eenige goederen en gelden ontstaan waren (6).
De inwendige rust van het Νeder-Sticht was nu hersteld en werd zoo lang frede-
kik van Blankenheim den herderstaf voerde, niet weder gestoord. Keizer sigismund 17
bevestigde op zijn verzoek , de leenen, voorregten en vryheden, welke de Bisschoppen
of de Kerk van Utrecht ^zxx de vorige Keizers ontvangen hadden'(7). Het blijde uitzigt
op herleving van bloei en welvaart werd echter door den dood van Hertog Willem
van Holland^ Avelke op het Sticht eenen belangrijken invloed uitoefende, vernietigd. *
Er is reeds opgeteekend, hoe spoedig de Stichtschen in de op nieuw ontwaakte Hol-
landsche burgertwisten gewikkeld werden, en hoezeer zy hunne belangen bg de slo-
ping \din iJsselstein wisten te behartigen (8). Even als hier, waren het ook inzon-
derheid de Utrechtenaars en Amersfoorders, welke jakoba bij het vermeesteren van
GoHiieÄem gewigtige diensten bewezen, welke door haar dankbaar erkend werden (9).
(1) Zie den zoenbrief bij v. mieris, Charterb. ν, Holl. 1). IV. bi. 346. Verg. hiervoorbl.
336, 337.
(2) v. mieius, Charterb, ν. Holl. D. IV. bl. 302. De brief is.'van den 4den vän Herfstra. 1414.
(3) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. 1). IV. bl. 303. " , C . " ■ .
(4) ν. MIERIS, Charterb. c. Holl. D. IV. bl, 335.
(5) Zie den zoenhriet' van den 30 v. Heristmaand 1415 bij ν. mieris, Chartefb. ν. HolL D. IV.
bl. 346.
(6) V. MIERIS, Charterb. υ. Holl. D. IV. bl. 346 , 347.
(7) v. mieris, Charterb. υ. Holl. D. IV. bl. 392.
(8) Zie hiervoor bl. 460 , 461. Verg. r. skoi , Rer. Batav, Lib. IX. pag 135. heda » p. 270.
13ür»äh , Utr. Jaarb. D. I. bl. 204—206 , 223—225. . α.. (
(0) Zie hiervoor bl. 463, 464. bürwan, Utr. iamb.M. I.^bh· 206--2t5. ' i
60^
-ocr page 524-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—lij hieven hare bondgenooten in den worslelslrijd over het grafelijk bewind met jan van
^^^^ Beijeren , wien de Graaf van Fernenhurg legen de slad Utrecht ondersteunde (1).
Jakoba beloonde de getrouwheid der Amersfoorders door het bekrachtigen der voor-
regten en vrijheden, welke zij van de Graven yan Holland ontvangen hadden (2).
Bisschop FREDERIK, vati Blankenheim zelf schijnt bij dit alles de onzijdigheid be-
waard te hebben; hij werd ook trouwens door andere zaken bezig gehouden. Een he-
vige opstand in veertienhonderd zestien te Zwol tegen de regering, had zijne tus-
schenkomst gevorderd en was met moeite door het straffen der belhamels gedempt
30 v. geworden (3). Kort daarop deed een zijner dienstmannen , everwijn waw erfici/cÄ ,
uit wien de Graven van Bentheim zijn voortgesproten , onverwachts eenen plunderen-
den inval in Twente, verbrandde ojntrent Ootmarsum verscheidene boerenwoningen,
en bragt den roof op zijn slot te ISienhuis. Zoodra het jaargetijde dit veroorloofde ,
sloeg do Bisschop mot hulp y^n Deventer ^ Kampen Qn Zwol het beleg voor deze sterkte
en dwong haar na zes weken tot de overgave , onder voorwaarde , dat het stadje en slot
Nienhuis vijf jaren lang te dienste des Bisschops zouden zijn, maar na dien lijd door
5 V. den vorigen bezilter voor achtduizend driehonderd llijnsche guldens konden ingelost
Yy^orden: beide echter zouden een leen blijven van het Boven-Sticht en voor de Ut-
maand ''
1418 rechlsche Kerkvoogden openslaan. Do slotvoogdij werd aan wouter van Koeverden
15 V opgedragen (4j. Even gelukkig bragt de Bisschop een jaar later de geschillen met
^Groningen ten einde ; de slad huldigde hera als haren Heer en werd eene van de zes
1410 hoofdsteden des Utrechlschen bisdoms (5).
Inmiddels was tusschen jakoba en jan van Beijeren te Woudrichem een'vredes-
verdrag getroffen, waarin ook Vtrecht en ^merj/oori begrepen waren (6). Den
burgers, welke wegens de twisten in Holland^ uit deze steden waren gebannen,
werd vergund, in hunne haardsteden terug te keeren (7). De gevangen Slichl-
(1) v. mieris, Charterb, ν. Holl. D. IV. hl. 428, 454, 455. Zie hiervoor, bl. 465.
(2) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 461.
(3) Overijsselsche Chron. in dümbar's Analect, T, II. p. 399—410.
(4) heda, p. 272. De verm. beka , bl. 366—368. reviüs , Daventr. Ilkistr. Lib. 1. p. 95.
Ocertjsselsohe Chron. in dümbar's Analect. T. II. p. 413 , |414. dümbar, Kerkl. en JFereltl. Deventer.
D. 11. bl. 64—68.
(5) v. mieris, Charterb. c. Holl. D. IV. bl. 534, 535. bcrmait, lltr. Jaarb. D. I. bl. 230. wes-
tendorp , Jaarh. v. Gron. D. II. bl. 359—362.
·;: - ■ - ' l'i'' : ' '·
(6) Zie hiervoor, bl. 471, 472. v. mieris, Charterb. ν. Holl, D. IV. bl. 533.
(7) v. mieris, Charterb. ν. Holl. Ό. IV. bl. 533.
wÊUÊÊm
-ocr page 525-DES VADERLANDS. ' 533
sehe Edelen werden geslaakt, onder verband , dat zij zichniet op do Heeren van ΛΓοΛί-1406—
foort of andere aanhaogers van jakloba zouden wreken (1). Om den zoo lang kwij^^
nenden handel met Holland weder te verlevendigen , traden Utrecht en Amersfoort
in eene nadere overeenkomst met jan van Beijeren en verwierven, tegen voldoening
van achttienduizend Rijnsche guldens, voor hunne burgers en vrienden, vrije en veilige
vaart in 's Hertogs stalen (2). Hoe kwalyk deze overeenkomst werd nagekomen en
welke krijg daaruit tusschen Holland en het Sticht ontsproot, is reeds door ons ver-
meld (3). Om den Ufrechtschen Bisschop te verhinderen het belegerde Leiden te
ontzetten, verklaarde Hertog reinoud van Geire, de bondgenoot van jan van Beije- y
ren, het Sticht den oorlog. Hy had zich met do Bisschoppen van Trier, Keulen en Bloeim.
Munster, den Hertog van den Berg, den Heer van Gaasheek , den leenman en be-
weldadigde van frederik van Blankenheim , den Heer van Kuilenburg en andere aan-
zienlijke Edelen vereenigd, en terstond werden do vijandelijkheden begonnen. Terwijl
van gaasbeek uit zyiie stad fVijk te Duurstede, het Λ/σΛί verontrustte en daarbij
Amerongen, Doorn en Zeist plunderde en verbrandde , verwoestte eene bende Gel-
derschen de omstreken van Amersfoort, en in eene hevige schermutseling worden ^^
meer dau honderd burgers dier stad deels gevangen genomen, deels gedood. Woldra Zomer-
trok Hertog reinoud met den Bisschop van Munster, en gesterkt door Keul- y^"
sehe, Munstersche en Guhksche krijgsbenden op de Eem voor Amersfoort, Daar Hoohn.
echter de bezetting inmiddels door den Bisschop van Utrecht aanmerkelijk ver-
sterkt en van al het beuoodigde rijkelijk was voorzien geworden, beproefde hij door
pmkooping en verraad van binnen, de stad te bemagtigen. Doch ook dit werd door den
wakkeren Utrechtschen Kerkvoogd verijdeld , welke er des nachts met verscli krijgs-
volk binnenrukte en de afgezondenen des Hertogs van Gelre buiten de poort
zette. Reimoud brak na twee dagen het beleg op, dewijl naar het schijnt, verdeeld-
heid in het veelsoortig zamengebragle leger ontslaan was; hij trok naar Rozendaal
terug. Bisschop frederik voorzag Amersfoort van genoegzame bezetting, en voerdo
eenige der voornaamslen, Avelke in het Geldersch verraad betrokken waren·^ met zich
naar Utrecht (4). Ondertusschen had deze aanval hem verhinderd, om zoo spoedig
(1) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV, bl. 531.
(2) Ve verm. beka , bl. 375, 37G. heda , p. 272. Aan deze nadere overeenkomst met jan van
Beijeren wordt door ecnigen getwijfeld, bürman, litr. Jaarb, D. I. bl. 222.
(3) Zie hiervoor, bl. 476—483. Voeg bij de aldaar aangehaalde Schrijvers, πεολ , ρ. 272 , 273.
(4) De verm. beka , bl. 383—389. Oude Hall Div. Kron. Dïv. XXVIli. c. 14. Chron. Tiel.
p. 474 , 475. ueda, p. 273. burmas, Utr, Jaarb. D. I. bl. 241—244. nijuoff, Qedenkw, uit
de Gesch. r. Gelderl. D. III. bl. CLV.
1406— als de nood het Torderde, tot ontzet van Leiden op te trekken , en weldra^ werd hij
1433 yajj (Jq oTcrgave dier stad aan jak υαη Begeren verwittigd (1).
Evenwel duurde de oorlog voort. Vele vreemde en woeste gasten , gemeenlijk ligte
gezellen genoemd , dienden op hoop van buit, zonder soldy onder de Stichtschen , welke
dikwyis genoodzaakt waren den roof- en brandlust dezer lieden door gestrenge wetten te
beteugelen. Floris van Kushoeh en Hendrik iedebüer werden door den Bisschop
en den Raad der stad Utrecht tot volstrekte bevelhebbers over deze bende aangesteld,
die na het phmderen der omstreken van Ν aarden, voor Amsterdam toog, om het
vee uit de stads weiden weg te rooven. De Amsterdammers grepen naar do wapenen
1 Y. en joegen den wijkenden vijand achterna, doch eene hinderlaag ontdekkende , keerden
u^and terug. Nu vervolgden hen de Utrechtschen met hunne geheele krijgsraagt, en
1420 tweehonderd en vijftig Amsterdammers werden zoo gevangen als gedood. Het vooruit-
gevlogen berigt van deze ramp, verspreidde zulk een schrik en ontsteltenis in de stad,
dat vele inwoners zich gereed maakten, om met hunne in haast bigeengepakte goe-
deren haar te vlugten. Men meent, dat de Utrechtschen zich in deze algemeene
verwarring met weinig moeite van Amsterdam meester zouden gemaakt hebben, indien
zij voortgerukt waren; doch tevreden met den buit en de gevangenen, keerden zij naar
Utrecht terug (2).
1 V, Uit weerwraak over de nadeelen , welke de Stichtschen door hunne strooptogten aan
Holland hadden toegebragt, werden de goederen der Kerk en burgers van Utrecht
in dat gewest op last van jan van Beijeren aangeslagen en verbeurd verklaard (3).
Ijouw- Eene zamenkomst van dezen Vorst en reinoud van Gelre met den Bisschop nevens
1421 Utrecht y Amersfoort en de drie Overysselsche steden te Vianen^ om de geschillen
te vereffenen, liep vruchteloos af (4). Men maakte nu, bovenal mÜtrecht, de noodige
toebereidselen tot het voortzetten van den krijg (5). Om de vrije vaart van de Eem
te verzekeren, door welke uit Overijssel, bovenal uit Kampen, het Neder-Sticht
van vele benoodigdheden voorzien werd, wierpen de Utrechtschen aan den zeekant
het blokhuis ter Eem op, zoodat de Kamper schepen dat riviertje veilig in en uit
konden varen. Doch de Amsterdammers rustten weldra twee groole gewapende koggen
en vele baardsen uit, met welke zy den toevoer langs de Eem belemmerden en on-
(1) Zie hiervoor, bl. 483.
(2) Oe verm, beka,, bl 394, 395. πεοα, ρ. 273.
(3) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. Ό. IV. bl. mO.
(4) liURMAïT, Utr. Jaarb. D. I. bl. 251.
(5) BVRMAü, Vtr. Jaarb. ü. I. bl. 252-256.
-ocr page 527-DES VADERLANDS. ' 535
Teilig maakten, waardoor de steden Utrecht en Amersfoort Taak in ongelegenheid
geraakten' (1). Het was welligt om dit hulpbetoon tegen de ütrechlschen , dat jan
van Betjeren de stad Amsterdam vele Toorregten schonk (2). Overigens werd aan^S v.
den kant van Holland de kryg tragelijk voortgezet. Slechts vindt men, dat de bur- maand
gers van Oüdëwater roovende en brandende in het Sticht vielen, doch spoedig door ^^^^
lodewuk van Montfoort geslagen en verjaagd werden (3). Meer overlast leed het
bisdom van de Gelderschen, welke tot voor de poorten van Amersfoort stroopten, en
door de Heeren -^^η Gaasheek m Kuilenburg ondersteund werden. De Stichischen
namen hierover eene geduchte wraak; de Veluwe strekte den geheelen zomer tot het
tooneel hunner woede ; Barneveld, Nijkerk, Putten^ Eden, al de omliggende dor-
pen en sloten, werden eene prooi der verwoesting. ïegen het najaar stelde de acht
en zeventigjarige Bisschop frederik van Blankenheim, zelf, gezeten in een wagen, ^
zich aan het hoofd van een leger dat op zes duizend voetknechten en vijf honderd rui-
ters begroot wordt. Uit Rhenen drong hij langs Renkum en Wageningen in de
Veluwe^ verbrandde de dorpen Redichem ^ Felp en Roozendaal ^ maar niet het
vorstelijk slot van dien naam, en voerde een aanzienlijken buit met zich naar ütrecht.
Te vergeefs had de moedige grijsaard beproefd, door deze..verwoestingen den Hertog
van Gelre tot een veldslag uit te lokken. Onder aanvoering van gijsbert piek , de
Heeren van Egmond, van Gaasbeek en van Kuilenburg deden de Gelderschen even
vernielende invallen in het Sticht, ^ Amerongen ^ Houten^ bijna al do dorpen in dit
gedeelte desbisdoms werden geplunderd en in de asch gelegd. De Utrechlschen daar-
entegen maakten zich in den winter meester van JVageningen en namen den Ridder
HENDRIK van Bemert met honderd zijner mannen gevangen, de overigen vlugtten. u y.
De stad werd geplunderd en aan de vlammen prijs gegeven (4). Slagtm
In deze gedurige roof- en strooptogten Avaren do landlieden verjaagd, de velden
verwoest en de oogsten vernield geworden. Het koorn steeg tot een buitengewoon
hoogen prijs, en het gebrek vertoonde zich in zyne schrikvervvekkendsto gedaante. De
walgelijkste en ongezondste spijzen werden tot stilling van den honger verzwolgen,
waaruit eene pestziekte ontsproot, die eene menigte slagtofTers met zich sleepte (5),
(1) JJe verin, beka, bl. 399. BEDA, ρ. 273, 274 ■ ... . Js
(2) v. mieris, i /tarierZ>. ί7. TZo//. 1). IV. bl. 565. ·
(3) De term. beka, bl. 405. heda , p. 274. Verg. eunnaif, ί^/η JaarB, Ό* t* bl. 252 (1).
μ) Dc verm. nEKk, bk 399—404. Oude Boll. Div. Kron. Dir. XK.Vlil Chron.
Tiel. p. 485—483. heda , p. 274. zuederi de cdlehbdbch. Orig, Culenb. p. 627.^
(5) De venn. beka, bl. 403» hedj p. 274» bi/rjiiits ï/tr. Jaarè. D* 1. bl. 257 j 258.
-ocr page 528-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j^Qg_De steden zoo van het Boven- als TSeder-Sticht, klaagden over het verval van handel
1433 en zeevaart, waardoor haar de middelen ontbraken, den tweejarigen krijg nog langer
voort te zetten. Jan van Beijeren had in Holland zijn doel ten deele bereikt, en
reeds in het midden des jaars beproefd in vredesonderhandeling met den Bisschop te
treden (1). Dit mislukkende , was door hem wel heirvaart tegen het Sticht uitge-
schreven , doch het schijnt, dat hiervan niets gekomen is (2). Later had hij de Hol-
landsche vloot voor de Eem versterkt, doch kort daarna met Utrecht over de slaking
van gevangenen onderhandeld, en de Karlhuizer monniken bij die stad, in zijne be-
scherming genomen (3). Reinoud van Gelre verlangde naar het einde van eenen krijg,
in welken hij voor vreemde belangen zijne laatste krachten verspilde, en waarbij een ge-
deelte zijner staten verwoest Averd (4). Allen dus geneigd tot vrede, zonden hunne
bevolmagtigden te Ingen in de Neder-Betmce (5). Er werd voorloopig een wapen-
stilstand gelroflen en het vredesverdrag ontworpen , onder welks voorwaarden behoorde,
3 v. dat JAN van Beijeren aan de Stad Utrecht eene schuldbekentenis van zeventien dui-
^nTand ^^^^^^ Rijnsche guldens terug geven, maar daarentegen een anderen schuldbrief vaii
1422 twaalfduizend, vijfhonderd Rijnsche guldens van haar ontvangen zoude (6). Nage-
noeg op dien zelfden voet zou ook do Hertog van Gelre bevredigd worden (7). De
Bisschop en zyne opvolgers zouden, onder zekere bepalingen, in het gerust bezit van
het land Hagestein blijven; en de Stichtschen in Holland de oude tolvoorregten, vei-
ligheid en bescherming genieten; de wederzijds gepleegde feiten werden als vereffend
beschouwd; en er zou eene wederkeerige verzoening plaats hebben, buiten Avelke
echter van lokhorst , van den spiegel en hunne medeballingen gesloten waren, even
als do Burggraaf van Montfoort en zyne broeders, die daarover later den Bisschop
met de sleden Utrecht en Amersfoort, openlijk van trouwbreuk te bunnen opzigte
aanklaagden (8).
De uitwisseling der stukken nevens de geheele sluiting des verdrags zou drie Aveken
later te Kuilenhurg geschieden, doch steeds opkomende verschillen en zwarigheden
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl.588. De brief is van den 2G"eo v. Zomerm. 1421,
(2) V. MIERIS, Charterb, v, Boll. D. IV. bl. 591.
(3) v. MIERIS, Charterb. ν, Holl. D. IV. bl. 600, 605, 606.
(4) MiJUOFF, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl.. Ώ. III. bl. CLVI,
(5) ν. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 635.
(6) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 636 , 638 , 686,
(7) HEDA, p. 274. PONTANUS, Hist. Gelf. Lib VIII. p. 412. 1 '
Λ
(8) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl D. IV. bl. 647—Θ51, Θ35, 686,
-ocr page 529-DES VADERLANDS. ' 1571
bevTerklen, dat dit tijdperk,' met onderling goedvinden, verlengd'werd (1). Het blijkt,
dat deze vertraging alleen den beiden Hertogen te Avijten was. Immers toen rei- g ^
KOUD van Gélre den Bisschop vermaande zijne beloften te Toldoen, antwoordde deze, Sjjrok-
dat zijne zaakgelastigden en die der steden Utrecht en Amersfoort op den bepaalden 1423
tijd te Kuilenhurg Terscbenen waren, maar tot op dit oogenblik noch de gezegelde
zoenbrieven der wederpartij, noch den schuldbrief, welken do stad Utrecht te vorderen
had, ontvangen hadden (2). De vrede moet echter kort daarop gesloten zijn (3). In
Holland evenwel maakten eenige Edelen zwarigheid in het bezegelen van dien vrede ;
en geruit van Heemskerk^ Heer van Oosthuizen^ werd door Hertog jan van Beije- jq v.
ren gebannen tot dat hij het verdrag met Utrecht aangenomen en bezegeld zou heb-
ben (4). Er verliepen ongeveer twee maanden, in welke nog eenige onafgedane pun-
ten vereffend werden (5), vóór dal de zoen met den Bisschop en de steden Utrecht jg
en Amersfoort openlijk in Holland afgekondigd werd (6). Do gebannen Lokhorsten Hooim.
werden nu door do Utrechtsche " regering voor vijanden van de stad en vogelvrij ver-
klaard (7).
Bisschop FREDERIK van Blankenheim overleed kort daarna in eenen meer dan lach- 9 y.
tigjarigen ouderdom (8). Het is vreemd, dat hij denzelfden dag, op welken bij over-^'j"™'
leden was, in de Domkerk begraven werd, waar nog een gedenkleeken zijne rustplaats
aanwijst (9). Dertig jaren had hij met roem en geluk het bisdom bestuurd, doch meer
voor do stoffelijke welvaart dan voor het geestelijk welzijn zijner onderhoorigen gezorgil.
Het oproerig Groningen had hij bedwongen, do Friezen zoowel door do wapenen als
door verdragen in ontzag gehouden, met dapperheid en kloek beleid de aanslagen van
" !
(1) v. MIERIS, Chartert, ν. Holl. D. IV. bl. 643 , 644 , 680 , 685. wYuorp, Gedenkw. uit de
Gesch. V. Gelderl D- Hl. Oork. No. 414. bl. 383.
(2) KTUOFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. CLVH.
(3) v. mieris, Chartcrb. v. Hall. D. IV. bl. 674.
(4) v. miebis, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 677.
(5) DüMBAu, Kerk- en JFereltl. Devent. D. II, bl. 75 , 76.
(6) v. mieris, Charterb. ν. Boll. D. IV. bl. 686. Verg. bcbmar , Vir. Jaarb. D. i. bl. 264-266.
(7) BURHAN, Utr. Jaarb. D. I. bl. 266.
(8) HEDA, p. 274. liJagn. Chron. Belg. p. 372, waar echter even verkeerdelijk als in het
Chron. Tiel. p. 497, zijn sierven op het slot Ter Horst, en in de Oude Holl. Div, Kron.Hiy,
XXVIII. c, 22, dit Ie Vollenhoven geplaatst wordt.
(9) mattd^eüs, Jnalect. T. V. p. 403 (1). Verg. wmijf, Utr. Jaarb. D. L bl. 278. en var
RDiJir, op de Bat. Sacra. D. H. bl. 401 (5).
Π Deel, 2 Stuk. 67
-ocr page 530-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
ffolland en Gelre legen bet Sticht verijdeld, de oproerige leenmannen gebreideld,
door aankoop de heerlijkheid Kuinre en door het zwaard het land van Hagestein aan
zijn gebied gevoegd, het verpande Koeverden weder ingelost, verscheidene Keizerlijke
gunsten voor zijn stift verworven, en eindelijk de voorregten van Drenthe^ Twenthe
en van verschillende steden bevestigd of met nieuwe vermeerderd (1). Het blijkt daar-
entegen niet, dat hij ééne der pogingen, in zyne dagen aangewend om de geestelijk-
heid te verbeteren, bevorderd heeft (2). Ook werden op zijn grafschrift slechts zyne
staatkundige handelingen en verdiensten vermeld , even alsof daarin eigenlijk en alleende
hoofddeugden van een geestelijk herder beslaan (3). Het schijnt, dat hij de geestelijke
zorgen geheel overliet aan zijnen Wgbisschop matthias. Bisschop van Biduano,
een ijverig bevorderaar van het bijgeloof en die zich aan het verkoopen van
kerkelijke ambten schuldig maakte (4). Men prijst niet minder zijne kunde en ge-
leerdheid, dan zijn moed en doorzigt, en roemt zijne schoone , rijzige gestalte (5).
Door langdurige ondervinding geheel vertrouwd met den geest zijns tijds , en doorkneed
in de kennis der wereld en van de menschen, voorspelde hij op zijn sterfbed: » De
Utrechtenaars zullen na mijnen dood, als het te laat is, bemerken, dat ik een vreed-
zaam en goedertieren Heer voor hen geweest ben. Ieder Geestelijke wil den meester
spelen en niemand (Je minste zijn. Hieruit zullen verschrikkelijke beroeringen ont-
slaau (6)."
En inderdaad, deze voorspelling heeft niet gefaald. Den dag na het begraven vun
IQ^ FREDERiK Vttu Blmikenheim ^ kwamen de vyf Kapittels der Utrechtsche Kerk bijeen.
Wijn- Naar gewoonte lagen de algemeene stedehouder [oiearius generalis), de geeste-
regier {offwiaal), en de geheimschrijver des overleden Bisschops in die vergade-
ring hunne bedieningen neder en stelden in handen van den Domproost de zegels, die
aldaar verbroken werden, behalve dat van den officiaal, hetwelk dengenen werd gege-
ven , wien de Kerk daartoe het waardigst oordeelde. Hierover nu rees terstond geschil,
want de Domproost gaf op eigen gezag, dit zegel aan arnoud de waal, den onder-
(1) Verg. H. BtRjiini Bes Transisal. p^ 149—170. Overtjsselsche Kion. in nuMiiAirs Ana-
lecL T. II. 1». 343—424. dumbar , Kerk- en rVcrcHL Devent. D. Π. hl. 9—70. hedi ,
p. 274-276. J '
(2) GLASits, Gesch. d. Christ. Kerk in de Nedert. D. IL 1)1. 197.
(3) 3Iagn. Chron. Belg. p. 372.
(4) Bat. Sacra. D. 11. bl. 404—410.
(5), Sacra. D. IL bl. 397, 398.
(0) Magnum Chron. Belg. p. 372. boxoorn, Nederl. Hist, h\. 143.
-ocr page 531-DES VADERLANDS, 539
Domdeken, hem tot lijdelijk officiaal benoemende zoo lang de bisschopszetel onbezet
bleef. Hiertegen verzetteden zich de vier andere Kapittels, op grond, dat de aanstel-
ling eens oiBciaals in zulke omstandigheden, van de Trye keuze der gezamenlijke Ka-
noniken en niet van den Domproost afhing. In weerwil van het Dom-kapittel, kozen
zij eenparig tot algemeenen stedehouder jakob van Liohtenherg^ Proost van St. Pic-
ter: tot zyn medehelper {coadjutor) jakob hondertmerk, Kanonik van iHimjier;
en hendrik houberg, Deken van Oud Munster^ tot officiaal; aan gijsbert van viainen van
Rijzenburg en gijsbert van Nyenrode werd het wereldlijk bewind des Stichts opge-
dragen (1). Even verdeeld waren de gemoederen in het benoemen van een nieuwen
Bisschop. Van alle zijden deden zich mededingers naar den opengevallen zetel op, en
onderscheidene Vorsten en Heeren, ssoo geestelijke als wereldlijke, kwamen zelf of zon-
den gezanten met een talrijk gevolg naar Utrecht ^ om hunne gunstelingen den Kano-
niken aan te bevelen. Onder meer anderen werd walraten van Meurs door zijnen
broeder den Aartsbisschop van Keulen; jan van Bureny Proost te Aken en van St,
Maria te Utrecht, door den Luikschen Kerkvoogd ; albert van der Boey , door den Bis-
schop van Munster} gerrit van Kleef , door den Hertog van den Berg; en rudolf , Graaf
van Diepholt, Kanonik te Keulen en Proost te Osnabrug, door den Hertog van
voorgedragen (2). Door de zes groote steden van het bisdom, Utrecht, Amersfoort ^
Deventer^ Zwolle, Karnapen en Groningen, werd op de verkiezing van dezen laatste
aangedrongen (3). Het blijkt wel niet, wie door jan van Beijeren is aanbevolen,
maar ongetwijfeld heeft hij, dien het niet onverschillig zijn konde wie den Utrechtschen
zetel bekleedde , van zynen invloed in het Sticht gebruik gemaakt en welligt de wen-
sehen van den Domproost sweder van Kuilenburg onderschraagd; zeker is hel,
dat FRANK vari Borselen destijds met een stoet van vyftig personen in zijn naam te
Utrecht gekomen is (4). Op St. Maartensdag waren de Kapittels tot het verkiezen
eens Bisschops bijeen, toen barend proeys, een der regeringsleden van Utrecht, de 11 v.
vergaderzaal binnenstoof en zijnen neef, den Deken of Proost yan St, Pieter, den^'jJ^-j '
dood dreigde, indien hij niet voor rudolf stemde. De Kanoniken van het Domkapit-
tel, verontwaardigd over deze oproerige bedreigingen inbreuk op de onafhankelijkheid
hunner keuze , stonden op weigerende met het verkiezen voort te gaan. De andere
Kapittels echter gingen daartoe over, ofschoon zij hel gansch niet met elkander eens
(1) matth^iüs, Analecl. T. V. p. 404 sqq. burjun , Utr. Jaarb, D. I. LI. 279 —281.
(2) heda, p. 284. Chron. de Traj. in hatthäi Analect. T. V. p. 404—407. Oude UolL IJiv.
Kron. Div. XXVIH. c. 23. Chron. TieL p. 498.
(3) Chron. de Traj. p. 40S.
(4) BüRMAN, Utr. Jaarb. D. J. bi. 281, 282.
67 *
-ocr page 532-540 Α LGEMEE NE GESCHIEDENIS
1406—waren. De stemmen zweefden tusschen kudolf van ο/i, walraven vanMeurs,
jan van Buren en sweder van Kuilenburg. Doch de meeste waren voor rudolf;
zelfs sweder verklaarde zieh voor hem, onder de plegtige betuiging, dat men geen
bekwamer en geschikter Kerkvoogd zou kunnen vinden. Hij werd dan onmiddellijk
van het koor der Domkerk tot Bisschop uitgeroepen, en daar hij zich juist met den Her-
tog van Kleef en den Graaf van Bentheim in de nabyheid van Utrecht bevond , aan-
stonds statig naar de stad gevoerd en'gehuldigd; waarop naar gewoonte het Te Deum
laudamus werd aangeheven (1).
Men verzuimde niet, van Paus martinus V de bevestiging van den nieuw verkozen
Mijtervorst te verzoeken. Maar de Opperkerkvoogd van Rome weigerde eenen Bis-
schop te erkennen , welken hij zelf niet had aangesteld, zich op de aangematigde on-
bepaalde magt der Pausen beroepende, om over alle kerkelijke ambten en be-
dieningen naar willekeur te beschikken. De geestelijkheid van het Sticht verde-
digde te vergeefs hare oude regten en gebruiken. De Paus stelde rabanus van
Ilelmstadt, Bisschop van iS/ii'eri, op den Utrechtschen zetel, welken hij hem, zoo ver-
haald wordt, reeds bij het even van frederik van Blankenheim had toegezegd. Ge-
heel het Sticht geraakte in beweging. De Kanoniken beriepen zich van deze uit-
spraak des Pausen op eene algemeene kerkvergadering. De Edelen en steden van het
• Boven-Sticht, Groningen er onder begrepen, besloten inmiddels op eene aanzienlijke
bijeenkomst te Deventer^ rudolf van Diepholt lot Postulaat (den geëischte) en
Wijn- Yoogd van het bisdom te erkennen; want hoewel hii wettig en bij meerderheid van
maand. ..
J424 stemmen tot Bisschop benoemd was, werd hij echter niet, gelijk weleer jan-yaw
ren te Luik, Elect of verkoren genoemd, dewijl hij als Proost van Osnahrug en
Kanonik te Keulen, die betrekkingen builen bewilliging van den Paus niet verlaten
mögt, van wien hij derhalve verzocht qï ge'èischt moest worden (« quo postulando
erat). Dadelijk werden de sloten nevens do inkomsten, welke do Bisschoppen uit het
Boven-Sticht gGno\.cn, te zijner beschikking gesteld. De Hertog van Kleef, de Graaf van
Bentheim en de Heer van Diepholt nevens zijn zoon, waarborgden de behoorlijke te-
ruggave dezer sloten, ingeval rudolf door de algemeene kerkvergadering mögt afgezet
worden. Van dit alles verwittigde men de regering der stad Utrecht en verzocht haar
evenzoo te handelen. In het vervolg werd nog een dergelijk verzoekschrift tot de rid-
derschap van het Nedersticht en de steden Utrecht en Amersfoort gerigt, toen men
haar kennis gaf, dat op den landdag te Deventer besloten was, den Postulaat kracht-
(1) Oude Holl. Dit. Kron. 13iv. XXVIIL c. 23. iieda , p. 284. Chron. de Traj. p. 410—414.
BTJKMAn, Vtr, Jaarb. D. I. bl. 282—284.
DES VADERLANDS. ' 541
tladig Ie handhaven bij al hetgeen hem vroeger wederzyds beloofd was, zoo binnen de 1406—
slad Utrecht in het Duitsche Huis, als te Deventer in het Bisschops Hóf /1).
De Bisschop van Spiers, een man van hooge jaren, van dezen slaat van zaken on-
derrigt, welke hem geen vreedzaam bezit van het bisdom beloofde, liet zich gemak-
kelijk bewegen, zijne regten op den Utrechtschen stoel aan sweder van Kutlenhurg
over te dragen, welke hem daarentegen de Domproostdij nevens zijne andere geestelijke
bedieningen afstond. Op het berigt, dat reeds afgevaardigden waren gezonden , om
'sPausen goedkeuring voor deze overeenkomst te verwerven, vermaanden de drie Over-
ijsselsche steden, Deventer^ Kampen en Zwol, nogmaals de regering van Utrecht \en
ernstigste , om den Postulaat in het bezit van do sloten en sterkten van het Neder'
Sticht te stellen, gelijk aan deze zijde des IJssels geschied was »alzoo de Bis-
schop van Spiers had afgelaten en de Domproost voor Heer niet deugde " (2). Toen nu
kort daarop sweder van Kuile7ihurg voor goud 's Pausen bevestiging verkregen had en
dit in Utrecht was afgekondigd, steeg het misnoegen ten top. Gezamenlijk verzet-
ten de sleden van het Sticht zich legen zijne benoeming en vervoegden zicli in hooger
beroep tot den stoel van Rome zeiven. Men voerde als hoofdgrieven legen hem aan,
dat zyn geslacht sinds dertig jaren in openbare vijandschap met de Kerk van Utrecht
verkeerde, ofschoon door leengoederen aan haar verbonden, zonder dat swedeu ,
zoo lang hij Domproost geweest was, dit verhinderd had; dat hij deze waardigheid,
langs slinksche wegen en door ambtkooping [simotiie) , zoo streng bij kerkelijke wet-
ten verboden, had verworven; dat hij eenen priester, door den Paus met een Kano-
nikschap aan den Dom, ter begeving aan den H. Vader slaande, begiftigd , met ge-
weld geweerd , 's Pausen brief smadelijk verscheurd en zich alzoo legen hel Hof van
Rome vreesselijk vergrepen had; eindelijk, dat hij zelfs in verbond stond met de Hee-
ren van Egmond, de onverzoenlijkste vijanden van het Sticht en der stad Utrecht ^
van wie beide dagelijks veel te lijden hadden. Dit vertoog baatte niets; de afgevaar-
digde , welke het aanbood, werd met verachting behandeld en zelfs te Rome in den
kerker geworpen (3).
(1) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 23. Magn. Chron. Belg. p, 402. heda, p. 284.
Chron. de Traj. p. 415—418. lict Manifest der drie Staten 's Lands van Utrecht, bij mat-
TiLEDs, Jlnalect. T. III. ρ. C32. ν. buijn, Aant. op. Bat. ASacra. D. II. bl. 456. bevids, Daventr.
TIL Lil). 1. p. 97. buuman, Utr. Jaarb. D. I. bl. 288, 289. dctjbar, Kerk- en Wereltl Deven-
ter, D. II. bl. 76—80.
(2) DBMBAR, Kerk- en Wereltl. Deventer. D. H. bl. 81.
(3) Manifest der drie Staten ^s Lands <can. Utrecht^ bij HATin^cs, T. III.p. 633—636.
dl'mbar, Kerk- en Wereltl. Deventer. D. II. bl. 8L
542 Α LG EM Ε Ε NE GESCHIEDEISIS
^1433" ^ ^^^^ f^®·^ ®tad Utrecht rudolp van Diepholt
voor Postulaat erkend, hem met de inkomsten van het Νeder-Sticht, ook tevens hunnen
Lijstand verzekerd, en geld met zijne beeldtenis, Postulaten genoemd, laten munten,
doch hem niet in het bezit der sloten en sterkten gesteld (1). Eenparig werd besloten,
22 v. de bevestiging van den Domproost met kracht zoo lang mogelijk te vi'eren, en wie daar-
tegen handelde, zou met verlies van burgerregt, of eenige jaren ballingschap gestraft
1425 worden (2). Dit besluit echter was van weinig gevolg. Zoodra sweder van Kui-
lenburg de pauselijke bullen van zijne benoeming ontvangen had, onderwierpen
21 v. de vijf Kapittels der Utrechtsche Kerk, behoudens hunne regten, zich aan den wil
Hooim. ^^^ p^^^ ^ ^^ huldigden hem in den persoon zijns zaakgelastigden willem gra-
WERT, Kanonik van St. Jan, met de gebruikelijke plegtigheden in de Domkerk
lot Bisschop (3). Zij bewilligden tevens in het bijeenroepen van een algemeen Ka-
pittel binnen Utrecht, en noodigden door het geheele Sticht allen, welke daartoe
behoorden, ter bijwoning uit. De geestelijkheid, de ridderschap en steden van het
Β oven-Sticht, met uitzondering van wouter van Koeverden, verklaarden daaren-
tegen, dat zij RUDOLF van Diepholt zouden handhaven en met hem, bij beroep op
den stoel van Rome of eene algemeene kerkvergadering, zich bleven verzetten tegen
de verheiEng van sweder van , door den Paus wederregtelijk geschied (4).
Ook in het Neder-Sticht ontmoette de nieuwe Bisschop veel tegenstand. Niet vóór
dat hij 'Amersfoort, Rhenen en het slot Ter Horst door hulp zijner vrienden aan
zich had onderworpen, trad de regering van t/irccAi, naar wier genegenheid hij trachtte,
met hem in onderhandeling (5). Hij beloofde plegtig de maatregelen, door freoerik
van Blanhenheim ter handhaving van de inwendige rust genomen, te onderhouden;
de bannelingen en uitgezetten, slechts eenige uitgezonderd, niet in de stad te gedoo-
ï
gen; de geschillen met Gelre, bij rade der geestelijkheid , ridderschap en stad te ver-
effenen ; geene sloten te verpanden of te vervreemden; en eindelijk alle tegenkantingen
en nadeelen, welke hij van de zijde der stedelijke regering had ondervonden, kwijt te
16 v. schelden en te vergeten (6). Voorts verzekerde hy de Utrechtsche burgerij van zijne
maand bescherming, indien zij door de Heeren van Egmond bezwaard wierden, en be-
vestigde den volgenden dag hare voorregten en vrijheden (7). Nadat hij zich ver-
(1) BORiUM, Utr. Jaarb. D. I. bl. 291, 292.
(2) bcrmait, Utr. Jaarb, D. I. bl. 503, 304.
(3) Chron. de Traj. p. 421 sqq. βϊημαν, Utr. Jaarb. D. J. bl. 304.
(4) DUMBiR, Kerk' en JFerelil. Deventer. D. II. bl. 82, 83. Oude Boll. Dir. Krön. Div.
XKVill. c. 24. BRUMAwi Res Transisal. p. 173.
(5) Oude Holl. Div. Krön. Div. XVill. c. 24. Chron. Tiel p. 499.
(6) Chron. de Traj. p. 426—429; 00k bij bürmait, Utr. Jaarb. D. I. bl. 306—311.
(7) v.mieris, Charterb. v. Holl. D. I?. bl. 790, 791.
-ocr page 535-DES VADERLANDS. ' 1577
bonden had, zonder toestemming der geestelijkheid geene belangryke zaken van vrede
of oorlog te ondernemen , en met eenen eed de belofte had bekrachtigd, geen wraak ^^^^
te nemen op eenig lid van den Raad wegens het beroep op den stoel van jRome, 21 τ.
deed hij met een schitterenden stoet van Ridders en Edelen zyne intrede in ^^nd
Utrecht (1). Aan de Burgerbrug werd hy door de Hooge Geestelijken en de Ka-
noniken der vijf kapittels, hunne koorjongens, zangers en leerhngen met kruisen,
brandende waskaarsen en wierookvaten opgewacht, en onder feestgezang naar het
groote kapittelhuis gevoerd, waar hij zich op den stoel plaatste, op welken gewoonlijk
de Bisschoppen het algemeene kapittel bijwoonden. Hier legde hy den eed af van de-
zen inhoud: » Ik zweer, ik zal de regten mijner Kerk ongeschonden bewaren, de
vrijheid van verkiezing en uitzondering [exemptie), welke het Sticht tot nog toe ge-
had en genoten heeft, nimmer verbreken of gedoogen, dat zij verbroken worde. Ik
zal de Kerk met geene lastige beden bezwaren of laten bezwaren, noch hare sloten en
sterkten op eenige wijze vervreemden, verpanden of met schulden beladen, maar die
ten behoeve der Kerk, vrij, zoo als zy thans zijn, getrouw bewaren, even als al de
overige kerkelijke goederen en bezittingen, welke van mijne voorgangers op mij ge-
komen zijn. Ik zal geenen oorlog aanvangen zonder gemeen overleg en uitdrukke-
lijke toestemming der geestelijkheid, en niemand ondersteuning beloven tegen de leen-
of dienstmannen der Kerk, zoo lang deze bereidvaardig zijn, zich naar den raad der
geestelijkheid te gedragen. Dit alles zal ik getrouw en onverbrekelyk ondefbouden.
Zoo waarlijk helpe mij God met alle Heiligen en de Heilige Evangeliën." Nu werd
hy naar het koor der Domkerk en op den bisschopszetel geleid, terwijl de Geestelij-
ken te zamen een Te Deum laudamus aanhieven. Na het eindigen van dien lofzang,
voerde men hem voor het groote altaar in het koor, en van daar, na het zingen van
een tegenzang {antiphonie), plegtslatig naar het bisschoppelijk paleis (2),
Het was eene oude gewoonte te Utrecht, om bij de intrede van eenen nieuwen
Vorst-Bisschop, op zijne voorspraak en te zgner eere eenigen ballingen te vergunnen
met hem in de stad terug te keeren, mits zij zeker gespannen koord of lijn niet over-
schreden (3). Thans had Bisschop sweder , ondanks zijn woord en eed en tegen den
wil des Raads, een balling ingebragt, welke spoedig door de stadsdienaars opgeligt en
in den kerker geworpen werd. Dit verwekte oogenblikkelijk opschudding en de ge-
vangene werd met geweld bevrijd. Hierop begaf zich de opgeruide menigte naar den
burgemeester barewd proeis, den Ijverigen aanhanger van rudolf van Diepholt, en
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 24. Chron> de Traj. p. 429 -431. bduhxn, Uir.
Jaarb. ü. I. bl. 311, 312.
(2) BCRSiAN, Ulr. Jaarb. D. I. bl. 312, 313.
(3) BücnEUCS, ad Heda»*, p. 288 (c).
-ocr page 536-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—vermoordde hem, naar men wil op uildrukkelijken last Tan sweder van Kuilenhurg^
terwijl hij op zijn sterfbed de laatste vertroostingen der Kerk ontving. Men verzekert
zelfs, dat de Bisschop getracht had hem met eigen hand ie dooden en daarvan slechts
met moeite teruggehouden was. Nog andere lieden werden omgebragt of gewond, en
verscheidene huizen geplunderd. In slede van de booswichten en oproermakers naar
de kerkelijke regten te straffen, verklaarde sweder van Kuilenburg^ dat hij alles,
wat er dien dag gebeurd w^as, voor zijne rekening nam, als met zijn wil en voor-
kennis geschied. Om echter de hierdoor verbeurde gunst van een groot gedeelte des
Raads en des volks te herwinnen, betuigde hij later, dat hij met de Utrechtsche rege-
ring overeenstemde in het banvonnis door haar over de handdadigen in dit oproer,
waartoe hij zelf aanleiding had gegeven, uitgesproken en gezind te zyn, haar voortaan
in het breidelen van dergelijke ongeregeldheden te ondersteunen. Geheel ernst zal
25V. tlit wel niet geweest zijn, dewijl hij aan den Heer van Egmond vermaagschapt was,
bij wien de ballingen eene schuilplaats vonden (1). De vrienden en begunstigers van ru-
1425 dolf van Diepholt ^ gelijk de Ridder jan van Rmesse, vaw liciitesberg en andere
lieden van aanzien, werden, beide door den Bisschop en den Raad, voor onbepaalden
lijd uit de stad gewezen, en het volk op lijfstraffe vermaand er in ie berusten (2),
Rudolf zelf, geheel Ooerijttel en al zijne aanhangers werden door sweder van Kui-
lenburg in den ban gedaan (3). Men wil, dat hij eiken Zondag den eeuwigen vloek
over den man uitsprak, dien hij nog kort te voren den bisschoppelijken zetel alleen
Avaardig gekeurd had (4). Onder bedreiging van den kerkban, door pauselijk gezag
ondersteund, werd den Geestelijken in het Booen-Sticht verboden, de openbare dienst
ivaar te nemen. Doch de ridderschap en sleden van Ooerijssel gelastten dengenen ,
welke uit ontzag voor den Paus, hunne kerken gesloten hielden, die weder te openen
en daarin de godsdienst, zoo als gewoonlijk, Ie verriglen, of het land te verlaten,
dewijl men inwoners kondo noch wilde dulden, die zich legen de regering aan-
kantten. Dit bevel werd met nadruk gehandhaafd en menig hiertegen Avederspannig
Geestelijke gebannen. Tevens werd op eene bijeenkomst van de ridderschap en steden
te Deventer besloten, den Kanonik johan borghgreve in haren naam met het beroep
op eene algemeene kerkvergadering naar Rome te zenden, en do stedelijke rege-
(1) Zie dc Acta UHraj, ap. ιίλττιΐΛΐ Analect. T. III. ρ. 638, 639. Τ. V. ρ. 431—435. Chron,
(k Traj, γ. 428—431. ueda, ρ. 284. Chron. Tiel. p.U99. Oude Holl. Div. Äron. Div. XKVIII,
c, 24. BUKMAN, Vir. Jaarh. D. I. W. 314—319.
(2) BURMA!?, Vir. Jaarb, D. I. bl. 318.
(3) Chron. de Traj. p. 432. πεοα, ρ. 284. Oude Holl. Div. Kran. Dir. XXVIII. c. 24.
(4) zDEDERi DE ccLERBURcu Originss CulcTib, p. 630. Yerg. GLASIUS, Gesch. d. ChHst. Kerk
in Nederl. D. II. bl. 204.
DES VADERLANPS. 545
ringsleden met de regters en schouten len platienlande te verpligten, om op het
l4o<>
voetspoor der ridderschap, aan Rudolf van Diepholt als Postulaat den eed van trouw
en bijstand af te leggen (1).
SwEDER van Kuilenhurg maakte ondertusschen door geweldenarijen, knevelarijen
en mis<lrijven van allerlei aard de gemoederen in het Neder-Sticht van zich afkee-
rig (2). De stad Utrecht, wier voorregten hij bezworen doch geschonden had ,
was niet alleen het tooneel zijner Λvraakgieπge heerschzucht; ook in het onrustige
foort werd onder zijne oogen gemoord, gebannen en geroofd tot zich daar alles naar
zijnen wil gerigt had (3). In Utrecht teruggekeerd , bragt hij wel het vleeschhouwers
gilde tot onderschraging van zijn gehaat gezag aan zijne zijde , maar daarentegen
ontwaakte in de overige steeds meer en meer do sluimerende liefde voor rudolt· υαη
Diepholt, en het plan tot zijnen val beraamd, gelukte spoedig. Men raadde hem
aan, niet altijd te Utrecht te vertoeven , maar bij afwisseling nu eens te Amersfoort^
dan te Rhenen of op het slot ter Horst zijn verblijf te houden , waardoor hij niet
alleen de kosten zijner hofhouding aanmerkelijk besparen , maar ook elders de harten 142G
\oor zich winnen zoude. Sweder Het zich verschalken en vertrok in de lente naar
Amersfoort, te onvoorzigtiger dewijl zijn mededinger naar den bisschoppelijkcn
zetel zich op het slot Wulven^ omtrent een uur van Utrecht, bevond en slechts op eene
geschikte gelegenheid wachtte , om de stad te bemagtigen. Hij Avas dan ook naauwe-
lijks vertrokken, toen op Pinksterdag do Ridder jaic van lienesse van Reinouwen,
een dapper verdediger der belangen van Rüdolf , aan het hoofd van veertien als mon-
niken verkleede ruiters Utrecht binnenreed en zich met den Heer van Buren nevens
andere zamengezworenen, voor het raadhuis vestigde. Aanstonds schaarde zich het gild
der vleeschhouwers onder de stedelijke banier voor de Rodenhurger brug en riep de
burgerij op, om den Ridder het verder voortrukken te beletten. Doch zij werden by den
eersten aanval door rejsesse overhoop geworpen; velen redden zich door de vlugt; de
gevangenen werden onder oorveede ontslagen en met al de aanhangers van sweder do
stad ontzegd. Den volgenden dag λverd rudolp »om Diepholt ingehaald en sweder
vati Kuilenhurg, welke, doch te laat, zijne vrienden te hulp wilde snellen, buiten-
gehouden , om er nimmer weder in te komen (4). Aan jaït van Renesse werden
(1) Scriptum r. dier de müdek, in dumbar's Analect. T. I. p. 71—75. bbumairi Rca Transisai
p. 174. ddmbar, Kerk- en fFereltl. Deventer, D. II. bl. 83—87.
(2) Zie het Manifest of berigtschrift in matthaeus, Analect. T. UI. p. 631, 637—Ö44.
(3) ueda, p. 284.
(4) iieda, p. 284. zdedebi de ctlewbtbch Ovtg. Culenb. p. 630. Chron, de Traj. p. 433—439.
Oude HolL Div. Kron. Div. XXVIII. c. 25.
II Deel. 2 Stuk. gg
-ocr page 538-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—door hudolf en do stad Utrecht tot loon zijner diensten, groote voorregten toege-
^^^^ staan (1). De medepligtigen aan de ongeregeldheden bij de inkomst Tan Bisschop
swEDER gepleegd, werden met ballingschap , of verlies van burgerregt gestraft; allen
daarentegen, welke het vorige jaar uit de stad gezet of van hunne ambten en voor-
regten verlaten waren, teruggeroepen en in hunne betrekkingen hersteld (2}.>-
SwEDER van Kuilenburg was naar Amersfoort teruggekeerd en er niet dan met
moeite binnengelaten. De Heer van Egmond zond vijfhonderd gewapende mannen te
zijner ondersteuning derwaarts, doch men weigerde hen in te nemen. Zij trokken in
schijn af, maar verscholen zich in de omstreken en drongen den volgenden morgen
binnen , toen sweder , onder voorwendsel van een toglje te paard naar buiten te on-
24 V. dernemen , zich eenigen tijd in de poort ophield. Zij maakten zich meester van de
Zomer- ^ burgers werden gebannen en twee blokhuizen ter verdediging opgewor-
J42Ö pen (3). Om den verloren zetel te herwinnen, sloot sweder een verbond met on-
derscheidene aanzienlijke Edelen, bijzonder uit zijn geslacht, welke op drie verschillende
tijdperken in het midden des jaars, aan rüdolf, wien zij slechts η Proeft tot Osen^
hrugge^'* noemen , aan de ridderschap , sleden, burgers en onderzaten van Salland,
Twente en Vollenhoven den oorlog verklaarden , w om des gewelts en onrechtes wille" ,
welke deze gelijk zij zich uitdrukken » legen God, tegen reght en tegen onsen hei-
ligen Vader den Paues, den eerwaerdigen Vader in Gode sweder bij der genaden
Godts Bysscop te Utrecht hunnen genadigen Heer langen tijt gedaen hadden." Met
gelijke verklaring van veete werd dit door de uilgedaagden beantwoord, welke daarvan
aan de kapittels, ridders, knechten, stad en steden van Utrecht kennis gaven (4).
Sweder eischte nu, uit kracht van den groolen kerkban {interdict) , door den abt
van Mari'ènwaard^ zijnen oificiaal, over Utrecht uilgesproken, dat de kapittels die
stad, als liggende onder den ban, verlaten en in Wijk hij Duurstede beraadslagen
zouden, waar in het vervolg het kapittel zou gehouden worden. Doch de kapittels
beriepen zich gezamenlijk tegen hem op den Roomschen stoel, betogende, dat hg
geen regt had dit te eischen en ζη daaraan konden noch behoefden te gehoorza-
men (5). Twee dagen later werd rudolf van DiephoU door de stad Utrecht, even
(1) Uit eenc Verzameling van echte bescheiden, door olasius geraadpleegd in άα Gesch. der
Christ. Kerk in de Nederl. D. 11. bl. 206, 207. |
(2) nuRSiAK, Utr. Jaarb. D. 1. bl. 320—329.
(3) heda , p. 285. Chron. de Traj. p. 450. Chron. Tiel. p. 500.
(4) Verzameling van echte bescheiden enz. bij glasius, Gcsch. d. Christ. Kerk in de Nederl,
(5) Bat. Sacra. D. II. bl. 415—425. α
-ocr page 539-DES VADERLANDS. 1581
als in het geheele Bovén-Sticht ^ lot Ruwaard en Beschermer aangenomen, en 1406—
aan swedeb. alle gehoorzaamheid ontzegd, dewijl hy stad en land met moord, bloed- ^^^^
storting, geweld en groot onregt vervuld, zijnen eed verbroken, Amersfoort in 8 v.
handen van de vijanden der Kerk gebragt en tot nu toe de inwoners van het Sticht
uitgeschud en van bet hunne beroofd bad (1). Sweder. werd thans door het algemeen 1426
kapittel driemaal te vergeefs gedaagd, om zich te verantwoorden, ofschoon hem het
begeerde geleide van honderd man toegestaan en hij verpligt was aan zulk eene op- 12 v.
roeping te gehoorzamen. Daar hij zich van deze indaging op den Paus beroepen
had, kwamen de kapittels overeen, elkander te beschermen wanneer hun deswege
overlast werd aangedaan, en hunne regten met nadruk legen den verdreven Bisschop
te handhaven, wien zij tevens van al zijne geestelijke en wereldlijke regten vervallen
verklaarden (2). De regering van Utrecht riep de Geestelijken terug , welke Avegens
den ban de stad verlaten hadden, en nam hen in bescherming, wanneer zij met het
verrigten der kerkdiensten voortgingen; maar daarentegen werd het inbrengen van
brieven of stukken ten behoeve van den afgezetten Bisschop, op lyfstraffe ver-
boden (3).
Onder bevel van arend van Amerongen en dirk grawert werd eene gewapende
magt gesteld, om de geweldenarijen te breidelen, welke sweder en do Gelderschen ,
die hem ondersteunden, dagelijks in het Sticht pleegden. Rudolf van Diepholt
zelfj, wien de Hoekschen onderschraagden, gelijk de Kabeljaamvschen zijnen tegen-
stander , rukte door eenige benden van jakoba van Beijeren gesterkt, voor Amers-
foort, De burgers waren in het geheim van den aanslag onderrigt en vlogen des
nachts met schynbaren ijver naar die zgde der wallen, welke door de Eemnessers 1 τ.
bedreigd werd, terwijl de Utrechtenaars aan eenen anderen kant de muren beklom-
men en de stad bemagtigden (4). De blokhuizen, door de Gelderschen bezet, wer-
den stormenderhand ingenomen (5). Pieter van Kuilenburg, de broeder van swe-
(1) Zie het Manifest bij ΜΑΤΤΠλΕυβ, Analect. T. V. p. 436—440, 450—455. revibs , Davcntr.
llustr. Lib. 1. p. 101. dumbar, Kerk- en M^ereltL Deventer. D. II. bl. 87.
(2) Zie het Manifest bij matinaeus, Analect. T. V. p. 454—456. zcederi de cclwcbch Origines
Culenb. p. 630. Chron, de Traj. p. 440—446. Oude Hall. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 25.
dümbar, Kerk- en Wereltl. Deventer. D. II. bl. 87. bubman, Vtr. Jaarb. V. I. bl. 330.
(3) ma-tthaeds, Analect. T. V. p, 449. ^
(4) beda, p.,285.
(5) Otide Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 25. Verg. Ckron. Tiet. p. 508, waar verhaald
wordt, dat dc bezetting der blokhuizen zich na drie dajjen op lijfsgenade overgaf.
71 *
-ocr page 540-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
»ER j cn meer dan tweehonderd mannen van wapenen vielen den overwinnaars in han-
14V ^nnersfoort werd weder met het Sticht vereenigd en voegde zich bij
Slagt-het beroep der Utrechtenaars op den Roomschen stoel tegen den ban van sweder (2).
1426 Bisschop Rudolf eischte van den Hertog van Gelre vergoeding voor de schade , welke
dio stad door zijn volk was toegebragt, met bedreiging, bij weigering daarvan zijn
go.ed regt te behoorlijker plaatse te achtervolgen (3). Hij ontsloeg do Amersfoorders
van alle hem verschuldigde boeten en breuken (4). De kapittels en geestelykheid
3. V, der Utrcchtsche Kerk verkozen hem nu ook tot Ruwaard en Beschermer, in welke
irnaiTd ^'^edanigheid hy de handhaving der regten van land en kerk plegtig bezwoer (5).
1427 Na het verlies van Jmersfoort, had sweder zich op het slot ter Horst begeven,
en kwelde van daaruit met zijne bondgenooten, de Gelderschen, voornamelijk het Bo-
ven-Sticht door strooptogten en rooverijen (6). Rudolf van Diepholt, welke met
Jakoba van Beijeren een wederzijdsch hulpverbond had gesloten, verklaarde den Her-
14 v. i^og van Gelre. en tevens den tegenstanders der Gravin in Holland den oorlog (7).
Lente- ,, __ . ο /
maand Hij werd ongetwijfeld te meer hiertoe aangespoord , dewijl filips van Bourgondi'è reeds
vroeger zich vijandelijk betoond, allen handel met het Sticht en do stad Utrecht ge-
stremd, en de Eem door de Amsterdammers gesloten had (8). Thans kondigde deze
Vorst hem, do steden Utrecht ^ Amersfoort ^ Ό eventer ^ Kampen, Zwol en al de
30 V. ingezetenen van hei Sticht aan beide zijden Aqs IJsseh, den kryg aan, dewijl zij den
imand" Vader den Paus en den wettigen Bisschop sweder van Kuilenburg, 's Hertogs
lieven Neef, ongehoorzaam waren (9). Eenige dagen te voren had hij twee kloosters
jg by Utrecht en Amersfoort, welke zich voor sweder verklaarden, in zijne bescher-
Zomcr- ming genomen (10); en verzekerde vervolgens de Geestelyken , welke uit Utrecht ge-
maand.
(1) Chron de Traj. p. 452.
(2) BUKMAN, Utr. Jaarb. Ό. I. bl. 333.
(3) roHTANus, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 427.
(4) BDRMAif, Utr. Jaarb. D. I. bl. 333.
(5) Zie liet Manifest bij mattuaeus , Analect. T. V. p, 440. sqq.
(6) Zie de Verzameling van eckte bescheiden, bij glasids, Gesch. d. Christ. Kerk in de
Nederl. D. II. bl. 209, 210,
(7) Verzameling van echte bescheiden , bij glasiüs, Gesch, d. Christ. Kerk in de Nederl.
D. II. bl. 209. V. MTERts, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 882.
(8) v. mieius, Charterb. ν. Holl. Ώ, IV. Μ#667, 8G9, 881.
(9) Verzameling van echte bescheiden, bij glasiüs , Gesch. d. Christ, Kerk in de Nederl.
D. IL bl. 210. Oude Holl. Div. Krön. Div. XXVIIl. c. 41.
(10) v. hieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 889, 890.
-ocr page 541-DES VADERLANDS. ' 549
bannen waren, veiligheid en hulp in Holland (1), Het bisdom verkeerde thans in eenen ne-
teligen toestand. De beide bondgenooten van swhder , de Hertogpn van Bourgondi'è en
van Gelre, verpiiglten zich , het Sticht van twee zijden te gelijk aan te tasten en zon-
der wederzijdsche voorkennis geen vrede te sluiten (2). In het Boven-Sticht bewerkte
men ondertusschen eene overeenkomst met den Graaf van ßenthem tegen de Gel-
derschen, en beproefde dit, doch te vergeefs, met den Hertog van Kleef ^ ofschoon
ook deze vroeger zijnen bijstand, in geval van nood, beloofd had (3). Weldra iverd
door rilips van Bourgondi'è het beleg voor Amersfoort geslagen , en Rhenen door
den Hertog van Gelre belegerd. Om den toevoer te water naar Amersfoort af te
snyden , hielden de Amsterdammers den mond der Eem door een groot schip geslo-
teii (4). Met hen maakten de Haarlemmers en Hoornschen zich van Bunschoten meester,
en voorzagen van over de Zuiderzee do belegeraars met mond- en krygsbehoeften.
Het gelukte evenwel den Utrechtenaren bij nacht nog drie honderd schutters in
Amersfoort te werpen. Den volgenden dag werd do stad onder aanvoering van
FiLips zeiven, hevig bestormd. Driemalen reeds was de bezetting voor het geweld der
aanvallers van do muren geweken en haar de moed ontzonken ; doch de Utrechtsche
schutters met do vrouwen en jongens, Avelke ziedend water met mout gemengd uit
de talrijke brouwerijen aanvoerden en op de bestormers uitstortten, weerden zich zoo
dapper, dat do vijand genoodzaakt werd af to houden en eerlang het beleg op te bre-
ken. Men verhaalt, dat «cht dagen vereischt werden, om do gesneuvelden van 's Her-
togs leger te begraven; ook aan do zijde der belegerden waren vele dooden en gewon-
den (5). De Utrechtenaars slechtten Bunschoten tot den grond, dewijl het den vijand
ingelaten en ondersteund had. Zij verijdelden een aanslag der Hollanders legen Vree-
land ^ en wierpen aan den mond der Eem een blokhuis op, >vaardoor zij het grooto
schip der Amsterdammers onbruikbaar maakten , hetwelk sedert bij eenen ijsgang ge-
heel vernield werd (6). In de stad Utrecht hield men zich tegen den magtigen na-
buur strijdvaardig. Elk die ten behoeve van rudolf het zwaard wildo aangorden, werd
door den Raad vrijgeleide en een behoorlijk gedeelte van den te behalen buit loege-
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. hl 891.
(2) nmi, p. 285.
(3) DÜMBAR, Kerk- en ïrereïtl. Deventer. D. II. bl. 90—93.
(4) VELDENAER, ChrOH. v. EolL LI. 130.
(5) MoitsTRKLET, Vol. Π. p. 34. Oude Holl. Div. fron. Div. XXVIII. c. 25. bedi, p. 285.
Het Manifest bij κιττπαεϋβ, Analect. T. III. ρ. 641. aegidii de roya Annal Belg. p. 76.
(6) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 25. heda, p. 2S6. bcrbah, Utr. Jaark D. I.
bl. 338, 339.
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
zegd. Het bevel over de krijgsbenden werd aan vier veldheeren, twee door den Bis-
schop en twee door den Raad gekozen , opgedragen (1).
Rudolf van Diepholt had ondertusschen met den Graaf van Eoey en ondersteund
door de Overijsselsche steden, de Meluwe te vuur en te zwaard verwoest, zonder kloos-
ters of kerken te sparen. Van Afeldoorn en fVilpe tot aan Hattem waren achttien
dorpen in de asch gelegd, en men had een grooten buit aan vee en goederen wegge-
24 V. voerd. Nabij Baimeveld viel een hevig gevecht voor, waarin de Gelderschen geslagen
Zomer- ^ypj-jgn ^ gesneuvelden en gevangenen achterlatende. Daarentegen verbrandden zy in
1427 het Neder-Sticht de dorpen Amerongm, ffoudenberg en Spalhenherg, en rigtten
in het Boven-Sticht groote verwoestingen aan; doch de burgers van Deoenter met
hunne bondgenoolen staken de Veluwsche dorpen Voorst, Brummen, Dieren en
anderen tot bij Arnhem in brand, en keerden met honderd veertig gevangen Zulphen-
sche poorters terug. Om denzelfden tijd trok rijdolf van Diepholt, door de Hoek-
sehen ondersteund, met een leger van zeven duizend voetknechten en twee honderd
ruiters by Rhenen den Rijn over in de Betuwe. Heusden^ Resteren, Lijnden^
Ommeren, Ingen , Eck, Maurih en de omliggende buurtschappen tot aan het sterke
slot Ravenawade toe , werden uitgeroofd en door de vlammen verslonden. Vruchte-
loos trachtten de inwoners van Tiel ^ Nijmegen en Bommel dezen geesel der ver-
woesting in zgne woede te stuiten. In een gevecht met de Utrechtschen tusschen
^ ^ Rijswijk en Maurih werden zij geslagen, en meer dan vijf honderd van hen
Herfst-gevangen gemaakt (2). Rudolf hierdoor aangemoedigd en zich met de Heeren
' van Merwen en tan Buren yerbonden hebbende, waagde eenen aanslag op Tiel, die
echter mislukte. Hy stelde zich eenigzins schadeloos door het plunderen en verdelgen
der dorpen Zandwijh, Dromt, Zoelen, Walsen, Wadenoijen en het Klooster Ma-
riengaardy welks abt vroeger den ban over hem en zijne aanhangers had uitgespro-
ken (3). De Hertog van Gelre Tiel onmiddellijk uit weerwraak in het graafschap
Buren ; alles werd hier aan de verwoesting pijs gegeven; geen dorp, geen boomgaard
zelfs bleef gespaard (4).
(1) burman, Utr. Jaarb. D. I. bl. 339.
(2) Chron. Tiel. p. 509—514. heda, p. 285, doch die oiijuist den inval in de Betuwe een
jaar later stelt. Vide van ieeüwen, ad Chron. Tiel. p. 512 (z). züederi de cülencbrCh Origines
Culemb, p. 647.
(3) Chron. Tiel. p. 516—518. De J'ita et Beb. Gest. Dom. de Arckel. in μλττπαει Analect.
T. V. p. 239, 240.
(4) Chron. Tiel. p. 519. De Fiia et Beb, Gest. Dom. de ArckeL p. 240. zi'ederi de cü-
lENBURCH Origines Culemb. p. 647
DES VADERLANDS. ' 551
Niet alleen trachtte men door geweld van wapenen, maar ook door middel van ver-1406—
gif zich van sweder te ontdoen. Twee booswichten , op last van eenige Utrechtsche ^^^
regeringsleden met voorkennis van rudolp van Diepholt daartoe omgekocht, werden
te Kuilenburg gevat, onthoofd en gevierendeeld (1). Even weinig kiesch waren
SWEDER en zijne aanhangers in de keus der middelen, om hun doel te bereiken. Im-
mers niet minder dan achttien zamenzweringen tegen rudolp werden in deze onlusten
gesmeed en gestraft (2). Door verraad van binnen, poogde men zich van Utrecht
meester te maken, doch de aanslag werd tijdig ontdekt en de schuldigen aan het le-
ven , of met ballingschap gestraft (8). Uit ontzag voor den Paus hechtten zich nog vele
Utrechtsche Geestelijken aan den verdreven Kerkvoogd, die afwisselend nu eens te
uärnhem, dan te Kuilenburg zijn verblijf hield , en in Holland, Zeeland, Vries'
land en Gelre, over het algemeen, steeds als wettig Bisschop erkend werd. Eenige
Kanoniken uit de vijf kapittels te Utrecht, vestigden zich bij hem te Arnhem, en
gaven hem volmagt, in naam van al de kapittels, om gelden op te nemen en daar-
voor de jaarlijksche bisschoppelijke inkomsten en tafelgoederen te verpanden (4). Ver-
scheidene Edelen, gelijk johan van Middendorp, maakten van deze verwarringen
gebruik, om zich aan het bisschoppelgk gezag te onttrekken, en kondigden rüdolf
den oorlog aan (5). De afgevaardigde van het Sticht aan het Hof te Rome, raiso
DOGGART van Oudewerve, kreeg niet alleen geen gehoor bij den Paus, maar werd
zelfs als een misdadiger in den kerker geworpen. Hierdoor getergd, rigtlen de drie
Stalen des lands van Utrecht, de Geestelijken , Edelen en Sleden, zoo aan deze als
aan gene zgde des IJssels, te hunner verdediging een openbaar geschrift aan alle
geestelijke en Avereldlijke Vorsten en Grooten der Christenheid. In dit merkwaardig
staatsstuk toonen zy de wettigheid der verkiezing van rudolp van Diepholt, de re-
den van hun beroep op den pauselijken stoel tegen de benoeming van sweder van
Kuilenburg, en de regtsweigeriog bij het "Hof van Rome, in krachtige bewoordingen
aan. Daarna hangen zij een zwart en uitvoerig tafereel op van de gruwelen, wreed-
heden , knevelarijen en daden van geweld, door welke sweder zich den bisschoppe-
lijken zetel onwaardig had gemaakt, en verklaren hem eindelijk deswege voor eed-
breker , ♦ schender van regt en geregtigheid, vervreemder van kerkelijke goederen, in
(1) zuederi ue cülenbürch Origittes Culetub. p. 038 , 647.
(3) bürman , Vir. JaarL ü. I hl 343 , 344.
(4) Zie eeni{je brieven bij mattiiaeus , Analect, T. V. p. 491, 494, 496. Oude JUoU, J)ic,
Kron. Div. XXVlil.
(5) RevïI's, Davcntr. Illusin Lib. 1. p. 102, 103.
-ocr page 544-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—één woord, voor een booswicht met moord en veelvuldiffe misdaden bezoedeld, lesren
1433 . & ' 8
wien de Paus hen evenwel weigerde te hooren, weshalve zij, onder betuiging van
altijd onder de gehoorzaamheid der Kerk te zullen blijven, zich thans op eene alge-
meene kerkvergadering en op den Paus, welke daar zal voorzitten, beriepen (1). De
regering van Utrecht verbood op nieuw onder straffe des doods, het inbrengen of
S V. mededeelen van eenige pauselijke brieven van welken aard ook, in haar gebied, toC
Win-
term. algemeene kerkvergadering uitspraak, of de Paus openbaar regt gedaan en alle
1427 bullen en stukken te onregte tegen haar uitgevaardigd, herroepen zou hebben (2).
Zij zette tevens de toebereidselen ten oorlog met nadruk voort, niettegenstaande de
stad dit jaar bijna honderd zestig duizend pond, ongeveer de helft meer dan hare
inkomsten, daartoe had opgeofferd. Ook werd op last der Stalen een morgengeld
uitgeschreven, om de groote onkosten van het regtsgeding voor het Hof van Rome te-
gen swEDER te bestrijden (3).
Sedert eenigen tijd hielden de Utrechtenaars door blokhuizen het vijandelijk Kuilen-
burg ingesloten, zonder dat het hun gelukt was de stad te bemagtigcn (4). Onder-
23 v. steund door de Hollanders en aangevoerd door jan Dan Buren, Proost te ^/ien , ge-
Louw- yj^jni^jejj 211 er om dezen tijd bii nacht binnen , doch werden door de burgers moediff
maand. j j ' ö &
1428 teruggeslagen. Jan van Buren met zestien zijner gezellen waren gesneuveld en eenigen
gevangen gemaakt (5). Tot erkentenis hunner dapperheid en trouw, bevestigde swe-
DEK. de Kuilenburgers in de tolfrijheden door het Sticht, welke hun, sinds zij
zich te zijner gunste verklaard hadden, ontnomen waren (6). Het geleden verhes werd
kort daarna door eene overwinning op den stadhouder van Holland ^ roeland van
Uitkerken vergoed. Hij was met vijfduizend Picardiërs de F echt tot bij Breukelen
opgevaren, doch hier zoo lang door de landlieden opgehouden , lot de Ulrechtschen
aanrukten en hem versloegen. Duizend Picardiërs waren geveld, vier honderd gevan-
gen genomen en acht vaandels veroverd , die ten leeken der zegepraal in de Domkerk
te Utrecht werden opgehangen (7). Na deze wapenfeiten leverde de krijg niets merk-
(1) HATTHAEüs, Analect. T. III. ρ. 631-646. Verg. Τ. V. ρ. 469—482.
(2) BunHAN, üir. Jaarb. D. I. bl. 347.
I
(3) BüRiiAw, Utr. Jaarb. D. I. bl. 348, 349. ^ ^ j
(4) zuederi de cülenbcrcn Ofig. Culemb. p. 637. bukman, Utr, Jaarb. D. I. bl. 340.
(5) züEDERi DE cuiENBURcn Orïg. Culenih p. 637. Chron. Tiel. p. 519 , 520.
(6) BURMAK,' Utr. Jaarb. D. I. bl. 363.
(7) heda, p. 285 et BucnEiius ad eundem p. 289 (i). Ongetwijfeld noemt heda verkeerdelijk den
aanvoerder rïjdolp van Westherke.
DES VADERLANDS. ' 553
waardigs op. Het sluiten van een zoenverbond met jakoba. van Beijerm ^ deed Her-140e—
log FiLiPs het voorzetten van den krijg met het Sticht minder noodzakelijk ach-
ten (1) , en do Guliksche zaken riepen den Hertog van Gelre elders. Van daar dat
in het najaar een voorloopig bestand of wapenstilstand tusschen de beide Vorsten en
RUDOLF van Diepholt getroffen en van tijd lot lijd verlengd of vernieuwd werd (2).
Hoewel aan swedbr van Kuilenhurg door dit bestand twee rnagtige bondgenooten
waren ontvallen, verloor hij echter den moed niet. In de stad Utrecht zelve lelde hij
nog vele en vermogende aanhangers, die elke gelegenheid aangrepen, om hem weder
op den zetel te plaatsen. Onder hen behartigde arend piioeys , zoon van den ver-
moorden burgemeester, bauend peoetcs, het ijverigst zijne belangen, zonder dal het
blijkt, avat dezen hiertoe aangespoord heeft. Een opstand ten behoeve van sweder
bewerkt, was mislukt en arebd proeïs door den Raad uit de stad en het land van
Utrecht gebannen (3). Gloeijende van wraak, spande deze wrevelige en bloeddorstige
mensch met andere ballingen zamen, om de stad te overrompelen. En ofschoon do
Raad dengenen duizend gulden beloofde, die hem levend gevangen nam, en vijfhon-
derd wie hem doodsloeg, had hij echter do stoutheid in Utrecht te komen, doch
werd aanstonds gevat en kort daarna met het zwaard geregt (4). Sweder had zich ^
om dien tijd, en welligt Ier bevrijding van zijnen vriend, naar de stad op weg bege-Oo^jst-
ven, maar werd door eene gewapende Ulrechtsche bende bij Absteede en Outwijk in
dat voornemen verhinderd (5). Zijne verdrevene aanhangers, die zich te Fianen op-
hielden en van daar uil door list en geld steeds Iwisl en onrust in Utrecht zaaiden ,
ontvingen van den Raad dier stad bevel, die plaats, op verbeurte van hunne achterge-
bleven goederen , Ie verlaten. Zoo groot was de invloed dezer lieden, dal de Ulrecht-
sche regering, naar het schijnt, niet langer hare eigene burgers en onderzaten ver-
trouwen konde en derhalve vreemd krijgsvolk in dienst nam , zoowel om de blok-
huizen te Kuilenburg en aan de Eem te bezetten, als om de ballingen in het oog Ie
houden , die Ie Muiden vergaderden en oenen aanslag legen Amer^tfoort beraamden ;
zelfs het stadhuis liet zij door buitenlanders bewaken (6).
Inmiddels was den acht en Iwinligsten van Hooimaand mei den Hertog van Gein
een vaste en voor hel Sticht zeer voordeelige vrede gesloten. De Geldersche Vorst
(1) Zie hiervoor, bl. 517.
(2) bdrman, Uir, Jaarb. D. I. bl. 364, 365.
(3) BüRBAiï, Vtr. Jaarb. D. I. bl. 352.
(4) bürhar, l//r. Jaarb. D. I. bl. 370—373.
(5) BCRHAK, Vir. Jaarb. D. I. bl. 379.
(6) BDRHAn, Utr. Jaarb, D. I. bl. 378.
-ocr page 546-1406^ zou het slot ter Horst, door sweder hem opgedragen , aan rudolf van Diepholt terug
geven en zich voortaan niet meer met hem of zijnen aanhang moeijen; het wederzijdsch
verkeer en de wederzijdsche bescherming zouden op den vorigen voet hersteld worden,
terwijl men elkander logen de aanslagen van sweder en elke andere vijandelijkheid,
welke uit dit verdrag mögt voortvloeijen, zou verdedigen en ondersteunen. Aan beide
zijden zouden de gevangenen geslaakt, de onbetaalde gelden kwijtgescholden, maar
do lookomslige vredebrekers en geweldenaars nadrukkelijk gestraft worden. De overige
punlen alle ter gunste van het Sticht , gaan wij als minder belangrijk stilzwijgend
maand, voorbij (l). Hertog filips verlengde op nieuw het besland met rudolf van Diep-
holt (2)/ doch vóór het eindperk daarvan genaderd was, werd het door eene ge-
heele verzoening gevolgd. Rudolf van Diepholt en het Sticht aan beide zyden des
IJssels moesten beloven, als goede vrienden en naburen* den Hertog boven eiken
anderen Vorst getrouw te dienen en zijne vijanden noch te ondersteunen , noch hun
binnen de grenzen van het Sticht eenige schuilplaats te verleenen. Rudolf en de
regeringsleden der Boven- en Nederstichtsche steden verbonden zich, op eenen
nader te bepalen lijd den Hertog eene halve mijl builen do stad Utrecht te gemoet
Ie gaan en knielende ootmoedig vergifTenis te smeeken voor hetgeen zij tegen hem mogten
misdaan hebben , waarna geestelijke en wereldlijke personen hem met kruisen en vanen
inhalen , en zijne banier drie dagen achtereen op de poorten te Utrecht, Amersfoort en
Rhenen verheilen zouden, zonder dat hij echter daardoor eenig regl of aanspraak op
het Sticht en de steden verkreeg. Do ballingen en voortvlugtigeo uit Holland
moesten uit het Sticht verdreven worden, ten ware zij den Hertog oorveede gedaan had-
den. Voorts worden de bepalingen opgegeven, hoe men in het Sticht met toekom-
sligo Hollandschc uitgewekenen zal handelen. Do Utrechlsche ballingen zouden na het
aileggen van oorveede , de onroerende goederen , welke zij bij hun vertrek bezaten, weder
genieten; maar zij, welke do oorveede weigerden, ook uit Holland geweerd worden.
De Hertog zou rudolf van Diepholt en de stedeu van het Sticht onder zijne bescherming
nemen en beloven, de vijanden van het bisdom uit zijne staten te weren. Het verkeer
12 T. wederzijdsche onderdanen moest vrij en onbelemmerd zijn ; de beiderzijds toegebragte
schaden en nadeelen zouden kwijtgescholden worden. Sweder en rudolf bleven in
1430 hunne regten met betrekking lot het bezit van den bisschoppelijken zetel (3). Dit verbond
(1) btrman, XJtr. Jaarb. D. I. bl. 380—393. v. mierïs, Charierb. v. Holl. D.IV. bl. 953—956
DUMBAU, Kerk- en fFereltL Deventer, D. II. bl. 93.
(2) v. mierïs, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 957.
(3)β«κμαγί, Utr. Jaarb. D. I. bl. 401—416. v. mieris, Charierb. v. Holl. H. lY,
bl. 902, 96G.
C i
-ocr page 547-DES VADERLANDS. 1589
werd acht dagen later door rudolf van DiephoU ^ de steden Utrecht^ Amêrsfoort, 1406·—
Deventer j Kampen en Zwol bekrachtigd (1). Men vindt niet, dat filips op hel nako-
men van de tweede en vernederendste voorwaarde des verdrags heeft aangedrongen; meu
beweert zelfs, dat reeds vooraf genoegzaam besloten was, dat de Hertog zulk eeue
onderwerping niet zoude vergen (2). Het blijkt ook niet, dat dit verdrag door de
Hollandsche steden bezegeld is, vermoedelijk dewijl zij zich met de bepalingen omtrent
do schaden en nadeelen, niet konden vereenigen (3).
Door den krijg was het Sticht in zware schulden geraakt. Er waren door de Stalen
buitengewone belastingen geheven, en de regering der stad ütrecht had van hare
burgers gelden opgenomen (4). Het zal derhalve slechts een sprookje zijn, dat de
Utrechtenaars , om te toonen, dat zy niet, gelyk de Hollanders en Gelderschen be-
weerden , door den oorlog verarmd waren, openlijke schouwspelen aangekondigd en
vreemdelingen er op genoodigd hebben, bij welke gelegenheid zij drie dagen achtereen
al hunne kostbaarheden ten toon stelden, zoodat het scheen, alsof Utrecht de schat-
kamer van Holland en Gelre geworden was (5).
De scheuring in de Utrechtsche Kerk was met den oorlog niet geëindigd. Bisschop
sWEDER hield thans met de hem toegenegen Kanoniken zijnen zetel te Dordrecht (6).
Hier en in de overige steden van Holland erkende men hem steeds als Avettig Bisschop,
en scheidde zich van den stoel van ütrecht af (7). Paus martinüs V sprak nog een-
maal den ban over rudolf van Diepholt uit, waarbij hij tevens alle geloovigen ern-
stig vermaant, Bisschop sweder te blyven aankleven, dezen alleen voor hunnen herder 22 v.
te erkennen, en alle verkeer met rudolf van Diepholt en diens aanhangers af te
snyden , welke hij van ketterij verdenkt, hardnekkige zondaars noemt en de zamenle- 1431
ving met de geloovigen onwaardig keurt (8),
Hoewel rudolf en degenen , welke het met hem hielden, zich weinig over dezen
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. 1)1. 967. utjnjAK, Kerk- en IVereUl. Deventer,
]). II. bl. 98—103.
(2) burmas, Vir. Jaarb, D. I. hl. 417. dumbak, Kerk- en JJ^ereltL· Detcnter ^ D, 11.
bl. 99. (4).
(3) WIGERAAR , D. III. bl. 497.
(4) BBRMAH, Utr. Jaarb. 1). I. bl. 395—397. τ
(5) heda , ρ. 285; doch vergelijk burjuk , Vir. Jaarb. D. I. bl. 418—420.
(6) beverwuck , Beschr. v. Dordr. bl. 314. balek , Beschr, v. Dordr. bl. 774.
(7) Oude Holh Dit. Kron. Div. XXVIII. c. 25. .
(8) bdrmar, Vir. Jaarb, D. I. bl. 423. mooseh, Chron. v. Deventer y hl. 48.
71 *
-ocr page 548-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
ban bekommerden , vonden echter hunne tegenstanders daarin steun en aanmoediging ,
om de belangen van sweder Ie blijven behartigen , ofschoon zij noch uit Gelre, noch
van Hertog filips eenigen onderstand Ie hopen hadden. Het schijnt, dat zij met het
vleeschhouwers gild te i/irecAi in verstandhouding stonden. Tweemaal althans beproefden
zij die stad door verraad van binnen te bemagtigen, doch beide aanslagen mislukten
en de verraders werden gestraft. De domdeken hermak van Lokhorst werd om dien
tijd door zijn Kapittel «overmits sinen groten brueken" berispt, gcvonnisd en in de
Domkerk gevangen gehouden. Waarin zijne misdaad bestaan heeft, blijkt niet; het is
echter geenszins waarschijnlijk , dat hij in de aanslagen der ballingen betrokken ge-
weest is. Om te verhoeden, dat hij door zijne talryko vrienden met geweld geslaakt,
en de stad daardoor aan eene gevaarlijke opschudding blootgesteld wierd, vaardigde de
Raad tegen zulk een ondernemen scherpe bevelen uit. Hij moet zich weder met do
Kanoniken verzoend hebben, dewijl hij lot zijnen dood het dekenschap bekleed heeft. (1).
Inmiddels was martinus V overleden en door eugenius ÏV op den pausclijken zetel
gevolgd. Om do voortdurende verdeeldheden ia do Utrechtsche Kerk zoo mogelijk
te vereiTcnen, zond de nieuwe Paus den Bisschop van Mascon herwaarts, welke na
een naauwkeurig onderzoek, op eene vergadering van Geestelijken te Vianen het
pleit ten voordeele van den Postulaat beslechtte (2). De ban over het Sticht uitge-
sproken , werd opgeheven en rüdolf van Diepholt, nu op pauselijk gezag in do
bisschoppelijke waardigheid bevestigd, door den Bisschop van Osnabrug en twee Wij-
bisschoppen te Follenhove plegtig gewijd (3). Bij zijne intrede inde stad Utrecht
bekrachtigde hij als verkozen en bevestigd Bisschop al hare voorregten (4), gelijk kort
daarna die van Amersfoort (5). Hertog filips van Bourgondi'é gelastte hierop zij-
nen onderzaten in Holland^ Zeeland cn. Friesland, den nieuwen Kerkvoogd in het
geestelijke te gehoorzamen en onderdanig te zijn (6). Later werden tusschen de beide
Vorsten bepahngen getroifen met betrekking lot het geestelijk regtsgebied der Utrecht-
sche Kerk in de genoemde gewesten (7).
30 V.
Louw-
maand.
1433
3 v.
VVia-
term.
(1) BTJRMAIÏ, ÏHr. Jaarb. D. I, hl. 431—434.
(2) Jtlagn. Chron. Belg. p. 404. bürman , Utr. Jaarb, D. I, bl. 435.
(3) Chron. de Traj. p. 455 , 450 , 483—490 , doch vergelijk hierbij de oordeelkundige aanm. vau
BURM-VN, Utr. Jaarb. D. L bl. 446. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXVIII. c. 45.
(4) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 1010,
(5) BÜRMAN, Utr. Jaarb. D. I. bl. 445. '
(6) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 1028.
(7) V. MIERIS, Charlérb. v. Hall. D. IV. bl. 1029.
1406-
1433
1432
- DES VADERLANDS. 557
SwEDEii van Kuilenburg had zich ondertusschen Tan ^ 's Pausen uilspraak op de 1406—
Kerkvergadering van Bazel beroepen, endaar in persoon, hoewel vruchteloos , zijne
klagten ingediend (1). Hij overleed er van spijt en smart, waarschijnlijk in veertien
honderd vier en dertig (2). Kort vóór zijn dood werd hem het bisdom Caesarea in
partibus infidelium opgedragen (3). Hij had acht jaren den titel, doch slechts weinige
maanden het gezag van Bisschop van Utrecht gevoerd en niets lot nut van het Sticht
verrigt, ten ware dit het bevelschrift moest zijn waarin hij gelast, dat in ]Soord-
Holland en Ifest-Friesland de feestdag van den Heiligen jeroeit, even als die van
den Heiligen Laurentius, zou gevierd worden, en levens eenen aflaat van Tcerlig da-
gen voor opgelegde boetedoeningen dengenen verleent, welke op dien of een anderen
hpogen feestdag de parochiekerk to Νoordwijk zal bezoeken (4).
Gelderland. Terwijl binnenlandsche twisten en builenlandsche aanvallen hel ülrechl-
sche bisdom teisterden, was ook Gelreliei tooneel van belangrijke gebeurtenissen. Er
is reeds aangetoond, welke rol Hertog reinoud IV in den Arkelschen oorlog speelde , ^^^^
waarbij hij even weinig lauweren als voordeel inoogstle (5). Middelerwijl legde hij te 1413
^ken in handen des Keizers den lang verschuldigden leeneed af, en werd met Gulik
en Gelre verlijd (6). Kort te vofen had hij to Empel insgelijks den Hertog van/ira-r 23 τ.
band voor de heerliikheid Kuik en do stad Grave hulde bewezen, nadat hem dit^^'y"",
maand.
door zgnen leenheer, wiens benden reeds tot Falkenburg waren voortgerukt, gewa- 1407
penderhand herinnerd geworden en dezen eene aanzienlijke som als heergewaad
voldaan was (7). Do beide Vorsten bevestigden, de herstelde goede verstandhouding
te Hertogenbosch door een verdrag, waarbij zij elkander, onder eenige bepalingen,
wederzijds bescherming en onderstand tegen eiken vijand, uitgezonderd den Keizer,
(1) Chron, Tiel. p. 525. C/tron, dc Traj. p. 454. heda, p. 286; zdederi de cdlesb. Orig.
Culemb. p. G48. Magn. Chron. Belg, p. 404. Oude Holl Div, Kron. Div. XXVIIl. c. 45.
(2) BüRMAK , Vtr. Jaarb. D. I. bi. 437 (1).
(3) Magn. Chron. lielg. p. 405. s. petri, Append. ad bekam, ρ.'153. mattuaecs in Analect.
T. V. p. 495.
(4) Bat. Sacra. D. H. bl. 426-430.
(6) KIJHOFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. HI, bl. CXIV.
(7) divaeus, Ber. Brab. Lil). XVII. p. 212. pontakds , Ilist. Gelr, Lib. VHI. p. 367. slicdteb-
dorst, Geld. Gesch. Β. VIH. bl. 178. hudopp, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelderl. D, Ηί.
bl. CXVL
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
]406—den Koning van Frankrijk^ en den Graaf van i^oi/anc? toezegden. Reinoud zou
^^^^ inzonderheid de regten des Hertogs van Brahand op Maastricht en het graafschap
Loeni de Hertog daarentegen die van reikoud op Zülpich handhaven en verdedigen;
de geschillen, welke ttisschen hen uit dit verdrag ontstaan mogten , zouden door twaalf
γ scheidslieden te Ravestein beslist worden; het verkeer van beider onderdanen zou vrij
en onbelemmerd ziin (1).
term. ^ '
1408 De tusschenpoozen van vrede , welke de wapenstilstand met Holland afwisselend aan-
bood , bezigde heinotjd tot de inwendige verbetering en rust van den staat. Hig be-
vredigde onderscheidene zoo buiten- als binnenlandsche Edelen , welke vijandig tegen
hem gezind waren (2). Denkelijk op verzoek der steden en tol hare meerdere verzekering ,
24 V, bevestigde hij op nieuw ^ onder medebezegeling van willem van Arhel en den Heer
^felm Heinsberg, zijne vermoedelijke erfgenamen wanneer hij kinderloos overleed, al
1410 do voorreglen en vryheden, haar door de vorige Graven en Hertogen van Gelre ver-
leend (3). Eenigen tyd te voren, had de Heer van Heinsberg ^ zijn neef, zich tot
zijnen ledigman verklaard en beloofd, hem met raad en daad te ondersteunen, zijne
sloten voor hem open te houden, en indien reinoud wettige erfgenamen achterliet,
van alle aanspraken op Gulik en Gelre af te zien. Door het verleenen van nieuwe
voorreglen aan de ingezetenen van de Neder-Betuwe, van Maas en Waal en van
de stad Tiel werd eene meer gelijkmatige regtsbedeeling in het kwartier van Nijme-
1 v. gen tot stand gebragt (4). Het gelukte reinoud , met Graaf adolf van Kleef ^ den
bondgenoot van Hertog willem van Hollandy de goede verstandhouding te herstellen
1412 en kwijtschelding van dè oorveede te erlangen , welke hij hem vroeger gedaan had (5).
Spoedig volgde daarop de vrede van Gelre met Holland (6) , welke door wederzyd-
2Gv. gßijg bezoeken der Vorsten en prachtige feesten gevierd werd. Het was toen dat kei-
Hooim. 1 O σ
woud na eenen vrolijken maaltijd, in een vertrouwelijk gesprek tot Hertog willebi
zeide : »Gij moogt van geluk spreken, neef, dat wij verzoend zijn, anders waart gij
(1) voktaiiüs, Hisi. Gelr. Lib. VIII. p. 375—377. slichtenhoust , Geld. Gesch. Β. VIII.
bl. 180, 181.
' 1
(2) ï-oNTAKCs, Ilist. Geh. Lib. VIII. p. 365. slichteruorst , Geld, Gesch. Β. VIII. bl.^ 177.
(3) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν, Gelderl. D., III. bl. CXXII.
(4) NunoFP, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. CXSV.
(5) HiJHOFF, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III, Oork. Κο. 333. bl. 319. Verg. hier
yoor, bl. 445.
(6) tic hiervoor bl. 447.
-ocr page 551-π Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 559
mijn gevangene geweest." Willem hield dit aanvankelijk voor scherts, doch begon 1406—
er ernstig over na te denken op reinouds verzekering, »dat voorname lieden in
Holland lot dat verraad de hand zouden geleend hebben (1).
Dit gaf aanleiding tot het nader verbond tusschen de beide Hertogen legen do vaif ar-
KELs, waarvan reeds gesproken is en in welk zij tevens elkander in algemecne be-
woordingen , tegen elke vijandelijke onderneming hunner onderdanen bijstand beloof-
den en REiNOUD zich in hel bijzonder verpligtte, om diegenen zijner onderhoorigeu,
welke met jan van Jlrkel legen mogten zamenspannen, des noods met geweld
daarvan terug te brengen (2).
Indien niet de oorlog legen Holland do krachten van Hertog reikoud , en het
deelnemen in do Fransche zaken het vermogen des Herlogs van Brahand hadden uit-
geput , zou waarschijnlijk de naauwlijks gebluschte oorlogsvlam tusschen deze beide
staten, met vernieuwde woede weder losgebarsten zijn (3). Gijsbert van Bronkhorst
had in veertienhonderd acht zijne heerlijkheid Batenburg op den regier MaasodVQV,
een half uur beneden Bavestein, aan den Heer van Helmond \cr\iOcht, doch zich het
regt van wederkoop of lossing uitdrukkelijk voorbehouden (4). Vier jaren later was
het pandbczit dior heerlijkheid met haar toebehooren door van uelmohd aan den Her-
tog van Brahand overgedragen, welko builen voorkennis van den eigenaar, de stad
en burg in eenen geduchten staal van verdediging tegen de Gelderschen gebragt
had (5). Reinoud zag dit, naar het schijnt om do aangevoerde reden, werkeloos
aan ; maar geenszins gijsbert van Bronkhorst. Ondersteund door vele zijner bloed-
verwanten uit do geslachten van Bronkhorst, van Buren en van Wxsch , nevens de
burgers van Nijmegen, Venlo en Grave, sloeg hij het beleg voor stad en burg,
totdat de bezetting, bestaande uit acht honderd vier en tachtig man, zich gevangen η ^
gaf (6). Do Hertog van Brahand trachtte Batenburg door geweld van wapenen Slaptm.
weder aan zich te onderwerpen , maar zijne sleden weigerden hem onderstand (7). In
(1) j. λ. LEYDis , Chron. Uetg. Lib. XXXH. p. 340. heda , p. 270. POjttAscs, liist. Gelr,
Lil). VIÜ. p. 388.
(2) v. mieris, Charterb. t\ Holl. D. IV. bl. 245—254. Zie hiervoor, bK 448.
(3) RiJHOFF, Gedenkw. uit de Gesc/i. t·. Gelderl. D. UI. bl. CXXXVl.
(4) po!ïTA:füs, Hist. Gelr. Lib. Vill, p. 373, sqq.
(5) hijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl, D. Iii. (Jork. No. 339, bl. 323. Chreu^
Tiet. ρ. 449. . . .
(6) Chron. Tiel. ρ. 449.
(7) DiVAKüs, Rer, Brab. Lib. XVII, p. 215. . . -
-ocr page 552-560 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—het voJgende jaar deed hij hét bezit dezer heerlijkheid met stad en slot voor den pahd-
^^^^ prijs van zeven duizend schilden over aan Hertog reinoud , wiens natuurlijke zoon ,
willem van Wachtendonlt ^ gehuwd aan herm^nna , de dochter van gtjsbert van
Bronkhorst ^ daarmede later beleend werd (1). Om zich aan de zyde van Holland
te versterken, maakte de Hertog van Gelre zich door aankoop meester van het slot
Achooi aan de Linge ·, en om legen de aanvallen uit het Sticht verzekerd te zijn,
bouwde hij het kasteel Ravenswade aan de Lek. Tot verligting der uitgestane oor-
logsrampen , verleende hij Zalt-Bommel nevens do geteisterde deelen der Κeluwe
nieuwe voorregten , verbeterde dijken en Mjkregten , en trad in onderhandeling met
Hertog WILLEM Over het bedijken van het aan Holland afgestane land Dalem ^ en
het in verband brengen daarvan met den .bestaanden Waaldijk in den Tie-
ler waard (2).
Ondertusschen had hem Keizer Sigismund , wiens krooning hij te Aken als Rijks-
vorst had bijgewoond , in al zijne Rijksleenen en waardigheden bevestigd en het
8 v. voorregt vernieuwd , ruim honderd jaren te voren door Koning uejndrik verleend en
' waar do Gelderschen to allen tijde zoo naijverig op geweest zijn, dat geen ingezeten
van Gelre voor het keizerlijk Hof konde gedaagd Nvorden, ten ware hem regtspraak
geweigerd Avas. Rbinoud had daarbij de verzekering ontvangen, dat alle zaken ,
welke niettemin tegen zijne onderdanen voor het keizerlijke Hofgeregt gebragt wier-
den , aan zijne beregting zouden overgelaten Avorden, onder voorbehoud aan partijen,
om zich van zijn vonnis op den Keizer te beroepen; voor zichzelven had hij het toen
belangrijk voorregt verworven, zich door eenen zaakgelastigde te laten vertegenwoor-
digen , wanneer hij voor den Keizer of het Hofgeregt ter verantwoording geroepen
wierd (3).
Om dien lijd was de Aartsbisschop van Keulen overleden. Dirk van Meurs ^
Proost te Bonn, zijn neef en erfgenaam, had bij voorraad de sterkste plaatsen van het
stift in bezit, en van de hooge ambtenaren was een eed gevergd, dat zij hem lot opvol-
ger zouden erkennen en aannemen. Be Kapillelheeren echter verkozen willem, Bis-
schop van · Paderborn, welke in zijnen vader, den Hertog van den Berg, en in
reihoud van Gelre wakkere voorstanders vond. Jonker willem van Arkel behoorde
■ i
(1) KïjnoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. W. bl, CXXXVII, ende aldaar aange-
haalde oorlonden.
(2) KiJnopF, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. 111. bl. CXXXVII—CXXXIX
(3) PORTANDS, HitU Gelr, Lib. VIII, p. 390. kijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. III, blj CXL.
i
-ocr page 553-DES VADERLANDS. ' 561
onder de Edelen, welko van meürs ondersteunden op wien zich, na vele onderhan- ^^^—
delingen , de keuze bepaalde , niettegenstaande de beide Hertogen met geweld de deu-
ren der St. Pieterskerk te Bonn geopend, willem van Paderborn voor het altaar ge-
plaatst en hem tot Aartsbisschop uitgeroepen hadden (l). Inmiddels was do groote
kerkvergadering te Constans tot herstel van den vrede en ter verbetering van de in-
geslopene misbruiken der Kerk geopend. Als Vorst en Raad des Rijks werd ook Rei-
nouD, die zich op dien tijd aan het Fransche Hof te Parijs bevond, door den Keizer ggy
derwaarts uitgenoodigd , zoowel om er de bedoehngen van het Opperhoofd des Rijks Oogst-
te ondersteunen , als zijne eigene belangen to behartigen. Hieraan werd, naar het 1415
schijnt, door reihoud niet beantwoord ; maar twee jaren later, toen Keizer sigismund
van eenen togt naar Franhr-ijh. en Engeland, over Tiel en Nijmegen weder te
Constans was teruggekeerd , zond hij twee wereldlijke en twee geestelijke personen 1417
als zijne vertegenwoordigers ter kerkvergadering (2). Teregt is opgemerkt, « dat rei-
icouD slechts een niet noemenswaardig gewigt in de schaal der raadplegingen legde, en
hem alzoo naauwelijks eenig deel in den uitslag en de gevolgen dier kerkvergadering
kan toegekend worden (3)." Evenwel werd vier jaren daarna do kruistogt, door den
Paus tegen de Hussiten uitgeschreven, ook in Gelre met 'sHertogs toestemming
gepredikt en hier vereenigdc zich eene talryke bende gewapenden , om onder de Aarts-
bisschoppen van Keulen, van Trier en den Graaf van der Mark deze ongelukki-
gen te bestrijden (4).
Deze beide Kerkvorsten nevens den Aartsbisschop van Mentz, den Paltsgraaf aan rfm
Rijn en Hertog heinoud hadden ter verbetering van den maatschappelijken toestand ,
ter bevordering van de welvaart en ter handhaving van de regten en belangen hunner
onderdanen onderling eenen landvrede gesloten, waarby men elkander wederzydsche
bescherming en hulp, maar bovenal de vrije vaart op den Rijn waarborgde (5).
Daarentegen was het onderlinge hulpverbond tusschen Gelre en Holland ^ bepaaldelijk
(1) Magn. Ckron. Belg. p. 389. Chron. Tiel p. 453. portaktjs, Hist. Gclr. Lib. Vlü.
p. 391. KEMP, Beschr. v. Gorinchcm, bl. 193.
(2) Chron, Tiel. p. 455—459 en dc aant. van v. leedweit, pontanüs , Hist. Gelr. Lib. VIII,
p. 392-394, 398-400. sLicnxERnoRsx, Geld. Gesch, B. VIII, bl. 185, 186, 187.
(5) nunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. bl. CXLL
(4) Chron. Tiel. p. 484, 485. pontakus , Hist. Gelr. Lib. VIII, p. 410. euchteirnorst, Geld.
Gesch. β. VIII. bl. 191.
(5) ΒΟϋτπΕίΜ, Hist. Diplom. Trevir. T. II. p. 357—359, bij kijhoff, Gedenhw. uit de Gesch.
V. Gelderl. D. III. bl. CXLII.
II deel, 2 stuk. 70
-ocr page 554-562 ALGEMEENE GESGHIEDEHIS
1406—tegen 'het huis gesloten, 'doch slechts voor den tijd aangegaan dat beide,
beirfoud en willebi , in leven zouden zijn, door den dood van dezen laatste krachteloos
geworden (1). Het is dan geen wonder, dat reinoud in de geschillentusschenjakoba
van Beijeren en haren oom, den Bisschop van Luik, diens zijde omhelsde. Immers
had jait van Beijeren diMi willem vanArkel, toch altyd's Hertogs neef en vermoedelij-
ken opvolger in Gelre ^ het bezit des lands van Arkel beloofd, en het konde daar-
enboven KEiiiOUD niet onverschilhg zyn, dat dit rijke gebied aan zijnen magtigen
Hollandschen nabuur ontwrongen werd (2). Toen nu Jonker willem gesneuveld
en het Land van Arkel aan jan van Beijeren bij het verdrag van Woudrichem
was toegekend, vorderde reinouds staatkunde , de belangen van den gewezen Luik-
schen Bisschop legen jakobA te ondersteunen (3). De Edelen in de Νeder-Betmve en
Bommelerivaard y byzonder uit de geslachten van rosseh , piek, tengwagel , amer-
zoüE, DiEDEir, ECK, BRAKEL en RAKDWUK, Verklaarden zich mede te gunste van
dezen Vorst (4).
Groote oneenighedea waren middelerwijl tusschen Hertog reinoud en zijne onderda-
nen ontstaan. Sinds de eerste helft der veertiende eeuw hadden ook in Gelre de
Edelen en steden cenen toenemenden invloed op het bestuur van den staat uitge-
oefend, Avaarloe do onlusten der Hekerens en Bronkhorsten allezins bevorderlijk
geweest waren. Men heeft reeds meer dan een voorbeeld gezien, hoe zij in tydenvan
beroering en spanning op eigen gezag tot regeling der staatszaken te zamen kwamen ,
of door den Vorst ter raadpleging bij gewigtigo omstandigheden werden bijeengeroe-
pen (5). Maar thans te midden van de binnenlandsdie rust, vereenigden zich de rid-
derschap en steden plotseling en ongeroepen, om over de belangen van den staat te
raadplegen en door een tegenwigt het gezag van den Vorst en diens Raad in den
evenaar te houden. 'Denkelijk gaf de vrees voor twisten over de opvolging daartoe de
hoofdaanleiding. Reiwouds echt immers bleef onvruchtbaar en na zijn dood konden de
Hertog van den Berg, als achterkleinzoon van Hertog willem I van Gulik, de Heer
van Egmond en de Heer van Heinsberg op de erfopvolging regt hebben of althans
(1) v. mietiis, Chartert ν. HolL D. IV. bl. 206- 209 , 245—248. Verg. hiervoor, bl. 447,448.
(2) KiJiioFF, Getie/iAw;, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IIl,bl. CXLIV. Zie hiervoor, bl.463—465,
(3) Zie hiervoor hl 464, 471 j 494.
(4) pontanus, Eist. Gelr. Llb Vlll. p. 402, 403. sliciitesuoust , Geld. Gesc/i, B. Viil,bl. 188.
(5) Zie dit uitvoerig ontwikkeld en in een helder licht gesteld door nijuoff , Gedenkw. uit de
Gesch. V, Gelderl. D. 111. bl. CXLVI—CXLViil. Nerf,, hiervoor bl. 211, 222, 223, 224, 209,
271 , 354-364,
DES VADERLANDS.
voorwenden, en dit aan elkander belwislen , ^γaaΓdoor Gelre, gelijk reeds tweemaal
Linnen eene halve eeuw het geval geweest was, een looneel van bloedige onlusten
en misschien zelfs vaneen gescheurd zou worden. Daarenboven hadden de aanhou-
dende zware, kwalijk geslaagde en meestal voor vreemde belangen gevoerde oorlo-
gen, vereenigd met de kostbare hofhouding, 'sHertogs geldmiddelen uitgeput en
de inkomsten zijner domeinen verminderd , van welke vele door verpanding in vreemde
handen geraakt waren en ongetwijfeld door nog meer zouden gevolgd worden, wes-
halve het ligt te voorzien was, dat len laatste de landzaten door middel van buiten-
gewone opbrengsten, het te kort souden moeten dekken. Met tegenzin zag men lie-
den van geringe geboorte, ook vreemdelingen uit Gulik, eene plaats onder 'sHertogs
Raden, of aanzienlijke ambten bekleeden en de steden inzonderheid klaagden over
verkorting harer wettig verkregene voorregten en vrijheden, met welke de vernieti-
ging harer welvaart onvermijdelijk gepaard ging (1). Hoe dit zij, Ie Nijmegen had
tusschen den Raad en do vrienden des Hertogs aan de eene , en de ridderschap met 17 v.
de steden van Gelre aan de andere zijde eene onderhandeling plaats, welke weinig
tijd daarna in tegenwoordigheid des Hertogs te Arnhem werd voortgezet. Men kon
waarschijnlijk van den Vorst de gewenschte voldoening niet verwerven, en besloot ter
bevordering der algemeene belangen, zich enger aan elkander te sluiten. Tot dat
einde verbonden zich de Edelen, de ridderschap en do steden der kwartieren Nijme· ^
gen , Roermond, Zutphen en Arnhem, om eendragtig bij elkander te blijven, gee- Blocim.
nen Heer aan te nemen of te huldigen dan die door de vier hoofdsteden eenparig ,
en door do ridderschap en kleine steden bij meerderheid van stemmen daarvoor was
erkend geworden, en niet te gedoogen , dat het land of het regt er op onder ver-
schillende heerschappijen verdeeld wierd. In geval de ridderschap in hare landregten
en gewoonten, en de burgers of ingezetenen der steden in hunne voorregten en vrij-
heden verkort wierden, en de Vorst te vergeefs om de handhaving daarvan was aan-
gezocht, zou men op verzoek desgenen, welke zich hierover Ie beklagen had, teza-
men komen en zijne klagte bij den Landsheer en diens Raad zoo lang getrouw en on-
bezweken ondersteunen, tot het gekrenkte regt behoorlijk in volle kracht en waarde
zou hersteld zijn. Tevens echter beloofden zij aan hunne verpligtingen betrekkelijk den
Vorst getrouw te blijven en hem met al hun vermogen Ie ondersteunen tegen elk,
die hem in zijn land of heerlijke regten wilde benadeelen. Dit verdrag Averd door de
aanwezige Edelen en Ridders en door al de steden der vier kwartieren bezegeld (2).
(1) KiJiioFF, Gedenkw. uit de Gesch. Gelderl. D. III. bl. CXLVIIl.
(2) KiJiioPF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. Oork. No. 374, lil. 347—354. Verff.
bl. CL. Ook over deze gebeurtenis, gelijk over zoo vele andere in de oude geschiedenis van Gel-
(ierlaird, heeft deze vcrdicnsielijke geleerde een nieuw licht verspreid.
70*
-ocr page 556-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— Hertog reinoud was liieroyer len hoogste verbolgen en besloot met de magt,
Avelke Giilik hem konde verschaffen, zyn gezag in Gelre Ie onderschragen.
Eene slepende ongesteldheid, naar het schijnt, zoo niet de onwil, zelf met zijne
onderdanen te onderhandelen, drong hem, het beleid der zaken aan zijne gemalin
over te laten, Avelkö reeds met eenige Guliksche raadsheeren was tusschenbeide
1419 getreden en eene soort van bemiddeling bewerkt had. Bijna het geheele jaar door,
hielden zij en haar Raad, zoo te Nijmegen als te Arnhem onderscheidene bijeen-
komsten en langdurige onderhandelingen met de ridderschap en sleden ter hand-
having van *s Vorsten bedreigde oppermagt. Doch vruchteloos waren hare pogin-
gen. In naam des Hertogs moest zij eindelijk de ridderschap en steden des lands
25 v. Gelre en des graafschaps Zutphen verzekeren, dat haar gemaal niemand ter
imand verbonds een kwaad hart toedragen of moeijen zou; dat hy geene steden ,
sloten of eenig gedeelte des lands terkoopen , verpanden of op welke wijze ook zou
vervreemden zonder voorkennis der ridderschap en van de vier hoofdsteden, welke
dan na een onderzoek van den staat van zaken door gevolmagligden, te zamen met
de Guliksche Raden do noodzakelykheid , om het voor te dragen bij meerderheid van
stemmen zouden erkennen; in geval van afstemming, zouden zij evenwel den Her-
tog niet kunnen beletten , door vervreemding van zijne eigene goederen zich te red-
den. Ten slot verklaart de Hertogin, dat elks regten en vrijheden, voorreglen en
vergunningen, zoo als hij die van ouds bezeten had, zouden gehandhaafd wor-
den. Dit belangryk staatsstuk werd door de Hertogin en acht Guhksche raadsleden
bezegeld (I).
Hoogst gewiglig en voor eeuwen beshssend was deze uitslag voor Gelre. Ridder-
schap en steden Avaren van nu aan tol één ligchaam van landstenden, ofschoon nog
niet onder den naam van Staten, vereenigd; hare bijeenkomsten zonder 's Vorsten
voorkennis gehouden, waren gewettigd ; hare inzage in het bestuur des lands moest de
Hertog gedoogen niet alleen, maar zij waren zelfs uitdrukkelijk gemagligd, van
zyno beschikkingen kennis te nemen en, het raadzaam oordeelende, de uitvoering
daarvan te beletten ; en eindelijk was het verbond , waarbij zij Avaren overeengekomen,
geenen Heer dan wien de keuze der meerderheid daartoe bestemde, te huldigen,
ongeschonden gebleven. In dat verbond door de burgers te Arnhem , en ongetwij-
feld ook in de andere sleden, op aanmaning der burgemeesters bezworen, traden
van lijd tot lijd vele andere Ridders en knapen uit de vier kwartieren, tot dat het
in veertienhonderd zes en dertig pleglig bekrachtigd werd door den Vorst, wien de
landzaten, ondanks den Keizer, in het bewind wisten te handhaven, maar welke
(1) mraoFF, Gedenktv. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. ΠΙ. Oork. No. 388. hl. 371.
-ocr page 557-DES VADERLANDS. ' 565
tlaarvoor ook ten laatste de meeste takken des bestuurs aan hen moest over- 1406—»
laten (J). ^^^^
Te midden dezer binnenlandsche staatkundige verwikkelingen, had reinoud met
jAir van Beijeren een verbond voornamelijk tegen Utrecht en Amersfoort gesloten ,
om zich, naar het heette , te wreken over den tegenstand, welken de Gelderschen
van de ingezetenen dezer steden te Gorincheni ontmoet hadden. Onder andere
punten werd hierbij bepaald , dat in geval men Amersfoort ^n JÏ/o^ijJ/oori bemagtigde,
deze stad aan jan van Beijeren , gene aan reinoud zou komen; en voorts, dat de
beide Hertogen bij het openvallen van den Utrechtschen zetel, met gemeen overleg
in de vervulling daarvan zouden voorzien. Dit verdrag moest beiderzijds door acht
hertogelijke Raden bezegeld worden; doch dewijl reinoud op dat pas met zijne rid-
derschap en sleden in onmin verkeerde , verklaarden deze , dit verbond eerst dan to
zullen bekrachtigen, Avanneer die geschillen vereffend waren (2). Toen hieraan vol- 22 v.
daan was, namen ook weldra de vijandelijkheden tegen Utrecht eenen aanvang, ^^ier
afloop reeds gemeld is en in welke reinoud geheel in overleg met zijne ridderschap
en steden handelde (3). Hij zelf beleefde niet de geheele voltrekking der vredesvoorwaar- 25 ν
den. Onverwachts overleed hij bij een kortstondig oponthoud in de buurschap Ter Zomer-
Let, nabij Bozendaal. Als de laatste wettige mannelijke telg vari het Gulik-Gelder-
sche stamhuis werden zijn schild en helm met hem in het klooster Monnikhuizen bij
Arnhem begraven (4).
Uiteenloopend is het oordeel der tijdgenooten over reinoud IV, en meer of minder
gunstig naar mate hunne belangen door hem bevorderd , of gekrenkt waren (5). Maar
het nageslacht vereert in hem eenen vredeminnenden Vorst, die nooit ongetergd of
ongeroepen het slagzwaard aangordde, nimmer de trouw aan woord en eed der ei-
genbaat opofferde , opregtheid met voorzigtigheid zamenpaarde en door wijs beleid den
woeligen geest des tijds by zyne onderdanen bestuurde, waardoor hij die hevige bolsin-
(1) niJHOFF, Gedenkw. uit de Ge*ch. υ. Gelderl. D. III. bl. GLII, CLIII,
(2) KunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III. Oork. No. 385, 386. bl. 363-366.
liet verdrag is van 3 v. Zomermaand, 1419.
(3) Zie hiervoor bl. 482, 483, 533—537. sunoFP, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. III,
bl. CLIV—CLVII. Verg. pontanüs, Hist. Gelr. Lib. VIII, p. 408 sqq. slichteraobstj Öeld.
Gesch. Β. VIII. bl. 189 enz.
(4) Chroti. Tiel. p. 494. poktaäüs, Hist. Gelr. Lib. VIII, p. 415. 51Ιοπτενποβθτ , Geld.Geach,
B. VIII. bl. 193. rijdofp, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL D. III. bl. CLVIIL
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406^ gen voorkwam, welke elders den strijd tegen het vorstelyk gezag zoo bloedig ken-
merkten (1). Het evenwigt Tan raagt hieruit tusschen Vorst en Volk ontstaan, werd
later en te spoedig verbroken. De oorzaken hiervan, zoowel als de gevolgen, zullen,
om een zamenhangend geheel te leveren, in het eerstkomende tijdvak der geschiedenis
van Gelre ontwikkeld worden. — Beschouwen wij thans de gebeurtenissen in
Frieslaitd en Ghoningen , welke gewesten wij aan het einde van het vorige tijdperk
in eenen staat van vrede verlieten (2). Met behulp der Hamburgers Λverden de Hol-
1408 landers , die sedert lang met hen in onmin leefden , uit de landen beoosten de Eems
verdreven, waardoor ook hier de binnenlandsche rust hersteld werd (3). De omstan-
digheden verhinderden Hertog Willem VI van Holland^ zich hierover te wreken. Zij
drongen hem zelfs, het bestand met de JFriezen van Ooiier^oen/Fe^ier^osteeds te ver-
lengen , wien dit in het belang van hun handel en zeevaart niet onverschillig was (4),
De Stellingwerver, Schoterlander en Oostzingerlander Friezen daarentegen waren in
geschil met den Bisschop van Utrecht, welke onlangs de heerlijkheid Kuinre door
aankoop met het Sticht vereenigd had, zoowel om de grenzen aan dien kant uit Ie
breiden, als legen de onrustige naburen te verzekeren (5). Het is ligt te bevroeden,
dat de genoemde Friezen hiermede bedoeld worden , en deze weinig gediend waren
met zulk eenen magiigen nabuur, welke hen uit het kasteel Kuinre Ie allen lijde
bestoken konde (6). En toen de Bisschop hun gelastte , de landerijen, welke zij in
deze heerlijkheid in het kerspel IJsselham in pacht bezaten te ontruimen of deze
laatste aanmerkelijk Ie verhoogen, weigerden zij beide en het wrokkend misnoegen
ontaardde weldra in openbare vijandelijkheden. Eindehjk begreep men het geschil door
goede mannen lo beslechten , en te Vollenhove werd in tegenwoordigheid van des
Bisschops en der Friezen afgevaardigden, door jarich , Abt van Stavoren, willem
13 van Renen, Proost lo Emmerik^ en zes schepenen uil de sleden Deventer, Kampen
^j"^·^· en Zivol, als zoenslieden , een verdrag getroffen. De Friezen zouden wegens de ach-
terstallige pacht den Bisschop in eens tweeduizend zeshonderd oude schilden, elk van
drie-en-derlig Vlaamsche groolen , en bovendien van ieder huis vier Vlaamsche pennin-
gen voldoen , en dit bedrag moest verdubbeld worden , wanneer de betaling niet op doi
(1) i'ONTATiiis, Ilist. Gelr. Lib. "VIII, p. 415. sLiciiTEsnoRsx, Geld. Gcsch. Ji. YIII. bl. 193. su-
iioFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. ü. III, bl. CLIX.
(3) f. sjoerds, Fr. Jaarb. ü. IV. bl. 271—279.
(4) Zie hiervoor bl 451, 452. Verg. f. sjoeuds, Fr, Jaarb. D. lY. bl. 279—285.
(5) nuMBAH, Jnalect. T. 11'p. 385—390. mmK^, Kerhl. en JFcreltl Deventer. I). II. bl. 30-3G.
(6) r. SJOERDS, Fr. Jaarb. 1). IV. bl, 287.
-ocr page 559-DES VADERLANDS. ' 1601
bepaalden tijd geschiedde; de landerijen ia den IJsselham zouden aan de Friezeö jaar- 1406—
lijks tegen vier penningen Sterlings elk morgen verpacht worden, doch weder aan
den Bisschop vervallen , wanneer men drie jaren met de betaling der pacht ten achte-
ren was. De Bisschop zou op het kasteel Kuinre eenen voogd stellen, welke den Frie-
zen aangenaam was en die zich moest onthouden van elke beleediging of verkorting
hunner voorregten en vryheden; wederkeerig beloofden zij zich van alle vijandelijk-
heden in Kuinre te Zullen onthouden. Deze voorwaarden zouden beiderzijds onge-
schonden blijven, op boete van drieduizend oude Fjansche schilden voor den over-
treder (1). Dit verdrag werd twee dagen later door "den Bisschop met de drio Over-
ijsselsche steden , en ongetwijfeld ook door de Friezen bekrachtigd (2).
Geheel Friesland tusschen de Zuiderzee en de Lauwers, genoot nu de voordeeleu
van buitenlandschen vrede , want ook het bestand met den Graaf van Holland werd
' Herfst-
weder hernieuwd (3). De verzoening van dekama met botnia strekte ten breidel maand
aan de noodlottige burgertwisten (4). Maar de dood dezer mannen ontstak het nim-
mer geheel uitgedoofde vuur der tweespalt op nieuw en hevig, hetwelk door do kloos-
terlingen, die met deze en gene vermogende Edelen in bondgenootschap traden, dap- ,
per werd aangestookt. Do Schieringers openden dit bloedig tooneei onder voorgeven,
dat de Vetkoopers het ontwerp koesterden, hen, zonder onderscheid van kunne of ja- l'iW
ren, zelfs do zuigelingen niet uitgezonderd, aan hunne wraak op te oiSeren en daartoe
des noods vreemde hulp in te roepen (5). Aanstonds namen zij goslink hiddema van ,
Pingjuni op den weg naar Kollum gevangen en voerden hem naar het huis van
tjaard jongema te Bolswavd. Op ontbod van joost, den zoon van hiddema, kwa-
men onmiddellijk de galama's, epo aylva , tjerk walta en sikke roorda met hunne
gewapende mannen op zijne stins te Nieuwland nabij Bolsward te zamen en dreigden
jONGEaïA, dat zij zich op zijne verwgderdsle bloedverwanten zouden wreken, indien
(1) dümbar, Analect. T. Π. p. 390—397. r. mieris, Charterh. v. Holl. D. IV. bl. 107. Char-
icrb. v. FriesL 1). I. bl. 364—367. dümbar, KerkU en TFereltl. Deventer, D. II. bl. 36—38.
Verg. occo scarlessis , bi. 159. übbo ehmiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XVII. p. 253. wirsemids,
Chron. v. Vriest ß. VIII, bl. 228. schotakus, Fr. Hist. B. VII, bi. 233. f. sjoerds, Fr. Jaarè.
D. IV, bl. 287—293.
(2) DÜMBAR, Kerk- en IVereitl. Deventer. D. II, bl. 38.
(3) v. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV, bl. 133. Charterb. ν. Friesl. D. I, bl. 370.
(4) Zie hiervoor IjI. 412.
(5) occo scarlessis, bl. 161, 162. Verg. dbbo emmitjs, Rer. Fris, ///«i. Lib. XVII, p. 256,
Wellie de waarheid dezfir betigting betwijfelt. wiSsEMitrs schrijft het bewuste plan eerst aan de Vet-
koopers en daarna aan de Schieringers toe. Chron. v, Friesl. B. VIII. bl. 229^
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j^Qg_hij den gevangene niet slaakte. Op grond , dat hiddema het moorddadig plan der
1433 Velkoopers tegengehouden en daardoor de Schieriogers aan zich verphgt had, werd
hij, op aandrang der burgers van Bolsward, ontslagen en door hen, zoowel eers- als
veiligheidshalve naar de stins te ISiemoland,ge\Q\è. Hier zat wijbo βιιννεμα , een
Schieringer opperhoofd, gevangen , die nu ook op hiddema's aanzoek in vrijheid ge-
steld werd (1). De wederzydsche verbittering steeg zoo hoog, dat men schier meende,
Gode eene dienst te bewijzen , wanneer men zijne tegenpartij krenkte of van het le-
ven beroofde ; en de Schieringers, welke op dien tijd verre do magtigsle waren , ver-
volgden met de uiterste woede de Velkoopers, van welke vele doodgeslagen werden
en vele over de Eems bij Jonker keno ten Broeke eene schuilplaats zochteu (2).
Hertog WILLEM van Holland had door tusschenkomst der Hanzesteden, met dezen
woelzieken Edelman een wapenstilstand getroffen (3). Waarschijnlijk heeft hij om dien
tijd ook het bestand met de Friezen weder verlengd (4j. Zeker is, dat in het
volgende jaar Hertog willem, steeds in den Geldersch-Arkelschen krijg gewikkeld, een
1 V. vrede voor drie jaren met de Friezen , de stad Groningen en de Ommelanden heeft
gesloten, waarbij inzonderheid do belangen des handels werden behartigd (5).
1411 Doch de buitenlandscho ruit bevorderde slechts de binuenlandsche onlusten, en
het jaar veertienhonderd elf in het bijzonder, heeft wegens de veelvuldig gepleegde
moorden en geweldenarijen in de gedenkschriften eene treurige vermaardheid verwor-
1412 ven. Te vergeefs trachtte tjaard jongema zich van de stins van joost hiddema te
Nieuwland bij verrassing meester te maken. Hij was reeds met zijn volk bijna over
de valbrug geraakt, toen hem hiddema alleen met het zwaard in de vuist zoo gewel-
dig aantastte , dat hij den moed verloor en met een aanmerkelijk verlies terugweek (6).
Stouter en gelukkiger Avas de overrompeling van BoUward door dodo feitema , Abt
van Oiidehlooster of Bloemhamp, een man van adellijke afkomst en door zijne ge-
leerdheid en deugden vermaard. Reeds lang had hg vruchteloos bij de Bolswarders op vol-
doening voor het vermoorden van een zijner kloosterbroeders aangedrongen, toen hij
besloot zich zeiven regt te verschaffen; Negen dagen vóór Kersmis rukte hij in den
vroegen morgen met zgne gewapende vrienden en monniken voor de onbezorgde stad
(1) occo scarlensis, bl. 1G2, 1G3. avinsemiüs, Chron. v. Friesl. ΰ. VIII, bl. 229, 230.
(2) tjbbo emmiüs, RcT. Ffts. Hist. Lib. XVII, p. 257. schotaküs ,, Fr, Eist B. VII. bi. 235.
(3) Charterb, ν. Friesl, D. 1. bl. 370 , 371.
(4) p. sjoERDs, Fr, Jaarb. D, IV. bl. 297. Verg. Charterb. ν, Friesl, D. I. bl. 372.
(5) v. MIERIS, Charterb. ν, Holl. D, IV. bl. 172, 173. Charterb, ν, Friesl D. I. bk373,374.
(6) occo SCABLENSIS, bl. 163. wiNSEMiüs, Chfon, v. Friesl. B. VIII. bl. 230.
-ocr page 561-DES VADERLANDS, 500
en nam haar in. Dertien medepligligeu aau den moord werden gedood, en anderen , 1400-
welko de gevraagde voldoening verhinderd hadden, naar het klooster gevoerd en op
losgeld gesteld. De Bolswarders vol spijt en schaamte, dat eeno hende monniken iiun
de >yet had voorgeschreven, tastten in bet volgende jaar tweemalen het sterk gebouwde
en welbewaakte klooster aan, doch werden telkens met verlies teruggeslagen (1).
Gelijk vroeger in lijden van beroering en spanning ondersclieideno gemeenten in
Friesland zich wel eens tot handhaving der rust en veiligheid hadden vereenigd, zoo
hield nu ook tot dat doel de Kerklandraad van Leeuwarden met de leeken en Geeste-
lijken van fFirdum, Wartena en Grouw eene bijeenkomst, waar men overeenkwam ,
)) de onschuldigen en verdrukten tegen alle geweld en onregt te beschermen , maar de
onruststookers en booswichten ten strengste te vervolgen en te tuchtigen (2)." Doch
de woede van den burgerhaat werd door de op nieuw ontstane geschillen van de Stelling-
wervers en hunne naburen met den Bisschop van Utrecht, voor eenigen tijd gelenigd.
De twist was over de landerijen in den IJsselham ontstaan , over welke men vijfjaren
te voren den zoen gemaakt had (3). Eene bende Stichtsch krijgsvolk rukte in
Stellingwerf en legde Peperga, Bleswijk met eenige andere dorpen in de asch.
Nog grooter verwoestingen rigtte 'sBisschops Maarschalk, adolf van Zwieten, in Xcwi-
sterland aan, waar onder anderen Lemmcrhoek met de kerspelkerk in brand gestoken
werd ; doch toen hij dieper landwaarts wilde doordringen , tastten hem de veldbewoners met
zulk een geweld aan, dat hij met bijna al zijn volk verslagen werd. Dit bragt ongetwyfeld
den Bisschop tot vreedzamer gedachten , te meer dewijl de Oostergoërs en Westergoërs
den Stellingwervers hunne hulp aanboden. Immers werd kort daarna door geko-
zene scheidsmannen uit de drie Overijsselsche steden, Oostergo ^ Westergo ^ Gronin-
gen, Stavoren en Dodingaiverstal, te /^o/Zew/ioue bepaald en wederzijds bekrach-
tigd , dat de Stellingwervers en hunne bondgenooten , den Bisschop van Utrecht we-
gens deze en vorige onlusten twee en twintig honderd oudo schilden zouden voldoen,
^ JL
maar daarentegen werden de bepahngen van veertienhonderd acht met betrekking lot Win-
de landerijen in den IJsselham, te hunner gunste gewijzigd (4). Dien zelfden dag
(1) wisse31ics, Chron. v. FriesL B. VIII. 1)1. 231. ubbo emmius hcclit niet veel geloof aan dit
verhaal, hetwelk hij met een quis credat? begint, Rer. Fris. Ilist. Lih. XVli. p. 258. icHo-
Tisüs, Fr. Ilist. B. VIL hl. 236.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. L bi. S7o—317. Vertaald door f. sjoebds, Beschr. v. Friesl.
D. L bi. 666.
(3) Zie hiervoor bl. 566, 567.
(4) occo scARLEssis, bl. 164, 165. ubeo Enjiirs, Ker. Fris. fitst. Lib, XVIL p. 257 , 258.
wr-vsEJiics, Chron. r. Friesl. B. VIII. bl. 230. schotasis, Fr. Hist. B. VIL bl. 235,2-36. Char-
li Deel, 2 Stuk. 71
-ocr page 562-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
sloot de Bisschop een vredeverbond voor den tijd van veertig jaren met de Friezen
^ Γ" · 7 1.
bewesten de Lauwer», waarin al de steden en onderdanen van het Sticht be-
grepen waren, en bij welk men elkander veiligheid van personen en goederen be-
loofde (1). Het sluiten van dit verbond was aan beide zijden door eene gezonde staat-
kunde gewettigd. Niet alleen werden de wederzijdsche handelsbelangen hierdoor be-
vorderd , maar den Friezen kon de vriendschap met het Sticht niet onverschillig zijn,
dewijl de wapenstilstand met Holland ten einde spoedde en de vernieuwing daarvan
onzeker was; daarenboven konden ligtelijk de onlusten, die thans beoosten de Lauwers
heviger dan ooit woedden , ook lot hen overslaan. Kwam hun in deze omstandigheden
de hulp des Bisschops te stade , niet minder moest het vredeverbond met hen ook dien
Kerkvoogd welkom zijn , welke uithoofde der twisten in ütrecht, een krijg met Hol-
land moest duchten en die steeds een oog op Groningen gevestigd hield , om die
stad geheel aan zich te onderwerpen , waar thans de schrikkelijkste verdeeldheden
heerschlen (2).
IIisKE ABDENA , aanvoerdcr van do Schieringers in hel tegenwoordig Oost-Friesland en
die steeds in de naauwsle verbinding met de Groningers gestaan had , was door keno
ten Broehe uit Emhden verdreven en naar Groningen gevlugt (3). Hier stond aan
hel hoofd der Schieringers goppen jakges van Stavoren, een schrander, moedig en
heerschzuchtig man , die even als zijn vader jarges coppen , reeds onderscheidene malen
de burgemeesterlijke waardigheid bekleed had en den ütrechtschen Bisschop genegen
was, hetgeen niet weinig do burgeronlusten bevorderde. Vele leden van den stedelij-
ken Raad, bovenal ludolf en jah sigkinge , berkard en rabing horukijnge , jakob
"schelge , evert wiGBOLDs eu jan wighering, alle oud-burgemecsters, ondersteunden
zijne bedoelingen , en Bisschop frederik van Blankenheim bleef niet in gebreke ,
ofschoon met weinig gevolg, hen aan te moedigen om hem de heerschappij der stad
in handen te spelen (4). De komst van hiske te Groningen deed op nieuw de lang
sluimerende driften ontwaken. De Schieringers wilden hem tegen keno ten Broehe onder-
steunen , welke in de Vetkoopers ijverige verdedigers vond , waardoor de twee partijnamen
van Hikhorsten en Broekhorsten ontsproten en de stad in verwarring geraakte. Hevig
terb. v. VriesL D. 1. bi. 37Ü. dümbar , KorkL- en Wereltl. Deventer. D. II. bl. 55. v. sjoerds.
fr. Jaarb. Ό. IV. bl. 307—311.
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 377. dümbar , KerkL- en Wereltl. Deventer. D. II. bl. 53.
(2) F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 315—317.
(3) occo scariensis, bl. 1C4. j. de lemmege , Chron. Gnon. bl. 77. s. jarichs, Corte Chron.
W. 447. e. benittga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 180.
i . I,
(4) bbbo emmitjs, Rer. Fris. Eist. Lib. XVIII. p. 259. scnoxAiros, Fr. Hist. B. VlII. bl. 239.
-ocr page 563-DES VADERLANDS. 571
barstte de vlam der twéedragt los , toeii dé^Hikhorsten af^Schieringers eonige-i Brtfek-
horstgezinde regeringsleden' op het stadhuis overviéIetf.i De burgemeester) johak reiïgees 23 v.
werd midden in de raadzaal doorstoken, en albert barelts nevens jan Üekman, beide
z^yaar gewond, uit de vensters op de markt geworpen. Hier ontmoette de ^^oedende '
menigte hendrik glant en zyn vader οττο clawt , die zy tot in huis vervolgde en al-
daar afmaakte. Allert glant werd aan tafel gedood; zijn zoon wijbraut , en det-
MAR RENGERS , zoon Van den vermoorden burgemeester, ontsnapten ter naauwernood in
de kerk der Minnebroeders of Franciskanen het gevaar. Op aandrang van goppen jarges ,
welke door de oproermakers werd ondersteund , moesten de Velkoopers, bij een besluit van
den Raad de stad verlaten. Hun hoofd reinolt huginge , van een oud en zeer vermogend
geslacht, met zijne kinderen, benevens •wïjbrant , johan en otto glaht /owg^e de
burgemeester bruin clinge met zyne behuwdbroeders ; de raadsheer Hendrik ter bruggen
met zgne vier broeders lodewuk , bartelt , johan en roelof ; reinüuo de tos , arnout
van Steenwijk en vele andere burgers en vrienden begaven zich naar Jonker keno in
Embden, die hen met open armen ontving. Derwaarts wendden zich insgelijks al de
broeders onstemans en hunne aanhangers , met ripperda , houwerda , gockinga en an-
deren , welke door goppen jarges, die thans met zijne vrienden in Groningen en de
Ommelanden uitsluitend het oppergezag voerde , verdreven en verbannen waren. Kort
daarna viel Jonker keno in Reiderland en vernielde er twee sluizen; Iwee dammen
werden doorgestoken en de dijken verwoest, waardoor dat land al meer en meer weg-
spoelde. De kerspels Ferms urn ^ Oterdum ^ Heveskes, Wetwerd^ Bierum en Spijk
legde hij in de asch. Goppen jarges bezette ondertusschen de schansen Reiderzijl ^
Mmisterzijl en Oterdummerzijl, en ligtte uit verscheidene kerken de gouden en
zilveren kostbaarhedenr, van welke hij te ^aynpew arends-guldens liet slaan, die men
naderhand Coppens-guldefas noemde (1). · · '
Middelerwijl maakten de Schieringers in Westergo zich meester van Stavoren en 12 v.
verdreven de Hollandsche bezetting (2). Niet alleen moest de Graaf van door
de omstandigheden gedrongen, zijne spijt verkroppen (3) , maar zelfs het bestand met 1414
■ iï
(1) occo scarlensis, bl. 164. J. de lem51ege, Chron. Gfon. p. 78 , 79. s. JABicris, Coric Chron.
bi. 447. e. bejiinga, Eist V. Oost-FriesL bl. 180—184. «bbo emmius, Rer. Fris. Eist. hih.
XVIII. p. 260. scnoTANDs, Fr, Rist. B. Vlll. bl. 240. f. sjoekds, Fr. Jaarb. D. IV. W. 320—322.
westerdorp, Juarb. v. Gron. D. Π. bl. 341—343.
(2) occo SCARLEl^SIS , bl. 165.
m
71 *
-ocr page 564-ALGEMEENE G Ε S CIIIΕ D Ε Γ^ I S
de Friezen nog voor een jaar yerlengen (1). Stavoren bleef in hunne magt, en JPVeei-
land tussclien de Zuiderzee en de Lauwers was nu geheel aan het Hollandsch gezag
ontlrokken (2). Later vernieuATde Hertog willem insgelijks den vrede met keno ten
Broeke (3). Om zich legen de aanslagen van dezen edelman en de Groninger ballin-
gen , die sedert twee jaren zich bij hem ophielden , te verzekeren, sloot de stedelijke
regering van Groningen met Fivelingo en een gedeelte van Hunsingo een verbond.
Men moest wederkeerig en op eigen kosten , elkander legen keno of andere Duitsche
Heeren en vijandiggezinde landzaten helpen en beschermen, zonder gezamenlijke toe-
stemming geen vergelijk Ireffen , en elk in zijne vrijheden en reglen handhaven, alles
onder verbeurte van duizend oude schilden boete voor den overtreder. De renten en opbreng-
sten van do goederen der onsta's zouden, zoo lang deze Edelen niel met de slad en hare
bondgenoolen verzoend waren , in beslag genomen en tot algemeen nul aangewend worden.
De nadoelen uit eenen krijg met keno voorlvloeyende , zouden uil de goederen zijner
aanhangers en verdedigers aan deze zijde der Eems worden vergoed (4).
Deze voorzorg Avas echter te vergeefs. Keko verscheen met een aantal vaartuigen
Ie Fermsum , waarop zich coppetï jarges dadelijk met een deel gewapende manschap-
pen derwaarts spoedde en hem het landen verhinderde. Onderlusschen had eene me-
nigte Groninger en Ommciander ballingen te Eelde zich met verscheidene aanzienlijke
Drenlhenaren vereenigd. In den nacht Irok zij langs den Polterwolder of Hozenschen
dijk naar Groningen^ cenige rappe gasten geraakten over de gracht, beklommen in stilte
den muur en sloegen de A-poort open, door welke de overigen binnendrongen. Ter-
stond staken zij eenige huizen in brand , lol leeken voor keno van hel welgelukken van den
aanslag. Coppeit jarges dit merkende, vluglte ijlings mei een klein gevolg naar Zam-
jmi, zijne benden liepen uiteen , en keko trok ongehinderd met zijne manschappen
naar Groningen, waar hij de Vctkoopers in het bewind plaatste. Hij herstelde hen
tevens in hunne goederen en in het gezag in de Ommelanden, waar alom de burgen
der Schieringers omvergCAVorpen en hunne bezittingen Ie vuur en te zwaard verwoest
werden. Nu namen van alle zijden de Ommelander Schieringers de vlugl, meesten-
deels naar Hooi'n in West-Frieslaiid. Coppen jarges begaf zich eerst bij zijn aan-
hang Ie Sneeh , en toen naar Bolsward. Groningen was nu hel algemeene loevlugts-
(1) v. mieius, c/iaiterb. v. Holl. D. IV. bl. 286, 288, 289. Cliarterb. v. fricsl. IJ. I.
1)1. 383—386.
(2) Ver{j. V. sjoeuds, Fr. Jaarb. D. IV. ])1. 323, 324. Χ
1406-
1433
26 v.
Eloeim.
1414
12 v.
Lente-
Jnaand,
1415
14 v.
Ilerrsl-
Jiiaaiul,
(3) Charfcrb. v. Vriesl. I), 1. bi. 386. ^ '
(4) idsinga, Slmtsr. D. II. J)l, 230, 231. druïssex , Mon. Gron. D. IV. p. 799.
1
-ocr page 565-DES VADERLANDS. ' 573
oord der Velkoopers geworden. De GrdniDgsche Scliieringers wendden zich lot den 1406—
Bisschop Tan Utrecht en ontvingen van hem belofte van bijstand en bescherming, tot ^^^^
welk einde hij met loeslcmming van den Paus, zes duizend dukaten zoo van zijne
geestelijke als wereldlijke onderdanen ligtte (1).
Ka het verdrijven der Schieringers, kwam keno met Groningen ^ Hunsingo en
Fioelingo overeen , dal hij noch zijne nakomelingen de slad en de beide gewesten
in hun gezag en regt hinderlijk zouden zijn, van hen geene landschatling afvorderen,
of eenig' slot in deze streken aanleggen. Hierbij waren nog eenige bepah'ngen ge-
voegd , welke op de regtsbedeeling en veiligheid van beider onderzaten betrekking
hadden. Onder anderen mögt niemand aangehouden worden , dan om schuld door Y^jJ^'^
hem of zijne erfgenamen gemaakt (2). Keno werd voor zijne moeite eene som van maand
ongeveer duizend gulden toegekend. Zoodra hij vertrokken was, trad Groningen ^^^^
met Hmuingo en Fivelingo in een tienjarig verbond, waarbij zich vervolgens ook
Vredeicold^ Ilumsterland en Acht Kerspelen voegden, lot verdediging hunner
gemeenschappelijke vrijheid tegen alle vreemde Vorsten. Elk der bondgenoolen zou
zich op eigen kosten wapenen, en geene zonder toestemming der overigen eenig
verdrag aangaan. De onderling ontstane geschillen moesten door zegsmannen, of
indien dit niet gelukte , op eene jaarlijksche algemcene zamenkomst van afgevaardigden
te Groniiigen beslecht worden, Goppen jarges , jakob schelge , jan ten uove en
andere hoofden der Scliieringers zou men uit het land weren en overal vervolgen; de aan
k.eno beloofde som werd zynen zaakgelastigde, foggo ukena , ter hand gesteld (3).
De Graaf van Holland vernieuwde den vrede met keno, den beschermer der Vol- 18v.
koopers, maar verlengde ook levens het bestand mot Oostergo en PFestergo waar 1410
de Schieringers het bewind voerden (4). Immers waren de voornaamste Eriescho Vel-
koopers naar Groningen gevlugt, en hier lieten de Schieringers hen ook niol in rust.
(1) occo scAULENsis, LI. IGj , IGG. J. DE LE1I31EGE, Chron. Groiu p. 7i). s. JAHicns, CorteChron.
p. 448. e. bemsga, JUst. V. Oosi-Ffiesl. bl. 185, 18G. ubbo emmius , Rcr. Fris, Jlist. Lib.
XVllI. p. 262, 263. winsemics, Chroii. r. VriesL B. VIII.'bl. 232. schotaurs, Fr. Mist.
li. YIII. bl. 241. idsixga, Staatsr. der Nedcrl. d. II. bl. 231—233. r. sjoerds, Fr. Jaarb.ÜAV.
1)1. 326—331. WESTESDORP, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 344—347.
(2) URIESSEN, Mon. Gron. T. iv. p. 801—s03.
(3) übbo ehmiüs, lier. Fris. Eist. Lib. xviii. p. 263. scuotanüs, Fr. llist, li. viii. bl. 241.
iDSiNGA, Siaaisr. der Nedcrl. d. ii. bl. 234.
(4) v. mieris, Chartcrb, r. UoH. d. iv. bl. 368, 369. westendorp, Jaarb. v. Gron. Ό. π.
bl. 348.
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—Deze braglen in vereeniging met hunne verdreven aanhangers uit de landen aan deze
en gene zijde des Dollartg^ eene krggsmagt bijeen en vielen onder aanvoering van
.SICCO siAKDA of SJAAB.DEMA , ίπ Langewold» Focco UKEWA rukte op last van ΚΕΝΟ met eene
gewapende bende onmiddellijk tot hulp der Vetkoopers aan. Achter Noordhoorn bij de
jQ^, Okwerder Zijl geraakten de beide legers in een hevig gevecht; de Schieringers wer-
Zomer- geslagen, vphonderd van hen gedood en vierhonderd gevangen naar Gronin-
maand
1417 gen gevoerd· Nu tastte fogco ukena den vijand in Acht Kerspelen aan, roofde ,
verwoestte en keerde met grooten buit terug. De losgelden der gevangenen werden
tusschen de stad Groningen en keno gelijkelijk verdeeld (1). Later werden betrekkelijk
dit punt, nog eenige nadere bepalingen getroffen (2). Keno iew ßroeÄe overleed niet lang
daarna te Oldenburg (3). Men schildert hem af als een onrustig, trotsch , heersch-
zuchtig man , wien het noch aan doorzigt noch aan dapperheid ontbrak; en die Avaar-
schijnlijk geheel het tegenwoordig Oost-Friesland aan zich zou onderworpen hebben ,
indien hij langer geleefd hadde (4).
Intusschen had Keizer Sigismund , onderrigt van den slaat van zaken in Friesland,
den Kanselier buwtslow en den kanonik Hendrik clakt derwaarts gezonden. Zij wa-
ren voorzien van brieven, gedagteekend den negentienden van Oogstmaand veertien-
honderd zestien, aan het Friesche volk, waarin hij getuigde, dat de Friezen van ouds
aan niemand dan aan den Keizer en het Rijk onderworpen waren ; dat hg hen bij die
vrijheid wenschte te bewaren, en hun derhalve deze gevolmagtigden zond, om hen
nader met zyne bedoeling bekend te maken en over hunne onderhoorigheid aan het
Ryk met hen te onderhandelen' (5). "De Friesche stenden te Leeuwarden byeenge-
roepen, verklaarden dat zij niet gezind waren, hunne vrije regering en de voorregten
hun vroeger door de Keizers geschonken af te staan, maar evenwel als getrouwe leden
en vrienden des Rijks bereid waren, den Keizer en het Rijk de verschuldigde eer en
occo scarleksis, bl. 166. e. beniuga , Hist. v. Oost-Friesl. bl. 187. «beo emmius , lier.
Fris. Hist. Lib. XVIII. p. 265. wirrsEMiüs, Chron. v. Friesl. B. VIII. bl. 232. scnoTAwus, Fr.
Mist. B. VIII. bl. 243. idsinga, Staatsr. D. Π. bl. 232; en de overige schrijvers aangehaald door
WESTENDonp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 352.
(2) üBBo EHHiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XVIII. p. 265. scuoTAmis, Fr. Hist. B. VIII.
bl. 243.
(3) E. BENiHGA, Htst. v. Oost-Friesl. bl. 199.
(4) tiBBO emmitis, Rer. Fris. Hist. Lib. XVIII. p. 265 , 266. westetoorp , Jaarb. v. Gron.
P. II. bl. 348.
(5) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 390.
-ocr page 567-DES VADERLANDS. ' 575
dienst te bewijzen; den Keizer teyens verzoekemley'hen te verwittigen, op welke
>Yijze hij nader met hen in « verbindtenis wilde treden (1). Met dit antwoord
keerden de gezanten onverrigter zake tot den Keizer terug, dewgl hunne Tolmagt
zich niet had uitgestrekt, om de vele zwarigheden door de Friezen geopperd , uit den
weg te ruimen. Er vloeide evenwel uit voort, dat men weldra aan sigismühd eeii
aanzienlijk gezantschap zond, met last om de bevestiging der oude voorregten en vrij-
heden te verwerven , zoowel tot vernietiging der aanspraken van vreemde Vorsten, als
ter beteugeling van de heerschzuchtige bedoelingen der binnenlandscho Edelen (2).
Ongetwijfeld was het gedrag én van den Keizer én van de Friezen het minst tot ge^
noegen van den Graaf van Holland. Hij'konde zich hieruit niet veel goeds voor
zijne regten en aanspraken op Friesland beloven , die veeleer met eene geheele ver-
nietiging bedreigd werden (3). Zoodra hij xxii Frankrijk was teruggekeerd, besloot
hij zich met ernst tegen 's Keizers inzigten te verzetten. Hij verbood den Ooster-
goërs en Westergoërs den Keizer eenige schatting te geven of voor Heer te erken-
nen; hij was dien Vorst slechts, voor de Friesche landen leenverheffmg schuldig en
had besloten, zgne regten op het krachtigsle te handhaven. Te zelfden dage schreef
hij in gelijken geest en toon aan den Kanselier buntslow , om alle verdere onderhan-
delingen met de Friezen te staken (4)i .Het bestand met Oostergo en Westergo
werd door hem en zijn broeder, den Bisschop van Luih,, voor nog één jaar ver-
lengd (5). Γ
's Keizers handelwijze met betrekking tot Groningen en het Gooregt, was in strijd
met de gevoelens, welke hij aan de Friezen - bewesten de Lauwers had opengelegd.
Immers werd Bisschop prederik. van Blankenheim door hem in al do bezittingen en
regten door zgne voorzaten aan den Utrechtschen stoel geschonken, en derhalve ook in die
op Groningen en het Gooregt, bevestigd (6). Dit bragt do Groningers en Ommelanders
tot nadenken en gaf ongetwyfeld aanleiding, dat zij zich door een nieuw verbond enger aan-
(1) wiNSEMiTis, Chron. v. Vriesl B. VIII. bl. 232.
(2) ubbo emmiüs, Rer. Fris. Hist. Llb. XVIII. p. 264. schotanus, Fr. Rist. B. VUL bl. 243,
(3) F. sjoERDs, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 337.
(4) v. mieris, Charterb, ν, Holl. D. IV. bl. 396—397. Charterb. υ. Vriesl. D. Lbl.392,393
De brieven zijn van den 30 van Grasmaand 1417.
(5) V. MIERIS, Charterb, ν. Holl. D. IV. bl. 395, 396, 397. Charterb, ν. Vriesl. D. I.
bl. 391, 393.
(6) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl, D. IV. bl, 392. De brief is van den 17 van Slagtmaand
1416. HEDA, p. 274—276. ''
j^Qg_een sloten, om zich meer en meer tegen Treeracle overlieersching Ie verzekeren. Zij
1433 hcloofden elkander te goeder trouw, zonder onderlinge toestemming en goedkeuring
12V. geen bestand met iemand aan te gaan of eenigen vreemden Heer te erkennen, op
rj ^^
inaTnd' tweeduizend oude schilden , ten behoeve van hen, welke zich aan het ver-
1417 bond hielden (1). Te vergeefs zond hun de Keizer den Kanselier bui^tslow en den
Ridder sefried van fVendingen i zij weigerden aan eenig voorslel tot onderwer-
ping gehoor Ie geren. Dit bewoog hem, naar het schijnt, den rijksban over hen
en hunne bondgenooten aan gene zijde der Eemt uit te spreken (2). Men bekommerde
zich hierover zoo weinig, dat do nu heerschende Vetkoopers steeds hunne landgenoo-
ten, de Schieringers, alom, zelfs over de Lauwers op het hevigst vervolgden (3).
Ook vernieuwde en bekrachtigde occo ten Broeke het verbond door zijn vader keito
16 v. met de stad Groningen^ Hansingo en Fioelingo getroffen (4).
maand" Inmiddels was Hertog willem van Holland overleden (5). Zijn broeder jan van
Beijeren bood den Schieringers tegen de Vetkoopers hulp en bijstand aan, indien zij
hem voor heer wilden erkennen. Hiertoe werd op eene algemeene vergadering te
Stavoren, aan welke ook de Groninger en Embder Schieringers deel namen, besloten.
Het regt zou in naam des Ilertogs, als wettigen landsheer, door de Grietmans en reg-
ters naar het landregt uitgeoefend worden, en zij hem hierop jaarlijks te Groningen
en te Stavoren den eed afleggen en er de boeten of breuken verantwoorden; twe e
grooten Vlaamsch jaarlijks van ieder huis, het regt van munt en de hondei:dslo pen-
ning van alle inkomende uilheemsche goederen tot tol werden hem toegekend. Daar-
1418 ^^Ü Friezen bij hunne vrijheden en regten handhaven, hen tegen
alle in- en uitlandsche vijanden beschermen, de ballingen aan de beide oevers der
Eems in het bezit hunner goederen herstellen, en niemand buiten Friesland Ier
heirvaart zenden (6).
(1) übbo emsiiüs, Rcr. Fris. Ilist. Li]>. XVlIl. p. 205. scuotatics, Fr. Hist. B. VIII. LI. 243.
iDsiNGi, Slaatsr. D. II. bl. 234.
(2) idsinga, Staatsr. D. h. bl. 234. westendorp , Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 353.
(3) übbo emmids, Rcr. Fris. Hist. Lib. XVIII. p. 265. schotanüs, Fr. Hist. B. VIII, bl. 243.
(4) driessen, Man, Gron. T. IV. p. 802, 803.
(5) Zie hierTOor, bl. 456.
(6) ïroïjerius vïs nidek, Analect. p. 415—417. e. be.msga , Hist. v. Oost-FriesL h\. 189,
v. bieris, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 502. Charterb, ν. Vriesl. D. I. bl. 403, 404. f.sjoerds,
Fr. Jaarb. D. IV. bl. 349, beweert, dat deze voorwaarden en opdragt voornamelijk het werk
der Vetkoopers geweest rijn.
\
-ocr page 569-DES VADERLANDS, 500
De»Groninger en Eemser Vetkoopers waren len uiterste gebelgd over dit verbond,
en dewijl do Schieringers, voornamelijk mi Dokkiim en Ezumazijl ^ de Eems
Lauwers onveilig maakten, bragten zij eene talrijke krijgsmagt bijeen, welke onder
bevel van foggo ukena alles te vuur en te zwaard in Acïitkarapelen en Dongera-
deel verwoestte. Dokkum werd bij den eersten aanval ingenomen, geplunderd en
in brand gestoken; geen stins of slot der Schieringers in don omtrek bleef gespaard.
Een gelijk lol trof het blokhuis te Ezumazijl, hetwelk met groote moeite en met hulp van
Hamburger en Lübecker schepen, welke van den zeekant aanvielen, stormenderhand
ingenomen en welks bezetting door beulshanden onthoofd werd. Van Stavoren tot
Gerkeshrugge werden allen Schieringers, wereldlijken en geestelijken, zonder on-
derscheid , eene brandschatting van eenige duizenden oude schilden opgelegd. Sicco
SJAARDEMA to Franeker moest tot waarborg dezer gelden, welke niet zoo terstond
konden bijeengezameld worden, zijnen zoon in gijzeling naar Groningen zenden.
Nu sloten de Achtkarspelers een bestand van zeven maanden met de Groninger Vet-
koopers en hunne bondgenoolen , waarbij zij beloofden, de Schieringer ballingen
niet te herbergen , den verbondenen vrijen doortogt tegen hen te verleenen, en geene
sterkten aan de grenzen op te werpen. Opsterland volgde hun voorbeeld. Daarna 15 v.
bevredigden zij zich met Langewold ^ Fredewold en Humsterland^ een weinig later
>verd het verdrag tusschen Groniiigen, Hunsingo en Fivelingo vernieuwd (l).
Om dien tijd had Keizer sigismüicd weder den Kanselier buntslow en den Kanonik
GLAïïT gemagtigd, om met de Friezen , op hun eigen verzoek , over eene nadere' ver-
binding van hen met het Ryk te onderhandelen (2). Te Leeuwarden overhandigden
deze afgevaardigden den bewindslieden den keizerlijken brief, in Avelken het Opper- I4iy
hoofd des Rijks verklaart, dat hij , met raad zijner Vorsten , de bewoners van Oost-
en West-Friesland ^ gemeenlijk vrije Friezen genoemd, op hun aanzoeken beves-
tigt in al de vrijheden en voorregten hun door de vorige Keizers verleend , zoowel als
in hunne eigene regten, loffelijke gewoonten en aloude gebruiken} de slraf van naast-
bestaande en verwante boosdoeners zou echter voortaan niet meer op de onschuldigeii
overgaan; alleen de schuldigen, niet hunne onschuldige bloedverwanten zouden gestraft
worden. Hieronder waren ook de landstreken, gezinnen, lieden en goederen begre-
pen , welke met geweld van het Rijk waren afgescheurd , maar nu onder het gezag
daarvan teruggebragt werden. Zij zouden lot geenen Vorst dan tot do Keizers en
(1) j. de lemmege, ChroH. Gi oti. p. 81, 82. s. JARiciis, Cort. Chron. LI. 448. e. βεκιμαα ,
nist. v. Oost-Priesl. bl, 188. tßbo emsiics, lier. Fris. Eist, Lib. XVIII. p. 2β7 , 268. schota-
Küs, Fr. Jlist. β. Vm. bl. 244, 245. wwsEMrijs, Chron. v. Friesl, B. VUL bl. 233 , 234. wes-
teiidohp, Jaarb. v. Gron, D. IL bl. 357—359.
(2) V. bieris, Charterb. τ. Holl. D. IV. bl. 502. Charterb. ν. Friesl. D. Ι. bl. 403.
IL Deel. 2 Stuk, 72
514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406--Roomscli KomngenHn belrekking, staan en niet van het Rijk afgescheiden of yervreemd
mogen worden; al wat er van dien aard in het groote of kleine had plaats gehad,
werd vernietigd en opgeheven. Zij zouden den Keizer alleen binnen de grenzen van
Friesland, vooral ter bedwinging van de ongehoorzamen aan het keizerlijk gezag al-
daar , dienstpligtig en, behalve een bepaald haardstede-geld, hetwelk hij beloofde
weg te schenken noch te verpanden, van alle beden en belastingen , ten zij in bij-
zonder noodzakelijke gevallen, vrijgesteld zijn. Voorts belooft hun de Keizer, dat zij
nimmer door^eenig geestelijk of wereldlijk Vorst of Heer, van welken staat ook, maar
slechts door' hunne Grietmans, regters en ambtenaren naar hunne wetten, gewoonten
en gebruiken zullen bestuurd' worden. Het overtreden van dezen vergunningsbrief,
zou met vijfhonderd mark zuiver goud geboet worden (1).
Te vergeefs trachtten de keizerlijke afgevaardigden de Vetkoopers en de Schieringers
met elkander te verzoenen. Het scheen genen toe, dat zij dezen begunstigden, en
welligt moet daarin de hoofdoorzaak gezocht worden, dat Groningen, waar thans de
Vetkoopers het gezag voerden, met den Bisschop van Utrechtwelke steeds zijn regt
op die stad met nadruk aandrong, in onderhandeling trad; men verkoos veeleer eenen
vreemden Heer te erkennen, dan de Schieriogers in het bewind hersteld te zien. Do
Stichtsche Kerkvoogd grondde'zijne aanspraken op do giftendoor do Keizers vóór eeuwen
aan do Kerk van Utrecht gedaan (2). De Groningsche regering erkende die en ver-
klaarde levens, dat de slad, het geregt en do heerlijkheid van Groningen derhalve
den Bisschoppen en der Kerke van Utrecht eeuwen behoorden , en dat zij de
huldiging van den Vorst Bisschop als wettigen landsheer in zijne stad Groningen zoo
vele jaren te onregte geweigerd, maar thans hiertoe op de volgende voorwaarden besloten
hadden : Allo manspersonen boven de twaalf jaren zullen zweren goede Stichtslieden to
zijn en altijd to blijven. Do stad zal hare oude regten, vrijheden en gewoonten be-
houden. Niemand zal in het bisschoppelijk gebied wegens de overrompeling van Gro-
ningen vervolgd of beleedigd worden. Zoowel die in als builen het Hanzeverbond
zijn, zullen hunnen handel drijven gelijk sinds dertig jaren geschied is. Do Bisschop
zal nimmer iemand, en vooral: niet de ballingen, zonder bewilliging der stedelijke re-
gering in Groningen mogen brengen. De Groningers zullen door het geheele Sticht
(1) occo scarleksis, bl. 167, 168. e. beninga, Hist. v. Oost'Friesl.U. 193—198. ubbo em-
btivs, Rer. Fris. Hist. Lib. XVIII. p. 268, 269. winsejuus, Chron. v. VriesL B. VlU. bl.235—
241. schotahüs, Fr. Hist. B. Villi bl. 245» Docum,.\A' 22· V. mieris, Charterb. ν. Holl. D. IV.
bl. 423. Charterb. ν. Friesl. D.' L> bl. 396—401. De brief was reeds den 30 van Uerfstmaaiid
1417 gegeven, doch de oTergiile daarvan, door vele omstandigheden, vertraagd. Zie F. sjoerds,
Fr. Jaarb. D. IV. bl. 372.
(2) Zie Alg. Gesch. d. Faderl. D. II, St. I, bl. 82, 84, 85.
-ocr page 571-Trij en ongehinderd handel dry ven, reizen en verkeérèn,' De Bisschop zal de »Yerbind-
tenissen van Groningen met occo ten Broehe en mei de Ommelanden niet hinde-
ren , de slad beschermen èn zij ten eeuwigen dage eene van de zes hoofdsleden van 15 y.
het Sticht blijven. Deze voorwaarden werden op denzelfden dag door den Bisschop
by eenen afzonderlijken brief aangenomen eri bezegeld, Hy werd daarop in Zomer-
maand te Groningen gehuldigd en gaf, op verzoek der stad, aan de Ommelanden
de verzekering, dat hij hen nimmer in iets zoude krenken of verkorten, indien zij
slechts hem niet beleedigden en hel verbond met Groningen getrouw bieren; dat hij
hen legen het geweld en de verongelijkingen van anderen met raad en daad zou onder-
sleunen en zorgen, dat hen niemand in zijn gebied ongestraft overlast aandeed; levens
beloofde hij geen slot of sterkte in het land te bouwen of van een ander over
te nemen, waaruit voor hen eenig gevaar of nadeel konde voortvloeijen (l). Zoo
eindigde het langdurig geschil over het oppergezag lusschen den Bisschop van Utrecht
en de slad Groningen. De Groningsche handel begon zich van dat oogenblik af krach-
tig uit Ie breiden, de koopman reisde nu ^waar hij voorheen niet komen mögt en
genoot, even als do andere Slichlsche onderdanen, door het geheele bisdom vryheid
Tan tollen zoo te water als te land (2).
De overeenkomst met den Bisschop van Utrecht konde slechts do klove lusschen de
Schieringers en Vetkoopers 'verwijden. Do burgerkrijg dreigde dan ook weder op nieuw
en hevig Ie ontbranden. In Westergo trokken de Velkoopers tegen sicco sjaardema.
te Franeker op, oni van hem het uilleveren eens vlugtelings, die een diefstal gepleegd
had, af te dwingen. Maar sjaarbema loog hen met eene talrijke gewapende bende
te gemoet, versloeg hen te Spankamp en maakle zich meester van J)okkum met
de slins Ie Εzumazijl, Avelke hij versterkte , om de nabuurschap in bedwang en do
Groningsche Velkoopers in teugel te houden. (3). De nadrukkelijke verloogcn der
keizerlijke gezanten, die zich thans te Deventer bevonden, bewogen echter de beide
aanhangen, om tot herstel van den binnenlandschen vrede , hunne afgevaardigden der-
waarts te zenden. Veelvuldige bijeenkomsten en langdurige onderhandelingen had-
den zoo te Deventer als te Kampen plaats. De volijverige en welmeenendo bunts-
Low bezochl zelfs nogmaals do'onrustige gewesten van de Zuiderzee lot over de
Eems, om do gemoederen te bevredigen; doch alles was vruchteloos. De Schie-
ringers drongen op de herstelling van de Groninger en Embder ballingen, en de
(1) idsinga, Staatsr. D. II. bi. 236—242. Verg. j. de lemmege , ^ CAron. Gron. p. 84, 85.
BBBO EMMitis, Rcv. Fris. liist. Lib. XVIII. p. 270. schotarcs, Fr. Hist.ïi.^\\\.h\.2M. r. sjoehüs,
Fr. Jaarb. ü. IV. bl. 362-370. ' '
(2) ΛνΕ8ΤΕΛΌ0ΐΐΡ, Jaarb. v. Gron. D.'ll. hl. 362.
(3) occo scAULEssis, bl. 16S. wiiNSEjiii's, Chron. Γ. yriesl. B. VIII. hl, 241.
74 *
-ocr page 572-1614 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
1406— vernietiging van het verbond met den Bisschop van Utrecht aan, waarvan occo ten
Broeke noch de Velkoopers in Groningen iels wilden hooren. Buntslow en zijn rae-
degezant trokken onverrigter zake naar den Keizer terug, tot wien zij partijen ter
eindelyke beshssing verwezen hadden, maar bij wien hij even weinig dank inoogstte
als bij de Friezen, welke hem zelfs van dubbelhartigheid en kwade trouw beschuldig-
den. Groningen was ondertusschen voor tienduizend Rijnsche guldens uit den belem-
merenden rijksban ontslagen geworden (1).
Het vertrek der keizerlijke gezanten Was het teeken tot de wederuitbarsting van den
Lurgerkrijg. Kort te voren had de stad Groningen een nader verbond van vriendschap
28 v. mei Hunsingo en Fivelingo gesloten, en daarbij de oude regten en vrijheden dezer ge-
t^m' westen tegen elke inbreuk van hare zyde verzekerd (2). Waarschijnlijk trachtte zij die
1419 gemeenten te meer aan zich te verbinden, opdat deze , wanneer de vredesonderhande-
gen mogten afspringen, haar bij een inval in Friesland bewesten de Lauwert ^ waar
do Velkoopers de onderliggende partij waren, niet hinderlijk zouden zijn (3). Wel
30 v. hadden de Bolswarders den onrusligen coppen jarges verdreven, maar de Schie-
1420 ringers maakten zich eerlang b^ verrassing meesier van do slad, waarbij japt tjal-
LiNGA, een voornaam Velkooper , met eenigen van zijnen aanhang werd doodgesla-
gen. ïwee dagen daarna overrompelden de Schieringers het Haskerklooster, verdreven
do monniken en verwoestten grootendeels het gebouw. De Velkoopers in Groningen
en in Oost-Friesland braglen nu eene vloot bijeen tot ondersteuning hunner partij
in fVestergo. Een togt te land oordeelde men te bezwaarlijk, dewijl de wogen
en posten in Oostergo door de Schieringers bezet waren. Do bonilgenooten land-
den onder aanvoering van den dapperen foggo ukena bij Ilindeloopen. Do benden
van sicco sjaardema , welke hen trachtte te weren, werden tusschen die stad en
12 V Molhwerum in een scherp gevecht geslagen; driehonderd Schieringers waren gesneu-
IMoeiai. y^iij tweehonderd gevangen gemaakt. De vlugtelingen redden zich binnen Sta-
voren en Sloten^ welke plaatsen zij in der haast zooveel mogelijk versterkten, om een
aanval te kunnen wederstaan. ükena werd terstond te Uindeloopen binnengelaten , waar-
van alle kanten Edelen en Geestelijken zich aan hem onderwierpen, de plundering af-
kochten, of met hem een verbond van vriendschap sloten (4). De buit en de gevange-
(1) ubbo EBMiüS, ReT. Fris. Ilist. Lib. XVIII. p. 271—278. scnotanüs, Fr, Hist. B. VIII. bi.
247—252. F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. IV. bi. 382—405. westerdobp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl.
363-368.
(2) iDsiNG\, Staatsr. D. II. bl. 250, 251.
(3) F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 405.
(4) occo scarleksis, bl. 168 , 169, 171. vaii tüabor , Ilist. v. FriesL bl. 610. e. benmga ,
HisU v. Oost-Friesl. bl. 200, 201. obbo emjiids, Rer, Fris. Hist. Lib. XIX. p. 279. wisse-
DES VADERLANDS. . 581
nen werden gelijkelijk onder de bondgenoolen verdeeld (1). De Abt van hei kloosler 1406—
le Ludtngakerk verzoende zich met occo ten Broeke, de stad Groningen en de ^ ^
Ommelanden^ belovende geen hunnei: vijanden op te nemen ofte beschermen (2). Zomer-
Kort daarna traden do Sraallingerlanders, op dezelfde voorwaarden als vroeger de "1^420
Achtkarspelen en O pst er land ^ met hen in een verbond (3).
De ontmoedigde Schieringers wendden zich om hulp tot Hertog ja.n van Beijeren
uit kracht van het met hem gesloten verdrag, hetwelk kort te voren weder was ver-
lengd geworden (4). Ondertusschen had rocco ukewa het stadje i^/o/e/i belegerd,
hetwelk hij oordeelde eerst te moeten bezitten, vóór hij Stavoren , de voornaamste
wijkplaats der Schieringers, met vrucht konde aantasten. Jan van Beijeren zond
weldra onder bevel van πΕΝηκικ van Renesse de verzochte benden , die bij hare aan-
komst eenige der aan strand hggende schepen der bondgenooten vernielden en vervol-
gens met de Schieringers vereenigd, tot onlzet \όλχ Sloten oprukten. Ukena werd
ge-
noodzaakt het beleg op to breken en geraakte in een bloedig gevecht, waarin hy maand,
door den veel magiiger vijand werd verslagen. Hij liet vele gesneuvelden en gevange-
nen achter, en vlugtte naar Hindeloopen. De slaat van zaken in Z/o//awi/riep de hulp-
benden terug, en ook foggo ukeha verliet dit gedeelte ydM Friesland ^ om zijne strijd-
krachten le herstellen , doch liet eene .sterke bezelling in ïlindeloopen achter. Op aan-
zoek van sicco sjaardema kwam spoedig weder eene bende Hollanders in Frieslandy
welke het dorp Makkiim met verschansingen omringde en van daar uit do omliggendo
dorpen der Velkoopersgezinden veel nadeel berokkende. Hel versterken van Makkum
beschouwden de Workummers, hoezeer Schieringersgezind, als eene inbreuk op hunne
vrijheid cn wendden zich tot occo ten Broeke , die zich tot een tweeden krijgslogt
toerustte. Dit stemde sicco sjaardema en andere aanzienlijke Schieringers, wölke
daarenboven uit het verdeelde Rolland vooreerst niet veel onderstand le wachten had-
den , tol vrede met de Velkoopers beoosten de Lauwers, en sjaardema werd met
dit oogmerk naar Groningen afgevaardigd. In zyne afwezigheid zond sjaard aylva
le Witmarsum eenen brief aan de Hollandsche bevelhebbers le Makkum met de
nagebootste naamleekening van sjaardema en diens zegel, aan eenen anderen brief
ontnomen, waarin hij hun raadde op hun behoud bedacht le zijn, daar geheel
Kics, Chron. v. Friesl. B. VIII. bl. 241. schotaküs, Fr. Hist. B. VIII. bl. 252. f. sjomds, Fr.
Jaarb. D. IV. bl. 406.
1) DRIESSEX, Man. Gron. T. IV. p. 804.
(2) Charterb. ν, Vriesl. D. I. bl. 412.
(3) üBBo EMMiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XIX. p. 280.
(4) Charterb. v. Friesl. D. I. bl. 415.
-ocr page 574-582 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
MQQ—Obstergo en Wetter go de wapenen hadden opgevat, om hen aan Ie lasten en'hij
nicl bij magie was, de verwoede menigte te beteugelen. Deze tijding verwekte zulk
een schrik onder de bezetting, dat zij zich des nachts met hare goederen en oor-
logsbehoefte inscheepte, do vestingwerken van het zwakbezette Makkum in brand
stak en naar Holland Yertrok. Deze welgeslaagde list had ongetwijfeld invloed op
het bespoedigen van het verdrag, hetwelk voor den tijd van iNvintig jaren iQSSchen
ocgo ten Broeke, de stad Groningen en de Ommelanden aan de eene , en sicco
8jaa.rdema nevens onderscheidene Edelen, Priesters en de gemeenten van Franekera-
5 deel aan de andere zydo getroffen werd. De voorwaarden dezer bevrediging waren:
Oogst-
maand. volkomen veiligheid van personen en goederen bij het reizen, trekken, handelen en
^^^^ verkeeren onder elkander ; wederzydsche bystand tot dat einde bij dag en nacht; het
weigeren niet alleen van doortogt of verblijf aan hem , die het voornemen aan den
dag legde , iemand hunner aan te vallen of te benadeelen, maar ook het krachtdadig
verhinderen van zulke bedoelingen (1).
Dit verdrag bepaalde zich slechts hoofdzakelijk tol de Schier'mgers ia Franekeradeel;
legen de overigen verbonden zich occo ten Broeke, Groningen, Langewold en
Jlumsterland met de Velkoopers van Hindeloopen en Wolderkerk (2). Dit schijnt de
Oostergoërs en Westergoërs aangespoord te hebben, om zich met occo ten Broeke en
zijne bondgenooten te verzoenen. Immers werden lot dat doel van wederzijden gcmagtig-
'deri naar Leeuwarden gezonden. ""Doch naauwelijks waren zij bijeengekomen , of do
monniken, nog onverzoenlijker en haatdragender dan de Edelen en bet volk, ge-
raakten in beweging, om de middelen tot verbroedering vruchteloos te maken. De
klóosterlingen van Bloemkamp of Oldeklooster, wier Abt dodo feitama , melTJAARD,
Abt' Van Lidlutn, abba van Jorwerth, tjaakd waltha en popko feddama , als af-
gevaardigde ' van Oostergo en Westergo op de vergaderiog te Leeuwarden zich be-
vond', vielen gewapenderhand in den nacht Ludingakerk aan , overweldigden de poort
en zoudeii zich ongetwijfeld van Jiet klooster meester gemaakt hebben, indien niet
juist daar binnen sicco ki'eniiuis , sicco gratinga , gale πανυα en eenige anderen
vereenigd geweest waren, om de zaak des vredes te bevorderen. In vereeniging met
de Ludingakerker monniken, sloegen deze Edelen de Bloemkampers met verlies tot
aan het dorp Arum in TVinseradeel terug, waar de vlugtelingen stand hielden en
(1) occo scarlensi8, bl. 169—171. van thabou , liist. v. Vviesl. bi. 6, 7. e. beninga, i/üi, v.
Oost-FriesL bl. 201—203. ubbo emmius , Rer. Fris, Rist. Lib. XIX. p. 280. aviksemics , Chron.
v. Vviesl. B. Vm. bl. 242, 234. scuotaküs , Fr. Hist. B. VIII, bl. 252, 253. v. mEnis, Char-
terh. v. Holl. D. IV. bl. 551. Charterb. ν. Vriest. D.-1. bl. 415. f. sjoerds, Fr. Jaarb. O.lV.
bl. 413—417.
* (2) WESTENDonp, Jmrb. v. Gron. D. II. bl. 373. ; O '
-ocr page 575-DES VADERLANDS. . 583
een scherp gevecht voorviel. Sicco syehhuis sneuvelde; gratinga^en' hainya werden 1406—-
zwaar gewond. Zoodra deze na eenigen tijd genezen waren j-t^okken-zijj met vijftig
van de sterkste Ludingakerkei monniken heimelijk naar staken twee
poorten in brand en sleepten twee··van de kloosterbroeders mede;i 3welke\aan eenen
boom op het kerkhof te LudingaJterk yiQv^Qii opgeknoopt (1). } . .üj.·
Γ Te midden van zulke geweldenarijen en buitensporigheden , die ongestraft gepleegd
werden en bij elk weldenkende den/ wensch naar vrede en herstel van lucht versterk-
ten , werd te Leeuwarden een Yerbond van bescherming tusschen oc(io^ten„ BrQeké 14 v.
IΓ Cé-
en Groningen met de landen van Oottergo en fVestergo getroffen. De belangrijkste
punten waren : algemeene vergiffenis van alles wat er geschied was, behalve van dien 1420
moord aan οττο glinge , den broeder van bruiit clinge , een'der Groningsche {afge-
vaardigden gepleegd; terugroeping Tan alle ballingen uit Oostérgo Gn'Westergo ^ eu
teruggave hunner goederen in den staat in welken zij die achtergelaten-hadden; alge-
meene bevrediging, aflegging van wapenen en afdanking van Yrèemde, krijgsbenden;
vrijheid van handel en wandel door geheel Friesland^ handhaving ^amrust en vei- «
ligheid en het gestreng straffen van misdadigers.' Het dooden van een hoofdling moest
met duizend oude 'schilden aan de na'astbeslaahden en even zooveel aan den plaatse-r
lijken ,regter ; van een huisman met de helft, en van· èen ruiter met een vijftigste
gedeelte dier som verzoend worden ; wie niet betalen konde , werd met den dood gestraft, v η
Bij binnenlandsche oproeren of buitenlandscho aanvallen zOu men elkander op eigen
kosten do behulpzame hand bieden. Tot waarborg van de'nakoming-γαη^dezen vredo
zouden de zonen van de voornaamste Vetkoopers voor den-tijd van drieTjiireii bij occo
ten Broeke , en die van de hoofden der SchieringeW-in GrömWjg'eii als-gijzelaars blij-
ven (2). - ^ - V^·.·.« I- Ji'·' : 1
Deze overeenkomst , hoezeer door de gemagtigden der beide aanhangen geteekend en
bezegeld, beantwoordde'geenszins aan het doel. De burgerhaat was te lang en te diep
ingeworteld, om op eens uitgeroeid te worden. Velen, inzonderheid Schieringers,
weigerden, toen het verdrag in werking moest komen, hel stellen van gijzelaars; en
verscheideoe punten werden afgekeurd door hen, die. er zich door benadeeld meenden.
De Embder en Groninger ballingen, welke zich' in W ester gó ophielden, waren het min-<
sie er over voldaan en verwekten het eerst onrust. De» Vetkoopers en de Hindelooper
Schieringers vereenigden zich met hen, en deden des nachts een onverhoedschen aanval ιι^^^ί.
op de stad Stavoren, welke zij vermeesterden. Coppen jarges en eenige anderen sneuvel- maand.
(1) UBBO EMMICS, Rel'. FHs. riisl. Lib. XIX. p. 281.win8Emws, Chron. n. FriesL B. Vül. bl.
243. sceoTARCs, Fr. Eist. B. Vlll. bl. 254.
(2) Charterb. iv.i Friesl. D. I. bl. 416—419. Vergelijk übbo emmic» en schotakbs h» 1. c.
-ocr page 576-584 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
1406—den dapper strydende ; zijne overige aanhangers vlugtten naar jfiTo/Zawc? of naar iS'/oiew (1).
1433 jfgj.(Qg j^jj ygj^ Beijeren nam zyne weduwe en kinderen in bescherming (2). Om dien
lijd of niet lang daarna geraakte Stavoren in brand; de vlam, door een hevigen wind
voortgedreven, vernielde meer dan vijfhonderd huizen, meestal met. riet gedekt, Avaar-
door het zuidelijk en zuid-oostelijk gedeelte dor stad in asch verkeerde. Het St. Odolfs
klooster, met een sleenen dak voorzien, bleef staan. De stad werd later binnen een
veel kleineren kring ommuurd; zy had reeds veel van haren handel en fabrijken
verloren (3).
Ondertusschen had jan van Beijeren zijn gezag in Holland zoo wèl gevestigd , dat
hy zich thans ernstiger met de Friesche zaken konde moeijen (4). Vele onderhande-
lingen, zoo met de Vetkoopers als Schieringers werden aangeknoopt (5). De vijande-
lijkheden lusschen de beide aanhangen duurden middelerwijl voort. Sloten en de Lem-
mer waren de voornaamste sterkten der Hollanders en Schieringer Friezen , uit welke
zij de Vetkoopers bestookten, die van hunne zijde niet in gebreke bleven hen door
1421 gedurige aanvallen afbreuk te doen (6). De Schieringers verwoestten op Palmzondag
het huis van ta.co abbema. te Ippekolsga in JV^ijmhritseradecl, bemagtigden op
Paaschnacht Leeuwarden en plunderden do dorpen Bautverd, Imsum en Boorda-
huizum (7). Eindelijk gelukte het jan van Beijeren eenQ overeenkomst met Oo^ier^o,
3 v. ester go en do ballingen uit de landen tusschen de Lauwers en de JVezer te treffen ,
waarbij zij hem als landsheer erkenden. Hierbij werd bedongen ; de bevestiging der
regten en vrijheden van Stavoren; jaarlijksche eedaflegging der Grietmans en regters
aan den Hertog of zijnen stedehouder in die stad, dat zij naar de oude Friesche wetten
in zijnen naam regt geoefend hadden; verantwoording der boeten en breuken; 'sjaars
eene schatting of Jmislage ten behoeve des Hertogs , twee Vlaamsche grooten (vijf
stuivers van onze munt) op ieder huis; het regt van munten; de honderdste penning
als tol van alle goederen door buitenlanders uitgevoerd voor den Hertog , benevens het
(1) üBBO EMMius, Rcv. FHs. lUst. Lib. XIX, p. 282, 283. winsebucs, Chron, v. Friesl. B.
VIII. bl. 245. scnoTAKUs, Fr. Jlist. B. VIIl. bl. 255.
(2) Charterh. v. FriesL D. I. bl. 444.
(3) ΓΒΒΟ EMMIUS, Rei'. Fris. Hist. Lib, XIX. p. 283. scuotaüds in 1. c.
(5) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 419-425.
(6) Γ. SJOEUDS, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 434, 435.
(7) V. thabor, Eist. V. Friesl. bl. 10. tibbo ekmiüs , Rer. Fris. Uist. Lib. XIX. p. 283. ww·
iKHius, Chro7i. v. Friesl. B. VIII. bl. 244, 245. sciiotiküs, Fr, Hist, B. VIII. bl. 255.
DES VADERLANDS. . 585
derde gedeelte der gestrande goederen, wanneer de eigenaar zich niet binnen het jaar 1406—-
vertoonde; het toepassen van straf alleen op den misdadiger; tolvrijheid voor de
Friezen in Holland^ geene oproeping lot heirvaart buiten de grenzen van Fries-
land ^ bescherming van de Geestelijken, sleden, hoofdelingen en goede lieden tegen
al hunne vijanden ; algemeene vergiffenis aan de zijde des Hertogs; en eindelijk, vrij
gebruik van vrijheden, handvesten, brieven en regten (1). Oostergo en PFestergo
bekrachligden van hunne zijde dit verbond door een geschrift van gelijken inhoud aau
den Ilerlog (2). Even zoo de Groninger en Oost-Friesche ballingen, die zich thans te
Stavoren, te Sloten en gcdeellelijk , naar het schijnt, in /io//awc? ophielden, onder
de bijbepaling, dat de Hertog hen niet alleen legen hunne vijanden beschermen,
maar hen weder in hunne goederen herstellen zoude, uit welke zy verdreven wa-
ren (3).
's Herlogs aandringen op den lilel van: Heer van Friesland, Avas den Friezen het
meest tegen de borst, meenende dat dit met hunne hooggeroemde vrijheid streed ;
maar de noodlollige toestand des lands en de verwoestingen des burgerkrijgs, welke
het geheele volk met eenen wissen ondergang bedreigden, zegepraalden over de zucht
lot eene vrijheid, die liefelijker was in naam dan voordeelig in de daad (4). Jan
van Beijeren , welke naar deze Avaardigheid voor zich zeiven , niet voor het graaf-
schap Holland of zijne nicht jakoba. streefde (5) , werd derhalve te Medemhlik door
geestelijke en wereldlijke afgevaardigden uit een aanzienlijk gedeelte ytm Friesland,
als wellig geboren Landsheer gehuldigd, wien zij, zoo wel als zijnen nakomelingen, 4 y.
trouw zwoeren en van wien zij nimmer zouden dulden , gescheiden of vervreemd to ^^^^^
worden (6). De Hertog aanvaardde dadelyk het opperbewind en stelde onderscheidene
ambtenaren in het hem onderworpen Friesland aan (7). Hij werd echter to zeer
door andere zaken bezig gehouden, om met nadruk zijn gezag Ie handhaven tegen
hen , welke zich aaü de bondgenooten van Groningen en Oost-Friesland aangeslo-
(1) Charterb. ν. FriesL D. l. bl. 425—427. Zie ook τ. mieris , Charlerb. v. Holl, D. IV.
bl. 572—574. idsikga , Staatsr, D. II. bl. 254—256. p. sjoekds, Fr.Jaarb. D. IV. bl. 437—443.
(2) V. mieris, Chartcrb. v. Holl. D. IV, bl. 574. — Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 427.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 575. Charterb. ν. Vriest. D. I. bl. 429.
(4) υΒΕΟ EHsius, Tier. Fris. Hist. Lib. XIX. p. 283.
s
(5) SCUOTASBS, Fr. Hist. B. VIII, bl. 255.
(6) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 430, 431.
(7) Chartcrb. v, Friesl. D. I. bl. 431, 432, Ml, 442, ,
IL Deel. 2 Stuk. 73
58G ALGJ2MEENE GESCHIEDENIS
1406— ten hadden en weigerden hem to erkennen. De verdeeldheden en vijandschap duurden
Toort, en ofschoon de Hertog eenige krijgsbenden zond, waren deze Ie gering in ge-
tal , om do wederspannigen te bedwingen en de bondgenooten te beteugelen. In
vereeniging met de Schieringers, maakten zij zich echter meester van Dokkum en ver-
sterkten die stad. Door een groolen toeloop van rooflustig volk ondersteund, bemagtig-
den zij Ezumazijl, doodden er vele ballingen en maakten het sterker dan het lot
nu toe geweest was. Beide plaatsen werden roofnesten en verzamelplaatsen van land-
loopers, die onverschillig op vrienden en vijanden roofden (1).
Do Groninger en Oost-Friesche bondgenooten hielden sicco sjaardema van verstand-
houdiog met Hertog jaw van Beijeren verdacht. Ofschoon hij op hun aandrang , zijne stins
versterkt en van bezetting voorzien had , namen echter de Groningers op het Kamper-
diep twee vaartuigen met hout voor de kerk te Franeker geladen , weg en zes bur-
gers dier plaats gevangen. Zij dreigden voorts hem te belegeren, indien hij niet te
Groningen verscheen, om zich wegens een voorgenomen aanslag tegen die slad te
verantwoorden. Verhinderd om zelf onmiddellijk te verschijnen, zond hij zijn eenig en
twaalfjarig zoontje als gijzelaar derwaarts, doch kwam kort daarna zelf over , bewees
zijne onschuld, en eischte zijn zoon terug. De Groningers beloofden hem dien te zullen
nazenden, maar hielden hun Avoord niet. Ilij zond derhalve eerlang een vertrouwden
man, om het kind Ie halen, welke het op eene kamer aan een ijzeren kelen gesloten
vond , en onverrigter zake moest lerugkeeren. Het knaapje stierf in zijne gevangenis
aan de pest; naar anderen, werd hij door de Groningers van kant gemaakt. De ver-
bitterde SJAARDEMA werd nu de verklaarde vijand der bondgenooten en trachtte hen al
het gewigt zijner wraak te doen gevoelen (2).
Ook do Geestelijken , inzonderheid do Abt van Ludingakerk , leden vele mishande-
lingen van den kant der Velkoopers en riepen des Hertogs bijstand in. Terstond wer-
^^ den allen Grietmans, hoofdelingen en regters bevolen, dien Abt tegen de onruslstoo-
lUoeim. ters, welke afvalligen (apostaten) genoemd worden, te beschermen (3). Men ver-
11V. willigde insgelijks den Heer van Alkemade, welke toen in naam van jaw van
ma?nd' opperbevel in Friesland voerde, van eenen heimelijken aanslag op
Dokkum door de bondgenooten , welke zich tot dat einde in het gebied des Utrecht-
I !
(1) V. tHABOw, Hist, v. Priesl bl. 11. tBBO EMJiits, Rer. Fris. Rist. Lib. XiX, p. 283,
284. scnoTANts , Fr. Ilist. B. VIII. bl. 255, 256.
' (2) occo scarlensis, bl. 172, 173. übboemmiüs, RcK. Fris. Hist. Lib. XIX. p. 284. wnse-
MIIJS, Chron. v. rriesl. B. VHI, bl. 245.
(3) V. mierts, Charterb. i). Holl. D. IV, bl. 580, 582. Charterb. τ. Friesl. D. I. bl. 433,
434. Verg. p. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bl. 449.
DES VADERLANDS. 587
sehen Bisschops vereenigden (1). Het schijnt echter, dat wegens het openen van ^^^^
desonderhandeh'ngen, van dezen aanslag niets gekomen is.
Reeds sinds eenigen lijd was men bedacht geweest, eenen bestendigen vrede lusschen
de bondgenooten en Hertog jais, aan wien zich de Schieringers aansloten, te treffen en
onderscheidene brieven van vrijgeleide waren deswege wederzijds A^erleend gewor-
den (2). Inmiddels liet de Ilerlog onder do hand eenige voorwaarden aan de stad
Groningen voorstellen, op welke hij van haar de hulde als Landsheer begeerde;
hij zou een goed Heer zijn , hare roorregten handhaven en de gevangen Vetkoopers
uil dit gewest onder behoorlijken borgtogt ontslaan (3). De onderhandelingen met de 1
jXCIXbt'
bondgenooten werden te Grietzijl geopend en in den Briel voltooid. De voornaamste maand
punten in dit verdrag van bestendigen zoen en vrede waren, dat Friesland bewesten ^^^^
de Lamcers onder het bestuur van den Hertog, Friesland beoosten dat water aan de
bondgenooten zou blijven, doch zou het den Hertog geoorloofd zijn, aan deze zijde der
Lauwers sterkten te slichten; wederkeerige vrijheid van handel en verkeer zou plaats
hebben; de boete op manslag werd bepaald en do namaagschap moest voor den
dader boelen, doch deze, bij onlslentenis daarvan, aan den lijve gestraft worden;
de ballingen en gevluglen uit Groningen en do Ommelanden, welke den Hertog
hadden gehuldigd , zouden ongehinderd in het bezit hunner goederen terug keeren ;
de Groninger ballingen moesten echter ten westen de Lauwers blijven en nooit meer
dan op vier mijlen Groningen naderen; Emhden bleef aan occo ten Broeke (4).
De zeeschuimeryen, welke 's Herlogs onderzalen zoo veel nadeel hadden toegebragt,
>verden terstond geslaakt, en de bondgenooten zonden hem vijftig vette ossen ten ge-
schenke (5). Hij beantwoordde dit blijk van vriendschap door het benoemen van occo
ten Broeke lol zijnen Kamerheer met het regt, om met acht paarden en zeven be-
dienden ten hove te mogen verschijnen (6). Hij stelde vervolgens onderscheidene amb- 23 v.
lenaren in Friesland aan; en om de Friezen zoo veel mogelijk aan zich te hechten,
schonk hy zekeren burgers van Leeuwarden en Dokkum tolvrijheid in zijn gebied,
overeenkomstig de voorreglen onlangs aan Oostergo en Westergo gegeven (7).
(1) v, mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. Li. 586. Charterb. ν. Vriesl. D. I. bi. 436. Verg.
f. sjoerds, Fr. Jaarh. D. IV. LI. 451.
(2) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bi 577, 587, 588, 589. Charterb. v. Friesl. D. L·
1)1. 433, 436.
(3) v. mieris, Charterb. v. Holl. D. IV. bl. 589.
(4) v. mieris, Charterb. v. Holl D. IV. bl. 595. Charterb. v. Friesl. D. I. bl. 437—441.
(5) γ. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bi. 460.
(6) Charterb. v. Vriesl, D. I. bl. 441.
(7) Charterb. r. Friesl. D. L hl. 441—443.
73 *
-ocr page 580-588 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
Do ingekankerde haat der Friezen tegen vreemde heerschappij ; hun misnoegen , dat
zij in het verdrag des Herlogs met de bondgenoolen naauwlijks gekend waren , waar-
uit , naar hunne meening, bleek, dat men hen als een overheerd volk beschouwde;
en het steeds voorlsmeulend vuur der tweedragt, waren naar het schijnt, de oorzaak
dat Dokkum en Ezumazijl met Hollanders bezet bleven en een sterk blokhuis of
kasteel in de Lemmer werd aangelegd, om de Friezen in toom te houden. Jan van
Betjeren, wien de toenemende gisting der gemoederen niet verborgen bleef, her-
innerde zoowel do geestelijke als wereldlijke bewindslieden en gemeenten in tf^es-
tergo en Oostergo hunne belofte , om drie honderd gewapende mannen onder de
bevelen van flokis van Alkemade, slotvoogd in de Lemmer , te stellen, ten
einde het land te bewaren, de kwaden te tuchtigen en de goeden te beschermen (1).
Men bekreunde zich echter zoo weinig aan deze vermaning en aan het hertogelijk ge-
zag , dat zelfs do Schoterlanders en eenige anderen over zwak ijs naar de Lemmer
trokken en het nieuw gebouwde slot bemagtigden en slechtten, bij welks verdediging
ΎΑττ ALKEMADE sneuvcIde (2). De nadeelen en verwoestingen door den vreesselijken
storm en watervloed op St. Elizabeths nacht veroorzaakt, in welke ook Friesland en
Groningen rijkelijk deelden (3) , zullen den Hertog verhinderd hebben, zich over
dien hoon te wreken. Gedeeltelijk ontsproot hel misnoegen tegen het Hollandsch
bewind, uit do baldadigheden en mishandelingen , aan welke vaak de Hollandsche amb-
tenaren zich schuldig maakten (4). De bondgenooten waren evenzeer ontevreden
op den Hertog , welligt dewgl hij de weduwe en kinderen van coppen jarges en
andere uitgewekene Groningers in Friesland te gunstig ondersteunde (5). Doch welke
redenen er ook mogen beslaan hebben, do Friesche Schieringers en de Vetkoopers-
gezinde bondgenoolen , kwamen allengs nader lot elkander en eindelijk tot het sluiten
van een onderling verbond. Maar sicco sjaaudema en zyne vrienden, zoo uit haat tegen
de Groningers, wien hij den dood zijns kmds verweet, als uit gehechtheid aan Hertog
jas van Beijeren, waren hiertoe niet Ie bewegen en bewerkten zelfs, dat de bur-
(1) v. MiEKis, Charterb. ν. Holl D. IV, bl. G05. Charterb. ν, Friesi ü. I, bl. 443.
(2) occo scahlensis, bl, 171, stclt dit Icn onregtc céii jaar Troeger, gelijk zeer juist door
idsinga, Staatsr. D. II. bl. 263 is opgemerkt, en door v. tiubor , Hist. v. Friesi., bl. 10, be-
vestigd wordt.
(3) occo scarlensis, bl. 172. wiKSEinus, Chron. v. Friesi. B. VIII, bl. 246. Verg. hiervoor
bl. 487.
(4) F. SJOERDS, Fr. Jaarh. D. IV. bl. 463—465.
(5) Chartcrb. v. Friesi. D. I. bl. 444, 445.
1406-
1433
2 V.
Slagtm
1421
DES VADERLANDS.
gers ydiu Franeker en Sloten zicli insgelijks in geene onderhandelingen bilden inlaten.
Dit verhinderde evenwel niet, dat ten laatste , na het vereffenen van vele tegenslrydige
belangen, het uit den weg ruimen van onderscheidene zwarigheden en het zenden
van wederzijdsche gijzelaars, op eeno bijeenkomst van afgevaardigden uit de landen
van de Zuiderzee lot aan de fVezer, te Groningen een vrede lusschen de Vetkoo-
pers beoosten en de Schieringers bewesten de Lauwers, in naam van oggo ten Broeke^
de stad en de aan de eene zyde , en van de Grietmans, Gees-
telyken , regters en gemeenten van Oostergo, ^ettergo en Zevemoolden aan do an-
dere zijde getroffen werd , waarvan de hoofdvoorwaarden hierop neerkwamen : volkomen
verzoening en eeuwige vrede ; wederzijdsche bescherming en hulp bij buitenlandsche
aanvallen; veiligheid en vrijheid vaa verkeer; herstelling van de gevlugte en gebannen
Schieringers in het bezit hunner goederen; handhaving van elks regten en vrijheden;
vervolging van do misdadigers als naar regten ; tuchtiging van den dader zeiven en niet
van anderen; doodstraf dengenen, welke eene vreemde raagt inhaalde; eindelijk,
ontruiming eü slechting der vestingwerken te Dokkuni, Ezumazijl, Sloterzijl en
IlouwerzijL Het verbond werd door allen, in wier naam het gesloten was, onder-
teekend en bezegeld; de geestelijke en wereldlijke gezagvoerders in Oostergo en
fVestergo voegden er echter bij » behoudens zoodanige heerlykheid als Hertog jak van
Beijeren, hun genadige Heer, wien zij gehuldigd en gezworen hadden, er bezat (l),''
Denzelfden dag werden deze voorwaarden door onderscheidene Friescho Edelen, zoo
Vetkoopers als Schieringers, bekrachtigd, uit wier namen men do hoofdpersonen in de
bloedige burgergeschillen van dien tijd leert kennen (2).
Groot was het misnoegen van jan van Beijeren op de Ooslergoers en Weslergoërs
over het deelnemen in eeno overeenkomst, waarin zoo vele punten voorkwamen,
welke tegen zijne heerlijkheid streden; doch zijn verbod, het te bezegelen kwam
te laat (3). In plaats van den gesneuvelden floris van Alkemade^ stelde hij uekdrik:
van Renesse aan tot zijnen Kapitein Generaal en Rentmeester over do landen lusschen
de Zuiderzee en de Wezer, om die in zijn naam te besturen en te bewaren met bevel
5 V.
Sprok-
kelm.
4 v.
Lente-
maand.
(1) Charterb. ν. Vriesl Ö. L hl 445—449. Verg. v, mieris, Charlerb. v. JIolL D, IV. bi.
618—621. occo sgarlensis, bl. 173—177. e. bekwga, Iltsf. v. Oost-FriesL bl. 206—208.
ubbo e1ihius, Rev. Fris. Ilist. Lib. XIX. p. 287—289. winsemujs, Chron. v. Vriesl. B. VIH.
bl. 246—250. schotanus, Fr. HisL ß. VIII. bl. 258—260. r. sjoeuds, Fr, Jaarb. D. IV. bl.
471—487. A^erkortbij westesdoup, Jaarb. v. Gron, D. II. bl. 384—389.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 450. Verg. de bovenaangehaalde Schrijvers,
(3) V. MIERIS, Charterb. c. Holi D. IV, bl. 622. Charterb. ν. Vriesl D. I. bl. 451. Verg.
t. sJ0ERDs> Fr. Jaark D. IV. bl. 488—400.
1406—
1433
1 v.
Sprok-
kelra.
1422
590 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
1406—aan de ingezetenen, hem Ie gehoorzaamen en te eerbiedigen (1). Hoe weinig acht
^^^^ op deze grootendeels bespottelijke aanmatiging werd geslagen, zal spoedig blykeu.
Sicco sjaardema. , wijbrakt hermawa en agge harikxma , wier namen in den ver-
bondsbrief gevonden worden , maar dien zij weigerden te bekrachtigen , werden aanstonds
voor vijanden des vaderlands verklaard, doch tegen wie de Groningers en Oost-Friezen
zouden te velde trekken om de Friezen bewesten de Latiioers te verschoonen, hunne
eigene lundgenooten te beoorlogen. Daarentegen zou men gezamenlijk de bezetting
van Ookkiim en Ezumazijl aantasten, dewijl deze , steunende op den bijstand van
Holland, weigerde die vestingen goedschiks te verlaten, welke sinds een geruimen
tijd de verblijfplaats van zeeschuimers geweest waren. De bondgenooten traden
tevens in verbond met de Lübeckers en Hamburgers, welke in dien tijd met Hol-
land in oorlog waren. Op het vernemen der krijgstoerustingen, voegden agge
t V. en siERK HARiNXMA nevcns de inwoners van Sloten zich bij het bondgenootschap. Zij
^142^' hierin door andere tot nog toe halsstarrige Edelen, zelfs door sicco sjaardema
gevolgd, toen de voorhoede der bondgenooten aan en over de Lamoers genaderd was en
de Ooslergoörs en Westergoërs zich in beweging stelden. Geheel Friesland, van de PFezer
lot aan de Zuiderzee,» had nu den algemeeoen zoen aangenomen en zich tot één doel,
omverwerping van alle vreemd gezag, vereenigd. De beide roofnesten der zeeschui-
liloeim. ^ Dohkum en Ezumazijl ^ werden opgeeischt en na het bekomen van weigerend
antwoord, hevig doch vruchteloos bestormd. De bondgenooten moesten zich lot inslui-
ting bepalen , en do stoutheid der bezetting maakte hun het beletten van uitvallen
ten uiterste moeijelijk. Ondertusschen kwam onder bevel van focco ukena eene
aanmerkelijke versterking van manschappen uit de gewesten aan deze en gene zijde
der Eems aan de Friesche grenzen , en tevens verscheen eene wel uitgeruste vloot van
Hamburg en Luheck met duizend rappe bootsgezellen bemand, voorzien van metalen
stukken en ander nieuw belegeringsgeschut. De schepen drongen in de haven van
Ezumazijl digt onder de vesting, welke door een hoogen aarden wal én aan de
landzijde door diepe grachten was omgeven. Zij werd van beide zijden geweldig aange-
tast , doch elke bestorming met geweld afgeslagen lot eindelijk de vijand, na het
schieten van eene groole bres in de vestingwerken, de sterkte stormenderhand bemag-
tigde en in de eerste woede eene menigte ballingen en krijgers over de kling joeg.
Vier en veertig zeeschuimers worden onthalsd en hunne hoofden op staken langs het
strand gezet. Nu zou het Dokkum gelden, maar de bezetting, beducht voor het lot
hunner raedgezellen te Ezumazijl, nam de vlugt, In de stad werd veel buit gevon-
den, en aan de kooplieden datgeen er van teruggegeven, wat zij als hun ontroofd
(1) v. mieris, Chartcrb. v. Hall D. IV. bi. 623. Chavterb. v. FriesL D. I, bl. 451.
-ocr page 583-OES VADERLANDS. 591
konden bewijzen; de burgers van Dokkum daarentegen, geraakten naauwelijks met 1406—
het verlies hunner goederen vrij, dewijl zij den zeeschuimers eene schuilplaats vergund
hadden, Eenige van hen werden naar Hamburg en Lübeck getoerd en slechts tegen
zwaar losgeld geslaakt. De twee vestingen werden, overeenkomstig het verdrag, ge-
slecht. De bondgenooten togen nu huiswaarts, doch een gedeelte der vreemde ben-
den en bootsgezellen bleef den geheelen winter door in het land en pleegde veel
moedwil, bovenal in de omstreken van Stavoren , Hindeloopen en fVorkum , met
branden, rooven en moorden, tot eindelijk het landvolk zich tegen hen vereenigde ,
waarop zij aftrokken (1).
Hertog JAN van Beijeren had middelerwijl to vergeefs getracht met do bond-
genooten in onderhandeling te treden en aan sicco sjaarbem-V , in het geheim
steeds zijnen vriend, over den staat van zaken in Friesland geschreven (2). Thans
beklaagde hij zich bij occo ten Broeke over de nadeelen hem toegebragt, in ant- 21 v.
woord op het verzoek van dien Edelman , om eenigo zijner onder'danen to slaken Zomer-
maand.
welke te Enkhuizen waren opgebragt, en stelde eeno bijeenkomst ie Amsterdam 1422
voor, om de geschillen onderling te vereffenen (3). Kort daarop verleende hij aan
eenige Oostergoërs en Westergoërs vrygeleide , om met hem in Holland te onderhan-
delen (4); en dewijl hij zich naar tijd en omstandigheden moest schikken, bevredigde 13v.
hij zich met de Friezen bewesten de Lauwers en vermeerderde zelfs hunne voorreg-
ten (5). Uit het op nieuw verleenen van vrijgeleide in do laatste maanden des jaars 17 v.
aan afgevaardigden uit Stavoren, Oostergo en Westergo blijkt, dat alle zwarighe-
den niet uit den weg geruimd , of dat er weder nieuwe moeijelijkheden ontsproten
waren (6). Om dien tijd overleed sicco sjaakdema op zijne stins te Franeker. De
Hertog verloor in hem eenen ijverigen aanhanger , en de Schieringers eenen dapperen
hoofdman (7).
(1) occo SCARLENSIS, bi. 17U. V. TuAßoR, Hist. v. P'rtesl. bi. 11. «Bßo EUMits, Rer, Fris. Hist.
Lib. XIX. p. 289—291. wissehïds, Chron. v. FriesL B. VIII. bl. 250. schotaucs, Fr. Hisi.
B. VIII. bl. 260. f. sjoerds, Fr. Jaarb. D. IV. bi. 493—497.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. I, bi. 451, 452, 453. v. mieris, Charterb, ν. Iloli. D. IV.
bl. 639.
(3) V. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 641. Charterb. ν. Vriesl. D. 1, bl. 453.
(4) Charterb. ν. Vriesl. ü. I, bl. 454.
(5) V. MIERIS, Charterb, ν. Holl. D. IV. bl. 654. Charterb. ν. Vriesl. D, I. bl. 454, 455.
(6) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 456. ' '
(7) tibbo esmius, Rer. i"/-/«.//is/. Lib. XIX. p.291. Verg. f. sjoerd?, JaarÄ.D.IV.bl.501, 502.
-ocr page 584-592 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
De Friezen, nu geheel van Hollandsche bezettingen ontslagen, grepen weder de
wapenen legen elkander op. De adellijke geslachten boknema en gerkema voerden
met elkander een hevigen krijg van welken de eigenlyke oorzaak ons niet gebleken
is, maar die Wester go met moord en brand en verwoesting vervulde. De stins
van gerkem.4. werd door de bonnema*s genomen en in brand gestoken; de oude
GERKEMA kwam in do vlammen om en zijn zoon werd doodgeslagen (1). Later trof
focgo bonnema met eenigen der zynen een zelfde lot, en de stins van het Harkes-
klooster, welke hunne zijde hield , werd bemagtigd en met den grond gelijk gemaakt,
waarmede deze rampzaligheden , die jaren lang hadden geduurd , voor korten tijd een
einde namen (2). Ook in de Ommelanden heerschte wrerel en onrust. De Proost
syneke van Fermsum , werd door do ruiters van παυο ripperda , een voornaam Vot-
kooper, tusschen ^ppingadam en Fermsum, overvallen en gedood (3). Er was ins-
gelijks een geschil ontstaan tusschen den Proost van Loppersum en zijne onderhoorigen ,
tegen wie hij zich daden van geweld en knevelarij veroorloofd had. Door bemiddeling
van eenige scheidslieden werd het geschil te Groningen bijgelegd en eene wet ont-
worpen, naar welke zich voortaan de Proost en de gemeente moesten gedragen (4).
Jaw van Beijeren verzuimde intusschen niet, om zoo mogelijk , de Friezen en Gro-
ningers op nieuw aan zich te verbinden en de bestaande verschillen te vereffenen. Te
Biburg trof hij met de Ooslergoërs en Westergoërs eene nadere overeenkomst, in
welke hij hun door zijn geheel gebied veilig verkeer verzekerde, mits zij hunne be-
lofte nakwamen (5). Op eene tweede dagvaart te Ε Iburg zouden de overige zwarig-
heden opgeheven worden; doch ofschoon de Hertog de noodige vrijgeleibrieven voorde
afgevaardigden van Groningen, Oostergo en Westergo derwaarts overzond, schijnt
echter hiervan niets gekomen te zijn (6). Jan van Beißeren overleed kort daarna,
zonder dat het hem gelukt was zich in het gerust en onbetwist bezit van Friesland
te handhaven (7). ikv van ßrahand, welke nu in Holland als Landsheer Λverd ge-
huldigd , vernieuwde de overeenkomst te Ε Iburg gesloten en bevestigde levens den
vrede aldaar door de inwoners van de Lemmer, Oosterzee en Schoterland onderling
27 v.
Lente-
maand,
21Y.
Wijn-
maand.
(1) occo scARLENsis, bl. 179. V. THABOR , Jlist. V. Friesl. bl. 11.
(2) winsemitjs, Chron. v. Friesl. B. VIII, bl. 251, schotakus, Fr. Hist, B. Vlll. bl. 262.
(3) WESTENDORP, Jaavb. v. Gron, D. II. bl. 391. ^
(4) scnoTANts, Fr. Jlist. B. VIII. bl. 261; Brieven en Documenten, bl. 113—116.
(5) V. MIERIS, Charterb. ν.//o//.D.IV. bl. 715, 717, Charterb. v. Friesl.
(6) V. MIERIS, Charterb, ν. ΠοΙΙ. D. IV. bl. 740. Charterb. v. Friesl. D. I, bl. 464.
^7) Verg. Uiervoor, bl. 493, 494.
im-
1433
1424
DES VADERLANDS. . 593
getroffen (1). Groningen en de Ommelanden verbonden zich met Opsterland^ om 1406—
door gestrenge strafbepalingen de misdaden te tuchtigen en te beteugelen, >velke in ^^ ^
de binnenlandsche twisten tot eene schrikbarende hoogte gestegen waren. Er werdjßioeim.
onder anderen bepaald, dat hij die voor meer dan een oud Fransch schild (vijf en
twintig stuivers) gestolen had, gehangen zou worden (2). I^ater voegden zich de ^c/ii
Kerspelen bij dit verbond (3).
Terwijl men aan deze zijde des Dollarts vrede , rust en veiligheid inwendig poog-
de te handhaven, ontstond in de landen aan de Eems eene zamenspanning tegen den
magtigen en overmoedig geworden occo ten Broeke, tot wiens vernedering de ge-
vlugte proost hiske van Embden, een der voornaamste Schieringers, krachtig mede-
werkte. Occo ten Broeke trad derhalve in een afzonderlijk verdrag met de stad Gro-
ningen en de hoofden der Vetkoopers in de Ommelanden, om zich onderling enger
en sterker tegen de Schieringers te vereentgen en dezen den terugkeer in Groningen en
Emhden, zoo mogelijk , voor altijd te verhinderen. Hij riep insgelijks de tusschen-
komst in van de regering van Groningen in een geschil met foggo ükena , hoofdling
te Lier, over de goederen van hebe van Dornum, welke aan υκε fokken , den zoon
van foggo, sinds twee jaren gehuwd was. De Groninger zegslieden, de burgemeester
bruko glinge en do raadsheer Hendrik beijer , bewerkten wel eene verzoening waarbij
de eischen van ukena , althans gedeeltelyk, bevredigd werden, maar de gemoederen
bleven onverzoend (4), Do lang betoomde wrok brak eindelijk uit. Foggo ukena 1420
versterkte zich door een bondgenootschap met de Groninger Schieringers, en occo ten
Broeke sloot zich enger aan den Graaf van Oldenburg ^ den Bisschop van j^reme», aan
Buêtringen, Groningen en aan eenige Ommelander Vetkoopers, Meer dan elf duizend
buitenlandsche krijgsknechten, over welke de Bisschop van Bremen het opperbevel
voerde , werden ten behoeve van occo ten Broeke bijeengebragt, doch ten eenenmale door
den dapperen foggo ukena met eene veel geringere magt verslagen. Vele Vetkoopers uit
Groningen en eenige uit de Ommelanden maakten zich nu gereed, om oggo ten
Broeke te hulp te komen. Maar foggo ukena. stak de Eems over en landde te Oter· 1427
dum, welke sterkte aan zijne vrouw behoorde en door hem met krijgsvolk bezet
werd. De Groningers vielen ondertusschen zijn slot Dijkhuizen bij Appingedam aan,
(1) v. MIERIS, Charterb. ν. Holl. D. IV. bl. 778. Charterb. ν. Vriest. D. ί. bi. 465, 406.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D. 1. bl. 466.
(.3) IDSIKGA, Staatsr. D. II. bi. 344, 345.
(4) e. beiiikga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 217 , 221—227. ubbo ejimius, lier. Fris. Ilist,
Lib. XX. p. 293—296. schotakus, Fr, Hist. B. VIII. bl. 268 , 270. f. sjoebds, Fr. Jaarb.
D. V. bl. 3—13.
II Deel, 2 Stuk. 74
-ocr page 586-594 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
J406—roofden er alles uit en trokken toen met eene talrijke overmagt tegen hem op. Wel-
^^^^ dra geraakte men handgemeen. De Groningers werden na een hevig gevecht geslagen
en verloren, naar men wil, vierduizend man zoo aan dooden als gevangenen, onder
welke laatste hun burgemeester hekdrik ter Brugge geteld werd. Foggo trok nu
over de Lauwers, om de Friezen, die zich tegen hem wapenden, te tuchtigen. Alles
wat hem voorkwam werd verslagen, op de vlugt gejaagd of der vernieling prijs gege-
ven, en hij keerde niet terug dan na do belofle, dat zij het zwaard zouden nederleg-
gen. Hierop trachtte men, doch vruchteloos, eene verzoening tusschen hem en do
Groningers te bewerken. Hij en zijne Ommelander vrienden sloten een verbond met
den Bisschop van Manster^ wien zij voor hunnen leenheer erkenden, waarlegen deze
hun zijne hulp verzekerde. Hierdoor gesterkt herstelde foggo ukejüa den gebannen
HiSKE te Emhden in zijne waardigheid, versloeg occo ten Broeke andermaal in een
28 V. allerbloedigst gevecht nabij het dorp Deteren op de grenzen van Oldenburg, nam
Wijn-
maand. hem gevangen en hield hem zeven jaren in zijn slot te Lier in ketenen gesloten.
i'iS? Yerscheidene voorname aanhangers van oggo vertrokken met hunne havo naar Mun-
sterland , Groningen, Friesland en naar Holland, waar zij zich omtrent achttien
jaren opgehouden hebben (1).
Alles schikte zich nu in Oost-Friesland naar den Λγil van foggo γκετϊα en zyne
bondgenoolen. In de landen tusschen denDollart en de Lauwers daarentegen waren
de gemoederen sinds de nederlaag bij Oterdum, zoo verdeeld en verbitterd, dat men
elkander op het hevigste vervolgde. Het hoofdgeschil betrof het terugroepen der bal-
lingen, die foggo πκεΐϊα krachtig ondersteund hadden en nu by hunne Groninger
medeburgers, welke van over de Eems geen bijstand te wachten hadden, ernstiger
dan ooit op de herroeping van het banvonnis aandrongen, hetgeen geweldigen tegen-
stand ontmoette, ükena kwam onder den naam van voorstander der vrijheid , met eene
1428 welgeoefende krijgsbende in de Ommelanden. Het gelukte hem eenige punten van
vrede en eendragt tusschen de beide aanhangen te bewerken, wier uitvoering echter
door de Groningers, welke eene vereeniging van de Ommelanden met de zegevierende
partij in Oost-Friesland boven alles vreesden, en door vele Ommelanders zelfs ver-
edeld werd. Om de onruststokers te bedwingen, trok ükena nu door Hunsingo,
Fivelingo y Hums ter land, Langewold en J^redewold, allen verslaande en verstrooi-
jende, die hel waagden zich legen hem te stellen, hunne goederen stroopende , plun-
derende en vernielende. Hidde tamminga, een Groningsgezind heerschap uil de Qm-
(1) e. beninga, IHst. V. Oosl-Fricsl. bl. 227—235. sicke besisga , Chroniekel der Friesscher
Landen enz. in buoueiuxis vak kidek , Analecta, bl. 4. übbo emhiïs , Ber. Fris. Hist. Lib. XX.
p. 297--301. scnoTAMüs, Fr. Rist. Ji. IX. bl. 271—276. f. sjoerds, Fr. Jaarb. D. T.
bl. 26— 49. WESTEKDORp, Jaarb. v. Groningen. D. II. bl. 423—425.
melanden, werd door hem in een gevecht overwonnen en gevangen. »Wat zoudt gij
mij gedaan hebben," vroeg hij dezen, »indien ik in uwe handen gevallen ware?"
» Ik zou u niet gespaard hebbenwas hel onberaden antwoord, hetwelk fogco der-
mate vertoornde, dat hij den edelman onmiddellijk met eigen hand doorslak; eeno
daad welke vele gemoederen van hem afkeerig maakte en zijno vijanden te meer ver-
bitterde. Niemand evenwel verstoutte zich weder do wapenen tegen hem op Ie vallen,
nij herstelde de ballingen in het bezit hunner goederen, loog toen met zijn zegepra-
lend heir naar Groningen en bragt ook daar do uitgebannenen met vrouwen en kin-
deren in hunne bezittingen terug. De stad moest de tegen hem gepleegde vijande-
lijkheden met eeno aanzienlijke som afkoopen en zich naar zijnen wil voegen. Te
fVesteremden poogden zich zijno tegenstanders nog staande te houden, doch werden
weldra uiteengedreven (1). Tol bevestiging van den landvrede en do algemeene vei-
ligheid, λverden lusschen fogco ukena en de geestelijke zoowel als wereldlijke gezag-
voerders en do gemeenten in do landen van do Lauwers tot aan de Eems eenigo
zeer belangrijke bepalingen in een twintigjarig verdrag vastgesteld (2). Dit afzonderlijk
verbond, hoe heilzaam ook, mishaagde zeer aan de stad Groningen. Om de gevolgen
te voorkomen, welke zij oordeelde dat daaruit ten nadeele van haar gezag konden voorl-
vloeijen, sloot zij met hare aanhangers naar den kant der Lauwers ^ in Humsterland^
Fredeicoldy Langewold en Middagerland^ voor den tijd van tien jaren een verdrag
van vrede en onderlinge bescherming, hetwelk het Eerste Verhond genoemd wordt
en later door Hunsingo en Fioelingo werd aangenomen, maar de medeoorzaak van
hooggaande twisten geweest is. De hoofdpunten van dit belangrijk staatsstuk zijn;
handhaving van elks regten; strikte reglsbedeeling; strafbepalingen en hulpverleening
legen eiken aanval zoo van binnen- als buitenlandsche vijanden (3). Insgelijks werd
lusschen de stad Groningen, en Oostergo, If ester go, Smallingerland, Opsterland
nevens de steden, uitgezonderd Franeker, een gelijksoortig tienjarig vrede- en hulp-
verbond getroffen (4), Focco ukena hieU zich den geheelen zomer in de Ommelan-r
den op, en maakte verscheidene nuttige bepalingen en wellen tol voordeel des lands,
die echter den Groningers mishaagden, doch welke zij te vergeefs trachllen tegen Ie
(1) s. berrirga, Chroniekel. bi. 4, 5. kebo emmibs, Rer. Fris. Ilist. Lib. XX. p. 301-^-303.
scnoTANüs, Fr. Eist. li. |X. bl. 270—278. f. sjoeuds , Fr. Jaarb. Ü^ V. hl 60—64. rDswcA,
Staatsr. D. II. bl. 348.
(2) tibbo EMHits, Rer. Fris. Rist. Lib. XX. p. 307, 308. scdotasds , Fr. Hist. B.IX. bl. 277.
WESTENDORP, Juurb. V. Gron. ü. II. bl. 427 —432.
(.3) westesdorp, ι i/ctori. γ. Gron. D. II. bi. 434—440.
(4) üdbo ebsiijs, Rer. Fris. Hist. Lib. XX. p. 309. wfstehporp, Jaarb. v. Gron. D. II, bV. 440.
74 *
-ocr page 588-586 ALGEMEENE GESCHIEDENIS D Ε S V Α D Ε R L Α Ν D S.
] 406— werken. Albert htjginge moest voor de betaling der hun opgelegde oorlogsbelasling
borg blijven, en daarenboven werden zij verpligt foggo ükena de schade te vergoeden
aan zijn slot te Dijkhuizen toegebragt. Hierop keerde deze veldheer naar zijn land
terug (1).
Door de immer voortdurende verdeeldheden en bijzondere veeten Avaren de algemeene
belangen van den staat verwaarloosd en de zeedyken zoo slecht onderhouden, dat de
gewesten tusschen de Zuiderzee en den Oollart, bij den geringsten storm, eene prooi
werden van watervloeden en overstroomingen. In veertienhonderd drie en twintig en
de drie volgende jaren had het zeewater onberekenbare schade veroorzaakt en eene
menigte van menschen en vee weggesleept. Naauwelijks was men eindelijk begonnen
de dyken in eenen beteren staat te brengen , toen een vreesselijke storm en watervloed ,
4 V. gewoonlijk de St. Franciscus vloed genoemd, het nieuwe werk vernielden waardoor
AVijn-
inaand go^QQl Friesland tot aan Orenthe overstroomd werd. Kort daarop volgde eene andere
^^^^ doorbraak waarbij ook het gewest Groningen onderliep. Men wil, dat het platte land
AVia- jaren lang met zeewater bedekt gebleven is. Schaarschheid van gewas en een
term. waren hiervan de natuurlijke gevolgen (2). Onbeschrijfelijk was de ellende , en
hoewel het gebrek twee jaren aanhield konde dit echter de gemoederen niet verteede-
ren. Eenige Schieringers vielen onder aanvoering van wijbe miknema en beinte rom-
MERTS, onverwachts in liet dorp PVij kei in Gaasterland^ namen den Pastoor, Heer
PIETER, gevangen en bragten hem doodelyke wonden toe. Hij was een man van adel-
lijke afkomst en waarschijnlijk vóór hij den geestelijken staat omhelsde, gehuwd ge-
weest. Veel invloed oefende hy uit op het bestuur des lands en had meermalen als
afgevaardigde met de Groningers verbonden gesloten. De booswichten sleepten hem
half zieltogende voor de stins van zijn zoon agge , in het Gaasterlandsche dorp Sandel,
en eischten het huis op, onder bedreiging, wanneer agge dit weigerde, den grijsaard
voor zijne oogen te vermoorden. De zoon was op het punt aan hun verlangen te voldoen,
toen de vader hem uit al zyne magt toeriep: »Houd u standvastig; ik zal toch aan
mijne wonden sterven." Op deze woorden stootten de moordenaars hem den dolk in
het hart en trokken af. Hierdoor tot wraak getergd, versterkte agge zijne stins, ging
buitenslands en keerde in het volgende jaar, terwijl Frieslands velden overstroomd
waren , met eenige vreemde benden terug. Aanstonds tastte hg wijbe minnema aan,
1429 doodde hem en dreef zijn volk uiteen. Hierop belegerden hille bonnema , edo keimpes
jongema en andere Schieringers hem op zyne stins te Sondeί; doch bij een uitval
(1) WESTENDOBP, Jaafb. e. Gron. D. II. bl. 440—443.
(2) occo scarlensis, bl. 180, 181. vAn THABOR, Hisf. V. Friesl. hl. 11, 12. aviksbmibs, Chron.
V. Friesl. B. VIIK bl. 251. outdoff, Verh. d. Watervl. bl. 421—423.
DES VADERLANDS. . 597
rigtte hij eene groole slagting onder hen aan en joeg de overigen op de vlugt. De 1406—
gesneuvelde jongema. λveγd in het klooster Thahor begraven (1). ^^^
Na het vertrek van foggo ukena Avaren in de Ommelanden op nieuw onlusten ont-
slaan. Een gedeelte der ingezetenen wilden zich aan de hem verschuldigde en toe-
gestane vergoeding der oorlogskosten onttrekken, waartegen zich de overigen mei na-
druk verzetten. Men vatte het ZΛvaard op , roofde, brandde, moordde, tot eindelijk
de stad Groningen en eenige weldenkende Geestelijken tusschenbeide traden en het
geschil vereffenden , waarmede deze twist eindigde. Het verbond tusschen de Omme-
landen eij Groningen werd hernieuwd en hierdoor de rust in deze gewesten her-
steld (2). Van buiten Averd die rust door de Hamburger vrijbuiters gestoord, welke
den zeehandel der Groningers groot nadeel toebragten. Men besloot uit weerwraak de
koopvaarders van Mamburg aan de kusten en in de havens over de Eems aan te
vallen, doch moest dit plan opgeven, dewijl fogco ukena beloofde, deze zeerooverij
naar vermogen te beletten, maar tevens verklaarde niet te zullen gedogen, dat zij ,
met wie hy in vrede en verbond leefde, ongestraft in zijn gebied overvallen wer-
den. Eenige over-Eemsche Heeren, ofschoon bondgenooten van ukena, wapenden zich
legen deze vrijbuiters en werden door de Hollanders, die even als de Hamburgers,
Oost-Friezen en Groningers belang hadden bij den handel op de Eems, met schepen
en manschappen ondersteund (3). Tot bevordering van den vrijen handel en de vei-
ligheid van personen en goederen , trad Groningen in een verdrag met f^redewold,
waarbij strenge straffen bepaald werden tegen hen, welke daarop inbreuk maakten (4).
In Friesland bewesten de Lauwers trachtten insgelijks do gezagvoerders den
vrede te herstellen. Zij riepen eene algemeene vergadering te Leeuwarden bijeen, 29 y
om de op nieuw ontstane geschillen tusschen de Schieringers en Vetkoopers to beslis- Wijn-
maand
sen. Na veel onderhandelens, bragt men het zoo ver, dat er een bestand voor den 1420
tijd van twee jaren getroffen en onderhouden werd, waarbij straffen en boeten bepaald
werden voor hen, welke den vrede stoorden, zich aan geweldenarijen schuldig maak-
ten , of de vredebrekers beschermden; terwijl men tol demping van elkon opstand
(1) occo scARLEssis, bl. 181. v. THABOR, ÏUst. V, Vriesl bl. 12. DBBO EMMüs, lier. Fris. üisL
Lib. XX. p. 311. wissEMiDs, Chron. v. Vriesl. li. VIll. bl. 251. scuotanüs, Fr. ffist. B. IX.
bl. 279. F. sjoEBDs, i^r. JöarÄ. D. V. bl. 69—71.
(2) übbo EäiMiüs, Iter. Fris. Hist. Lib. XX. p. 310. Schotakcs , Fr. Etst. B. IX. bl. 279.
(3) ubbo EMMIÜS, Rer. Fris. Eist. LÜ}. XX. p. 310. WESTEiïDORP, Jaarb. v. Gron. D. IL
bl. 448, 449.
(4) WESTENDORP, Jaarb. v. Gron, D. Π. bl. 455.
-ocr page 590-598 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
1400—elkander hebulpzaam zoudo zijn (1). Van de zijdo yixn Holland, ^γaaγ filips van
^^^^ Bourgondië het oppergezag voerde docli elders >verJ bezig gehouden, hadden do
Friezen Ihans weinig te duchten. In veertienhonderd, zes en twintig had hij het ver-
hond des Hertogs jan «jan Braband met hen hernieuwd en dit, naar het schijnt,
steeds verlengd (2). Het is moeijelijk te bepalen, hoever de magt der Hollandscho
Graven zich in dien lijd over Friesland heeft uitgestrekt. Het was meer een gezag
in schijn dan in do daad geworden; want hoewel deze Vorsten nog altijd hunne , het
ïij dan erkende of vermeende regten en aanspraken op dat gewest behielden , hadden
zij echter Ie huis de handen te vol werks, om die regten en hun gezag met nadruk
te ondersteunen. Het bestand met de Friezen werd gedurig jaarlijks vernieuwd en
zij werden somtijds onder vrijgeleide opgeroepen, om met den Raad van den Graaf
te onderhandelen; maar daarbij bleef het, zonder dat er iets met betrekking tot
hunne onderwerping werd vastgesteld. De Friezen leefden derhalve meesttijds als een
vrij en onafhankelijk volk, dat slechts aan het Keizerrijk onderworpen was, en be-
schouwden zich over het geheel niet als onderdanen, maar als bondgenooten van do
Hollanders, wier gezag over hen zij ongaarne duldden en dat zich thans Avaarschijnlijk
tot het aanstellen van rentmeesters, misschien somtijds ook nog van eenige andere
ambtenaren, zal bepaald hebben. In hel begin dezes jaars was het rentmeesterschap
over Oostergo en JVestergo door Hertog filips aan Willem peye hermaksz opge-
dragen (3). Het is onzeker, wat die rentmeesters eigenlijk verrigtten. Mogelijk zal
hun ambt bestaan hebben in het invorderen van de zes stuivers belasting van elk huis,
welke Hertog albreght van Beijeren in dertienhonderd acht en negentig den Friezen
had opgelegd, en die zij, zoolang do verdragen met de Hollandscho gezagvoerder
duurden, schijnen voldaan lo hebben (4). Het bestuur van den staat was den Ede-
len, Grielmans en Schepenen der steden aanbevolen. Zij waren het onder anderen,
welke in dien tijd aan de knevelarijen en afpersingen, waaraan zich do Geestelijkheid
iu Friesland schuldig maakte , perken stelden en bepaalden , dat die Geestelijken,
welke zich aan do voormaals vastgestelde wetten op dit punt niet onderwierpen, zon-
der onderscheid van rang of waardigheid, met gevangenis of anderzins, naar bevind
van zaken, zouden gestraft worden (5). Waarschijnlijk als een gevolg van de stipte
(1) OCCO SCARLEASIS, bl. 182, 183.
(2) Charterb, ν. Friesl. D. I. bl. 470 , 470.
(3) Charterb. ν. FriesL 1). 1. bl. 488.
(4) Verg. F. sjoEUDs, Fr. Jaarb. D. V. bl. li), 78. Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 494—505
waar vele stukken het bovenstaande bevestigen.
(5) Charterb. ν. Friesl. 1). I. bl. 497.
-ocr page 591-DES VADERLANDS.
Γ»99
uilvoering dezer maatregelen, klaagden de Geestelijken bij den Bisschop van ütrecht —
over de veelvuldige mishandelingen, welko zij lo verduren hadden. Men verhaalt, dat
die Kerkvoogd zich hunner aangetrokken en op straffe van den kerkdijken ban , elk
uitdrukkelijk bevolen heeft, hen niet in hunne regten Ie verkorten (1). Kort daarna
echter maakte Bisschop rudolf van Oiepholt, in overleg met filips van Bourgondiër
verscheidene bepalingen lot beleugeling en inkrimping van der Geeslelijken gierigheid
en hun Ie groot aanmatigend gezag (2). ·
Onderlusschen Avaren er weder nieuwe onlusten in de landen over de Eems ontslaan.
Het vermoeden , dat foggo ukena naar de opperheerschappij van geheel Oost-Friei-
land trachtte , bragt een magiigen aanhang tegen hem in de wapenen. Er ontstond
een vreesselijke burgerkrijg, die tweo jaren woedde en in welken ook Herlog filips
van Bourgondi'êj ten behoeve van ukena deelde, terwijl vele aanzienlijke Edelen
tusschen de Zuiderzee en den Bollart do zijde van diens tegenstanders aankleefden.
De sloten Oosterhuizen ^ Oldersum an Α ur ich werden focco met geweld ontnomen; 1430
hij zelf werd voor vijand des vaderlands verklaard en na het verrassen van Emhden
door de Hamburgers, op zijn slot te Lier belegerd. Een half jaar lang verdedigde 1431
hij zijn burg en tot het uiterste. Toen de bovenste verdieping was nedergevallen,
hield hij zich nog staande in de benedenste, lot eindelijk, allo leeflogt verleerd zijn-
de , hij des nachts met een getrouwen dienaar in een vat over de burggracht gcraaklo
en naar Munsterland ontsnapte. Den volgenden dag gaf zich do burg over en
werd ten gronde toe geslecht. Focco viel daarop weder in Oost-Friesland y lot ten 1432
laalsle een vrede gesloten en hem do terugkeer in zijn vaderland veroorloofd werd.
Zijn zoon uke zette den krijg voort, doch sneuvelde in een gevecht nabij Norden, 1433
Focco zelf begaf zich naar zijn slot Dijkhuizen bij ^ppingadam, alwaar hij in
veertienhonderd vijf en dertig overleed (,3). ·—
Niet minder onrustig dan voor het Noordelijkst gedeelte der Nederlanden , was dit
tijdperk voor
HOORD-BRAEAND CU LIMBURG. ΚοΓΐ Da den dood van Hertogin jonATiNA was κν- jg ^
TOiiiE van Bour^ondiê te Leuven, en vervolgens in andere voorname sleden Win-
° ° ^^ tcriu,
tot Herlog van Brahand gehuldigd (4}. Bij zijne Blijde Inkomste bevestigde hy de 1400
(1) occo sciRLEKsis. bl. 184.
(2) Documenta j. basilii, p. 377—383. f. sjoends Fr. Jaarb. D. V. bl. 112—120.
(3) E. beïïirga, Hist V. Oost-Friesl. bl. 249—269. übbo ejikiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXI.
p. 317—333. scnoTARDs, Fr. Eist. B. IX. bl. 280—286. f, sjoerds, Fr. Jaarb. D. V.
bl. 80—88, 97—106, 129—136. westkwdorp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 453—455.
*
600 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406—Yrijheclen en Toorregten door zijne voorgangers verleend en beloofde, er nimmer eenige
inbreuk op te maken. Hij zou een goed en getrouw Heer zijn, niet gedogen dat
iemand buiten regt of vonnis gehandeld werd , geen krijg zonder overleg en toestem-
ming der steden aanvangen, en slechts geboren Brabanders en binnen den lande
gegoed, in zijnen Raad opnemen (1). Hij bezwoer deze en andere voorwaarden, alle
te gunste van het volk, en ontving daarop van zyne onderdanen den eed van hulde
1407 en trouw (2). Na ,Jiet eindigen der moeijelijkheden met den Hertog van Gelre over
de leenhulde voor het land van Kuik en de stad Grave (3) , begaf hij zich naar Parijs
bij zijnen oudsten broeder jan van Bourgondië, welke zijn regt van opvolging in
J408 Braband, Limburg en de landen van Ooermaas όλμ hem had afgestaan, waardoor
hij nu in elk opzigtin het opperbewind dier gewesten was bevestigd geworden (4). Hy
ondersteunde dien Vorst in den krijg tegen do Luikenaars, welke het ontzet van Maas-
tricht ten gevolge had en jan van JBeijeren op den Luikschen zetel herstelde (5).
Vervolgens verkreeg hij het bewind over het hexiogHovix Luxemburg en het graafschap
Chinyöioot een huwelijk met elisabetu, dochter van jak van Zii^yewiAiir^ , Hertog van
Görlitz en zoon van Keizer kakel IV (6). Graaf willehVI van Holland viHi^ bij dit
huwelijksfeest tegenwoordig; en de eischen, welko aktokie op hem had, Λverden
weldra uit den weg geruimd (7). Ondanks zoovele gunstige omstandigheden, wist de Her-
tog zich niet do liefde des volks te verwerven. De onverschilligheid, welke hij over
het geheel den Brabanders betoonde en zijne onmiskenbare genegenheid voor de Fran-
1411 sehen, vervreemdden van hem aller harten. Een opstand in Luxemburg was naauwe-
lyks gedempt, toen eene nieuwe beweging in Braband ontstond. Ajntonie had namelijk
een togt tegen het stadje en kasteel Batenburg in Gelre beraamd, waartoe de steden
hem haren bijstand weigerden en besloten, indien dit euvel door hem werd opgeno-
men , geweld met geweld te keeren (8). Op eene vergadering van Edelen en steden door
(1) Brab. Placcaath. B. I. bl. 140.
(2) v. deuriï, Hist. V. 'sllertogenb. D. I. bl. 255, 256.
(3) Zie Ixiervoor, bl. 557, 558.
(4) v. ueurn Hist. V. 's Ilertogenb. B. I. bl. 257.
(5) Zie hiervoor, bl. 442. Voeg bij de aldaar aangehaalde schrijvers, divaeus, lier. Brab.
Lib. XVII. p. 212, 213. haraeus, AnnaL Duc, Brab. T. I. Lib. XXXVI. p. 376, 377. ano-
nymi Chron. Duc, Brab. p. 136—138.
(6) divaeus, Rer. Brab. Lib. XVII. p. 213. hakaeus , Annal. Duc. Brab. T. I. Lib. XXXVl.
p. 377.
(8) Zie hiervoor, bl. 559, 560.
-ocr page 593-DES VADERLANDS 601
door den Herlog te Vilvoorden bijeengeroepen, werd wel de goede verslandhouding 1406-»-
tusschen Volk en Vorst voor eene poos hersleld, maar van den voorgenomen krggslogt
schynt niets gekomen te zijn. Twee jaren later weigerde men den Hertog eene zware
bede , ten ware hij , naar belofte , al de grieven der bijzondere sleden herstelde. Het
blgkt echter, dal hem honderd en vijftigduizend kroonen zijn toegeslaan (1). Daaren-
tegen weigerden Lernen^ Antwerpen en Brussel, hem in Frankrijk tegen de EngeK
sehen te dienen en vermaanden hem vruchteloos, zich in dien krijg niet te mengen,
welke Braband niet aanging. Zonder het voetvolk af te wachten, trok hij aan het v.
hoofd der ruitery naar Frankrijk en sneuvelde in den bloedigen veldslag by Azin- 25 v,
court. Zijn lijk werd naar Brussel gevoerd en te Ter Furen bijgezet (2). rnaaiid
Den dag na deze laatste plegtigheid, kwamen de drie Stalen van Braband, de
geestelijkheid, de adel en de steden, te Brussel bijeen en kozen eenparig den der- 4 v.
tienjarigen jan , oudsten zoon van Hertog aictonie', 'voor hunnen wettigen Heer. Hij
moest zich verbinden, alles stipt na Ie komen, wat zijn vader aan het volk bij zync
Blijde Inkomsten bezworen had (3). De voogdij over den jongen Vorst en het
bestuur des lands werden aan elf, zoo geestelyke als wereldlijke leden der Staten op-
gedragen , die spoedig het vertrouwen des volks verwierven. Terstond sloten zij den
vrede met den Hertog van Gelre ^ den Bisschop van Luik en andere omliggende Vor- 17 ν.
sten. Hierop lieten zij. jan IV in Leuven en in de overige steden van Braband
als Heer huldigen en door hem beloven, 's lands voorregten, wanneer hij vijftien
14 V.
jaren zou bereikt hebben, op nieuw te bevestigen en te bezweren; hetgeen ook wer- Lotnr-
kelijk in veertienhonderd achttien geschied is. Met veel beleid ruimden zij de moeije-
lijkheden met Keizer sigismund uit den weg, welke onder voorwendsel, dat Antonie
hem geene hulde wegens Braband bewezen had, op dat hertogdom aanspraak maakte,
hetwelk , gelijk hij beweerde, door 's Herlogs dood weder aan den Keizer moest ver-
vallen van wien 't was uitgegaan. Evenzeer bevredigden zij den Hertog van Bour-
gondiër welke als broeder van Antonie en naaste bloedverwant de voogdij en het re-
gentschap over Braband voor zich vorderde, doch tegen twintig duizend gouden kroo-
nen van zijn eisch afzag (4),
Ü
(1) v. iieürn, Beschr. v. 's Heriogenb. D. I. bl. 261.
(2) divaebs, Ber. Brab. Lib. XVII. p. 2J5—220. haraecs, Anna!. Brab. T. I. Lib. XXXV.
p. 378—382. AKOKYMi Chron. Duc, Brab. p. 142—148. Magn^Chron. Belg. p. 382..
(3) Placaatb. v. Brab. D. 1. bl. 144, 145.
f4) divaeds, Ber. Brab, Lib. XVIIL p. 221, 222. daraeus, Annal. Brab. T. I. Lib. XXXVI.
p. 384-386. ANOKYMi Ckron. Duc. Brab. p. 148—150. dfwez, Bist. Gén. dc la Belg.
T. IV. p. 156—160.
I .
602 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1406— Middelerwijl was jak IV meerderjarig geworden en trad nu, ruim zestien jaren oud,
in den echt met jakoba. van Beijeren, een huwelijk dat meer uit staatkunde dan uit
Lente- neiging gesloten, voor beide eene bron werd van rampen en ellende, gelwk reeds is
maand. ^ σ ο , . , . , , ι
1418 aangetoond (1). Na een roemloos en onrustig bewmd van elf jaren, overleed hij
IT ^
Grasm ^^^^der kinderen na te laten. Hij had slechts vier en twintig jaren geleefd. De namaals
1427 zoo beroemde hoogeschool van Leuven was door hem in veertienhonderd zes en twin-
tig opgerigt (2).
23 V. Filips, Graaf van St. Pol^ volgde zijn broeder op in het gebied. Bij de inhuldiging
Bloeim. Jjcvestigde en vermeerderde hij de voorregten, den Brabanders door zijne beide onmid-
dellijke voorgangers verleend (3). Uit de bijgevoegde punten, welke hij beloofde
stiptelijk te onderhouden, blijkt, hoe vele misbruiken ten tijde der slappe regering
van JAN IV in het staatsbestuur waren ingeslopen, en hoezeer men trachtte de vrijheid
legen de aanwassende magt van het Bourgondische huis te handhaven (4). Te ver-
geefs verzocht de nieuwe Hertog van de Staten eene buitengewone bede tot vereffening
van de schulden zyner voorzaten en ter inlossing der verpande domeinen. Waarschijnlyk
had de ondervinding geleerd, dat de gelden, onder dergelijke voorwendsels geheven ,
door de Vorsten tot een geheel ander dan het oorspronkelijk doel besteed werden. Bij
eene zamenkomst der Stalen te Antwerpen, werd hem echter eene bede van driemaal
honderd vijf en twintig duizend Fransche kroonen toegestaan , onder voorwaarde even-
wel , dat eenige hunner leden voor het welbesteden dezer gelden zouden waken.
Schoorvoetend ongetwijfeld stemde filips hierin toe , en men moet erkennen, dat de
voorwaarde indedaad voor den Vorst even beleedigend als vernederend was (5). Hij
had slechts drie jaren geregeerd, toen hij plotseling te Leuven overleed, terwijl de
v.
'^ogst- toebereidselen tot zijne echtvereeniging met yolewda, dochter des Konings van Sicilië,
1430 gemaakt werden. Men vermoedde vergiftiging, doch bij de lijkopening bleek, dat hij
aan eene leverontsteking was overleden (6). Men betreurde zijn verlies, Avant zijne
(1) Zie hiervoor, bl. 461—515. divaeus, Rer. Brab. Lib. XVIII. p. 222—240. habaeüs, An-
nal. Brab. T. I. Lib. XXXVI. p. 386—402. anonymi Chron, I)uc. Brab. p. 152—181. dewez
Hist. Gén. de la Belg. T. IV. p. 160—183.
(2) DIVAEUS, lier. Brab. Lib. XVIII. p. 239, 240. lipsii Lovanium, Lib. III. ρ. 91.
(3) Placaatb. van Brab. D. 1. bl. 145.
(4) v. heurn, Hist, V. 's Hertogenbosch, D. I. bl. 292. dewez , Hist. Gén. de la Belg. T. IV.
p. 184—186.
(5) anonymi Chron. Duc. Brab, p. 181. dewez, Hist, Gén de la Belg. T. IV. p. 186.
(6) divaeus , Rer. Brab. Lib. XJX. p. 242. anonymi Chron. Duc, Brab. p, 184. de barante ,
Hist, d. Ducs de Bourg. T. IV. p. 225. Note de marchal (3).
DES VADERLANDS. 603
gematigdheid in de huisselijke geschillen tusschen Herlog ja.n ÏV en jakoba. vanbeije-\^^-
ren, en de wijze op welke hij de teugels van het bewind in handen hield,
voedden de hoop , dat zijne regering gelukkig zou zijn.
De Staten van Brahand kwamen te Leuven bijeen, om over eenen opvolger te
raadplegen. Onder de mededingers, welke op dat hèrtogdom aanspraak maakten,
liAvamen Margaretha, de Hertogin-weduwe van willem VI van Holland^ en filips
de Goede, Hertog van Bourgondië, het meest in aanmerking. Margaretha , do oud-
ste dochter van filips den Stoute, door wiens gemalin Braband in het huis van Bour-
gondië was overgegaan, zuster van Herlog Antonie van Brahand en van jan, Hertog
van Bourgondië, schoonmoeder van jan IV en moei van filips van St. Pol ^ kwam in
persoon te Leuven, bewerende , dat zi] om deze redenen de naaste erfgenaam was en
dat in Brahand de vrouwen niet van do opvolging uitgesloten waren, zoo als in der-
tienhonderd vijf en vijftig bij de komst van Hertogin johanna , dochter van jan III, aan
het bewind, gebleken was. Dit regt werd haar door den Hertog van Bourgondiër
filips den Goede, betwist. Als zoon van jan van Bourgondië, was hij een volle
neef van Hertog Antonie, wiens geslacht met filips van St. Fol was uitgestorvem
Hy stamde dus in regte lijn af van den oudsten tak en werd hierdoor do eerste re-
gelregte erfgenaam, terwijl de Hertogin-weduwe Margaretha slechts eene zijdeling-
sche was. Daarenboven had zijn vader, wien als oudste zoon van filips den Stoute
naar alle regt de hertogdommen van Braband en Limburg toekwamen, die aan An-
tonie afgestaan , onder voorwaarde, dat zoo deze of zijne kinderen zonder nageslacht
overleedden, Brahand tot de erfgenamen van jan van Bourgondië zou terugkeeren.
Braband behoorde hem derhalve , niet als neef van filips van St. Pol, maar als zoon
van Herlog jan van Bourgondië. De Staten van Brahand verklaarden na eene be-
raadslaging van twee maanden , eenparig Herlog filips den Goede voor hunnen wel-
tigen Heer (1). Terstond werd de Blijde Inhomste opgemaakt, wier nakoming filips
moest bezweren vóór hij tot Herlog van Braband en Limburg gehuldigd werd. Zij is
van denzelfden inhoud en geest, doch uitvoeriger, naauwkeuriger en vrijzinniger dan
die der vorige Vorsten; en daar zij, met eenige wijzigingen, de grondwet van Braband
gebleven is, welke het laatst door Keizer frans II in zeventienhonderd vieren negentig
bezworen werd, verdient zij eenigzins nader gekend te Avorden. Er wordt in bepaald;
1°. De Hertog zal zijnen onderdanen een goed, regtvaardig en getrouw Heer zijn; geweld
plegen noch veroorloven dat het geschiede; het regt handhaven en doen handhaven
(I)divaeüs. Rer. Bral·, Lib. XIX, p. 243. hakaeüs, Annal Brab. T. I. Lib. XXXVII,
p. 410. anonym Chron. Duc, Brab. pi. 185—187. barchal, AWei ewr de barantk, Hist. d.
Dïics de Bourg. T. IV. p. 227.
75*
-ocr page 596-604 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
1406— iloor de overheid met betrekkina: lot de kloosters, de Edelen, de burgers der steden
en alle overige ingezetenen van ßrahand en het Land van Overmaas, naar de reg-
ten en voorregten der steden en plaatsen. 2°. De bewaarplaats van 's lands handvesten
en voorreglen zal in Antwerpen zijn; de Hertog, de stad Leuven en de stad
zullen ieder eenen sleutel daarvan hebben, en de Hertog van die voorreglen een af-
schrift bekomen. 3®. Zonder toestemming der sleden en van het gewest, zal de Her-
tog geen oorlog voeren, en de grenzen noch de Toorregten des lands veranderen. 4°.
De Hertog zal don titel aannemen ran: Hertog Tan Lotharingen, van Brahand en
van Limburg, Markgraaf van het H. Rijk. Hij zal niet handelen dan in overeen-
stemming met do drie Stalen van Brahand^ het groot zegel moet in bewaard
Avorden; do reglszaken zullen aldaar bercgt, en de vonnissen door vier Raadsleden
■ geteekend moeten worden. 5°. De Raad van Brahand zal uit zeven leden bestaan, de
Kanselier er onder begrepen, welke laatste de onderteekening hebben en het zegel
bewaren zal; hij moet Brabander zijn en do drie talen, Latijn, Fransch en Vlaamsch ,
verslaan ; vier dezer Raadsleden zullen Brabanders en barons of groote grondbezitters zijn ;
de twee andere slaan Ier keuzo van den Hertog , doch ook zij moeten de Vlaamsche
taal verstaan. De Raad van Brahand bestuurt het land bij afwezigheid van den Her-
tog. Zonder toestemming der Staten zal do Raad geene brieven van vervreemding of
grondbelasting mogen afgeven. 6°. De Raadsleden moeten uit wettig huwelijk geboren
zijn; hunno ambtspligten worden voorgeschreven overeenkomstig het vijfde punt. 7°.
Do Hertog zal zijn Raad in zijne verblijfstad in ^raAano? houden. Do wyze van bestuur
in Brahand zal niet dan na twee jaren kunnen veranderd worden, ten ware in
dringenden nood, te beslissen door de twee geheimschrijvers der Staten, 8°. Geene
kwijtschelding van straf, geene genade zal verleend worden dan op het berigt door
vier Raadsleden onderteekend, 9°. Do Raadsleden moeten in Brahand wonen. 10°.
De Stadhouder des Ilerlogs zal de Blijde Inkomste beëedigen. 11°. Alle amb-
tenaren zullen eenen eed afleggen, 12°. Het hertogdom Limburg en het Land
van Overmaas worden met Brahand, ook in bestuur, vereenigd. 13°. en 14°. Do
handel zal, onder zekere opgegeven bepalingen, in Brahand vrij zijn, 15®. en 16°.
De Brabanders zullen in Holland en Zeeland op de geregte tollen varen als van ouds.
17°. en 18°. De geschillen met Vlaanderen over do vaart op do Schelde en de Senne
zullen geregeld Avorden. 19°. De Brabandsche onderdanen zullen vryheid genieten,
om buitenlands handel to dryven, en niet verantwoordelijk zijn voor de schulden van
den Hertog. 20°. Het hooren van getuigen voor den regier, zal naar de vastgestelde
wijze geschieden. 21^ De Hertog zal het regt van genade aan moordenaars, onder
zekere bepalingen mogen toestaan. 22°. De ambtenaren zullen in persoon huune be-
trekking waarnemen; do overleving (survivance) door opvolging of door huwelijk is
veroorloofd, 23°. De amblen of posten zullen noch in pandschap, noch in huur uit-
DES VADERLANDS. . 1639
gegeven worden; men kan eenvoudig te gunste eens anderen of tegen een jaargeld 1406—
daarvan afstand doen. 24°. De ^vezen]ijke Brabander, dat is hij, · die in geen an-
der gewest dan in Brahand zijn verblijf houdt, zal niet buiten Brahand door een
aiet wezenlijken Brabander voor het regt gedaagd kunnen worden. Het 25"®, 26"®
en 27"® punt hebben betrekking op het verleenen van gunsten en genade. 28°. De
straf Toor de misdrijven is op den misdadiger alleen toepasselyk en zal zich niet tot
anderen uitstrekken. 29°, De veroveringen alleen door de Avapenen der Brabanders
gemaakt, zullen tot hun voordeel zijn. Het 30"® punt betreft zekere uitoefening van
regt, 31°. De voorregten der Sint-Pietermans te Leuven zullen bevestigd worden.
32°, Bedriegelijke afstanddoeningen en onderhandelingen worden ten strengste verboden.
In het 33"β, 34"% 35«6 en 36"® punt worden do jagtregten geregeld, 37°, De
Baljuw van fVaalsch-Braband moet Brabander wezen en zijn hof te Getiappe hou-
den. 38° en 39°. De ambtenaren, regters, ontvangers en slotvoogden moeten Braban-
ders zijn. 40°. De regtbanken van Zandhoven en van Uccele moeten geopend en
vervormd worden, en de Schepenen hun verblijf hinnen Brussel houden. 41°. u^nt-
werpen zal ten eeuwigen dage met Brahand vereenigd blijven gelijk ook de stad
JSivelle. 42°. De Hertog zal de Staten van Brabarid veertien dagen vóór den lijd
der dagvaart beschreven, en hun vooraf de reden der bijeenroeping opgeven; al de
leden zullen ongehinderd hun gevoelen uiten; wie hun dit euvel afneemt of verhin-
dert , verbeurt lijf en goed. 43®. Het leenhof zal ter plaatse waar de Hertog zijn
verblijf heeft, gehouden worden; vreemde tusschenkomst zal daar geen plaat«
hebben. Het 44"® en 45"® punt regelen de jaarmarkten van Antwerpen, Brussel en
's Hertogenhosch. 46°. Zij die in Vlaanderen handel drijven, zullen geene voorregten
lot nadeel van Brahand genieten. Het 47"® punt is eene herhaling der bepalingen
betreffende de handelsvrijheid der Brabanders; en do drie Tolgendo punten hebben
betrekking op de steden Herenthals en Geertruidenherg, o^ Holland^ Zeeland^ de
stad Grave enz, 51°. Den vreemden handelaren zal bescherming toegestaan worden.
52®. Lieden wegens eene burgerlijke zaak gevangen genomen, zullen in gewone huizen
van opsluiting (vrienten) bewaard worden. Het 53"° en 54"® punt belrefl'en do vrije
vischvangst op do rivier de Senne, die langs Brufsel stroomt. 55®. Zoodra een aange-
klaagde gevat is, zal een naauwkeurig onderzoek, naar den stijl van elk geregtshof,
plaats vinden. De punten 56 en 57 hebben betrekking op do jaarwedden ten laste
der gemeenten of der abdijen; en eindelijk ten 58°. zal do Hertog de voorregten,
gewoonten en herkomsten bevestigen en bekrachtigen (1)". Filips, in Zewuen, de oude ^ v·
Wijnm.
________1430
(1) Placaatb, r. Brab. 1). I, hl. 152--1C8. Verg. marcoal, Notes sur w. tkv.kmt ^ Tlist. rl.
Ditcs de Bourg. T. IV. p. 22S—234.
606 ALGEMEENE GESCHIEDENIS D Ε S V Α D Ε R L Α Ν D S.
J406— hoofdstad van Braband, met veel plegtigheid ingehaald , legde den vereischten eed af
^^^^ en werd nu hier, gelijk voorts in de overige steden, gehuldigd. Hij voegde later nog
eenige voorreglen by de oude , welke hy tevens op nieuw bekrachtigde, en belooft
»1°. Braband, ondanks den krijg tegen Frankrijk en Luik, niet te zullen be-
zwaren; 2®. geene burgerlijke ambten, rentmeester- of ontvangersschappen en slot-
29 v. voogdijen, overeenkomslig het 38'^® en 39"® punt der Blijde Inkomst e ^ dan aan
Herfsl· Brabanders te geven; en 3°. al de maatregelen tot welvaart en voordeel van den
1431 Lande door de Staten na den dood zijns voorgangers genomen, te zullen bevestigen."
Ingevolge het vierde ])unt der Blijde Inkomste, nam hij den titel aan vau
Hertog van Lotharingen, van Braband, van Limburg, en Markgraaf van het
H. Rijk of Antioerpen (1), Het ryke Vlaanderen was reeds door erfregt, en
Namen door aankoop in het huis ^Άη Bourgondië (2). En toen nu ook
Henegouwen, Bolland, Zeeland en Friesland met deze gewesten vereenigd wer-
den (3), bij welke later Luxemburg, door den dood van Hertogin elizabetii, de
vreduwe van jait van Beijeren , gevoegd werd (4) , zag zich filips de Goede Heer
van bijna al de Nederlanden en een der magtigste Vorsten van Europa.
(1) Verg. Alg. Gesch. d. yaderl. 1). 11, St. I, L·!. 181. dewez , Hist. Gén. de la Belg. T. IV.
p. 207.
(2) DEWEZ, liist. Gén. de la Belg. T. IV. p, 79, 191.
(4) Oude Hall. Div, Kron., üiv. XXIX. c. 9.
-ocr page 599-DKR P1.ATEIV.
Witte van Haamstede te Haarlem............tegenover bl.
Zierikzee door de Vlamingen belegerd............
Het sneuvelen van Graaf willem IV.............
Willem V sluit een verbond met de Edelen en steden......
Eleonoka verwyt haar gemaal zijne verwydering.........
Gerrit van Wateringen door Graaf willem V omgebragt.....
Emmerik van Bruten vermoord..............
Aleid van Poelgeest vermoord..............
Het slot Pirlepont vermeesterd..............
De weduwe van Hertog albrecht van Beijeren stoot zyn boedel met
den voet....................
Opschudding te Dordrecht................
Onderwerping van heudrik van Montfoort..........
Intogt van willem van Gelre in Nymegen..........
Jan va7i Beijeren...................
Dood van albrecht beiling ...............
Vlugt van JAKOBA van Beijeren uit Gent...........
Filips van Bourgondië,................
20.
24.
157.
176.
208.
247.
266.
300.
320.
324.
327.
336.
381.
494.
496.
505.
518.
522.
524.
))
»
»
»
»
»
»
»
»
))
»
»
»
))
w
»
»
))
Huwelijksvereeniging van frask van Borselen en jakoba van Beijeren.
Jakoba van Beijeren, . . . ..............
NB. De plaat voorstellende : Uitvinding der boekdrukkunst, behoort in een volgend stuk.
-ocr page 600-INHOUD·
JAAR 1300—1339.
Jan imn Avennes hoopt op het bezit van Holland nar den dood van jan I, bladz. 5. —
Zijn geslacht, ald. — Iflij kovit uit Frankrijk herwaarts terug en wordt als Graaf
gehuldigd ^ bi. 6, — Opstand in Zeeland, ald. — ^s Graven onmin met jan mw Renesse ,
i)l. 7. — Geheel Zeeland geraakt in beweging^ bi. 8. — Bënessb verslaat ^s Graven hen-
den en vloot, ald. — KareL· van Valois komt tusschenheiden, maar de opstandelingen
roepen de hulp des Duitschen Keizers in , ald. — Jan Π versterkt zich door bondge-
nootefi, bl. 9. — De Keizer komt te Nijmegen, bl. 10. ~ Graaf jan II trekt derwaarts
met een talrijk leger ^ en sluit een verdrag met den Keizer, ald. — I)e aanslag der
Zeeuwen is geheel mislukt, ald. — Gestrengheid van den Graaf van Ooslervanl tegen
hen, bl. 11. — De rust in Zeeland hersteld, bl. 12. — De Zeeuivsche ballingen steken
op nieuw het hoofd op, ald. — Onlusten met het Slicht door de verheffing van gui vaii
Henegouwen tot Bisschop geëindigd, — Opstand der Flamingen, en dood van jan
van Ooslervant, bl. 13. — De Vlamingen door vvillem van Ooslervanl , ald.—
Inoal van gui van Vlaanderen in Zeeland, ald. — Overwinning door hem behaald,
hl. 14. — Willem vati Ooslervant in Zierikzee belegerd, ald. — Een wapenstilstand of
verdrag gesloten, bl. 15. — De oorlog barst op nieuw uit, bl. 16. — Willem van
Ooslervant trekt naar Zeeland, ald. — Nederlaag door hem geleden, bl. 17. — De
Vlaamsche vloot stevent naar Holland, hetwelk tot aan Haarlem in de magt der Vla-
mingen geraakt, bl. 18. — Moedig gedrag van witte Haamslede, bl. 19. — Hij
verslaat de Flamingen bij Hillegom , bl. 20. — De Hollandsche stede7i drijven hen uit,
ald. — Gui van Vlaanderen trekt met groot verlies te water af, bl. 21. — Holland en
Utrecht in ééne week van de Flamingen bevrijd, ald. — Willem van Ooslervanl verlaat
Zierikzee en belegert Schoonhoven, bl. 22. — fVreede vond, om den bevelhebber tot de
overgave te nopen, ald. — Zierikzee door de Flamingen weder belegerd, Λλ.— Dappere
verdediging der stad, bl. 23. — Fransche hulp komt opdagen, bl. 24. — Scheepsstrijd
voor Zierikzee, welke met de nederlaag der F lamingen eindigt, bl. 25—29. — Gui ώ«
Vlaanderen gevangen genomen, bl. 29. — Zierikzee ontzet, bi. 31. — Willem biedt den
ballingen vergiff enis en vrijheid tot terugkeeren aan , bl. 32. — Hij trekt tegen renesse
naar Utrecht op, ald. — Dood van Graaf jkihW, ald.— Zijn karakter , ald.— Willem
van Ooslervanl als Graaf gehuldigd, bl. 33. — lUj begeeft zich naar —
Zijn huwelijk met jeanne van Valois, aU. — Onlusten in Holland om den vrijdom van
lasten door den adel, ald. — Beslissing des Graven, ald. '— Hij sluit met ietrekking
tot Henegouwen een vrede met Braband en Vlaanderen, bl. 35. — Eischen van Graaf
ROBERT van Vlaanderen, ald. — Het geschil aan scheidslieden overgelaten, bl. 36. —
Een bestand voor vier jaren tot stand gebragt, ald. — Jan van Braband ziet af van
II deel. 2 stuk. *
tl INHOUD.
zijne eischen op Holland, en verleent den kooplieden van Dordrecht vrijheid van handel
in zijne staten, ald. — Geschillen over den handel met Engeland, ald. — Hervatting
der vijandelijkheden met Vlaanderen, ald. — Robert valt in Henegouwen , bl. 37. —
Een verdrag wordt tusschen hein en Graaf Willem III gesloten, volgens welk deze laat-
ste aan Vlaanderen tnanschap bewijst i^e^ewj Zeeland bewester Schelde, ald. — Korte
duur van dezen vrede, ald. — In den oorlog met Frankrijk en Vlaanderen komt Graaf
WILLEM III de7i Koning van Frankrijk te hulp, ald. — Hij keert echter spoedig terug,
bl. 38, — Eindelijk wordt door beslechting van de Zeeuwsche twistvraag, de bron van
onlusten tusschen Holland en Vlaanderen gedempt, ald. — Inhoud van het daarover ge-
sloten vredesverdrag, hetwelk bezworen en door onderscheidene steden zoo als ook ver-
volgens door den Duitschen Keizer bekrachtigd wordt, ald. — Foordeelige staatkundige
toestand waarin willkm III Holland gebragt heeft, bl. 40. — Huwelijk van Kei-
zer lodewijk van Beijeren met ^s Graven dochter, ald. — GeicilUge opbrengst der beden
door de steden, ald. — De Kennemers alleen willen hieraan voorwaarden verbinden,
waardoor zij hunne voorregten verbeuren, bl. 41. — Den Dordtenaars wordt het sta-
pelregt ontnomen, ald. — Dood van Bisschop gui van Utrecht, bl. 42. — Zij η opvolger
wordt geheel door den Hollandschen Graaf bestierd, ald. — De landen van Amstel en
Woerden in Holland ingelijfd, ald. — De Koningin van Engeland komt in Holland,
bl. 43. — Ondertrouw van haren zoon edüaiid met ''s Graven dochter te Dordrecht vol-
trokken, ald. — Eene Hollandsche vloot geleidt hen naar Engeland terug, ald. — De
Koning van Engeland ten behoeve zijns zoons onttroond, ald. — Huwelijk van dezen
laatste met ^s Graven dochter, ald. — Graq/vvillëm ΠΙ kiest partij in de onlusten
tusschen den Duitschen Keizer en den Paus, ald. — Hij blijft echter achterlijk in het
verleenen van onderstand, bl. 44. — Waarschijnlijke oorzaak daarvan, ald. — Hij
ondersteunt den Koning van Frankrijk tegen een opstand der Vlaamsche steden, ald. —
Voortduring der onlusten van het Duitsche rijk met den //. Stoel ,h\. 45. — Willem III
tracht beide te bevredigen, en begeeft zich tot dat einde naar Avignon , later naar
Frankfort, doch vruchteloos, ald. — Het Duitsche rijk verklaart zich onafhankelijk van
den Roomschen Stoel, alil, — Willems uitbreiding van gezag, bl. 46. —- Zijn invloed
op het Slicht, ald. — Zeeland door hem aan zijn zoon afgestaan, ald. — Bij sluit een
verbond met Engeland, ald. — Inhoud daarvan , bl. 47. — yaw vvillem III, bl. 48.—
Zijn karakter, ald. — De vernietiging der Tempelieren, bl. 52. — Freesselijke hon-
gersnood, bl. 53. — Hollands magt ten koste van het Slicht verkregen, ald, — Gui,
broeder van Graaf jan II, tot Bisschop verkozen, ald. — Hij loikkelt zich in den
Vlaamschen krijg, bl. 54. — Zijne gevangenneming doet de burgerlijke tweedragt in
Utrecht op nieuw ontwaken, ald. —■ Te midden der hloedvergieting wordt de stad door
GUI Vlaanderen ingenomen, welke het bestum' verandert en eischt, dat men va'^illem
van Gulik op den zetel ν er heffe, bl. 55. — Hij wordt na de nederlaag der Vlamingen
tegen Bisschop güi uitgewisseld, tcelke de voorregten der kerk en der burgerij bevestigt
en de inwendige rust herstelt, die echter iveder voor kort verstoord icordt, ald. — De
Bisschop woont de kerkvergaderingen te Keulen en te Vienne hij, ald, — Hij loeigert
den kardinaalshoed, bl. 57. — Een valsch berigt van zijn dood bretig^ de Friezen in
opstand, welke Vollenhoven belegeren, ald. — Het kasteel met Hollandsche hulp door den
Bisschop ontzet, bl. 58. — Ferdrag met de Stellingwervers gesloten, ald. — Pogingen
des Bisschops tot verbetering der misbruikeji in het Slicht, bl. 59. — Zijn dood bij het
heleg van het slot ter Gooije, ald. — Zijn karakter, bl. 60. — Fredkrik Zirck
hem op, bl. 61. — Opstand van eenige heeren tegen hem door G(g\tg ondersteund, ald.—
Graaf vvillem III komt den Bisschop te hulp, ald. — Herstel der rust in het Slicht,
bl. 62. ·— De Bisschop geheel afhankelijk van Holland, ald. — Zijn dood, ald. — De
poging van Graaf vvillem III, om een opvolger in het Slicht naar zijn genoegen te
doen verkiezen, mislukt, ald, — ixKOß van Oudshoorn, daartoe verkozen, wordt door
den Paus bevestigd en den Aartsbisschop van Keulen gewijd, bl. 63. — Zijn dood, ald. —
Tan van Bronkhorst, tot zijn opvolger gekozen, wordt door den Paus afgezet en jKVi van
Diest in zijne plaats benoemd en gewijd, welke hem gewapenderhand uit zijn zetel ver·'
drijft, bl. 64. — Misnoegen des volks tegen jan van Diest, ald. ■— Zijne afhankelijk-
heid van Holland, ald. — Verwarde staat der geldmiddelen in het Sticht, bl, 65,
De Bisschop is genoodza^t al de inkomsten des Slichls af te staan , bl. 66. ■— Steeds
aangroeiende fnagt van Holland over Utrecht, ald. — Daden van hulp en gezag door
Graaf wihLEm III in het Sticht geoefend^ ald. — Keinoud van Gelre tracht zijn gezag
in het Boven-Sticht uit te breiden, bl. 68. — De Graven van Holland en Gelre verdeelen
openlijk het beheer over het Sticht, bl. 69. — Dit brengt de burgers van Utrecht in
opstand, ald. — De Graaf van Holland valt gewapenderhand in het ^iicXii, ald.— Door
bemiddeling van reinoud van Gelre, icordt een bestand en later een verdrag gesloten ^
ald. — De Bisschop stelt de stad Utrecht onder voogdij des Graven , bl. 70.—
Geschil van den Bisschop met Kampen, ald. — Hij roept vruchteloos de hulp van Hol-
land en Gelre in, die op nieuw hij verdrag het Slicht onder zich verdeelen ^ hetgeen
echter niet ten uitvoer gelegd wordt, ald. — Een groot deel van Overyssel ^erartÄi in
de magt van den Graaf van Gelre, bl. 71. — Deze wordt in een krijg met de Friezen
Hij verslaat hen en bevestigt zijne magt en de rust in het Boven-
>ogdij over het Neder-Sticlit aan Graaf Willem IV van Holland op-
gewikkeld, ald.
Slicht, ald. — De voogdij
gedragen, die er een stedehouder aanstelt, ald. — Dood van Bisschop jan van Diest,
bl. 72. — Zijn karakter, ald. — Gelre's beklagelijke toestand in dit tijdperk, ald. —
Verdrag tusschen Gelre en Holland, ald. — Reinoud I van Gelre kiest de partij van
Vlaanderen tegen Frankrijk, ald. — Hij breidt zijn gezag uit, vooral ook over geestelijke
stichtingen, bl, 74. — Aanstelling van den Graaf \Άη der Marek tot stedehouder van
Gelre, ald. — Keizer albrecht en diens opvolger bevestigen en vermeerderen de vrijhei
den en voorregien van Gelre, ald. — Reinoud I vergezelt den Keizer naar —
Ontvangt de Veluwe van het Slicht in leen, bl. 76. — Hij vereffent verscheidene geschil-
len, ald. — Twee Duitsche Keizers verkozen, bl. 77. ■— Reinoud I kiest de partij van
fredbrik van Oostenrijk, ald. — Zijn geldgebrek, ald, ■— Onlusten door den Heer van
Baren verwekt, en door den Graaf van Holland beslecht, bl, 78. — Oneenigkeden tus-
schen den Graaf van Gelre en zijn zoon, ald. ■— ffij wordt genoodzaakt dezen een deel
van het bewind op te dragen, bl. 79. — De jonge reinoud bevestigt de voorregten van
verscheidene steden, bl. 80. ■— De oude Graaf tot Rijksvorst verheven, ald. — De
spanning tusschen de beide Vorsten vermeerdert, bl. 81. — Zij laten de geschillen aan
de uitspraak van vier scheidslieden over, ald, — Deze kunnen tot gcene eenstemmigheid
geraken, bl. 82. — Ttvee hunner vaardigen, ook namens den derde eene uitspraak uit,
ald. — Deze wordt door den derde ontkend, bl. 83, — Verzoening tusschen vader en
zoon, die echter van korten duur is, ald. — De beslissing der geschillen aan den Graaf
van Holland opgedragen, bl. 84. ■— Eerste bekende handeling van steden en Edelen in
Gelre, en verdeeling der laatste in kwartieren en ambten, ald. —Inhoud van de bepa-
lingen door den Graaf van Holland, ald. — Vader en zoon onderwerpen zich daaraan ^
bl. 85. — Ook de Gravin van Gelre en hare dochters, ald. — Eenige stedelijke voor-
regten icorden met hare toestemming bevestigd, ald. — De oude Graaf in hechtenis
genomen, bl. 86, — Deze daad brengt zijne aanhangers in beweging, ald. —De Graaf
van Holland en de Bisschop van Utrecht vallen in Gelre, ald. — De Hertog van Braband
zendt een leger ter ondersteuning van den zoon, ald. — Eenige berigten omtrent dezen
kriis"t ald. — De jonge reinoud verzoent zich met Arnhem, ald. — De regeling der
zaken aan scheidslieden opgedragen, die slechts een verbond tusschen Holland en den
jongen Graaf bewerken, bl. 87, — Ε indelij ke afdoening der zaak, bl. 88. — Verdere
levensloop van den ouden Graaf van Gelre, bl. 89. — Zijn zoon voert het bewind als
regent, ald. — Zijne geschillen met de geestelijkheid vereffend, ald. — Nader verbond
tusschen willesi 111 van Holland en reinoud I van Gelre, bl. 90. — De eerste ondersteunt
den laatste in den oorlog tegen Munster, ald. — Loop van dezen krijg, ald. — Een
bestand getroff en, bl. 91. — De hervatte vijandelijkheden weder door een bestand ge^
eindigd, ald. — De vrede gesloten, ald. — De voorwaarden daarvan, bl. 92. — Ver-
schillende regeringsdaden van reinoud, ald. — Dood van Graaf ν^λ^^ΟΜπ ald. —
Zijne regering en karakter , bl. 93. — Zijn zoon neemt den grafelijkentitel aan, ald.—
Aanzien waarin hij stond, bl, 94. — Hij ondersteunt den Bisschop van Luik, ald. —
De Luikenaars hierover verbitterd, vallen in Gelre, doch worden door reinoud versla-
gen , bl. 95. — Beslechting van eenige binnenlandsche geschillen met Deventer en Zut-
phen , ald. — Verbond met Gulik, ald, — Verdere bedrijven van reinoud II, bl. 96.
* ¥
III
tl INHOUD.
Dood van zijne gemalin sophia , ald. — Hij verzoekt en verwerft de hand van eleO-
mora , zuster van eduard 1Π van Engeland, bl. 97, — Invloed van dit huicelijk op de
lotgevallen van Gelve , bl. 98. — Toelating der Lombardiërs in Gelro , α\ά. — Reinoud Π
wordt in den oorlog van Frankrijk tegen Braband gewikkeld ^ bl. 99. — Ε ene wafenschor-
sing wordt door den vrede gevolgd, ald. Werkzaam aandeel van reinotjd II in het
beslechten der nog bestaande geschillen, ald. — De oorlog met Braband ontstaat op nieuw
om de stadsvoogdij van Mechelen, bl. 100. — Ferscheidene Vorsten verbinden zich
tegen Braband , ald. — Zij rukken langs verschillende wegen in Braband , bl. 101. —
De Koning van Frankryk bewerkt een icapenstilstand, die van tijd tot tijd verlengd en
door een vrede gevolgd wordt, ald. — Bepalingen daarvan, bl. 102. — Tiel en een paar
dorpen blijven daarbij aan Gelro, bl. 103. — Reinoud II in den oorlog tusschen Enge-
land en Schotland gewikkeld, ald. — Zijne hulpbende wordt door de Schotten gevangen
ald. — Rij verlaat Engeland, bl. 104.— Zijne onlusten met de Friezen, ύά.—
genomen.
Hij neemt deel in den oorlog van den Graaf van Kleef tegen den yiartsbisschop van
Keulen, ald. — En in den oorlog van Engeland tegen Frankrijk, bl. 105. — Oorzaken
van dezen krijg, ald. — Eeinouds iverkzaam aandeel in de toerust ingen, bl. 106. —
Hij wordt beschuldigd den Koning van Frankrijk en de voornaamste leden van zijn hof
te hebben willen vergiftigen , aki. — Zijne verontwaardiging over deze beschuldiging,
1)1. 107. — fierdere toerusting tot den oorlog, ald. — Zamenkomst van den Duitschen
Keizer en den Koning van Engeland te Koblenlz , ald. — Langdurige onderhandelingen,
bl. 108. — Verdeeldheden tusschen de Schieringers enf/i Friesland, bl. 109.—
Onmenschelijkheid daarbij betoond, bl. 110. — Slechting der geschillen door een kamp-
strijd, ald. ■— Friesland geteisterd door overstrooming en hongersnood, ald. — Inval
der Noormannen^ ald, — Zij ivorden verslagen , ald. — Holländische inval in Friesland
afgeweerd, bl. 111. — gejjlunderd door de Friezen, ald. — De Enkhuizers
nemen wraak door brandstichting, ald. — Wederwraak op Enkluiizen en van die stad
op Franeker bl. 112. — De PFestergoërs verzoenen zich met Graaf wUsLïmWI t
— Onlusten tusschen de Stellingwerver Friezen en den Bisschop van Ulreclil,
bl. 113. — De binnenlandsche partijschappen barsten op tiieuw uit bij den dood van den
Potestaat iiii:esel· martena , ald. — Ellendige toestand van Friesland, ald. — Pogingen
tot verbetering daarvan aangewend, ald. ·— Een geweldige watervloed vermeerdert de
volksrampen, ald. — Deze stijgen ten top, bl. 114. — Pogingen om die te lenigen,
— l)e Duitsche Keizer staat van al zijn eischen op Friesland af, uitgezonderd de
leenhulde, bl. 115. — Een gedeelte van Friesland stelt zich onder de bescherming van
den Bisschop van Munsler , ald. — Bewijs van den invloed dien (h^aaf willem III in
Friesland bezat, ald. — Geschillen met liarderwijk en Kampen bijgelegd, bl. IIG. —
Hernieuwde tweespalt in Friesland, ald. — Jn Ooslergo tracht men met nadruk de rust
te herstellen, ald. — Verschillende onderlinge verdragen te dien einde gesloten, ald. —
Kerkelijke bepalingen mede daartoe strekkende, bl. 117.— Strooptogte?i tusschen Wesl-
Friesland en Weslergo, bl. 118. — Opkomst van Franeker, bl. 119. — Onlusten met Har-
derwijk vereffend, ald. — Algemeeue landdag der Friesehe Zeelanden — Bepalingen
daarop vastgesteld, ald. — De landdag ivordt het volgende jaar herhaald, bl. 121. —-
Verbond met Bremen, ald, — Stavoren en AVeslergo trachten zich aan het Hollandsché
j(ezag te onttrekken, ald. — De Graaf van Holland iceet zich door onderhandelingen te
handhaven, bl. 122. — Slavoreu en Weslergo verzetten zich weder tegen hem, ald.
Graaf wiiiLEHi III en de Friezen in openbaren krijg, bl. 123. — Hij zendt eene vloot
tegen hen uit, ald. — Zij treden in onderhandeling en doen den Graaf hulde, ald. —-
Wijze waarop de Graven van Holland van ouds /«Friesland ontvangen werden ,h\. 124.—
Geschil met den Bisschop van Munster door scheidslieden vereffend, bl. 125.— Onrustige
toestand van Friesland, bl. 126. — Laatste algemeene landdag en handelingen daarvan,
—, Twist der Groningers en Drenthenaars met den Bisschop van Utrecht door
scheidslieden vereffend, bl. 127. — Keizer lodewijk bekrachtigt den afstand van de
regten van het Duitsche rijk op Friesland aan Holland, bl. 128. — Willem \Ü. tracht
de Friezen door zachtheid te winnen, ald. — Zijne zorgen voor Friesland, bl. 129. —
Geschil tusschen Stavoren en Lübeck door den Graaf vereffend, ald. — Strijd tusschen
Groningen en de Ommelanden, bl. 130. — Groningen ingenomen, ald. — Éortstondige
INHOUD» r
verzoening ^ sXiS^. ^ Woelingen der kloosters i'n Friesland, hl." 131. — De äht vanlÄdXntn
door zijne leekehroeders vermoord, ald. — Zijne opvolgers ^ bl. 132. — Friesland rföor
den Graaf van Gelre bestookt, ald. — De Friezen zoeken toevlugt hij den Graaf van
Holland, ald. — Dood van vvillem III, bl. 133. — Zijn opvolger door Stavoren gehul-
digd^ ald. — Zonderling voorregt door hem aan die stad verleend^ ald. —· ISieiiwe on-
lusten tusschen Groningen en de Ommelanden uitgebarsten, doch door eenige Edelen èn
geestelijken beslecht, ald. — Voorwaarden van het verdrag , ald. — Opkomst der steden
in Braband, bl. 135. — ïlare oneenigheden met den adel, ald. ■— In Antwerpen worden
zij met gestrengheid gesmoord, ald. — Meclielen sluit zijne poorten voor den Hertog ^^
maar ivordt tot onderwerping en eene zicare geldboete veroordeeld, ald. — Opstand in
verscheiden steden , bl. t3ü. — Deze loordt door den Hertog gedempt, ald. — Bescher-
ming door hem aan de Joden verleend, ald. — Hij vaardigt het charter van Corlenberg
uit, bl. 137. — Dood van Hertog jan 11, ald. — Zijn karakter, ald. — Zijn minder-
jarige zoon JAN III volgt hetn op, ald. — Schikkingen om den slaat van den schulden·^
last te onthej/'eti, bl. 139. — Verval van den adel en ridderstand, ald. De jonge
Hertog aanvaardt zelf het bewind, ald. — Geschil met den Graaf van WoMatsa over
Mechelen , ald. — Braband door ztcare j)lngen geteisterd, bl. 140. — Geschil des Hertogs
met den Heer van Valkenburg, bl. 141. — Met Holland oücr Äei/«vii/Heusden, ald. ™
Jlan de beslissing van den Graaf van Gulik overgelaten, bl. 142. — De stad Grave
aan Braband opgedragen, ald. — De heerlijkheid Breda door koop er aan toegevoegd,
bl. 143. — De Koning van Bohemen maakt krachtens zijn erfregt, aanspraak op een
deel Van Braband, ald. — Trouwloosheid des Heeren van Valkenburg, ald. ■— Hij wordt
door den Hertog van Braband belegerd ^ bl. 144. —- Na een bestand wordt de beslissing
des geschils aan den Koning van Bohemen overgelaten, ald. — De uitvoering blijft
echter achterwege, aki. — De Koning van Bohemen tracht vergeefs dien van Frankrijk
tegen Braband op te zetten, ald. — Misnoegen van Fiiiips van Frankrijk, bl. 145.— Vele
Vorsten en Heeren komen tegen Braband in de wapens, ald. — Te Compiegno irordt een
verdrag 7netV\üx\\ixv^k gesloten, ald. — De Koning van Frankrijk treedt als bemiddelaar
op, ald. — ^ßoop der onderhandelingen, ald.
JAAR 1333—1354.
tv apenfeilen waardoor willem IV van Holland zich reeds vroeg had onderscheiden,
bl. 146. — Hij sluit een verbond met Engeland, bl. 147. — De JS'ederlandsche Vorsten
aarzelen zich tegen Frankrijk te verklaren, ald. — Be steden ontvangen een keizerlijk
hevel daartoe, IjI. 148. — De veldtogt geopend met het beleg van Kamerijk, ald. —
Willem IV weigert den Engelschen Vorst naar Frankrijk ie jyo/^'^cm, ald.—Deze verwoest
uit weerwraak Henegouwen, bl. 149. ■— V\'illem hierover verbitterd, gaat tot de Fran-
sehe zijde over, bl. 149. — De Engelsche Vorst keert na weinig viigerigt te hebben,
naar zijne staten terug, ald. Kamerijk in de magt van'^VÏiukvï^L· gebleven, ald. ■—
V ij andelij kheden tusschen die stad en Henegouwen , ald. — Men besluit Frankrijk den
oorlog aan te doen, ald. — Minachting van Koning hierover, ald.— Willem IV
valt in Frankrijk, bl, 150. — Thun l'Evcque door de Fransche^i belegerd, doch door een
krijgslist de bezetting gered, ald. -— Oe Franschen weigeren een veldslag, ald. — De
Hertog van Braband dringt aan , dat men tot de komst van den Koning van Engeland
wachte^ bl. 151. ■— Deze slaat de Fransche vloot, en met de bondgenooten het beleg voor
Doornik , ald. — Door tusschenkomst van de Gravin-weduwe van Holland wordt een be-
stand gesloten, ald. — Graaf willem IV onderneemt eene bedevaart naar het Reilige
Graf, bl. 152. — Hij strijdt na zijne icederkomst met de Dtiitsche Ridders tegen de
ongeloovigen in Pruissen en Lillhauw en, ald. ■— Na een groot ridderfeest te 's Hage ge-
geven te hebben, keert hij weder terug naar Pruissen, ald.— Zijn terugtogt, bl. 153.—
Hij vat de wapens op tegen Mircchi, bl. 154. — Middelen aangewend ^ om de gelden
daartoe te vinden^ ald. — Eenige Stiehtsche Edelen voegen zich voor Utrecht hij hetn,
ι
bl, 155. — J)e Bissehop van Utrecht komt uit Orrmohle herioaarts en bemerkt een hestand,
lald. — Vernederende voorwaarden daarvan^ ald. — Een oproer in Friesland roept den
Graaf derwaarts ^ bi. 156. — Aan wal gestapt valt hij de Friezen aan, doch sneuvelt
en geheel zijn leger loordt verslagen, bl. 157. — Weerwraak in Holland op de Friezen
genomen, bl. 158. — ^s Graven lijk ter aarde besteld, ald. — Zijn karakter en verrig'
tingen, bl. 159. — ßij ontstentenis van mannelijk oir vervalt Holland en Zeeland aan
het Rijk, maar Henegouwen aan de oudste zuster des Graven, ald. — Oe Keizer heieent
zijne gemalin met Holland en Zeeland, bl. 160. — Jan van Beaumont neemt inmiddels
het bestuur op zich, ald. — Ilagchelijke toestand des lands, ald. — ^s Keizers ver lij
wekt verdeeldheid en misnoegen, bl. 161. — komt herwaarts over, en wordt
in Henegouwen, Holland en Zeeland gehuldigd, bl. 163. — Ruime voorregten door haar
verleend, ald. ■— Eischen des Konings van Engeland, die verschillende gemagtigden
benoemt, bl. 164. — Maugaretha naar Duitschland teruggeroepen, draagt haren zoon
willem het bewind op, bl. 165. — Vermoedelijke oorzaken van dezen stap, ald. — Het
bewind des lande bepaald aan haren tweeden zoon opgedragen, ald. — Haar oudste zoon
lodevvijk doet afstand van zijne regten daarop, ald. ·—· De Keizer bekrachtigt dit en
regelt de erfopvolging, ald. — De Edelen en i^iei/m c/oor Margaretha ie Geertruidenberg
bijeengeroepen, bl. 166. — Komst van willem in Holland, ald. — Hij icordt tot alge-
meen stedehouder benoemd, met toevoeging van een raad, bl. 167. — Aanmerkingen
over zijne volmagt, ald. — Vertrek der Keizerin, ald. — Hare uitsporige giften en
gunsten, en de gevolgen daarvan, ald. — Willem rc^ee/'i onder den titel van\ eïhcxAcv ,
bl. 168. ■— Onlusten in Zeeland, bovenal in Zierikzee, ald. — Willem handhaaft met
nadruk zijn gezag, bl. 169. — Hij bevestigt de schenkingen en verrigtingen zijner
moeder, ald. — Oorlog met het Slicht, ald. — Bisschop jan van Arkcl valt w Holland ,
aki. — Willems krachtige maatregelen, ald.— Hij daagt den Bisschop tot een veddslag
maar lijdt de nederlaag, welke door een bestand gevolgd wordt, bl. 170. — Oe onlusten
met Friesland door een bestand voor twintig jaren geëindigd, ald. — Willem sluit een
verbond met Gelre en hervat den krijg tegen Utrecht, bl. 171. — Margaretha draagt
den grafelijken titel en oppermagt aan hom over , ald, — Vermoedelijke oorzaken en
voorwaarden daarvan, ald. — Oe Edelen en steden weigeren dezevoorwaarden tebekrach-
tigen, bl. 173. — Ε enige steden echter gaan op het voorbeeld van JioxAxcchi hiertoe over ,
bl. 174. — Willem neemt den titel van Graaf aan, ald. — De hagchelijke toestand
waarin hij geplaatst icas, ald. — Hij ontdoet zich van de gunstelingen zijner moeder ,
1)1. 175. ■— Tweedragt hierdoor ontstaan, ald. — Margaretha «w Henegouwen^eäome/?,
tvil de teugels van het bewind over Holland weder opvatten, ald. — AVillem verklaart
zich hieraan te onderwerpen, ald. — In Holland teruggekeerd verbindt hij zich echter
met eenige Edelen tegen Margaretha, bl. 176. — De tweedragt gaat tot dadelijkheden
over, ald. — De jjartijen nemen den naam van Hoekschen en Kabeljaauwschen aan,
bl. 177. — Willem verzoent zich met zijne moeder en staat haar het bewind af, bl. 178. —
Zijne aanhangers weigeren daarin toe te stemmen, ald. — ^ujLmA gaat als stadhouder
naar Henegouwen en Margaretha wordt in Zg^IwciA gehuldigd ,\)\. 179. — Haar ziekelijke
toestand doet haar de landvoogdij αα« jan van Beaumont opdragen, met behoud van de
regtspraak aan zich, ald. ·— 13eaümont weigert die te aanvaarden en willem die te
bekrachtigen, zonder geheelen afstand van dit voorbehouden regt, ald.— Dit wordt door
margaretha geweigerd, die thans het bewind voor zeker getal jaren aan haren schoon-
broeder eduard ΠΙ ιοίΐ opdragen, ald. — Na haar vertrek naar Beijeren matigt Wil-
lem zich weder het bewind en den titel van Graaf aan , bl. 180.— Eenige aanzienlijke
Edelen verklaren zich openlijk daartegen, ald. — Margaretha tracht hem door den
afstand van Zeeland te bevredigen, ald. — Naar Beijeren vertrokken, nadat hij ver-
moedelijk het bewind, weder nedergelegd had, keert hij heimelijk terug en laat zich
op nieuio als Graaf huldigen, ald. — Margaretha roept haren oudsten zoon te hulp,
en geeft dezen deel aan het beioind, bl. 181. — Voorwaarden door haar aan willem
gesteld doch door dezen geweigerd, ald. ·— De Koning van Engeland tracht vruchteloos
eene verzoening te bewerken , bl. 182. — Onlusten door willem en zijnen aanhang in
Zeeland verwekt, doch door Margaretha gedempt, ald, — De pogingen des Konings van
Engeland tot verzoening op niemo vruchteloos, ald — Zijne scheepsmagt en die van
INHOUD. vit
margaretha doov willem tnet eene Hollandsche vloot aangetast ^ die echter de wijk
moet nemen ^ ald. — Margaretha keert iiaar Zierikzee, enWiAAQXhm^ verklaart zich voor
willem, ald. — Nieuwe voorwaarden door margaretha getteld^ ald. — Ε enige punten
door de Engelsehe gezanten daaraan toegevoegd ^ M. 18é. — Willem weigert die aan
te nemen i bi, 185. — Hevige scheepsstrijd op de Maas tusschen de heide aanhangen^
die ten voordeele van willem eindigt, ald. — Willem breidt daarop zijn gezag uit,
bl. 186. — Het gebruik van buskruid in den oorlog komt in zwang, ύΑ. — iVa eenige
vruchtelooze pogingen tot verzoening wijkt margaretha heimelijk naar Engeland, bl. 187.—
Zij erkent den Koning van Engeland als scheidsman, ald. — Foorwaarden daarop ont-
worpen, ald. — Willem vraagt 's Konings nicht ten huwelijk en verkrijgt die —
Eduard is buiten staat moeder en zoon te bevredigen, bl. 190. — Willem oe/cni intus^
sehen als Graaf het hoog gezag uit, ald. — Ε indelij ke beslissing des geschils , bl. 191. —
Willem geeft brieven van amnestie uit, ald. — Dood van Margaretha , ald. — Haar
karakter en daden, ald. — Beschouwing harer regten als Gravin van Μο^Ληά,ΙΑ. 193.—
Utrechts bisschopszetel opengevallen zijnde, aarzelen de kapillels tusschen twee mede-^
dingers, bl. 194. — Be Paus behoudt het regt tot benoeming aan zich en benoemt ναοοι^κο
de CAPUCIO , ald. — Deze bedankt binnen het jaar en beveelt zelf de benoeming van jan
van Arkel aan, bl. 195. — p^oorregt door hem aan de Utrechtsche kerk geschonken,
ald. — Grao/WILLEM van Holland voor twee jaren tot voogd van het bisdom benoemd,
ald. — Oeze vernieuwt met Gelre hun verbond nopens het Sticht, ald. — Gelukkige keus
van JAN van Arkel tot Bisschop, bl. 196. — Hij loijkt naar Grenoble 07n den schulden-
last des bisdoms te verligten, doch de vijandelijkheden met Holland roepen hem spoedig
terug, ald. — Hij bedwingt met kracht den Hollandschgezinden aanhang «w Aei Slicht,
bl. 197. —· Een bestand voor twee jaren met Holland volgt hierop , ald. — Zijne verbe^
teringen in zijn gebied, ald. — Hij begeeft zich weder naar Frankrijk, om de kosten
eener hofhouding te vurmijden, bl. 198. — Teruggekeerd vat hij na het eindigen van
het bestand, de wapens weder tegen Holland op, ald. — De vijandelijkheden wordendoor
een wapenstilstand gevolgd, bl. 199. — Aanleiding hiertoe gaf een inval van ϋχι^ΒΈΧίϋ
van Bronkhorst in Twente, ald. — Magt en aanzien van dezen ridder, ald. — Door den
Bisschop aangevallen , roept hij de hulp van reinoud van Gclre in, welke den Bisschop
den vrede opzegt en een verbond mei Holland sluit, waarin beide het onder elkander
verdeelen, ald. —Standvastig gedrag van den ütrechtschen Kerkvoogd, bl. 200.— Hij
bestri/jdt met vrucht de Hollanders, ald. — Sluit met hen een bestand, en gaat een
vredesverdrag met Gelre aan, bl. 201. — Overdreven eischen van 'tf Bisschops bondge-
nooten, ald. — De Bisschop begeeft zich naar Rome, ald. ■— De hagchelijke toestand
van het Sticht dwingt hem terug te keer en, bl. 202. — Zijn moedig gedrag, ald. —
Hij brengt verscheidene Edelen tot onderwerping, bl. 203. — Gelulmige uitkomsten,
zijner verrigtingen, bl. 204. — Gelre tot een hertogdom verheven, ald. — fVaarom
Zutphen een graafschap bleef, bl. 205. — Friesland aan den Hertog van Gelro «ioor den
Keizer in pandschap gegeven, ald. — Keizerlijke vergunning, om Joden in zijne staten
te laten wonen, ald. — Reinoud II verbindt zich met Engeland tegen Frankrijk, ald. —
Breidt vervolgens zijn gebied uit, bl. 207. — Zijii doodt aki. — Treffende wijze
waarop zijne gemalin hem verweet, dat hij haar verwaarloosde, bl. 208. — Zijn ka-
rakter en regering, bl. 209. — Zijn zoon reinoud III volgt hem op, bl. 210. '— Oe
Markgraaf van Gulik maakt aanspraak op het hertogdom Gelre voor zijn zoon , ald. —
Oneenigheden over de voogdijschap, ald. — Ferbond tusschen de steden van Gelre ge-
sloten, ald. — De Edelen voegen zich daarbij, bl. 211. — üit beide wordt een land-
raad zamengesteld, ald. — De voogdij aan eleonora, weduwe van reiSoud II o^^erfra-
gen ; nevens haar voert dirk van Valkenburg als landvoogd, het bestuur over de
geldmiddelen, ald, — Spoedige verheffing van reinoud ΠΙ, aUn — De oneenigheden met
Valkenburg bemiddeld en diens aanspraken voldaan door behulp van wilLeh IV van
Holland, ald. — Gelre op nieutc door Engeländ in den oorlog tegen Frankrijk betrokken,
ald. — Bij het afzijn van reinoud III barst de tweedragt op nieuw uit, bl. 213. — Het
bestuur over Gelre gedurende reinouds afwezigheid aan den Markgraaf van Gulik op-
gedragen, ald. — Ontwerp tot een huwelijk tusschen diens dochter en den jongen paarst,
ald. — Reinoud III hiervan afkeerig, vlugt naar Antwerpen en huwt de dochter van den
tl INHOUD.
ZTerio^ ïJaw Braband ald. — De Luikenaars staan tegen hunnen Bisschop op ^ bl. 214.—
ReiNoud Ilt trekt zijn schoonvader te hulp ^ ald. — Hij blijft de zijde van Engeland
tegen Frankrijk houden, bl. 215. Edele daad hij de ooergave van Galais, ald. — De
steden in Gclro verkrijgen meer deel in het landsbewind, en worden door reinoud met
nieuwe voorregten begiftigd, bl. 217. — Oorlog met het Slicht, hevige pestziekte en
hinnenlandsche onlusten in Gelre, ald. — De geslachten van Hekeren en van Bronkhorst
aan het hoofd der binnenlandsche partijen, bl. 218. — Eeinoud ΠΙ kiest de zijde des
eerstén , bl. 219. — Arend van Arkel, het hoofd van zijn geslacht, kiest dezelfde partij,
welke de bedoelingen van Willem van VIoWauA heg mis tig t, bl. 220. — De Bronkhorsten
weten eduard , den jongeren broeder des Her logs, voor hunne belangen te winnen,
bl. 221, — Ontwikkeling zijner aanspraken, ald. — jlanOang van den burgerkrijg,
bl. 222. — Verbond van eenige Edelen tegen Hertog reinoud lil, ald. — Schikking
tusschen reinoud en eduard, bl. 223. — De burgerkrijg ontolamt aldra weder, doch
wordt door eene nieuwe schikking gestuit, bl. 224. — Friesland beducht voor aanvallen
van reinoud Π, bl. 233. — Verbond tusschen Drenthe, Groningen en Goo, ald.— Ver-
drag door deze landen met den Ut recht sehen Bisschop aangegaan, ald. — Stavoren
verkrijgt nieuwe voorregten, doch onttrekt zich echter aan de gehoorzaamheid aan
Holland, bl. 234. — De onderneming des Graven van Holland, om Friesland tot onder-
werping te dwingen Qnislukt, en hij zelf verliest daarbij het leven ,h\· — Onlusten
in Groningerland met de Geestelijken, doch door eene minnelijke schikkimj (jeèindigd,
ald. — Magt van het klooster Adewerd , bl. 236. — De stad Hamburg sluit een verbond
met dit en een ander klooster, ald. — Woede van den hongersnood en pest, bl. 237. —
Invloed en gevolgen dezer plagen , ald. — Jodenvervolging en gecselaars , ald. — Ver-
dragen tusschen Groningen en Drenthe, bl. 238. — Stavoren Λ wit/willem y«« Holland ,
1)1. 239. — Oorlog dier stad met het Sticht, en haar onmin met Westergo, ald. —
Jan Ui van Brabund ondersteunt eduard van Engeland tegen Frankrijk, ald. — Zijne
zonen huwen met Fr ansehe Prinsessen, bl. 240. — Hun dood volgt spoedig daarop,
ald, —. Vergadering der steden over de erfopvolging, ald. — Besluit door haar geno-
men ^ ald. — Dood van jan lil van Braband, bl. 241, — Zijn karakter , ald,
JAAR 1334-1371.
Hertog willem V van Holland bestookt op nieuw het Sticht, bl. 242, — Het volgende
jaar wordt de oorlog met vernieuwde hevigheid voortgezet, bl. 243. — De Bisschop
vraagt en verkrijgt den vrede, ald. — Hertog willem N vereffent de geschillen tusschen
Braband en Vlaanderen, bl. 244. — Hij eischi en verkrijgt daarbij Mechelen voor zich ,
ald. — Dood van jan van Beaumont, bl. 245. — Zijne verdiensten, ald. — Willem
van Duivenvoordo overleden, ald. — Magt en aanzien van dezen edelman, ald. — Her-
tog willem V keert uit Engeland terug, bl. 246. — Hij vermoordt Gerrit mn Waterin-
gen , ald. — Eerste blijken zijner krankzinnigheid en haar aard, bl. 247. — Zijne
laatste handeling als regent, ald. -- Hij wordt te Quesnoi opgesloten, waar hij eerst
dertig jaren later sterft, bl. 248. — karakter beschouwd, ald. — Zijn broeder
albrecht volgt hem in het bewind op als Ruwaard, bl. 249. — Voorwaarden ivaarop
hij de regering aanvaardde, ald. — Hij heg uns tig t de Hoekschen, bl. 250. — Moedwil
der Kabeljaauwschen door KhViK^üiw getuchtigd, bl. 251. — Onlusten in Delft roependen
Hertog uit Zeeland , ald. — Hij belegert van borrelen en brengt hem tot onderwerping,
bl. 252. — Slaat het beleg voor Delft, ald. — Harde voorwaarden die stad opgelegd,
ald. — De Hertog verzoent zich met jan van Arkel, bl. 253. — Hij bedwingt Middel-
burg, ald. — Geraakt in onmin met eduard van Gelre, ald, — Strooptogt in Gelre,
bl. 254. — De vrede wordt gesloten, en eduard aan Hertog alrreciits dochter ver-
loofd, ald. — Overmoed der Edelen, inzonderheid van arkel, ald. — ^ ieuwe onlusten
in verscheidene steden, bl. 255. — De Koning van Engeland hernieuwt zijne eischen
op deze gewesten, bl. 256. — Het gevoelen der Edelen en steden deswege, ald. — Ko-
ning eduard doet afstand van zijne aanspraken,, ald. — Verhond met Braband. — De
goede verstandhouding, door eene daad van geteeld van albrecht verbroken ^ door tüs--
schenspraak van Frankrijk en Vlaanderen hersteld, ald. — Otto van Beijeren i/a«iVoorne
in Zeeland en al zijne regten op deze landen aan albreciit af, hetgeen door den Kei-
zer bekrachtigd tvordt, ald. — De Bisschop van tUrechl bevestigt, na het einde van
den krijg met Holland, zijn gezag in het Slicht, ald. — Hij brengt de Drenthenaars
met geweld tot onderwerping, bl. 259. — Vijandelijkheden tusschen de stad Kampen ,
den Heer van Bronkhorst en de stad Zulphen, welke door den Bisschop en eduard van
Gelre gestuit worden, ald. — De stad Zwol door sweder van Voorst hevig aangevallen,
ald. — Vap» voorst zelf valt hij een volgenden togt den Zwollenaars in handen ^
bl. 260. — De Bisschop, ondersteund door eduard van Gelre en de steden Deventer,
Zwol en Kampen, belegert en onderwerpt aan zich het slot te Voorst, ald. ·— Na s>\ve-
de«s dood verzoenen zijne zonen zich jnet den Bisschop, bl. 261. — Mastenbroek in-
gedijkt, ald. — Keizerlijke gunstbewijzen aan den Bisschop verleend, ald. -— Jan
van Arkel wordt Bisschop van Luik, bl. 262. — Zijn dood, ald. — Zijne verrigtiti-
gen, ald. — Jan van Vernenburg tot zijn opvolger gekozen, bl. 263. Beperking van het
Bisschoppelijk gezag door de hooge Geestelijkheid en regering van Ulrecht, ald. — De
Bisschop straft de strooptogten van eenige /^^estfaalsche Edelen, en brengt de Amers-
foorders tot onderwerping, ald. — Hij wordt in Overijssel doQr eenige Edelen gevangen
genomen en slechts voor zwaar losgeld ontslagen, ald. Hiertoe moet hij een aantal
sloten verpanden, bl. 264. — Ulrecht rfoor zware pest geteisterd, ald. —- Deelneming
van Kampen met andere Hanzesteden aan den oorlog van het Hanze-verbond met Dene-
marken, ald. — Bloei en voorregten dier stad, ald. — Geschil tusschen Hollanden
Utrecht over Friesland , hetwelk door Hertog eduard van Gelre beslecht wordt, ald. —
Dood van jas van Vernenburg, bl. 265. — Oordeel over dezen Kerkvoogd, ald. — Be-
klaaglijke toestand van Gelre, ald. — Reinoüd III tracht door list het gezag te her-
krijgen, en biedt daartoe den Veluwenaars ontslag der lijfeigenschap αα;», ald. —
Deze rukken naar Arnhem op, doch worden verslagen, bl. 266. — Emmeiuk van Druten ,
een der aanhangers van eduard, voor het altaar vermoord, ald. — Eduard bedwingt
eenige zijner adellijke tegenstanders, bl. 267. — Reinoud III, door den Graaf ναηΚΙ^αϊ
ondersteund, bemagtigt onderscheidene steden, ald. — De vrijverklaring van de bewo-
ners der Veluwe door reinoud , maakt de Edelen van hem afkeerig, ald. — Eduard
behoudt eindelijk de overhand, bl. 268. — Een landraad van acht leden tcordt geko-
zen, om tusschen de broeders te beslechten, ald.— Hiervan komt echter niets,h\,2h^.—
Dood van eleonora , ald. — De steden beletten het weder uitbarsten der vijandelijkhe-
den , en door haar tusschenkomst wordt een nieuw verdrag bewerkt, ald. ■— Eduard
behoudt de landvoogdij, bl. 270. — De oneenigheden komen op nieuw op, bl. 271. —
Beinoud draagt het bestuur over de Veluwe aan walraven van Valkenburg o», ald. —
Door toedoen der vier hoofdsteden wordt de vrede hersteld, ald. — Landvrede tusschen
eduard, reinoud III en den Graaf van Kleef, ald. — Reinoud en eduard zorgen voor
de verbetering van den toestand hunner onderdanen, bl. 273. Nieuwe onlusten,
waarbij reinoud de overhand behoudt, ald. — Zijn verdrag met den Ruwaard van Hol-
land , bl. 274. — Hij heeft thans weder het hoog bewind in handen , ald. — Nieuwe
opstand van eduard , ald. — Deze behaalt eene volkomene overwinning, bl. 275. —
Beinoud staat thans het landsheerlijk gezag aan hem af, en ontslaat in persoon de inge-
zetenen van hunnen eed aan hem gedaan, ald. — Zijne gevangenschap, ald. — Eenige
Edelen weigeren eduard te erkennen, doch deze worden uit het land verdreven, ald.—
Eene vredebreuk tusschen Holland en Gelre door hen bewerkt, wordt spoedig geheeld,
bl. 276. — De Graaf van Kleef blijft de steun der τίΈΛΐίίθ\5Ό8-gezinden, ald. — Zijn
aanslag op Nijmegen en op den persoon van eduard mislukt, ald, — De vrede wordt
tusschen hen gesloten, ald, — Eduard geraakt in onmin met Braband, bl. 277. — Zalt-
Bommel door de Brabanders vermeesterd, doch spoedig door eduard heroverd , 27%.—
Strooptogten van weerszijden door een wapenstilstand geëindigd, en spoedig door een
vrede achtervolgd, ald, — Eduard voltrekt zijn huwelijk met de dochter van Hertog
albrecht, bi. 279. — Huwelijksvoorwaarden, ald. —r Eduard in de geschillen over
de Kleef sehe erfopvolging gewikkeld ^ ald. — De grenzen geteisterd dóór de voortdurende
2 *
-ocr page 609-tl INHOUD.
onmin ,met Kleef, bl. 280. Eduard trekt den Hertog van Gulik te hulp tegen Braband
en verschaft Gulik de overwinning ^ aki. — Zijn dood op het slagveld, ald. — Zijn
karakter en hedrijoen ^ bl. 281, —· Reinoud IH beklimt op nieuw den zetel onder toe-
zigt van een raad van regering, aki. — Zijn dood, waarmede het eerste stamhuis
der Vorsten van Gelre uitsterft, bl. 282. — Oneenigheden tusschen de Geestelijken in
Friesland, welke de Bisschop van Munster vruchteloos poogt te beslechten, ald. — Eerst
na het uitspreken van den banvloek worden de zaken vereffend. Vijandelijkheden en
verdring tusschen Holland en de West-Friezen, ald. — Eeinoud van Koeverden ontvangt
verlof tot het ojirigten van een vrij graafschap in Drenlhc, bl. 283. — Groningen door
den Keizer aan de Kerk van VtiiccAii geschonken, ald. —^ Onlusten hierdoor ontstaan,
ald. — ^sBisschops wereldlijk regtsgehied aldaar hem betwist, ald, — Verbond van
onderlingen bijstand tusschen Groningen en de Friezen, ald. — De Bisschop brengt ech-
ter de Stellingwervers weder onder zijn gebied, bl. 285. — De stad Slavoren bUfft aan
Holland verknocht, doch het overiye Friesland van het Vlic tot de Laiiwers weigert Hertog
albreght voor Heer te erkennen, ald. — Onderlinge vijandelijkheden tusschen de Frie-
sche kloosterlingen, ald. — Groote invloed van Groningen, bl. 286. — De Groningers
staan in naauwe betrekking tot Hertog albrecht , ald. — Verval van Slavoren, ald.—
/Terio^ alb recht belooft die stad zijne bescherming, ald. — Hernieuwing van het ver-
bond tusschen Groninger^ en de Friesche gewesten, bl. 287. — De Bisschop bewilligt
eenige vrijheden aan de Groningers, bl. 288. — Groningen onder het Hanzeverbond
geteld, ald. — Bewijs dat de Kerk van Ulreclit 7iog ge^ag in Groningen oefende,
ald.— Inhuldiging van wenceslaus en joiianna. van Eraband te Leuven, ald.— Inhoud
van de blijde Inkomste, bl. 289. De Graaf van Vlaanderen eischt de zijner gemalin
toekomende gelden , waaraan wenceslaus zich tracht te onttrekken en daardoor aanlei-
ding geeft tot den oorlog, ald. ■— Regeling der erfopvolging van Braband, ald. —
Lodewijk van Vlaanderen valt, na de weigering zijner voorslagen, iVi Braband, bl. 290.—
Werkeloosheid van wenceslaus , bl. 291. — Lodewijk rukt, na het verslaan van ger-
jiard να/ί Gulik, Brussel binnen en laat zich door verscheidene steden als Hertog van
Braband huldigen, ald. — Wanhopige toestand van wenceslaus , ald. — Hij wordt door
den moed van evert t'Serclaes gered, die Brussel bij verrassing inneemt, ald. — De ove-
rige steden van Braband verklaren zich nu ook voor wenceslaus , bl. 292. — Door tus-
schenkomst van den Graaf van Hollatid wordt een vrede gesloten, ald. — Oproer te
Leuven gedempt, ald. — Die stad sluit met andere steden een verbond lot bescherming
harer regten, ald. <— De heerlijkheid Valkenburg aan Braband gehecht, ald. — Oorlog
daaruit^ met Gelre ontstaan, en door een strijd met Gulik gevolgd, bl. 293. —
op de Basiveiler vlakte, bl. 294. — Hertog wenceslaus in handen van Gulik gevallen, ald. —
JAAR 1371-llOG.
Nieuwe geschillen tusschen Holland en het Slicht, bl. 295. —■ Verrigtingen in dezen
oorloge bl. 296. — De vrede icordt gesloten en de voorwaarden daarvan, ald.— De par-
tijwoede in Holland geenszins vernietigd, bl. 297. — Opschudding te Haarlem. —- Op'
stand der Gentenaars tegen den Graaf van Vlaanderen , bl. 298. — De Hollanders on-
dersteunen hen heimelijk tegen den wil van Hertog albrecht, ald. ■— De oproerigen
met Fransche hulp geslagen, ald. — Voortduur der onlusten, ald, — De vrede icordt
gesloten, ald. — Verloving van den zoon van filips van Bourgondië met de dochter
van Hertog albrecht , aki. — Albrecht in den twist van Gulik tnet de Hertogin van
Braband betrokken, aki. —· Voortdurende onrust Holland, bl. 299. — Hertog al-
brecht, na den dood zijns broeders , tot Graaf gehuldigd, draagt aan zijn oudsten
zoon willem van Ooslervant het bewind van Henegouwen op, ald. — Voortdurende ge-
schillen tusschen Edelen en plattelandbewoners in Holland, aki. —^ Geschil tusschen
Dordrecht en de overige steden y doch Dordrecht tveigert zich aan *s Hertogs uitsjtraak
te onderwerpen, ald. Hertog albrechts tninnares , ^leid van Poelgeest j vermooret f
1 Ν Η OUD. Μ
LI. 300. — Verscheidene Edelen daarvoor bij afwezigheid veroordeeld^ ald. ■— Vruch-
telooze pogingen van Willem van Oostervant te hunne behoeve^ bl. 302. — Hij is ge-
noodzaakt de vlagt te nemen; de Hertog rukt met krijgsbenden tegen hem op t ennij
wijkt naar Frankrijk, ald. — AVillem verzoent zich met zijn vader ^ bl. 303. — Al-
brecht besluit tot den krijg tegen Friesland, ald. — Oe Friezen sluiten een verdrag met
den Bisschop van ülrechl, bl. 304. Hertog albrecht verlengt het bestand met hen
voor een jaar ^ en vermaant de vreemdelingen^ Friesland te verlaten ^ ald. — Zijne ver-
dere handelingen en pogingen om den oorlog te voorkomen^ ald. — Enkhuizen, de al-
gemeene verzamelplaats der Hollandsche strijdmagt, door vreemde hulpbenden gesterkt,
bl. 305. — Een geschil tusschen de Hollanders en Engelschen vertraagt het uitloopen
der vloot, die eindelijk naar Friesland oversteekt, bl. 306. — Toerusting der Friezen,
bl, 307. — JoxGHEMA tot Potestaat verheven, ald. — De onstuimigheid der Friezen
slaat zijne raadgevingen in den wind, ald. — De Hollanders raken met hen slaag hij
Schoterzijl, bl. 308. — De Friezen worden verslagen en jongiiema sneuvelt, ald.— Her"
tog albrecht waagt het echter niet, dieper landwaarts in te trekken, ald. — Nieuwe
nederlaag der Friezen, ald. — Verdere krijgsverrigtingen, ald. — Hertog albrecht
keert met het leger naar Enkhuizen terug, bl. 309. Verdere maalregelm tegen de Frie-
zen , welke eenige Hollandsche bezettingen verdrijven, ald. — Door der Friezen twee-
dragt aangemoedigd, maakt Hertog albrecht zidi tot een tweeden togt gereed, bl. 310. —
Het opperbevel daarvan aan den Graaf van Oostervant opgedragen, bl. 311.— SlaToren
belegerd, ald. — Verdrag met de Friezen gesloten en inhoiid daarvan, ald. — Hal'
diging van Hertog albrecht en Graaf wiiA^Em van Oos\.Qr\ixx\\. door de Friezen, bl. 312.—
Hertog albrecht vaardigt wetten uit naar welke Friesland moet beregt worden , bl. 313. —
Groningen, het toevlugtsoord der Schieringers, weigert de Hollandsche heerschappij te
huldigen, ald. — Graaf wijAsEM van Ooslcivant trekt i/oor Ooslergo cm Weslergo en irflc/ii
ί//ί Dokkum de ingezetenen tot onderwerping te overreden, welk doel hij gedeeltelijk
bereikt, ald. — De misnoegden steken na zijn vertrek weldra het hoofd weder op,
bl. 314. — Albrecht brengt hen door een nader verdrag xceder voor ^s hands tot rust,
ald. — ffeldra barsten de oneenigheden op nieuw uit, bl. 315. — De misnoegde Frie-
zen treden met Groningen in verbond, ald. — Eerste krijgsverrigtingen der Friezen,
ald. — Stavoren blijft de Hollandsche zijde houden, bl. 316. — öraa/" WILLEM trekt
derwaarts, ald. — Hij verslaat de Friezen, brengt hen en de Groningers tot onder-
werping, ald. — Deze onderwerping duurt slechts tot weinig tijd na zijn vertrek,
bl. 317. — Stavoren door de Friezen, doch vruchteloos belegerd, ald. — De krijg wordt
door Hertog albrecht hervat, doch ßaauw voortgezet en eindelijk door een bestand
geëindigd, bl. 317—319. — Oorlog met den Heer van Arkel en de oorzaken daar-
van, bl. 320. — Hertog albrecht versterkt zich door een verhond met rfe Λ·/α</Utrecht,
bl. 321. — Bondgenooten van den Heer van Arkel, bl. 322. — Gor'mchcm belegerd,
ald. — Verdrag , waarmede deze krijg eindigt, ald. — Dood van Hertog albrecht ,
bl. 323. ·— Zijne afstammelingen, aki. — Zijn karakter, bl. 324. — Zijne gemalin
doet afstand van den boedel, ald. — Zijn zoon willem VI volgt hem op , bl. 326. —
Hernieuwde twisten tusschen Hoekschen en Kaheljaauwschen, aki. — ^s Hertogs gema^
tigd gedrag, bl. 327. — Oproer te Dordrecht, ald. — Beklagenswaardige toestand van
het Slicht na den dood van Bisschop jan van Vernenburg, bl. 328. — Verdeeldheid
der Kanoniken, ald. — Een gedeelte van hen vlugt naar Deventer en kiest daar tot
Bisschop zweder üterloo , doch de achtergeblevenen kiezen arnoud van Hoorn, welke
keuze door den Paus wordt goedgekeurd, bl. 329. — Hij aanvaardt het bewind,
ald. — Zijne verrigtingen ten voordeele van het Slicht, bl, 330. — Hij m,oet tegen ·αΕ,νί-
bern van Putten de toapens opvatten, ald. — Magt van dien edelman, welke aan Kam-
pen den vrede opzegt, bl. 331. — Beleg van het slot Puttenstein, en verovering daar^
van door de Kampenaars, bl. 332. — Verdrag door den Bisschop en de stad Ram-
pen 7net hem aangegaan, ald. — De Bisschop bedwingt een anderen ötïrusligen leen-
man , bl. 333. — Hij wordt tot Bisschop van Luik benoemd, ald. — Weigert tot zijn
opvolger den benoemden floris van Wevelichoven te erkennen, ald. — Eerst na een
jaar gelukt het dezen, zich in zijnen zetel te vestigen, ald. — Zijne zorgen voor het
Sticht, en eigemnagtige handeling tegenover eene Pauselijke uitspraak^ bl. 334. — Hij
2 **
-ocr page 611-tl INHOUD.
belegert het kasteel Eerde , ald. — F'erovert 7iog andere roofsloten, bl. 335. — Hij
handhaaft zich moedig tegen zijn mededinger reinoud van Vianen op den Bisschops-
zetel^ ald. — Zijne wijze maatregelen ten voordeele van het Sticht, ald. — Hij onder-
werpt verscheidene hebzuchtige Edelen^ ald. — Beslecht den hangender», ticist met
Monlfoort door de wapenen, bl. 336. — Handhaaft met kracht de veiligheid zijner
onderdanen^ bl. 338. — Zijn i/ooc?, ald. — Zijne verdiensten, bl. 339. — Vovmis
door hem over eenen valschen Bisschop geveld, bl. 340. — Invloed van Holland en
van Gelre op de verkiezing van eenen opvolger , bl. 343. — J^an ticee gekozenen xcordt
de zetel door den Paus aan frederik van Blankenheim toegewezen, welke de vrijheden
va?i het Slicht bevestigt en gewapenderhand tegen twee Westfaalsche Edelen optrekt,
ald. — Hij verzekert zijn gezag in Drenthe , bl. 344. — Overlast dit landschap door
den Burggraaf van Koeverden aangedaan, bl. 345. — De Bisschop neemt de wapenen te-
(jen hem op, ald, — Versterkt zich door bondgenooten en geldelijken onderstand,
bl. 346. — Rukt in Drenthe , welks oude voorregten hij bevestigt, bl. 347. — Hij be-
legert het slot Koeverden en dwingt het tot de overgave, bl. 338. — Bedwingt den
heer van Reineslein, bl. 349. — Koeverden openlijk aan het Slicht afgestaan en er
ingelijfd, ald. — Geschillen met Groningen vereffend, bl. 350. — Spanniiig tusschen
het Slicht en den Heer van Arkel, bl, 351. — De Bisschop verklaart hem den oorlog,
bl. 352. — De beweerde oorsprong van den Hollandschen Tuin, ald. — Overgave en
slechting der drie belegerde sloten, bl. 353. — Het land van Ilagestein aan het Slicht
afgestaan , ald. — ffapenstilstand met Arkel, ald. — ISieuwe twisten over de erfop'
volging in Gelre, bl. 354. — jianspraken van den dochterszoon tjow reinoud II en
van diens oudste dochter, ald. — De Bronkhorstcn verklaren zich voor den eerste,
willem van Gulik , ald. — De Üekerens voor de laatste, machteld van Golre, die met
jan van Blois huwt, bl. 355. — Deze beide nemen daarop den hertogelijken titel aan
en tvorden, na het bemagtigen van eenige steden, te Arnhem gehuldigd, bl. 356. ■—
Het Overkwartier erkent de regten van vvillem van Gulik, bl. 357. — Hij wordt door
den Keizer met het hertogdom Gelre beleend, bl. 358. — Arnhem door zijne partij bij
verrassing ingenomen, ald. — J^H^^ Utrechtschen Bisschop naar Arnhem,
1)1. 359. — Hij trekt in ïiel, ald. — De Hertog van Gulik verliest verscheidene ste^
den, doch wordt door Zulphcn en Doesburg gehuldigd ^ bl. 360. — Verdrag van den
Bisschop van Utrecht en de Hekerens met de Bronkhorsten, ald. — Gevolgd door een
verdrag tusschen de mededingende Hertogen, bl. 361. — Oorzaken dezer toenadering ,
bl. 362. Zij wordt weldra door een landvrede voor zes jaren gevolgd, bl. 363. — De
Hertog van Gulik blijft steeds werkzaam voor zijn zoon, die zich met de dochter van
Hertog albuecht verlooft, bl. 364. — Jan van Blois treedt van het staalstooneel af, bl. 365. —
Zijn dood en karakter, bl. 365. — Willem van Gulik ί/οολ· den Keizer op nieuw met het
hertogdom Gelre en het graafschap Zulphen beleend, ald. — Hij wordt in eenige sleden ge-
huldigd, bl. 367. — Anderen verzetten zich tegen hem, en de onlusten daaruit ont-
staan, ald. — Willem van Gulik breidt zijn gezag steeds meer uit, bl. 368. — Door
een verdrag tvordt het opperbewind t/oo?'machteld aan hem geheel afgestaan,
bl. 369. — Einde van den binnenlandschen twist, ald. — Voltrekking van het hu-
toelijk des jongen Hertogs , bl. 370. — Zijne zorgen voor de welvaart zijner onderda-
nen , ald, — Oe dood van machteld ontsteekt een oorlog tusschen Keulen en Kleef,
»mar m willem van Gelre deelneemt, bl. 371. — Hij bewijst den nieuwen Duitschen
Keizer leenhulde, ald. — Trekt naar Pruissen tegen de Litthauwers, bl. 372. — De
Brabanders snaken gebruik van zijne afwezigheid tot een inval, en noodzaken hem
daardoor tot· den terugkeer, ald. — Oorsprotig der vijandelijkheden tusschen Gelre en
Braband, ald. — W^illem stroopt op Brabandsch grondgebied, bl. 373. — Moedig ge-
drag van arnoud van Hoemen, ald. — Willem kondigt der Hertogin van Braband den
oorlog aan die zich wapent en Grave belegert, bl. 374. — ^iLLimnoodigt zijn schoon-
vader alrrecht van Beijeren nit, om als middelaar op te treden, ald. — Voorwaar-
den door dezen gesteld, waaraan willem niet voldoet, bl. 375. — Nieuwe onderhan-
delingen hebben geen beter gevolg , ald. ·— A¥illem gaat een bondgenootschap met den
Engelschen Koning aan, bl. 376. — Misnoegen zijns vaders, den Hertog van Gubk,
daarover , ald. — Willem zendt een ontzegbrief aan den Koning vaii^vanknlk, bl. 377.-—
De Hertogin van Braband wendt zich om hulp tot Frankryk en den Hertog van Bourgon-
dië , en ontvangt die van den laatste ^ ald. — IJverige wapening van'BrahOjaA , bl. 378.—
Grave belegerd^ hl. 379, ■— Hertog Willem trekt tot ontzet derwaarts op en verslaat
de Brabanders ^ bl. 380. — Deze belangrijke overwinning door willem vervolgd^
bl. 381. — De Koning van Frankrijk brengt een leger tegen hem op de heen , bl. 382. —■
De Hertog van Gulik betuigt dien Vorst zijn leedwezen over het gedrag zijns zoons,h\. 383. —
Willems beschouwing van zijn toestand, ald. — IS α langdurigen tegenstand neigt hij
tot onderwerping f bl. 384. — Deze gretig door den Franschen Koning aangenomen,
bl. 385. — f^oorwaarden tcaarop een vredesverdrag getrojfen werd, ald. — Gunstige
uitslag van dezen krijg voor den Gelderschen Hertog, bl. 386. — Hij begeeft zich
naar Pruissen ter ondersteuning der Duitsche orde, bl. 387. — In Pommeren gevangen
genomen en ontzet, keert hij vrijwillig in de gevangenschap terug^ ald. — Onrust in
Gelre hierover, ald. — Willem eindelijk ontslagen, ald. — Hij reist naar Engeland,
bl. 388. — JSeemt deel aan een togt tegen de Barharijsche zeeroovers, ald. — Trekt
nogmaals naar Pruissen, en wordt door den dood zijns vaders Hertog i^aw Gulik,
ald. — Hij geraakt in geschil met den Aartsbisschop van Keulen j bl. 389. — Door
een vergelijk wordt de oorlog voorgekomen, ald. — Hij trekt den Hertog van Luxem-
burg te hulp tegen den Graaf van St. Pol, die de wijk neemt, bl. 390. — Doet weder
een togt naar Pruissen, en begeef t zich vervolgens naar Engeland, ald. — Hij bedwingt
met de wapenen den Heer van Schonevorsl, en treedt als middelaar op tnsschen den Bis-
schop van Utrecht en den Heer van Koeverden, bl. 391. ■— De oorlog tusschen Braband
en Gelre door een gering voorval op nieuw ontstoken, bl. 392. — f^ernielende wijze
waarop deze krijg gevoerd wordt, bl. 393. — Eene wapenschorsing wordt na lang-
durige onderhandelingen door eenen vrede gevolgd, bl. 394. — Grave en een deel vqn
Kuik aan Gelre gekomen , ald. — Vergrooting van Willems gebied, bl. 395. — Hevige,
pestziekte, ald. — Dood. van de Hertogin van Gelre, en de verwijdering hierdoor tus-
schen den Hertog en zijn schoonvader vermeerderd, bl. 39C. — Willem verbreekt zijne
verbindtenis met Engeland en sluit een verdrag met den Hertog van Orleans tegen dien
van Bourgondië, ald. ■— Uij geraakt in vijandelijke houding tegetiover Hertog kJAiViKCiiT,
bl. 397. — Zijn dood en karakter, ald. — Zijn broeder reinoud IV volgt hem,
op, bl. 398. — Diens zorgen voor het binnenlandsch beheer, ald. — Onmin met Kleel'
door tusschenfiomst des Aartsbisschops van Keulen vereffend, bl. 399. — Onrustige
toestand der Friesche gewesten tusschen de Zuiderzee eti den Dollarl, ald. ·— Hevige
pestziekte, ald. — Woelingen der Geestelijken, ald. — Togt van Hertog χί,ηκκαη: naar
Terschelling, en waarschijnlijke oorzaken hiervan, bl. 400. — De gewestelijke en ste-
delijke bewindslieden van Friesland verleenen aan de Franekers niagt van eigen regts-
bcdeeling, bl. 401. — Friesland voortdurend door binnenlandsche rampen geteisterd ^
ald. — Maatregelen door de icederzijdsche partijen genomen , bl. 402, — Het gewest
tusschen de Zuiderzee en de Lauwers in gelijke ongunstige omstandigheden, bl, 403, —
Verhonden door de Friezen onderling aangegaan tegen de heerschzuchtige oogmerken
van Hertog xuiKKcni! en den Bisschop Ulrechl, ald, — Stavoren waarschijnlijk hier-
van uitgezonderd gebleven, bl. 404. — Vergelijk tusschen den Bisschop van Utrecht
en de stad Groningen, ald. — De twisten tusschen de Schieringers en Vetkoopers du-
ren in de Ommelanden voort, bl. 405. -— Het verdrag of de landvrede tusschen eenige
gewesten daartegen aangegaan , wordt het volgende jaar plegtig hernieuwd, bl. 400. —^
Hertog albreciit verlengt steeds zijne verdragen met de Friezen, ald. — Voortdu~
rend burgerlijke tweespalt in Friesland, ook aan gene zijde der Eems tusschen de
Schieringers en Vetkoopers , bl. 407. — Leeuwarden overrompeld en in brand gesto-
ken , bl. 408. — De magt van Groningen houdt de Ommelanden in rust, ald. — Deze
stad pacht van het kapittel te Utrecht de heerlijke regten op haar, ald,— De nieuwe üt-
rechtsche Bisschop weigert deze overeenkomst te erkennen, bl, 409, — Hij sluit een
verbond met de Schieringers en bevestigt de voorregten van Groningen, ald, — Onlus-
ten tusschen die stad en Vredewold, bl, 410. — De onderlinge verdeeldheden in Fries-
land begunstigen de ten onderbrenging van dat gewest door Hertog albnecht, ald. —-
Felle onlusten tusschen de beide partijen op nieuw uitgebarsten, in welke de Geestelij-
ken ijverig deel nemen, bl. 411. — De Ommelander Vetkoopers hesluiten, zich dan
iüiil
Merto^ albrkcht te onderioerpen ^ bl. 412. — Ε enige gewesten verhindert zich met de
stad Groningen tegen hem ^ bl. 413. — Eigenmagtige handelingen van Hertog xi^nnKcm:
in deze gewesten^ ald. ·— Hij tracht zijn gezag in Groningen te herkrijgen ^ bl. 414. —
In Fivelingo loordt deswege gestreden ^ bl. 415. — De Bisschop van Ulreclit brengt door
een nader verdrag Groningen onder zijne heerschappij, ald. — Deze stad vereenigt
zich met de Schieringers tegen de Hollanders en hun aanhangt tegen welken laatsten
ook de Bisschoppen van Munster en van Minden optrekken ^ bl. 416. — Zij verdrijven
de Hollanders uit Ooslergo en Weslergo, doch de zegeoierende togt van den Graaf van
Ooslervant doet deze gewesten weder naar de gunst des Hertogs trachten, ald. — Al-
brecht beloont zijne voorstanders met verscheidene gij ten en leenen ^ bl. 417. — De
Bisschop van Utrecht bevestigt meer en meer zijn gezag in Groningen, ald. — De Schie-
ringers en Ommeland er s steken op nieuw het hoofd op, bl. 418. — Eenige uitgeiveken
yetkoopers begeven zich naar Utrecht, doch de voorspraak des Bisschops te hunnen be-
hoeve wordt door de Schieringers afgeslagen , ald. — Hunne verdere aanslagen tegen
hunne tegenpartij ^ ald. — De Bisschop van Munster tcordt door geld tot hunne zijde
overgehaald, bl. 419. — Zij veroveren verscheidene sloten, bl. 420. — Hun tromcloos
gedrag, ald. ■— De Bisschop van Utrecht slaat het beleg voor Groningen, doch sluit
met die stad een wapenstilstand voor een jaar, bl. 421. — Vredesverdrag van Hertog
albrecht met de Friezen , bl. 422. — Zijn verminderde invloed in de landen aan d&
Eems, ald. — Be uitgeweken Friezen keeren in hun vaderland terug, ald. — Stich-
ting van het klooster ïhabor, bl. 423. — Verbetering van den inwendigen toestand der
landen in Friesland, ald.— Belemmeringen hiervan door de telkens weder uitbarstende
onlusten, bl. 424. — De vijandelijke oogmerken van jfferio^ albreciit door zijn dood
verijdeld, ald. — Zijn zoon tracht zich door bondgenooten daartoe te sterken, ald. —
Hij verlengt het bestand met hen, bl. 425. — De geschillen tusschen Groningen en den
Bisschop van Utrecht bijgelegd, bl. 426. — De afgevaardigden der Brabandsche steden
komen, na de gevangenneming van Hertog wenceslaus , te Brussel bijeen, bl. 427. —
De Hertog ontslagen zijnde, geraakt in geschil met de steden en gemeenten over de
opbrengst der oorlogskosten , bl. 428. — Hij wil hen door de wapenen dwingen, doch
ivordt hierin door den Bisschop van Luik loeerhouden, ald. — Men verzoent zich met
den Hertog en de omslag der oorlogslasten wordt opgemaakt, ald. — De Geestelijk-
heid weigert haar aandeel te voldoen, bl. 429. — Hiertoe gedwongen, beklaagt zij
zich bij den Paus , die den kleinen ban over Braband en den grooten over de ambtena-
ren des Hertogs uitspreekt, en aan zich de beslissing van het geschil voorbehoudt, het-
welk drie jaren later wordt afgedaan, ald. — Geschil met Holland over het land van
Heusden , dat na eenige vijandelijkheden door scheidslieden beslist wordt, bl. 430. —
Opstand der burgers van Leuven tegen den Adel, bl. 431. — Voorwaarden waarop zij
zich onderwerpen, ald. — Velen hunner verlaten het land tot groot nadeel voor Leu-
ven , bl. 432. '— Dood van wenceslaus , ald. — Zijne gemalin neemt het alleenbewind
op zich, en hare geschiktheid daartoe, ald. — Zij bedwingt eenige onlusten in 's Her-
togenbosch , ald. — De erfopvolging op den tweeden zoon des Hertogs van Bourgondié
bepaald, bl. 434. — Dood van dezen laatsten, hetwelk de afstand van Braband en
Limburg aan zijne gemalin ten gevolge heeft, ald. — Deze benoemt haren tweeden
zoon antonie tot haren landvoogd, en de Staten van Braband huldigen hem als Ruw-
aard , 1)1. 435. — Dood van johanna van Braband , ald. — Hare verdiensten, ald.
JAAR 1406—1433. ^
Jan van Arkel volhardt in den strijd tegen Holland en Utrecht, bl. 436. — De mis-
noegden openen de poorten van Gorinchem voor den Graaf van Holland, en weigeren
van arkel den toegang, bl. 437. — De Hertog van Gelre komt dezen te hulp en bewerkt
een wapenstilstand, ald. — Hertog willem laat zich niet te min te Gorinchem huldi-
gm, bl. 438. — Deze stad door willem van Arkel verrast en de burg belegerd, ald.
χ!ιι
De oorlog tusschen Gelre en Holland uitgelarsten ^ hl. 439.— Na verscheidene stroopiog-^
ten worden de Gelderschen bij Engelen verslagen^ hetgeen een bestand ten gevolge heeft,
bl. 440. — Onemigheden tusschen den Bisschop van "Lmk en zijne onderdanen ^ bl. 441.—
Oe Bisschop vraagt hulp van zijn broeder^ den Graaf van Holland, bl. 442. — De Lui-
kenaars tot onderwerping gedwongen, e7t het wreed gedrag des Bisschops , ald. — Go-
rinchem door de van aukels aan den Graaf van Gelrc opgedragen en door dezen bezet,
ald. — Oe oorlog tusschen Gelre en Holland door eene wapenschorsing voorgekomen,
weihe door een verdrag gevolgd wordt, van hetwelk de van arkels uitgesloten zijn,
bl. 443. — Zij ontvangen tot schadeloosstelling de heerlijkheid Oijen , bl. 444. — Her-
tog· keinoüd IV in Gorinehem gehuldigd, ald. — Het magtige geslacht der van ar-
kels thans ten val gebragt, ald. — Geschil tusschen den Graaf van Holland en den
Hertog van Braband door dien van Bourt^ondië bemiddeld, ald. — Het bestand tusschen
Gelre en Holland kwalijk gehouden, geeft aanleiding tot gedurige dagvaarten, bl. 445.—
De krijg wordt dadelijk na den αβοορ des bestands met hevigheid hervat, bl. 446. —
Een vredesverdrag wordt te Duurstede getroffen, bl. 447. — Bepalingen daarvan, in-
gevolge waarvan Gorinehem en het land van Arkel met Holland vereeni^dioorden, ald.—
De van arkels blijven Jn vijandige houding tegenover Gelre en Holland, bl. 448. —
Een aanslag tegen het leven van Hertog Willem wordt ontdekt en aan de van arkels
en hunne bloedverwanten toegeschreven, bl. 448. — Jan van Arkel bij Arpenbrugge op-
geligt en vermomd naar Holland gevoerd, bl. 449. — Hij bUjft lang in gevangenschap ,
ald. — Zi^jn dood y bl. 450. — Met hem sterft zijn geslacht uit, welks magt en aan-
zien wordt aangetoond, ald. — Egmond en ijsselstein , van deelneming in den aanslag
tegen "'s Hert οgs leven beschuldigd, wordt het land ontzegd, bl. 451. — De Hertog ge-
noodzaakt telken male het bestand met de Friezen te verlengen, ald. — Hij neemt deel
aan de oneenigheden tusschen den Hertog van Orleans en dien van Bourgondië, bl. 452. —
Bij hunne verzoening wordt zijne dochter Iakoba aan den tweeden zoon des Konings
van Frankrijk verloofd, die, naar het schijnt, sedert m Henegouwen <?/Holland werd op-
gevoed, ald. ■— Binnenlandsche woelingen in Frankrijk, bl. 453. — Huwelijk van jako·
ba, ald. — Haar echtgenoot, Dauphijn van Frankrijk geworden, wordt derwaarts ge-
roepen , doch Hertog Willem weigert hem te laten vertrekken , bl. 454. — Hertog
willem vergezelt Keizer sigis&iund naar Engeland, om een vrede met Frankrijk te be-
werken^ waarin hij echter niet slaagt, ald. ■— Pogingen van Willem hij den Keizer,
om het erfregt zijner dochter te verzekeren, ald. — De Hertog van Bourgondië verbindt
zich met den Dauphijn, bl. 455. — Hertog willem weigert zijnen schoonzoon anders
dan op zekere waarborgen naar Frankrijk te laten terugkeeren, ald. — Dood van den
Dauphijn en waarschijnlijke oorzaak daarvan, bl. 456. — Hertog wihhmi overlijdt kort
daarop, ald. — Zifne verdiensten als regent, bl. 456. — Jakoba , zijne dochter, volgt,
hem op, bl. 457. — Halland en Zeeland, even als Henegouwen, vrouwenleenen, ald. —
Verklaring dienaangaande door een groot aantal Edelen en'steden gegeven, bl. 458,-—
Of er onderhandeld was over een huwelijk van jakoba me/willem fan Arkel, bl. 459.—
Haar vader wenscht hij zijn dood haar huwelijk met den Hertog ναηΙ^νύνΛηά,ΗΛβΟ,'—
Zij wordt in Henegouwen gehuldigd, ald. — Onlusten door Graven dood in Henegou-
wen verwekt, ald. — IJsselstein door verraad bemagtigd, endoor de Stichtechen geslecht,
ald. — Nadeel daarvan voor Holland, bl. 461. — De Hoekschen, hierdoor inde wapenen
gebragt, bezetten eenige steden, ald. ^— Jakoba in Holland en Zeeland gehuldigd, ald.—
Erkenning harer regten door jan vati Beijeren, ald. — Huwelijksverdrag van jakoba
met jan van Braband, bl. 462. — Jan van Beijeren tracht dit huwelijk te belemmeren,
en op zijn verzoek wordt de kerkelijke bewilliging geweigerd, bl. 462. — Hij begeeft
zich naar Holland en wordt in Dordrecht en den Briel als Ruwaard gehuldigd, ald. —
Jakoba maakt zich tot tegenstand gereed, bl. 463. — Jan van Beijeren sterkt zich door
hondgenoote7i, ύΑ. — Gorinehem «Zoor egmond verraai, i/ocA t/oor jakoba herwonnen,
ald. — Haar huwelijk met jan van Braband bepaald, bl. 465. — ^s Pausen bewilliging
gegeven doch weder ingetrokken, ald, — Openbare krijg tusschen jakoba en jan van
Begeren, ald. — Het huwelijk van jakoba voltrokken en later door den Paus goedge-
keurd , bl. 466. — Jan van Beijeren van zijn bisdom ontslagen en hem door den Paus
het huwelijk toegestaan^ ald. — Hij trouwt de weduwe van Antonie wan Braband, t^aar-
Maatregelen van filips tegen hare partij,
Gloucester landt in Zeeland, bl. 507. — Hij wordt na een bloedig gevecht
door FILIPS verslagen, ald. ·— FtLlPS bevestigt zijn gezag in Zeeland, bl. 508. — Haar-
jakoba hij Alphea behaald, bl. 506
ald. " . , . ^ ,
door hij het bestuuf ooer Luxemburg bekomt, en wordt door den Keizer met de graaf-
schappen Hollaad, Zeeland en Henegouwen verlijd, ald, — Aanmerkingen hierover,
1)1. 467. — De Hollanders en Zeeuwen verklaren zich daartegen, ald. — Jan van Beije-
ren zoekt hulp bij Engeland, ald. — Verscheidene krijgshedrijoen van beide zijden,
bl. 468. — Jan van Beijeren neemt den grafeUjken titel aan, en wordt in Dordrecht
gehuldigd, ald. — De steden verklaren zich voor jakoba , bl. 469. — Dordrecht door
de Brabanders en Hollanders belegerd, doch de vlagt der Brabanders noodzaakt het op
te breken, ald. — Rotterdam verooerd en jan van Beijeren aldaar gehuldigd, bl. 470. —
Hij vervolgt de vijandelijkheden in weerwil van een getroJJ'en wapenstilstand, ald. —
Lafhartig gedrag des Hertogs van Braband , ald. — Te Woudrichem wordt eene over-
eenkomst getroffen, hl. 471. — Waarom de Graaf van Gharolois vermoedelijk jan vaii
Beijeren begunstigt, bl. 472. — Jakoba begeeft zich met haren echtgenoot naar
])!, 473. — Jakoba's medepligtigheid aan den moord van diens gunsteling, ald. — Jan
van Beijeren laat zich in Leyden huldigen, 'ald. — Hij voert thans met de daad het al-
leenbewind, bl. 464. — Burger onlust en te Leyden en in andere steden, ald. — Vijan-
delijke houding van Utrecht en Amersfoort, bl. 476. — Deze steden zoeken overal hulp
tegen jan van Beijeren, bl. 477. — Van beide zijde vat men de wapenen op, ald.— Het
volgende jaar barst de oorlog uit, bl. 478. — Jan van Beijeren tracht de onlusten in
Leyden te beslechten, bl. 479. — De steden en eenige Edelen sluiten een verbond met
het Sticht tegen emige leden van ^s Hertogs raad, ald. — Weinig gevolg van deze po-
ging der Hoekschen , bl. 480. — De Hertog van Braband verpandt aan jan tJaw Beijeren
al de landen zijner gemalin, ald. — De Hoeksche imrtij wapent zich in Leyden tegen
hare tegenstanders , bl. 481. — Die stad door jan van Beijeren belegerd, bl. 482. —
Komt tot onderhandeling, bl. 483. — Harde behandeling der stad door jan van Beije-
ren, bl. 484. — Jan van Brabands slechte behandeling zijner gemalinikViOXih., bl. 485.—
Verbittering des volks tegen hem, bl. 486, —- //// verlaat heimelijk Braband en begeeft
zich naar Geertruidenberg, ald. — De Graaf van St. Pol tot Regent van Braband ver-
klaard —■ Deze rust zich ten strijde uit tegen iks vaiiJ^ei^cven, doch inoet af trekkeii,
bl, 487. — De magt van jan van Beijeren is thans gevestigd, ald. — Hij sluit een vrede
met den Regent van Braband, ald. — Amsterdam door brand vernield, ald. — Hevige
watervloed en zware rampen daardoor verwekt, ald. — De Dordtsche regering eischt
op eene hooghartige wijze onderstand, bl. 489.— Hevige onlusteii teYi-AdixXem bl, 490.—
Jakoba tracht haar huwelijk te ontbinden, om een ander met den Hertog t»«/«. Gloucester
aan te gaan, ald. — Zij verlaat haar gemaal en begeeft zich naarYiW^^dxiiS., bl. 491.—
Het huwelijk en de Pausselijlge bewilliging van verscheidene zijden tegengewerkt, wordt
eindelijk 'verworven, ald. — Dit laatste wordt driejaren later door den Paus ont-
kend, bl. 492. — Het huwelijk van jakoba met gloucester voltrokken, ald. — Zij
steken met eenige Engelsche benden naar Galais over, ald. — Jan Beijeren overlijdt,
bl, 493. — Jan van Woerden tot de bekentenis gebragt, dat dit door vergif is geschied,
ald. —■ Beschouwing van jan van Beijeren als Regent, bl. 494. — Hij had zijne lan^
den aan den Hertog van Bourgondië vermaakt, doch de Staten en steden verklaren zich
voor den Hertog van Braband, ald. — Jakoba gloucester in Henegouwen gehul-
digd, en jan van Braband in Holland en Zeeland, bl. 495. — Maatregelen van jan van
Braband tegen de Hoekschen, ald. — Jakoba belegert Schoonhoven, bl. 496. — Edel ge-
drag van beiling , ald. — Twist van den Hertog van Gloucester 7net dien van Bourgon-
dië , bl. 497. — Beide komen overeen tot een tweegevecht, bl. 500. — Gloucester ver-
trekt tïfltar Engeland, ald. — De Brabanders rukken in Henegouwen, bl. 501.— Jakoba
van Beijeren in Bergen belegerd, tracht met den Hertog van Bourgondië in onderhan-
deling ie treden, bl. 502. — Beschrijving van haar benaamvden toestand, ald. — Zij
is genoodzaakt zich in de magt van den Hertog van Bourgondië te stellen, bl. 504. —
Hare aanhangers i?» Holland ten onder gehragt,O\d.— Zij ontsnapt uit Geni, hl. ^Oö.—
Te Oudewater gekomen wordt zij daar gehuldigd en sluit een verbond met het Sticlit,
ald. —'Filips ^an Bourgondië als Ruwaard en voogd erkend^ ald.— Overwinning door
INHOUD. χνΐί
npüliwyi i" Hill ι
lern c?öor jakoba helegerd^ bl. 509. — Genoodzaakt het heleg op tehrehen^ hiedt zij den
vijand een slag aan en behaalt de overwinning, ald. — Een icapenstilstand is hiervan het
gevolg t bl. 510. — De Kennemers geraken om het opleggen eener hoete ^ in opstand tegen
Hertog TUiiPB, ald. —Redenen waarom de Hoornsohen hieraan geen deel namen , bl. 511.—
Met hunne hulp bedwingt de Hertog de Kennemers, ald. — Gestrenge boete dezen opgelegd,
hl. 512. — jakoba's^eza^ tot de steden Gouda, Schoonhoven en Oudewater beperkt, bl. 513. —
Hertog pilips vermeestert Zevenbergen, ald. — Onlusten der Hoekschen in Holland ,
bl. 514. — J)e Hertog verlengt hierom den wapenstilstand ^ ald. — Gloucester wendt
nieuwe pogingen aan, om zijne gemalin te ondersteunen, doch slaagt daarin niet,
bl. 515. — Voortdurende vijandelijkheden der beide partijen, ald. — Jakoea's huwe-
lijk met gloucester voor onwettig verklaard^ bl. 516.— GloüCester onderwerpt zich
hieraan^ ald. — Zijne verdere lotgevallen en dood,, ald. — Verdrag van jakoba met
filips , bl. 517. — De laatste alom als Ruwaard gehuldigd — Ε enige daden van
beheer door hem verrigt ^ ald. — Jaeoba's verrigtingen en volksgezindheid^ bl. 519.—
Oe bekrompen toestand harer geldmiddelen brengt haar in aanraking met frank van
Borselen, bl. 520. — Hun geheim huwelijk^ ald. — Filips doet op Η vernemen daar-
van van borselen gevangen zetten,, bl. 521. — Om hem te redden staat iakoba haar
bewind en titel af,, ald. — Jakoba's bezittingen na haren afstand, bl. 522. — Hertog
filips alom als Graaf gehuldigd, bl. 523. — Aanslag op zijn leven aan de Hertogin
margaretha toegeschreven , ald. — Jakoba's verdere lotgevallen en dood, ald. — Beschou-
toing van haar leven en karakter, bl. 524. — Vijandschap tusschen den Bisschop van Utrecht
en het huis Brederode, ald. — Oorzaak daarvan, ald. ■— Onlusten tusschen de Lich-
tenbergers en Lokhorsten, bl. 527. De laatste aanhang behoudt de overhand, ald.—
Hertog willem van Holland ondersteunt de andere partij, bl. 528, ß^ieuwe onlusten
in Utrecht, ald. — Die stad verzoent zich met den Hollandschen Graaf, bl. 529. —
De laatste bemiddelt de geschillen tusschen den Bisschop van Utrecht en den Heer van
Montfoort, bl. 530. — Zijn dood en invloed daarvan op de Stiehtsche zaken, hl. De
Utrechtenaars blijven de partij van jakoba genegen, ald. — De Bisschop bedwingt een
zijner dienstmannen en wordt, na bij ligging der geschillen me/Groningen, in die stad
als Heer gehuldigd, bl. 532. — Verdrag van Utrecht en Amersfoort met jan van Bege-
ren, bl. 533. — Be Hertog Gelre verklaart het Slicht den oorlog, ald. — Amers-
foort belegerd, doch het beleg spoedig gestaakt, ald. — Strooptogt der Stichtsche ben-
den tot voor Amsterdam, bl. 534. — Verdere loop des oor logs en jammerlijke gevolgen
daarvan voor het platte land, ald. — Algemeene neiging tot vrede, die na lange on-
derhandelingen gesloten wordt, bl. 536. — Dood van Bisschop frederik van Blanken-
heim, bl. 537. — Zijn karakter en daden, ald. — Vreschillen wegens het benoemen van
zijn opvolger, bl. 538. — Rudolf van Diepholt daartoe verkozen en gehuldigd, bl. 539. —
De Paus weigert dezen te erkennen en stelt in zijne plaats den Bisschop van Spiers
aan, bl. 540. — Be Edelen en steden van het BovenstichtJ^ei/wiVm hem als Postulaat
en voogd te erkennen, ald. — Be Bisschop van Spiers draagt zijne regten op den Ut"
recht SC hen zetel aan sweder van Kuilenburg over , die Pausen bevestiging verkrijgt,
hl. 541. — De steden van het Slicht verzetten zich daartegen doch vruchteloos, ald. —«
De Raad der stad Utrecht besluit sweder van Kuilenburg te weren, bl. 542. — De
kapittels verklaren zich voor hem; hij treedt in een verdrag met de regering
en doet zijne intrede in Utrecht, ald. — Opschudding bij die gelegenheid door
sweder aangestookt en begunstigd, ald. — Rudolf van Diepholt en al zijne aanhan-
gers door hem in den ban gedaan, bl. 544. De ridderschap en steden van Over-
ijssel verzetten zich daartegen en zenden een afgevaardigde naar Rome, bl. 544. —-
Door geweldenarijen vervreemdt sweder van Kuilenburg aller gemoederen van zich,
bl. 545. — Swïder naar Amersfoort vertrokken, wordt zijn mededinger te Utrecht
ingehaald, ald. — Sweders vruchtelooze pogingen tot herkrijging van zijne magt
hl. 546. — Hij bestookt het Slicht met behulp der Gelderschen, 1)1. 547. — Amersfoort
door de Utrechtenaars veroverd en sweder daaruit verdreven, ύά. — De Hertog van
Bourgondië ondersteunt hem, bl. 548.— Amersfoort door dezen Vorst ie vergeefs belegerd
en bestormd, bl. 549. —· Verschillende verrigtingen in dezen krijg, ald, — Men
neemt de toevlugt zelfs tot vergif, om zich van swedeb te ontdoen, bl. 551. ·— Deze
II DEEi. 2 STUK. 3 *
laatste tracht door samenzweringen zijn gezag te herwinnen, ald, — De Paus
hlijft steeds sweder voorstaan, bl. 551. — fierdere wapenfeiten in dezen krijg,
i)L 553. — PFapenstilstand tusschen de Hertogen van Bourgondië en Gelre en het Slicht,
hl. 552. — fVGelingen en kuiperijen van sweder en zijnen aanhang, aki. — De stad
Utrecht neemt vreemd krijgsvolk in dienst tegen hen — Frede tusschen het en
den Hertog van Gelre ald. — Gevolgd door eenen vrede met den Hertog i^an Bour-
gondië , bl. 554. —■ Sprookje over den rijkdom van Utrecht, bl. 555. — Bisschop swe-
der steeds door den Paus erkend, die nogmaals den han over zijne tegenstanders uit^
spreekt, ald. Zijne mislukte aanslagen op Utrecht, bl. 556. — ]S a^s Pausen dood, wordt
door zijn opvolger de zaak aan den Bisschop van Mascon opgedragen , ald. — Deze he-
slist ten\voordeele van rudolp yaw Diepholt, welke plegtig gewijd en van den Pauselijken
han ontheven wordt, ald. — Dood van sweder van Kuilenburg, bl. 557. — Reinoud IV
legt aan den Keizer den leeneed af, ald. — Ook aan den Hertog van Braband, met
wien hij een verdrag van tvederzijdsche bescherming aangaat, aW. — Reinouds po-
gingen tot verbetering van den Staat, bl. 558. — De verstandhouding met Kleef her-
steld en de vrede met lloWimdi gesloten, ald. — Nader verbond tusschen Holland ew Gelre ,
bl. 559. — Een Geldersch Edelman beoorloogt den Hertog van Braband, ald. — Fer~
schillende verrigtingen van reinoud IV tot welzijn des lands ,\λ. 560. — j^e/zer Sigismund
bevestigt hem in al zijne voorregten, bl. 580. — Belangrijk voorregt hem daarbij ge-
schonken, ald. — Reinoud's deelneming in eenige zaken der geestelijkheid, ald. —
Landvrede met eenige Duitsche Forsten gesloten, bl. 561. — Be ridderschap en steden
van Gelre komen bijeen ^ bl. 562. — Hunne handelingen met den Baad des Hertogs,
bl. 563. — Onderling verdrag door de Edelen en steden aangegaan , ald. — Ferbol-
genheid des Hertogs hierover, bl. 564. — Hij belast zijne gemalin met hen te onder-
handelen, die genoodzaakt is hun toe te geven, ald. — Belangrijkheid tan deze han-
deling voor Gelro , ald. — Na een verbond met jan van Beijeren beginnen de vijande-
lijkheden tegen Utrecht, bl. 565. — Dood van reinoud IV, ald. — Zijn karakter en
daden , ald. ■— De Hollanders uit Friesland beoosten deY^Qmsgedreven ,\A. 566.·—Geschil
der Friezen met den Bisschop van Utrecht over Kuinre beslecht, ald, — Friesland geniet
buitenlandschen vrede, bl. 567. — De binnenlandsche rast weldra weder verstoord,
ald. — De Fetkoopers deloen het onderspit, bl. 568. — Het bestand met Holland ver-
lengd, ald. — Hevig woeden der binnenlandsche onlusten, ald. — Ε en verdrag tusschen
den Kerklandraad van Leeuwarden en eenige Geestelijken tot behoud des vredes ,\A. 569. ■—
Inval van den Bisschop van Utrecht in Stellingwerf, ald. — Ε ene Stichtsche krijgs-
bende in Ilumsterland verslagen , ald. — Het geschil met den Bisschop verejfend, ald.—
Hevige onlusten in Groningen, bl. 570. — De Hollandsche bezetting uit Stavoren ver-
dreven, bl. 571. — Ferbond van Groningen met eenige gewesten tegen de Fetkoopers,
bl. 572. — De laatste overrompelen de stad, ald. — Een aantal Schieringers ontioij-
ken het land, ald. — Onderling verbond der Groninger gewesten, bl. 573.— De Schie-
ringers doen een inval in Langewold, doch worden verslagen, bl. 574. — Keizer sigis-
mund tracht de Friezen tot onderwerping aan het R^k te ouerrecim, ald. — Ontwijkend
antwoord der Friezen , ald. ■— De Graaf van Holland verklaart zich tegen de aanspra-
ken des Keizers, bl. 575. — De Bisschop van Utrecht door den Keizer in zijne regten op
Groningen bevestigd, ald. — Onderling verbond der Groninger gewesten, bl. 576. —
Na een mislukt gezantschap, spreekt de Keizer den rijksban over hen wii, ald. — Na
den dood van Hertog Willem van Holland besluiten de Schieringers ik^ van Beijeren fOor
heer te erkennen, ald. — De Fetkoopers komen hierdoor in beweging, bl. 577. —· De
Keizer treedt op nieuw met de Friezen in onderhandeling, ald. — Fruchteloos tracht
hij de heide aanhangen te verzoenen, bl. 578. — Groningen onderwerpt zich aan het
Slicht, ald. — De Bisschop aldaar gehuldigd, bl. 579. ■—· De burgerkrijg hierdoor op
nieuw ontvlamd, ald. — Krijgsbedrijven daarin, ald. — Jan van Beijeren zendt den
Schieringers hulpbenden, bL 581. —Een gedeelte daarvan wordt aldra teruggeroepen en
het overschot door eene Hst verioijderd, ald.— Ferdrag tusschen de beide aanhangen te
Groningen, bl. 582. — Te Leeuwarden komen daartoe afgevaardigden bijeen, waarbij
de Geestelijken echter handgemeenworden, ald. — Een algemeen verdrag wordt gesloten ,
doch kwalijk onderhouden, ald. — Na vele 07ider handeling en gelukt het
tl INHOUD.
de partijen te bevredigen en zieh tot landsheer te doen erkennen ^ bl. 584. — Hij wordt
te Medemblik gehuldigd^ bl. 585. — Wreed gedrag der Groninger* tegen sicco sjaab-
dema, bl. 586. Moedwil der Fetkoopers, ald. — Verdrag van jan van Beijeren met d«
Groningers en hunne londgenooten^ bl. 587.^—Pogingen der Friezen, otn zich van d&
vreemde heerschappij te ontslaan, bl. 588. — Algemeen verdrag der Friesche gewesten ^
bl. 589. — Misnoegen van ian mn Beijeren hierover, ald. ■— De hondgenooten nemen
Dokkum en Ezumazijl in, bl. 590. ■— Onderhandelingen van jan van Beijeren, die vruch-
teloos voor hem blijven, bl. 591. — De hinnenlandsche onlusten op nieuw uitgebarsten,
altl. — Focco ukena behoudt daarin de overhand en brengt eindelijk een vrede tot
stand, bl. 595. — Watervloeden en daardoor veroorzaakte rampen, bl.596. — Nieuwe
onlusten in Friesland en de Ommelanden , ald. — Verdrag tussehen Groningen en da
Ommelanden, bl. 597. — Oneentgheden met Hamburg, ald. — Een tweejarig bestand
in Friesland tot stand gebragt, ald. — Onafhankelijke ioejiawc? i?aw Friesland, bl. 598.—
Wijze van inwendig bestuur , ald. — Nieuwe onlusten in de landen over de Eems,
599, — Antonie van Bourgondië als Bertog van Braband gehuldigd, ald. — Bij
ondersteunt dm Hertog van Bourgondië tegen de Luikenaars , bl. 600. — Zijn huwelijk
vermeerdert zijn gebied met Luxemburg en Chiny, ald. — Hij is niet gezien hij zijne
onderdanen, ald. — Herhaaldelijk verzet der steden tegen hem, ald. — Bij sneuvelt
in den slag hij Azincourt, bl. 601. — Zijn oudste zoon jan door de Staten tot Heer
gekozen, ald. — Schikkingen omtrent de voogdij en het bestuur des lands, ald, —
Nuttige verrigtingen van het regentschap , ald. —<· Huwelijk van jan IV met iakoba
van Beyeren, bl. 602. — Zijn dood, ald. — Zijn broeder filips volgt hem op, ald. —
De Staten staan hem eene bede slechts onder zekere voorwaarden ioe,ald. — Zijn dood,
ald.— Ferschilover de erfopvolging, bl. 603. — De Staten verkiezen pilips fawBour-
gondië tot zijn opvolger, ald. — Inhoud der Blijde Inkomste door hem bezworen, ald,—
Magt waartoe het Huis mn Bourgondië thans gestegen was, bl. 606.
BXIBieT.
Na blad 28 (bl. 225) Tan dit ,deel van J. P, AREND, Algemeene Geschiedenis des
Faderlands, schijnen 8 bladzijden te ontbreken, daar het daarop volgende blad 29 met
bl. 233 aanvangt, doch dit is eene drukfout in de cijfers; de tekst is compleet, zoo als ten
duidelijkste blijkt uit de lectuur en uit hol doorloopendc noramer aan den voet der eerste
bladzijde van elk vel.