/PQ
Α ïï HP Μ 'W i fd" If II? >6 'tN T' u
ΛΛ .Livij/jri] rL ifij ilj Jts IjjJtó vi; .1:1
II) ^
1 Di CD ,
'J
(
T^VEEjßE DEEL· DEMiDE
- -'..WA
l ■
......gfeiig.:
-ocr page 2-ALGEIHEENE GESGIIIEDENIS
VA IT nit
VROEGSTE TIJDEIV TOT OP UEDES.
door
Γ. ΑΙΙΈΝΌ.
VAN HET JAAR OOO TOT NA CHRISTUS.
SIET PLATEN, KAARTEN EN PORTRETTEN.
'^ULt' -UT,
TE AMSTERDAM, BIJ
J, F. (δΟΙΙΙ,ΈυΚΒ*
^^ -
ί-^ΐ··
vaii dk
VEREENIGING VAN BIJNA AL DE NEDERLANDEN ONDER FILIPS VAN BOURGONDIÉ,
tot dik
VAN AL DE NEDERLANDEN ONDER KEIZER KAREL V.
1438—
-ocr page 4-li
iftiMiiiMiiÉiiflïmaiii
isal
it '^--i·
vait de
VEREENIGING VAN BIJNA AL DE NEDERLANDEN ONDER
FILIPS VAN BOURGONDIË,
tot αλίί
DEN DOOD VAN 3ÏARIA VAN BOURGONDIË.
1133—14§3.
Holland en zeeland. Naauwelijks was filips van Bourgondi'è lot Graaf van UoU 14SS—
land en Zeeland gehuldigd, loen Keizer sigismund hem op hevigen loon den oorlog ^^
verklaarde, dewijl hij zich hel bezit over eenigo Nederlandsche leenen, welke aan hel
Rijk Tervallen waren, had aangematigd (1). Filips daarentegen betuigde bij een
openbaar staatsstuk aan do Vorsten, dat hij den Keizer aangeboden had, dio leenen Ic
Terheffen, welke hem niet slechts uit vaderlijke opvolging, maar ook van andere bloed-
verwanten , opvolgers van zijne voorouders, ontwijfelbaar toekwamen , zonder dat hier
eenige aanspraak wegens vervalling [devolutio) aan den leenheer of doodo hand lö pas
kwam, doch dat hem dit geweigerd was geworden; hij beschuldigt tevens sigismukd 4 y.
van deelneming aan den moord zijns vaders, en van Franschgezindheid (2). De waar-
heid dezer laatste betigting blijkt uit 's Keizers brief aan den Hertog van Savoije,
waarin hij schreef: » Do Hertog van Bourgondi'è^ leenman en onderdaan van ons ey
van het Roomsche Rijk, veracht onze keizerlijke hoogheid en het Ryk >vaaraan hij
toch onderwerping verschuldigd is, zoodat hij zelfs niet wil erkennen, wal hij van om
en van het Ryk in leen houdt, gelijk do Hertog zijn vader bij zijn leven erkend had.
Daarenboven houdt hij in Neder-DuiUchland verscheidene vorstendommen en heer-
(l) v. hieris, Charterb. v. Holl D. IV. bi. 1037.
(2^ T. suKMs, Charterb. v, Holl, D. IV. bl. 1039.
1670 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
1433—lijkheden, die aan om en aan het Rijk moesten vervallen zijn, andere zelfs, welke ons
naar erfregt loebeiiooren; en dit zonder dat wij er in gekend werden, meer nog, zelfs
ondanks onze terugeisching. Onder een llaauwen schijn van regt en allo achting ver-
smadende , welke hij aan zijnen Opperheer verschuldigd is, heeft hij zich deze vorste-
lijke goederen (domeinen) aangematigd en houdt er zich onregtvaardig en wetteloos in
staande. Reeds sinds lang moesten wij hem wegens zijne verfoeijelijke schending van het
regt en om zijn geest van oproer vervolgd hebben , maar wij hebben nog steeds onzen
arm teruggehouden en hem herhaalde malen door zijne gezanten lot vredelievender
gevoelens trachten te brengen, door hem aan te sporen, zijne pligten jegens ons
en het Rijk te vervullen. Maar onze goedheid heeft bij den gezegden Hertog niets
gebaat; alles heeft schipbreuk geleden op zijne achteloosheid, of liever op zijnen ijdelen
trots. Daarom, getergd door de misdaden dezes Hertogs, hebben wij om zyne stout-
heid te beteugelen, om hem tot pligt en eer terug te brengen, en om de regten van
het Roomsche Rijk te herkrijgen, een verbond met den doorluchtigen Vorst karel ,
Koning der Franschen, onzen zeer beminden broeder, tegen den gezegden Hertog
aangegaan. Wjj hebben u van ons voornemen willen verwittigen, opdat gij u derwijze
zoudl kunnen gedragen, dat onze regten en die des Rijks herkregen worden, Avanneer
gij u van den gezegden Hertog scheidt ea hem geene hulp of onderstand verleent,
noch door uwe onderdanen laat verleenen (l)."
Het ontbrak echter den Keizer zeiven aan magt, om zijne aanspraken door de wapenen
kracht bij te zetten, en gelukkig voor pilips , dewyl deze nog steeds in den krijg
tusschen Engeland en Frankrijk gewikkeld was. In dien langdurigen oorlog had
hij zestien jaren do Franschen bestreden, doch sinds de fortuin hun gunstiger toe-
lachte , minder do belangen der Engelschen, zijne bondgenooten, bevorderd zonder
evenwel hunne zijdo te verlaten. Door do vereenigde pogingen van geestelyke en we-
reldlijke mogendheden, werd eindelijk tot eene bevrediging der strijdende Vorsten te
Arras in Artois eene bijeenkomst geopend. Maar het bewerken van eenen alge-
2 V. meenen vi'ede was niet mogelijk. De Franschen verklaarden, dat zij in geene onder>-
konden treden, zoo lang Koning hembäik. VI van Engeland geen afstand
deed van den troon van Frankrijk, welken zijn vader πενοηικ: V in veertienhonderd
twintig als een huwelijksgoed met do jongste dochter van karel VI verworven, en tot
welken men hora zei ven in veertienhonderd twee en twintig als wettig Koning geroepen
had. De Engelsche gezanten braken hierop terstond alle verdere handeling af en trokken
verstoord weg. Ondertusschen had Hertog filips zich meer en meer genegen getoond,
om met de Franschen den vrede te sluiten. Nadat de bezwaren, welke zieh hiertegen
(1) de baranïe, Eist. d. Ducs de Bourg. T. V. p. 39, 40.
-ocr page 7-DES VADERLANDS.
opdeden, uit den \Yeg geruimd waren en do pauselijke afgezanten in naam van den 1433—
H. Vader, zijn Terbond met Engeland voor nietig verklaard en hem van den eed,
om niet dan gezamentlijk met de Engelschen vrede te maken, ontheven hadden, trad
hij in een afzonderlijk verdrag met ka-rel VII, even voordeelig voor hem als diepverne^
derend en schandelijk voor den Koning. Immers moest deze Vorst aan filips vergiffenis
verzoeken voor den verraderlijken moord aan jan van Bourgondi'è in veertienhonderd
negentien gepleegd, en verscheidene slichtingen en giften tot rust van do ziel des ver-
moorden beloven. Voorts werden filips vele graafschappen en sleden zoo aan deze en
gene zgde der Somme als elders in Frankrijk afgestaan. Hij en zijne wettige nako-
melingen bleven in het bezit van het graafschap Boulogne, hy zou van alle leenhulde
en manschap aan den Koning ontslagen zijn, en die Vorst builen zyn Λνϋ geen ver- 21 v.
bond sluiten met den Keizer, do Koningen van SpaiijBy Engeland of andere vijanden maand
van den Hertog. 'sKonings dochter kathaiuna. zou aan 'sHertogs zoon karei,, met ^^^^
een bruidschat van honderd twintigduizend gouden leliën ten huwelijk gegeven
worden (1).
Afgevaardigden uit de Hollandsche en Zeeuwscho steden hadden aan do vredes-
onderhandelingen te Arrat deel genomen, maar nergens blijkt, dat zij daarbij iets in
het bijzonder belang hunner gewesten uilgerigt hebben. Niettemin verwekte deze vrede
algemeene vreugde in Holland en Zeeland^ die bij den oorlog met Frankrijk
geleden hadden, en in Λvelken zij zich voorzeker niet gemengd zouden hebben, iudien
zij niet onder het gebied van fïlips van JBourgondi'é geraakt waren. Hun geld .pn
bloed waren in dien uitheemschen krijg en voor vreemde belangen gespild geworden (2)»
Zij ondervonden alzoo onmiddellijk, wat hot was eenen magiigen vreemden Vorst te
gehoorzamen, en hoe weinig zy hunne wezentlyko belangen begrepen hadden, toen zy
hem tot hunnen heer aannamen. Wel is waar, filips had hunnen eed van inhuldiging
niet ontvangen dan nadat hij bezworen had dien getrouw te zullen opvolgen, allo
hunne vrijheden, voorreglen en handveslen te bekrachtigen, in zoo verre hij regtens
daartoe gehouden was, en die wel te vermeerderen, maar niet te vermindereu; doch
reeds bij zijne aanvaarding van het grafelijk bewind bleek, welke verwachting men
in dit opzigt van hem koesteren konde (3). Immers verklaarde toen het Hof van
Holland^ dat de handvesten en voorreglen, door den Hertog als Ruwaard en Oir
verleend, voortaan krachteloos zouden zyn, ten ware hy die als Graaf bevestigde,
(1) monstuelet, V. Π. p. 107—119. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 4. poktüs hecte-
Ktis, Rer. Burgund. Lib. IV. p. 89—91. de barinte, Hist. de Ducs deBourg. ï. V. p.ö7—-77.
(2) wAGENJun, D. III. bl. 520 , 522-524.
(3) te water, Faderl Hist. D, II. bl. 76.
-ocr page 8-1672 ALGEME ENE GESCHIEDENIS
waaruit men gemakkelijk konde bcsluilcn, hoo wciaig genot men zou iiebbea Tan do
gunsten, door hem in die hoedanigheid toegestaan ten einde de genegenheid der in-
gezetenen te winnen. Evenzoo dreef hij door, dat zekere moedwil te Monnikendam
aan gijsbreght van F tanen, Baljuw yrya. Waterland ^ gepleegd, door hem, als zijne
heerlijkheid hetreffende, en niet door de stad, ondanks hare oudo handvesten,
moest beregt worden (1).
In Engeland werd de vrede van Arras geheel anders opgenomen dan in Holland,
Zoodra de lijding in Londen gekomen was, geraakte elk in beweging en men spaarde
geene smaadwoorden tegen Hertog filips , die zelfs in open brieven, in naam des Konings
uitgegeven, »verrader, vijand en muiteling" genoemd wordt (2). Het graauw school
bijeen en plunderde do huizen der Hojlandsche , Vlaamsche , Brabandsehe en andere
Nederlandsche kooplieden , die zich \n Londen gevestigd hadden; eenige van hen wer-
den zelfs gedood. Eindelijk stelde de Koning perken aan deze baldadigheden en liet do
schuldigen straffen (3). Vooraf echter waren in het bijzonder de Hollanders en Zeeu-
wen, die zich aldaar in grooten getale bevonden, verpligt geweest een eed van ge-
trouwheid aan hem af te leggen , waarop hij hen bij open brieven , welke nog aan-
wezig zijn, in zijne bescherming nam (4). Hij vermaande ook de Hollandsche en
Zeeuwsche steden, zich aan do heerschappij van filips te onttrekken, en herin-
nerde den ingezetenen » do oudo vriendschappelijke betrekkingen, welke steeds
tusschen do Hollandsche Graven en de Koningen van Engeland bestaan hadden; hoe
deze goede verstandhouding altijd den wederzijdschen handel voordeelig geweest was;
hoe er nooit tusschen hen haat en afgunst geheerscht had, of iets dat de welvaart
14V. cn veiligheid der beide volken konde schokken, en welke vurige begeerte hij koes-
terde , om die oude vriendschap, welke alliid boven eene nieuwe de voorkeur ver-
lerm, ' 17 j
1435 diende , Ie onderhouden en voort te zetten." Do steden echter in plaats van te ant-
woorden, zonden deze brieven aan den Hertog, die weldra Engeland den oorlog
143Ö verklaarde (5). ^
Terstond werd alle handel met do Engelschen, die reeds onderscheidene koopvaar-
dijschepen hadden genomen , len strengste verboden en kaapbrieven tegen hen uitge-
geven (6). Parijs werd hun spoedig ontwrongen , en vervolgens Calais door Hertog
(1) wagenaar, D. III. bl. 519, 520.
(2) wagknaau, D. III. bl. 525. Verg. eilderdijk, D. IV, bl. 135 cn de Ophelderingen, bl. 355,
(3) MOKSTRELET, V. II. p. 121,
(4) WAGENAAU, D, III. bl. 525.
(5) MOHSTRELET, V. II. p. 124. vers. 125.
(6) wagejiaar, J). III. bl, 526. de baharte , ffist, des Ducs de Bourg. T, V. p, 90,
-ocr page 9-DES VADERLANDS.
FiLips doch vruchlcloos belegerd, waarbij de Hollanders an Zeeuwen zich beijverd
hadden de haven door het zinken van eenige schepen te dempen, hetgeen echter
weinig baatte (1). Kort te voren was eene vloot van vierhonderd Engelsche bodems in
de Wielingen binnengeloopen, welke door rooven en branden 'm. Vlaanderen groote
schade aanrigtle , doch den Zeeuwen geen nadeel deed. Floris van Borselen, Heer
van Veere, en de stad Middelburg, naar het schynt voor een aanval op Walcheren
beducht, riepen de hulp en bijstand des sladhouders van Holland in. De zes groote
Hollandsche sleden en Rotterdam werden daarop in den Haag bijeengeroepen, doch hare af- n
gevaardigden verklaarden genoegzaam eenparig, dat wanneer de Engelschen
of Zeeland aanrandden , zij dit met kracht en geweld zouden Λvederslaan, maar dat 1430
zoo lang zij niet vijandelyk werden aangetast, hunne medeburgers, welke geen oorlog
met Engeland begeerden, daartoe niet te bewegen zouden zijn. Te vergeefs hield de
stadhouder hun des Ilertogs ongenade voor oogen, wanneer zij gehengden , dat zijne
vijanden van uit Zeeland zijne onderdanen in Vlaanderen kwelden, en welke
schande op hen rustte, wanneer zij in plaats van hunne medebroeders en vrienden de
verzochte hulp te verleenen , den vijand levensmiddelen toezonden. Hij wees hen op
den eed van trouw den Herlog gezworen, en hoe weinig zij de Engelschen vertrouwen
moesten, die het gerucht uitstrooiden, dat zij Hollanders noch Zeeuwen iels misdoen
zomlien, indien deze hen niet vijandig behandelden; dat dit slechts geschiedde , om
hen van hunnen genadigen Heer af te trekken, en dat zy zich in het einde over de
irouwloosheid der Engelschen zouden beklagen. De afgevaardigden verklaarden,
dat zij geen anderen of naderen last hadden, maar hunne meesters van alles zouden
onderrigten; dat zy voorts des Hertogs getrouwe onderdanen wilden blijven en naar ver-
mogen verrigten Avat zij schuldig waren. Do stadhouder vermaande hen, de zaak te
huis in ernstige overweging te nemen; hij zou inmiddels met eenige leden uit den
Raad van Holland en tweehonderd gewapende mannen naar Zierikzec vertrekken,
om met den Graaf van Oostervant, frank van Borselen ^ nevens floris van jiheele
en FLORIS van Kijfhoek, reeds vroeger naar Zeeland gezonden, te raadplegen, Avat
er in het belang van den Herlog en van het land konde verrigt worden, en aldaar het
nader antwoord der sleden inwachten. Doch dil antwoord was nagenoeg hetzelfde als vroeger;'
de afgevaardigden immers verklaarden te Zierikzee, dat de sleden ongezind waren den
Herlog in Zeeland onderstand te verleenen, zoolang dat gewest zelf niet vijandelijk
werd aangelasl. Ook de wensch van filips zeiven, dat zijne Hollandsche en Zeeuwsche
onderdanen de Engelschen zouden bevechten, baatte niets. De Engelsche vloot verliet
(l) morstrelkt, V. II. p. 127, 132—137. r. deutehus, Rer. Burgund. Lib. IV. c. β. ρ. ίίΐ.
Oude Holl. Div. Kran. Div. XXIX. c. 5. dk 'barante, Hist.d. Ducs deBottrg. T. V. p. 94^-112.
II Deel , 3 Stuk. 2
■-.■''ifri
-ocr page 10-i
10 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1433—weldra Zeeland^ en nu gaf de stadhouder aan de sleden het misnoegen des Herlogs
te kennen, dat zij den vyand ongemoeid hadden laten vertrekken, en vroeg, of zy ge-
25 v. zind waren vooreerst Engelsche kooplieden in het land te gedoogen , want dat hy liever het
maand ruimen dan dit te dulden. De afgevaardigden verklaarden zich daarover niet
143G te kunnen uitlaten, en hierbij bleef vooreerst die zaak rusten (1). Men kon onder-
tusschen do steden tot geenen onderstand in den kryg tegen de Engelschen bewegen,
raaar daarentegen schonken zij terstond hare goedkeuring aan de onderhandelingen
over een verdrag, dat den wederzijdschen koophandel alleen betreffen zou , en Avelke
door de Hertogin van Bourgondië, izabella. van Portugal, met de Engelsche ge-
volmagtigden voor Calais in veertienhonderd acht en dertig geopend, en vijf jaren
later gesloten werden. De oude overeenkomsten imschen Engeland, Holland ea Zee-
land werden kort daarna ook vernieuwd (2).
Te meer moesten do Hollanders en Zeeuwen naar vrede met Engeland verlangen ,
dowiji zij in oorlog met de koopsleden aan de Oostzee, of de zoogenaamde Oosterlin-
gen , geraakt waren. Reeds vóór jaren waren tusschen hen onlusten gerezen, zonder
dat het blijkt wie het eerst daartoe aanleiding gegeven heeft, en sinds veertienhonderd
acht en twintig hadden de Hollanders vyandelijkheden gepleegd. Ten minsle op de alge-
meene vergadering der Hanzesteden in veertienhonderd vier en dertig, werden klagten
aangeheven over de groole schade , welke de Hollanders en Zeeuwen, onder aanvoe-
ring van HENDRIK van Borselen, Heer van Veercy den Ooslerschen bondgenoolen had-
den toegebragt. De oorlog met Koning erik van Denemarken verhinderde, dat zij
aanstonds de wapenen tegen de Hollanders opvatten. Zij hielden nu de zaak
door veelvuldige onderhandelingen nog twee jaren slepende, maar traden inmiddels in
een beschermend verbond met den Hertog van Holstein, van Ρ ommeren, en den
Grootmeester der Duilsche orde in Pruissen. Na den vrede met Denemarken , leg-
den zij onverwachts beslag op allo Hollandsche en Zeeuwsche bodems, die in
hunne havens lagen, lieten de koornschepen , welke zij met die vlag op zee weg-
namen , zinken, verklaarden de ladingen verbeurd en wierpen de schepelingen in
de gevangenis. Te zwaarder woog dit verlies, dewyl eene overstrooming der rivie-
ren het zaad in de Betuwe en het Sticht vermeld, en eene groote duurte veroorzaakt
had. Men zag derhalve reikhalzend de vloot met granen uit de Oostzee te gemoet,
1437 doch ook zij werd opgebragt, waardoor een algemeen gebrek ontstond , hetgeen te
(1) Het tweede Mevioriaalboeh Bom bij τ. boet, Over de oudheid van den Have van Hol-
land. D. I. bl. 152—161. Verg. wagenaar, D. 111. bl. 527., die echter deze bijzonderheden min-
der naauwteurig mededeelt, maar evenwel door bilderdijk, D. IV. bl. 144, λνογάί nagesehreYen.
(2) wagenaar, D. III. bl. 528, 529.
-ocr page 11-DES VADERLANDS. 3ö·
Rotterdam en elders de schamele gemeente in beweging bragt en bloedige opschud- ^
dingen verwekte. Hertog filips , door het beoorlogen der Engelschen in Frankrijk
verhinderd, om krachtiger en afdoende maatregelen te nemen , poogde de geschillen
met de Oostzeeschen door een verdrag te vereffenen; doch do Hollandscho kooplieden ,
eischten vijftigduizend goudguldens schadevergoeding, hetgeen van de hand gewezen
en daardoor alle verdere onderhandeling afgebroken werd (1).
De Engelschen hadden zich inmiddels met do Hanzesteden en den Grootmeester van
Pr nissen verbonden en stroopten in Holland^ Zeeland^ en het Land van Voorne,
ook vertoonden zich Hamburger schepen voor den mond der Maas (2). Meer dan ooit
was het thans tijd geworden, den oorlog tegen de Oostzeeschen met kracht te begin-
nen , en zich met de Engelschen te bevredigen, welk laatste spoedig gelukte (3). Na
hel houden eener vergadering der Edelen en steden van Holland en Zeeland^ werd
op naam van filips bevel tol het uitrusten eener aanzienlijke vloot gegeven. Bin- jj^J^
nen weinige weken lag zij zeilree, en de Hertog gaf verlof tot vrijbuiten, om den vij-
anden alle mogelijke afbreuk Ie doen. Nu zochten de Nederlanders hen op, zegevier-
den in onderscheiden zeegevechten en behaalden veel buits. Vriend noch vijand Averd
gespaard. Het waren waarschijnlijk de geAvapende buizen welke , tot beveiliging der
haringvaarders bestemd, langs den mond der Maas kruisten, en zelfs op de Vlaamsche ^^^^
kust zich van eenige ïlaliaansche en Spaansche schepen meester maakten, en die in
Zeeland opbragten. Dit misbruik veroorzaakte , dat het kapen spoedig van hoogerhand
moest verboden worden. De Nederlanders waren ondertusschen geheel meesters van
I de zee, en voerden tol lecken, dat zy die schoon geveegd hadden, een bezem op den
mKst. Te regt alzoo had een der Oostzeesche afgevaardigden kort vóór het uitbarsten
van den krijg waarschuwend gezegd: »De leeuw" hiermede de Hollanders bedoelende,
»slaapt nu; ziel toe, dat gij hem niet wekt; en wekt gi] hem, ziet toe, hoe gij hem
1 weder stilt (4)."
1 De voorspoed deed den moed der Nederlanders zwellen. Eene groote Oostzeesche 1440
I" vloot met zout geladen viel in hunne handen , gedeeltelijk door do trouweloosheid van
twintig Pruissische en Lijflandsche schepen, welke vóór den aanvang van het gevecht
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX, c. 8. wagekaar, D. UI. bi. 529—534. bildebdus,
13. IV. bl. 145, heeft weder deze zaak ongetrouw voorgesteld; zijn bespottelijke uitval tegen wage-
raar, en het nog bespottelijker beginsel van regering door hem aanbevolen, zijn door siegekdekk ia
liet juiste licht gesteld. Zie de Eer van wageiïaar verdedigd, bl. 98—1Θ1.
(2) v. wijn, op wagekaar, Sl. III. bl. 104.
(3) Zie hiervoor, bl. 10.
(4) Oude Holl. Div. Kron, Div. XXIX. c. 8. bl. 288. wagekaar , D. III. bl. 534-538.
2 *
-ocr page 12-12 ALGEMEENE G Ε S CH IE D Ε IN I S
1433—tot hen waren overgekomen. Zelfs zonden zij eene scheepsmagt naar Denemarken ^
om Koniag erik. op zynen wankelenden troon te onderschragen, en een verdrag van
koophandel met hem te sluiten; doch beide mislukte. Erik werd gedwongen den troon voor
zijn zusiers zoon, ghristoffel , Hertog van Beijeren, te ruimen, en naar Pommeren
te wijken, terwijl de Markgraaf van Brandenburg, een neef des nieuwen' Konings,
aan de steden , Harlingen, Amsterdam en Middelburg den oorlog ver-
klaarde , om de hulp aan erik bewezen. Door bemiddeling van Koning ghristoffel
zeiven, werden echter le Koppenhagen vredesonderhandelingen tusschen de Hollan-
ders en do Ooslzeeschen geopend, die maanden lang duurden. De Oostzeesehen eisch-
ten nu op hunne beurt schadevergoeding, maar met even weinig goed gevolg als vroe-
ger de Hollanders, en men kon tot geen vast besluit komen (1). Het Veroveren van
drie groote Oostzeesche oorlogschepen, na een scherp gevecht, door zes kleine Noord-
Hollandsche vaartuigen bragt de zaak ten einde. Men verhaalt, dat hiertoe niet
weinig do vijandelijke bevelhebber pieter brand medewerkte, welke, uit de gevan-
genis te Hoorn ontslagen en huiswaarts teruggekeerd, ernstig zijne landgenooten tot
vrede vermaande met een volk, welks goedhartigheid en braafheid hij niet genoeg roe-
men konde (2). Hoe dit zg, er werd een bestand voor tien jaren getroifen, binnen
welken tyd de hangende geschillen door vijf wederzijdsche steden moesten vereffend
23 V. worden (3). Het werd kort daarna in Holland afgekondigd en daardoor de lang afge-
maaud ^^"ΰ® '^P Oostzee hersteld. Ofschoon nu dit bestand nimmer door
'441 een vast verbond gevolgd is, kreeg het echter, door herhaalde vernieuwing, byna de
gedaante van eenen bestendigen vrede (4).
Op denzelfden dag van het sluiten des bestands met de Oostzeesteden, was in naam
van Herlog filips een vredeverbond met den Koning van Denemarken, en een
met den Hertog van Holstein getroffen. Den eersten werd eene schadevergoeding
van vijfduizend Rijnsche guldens toegekend, in stede van do honderdduizend, welke
hy geëischt had. Hij verpligtto zich daarentegen de oude voorregten, jden Hollan-
ders en Zeeuwen door zijne voorzaten verleend, te bevestigen; ook vindt men , dat
hij sedert aan eenige Hollandsche en Zeeuwsche steden, onderscheidene bijzondere vrij-
heden verleend heeft. Den Hertog van Holstein beloofde men tot schadebetering zes-
tienhonderd mark. Met de Pruissen en Lijflanders werd een weinig later een verdrag
(1) WAGENAAH, D. ΠΙ. bl. 538—543.
(2) Oude Boll. Div. Kron. Div. XXIX. c. 8. bl.288. yY.ms,Chron. v. Hoorn, KI. bl. ßO, 61.
(3) Groot Placaatb. ü. IV. bl. 254. ^ ι
(4) AVAGENAAR, D. III. bl. 543.
fi
if
DES VADERLANDS. 13
aangegaan, en daar hun Iwee en twintig schepen ontnomen waren, werden hun ne-1433—
genduizend pond groot Vlaarasch toegezegd. Niet zonder vele raadplegingen ter dag- g ^
vaart van Holland sinds veertieahonderd twee en veertig tot veertienhonderd vijftig,
en door het leggen eener belasting op bier, koorn, zout en turf, werden de beloofde I44l
sommen geheel, of ten deele voldaan (1). Het vrijbuiten op vrienden en vijanden in
dezen kryg, veroorzaakte dat nog jaren daarna, bij wijze van wederwraak, Hollandsche
koopvaardijschepen werden aangehouden en opgebragt; en bij graaflijk vonnis, moesten
vijftigduizend schilden, elk van dertig grooten, over het platte land zoo wel als over
de steden Avorden omgeslagen, tot voldoening der nadeelen den Italianen en Span-
jaarden toegebragt (2).
Even vóór het einde van den Oostzeeschen oorlog, was de Gravin-wed uwe aiARGA-
RETHA van Boiirgondië in Eenegouwen overleden. De Hollandsche goederen aan welke
zij verlijftogt was, als Gouda, Schoonhoven, Texel, Wieringen ^ Beverwijk y Wijk
op Zee, Westzanen, Krommenie, Nieuwland en Spaaniewoude, waren nu aan
FILIPS, als Graaf van Holland, vervallen. Hij werd in dio plaatsen gehuldigd , na-
dat hij vooraf gezworen had, »den ingezetenen getrouw te zullen wezen, te doen,
wat een goed Landsheer zynen onderzaten met regt verschuldigd is, al hunne voorreg-
ten en handvesten te bekrachtigen, en die Avel te vermeerderen maar niet te verminde-
ren (3)." Meer zwarigheid maakte Herlog filips, om wegens Holland en Zeeland
de leenhulde aan het Ryk af Ie leggen, waartoe hij door den Keizer verpligt ge·
oordeeld werd. Niet dan na een mondgesprek met Keizer frederik. III, welke in
eigen persoon hem te Besancon bezocht, bewilligde hij dien Vorst, hem to Aken met 1442
de genoemde graafschappen te verlijen, terwijl het geschil over het verval dier gewesten
aan het Rijk, reeds met Keizer sigismuhd begonnen, werd daargelaten. Na dien lijd
heeft FILIPS meer dan eens, hetzij in persoon hetzij door gemagligden, de Rijksdagen
bijgewoond (4).
Het bestier eener uitgestrekte heerschappij en het deelnemen in buitenlandscho ge-
schillen, hadden Herlog filips genoodzaakt, hel bewind Holland en Zeeland aan eenen
stadhouder te vertrouwen (5). En daar hij zijne voornaamste vrienden onder de Kabel-
(1) WAGENAAR, D. lU. bl. 543-540.
(2) .wagenaar, D. 1Π. bl. 537, 538.
(3) wagenaar, D. IIL bl. 546—549. Verg, siegenbeek, de Eer tan·<flL·(i^1tL·^Λ verdedigd,h\.WZ.
(4) wagenaar, D. ΙΠ. bl. 549. bilderdijk, D. IV. bl. 147. de baraste, Htst. d. Ducs de
Bourg, T. V. p. 199.
(5) Oude Holl Div. Kron. Div. XXIX, c. 10. bl. 289.
-ocr page 14-.14 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—jaauwschen telde, zoo had zich zgae keuze tot eenen Edele van dien aanhang bepaald,
1482
of die hunne zijde hield, en wiens aanzien door 's Graven gedurige afwezigheid, aan-
merkelijk was toegenomen. Hugo van Lannoi ^ Heer van Sant es ^ de opvolger van
FRAWK imn Borselen als stadhouder (1), had aan de inzigten zijns meesters voldaan,
de Hoekschen buiten alle bewind en het land, althans schijnbaar, inwendig in rust
gehouden (2). Filips zelf trachtte evenwel de Hoekschen niet geheel van zich te ver-
vreemden , en versierde reinoud van Brederode^ thans hun hoofd , met de ridderorde
van het Gulden Vlies (3). Door den invloed van brederode op willebi van Lalaing,
sinds veertienhonderd veertig stadhouder van Holland, wiens dochter hij gehuwd had,
kwamen do Hoekschen zelfs weldra weder in do stedeHjke regeringen (4). Dit ver-
oorzaakte natuurlijk botsingen, en bragt bovenal de Kabeljaauwschen in beweging, die
I het gemeen togen de Hoekschen trachtten op te zetten. Immers verweten zij dezen
! de zware belastingen, ter bestrijding eener buitengewone tienjarige graaflyke bede op-
I gelegd, welke het volk drukte, ofschoon beide aanhangen eenstemmig daarin bewilligd
hadden (5). Gebrek aan het benoodigde , het gevolg van een feilen winter en guren
zomer, strekte niet weinig om de reeds opgewondene menigte gaande te maken, die
daarenboven nog morde over eene nieuwe leening, welke uit naam des Hertogs van de
1444 steden gevorderd werd, hoewel de gemagtigden, althans die van Haarlem, Delft,
Leiden, Amsterdam en Rotterdam, overtuigd, naar het schijnt, dat de gemeente
niet meer mögt bezwaard worden, hierin niet bewilligd, maar besloten hadden, den
Vorst of den stadhouder aan te bieden , hem uit hunne eigene fondsen en die hunner
vrienden te leenen (6).
Het smeulend misnoegen barstte het eerst in Amsterdam uit, toen 'sHertogs Raden,
lodewijk van Montfoort en gusbrecht van Vtanen aldaar gekomen waren, om de
regering te vernieuwen , in welke zoo Hoekschen als Kabeljaauwschen zich trachtten
Ie dringen. Er werden wederzijds afzonderlijke bycenkomsten gehouden , Haarlemmers
en ΛVaterlanders tot hulp ingeroepen, de klokken geluid en burgerschap en gemeente
op de been gebragt. Niet dan met moeite Averd een geweldige volksoploop gestild en
(1) Alg. Gesch. cl. faderl. D. II. St. 11. bl. 522.
(2) WAGENAAR, ü. IV. bl. 4. *
(3) j. α leydi9, de Orig. et Rob. Gest. DD. de Bred. ρ. 643. i
(4) R. ssoi, Ber. Bat. Lib. X. p. 149. Oude Hall Div. Kron. Div. XXIX. c. 10<
(5) Oude Holl Div. Kron. Div. XXIX. c. 10. bl. 289. Dit wordt weder geheel Tcrkcerd
voorgesteld door bilderdijk, D. IV. bl. 148.
(6) avaseraar, D. IV. bl. 5. v wijn Op wagenaar, St. IV. bl. 1.
-ocr page 15-DES VADERLANDS. 15
eindelijk door 's Herlogs gevolmagiigden, bij verdrag, een stedelijk bestuur uit beide 1433—
partijen zaraengesteld (1). Vele Kabeljaauwscbgezinden waren ondertusschen naar Haar- j ^
lern geweken. Met hunne aanhangers aldaar vereenigd , schaarden zij zich gewapend
op de markt tegenover de Hoekschen. Vrienden, bloedverwanten, broeders zelfs reik- 1444
ten elkander over en weder de hand; de een zeide den ander voor eeuwig vaarwel,
terwijl elk meende voor de goede zaak te strijden. Een zware stortregen en het tus-
schen beide treden eens priesters met het H. Sacrament, verhinderde echter, dat men
handgemeen werd; en na twee dagen trokken de Hoekschen, onder bevel van den
burgemeester klaas van Adrichem, het eersle af. Zij versterkten zich in hunne hui-
zen , die weldra bestormd doch hardnekkig verdedigd en niet dan ten koste van veel
bloeds veroverd werden. Dit lot trof ook den burgemeester van adrighem , door toe-
doen van zyn eigen broeder, den Kabeljaauwscbgezinden simoh van Adrichem, welke
het vleeschhouwersgild tegen hem aanvoerde (2).
Op last van Hertog filips, die zich te Bi'ussel bevond, kwam zijne gemalin, wie
hij sinds geruimen tijd het opperbestuur over de Nederlanden, en wel bepaaldelijk
voor Holland, Zeeland en Friesland^ bij zijn afwezen, had opgedragen, met allen
spoed te ^s Gravenhage, ten einde de twisten bij Ie leggen. Na eeno beraadslaging
met de aanzienlijkste Edelen van beide aanhangen over de middelen, om dat doel te
bereiken , begaf zij zich, verzeld door den Hoekschgezinden stadhouder lalaiitg en
den Kabeljaauwschen frakk van Borselen ^ om daardoor aan beide partijen genoegen
te geven, naar Haarlem. Doch te Hillegotn ontzonk lalaihg den moed, op het
berigl, dal de Haarlemmers hem den dood gezworen hadden, indien hij in hunne
stad kwam, en terstond keerde hij naar den Haag terug. Frank van Borselen daar-
entegen trok in Haarlem en werd kort daarna door do Hertogin gevolgd, wie men , y
naar het schijnt, verzuimd had de sleutels aan te bieden , en zich daardoor hare onge-
nade had op den hals gehaald. Ten uiterste onbetamelijk werd do Vorstin cn de vrou-
wen van haar Hof in de stad ontvangen, dewijl men vermoedde, dat lalaihg zich on-
der hare kleederen verborgen hield, die schaamteloos onderzocht werden. Men
Irachtte den aangedanen· hoon door groote eerbewijzen zoo veel mogelijk te Vergoeden.
Den volgenden dag echter werd de Hertogin op nieuw beleedigd, daar zij de Hoeksche
Regenten , welke op haren raad eenige dagen de stad verlieten en haar naar hot Hoeksch»
gezinde Amsterdam verzelden, bij het vertrekken naauwelijks voor geweld bescher-
men konde. Ook vermögt zij niet de belofte hunner terugkeering in Haarlem, ver-
ψ
f
Μ
(1) Oude Hall. Di\. Kron. Div. XXIX. c. 10. wagenaar, D. IV. bl. 6. wagekaar, Beschr,
V. Amsterd, St. I. B. UI. bl. 150, 151.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 10. b. sroi, Rer. Batav. Lib. X. p. 149,
k
.1680 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
16
1433— vullen. Zij vermaande derhalve de Amsterdammers hen Ie beschermen en de stad wel
^^^^ te bewaren (1).
Verbolgen over het gedrag der Haarlemmers , gelastte hun de Hertogin, toen zij in
den Haag was Avedergekeerd, haar eenige afgevaardigden, zoo tot aanbieding der stads-
sleutels, als tot bewijs van Yolkomen onderdanigheid en betering van het misdrevene ,
te zenden, waaraan echter, naar het schijnt niet voldaan is (2). Even vergeefs ont-
bood zij hier de stad Dordrecht, tusschen welke en eenige Zuid-Hollandsche Edelen
met onderscheidene steden, ter zake van het stapelregt twist ontstaan was. Blaar de
Dordtsche rogering zond geene gemagtigden, en bejegende zelfs bij de derde dagvaar-
ding , den bode op eene wijze , dat niemand zich tot die laak meer verledigen wilde.
De Dordrechtenaars niet verschijnende, werden bij contumacie in het ongelijk gesteld,
V. niet alleen betrekkelijk de tegen hen ingebragle klagten overliet slapelregt, maar ook
Win-
term weigeren van volledige betaling van breuken, boeten, erfrenten en zelfs der
1444 tienjarige bede, welke zij geoordeeld werden den Graaf verschuldigd te zijn. Zij be-
kreunden zich echter niet over dit vonnis, ofschoon in bijzyn des stadhouders yim Hol-
land en eenige Raadsleden geslagen, bewerende, dat zij in dit geval alleen te regt
moesten slaan voor den Hertog zeiven , en deze konde eerst twaalf jaren later de hard-
nekkige stad lol onderwerping brengen (3).
Zoo zeer filfps zich voldaan toonde over hetgeen zijne gemalin , die naar Brussel
Avas teruggekeerd, in en met Haarlem verrigt had, zoo zeer mishaagde hem haar
gedrag te Amsterdam, waar korten tijd na haar vertrek, reinoud en gijsbrecht van
Brederode met krijgsbenden in den nacht waren binnengerukt, die de Kabeljaauwsch-
gezinde regenten met geweld verdreven hadden, welke in Haarlem met open armen
ontvangen werden (4). Hij daagde de beide steden en den stadhouder la.laing voor
zich te Brussel ter verantwoording. Lalaikg werd als onbekwaam van zijn ambt ver-
laten , en GOzEWiJN de Wilde, een Vlaming, in zijne plaats onder den naam van
Voorzitter van den Raad van Holland, Zeeland en i^z-zei/awc?aangesteld. Naauwelijks
5 V. had DE WILDE zijne betrekking aanvaard, toen te Leiden een hevig,oproer ontstond,
maand rilips had aldaar den Schout floris van Boshuizen afgezet en dien post aan
1445 simon Frederikszoon opgedragen. Van boshuizen trok de wettigheid van den lastbrief,
\
(1) R. SNoi. Rer. Batav. Lib. X. p. 149. Oude Holl. Div. Kron. Div, XXIX. c. li. Goudsck,
Kron. bl. 131. wagenaar, D. IV. bi. 7, 8. v. wijn op wagenaar, St. IV. ])1. 2—4.
(2) v. wijn op wagekaar, St. IV. bl. 4. i
(3) v. op wagenaab, St. IV. bl. 5—7. ' -'·'; i ;
(4) wagenaar, D. IV. bl. 8, 9. Beschr. v. Amsterd, St. I. D. II. bl. 15L
-ocr page 17-DES VADERLANDS. 17
welken zijn mededinger liet afkondigen, in twijfel, stelde een onderschout aan en reisde 1433—
naar Brussel^ om zich voor den Hertog in hooger beroep te stellen. Simon Frede-
rikszoon werd onderlusschen door den Voorzitter de wilde in zijne waardigheid be-
vestigd , en hij benoemde insgelijks eenen schout onder zich. Elk kreeg aanhang, zoo
bij de regenten der stad als bij de gemeente ; de Iloekschen verklaarden zich voor var
BOSHUIZEN , de Kabeljaauwschen omhelsden de zaak zijner tegenpartij. Men vatte de
wapenen op en trok vol woede in het hart elkander te gemoet. Jan van Wassenaar, 1 v.
Heer van P^oorhurg, met eenigo gewapenden uit Delft en den Kaag door den Voor-
zitier de wilde tot hulp der Kabeljaauwschen afgezonden , dio verre bij do Hoekschen
in magt to kort schoten, stelde zich op de Breestraat, nabij het stadhuis. De Hoek-
schen op de Ήiemvstraat bij de Hooglandsche kerk zamengekomen, trokken van
daar op, om de Kabeljaauwschen aan te tasten. Op de Koornhrug echter werden zij
door dezen, terwijl men over een vrede of bestand onderhandelde, verraderlijk over-
vallen en tot aan het St. Pankras kerkhof teruggeslagen. Eenigen wären go-
sneuveld , sommigen gewond en wel honderd en twintig gevangen genomen, onder
welke jan Oani'èlszoon, de zwager van den schout boshuizen behoorde, die sedert
met twee zijner medgezellen in den Haag is onthalsd geworden. Zonder do tusschen-
komst van den edelen frakk van Borselen, zou dit lot ongetwijfeld meer andere
Hoekschen getroffen hebben, die nu na een tijd lang gevangenis, tegen losgeld ont-
slagen werden (1).
Het fnuiken der Hoekschen in Leiden herstelde geenszins de rust in Holland,
waartoe de komst van den Hertog zeiven gevorderd word. Filips trok van stad tot
stad en veranderde alom do regering, welke hij op raad van jan van Nassau, Hoer
van Breda , en van den Luik sehen Bisschop jan van Heinsberg , een neef van gijs-
BREGHT van Brederode, die beide hem vergezelden, uit een gelijk getal Hoeksche
en Kabeljaauwsgezinde regenten zamenstelde. In Amsterdam echter, waaruit reinoüd
van Brederode en zyne bende geweken waren, verscheen hij met de van daar naar
Haarlem verdrevene Kabeljaauwschen, zette de Hoeksche regeerders de stad uit en 19v.
legde eenigen van hen eene zware geldboete op (2). Tot handhaving en bevordering^^®®'"'"
van rust en vrede, werd het verbod van de namen Hoeksch en Kaheljaauwseh,
vroeger uitgevaardigd , op het nadrukkelijkst vernieuwd , gelyk ook hot bevel tegen
ϊ
(1) R. SKoi, Rer, Batav. Lib. X. p. 150. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c.li. Goudsch
Kron. LI. 131, 132. wagenaar, D. IV. bl. 9—12. v. wijr op wageiïaar, St. IV. bl. 3. Men
vergelijke hierbij het valsch voorgestelde en eenzijdig verhaal van bilderduk, D. IV. bl. 150—152.
(2) Oude Holt. Div. Kron. Div. XXIX. c. 12. wagemaar, D. IV. bl. 12, 13. Beschr. v,
Amst. St. I. D. II. bl. 151.
Π. Deel. 3 Stuk. - 3
■ 'Ï
ί
18 ALGEMEENEGESCIlIKDEPilS
1443—het voordragen en zingen van partijdige gedichten; tegen de spelen der Rederijkers,
Tan welke zich waarschijnlijk de beide aanhangen bedienden, om elkanders personen en
daden op het zwartsLe af te schilderen en bij het volk gehaat te maken; tegen hel dra-
gen van kaproenen en mantels van verschillende kleuren tot teekenen van onderscheid;
tegen het oprigten van nieuwe schullerijen of gewapende gezelschappen, zonder toeslem-
ming der regering; en het dragen van harnassen, zwaarden en lange messen (1). On-
danks deze bepalingen, woedde do burgerhaat voort en er werden veelvuldige dood-
slagen gepleegd, die niet slechls op den misdadiger zeiven, maar ook op zijne bloed-
verwanten, ja zelfs vaak op geheel onzijdige lieden gewroken werden, zoodat het hof
van Rolland in het volgende jaar daartegen een bevelschrift uilvaardigde (2).
Om dien tijd beslisle Herlog fiups een oud geschil over het regt van eenige Ede-
len op vrijdom van do grafelijke beden voor zich en hunne heerlijkheden. Door de
bepalingen, die hij daaromtrent maakle en in welke de Edelen moesten berusten,
meenden de Heeren van Brederode, Egmond, ÏVassenaar en Vianen in hunne
regten verkort te zijn (3). Hierop begaf hij zich tot handhaving en stipte uilvoering
van het regt, naar Zeuland en spande van slad lot stad de grafelijke vierschaar. Een
aanzienlijk Zeeuvvsch Edelman, jan van Domburg, legen wien hij ie Middelburg een
bevel van gevangenneming, wegens het plegen van vele geweldenarijen, zelfs van
1446 moord en doodslag, had uitgevaardigd, was op den toren der Minderbroederskerk met
eenige zijner bedienden geweken. Uit eerbied voor do plaats Averd de toren niet be-
stormd , maar slechls ingesloten. Na drie dagen gaf zich jAiy van Domburg aan
's Hertogs genade over , ondanks de vermaningen zijner zuster, eene geestelijke , die
hem dikwijls aan den voet des torens toeriep, »liever met de wapens in de vuist te
sneven, dan tot schande van zijn geslacht, door beulshanden te sterven." Hij werd
openlijk op de markt onthalsd (4). Even gestreng handelde filips met den Voorzitter
de wilde, lusschen wien en den slotvoogd van Medemhlik ^ banjaart scei, eenen
1447 onverzoenlijken haat ontstaan was. De eerste beschuldigde den laatste,van manslag of
moord, en deze betigtle gene van onnatuurlijke zonde. Deze zaak verwekte groot
gerucht in Holland. De wilde werd voorloopig van z^n ambt ontzet en jak van
22 v. Lannoy als stadhouder aangesteld. Hij en de slotvoogd werden kort daarna opgeligt,
liloeim.
1448 ____
(1) Zie het plakaat van den 28''®" van Grasmaand 1445 bij scrxveriüs, Toetssteen op het GowJsck
Kron. bl. 273—275. ■ ' i
(2) wagenaar , D. IV. bl. 14. '
(3) wagenaar, D. IV. bl. 14—19.
(4) OLIVIER UE LA MARCDE, Liv. I. p. 253, 254,
-ocr page 19-DES VADERLANDS. ' 19
naar den Haag gebragt en Tervolgens te Heusden anderhalf /jaar gekerkerd. Toen
voerde men de wilde naar Loevestein en maakte hem, zonder schuldbekentenis,
zijn vonnis op. In den voorhof des slots ^vas aan de eene zijde een groot brandend
vuur en aan de andere zijde lag een rood kleed op den grond gespreid. » Meester
GOzEWij»' DE WILDE ," zcido ecu der regters, » gij ziet den dood voor u; immers ^vij
zijn overluigd , dat gij schuldig zijt en daarom sterven moet. Maar dewijl gij altijd een
eerbaar man geweest zijt, verkenen wij u de genade uwen dood te kiezen; beken uw
misdrijf, en gi] zult niet levend verbrand, maar onthalsd worden." De wilde, hetzij
uit overtuiging van schuld, hetzij uit vrees voor den brandstapel, beleed do misdaad van
Λvelke hij betigt was, biechtte en werd terstond onthoofd. De slotvoogd van iü/ci/emÄ/ZÄ,
dien men oordeelde , dat slechts een manslag begaan had, werd geslaakt en in zijne
betrekking hersteld; doch kort daarna van al zijne waardigheden ontzet en ge-
bannen (1).
Onderlusschen eischte Hertog filips weder eene nieuwe tienjarige bede van Holland,
welke schoorvoetende bewilligd w^erd. In sommige plaatsen van W^est-Friesland\
maar bovenal in at er land ^ ontstonden groole opschuddingen; en de Waterlanders
Aveigerden ronduit hun aandeel op te brengen, dewijl zij te hoog aangeslagen waren.
Doch klagen of weigeren, hetzij met of zonder grond, baatte niet. De stadhouder
υλν lannoy rukte met eene sterke bende krijgsvolk in Waterland; eenige der rijkste
ingezetenen werden opgeligt en zoo lang op de voorpoort in den Haag gevangen ge-
houden, tot niet alleen hun aandeel in do bede voldaan was, maar zij lot boete
hunner halsstarrigheid , in linnen kleederen een openlijken omgang voor het kruis ge-
daan en bovendien eene aanzienlijke som betaald hadden, van welke sedert de groole
nieuwe zaal in het Hof uit den grond op gebouwd is (2),
Na het beteugelen der burgertwisten trachtte Hertog filips met ernst de hebzucht, den
invloed en het gezag der Geestelijkheid te fnuiken, tegen welke hij reeds vroeger zich
gekant en in veertienhonderd vijf en veertig een bevelschrift had uitgevaardigd (3),
Drie jaren later had hij zelfs tot dat doel Paus nikolaas V eerbiedig verzocht,
om de gewesten der Bourgondische heerschappij, onder diens geestelijke hoede en
tucht te nemen (4). Dit verzoek zal aanleiding gegeven hebben, dat de Paus bij
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 14. «. svoi, lier. Batav. Lib. X. p. ]50. Goudsch
Kron. bJ. 132. wagenaar, D. IV. bl. 23, 24. v. -wuii op wagenaab, St. IV. lil. 13—17.
(2) Oude Holt. Div. Kron. Div. XXIX. c. 15.
(3) Zie des Hertogs manifest bij J. walvis, Beschr. v. Gouda, D. li. bl. 114. wacetiaar, D. IY,
bl. 24—31.
(4) AEGIDII DE rüya Jnnahs Belg. p. 80—85. 's llerlojjs brief aau den Paus, door den Bis-
3 ^
-ocr page 20-.20 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— gelegenheid van het jubeljaar, den Kardinaal iïiklola.as de Casa herwaarts zond, niet
1482
slechts, om, zoo als gebruikelijk, de aflaten des jubeljaars te verkoopen, maar ook de
kloosters en kerken te bezoeken en te hervormen, de bedorven zeden en misbruiken
der Geestelijken te verbeteren, en do kerkelijke tucht te herstellen. Voly vorig kweet
de uitmuntende de gusa. zich van zijnen pligt en voorzeker meer dan de kloosterlingen
en andere Geestelyken begeerden, wier overdadige inkomsten deze strenge hervormer
op verscheidene plaatsen aanmerkelijk besnoeide. Met nadruk bestrafte hij der Geestelijken
verkeerden levenswandel, hunne misbruiken, hunne dwaalbegrippen en de verwaar-
loosde kerktucht, terwijl hij hun door zijn voorbeeld leerde , hoe zij hel volk op eene
Avaardigö en doeltreffende wijze zouden onderrigten. Hoewel hij , onder voorw^aarde
van innige hartelijke boete , de aflaten aanprees, verklaarde hij levens, dal zij, over
het geheel, meer strekten om de Geestelijkheid te verrijken, dan om de leeken te ver-
beteren , en dat de ware aflaatbrieven, die voor Gods reglersloel gelden zouden , in de
Heilige Schrift gevonden >verden. Te Dordrecht, Leiden en elders verzette hij zich
met nadruk in zijne preken tegen veelvuldige bijgeloovigheden en dwalingen, en ver-
klaarde zich te Haarlem openlijk tegen de bedevaarten naar Wilsenach. Men moest
naar zijn oordeel, de beelden der Heiligen slechts vereeren, als ter herinnering en
navolging van den vromen wandel dergenen , welke zij voorstelden , maar zoodra met
hen afgoderij of iets dat er naar zweemde gepleegd werd , moesten zij uit de kerken
weggenomen worden. Evenzeer verklaarde hij er zich tegen, dat men het volk de
bloedige hostiën, als wonderen voor geld vertoonde en het Hoogwaardige in het open-
baar omdroeg, dewijl het avondmaal was ingesteld, om genuttigd en niet om in pronk
omgedragen te worden. Ongetwijfeld hebben de woorden en vermaningen van eenen
man, die reeds tien jaren vóór hij tot Kardinaal werd verheven, het waagde, zich in
geschrifte tegen de heerschende wanbegrippen aangaande de magt en het aanzien
der Pausen te verzeilen, indruk op de gemoederen veler leeken nagelaten; maar
weinig invloed hadden zij op de verbasterde Geestelijkheid, tegen wier hci)zucht Her^
log filips in veertienhonderd twee en vijftig een nieuw bevelschrift uitvaardigde (1),
schop \axi Atrecht oï Arras opgesield, is een zamcmveefsel van laffe vleijerij en bespottelijke pedan-
terie. filips zelf wordt er in hoogdravende woorden als een der magtigste Vorsten voorgesteld, die
al zijne heerlijkheid en magt aan den Stedehouder Gods op aarde ter beschikking stelt. Met ophef
wordt over Holland en Zeeland gesproken, » als rijke eilanden bewoond door dappere lieden,
oorlogzuchtige volken, die nooit door hunne ongetemde naburen konden overwonnen worden, en
thans eenen uitgestrekten zeehandel drevenj" en van Friesland wordt getuigd, »dat liet oudtijds
een magtig koningrijk was, dat aan Oaci'é en Scythië grensde." Zie de koya in 1. c. p. 84.
(1) Magn. Chfon. Belg. p. 413—415i Chron, de, Traj. p. 512. Charta gijsberti de brfp.
-ocr page 21-DES VADERLANDS. 21
Ondertusschen ^-varen 'de Hollanders en Zeeuwen in den oorlog van dien Vorst tegen 1433—
do stad Gent gewikkeld ge^Y0Γdeu. Sinds de Gentenaars bij de belegering van Calais
in veertienhonderd zes en dertig filips verlaten hadden , konde men zijnen wrok daarover
bemerken , en steeds koesterde hij den wensch, hen , even als met het oproerige Brugge
geschied was, aan zynen wil te onderwerpen. Nimmer echter waren de Gentenaars zoo
ryk, en deswege nimmer zoo moeyelijk te regeren geweest als thans. Steeds tracht-
ten zij hunne vrijheden en voorregten uit te breiden , terw^'l de Hertog meer en meer
poogde die in te krimpen , hetgeen tot gedurige verschillen aanleiding gaf. Eindelyk
barstte het wederzijds Avrokkend misnoegen openlijk uit, toen filips eigendunkelijk
eene nieuwe belasting op het zout in Vlaanderen legde, aan welke de Gentenaars
zich weigerden te onderwerpen , bewerende , dat deze voorheen onbekende belasting,
die hunnen handel benadeelde , door de Staten van Vlaanderen niet was goedgekeurd
en de Hertog geen regt had, haar te bevelen. Filips over dezen tegenstand verbolgen,
legde sterke bezettingen in Oudenaarde ^ D end er monde ^ Gaveren en ia RujJelmonde t
sloot de gemeenschap met Gent af en schreef op nieuw de zoutbelasling uit,
waarbij hy nog eene op de granen voegde. Daar de Gentenaars weigerden iets op
te brengen, zelte hij hunne regering af en liet een gebod door geheel Vlaanderen
gaan, dat niemand hen zou ondersteunen. De Staten van Vlaanderen, bevreesd voor
een nieuwen binnenlandschen oorlog, traden als middelaars op, onderzochten de Gent-
sche voorregten op welke men zich beriep , en verklaarden, na zeven maanden raad-
plegens, dat de Graaf-Hertog inderdaad het regt had, de regering naar welgevallen aan
te stellen en te veranderen. Nu verwijderde filips uit het stedelyk bestuur van Gent
allen, die zich tegen hem gekant hadden, hetgeen meer dan ooit misnoegen onder de
burgers verwekte. Ten laatste , getergd door des Hertogs handelwijze, verbeurden zij
ten eenenmale zijne genade door het plegen van gruwelijke daden van wederwraak op
zijne aanhangers. De toebereidselen welke hij maakte, om hen met geweld te dwin-
gen , spoorden hen echter aan, eene poging te beproeven, om den Vorst te bewegen
hunne stad te sparen; doch terwijl hunne afgevaardigden daarover handelden, overrom-
pelden zij verraderlijk Gaveren en een paar sloten. Thans Avas de oorlog onvermyde-
lijk geworden. Terwijl filips van alle zyden zijne benden bijeen riep, wierp zich si-
mott van Lalaing, broeder van den gewezen stadhouder "Willem van Lalaing^ met
in matthaei Analect. T. ï. p. 663. deda , p. 287. Oude Holl. Div. Kron. DIv. XXIX. c. 18.
boxnorn, Nederl. Eist. bl. 273—280. j. baselids , de Nederl. Sulpitius, bl. 257—260. bbandt ,
Hist d. lief. D, I, bl. 59. ielokg , Reform, v. Amsterdam, bl. 320—322. wagekaar , D. IV.
bl. 33-36. GLASIDS, Gesch. d. Christelijke Kerk in Nederl D. 11. bl. 310—313. Nederl.
Archief voor Kerkel. Gesch. ü. IX.
.22 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—eenige manschappen in Oudenaarde en verdedigde die plaats manhaftig tegen deGen-
tenaars , welke door den Graaf van Estampes na een hardnekkig gevecht, gedwon-
Grasm. gen werden het belesr op te breken, 's Herlogs benden rukten nu voort tot aan de
1452 .
poorten van Gent, voor welke moorddadig gevochten werd, terwijl in de stad zelve
de schroomelijkste wanorde heerschte en woede en partijhaat eene vreesselijke rol
speelden. Het belegeren van Gmt zelf was eene te groote onderneming en waar-
toe meer magt gevorderd werd, dan over welke de Hertog thans beschikken konde.
Er werden sterke bezettingen in de naburige steden gelegd, hetgeen evenwel niet
verhinderde, dat do Gentenaars op nieuw uittrokken, groote verwoestingen in
den omtrek aanrigtten, en met afwisselend geluk de benden des Hertogs bevoch-
ten, welke in het Land van fVaas gezonden waren, om hun van daar den toevoer
af to snijden. Te vergeefs trachtten zij zicli^van Brugge meester te maken ; en de-
Avijl zij van de Engelschen , die hen misschien tot dien opstand hadden aangespoord,
eene slechts weinig beteekenende ondersteuning ontvingen, zochten zij weder verzoe-
ning met den Hertog. Doch filips eischte onvoorwaardelijke onderwerping. Nu werd
de krijg nog heviger en wreeder dan weleer voortgezet. In een bloedig gevecht niet
8 V. ver van Rupelmonde, leden de Gentenaars de nederlaag. Den volgenden dag zag
rj
maTnd ontboden Hollandsche benden, ten getale van drie duizend man, onder aan-
voering van den stadhouder jan van Lannotj , de Heeren jan en filips van PVasse-
naar, jan van Heemstede, reinoud van Brederode, iiendrik van Borselen, Heer
van Feere, rutger van Boetselaar, walraven van Haaf ten en andere, zoo Hoeksch-
als Kabeljaauwschgezinde , Edelen de Schelde opkomen. Filips , om zijne tevredenheid
hierover te betuigen, verleende twee dagen daarna den Hollanders en Zeeuwen in
het algemeen verscheidene voorregten en gunsten. Hierop trok hij met deze ver-
sterking dieper in het Land van Waas , en vreesselijk was de woede , met welke
de krijg van wederzyden gevoerd werd. Al de dorpen werden op 's Hertogs bevel
in do asch gelegd , welke daardoor alzoo het rijkste gewest zijner staten verwoestte.
2βν. De Hollanders streden dapper en bij Eher zeel, twee mijlen van Rupelmonde, rigt-
maTnd ^^^ ^^^ geweldige slagting aan onder de Gentenaars, welke van eenen vergeef-
schen aanslag op een gedeelte van het hertogelijk leger nabij Hulst terugkeerden; jan
mn Wassenaar , rutger van Boetselaar , lodewijk van Blois en andere Hollandsche
Edelen werden tot loon hunner dapperheid in den ridderstand verheven. Spoedig werd nu
wel door tusschenkomst des Konings van T^rawÄryÄ een bestand van zes weken getrofien,
31 Y. maar na den afloop daarvan de krijg zoo hevig als immer te voren hervat. Eindelijk na veel-
' vuldige gevechten en ontzettende verwoestingen , moest Gewi zich ootmoedig aan filips op
voorwaarden door hem bepaald, onderwerpen en Averd weder in genade aangenomen (1).
(1) OLIVIER de LA jurche , ΖηΤ. 1. ρ. 341—407. MOmiiET ET , V. III. ρ. 42—54, OrHEGnEFST,
-ocr page 23-DES VADERLANDS. 23
Naauwelijks waren de Hollanders van dezen voor hen builenlandschen oorlog onthe-
ven , loen zij in eenen anderen gewikkeld werden. Het bestand tusschen filips en de
Engelschen in veertienhonderd drie en veertig gesloten, was sedert meer dan eens , en
het laatst in veertienhonderd zeven en veertig voor den lijd van vier jaren verlengd ,
doch niet altijd even» stipt onderhouden geworden (1). Trouwens, filips trachtte niet
ernstig naar eenen vasten vrede met den Koning van Engeland. Hij wikkelde zich
na het beteugelen van Gent^ veeleer op nieuw in de Fransche en Engelsche zaken,
en zond eene Hollandsch-Zeeuwscho vloot af, om karel VII'van Frankrijk in het
beleg van Bordeaux , toen in do handen der Engelschen , te ondersteunen. Door het
afsnijden van toevoer aan de belegerden bespoedigde zij de overgave dier stad. Be-
halve Gaines en Calais , waren nu de Engelschen uil geheel Frankrijk verdreven,
waar zij zich omstreeks veertig jaren geleden gevestigd hadden (2).
Inmiddels had het berigt der verovering van Konstantinopel door do Turken, het
Christelijk Europa in beweging gebragt. Hertog filips , die reeds vroeger de Koningen
van Fratikrijk , van Arragon en andere Christen-vorsten had aangespoord , om met hem
vereenigd , den dreigenden val des Griekschen rijks te voorkomen , dacht nu, op aanzoek
van Paus nicolaas V , aan middelen , om den voortgang der ongeloovigen Ie stuiten. Tot
dat einde rustte hij te Middelburg vier galeijen uit van drie rijen riemen boven elkander,
en zond die onder het bevel eens Portugeschen zeevoogds naar Italië^ met belofte
aan den Paus, dat hij zelf met eene genoegzame magt ter bestrijding der Turken zou
oprukken, indien slechts de naburige Vorsten tot vrede en de overige tot deelneming
in dien kruistogt te bewegen waren (3). Om zijne Edelen en Ridders lot dien togt
op te Avekken , werden meer dan drie maanden achtereen te Rijssel prachtige feesten
gehouden. Op een dezer gastmalen verscheen eene jonge gesluijerde maagd, de H.
Kerk voorstellende , met gescheurd rouwgewaad en hulp smeekende tegen do onge-
loovigen. Filips zwoer nu eenen plegtigen eed , den Koning van Frankrijk, of wieu
deze in zijne plaats daartoe mögt benoemen , in persoon ten stryd legen de Turken
te volgen; en, voegde hij er bij, »zoo do omstandigheden den Koning beletten zelf
1454
Chron, de Flandres, p. 333—335. sieijercs , Annal. Flandr. Lib. XVI, p. 302—314. Oude
Holl. Ώϊν. Krön. Div. XXIX. c, 20. j. a. leydis , de Orig. et Reb. Gest. J). D. de Bred.
p. 645. FONTcs DEüTERCs, Rer. Burgund. Lib. IV. c. 10—15. " aegidh de roya Annal. Belg.
p. 85—90. wagekaar, D. IV. hl. 36—41. de bauante, Uist. d. Ducs de Bourg, T. VI.
ρ. 26—87. ...
(1) vagekaar, D. IV. bl. 41, 42.
(2) MONSTRELET, V. III. ρ. 58.
(3) POKTüs DEDTEuus, Rer. Burg. Lib. IV. p. 110.
1433-
1482
17 v.
Wijn-
maand
1453
5 ·
24 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^^ ^^^^ ^^ ^^^^ ander te zenden , zal ik mij naar vermogen met die Christen Vor-
sten vereenigen, welke dien heiligen logt ondernemen. En zoo de Groote Turk zelf
met mij in lijfsgevecht wil treden, zal ik hem met Gods hulp bestrijden." Toen legden
al de aanwezige Grooten , Edelen en Ridders met geestdrift de gelofte af, hem te ver-
zeilen en getrouw te dienen. Kort daarna begaf hij zich, door ïimon van Lalaing
en driehonderd zoo Nederlandsche als Bourgondische Ridders gevolgd, naar Duitsck-
land ^ om den Keizer tot de bewuste onderneming over te halen. Maar niets was uit
te rigten by den tragen, lusteloozen fredekik III; en dewijl ook de Koning van
Frankrijk, door do verwikkelingen met Engeland, tot geene deelneming in dien
togt besluiten konde, werd het ontwerp verijdeld en misnoegd keerde do Hertog
naar zijne staten terug (1),
Bij zijn vertrek had hij het opperbewind over al zijne landen aan zijnen zoon ka-
kel , Graaf van Charolois, in handen gesteld en hem tot Raadslieden den Kanselier
van Bourgondiër den Heer van Croy en pierre de Goux toegevoegd (2). Men gist,
dat do jonge, moedige Vorst drie jaren te voren , zoo niet vroeger, door filips tot
Stadhouder Generaal zijner landen van herwaarts over was aangesteld (3). Zeker
is, dat hij in veertien honderd een en vijftig naar Zeeland gezonden werd, aldaar
gezag uitoefende en ten behoeve des Hertogs eene bede hief (4). Na het eindigen
van den Gentschen krijg, in welken hij zich door stoutheid en onversaagdheid had
onderscheiden, was hij naar Zeeland teruggekeerd. Gestreng handhaafde hij hier
regt en geregtigheid , tuchtigde de geweldenarijen der Heeren van Haamstede, en
hield alles in rust (5). Men geeft hem na, dat, hoezeer hij de regtvaardigheid be-
minde , hy echter den eersten aanbrengeren te ligt geloof gaf, en gewoon was al te
overhaast uitspraak te doen (6). Hij verliet weldra weder Zeeland, om te Rijsselhei
huwelijk met zijne nicht isabella van Bourhon te voltrekken (7).
(1) olivier de ia makche, LiV. I. p. 412—448, 450. monstreiet , V. III, ρ. 55, 56. rontcs
iteuterusj iïer. Burg. Lib. I. p. 111, 112. Vergelijk de barakte, Eist. des Ducs de Bourg.
I (2) olrv'ier de ia marche, Liv. I. p. 451.
I (3) "wagenaar , D. IV. bl. 44.
I (4) olivier de ia diarcne, liiv. I. p. 332, 343.
I
I (5) reigersbergen , Chron. v. Zeel. D. II. bl. 244. Verg. wagekaar , D. IV. bl. 45. v. wijx op
ί (6) monstrelet, V. III. ρ. 64.
I (7) monstrelet, V. III. ρ. 64. Verg. ρ. 56, en olivier de la marcre, Liv. I. p. 450, 451.
I
-ocr page 25-DES VADERLANDS. 25
, Terwijl do Graaf van Charolois eenen tijd lang in Brahand vertoefde, hielden de
Stichlsche zaken Hertog filips onledig. De Bisschop van Utrecht hudclf van Diep-
hoU was onlangs overleden, en filips Avenschte, op den ontruimden zetel zijn natuur-
lijken zoon DAyiD van Bourgondië ^ Bisschop van Terouanne in Artois ^ te plaatsen. 1455
Hij zond tot dat einde Graaf JA.ïf van Nassau naar Utrecht, doch met bijna een-
parige stemmen werd gijtsbrecht van Brederode tot die aanzienlyke waardigheid ver-
kozen (1). Met verkropte spijt wachtte nu de Hertog van den Paus, lot wien hij
zich gewend had, de aanstelling voor zijnen zoon, en toen deze door rijke giften
Avas verworven, begaf hij zich naar Holland, om heirvaart tegen het Sticht te be-
schrijven en BAViD van Bourgondië met geweld op den bisschoppelijken zetel te
voeren. In Rolland vond hij steun bij de Kabeljaauwschgezinde Edelen, Avien de
keuze van gijsbreght van Brederode mishaagde , dewijl deze Kerkvoogd in het naauw-
ste verbond stond met de Hoekschen, aan wier hoofd zijn broeder reinoud van Bre-
derode geplaatst was, dien men, hoe ongegrond en onwaarschijnlijk ook, nagaf, als af-
stammeling der oude Graven van Holland^ uitzigten op dat graafschap te hebben, waar-
toe de Bisschop hem de behulpzame hand konde bieden (2). Filips, wien de genegen-
heid des volks thans minder dan ooit onverschillig konde zijn, herstelde legen min
of meer aanzienlijke sommen gelds, de Kennemers, de West-Friezen, gelijk ook de stad 145fJ
Alkmaar en de overige plaatsen in de voorregten, van welke zy in veertienhonderd zes
en twintig vervallen verklaard waren, en hief insgelijks het haardsledegeld op (3), Ook
Dordrecht, dat zich sinds veertienhonderd vier en veertig door velerlei buitensporigheden
en geweldenaryen, het achterhouden der grafelijke tollen, en andere daden van eigendunke- 23 v.
lijk gezag, 's Hertogs ongenade had op den hals gehaald, werd met hem verzoend. Honderd jj^g^j^^j
aanzienlijke lieden uit de stad en vyftiguil het met haar zamengespannen ZMiW-ZTo/Zawc?, 1456
moesten den Vorst op hel Hof binnen ^sllage, blootshoofds, ontgord en op do knieën in
nederige bewoordingen om genade smeeken, welke hun tegen twintigduizend gouden
Klinkaarts, elk van dertig grooten Vlaamsch, verleend werd; terwyl zij zich tevens
moesten verpligten, den Hertog in den op handen zijnden ütrechtschen krijg en voorts
in alle andere oorlogen op hunne eigene kosten te dienen (4). Deze verzoening en
de gunsten den Kennemers en W^est-Friezen bewezen, de haat der Kabeljaauwsch-
(1) j. ALEYDIS, de Orig. et Reb. Gest. D. D.de Bred., p. 646-662. Oude Hall. Div, Kron.
Div. XXIX. c. 22. „ . ,
(2) J. α letdis, de Orig. et Reb., Gest. Dj D. de Bred., p. 668. Oude Hall. Oiv. Krcn.
Div. XXIX. c. 24. .
i (3) wagenaar, D. IV. 54—56> Verg. ^Ig. Gesch. d. Faderl., D. II. St. Π. bl. 510—513.
(4) v. wijn op wagekaar, St. IV. bl. 6, 7. beverwijck , Beschr. v, Dordr. hl. 314.
-ocr page 26-.26 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
gëziüdeü tegen het huis van Brederodè^ maat bovenal de vêrwachting > dat de ver-
heffibg van ftaviö van Bourgondiè op den bisschopszetel, de goede verslandhouding
tusschen Holland en het Sticht zou bevorderen én bestendigen , bewerkten dat de
Hollanders hiet nadruk de bedoelingen van hunnen Vorst ondersteunden, welke blijk-'
baar strekten, om ook het wereldlijk gebied van het bisdom voor zich te verwerven»
En ofschoon hem dit even Aveinig als een zyner voorgangers géluktó ^ baande hij echter
den weg, langs welken karel V eindelijk dat doel bereikt heefti Gusbkeght van Brede^
rode, niet bestand tegen des Hertogs magt en door een gedeelte zijner eigen onderdanen
verlaten) trad met filips in een verdrag, waarbij hy op gunstige voorwaarden het
bisdom aan da.vid van Bourgondiè afstond, die nu door het geheele Sticht, behalve
Deventer, hetwelk door een beleg van vijf Wekén daartoe moést gedwongen worden,
als Bisschop erkend en gehuldigd werd (1). Minder slaagde FtLïPS in zijne pogingen,
om de Friezen te onderwerpen« Keizer frederik III, tot wien zij zich gewend had-
den , verbood hem, op verbeurte der Keizerlijke genadé , zich eenig bewind over hen
1457 aan te matigen (2). Frtips, naauwelijks van den Stichtschén krijg ontslagen en in
huisselijke en buiteniandsche moeljelijkheden gewikkeld, liet zijn opzet met betrek-
king tot Friesland varen.
Zijn zoon, do Graaf van Charolois, heerschzuchtig, woelziek en onbuigzaam
van aard, bekleed met de Opperlandvoogdij over Holland en Zeeland, had in die
gewesten niet alleen verscheidene der grootste leenen, zoo wel door opdragt als
bij versterf der bezitters aan zich getrokken, maar ook door middel van indijkingen,
voor zich nieuwe heerlijkheden en uitgebreide bezittingen verworven, welke zijn
aanzien en ge^ag niet weinig vermeerderden (3). Dit verwekte argwaan in filips,
over wiens regering en den magiigen invloed van hel huis van Croy , de Graaf zijn
misnoegen op do ondubbelzinnigsle wyze uitte, hetgeen dikwerf ondetling tot dé
hevigste geschillen aanleiding gaf (4), De Dauphyn lodewijR, welke, om den regt-
tnatigön toom zijns vaders, k:arel VÏI van Frankrijk, te ontgaan naar Brussèl gevlugt
(1) J. α ietdis, de Origin. et Reb. Gest. D. Ό. de Brederode, ρ. 679—684. Oude Holl,
Div. Kron. Div. XXIX. c. 25—29. monstrelet , V. III. ρ. 67. Cron. de Traj. p. 521, aeoroii
de rota Annales Belg. p. 90. Zie voorts het omstandig verbaal dezer gebeurtenissen, hierna
in de geschiedenis van Utrecht gedurende dit tijdperk.
(2) e. bemnga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 276—320. ubbo ebmiüs , Rer. Fris. Hist. Lih. XXV.
p. 380-^83., Zie hierachter de geschiedenis van Friesland.
(3) WAUENAAR, D. IV. bl. 70, 71.
" (4) oLiviER DE IA MARciiE, Liv. 1. p. 460—463. PDKTus DEDïERüs, Rev. Burg. Lib. IV. p. 114.
DE BARANTE, Hist, d. Ducs dc Bourg. T. VI. p. 150.
DES VADERLAPiDS. 27
was, bewerkte eindelijk eene verzoening (1). Doch zijn Terblijf in Brahand e»
jaargeld , welk filips hem toelegde , mishaagden het Fransche Hof en verwekte groot©
onmin tusschen den Koning en den Hertog, zoodat men zelfs aan beide zijden e^ijig«
toebereidselen ten oorlog maakte (2). Fiups was met reden bezorgd *opr de bedoejin'·
gen des iranseben Konings, sinds die Vorst zijne dochter madeiaire vßrloofd had aa»
LADISLAUS, Koniog van Boheme en Hongarije , welke deo Hertog hel regt op Lumm-
hurg betwistte. De Keizer, de meeste Dujlsche Vorsten en de Luikepaars traden io
verbond met den Koning van Frankrijk ^ en er ging reeds sprake, om do zwarighe-
den te hernieuwen, welke Keizer sigismuh» weleer met betrekking tot 4e erfstate^ va»
Graaf willem VI van Holland eji van jakoba van Beijeren bad opgeworpen. La»·
msLAus stierf plotseling vóór de voltrekking des huwelijks, doch daar hij Ltiicemlwg
zijner aanstaande echtgenoote by uitersten wil vermaakt had , wer4 het bezit in barie»
naam daarvan geëischt, terwijl Koning KAiiEL verklaarde , dai hy ojpderjUjsschen Thianvilh
en de laodeii van den Jonker van Bodemaph zou bezetten (3). >Ee,n oorlog met 1458
Frankrijk scheen onvermydelyk. Fji^ips stelde deswege den opjlworpe» tpgt niaair
Turkije vooreerst geheel uit den zin, hetgeen door Paus vws II zeer euvel ü^erd
opgenomen; doch het steunt op geene voldoende bewijzen,, dat de H, Vader hem
daarom ia den ba® zou gedaan hebben {4). Ook verzoende hij zich door tusacheiO'-
komst van den Dauphyn, volkomen naet de stad G^nt en werd ef op eene prachtige
svïjze ingehaald (5). Hier ontving hij de afgezanten desK^nings
uitnoodigde, om als Pair des Rijks mede het vonnis over den Hertog van ^lenfo^ vtit
Ie stprekeoj wien men sinds twee jaren, als»overtuigd va» .misdadige veriJtjuadhiMidw
d© Engelschen, had ge vang-en gehouden. Fii-ups «zond den Heer v-a® Cr^f/, den Heer smoH
ixan Lalaing, j-ean l'obfevre , Voorzitter van Luxemburg ^ en tojson d'ok ia zijpe
plaats. Te vergeefs ,poogden zy in naam huns meesters voor alewgok gepade te ver-
nverven; hy werd als schuldig aan majegleitschejinis van zijne waardighedep beroof4,
ter dood veroordeeld en zijne goederen verbeurd verklaard, doch op voorspraak des
OLIVIER DE LA MARCHE, Liv. I. p. 463. JIOKSTREIET , V. IH. p. ,69. Vcrg. DE BARAHIE , ^ίβί.
d, Ducs de Bourg. T. VI. p. 120—152.
(2) POKTcs irctTERus, Rer. Burgund. Lib. IV. c. 16. p. 113, 114. beuercb, Annal. Flandr.
Lib. XVI. p. 324 , 325. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXÏX. c. 29.
(3) monstreiet, V. III. ρ. 72 , 73,74. de βαηαιγγε, Bist. d. Ducs de Bourg. Τ. VI. ρ.155—1βΟ.
(4) amandus vak zirkzee, Chron. bij baselms, Nederl. SulpitiuSj bï. "274. v. wuir op waenraar,
St. IV. bl. 28.
(δ) MORSTREtET, V, UI. p, 74, 75. tiBitt» HBÜTEBBS, BcT. BuTgwuid, lijJb. IV. c. ü?. p. Ijl4.
DE BARAHTE, Hist. d. Ducs de Bourg, T. VI. p. 163.
4*
-ocr page 28-.28 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^f/oT" Hertogs van Bretagne, de voltrekking van het vonnis door den Koning uitge-
sleld (1). ' . j' :! ν
'J ' Niet slechts vond filips zich beleedigd, dat men de klagten en vertoogen zijner
gezanten in den wind geslagen, maar bovenal, dat de Procureur-Generaal in den
vollen raad en ten aanhooren van al de vergaderde Rijksgrooten verklaard had,'dat
meer dan veertien dagen noodig zouden zijn, om al de daden van ongehoorzaamheid
op te sommen, aan welke de Hertog van Bourgondi'è zich tegen den Koning had
schuldig gemaakt (2). Daarenboven verspreidde zich meer en meer het gerucht, dat
bij een geheim punt in het huwelijksverdrag van mahgaretha van Anjou met πεν-
DliiK VI van Engeland^ reeds in veertienhonderd vier en veertig gesloten, bepaald
was, dat do beide Koningen de staten van Bourgondi'è onderling zouden verdeelen,
waarbij Rolland en Zeeland den Engelschen moesten toevallen (3). De Koning van
Frankrijk gaf den gezanten van filips zijne verwondering te kennen, dat de Hertog
zoo onbedacht en zulk een langen lijd aan eene zaak geloof konde hechten, welke
zoo blijkbaar geheel in strijd met de waarheid was (4). Hij ontveinsde zijn misnoegen
niet, dat filips het jaar te voren het bestand met voor negen jaren verlengd,
en zelfs aan de Engelsche benden van Calais den toegang naar Frankrijk vergund
1459 had (5). Ook hinderde hem het oprigten van een raad van f'/aawi/erm door filips als
opperst geregtshof en hof van beroep, terwijl men van ouds naar Parijs als do zetel
des'leenheers beriep (6). Do voortdurende onderscheidingen bescherming, welke de Dau-
phyn aan het Bourgondische Hof genoot, voedde inzonderheid zijn haat tegen den Hertog,
wien hij vruchteloos had gewaarschuwd, dat »hij door dien Vorst in zijne staten te ontvan-
gen, eenen wolf in zijne schaapskooi en eene slang in zyn boezem koesterde, wier moord-
zucht den zijnen eens doodelijk zou worden (7)*'. Filips verdedigde zijn gedrag bij den
Koning en verzekerde, dat hy den Dauphyn geenszins wederhield van naar het Hof zijns
vaders terug te keeren; dat hij zelfs bereid was, hem, dit begeerende, in eigen persoon
(1) MONSTRELET, V, III. ρ. 77—83. DE BARAHTE, Hist. d. Ducs de Bourg. T. VI. p. 164—174.
(2) DE BARANTE, Jlist d. Ducs de Bourg. T. VI. p. 177.
(3) Preuves de Vllist. de Bourg. bij de karante , Hist. d. Ducs de Bourg. T. VI. ρ. 177.
i ' *
(4) DE BARAHTE, Hist. d. Ducs de Bourg. T. VI. p. 180. ^ ^ jj ^ j
.. (5) de baramte, Hist. d. Ducs de Bourg. T. VI. p. 160, 192. <
(6) biiderdijk, D. IV. bl. J76. i,: .1 .! :
(7) rontus heuterüs, Rer. Burgund. Lib. IV. c. 16. p. 113. Verg. de bariste, Hist. d. Ducs
de Bourg. T. VI. p. 162, 185, 192 , 206. : .
DES VADERLANDS. 29
derwaarts te geleiden of door zijn zoon té doen vergezellen; dat hy den Prins derhalve niet 1433—
verhinderde te vertrekken, maar hem daartoe ook niet zou aansporen of dwingen (1). ^^^^
Het hing slechts van den Koning af, den Hertog in dezelfde raoeijelijkheden en
verdrietelijkheden .te wikkelen, welke hem zeiven kwelden. De haat des Graven van
Charolois tegen den Heer van Croy , die voortdurend al het vertrouwen van filips
bezat, was levendiger dan ooit ontstoken. De jonge Vorst trachtte dien gunsteling
den voet te ligten en zond in het geheim den Graaf van St. Pol naar het Fransche
Hof, om den Koning te toetsen, of en op welken voet hg hem zoude ontvangen,
wanneer hij gedrongen mögt worden zich van het Hof zijns vaders te verwijderen. De
voorslag vond eerst ingang, doch werd later verworpen , dewijl men vermoedde, dat
de Graaf van Charolois dien niet zonder voorkennis zyns vaders gedaan had en wel
om de zaken in Frankrijk te bespieden. Evenzeer hadden eenige hovelingen van
den Hertog beweerd, dat de twist tusschen den Koning en den Dauphyn slechts
geveinsd was, en deze laatste de rol van den zoon van tarquinius bij do Gabiërs
speelde (2). : . Γ r ■ . I
Niettemin waren de, geschillen tusschen de vaders en zonen wezenlijk. De Koning
betreurde meer en meer het wantrouwen des Dauphyns, dien hij sinds vijftien jaren
niet gezien had en wiens terugkomst hy zoo opregt en dringend verlangde. Overstelpt
van verdriet, en uit vrees voor vergiftiging zich van alle spijs onthoudende, overleed 22 τ.
de ongelukkige Vorst en werd door geheel jPrawÄrz^'Äbeweend. Do Dauphyn, verheugd
over den dood zijns vaders, begaf zich door Hertog fil ips,( den Graaf van i^/iar ο ^oij en 18 v.
een stoet van Bourgondische en Nederlandsche Edelen vergezeld, terstond naar ,
alwaar hij als lodewijk XI tot Koning gezalfd werd. Filips deed hem daarop
manschap wegens het hertogdom Bourgondi'é, de graafschappen Vlaanderen en Ar-
tois en al de landen, welke hij van de Fransche Kroon in leen hield, levens belo-
vende den Koning naar. vermogen ook met do middelen uit zgne andere staten te
dienen (3).
Eenige maanden te voren had de zoon des Hertogs van Vork den zwakken πεν- 14C2
drik. VI van den Engelschen troon gestoten, en dien onder den naam van edüard IV
beklommen (4). Filips erkende hem, terstond en vernieuwde het bestand tusschen de
__.,Ί .(i .
(1) de barakte, Hist, d. Ducs de Boufg. T. VI. p. 192. ' · ' ■ '
(2) Preuves de VJiistoire de lodis XI, aangehaald bij -wagekaar, D. IV. W. 77 en de barirte,
Hist. d. Vues de Bourg. T. VI. p. 208—210. ^bilderdijk, D. V.-bl. 175. ' ■
(3) olivie» de la marche, Llv. I. p. 464 , 465. bosstrelet, V. III. ρ. 84-^7ΐpoktüs hecte-
büs, Rer. Burgund. i/t>.^l:V.'Pv.,il5. ρκ bararte, /fis/. dtlJwcs de,^owr^v Τ, VI. ρ.210—^
(4) MOKSTRELET, V. UI. ρ. 84. ΗΓΜΕ, ütsU of Engl. Ch. XXI. p. 242. -^· •ν-'^'Λ . ■ ν
-ocr page 30-.30 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Eügelschen en Nederlanders gesloten, hetwelk nü en later telkens voor nog een ja^ir
terlengd werd (1) Dö goede verstandhouding met Frankrijk was van korter duur.
Bij het vredesverdrag van Atrêcht (^ri'öi) waren de sleden aan de Somme, jdmims,
Abheville en St» Quentin, aan den Hertog viin Bourgondiê voor *Vï€rmaal honderd
duizend krooneü verpand geworden. Lodêwijk. XI beschouwde het teregt als eene
hoogstbelangrijke Zaak, dexe plaatsen tegen voldoening der paüdpeuningen weder
onder Frankrijk terug te brengen. Reeds had hij hierover met den Graaf van Cha-
Tölois onderhandeld, doch dezen hiertoe weinig gestemd gevonden. Béter slaagde hij
1463 <ioor middel des Heeren van €r-oy hij den Hertog zeiven, en ondanks de krachtige
vertoogen van fcau^ï., bewilligde ï^imps , wiens geest door de jaren, -staatszorgen en
kiekten begon te verzwakken, in den begeerden afstand (2).
De Graaf van Charoloiè bevond zich op dien tijd met zijne gemalin te G-orivwh^m.
Hij had zich rïaar tiollund begeven, om do graifelijke bede te innen, en oefende er
een 'groot gezag uit (3). In de heerlijkheden jisperen en Meukelom weixi hy als
Heer ontvangen en gehuldigd, hetgeen zyn aanzien aanmerkelijk verhoogde (4J.
Niettegenstaande hij de regering Viin Dordrmht huiletn tijils afzette en eenige veran-
deringen in het regtsvvezen maaltte, welke door «pilips bekrachtigd werden (5), won
hij evenwel doör zijne goede hoedanigheden de genegenheid der ingezetenen (6), De
Edelen beloofden , na tien doiod van FtLips geenen anderen Heer dan hem to erken-
nen , en de Raad van Hólland trachtte hiertoe ook den Graaf van Oofferuewi, erans:
5 van Borsehu j te be>vegen (7). De tijding van den afstand der steden aan do iSoz/ii^«,
hetgeen hij als een groven staatkwndigen misslag beschouwde, weküe al zijne veront-
Waarcliging en öntvlatnde zijnen haat tegen den Koning v-an Frankr'^k en hel geskrchl
Yan Cto^ , die van fetmne zijde niet nalieten, den Hertog meer len raeer op den
Graaf te verbitteren. Hij 'had tet vorige jaar eene zawienzwering itc^m zijn persoon ,
Van "ννοΊΐίΟ cotrsTAtïï > 'eer^e kamerdienaar len igunsteliag des üertogs, het rhoofd was,
verijdeld (8). Thans gaf filips , op aandringen des Heeren van Croy, bevel zij-
η
(1) RIJMER, Jcta Publ. Angl. Τ. V. Ρ. Π. ρ. 106, 110, 111, 113, 117,- 118.
(2·) ÓMVIER ÖE la >MAIÏGnE, Z/MV Ι. ρ. 467. MaiSSTߣ)LE3r, γ, III. ρ. 97»
(3) WAGENAAR, D. IV. bl. 80,
(4) Oude Holl. Div. Kron, Div. XXIX. c. 35, 36.
(5) wagenaar, D. IV. LI. 80. Verg. v. wun qp wagenaar, St. IV. bl. 30., 31-
(6) Oude Holl. Div. Krön. Div^ XXIX. bl. ,303.
(7,) waoewaar» D. JV, bl. 81.
^(8) ïönstret^, V. 1Π. p. 93. Oude βϋίΐ. ΙΗυ. Krim. iKv. XXIX. c. S8. aeoibii m
Annal, Belg, ρ. 95.
DES VADERLANDS. 31
nen zoon en eenige van diens aanhangers, byzonder Mr. awthohis mighiels mn IgS^
Eversdijk^ Raad Tan Holland, in hechtenis Ie nemen. Maar kakel was op zijne
hoede en steeds door een aantal gewapenden verzeld. Hij verloste bij Dordrecht
den reeds gevangen genomen anteoris, wien hij naar Gorinchem voerde en daarna
om gewiglige redenen, voor eeoigen tijd uit Holland^ Zeeland en Friesland verwg-
derde (1). Men vermoedde, dat deze raadsheer zijnen meester vermaand had, zich on-
afhankelijk en voor Graaf van Holland te verklaren (2). Daar geweld niets baatte,
trachtte men zich door vergif van den Graaf te ontslaan. Althans werden twee perso-
nen van die misdaad betigt en hun, op last van κχ^άζι., te Hupelmonde het hoofd voor
de voeten gelegd (3),
Inmiddels besloot Hertog filips, hoezeer door eene hevige ziekte naar ligchaam en
geest verzwakt, den togt tegen de Turken, Avelken hem de Paus weder had her-
innerd , ten uitvoer te brengen. De ernstige vertoogen van LODEWutu XI legen dit
voornemen deden hem wankelen, doch een vleyendc en Λvelsprekendθ brief van den
H. Vader zette weder alle ZAvarigheden ter zijde (4). Filips ontbood te Brugge 15 v.
Win—
al de Ridders, welke zich vroeger tot dien togt verbonden hadden, benevens de aan-
zienlijksle geestelijke en wereldlijke Grooten zijner staten met de afgevaardigden der ^^^
sleden. Hier openbaarde hij hun zyn voornemen, om de vijanden des geloofs te gaan
bestrijden en in de aanslaande Bloeimaand te vertrekken. Allen werden vermaand,
op het eerste bevel gereed te zijn. Nu riep de Hertog de drie Staten van P^laanr-
deren tegen den negenden van Louwmaand bijeen, om het bewind, tijdens zijne
afwezigheid, te regelen. Do Graaf van Charolois, die zich nog steeds in Hol-
land ophield, noodigde op dien lijd dezelfde Stalen vóór den derden van Louw-
maand te Antwerpen, om met hen de middelen te beramen, ten einde zich met
zijnen vader te verzoenen wieus toorn hem reeds zoo veel ongenoegen baarde.
Te laat verbood de Hertog aan deze uitnoodiging gehoor te geven; eenige afgevaar-
digden bevonden zich reeds bij den Graaf. Ondertusschen werd op den bepaalden 1464
dag de vergadering der Stalen te Brugge geopend. Karel verdedigde zich tegen de
misdrijven hem te laste gelegd, en verzoende zich eenige dagen later met zijnen va-
der (5). Filips begaf zich kort daarop naar Rijssel bij den Koning van Frankrijk,
(1) BIOIVSTRELET, V. III. ρ. 99. Oude Holl. Div. Krön, Div. XXIX. c. 40. v. wijn op wagb-
ΗλΑη, St. IV. bi. 28—30.
(2) MOKSTpLET, V. III. ρ. 100. de bauarte, Hist d. Ducs dc JBourg, ^T. VII. p. 6.
(3) postds hectercs, lier. Burg. Lib. IV. p. 116.
(4) dk barakte, HtsU d. Ducs de Bourg. T. VI. p. 251—254.
(5) monstrelet, V. III. ρ. 98—100, wien wij hier liever volgen dan de öwefe Boll. Div. KroH,,
welke deze verzoening geheel -verschillend en minder waarschijnlijk verhaalt. Div. XXIX. c. 40.
1
.32 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
"die liem nogmaals te yergeefs den togt legen de Turken ontraadde. De Hertog, om
zijn gegeven woord aan den Paus niet te breken, rustte in Zeeland eene vloot van twaalf
galeyen uit, welke door een groot aantal vrachtschepen verzeld en met tienduizend
uitgelezen krijgers bemand, onder bevel van zijne natuurlijke zonen anthowie en
boudewijn van Bourgondi'é naar de Middellandsche zee gezonden werd. Hij had
hun tweemaal honderdduizend gouden kroonen medegegeyen, de manschappen drie
maanden vooruit betaald, en beloofd tegen den Zomer van het volgende jaar in per-
soon naar Turkije te trekken, Simon van Lalaing en andere dappere Ridders voegden
zich als vrijwilligers by dezen togt. Zoo algemeen en groot was de geestdrift, dat eene
groote menigte volks zich in benden vereenigde en zonder wapenen, zondergeld, zonder
krijgsbevelhebbers naar Itali'è oprukte, om zich onder de vanen van den Paus te scharen.
Te Sluis stak de vloot in zee. Na eenen rampspoedigen togt, naderde zij de straat
van Gibraltar en ontzette eene Porlugeesche bezetting, welke in eene der steden
op de kusten van Afrika door de Mooren was ingesloten. Nu wilde zij naar Ancona
stevenen, om zich aldaar met de overige krijgsmagt te vereenigen, doch op de tyding
van den dood des Pausen, door welken do geheele onderneming verijdeld werd ,
keerde zij naar Marseille terug en landde er in het begin van veertienhonderd vijf
en zestig. Eenige schepen waren vergaan, en vele Ridders zoowel als manschappen
door ziekte en gebrek omgekomen. De overgeblevenen keerden over land naar hunne
haardsteden terug (1).
Het was eene welbegrepene staatkunde , welke lodewijk XI had aangespoord , fi-
Lips den togt tegen de Turken af te raden. De Graaf van Charolois, zyn persoon-
lyke vijand, zou natuurlijk gedurende 'sHertogs afwezigheid aan het hoofd des bewinds
geplaatst worden, en met reden moest hij het ergste duchten van eenen Vorst, welke
niet minder dan zijn geheelen ondergang bedoelde (2). De verstandhouding van den
Graaf met den Hertog van Bretagne, een van de hoofden der misnoegden in Frank-
rijk, was hem bekend en gaf, gelyk beweerd wordt, aanleiding, dat de bastaard
van ivubempré met veertig of vijftig rappe gasten naar Holland werd gezonden, om
karel, het zij levend of dood op te ligten en naar Frankrijk te voeren. Doch van
RUBEMPUÉ zelf, slechts door drie zijner manschappen verzeld, werd te Gorinchem,
(1) monstrelet, V. III. ρ. 101, 100. POKTus heuteri's, Rcr, Burg. Lib. IV. p. 117. olivieb
pe Ik MARciiE meldt niets van dezen togt. de barakte , Hist. d. Ducs de Bourg. T. Vlf. p. 22—27,
yerliaalt dien geheel verschillend Tan de beide schrijvers , welke wij jjevolgd hebben , zonder zijne
bronnen op te geven. Wat άα Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 39, hiervan meldt is
omvaarschijnlijk.
(2) WAGENAAR D IV. bl. 79.
1433-
1482
ρ·'
DES VADERLANDS. .'53
waar hij alles naauwkcurig gadesloeg, in hechtenis genomen; de overigen, welke ^^IgJ"
den mond der Maas op het schip waren achtergebleven, redden zich door de vlugt.
Geheel Holland geraakte over dit verraderlijk beslaan in de hevigste beweging.
Zoodra fjlips er berigt van ontving, verliet hij Besdin alwaar de Koning hem lot
een mondgesprek had iiilgenoodigd , naar men wil met het doel, om den vader te val-
ten wanneer do aanslag tegen den zoon gelukt ware (1).
Lodew^ijk verklaarde terstond aan den Heer van Lannoy ^ welke hem des Herlogs
plotseling vertrek had aangekondigd, dal van rubempké alleen was afgezonden , om
te onderzoeken of jan komelié, onderkanselier des Herlogs van Bretagne, als een
Dominikaner monnik vermomd , zich bij den Graaf Tan Charolois in Holland ophield
en van daar gewoonlijk naar Engeland overstak , om eduard IV in het eedgenoot-
schap zijns meesters te wikkelen (2). Het is mogelijk , dat de Koning hierin de waar-
lieid iiuldigde , ofschoon de daad zelve niet met zijn karakter in strijd is. Do Graaf
van Charolois was zeer opvhegond , ergdenkend en geloofde ligtelijk , dal men hem
lagen legde. Daarenboven werd het reglsgeding van rubempré niel opgemaakt cn
men bragt noch eenige verklaring, noch eenig regterlijk verhoor van hem Ie voor-
schijn; de Koning konde ontkennen gelijk de Graaf kondo bevestigen (3). Van
RUBEMPRÉ Averd evenwel nog vijf jaren gevangen gehouden, dewijl zijne woorden
en antwoorden elkander meer dan eens tegenspraken en hij slecht verklaarde,
waarom hij zoo vele beriglen betrekkelijk den Graaf van Charolois getracht had
in te winnen (4). Lodewijk zond een pleglig gezantschap naar Rijssel aan den 4 v.
Hertog van Bourgondiër om zich te beklagen over de schandelijke bedoelingen,
welke hem voornamelijk door den Graaf van Charolois werden toegeschreven , 34()4
en het vermoeden uit den weg te ruimen, dat hem ooit in de gedachten zou
gekomen zijn , zich Ie Ilcsdin van den persoon des Herlogs lo verzekeren, ter-
wijl hij tevens op de uillevering van de lasteraars zijns goeden naams, cn de sla-
king van RUBEMPRÉ aandrong. 'sKonings verontschuldigingen werden niel geloofd en
zijne eischen van de hand gewezen. Karel, dio bij het openbaar gehoor der gezanten
tegenwoordig was, verbitterd over hunne vaak beleedigende uitdrukkingen betreilende
zijn persoon, zeide bij het afscheid tegeneen van hen: » Beveel mij nederig aan in des
(1) Pii. de comixes, Mcmoires Llv. I. Ch. 1, olivier de la makciie, Liv. J. p. 4G8. siOKSTnEi.ET
V. JU. p. 102, 103. de baraste, IHst. d. Uucs dc Bourg. T. VII. p. 32-37.
(2) mosstrelet, V. III. ρ. 103. verso.
(3) de barame, Hist. d. Diics de Bourg, T. VII. p. 38.
(4) de cojiises, Liv. 1. Ch. 1 , jrclooft nict, dat er ooit iels waars aan de bescliuldigiiij; van
«rsemprie bevonden is, ofschoon de vcrdcnlinjen {jroot waren, mo.wrelet, V. HL p. 103.
Π Deel, 3 Stuk.
O
-ocr page 34-I !
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Konings gunst. Zeg hem, dat hij mij door zijnen Kanselier goed het hoofd
heeft gevvasschen, maar voeg er bij, dat het hem berouwen zal eer een jaar ten
einde is (1)."
Het bleef bij geen dreigen. Karei keerde niet naar Holland terug; veeleer wist
hij den Hertog, wiens gezondheid van dag lot dag verminderde, te bewegen, hem
het opperbewind toe te vertrouwen. Terstond verklaarde hi] de magtige en invloed-
rijke Heeren van Croy, onder welke ook jan van Lannoy behoorde, die zich als stad-
houder van Holland zeer verrijkt had, voor vijanden van den slaat en noodzaakte hen naar
Frankrijk te vlugten, waar zy zich met den Graaf van Nevers tegen hem wapenden.
Filips moest de verwijdering zijner gunstelingen zijns ondanks gedoogen, en van dat
üogenblik nam zijne regering een einde, welke nu geheel in de handen des Graven
van Charolois overging. De toestand van Frankrijk bood dezen de gewenschte ge-
legenheid aan, om zich op lodewijic XI Ie wreken. 's Konings eigendunkelijk
en slecht bestuur had het volk zoo wel als de Groolen des Piijks in beweging
gebragt. Onder den naam van het Algemeene welzijn {ligue du bien public) , was
een maglig verbond legen hem gevormd van hetwelk de Hertogen van Berriy zijn
broeder, van Bretagne en van Bourbon do hoofden waren. Zoodra de opstand was
uitgebarsten rukle de Graaf van Charolois, onder goedkeuring van filtps, met een
aanzienlijk leger in Frankrijk en bevond zich weldra zonder tegenstand voor de
poorten van Parijs. Hij trok de Seine over, om zich tegen den Koning te stellen
en hem den inlogt in de hoofdstad te verhinderen. ïe Montlheri geraakten de beide
legers handgemeen ; woedend en met afwisselend geluk werd gevochten, doch einde-
lijk behield karel het veld; het verlies aan beide zijden was echter genoegzaam even
groot. Kort daarna trad lodewijk , die besloten had alles op te offeren, om het ver-
bond van het Algemeene welzijn te verbreken, met hem in bijzondere onderhandelin-
gen. Weldra werd te Conßans een vrede geleekend, waarbij den Graaf van Charo-
lois behalve de steden langs de Somme, ook Boulogne, Guines, Roye, Peronne
en Montdidier werden afgestaan (2).
Inlusschen waren de Luikenaars, oude vyandcn van het huis van Bourgondie,
overeenkomstig een verbond met lodewijk XI kort vóór den slag van Montlheri
gesloten, in Brahand en Namen gevallen, alles te vuur en te zwaard verwoes-
li
(1) rir. de (:0)ιιλ-ε8, Memoires. Liv. I. Cb. I. p, 8. monstrelet , V. III. ρ. 103, 104. oliviek
υε la MAUciiE, Liv. L p. 4(58. pontus deuteuus, lier, Burgund. Lib. V. p. 123, 124. de karante^
Ilist. d. Ducs de Boterg T. VU. p. 39—46.
(2) oLiviER DE LA MAEcnE, Liv. I. p. 409—481. PU. DE C0MI5ES, illemotres, Liv. L Cli. 2—7,
8,9, 11—15. mo?fstper.et, V. III. ρ. 100—122. de barante, Eist. d. Duc$ de Bourg. T. VJI.
^p. 47-9e.
1433-
1482
- i
J405
30 V.
Zomer-
maand
16'V.
llooirn.
O V.
Wiju-
inaand.
DES VADERLANDS. 3ö·
lende (1). De Graaf van Charolois besloot thans hen te tuchtigen en sloeg zich 1433--
met een talrijk leger te St. Truijen neder. De Luikenaars, door den Franschen
Koning aan zich zelve overgelaten, Laden ora vrede, die hun tegen voldoening
eener boete van zesmaal honderd duizend Rijnscho guldens werd toegestaan (2).
Een nieuwe opstand, bovenal der burgers van Dinant, welke hunne strooptogten
in Namen hervatten, noodzaakte den Graaf weder de wapenen op te vatten. Dinant
moest zich weldra op genade en ongenade overgeven. De stad werd met eene on- 146ί·
inerdoogende wreedheid door de krijgsknechten acht dagen achtereen geplunderd, toen
aau de vlammen ten prooi gegeven, en wat overgebleven was omver gehaald en in de
grachten geworpen. Achthonderd der oproerigste burgers werden twee aan twee ge-
bonden in de Maas verdronken, waarschijnlijk uit wraak, dat zij onder andere belee-
digingen , het vorige jaar do beeldtenis van den Graaf, dien zij meenden dat in Frankrijk
gesneuveld was, aan de galg in zegepraal hadden rondgedragen. Do overige Luike-
naars smeekten en verkregen den vrede, dien zij echter niet lang onderhielden (3).
In al deze uitheemsche oorlogen moge karel krijgsroem, en eenige Hollandscho en
Z,eeuwsche Edelen eer en vooi'deel ingeoogst hebben, τά^άτ Holland en Zeelaiid moesten
lol dekking der krijgskosten aanzienlijke beden opbrengen, terwijl hun handel en zee-
vaart daarenboven door deze onlusten dikwerf gestremd en belemmerd werd. Zij on-
dervonden dit in het byzonder van den Koning van Engeland, eduard IV, die, naar
het schijnt om lodewijk XI te behagen wiens zuster hij ten huwelijk begeerde, in
veertienhonderd vier en zestig een bevel uitvaardigde, waarbij de invoer van alle
gewassen, sloffen en handwerken van Bolland^ Zeeland en Friesland en de
overige staten des Hertogs van Bourgondie ^ in Engeland, PFallis en Ierland
verboden werd. Immers nadat het bewuste huwelijk was afgesprongen, werd dit
verbod ingetrokken en zelfs een verbond van wederzijdsche bescherming iusschen 23 v.
edü.\rd en Graaf karel gesloten, waarbij de vrije vaart op Engeland op den ouden
voet hersteld werd. De band der vriendschap werd ongeveer twee jaren later nog
sterker gestrengeld, toen karel , wiens gemalin izabella van Bourbon in veertien-
fi
(1) MossTRELET, V. IIL p. 118· Zie over dc oorzaken van de vijandschap der Luikenaars tegeu
het huis van Boxirgondi'c, marchard, Notes sur de bararte, Hist, d. Ducs de Bourg. T. Vli.
p. 112—115.
(2) mosstrelet, V. III. ρ. 124.
(3) olivier üe la marcde, Liv. I. p. 486—489. ρπ. de comines, Liv. II. Cll. 1. moiistrk-
IKT, V. IIL p. 125 vers. 129. poktcs heuteiics, Rer. Burgund. Lib. IV. p. 117, J18. Oude
Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 46 , 50. de barakte, Hisi. d. Ducs de Bourg, T. VIIL
p. 108—122.
5 *
-ocr page 36-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
' I
t I
( ί
36
1433—honderd vijf en zestig was overleden, met Margaretha van York, 's Konings zuster,
in het huwelijk trad (1).
Het verbond met Engeland vergoedde eenigzins de nadeden, welke sedert drie of
vier jaren zware stormen en hooge zeevloeden, bovenalin, hadden ver-
oorzaakt. Do zeegaten het Marsdiep, hei Heersdiep en het waren zoodanig
verwijd, dat do vloeden dagelijks tegen do dijken hooger stonden, welke zij met eene
geheele vernieling bedreigden, terwijl de duinen door de zee geweldig afgeslagen
en weggespoeld werden. De gewone zeeweringen waren derhalve ongenoegzaam ge-
worden en men moest op betere middelen bedacht zijn, om do eerste kracht van
het water te breken. Onder toestemming des Hertogs werden de dijken met lange
balken beschut, die op gepaste afstanden geplaatst, aan eene gording van paal-
werk door dwarsbalken, voorzien met yzeren bouten, gehecht werden. De kosten
van het werk, op veertienduizend achthonderd gulden ieder roede begroot, werden
^o^x West-Friesland^ Kennemerland, Waterland^ Amstelland en Rijnland
gen; het onderhoud dezer zeeweringen bleef ten laste van West-Friesland, waar zij
drie eeuwen in gebruik gebleven en toen allengs door steenen glooijingen vóór den
dijk vervangen zijn, welke den aandrang van het water beter keeren en aan zoo veel
bederf niet onderhevig zijn als het hout (2). Het verdiepen der stroomen en het ver-
wijden der zeegaten, had ook aanleiding gegeven tot het bouwen van grootere en
sterkere schepen, waardoor men nog meer dan voorheen de Oostzee begon te
bevaren (3j.
De Graaf van Charolots was inmiddels naar Holland teruggekeerd, waar lodewijk.
van Gr uithuizen, een Vlaming, in stede van jas mn Lannoy tot stadhouder was
aangesteld (4), Het hoofddoel zijner komst was, zich van de genegenheid der om-
liggende Vorsten en van die zijner eigene Grooten te verzekeren. Zij vereenig-
den zich bij hem in den Uaag en handelden over verschillende belangrijke zaken
ten behoeve des lands. Men zag er jan van Baden, Aartsbisschop van Trier^ zijn
broeder joris, Bisschop van Metz; david van Bourgondië, Bisschop van Utrecht
met zijnen Wijbisschop; do Graven van Marie, van Brienne en van Roussi, zonen
van den Connetable van St.Pol; die van Gulik, van iZocrw, ydiXi Nassau^ yim Man-
derscheit en van Zyrick; do Heeren van Gr uithuizen, van Breder ode, van ffasse-
i i
> t
(1) ^VAGE^^ΛΛK, D. IV. bi. 86—91.
(2) AVAGENAAR , D. IV. LI. 91~94.
(3) wAGiPfAAR, D. IV. bl. 87, 88.
(4) Oude Holl. Div. Kron. üiv. XXIX. c. 42.
I i
• ?
X
-ocr page 37-DES VADERLANDS. 37
naar, van Egmond, van Borselen e» nog vele anderen. Later verschenen ook de
afgezanten des Hertogen van Bretagne, Graaf karel trok daarop door geheel Hol-
land; de ingezetenen van Leerdam en Schoonrcwoerd huldigden hem op den burg
te Gorinchem tot hunnen Heer. Bij zijne terugkomst te Brussel, ontving hij een
bezoek van Hertog fuederik: van Beijeren, Paltsgraaf aan den Bijn, met een aan-
zienlijk gevolg, wien hij vorstelijk onthaalde en door al de groote en rijke steden van
Vlaanderen geleidde (1).
Op dien tijd was Hertog filips te Rijssel, waar zijne gezondheid dagelijks vermin-
derde. De Graaf van Charolois bezocht hem en op diens raad begaf hij zich naar
Brugge. Hier stortte hij op nieuw in en overleed in de armen zijns zoons in den
ouderdom van twee en zeventig jaren. Het lijk, door meer dan dertigduizend burgers
van Brugge in rouwgewaad gevolgd, werd met eene pracht, 'sVorsten nagedachtenis,
rijkdom en grootheid waardig, in de kerk van st. donattjs bijgezet (2), Filips was ge-
zond cn sterk van ligchaam,'rijzig van gestalte, edel van houding, doch meer eerbied-
Avekkend van aanzien dan schoon van gelaat (.3). Hij was de grootste Vorst van zijnen
tijd en liad bijna vijftig jaren roemrijk en gelukkig geregeerd. Zgn naam vervulde de ge-
heele Christenheid en verspreidde schrik tot in het verwijderde Oosten (4). Geen Koning
evenaarde hem in magt en rijkdom. Behalve eene uitgestrekte en bloeijende heer-
schappij, liet hij zijn opvolger een schat na van viermaal honderdduizend kroonen in
gemunt goud, twee en zeventig duizend mark ongemunt zilver en voor meer dan twee
milliocn gouden kroonen aan edelgesteenten, goud- en zilverwerk en prachtig huis-
raad (5). Hij was driemaal gehuwd geweest: met Michelle, dochter van Koning ka-
rel Vi; met bo'ise van jirtois , de weduwe des Graven van Wevers^ en met izabella.
van Portugal, welke hem vier jaren overleefde en de moeder was van karel den
Stoute. Van zijne vele onechte kinderen , zijn zeven zonen en even zoo vele doch-
ters bij name bekend (6),
^ 15 V.
Zomer-
maand
1407
21 v.
Zomer-
maand
/
\ f I ' ^ ' .V, ^
(1) Oude Holl. Utv. Kron. Div. XSIX. c. 51.
(2) mokstbelet, V. Πί. ρ. 130. poktcs heuteri's, Rei'. Burg. Lib. IV. p. 118. Oude Holl.
Div. Kron. Div. XXIX^ c. 54. de babakte, Ilist. d. Ducs de Bourg. T. VIL p. 125.
(3) roMCs IIELTLRLS, Ret\ Burg. Lib. p^
(4) postl's heuterüs, Lib. IV. p. 119. .
(5) oLiviER DE LA MARciiE, Liv. L p. 494. Mcu scliat deze twee millioen Iroonen op tien mil-
liocn zevpnliondcrd diie en dorlig duizend drie honderd drie cn dertig Brahandsche {juldene.
dewez, Ilist. gén. de la Belg. T. IV. p. 403. ' ' f
(6) postus nelteris, Rer. Burg. Lib. IV. p. 121. Men wil, dat filips bij zeventien bijzitten der-
lig bastaarden gehad heeft. v. kampes, Fadcrl. Karakterk. D. 1. bi. 190 (aanl). Verg. de ge-
1433-
1482
.38 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^'^/orT" C^een Vorst van dien tijd bestuurde zijne volken met zoo veel wijsheid, gematigd-
heid en beleid als filips. Koophandel, nijverheid , landbouw, kunsten, letteren en
wetenschappen werden door hem aangemoedigd , en daar zijne geldmiddelen steeds in
den besten staat verkeerden, ook krachtdadig ondersteund. Nergens in Europa waren
zij lot dien bloei gestegen ; nergens was zooveel welvaart, rijkdom en luister als in de
slaten van Bourgondië. Niet minder verslond de Hertog de kunst van oorlogvoeren
dan die van in vrede te regeren. Hij zelf was ridderlijk dapper in den strijd. Om ,
gelijk men toen sprak, » zijne ridderschap en gouden sporen" te winnen , had hij in
den slag van St. Riqiuer eigenhandig drie gevangenen gemaakt en onder deze potok
DE SAiNTBEiLLES, een der beroemdste krijgshoofden van zijn tijd (1). Minzaam , toeganke-
lijk, milddadig, bevallig van vormen, innemend van voorkomen en regtvaardig, wanneer
het niet in strijd was met zijne belangen, won filips de harten des volks, bovenal der-
genen , die hem omgaven en in zijne gunsten deelden ; van daar dan ook de bijnaam ;
de goede, met welken de tijdgenooten hem na zyn dood vereerden (2) , maar dien de
nakomelingschap in later dagen hem wel eens betwist heeft (3). Zeker was zijne
heerschzuchl onbegrensd en hij zelf weinig schroomvallig in de middelen, om haar te
bevredigen. Door geweld maakle hij zich meesler van de erfstalen zijner nicht jakoba
van Beijeren; door hst bragt hij Luxemhurg aan zich, en Brahand kwam niet ge-
heel in zijne handen, dan door do Graven van Nevers en d'Etampes, zijne neven ,
van hun deel aan de opvolging te berooven. Hij aasde slechts op de bezittingen zijner
nabestaanden, tegen hen alleen voerde hij, zoo 'm Frankrijk als in άϋ Nederlanden,
bloedige oorlogen (4). Men roemt zijne verzoenings- en vergevingsgezindheid, maar
hij bragt die alleen in beoefening, wanneer zij met zijne staatkunde" strookte. Sterker
voorzeker dan heersch- en staatszucht, gloeide wraakzucht in zijn gemoed, loen hij
door hot verdrag van Troyes in veertienhonderd twintig, de kroonen van Frankrijk
en van Engeland op één hoofd vereenigde , en den Koning van Engeland te Parijs
als Koning van Frankrijk huldigde; een staalkundige misslag, waardoor hij zich-
«lachtlijst der bastaarden van filips van Bourgondië, bij v. mieris, Hist. d. Nederl. Forsten.
υ. 1. bl. 94. »
(1) olivier de li ΗλΚΟΠΕ, Liv. L p. 50.
(2) olivier de la marche, Liv. L p. 494. de comikes, LiV. I. Ch. 2. mokstrelet, V. IIL p, 130,
verso. pontüs hbüterüs, Rer. Burgund. Lib. IV. p. 120. De Hollandsche Kronijkschrijvers der
vijftiende eeu\v noemen echter klips nergens de» goede.
(3) "wagenaar, D. IV. bl. 95. v. wijk op wagenaah, St. IV. bl. 33 — 38. stijl, Bloei rn
Opkomst der Nederl. bl. 433 , 434, uitg. v. 1774.
(4) DE BARAKTE, Hist, d. Ducs de Bourg. T. VIL p. 128.
-ocr page 39-DES VADERLANDS. 39
zeiven het regt op dien troon onlroofde en het bezit zijner tegenwoordigo en toeko- 1433—
mende Nederlandsche gewesten in de waagschaal stelde (1). Zijn wil was zoo volstrekt,
dat niemand zijner onderdanen van eenig regt verzekerd was. Wanneer een welgeze-
ten koopman, landbouwer of burger eene huwbare dochter had, moest hij haar goed-
oi" kwaadschiks aan een boogschutter of eenig ander dienaar des Hertogs, van zijnen
zoon, of der groote Heeren uithuwen. En zoo de vader zijn kind wilde terug koopen,
moest hij den man, welke haar wenschte te trouwen, den lieden, die den lieer
regeerden welke dezen beschermde, en dikwijls den Heer zeiven eene aanzienlijke
som gekls uitkeeren (2). Ongetwijfeld >Yas zijn schitterend Hof de zeiel der smaak-
volste pracht en der uitgezochtste weelde , maar levens die eener wulpschheid cn los-
bandigheid , welke filips door zijn voorbeeld wettigde en wier hcillooze invloed zich
door alle rangen der maalschapj)ij verspreidde (3). Slechts gevoelig voor heigeen dc
zinnen streelde, was hij meer gehecht aan do uiterlijke plegtigheden der eerdienst, dan
aan de zedeleer der godsdienst. Ondanks zijnen eerbied voor do Kerk, schond hij steeds
do huwelijkstrouw cn verwaarloosde zijne deugdzame gemalin , welke hem zoo veel
liefde bewees (4), Niettegenstaande deze gebreken als mensch en regent, bleef, door
lielgeen na hem gebeurde, zijn roem als: » de goede en groote Hertog" gevestigd.
Zyue regering leefde voort in het geheugen der volken als een tijdperk van luisler,
magt, rijkdom en geluk (5). Zelfs word hij in Holland nog, tijdens de onlusten met
Spanje, door willem I met den eertitel van: Vadtr des Vaderlands bestempeld en
aan filips III als een navolgenswaardig voorbeeld van reglvaardigheid , goedheid en
liefde voor het volk aangeprezen (6).
(1) v. KAmPEs, VadevL Karahterk. D. J. bl. 183, 184. Verg. mohstrëlet, V. 1. p. 292—295,
208, 301. PE I!ARÄ^'TE, Ilist. d. Vues de JSoiirg. ï. IV. p. 12—31.
(2) DE BARAjiTE, JUsf. d. Ducs dc liourg. T. Vi, ρ. 136, 137.
(3) Μ. DE coMiNES, Liv. I. Ch. 2. MossTRELET, V. III. p. 129, vcrso. Tot eeiie proeve vau Mcr-
toj^s λτiliekeuγ en van de zndit om hem te beliafjen, strekke het verliaal van olivieh de LAMARcde,
Liv. I. p. 46'4. »Lc duc PJiilippe eut en ce ternps (1461) une maladie: et par coDKcil de ses
medicins sc fit raire la teste et oster ses cheveux: et pour n'estre seul rais et denuc de ses cho-
veux, il fit un edict, que lous les nobles hommes se feroyent raire leurs tesies comme luy; et sc
trouverent plus dc cinq ccns nobles hommes, qui pour Pamour du Duc se fierentraire comme luy,
et aussy fut ordonné ßJcssire γιεββε väcqiembac, et aulres qui prestement qu'ils veoyent un noble
^^ liomme, haj csioyent ses cheveux.^' rosm BEUTKRts, Rer. Burg, Lib. IV. p. IIJÖ.
(4) DE BARAME, Hist. d. Diics de JBourg. T. VII. p. 129.
(5) de baraste, Iltst, d. Ducs de Boiirg. T. VII. p. 120.
(6) KLWT, Bist. d. JIoU. Siaatsreg. D. JV. M. 200.
-ocr page 40-.40 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— Zoodra Herlog karel de uitvaart zijns vaders pleglstatig gevierd had , werd hij in
1482 p^iciQfi^ßy'ßfi ejj Brahand onder hevige volksbewegingen tot Heer gehuldigd (1). On-
derlusschen hadden de Luikenaars j in spijt van het vredesverdrag en aangespoord door
Koning lodewuk XI van Frankrijk, de wapenen legen hem opgevat, doch na het
verlies van een zvvaren veldslag nabij St. Truijen, zich weder onderworpen. Luik
24 V, werd nu ontmanteld, van geschut en wapenen beroofd en eene geldboete opgelegd (2).
groote zegepraal kwam de Hertog in Brussel terug. Deze krijg, het regelen der
14Ö7 zaken in zijne Zuid-Nederlandsche gewesten en het voltrekken zyns huwelijks met
margaretha vati York veroorzaaktcn, dat karel eerst omstreeks het midden des
volgenden jaars in Holland en Zeela^id gehuldigd werd. Yooraf echter vierde hij
te Brugge het feest der Ridderorde van het Gulden vlies. Uit Holland woonden de
Stadhouder lodewijk van Gruithuizen , de Graaf van Oostervant, frakk van Bor-
seien ^ met reinoud van Brederode en Hendrik, Heer van/^eere, de eenigsie Ridders
van het Gulden vlies in dit gewest, deze plegtigheid bij (3). Verzeld door deze Heeren
V. cn eenige der Zeeuwsche Edelen, welke dén Luikschen krijg hadden bijgewoond, trok
^1^408 Hertog over Sluis naar Middelburg en werd aldaar, gelijk voorts in de ove-
rige Zeeuwsche steden als Graaf gehuldigd. Deze plegtigheid ging in Holland met
groote pracht gepaard. De Hertog, omringd door een schitterenden stoet van geeste-
lijke en wereldlyke Vorsten, Ridders en knapen, kwam in den Haag, alwaar zes en
Ψ
2.i V. vijftig der aanzienlykste Edelen en de afgevaardigden der steden en dorpen bijeen ge-
Jloüiin. j^Qj^^ßjj ^aren. Zij zwoeren den Vorst trouw en gehoorzaamheid, terwijl deze zich
wederkeerig verbond tot handhaving van *s lands vryheden en regten (4). Nahet inwil-
ligen der Hollanders en Zeeuwen in eene zevenjarige bede van vijfmaalhonderd twee en
dertig duizend acht honderd schilden van vijftien stuivers elk , eene verbazende som in dien
lijd, bevestigde icarel de voorregten der bijzondere steden en keerde naar Brussel terug (5).
(1) MEiJEUüs, Annal. Flandr. Lil). XVII. p. 341. iiaraeus, Annal. Brah. T. I. p. 430. pontüs
1 iieüteuus, iïer. Burg. Lib. V. c. 7. p. 126. de βλβαητε, Ilist. d, Ducs de Boiirg. T. VII.
p. 133-148.
(2) oiivier de la mabciie, Liv. II. p. 498—500. 1Ή. de comises, Liv. Π, Ch. 2, 3, 4. postus
HEUTEnus, Rer. Burg. Lib. V. p. 127. Oude Hall. Div. liron. Div. XXX. c. 6—12. de earante,
Hist. d. Ducs de Bourg, T. VII. p. 15G—172.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXX. c. 13. de barakte verhaalt, dat dc oude Graaf van
Oostervant kindscli was gewordco cn uit dien hoofde er niet bij (egeuAvoordig was. Hist. d. Ducs
de Bourg. T. VII. p. 176.
(4) Oude Holl. Div. Kron. D. XXX. c. 14. wagekaar, Div. IV. bl. 99—101.
(5) WAGENAAR, D. IV, bl. 101. BILDERDIJK vlndt dczc bede wel ongewoon, maar (och evem-edi{>
-ocr page 41-DES VADERLANDS. 41
Inmiddels was lodewijk. XI onverwachts in Bretagne gevallen. De Hertog van Bour- 1433—
gondië stelde zich te Peronne aan het hoofd zijns legers , om den bedreigden bond-
genoot te hulp te snellen, toen een wapenheraut hem verwittigde, dat men zonder hem
te kennen vrede gemaakt had. Kakel was hierover ten hoogste verbolgen, maar lode-
wijk, welke zijn doel bereikt en het verbond van het ^lgemeenwelzijnyernieligdhaid,
trachtte hem door schoone woorden en eene som van honderd twintig duizend gouden
kroonen te bevredigen. Zelfs bezocht hij met slechts een klein gevolg onder vrijge-
leide , den Hertog te Peronne en werd zonder eenig wantrouwen ontvangen. Doch
naauNvelijks waren de vredesonderhandelingen geopend, toen men het berigt ontving,
dat de Luikenaars , door de gezanten van lodewijk opgezet, weder de wapenen opge-
vat , Tongeren ingenomen en er do onmenschelijkste wreedheden gepleegd hadden.
In de eerste opwelling van woede en verontwaardiging zwoer k.vrel , dal den Koning
zijne trouweloosheid zou berouwen, en hield hem terstond op het kasteel zoo goed
als gevangen. Lodewijk dacht nu slechts aan middelen, om zich uit dien ne-
teligen toestand te redden en deelde vijftienduizend gouden kroonen onder do raads-
heden en dienaren des Hertogs uit, opdat zij den vertoornden Vorst te zijner gunste
mogten stemmen. Na vier dagen gaf karel hem de vrijheid weder. Vooraf echter
moest hij het verdrag van Utrecht [Arras] en Conflans bevestigen en zich verbinden,
onder de banieren des Hertogs op te trekken en de oproerige Luikenaars te helpen ,14 v.
straffen. Deze overeenkomst werd tusschen hen bekrachtigd , en reeds den volgenden
dag trokken beide gezamenlijk op naar Luik (1). 1468
Do Luikenaars, eerloos verlaten door den Koning van Frankrijk, den bewerker
van hunnen noodlottigen opstand , en zonder hoop op genade bij den onverzoenbaar
beleedigden Hertog, boden den wanhopigsten tegenstand. Op een nacht vielen zelfs
zeshonderd van hunne dapperste mannen langs een groolen omweg, onverwachts op hel
verblijf der twee Vorsten aan, om hen te midden hunner wachten te vermoorden. De
vermetele aanslag mislukte; weldra was het geheele Bourgondische heir op de been, ende
Luikenaars, die onderlusschen van twee kanten eenen geweldigen uitval deden, werden
terug geslagen. Den volgenden dag werd de stad door de voorhoede des legers, met
zesduizend man \x\\. Henegouwen ^ Limburg, Luxemburgs Namen en Holland onder
den Prins van Oranj e versterkt, aangetast en zondereenigen weerstand door den Hertog
aan de toegenomen bloei en bevolking, en gering in vergelijking met hetgeen Vlaanderen bewilligd
had! ü, IV. bl. 194. Even als oï Holland iocn ecnigzins met Vlaanderen, het rijkste gewest des-
tijds van Europa, konde vergeleken worden. Hij stelt deze bede verkeerdelijk in 14G9.
(1) de cojiiNEs, Liv. Π. Ch. 5, 7, 9. pohtds hebterus, Rer. Burg, Lib. V. p. 128. de
BARANTE, Hist d. Ducs de Botirg. T. VH. p. 195—212.
.42 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1443—béöiagligd. De dappeirste Terdedigers waren gesneuveld, de moed der anderen door
1482
de ongelukkige nachtelijke onderneming Ier neder geslagen, en allen naar geest
en ligchaam derwijze afgemat, dat zij de wacht veronachtzaamden, te meer dewijl het
een Zondag en men derhalve op geen aanval bedacht was. Het grootste gedeelte
31V. der inwoners was over de Maas gevlugt, en de overigen hadden eene schuilplaats
iMand kerken gezocht. De ontledigde stad werd aan het krijgsvolk ten prooi gege-
1468 yen, en tegen den middag waren alle huizen en kerken uitgeplunderd. Twee dagen
na de inneming van Luik, verkreeg Koning lodewijk zijne volle vryheid weder, na-
dat hij het verdrag van Peronne op nieuw bekrachtigd had. Wreed en verschrikkelgk
was 'sHertogs wraak op de Luikenaars. Op den dag van het innemen der stad waren
niet meer dan tweehonderd menschen omgekomen; een veel grooter getal werd sedert
in de Maas verdronken of ter dood gebragt; geen der gevlugten in huizen en ker-
ken ontsnapte aan hel zwaard. De ongelukkigen , welke de stad verlaten hadden,
stierven bij honderden van honger en koude op de bergen en in de bosschen;
op hen werd, als op wilde dieren, van alle kanten door de krijgsknechten jagt ge-
maakt. De Hertog vertoefde acht dagen in de verwoeste stad en gaf bij zijn vertrek
last, haar in den brand te steken en geheel te vernielen; alleen de kerken , de kloosters
en de woningen der Geestelijken bleven gespaard. Als eene bisschoppelijke stad, wa-
ren er deze woningen in grooten getale. Spoedig keerde de geestelijkheid terug en
allengs volgden er burgers, wien de Hertog ten laatste veroorloofde de huizen weder
op te bouwen. Na het vernielen van Luik werden de omliggende streken Ie vuur
en te zwaard verwoest en de bewoners Avreedaardig vervolgd. Maar de felle koude en
gebrek aan levensmiddelen drongen weldra den Hertog met zijne benden af te trekken (1).
14C9 Karel wijdde nu eenige maanden aan het onderzoek naar de reglsoefening in zijne
staten, waarbij hy gewoonlijk driemaal ter week in eigen persoon voorzat (2). Uit
Vlaanderen ging hij naar Zeeland, en beloonde zich ook hier een onpartijdig
regter. Hij was gemakkelijk te naderen en hoorde naar de klagten van al zijne on-
derdanen, zonder onderscheid. Te Vlissingen, naar men verhaalt, gaf hij een tref-
fend bewijs van zijue gestrenge regtvaardigheid in het straffen van den bevelhebber
dier stad, welke eene misdadige liefde voor eene gehuwde vrouw opgevat hebbende,
haren echtgenoot, onder beschuldiging Van hoog verraad, in de gevangenis geworpen,
doch hem, ten koste harer eer, genade beloofd had. De booswicht echter, na het be-
vredigen zijner schandelijke lusten en om het bezit der vrouw voor zich alleen te verwer-
ven , had den ongelukkigen man in den kerker laten onthoofden, en zich deswege op
(1) de coiiines, Liv. II. CU. 10—15. poktüs hedterus, jBiir^. Lib. V. c. 4. p. 128—130. Oude
Holl. Div. Kron. Div. XXX. c. 16-23. debarante, Jlist. d.Oucs de Bourg. T. Vil. p. 212—222.
(2) MEiJERiJS, AnnaL Flandr. Lib. XVlf, p. 347, verso. '
-ocr page 43-DES VADERLANDS. 43
een valscli bevelschrift des Hertogs beroepen. Bij de komst van karel in Zeeland
Avierp zich de radelooze weduwe voor de voeten van den Vorst en openbaarde hem
haar ongeval. De bevelhebber bekende zijne misdaad, huwde de beleedigde vrouw en
maakte haar tot erfgename van al zijne goederen, waarna hem, op last des Hertogs,
het hoofd voor de voeten werd gelegd (1). Dezelfde straf ondergingen te Middelburg
in tegenwoordigheid van karel drie broeders, welke eenen zijner dienaren mishandeld
[gesmeten) hadden. Dit verwekte opschudding onder het volk, maar de Hertog met
een heirbijl (goege) toeschietende, wist die spoedig te stillen (2). Uit Zeeland begaf
liy zich ndihx Holland ^ en werd in den Briel door den hoogbejaarden frank faw ^or-
xelen pleglstatig ontvangen (3). Met een luisterrijk gevolg van meer dan zeshonderd
Ridders en verzeld door de Bisschoppen van Luik, van Doornik en andere zoo we-
reldlijke als geestelijke Vorsten, kwam hij in den Haag en hield hier insgelijks do gra-
felijke vierschaar (4). Altijd gestreng en trotsch tegen de Groolen, was hij daarente-
gen vaak minzaam jegens de geringen en armen. Eens op de jagt verdwaald zijnde
en door honger gekweld, trad hy met lodewijk van Gruithuizen, stadhouder van
Holland, in eene hut. De arme bewoonster kende den stadhouder en trachtte hem
zoo spoedig mogelgk van eenige spijs te voorzien. De Hertog begon zich terstond te
bedienen. »Ach, Heer," zeide de oude, »gij hebt wel weinig opvoeding gehad, daar
gij de hand naar den schotel uitsteekt vóór Mijnheer den stadhouder.'* De Hertog
begon te lagchen. » Stil, goede vroYiw zeide de Heer van Gruithuizen, » weet gy
wel dat die Heer, uw en mijn meester, dat hij do Hertog van Bourgondië is?" Geheel
ontsteld wierp zij zich op de knieën en smeekte vergiffenis voor hare onwetendheid.
Sta op," riep haar de Hertog minzaam toe, »ik zie met genoegen uwe ach-
(1) poNTus heütertjs, Rev. Burg. Lib. V. c. 5. p. 130. meijerus, Annal. Flandr. Lib. XVH.
p. 347, verso. »Dewijl gelijklijdige geschiedschrijvers van deze regtspleging zwijgenzegt schei,te-
ma, »en er een verhaal van nagenoeg gelijken aart bestaat betrekkelijk eene gebeurtenis te ÜffiVoa«
voorgevallen, meent men, dat de geschiedschrijvers uit de zestiende eeuw, welke er het eerst
melding van gemaakt hebben, in dezen zijn misleid geworden of geen genoegzaam onderzoek heb-
ben gedaan." Mengelwerk, D. II. St. 2. bi. 26. petrbs scriverius evenwel heeft dit verhaal in zijn
Bijvoegsel op het Goudsch Kronijkje, bl. 169—176' opgenomen, gelijk ook pabert, Hist.d.Ducs
de Bourgogne, Tom. II. p. 400—402, welke plaafs door frans de oaas in zijne vertaling der
Gedenkschr. van de comihes, bl. 404—407 is medegedeeld. Ook de baraiïte verhaalt dit voorval
omstandig in de Hist. d. Ducs de Bourg. T. Vil. p. 226.
(2) REiGERSBERGir, Chron, V. Zeel. bl. 252.
(3) WAGESAAR, D. IV. bl. 106.
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXX. c. 23.
6 *
-ocr page 44-iSB
iBP
44
ting voor den stadhouder, welken ik u gegeven heb. Ik zal voor u zorgen en u
14o2
weldoen (1)."
Kakel vertoefde ongeveer twee maanden in den Haag en ontving daar afgezanten
uit alle oorden der Christenheid. Steeds bedacht om zijn gezag uit Ie breiden, eischte
hij van den Bisschop van Utrecht zekere goederen terug, welke hij beweerde aan
Holland behooren; en trachtte tevens, doch vruchteloos, de Friezen te bewegen,
hem tot Heer te huldigen. Hij ontbood Hertog adolf van Gelre, die zijnen vader in
den kerker geworpen had, doch deze verontschuldigde zich , dewyl hij , in gevolge
eener overeenkomst met de Edelen en sleden van Gelre, builen hunne toestemming
het land niet verlaten mögt (2). Onbegrensd in zijne heerschzucht, wierp hij de oogen
op Duitschland, om frederik III in de keizerlijke waardigheid op te volgen. Tot
dat einde sloot hij in den Haag een verdrag met den Heer van Stein , afgezant des
Konings van Boheme, waarbij deze Vorst zich verpligtte , legen voldoening van hon-
derdduizend Rynsche guldens, terstond al zijnen invloed te bezigen, om de keuze der
Keurvorsten op Herlog karel tot do waardigheid van Roomsch Koning, den bestemden
opvolger des Keizers, te bepalen (3).
Terwijl de Herlog van Bourgondie zyne gedachten met do kroon van Buitschland
onledig hield en Frankrijk uit het oog verloor, verzoende zich lodewijk XI met de
voornaamste misnoegde Grooten en werd eindelijk meester in zijn rijk. Slechts de Her-
log van ^reia^we bleef aan kauel getrouw, met Avien hij het oude verbond hernieuwde ,
toen do Koning den ban en achterban der omliggende gewesten opriep en Bretagne
J470 met eenen vijandelijken inval bedreigde. De onlusten in Engeland^ wier afloop hij
eerst wilde afwachten, schorslen de uilvoering van dat plan (4). Reeds in het vorige
jaar had edüard IV den veelvermogenden Graaf van IVarwick, aan wien h^ den troon
verschuldigd was, door het aangaan van een ongelijk huwelijk met eene Eogeische
weduwe , terwijl do Graaf voor hem en op zijn bevel in Frankrijk eene andere echt-
verbindlenis zoo goed als gesloten had, geweldig verbitterd. V\'"aiiwick besloot zijn
Koning te onttroonen en wist diens broeder, den Hertog van Clarence^ voor zich te
winnen. Spoedig barstien de vijandelijkheden uit, die eindelijk ten nadeele der op-
standehngen , welko door lodewijk XI gesteund werden , uilliepen. Warwick nam
met den Herlog van Clarence de vlugt en meende in de stad Calais, wier opperbe-
(1) de barante, Hist. d. Ducs de BouTg. T. VII. p. 227, 228.
(2) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXX. c. 24.
(3) Pièces de comikes, T. III. ρ. 358.
(4) de barante, Hist. d. Ducs dc Bourg, T. YII. p. 229—252.
-ocr page 45-DES VADERLANDS. 45
velhebberhij λγαβ, eene schuilplaats te vinden. Doch zijn onderbevelhebber, john wesloch,
weigerde hem, op aandrang des volks, den toegang, waardoor hij genoodzaakt was weder
eee te kiezen. De Hertog van Bourgondië was over het gedrag van wenlogh ten
hoogste voldaan , bood hem ter belooning een jaargeld van duizend kroonen aan en
vermaande hem in zijne trouw jegens den Koning van Engeland te volharden. Tevens
zond hij schepen uit, om op den Graaf van bandek te kruisen, die hierdoor ge-
tergd , verscheidene Hollandsche, Zeeuwsche en Vlaamsche koopvaarders wegnam en
met een aanzienlijken buit de haven van Honßeur binnenliep.
1433—
1482
Karel , ten uiterste verbolgen over de gunst en bescherming, Avelke warwick en
clarenge in Frankrijk genoten, beklaagde zich daarover in vrij scherpe bewoordin-
gen zoo wel bij lodewijk XI, als bij het Parlement. Aan den Aartsbisschop van iV^ar-
lonne en lodewijk, bastaard van Bourbon, Admiraal van Frankrijk, leden van
'sKonings raad, schreef hij op dreigenden toon: »Aartsbisschop, en gij Admiraal ί de
schepen, welke gij zegt, dat door den Koning tegen de Engelschen in zee gezonden
zyn, hebben de vloot mijner onderdanen, die huiswaarts keerde, aangetast; maar,
bij St, Joris, zoo men hierin niet voorziet, zal ik er, met Gods hulp, zelf zonder
uw verlof in voorzien en zonder uwe redenen af te wachten, want zij zyn te lang
gerekt en te willekeurig." — Dit schrijven was vruchteloos. Karel besloot derhalve
tot het nemen van wederwraak. Hij gelastte , alle goederen en koopwaren van Fran-
sche onderdanen in beslag te nemen , te verkoopen en uit de opbrengst daarvan, die-
genen te vergoeden, welke door clarekge en warwick benadeeld waren. Tevens
zond hij eene vloot van zes en dertig groote schepen met achtduizend krygers bemand,
in zee , hetzij om de rooverijen van warwick te beteugelen , hetzij hem den terug-
keer naar Engeland te verhinderen, om Koning eduard te beoorlogen. Hendrik van
Borselen , Heer van/^eere, voerde het opperbevel over deze ontzagwekkende zeemagt,
en lodewijk van Graithuizen over de krijgsbenden. Onderbevelhebbers waren dirk
van Poelgeest^ jan van Boshuizen, en floris, de natuurlijke zoon van frank
van Borselen. Ook bevonden zich verscheidene Hollandsche en Zeeuwsche Edelen
op de vloot, welke uit Arnemuiden in zee stak. Warwick week naar den mond der
Seine, doch werd door van borselen naar de kust van Normandi'è gejaagd, waar de
beide vloten ontscheepten en hij in een hevig gevecht to land te kort schoot. Bij
den aftogt, werden vele zijner schepen in brand gestoken en tien der grootste in Zee-
land opgebragt (1).
29 V.
Bloei-
maand.
1470
25 V.
Zomer-
maand.
(1) Additions aux Chroniques de mosstbelet, p. 34. de comises, Liv. 111. Ch. 4. p. 156.
Oude Hol/. Div. Kron. Div. XXX. c. .31. v. goctiioeven, Chron. v. Holl. bl. 492. heigers-
bergh, Chron. v. Zeel D. Π. bl. 253, 254. hume, Hiat. of England, CL·. XXII. p. 246, 247.
.1710 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— Om warwigk eene landing in Engeland Ie beletten, hield Hertog karel de ha-
^^^^ vens aan het Kanaal ingesloten, en zijne vloot ontscheepte dikwerf op de kusten Tan
Normandië, waar zij vele verwoestingen aanrigtte. Al zyne voorzorgen echter wa-
ren vruchteloos. Een geweldige storm verstrooide zijne schepen, van welke eenigen
Schotland, de overige Holland of Zeeland binnenliepen. De Graaf van Warwwh
stak nu in zee onder het geleide van den Admiraal van Frankrijk en landde, na
een gevecht met de Hollandsche en Zeeuwsche zoutschepen , die huiswaarts keerden,
gelukkig in de haven van Darmouth. Weldra zag hij zich aan het hoofd van zestig
duizend gewapenden. Eduard, door zijn volk gehaat en verlaten, vlugtte in aller ijl
met drie schepen naar Holland (1). Onderweg maakten eenige Oostzeesche zee-
roovers jagt op deze kleine vloot, die te naauwernood op do reede van Texel ten
anker kwam (2). Doch ook de zeeroovers lieten niet ver van daar het anker val-
len , met oogmerk haar bij den eersten vloed aan boord te klampen. Men ver-
be barakxe, lUst. d. Ducs de Bourg. T. Vil, jd. 252—262. Het verhaal van de βικαντε be-
trekkelijk den togt tegen warwick , verschilt aanmerkelijk van dat in de Oude Holl, Div. Kron.,
en bij de schrijvers door wagenaar , D. IV. bl. 112, aangehaald, hetwelk wij gevolgd hebben.
» (Jnc flotte puissante" zegt de barakte , p. 261, »commande'e par Ie sire de Fere, et portant des
troupes sous les ordres du sire de la Gritythuyse, gouverneur de Hollmide, était venue a 1'embou-
chure de la Seine ; les vaisseaux anglais du rol edoüard se joignirent a la marine de Bourgogne,
ainsi que des vaisseaux de Bretagne. Le roi (de France) donna ordre que toute satislaetion fut
sur le champ accordée ä l'amiral de Hollande, et qu'on lui rendit tous les vaisseaux pris par
warvvick qu'il pourrait reconnaitre. Comme on venait de les bróler pour Ia plupart, la reparation
commandée par le roi était assez vaine. Toutefois le sire de la Fere se montra satisfait. II rcpéta
souvent qu'il laisait la gnerre au comte de Warwick et non pas au roi; mais l'amiral de France
déclara qu'il s'opposerait ä ce que les gens et les vaisseaux du comte lussent attaqués dans ses ports
ou dans les terres du royaume. üne compagnie de cinq cents hommes d'armes se mit en mesure
de s'opposer a tout debarquement. Ainsi les Bourguignons ne purent attaquer les partisans de
warwick." Welke bronnen de barawte gevolgd heeft is ons onbekend.
(1) wagenaar, D. IV. bl. 113 zegt, dat vier of vijfhonderd man den Koning verzeldcn. de
barante, T. vu. p. 274, brengt dit getal tot op achthonderd, bilderdijk , D. IV. bl. 196, spreekt
van vierhonderd Edellieden. De Oude Holl Div. Kron. Div. XXX. c. 32 noemt bepaald 's Ko-
nings gevolg op driehonderd man. de comises, Liv. UI. Cb. 5, wil, dat slechts zeven of acht
lieden den vlugtendcn Vorst verzeldcn.
(2) de coMiNES, Liv. ΙΠ. Ch. 5, noemt Alkmaar de landingsplaats van eduard. De meeste
geschiedschrijvers noemen Texel. Zie het Goudsch Kron., bl. 140. Oude Holl. Div. Kron.
Div. XXX. c. 32, reigersbergh, Chron, V. Zeel. D. H. bl. 255. Verg. v. wijn op wagenaar ,
DES VADERLANDS. 47
haalt, dat de Heer van Gruithuizen zich in de omstreek ophield en op het berigt 1433—
van het gevaar waarin edüard verkeerde, den Oosterlingen niet te vergeefs onmid-
dellijk bevel zond, zich van alle vijandelijkheden te onthouden. Hij zqlf ging ter-
stond den Vorst begroeten, bewees hem de grootste achting en voerde op eigen kosten,
hem en zijn gevolg naar den Haag , waar zij van al het noodige voorzien werden.
Ondertusschen had eendrik VI, door hulp van den Graaf van ffarwick, den Tower
met den troon van Engeland verwisseld (1).
Do ommezwaai van zaken in Engeland en de komst van Koning eduard in Hol-
landy baarden Hertog karel geene geringe verlegenheid. Niet alleen was Hen-
drik VI mede zijn bloedverwant, maar de verbindlenis van dien Vorst met lodewijk XI,
moest hem ook de vereenigde magt van Frankrijk en Engeland op den hals halen. '
Om dit te voorkomen, onderhield hg den vrede mei Engeland, verklarende, dat de
voorgevallene staatsomwenteling geen invloed zou hebben op het verbond, vroeger met
den Koning, onbepaald wien , en het rijk van Engeland gesloten, en dat hij den-
genen voor Koning hield , wien de onderdanen daarvoor erkenden. Eduard behandelde
hij slechts als zijn gast en legde hem maandelijks vijfhonderd gouden kroonen toe (2).
Hij weigerde zijnen schoonbroeder te zien , wien hij het jaar te voren bij het ontvangen
van de ridderorde van den Rouseband, broederschap gezworen had (3). Toen men echter
vernam , dat lodewijk XI Picardi'è met eenen inval bedreigde, en de vriendschapsband
tusschen dien Vorst en den Graaf van ffarwick, Aviens benden in de Nederlanden
stroopten, enger was gestrengeld, gaf de Hertog meer gehoor aan de vertoogen van
eduard, welke steeds bij hem om onderstand tegen warwigk had aangehouden. Zij hielden
eene bijeenkomst in de stad Saint Pol; en op des Konings verzekering, dat hij in^'w-
geland eene menigte aanhangers telde en de Hertog daarenboven niets goeds van Hen-
drik of van den Graaf van PTarwick wachten konde , besloot karel eindelijk hem,
doch zoo geheim mogelijk, op den troon te helpen herstellen. Terstond werden te
Veere in Zeeland voor 's Hertogs kosten in stilte drie of vier groote schepen uitgerust en
veertien Oostzeesche bodems gehuurd. Vijftigduizend gulden werden daarenboven eduard 10 v.
ter hand gesteld , die nu met deze welbemande vloot spoedig onder zeil ging ; en karel ,
alsof alles builen zijn weten geschied ware , verbood op straffo des doods elk, hetzij 147J
(1) de cobines, Liv. III. Ch. V, VI. Additions aux Chroniques de mokstreiet, p. 35.
Oude Holl. Div. Kron. Div. XXX. c. 32. beigersbekgu , Chron. v. Zeel. D. II. bl. 254, 255.
iiume, Hist. of Engl Ck. XXXII. p. 248. de babante, Hist. des J?ucs de Bourg. Τ VII.
ρ. 261—275.
(2) DE coaiNEs, Liv. III. ch. VI.
(3) rtmer , Acta Puhl. Angl T. V. P. II. p. 173.
-ocr page 48-.48 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—regtslreeks of van terzijde eouakd de la Marchs^ die zich Koning van Engeland
^^^ noemde , eenige hulp te verleenen (1).
De Hertog van Bourgondie was in denzelfden tijd met een leger naar Amiens ge-
trokken. Lodewijk had zich van die stad , van St. Quentin en andere plaatsen door
verraad meester gemaakt en van eene talrijke bezetting voorzien. Karel moest zich
bij het insluiten der welversterkte stad bepalen, terwyl de Koning steeds eiken veldslag
4 v. voorziglig ontweek. Het omliggende land leverde een tooneel op van ellende en
Crl'äSlXI
1471' ^öi^westing, maar niets beslissends was uitgerigt, toen er eene wapenschorsing voor drie
maanden gesloten, en na vele onderhandelingen door de wederzijdsche afgezanten
3 V. een verdrag getroffen werd, waarbij men de overeenkomsten van Atrecht, Conflans
en Peronne weder bekrachtigde f2).
maand, σ /
Ondertusschen had ebuard IV in twee bloedige veldslagen bij Barnet en Tewks-
burif, de kroon van Engeland heroverd; warwigk Avas gesneuveld en Hendrik. VI
in den Tower vermoord (3). Tot belooning der diensten hem bewezen, verhief hij
den Stadhouder van Holland, lodewijk. van Gruithuizen, tot Graaf van/^«'yic/ie^ier,
en HENDRIK van Borselen, Heer van Feere, tot zijn Raad en Kamerheer. De stad
Veere zelve werden eenige handelsvoorregten verleend (4), Maar deze gunsten aan
bgzondere lieden en plaatsen geschonken , konden niet opwegen tegen de nadeelen,
welke den Nederlandschen handel waren toegebragt (5), Holland en Zeeland moesten
daarenboven een aanzienlijk gedeelte der oorlogskosten dragen. Het verhoogen der
oude en het invoeren van nieuwe belastingen, welk hieruit voortvloeide , gaf veel mis-
noegen en in sommige steden aanleiding tot oproer. In Hoorn kon de volksbeweging
niet dan met geweld gestild worden en had voor de stad zelve de nadeeligste gevolgen (6).
(Ij DE coMisEs, Liv. ΙΠ. cli. VI. poktcs iieuterüs, Ker. Burgund., Lib. V. p. 132, verhaalt,
dat de Hertog aan edüard tweemaal honderd duizend Rijders schonk en deze gift door de Staten
yan liraband, F laander efi, Holland en Zeeland aanmerkelijk vermeerderd werd. In spijt van
bilderdijk, D. IV. bl. 196, komt ons dit geheel onAvaarschijnlijlc voor.
(2) de comines, Liv. III. ch. 2, 3, 8, 9. Preuves, ï. IV. p. 364.
(3) de comines, Liv. III. ch. 7. ihjme, Hist. of Engl, Ch. XXII. p. 249. de baraste, Hisi.
d. Vues de Bourg, T. VIII. p. 37—42.
(4) wagenaar, D. IV. bl. 117,
(5) de barante, Bist, de Ducs de Bourg. T. VIII. p. 10, 11.
(6) Oude Holl JDiv. Kron. Div. XXX. c. 33. veliüs, Chron. v. Hoorn, hl. 85—93. eu-
derdijks voorstelling van deze gebeurtenis, D. IV. bl. 198, 199, steunt op geene bewijzen- zij is
uit de lucht gegrepen. Verg. ΛΤΆαΕΚΑΑΗ, D. IV. hl. 120—123.
DES VADERLANDS. 49
De naauwelijks geschorste krijg met Frankrijk was inmiddels op nieuw uitgebar- 1433—
sten , dewijl lodewijk XI geweigerd had het laatst gesloten verdrag te bekrachtigen.
De Fransche oorlogschepen kruisten langs de Hollandsche kusten lot op de hoogte van
Kativijk en Noordwijk , en bragten der zeevaart en haringvisscherij groote schade loe.
Spoedig werden dan ook door Holland en Zeeland eenige schepen onder bevel van
PAULUS van Borselen, natuurlijken zoon van den Heer van Feere, legen hen in zee
gezonden. Zij ontmoetten de Fransche vloot onder Schotland en noodzaakten haar
naar de havens van Frankrijk terug Ie keeren (1). Hertog kauel was om denzelfden 1472
tijd met een niagtig leger in dat rijk gedrongen , zwerende alles Ie vuur en te zwaard
te zullen verwoesten. De stad Nesle gaf zich na een kort beleg bij verdrag aan hem
over. Ongelukkig werd de overeenkomst door eenige boogschutters , welke Iwee Bourgon-
diërs doodden, geschonden. De belegeraars stormden nu woedend in de stad en rigtten
er een allervreesselykst bloedbad aan. De bevelhebber werd aan de galg gehangen;
don boogschutters kapte men de hand af; mannen, vrouwen, kinderen allen werden
zonder genade vermoord en do huizen in brand gestoken. Zelfs de kerk, waar eenige
ongelukkigen eene schuilplaats tegen de woede der Bourgondiërs zochten , bleef niet
gespaard ; allen die er gevlugt waren vielen onder het zwaard. » Zie daar de vruchten
van den boom des oorlogs," riep do Hertog toornig uil; en toen hij te paard de kerk
binnentrad, welke met lijken, die in bun bloed baadden, bedekt was, maakte hij het
teeken van het kruis zeggende: »Ik heb goede slagters bij mij ; welk een schoon gezigt,"
Sinds dien dag ontving hij den naam van : » karel den Verschrikkelijke (terrible)." Van
Nesle kwam hij te Roye en maakte zich bij verdrag van die plaats meester. Van hier
rukte hij als een Engel des verderfs πλάχ Normandië, stootte het hoofd \qoï ßeauvais,
doch bemagtigde eenige andere plaatsen en legde al do dorpen en kasleelen van hel
rijke land van Caux in de asch. Verdelgende en verwoestende keerde hij naar Pi-
cardi'è en Artois terug , alwaar de Connetable van Frankrijk even schrikkelijk woedde
als hij zelf in Normandië gedaan had. De verzoening van lodewijk XI mei den Herlog
van Bretagne stelde eindelijk perken aan zoo vele gruwelen en ellende. Karel, van
zyn bondgenoot beroofd, was handelbaarder geworden (2). Hij sloot roet den Koning
een bestand, hetwelk ongeveer vijftien maanden duren zoude (3). Dit verdrag werd Louw-
naderhand verlengd, doch baande geenszins den weg lot eenen bestendigen vrede (4). 1473
(1) REiGKusBERGn, Chroti, v. Zcel, D. IL. bi. 2G0, 2G1.
(2) de cojiises, Liv. III. Ch. 9, 10, 11. Additions aux Chroniques de monsthelet, p. 41.
de ROYA, Annal Belg. p. 10J. meuerci, Annal Flandr. Lib. XVÏI. ]). 355 verso, de babahte,
llist. d. Ducs de Bourg. ï, VIII, p. 65—90.
(3) RIJMER, Acta PubL Anglic. T. V. P. III. ρ. 19—22.
(4) roisTüs HEUTERiJS, lief. Burgundic, Lib. V. p. 133,
fs
r '
Μ·}
'α
wm
50 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—· het sluiten des bestands begaf zich de Hertog naar Zierikzee, waar in hel voor-
gaande jaar een oproer, even als in Hoorn , om het invoeren van nieuwe belastingen,
doch veel heviger ontslaan was. De Baljuw van Schouwen nevens zekeren priester
Averden door het woedende gemeen op het stadhuis vermoord , en de lyken uit een
venster op straat geworpen. Schout en Burgemeesteren smeekten de woeste menigte
om lijfsgenade, die men hun ten laatste verleende , waarop straks eene nieuwe regering
uit de gilden werd zamengesteld. Om deze ongeregeldheden te beteugelen, zond de
Hertog zijnen natuurlijken broeder anthonie van Boiirgondië^ die ondersteund door
den Heer van J^eere, een ige raddraaijers liet onthalzen, waarop de andere de vlugt
kozen. Het berigt van de komst des Hertogs zeiven vervulde elk met angst en schrik,
dewijl zich het gerucht verspreidde, dat hij al de inwoners des doods schuldig hield
V. en de stad tot een puinhoop wilde gemaakt hebben. De gevreesde dag verscheen,
I vouw-
inaand Geestelijken en Wereldlijken trokken in de ootmoedigste houding den verbolgen Vorst
^^^^ te gemoet en baden hem om vergiffenis. Hij schonk hun het loven, doch der stad
werd eene boete van dertigduizend gulden opgelegd, en eene bezetting onder bevel
eens vreemdelings toegevoegd (1). Reeds den volgenden dag slak de Hertog over
naar Holland. Yerzeld door keinoud van Brederode ^ welke thans in zijne bijzon-
dere gunst deelde, bezocht hij de aanzienlijkste steden en kwam het laatst te Dord-
recht (2). In die stad had zijne inhuldiging in veertienhonderd acht en zestig door
invloed der Hoekschgezinden, naar het schijnt, geen voortgang gehad, ofschoon zij
met meerderheid van stemmen was doorgedreven. Nu echter werd kakel plegtstatig
17 V. ingehaald, en hem door de stedelijke Regenton , de Dekens der gemeene neringen j en
I alle manspersonen boven de vijftien jaren den eed van trouw gezworen (3).
I De hoofdbeweegreden van 's Hertogs togt naar zijne Noordelijke staten was de bezit-
5 neming van Gelre. Wat daartoe aanleiding gaf, zal in het verhaal der Geldersche
gebeurtenissen uitvoerig ontwikkeld worden. Hier zij alleen aangestipt, dat karel ,
|· krachtens eene overeenkomst met Hertog arwoud van Gelre, na den dood van dien
I Vorst, onlangs voorgevallen, zich in het bezit van dat hertogdom en het daarmede
I vereenigde graafschap Zutphen stelde, en nog vóór het einde des jaars, tot Heer ge-
\ huldigd word. Kort daarna werd hij te Ti'ier door Keizer frederik III met beide
I
li
Ir
(1) Oude Hall. J)iv. Kron. Div. XXX. c. 42. MEUERts, Annal. Flandr. Lib. XVII. p, 356.
AEGiDii DE BOYA Aiinal. ßclg. ρ. 101. REYGEKSBERGU, Chvon. V, Zeel. D, II. bl. 26ö—268^
EoxiioRN aldaar, bl. 273.
(2) REYGERSBERGir, ChroH, V. Zeel. D, II. bl, 268,
(3) WAGENAAR, D. IV, bl. 127-129.
1ί
DES VADERLANDS. 51
leenen verleid (1). Doch het was deze leenverheffiflg niet alleen, welke karel der-
waarts lokte. Reeds sinds jaren haakte hij naar den titel van Koning, welke beter
dan die van Hertog met de uitgestrektheid zijner staten en de grootheid zijner magt
overeenkwam. Hij had daarover veelvuldig met den Keizer onderhandeld, welke van
zijnen kant maria van Bourgondië, 's Hertogs rijke erfdochter, voor zyn zoon den Aarts-
hertog maximiliaan ten huwelijk wenschte. Karel leende hieraan gehoor, mits frederikIII
de Bourgondische staten onder den alouden naam van: Bourgondi'è, tot een koningrijk
verhief, de vier bisdommen Otrecht^ Luik, Kamerijk en Doornik^ alle leenen van
het Rijk, daaraan hechtte en hem tot Stedehouder des Duilschen Rijks verklaarde (2).
Deze hooge eisclien, welke de Keizer, zonder de belangen van te kwetsen,
alle met voldoen konde , meer dan de inblazingen van lodewijic Xi, of der wangunst,
welke men wil, dat de grootsche pracht en praal des Hertogs in freüerik III op-
wekten , waren de oorzaak, dat die Vorst den avond vóór den dag tot de krooning
bepaald Ti'/er in stille en zonder den Hertog vaarwel te zeggen verliet (3).
Men verwondert zich, dat karel, woedende over deze hoonende teleurstelling, zich
niet zclvcn de koninklijke kroon op het hoofd zette (4). Welligt wilde hij den Keizer
en de Rijksvorslen daardoor niet trotseren, wier ongenegenheid hij reeds genoeg door
het uitvoeren zijner heerschzuchtige ontwerpen zou opwekken. Om zijne uitgebreide
staten aaneen te hechten, vormde hij het stoute plan, zich van al de sterke plaat-
sen aan den linker Rijnoever meester te maken, van Nijmegen tot Ferette toe , een
graafschap in den Elzas niet ver boven Bazel, hetwelk hij voor eene aanzienlijke
som in veertienhonderd acht en zestig van Hertog sigismuwd van Oostenrijk ge-
pand had (5). Over dat gewest had hij zekeren pieter παοενεαοιι tot landvoogd
aangesteld, welke door geweldenarij , schraapzucht, wreedheid en verregaande zede-
loosheid , eindelijk niet alleen do lang getergde bevolking, maar ook Hertog sigis-
MUSD en de Zwitsersche bondgenoolen, wier regten hij even weinig eerbiedigde,
(1) olivier de la MARciiE, Liv. 11. p. 587. DE coMiNES, Liv. IV. Cli. 1. Oude HolL Div. Kron.
J)iv. XXX. c. 35, 44—51. meijesbs, Annal. Flandr. Lib. XVII. p. 357. pomtus hectebus, lier.
Burgundic. Lib. V. c. 7. p. 134. pontancs, Ilist. Gelr, Lib. IX. p, 504—553.
(2) de comixes, Liv. III. Ch. 8. postüs redterüs, Rei'. Burgund. Lib. V. c. 8. p. 136. Oude
Holl. Div. Kron. Div. XXX. c. 51, 52, 53. meijeris, Annal. Flandr. Lib. XVIL p, 358 verso.
DE BARANTE, Hisl. d. Ducs de Bourg. T. VIII. p. 95—105.
(3) MARCIIAND, Notes SUT DE BARASTE, T. VIII. p. 105 (3).
(4) 3IARCUAND in 1. C. p. 106.
(5) DE coMiRES, Liv. IV. Ch. 1, 2. iiEijERüs, Annal. Flandr. Lib. XVIL p. 343 verso.
1433-
1482
4v.
Slagl-
maand
1473
'I
-ocr page 52-.1716 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—tegen zich in do wapenen bragt. Hij Averd gevangen, onthalsd, en de Bourgondische
1482
4v. krijgsmagt uit het land gejaagd (1),
^'147™ ODlstak KAREL in de hevigste en zinnelooste woede. De onverwachte
vereeniging der Zwitsers met hunne oude v^anden de Oostenrijkers, schokte hem noch ver-
hinderde het doorzetten van zijn plan, om meester van de Rijnlanden te worden en den
dood van zijnen gunsteling hagenbach te wreken. Terstond maakte hij zich gereed ,
oiri in den Elzas te rukken. Ten einde aan do zijde van Frankrijk gedekt te zijn,
25—27 verlengde hij het bestand met lodewijk XI, doch sloot niet te min insgelijks een ver-
maand "^®'· Koning van Engeland tegen dien Vorst. Eduard zou in Frankrijk
vallen, waar hem de Hertog , na het eindigen van den Duitschen krijg, krachtdadig
moest ondersteunen (2). Hierop toog karet, aan het hoofd van een uitgelezen heir
in het gebied des Aartsbisschops van Keulen, rudolt? van Beijeren, en sloeg met
achttienduizend man het beleg voor de stad Nuts, welke door herman van Iles-
^en, den nieuw gekozen Keulschen Kerkvoogd tegen wien hij zich verklaard had,
verdedigd werd. Na vele vergeefsche pogingen, om de plaats met geweld te be-
magtigen , en na het verlies van eene menigte volks, besloot karel zich slechts tot
eene geheele insluiting te bepalen en de bezetting door honger tot overgave to dwin-
gen (3). Ondertusschen werd de Opper-Elzas door zijne benden deerlijk verwoest.
26 v. De Zwitsers, hierdoor in beweging gebragt, sloten een verbond met den Koning van
• - Wiin—
maand. Frankrijk en verklaarden den Hertog openlijk den oorlog. In een bloedig gevecht
bij Ilericourt werden de Bourgondiërs geslagen, hetgeen het verlies der vesting van
blajjtm.
j dien naam ten gevolge had , welke do Oostenrijkers bezetten en waaruit zij den geheelen
winter het omliggende land door strooptogten verontrustten (4). Maar dit kon den Her-
log van Nuts niet aftrekken, op welks verovering hij nu eenmaal uitsluitend zijne
aandacht gevestigd had, en waartoe hij uit zijne staten nieuwen onderstand in geld
en volk vorderde. Al zijne Edelen en leenmannen moesten met éénen of meer hun-
1475 ncr dienstmannen te zijner beschikking opkomen, ten ware zij eene bepaalde som
?
(1) Oude Holl. üiv. Kron. Div. XXX. c. 5G. meijerüs, Annal. Flandr. Lib. XVII. p. 3G0
rerso. pontüs iieuterus , Rer. Burg. Lib. V. c. 10. Verg. het uitvoerig verhaal bij de βακλντε ,
Hist. d. Diics de Bourg. T. VIII. p. 128—162.
(2) RIJMER, Acta Puhl Angl. Τ. V. Ρ. III. ρ. 40—44.
(3) de comings, Liv. IV. Cli. 1, 2. Additions aux Chroniqiies de jionstuelet, ρ. 47. Magn.
Chron Belg. p. 449—456. pontüs iieuterus, Rer. Burgundic. Lib. V. c. 10. Oiide Holl. Div.
Kron. Div. XXX. c. 57—64. Goudsch Kron. bl. 143, eu de Kronijk van Äeulen, aldaar aan-
p;eliaaid door scriveuiüs bl. 147. de barante , Hist. d. Diies de Bourg. T. VIII. p. 163—182.
(4) de mrante, llist. d. Diics de Bourg. T. VIII. p. 182—190.
-ocr page 53-DES VADERLANDS. 53
gelds voldeden. Een groot gelal poorters uit de Hollandsche en Zeeuwsche steden 1433—
trokken voor Nuis onder hunne bijzondere ^banieren en verschillende, dik\verf gescha-
keerde kleedij, waardoor de belegerden hen s}Dotsgewijze een heir bonte kraaijen
noemden (1). Bovendien werden drukkende buitengewone beden gevorderd. Gelre
moest daarin dertienduizend achthonderd drie en tachtig , en Holland veertienduizend
driehonderd, doch Zeeland, welks zeedijken veel geleden hadden, slechts tweeduizend
zeshonderd vijf en tachtig pond Tournois opbrengen (2). Den Geestelijken van welken
rang of slaat in Holland, Zeeland en fVest-Friesland werd bevolen, schriftelijk de
goederen en renten op te geven , welke zij sinds zestig jaren bezaten , om hen naar
gelang hunner inkomsten, te schatten. Op eene talrijke bijeenkomst in een klooster
buiten Leiden, besloten zij eenparig geene schatting op te brengen. To vergeefs was
het dringen en dreigen der hertogelijke ambtenaren; de geestelijkheid beriep zich op
het hoog geregtshof te Mechelen , onlangs door Hertog karel ingesteld; en daar dit
niet baatte op den Paus, heigeen voor weerspannigheid gehouden en als eene misdaad
beschouwd werd , waardoor zij lijf en goed verbeurd had. Ondertusschen was door de
Zeeuwsche Geestelijken de ongewone schatting toegestaan , welke jan van Boschhui-
zen , 's Hertogs Kamerheer, het volgende jaar met geweld in Holland doorzette. Hij
liet hier en ginds de geestelijke goederen ter verkoop aanslaan, en hot zilverwerk uit
do kerken wegnemen. De Geestelijken, welken het gelukte uitstel van betaling Ie
erlangen en dit lot den dood des Hertogs te rekken, behielden hunne goederen, de-
wijl toen het heilen der schatting achter bleef (3).
In weerwil van het ongunstige jaargetijde en het aanrukken van Keizer frederik III
met zestigduizend gewapenden, wei'd de belegering van Nuis krachtig voortgezet. De
Keizer ondernam echter niets beslissends tot ontzet der noodlijdende stad, en wachtte
tusschen Coblentz en Keiden de twintigduizend man af, welke de Koning van
Frankrijk hem beloofd had. Doch lodewijk , tevreden dat hij Duitschland tegen
den Hertog in de wapenen had gebragt, dacht niet aan zijne belofte en trachtte zelfs
met KAREL het bestand, dat ten einde spoedde , te verlengen. Dit voorstel werd met
Irotschheid van de hand gewezen. Op raad des verbolgen Konings viel nu do Hertog
van Lotharingen in Luxetnburg, en gordden do Zwitsers op nieuw het zwaard
aan tegen den Hertog van Bourgondië. Tevens gelukte het lodewijk, den Kei-
(1) Oude Holl. Die. Kron. Div. XXX. c. 64. reigersbergii cn boxhokn, Chron.v.Zeel. D. II
bl. 201—260, 277, 278.
(2) B0XII0R5 Op REiGERSBERGH, C/iroii. v. Zeel. D. Π. bl. 279, 280.
(3) Oude HolL Bit. Kron. Div. XXX. c. 85 , 86 , 87, 90 , 92; door gowthoeven, Cluon t>.
Holl. bl. 499—502 cn boxiiorj^, Nederl. Ilist. bl. 293—309, gevolgd.
■8. '·
-ocr page 54-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
24 γ.
]JIocim.
1475
27 ν.
Zomer-
maand;
Β
- zei·, die zich nog s steeds te Andernach ophield, te bewegen met zijn leger, dat
tot honderdduizend man was opgeklommen, Yoor Ν ais te rukken. Hij zelf yer-
klaarde den Hertog openlijk den oorlog en hemagtigde aanstonds Roye, Corheil,
Montdidier en andere plaatsen in Picardi'é. Middelerwijl maakte de Koning van
Engeland zich vaardig met eene legermagt in Frankrijk te komen, en drong ern-
stig bij den Hertog aan, om zich, overeenkomstig hun verbond , met hem te vereeni-
gen en het even ongelukkig als nutteloos beleg voor Nuis op te breken. Maar karel bleef
onverwrikt bij zijn opzet; het scheen alsof hij het versland verloren had. Zijn doel,
de Engelschen in Frankrijk te brengen, >vas op het punt van bereikt te worden;
de Hertog van Bretagne zou zich Ie zyner gunste verklaren; alles was gereed; hij
naderde het zoo vurig gewenschte oogenblik, om zich op lodewijk XI te wreken,
en — hij verloor zijn tijd, zijn leger en geld voor eene ellendige stad, welke hij niet
eens konde bedwingen. Inmiddels werden Bourgondi'é en de aangrenzende gewesten
door het vuur en zwaard der vyanden vreesselijk geteisterd. Zulk een staat van zaken
konde evenwel niet voortduren, en de Hertog, in weerwil van zijn trots, moest be-
sluiten in onderhandeling te treden. Vooraf wilde hij echter nog eene laatste poging
beproeven. Geweldig tastte hij voor Nuis het keizerlijke leger aan, en zegevierde in
den ongelijken strijd aan Avclken de nacht een einde maakte. De Keizer, ondanks zich
zelven in dezen krijg gewikkeld, was thans meer dan ooit lot vrede geneigd; en de
Hertog van zijae zijde verlangde nu evenzeer te vertrekken , als hy te voren hardnekkig
was geweest, om te blijven. Er werd dan weldra door tusschenkomst van den pause-
lijken gezant en tot spijt der overige Duilsche Vorsten, een bestand voor negen
maanden gesloten. Do Hertog trok van de stad Nuis op, welke hij ten koste van zoo
veel volk en schatten, elf maanden belegerd had en die binnen veertien dagen door
gebrek aan mondbehoeften genoodzaakt geweest zou zijn, zich over te geven (1).
De Koning van Frankrijk noch de overige zamenverbondenen tegen den Hertog
waren in dit verdrag begrepen. De Fransche kapers zetten derhalve hunne strooptogten
langs de Vlaamsche en Holkmdsche kusten voort en bragten den handel der Hollanders
en Zeeuwen veel nadeel toe. Zij namen de arme visschers gevangen, die niet dan le-
gen groot losgeld geslaakt werden. Door een kloek bestaan vermeesterden de visschers
van Goeree een dezer kapers met vijftig roovers bemand , van welke zij de rijkste op
losgeld stelden, de overige berooid wegzonden, en den aanzienlijken buit onder el-
(1) de comines, Liv. IV. Cli. 3, 4. Preuves sur de comkes, T.IV. p, 442, 458. Additions mix
Chron. de mosstrfxet , p. 47—52. rositis iiedterus, Rer. Burgiindic. Lib. T. c. 10. p. 138—140.
Oude Holl. Div. Kron. Div. XSX. c. 80. de darante, Hist. d. Ducs de Bourg, T. Vlli,
p. 190-223.
DES VADERLANDS. 1719
kander verdeelden. Ter beveiliging van bunnen handel en vaart naar het Westen,
rustten Amsterdam, Eoorn , Enkhuizen , Monnikendam en Edam, op gemeene
kosten, vier grooie oorlogschepen uit en wapenden meer dan vijftig koopvaardijschepen
ten krijg. Deze vloot werd onder het opperbevel van klaas roelantszoon gesteld, en
in Texel door de gemagtigden der steden in oogenschouw genomen. Op de uitreize
waagden het de Franschen niet haar te besloken, dewijl zy zich digt bijeen wist te
houden; maar op de tehuis reize dit verwaarloozende, werd zij op de hoogte van
Klaasduinen door den vijand aangetast en bijna geheel genomen. Groot was de
schade , welke do Hollandsche koopsteden hierdoor leden. Amsterdam verloor een
groot aantal schepen en van Hoorn bleven er wel dertig, welker Λvaarde op acht en
veertig duizend Rijnsche guldens berekend werd. Er liepen in hetzelfde jaar nog
twee kapers het Marsdiep in en schuimden langs do Zuiderzee, doch keerden
eerlang onverrigter zake terug (1).
1433-
1482
Middelerwijl was de Koning van Engeland te Calais aangekomen. Hij vond hier
lot zyne verbazing noch den Hertog van Βourgondi'é, noch hulpbenden , noch voor-
raad voor zijn eigen leger. Karel, in stede van zijne verpligtingen in dil opzigt na
Ie komen, rigllo zijne strydkrachten tegen den Hertog reké van Lotharingen en
liet den Engelschen Vorst aan zijn lot over. Eduard , met reden verbitterd, sloot
vrede met den Koning van Frankrijk en trok verbolgen op den Herlog naar zijne
stalen terug. Karel trad nu ook in een bestand met Frankrijk voor den tijd van
negen jaren, ten einde zijn plan met Lotharingen te voltooijen. Het geluk bekroonde
zijne wenschen. Tegen het najaar valt hij in dat gewest en noodzaakt weldra Her-
tog RENÉ naar Frankrijk te vluglen. Nancy alleen biedt tegenstand, doch moet
zich na eene belegering van vijf weken aan hem overgeven, en nu is er geen wil
in Lotharingen dan do zijne. Door dezen voorspoed opgewonden, maakte hij zich
in het begin des volgenden jaars gereed om do Zwitsers te tuchtigen, die niet alleen
behulpzaam gevreest waren, om hem Ferette afhandig te maken, maar steeds op het
grondgebied van het graafschap Bourgondi'è de vijandelijkheden voortzetten en grooie
verwoestingen aanriglten. Vruchteloos beproefden Koning lodewijk XI en de Mark-
graaf van Baden den Herlog van dit voornemen af te brengen; vruchteloos-trachtten de
Zwitsers zich met hem op de billijksle voorwaarden te verzoenen en te overtuigen, dal de
verovering van hun land hem weinig voordeel zou aanbrengen. » Ons land is arm en
onvruchtbaar" zeiden zij; » onze gevangenen kunnen geen groot losgeld betalen; er is
veel meer goud en zilver aan uwe sporen en de breidels uwer paarden dan gij in ge-
heel Zwitserland zult vinden." Maar karel , meer dan ooit zwanger van het denk-
5T.
llooim.
1475
13 v.
llerCst-
inaand»
29 v.
SlagUn.
(1) Oude HolL Div, Kron. Div. XXX. c. 79. wAGERAAR,^e5cÄ;·. ν. Anislerd, St. I. Β. III. bl. 158—lGO.
-ocr page 56-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
22 V.
Louw-
maand.
1476
19 v.
Sprok-
kelm.
ίξ'
2v.
Lente-
maand.
■ fï
Jï i ■
iu ?
if
li
beeld, een groot Bourgondisch koningrijk te stichten dat zich als een zamenhangend
geheel van de Noordelijkste grenzen van Holland lot aan de j^lpen en Ilali'è zou
uitstrekken, sloeg alle voorstellen van vrede in den wind. Voor den nieuwen krijg
werden nieuwe opbrengsten gevorderd, waaraan men in de Νederlanden niet dan
schoorvoetend voldeed. »Het is voor de laatste maal," riep de Hertog toornig uit,
» dat ik mijne onderdanen zal vragen in plaats van hun mijnen wil bekend te maken.
Voortaan zal ik toonen, dat ik hun Heer en Meester ben. Ik heb regt hunne diensten
te vorderen en opbrengsten te eischen. Indien zij die Aveigercn, heb ik magt genoeg,
om do muitelingen te straffen." Nu stelde hij zich te Nancij aan het hoofd van zyn
magtig leger en was weinig dagen later te Besancon, De Koning van Frankrijk
moedigde ondertusschen de Zwitsers aan met belofte van geldelijken onderstand , ter-
wijl hij tevens hunne Duitsche bondgenooten ernstig vermaande , hen krachtdadig te
ondersteunen. Reeds had de Graaf van Romont, welke de voorhoede van het her-
togelijk leger aanvoerde , eenige plaatsen bemagtigd, toen karel zelf het beleg
sloeg voor Granson, aan het meir van Neufchatel. De bezetting bestaande uit twee-
honderd man, gaf zich op genade over , doch werd op het wreed bevel xles Hertogs,
deels opgehangen, deels in het meir verdronken. Om dezen moord aan hunne lands-
lieden gepleegd te wreken, trokken de Zwitsers met twintigduizend man den vijand
tegen, wien nu het krijgsgeluk voor altijd den nek toekeerde. In een hevig ge-
vecht nabij Faux-Marcus, werd hy ten eenenraale geslagen, op de vlugt gejaagd
en zijne legerplaats geplunderd. Een onberekenbare schat aan kostbaarheden viel den
Zwitsers in handen , want nimmer was de Hertog met zoo veel pracht en rijkdom ten
strijd gelogen als thans. Zijne tent, omringd door vierhonderd andere tenten van de Grooten
zijns Hofs en de dienaren van zijn huis, prijkte van buiten met zijn wapenschild , versierd
met paarlen en edelgesteenten. Van binnen was zij behangen met rood fluweel, ge-
borduurd met gouden bladen en paarlen; men had er vensters in gebragt wier ruilen
in gouden lijsten gevat waren. De zelel op welken de Hertog de gezanten ontving of
jdeglig gehoor verleende , was geheel van zuiver goud; zijne wapenrustingen , zwaar-
den , dolken, lansen met ivoor ingelegd en heerlijk bewerkt, de greep schitterende
van robynen, safiren en smaragden; zyn zegel dat twee mark gouds woog; zijn zak-
boekje in fluweel gebonden , welk zijn afbeeldsel en dat van Hertog filips bevatte;
zijne keten van het Guldenvlies met robijnen bezet; eindelijk eene menigte prachtig
huisraad, juweelen en diamanten, een ongeloofelijke overvloed van goud- en zilverla-
ken , Brabandsche kanten en tapijtwerken van Arras, daarenboven al de kostbaar-
heden zijner kapel geraakten in het bezit der eenvoudige bergbewoners, Avelke er de
Avaarde niet van kenden. De gouden en vergulde vazen hielden zij voor koper, het
zilver vaatwerk voor lin en verkochten het voor een weinig geld. Den hertogelijken
hoed, omringd met eene kroon van kostbaar edelgesteente , zette een der overwinnaars
'C
s
-ocr page 57-schertsend op het hoofd en wierp hem vervolgens weg zeggende , dat hy voor zijn deel
liever een goed krijgsharnas begeerde. De groote diamant, dien de Hertog om den
hals droeg en welks weergade welligt in de wereld niet te vinden is, werd op den
weg gevonden en voor een kroon verkocht. Later kwam hij voor twintigduizend
dukaten in het hezit van Paus julius II, en versiert sinds dien tijd de driedubbele kroon.
Behalve deze voorwerpen van pracht en luister, vonden de Zwitsers in de legerplaats
der Bourgondiërs vierhonderd stukken geschut, eene groote menigte veelsoortige wape-
nen , vaandels, banieren, wagens en driehonderd tonnen buskruid benevens de kas
des Hertogs, die zoo rijkelijk voorzien was, dat men elkander met hoeden het gehl
toedeelde (1).
De nederlaag bij Granson had den afval van verscheidene bondgenooten der Bour-
gondiërs ten gevolge. Kakel zelf was over zijn schandelijk verlies diep ter neergesla-
gen, doch de wraak ontvonkte spoedig op nieuw zijnen moed. Met vijf en twintig-
duizend man trekt hij weder te velde en slaat het beleg voor Murten of Morat aan
het meir van dien naam, nabij Bern. De Zwitsers hadden hun leger, vier en dertig-
duizend strijders sterk, onder het opperbevel van rewé Hertog van Lotharingen ge-
steld, welke den vijand in zijne verschansingen aantastte. Karel werd ten tweeden-
male geslagen en op de vlugt gejaagd. Acht of tienduizend Bourgondiërs waren 22 v.
in den strijd gesneuveld , en meer dan de helft werd na den slafj in koelen bloede
® ° maand
door de Zwitsers, die geene genade schonken, vermoord. Al het geschut met eene 147f>
groote hoeveelheid levensmiddelen en krijgsbehoeften viel den overwinnaars ten deel (2).
De lijken der verslagenen werden in eenen grooten kuil geworpen en met onge-
bluschten kalk bedekt. Vier jaren later werd hun gebeente in eene kapel, tot dat
einde gesticht, opeengestapeld met dit opschrift! Aan den besten en alleuiioogsten God.
Het heir van den zeer beroemden en grootmagtigen Hertog van Bottrgondic ,
Morat belegerende, door de Zwitsers geslagen, heeet dit gedenkteeken hier
ahiitergelaten (3). Meer dan drie eeuwen strekte dit beenderhuis lot roemrijke nu-
(1) de comises, Liv. IV. Cli. 8—13, Liv. V. Ch. 1. olmer de la marche , Liv.IL Ch. VI. p.591,
594—C07. Additions aux Chroniques de honstrelet, p. 56. meijerüs, Jnnal. Flandr.lÄh.WW.
ρ. 3C6—370. ιόλτβ8 heüterüs, Rei\ BuTgundic. Lib. V. Ch. 11, 12. Oude Holl. Div. Kron.
Div. XXX. c. 81, 84, 89. de barakte, Hist. d. Ducs de ßourg, Τ. VIll. ρ. 231—248. Τ. IX.
ρ. 1—24, 36-46, 51-67.
(2) de c031iises, Lïv. V. Ch. 2, 3. ouvier de la marcde, Lïv. II. p. 592. p0mtü8 iieuterüs,
Rer. ßurgundic. Lil). V. c. 12. iheijercs, Annal. Flandr. Lib. XVII. p. 370. Oude Holl.
Div. Kron. Div. XXX. c. 91. de barahte , Hist. d. Ducs de Bourg. ï. IX. p. 71—91.
(3) J)eo Opiimo Maxima.
Inchjti et fortissimi Burgundtae ducis exercitua,
Moratum obsidens, ab JJelvetiis caesus, hoe mi monumentum reliquit.
57
ALGEMEENE G Ε S G ΗI Ε D Ε xN IS
gedachtenis van de dapperheid der Zwitsers zoo wel, als ter herinnering wal de volken
vermogen wanneer zij hunne vrijheid verdedigen, en hoe een trotsche geweldenaar
zijn eigen ondergang bewerkt (1).
Vol verbittering en spijt over deze schandelijke nederlaag , besloot Hertog kaeel een
nieuw leger op de been Ie brengen, om zich over den geleden hoon en op de Zwit-
sers te wreken. Hij beval nieuwe volksliglingen en eischte nieuwe beden van zijne
onderdanen, doch vond alom tegenstand en weigering. De Staten van Vlaanderen
verklaarden onbeschroomd, dat zij besloten hadden, hem noch met manschappen, noch
met geld in eenigen oorlog hoegenaamd te ondersteunen. De adel, de geestelijkheid ,
het volk , elk haatte hem. Hij had hunne vrijheden en regten geschonden, de bron-
nen van hunne welvaart vernietigd , en hen door zijne zinnelooze oorlogen met ondra-
gelijke lasten bezwaard. Niemand nam deel in zijne rampen , niemand bood hem eenige
hulp aan behalve do Graaf van Chimai en eingelbert van Nassau,, die zoo veel volks
als mogelijk was bijeenbraglen en , overeenkomstig zijn bevel, in Lotharingen rukten (2).
Hy zelf, zoo grievend in de uitvoering zijner plannen teleurgesteld, viel in eene
diepe zwaarmoedigheid, sleet geheele dagen zonder iemand te willen spreken, en
betoonde zich steeds norscher en vreesselijker tegen degenen, welke hem omga-
ven (3). Bijna twee maanden bragt hij in eenen staat van geestverdooving werke-
loos door en zonder tot eenig vast besluit te komen. De Hertog van Lotharingen
maakte van deze omstandigheden gebruik, om zijn verloren gebied te herwinnen.
Ondersteund door den Koning van Frankrijk ^ wien de Hertog van Bourgoiidi'é nu
geen ontzag meer inboezemde , valt hij in Lotharingen en wordt alom met de groot-
ste vreugde ontvangen. Hij is weldra meester van bijna al de kleine steden en
slaat eindelijk het beleg voor Nancy. Hertog karel rukt met slechts zesduizend
man aan, om de stad te ontzetten en Lotharingen te beschermen, hetwelk, tus-
sehen de Nederlanden en Bourgondie liggende , zijne stalen aaneenhechtte en welks
bezit derhalve voor hem ten hoogste belangrijk was. Maar Nancy is reeds bij verdrag
overgegaan; hij belegert de stad, welke den moedigslen tegenstand biedt, en heeft
haar tot het uiterste gebragl. Reké van Lotharingen, gesteund door do Duilsche
Vorsten, nadert met een leger van achttien of twintigduizend man, om den vijand
Ui!
Γ
1
ili
Ov.
Wijn-
in aaiid
147Ö
'f.
(1) DE DARAKTE, Ilist. (1. Ducs de ßoiirg. τ. IX. ρ. 91, 92. Eene Eninsclie trij^sma^t in
1798 langs ßlorat trekkende, oin Zwitserland te bedwinjjen, verstrooide het [fcbeentc en rcr-
nielde de kapel, welke zij a!s een hoon voor Frankrijk beschouwde.
(2) DE EARAKTE, Ilist. d. Diics de Bourg, T. IX. p. 94—100.
(3) DE COMINES, Liv. V. Cli. 5. p. 292,
J433—
1482
rt
-ocr page 59-DES VADERLANDS. 3ö·
' Λ '
tot hei opbreken ran het beleg te noodzaken. Hij biedt den Hertog van Bourgondiël^^—
den slag aan, welke dien aanneemt ofschoon zijne krijgsmagt, door koude, gebrek en 5
ziekte afgemat, naauwelïjks drieduizend welgewapende mannen lelt. Niettemin strij-
den zij onverschrokken en dapper, doch worden eindelijk door het vier of vijfmaal 1477
sterkere heir der vijanden overhoop geworpen en op de vlugt gejaagd. Twee dagen
ua den slag, werd hel lijk van karel gevonden met het gelaat in eenen poel
vastgevroren en naauwelijks kenbaar. Het hoofd was van hel oor tot aan den mond
gekloofd, en het ligchaam op twee plaatsen met een lans doorboord. Hoe en door
welke hand de HeVlog hel leven verloor is onzeker. Eenigen willen, dat hij
vluglende door een vijandelijk ruiler, welke hem melkende, gedood werd. Ande-
ren meenen, dal hij op last van den Graaf gampo-basso , een Napolitaan wien hij het
onbepaaldsle vertrouwen geschonken, doch die hem schandelijk verraden had, door
eenige moordenaars werd van kant gemaakt (1).
Met KAREL den Stoute verdween de luister van het magtige huis van Bourgondiër
welk onder steeds aanwassende grootheid, honderd twintig jaren gebloeid, de ge~
heele Christenheid met den roem zijns naams vervuld, de grootste Koningen van
Europa in onlzag gehouden en hun zelfs ten schuilplaats verstrekt had (2). Karel
Avas bij zijnen dood vier en veertig jaren oud en had bijna tien daarvan geregeerd.
Hij was van middelbare gestalte , sterk en gezond van ligchaam , langwerpig van ge-
laat, bruin van kleur, zwart van oogen en haar, en levendig van uitzigt. Rusteloos
en onverpoosd werkzaam , wydde hij slechts weinige uren aan den slaap en Avas reeds
des morgens vóór ieder ander aan den arbeid. Nooit was hij vermoeid, nooit heeft hij
de vrees gekend (3). De Zomers werden in het gedruisch der wapenen, en de tusschen-
poozcn van vrede of bestand, met het regelen der inwendige staatszaken doorgebragt.
In zijne jeugd loonde hij geene genegenheid en scheen zelfs geheel ongeschikt voor den
krijg; maar sinds de overwinning in veertienhonderd vijf en zestig op de Franschen
als Graaf van Charolois behaald , werd de oorlog zijn eenigsle vermaak en hij zelf, zoo
niet do bekwaamste veldheer, zeker de onverschrokkensle krijgsman van zijnen tijd (4).
! i
"i i
f β
I ρ
j
i
i;
I i
« [?
5 1
(1) DE comikes, Liv. V. Ch. 6, 7., 8. OLIVIER de la marciie, Liv. II. Ch. 8. p. 607. HEUERli»,
Annal. Flandr. Lil·. XVII, p. 372. pomüs helteri's, Rcr. Burgxindic. Lib, V. c. 13, 14. p. 144.
Oude JJoll. Div. Kron. Div. XXX. c. 94. de earante, Hist. d. Diics de Boiirg. T. IX.
p. 104-128.
(2) DE cojiisEs, Liv. IV. Ch. 13. V. Ch. 9.
(3) de comines, Liv. I. Cli. 4. III. Ch. 3. VL Ch. 13.
(4) de comms, Liv. I. Ch.4. tosas basitscs, insgelijks een tijdgenoot, aangehaald door scriveriis
Chron. r. Holl, Zee/, en FricsL , hl. 450.
I.
'A
59 *
-ocr page 60-^148^" ontbrak hem aan oordeel en schranderheid, om zijne heersch- en veroverings-
zuchtige plannen, welke het bezit van half Europa niet zou bevredigd hebben, lot
eenen gewenschlen uilslag te brengen, Hy dacht slechts aan het tegenwoordige, wierp
nooit een blik op do toekomst en maakte zich diets, dat met dapperheid en een groot,
Avelgewapend leger hem alles mogelijk was (1). Door zich te veel op het geluk te
verlaten, welk hem aanvankelijk toelachte, waande hij zich boven alle Vorsten verhe-
ven , Averd trotsch en ongenaakbaar, verachtte allen raad buiten zijn eigen en wilde
Mindelings gehoorzaamd worden (2). De tegenspoed zijner laatste levensjaren maalite
hem verbitterd, roekeloos, wrevelig, norsch, onmeêdoogend en wreed. Zijne onbe-
schoftheid , volstrektheid van wil, rusteloosheid, overdreven gevoelen van zich zeiven
en woedende driften, die aan verbijstering van zinnen grensden, verwijderden zijne
getrouwste dienaars van hem. Veracht door zyne onderdanen, wier goed en bloed hij
roekeloos verspilde, zag hy zich eindelyk slechts door vreemdehngen omringd, welke
hij met weldaden overlaadde en die hem verraadden. Men roemt zijne regtvaardigheid
en opregtheid ; maar de eerste was gestreng, soms wreed ; en trouweloos schond hij vriend-
sciiap, eed en woord ten opzigte van den Gonnetable van Frankrijk , wien hij voor
tachtig duizend kroonen aan lodewijic XI verkocht (3). Men wil, dat hij do letteren,
bovenal do geschiedenis, en de toonkunst beminde. Hy was zeer gesteld op uiterlyke
pracht en praalvertooning, hoewel hij dikwijls zeer eenvoudig gekleed in het openbaar
verscheen, was matig in het gebruik van spijs en dronk nooit wijn (4). Minnaressen
noch natuurlyke kinderen van hem zijn bekend. JAkkiL·. van Bourgondië ^ uit zijn huwe-
lijk met izABELLA vanBourhon gesproten, was zijne eenige dochter en erfgename (5).
Zijn dood, w eiken men aanvankelijk niet gelooven konde, verwekte eene alge-
meene vreugde in do Nederlanden. Te Gent, waar zich de twintigjarige haria
bevond, uitte zich deze vreugde op de ondubbelzinnigste wijze; geen der burgers
(1) de COMINES, Liv. III, Ch. 3.
(2) DE coBiNEs, Liv. I. Ch. 12.
(3) DE COMINES, Liv. IV. Ch. 12.
(4) Over de holhouding c'n de huishoudelijke, staat-en krijgskundige inrigtingen van ka.rel den
Stoute, geel't olivier de la. marche een uitvoerig en belangrijk verslag, p. 657-=-714. Eene
verminkte oude Holl, vertaling daarvan wordt gevonden in mattiiaei Analect. T. I. p. 233—320.
Zie v. vvijit op wagenaar, St. IV. bi 51.
60
(5) Verg. MEUERüs, Annal Flandr. Lib. XVII. p. 355, verso. 373. ronTcs heutepus, Rer.
Burgund. Lib. V. c. 15. wagenaau , D. IV. bl. 160. stijl, Opkomst en Bloei der Nederl.
bl. 433. uitg. v. 1774. var kampen, Faderl. KaraUerk. D. I. bl. 199—211. bilderdijk, D. IV.
bl. 214, 215.
itfiMÜ·
-ocr page 61-DES VADERLANDS. 61
althans \Yoonde de lijkdienst Toor den overleden Vorst bij, en men morde openlijk over
de groole onkosten dezer plegtigheid. De bewoners der voornaamste Vlaamsche en
lirabandsclie steden dachten terstond aan het herkrijgen hunner verlorene vrijheden ,
aan het afschaffen der belastingen , hun zonder hunne bewilliging opgelegd , en ver-
blijdden zich over de verijdelde bedreigingen des' Hertogs. De belastingen wer-
den niet langer betaald, de ontvangers mishandeld, de stedelyke Regenten beleedigd
en do Edelen meer dan ooit blootgesteld aan den haat en het wantrouwen des volks,
hetwelk hen als de handlangers des Hertogs en onderdrukkers van het vaderland be-
schouwde (1). In Holland slaken onmiddellijk do iloekschen, zoo langen tijd buiten
bewind gehouden , het hoofd op , verklarende , dat men zich thans onderling moest ver-
eenigen , om herstelling of bevestiging der aloude voorregten te verwerven en de ingeslopene
misbruiken, bovenal het begeven van ambten aan vreemdelingen len koste der land-
zaten , te weren. Dit vond aanstonds weerklank bij de Kabeljaauwschen, die evenmin
als zij, van karel eenige onderscheiding genoten hadden (2). Er ontstond nu geen
geschil over het regt van opvolging van maria (3). De beide aanhangen ver-
zoenden zich met elkander en ontwierpen gemeenschappelijk, ten behoeve van hot
algemeene welzijn, de voorwaarden, welke men van maria bij hare huldiging be-
dingen wilde (4). Hierop begaven zich de afgevaardigden van Bolland en Zeeland
naar Gent, waar al de Staten der Bourgondische Nederlanden ontboden waren, ten
einde middelen te beramen , om het Hof van Bourgondië uit den neteligen toestand
te redden, in welken het sneuvelen van Hertog karel het gestort had.
Op het berigt van dien dood , had lodewuK XI zich terstond in bezit gesteld van
het hertogdom Bourgondië, bewerende , dat dit een mannelijk leen was; voorts van
het geheele graafschap Bourgondië of Franche Comté, en van de steden in Pi~
cardië bij het verdrag te Jirras aan karel afgestaan. Hij verklaarde openlyk zijn
oogmerk, om Art ois ^ Eenegouwen en Vlaanderen, zoo als de beide j^öMr^oW/êw,
aan zijne kroon te hechten en de meer afgelegene gewesten, gelijk Brahand en
Holland, onder eenige Duitsche Vorsten, wier vriendschap hij beoogde, te verdeelen.
Mögt zijne verwachting te leur gesteld worden, dan hoopte hij, over acht of tien ja-
(1) DE BARASTK, Eist. d. Ducs de JBourg. T. IX. p. 144, 145.
(2) WAGENAAE, D. IV. bl. 165.
(3) eildennijk, D. IV. hl. 216, 219. Met blijft nog altijd de vraag: met welk regt heeft Vrouw
MARIA haren vader hier te lande opgevolgd, zoo Bolland geen vrouwenleen was, gelijk cenigcn
steeds stijf en sterk ontkennen? Lülofs, Gesvh. d. Nederl. Ό. I. bl. 264.
(4) WAGEKAAR, 1). IV. bl. 165, 166.
-ocr page 62-m
G2 ALGEMEENE G Ε S C Η ί Ε 1) Ε ÏN ί S
1433—ren , de Bourgondische heerschappij mei Frankrijk, door een huwelijk Tan den loen
^^^^ zevenjarigen Dauphyn met maria. van Bourgondië, eene Prinses van Iwinlig ja-
ren, reeds vroeger door hem beraamd, Ie vereenigen (1). Doch niet alleen lode-
.wijk XI, maar ook andere Vorsten vlamden op het hezit der Bourgondische gevves-
ten. Onder hen zal Hertog albrecht II van Beijeren behoord hebben, welke althans
de stad Dordrecht voor zich traditie te winnen , hetgeen echter mislukte (2).
Maria en hare Raadslieden jan , Hertog van Kleef, zijn broeder adolf van Kleef,
Heer van Ravestein , lodewijk van Bourbon, Bisschop van Luik, c,m van Br im eii,
Heer van Uimhercourt, \yillem hugonet, Kanselier van Avijlen Hertog karel, lode-
wijk va7i Gr uithuizen, Stadhouder van Bolland, wolfert va7i Borselen, Heer
y'AU Veere en eenige anderen bevonden zich in de uiterste verlegenheid, loen de af-
gevaardigden van de Stalen der Nederlanden te Gent verschenen. Zij verzochten hun
dringend , de hoogo regering in dit hagchelijk tijdsgewricht met raad en daad te onder-
steunen. De Hollandsche en Zeeuwsche afgevaardigden betuigden hierop wel do ge-
negenheid der landzaten , om de Hertogin naar vermogen bij to staan , doch verklaar-
den levens met ronde woorden, dat do landen door de onophoudelijke oorlogen van
haren vader zeer verarmd Avaren en derhalve eerder ])ehoorden ontlast dan meer be-
zwaard te worden ; dat daarenboven sinds eenige jaren merkelijk inbreuk was gemaakt
I op 's volks vrijheden en voorreglen , die zij wenschten hersteld te zien (3). Op dit
laatste punt drongen zij zoo sterk aan, dat maiua hun eindelijk het gewigtige Groot
14v. Prioilegie verleende, van Avelk de voornaamste inhoud hierop neerkomt: De Herto-
ma^nd buiten raad en goedvinden der Heeren van haren bloede en der
Stalen van hare landen. De betaling van zekere ingewilligde beden, onder andere
eene van vijfhonderd duizend kroonen jaarlijks, werd kwijtgescholden. Aan inboorlin-
gen alleen moeslen de ambten gegeven worden. Niemand zou twee ambten tevens
mogen bekleeden, en het verpachten van alle bedieningen moest ophouden. De Raad^
van Holland zou voortaan beslaan uit den Stadhouder en acht Raadsheeren , zes Hol-
landers en twee Zeeuwen , van welke twee Edelen en de overigen reglsgeleerden zyn
moeslen ; behalve dezen nog twee andere Raadslieden, insgelijks inboorlingen, doch zonder
wedde. Voor dezen Raad zouden geene zaken, die ter kennisse van de steden of
dorpen stonden , anders dan bij beroep van de gewone reglbanken, en dus niet
in eersten aanleg, gebragt mogen worden. Het voorregt van niet builen 'slands pa-
(1) de comoes, Liv. Ch. 10, 11, 12, 13. ος bara.me, Ilist. ë. Ducs de Bourg. Ί. IX.
p. 135—150.
I' (2) V. WIJN op VVAGENAAR, Sl. IV. bi. 52.
(3) Groot PlacaatL D. II. b). 658.
m
63
DES VADERLANDS.
ï "
.....-i«
4
%
len in regten betrokken te kunnen worden, zou ongeschonden blijven. De Gereg- 1433—
ten in de steden moesten op den ouden voet gezet en veranderd worden. De
steden moglen onderling en met de andere Nederlanden dagvaarten houden, zoo
dikwijls en op welke plaatsen het haar behaagde. Men zou geen nieuwe tollen
of andere lasten mogen opleggen dan met goedvinden der Staten. Ook zouden de
landzaten bij hunnen vrijen handel, nering en handtering gehandhaafd worden. Do
Hertogin en hare nakomelingen moglen geen oorlog voeren dan met toestemming
der Staten, anders zou men ongehouden zijn in dien oorlog te dienen , en dan nog
alleenlijk binnen do palen van Holland, Zeeland en Fries land, In alle opene en
andere brieven zou voorlaan de Duitsche of landtaal alleen gebruikt worden. Geboden
en verboden door de Herlogin, hare nakomelingen, den lioogen Raad en haar bij-
zonderen Raad legen 's lands en de stedelijke voorregten verleend , zouden van onwaarde
zijn en blijven. De rekenkamer te Mechelen moest, zoo verre zij Holland, Zeeland
en Friesland belrof, nd^Av Holland worden overgebragt met al do registers en ver-
dere bescheiden hiertoe behoorende , en aldaar ten eeuwigen dage blijven. Met be-
trekking tot do achterleenen zou men zich houden aan hetgeen van ouds gebruikelijk
was. Elk mögt zijne zeedriftige goederen aanvaarden, mits betalende redelijken berg-
loon. De makelaardijen en imposten moesten ten behoeve der steden blijven. Koste-
rijen en andere mindere ambten zouden van nu aan ter begeving van hen slaan, die
sedert vijfiig jaren daartoe regt hadden. Men zou voortaan nieuwe munt slaan, en het
geld verhoogen of verminderen bij goedvinden der Stalen; de Hollandsche munt zou ,
naar oud herkomen, te Dordrecht blijven. Alle gift- en rentebrieven, door Hertog
filips verleend doch door Hertog karel ingetrokken, zouden van waarde zijn. Met
de stedelijke rekeningen mögt de Hertogin zich niet bemoeijen, gelijk ook niet met het
begeven van geestelijke bedieningen. Het Land van Slrijen moesl altijd een lid van
Holland blijven. Geene steden zouden vcrpligt zijn tot de grafelijke beden bij te
dragen, in welke zij niet bewilligd hadden. De Landsvorst moest voortaan in per-
soon ter gewone en behoorlijke plaatse binnen de drie gemelde gewesten, de beden
vragen. De zorg over den Frieschen dijk , waarbij West·Friesland en Kennemerland
zulk een groot belang hadden , zou aan Dijkgraaf en Heemraden overgelaten worden,
in Zeeland mögt niemand , len zij ter vierschaar verwonnen, over burgerlijke zaken
en breuken gekerkerd worden. Niemands goed , leen of erven zouden ter grafelijke
tafel gelegd, dal is, verbeurd verklaard worden, dan nadat de overtreder, volgens do
bijzondere regten en gewoonten van de landen, steden en plaatsen, geregtehjk verwon-
nen ware. In Zeeland moesten voortaan twee Rentmeesters zijn , do een beioester, do
andere heooster Schelde, behoudende de ingezetenen van Thülen hunne oude gebrui-
ken. Tot het delven van moer binnen de bedijkte landen, om zout te branden, mögt
met langer vrijheid vergund worden. Men zou do oude grootte en palen van Holland,
.64 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j433_ Zeeland en Friesland behouden. De ambachtsheeren in Zeeland mogten in hunne
Yrijheden, doch onder zekere bepalingen, verboden maken. Sommige grove misdaden
zouden in Zeeland voortaan niet ter hooge vierschaar, omdat die dikwerf in een ge-
ruimen tijd niet gehouden werd , behoeven beregt te worden. De duistere punten der
oude Keuren van Zeeland moesten in beter licht gesteld worden. De stad Brielle en
het Land van Foorne, het zij deze aan Holland of aan Zeeland toebehoorden, over
welk geschil Vrouw maria geene uitspraak deed, zouden ook in het Groot Privilégié
begrepen zyn. De inhoud van dit staatsstuk wierd geoordeeld niets te benadeelen
aan de byzondere regten, voorregten, handvesten, gewoonten, keuren en oude herko-
mens der bijzondere gewesten, Ridderschap en steden , of van elke stad in het bijzon-
der, welke de Hertogin beloofde te bezweren, al ware het ook, dat daarop ten tijde van
haren vader inbreuk gemaakt mögt zijn. Al de punten boven gemeld, en eenige amlero,
die of van minder belang waren , of enkel tot het bijzondere Nederlandsche regt behoor-
den , zouden de Hertogin, hare nakomehngen en de voornaamste ambtenaren met eede
beloven te onderhouden en te doen onderhouden." Deze belangryke voorregtsbrief werd
te Geilt in tegenwoordigheid van onderscheidene Grooten door maria geteekend en, op
haar verzoek , ook bezegeld door den Hertog van Kleef ^ den Bisschop van Luik en
ADOLF van Kleeft thans algemeen Stadhouder der ]Sederlanden (1).
Door dezen vergunningsbrief werden 'svolks regten en vrijheden bevestigd en uitgebreid,
maar de grafelijke magt en invloed daarentegen aanmerkelijk besDoeid. Hij Averd dan
ook reeds door maria's zoon en opvolger, filips den Schoone, in veertienhonderd vier
en negentig, zelfs met bewilliging en goedkeuring der Stalen van Holland, herroe-
pen en voor nul en van geener waarde verklaard (2). Hoewel de Staten van Holland
de vernietiging van het Groot Privilegie in vijftienhonderd vier en vijftig op nieuw
bevestigden, beriepen zij zich evenwel twaalf jaren later op dit staatsstuk en heb-
ben zich sedert meermalen tot het jaar zevenlienhonderd zeven en zeventig daarop
beroepen (3).
Overeenkomstig het vierde en vijfde punt van hel Groot Privilegie, steldé Hertogin
26 v. maria eenen inboorling, wolfert van Borselen, Heer van Veere, tot Stadhouder
jjjaajjj over Holland en Zeeland aan in plaats van lodewijk van, Gr uit hui ζ en ^ wien zij
1477
(1) Groot Placcaatb. D. II. bl. 658—675.
(2) KLUIT, Jlist, d. Roll. Staatsregering, D. IV. hl. 249—260. Deze Geleerde bestrijdt met
1". PAULUS, ρ. RENDonp cii andcien, de geldiglieid van het Groot Privilegie tegeu liet gevoelen van
even voorname Geleerden. \v, six heeft onder het praesidium van Prof. cras dit staatsstuk verde-
di{Td in zijne: Disputaiio Juridica de Magno mariae Frivilegio. Amstel. 1779.
(3) XE WATEH , F ader l. Ilist, D. li. hl. 137, 138.
-ocr page 65-DES VADERLANDS. 65
kort te voren op zijn verzoek in die waardigheid bevestigd had (1). Zij koos tevens 1433—
tot gewone Raden zes Hollanders en twee Zeeuwen, jan van Egmond en jakob van
Borseleny Ridders, gerard mn Assendelft^ Mr. jakob ruisgh , Mr. kornelis de
jonge, tieleman oom van Wijngaarden^ hugo van Zwieten en klaas jaks- 12 v.
ZOON van Wisseherhe. De twee buitengewone Raden door haar aangesteld, waren maand.
korhelis van Dorp en gekard va7i Abhenhroek^ uit een bekend Hollandsch of ^^^
Zeeuwsch geslacht gesproten. Boven dit getal, in het Groot Privilegie bepaald,
voegde zij nog eenen Mr. joeskeun, vermoedelijk een vreemdeling (2).
Do Staten der overige Bourgondische Nederlanden , bovenal die van Vlaanderen,
hadden insgelijks en met denzelfden uitslag van do gelegenheid gebruik gemaakt, om
hunne oude voorregten te bevestigen en te vermeerderen. Teregt is opgemerkt, dat
»met al dit bedingen Vrouwe maria weinig meer behield dan haar litel en geen
middel zelfs om dien titel te beschermen; want in plaats van geld te dien einde toe
te slaan, deed men zich vry verklaren van do reeds aan karel bewilligde beden en
jaarlijksche opbrengsten (3)." De Hertogin en haar Raad zagen zich derhalve gedrongen ,
met lodewijk XI in onderhandeling te treden en zonden hem een plegtig gezantschap,
zamengesleld uit den Kanselier willem iiugonet, gui, Heer van Himhercourt, lode-
wijk van Gruithuizen ^ toen nog Stadhouder van Holland ^ en wolfert van lior-
selen, Heer van Feere. De beide laalsten hielden zich stipt aan hunnen last, doch
iiugonet en himbercourt beloofden den Koning de behulpzame hand te lecnen lot
het bewerken eener echtverbindtenis van de Hertogin met den Dauphyn en het
bekomen van een gedeelte der stad Arras, la Cité genaamd. Om dezen handel
werden zij, uit Frankrijk in Gent teruggekeerd, op aanzoek van den Raad der vier
landen, Vlaanderen, Brahand^ Henegouicen en Holland met Zeeland^ die als de
voornaamste gewesten al de Nederlanden vertegenwoordigden, en op last van Vrouwe
maria aan een geregtelijk onderzoek onderworpen , aan landverraad schuldig verklaard
en openlijk door beulshanden onthoofd (4),
(1) Oude JIoIL J)iv. Kron. Div. XKXI. c. 4. balen , Beschr, v. Dordr. bl. 790,
(2) Groot Placaatb. D. Jll. bl. G44—ö46.
(3) bilderdijk , D. IV. bl. 219.
(4) de comises, Liv. V. cli. 15, 16, 17. pontds deüterts, Rer. Ausiriac, Lib. ί. c. 3. de
iiarahte, Hisi. d. Ducs de Bourg. T. IX. p. 151—171. De dwaling, in welke men bijna
■vier eeuwen ten opzigte van het ongelukkig uiteinde van dcgohet en himbercoürt verkeerde, is door
den Heer marchakd in eene zeer merkwaardige aanteekening op de baraittb, t. a. p. aangetoond.
» On s'est imaginé" zegt hij, » qne ces deux hommes, célebres par leurs falenls polilique« et par
l'usage anti-national qu'ils en ont fait, avaient cté viclimes d'une vengcance de Ia bourgeoisiedcIa
II. Deel. 3 Stuk, 9
-ocr page 66-CG ALGEMËENE&ESCHÏEDENIS
• i 1
! ! 1435— lomiddels was in Holland het vuur der oude tweedragt op nieuw en hevig onlslo-
. ! 1482 . .
I ken. De zware lasten, onder welke men gehukt ging, het mistrouwen op de over-
* ί heid en de verdenking vaö misbruik der stedelijke inkomslen gaven in verscheidene
-5
steden, bovenal in Gouda, Schoonhoi>en ^ Dordrecht en Hoorn ^ aanleiding tot ge-
weldige volksbewegingen. De Kabeljaauwschgezinde Regenten, welke de gevorderde
verantwoording der stads gelden niet behoorlijk konden afleggen, namen de wijk naar
ί elders en werden door Hoekschgezinden op het kussen vervangen. Te Leiden kwamen
de beide aanhangen overeen , de bedieningen eü ambten gelijkelijk onder elkander te
verdeden , hetgeen echter slechts korten lijd de rust in die stad waarborgde (1). In
Haarlem^ Delft en Amsterdam, waar de Kabeljaauwschen den boventoon voerden,
bleef het vredig en stil (2). Te midden dezer binnenlandsche beroeringen, verloren
1 de Hollanders de belangen van handel en zeevaart niet uit hel oog. Zij zonden eene
ι welbemande vloot van vijf en dertig schepen tegen de Fransche kapers in zee, ver-
overden een groot aantal vijandelijke bodems en keerden tegen het najaar met rijken
buit terug. Met welken moed en onversaagdheid de Nederlandsche zeelieden streden,
getuigt de bevelhebber van een der grootste en sterkste Fransche schepen, welke met
zijn bodem in Zeeland werd opgebragt. » Ik heb," zeide hij , » groole schepen be-
vochten en genomen, maar zulke dappere en strijdbare mannen als deze nergens aan-
gelroffen. Hel verwondert mij , hoe zij ons konden overwinnen. Zij schenen veeleer
duivelen dan menschen; en ik geloof, dat zij uit de hel zijn opgeworpen, want zij
vreezen noch ontzien iels in den strijd (3)."
Te zelfden tijde hadden de Vlamingen besloten, de veroveringen der Franschen inde
zuidelijke Bourgondische staten met geweld te keeï· te gaan. Adolf, Hertog van Ge/re,
de ontaarde zoon eens zwakken vaders, door Hertog karel van zijne staten beroofd
en sinds jaren in hechtenis gehouden, wérd tot dat einde door hen geslaakt en aan
het hoofd gesteld van ongeveer Iwinlig duizend maii, in Gent, Brugge en Yperen
ville dc Gand; mais une cédule ducale de marie de Bourgogne, tpi a etc Irouvée récemment,
vient de ihirè clianger 1'opinion générale. On peftsait atissi quc utgo?iet et disbercoukt avaient cté
itnmolés inalfjré les plcurs de leur souveraine, et qu'elle n'avait eu aucunc part ä leur condamna-
tionj la ecdule que nous transcrivoiis plus loin (p. 1G6, 167) est la preuve authentique ctoiBcielle
du contraire."
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXX.I. c. 6, 7, 8. Geheel tegen den geest van liet verhaal
des ouden kron ijk schrijvers aan, Avorden deze gebeurtenissen door bilderdijk, ü. IV. bl. 224, 225,
voorgesteld. Verg. wagenaar, D. IV. bl. 174—178.
(2) WAGENAAR , D. IV. bl. 178.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 11.
f ι
' i
^ 1
-ocr page 67-DES VADERLANDS. ' 67
bijecDgebragt. Hij sloeg met dit leger het beleg voor Doornik, doch sneuvelde by 1433—
een nachtelijken uitval der belegerden. Een groot aantal zijner bpndpp viel in hanr
den der dappere verdedigers, welke drie dagen lang de vluglenden tot bijna aan de
poorten van Kortrijk vervolgden. Zijn dood bevrijdde maria van Bourgondi'4 van
de vrees, eenen Vorst te moeten huwen van zulk een slechte» naam en faam als hij
en voor wien zy den grootsten afkeer koesterde (1),
Vele Grooten dongen naar hare hand. Van hen waren by haren vader de Dauphyo
en MAxi3iiLi.v.\N van Oostenrijk het meest in aanmerking gekomen , eii hy had haar
beurtelings nu aan dezen dan aan gene beloofd. Behalve het belagchelijke eene
huwbare Prinses aan den Dauphyn, een kind van acht jaren, te verloven en haar te
willen d\Yingen ongetrouwd te blijven tot dit huwelijk konde voltrokken worden, had
de Koning van Frankrijk de jeugdige Vorstin ook te veel benadeeld, te veel belee-
digd, om hare genegenheid te winnen. Daarenboven koesterden de Vlamingen en
bovenal de Gentenaars, in wier magt zij zich bevond, eeqen doodelyken haat tegen
de Franschen , welke door de vreesselyke verwoestingen, die lodewuk. XI in Hene-
gouwen en Vlaanderen aanrigtte, nog heviger werd ontstoken. Niemand wilde
langer iets van een huwelijk met den Daupliyn liporen, en algemeen uitte zich in
Vlaanderen en Brahand de wensch naar eenq echtyereeniging van de Hertogin met
baximiliaan van Oosteurijk. Keizer frederik. III, steunende op deze gunstige
stemming voor zynen zoon, zond een plegtig gezantschap, bestaande uit Hertog lode-
wuk van Beijeren ^ den Bisschop van Mets ^ Avelke het woord moest voeren, de
Keurvorst-Aartsbisschoppen van Ments en Trier ^ en den Rijkskanselier , door vele
Ridders en Edelen v^rzeld , naar Gent, Z.ij werden ten gehoor toegelaten in weerwil
van den Hertog van Kleef ^ die ten Hove grooten invloed bezat en wjens zoon insgelijks
naar de hand der Hertogin streefde. De afgezanten droegen op het welsprcken(|ste voor,
hoe bet huwelijk met μαχιμιμααν door den overleden Hertog van Bqurgondi'é zelfs
met toestemming zijner dochter was besloten, en toonden de eigenhandige brieyen der
Hertogin nevens den diamanten ring, welke zij den Aartshertog gezonden ha4; haar
eerbiedig afvragende, of zij hare handleekening herkende en gezind was hare belofte
en die haars vaders te vervullen. De Vorstin antwoordde vrijmoedig en tot verbazing
en misnoegen des Hertogs van Kleef'. » Ik erken , dat wijlen mijn vader, wien God
genadig zij , het huwelijk tusschen den zoon des Keizers en mij heeft goedgekeurd en
toegestemd. Overeenkomstig zijn wil en bevel heb ik dien diamant gezonden en deze
brieven geschreven. Ik erken den inhoud er van en heb besloten, geen ander tot
(1) »S C0MI5ES, Liv. IV. ch. I. Liv. V. ch. 17. pomus DEurEROs, Rer. AuHriac. Lib. J. c. 5,
»K BARiSTE, Hist. d. Ducs de Bourg. T. IX. p. 173—196.
3 ^
-ocr page 68-.68 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
echtgenoot te nemen dan den zoon des Keizers.'* De Stalen en Edelen, ATelke haar
omringden, stemden nu eenparig toe in dezen echt, welken de Koning van Frank-
rijk te vergeefs poogde te verhinderen; Duiischland immers, even als Vlaandereny
was te zeer verheugd over eene verbindtenis, door welke men hoopte de gevreesde en
gehate magt van lodewijk XI te fnuiken. De Hertog van Beijeren huwde in naam
des Aartshertogs, naar hoofsche wijze , de bruid en nam in het halve harnas bezit van
haar. Maximiliaan zeil', verzeld door de Hertogen van Saxen en Beijeren, de Keur-
vorst-Aartsbisschoppen van Mentz en Trier, de Markgraven van Brandenburg en
Baden^ den Graaf van Nassau en achthonderd speerruiters, kwam welhaast te Gent,
waar hij met plegtigheid werd ingehaald en den volgenden dag zijn echt met weinig
praalvertooning in eigen persoon voltrok (1). Onder de punten der huwelijksvoor-
waarde was dit het merkwaardigste, dat »de kinderen, welke uit dit huweJijk geboren
wierden, den eerststervende in allo staten en bezittingen moesten opvolgen; maar
indien er geene kinderen nableven, alles aan de wettige erfgenamen zou vervallen,
zonder dat do langstlevende er eenige aanspraak op behield (2)."
Hoewel men maximiliaan van geld ter bestrijding der reiskosten herwaarts voorzien
had, in stede van onderstand van hem te erlangen, was hij echter alom in Braband
en Vlaanderen met do uitbundigste vreugde en geestdrift ontvangen. Men beschouwde
hem als cenen bevrijder uit den hemel gezonden, om het geteisterd vaderland te red-
den en de ongelukkige Vorstin te beschermen (3). Terstond regelde hij 'slands za-
ken , en sloot te Lens in Artois een wapenstilstand voor een onbepaalden tyd met
Frankrijk. Partyen moesten vier dagen vóór het aanvangen van vijandelijkheden,
elkander waarschuwen (4). Hoezeer deze overeenkomst van beide zijden kwalijk werd
onderhouden, verschafte zij aan het land ten minste eenige verademing. Kort daarna
werd Vrouw maria Ie Dordrecht, waar de overige steden van Holland ter dagvaart
verschenen, als Gravin van Rolland en Zeeland ingehaald en gehuldigd (5). Het
liep echter aan lot het begin des volgenden jaars eer maximiliaan, als haar Voogd
en Momboiry in Zeeland en een weinig later in Holland den eed aflegde en dien
18 V.
Herfst-
ma;m<l
I
18—25
t. Leri-
tem.
1478
i
' i
(1) de comines, Memoirs, Liv. V. ch. 12. p. 319. Ch. 16. p. 337, 338. Ch. 17. p. 340, 341.
Liv. VI. cli. 3. p. 382. olivier de lk marciie, Memoirs, Liv. II. p. 612, 613. pontus ueutekus,
lier. Austriac. Lib. I. c. 7. p. 54. Oude ΠοΙΙ, Div. Kron. üiv. XXXI. c. 12, 13, alwaai· deze
})legtigheid omstandig verhaald wordt, de barakte, Hisi. d. Diics de Bourg. T. XL p. 200—204.
(2) wagenaar, D. IV. bi. 180.
(3) de comires, Liv. VL cli. 3. p. 382. de baraste, Ilist, d. Vues de ßoiirg. Τ. XL ρ. 203.
(4) DUJIIOHT , Corps Diplom. Τ. III. Ρ. Π. ρ. 10.
(5) balen, Beschr. ν. Dordr. bi. 789, 790. wage.^aar, D, IV. bl. 181.
i^·
"ij
r
1433-
1482
V ' i
11) V.
Oogst-
maand
1477
'i
: i
Jl
Ά
τ
DES VADERLANDS.
van de Staten dezer landen ontving (1). Zijn naam werd nu ncYens dien van maria 1433—
en met dezelfde eertitels aan het hoofd der openbare staatsstukken geplaatst. Van
wege zijne gemalin verhief hij voorts van den Keizer die JSederlanden, welko ge-
houden werden tot het Duitsche Rijk te behooren (2). Hierna ontving hij te Brugge 19 v.
Cjrdsiu
van ADOLF van Kleef, Heer van Ra ο est ein ^ de orde van het Guldenvlies, en verhief
straks eenige Edelen, ouder andere willem van Eqmond en "wolfert , 30 r.
O ' «/ ' „
1 Ti'mTT']
Heer van Veere^ tot dezelfde ridderlijke waardigheid (3).
Ondanks den wapenstilstand met Frankrijk, had lodewijk XI zijno veroveringen
in do Bourgondische staten voortgezet. Maximiliaan trok hem met meer dan twintig-
duizend man to gemoet. Nabij Falenciennes kwam het tot een gevecht waarin, β γ.
zonder groot verlies aan beide zijden, de Franschen hel veld behielden. De Aarts-
hertog toog evenwel hel kanaal van la Heule over en bood den Koning den slag aan.
Gebrek aan levensmiddelen in de beide legers, de geringe krygsmagt van maximiliaan
in vergelijking van die der Franschen, en bovenal de afkeer des Konings, zich
aan do wisselvallige kansen van eenen beslissenden veldslag te wagen, bewerkten een
vredesverdrag voor één jaar tijds, waarbij maximiliaan en maria in het bezit van
Doornik^ Boifchain, Quesnoi en meer andere plaatsen hersteld werden (4). Om
do vriendschap met Engeland te onderhouden, werd te Rijssel ten behoeve des
handels en der visscherij een verbond met ïduard IV gesloten (5). Weinig maan- 12v.
den te voren hadden ook de Friezen lusschen de Zuiderzee en de Lauwers,
vroegere verbonden met de Engelschen vernieuwd (6).
Vrede met de builenlandsche Mogendheden was te noodzakelijker geworden, dewijl 1479
thans al de raagt van den Aartshertog tegen de Gelderschen gevorderd werd , welke
hem het regl op Gelre en het graafschap Zulphen betwistten. Na eenen twee-
jarigen krijg moesten zij zich onderwerpen, en maximiliaan werd met maria in
(1) Oude Holl. Dir. Krön. Biv. XXXI. c. 14. reïgebsbergu, Chron. v. Zeel. D. 11. bl. 295.
BALEI», Beschrtjv. v. Vordr. bi. 790.
(3) olivier de la marcue, Me7)ioirs, Liv. II. p. 616. PONTÜS debterds, Rev. Anstriac. Lib. I.
p. 56. Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXI. c. 16. de barakte , Hist. d. Ducs de liourg. T. ÏX.
p. 247 , 248.
(4) oLiviEu DE LA MARcuE, Liv. 11. p. 616. DE BARARTE, Htst. d. Diics de Rourg. T. IX.
p. 247—257.
(5) rymer, Acta Puhl. Angl. Τ. V. Ρ. III. ρ. 85, 86, 89.
6) rysiïr , Acta Puhl. Angl. Τ. Υ. Ρ. III. ρ. 79.
69
1433—de steden dier beide gewesten plegtig gehuldigd (1). Onderlusschen baarde het beteu-
1482
gelen der vernieuwde burgeronlusten en Tolksbewegingen in Holland den Aartshertog
niet minder zorg dan de Geldersche kryg. Reeds in het jaar veertienhonderd zeven en
zeventig had de Heer van Schagen zich aan oproer tegen 's Lands Hooge Regering
schuldig gemaakt, vele geweldenarijen gepleegd en steeds geweigerd die voldoening
te geven, tot welke hij door het Hof in V Hage veroordeeld was. Derhalve had
WOLFKRT van Borselen als Stadhouder van Holland ^ aan het hoofd van een aan-
zienlijk getal Edelen en Poorters uit de voornaamste Hollandsche steden, hem in
zijn slot belegerd en spoedig tot overgave op genade en ongenade gedwongen. Hij
werd in den Haag gekerkerd en voorts naar het slot te Medemhlik gevoerd, al-
waar hij in veertienhonderd tachtig overleed (2). Inmiddels beproefde Heer jan van
Eg mond een en andermaal, doch vruchteloos, het Hoekschgezinde Hoorn te verras-
sen, om zich in het bezit van het schoutambt te stellen, hetwelk de verjaagde Kabel-
jaauwsgezinde schout maarten velaer hem verkocht had. Hij verbitterde hierdoor
slechts de gemoederen, en vele van yelaers aanhangers werden in hunne huizen aan-
gegrepen en met geweld uit de stad gezet (3). Beter gelukte een aanslag op Leiden^
waar de regering uit leden van beide aanhangen was zamengesteid. Op het gerucht
van eene zamenspanning der Hoekschen, overvielen jan van Egmond, zk.^ van Was-
senaar ^ WILLEM van Schagen en andere Kabeljaauwsche Edelen met een groot aantal
gelijkgezinde Haarlemsche, Delfsche en Haagsche Poorters de stad, terwijl de twee
Hoeksche burgemeesters Gerrit van Poelgeest en willem van Zijl afwezig waren.
Aanstonds vereenigden zich de Kabeljaauwsche Regenten met hen; de Hoekschen wer-
5 v. den in hunne huizen overvallen en ten getale van bijna honderd uit de stad gejaagd
vrouwen der verdrevenen, op straf van eeuwig uit de stad gebannen te wor-
den, verboden werd hare echtgenooten te volgen (4). In Haarlem daarentegen wa-
ren , om zich te vermaken, eenige jeugdige Hoeksche Edelen binnen gekomen wier
komst en verblijf, naar het schijnt, argwaan verwekten. Zij werden althans des mid-
dernachts door een deel jonge gezellen in den slaap moorddadig overvallen, doch met
levensgevaar gered en weggeholpen. Men deed geen geregtelijk onderzoek naar dezen
moedwil, en zelfs zij, welke daarop hadden aangedrongen, werden door jan van
' Él
1
i iii'
ίΐί
i
■I
I
I
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 17, 19. rorsTANiis, Hist.Gelr. Lib. IX. p, 501—572-
POMTUS HEDTEBDS, llcr. Austriac. Lib. 1. c. 9. In de gesdiiedenis van Gehe in dit tijdperk zal
deze krijg uitvoerig behandeld worden.
(2) Oude IlolL Oiv. Kron. Div. XXXI. c. 15. Chronijk van Schagen, bl. 64, C5.
(3) Oude Holt. Div. Kron. Div. XXXI. c. 18. velids, Chron. v. Hoorn, bl. 113—121.
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 22. oniERs, ßcschr. ν. Leiden, bl. 413.
UiiÉÉ
II
-ocr page 71-i
DES VADERLANDS. 71
Egmond deswege en omdat zij met de jonge Edelen vrolijk geweest waren, uit 1433—
de stad gebannen (1). Om deze ongeregeldheden in den beginne, ware het moge- ^^^
lijk, te bedwingen, had do Stadhouder wolfert van Borselen reeds in de Vas-
ten dezes jaars eene algemecne dagvaart van Edelen en steden te Rotterdam beschre-
ven. Hij zelf kwam er met een klein gevolg binnen; maar de Baljuw der stad, jan
van Reimerswale^ bevreesd, dat de Hoekschen, Avelke door den Stadhouder begun-
stigd werden, van deze gelegenheid zouden gebruik maken, om haar to verrassen,
bragt de schutterij onder de wapenen, bezette do poorten en hield de afgevaardigden
der Hoeksche sleden er builen; ja, noodzaakte zelfs yam sorselen , welke aan tafel
zat, onverwijld de stad te verlaten. Na zulk eene beleediging Mas hel geen wonder,
dat de Stadhouder den Kabeljaauwschen weigerde, de verdrevenen van hunnen aanhang
uit Dordrecht ^ Gouda ^ Schoonhoven en Oudewater ^ in het bezit hunner ambten en
goederen te herstellen. Do wederzijdsche verbittering nam nu hand over hand toe.
In 'i Gravenhage geraakten de dienaars des Stadhouders met die van do Kabeljaauw-
sche Edelen waar en wanneer zij elkander ontmoetten handgemeen. Op zekeren
lijd scholen do valkeniers van van bokselen uit do vensters van het Hof op de Kabel-
jaauwschen. Deze riepen Poorters uit Haarlem, Delft, Leiden en Amsterdam
te hulp en maakten zich onder aanvoering van jan van Egmond^ jan en filips van
Wassenaar en andere Edelen van hun aanhang, bij verdrag meester van het Hof,
hetwelk niet van plundering verschoond bleef (2). De Stadhouder, die zich elders
bevond en inmiddels Rotterdam bemagligd had, bragt in allen spoed zoo uit Utrecht
als uit de Hoekschgezinde steden van Holland^ zevenduizend man bijeen, nam zijn
Hof weder in en liet de huizen der Kabeljaauwschen in den Haag plunderen.
Naauwelijks was hij na korten lijd in Rotterdam teruggekomen, of do Kabeljaauw-
schen oefenden hel regt van wedervergelding uil tegen de Hoekschen. Hierop besloot
hij , het gereglshof uil den Haag naar Rotterdam over te brengen en spande werke-
lijk met eenigo Hoekschgezinde Raadsleden aldaar de vierschaar , voor welke evenwel
niets anders dan zaken de Hoekschen betreffende gebragt werden. Wanhopende ooit
de beroerten in Holland lol rust Ie brengen, vertrok hij naar Zeeland en liet Rot-
terdam over aan de zorgen van joris, bastaard van Brederode (3).
De op nieuw ontvlamde krijg met Frankrijk, welke den Nederlandschen handel
en der visscherij groot nadeel berokkende (4), verhinderde ook aiAximLiAAir, om zelf
(1) Oude Holl Div. Kron. Div. XXXI. c. 21.
(2) Oude Holl. Div, Kron. Div. X.XXI. c. 21.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 23.
(4) AEGiDics DE ROYA, Annules Belg. p. 102. reygersbergh , Chron. t. Zeel. D, II. bl. 297.
-ocr page 72-1433—herwaarts te komen ten einde de rust te herstellen. De overwinnine, door hem op de
1482
^ ^ Franschen bij Guinegate in Artois bevochten, moge den overmoed der vyanden ge-
Oogst- fnuikt hebben, maar maakte geen einde aan den oorlog (1). Tot beveiliging der
1479 gi^ßnzen tegen de aanvallen der Franschen en Gelderschen, werd nieuwe onderstand
in geld gevorderd, om welken maximiliaan zich vruchteloos tot de Staten van Vlaan-
deren wendde (2), Hij begaf zich hierop naar Holland^ waar hem door invloed der
Kabeljaauwsche Edelen, die zelfs ten koste van het algemeen zijne genegenheid tracht-
ten te verwerven , honderd en zestigduizend Filipsschilden van dertig Grooten Vlaamsch
1480 eens, en tachtigduizend jaarlgks acht jaren lang, in naam van Holland, Zeeland en
Friesland werden toegestaan, waarvoor men eenige vrijheden en voorregten bedong (3).
Zonder moeite werd nu ook van maximiliaan op eene bijeenkomst te Gorinchem ^ het
ontslag van wolfert van Borselen verkregen, ofschoon deze staatsman in de gunst des
Vorsten deelde en aan het vaderland uitstekende diensten bewezen had. Om de mis-
handelingen der Kabeljaauwschen te ontgaan, was van borselen zelfs genoodzaakt in
het geheim do stad te verlaten en naar het Hoekschgezinde Dordrecht te vlugten.
Eenigen tijd later kwam aldaar ook maximiliaan , doch de Kabeljaauwschgezinde Dordt-
sche ballingen, die zich bij hem gevoegd hadden, weigerde hij, op aanzoek der rege-
ring , den toegang in de stad, waar een aanzienlijk getal Hoeksche Edelen hem om-
ringde. Pia het regelen der zaken, vertrok hy , begeleid door vele Dordtsche en Goud-
sche Poorters, naar Rotterdam. Hier geraakten de beide aanhangen in heftige be-
weging , die echter zonder bloedstorting afliep. De Aartshertog bevestigde joris van
Brederode, welke hem de sleutels van Rotterdam had aangeboden, als Opperbevel-
hebber dier stad, van welk ambt hij hem echter weldra, op aandrang der Kabel-
jaauwschen , ontzette en een Brabander in zijne plaats stelde. Door dit wederkeerig
begunstigen nu eens van de Hoekschen en dan van hunne tegenpartij, wilde maximi-
liaan een bew^s geven van zijne onzijdigheid en dat hij den eenen aanhang niet
boven den anderen eenige voorkeur schonk, maar slechts het herstel van den binnen-
landschen vrede bedoelde en de beide partijen met elkander wilde verzoenen. Deze
gedragtslijn volgde hij insgelijks te Gravenhage, toen wel tegen, mdidcc onvermin-
derd het Groot Privilegie, joost van Lalaing, een Henegouwer, doch door hel
huwelijk zijner nicht jolande met reihoud van Brederode aan dat geslacht ver-
maagschapt , door hem tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland werd
aangesteld. Het Hof in V Hage of de Kamer van Holland werd insgelijks veranderd.
ή ί|
Ι!
I 'I
Ιτ
i|
ij
Wi
·ΐ|ί
»i
ί I
(1) DE BARANTE , Hist. d. Ducs de BouTg. T. X. p. 35—41.
(2) AEGIDIUS DE ROTA, ΑππαΙ. Belg. p. 102.
(3) WAGENAAR, D. IV. bl. 190, 19J,
ι I
■■ II
fi >
DES VADERLANDS. 73
en uit een gelijk getal van Hoeksche en Kabeljaauwsclie , gewone en buitengewone 143op
. . . .7 1482
leden zameugesteld. Na eene vergeefsche poging, om de Hoeksche ballingen in Leiden
terug te voeren en de burgertwisten te bevredigen, liet maximiliaan aan den nieuwen
Stadhouder de zorg over, om de rust en eensgezindheid in de steden te herstellen (1).
Lalaïsg reisde tot dat einde van stad tot slad , maar slaagde alleen in Hoorn en te
Gouda. De verdreven Kabeljaauwschgezinde burgers werden in deze sleden weder
toegelaten, mits zij op de knieën voor al hel volken by de Heiligen zwoeren, nimmer
naar eenige stedelijke ambten te staan of die te bedienen (2).
Terwijl dit in Holland gebeurde , gelukte het maximiliaan in Engeland^ ondanks
de tegenwerking des Konings van Frankrijk, hel vroeger gesloten verbond van ka-
rel den Stoute met eduard IV te hernieu^γen. Eduard vermaande hem evenwel op
het ernstigste, om het bestand met lodewijk XI te verlengen , en bood hiertoe zijne
medewerking aan. Werd dit door Frankrijk afgewezen, dan zou hij hem met zes-
duizend man ondersteunen. De Aartshertog moest daarentegen afstand doen van de 1480
honderdduizend kroonen, den bepaalden bruidschat van ainna , derde dochter van
Koning eduard, die het jaar te voren aan filips, den zoon van maximiliaan en
maria, den twee en Iwintigsten van Zomermaand veertienhonderd acht en zeventig
geboren, was verloofd geworden (3). De vrees voor eenen openbaren krijg lussChen
Frankrijk en Bourgondië verminderde sinds lodewijk XI, van eene beroerte over- 1481
vallen welke hem geen lang'leven voorspelde, meer en meer den lusl verloor, om
ile wapenen op te vatten; terwijl de verwarde staat van zaken in Holland den Aarts-
hertog derwaarts riep.
De Hoekschen, vóór twee jaren uit Leiden verdreven en sedert mei geweld buiten
gehouden, niettegenstaande een vonnis van het Hof hen in hunne goederen en regten
aldaar hersteld had, verrasten ten getale van honderd vijf en dertig man, grooten-
deels Utrechtenaars, onder aanvoering van den Ridder reijer van Broekhuizen ^
op eenen vroegen morgen bij donker de slad. Terstond bemagtigden zij het raad-
huis , hetwelk Λvein)g uren later voor een gedeelte door het vuurvatlen van het bus-
kruid , welk in do onderste verdieping bewaard werd, in do lucht sprong, waarbij
omlrent veertig menschen van beide aanhangen het leven verloren. De aanzien- 20 v.
lijkste Kabeljaauwschen werden gevangen gezel, zés voorname burgers met
1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXL c. 25. Verg. wagenaar, D. IV. hl. lül, v. wijs op
wagenaar, St. IV. bl. 55—57, en bilderdijk, D, IV. bl. 233.
(2) j. v. leideii, Chron. v. Egmond, bl. 100, 19L veliüs, Chron. v. Hoorn, bl. 121, 122.
(3) t. rijmer, Acta Puhl Angl Τ. V. Ρ. ΙΠ. ρ. 102, 107—112. Verij. de barakte, Hist, d,
Ducs de Bourg. T. X. p. 77, 91—97.
74
i-1 Ι'·
Λ
ALGiSMEKNE G ES C il I Ε Ρ Ε Ν 1S
Γ
stedelijk bewind belast, en uit de zesduizend Poorters, hoven de twintig en onder do
zestig jaren 1 oud, duizend kloeke, welgewapende mannen gekozen en onder ervaren
krijgsbevelhebbers gesteld , oin de stad io tijd van nood te beschermen (1). Maximi-
LiAAN aangespoord door de Kabeljaauwschgezinde sleden, voornamelijk Delft , Haar-
lemen Amsterdam ^ gaf aan lalaing bevel , om Leiden te belegeren en zond hem een
goed gelal krijgsknechten onder den Markgraaf van Antwerpen. De steden namen
vreemde bezetting in, en eer men het vermoedde, was de burgerkrijg in Holland
algemeen. Na eene verg^efsche poging der bewindslieden in Leiden, om op billijke
voorwaarden met den Stadhouder in onderhandehng te treden , werd de stad belegerd
en door het innemen van do omliggende sloten in het naauw, doch niet tot overgave
gebragt (2). Terwijl zij zich dapper verdedigde en in menige schermutseling de over-
hand behield , werd Dordrecht door da Kabeljaauwschen onder jah van Egmond,
0 v. schertsend Manke Jan bijgenaamd, door eene krijgslist verrast. Van egmond , bij
( rrdSlH·
j48l" wien zich do Kabeljaauwsche ballingen uit die stad gevoegd hadden, voerde in Go-
rinchem het bevel, om de Gelderschen in het oog te. houden, toen hij den Schout
van Dordrecht^ welke te zijnejn nadeele gesproken had, verwittigde »dat hij zijne
stad toch wel zou bewaren , dewijl hij van raeeuing was, niet in den nacht, maar op
klaar lichten dag aldaar te verschijnen en hem rekenschap af te vorderen van het-
geen hij hem te na gezegd had." De Schout echter sloeg deze bedreiging in den
wind, en de stad was met weinig zorg bewaakt, toen, egmond met twee schepen, ge-
laden met rijs waaronder honderd vijftig Eqgelschen, eenige andere krijgsknechten
en vele gebannen Kabeljaauwschgezinde Dordtenaars verborgen waren, op eenen
vroegen morgen de oude haven invoer. Het volk werd straks ontscheept en snelde ,
elk met een witten doek tot herkenningsteeken om den arm, naar het raadhuis.
Do burgers vlogen wel aanstonds te wapen , doch kozen dc vlugt, nadat de Burgemees-
ter GILLIS ADRiAANSzooN, dio iu do haast een koperen pot 14 plaats van een storm-
hoed had opgezet, en de onderschout gesneuveld waren. Egmond nu meester van de
stad en door een goed getal manschappen uit Rotterdam versterkt, liet meer dan
tweehonderd Hoekschen opligten en als misdadigers gevangen naav voeren (3).
Gouda y Schoonhoven en Oudewater geraakten mede in handen der Kabeljaauwschen;
de Hoekschen werden in hunne ambten geschorst, zoo niet gebannen, of in den ker-
ker geworpen (4).
11
m
il
IFi
Η J
Ii
l i
(1) Oude Hall. Die. Kron. Div. ΧΧΧΓ. c. 28. orlers, ßeschr. ν. Leiden, bl. 415.
(2) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXI. c. 29.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXf. c. 30. v. beverwijck , Beschr. v. Dordr. bl. 319-
balen, Beschr. v. Dordr. bl. 792.
f!
•.ifj
JtfiT
mÊÊÊm
-ocr page 75-75
DES VADERLANDS.
Masimiliaaiv welke zich in Breda bevond, om do lieweginffen der Gelderschen 1433—
1482
gade te slaan, hegaf zich op de tyding van hel vermeesteren van Dordrecht, met
vele Ridders en Edelen over Rotterdam, Gouda, Oudéioater en Schoonhoven , waar
hy alom de Kabeljaauwschen in het bewind bevestigde, derwaarts en verzette er buiten
tijds de regering, hoewel onverminderd de stads voorreglen (1). Onderlusschen had reijer
imn Broekhuizen , bevreesd voor de magt van maximiliaan , mei zya volk hel steeds
belegerde Leiden verlaten. En daar deze stad reeds veel nioeile had aangewend , om
zich met den Aartshertog te verzoenen j gingen de aanzienlijkste burgers in rou^vklee-
deren dien Vorst te Leiderdorp te 'gemoet, boden hem ootmoedig de sleutels der
stad aan en sitieekten knielend om genade. Zij verkregen die tegen voldoening van 17 v.
vijftigduizend gulden, met uitzondering van achttien personen van welke er kort 1481
daarna zes te Leiden geregt werden. Hierop vertrok MAxiiöiLiAATf naar den Haag,
Avaar het vonnis der Hoeksche gevangenen uit Verschillendo steden, in zijne tegen-
woordigheid werd opgemaakt. Het leven en de goederen van vele hunner werden ver-
beurd verklaard, doch op voorspraak der Herlogin-weduwe van karel i/en Stoute ^
vórwierven zij lijfsgenade én veerden gebanrien (2). Slechts de Burgemeester dirk
Beaumont en de Schout adriaaw jaksä van Bordt^ëcAt werden onthalsd , op grond
van beschuldigingen, welke men in lateren tijd te regt als onvoldoende geoor-
deeld heeft (3). De Kabeljaauwschen, die om de gehate Hoekschcn te fnuiken,
zich naar den wil van het Hof geschikt, zware beden ingewilligd en de voorreigten , bij
het Groot Privilegie verworvien, strafwaardig opgeofferd hadden , geraakten nu overal
in het bewind , en de aanzienlijkste Hoekschen uit het land. Do rust werd hierdoor
niet hersteld; immers liet de Aartshertog een bevel uitgaan , waarbij de twistende ge-
meente tot eendragt vermaand werd (4).
Do Hoeksche ballingen vonden bijna nergens een toevlugtsoord diin in het Sticht,
waar het gezag van Bisschop datib van Boutgondië merkelijk was afgenomen, en de
BREDERODES aau de meeste adellijke geslachten verwant waren. In het bijzonder ver-
leende hun de Burggraaf van Montfoort in de stad ütrecht, waar hij het hoog
bewind voerde, eene veilige schuilplaats. Maximiliaaiv hierover misnoegd, pleegde
in zijn gebied daden van geweld legen de Utrechlsche burgers, waaruit een drie-
'4
(1) Oude Hólt. Div. Kron. Div. XXXL c. 31. liALtii, Êe^chr. t. Dóidr, bi. 297, 793.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 31. ^αοελααβ, ύ. IV. bl. 197, 198.
(3) v. beverwiick, Bcschr. v. Dordrecht, bl. 320. βαιεγγ, Beschr. r. Dordr. 1)1. 794. Verg;.
wage5aar, 1). IV. bl. 198—200. siegerdeek, dc Ecv vuii ^AGZKKkr^ Verdedigd^ W. 1O0--113.
TE WATER, Vaderl. Hist. D. II. bl. 145.
(4) WAGBJTAAR, D. IV. bl. 201.
! i!'
10*
-ocr page 76-1433-
1482
76
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
•jarige krijg tusschea Holland en Utrecht ontsproot (1). Gelukkig had hij kort te
voren den Geklcrschen oorlog geëindigd en was met maria. te Nijmegen als Hertog
en Hertogin van Gelre gehuldigd (2).
Maria, overleefde deze verheiBng niet lang. Eens builen Brugge zich met de rei-
gerjagt vermakende , viel zij van haar paard en overleed drie weken daarna aan de
bekomene wonde, dewijl zij uit overdreven vrouwelijke kieschheid, naar men zegt,
heelkundige hulp weigerde. Zij had slechts den ouderdom van vijf en twintig jaren
bereikt en liet twee kinderen na: filips, haar opvolger, met wien de grafelijke
regering van Holland in het huis van Oostenrijk overging, en Margaretha, welke
wij naderhand als Landvoogdes der Nederlanden zullen ontmoeten (3). Hoewel zi]
de eenige vrouw geweest is, welke in Holland als wettige Gravin algemeen erkend
werd,zoo was niettemin hare korte regering even onstuimig als die harer voorgangsters
en eene aaneenschakeling van binnenlandsche oproeren, terwyl hare zachtmoedigheid ,
beminnelijkheid, weldadigheid, godsvrucht en huisselijke deugden een beter lot ver-
dienden (4).
Utrecht. Overijssel. Drehtiie. Do beroerten in Holland oefenden ook in dit
tijdperk dikwerf eenen noodlottigen invloed uit op het Sticht. De dood van
s\VEDER van Kuilenharg had aldaar de binnenlandsche rust niet hersteld (5). De
Kanoniken, welke met dien Kerkvoogd gebannen waren, kwamen op de tyding
zijns afstervens, te Arnhem of veeleer te Dordrecht bijeen en verkozen, even alsof
de ütrechtsche zetel niet door rudolf van Diepholt bezet was, walraven van
Meurs j broeder des Graven van Meurs en der Bisschoppen van Keulen en Mun-
ster , lot opvolger. Deze keuze , hoe onwettig ook, als noch op de gewone plaats
noch door al do daartoe geregligden geschied, werd op de kerkvergadering van
Basel goedgekeurd. Walraven vestigde daarop zijn zetel te Dordrecht, doch
hield zich ook nu en dan te Arnhem en elders op (6).j Te vergeefs beproefde
J'
i-T
1434
τ twi
' . mili
j
mÊÊÊÊÊiÉ
(1) Chron. van 1481—1483 in matthaei Analect. T. L p. 397—500; en het Excerphim ex
t. basini Hist. Gallica aldaar, p. 505—58ö. Oude Holl. Oit\ Kron. Div. XXXL c. 35—41.
Zie hierna dc {feschicdeiiis van Utrecht in dit tijdperlc.
(2) pontüs hetteuüs, Ret. Austriac. Lib. 1. p. 63. sliciitekhoust , Geld. Gesch. bl, 285.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XKXL c. 41. pontusiieütercs, iïer. ^«winac. Lib. L p. 63, 64.
. (4) de comines, Lïv. VI. cli. 3. Verg. wagenaar, D. IV. bl. 207. biluerdijk, D. IV. bl. 239.
(5) Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. IL bl. 557. j
(6) πκυΛ, ρ. 286. Cron. de Traj. apud ματτπαει Analect. T. V. p. 458, 495, 496. Magv^.
Chron. Belg. p. 406. burman, Utr. Jaarb. D. 1. bl. 4.53—455. . ! ,
27 v.
Lente-
maand
1482
DES VADERLANDS. 1741
1433-
1482
hij, het zaad der tweedragt in het Sticht zelf uit te slrooijen (1). De vijf kapittels,
de ridderschap en de sleden Utrecht en Atnersfoort verklaarden zijne verkiezing
voor onwettig en verbonden zich, om met al hun vermogen rudolp in het bisschop-
pelijk gezag te handhaven (2). Insgelijks vernietigde Paus eugenius IV de uitspraak
der kerkvergadering, gelastte allen Christengeloovigen, rddolf vanDiepholt als wet-
tig Bisschop van Utrecht te erkennen, en gaf den Bisschop van Sabine^ den Proost
van St. Ρ iet er ^ en den Deken van den Dom te Utrecht volmagt, om over de we-
derspannigen den kerkdijken han uil te spreken. Dit geschiedde , nadat de broeders
van WALRAVEN van Meurs vruchteloos getracht hadden door hunne geheime vrienden
in het Sticht, de zwevende geschillen in der minne te vereffenen (3). Ondanks den
ban , zetten de Meursgezinden hunne aanslagen voort (4). Bij eenen gédreigden inval
onder den Graaf van Meurs, besloot het geheele Neder-Sticht den vijand het hoofd
tö bieden, en de regering van , op welke stad men het bijzonder gemunt had,
gelastte allen burgers boven de twintig jaren, zich te wapenen (5). Het bleef echter,
naar het schijnt, slechts bij dreigen. Hoewel -walraven van Meurs door felix V, die
op de kerkvergadering van Bazel tot Paus gekozen was, in het bisdom van Utrecht
bevestigd werd, moet zijn gezag en invloed toch gering geweest zijn; het blijkt althans
niet, dat hij iets belangrijks tegen rudolf van 2)«e/JÄo^i ondernomen heeft (6). Fi-
Lips van Bourgondië ontnam hem het geestelijk regtsgebied over Holland^ Zeeland
en Friesland^ hetwelk sweder van Kuilenhurg aan den Utrechtschen Stoel ont-
trokken had, en gaf het aan rudolf van Diepholt terug. »In het Christendom van
Utrecht^'* zeide do Hertog, »is maar één Herder; ik wil, dat ermaarééno schaaps-
kooi in zij (7)."
Vermoedelijk heeft walraveit van Meurs toen zijn zetel uit i?orc?rec/ii naar ^rwAew
overgebragt. Tot teeken van oppermagt, liet hij te Keulen goud- en zilvergeld met
«yn naam munten, hetwelk in de stad Utrecht niet gangbaar was vóór dat de Raad
1444
(1) bürman, Vir. Jaarb. D. l. bl. 463, 469, 471, 488.
(2) Zie het Manifest bij matthaexjs, Analect. T. V. p. 497. bürmak, Vtr. Jaarb. D. 1.
bl. 472—474.
(3) OTMBAR, Kerlil. en Wercltl. Deventer, D. II. bl. 104—113.
(4) BUKMAN, Utr. Jaarb. D. I. bl. 488.
(5) Zie het raadsbesluit in Herfstmaand van 1437 bij mattdaecs, Analcct. T. V. p. 498. Ook
bij BURMAN, Vtr. Jaarb. D. I. bl. 499, die het echter een jaar later stelt.
(6) heda, p. 286. Vergelijk bubman, Vtr. Jaarb. D. L bl. 453 , 454.
(7) Oude Holl. Viv. Kron. Div. XXIX. c. 10.
31 V.
Lente-
maand
143Ö
23 V.
Üofjst-
maand
1437
1439
1441
78 ALGEMEENE G Ε S G II IΕ D Ε NI S
1433—het gewaardeerd had (1). Zijne bloedverwanten verontrustten nu en dan hel Sticht;
dit was althans de hoofdgrond op welken rüdolf van Diepholt den Aarlshisschop
van Keulen den oorlog verklaarde, van welken echter vermoedelijk niets gekomen
144Ö is (2). Twee jaren later, sloot rudolf met den Bisschop van Munster, πενοβίέ i?aw
Meurs, een verbond van vrede en vriendschap (3). Met ernst beijverde hij zich , om
de vervallen zaken des Stichts te heistellen , de sloten en Sterkten te vernieuwen of
te verbeteren y en de oorlOgsschvrlden af te lossen. (4).
Inmiddels was do slad Utrecht met het huis van Montfoort in hevigen twist gé-
raakt. Willem van Montfoort had van Bisschop äudolf tweeduizend kroonen opge-
notoeü , vaö wiilke hij i de teruggave weigerde, bewerende , dat eenige Utrechtsche
burgers die gelden ontvangen hadden. Na een naauwkeurig onderzoek werd dit on-
waar bevonden, en Var montfoort door den Raad de slad ontzegd lot hij het ver-
schuldigde zou voldaan hebben. Hierbij kwam, dat zijn broeder, de Burggraaf, eénen
Ulrechtscheö burger grootelijks had beleedigd ^ hétgeèn door de regering van Utrecht
zoo hoog werd opgenomen, dat zij beslag legde op de personen en goederen der
Monlfoorlers, zoolang het ongelijk niet gebeterd zou zijn. De spanning wérd sterker,
toen wiLLÈii van Montfoort door een sluipmoordenaar lagen legde op het leven van
eeü aanzienlijk!.burger der''slad. Men beloofde drieduizend Bourgondische schilden
dengenen, welke hem levehd in handeh van den Raad leverde , en duiiend denge-
nen, welke hem doodsloeg (&}. Er werden krachtige maatregelen genomen, óm de
slad tegen zijne aanvallen, te béschermen j en dewijl verscheidene inwoiaeis met de
Heeren van Montfoort in Verslandhouding stónden, vaardigde de Raad hieHegen een
scherp bevelschrift uit, hetwelk dikwerf moest vernieuwd worden. Het getal der
schutters werd verrtieerderd, én hij met eeuwige ballingschap gestraft, welke ^ich
1447 bij een vijandelijken aanval niet behoorlijk van zijnen pligt zou kwylen. Tesmeer
werden deze voorzorgen noodzakelijk, daar de Heeren van; Monlfoort vele gewa-
penden bijeenbragten en het gerucht zich verspreidde, dat zij de stad bij verrassing
wilden vermeesleren. Men meent, dat zg door Hertog filips «jaw Bourgondie onder-
steund werden , welke , op het bez:it vön ütreckt vlammende , door het verwekken
van vijanden, de magt dier slad poogde te verzwakken (6).
>i
(1) BUKMAN, Utr. Jaarb. D. II. bl.
(2) roNTARUs, Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 487.
(3) «unMAN, Vtr. Jaarh, D. II. hl. 90.
(4) HEDA, p. 286. Cron·. dc Traj. p. 4Θ7.
(5) BLRMAN, Utr. Jaarh, IL bl. Ö7---02.
(0) BURMAK, Uir. Jaarb. 1). II. bl. 104, 111—115.
Éi
■ttUHiUli
-ocr page 79-DES VADERLANDS. 79
In dit hagchelijk tijdsgewricht, waar eensgezindheid zoo dringend gevorderd werd, 1433—
was tusschen Bisschop rudolf en de Utrechlsche regering over zekere belasting, het
mergengeld genaamd, geschil ontstaan. Dit mergengeld werd sinds eenige jaren in
Utrecht geheven, deels om de stads schulden af te lossen, deels om de onkosten des
Bisschops, ten behoeve van het Sticht gemaakt, te vergoeden, en had in den beginne
onder de burgers groot misnoegen en gemor verwekt (1). Het schijnt, dat dit geld
niet altijd voor het bepaalde dool gebezigd werd; althans Bisschop rüdolp wilde het 1448
gebruik dat men er van maakte onderzoeken. Men weigerde hem de noodige in-
Ifthting, en de Domdeken jonaw puoeis , broeder van den Burgemeester roetart
pROEis, duwde hem op dreigenden loon toe : »Indien gij zoo wilt voortgaan, moogt
gij wel toezien, dat gij den Bisschopszetel behoudt; wat mij betreft, ik zal wel
Deken blijven." Verbolgen verliet de Bisschop aanstonds dö etad en verzoende zich,
uit wraak over deze beleediging, met den Burggraaf van Montfoort, tegen wien hij
zich nog onlangs ten voordeele der Utrechtenaars verklaard had. Hij ontsloeg hem
tegen eene aanzienlijke geldboete, van den kerkdijken ban en schonk hem vergiffenis
van de misdaad aan zijnen Vilder jaiï van Montfoort gepleegd, wien hij in den ker-
ker had laten sterven (2).
Do Utrechtenaars hierover ten hoogste verbitterd, besloten den Bisschop, welke
naar Amersfoort en Horst getogen was, den terugkeer to beletten en walrave:?
van Meiirs in zijne plaats als geestelijk Opperheer to erkennen (3). Walravebt , dio
zich eenige jaren had stil gehouden, begon nu het hoofd weder op te steken en zijne
gewaande regten op den Slichtscheu zetel te laten gelden (4). Men vermoedt echter,
dat hij weldra met rudolp van Diepholt in onderhandeling getreden is, dewijl hel
nergens blijkt, dat hij van de gunstige stemming der Utrechtenaars to zijnen opzigte
gebruik gemaakt of eenige beweging, om hun bijstand te bieden, beproefd heeft (5).
Hoe dit zij, men bleef hem genegen, en toen Willem «ατι Montfoort met eenige
ruiters voor de stad verscheen, om haar te verrassen, snelden de burgers to wapen
en verijdelden den aanslag (6). Doch ondanks alle voorzorgen, gelukte het Bisschop
RiiDOLP zijne zetelstad te bemagtigen. Door verraad van binnen, kwam hij er bij
(1) BUKMAN, lllr. Jaarb, D, li. hl. 35-38, 50.
(2) heda, p. 280. Cron. dc Traj. p. 470 , 508. βεβμα,ι, Vw. Jaarb. D. II. h\, 119.
(3) HEDA , p. 287.
(4) BÜRMA5, L'fr. Jaarb. D. II. bl. 121.
(5) EURMAj, Utr, Jaarb. D. II. bl. 127 1).
(6) bcrma:», mr. Jaarb. D. II. bl. 121.
-ocr page 80-1433-
1482
80
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
2T.
Sprok-
telm.
1449
Ml ;
1450
Dacht heimelijk in en trok met de zijnen onder een woest getier, lot op de Νeude.
Ondertusschen >Yaren de alarmklokken geluids en de burgers in de wapenen gekomen.
Bij de Schoutensteeg ontmoette men elkander. Er ontstond een bloedig gevecht; do
Bisschop zelf en de Heer van Montfoort werden gewond , en waarschijnlijk zouden
zij het onderspit gedolven hebben, indien niet te goeder uur eenige Amersfoortsche
poorters lot hunne hulp waren toegesneld. Na lang weifelen, verklaarde zich de over-
winning voor de Bisschoppelijken. Vele Utrechtenaren en Slichtsche Edelen waren
gevangen genomen, en slechts weinigen van 's Bisschops tegenstanders hadden zich
door de vlugt gered; de Burgemeesters vajt lichtenberg , puoeis en yan damasghe-,
in het gevecht zwaar gekwetst, stierven: aan hunne wonden. Bisschop rudoxf nu
geheel meester van de stad, herstelde aanstonds de Regeringsleden, welke het vorige
jaar om zijnentwille daaruit gebannen waren, in hunne vorige betrekkingen. Daaren-
tegen werd elk op levensstraf verboden, degenen te huisvesten of te verbergen, welke
legen hem de wapens hadden opgevat, en eene belooning van honderd oude scliilden
uitgeloofd, aan wie eenen van hen te Toorschijn bragt. Om het gemeen genoegen te
geven en den haat tegen het vorig bestuur te verhoogen, werden levens eenige im-
posten deels verminderd, deels geheel afgeschaft. Eenige der gevangenen werden
onthoofd , andere tot den kerker of met vrouw en kinderen lot ballingschap veroor-
deeld , en sommige onder oorveede ontslagen, doch de meeste niet dan legen aanzien-
lijke opofferingen van geld en goederen in vrijheid gesteld. De Heer van Gaasbeek
kon die gunst slechts door tusschenkomst van den Stadhouder van Holland, jait van
Lannoi, en voor den afstand zijner heerlijkheden Jhcoude en fVijk te Duurstede
verwerven, welke nu met het Neder-Sticht vereenigd werden. De Amersfoorlersont-
vingen, tot erkentenis hunner bewezene diensten, van den Bisschop kwijtschelding van
alle misdaden en breuken, die zy vroeger gepleegd en verbeurd hadden (1). Slechts
oogenschijnlijk was nu in ütreeht de rust hersteld. Er bevonden zich hier nog velen ,
welke het vorig bewind genegen waren en.geene gelegenheid onbeproefd lietenj om
de builingen en uitgewekenen wederom binnen te brengen.] } De Raad der stad-» ver-
bood derhalve op nieuw strengelijk alle gemeenschap met de igebannenen , en het was
niet veroorloofd met hen te sproken; tevens werden nieuwe voorzorgen genomen legen
onverhoedscho aanvallen van builen en oproeren van binnen. Door deze wakkerheid w erd
een aanslag van frederik van Renesse, een der uitgewekenen, tegen de stad verijdeld.
Twee inwoners, welke daarin deel genomen hadden, werden met den dood gestraft (2).
(1) Oude Holt. Div. Kron. üiv. XXIX. c. 17. dedaV p. 287. Crèru dcTraj. p, 509—512.
Blagn, Chron. Belg. p. 403. Burmas, Ulr. Jaarh. D. II. hl.'127—148. ' ο .. . < .
(2)'bijbmas, lltr. Jaarb. D. 11. hl, 150, 174, 181. ^ 1 ^ .U /I
•r
-ocr page 81-..HUI,ι·.J ,t.1,.»IW..JIM;>ιμμιW
DES VADERLANDS. 81
In dien lijd overleed de Bisschop van Munster^ hekdrik van Meurs. Rudolf ua^i 1433—
Diepholt begaf zich met een groot gevolg van Edelen derwaarts, om de stemmen der
kanoniken voor zijn neef koenraad van Diepholt te Avinnen. Doch na het verspil-
len van veel geld, keerde hij onverrigter zake terug, en walravek Jiewri werd,
legen den zin der Munslerschen , door het groolsle gedeelle des ICapillels, te Duimen
bijeengekomen, tot Bisschop verkozen (1). Door tusschenkomst van den Kardinaal
nicglaas de gusa , deed nu walraven volkomen afstand van bet Utrechlsche bisdom,
en RUDOLF verzekerde hem daarentegen een tiende van do inkomsten der Stichlsche
geestelijkheid (2). Deze schikking werd door den Paus goedgekeurd en de Bisschop
van Luih met de uitvoering er van belast, die terslond den Ulrechlschen Geestelijken,
onder bedreiging van den ban beval , daaraan te voldoen (3). De Kapillelen van üt-
recht en Deventer verzetten er zich tegen, doch vruchteloos; en ofschoou walraven
kort daarna overleed , werden evenwel deze gelden later aan zijne erfgenamen uitge-
keerd (4). Tot schadeloosstelling verleende Bisschop rudolf aan de Geestelijken in
Utrecht vrijdom van imposten , doch do regering dier stad sloeg geen acht op deze
vergunning, welke buiten hare bewilliging en tot nadeel der stedelijke inkomsten ge- 1451
geven was (5).
Hoewel walraven van Meiirs 's Pausen bevesliging op den Munslerschen zetel ver-
kregen had, werd hij echter door het volk, welk aan de keus des Kapittels do ver-
eischle toestemming had geweigerd, buiten de slad gehouden. ïe vergeefs had hij
reeds den banvloek over zijne tegenstanders uitgesproken, toen hij naar de wapenen 1452
greep , om hen te bedwingen (6). Bisschop rudolf trok hem met eene aanzienlyke
krijgsmagl te hulp, onder voorwaarde, dat wanneer do slad vermeeslerd wierd , wal-
raven van hel bisdom il/wwiier ten behoeve van koekraad van Diepholt^ tegen eene
jaarlijksche geldelijke uitkeering , afstand zou doen (7). Vele Edelen uit hel ^o^m-vSiic/ii
verzelden den Bisschop op dien logt; maar do Overysselscho sleden weigerden volstandig
(1) a. de bevencerke, Cliton. Monasterieiise, apud mattiiaeum , Analecl. T. V. p. 86 j liet ■
akonyhi Chron. Monast. aldaar, p. 123. deda, p. 287. burmaïf, Vtr. Jaarb. ü. II. hl, 182.
(2) UEDA, p. 287, 288. Cron. de Traject, p. 512 en dc aldaar, p. 513 aangehaalde Fasci-
culus Temporum van υειπεκαεπ. Verg. bürmaf, lltr. Jaarb. D. II. LI. 183, 221, 222, 226'(1)
(3) BüRMAN, Vtr. Jaarb. D. II. LI. 183.
(4) Bat Sacra. D. II. hl. 46G-471.
(5) BURMAïf, Vtr. Jaarb. D. II. bl. 198.
(G) a. de bevergerhe, Chron. Monast. p. 90. anokvsu Chron. Monast. p. 123, 124.
(7) reda, p. 287. Verg. blrmas , Utr. Jaarb. D. II. bl. 221, 222.
-ocr page 82-82
1433—·in dien krijg deel Ie nemen, uit Λνεΐΐιεη zij niels dan nadeel Ie wachten hadden (1).
^ ^ Munster \Yerd belegerd, doch zoo wakker verdedigd , dat rudolf genoodzaakt was het
Sprok- beleg na eenige dagen op te breken. Hij zette evenwel den krijg, welke Munsterland
J453" verwoestte, hardnekkig voort (2). Maar ook zijne schatten Averden daarin verslonden , zijne
ligchaamskrachten door de vermoeijenissen uitgeput, en den Utrechtschen Geestelijken,
lot bestrijding der oorlogskosten, buitengewone lasten opgelegd, hetgeen de bron werd
van veelvuldige beroerten en opschuddingen. De vijf Kapittels'te verzetten zich
terstond openlijk tegen de vorderingen van den Bisschop op grond, dat hij zich bui-
len hunne toestemming in dien krijg gewikkeld had, niet om do belangen van de
Utreclitsche Kerk, wie de verkiezing eens MunsterschenBisschops onverschillig was, te
bevorderen, maar alleen ter gunste van zijn neef, en alzoo uit eigen inziglen, welke
zij niet gehouden waren te ondersteunen. En toen de Raad zich voor rudolf verklaard
had, staakten alle, uitgezonderd de Predikheeren, binnen de stad hunne diensten
en spraken dagelijks den banvloek uit over allen, welke deze nieuwe belasting van hen
afvorderden. Op het berigt, dat men hen met geweld zou dwingen aan 's Bisschops
1454 eischen te voldoen, kwamen zelfs do Kapittels en de Parochiekerken overeen, om el-
kander gewapenderhand te ondersteunen, des nachts in de kerken te waken en bij
onraad do klokken to luiden. Rudolf zich, naar het schijnt, niet meer in zijne ze-
telstad veilig achtende , begaf zich naar het slot Ter Horst (3). Hij zette den Mun-
sterschen oorlog met nadruk voort en behaalde met dirk en λναΐκανετί van Meurs
in een scherp gevecht op de heide bij Waarle, de overwinning, die echter niets be-
sliste en den krijg slechts heviger ontvlamde (4).
De uitgeAvekenen beproefden ondertusschen meer dan eens de stad te verrassen, het-
geen hun echter, ondanks de verstandhouding met eenige burgers en do voortdurende
spanning tusschen de regering en de geestelijkheid, mislukte (5). Deze spanning
barstte eindelijk in openbaren opstand uit, toen op last van den Raad een dienaar der
Geestelijken in hechtenis genomen en ter dood veroordeeld was. De Geestelijken kwa-
men hierop gewapend in den Dom bijeen, waar een groot gedeelte der burgerij, welke
25 v. haar voornaamste bestaan aan hen verschuldigd was, zich met hen vereenigdo. Met
Louw-
jiiaand —-
1455
(1) II. briimani Res. Transisal. p, 189. duhbar, lierk- m TFereltl. Deventer. D. II. bl. 150.
(2) A. DE LEVEFCERKE, Clifou. Blotiast. p. 94. ANONYMI Chfon. Monast. p. 124; deze laatste
.schrijver brenjjt dit op het jaar 1452. I
(3) iieda, p. 288. Cron. de Traj. p. 513—515 en veldekaer, Fasciculus Temp, aldaar door
sattiiaetjs aangehaald, burman , Uir. Jaarb. D. II. bl. 226—228, 234.
(4) a. de bevergerke, Chron. Mouast. p. 108, lOÖ.
(5) BURMAN, IHr. Jaarb. D. II. bl. 228, 229 237,
i
1«
I·*'
B3
DES VADERLANDS.
deze ten getale van vier- of vijfduizend , trokken zij naar het raadhuis, om de rege- 1433—
ring, welke inmiddels de burgers te wapen geroepen en eenige bussen tegen de Dom-
kerk gerigt had, naar hun wil te dAvingen. Een bloedbad was onvermijdelijk geweest,
indien niet willeai van Montfoort tusschen beide getreden ware en den Raad bewo-
gen had, den gevangene te slaken en zich in alles naar den wil der geestelykheid
en der gemeente, welke de overmagt hadden, te schikken. De regering werd ver-
anderd en alle gezag aan de gilden gebragt, maar do rust niet hersteld (1). Utrecht
bleef een tooneel van beweging, verdeeldheid en oproer; de vrienden des Bisschops
en van het vorig bcNvind werden met zooveel harlstogt achtervolgd , dat nimmer in
de stad meer regtsplegingen plaats vonden dan in dil tijdsgewricht (2).
Onder al deze onlusten stierf Bisschop rüdolf van Diepholt, verlaten zelfs door
zijne huisgenooten, welke in zijne laatste uren zijne kostbaarheden roofden en hem
aan zijn lot overlieten (3). Eenigen melden, dat hij op het slot Ter Horst overleed ,
terwijl hij met filips van Bourgondi'è ^ tot wien hij zijne toevlugt genomen had',
over den afstand van het bisdom onderhandelde (4). Anderen getuigen, dat hy, door
den Paus tot Bisschop van Osnabrück benoemd , kort vóór het aanvaarden dier waar-
digheid gestorven zij (5). Even onwaarschijnlijk is, dat hij in de belegering van het
Munslerscho stadje Vreede aan eene wond overleed (6). Meer algemeen wordt aan-
genomen , dat hij te Vollenhove gestorven en te Utrecht in do Domkerk met onge- 24 v»
meeno pracht begraven is (7). Voorzeker kan dezen Kerkvoogd moed, standvastig-
heid, schranderheid noch ijver en staatkunde betwist worden. Daartegen over stonden l^·'^^
trotschheid en hartstoglelijkheid, welke hem talrijke vijanden en rampen berokkenden.
Voel echter is het Sticht aan hem als wereldlijk Vorst verpligt. Hij beschermde zijn
gebied heldhaftig tegen magtige naburen en stelde het, door hel opbouwen en versterken
der vervallene sloten, in eenen behoorlijken slaat van tegenweer. Men prijst ook zyne
(1) Cron, de Traj. p. 515, 516, en vëldenaer aldaar p. 514. Meda, p. 288. Oude Holl>
Div. Kron. Diy. XXIX. c. 18. burman , Utr. Jaarb. D. II. bl. 246—203.
(2) EXJRMAK, Vir, Jaarb. D. II. bl. 266—274.
(3) Bat. Sacra, D. II. bl. 431.
(4) HEDA, p. 288. 6ÜPFRIDIJS PETRüs in AppenMce, p. 155.
(5) a. de bevergerne, ChrOtl. Motiast, p. 110.
(6) AiiOKYMi Chroti. Monast. p. 128.
(7) Cron. de Traj. p. 516. veldekaer , Fasciculus Temp. aldaar, p. 515. Oude üoll. Div,
Kron. Div. XXIX. c. 22, en de schrijvcfs aangehaald door HATtüAEüs, Jnalect. T. V. p. 128(1).
burmas, Uir. Jaarb. D. II. bl. 275. dumbar, lierk- en Hcrehl. Deventer, D, li. bl. 152.
84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J433—verdiensten als geestelijk Herder, maar de bewijzen ontbreken, welke dit moeten sla-
ven, ten ware het versieren van kerken op dien lof aanspraak geeft (1). Zijne we-
tenschappelijke beschaving en letterkundige kennis moeten zeer beperkt geweest zijn (2).
7 v. De Kanoniken kwamen spoedig tot het kiezen eens opvolgers in de Domkerk bijeen.
ijTFclS lïl
1455* Om allen invloed van buiten op deze keuze te voorkomen, had do R.aad der stad kort
Ie voren, bij openlijke afkondiging, alle wereldlijke personen verboden, op den kies-
dag in den Dom of op het kerkhof te verschijnen , op boete van vijftig pondea; en
levens naar gewoonte de uitheemsche Vorsten, Edelen en Ridders uitgenoodigd, de
stad Ie verlaten, tot de Kanoniken hunne taak voltooid hadden. Allen vreemdelingen
werd daarenboven op levensstralTe verboden zich, in geval van opstand, bij het
oproerig volk te voegen (3). Doch de omliggende Vorsten, wien het geheel niet on-
verschillig was, dat een hunner bloedverwanten of vrienden den Utrechtschen zetel
bekleedde, bleven thans evenmin als vroeger in gebreke, om hunnen invloed op
de Kanoniken uit te oefenen. Hertog arwoud van Gelre verscheen zelf met een
aanzienlijk gevolg van Edelen en dienaren te Utrecht, om Hertog sxEVEïi van Beije-
ren, Kanonik te Keulen, aan te bevolen, wiens broeder, Paltsgraaf frederik ,
door huwelijk aan hem vermaagschapt was , en die ook door den Aartsbisschop \an
Keulen schriftelijk was aangeprezen (4). Zelfs beloofde hij, indien zijn verlangen vol-
daan werd, den Utrechtenaren de vorige vrijheid van tollen in zijn gebied , welke hun
later ontnomen was , terug te schenken (5). Fiups van Bourgondi'é zond Graaf jak
van Nassau nudiX Utrecht y om zijn natuurlijken zoon dayid van Bourgondie , Bisschop
van Terouanne in Artois, op den zetel van st. maarten te heffen, tot welk einde
hij reeds bij het leven van rudolf van Diepholt getracht had de stemmen der Kano-
niken te verwerven (6). Ten sterkste drong hij op deze bevordering aan, dewijl
I hierdoor, gelijk hij beweerde, de gedurige en verderfelijke geschillen tusschen Utrecht
(1) Verg. het Magn. Chi on. Belg, p, 400, 407 j en 'sBisscliops grafschrift door den beroeaiden
agricola bij «ockenbeug, in Cat, Pont. llltraj. p. 41, overgenomen in BüRiiAPf, Utr. Jaarb.
D. Π. bi. 27G.
(2) REViTis, Davenir. Illustr. p. 100. Men verhaalt, dat op het berigt, dat swedfii van Kui-
lenburg hem geëxcommuniceerd had, hij gevraagd zou hchhen: »Wat is excommuniceren?'"
en op de verklaring van dit woord, ziju dolk getrokken met d'e woorden: » Hiermede zal ik
hem excommuniceren."
i
(3) BüRMAïi, Utr. Jaarb. D. II. hl. 280.
(4) Zie zijn brief bij matthaecs, Amlect. T. I. p. 650.
(5) heda, p. 291 en bucheliüs ad eundem, p. 306 (a).
(6) monstrelet V. Hl. p. 64.
-ocr page 85-DES VADERLANDS. 1749
en Rollandy ten teste der beide stalen, zouden weggenomen en voorkomen wor- 1433—
den (1). Men vreesde echter, naar het schijnt, dat hij slechts trachtte het Sticht ^^^^
onder den invloed en eindelijk ouder het beheer der Bourgondische heerschappij te
brengen, Avaartoe de onmin tusschen den overleden Bisschop en de geestelijkheid, de
eerste aanleiding gegeven had (2). Niemand althans stemde voor HKNUi van Bourgondie,
Van de zeventig Kanoniken , Avelke de verkiezing bijwoonden, verklaarden zich terstond
zeven en zestig voor den Domproost gijsbrilciit van Brederode, die zelf den Kanonik
van gestemd had; en do twee overigen , welke hunne stem aan steven vaw eren
gegeven hadden, voegden zich bij de meerderheid w om des vredes wil en behoudens
hun gevoelen." Negen afwezige Kanoniken deden door hunne gevolmagtigden het-
zelfde (3). Nooit was eeno Bisschopskeuze te Utrecht met zoo vele. eenparigheid ge-
schied (4). Men voerde met allo billijkheid aan, dat david van Bourgondië niet ge-
stemd was, dewijl naar do gemeene geestelijke regten, een man van onechte geboorie
geene geestelijke waardigheid mögt bekleeden en do wetten der Utrechlscho Kerk
verboden, hem tot eene prebende toe te laten. Steven van Bcijeren was niet
gekozen, dewyl riLips van Bourgondië euvel zou genomen hebben, dat men der
aanbeveling des Hertogs van Gelre en des Aartsbisschops van Keulen meer gehoor gaf
dan aan do zijne. Om derhalve geen dezer Vorsten te beleedigen, was do keuze op
den derden mededinger gevallen, legen wien de Herlog van Bourgondië niets hebben
konde, daar hij hem zijn vertrouwen geschonken en in den Raad van Eollandy Zoe-
land en Friesland gesteld had. Het aanzienlijk geslacht uit hetwelk GUSBREcnx van
Brederode was gesproten en zijne vermaagschapping met de meeste zoo niet allo Slichl-
sche Edelen , waren mede niet zonder invloed op zijne verkiezing gebleven (5), Hij
had daarenboven , naar het schijnt, de bijzondere gunst der geeslelijkheid gewonnen,
(1) roktüs iieüterus, Rer. Burgund. Lib. IV. p. 113. Verg. bukman^ ï/ir.Jaa»-Z·. D.II. bl.281.
bilderdijk, D. IV. bi. 166.
(2) bür3ian, Utr. Jaarb. D. II. bi. 281. glasiüs, Gesch. d. Christ, Kerk in Nederl. D. II.
bl. 224.
(3) Instrumentum Electionis g. dk brederode in βαττπαει Analect. T. I. p. 647 sqq. j. albrdi»,
dc Orig. et Reb. Gest. D. D. de Brederode, ρ, 646-^62. Cron. de Traj. p. 51G, 517, e»
hetgeen matthaeüs aldaar uit veldenaer's Fasviculus Temp, aanhaalt, ueda, p. 291. Oude Holl.
Biv. Kron. Div. XXIX. c. 23.
(4) j. Α LEYDIS, de Orig. et Reb. Gest. D. D. de Bred. p. 661.
(5) Instrumentum Eleet. c. de brederode, in I. c. p. 654 , 650. Verg. BceeApr Utr. Jaarb.
D. II. bl. 282.
1433-
86
. dewijl hij hare belangen legen Bisschop rudolp gehandhaafd en lot hare hulp in het
begin dezes jaars zich uit 'j Gravenhage naar Utrecht begeven had (1).
Met eenen diepe'n zucht liet gijsbreght van Brederode zich zijne benoeming ATelge-
vallen, die inderdaad voor hem eene bron van onrust en verdriet geworden is. Dadelyk
werd hij in het koor der Domkerk op den bisschoppelijken zelel geplaatst, en het Te
Deuvn aangeheven (2). Acht dagen daarna legde hy als verkoren Bisschop den plegtigen
eed af aan de Kerk van Utrecht (3). Om 's Pausen bekrachtiging Ie verkrijgen , zond
hy ten spoedigste een aanzienlijk gezantschap met het gewone^/ιηααί, een geschenk
van vierduizend Dukaten, naar Rome (4). Dewijl de Bisschoppen van Utrecht ook
Vorsten van het Ryk waren (5) , werden tevens gezanten naar frederik III afge-
vaardigd , om de keizerlijke bevestiging in het wereldlijke gebied van het Sticht te
erlangen (6). Men slaagde hierin gelukkiger dan aan het Hof van Rome, Hertog
steven van Beijeren had zich krachtdadig tegen de verkiezing van gijsbreght verzet
en onder allerhande voorwendselen en schijnredenen den Paus bewogen, haar aan het
onderzoek en de uitspraak van do gewone geestelijke regtbank te onderwerpen. Doch
terwijl do beide partyen hare zaak op het nadrukkelykste tegen elkander verdedigden,
verscheen in bayid van Bourgondi'é een derde en magtiger mededinger, die alle
hare bemoeijingen vruchteloos maakte (7). Hertog ïilips , hetzij dan uit onge-
gronde vrees voor de verstoring der rust in Holland^ hetzij uit enkel eigenbelang
en heerschzucht, trachtte GusBaECiiT te weren en zijn natuurlijken zoon, het kostte
wat het wilde , op den Utrechtschen zetel te plaatsen (8). Hij zond den Bisschop van
Atreeht [Arras) tot dat einde met rijke giften naar Rome en zelfs, zoo als eenigen
(1) vkldenaer , Fasciculus Temp. ap. mattiiaeüm Analect. T. V. p. 515, cn Cron. de Trcy.
aldaar, p. 51G.
(2) Instrum, Elect. g. de brederode, in 1. c. p. 660. j
(3) Charta gtsbekti de brederode in ματτπαει Analect. T. I. p. 662 (2).
(4) beda, ρ. 291. j. α leydis, de (Hg. et Beb. Gest. D. D. de Bred. p. 667, 671. Epistolü
arn. heymricii, in drmbar's Anal. T. I. p. 397. Velgens ριατγνα , aangehaald door bucuelids op
heda, ρ. 306 [d), bestond het Annaat in de hellt der geestelijke inkomsten over één jaar van
hem, welke de Pauselijke gunst Terzoelit. De ütreclitsche Bisschoppen gaven daarvoor, gelijk uit
3. α leydis in 1. c. blijkt, destijds vierduizend Dukaten. Nadeihand werd dit aanmerkelijk ver-
hoogd. Bisschop mups van Bourgondië gaf twaalf duizend Dukaten, vvagenaar, D. IV. hl. 52(6).
(5) matthaeüs, de Nohilitate, Lib. II. c. 44.
(6) J. Α LEYDIS, do Orig. et Beb. Gest. D. D. de Bred. p. 667 , 668.
(7) Epist. ARU. HEYMRicii, in 1. c. p. 398.
(8) Verg. hiervoor bi. 25.
1482
DES VADERLANDS. 87
beweren, met last, om den Paus onderstand teffen de Turken te beloven. De gezant 1433—
drong in het bijzonder er op aan, dat brederode geen Bisschop zijn mogl, de>Tijl hij
in den krijg tegen de Gentenaars gediend had (1). Het is waar, de kerkelijke wetten
verboden den Geestelijken den oorlog bij te wonen, maar het is niet minder waar, dat
nimmer eenige wet in die tijden door Bisschoppen , Kardinalen, ja zelfs Pausen meer
en ongestrafier geschonden werd dan deze (2). Het aanvoeren dier wet voegde zeker
het minst aan den Hertog van Bourgondi'é, te wiens behoeve en op wiens aanzoek
de bredeuode's tegen do oproerige Gentenaars waren ten strijde getrokken (3). Al-
phonsüs, Koning van Arraqon , onderschraagde insgelijks de belangen van david van
Bourgondië, die eerlang tot Bisschop van Utrecht werd aangesteld. Do gezanten
van brederodb , welke met schoone woorden waren opgehouden, moesten onverrigtor
zake en zonder het Annaat terugkeeren (4).
Onder stellige inwachting van 's Pausen bevestiging , hadden do geestelijkheid, rid-
derschap en sleden van het Sticht inmiddels gijsbrecht van Brederode eenparig tot
Voogd en Beschermer aangesteld. De- vele volksbewegingen, welko afwisselend in 17 y.
Utrecht ontstonden, wettigden dezen maatregel (5). Met toestemming der gilden en m^and
gemeente riep de nieuwe Kerkvoogd de voornaamste ballingen onder het vorig be-
wind, als reinoud van Brederode, jakob van Gaasbeek , jan van Renesse en andere
Edelen terug. Op een groot gastmaal gelukte het hem zelfs eene verzoening lusschen
hen en hunne tegenstanders te bewerken, terwijl hij tevens verklaarde voor allen een
goed Herder te zullen zijn. Doch het brengen van eenige der teruggeroepenen in
den Raad , wekte weldra het misnoegen en de vrees van do laanhangers des overledenen
Kerkvoogds op, welke allengs naar Amersfoort weken en daar hunne plannen ter
omverwerping van den tcgenwqordigen staat van zaken, beraamden (6).
(1) j. Λ. LEYDis, de Orig. et Reb. Gest. Dom. de ßred. ρ. ÖC8, 009.
(2) BURMAN, Utr. Jaarb. D. IL bl. 285 (2).
(3) licrhan, Utr. Jaarb. D. 11. bl. 280. m-agesaar, D. IV, bl. 53. Over wlderdijks taal,
D. IV. bl. 167, vergelijke Dien siegenbeeic, de Eer van avagesaar verdedigd, bJ. 103—105.
(4) Epist. iiEijiuicii, p. 400—403. j. a, i-etdis, de Orig» et Mek Gest. Dorn, de JSred.
ρ. 009—674. Cron. de Traj, ρ. 520. heda, ρ. 20L Oude Holl. Div. Krön. Div. XX:iX.c. 24.
(5) ßuyrspraccliboek van Utrecht bij battitaeüs, Anahct. ï. V. p. 517 (1). bdrjias, Utr.
Jaarb. D. II. bl. 291.
(6) veldenaen, Fasciculus Temp. apud matthaei Analect. T. V. p. 517. Crotu de Traj,
p. 517—520. J. Α LEVDis, de Orig. et Heb. Gest. Dom. de Bred. p. 665^07. Börmah, Utr,
•/aar;&. D. II, bl. 293—297.
88 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
Inmiddels was Hertog filips ia Holland gekomen , om legen het voorjaar heirvaart
Ie beschrijven en david van Boiirgondië door geweld van wapenen op den Utrechl-
schen zetel te plaatsen (1). Bisschop gijsbregut trachtte insgelyks zich lot den aan-
staanden krijg voor te bereiden, en het Bourgondischgezinde Amersfoort voor zich
te winnen (2). Do stad Utrecht werd van krijgsvolk voorzien en verbond zich met
de geestelijkheid en ridderschap van het ]Sedej'-Sticht, benevens de stad Rhenen,
om GiJSBREGHT van Brederode zoolang in het bewind te handhaven, tot een ander
Bisschop door den Paus aangesteld en in het Sticht algemeen erkend zou zijn (3).
De gilden hadden zich in dienzelfden geest verklaard (4). Zij oefenden destijds groot
gezag uit, vervolgden de aanzienlijken en rijken en stelden naar goeddunken rege-
ringsleden af en aan (5). Het gemeen vloog op hunne wenken en veroorloofde zich
den verregaandsten moedwil. Zelfs de Geestelijken bleven niet verschoond , of hunne
bezittingen ongemoeid. Eens kwam het graauw bij bekkenslag gewapend op de
Neude bijeen , om do vermögendste inwoners der stad te overvallen en te berooven.
Bisschop GIJSBREGHT van Brederode y ondersteund door zijn broeder reinoüd , den
Burggraaf iiehdrik van Montfoort en andere Edelen, tastte de onstuimige menigte
aan, die door eenen plotselingen schrik bevangen, orn genade smeekte (6). Naar een
ander berigt echter, dreef het bisschoppelijk geschut hel volk uiteen en op de vlngt,
Avaarbij velen sneuvelden (7). Terstond werden de burgers, welke het gemeen in den
kerker had geworpen, ontslagen en de uitgewekenen of gebannenen teruggeroepen.
Eeuige aanhangers van ώχύιό vati Bourgondié', zoo vrouwen als mannen, werden
gevat, zwaar gepijnigd en wreedaardig verminkt; sommigen zelfs het hoofd voor de
voelen gelegd. Meer dan driehonderd burgers vlugllen vermomd naar Amersfoort.
9 V.
(xi'asm
1450
25 V.
Grasm
ü,
Éi
i'i;
(1) J. λ LEYDis, dc Orig. et Reb. Gest. Dom. de Β red. p. 075 , 670. Oude IIoll. Div. Kron.
Div. XKIX. c. 25.
(2) BURHAN, mr. Jaarb. D. IL bi. 297.
(3) Zie dit verbond in juttiiae, Analecl. T. I. p. 673—675.
(4) buumaw , Vtr. Jaarb. D. II. bi 304.
(5) J. Α LEYDIS, de Orig. et Reb. Gest. Dom. de Bred. p. 677.
(6) veldenaer, Fascic. Temp. apud matthaei Analect. ï. I. p. 677. J. α leydis , de Orig. et
Gest. Dom. de Bred. p. 677—679. Cron. de Traj. p. 520. Oude Holl. Div. Kron. Div,
I
XXIX. c. 25. Het verhaal van een tijdgenoot hij mattiiaeus , Analect. T. I. p. 517, hetwelk deze
gebeurtenis ecni(jzins anders voorstelt, doch niet van partijdigheid tegen de bredehode's vrij te
pleiten is.
(7) iieda, p. 292.
-ocr page 89-DES VADERLANDS. 89
DANiëL van Nieuwaal^ die het Rlerkambt in bekleedde, werd willekeurig 1433—
uit deze betrekking, welke hij voor ruim drieduizend achthonderd pond gekocht had,
ontslagen en zijn slot Rijnestein geplunderd en vernield (1). Sedert veranderde
GiJSBRECHT de stedelyko regering en verbood do buitengewone Morgenspraken oi'
bijeenkomsten der Gilden, die slechls strekten om oproer te verwekken, gelijk ook alle
bekkenslag op lijfstraf (2). De voortvlugfigen werden ter verantwoording ingedaagd , on-
der verbeurte van burgerregt en goederen bij niet verschyning cn dat hunne vrouwen
en kinderen uit do stad zouden gezel worden. Dit Averd ten uitvoer gebragt, dewijl
de gedaagden niet opkwamen, die nu lot eeuwige ballingschap uit de stad veroor-
deeld werden (3).
De rust was thans in Utrecht^ ten minste voor eene poos, hersteld en men
nam in ernstige overweging, om de stad in behoorlijken slaat van tegenweer Ie stel-
len. De middelen door den Raad deswege voorgedragen cn door de Gilden eenpa-
rig goedgekeurd, werden ten uitvoer gebragt (4). Inmiddels wendden de Hertog van
Kleef en de Bisschop van Luik al het mogelijke aan, doch vruchteloos, om Hertog
filips met gijsbrecht van Brederode te bevredigen (5). Tot dat doel was ook rei-
nouD van Brederode tweemaal naar den Haag vertrokken, waar hij te naauwernood
aan do lagen zijner vijanden ontsnapte (6). Daarentegen traden de burgers van Amers-
foort en van Rhenen, welke laatste nog onlangs Bisschop gijsbrecht pleglig trouw
gezworen hadden, in nadere onderhandeling met den Hertog; en filips, welke on-
dertusschen 's Pausen aanstelling ten behoeve van zijn natuurlijken zoon ontvangen
had, zond terstond adhiaan van Borselen met eene krijgsmagt naar de beide sleden,
die hem dadelijk de poorten openden. Ook het huis Ter Borst Averd den Bourgondiër
door den slotvoogd everard van der Eist voor zevenduizend Rijnsche gulden iogeruimd.
Hierop begaf zich david van Bourgondi'é, door jan van IVassenaar cn eenige man-
schappen vergezeld, over Gorinehcm en Thiel naar Rhenen en toen naar Amers-
foort , in welke steden hij pleglig als Bisschop ingehaald en gehuldigd werd (7).
(1) Oud verhaal bij matthaeds , Analect. T. I. p. 518—529.
(2) Cron. de Traj. p. 521. j. veldenaer , Fasciculus Temp. apud ματτιιαεομ, jinalect. T, I. p. 677.
j. α leydis, de Orig, et Reh. Gest. Ό. D. de ßred. ρ. 678. bbbmak , Uir. Jaarb. D. 11. bl. 306.
(3) Oud verhaal bij mattuaeüs, Analect. T. I. p. 519. btirman, Utr. Jaarb. D.II. 1)1. 312—314.
(4) BijRMAK, Utr. Jaarb. D. 11. bl. 314—317.
(5) j. α leydis, de Orig. et Reb. Gest. Dom. de ßred. ρ. 678. deda , ρ. 292.
(6) Oude Holl. Div. Kron, Div. XXIX. c. 25.
(7) j. α letdis, de Orig. et Reb. Gest. Horn, de Bred. ρ. 679. Cron. de Traj. ρ. 521.
ΒΕΡΑ, ρ. 292. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 25 , 26.
90 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— Filips zelf Irok in Hooimaand aan het hoofd van veertienduizend man uit dm Haag,
1482
om Utrecht te bedwingen (1). Terwijl hij te Leiden mei den Graaf van Charolois
eenige dagen vertoefde, werd op nieuw te vergeefs door den Hertog van Kleef, iiEt-
noud %an Brederode, Hendrik van Montfoort, jan van Renesse en den Domde-
ken joiian proeis ovcr een vrede of vergelijk onderhandeld. Filips rukte derhalve
voort over Woerden naar JJsselstein, alwaar zijne krijgsmagt door een aantal Zuid-
en Noord-Nederlandsche Edelen aanmerkelijk werd versterkt. Gijsbreght van Brede-
rode bevond zich thans in een neteligen toestand. Zijne strijdkrachten konden in geene
vergelijking met die des Hertogs gebragt worden, Amersfoort, Rhenen en het huis
Ter Horst waren in 's vijands handen. Op do steeds onderling verdeelde en oproerige
Utrechtenaars konde hij zich weinig verlaten; sommigen immers verkkarden zich reeds
voor DAVID van Bourgondi'è, en do meesten helden over tot vredesonderhandelingen ,
uit vrees voor het verlies hunner bezittingen, wanneer de stad door het geweld der
wapenen veroverd wierd. De ijver der Geestelijken te zijnen opzigte was insgelijks
merkelijk verflaauwd, sinds Hertog filips verboden had , hun de pachten hunner goe-
deren , in zyn gebied liggende, uit te keeren, Hy oordeelde derhalve het oor te moe-
ten leenen aan do voorslagen, hem thans door den Hertog van Kleef, die weder als
middelaar was opgetreden, in naam van filips gedaan, en zond met goedkeuring der
Geestelijkheid , Ridderschap, des Raads en der Gilden van Utrecht, dezelfde afge-
vaardigden , die te Leiden gew^eest waren, naar IJsselstein. Spoedig werd een ver-
drag getroffen , waarbij gijsbreght volkomen afstand deed van het bisdom ten behoeve
van DAViB van Bourgondië ^ die door het geheele Sticht voor Bisschop moest erkend
worden. Gijsbreght zou Domproost van Utrecht blgven en voor de proostdij van
St, Saloator^ welke hij aan willem van Montfoort had afgestaan, de veel rijkere
ί van St. Donatius te Brugge ontvangen. Daarenboven zou hy zijne raadsheersplaats
in het Hof van Holland ^ met eene dubbele wedde behouden. Uit do inkomsten des
Utrechtschen bisdoms zou hij jaarlijks vierduizend twee hondewi Rijnsche guldens , en
uit het stift Terouanne tweeduizend gouden Leliën trekken, terwijl hem in eens
lot vergoeding der onkosten, die hij om het bisdom gemaakt had, vijftigduizend gouden
Leeuwen werden toegekend. Hertog filips en Bisschop david verbonden zich, de
intrekking des bans over gijsbreght en zijne aanhangers uitgesproken, op hunne kos-
ten in Rome te bewerken. Tevens beloofde de Hertog te zorgen, dat Bisschop david
door den Paus gewettigd en van de)smet zijner geboorte ontheven wierd, verklarende
echter, dat dit in het vervolg do regten der ütrechlscho Kerk niet zou benadeelen.
Voorts schonk hij zoo Geestelijken als Wereldlijken vergiffenis voor hetgeen zij tegen
II
(1) jionstrelet, V. ίΐΐ. p. 67.
-ocr page 91-DES VADERLANDS. 91
hem misdaan hadden. De nakoming ran dit Terdrag weïd door den Hei log Taa Kleef Ι^'Ά-—
1482
en zijn broeder adolf , Heer van liavüstein, gewaarborgd (1).
Terstond werden in Utrecht lol do ontvangst van Hertog filips en dwid vanBour-
gondiê, en lol huisvesting van hun lahijk gevolg bij de burgerg , de nootiige toebe-
reidselen gemaakt (2). Dit laalsle was het waarschijnlijk, wat het gemeen in beweging
bragt (3). De Raad althans vermaande bij klokluiding de burgers en ingezelenen,
zich niet tegen deze gedwongen huisvesting te verzetten (4). Voorts ΛνοΓά len streng-
ste verboden , iemand uil hel gevolg der beide Vorsten te mishandclc» , kwalijk Ic
bejegenen , of bij hunnen inlogt eenige ballingen in de stad te voeren (5), Filips en
DAvïD wn Bourgondië, vergezeld door een schillorenden stoet van Edelen, Ridders
en krijgsvolk, trokken den volgenden dag pleglstalig in Utrecht, De meuwe Bisschop
werd door gijsbkecht van' Brederode als Domproost, den Domdeken αοπλ« proeis,
en de geheelc geestelijkheid naar de Domkerk geleid en aldaar op den bisschop-
pelijken zetel geplaatst (6). Naar oud gebruik, beloofde hij bij ecdc de regten cii
vrijheden van do stad en het stift Utrecht te zullen handhaven (7). Oil een echt
gedenkstuk dier tijden blijkt, hoe spoedig deze eed en de punten des verdrags
door hem geschonden zijn (8).
De drie hoofdsteden van hel Β oven-Sticht ^ Deventer ^ Ιίαηψβη ^n Zwol, wei'·
gerden onderlusschen standvastig , nAViB van Bmirgondië voov haren Bisschop te erken-
nen. De slad Deventer in het bijzonder, had den groolsten ijver voor gijsbiiecht 'Van
Brederode beloond , met hem onderscheidene bijeenkomsten gehouden en g-eene moeili
gespaard, om de kleinere Overijsselsche sleden en kloosters vöor hem to winnen. Zelfs wa-
(1) Cron, de Traj. p. 521. j. α leydis, de Ovig. et Reh. Gest. Dom. de Bred. p.C79—68S.
HEDA, p. 292. aoNSTRELET, V. III. p. 67. MATTiiAEiis, Bet'. Aimisf. Scripoi\ p. 308. Oudr
Holl Dit. Kran. Div. XXIX. c. 26. poktds ïrïutEKüs, Rer. ßt&gnnd. Lil). IV. ρ. IJ3.
BimaiAs , Ihr. Jaarb. D. II. W. 319—323.
(2) Bi'RMAN, llir. Jaarh. D. II. hl. 323.
(3) heda, p. 292, die cclitcr ten onregte mecnt, dat het misnoegen des volks voortsproot, dewijl
men ])uiten zijne voorkennis niet filii-s onderhandeld had. Verg. bdiimaiï , Ulr. Jaarb. I), II, hl, 322 (2).
(4) BCBMAN, l'tr. Jaarb. D. II. ld. 323 (2).
(5) BUKMAN, Utr. Jaarb. D. II. bl. 324—326.
(6) Croii. de Traj. p. 521. j. α leydis, de Orig. et Reb. Gest. Dmi, de Brcd. p. 683 , (>84.
iiEDA, p. 292. Oude JIoll. Dir. Kröv. Div. XXIX. c. 26.
(7) Zie den briéf van davib van Bourgondië bij mattnifcus, Jnalett. T. 1. p. 684 (1).
(8) Zie den brief hij ΜΑΤΤΠΛΕΐβ, ^nalect. Τ. I. ρ. 681 (1).
12 *
-ocr page 92-92 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-—ren aldaar in Zomermaand dezes jaars de geheele Ridderschap en de afgevaardigden
der Twentsche steedjes bijeengekomen, om over het bevorderen zijner belangen te
raadplegen. In vereeniging met Kampen en Zwol ^ had zij brieven aan de voor-
naamste Hollandsche sleden gezonden met verzoek, om Hertog filips en david xtan
Bourgondi'è te vermanen, haar met vrede te laten en niet langer met schrif-
ten van overreding of bedreiging lastig te vallen (1). Er was zelfs met den Her-
tog van Gelre een geheim verbond aangegaan , waarbij men hem voor Heer erken-
nen en in het bezit der sloten stellen zoude. Hij daarentegen zou den Hertog van
Botirgondië en diens aanhangers den oorlog verklaren, alle vreemde magt afweren,
en zonder Ooerijssel geen wapenstilstand met den vijand sluiten. Voorts moest hy
de Overijsselaars bij hunne oude gewoonten, voorregten en wetten handhaven en de
schulden van Bisschop rudolf van Diepholt, ten behoeve van den staat gemaakt,
vereffenen. Do sloten zouden altijd voor de Staten van Overijssel openslaan, en
daaruit do omliggende landerijen niet verontrust worden. Men zou bij den Paus en
den Keizer trachten te bewerken, dat Gelre en Ooerijssel één gewest werden;
mislukte dit, dan zou men elkander evenwel gelrouw blijven en de zorg voor
de geeslelijko belangen aan oenen Suffragaan, door den Hertog van Gelre te kie-
zen, toevertrouwen (2). Doch op aanmaning van dien Vorst zeiven, naar men wi!,
hadden do Overijsselschen, na de onderwerping van Utrecht^ zich niet ongenegen
beloond, batid van Bourgondi'è te huldigen, onder voorwaarde, dal adolf , de
zoon des Hertogs van Gelre ^ twaalf jaren als Voogd of Momboir hel wereldlijk be-
wind over hun gewest zou voeren. Daar deze voorslag door Hertog filips was afge-
wezen , had men besloten, zich lot het uiterste ten behoeve van gusbrecht van
Brederode te verdedigen, Aviens afstand, als door geweld afgedwongen, voor on-
wettig en slrydig met de geestelijke en wereldlijke Avetten beschouwd werd. Her-
tog filips en datid van Bourgondië'ixokkQn spoedig met hunne slrijdmagt op, om
Deventer, den zetel van den tegenstand, door geweld te bedwingen. Het bewind
over do slad Utrecht werd door hen inlusschen aan reinoud tan Brederode en zijn
broeder den Domproost opgedragen; een bewijs van vertrouwen, welk het karakter
der brederode's in een allergunstigst licht vertoont en geheel logenstraft, dat gijs-
(1) Zie de Deventersche Kameraarsrekeningen van 1455 en 1456, aangehaald in den Overijssel'
sehen Almanak voor 1838, bl. 84 (11).
(2) Π. brumann Res Transisal. in dümbar's Analect, T. II. p. 19o. dcmbar , Revk— en ^veltL·
Deventer, D. II. bl. 154. Over de Suffraganen en hunne bediening, zie men het Yoorberigt op
de Bat. Sacra, bl. xxviii.
I,
DES VADERLANDS. 93
BRECHT » een allergevaarlijkst wezen was, van wien men alles vreezen mögtgelijk 1433—
een laler schrijver siouUveg beweerd heeft (1).
DeOenter Avas in dien lijd eene sterke stad , omgeven door eenen dubbelen, zeer
hoogen muur met vele torens voorzien, uit welke voornamelijk de verdediging ge-
schiedde en die gedeeltelijk nog bestaan. Daarenboven had men onderscheidene bol-
werken , onder toezigt van den vestingbouwer jan ackerstaf opgeworpen, en zich
rijkelijk van mond- en krijgsbehoeften voorzien. Behalve de burgerij en de schutters,
die beurtelings de >Yachten betrokken, bestond de bezetting uit tachtig meest Overijs-
selsche Edelen met hunne zeshonderd ruiters, duizend gewapende mannen mi Drenthe
en Groningen^ tweehonderd zestig Utrechtsche en onderscheidene Weslphaalsche krijgs-
knechten , welke laatste gedeeltelijk te laste Avaren van de sleden Kampen, Zxcol en
Groningen. Het geheel zal achtduizend man bedragen hebben met welke men het
Bourgondische leger van veertienduizend strijders afwachtte (2). Hertog filips had zyne
benden in drie afdeelingen gesplitst. Hij zelf sloeg zich met het eerste gedeello of de
voorhoede te Wilf op de Veluwe neder, een half uur gaans van Derewier. Het
tweede gedeelte, bestaande uit Hollanders en Zeeuwen, vestigde zich meer naar de
Oost- of Zuidoostzijde der stad o\) Fennenoord ^ een eiland in dcn//iie/, doch sedert
met het vaste land vereenigd. Bisschop david van Bourgondië lag met het derde
gedeelte aan de Westzijde der stad, en in zijne nabijheid aan de Zuid- of Zuidwest-
zijde, do Hertog van Kleeft welke filips ondersteunde. Het geheele vijandelijke heir
bleef aan do linkerzijde des JJssels ^ denkelijk wegens het moeijelijke van den over-
togt zoowel als van do meer gevaarlijke stelling, welke het leger op den tegenover-
gestelden oever hebben zou (3).
Filips had onmiddellijk bij zijne komst te ffilp, en terwijl de overige benden nog
niet waren opgedaagd, de stad door eenen wapendrager den oorlog verklaard. Hij ^^
was echter zoo weinig op zijne hoede, dat nog dienzelfden nacht do bezetting van een maand
versterkt steenen wachthuis tegenover Deventer digt bij den IJssel ^ hem overviel, ^^^^
eene groote slagting onder zijn volk aanrigtto en drie en veertig gevangenen met zich
voerde. Daar deze sterkte het naderen van de stad geweldig belemmerde , werd zij
zoo hevig beschoten, dat eerlang de muren begonnen te scheuren en in to vallen. De
bezetting zelve stak haar in brand , opdat de vijand er niet in zou nestelen, en redde
zich, door de duisterheid van den nacht begunstigd, met hare vervoerbare have in
(1) bilderdijk, D. IV. bl. 167.
(2) DTJMBAR, Kerk- en JFereltl. Deventer, D. Π. bl. 154, 165.
(3) Het Beleg van Deventer, door w. n. c. j (ordeks; in den Overijssel». Alm. voor 1838
bl. 8ö—88; en de afbeelding van dat beleg, icgenovcr bl. 100.
94 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Deventer. Nu dßze hinderpaal was uit den weg geruimd, liet filips , die langs
j 48ώ
den IJssel van allerlei krijgs- cn mondbehoeften voorzien werd, legen de slad zés
ballerijeü en einige schansen opwerpen, uit welke zij onophoudelijk, doCh zon-
der veel nadeel, beschoten werd. De bezetting, zoo bm^gers als hulpbenden,
verdedigde zich dapperlyk en scheen al de pogingen des Hertogs vruchteloos te
maken, wien do hooge stand der rivier verhinderde , zijn geschut digi genoeg aan
de stad te brengen. Dit geschiedde zoodra het water binnen zijtie gewone oevers was
teruggekeerd , en na weinige dagen kwam er zulk eene bres in de ringmureii, dal
de belegeraars zich lot cenen storm vaardig maakten. Nu trad men , door tusschen-
koitisl van twee Franciscaner monniken, in onderhandeling met den Hertog en weldra
17 V. w-eid het beleg opgebroken, onder voorwaarde, dat Deventer en de andere Overijs-
j^^gg^^lj selsche sleden, naar belofte, david van Bourgandië als wettig Bisschop en Landsheer
1456 zouden erkennen (ί). Daartegen beloofde filips, dat haar nimmer om haren tegen-
slaüd, van zijneiatwege feenig leed zou wedervaren. Hiervan werden zij insgelijks door
Bisschop DAVID verzekerd, welke tevens hare vooiTegten en gewoonten nevens die der
Ridderschap van bet Boven-Slieht bevestigde (2). Men verkreeg deze onverhoopte
gunstige voorwaarden , deels door do vooi'spraak des Herlogs van Kleef ^ éeels door de
omstandigheden, welke do tegenwoordigheid van filips elders vorderden en hem dron-
gen een einde aan dezen krijg te maken (3). Trouwens, hij had ook z^n doel bereikt.
Oévetiter, Kampen, Zivol en Groningen eTkenden Bisschop david voor hunnen
Heer, vvelke kort daaro:p, eerst in de drie groole sleden, toen door de Ridderschap
en kleine steden op den Spoolderherg, en voorts in Drenthe^ Xe Bisschopsburg, en
in Groningen mei vele plegligheid gehuldigd werd (4),
Inmiddels was Hertog filws naar Braha^d teruggekeerd. De lïollandsche benden
voor Deventer logen huiswaarls langs de J^elmce, waar zij grove ongeregeldheden
bedreven , hetgeen eeriige Edelen en goedbeziüers in de omstreken ύάϊι Deventer in
de wapenen bragt^ Vele dezer moedwilligen werden gevangen| genomen ·6η biet dan
(1) Cron. de Trqj. p. 522. JEpïst. auh. ueymricii, p. 407—411. mokstrelet, V. IH. p. 07.
Oude Holl. IHv, Jiron, Div. XXIX. c. 28. utDA, p. 293. u. brumakii Res Tramisal p. 197.
Verg. revius, Daventr. Illustr, p. 208. dumbau , Kerk-en JFereltL Deventer, D. 11. bl. 154—157.
IJet heleg van Deventer, in den Overijss, Alm. voor 1838, bl. 84—95.
(2) DOMBAK, Kerh- en Wereltl. Deventer, D. II. bl. ί57, 1£8. Yerg. Tegenw. Staat v.
Overijssel, D. I. bl. 139.
(3) Oude JIoU. Div. Kron. Div. XXIX. c. 28, 29. toktos iieüierüs, Jler. ßnrg, Lib. IV,
p. 113. Verg. dumbar, Kerk- en JFereltl. Decent., D. II. b!. 157 (Γ).
, (4) DVMBAB, Kerk' en TFereiil Derenter, D. II. bl. 158—100,
-ocr page 95-DES VADERLANDS. 1759
tegen groot losgeld ontslagen. Hieruit ontsproot later een hovig geschil tusschen de Hollans 1433—-
ders en de Deventerscben, hetwelk niet zoo gemakkelijk eindigde als het begonnen was,
doch waarvan ons geene bijzonderheden bekend zijn (1). Maar niet alleen losbandige krijgs-
lieden maakten zich in die tijden schuldig aan het plegen van geweldenarijen en roo-
verijen. Door den slechten slaat der regtsbedeeling, werden op de openbare wogen on-
gestraft personen en goederen aangerand, waardoor de handel niet Aveinig belemmerd
werd en elk op eigen veiligheid bedacht moest zijn. Er werden dikwerf tusschen
bijzondere sleden cn personen verbindlenissen lot wederzijdsche bescherming en ver-
dedigiDg aangegaan, dewijl zelfs het aanzien der Landsvorslen niet allijd toereikend
was, dien moedwil te fnuiken. Immers Irachllo bavid van Botirgondië thans lo
vergeefs het wangedrag der Sallandsche en Twenlsche arabllieden tegen do Zulphen-
sehen, welke zich daarover bij hem beklaagd hadden, door geslrengo bevelschriften
te beteugelen. De belaogliebbenden begrepen, dat zy hierlogcn meer ernstige
maatregelen moesten nemen. Er werd alzoo tusschen hendkik van Wisch ^ Drost
van Zutphen, nevens de overige steden van dat graafschap, en do drie hoofdsleden
van Ocerijssel met Oldenzaal ^ Oatmarsiim ^ Goor ^ Belden en Enschede een
verbond gesloten, waarbij men wederzijds beloofde alles in hel werk te slellen , om
de geweldenarijen tegen te gaan, do moedwilligen, ook op des anderen grondgebied,
te achtervolgen en niet te gedoogen, dal in do kleine sleden, Heeren of Jonkers, die
des anderen vijand en dezen Ie maglig waren, werden toegelaten; alle eischen of be-
zwaren , die men op of legen elkander in het vervolg hebben mögt, zouden door do
steden Zutphen en Deventer in der minne vereffend worden (2j.
Het vuur der burgerlijke tweedragt was door de verheffing van david van Bour-
gondi'è op den bisschopszetel en do afgekondigde algemeene verzoening, geenszins in
het Neder-Sticht uitgedoofd. Vele der uitgewekenen en gebannenen, welko onder
behoorlijke oorveede in Utrecht mogten lerugkeeren , weigerden dit hardnekkig. Ver-
bitterd op de brederode's en het Stedelijk bcsluur, verwoestten zij de omstreken der stad ,
van welko laatste zij zich door geweld trachtten meester te maken. Hunne goederen wer-
den op last van den Raad in beslag genomen, aanzienlijke sommen op hunno hoofden
gesteld en den ingezetenen scherpelijk verboden, eenige gemeenschap hoegenaamd
met hen te onderhouden. Zij hielden zich in Rhenen en bovenal in Amersfoort op,
dewijl de goede verslandhouding tusschen die stad en Utrecht, nieltegenslaando men
zich aldaar met david van Bourgondi'è verzoend had, niet hersteld was. Veeleer
(1) Oude Holl Div. Kron. Div. XXIX. c. 29.
(2) Tegentv. Slattt v. Overijssel D. I. bl. 340. dumbar , Kirk- en fp'erelll. üeventer, D. II.
hl. 163—16G.
96
1433— poogden de Amersfoorters het blokhuis Ter Eem, te hunner beteugeling door de
^^^^ Utrechtschen in het voorjaar opgeworpen, af te breken en het slot Ter Horst te ver-
1457 meesteren (1). De Utrechtschen trokken daarop Toor Amersfoort en schoten eenige
huizen in brand, doch keerden bij de komst van Bisschop david terug. Men ging
echter wederzijds voort met rooven en plunderen, en alle onderhandelingen ter be-
vrediging werden afgebroken, daar de Bisschop steeds aandrong op de terugroeping
der ballingen in Utrecht, hetgeen de Raad hardnekkig weigerde (2). Niet bij magte,
de Ulreclitschen naar zijnen wil te buigen, begaf zich dwid naar het Hof des Her-
togs van Bourgondie y waarschijnlijk om bijstand tegen hen in te roepen. Onder-
tusschen werd het platte land een dagelijksch tooneel van buitensporigheden en gewel-
denarijen, waardoor ook de geestelijke goederen merkelijk benadeeld werden. De
Geestelijkheid wendde zich uit dien hoofde tot Hertog filips , wien zij een tafereel
schetste van den beklagelijken toestand des lands en ootmoedig verzocht. Bisschop
DAVID te overreden, het verdrag van IJsselstein, hetwelk de Domproost en de Stalen
genegen waren op te volgen, insgelijks na te komen en de binnenlandsche geschillen
bij te leggen , waartoe ook de steden van het lioeen-Sticht reeds vele maar vergeef-
sche moeite hadden aangewend, dewijl de Bisschop naar do inblazingen dergenen
luisterde, welke geenen vrede wenschten. Welligt was het ten gevolge van dit verzoek ,
dat db laïfinoi, Stadhouder van Holland en Zeeland, joost van Halewijn en nog
drie andere Raden des Hertogs van Boiirgondië in fVijh hij Duurstede ter dag-
vaart verschenen, alwaar ongetwijfeld, doch mede vruchteloos, over het stillen der
onlusten gehandeld werd. Slechts verbood de regering der stad Utrecht op straffe
des doods allen haren burgers en ingezetenen , de onderdanen des Hertogs van Bour-
gondië en in het algemeen iemand, zonder uitdrukkelijk bevel van den Raad, vijandig
te behandelen (3). Misschien was dit verbod uit het voorgevallene aan de Bild voort-
gevloeid , waar walraven, natuurlijke zoon van reïnoud van Brederode, drie Haar-
lemsche afgevaardigden , wegens kerkelijke zaken naar den Bisschop te Amersfoort
10 v. gezonden, overvallen en twee van hen het leven benomen h^d, uit wraak over eene
Gras- wederregtelijke behandeling, welke hij te Haarlem van hen had ontvangen. Reihoüd
inaand.
oan Brederode nam dit zoo euvel, dat walraveh een geruimen tijd niet in zijne
tegenwoordigheid mögt verschijnen (4).
(1) J5DRMAN, Utr. Jaarb. D. II. bi. 336—338.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 31. bürman, Utr. Jaarb. D. II. bl. 344.
(3) BCRMAN, Utrechtsche Jaarb. D. II. hl. 345, 346.
(4) J. Α lEYDis, de Orig. et Reb. Gest. D. D. dè Bred. p. 684 , 685. Oude Holl. Div. Kron.
Div. XXIX. c. 30.
^ii iJ
DES VADERLANDS. 97
De spanning tusschen Utrecht en do steden Amersfoort en Rhenen werd steeds
sterker. De Utrechtschen togen dikwerf voor Amersfoort, zonder echter iets merk-
waardigs uit te rigten. Nu en dan werd wel een bestand voor eenige weken getrof-
fen en in den tusschentijd aan eene bevrediging gewerkt, maar daarna het zwaard iveder
opgevat. Zulk een bestand was op verzoek des Hertogs van Bourgondi'ê, in het laatste
gedeelte dezes jaars aangegaan tusschen Bisschop david nevens Amersfoort en Rhenen
met »de Heeren gijsbeiit van Brederode, Domproest f Utrecht, Proesl tot Sinte
Donaes te Brugge, Erfcancelier van Vlaenderen, reinoet , Heer tot Brederode
endo tot Vianen, uenrig , Borchgrave tot Montfoirde, Heer tot Purmerende ende
Tan der Linschoten, en de stad Utrecht (1)." De onderhandelingen liepen weder 1458
vruchteloos af en de vijandelijkheden werden hervat. Astuonie van Bourgondi'êrvikia
met duizend ruiters tot bystand des Bisschops in het Sticht, stak aan de Bildt eenige
woningen in den brand en verklaarde Utrecht den oorlog. Hier had men zich reeds
behoorlijk voorbereid en trok den vijand te gemoet, Avelke in Amersfoort de wijk
nam (2). Er werden op nieuw vredesonderhandelingen aangeknoopt, maar even als
vroeger, zonder gewenscht gevolg. Te vergeefs trachtte αντπονιε van Bourgondië,
ofschoon een der kundigste en dapperste bevelhebbers van dien tgd, het blokhuis der
Utrechtschen aan de Eem bij Soest, hetwelk hem geweldig in den weg was, te ver-
meesteren. Men kwam lot geen beslissend gevecht, maar vergenoegde zich metstroop-
togten ten koste der onschuldige en weerloozo veldbewoners. Eindelijk werden aan
deze ellende perken gesteld. Jan van Lannoi, Stadhouder van Bolland, en smow
van Lalaing, beide Eaadsheeren des Hertogs van Bourgondi'ê, kwamen met een tal-
rgk gevolg onder vrijgeleide te Utrecht, waar eene byeenkomst met do afgevaar-
digden van Bisschop david plaats vond , op welke ten laatste eene verzoening onder 24 v.
deze voorwaarden getroflen werd : De Geestelijkheid zou den Bisschop statig buiten
de stad te gemoet gaan en aan do poort met den Raad nevens een groot aantal burgers,
blootshoofds en op do knieën hem om vergiffenis bidden en de sleutels der poorten
overhandigen, terwijl hem vergund werd zijn broeder awthonie met duizend ruiters
in de slad te brengen. De Domproost, zijn broeder reihoud van Brederode en hen-
drie: van Montfoort zouden den Bisschop bij zijne intrede verwelkomen en naar het
bisschoppelijk paleis verzeilen , waar twee Burgemeesters, vier Schepenen en tien of
twaalf. Poorters uit Vianen en Montfoort hem , in hun bijzijn, knielend vergiffenis
zouden smeeken. Daarna zouden de bredebode's en montfoort zich met den Bisschop
naar een ander vertrek begeven en verschooning voor hunne misdrijven verzoeken,
welke hun , even als aan do overigen, verleend zou worden. Alle schaden, breuken
(1) BDRïiAs, Vtr, Jaarb. D. II. bl. 348 , 352- 355.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 31.
II Deel. UI Stuk.
13
-ocr page 98-1762 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
eischen werden aan de uitspraak van α^τπονιε van Bourgondi'è^ den Heer van
LANNoi en de drie Staten van het Νeder-Sticht onderworpen. Do Utrechtschen moes-
ten onmiddellijk het blokhuis bij ι^ο^ίί afbreken en hunne hulpbenden (slalbroeders) af-
danken, Daartegen behielden zij hun regt op het huis te Eernhragge y au de Bisschop
zou den landbrief nevens al de regten en vrijheden, welke hij hun bezworen had,
onderhouden en het verdrag van IJssehtein opvolgen." De vrees voor de gramschap
des raagtigen Hertogs van Bourgondië, wanneer zij langer in onmin met hunnen Bis-
schop leefden, en do belofte, dat al hunne voorregten ongeschonden zouden blijven,
zullen do Utrechtschen lot bekentenis van schuld en het aannemen dezer overigens
vernederende voorwaarden bewogen hebben. liet is onzeker, of de Bisschop bij zijne
intrede op de naauwkeurige waarnemiog der bepalingen, deswege bij den zoen ge-
maakt, heeft aangedrongen, Blogelijk heeft men dit voor het buitengewone geschenk
afgekocht, hetwelk do stad hem vereerde en uit een overgroot zilveren zoutvat be-
stond, hetwelk driehonderd Rijuscho guldens gekost had (1).
Het voeren van dezen binnenlandschen krijg had do geldmiddelen der stad Vtreoh t
uitgeput, en de Raad was steeds bedacht, om door nieuwe leeningen en belastingen
in het te kort te voorzien (2). Bisschop david bevond zich in dezelfde geldverlegen-
heid. Reisoüd van Brederode schoot hem eene aanmerkelijke som voor, wien daarte-
gen do heerlijklieid van Ilagestein en het schoutambt aan de J^aart verpand wer-
ί4Γ>9 den (3). Om dien tijd overleed jakob nan Gaasbeek zonder wettige kinderen na te
laten. Zijne heerJijkheid Abcoude en de stad ^ijk bij Duurstede met het slot ver-
vielen aan het Sticht ^ welk het vruchtgebruik dezer goederen voor veertien duizend
gulden van hem gekocht had. Zij werden nu door de Staten aan Bisschop david opge-
dragen , onder beding die nimmer van het Sticht te vervreemden, of er builen hunne
toestemming over Ie beschikken (4). Anthonie van Bourgondië wendde echter voor,
dat hij veel vroeger dan zij dat vruchtgebruik gekocht had; en de Staten van hetiViJ-
der-Sticht moesten later, op aandrang van karel den Stoute, nog eenmaal daarvoor
dertienduizend gulden uitkeeren. Naar het algemeen gevoelen, zou Bisschop davi»
dat bedrog uitgedacht en in den buit gedeeld hebben (5), Hij vertimmerde en ver-
sterkte het slot lo Duurstede en hield er zijn gewoon verblijf (6).
(1) lurjiaif, Utr. Jaarb. ü. II. bi. 365—371,
(2) BURMAK, Utr. Jaarb. D. Ιί. bl. 371-373.
(3) mattiiaeus, de Jure Gladii. c. Xll. p. 188.
(4) 3IATTUAEUS, de Nobilitate. Lïb. Iii. c. 1. p. 890.
(5) UEDA, p. 295. EIIR3IAN, Ub'. Jaarb. D. II. bl. 305, 538,
(6) Oude Holl. Div, Kron. Div. XXlX, c. 31.
-ocr page 99-DES VADERLANDS. 99
In de verzoening des vorigen jaars was het lot der Ulrechlsche ballingen onbeslist
gelalen. Hierover moet laler geschil tusschen den Bisschop en de gezagvoerders in ^^^^
Utrecht ontstaan zijn, lietwelk door den Heer van Lannoi in der minne vereffend
werd (1). De vrede lussclien Utrecht en Amersfoort was evenwel niet hersteld
en iedere poging, om dezen te bewerken, liep vruchteloos af. Elk ülrechtsch
ingezeten, welke zich naar Amersfoort begaf, werd met eeno boete van honderd
pond gestraft; en die een Amersfoorler herbergde, voor vijfjaren uit de slad geban-
nen (2). Trouwens, de Amersfoorters veroorloofden zich ook de grootste buitenspo-
righeden, zoo dal zelfs de Bisschop, op wiens gunst zij steunden, hun dilwerf open-
lijk zijn misnoegen daarover toonde en geldslrafien oplegde. Dit verilaauwde aanmer-
kelijk hunne genegeniieid voor den Kerkvoogd, bovenal toen hij zich met Utrecht
verzoend had. Nu geheel aan zich zelve overgelaten, vorderde hun welbegrepen
belang, om den twist met de Utrechtenaars te eindigen. Tusschen de beide sleden
werd dan ook een bestand voor acht dagen getroiTen, dal steeds lot op een volledig 18 v.
vredesverdrag verlengd Averd (3). De drie Overijsselsche steden ontwierpen de voor-
waarden van dal verdrag, bij hetwelk de twisten en oneenigheden tusschen de beide l'^Ol
sleden, sinds het verrassen van Utrecht door rudoi.f van Diepholt in veertienhonderd
acht en veertig, werden bijgelegd. De gevangenen zouden wederzijds , tegen voldoe-
ning hunner verteringskoslen geslaakt , en de ballingen, onder oorveede, in de beide
sleden toegelaten worden. Men zou de aan elkander verschuldigde pachten, lijfrenten
en renten voldoen, en de in beslag genomene goederen teruggeven. Tol rust van de
zielen der verslagenen, zou in Utrecht en Amersfoort cene vicarie met drio missen
in de week geslicht worden. Deze overeenkomst werd nevens do beide steden, ook
door gijsbrecht en reikoud van Brederode bezegeld (4). Op denzelfden dag en ins- ^
gelijks door tusschenkomst van Deventer^ Kampen en Zwol^ verzoenden zich de
Amersfoorters met Bisschop david , wien zij lol boete acht en twintig honderd Rynsche
guldens opbrengen en op de onderdanigste wijze in hunne slad ontvangen moesten,
waarlegen hij hunne aloude voorregten zou bevestigen (5).
De goede verslandliouding tusschen de slad Utrecht en haren Mijtervorst werd spoe-
dig verbroken. Jonkheer jakob van Zuilen van Nijevelt, Maarschalk van
(1) J. Α LEYDis, de Orig. et lieb. Gest. Oom. de Bred. p. 686.
(2) BDRMAN, Utr. Jaajb. D. II. bi. 407, 416 (1).
(3) BÜRMAN, Utr. Jaarb. D. 11. bl. 415—419.
(4) ECRMATf, Utr. Jaarh. D. II. bl. 430—434. DtMBAR, fKerk- en WercllU Deventer. D. IL
bl 170—172.
(5) DtiTOAB, Kerk- en Wereltl Oetenter, D. IL bl. 168—170-
13*
-ocr page 100-100 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
had zekeren ütrechtschen burger in hechtenis genomen. De Raad zond eenige afge-
Taardigden naar fVijk bij Duurstede^ om den Maarschalk, welke zich bij den Bis-
schop bevond, op verbeurte van lijf en goed, zoo hij Aveigerde, de uillevering van den
gevangene te gelasten. Dayid van Bourgondi'è oordeelde zich hierdoor beleedigd en
nam het zoo euvel op , dat hij de afgevaardigden in den kerker liet werpen. Terstond trok
een groot aantal Ulrechtsche burgers en 'm^QzeienennOidiX fVijk hij Duurstede , om hen
met geweld te verlossen. De Bisschop had echter zijne maatregelen ter verdediging der
stad zoo wel genomen, dat men de vrijheid der gevangenen niet konde verwerven,
dan onder belofte, den Maarschalk wegens de bewuste zaak niet lastig te vallen,
maar hem, gelijk te voren, in zijne betrekking te ondersteunen alsof er niets geschied
ware (1). Deze zegepraal konde slechts den overmoed en de heerschzucht des Bis-
schops verhoogen. Kennelijk was zyn pogen, om de voorreglen zoo ydMÜtrecht als van
Amersfoort te ondermijnen en te vernietigen , ten einde onbepaald en naar willekeur
te kunnen regeren. Om dit doel te verijdelen, sloten de beide steden een verbond
ter geraeenschappeliike verdediging harer voorregten, vrijheden en gewoonten tegen
elk, welke daarop trachtte inbreuk te maken (2).
Om dien tijd verklaarde rudolf van Laer , wegens eene vermeende eerverkorting ,
den oorlog aan Deventer en Kampen, doch de beide sleden overtuigden hem van de
ongegrondheid zijns vermoedens, en de vrede bleef ongestoord (3). Minder gemak-
kelijk liet BITTER van Raesvelt, een vermogend Munstersch Edelman, zich bevredi-
gen. Uit onbekende redenen op de Overysselaars verbitterd, viel hij in Tivente,
roofde of verwoestte al wat hem voorkwam en zette het Hoven-Sticht in rep en roer.
Men bragt wel terstond eenig krijgsvolk op de been, maar niet sterk genoeg , om hem
het hoofd te bieden. Men zocht derhalve den weg van onderhandeling; en het ge-
lukte Bisschop DAVID een wapenstilstand te bewerken, welke eenige maanden later
door eenen vasten vrede gevolgd werd (4). Ten einde andere vermogende Edelen te
bedwingen, die door hunne invallen Overijssel en Gelre teisterden, hernieuwden do
Boven-Stichtsche steden hel verbond met Zutphen dat lot nu toe slechts gebrekkig
aan het doel had beantwoord (5). Dit was echter niet genoegzaam, om de stoutheid
15 v.
Wijn-
maand
1464
(1) BTjRjiAN, Utr. Jaarb. D. IL bi. 436—439.
(2) BCRMAN, Utr. Jaarb. D. II. bi. 442—444.
(3) KEvius, Daventr. lllustr, p. 112.
(4) DÜMBAR, Kerk- en Wereltl. Detenter. D. IL bl. 172, 173. Verg. Tegetm. Staat v. Over-
ijssel D. L bl. 141.
(5) REVits, Daventr. lllust, p. 114, 115. Zie hiervoor bl. 95.
12 V.
Win-
term,
1462
23 v.-"
Louw-
maand
1463
DES VADERLANDS. 101
der magtige Edelen te fnuiken. Imraers ontving gijstjert van Bronkhorst "van elk 1433—
der drie groote sleden Tan Overijssel honderd Postulaat guldens , waartegen hy
beloofde, zoo lang deze gelden niet teruggeven waren, niets tegen haar of
in het algemeen tegen het Boven-Sticht y »met geweld, roof, brand, gevangenis
of iels anders" te ondernemen (1). Een blyk van hun overmoed leverde ook Λνου- 1465
ter van Keppel^ Heer van Terwoolde ^ met zijn z\yager, wolf van Itter-
sum, een Overijsselsch Edelman, over de verdeeling van den ouderlijken boedel
in twist geraakt was. Veinzende het geschil aan de uitspraak der drie groote steden
binnen Deventer te willen onderwerpen, had hij van die stad brieven van vrijgeleide
voor VAN iTTERSUM Terworven, doch hem op den weg derwaarts gewapenderhand
overvallen en gevangen naar zijn slot gevoerd. Hoe euvel de steden dit ook opnamen;
hoezeer Bisschop david zelfs zich de zaak aantrok, konde men echter de slaking van
VAN ITTERSUM niet dan na langen tyd, en sleclils door tusschenkomst des Hertogs van
Gelre verwerven. Vóór zyn ontslag, moest hij nog onder eede beloven, bij het 1466
eersle opontbod van wouter san Keppel, zich weder in hechtenis te begeven. Doch
toen hij Averkelyk opontboden werd, hield de Zwolsche regering, om den afgepersten
eed krachteloos te maken , hem jaren lang met zijn gezin in eene gemakkelijke ge-
vangenis opgesloten (2). In denzelfden tijd werd een geschil tusschen Deventer en
Zutphen OA^er de markten, naar het schijnt, onder medewerking der ^VaÜ Utrecht
vereffend. Bij die gelegenheid bekrachtigde Hertog adolf van Gelre den brief, bij
welken zyn voorzaat keinoud beloofd had, de stad Deventer by hare voorregten en
hcrkomslen te handhaven; als ook de verzoening onder do regering van Hertog ar-
wouD tusschen Gelre en het Sticht getroll'en (3).
Gijsbreght en reinoüd van Brederode, welke in TJtrecht groot gezag uiloefen-
den, deelden thans, ten minste schijnbaar, in het vertrouwen van den Bisschop,
welke in/^y'A Ä^y zich ophield en wien zij dikwerf gewigtige diensten bewe-
zen (4). Zij zelve echter verloren daardoor do ware aanhangers hunner belangen en
baanden voor den sluwen, wraakzuchtigen Kerkvoogd den weg, om zyn onverzoen-
lijken haat tegen hen te bevredigen, waartoe hij slechts eene gunstige gelegenheid
afwachtte. Inlusschen behandelde hij hen met de grootste achting. Zij verzelden
hern toen hij zijnen broeder, den Graaf van Charolois, in Holland begroette, en 5407
bevonden zich met hem op de huwelijksvereeniging van dien Vorst met Margaretha 140g
(1) Tegenwoordige Staat van Overijss. D. I. bl. 143.
(2) BEViüs, Davenir. lUust. p. 115—118.
(3) BURHAii, Utr. Jaarb. D. II. bl. 484.
(4) J. k LETDis, de Orig. et Reb, Gest, Dom, de Bred. p. 086--688.
-ocr page 102-102 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Engeland (1). Hy duidde het hun, althans naar het scheen, niet ten kwade,
^^^ toen op hunnen raad de Heer Tan ff^assenaar, welke Toorwendde zich naar
den Bisschop te begeven, Luiten de stad Utrecht gehouden werd. Aanvankelijk
toonde hij ,zich daarover op de Utrechtsche regenten gebelgd, doch de Dom-
proost GiJSBREGHT Verklaarde hem rondborstig, dat men, naar luid van het bis-
schoppelijk bevel, .waarby de regering van Utrecht in netelige omstandigheden zich
met de brederode's moest beraden, den Heer van Wassenaar op hun last den toe-
gang geweigerd had; dat zij derhalve en niet de Utrechtsche regenten over deze
zaak ter verantwoording moesten geroepen worden. »Indien mijn broeder of ik"
voegde gijsbreget er bij » iets verrigten dat u mishaagt en gij daarover niet ons,
maar anderen wilt aanspreken, zullen wij bever van alle bewind afzien , om geenen
H469 onschuldige uwe gramschap en ongenade op den hals te laden.'* De Bisschop nam
schynbaar genoegen in deze edele vrijmoedigheid, en men scheidde van elkander in
vriendschap (2).
Van ernstiger aard waren de geschillen van het Neder-Sticht met Hertog karel
van Bourgondie. Als Graaf van Holland maakte deze Vorst aanspraak op de veenen
en broeklanden tusschen de stad Utrecht en Gooiland gelegen, bewerende, dat zij
onder Holland behoorden en aan dat gewest met al de voordeden en inkomsten,
Avelke het Sticht sinds de bezitneming er van getrokken had, moesten afgestaan worden.
Dit veroorzaakte veel beweging. Bisschop bavid zelfs begaf zich naar den Raag, om
den Hertog daarover te onderhouden, doch met weinig vrucht, dewijl kakel kort
daarna afgevaardigden naar Utrecht zond, om op de voldoening van zijn eisch aan te
dringen. Er werd een groot algemeen Kapittel gehouden, waarby ook de Heeren der
Duilsche orde, de Edelen en steden verschenen en besloten, den Hertog te bewegen,
van zyno eischen af te zien en het Sticht in het gerust bezit dier goederen te laten ,
welke het wettig verkregen en tot nu toe ongestoord bezeten had (3). Wat hiervan
geworden is, blijkt niet duidelijk (4). Te zelfden tijde vorderde karel de Stoute de
nagelaten goederen van jakob vaii Gaasheek voor zijn natuurlijken broeder awthonie
van Bourgondie (5). Tevens verlangde hij, dat de stad Utrecht voldoening zou geven
aan frederik vanEgmondy welke haar als de aanleidende oorzaak beschouwde , dat de
(1) Oude Hall. Div. Kran. Div. XXIX. c. 35. kouwioevei? , Chron. v. Hall. bi. 479 , 485.
(2) j. α leydis, de Orig. et Reh. Gesi,. 2>. Ό, de Bred. p. C88, 689. Oude Holl Div. Kron.
Div. XXX. c. 25.
(3) iieda, p. 295 et btcneliüs, ρ. 310 (11). burman, Vir. Jaarb. D. Π. bi. 536.
(4) bürman, Vir. Jaarb. D. III. bl. 70.
(5) Zie hiervoor, bl. 98.
-ocr page 103-DES VADERLANDS. 103
Gelderschen in veerlicn honderd zes en zesliffi zijne stad-en sterklo IJssehtein over-1433 —
1482
rompeld, uitgepkinderd en bijna ten gronde toe verwoest hqddeni (J), De beslissing
dezer zaak werd aan Bisschop dayid opgedragen, dio ,eene yerzoening bewerkto in 17 v.
welke echter do Heeren van Brederode niet begrepen Agaren (2). Trouwens op hen 1470
ATilde de Kerkvoogd eindelijk zijno lang verkropte wraak uitstorteril Nimmer had hij
hun den tegenstand kunnen vergeven, welke zij hem in het verkrijgen van den
Utrechtschen zetel geboden hadden; en slechts ondanks zich zeiven, zag hij hen aan
het hoofd van zaken in Utrecht. Onverhoeds en verraderlijk liet hij reinoud van
Brederode, welke te fVijk hij Duurstede by hem gehoor verzocht, in hechtenis
nemen en in den toren van het slot opsluiten. Daarop begaf hij zich ten spoedigste naar
Utrecht en verscheen onder het gebijer der klokken, geharnast en door eenigo weinigo
mannen van wapenen vergezeld op de markt. Do Domproost gijsbuecut van Brederode,
van *s Bisschops komst verwittigd, snelde hem, wien hij meende , dat door het' graauw
kwalijk bejegend werd, met vierhonderd gewapenden te hulp en vroeg hem, na vrien-
delijke groete »wat er te doen was?" »Het is om u te doen" was het onverwachte
antwoord des Bisschops, terwijl hij hem do hand op den schouder legde , » ga met mij
en geef u gevangen." Joris, de zoon van den Domproost, wilde met geweld zijnen
vader ontzetten, w^elke dit echter grootmoedig weigerde en zich, in het vollo bewust-
zijn zijner onschuld, naar Wijk hij Duurstede liet voeren, waar hij gevangen ger
houden , maar hem niet vergund werd, den Bisschop te spreken. Do huisgenooten
en dienaren der brederode's moesten terstond, op'verbeurlo van het leven, Utrecht
verlaten. Reikouds gemalin begaf zich naar Vianen maar zijno zonen werden in
den kerker geworpen, doch spoedig weder· ontslagen, behalvo walraven , welke
naauwkeurig bewaakt werd. De Schout van Utrecht, jan van Amerongen, een
vriend der brederode's , werd insgelijks door cene list in hechtenis genomen; doch do
Burggraaf van Montfoort en jakob Zuilen van ISijevelt ontweken gelukkig de hun
gelegde strikken. Men riep do Utrechtsche ballingen en uitgewekenen terug, van
welke de Bisschop hulp en bijstand wachtlo ter verijdeling van alles, wat to zij-
nen nadeele of ter gunste der brederode's mögt ondernomen worden. Om een glimp
aan deze wederregtelijkc en hatelijke handelwijze te geven, en haar hij den streng
regtvaardigen karel van Bourgondi'è to verdedigen, werd het gerucht verspreid, dat
de brederode's een geheim verbond met den Koning van Frankrijk y den Her-
tog van Gelre en den Aartsbisschop van Keulen gesloten haddon, om david van
do bisschoppelijke waardigheid en Hertog karei, van het bewind over Holland
(1) BIRMAS, Utr. JaarL· D. II. b). 537—539. Verg. poanaus, Uist. Getr. Lih. IX. p. 529,
(2) BüRMArt Uir. Jaarb, D, III. bi. 28-32.
-ocr page 104-104 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— te berooven, hetgeen zij binnen drie dagen zouden uitgevoerd hebben, indien men
hen niet voorkomen had. Doch bij het ondervragen der gevangenen werd van ziilk
een toeleg geen woord gerept, evenmin als dat zij zich aan misbruik van gezag binnen
Utrecht zouden schuldig gemaakt hebben. Zelfs het naauwkeurigst onderzoek naar
hun gedrag in alle plaatsen, waar zij verkeerd hadden, bevestigde slechts hunne
trouw en eerlijkheid. Maar de heerschzuchtige Bisschop had hunnen val besloten, en
trachtte, ten koste van regt en billijkheid, zich van hen te ontdoen.
Walraven van Brederode werd het eerst voor 'sBisschops raad gebragt, welke uit
gerrit van Zuilen^ den Maarschalk van het Sticht tyhan , en filips , den slotvoogd
van Duurstede was zamengesteld. De voornaamste punten over welke hij ondervraagd
werd waren; of hij niet op last zijns vaders den manslag aan de Haarlemsche afge-
vaardigden bij de Bildt, die reeds voor twee of drie jaren gezoend was, gepleegd
had ? (1). Of hij geen kennis droeg van het verbond der brederode's met den Her-
tog van Gelre ι en of zij niet den aanslag tegen IJsselstein ondersteund, als ook het
plan gevormd hadden, do regering van Utrecht te verzetten? Walraven, deze
en andere beschuldigingen van minder belang, ontkennend beantwoordende , werd op
de pijnbank gelegd en onmenschelijk gefolterd. Men goot hem het lijf vol water en
sprong er dan op, om hem tot bekentenis van nooit bedreven misdaden te brengen.
Dit martelen werd dagelijks, soms drie- en viermaal des daags, en in het geheel wel
veertig of vijftig reizen hervat, lot eindelijk afgemat en door smart overweldigd, hij
alles beleed, wat men Avilde. Volstandig echter weigerde hij deze afgeperste verkla-
ring te onderteekenen, welke moeite men ook daartoe aanwendde. De Schout jan
van Ameron^en werd door dezelfde middelen tot dezelfde schuldbelijdenis gedwongen.
Beider bekentenissen werden Hertog karel toegezonden, in de hoop , van hem het
doodvonnis over de bkederode's te ontvangen. Docli hy vergenoegde zich slechts met
gehoor te weigeren aan reinouds gemalin, welke voor haren echtgenoot hel regt in-
riep , dal hem als Ridder van hel Gulden Vlies toekwam, om alleen voor een kapittel
dier orde teregtgesteld te worden.
Onderlusschen werd reinoud zelf, nadat hem het ridderteeken van het Guldenvlies
was afgerukt, door 's Bisschops Raden ondervraagd, en toen hij weigerde de feilen te
bekennen, welke men hem toedichtte , op de pijnbank geworpen. Te vergeefs verzocht
hij een mondgesprek met den Bisschop ; te vergeefs bood hij aan , om gewillig een of
twee jaren in hechtenis Ie blijven, en zoo binnen dien tijd iets waars bevonden wierd
van hetgeen men hem beliglle, al zijne erf- en leengoederen te verbeuren en den
vreesselijkslen marteldood te ondergaan. Hij werd slechts te heviger gepijnigd en
(1) Zie hiervoor, bl. 96. schreveuds , Eeschr. v. Ilaarl. bl, 52.
-ocr page 105-DES VADERLANDS. 105
beleed eindelijk ^at men Avilde, maar herriep alles zoodra men hem ongemoeid liet. ^
Hierop weder wreedelijk gefolterd en bedreigd, dal op deze wijze zou worden voort-
gegaan lot hij bekende, bevestigde hij zijne vorige belijdenis en Averd met zware
boeijen aan de beenen, waaraan hij eene maand lang dag en nacht gekluisterd bleef,
in een bovenhok van den grooten toren opgesloten.
Middelerwijl gelukte het walraven van Brederode met het uiterste gevaar te ont-
vluglen. Hij Avist de sloten zijner boeijen op to steken en klauterde langs den muur,
uit welken hij eenige steenen gebroken had, tot aan het dakvenster, van waar
hy zich in eenen donkeren, guren nacht, aan een snoer, uit zijne gescheurde
kleederen gedraaid , naar beneden liet. Naauwelyks was hij op den grond , toen een
van 's Bisschops dienaars naar buiten kwam, maar hem door de duisterheid niet be-
merkte en terstond weder binnenwaarts keerde. In het overzwemmen van de gracht
geraakte hij onder de zwanen van het slot, op wier geklapwiek de bewoners met
licht naar buiten kwamen, doch daar hij slechts even het hoofd boven water hield
en zich niet verroerde, niets ontdekten en spoedig terugkeerden. Do vlugteling be-
reikte nu den dijk en trachtte de Lek over te zwemmen, maar was met moeite tot
midden in die rivier genaderd , toen de sterke stroom en wind hem noodzaakten naar
den slibberigen dijk terug te keeren en zoo doornat als hij waé, in hel holste van
den nacht, een uur te loopen. Hier was een veer, van waar hij zich te Hagestein
aan land liet zetten en voorts in Vinnen, eene heerlijkheid van het huis van brede-
rode, eene veilige schuilplaats vond. Het behoeft geen betoog, dat walraven alom
des Bisschops wederregtelijke handelwijze verspreidde, welke nu ook de ooren van
Hertog kabel bereikte. Immers trok deze Vorst zich thans de zaak der brederode's
aan , en zond eenige zijner Raden naar Wijk hij Duurstede. Reinoud werd door
hen scherp ondervraagd en dewijl hij niels beleed wat hun strafwaardig toescheen, j47j
aan het geweld van Bisschop david onttrokken en met jan van jimerongen naar
Bergen op Zoom gevoerd. Daar karel de Stoute zich in Frankrijk bevond, moes-
ten zij eerst te Koi'trijk en later op het slot Ilupelmonde zijne terugkomst afwachten.
Eindelijk werd in Bloeimaand des volgenden jaars de Heer van Brederode, na een
naauwkeurig onderzoek voor een Kapittel der Ridders van het Guldenvlies, door den 1472
Hertog volkomen onschuldig verklaard en terstond op vrije voelen gesteld. Eenigen
lijd later werd ook jan van jimerongen ontslagen. Thans Irachtle de even laaghar-
tige als wraakgierige Bisschop, met den zwaar beleedigden, veelvermogenden beinoüd
van Brederode, die in de blakende gunst des Herlogs deelde, zich to verzoenen.
Hij liet hem herstelling van eer aanbieden met belofte van aan de Kerk te Vianen
een Kapittel van Kanoniken toe te voegen, maar wees het verzoek tot slaking van
gijsbrecht af, ofschoon dit ook door Hertog karel ondersteund werd. 'Eerst gerui-
men lijd na den dood van beikoüd , ontving de Domproost de vrijheid weder, tegen
II Deel. ΠΙ Stuk. U
-ocr page 106-106 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— afstand van de domproosldij aan Magister simon slüis , den lijfarts Tan Hertog karel ,
van de jaarlgksche inkomsten uit het stift Terouanne^ en onder verband , zich voor
5 V. altijd buiten het regtsgebied der Utrechtsche Kerk op te houden. Hij overleed in
InSd '''^^'''^i^^honderd vijf en zeventig, of naar anderen, drie jaren later in Breda y als een
1474 treffend voorbeeld van de wisselingen der fortuin, tegen welke deugd noch braafheid,
bekwaamheden noch verdiensten, een behoedmiddel opleveren (1).
Bisschop david achtte zich door den val der brederode's van alle verdere vrees voor
tegenstand ontheven. In strigd met de grondwettige staatsregeling van het Sticht,
begon hij zich grooter gezag aan te matigen, dan ooit een zijner voorgangers bezeten
had, en bekommerde zich niet om de liefde en achting zijner onderdanen, indien zij
hem slechts vreesden (2); een beginsel dat steeds even noodlottig voor de Vorsten
zelve als voor de volken geweest is, gelijk 'sBisschops eigen ongevallen mede beves-
tigd hebben. Als onbeperkt geweldenaar zwaaide hy den slaf des bewinds. In het
fiere Utrecht zelfs was geen wil dan do zyne, en naar willekeur stelde hij regerings-
leden af en aan (3). Zoo Geestelijken als leeken moesten onvoorwaardelijk gehoorza-
men , en wie hem in den weg stond werd, gelijk de Domdeken jouan proeis , van
waardigheden beroofd en gebannen. Eigendunkelijk ontnam de overmoedige Kerkvoogd
den Kanoniken hunne kanoniksdijen en schonk die aan zijne gunstelingen. De aan-
zienlijkste burgers dwong hij hunne dochters aan zijne dienaars uit te huwen, en
schreef den ouders voor, wat zij ten huwelijk moesten geven (4). Het gezag der Sta-
len werd door hem geheel miskend; zonder hunne toestemming droeg bij Hagestein
over aan de Heeren van Egmond en gaf, in spyt der Utrechtenaren, verlof om 13s~
selstein, door hen ontmanteld, met nieuwe muren te omringen (5). Hij poogde de
oude Friesche of Saksische wijze van regtspleging, tot nu toe in het Sticht gevolgd,
I door de Fransche of Bourgondische te vervangen, welke op het Romeinsche regt
(1) j. Α LEYDis, de Orig. et Reh. Gest, Dom. de Bred. ρ. 689—721. Oude Holl. Div.Kron.
Div. XXX. c. 25—30. heda , p. 294. n. snoi , Rer. JBatav. Lib. XI. p. 161. bocrenberg , Eist.
Brederod. p. 39-72. Verg. bxirman, Utr. Jaarb. D. III. bl. 7—27, bl. 117—122. kor,
Faderl. Woordenb. in voce Amerongen en Brederode. Hoe rer kinderachtige partijdigheid kan
aansporen, om de waarheid te beleedigen, blijkt op nieuw uit bilderdijksWerdraaide voorstelling
van de even wreede als onregtvaardige regtspleging tegen de brederode's , D. IV. bl. 201—203.
(2) iiEDA, p. 293, 294.
(3) bürhah, Utr. Jaarb. D. III. bl. 115, 116, 145, 146. deda, p. 294.
(4) heda, p. 294.
(5) HEDA, p. 294, et BüCHELiüS ad eundem, p. 308 (00).
-ocr page 107-DES VADERLANDS, ΧΟΊ
geschoeid was en die ook kakel de Stoute in Holland trachtte in te voeren (1). ^^^
Om zich van de regtbanken, en alzoo van den eigendom , de vrgheid en het le-
ven zelfs der ingezetenen te verzekeren, vestigde Bisschop david te Utrecht^ na be-
komen verlof van den Keizer, wien hij de misbruiken in de regtsbedeeling met de
sterkste kleuren had afgeschilderd, een Raad of geregtshof van tien leden, die door
hem gekozen werden en van zijne wenken vlogen. Op dit geregtshof, welk den
naam van het Regt der Schtjve (Recht van de Schive) ontving, naar de gedaante
der tafel aan welke de regters zaten, konde van alle vonnissen, zoo in het Boven-
als Neder-Sticht ^e^zen^ hooger beroep gedaan worden (2). Het blijkt, dat vreem-
delingen in dezen Raad zitting hadden, heigeen den Utrechtschen geweldig hinderde,
die hierin te vergeefs op eene verandering aandrongen (3). De nieuwe regtbank ver-
wekte algemeen misnoegen tegen den Bisschop, die zich ten laatste gedwongen zag
haar af te schaffen (4). I477
De dood van karel den Stoute had den Stichtschen Kerkvoogd van eenen magiigen
arm beroofd, en weldra taande z^n te hoog opgevoerd gezag (5). De lang onderdrukte
wrok der Ulrechlenaren, wier voorregten hij vaak met voeten had getreden, barstte
DU in openlijken tegenstand uit. In Utrecht zich niet veilig achtende, begaf hij zich
met zijn Raad naar Wijk hij Duurstede (6). De Utrechtscho regering werd toen op
den ouden voet hersteld, en eenige van 'sBisschops aanhangers geraakten in verze-
kerde bewaring. De geestelijkheid en ridderschap, op wier regten insgelijks dikwerf
inbreuk gemaakt was, vereenigden zich met do stad Utrecht en eischten herstelling
der geschonden vrijheden (7). Door tusschenkomst der drie Overijsselsche steden en
van de stad Groningen, sloot Bisschop bavid met de drie Staten van het Neder·'
Sticht een vernederend verbond; hij moest beloven hunne oude voorregten te be-
krachtigen en te onderhouden; geene vreemdelingen over landszaken te raadplegen;
(1) ΗΕΟλ, ρ. 292.
(2) ΜΑττπλΕΒ8, de Nohilitate. ρ. 679. Vtf. Placaatboek. D. iL bl. 948 , 949.
(3) j. v. leyden, Chron. v. Egmond. bl. 189.
(4) REviüs, Daventr. Illustr, Lib. IL p. 124, 125. matthaeüs in Analect^ T.IIL p. 806 , 807.
Zie over het liegt der Schijve de voorrede van het Ijtrechtsch Placaatb, en de aldaar aau-
gehaalde schrijvers.
(5) ΠΕΟΑ, ρ. 294.
(6) 3. ν. LEYDEii, Chron. ν. Egmond. bl. 189.
(7) BÜRBAN, Vtr. Jaarb. D. KL bl. 162—176.
14*
-ocr page 108-108 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
het Regt der Schijve voor altijd af te schafFen; de leeDmannen met geene onbehoor-
lijke diensten of lasten te bezwaren; en eindelijk alles te vergeven en kwijt te schel-
den , wat hem misdaan mögt zijn. Hij bekrachtigde deze voorwaarden met zijn zegel.
28 v. Dit geschiedde insgelijks door de Staten van het Neder-Séicht, doch met de verkla-
dat zij »dit aldus vrientlike, omme ruste ende vrede in den lande te houden,"
met hun genadigen Heer overeengekomen waren (1). De Schout jan van Jme-
rongen werd in zijne vorige betrekking hersteld (2). De weduwe van reinoud van
Brederode daarentegen moest Utrecht verlaten, dewijl zij getracht had Vianen en
het slot Batestein^ haar door den Ridder van broekhuizen ontweldigd, te her-
nemen (3).
Middelerwijl had zich david van Bourgondie naar Ooerijssel begeven, waar de
knevelarijen en onregtvaardigheden zijner dienaren de ingezetenen in beweging brag-
ten. Deventer, Kampen en Zujo/ drongen op de handhaving der oude voorregten
en vrijheden met zoo veel ernst aan, dat de Bisschop dit niet slechts beloofde, maar ook
vergunde, dat elk die zich verongelijkt achtte, zijne zaak op nieuw door gemagtigden
1478 uit de Stalen en een van 'sBisschops Raden liet onderzoeken. De misdadige ambte-
naars en regters werden voor deze vierschaar teregt gesteld, en eenige tot groote
geldboeten verwezen. De Bisschop ontwierp daarenboven met de Overijsselsche rid-
derschap en de drie groote steden een nieuwen landbrief, in welken de oude land-
regten verbeterd en uitgebreid werden (4).
Zoo vaardig hij echter was, om door den nood gedrongen, met zijne onderdanen
overeenkomsten te treffen, zoo weinig Avas het hem ernst stiptelyk zyne beloften na
te komen. Er rezen gedurig klagten over het niet vervullen zijner verphgtingen, en
de drie Standen, geestelijkheid, ridderschap en sleden, oordeelden het raadzaam,
! hem daarover te onderhouden, doch werden steeds met goede woorden afgewezen.
Ondertusschen werd het misnoegen en de gisting der gemoederen dagelijks grooter.
In Utrecht, verzette men zich openlijk tegen de eigendunkelijke daden der Maar-
schalken van het Sticht y de eerste ambtenaren van den Bisschop, wier kennelijk
doel was, de voorregten der stad in te krimpen pn hare magt te fnuiken (5), Amers-
(1) burman, Vtr, Jaarb. D. III. bl. 177—185.
(2) burman, Utr. Jaarb. D. lil. bl. 191. i
(3) J. α leydis, de Orig. et Heb. Gest. D^m. de Bred. p. 722—734. bdrman , Vtr. Jaarb.
1). III. bl. 203—209.
(4) iiEviüs, Daventr, lllmtr, p. 125.
i ■ , - ' ^
(5) BDPMAN, Utr. Jaarb, D. UI. bl. 247-260 , 302 , 305, 314, 31Ö, 410—412, 423-^426,
402-466, 490. ,, . .
DES VADERLANDS. 109
foort^ even gezind als Ütreckt ^ wierp de aanhangers des Bisschops de stad uit (1). 14^—
Zoo Avel om middelen te beramen ter Yoorkoming Tan de nadeelen met welke de on-
lusten in Gelre het Sticht bedreigden, als ter verzekering van de inwendige rust des
lands, kwamen de geestelijkheid en de Raad van Utrecht, met de steden De-
venter^ Kampen i Zwol en Groningen te Harderwijk byeen. De uitslag dezer za-
menkomst wordt niet gemeld, even weinig als van eene dagvaart tot hetzelfde doel
op Spijker kamp nabij de Grehhe gehouden (2).
De spanning tusschen Otrecht en den Kerkvoogd werd grootelijks vermeerderd en
ernstig in de gevolgen, toen de Priester dirk van Heusden, op eigen gezag en tot
nadeel der St. Jakobs kerk in Utrecht, buiten de JVeerdpoort aldaar eenS kapel
had geslicht in welke hij de dienst verrigtte. Dit was met voorkennis van den Bis-
schop geschied, Avelke het der Utrechtsche regering zeer kwalijk afnam, dat zij ^^ ^
hare regten gehandhaafd, de voltooijing der kapel verboden en den vermetelen Pries- Win-
tcrin*
ter, zijn vriend en gunsteling, uit de stad gezet had (3). Hij gaf dien Geestelijke 1473
vermaanbrieven, bevelen en verklaringen tegen de Utrechtsche regenten, welko
voor zijne regtbank te fVijk hij Duurstede gedaagd werden. Zij boden daarop
aan, zich voor den Officiaal of eenig ander regter, door den Bisschop binnen hunne
stad te benoemen, teregt te stellen; betogende , dat naar do stedelijke voorregten",
geene burgers of ingezetenen, veel minder de regenten, buiten de stad in regten mog-
ten betrokken worden, weshalve zij verzochten, dat hetgeen reeds lot hun nadeel
was uitgevaardigd, vernietigd wierd. Daar dit verzoek werd afgewezen, besloten zij
zich op de geestelyke regtbank te Keulen, of op den Paus zeiven te beroepen.
David , verbitterd dat men zijnen wil wederstreefde, weigerde het hoöger be-
roep toe te staan en deed de stad Utrecht met allen, die er sedert twee jaren
het bewind gevoerd hadden, in den ban. Do Raad begreep evenwel het beroep
op het Hof van Keulen door te zetten en gaf hiervan den Bisschop kennis,
welke bij zijne weigering volhardde, den Utrechtschen alle wettige redenen van
bezwaar betwistte, en zelfs op nieuw het banvonnis bekrachtigde. Onmiddellyk
bragt nu de regering van Utrecht hare bezwaren tegen hem in, zette zijn
willekeurig gedrag uiteen en toonde aan, hoo zeer hij de voorregten der stad,
door hem zeiven bezworen, met voeten trad. De Utrechtsche geestelykheid, of de
1479
(1) HEDA , p. 295.
(2) BMMAK, JJtr. Jaarb. D. III. bl. 26J.
(3) BüRSAif, Utr, Jaarb. D. III. bl. 288-298.
-ocr page 110-110 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
vijf Kapittels, trok met haar ééne lijn en oefende, ondanks het banvonnis, de open-
bare godsdienst uit (1).
Bisschop DAVID wendde intusschen bij de Keulsche regtbank niet minder vlijt aan,
dat het vonnis door hem geveld gewettigd, als zijne tegenpartij, dat het ver-
nietigd wierd. Het konde niet missen, dat te zijner gunste beslist werd in eene
vierschaar van Geestelijken wier belang medebragt, alle Avederstreving tegen het
geestelijk gezag te fnuiken, en by wie natuurlijk de handhaving van het gezag der
Rerkelijken boven de Wereldlijken zwaarder woog, dan de verdediging van de ge-
schonden vrijheden en voorregten der stad Utrecht. Hierdoor echter niet ontmoedigd,
bragten de Utrechtenaars, na vele vergeefsche pogingen, om zich op billijke
voorwaarden met den Bisschop te verzoenen, hunne zaak voor het Hof van Rome.
Ofschoon de Utrechtsche geestelijkheid ook in dit hooger beroep had toegestemd,
boy verde zij zich niettemin, om de stad met den Kerkvoogd Ie bevredigen. De
Bisschop toonde zich evenwel hiertoe zoo weinig genegen, dat de stedelijke regering in
overeenstemming met al de gilden, op nieuw en krachtig verklaarde , hare voorregten ,
vrijheden, keuren en oude herkomen met nadruk Ie zullen handhaven en niet te
gedoogen , dat er eenige inbreuk op gemaakt wierd; hare grieven tegen den Bisschop
in het naaslkomende algemeen Kapittel van 's lands Staten te brengen, en van hen
regt ter beteugeling van zijnen hoogmoed in te roepen; levens bepalende , dat nie-
mand , in dienst of eed des Bisschops staande , voortaan zitting in den Raad zou heb-
ben en die leden, welke in deze omstandigheid verkeerden, hunne betrekking
moesten nederleggen. Het schijnt, dat da.vid van Bourgondi'è hierop den Utrechtschen
schoone beloften en eenige hoop op genoegdoening gegeven heeft. Althans de afge-
broken onderhandeling werd hervat en tot dat einde eene dagvaart te Amersfoort
beschreven. Doch ook deze bijeenkomst, even als eene latere te Utrecht, liep vruch-
teloos af. Steeds loonde de Bisschop zich tot eene minnelijke schikking bereid, maar
als het op sluiten aankwam, week hij onder allerlei voorwendsels terug (2).
in dien staat van zaken ontving men uit Ro7ne berigt, dat Paus sixtus IV aan
den Bisschop van Cesaria, thomas basinüs , den Bisschop van Munster, Hendrik.
von Schwartzenherg y en aan den Abt van Egmondy mkolaas van Andrichem,
het onderzoek en de uitspraak over het geschil van den Utrechtschen Bisschop met
zyne zetelstad en geestelijkheid, had opgedragen. De eerste dezer scheidsmannen ver-
ontschuldigde zich op grond, dat hij te Utrecht zijn verblijf houdende , van eenzy-
digheid konde verdacht worden; en de tweede wees de zaak van, zich af, dewijl hij
■■f ■
(1) BORMAii, Uir. Jaarb, D. ΠΙ. bl. 323—365.
(2) BtJRMiN, Itr. Jaarh, D. Πί. bl. 365—396.
1433—
J482
4 V.
Oo[ist-
maand
1479
7 'v.
lierlst-
inaand.
DES VADERLANDS. 1775
in eenen krijg met Gelre gewikkeld was. Op sterk aandringen der Utrechtschen, 1433—
nam de Abt van Egmond alleen de taak op zich en verscheen met een aanzienlijk
gevolg in de stad, waar hij Bisschop david voor zich dagvaardde. Deze had on-
dertusschen te Rome bewerkt, dat de regering van Utrecht voor de Auditoren
Rotae gedaagd en den Abt van Egmond, ondanks het pauselijk bevel, verboden
werd zich met dit geschil te raoeijen. Zoo wel de geestelijkheid als de Raad ver- .
klaarden zich hier tegen in een uitgewerkt vertoog; ook ging de Egmonder Klooster-
voogd rustig met de zaak voort. Na een naauwkeurig onderzoek wees hij voorloo-
pig vonnis, welks inhoud ons niet bekend is, maar liet aan het Hof van Rome,
door hem van alles uitvoerig ingelicht, de eindbeslissing over en ontsloeg, op Aposto-
lisch gezag, de Utrechtenaars van den ban (1). Doch Bisschop david bekommerde
zich weinig om hetgeen de Abt van Egmond verrigt had en weigerde den ban op te
heffen. De Utrechtenaars wendden zich derhalve tot hunne vrienden in Rome, om
aldaar hunne belangen met nadruk te ondersteunen, en stelden Mr. roqüïn van
Poelgeest tot stadspleilbezorger aan, met wien zij dagelijks konden raadplegen, de-
wijl men het geding tegen den Bisschop moest achtervolgen en do moeyelijkheden
met hem niet zouden verminderen (2). Inmiddels trachtte Amersfoort eene verzoe-
ning te bewerken (3). Hiertoe vermaande insgelijks de Paus, die tevens gelastte, den
Priester van heusden vrgen toegang in Utrecht te vergunnen. Hieraan werd terstond x430
gehoorzaamd; en door den Raad voorts alles aangewend, Avat lot bevordering der ver-
zoening strekken konde. Verscheidene byeenkomsten werden gehouden, doch groolen-
deels door 's Bisschops onbuigzaamheid, zonder gewenschten uitslag. De Raad besloot
nu niet langer te dralen, maar het geding te Rome met kracht voort te zetlen. De
Paus herhaalde zijne vermaningen tot vrede. Do onderhandelingen werden op nieuw
hervat, maar Utrecht bood weder te vergeefs den Bisschop alle billijke voldoening
aan. Het Hof van Rome gelastte thans, dat men zich binnen zes weken met elkander
moest verdragen. Do ütrechtsche regering en geestelijkheid waren hiertoe bereid-
willig ; en om den Kerkvoogd alle voorwendsels tot verdere vertraging te ontnemen,
bewilligde hem de Raad tot schadevergoeding der gedingkosten, tweeduizend Rijnsche
guldens, en het terugroepen der Ütrechtsche ballingen sinds het verdrag van veertien-
honderd zeven en zeventig. Hierop verzoende hij zich met de stad Utrecht, zoo wel
als met de geestelijkheid, do ridderschap en de steden van het Neder-Sticht, welke
(1) j. v. letdek, Chron. t>. Egmond, bl. 189, 190. Oude Boll, Div. Kron, Div. XXXI.
c. 34. BDRMAN, Utr. Jaarb. D. III. bl. 396-409.
(2) BüRHAN, Vtr. Jaarb. D. III. bl. 437—439.
(3) BDBJUK, Utr. Jaarb. D. III. bl. 442.
-ocr page 112-■ haar ondersteund hadden. Hij bevestigde op nieuw aller vrijheden, voorregten, ge-
woonlen en herkomens. Drie dagen later werd het banvonnis opgeheven en het ver-
bod der openbare godsdienstoefening ingetrokken. Het verder opbouwen der kapel
bleef gestaakt (1),
Tijdens dit netehg regtsgeding, had jan, Burggraaf λάά Montfoort^ hoewel een
leenman des Bisschops, den Ulrechtschen gewigtige diensten bewezen. Reeds in veer-
tienhonderd zeven en zeventig was hij door hen tot Hoofdman aangesteld, en oefende
groot gezag uit. Hem waren zelfs de stadssleutels toevertrouwd en dertig stalbroeders
lot lijfwacht gegeven (2). Na den val der bredekode's, met wie hij op het innigst
Avas verbonden, verliet hij de stad, maar werd steeds door vele aanzienlyke Utrech-
tenaars geraadpleegd en is ongetwijfeld een voornaam werktuig geweest, om hen tot
wederstand tegen de aanmatigingen Tan den Bisschop en zijner dienaren aan te spo-
ren (3), Als voorspraak hunner belangen, v/3rseheen hij aan het Hof van maximiliaan
en MARIA, wien de Utrechtsche regering een gezantschap had gezonden, om hen met
de aanvaarding van het hoogbewind geluk te wenschen en zich hunner gunst aan te
bevelen. Hij moet dit Hof niet gunstig gestemd voor de slad gevonden hebben, naardien
hy de regering ten sterkste vermaande op hare hoede te zijn, en dit ook zyner gema-
lin , met betrekking tot Montfoort, ernstig aanbeval (4), Men voorzag zich derhalve
in Utrecht van wapenen, en dit zal welligt eene van de overigens geheel onbekende
oorzaken geweest zijn, dat maximiliaan kort daarna, vermoedelijk op aandrang van
Bisschop DAYiD, de Utrechtenaars van vergrijp en wangedrag legen hem beschuldigde.
Evenmin als de oorsprong, is de afloop dezer zaak bekend. Men weet slechts, dat de
Utrechtsche regenten zich van den blaam op hen geworpen trachtten te zuiveren en
den Aartshertog van hunne onschuld te overtuigen, waarop zij van dien Vorst een ant-
woord ontvingen hetwelk den Bisschop werd medegedeeld, doch welks inhoud niet
gemeld wordt (5).
Hoewel de Burggraaf in de Montfoort zyn verblyf hield, werd echter mVtrecht
ί i
(1) BüRMAN, Vtr. Jaarb. D. III. bi. 445—462 , 471—488.
(2) bunman, ütr. Jaarb. D. III. bl. 231. Stalbroeders waren niet uitsluitend ruiters, maar ge-
Avapende manschappen uit het schuim aller natiën zamengesleld, die voor geld elk dienden.
Buiten Taste dienst, leefden zij van roeven en stelen en maakten dikwerf de groole wegen on-
veilig. BtJRMAN, t. a. p. bl. 503 (4).
(3) BUMIAN, Utr. Jaarb. D. III. bl. 231, 505,
t,
(4) bürman, Vtr. Jaarb. D. III. bl. 239, 240.
(5) BÜRMAN, Utr, Jaarb. D. ΠΙ. bl. 267—271.
112
1433-
1482
9 γ.
Bloei-
inaand
1481
kl
DES VADERLANDS. 113
niets belangrijks zonder zijn raad en voorkennis verrigt (1). Gehuwd met de dochter
van HENDRIK va7i Naaldwijk ^ was hij een ijverig aanhanger der Hoekschen in Hol-
land, waar hij vele heerlijke goederen bezat, en had onder die Nederlandsche afge-
vaardigden behoord, welke bij Vrouw maria te Gent op de herstelling van 's volks
geschondene voorregten aandrongen (2). Ten behoeve der Hoekschen nam hij een
werkzaam deel in de ontwaakte burgertwisten in Holland onder het bewind van maxï-
MiLiAAN. Het lijdt geen twijfel , dat op zijn raad eene bende van den Heer van
Egmond, na den mislukten aanslag tegen Hoorn (3) , op den terugtogt naar do stad
Buren, in Utrecht aangehouden en in den kerker geworpen werd, dewijl zij zonder
vrijgeleide was binnengetrokken en men niet wist, wat zij bedoelde. Slechts door
minnelijke tusschenkomst van maximiliaaw en Bisschop david, werden do gevange-
nen onder oorveede ontslagen (4). Kort daarna onderschraagde van moktfoort met een
aanzienlijk getal Stichlenaars den Stadhouder van Holland, wolfeht van Borselen,
in het bedwingen der Kabeljaauwschen in den Haag (5) ; en zonder zijnen raad en
bijstand hadden de Hoekschen , wier voornaamste steun hij was, de stad Oudewater
zeker niet bemagtigd (6). Dit alles hinderde den ütrechlschen Kerkvoogd geweldig,
welke den Kabeljaauwschen genegen en op van montfoort ten uiterste verbitterd was.
Ernstig verbood hij derhalve zijne onderdanen, zich in do Hollandsche burgertwisten te
mengen, uit welke het Sticht niets dan nadeelen en rampen te wachten had. Hij
noodigde de regering van ütrecht uit, dit insgelijks haren onderhoorigen te verbieden.
Dit verzoek , hetwelk duidelijk bewijst, dat de Bisschop over de burgers en ingezete-
nen dier stad niets te bevelen had, werd door den Raad ontwijkend beantwoord. Men
was in ütrecht veeleer genegen, aan het verlangen des Burggraafs te voldoen eu zoo
te water als te land te verhinderen, dat ruiterbenden uit het Kabeljaauwschgezinde
Oelft, Leiden, Haarlem en Amsterdam, de Zuid-Hollandscho steden van dien aan-
hang te hulp kwamen. Immers indien de Kabeljaauwschen in Holland do bovenhand
behielden, was het met reden te vreezen, dat zij Bisschop da.vid weder ondersteunen
zouden. Men sloot zich alzoo nog enger aan van montfoort en beloofde op nieuw
niets builen zijn wil en toestemming te ondernemen (7). Zoodra derhalve in Utrecht
(1) bürman, Utr. Jaarb. D. III, bl. 279 , 420.
(2) BDRJUN, Utr. Jaarb. D. III. bl. 231. Verp. hiervoor, bl. 62.
(4) BüRMAK, Utr. Jaarb. D. III. bl. 308—314.
(5) Zie hiervoor bl. 71. bcrmas, Utr, Jaarb. D. III. bl. 418.
(6) Bi'RMAN, Utr. Jaarb. D. III. bl. 418.
(7) bbrmaii, Utr. Jaarb. D. III. bl. 418, 421.
II, Deel, 3 Stük,
114 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
143θ— zich hel gerucht Yerspreiddia , dai maximihaan in Gorinehem was gekomen, om
vaadaar met eene krygsraagt in Gelre te rukken, werd de Burggraaf hiervan ter-
stond verwittigd en zijn raad ingeroepen (1). De ülrechtsche regering ontbood hem
by alle gewigtige omstandigheden, en ongetwyfeld was de verrassing van Leiden
door ueijer van Broekhuizen en Hendrik. Zuylen van JSijeoelt op zijn bestel
geschied (2). Men verzekert ten minste , dat die togt zonder overleg met de geeste-
lijkheid en gilden ondernomen is (3). '' En dewijl er in de besluiten van den Raad
A'an Utrecht geene melding van gemaakt wordt, is het waarschijnlijk, dat zelfs
slechts eenige der voornaamste raadsleden in het geheim gedeeld hebben (4). Weinig
dagen na de overrompeling van Leiden^ kwam van montfoort^zelf met zyn gevolg
in die stad en veranderde er de regering. Zijn vertrek werd spoedig door den aftogt
van REiJER van Broekhuizen gevolgd, welke over PVoerden naar Montfoort
week (5). Maximiliaan volgde hem in allerijl derwaarts en eischte de stad op. Men
antwoordde met een hevig geschutvuur en verdedigde zich zoo dapper, dat de Aarts-
hertog , wiens leven zelfs eenmaal gevaar liep, aftrok en zich met het verbranden van
eenige dorpen en woningen in den omtrek -vergenoegde (6).
Bij 's Vorsten terugkomst in den Haag, werden de bezittingen van den Burg-
graaf, den Ridder van broekhuizen, hendrikl van Zuylen van Nijevelt en van
meer andoren in zyn gebied verbeurd verklaard e^ zij zelve voor altijd daaruit ge-
bannen. Hierdoor verloor het huis van Montfoort de heerlykheid Pwrmermi/e, welke
aan Balthasar, Heer van Folkestein ^ een neef van maximiliaan, geschonken werd,
die haar naderhand aan jan, den eersten Graaf van Egmond, verkocht (7). Zelfs
werden de Utrechtschen in Holland en elders vastgehouden en hunne goederen,
ter betaling van het krygsvolk des Aartshertogs, aangeslagen. Slechts na vele pogin-
gen van den kant der ütrechtsche regering, wilde maximiliaan hen ^ontslaan, doch
: %
(1) BTJRMAiT, Vtr. Jaarh. D. III. bl. 437. j
(2) Zie hiervoor, bl. 73. T. basiküs, Eist. Gallica in ματτπαει Analect. T. I. p. 509. reter
υαη Broekhuizen was gehuwd met eene dochter -van reinoud van Brederode. j. α letdis , de
Orig. et Reb. Gest. D. D. de Bred. p. 642. Hendrik. Zuylen van Nijevelt -was een zusters
zoon des Burggraven van Montfoort. bdrman Utr. Jaarb. D. III. bl. 497.
(3) T. BASINÜS, Hist. Gallic. p. 509.
(4) BüRMAN, Ufr. Jaarb. D. III. bl. 497.
(5) Zie hiervoor, bl. 75.
(6) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 31. r. snoi, Rer. Batav, Lib. XII. p. 172.
(7) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 31. bl. 382 verso.
I
-ocr page 115-DES VADERLANDS. 115
op Toorwaarde, dat den Hoekschen ballingen hel verblijf in Utrecht ontzegd Avierd (1).
Honderd zeven en dertig dezer vluglelingen moesten op last van den Raad de stad η ^^
verlaten, en elk burger werd op straffe van vijf jaren ballingschap verboden, een
van hen te huisvesten of te verbergen (2). Het beslag op de personen en goe- 1481
deren der Utrechtschen in Holland werd evenwel niet opgeheven, hetgeen
den gegoedfiten lieden groote schade berokkende en den handel, die zeer aan-
merkelijk was, ten eenenmalo belemmerde. Men trachtte deswege de voorspraak
des Bisschops ter opheffing daarvan bij den Aartshertog te verwerven, en de
Raad besloot, vermoedelijk op aandrang van den Kerkvoogd, de huurbenden of stal-
broeders te verwijderen (3), De Burggraaf van Montfoort nam het gedrag van den
Raad ten hoogste euvel op. Vergezeld door zijn neef hesdrik Zuylm van Nijeveli ,
den Burgemeester jaiï van Lantscroon en andere vrienden, verscheen bij op de plaats
vóór het Raadhuis, plantte er de stadsbanier en liet de banklok luiden, waarop een
aanzienlijk getal burgers, vooral degenen , welke den togt naar Leiden hadden bijge-
woond , zich om hem schaarden. Ondertusschen was de Overste Ouderman jakob
van Amerongen y welke grooten invloed op de jongste besluiten van den Raad had
uitgeoefend, gewaarschuwd dat men het op zijn leven muntte. Door hot opgewonden
gemeen werd hij onder het geschreeuw: »wie rust en vrede begeert kome mei zijn
harnas bij jakob van Jlmerongennaar de Smeebrug gevoerd, terwijl zijn broeder
JAN van Amerongeii zich van de Tolsteegpoort meester maakte » om den Bisschop >
wien men verwachtte, een onbelemmerden intogt te verschaffen. De Proost van Owrf-
Munster en twee regeringsleden trachtten door minnelijke tusschenkomst, do verdere
gevolgen van dezen oploop te voorkomen. Doch de gemeente, die reeds naar de
Rodenburgerbrug was voortgerukt, weigerde uiteen te gaan, ten ware de Burggraaf
de wapenen nederlegde en zich aan het besluit van den Raad onderwierp. Op dit
voorstel oordeelde van montfoort geen tijd te moeten verliezen, om zijne tegenpartij
aan te tasten , eer do Bisschop met zgn volk gekomen was. Hij trok aanstonds met
de ontwonden banier naar de Gaardbrug, en schoot van daar zoo hevig met hand- en
knipbussen op de menigte van de Rodenburgerbrug, dat zij spoedig zwichtte en velen
deels naar Vianen, deels naar Wijk lij Duurstede vlugtten. Derwaarts keerde ook
de Bisschop terug, die zich reeds op weg naar Utrecht bevond (4).
(1) bürmas, Vtr. Jaarh. 1). III. bl. 500, wageiïaar, D. IV. bl. 202.
(2) btrmaii, Utr. Jaarh, D. III. bl. 502.
(3) Kronijk van 1481—1483 in mattoaeus, Analect. T. I. p. 397. burmait, Ütr.Jaarb, D.III,
bl. 503.
(4) Kronijk van 1481—1483, p. 397—400. tbobis basihus, Hist. Gallica p. 537. Oud«
Boll. Div, Kron. Div. XXXI. c. 34.
12 *
-ocr page 116-116 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J433— Jan van 31ontfoort was nu Ie Utrecht geheel meester. Terstond werd door den
J489
Raad afgekondigd, dat allen, die tegen de sladsbanier gestreden of do poort over-
weldigd hadden, zich gevangen moesten stellen op verbeurte van het leven (1). Uit
hen vernam de Burggraaf de geheime aanslagen en bedoelingen des Bisschops (2).
Eenigen verleende men vergiffenis, sommigen werden tot eene veeljarige ballingschap
veroordeeld , en velen uit de aanzienlijke geslachten van reresse , drakenborch ,
AMERONGEN, PROEYs, LiGttTEKBERG, DEDEL en anderen weken uit de stad. Onder hen
bevonden zich eenigo raadsleden, wier plaats door nieuwe regenten werd aange-
vuld (3).
Bisschop DAVID , voor wien hel meerendeel der geestelijkheid , een gedeelte der ridder-
schap, en Rhenen en ff ijk hij Duu7'stedez\Q\\ verklaarden , brag straks eenig
krijgsvolk en gewapende landlieden te zamen, bij welke frederik van Egmond,
Heer van IJsselslein, zich met tweehonderd krijgsknechten voegde. Hij trok met deze
magt, ongeveer twee duizend man sterk, naar Zeist en eischte het Aveêrspannige
Utrecht op door eenen brief, welke niet beantwoord werd. Weldra keerde hy on-
verrigter zake naar ÏVijk hij. Duurstede terug, dewijl men in Utrecht alle toebe-
reidselen maakte tot eene hardnekkige verdediging, verscheidene stalbroeders en rui-
ters jn dienst nam en zorgde , dal de burgers ter verwering behoorlijk gereed waren.
Om de slad, Avelke met geweld niel te bedwingen was, door honger tot overgaaf te
noodzaken , verbood de Bisschop den landlieden, onder verbeurte van lyf en goed, er
levensmiddelen in te voeren. Vruchteloos trachtten de drie Overijsselsche sleden eene
verzoening te bewerken. WeiNeder-Slicht ^ bijzonder lusschen i7/rec//i , Montfoort en
IJsselstein, werd nu door de wederzijdsche strooploglen een tooneel van verwoesting
en ellende. De sloten ten Ilam^ te Harmeien en Nijenrode ^ welker bezitters den
j Bisschop aankleefden , geraakten in handen der Utrechtschen; de beide eerste gaven
zich terslond bij verdrag over en ontvingen bezetting; maar het laatste, dat na een
beleg overging, Averd verbrand en het volk gevangen naar Utrecht gevoerd (4).
De toestand dier slad werd hagchelijker toen maximiliaan door de Hollandsche
sleden op eene algemeene dagvaart in den Haag w^rd aangespoord , haar en ha-
ren bontlgenoolen den oorlog te verklaren. Utrecht en Amersfoort namen terslond
(1) BuuMAN, Utr. Jaarb. 1), lil. bl. 508.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XSXI. c. 34.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 405. bcrman, Utr. Jaarb. D. III. bl, 509.
I
(4) AromjVc van 1481—1483, bl. 400-408. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 34.
BtRMAN, Utr. Jaarb. D. III. bl. 510—514.
ii
DES VADERLANDS. 117
nieuwe krijgsbenden aan, over welke vincent van Swanenburg in Utrecht, willem ^
van Wachtendonk in Amersfoort ^ en jan van Middachten 'mMontfoort het opper- jj
bevel voerden (1). Uit leden van den Raad Averden twee hutenmeesters, stokmeesters Hcrist-
^ ' ^ ^^ maand
en schatmeesters benoemd. Voor de hutenmeesters (buitmeesters) moesten de prijs
gemaakte goederen gebragt en door lien onder de buitmakers verdeeld worden; een
gedeelte er van bleef ten voordeele van de stad, en wat den bondgenooten mögt toe-
behooren, werd den eigenaars teruggegeven. De gevangenen moesten aan de stok-
meesters uitgeleverd en hun losgeld door do schatmeesters bepaald en ontvangen
worden (2). Vreesselijk werd nu weder het omliggende land geteisterd. Jan van
Middachten viel bij een strooptogt uit Montfoort ^ met eenige zijner manschappen in
handen der IJsselsteiners, Avelke alles om Montfoort heen verwoestten. Uit wraak
rukten eenige burgers dier stad en eene bende ruiters uit Utrecht voor IJsselstein,
wierpen er eenige buitenhuizen omver en legden te Benschop zeventig woningen in
de asch. De Amersfoorters maakten zich insgelyks met behulp der Utrechtschen
meester van het huis ter Eem ^ hetwelk hen geweldig gehinderd had (3). De Stad-
houder van Rolland zond, op ontbod van Bisschop david , eenige Biskaaysche boog-
schutters onder petit salisaart , een dapper krygsoverste, en vierhonderd welgewa-
pende slalbroeders onder den Ridder jan gats en jaeob van Boshuizen, Baljuw van
Rijnland. Bij hen voegden zich tenog driehonderd bisschoppelijke 23 v.
' Jllcrfs!-
ruiters en een gelijk getal voetknechten, over welke de Heer van IJsselstein en maand.
zijn broeder willem van Egmond het bevel voerden. De vereenigdo magt rukte naar
Amersfoort op; een gedeelte werd in eene hinderlaag gelegd en hel andere gebe-
zigd , om het vee in de stadsweiden op te vangen en de boerenwoningen in den omtrek
te verbranden. De Burgemeester jan van Westrenen trok met vierhonderd man do
roovers tot bij Scherpenzeel achterna, toen onverwachts de verborgen manschappen
te voorschijn kwamen en de vervolgden zich omkeerden. Dc Amersfoorters, nu van
voren en van achteren bevochten, geraakten weldra in verwarring en werden ten
eenenmale verslagen. Honderd van hen bleven op de strijdplaats, en tweehonderd werden
gevangen naar Wijk bij Duurstede gevoerd. Vijftienhonderd stuks rundvee was de
buit der overwinnaars. Deze nederlaag had Amersfoort genoegzaam van verdedigers
ontbloot, doch Utrecht zond terstond eenig krijgsvolk derwaarts (4),
(1) Oude Holl Div. Kron. Div. XXXI. c. 35.
(2) EtRMAK, litr. Jaarb. ü. H. bl. 516.
(3) Kronijk van 1481—1483; bl. 403. Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXI. c. 35. βιέμαλ,
l'lr. Jaarb. D. 111. bl. 517.
(4) Kronijk van 1481—1483, bl. 403—410. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c.36. iieda,
r- 290. R. SKOi, Rer. Uat. Lib. XII. p. 173.
118 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-^ De Utrechlschen begrepen onderlusschen te wel, dat zij in den ongelijken strijd
met Holland, waar raen zich krachtig tot den krijg toebereidde, weldra zouden
25 V zwichten, om niet ernstig aan vrede te denken. De Raad en de geestelijkheid van
Herfst- Utrecht traden derhalve met maximiliaa.it te Antwerpen en later te Brussel in on-
1481 derhandeling. Zij bragten hunne klagten in tegen den Bisschop, die schaamteloos
eeden en verbonden schond; verdedigden , uit het grondbeginsel van zelfbehoud , hun
gedrag met betrekking tot de jongste bewegingen in Utrecht, dewijl de uitgewekenen
het ontwerp gesmeed hadden, hen allen te vermoorden; en boden eene geldelijke be-
tering aan, door den Aartshertog te bepalen, wegens het overrompelen van Leiden.
Doch MAxiMiLiAAis eischtc , dat men den Bisschop volkomen onderdanigheid bewijzen
en in al zijn gezag herstellen zou; dat men de overeenkomsten met zijne voorzaten,
de Graven van Holland^ bovenal het verdrag tusschen rudolf van Diepholt enviuvs
van Bourgondiër nakomen, hem ter betering veertig duizend Rijnsche guldens voldoen ,
de gevangenen slaken, de uitgewekenen onder oorveede den toegang in de stad ver-
gunnen en het vreemde krijgsvolk daaruit verdrijven zoude. De ütrechtsche zaakge-
lastigden verklaarden zich niet bij magie , deze voorwaarden zonder overleg met hunne
meesters aan te nemen, en verlieten Brussel, Men wil, dat het berigt van eene
nederlaag der Hollanders aan de Vaart hen noopte, de onderhandelingen af te bre-
ken (1). Aan hel inwilligen dezer voorwaarden was trouwens ook niet te denken,
indien het waar is , dat de Burggraaf van Montfoort, toen alvermogend in Utrecht,
verklaard had, die stad veeleer te onderste boven gekeerd te willen zien, dan
onder het beheer des Bisschops (2).
Onderlusschen hadden de Hollanders reeds eene maand te voren het tooneel des
oorlogs geopend. Op aanschrijving van den Stadhouder joost van Lalaing, werden
in alle steden en dorpen van Holland, deels vrijwillig, deels gedwongen, gewapende
manschappen tot dezen kryg bgeengebragt, in welken echter de Zeeuwen weigerden
deel te nemen, daar zij dien niet als een oorlog tegen 'den gemeenen vijand , maar
als eene veele tusschen Hoekschen en Kabeljaauwschen beschouwden (3). De poorters
van Haarlem y Amsterdam en der steden van West-Friesland staken over de Zui-
derzee en bezetten den mond van de Eem, om Amersfoort den toegang af te snij-
den. Dordrecht, Delft, Leiden , Botterdam ^ den Haag en JETewirfm zonden hunne
mannen naar Gouda, waar zich lalaing bevond, die hen UdidiT IJsselstein voerde (4).
(1) Kronyk van 1481—1483, hl. 410-415.
(2) T, BAsiNüs, Hist. Gallica, p. 542·
(3) Oude Holl. Hiv. Kron. Div. XXXI. e. 37. j
(4) He Oude Holt. Div. Kron, t. a. p. stelt het getal der strijders op 8000; de Kronijk van
1481-1483, bl. 416, slechts op 3 of 4000,
DES VADERLANDS. 1783
Van hier ïukle hij; op Jutfaas aan, legde het dorp grool'endfeels in de asch , en tTok,1433"—
zonder vriend of yijand Ie ontzien, al plunderende en Terwoeslende Toort tot aan de ^q^
Faart, alwaar hel blokhuis aan de Lek terstond geheel ingesloten en met een hevi- Wijn-
maand
gen aanval bedreigd Averd. De bezetting maakte door gioote vuren haren neteligen 1481
toestand in Utrecht bekend. Terstond werden hier do ruiters en slalbroeders uit
Amersfoort en Montfoort ontboden, en al de dienstpligfige ingezetenen boven de
twintig en onder de zestig jaren oud gelast zich krijgsvaardig te houden. Vier en
twintig honderd gewapende burgers, met elf honderd ruilers en stalbroeders trokken,
onder aanvoering van den Burggraaf jan van Montfoort ^ sweder van Montfoort^
vingent van Swatienhurch , willem van Wachtendonk en birk va7i Zuilen, de v.
Wijn-
Hollanders te gemoet. Aanvankelijk meende lalaihg , dat het, naar afspraak , bis- maand,
schoppelijke benden waren, maar weldra van zijne dwaling overtuigd, schaarde bij
zijn volk in slagorde en plaatste de stalbroeders, ten getale van achthonderd man,
vooraan. De voorhoede der Uirechlschen bestond insgelijks uit deze hulpknechten,
welke hunne tegenpartij noodzaakten allengs terug te trekken. Inmiddels rukte do
overige krijgsmagt aan, die uit het geschut der Hollanders hevig, maar met weinig
nadeel begroet werd, dewijl de stukken niet behoorlijk geplaatst waren en de ko-
gels over de hoofden schadeloos heenvlogen. Het wijken der stalbroeders , de moedige
aanval der ütrechtscben en het geweldig schieten uit het belegerde blokhuis, ver-
spreidden schrik en ontsteltenis onder de Hollanders, die spoedig het beleg opbraken
en in de grootste verwarring naar IJssehtein vloden. Voor die stad echter hield Lam-
bert mellink met eenige ruiters de TJtrechtschen slaande en gaf daardoor den vervolgden
vganden gelegenheid te ontsnappen , van welke echter vele onder het vluglen op do uiter-
waarden verdronken. Slechts zestig Hollanders waren in den strijd gesneuveld, maar
daarentegen tweehonderd twintig, en onder hen mannen van rang en aanzien, gevan-
gen genomen, welke met de buitgemaakte vaandels, bussen en het andere veroverd
krygstuig in zegepraal binnen Utrecht werden gevoerd, waar men het verlies van
geen der uitgetogenen te betreuren had. De vaandels werden naderhand plegtstatig
in de Buurkerk opgehangen, en de gevangenen tegen losgeld geslaakt; doch eenige
van hen, op hun eerewoord ontslagen , vergalen terug te keeren (1).
De gezagvoerders in Utrecht konden gemakkelijk bevroeden , dat de Stadhouder van
Holland deze nederlaag niet ongewroken zou lalen. De stad werd derhalve zooveel
(1) Kronijk van 1481-1483, bl. 416-421. Oude Holl. Dw. Kron. Div. XXXI. c. 37.
heda, p. 296. k. snoi, RcT. Butav. Lib. XII. p. 173, Utrecht ontving aan losgelden 20966
pond van 14 stuiversj bovendien genoot de liurggraaf van elk gevangene den derden, en de rid-
meester vak swanenbüuch den tienden penning, bürmak, Utr. Jaarb. D, III. bl. 627 (2).
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
X433— mogelijk versterkt en een tweede blokhuis aan de Vaart opgeworpen. Be Utrecht-
sehe stalbroeders, vereenigd met die van Amersfoort, stroopten zoo wel in het
Neder-Sticht als in Holland en persten de dorpen groote brandschalliogen af (1).
Te vergeefs traden nogmaals de drie Overysselsche steden tusschenbeide , om eeno be-
vrediging te bewerken (2). De vijandelijkheden werden aan den kant der Ulrecht-
' sehen met te meer nadruk voortgezet, naarmate het gebrek aan levensmiddelen hen
tot dagelijksche uitvallen noodzaakte, ten einde met geweld datgeen te erlangen,
wat hun, door des Bisschops verbod van toevoer, voor geld ontzegd werd. Op een
dezer rooflogten verrasten zij, gedeeltelijk als melkvrouwen vermomd, de stad IS aar-
den , vermoordden elk die weerstand bood en plunderden wat hen voorkwam. Bij het
naderen der Amsterdammers met de burgers van ifVeesp en Muiden, trokken zij met
een groot aantal gijzelaars voor de brandschatting in zulk eeno haast naar Utrecht
terug, dat zelfs een aanzienlijk gedeelte van don buit achterbleef (3). Naar een ander
berigt echter, werd de geplunderde stad door de ütrechtschen aan de Hollanders voor
veertienduizend gulden afgestaan (4). Kort daarop geraakte Wageningen in handen
der Amersfoorters, en werd door Utrechlsche ruiters bezet (5).
Middelerwijl had de Stadhouder van Holland de sleden IJssehtein, Oudewater ^
Woerden en fVeesp van bezetting voorzien, en was met den Markgraaf van Antwer-
pen , PETIT sALisAART en andere krijgsbevelhebbers nevens vier- of vijfduizend man
in het ontruimde Ν aarden getrokken. Gloeijende van wraak en vlammende op roof,
plunderden en verwoestten zijne benden het platte land tot voor de poorten van Utrecht.
Het versterkte Eemnes, bijna ongenaakbaar in den winter, werd stormenderhand
door hem ingenomen, geplunderd en in den brand gestoken. Een gelijk lot trof
Baarn en Soest, welker inwoners met hunne beste have naar Amersfoort gevlugt
waren. Op het zien der vlammen van het άον^ Westhroek, snelden de Ütrechtschen,
26 V. doch ongeregeld en zonder krijgstucht, den inwoners te hulp. Er viel een bloedig ge-
Wm- Yß^j^i- YQor , in welk de Hollanders volkomen de zesre behaalden. Men meent, dat de
term· ο '
1481
(1) Kronijk van 1481—1483, bi. 423. Oude Hall Div. Kron. Div. XXXI. c. 37. bukman,
Utr. Jaarb. D. III. bi. 528, welke uit de Kaïneraarsrekeningen mededeelt, dat de stad van deze
brandschattingen, na aftrek van den tienden penning -voor den ridmeester, 13419 pond ont-
vangen heeft. I
(2) Kronijk van 1481—1483, bi. 423—425j vergelijk bovenal bürman, Utr. Jaarb. D. III,
bi. 530.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 425, Oude Hall. Div. Kron, Div. XXXI. c. 38.
(4) HEDA, p. 296.
(5) Kronijk van 1481—1483, bl. 427.
-ocr page 121-DES VADERLANDS. 121
overwinnaars de stad Utrecht , waar de uiterste verslagenheid heerschle, zouden be- 1433—
1482
magtigd hebben , indien zij , in stede van de gevangenen te plunderen, de vlugtenden
onmiddellijk gevolgd en met hen de poorten ingedrongen waren. Het getal der doo-
den, gewonden en gevangenen is onzeker, maar moet zeer aanmerkelijk geweest
zgn (1). Twee Burgemeesters en verscheidene regeringsleden waren in het gevecht
gesneuveld; het grootste gedeelte hunner manschappen echter was al vluglende in de
halfbevrozene moerassen en veengronden omgekomen. De gevangenen voerde men
naar Amsterdam, en het veroverde Utrechtsche vaandel werd in do Oude Kerk al-
daar te pronk gehangen. De ülrechtschen begroeven do dooden, welke men niet
herkennen konde, in JVesthroek en voerden de overige naar do stad, waar zij op de
Neude naast elkander werden gelegd »even als visschen op een banck," Uit hen
zocht elk zijne betrekkingen en bestelde die ter aarde (2).
Den dag vóór dezen noodlottigen slag, was engelbrecht, broeder van den Hertog
JAN van Kleef, in Utrecht gekomen. De Burggraaf van Montfoort, een grool ge-
deelte der Stichtsche Ridderschap nevens de steden Utrecht en Amersfoort ^ vree-
zende dat zij, zonder buitenlandsche hulp, niet lang tegen do vereenigde magt des
Bisschops en Aartshertogs bestand zouden zijn, hadden zich ter verkrijging daarvan bij
het Kleefsche Hof vervoegd , en, met bewilliging des Hertogs, den negentienjarigen
ENGELBUECHT voor Postulaat-Bisschop erkend, onder verzekering , dat ook de geestelijkheid
hiermede zou instemmen (3). Met veel plegtigheid en onder het gejuich des volks werd hij
ingehaald en op het bisschoppelijk paleis nabij de Domkerk ontvangen (4). Daar hij echter
nog jong en onervaren was , konde hijzelf slechts weinig tot herstel der zaken 'm Utrecht
toebrengen, maar men steunde op den bijstand des Hertogs van-ff/ee/, van zijne bondge-
nooten de Luikenaars, en van Koning lodewijk XI van Frankrijk, den onverzoenlijken
(1) BücnELiiJs ad üEDAM, p. 311. Eenigen. begroeten het getal der omgekopienen op vijf of zes-
honderd, anderen op duizend of vijftienhonderd, rudolphüs agricola beweert, dat er slechts twee-
honderd en vijftig zoo dooden als gewonden geweest zijn. Naar heda, p. 296, werden meer dan
driehonderd Utrechtsche burgers gevangen gemaakt j de Oude Holl Div. Kron. bl. 386, spreekt
slechts van honderd, en de Kronijk van 1481—1483, bl. 431, van vijftig gevangenen.
(2) Kronijk van 1481—1483, bl. 427—433. τ. basinüs, in 1. c. p. 548. Oude Holl, Div.
Kron. Div. XXXL c. 39, 40. r. snoi, Rer. Bat. Lib. XII. p. 173. heda, p. 296.
(3) Zie het staatsstuk in mattdaeds, Analect. T. I. p. 543 (1). burman, Utr. Jaarb. D. UI.
bl. 534—543, 544 (1). heda, p. 296. Verg. over de betrekking van Postulaat, Alg. Gesch.
d. Faderl. D. II. St. 1. bl. 487. St. 11. bl. 540.
(4) Kronijk van 1481—1483, bl. 429. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c.40. t.basirus,
Hist. Gallica, p. 543—548, 557.
II Deel. III Stuk. 16
-ocr page 122-122 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
YÏjand van hel huis van Bourgondi'è. Inzonderheid vleide men zich met de hulp van
dien Vorst, welke echter weldra een verbond met maximiliaan sloot en den Hertog
van Kleef y de Luikenaars en de Utrechtschen aan hun lot overliet (1),
Met vernieuwde woede werden van beide kanten de vijandelijkheden voortgezet. De
Utrechtschen, voor cenen aanval op de stad beducht, versterkten zich en staken den
Lekdijk door, hetgeen echter meer nadeel aan het Sticht dan aan Holland veroor-
zaakte. Overstroomingen en rooflogten maakten het reeds zoo lang geteisterde gewest
lot eene woestenij. De Stadhouder lalaing verbrandde en vernielde alles wat in den
vorigen togt tusschen Naarden en Amersfoort was gespaard gebleven. De Bisschop
* *
verscheen met zijne ruiters voor i7/rec/if, eischte de stad op en beloofde een genadig Heer
te zullen zyn, Het antwoord was, dat men niemand voor Heer erkende, dan den Jonk-
heer VAW KLEEF, De opgewonden burgers vlogen te wapen en deden des nachts eenen
hevigen uitval, waarop de Bisschop vóór het dagen van den morgen met zijn volk
aftrok. Treurig ondertusschen was het in de stad gesteld. Bisschop dayid had be-
werkt, dat zij uit Holland en Gelre, zoo min als uit de Stichtsche sleden onderzijn
gebied , van lijftogl voorzien werd, terwijl de watersteden van Noord-Holland allen
toevoer langs Aq Zuiderzee afsneden (2). De levensbehoeften siegen derhalve tot eene
buitengewone duurte, en dagelijks stierven dertig of veertig menschen door gebrek aan
gezond voedsel (3). Daarenboven had hel in dienst houden van zoo veel vreemd krygs-
volk de geldmiddelen uitgeput. Om hierin te voorzien, was'reeds vroeger van de
rijke weduwen der aanhangers van den Bisschop en van vele burgers, welke zyne
zijde hielden, eene aanzienlijke leening afgeperst, en dit insgelijks, doch naar het
schijnt met weinig vrucht, bij de kloosters beproefd. Ook hadden ongeveer zeshon-
derd burgers elk een pond groot opgebragt, onder voorwaarde , dal zij van krijgsdienst
verschoond zouden blijven indien dit geld binnen zes weken niet teruggegeven wierd. De
voorwaarde werd niet, maar het geld wel gehouden en besleed, om zich vrienden aan
het Hof van maximiliaaw te verwerven (4). Thans zond men jakqb van der Graft ^
een lombardhouder, naar Keulen^ om lijfrenten ten laste der stad te verkoopen. Hij
miste echter zijn doel, dewijl men wist dat de meeste rijke lieden uit Utrecht gewe-
I- -ί ä
(1) t. BAsiKüs, Hist. Gallica, p. 559. burmak, Vtr, Jaarh, D. III. bi. 545.
(2) VELTüs, Chron. v. Hoorn, bl. 126. brandt, Hist. v. Enkh. bi. 44. ^
(3) t. BASiRtis, Hist, Gallica, p. 550. Kronijk v. 1481—1483, bl. 437-439. Deze schrijver,
ongetwijfeld een ooggetuige, verhaalt: »voor een maeltyt, die men teerde binnen Utrecht sonder
Λνγη te drincken, most men geven (wee stuvers ende alle dinc was duer dacrna." Een bewijs van
de groote waarde des gelds in die tijden. (
(4) Kronijk van 1431-1483, bl. 404, 405.
3433-
1482
i ν.
IjOUW-
jnaand
3482
BES VADERLANDS, 12'i
1433-
1482
ken of gedood waren. Met weinig gunstiger uitslag traditie nu de Raad door het
verkoopen van eenige der geringste ambten, in de dringendste behoeften te voorzien.
Tot overmaat van ellende, ontstond tusschen de wereldlijke magt en de geestelijkheid
groole onmin en verdeeldheid. Do stedelijke regenten, welke engelbrecut van Kleef
tot voogd en beschermer hadden aangenomen, trachtten de Geestelijken aan te sporen ,
om met hen zamen te werken tot het opstellen van eenige punten van beschuldiging
tegen david van Bourgondi'è y en hem op nieuw bij den Aartsbisschop van Keulen,
of aan het Hof van Rome aan te klagen. De Geestelijken konden hiertoe noode be-
sluiten; doch de gezagvoerders met eenige ruiters stormden nu den vesper in do kerk
en dwongen hen met » geladen bussen en armborsten" , de punten van beschuldiging
te teekenen en te bezegelen (ï). Do Bisschop, hiervan onderrigt, zond terstond Wil-
lem buser naar Rome, om zijne zaak te bepleiten en liet alom in het Sticht de
goederen der geestelijkheid aanslaan. Tevens Nverd de Lek te fVijk bij Duurstede
met palen en ketenen afgesloten, om te verhinderen , dat do stad Utrecht door vaar-
tuigen uit Kleef van lijftogt voorzien wierd. Dit bragt natuurlijk do Utrechtenaars te
meer in de noodzakelijkheid, om zich dien met geweld te verschaffen. De dorpen
Noordeloos en Benskoop werden, ondanks eene brandschatting, door hen geplun-
derd , en op eenen strooptogt te Breukelen namen zij den gehaten Maarschalk fre-
DERiK UTEN HAM govangcn, dien men naauwelijks in Utrecht voor de woede des
volks konde beschermen (2). De Bisscfjoppolijken behaalden nu en dan insgelijks
eenige voordeelen, maar konden niet beletten, dat de Utrechlscho en Amersfoortsche
ruiters zich van Nijkerk meester maakten. Den volgenden dag kondigde engelbrecut
van Kleef, als beschermheer van Utrecht, den Bisschop openlijk den krijg aan, en
hij , de Raad en de Burggraaf van Montfoort zwoeren elkander plegtig noch met
den Bisschop, noch met den Aartshertog, buiten onderlinge goedkeuring, vrede te
sluiten (3).
Spoedig echter werd, door bewerking van eenige Geestelijken, te Schoonhoven eene
dagvaart gehouden en tusschen den Stadhouder lalaing met do Hollandscho steden,
en de afgevaardigden van engelbreght van Kleef, van Utrecht en Amersfoort eene
vredesonderhandeling geopend, die nogtans vruchteloos eindigde. Het vernielend
vuur des oorlogs woedde wederzijds even hevig voort, en meer dan tweeduizend land-
lieden , van have en goed beroofd, vlugtien in Utrecht, waardoor de levensmiddelen
(1) Kronijk xan 1481—1483, bl. 439—441. τ. basikus, UisU Galltca, p. 5Ββ.
(2) Kronijk van 1481—1483, bl. 441—442. τ. basihüs, Hist. Gallica, p. 554. Zie over dezen
FBEDERiK BTEK UAM, BCRMAK, Uti', Jaarb. D. 11. bl. 477, 495, 522.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 443, 444.
21 v.
Louw-
maand
1482
21 v.
Sprok··
kclni.
16*
-ocr page 124-124 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—tot een geweldigen prijs opstegen. De Utrechtschen overrompelden door verraad van
zekeren gijsbert van Baest ^ de stad F tanen alwaar zich eenige Slichlsche ballingen
onthielden, en geraakten bij verdrag in bezit van het rijke slot Batestein ^ werwaarls
/^ite burgers van Vianen in der ijl hunne kostbaarste goederen en kleinooden geborgen
maand hadden. Het slot werd geplunderd en de stad door de ruiters, die er zich meester
van gemaakt hadden, ten koste der inwoners bezet. Eenige maanden daarna kwam
Vianen weder aan walraven , den oudsten zoon des overledenen reinoud van Bre-
derode , welke 'daarvoor aan den ridmeester vingent van Zwanenburg vierduizend
vierhonderd Rijnsche guldens moest voldoen, welke den ruiters, indien zij de stad
bemagtigden, beloofd waren (1).
Ondertusschen had de Raad van Utrecht ter bestrijding der oorlogskosten zoo vele
lijfrenten verkocht, dat er jaarlijks tusschen de negen- en tienduizend Rijnsche guldens
voor uitgekeerd moesten worden. Het gemeen morde luide over de drukkende lasten
en sloeg lot oproer over, toen men vernam , dat de regering besloten had, den ge-
haten frederik: uten ham voor tweeduizend Rijnsche guldens te ontslaan, om daar-
mede de ruiters, welke Ftanen verrast hadden, althans gedeeltelijk, te bevredigen.
1(3 V. Do gilden, in wier handen tjten ham gesteld was, hierover verbitterd, sleepten hem
(rrasm. yjj. gjjne gevangenis van de St. Katharina poort naar het raadhuis en dwongen sche-
penen,'het doodvonnis over hem uit te spreken, hetwelk onmiddellijk met het zwaard
voltrokken werd. Nu eischte men rekening en verantwoording van do stedelijke ont-
vangers , welke zich tot dat einde naar de St. Katharina poort moesten begeven. Som-
migen spraken zelfs van den Bisschop weder in te roepen , doch engelbreght van
Kleef stelde de misnoegden met eenige vaten bier tevreden. Het volk zwoer hem op
nieuw hulp en trouw en ging uiteen. Do ontvangers werden ontslagen, zonder even-
wel rekening afgelegd te hebben, en een en twintig goede mannen uit de gilden
aangesteld, om de regering met hunnen raad te dienen, zonder welken niets mögt
verrigt worden (2). '
Iii
; i-
l
!
:
Do herstelling der inwendige rust verschafte den Burggraaf van Montfoort gelegen-
heid, om een aanslag tegen 2)ore?rec/ti te ondernemen, waar hy met eenige burgersin
verstandhouding stond. Met duizend man , zoo stalbroeders als Utrechtenaars, wien ieder
vier en eiken hoofdman zes Rynsche guldens waren toegezegd, mits zij zich van plun-
deren onthielden, kwam hij een half uur beneden Schoonhoven, waar hem schepen
(1) Kronijk va» 1481—1483, bl. 446—455 , 475. τ. basinüs, Hist. Gallica, p. 551—554
j. α leydis, de Orig. et Reb. Gest. Dom. de Bred. p. 735—739. hkda, p. 296. Oude Hall.
Div. Kron. Div. XXXI. c. 42.
(2) Kronijk van 1481—1483, bl. 455—458.
-ocr page 125-DES VADERLANDS. 125
zouden wachten, om de Lek af te zakken. Hij vond er echter niet meer dan viei 1^3—
in gereedheid. Met drie dezer schepen stevenden ΛVILLEM van Wachtendonk en
tweehonderd tachtig stalbroeders, dewijl do wind gunstig was, terstond naar Dord-
recht, De Burggraaf zelf begaf zich met honderd man in het vierde schip, om hen
te volgen, doch trad weder'aan land, toen de overigen, welke op den dijk geschaard
stonden, hem toeriepen, dat hij hen verkocht en verraden had. Men besloot naar
Utrecht terug te keeren, verbrandde eenige huizen nabij Schoonhoven en roofde
een groot aantal vee. De bezetliog van Schoo7ihoven vervolgde wel do Utrechtschen,
doch moest na eene hevige schermutseling onverrigter zake terugtrekken. Gelukkiger
waren de ruiters van IJsselstein, welke bij den Nieuwen Dam do benden van
aiONTFOORT overvielen en noodzaakten met achterlating van den buit, over de Vaart
naar Utrecht te wijken (1). Willem van Wachtendonk bragt inmiddels zijne
vaartuigen voor Dordrecht, doch daar het gielij verloopen was, slechts één daarvan
aan den steiger. Ook werd de aanslag door den portier, dien men weigerde het schip
te laten doorzoeken, ontdekt. Van wagbtewdokk slak van wal, ontscheepte zijn volk
bg Rotterdam en kwam langs Gouda en Oudewater, waar hiy met de poorters en
huurbenden in een scherp gevecht geraakte, niet zonder verlies van volk te Utrecht,
Den schouten van eenige Zuid-Hollandsche dorpen, welke hem voortgeholpen, en
sommigen Dordlsche poorlers, die in het verraad gedeeld hadden, werd sedert hel
hoofd voor de voelen gelegd (2).
Onrust, wrevel en misnoegen heerschten in Utrecht, De vrouwen, wier mannen
en kinderen in het gevecht tegen de Hollanders gesneuveld waren, noemden den
Burggraaf, zelfs in zijne tegenwoordigheid, een bloedzuiper, om wiens wille hare
dierbaarste betrekkingen opgeofferd waren, en eischlen op beleedigenden toon, dat
hij haar moest Ie elen geven, want dat zij van honger stierven. Do Burggraaf bezigde
geweldige middelen, om zijn gezag te schragen. Hij ontbood stalbroeders uit Mont- 19
foort en bezette bet plein voor het stadhuis met krijgsvolk en bussen. Den Raad, 1482
op zyn bevel door den Burgemeester byeengeroepen, gelastte hg een achttal personen
uit de slad te bannen, welke onder oofveede en op verbeurte van hun Igf beloven
moesten, vijf mijlen van Utrecht te blijven. Dit geschiedde. Hierop >verd met klok-
kengelui afgekondigd, dat al de overige ballingen zich onder vrygeleide naar Vreden-
daal moesten begeven en oorveede doen, op verlies hunner goederen. Velen gehoor-
zaamden , maar mogten niet in Utrecht terugkeeren, vóór dat elk, naar zijn vermo-
(1) Rronijk van 1481—1483, bl. 458 , 459.
(2) Kronijk van 1481—1483, bl. 459—461. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 43.
bevïrwtck, ßeschr. c. Dordr. bl. 324. balkk, Beschr, v. Dordr, bl. 798.
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
ΐ4θ3—^gen, aan de stad geld had voorgescholen. Velen weigerden zich te onderwerpen ;
hunne goederen werden echler niet verbeurd verklaard, maar hunne huizen met
krijgsvolk bezet. Tot afschrik van anderen, werd zekere jan van Oyckzoon, welke
zich met woorden legen van montfoort vergrepen had, op de Neude met het zwaard
gestraft. Sinds dien lijd waagde het niemand, zich in het openbaar ten nadeele des
Burggraafs Ie uiten (1). ,
Tot bevestiging der inwendige rust strekte, bovenal bij het steeds stijgende gebrek,
eene aanzienlijke hoeveelheid rogge en ongeveer driehonderd ponden zilver van den
Hertog van Kleef, welke met veel gevaar en moeite werden binnengebragt, naardien
de bisschoppelijke ruiters, die door het geheele ISeder-Sticht zworven , en de Hol-
landers uit Naarden den toevoer belemmerden. Het wederzijds rooven duurde
niettemin met verhoogde woede voort en gaf aanleiding lot vele bloedige schermut-
selingen , die niets beslisten maar de ellende van dezen woesten burgerkrijg ten top
voerden. De Hollanders en Utrechtschen begonnen eindelijk naar vrede te wenschen,
Jakob van Remerstcaal ^ doctor in de godgeleerdheid en prioor te Schoonhoven ^ een
vredelievend man, trad als middelaar op en bewerkte eene bijeenkomst te ^Voerden,
Hier verscheen do Stadhouder lai.aing met do afgevaardigden der Hollandsche steden,
en de 'gevolmagtigden van engelbueght van Kleef^ van Utrecht en Amersfoort.
Men konde lot geen vergelijk geraken , doch bepaalde , om tegen de helft van Hooi-
maand in den Haag do onderhandehngen te hervatten (2).
Ongetwijfeld had Utrecht bij eene spoedige vereffening van zaken het meeste be-
lang. Do stalbroeders speelden er den meester en pleegden vele ongeregeldheden.
Gelast om met een gedeelte der gewapende burgerij lijftogt uit Amersfoort'ïQ gelei-
den, weigerden zij dit, ten ware men hun eerst de soldij voldeed. Op toespraak van
den Burgemeester jan de conikg trokken zy evenwel uit , maar dwongen, aan den
Amcrsfoortschen berg gekomen, van de beide burgerhoplieden gerrit zoudenbalch en
tyman ysbhantsoon, do belofto hunner soldijbelaling af, onder bedreiging, zich anders
bij den vijand te zullen voegen. Zij vervulden loen de opgelegde taak , en om hen te
bevredigen, sloot do Raad eene leening van eenige duizenden Rijnsche guldens met de
gegoedste inwoners der stad tegen meer dan twintig ten honderd in het jaar. Hun
overmoed en roofzucht bragten niet zelden het gemeen in beweging. Eens geraakten
zij bij de St. Jakobskerk , om het stelen eener koe , met het volk handgemeen , waarbij
drie personen het leven inschoten. De burgers, die zich in de kerk bevonden, sloten
op het vervaarlijk geraas de deuren, welke de stalbroeders, de vlugtemlen achter-
(1) Kronijk van 1481—1483, bl. 463, 464.
(2) Kronijk van 1481—1483, bl. 462, 464—470. battiiaecs in Jnalect. T. I. p. 563 (1)·
i/·
DES VADERLANDS. 127
Yolgendo, openliepen en in de kerk zelre een man doodscholcn. Hierop begaven 1433—
zij zich naar hel raadhuis; er >Terd met hen onderhandeld en zij trokken af,
zonder dal men hel waagde de schuldigen te straffen. Zulk eene toegevendheid
verslerkle slechts hunne stoutheid; en toen eens do IJsselsleiners tot voor de poor-
ten van Utrecht zelfs het vee wegroofden, koude men hen niet achtervolgen,
dewijl do stalbroeders niet wilden uittrekken vóór zij betaald waren. De onwil dezer
lastige gasten begunstigde daarenboven de ondernemingen der Hollanders. Do Stad-
houder LALAiwG veroverde en verbrandde de sloten Harmclen en ter Haar ^ welke
aan gijsbreght en dirk van Zuilen, grooto tegenstanders des Bisschops, behoorden.
Het innemen van Hoorn door de Hoeksche ballingen, noodzaakte hem echter den ver-
deren togl ie slaken en naar Holland terug te keeren (1),
Terwijl hel slot ter Haar overging, >Yerd do toren en kerk Ie Barneoeld in do
1 · τ r, > llooiui.
Feluwe door jan van sgaffelaar , een hopman m dienst van david van JBourgondië, i482
en negenlien stalbroeders ingenomen. De Amersfoorters en ?ïijkerkcrs brengen er
weldra eenige bussen voor en beschieten hevig den toren, waarbij vier of vijf der
verdedigers sneuvelen. Men wil zich bij verdrag overgeven; hel wordt toegestaan,
mits men sgaffelaar uil de kijk- of klokgaten naar beneden werpt. Zijne lolgenoolen
weigeren dit met verontwaardiging; maar hij, als een andere curtius , roept uit: »Spits-
broeders ! ik moet toch eens sterven; ik wil u in geene ongelegenheid brengen
klimt op den omgang des torens, zet de handen in de zijden en springt met helden-
grootheid onder de verbitterde vijanden, die hem wreedelijk afmaken (2).
Op denzelfden dag werd de besprokene bijeenkomst in den Haag gehouden , al-
waar ook de afgevaardigden van Bisschop david verschenen. Do onderhandelingen
liepen uit op hel voorstellen van eenen wapenstilstand, en om'het beslissen der geschil-
len aan acht wederzijdsche scheidslieden op te dragen. Over deze punten zou men den
tienden van Oogstmaand nader onderling in den Haag beraadslagen (3). Do vijande-
Igkheden werden intusschen voortgezel. Do Burggraaf van Montfoort roofde onge-»^
hinderd in do omstreken van Oudewater, dewyl do krijgsbenden van daar voor Hoorn
gelogen waren. De landen van Hagestein en Kuilenburg werden door de bezetting
van Sehoonrewoerd deerlijk geteisterd. Uit wraak en verbolgenheid nam jasper ,
Heer van Kuilenburg, stormenderhand de kerk van Sehoonrewoerd in bezit en de
bezetting gevangen, die onder oorveede werd ontslagen, maar laler veel kwaads be-
rokkende, vrienden noch vijanden sparende. Daartegen maakten do Bisschoppelijken
(1) Kronijk van 1481—1483, bl. 470-474.
(2) Kronijk tan 1481—1483, bl. 475.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 481.
-ocr page 128-128 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
-zich door verraad meester Tan het slot Gereateiny staken het in denbrand en bragten
den buit met de gevangenen ia Wijk hij Duurstede. Even weinig diende den Ut-
rechtschen het geluk in een bloedig gevecht mei de IJsselsteiners by Jutfaas, waar
zij het koorn, om hetwelk zij uitgetogen waren, moesten achterlaten (1). Doch on-
danks deze rampspoeden, ondanks het immer stygende gebrek, wisten engelbreght
van Kleef en de Burggraaf van Montfoort hun gezag in Utrecht te handhaven.
De regering moest hun in alles te wille zyn, en niet zelden naderde hunne overre-
dingskunst de grenzen van willekeur en geweld. Zoo traden zij eens met hunne ge-
harnaste knechten den raadzaal binnen en stelden den Raad voor, eenige aanzienlgke
burgers en burgeressen, die hun in den weg stonden, vijf mijlen van de stad te
bannen; het sprak van zelf, dat een wensch, op die wyze geuit, niet konde gewei-
gerd worden (2).
In dezen staat van zaken kwam te Utrecht eene bulle van Paus sixtus IV. In
ongemeen scherpe bewoordingen worden engelbreght vanKleef en de stedelijke rege-
ring daarin gelast, de reeds aangeslagen goederen van david van Bourgondi'ê terug
Ie geven en hem, als hunnen wettigen Heer en Herder, volstrekte gehoorzaamheid ie
bewijzen, hetgeen ook allen ingezetenen wordt bevolen. Zij, welke na verloop van
weinig dagen dit gebod niet opvolgden, zouden in den kerkelijken ban vervallen, en
do steden Utrecht en Amersfoort, bij volharding in hare ongehoorzaamheid , onder
den grooten kerkban [Interdict) gebragt worden (3). Do Paus verklaart, dat hij
» deze bulla uil eigen beweging en zonder voorkennis van Bisschop david ge-
geven heeft," Anderen integendeel melden, dat zij op 's Bisschops dringend verzoek
uitgevaardigd is (4). Hoe dit zij , de Utrechtschen bekommerden zich weinig over
dit pauslijk bevelschrift. "Eenige burgers zelfs verkondigden openlijk van de preek-
stoelen , dat de ban niets te beduiden had. En toen de Geestelijken de kerkdiensten
begonnen te staken, vlogen driehonderd gewapenden naar de plaats van het Domka-
pittel en dwongen hen, onder bedreiging van den dood, de dienst onmiddellijk te
hervatten (5). Later echter werden de Dom en Sl. Janskerk gesloten, doch de
Kanoniken waagden hel niet, de wezenlijke oorzaak daarvan op te geven, voorwen-
1 v.
Oogst-
maand.
(1) Kronijk van 1481—1483, bl. 477-481,
(2) Kronijk van 1481—1483, bl. 479.
(3) deda, p. 297—303. t. basinüs, Hist. Gallica, p. 562.
(4) Batavia Sacra, D. II. bl. 488. wagenaar, D. IV, bl. 218.
(5) T. BASINUS, Hist. GalL p. 564.
27v.
Hooim,
1482
DES VADERLANDS. 1793
129
dende, dat zij door hunne Proosten beleedigd ^Taren en geene eervergoeding konden ^f^o^
erlangen (1).
Heviger dan ooit was thans in Utrecht do verbittering tegen den Bisschop, en
de
regering zond geene afgevaardigden naar de vroeger bepaalde bijeenkomst in
den Haag, welke alzoo vruchteloos eindigde. Nu beproefde david van Bourgon-
di'è door tusschenkonist der drie Overijsselsche steden in onderhandeling met
de ütrechtschen te treden, wier eischen echter zoo buitensporig Avaren, dal aan
geen vergelijk te deuken ΛYas. Gesterkt door krijgsvolk van den Hertog van Kleeft
deed EWGELBiiEcnT onderscheidene strooptogten, roofde tot onder de poorten van
Ν aarden en legde Amerongen, in spijt van zijn woord en zegel, gedeeltelijk,
in asch. Met zes duii:end man sloeg hij het beleg voor IJiselstein, welks 26 v.
bezetting Utrecht veel overlast aandeed. Men wilde de stad, welke niet sterk
was , stormenderhand beraagtigen, maar de Kleefsche hulpbenden gaven voor,
dat zij aangenomen waren om in Holland te stroopen, niet om steden te be-
stormen. Dagelijks hadden er bloedige gevechten plaats, terwijl frekeiuk: όαη
Egmond inmiddels te Schoonhoven volk bijeen bragt om IJsseUtein te ontzetten.
Op dit berigt braken do ütrechtschen op, meer dan honderd vijftig dooden achter-
latende. Tijdens het beleg hadden hun do Amsterdammers omtrent de Eem twee maand,
schepen met mond- en krijgsbehoeften uil Overijssel^ ter waarde van twee duizend
Ilijnscho guldens ontnomen; en de bisschoppelijke benden verscheidene wagens met
lyftogt geroofd, doch alles brooddronken verdorven; hel koorn over de heide ge-
strooid, de boter in het zand getrapt en do vaten bier den bodem ingeslagen (2). Er
was levens op begeerte des Heeren van Ravenstein , een oom van ewgelbkeght van
Kleef en vollen neef van david van Bourgondië, eene bijeenkomst van beider
afgevaardigden te 'j Uertogenhosch gehouden. Van de zijde van EKGEtBBECHT
werd geëischt, dal hem de steden ütrecht, Amersfoort en Rhenen met de Maar-
schalk-amblen wierden afgestaan, en dat de Bisschop aan deze zijde des IJsseL·
niets anders behield dan Pfijk hij Duurstede en de overige goederen, die weleer
den Heer van Gaasbeek behoord hadden. Teregt gaf de Bisschop zijne verwondering over
dien buitensporigen eisch te kennen, welken hij , zelfs bij den besten wil, buiten toe-
stemming van do drie Stalen des Stichts konde noch raogl bewilligen. De onder-
handelingen liepen derhalve weder vruchteloos af (3).
(1) v. rnvn, Aant. op Balav. Sacra, D. li. bl. 498 (3).
(2) Ärotiyk van 1481—1483, bl. 484, 485, 486. Oude Holl Dit. Jiron, Βίτ. XXXJ. c. 46,
(3) Kronijk tan 1481-1483, bl. 486- 488.
-ocr page 130-130 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— De krijgsmagt te Schoonhoven en in den omtrek bijeengevloeid, bestond uit ongeveer
achtduizend man uit de Hollandscho sleden en dorpen, vierduizend gehuurde voet-
knechten en driehonderd ruiters. Dit leger, nu niet noodig om IJsselstein te ont-
zetten, trok onder bevel van den Stadhouder lalaing, jaw en frederik van Eg'
IS v,
Ilerfst- tnond, den Graaf van Solre, een bovenlander, en petit salezar , naar Jutfaas en
sloeg het beleg voor het slot Vroonestein, dat reeds den volgenden morgen zich over-
gaf en verbrand werd. Nu werd het blokhuis op de Vaart belegerd en hevig uit
slangen en karlouwen beschoten. De Bisschop van Utrecht zond den belegeraars
twee mortieren, doch de bommen, van welke men bij die gelegenheid het eerst in
y onze geschiedenis gewag gemaakt vindt, rigtten weinig schade aan. Eene bus, ze-
ventien voet lang en welke zware kogels schoot, Averd van Gorinchem, waar Hertog
28 V.
ilerlst- KAÄEL haar uit Zuti)hen gevoerd had, voor het blokhuis gebragt en noodzaakte het
weldra tot de overgave. De bezetting bleef gevangen en de sterkte , rijkelijk voorzien
van geschut, wapenen en mondbehoeften, werd met den grond gelijk gemaakt. Slechts
zeven man aan de zijde der Hollanders waren gesneuveld. Het heir toog op Oiidewater
terug en ging , daar het natte Aveder de wegen onbruikbaar maakte , spoedig uiteen (1).
Terwijl men hier nog vertoefde, daagde jan van Egmond den Burggraaf van Mont-
VVijn- foort lol een tweegevecht te paard uit; wie verwonnen wierd zou den overwinnaar
'duizend kroonen of de waarde van dien lot losgeld uilkeeren; de Burggraaf echter
bleef het antwoord schuldig (2).
Het gedurig waken tegen de plunderende aanvallen der bisschoppelijke huurbenden,
de dringende noodzakelijkheid van zelf op rooftogten uit te gaan , en do onwil der
stalbroeders, hadden vermoedelijk de ütrechtschen verhinderd, om het ontzet van hel
blokhuis aan de Vaart te beproeven. Het uitzigt voor hen werd hoe langer hoe
donkerder, en het gebrek in de stad steeds nijpender. Het misnoegen des volks het
^ zich luide hooren, loen eene vredesonderhandeling met den Bisschop te Werkhoven
Wynj door bedrijf van den Ütrechtschen afgevaardigde gereit ζουπετίβαΐοπ was afgesprongen.
'»Wij willen vrede hebben,'* was do algemeeno kreet, »of ons doodvechten;, het is
beter ons dood te vechten dan van honger te sterven." De Raad nam nu de geeste-
lijkheid in den arm, om eenen zoen met den Bisschop te treffen; maar ook dit liep
vruchteloos af. Kort daarna werd op aandrang der drie Overijsselsche sleden, te Val-
kenswaard eene byeenkomst, doch alleen van bisschoppelijke en Kleefsclie raads-
29v. lieden gehouden. Deze laatsten stelden vijf punten als vredesbedingen voor: 1°. ex-
Wiju-
maand.
(1) Kromjk van 1481—1483, bl. 488—491. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 4().
(2) KrornJ/i van 1481—1483, bl. 491.
jfiftf-aiiiMH^^
-ocr page 131-DES VADERLANDS. 131
CELBREGHT vau Kleef zou het wereldlijk bewind over Utrecht en Amersfoort voe-
ren; 2°. na 's Bisschops dood, zou hij door de drie Stalen en de drie sleden ταη
Omrijssel op den Utrechlschen zelel bevestigd worden; hij zou al de bisschop-
pelijke inkomsten aan deze 2.ijde des IJsseU genieten, en indien deze niet toereikend
waren om zijnen slaat te onderhouden , bovendien een jaargeld uit het Bomn-Sticht
en een der Stichlsche sloten, heizij ter Horst of Ahcoude ontvangen; 4°. de Bis-
schop zou eene algemeene kwijtschelding verleenen en alle misdaden tegen hem be-
gaan , vergeven; 5®. de ballingen zouden onder oorveede, naar gewoonte der stad
i/ir^cAi, lerugkeeren.— Het verwerpen dezer voorwaarden konde wel niet twijfelachtig
zijn; en inderdaad, men zou bezwaarlijk zijne eischen stouter hebben kunnen opvoe-
ren , zelfs wanneer de Bisschop een gevangen man geweest ware. Tiietlemin werden
4 V.
zij op eeno volgende zamenkomst te Wageningen, waar zich Ook de zaakgelastigden SlaFtm.
van Utrecht^ Amersfoort en Montfoort bevonden, herhaald cn natuurlijk weder
verworpen. Men beweert, dat eene verzoening evenwel tot stand gebragt zou zijn, indien
de Utrechlschen van hunnen bondgenoot, den Hertog van Kleefs minder afhankelyk
geweest waren en de acht of negen mannen, welke in Utrecht het gezag voerden,
den vrede gewenscht hadden. Maar zij wantrouwden den Bisschop, wiens heerschzucht
het Sticht tot een tooneel van verwarring en ellende maakte, en die eeden en beloften
schond, hoeveel zegelen en brieven hij ook geven mögt (1). —
Het verbond lusschen μαχιλπιιααιϊ en den Koning van Frankrijk te Atrecht ge~ 23 ▼
sloten, deed echler weldra de ülrechtsche gezagvoerders ernstig aan eeno verzoening Win-
term.
met den Bisschop denken. In dit verbond was bedongen, dat lodewijk. XI den
Utrechlschen geenen bijstand zou bieden; daarenboven stelde de vrede met Frankrijk
maximiliaan in de gelegenheid, grooter magt tegen hen te ontwikkelen (2). Van de
oproerige Luikenaars, door den Aartshertog kort to voren bedwongen, konden zy
even weinig hulp verwachten (3). Daarbij nam in de stad het gebrek en gemor van
tyd tot tyd toe. Door den krijg waren de weinige veldgewassen vernield , welke het
bigzonder onvruchtbare jaar, waarin men den zomer naauwelijks van den winter kon
onderscheiden, had opgeleverd (4). De strooptoglen werden niet allyd met den ge-
wenschlen uitslag bekroond, en eeno roofbende uit Montfoort werd door do burgers
van Oudewater, welke de kerk te Linschoten, waarin zij gevlugt was, in brand
I
(1) Kronijk van 1481-1483, bl. 492—496.
(2) wagekaar, D. IV. bl. 220—223.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 486.
(4) Oude Hall, Oir. Kron. Div. XXXL c. 49.
12 *
-ocr page 132-^mr
staken, len deele gedood, ten deele gevangen weggevoerd (1). Daartegen maakte
EWGELBREcnT vuu Kleef zich bij verrassing meester van Rhenen (2). De Burggraaf van
MontfoortlidA door den dood van den ütrechtschen Schepen-Burgemeester jan de cgwihgk,
eencn wakkeren aanhanger verloren. Zijn invloed verminderde dagelijks, en ekgelbreght
van Kleef zelfs onderschraagde den Raad tegen hem bij do benoeming eens nieuwen
Burgemeesters (3). Dit strekte hem welligt ten spoorslag, om met ernst aan den vrede
te arbeiden en tot dat einde eene vergadering van de voornaamste bewindslieden te
beleggen. Enqelbreght van Kleef bevond zich op dien lijd elders, en do meeste
stalbroeders waren om hout naar Breukelen getogen. Eenige burgers, wien de lang-
durige oorlog verdroot, maakten van deze gelegenheid gebruik en sloten hel kapittel-
huis waar de bijeenkomst gehouden werd, onder het woest getier: »Vrede, vrede!
\vie vrede hebben wil, kome op deze plaats.'' Velen voegden zich bij hen en nood-
zaakten, onder aanvoering van jan van Buitendijk ^ het toeschietende paardevolk ,
reizige Ruiters genaamd, na eene kleine schermutseling te wijken. Het kapittel-
huis werd echter opengeslagen, doch μοκτεοογυΤ en de anderen, zoodra zij zich ver-
toonden om te ontvlugten , in hechtenis genomen. De burgers, thans geheel meesier,
vereenigden zich met de geestelykheid en zonden bode op bode naar den Bisschop ,
om zijne komst in de stad te bespoedigen. Hij verscheen in den avond, verzeld door
driehonderd man te voet en vijfendertig te paard, waaronder twintig of dertig ballin-
gen. Men weigerde hem echter binnen te laten, vóórdat deze laalsten oorveedo ge-
daan , dat is plegtig gezworen hadden, geen wraak Ie nemen over hetgeen hun mis-
daan was. Hierop werd hij door het volk met fakkels en toortsen ingehaald en naar
het bisschoppelijk hof geleid (4). Do Burggraaf van Montfoort moest lot losprijs
beloven, zijne stad Montfoort den Bisschop in handen te stellen; maar dewijl de
Hollanders die plaats belegerden en voor zich begeerden om haar te slechten, bleef
hij in Utrecht gevangen (5).
David van Bourgondië trok evenwel weinig voordeel uit deze gunstige wending van
zaken. Do Hollanders ^ die allengs tot vijfhonderd man in Utrecht waren vermeerderd
(1) Rronijk van 1481—1483, bl. 496.
(2) Oude Holl. Div. liron. Dlv. XXXI c. 49.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 497.
(4) Kronijk van 1481—1483, bl, 497—500. τ. baswüs, Ilist. Galiica. p. 573-575. Oude
Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 53. ueda , p. 206.
(5) T. BASiNUS, Bist. Galiica, p. 575. Het verbaal ia de Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI.
c. 53, verschilt ia de bijomstandigheden met dat van den oogfjetuige HASijius.
132
1433-
1482
14 ν.
Sprok-
kelm.
1483
21 V.
Grasm.
DES VADERLANDS. 133
1433-
1482
en de St. Kalharinapoort bezet eu versterkt hadden , wekten zoo veel wantrouwen en
misnoegen, dat de burgers den Heer van wievelt uit Amersfoort ontboden en
beloofden, hem in het vermeesteren der stad behulpzaam Ie zijn (1). Van wievelt
rukte weldra voor Utrecht^ zwom met zijn volk in den vroegen morgenstond
van Hemelvaartsdag door de gracht, en geraakte over den muur in do slecht bewaakte
stad, waar hij zich met zijne vrienden vereenigde. De bisschoppelijken trokken on-
der aanvoering van jakob en adriaan van Cats hem in der ijl te gemoet, en op de
groote markt werd men handgemeen. Van nievelt , doodelijk gewond, boezemde al
stervende den zijnen moed in, welke dan ook na een hevig gevecht van twee uren
de zege behaalden. Adriaan van Cats was met een groot aantal volks gesneuveld;
behalve vele Slichtsclien , waren honderd vijf en Iwinlig Hollanders, en onder hen
mannen van aanzien, in handen der overwinnaars gevallen. De Schout jan van Arne-
rongen en andere bisschopsgezinden hadden zich tijdig uit do stad weggemaakt. De
zegepraal Averd door moord noch plundering bezoedeld, en edelmoedig ontrukte do
Burggraaf van Montfoort ^ naauwelijks uit zijne boeijen geslaakt, den Bisschop aan
de woede des volks. Engelbrecht van Kleef werd nu in zijn gezag te Utrecht her-
steld , maar david van Bourgondi'é gevangen naar Amersfoort gevoerd en aan do
zorgen des Ridders van βηοεκπυιζεν toevertrouwd. Do Utrechtschen trokken voorts
naar Wijk hij Duurstede, waar frederik van Egmond het bevel voerde, en eisch-
ten do stad in naam des Bisschops op , doch keerden onverrigter zake terug. Mont-
foort daarentegen werd van het beleg der Hollanders ontslagen (2).
De toevoer naar Utrecht ^ welke tijdens het korte verblijf van den Bisschop onbe-
lemmerd geweest was, Averd op nieuw afgesneden en de duurte der levensmiddelen
ten uiterste drukkend (3). De Stadhouder lalaing voorzag de sloten Abcoude, P^re-
deland, Kroonenhurg en Loenersloot van sterke bezetting, om met te meer na-
<lruk de strooptogten der Utrechtschen te bedwingen (4). Maximiliaan zelf besloot
eindelyk aan den oorlog, welke voor zijn bloedverwant den Bisschop hoe langer hoe
gevaarlijker werd , met geweld een einde te maken en daardoor levens de belofte,
den Hollanders bij zijne inhuldiging gedaan, te vervullen. Hij stelde zich ioGorinchem
aan het hoofd eens legers van tien of twaalfduizend voetknechten enlwee duizend ruiters,
18 r.
Zomer,
maand.
(1) Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXI. c. 53.
(2) BAsiNcs, Rist. Gallica. p. 570—580. Oude IIoll. Oiv. Kron. Div. XXXI. c. 53. hkda,
p. 290, 297.
(3) ï. BAsiKüs, Ilist. Gallica. p. 580.
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 54.
8 Y.
Bloei-
maand
1483
134
en sloeg het beleg Toor Utrecht. Heyig werd de stad bestormd en bij de Wiltevrou-
wenpoort eene groole bres in den muur gescholen. Engelbreght van Kleef ^ iaït
van Montfoort en de Burgemeester gerrit zoudenbalch traden hierop , na bekomen
Trggeleide , met maximiliaan in onderhandeling. Men kwam spoedig overeen ; slechts
maakte van montfoort zwarigheid, zekere punten zonder nader overleg met de
burgerij toe te slaan. Naauwelijks was hy uit dien hoofde in de stad wedergekeerd,
toen ook het krijgsvolk van maximiliaan er door de bres binnendrong. De Aartshertog
gelastte hun terstond terug te trekken; men verhaalt zelfs, dat hij oen of twee
der stoutste gasten met eigen hand doorstak en twee anderen liet ophangen. Dit
toeval stremde evenwel de Tredesonderhandeling. MoiitFOOKT keerde niet weder naar
het leger, en engelbreght van Kleef werd met geiuvit zoudenbalgh aldaar in hech-
tenis gehouden (1).
Ondertusschen hadden de Utrechtschen de bres in den muur gestopt, de vesting-
werken versterkt en zich tot eene hardnekkige verdediging voorbereid. Heldhaftig
sloegen zij den overmagtigen vijand, welke de voorstad buiten do Amsterdamsche
poort bestormde , driemaal terug en staken haar in brand, doch moesten ten laatste
zwichten. Een groot aantal Hollanders boette deze verovering met het leven. De
schiet- en stormtuigen werden nu nader aan de muren gebragt en deze een maand
lang geweldig beschoten. Do belegerden waren dag en nacht in het harnas en deden
verscheidene uitvallen waarbij joost van Lalaing sneuvelde. Het vuur van den
vyand, en bovenal gebrek aan voedsel, maakten eindelijk beide burgers en hulpbenden
voor het uiterste beducht, en zij dwongen den Burggraaf weder met den Aartshertog
in onderhandeling te treden. Door voorspraak en invloed van den Aartsbisschop van Grau
en den Hertog van Gulik en Berg ^ keizerlijke gezanten aan maximiliaan, werd een
■ verdrag getroffen (2). De hoofdpunten kwamen hierop neder. De regering van i/irecAi ,
'de gezworene oudermans en tachtig van de voornaamste burgers moesten den Aartshertog
in het leger blootshoofds en op de knieën vergiffenis voor het misdrevene verzoeken,
ea onder verbeurte hunner goederen in Holland, Zeeland en Friesland beloven,
nimmer iets tegen dit verdrag te ondernemen; de geestelijkheid zou naar gewoonte
den Aartshertog inhalen, nadat al het vreemde krijgsvolk uit de stad vertrokken was;
ea ter herinnering zijner intrede, de stedelijke regering voortaan jaarlijks op den ze-
29 V.
liooim.
1483
3 T.
Herlst-
maand
(1) T. BAsiNüs, Tlist. Galltca. p. 581. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 54. uedi,
p. 297.
(2) T. BAsiKüs, Ilist. Gallica. p. 582—585. Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXI. c. 54.
HEIU, p. 297.
1433—
1482
1433-
1482
DES VADERLANDS. 135
Tenden van Herfstmaand veranderd worden. De slad Utrecht en liet land van Mont-
foort moesten aan maximiliaan ter betering, twintig duizend Rijnsche guldens op-
brengen. De muur, welke in het beleg >Tas weggestormd, mögt niet zonder verlof
der Hollandsclie Graven hersteld worden; zelfs zou men er nog een gedeelte, naar
keuze des Aartshertogs van afbreken. Al de schulden door de stad in Holland
aangegaan, moesten behoorlijk vereiTend worden. Het verdrag in veertienhonderd ne-
gen en dertig tusschen filips van Boui'gondi'è en Bisschop rüdoif van DiephoU
gesloten, moest in volle kracht blijven. Maximiliaan zou voortaan als m^ere/iZ/yä:/^oo^rf
der stad Utrecht erkend worden, onverminderd do voorregten der stad. Alle bal-
lingen mogten vrij en ongehinderd terugkeeren, uitgezonderd de Burgemeester zou-
DENBALGH. Allo vyaudschap zou volkomen verzoend en do Burggraaf van Montfoort
niet alleen in dien zoen begrepen zijn, maar ook in het bezit zijner goederen hersteld
worden (1). Deze voorwaarden, hoe vernederend en onvoordeelig ook voor Utrecht^
waren echter voor die stad en den Burggraaf nog gunstiger dan men in de gegeven
omstandigheden konde verwacht hebben. Doch door het erkennen van maximiliaan
als wereldlijk Voogd van de bisschopsstad, werd het plan, door Hertog filips met
betrekking lot het wereldlijk gebied van het Sticht ontworpen, nader tol rijpheid
gebragt (2).
Met groote pracht trok maximiliaan in Utrecht. Om de rust te verzekeren ver-
wijderde hij de vreemde hulpbenden, die op roof en plundering vlamden. David van
Bourgondië herkreeg het geestelijk bewind in zijne zetelstad, over welke frederik
van Egmond, Heer van IJsselstein ^ door den Aartshertog tot wereldlijk gezag-
voerder of stadhouder werd aangesteld. Maximiliaan begaf zich op de tijding van
den dood des Franschen Konings naar Brahand ^ doch liet eeno sterke bezetting in
Utrecht achter. Allengs keerden hier de ballingen terug, maar lo Amersfoort
werden er nog vele buitengehouden. Engelbrecht van Kleef ^ die naar Gouda ge-
voerd was, werd geslaakt en trok naar zijn land. De Burgemeester zoudenbalch
echter werd op het slot te Schoonhoven gevangen gehouden, alwaar hij binnenkort
overleed (3).
Gelderland. Onder tusschen was Gelre door den dood van reinoüd IV uit het
Gulik-Geldersche stamhuis in dat van Egmond overgegaan. Na 's Vorsten plegtige
(1) Zie den zoenbrief in zijn geheel bij 8. Lois, Beschu r. Rotterdam, bl. 3.30.
(2) V};]. luervoor, bï. 85.
(3) T. EAsiRDs, Hist. Gallic. p. 583. Oude ïicUandsche Dir, Krön, Di ν. XXXΙ. c. 54.
BEDA , ρ. 297. Β. syoi, lier. Bat. Lib. ΧΙί. γ* 175é
7 Y.
Herfst-
maand
1483
136 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1435— begrafenis hadden de Edelen, Ridderschap en steden Ie Nijmegen hij meerderheid
148?
van stemmen , den dertienjarigen abwoud van Egmond lot Hertog gekozen , in ^γeer-
\yil der andere mededingers naar deze waardigheid , onder welke adolf , Hertog van
i den Berg, en jaiv vati Doen, Heer van Heinsberg, die beiden van willem den
! eersten Hertog van Gulik afstamden, de voornaamste Avaren (1). Arwoud was de
I zoon van jan van Egmond en haria , eene dochter van jan van Arkel en johanna ,
de dochter van Hertog willem van Gulik en maria van Gelre. Hij sproot alzoo
I regtstreeks uit den Gelderschen Vorstenstam, ofschoon langs de vrouwelijke linie,
? hetgeen geene zwarigheid in de opvolging maakte, althans niet in Gelre, waar
WILLEM en iiEiNOUD van Gulik hunnen oom van moeders zijde waren opge-
volgd (2). Door deze keuze volgde men niet alleen den bepaalden wil des overlede-
nen Hertogs, maar beoogde daarbij ongetvrijfeld de handhaving en uitbreiding van die
staatsmagt tegen over den Vorst, welke in veertienhonderd achttien en negentien uit
de vereeniging van Ridderschap en sleden tot één ligchaam ontslaan was (3). De on-
begrensde heerschzucht des Hertogen van deii Berg, en de onrustige , oorlogzuchtige
aard des Heeren van Heinsberg, gevoegd bij hun aanzien en magi , lieten geenszins
do bereiking van dit doel zonder groote botsingen vermoeden , Avanneer zij het op-
pergezag in handen bekwamen. Den minvermogenden , onervaren aunoud imn Egmond
daarentegen , wiens jaren hem bovendien nog onbevoegd maakten op eigen gezag
te handelen, zou men gemakkelijk kunnen leiden werwaarls men wilde; en men
bedroog zich niet (4), Nadat arnoud uit de stad Grave, waar hij den uilslag der
verkiezing afwachtte, ouder gewapend geleide te Nijmegen gekomen en gehul-
digd was (5) , bekrachtigde hij het verbond der Ridderschap en sleden van veer-
tienhonderd achttien en stelde zijn vader, jan van Egmond, tot Ruwaard en
Landvoogd aan voor den lijd van derlien jaren, nevens een Raad van zeslien
mannen , vier uit elk kwartier, zonder Avier medewerking hij zelf noch de Ruwaard
eenige daad van regering mögt uitoefenen. Voorts beloofde hij zonder voorkennis
(1) Chron. Tiet. p. 495. Pontanus , Hist. Gelr. Llb. IX. p. 419.
(2) Vgl. yilg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. II. bl. 354 sqq.
(3) Zie Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. II. bl. 562—565.
(4) Zie dit alles uitvoerig ontwikkeld door kuhoff , iu het Vierde Deel der Gedenhw. uit de
Gesch. V. Gelderl. bl. i—viii, hetwelk eerdaags in het licht zal verschijnen, dooh Avaarvan de
hoogverdienstelijke Schrijver ons de afgedrukte bladen heuschelijk ten gehruike heeft toegezonden.
sLicniEKaoRST, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 210. | j
I·'·· 4.
(5) SMETIÜS, Chron. v. Nijmegen, bl. 90.
; i-
-ocr page 137-DES VADERLANDS. 137
zijner bloedyerwanlen, van de Ridderschap en der hoofdsteden geene hiiwelijksverbind-
tenis aan Ie gaan; hij zou geenen Trede sluiten, geene landen, sleden , sloten of
renten, op welke wijze ook, in vreemde handen brengen, geene beleende ambten
inlossen en die op nieuw bezwaren, geene munt slaan en geene ambten of bevelheb-
berschappen , en deze maar alleen aan inboorlingen of die in Gelre woonachtig en
geërfd Avaren, begeven buiten toeslemming der Ridderschap en sleden, aan wie ook,
in geval hij kinderloos overleed, de ambten en sloten met de inkomsten moesten
overgeleverd worden. De goederen zijner ouderzalen , welke in den stroom te gronde g
gingen , zou hij zich niet toeëigenen en geenen aan manslag schuldige binnen een
jaar en zes weken ten zoen toelaten, indien den bloedverwanten des verslagenen
niet eerst genoeg gedaan Avas (1)." Onder deze beloften Averd hij daarop te Arnhem^
te Zutphen en voorts in al de steden en ambten ten platte lande gehuldigd;
alom, even als te Nijmegen, de oude voorregten en vryheden des vol^is beves-
tigende (2).
Arnoud van Egmond besteeg echter niet zonder tegenkanting den hertogelljkeu
zetel. In het kwartier van Roermonde scheen men meer naar de zijde des Hertogs
van den Berg dan naar de zgne over te hellen ; en te Driel in den Bommelerwaard
openbaarde zich tegen hem een geest van misnoegen, die eerlang tot opstand leidde.
Eenige Geldersche Edelen zelfs weigerden den jeugdigen Vorst to huldigen ; jax van
Buren onder anderen hield het slot to Oyen, gelijk de Heer van Aeswijn het huis
te Zwancnhurg y aan gene zijde des IJssels bij Gendringen ^ voor hem gesloten (3).
Het was niet te denken, dat onder deze omstandigheden adolf van den Berg zijne
aanspraken op Gelre en Zutphen zoude opgeven; to minder, daar zijne magt door
het bezit van drie vierde gedeelte van Gulik, hem in veertienhonderd twintig bij een
verdeelingsverdrag met goedkeuring van heinoud IV loegewezen , aanmerkelijk vergroot
was. Hij had nu ook den titel van Hertog van Gulik en van den Berg aangeno-
men, en nevens den Heer van Heinsberg, wien het overige deel van Gulik was
toegevallen, als Landsheer de hulde des volks ontvangen (4). Eezorgd voor de be-
(1) nunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. VIII. Verg. portaküs, Jlisl. Gelr.
lib. IX. p. 420.
(2) HunoFF, Gedenkic. uit de Gesch, r. Gelderl. D. IV. hl. IX.
(3) Chron. Ticl. p. 497. pohtarvs , Hist. Gelr. Lib. IX. p, 419. kijhoff, Gedenkw. uit de
Gesch. V. Gelderl. D. IV. bl. X.
(4) Chron. Tiel. p. 496. RunorF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. IV. bl. X. Vcrjj.
1). ΙΠ. bl. CLVIII.
m
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ doelingen van dezen vermogenden Vorst, trachlle men zich door eene naauwe vet-
bindtenis met Kleef legen hem te sterken. Er werd een l^uwelijk bepaald lusschen
Hertog arnoud en Katharina , de oudste dochter des Hertogs van Kleef en van
maria , de zuster van filips van Boiirgondi'é; door hare grootmoeder stamde zij ins-
gelijks af van λυιι,ι,εμ, den eersten Hertog van Gulik, en gaf derhalve haren aan-
staanden echtgenoot eene aanspraak te meer op de nalatenschap van reinoud IV (1).
Het huwelijk zou wanneer katharijta den ouderdom van twaalf jaren bereikt had
voltrokken worden , maar zij en arkoüd verbonden zich alsdan afstand te doen van
alle regten op het hertogdom Kleef. Ingeval arnoud vóór zijne gemalin overleed,
zou zij levenslang het vruchtgebruik van het slot, de stad en het ambt van Gelre,
nevens eeno jaarrente van vierduizend goede oude schilden genieten. Stierf zij vóór
do voltrekking des huwelijks, dan zou arnoud de tweede dochter des Hertogs van
Kleef op dezelfde voorwaarden huwen. Overleed hij vóór dat het huwelijk voltrokken
was, dan zou wïllem , zijn broeder en opvolger in het hertogdom Gelre^ met Ka-
tharina, of wanneer deze ook niet meer in leven was, met hare oudste zuster in
het huwelijk treden. Deze overeenkomst werd door arnoud en zijn vader jan van
Egmond^ door zijne raden en de vier hoofdsteden Nijmegen y Roermond, Zutphen
en Arnhem bezegeld (2). Hertog adolp van Kleef sloot twee dagen later met ar-
KoiTD een wederzijdsch verbond van hulp en verdediging (3). Indien hij aan do voor-
waarden dezer overeenkomsten niet voldeed, zou hij te Nijmegen aan arnoud hon-
derd duizend Rijnsche goudguldens moeten uitkeeren (4).
Zulk eene verbindtenis was te meer noodzakelijk, dewijl men niet slechts van bui-
ten, maar ook inwendig vijanden te duchten had. Driel verzette zich weldra openlijk
tegen het wettig gezag. Frank piek , ambtman van Zalt-Bommel en Bommeler-
waard, smoorde aan het hoofd eener gewapende bende den opstand, maar doofde
het twistvuur niet uit dat na verloop van jaren weder ontvlamde. Jan van Buren
onderwierp zich aan arnoud , welke hem op zekere voorwaarden in het pandbezit
der heerlijkheid Oy en en Dieden bevestigde (5). Het slot Zioanenhurg Averd daarop
belegerd en yan aeswïjn genoodzaakt den Hertog voor leenheer to erkennen (6j,
1424
Ut.
Sprok·
keim.
1425
t
(1) Chron. Tiel. p. 497. hijdoff, Gedeukte, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bi. X,
(2) MiJHOFF, Gcdenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. Oork. i) en 10.
(3) poNTAHus, Ili&t. Gelr. Lib. IX. p. 421.
(4) SMETICS, Chron. v. Nijmegen, bl. 91.
(5) nunoFF, Gedenho. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. Χί, XII. Oork. IS^ 20.
(6) Chron. Tief. ρ. 502. voyrkiavs, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 424. ?ii;noFP, Gedenkw. uit de
Gesch. V. Gelderl. D. IV. Oork, 27 , 28.
133
1433-
1482
22 V.
il üiiim.
1423
I
} ■. ä
DES VADERLANDS, 139
Thans scheen de nieuwe Vorst in het gerust bezit van den slaat gevestigd. Door 1433—
buitengewone gunstbewijzen trachtte hij rneer en meer de onderzaten aan zich te
verbinden, en schonk onder anderen aan de plattelandbewoners van de Veluwe,
die grootendeels in eenen staat van eigenhoorigheid verkeerden, soortgelijke regten
als vroeger aan de ambten in het kwartier van Nijmegen toegestaan waren. Tot
een bewijs der Avederzijdsche genegenheid tusschen Vorst en volk^ wordt de aankoop
der heerlijkheid Dalem en hare vereeniging met den Tielericaard bijgebragt. Do
Raad van Zestienen, welke den Hertog en Ruwaard in het bestuur der staatszaken wai
toegevoegd , bestond uil leden der edelste Geldersche geslachten , namelijk walravept van
Meurs ^ Heer van Baar; \yilltïm , Heer van Bronkhorst; jan, Heer van Kuilcn-
hurgi gijsbert nan Bronkhorst ^ Heer van Batenburg en Anholt; iiewdkik , Heer
van Homoet; koelman van Arendale, Heer van Well; πενβιιικ van Middachten;
dirk van Arnhem; dirk en hehdrir , Heeren van IVisch; jan, Heer van Broek-
huizen ^ Weerdenberg en An\ersooi\ jan. Heer van fVikrade; rutger van Vlo-
dorp ^ reinier van Zellar ^ pieter van Steenbergen en arend van Boecop (I).
Keizer sigismund vernietigde echter het uitzigt op eene kalme en gelukkige toekomst,
welke deze staat van zaken aanbood. Arnoud van Egmond was niet in gebreke
gebleven, om bij monde van een plegtig gezantschap, ondersteund door rijke ge-
schenken , de beleening met de hertogdommen Gelre en Gulik en het graafschap
Zutphen van het Opperhoofd des Rijks te verzoeken. Maar de Keizer, wiens heb-
zucht de gezagvoerders in Gelre waarschijnlijk niel genoegzaam bevredigden, ver-
klaarde , na vele onderhandelingen, dat het hertogdom Gelre en het graafschap Znit-
phen door het kinderloos overlijden van reinoud IV. aan hem en het Rijk vervallen
waren en dat hij adolf , Hertog van Gulik en van den Berg, als reinoüds naaste
bloedverwant van de zwaardzijde daarmede beleende. Twee maanden later verwit- ^^
Grasm,
ligde hij de Geldersche steden van deze beleening, met bevel Hertog adolf liulde en 1425
trouw te zweren (2).
Ondertusschen Avaren in het Slicht, zoo als gewoonlijk, bij het kiezen eens Bls-
schops hevige onlusten ontslaan. Den aanhang der Lichtenbergers, die met de
Hoekschen in Holland eene lijn trok, was het eindelijk gelukt rudolf van DiephoU
op den Slichtschen zetel te plaatsen in spijt der Lokhorsten, welke naar de zydo
der Kabeljaauwschen overhelden en sweder van Kuilenburg lot de bisschoppelijke
(1) ÄunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. ΧίΙ, XIU.
(2) poKTATirs, IlisL Gelr. Lil·. VIII. p. 425 , 426. sucuTEKnonsT, Geld. Gesch. «.IX. 1)1.211,
212. RunoFF, Gedenkw. uit de Gcsch. r. Gctderl. D. IV. bl. XIV, XV. Oork. 21, 34.
18
-ocr page 140-140 ALGEMEENE CxESGHlEDENIS
waardigheid verheven hadden (1). De verdreven Kerkvoogd was door zijne moeder
een volle neef van jan van Egmond, thans het hoofd der Kabeljaauwschen, bij
wien de verbannen Lokhorsten loevlugt en bescherming vonden (2).' Herlog arkoud
en de Gelderschen konden door hunne betrekking op den Heer van Egmond, be-
zwaarlijk in dit geschil onzijdig blijven en namen dan ook daaraan, doch lol hunne
schade, een werkzaam deel. Bij een verdrag beloofde arnoud aan sweder van Kui-
lenburg hulp tegen de stad Utrecht, tegen rudolf van Diepholt en tegen Overijs-
sel. Voor dien bystand verbond zich sweder lot uilkeering van achtentwintig duizend
overlandsche Rijnsche guldens en afsland van de eerste plaats, welke hij in het
Β oven-Sticht zoxx vermeesteren, ten behoeve van den Hertog, wien hij tevens ^meri-
foort in handen'stelde , zoowel om die -slad van eene genoegzame krijgsmagt te voor-
zien , als tot onderpand te houden voor hetgeen Gelre van het Sticht nog mögt te
vorderen hebben (3). Ondanks de overrompeling van Amersfoort door do Gelder-
schen en het hernemen dier slad door de Ulrechlschen (4) ; ondanks de vele vijan-
delijkheden door Herlog ariïgud , overeenkomstig zijn verdrag mei sweder mn Kui-
lenburg en een wederzijdscli hulpverbond met Hertog filips van Bourgondië legen
Utrecht (5), in het Sticht gepleegd, had echter rudolf van Diepholt den Gelder-
scbon Vorst, noch deze dien Kerkvoogd den oorlog verklaard. Het schijnt zelfs, dat
RUDOLF eene openbare vredebreuk wilde voorkomen. Op gematigden toon althans
verzocht hij vergoeding voor de nadoelen hem toegebragt, heigeen door arkoud bits
beantwoord werd en eene briefwisseling ten gevolge had, welke de gemoederen slechts
meer verbitterde. Tot bijlegging der geschillen werd wel eene dagvaart te Buren ge-
houden , maar toen na vele beraadslagingen de Geldersche afgevaardigden verklaarden,
dat zij zonder voorkennis des Herlogs van Bourgondi 'é niets konden sluiten , begre-
pen de.Ulrechlschen, dat men slechts poogde tijd te winnen, ten einde aan filips
gelegenheid te verschaffen om het Sticht met de wapenen aan te vallen, en terslond
(1) Alg. Gesch. d. Vadcrl. ü. II. St. II. bk 538—546. Verg. νοπογρ, Gedenkw. uit de Gesch.
r. Gelderl. D. IV. bt XV—XIX.
(2) HiJiiorp, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. 1). IV. bl. XVI.
(3) KunoFF, Gedenkw. uit de Ge^ch. v. Gelderl. D. IV. bl. XIX. Oork. 42.
(4) Alg. Gesch. d. Vadcrl. D. II. St. II. bl. 546—54S. Door eene misplaatsinjj der dagtec-
kening, is aldaar de overrompeling van Amersfoort in slede van op den 29 van Oogstmaand (m
crasiino decollacionis sancti Johannis Baptiste^ Chron. Tiel. p. 506) op den 24 van Zomer-
maand gesteld. ί
(5) Nunorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. ü. IV. Oork, IN". 44.
1433-
1482
16^'.
llooim,
1426
26 V.
Hcrlst-{
maand.
1427
i
DES VADERLANDS. 141
braken zij de onderhandeling af (1), Spoedig onlbraDdde nu de hevige krijg, welke 1433—
heide Gelre en het Sticht met ^'erwoesliDg vervulde, waaraan de vrede eerst twee 28 v,
jaren laler een einde maakte (2).
Het is niet onwaarschijnlijk, dal de belangrijke aanwinst van de heerlijkheid Arhel^
welke inmiddels aan arboud , als oudste zoon van de dochter des onlangs over-
leden JAK van Arhel ^γas overgegaan en in Gelre ingelijfd, gunstigen invloed op
de vredesonderhandelingen gehad hebbe (3). Hoe dit zij , voor arsoud was thans het
verdrag met rudolf van Diepholt, welke hem daarin als Herlog van Gelre en Graaf
van Zulphen erkende, te gewenschter dewijl de Herlog van Gulik en van den
Berg, wiens zoon robert met de weduwe van rei^oυi) IV gehuwd en waardoor
zijne aanspraak op Gelre, althans schijnbaar versterkt was, hem ook dat gewest
zocht te ontrukken. Wat er van het wezenlyk sluiten eens vierjarigen bestands
lusschen de beide Hertogen in veertienhonderd negen en twintig zijn moge, zeker
is, dat ADOLF mn den Berg één jaar later aan de Geldersche Edelen, Ridders en
sleden een afschrift zond van de keizerlijke brieven, bij welke hem, als naaslen erf- 1430
genaani van reinoud IV, het hertogdom Ge/re werd toegewezen, met de nadrukkelijke
vermaning en onder bedreiging van 's Keizers ongenade, dat zij zich daaraan zouden
onderwerpen. Men wil, dat hij zelfs den Herlog van Bourgondië in zijne belangen
overhaalde, wien echter de Hertog van Kleef ^ een moedig verdediger van arhouds
regten, de trouwloosheid en hebzucht des Herlogs van den Berg onder het oog bragt.
Gelre bekommerde zich weinig over de keizerlijke beschikking en liet zich, gelijk ook
arkoud zelf, te vergeefs driemaal door den Keizer ter verantwoording oproepen. Immers
niet alleen was van sigismukd en van de Rijksvorsten , welke door het goud des Herlogs t-en
den Berg waren gewonnen , geen regt te verwachten , maar ook de dagvaarding was niet in
den behoorlijken vorm geschied ; daarlrij was arkoud reeds zeven jaar in het ongestoord
3)ezit des herlogdoms geweest, en uithoofde zijner minderjarigheid weerloos te achten
en niet verpligt voor het keizerlijk geregt Ie verschijnen. SIGIS3lυ^D sprak nu over
de Gelderschen en hunnen Vorst den rijksban uil, waarbij zij, JSiJ^negin^ om welke jj^
reden is onbekend, alleen uilgezonderd , door het geheele Duitsche Rijk builen tle^^^®®^^·
l)escherming der wetten gesteld en aan al den moedwil hunner vijanden prijs gegeven
(1) RiJHOFF, Gedenkw. uit de Gcsch. v. Gelderl. D. IV. bl. XXI, XXII.
(2) Zie ^Ig. Gcsch. d. Faderl. D. II. St. 11. bl. 548—550, 552—554. KunoFf, ßedenhn.
uit de Gesch. ν. Gelder Ι. D. IV. bl. XXIII-XXXVII.
(3) A. KEMP, Beschr. r. Gorinchevi. bl. 237, 238. Verg. Jfg, Gesch. d. Vader!. D, H. St. II.
1)1. 450. MJnoFF, Gedcnkie. yit de Gesch. ν. Getderl. D. IV. bl. XXXII.
werden. Elk die hen in huis of hof ontving / met hen heimelijk gemeenschap onder-
hield of hun, zelfs in den uitersten nood, eenige lafenis toereikte, werd met do
zwaarste straffen gedreigd; zij moesten alom vijandig behandeld en ten dood toe ver-
Tolgd AYorden (1).
Vruchteloos waren alle vertogen en geldelijke opofferingen van akptouds zijde, om
de ophefllog van dit banvonnis en de beleening van den Keizer te verwerven. Meer
dan ooit was thans een aanval van Hertog adolf en wel in het Overkwartier, waar
men hem reeds vroeger niet ongenegen was en welk het digtst aan Gulik grensde, te
verwachten. Het gelukte arnoud eenige Heeren uit dat gewest voor zich te winnen;
ook sloot hij met filips van Bourgondiër die Braland aan zijne staten gehecht had,
een verdrag van veiligheid voor de wederzijdsche onderdanen; maar de Heer van
Buren bleef steeds tegenover hem in vijandelijke houding (2). Waarschijnlijk aange-
moedigd door de werkeloosheid des Hertogs van den Berg, noodigde arkoud de Ridder-
schap en de steden van het hertogdom Gulik uit, om hem als hunnen wettigen Heer
hulde en trouw te zweren, doch hierop werd niet geantwoord. Verbitterd over het
plegen van vijandelijkheden door eenige Guliksche Edelen, en welligt steunende op
de hulp des Heeren Tan Heinsberg, die zich in veertienhonderd zes en twintig lot
leendienst jegens hem had verbonden (3), viel hij met eene krijgsbende in Gulikerland
en drong door tot Keizersweerd^ doch hel gelukte hem niet die sterkte te verrassen.
Hij daagde nu adolf tot den strijd uit, welke dien^ hetzij uit onvermogen, hetzij uit
wantrouwen op zyn volk ontweek, maar de Keulenaars te hulp riep voor wier
overmagt de Gelderschen terugtrokken (4). De Heer van Buren ^ welke ondertusschen
in dienst des Hertogs van den Berg gétreden was, deed het volgende jaar een inval
op Geldersch grondgebied. De ambtlieden van Over- en Neder-Betuwe en van
Tieler- en Βommelerwaard bragten aanstonds hunne strijdmagt bijeen, om hem te
keeren en werden spoedig door een goed aantal gewapende burgers uit Nijmegen,
Zutphen, Arnhem en Harderwijk versterkt. Genoegzaam gelijktijdig hernieuwden
de Gulikers en Keulenaars hunne strooptogten in het Over-kioartier; doch arnoud ,
17 V.
Win-
term.
1432
12 v.
Bloeim,
1433
f-t ■
t'
(1) poKTANts, Hist. Gelr. Lib. IX. ρ 421, 441—454. slicutenhoivst , Geld. Gesch. Β. IX.
hl. 223, 224. Kunorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bi. XXXIX—XLI, en de
aldaar aangehaalde Oorkonden.
(2) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν Gelderl. D. IV^. bl. XLII, XLIII, en de aldaar aan-
gehaalde Oorkonden. '
iß) MjnoFF, Gedeukte, uit de Gesch. ν Gelderland. D. IV. bl. XXXIX.
(4) TONTAKUs, Hist, Gelr. Lib. IX. p. 458, 459. slichtenhorst , Geld, Gesch^ B. IX. b'. 226.
Yer'T. de aant. van mjuorr, Gedenkw. uit de Gesch. r. Geldcrl. D. IV, b). XLV {S}.
142
1433-
1482
DES VADERLANDS. 143
die kort te voren eenige aanzienlijke Heeren uit den omtrek aan zich en tegen den 1433—
Hertog van den β erg verbonden had, dreef, naar het schynt, niet alleen den vijand
terug, maar viel zelfs aan het hoofd zijner ruiters in Bergsland. Van daar weder ^
gekeerd, sloeg hij het beleg voor de stad Buren, welke hij niet dan na ongeveer zes
maanden lot overgave konde dwingen. De inwoners bedongen behoud van lijf en 1434
goederen; de stad zelve met het slot en de heerlijkheid geraakten in het bezit des ^ J'
over^γinnaars (1). Insgelijks waren de heerlijkheden JVaohtendonh en Haeps, de maand
eerste door afstand , de andere door geweld in de magt van arnoud gekomen (2).
Deze geringe vooideelen wogen verre na niet op legen de nadeelen, welke uit dien
oorlog voor Gelre ontsproten, 's Vorsten geldmiddelen waren door de aanhoudende
krijgsloglen uitgeput, do inkomsten zijner domeingoederen groolendeels in vreemde
handen, en de verpande ambten en bedieningen, in stede van afgelost te worden,
gelijk ARNOUD bij zijne inhuldiging beloofd had, nog met andere vermeerderd. De
schuld was tot eene ontzettende hoogte geslegen; de inkomsten uit die gedeelten des
lands, welke der roofzucht der vijanden ten doel strekten, bleven achler, en over de
opbrengsten der beden en schattingen was beschikt vóór zij ontvangen, ja zelfs in-
gewilligd waren. Minder de krijgslustige Edelen en Ridders, dan de handeldrijvende
stedelingen en de nijvere landlieden leden onder deze drukkende omstandigheden.
De Hertog van den Berg en zijne bondgcnoolen, de bovenlandsche Vorsten , zelfs de
Hertog van Kleef, welke met arnoud in onmin was geraakt, belemmerden ge-
weldig den Gelderschen handel en verwoestten op hunne strooptogten dorpen en
velden. Niet alleen de vijandelijke benden, maar zelfs de slotvoogden van den
Herlog en hunne vrienden maakten de groole wegen en stroomen onveih'g, over-
vielen en plunderden de kooplieden of namen hen gevangen, om een groot losgeld te
bedingen. De sleden, wier welvaart en bloei door het vernietigen van den handel
met eenen geheelen ondergang bedreigd, wier regten en vrijheden niet gehandhaafd,
wier belangen verwaarloosd werden, en wier geldmiddelen echter den hoofdsteun van
den slaat uitmaakten, verhieven het eerst hare stem tegen zulk eenen slaat van zaken
en kantten zich aan tegen het gezag van den Vorst, welke de voorwaarden bij zijne
inhuldiging bezworen, verkrachtte. Het kan echter bezwaarlijk ontkend worden, dat
zij zelve groolendeels de schuld waren van den benarden toestand des lands, Reedi
in veerlienhonderd dertig hadden zij op eene dagvaart te Rozendaal geweigerd den
(1) Chron, Tteh p. 520—532 en dc belan^jrijke aant. van v. leeü\ve5. pouta.-ïus, /7m<, Gelf,
liib. IX. p. 446, 464. sLicuxEsnonsT, Geld, Gcach, B. IX. bl. 22,3, 227. ïtunoPF, Gedenkt^,
Hit de Gesch, v. Gelderl, D. IV. bl. XLIV—XLVI.
(2) suuoFF, Gedenkic, uit de GacL v. Geklerl. l), IV. bl. XLVb
■1435
ALGEMEENE GESCilIEDENlS
1433—zoen met Utrecht te bekrachtigen, ten ware de Hertog de grieven uit den Aveg
ruimde en aan hare overige , inderdaad stoute eischen voldeed. En dewijl hare be-
geerten niet in allen deele door arwoud waren bevredigd, welligt niet konden
bevredigd worden, hadden zij begonnen zich tegen hem te verzetten, hem aan zijn
lot overgelaten en hulp en medewerking in zulke daden van regering ontzegd ,
lot welke hij die behoefde. Indien zij hem al eens bijstand verleenden, zoo als
])ij het beleg van Buren, lieten zij zich ten duurste betalen , en maakten steeds
van 's Vorsten dringend geldgebrek gebruik, om het herstel harer bezwaren te
verzekeren en tevens haren invloed op het landsbestuur uit te breiden. Een gering
voorschot van drieduizend Arnhemsche guldens had aPv>oud van de vier hoofdsteden
niet kunnen verwerven dan onder beding, dal zij vóór de terugbetaling daarvan
geene schatting of belasting zouden inwilligen. Eens was hem door de Bidderschap
en sleden onder voorwaarde van verbetering der misbruiken, eene bede toegestaan
in welke echter eenige onderzaten niet bewilligd en het land met moord, roof en
brand bedreigd hadden. Arwoud was door Nijmegen^ Roermonde, Zutphen en
Arnhem hulp en bijstand tegen de onwilligen beloofd en hem voorgeschreven, op
welke wijze de toegeslerade schatting zou geheven worden , doch niet vóór dat de
gebreken over welke men klaagde , afgedaan waren. De Hertog had hierin genoegen
genomen , de voorwaarden bezegeld en naar Nijmegen gezonden , welke als de eerste
stad in rang , het eerste na hem haar zegel er aan moest hechten, doch die ongezegeld
terug ontvangen, zonder dat zij zich had verwaardigd hem zelfs de reden daarvan op
te geven. Niet ongegrond is het vermoeden, dat het niet toetreden der steden tot de
vernieuwing van het verbond tusschen arkoud en den Hertog van Kleef in veertien-
honderd drie en dertig, en op hetwelk zij zelve zoo ernstig hadden aangedrongen,
eene der oorzaken geweest is, dal do Rleefsche Vorst zich ten nadeele van Gelre ,
met den Hertog van den Berg had vereenigd. Zoo was allengs de band van eendragt,
welke Vorst en volk aaneenslrengelde, losgewoeld, en beide werden hoe langer hoe
meer van elkander verwijderd. De sleden in elk kwartier hielden nu van tijd lot tijd
zamenkomslen; ook de afgevaardigden der hoofdsleden, bijzonder van Nijmegen^
Zutphen en Arnhem, kwamen zonder door don Landvorst opgeroepen te zijn bijeen,
zoowol ter bevordering der gemeene belangen , als ter verijdeling van do pogingen der
tegenpartij (1).
Maar de steden stonden in dit weerstreven van het vorstelijk gezag niet alleen. Het
merkwaardig verbond tusschen haar en de Ridderschap in veertienhonderd achttien
144
^:
i'
Ψ
ii
(i) KiJuoFF, Gedenkiv. uit de Gesch. ν. Gelderl. ü. IV. bl. XLVI—U.
f
i
li
I J
I
DES VADERLANDS. 145
gesloten (1), en vooral in de laatste jaren merkelyk aan leden toegenomen, werd 1433—
hernieuwd en in werking gebragt. Tot dat einde werden op eene der veelvuldige
groote vergaderingen tusschen de Ridderschap en de afgevaardigden der sleden gehou-
den, twee geschriften opgesteld, waarvan het eerste eene opgave der gebreken in het term.
landsbestuur en het tweede eene verklaring aan den Hertog bevatte, dat Ridders,
knapen en steden hem alle dienst weigerden, zoolang hij niet al zijn vermogen aan-
wendde , om de gebreken geheel te herstellen. Zoo veel eerbied hield men nog voor
den Vorst in het oog, dat het tweede geschrift hem dan eerst zou worden overhan-
digd, wanneer hy op het eerste geen bevredigend antwoord gegeven had. Hierop
sloten de adel, de ridderschap en de sleden zich lot dit bepaalde doel door een
pleglig bezworen en bezegeld verbond nader aan elkander, stelden zich wederzyds
aansprakelijk voor de nadeelen, welke uit dezen maatregel voor den een of ander
mogten voortvloeijen, en besloten geweld met geweld te keeren. Men liet do burgers,
ten minste in de hoofdsteden, hoofd voor hoofd den eed op dit verbond afleggen, en
wie zulks weigerde liep gevaar van bij de vernieuwing des Raads niet in aanmerking
te komen of herkozen te worden (2).
Omtrent de helft van Grasmaand werd op eene groote bijeenkomst van de Ridder- ^43(3
schap en sleden te Nijmegen den Hertog het eerste geschrift aangeboden, hetwelk
deze acht punten bevatte: 1°. Elk zou op zijne eigene woonplaats wedervaren, wat
hem naar leen-, land-, stad- en dijkreglen toekwam. 2®. Aan Geldersche onderdanen
zouden door den Landsheer, zyne amblslieden of dienaren geene daden van geweld ge-
pleegd worden; integendeel zou do Hertog waken voor de veiligheid der slroomen en
wegen, de schenders daarvan laten' opsporen, op hen do schade verhalen en hen, lot
waarschuwend voorbeeld van anderen, straffen. 3°. De Hertog zou zorgen, dat geene
kooplieden of andere vreedzame reizigers uil zijne landen of sloten werden aangevallen
en beroofd, en dat zulk een vergrijp , onlangs geschied, onverwijld hersteld wierd.
4°. De Hertog zou, overeenkomstig de belofte bij zijne inhuldiging, geene domein-
goederen verpanden of verkoopen buiten raad en toestemming der Ridderschap en
hoofdsteden. 5°. De beloften door den Hertog bij diezelfde gelegenheid met betrekking
lot de munt afgelegd, zouden sliptelijk naargekomen worden. 6®. Het verdrag met
Kleef zou ten uitvoer worden gebragt. 7®. Alle eigene reglsverschaffing , alle regls-
(1) Zie Alg. Gesch. d. Vaderl D. Π. St. II. bl. 563,
(2) RunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderK D. IV. bl. LI. LU. Onvolledig is het Ter-
slag van pontaküs, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 465—468, en sucnxennobst, Geld. Gesch. Β. IX.
bl. 228—230, betrekkelijk dezen tweespalt tusschen den Gelderschen Vorst en zijne onderdanen.
Ook hierover heeft ifiJUOFF, wien wij Lier geheel volgen, een nieuw licht verspreid.
19
II Deel. III Stuk.
-ocr page 146-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— daging buiten 's lands , zoude ophouden, maar elk door de bevoegde reglbanken bg
zijn rogt gehandhaafd worden. 8°. De ambtlieden zouden niet alleen den Hertog,
maar ook den landzaten zweren, dat zij naar landregt zouden vonnissen. Tevens ver-
langde men, dat de Hertog ten minste eenmaal 's jaars in elk kwartier des lands ter
klaring zou zillen.'' Arnoud , die natuurlijk niet dadelijk al deze eiscben inwilligde ,
ontving reeds den volgenden dag het tweede, hem hoogstbeleedigende geschrift. Bleek
uit dit alles reeds de overmoed van het magtige bondgenootschap tegenover den Vorst,
niet minder straalde deze door in de stoute tegenverklaringen op 's Hertogs meestal
toestemmende antwoorden van de hem voorgestelde punten, waardoor hij onmiskenbaar
zijne eigene zwakheid openlegde (1). Doch niets geeft hiervan een sterker bewijs
dan zijne grieven en bezwaren tegen de steden in het algemeen en tegen de vier
hoofdsteden in het bijzonder. Waar luid zijner beschuldiging, hadden zij zich
schroomelijk tegen het vorstelijk gezag vergrepen, daden van willekeur en geweld
tegen hem en zijne ambtenaren gepleegd, zijne beste bedoelingen tegengewerkt, her-
togelgko goederen in bezit genomen, en hem meermalen grovelijk door woorden en
daden beleedigd (2).
Verontwaardiging en besef van eigenwaarde kenmerkten het afzonderlijk antwoord
van ARwoüD op het tweede geschrift, waarin men hem gehoorzaamheid weigerde ,
indien hij niet aan de wenschen van de Ridderschap en steden voldeed. » Het voegde
geenen Vorst,'' zegt hij daarin, »zich zoodanig jegens zijne onderzaten te verbinden
of zich aan hen te onderwerpen , als de steden dit van hem verlangden; veeleer was
hij verpligt, zyn landsheerlijk gezag te handhaven en allerminst mögt hij dit laten
krenken door onderzaten, die door den huldigingseed aan hem verbonden waren en
hem juist van datgeen moesten terughouden, wat zij nu van hem verlangden. Als
j hij thans den eisch der sleden inwilligde , zouden zij telkens in kleine zaken, waar
haar dit goeddacht, zich tegen hem verzetten; terwyl het toegeven aan hel geuite
verlangen tevens aanleiding zou geven tot menigerlei twist en oneenigheid tusschen
hem en zijne Ridderschap en steden. Zulke eischen als de steden hem deden,
hadden zij nimmer aan zijne voorzaten gedaan; en uit hoofde zijner jeugdige jaren
>vas het te meer billijk, dat zij toegevendheid jegens hem gebruikten. Wanneer hij
aan de begeerte der steden voldeed, zou hij zijne erfgenamen onredelijk bezwaren,
waarvan zijne nagedachtenis ten eeuwigen dage den smaad zou dragen; het Avas daar-
enboven volstrekt onnoodig, vermits hij allyd bereid was te doen, Avat hij schuldig
was, indien slechts de steden getrouw waren in het naarkomen harer verbindtenissen.
■tl
, ii
m
(1) KMHorF, Gedenkto. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LUI—LV.
(2) MijHOPF, Gedenkte, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LV—LVIII.
146
DES' VADERLANDS. 1811
Zoo de steden onverlioopt in dit antwoord geen genoegen namen, was hij gene- ^^^^
gen de punten in geschil aan den Hertog van Bourgondi'ê en den Kerkvorsten
Tan Keulen en Luih, wien van deze beiden de sleden kiezen zouden , te onder-
werpen" (1).
Het schijnt dat in de onderhandelingen tot bijlegging der geschillen, van de zijde
des Hertogs daarop voornamelijk werd aangedrongen, dat Ridderschap en sleden be-
paald zouden opgeven, waarin hij de belofte bij zijne inhuldiging afgelegd, geschon- 20v.
G^r sm
den had. Immers deden zij dit in een uitgebreid vertoog op eene dagvaart te iVym^^ew,
waartegen zich arnotji) weldra in geschrifte verdedigde (2). Doch weinig baatte dit
den diep gegriefden Vorst. In al het gevoel zijner smart klaagt hij aan de stad jE'/äm/*^,
en denkelijk ook aan andere kleine sleden, hoe hij na vele vergeefsche P^S'^^g®^^
om met zyne tegenstanders eene overeenkomst te treiï'en, genoodzaakt was geweest
aan vreemde Heeren zijne zaken open te leggen en hunne lusschenkomst in lo roe-
pen, maar dat de steden het oor voor alle reden gesloten, de l)emiddeling van onpar-
tijdigen met versmading afgewezen en het stilzwegen bewaard hadden, toen zij uit
naam des Hertogs van Bourgondi'ê^ des Bisschops van Munster en des Graven van
Meurs uitgenoüdigd waren een voorstel lot vereffening der geschillen in te dienen.
» Wy Avildenschrijft hij in denzelfden brief, » dat gij en alle goede burgers in al
onz« sleden cn al onze onderzaten klaarlyk wisten, hoe rusteloos do raadslieden onzer
vier sleden arbeiden om ons, onze kinderen en ons land lo verderven. ■— En echter
hebben wij nooit aan onze onderzalen gedaan dan hetgeen wij schuldig waren, en
danken u , dat gij ons altijd trouw gebleven zijl; ook meenen wij , dat wij u nooit te
kort deden en wenschen steeds, dat de raadsvrienden der vier genoemde steden door
u en andere onzer goede en getrouwe onderzaten zoo onderrigt mogten worden, dat
zij niet zoo onverpoosd werkten tol verderf van ons, onze kinderen en van ons land ;
dat zij ons bij het onze Helen en ons deden, wat zij aan ons verschuldigd zijn (3).*'
Alle onderhandelingen lusschen den Hertog en zijne wederstrevende onderdanen
waren nu afgebroken. De kleine steden, hoewel zij het verbond tegen hem raede beze-
geld hadden, schijnen, even als sommige ambten len platte lande, hem echter gelde-
lyke ondersleuning, doch legen verleening van nieuwe voorreglen, verschaft te hebben.
Maar deze onderstand en wat het vergunnen van vrijstelling van dienstpligl en eigen-
hoorigheid opleverden was te gering, om de uitgaven eenei" ongemeen kostbare hof-
(1) Kunorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gélderl. D. IV. bl. LVIII, LIX.
(2) KiJHOFF, Gedenhiü. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LIX—LXI, deelt beknoptelijk
den inhoud der bescKuIdigingen en van 'eUerlogs verdediging mede.
(3) KunoFF, Gedenkic, ttii de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXL
Γ"
19*
-ocr page 148-148 ALGE3IEENE GESCHIEDENIS
houding te bestreden, en arnouds schuldenlast werd van jaar tot jaar drukkender.
Zonder de Ridderschap en steden te kennen, die ook trouwens hare medewer-
king den Hertog ontzegd hadden, en zonder medebezegeling van den Raad der
Zestienen werden de domeingoederen steeds meer en meer bezwaard en de op-
brengsten van tollen, tienden en andere eigendommen verpand. Op eigen gezag stond
V
Louw- ^Rnoud aan zijn broeder willem niet slechts de heerlijkheden van Egmond en Yssel-
iieiw af, maar ook al de hertogelyke inkomsten en bezittingen in de Over- en Neder-
Betuwe nevens eenigo andere voordeelen. Do opbrengsten uit do ambten van Nijkerk,
Barneveld en Scherpenzeel werden alleen ten overstaan van regter en geregtslieden
der Feluwe^ voor ruim veertigduizend Rijnsche guldens aan dirk van Bronkhorst ^
4 v.
Will- Heer van Batenburg verpand, welke daarvoor des Hertogs schuld aan zijnen opper-
uS' rentmeester had overgenomen. Men meent, dat van broskhorst, welke ongaarne de
toestemming van de Ridderschap en sleden tot deze belangrijke vervreemding miste,
zijnen invloed lol het hervatten der onderhandelingen tusschen den Hertog en de
landzaten heeft aangewend. Zeker allhans is het, dat men kort daarna eenige meer-
1441 dere toenadering in de beide strijdende partijen ontwaarde. Arkoud trof eene
overeenkomst met de stad Nijmegen ter zake harer schuldvorderingen; en na menige
bijeenkomst, werd door zijne zaakgelastigden en de afgevaardigden der kwartieren
Nijrnegen, Zutphen en Arnhem, het tweede punt der voorwaarden van veertienhon-
ufoeim dertig eenigzins gewijzigd. Nu hechtte hij zijn zegel aan de hem voor-
gelegde bepalingen des genoemden jaars, en werd hierin door zijn broeder en een
aantal Ridders en knapen gevolgd. Het kwartier Bo er monde, hetwelk zich met de
voorgeslagene wijzigingen niet dadelijk konde vereenigen, nam echter later daarin
1442 geiioege^· Ridderschap en steden namen weder deel aan het besluur van zaken en
voorzagen, door eene buitengewone heffing, in do behoeften van 's Hertogs uitgeputte
schatkist (1).
Tijdens de inwendige beroeringen was de staat van buiten onaangetast gebleven.
Te Sittart was den tienden van Lentemaand veertienhonderd zes en dertig, een ten
einde loopend bestand tusschen de Hertogen van Gelre en van den Berg voor eenige
maanden verlengd, terwijlfilips van Bourgondi'è inmiddels , na het hooren der weder-
zgdsche bezwaren, eenen vasten vrede zou trachten te bewerken (2). Arkoud maakte
aanspraak op Gulik als naaste bloedverwant van reikgud IV, den broeder zijner
grootmoeder jouakna, ontkende het regt, welk adolf van den Berg ^ in strijd met
do gewoonte dezer gewesten, op eene verwijderde afstamming van de zwaardzyde
(1) HiJiioFF, Gedenktü. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. ΙΥ. bl. LXII—LXV.
(2) KiJHOFr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. Oork. Ν®. 155.
-ocr page 149-1433-
1482
DES VADERLANDS. 149
grondde en beweerde , dat adolfs vader Tan de opvolging in Gulik voor zich en
zijne nakomelingen len eeuwigen dage had afstand gedaan; tevens vorderde hij aan-
zienlijke sommen tot vergoeding der nadeelen hem door adolf berokkend. De
Hertog van den Berg bleef niet in gebreke zijne belangen voor te dragen en weder-
keerig eene rekening van schade in te leveren; doch zgn dood in het midden van
veertienhonderd zeven en dertig heeft denkelijk filips υαη Bourgondi'é weder-
houden het pleit te beslechten. Daar zijn zoon robert vóór hem was overleden,
werd zijn broeders zoon, den twintigjarigen gerard , door den Keizer niet alleen
met Berg en Gulik, maar ook met Gelre en Zutphen beleend. Geldsgebrek
echter verhinderde den jeugdigen Vorst zoowel als Hertog arnoüd , do wapens op te
vatten. De vijandelijkheden bleven geschorst, zelfs nadat frederik. III, de opvolger
van sigismund , gerar1) in zijne rijksleenen bevestigd, en arkoud ernstig, maar te
vergeefs, op den rijksdag te Frankfort op nieuw de beleening van Gelre en Zut-
phen verzocht had (1).
29 V.
Hooim.
1442
1443
1444
Niet vóór het volgende jaar noopten de bewegingen van gerard van den Berg
den Hertog van Gelre, om zich ten krijg toe te rusten. De Ridderschap en hoofd-
steden verschaften hem eenen aanzienlijken geldelijken onderstand; maar dewijl
deze niet toereikende was, nam hij weder zijne toevlugt tot het opnemen van
geld, het bezwaren van domeingoederen en het verhoogen van vroegere pandver-
schrijvingen. Door den Hertog van Kleeft zijn bondgenoot, wien de Aartsbis-
schop van Keulen en Hertog gerard het sterke slot ten Broeke ontweldigd had-
den , ter hulp geroepen, viel arnoud met twee duizend ruiters in Gulik en rukte
plunderende en brandende voort tot aan Linnich , eene kleine plaats aan de Roer
in het midden des lands. Hier geraakte men handgemeen tot nadeel der Gelderschen.
Hun baniervoerder, do Heer van Kuilenburg, nam het eerst de vlugt, en te naau-
wernood "iverd de dapper strijdende arwoud door eenige zyner ruiters aan 's vijands
handen ontrukt. Willem van Egmond^ jajv van Broekhuizen, Hendrik va7i Meer
en everard van fVilp ^ vóór den aanvang van het gevecht tot Ridders verheven en
die zich door onversaagdheid en moed gekenmerkt hadden , werden nevens herdrik
bertink , arend van Blitterswijk ^ goossen'spede , steven van Lijnden en willem
van Arkel onder de gevangenen geteld, wier aantal op vier en zestig en dat der
gesneuvelden op dertig begroot wordt. Gerard van Weerdenberg, werker van
Zandwijk en jakob van Fauderik waren onder de Gelderscho edelen , en werner
van Pallant onder de Guliksche , welke op het slagveld den dood der helden slier-
3 v.
Sla{;lm.
(1) posTAsus, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 469—471, 475, 480. ïlichterhobst , Geld. Gesch.
Β. IX. bl. 231, 235. ^ujuoff, Gedcnhc. nii de Gesch. ν. Geldeil. D. IV. bl. LXV-LXVIL
150 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— T€n. Zoo belangrijk werd deze overwinning geoordeeld, dat zij in Gulik jaarlijks
plegüg gevierd werd, en Herlog gerard Ier dankbare herinnering niet alleen het
klooster der Kruisbroeders te Düsseldorf stichtte, maar dewijl zij op den dag aan
st. uubertus gewijd behaald was, eene ridderorde van dien naam instelde, welke
21v. laatste tijden bestaan heeft (1). Ruim een jaar daarna werd door jan,
^^^^ ^^^ Hertogs van Kleef ^ een bestand tusschen arnoud en gerard bewerkt. Voor
den tijd van tien jaren verzekerde men elkander daarbij het wederzijds vrye handels-
verkeer en gaf waarborgen tegen vijandelijk geweld (2),
Do mislukte krijgstogt tegen Gulik verhaastte den val van arnoud. De groote
oorlogskosten hadden hem in nieuwe schulden gedompeld, welke hij weder door
het opnemen van gelden, het verkoopen van voorregten en het verpanden van goe-
deren poogde te bestrijden. De rijken, van welke hij zich hierdoor geheel afhan-
kelijk maakte, werden steeds overmoediger, en de minvermogenden, gedrukt door
lasten en schattingen, steeds misnoegder. Tegen do uitdrukkelyke bepaling des ver-
bonds van veertienhonderd zes en dertig, pleegden daarenboven de hertogelijke amb-
tenaren en dienaars menigmaleii straiffeloos daden van geweld en onderdrukking,
welke de beleedigden zelden ongewroken lieten en opschuddingen verwekten, die
naauwchjks door tusschcnkomst der Ridderschap en steden, zoo als te Roermonde in
veertienhonderd drie en veertig, konden gestild worden (3). Nergens was de geest van
tegenstand heviger dan te Driel in den Bommelerwaard. De ingezetenen leefden sinds
jaren in twist met frawk pjek. , 's Hertogs amblman in die landstreek, en weigerden ten
laatste alle diensten en opbrengsten. Over het willekeurig doorsteken van eenen bin-
nendijk, hetgeen do akkers hunner buren te Bruchem en Kerkwijk onder water
xette, door de regtbanken to Zuilichem, te Zalt-Bommel, Bommeler- en Tieler-
waard in het ongelyk gesteld, weigerden zy hardnekkig de schuldigen, tot verlies
van lijf en goed veroordeeld, uit te leveren; en de stad Nijmegen, welke zij in hun
belang gewonnen hadden, bedreigde den ambtman met hare wraak, indien hij het
vonnis ten uitvoer legde. Frank piek , hierdoor verschrikt, riep de hulp in van den
Hertog, maar trachtte inmiddels door kracht van overreding de Drielenaars tot onder-
werping te bewegen. Doch daar al zijne vermaningen in den wind geslagen werden,
15 v.
Zomer-
in
(1) Chron. Tiel p, 543—545. pohtihus, IHst. Gelr. Lib. IX. p. 485—488. slicmernonst,
Geld. Gesch. Β. IX. bl. 238. kuuoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL D. IV. bl. LXVil
CU de aldaar aangehaalde oorkonden.
(2) KunoFF, Gedenkta. uit de Gesch. ν. GelderL Ό. IV. bl. LXVIII.
(3) roKTAMJs, Ilist. Gelr, Lib. IX. p. 48G. sLicnTEHHORSTf, Geld. Gesch. Β, IX. bl. 238, 239.
HunoFFj Gedenktp. uit de Gesch. ν. GelderL D. IV. bl. LXVIII—LXX. π
BES VADERLANDS. 151
begaf zicU arnoud met zestiff of zevcnli» ruiters naar Driel, liet eenige ingezetenen 1433—
1482
gevangen nemen en hunne goederen Terb'eurd verklaren, en verplaatste den «atertol
op de Maas van Driel naar Hedel. De burgers van Nijmegen hadden zich insge-
lijks gewapend en zetten den Hertog, doch vruchteloos achterna. Nu klaagden zij
luide over schending van het verbond en dat do onschuldigen met do schuldigen ge-
straft waren, terwijl zij de bondgenooten opriepen, om hen, naar do letter van het
verdrag, tegen zulk eene handelwijze te ondersteunen, Arnou» verklaarde van zijn
kant, dat hij slechts het regt des lands en zijn wettig gezag gehandhaafd had; dat al
de Drielenaars schuldig waren, de een door zich te verzetten, de andere door zulks
niet te verhinderen; en eindelijk, dat hij genoodzaakt was geweest geweld te gebrui-
ken , dewijl Nijmegen de bevolking in haren wederstand versterkt en tegen hem had
opgezet. Evenwel stelde hij op eene byeenkomst te Jlrnhem den Nymegers voor, do
zaak aan de beslissing der gezamenlijke Ridderschap en van al de steden , of aan de
uitspraak des Bisschops van Utrecht of des Herlogs van Böurgondi'e te onderwerpen.
Nijmegen echter eischte , dat alleen die Ridderschap en sleden, welke in het ver-
bond genoemd werden, den twist zouden beslechten. De zwakke Vorst bewilligde
hierin; maar toen zijne gemalin Katharina van Kleef to Nijmegen was gekomen 1448
met volmagt, om door tusschenspraak van de vergaderde leden des verbonds aan het
geschil een einde te maken, trokken de burgers den volgenden dag gewapend naar
de tolplaats te Lohede en maakten er zich nevens het slot meester van. Hunne stout-
heid ging zoo ver , dat zy den Hertog en degenen die hem naar Driel gevolgd wa-
ren, onder toezegging van vrijgeleide voor zich ter verantwoording riepen (1).
» Wanneer gij uit vrees toegeeftzegt machiavelh , » meent gij u daardoor van
den krijg te ontslaan; maar menigmaal gebeurt het tegendeel; want hij, wien gij
toegegeven en alzoo uwe zwakheid ontdekt hebt, zal het daarbij niet laten, maar
andere zaken van u eischen; en hoe minder hij u zal achten, hoe meer hij zich te-
gen u zal verzetten; en van den anderen kant, zult gij degenen, die u konden be-
schermen, veel koeler vinden, dewijl zij gelooven, dat gij zwak of lafhartig zijt (2)."
Dit ondervond Hertog arnoud. Zijne aanzienlijkste en vermögendste leenmannen , de
Heeren van Kuilenburg, van Ghemen, van Batenburg, van Anholt, van Bronk-
horst , van Borkulo, van den Berg en van JVisch, zelfs zijn broeder Willem van
Egmond en diens zwager vingent, Graaf van MeurHf zijn bijzondere vijand, sloten
(1) Chron. Tiel ρ 546—549. ΡΟϋΤΑκυβ, Rist. Gelr. Lib. IX. p. 495—497. sucHTisKnoRST,
Geld. Gesch. Β. IX. bl. 240—242. hmuoff, Cedenkw, uit de Gesch. ν. GelderL Ü. IV
LI. LXX, LXXI.
(2) Discorsi $opra τ. livio , Libro «ccondo, c. 14.
-ocr page 152-152 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1453— zich aan de zamenverbondene Ridderschap en sleden. De stad Ttel, gereed om hem
tegen de Drielenaars te ondersteunen, was door willem van Egmond en dirk. van
Bronkhorst aan zijne zijde onttrokken; en walraven van Haaf ten, dien hij tot
Drost van Buren aanstelde, werd door de ingezetenen buitengesloten en weldra
door de Nijmegers gedwongen het slot te Baren, waarin hij zich verschanst had, op
voorwaarde van vrijen aftogt over te geven. Al de andere sloten in den Ttelerwaard,
wier bezitters, even als van haaften, het vonnis over de Drielenaars hadden uitge-
sproken , werden bemagtigd, geplunderd en omvergehaald. Spoedig was bijna het
geheele gewest tegen den Hertog in de wapenen en Grave de eenige stad , waar hij
zich veilig konde achten. Al zijne eigendommen waren vervreemd of bovenmate be-
zwaard ; zijn goud en zilverwerk, zijne edelgesteenten, zelfs zijne kerksieraden ver-
kocht of verpand; en zijne inkomsten, die zich genoegzaam alleen tol de geringe
opbrengsten uit het land van Kuik bepaalden , waren naauwelyks toereikend om in
de dagelijksche behoeften van zijn gezin te voorzien (1).
In dien benarden staat van zaken, wendde arwoud zich tot filips ymi Bourgondië^
die als Hertog van Brahand zijn leenheer was voor dat gewest, waar de tegenwoordige
twist was ontsproten. Filips, even genegen om den geesl van opstand legen hel vorslehjk
gezag Ie breidelen, welke iigtelijk lot zijne aangrenzende stalen konde overslaan, als
vaardig, om zich in de burgergeschillen der naburige volken te mengen, welke hem
uitzigt gaven op aanwinst van heerschappy en waardoor hij reeds meester van een
aanzienlijk deel der Nederlanden was geworden , trok zich dadelijk de belangen des
Hertogs van Gelre aan. Vruchteloos echter hield hij de wederspannige Gelderschen ,
hunne goederen en koopwaren in Brahand aan, dewijl de Ridderschap en steden in
Nijmegen vergaderd, geweigerd hadden eenige harer leden naar Brussel te zenden,
om tegenover de afgevaardigden van arnoüd , door hem en zijn Raad als scheidsmannen
gehoord te worden. De vier hoofdsteden trachtten, wel is waar door middel van
walraven van Meurs , wien de Tegenpaus felix V als Bisschop van Utrecht bevestigd
had , afzonderlijk met haren Vorst in onderhandeling te treden, maar men konde niet
overeenkomen, naardien arnoud slechts in een verdrag wilde treden, voor zoover
dit zyne eer en die des Hertogs van Bourgondi'è gedoogden (2). Er werd evenwel
een bestand voor eenige maanden tusschen de partijen, die in de Drielsche zaak be-
trokken waren, gesloten (3).
(1) Chron. Ttel. p. 549—552 en de Aant. van v. ieecwek. pontakus, Ilist. Gelr. Lib. IX
p. 476-478, 483, 493, 497, 498. smcbteifirorst, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 242. kijhopf, Ge-
denkio. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXI—LXXIII.
(2) ïontanüs, Eist. Gelr. Lib. IX. p. 498, 499. slichtenhorst , Geld. Gesóh. B. IX. bl. 242.
(3) KunoFF, Gedenhv. uit de Gesch. ν. Gelderl. I). IV. bl. LXXIV. j
1482
DES VADERLANDS. 153
Middelerwijl beproefde Bisschop rudolf van DiephoU do eensgezindheid lusschen
Hertog AR3S0UD en het volk te herstellen. Ongetwijfeld beoogde hij daardoor den in-
vloed over Gelre van filips van BourgondVè en walraven van Meurs, de een
zijn mededinger naar hel wereldlijk, de ander naar het geestelijk gezag van het
Sticht, te voorkomen; een invloed, welke slechts hunne oogmerken tegen hem kondc
bevorderen (1). De heerschzuchtige bedoelingen van filips met betrekking tot Gelre
waren niet te miskennen; en walraven van Meurs was reeds in een beschermend
en verwerend verbond met de Heeren van Bronkhorst ^ van Oorenweerd en de Ve-
luwsche steden Harderwijk, Wageningen, üattem en Elhurg ter afwering van
vijandelijk geweld getreden (2). De Hertog van Kleef, wien hol behoud zijns schoon-
zoons en de onafhaukeliikheid van Gelre niet onverschillig konden zijn , vereenigde
zich met rudolf , en beide traden als middelaars op in eene zamenkomst van arhouds 8 v.
afgevaardigden met die der Ridderschap en vier hoofdsteden te Nijmegen. Ten over-
slaan van do raadsleden des Herlogs van Bourgondië, ontwierpen zij een nieuw plan ^^^^
van bestuur, hetwelk wel niet werd aangenomen, maar nogtans, naar het schijnt,
lol grondslag van de eindelijke vereffening der geschillen gestrekt heeft (3). Eenige
Edelen overreedden arnoud, onder verzekering dat do Nijmegers Lohede en Buren
zouden ontruimen, de beslissing van den twist aan den Ridder jan van Broekhuizen,
erfhofmeesler en· jan van IVikrade, erfkamerling van Gelre, nevens willem ίίαη
Vlodorp, erfvoogd van Roermonde, en de sleden Roermonde, Zutphen Qn Arnhem
over te laten (4). Na veelvuldige byeenkomslen der Avederzijdsche afgevaardigden,
werd ten laatste oen verdrag gesloten, waarbij de Herlog verklaarde niemand om het 4 v.
gebeurde te Driel en het innemen van Lohede en Buren te zullen benadeelen. Hij
verphglle zich voorts, alle geweld en onregt, binnen twee maanden nadat hem daar-
van kennis -was gegeven, te herstellen, onder verbeurte zijner goederen en inkomsten
in het kwartier waar het feit gepleegd was; beschouwde hij de klagt als ongegrond
of onbillijk, dan zou de hoofdstad van hel kAvarlier, 't welk in do zaak betrokken
was, de Ridderschap en kleine sleden te zamenroepen om uitspraak te doen. Hij be-
loofde , alleen Gelderschen met ambten te begiftigen , en zonder voorkennis van Rid-
derschap en hoofdsteden, geene goederen of inkomsten te bezwaren , geene veedo aan
te vangen of munt te lalen slaan; de verrekening der landsgelden ten overstaan van
(1) KUUOFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. ΙΥ. hl. LXXIV.
(2) SLicHTENiiOBST, TooHcel des Lands van Gelder, bl. 113.
(3) «uiioFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. D. IV. LI. LXXV, LXXVI. Oork. 247.
(4) p0ma5es, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 499, 500. slicnteivnorst, Geld. Gesch. B. IX. LI. 243.
ÏI Deel. 3 Stuk. 20
154 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—zijnen Raad bij Ie wonen; de manleengelden ook aan builenlanders te voldoen; de
groole wegen en slroomen Teilig Ie houden; ten minsle eenmaal 'sjaars Ie regt zitten,
en onparlydige regtspraak, zoo min in zaken die hem zeiven als anderen betrofTen ,
door bedreigingen of op eenige andere wijze te verhinderen. Hij zou hel verdrag met
Kleef vernieuwen, en allen die nog buiten het verbond waren de gelegenheid ge-
ven, om daaraan binnen ééne maand hun zegel te hechten. Twee der aanzienlijksten
en gegoedslen uit do Ridderschap en twee leden van den raad uit elke hoofdstad ,
zouden hem in het landsbestuur ter zijde slaan en bijzonder gemagligd zijn, om alle
twist en verschil lusschen hem en de landzaten voor te komen of te vereffenen. De
inkomsten van Lolede en van den tol aldaar zouden, na aftrek der manleengelden en
renten daarop aangewezen, ter bekostiging zijner hofhouding verstrekken. Eindelyk
zou hij den tol van Hedel naar Driel terugbrengen en aan Driel eene jaarmarkt ge-
ven (1). Te vergeefs had do Hertogin Katharina, welke zich met drie van 'sHer-
togs Raden te Nijmegen bevond , alle· pogingen in hel werk gesteld , om gunstiger
voorwaarden ten behoeve haars gemaals te bedingen. Door nood gedrongen, had
ARNOUD zich aan de voorgeschreven bepalingen onderworpen, die men hem slechts
had voorgelezen en van welke hem zelfs , na de bezegeling, een afschrift geweigerd
Averd. Hij vervulde van lieverlede eenige der afgedwongen beloften; Driel ontving
eene jaar- en weekmarkt, de Hertog van werd in het pandbezit van Buffel
bevestigd, tegen de verstoorders van de openbare rust en veiligheid werden scherpe
bevelen uitgevaardigd, en de tollen en belastingen geregeld. De Nijmegers ont-
ruimden Lohede en Buren-, ook de Graaf van Meurs verzoende zich met den
Hertog (2).
Het schijnt, dat de geledene bekommeringen en de steeds drukkende zorgen ar-
koud in eene somber-godsdienstige stemming gebragt hebben. Dikwijls althans ont-
vlood hij in dien tijd de groole wereld in de eenzaamheid van het Karthuizer klooster
te Monnikhuizen ^ en na het huwelijk zijner dochter maria met jakob II, Koning
van Schotland^ maakte hij zich tot eene bedevaart naar het H. Graf gereed, waartoe
denkelijk de Ridderschap en sleden hem, ten minsle grootendeels, de benoodigde gel-
1450 den verschaften. Het bewind droeg hij op aan den Raad van Zestienen, by welken
de vier hoofdsteden, ondanks zynen wil, twee leden uit de Ridderschap van elk der
vier kwartieren gevoegd hadden; plaatste zijne gemalin Katharina aan het hoofd , en
(1) nijdoff, Gcdenkto. uit de Gesch. ν. Gelder!. D. IV. bl. LXXVI. Oork. 255.
(2) pontakus, Tlist. Gelr. Lib. IX. p. 500, 501. slichtéshorst, Geld. Geèch. B. IX, bl. 243,
244. rijhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXVII, LXXVIII.
3
DES VADERLANDS. 155
vertrok legen het einde van veertienhonderd vyftig, vergezeld door den Heer ^j^g^
Batenburg en andere Edelen naar Italië (1).
Do togt ging over Rome dewijl er het jubeljaar gevierd werd, op hetwelk de H.
Vader met milde hand geestelijke gaven aan do geloovigen uitdeelt. Versterkt door
den pauselijken aflaat en voorzien met een vrijgeleide van den Doge van Venetie,
zette ARNOUD de reis naar Jeruzalem voort, stortte zijne gebeden uit op het H. Graf,
en begaf zich over zee naar Napels^ waar hij door den Koning minzaam werd ont-
vangen. Een gelijk onthaal toefde hem te Rome van den Paus, bg \vien hy tweemaal
in plegtig gehoor was toegelaten. Over Venetië υά Gelre teruggekeerd, trok hem
een deftig gezantschap te Grave te gemoet; alom werd hij onder het gejuich des 14 v.
volks ontvangen , en zijne behouden wederkomst door do steden met feesten en maal-
tijden gevierd (2). 1452
Ζ,οο vele blijken van vreugde en van belangstelling in den Vorst schenen eene toe-
komst van rust en vrede te voorspellen; maar rust en vrede waren geensins het deel
van AKWOUD. Spoedig na zijne terugkomst geraakte hij, schijnt het, in onmin met
zijne gemalin; zij leefde althans van hem afgescheiden en hield zich meesttijds to
Lohede op (3).. Hier werd echter het huwelijk zijner tweede dochter, mahgaretha,
met VREDERiK van Beijeren^ Hertog van Simmeren^ voltrokken en haar een uitzet 1454
van twee en twintigduizend Rijnsche goudguldens toegelegd (4). De aanzienlijke uit-
gaven door deze echtviering veroorzaakt; de belangrijke sommen welke de Hertog
onder borgtogt der steden Nijmegen, Ziitphen en Arnhem, ter bestrijding der
reiskosten naar het Oosten, waartoe de buitengewone bede niet genoegzaam geweest
was, had opgenomen; de schadevergoeding aan de Ridders in den Tieler- en Bom-
melerwaard^ wier sloten bij de Drielsche onlusten door arnouds tegenpartij vernield
waren; en de verelTening van menige rekening met do Hertogin Katharina , voerden
's Hertogs schulden tot eene verbazende hoogte op. De domeingoederen en ambten
waren zoodanig bezwaard of beleend, dat schier geene vaste inkomsten meer in 's Vor-
sten schatkist vloeiden, welke derwijze was uitgeput, dat men tweehonderd Rijnsche
(1) Chron. Tiel. p. 553, 554. postakcs, HisL Gelr. Lib. IX. p. 501, 502. slichteshohst ,
Geld. Gesch. Β. IX. bl. 244. miv\ovï, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bi,
LXXVIII-LXXX,
(2) Chron. Tiel. p. 553. poutanus, Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 502 , 503. slichteshokst , Geld.
Gesch. Β. IX. bl. 244. rijuoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXX.
(3) KUnoFF, Gedenkio. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXXL
(4) pomaküs, Bist. Gelr. Lib, IX, p. 504. Vgl, kuhopp , t. a. p. bl. LXXXI. !
-ocr page 156-1820 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—guldens van den Heer van Wisch moest opnemen, om een Ie Emmerik verpand
edelgesteente in te lossen (1).
In weerwil van dezen noödlottigen staat der geldmiddelen, mengde zich aiinoud
noodeloos in do Munstersche geschillen en schaarde zich aan de zijde van koenraad
van Diepholt ^ een neef des Bisschops van Utrecht (2). Door verscheidene Edelen
uit zijn gebied langs de Munstersche grenzen met geld en wapenen ondersteund, trok
hij en zija zoon adolf uit Groenloo met eene aanzienlijke krijgsmagt in Munster-
1455 land en sloeg het beleg voor Freede ^ hetwelk hij echter weldra moest opbreken.
KoENRAAD van Diepholt werd kort daarna tot den bisschopszetel van Osnabrück ge-
1456 roepen, en jan van Beijeren, de broeder van arnouds schoonzoon frederik , Hertog
van Simmeren, in plaats van walraven van Meurs, welke te Arnhem Avas over-
leden, door den Paus tot Bisschop van Munster benoemd en bevestigd (3).
Het deelnemen in dezen buitenlandschen twist vermeerderde natuurlijk weder den
schuldenlast, en do Hertog verkeerde thans in zulk een geldgebrek, dat de Edelen
en Ridders, die voor hem borg gebleven waren, steeds in gijzeling moesten terug
gaan, naardien hij buiten staat was hen te lossen (4). Maar heilloozer in de gevolgen
waren voor hem zijne bemoeijingen bij de bisschopskeuze te Utrecht na den dood
van rudolf van Diepholt (5). Filips van Bourgondi'è konde en wilde niet verge-
len , dat do Hertog van Gelre daarbij zijnen invloed niet ten behoeve van bavid van
Bourgondië gebezigd had. Dit gaf hem althans een voorwendsel van misnoegen op
ARNOüD, van wiens magteloosheid en misslagen hij zich trachtte te bedienen, om zijne
heerschzuchtige oogmerken met het verdeelde Gelre te bereiken. Onder den schijn
van opregte belangstelling in de welvaart van het volk, van de Hertogin KATnAROA ,
zyne nicht, en haren zoon adolf , maakte hij in het geheim de vier hoofdsteden
op de gebreken in het landsbestier opmerkzaam en dat arhoud , ongeschikt om te
regeren , den staat in het verderf stortte (6). Hoon bij minachting voegende , ver-
(1) NunoFF, GedenJiw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXXI en de aangehaalde oorkonden.
(3) A. DE BEVERGEUNE, Chroti. Mouast. p. 108—113. POKTANus, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 504.
sLicnTENHORST, Gcld. GescL li, IX. bl. 244. rijuoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl, D. IV.
hl. LXXXIl.
(4) HunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXXIII (2).
(β) PONTAiTüS, nist. Gelr, Lib. IX. p. 511. SLicntEnnoRST, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 248.
HiJHOFF, Gedenkw. uit de Gesch. v. Gelderl. Ü, IV. bl. LXXXIV en de Oork. aldanr aim-
gehaald.
DES VADERLANDS. 157
wittigde hij kort daarna in vlugtige woorden den Hertog, dat hy besloten had door 1433—
Gelre te trekken om het Boven-Sticht te bedwingen, waar men weigerde david
van Bourgondi'è als Bisschop van ütrecht te erkennen; terwijl hij tevens van hem
toevoer van mondbehoeften en een aantal vaartuigen eischte, om de krijgsbenden over
den IJssel te voeren. Te zwak om den wil van den magtigen Bourgondiër te weer-
streven , en echter onvermogend dien te bevredigen , beloofde arnoud wat hij niet
konde vervullen; en filips vond lijftogt noch vaartuigen, toen hij te Spanheren bij
den IJssel was gekomen. Door deze teleurstelling verbitterd, roofden en plunderden
de vreemde krijgsknechten in do Veluwe, waarover arnoud zich bij filips , en ook
bij de Ridderschap en steden, welke dit Averkeloos aanzagen, vruchteloos beklaagde.
Uit onmagt moest hij gedogen dat Deventer belegerd werd, welks overgave het ge- 17 v.
lieele Sticht aan david van Bourgondi'è onderwierp; en zijn onvoorzigtig verbond „,aanit
met het Boven-Sticht, even als zijne vermetele pogingen, om do Friezen legen filips ^^^^
in beweging te brengen, strekten slechts, om do wraak van den zegevierenden Vorst
heviger tegen hem te ontsteken (1).
De wenken des Hertogs van Bourgondi'è aan de Ridderschap en steden van Gelre,
waren nie te vergeefs geweest. In Nijmegen hadden zij het misnoegen op aruoud,
hetwelk ondanks zijne verklaring in veertienhonderd negen en veertig, aldaar had voort-
geduurd , grootelijks aangekweekt, en de minachting voor hem, dien men spottend
den monnik noemde, was er ten top gevoerd. Men veroorloofde zich do scherpste
verwijtingen over zijn gedrag, klaagde dat hij de oude grieven niet naar belofte
had uit den weg geruimd, en legde hem eene menigte ondaden en misslagen te last,
maar begreep niet, of wilde niet begrijpen, dat de meeste zijner feilen en te kort-
komingen uit den neteligen toestand waren voortgevloeid, in welken men zelf den
Vorst, wiens gezag en vermogen binnen zulke enge grenzen omschreven waren, ge-
plaatst had (2). De Hertogin Katharina , in onmin met haren gemaal, ondersteunde
ijverig het verlangen van Nijmegen^ bovenal sinds die aanzienlijke en vermogende
stad, den ongeveer twintigjarigen adolf, haar zoon, aan het hoofd des bewinds be-
geerde. Zij had reeds in het leger voor Deventer gelijk later te Antwerpen met
filips, de spil waarop alles draaide, over den toestand des lands onderhandeld, en
adolf was onder haar geleide in de Bourgondische legerplaats gekomen, om den
(1) noNSTRELEt, V. III. ρ. 67. postahus, Bist. Gelr. Lib. IX. p. 506—508, 511. wijhoff,
Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl 1). IV. bl. LXXXIV—LXXXVI. VjjI. hiervoor, hl.
91-94.
(2) PORTAKDS, Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 510, 511, 512. sLicaTE?inoRST, Geld. Gesch. β. IX.
bl. 248 , 249. nunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXXVI.
158 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
■en
ovenvinnaar te begroeten, hem den slaat Tan zaken open te leggen, het geheim
betrekkelijk de onderhandelingen met de Friezen te openbaren, en met hem midde-
len to beramen, om arwoud Tan het bestuur te Torwijderen (1). Op aandrang thu
Nijmegen, beloofde filips den Gclderschen zijnen bijstand en verklaarde uitdrukke-
lijk, hoe zeer hot steeds zijne begeerte >vas, dat adolf tot Regent of Ruwaard van
Gelre benoemd wierd. Hieraan Aveigerden echter de overige hoofdsteden, ofschoon
ook ontevreden over de regering van arnoud , gehoor to leenen, waarin zij door 'Wil-
lem van Egmond, 's Hertogs broeder, wien men insgelijks to Tergeefs getracht had
voor ADOLF to winnen, onderschraagd werden. Zij poogden veeleer Nijmegen tot
andere gedachten te brengen en adolf en do Hertogin lot rust en Trede te Termanen.
Er stonden alzoo weder twee aanhangen in Ge^re tegcnoTer elkander; do een, de
partij der beweging, met Nijmegen aan het hoofd en door Treemde hulp gesteund,
hakende naar eene geheele omwenteling in het staatsbestuur; do ander, do partij Tan
het behoud, aan wier zijde do hoofd- en kleine steden der OTcrigo kwartieren zich
schaarden, afkeerig van geweldige maatregelen en den Landsvorst getrouw; de eene
den heerschzuchtigen zoon met zich slepende, de andere , trachtende den zwakken
vader op den waggelenden zetel to handhaven (2).
In deze spanning, welke eenen nieuwen burgerkrijg voorspelde , wikkelde arkoud
zich onbedacht in twist met Graaf tingent van Meurs , op Avien de heerlijkheid Borne
nevens Sittart en Susteren , aan zijn vader frederik van Meurs door reitnoud IV
verpand, waren overgegaan. Arwoud , in weerwil van den bekrompen slaat zijner
geldmiddelen, had zijn voornemen te kennen gegeven, dit pandschap in telossen. Den
Graaf, Avelke hiertoe weinig genegenheid toonde, daagde hij binnen acht dagen voor
zich ter verantwoording wegens onderdrukking der ingezetenen van Borne en Sittart en
mishandeling der burgers van Erkenlents, onderdanen van Gelre, welke hem werden
te last gelegd, onder bedreiging, dat hij anders zich zeiven genoegdoening zou verschallen.
Vincent ontkende op bitsen toon de waarheid dezer beschuldigingen, betuigde dat bij
steeds den Gelderschen goedgezind geweest was, en dit, doch alleen ter wille van
adolf, wiens zijde hij gekozen had, blijven zoude. De verbolgen arnoud verontrustte
nu door strooptogten en brandschattingen het land van Meurs hetwelk aan het O ver-
kwartier grensde; en niet dan na de dringende vertogen van vele zoo geestelijke als
wereldlijke Heeren, liet hij zich bewegen met tingent , die de hulp van Nijmegen
(1) monstrelet, V. ΙΠ. p. 67. pontanus, Ilist. Gclr. Lib. IX. p. 508. rijiioff, Gedenkio, uit
de Gesch. ν. Gelder/, ü. IV. bi. LXXXVII.
(2) NunoFF, Gedenho. vit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXXVIII, IX.
2Ö T.
Grasin.
1458
BES VADERLANDS. 159
ingeroepen en zija gebied onder bescherming van eenige naburige Vorsten gesteld 1433—
had, eenen wapenstilstand voor korten tijd te sluiten (1).
Insgelyks beproefde men de binnenlaudscho geschillen door tusschenkomst der Rid-
derschap en hoofdsteden van do drie kwartieren Ro er monde ^ Zutphen en Arnhem,
en der Heeren van Heinsberg, van Hoorn en van Egmond te vereüenen. De stad
Nijmegen bragt bij deze scheidslieden do oudo grieven en bezwaren legen arkoud
schriftelijk in, ontveinsde noch haren briefwissel met filips van Bourgondi'è, noch de
opdragt van het hoog bewind aan adolf , die zich dit had laten welgevallen, waaruit
do meer en meer stijgende onlusten tusschen vader en zoon ontsproten waren, en be-
schuldigde den Hertog, dat hij getracht had haar door verraad te overrompelen en
vreemd krijgsvolk had aangenomen, om zijne onderdanen te verdrukken en den met
adolf bevrienden jan schenk, Heer van Walheeh^ te beoorlogen; dat hij weerzin
in het regeren beloond, de regtsbedeeling verwaarloosd en het vrije handelsverkeer
in slede van beschermd, op menigerlei wijze belemmerd had. Abnoüd verdedigde
zijn gedrag in een uitvoerig verweerschrift legen deze beschuldigingen, en verweet
len slotte de Nijmegers, hoe trouwloos en snood zij zich legen hem vergrepen, die
bij het aanvaarden des bewinds, hun meer gunsten had verleend dan eenige zijner
voorzaten; hoe zij niet alleen naar zijn leven, bloed en hoogheid stonden, maar zelfs
zyne gemalin, zyn broeder en eenigen zoon, even als weleer zijnen grootvader jak
van Arkel, legen hem opgezet hadden. Bij zulk eene'stemming der gemoederen
was geene minnelijke geschilsvereffening lo wachten; ook kwamen de Avederzijdsche
zaakgelastigden herhaalde malen Ie vergeefs bijeen, en de pogingen van den Aartsbis-
schop van Keulen, den Hertog van Simmeren en den Heer van Heinsberg tot be-
vrediging bleven vruchteloos^(2).
List en geweld zouden het noodlottig pleit beslechten. Nijmegen schroomde niet
onwettige middelen te bezigen, om Roerm,onde van de zijde dos Hertogs af Ie trek-
ken, en toen dit mislukte, Venia tegen die stad in beweging te brengen. Arnoud
vermaande wel Κenlo lot rust en vrede, maar adolf , door do misnoegden in JSij·^ 1459
megen gesteund, wierp er zich met eenig krijgsvolk in, verwoestte het land om Roer-
monde, en gordde alzoo het eerst het zwaard aan in de rampzalige worsteling met
zijnen Heer en vader, niettegenstaande filips van Bourgondxè den Nijmegers ernstig
(1) PONTAMüs, Hist. Gclr. Lib. IX. p. 509, 510. sucnTERnoRST, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 247.
KunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. LXXXIX.
(2) i'ORTAitüs, JlisL Gelr. Lib. IX. p. 510, 515. sticnTEinioRsx, Geld. Gesch. Β. IX. bl.
248-250. HUEOFF, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. IV. bl. XC.
160 ALGEMEENE GESCHIED EiN I S
1433—gewaarschuwd had, zich van gewelddadigheden te onthouden (1). Hertog arnoud
riep dadelijk Arnhem, Zutphen en de kleine steden in die kwartieren te hulp, welke
hij naar zijn bekrompen Termogen met voorregten begiftigde; verpandde zijne weinig
overgeblevene kleinooden, en legde zijnen eigenhoorigen buitengewone belastingen en
den schouten van de Feluwe eene verhooging van den pandpenning hunner bedie-
ningen op. Hij nam vreemd krijgsvolk in dienst, verwierf onderstand van eenige
buitenlandsche leenmannen en voorzag Wageningen, door de vijanden bedreigd, van
genoegzame bezetting (2). Nu sloeg hij het beleg voor Fenlo waar onderscheiden
Geldersche ridders zich bij hem voegden, en noodzaakte spoedig adolp do tusschen-
komst van willem van Egmond in te roepen, om eene verzoening te bewerken.
Wiet dan na veelvuldige onderhandelingen en door medewerking der Hertogin van
Kleef ^ der Heeren van Heinsberg en van Hoorn met de afgevaardigden der banner-
heeren, ridders en hoofdsteden van do vier kwartieren des lands, gelukte het van
13 V. EGMOiND te Batenburg een verdrag tussohen vader en zoon te sluiten (3). Do hoofd-
jmancï waren: 1°. arnoud en adolf zouden voortaan in eendragt leven en elkander
J459 behandelen als vader en zoon betaamde. 2°. Adolf zou de opperheerschappij van
het slot, do stad en het rijk van iVyme^m verkrijgen , benevens de , welke uit
eene schatting en bede door de landzaten bewilligd , te zijnen behoeve zou ingelost worden.
3°. Venlo zou zich van vijandelijkheden onthouden en in de nadere uitspraak des
Heeren van Egmond berusten. 4°. Elke stad en elk persoon, welk aan de eene of
andere partij eenigen bystand geboden had , zou in den zoen begrepen zijn. Tevens
werd een voorloopig vergelijk tusschen den Hertog en zijne gemalin aangegaan, bij
welk de laatste Lobede zou behouden, zoo lang de Hertog die plaats niet van haar
voor zekere som , door scheidsregters te bepalen, had i]%elost. Het slot Rozendaal
zou haar daarop ter woning toegewezen en de inkomsten, welke zij vroeger bezat,
tot onderhoud verzekerd worden. Indien de Hertog het begeerde, mögt zij niet wei-
geren met hem zamen te wonen; beider inkomsten moesten dan by elkander gevoegd
worden, maar bij scheiding ieder de zijne behouden, zonder evenwel daarvan iets te
mogen verpanden of verkoopen. Beide overeenkomsten werden door -■willem van
Egmond en de afgevaardigden der Ridderschap en steden bezegeld; terwyl ariïoud
en ADOLF, die zich te Batenburg bij de onderhandelingen bevonden, wederkeerig
(1) PONTANUS , Hist, Gelr. Lib. IX. p. 515. sLicnTENnoEsx, Geld. Gesch. IJ. IX. bl. 250.
(2) NUiioFF, Gedenhtc. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. XCII.
(3) Oude Holl. Divisie Kron. Div. XXIX. c. 37, portaots, Rist. Gelr. Lib. IX. p. 516.
sLicnTENDOHST, Geld. Gesch. β. ΙΧ. bl. 250. . . .
DES VADERLANDS. 161
hun zegel aan de zoenbrieven heclillen, welke uit deze uitspraken voortvloeiden (1). ^f^^r"
• 1 ^
Adolf beloofde bovendien, zich zoo lang zijn vader leefde, niet meer gezag m het
bestuur des lands aan te matigen, dan hem bij het verdrag was toegestaan, tenzij met
bewilliging van den Hertog zeiven , tegen wiens goederen en regten hij nimmer iets
zou ondernemen of daartoe behulpzaam zijn (2). Tevens schonk hij volkomen vergif-
fenis dengenen, welke in do onlusten zijne zijde niet gehouden hadden (3). De ge-
bannen en uitgeweken burgers van Venlo keerden veilig terug en werden in hunne
goederen en bedieningen hersteld (4).
Het zaad der tweedragt was echter te diep geworteld, dun dat het niet weder spoe-
dig opschieten en voor Gelre heillooze vruchten dragen zou. Reeds in het begin des
volgenden jaars zag zich arhoud genoodzaakt eene dagvaart Ie Kuih te beschrijven, 1460
om eenige verschillen to vereffenen, welke na het verdrag van Batenburg waren op-
gekomen. Roermonde was ontevreden, dat het in dit verdrag te weinig bevoordeeld
was. Nijmegen heulde weder met adolf, en welligt moet hierin do oorzaak gezocht
worden, dat die stad door den Keizer in den rijksban verklaard werd (5). Nieuwe
opbrengsten ter bevrediging van het vreemde krijgsvolk, hetwelk arnoud in dienst
genomen, maar niet of niet geheel had afbetaald en dat zich derhalve door roof en
brandschatting poogde schadeloos te stellen, wekten dadelijk misnoegen en werden 14G1
met moeite ingevorderd. Arwoud zelf door geldgebrek vervolgd, kon to naauwer-
nood in do noodzakelyke behoeften zijner hofhouding voorzien; hij leefde steeds in
onmin met zijne gemalin, wier moeder, do Hertogin van Kleef, vruchteloos het ont-
werp tot eene verzoening der echtgenooten had aangeboden. Vader en zoon sloegen
met wantrouwende bezorgdheid elkander gade, en bij gemis van sloirelijkc middelen
trachtlo de een door bedrog en misleiding do bedoelingen des anderen te verijdelen (6).
ïusschen arnoud en do stad Fenlo ontstonden nieuwe geschillen, en terwijl do Hertog
ter vereffening daarvan eene dagvaart te Goch beschreef, traden Katharina en adolf , 1462
die onlangs van eene bedevaart naar het Heilige Land was teruggekeerd, tegen
hem in geheime onderhandeling met Nijmegen. Filips van Bourgondië stookte bet
twistvuur aan en hield verstandhouding met do steden wier bedoelingen hij blijkbaar
(1) NunoFP, Gedenkw. uit de Gesc/i. r. Gclderi D. IV. bl. XCIII, XCIV.
(2) PONTANUS, Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 516.
(3) RiJHOFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. Oork. 351.
(4) poNTAKüs, Bist. Gelr. Lib, IX. p. 516.
(5) PONTANUS, Bist. Gelr. Lib. IX. p. 517. sucnTEKnoRST, Geld. Gesc/i. B. IX. bl. 250.
(6) NunorP, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelder!. D. IV. bl. XCIV, XCV.
-ocr page 162-162
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—ondersteunde. Om zich tegen zijne kuiperijen te verzekeren, strekte waarschijnlijk
het verbond van aritoud met Koning kauel van Frankrijk, en met zijne dochter,
toen Koningin-weduwe van Schotland (1). Do Graaf van Meurs was in weerwil van
den steeds vernieuwden wapenstilstand met den Hertog, de zaak van adolf genegen
en heulde met de misnoegde steden. Zoo zag arnoud zich alom door bedekte en
openbare vijanden omgeyen, de gemoederen zijner onderdanen steeds meer en meer
tegen hem in gisting gebragt, de wegen door rondzwervende benden onveilig gemaakt
en zijn gezag met voelen getreden. De stad Arnhem ontzeide hem alle gehoorzaam-
heid zoo lang hij een gevangene, door hem aan het regtsgebied harer schepenen
onttrokken, niet weder had uitgeleverd; en eens weigerde zij onbeschroomd voor eene
kleine somme gelds borg voor hem te blyven (2). Twee zijner hovelingen, werver
en AREND PRAiïGER, als boden onder zijn vrijgeleide uit Grave naar Arnhem gezon-
den , en welke, om Nijmegen te mijden, door het land van Kleef waren gelrokken,
1463 werden door adolp overvallen, mot geweld uit de kerk te Zellein, waarin zij gevlugt
waren, weggesleept en geboeid naar Nijmegen gevoerd. Arnoud drong onmiddellijk
op de slaking zijner boden aan; maar adolp , welke den inhoud des briefs bevroedde,
liet dien ongeopend tot zij, reeds den dag na hunne gevangenneming, onthalsd
waren (3).
Onderlusschen was do openbare tegenstand , die zich hoofdzakelijk bij Nijmegen en
den omtrek bepaald had, door do zwakheden en misslagen van armoud ook over de
kwartieren van Arnhem en Ziitphen uitgebreid. Beide sloten nu met Nijmegen een
verdrag van onderlinge zamenwerking tot bevordering der algemeene belangen, en van
hulp en bescherming tegen alle geweld en aanranding (4). Ten hoogste verbolgen
over den moord aan zijne boden gepleegd, daagde arnoud zijnen zoon op eenen landdag
van do Ridderschap en steden te Ziitphen, om zich te komen verdedigen; maar adolf
in slede van daaraan te voldoen, ging zich nevens zijne moeder op de Veluwe met
cle jagt verlustigen, overtredende daardoor tevens de grenzen van hel hem afgestane
gebied. Op 'sHerlogs verwijlingen en vermaningen antwoordde hij slechts, dat hij
zich ter behoorlyke plaats wel zou verontschuldigen. Arnoud moest uit gebrek aan
niagt zich hiermede tevreden stellen, en konde alleen zijne klagten over de kwade
trouw en den overmoed zijner naaste betrekkingen hernieuwen, daar ook zijne boden,
;
(1) PONTANUS, Rist. Gelr. Lib. IX. p. 517, 519, 520.
(2) NiJiioFF, Gedenkio. uit de Gesch. ν. GelderL D. IV. bl. XCVII, XCVIII.
(3) Oude Holl. J)iv. Kron. Div. XXIX. c. 37. pontanus, Eist. Gelr. Lih, IX. p. 521. SLicn-
TEsnoRST, Geld. Gesch. U. IX. M. 253.
(4) NIJIIOFF, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Geldei-l. D. IV. bl. XCVIII.
-ocr page 163-DES VADERLANDS. 163
onlangs aan de Hertogin Katharina afgevaardigd, opgehouden en schimpend langs
zyn hofgebouw te Graoe gevoerd waren (1).
Builen twijfel had filips van Bourgondi'è in dit alles gewerkt. Adolf ten minste
begaf zich kort daarop naar Brussel^ en ondernam vandaar met een gevolg van Ede-
len eene tweede bedevaart naar Jeruzalem. Hij keerde als Ridder der orde van
st. jan aan het Bourgondische Hof terug, waar hij met de meeste onderscheiding ont-
vangen werd. De Hertog vereerde hem met het rïdderteeken van het Gulden Vlies,
verloofde hem aan zijne nicht Katharina van Bourbon^ zuster der Gravin van Cha-
rolois ^ en de Hertogin Katharina, die zich te Brussel bevond, begiftigde hem met
de inkomsten van den tol te Lohede^ die haar echtgenoot aan haar had afgestaan (2).
Niet ongegrond is het vermoeden, dat toen door Hertog filips, do Hertogin katharisa
en ADOLF van Gelre, elk om zijne byzondere oogmerken te bereiken, die verfoeye-
lijke aanslag tegen arnoüb gesmeed werd, welke hunne nagedachtenis voor altijd ge-
schandvlekt heeft (3).
Blijkbaar om arnouds toestemming tot dit huwelijk te verwerven, keerde adolp in
Gelre terug, ten einde zich met zijnen vader te verzoenen. Op sterken aandrang van
zijn oom ■vyillehi van Egmond^ wien hij in den arm had genomen, werd hem de toe-
gang tot arkoud vergund. Met uiterlijke tcekenen van opregt berouw viel hij den
beleedigden Vorst te voet, bekende zijnen misslag en smeekte, onder plegtige belofte
zich voortaan als een waardig zoon te gedragen, om'vergiffenis. Arnoud diep be-
wogen schonk hem die van harte, gaf hem op nieuw blijken van toegenegenheid en
liefde , en vaardigde die stukken uit, welke tot voltrekking zijns huwelijks vereischt
werden. De Hertogin Katharina verzoende zich insgelijks met haren gemaal, en 1464
Averd met hem te Arnhem feestelijk onthaald. Adolf hield zich meesttijds aan het
Hof zijns vaders te Grave op en verkeerde met hem op de minzaamste wijze. De
zoo lang gewenschte eensgezindheid scheen in het hertogelijk gezin geheel hersteld
en lenigde aanmerkelijk de smart, welke het overlijden der Koningin van Schotland
in het begin des jaars verwekt had. Arnoitd en adolf , willem van Egmond met
zijn oudsten zoon jan , do Hertog van Kleef en de Graaf van Meurs waren te Kui-
lenburg tegenwoordig bij het sluiten van het huwelijk tusschen frederik van Eg-
mond , den jongeren zoon van willem , en aleida , de oudste dochter des Heeren
(1) roNTARüs, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 521. sLicnTEnnonsT, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 253, 254,
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 37. poktards, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 522. sucu-
TENüORST, Geld. Geseh. ΰ. IX. bl. 254.
(3) sijHOPF, Gedenkw. uit de Gesch, v, Gelderl. D. IV. bl. C.
21 ^
-ocr page 164-IGi ALGEMEENE GES Gill EDEN ï S
3433—van Kuilenburg^ en bozegelden gezamenlijk de voorwaarden dier echlverbiml-
Icnis (ij.
Blaar deze kalmte is slechts do voorbode van den naderenden storm, welke over den
argeloozen arnoud zal losbarsten. De ontaarde adolp en zyno snoode moeder hebben
maatregelen genomen, om het schandelijkst verraad legen den vader , den echtgenoot
en den Vorst te plegen. Καϊπακινα begeeft zich naar Grave onder voorwendsel van
met haren gemaal het Kersfeest te vieren, en wordt door hem met ongehuichelde
minzaamheid ontvangen. Veertien dagen gaan in ongestoord genoegen voorbij , het-
welk door do aankomst van adolf met een klein gevolg nog verhoogd wordt. De
felle wintervorst heeft do grachten loegevrozen en eenen^veg naar het slot gebaand.
Arnoud beveelt uit gepaste voorzorg, hel ijs te breken, doch laat op verzoek van
ADOLF, een gedeelte ongeschonden, om hem en zijne gezellen niet van het ijsvermaak
te berooYcn. Men vermoedt, men denkt aan geen verraad, en de dag lot uitvoering
van hel schelmsluk bepaald, wordt opgeruimd en in volle vreugde doorgebragt. Al
de leden van het hertogelijk gezin zijn aan den vrolijken disch bijeen geweest, en tol
laat in den avond duurt het feest voort. Maar Ie midden der onbezorgde vreugde
wordt adolf, terwijl hij en zijn neef prederik van Egmond zich met hel schaakspel
9 V. vermaken, in hel geheim berigt, dat de burgers van Nijmegen mei οττο
ΜΐΓαπ(ί nekdrik van Bijlant, ayijnand van Arnhem, gijsbert van Randwijk en
J4f)5 coRNELis van Μ er wijk gekomen zijn en de dansmuzijk als leeken van aanval af-
wachten. Om zijne prooi onvermijdelijk Ie treffen, vermaant adolf zijnen vader, zich
aan het gewoel der luidruchtige gasten Ie ontrekken en geleidt zelf hem naar het
slaapvertrek. Maar naauwelijks is de Hertog ingesluimerd, of een geweldig geraas aan
de deur wekt hem op. Nog aan spel en scherts denkende roept hy uil: »Kinde-
ren! ik ben te oud om langer het feest bij te wonen; laat mij met vrede." Nu drin-
gen do gewapenden met ontbloote zwaarden binnen, gelasten hem op Ie staan en hen
te volgen. »Wal is er van mijn zoon geworden?" vraagt de bezorgde grysaard,
meenende dat het slot door vijanden overrompeld is. Op dit oogenblik treedt de ver-
rader zelf binnen, »Mijn vader!" zegt hij, »geef u over; het moet nu zoo wezen." —
»0 Mgn zoon! wat doet gij ray ?" roept de oude man weenend uil, terwijl men hem
van zijne legerstede sleept. Als eene gunst smeekt en verwerft hij van zyne Irouwlooze
gade en snooden zoon, dat men hem niet in handen der Nymegers, zyne bitterste
vijanden , overlevert. Half gekleed wordt hij op een paard gezet en in hel holste van
(1) Tiijnoi'F, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bi. C. Verg. Oude Holl. Dit'.
Kron. Üiv. XKIX. c. 37. po.-stasxjs, Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 522. SLicuTE:^noRST, Geld. Gesch.
1$. IK. hl. 2.34.
den guren wioternachl meedogenloos hijna Tier uren ver naar liet versterkle tolhuis te 1433—
Lohede gevoerd. Met hem waren frederik van Egmond nevens eenige andere Rid-
ders en leden van zijn hofgezin gevangen genomen. Den volgenden nacht werd hij ,
denkelijk uit vrees voor den Hertog van Kleef ^ naar het slot te Buren overgebragt
en aan de zorg van οττο van Bijlant toevertrouwd (1).
Zoodra den Kleefschen Vorst arhoud gevangenneming bekend werd, vermaande hij
KATiiARiKA CU ADOLF, hcm op vrijo voelen te stellen en bood zijne tusschenkomst
lol vereil'ening der geschillen aan, hetgeen door de Hertogin ontwijkend beantwoord
werd (2). De Hertog van Bourgondi'è zweeg en gaf daardoor voedsel aan het ver-
moeden, dat dit feil niet zonder zijne voorkennis, zoo niet goedkeuring gepleegd
was. Behalve in filips vond adolf eenen bondgenoot in den Graaf van Meurs ^ met
Nvien hij het vroeger gesloten bestand voor tien jaren verlengde. Doch zijn hoofd-
steun bestond in do landzaten zelve, die arnoud door zijne ongelukken, gebreken
en zwakheden, over het geheel van zich afkeerig gemaakt had. Vandaar dal hel
gewetenloos bestaan van adolf niet de algemeene verontwaardiging des volks opwekte;
vandaar dat de diepgehoonde Vorst aan de mishandelingen eens verraders werd over-
gelaten, die de heilige pHgten van zoon en onderdaan roekeloos had geschonden en
wien men evenwel voor Heer erkende (3).
Omtrent veertien dagen na de gevangeneming van arkoud, riep adolf devier hoofd-
steden Ic Nijtnegen bijeen en verontschuldigde zijn gedrag togen zijn vader uil het
beginsel van dringende noodzakelijkheid, doch meende de hoofdbeweegreden daartoe
uit kieschheid te moeten verbergen, ofschoon zij hem, gelijk hij beweerde, voldoende
in het oog der wereld zou reglvaardigen. Hij beloofde vervolgens do handhaving en
bescherming van elks regten en vrijheden, en dat hij een goed Heer zou wezen, indien
men goede onderdanen zyn wilde. Terstond werd hij door Nijmegen ^ spoedig daarna
door Ziitphen en Arnhem als wettig landsheer erkend, en vervolgens in do steden
gehuldigd, welke hij wederkeerig in hare voorregten bevestigde en de handhaving
daarvan bezwoer. Roermonde alleen en de steden van dat kwartier, Fenlo uitge-
zonderd, weigerden hem te huldigen, niettegenstaande den Roermonders bepaaldelijk
vergiffenis was toegezegd voor hetgeen zij tegen hem misdreven hadden (4). Zelfs
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXIX. c. 37. poktamüs, Uist. Gelr. Lib. IX. p. 524, 525.
slicnxennorst, Geld, Gesch. Β. !X. bl. 250. mjuoff, Gedenkw. uit de Gesch. v, Gelderl. D.IV.
]>!. Cl, CIL KEMP, Beschr. v. Gorinchem. bl. 318.
(2) POKTAsus , Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 525. slicdteruobst , Geld. Gesch. Ii. IX. bl. 25ö.
(3) Vergel. rijooff, Gedenkw. uit de Gesch. r. Gelderl. D. IV. 1)1. CIII.
(4) KijuopF, Gedenkw. uit de Gesch. ν, Geldcrl, D. IV. bl. CIV.
-ocr page 166-1830 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J433—arnouds afstand van het gebied, bragt hen Toorloopig lol geene andere gedachten.
^^^^ Hetzij de bedreigingen van adolf, of de vermaningen der sluwe Katharina in over-
eenstemming met den wensch haars zoons en dien van het grootste gedeelte des volks
den Vorst, door rampen en wederwaardigheden ontmoedigd, tot dien stap bewogen
hebben, zeker is dat beide arnoud en Katharina verklaarden, dat zij een ontwerp
volvoerden reeds lang bij hen tot welvaart en heil van den Slaat gekoesterd, door
19 v. volkomen afstand te doen van de hertogdommen Geli'e cn Gulik en van het graaf-
ma^and schap Zutphen ten behoeve van hunnen beminden eenigen zoon adolf en zijne
1465 erven. In afzonderlyke brieven Averd dit aan do hoofd- en kleine steden, aan de
ambtlieden, drosten en burgvoogden medegedeeld, elk in het bijzonder van zijnen
eed ontslagen en op het ernstigste vermaand, adolf als erfheer te huldigen. Deze
brieven waren niet alleen naar gebruik rnet het zegel, maar tot meerder waarborg,
ook door de eigenhandige naamteekeniog des ouden Hertogs bekrachtigd (1). .
ί
i
Willem vanEgmond bleef echter halsstarrig weigeren zijnen neef adolf te erkennen
en sterkte de Roermonders in hunnen tegenstand. Zijne goederen in Gelre werden
deswege aangeslagen, en schadevergoeding werd van hem geeischt voor de nadeelen,
welke hij in het gevecht bij Venlo aan adolf had toegebragt. De Graaf van Meiirs
trachtte beide op eeno zamenkomst te Arnhem te verzoenen. Doch adolf keerde zijnen
oom den rug toe zonder hem te woord te staan, en vorderde van hem op hoogen toon
bij monde van den Graaf, twintigduizend Rijnsche guldens boete , of afstand van de in-
komsten der lollen te IJsseloord, »Is dit het loon," riep van egsiond verbitterd uit,
» dat ik zoo dikwerf zijne voorspraak bij zijnen vader geweest ben ? Is het niet ge-
noeg, dat hij mij van eenen beminden broeder en geliefden zoon beroofd heeft! Wil
hij mij nu ook nog mijne bezittingen ontrooven?" Daarop snelde hij te paard naar
zijn slot te Baar, zond aan verschillende steden en aan den Hertog van Kleef
i brieven uil, in welke hij in het breede de trouwelooze handelwijze van adolf
tegen arnoud ontvouwde, de ellende schetste in welke het toenemend onregt en ge-
weld het land zouden storten, en aller raad en hulp inriep, om den mishandelden
Vorst uit de banden zijns eervergeten zoons te verlossen. Dit bleef niet zonder uit-
werking. De Hertog van Kleef met wien de onderhandelingen over het bezit der
landen van Wachtendonk en van de DufJ'ely op welke adolf aanspraak maakte,
vruchteloos waren afgeloopen, en gerard van Kuilenburg, de schoonvader van den
gevangen frederik van Egmond^ verbonden zich met willem van Εgmond cn
ï I
r- f 3
. ϊ·
i
f
4
(1) Kunorr, Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CV en de aldaar aangehaalde
Oorkonden. Verg. poktakus, Jiist. Gelr. Lib. IX. p. 526. slichtekhobst , Geld. Gesch. JB. IX.
bl. 256.
Φ
-ocr page 167-DES VADERLANDS. 167
oudsten zoon jan, om binnen veertien dagen, zoodra één van hen dit verlangde, adolf 1433—
1482
den oorlog te verklaren ; elk zou voor eigen rekening met al de magl over welke jg
hij beschikken konde , tegen hem optrekken en geen zoen treffen vóór dat arnoud en Win-
FREDERiK geslaakt waren. Vervolgens trachtten zij door brieven de Gelderschen van j4g5
de regtvaardigheid hunner zaak te overtuigen en hen tot medewerking op Ie wekken (1).
De bondgenooten bij wie filips van Wassenaar en een groot aantal Kleefsche Rid-
ders zich voegden, ontzeiden weldra adolf, die bij den*·adel, de ridderschap en de
sleden van Gelre steun vond. Niet alleen werd hém eene algeraeene schatting toege-
staan, maar ISijmegen en de kleine sleden met de Ridderschap der Veluwe voorza-
gen hem daarenboven van gewapende manschappen, krijgsbehoeften en geld. Jan van
Arendaal ^ Heer van Well ^ Hendrik van Bijlant ^ Burggraaf van Nijtnegen, gus-
bert van Bronkhorst, Heer van Batenburg y -akixmn van Wisch, wunanü »öm
Arnhem en dirk van der Horst behoorden onder die Edelen en Ridders, welke uit
allo oorden des lands met hunne mannen te zijnen behoeve opkwamen. Jouan momme,
Landdrost van Zutphen, ontving van hem bevel, den burgers van Doesburg door
minzaamheid voor zich te winnen, uit zijn huis te Keil voor do veiligheid der om-
streken te zorgen en den vijand zooveel mogelijk afbreuk te doen. Toen momme,
overeenkomstig dien last, eens in de Lijmers stroopte, maakte wili,em mw jf^mowi/,
door verslandhouding met do burgers, zich bij verrassing meester van Arnhem en 27v.
noodzaakte de regering, Hertog arnoud trouw te zweren. ïe vergeefs trachtte hy
Wageningen te bemagtigen en Harderwijk en Ε Iburg aan adolf te ontrukken, 1466
welke hen ten ernstigste waarschuwde op hunne hoedo te zijn (2). Ondertusschen
verwoestte de Hertog van Kleef te vuur en te zwaard de boorden van den Rijn
cn den IJssel, roofde eene menigte vee weg en voerde bij een uitval der Nij-
megers, vierhonderd burgers gevangen met zich. Adolf viel nu in het gebied van
Kleef ^ stak ondersclteidene dorpen in brand , en keerde met veel roof en gevangenen
lerug (3). Zijn aanslag op Kuilenburg daarentegen mislukte. Na een scherp gevecht
met de burgers, moest hij zich door de vlugt redden en leed een gevoelig verlies aan
gesneuvelden en gevangenen (4). Een gedeelte zijner benden, onder aanvoering van
OTTO, Heer van Vuren, overrompelde en verwoestte IJsselstein, de eigendom van
(1) Oude Holl. Div. Kro7i. Div. XXIX. c. 48. pontakus, Hist. Gelr, Lib. IX. p. 527 , 528.
si.iciitesnorst , Gclcl Gesch. Ιί. IX. 1>I. 257. νμπορρ, Gcdenkio. uit dc Gesch. v. Gelderl. Ό.
1,1. CV—CVII.
(2) KunopF, Gedenkw. uil de Gesch. ν. Gelder/, ü. IV. bi. CVIII.
(3) SLICHTESIIORST, Ge/d. Gesch. Β. IX. bl. 257.
(4) poNTAiius, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 529.
-ocr page 168-ALGEMEENE Γχ Ε S C ΗIΕ D Ε Ν 1S
1433— FREDERIK van JEgmond, die onlangs uit zijne gerangenis ontsnapt was. De overwin-
^^^^ naars trokken vermetel met den buit naar Gorinchem ^ maar werden als ge^γeldenaars
en schenders van het Hollandsch grondgebied, voor wier moedwil de gewyde plaatsen
zelfs niet veilig geweest waren, op last van Hertog pilips gevangen naar den Haag
gevoerd en vijf en veertig van hen, naar vonnis van het Hof, onthoofd (i). De om-
standigheid , dat FiLips voor den hoon hem aangedaan van adolf zeiven geene voldoe-
ning eischle, getuigt dat hem, hoezeer hy den schijn van onzydigheid bewaarde, do
staatsverandering in Gelre niet ongevallig was (2). De inwendige twisten der naburen
aan zijne bedoelingen dienstbaar te maken, was het hoofdstreven van dien heersch-
zuchtigen Vorst.
Het stroopen en verwoesten werd wederzijds nog maanden achtereen, meest ten
koste der landbewoners voortgezet; menschen en vee werden geroofd, do oogsten ver-
nield, de boomgewassen omgehakt, de woningen verbrand en de bloeijendste oorden
van Gelre in woestenyën herschapen. In een dezer rooftogten ^yerd jan van Egmond
gehangen, en kort daarop bestormden do Nijmegers het slot Vrienenstein in de O eer-
Betuwe, een eigendom van willem van Egmond (3). Adgi.f versterkte een ge-
2gY deelto der oevers van Maas en IJssel en verlengde het verdrag met Giilik voor den
Zomer-t[jj yau tien jaren. Hij werd ook in het kwartier van Roermonde als Landsheer ge-
maand ' _
1460 huldigd, en nog vóór het einde des jaars van den pauselïjken ban ontheven, in wel-
ken hij, hetzij om do gevangeneming zijns vaders, hetzij om eenige kerkschenderij
geraakt was. Nu Irok hij ten tweedenmale in het gebied van Kleef ^ plunderde en
verbrandde eenige dorpen en gehuchten en sloeg het beleg voor Kranenhurg. Hek-
DRiK van Apelteren en andere Edelen verloren voor deze welversterkte en welverde-
digdo vesting het leven , waarna adolf met den elders behaalden buit naar Nijmegen
terugkeerde (4). De vijandelijkheden werden evenwel spoedig door het onderhandelen
over het slaken van Hertog arnoud , voor eenigen lijd geschorst. Met veel moeite
kwam men eindelijk betrekkelijk dit punt tot een tweeledig voorstel. Adolf zou zij-
nen vader ontslaan en hem het slot te Buren ^ te Lohede of elders ten verblijf en
levens een onderhoud naar rang en stand aanwyzen; bij dag en wanneer geene rui-
h
ί:ίΙ
'ï'l S
f i
- ' r
Ii
(1) Oude Holl. Div. Kron. üiv. XXIX. c. 48. pontanüs , Hist. Gelr. Lib. IX. p. 529.
SLICIITEKUORST, Gclcl. Gesch. Β. IX. bl. 257 en HunorF, Gedenkiü. uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. IV. bl. CVlIi. voet v. outiieüsdeiï, Beschr. v; Culemborg. bl. 109.
(2) KunoFF, Gedenkw, uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CIX.
(3) κπηοΓΡ, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. Jd. IV. bl. CIX.
(4) pontanüs, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 529. slicutenhorst , Geld, Gesch. Β. IX. bl. 258 , 259.
MiJnoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CX.
163
'i*
DES VADERLANDS. 169
Iers in het veld waren , zou hij vrij en ongehinderd mogen in- en uitgaan, en onder 1433—
behoorlijk toezigt, zi<?h met rijden, wandelen, jagen en visschen verlustigen; of,
ARNOUD zou uit zijue gevangenis geslaakt maar zoo bewaakt worden, dat hij tegen
het bestuur zijns zoons niets konde ondernemen. Beide voorstellen, in welko van
AKNOUDS herstelling in het bewind geen woord gerept wordt, werden aan het oordeel
des Graven van CharoloL·' onderworpen , die binnen eene maand uitspraak zou
doen (1). adolf was nu door Gultk, Kleef Gn Kuilenburg voor Hertog van Gelre
en Graaf van Zutphen erkend , en verdroeg zich als zoodanig met willem van Eg-
mond en andere tegen hem verbonden Edelen betrekkelijk hunne eischen en aan-
spraken, welke hij even als die met Kleef en Kuilenburg regelde. Insgelijks ver-
zoende hij zich ten laatste met de stad Arnhem wier regten en vrijheden hersteld ,
wier ontnomen goederen teruggeschonken en Avier ingezetenen in genade aangenomen
zouden worden. Doch willem υαη Egmond^ op do onvoorwaardelijke slaking van Hertog
ARNOUD aandringende, bewerende dat deze bij de overeenkomst was uitgemaakt, terwijl
ADOLF daarentegen haar van do uitspraak des Graven van Charolois afhankelijk stelde ,
hield Arnhem bezet en stroopte van daaruit in de Feluwe. ïe vergeefs traden do
Hertog van Kleef en de Graai van Meurs als middellaars op. Er werden weder vij-
andelijkheden gepleegd; egmond's volk slak fVageningen in brand, en adolf maa|Lto
zich meester van het blokhuis aan de Praast legen over Arnhem^ welke stad hij ook
van de andere zijde trachtte aan te tasten en tot dat einde eenige bolwerken Het op- ^
werpen. Hij sloot tevens een verbond van onderlinge verdediging met den Aartsbisschop Herfet-
van Keulen, die uit hoofde van zijn slecht bestuur, met de voornaamste inwoners zijner ƒ
zetelstad in onmin geraakt was (2).
De Hertog van Kleef, met wien zich de misnoegde Keulenaars hadden vereenigd,
δ ^
de Heer van Egmond^ zijne beide zonen jan en frederik en de stad Arnhem ^ bij ^vjjn.
wie zich later de Heer van Kuilenburg voegde, verbonden zich nu op nieuw legen
ADOLF , welke van alle kanten gedrongen, het beleg van Arnhem staakte en zich naar
het Overkwartier wendde, om de Kleefschen gade te slaan, welke bezet
hielden en het ambt Kriekenbeek bedreigden. Doeaharg viel op nieuwjaarsnacht door
verraad in hunne handen, werd uitgeplunderd, gedeeltelijk verbrand en een aantal
burgers met den buit naar Kleefsland gevoerd. Onder de gevangenen was de wak-
(1) KiJBOrF, Gedenkw. uit de Gesch. c. Gelderl. D. IV. bl. CXI en de aldaar aangehaald«
Oorkonden. Verg. pomscs, Jiist. Gelr. Lib. IX. p. 530. slichterdobst , Geld. Gesch. Β. IX.
bl. 259.
(2) KunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CXIl, CXlIi.
-ocr page 170-370 ALGEMEENE G Ε S G Η lED EK 1S
kere drost jan momme , die in spijt van alle beloften, bedreigingen en mishandelingen,
standvastig weigerde zijn slot Keil over te geven , hetwelk dan ook de bezetting voor
adolf, wien zij trouw gezworen had, bewaarde (1). adolf , om zich te meer van do
trouw der Zulphenschen te verzekeren, verklaarde zich uitdrukkelyk tot bunnen hoofd-
heer in den krijg tegen Kleef ^ die met vernieuwd geweld werd voortgezet, en stelde
zich borg voor de nadeelen, welke zy lijden mogten (2). De landen van Kuik en Kes-
sel werden door de Kleefschen, en de Lijmers door de Gelderschen een ^ooneel van
verwoesting. Cornelis van Merwtjk, drost van Kuik , sneuvelde in een hevig ge-
vecht tegen den Hertog van Kleeft en zijn volk werd op de vlugt gejaagd (3). Roem-
rijk werd deze nederlaag door adolf nabij Stralen gewroken. Ongeveer anderhalf uur
van daar lag het welbezette Wachtendonk, en het was den Hertog van Kleef zeiven
gelukt deze belangrijke plaats , door welke hij de omstreken in bedwang hield, van
het noodige te voorzien. Om hem den terugtogt af te snijden of slag te leveren, be-
zette ADOLF den volgenden morgen vroegtydig met zes duizend voetknechten en acht
honderd ruiters, onder welke zich twee honderd Keulschen bevonden, do engte langs
Zomer Kleefschen trekken moeslen. De vijand daagde vi^eldra op met vijfduizend
maand voetknechten en twee duizend vier honderd ruiters, of naar anderen, doch zeker
geheel overdreven, met negen duizend man te voet en twee duizend te paard.
Toen do twee legers len strijd geschaard , wederzyds eenige bevelhebbers door de
beide aanvoerders tot Ridders geslagen, en de banieren ontrold waren, besteeg adolf
zijn ros en sprak zijne slrijdgenooten aan: « Laat u niet verschrikken door het trompet-
geschal en het vervaarlijk krijgsgeschreeuw der vijanden; houdt moedig stand en doet
wat u bevolen wordt; met hulp van God en van de Heilige Maagd, onder wier leus wij
strijden, zal ons dezen dag eer en goed ten deel worden." Men vindt ook verhaald,
dat hij vóór het aangaan van het gevecht eene plegtige gelofte deed, zynen vader in
vrijheid te stellen, indien hij de overwinning behaalde. Driemaal vallen de Kleefschen
aan, driemaal worden zij met verlies teruggeslagen, waarbij echter ook menig dapper
Gelderschman sneuvelt, en adolf zelf op twee plaatsen gewond wordt. Eindelijk
moeten de Kleefschen het slagveld verlaten dat met hunne'legerteekens en verslagenen,
onder welke de Graven van Nieuwenaar en van Ronckel, bedekt is. De Aarts-
bisschop van Keulen is middelerwijl zelf aangerukt en vervolgt de vlugtenden van
1468
(1) PONTANUS, Rist. Geil'. Lib. IX. p. 531, 532. siicnxENnoitsT, Geld. Gesch. Β. IX. hl.
259, 260. KiJuorr, Gedenhv. uit. de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. GXIII, CXIV.
(2) KiJHOFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CXIV.
(3) PONTAKiis, liist. Gelr, Lib. IX. p. 532. slichtekhorst Ge/ci. Gesch. ß. IX. bi. 261.
-ocr page 171-DES' VADERLANDS. 171
welke vele aanzienlijken in zgne handen vallen, en waaraan de Hertog van ^Zee/te 1433—
naauwernood ontsnapt (1).
De slag bij Stralen bad zoowel de krachten der overwinnaars als die derr overwon-
nenen uitgeput. Men begon derhalve aan een bestand of vrede Ie denken, waartoe
Hertog KAKEL van Bourgondie reeds vóór den bewusten veldslag, den Hertog van
Kleef en den Heer van Egmond vermaand had. Eindelijk bragt de Graaf van Meurs
eene verzoening tusschen adolf aan de eene en egmond met de stad Arnhem aan de
andere zijde tot stand. Arnhem zou adolf op nieuw als Heer huldigen en hijdevry-
heden en voorregten der burgers over het geheel bevestigen; de uitgewekenen zouden Wi»!
onder zekere bepalingen terugkeeren en in hunne goederen en waardigheden hersteld ^j^^g
worden, terwijl de Heer van Egmond^ van al zijne verbindtenissen met die stad zou
afzien. Vier dagen later werden de punten dezer overeenkomst ten uitvoer gelegd (2)
Kort daarop Lsloot adolf, door tusschenkomst des Hertogs van Bourgondié^ te Gent
een bestand met den Hertog van Kleef waarbij hem Wachtendonk teruggegeven en
het regt verleend Averd , die goederen in te lossen, welke Kleef nog van Ge/rein pand ^
had; daartegen zou hij den Heer van Egmond ih diens bezittingen, welke binnen de
grenzen des hertogdoms gelegen waren, herstellen. Hoe weinig adolf de vrede ernst
was, bleek toen hij straks na zyne terugkomst uit Gent een verbond sloot met gijs-
BERT van Bronkhorst, Heer van Borkulo, hetwelk te Zutphen door de steden des
Graafschaps, den landdrost en vele uit de Ridderschap mede bezegeld werd, waarbij
men beloofde, elkander in den oorlog te ondersteunen. Egmokds wantrouwen op
adolf was alzoo niet ongegrond; en uit vrees, dal op nieuw zijne goederen mog-
ten aangeslagen worden, dewijl hij geweigerd had op een aangewezen slot te
verschijnen, verwierf hy op zijn verzoek veilige hoede van Hertog karel van
Bourgondie y wiens herauten voor zijne bezittingen de wapens van hunnen meester
aansloegen in spijt der ingezetenen, welke deze teekenen van vreemd gezag in
hun midden ongaarne duldden (3). Hier uit bleek, dat karel den aanhang van
egmond als den verongelijkten beschouwde, welken hy, overeenkomstig de magl
hem bij het Gentsche verdrag toegekend, in zijne bescherming nam. Ongetwijfeld zal
dit de reden geweest zijn, dat in dien lijd de Gelderschen door brieven aan de voor-
(1) poKTAKts, Jlist. Geit'. Lib, IX. p. 532, 533. sLicnxEKnonsT, Geld. Gesch. Β. JX. 1)1.
261, 262. KiraoFF, Gedenkw. uit dc Gesch. ν. Gelder!. D, IV. bl. CXIV, CXV.
(2) KiJHoiF, Gedenho. uit de Gesch. ν. Gelderl D. IV. bl. CXVI.
(3) poKTAifus, Hist. Gelr. Lib, IX. p. 533, 534. slicdtendorst , Geld. GescL li, IX, bl. 202.
KunoFF, Gedenho. uit de Gesch. ν. GelderU Ü, IV. bl. CXVII.
19*
-ocr page 172-172 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—naamste sleden van Holland en het Sticht. wederkeeriff de E^mondschen van schen-
1482 ...
ding des onlangs gesloten bestands beschuldigden. Hoe dit zij, het gedrag van karel
verwekte wantrouwen, en de Graaf van Meurs waarschriwde adolf, zijne Ridderschap
1, J. V
Loinv- hoofdsteden Nijmegen^ Zutphen en Arnhem ten ernstigste, op hunne
hoede te zijn. Want ofschoon in de helft des vorigen jaars karel als Hertog van
Brahand, zijn schoonbroeder adolp rnet de goederen, welke deze in dat gewest
bezat beleend had, omhelsde hij evenwel de zaak van arnoud. Hij beschouwde dien
Vorst als het slagtoffer van den overmoed der steden en gemeenten, wier opkomst
hem even geweldig hinderde, als filips die begunstigd had om zich bij de burge-
rijen aangenaam te maken, hetgeen zijne trotschheid versmaadde; hij en filips
streefden naar hetzelfde doel, de heerschappij over Gelre, maar betraden eenen
verschillenden weg, om het te bereiken (1).
Het zij op aansporing des Hertogs van Bourgondië, het zy uit eigen beweging ,
bragt Paus patjlus Π aan adolf in eenen brief zijn verfoeijelijk gedrag tegen zijn
vader nadrulikelijk onder het oog, wees hem op het gevaar waaraan het volharden in
zijne boosheid hem onvermijdelijk blootstelde en vermaande hem dringend, den be-
jaarden Vorst te ontslaan, wiens dood hij uit begeerte naar heerschappij niet mögt
verhaasten (2). Adolf riep nu, wel of kwalijk gemeend , zijne Ridderschap en sleden te
Nijmegen bijeen , doch konde hare toestemming tot de slaking zijns vaders niet verwerven;
zelfs zoo ver ging de afkeer voor arnoud, inzonderheid bij de Nijmegers, dat men
openlijk verklaarde, liever den hals aan den bijl des beuls over te willen geven, dan
onder zijne heerschappij of dwiogelandij terug te keeren (3). De Hertog van Bour-
gondiër wiens tusschenkomst tfer bevrijding van arnoud door den Paus en den
Keizer was ingeroepen, ontbood kort daarop adolf naar Hesdin in Picardië, waar
zich toen het Bourgondische Hof bevond, om zich tevens legen de klagten des Herlogs
van Kleef en des Heeren van Egmond te verantwoorden. Met een gevolg Tan zestig
10 v. paarden vertrok adolf uit Grave en werd door lodewijk , Hertog van Savoije^ en
Wiin—
maand, andere Grooten pleglig ingehaald en bij karel luisterrijk ontvangen. Na vele en
vruchtelooze onderhandelingen, dewijl hij steeds op de ongenegenheid des volks met
betrekking tot zijn vader zich beriep , gelukte het den Hertog van Bourgondië ein-
delijk aan een maaltijd onder scherts en ernst, van hem een bevelschrift te verwerven,
waarbij de slotvoogd van Buren gelast werd , arnoud aan de Heeren Hendrik van Perweis
(1) KunoFF, Gedenkw. uit de GescL v. Golderl. I). IV. bi. CXVII—CXIX.
(2) POKTANDS, Hist. Gelr. Lib. IX, p. 535. nunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelder!. D.
IV. O ark, N. 495.
i
(3) POUTAKÜS, ïiist, Golr. Lib. IX. p. 530. slichte^dorst , Geld. Getch. B. IX. bi. 262, 263.
-ocr page 173-DESVADERLANjDS. 173
en FiLips van Wassenaar^ de overbrengers van hel geschrift, uit Ie leveren (1).
verliet dan de oude Hertog na zes jaren den kerker , in welken hij wel naauw bewaakt was
geworden , maar waar het hem aan niets wat tot onderhoud en verkwikking des levens
strekte ontbroken en men zoo veel mogelijk getracht had, hem zijnen toestand aange- ^emi.
naam te maken (2). Van daar dat hij, op de vraag wat hem in de gevangenis
het ondragelijkst gevallen was antwoordde »het schelmstuk van mijn eigen zoon.
Alle ander leed en smaad ontving ik steeds als uit de hand der Voorzienigheid en
met een onverschrokken geest, overtuigd, dat de grootste Vorsten aan de grootste we-
derwaardigheden onderworpen zyn (3)." Over Thiel werd hij naar Hertogenhosch
gevoerd en onder hel gejuich des volks ingehaald. Bovenal betuigde de Geestelijkheid
hare vreugde over de verlossing van eenen Vorst, die haar zoo vele blijken zijner ge-
negenheid en milddadigheid gegeven had (4). Herlog karel ontving hem Ie
kort vóór de Koning van Frankrijk zich van de sleden aan de Somme meester maakte.
Ernstig trachtte hij lusschen vader en zoon eene verzoening te bewerken en hoorde
dikwerf in zijnen groolen Raad den een tegen over den ander, maar was steeds ge-
tuige van den bitteren afkeer en haat, Avaardoor zij elkander met verwijtingen en
beleedigingen overlaadden en de oude Hertog zelfs eens zijnen zoon tot een tweege-
vecht uitdaagde. Eindelyk stelde hij hun bij monde van den Heer de comines voor,
dat adolf als Ruwaard of Voogd het bestuur over geheel Gelre voeren, en arkoud
de stad Grave ^ nevens een inkomen van zes duizend goudguldens en den titel van
Hertog behouden zou. ȕk wil liever mijn vader voorover in een put werpen en
hem naspringen, dan zulk een voorslag aannemen," was het ontaarde antwoord van
adolf. »Mijn vader," voegde hij er bij, »is vierenveertig jaar Herlog geweest, het
is nu tijd, dat ik het ook eens worde. Drie duizend goudguldens wil ik hem jaarlijks
toestaan, mits hij nimmer weder een voet op Gelderschen bodem zette." Karel besloot
nu, om uit de Ridderschap en steden van Gelre, op wier verklaarden weerzin
tegen arnoud zich steeds adolp beroepen had, eenige afgevaardigden to ontbie-
(1) Oude Boll. Div. Kron. Div. XXX. C. 35. poktakus, Hist, Gelr. Lib. IX. p. 530, 637.
siicHTEsnonsT, Geld. Gesch. ß. IX. L·!. 263. kuhoff, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. .}). IV.
bl. CXIX.
(2) NunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CXX, (2). Deze getuigenis, welke
op echte bescheiden berust, bewijst, dat de comi."!Es zijn tafereel te sterk kleurt, wanneer hij ver-
haalt, dat arnodd in een kerker aan kluister gekloalen lag, waar builen een klein dakvenster, geen
licht kon doorstralen. Memoires. Liv. IV. c^ I.
(3) nEiMcisiDS , Sophiol. Lib. I, C. 3. aangehaald in den Tegenxo. Staal v. Gelderl. bl. 102. (15).
(4) Oude Roll. Div, Kron. po.itasüs, en sucnTEnnoRST in dc boven aangehaalde plaats.
-ocr page 174--1-74 Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G ES G H 1Ε D Ε Ν 1 S
1433—den, om zelf hun gevoelen Ie Tememen, Doch adolf , kwaad Termoeden opvallende,
verliet in het gewaad eens Franciskaner Monniks en alleen door zijn geheimschrijver
1471 DIRK van Brakel vergezeld de stad Arras, waar de Hertog van Bourgondië na hel
innemen^ van Amiens door de Franschen, zich hegeven had. Hij wilde naar Gclre
ontsnappen; doch werd te Namen herkend en gevat, van hier naar/^«Yyoort/ew, toen
naar Kortrijk gevoerd en aldaar gevangen gezet (1).
Ondertusschen hadden de Geldersche steden, welke de bedoelingen van Hertog
KARBL wantrouwden, uit vrees voor een onverhoedschen aanval op het herigt van
ARNOUDS vrijlating gewapende landlieden in dienst genomen, niettegenstaande reeds op
het einde des voorleden jaars de Bourgondische Vorst haar en de Ridderschap betrek-
kelijk dit punt gerust gesteld en zelfs aangespoord had, in hare trouw jegens adolf
to volharden (2). Maar toen nu adolf te Namen in hechtenis was genomen , wierp
16 v. karel het masker af en droog nadrukkelijk bij de Gelderschen aan, om zonder legen-
spraak arnoud , wien hij hulp en bijstand zou verleenen , te Eertogenlosch als hunnen
weltigen Heer te ontvangen. Doch de sleden verklaarden zich op nieuw en eenparig
voor ADOLF, besloten het land voor hem te bewaren en maakten zich tot eene
krachtige tegenweer gereed (3). De vier hoofdsteden verdedigden daarenboven in een
uitgebreid vertoog aan den Hertog van Bourgondië haar gedrag met betrekking lol
ARNOUD, haalden de oude veeten legen hem weder op, verhieven de hoedanig-
heden van adolf en braglen karel vrymoedig onder het oog, hoe hij zelf haar
vermaand had, arnotjd niet weder als Heer te ontvangen, maar aan adolf , die
nu legen woord en belofte aan gevangen werd gehouden, getrouw te blyven. Ten
slotte verzochten zij den Hertog dringend haar niet, zoo als onlangs Luik, aan de
vernieling prijs te geven, maar adolf te ontslaan en de intrekking der pausselijke
bevelen legen Gelre uitgevaardigd, te bevorderen (4).
De oorlog met Frankrijk verhinderde karel den Stoute^ de Gelderschen door
geweld van wapenen aan zijnen wil te onderwerpen. Hij gaf hun een verslag van
zijne vruchtelooze pogingen om vader en zoon met elkander te verzoenen, beriep
(1) NunorF, Gedenkw. uitlde Gesch. ν. GelderL D. IV. bl. CXXl. CXXIJ. CXXIX. Oor/:.
503, 505. Vgl. DE coMKEs, ßlem. Liv. IV. Ch. I. Oude Hall Div. liron. Div. XXX, C. 24.
pontaws, Hist. Gelr. Lih. IX, p. 539. de barante , Hist. d. Ducs. de Bourg. T. VlII,
p. 92, 93.
(2) NiJuorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL ü. IV. bl. CXXIl. Oork. N'. 502. roKTAKus,
Hist. Gelr. Lib. IX. p. 537. sucuxenhorst, Oeld. Gesch. Β. IX, bl. 263.
(3) KijHorr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. GelderL D. IV. bl. CXXIII. Oork. 503.
(4) POKTAKUS, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 537—539. sLicnTERnonsx, Geld. Gesch. 1}. IX. bl. 264.
-ocr page 175-DES VADERLANDS. 175
zich op de pausselijke brieven aan welke hij had moeten beantwoorden en verklaarde ,1433-
dat hij ADOLF, welke uit eigen beweging in persoon voor hem verschenen was, in
hechtenis had genomen , dewijl die Vorst in overleg met den Koning van Frankrijk
ontvlugt was, Avien hij beloofd had, legen Bourgondi'è het zwaard op te vatten
zoodra hij in Gelre teruggekeerd zou zijn; een vermoeden voor welks gegrondheid
volstrekt geen blijk gevonden wordt. Hij vermaande hen, zich voorloopig met arnoud ,
zijn leenman, te verstaan en verzekerde, dat bij na afloop van den Franschen krijg,
de belangen van adolf, zoo hij hoopte, tot genoegen der Edelen, Ridders en steden
van Gelre zou behartigen (1). Hoe blijkbaar weinig indruk deze redenen, welke
meer van onvermogen dan van opregtheid in karel getuigden, op de Gelderschen
maakten en hen ter gunste van den ouden Hertog stemden, verloor evenwel aüsgui)
do hoop niet. Openlijk herriep hij zijnen afstand van het bewind, welke hem, gelijk
hij betuigde, «door zijnen ondeugenden en trouwloozen zoon'* met geweld was afge-
dwongen, en bood allen, die hem dadelijk als Heer erkenden, vergiifenis aan (2).
Maar op eenen landdag te Nijmegen werd tusschen do afgevaardigden uit de Ridder- 27 v.
schap der kwartieren Nijmegen, Arnhem en Zutphen en de drie hoofdsteden een
nieuw verbond gesloten, waarbij zij elkander togen allo inbreukmaking op hunne 1471
regten en vrijheden hulp beloofden, de handhaving der binnenlandscho rust door ge-
paste maatregelen verzekerden en verklaarden, in geval do Hertog aan de pand- en
rentebrieven te hunnen behoeve gegeven te kort deed, hem allo schatting, dienst of
bede te zullen weigeren (3). Ondertusschen was ar3s:oüd, verzeld door den Heer
van Perweis en eenige Bourgondische benden, daar een wapenstilstand met Frank-
rijk gesloten was, in Gelre gekomen en te Grave met vreugde ontvangen. Doch de
bezetting van het slot door gewapenden uit Arnhem en Nijmegen versterkt, bood
onder den lotvoogd klaas van Haaf ten en den Ridder jan van Donk, een vruch-
telozen tegenstand. Stormenderhand werd de voorburg veroverd en hel slol zelf kort 28 v.
daarna onder beding van lijfsbehoud voor de bezetting, overgegeven. Roermond en ^g™^j'
Gelder vielen insgelijks arnoud toe, maar de overige sleden, bovenal op aandrang van
Nijmegeiij volhardden in haren tegenstand (4). Zij stelden zich niet alleen in slaat tot
eene hardnekkige verdediging, maar tasllen zelfs in weerwil der Bourgondische vrije
(1) kijüoff, Gedenkw. uit de Gesch, v. Gclderl. D. IV. bl. CXXiV. Oork. N^ 505.
(2) HiJiioFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Geldcrl. D. IV. bl. CXXV.
(3) NunoFF, Gedenkio. uit de Gesch. v. Gelderl. D. IV. Oork. N®. 509. Vßl. bl. CXXVil.
(4) Oude Holl. Divisie Kron. Div. XXX. c. 35. poktasus, Ilist. Gelr. Lib. IX. p. 540·
suaiTEnHORST, Geld. Gesch. B. IX, bl. 265.
176 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— hoede, de bezittingen van Willem van Egmond aan. De burgers van Zutphen en
Arnhem sloegen het beleg voor het slot Baar; en die van Nijmegen, insgelijks door
do Arnhemmers ondersteund, rukten voor Frienenstein^ wierpen het Bourgondische
wapenschild neder , en ondanks de vermaningen van Hertog karel om af te trekken,
veroverden zij het slot na eene belegering van meer dan vier weken (1). Middeler-
Herilit- ^^ü^ stroopte willem van Egmond, de Jongere , met twee honderd ruiters in de om-
streken van Goch; jan van ^^mowc? verwoestte de heerlijkheid van den Berg ^ en
de Heer van Kuilenburg vervolgde alom met woede de aanhangers van adolf (2).
ïe vergeefs had Hertog arnoud sedert het bemagtigen van Grave, door brieven bij
de sleden zijne herroeping herhaald en nu eens door beloften dan door bedreigingen
aangespoord, hem voor wettigen Landsvorst te erkennen (3). Immers had het Wij-
meegsche verbond van de Ridderschap en hoofdsteden der drie benedenkwartieren
zijner tegenpartij meer vastheid en kracht gegeven en alzoo beter in staat gesteld ,
hem de wederverkrijging des hertogelijken zetels te betwisten. Het baatte hem wei-
nig, dat hij zijnen broeder "willem door nieuwe schenkingen aan zich verbond; dat
de Heer van Ghemen zich lot krijgsdienst Ie zijnen behoeve verpligtte, en de burgers
van Deventer, onder waarborg des Heeren van Kuilenburg, hem met duizend Ryn-
sche guldens ondersteunden , of de Hertog van Kleef tenan inval in de Feluwe dreigde (4).
Hij zag zich eindelijk genoodzaakt, den Herlog van Bourgondi'é het bestuur over Gelre
levenslang als Voogd en beschermer op te dragen. Deze opdragt werd door karel te
St. Omer aangenomen, doch arnoüd bleef evenwel steeds daden van regering uitoefenen.
Paus SIXTUS IV zond brieven aan de drie hoofdsteden, waarin hij haar van den eed aan
^^ adolf ontsloeg, lot trouw jegens arnoud ernstig vermaande en tegelijk den Hertog
Lente-
maand van Bourgondi'é dringend aanspoorde dien Vorst, welken hij uit den kerker verlost
^^^^ had, verder geheel in zijn gebied te herstellen (5). Maar karel, welke uit der land-
zaten verklaarden afkeer van arnoud , zich weinig heil ter bereiking van zyn heersch-
zuchtig doel met Gelre voorspelde zoo lang hij hem ondersteunde , gaf aan 's Pauzen
verzoek geen gehoor. Veeleer trachtte hij de gunst der bevolking te verwerven. Reeds
(1) nijnoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CXXVI.
(2) NunoFF, Gedenkw. uit de Geschied, v. Gelderl. D. IV. bl. CXXVIII.
(3) pontands, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 540, 541. suchtenhorst , Geld. Gesch. 15. IX. bl, 26G.
(4) suchtenuobst, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 266 , 267. kuhoff, Gedenkw. tiit de Gesch. ν.
Gelderl. D. IV. bl. CXXVII. en de aldaar aangehaalde oorkonden.
(δ) PONTAinis, Hist. Gelr. Lib. IX, p. 541, 542. kuhoff , Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl.
D. IV. Oo/Ä. 517, 518. ^
I
DES VADERLANDS. 177
im—
■vroeger zelfs had hij derhalve, geheel in strijd met zijn Avoeslen aard, Ie kennen X432
gegeven, dat hij het vernielen en bloedvergieten in Gelre niet langer konde dul-
den; en onder het ijdel voorwendsel, dat de vrienden van adolf zijne lusschenkomst
hadden ingeroepen , welke hij alzoo eershalve niet konde weigeren, arnoüd vermaand ,
den Gelderschen de toegebragle schade te vergoeden en zich van alle vijandelijkheden
en daden Yan geweld te onthouden (1).
De drie zamenverbondene kwartieren lieten zich niet door kauels schijnbare ge-
negenheid verkloeken. De opdragt der voogdij over Gelre aan den Bourgondiër
konde slechts hunne waakzaamheid opwekken en den haat legen arnoüd heviger ont- *
steken; zij handhaafden , zoo ve^de omstandigheden gedoogden, rust en tucht in hun
gebied, en hadden met de Heeren van Egmond en van Kuilenburg een bestand,
en met het kwartier Roermonde eene wapenschorsing gesloten. Maar hun ontbrak
een bekwaam opperhoofd, daar adolf nog steeds in verzekerde bewaring^verdgehou-
den, Zijne gemalin, de beminnenswaardige icatiiarika van Bourhon , was sinds drie
jaren overleden en zijn zoon karel , in veertienhonderd zeven en zestig geboren,
natuurlijk te jong, om het bestuur over het verdeelde land te aanvaarden (2). Men
wierp het oog op yikcent , Graaf yan Meurs, een man van groot aanzien en Termo-
gen , gesproten uit een geslacht dat sinds lang met Gelre in betrekking had gestaan ,
de vriend van adolf en wiens bekwaamheden reeds meermalen in het vereffenen van
geschillen waren gebleken. Hem werd door de Edelen, Ridderschap en steden der
vier kwartieren, immers Roennonde had zich bij de overige gevoegd, het hoogbewind
tijdens de gevangenschap van adolf , of gedurende karels minderjarigheid opgedragen.
Hij verbond zich, het land tegen eiken aanval te beschermen, de regten en vrijheden
des volks te eerbiedigen, voor onpartijdige regtspraak te zorgen , de rust en veiligheid to
handhaven, en in de regering door eenen Raad van afgevaardigden uil do Edelen,
Ridderschap en sleden ondersteund te worden , zonder wiens overleg hij geene amb- ^^ ^·
Ilerfst-
lenaren afzetten of aanstellen, noch eene veete mögt aannemen. Daartegen zou hij maand
als de Hertog zelf gehoorzaamd worden, elke stad en slot voor hem geopend zijn, en ^^^^
nevens een jaarlijksch inkomen van vierduizendRijnsche guldens, eenige andere gelde-
lijke voordeden genieten. De nadeelen, die hem in den krijg wierden toegebragt,
zouden door het land vergoed worden; ook zou men hem met alle kracht te hulp
komen, indien zijn persoon of graafschap werd aangerand (3).
(1) KiJHorp, Gedenkw. uit de Gesch. c. Getderl. D. IV. hl. CXXVIIi.
(2) mJiiOFF, Gedenkic. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. hl. CXXIX.
(3) sijchteinnorst, Geld. Gesch. ß, IX, LI. 265. kijhoff, Gedenhw. uit dc GiKsah. vnn
Gelderl. D. IV. Oork. N®. 530.
\l Deel. 3 Stuk. 23
-ocr page 178-178 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
Hertog ARNOUD zag zicli door dezen beslissendcn slap zijner onderdanen geheel
van het gezag beroofd , en hot ontbrak hem ten eenenmale aan raagt, om zich daarvan
weder meester te maken; bovendien \varen hem door karel den Stoute, die zijn
doel nooit üit het oog verloor, de handen gebonden om naar eigen Λνϋ te handelen.
Hij was thans bijna van elk verlaten en zelfs schier onvermogend, zich van het noodige
tot zijn onderhoud te voorzien. In dezen aan wanhoop grenzenden toestand verpandde
hij ten overstaan van den Hertog van Kleef ^ zijn broeder willem van Egmond en
andere aanzienlijke Edelen, het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen met alle
regten en toebehooren aan den Hertog van Bourgondië voor driemaal honderd dui-
zend Rijnsche guldens, voor welke som zijne erven, ji^pet uitsluiting evenwel van adolf
en diens kinderen, deze panden te allen tijde mogten inlossen. Het verdrag van St.
Omer, waarbij KAREL de voogdij had aanvaard, bleef hierbij in kracht (1). Van de pand-
penningen by deze overeenkomst bepaald, waren arnoud reeds vroeger ter bevor-
dering zijner zaken, tweemaal honderd en achtduizend Rijnsche guldens verstrekt.
Hertog KAREL beloofde derhalve toen hij te Brugge het bewuste pandbezit aanvaardde,
de overige twee en negentig duizend Rynsche guldens binnen de vijf naastvolgende
jaren te voldoen (2). Onderscheidene andere verbindtenissen werden op denzelfden
tyd door hem bezegeld, waarby hij zich onder anderen verpligtte, om artsoüd zoo spoe-
dig mogelijk in zijn gebied te herstellen, hem het^^levenslange vruchtgebruik van het
hertogdom en graafschap, doch legen onderpand van een burg of bevestigde stad in
elk kwartier, af te staan benevens de helft eener tienjarige bede, welke hij na de
onderwerping des lands, jaarlijks van vijftig duizend Rijnsche guldens zou heffen, hem
te vergunnen zijne gemalin Katharina naar goeddunken met verbeurdverklaring
van goederen te straffen, en hem vrijgeleide te schenken door al de staten der
Bourgondische heerschappij (3).
Zeer gelegen voor Hertog karel overleed arsoud weldra aan eene beroerte in de
stad Grave ^ waar hem nog eene schaduw van gezag was overgebleven (4). In de
kerk aldaar heeft een aanzienlijk gedenkteeken met een meer pralend dan waarheid
kenmerkend grafschrift, op hoog gezag in het begin dezer eeuw het vervallen ge-
steente vervangen, ouder welk zijn stoffelijk overschot gelegd was (5). Hij had
23 V,
Sprok-
kelm.
1473
(1) NiJHorF, Gedenkw, uit dc Gesch. ν. Gelderl. Oork. 533. Vgl. bl. CXXXII.
(2) mraoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. Oorh. 534.
(3) KunoFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CXXXII cn de aangehaalde Oork.
Vgl. PONTAHUS, Hist. Gelr. Lib. IX. p. 642—549.
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXX. c. 44. fontanus , Hist. Gelr. Lib. IX, p. 549.
(5) NIJIIOFF, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl. D. IV. bl. CXXXV.
7 γ.
Win-
term.
1472
30 ν.
AVin-
term.
1433-
14S2
DES VADERLANDS. 181
der tachligdaizead guldea aaa den Herlog van Gitlik op zieh ncmen. Orn de
Geldeischen le beler in teugel te houden, zond hij do beide kinderen van adolf
ter opvoeding en bewaring naar Gent.
De val van Nijmegen werd onmiddellyk door de onderwerping van het geheele gewest
gevolgd. Zutphen, Arnhem^ al de overige sleden van de Veliiwe met Grol, Deu-
tichem en Doesburg huldigden achlerecnvolgend den Herlog van Bourgondie, Te
Ziitphen Avachüen hem de afgevaardigden van , Kamyen cn Zwol ^ die melde
Gelderschen zamengespannen hadden, en verwierven vergiffenis. Oswald wfli»c?m^er^,
wiens heerlijkheid tusschen Zutphen en Emmerich was gelegen, deed hem op den-
zelfden tijd den eed als leenman. De Herlog van Kleef werd voor zijne diensten met
het drostambt Elten en het kerspel Angerloo begiftigd, en Goch aan hem afgestaan.
Karel legde in alle sleden en sloten bezetting onder vertrouwde bevelhebbers, sleldo
WILLEM van Egmond tot stadhouder aan over Gelre en riglle le Arnhem eenen Raad
op, welke in zijnen naam elk regt zou verschaffen. Eene groole jaarlijksche schat-
ting werd den ingezelenen opgelegd. Kauel , in Nijmegen teruggekeerd, regelde
er nog eenigo punten van besluur, en werd vervolgens le Trier met veel pleglig-
heid door Keizer frederik lil met Gelre en Zutphen als Rijksleenen verleid (1).
Reeds terstond gevoelden de Gelderschen het drukkende der vreemde heerschappij.
De hun opgelegde schalling werd met de uiterste gestrengheid ingevorderd en de rege-
ring van Wageningen, welke, naar het schijnt, daarmede toefde, dreigend gelast
haar aandeel onmiddellijk te voldoen, daar dit des Ilertogs wil was; woorden, welke
nimmer te voren eenig Vorst in Gelre gewaagd had te bezigen. Do allijddurende oor-
logen van den nieuwen Meesier verslonden do dapperste en kloeksle van Gelre's
zonen. Op de klagten der ingezelenen over inbreukmakiag op hunne voorreglen en
vrijheden, werd geen acht gegeven; en een vreemdeling, filips vanCroy^ Graafvaa
Chimay, lot algemeen Landvoogd over do beide gewesten aangesleld. De vrees voor
den ontzaggelijken Vorst hield alles in rust, en onder zijn besluur viel in Gelre niets
merkwaardigs voor. Slechls werd den Bisschop van Munster, krachlens keizerlijke
brieven, vergund de stad Zutphen en haar blokhuis in naam des Rijks to bezeilen
en te bewaren , onverminderd de vrijheden en voorreglen der burgers (2).
De dood van karel den Stoute ontwaakte in de Gelderschen het onderdrukt Verlan-
(1) i)e coMisES, Liv. IV. Ch. 1. oLiviER de LA iharcne, Liv. Π. CU. V. p. 587. Oude IIolL Div.
Kron. Div. XXX. c. 48—53. jieyerus, AnnaL Flandr. Lib. XVII. p. 357. Verso. roxTus oeu-
TERis, lier. Burgund. Lib. V. p. 135, 136. roMAKts, liist. Gelr. Lib. IX. p. 552, 553.
siicnxEKHORST, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 270, 271. Chron. υ. Nijmegen, bl. 105.
(2) posTAnus, Rist, Gelr, Lib. IX. p. 553, 554. sucHTEKnoRST, Geld, Gesch. Β. IX. bl. 271.
3 τ.
Oogst-
maand
1473
15 τ.
Oogst-
maand.
1474-
1477
182 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— gon naar onafhankelijkheid. Op eene dagvaart te Nijmegen werd besloten, nie-
mand dan adolf en na hem zijn wettigen erfgenaam voor Heer te erkennen. Men
verklaarde, de verbindtenissen met den Bisschop van Munster te zullen on-
derhouden , maar al de brieven en bevelen van aknoud , na zijne slaking gegeven ,
van Hertog kakel en van zijne dochter maria van Bourgondië als nietig en van
onwaarde te beschouwen. Op verlangen van adolp, welke inmiddels uit den ker-
ker ontslagen was, werd het bewind des lands aan Katharina, zijne zuster, op-
gedragen , dewijl hij thans do Vlamingen tegen de Franschen aanvoerde (1). Hij riep
zijne Geldersche vrienden tot deelneming in dien krijg op, en velen , onder welke
de Ridder Hendrik van der Horst ^ Drost op de Veluwe ^ gaven daaraan gehoor (2).
Doch hij sneuvelde kort daarna en zijn lijk werd zonder praal in de groote kerk van
Doornik bijgezet (3). Eenige verhalen, dat by den beeldenstorm in het begin van den
opstand tegen Spanje, zijn graf opengebroken en het gebalsemd lijk door het woedende
gemeen geschonden Averd, dewijl »hij de aarde niet waard was, welke dengenen
mishandeld had, door wien hij op de aarde en aan het genot des levens gekomen
was (4)." Adolf had veertig jaren, en do helft daarvan in rampzaligen twist met zijn
vader geleefd. Het ontbrak hem niet aan dapperheid, maar hij was vermetel, stout
en heerschzuchtig; evenwel moet hij hoedanigheden bezeten hebben, welke do Gel-
derschen met zoo veel ijver aan hem konden verbinden , ondanks de snoode handel-
wijze omtrent zijnen vader en Heer, welke zijnen naam zwaar bezoedeld tot de na-
komelingschap heeft overgebragt.
Zomer berigt van adolfs ontijdigen dood baarde algemeene verslagenheid in Gelre.
maand jÄjo. zoon en opvolger, de tienjarige kakel , was in Gent; men wantrouwde -willem
van Egmond en vreesde den invloed der Bourgondiërs, die de aanzienlijkste ambten
bekleedden. Derhalve werd Katharina van Gelre, voornamelijk door beleid van Nij-
megen en Zutphen, in het opgedragen bewind bevestigd en tot Voogdes van den
onmondigen karel aangesteld, in wiens naam zij het gezag uitoefende. Terstond deed
zij, hoewel eene vruchtelooze poging bij maria van Bourgondië, om de kinderen
haars broeders in vrijheid te stellen, en vaardigde toen een gezantschap af aan lode-
wijk XI, die beloofde , zoo wel hen als haar tegen maximiliaan , wiens oogmerken
met Gelre hem bekend waren, te ondersteunen. Om den Koning van Frankrijk
(1) pontanus, HisU Gelr. Lib. IX. p. 556, slichtenhorst, Geld. Gesch. Β. IX. bl. 274.
(2) Kron. v. Arnhem, bl. 52, 53.
(3) Zie hiervoor bl. 66, 67. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI, c. 10. .
(4) slicdterhorst, GeW. GescA. B. IX. bl. 274. ^ '
-ocr page 183-DES VADERLANDS. 183
naauwer aan zich te verbinden , sloot men een beschermend en Terweerend verbond 1433—
. ' .. 1482
met zijn bloedverwant lodewijk van Bourbon^ Bisschop van Luik en moederlij- jg^
ken oom van den jongen karel. De bezorgde kathakina trachtte zich ook door ver- Oogst^
bindtenissen met den Koning Schotland en den Hertog van Bourbon te sterken , en 1477
willem van Egmond y zijne zonen en den Heer vante gunste van adolps
kinderen te stemmen Zij hield nu bij siaximiliaay, welke ondertusschen met makia
van Bouvgondi'è gehuwd was, en bij de voornaamste Zuid-Nederlandsche steden
op de slaking van karel van Gelre en zijne zuster filippe ernstig aan ; doch vond lOj.
bij den Hertog van Oostenrijk geen gehoor. Middelerwijl trachtte willest van Eg-
mond zijne bijzondere bedoelingen te bereiken. Hij verklaarde wel op den landdag
te Nijmegen^ dat hij noch zyne zonen eenig bewind over GeZre begeerden, maar
slechts verlangden aldaar ongemoeid en op hunne eigene kosten te mogen leven; doch
toen KATHARINA , in overeenstemming met de afgevaardigden der drie hoofdsteden Nij-
megen ^ Ztitphen en Arnhem y op eene zamenkonist io. Arnhem ^ hun dit veroorloofde 1478
rails zij hun woord getrouw bleven, zich voor karel van Gelre verklaarden en niet
met MAxmiLiAAN tegen hem zamenspanden, weigerden zij deze voorwaarden aan te
nemen, waarop hun Gelre ontzegd werd. Dit verwekte eene hevige opschudding
onder de vrienden en medestanders der egmonden, Katharina verliet in allerijl
Arnhem, hetwelk onmiddellijk door willem van Egmond bezet werd. Hare ijve-
rigste aanhangers werden verdreven en onder hen govert en rutger van Randwijk ^
van welke de eerste zich onmiddellijk in Wageningen wierp en de stad met het slot
in bezit nam (1).
Op aanzoek van Willem van Egmond verschenen echter weldra do afgevaardigden
van KATHARINA en van do steden Nijmegen en Zutyhen te Arnhem. De vroeger
bepaalde voorwaarden der Vorstin werden nu schier alle door hem aangenomen, en
men kwam wederzyds overeen, dat elk zijne goederen ongestoord zoude bezitten.
Doch EGMOND en zijn aanhang maakten zich spoedig aan vyandelijkheden schuldig.
Hij werd derhalve door de Voogdes ter verantwoording ώάάχ Ν ijmegen geroepen, maar
verscheen niet. Door de Ridderschap en steden op eene bijeenkomst te Malburgen
nabij Arnhem ontboden, verklaarde hij den afgevaardigden ronduit, dat hij de Voogd'
van ADOLFS kinderen was en vroeg hen tevens, of zij hem in die hoedanigheid wil-
den erkennen? Men verwonderde zich teregt, waarom hy dit, indien hel op de waarheid
gegrond was, zoo lang verzwegen had. De Bisschop van Luik gaf hem en der Rid-
derschap en steden daarover zijne bevreemding te kennen, te meer dewijl de egmon-
(1) Oude Holl, Dit, Kron. Div. XXXI, C. 17. postus iieutencs, Rer. Austriac. Lib, I. p. 52.
posTAHBs, Hist, Gelr. Lib. X, p. 561—564. sliciitekhorst , Geld. Gesch. Ii. Χ. hl. 277 , 278.
184 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^t/'oö" onlaags nog begeerd hadden, zich huilen eenige gezagvoering in'Gelre op te
houden. Hij voegde er hij, dat hem zeiven veeleer de voogdij over zijn minderjarigen
neef en nicht zou toekomen dan aan egmond , wiens geweldenarijen hij niet verzui-
men zoude naar vermogen te beteugelen. Egmond niettemin handelde als Voogd te
Arnhem en in de omstreken. Hij gelastte πενόκικ van Doornik het slot Gruins-
fort nabij Retiehem, hetwelk deze van het hertogdom inhield, te ontruimen; en het
gerucht verspreidde zich, dat hij spoedig ook de overige sleden zou onderworpen heb-
ben. Zijn plan echter, om Wageningen en Grave άοοτ verraad te bemeesleren, mis-
lukte ; en zijne beide zonen, frederik van IJsselstein en willem van Egmond,
vielen den burgers van Nijmegen, welke zij veel overlast aandeden , in handen en
22 v.
Grasm. werden in den groolen toren tegenover het Valkhof drie jaren opgesloten. Onder-
lusschcn zette egmond zelf zijne vernielende strooptoglen uit Arnhem voort, en eer-
biedigde zelfs niet het ülrechlsche grondgebied. Om hem te beteugelen , riepen de
Gelderscheu deu Hertog frederik van Brunstoijk tot beschermheer, wien zij hel be-
stuur van zaken, onder het gezag der Voogdes Katharina, opdroegen, Arnhem bood
nu den Hertog van Kleef aan , zich onder zijne magt en bescherming to stellen. In-
middels sloeg do Hertog van Brunstoijk met do Piijmegers het beleg voor die stad ,
hetwelk door tusschenkomst des Hertogs van Kleef spoedig werd opgebroken. De jongo
Vorst van Kleef kwam hierop in Arnhem, en werd er in stede zijns vaders gehul-
digd (1).
In dien tijd bevond zieh te Zutphen de Bisschop van Munster, uendrik van
Schwartzenherg, wien hot geheele graafschap voor zestig duizend Rïjnsche gul-
dens verpand Avas, onder beding, dat hij het tegen voldoening dier som weder aan
den welligen erfgenaam moest inruimen. Tijdens deze verbindlenis zou de Bisschop ,
do Ridderschap en de sleden elkander naar krachten verdedigen; en de eerste zonder
toestemming der laatste , geen gedeelte van het gewest mogen verpanden of vervreem-
den. De Voogdes Katharina loonde zich over dit verdrag gebelgd en beschouwde
do schatting, welke men daarbij den Bisschop van Munster had ingewilhgd , als eene
inbreuk op do regten van karel van Gelre. Zij liet scherpe bevelen uitgaan aan al
de sleden, zoowel van het graafschap als van het hertogdom , dat men alleen regt zou
spreken in naam van den jeugdigen Hertog, den Aveltigen Heer van Gelre^ Gulik
en Zutphen ; en gelastte, dat zij, welke zich met het innen van 's Jands gelden op
een anderen naam bezig hielden, in den kerker geworpen wierden. Daarenboven nam
zij lot handhaving van haar gezag, oud en ervaren krijgsvolk in dienst, dewijl de af-
(1) Onde Holl, Dir. Kran. Div. XXXI. c. 17. pomarüs , llist. Gelr. Lib. X, }). 564, mi,
suf.TiTEMioRST, Geld. Gcsch. B. X. bl. 279. Kron. v. Arnhem, bl. 54. '
DES VADERLANDS. 185
gevaardigden yan eenige steden niet slechts met den Hertog van Kleef ^ over een 1433—
dubbel huwelijk tusschen rte jonge Prinsen van Kleef en Gelre onderhandelden, maar
ook dien Vorst in hare plaats hel: bestuur van zaken wenschten op te dragen; hetgeen
echter door JSijmegen legengewerkt en verydeld werd. De Bisschop van Luik hield
ondertusschen bij het Bourgondische Hof op het vrijstellen van adolfs kinderen aan ,
waardoor naar zijn oordeel, de rust in Gelre zou hersteld worden. Maar ma-ximiliaan ,
zelf vlammende op het bezit van dat gewest, sloot een verbond met den Hertog van
Kleef en verhief te Brugge willem van Egmond lot Ridder van het Gulden Vlies;
door den invloed dier mannen meende hij spoediger zijn doel te bereiken, en op zijne
kosten werd door den Hertog van Kleef oorlogsvolk geworven (1).
De Gelderschen maakten zich terstond lot tegenweer gereed en versterkten hunne
krygsmagt, over welke het bevel aan Hertog frederiic van Brunswijh opgedragen
werd. Bij hem voegden zich de benden der Bisschoppen van Luik en van Munster y
van Hertog jan van Beijeren en des Graven vingent van Meurs, Hij riep Zutphen
en andere steden ter heirvaart op , naardien de burgers van 'i Hertogenhosch reeds
in do wapenen waren en den Bommelerwaard bedreigden. Ondertusschen verspreid-
den zijne manschappen, uit zucht naar buit, zich ginds en herwaarts op vreemd
grondgebied. De Brabanders maakten zich dit ten nutle en rukten roovende en
brandende voor de stad Grave^ welke, van allen toevoer afgesneden, zoowel uit
gebrek aan krijgs- en levensbehoeften als door inwendige verdeeldheid zich op billyke
voorwaarden overgaf. Uit weerwraak werden Brahand en Kleef door de Gelderschen
vreesselijk verwoest, welke met rijken buit en een overgroot aantal gevangenen terug-
keerden , zonder dat de vijand het gewaagd had, hun op dien logt het hoofd te
bieden. In Wijnmaand echter vertoonden zich Bourgondische en Kleefsche benden in
het Rijk van Nijmegen. De bezetting der stad trok haar te gemoet doch werd ge-
slagen, den aanvoerder vingent van Zwanenburg met eenige manschappen gevangen
achterlatende.
Het was om dien tijd, dat een huwelijk tusschen Hertog predebik van Brunswijk 1479
en de Voogdes Katharina ontworpen werd; hy zou zeventig duizend goudgulden lot
huwelijksgift ontvangen, tien jaren achtereen Gelre in naam van adolfs kinderen be-
stieren, en van alle steden en sloten den eed nemen. Katharina zou den tol en
het huis te Lohede met alle inkomsten op gelyke wijze bezitten als hare moeder,
welke, naar men gist, voor ruim twee jaren overleden was, die bezeten had. Kort
daarop verklaarde frederik van Brunswijk den Hertog van Kleef ^ dat hy zijn vijand
zou blijven, zoo lang hij voortging de landen en onderdanen van karel van Gelre
(1) poNTAKUs, Eist. Gelr. Lib, X. p.5ί)5 , 566. slichtenhorstGeicAT B.X, bl.279 , 280.
U Deel. 3 Stuk. 24
1850 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
■ te vuur en te zwaard te yerdelgen. Even vergeefs als deze bedreiging, waren do pogin-
gen des Konings van Deneinarken ^ om maximiliaan Ie bewegen, do landen van Ge^re
en Zutphen aan den welligen erfgenaam ongesloord over te lalen. Veeleer vermaande
MAxiMiLiAAN de Arnhemmers en do andere Bourgondisch gezinden lot standvastigheid. Hij
zelf werd te Roermonde als Landsheer gehuldigd; en een zijner vermögendste aanhan-
gers, HENDRIK van Ghemen, Drost van Gelre^ verklaarde openlijk vijandschap aan
Nijtnegen. De sloten Batenburg en Leeuwen werden door do Bourgondiërs ver-
overd, maar driehonderd hunner mannen in eene schermutseling door de Gelderschen
gedood, welke zich van al het geschut en den krijgsvoorraad meester maakten. De
Voogdes KATHARINA zelvo werd in de stad Gelder belegerd, doch voornamelijk door de
Nijmegers ontzet, waarbij de vijand al zijn grof geschut moest achterlaten. De Gel-
derschen verbrandden de vlekken Kevelaar^ en Aejferden in het ambt van Goch}
daartegen maakte de , Hertog van Kleef zich meesier van het slot to Lohede. en het
huis to Hoemenj waarna een wapenstilstand van zes weken gesloten werd (1). Ook
de Hollanders waren als onderdanen van maximiliaaw en maria, in den krijg tegen
Gelre gewikkeld geworden. Leerdam was hun door de lafhartigheid van den bevel-
hebber JAN van Cats ontnomen. Vandaar uit stroopten de Gelderschen onder hun
hoofdman isikolaas van Haaften in Holland, en verrijkten zich door rooven en
brandschattingen. Op do Zuiderzee inzonderheid had men elkander veel nadeel loe-
gebragt en wederzijds den handel en scheepvaart geweldig belemmerd. Eindelijk slo-
ten Haarlem, Amsterdam y do steden benoorden het IJ, nevens Ν aarden, Wees^
en Muiden met Harderwijk, Hattem en Ε Iburg een bestand te Ν aarden, dat tot
den vijf en Iwinligsten van Slaglmaand duren zou (2). Tegen het einde des jaars
kwam katharina met maximiliaan, door tusschenkomst van zijn Maarschalk adolf van
Nassau overeen, dat zij in slede van den tol to Lobede, de stad, het slot en de in-
komsten van Gelder gedurende haar leven ongestoord zou bezitten, en daarin door
MAxiMiLiAAN tegen elke aanranding gehandhaafd worden (3).
Onderlusschen was Hertog frederik van Brunswijk vóór do voltrekking zyns hu-
welijks met katharina, krankzinnig geworden en naar zijne stalen teruggevoerd. De
wakkere üendrik van Schwartzenherg werd nu voor den tijd van zes jaren in zijne
plaats lot beschermheer van Gelre aangenomen. Terstond zetto hij de aangevangen
(1) Oxide Holl. Div, Kron. Div. XXXI. c. 17. pontanus , Rist. Gelr. Lib. X. p. 566—570.
sucnxEKnonsT, Geld. Gesch. β. Χ. bi. 280—282. Chronijk van Nijmegen, bl. 107.
(2) Oude EolL Div. Kron. Div. XXXl. c. 19. postartis, Eist. Gelr, Lib. X, p. 570.
sLicHTEKHonsT, Gcld. Gesch. ü. X. bl. 282. wageraar, Beschr.v. Amsterdam. St. I. bl. 180,181
(3) pontaküs, Rist. Gelr. Lib. X. p. 570. slicuteriiorst , Geld. Gesch. ß. Χ. bl. 282,
16 r.
Hooim.
1479
14 V.
Wijn-
maand.
DES VADERLANDS. 187
onclerhandelingen met den Koning ran Frankrijk, oTcr het sluiten ταη een verbond
legen maximiliaan met ernst Toort (1). Te Metz kwamen de gezanten Tan lodewijk XI
mot do afgevaardigden van κατπαηιιτα , den J3isscliop van Munster en de Geldersche
steden hijeen. Van de Fransche zijde >verd geëischt, dat hol hertogdom Gelre en het 1430
graafschap Zutphen zich voor altijd zouden verbinden, den Koning en zijn rijk legen
allen te helpen en te dienen, bepaaldelijk tegen maximiliaan, maria zijne gemalin en
hunno kinderen, als ook tegen den Hertog van Kleef en zijne afstammelingen. De Ko-
ning drong er op aan, dat men den gezanten schriftelijk beloofde, terstond den oorlog
op leven en dood aan zijne bovengenoemde vijanden te verklaren. Van de Geldersche
zijde vorderde men, dat de Koning zich verpligten zou geen vrede of verdrag te
sluiten, zoolang de jonge Hertog van Gelre niet in vrijheid en in het bezit zijner
heerschappij hersteld en aan zijne onderdanen teruggegeven zou zijn. De Koning nam
volgaarne genoegen in deze voorwaarden en verzekerde, dat hij in elk vredesverdrag of
bestand, waartoe hij zeer ligt overging , zijne Geldersche bondgenooten begrijpen zou (2).
Do Gelderschen door dit verbond aangemoedigd, zetten den krijg tegen maximi-
LiAATT door. Zij behaalden nieuwe voordooien en dreven zijn volk met verlies tot
*s Hertogenhoseh terug, doch werden in hunnen loop gestuit door de hulpbenden,
welke de Hertog van Kleef aanvoerde (3). Hel vereenigde Brabandsch-Kleefsche leger
bedreigde do stad Grave ^ die men den Bourgondiërs weder ontwrongen had; doch de
toeleg werd, waarschijnlijk door de spoedige terhulpkoming der Nijmegers, verijdeld.
Do Voogdes KATHARINA, vertrouwende op den Koning van Frankrijk, boezemde
steeds de Edelen, Ridderschap en steden moed in, hen vermanende, veeleer het
uiterste en alles te wagen , dan zich aan maximiliaan te ondorAverpen. Maar do be-
dreigingen van dien Vorst bewerkten, dat Harderwijk^ llatlem^ Elhurg cnNijkerk
door tusschenkomst van den Ütrechtschen Bisschop david van liourgondi'è ^ zich met
hem verzoenden en aan adolf van Nassau, zijn gemagligdo, den eed van hulde
en trouw aflegden (4).
Om zich naar den kant van Bolland te sterken, sloten de beschermheer üendrik:
υαη Schwärtzenherg en de regering van Nijmegen eeno overeenkomst met walra-
VES PIEK, waarbij deze do blokhuizen en ambten van Beesde en Renoyen in de Neder'
Betmoe, in naam der kinderen van adolf van Gelre zou bezitten en verdedigen,.
Dit was thans te noodzakelijker, naardien maximiliaan zelf zich in Holland bevond,
(1) roKTAKus, Uist. Gelr. Lib. X. p. 567—569. sucuterhorst , Geld, Gesch, JJ. X. hl. 281.
(2) DE BARAKTE, Ifis/. d. Ducs de Bourg. T. X. p. 55.
(3) DE BARAKTE, Hist. d. Ducs de Bourg. T. X. p. 55.
(4) roniAKiis, llist. Gelr. Lib. X. p. 570, 571. sncπτE^πoRPT, Geld. Gesch. li, X, bl. 282.
-ocr page 188-188 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
I Λ..-1,, Ijl
■ Heukelom bezet en Asperen, op de grenzen van Holland en Gelre gelegen, waar
Iwee slotvoogden, gijsbert piek een Gelderschman, en wessel van Boetselaar een
Hollander, het bevel voerden, met geweld bemagtigd had, terwijl jan van Egmond
uit Gorinchem een waakzaam oog hield op de Gelderschen. Gijsbert piek verwoestte
uit weerwraak Langerah, hetwelk aan de moeder van wessel toebehoorde; en de
Wageningers belemmerden den Hollandschen handel op den Rijn. Jan van Kleef
en JAN van Egmond trokken derhalve met eene aanzienlijke strijdmagt bij Wijk te
Duurstede over dien vloed en vermeesterden het sterke slot Ravénswaai. Na het
plunderen en verbranden der omliggende dorpen, sloegen zij zich neder voor Wage-
ningen, hetwelk hevig beschoten en bestormd werd. Om de Kleefschen van hel beleg
af te lokken, vielen de Doesburgers met tweehonderd man roovende en brandende
in het gebied van Kleef, terwijl een gelijk getal van hunne burgers midden door
het vijandelijk leger heen, in de belegerde slad geraakten. Daarentegen Aderden do
Nijmegers, die tot ontzet aanrukten, bij Heusden door den vyand aangevallen en
vierhonderd van hen nevens twee burgemeesters gedood. De burgers van Zutphen
en Harderwijk, welke aan de Grebbe tot hunne hulp waren overgestoken, werden
insgelijks geslagen. Dit verlies ontnam der bezetting van Wageningen den moed niet.
Dapper weerde zij menigen aanval af tot eindelijk, beroofd van alle hoop op ontzet
en door gebrek aan levensmiddelen gedrongen, zy onder voorwaarde van lijfsbehoud
en goederen zich overgaf (1).
Weinig baatte het, dat de burgers van Zutphen kort daarna 'in den nacht Biburg
verrasten, en de Gelderschen later Gorinchem in brand scholen (2). Arnhem en
Roermonde toch hielden de zijde van maximiliaan; Harderwijk, fVageningen en
Nijkerk gehoorzaamden hem; Leerdam was weder in zijn bezit geraakt, en de wa-
penstilstand met Frankrijk boezemde vrees in, dat hij nu al zijne strijdkrachten tegen
Gelre zou riglen. De afgevaardigden der Voogdes Katharina , van den Beschermheer
hendrik van Sehwartzenberg en der Ridderschap en steden, sloegen derhalve op
eene bijeenkomst Emmerich den afgezanten van maximiliaan voor, om het geschil
over het regt op de landen van Gelre en Zutphen aan de uitspraak van den Paus te
onderwerpen. Hiervan gebeurde echter niets en de wederzijdsche slrooperijen werden
voortgezet. Doch drie maanden daarna kwam te Nunspeet op de Feluwe eene wa-
27· V.
liloeim,
1480
10 v.
Wijri-
jnaancl.
1481
(1) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXI. c. 24—26. iomtus iieuterus, Rei\ Austriac, Lib. 1.
p. 63. PONTANDS, Hist. Gelr. Lib. X. p. 571. SLicnxENHORSX, Geld. Gesch. ΰ. Χ. bl. 282 , 283.
KEMP, ßeschr, ν. Gorinchem, bl. 394. Chron. v. Nijmegen. 1)1. 107.
(2) kemp, Besch, ν, Gorinchem. bl. 395. pohtakxjs , Hist. Gelr. Lib. X. p. 572.
DES VADERLANDS. 189
penschorsiDg tot stand (1). Maximiliaaiï maakte zich dien tusschentijd ten nutte, om 1433—
de onlusten in Holland te stillen (2). Zoodra het bestand ten einde was geloo-
pen, bragt hij een deel zijner benden uit Gorinchem en V Hertogenbosch bijeen,
om met kracht de Gelderschen te beoorlogen. Een onverwachte aanval op Bommel
mislukte ; maar de Bommelerwaard werd door zijne benden verwoest. De Gelder-
schen door den Koning van Frankrijk verlaten, oordeelden het raadzaam, den
dreigenden slorm te ontwyken en zich aan den Vorst te onderwerpen, welke thans
zijne geheele krijgsmagt tegen hen konde en begon te ontwikkelen. Hunne afge-
vaardigden beloofden derhalve te 's Hertogenhosch y dat zij hem voor Landsheer
zouden erkennen. Maximiliaan en maria begaven zich nu met -een tairyken stoet 15 v.
van Ridders en gewapenden naar Nijmegen, waar zij als Hertog en Hertogin van
Gelre gehuldigd werden. De overige steden volgden; Venlo alleen bood tegen-
stand, maar moest na een streng beleg van eenige dagen zwichten. In Zutphen
werd maximiliaaw, door adolf van Nassau vertegenwoordigd, voor Graaf er-
kend, nadat tiiiwDRiK. van Schwartzenlerg op aandrang des Herlogs van Ziee/',
de Zutphenschen van de gehoorzaamheid aan hem ontslagen had. Maximiliaan
stelde adolf van Nassau aan tot stadhouder over Gelre en begaf zich naar
Brussel (3).
Frieslasd. Groningen. Niet minder dan Gelre was Friesland dit geheele tgdperk
door, aan al de ellende van den burgerkryg prys gegeven. Nadat focgo ukena van het
tooneel der zaken was afgetreden, waren er op nieuw onlusten tusschen Groningen en
de Ommelanden gerezen (4). De Groningers hadden even als Dordrecht, Middel-
hurg en andere Hanzesteden, aanspraak op het regt van stapel gemaakt (5). Focco
UKENA had door nieuwe bepahngen in de Ommelanden hen daarin gestoord en door
zijne overmagt hen gedwongen, dit geduldig aan te zien. Maar thans eischten zij
openlijk, dat alles op den voet van de overeenkomsten, vroeger met do Omme-
landen gesloten , zou hersteld worden (6). Eenige Edelen des lands vereenigden zich
'ï
&
Η
(1) sLicnTEMiioRST, Geld. Gesch. Β. Χ, bl. 284.
(3) Oude Holl, Div. Kron. Div. XXXI. c. 33. pontüs hebtebüs, Rer. Austriac. Lib. L p. 63.
poutahüs, Hist. Gelr. Lib. X. p. 573. slicbtenhorst , Geld. Gesch. 15. X. bl. 285. Chron. v.
Nijmegen, bl. 108. Kron. v. Arnhem, bl. 57 , 58.
(4) Zie Alg. Gesch. d. Vaderl. D. li. Si. U. bl. 599.
(5) WESTBKDORP, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 450.
(6) Verg. Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. Sf. II. bl. 595 , 597.
-ocr page 190-190 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— hiermede , terwijl ripperda , houwusga , gogkikga en anderen , hoe^γel Ie TergeeCs,
zich er met nadruk togen verzetten. Immers, ofschoon in het eerst ernstige ge-
schillen ontstonden, toen do stad Groningen zich met de daad de betwiste lol- en
stapel-regten -vveder aanmatigde , namen echter Eunsmgo en Fivelingo gedeeltelijk
en geheel Apinngadam het verbond, door de andere landschappen van het W
terkwartier in veertienhonderd acht en t^γintig met Groningen gesloten, mede aan.
Ondertusschen dreef men aan den Eemskant en den Dollart, zoo als te Fermsum
en te Termimten, dagelijks ruiling en handel met do Hamburgers, die toen meesters
yimEmhden waren, zonder zich om de eischen \tm Groningen te bekommeren. Deze
stad wilde hare zaak doordrijven en zond den ouderman van het gildregt, willebi
wiGHERiNG, naar de heerlijkheid van ripperda te Fermsum. Doch zyne pogingen en
bedreigingen verwekten eenen opstand, in welken hij doodgeslagen Averd. De Gronin-
gers eischten voldoening; ripperda weigerde die, maar tegen eenen gewapenden
aanval niet bestand, was hij weldra genoodzaakt zich op harde voorwaarden met
27 V. hen te verzoenen. Hy moest hot Groningsche stapolregt erkennen, burg alt^d
^^1434* gevallen voor do stad openstellen, en den gepleegden manslag met vijfhon-
derd Arendsguldens boelen (1). Door dit voorbeeld geleerd, namen ailgo en eggo
nouwEiiDA op hunnen burg Ie Termunten Hamburger bezetting in. De spanning
tusschen Groningen en Hamburg^ welke reeds lang bestaan had, werd hierdoor
grooler en zou ongetwijfeld in oorlog ontaard zijn, indien niet door scheidsheden
nog tijdig te Emhden een tweejarig bestand gesloten ware. De Groningers moes-
ten zich in dien lusschentijd van den handel in en op Overeemsche plaatsen ont-
houden , waartegen do Hamburgers zouden zorgen, dat niemand hen of hunne
goederen A'an dien kant aanrandde. Do handel zou, zoo te land als Ie waler,
vrij en onbelemmerd zijn. De oproermakers en belhamels zou men trachten Ie
bedwingen, en do twistenden door regt Ie scheiden. Daarna traden de kerspelen
g Y Fermsu7n, ffeiwerd, Hovesche en Oterdum insgelijks in een verbond met
lilocim. gi^onm^m. Holwierde en Marsum volgden spoedig, waarbij ook Winschoten,
doch onder eenige bepalingen, zich voegde. Ten laatste gingen ook andere ker-
spelen in het Oldaniht lot dit verbond over, zoo als Mitwolde ^ Oostwold,
Finserivold , F'eenhuizen, Scheemde, Eekste , de Meeden , Muntendam, Zuid-
broek, Noordbroek en Wagenborgen. Behalve Termunten, Woldendorp cn Borgs-
loeer, waren nu al de Ommelanden, het Wold-Oldambt en ^Groningen door
éénen band onderling vereenigd, waarvan de heilzame vruchten zich weldra in ver-
scheidene minnelijke schikkingen ten nutte des lands openbaarden. De hoofdpunten
(1) Zie de gehcele overeenkomst bij v. ïdsikga , StaatsregU D. II. bl. 354, 355. Vgl WEsxEn-
i)ouv, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 465, 406.
DES VADERLANDS. 191
van dit verbond kwamen hierop neder t twaalf jaren achtereen zou men onderling 143S—
den vrede bewaren , de vrijheid verdedigen en do veiligheid van personen en goe- ^^^
deren handhaven; niemand zou in zijne bezittingen en regten verkort, of uit het
land en de stad, zonder gewigtige en wettige redenen, gebannen worden; niet door
geweld, maar naar regten zou men de verschillen beslechten, en met vereenigde
krachten binnen- en buitenlandschen vijanden weerstand bieden. Niemand mögt sterk-
ten bouwen, bezetting innemen of vreemd krijgsvolk tot nadeel van anderen invoeren.
Zonder gemeen overleg mögt geen kr% ondernomen, noch aan de landschappen eenige
schatting opgelegd \yorden, ten ware zij vrijwillig daarin toestemden of, wanneer de
nood het vorderde, op raad der voornaamste personen daartoe gewillig bijdroegen.
Do overige punten betroffen het regtswezen en het straffen van misdadigers (1). Het
is zeer twijfelachtig, of in sommige dezer verbonden, gelijk eenigen beweren, do Ora-
«lelanders ook het Groningsche stapelregt erkend en bevestigd hebben (2). Ripperda.
en zijn zoon boele namen niet alleen genoegen in het verdrag door do vier dorpen
Fermsum, ffeimerd, Hovesche en Oterdum, over w^elkc zij regtsgebied hadden,
met Groningen aangegaan, maar vernieuwden en bevestigden ook hun verbond in het
vorige jaar gesloten. Hierbij werd nog gevoegd, dat zoo zij daartegen handelden, zij
al hunne bezittingen ter besturing aan de stad zouden afslaan (3).
Het tweejarig bestand tusschen de Groningers en de Hamburgers te Emhdenm^Mie
ondertusschen ten einde. Om naar afspraak de zwevende geschillen to vereffenen
en eenen vasten vrede te bewerken, werd op het slot de ΠοΙηι to Τ er munt en ^ on- 143()
der voorzitterschap des Wijbisschops van Munster eene bijeenkomst van afgevaardig-
den gehouden. Men bepaalde hier eene nadero vergadering to Emhden, dio echter
wel verro van den vrede to bevorderen, de verwijdering slechts grooter maakte.
Hoüwerda van Termunten^ steunende op do genegenheid der Hamburgers, en do
vermogende gogkinga te Zuidbroek, beide schoonbroeders van den magiigen edzaut
van Grietzijl ^ welke door den dood van occo ten Broek in het bezit van Broek-
inerland geraakt was, waren tot geen vergelijk to bewegen. Zij beletten zelfs den
Groninger handelaars het koopen en verkoopen in hun gebied en verdreven de-
(1) tjBBO Esraiüs, Rer. Fris. Eist. Lib. XXII. p. 333—336. scnOTAUus, Fr, Jlist. B. Υ1Π.
bl. 287, 288. sjoerds, Fr. Jaarb. D.^ V. bl. 153—160, Tegenw. Staat van Slad en Lande.
D, I. bl. 152—155. westekdorp, Jaarb. υ. Gron. D. Π, bl. 469 , 473—476.
(2) westendorp, Jttafb. V. Gron. D. IL bl. 476 (776). Verg. f. sjoerds, Fr. Jaarb. D. V.
bl. 158-160.
(3) iBBO EMMivs, Rer. Fris. Rist. Lib. XXII. p. 336. ficBOtAHUs, Fr. Hist, B. IX. bl. 289.
Tegenw. Staat van Stad en Lande. D. I. bl. 154.
192 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— genen, welke het met de stad hielden. Wederzijds Averden vele vijandelijkheden en
^^^^ geweldenarijen gepleegd, welke inzonderheid de Eems onveilig maakten. Het Kor-
ting ehuis ^ eene sterkte nabg Groningen aan de Oude A^ Averd omvergehaald. De
Groningers daarentegen bemagtigden den burg van Selwerd, namen de manschappen
gevangen, en legden hun allen in koelen bloede het hoofd voor de voeten (1).
Friesland bewesten de Lauwers genoot sinds eenigen tijd rust en vrede, maar
was vreesselijk geteisterd door eenen hevigen stormwind, voor welken op den vyfen-
tvvintigsten van Grasmaand veertienhonderd vier en dertig, vele zeedijken bezweken
waren. De meeste veldvruchten bedierven, hetgeen eene duurte en hongersnood
veroorzaakte op Avelke eene zware pestziekte volgde (2). Ondertusschen nam Leeu-
warden , grootendéels door Vetkoopers bewoond, steeds in aanzien toe en werd met
de beide buurten Oldehoof en de Hoek tot ééne stad vereenigd (3). De Vetkoopers
schonken er verscheidene voorregten aan, gelijk de Schieringers vroeger aan Sneek en
andere sleden in Westergo verleend hadden (4). Tot handhaving en bevordering
der algemeene veiligheid sloten de hoofden dezer beide aanhangen te Sneek een
driejarig verbond van vrede en vriendschap, waartoe zy ook allen die den naam
van Friezen voerden uilnoodigden (5). Dit echter was den Friezen aan gene zijde
der Eems niet mogelijk, waar de oneenigheden voortduurden. De Hamburgers sloop-
ten de burgen te Nesse en Wilsum en bezigden het puin voor de vestingwerken
van Emhden. Het dorp Wilsum is sedert geheel, en Nesse gedeeltelik door den
1437 Dollart verslonden (6).
Middelerwijl arbeidde edzart van Grietzijl aan eene bevrediging tusschen Gronin-
gen en Hamburg, Te Termunten werd door de gevolmagtigden van beide zijden oen
verdrag aangegaan en daarbij het stapelregt in de Ommelanden aan de Groningers,
en de vrije vaart op de Eems aan de Hamburgers toegekend. De geschillen met de
iiouwekda's werden alle bijgelegd, en de baüingen uit het Olda^nht en elders, onder
'-Ï.;
S'/
(1) j. DE lemmeue , Cfiroti. Groti. p. 82, 83. s. JAUiciis, Corte Chron. bl. 448. übbo emmids ,
lier. Fris. Hist. Lib. XXII. p. 340 , 341. westendoup, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 483—485.
(2) occo scirlensis , bl. 184. V. mabor , Hist. V. Friesl. bl. 12. winsemius , Chron. v. Vriesl.
B. Vlli. bl. 253. scHOTANDs, Fr. Hist. B. IX. bl. 292.
(3) Charterh. v. Vriesl. D. 1. bl. 510. De brief is van den 21 van Louwmaand 1435.
(4) winsesuüs, Chron. v. Vriesl. B. VIII. bl. 253. schotakbs, Fr. Hist. B. IX. bl. 292,
F. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. V, bl. 172—176.
(5) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 512. De brief is van den 25 v. Wijnmaand 1435. Verg.
bovenal f. sjoerds, Fr. Jaarb. 1). V. bl. 177—179.
(6) behimga, Hist^ V. Oostffiesl, bl. 275. f. sjoerds , Fr. Jaarb. D. V. bl. 180.
f
DES VADERLANDS. 1857
Kekere^voorwaarden weder in hunne goederen hersteld. Gogkinga verwierf een Iwee-
jarig bestand , binnen welken tijd men trachten zou de zaken tusschen hem en Gro-
ningen te vereffenen (1). Kort te voren was die stad door Keizer sigismukd in den
rijksban verklaard, dewijl zij rudolf vati Diepholt ^ in spijt van walraven »an i^iewrj,
als Bisschop van Utrecht erkende. Doch de spoedige dood des Keizers voorkwam de
gevreesde uitwerking van dezen ban; ook had Paus eugeriüs zich voor Bisschop
EüDOLF verklaard (2).
De eeuwige vrede in het verdrag met Hamburg bepaald, werd nog hetzelfde
jaar door een enkel voorval verbroken. De ouderman van Groningen had een Emb-
der schip, helAvelk in de Ommelanden met granen ten uitvoer geladen was , naar
de stad opgebragt, dewyl men niet aan het stapelregt voldaan had. Do Hamburger
bevelhebber in Emhden, hero uden , nam de weigering der Groningsehe regering
am schip eh lading te ontslaan zoo euvel op, dat hy eerlang openlyke vyandelijkhe-
den pleegde, Sweer bank , een Hamburger, overrompelde het eiland Rottum en
roofde er de goederen der Groninger kooplieden. Insgelyks bragt houwerda te Ter-
munten met zijne Hamburger bezetting den handel der Groningers veel nadeel toe.
Om hieraan een einde te maken, verrasten do Groningers des nachts zijn slot, na-
men de manschappen gevangen en stelden lodewijk horenken tot bevelhebber aan.
Hetzelfde lot trof den burg van eppo gockinga ; ook werd eenige dagen later de sterke
toren te Bellingicolde bemagtigd en met den grond gelyk gemaakt. HouwERDAWas
in dezen neteligen toestand wel genoodzaakt zich met Groningen te verzoenen onder
voorwaarde, dal hij zijn burg met tweehonderd grazen land aan de stad ten onderpand
zou afslaan, tot zoo lang de onderlinge geschillen door wederzijdsche scheidslieden vol-
komen vereffend waren; zijne overige goederen zou hij behouden en van de Gronin-
gers eene somme gelds tot schadevergoeding ontvangen , maar daarentegen zich* aan
het Groninger regt onderwerpen en beloven, voortaan met do stad en hare bondge-
nooten in vrede te leven (3). Naar een ander berigt, moest hoüwerda het Groning-
sehe stapelregt en verder regtsgebied erkennen (4).
De oorlog der Hollanders met de koopsteden aan de Oostzee had edzart van Griet-
(1) üBBO EHMiüs, Rer. Fris. Ilist. Lib. XXII, p. 341, 342.
(2) ÜBBO EMMiDS, Rer. Fris. Ilist. Lib. ΧΧΠ. p. 341.
(3) cEBo EMMius, Rcf. Fris, Ilist. Lib. ΧΧΠ, p. 343. westendorp, Jaarb. v. Gron. J). II.
1)1. 492.
(4) Tegenw. Staat v. Stad en Lande, Ό,Ι. hl,157, waar men zich op de Stads Archieven beroept.
II. Deel, 3 Stuk. 25
1438
194 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—en de Hamburgers verhinderd ^ hunnen vrienden in de Ommelanden hulp te biö-
^^^^ den (1). Da Groningers hadden zich in dien kryg aan de zijde der Hollanders geschaard ,
en men vermoedt, dal zij niet zonder voorkennis van filips van Bourgondi'è de slo-
ten van hotrwerda. en gogkinga veroverd hebben (2). Waarschijnlijk ondersteunden
zij da Hollandscha bezetting in Larrelt nabg Emhden, welke echter door de ben-
den -van EDZART gedwongen werd , die sterkte weder te verlaten. Zij geraakten althans
in een hevig geschil mei do Embders, welke bij die gelegenheid een stuk geschut
veroverden, hetwelk twee Groninger ingezetenen toebehoorde. Hieruit ontsproten
twisten en hatelijkheden, dia ongetwijfeld tot een openbaren krijg zouden geleid heb-
i
ben, indien niet da vrees voor de aanwassende magt en den toenemenden invloed der
Hollanders beide partijen genoopt had , da geschillen bij te leggen. Tot dat einde
28 V. kwamen afgevaardigden te Emhden bijeen en bepaalden oen wapenstilstand van zes
inisaml onder beding, dat do Hamburger bezetting, die op Termunten gevangen
1439 genomen was, zonder losgeld en met al hare goederen ontslagen wierd; hetgeen
terstond geschiedde. Ondertusschen zou men aan do voorwaarden van cenen be-
stendigen vrede arbeiden; de handel moest inmiddels van beide kanten vrij zijn en
naar ieders gewoonte en wet gedreven worden , maar de Groningers waren verpligt
de granen, welko zij in het Ooer-Eemsche opkochten, vóór zij die vervoer-
den , in Embden te koop aan te bieden. Do beslechting der geschillen van de
stad Groningen met eppo gogkinga. werd mede tot eene nadere bijeenkomst uit-
gesteld (3).
Niettegenstaande er insgelijks tusschen do Hollanders en Hamburgers een bestand was
getroffen, eischte evenwel de Raad van Holland, in naam van Hertog filips, op
dreigenden toon do slaking der voor Larrelt gevangen gemaakte Oost-Friesche bal-
lingen. Da Hamburgers hiertoe ongenegen en echter bezorgd voor de moeijelijkheden,
welke uit eena weigering voor hen zouden ontspruiten, besloten Oost-Friesland voor
eenigen tyd ta verlaten. Zij stonden Emhden tegen eene aanzienlijke som gelds aan
EDZART af, onder heimelijk beding, dat hij die stad terug zou geven als zij dit begeerden.
Hierop antwoordden zij bescheiden aan den Raad van Holland ^ dat hun de zaak der
bewuste gevangenen niet meer aanging, maar dat zij toch gaarne , daartoe uitgenoo-
(1) Zie over dezen kriji^, hiervoor bl. 10—13.
(2) WESTENDORP, Jawh. 17. Groii. D. II. bl. 493.
(3) ΓΒΒΟ EMMIIJS, B.ei\ Fris. Hist. Lib. XXII. p. 344, 345. sciiotasus, Fr. Hist. B. IX, bl.
292—294. Tegenw, Staat v. Siad en Lande. ü. i. bl. 157. -weste.-sdorp, Jaarb. v. Crron.
■i
-ocr page 195-DES VADERLANDS. 195
(iigd, de belaDgen der ballingen bij edzart wilden bevorderen (1). Het vertrek der 1433—r
Hamburgers vergroolle het gezag en den invloed van dien bewindsman, wien daaren-
boven door hel overlijden der weduwe van udk fockes , het gebied over Norden Avas
ten deel gevallen. IJverig trachtle hij zijn schoonbroeder gockinga met de Groningers
te verzoenen, doch niet dan na veel moeite en onderhandelingen werd men het eindelijk
in Wintermaand te Emhden over de vredesvoorwaarden eens. Gockikga zou in de
hem ontroofde goederen hersteld Avorden en levenslang het bezit met het vruchtgebruik
zyner heerlijkheden blyven genieten, welke na zijn overlijden aan de stad Groningen
vervielen. Elke aangedane l)eleediging zou vergeven zijn, en edzart voor do goede
trouw van gockinga en diens erfgenamen borg blijven. Sinds dien lijd heeft gockikga
zyne goederen gerust bezeten (2).
In Friesland tusschen de Lauwers en de Zuiderzee was inmiddels het oude vuur
der Iweedragt weder ontstoken. Do hooitlen der Velkoopers in de omstreken van
Dokkum, menke jaijema , sasker donia en lieuwe uffinga , en do hoofden der
Schieringers, sytze sikkama en jeppe jeppema , hielden gewapende bezetting op
hunne slinsen met welke zij elkander kwelden. Vóór dat de vlam tot het gemeen
oversloeg, gelukte het den bewindslieden hen te bewegen, de geschillen aan de
beslissing van scheidslieden te onderwerpen. Bokke jaebla , benderd haui^ga ,
ΜΕΓίΝΕ RIE3NKS van Güttst en SJERK MELLEMA Werden hiertoe gekozen met bevel om,
na behoorlijk onderzoek van zaken, binnen acht maanden uitspraak te doen. Inlus-
schen moesten partijen onder eede zich verbinden, geeno vijandelijkheden te plegen ,
de krijgsknechten af te danken, op elke slins slechts vier ruiters of lijfwachten te
houden en deze , wanneer zij de rust verstoorden, aan de regters over te leveren of zelf ι
daarvoor te verantwoorden. De boete voor den overtreder was zeshonderd kroonen len be-
hoeve der scheidslieden en van de stad Dokhum, nevens het verlies van regl in het ge-
heele pleitgeding. Tot waarborg van het nakomen dezer voorwaarden, moesten van elke
zijde twee gijzelaars in handen der scheidslieden Avorden gesteld (3). Na vele onder-
handelingen werd te Leeuwarden door de Regters en Raden der landen en sleden
van Oostergo en PFestergo een algemeene vrede of bestand over geheel Friesland^
doch slechts voor twee jaren gesloten dewijl men oordeelde, dat een korle vrede,
dien men naderhand altijd konde verlengen, beter dan een die voor vele jaren aange- 28 v.
gaan werd, zou onderhouden worden. In deze overeenkomst, welke de steden
(1) e. beninga, lUst. V. Oost-Ffiesl, bl. 278 , 279. γββο 'emmics, Rer. Fris. HisU Lib. XXU.
p. 346, schotanus, Fr. Eist. B. IX, bl. 294 , 295. f. sjoerds, Fr, Jaarb. 1). V. bl. 206—210.
(2) TJBBO EMMITJS, Rer. Fris. Hist. Lib. XXIL p. 346—348.
(3) DDBO EMMiDs, Rer. Fris, Jlist. Lib. XXIL p. 342.
21 ^
-ocr page 196-1860 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Leeuwarden^ Dokkuniy Bolsward en ïVorhum bezegelden, werden lyf- en geld-
strailen bepaald op het schenden der openbare rust en het invoeren van vreemd krijgs-
volk ; zoo er onlusten in Oostergo of fVestergo mogten ontstaan, zou het eene ge-
west het andere met al zijne magt te hulp komen (1).
Deze tijd van vrede werd waargenomen, om zoo mogelijk de kloosters te hervor-
men , die opgevuld met werkelooze en ongebonden monniken, sedert lang de broei-
nesten van tweedragt en oproer geweest waren, welke eene zee van rampen over
land en volk verspreid hadden. Het klooster te Ludingakerk in het bijzonder, was zoo
diep bedorven, dat zelfs de Pastoors uit de omstreken, verontwaardigd over de onge-
regeldheden welke er heerschten, de naastbijgelegene Edelen aanspoorden, dit ver-
blyf der ongeregtigheid te zuiveren. Sikko sjaardema , doüwe aijlva , epo te kie ,
üOUWE noMMiNGA, DOuwE OEDziNGA te Kimswerd, RiENK OEPKES te Birdingaterp,
hans in Oßingahuizen en tjaarb tjaerda ondernamen en bragten deze moeijelyke
taak , met behulp van eenige Geestelijken, naar wensch ten einde (2). In het klooster
te Lidlum was het niet beter gesteld. Veel had dit gesticht in de binnenlandsehe
beroerten geleden, en een groot gedeelte der monniken was deels door de pest, deels
in de wapenen gesneuveld. De "overgeblevenen gaven zichjaan de grofste buitenspo-
righeden over en maakten zich tweemaal openlik aan manslag schuldig, hetgeen met
eene zware geldboete aan de wereldlijke magt moest verzoend worden. Te vergeefs
beproefde de Abt folkert de verwaarloosde tucht te herstellen. De teugellooze mon-
niken braken den kerker open, welken hy tot schrik der kwaadwiUigen in het kloos-
ter had opgerigt, slaakten de gevangenen en staken het gebouw in brand. De wel-
meenende Abt, aan alle verbetering wanhopende, legde zijne bediening neder en
vertrok naar het eiland Terschelling (3). Ondertusschen noopten het bemoegen der
Edelen en andere wereldlijke personen in Friesland met de zaken der Geestelijken,
de veelvuldige mishandelingen aan welke Kerkdijken en kloosterlingen waren blootge-
steld, en het vertrappen der voorregten door Pausenen Keizers der geestelijkheid
verleend, den Utrechtschen Bisschop rudolf van Diepliolt tot het nemen van eenige
(1) Chartert ν. Vriesl. D. 1. bi. 518. winsemiüs, Chron. v. VriesL· B. VIII. bi. 251, alvpaar
verkeerdelijk dit verdrag tien jaren vroeger gesteld wordt. Verg. übbo eiamids, lier. Fris. Ilist,
Lib. XXIII. p. 358. scnoTANUs, Fr. Eist. «. X. bl. 308. j
(2) wiNSEMiüs, C/iron. v. Vriesl. B. VIII. bl. 253. scnoTAiïus, Fr. Hisi. B. X. b!. 308.
(3) Oudh. en Gesticht, r. Friesl. D. 11. bl. 184. Verg. wirsemiüs, Chron. v. Vriesl. B. IX,
p. 255. scHOTAMBs, Fr. Ilist. B. X. bl. 308, welke dit voorval plaatsen onder reinieb of reünehiis,
den opvolger van folkert.
DES VADERLANDS. 197 .
besluiten ton voordeele der Kerkelijken (1). Er werd ook tusschen de Friesche kerk- 1433—
Toogden en de Reglers en Raden der landen van Oostergo en fVestergo een verdrag
lot bescherming van elks voorregten gesloten (2). Dit sch^'nt den Bisschop vreder Sprok-
Icdiii*
met de Friezen verzoend te heiben. Althans door zyne bemiddeling werden de ge- 5440
schillen tusschen de ingezetenen van JVester go en de grieteng Doniawerstal met de
«lad Kampen, over het wegnemen van een Kamper koornscliip ontstaan, kort daarop
in der minne vereffend (3).
Om dien tijd overleed ailgo houw^erda van Termunten. Op voorspraak der Ham-
burgers ontvingen zyne weduwe en kinderen, overeenkomstig eene schikking mei
Groningen, al hunne geregte goederen en landen tusschen de Eems en do Lauwer»
terug, van welke zy zoolang het vruchtgebruik zouden genieten lot eenige dier 24 v.
W^iiii·"*
kinderen of allen meerderjarig geworden waren; alsdan zou over de in geschil n^aiuul
gebleven punten door onpartijdige scheidslieden of regters nader beslist worden. De
burg de Holm op Groot Termunten en het daaraan onderhoorige regtsgebied bleef
aan de stad Groningen, welke van de tweehonderd grazen of jukken lands, die er
toe behoorden, honderd aan de weduwe afstond (4). Den Groningers moest deze over-
eenkomst te welkomer zijn, daar zg op dat pas met de fVorhummers en Hinde^
lopers, die eenige Groninger schepen geroofd en een daarvan verbrand hadden , in
oorlog waren. Wederzijds werd zoo wel te lande als te water gekaapt, meest ten
nadeele der beide Friesche steden, die te zwak om langer den last des oorlogs te
lorschen , den vrede wenschten, welke door tusschenkomst der regering van Dokkum χ γ.
gesloten en waarbij bepaald werd, dat men elkander den gemaakten buit zou terug- j
geven (5). Eene gelijke oorzaak baarde kort daarop ook eene verwydering tusschen de 3441
Groningers en de Friezen aan gene zijde der Eems» Koppen παττενα , een aan-
zienlijk ingezeten te Vollen in Ου er leding er land, verbolgen dat men hem de nala-
tenschap zijns broeders, die in Groningen was overleden, onthield, wreekte zich op
de kooplieden dier stad en roofde hunne goederen. De Groningers beklaagden zich
daarover by clrich , welke zyn broeder edzaut was opgevolgd, en ontvingen van
hem ten antwoord, dat het builen zyne voorkennis geschied was en hy er niets te-
(ly occo 8CABLEKSIS, bl. 184. ficnoTABüs, Fr. Rist. B. X. bl. 308.
(2) Charterb, ν. Vriesl. D. 1. bl. 519. f. sjoerds , Fr. Jaarb. D. V. bl, 223.
(3) occo 6CARLEKSIS, bl. 184. WIKSEMIÜS,^ Chron. v. Vriesl. B. IX. bl. 256, welke deze ver-
zoening twee jaren later stelt, schotanijs, Fr. Eist. B. IX. bl. 297.
(4) üBBo Enaiws, Rer. Fris. Hist. Lib. XXII. p. 349. scnountis, Fr. Hist. B. IX. bl. 296.
(5) obbo emiüs, ßer. Fris. Hist. Lib. XXII. p. 350. vfibseirii's, Chron, v. Vriesl, B, IX.
b'. 255. Tegenw. Staat v. Stad en Lande. D. 1. bl. 158.
198 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—gen had, wanneer zij zich zeiven reglTerschaften, De regering van GröJirTz^ew verzocht
^^^ echter vooraf van de Overledingerlanders schadevergoeding voor de geleden nadeelen ,
en het straffen van παττενα. Ondertusschen viel de bezetting van Termunten , door
oen deel Embder en Hamburger overloopers versterkt, onder voorgeven van de roovers
te tuchtigen, in Ooerledingerland, plunderde het dorp Drieveer aan de Eems en
voerde zelfs verscheidene inwoners gevangen met zich. Op ulrighs klagten over dit
bedrijf, verklaarde de regering van Groningen, dat het builen haren last geschied
was, doch beloofde voor de slaking der gevangenen en de teruggave der ge-
roofde goederen te zorgen, indien ulrich, die zich nu de Overledingerlanders aan-
trok , hattena's moedwil beteugelde. Hieraan werd voldaan; de aanhang van ηαττενλ
18jV. werd verdreven en zijn slot te Vollm met den grond gelijk gemaakt. De gevangenen
Cj is O
I4T2' ^^^^ Drieoeer werden nu terstond ontslagen, hun de aanwezige geroofde goederen
terug beloofd en voor de overige werd schadeloosstelling toegezegd (1),
De belofte werd niet door de daad gevolgd, hetgeen ulrich bewoog Ie geree-
der het oor te leenen aan de klagten van gockinga en de weduwe houwerda over
het onregl, welk zij van de Groningers leden. Doch te voorzigtig, om zelf zich
mot deze zaak te moeijen, droeg hij die den magtiger Hamburgers op, welke
zich om hel misnoegen der Groningers weinig bekommerden. Zij eischlen ernstig
van de regering der stad, dal de erfgenamen van houwerda in de* goederen,
welke hun tegen woord en belofte aan onthouden werden , geheel hersteld zouden
worden, en tevens dat eppo gockinga geen overlast meer lijden, maar overeenkomstig
het verdrag, zijne bezittingen in rust en vrede genieten zou. Doch de Groningers
wilden hiervan niets hooren; zij namen veeleer eene bende overloopers en zeeschui-
mers in dienst, welke de Eems bezette, de afkomende Embder schepen kaapte en
den handel der Hamburgers op dien stroom geweldig belemmerde. Scherpe verwij-
lingen van beide zijden vermeerderden steeds de spanning, welke in eene volsla-
gen vredebreuk dreigde te ontaarden toen remmert pibena , de aanvoerder der Gro-
ninger vrybuiters, een aanzienlijk Embder burger gevangen had Aveggevoerd. Maar
de Groningers, beducht voor de inagt der Hamburgers, welke met gunstigen uitslag
tegon de Hollanders oorloogden en weder in Oost-Friesland het hoog gezag voerden,
ontsloegen den gevangen Embder burger, vernietigden de voornaamste ropversnesten
en toonden zich tol het bewaren van vrede en vriendschap genegen (2).
Middelerwijl was de algemeene landvrede, in veertienhonderd negen en dertig
(1) übbo embids, Rer. Fris. Eist, Lib XXIII, p. 352, 353. schotaküs, Fr. Eist. ß. X.
1)1. 304, 305.
(2) übbo emmid9, lier. Fris. Rist. Lib. ΧΧΠΙ. p. 353—355. scuotaküs, Fr. Eist. B. X. bl. 306.
-ocr page 199-DES VADERLANDS. 199 .
voor den tijd van twee jaren in het West-Lauwersche Friesland gesloten, ten einde 1433—
gespoed, en terstond had zich do vaan der tweedragt weiler in Weiter go en Oostergo
ontrold. Rommert gabbihga of ^abbema en ^gn zoion sïtze met eenige andere
Schieringers belegerden de stins ran agge te Sondel iu^aasterland^ toen onder ^e*- ^
Win-
twgo gerekend, en veroverden die na een hevig gevecht, vj'aarin agge zoo zwaar tenn.
gewond werd, dat de vijanden bij hunnen aftogt iiejm voor dood lieten liggen. Eeno ^^^^
vrouw voerde den zieltogende in haar huis, zoog zijne wonden «it en hragt hem
xoo ver tot zich zeiven, dat hij biechtte en het sakrament ontviog. Men koesterde
zelfs allo hoop op eene geheele herstelling, toen de gabbinga's eenen booswicht huur-
den, welke agge op zijn bed vermoordde. Deze wandaad vervulde alle weldenkenden
met verontwaardiging tegen de Schieringers en wekte de wraak der Vetkoopers op.
Albert doedes van Stavoren rukte met eene bende vreemd krijgsvolk in Gaaster- 1443
landy belegerde met hulp van gale galema van Koudum en andere Vetkoopers, do
verschansing de Spijker te Hemelum en slak het dorp in brand. Doch de Schie-
ringer aanvoerders, bokke harihxma van Sneek, de beide gabbinga's en epo tietes
HETTiNGA bragten onmiddellijk al hunne magt bijeen en ^onljsetlen-de schans, waarbij
tweehonderd man in hunne handen vielen en ploys, de bevelliebber der vreemdo
huurbende, met meer dan zestig knechten sneuvelde. Albert doedes werd uit de
kerk gehaald, in welke hij gevlugt was, en vermoord. Nu trekken de overwinnaars
verAVoestende door Noordwolde, verbrandden de stinsen van gale galema en verover-
den stormenderhand het huis van hessel jüwijsga op den Hemdijk, hetwelk ten gronde
toe geslecht werd (1). Om den loop dezer geweldenarijen te stuiten , sloten de steden
Sneek, Hindelopen ^ Workum en Bolsward^ nevens eenige grietenijen en Edelen, '
bij welke zich later nog Harlingen en Gaasterland voegden, voor één jaar een ge-
meenschappelijk verbond tot handhaving der rust en veiligheid. Elk die zich daaraan g ^^
vergreep zou, naar gelang zijner overtreding, aan het leven of in zijne goederen ge-Zoiner-
straft worden. Het verdrag werd door Gaasterland en do sleden bezegeld, maar men
vindt er geene zegels van Edelen aan (2),
Oostergo was niet minder een tooneel van moord, roof en brandstichting. Do ge-
slachten RIPPERDA en HEEMSTRA inzondcrheid, voerden met elkander eenen openbaren
oorlog. De stinsen Heemstra nabij Dokkum, m' Dijkstra oÏDmihstraia Huizum
(1) occo scARLEKSiSj bl. 185. VAïïmBOR, Eist. t\ Friesl. D.I. bi. 12, 13. übbo emmius,
lier. Fris. Mist. Lib. XXIlI. p. 358. wiissEamjs, Ckron, v. Friesl. B. IX. bl. 256. scnoxAHos,
Fr. Hist. B. X, bl. 308.
(2) Charierb. v, Friesl. ü. I. hl. 522. Verg, occo scarlemis, bl. 185. wissejjius, Chron, p.
Friesl. β. IX. bl. 257. scuotakcs, Fr. Hist. B. X. bl. 309.
200 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—in Leeuwarderadeel werden in de asch gelegd, en een algemeene burgerkrijg
dreigde weldra het gansche gewest in TUur en vlam te zetten (1). In dezen verwar-
den en hagchelijken stand van zaken verbonden de inwoners yan Oostbroeksterland,
\an Kollumerzwaag, Oldicolde en ff estergeest, drie dorpen in Kollumer land, zich
met Groningen, gelijk vroeger meer geschied was en nu te noodiger scheen, dewijl
do Westergoërs zich afzonderlijk onder elkander vereenigd hadden (2). Bij dit ver-
AVijn- drag, welk de twintig naastvolgende jaren van kracht zou zijn, werd aan do statl
Groningen eene uitgestrekte magt toegekend, om de regters, welke hun ambt niet
behoorlijk waarnamen, tot hunnen pligt te brengen, de boosdoeners te achtervolgen
en de euveldaden te weren (3).
In do andere deelen van Oostergo vereenigden zich verscheidene vredesgezinde
Q γ mannen , zoo Schieringers als Vetkoopers, om al hunne verschillen binnen de laatste
Wijn- veertien jaren ontstaan, op de geschiktste wijze vóór den eersten van Slagtmaaml
maand.
aanstaande bij te loggen, en zoo dit niet gelukte, het onderzoek en de beslis-
sing daarvan aan den Raad van Groningen over te laten. Dit verdrag vond bijna
algemeene goedkeuring; vele Edelen van beide aanhangen onderteekenden het,
en tol waarborg voor de nakoming daarvan, Averden gijzelaars naar Groningen ge-
zonden. Het beantwoordde evenwel geenszins aan de hooggespannen verwachting.
Weinig geschillen werden bygelegd en nog minder voor den Raad van Groningen
gebragt door den tegenstand van hen , welke of uit eigenbelang, of uit ijverzucht
legen Gr Otlingen, daartoe niet wilden besluiten. Te vergeefs liet de regering dier
slad door mannen als sikke kammingha , peike uwia en aiesk kamstra , do onge-
ztnden lot hunnen pligt vermanen. Eenigen der hardnekkigsten , ter verantwoording
ingedaagd, weigerden trolschelyk te verschenen of zich aan den Raad te ondervi'erpen;
anderen antwoordden in het geheel niet, dreven den spot met het verdrag, of trachtten
door allerlei nietige uitvlugten do zaak slepende te houden. De Groningergezinden
spoorden daarop den Raad aan, om de ongehoorzamen met de wapenen te dwingen;
doch de rampen, welke hieruit onvermijdelijk zouden voortvloeien, bewogen de ge-
moederen aan de slem van bezadigder mannen gehoor te leenen. Er werd derhalve
te Leeuwarden een verbond voor den lijd van vier jaren tusschen Oostergo en de slad
25 T. Groningen gesloten , opdat daarin diegenen, Avelke het vorig verdrag als niet ver-
^j'444 binficnd genoeg beschouwden en ontdoken, begrepen zouden worden (4)„ De inhoud
I
(1) iibüo ejijuus, Her. Fris. Mist. Lib. XXlII. p. 359.
(2) opco SCARLEBSia, bl. 18().
(3) Charterb. r. Friesl D. I. bl. 526, 527. Verg. p, sjoerds , Fr. Jaarb. D. V. bl. 248.
(4) ΐ'ΒΕο Eïimcs, Rer. Fris. IJist. Lib. XXIII. p. 359 , 360. scnoTAWüs, Fr. liist. Κ 1. hl 310.
-ocr page 201-DES VADERLANDS. 201 .
kwam hoofdzakelijk hierop neder: men zou jaarlijks eene bijeenkomst of warf Ie 1433—-
Groningen houden, om gezamenlijk de beroepingen van de uitspraken der achttien
mannen, die zelve in Oostergo een beroepingshof van de vonnissen der gewone reg-
iere vormden , en andere hangende zaken benevens de geschillen tusschen het land
en de sleden van Oostergo naar regt af te doen. Konde men het in eenige pun-
ten niet eens worden, dan zou de Raad van Groningen beslissen. Men zou de open-
bare rust en veiligheid met nadruk handhaven, de geweldenarijen gestreng te keer
gaan, het invoeren van vreemd krijgsvolk aan lijf en goed straiTen , door zware boeten
de vredebrekers en misdadigers trachten Ie beteugelen en alles aanwenden, om ook
JVestergo lot het bondgenootschap over te halen (1). Dit verbond werd naderhand
insgelijks aangenomen door Smallingerland^ Oostermeer , Zmdertneer, Garijp en
meer andere kerspelen (2). Er blijkt overtuigend uit, in welken slaat van verwarring
en onrust Oostergo verkeerde, daar de meeste Edelen, steden en gemeenten zich
gedrongen zagen, om lot onderschrgging der inwendige rust, aan de stad Groningen
zulk eene breede magt toe te slaan. De uitkomst toonde weldra, dat dit middel
niet toereikend was, om do weerbarstige gemoederen , in twisten opgegroeid en aan
wrevel gewend , te vereenigen (3).
Inmiddels had de dood van eppo gogkinga de stad Groningen in het bezit zijner
goederen gesteld, en van, dien oogenblik af matigde zij zich het gebied over het U
geheele Oldamht aan. Niet alle Oltambter kerspelen waren hiermede tevreden;
eenige althans weigerden gehoor te leenen aan het verzoek of bevel des Raads, om
de dyken ter wering van verdere doorbraak te herstellen. Misschien spoorde dit
gedrag de Groninger regering aan, om den vriendschapsband met ULRicn en de Oost-
Friezen enger te strengelen. Tot dat einde begaven zich de Burgemeesters glant en
TEK GRAVE naar Emhden, waar men onderling overeenkwam, om bij twist of mis-
noegen dan eerst de wapenen op te vatten, wanneer vruchteloos eeno minnelijke
ichikking beproefd was; ook beloofde men elkander niet te beleedigen of te bena-
deelen, den handel te beschermen en geenen zeeroovers schuilplaats te verleenen.
Overeenkomstig dit punt, verhinderden de Groningers zekeren bronger , een Oost-
Op gezag van EMMirs meent men, dat dit verbond reeds in Slagtmaand des vorigen jaars gesloten
was, maar in Grasmaand daaraanvolgende geteekend en gezegeld werd. Tegenw. Staat v. Stad
en Lande. D. I. bl. 161 (t).
(1) Charterb. Vriest, D. I. bl. 524—526.
(2) Tegenw, Staat van Stad en Lande. ü. I. bl. 101 (t).
(3) p. SJOERDS, Fr. Jaarb. D. V. bl. 258.
\l Deel. 3 Stuk. 26
■f!
202 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—-Frieschen balling, die zich te Fermsum had gevestigd^, in den Dam een schip uit
Ιθ rusten, om langs de Eems te kapen. Met even gelukkig gevolg beteugelden zij
op verzoek van ulrich , de vyandelykheden der overige ballingen , die zich in de
Ommelanden ophielden en in egge addiwga. van Westerwolde ^ den bitteren vijand
der Hamburgers, een magtigen beschermer vonden (1).
1445 Ondanks dit alles bleef de goede verstandhouding zeer wankelende. Ulrich trok
zich de zaak der inwoners van Drijfoeer, welke nog geene schadevergoeding van
de Groningers ontvangen hadden, ten sterksle aan. Tevens beklaagde hij zich bij de
regering van Groningen, dat zij bokko ηαεινχμα , het opperhoofd der Schieringers
le Sneek, welke met eenige aanzienlijke Oost-Friezen vereenigd , de scheepvaart op
de Eems ten uiterste onveilig maakte, oogluikende begaan liet. Daarentegen schonk
hij zijne goedkeuring aan de daad van γορκε reind van Stikhuizen,, die na vergeef-
sche pogingen tot inning eener schuld ten laste van een Oldamhter ^ bij zekere ge-
legenheid zes Oldambters gevangen genomen en verzekerd had, hen niet te zullen
slaken vóór hij behoorlyk voldaan zoude zijn. Eene openbare vredebreuk scheen onver-
mijdelijk , toen de Groningers, bij wijze van wedervergelding, eenige Over-Eemsche
kooplieden op de markt in hechtenis genomen hadden. Door tusschenkomst van goede
mannen, werden echter eerlang de zwevende geschillen gelukkig uit den weg ge-
ruimd (2).
In Friesland beweslen de Lauwers was de rust nog [ver te zoeken. Westergo
en een groot gedeelte der Zevenwblden konden niet tot het verbond met de Gronin-
gers gebragt worden, tegen wie zy een ingekankerden haat koesterden. In Oostergo
zelf strekte dit verbond den .wrevelzuchtigen tot voorwendsel van nieuw misnoegen,
lïovenal dewijl naar veler oordeel, Leeuwarden daarin ten nadeele van Leeuwarde-
radeel bevoorregt werd. Het was dan ook naauwelijks gesloten toen hierover tusschen
de stad en de grietenij twist ontstond. Leeuwarden beriep zich op den eerstkomen-
den regtsdag of warf te Groningen^ en de grietenij Averd derwaarts gedaagd met last,
zißh in dien tusschentijd van alle geweldenarijen en verongelykingen te onthouden. Vele
Edelen uit Leeuwarderadeel namen deze dagvaarding euvel op en zonden, met goed-
keuring der gewone regters, sikko martena en γεικε tjnia naar Groningen, welke
den Raad aantoonden, dat zij niemand verongelukten, maar dat de, stad Leeuwarden
ongelijk aandeed door zich gewelddadig regten aan te matigen , welke haar niet toe-
kwamen. En naardien deze zaak voor geene regtbank gebragt, veel min vonnis er
(1) übbo emmids, Ret. FHs. Ilist. Lib. XXIII. p. 356, 357. schotakds , Fr. HisL B. X. bl. 307.
(2) UBBO EMMios, lief. Ffts. Eist, Lib. XXIII. p. 357, 358, 361. scnoTAitus, Fr. Hist. li. X.
bl. 307. i ' ι
DES VADERLANDS. 203
over geveld, ofeenig beroep op de achttien regters geschied was, zoo als het verbond 1433—
medebragt, gaven zij hunne groote verwondering te kennen, dat men hen naar Gro-
ningen ontboden had. Zij vermaanden ernstig den Raad omzigtig te zijn en liever
van de zaak af te zien dan aanleiding te geven, dat de eendragt gekrenkt en het
verbond vernietigd wierd. Op dit klemmend verloog wees de Raad beide partijen
naar haren eigen regter terug, en het geschil werd kort daarna, op welke wijze is
onzeker, verejfTend. Maar op den volgenden landdag werden fokke ripperda , welke
den landvrede geschonden en het huis van taco kamstra in brand gestoken had; en
sasker donia, om het vermoorden van gerke juwisga op een heiligen dag, in
zware geldboeten verwezen. Beide weigerende zich hieraan te onderwerpen, werd
besloten, hen door geweld van wapenen daartoe te dwingen waaraan, naar het
schijnt, terstond gevolg gegeven is (IJ.
Ondertusschen was in ester go, bovenal na het eindigen van het eenjarig bestand ,
de vrede weder gestoord. Het klooster Bloemkamp of Oldeklooster had voor eigen
koslen de Makhumerzijl gelegd en eene vaart daarheen laten graven, doch was over
het regt daartoe in hevigen twist met het klooster Ludingakerk geraakt. Reeds vreesde
men een openbaren oorlog, te meer dewyl er eene oude veete tusschen de beide kloos-
ters bestond, toen het den Abt van Bloemkamp, ülbe tienstra , een verstandig en
vredeminnend Geestelyke, gelukte door middel van eenige. bezadigde mannen , de ge-
schillen uit den weg te ruimen (2). Ernstiger in de gevolgen was de op nieuw ont-
vonkte tweedragt tusschen de Schieringers en Vetkoopers. Eenige Edelen van den
eerstgenoemden aanhang sikko en doüwe sjaardema , doeke en abbe dottikga ,
rommert gabinga, keimpo ünia, lieuwe oedsma , worp jukkema , rienk kamstra,
sikko martena, ruurd roorda en gerrolt herema, trokken met hunne .vrienden
en bondgenooten naar Engelum y veroverden stormenderhand de slins van sjoerd
GROVESTINS, de sterkste in Friesland, en voerden den eigenaar met zijn zoon gevan-
gen naar sjaardema's huis in Franeker. De Vetkoopers, hierdoor getergd, versterk-
ten den toren van Workum, uit welken zij de Schieringers beoorloogden, die verre
de magtigsten in dit oord, hen weldra onder aanvoering van buurd roorda ,
KEiMPO XJHIA, ROMMERT GABiHGA en HARiTTG DONiA belegerden. De Vetkoopers-
gezinde Minderbroeders van Stavoren rukten hierop met een deel bezoldigd
vreemd krijgsvolk, onder den hopman ketelhoed, tot ontzet des torens aan. De
(1) UBBo EMMiDs, Ref. Ffts. [Hisi. Lib, ΧΧΠΙ. p. 360, 361. schotands, Fr. Hist. B. X.
bl. 311, 312. F. sjoERDs, Fr. Jaarb. D. V. bl. 266—268.
(2) üBBo EMMiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXIIL p, 361. wihsemiüs, Chron. f. Vrieal. B. IX.
bl. 259. SCHOTANUS, Fr. Hist. B. X. bl. 312.
26*
-ocr page 204-204 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
Schieringers trokken hen Ie gemoel en bleven na een hevig gevecht overwinnaars.
Ketelhoed met vele Velkoopers waren gesneuveld, en eenige krygsgevangen gemaakt.
Terstond werd nu de toren overweldigd, waarby ruurd roorda. eene wonde in de
knie ontving aan welke hy kort daarna overleed. Hij was een van de voornaamste
hoofden der Schieringers en beroemd wegens zijne wijsheid, w^elsprekendheid en
ligchaamssterkle (1).
BOKKO HAiiiNXMA, de magtigsle der Schieringers, zette middelerwijl in hunnen naam
zijne zeerooverijen tegen de Hamburgers en Embders voort, waartoe hij vele kapers
{cSneek^ Sloten, Woudsend en elders onderhield. Hy benadeelde hierdoor ge-
weldig den handel van dit gewest, want de Westergoërs nu alom voor zeeroovers
of als hunne bondgenooten aangezien , werden door de Hamburgers en Oost-Friezen
overal aangehouden en met verlies van goed en leven gestraft. Tot overmaat van
ellende was Westeryo destijds in hooggaande geschillen met de Zevemcolden ge-
wikkeld; wederzijds maakte men zich aan rooverijen, brandstichtingen, moorden en
de verregaandste ongeregeldheden schuldig , en vervulde de gemoederen der landza-
len met angst en onrust. Om aan zoo vele wandaden perken te stellen en een open-
baren krijg te voorkomen, werd eindelijk door beide partijen te Sloten een .zesjarige
vrede gesloten (2). Men zou elkander tegen alle buiten- en binnenlandsche vrede-
brekers ondersteunen en deze laatsten met eene geldboete straffen; de gevangenen
en gijzelaars zouden geslaakt worden; het onderling verkeer tusschen Westergo
en de Zevenwolden zou vrij en veilig zijn, en wie den anderen benadeelde moest
dit mei eene zware geldboete beleren. Ter minzame slissing van opkomende ge-
schillen , zou men tweemaal 's jaars een landdag te Sloten houden, voor welken tevens
de regtszaken in hooger beroep gebragt wierden (3). Er blykt hieruit, hoe ongene-
gen de Westergoërs en Zevenwolders waren, om met de. Oostergoërs zich aan de
Groningers of aan eenige andere vreemde magt in regtszaken te onderwerpen,
hetgeen toen in Friesland zeer gebruikelijk was. Vele Geeslelyken en Edelen
immers hadden de gewoonte, den landgenoot met wien zy verschil hadden, tot
nadeel van 's volks regten en vrijheden, voor den Bisschop van Utrecht of andere
naburige Vorsten, die op hel bezit van Friesland vlamden en aldaar invloed bezaten ,
in regten te betrekken (4). Om dit voortaan te beletten, werd op eenen algemeenen
O y.
Win-
lorm.
Ï446
(1) occo scARLENsis, bl. 187, V. THABOR, Hist, v. Vrlesl. D. I. bl. 13.
(2) cBBo EMMius, Eer. Fris. Hist. Lib. XXIII. p. »'{61. scuotaots, Fr. Ilist. ß. X. bl. 312.^
(3) Charterb, ν. Friesl. D. I. bl. 628.
(4) occo scarlknsis, bl. 189. bbdo ejimiüs, Rer. Bist. Fris. Lib. XXIII, p. 36L
20 V.
Jlooim.
144.5
DES VADERLANDS. 205 .
landdaff besloten : » Dat, naar inhoud van hel Friesche regt, niemand eenige bezwaarbrieven 1433-
van den Ulrechtschen Bisschop of van eenig ander uitheemschen Vorst, in het land ^^^^
zou mogen brengen, veel minder daarvan gebruik maken. Indien een Priester zich
daaraan vergreep, zou hij zyne bediening (leen) en goederen verliezen en nimmer
in Friesland weder eenig ambt mogen bekleeden; een wereldlijk persoon zou in
dit geval, goed en leven verbeuren. Dezelfde straf werd ook op hem toegepast,
welke vóór dit besluit zoodanige brieven in hel land gebragt had en, uit kracht
daarvan , anderen leed of nadeel berokkende. Alle geschillen en zaken , over welke
de Bisschop van Utrecht, uithoofde zijner heerlijkheid en geestelijke gestichten , in
Friesland mögt Ie beschikken hebben , moesten in het gewesl zelf door eenen van
hem aangeslelden Regler beslist worden, opdat niemand of eenige zaak buiten hel
land beregt wierde (l)."
Om denzelfden tijd hernieuwden de ingezetenen van Acht Kerspelen het verbond
van onderlinge veiligheid en bescherming in veertien honderd zes en twintig mei Ilun-
singo, Fivelingo i Langewold ^ Vredewold ^ Bumsterland Qn de slad Groningen
gesloten (2). Behalve de bepalingen omtrent het straiTen van roovers en dieven, het
helen en koopen van gestolen goederen, naar luid van het genoemde verdrag,
zou men elkander met genoegzame magt ondersteunen, wanneer een vermogend
man, die wegens diefstal moest achtervolgd worden, Aveerstand bood (3). Tol dit
verbond traden vervolgens de kerspelen O ast er meer , Sumeer ^ Garyp, Sighers-Zomcv-
wolde, Β er g urn , Nordermeer ^ Eestrum en onderscheiden andere (4). Tevens sloot
de stard Groningen een altyddurend verdrag met Westerwolde ter handhaving der vrij-
heid en onafhankelijkheid. Het was geschoeid op de leest van de overeenkomst met het
Oldamht in veertienhonderd vijf en dertig (5), doch in eenige punten de regtsplegiug
betreffende, week het daarvan af, zoo als onder anderen, dat do "Weslerwolders van
de vonnisen, door de twaalf reglers van het landschap geslagen , zich binnen tien dagen
op den Raad van Groningen mogten beroepen, welke de reglers voor zich konde dag-
vaarden en van de zaak kennis nemen. Ook bevestigde het egge addinga in zekere
voorouderlijke en aangeërfde regten (6). Tegen dien Hoofdling werden in hel vol-
(1) Charterl·. ν. FriesL D. 1, bl. 529.
(2) Zie ^Igem. Gesch. des Faderl. D. II. St. II. bl. 593.
(3) Charterb. ν. FriesL D. I. bl. 530.
(4) Charterb. ν. FriesL D. I. bl. 531, 532.
(6) bdbo emmiüs, Rer. fris. Hist. Lib. XXIII. p. 302.
-ocr page 206-1433—gende jaar door de Westerwolders klagten over krenking hunner vrijheden bij den
Raad van Groningen ingebragt. Tot dezen vervoegden zich insgelyks de regters van
1448 Reiderland ^ om de slaking van een hunner ingezetenen te verzoeken, welken ao-
DiiiGA in zyn slot te fjTedde had opgesloten uit wraak, dat deze een pleitgeding le-
gen hem gewonnen had. De Raad nam de zaak ter harte , doch liet die varen toen
de Bisschop van Munster, tot wien addinga als leenman zich gewend had, bewees
en zich er op beriep , dat JVesterwolde sedert jaren een Munstersch leen geweest was,
en zijne voorgangers er steeds velerlei regten bezeten hadden; hy verlangde derhalve,
dat de Raad de uitgevaardige bevelbrieven intrekken en zich van gezag over anderen
onthouden zou. De Hamburgers te Emhden, onder wier bescherming de gevangen
Reiderlander stond, besloten toen met tjlrich , om addinga met de wapenen te over-
vallen en zijn slot te vermeesteren; doch de Raad van Groningen, welke dezen burg
ongaarne in Hamburger handen zag, bragt hen van dit voornemen terug (1). Waar-
schijnlijk zal men den gevangen Oost-Fries voldoening gegeven en daardoor verdere ge-
volgen voorkomen hebben (2).
Hoezeer het der stad Groningen weinig beviel, dal Emhden door ulrigh weder aan
de Hamburgers was afgestaan, drongen echter de omstandigheden en bovenal de vrees
voor den steeds magiiger wordenden filips van Bourgondi'è ^ haar meer dan voorheen
lot toegeeflijkheid. Op eene bijeenkomst te Appingadam werden derhalve al de ver-
schillen tusschen haar en Hamburg vereffend, en wederzyds vrije handel en scheep-
vaart gewaarborgd (3), In dit jaar werd ook het belangrijke Regt en Verdrag tusschen
Groningen en de Ommelanden ontworpen, hetwelk als de eerste grondslag van bet
Ommelander landregt van zestienhonderd een aangemerkt wordt. Dit Regt bevat een
aantal bepalingen op moord, verwonding, brandstichting, diefstal en andere misdaden.
Moord en doodslag worden met geldboeten gestraft, terwijl hij, die boven de waarde
van een oud schild gestolen heeft, opgehangen moet worden (4). In een bijgevoegd
punt werd bepaald, dat een zelfmoordenaar verbrand en zyn goed verbeurd verklaard
zal worden (5). Drie jaren later liet de regering van Groningen afkondigen, dat op zoo-
(1) übbo emmibs, Rev. Fiis. Bist. Lib. ΧΧΠΙ. p. 364, 365. schotancs, Fr. Hist. B. X. bl.
315, 316.
(2) Tegcmv. Staat. v. Stad en Lande. D. I. bl. 164. '
(3) übbo emmiüs, Rer. Fris. Eist. Lib. XXIII. p. 364. schotanus , Fr. Hist; B. X. bl. 315.
WESTENDORP, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 524.
(4) westendorp , Jaurb. v. Gron, D, II, bl. 525—528.
(5) WESTENDORP, Jaarh. v. Gron. D. II; bl. 529. / f'
-ocr page 207-DES VADERLANDS. 207 .
danige doodslagen, welke tot nu toe met geld waren geboet, voortaan de doodstraf 143J
gesteld was (1).
Het zesjarig vredeverbond tan veertienhonderd zes en veertig konde aan Friesland
bewesten de Laitwers de rust niet teruggeven. Waagde men het niet openlijk de
wapenen tegen elkander op te vatten, dan trachtte men door list en misleiding zijn
doel te bereiken. Op die wijze geraakten de roohda's aan eenige landeryen van het
klooster te Lidlum, welke zij eertijds aan dit gesticht met geweld hadden afgenomen,
maar van wier bezit zij zich thans door een bewijs van eigendom trachtten te verze-
keren. Er werden twee brieven opgesteld; in den eenen verklaarden de roorda's ,
dat zy zich met den Abt tjebbo wilden verzoenen en alle geschillen uit den weg
ruimen; in den anderen echter erkende de Abt, dat hij van het regt op de be-
twiste landerijen te hunnen behoeve afstand deed. Hierop noodigden de »oorda's den
Abt ten avonddisch en gaven hem den eersten brief te lezen, doch namen dien terug
onder voorgeven, dat hy bij zyn vertrek wel konde teekenen. Maar toen het veelvul-
dig rondgaan van den beker den Abt bedwelmd had , legden zij hem met gewenschten
uitslag den tweeden brief ter onderteekening voor , en bereikten alzoo door deze schur-
kenstreek het beoogde doel (2). Weldra barstte ook de smeulende vonk der oneenig-
heid in volle vlam weder uit. Te Hidaard in Eennaarderadeel had douwe hiddema 1450
eenen der knechten van broer tjebbinga gedood. Om zich te wreken, verrasten
tjebbinga met de Schieringer Edelen douwb sjaardema , epo aylva en tiete bet-
tiwga de onbewaakte stins van hiddema op Nieuwland by Bolsxmrd^ welke
zij plunderden en vijf bedienden van den afwezigen eigenaar doodsloegen (3). Van
daar terug gekeerd, bouwden sjaardema en epo aylva een blokhuis te Allin-
gawier in JVonseradeel aan het Makkumer meer, om zich tegen jakle feddes ,
eenen voornamen Vetkooper, te verdedigen. Doch vóór deze sterkte nog geheel
voltooid was, werd zij in het volgende jaar door feddes, jascke douwbma en
andere Velkoopers veroverd en geslecht (4). De burgerhaat ontgloeide steeds he-
viger, en Friesland levert in dit tijdperk een rampzalig tooneel op van moord
en verwoesting. Hero kikkertsma doodde wijbe heres gerkema , maar averd deswege,
ondanks de verzoening tusschen de beide geslachten, terwijl hij in zijne stins te Slo-
(1) WESTENDORP, Juarb. v. Gron. D. II. bi. 532.
(2) winse3iiüs, Chron. v. Friesl. B. IX. bl. 261. schotakos , Fr. Hist B. X. bl. 316.
(3) wtnsemius, Chron. v. Friesl. B. IX. bl. 261. schoiands, Fr. Hist. B. X. bJ. 323.
(4) occo scarleksts, bl. 189. V. TaABOR, Hist. v. Friesl. D. I. bl. 13. vbbo ehmius, Her. Fris.
Hist. Lib. XXV. p. 380. winsemius cn scuotanus, iu de boven aaogehaalde plaatsen.
1482
1872 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
ten aan tafel zat, door aggo dokia vermoord. Op den landdag te Bolsward werd
doüwe gekbranda , naar men wil op aandrang van jarigh hottisga , door jan roorda
met wien hij lang in twist en vijandschap geleefd had, doodgestoken. Uit weerwraak
vermoordden εοννε bonninga en jarigii van Woudsend in de kerk te Harlingen
schelte roorda van Tjummarum, den neef van jan. Gelijk lot trof s\tze , den
zoon van rommert gabinga, in Gaasterland door de Vetkoopers. Daarna belegerden
goslikl jongema , dc Bolswarders en andere Schieringers de stins van jakle feddes te
AlUngawier, namen die na eenige dagen stormenderhand in, vernielden het gebouw
en sloegen feddes met vijftien man van de bezetting dood. Do renten en de goederen des
vermoorden trok jongema aan zich, waardoor hij niet weinig in opspraak kwam (1).
In de landen tusschen de Lauwers en den Dollart heerschte ondertusschen eene
gewenschte rust. Ulrich , die het groot gezag der Hamburgers in Emhden moede
begon te worden en zich aan het hoofd der misnoegden tegen hen gesteld had,
trachtte vergeefs de Groningers en Ommelanders in dezen strijd te wikkelen. Zij
poogden integendeel door vriendschappelijke tusschenkomst, de geschillen te vereffe-
nen en, hoewel vruchteloos, het uitbarsten der vijandelijkheden tq voorkomen (2).
Eerder dan zich met vreemde belangen te moeijen, wijdden zij hunne krachten aan
de verbetering van den inwendigen toestand des lands. Om den vernielenden voortgang
van den Dollart te beteugelen, werd op last van den Raad van Groningen en ten
koste van Stad en Lande, van het Old-Amht en de geestelijkheid, onder het opzigt
van den Drost goesen van Dulck ^ een dijk van Finserwolde tot aan hel klooster
Palmar mh&\.Klein-Oldamht opgetrokken (3). Dit was de eerste en tot vijftienhon-
derd negen en twintig de eenige dijk , berekend om krachtdadig de verwoestingen des Dol-
larts te stuiten. Bij eene doorbraak daarvan in vyftienhonderd achttien werd het gewest
ten deele overstroomd (4). *Welligt was het ter bestrijding van de onkosten dezer bedij-
king, dat de Groninger Raad, zoo men wil, besloot zekere lieden aan te stellen, die
de goederen en waren, welke van buiten ingebragt werden , zouden inkoopen en voorts
ten voordeele der stad weder verkoopen. Dit vreemd besluit vond hevigen tegenstand
bij den Raadsheer warwer smit , welke verbolgen het raadhuis verliet zwerende, dat
(1) occo scARLEjtsis, bl. 189, 190. v. THABOR, Rist. v. Vriesl. D. I. bl. 13, 14. übbo emmiüs,
■Rer. Fris. Eist. Lib, XXV. p. 380. wiiiSEMius , Chron. v. Vriesl. B. IX. bl. 261, 262. seiio-
TAïiüs, Fr. Jiist. Jï. X. bl. 323.
(2) ubbo emmiüs, Rcr, Fris. Hist. Lib. XXIV. p. 366. schotanus, Fr, llist. ß. X. bl. 317.
(3) XJBBO Eämiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXIV. p. 375. Tegeniv. Staat van Stad en Lande^
Ih I, bl. 166.
(4) WESTENDORP, Jattvh, v. Grvn. D, II. bl. 537. j
1433—
1482
9 V.
He rfst-
maand
1453
5 V.
Wijn-
maand
25 V.
Zomer-
maand
1454
DES VADERLANDS. 209 .
hij er de uitvoering van zou beletten al moest het ook zijn grijzen kop kosten. Hij 1433—
vond weerklank bij de gilden, en verzekerde zich van hunne hulp tegen de regering,
welke hem als oproermaker den dood dreigde. Na indaging verscheen hij op het
stadhuis, en niet ontsteld bij het zien van den scherpregter in de voorzaal,
vroeg hij den Raad op ernstigen toon af: »of het genomen besluit met bloed moest
bezegeld worden?'' Ondertusschen verwekte het geraas van het zamengescholene,
gewapende volk op de markt zulk eene vrees en schrik in de vergadering, dat zy
het besluit introk en tevens plegtig beloofde, in het vervolg nimmer iets te onder-
nemen in strijd met de belangen der gemeente , met de stedelijke instellingen en de
voorregten der gilden. Hiervan werd terstond een geschrift opgemaakt en bezegeld.
Warner smit gaf er kennis van aan de opgewondene menigte , welke hij vermaande
zich van alle gewelddadigheden te onthouden; hij zelf geleidde de bevende raads-
leden naar het Jakobijnenklooster, om daar te vertoeven tot de woede des volks
geheel bedaard zou zijn (1).
Inmiddels trachtte filips van Bourgondi'è door zijne gezanten de West-Lauwerschc 1455
Friezen te bewegen , hem op billijke voorwaarden als Heer te huldigen , met bedreiging,
hen bij weigering, met de wapenen daartoe te dwingen. Hierover hield men te
Bohward een landdag en zond voorts eenige zq^jikgelasligden naar Haarlem met j2v.
volmagt, om met den Hertog in onderhandeling te treden. Doch zij keerden spoe-
dig onverrigter zake terug, dewijl geene voorwaarden tot waarborg hunner aloude
vrijheden te bedingen waren (2). Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor, dat
de bedoelingen van filïps op Friesland ^ tot een nieuw tienjarig verbond van
Groningen met de Ommelanden aanleiding gegeven hebben. Daarin toch meent
men, dat behalve eenige bepalingen belrelFende den handel, de handhaving van
het regt en der veiligheid van personen en goederen, ook het keeren van alle
geweld, do onafhankelijkheid van vreemde Heeren en onderlinge bijstand en hulp
op de eerste aanmaning, alles bij bepaalde boeten of breuken, verzekerd werd (3).
(1) υββο emmiüs, Rer. Fris. Uist. Lib. XIV. p. 374, 375. schotanus, Fr. Hist. B. X.
bl. 321, 322. Emmius wil dit voorval noch ontkennen, noch aannemen. Dc Schrijver van den
Tegemv. Staat v. Stad en Lande , 1). I. bl. 165, twijfelt er aan en Avil, zoo iets van dien
aard geschied zij, dit tot het jaar 1457 verschoven hebben.
(2) occo 8caklensis, bl. 190. üBBo emmids, Rer. Fris. Hist. Lib. XXV. p. 380. schotakus,
Fr. Hist. B. X. bl. 324. winsemiüs, Chron. v. Vriesl. B. IX. bl. 262. Charterb. ν. Vriest.
D. I. bl. 589, in hetwelk deze gebeurtenis, minder waarschijnlijk, op 1456 gebragt wordt.
(3) westendorp , Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 541.
-ocr page 210-210 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J43.3— Hel bijeenbrengen van een talrijk leger door filips, om zijn natuurlijken zoon dayid
van Bourgondi'è op den Ulrechtschen zetel te plaatsen (1) , bragt do Ooslergoërs en
Westergoërs, -svelko vermoedden, dat deze krijgsmagt tegen hen bestemd was, in
beweging. Zij hielden onderscheidene landdagen , om te overleggen, wal hun in dal
hagchelijk oogenbhk te doen stond en trachlten ook ulricu en de Groningers te bewe-
gen , om zonder uitstel met hen een verdedigend verbond te sluiten en do veruilziende
plannen van den magtigen Herlog van Bourgondi 'è tegen te werken, terwijl zy hun
den geheelen ondergang met welken de Friesche vrijheid van de Zuiderzee lol aan
de Wezer bedreigd werd, nadrukkelijk voor oogen stelden. En toen de Groningers
en Oost-Friezen hieraan geen gehoor gaven, slolen zij, gedachtig aan hunne voorou-
ders , die wel legen eeno groolere magt der Hollanders dan die was over welke de
Herlog thans beschikken konde , do vrijheid verdedigd hadden, een onderhng verbond
15v. van zoen en vrede (2). De hoofdpunten waren, dal men elkander tegen alle binnen-
}naamï buitcnlandsch geweld hulp en bijsland verleenen, wien dit weigerde te bezweren
1456 voor algemeenen vijand des vaderlands verklaren, en hem, die met vreemde Heeren
zamenspande, aan lijf en goed straffen zoude. Dit verdrag, dat lol den eerslen van
do aanstaande Slaglrnaand van kracht zou zijn, werd bezegeld door Oostergo, fVes-
tergo en door do Zevenwolden , jonger νί(Α\ί.ϋ toen Schoterland, Stellingwerf, Op-
ster land , Doniawerstal, Sniallingerland, Haskerland, Aengwirden, Oostzin-
g er land, nu een gedeelte van Lernst erland, Achtkar spelen , Oosthroeksterland en
Kollumerland gerekend werden (3).
Hoewel de Groningers aan dit verbond ter verdediging van der Friezen vrijheid en
onafhankelijkheid geen deel namen, trokken zij echler céne lijn met de Overijsselsche
sleden legen de verheffing van david van Bourgondi'è op den sloel van Utrecht, Zij
zonden naar Deventer, door Herlog filips belegerd, nevens eenige krijgsbenden eene
aanzienlijke hoeveelheid mond- cn oorlogsbehoeften (4). Doch toen david eindelyk
'beide door het Booen- cn Neder-Sticht als Bisschop erkend werd, volgden zij dit
voorbeeld en werden door hem in al die oude vrijheden en gewoonten bevesligd, welke
hun door zijne voorzalen waren toegestaan (5). Ter bedwinging der Oost-Friesche
1457 kapers, welke de Graaf van Oldenburg ondersteunde, vernieuwden zij kort daarna
(1) Zie hiervoor, bl. 00.
(2) ubho EMjiiiis, Rer. Fris. Ilist. Lib. XXV. p. 381. scnoTAM:s, Fr. Hist. B. X. bl. 324.
(3) Charterb. ν. FriesL D. I. bl. 590.
(4) Zie hiervoor j bl. 93. ·ννΕ8τΕχηοκν5 Jaarb. v. Gron. D. 11. bl. 545.
(5) iDsiKGA, Staatsr. d. Nederh D. II. bl. 370, 377. Verg. lacrvoor, hl. G4,
-ocr page 211-DES VADERLANDS. 2ί1
het verbond van onderlingen vrede en handel met Bremen (1). Door tusschenkomst ^^^^^
van ULuicn, nu Graaf van Oost-Friesland ^ verzoende zich insgelijks do stad Gro-
ningen met Jonker sibo of sibet van Dornum en Eisens ^ die Oterdiim^ welk den
Groningers behoorde, ingenomen en geplunderd had, uit wraak dat zij zijne moe-
der , de weduwe van eppo gogkisga , met geweld uit den burg te Zuidbroek
verdreven, hare overige goederen zich toegeëigend en harer billijke klagten gehoor
geweigerd hadden (2). Ulrich sloot zelfs een nieuw verbond met Stad en Lande,
wier schepen daarbij vergund werd do Eems vrij op te varen en de markten in
fVestfalen te bezoeken, onder beding, dat zij op verbeurte van goed en schip,
hunne ladingen aan geene Hollanders verkochten. Men zou evenmin gedogen, dat er
granen uit Westfalen naar Holland of West-Friesland over land door Groningen
en de Ommelanden vervoerd werden. Bij nadere overeenkomslen verleenden ulrich
en Jonker sibo alleü ingezetenen van Stad en Lande vrijen handel door geheel Oost-
Friesland , zonder aan eenigo schatting of ongelden onderworpen te zijn; welke
voorreglen wederkeerig hunnen onderdanen door de regering van Groningen in haar
regtsgebied vergund werden (3). Dit verdrag, in het welbegrepen belang van den
handel gesloten, mishaagde den gilden te Groningen, dewijl het hun slapelregt den
bodem insloeg. Ten uiterste gebelgd, begaven zij zich naar het kerkhof van st. maar-
ten , waar do Raad dikwijls gewoon was onder een grooten lindeboom te vergaderen,
overlaadden de aanwezige Regenten met beschuldigingen en drongen hen, de gesloten
overeenkomst te vernieligen. Hiertoe noodzaakten zij drie dagen later den geheelen
Raad, toen zij gewapend voor het stadhuis verschenen en dood en verderf dreigden
wanneer men hun wensch niet bevredigde (4). Bovendien moesten Burgemeesteren
en de Raad beloven nimmer eenige verandering in den stapel of accijns te bren-
gen, noch andere nieuwigheden in te voeren, zonder toestemming van do overlieden
der gilden en van de gezworene gemeente , welke laalslo het tevens zoude vrijstaan,
om bij eene vergadering met den Raad, zich af te zonderen ten einde onderling te
raadplegen. De uitvoer van binnenlands gewassene granen werd verboden, hetgeen
later in menig verbond met do Ommelanden voorjiomt, waarbij men meer, naar het
(1) w'ESTEKDORP, Jaavb. v. Gron. D. II. bl. 551.
(2) e. benisga, JHst. v. Oost-Friesl. bl. 311. übbo emmius , Rer. Fris. Hist. Lib, XXIV.
p. 376. Tegemo. Staat v. Stad cn Lande, D. I. hl. Iö8. westendorp, Jaarb. v. Gron, D.U.
1)1. 546, 552.
(3) ε. beninga, /Jist. V. Oost-Friesl. bl. 311 en de aant. van ηαιικεγιποτιγ aldaar, bl. 311—314.
(4) UBBO EMjiits, Rer, Fris. Ilist, Lib. XXIV. p. 376, 377. Tegenw, Staat v. Staden Lande,
1). I. bl. 169.
27 *
-ocr page 212-212 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—schijnt, de belangen der behoeftige ingezetenen, dan die Tan landbouw en handel in
^^^^ het oog gehad heeft (1). Ondanks dezen maatregel te gunste der schamele gemeente,
moet het in Groningen steeds zeer onrustig en onveilig geweest zijn , dewijl elk ver-
boden werd, na het luiden der klok des avonds te tien ure tot des morgens te drie
ure, als de wachter op, op geblazen had, op straat te verschijnen (2).
Ondertusschen herleefden weder in Friesland beoosten de Zuiderzee, bij het einde
van het onderling beschermend verbond, de oude veeten. Goslikga te Hattuni ge-
raakte met den Abt van Mari'èngaard over eenige landerijen in geschil en verzette
zich gewapenderhand tegen de kloosterlingen, welke de vruchten daarvan kwamen in-
halen ; doch in het gevecht werd hem de arm verbrijzeld, aan welke wonde hy kort
daarna overleed. Hoewel het geschil nog vóór zyn' dood werd vereffend, nam echter
zijn neef goslik goslinga bloedwraak op eenige kloosterbroeders, waaruit ongetwijfeld
nieuwe oneenigheid zou ontstaan zijn, indien niet de zaak door de Abten van Bloem-
kamp en Klaarkamp in der minne was bijgelegd (3). In dien tyd van spanning en
onrust kwam thomas gurstadt uit naam des Keizers frederik III in Friesland, ter
inning der verschuldigde schatting of schot, die sedert jaren niet was opgebragt. Men
was niet ongenegen de schatting op te brengen en het achterslallige aan te zuiveren ,
onder beding, dat de Keizer den Hertog van ^owr^owi/ié· onder zware bedreigingen zou
verbieden, iets tegen Friesland te ondernemen, of zich eenig regt of heerschappij over
dat gewest aan te maligen; dat hij de Friezen zou gelasten geenen anderen Heer of
Regent te erkennen dan den Keizer; dat hij alle voorregten , door karel den Groote
gegeven en door sigismund bevestigd, bekrachtigen , maar alle overeenkomsten , door
geweld van wapenen met het huis van Beijeren aangegaan, vernietigen zoude ; dat
hij alle scheiding en scheuring van Oostergo en West er go, en in het byzonder toe-
treding tot het verbond met Groningen zou verbieden; en eindelijk, dat geen Fries
buiten de grenzen des lands voor eene geestelijke of wereldlyke regtbank, zelfs
niet in geval van beroeping (appel), zou mogen gedaagd worden. Men verzocht gur-
jOv. STADT den Keizer lot het aannemen dezer bedingen te bewegen; en weldra keerde
Imand
met drie brieven van den geldbehoevenden Vorst naar Friesland terug. In den
1457 eersten worden de Friezen in al hunne oude regten en vrijheden bevestigd , en. in den
tweeden gelast zich tegen elk te verzetten, die hen overheeren, bezwaren of van de
getrouwheid aan den Keizer en aan het Rijk aftrekken wilde. De derde brief ver-
(1) Tegenw. Staat v. Stad en Lande, D. I. 1)1. 169. westekdorp, Jaarb. v. Gron. D. II.
bl. 554, 555.
(2) WESTENDORP, Jaarb. v. Gron, D, II. bl. 546.
(3) winsemius, C/iron. v. Vriesl. B. IX. bl. 263. scdotanus , Fr. Eist. B. X. bl. 325.
-ocr page 213-213
DES VADERLANDS,
biedt den Hertog van Bourgondib ^ op verbeurte der keizerlyke genade, de Friezen 1433—
verder lastig te vallen , of inbreuk te maken op de regten , welke zij als onderdanen
des Rijks genoten; maar vergunt hem , zoo hij eenige aanspraak op Friesland ver-
meent te hebben, die voor het keizerlijke geregtshof te brengen (1). Zoodra de
beide eersle brieven door gurstadt op den landdag waren overgeleverd en de laatste
voorgelezen was, werd de schatting opgebragt en den afgezant, onder dankbetuiging,
een geschenk aangeboden, waarna hij vertrok (2).
De Friezen, thans bevryd van de vrees voor een buitenlandschen aanval, zetten nu,
zoo als gewoonlijk, met te meer hevigheid hunne oude burgergeschillen voort, wroet-
ten zinneloos in eigen ingewanden om en vernielden door moorden , rooven, brand-
stichten en verwoesten de welvaart des lands.
Te Oosterend in Eennaarderadeel had voorheen tjerk of sierk iiarinxma gewoond ,
vermoedelijk een zoon van haring harinxma , die in dertienhonderd zeven en negen-
tig met SJOERD WIARDA tot Potestaat van Friesland was verheven (3), en broeder van
agge harinxma , Hecr van Sneek door zijn huwelijk met de dochter van rienk bok-
KEMA (4), van HOTZE of HOTTIIYA harinxma , epo HARINXMA te JT/ji en doüwe harinxma
te Heeg. Hij liet zeven zonen na, agge, haring, hotze , Benedikt, kempo , tjerk
en de jongste , Avelke den geestelijken stand omhelsde , doch wiens naam onbekend is, nevens
twee dochters van welke de pene aan botte eesches en de andere aan zekeren merk
gehuwd was. Zij allen noemden zich donia of doyngha , welken naam hun vader,
toen hij de stins van Donia te Oost er end in bezit kreeg, voor dien van harinxma ,
welken zijne broeders behielden, had aangenomen. Agge had zijn verblijf te Slooten
op eene slins van zijne echtgenoole ; haring bezat Hiddema-stins op Niemvland^
benedikt Avoonde te Heeg , hotze te Edens, kempo te Hemeluvi en tjerk op de
hoofdstins van het geslacht te Oosterend. Tusschen deze donia's en hunne bloedver-
wanten de harinxma's, ontstond een hevige krijg, tot welken agge donia het eerst
aanleiding gaf. Heerschzuchtig van aard, konde hij niet dulden , dat zijn neef watse
harinxma iu Slooteu meer gezag uitoefende dan hij. Om zich van hem te ontslaan,
verliet hij de zijde der Schieringers, tot welke zijn geheele stam behoorde, en
vereenigde zich met de Vetkoopers, om door hunne hulp zijnen gehaten mededin-
ger te verdrijven. Hij ontbood de woudlieden, aangevoerd door den dapperen Vel-
■ψ vi
(1) occo scARt.ERSis, bl. 193—198. WIRSEMIÜS, Chron. v. Friesl. li. IX. bl. 265—267. Char-
terb. V. Friesl. D. I. bl. 592.
(2) übbo e3uiiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXV. p. 383. scdütaküs, Fr. Hist. B. X. bl. 326.
(3) Zie Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. Π. bl. 410.
(4) Alg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. II. bl. 423.
-ocr page 214-1878 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ koopcr j\wKE DOUWMA vau Langweer ^ binnen Slooten ^ zij slaken de stad in brand, en
belegerden de sterke welbewaakte slins yan "watse harinxma, die onbeschadigd was
gebleven. Βοκκο harinxma , heerschap te Sneek, snelde onmiddellyk met eene
menigte Schieringers uit Oostergo en Westergo aan, om zijnen zoon te ontzeilen
en behield in een gevecht te Slooten de overhand. Solke meynema , aise tjebbema
en vele anderen sneuvelden, de overigen ontvluglten. Agge dosia ontweek met
JANKE DouwMA Op zyn huis, maar verliet het heimelyk nog dienzelfden nacht. Do
overwinnaar nam er bezit van en schonk het zijnen zoon in wiens geslacht het ge-
bleven is. Agge keerde nimmer in Slooten terug, maar ontving, toen hij naderhand
weder tot de zijde der Schieringers terugkeerde, eene schadeloosstelling in geld, doch
te gering, ora hem het gemis dezer slins to vergoeden (1).
Ondertusschen - had haring donia zich insgelijks den haal der Schieringers op den
hals gehaald. Den eersten van Grasmaand had hij met eenige zijner bondgenooten Hot-
tinga-stins bestormd, doch Avas met verlies van acht man door den bezitler epo k.el
afgeslagen (2). Douwe sjaardema , het hoofd der Schieringers, door huAvelijk
aan epo kel vermaagschapt, over dezen aanval verbitterd, trok door goslik jon-
GEMA en eenige burgers van Bolsward vergezeld, naar Nieuwland, veroverde het
huis van haring donia , Iliddema^stins genaamd , en legde er eene bezetting in,
om zijne aanhangers, welko door janke douwma en dq woudlieden gekweld werden,
to beschermen (3), De oorlogsvlam in het Westen ontstoken, sloeg spoedig Oostwaarts
over, Fokke eesghes bestormde met tweehonderd woudlieden of Zovenwolders de slins
van rienk doytes abbema te Akkrum, maar werd door de dappere bezetting afgeslagen.
Door hulp der Sneekers bereikte hij echter kort daarna zijn dool, en bemagligde levens
do slins van lieuwe doytes abbema. De beide broeders werden met hun vader gevangen
naar Sneek gevoerd, maar naderhand aan fokke eesghes uitgeleverd en door hem in
Sikkema-huis to Akkrum opgesloten (4).
Het regt, de openbare veiligheid en do handel leden geweldig onder het woeden
der partyschappen, en waarschijnlijk strekte ter handhaving daarvan het verbond,
om dien tijd tusschen de Velkoopers der Acht Kerspelen qix Groningen ^ Langewold ^
(1) occo SCAHLESSIS, bl. 198—200. V. τπΛΒοη, Eist. ν. Friesl. D. 1. bl. 15, en dc aant. der
uitgevers, bl. 49—53.
(2) wiNSEiiius, Chron, v. Friesl. B. X. bl. 267.
(3) occo SCARLENSIS, bl. 200. v. τπλΒΟΐι, Hist. v, Friesl. 1). I. bl. 16 en dc Aant. bl. 53, 54.
wiHSEMius, Chron. v. Friesl. li X. bl. 268.
(4) occo SCARLEN8IS, bl. 200. v. TiiABOU , Hist. v. Fricsl. D. I. bl. 17.
1433-
1482
10 ν.
liooim,
1458
13 ν.
Hooim.
DES VADERLANDS. 215
1433—
1482
Fredewold en Hunuterland gesloten (1). De krijg \Terd niellemin hevig voorlge-
zet. Agge doniä. veroverde met zijn bondgenoot jakke douwma. de slins van jouke
galama Ie Akmarijp in ütingeradeelf terwijl zijn broeder haring donia zich meesT
ter maakte van depka's huis Ie Smallehrug in ÏVijmhritseradeel, Van hier uit,
gesterkt door eene bende uitheemsche knechten met bussen gewapend, roofden en
blaakten zij door geheel het gewest. Lieuwe en uiekk doytes abbema, tegen losgeld
ontslagen, tastten uessel edes jongema van Bozum nabij de buurt van Raiiwerd aan en
joegen hem op de vlugt. Doch jongema , ondersteund door tjebbe oeninga en eenige
anderen , overviel hen te Imsum en dreef hen lot aan Sikhema-stins te Ahhrum
terug. Hier echter ontvingen zij bijstand en vervolgden nu op hunne bpurt de aan-
vallers lot Irnsiunerzijl ^ waar jongema door lieuwe »ottes abbema gedood werd.
Dienzelfden dag vernielde douwe sjaardema op eenen strooptogt uit Franeher, waar
hij eene aanzienlijke magt bijeen had, de slins van Benedikt donia te ffeeg, die van
haring donia te Woudsend^ en de voorouderlijke slins van dat geslacht ia Oosterend,
waar tjerk: donia, naar het schijnt, gevangen genomen werd, dien men later, om
weder in het bezit van de slins Ie Smallehrug Ie geraken, van zijne banden ont-
sloeg (2). Inmiddels maakte kempo jongema Ie Rauwert zich meester van rienk
doytes abbema uit wraak over den dood zyns broeders in het gevecht by Irnsumer-'
zijl. Na Avoinig maanden werd rienk bij verdrag ontslagen, maar zyne slins Sikkema
Ie Akkrum door, de Velkoopers uit do Zeüenwolden vermeesterd en lot den grond
geslecht. Kort daarop viel hij mei zijn broeder lieuwe in handen van jouke galama,
die beide gevangen naar de Zevenwolden voerde. Fokke eesghes Irok dadelijk met
eene groote bende in het dorp Imsum, maar do inwoners dreven hem met zooveel
geweld lerug, dat eenige zijner manschappen onder het vluglen bij Aalzum ver-
dronken en de overigen Ie naauwernood hel gevaar ontsnapten (3).
Tot beteugeling dezer vijandelijkheden en wandaden, traden do sleden, Deekens,
Reglers, Hoofdlingen en gemeenten van Westergo in een onderling verbond van hulp
en bescherming legen alle binnen- en buitenlandscho verstoorders van rust en vrede ,
en verpligtten zich , onder zware geldboete , hen eendraglig en met geweld te kee-
ren (4). Later sloot ook Oostergo een gelijksoortig verdrag met WeHergo voor den
tijd van dfie jaren, waarbij tevens bepaald werd, dat allo vreemde hulpbenden, op
30 v.
Herfst-
maaml.
Sprok-
kclm.
1401
(1) wESTEsnoRP, Jaarb. v. Groii. D. 11. bi. 558.
Φ·
(2) occo SCARLENSIS, bl. 200. V. TUABOR, UisL f. Vrk&l D, 1. bl. 17 en de Aaiil. bl. 40, 47, 54.
(3) occo SCARLESSIS, bl. 201.
(4) Charterb. ν. Friesl. D. 1. bi. 599.
1459
29 V.
Oogst-
maand.
30 v.
Oogst-
maand,
21V.
Louw-
maand
14Π0
10 v.
Zomer-
maand.
216 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—verbeurte van het leven, tegen aanstaanden Paschen het land moesten ruimen (1).
^^^^ De dojyia.'s zetten evenwel de geweldenarijen voort. Botte mesches , aan hen verzvva-
18 v. gerj ^ veroverde do stins van watze mennes te Imsum, welke hy versterkte en er zich
Grasm.
1461 op vestigde. Agge en haring donia hielden door hunne strooptogten uit het slot te
Akmarijp, den geheelen omtrek in schrik en vrees. Om hieraan een einde te maken ,
besloot men overeenkomstig het onlangs gesloten verbond, hen te belegeren , en het slot
12 v. werd door meer dan vierduizend man ingesloten. De onderneming mislukte , hetgeen
voornamelijk aan de vreemde busschieters der bezetting wordt toegeschreven, tegen
Avelke de Friezen , die nog geene vuurwapenen bezigden, niet bestand waren. Rienk.
KAMSTRA, sjOERD aylya, twce neven van douwe sjaardema en eenige anderen der
belegeraars waren door dit ongewoon schietgeweer doodelyk gewond , hetgeen verbazing
en ontsteltenis onder de overigen verspreidde , welke na drie dagen het beleg opbra-
ken zonder iets van belang verrigt te hebben. Dit deed natuurlijk den moed der
donia's meer dan ooit zwellen. Ongestraft roofden zij nu voort op hunne naburen ,
baalden het vee van voor Bolsward , Sneek, Slooten en Boxum weg, mishandelden
wreedaardig de huislieilen en stelden hen op zware brandschatting. Hunne huur-
knechten , Λ\^cr teugellooze moedwil alom angst en schrik verwekte, werden uit dien
hoofde Broezen (duivels) genoemd (2).
Do Groningers en Ommelanders handhaafden ondertusschen in hun gewest den
vrede, dien zij tot verbeteriog van den inwendigen toestands des lands aanwendden (3).
De stad Groningen en ulrigii van Emhden sloten in veertienhonderd negen en
vijftig weder een nieuw verbond met elkander, strekkende zoo wel om den wederzijd-
schen handel te bevorderen, als de onderlinge vriendschap te verzekeren (4). Te
meer moest ulrigh aan de goede verstandhouding met Groningen gelegen zijn , de-
wijl er geschillen tusschon hem en eqgo van Westerwolde ^ over de nalatenschap van
'I diens oom imel abdena gerezen waren. Hij had een' groot gedeelte daarvan door
|| schandelijk bedrog van eggo's bloedverwanten, aan zich gebragt en bevestigde zich
^ in het onregtvaardig verkregen bezit. De verbitterde hoofdling zocht hulp en verde-
,,<; diging bij den Bisschop van Manster , wien de Westerwolders nu op nieuw als leenheer
huldigden en den eed van getrouwheid aflegden , naar de gewoonte hunner voorvade-
ren , die zich reeds in dertienhonderd zestien leenroerig van het stift Munster ver-
lul
' (1) Charterb, ν. Friesl. D. I. bi. 600.
(2) occo SCARLENSI8, bl. 201. v. tdabor, Hist. v. Vriesl. D.I. bl. 17,18 en de Aant. bl. 46, 55.
(3) WESTEWDORP, Jaavb. v. Gron. D. II. bl. 558—561, 568. Tegenw. Staat v. Stad en Lande ^
D. I. bi. 170, 171.
(4) üBBo EMMiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXV. p. 384. /
s
DES VADERLANDS. 217 .
klaard hadden. De Kerkvoogd nam hen daarop in bescherming onder verzekering 1433—
van het behoud hunner reglen, gewoonten en vrijheden (1). Bisschop david van
Bourgondi'è daarentegen stond in veertienhonderd zestig het geregt van Selwerd op
Goo en Wold aan Groningen af, hetgeen als eene der voornaamste oorzaken van de
aan^γassende magt dier stad beschouwd wordt. Hij ontving voor dien afstand in eens
zestienhonderd Rijnsche goudguldens en zou er jaarlijks ])ovendien nog honderd genie-
ten. Indien zijn opvolger weigerde dit geregt op nieuw aan de Groningers over to
dragen, dan moest hun do hoofdsom teruggegeven worden (2).
De Opsterlanders, die rijkelijk in al de rampzaligheden der partijwoede deelden,
trachtten tot herstel der openbare veiligheid en van het regt, zich weder met Gro-
ningen te verbinden. Do voorwaarden des verdrags waren: vrede en verzoening tus-
schen alle Opsterlanders; het gezamentlijk weren van hen die Opsterland aanvielen;
en het weigeren van onderstand of bescherming aan misdadigers. De hoofdmannen
in Groningen zouden jaarlyks ten overstaan van drie of vier goede mannen uit O^)-
sterland, den Grietman des landschaps nevens twee mederegters in do groote ker-
spels en eenen in de kleinere uit de eigenërfden der grietenij aanstellen, van wier
vonnissen men zich op de hoofdmannen te Groningen mögt beroepen. Dit verbond,
op den vierden dag na Pinkster bezegeld , herstelde de rust in Opsterland en wekte 1401
de overige grietenijen van Oostergo en Westergo ter navolging op, die lot dat
einde eene bijeenkomst te Bergklooster bepaalden, van welke echter, naar het
schijnt, niets gekomen is (3). Immers do tweedragt en burgerhaat vlamden daar met
altyd heviger woede voort. Men verhaalt zelfs, dat do stad Harlingen door toedoen
van haren eigenen Grietman en zijne mederegters verbrand werd. Schelto jayma j4(}2
vermoordde te Marrum tjalling sydsma of sytzema , die hem eene wonde aan do
knie had toegebragt, waaraan hij kort daarna overleed. Sydsma was een der dap-
perste en stoutste Friesche Edelen van zijnen t^d en had in Ferwerderadeel en in
den omtrek tegen de Vetkoopers, lot welke hij vroeger behoorde, veel oorlog ge-
toerd (4). Zijne beide zonen syds en feike noemden zich botnia , vermoedelijk
naar de stins van dien naam te Marrum, welke èertijds door ode botiiia bewoond
(1) UBBO EsiMiüs, Rcr. Fris. Hist, Lib. XXV. p. 385. idsikga, iStaattr. d. Nedert. i). Ji.
hl. 379-382.
(2) UBBO EMMics, Rcr. Fris, Hist. Lib, XXV, p. 384. Tegenw. Staat'ν. Stad en Lande,
P. I. bl. 170. WESTENDORP, Jaarb, v. Gron. D. II. bl. 565—567.
(3) ubbo EMMiüs, Rcr. FHs. Hist. Lib. XXV. p, 392, 393. schotarüs, Fr. ilist. B. X. bl.331.
WESTENDORP, Jaarb. v. Gron, D. II. bl. 368, 369.
(4) occo scABLENSis, p. 201, 202. v. THABOR, //ist. v. Vrietl D, I. bl. 18.
-ocr page 218-1882 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
•geweest ^tas (1). Harisg dokia. maakte zich weder meester van Hiddema-stins te
ISieiacland, welke bij met grachten en wallen versterkte. Kort daarop verzoende hij
zich met epo kee, douvte sjaardema. en de stad Bolstoard, waaraan evenwel goslik
jongema en tjerk donja geen deel namen. Het schijnt echter, dat tjerk een wei-
nig later, even als zijne overige broeders, zich weder bij de Schieringers gevoegd
heeft. Immers werd hij door gale galama van Koudum^ welke thans den Vetkoo-
pers krachtigen bijstand verleende, overvallen en gevangen genomen. Kempo donia
vatte nu de wapenen tegen galama op; menig gevecht werd geleverd, menige scher-
mutseling gevoerd en eindelijk kempo te Kemelum door ige galama, gale's zoon,
gedood, welke met grooten buit naar Koudi^m terugkeerde. Jamke douwma , thans
do bondgenoot en medehelper der galama's, moest het eerst do wraak der beleedigde
dohia's ondervinden. Haring donia begaf zich naar do stias van zijnen zwager botte
eesgues te Imsum, roofde van daar uit op do meijers van douwma , wiens groote
stins hij met behulp zijns broeders hotse veroverde, in de asch legde en janke zelf
noodzaakte met verlies van veel volk geheel Inisiim te ontruimen. Nu brandde,
roofdo en moordde hij te Akkrum , Oldehoorn , en te ommels in Ilennaarderadeel,
en do donia's werden meer dan ooit door het plegen van geweldenarijen de schrik
van Oost er go , West er go en Zeoenwolden (2).
Evenwel namen do zaken weldra eene andere wending. Janke douwma , verbitterd
over het verlies zijner stins en do geleden nederlaag, sloeg met gale galama , de
Zeven^volders en eeno bende huurknechten het beleg voor de sterke stins te Akma-
rijp. Hier bevond zich agge donia, die echter heimelijk in den nacht ontsnapte.
Na veertien dagen gaf de bezetting, door den honger gedrongen, zich over behou-
dens lijf en goed. Terstond werd de stins met den grond gelijk gemaakt. Hetzelfde
lot trof het nieuw opgebouwde huis van rienk doïtes abeema te Akkrum, een bond-
genoot der donia's. Ilij zelf, een der aanzienlijkste Schieringers en eerst onlangs door
jouke galama onlslagen, werd met zekeren jello haijes gevangen genomen en naar
Douwma-stins te Langweer in Doniawerslal gevoerd. Ondertusschen stak het volk
van douwma het huis van rienks vader te Imsum in brand; vervolgens werd de stins
van den vermoorden kempo donia te Uemelum veroverd , omvergeworpen en de bezetting ,
uit tien of elf vreemde knechten bestaande , over de kling gejaagd. Tjaard meckum , van
wien men overigens niets vindt opgeteekend, werd geslagen en het huis van romke donia
omvergehaald. Door dezen voorspoed aangemoedigd, kwam nu janke douwma te
Imsum voor de stinsen van botte eesghes en doïtes abbema , welko' de zijne weiier
22 V.
ΙίυοίΐΏ.
7 V.
Wijn-
niaaacl.
(1) Gesch. v, d. Onlusten tusschen de Sc/iie-ringers en Fetkoopers, bl. 159.
(2) occo scaulensis, W. 202 , 203. v. thajjor, Eist, v. rriesL D. I. bl. 18, 19.
im-
1482
() v.
S!a{)tm
1462
6' v.
Louw-
juaand
J463
1
DES VADERLANDS. 210
eenigzins hersleid had. De dokia's rukten weldra tot ontzei aan, doch doüwma dreef 1453—
hen naar Rauwerd terug en verschanste zich met zijne mauschappen in hel klooster ^^^^
Aalsum, een half uur van Imsum, op het berigt dat al de Schieringcrs tegen hem
het zwaard aangordden. En in άο daad, reeds den volgenden dag vervoegden zich bij
de donia's te Rauwerd hessel Iiekama van ffirdum, worp tjaarda van Rinsuma-
geest, douwe abbikga van Stiens, tjebbe unia , oene oekema van Wirdum, doeKe
fons van Jorwerdy nio hannia , lieüwe jellinga , jelger feytsma en sytse martesa
met zoo veel welgewapende Schieringers, dal zij de VetkoDpers meer dan de helft in
aantal en magt overtroffen. Aanstonds rukten zy op naar Jrnsurn en trokken te JStj- 11 v.
dam over de zijlen naar Aalsum. Doch jaske douwma trad hen onverschrokken te „^aalld
gemoet, en niet verre van het klooster geraakte men op een open veld handgemeen. ^^^^
Na een langen en hevigen strijd verklaarde zich de overwinning voor de Vetkoopers,
welke dit bovenal aan de dapperheid van ige galama verschuldigd waren. Harikg
don ia, de moedigste van zgn geslacht, was met hEssel dekama, oeke oekema cn eenige
zijner dapperen gesneuveld. Doeke fons werd gevangen genomen. Aggedonia, worp
'tjaarda, tjebbe unia, dio hannia en jelger feytsma met meer anderen hadden zich,
loen alle hoop verloren was, door de vlngt gered. Vele paarden, wapenen en klee-
deren waren de buit der overwinnaars geworden. De lijding dezer nederlaag ver-
spreidde schrik en ontsteltenis onder de aanhangers der donia's. Reeds den volgenden
dag viel Eiddema-stins te Nieuwland, door de bezetting verlaten, in handen van
goslik jongema van Bolsward. Janke douwma maaklo zich meester van de stinsen
van doytes abbema en botte eescues, slechtte de eerste en vestigde zich met der woon
op de tweede, welko hij met grachten en bolwerken versterkte , en bragt in korten
lijd geheel Imsum ondar zyn betlwang. Romka donia , wiens stins insgelijks verwoest
werd, kwam om op den kerktoren te Hallum, welken lieïjwe jellinga in brand had n v.
gestoken (1). Hiermede nam de Doniakrijg een einde, welko zich minder had onder-
scheiden door het groot aantal gesneuvelden, dat ruim twee honderd beliep, dan door
moorden, rooven, brandstichten en het plegen van woeste baldadigheden (2).
Rust en veiligheid waren ondertusschen uit Friesland^ en met haar handel en
welvaart verdwenen. Steeds klaagden vele welmeenendeii over den noodlottigen
loesland des lands, maar elk van hen beijverde zich nietlcmin, een ander te
verongelijken cn zelf elke verongelijking onverzoenlijk te wreken. Te vergeefs
trachtten steden en gemeenten ter bevordering des vredes, duurzame verdragen (e
(1) occo scARLEKsis, bi. 203—205. v. TUAiiOR, hist. r. Vrieal. D. I. bl. 10—21.
(2) Ver{i. over den Doniakiijj, ubbo emmids, Ber. Fris. Ilüt Lih. XXV. p. 392, .303^ Wiri·
sEMU's, Chfon. r. Priest, ß. IX. bl. 267—272, scifOTAKis, Fr. lJuL li. X. bl. 329-332.
28*
-ocr page 220-220 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
-sluiten; zij kwamen slechts lot korte λναροηΒίίΙβΙαηϋοη, zoo als de steden Leeuwarden
en Dokkiim met elkander in dien tijd aangingen en telkens verlengden (1). Trou-
wens dergelijke korte bestan(t»n werden ook beter in acht genomen dan vaste vredes-
verbonden, die meest terstond verbroken werden, dewijl zij niet zoo als gene het
vooruitzigt opleverden, spoedig weder van zyn woord ontslagen te zijn, om op
nieuw geweldenarijen te "kunnen plegen (2). In G aast er land ^ >Yaar de burgerlijke
verdeeldheid op het hevigst woedde, werden do verbitterde gemoederen door den
minderbroeder jan brugman, een vermaard prediker, tot bedaren gebragt (3). Om
het volk lot vrede, eendragt en bovenal tot vergevensgezindheid aan te sporen, stelde
hij eens in het midden zijner toehoorders een kind, weinig maanden oud, wiens vader
door parlïj om het leven was gebragt. » Myne broeders!" sprak hij, »verzoent u
toch met elkander. Hoe aangenaam do vergiiTenis van misdaden en verongelijkingen
bij Godo is, bewijst u dit onschuldig wichtje, hetwelk uit de natuur of door eeue
bgzoudere bestiering Gods een teeken weet te geven, dat het genegen is, nooit den
manslag aan zijnen vader gepleegd te zullen wreken." En zich hierop tot het kind
wendende, zeido hij: » Mijn kind! begeert gij vrede en verzoening en zult gij , vol- *
wassen zijnde, den dood uws vaders niet wreken, zoo steek ten teeken daarvan uwe
regterhand op." Terstond gehoorzaamde het kind tot verbazing der vergaderde me-
nigte, op wie dit vroom bedrog den gewenschten indruk maakte, zoodat weldra een
vaste zoen lot stand gebragt werd (4).
Elders in Friesland bewesten de Lauimrs duurden de verdeeldheden voort. Bij
Franeker voerden godfried , een Schieringer edelman, en de Velkooper wijbe
EELSMA openbaren krijg tegen elkander in welken beide omkwamen, hetgeen de rust
in die streken herstelde. Ondertusschen deed gosmk jongema uit Hiddema-stins op
ISieiiwland den omliggenden landlieden en den burgers van Bolsward veel overlast
aan, totdat zijne stins, terwijl hij met de bezetting was uitgetrokken, door verstand-
3 τ.
liooiin
1404
(1) Charterb. ν. VriesL ü. I. bi. G05, 607.
(2) scuoTANus, Fr. Ilist. B. X. bl. 332.
(3) v. τπΑΒοη, Rist. v. VriesL ü. I. bl. 21. Het jaarial 145G aldaar, zal ongetwijfeld 1463
moeten zijn. Zie de Aant. bl. 48. Over brugman handelt ubbo emmius, Rer. Fris. Ilist. Lib,
XXV. p. 374. pohtahus, Hist, Gelr. p. 523. slichteniiorst , Geld. Gesch. bl. 254. brandt,
llist. d. Reform. I). I. bl. 43—49. lelosg , Reform, v. Amsterd. bl. 356—373. Levensbeschr^
v. beroemde en geleerde Mannen, 1). III. bl. 215—262. \VAGF,r(AAu, Beschr. v. Amst. St. I.
bl. 24, 153, 155. wESTEJiOoup, Jaarb. v. Gron. 1). 11. bl. .573.
(4) V. THAEOR, Jlisl. v. VriesL 1). I. bl. 21. wl^semiiis, Chron. r. VriesL jj. IX. bl. 273.
SCHOTANUS, Fr. llist. B. X. bl. 332.
DES VADERLANDS. 221 .
houding met de vrouwen, die er zich op bevonden, in handen van merk, den zwager 1433—
der donia's , overging (1). Jongema verzoende zich vervolgens met de Bolswarders, ^^^^
waardoor in dien hoek weder voor eenigcn tijd vrede heerschte (2). Dit en de bui-
tengewone vruchtbaarheid der velden, die sinds eenige jaren weldadig op den prijs
der levensmiddelen had gewerkt, voedden de hoop op eene betere toekomst. Die 25 v.
.hoop wankelde , toen bij een hevigen storm het zeevcater door de zijl te Offingawier n^alnd
nabij Sneek werd gejaagd en het geheele gewest met den ondergang bedreigde; maar
gelukkig dreef een groot stuk land, elders afgescheurd, ,met eenig vee er op, in, het
gat en stopte het (3).
Ondertusschen was Jonker uluicn van Emhden door Keizer frederik UI tot Graaf
van Oost-Friesland verheven, en hierdoor aan den langdurigen strijd tusschen do
voorstanders van een volksbewind (democratie) en de verdedigers van eene regering
der voornaamsten (aristocratie) een einde gemaakt (4). Dit bragt douwe sjaaubema ,
de aanzienlyksto der Schieringers, die toen in do hoogero deelen van Westergo
meester waren, op het denkbeeld, om zich insgelijks een erfelijken eertitel en de magt
daaraan verbonden te verwerven. Door boden en brieven wendde hij grootc diensten
voor, welke hij den Keizer, zoowel door het inwilligen der schatting aan het Rijk ver-
schuldigd, als door het erkennen vau frederik llt voor opperheer van Friesland be-
wezen had. Hij verzocht alzoo met eenigo landerijen, goederen en geregtigheden be-
giftigd te worden, die hij en zijiio voorouders weleer bezeten hadden, of op welke zij
aanspraak konden maken. De Keizer, die even als de beheerschers van Holland en
Utrecht^ steeds naar vermeerdering van magt en invloed in jPriei/awo? streefde, verleende
met overleg der Rijksgrooten, aan sjaardema in eene bullo den titel van Baanderheer .
van het slot Sjaardema ^ van de stad Franeker met do buurten een mijl in den om-
trek , van de stad Harlingen en al do nieuw aangewasseno landen van het Bildt. In
hetzelfde staatsstuk wordt den nieuwen Baanderheer, een rang vroeger in Friesland
onbekend, vollen last gegeven, om in do Zevenwolden ^ waar wegens do slappe hand-
having van het regt, do grootste baldadigheden en gruwelen ongestraft gepleegd wer-
den , naar zijn goedvinden twaalf regters aan te stellen, dio in zijne handen den eed
moesten afleggen van overeenkomstig do wetten, in burgerlijke en lijfstraiTolijko zaken
(1) occo SCARLENSIS, bl. 205. V. TDABOR, lUst, v. Vriesh D. I. bi. 22.
(2) Bc verzoeniiifjsbrief met Bolsward is van den 24 v. Sla^tmaand 1464. Zie de Brievm en
Documentcn dienende tot de Fr. Eist. van scuotasi's, bl. 82, overgenomen in het Cliarterb. v.
rriesL 1). I. bl. 609.
(3) occo SCARLESSIS, bl. 205, 206. SCIIOTAKVS, Fr. Ilist. B. X. bi. 332,
(4) occo SCARLESSIS, bh 205. ubho EMMiiis, Rer, Fris. Ilist, Lib, XXV. p. 383—390.
-ocr page 222-m
222
1433—
1482
ALGE Μ Ε Ε Ν Ε GESCHIEDENIS
rn^rnmÊmimammmmÊmmmÊÊÊÊmm^KmmmmmÊmmmÊimÊmmÊmmm^^^Ê^mmmÊÊmÊ^mmmmÊÊmÊe^emm
uit zijnen naam vonnis Ie vellen. Zy die dit overtraden of er zich tegen verzeilen,
zouden in ongenade des Keizers vervallen en vijftig mark gouds verbeuren; de eene
helft ten behoeve van den keizerlyken Procureur Fiscaal en de andere helft ten voor-
deele van sjaardema, die evenwel nooit in het bezit dier giften geraakt is (1).
De Friezen hadden nimmer heviger en rusteloozer vijanden dan zich zeiven. De
donia's , hoezeer vernederd , waren niet ontmoedigd geworden. Daar in ffester go hun
invloed vernietigd was, trachtten zij door verbindtenissen in Oostergo zich weder
te verheifen en de aanslagen hunner vyanden te verijdelen. Elke ontmoeting der
beide partijen kenmerkte zich door wraak en bloeddorst. Eens toen agge donia
met zijne vrienden van Bolsward naar Leeuwarden reisde, Averd hem onder weg
berigt, dat ige galama , zijn bitterste vijand, hem gewapenderhand zou aantasten.
Terstond bragt hij een aanlal Schieringers bijeen en reed nabij Bozum in Baardera-
deel met drie dienaars zijne bende vooruit en woedend op galama aan, doch werd
afgeslagen en op do vlugt gedreven. Nu viel de wakkere gTalama , door den held-
haftigen douwma ondersteund, niet ver van daar de bende Schieringers aan en
noodzaakte haar insgelijks het veld te ruimen. Doch agge stelde zich weder aan haar
hoofd en hield een wakend oog op galama , welke door Rauwert en Imsum naar de
Zevenwolden was gelrokken, waar hij een geleide ontving, welk hem veilig naar
Koudum voerde. Kort daarna vermeesterde agge donia de Azinga-slins^ te Syhran-
dahuren, vestigde er zich en hield van daar uit de omstreken in onrust en vrees (2).
Een der talrijke slagtolTers van de sleeds voortwoedende binnenlandsche Iweedrag^l,
averd wopke baükes juwsjha te Rinsumageest, Zijne stins stond zoo naby die van
zijnen doodvijand worp tjaarda , dat men uit de eene met eene haak de andere be-
schieten , en gemakkelijk de gangen der bewoners bespieden konde. Op last van
tjaarda verschool zich lieuwe jellikga met eenig volk in de schuur der pastorij ,
welke ook in de nabijheid was, en overviel juwsma als deze, op wien hij loerde , zich
een weinig van zijn huis verwijderd had. Juwsma nam de vlugt over het kerkhof
naar do valbrug van tjaarda's stins, waar hij te vergeefs hoopte thans eene schuil-
plaats te vinden. Door jellinga op den voet gevolgd, sprong hij in de gracht en
klemde zich aan eene der brugpalen vast, maar werd door de pijlen en spiesen zijner
vervolgers van kant gemaakt (3). Zulk een staat van zaken, in welken het regt van
den slerkcre alleen geëerbiedigd werd , moest eindelijk den geheelen ondergang der
1466
(1) wiNSEMiüs, Chron. v. Vriesl. B. IX. W. 274. scnoTiKiis, Fr. llist. ΰ. X. bi. 333.
(2) occo scarleksis, hl. 206, 207. wiksemius , Chron. r. Vriesl. B. IX. bl. 275. sciiotaisus ,
i<>. Rist. B. X. bl. 333.
(3) occo scARLENsis, hl. 207, 208. Verg. winsemu's en scuotarus, l. a. p.
13 γ.
Jlioeiiu.
1465
DES VADERLANDS. 223 .
maatschappij na zich slepen. Wijsselijk begrepen derhalve de strijdende partijen in 1433—
Westergo, zich met elkander te verzoenen. De hooge Geestelijken, de Grielmans,
Hoofdlingen, Reglers en Regenten der deelen en steden Tan dat gewest, sloten alzop v·
een beschermend verbond van drie jaren tegen alle zoo binnen- als buitenlandscho term.
aanranders en rustverstoorders (i). Doch ook dit was van weinig vrucht. Immers
werd kort daarna popke , een zoon van den vermoorden nyopke juwsjsia , door het 1467
volk van tjaarda omgebragt (2).
Ellendiger nog dan JVestergo was Oostergo de prooi der inwendige tweedragt en
van den euvelmoed der Edelen , bovenal toen het sinds twintig jaren steeds hernieuwde
vierjarig verbond van veertienhonderd vier en veertig met Groningen geheel geëin-
digd was (3). Dc ingezetenen vonden thans nergens regt of bescherming en trachtten
op nieuw door verbindtenissen met de naburen, zich tegen de geweldenaars en vre-
debrekers te sterken. Kollicmerland y Kollumerhuren ^ Oudwoude en W ester geest ^
neigden weder tot een verbond met Groningen ^ doch eenige Edelen als pybe mek-
kema , pybe bannema , binnert eisema , bingert sappema , fokke jel8ema , sïbe bou-
WEMA en anderen verzetten er zich tegen. Daar niet eenparig alle ingezetenen
een verdrag met Groningen begeerden, wees de Raad en de geheele gemeente
dier stad het verzoek van de hand, dewijl zij niet zonder hoop op een goeden
uilslag zich in gevaar wilden stellen en in eens anders zaken mengen; zij toch had-
den dikwerf ondervonden, dat dergelijke verbindtenissen meer last dan lust aanbrag-
ten vooral met lieden zoo stijfkoppig als hier, die zonder harde middelen niet te be-
teugelen waren. Men zond ten tweedenmalo afgevaardigden naar Groningen. » Onze
zakendus spraken zij den Raad aan, » zijn in zulk een diep verval geraakt, dat
wij zonder uwen bijstand niet kunnen gered worden. Bloedige en onverzoenlijke par-
tijschappen hebben alle maatschappelijke lucht verbroken; de wellen worden vertre-
den; geweld heerscht in plaats van regt; moord, roof, diefstal en andere ongeregeld-
heden blijven ongestraft; hel leven en de goederen van wien ook, staan bloot voor
den moedwil der geweldenaars; sluizen, dijken, dammen en wegen worden ver-
waarloosd ; do groole >vegen zijn onveilig en de naburen worden even weinig als tle
landzaten verschoond. Wij'smeeken U derhalve in naam van God, van het rampzalig
volk en zelfs in naam uwer eigene belangen, treed met ons, die nergens uilkomst (jv.
weten, in verbindtenis (4)." Hierop sloot eindelijk Groningen met hen een "»'ei'"
(1) scnoxAïsus, Fr. Ilist. li. X. bi. 334. Charterb. ν. Vriesl. D. I, bl. C17.
(2) OCCO SCAHLENSIS, bl. 208.
(4) ubbo esijiiüs, Rer. Fris. Rist. Lib. XX.V. p. 394. schotaiics, Fr. Ilist. B. X. bl. 335.
-ocr page 224-224 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— bond voor den tijd van dertig jaren waarbij , behalve do gewone bepab'ngen ter hand-
, having van regt en veiligheid, van binnenlandschen vrede en van goede lucht, levens
vastgesteld werd, dat de Raad van Groningen eenen landvoogd voor de zes eerste
jaren derwaarts zou zenden, om do verdrukten te beschermen en geweld met geweld
te keeren ; na verloop van dien tijd zou men gezamenlijk beoordeelen, of hij er nog
langer noodig zou zijn , terwijl lot zyn onderhoud jaarlijks van de voornaamste inge-
zetenen een oud schild en van de minvermogende een half gevorderd wierd (1).
Het voorbeeld van dit gewest werd weldra door Acht herspelen , Opsterland en half
Smallingerland gevolgd. In deze landen, welke onder Grietmans en Reglers stonden ,
konde men zich nu van hunne vonnissen, even als in Kollumerland, te Groningen
beroepen (2).
De Edelen , welke zich in het begin tegen dit verbond verklaard hadden , hetwelk
zy als strydig met 's lands voorregten en vrijheden beschouwden, verzetten er zich
spoedig openlijk tegen en legden krygsvolk op de stins van binnert eïsema te IFes-
tergeest. De Groningers, die hen reeds onder bedreiging van zware slraf tot rust
vermaand hadden, trokken met bussen en geschut voor de sterkte en namen haar in.
Voorts bouwden^ zij eene vesting te Kolliim nevens een burg voor den aangestelden
slotvoogd , welke met de buurreglers van hel gewest do zaken dos lands zou bereg-
ten (3). Insgelijks versterkten zij zich bij Oosterhroek en zonden twee slotvoogden,
HiLLEBRAWD BRANDT en SYBRAND ULFERTS, dcrwaarts (4). Dit bragl de naburen, als
IJokkum, Oost- en JVestdongeradeel^ Danturneradeel ea Fervperadeel in hev^Q-
ging. Zij \vaagden het evenwel niet de wapenen op Ie vatten, maar beklaagden zich
grootelijks in eenen heuschen brief aan de Groningers te Kollum over deze aanma-
tiging van den Raad der stad Groningen, die op hunne vrijheid inbreuk maakte. Dit
gaf aanleiding lot eene bijeenkomst, op welke de onrustige gemoederen tevreden ge-
steld werden (5). Eenige dagen later vereenigden echter de Schieringers van geheel
Oostergo en Westergo zich met elkander, om de heerschzuchtige bedoelingen dev
Groningers legen te \Yerken en te verijdelen (6),
(1) s. BENiNGA, Chromckel d. Vriesche landen, bl. 6—10.
(2) s. BENINGA., Chvon. d. Vt. Landen, bl. 11, 12.
(3) s. beninga, Chrou, d. Vr. Landen, bl. 11, 12. γββο emmius , lier. Fris. Eist, Lib. XXV.
p. 395.
(4) westendorp, Juarb. v. Gron, D. II. bl. 586. «bbo emmius , Rer. Fris. Ilist, Lib. XXV.
p. 394.
(5) ïibbo emmiüs, Rer. Fris. Rist. Lib. XXV. p. 395. schotanus, Fr. Rist. B. X. bl. 336.
(6) idsinga, S'iaatsr. d. Nederl. D. II. bl. 386, 387.
-ocr page 225-DES VADERLANDS. 225 .
Doch alle maatregelen, orii eenen beteren slaat van zaken te bewerken waren vruch-3 433—
teloos. Er werden krachtiger middelen dan verbonden gevorderd, om eene geheel
ontzedelijkte maatschappij te hervormen en eenen magtigen, overmoedigen adel
te fnuiken, die zich vaak de snoodste gruweldaden veroorloofde. Agge donia levert
hiervan een vreesselijk bewijs op. Reeds lang had hg met den Prioor en de monni-
ken van het Hasherklooster in onmin geleefd en te vergeefs getracht hen te ver-
rassen. Eindelijk ontmoet hij den Prioor met een der kloosterbroeders, last hen aan
en beveelt zijne knechten hun de oogen uit te steken. De bedienden weigeren dit
barbaarsch bevel te gehoorzamen; de woedende agge trekt hierop zijn mes en vol- 1468
voert zelf het gruwelstuk. Geheel JVestergo werd om deze euveldaad aan een ge-
wijd persoon gepleegd, in den ban gedaan en geene kerkdienst mögt verrigt worden
dan met gesloten deuren. Het volk dwong daarom doiïia, zich eerst met de H. Kerk
te verzoenen en hare vergiiFenis te verwerven, en vervolgens het Ilaskerklooster vol-
doening te verschaffen. Dit kostte hem al zijne goederen, zoodat hy in armoede ver-
viel en, verlaten door zyne eigene kinderen, bloedverwanten en vrienden, in ellende
stierf (1).
www
De Geestelijken waren zedelijk even diep gezonken als de Adel. Hunne weelde,
losbandigheid en overmoed kenden geene grenzen. De Abten, welke de klooster-
lingen tot de oude tucht trachtten terug te brengen, Averden de slagtoffers dezer edele
poging. Folkerus , sinds veertien honderd vijftig Abt van het klooster Lidlum, had
door zyn streven naar verbetering der misbruiken, den haat der monniken, en door
zijn rijkdom hunne hebzucht gewekt. Om beide te bevredigen, vereenigden zij zich
met eenige leden van het geslacht roorda , oude vijanden van het klooster, en gaven
op een bepaalden dag door het kleppen der klok, het teeken lot den beraamden aan-
val. Terstond vloog jaw roorda met zijne mannen in het klooster, brak deuren en
vensters open, en stoof scheldende en vloekende in het by zonder vertrek van den Abt,
dien hij liet binden en onder spot en smaad uit het klooster voeren. Ruurt roorda,
de broeder des geweldenaars, werd tot opvolger benoemd. Na veel moeite en kosten
bevestigde hem do Vicaris des Utrechtschen Bisschops j maar zijne schandelyke ver-
kwisting der kloostergelden bragt hem in minachting en de Abt van Premonstreit
ontzette hem weder van zijne Avaardigheid. Zich hierover Aveinig bekommerende,
joeg hij de monniken en leekebroeders, die hem tegen Avaren, weg of wierp hen in
boeijen. Eindelijk verliet hij het klooster en overleed te Leeuwarden in veertienhon-
derd een en zeventig in razernij. De roorda's , onder voorwendsel van het leed hunnen
broeder berokkend te wreken, maakten zich door list meester van het klooster, roof-
(1) occo SCARLEKSIS, bl. 208, 209. ïBBo EMMius, ΛβΓ. FHs, Bist. Lib. XXV. p. 395.
II. Deel. 3 Stuk. 29
i4S3-
1482
'12Q ALGEMEENE GESCHIEDENIS
den do koslbaarheden en voerden den nieuwen Abt, aesgo II, gevangen naar de
slins van jaw roorda , nabij het dorp Tjummarum \n Barradeel. De «lonniken
zochten terstond hulp tegen dezen vermetelen Schieringer bij wybo grovestins, welke
op het slot van dien naam te Engelum zijn verblijf hield en als een ijverig Vetkooper
bekend stond. Nadat deze te vergeefs jan roorda tot slaking van den Abt en terug-
gave van den buit vermaand had, trok hij met eene bende krijgsvolk tegen hem op,
veroverde en verbrandde zijne stins en keerde met den Abt en de geroofde goederen
terug (1).
Ondertusschen was karel de Stoute zijnen vader in het grafelijk bewind over Hol-
land opgevolgd. Door brieven noodigde hij do Friezen uit lot het zenden van ge-
volmagtigden naar den Haag, om aldaar zekere zaken met hen te behandelen.
Na lange beraadslaging op eene bijeenkomst te Zeeuwarden ^ werden de Abten van
Stavoren en Klaarkamp nevens de Magisters mamo van Franeker en wabbo van
Wodelkum naar* den Hertog gezonden, oin zijnen wif te vernemen (2). De Vorst
verklaarde hun zijn misnoegen, dat de Oostergoërs en Westergoërs zich het regt van
regering aanmatigden, hetwelk zijne voorzalen bezeten hadden en nu op hem vervallen
was. Hij betuigde echter zijne genegenheid, hun dezen misstap te vergeven, indien
zij hem voortaan de verschuldigde gehoorzaamheid bewezen; belovende hunne voor-
reglen en vrijheden te handhaven en hunnen handel te béschermen. Teyens dag-
vaardde hij tweehonderd mannen, zoo geestelijke als wereldlijke, uil hun midden,
onder vrijgeleide tegen den eersten van den aanstaanden Wintermaand naar ^sHage,
om hun gevoelen hierover in te winnen (3). Daarop zonden de Friesche bewindslieden
de Magisters mamo en wabbo met een schriftelijk antwoord naar den Hertog. Hierin
gaven zij te kennen, dat Hertog filips niet gelijk vroegere Hollandsche Graven, in-
breuk op do voorregten gemaakt had, hun door Keizer karel den Groote geschonken
en door Koning willem bevestigd. Onder andere vrijheden, had de Keizer hen van
'alle schattingen, diensten en gehoorzaamheid ontheven en bepaald, dat geen Heer over
hen regt of heerschappij zou hebben, maar dat zij zelve binnen hun land reglers
kiezen en aanstellen zouden, om hen te beregten (4). »Indien het Uwe Genade,"
16 V.
Herfst-
maand
1469
2 V.
Wijn-
maand.
17 v.
Wijn-
maand.
(1) s. leo, Vitae et Res. Gest. Abbattini in Lidlum, in matthaei Analect. T. III. p. 568—572.
Oudh. en Gesticht, v. Friesl. D. II. bl. 189—194.
(2) occo scahlensis, bl. 2C9. Charterb. ν. Friesl. D. I. hl. 625.
(3) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 626.
(4) Vergelijk over dezo gunstbewijzen van kauel den Groote, Mg. Gosch. d. Faderl. I). I,
bl. 362 , 363. I
DES VADERLANDS. 2ί1
das gaan zij Toort, »legen onzo Tcrwachliog aan met behaagt hel voorbeeld van tvij-ί43θ—
1482
len Uwen Vader in dit opzigt Ie volgen, dan verzoeken wij van U eene nadere ver-
klaring , op welke Avijze gij Heer over ons wenscht Ie zyn , welke onderdanigheid gij
van ons begeert en \velke voorreglen gij ons vergunnen wilt (1)." Do afgevaardigden
keerden weldra met 'sHerlogs onverwrikt besluit terug, dat hij als Graaf van i7o//a«rf,
aan welk gewest Friesland sinds honderden jaren had toebehoord, de heerschappij over
de Friezen en van hen eene jaarlgksche schalling begeerde (2}é
Insgelijks eischle hij van de slad Graningen en de Ommelanden ^ als lol Fries-
land behoorende, voor Landsheer erkend Ie worden. Gelijk de Friezen, zonden de
Groningers aan hem afgevaardigden, om zijne voorstellen nader Ie hooren en daarvan
hunnen meesters berigt te geven. En toen hij op zijnen eiscli bleef aandringen, besloten
de Ommelanden hunne vrijheid en onafhankelijkheid met de wapenen Ie verdedigen. Do
regering van Groningen echter wendde zich om raad tot den Bisschop van ütrecht,
lot wien de slad in zulk eene 'naauwe betrekking stond. De Ulrechtsche geestelijkheid
zond daarop eenige Kanoniken naar den Hertog, met de verklaring »dat de slad
Groningen nooit onder de Graven van Holland^ maar reeds vóór do invallen der
Noormannen, onder de Kerk van ülrecht gestaan had, aan welke zij naderhand door
Keizer πΕλοκικ III was geschonken , wiens opvolgers meermalen deze gift bekrach-
tigd , en de Bisschoppen van Utrecht zich steeds in het bezit daarvan gehandhaafd
hadden, zoo als inzonderheid uit het gebeurde onder Bisschop predebik van Blanken-
heim gebleken was (3). Men verzocht derhalve, dat do Hertog van zijnen eisch op
Groningen geheel zou afzien, of ten minste het pleit aan do uitspraak des Keizers of
van den Paus onderwerpen." Karels anlwoord op dit voorstel was dubbelzinnig en
de zaak bleef slepende (4). Trouwens, 'sHertogs natuurlijke broeder. Bisschop david
van Bourgondi'dy werd om dezen lijd te Groningen als Landsheer erkend en hem
hulde en trouw gezworen (5). Naar gewoonte zijner voorzalen, bevestigde hij de
Groningers in onderscheidene geestelijke voorreglen (6).
Middelerwijl had men Ie Bolsward eenen algemeenen landdag gehouden en aldaar
twaalf mannen uit Oostergo en een gelijk getal uit fVeêtergo en de Zevenwolden
(1) Charterb. ν. Friesl D. I. bl. 628.
(2) occo scARLExsis, bl. 210. sciioTATiüs, jFr. Eist. Β. XI, bl. 341.
(3) Vgl. Jlg. GcscL d. Vaderl. I). 11. St. II. bl. 415—422, 426, 427.
(4) uBBo EMaiiüs, Rer. Fris. 11 ist. Lib. XXV. p. 307, 398.
(5) s. jaricns, Corte ChronycL·, bl, 449. e. behikca , Ilist. v. Oost-FricsL bl. 334.
(0) wESTEKDORr, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 592.
27 *
-ocr page 228-228 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
gekozen, Avelke met elkander zouden overwegen, of men 'sHertogs eischen inwilligen,
dan tegen hem de wapenen opvatten zoude. Wat deze vier en twintig mannen be-
sloten , zou onvoorwaardelijk aangenomen en gevolgd worden. Alle staatkundige twis-
ten en geschillen tusschen Sohieringers en Vetkoopers zouden ophouden, tot de zaken
met den Hertog van JBourgondië waren afgeloopen (1). Doch de gevolmagtigden
hadden hunne taak nog niet voltooid, toen die Vorst den Friezen verwittigde, dat hij
hunne afgevaardigden op eenen bepaalden dag te Enkhuizm verwachtte, om alles te
onderzoeken vóór hij zijne toevlugt tot de wapenen nam. Zeventig der aanzien-
lijkste zoo geestelijke als wereldlijke mannen kwamen te Stavoren bijeen. Eer zij
eenig besluit namen, begaven zij zich in plegtigen optogt naar de kerk en zwoe-
ren bij de Heiligen, dat .niemand van hen in raad of daad zijn bijzonder belang,
maar alleen het welzijn des vaderlands zou behartigen. Onder inroeping der Godde-
lyke hulp werden nu de beraadslagingen geopend en vyf Geestelijken, dirk , Abt
van Stavoren, wessel , Proost op V Zand, agge , Deken te Sneek, hero , Pas-
toor op Nieiiwland, en jblla , Pastoor te Liewert ^ nevens vijf Wereldlijken, goslik.
jopigema van Bolsward, tjomme wiarda van Goutum, wybbo unia van PFirdum,
offo van Dokkum en gale galama van Koudum, naar Enkhuizen gezonden. Hier
bevonden zich van wege den Hertog, die elders werd bezig gehouden, fiups van
Wassenaar , de Heer van Voorburg, de slotvoogd van Medemblik, de ridder Wil-
lem van Alkemade en Mr. jan alewijn. Er werden vele vergaderingen gehouden,
maar men konde niet met elkander overeenkomen. De Hertog, niet gewoon voor
moeijelijkheden te zwichten, bleef door zijne zaakgelastigden aandringen, » dat hij en zijne
erfgenamen, even als zijne voorzaten de Graven en Gravinnen van voor Hee-
ren van Friesland erkend wierden; dat het regt deels in zijn naam, deels in dien
dor Staten van Friesland uitgeoefend zou worden; dat er een Potestaat door hem
wierd aangesteld, om vonnis in de voornaamste zaken, als oproer, vredebreuk,
moord, brand, valsche munt en dergelyke te vellen; dat de andere regters in handen
van dezen Potestaat den eed van getrouwheid moesten afleggen; en eindelijk, dat van
elk huis een zilveren penning, welks waarde later zou bepaald worden, jaarlijks be-
taald Avierd." Bij de terugkomst der afgevaardigden besloot men op eenen algemeenen
landdag, liever alles te wagen dan zich aan deze harde eischen te onderwerpen (2).
(1) occo scarlensis , bl. 210.
(2) occo scauiensis, bl. 210—212. tibbo emsiiüs, Rer. Fris, Ilist. Lib. XXVI. p. 398, 399.
wimsesaus, Chron. v. Fricsl. B. IX. bl. 279 , 280. schotancs, Fr. Eist li. X. bi. 341, 342.
Het oorspronkelijk verslag der onderhandelingen te Enkhtiizen is opgenomen in het Charterb. ν.
VriesL ü. I. bl. 631-^636. ,
7 V.
Grasm.
1470
30 v.
Orasm.
1 v.
liloeim.
DES VADERLANDS. 229 .
Grootelijks vermeerderde in geheel Friesland^ ταη de Zuiderzee tot aan den 2)ο1433—
lart y de bezorgdheid Toor de heerschzuchtige bedoeh'ngen des magtigen Herlogs Tan
Bourgondië, toen in de Hollandsche en Zeeuwsche havens eene ontzagwekkende
vloot werd uitgerust, welke , ofschoon tegen den Graaf van IVarwick gerigt, men
uitstrooide , dat tot onderwerping der Friezen bestemd was (1). Derhalve nam men
overal daartegen voorzorgen en stelde zich in staat van tegenweer. De Groningers
versterkten hunne stad, waarin zij door de Ommelanden, met wie zij de oude
verbonden bekrachtigden, ijverig ondersteund werden (2). Oosthroehsterland sloot
zich enger aan Groningen, en de. Raad dier stad zond er eenen slotvoogd of drost
ter handhaving der veiligheid en rust (3). De Hertog had inlusschen door schoone
woorden en beloften, offo van Dokkum, de Friesche afgevaardigden te Enkhnizen^
sjOERD JAJEMA en andere Vetkoopersgezinde heerschappen uit Dongeradeel voor zich
gewonnen, welke hiertoe ook den Raad en de gemeente van Dokkum bewogen, en 8 v.
gezamenlijk zwoeren zij den Hertog hulde en trouw (4). Karel, wien men, naar het 1470'
schijnt, de begeerte van eenige Aveinigen als den algemeenen wensch des volks had
voorgesteld, verleende als wettig en erkend Heer der Friezen, hun die regten, 9 ν.
Avelke op de bijeenkomst te Enkhuizen waren vastgesteld (5), Den Dokkummers
beloofde hij nog in het bijzonder de handhaving hunner regten en vrijheden, de
vr^'e verkiezing hunner overheidspersonen en dat de regtzitting der grieteny in
hunne stad zou plaats hebben, alwaar ook zyn stadhouder over Friesland^ onder
den titel van Potestaat uil den Frieschen adel te kiezen, zijn verblijf zou houden; ein-
delijk zouden zij, zoo lang de Hertog leefde, van alle schatting en belasting ontheven
zijn (6). Het gedrag van offo en zijne medestanders wekte de algemeene veront-
•waardiging der Friezen. Na het houden van eenen landdag te Stavoren, trok 21 r.
men naar Dokkum, haalde hunne huizen omver en verklaarde hunne goederen ten ma^nd
behoeve van den slaat verbeurd. Offo bevond zich met eenige Dokkummers, zyne
bijzondere vrienden, in Rolland, om van daar met eerambten en Avaardigheden, naar
hy meende, terug te keeren. Doch hy overleed als een verrader in ballingschap,
(1) Vgl. hiervoor, bl. 44, 45, 46.
(2) üdbo emmius, iïer. Fris. Eist. Lib, XXVI. p. 400. westendorp, Jaarb. v. Gron. D. li.
bl. 593—596.
(3) WESTENDORP, Jaarb. v. Gron. D. 11. bl. 596 , 597.
(4) Charterb. ν. Friesl. 1). 1. bl. 637. occo scarlensis, bl. 211, 212.
(5) Charterb. ν. Friesl. D. 1. bl. 637—643.
(6) DBBo emj11us, Rer. Fris. Hist. Lib. XXVI. p. 399. schotakis, Fr. Ilist. B. X. bl. 343.
-ocr page 230-230 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433-
1482
tweo jaren laler te Enkhuizen, waar de goedheid des Hertogs in zijne behoeften
voorzien had (1).
De Friezen, steeds onzeker wat karel met zijne krijgstoerustingen bedoelde , namen
op eene vergadering Ie Leeuwarden het besluit, hem, zoo hij gewapenderhand aan-
Tiel, met geweld tegenstand te bieden. Zij verzochten levens den Raad van Gronin-
gen y om eenige gemagtigden naar Bergklooster te zenden, ten einde met hunne
zaakgelastigden over het vernieuwen van het verbond te onderhandelen en middelen
te beramen , om het dreigend gevaar af te wenden. Wat van dit verzoek geworden
is, wordt niet gemeld (2). Ook verminderde allengs de vrees voor den Hertog, sinds
men zich overtuigd hield, dat hij te veel in buitenlandsche geschillen Λvas gewikkeld,
om vooreerst met ernst aan Friesland te denken (3). Zelfs de Hollandsche kapers
stroopten niet meer, zoo als nog kort te voren, langs de Friesche kusten, sedert zy op
eenen rooftogt in Gaaster land eene gevoelige nederlaag geleden hadden (4). Maar
nu, gelijk ongelukkig altijd bij uitwendige rust, verhief zich in Friesland weder in-
wendige tweespalt. Ofschoon op eene bijeenkomst te Stavoren wederzijds bepaald
werd, dat alle vyandelijkheden en veeten tusschen Oostergo en H^estergo een jaar
lang zouden geschorst worden (5) , gaven echter de Edelen op nieuw den ruimen teugel
aan hunnen overmoed en moesten vaak door geweldige middelen tot hunnen pligt ge-
bragt worden. Zoo werd op last der bewindslieden van Oostergo, binnert dohia op
zyne stins te Engwierum in Oostdongeradeel belegerd, dewijl hg zich tegen zyne
regters wederspannig betoond had. Na drie dagen sloot mea eene overeenkomst
en de belegeraars trokken af, doch vermits het reeds laat in den avond geworden was,
bleven eenige van hen in een naburig huis liggen, om den volgenden morgen vroeg
te vertrekken. Maar in den nacht slak donia dat huis in brand en vermoordde of*
nam gevangen allen, die er zich in bevonden. Tot wraak over zulk eene wreede
trouwloosheid, werd tweo weken later Donia-stins op nieuw belegerd en na eenige
dagen stormenderhand ingenomen. Do bevelhebber, botte doäia , werd zonder ge-
nade met achttien zyner knechten in de gracht verdronken en de stins ten gronde toe
geslecht. De afwezige binnert donia ontging evenmin zyn lot. Nog in hetzelfde jaar
werd hij bij Kollum opgeligt en naar Dokkum voor de regters gevoerd , maar onder-
25 V.
Oogst-
maand
1470
12 V.
Wiii-
lerm.
1473
(1) occo scarlersis, bi. 212, 213. bbbo emmujs, lier. Fris. Ilist. Lib. XXVI. p. 399. wirssv.-
3in)s, C/iron. v. Vriesl. B. X. hl. 281.
(2) UBBO tmivs, Rer. Fris. llist. Lib. XXVI. p, 399, 400.
(3) Vijl. hiervoor, bl. 47 enz.
(4) occo SCARLENSIS , bl. 213.
(5) Chartcrb. v. Friesl D. I. bl. 643.
-ocr page 231-DES VADERLANDS. 231 .
^YCff door zijne geleiders vermoord, de\Yijl hij dikwijls beproefde hun door list Ie οΰΐ- 1433—
1482
snappen (1).
In dien tijd zochten de Gelderschen hulp Mj de Friezen tegen karel van
Bourgondié^ Avelke hen met do wapenen had aangevallen (2). Er werd eeuo
bijeenkomst te Leeuwarden bepaald en de stad Groningen uitgenoodigd, hare
gemagtigden derwaarts te zenden; maar dewijl zij het ongeraden achtte den ver-
mogenden Vorst aanvallend te beoorloogen en vermaande, hem liever af te wachten
doch alsdan moedig wederstand te bieden, besloten ook do Friezen de komst van
KAB.EL te verbeiden (3). Oostergo, Westergo ^ de Zevenwolden en Acht kerspelen
sloten evenwel een tweejarig verdrag van wederkeerige bescherming zoo tegen binnen- 10 v.
als buitenlandsche vijanden, en bevestigden dit door eenen plegtigen eed (4). Oni
denzelfden tijd hernieuwden Groningen en de Ommelanden de oude verdragen.
Beiden traden ook met de Gravin theda van, Oost-Friesland in. een twintig-
jarig verbond' van verdediging tegen Hertog karel. Zelfs ontwierp men een
bondgenootschap tusschen al de Friezen van de Zuiderzee lot de Wezer; maar
terwijl men over de punten beraadslaagde, trok karel de Stoute met zijn heir
uit Gelre naar uéken, de vrees voor hem verminderde en van het verbond kwam
niets (5). De Friezen, Groningers en Ommelanders verzuimden echter niet, zich do
onmin tusschen den Keizer en den Hertog van Bourgondi'4 ten nutte te maken (6).
Hunne zaakgelastigden te Keulen verzochten van den Keizer, nevens vele andere
Yoorregten, inzonderheid de bevestiging der oude vrijheid en de bescherming des Rijks
tegen allo geweld. Zij slaagden hierin zoo ver, dat frederik III do landen van
de Zuiderzee tot de Dollart als alleen onderhoorig aan het Rijk verklaarde en
tegen eiken aanrander in zijne bijzondere bescherming nam. Door deze beves-
tiging werd het bijoogmerk der Groningers verijdeld, om door middel van dit ge-
zantschap de vereeniging van de Ommelanden met hunne stad tot één gewest,, J474
waarvan Groningen het hoofd zou zijn, te bewerken. Do Groningsche Burgemeester
johan rengers ten post, een der afgevaardigden aan den Keizer, geraakte hierdoor
(1) occo SCARLENSIS, bl. 214. CBBo EMMius, Rer. Fris. Eist, Lib. XXVIII. p. 424, 425. wr-
SEMIDS, Chron. v. VriesL B. X. bi. 283, 284.
(3) DBBo EMaiüs, lier. Fris. Jlisf. Lib. XXVI. p, 402.
(4) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bl. 653~βο6.
(5) DBBO EMMIUS, Rcf. Ftis. Hist. Lib. XXVI. p. 403. scootands, Fr. Hist. B. X. bl. 345,34f!.
WESTENDonv, Jaarb. v. Gron, D. II. bl. 605— 608.
232 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433—in yele onaangenaamheden; men beschuldigde hem, dat Hij meer zijn bijz.onder belang
dan dat van Groningen had behartigd, en hij zag zich genoodzaakt de stad te verlaten (1).
In Friesland ten Westen der Lauwers woedde intusschen het vuur der oude
tweedragt vernielend voort. Edo jongema. had uit wraak te Rauwert lieuwe doytes
abbema gedood , welke zijnen oom hessel edes jowgema in het gevecht bij Irnsu-
mazijl had omgebragt. Daar deze moord door de regters niet gestraft werd, beslo-
ten do Vetkoopers dien zelf op de Schieringers te wreken. Take mokkema en ande-
ren van hun aanhang overvielen en doodden derhalve te Dokkum ede hessels jongema ,
den tweeden oom van edo , een vredelievend en onzijdig "man , welke op Tjaarda-huis
22 v. te Rinsumageest woonde , maar thans als een van do dertien Dokkumer regters in
ma^d gekomen, om de regtszitting by te wonen. Hans jüwsma onderging
hetzelfde lot; maar sippe heemstra werd met wobbe gerlofs gevangen genomen;
de eerste naar do stins van janke doüwma te Langweer, en de laatste op het huis
van WYBE GROVESTINS te Engelum gevoerd (2). Steunende op een verbond met de
Groningers, beroemde zich mokkema, dat het hem aan geene hulp zou ontbreken,
21 V. bijaldien men deze geweldenarijen wilde Avreken. De bloedverwanten des verslagenen
maEid verzochten bij den Raad van Groningen hierover nadere opheldering, doch
ontvingen geen bevredigend , zoo al eenig antwoord (3). Gloeijende van wraak trok
EDE JONGEMA zouder lang toeven, in een vaartuig met twintig krijgsknechten des
nachts naar Dokkum, waar hij in de woning van den gevangen wobbe gerlofs
aan de Oude Brug zijn intrek nam. Den volgenden morgen vroeg kAvam nog een
ander door hem besteld en gewapend schip binnen de Zijl in het Dokkumerdiep.
Dit trok de aandacht van eenige burgers tot zich, en gibbe jaerla , jongke van
Metslawier nevens sybe sgheltema, voorname Vetkoopers en alle schuldig aan den
moord in Dokkum gepleegd, begaven zich, elk door vier of vijf knechten verzeld,
.naar de Oude Brug. Zoodra edo hen uit een der vensters bemerkte, riep hij zijn
volk toe: »Ziet daar zijn zij, om welke ik hier gekomen ben; zijt nu mannen van
moed eu'volgt mij." Terstond trekt hij zijn zwaard, vliegt met zyne medgezellen het
huis uit en zet den vijand achterna, die ontsteld en verbaasd langs de Hoogstraat
(1) üBBo EJiMius, Rer. Fris. Hist. Lib. XXVI. p. 407, 408. Lib. XXVII. p. 411, 416, 418,419.
scuoTANüs, Fr. Hist B. X. bl. 347 , 352. Brieven en Documenten, bl. 87. Charterb. ν.
Vriesl. D. I. bl. 720. idsinga, Staatsr. d. Nederl. ü. 11. bl. 407. Tegenw. Staat v. Stad en
Lande, ü. I. bl, 175—178. westendorp, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 608—613.
(2) occo SCARIENSIS, bl. 215. tiBBo EMMiüs, Rer. Fris. Eist. Lib. XXVIII. p. 425.
(3) UBBO EMMIÜS, Rer. Fris» Bist. Lib. XXVIIL p. 425. Tegemc. Staat ν. Stad en Lande,
D. I. bl. 180, 181.
r
DES VADERLANDS. 233 .
Tlugt, om zich in de kerk Ie redden. Maar edo had gezorgd, dat door een Schie- ^^g^
ringergezind burger de deuren gesloten waren, én tevens zyn volk verboden iemand
te dooden, ten ware hy zich te weer stelde. Bij het kerkhof maakten zich gabbb
JAERLA en de zgnen tot tegenstand gereed. Nu viel op het bevel van »slaat dood,
slaat doodhet volk van edo op hen aan; een hunner knechten werd doodgestoken
en de Heeren gaven zich weldra over. Edo scheepte zich onmiddellijk in en voerde
zyne gevangenen naar de sterke stins van woi\p βιακκώέμα. ie Bin^umageest. Hun los-
geld en de slaking van sippe heemstra en wobbe geulofs verzoenden den moord aan
EDO HESSELS JONGEMA gepleegd. Niettemin verscheen in den aanvang des volgenden
jaars edo jongema, verzeld door sïtze bottinga , weder in Dokkum, Zij bemagtig- 1475
den het huis van den in balhngschap overleden offo en namen er zeventien knechten
gevangen, van welke jongema , als regter, twee om hunne misdaden aan het leven
strafte. Ook ware de stins van wylen take mokkema in hunne handen gevallen, indien
BOTTINGA zich niet tegen eene billyke onderhandeHng met de bewoners verzet had ,
welke zich nu als wanhopigen verdedigden, en zegevierden (1), Grooter ramp dan
Dokkum trof Bolsward. Uit haat en wrok tegen eenige burgers, stak zekere ubbo 25v.
LEYDEKKEii die slad op verscheidene plaatsen te gelijk in brand, waardoor meer dan
tweehonderd huizen eene prooi der vlammen werden. De booswicht vlugtte naar Enk-
huizen , doch door eenige Bolswarders verschalkt, werd hij in keienen teruggebragt
en na schuldbekentenis, aan een paal levend verbrand (2).
Terwyl de Friezen, naar het scheen, alle krachten inspänden, om elkander te ver-
derven , eischte de Keizer het vierde gedeelte hunner strydbare mannen behoorlijk
uitgerust voor den kryg, welken hy tegen karel den Stoute besloten had. De
Staten van Friesland zonden na rijp beraad , wesselüs , Proost op V Zand, aan hem
af met verzoek, )> hen van dezen last te ontslaan, die met hunne oude vrijheden en
voorregten streed, naar welke het geenen Vorst, den Keizer zelfs niet, geoorloofd
was, eenen Fries builen de grenzen zijns lands ten krijg op te roepen. Daarenboven
zouden zij hun gewest, hetwelk zoo na aan het gebied des Herlogs grensde , aan
blijkbaar gevaar blootstellen, wanneer zij zich van zulk een aanzienlyk gelal verdedi-
gers beroofden." Het antwoord des Keizers, dat hij do geëischle hulpbenden legen eenen
bepaalden tijd verwachtte, bragt de Friezen in niet geringe verlegenheid. Men vreesde
(1) occo SCAKLEIÏSIS, bl. 215, 216, 217. übbo ebmiüs, Rer. Fris. Tlist. Lib. XXVIII. p. 420.
scnoTAKüs, Fr. Jlist. B. XI. bl. 349, 350.
(2) occo scARtEHsis, bl. 217. v. τπαβοβ, Hist. v. Vriesl. D. I. bl. 22. ubbo ejiotus , Rer. Fris.
Rist. Lib. XXVIII. p. 426. schotarcs, Fr. Eist. B. XI. bl. 350. wwsebiüs, Chron. v. Vriesl,
B. X. bl. 285.
30
II Deel. 3 Stuk.
-ocr page 234-234 ALGEMEENE GESGHIEDEKIS
het Opperhoofd des Rijks te vertoornen en was echter huiverig zijn bevel te gehoor-
zamen; er werden vele vergaderingen gehouden, zonder lot eenig besluit te komen (1).
De Groningers daarentegen beantwoordden gewillig aan 's Keizers verlangen en zonden
hem een aantal manschappen; doch de vrede werd getrolTen en geheel Friesland
daarin begrepen (2).
1476 Ernstig trachtten thans eenigo welgezinde mannen de binnenlandsche rust te bewer-
ken en kwamen te Leeuwarden byeen, waar ook Groninger gevolmagtigden verschcr
nen. Veel werd er bepleit en bijgelegd, maar toen onder andere punten van geschil,
door noüwe sjaardema do zaak van sicco sjaardema met de Groningers opgehaald en
deswege voldoening van Groningen geëischt werd (3) , verklaarden do afgevaardigden
dier stad daartoe geenen last te hebben en verlieten onverwachts de vergadering. De
onderhandelingen werden, wel is waar, weder aangeknoopt, maar zonder vrucht. De
Friezen, welke het slot en de Groninger bezetliag in Kollumerland als nadeelig
voor hunne vrijheid en de eendragt des lands beschouwden, drongen aan op de ver-
nieliging van het Kollumer verbond , hetwelk welligt in andere grietenijen navolging
kondö vinden; doch hiertoe waren de Groningers niet te bewegen. Eindelijk sloot in
1477 Zomermaand des volgenden jaars do stad Groningen een tienjarig verdrag met de lan-
den van Oostergo en Westergo, waarbij de vredebrief van veertienhonderd twee en
twintig bevestigd werd en de overeenkomst met Kollumerland in waarde bleef, doch
de Groningers mogten in deze tien jaren geen dergelijk verbond met eenig ander deel
van Oostergo en Westergo aangaan. Jaarlijks zou beurtelings te Groningen en te
Leeuwarden eene bijeenkomst van wederzijdsche gevolmagtigden gehouden worden,
om do hangende geschillen te beslechten. Tot uitvoering van de vonnissen dier geko-
zene regters, zou men elkander legen de kwaadwilligen te hulp komen (4). Dit ver-
bond scheen een slap nader ter bereiking van het grootsche doel der stad Groningen,
het stichten van een groot algemeen Friesch bondgenootschap, waarvan zij het hoofd
moest zijn, hetwelk echter, met hoeveel ijver ook gezocht, nooit verwezenlijkt is ge-
worden (5),
(1) occo scarlensis, LI. 217, 218. übbo em31iüs, Rcv. Fris. Eist. Lib. XXVIIl. p. 426.
semius, Chron. v. Vriesl. B. X. bi. 285—287. scuotaïïüs , Fr. Ilist. B. XI. bi. 350.
(2) uBBO MMiiJS, Rer. Fris. liist. Lib. XXVIII. p. 412. Vgl. hiervoor, bi. 54.
(3) Zie Alg. Gesch. des Vaderl. D. II. St. II. bl. 580-582, 586, 588, 591.
(4) occo SCARLENSIS, bl. 218—220. υΒΒο E313UÜS, lier. Fris. Hist. Lib. XXVIII. p. 427. wi.xse-
mvs, Chron. v. Friesl. B. X. bl. 287. scuotanus, Fr. Ilist. B. XI. bl. 353, 354. Charterb. ν.
Vriesl. D. I. bl. 669. Tegemo, Staat v. Stad en Lande, D. I. bl. 181, 182-
(5) ^YEsτENDORP, Jaarb, v. Gron. D. II. bl. 624. , . |
-ocr page 235-DES VADERLANDS. 2ί1
Met de binneulauclsche rust keerden handel en welvaart allengs in Friesland lerugl433~
en lenigden, voor een gedeelte althans, de rampen, welke de verwoestingen Tan
eenen geweldigen watervloed en een daarop gevolgde droogo zomer over dat gewest Slagi-
verspreidden (1). Oostergo en Westergo sloten met den Koning van Engeland J477
een verdrag van handelsvrijheid (2); en de stad Stavoren ontving van den Ko- 5 τ.
ning van Denemarken vrijdom van allo lollen, behalve van den ouden tol m de 347g
Sont y tot dat eene som van honderd en vijftig Rijnsuhe Guldens, welko zi] dien Vorst
had voorgeschoten, betaald zou zijn (3). Leeuwarden begon allengs magtiger te
worden en kreeg de Zijlen in de Leppe, over welke een langdurig geschil bestaan
had, in eigendom met al de daaraan verbondene lollen en voorregten (4). Maar geene
stad in dit gedeelte van Nederland overtrof Groningen in vermogen en aaiizien. Zij
hield , naar het schijnt, kapers in dienst; ten minste de Groninger vrijbuiter, bekend
onder den naam van heino denGroote^ bragt den Amsterdamschen en anderen koop-
lieden veel schade toe, waaruit niet weinig klagten ontsproten (5). Steeds trachtte
zij haar gezag uit te breiden en geraakte thans aan het bewind van Westerwolde,
Hajo addinga , de zoon van egge welke in veertienhonderd vijf en zeventig bij eenen
oploop vermoord was, had zijnen vader in die heerlijkheid opgevolgd en als leen-
man , den Bisschop van Munster hulde en eed afgelegd. Nog geweldiger, Avree-
der en hebzuchtiger dan zijn voorganger, bragt hij Aveldra het volk legen zich in de
wapenen, en de invloed der Munsterschen kon te naauwernood eenen algemeenen
opstand voorkomen. De Groningers mengden zich in deze onlusten ter gunste der
Westerwolders en lagen , op aanzoek der schuldeischers, beslag op de inkomsten van hajo
Ie Groningen en in de Ommelanden ^ terwijl zij hem levens het reglsgebied over de
kerspels BUjham en Bellingewolde betwistten. Op last van den Raad en lot vreugde
des landmans, vverd hajo's hnxgiQ Wedde belegerd cn vermeesterd. De moeijelijkheden,
in Avelke het stift Munster gewikkeld was, verhinderden den Kerkvoogd zijnen leen-
man hulp te bieden. Hij beleende zelfs vier jaren later de stad Groningen met hel
geregt over de^ kerspelen in Westerwoldingerland. Hierop werd van stadswege bij
hel riviertje de Pekel-A, niet ver van Winschoten y een sterk slot geslicht, de
Pekelhorg genaamd, welks bevelhebber, in naam des Raads, over Westerwolde
(1) üBBo EJiMiDs, Rei'. Fris. liist. Lib. XXVIII. p. 428. wiksemiüs, Chron. v. Vriesl. B. X.
1)1. 288. scnoTAmis, Fr. Ilist. B. XI. bi. 354, 355
(2) Charterb. ν. Vriesl ü. I. hl. 675-677.
(3) WIKSEMIÜS, Chron. r. Vries!. IJ. X. hl. 290. Charterb. ν. Vriesl. Ώ. I hl. 677.
(4) occo scarleksis, hl. 220—223. Chartcrb. v. Vriesl. D. 1. ld. 670 -675.
(5) WESTENDORP, Jaarh. v. Gron. D, II. bl. 624.
27 *
-ocr page 236-236 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
en eea gedeelte Tan het Oldambt gezag zou voeren. Do burg Wedde bleef acht
jaren in de magt der Groningers, toen zij bij den vrede weder aan ha.jo addiwga
overgedragen werd (1).
Intusschen hadden de benoemde regters uit Oostergo, Westergo en Stad en
Lande, onder voorzitterschap van oj^no ewisma, hunne eerste vergadering Ie Gro-
ningen gehouden, vele geschillen aldaar vereffend en onderscheidene Friesche Edelen
lot de teruggave van geroofde goederen veroordeeld. De uitvoering hunner vonnissen
ontmoette tegenstand , maar gelukkig drongen zij er onwrikbaar op aan; de hardnek-
kigen Averden genoodzaakt zich te onderwerpen, en met het verbond bleef tevens
de rust ongeschonden (2). Het was echter eene moeijelijke taak, in Friesland
het regt te handhaven, waar men nog dikwerf dat van den sterkeren uitoefende.
Zoo voerde hessel mokkema eenen leekebroeder van het klooster Fericerd,
welke eenen bediende van hem gedood had, ter straffe naar Dokkum; doch de
monniken van Klaarkamp verlosten den gevangene, hetgeen eene verzoening tus-
schen do beide vijandelijke kloosters bewerkte, die voortaan met elkander in vrede
leefden (3).
Reeds in het midden des vorigen jaars had de Keizer aan den Kardinaal geokg ,
den keizerlijken Fiskaal johan kellner , en Dr. arwold vom loo eene uitgestrekte
volmagt ter regeling der zaken in Friesland verleend (4). . Van hen kwam alleen
vom loo, die hier bekend was en zich het eerst naar Groningen begaf, welks
belangen hij langen tyd tegen belooning, aan het keizerlijke Hof behartigd had.
Na de opening van zijnen last aan den Raad, met wien hij alles overlegde, stak hij
met schepen, hem uit Friesland op zijn bevel gezonden, over de Lautcers, Intus-
schen hadden de Friezen eene schatting geheven , om den gezant, indien het noodig
ware, een aanzienlijk gesclienk aan te bieden. In de algemeene vergadering te
Leeuwarden eischte hij' als de wil des Keizers, de voldoening der sedert jaren
achterstallige schatting en eene betere regeling daarvan voor het vervolg, do ver-
nietiging der inwendige verdeeldheden en het verkiezen van eenen Landvoogd
of Potestaat. Hij voegde er bij, dat indien zij iemand uit hun midden daartoe
niet verkozen, de Keizer zich genoodzaakt zou zien, zulk een opperhoofd ter hand-
25 v.
Louw-
maand.
24 V.
Sprolc-
Icelm.
(1) s. beninga, ChroH. d. Vr. Landen, bl. 12, 13. e. bekikga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 346.
ubbo emjiiüs, Rer. Fris. Rist. Lib. XXVIL p. 416—418. schotanus, Fr. Eist. ii. XL bl. 356.
westendorp, Jaarb. v. Gron. D. Π. bl. 620—622, 624-626.
(2) ubbo emmius, Rer. Fris. Eist. Lib. XXVIII. p. 428, 429.
(3) occo scarlensis, bl. 223. winsemius, Chron. v. Vriesl. B. X. bl. 291.
(4) Zie hun lastbrief ia het Charterb. ν. Friesl. D. 1. bl. 727—729.
14.33-
1482
1479
DES VADERLANDS. 237 .
having der openbare rust aan te stellen. De afgezant vond de gemoederen in het ge- 1433—
heel niet geneigd, zijn verlangen te bevredigen; de achterstallige schatting was in ^^^
handen van eenige Grooten en konde, zonder vrees voor oproer, niet van hen gevor-
derd worden; nog minder was het geraden van het volk ten tweedenmale te eischen,
wat het reeds eens had opgebragt; en door de inwendige tweespalt was het even on-
mogelijk eenen Potestaat te benoemen. Na vele pogingen, om do gemoederen te win-
nen , keerde vom loo onverrigter zake naar Groningen terug. Hier bood hij der
regering aan, om voor haar, tegen eene jaarlyksche opbrengst van tienduizend Rynscho
guldens aan den Keizer, het bewind over geheel Friesland te verwerven. Men vond
behagen in dit voorstel, doch verzocht tevens den gezant, om eene vermindering der
bepaalde som te bewerken. Door middel van geschenken verkreeg do Raad, dat vom
LOO zijne volmagt aan hen overdroeg, om eenen Potestaat over Friesland bewesten
de Lauwers aan te stellen en daar alles te regelen en te schikken, gelijk het kei-
zerlijk bevelschrift inhield en de Keizer zelf, wanneer hij tegenwoordig was, doen
zou. De gezant gelastte zelfs den Raad ernstig, dit bevelschrift ten uitvoer te bren-
gen, indien de Friezen zich daartegen nog mogten verzeilen. Hy liet zich voorts eene 91 γ
volmagt geven, waarin hem de Raad het behartigen der belangen van Groningen in
dit punt bij den Keizer opdroeg; en met zijn overleg werd een brief opgesteld, Avelke
na zijn vertrek, aan het Hof moest gezonden worden. Rijk begiftigd keerde hy naar
den Keizer terug, wien hij niet in gebreke bleef, den wensch der Groningers op het
gunstigste voor te dragen (1).
In den brief der Groningers, die nu den Keizer overhandigd werd, drong de Raad
aan, »dat het verbond lusschen Groningen en do Ommelanden gesloten, waarbij
deze laalsten zich gelukkig bevonden , voor altijd door den Keizer bevestigd wierd ,
wien men levens verzocht, deze landschappen, die als van weinig belang werden
voorgesteld, aan de slad Groningen in leen op te dragen, opdat er de rust, de vei-
ligheid en het regt gehandhaafd en de welvaart bevorderd mögt worden. Voorts be-
geerde men van den Keizer het regt, om gouden munt te mogen slaan; benevens
het poleslaalschap over Friesland bewesten do Lauwers, welk gewest in eenen staat
van regeringloosheid verkeerde en zonder de hulp van Groningen onvermijdelijk moest
ten ondergaan. De Raad beloofde, de verschuldigde jaarlijkscho schatting, die sinds
eene halve eeuw niet betaald was, steeds in tijds te bezorgen en behoorlijk rekening
af te leggen. Men was wel gezind den Keizer de verlangde tienduizend Rijnsche gul-
dens te geven, maar konde zulks niet zonder toestemming der gemeente, die hierin
(1) occo scakleksis, bl. 224. lidbo emmios, Rer, Fris. Hist. Lib. XXVIIi. p. 429—431. wissk-
aics, Chron. v. Vriesl. B. X. bl. 293. scbotakcs, Fr, Jlisi. B. XJ. bl. 359, 3G0. Tegenw.
Staat V. Stad en Lande, D. I. bl, 182, 183. westesuorp, Jaarb. v. Groiu D.II, bl.627—629,
238 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— bezwaarlijk zou treden, zoo lang geene bepaalde aanstelling lot Potestaat over FrieS"
land was ontvangen. Zoodra die verkregen was, zou de Raad zijne erkentelijkheid
door eene ruime gifte in geld betoonen, en in alles de eer en het voordeel des Keizers
behartigen, wien men onder het oog bragt, dat de landschappen bewesten de Lau-
wers niet zonder groote kosten en verlies van volk beteugeld konden worden. Mögt
eindelijk de Keizer zwarigheid vinden, om de Ommelanden [regiunculas eis lavi-
canas) in leen aan de Groningers over te dragen , zoo was er echter niets bedenke-
lyks in, om hun bet algemeen bestuur er over van 's Keizers wege onder den
titel van eeuwigdurend Potestaatschap toe te vertrouwen, naardien dit van de kei-
zerlijke raagt geheel afhing." De Raad verzuimde niet dit verzoek ook bij Hertog
wAxiBiiLiAAN, den zoon des Keizers, aan te dringen; maar de kryg van dien Vorst
tegen Frankrijk en het dreigend naderen der Turken, hetgeen het geheele Ryk in
beweging bragt, verhinderden vom loo , vooreerst met vrucht iels voor Groningen
bij den Keizer te bewerken (1).
Het pleit zeker meer voor de staatkunde dan voor de goede trouw van dezen afge-
zant , indien hij , geheel in strijd met zijn gedrag te Groningen, den Friezen bewesten de
Lauwers werkelyk eenen zeer uitgebreiden brief heeft overgeleverd, in welken Keizer
ïREDERiK. niet alleen de vrijheden en voorreglen bevestigt en hernieuwt, die hun door
zyne voorzaten, inzonderheid karel den Groote en den Roomsch Koning Graaf
WILLEM II geschonken waren, maar hen ook van alle onderdanigheid aan eenigen Vorst,
den Keizer uitgezonderd , ontslaat en hen, nevens die Friesche landstreken , lieden
en goederen, welke van hel. Rijk waren afgescheurd , onmiddellyk geheel daar onder
terugbrengt en waarvan zij noch door verpanding, vervreemding of op eenige andere
wyze ooit weder moglen gescheiden worden. Noch geestelijk, noch wereldlijk Vorst
of Heer zou over hen tot Regent worden aangesteld, maar hunne eigene Grielmans,
reglers en ambtenaren zouden hen naar de oude gewoonten en gebruiken besturen.
Zg worden voorts door den Keizer tegen het heffen van schattingen, opbrengsten en
lollen, die met hunne voorreglen strijden, gewaarborgd; en de bewaring en bescher-
ming dier voorreglen allen Ryksvorsten aanbevolen. Maximiliaan , met toestemming
zijner gemalin -άκ-ολκ van Bourgondi'è en bij rade der aanzienlykste Hollandsche Ede-
len, ontslaat hen op keizerlijk verzoek, van alle onderwerping aan Holland^ verkla-
rende, dat zij voortaan vrij van alle vrees voor de Graven van Holland als onder-
zalen des Rijks zullen leven (2).
(1) iibbo KMMius, Ref. Fris. Hist. Lib. XXVIII. p. 431, 432. schotanus, Fr. Hist. Β XI.
J)l. 3Ö0. wESTEKDoup, Jaarb. v. Gron. D. li. bl. 629, 630.
(2) Charterb. d. Vriesl. D. I. bl. 682—690. De Schrijver van den Tegemc. Staaf. v. Stad
-ocr page 239-DES VADERLANDS. 239
1433—
1482
Maar die vrijheid en onafliankelijkheid, op welko de Friezen zich steeds beroem-
den, zouden door henzelven na twintig jaren van ellende vernietigd worden* Tjaarb
jojsgema, Heerschap te Bolsward^ de zoon van goslie. en kleinzoon van jüw
jokgema, welke als Potestaat in den krijg tegen Hertog albrecht υαη Beigeren was
gesneuveld, had bij zijn dood twee onmondige kinderen, goslik en ansk , achter-
gelaten. De Bolswarders stelden deswege het bewind hunner stad in handen van
juw tjerks jongema, den broederszoon van den ouden goslik. jongema , en als
van do zwaardzijde of manskant, de naaste tot de voogdij over zijn minderjarigen
neef. Dit mishaagde ten hoogste aan wijts, do weduwe van tjaard jokgema en
moeder van den jongen goslik, welke de voogdij en daarmede het bestuur over
Bolsicard liever aan douwe sjaardema van Franeker zag opgedragen of aan sicco
zijn zoon, die aan hare dochter luts , uit haar eerste huwelijk met jüw harinxma
van Sneek ontsprolen, gehuwd was. Zij vond aanhangers zelfs onder de leden van
den Raad en bewerkte met hun overleg te Franeker, dat do sjaaubema's met
geweld juw jongema uit Bolsward zouden verdreven. Zoodra dezen dit ter kennis
was gekomen, riep hij den Raad en de burgerij in de kerk bijeen, om te over-
leggen , w^at men bij het naderende gevaar zou aanvangen. Hij en de burgers ston-
den in de kerk; de Raadsleden in het Koor. Een dezer laatsten sprak do ver-
gaderde menigte aldus aan: » juw jokgema en gij allo goede burgers ! Wij verne-
men , dat sicco sjaardema met al zijn volk herwaarts zal komen en vragen u der-
halve , hoe wij hierin het beste zullen handelen en wat gij gemeenschappelijk met
ons in deze zaak wilt verriglen ?" » Even als de vader van jongebia met mijnen va-
der gehandeld heeft, zullen wij met u handelen" is het antwoord van een man uit
het volk, klaas epes genaamd, wiens vader Aveleer veel leeds en verdriets van den
ouden goslik jokgema en van eenige Raadsleden ondervonden had. De menigte , reeds
verbitterd op do Heeren, die over het geheel do sjaardema's meer dan juw genegen
Avaren, geraakte door deze woorden in beweging, do messen werden getrokken
en de buitendeuren der kerk gesloten. Zij die in het Koor waren, vlugtten voor het
aanstormende volk in do koslerij en wierpen de deuren achter zich toe. Zoo eindigde
deze vergadering in de uiterste verwarring, zonder dat er evenwel iemand gewond
werd. Jongema, zijne vrienden en knechten trokken, nadat de oploop bedaard
ö r.
Hooiin.
1479
22 V.
Sprok-
kehn.
1480
en Lande, D. I. bl. 184 (t) houdt dezen briei'slechts voor een opstel, of hoogstens cene belofte
van v03i log , om de voorregtcn, daarin opfjenoemd, door den Keizer bevestigd (c krijgen, doch
hetgeen hij niet Yolvoerd heeft, sinds hi^ Friesland onverrigter zate moest verlaten; een gevoelen
dat ons niet van grond ontbloot voorkomt. De inhoud van dit stuk komt hoofdzakelijk overeen
met den brief van Keizer sigishcnd weleer den Friezen verleend. Zie Alg. Gesch. d, Vadcrl.
1). II. St. II. bl. 577 , 578.
240 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— was, met ontbloole zwaarden in de hand uit de kerk, bedreven veel moedwil in
^^^ het huis van den muntmeester, en versterkten zich op Her erna-êt ins in de Hoogstraat.
Den volgenden morgen vroeg naderde sicco sjaardema met eene bende van yijfhon-
derd man, zoowel krijgsknechten als huislieden uit Ar urn , Pingjum^ JVitmarsum.
en andere dorpen. De burgerij vloog aanstonds te wapen, om hem af te weren, doch
liep spoedig weder uiteen , en hij kwam zonder veel tegenstand met zijn volk in de
«tad. Weldra verscheen riehk. harinxma van Sneek met zestig of honderd gewapenden
naby BoUward, om jongema te ontzetten, maar keerde op het eerste schot uit de
stad, naar de plaats terug vanwaar hy gekomen was. Nu trachtten de pastoor gale en
de minderbroeder nanne eene verzoening tusschen sjaardema en jongema te bewerken ;
de eerste echter wilde hiervan niets hooren, zoo lang de laatste nog in de slad ver-
toefde ; met moeite vergunde hij een stilstand van wapenen tot aan den middag. Mid-
delerwijl beproefden de beide Geestelijken, jongema tol onderwerping te bewegen,
doch moesten onverrigter zake vertrekken. Toen hij evenwel bemerkte, dat hem
niemand tegen den overmagtigen vijand te hulp kwam en het bestand ten einde liep,
klom hij en zijn volk heimelijk uit een venster .en begaf zich naar Jfalta-huis te
Tjerkwerd in fVonseradeel. Zich hier niet veilig achtende, trok hy naar zijn
zwager peter darinxma te Sneek, welke met ede jongema van Rauwert en epe
HESSELS JOKGEMA Tau JBozum hem onder een talryk geleide op zijne Taderlyke slins
te Tjerkwerd bragt, en haar van krijgs- en mondbehoeften -voorzag. Sjaardema
bleef ondertusschen in Bolsward op Jon gemast ins, en zijn volk lag verdeeld in de
Stad met bevel, de burgers geenen overlast aan te doen. Maar toen zij eindelijk uit
gebrek aan spijs verzochten naar huis te keeren , wees wijts hun de woningen aan
Tan eenige burgers, die haaryyandig waren, en gaf hun verlof daar het noodige onder-
houd te eischen. Nadat zij hier alles in overdaad opgeteerd en de grofste baldadig-
heden gepleegd hadden , vielen zij bij nacht ook andere huizen aan. De verbitterde
burgers spanden op raad van een priester te zamen, wapenden zich en vielen onder
aanvoering van zekeren swart jan op de Franeker bende onverwacht aan, welke zy
ter stad uitdreven. Sjaardema bleef nog eenige dagen op Jongema-huis, maar vertrok
toen vermomd en in het geheim naar Franeker, eene bezetting bij zyne schoonmoe-
der op do stins achterlatende. Juw jongema nu onmiddellyk door zijne vrienden
weder ingehaald, vestigde zich in het muntmeestershuis en behield, hoewel met groote
moeite , verscheidene jaren de overmagt in de stad (1).
(1) occo scABLERsis, bl. 225—228. v. τπαβοκ , Uist. v. Friesl. D. I. bl. 27—36. «bbo emsuüs ,
Rer. Fris. Hist. Lib. XXVIII. p. 435, 436. schotanus, Fr. Eist. B. XI. bl. 362, 363. winse-
Mics, Chron, v. Vriest, B. X. bl. 295 , 296.
DES VADERLANDS. 241 .
Door scheidsmannen avas wel lussclien hem en wijts eene verzoening bewerkt, 143^
maar reeds in het begin van het volgende jaar stonden beide aanhangen, door vreemde
krijgsknechten gesteund, gewapend tegenover elkander. Sicco sjaarbema gaf de
voornaamste aanleiding tot deze nieuwe vredebreuk. Hy had met hulp van zijnen
vader Hottinga-stins op Nieuwland, welke door zijne zuster swob , de weduwe
van jARicii hottinga bewoond werd, versterkt en met eene talrijke bezetting voor-
zien , die van daar uit op de Sneekers en Bolswarders roofde. Peter iiarinxma en
juw JONGEMA belegerden met eenige andere heerschappen het huis en beschoten het
geweldig. Het beleg had bijna drie weken geduurd, toen sicco sjaarüema in den 20v.
nacht Bolsicard overrompelde , om den vijand daardoor te noodzaken af te trekken, ^elm.
Maar peter harinxma snelde terstond met een gedeelte zijner benden naar de stad en het l'^Sl
gelukte hem, na een hevig gevecht en niet zonder veel bloedstorting, sjaardema eruit
te verdrijven. Dadelijk daarop trokken de Bolswarders en Sneekers naar ffofnmeh,
verbrandden Monnikhuis , plunderden zoowel do kerk als de woningen der huislie-
den en trokken met den rijken buit naar het leger voor Hottinga-stim. Het geschut
vermögt weinig tegen deze sterkte , weshalve besloten werd de bezetting door honger
tot overgave te dwingen. Doch sciierke wijbe, hoofdling te Grovestins ^ welke <len
belegeraars te hulp was gekomen, geraakte door list in de magt van swou, de eige-
nares van het huis, \vaardoor spoedig een verdrag tot stand kwam. Hierbij werd onder
anderen bepaald, dat de verzoening, het vorige jaar tusschen juw jokgema en wijts 20 v.
aangegaan, in volle kracht zou blijven; alle gevangenen van wederzijde zouden binnen
twee dagen onder oorveede ontslagen, en de vreemde knechten binnen veertien dagen
afbetaald en uil het land gezonden worden; eerbare mannen zouden alle geschillen en
I
schadevergoedingen op' eqn bepaalden dag verelTenen, en men verpligtle zich, den
vrede ongekrenkt te bewaren en de verbrekers daarvan te achtervolgen. Scherne
wijbe uit de gevangenis ontslagen, stelde aanstonds tjaard groenstra, een na-
tuurlyken zoon van douwe sjaardema , en zijne vrouw in vrijheid. Beide had hij het
jaar te voren gevangen genomen, hun huis geslecht en hunne goederen geroofd, het-
geen als de hoofdreden beschouwd wordt, waarom swob getracht had, hem in haar
geweld te krijgen. Ingevolge de overeenkomst verlieten weldra de vreemde huur-
benden dit gedeelte van Friesland^ waar nu do rust hersteld was (l).
Omtrent dien tijd kwam de gezant vom loo , vergezeld door johaw von Steinher-
gen, Proost van Goslar, in Groningen terug. Zij boden den Raad eene keizerlyke
(1) occo scarleksis, bl. 229—232. v. tdabor, Hist. v. Friesl. D. I. bl. 36, 37. übbo ehbiüs,
Rer. Fris. Bist. Lib. XXVIII. p. 436 , 437. wiksemius, Chron. v. Friesl. li X. bl. 296, 297,
scnoTAKüs, Fr. Hist. li. XI. bl. 364. Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 697.
1433-
1482
242
bulie aan, waarin dezen het poteslaalschap over Friesland lusschen de Lauicers en
het p^lie voor eeuwig en erfelijk werd opgedragen, al de leden des Raads, nu en in
het vervolg, tot den ridderstand verheven werden en hun hel regt van goud en zilver
te munten werd toegekend, onder verbindtenis eener jaarlijksche schatting van tien-
duizend Rijnsche guldens. De gezanten hadden tevens eene bijzondere volmagt, om
over dit potestaatschap en de beleening der Ommelanden met do slad te onderhandelen.
Hierbij was nog een keizerlyke brief gevoegd , in welken den Friezen bewesten de
Lauwers onder bedreiging van zware straf bevolen werd, den Raad van Groningen
als Potestaat te gehoorzamen. Hetzij dat de jaarlijksche schatting do regering van
Groningen afgeschrikt hebbe, hetzij dat haar de onderneming te onzeker en te ge-
waagd voorkwam, of dat de Friezen er zich met nadruk tegen verzelteden, de zaak
althans liep vruchteloos af en de gezanten keerden met de keizerlijke bulle en den
aanschrijvingsbrief aan de Friezen terug. Vom loo werd vóór zijn vertrek door de
regering gemagligd, om te bewerken, dat de Keizer haar do landschappen tusschen
de Eems en de Lauwers benevens Westerwolde in vol erfieen overdroeg, als-
mede zoodanige andere naburige Friesche landschappen , alwaar men wegens de woede
en tweedragt niet veilig was, en dat het haar vergund wierd deze des noods zelfs
door geweld van wapenen te onderwerpen. Doch ook hiervan is niets gekomen (1).
Eenige maanden later werd het langdurig geschil tusschen de slad Groningen en
douwe sjaardema Vereffend. Men vindt evenwel niet op welke wijze sjaardema is
bevredigd geworden (2). Hij overleed kort daarna, In hetzelfde jaar betreurde i^rm·-
land het verlies van verscheidene andere mannen van moed en naam en onder hen
irnuiN SIERKS, welke door de Velkoopers te fVorkum was doodgeslagen. Hij werd
voor den onversaagdsten en slerksten Fries van zijnen tijd. gehouden en slond bij de
Schieringers in groot aanzien (3). '
Middelerwijl waren in Oostergo op nieuw onlusten ontstaan. De stad Leeuwarden
was onder een verstandig bestuur en door bloeijenden handel tot aanzien geslegen. Zij
breidelde den euvelmoed der Edelen, die altijd onderling in krijg waren en do wegen
onveilig maaklen , en vernielde de stinzen dergenen, welke den landman plaagden of
beroofden. Maar daartegen verbitterden de Leeuwarders, door den voorspoed hoog-
(1) ïbiio limmics, Rer. Fris. IlisL Lib. XXVIII. p. 432—434. scuotancs, Fr. Hist. Κ XI.
hl. 362. idsikga , Slaaisr. cl. Nederl. D. Π. bl. 411—417. westemiorp, Jaarb. v. Gron, D. II.
bl. G33~C3.5.
(2) iDsiNGA, Staatsr. d. Nederl. I). II. bl. 417, 418. westekdorp, Jaarb v. Gron. ü. II.
bl. 035.
(3) OCCO SCARLEISSIS, bl, 234.
25 V.
Bloehn,
1481
DES VADERLANDS, 243^
moedig geworden, de omliggende steden en grietenijen, de^γί]l zij de boeren, die niet
met hen verkozen lo handelen en hunne Avaren elders te markt bragten, d^¥ingen wilden
deze in hunne stad te voeren. Dreigend verboden zij de Sneekers, boler of kaas te
koopen van de huislieden uit het regtsgebied van Leeuwarden^ en rigtlen zelfs Ie
Slooten eene botervvaag op, van welke zij de voordeden geheel aan zich trokken; uil
welke willekeurige handelwijze veel t\fist ontsproten is (1). Om zich legen hunne
steeds toenemende vijanden te sterken, sloten zij met Tietjerkstra P^ierdedeel ggh ^
twaalfjarig, en met Komjwn en Britsum een driejarig verbond van wederzijdscfie moand
bescherming legen alle geAveld (2). Laler gingen zij insgelijks een verdrag aan met ^^^^
Franeker ^ waarbg men beloofde, elkander in reglvaardige zaken en bij verongelijkin- ^^r.
gen of beleedigingen bijstand Ie bieden (3). Een hunner gevaarlijkste en stoutste vij-maäiitl.
anden was wijbe jarighs, zoon van jarigh jukkema en sjouk wiarda , op het huis
Metslawier te Akkrum. Hij roofde te water en te land alles wal der stad behoorde,
nam op de Sneekermeer en andere waters hare schepen weg, en bragl den burgers
onberekenbare schade toe. Verbitterd sloegen de Leeuwarders het beleg voor zijne 22 τ.
••111 Wijii-
stms te Akkrum,, waar loen zijn schoonbroeder domme xietjwes jukkema het bevel maand,
voerde. Na eene week gaf zich de bezelling , behoudens lijf en goed , over en het huis werd
terstond lot den grond geslecht (4). Wijbe, die zich op zijne stins Ie Ä'eyne/Mwt ophield,
roofde ondertusschen van daar op galema van Koudum^ terwijl do talrijke bezetting
van zyne derde stins te Woudsend de Leeuwarders op de ty/ooierwieer verontrustte (5).
Maar op het vernemen van het beleg van Metslawier, trok liij met zijn anderen zwa-
ger WORP LiEüWEs JUKKEMA, van Uemelum naar de Schieringers in Oostergo, by
wie hij hulp zocht en vond. Ondersteund door de Edelen syds en fekke bottikga
van Rinsumageest, botto te Jlerneij, wilke ringia, ids tjallisga, pieteu en fekke
CAMPSTRA, JONGE jEPPE, TjALLING LIEÜWES, scHERNE WIJBE, die hoewel Velkooper
den Leeuwarders vijandig was, en meer anderen, viel hij den dag na hel overgaan van
Metslawier, Leeuwarden Ier Noordzijde aan en drong er binnen (6),. Een siads
dienaar is de eerste die tegenstand biedt, maar moot voor do overmagt zwichten en
vlugt in een huis, waar hij dapper strijdende door worp jukkema gedood wordt.
Éüdi
(1) v. THABon, Hist. v. Friesl. D. I. bl. 22—24.
(2) Charterb. υ. Friesl. D. I. bl. 698—700.
(3) Charterb. ν. VriesL D. I. bl. 701.
(4) OCCO SCABLEJiSIS, bl. 232.
(5) wihsehius, Chron. v. Friesl. B. X. bl. 299. scdotamüs, Fr. Hist. B. XI. bl. 265.
(6) OCCO SCARLENSIS, bl. 232.
w
i
fi
31 *
-ocr page 244-244 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— Terwyl de aanvallers zich door de straten verspreiden, worden de bekkens geslagen,
de horens geblazen en de stormklokken geluid. Alles geraakt in rep en roer. Elk
burger snelt te wapen en valt woedende op den vijand aan, die weldra teruggeslagen
wordt. Te vergeefs werpt hij onder het wijken vuur op de daken, om brand te stich-
ten en verwarring te veroorzaken; hij wordt van het kerkhof naar den wal gedreven
én ontkomt te naauwernood door de gracht aan eenen geheelen ondergang (l). Een
weinig daarna op denzelfden dag keerden de veroveraars van het huis te Metslawier
onder vreugdegejuich in de stad terug. Ter herinnering van deze dubbele zege, be-
sloot de regering, dat jaarlijks ^op den acht en tv^intigsten van Wijnmaand een pleg-
tige optogt met het sakrament om de stad zou gehouden worden, hetgeen langen
tijd in gebruik gebleven is (2).
Door tusschenspraak van goede mannen werden in Slagtmaand de strijdende par-
tijen verzoend (3). Wijbe jarichs benevens woup en πομμε lieuwes jukkemI
waren in dien zoen niet begrepen en zetten de vijandelijkheden voort. Worp juk-
KEMA met AUKE KEiMPEs en eenige ruiters drongen zelfs op zekeren dag in vijf huizen
' te Leeuwarden, scholen met handbussen uit deuren en vensters zoodat niemand het
waagde hen te naderen , vernielden wat zij niet konden medenemen en trokken na het
bloedig mishandelen van eenige onschuldige kinderen, met den buit terug. De rege-
ring eischic schadevergoeding van jukkesia , die zich echter weinig om hare bedrei-
gingen bekommerde en zijne geweldenarijen voortzette (4). De Leeuwarders be-
stormden en vernielden nu zijne sterke stins te Boxum; maar bokke feikes hariwxma
van Sneek bood hem zijne stins te fVoudsend ter woning aan. Hier nam hij eene
bende krijgsknechten in dienst, plunderde de schepen der Leeuwarders, die zich op
de vS'/ooiermeer vertoonden, en belemmerde derwijze hunnen handel, dat zij ten laatste
gedrongen waren den vrede voor vierhonderd goudguldens van hem te koopen (5).
Doch de rust was daardoor in Oost er go niet hersteld. Wijbe jarichs , de ver-
1482 klaarde vijand der Leeuwarders, overrompelde des nachts Heslinga-stins te Pop-
pingawier en versloeg er doüwe jelles sjaardema , den zwager van eke en botte
heslinga. Deze wendden zich om hulp tot de regering van Leeuwarden, die hun
(1) Gesch. d. Schieringers en Vetkoopers, bl. 222.
"V
(2) occo scaulensis, bl. 233. üBBo emmics, Rer. Fris. Eist. Lib. XXVIII. p. 438. wiiïsemiüs ,
Chron. v. Friesl. B. X. bl. 299, 300. schotanus, Fr. Eist. B. XI. bl. 365.
(3) Charterb. ν. Friesl. D. Γ. bl. 702—707.
(4) Gesch. d. Schieringers en Vetkoopers, bl. 224.
(5) occo scARr-ENsis, bl. 233. Vgl. tjbbo eïimiüs, Rer. Fris. Eist. Lib. XXVlIl. p. 438. -wnm-
Mius, Chron, v. Friesl. B, X. bl. 300. scHOTAJits, Fr. Eist. B. XI. bl, 365.
DES VADERLANDS. 245 .
honderd welgewapende mannen gaf, om de stins te heroveren. Wijbe wachtte hen 1433—
niet af; zg bezetten aanstonds het huis en rigtten door hunne strooptogten in de om-
streken groote schade aan. Eindelijk riepen ede en hessel josgema do landlieden
hijeen, en door peter hauinxma. Tan Sneek roet driehonderd gewapende mannen on- 7 v.
dersleund, namen zij Heslinga-stins stormenderhand in en slechtten het. Eenigen van j^g™
de bezetting werden doodgeslagen, anderen verdronken , do overigen gekerkerd, en
een te Sneek aan de galg opgehangen (1).
Om aan zoo vele geweldenarijen perken te stellen , den handel te beschermen en
het vervallen regt te handhaven, traden de sleden Leeuwarden^ Sneek, Bolstvard 2D v.
en Slooten met elkander in een verbond voor vier jaren. Hierin werd onder anderen
bepaald, dat de handel en het verkeer onderling vrij en veilig zouden zijn; wie
roofde, brandde, of eenig geweld pleegde zou op do daad gestraft worden; elke stad
zou vonnissen naar hare eigene regten en willekeuren; men zou zorgen, dal in alle
Deelen en grietenijen goed regt geschiedde; de misdadigers zou men overal mogen
aantasten; vrede of oorlog zouden alleen met algemeene toestemming der bondgenoo-
ten worden aangegaan; men zou geene vreemde knechten in hel land halen, noch
dulden dat dit door anderen geschiedde; men zou elkander in geval van oorlog en
daartoe aaogezocht, ieder op zijne kosten, hulp en bijstand verleenen, doch om over
de noodzakelijkheid van dien bijstand te beslissen, zoowel als om andere zaken te re-
gelen, zouden negen mannen benoemd worden, drie uit Leeuwarden^ drie uit Bols-
ward en drie uit Sneek en Slooten te zamen , van welke jaarlijks uit elke stad een
moest aanblijven, terwijl twee nieuwe in plaats van de aflredenden zouden gekozen
worden (2). De eerste negen benoemden waren, voor Leeuwarden: biekk bubmania ,
JAKOB JAITZERIA en ALBERT CL AASEN ; VOOr BoUwavd : HERO GERLOFFS , TJALLING KOE-
lofs en hanke doytzes; voor Sneek en Sloten: aesge igles, pilgrom bomkes en
fokre yleeshouwer van Slooten (3). De bondgenooten verwittigden terstond de grie-
tenijen Zeewi^jari/erai/ee/, Dantumadeel y Trijnwouden , Raardhem-
deradeel ^ Berradeel, Menaldumadeel, Hennaarderadeel, Baarderadeel enütinge- 23 v.
radeel van hetgeen zij tot behoud des vredcs en lot welvaart des lands te Leeuwarden
besloten hadden , met de vermaning, goeden regel op het regt te stellen en bij gebreke
daarvan op den eerslkomenden landdag te J^eeuwarden zich te verantwoorden. Den
Grietmannen werd gelast, allo geweldenarijen en ongeregeldheden te keeren, en zoo
(1) OCCO SCAULEIÏSIS , bi. 234.
(2) Charterb. ν. Vriest. D. I. bl. 710—712.
(3) OCCO SCARLENSIS, bl. 236.
-ocr page 246-ALGEMEENS GESCHIEDENIS
zy hierfoe niet bij niagte waren, zich lot de bondgenooten te wenden, welke vast
Toorgenomen hadden deze niet langer te gedoogen (1).
Hoezeer hun de handhaving der rust en lucht ernst was ondervond sgherne wijbe ,
welke den Franekers inzonderheid veel overlast aandeed. Sicco sjaardema belegerde
met de burgers van Franeker, de boeren uit den oralrek en eene hulpbende van
Leeuwarden zijne sterke slins te Engelum. Wijbe werd door een kogel doode-
Igk getroffen, waarop de bezetting het slot overgaf hetwelk lot den grond werd afge-
broken. Hij was vermaard als een schrander man, even geducht voor zijne vijanden
als goedaardig jegens zijne vrienden. Nu eens als monnik, dan als boer, gemeen ruiter
of bedelaar vermomd, dwaalde hij somtijds door Leeuwarden ^τί Franeker rond, om
de geheimen zijner tegenstanders uit te vorsehen en hunne werken te bespieden (2).
Hg werd Scherne, de geschorene^ bygenaamd, dewgl hij zich meer schoor dan des-
tijds onder de Friesche Edelen gebruikelijk was; of misschien wel omdat hij de kruin
kaai geschoren bad (3).
Het schijnt, dat de landvrede vooreerst in Friesland ongestoord bleef en de dag-
vaarten of bijeenkomsten der zamenverbondene steden behoorlijk gehouden werden (4).
Op eenen algemeenen landdag van Oostergo en Westergo te Leeuwarden gehouden,
werd uit hoofde van de groote duurte der levensmiddelen en om hongersnood te voor-
komen, de uitvoer van alle granen en vruchten, van boter, kaas, vee en brandstoffen
tot Paschen eerstkomende of tot dat het land weder bezaaid was, verboden. Dit besluit
werd echter op den naastvolgenden landdag te Sneek in zoo verre gewijzigd, dat
alleen de uitvoer van zaad belet werd (5).
Om dien lijd verlengde Groningen het tienjarig verbond met de Ommelanden in
veertienhonderd drie en zeventig gesloten en dat nu ten einde spoedde. Men noemt dit
dikwerf het derde of het groote Ferhond ^ doch het is niets anders dan de woordelijke
vernieuwing van het vorige verdrag (6). Groot waren de voordeden, welke uit deze
vriendschappelijke betrekking, uit de betere regtsbedeeling en de handhaving der
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. I. bi. 712.
(2) occo scarlensis, bi. 238. v. tuibor, Jlist. v. Vriesl. D. 1, bl. 37, 38. Vgl. bbbo emmius,
Rer. Fris, Hist. Lib. ΧΧΥΙΠ. p. 439. winsemujs, Chron. v. Vriesl. ß. X. bl. 302. scnoTAKis,
Fr. Hist. B. XI. bl. 366. \
(3) Aant. op V. τπΑΒοκ, Hist. v. Vriesl. D. 1. bl. 62.
(4) Vgl. Charterb. ν. Vriesl, D. I. bl 712, 714.
(5) occo scarlensïs, bl. 237. ubbo emmius, Rer. Fris. Hist. Lib. XXIX. ji, 440. e. βενιλτ,α,
Hist. v. Oost'Friesl. bl. 348.
(6) iDsiKGA, Staatsr. d. JYederl. D. II. bl. 418.
246
1433—
1482
6 Ιοί
20 ν.
ßloeim
1482
I
29 ν.
Oo{jst-
maand.
30 v.
Herfst-
maand.
wmm
DES VADERLANDS. 247 .
burgerlijke vrijheid en der openbare veiligheid voor dit gewest onlsprolen. Hoezeer 1433—
de stad Groningen daardoor in bloei en welvaart ^ras gestegen, bleek uit het bouwen
van den fraaijen en kostbaren St. Maartenstoren aldaar, een van de heerlijkste gewrochten
der middeleeuwsche bouwkunde. Grootscher nog was het ontwerp, op voorstel van'
den Bisschop van Munster ^ die in onmin met de Embders leefde welke de beneden-
vaart langs de Eems moeijelijk maakte, om die rivier door eene gracht of diep van
Hede langs Bellingwolde in den Dollart af te leiden; hierdoor zou de handel van
Groningen op fVestfalen gemakkelijker gemaakt en levens de Embder tollen ontgaan
worden. Doch opkomende bezwaren en moeijelijkheden, ia dien lijd onoverkomelgk
geacht, staakten de vollooijing des werks, toen hel met groote kosten door moerassen
en heidevelden een eindwegs was voortgezet (1).
NooRD-BttABAND. LiMBURG. Terwijl onlusten en geschillen in Friesland woedden,
handhaafden de Bourgondische Vorsten in Brahand rust en lucht, doch schroomden %
ook niet lot dat doel het geweld der wapenen Ie bezigen. Dit ondervond de stad
^s Hertogenhosch, loen zij weigerde haar aandeel in eene bedo aan ïlertog filips 1434
toegestaan op Ie brengen. De Drost van Brahand werd met eenige manschappen afge- 9 v.
zonden , om de onwilligen tot onderwerping Ie brengen. Maar de burgers besloten geweld
met gewold te keeren en waagden reeds den volgenden dag eenen uitval, doch waren ge-
noodzaakt na eene schermutseling, in welke eenigen gedood, gewond en gevangen wer-
den, terug te trekken. Nu koelden zij hun moed aan de stedelijke regering, welke
men van zamenspanniag met filips verdacht hield, overvielen het raadhuis en zetten
de gehate regenten de poort uit. Hierop werd de stad enger ingesloten en eindelijk
gedwongen zich met filips te verzoenen, hetgeen door lusschenspraak der Hertogin
gelukte. Beide stad en Meijerij moesten niet alleen haar aandeel in do bede, maar
bovendien aan den Hertog vijfduizend gouden Filipsrijders voldoen en hem vyftien-
duizend dezer rijders kwijtschelden, welke men hem had voorgeschoten. De gevangen
Poorters zouden tegen vergoeding der kerkerkoslen losgelaten en allen, die zich tegen
den Hertog of zijne hoogheid vergrepen hadden, slechts eenigen uitgezonderd , ver-
giffenis geschonken worden (2).
Brahand deelde rijkelijk in de ellende, welke de oorlog en het misgewas, do hon-
gersnood en de pest in dit tijdperk over een groot gedeelte der verspreidden. 1435—
De prijs van het koren was tol eene verbazende hoogte gestegen, hetgeen in vele steden
(1) uBGo r.iniiüs, Rer. Fris. Jlisi. Lib. XXIX. p, 442. insiNGA. Stnalsr. d, Nederl, D. H.
bl. 417, 418. Tegemc. Slaai v. Slad en Lande, D. I. Jd. 187. wESTUNDonp, Jaarb. v. (Jron.
D. li. bl. 637.
(2) v. UEURK, Ilisl..v. 's IJertogenb. D. I. bl. 316—310.
mm
248 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1433— het gemeen ia beweging bragt. De honger en pestziekte sleepten eene menigte men-
sehen weg, en 's Herlogenbosch was schier geheel uitgestorven en ontvolkt, zoodat
hot gras op de straten Avies als op beemden of weilanden (1). Het is eene dwaling,
•wanneer eenigen verhalen, dat om dien tyd de leenpligtigheid yan Brahand ^ Hol-
1442 land. Zeeland en Friesland aan het Dnitsche Rijk door Keizer freberik III, ten
behoeve van Hertog filips , opgeheven werd (2).
3 v. Breda verloor kort daarop door den dood zijnen Heer ewgelbert I, Graaf van
^lTl^ , een man van groot aanzien in de Nederlanden en, naar men wil, de eerste
van zijn geslacht, die zich aldaar een vast verblijf gekozen heeft. Voorheen maakte
de heerlijkheid Breda een gedeelte uit van het land van Strijen, waartoe ook
Geertruidenherg, Zevenbergen en Bergen op Zoom behoorden. Zekere witger ,
de neef en erfgenaam van de H. geertruida. , eene dochter van pepin van Landen
en de eerste vrouw van dit gewest, regeerde Strijen onder den titel van Graaf in de
laatste helft der zevende eeuw. Ragiher , een zyner opvolgers, verdeelde in duizend
negen en dertig het graafschap onder zijne beide zonen. Lambert, de oudste, ont-
ving als Graaf van Strijen, de landen van Geertruidenherg, Zevenbergen , Strijen
en de dorpen, Avelke bijna alle in den St. Elizabethsvlocd van veertienhonderd een en
twintig verzwolgen werden. Hendrik , de tweede zoon, verkreeg Breda, Bergen op
Zoom , Schooien, Loenhout en andere plaatsen, waardoor hij als de eerste Heer van
Breda bekend is. Even als het graafschap Strijen, was de heerlijkheid Breda een
vry en onafhankelijk gebied, tot dat in elfhonderd negentig en twaalfhonderd twaalf,
Heer godevaart II zyn land den Hertog van Braband opdroeg en van hem in regt
leen terug ontving. Het langdurig geschil tusschen de Brabandsche en Hollandsche
Vorsten, die beide op Breda aanspraak maakten, was reeds in twaalfhonderd drie
geëindigd, toen Graaf dirk VII van Holland zijne ware of vermeende regten moest
afslaan (3). By gebrek van mannelijk oir, ging na den dood van Heer hewdrik IV
in twaalfhonderd zeventig, de heerlijkheid Breda over in het huis y^n Leuven, voorts
in die van Gaveren, Liedekerke, Bas se gern, Duivenvoorde, Polanen en eindelyk
in dat van Nassau door het huwelijk van johanna , de dochter van jan van Pola-
nen H, in veertienhonderd drie met engelbert , Graaf van Nassau. Jan van Po-
lanen l, Heer van der Lek, had het land van Breda voor drie en veertigduizend
(1) haraei Annal. Br ab. Τ. I. ρ. 419. anokyhi Chron. Brab. p. 189. v. deurn, Eist. v.
's Hertogenb. I). I. bl. 320, 321.
(2) haraeüs, Annal Brab. T. I. p. 419. pontüs oedterus, Rer. Burg. Lib. IV. p. 97. Vgl,
hiervoor, bl. 13.
(3) Alg. Gesch. d. Faderl. Ό. IL St. Ι. bl. 189, 190.
-ocr page 249-DES VADERLANDS. 249 .
gulden in dertienhonderd vijftig van Willem van Duivenvoorde gekocht, wien het 1433—
de Hertog van Brahand, welke er door koop in bezit van geraakt was, in dertien-
honderd negen en dertig geschonken had. Engelbert I, welke door zijne uitste-
kende hoedanigheden algemeen geacht en bemind was, liet na een verstandig bestuur
van veertig jaren, zgne uitgestrekte goederen aan zgnen zoon en opvolger jan van 31 v.
liooiin.
Nassau, Avelke in Breda als Heer gehuldigd werd (1). 1446
De oorlogen van Hertog filips eischten steeds nieuwe geldelgke offers van het volk.
In Brahand stond men hem eene zesjarige bede van honderd en vijftig duizend gou-
den rgders toe, Λvaartegeu hij beloofde, de Brabanders in dien tijd met geene an- 1451
dere beden of belastingen te moegen, ten ware de drang der omstandigheden dit
gebiedend vorderde. Ofschoon dit nu volstrektelijk niet het geval was, en Brahand in
de diepste rust verkeerde, moesten zij hem evenwel twee jaren daarna op het voor- 1453
wendsel, dat hij zyne schulden >vilde aflossen, weder toestaan, om ten laste der do-
meinen van Brahand, lijfrenten tegen tien ten honderd en ten bedrage van vierduizend
gouden rijders te verkoopen. Zy verleenden hem op nieuw eene bede van honderd
en vy'ftig duizend gouden rijders, onder dezelfde voorwaarden als de vorige, ten be-
hoeve van den krygstogt legen de Turken; de bede werd ontvangen, maar van den 1457
logt kwam weinig of niets (2). Voor geld was alles veil hij filips. Hij had gemag-
tigden aangesteld, om de grove misbruiken, die zoowel in de geestelijke als wereldlijke
regtsbedeeling plaats vonden, te onderzoeken en de misdadige reglers naar verdienste
te straffen. Doch op aandrang dergenen, welke zich schuldig gevoelden en den drei-
genden storm trachtten te ontgaan, bewerkten de Staten yaji Brahand, dat dit heilzaam 1459
onderzoek gestaakt werd en de Hertog een open brief verleende, waarbg alle overtre-
dingen en misslagen, tot dien tijd toe in de regtsoefening gepleegd, vergeven werden
onder beding, dat hem voor die gunst eene bepaalde som gelds voldaan wierd, gelijk
dan ook geschied is (3). ^s Hertogenhoschy hetwelk daartoe achthonderd twee en
twintig gouden rijders had bijgedragen, werd weinig jaren daarna door eenen gewei- 13 v.
digen brand geteisterd. Ruim vierduizend huizenwaaronder het raadhuis met al de
stadspapieren en boeken, werden een prooi der vlammen. De schade werd op vijf ton- 1463
nen gouds geschat (4). ^
Filips overleed en karel de Stoute werd in de groote steden van Brahand en 1467
(1) VAN GOOR, Beschr. v. Breda, bl. 3—29. κοκ, Faderh Woordenb. D. VIII. bl. 955, 956.
(2) v. beurk, EisU v. 'sHertogenh. D. I. bl. 326—333. Vgl. hiervoor, bl. 23, 31.
(3) v. hecrn, Eist. V. ^sHertogenh, J). I. bl. 334.
(4) v. hecrn, Eist. v. 'i Eertogenh. D. I bl. 336.
II Deel , 3 Stuk. 3ß
ïi
η
250 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Limhurg als Hertog gehuldigd (1). Zijne Blijde Inkomste behelsde met eenige
wijziging naar tijd en omstandigheden, grootendeels hetzelfde Avat zijn vader bij het
aanvaarden der regering den lande beloofd en gezworen had (2). Vruchteloos derhalve
had lodewijk XI, de onverzoenlijke vyand van karel , getracht aan den Graaf van
IS evers ^ een vollen neef van den laatsten Hertog van Brahand die in veertienhonderd
dertig was overleden, de hertogelyke kroon van Brahand te verschaffen, en byna
overal de burgerijen voor hem gewonnen (3). De oproerige bewegingen hierdoor in
Brussel en elders ontstaan, waren spoedig gestild geworden. En toen na karels in-
huldiging, een hevige opstand onder het gemeen te Meehelen losbarstte, werd ook
deze met weinig moeite bedwongen (4). Na het herstellen van de rust in Brahand
bragt de Hertog zijne benden bijeen, om de Luikenaars, welke iiimÄMr^verwoestten,
te beteugelen en te tuchtigen. Hij bereikte volkomen zijn doel en keerde als geluk-
kig overwinnaar in Brussel terug (5).
Gewiglig waren de gevolgen dezer zege voor den Hertog. Het straffen der Luike-
naars had schrik en ontzag voor den man des ge weids ingeboezemd. Geen zij-
ner onderdanen waagde hel meer zich tegen hem te verzetten; veeleer streefde elk,
om door onderwerping zyne gunsten te verwerven. Bevrijd van de onrust en zorgen,
welke hem in den aanvang zijner regering gekweld hadden, wijdde hij zich thans
geheel aan het verbeteren en regelen van het inwendig bestuur van zaken en van zijn
Hof. Met de onverzettelijkheid van zijnen wil, die zich nooit van het voorgestelde
doel liet afleiden, voerde hij groote veranderingen in, die echter blijkbaar minder het
welzijn der onderdanen, dan de vermeerdering van den luister, het aanzien en de
magt des Vorsten beoogden. Hierop riep hij de Staten van Brahand en Vlaanderen
bijeen, van welke hij eene bede vorderde, die zij hem naar oud gebruik verschul-
digd waren: wegens zijne komst tot de regering, zijn ophanden zijnde huwelijk met
de dochter des Herlogs van York, en zijn krigg tegen de Luikenaars, die hem in
groote kosten gewikkeld had. Hoe buitensporig ook de eisch des Hertogs ware en
hoe bezwaarlijk daaraan konde voldaan worden, zag men nogtans geen middel zich
(1) ANONYMI Chron. Brab. Ducum, p. 200.
(2) Placaath. v. Brahand, D. I. bl. 168. Vgl. Jlg. Gesch. d. Faderl. D. II. St. 11.
bl. 603—605.
(3) de barakte, Hist. d. Ducs de Bourg. T. VII. p. 144—146. '
(4) anonymi Chron. Diic. Brab. p. 200. daraeüs, Annal. Brab. T. I. p. 436.
(5) Vgl. de Schrijvers hiervoor, bl. 40 (2) aangehaald. Voeg daarbij haraeus, Annal. Brab.
Ί\ l. p. 430, 431.
DES VADERLANDS. 2ί1
daaraan te onllrekken en moest, ofschoon met tegenzin, zonder openlijk morren ge- 1433—
hoorzamen (1).
De gestadige oorlogen van karel vorderden steeds nieuwe buitengewone beden, welke
het volk uitputten en wrevel en misnoegen wekten, die zich terstond op het berigt van
zyn dood alom openbaarden (2). Even als in Brussel en Antwevpm^ geraakte ook
in 'f Hertogenbosch de menigte tegen de regering in beweging, welke ten be-
hoeve van den overleden Vorst eene bede had ingewilligd, die naar haar oordeel, voor
het volk veel te drukkend geweest was. Men liep het stadhuis open, sleepte de meest
verdachte regenten in de gevangenis en eischte, dat zij teregt gesteld zouden worden. 18 v.
Frederik van Egmond^ Heer y^a IJsselstein ^ en pieter vertaikg, Heer van Hees- maand
wijk^ die zich juist in de stad bevonden, trachtten het volk te stillen en eene ver- ^^^^
zoening te bewerken. Met veel moeite gelukte dit eindelijk ; maar eer het zoo ver
kwam, ontstond er een gevecht of oploop, waarbij vertaing het leven inschoot. 20 v.
De gilden verzochten van Vrouwe maria vergiffenis; zy moesten zich aan de uit-υ,,,^,,^
spraak van goede mannen onderwerpen, welke hun eene boete van zevenduizend
zevenhonderd Rijnsche guldens oplegden. Eenige der voornaamste belhamels werden
met den dood gestraft (3).
Inmiddels Avas maria van Bourgondië te Leuven en in de overige voorname steden
tot Hertogin van Braband en Limburg gehuldigd. Zij verleende bij hare Blijde
Inkomste vele voorregten, welke maximiliaan van Oostenrijk bevestigde, doch haar
zoon en opvolger filips de Schoone weder vernietigd heeft (4). Maar deze voorreg-
ten konden naauwelijks opwegen legen de nadeelen, welke de krijg om het bezit van
Gelre ^ het tegenwoordig Noord-Braband en Limburg berokkende (5). In het by-
zonder leden hierby de stad en Meijerij van ^s Hertogenbosch ^ aan Avie deze oorlog,
behalve de schade door het rooven en plunderen den huislieden toegebragt, eenige
duizenden guldens kostte, welke evenwel op last van maximiliaan en maria , bij wijze 1479
van bede door geheel Braband omgeslagen werden (6). Do onderwerping van Gelre l48i
herstelde in dit gewest de geschokte rust.
5
Win-
term.
5 v.
i !
i'il
i ] ί
lil
(1) DE ΒλίΐΑΝΤΕ, Hist. d. Ducs de Bourg, T. Vil. p. 172—175.
(2) Zie hiervoor, bl. 61.
(3) V. iiEDRR, Ilist. v. 's Hertogenb. D. I. bi. 305.
(4) V. nEïRN, Hist. V. 's Hertogenb. D. I. bl. 367.
(5) Zie hiervoor, bl. 186.
(6) T. ΠΕΟΠΝ, Hist. v. 's Hertogenb. D. I. bl. 373.
lÈ
n
27 *
-ocr page 252-252 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
van
DEN DOOD YAN MARIA TAN BOÜRGONDIE,
tot aaw
DEN AFSTAND VAN HET WERELDLIJK GEBIED DES BISDOMS VAN UTRECHT
AAN KEIZER KAREL V.
148»—
1482— Hollasd eït Zeeland. Filips van Oostenrijk was slechts vier jaren oud loen hy
zijne moeder maria van Bourgondië moest opvolgen. Maximiliaait nam alzoo de
voogdij op zich, vyelke hom echter de Vlamingen en bovenal de Gentenaars, die
zijne beide kinderen in hunne magt hadden, betwistten, zoo lang hg niet de
vreemdelingen, die hem, naar hun oordeel, beheerschten, van zich verwijderd
1482 had. In Rolland en Zeeland daarentegen, namen de Kabeljaauwschen, die bgna
geheel het bewind in handen hadden, den hun genegen Aartshertog terstond in
die hoedanigheid aan en huldigden hem (1). Ondanks hunne ' plegtige belof-
te (2), waren zij ook in Hoorn op het kussen geraakt en hadden de voor-
naamste Hoekschen gebannen (3). Deels in het Sticht^ deels te Sneek beraamden
deze ballingen de middelen, om zich weder meester van de stad te maken. Dit
echter geschiedde niet zoo geheim, of de Stadhouder lalaing kreeg er kennis
van, en hij vermaande ernstig de regering op hare hoede te zijn. Doch in
„ weerwil van alle voorzorgen beklommen de Hoekschen, slechts veertig, naar an-
o v.
Hooim. deren zestig man sterk, onder aanvoering van den Ridder adbiaan van Naald-
(1) Oude Roll. Div. Kron. Div. XXXI. c. 45. pontüs hecterus , Rer. Austriac. Lib. II. p. 65.
(2) Zie hiervoor, bl. 73.'
(3) Meu vergelijke het partijdige en verwrongen verhaal dezer gebeurtenis bij bilderdijk, D. IV.
bl. 242—244, met de Oude Hall. Oiv. Kron. Div. XXXI. c. 44 en velujs,. Chron, v. Hoorn ^
bl. 123—131, Wien wAGEiïAAn volgt, D. IV. bl. 209—211.
DES VADERLANDS. 253 .
wijk, jaw van Middaohten en twee Schieringer Friezen, jarigs en komme heu- 1482—
* 1528
WES, op eenen Troegen morgen den muur en geraakten schier zonder tegenstand
binnen. Aanstonds bezetten zij de markt, namen de Kabeljaauwschgezinde regenten
in hechtenis en aanvaardden weder het bewind. De gevangenen worden in eenige
burgerhuizen verdeeld, doch geen van hen, ofschoon vaak door kwaadwilligen bedreigd,
werd ter dood gebragt. Lalaikg lag met eene krygsmagt voor de huizen Harmeien
en ter Haar in het Sticht y toen hem do verrassing van Hoorn ter oore kwam. Ter-
stond zond hy jan van Egmond en filips van Wassenaar met een deel volks en
poorters uit Haarlem ^ Delft en Amsterdam derwaarts af. De Hoornsche Schout
MAARTEN VELAER, die zich bg hen bevond, trok met eenige manschappen vooruit, om
te beproeven, of ook de stad door overrompeling te herwinnen was. Hij beproefde
dit tweemaal vruchteloos en sneuvelde bij den derden aanval; zijn volk werd op de
vlugt geslagen, en zyn lyk op de markt ten toon gesteld. Doch spoedig verscheen
lalaing zelf met egmond en andere Edelen aan het hoofd van zesduizend man voor
Hoorn. Stormenderhand werd de stad veroverd, welke nu het afgrysselijkste tooneel jj^J^j^
van kriggsmanswoede en partyhaal opleverde. Wie men aantrof werd zonder onder- 1482
scheid van rang of stand, van kunne of jaren, onmeedoogend vermoord of der onbe-
schoflste baldadigheid ten prooi gegeven. Gewijde plaatsen boden geen toevlugtsoord
aan. Twee priesters werden uit hun klooster boven naar het klokhuis gesleept en van
daar afgeworpen; de een bestierf het terstond: de ander, schoon na den val nog met
een mes door de keel gestoken, behield het leven. Een der voornaamste regenten
werd zoo barbaarsch mishandeld, dat men zijn lyk by stukken opzocht en met man-
den te huis bragt. Toen de moordlust bevredigd was, werden niet slechts de bur-
gerhuizen, maar ook de kerken en kloosters ledig geplunderd en zelfs de offerkelken
den priesters uit de handen gerukt, terwyl zy voor het altaar de dienst verrigtten.
Het Geciliaklooster, waar egmond gehuisvest was, bleef alleen verschoond. De ge-
roofde goederen werden in schepen geladen, door het geheele land gevoerd en half
om niet verkocht. Zoo onbesuisd was men met het rooven te werk gegaan, dat
te Delft en elders verscheidene jonge kinderen dood lusschen de bedden gevonden
werden, met welke zy opgenomen en weggestommeld waren. Vele burgers, die
zich in den aanvang met vrouw en kinderen uit de stad gered öf verborgen hadden,
veerden gevat; eenigen door jan van Egmond naar Bakkum gevoerd en aldaar op
het rad gelegd; anderen, en onder hen de Schout willem klaaszoon , op de markt
onthalsd; en sommigen, gelijk de twee Friesche aanvoerders, voor groot losgeld ont-
slagen. Van naaldwijk en van middachten waren dapper strijdende op de wallen
gesneuveld. Vele ontvlugte Geestelijken en burgers keerden nimmer terug, maar
vestigden zich «elders, byzonder in Friesland, De regering werd nu geheel naar
den wil des Stadhouders veranderd, en ter beteugeling der slad, op 'slands kosten
ii.
ijl
^ ΐ
i|
lil
'is
254 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—een slerk slot in Hoorn gebouwd, op hetwelk filips van Wassenaar met veertig of
vijftig mannen van wapenen achterbleef (1).
Eenige schepen met den Hoornschen buit beladen, kwamen te ITaariem aan. De krijgs-
knechten , begeerig naar roof, trachtten hier een oproer te verwekken, hetwelk gele-
genheid zou verschaffen, om hunne plunderzucht te bevredigen. Tot dat einde tergden
zij de ingezetenen , dreigende hen even zoo te zullen behandelen als de Hoornschen.
De burgers vlogen terstond te wapen en op de knechten aan, van welke er vijftig
deels doodgeslagen, deels in het Sparen verdronken werden; en veel meer zouden er
omgekomen zijn, indien niet de stedelijke regenten tusschenbeide getreden waren,
hen in hechtenis genomen en daardoor voor de woede des volks beveiligd hadden.
Hoewel zij nu naderhand ontslagen en met hunne goederen onverlet weggezonden
werden, kostte deze beweging echter der stad twaalfduizend gulden, welke den in-
woners als boete door den Stadhouder met geweld werden afgedwongen (2).
Door do inneming van Hoorn en de ongevoelige verandering der regering te
Avas nu geheel Holland Kabeljaauwsch geworden. De oorlog met het Hoekschgezinde
Utrecht en Amersfoort duurde nog voort, ofschoon maximiliaan bij zijne inhuldiging
den Hollanderen beloofd had, daaraan spoedig een einde te maken (3). Er verliep
1483 nog een jaar vóór dat dit gewenschte tijdstip door de onderwerping van Utrecht
aanbrak, tot vreugde der Hollanders, welke ten behoeve van vreemde belangen
in dezen kostbaren krijg waren gewikkeld geworden (4). Maximiliaan had inmid-
dels , door de Vlamingen gedrongen, zijns ondanks den vrede met Frankrijk te
Atrecht gesloten. Hierbij werd als een der hoofdvoorwaarden, zyn dochtertje marga-
ι\ΕτπΑ van Oostenrijk, nu omtrent drie jaren oud, aan den twaalfjarigen Daufijn
KAREL verloofd, wien zij de graafschappen Artois, Bourgondiè, Auxerre, Chu'
rolois, Boulogne en meer andere ten bruidschat bragt, welke dadelijk in de magt
des Konings moesten gesteld worden, doch bij niet voltrekking des huwelijks, in het
bezit van haren broeder piups zouden overgaan. Indien filips daarentegen kinderloos
overleed, zouden zijne staten op haar of hare nakomelingen versterven, onder verplig-
ting, dat zij de landen met name Holland en Zeeland^ bij de oude vrijheden en
(1) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXI. c. 44. Kronijk van 1481—1483 ia mattiiaeus,
Analect. T, I. p. 473 , 474. snoi, Rer, ßatav. Lïb. XII. p. 175. vEuvi, Chron. v. Hoorn,
bi. 134—139 en de aant. van centen aldaar (198).
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 4. πΕΕΜβΚΕηκ, Bat. Arcadia, bl. 254.
(3) Kronijk van 1481—1483, bl. 460.
(4) Zie hiervooi·, bl. 112—135. Verij. wagekaak, D. IV. bl. 214—221, 224-231.
-ocr page 255-DES VADERLANDS. 255 .
voorregten zouden bewaren (1). Maximiliäaw moest Margaretha naar Frankrijk
laten vertrekken aan welk Hof zij opgevoed zou worden; en spoedig werd do onder- 20v
trouw plegtig voltrokken (2). Oogst-
Kort daarna overleed lodewijk XI, die door zijn minderjarigen zoon karel VIH 1483
werd opgevolgd. Madame de beaujeu, de zuster en Voogdes van den onmondi-
gen Koning, stookte het twistvuur in Vlaanderen aan. Do woelzieke Gentenaars,
steeds ongezind maxtmiliaan als Voogd van den jongen pilips , wien zij in hunne
bewaring hielden, te erkennen, hadden de voogdij aan eenigö voorname Edelen
opgedragen, die het bewind over Vlaanderen, in naam van den jeugdigen Vorst,
aanvaardden. Zoo ras derhalve de krijg met Otrecht was geëindigd, bragt de 1484
Aartshertog te Mechelen zijne benden bijeen, om de Vlamingen met geweld aan
zich te onderwerpen. Hij vermeesterde I) ender monde ^ Oudenaarden^ Geertsherge
en het kasteel te Kallo ^ uit hetwelk de Gentenaars gedurig Antwerpen bestook-
ten. De Graaf van RomonS, de oom van karel VIII en weleer in dienst van
MAXIMILIAAN, verwoestte aan het hoofd van zestienduizend man de omstreken van
Brussel^ Gaasbeek en Halle; de gevangenen werden zonder genade aan do boomen
opgehangen (3). Sluis ^ Brugge en Gent rustten kleine vaartuigen uit, die langs de
Hollandsche en Zeeuwsche kusten stroopten en roofden. Met een aantal dezer scheep-
jes, wel bemand en van geschut voorzien, landden zij op Walcheren ^ verrasten en ißv.
plunderden Klissingen, dat nog onbemuurd was, bragten den Schout -wouter van ^l^gg^'
Domberg met verscheidene burgers in de kerk om het leven, en keerden na het
afpersen van zware brandschattingen en losgelden, terug. Walcheren werd door den
Aartshertog van bezetting, en Vlissingen van muren en vestingwerken voorzien (4).
Doch de Vlaamsche zaken namen spoedig eene andere wending. Sluis geraakte in de
magt vanMAxiMiLiAAN,verzoende zich met hem, en eindelijk wasGeni, geheel gv.
uitgeput, genoodzaakt het hoofd in den schoot te leggen. FiLtPS werd hem overge- ^^^oim.
leverd en hij als Voogd van zijnen zoon en Regent van Vlaanderen erkend (5).
>1 ΙΓ:
(1) POKTüS HEUTEUtJS, Rer. Austriac. Lib. II. p. 6(1.
(2) DE cojjiNES, Memoires, Liv. VI. Ch. 9. Oude Holl. l)iv. Kron» l)iv. XXXI. c. 50.
po^iTDS HEiiTERüs, Rev, Austriac. Lib. Π. p, 68.
(3) oLiviER DE LA MARCHE, Mcmolres ^ Liv. IL Ch. XL p. 623—629. Oude Holl. Div, Krou,
üiv. XXXL c. 55, 57. b. s>oi, Rer, ßatav. Lib. XIL p. 176. pontüs itcuterus , Rer. Austriac.
Lib. IL ρ. 69 , 70.
(4) roktüs heuterüs, Rer, Austriac. Lib. IL p. 71. reigersbergh , Chron. v. Zeeland, D. II.
bl. 304, 311, 312. v. wupf op wagenaar, 1). IV. bl. 59—62.
(5) OLIVIER DE LA BARCHE, Mcinoires, Liv. IL p. 629—635. Oude Holl. Div. Krön, üiv.
XXXL c. 57. PONXüs deuterds, Rer. Austriac, Lib. II, c. 8, 9. p. 74, 7Ö.
256 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— De onderwerping van Gent bevestigde het gezag van maximiiiIAAn in de Nederlan-
den, Maar nog schitterender steeg het aanzien van dien Vorst, toen hg \q Frankfort
1486 aan den Mein op den zestienden van Sprokkelmaand tot Roomseh-Koning verkoren
en den negenden van Grasmaand te Äken gekroond werd. Onderscheiden Nederland-
sche Edelen uit de geslachten van brederode , egmond , brohkhorst , cats , var
swiETEN en anderen waren bg deze plegtigheden tegenwoordig; en eenigen van hen,
onder welke de jonge Hertog karel van Gelre, werden door maximiliaak met de
ridderliyke waardigheid vereerd (1), Bij zijne terugkomst verhief hij Egmond lot
een graafschap, waarmede de heerlgkheid Purmerende voor altgd vereenigd werd,
ter gunste van jait van Egmond, dien hy twee jaren te voren in plaats van lalaing
tot Stadhouder over Holland en Zeeland gesteld had (2). Meer algemeen belangrijk
waren de veranderingen in het zeewezen. Tot nog toe rustten byzondere steden
en personen op eigen kosten en naar goeddunken schepen uit, om den vijand
afbreuk te doen, waaruit vele ongeregeldheden en moeijelijkheden ontsproten, daar
niet zelden zoowel vrienden als vijanden uitgeschud en allerlei geweldenarijen straf-
feloos gepleegd werden. De maatregelen hiertegen door vroegere Vorsten geno-
men , waren ontoereikende bevonden, weshalve thaus op naam van maximiliaan
8 v. en van filips bij een bevelschrift verboden werd, schepen ten oorlog uit te
inaand goedkeuring en onder toezigt van den Admiraal, die nu en
1487 voortaan 's Vorsten Luitenant-Generaal over de zee en de stranden zijn zou. Aan
zijn bestuur en beheer werd het geheele zeewezen toevertrouwd; alle misdaden,
wanbedrijven of buitensporigheden op zee of aan de stranden, hetzij in tijd van
vrede of van oorlog gepleegd, moesten door hem in naam van den Vorst beslist
worden, terwgl hg nevens zich eenen Stedehouder of plaatsbekleeder en Raad konde
aanstellen, om hem in het bedwingen der zeerooverijen en in alles wat zeezaken betrof,
behulpzaam te zijn (3).
Middelerwijl had de spanning tusschen de Hoven van Frankrijk en van Bourgon-^
die, uit den verleenden onderstand der Franschen aan F^ laander en ontstaan, opnieuw
den oorlog ontvlamd, welke eenigen tgd voortduurde, doch weinig belangrijks ople-
verde. Na eene zware nederlaag der Nederlanders bij Bethune, waar karel raw G^e/re
door de Franschen werd gevangen genomen, moest maximiuaan uit geldgebrek zijn
(1) oLiviER DE IA MARCHE, Memolres, Liv. II. Ch. 13. p. 635. Oude Holl. Div. Kron. Div.
XXXI. c. 59. pontüs heutertis, Her. Austriac. Lib. II. p. 76. wagemar/ D. IV. W. 235 , 236.
(2) WAGENAAR, D. IV. bl. 233.
(3) Groot Placaatboek,i D, IV. bl. 1208—1215. Vgl. de jomge , Gesch, v. h. Nederl. Zee-
it>ezen, D. I. bl. 43—60.
I
-ocr page 257-DES VADERLANDS, 257
leger afdanken en aan vredesonderhandelingen denken (1). Om dien lijd λυ38 adriaan 1482—
de ilain, Heer van Rassin gern ^ een der voornaamste belhamels in de laalsle Gent-
sche beroerten, uil hel kasteel lo Vilooordeiiy waar maximiliaan hem gekerkerd
had, ontsnapt en in Gent teruggekeerd. Daar en in Brugge brengt hij de gemoe-
deren in beweging, en straks zijia beide sleden in vollen opstand. De Roomsch-Koning 1 v.
zelfs wordt lo Brugge door de burgers in hechtenis genomen, velen van zijn gevolg
en van zijne aanhangers deelen in hetzelfde lot; eenigen worden op eene gruwelyke
wijze gepijnigd, anderen gedood. Zonder vrucht worden vredesonderhandelingen te
Mechelen, Gent en Brussel door de afgevaardigden van de Staten der Nederlan-
den geopend; vergeefs is do vermaning des Keizers en der Duilsche Rijksvorsten, om
den gevangen Vorst te verlossen en de muitelingen te straflen; vruchteloos zijn
de bedreigingen van vele Nederlandsche steden, om den Roomsch-Koning met
geweld uit zijne gevangenis Ie bevrijden. Meer dan* dit alles vermogen, naar het
schijnt, do bulle van Paus iknogentius VIII , in welke de slaking van maximi-
liaan op straffe van den ban geboden wordt, en eene andere aan de Staten van
Henegonioen met last, de Vlamingen, bij weigering, daartoe met do wa-penen to
dwingen (2). Immers kwam thans een verdrag tot stand, waarbij maximiliaan van 1 v.
het bewind over Vlaanderen ^ tijdens de minderjarigheid van filips , afstand deed en
beloofde, het vreemde krijgsvolk binnen vier dagen uit Vlaanderen en binnen eene
week uit al de Nederlanden te verwijderen. De Atrechlsche vrede van veertien-
honderd twee en tachtig zou onderhouden, de bloei des handels door hel maligen der
lollen en. het brengen van eenparigheid in het muntstelsel bevorderd, en jaarlijks in
W^ynmaand eene algemeene vergadering der Nederlandsche Stalen in eene der Bra-
bandsche , Vlaamsche of Henegouwsche steden, ter behartiging der gemeenschappe-
lijke belangen gehouden worden. Nu werd de Roomsch-Koning in vrijheid gesteld, j6 v.
wien men tol schadevergoeding voor den opstand, vijftigduizend goudguldens toe-
kende. Hij bevestigde hel verdrag door eenen plegtigen eed, heigeen op zijn bevel
ook door de Staten der overige Nederlanden^ en van den anderen kant door Vlaan^
deren geschiedde. Filips van Kleef moest voor hem te Gent, en do Heer van wol-
KENSTEiN met den Graaf van Hanau, te Brugge borg blijven voor het nakomen des
verdrags, hetwelk mede door Bisschop david van Bourgondië en andere van de naaste
moederlijke bloedverwanten des jongen Hertogs filips bezegeld was (3).
(1) poKTus DEUTEKüs, Ref. Austriac. Lib, IL c. 10—12. p. 76—81.
(2) Zie 's Pausen bulle in dui.epierre's Pièces ä Vappui relatives ä l'histoire de maximilien
d'Jutriche, VIII. p. 472. Brüx. 1839.
(3) olivier de la marche, Mcmoirs, Liv. II. p. 636—639. Oude HoU, Div. Kron, Div. XXXI.
Π. Deel. 3 Stuk. 33
258 'ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— Keizer frederik III had inlusscheii Hertog albrecht van Saksen met eene kriigs-
1528
magt afgezonden, om zijnen zoon te verlossen. Hij zelf volgde spoedig en sloeg het
beleg voor Genty hetwelk Fransche hulpbenden had ingenomen. Men vindt verhaald,
dat maximiliaan Zijnen vader dringend verzocht, den krijg, uithoofde van het onlangs
bezworen verdrag met de Vlamingen, te staken, maar dat de Keizer, dit beneden
zijne waardigheid achtende, den Roomsch-Koning op eene vergadering te Mechelen
van dien eed liet ontslaan (1). Uit een echt gedenkstuk daarentegen wordt afgeleid,
dat MAxiMiLiAAN bij het naderen van het keizerlijke leger, oordeelde niet langer aan
het hem afgeperste verbond gehouden te zijn (2). Zeker is het, dat hij op de Vla-
mingen ten uiterste verbitterd was, en zyne plegiige belofte hem weinig ernst geweest
is (3). Naar een ander berigt, wendde mvximiliaan voor, dat hy niet bedoelde
het verbond van Brugge schenden, maar als Roomsch-Koning slechts de regten
des Rijks op Vlaanderen tegen de Gentenaars, welke deze niet erkennen Avilden,
met de wapenen te handhaven (4). Hoe dit zij, filips van Kleef, die zich te Gent
als gijzelaar bevond, het opvatten der wapenen als eene trouwbreuk beschouwende ,
stelde zich aan het hoofd der Gentenaars en noodzaakte door zijn beleid do belege-
5v. raars tot den aftogt. Hij werd hierom door den Keizer te Antwerpen in den rijksban
maand goed vervallen verklaard. Dit verbitterde hem slechts te meer,
1488 en vóór het jaar om was, had hij nevens Vlaanderen byna geheel Brahand legen
MAxiMiLiAAN in bowcging gebragt, in weerwil der Duilsche krijgsmagt, welke de Kei-
zer bij zijn vertrek, onder den Herlog van Saksen had achtergelaten (5).
Den Hoekschen ballingen en voortvlugtigen uit Rolland verschaften de beroeringen
in Vlaanderen het uitzigt van op maximiliaan, λvien het geweldig tegenliep, en
zyne bewindslieden zich te wreken. Sinds het overgaan van Utrecht in veertienhon-
derd vier en lachlig, hadden zij omgezworven en vruchteloos eene wapen- en verza-
melplaats in de nabijheid van Holland gezocht, om van daar uit dat gewest zoo lo
c. 60. poNTüs HEUTERUS, lief. Austviac. Lib. II. c. 8. p. 81. Lib. III. c. 1—10. p. 82—90, wien
bilderdljii. in het verhaal van dezen merkwaardigen opstand, doch welke eigenhjk niet tot de
{{eschiedenis van ons Vaderland behoort, gevolgd heeft, D. IV. bl. 254—268.
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 61. (
(2) WAGENAAU, D. IV. bl. 243. ,
(3) V. WIJN op WAGENAAR, St. IV. bl. 67 , 68.
(4) poNTiis HEUTERUs, lier. Austritte. Lib. III. ρ. 92. c. ΧΙ.
(5) oiivier de LA marche, Liv. II. Ch. XIV. p. 640. Oude Hall. Div, Kron. Div. XXXI. c. 61.
pontüs heuterus, Rer. Austritte. Lib. IIL c. 11, 12. r. snoi, Rer. Batav. Lib. XII. p. 176.
itARAEüs, Annal. Brab. T. I. p, 477, 478.
DES VADERLANDS.
1482-
1528
waler als te land te bestoken. Thans slond filips van Kleef bun tot dat einde
Sluis in Vlaanderen af, hetwelk zich voor bem verklaard had (1). Aan bun hoofd
was Jonker fbans van Brederode^ gesproten uit het oudste grafelijke stamhuis, in
den schoonsten bloei des levens, ondernemend van geest, vol moed, en wetenschap-
pelijk ontwikkeld aan de hoogeschool te Leuven, waar bij tien jaren had doorge-
bragt (2). Terwijl zijn oudere broeder, de wreed mishandelde walraven van Bre-
derode , naar de gunst van maximiliaan streefde, verklaarde hij, even als filips
van Kleef ^ dat hij de wapens voerde tegen dieu Vorst en den Keizer ten behoev« van
den jongen Hertog filips (3). Den geheelen zomer door had hij uit Sluis op de
Vlaamsche en Hollandsche slroomen gestroopt en verscheidene, waaronder vele Leidsche
koopvaardijschepen opgebragt. Doch in het najaar rustte hy eene vloot van acht en
veertig schepen uit met omtrent tweeduizend zoo Hollanders als Vlamingen bemand,
en zeilde door een onbevaren diep, sedert Jonker Fransen Gat genoemd, den mond
der Maas in. Door het ijs verhinderd verder dan lot bij Delftshaven op te varen,
slapte BREDERODE hier aan wal en trok met achlhonderd en vijftig man langs den
Schiedamschen dijk naar Rotterdam ^ het doel van den logt, welke slad hy dien
zelfden nacht verraste en, naar het schijnt zonder bloedstorting, in weinig lijd geheel
bémagligde. Den volgenden morgen kwamen de overige schepelingen binnen, het
stedelijk bewind werd veranderd en de slad in allen spoed versterkt. Onderlusschen
vloeiden daar de Hoekschen van alle kanten zamen en stroopten alom hel platte land
af, zelfs tot onder de muren der steden. Op een dezer strooptogten geraakten zij in
gevecht met do Schiedammers , sloegen er zes dood en keerden met twaalf gevangenen
nevens den buit op de ongelukkige landlieden behaald, terug. Later echter leden zij
eene gevoelige nederlaag door den hoofdman wijtenhorst , welke met eene bende
krygsvolk te Schiedam in bezetting lag, en hen had aangevallen, lerwijl zij in den
omtrek roofden en plunderden. Aangespoord door frederik van Zevender, Baljuw
van Schoonhoven, wien de Kabeljaauwschen van zyn ambt ontzet hadden, besloot
(1) Jonker Fransen Oorlog, M. 72. Oude Holl. Όίυ, Krön. Div. XXXL c. 62.
(2) J. a. LEYDis, de Orig. et Reb. Gest. D. D. de BUEDEnoDE, in matthaei u^na/ccf. T. I.
p. 644, 721, 733. Jonker Fransen Oorlog, bl. 74 , 267 , 268—274. I>e Nederlaag vomfraks
van Brederode, een gedicht uit het laatste gedeelte der IS*'" eeuw, opgenomen in de Nieuwe
Werken der Maatschappij van Nederl. Letterk. te Leiden, D. I. St. Π. hl. 147, en de aanl.
bl. 158. roNTcs oEüTERüs, Rer. Austriac. Lib. Hl. c. 19. p. 102. Naar j. α leydis, t, a. p.
bl. 644, 721, was frans van Brederode den 4 van Sprokkelmaand 1465; doch volgens den
Schrijver van Jonker Fransen Oorlog, bl. 73, den 21 v. Lentemaand 1466 geboren.
(3) wacenaar, D. IV. bl. 245. 246. ^ilderdijk, D. IV. bl. 272 , 273.
18 v.
Slapt-
maand
1488
lp
27 *
-ocr page 260-260 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
BREDERODE tot eenen aanslag op die stad. Duizend man op onderscheidene bodems
ingescheept, kwamen onder bevel van jan van Naaldwijk in den donkeren avond
voor Schoonhovm , doch moesten met achterlating van meer dan tweehonderd gesneu-
velden , een twintigtal zwaar gewonden, van het meeste stormgereedschap en van
eenige vaartuigen aftrekken. Zij wreekten zich kort daarna door het plunderen en in
brand steken van Delftshaven en Schoonerlo. Ja.n van Montfoort verraste het
slot te Jfoerden, slechts door één man bewaakt, ofschoon het voor den sleutel van
Holland gehouden werd. Rotterdam, Woerden en het slot IJsselmonde, dat ins-
gelijks was overrompeld , waren de wapenplaatsen der Hoekschen, uit welke zij Hol-
land en Utrecht met moord, brand en verwoesting vervulden. De steden namen
talrijke bezetting in, versterkten zich en hielden scherpe wacht tegen deze roofzuch-
tige benden, welke alom schrik en vrees verspreidden (1).
Men trachtte met frans van Brederode in onderhandeling te treden, maar zijne
buitensporige eischen maakten elke poging daartoe vruchteloos (2). Met eenparige
stemmen werd derhalve op eene dagvaart, welke maximiliaan te Leiden hield, eene
algemeene heirvaart legen Rotterdam bepaald (3). Doch men sloot een halfjarig be-
stand met do afgevaardigden des Ileercn van Montfoort, dat evenwel spoedig verbro-
ken is (4). In weinig dagen was te Delft ^ de verzamelplaats en Avaar zich de Roomsch-
Koning bevond, eene aanzienlijke magt van gewapende poorters uil verschillende steden
bijeengevloeid. De burgers Ύ^η Dordrecht, den Briel, Vlaardingen en Gouda zou-
den de stroomen afsluiten en bewaken ; die yd^x Haarlem^ Delft ^ Leiden^ Amsterdam
en andere steden werden binnen Schiedam gelegd. De Maas was met schepen be-
zet, en Rotterdam van de landzijde naauw ingesloten. Het getal der belegeraars
bestond uit zeventienduizend vierhonderd voetknechten en twee en twintighonderd
ruiters, behalve de Edelen met hun gevolg en het buitenlandsche krijgsvolk binnen
Dordrecht, het hoofdkwartier van maximiliaan. De zorg van het beleg was toever-
trouwd aan 's Konings Opperstalmeester maakten van Polhain ^ een Zeeuvisch Edel-
18 v.
Louw-
maand
1489
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 76—109. Bijlage E. bl. 308. De Nederlaag van frans van
Rrederode, bl. 149—153, 156. Oude Holl. Ώίν. Krön. Div. XX.XI. c.62. r. snoi, Rer. Ba-
tav. Lib. XII. p. 177.
^(2) De Nederlaag van frans van Brederode, bl. 156.
(3) Een tijdgenoot -verhaalt, dat op dat pas te Leiden zich » een grote regenboge openbaerde
in de luclit slacnde omkeert mit beyde den cynden tegen ^en hemel j ende dat ronde tegen der
airde: dair alle die heren ende menicli mensche of verwonderden." Oude Holl. Div. Kron,
Div. XXXI. c. 63. Zie ook Jonker Fransen Oorlog, bl. 115.
(4) De Nederlaag van fra]vs van Brederode, bi. 173.
1482—
1528
7 v.
Win-
term.
1488
18 v.
Win-
term.
27 v.
AVin-
term.
DES VADERLANDS. 30*3
man, lleewm Baarland en terlSisse, thans Kapitein χάίά Holland ^ en aan den Slad- 1482—
houder JAN van Egmond^ twee bedieningen, welko sinds langen, tijd door verschil-
lende personen bekleed werden (1). Onderlusschen had brederode, op het eerste
berigt dat maximiliaan in Holland was gekomen, Rotterdam uit de omliggende
dorpen van levensmiddelen voorzien, de verdedigingswerken versterkt, do wachten
verdubbeld en de stad in slaat van beleg gesteld (2).
Door stoutheid en dapperheid poogde brederode te vergoeden, wat hem aan magt
tegen den vijand ontbrak. Hij deed van tijd tot tijd uitvallen, die echter door de
waakzaamheid der Schiedammers meestal ongelukkig slaagden (3). Evenzeer mislukte
zijn aanslag op Schiedam zelf. Hier waren Kleefsche huurkncchten in bezetting, die
met do burgers, nevens welke zij dienden, geweldig overhoop lagen. Eenige van hen
hielden heimelijk verstand met brederode, welke het twistvuur aanstookte, en beloof-
den hem de stad in handen te spelen, wanneer hij zich op eenen bepaalden tijd ver-
toonde. Doch hunne voorbarigheid verydelde den toeleg. Misleid door zeker ge-
schreeuw , welk zij voor het afgesproken teeken van aanval hielden, tastten de verra- 14 v.
ders één uur te vroeg hunne medebezettelingen aan, die hen, welke vergeefs naar
hulp van brederode uitzagen, onder beleid van willem van Boshuizen en na eeno
hevige schermutseling, overvleugelden, doodden, gevangen namen of op de vlugt
dreven, juist toen de Rotterdammers naderden, die nu onverrigter zake terugkeer-
den (4). Den volgenden dag zouden twee gevangen Hoeksche bevelhebbers, joais
van Brederode en andries lepeltak , uit Schiedam naar Delft gevoerd worden. Om
hen te ontzetten, werden ml Rotterdam zevenhonderd man afgezonden, welke in een
bloedig gevecht aan de Schie nabij Delft met do talrijker benden van egmond, de
zege behaalden, zonder evenwel hun doel te bereiken, daar do beide bevelhebbers
dien nacht langs eenen anderen weg vervoerd waren (5). Eenigen tijd later trachtte
brederode insgelijks Gouda door verraad te bemagtigen. Reeds in het vorige jaar
hadden de Hoekschen zulk eenen aanslag tegen die stad gesmeed, welke toen ontdekt
en met eenige halzen geboet was (6). Thans kwam hun de Stadhouder van egmond voor.
(1) Jonher Fransen Oorlog, bl. 115—120, 134—139. v. wijn op wagenaar, St. IV. bi. 68.
(2) Jonker Fransen Oorlog, bl. 109—112.
(3) Jonker Fransen Oorlog, bl. 122—127.
(4) Jonker Fransen Oorlog, bl. 127—157. Oude Holl. Oiv. Kron. Div. XXXi. c. 63.
R. SNOi, Rer. Batav. Lib. XII. p. 177.
(5) Jonker Fransen Oorlog, bi. 161—165.
(6) WAGERAAR, D. IV. bl. 251.
-ocr page 262-262 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—die eenige Terdachte burgers liet opliglen en vyf daarvan liet hoofd τοογ de Toeten
leggen (1).
Onderlusschen was Rotterdam steeds enger ingesloten; men wilde de stad uithon-
geren , en de toevoer zoo te land als te water word afgesneden. Doch de vier groole
schepen, welke tot dat doel voor de haven post gevat hadden, moesten weldra voor
het geschut der belegerden zwichten, die kort daarop door het bemagtigen van Ooer-
Lente- schie, waar de belegeraars sterk verschanst waren, zich ook eenen weg te land
'1489 openden (2). De Baljuw van D elft land ^ arend frankszoon van der Meer, onbe-
wust van huane overwinning, trok hen denzelfden dag met zeshonderd man te gemoet,
doch moest na een hardnekkig gevecht van drie uren vlugten, vele dooden, waaron-
der een zijner zonen, en honderd vyflig gevangenen achterlatende, die later tegen
zwaar losgeld geslaakt werden. Geheel Delftland, Gravenhage zelfs, Haagam-
hacht^ Rijnland i Maasland^ Vlaardingen werden op geweldige brandschattingen
gesteld, en do dorpen waar men die niet onmiddellijk voldeed, uitgeplunderd en aan
de vlammen opgeofferd. Alles wat buiten de besloten sleden lag was bloolgcsleld
aan den moedwil der Hoeksche benden; de kloosters en geslichlen op het platte land
voorzagen zich deswege tegen groot geld van brieven van vrijwaring, van welke nog
een, aan de abdij van Rijnshurg verleend, voorhanden is (3). Frans van Brederode
zag zich hierdoor in slaat gesteld tot het voeren eener vorstelijke levenswijze. Over-
daad en pracht zaten bij zijne maaltijden aan de hoogerhand j en zijn verblijf was de
zetel van al de vermaken, welke do weelde dier dagen opleverde (4). Zyne vrijbui-
ters stroopten langs de kusten en bragten geheel Noord-Holland en West-Friesland
in beweging, waar alom in do steden en dorpen, uit vrees voor eene landing, maat-
regelen van verdediging en bescherming genomen werden (5).
De bezettingen van Woerden en Montfoort volgden het voorbeeld van Rotterdam.
Zij maakten niet slechts alle wegen en wateren in dat gedeelte van Holland en Ut-
recht onveilig, maar stroopten zelfs tot in West-Friesland, en bragten vele welge-
stelde burgers, die in hunne handen vielen, door het afpersen van zware losgelden ,
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 185—187. Oude Holl. Dit. Kron. Div'. XXXI. c. 64.
(2) Jonker Fransen Oorlog, bl. 157—160, 165—170. Oe Nederlaag van frans van Brede-
rode, bl. 154.
(3) Jonker Fransen Oorlog, bl. 170—185. Bijlage D. bl. 306. De Nederlaag van fraks
van Brederode, hl. 151 —153. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 64.
(4) De Nederlaag van frans van Brederode, bl. 157.
(5) VELius, Chron. v. Hoorn, bl. 143, 144. ^
ir^V
DES VADERLANDS. 30*3
tot den bedelstaf. Baldadig vernielden zij de Goudsche sluis tusschen Zwammerdam 1482—
1528
en Jlphen, en belemmerden de Taart door hel laten zinken van vaartuigen met stee-
nen geladen. De onophoudelijke klagten der uitgeputte landzaten spoorden egmond
aan, om met brederode over een verdrag te onderhandelen; doch do bijeenkomst van 24 v.
Lente-
wederzijdsche afgevaardigden, tot dal einde in het dorp Kapelle gehouden, liep vrucht maand
teloos af (1). Kort daarna verrasten jast van Naaldwijk , jan van Kroonenhurg en ^^^^
FREDERIK vau ΖβΌβπάβν ^ met achthonderd man uil Rotterdam in vaartuigen afgezon-
den, des nachts Geertruidenherg^ van waaruit zij de omstreken van Breda, doch ^^ ^
niet allyd slraffeloos, plunderden en brandschatteden. Eerlang echter ontruimden zij Lente-
weder de stad tegen tweeduizend schilden, die hun, eer zij vertrokken, de burgers ^ ^
van Breda verschaften (2), Grasm.
Inmiddels had de voorspoed van brederode's wapenen den moed der Hoekschgezinden
in Hoorn verlevendigd. Hunne stoute taal verwekte eeno kleine opschudding, welke
door de tijdige komst des Stadhouders, zonder iemand te moeijen ras gedempt
werd (3). Evenzeer mislukte eene tweede poging der Rotterdammers, om Schiedam
te verrassen. De bezetting, van den aanslag verwittigd, trok hen te gemoet en
niet ver van de slad viel een hevig gevecht voor ten nadeele der Schiedammers,
welke tachtig gevangenen achterlieten. De Rotterdammers zetten de vluglenden na,
4 v.
doch het vuur der wallen noodzaakte hen af te trekken. Op den hertogt liepen uioëi-
zij het Land van Foorne en Putten af, en legden het schoone dorp jibbenbroek in
de asch, dewijl de inwoners weigerden het geroofde graan met hunne wagens te ver-
voeren. Over Geervliet en Flaardingen^ welk op brandschatting gesteld werd, bragt
men het koorn in Rotterdam, alwaar gebrek heerschte. Hierdoor aangemoedigd,
weigerde brederode met egmond in vredesonderhandehngen te treden. J^oaliMi^oerden H^'·
Bloei-
en Montfoort, spaarzaam van leeflogt voorzien, sloten te Bodegraven met den Stad- maand.
houder eenen wapenstilstand voor drie maanden (4). Egmohd, over den tegenstand
der Rotterdammers verbitterd, trachtte nu hen door geweld te dwingen. Met eeno
groote magt van volk en schepen tastte hij het blokhuis nabij het hoofd gelegen,
aan, doch werd tweemaal dapperlijk afgeslagen. Terwyl men hier streed, waren in 2 v.
de stad alle geschikte vaartuigen ijlings ten oorlog uitgerust. Straks geraakten zij
de haven en in gevecht met de vijandelijke schepen , die tevens fel geteisterd door
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 108, 188—190, 196.
(2) Jonker Fransen Oorlog, bl. 192—194, 197. Oude Holt. Div. Kron. Div, XXXI. c. 64.
(3) Jonker Fransen Oorlog, bi. 194—196. Oude HolL Div. Kron. Div. XXXI. c. 65.
telits, Chron, v. Hoorn, bl. 144, 145.
(4) Jonker Fransen Oorlog, bl. 198—203. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 65.
-ocr page 264-264 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
het geschut op het blokhuis en langs de >Yallen , in den nacht met verlies van drie
bodems en vele dooden naar Schiedam vluglende afdreven (1).
Tvi'ce dagen later werd deze nederlaag schitterend in eenen scheepsstrijd op de
Lek gewroken. Het steeds toenemend gebrek aan mondbehoeften had de Rotterdam-
mers genoopt, dewijl in de omstreken steeds minder te stroopen viel, om zich te
water met hunne aanhangers in Otrecht en in Gelre in verbinding te stellen. Tot
dat doel staken veertig vaartuigen met veertienhonderd man , zoo burgers als soldij-
trekkenden, onder bevel van jan van Naaldwijk en andere hoofdlieden van Rot-
terdam af en ankerden des avonds bij Streefkerk. Maar in den vroegen morgen
van den volgenden dag zagen zij onverwachts voor den wind eene vijandelijke vloot
opkomen, welke do hunne in getal en grootte van schepen, in menigte van volk en
zwaarte van geschut verre overtrof. Met gelijken moed maar niet met gelijk geluk
wordt drie uren lang hevig gevochten. Verscheidene Rotterdammer schepen waren
reeds genomen, öf voor het grof geschut van den overmagtigen vijand bezweken, toen
de overige door den vloed tot digi onder Schoonhoven afdreven. Hier moesten zij
een geweldigen aanval der gewapende burgers verduren, die eene vreesselijke slag-
ting onder hen aanriglten. Jan van Naaldivijk ontsnapte met drie honderd vijftig
man te naauwernood aan land en vlugtte naar Montfoort. Een groot gedeelte der
overige manschap bleef in het gevecht, of werd gevangen en met de veroverde sche-
pen zegepralend naar Bordrecht gevoerd. Slechts zes hoplieden met vierhonderd
man kwamen in eenige kleine vaartuigen dienzelfden middag in Rotterdam ^ waar
zich eene algemeene verslagenheid verspreidde (2).
Do smart werd eenigzins gelenigd toen do Ridder van broekhuizen , met
driehonderd ruiters uit fVoerden herwaarts gekomen , het behoud des Heeren van
Naaldwijk en zijner bijhebbende manschappen berigtle. In overeenstemming met
de Hoekschgezinden te Utrecht, werd nu een aanslag op Gouda ondernomen; doch
men was in de stad op zyne hoede, en van broekhuizen teleurgesteld, begaf zich
met zijne ruiters naar Woerden en van daar naar Montfoort. Ondanks den gesloten
wapenstilstand met egmond , werd hier het plan gesmeed, om Leiden, door ver-
standhouding van binnen en met do bezetting van het huis te Poelgeest gesteund
te overrompelen. Duizend man , aangevoerd door van broekhuizen , jan van Naald-
wijk , HENDRIK van Brederode en den Heer van Montfoort beklommen tegen midder-
7 y.
Zomer-
maand
(1) Jonher Fransen Oorlog, bl. 203—205. De Nederlaag van frans van ßrederode, bl. 159,
alwaar dit gevecht, ongctwijreld ten onregt, op den derden van Bloeimaand gesteld wordt.
(2) Jonker Fransen Oorlog, bl. 207—214. De Nederlaag van fkaas van Brcderodc , bl. 159.
Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 65. skoi, Rer. Batav. Lib. XII. p. 178.
4 γ.
Zomer-
niaaud.
1489
DES VADERLANDS. 30*3
nacht den muur bij de Zijlpoort, Reeds waren de voorsten onder hel geschreeuw
' β lOfcO
Tan Brederode / Montfoort / in de slad gedrongen, toen zy met hunne stormende
makkers teruggeslagen en genoodzaakt werden af te trekken. Het slot te Poel- Zoiner^
geest echter werd aan montfoort overgegeven, >velke van daaruit het omliggen- 1489
de land afliep , lot de Stadhouder van Holland het ten laatste met geweld veroverde
15 V.
en verwoestte. Broekhuizen en breberode trokken met omtrent vijfhonderd raanzoujer-
naar Rotterdam (t). maand.
Hier begon de leeftogt hoe langer zoo schaarscher om te komen, en de hon-
ger zich in eene vreesselijke gedaante te vertoonen. Een honderdtal zoo groole
als kleine vaartuigen, met twaalf honderd man werden des nachts in alle stilte naar Zomer-
Woerden, om mondbehoeften afgezonden. Doch bij den teruglogl door de veenen, ^
werden zij te Korten-oord ^ een half uur gaans van Moordrecht^ door maximiliaa.ns
opperbevelhebber van^polhain met vierentwintig honderd man aangetast en na eenen
ongelijken strijd van vijf uren ten eenenmale verslagen. Slechts driehonderd man
kwam van de twaalfhonderd te Rotterdam terug; vijfhonderd vyftig waren met de
bevelhebbers kornelis van Treslong en kornelis de leeuw op de plaats gesneuveld Zomei-
of verdronken', en driehonderd vijftig nevens jan va7i Naaldwijk en frederik van
Zevender gevangen genomen. Dit verlies aan manschap noodzaakte frans van Bre-
derode, Overschie, dat hy bezet hield, te verlaten, om de posten in en naby do stadZomer-
te kunnen dokken (2). maant.
Rotterdam was nu van allen toevoer volstrekt afgesloten en werd door het nij-
pendste gebrek gekweld (3). Van polhain trachtte echter de afgebroken vredes-
onderhandelingen in het dorp Kapelle te hervatten, en ontsloeg jan van Naald-
wijk voor een gering losgeld, om dat doel bij brederode te bevorderen en dezen
tot de overgave der stad, onder billijke voorwaarden, te bewegen. Hij werd hiertoe
inzonderheid aangespoord door de poorters der steden Dordrecht ^ Haarlem, Delft,
Leiden, Amsterdam, Schiedam en den BrieL Zy waren nu bijna zes maanden
van huis geweest, en hunne zaken hierdoor aanmerkelijk verachterd. Daarenboven was
Avegens het stilstaan van den handel, het koorn en alles naar evenredigheid hoog in
prijs gestegen, en tevens het geld door het opbrengen van zware oorlogslasten, schaarsch
geNYorden en ver boven de innerlijke waarde gerezen. Tot overpaaat van ellende wei-
i f'
'1
IS^
\t
i.
,1
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 218—221. De Nederlaag van fbans van Brederode,
bl. 174—180. Oude Hall, Div. Kron. Div. XXXI. c. 6C.
(2) Jonker Fransen Oorlog, bl. 221—228. De Nederlaag van pra!»8 van Brederode
1)1. 159, 180. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 67. v. wni» op wacesaab , Sf. IV. bl. 68.
(3) De Nederlaag van frass van Brederode, bl, 161.
-ocr page 266-266 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
■ gerde maximiliaan tie ruilergelden en scballingen in penningen Ie ontvangen, die zoo
hoog opgevoerd waren, en zelte, op raad des Abls van St. Bertin, onverwachts en
plotseling de munt een» derde af, hetgeen, naar bet algemeen gevoelen, allengs had
behooren te geschieden. Een tgdgenoot verzekert, dat dit den lande meer nadeel toebragt
dan de vorige langdurige oorlogen (1). Zeker baarde deze geweldige en plotselinge ver-
mindering wijd en zijd misnoegen en groote ongeregeldheden. De schuldenaars drongen
'met geweld hunne schuldeischers de betaling legen de hoogste geldswaarde op, vóórdat de
tgd verschenen was; en de schuldeischers gingen hunne schuldenaars uit den weg, verscho-
len zich voor hen, of wierpen hen met hun geld de deur uit (2), Maximiliaans amblenaren
daarentegen wilden, op zijnen last, geene penningen meer aannemen dan tot de
laagste waarde, op welke zij eensklaps gebragt Avaren (3), Het gereede geld werd uit-
gevoerd waar men het hooger aannam, inzonderheid naar Gent en Brugge^ welke
de munt zoo hoog hielden als hun zeiven goeddacht. Ook ontbrak het niet aan ontvan-
gers, die zich in deze omstandigheden ten nadeele der ingezetenen verrijkten (4).
Nooit had eenig Nederlandscli Vorst zich zooveel gezags met betrekking lol de munt
aangematigd als maximiliaan , cn zulks in weerwil van het Gr ooi Privilegie van
Vrouw maria, hetwelk hij pleglig bezworen en zich daardoor verbonden had, het
geld noch op- noch af Ie zeilen builen raad en goeddunken der Stalen (5), Later
voerde hij met toestemming der Viaamsche steden, eene nieuwe regeling op de munt
in, welke ook door de overige Nederlanden werd aangenomen (6).
Op het ernstig verzoek van de afgevaardigden der Hollandsche sleden, dat toch spoe-
dig aan den vernielenden binnenlandschen krijg een einde mögt gemaakt worden,
vermaande hen yaw polhain , dat zij nog slechts een korten lijd de lasten des oorlogs
zouden dragen , hun verzekerende, dat do RoUerdammers afgestreden en zelve van hunnen
naderenden val overtuigd waren (7). Reeds den volgenden dag bood hij den beleger-
23 V.
Zomer-
maand
1489
(1) Oitde Hall. Div. Kron. Div. XXXI. c. 69. bl. 403. De kronijkschrijver merkt hierbij naïi
op: )) het is dicwils bevonden, dat den raet van geestlicken lieden en prelaten en sonderlinghe
die relißieuse monicken in materien ende dinghen die liair slate nyefc en betamen, quaden speet
ende voertganck Ixeeft: v?ant God en heeftse tot sulken niet gheroepen."
(2) PONTtfs HEüTERtfs, Rer. Austriac, Lib. III. ρ. 102.
(3) Jonker Fransen Oorlog, bl. 238.
(^4) Jonker Fransen Oorlog, bl. 232 , 233. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 69, 72.
vELiDs, Chron. v. Hoorn, bl. 146, 147.
(5) te water', Faderl. Hist. verk, D. I. bl. 161. Vgl. hiervoor, bl. 63.
(6) Groot Placaatb. D. I. bl. 2578—2605. De brief is van den 14 v. Winterm. 1489.
(7) Jonker Fransen Oorlog, bl. 236—238. ' ^^
-ocr page 267-DES VADERLANDS, 267
den in naam,van maximil^aan schriftelijk vergiffenis aan, indien zg onder de gehoor- 1482—,
zaamlieid van bunnen welligen Heer terugkeerden. De burgers, kampende met honger
en gebrek, van alle kanlen ingesloten, zonder uitzigt op onlzet en voor het ergste
beducht Λvanneer zij langer volhielden, bewogen frass van Brederode^ de stad bij
verdrag over Ie geven. Dienzelfden dag nog werden do voorwaarden van overgave
in hel; dorp Kapelle geleekend. Bbederode zou de slad met alle geregligheden
aan den Koning of zijn veldheer overleveren en haar binnen zes dagen met zyne
manschappen in volle wapenrusting ruimen, doch do krijgsbehoeften en oorlogsvaartui-
gen achterlaten. Hij moest al zyne'gevangenen ontslaan; en het zou elk der inwoners 25 v.
vrystaan , met hem de stad te verlaten of aldaar te blgven. Twee dagen daarna kwam
de Stadhouder met zeshonderd man uit Ooerschie in Rotterdam. Fraks van Bre" 1489
derode ontving hem vriendschappelijk, en ging des anderendaags den Heer van
polhain plegtstatig te gemoet, wien hij de sleutels der stad overhandigde. Des namid-
dags vertrok hij met duizend en vijftig man in achttien groote vaartuigen, welke
EGMOKD hem had aangeboden , naar Sluis in Vlaanderen alwaar hij vier dagen later
behouden aanlandde (1). Van polnaiw veranderde terstond de regering in AW/ercifew,
en de hoofdschout willem van Reimerswaal ^ die met vrouw en kinderen naar Zee-
«
land gevlugt was, geraakte weder in het bezit zijner vorige waardigheid. Joris van
Brederode ^ de gewezen Stadvoogd van Rotterdam^ en akdries lepeltak, welke onder
FRANS van Brederode, wien hij in het bemagtigen dier stad behulpzaam geweest was ,
eene bevelhebbersplaats I)ekleeddo, beide in eenen aanval op Schiedam gevangen ge-
nomen, werden nevens warmboïtt warmboütszoon , die door Jonker frans, wien hij
de sleutels der stad overhandigd had , tot Burgemeester was aangesteld , Ie Delft open-
lijk onthalsd. Ook ondergingen eenige Hoekschgezinde burgers de doodstraf, ofschoon
zy zich van alle dadelykheden onthouden hadden (2).
De Hoekschen vonden thans nergens veiligheid dan binnen Sluis in Vlaanderen,
Montfoort en Woerden. Filips van Kleeft welke niet in het vredeverdrag van 1 v.
maximiliaan met de Vlaamsche steden begrepen was, had Sluis versterkt, wel be- j
'l!
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 239—247. Oude Holl. Oiv. Jiron. Div. XXXI. c, 66. Ju
strijd met deze sclirijvers, vcrliaalt de blijkbaar Kabeljaauwscligezinde dichlcr van de Nederlaag
van fraks van Brederode, bl. 161, dat bredehode
« Rotterdam liet staen en hevet gheabandoneert
Met groten confuysi twelck was scae.
En dat:
Veel van synre coorde syn mit hem ufgestrelcen
Op een maendach smorgene ter sester ure.
(2) Jonker Fransen Oorlog, bi, 248, 249. wagekaab , D. IV. bl. 258.
I
34*
-ocr page 268-268 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
'Troedende, dat men hem daar niet ongemoeid zou lalen (1). De stad was opgepropt
met vlugtelingen uit Vlaanderen ^ Brahand, Holland en Zeeland^ en meer dan ooit
welvarend, Frans van Brederode ontmoette er verscheidene aanzienlijke Hoekschen,
en vernam uit jan van Naaldwijk, welke hem spoedig derwaarts gevolgd was, dat
van ΒκοΕΚπυιζΕΡί naar Gelre en Hendrik van Brederode naar Utrecht waren ver-
trokken , om hunne aanhangers en begunstigers tot het bevorderen hunner belangen
aan te sporen (2). Middelerwijl stroopten de Sluissche vrijbuiters langs de Hollandsche
kusten, staken Wijk op Zee in brand en keerden met eenige veroverde Oostzee--
schepen terug. Een hunner kapers, op welken zich frans van Poelgeest bevond, werd
door de Enkhuizers genomen (3). De bezettingen -^ïxxï Montfoort en //^oert/e« stroop-
ten tot voor de poorten van uémsterdam, Haarlem en Leiden, Zij trachtten des
nachts Naarden te overrompelen, doch werden afgeslagen. Met gelijk gevolg tast-
ten zij met zeshonderd man Oudewater aan, maar legden onder het terugtrekken,
Bodegraveny Stolwijk en eenige sloten in de asch (4). Aan deze geweldenarijen
moest een einde gemaakt Avorden. Hertog albregut van Saksen, door biaximiliaan
tot algemeen Stadhouder der Nederlanden aangesteld, sloeg op sterk aanhouden der
Edelen en steden, in het begin van Bloeimaand bet beleg voor Montfoort. Na vier
maanden sloot de zwaar en bloedig belegerde stad een verdrag, in hetwelk tevens
de overgave van /Voerden bedongen werd. Do Burggraaf verzocht vergiffenis van
masimiliaan en den Aartshertog filips , waarop hij weder in het bezit van iiiowi-
/oor/geraakte , onder verbindtenis, den Hollandschen ballingen aldaar geene schuilplaats
te verleenen. Nu hadden de Hoekschen geen vast punt meer in Holland, waar zich
alles naar den wil des Roomsch-Konings schikte (δ).
Onderlusschen had frans van Brederode te Sluis acht en dertig schepen met
twaalfhonderd koppen bemand in zee gebragt, over welke hij zelf onder den eigen-
dunkelijk aangenomen titel van: Algemeen Stadhouder yAn Holland^ ZeelandQn Fries-
land in dienst van den jongen filips , het opperbevel voerde. Na het plunderen en
verwoesten van Duiveland^ Ooerßakkee en het Land van Strtjen ^ trok hy met zes
en twinlig oorlogsvaartuigen voor Goeree, ofschoon die plaats en de geheele heerlijk-
2v.
Hooim.
(1) WAGENAAU , D. IV. bl. 259.
(2) Jonker Fransen Oorlog, hl. 248.
(3) wagenaau , D. IV. bl. 2(j0.
(4) Jonker Fransen Oorlog, bl. 250, 251. Oude Holl. Div. Xron. Div. XKXI. c. 68.
(5) Jonker Fransen Oorlog, bl. 252—255 , 316. Oude Holl. Div. Kro?i. Div. XXXI. c. 70.
B. SNOi, Rer. Batav. Lib. ΧΙΓ. p» 178. I
12 en
28 V.
Wijn-
laaand
148Ü
1490
DES VADERLANDS. 30*3
heid van Voorne Trijwaringsbrieven van hem had. Zelfs eischte hij de stad, wel- 1482—
ke geheel van krygsvolk ontbloot was, in naam des Aarlsherlogs op, doch ontving
tot antwoord, dat men zelf wel in staat en gezind was de veste voor filips te bewa-
ren. Terstond liet hij de stormtuigen aanrukken en de stad zeven uren achtereen
hevig beschieten. Maar de heldhaftigheid der burgers en bovenal de moed der vrou-
wen, welke de bestormers met kokende pek, teer en brandende hoepen van de muren
afweerden, zegevierden eindelijk en do Hoekschen moesten met een aanmerkelijk ver-
lies aan volk aftrekken. Ouddorp werd toen door hen geplunderd; ook legden zij in ^
({en Zwijndrechtschen Waard en om Dordrecht eenige huizen in do asch, waarna zij Hooim.
vertrokken, om de kans op Schouwen te beproeven (1).
De Stadhouder van egsiond , welke in het beleg voor Montfoort van deze vijande-
lykheden berigt ontving, spoedde zich naar Dordrecht en bragt daar eene vloot van
zes en tachtig Hollandsche en Zeeuwsche schepen met drieduizend man bijeen.
Onverwachts tastte hij met deze scheepsmagt in het Gat van Brouwershaven de
Hoekschen aan. Omtrent twaalf uren des middags begon de ongelijke strijd, welke
mot gelijke woede zes uren werd voortgezet, toen bij het vallen van het water, 23v
zestien Hoeksche schepen aan den grond en buiten gevecht geraakten. Brede- Hoonn.
RODE sprong met het grootste gedeelte van zijn volk nabij Serooskerke aan land
en verweerde zich dapper tegen do benden des Stadhouders, die hem op den voet
Avaren gevolgd en steeds versterking ontvingen. Eindelijk aan het voorhoofd cn in
een zijner beenen gewond, werd hij voor dood door het volk weggedragen dat nu aan
het vluglen slaande, afgemaakt of gevangen genomen werd. Jan van Naaldwijk
zette nog eenigen tijd den scheepsstrijd voort, doch toen drie zijner bodems in den
grond geboord en zeven andere na eene hardnekkige verdediging veroverd waren,
ontweek hij met slechts negen schepen en omtrent vierhonderd man naar Zierikzee.
Hier werd hij doorgelaten en ontsnapte , dewyl de inwoners voor egmowd , die hem
nazette , de poorten sloten hetgeen zij later duur moesten boeten (2). Na een ver-
moeijenden togt van vijf dagen, keerde van naaldwijk onder het gekerm der gewon-^28 v.
den, met het rampzalig overschot der vloot in Sluis terug. Een groot getal Hoekschen
was in het moorddadig gevecht omgekomen, maar ook aan de zijde des Stadhouders
waren vele Edelen en mannen van wapenen gesneuveld. Onder de gevangenen be-
hoorde brederode zelf. Hy werd ϊχάάχ Dordrecht gevoerd en in den toren opgesloten,
f
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 255—260. Oude Holl, Div. Kron. Div. XXXÏ. c. 71.
(2) Zie den zoenbrief van den 20 v. Hooimaand 1492 bij boxhorit op iieigersberg, Chron. r.
Zeeland, D. II. bl. 333-336.
270 ALGEMEENE G Ε S CH lED Ε IS I S
1482-
1528
alwaar hij aan zijne wonden bezweek (1). Zijne beide neven waliiavew en aktook
van Brederode, werden met verscheidene andere gevangenen door het zwaard als land-
verraders gestraft (2).
De langdurige en kostbare belegering van Rotterdam, de afzetting der munt en de
drukkende lasten hadden Rolland uitgeput. De levensmiddelen waren door eenen
ongunsligon oogst en het belemmeren van den zeehandel en do scheepvaart door de
Sluissche kapers, geweldig in prijs gestegen. Velen voedden zich derhalve met draf, raap-
zaadskoeken en ander beestenvoeder. Alom namen armoede en gebrek schrikbarend de
overhand. Te Leiden werden wekelyks aan tienduizend behoefligen brood uit twee deelen
garst en een deel haver, zooals toen veel in gebruik was, uitgedeeld; in Amsterdam
waren er nog meer, en te Hoorn tweeduizend. De oorlogslasten werden niettemin elke
maand ten scherpste ingevorderd, hetgeen het misnoegen ten top voerde. De Kennemers ,
West-Friezen en Waterlanders morden openlyk, en uit onvermogen weigerden velen
de betaling. De Stadhouder trachtte hen met geweld tot het opbrengen te dwin-
gen , strafte twee der weigerenden met den dood en nam eenen in hechtenis. Dit
bragt door geheel Kennemerland en ff^est-Friesland de landlieden in beweging.
Bij gewapende hoopen rukten zy naar Moorn en Alkmaar^ om daar de burgers
in hunnen opstand mede te sle[)en, verklarende, » dal zij niet meer geven konden,
en zich liever dood wilden vechten, dan van honger omkomen." Te Alkmaar plun-
derden en vernielden zij het huis van den Rentmeester van West-Friesland klaas
BLORF, welke door zijne listige schraapzucht zich den algemeenen haat had op den
hals gehaald (3). Hij zelf was lot zyn geluk in den Eaag, maar een zijner die-
naren werd doodgeslagen. Om den voortgang van den opstand te stuiten, zag egmond
zich gedwongen, de heffing van het ruitergeld vooreerst te slaken. Haarlem kwa-
men gemagtigden naar Alkmaar, om de onstuimige gemoederen tot bedaren te bren-
gen. Men erkende, dat hunne klagte over de drukkende lasten billijk was, en slelde
hen tevreden met eene dagvaart in Gravenhage beschreven , waar hunne grieven
en bezwaren overwogen zouden worden. Zij beloofden zich stil te houden, indien de
10 v.
Grasm.
1491
(1) Jonker Fransen Oorlog, bl. 260—268. Oude HolL IMv. Kron, Dlv. XXXI. c. 71.
R, SNoi, lier. ßatav. Lib. XIl. p. 178. fy
(2) Jonker Fransen Oorlog, bl. 274—276.
11 V.
Oogst-
maand.
1490
(3) Deze klaas korf, eenvoudig dus genoemd in de Oude Holl. Vit. /iro«. !Div. XXXI. c.74,
heet bij pontos iieoterus, lier. Austriac, Lib. IV. p. 111, kikolaas fijns, bijgenaamd kobf. Vak
meteken, li. 1. bl. 7, noemt hem klaas prins, anders korf; en bij gocthoeveiv, Chron. v. Holl.
bl. 548, wordt hij klaas korf van Boshuizen geheeten. Men meent, dat hij zijne dienaren met
een tori rondzond, om het ruitergeld in te zamelen, en vandaar dien bijnaam ontvangen heeft.
HEEMSKERK, Bat. Arkadia, bl. 267 (b).
Ί
-ocr page 271-DES VADERLANDS. 30*3
gevangen huisman in vrijheid gesleld werd, heigeen terstond geschiedde. Zij bleven 1482·—
echter in Alkmaar ten laste der burgerij. De dagvaart werd gehouden , maar geen
middel ter verligting van opbrengsten gevonden; men drong integendeel bij de steden
aan, om in eene nieuwe belasting van twee gouden Andriesguldens op ieder huis te
bewilligen (l).
Intusschen was jan van Naaldwijk y thans aan het hoofd der Hoekschen, van de
bewegingen in het Noorden van Holland onderrigt, met ecnige schepen uit Sluis
ΠΆ-άΐ Kennemerland geslevend. Hij trachtte bij Zandvoort te landen, doch werd
j. v*
hierin door de Zandvoorders belet. Nu trok hij naar JVijk op Zee, overrompelde Zotner-
het dorp in den vroegen morgen, terwijl de meeste bewoners nog te bed lagen, "jJqJ'^
doodde velen die weêrstand boden, legde eenige huizen in de asch en begaf zich met
den buit naar het Marsdiep. Onder hel uitlokkend voorwendsel, dal hij kwam, om
het volk van de zware lasten te ontheffen en de rust in het land te herstellen, ver-
wierf hij vele aanhangers en een verblijf op Texel ςη Wieringen , van waar uit hij
den geheelen zomer door de Zuiderzee en do zeegaten onveilig maakte (2). Zijne
poging, zich van eènigo West-Friesche stad meester te maken, mislukte of-
schoon Hoorn Hoekschgezind was, en hij door de Schieringers te Sneek met
driehonderd man ondersteund werd (3). Men hield alom scherpe ,wacht, om hem de
landing Ie verhinderen; en eerlang ging hij weder scheep naar Sluis in Vlaanderen,
als een lijfknecht verkleed, om aan de waakzaamheid zijner vijanden te ontsnappen (4).
De dagvaart te ^s Gravenhage middelerwijl vruchteloos afgeloopen zynde, kwamen
de afgevaardigden uit al do West-Friesche en Kennemer steden en dorpen, behalve uit
Enkhuizen en Drechterland^ Aci Hoorn byeen. Hier was het blokhuis, in veer-
tien honderd twee en tachtig ter beteugohng der stad opgeworpen, dewijl; hot veel
onderhoud en eene bezetting vereischte , met verlof van den Raad van Holland ge-
slecht geworden. Men besloot eenparig geen ruiter- of maandgeld meer op te bren-
gen, al moest men er ook den laatslen man aan wagen. Vele misnoegde huis-
lieden , uit Alkmaar kwamen herwaarts, om do stad te beschermen en werden,
ten einde hen onder eenige tucht en regel te brengen, in rotten en vaandels ver-
deeld. Toen was het, dat zig in hunne banieren een stuk kaas en brood afbeeldden,
(1) Oude Hall. Div, Kron. Div. XXXI. c. 74. veuüs, Chron. v. Hoorn, bl. 150—152.
eikelenbeug cu boomkamp, Gesc/i. v. Alkmaar^ bl. ,'54. pobtüs heuterüs, iïer. Austriac, Lib. IV,
c. VI. p. 111.
(2) Oude Holt. Div. Kron. Div. XXXI. c. 74.
(3) VELiüs, Chron. r. Hoorn, bl. 150. brakUt, Hist. v. Enkh. bl. 48.
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 74, 75.
-ocr page 272-272 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— waarvan zy den naam van Kaas- en Broodvolk ontvingen. Sommigen droegen een
stuk kaas en brood op de borst ten teeken, dat zij slechts opgestaan waren, om dit te
bekomen of te behouden (1). Doch deze ruwe , leegloopende en brooddronken gasten
strekten der burgery lot zoo veel overlast, dat men zich verheugde, hen door geld
en goede woorden te kunnen bewegen, naar hunne medgezellen ïn Alkmaar Ie
trekken. Onderweg vernielden zij de beide sloten Nieuwhurg en Middelburg (2).
Dagelijics vermeerderde hun getal in Alkmaar, waar zy zich aan dezelfde grove
buitensporigheden schuldig maakten als in Hoorn. Om zich van hen te ont-
slaan , werd in het geheim egmond ontboden; doch zy , hiervan onderrigt, gingen
Jßloeim gemoet, en hij waagde het niet den togt door te zetten (3). Dit
1492 deed hun den moed zwellen. Zij trokken naar Haarlem en eischten de stad tegen
den avond op. De regering weigerde eenparig hen binnen te laten, maar eenige
burgers braken de Kruispoort open. Dadelijk stormt de woeste, indringende me-
nigte , met welke zich het graauw vereenigt, naar het stadhuis en overweldigt
daar de regenten, van welke twee schepenen worden doodgeslagen nevens den
schout KLAAS VAN RUIVEN, wiens lijk aan stukken gekapt en in een mand met een
barbaarsch opschrift aan zijne vrouw gezonden werd (4). Een der handdadigen aan
dit gruwelstuk was zekere ■waligh dirkszoow , met den bynaam van brederode , die
ook den opstand in Alkmaar had bewerkt, en eerlang zijne euveldaden met den hals
moest boelen (5). De nacht werd met het plunderen en vernielen van huizen en
(1) BiLDERDiJK meent, D. IV. bl. 296, 297, dat zij met het brood en de kaas in hunne vaan-
dels eenvoudig te kennen Avilden geven, dat zij de boeren waren, van Avie deze levensmiddelen
komen moesten, welke zij derhalve als hun natuurlijk wapen, in het vaandel plaatsten. Hij Ver-
haalt tevens, dat naar sommige berigten, hunne vaandels bestonden in een Heilig, en nevens
dien Heihg een roggenbrood en eene groene Texelsche kaas.
(2) Oude Holl, Oiv. Krotu Div. XXXL c. 74. veliüs, Chron. v. Hoorn, bl. 152, 153.
wagenaar, D. IV. bl. 277.
(3) Oude Holl. Div. Jiron. Div. XXXI, c. 74. eikelenberg en noommv, Gesch. ν. Alk·
maar, bl. 35.
(4) Dit opschrift luidde:
o Vrouwken van Ruyven |
Aen deze boutkens zuldy kluyven. wagenaar , D. IV. bl. 279.
(5) m'Agenaar , D, IV. bl. 279. bilderdijk noemt hem willem dirksek, een linnenwever van
beroep, Melke den bijnaam vak buederode voerde, dewijl hij misschien begreep, dat dit woord
de algemeene beteekcnis had van muiteling, en hij zich een anderen brederode achtte. Als mede-
opperhoofden van het Kaas- en Broodvolk in Haarlem noemt hij, op welk gezag is ons onbe-
kend , awtokie wiuemsen, Schout van Bergen , en zekere jars jarsen, D. IV. bl 299.
DES VADERLANDS. 30*3
goederen, en het Terscheuren der papieren op het stadhuis doorgebragt, tot men 1482—
had uitgeraasd. Aangespoord door zulk eenen uitslag, stroomde steeds meer en meer
landvolk uit het Noorden van Holland naar Haarlem en men besloot, zich ook van
Leiden meester te maken. De Stadhouder hiervan onderrigt, begaf zich met
eenige Edelen en het weinige krggsvolk waar hij over beschikken konde der-
waarts , en maakte zich door het opwerpen van een blokhuis, het versterken der
muren en het wapenen van het gemeen op kosten der regering, tot eene krachtige
tegenweer gereed. Onder de banieren van Haarlem en Alkmaar trokken driedui-
zend, naar anderen zesduizend Kennemers en West-Friezen met eenige aanzienlijke
burgers uit Haarlem, welke zig daartoe gedwongen hadden, op Leiden aan, In
den eersten aanval veroverden zü hel blokhuis, maar werden bii het bestormen der 9 v.
muren zoo wél ontvangen, dat zij hals over hoofd terug vloden, zich in de uiterste j^gg
vérwarring verspreidende. Egmond zette hen na, sloeg eenige dood en nam 'vele
gevangen. De overige redden zich binnen Haarlem, waar zij , in weêrwil der ste-
delyke regering, bleven liggen (1).
Om aan dien opstand, waarvan de gevolgen niet te berekenen waren, een einde te
maken, ontbood egmohd krijgsbenden van Hertog albreght van Saksen, welke zich
te Gorinchem bevond. Terstond werden vgflig ruiters en twee en twintig honderd
voetknechten, meest allen Duitschers, tegen de muitelingen afgezonden. Deze vreem-
delingen gedroegen zich als waren zy in een vijandelijk gewest. Zy pleegden te
Noordwijk veel moedwil, plunderden te Zandvoort het dorp en de kerk, en ver-
overden na eenigen tegenstand de Beverwijk^ waar zij zich verschansten en vandaar
uit het omliggende land afstroopten. Haarlem^ voor hen beducht, nam krggsvolk
in dienst, doch trad tevens met albreght van Sakgen ^ welke onlangste Hage
was gekomen, als Algemeene Landvoogd in onderhandeling. Inmiddels vielen er
hevige schermutselingen voor tusschen do Duitschers en de opstandelingen, Naby
yelzen behaalden genen onder hun bevelhebber oberstein eene bloedige overwin-
ning en plunderden het dorp. In feen hevig gevecht bij Heemskerk waren meer dan 1
zeshonderd man gesneuveld, eer de zege zich voor de Duitschers verklaarde. Twee- i;
duizend Friezen, welke op dit oogenblik tot hulp der weerspannigen aankwamen,
keerden in allerijl naar hunne schepen terug (2).
(1) Oude Roll. Div. Kron. Div. XXXL c. 76. poktds bebtebus, Jïer. Auatriac. Lifa. IV.
c. VI. p. 112. ssoi, Rer. £atav, Lib. XII. p. 178, 179. schrevelibs, Beschr. v. Haarlem ^
bl. 55, 56. vaif oosten de brcïiv, Gesch. r. Haarl. D. I. bl. 309—312. orlers, Beschr. v.
Leiden, bl. 428.
(2) Oude Holl, Div. Kron, Div. XXXI. c. 76. bi. 308. porids heüterw, Rer. Amtriac, Lib.
IV. c. 7. p. 112, 113. schreveiios, Beschr, f. Haarlem, bL 67, 58.
II Deel. 3 Stuk. 35
-ocr page 274-274 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— 'Het Kaas- en Broodvolk door deze t legenspoeden ter neder geslagen, verliet, hoe-
wel met tegenzin, de stad Haarlem op last dér regering, die tevens de Geldersche
en Kleefsche benden afwees, welke te harer hulp waren toegeschoten. Hierdoor
trachtte zij Hertog a.lbreght van Saksen te verzoenen, welke kort daarna herwaarts
16y. kwam en met den meesten eerbied ontvangen werd. Om schrik te verwekken, liet
1492'hij' terstond eene galg op de markt oprigten. De burgers hadden zich reeds naar zijn
bevel, vóór zijne komst ontwapend. Diegenen, welke uit vrees gevlugt waren, wer-
den op verbeurte hunner goederen, binnen eenen bepaalden tijd ingedaagd. De
meeste verschenen en ontvingen genade; doch eenige, welke de muitelingen bin-
nengelaten en met hen zamengespannen hadden , moesten later hun misdrijf met den dood
boeten. De ontmoedigde Kennemers, West-Friezen en Waterlanders zonden afgevaar-
digden , om van den Hertog vergiffenis te smeeken, welke na veel moeite verworven
en een algemeene zoen, deels op vernederende, deels op nadeelige voorwaarden
25 V. gesloten werd. Haarlem moest terstond vier en dertigduizend gouden A.ndriesguldens
' voor twee maanden soldij van het vreemde krijgsvolk opbrengen en onder meer
andere punten beloven, in geval eener grafelijke bede waarin twee der groote
sleden bewilligden, de derde te zijn; ook zou eene der poorten den Hertog ter
bezetting worden afgestaan, om de stad in teugel te houden. Honderd Kennemers,
vyf en twintig burgers van Alkmaar en tien uit Medemhlik moesten blootshoofds,
barrevoets en in het hemd met een wit stokje in de hand, den Hertog, als
vertegenwoordiger van maximiliaan en van filips, knielende om vergiffenis smeeken;
de poorten, muren en vestingwerken van Alkmaar zouden geslecht en alle krijgs-
tuig en bussen, die grooter dan veldslangen {koluvrijnen) waren, overgeleverd wor-
den. Kennemerland werden vijfduizend Andriesguldens, Medemhlik driehonderd, en
Alkmaar zes en Iwintighonderd , maar daarenboven nog eene altijddurende huisschatting
van drie stuivers 'sjaars, tot boete opgelegd. De West-Friesche dorpen, welke deel
aan den opstand genomen hadden, moesten zesduizend Andriesguldens eens, en jaar-
lijks twee stuivers van ieder huis opbrengen. Zij waren gehouden alle wapenen, groo-
ter dan veldslangen , over te leveren en zonder belooning aan de sterkten te arbeiden,
welke het den Hertog zou behagen te Haarlem^ Alkmaar en Hoorn op te werpen.
Honderd en vijftig ingezetenen moesten op dezelfde wijze als de Kennemers, genade
smeeken. Hoorn moest duizend, Edam achthonderd. Monnikendam^ vierhonderd,
IVieringen tweehonderd, maar Texel duizend Andriesguldens en bovendien twee
maanden lang vyf en twintig voetknechten betalen, die onder den Schout zouden die-
nen , om de rust in het eiland te bewaren, uit hetwelk vyf en twintig personen, in
het zwart, blootshoofds, ongegord en knielende den Hertog vergiffenis moesten bidden.
De drie genoemde steden zouden te allen tgde voor den Hertog .openstaan, en Hoorn moest
hem eene plaats in de stad aanwijzen, om er op stadskosten eene sterkte te bouwen.
DES VADERLANDS. 275
Voorts moesten de sleden en plaatsen, die in den opstand waren betrokken, hare hand- —
ΙϋώΟ
vesten, voorregtbrieven , leenbrieven op grafelijke domeinen en dergelijke den Hertog
ter hand stellen, om vernietigd te worden. Onderscheidene personen werden te zyner
beschikking gesteld. De moedwil aan vajt ruiven, korf en anderen gepleegd zou
met geld gebeterd worden (1).
Hierop begaf zich Hertog albreght naar Alkmaar, Medemhlik, Hoorn en de
kleinere steden van het tooneel des opstands, alom de regering veranderende (2).
Zeer ongelijk drong hij aan op het nakomen van de voorwaarden der verzoening.
Haarlem moest hem binnen drie dagen zeven en twintigduizend Andriesguldens op-
brengen , weshalve de inwoners hun goud- en zilverwerk en andere kleinooden op het
stadhuis bragten. Hij liet er een zwaar blokhuis opwerpen, en veranderde het stedelijk
bestuur. Ook geraakte de stad, welke door de andere groote sleden van Holland werd
tegengewerkt, eerst onder het bewind van Keizer karel V weder in het volle bezit
harer voorregten (3). Alkmaar daarentegen en Kennemerland werden eerlang in de
verbeurde handvesten hersteld; en kort daarna ook de Drechterlanders, die trouwens
weinig deel in den opstand genomen hadden (4). Onderscheidene West-Friesche dorpen,
welke zich minder dan de andere vergrepen hadden, werden op voorspraak der regering
van Enkhuizen ^ die zich met deze beroerte volstrekt niet bemoeid had, voor een derde
van de opgelegde geldboete ontslagen, onder beding, dat dit ten laste der overige
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c, 76 , 77 , 78. r. snoi, Rer. Baiav Lib. XII,
p. 179. rontüs heiiterus, RcT. Austritte. Lib. IV. c. VII. p. 112, 113. obiers, Beschr. v. |
Leiden, bl. 429—442. schrevelids, Beschr. v. Haarlem, bi. .58—63. van oosten de brutn,
Gesch. v. Haarl. D. I. bl. 314—316. veubs, Chron.v. Hoorn, bl. 156—160. De Andriesgulden
Aras in 1489 op achttien stuivers gebragt. Zie centen op velibs, bl. 157 (238). Thans werd hij
tegen vier en twintig stuivers berekend naar van oosten «e brütn, t. a. p. bl. 314.
(2) pontüs heüterüs, Rer. Austr. Lib. IV. c. 7. p. 113. velius, Chron.v. Hoorn, h\.l5Q
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 78. pontos dedterds, Rer. Austr. Lib. IV. c. 7.
p. 113. van oosten de brtjyn, Gesch. ν. Haarl. D. I. bl. 316—318. wagenaar, D. IV. bl, 288
verhaalt, »dat de andere groote steden niet alleen niet voor Haarlem spraken, maar die stad
zelfs nog drongen, om haar tienduizend gulden wegens achterstallen te voldoen," Wij hebbea
deze bijzonderheid nergens elders opgeteekend gevonden, evenmin al» de verzekering van bilderwjk ,
D. IV. bl. 303, dat het de wrok van Amsterdam was, welke Haarlem zooveel nadeel bjerokkende.
De Oude Holl. Div. Kron. bl. 409, zegt eenvoudig: «ende de steden hebben die goede stadt
van Haerlem niet voorgestaan in haer ongheval, maer meer hinderlyck gheweest dan behulpelick,
als dikwils ghebeurt, daer de een om des anderen qualick varen lacht ende hem daerin rer-
hlyt." Vgl. ν. oosten de brbtn. Gesch. ν. Haarl. D. L bl. 313, 314.
(4) WAGENAAR , D. IV. bl. 288.
ί
35*
-ocr page 276-276 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—^kwame (1). Zoo eindigde het noodlottig Kaas- en Broodspel. Door het opbrengen
der daaruit voortgevloeide boeten, het vermeerderen van lasten en het voldoen tan
achterstallen veerden steden en dorpen ten eenenmale uitgeput. Boven alle andere was
Hoorn het meest verarmd en achteruitgegaan; de burgers werden te Amsterdam, in
Zeeland^ Brahand en in F laanderen ^ om de schulden der stad bekommerd, en
waagden het naauwelijks, ergens anders dan op de vrije jaarmarkten te verschijnen (2).
Onmiddellijk na het stillen der bewegingen in het Noorder gedeelte van Holland,
stak Hertog albreght van Saksen over naar Zeeland en verraste Zierikzee, welk
door het begunstigen der Hoekschen, in zijne ongenade gevallen was. De regerings-
leden met nog zestig burgers moesten hem op de nu gewone vernederende wyze ver-
10 V. gifFenis smeeken, vier en twintigduizend Andriesguldens in eens en een haardstedegeld
j 492* van twee stuivers 'sjaars opbrengen, terwyl daarenboven honderd ponden , welke de stad
jaarlijks uit 's Graven domeinen trok, verbeurd verklaard werden (3). Nu moest het
in Vlaanderen ^ eenige veilige schuilplaats der Hoeksche opperhoofden, ontgelden. De
stad werd te land door den Hertog van iS'aÄiew , en te water door filips ^owr^om/eé',
Heer van Bever en en Admiraal der IS eder landen, met eene vloot van meer dan honderd zoo
groote als kleine oorlogschepen belegerd. Filips van iT/e^ had zich twee maanden met
evenveel beleid als dapperheid verdedigd , toen de brand in het buskruid sloeg en hem
13v. tot de overgave noodzaakte. Hij bedong vrijen aftogt voor zich en zijn volk, nevens
imami gulden wegens hetgeen maximiliaan en filips hem schuldig waren,
waarvoor Brahand^ Vlaanderen ^ Holland en Zeeland borgen bleven. Hij begaf zich
naar Frankrijk^ waar ook jan van Naaldwijk heentrok, die te Parijs in veer-
tienhonderd zeven en negentig overleed. Vermoedelijk hebben andere aanzienlyke
Hoekschen insgelijks derwaarts de wijk genomen (4). Hun aanhang was üu geheel
verpletterd en de ontzaggelijke burgertwist geëindigd, die anderhalve eeuw Holland
had geteisterd en ten laatste een krijg op leven en dood geworden was. Wien
der beide aanhangen men ook als den regtvaardigsten moge beschouwen, men zal er-
kennen , dat beide dikwijls de belangen des vaderlands aan hunne partijzucht opge-
offerd, zich aan de schroomelijkste misdrijven en buitensporigheden schuldig gemaakt,
(1) BRANDT, Hist. v. Enkhtiizen, bl. 49, 50, 54.
(2) VELits, Chron. v. Hoorn, bl. 161.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 79. s.noi, Rer. Batav. Lib. Xü. p. 179. ueigers-
bergii, Chron. v. Zeel. D. Π. bl. 333—335.
(4) oLiviER DE LA MARCHE, Liv. li. p. 643. POHTüs iiECTEBDS, Rev, uiustfiac. Lib. IV. c. 9.
p. 113—117. 8n0i, Rer. Batav. Lib. XII. p. 179. e. v. meterek, Nederl. Hist. li. I. bl. 8
verso. reigebsbergd, C/i/o«. i'. Zee/. D. II. bl, 327, 328. goütiioeves, Chron. v. Holland, bl. 194.
DES VADERLANDS. 30*3
en den bloei Tan Holland, die zich onder Graaf "willem III zoo schoon onhyikkelde,
twee eeuwen vertraagd hebben. Een meer dan zeventigjarige binnenlandsche vrede volgde
op dit langdurig tijdperk van woelingen en teugelloosheden. Het volk na zoo vele
hevige schokken en beroeringen uitgeput en afgemat, haakte naar rust. De Kabel-
jaauwschen waren bevredigd en dachten niet meer aan oproer, sinds zg de volkomen
zege over hunne tegenstanders behaald hadden en de gunst der regering genoten.
Daarbij maakten de onophoudelgke Geldersche oorlogen, die weldra ontvlamden en elk
oogenblik Holland met invallen bedreigden ^ de eendragt onmisbaar. Maar bovenal
strekte de steeds aanwassende grootheid van het regerende huis, om den landvrede
te bewaren en de ingezetenen in bedwang te houden, die nu geen zwakken Graaf,
zelfs geen Bourgondischen Hertog, maar eenen Wereldmonarch tegenover zich zagen. Men
moet toestemmen, dat de Nederlanders, verlokt door de genoegens des vredes en der
weivaart, de toenemende magt hunner beheerschers , vooral onder kauel van Oostenrijk,
met te veel gerustheid aanschouwden en jegens hen te inschikkelijk waren, lotdatFiLips
van Spanje, welke geheel onafhankelijk van alle bepalingen wilde regeren, hen uit
den slaap der onverschilligheid voor hunne regten en belangen deed ontwaken (1).
Naauwelijks was de vlam des opstands in Holland gebluscht, toen het oorlogsvuur
Aveder met Frankrijk uitbarstte. Maximiliaan was in veertienhonderd negen entach-
tig bij volmagt met anka , erfdochter van Bretagne^ in het huwelijk verbonden; doch
KAKEL VIII, welke insgelijks op het bezit harer staten vlamde, had twee jaren daarna
hare hand voor zich verworven, ofschoon hy reeds sinds negen jaren aan Margaretha
Oostenrijk verloofd was, wie hij zelfs in opene brieven ^ywe^ewa/ïw genoemd had (2).
Maxubiuaan , over dien dubbelen hoon verbitterd, vatte de wapens op en maakte zich
meester van Arras [Atrecht); doch in het volgende jaar werd de vrede te Senlts gesloten, 23 v.
waarbij hij zijne dochter Margaretha en, als voogd van filips van Oostenrijk, het '
Franche Comté met Artois terug ontving. Drie maanden daarna overleed frederik UI
en de Roomsch-Koning, welke als Keizer opvolgde, ontsloeg zich toen van het
bewind over de Nederlanden hetwelk hy zeventien jaren gevoerd had (3), Filips
bereikte nu ook de jaren, om de huldiging te kunnen aannemen. In Zeeland ge-
schiedde dit met groote plegtigheid te Reimerstcaal {Romerswale) ^ toen eene aan-Hooim.
zieulijke stad. Bij die gelegenheid werd het ontwerp der nieuwe keure van Zeeland^
bij voorraad en behoudens nadere veranderingen, door den Aartshertog zoowel als (foor
, (1) Vgl. V. ίΐΑΗΡΕΝ, Vaderl KarakterL· D. I. bl. 225—231.
(2) LE dAY, Notice sur Marguerite dAuiriche. p. 422—'424.
(3) Oude Holl, Div. Krön, Div. XXXI. c. 83. wagexaar , D. IV. 1.1. 292—295. v. wu^ op
wagewaar , St. IV. bl. 77 , 78.
1482-
J528
278 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
•de Zeeuwsche afgevaardigden bezworen. Omtrent een jaar later werd deze keur als
eene onverbrekelijke landswet goedgekeurd, bezegeld, geteekend, en vervolgens, op
last van filips, in veertienhonderd zes en negentig in Zeeland afgekondigd (1). In
Holland had de inhuldiging te Geertruidenherg plaats. Filips verklaarde, dat hij
gezind was, de voorregten door filips en karel van Bourgondïè en hunne voorzaten
verleend, te onderhouden en te bezweren , maar dat hij die van onwaarde hield en
vernietigde, welke na den dood van karël mogten gegeven zijn; dat hij den Landen
wilde kwijtschelden, wat zij dien Vorst schuldig gebleven waren; en ook genegen
was, hun eenige nieuwe voorregten te vergunnen, die niet legen zyne hoogheid stre-
den (2). Dit laatste geschiedde in het volgende jaar, doch zoo ruim niet als men
verlangd had (3). Het is merkwaardig, dat de Staten van Holland by de inhuldiging
van FILIPS, eenparig hewilligden in het vernietigen van het Groot Privilegie van
Vrouw MARIA. Men wil dit verklaren uit het misbruik, welk van dit Privilegie,
waarop de Hoekschen zich steeds beroepen hadden, gemaakt was, hetgeen de groote
medewerkende oorzaak van al die twisten, beroeringen, rampen en verwarringen,
geweest was, welke bet tijdvak van maria's aanvaarding der regering tot de meerder-
jarigheid van haren zoon filips zoo noodlottig kenmerken (4). Hoe dit zij, onder den
nieuwen Graaf hielden do binnenlandsche woelingen allengs op; van Hoekschen en
Kabeljaauwschen werd niet meer gehoord, en betere lijden braken aan (5). Tot op-
beuring van de kwijnende volkswelvaart, strekte niet weinig het vriendschapsverbond
tusschen filips en Hendrik VII van Engeland. De goede verstandhouding met dat
rijk was verbroken geweest, sinds Margaretha van York, de Hertogin-weduwe
van karel den Stoute ^ de binnenlandsche woelingen tegen Hendrik VII ondersteund
had. Zelfs was door haar bewerkt, dat maximiliaan en filips zekeren bedrieger, wien
men voor den Hertog van York, zoon van eduard V wilde gehouden hebben, als
Koning van Engeland hadden erkend, waarvoor hij hun zijne gewaande regten op
den Engelschen troon, indien hij zonder mannelijk oir overleed, had afgestaan.
(1) REIGERSBERGH, Chvon. v. Zeel. D. II. bl. 337. V. WIJK op WAGESAAU, St. IV. bl. 68—77.
(2) Groot Placaatb. D. IV. bl. 8, 9. kluit, Ilist. d. Hall. Staatsreg. D. IV. bl. 249—265.
(3) Groot Placaatb. D. IV. bl. 3—Ί. De voorregtsbrief is van den 14 v. Winterm. 1495.
Verg. wagenaar, D. IV. bl. 296—298. te water , F ader l. Rist. D. II. bl. 172. kliit , Ilist.
d. Holl. Staatsreg. D. IV. bl. 265—272.
(4) kluit, Hist. d. Holl. Staatsreg. D. IV. bl. 253 , 256—260. Verg. hiervoor, bl. 64. filips
zegt in een brief van den 5 van Bloeimaand 1495, dat het Groot Privilegie verkregen Λvas:
j) α la sinistre poursuite et au prouifiit de nos pais de Hollande." kluit , t. a. p. bl. 249 (77).
12 V.
Win-
term.
1494
149Ö
(5) veliüs. Chron. v. Hoorn, bl. 161.
iiiüiifiU
-ocr page 279-1482—
1528
DES VADERLANDS. 279
Hendrik VII had hierop allen handel met de Nederlanders verboden en hun gelast zijn rijk
Ie verlaten, hetgeen filips met een gelijk bevel omtrent alle Engelschen, die zich in
de Nederlanden ophielden, had beantwoord (1). Doch het wederzijdsche verkeer was
voor beide volken te belangrijk, dan dat men niet gewenscht zou hebben, het spoedig
weder hersteld te zien. Zoodra filips derhalve den gelukzoeker aan zijn lot had
overgelaten, was Hendrik VII bereid tot het aangaan van het genoemde verbond,
hetwelk sedert onder den naam van het Groote Handelsverdrag in de Nederlanden
bekend geweest is. Onder verscheidene andere punten, wordt daarin den Nederlan-
ders , inzonderheid den Hollanders en Zeeuwen, vrye handel te Calais en in allo
Engelsche havens vergund; ook de vrije en veilige visscherij op de kusten van Enge-
land^ en dat, ingeval van schipbreuk of stranding, de goederen onvoorwaardelijk aan
de eigenaars zouden terug gegeven worden. Daarentegen beloofde filips , geeno En-
gelsche muitelingen in de Nederlanden, op welk voorwendsel ook, te zullen gedoo-
gen; en indien Margaretha van York zich daaraan schuldig maakte, zou zy hare
bezittingen in die gewesten verbeuren (2). Bij een ander handelsverdrag met Enge-
land in het volgende jaar gesloten, deed filips afstand van het regt, om van elk
stuk Engelsch laken, hetwelk in de Nederlanden ingevoerd werd, eenen gulden te
vorderen (3).
Inmiddels hadden de Staten der Νederlanden te Mechelen hunne toestemming ge-
geven tot het huwelijk van den Aartshertog filips met johanka van Arragon^ doch-
ter van ferdinand en isabella , onder wie de kroonen van Arragon en Kastili'è
lot ééne heerschappij vereenigd waren. Eenigen tijd te voren was ook eene echtver-
bindlenis tusschen Margaretha van Oostenrijk, de verstoolen bruid van karel VIII ,
en Don jan, den broeder van johanna , gesloten. Begeleid door eene talrijke vloot,
men spreekt van honderd vijf en dertig schepen en vier en twintigduizend man, kwam
de Spaansche bruid te Arnemuiden in Zeeland aan, en eene maand later werd het
huwelijk te Antwerpen gevierd. Margaretha vertrok in het begin des volgenden
jaars met ee"be vloot en een aanzienlijk gevolg van Edelen en Jonkvrouwen uit Lis-
singen naar Spanje. Na een geweldigen storm in de Hoofden, waarin verscheidene
schepen vergingen, landde zij behouden in Gallici'è, Het huwelijk werd te Burgos
voltrokken doch was van korten duur. Don jan overleed na weinig maanden aan eene heete
koorts, en zijne Λveduwθ beviel kort hierop ontijdig van een dooden zoon. Margare-
^19 v.
Herfst-
maaiid.
1497
(1) Oude Hall. Dlv. Kron. Div. XXXII. c. 5. wagenaar, D. IV. bl. 298-302. hdije, Uint.
Cf Engl. Ch. XXIV. p. 267. Ch. XXV. p. 270 , 273 , 274.
(2) RIJMER, Act. Publ. Angl. Τ. V. Ρ. IV. ρ. 82-87.
(3) rijmer, Act. Publ. Angl. T. V. P. IV. p. 113, 114.
12 T.
Sprok-
kel m.
1496
280 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—THA vertoefde nog eenigen tijd in Spanje en keerde toen naar de Nederlanden
t^rug (1).
Ter bestrijding van de onkosten dezer huwelgken moesten de landzaten, die naau-
weiyks eenige verademing genoten, aanmerkelyke sommen opbrengen, hetgeen te
zwaarder drukte, dewijl in Holland nieuwe belastingen waren uitgeschreven, om de
gewone grafelijke beden te voldoen en de steden van schulden te ontheifen. Met
moeite ging het innen der belastingen gepaard; en evenwel, alsof dit niet genoeg
ware , eischte Keizer maximiliaan van de Hollandsche en Zeeuwsche steden manschap en
geld, om den kryg in Italië te beginnen. Men denkt echter, dat dit verzoek
schipbreuk geleden heeft (2). Hetzij om het opbrengen der beden te bevorderen,
hetzy alleen om het aloude gebruik te volgen, trok filips met een luisterrijken
stoet van Ridders en Edelen door Holland en werd in de voornaamste steden gehul-
digd , schoon dit reeds staatsgewyze door gemagtigden te Geertraidenberg gßschied
Avas (3). Hij kwam niet verder Noordwaarts dan Amsterdam ^ alwaar de steden be-
noorden het IJ afgevaardigden zonden, om de inhuldiging te verrigten (4). Deze
geschiedde alom met groote plegtigheid en vreugdebetuigingen (5). Zelfs werden
er gedenkpenningen ' geslagen (6). Maar het blykt niet, dat den Vorst tevens eene
buitengewone bede is toegestaan (7). Gelre was het eenige gewest in de iVe-
derlanden^ waar men filips hulde weigerde. Trouwens kakel van Egmond had
zich op den verloren zetel zijner voorzaten geplaatst, en de Gelderschen voor zijne be-
langen gewonnen. Dit gaf den oorsprong aan dien vernielenden oorlog, welke, door
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 8. pontüs hecteruSj Rer. Ausir.lab. V. c.5.p. 127,128.
reigersbeugh, Chrou, v. Zeel. ü. II. bi. 846—348. leglay, IVoticesurß/arg?ienie.p. 426—428.
(2) WAGENAAR, D. IV. bl. 304, 305.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 11.
(4) VELiïJS, Chron, v. Hoorn, bl. 162.
(5) balen, Beschr. v. Vordr. bl. 804. wagekaar, JBeschr. v. Amst. St. I. bl. 195. Merk-
waardig is de aanspraak der regering van Gouda hij de intrede van filips, dewijl zij den geest
dier tijden kenmerkt. )) Grootmogende ende Doorluchtige Vorst! onse alre genadichste Heere!
Uwe onderdanige onderzaaten, Schout, Burgemeesteren, Schepenen ende Gemeente van dese uwer
ghenaden stede van der Goude, verblyden hen seer hertelycken, van Uwer ghenaden inkomste
alhier, ende presenteeren ü de sleutelen van der stad, stellende lylF ende goet in de bescherme-
nisse ende Uwer Vorstelycke ghenadigcheyt ende gratie." v. wijn , Nalez. op de Faderl. Hist.
bl. 214.
(6) v. mieris, Hist. d. JVederl. Forst. D. i. bl. 293.
(7) wagenaar , D. IV. bl. 306. Beschr. v, Amsterd. St. I. bl. 195.
-ocr page 281-DES VADERLANDS. 30*3
Tredesverdragen en wapenstilstanden slechts voor een oogenblik geschorst, yyftig 1482—
jaren geduurd heeft en hoe roemrijk ook voor Gelre, den ingezetenen niet minder
dan den Hollanders noodlottig geweest is.
In eene dezer tusschenpoozen lan vrede reisde pilips naar Spanje, waar zijne te-
genwoordigheid vereischt werd. Door den dood van Don jan, den eenigen zoon van
FERDINAND en isAEELLA , moeslen de rijken van Kastili'è en Arragon, van iVa-
l^eU en Sicilië^ en van de Nieuwe Wereld op johanna vervallen. Maar do Aarts-
hertog, haar gemaal, was den Spanjaarden onbekend. Om hem aan hunne Avet-
ten, zeden en gebruiken te gewennen, werd hij naar Spanje ontboden, terwyl men
tevens do hoop koesterde, dat de Cortes of de vergadering der Staten, zonder wier
toestemming geene aanspraak op de kroon voor geldig gehouden werd, zijne regten tot
do opvolging even als die zyner gemalin zouden erkennen (1). Vóór zijn vertrek stelde 1501
hij ENGELBERT van Nassau, Heer van Breda, tot Algemeen Stadhouder der Neder-
landen aan, en droeg de zorg voor de opvoeding van zijn jeugdigen zoon, den nader-
hand beroemden karel V, en van zijn dochtertje isabella , later Koningin van
Denemarken y aan de Hertogin-weduwe van Bourgondië op (2). De jonggeboren
karel werd aan Claude , de oudste dochter des Konings van Frankrijk, verloofd \ en
margaretha, de wcduwe van den Spaanschen Infant, aan filiberτ, Hertog van
Savoije^ uitgehuwelijkt (3),. Verzeld door een luisterrijken hofstoet, togen filips en
JOHANNA door Frankrijk y waar zij met de uiterste pracht onthaald werden, naar
Spanje. Niels kon de blijdschap over hunne komst aldaar evenaren, en spoedig ver-
klaarden de Cortes plegtig hen en hunne kinderen tot erfgenamen der ryken van Kas-
tilië, Leon en Arragon (4). Maar hoe vele voorkomenheid en toegenegenheid filips 1502
ook in Spanje ontmoette , de sty ve deftigheid van het Spaansche Hof en de koele ernst
der Spanjaarden strookten zoo weinig met zynen vrolijken, minzamen en gezelligen
aard, dat hij weldra wenschte naar de Nederlanden terug te keeren. Onverwachts
vertrok hij in het midden van den winter , en liet zijne zwangere gemalin in Spanje
achter. Johanna , welke hem, ondanks zijne ontrouw en onverschilligheid, hartstog-
telijk beminde, zonk in eene diepe en sombere droefgeestigheid, die somtijds tot
krankzinnigheid oversloeg. In dien treurigen toestand werd zij moeder van haren 10 v.
1503
(1) Eist. of cuarles V, B. L in rohertsok's Works, p. 43 Ed. London, 1838.
(2) wagenaar, D. IV. bl. 320. '
(3) PosTus HEüTERtis, jRer. Austr. Lib. λ^Ι. c. 1. p. 136—138. ieglay, Notice sur «akcuerite,
in de Correspondance de maximilien et de margderite dAutriche, T. Π. p. 428.
(4) Oude Holl. Div. Kron. Div. ΧΧΧΠ. c. 23. r. sroi, Rer, Batav. Lib. XII, p. 182. pontus
iieütebbs, lier, Austr. Lib. VI. c. 2, 3. p. 138—141.
II DEEL, 3 STUK. ' 36
-ocr page 282-282 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
tweeden zoon ferdiwasd. Ongevoelig hiervoor^ als voor elk ander genot, hield zij zich
onverdeeld slechts met haren echtgenoot bezig, en de rust harer ziel keerde niet te-
rug, vóór zij het volgende jaar in Brussel gekomen was (1).
Onderlusschen had filips de reis weder over Frankrijk genomen, in weerwil van
de vermaningen zyns schoonvaders, welke met dat rijk in oorlog was. Te Lion sloot
hij zelfs met lodewuk XII een verbond, waardoor hij, doch vruchteloos, hoopte alle
verschillen tusschen Frankrijk en Spanje uit den weg te ruimen. Door Savoije,
Franche Comté, ZuidDuitschland, waar de Keizer hem te Innspruck ontmoette,
en de Rijn-landen, kwam de Aartshertog eindelyk in zijne stalen terug. De Herto-
gin-weduwe van Bourgondïé overleed kort na zijne aankomst te Mechelen (2), Hier
herstelde hij het Algemeen Hoog-Geregtshof der Νederlanden, door karel den
Stoute, in navolging van het Parlement van Parijs, aldaar ingesteld , doch hetwelk
met den dood van dien Vorst had opgehouden (3). De Geldersche krijg, welke intus-
sehen weder ontstoken was, werd met allen nadruk en grootelijks ten nadeele van
karel van Egmond voortgezet. Doch de zaken in Spanje drongen filips, met den
even sluwen als dapperen Hertog van Gelre, wien hij lot het uiterste gebragt had, een
bestand te sluiten (4). Isabella, zijne schoonmoeder, was overleden en had, overtuigd
van johanna's onbekwaamheid, om zelf de teugels van het bewind te voeren, en ongene-
gen , die aan filips te vertrouwen , over wiens gedrag ten opzigte harer dochter zy ten
hoogsten misnoegd was, bij uitersten wil haren gemaal ferdinakd tot Regent over ^ajitYi^'
benoemd, zoolang haar kleinzoon karel den ouderdom van twintig jaren niet bereikt
had. Deze bepaling ontmoette als onwettig en onbillijk veel tegenkanting bij de Kasti-
liaansche Grooten, en verwekte niet minder beweging in de Nederlanden (5). Filips
liet zich en zijne gemalin terstond te Brussel voor Koning en Koningin van Kastili'é
uitroepen, en besloot τλά^λ Spanje te reizen, om zyne regten te handhaven (6). , Doch
geldgebrek en de zwangerschap van johaska noodzaakten hem, dit plan nog ecnige
maanden te verschuiven (7). Ferdinand trachtte onderlusschen zich door kuiperijen
9 v.
Slagt-
iiiaand
J503
1504
14v.
Louw-
maand
J505
(1) robertson, IllsL of chikles V, B. I. p. 431.
(2) PONTus iiEUTERüs, Rev. Austr. Lib. YI. c. 4, 5. Oude Holl. Dit. Kron. Div. XXX.I1. c. 23.
(3) wacenaar, D. IV. bl. 322. Verg. Oude Holl Div. Kron. ÜIv. XXX. c. 54. rostis deu-
terrs, Rer. Burg. Lib. V. c. 9.
* (4) Oude Holl. Div. Kron. Div. ΧΧΧΠ. c. 27—31, 33. poktüs nEUTERts, Rer. Aiistr. Lib.
YL c. 5. p. 143, 144.
(5 robertson, Hist. of charles Y, B. L p. 431, 432.
(6) PONTOS iiEuiERüs, Rer. Austr. Lib. VI. c. 6. p. 145, 146.·
(7) WAGENAAR, D. IV. bh 328, 329.
-ocr page 283-BES VADERLANDS. 283
en listen in het bewind over Kastili'è te vestigen. Hij ging zelfs een verdrag aan met 1482—
den bondgenoot van filips, den Koning ydJi Fratikrijk j wien hij niet alleen overreedde,
zich tegen de reis van den Aartshertog te verklaren, maar hem met een vijandelijken inval
te bedreigen, wanneer hij die ondernam (1). Niettemin werd de togt naar Spanje
doorgezet en eene talrijke vloot met eene sterke bemanning uitgerust, dewijl men
in dezen staat van zaken niet den weg door Frankrijk konde nemen. Nadat het
algemeen Stadhouderschap Agï Nederlanden aan Willem van Croi^ Heer van
en Aarschot was opgedragen, slak filips met zijne gemalin, door vele Nederlandsche 10 v.
J^ouw-
Edelen en Ridders verzeld, uit Vlissingen in zee (2). In het gezigt der Engelsche maand
kust, sloeg de brand in het schip waar hij zich op bevond. Naauwelijks was deze
gebluscht, loen de vloot door een allervreesselijksten storm werd beloopen. Drie sche-
pen vergingen, de overige raakten verspreid, en de bodem, welke het koninklijke
paar voerde, liep met veel moeite de haven van Hampton binnen (3), Om fehdinand
te believen, hield hekdribT VII hen onder vele hoofsche beleefdheden, meer dan drie
maanden op (4). Hij verloor daarbij zijne eigene belangen niet uit het oog. Er wer-
den eenige veranderingen in het Groote Bandelsverdrag van veertienhonderd zes en
negentig ter gunste der Engelsche kooplieden voorgesteld, en filips , die vurig naar
Spanje haakte, was toegevend (5). Uit dien hoofde had hij ook toegestemd in een
voorgeslagen huwelijk tusschen Hendrik VU zeiven en Margaretha van Oostenrijk ^
onlangs weduwe geworden van den Herlog van Savoije, haar een bruidschat van drie-
maalhonderd duizend gouden Fransche kroonen eens, en dertigduizend achthonderd
vijftig kroonen jaarlijks belovende (6). Naar eenigen, was er toen reeds sprake van
eene verloving van karel van Oostenrijk met Hendriks oudste dochter maria;
want men Avist, dat lodewijk XII zijne dochter claude , de bestemde bruid van
karel, aan den Herlog van Angoulême verloofd had (7). Eindelijk vergde en
(1) robertson, lUst, of charles V, Β. I. ρ. 432, 433. Vgl. wagenaar, ü. IV. bl. 332.
(2) reigersbeiigu, Chroii. V. Zeelmidt, D. II, bl. 308, 369.
(3) Oude IlolL Div. Kron. Div. ΧΧΧΠ. c. 24. pontcs uedtkrds, Rer. Austr. Lib. Vi. c. 8.
p. 148. R. SNOi, Rer. ßatav. Lib. XII. p. 183.
(4) robertson, Ilist. of charles V, B. I. p. 433.
(5) rijmer , Acta Publ. Anglic, T. V. P. IV. p. 223—227.
(6) rijmer, Acta Publ. Anglic. T. V.P.IV. p. 221—223. Vgl. Lettres de louis XII, T. I. p.ß3.
(7) pontüs hecterüs, Rer. Austr. Lib. VI. c. 8. p. 149. Vgl. Lettres de loch XIL T. L p. 43.
Correspondance de maximilies et de margüerite dAutriche, T. I. p. 20 (1). ntips nam dit den
Koning van Frankrijk zoo Aveinig euvel, dat hij verklaarde, dat dit geen inbreuk op hunuc
vriendschap maken zou. Lettres de loüis XII. T. I. p. 54. ^
36 *
-ocr page 284-284 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
verkreeg Hendrik de iiillevering van den gevlugten Graaf van Suffolk, ^velke zich
in Hattem aan riLtps krijgsgevangen gegeven had, onder ^viens bescherming hij thans
to Namen leefde (1). Nu eerst werd het den koninklijken gasten vergund hunne
reis voort te zeiten; en vier dagen daarna liepen zij reeds behouden te Corunha in
Gallicïé binnen (2).
Ferdinand had het niet gewaagd, zoo als hij voornemens geweest was, hunne lan-
ding te beletten. Do Kastilianen haatten hem en verklaarden zich aanstonds en open-
lijk voor riLips en johanna. Niet magtig langer den wil des volks te Aveerstreven,
stond hij do regering over Kastili'è aan zijn schoonzoon af en vertrok naar Arragon,
maar behield het bewind over Napels, het grootmeesterschap der orden van Calatrava
en Alcantara, een gedeelte der opbrengsten uit de West-lndi'èn en jaarlijks vijf
en twintigduizend dukaten uit de inkomsten van Kastili'è (3). De Cortes erkenden
filips en johanna voor Koning en Koningin en hun zoon ka rel voor Prins van Astu·
ri'é. Slechts drie maanden genoot de nieuwe Vorst het Bezit der kroon, naar welke
hij zoo vurig verlangd had. Zich to Burgos met het kaatsspel verhit en een kouden
dronk genomen hebbende, overleed hij aan de gevolgen daarvan in het negen en twin-
tigste jaar zijns levens (4). Zijn dood stortte de Kastilianen in de grootste verlegen-
heid. Immers do krankzinnigheid van johanna en do jeugdige jaren van haren zoon,
maakten een regentschap noodzakelijk. De oogen waren op maximiliaan en op Fer-
dinand van Arragon gevestigd, welken laatsten, door den invloed van den Kardinaal
xiMENES, eindelijk die waardigheid Averd opgedragen (5).
Fiiiips de Schoone vereenigde bij een vielgemaakt uiterlijk, die hoedanigheden van
geest en hart, welke hem de gemoederen der Nederlanders wonnen, doch zijne Spaan-
sche onderdanen zoo zeer van hem verwijderden, dat men op het berigt van zijn dood,
terstond aan vergiftiging dacht (6). Zijn verlies werd algemeen in de Nederlan-
den betreurd (7). En inderdaad, nooit hadden deze gewesten zulk een bloei en
(1) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXII. c. 24. pontus neuterüs, Tïer. Aiistr. Lib. VI. c. 8.
p. 148. avagenaar, D. IV. bl. 335.
(2) poNTüs UEÜTEUÜS, Rer. Austr. Lib. VL c. 8. p. 149.
(3) pontds hedterus, RcV. AustV. Lib. VI. C. 8. p. 149. robertson, Hist. of charles V, B. 1.
(4) Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXII. c. 3G. r. snoi, Her, Batav. Lib. Xil. p. 183. i'ohtus
HEOTERus, Rer, Austr. Lib. VI. c, X. p. 151, 152.
(5) robertson, Hist. of charles V. B. I. p. 434, 435.
(6) PONTüs HEüTERüs, Rer, Austr, Lib. VI. c. X. p, 152.
(^) u. sNoi, Rer. Batav, Lïb. XII. p. 183.
22 v.
irrasm.
1500
27 v.
Zomer-
maand.
v.
Ucifst-
inaancl.
DES VADERLANDS. 30*3
volkswelvaart gekend als onder het bestuur van dezen Vorst, wiens gezag, maglig 1482—
genoeg den inwendigen vrede te bewaren, te beperkt was, om tot daden van wille-
keur en geweld uit te spatten (1). Hij had den landbouw , het fabrijkwezen, maar
bovenal den handel met nadruk bevorderd en de beoefening der letteren, kunsten en
wetenschappen naar vermogen, zelfs door eigen voorbeeld, aangemoedigd (2). De kryg
legen de Gelderscheu , in welken hij in éénen togt de geheele Feluwe en het graaf-
schap Zutphen, do hoofdstad uitgezonderd, veroverde , bewees, dat hij het oorlogs-
zwaard wist te voeren (3); terwijl het verdrag te Salamanca, waardoor hy den
listigen ferdinawd van Arragon verschalkte, van zijne schranderheid en staatkunde
getuigt (4).
Karel , Prins van Asturie, den vierenlwinligsten van Sprokkelmaand des jaars vijf-
tienhonderd te Gent geboren , was de opvolger zijns vaders. Uit hoofde zijner minder-
jarigheid werd, in weerwil des Konings van Frankrijk (5) , de voogdij der Ne-
derlanden aan Keizer maximiliaan opgedragen, wien men een plegtig gezantschap
zond en bij monde van jan ηαοτπεμ , Kanselier van Brahand, in naam van al
de Nederlandsche Staten dringend uitnoodigde, andermaal deze taak op = zich Ic
«
nemen. » Wij smeeken Uwe Majesteitzeiden zij onder anderen, » do belee-
digingen te vergeven, welke gij hebt ondergaan; dezo moeten slechts aan het
gemeen worden toegeschreven dat even heerschzuchtig en wreed is wanneer hel
regeert, als laag én kruipend wanneer het onderworpen is. Do Nederlanders zijn
aan hunnen Vorst verkleefd, wiens gezag echter dan het onwankelbaarst zal ge-
vestigd zijn, wanneer hij staatsdienaars kiest, welke door hunne bekwaamheden en
deugden het vertrouwen des volks verdienen. Do Nederlander, van nature groot-
moedig, weet het leven te verachten en de armoede te trotseren. Hij zal zich hard-
nekkig verzetten en opstaan, wanneer men hem als slaaf wil behandelen; maar
wanneer men hem zacht, met gematigdheid en overeenkomstig do wetten regeert,
zoo als het der waardigheid van den mensch betaamt, is er geen volk meer ge-
(1) DEWEZ, Hist. Gén. de la Belg. T. V. p. 202—204; en de aldaar aangehaalde prijsverhan-
deling van piüviER, door de Akademie van Brussel in 1775 bekroond.
(2) V. KAMPE!^, radert. Karakterk. D. I. bl. 252 , 253. Verk. Gesch. d. Nederl. ü. I. bi.
202—204.
(3) ronTAiïDs, Bts/. Gelr. Lib. XI. p. 628— 631.
(4) robertson, Hist. of charles V, B.I. p. 433. Naar wélke berigten bildkrdïjk, D.lV.bI.335
het karakter van filips den Schoone geschetst heeft, is ons onbekend.
(5) Lettres de loüis XII, Ï. I. p. 105.
-ocr page 286-286 ALGEMEENEGESCHIEDENIS
1482— hecht aan zijne bestuurders" (1). Maximiliaan nam de Yoogdij aan en beloofde , zoo-
dra de omstandigheden in Diiitschland het vergunden, in de ]Sederlanden te komen.
Do Hertog van Gelre had ondertussohen het verdrag mtt filips gesloten, ^γeder ver-
broken en zich in het bezit van verscheidene plaatsen hersteld (2), terwijl geldgebrek
den Heer van Chievres verhinderde, den krijg met kracht voort te zetten (3). In
dien staat van zaken besloot MAxraiiLiAAN, den Keurvorst van Trier en den Markgraaf
van Baden met het bestuur over de IS ederlanden te bekleeden. Reeds hadden zij
zich tot den logt vaardig gemaakt, toen de schrandere Margaretha van Oostenrijk ,
welke zich in Brussel bevond, den Keizer tot andere gedachten bragt en weldra
bewoog, haar met dat gezag te bekleeden (4). Zij werd tot Algemeene Landvoog-
des aangesteld en ontving oeno uitgebreide volmagt (5). Het opperloezigt der zaken
behield echter do Keizer aan zich (6). De opvoeding van Prins karel werd aan den
Heer van Chievres, »een karakter uit hoogmoed en schraapzucht zamengesteld,"
en aan adriaan floriszoojt van Utrecht, een braaf, welmeenend en geleerd man,
doch wien het aan menschen- en wereldkennis ontbrak, toevertrouwd (7). Margaretha
17 ν. ^Ycrd te Dordrecht door de Stalen van Holland en West-Friesland plegtig in
Zomer- . '
maand hare Avaardigheid erkend, nadat maximiliaan , als Voogd, van zijn kleinzoon karel ,
door gemagligden de voorreglen , die filips de Goede, karel de Stoute en hunne
voorzaten, benevens filips de Schoone hun verleend hadden, met eede bevestigd
had. Do giften en gunsten onder maria van Bourgondie verworven, werden met
stilzwijgen voorbijgegaan (8). Den volgenden dag trachtten de Stalen van de Land-
voogdes eenige veranderingen betrekkelijk de Vroedschappen der sleden, het be-
(1) roNTUs iiErxEHDs, Rer. Anstr. Lib. VII. p. 155.
(2) roNTANus, Jlist. Gelr. Lil). XI. p. 632.
(3) Lettres de lodis XII, T. I. p. 61, 70—72.
(4) v. wijn, Nalez. op wagesaar , bl. 216, 217.
(5) r. SNOi, Rer. ßatav. Lib. XlIL p. 184. le glay, Notice sur jürgceuite. ρ. 431.
(6) ν. d. liergh, Correspond. de maugderite d'Autriche, T. II. p, 258, 259.
(7) pontüs iieüterüs, Rcr. Austr. Lib. VIL c. 2. p. 157. le glat, Notice sur siahgiierite.
p. 433. ADRiAAK FLORiszooiT, €611 scliuitenmakers zoon te Utrecht in 1459 {geboren en mogelijk uit
het aanzienlijk, nog bloeijende geslacht van dedel oorspronkelijk, was toen Hoogleeraar te Leu-
ven. te vi'ater , Faderl. Eist. 1). II. bl. 196—199. Den lof, welken te -water hier aan de opvoe-
dingwijze van adriaan florIsz, toezwaait, vergelijke men met het afkeurend oordeel van v. kampe:\
daarover in de Faderl. Karakterk. 1). I. bl. 236—238. Verk. GescA. d. Nederl. D. 1. bl, 206.
(8) Groot Placaatb. D. IV. bl. 9, 10. Vgl. κιητ , Eist. d. EoU. Siaatsr. D. IV. bl. 278.
■i
,
I
-ocr page 287-1482—
1528
DES VADERLANDS. 287
kleeden van ambten, de reglsbedeeling, de dienstpligliglicid der leenmannen en
andere punlen le verwerven. Slechts Aveinige dezer verzochte gunsten en alleen
onder zekere voorwaarden werden toegesiaan, ofschoon de Stalen terstond het jaarlijks
opbrengen der voorgaande beden hadden ingewiUigd (1). Mabgaretha werd vervolgens
in de oxevigQ ]Sederlanden , en met vele vreugdebeluigingen in gehuldigd (2).
Veel werk en kommer verschafte haar aanstonds de oorlog met den Hertog van Gelre^
welke, door Frankrijk ondersteund, Braband Qn Holland geweldig teisterde. De
krijgsmagt, over welke zij beschikken konde , was niet toereikend, om den onvermoei-
den en ondernernenden Gelderscheu Vorst le beteugelen, of de gedreigde invallen
der Franschen te wederstaan (3). Μαιιοακετπα Irachlle zich door het aangaan van een
verdrag van vriendschap en wederzijdsche bescherming mcl Engeland le sterken (4).
Hendrik VII zelfs hernieuwde zyne aanzoeken om hare hand, welke zij vroeger had
afgewezen (5). Nu werd tevens het huwelijk lusschen Prins karel , haar neef, le
voltrekken wanneer hij veertien jaren zou bereikt hebben, en maria , Konings
dochter, gesloten (6). Doch de kort daarop gevolgde dood van uekdrik verijdelde al
de voordeden, welke men zich van deze onderhandelingen in Nederland beloofd had.
Even weinig beantwoordde hel vredesverdrag yan Katnerijk, waarbij Margaretha als
gevolmagtigde des Keizers eene hoofdrol speelde, aan de gewenschte verwachting (7).
De Hertog van Gelre verbrak spoedig dien vrede, welken hg, ofschoon ondanks
zich zeiven, bekrachtigd had. Maximiliaan kwam in de Nederlanden, om hem
le bedwingen en geldelijken onderstand van de Algemeene Staten, welke te Ant*
werpen waren vergaderd, le verwerven. Hij vorderde vijfmaal honderd duizend
kroonen, elk van achttien Grooten Vlaamsch, in eens, en daarenboven eene goede
som voor de Landvoogdes, ter belooning harer moeiten en werkzaamheden bij de on-
12 V.
AVijn-
maand
1507
1508
10 v.
Win-
term.
(1) Groot Placaatb. D. IV. hl. 10—12.
(2) reigersbergii, C/iTon. V. Zeel D. II. bl. 374—376.
(3) Correspondance de marouerite d'Auiriche, T. I. p. 120, 139.
(4) U1J3IER, Acta Puhl. Angl. Τ, V. Ρ. IV. ρ. 246—249.
(5) Correspond. de haiigi;f.rite d'Autricke, Τ. I, ρ. 125, 129 (2).
(6) rijmer, Acta Puhl. Angl. T. V. P. IV. p. 239—246, 255-2Gj. Vgl. C<nresp. de
wakimilien et de maegdebite d^AutncIie, T. I. p. 74 -78. Correvp. de jiarguerue d'Autriche,
T. I. p. 133—137.
(7) DU MOKT, Corps. Diplom. T. IV. P. I. p. 109—116. Vgl. Lettres de Lowe Xü, T. I.
p. 120—136. Correspond. de maxiiuueif et de margderite d^Autriche ^ T. I. p. 100 sqq. Cor·
respond. de wargüebite d'Autriche, T. I. p. 141-154. le glav, Nottce sur mmvmut, 2'· 434.
288 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—derhaadelingen te Kamerijk. Viermaal honderd duizend kroonen werden den Keizer
^^^^ ingewilligd; en der Landvoogdes vijf en tachtig duizend ponden, elk van veertig
Lente· Grooten Vlaamsch, aangeboden (1). Niettemin beschuldigde maximiliaan de Stalen
van muiterij tegen hem en, zonderling genoeg, ook van zamenspanning met » hunne
vrienden en bloedverwanten de Gelderschen;" terwijl zij daarentegen beweerden, dat
de vrede van Kamerijk den Keizer geen ernst was en hij hun geld nutteloos ver-
kwistte. Verbolgen en dreigende begaf maximiliaan zich naar Duitschland, het
beleid van den Gelderschen krijg aan Margaretha overlatende (2). Het schijnt echter,
dat weder een bestand met karel van Gelre gesloten werd (3) ; welligt dewijl de
^Ov^ hulp uit Engeland achterbleef, welke de Landvoogdes, op grond eener overeenkomst
maand met Koning hewdrik VIII, verwachtte (4).
De belangen des handels wikkelden om' dien tijd de Hollanders, in den oorlog tus-
. sehen de Denen en de Hanzesteden. Verscheidene Hollandsche koopvaarders waten
door de Lubekkers en hunne bondgenooten, welke de Oostzee geblokkeerd hielden,
genomen. Eenige oorlogschepen werden derhalve uitgerust tot geleide der koopvaar-
1510 dijvloot zoowel, als tot onderstand des Konings van Denemarken. Zij Λvaren echter
niet togen de Hanzesteden opgewassen en leden in een zeegevecht de nederlaag met
verlies van een aantal schepen, hetwelk door eenigen op twee honderd, door anderen op
1511 vijftig of zestig begroot wordt. Bij wijze van wederwraak werd op de goederen der
Lubekkers in Holland, Zeelandy Friesland en Antwerpen beslag gelegd, en daar-
door de .geledene schade eenigzins vergoed (5). De nadeelen door dezen krijg den
landzaten toegebragt, deden naar het einde van den oorlog met Gelre, die steeds
voortbrandde , vurig wenschen. Haarlem was zoo uitgeput, dat floris van Egmond
de Landvoogdes verzocht, den inwoners, die geheel verarmd en haar nogtans genegen
6v. waren, een gedeelte van hun aandeel in de lasten kwijt te schelden (6). Vruchteloos
ifmnd MARGARETHA de Staten van Brahand en van Holland te Breda bijeen , om hen
aan te sporen, in het opbrengen der buitengewone oorlogslasten te volharden (7).
(1) Correspond. de makgcebite d'Autriche. T. I. p. 156—160.
Correspond. de fflaugueuite d'Autnche. T. I. p. 160—163. leqlay, Notice iur jur&üebite ,
p. 436.
(3) Lettres de louis XII, T. I. p. 204.
(4j RIJMER, Acta Puhl. Angl Τ. VI. Ρ. I. ρ. 5.
(5) Correspond. de μαχ. ei de mars. Τ. I. ρ. 321. Correspond. de marguerite d'Autriche. Τ. I.
ρ. 255, 258. Oude Holl. Όίυ. Krön, Div. XJCXII. c. 40. veliüs, Chron. v. Hoorn^, bl. 179.
(6) Correspond. de nAncuERiTE d'Autriche, Ϊ. I. p. 314. ,
(7) Correspond. de uR&vmuE d'Autriche, T.L p. 354,359. Lettres de towsXIl, T.III, p.88.
-ocr page 289-148^—
1528
DES VADERLANDS. 289
Z.ij drongen eenparig aan op yrede met Gelre (1). JDelJt en Amsterdam weigerden
dan ook geld, om den krijg voort te zeilen (2). De steden van Braband waren hier-
toe even weinig te bewegen. Het misnoegen wies steeds aan, en het volk werd door
schotschriften tegen Margaretha in beweging gebragl, die zich in den benardsleu
toestand bevond enden Keizer verklaarde, dat ware het, dat'alles uit gebrek aan
duizend gulden moest verloren gaan, de schatmeester geen middel zou welen, deze
geringe som bijeen te brengen (3). Noglans scheen zij, of veeleer maximiliaan ,
welke beloofde in de Niederlanden te zullen komen, den vrede niet te wenschen (4).
Immers waren hare eischen zoo buitensporig, dat de onderhandelingen met do afge-
vaardigden des Herlogs van Gelre te Vianen en later te Luik ^ vruchteloos aflie-
pen (5). Den Keizer werd door de Rijksvorsten een aanzienlijke onderstand toege-
staan , om den oorlog tegen Gelre ^ onder beleid van Hertog nmORiK van Brunswijk,
een der dapperste veldheeren van zijn tijd , voort te zetten (6). Margaretua moest
bewerken , dat Braband en Holland niet alleen de betaling der benden, welke hunne
grenzen bewaakten, op zich namen, maar ook in het onderhoud van al het voetvolk drie
of vier maanden lang voorzagen, onder belofte, dat wanneer in dien tusschentijd geen
vrede met Gelre gesloten werd , men voortaan niets meer van hen lot voortzelling van
dien krijg vorderen zou. In het geheim echler gelastte maximiliaan de Landvoogdes,
de Staten der Nederlanden tegen den achttienden van Wijnmaand Ie Mec/te/m bijeen te
roepen , om met hen de middelen ter onderwerping des Herlogs van Gelre te beramen,
wien de inval der Engelschen in Frankrijk thans ongetwijfeld van Fransche ondersleu-
ning zou berooven, en te vernemen, welke hulp men van hen te verwachten had (7).
Inmiddels zetten de Gelderschen de vijandelijkheden voort en de Keizer besloot, zich
zeiven aan het hoofd des legers Ie stellen (8). De Landvoogdes drong op 's Vorsten
(1) Correspond. de marguerite d'Jiilnchc, T. II. p. 32.
(2) Correspond. de margüerite d'Jutriche, T. II. p. 13.
(3) Correspond. de margüerite d'Auiriche, T. II. p. 32—34. Correspond, de max. et de mauu.
T. II. p. 45.
(4) Correspond. de max. et de mabg. T. II. p. 5.
(5) Lettres de loüis XII, T. III. ρ. 224—227, 279.
(6) Correspond. de max. et de maru. T. 11. p. 24, 29. Correspond. de margderite d'AiUrichc
T. II. p. 43, 44, 47.
(7) Correspond. de max. et de marg. T. II. p. 40—43. Cêrrespond. de margüerite rf'^miricäe,
Τ. II. ρ. 45-47.
(8) Correspond, de margü£rite d'Autriche, T. Π. p. 49.
1512
29 V.
llerlsU
maand.
β τ.
Wijn-
maand,
11 Deel. 3 Stuk. 37
-ocr page 290-290 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
148^ spoedige overkomst met nadruk aan (1). Maximiliaan onderlusschen gelastte haar,
de beweegredenen Tan zyn gedrag met betrekking tot Gelre, den Staten der Neder-
10 v. landen te ontvouwen en hen tot onderstand te bewegen (2). Terwijl deze draalden
W^i η ·
term. MARGARETHA den Keizer raadde, zelf zich tot hen te wenden, rukte do wakkere
KA.UEL van Gelre te vuur en te zwaard in Rolland (3). De Keizer, wien hoofd-
zakelijk geldgebrek verhinderde herw^aarts te komen (4), zond nu den Hertog van
^16 V. Brunswijk en begeerde, dat deze met zijne benden op kosten der Staten zoude
maand onderhouden worden (5). Niettegenstaande men zich door den krijg met Gelre in
1513 ireurigen toestand bevond (6), werd hieraan echter zoo weinig voldaan, dat twee
maanden later de Hertog dreigde , bij gebrek van betaling, met zyn volk te zullen
vertrekken (7). Karel van Gelre was evenzeer om geld en onderstand verlegen
als MAxiMiLiAAN (8). Er werden alzoo tusschen hen onderhandelingen ove'r eene
wapenschorsing geopend (9), die eindelijk in Hooimaand tot een vierjarig bestand
geleidden, welk den tienden der volgende maand zou ingaan (10).
Nu werd do rust in do Nederlanden van eene andere zijde gestoord. Do Land-
voogdes had in naam van haximiliaan, als Keizer en niet als Voogd van zijn kleinzoon
KAïvEL, te Meohelen een geheim verbond met iiendriic VlIÏ van Engeland aange-
5 v. gaan, om gezatncniijk binnen twee maanden den Koning van Frankrijk den oorlog Ie
verklaren (II). Ondanks een bestand met laatstgemelden Vorst, verleende maximiliaan
aan iiendriic VIII vrijheid, in de Nederlanden volk te werven en schepen te huren.
(1) Correspond. de max. et de jurg. T.ll. p. 56. Corrcspond. de vma. d^ylutriche, T. IJ. p. 54.
(2) Correspond. de max. et de maro. T. II.p. 65. Correspond, Jcmarg. d'Autriche ,ΎΛΙ. γι.5{].
(3) Correspond. de max. ct de diarg. T. II. p. 67. Correspond. de margüerite d'Autriche,
T. II. p. 56—63. Lettres de loüis XII, T. IV. p. 12.
(4) Correspond. de marg. d'Autriche, T. II. p. 65. Lettres de lotjis XII, T. IV. p. 35—37.
(5) Correspond. de max. et de marg. T. II. p. 101. Correspond. de ^yv^a. d'Autriche ,T. 11. p,G9.
(6) Correspond. de max. et de maug. T. II. p. 131, Vgl. Lettres de τονι%\\1, Τ. IV. ρ. 12, 13.
(7) Correspond. de max. ct de marg. T.II. p. 145. Correspond. de mm. d'Autriche , T. II. p. 77.
(8) Lettres de lotjis XII. T. IV. p. 13.
(9) Correspond. de margüerite d'Autriche, T. II. p, 70.
(10) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 41. pontanus, Ilist. Gelr. Lib. XI. p. 647.
Charters van Braband, aangehaald bij wagenaau, D. IV. bl. 377. Vgl. Lettres de loüis XII,
T. IV. p. 115. Correspond. dê max. et de marg. T. II. p. 140, 143, 177, 181, 182. Corres-
pond. de MARGüEuiTE d'Autriche, T. Π. p. 77, 82, 84.
(11) RIJMER, Acta Piibl. Angl. Τ. VI. Ρ. I. ρ. 43.
-ocr page 291-DES VADERLANDS. 291
»Koning lodewijk," zeide hij, » konde hem dit niet euvel duiden. Deze toch had
Avel den Hertog van Güre met geld - en volk ondersteund en nogtans beweerd, dat
zulks op de vredesverdragen met het huis van Oostenrijk geen inbreuk maakte (1)." J29 v.
En toen lodewijk zich hierover bij Margaretha beklaagde, verklaarde zij, dat alles jgjg
builen haren last geschied was en dat maximiliaan, als Voogd van karel van Oos-
tenrijk, de verbindtenissen met Frankrijk getrouw zou blijven (2). ' Lodewijk on-^20 y.
derlusschen bedreigde F laanderen en Artois, als leenen van Frankr^k, en in het
bijzonder do Gentenaars met zijne hoogste ongenade, indien zij do Engelschen in den
aanstaanden krijg ondersteunden (3). Zijne benden stroopten onderUisschen in Hene-
gouwen (4). Maximiliaan drong derhalve bij den Koning van Engeland aan, om
den togt naar Frankrijk te bespoedigen (5). Hij zelf zou zich alsdan naar de Neder-
landen begeven, mits men hem de beloofde gelden zond (6), Doch hel geld was zoo
schaars , dat Margaretha den Keizer aanbood, hare juweelen te zijnen behoeve Ie
verkoopen (7). Maximiliaan kwam echter herwaarts toen Hendrik VUI Ie Calais ge-
land was, en verscheidene Nederlandsche Heeren ontvingen last, om als leenmannen i ν.
van het Rijk, hem onder bevel van den Maarschalk van Henegouwen ie dienen (8)· jJ^jJj
Maar ofschoon hij van den Koning van Engeland een voorschot van honderd en twin-
tigduizend kroonen ontvangen en dezen daartegen beloofd had, achtduizend man in
het veld te brengen, verscheen hij uit onvermogen slechts met eenige Duitsche en
Nederlandsche knechten, die evenwel der nieuwgeworvene benden van hekdrik tot een
voorbeeld van krijgstucht strekten. Hij zelf trad als vrywilliger in dienst van den En-
gelschen Vorst legen honderd kroonen daags; en in weerwil van het buitengewone
schouwspel, dat een Keizer van Duitscklatid onder een Koning van Engeland
diende, behandelde hekdrik hem met de grootste achting; ook regelde -hij inder-
daad al de krijgsbewegingen van het Engelsche leger (9j. Terouane en Doornik
(1) Leitres de Loris XII, T. IV. p. 110. Correspond. de max. et rfe mirg. T. II. p. 135. Corresp.
de MARGüEniTE d^Autriche, T. II. p. 73.
(2) Leüres de loüis XII, T. IV. p. 137, 138, 154, 155. Vgl. Correspond. de max. eideïiaue.
T. II. p. 135, 143—149. Correspond. de maugtjerite d'Autriche, T. II. p. 75—78.
(3) Leitres de loüis XII, T. IV, p. 120—124, 138.
(4) Correspond. de max. et de marü. T. II. p. 156.
(5) Correspofid. de max. et de marg. T. II. p. 141, 166.
(6) Correspond. de max. et de marg. T. II. p. 152.
(7) Correspond. de max. et de marg, T. II. p. 161.
(8) Correspond. de max. et de marg. T. II. p. 188.
(9) ntHE, Ilist. of Engl. Ch. XXVII. p. 291.
11 Deel. 3 Stük. 38
-ocr page 292-202 . ALGEMEENE G Ε S C III Ε D Ε IN l S
1482—werden den Koning van Frankrijk ontnomen en zijne benden bij Guinegate door
beleid van maximiliaan verslagen (1). Daar inmiddels het jaargetijde ver gevorderd
was, keerde hewdrik met het grootste gedeelte zijns legers naar Engeland terug (2).
5 V, Vóór zijn vertrek , had Margaretha te Rijssel een nieuw verdrag met hem geslü-
maand ' waarbij zij beloofde, gedurende den winter vierduizend ruiters en zesduizend voel-
knechten ten koste van Engeland, op de been te houden. Tevens werd de voltrek-
king van het reeds voorlang overeengekomen huwelijk tusschen karel van Oostenrijk
en maria, de zuster van Hendrik VIII, tegen hel volgende jaar vastgesteld (3). De
Landvoogdes bleef hare belofte niet getrouw, hoewel zij do bepaalde gelden uit En-
geland ontving (4). Van het bedongen huwelijk kwam mede niets. Het gelukte
lodewijk XII, door hot voorstel eener echtverbindtenis van zijne dochter renee met
KAREL van Oostenrijk, den Keizer, wien dit uitzigt van de magt en het aanzien
zijns kleinzoons te vergrooten aanlokte, ondanks de pogingen van Margaretha (5) ,
van do zijde des Konings van Engeland af te trekken (6). Hendrik, die zich
reeds met toebereidselen ter voortzetting van den kryg tegen Frankrijk zoowel, als
voor de huwelijksfeesten zyner zuster te Calais bezig hield (7), nam dit, gelyk
do Landvoogdes gevreesd had, ten uiterste euvel op (8). Vol verbittering over zulk
7 V.
Oogst- cene beleedigende teleurstelling, sloot hij den vrede met Frankrijk, in welken
"i'ri"^ ook de Nederlanden begrepen waren (9). Overeenkomstig een afzonderlijk ver-
lol Ί
9 V, drag (10), huwde lodewijk , weduwenaar van anna van Bretagne, met Hendriks
usaand.----
(1) POKTüs UEüTEKUs, Rei'. Auslriac. Lib. VU. c. V. p. 161. iiume, Rist. of Engl. Cli. XXVll.
p. 291, plaatst den slag bij Guinegate vóór het bemagtigen van Tcrouanne. Dit gevecht, ook
Λνοί de Slag der Sporen genaamd, omdat de Franselicii op dien dag meer gebruik maakten van
hunne sporen dan van hunne Avapenen, moet daarna en kort vóór de overgave van Doornik zijn
voorgevallen. Zie Correspond, de bux. et de marg. T. II. p. 196, 211.
(2) uuME, Jlist. of Engl. Ch. XXVII. p. 291.
(3) JUJMER , Acta Puhl. Angl. ï. VI. Ρ. I. ρ. 51, 52.
(4) Lettres de louis XII, Τ. IV. ρ. 217—221. Correspond. c/e marg. d'Autriche, Τ. II. ρ. 102.
(5) Correspond. de max. et de maug. T. II. p. 221, 225, 229.
(6) HÜ3IE, Ilist. of Engl. Ch. XXVII. p. 292.
(7) Correspond. de louis XII, Ϊ. IV. p. 259, 318. Lettres de mat. et de barg. T. II. p. 245.
(8) Lettres de louis XII, T. IV. p. 312, 328, 335, 344, 346.
(9) rijmer, Acta Ρ tibi. Angl. T. VI. E..I. p. 64—68, 81, 82. Ύ^^.· Lettres de louis ΧΠ ,
Ί\ IV. ρ. 355-361, 376-378.
(10) rijmer, Acta Puhl. Angl, T. VI. P. I. p. 68—78. ro.^jTus hecteris , Her. Amtr. Lib. VII. p. 167.
-ocr page 293-DES VADERLANDS. 30*3
iusler maria, welke plegtigheid te Ahheville voltrokken werd (1). Vruchteloos had 1482—
MARGARETHA gctracht dat huwelijk te voorkomen (2). Hare vrees over de enge
vereeniging tusschen Frankrijk en Engeland verdvt'een evenwel spoedig. Binnen
drie maanden overleed Koning lodewijk , wien frans , Herlog van AngouUme, 1 v.
Louw-
op den troon volgde (3). De Koningin-weduwe huwde den Hertog van Sttß'olk, maaml
welke haar naar Frankrijk had geleid, en keerde met hem in Engeland
terug (4).
Karel van Oostenrijk was nu in zijn vyfliendo jaar getreden en aanvaardde der-
halve als meerderjarig zelf het bewind over de T^ederlanden. Hij ontving dan ook
achtereenvolgend de hulde van Brahand j Vlaanderen^ Zeeland en Holland en men
legde hem den gewonen eed af, nadat hy eerst de handhaving van 's volks aloude
Yoorregten bezworen had (5). Friesland werd hem tegen voldoening van honderd-
duizend goudguldens door Herlog george van Saksen afgestaan, welk verdrag ook ]9v.
de Keizer bekrachtigde. Het geld bragten de ingezetenen van //o^/awc? op, welk
met eene nieuwe algemeene verponding over huizen en landerijen, en een hoofd-
geld van alle gegoede lieden belast werd. Vóórdat karel werkelijk bezit nam van
Friesland, kwam te Delft tusschen hem en karel van Gelre, Avelke weder den
vrede verbroken had, eene wapenschorsing voor vier maanden tot stand. Kort daarop 8 v,
vertrok de Stadhouder van Holland, toen floris van Egmond, Heer van IJssel- „-laaucl
stein, naar Friesland alwaar hij, onder zekere bepalingen, den eed van hulde en
trouw voor zijnen meesier ontving, in wiens naam hij der Friezen vryheden, wjorreg- \ v.
ten en oude herkomsten bezwoer te onderhouden (6). IJooim.
Do jeugdige Vorst nam dadelijk werkzaam deel in het bestuur en toonde, dat hij
zelf de teugels van het bewind zou voeren (7). Reeds vóór zijne inhuldiging had hij
den Staten van Vlaanderen verklaard, dat voortaan alle zaken op zijnen naam moesten
(1) nt'BiE, lii&L of Engl. Cli. XXVIL p. 293.
(2) Lettres de locis XII, T. IV. p. 349—355.
(3) iom«s iieuterus, lier. Austriae. Lib. VII. c. 9. p. 167.
(4) Correspond. de mk\. ct de maug. T. II. p. 285. Vgl. hübe , Hist, of Engl. Ch. XXVlL p. 293.
(5) wagehaar, D. IV. hl. 383. Even als riups de Schoone bij zijne inhuldiging, .sluit kaiiel
stilzwijgend die voorregtcn uit, welke bij het Groot Privilegie van baria van Bourgondi'é ver-
leend waren. Zie Groot Placaatb. D. III. bl. 20.
(0) te water, J^aderl. Eist. IJ. li. bl. 210-221. Vgl. wagewaar, D. IV'. bl. 382—392.
(7) Correspond. de sux. et de MAnc. T. II. p. 27G (1).
1958 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— verrigt AYorden (1). Thans beval hij, dat zonder voorafgaand bijzonder verlof, voor-
laan de sleden en dorpen geene renten verkoopen of nieuwe belastingen opleggen;
noch dat de leenmannen of Heeren binnen hunne heerlijkheden, alwaar do grafelyke
beden ontvangen werden', beden helfen zouden ; voorts dat de Edelen schatpligtig >Yaren
O V. voor de landen, welke zij niet in leen hielden (2). Hij veranderde willekeurig en builen
25151 den gewonen tijd de regering in verscheidene sleden, zette Dijkgraven en Heemraden
af, en stelde eenen vreemdeling, ·κ.κν.Έ.ι,ναη Poitiers , Heer van Dormawi , totOpper-
opziener der Hollandsche dijkwerken aan , alles in strijd met 's lands regten en vrijhe-
den (3). De Landvoogdes siargaretha. , welke sinds acht jaren het bewind over de
Νederlanden gevoerd en onverpoosd met zoo vele moederlijke bezorgdheid over karel
en voor zijne belangen gewaakt had (4), w^erd door de kunslenarijen des Heeren de
giiievres, die haar steeds in het geheim had tegengewerkt, niet meer of slechts om
den vorm, in den Raad geroepen; zelfs werden do brieven van den Keizer haar niet
meer medegedeeld (5). Daar zij reeds vroeger uit eigen beweging verklaard had ,
zich niet moer met staatszaken te zullen moeijen (6) , was het niet uit teleurgestelde
heerschzucht, maar uit het diepe gevoel over eene onverdiende minachting en schan-
delijke lasteringen, dat zij zich bij den Keizer beklaagde en in een uitgebreid verloog
hare grieven aan karel zelven openlegde. In dit merkwaardig geschrift geeft de
20 V. Landvoogdes een uitgebreid verslag van hare bewindvoering en toont overtuigend aan,
inaand welke belangloosheid en opoiTering van eigen vermogen, rust en genot zij de
gewesten beheerd heeft, Avelke haar door den Keizer waren toevertrouwd (7). » In-^
dien het U behaagt," dus eindigt zij haar vertoog, »hgtvaardig te gelooven, wat
men TJ van mij zegt en duldt dat ik steeds behandeld worde , gelijk men aangevan-
gen heeft, dan zal ik veel liever in myne kleine zaken voorzien en van het staats-
(1) Correspond. de marguekite d^Autriche, T. II. p. Il3, 114.
(2) Groot Placaatb. Ώ. II, bl. 2047—2053.
(3) WAGENAAR, D. IV. hl 395—397.
(4) Correspond. de max. ct de marg. T. II. p. 235, 240, 260, 261, 264, 265, 269.
(5) LE GLAT, Notice sur MARG. p. 438, 439.
(6) Correspond. de max. et de marg. ï. Π. p. 284.
(7) Correspond. de marg. d'Axitriche, T. II. p. 117—130. Een uittreksel bij te glay, ISoticc
sur marg. p. 439 (2). In 1514 had Margaretha den Keizer te kennen gegeven, dat zij ten behoeve
van liet bestuur, zooveel van haar vermogen bad opgeoiFerd, dat zij verzocht dat men hierin zou
voorzien, anders zegt zij : »il me conviendra faire banqwe rotte,'' Correspondance de max. et de
marg. T. II. p. 256.
DES VADERLANDS. 30*3
looneel aftreden, zoo als ik reeds onlangs aan den Keizer bij mond« van mijn ge- 1482—
heimschrijver markix verzocht heb." Maximiliaan trok zich de zaak zijner dochter,
^vier uitstekende Terdiensto hij kende , met nadruk aan en vermaande zijnen klein-
zoon , haar bij de grootste en gewigtigste zaken Ie raadplegen en haar eene behbor- 18 v.
lijke jaarwedde toe te kennen (1). maand
Ondertusschen had de op nieuw ontvlamde krijg ^met Gelre karel aangespoord,
zich de vriendschap van Koning frans I te verwerven, om zich ten minste
aan de zijde van Frankrijk voor vijandelijkheden to dekken. Hij had derhalve in
het vorige jaar dien Vorst wegens Vlaanderen, Artois en andere Fransche leenen
hulde bewezen en met hem een verbond gesloten , waarin binnen drie maanden de
Keizer en de Koning van Arragon deel konden nemen, bij hetwelk een huwelijk
tusschen karel en rekee , do jongste dochter des overleden Konings en slechts
zes jaren oud , bepaald werd (2). Frans I veroorloofde vervolgens aan karels afge-
zant, hendrik, Graaf van Nassau^ een huwelijk met glaude, eenige zuster van
FILIBERT van Chalons, Prins van Oranje, Avaardoor dat prinsdom in het huis van
Nassau gekomen is (3). Er w.erd een nader verdrag met Frankrijk getroffen, toen
karel van Oostenrijk, bij den dood zijns grootvaders Ferdinand van Arragon, den 23 v.
lilel van Jioning van Spanje had aangenomen, ofschoon zijno moeder nog leefde, ^aand.
wie do Spanjaarden als de eenige wettige erfgename der kroon beschouwden. ïe
Noyon kwamen de beide Vorsten overeen, dat het geschil over het rijk vixnNaoarre,
tusschen Frankrijk en Arragon ontslaan, in der minne vereffend en louise, het 13 v.
eenjarig dochtertje van frans I, aan karel uitgehuwelijkt zou worden (4), Ooc'i
van deze beraamde echtvereeniging kwam even weinig als van dio met maria
van Engeland, of met glaude en renee van Frankrijk. Slechts weinig meer
belangrijk dan dit verbond was voor do Nederlanders het verdrag kort daarna
tusschen den Keizer, den Koning van Frankrijk en karel te Brussel gesloten,
bij hetwelk men onder anderen het beoorlogen der Turken bepaalde , waartoe Paus leo X
onlangs de Christen-Vorsten had opgewekt (5). Om denzelfden lijd wci'd het vriend-
29G ALGEMEENE G Ε S C ίΐί Ε ΰ Ε Ν i S
1482-
1528
schapsverbond tusschen Hendrik VIII en karel , benevens het handelsverdrag met En-
geland van vyftienhonderd zes weder hernieuwd (1). Ook bewerkte Koning frans
een bestand met Gelre (2). Dit werd echter spoedig verbroken , doch later door een
ander voor den tijd van zes maanden gevolgd (3).
Maar'eer dit bestand nog volkomen gesloten was, had zich karel te Middelburg
naar Spanje ingescheept, waai^ men hem met ongeduld verwachtte. De hoofdoorzaak
dat de logt derwaarts tot nu toe vertraagd was, wordt aan de Nederlandsche Grooten
loegeschreven, die ongaarne hunnen Vorst zagen vertrekken. Immers, zoo lang hy in
do Νederlanden vertoefde, was daar de zetel van het bewind, de inkomsten uit
Spanje werden er verteerd en zy genoten, zonder eenige mededingers, de weldaden
van hunnen meester. Maar zg liepen gevaar al dezo voordeeien en hunnen invloed te
verliezen, zoodra hun Heer in Spanje gekomen was. Niet alleen zouden de Spanjaar-
den natuurlijk het beheer over hunne eigene zaken voeren, maar Nederland zelfs zou
slechts als een deel hunner magtige heerschappij beschouwd Avorden; en zij , die nu
de gunsten van den Vorst aan anderen uitdeelden, moesten dan tevreden zyn, die
uit handen van vreemdelingen te ontvangen. Karel., argeloos, onervaren, en zeer
gehecht aan zyn geboorteland, zou zich alzoo noodejoos in de IS ederlanden opgehou-
den en die slechts na de herbaalde aanzoeken van den Kardinaal ximeives , toen aan
het hoofd van zaken in Spanje, en op dringenden raad des Keizers verlaten hebben (4).
Het komt ons echter voor, dat 's Vorsten reis voornamelijk uit hoofde van den Gel-
derschen krijg werd uitgesteld en van de onderhandelingen, door welke filips van
Bourgondi'è, een natuurlijke zoon van filips den Goede, den Utrechtschen zetel
besteeg, en karel zich het bezit van het wereldlijk bewind over het Sticht voorbe-
reidde (5). Verzeld door den Heer de chievres , zijnen eersten staatsdienaar, en
een schitterenden stoet van Nederlandsche Edelen, kwam karel, na een gevaarlijken
logt, te Filla Vioiosa in de Asturi'èn aan. Hij werd met de uitbundigste vreugde
ontvangen en het jaar daaraan met zijne moeder te Valladolid lot Koning van
Spanje gekroond (6).
(1) RiJïïÊR, Jet. Puhl. Angl. Τ. VI. Ρ. I. ρ. 112—117.
(2) s, ΒΕΝίκεπΑ, Chron. d. Friescher Land. bl. 304, 305.
(3) WAGEHAAR , D. IV. bl. 407.
(4) ROBERTSON, IHst. of CHARLES V, B. I. p. 442.
(5) WAGENAAR, D. IV. bl. 398-407, 408—410.
(6) pontds hecterüs, lieT. Justr, Lib. VII. c. 16. p. 177. robertson, Hist. o/'cnarlesy, B. 1.
p. 442, 443.
17 ν.
Her Is t-
inaand
1517
DES VADERLANDS. 1961
Vóór ziin verlrek uit de Nederlanden, had hii het bewind aan een raad van re-1482—
1528
gentschap opgedragen, in welken maugaretha slechts eene raadgevende slem had (1).
Men wil, dat karel voornemens was, om zoodra hij in Spanje gekomen zou
zijn, zijnen broeder Ferdinand als Landvoogd naar de JSederlanden te zen-
den (2). Wat hier van zij, zeker is, dat hij te Saragossa een bevelschrift uitvaar- 24τ.
· , Hooim.
digde, Avaarbij aan Margaretha de onderteekening van alle staatsstukken, in naam 15jg
des Konings, het toezigt over de geldmiddelen en de begeving van alle ambten werd
opgedragen (3). Deze magtsvergrooting der Vorstin gaf aan het bewind meer klem
en eenheid, hetgeen thans te noodzakelijker Avas, naardien het gesloten bestand met
Gelre^ hetwelk onlangs voor een geheel jaar was verlengd geworden, door de Gel-
derschen, bijzonder ter zee, schandelijk verbroken Averd. Men was wel bedacht,
deze geweldenarijen te beletten, doch geldgebrek verhinderde de uitvoering daarvan
en de Hollanders ontvingen van den Stadhouder den last, slechts verwerenderwijze
tegen de Gelderschen te handelen (4). Niet alleen werden door den beruchlen Frie-
schen zeeschuimer groote pier , den Hollandschen handel en der scheepvaart groote na·
deelen toegebragt; ook giiristiaan II, Koning van Denemarken^ bedreigde beide met
eenen zwaren slag. Onder voorgeven, dat hem do bruidschat'zijner gemalin isabella
van Oostenrijk, de zuster van Koning karel, nog niet voldaan was, had hij meer
dan tweehonderd Nederlandsche schepen in beslag genomen. Zij werden echter binnen
korten tijd weder ontslagen (5). Men was dit veelligt aan sigbrit, in dien lijd de
voornaamste raadgeefster des Konings, verschuldigd. Deze vrouw was >veleer fruit-
ventster te Amsterdam geweest en naar Bergen in Noorwegen vertrokken, waar
zij eene herberg hield , en hare dochter duufkew of duifje het hart des Konings, toen
nog Kroonprins en Landvoogd van Noorwegen, aan zich boeide. Zij werd later naar
Koppenhagen ontboden en beheerschte den Vorst zoo geheel door do meerderheid van
haar verstand, dat zij zelfs na den dood harer dochter, het bestier van zaken naar
haren wil regelde (6). Daar men nu weet, dat zij handel en nijverheid met nadrult
bevorderde, en steeds de hoogste genegenheid voor hare voormalige landgenooten koes-
(1) LE GLAT, Notice sur aAIlGüERlTE, p. 441.
(2) TE WATER, raderl. Rist. D. Π. bl. 227, 228.
(3) Groot Placaatb. I). IV. bl. 12, 13. Correspondanoe de bargueritk d'Autriche, T. II.
p. 140, 141.
(4) godthoeveh, Chroti. V. Holl. bl. 577, 578. velk's, Chron. r. Hoorn, bl, 204—209,
(5) vELius, Chron. t. Hoorn, bl. 208.
(6) Correspond. de margcerite d'Autriche, T. II. p. 135 (1).
11 Deel. 3 Stük. 38
-ocr page 298-298 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—terde, is het geenszins gewaagd Ie vooronderstellen, dat zij invloed op het ontslag der
1528 schepen gehad heeft.
Het bestand met de Gelderschen werd weder voor een of twee jaren verlengd, doch
12 v. aan beide zyden kwalijk gehouden. Ondertusschen was Keizer maximiliaan aan eene
inaand slepende ziekte in zijn zestigste levensjaar overleden (1). Hij had eene belangrijke rol
1519 op het tooneel der wereld gespeeld, en zich door vele uitstekende hoedanigheden als.
mensch en als Vorst onderscheiden. Zachtaardigheid, edelmoedigheid , minzaamheid en
weldadigheid waren de grondtrekken van zyn karakter. Hij was een goed zoon, teeder
echtgenoot en liefderijk vader. Zoo matig hij was in spijs en drank , zoo hartstogtelijk
daarentegen beminde hij ridderlijke oefeningen en de vermaken der jagt (2). Begiftigd
met een gelukkig geheugen, vlug begrip, goed verstand en gezond oordeel, was hy ,
ondanks eene zeer beperkte opvoeding, een groot bevorderaar van kunsten, letteren en
wetenschappen niet alleen , maar wist ook te midden der veelvuldige en belangrijke zaken
in welke hij steeds gewikkeld was, den tijd te vinden, om zelf onderscheidene schriften
zamen te stellen, welke van veelzijdige kennis getuigen (3). Hij was in verschillende
talon bedreven , sprak aangenaam en bevallig, en beminde bovenal de muzijk. Groot
waren zijne verdiensten 'met betrekking tot het krijgswezen , waarin hij vele verbeteringen
had ingevoerd, en het inwendig besluur van den slaat is hem insgelijks menige nuttige
inrigling verschuldigd. Hij was beter veldheer dan staatsman; ook streefde hij inzonder-
heid naar cxoriogsroem en toonde bij elke gelegenheid, dat het hem aan persoonlijken moed,
noch aan tegenwoordigheid van geest in gevaren ontbrak. Maar de veelvuldige oorlogen,
die hij moest voeren , zoowel om de erflanden zijner gemalin te beschermen als om zyne
eigene regten te handhaven , z^ne vaak tot verkwisting ontaardende milddadigheid, en
voorzeker ook eenige aangeboren zorgeloosheid, braglen hem steeds in groot geldge-
brek en hij werd schertsend : zonder geld bijgenoemd (4). Hij wordt van wispeltu-
i
I
(1) i'ORTüs HEUTERüs, Rev. Austriac. Lib. YII. c. XVII. p. 170.
(2) Ia een brief aan Margaretha, betuigt maximiliaan zijne vreugde » que son petit-fils, Ic prince
CHARLES, aime la chassej car s'il n'avait pas ce gout, il pourrait passer pour batard." Cor·
respond. de maximilien et de margüerite , T, I. p. 241.
(3) bouterweck, Gesch. d. Poesie und Beredsamk. Β. IX. S. 512. Göttingen 1812. iieinsiüs,
Gesch, d. Sprach- Dicht- und Redekunst d. Deutschen, S. 134. Berlin 1823. le glay, No-
tice sur maximilieit, p. 416, 417. ^
(4) Hoe bekrompen dikwerf de geldmiddelen waren, zoodat zelfs de hoogste en belangrijkste
ambtenaren niet betaald Averden, blijkt onder anderen uit den brief van claüde de cylly, maximi-
uaaks afgezant aan het Hof van Kastilië: »Sire! je claude de cylly vous supplie Irès humble-
uicnt dc non me laisser mourir en ma vicllesse de cestc miscrej il y a quatre ans que je suis
DES VADERLANDS. 299
1482—
1528
righeid, besluiteloosheid en liglgeloovigheid beschuldigd, maar zijno meeslo daden
getuigen van vaste beradenheid, onafhankelijkheid van geest en zielskracht. Men
heeft beAveerd, dat hy de pogingen van luther gunstig geweest is, maar zijn
ernstig streven om zelf Paus te worden (1), ondersteunt niet dit gevoelen, hetwelk
trouwens ook door zijn verzoek aan leo X, dat men den Hervormer het stilzwijgen
zou opleggen, ontzenuwd wordt (2). Vele jaren had maximiliaan als echtgenoot van
MARIA van Bourgondië en voogd van zijn zoon en kleinzoon het bewind over do
Nederlanden gevoerd, en zich inzonderheid jegens Holland verdienstelijk gemaakt
door het vernietigen der verderfelijke Hoekscho en Rabeljaauwsche twisten, welko in
het begin zijner regering nog met onverzwakt geweld voorlwoedden (3).
Maximimaans overlijden bragt de Koningen van Frankrijk en van Spanje, die
beide onder de hand naar de Duitsche Rijkskroon stonden, openlijk in beweging, doch
eindelijk werd karel , welke over het meeste goud beschikken konde , lot Roomsch-
Roning en Keizer uitgeroepen (4). Fraks I was hierover ten uiterste gevoelig en
bleef van dien lijd af do ouverzoenlijksle vijand van zijnen gelukkigeren mededinger,
zoo als de ISederlanden tot hun nadeel ondervonden hebben. De slaat van zaken
veroorloofde karel niet, vóór het volgende jaar Spanje te verlaten en het keizerlijk
gezag uit te oefenen, hetgeen niet konde geschieden vóór hij openlijk gekroond
was (5). Hij stelde liet regentschap over Kastili'è'm handen van adriaan FLoniszoorf,
28 V.
Zomer-
maand
1519
hors de ma maison et tousjours vivant d'amprunt et ne treuve plus homme qui me vuille rlcn
presler, que votre l)oa j)laisy soit me faire payer aiïin tpie je m'cn puisse retourner en ma
maison, ct je pryerc Dieu pour vous," Lettres de louis XII, T. Π. p. 304.
(1) Corrcspondance de maxuiilien et de marguerite, T. I. p, 37. De Keizer ondertcekcnt dien
brief aan zijne dochter: »votre bon père maximilien, ƒ?/<«;· joö/jc." Hij besloot zelfs, wanneer hij
Paus zou ΛV0Γden, het Rijk aan kakel af te slaan. T. II. p. 37.
(2) le glay, Notice sur maxdiihen, p. 411.
(3) De schrijver der Chron. de waximiuen, een tijdgenoot, verhaalt, dat beide ])artijen destijds
nog zoo op elkander verbitterd waren » que Ie fils combatlait son père et Ie père som fds. 11 y
avait beaucoup de ces parlisans en Uoüande et en Zclande, ou se commettaient des meurtres
frequents dans toutes les villes, hameaux et villa^res." p. 320. Vgl. over het karakter van maxijii-
liaan: pontüs heuterus , Rer. Austriac. Lib. Vil. c. 17, 18. p. 178—181, wien bildermjk volgt,
D. V. bl. 16—18. Liminaire de la Chron. de maxijiiliek I, p. I—VIII. le glay, Notice sur
maximilien, p. 415—420. v. kampen, Faderl. Karakterk. D. I. bl. 217—219.
(4) sleidanus, Coviment. de Statu Relig. Lib. I. p. 19—27. poistüs uedterüs, lier, Austriac,
Lib. Vlli. c. 2. robertson, llist. 0/charles V, B. L p. 445—451. cacuird, Rapport sur iet
Archives de Lille, ρ. 13, 146-189.
(5) robertsojy, Bist, of charles V , Β. I. p. 449.
38*
-ocr page 300-ALGEMEENE G ES C IIIED EN I S
1482— en stevende uil Corunha rcfftslrceks naar Engeland, om met Hendrik VIÏI het
1528
22 y verbond van vriendschap te hernieuwen. Van daar stak hij met eene vloot van
liloeim. dertig schepen over naar Zeeland, en begaf zich vervolgens door Vlaanderen en
Brahand naar Aken. Hij werd met buitengewone plegligheid gekroond, waartoe
23 v. de Staten der Nederlanden hem tweemaal honderdduizend kroonen hadden inge-
Wijn-
Op den logt naar Duitschland had karel zijne moei μαηαα,ηετπα van Oostenrijk ,
die zorgen noch opofferingen gespaard had , om hem den betwisten keizerlijken troon
te verschaffen (2), in de landvoogdij over de ISederlanden bevestigd , welke zij met
zooveel ijver en waardigheid bekleedde. Zij ontving nu de magt om de Staten, die
zich in alle zaken en omstandigheden lot haar moesten wenden, naar welgevallen
bijeen te roepen. De groote Raad van Mechelen^ het Hof van Holland^ alle andere
geregtshoven, waren haar en den geheimen Raad onderworpen en kregen verbod,
om voortaan brieven van gunst, kwijtschelding, vrijgeleide of dergelijke te verleenen (3).
Deze verkorting van de aloude voorregten dier Hoven, was slechts de voorbode van
^s Keizers besluit twee jaren later, waarbij het Hof van Holland gelast werd, om de
handvesten, op welke men zich tegen de keizerlijke bevelschriften beriep, tan geene
waarde te verklaren of wel geheel te vernietigen (4), De Stadhouder van Holland,
HENDRIK, Graaf van Nassau, werd lol Kapitein-Generaal over de krijgsbenden ter
verdediging der grenzen en lol handhaving der wetten aangesteld, en dit volk uit-
drukkelijk bevolen, den ingezetenen geen overlast te doen, maar zich mot de soldij te
vergenoegen , voor wier stipte betaling men zou zorgen; terwijl tevens elk verboden
werd , eenige vijandelijkheden legen wien ook te plegen zonder toestemming der Land-
voogdes en der Staten, of l)ijzonder bevel des Keizers, van wiens hulp, even als van
die des Konings van Engeland en andere naburige Mogendheden, de landzaten zich
bij eenen aanval van buiten konden verzekerd houden (5).
In vijftienhonderd achttien had karel eene meer naar het vermogen der sleden
evenredige verdeeling in de opbrengst der grafelijke bede, die toen voor Holland
jaarlijks op zestigduizend gulden bepaald was, hoewel tegen den zin van eenige groote
(1) portus nECTERUs, Rer. Aiistr. Lib. VIII. c. 5, 10. p. 195. nobertsos, HisU of cuarles V
B. 1. p. 451, 453, 454.
(2) ie glay, ISotice sur margderite, p. 442—446.
(3) Grooi Placaatb. D. IV. bl. 13—15.
(4) Groot Placaatb. D. II. bl. 2055. ί
(5) Groot Placaatb. D. IV. bl. 15, 16.
-ocr page 301-DES VADERLANDS. 30*3
steden ingcToerd (1). Om dien lijd was Mr: floris oem vak wijngaarden, Pensiona-1482—
ris van Dordrecht, welke voor het stapelregl dier stad, waarover zich de Utrechte-
naars en eenige Hollandsche steden bij het Hof te Brussel beklaagd hadden, sterk
geijverd had, deswege bij karel in ongenade gevallen en van zijn ambt ontzet ge-
worden. Doch door voorspraak vari den Kardinaal adriaan floriszoon , werd hij eer-
lang in zijne eer hersteld en tol Raad van Holland benoemd, welke betrekking hij '
zijn leven lang bekleed heeft (2). Men acht het niet onmogelijk, dat zijne hevige
ingenomenheid legen de voorstanders der leer van ltjther, de belangstelling van den
invloedrijken Kerkvoogd te sterker voor hem heeft opgewekt (3). Zeker is, dat de
gevoelens van den Duitschen Hervormer toen reeds in de Nederlanden bekend waren,
zelfs eenigen opgang maakten , en de aanhangers of bevorderaars der nieuwe leer in
Dordrecht niet ongemoeid bleven (4). De Hoogeschool te Leuven veroordeelde ter-
stond de stellingen van luthhr , en twee jaren later in vijftienhonderd twintig, inge-
volge eene bulle van Paus leo X, zijne schriften lot den brandstapel. Meer opziens
verwekte 's Keizers bevelschrift tegen de Hervormingsgezinden, hetwelk ook in do 8 τ.
Nederlanden werd afgekondigd , dewijl daarbij de Stalen dier gewesten noch gekend 152I'
noch gehoord waren , hetgeen men als eene inbreuk op hunne regten wil beschouwd
hebben (5). De strafbepalingen werden echter in het eerst niet gestreng toegepast.
De Landvoogdes trachtte de bewegingen in de godsdienst veeleer door overreding en
gematigdheid te stillen, dan door eene gestrengheid, welke de gemoederen verhardt
en verbittert. Zij verbood wel is waar, de bijeenkomsten der andersdenkenden, doch
legde slechts dengenen eene geldboete op, welke van overhelling lot do nieuwe leer
overtuigd werd (6). Later vermaande zij bij een openbaren brief aan alle godsdien-
stige gestichten en inrigtingen, dat de predikstoelen alleen door verstandige en ach-
tingwaardige mannen zouden betreden worden, welke zich steeds van eene deftige en
voorzigtige taal moesten bedienen, en in het openbaar over de Hervormers noch hunne
leerstellingen spreken zouden (7). Maar sinds prawfors van der hulst, Raad van
(2) VAN BEVERWiJCK , ßeschrt v. Dordrecht, bl. 327—329. ;
(3) te water, FaderL Uist. D. 11. bl. 231. : · .
(4) VAN BEVERWIJCK, Beschr. v. Dordrecht^ bl. 327. !
(5) veliüs, Chron. v. Hoorn, bl. 215. Vgl. grotius, de Rep. Bat. c. V. p. 78, 87. brandt,
Hist. d. Ref. D. L bl. 70. Het bevelschrift zelf wordt gevonden in het Placaatb, v. Fiaandc-
ren, bl. 89—102. dü mont, Corps Diplom, T. IV. P. 1. p. 335-338.
• ί
(6) le glay, Notice sur marguerite , p. 448, 449.
(7) brandt, Hist. d. Ref. D. I. hl. 97 ' '
-ocr page 302-302 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—Brahand, in vijflienhonderd Iwee en twintig met het onderzoek naar het geloot'in
de Nederlanden belast, en een nieuw bevelschrift tegen de Hervormingsgezinden was
uitgevaardigd geworden, waren de vervolgingen om de godsdienst begonnen, van
>velUe JAN DE BAKKER, Pficster te Woerden^ het eerste slagtoffer in Holland ge-
weest is (1).
Ondertussohen had frans I, na het mislukken zijner pogingen om Navarre te ver-
overen en zich van Italië meester te maken, zijne strijdkrachten tegen de Nederlan-
den gerigt (2). Margaretha riep aanstonds te Bergen in Henegouwen de Staten
bijeen, en verwierf door hare nadrukkelijke laai van hen den geëischten onderstand (3).
In Rolland werden alle leenmannen opontboden, en de sleden op het leveren
van een bepaald getal weerbare mannen gesteld; ook maakte men een ontwerp,
volgens welk Holland en West-Friesland te hunner verdediging tweeduizend man
in hel veld konden brengen (4). Dit was te noodzakelijker, naardien karel van
Gelre, in Aveerwil des beslands, Holland in onrust hield en beslookte. Daartegen
Wij 11- ' ' "
maand werd , ondanks den krijg met Frankrijk, door tusschenkomst des Konings van En-
geland ^ de haringvisscherij beide door Flanschen en Nederlanders vrij verklaard (5).
Het geluk was Koning frans in de ]Sederlanden niet gunstig, uit welke hij nu
den krijg weder naar Italië overbragl, om aldaar den invloed des Keizers, welke
uit de verliefling van adriaan flokiszoon op den Pauselijken zetel zoo treffend
was gebleken, te fnuiken en hem de onlangs veroverde gewesten te ontwringen.
1522 Hij moest echler weldra Italië na het verlies van den slag van Bicocca , onverrigter
zake verlaten; en de Keizer, hierdoor zijne handen ruimer gekregen hebbende,
besloot naar Spanje te reizen, waar zijne tegenwoordigheid dringend gevorderd
werd (6).
Het bijoogmerk van dezen togt was, om onderweg het Engelsche Hof te bezoeken
en de vriendschapsbanden met Hendrik VIII legen frans I enger te strengelen. Eene
vloot van honderd vijftig schepen met zesduizend voetknechten en een aanzienlijk getal
vrijwilligers bemand, werd derhalve uit Middelburg naar Hampton in Engeland
24V. vooruit gezonden, om daar den Keizer af te Avachten. De Vorst stelde vóór zijn ver-
liloeira.
ί (1) BUAIN-DT, /iisf. rf. i?e/. Β. L bi. 71—95.
(2) noBERTsoN, Bist. of CHARLES V, li. II. p. 469—475.
(3) LE, glav, Notice sur margüerite , p. 446.
(4) wagenaar , D. IV. bl. 430.
(5) rijmer, Acia Puhl Angl. Τ. VI. Ρ. I. ρ. 198.
(6) ROBERTSON , Hist. of CHARLES V , Β. Π. ρ. 476, 477.
-ocr page 303-DES VADERLANDS. 30*3
trek MARGARETHA OD Dieuw ΟΥΘΓ de Nederlanden en beeaf zich Ιθ land naar 1482—
Calais^ van 'waar hij in vier uren naar Douores overstak. Hendrik VIII, door
dit bezoek gevleid, sloot een nader verbond met den Keizer, Ie wiens behoeve hij
reeds den krijg aan fraks I verklaard had. Karel verloofde zich met *s Konings
dochter, de zevenjarige maria , welk huwelijk zou voltrokken worden, wanneer
m·.
de bruid twaalf jaren bereikt had. Eerst na een verblijf van zes weken , verliet hij
Engeland en landde twaalf dagen later te St. Andreas in Asturi'è aan (I). Hij i6 v.
vond Spanje in opstand legen zijn gezag, maar bragt weldra de wederspannigen
voorzigtig beleid lot pligt en tucht lerug (2).
Middelerwijl bestreden de Engelsche benden onder den Graaf van Surrey^ en de Ne-
derlanders onder floris van Egmond met weinig gevolg de Franschen in PicaV'
dië (3). Met groot nadeel werd daarna de krijg in de Nederlanden onder den Hertog
van Suffolk tegen den Franschen opperbevelhebber la tremouille en den Hertog van
Vendome voortgezet, die Henegouwen en Arloia te vuur en te zwaard verwoestten (4).
Gelukkiger waren 's Keizers wapenen in Friesland^ hetwelk ten eenenmale in zijne 1523
magt geraakte f5}. De Gelderschen zelten niettemin den oorlog en hunne strooperijen
in Holland voort, waar awtokie van Lalaing ^ Graaf van Hoogstraten^ het stadhou-
derschap bekleedde. Hoezeer men op eene dagvaart te Dordrecht tot vrede geneigd
geweest was, stelde men zich thans alom in staat, om den Gelderschen krachtig het
hoofd Ie bieden. Tot bestrijding der oorlogskosten namen de Stalen van Holland
zooveel geld op, dat de jaarlijksche rente daarvan vijfduizend gulden beliep ; terwijl
de geestelijkheid beloofde eene gelijke som op te brengen. En naardien do oorlog
legen Frankrijk nog voortduurde, verbood het Hof van Holland, bekend met der
Franschen listen en kunstgrepen, den Geestelijken en klooslerliogen naar Frankrijk
te gaan of van daar herwaarts te komen, op straf van verdronken te worden (6).
Doch de nederlaag en gevangenneming van frans I by Pavia hadden voor de Ne- 24 r.
derlanden een stilstand van wapenen met Frankrijk ten gevolge, welken de Land-
-________________isS'
(1) poNTüs uEüTERüs, Rer. Ausir. Lib. Vllf. c. 13. p. 199.
(2) pontos hettercs, Rer. Austr. Lib. VIII. c. 15, 16. bobentson, Hist. of coarles V, B. ΠΙ.
p. 478—488.
(3) ROBEtlTSON, Hist. of CHARLES Y, B. II. p. 477.
(4) pontus uecterüs, jRer. Austr, Lib. VIII. p. 205. robertsos , Hist, of ciiabies V, B. III.
ρ. 492. ;
(5) pontüs hkutertjs, Rer. Austr. Lib. VIII. p. 209. goüthoever, Chron. bl. 585—587. τι
WATER, Vaderl Hist. D. II. bl. 239—244.
(6) WAGENAAR, D. IV. bl. 444-447.
-ocr page 304-eijllimnillljint^ltlinpijilll II II I .. ,-^ .„II. ...J., »)..■.. 1.1. .-_ -.M·.... . . .. ; ,--· . ■ ' ■ ' -. , „...VV,"' -T-··"-^-^'^-:-
304 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
}
1482— voogdes te Breda voor den tyd van zes maanden wist te bewerken, waarin ook de
1528 yjjn Ge/re,begrepen was, met wien tevens een afzonderlijk bestand voor een
jaar gesloten werd (1). De haringvisscherij kon nu gaande gehouden, en de handel
op Frankrijk vrij gedreven worden; doch de uitvoer van krygsbehoeften derwaarts
bleef verboden (2).
Het blijkbaar overhellen van Hendrik. VIII, sinds den-slag van Pama, naar
de zijde van Frankrijk (3), verwekte bezorgdheid, dat weldra weder het oorlogs-
zwaard getrokken en Nederland het tooneel des krijgs zoude worden. De Land-
voogdes eischte in tijds eene bede van Bolland^ om zich in slaat van tegenweer
te stellen en bovenal dén Gelderschen het hoofd te kunnen bieden, met welke het
bestand toen nog niet gesloten was. Zij vorderde eerst honderdduizend, toen
tachtigduizend gulden, maar men weigerde. Eindelijk werd deze laatste som, op
sterken aandrang des Stadhouders lalaing , door de Edelen en de sleden Dord-
recht, Haarlem^ Amsterdam, Rotterdam^ Schiedam^ Hoorn, Enkhuizen en
Schoonhoven ingewilligd; terwijl Delft, Leiden, Gouda, Alkmaar, Oudewater en
Gorinchem hun onvermogen aantoonden en ongemoeid bleven (4), De onlusten met
Oenemarken en do Ooslzeesteden, dreigden dien ongunsligen toestafid in Holland te
verergeren. Koning christiaan II was door zijn volk verdreven en met zijn gezin
naar de Nederlanden gevlugt (5). Hadden de Oostzeesteden, de bondgenooten van
. zijn neef en opvolger, frederik van Hohtein, reeds kort daarna vijandelijkheden
tegen do Nederlanders gepleegd en eenige Hollandsche en Zeeuwsche schepen op-
gebragt, zoo vreesde men met reden voor nog grootere nadeelen, toen de verdreven
Koning in Zeeland eenige bodems had uitgerust, om, gelijk men vermoedde, op de
schepen uit^ de Oostzee te kapen. Het was ook te voorzien, dat Koning fredbrik
do vryheid van handel in zijn rijk aan de Nederlanders verleend, mits zij christiaah
niet ondersteunden, zou intrekken, Avanneer daaraan niet voldaan wierd. Door de
ijverige pogingen der Landvoogdes, werd te Lubek een bestand met de Oostzee-
1525 steden voor twee jaren gesloten, in welken tusschentyd men wederzyds de geledene
schade zou opmaken en die aan elkander vergoeden. Het bestand, in hetwelk ook
do Koning van Zweden gustaaf I begrepen was, kreeg eerst in het volgende jaar
(1) nv ΜΟΝΤ, Corps Diplom, T. IV. P. L p. 433, 434.
(2) WAGENAAn, D. JV. bi. 452. \ ; ^
(3) KOBERTSOU, Hist. <ƒ CUARLES V, B. ΙΠ. p. 501, 502, 504.
(4) Mr. AERT VAU DER GOES, Register der Oagvaarlen , D. I. bl. 24—34, 3ö.
(5) 3. BKüRsii Ilist. Dan, Lih. UI. p. 85.
i
- -^i?!
-ocr page 305-DES VADERLANDS. 30*3
zijn vol beslag; doch de afrekening, hoezeer de Landvoogdes er op aandrong, bleef
geheel achter (1). 14
Inmiddels λν38 te Madrid het verdrag van vrede gesloten hetwelk frans I in vrg-
heid stelde (2). Onder de vele belangrijke punten ter gunste des Keizers behoorde ook 1520
dit, bij welk de Koning van Frankrijk zich verpligtte, den Hertog van Gelre te
noodzaken, zich tevreden te houden met hetgeen hij thans in Gelre ep, Ziitphen bezat,
welke gewesten na zijn dood aan kauel m/ï OofienrijA zouden vervallen (3). Der Land-
voogdes margaretha, welke door haren afgezant nikolaas perenot dezen'vrede had hel-
pen bewerken , werden door den Koning van Frankrijk vijf graafschappen, in het verdrag
genoemd, teruggegeven en bovendien vijf en twintigduizend Livres tot schadevergoe-
ding beloofd (4). Frans I, welke reeds vóór het plegtig bezweren van dit verdrag,
besloten had zich daaraan niet te houden, weigerde dan ook, zoodra hij in zijn rijk
was teruggekeerd, onder velerlei voorwendsels, het ten uitvoer te brengen (5). Hij
sloot zelfs eerlang een verbond met den Paus, den Hertog van Milaain en de jjiJgJ^
tianen legen den Keizer, en ontstak een geweldigen krijg in Italië, in welken Äome
stormenderhand door filibert , Prins van Oranje, bemagtigd en Paus clemens VII
gevangen genomen werd (6), Ondertusschen hadden do Koningen van Frankrijk en En-
geland, heide evenzeer voor do aanwassende magt des Keizers bezorgd , te Zowrfm een 23 y.
verdedigend en beschermend verbond gesloten en elkander beloofd, karel te beoor-^j^'
logen, in het byzonder de Nederlanden zoo te water als te land aan te vallen, en
den Hertog van Gelre lot den krijg legen hem aan te vuren (7).
Meer dan ooit waren de Gelderschen voor ZTo/Zawc? gevaarlijk geworden, sinds zij Utrecht,
ten gevolge der onlusten lusschen Bisschop nEWDRiK van Beijeren en die stad, be-
zet hadden , waardoor zij Holland van allo kanten konden bestoken (8). De Raad in
maand.
(1) wagenaar, D. IV. bl. 455—460, 463.
(2) rijmer, Acta Puhl. Angl. Τ. VI. Ρ. Π. ρ, 122—129. poktüs dedterus, Rer. Austriac.
Lib. IX, c. 4. ρ. 215.
(3) RIJMER , Acta Puhl. Angl. T. VI. P. II. p. 125.
(4) RIJMER , Acta Puhl. Angl. T. VL P. II. p. 128.
(5) robertson, IHst. of charles V, ü. IV. p. 508, 511.
(6) robertson, Rist. of charles V, B. IV. p. 511—518.
(7) rijmer , Acta Puhl. Angl. T. VL P. II. p. 78 , 79. poktus hecteros , Rer. Auatr. Lib. IX.
c. 7. p. 221.
(8) π. van erp, Kronijk in ματτπαει Analect. T. I. p. 100—104. powtüs dkütercs, Rer.
Austr. Lib. IX. c. 8. p. 22L
U Deel. 3 Stuk. 39
-ocr page 306-306 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— den Haag gaf op aandrang van den Kapitein-Generaal floris van Egmond terstond
bevel, om de grensplaatsen te versterken; ook werden de groote steden bijeengeroe-
pen , om de middelen ter verdediging en bescherming des lands te beramen. Doch
hare afgevaardigden waren van een ander gevoelen dan'egmond en de Raad. Vruch-
teloos zelfs hield men op last der Landvoogdes bij hen aan, om ten minste drie
honderd twintig knechten ten koste der steden op de grenzen te houden. ïiiet alleen
verklaarden zij hiertoe geeno volmagt to hebben en dat eenige grenssteden zelfs
weigerden bezetting in te nemen, maar tevens «dat de beden ter verdediging van het
•land ingewilligd en opgebragt waren; dat men beloofd had, deze gelden en die des
Keizers daarenboven lot dat einde te bezigen; dat men hen nu alzoo te onregte met
krijgsvolk wilde bezwaren, en dat het land geene beden en oorlogslasten te gelijk
dragen kon." Wat do Raad hiertegen ook mögt inbrengen, de afgevaardigden bleven
bij hun stuk en keerden huiswaarts. Hoewel de Hertog van Gelre en de stad Ut-
recht schriftelijk den Raad betuigden, dat zij goeden vrede met Bolland wilden hou-
den, oordeeldo echter de Landvoogdes het raadzaam, de grenzen met driehonderd
veertig man voetvolk en tweehonderd vijftig ruiters te dekken, Avaarvan de kosten
vierduizend gulden in de maand beliepen. Tot bestrijding daarvan vorderde zij van
Holland vooruitbetaling eener reeds ingewilligde bede, waartoe schoorvoetend, als
legen do gewoonte en voorwaarde aan, besloten werd (1).
De Gelderschen nestelden zich ondertusschen meer en meer in het Sticht, en de
Bisschop wendde zich om onderstand lot de Landvoogdes. Te Schoonhoven trad hij
mondeling in onderhandeling met hare gevolmagligden, verzocht onverwylde hulp en
droeg zelfs, onder zekere voorwaarden, het wereldlijke gebied over het geheele
Sticht aan den Keizer op, in wiens naam Margaretha do opdragt aannam (2). Dit werd
in het eerst voor de Staten van Holland geheim gehouden, wien de Stadhouder
LALAiNG thans op eene algemeene dagvaart in deri Haag alleen voorstelde, hoeveel
Holland er aan gelegen was, dat de Gelderschen uit het Sticht verdreven en de
vervallen grensvestingen versterkt werden. 'Hierop eisclite hij eene buitengewone
bede van tachtigduizend gulden, die met veel moeite en slechts onder beding werd
14 V. ingewilligd » dat de penningen alleen ten behoeve van Holland en tot geen ander
maand zouden gebruikt worden (3)."
1528 De waarschynlijkheid eener oorlogsverklaring der Koningen van Frankrijk en En-
(1) AERT v. D. GOES, Regist. d, Dagv. D. I. bl. 83—87, 93-95.
(2) aert v. d. goes, Regist. d. Dagv. D, I. bl. 97, 115, ιοκτυ qevterus, Rer.Atistr. Lib. IX.
c. 8. p. 222.
(3) AERT v, D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I. bl. 100—112.
-ocr page 307-DES VADERLANDS. 30*3
geland aan den Keizer, die dan ook spoedig volgde , had het inwilh'gen dier bede 14M—
bevorderd (1). Weldra vingen de vijandelijkheden aan. De Franschen namen
verscheidene Hollandsche en Zeeuwsche schepen weg, en do handel op Engeland
slond geheel stil. De Landvoogdes poogde lerslond de lauden van zoo vele kanten
bedreigd, in behoorlijken staal van legen\Yeer te stellen, doch de kosten daartoe
waren moeijelijk te bestrijden. Zij wilde echter geene nieuwe buitengewone bede
uitschryven, maar sloeg, gelijk meer geschied was, tegen den penning zestien eene
geldleening voor, van welke de jaarlyksclie rente vijfduizend gulden beliep, die
het land slechts drie jaren gehouden zou zijn te voldoen (2). Doch ook hierin zouden
de Staten vermoedelijk niet bewilligd hebben , indien niet maarten van kossem , de ^ ^
Veldmaarschalk van Gelre, 's Gravenhage overvallen en geplunderd had (3). Nu Lenle-
Averd op eene dagvaart te Delft het voorstel der Landvoogdes eenparig aangenomen'^j^^^S*
cn tevens, overeenkomstig haren wil, lot het werven van drieduizend man voetvolk 13 v.
en vijfhonderd paarden besloten (4). Men versterkte zich zoowel te water als te land,
zelfs vormde men, naar het schijnt, een Landstorm en sloot een verbond mei Ant-
werpen cn ^s Hertogenhosch tegen de Gelderschen, waarbij bepaald werd, hoeveel
geld en volk wederzijds zou geleverd worden. De Keizéf?zond ook eenige benden
ten behöevö van den Gelderschen oorlog (5). Op de dagvaart Ie Delft was insgelijks
onderhandeld over het benoemen van een Kapitein of bevelhebber over de krijgs-
magt van Holland in slede van den Heer de castre, welke door den Stad-
houder VAji HOóGSTRATEN daarloe was aangesteld, doch die zich' den haat des
volks had op den hals gehaald en voor deze betrekking, naar veler gevoelen, *
ook niet langer geschikt was. De Staten verkozen in zijne plaats den Heer
vaïi bailleul, ccu schoonzoon des Heeren van wassenaar; doch de Stadhouder, die
hierin schijnbaar 'genoegen nam, ontving van hoogerhand last, om de castre als Ka-
pitein in dienst te houden. Maar deze noch zijn mededinger mogl die waardigheid
bekleeden, Avelke eerlang, op voorspraak van den Kapitein-Generaal florts van Eg-
mond, Graaf yan Buren j aan den Graaf van rennenberg averd opgedragen. Men
meent, dat dit geschiedde om èn den Staten én den Stadhouder beiden genoegen
(1) aert v. d. goes, Regist. d. Dag'v. D. I. bl. 111. robertsoii, J?«sf. o/charles V, B. V. p.522.
(2) AERT V. d. GOES, Regist. (1, I>agv. D. I. bl. 117—129.
(3) poiïtaküs, Hist. Geh. Lib. XI. p. 744—746. bilöerdijc vraagt, «of deze sfrooptogt roet
voorweten van (Keizer) karel, of van de Landvoo{jdcs geschied zij?" D. V. bl. 59.
(4) aert v. d. goes, Regist d. Dagv. D. I. bi. 131—135.
(5) AERT V. D. GOES, Regist d. Dagv. D. L bl. 130—185. 'WACïnAiR, D. IV. bl. 487—491.
39 *
-ocr page 308-308 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Ie geren, tusschen welke eene groote spanning heerschte. De Stadhouder klaagde
over den toevoer van levensmiddelen naar de vijanden in Utrecht, het verbergen van
goederen, welke dezen behoorden, en het bespotten der keizerlijke ambtenaren, die er
naar kwamen zoeken i van den anderen kant beklaagde men zich niet minder over
het schenden van der steden voorregten, dewijl in eenige plaatsen door krygsknechten
naar de misdaden der ingezetenen onderzoek gedaan was, hetgeen de Raad van Hol-
land aan de steden vermaande, met geweld te beletten (1).
Inmiddels was door den ijver der Landvoogdes een bestand voor acht maanden tus-
zime'r Keizer, Frankrijk en Engeland gesloten, waardoor de vaart en visscherg
maand geheel werden vrijgesteld. De Hertog van Gelre was mede in het verdrag begrepen,
mits hij de stad Utrecht, het Booen- en Neder-Sticht, Groningen en de Omme-
landen, welke hy aan zich had onderworpen, den Keizer vrywillig inruimde (2). Men
wachtte echler zijne verklaring hierover niet af, maar zette den krijg met nadruk en
geluk tegen hem voort. Ooerijssel werd veroverd en Utrecht by verrassing ingeno-
men, Dit laatste inzonderheid baarde groote vreugde in Holland, en de Staten van
dat gewest poogden nu, doch te vergeefs, het Neder-Sticht met Holland vereenigd
Oogst l^-iijS®·^ (^)· ^^®*· wereldlijk gebied over stad en lande van Utrecht werd by een
maand, openlijk verdrag door den Bisschop aan den Keizer afgestaan (4). Dit baande den
Wijii- vredesverdrag met Gelre, welk te Gorinchem gesloten werd (5). Nu
maand, vleidde zich Holland, met den krijg ook tevens van de buitengewone grafelijke beden
ontslagen te zijn ; doch terwijl de afgevaardigden der Staten nog te Gorinchem bijeen
waren, eischlen de gemagtigden der Landvoogdes eene nieuwe bede van honderd en
tachtigduizend gulden als volstrekt noodig, om ter beveiliging van Holland, in
het Sticht eenige sterkten op te werpen en te bezetten, en tevens den .Keizer
in de vervulling zijner geldelijke verpligtingen jegens den Hertog van Gelre en den
Bisschop van Utrecht te ondersteunen. Schoorvoetend en niet eens ten volle werd
hierin, na vele onderhandelingen, eindelijk bewilligd (6). Intusschen had de pleg-
wljn- overgave van het wereldlijk bewind des Stichts aan den Keizer als Hertog van
maand.
(1) AERT v. D. GOES, Rcgist. d. Dagv. D. I. bl. 131, 134, 133, 142—144.
(2) DD Mo.NT, Corps Dipl. Τ. IV. Ρ. I. ρ. 515—518. rijmer, Acta Puhl. Angl T. VI. P.Ii,
p. 103—105. aert v. d. goes, Regist. d. Dagv. D. I. W. 162. ^
(3) AERT V. D. GOES, Rcgist. d. Dagv. D. I. bl. 162, 163, 167.
(4) IHrechtsch Placaatb. I). I. bl. 3—10.
(5) poktus hedtercs, RcT. Austriac. Lib. IX. c. 11. pomtakus, liist. Gelr. Lib. XI. p. 758·
(6) AERT V. D. GOES, Regtst. d. Dagv. D. 1. bl. 190—198.
-ocr page 309-DES VADERLANDS. 30*3
Braband en Graaf van Rolland plaats gevonden (1). De onderwerping van 1482—
Utrecht werd, naar het schijnt, als zeer belangrijk voor Holland beschouwd, ^^^
dewijl de Staten aan den Stadhouder lalaing, den Graaf van Buren en anderen,
die er ijverig werkzaam in geweest waren, aanzienlijke geschenken in geld toeken-
den (2).
Utrecht. Overijssel. Drenthe. Keizer karel zag nu het plan van filips van
Bourgondië met betrekking tot het Sticht, geheel verwezenlijkt (3). Zijn groot-
vader MAxiMiLiAAN was wel reeds als wereldlijk voogd der stad Utrecht erkend
geworden (4), maar konde er zijn gezag niet handhaven. Al dadelyk moest
Amersfoort bedwongen worden, dewijl men hier den ballingen den toegang wei-
gerde. Op last van frederik. Όαη Egmond, beklom jan van Wassenaar, door
eenige dier ballingen ondersteund , met vierhonderd man des nachts over het ijs de
muren en maakte zich zonder bloedstorting meester van de stad. De regenten redden 22 r.
zich door de vlugt; slechts eenigen werden aan het leven gestraft (5). iBisschop
DAVID van Bourgondië^ in zijn geestelijk gezag hersteld, hield te Wijk hij Duur-
stede zyn verblijf en bezigde nu de Hollandsche bezetting in Utrecht, om zyne haat-
en hebzucht te bevredigen. Slechts weinig dagen na het vertrek van maximiliaan,
werden meer dan dertig van de aanzienlijkste en rijkste burgers van hun bed opgeligt
en hem toegezonden, van wien zij hunne vrijheid voor zwaar geld moesten koopen.
De huizen van hen en van hunne vrienden werden inmiddels verwoest, en de stad
geheel aan de Avillekeur eener baldadige soldatendwingelandij ten prooi ge-
laten. Om de menigte in bedwang te houden , had van egmond , maximiliaans stede-
houder , op kosten der regering de Katharynepoort laten versterken, en van eene
talrijke bezetting voorzien. Maar de ütrechtschen, door de vele knevelarijen en afper-
singen eindelijk tot wraak getergd, maakten zich stormenderhand meester van deze 1489
sterkte en verdreven de Hollanders, die nu voor altijd het bewind in Utrecht ver-
loren , om hetwelk te verkrijgen zij, naar de getuigenis eens tijdgenoots, eenige
honderd duizenden guldens hadden opgeofferd (6). Vervolgens stelden de Amster-
dammers de sloten Abcoude en Vreeland^ welke zij sinds eenige jaren bezet hiel- ]4i)0
(1) Vir. Placaatb. D. I. bi. 11—24.
(2) AERT v. D. GOES, Rcgist. d. diigv. Ü, I. bl. 200, 204, 212.
(3) Zie hiervoor, bl. 78, 82, 84, 85.
(5) Oude ΠοΙΙ. Div, Krott, üiv. XXXI. c. 56. heda, p. 303.
(6) Oude Holl. Div. Kron. Dir. XXXI. c. 54, 56, 74. heda, p. 303, 304.
-ocr page 310-310 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—den, wederom in handen van den Bisschop (1). Van egmoivd wendde alle po-
gingen aan, om het verloren bewind weder te erlangen. Door eenige Gelder-
1491 sehe en Sliehtsche Edelen ondersteund, rukte hij op eenen vroegen morgen met
eene talrijke bende naar de Wiltevrouwenpoort, om zijn zoon floris, welke met
eene andere bende, als landvolk vermomd, de Tolsleegpoort binnenrukte, op een
gegeven teeken te hulp te schieten. Doch de burgers, spoedig verraad bemerkende,
schoten in der ijl het harnas aan en verjaagden de indringers , van welke eenigen
gevangen genomen en dien zelfden dag nog gevierendeeld werden (2). Gelukkiger
slaagde eene tweede onderneming van frederik van Egmond op Utrecht. Acht
1493 dagen hielden zgne benden de stad ingesloten en versvoestten de omstreken , toen men
eene overeenkomst sloot, waarbg hem vijf en twintig duizend goudguldens voor ach-
terstallen werden toegekend. De hoofden en rompstukken der gevierendeelden, die
nog aan de poorten en muren ten toon hingen, werden afgenomen en op het kerkhof
begraven. Hiermede achtte men de verzoening voltooid en de Hollandsche benden
logen terstond weg van ütrecht (3).
Intusschen had het Neder-Sticht ook eenen aanval der Heerén van wisgix geleden,
Avien do voldoening eener aanzienlijke som was geweigerd , welke naar hunne getui-
genis , Bisschop RUDOLF van Diepholt van hun vader iiad opgenomen. Daar zij hunne
strooperijen over de J^eluwe en in het Zutphensche uitstrekten, vereenigden zich de
ingezetenen van het graafschap met de Ovenjsselschen, op wie het eigenlijk gemunt
was, om aan deze geweldenarijen een einde te maken. Straks werden de sloten
ter Botch en fVildenburch , beide den Heeren van wisch behoorende , ingesloten
en met zoo veel ernst belegerd, dat de eigenaars vrede maakten en van
hunnen eisch afzagen (4). Even gunstig voor het Sticht eindigde een twist
rnet den Heer van Kuilenburg, over het hooge regtsgebied in de heerlykheid
Honswijk, hetwelk hem reeds door den vorigen Bisschop was betwist geworden en
nu, naar uitspraak van goede mannen, ontzegd werd (5). Voorts bleef de rust in
het bisdom ongestoord, ofschoon david van ßourgondie , oud en zwak geworden,
zich als een kind door zijne gunstelingen liet leiden , die niet altijd de belangen
(1) deda, p. 304. wageiiaar, Beschv. V. Amst. St. I. bl. 186, 190.
(2) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI. c. 74. heda, p. 305.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXKI. c. 82. heda , p. 305.
(4) heda', p. 304. REViüs, Daventr. lllmtr. Lib. Π. p. 148—150. Overijss. Chron. in düh·
BARS Analect. T. II. p. 447.
(5) HEDA, p. 305, voEt V. oüDnECSDK, Bcschr. V. Cuhmb. bl. 137—143.
-ocr page 311-DES VADERLANDS. 30*3
des lands beharligden, terx-vijl hij zelf zoo wispelturig was, dat dikmaals den vol-1482—
genden dag door hem werd iDgelrokken, wat hij den vorigen besloten had (1). Na
bijna veertig jaren den Ulrechtschen herderstaf gevoerd lo hebben, overleed hij \&Wijk 16*.
(jrdSlVII
hij Duurstede en werd aldaar begraven (2). Er zijn weinig ondeugden en gebreken, 1496
welke het karakter van dezen Kerkvoogd niet bezoedelden. Heerschzuchtig en wil-
lekeurig, trotsch en laaghartig, wellustig en wreed, schraapzuchtig en verkwistend,
geveinsd en opvliegend, ligtzinnig en geweldig, zonder geweien, zonder trouw,
zonder gevoel voor regt, billijkheid en menschelijkheid, strekte hij tot geesel der
onderdanen, wier regten hij zoo min als dio der Utrechtsche Hooge Geestelijkheid
eerbiedigde. De vleijerij eens tydgenoots heeft hem deugden en goede hoedanigheden
toegekend, welke geheel in strijd zijn met zijne daden (3). Men prijst zijne zucht
voor de bevordering der wetenschappen en mildheid jegens hare beoefenaars, zoodut
hem door cenigen de naam van Maecenas der geleerden gegeven Averd (4). Hij zelf
was een man van Letteren en bedreven in do Godgeleerdheid , hetgeen bij de üt-
rechtscho Bisschoppen , welke in zoo vele staatszorgen waren gewikkeld , eene zeld-
zaamheid was. Hij onderzocht in persoon naar de kunde dergenen, welko geestelijke
ambten begeerden, maar bezat geene geestkracht, om volstandig hen af to wijzen,
welke hij ezels ^ ja dommer dan ezels noemde (5). Zijne' godsvrucht bepaalde zicli
tot het rijk begiftigen van kerken en geestelijke gestichten. De kerkelijke belangen
van het Sticht en de herderlijke pligten zijner hooge betrekking, schijnt hij geheel aan
Wijbisschoppen , van welke er vier met name vermeld worden , overgelaten te heb-
ben (6). Hij was een even slecht wereldlijk als geestelyk Vorst; want ofichoon hij
do sterkten van het Sticht in goeden slaat achterliet (7) , heeft hij door zyn onstaat-
kundig gedrag het verlies van de onafhankelijkheid des bisdoms voorbereid.
Dit bleek al aanstonds bij de keuze eens opvolgers. Weinig baatte de aanbeveling
van den Bisschop van Munster , den Hertog van Gulik en den Graaf van Benthem,
welko den broeder des Hertogs van Kleef tot de opengevallen waardigheid voordroe-
(1) UEDA, p. 300.
(2) hedjl , p. 306. Oude Holl. Div. Kron. Div, ΧΧΧΠ. c. 9.
(3) Epistola a. dey9iricii , in dbibbabs Analect. T. L p. 400—404. ukda weidt insgelijks uit
in zijn ΙοΓ, ρ. 292.
(4) BDcuEi,ics apud dedam, p. 307 (p).
(5) ßatav, Sacra, D. IL bi. 495-497.
(6) flEDA, p. 304, 305. Batavia Sacra, D. IL bl. 507—513.
(7) sdppridus petrcs in jdppcndice ad bekam, ρ. 162,
-ocr page 312-312 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— gen , tegen den magtigen invloed van maximiliaan en zijn zoon filips den Schoone.
De Graaf van Nassau werd met eenige Edelen dobr den Keizer naar Otrecht ge-
zonden, om frederik vun Baden y een zusters zoon van Keizer frederik III, en
13 V. thans schatmeester der Keulsche Kerk, voor te stellen , wien dan ook de Kanoniken
eenparigheid van stemmen verkozen (1). Verzeld door zijn oom den Aartsbisschop
van Trier y zijn broeder den Markgraaf van Baden ^ Jonker jan vanlSassau, nevens
vele Edelen, Ridders en meer dan zevenhonderd paarden, deed de nieuwe Kerkvoogd
zynen plegiigen intogt. Hij stapte aan het stadhuis af, waar de oude en nieuwe Raad
17V. vergaderd was, bezegelde naar gewoonte de stedelijke voorregtsbrieven en legde in
Herfst-
maand. handen van den Burgemeester Hendrik van Gent den eed af. Hierop begaf hij zich
naar de buurkerk in de sacristie, trok het koorkleed aan met de bef en werd van
daar door eene bezending uit de vijf Kapittels plegtstatig naar den Dom geleid. In
het kapittelhuis beloofde hij de regten der Kerk van Otrecht, zoo geestelijke alä
wereldlijke, getrouw te onderhouden en elks regten en vrijheden te eerbiedigen.
» Zoodra ik de bevestiging myner verkiezing van den stoel van Rome zal ontvangen
hebbenvoegde hij er bij, » zal ik zweren en den eed afleggen , dien mijne Voor-
zaten , de Bisschoppen van Otrecht, plagten te zweren en af te leggen; den land-
brief zal ik naar gewoonte mijner Voorgangers bezegelen en alles doen, wat zij bij de
aanvaarding hunner betrekking gewoon waren. Zoo helpe mij God en al zijne Heiligen
en het geloof der Heilige Evangehën." Nu traden de afgevaardigden uit de Ridder-
schap en der steden Utrecht^ Amersfoort ^ PTijk hij Duurstede en Rhenen bin-
nen, wien men den eed te kennen gaf, welke was afgelegd. Daarop begaf zich
de Bisschop naar het hoog altaar, waar een: Te Deum laudamus werd aangeheven,
V*
Herfst- met welk de plegtigheid eindigde (2), Toen de pausselijke bevestiging was ontvan-
maand. ^^^ ^ frederik van Baden te Utrecht den eed en werd tot Bisschop en Heer
gehuldigd. Met veel deftigheid geschiedde dit vervolgens in de drie hoofdsteden van
het Β oven-Sticht. ' Frederik beloofde ook hier der steden keuren , vrn heden , ge-
23 y "
Slagtm woonten en regten te zullen onderhouden, waarop Schepenen en leden van den Raad,
elk naar zijne jaren, hem onder handtasting bezworen goede onderzaten te zullen
zijn (3).
Terstond stelde de nieuwe Mijtervorst het zich tot taak, het Sticht de rond-
(1) Conclave XJltrajectinum in ματτπαει Analect. T. II. p. 721—798. heda , p. 315. Oude
Hall. Div. Kron. J)iv. XXXII. c. 10.
(2) Conclave tfltrajeciinum, p. 798—801. heda, p. 315. Oude Holl. Div. Kron. Div.
ΧΧΧΠ. c. 10. ^
(3) BEVius, üaventr. lUustr. p. 155, 156. Ocenjssel. Mm, voor 1841, bl. 235—242.
-ocr page 313-DES VADERLANDS. 30*3
zwervende rooverbeuden Ie zuiveren. Spoedig sloot hij ook eenen zoen met frederik ^^p^
van Egmondy ihans Graaf van Buren, en kocht Yoor eene grooie som gelds van
FiLiPs van Bourgondië, den broeder des overledenen Bisschops, het slot Duurstede
terug, hetwelk reeds meermalen betaald -was (1). In persoon trok hij op legen de
Heeren van wiscn, die acht jaren geleden met tegenzin hunne eischen op h^ï Sticht
hadden opgegeven. Zij waren nu aan het hoofd der Groote Gaarde, eene bende van vier
duizend afgedankte soldaten van Hertog albrecht van Saksen, in Ooerijssel gevallen ,
hadden Goor ingenomen en Twente geplunderd. Reeds waren zij bijna tot Deventer 1498
verwoestend doorgedrongen, toen de Bisschop, ondersteund en geleid door den Hertog van
Gelre, met wien hij en de drie Overijsselsche sleden een verbond gesloten hadden, hen
aantastte en na een hevig gevecht len eenenmale versloeg. De vluglenden werden
tot aan de poorten der slad Kleef nagejaagd, vele van hen door de boeren doodge-
slagen, en de overige in onderscheidene Keulsche plaatsen gevangen binnengebragt. Hon-
derd vijflig man met hun aanvoerder hans van Ballingen, voor Deventer krijgs-
gevangen gemaakt, werden onthalsd , op het rad gelegd en hunne hoofden op staken
gezet. Dit lot ondergingen insgelijks vijf en twintig anderen te Kampen (2).
Spoedig en onverwachts Averd do Bisschop in een nieuwen krijg gewikkeld. De Hertog
van Kleef had lang en te vergeefs op de voldoening van zekere gelden aangedrongen,
welke hij der stad Utrecht, tijdens de bewindvoering van zijn broeder engelbert van
Kleef, verstrekt had. Om de Utrechtschen eindelijk hiertoe te dwingen, bemagligdo jj^:
hij, na driemaal te zijn afgeslagen, stormenderhand de stad Rhenen, van waar uit mnaiui.
1499
zyne benden de omstreken plunderden en allen toevoer naar Utrecht afsloten. Bis-
schop FREDERIK, krachtdadig door de steden van het Boven-Sticht met geld en volk
ondersteund, kwam door omkooping weldra weder in hel bezit van Rhenen, verwoestte
Kleefsland Ie vuur en te zwaard, en veroverde Gennep. Vruchteloos bood de Hertog 1499
eenige voorwaarden ter verzoening aan. Ten laatste werd door lusschenkomstdes Hctlogs van
Giilik en Berg en van den Markgraaf cnRiSTOFFEL van Baden, de vrede bewerkt (3).
Onderlusschen was filips van Oostenrijk met den Hertog van Gelre over het bezit
van het slot te Oijen, op hetwelk beide aanspraak maakten, in geschil geraakt (4).
Bisschop FREDERIK wcrd deze slerkte ter bewaring in handen gesteld, lot hel pleit
(1) üeda, p. 315.
(2) Oude Holl Div. Kron. Div. XXXU. c. 1.5. heda , p. 315. revius, Daventr. lllusir.
p. 157—161. ^
(3) Oude Holl. Div. Kron. ülv. XXXH. c. 18. πεοα, ρ. 315, 316. revibs, Daventr. Illustr.
p. 161, 162.
(4) Vgl. de Aant. van vak den bergh in dc Correspond. de marodebite d'Antriche. T. I, p. 148.
II Deel, 3 Stuk. ' 40
314 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—beslist zou zijn. Hij droeg er echter zoo weinig zorg voor, dat zij eerlaog op bevel
van filips, bij verrassing door den Heer van IJsselstein en korkelis , Heer van Zeven-
bergen^ veroverd en geslecht werd. Hieruit ontsproot een hevige twist tusschen hem
en KAREL van Gelre^ welke met moeite door do stad Utrecht werd bijgelegd (1).
Een weinig vroeger waren do Utrechtschen zelve in onmin met den Hcrlog geweest,
die eenige van hen had laten opligten, dewijl zy een zijner dienaren zonder oorzaak
gevat en gedood hadden. De Bisschop trok zich de zaak aan, wier uitslag ons niet ge-
bleken is (2). Van ernstigen aard voor dien Kerkvoogd was do aanklagte der regering
van Kampen bij de vijf Kapittelen te Utrecht, over onregt door hem haren onderzaten
aangedaan. Zij verzocht, dat op hare kosten eene bijeenkomst der drie Staten van het
Neder-Sticht gehouden wierd , op welke zij hare afgevaardigden zou zenden, maar bij
weigering daarvan, geweld met geweld wederslaan. De Bisschop verdedigde zijn gedrag
voor de vijf Kapittelen, en hiermede schijnt men zich bevredigd te hebben (3).
Do Hertog van Gelre kon ondertusschen het verlies van Oijen even weinig verkroppen
als do onderwerping des Bisschops aan 's Keizers bevelschrift waarbij allo handel
met Gelre verboden werd. Zoo diep was het Slicht in staalkundig aanzien
gezonken, dat maximiliaan in do volheid zyner keizerlijke magl ,' dit verbod
1504 over al de landen, welke den Utrechtschen stoel onderhoorig waren uitstrekte,
terwijl de Bisschop, wiens voorgangers door de Keizers zelfs ontzien en geëerd Aver-
den, het niet waagde, zich daartegen te verzetten (4). En toen de sleden van het
BooenSticht het keizerlijk bevel niet stiplelijk genoeg in acht namen, verbood
MAXIMILIAAN ZOO naar Overijssel als naar Gelre eenige levensmiddelen of krijgs-
behoeften te voeren. De Zuiderzee werd met gewapende schepen bezet, welke eerlang
den Kampers een rijk geladen schip ontnamen. Derwijze leed do handel zoo te
land als te water, dat Bisschop frederik bij een smeekschrift op de intrekking der
gegeveno bevolen aandrong, heigeen hierin eenige verligting bewerkte. Maar van
den anderen kant, werd het verkeer met het ßoven-Sticht geweldig door den
Hertog van Gelre belemmerd, welke verklaard had, zoo lang de Overijsselschen het
(1) Correspond. de maugueuite d'^utriche, T. 11. p. 149—151. Inventaris van het Archief dei-
vijf Kapittelen door Jhr. Mr. van ascu van wijck, in dc Kronijk van het Mistorisch'Gezelschap
Ie Utrecht voor 1846, bl. 191, 192. iieda, p. 316. revius, Daventr. Illustr. p. 161.
(2) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, hl. 180, 181.
* »1·
(3) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 182, 183.
(4) Een treffend blijk hoe geheel frederik van Baden aan den Keizer onderworpen was,
levert een Ijrief van maxiïiiliaan van den 2 van Grasmaand 1501 aan dien Kerkvoogd gesclireven.
Zie Intentarls vän het Archief der vijf Kapittelen, bl. 145. .Vgl. bl. 147, 204.
DES VADERLANDS. 30*3
keizerlijk verbodsbevel gehoorzaamden , niet te zullen gcdoogen, dat den Utrechtenaars, 1482—
1 ^Ofi
zijnen vijanden, door hen eenige toevoer werd aangebrägt. Hunne schepen
moesten te Hatlem onderzocht ^vorden, hetgeen met zoo vele bezwaren vprzeld
ging, dat er eindelijk geene bodems meer uit Kampen opwaarts zeilden. Op
last des Keizers, moest Bisschop frederik in het leger van den Aartshertog fiups
met acht en vijftig ruiters en twee duizend voetknechten tegen de Gelderschen
dienen; en een ander bevel was toereikend, om de aflaatgelden, welke in naam
van Paus alexander VI verzameld, doch door di«ns dood niet naar Rome ge-
zonden waren, aan de gemagtigden van maximiliaan uil Ie keeren, hoezeer ook
.1
de Bisschop beweerde, dat niemand dan hij alleen daarover te beschikken had (1).
Zelfs zoo ver ging do magt des Keizers, dat hij den Bisschop verbood, op slralï'e
van al de heerlijke regten (regaliën) in het Slicht to verliezen, den Groningers
tegen den Hertog van Saksen bijstand to verleenen. Groiiitigeii nam nu Graaf 1500
EDZARD van Oost-Friesland tot Heer aan , waardoor het bisdom een groot gedeelte
van zijn wereldlijk gebied verloor (2).
Om dien tijd bragt de schuldvordering des liertogs van Kleef van elfduizend Rijn-
sche guldens oj) de sleden Utrecht en Amersfoort , hol Sticht in nieuwe moeijc-
lijkheden. Eenige leden der Stalen van het Neder-Sticht stemden niet dan schoor-
voelend toe in de middelen beraamd , om de penningen tol voldoening dier schuld
te vinden. De stad Utrecht, ΛνβΠίο zich lot het betalen van slechts tienduizend gul-
den verpligt achtte, werd met Amersfoort door den Herlog van Ä'/^e/ bedreigd. 12 v.
Na vele onderhandelingen en twisten, kwam men lol hel heffen van een huisgeld,
om de rekening met Kleef te sluiten, hoewel Amersfoort ^ Rhenen en Wijk bij
Duurstede zich daartegen verzeilen. Drie jaren later was do schuld nog niet vol-
komen afgelost (3).
Inmiddels had de Herlog van Gelre eenen aanslag tegen Utrecht gesmeed, in
welken hem eenige Stiehtschen behulpzaam zouden wezen. Bisschop frederik ver-
maande de stad op hare hoede Ie zijn. Hij zelf echter werd eerlang genoodzaakt, zich
tegen eene aantijging te verdedigen , dat hy met dien Vorst in onderhandelingen was
getreden legen de belangen van het Sticht. Hoezeer de Bisschop op den brief, in
welken Herlog karel zelf dit den Staten van het Neder-Sticht zou gemeld hebben,
of op een echt afschrift daarvan aandrong, kon hij geen van beide immer verwerven. En
(1) REVIUS, Davenlr. Jllustr. p. 164—170, 172—177. Vgl. Tegenw. Slaat v. Overijssel.
1). I. St. I. bl. 154-158.
(2) ΠΕολ, ρ. 316, 317. s. eenisga, Chron. d. Friess. Land, bl. 113.
(3) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, hl. 226—233, 242, 310 , 312 , 315 , 316.
-ocr page 316-316 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—loen hem er eea uillreksel van gezonden was, noodigde hy den Herlog uit, om
de waarheid der beligling door bewijzen openbaar Ie staven. Hij verzocht de
Stalen, ingeval nadere beschuldigingen tegen hem mogten inkomen , dio open-
lijk in de vergadering voor te lezen; en betuigde hun schriftelijk zijne onschuld,
verklarende, dat hij nimmer kosten, moeite en arbeid gespaard had, om den
vrede te houden en steeds begeerde dien te bewaren (t). Wij vinden niet, dal
"l^^ van den kant van den Gelderschen Vorst hierop eenig antwoord gevolgd is, helgoen
het vermoeden opwekt, dat de beschuldiging ongegrond en slechts een uitstrooisel
van den lasier geweest is. Wat hiervan zij, zeker is, dat Hertog karel in het
Sticht veel invloed had, en er ter beteugeling zijner benden, welke van daaruit
in Holland stroopten, de Vorst van Anhalt met eeno Oostenrijksche krijgsmagt bin-
Jlooim. nenruklo (2). Do landzaten werden zoo wel door de Gelderschen als Oostenrijkers,
die zich beide vrienden van den Bisschop en van het Sticht noemden, vreesselijk
geteisterd. Inzonderheid deden arualts benden veel overlast aan de Vaart, te
Jutfaas en in Lopik. Do Bisschop gelastte zijnen bevelhebbers in" die omstreek,
daartegen do noodigo maatregelen te nemen. Om den Keizer alle reden van klagte
af te snyden , veranderde hij de hGiciiingyan Jlbkoude, welke in ΖΓο^/α««? veel moedwil
pleegde, en beloofde in het vervolg voor de behoorlijke tucht te zorgen. Te zelfden tijde
beklaagde hij zich hevig bij den Vorst van Anhalt, verklarende niets anders Ie we-
ten, dan dat hij in goede verslandhouding stond met het huis van Oostenrijk, en
eischte schadevergoeding benevens uitlevering van gevangenen mei de bede , dat do
Oostenrijksche benden het Slichlsche grondgebied zouden verlaten, yais aniialt hield
zich onkundig van do geweldenarijen zijns volks, maar klaagde daarentegen , dat van
woge het Sticht en bovenal van do stad Utrecht, veel meer ongelijk legen de
Oostenrijkers bedreven werd. Hij verzekerde, dat hij niets vijandigs tegen den Bisschop
of de stad Utrecht bedoelde en daartoe ook geen bevel van den Keizer ontvangen
had (3). Ondanks deze verklaring, duurden de baldadigheden voort. Frederik van
Baden en do Staten riepen deswege de tusschenkomst van cenige voorname Holland-
sche sleden bij de Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk in, om van deze lastige
gasten ontslagen te worden. Ijverig word hierover onderhandeld, en inmiddels beloofde
VAN ANHALT allen moedwil, door zijne knechten in hel Sticht gepleegd , te straffen (4).
(1) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 231, 232, 239, 240.
(2) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 249, 261.
(3) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 243, 245, 246, 247.
(4) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, b], 248 , 250.
-ocr page 317-DES VADERLANDS. 30*3
Keizer maximiliaan , lot \yien de Bisschop insgelijks zijne klaglen gerigl had , betuigde aan 1482—
de drie Staten van Utrecht , dat hij genegen >vas de Heilige Kerk en al zijne getrouwe ^^^
of aan het Rijk verwante onderdanen voor schade en overlast te hoeden. Daar hem echter üogst-
niet onbewust was, hoe partijdig de Utrechtschen zich tegen hem in den Gelderschen oorlog
gedroegen, zoo gaf hij hun hierover zijne ontevredenheid te kennen en verlangde, dat
zy noch openbaar, noch heimelijk zijnen vijanden hulp en bijstand verleenden, maar
zich gehoorzame onderdanen en verwanten des Rijks betoonden. In verwachting,
dat zij hieraan zouden beantwoorden, had hij den Vorst van Anhalt bevolen, het
Sticht legen overlast en nadeel te beschermen (1).. Doch ook dit bevel baatte
niets. van anhalt trok eerlang met eene nog groolere krijgsmagt te Wijk hij Duur- 2 ^
stede over de rivier en bedreigde de slad Rhenen , naar welke de Bisschop derhalve
eene versterking van manschappen zond. De vreemde knechten gingen voort met hel
plunderen der landzaten en maakten de wegen derwijze onveilig, dat verscheidene
steden en zelfs de Bisschop het niet waagden, afgevaardigden naar de Statenvergadering
te Utrecht te zenden, uit vrees dat zij door het omzwervende krijgsvolk opgeh'gt
moglen worden (2). De Oostenrijkschen en Gelderschen beklaagden zich op hunne
beurt over de vijandelijkheden , welke zij van de Slichlschen moesten ondervinden (3).
^ Inlusschen had de Herlog van Gelre onverwachts het slot de Kuinder , do grens en
sleutel van hel Bisdom Utrecht tegen Holland en Friesland^ bemagligd en verklaard, 29 v.
dit zoo lang in te houden, tot hem Oijen in handen gesteld zou zijn (4). Zijn aanslag
op Follenhooen mislukte (5), Ook werd weldra de Kuinder door den Bisschop , op aan-
drang der drie Overijsselsche sleden en met hulp der burgerij van Ä'öiw/Jiw, hernomen (6).
Deventer en Zwol ^ ofschoon er toe uitgenoodigd, hadden geene manschap gezonden.
De herovering van dit slot was te belangrijker, daar floris van Egmond verklaard
had, op het Sticht al de nadeelen te wreken, welke uil die sterkte door de Gelder-
(1) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 2β3, 264.
(2) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 264, 267.
(3) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 270.
(4) Correspond. de margüerite ä'Autriche Τ. I. ρ. 149. Inventaris van het Archief der
vijf Kapittelen, bl. 267. deda , p, 316. Ocerijssel. Chron. in dtubar's Analect. T. II. bl, 451.
REViüs, Daventr. Illustr. p. 177, 178.
(5) Overijssel. Chron, p. 451.
(6) DEDA, p. 316. Inventaris van hqt Archief der vijf Kapittelen, bl. 269—271. Over-
ijssel. Chron. bl. 451. '
318 , ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j482—sehen den onderzaten des Keizers aangedaan werden (1). Dewyl men over het alge-
1528
meen in Overijssel lot vrede gestemd was, zoo werden spoedig de onderhandelingen
daartoe geopend. Deoenter en Zutphen bovenal, poogden de geschillen tusschen de
beide Vorsten te vereffenen (2). Er werd voorloopig een wapenstilstand voor zes
"1509 maanden gesloten, in welken tusschentijd men de wederzijdsche bezwaren zou trachten
uit den weg te ruimen (3); doch dit liep vruchteloos af. Vergeefs waren ook de pogingen
der Staten van hciNeder-Sticht lot eene verzoening van den Hertog met den Bisschop,
wien de Staten van Ooerijssel, in geval eener aanranding, hulp beloofden (4). ïwee
duizend knechten, door den Koning van Oenemarken sinds den vrede met de
Hanzesteden afgedankt, boden Hertog karel op dat pas eene schoone gelegenheid
aan, om do vijandelijkheden te hervallen. Op zijn bevel viel deze bende, ouder
aanvoering van zekeren Hendrik de groote, in het Jioven-Sticht en vermeesterde
Genemuiden. Een andere hoop zwervers verzocht van den Drost van Saίland,
GERRIT VAW LANGEN, eeneu doorlogl naar Zaljjhen; doch ging aan het rooven
en plunderen, en behaalde te Mariënbiirg de overwinning op een veel grooter
aantal landzaten, waarna hij echter aftrok. Hendrik: de groote verwoestte on-
derlusschen de omstreken van Genemuiden; en op de vraag, op wiens last iiij
handelde en wie zijn Heer was, antwoordde hij spottend: »het kindeken je-
1510 zus." Ondersteund door de Gelderschen, schuimde hij langs de Zuiderzee eu
nam cenige Kamper schepen Aveg. Terstond ruslten de Kampers gewapende vaar-
tuigen uil, onlnamen den roovers hunnen buil weder en bragten een Geldersch schip
op, dat met wapenen naar Genemuiden bestemd was. De manschappen, ten ge-
tale van veertig of vijftig, onder welke zich cenige Geldersche Edelen bevonden,
Averden allo te Kampen onthalsd; eene daad, die zelfs in Ooerijssel werd af-
ffekeurd. Een tweede Geldersch vaarluie van dienzelfden aard trof hetzelfde lol.
o o
Hendrik, de groote zette niettemin zijne rooftoglen voort. Om hem Ie bedwingen ,
legden de Kampers twee gewapende hulken niet verre yi\n Genetnuiden, en noodzaakten
hem eerlang, die plaats te verlaten. Nu hielden zij ter beveiliging hunner scheepvaart,
voor de Gelderschen, Elhurg met twee roeischepen en eene hulk ingesloten, over
welke jan ter hell het bevel voerde (5),
(1) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, 1)1. 268.
(2) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, 1)1. 284.
(3) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 289 , 291, 292 , 293.
(4) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 311, 312.
{5) ÖDerijssel. Chron. bl. 451, 452. reviüs , Daventr. lllustr, p. 179—181. Oude Holl,
Div, Kron, Div. XXXII. c. 39."
DES VADERLANDS. 30*3
Het gedrag der Kampers en bovenal het onthalzen der krijgsgcA'angenen, had 1482—
Hertog KAREL ten uiterste verbitterd. Na eene vruclitelooze verklaring, dat hij
bereiil was, zich met Bisschop fuedekik te verzoenen, indien men de hoofdsteden van
het Boven-Slicht aan haar lot overlaten en hem in liet tuchtigen van Kampen^ het-
welk inmiddels negentien schepen op de Zuiderzee legen hem gewapend had,
ondersteunen wilde, vereenigde hij zijne benden met die van hehdäik de groote. Hij
trachtte Deventer te overrompelen, doch door do dapperheid der burgers en, naar
men verhaalt, van zeshonderd studenten mislukte de aanslag. Nu viel hij in Twente^
veroverde Goor ^ Oldenzaal ^ Lage en Diepenheim en stak, naar den zeekant
terugkeerende, Kamperveen in brand. Bisschop frederik, do Ridderschap en do
drie hoofdsleden van Overijssel sloten ondertusschen een verbond met floris van
Egmond, stadhouder van Gelre van wege den Keizer. Men beraamde middelen,
om de noodige manschappen bijeen te brengen, waartoe do onderstand door den Bis-
schop van Osnabrück aangeboden, zeer te stade kwam. Er werden oorlogslasten
uitgeschreven en de drie steden verbonden zich, de vereischte gelden bij voorraad uit
te schieten, terwijl den kloosters de leening van eene aanzienlijke som >verd opgelegd.
Do Staten van het Νeder-Sticht werden ook tot hulp aangezocht, maar zij waren in
vredesonderhandelingen met Gelre getreden, waartoe zij insgelijks den Bisschop
poogden te bewegen, die echter zonder Boüen-Sticht hiertoe niet besluiten kondc.
Z-ij zetten echter hunne pogingen, hoewel vruchteloos voort, om do geschillen in
der minne te vereffenen , maar weigerden allen bijstand. En toen do Bisschop bij ben
als zijne leenmannen hierop aandrong, was het ongekunstelde antwoord: w dat,
aangezien hij zich builen hun raad en toestemming in oorlog met den Hertog van
Gelre begeven had, zij voor de verzochte dienstverleening hoogelijk bedankten ,«ootmoe-
dig verlangende, dat hij naar pligt en belofte, den krijg, die het Slicht met roof
en brand vervulde, zal eindigen." De Overijsselschen van eene genoegzame krijgs-
magt voorzien, besloten den vijand in zijn eigen land aan te lasten, en weldra
lag ter ffolde op Geldersch grondgebied met de omliggende woningen en pacht-
hoeven in de asch. Bisschop frederik had uit hel Neder-Slicht vijfhonderd
voetknechten te Kampen ontvangen, waarbij zich te Deventer driehonderd ruiters
voegden. Hij stelde gerlagh van IJzenburg tot bevelhebber over hen aan en viel
in de VeluxOe. Na hel plunderen en verwoesten van j4peldoomi^ Wilpe^ JNieuwbroek
en JVykerk , vermeesterde hij do sloten Arkenatein en Keppel. Vergezeld door floris
van Egmond en den Heer van Batenburg, belegerde hij met zestienhonderd ruiters
lOlU
en drieduizend voetknechten het sterke slot Verwolde. hetwelk bij den derden aanval
. 29 v.
stormenderhand overweldigd, geplunderd en tot den grond geslecht werd. Diepenheim, Herfsl-
waar de Gelderschen den buit geborgen hadden, en Goor werden heroverd, en Ol~ ïnaand.
denzaal moest zich na eene belegering van vijf maanden bij verdrag overgeven. Nu
320 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
trok de Bisschop tea Iweedemale nabij Deventer 'oyer den IJssel ia de p^eiuioe, en
droog weder lot Nykerk door alles te vuur en te zwaard verwoestende, terwijl Hertog
KAREL inmiddels een vergeefschen aanslag op Kampen beproefde. Eindelyk werd in
het begin des volgenden jaars door tusschenkorast der Staten van het ISeder-Sticht,
een bestand gesloten en bepaald, dat alle wederzijdsche eischen aan de onherroe-
pelijke beslissing van twee wereldlijke Vorsten zouden onderworpen worden (l).
Het misnoegen, welk de Geldersche oorlog in het Neder-Sticht verwekt had, was
zoo hoog gestegen, dal do Ütrechtschen zelfs een toeleg op IJsselstein, eene bezitting
vaa 'sBisschops bondgenoot floris van Egmond, gemaakt hadden, die echter niet geluk-
te (2). Om zich te wreken, Irachtle van egmond de stad Utrecht over het ijs Ie verrassen ,
doch eenebendo Geldersche ruiters, welke zich van de wagens die do stormtuigen aanvoer-
den meesler maakte, verijdelde dit (3). Hij verwoestte de omstreken , plunderde en stak
den brand in kerken en kloosters, en voerde den buit met de gevangenen deels naar
IJsselstein ^ deels naar Tiel^ toen onder het bewind van de Landvoogdes Margare-
tha (4). Niet alleen de drie Staten van het Neder-Sticht, maar de Bisschop
zelf, beklaagden zich hierover bij de Vorstin en eischten nevens schadeloosstelling, ook
de straf der geweldenaars, onder bedreiging anders het hun gepleegde onregt, »allen
Vorsten, Heeren, Landen cn Sleden naar behooren open te leggen." Margaretha
gaf in een schriftelijk antwoord haar ongenoegen over het gebeurde , dat gelieel buiten
hare voorkennis geschied was, te kennen cn hoe zij den Heer van egmojnd gelast
had, gelijk inderdaad het geval was, de gevangenen te ontslaan, de schade te her-
stellen , de handdadigen te straffen en zich voortaan te wachten, dergelyke daden
van geweld te plegen (5). Floris van Egmond slaakte terstond de vijandelijkhe-
den , maar do Ütrechtschen zetten die voort, zoodat maximiliaan de Staten van
het Neder-Sticht op straffe van den ban vermaande, het voorbeeld van egmokd
Ie volgen. Als Opperheer en Regter ontbood hij beido partijen voor zich, om
hunne geschillen te onderzoeken en zoo mogelijk te vereffenen (6). Tevens ver-
bood hij van egmond, meer krygsvolk bijeen ie houden dan voldoende Was, om de
27 v.
Louw-
maand
1511
l()v.
Lenle-
inaaud.
(1) Inventaris van het Archief der vijf Kajjittelen, bl. 314—316, 332, 333, 335, 336,
344. r. shoi, Rer. Batav. Lil). XIIL p. 187. heda , p.316. Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXIi.
c. 39. Overijss. Chron. bl. 452—456. reviüs , Oaventr. Illustr. p. 181—187.
(2) Oude Holl. Div. Kron. l)iv. ΧΧΧΠ. c. 39. deda , p. 316.
(3) HEDA , p. 317, ·
(4) Correspond. de margïieuite (PAutriche, T. I, p. 232—234. heda , p. 317,
(5) Correspond. de maugüeuite d'Autriche. T. I. p. 235—238.
(6) Correspond. de margüerixe d'Autriche. T. I. p, 259, 263.
-ocr page 321-DES VADERLANDS. 30*3
Geldersche sleden te bewaren (1). De Utrechlschen bekommerden zich weinig om de 1482—
bevelen des Keizers; zij wierpen een blokhuis op άάιι de f^aart ^ verbrandden Noordeloos ^ ^
en bedreigden iJsselsteini^), Zelfs namen zij den Hertog van Ge/re lot hunnen Bloeim.
beschermheer aan en ontvingen van hem bezetting (3), Met zestienhonderd voetknech-
ten , driehonderd ruiters en tweeduizend Ulrechtsche burgers sloeg hy het beleg voor
JJsselstein (4). De kerken en kloosters te ütrecht moesten de kosten van dezen
logt dragen, en van hunne gouden en zilveren kostbaarheden werd geld gemunt met
het borstbeeld van st. maarten en het naamteeken des Hertogs van Gelre (5). De
belegeraars, om zich naar den kant van Schoonhoven te dekken, staken niet ver van
daar den Lekdijk door, hetgeen de omstreken en den Krimp ener waard onder water
zette, waardoor Holland meer dan honderd duizend kroonen schade werd loegebragt.
De vrees, dat zij ook den dijk naar de zyde van ^oerden zouden doorsteken, be-
woog Graaf hekdrik van JSassau, eenige afgevaardigden naar Vianen te zenden,
om met do Ulrechtsche bevolmagllgden, den Deken van St. Ρ iet er ^ Gerrit van
Nyevelt en evert soutenbalgh, die toen in Utrecht het meeste gezag uitoefende,
in onderhandeling te treden (6). Doch de Utrechlschen, welke door de Amsterdam-
mers van mond- en krijgsbehoeften voorzien werden^ maakten zich middelerwijl meester
van het slot Jaarsveld aan de Lehy en de bijeenkomst te yianen liep vruchteloos
af (7). Weldra echter noodzaakten hen Hendrik van Nassau en floris van Egmond^ 1 τ.
zonder dat er bijna bloed gestort werd, het beleg van IJsselstein op Ie breken en
het slot Jaarsveld te verlaten (8). Van egmond hield de opbrengsten der Ulrecht-
sche bezittingen in het land van IJsselstein voor zich^ en betaalde daarmede zijn
(1) Correspond. de »iarguerite d'Autriche. T. I. p. 262.
(2) Correspond. de burgkerite d'Jutriche. ï. I. p. 264. Oude Holl, J)iv. Kron. Div. XXIil,
c. 39. iiEDA, p. 318. Hoec der Ghesciennissen, in dodt's Archief voor Kerkel. en Wereldl,
Gesch., inzonderheid van Utrecht, D. III. bi. 3.
(3) Correspond. dc margüebite d'Λutr^che. T. I. p. 279. beda , p. 317, 318. Oude Holl. Dip.
Kron. Div. XXXil. c. 39.
(4) Correspond. de marguerite d-Autriche. T. 1. p. 280.
(δ) Correspond. de marguerite d'Autriche, ï. I, p. 304. deda , p. 318. u, vak erp, Annaks
in KATTHAEi Analect. T. I. p. 96.
(6) Correspond. de marguerite d'Autriche. Τ. I. ρ. 281.
(7) Correspond. de biargueeite d'Autriche, Τ. I. ρ. 284, 300, 302.
(8) Correspond. de marguerite d'Autriche. Τ. I. ρ. 293. ßoec der Ghesciennissen, hl. 3.
Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 39.
II. Deel. 3 Stük. 41
-ocr page 322-322 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—volk (1). De Landvoogdes Margaretha beval insgelijks de goederen, denUtrechtschen,
zoowel geestelijken als wereldlijken^ in Holland toebehoorende in beslag te nemen,
docli hieraan werd niet voldaan (2). Ondertusschen was de Hertog van Gelre ia
Utrecht teruggekeerd» De inwoners weigerden echter zijne benden in te nemen, die
in do voorsteden gehuisvest werden, doch daar z^ noch onderhoud noch betaling
4 v. ontvingen, aan het muiten sloegen (3). Hertog karel vertoefde niet lang in de stad,
Welke zich gedwongen zag, eene belasting op de dienstboden Ie heffen, om zijne
1511 achtergelaten soldaten te bevredigen (4). Bij zijne terugkomst aldaar, heerschte er,
^l^v. ondanks den aanvoer uit Amsterdam ^ groot gebrek en armoede (5). Maar ook floris
maand Egm&nd verkeerde in eenen hagchelijken toestand, daar hij op het onverzorgde
en onbetaalde krygsvolk der Landvoogdes niet vertronwen koude, en do Raad van
Holland zelfs de maatregelen tegen de Utrechtschen genomen, tegenwerkte (6). In
Utrecht maakte men zich door den invloed en het geld der geestelijkheid en des
Heeren steven υαη Zuylen van Nyevelt gereed, den krijg zoo lang mogelyk door Ie
zetten. De regering lii«id, tegen den zin des volks, de Geldersche voetknechten in dienst
en op last des Herlogs van Gelre werd het geschut uit J/öwi/oor/derwaarts gevoerd (7).
Zeventienhonderd man Averden te Jutfaas gelegd. Met vier vaandels van hen. maakte
Hertog karel zich meester van hel huis te Beest, en versloeg den hoofdman korkelis
reic en zijne gezellen. Maar te Jutfaas wedergekeerd, werden zij door floris van
Egmond en den Heer van ff^assenuar met tweehonderd ruiters en zeshonderd voet-
knechten aangetast en met groot verlies aan dooden en gevangenen, tot aan do
poorten van Utrecht gejaagd (8). Kort daarna werd over den vrede onderhandeld,
tot welken de Landvoogdes evenwel niet te bewegen was, dan op voorwaarde , dat do
Utrechtschen het verbond en allo gemeenschap met den Hertog van Gelre verbreken,
(1) ö. VAN isnp, Annales, bl. 96.
(2) Correspond, de siargtierite dAutriche. T. I. p. 300—303.
(3) Correspond. de margderite d'Autriche. T. I. p. 297.
(4) Correspond. de margüerite d^Auiriche, T, I. p. 298.
(5) Correspond. de marguerite d'Autriche. T. I. p. 301—303, 805.
(6) Correspond. de marguerite dAtttriche. T. I. p, 301303, 305, 306.
(7) Correspond. de marguerite dAutriche. T. I. p. 304, 305.
(8) Oude Holl. Div. Kron. Div, ΧΧΧΠ. c. 39. Vermoedelijk is dit dezelfde nederlaag van
welke ploris van Egmond in eeu brief van den 29sten van Zomermaand aan de Landvoogdes
melding maakt, en waarbij ongeveer vierhonderd Utrechtschen gevangen werden gemaakt. Cor-
respond. de marguerite d'Autriche. T. I. p. 30B, 309.
DES VADERLANDS. 323
het blokhuis nabij Freeswijk slechten en zich geheel ontwapenen zouden (1). De ge- —
1528
zagToerders. in Utrecht konden hiertoe niet besluiten en namen, om het volk, dat ^
den vrede verlangde, in toom te houden, twee vaandels Geldersehen in de stad, terwijl Hooim.
1511
zij, uit vrees voor eene belegering, de voorstad de Weerd afbraken (2). Doch geld-
gebrek verhinderde de Landvoogdes, op haren eisch met kracht van wapenen aan
te dringen, en de vredesonderhandelingen werden te Fianen tusschen den Heer van
Montfoort nevens de afgevaardigden der drie Staten van Utrecht, en den Heer van
Gaasbeek met adriaan floriszoon van Utrecht, toen Deken te Luik, Margaretha'« 15 ν.
gevolmagligden, herval (3). Do Uirechlschen weigerden, zich aan de reeds gemelde
voorwaarden der Landvoogdes te onderwerpen , en lieten slechts schoorvoetend de uitspraak
over hunne geschillen met den Heer van i/i^e/^ieiw aan haar over (4). Eindelijk werd in
Aveerwil des Herlogs van GeZre, door de onvermoeide pogingen des Heeren van Montfoort
in het laatste van Hooimaand den zoen gesloten. De Utrechtschen moesten de drie punten,
tegen welke zij zich met zooveel ernst gekant hadden, aannemen en tevens beloven,
steeds als goede naburen van 's Keizers landen en onderzaten, en als getrouwe onder-
danen van den Bisschop, hunnen Heer, zich te gedragen. Hunne in beslag genomen
goederen zouden teruggegeven, do wederzijdsche gevangenen ontslagen, alle oude
veeten en eischen aan beide zijden vernietigd, en den omgang en het handelsverkeer
hersteld worden. Het verdrag tusschen filips den Goede en rudolf van Diepholt,
in veertienhonderd negen en twintig gesloten (5), zou in kracht blijven, en de Land-
voogdes de nog hangende geschillen van Bisschop frederik en het Neder-Sticht met
den Heer van IJsselstein, zoo mogelijk in der minne verefl'enen. Beide partijen
moesten zich. aan hare uitspraak onderwerpen, voortaan geen oorlog met elkander
voeren en nieuw opkomende eischen of aanspraken aan de beslissing des Keizers
overlaten (6). De overeenkomst werd door den Bisschop en de Staten van het Neder-
Sticht volgaarne aangenomen; zij besloten die naauwkeurig op te volgen (7), en op
(1) Correspond. de μακοοεπιτε d^Autriche. T. I. p. 308. dodt, Archief voor Kerk- en
Wereldl. Gesch. enz, van Utrecht, D. I. bl. 131.
(2) Correspond. de makgüerite d'Autriche. T. I. p. 312.
(3j Correspond. de marg. d'Autriche.. T. I. p. 315—318. Correspond. de wax. et de marg.
T. I. p. 425. Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 346.
(4) Correspond. de marguerite d'Autriche. ï. I. p. 320.
(5) Zie Alg, Gesch. d. Vaderl. D. II. St. ΐί. bl. 554.
(6) dodt's Archief, D. 1. hl. 125—130. Correspond. de siarg. d'Autriche. T. I. p. 320. In-
ventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl, 346 , 347.
(7) Correspond. de μακγ.βεκιτε d'Autriche. T. I. p. 329.
41*
-ocr page 324-324 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482—hun verzoek, ffelaslte de Hertoff van Gelre den bevelhebber adriaan thijs, het
1528
blokhuis nabij f^reeswijk Ie ontruimen (1). In de stad Utrecht zelve echter waren
velen, en onder hen eveut soutekbalch , Avelke er met den Heer van Montfoort alles
bestuurde, minder vredesgezind (2). Van daar ongetwijfeld, dat floris van Eg-
mond nog steeds de renten en inkomsten der Utrechtsche bezittingen in zijn gebied
aan zich hield (3),
Trouwens, rust en vrede mögt het Sticht onder frederik van Baden geenszins
genieten. Roelof van Munster, Heer van Ruinen^ een heerschzuchtig, onrustig
en schraapziek man, waren in vijftienhonderd vijf door den Bisschop en de drie Over-
ijsselsche sleden, de slotvoogdij van Koeverden en het drostambt van Drenthe opge-
dragen. Door knevelarijen en daden van geweld , had hij een aanzienlijk vermogen
verworven len trachtte zich, naar het schijnt, tot onafhankelijk heer van dat gewest
te verheflen. Zeker is, dat hij in het geheim met de vyanden des bisdoms heulde
en met den woelzieken Graaf edzard van Oost-Friesland in naauwe betrekking stond.
Uit de gelden ; zijnen onderhoorigen afgeperst, stichtte hij ten Westen van Meppel
een zeer sterk slot, de Kinkhorst geheeten, onder voorwendsel van aan dien kant
de heerlykheid Ruinen in het landschap Drenthe tegen eenen aanval te dekken.
Doch zijne misdadige bedoelingen waren te blijkbaar, dan dat niet de drie Overijssel-
sche hoofdsleden, tegen Avier bevel hij de Kinkhorst in eenen geduchten slaat van
tegenweer gebragt had, met voorkennis van den Bisschop dit slot overrompeWen en
ontmantelden. Roelof van Munster week naar Koeverden, versterkte er zich en
verwoeslle Drenthe, Twente en Salland door gedurige uitvallen en strooptogten.
Bisschop frederik , krachtdadig door het Β oven-Sticht ondersteund, drong eindelyk
den wederspannigen stedehouder en leenman tot eene overeenkomst, naar welke deze,
Herfst tegen terugontvangst der voorgeschoten gelden , zyne ambten nederleggen en het slot
3512 Koeverden ontruimen zoude. De bedoelde gelden werden aan roelof van Munster
12 V. uitgekeerd, die nu met zijne manschappen in volle wapenrusting, vliegende vaandels
Wijn-
maand. en alle vervoerbare goederen Koeverden verliet. Doch weinig dagen na zynen aftogt,
maakte hij zich des nachts <3oor eene list weder meester van het slot. Reirier van
Koeverden, welke er bij afwezigheid van den op nieuw aangestelden Drost adolf van
20—21 Rechteren het bevel voerde , bood wakkeren tegenstand, maar sneuvelde met eenige
•y AiVijn-
inaaiid. andere dapperen, en de overigen zochten hun behoud in do vlugt (4).
(1) Inventaris van het Archief der vijf Kapittelen, bl. 347,348. portakxjs, iZiii. Ge/r. p. 043.
(2) Correspond. de marguerwe d'Autriche. T. I. p. 336, 337.
(3) Π. VAN ERP, Annales, bl. 98.
(4) s. bf.nikga, Chron. d. FriescherLand, bl. 101—193. revius, Datentr. Ilhistr.-^.iST
-ocr page 325-DES VADERLANDS. ' 325
Eenige maanden te voren had Bisschop frederik met de Ridderschap en steden van
J OwO
het Boven- en Neder-Sticht een eeuwigdurend, beschermend en verdedigend verbond
gesloten, welks merkwaardige inhoud hier hoofdzakelijk op nederkomt: De verbindle-
nissen weleer door de bondgenoolen met andere Heeren of Landen aangegaan, zouden
in volle waarde blijven. De Slaten aan beide zijden des JJssels zouden voortaan over
alle zaken van het Sticht gezamenlijk beraadslagen, en hunne afgevaardigden tot dat
einde ten minste eenmaal 'sjaars, en wel beurtelings in Utrecht of Ooerijssel ^ by-
eenkomen. Wanneer eenen der leden des verbonds onregt of geweld geschiede,
moesten de overigen de betering daarvan helpen bewerken, en zoo dit niet gelukte ,
eenparig de wapenen opvatten. Niemand van hen mögt eenig afzonderlijk verdrag met
anderen sluiten, welk aan het verbond eenig nadeel kon toebrengen. Eindelijk moeten
alle geschillen, tusschen de wederzijdsche leden ontstaande, aan de uitspraak van
eenige der overigen onderworpen worden (1). Krachtens dit verbond, voegde het
Neder-Sticht een goed aantal manschappen, geschut en krygsbehoeften bij do niet
onaanzienlijke magt, welke men in Ooerijssel ter herovering van hel slot Koeverden
had bgeengebragt. Zoodra de Bisschop verzekerd was, dat roelof üaw geenen
onderstand van Groningen en Graaf edzard te wachten had, trok hij mèt het ver-
eenigde leger uit Zwol en sloeg het beleg yooT Koeverden. Drie weken had roelof het
slot dapper verdedigd, toen hij tot het uiterste gedreven, zich bij nacht-naar Graaf
EDZARD begaf bij wien hy te vergeefs op ontzet aandrong. De bezetting, aan haar lot
overgelaten en voor het ergste beducht, verliet spoedig insgelijks des nachts het slot.
Men verhaalt, dat slechts ééne soldatenvrouw achterbleef, die twee dagen daarna zich
aan den Bisschop overgaf! Roelof van Munster werd van al zijne ambten en van
het \eQn Ruinen ontzet, zijn huis de Kinkhor Η ^ uit hetwelk ieder oogenblik de rust
van Overijssel en Drenthe konde bedreigd worden, tot den grond afgebroken, en
al wat hij bezat ten behoeve van het bisdom verbeurd verklaard (2). Adolf van
Rechteren^ welke in het beleg zestig man op eigen kosten had uitgerust en onder- term.
houden, legde aanstonds 'na de wederinname van Koeverden zijne betrekkingen van
Drost en Slotvoogd neder, die hij afwisselend sinds het jaar vijftienhonderd bekleed.
193. übbo emmics, Rcf. Fris. liist. Lib. XLIV. -p. 685. dodt's Archief^ D. L bL 130. mag-
siK, Over de besturen in Drente, 2° St. 2° Gedeelte, bi. 48—53.
(1) DDMBAR, AnalecU T.II. p. 457—465. De overeenkomst is van den 19 v. Zomermaand 1512.
(2) s. beninga , Chron. d. Vriescher Land. bl. 194. reviüs , Daventr. lïlustr. p. 194. macjiiir,
Over de besturen in Drenthe, 2"= St. 2« Gedeelte, bl. 53—56. In het slot de Kinkhorst » weren
so veele Fenster als dage int Jaer sint" zegt e, berikoa, ff ist. f. Oost-Friesl. bl. 484.
326 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
.1482—maar ταη welke hij niets dan verdriet gehad had (1). De Bisschop koos in zijne plaats
EVERWIJN, Graaf van Bentheim en Steinfurth, een dapper man en goed regent.
Dit was echter in stryd met de bepaling van frederik t^aw Blankenheim in dertien
honderd vijf en negentig, waarbg deze ambten door ^eene anderen dan landzaten uit
Salland of Drenthe mogten bekleed worden, en aan welke men zich sedert stiptelijk
gehouden had. Kamden verklaarde zich dan ook tegen deze keuze , maar vond hevigen
wederstand by Deventer en Zwol, zoodat de Graaf van Bentheim in de hem opge-
dragen bedieningen bevestigd werd, welke hij drie jaren bekleedde (2).
Roelof van Munster beklaagde zich zelfs bij den Koning van Benemarken over
het geweld hem aangedaan, en riep aller hulp in tegen zyne vganden. In dienst van
1513 Graaf edzard van Oost-Friesland ^ belemmerde hij met eenige schepen de vaart op
de Zuiderzee en deed herhaalde strooptogten in Drenthe en Overijssel, Een aanslag
op Koeverden mislukte , maar Goor werd door hem overrompeld en het land tusschen
Ommeri en Zwol onder zware brandschatting gesteld. Roovende en verwoestende trok
hij zonder eenigen tegenstand te ontmoeten, door Orenthe met den buit en do ge-
vangenen n^av Oost-'Friesland terug (3). Hier overleed hy. Zijne weduwe, welke
hem in de ballingschap gevolgd was, werd later door den Hertog van Gelre met het
slot te Wedde in Westwoldingerland helemd (4). Naauwelijks was Bisschop fre-
DERiK. van dezen vijand ontslagen, toen hij zich in de Groningers eenen nieuwen
berokkende. Hij had met den Hertog van Saksen, door Keizer maximiliaan tot Erf-
stadhouder van Friesland en Groningen aangesteld, een twintigjarig verbond van
onderliuge verdediging gesloten en hem vergund, in Overijssel een leger bijeen te
brengen met hetwelk die Hertog vervolgens naar de stad Groningen oprukte, om haar
1514 en de Ommelanden aan den Graaf van Oost-^Friesland te ontweldigen. Zoodra dit
verbond den Groningers was bekend geworden , verklaarden zij den Bisschop den oor-
log en bragten hem, byzonder in Drenthe, met plunderen en branden aanmerkelijke
schade toe. En toen zij kort daarna den Hertog van Gelre tot Heer hadden aange-
nomen , zou deze ondernemende Vorst ongetwyfeld zich van Koeverden en geheel
Drenthe meester gemaakt hebben, indien niet de Bisschop met behulp der Overijs-
selschen, den toeleg door het vaardig aanrukken zijner benden verydeld had. Doch
(1) MAGNiN, Over de besturen in DrentheSt. 2« Ged. bl. 48, 56.
(2) magkin, Over de besturen in Drenthe, 2® St. 2^ Ged. bl. 56—60. bevius , Davenir. 11-
lustr. p. 195.
(3) s. bekinga, Chron. d. Vries, Land, bl. 195—197. Overijss, Chron. bl. 476. ueviüs, Όα-
ventr. Illustr. p. 195. ^ .
(4) MAGNiK, Over de besturen in Drenthe, 2® St. 2^ Ged, bl. 55.
-ocr page 327-DES VADERLANDS. ' 327
zijn bondgenoot, de Hertog van Saksen, irerd derxvgze door de Geïdersciien in de 1482—
engte gebragt, dat bij om onderstajod naar Oiiitsohland vertrok en zijne benden onr
betaald aeliterliet. Dit volk, den Zwarten Hoop genaamd, trok uit Friesland
roovende en veel moedwil bedrijvende <loor Drenthej Overijssel ea h^i Neder-Sticht
naar Holland. Van bier verjaagd, keerde deze woeste menigte het volgende Jaar 1515
door Gelvie, Kleef en Overijssel naar Friesland terug. Eene andere bende, onder
aanvoering van jan van Diepenhroek y zwierf plunderende en brandende in Twßnte
rond, en men meent, dat zij met karel van Gelre in betrekking stond. Deze
Vorst ontkende echter eenig deel te hebben aan de vijandelijkheden met welke fkans ,
bastaard van vos van Putten, in denzelfden tijd de sleden Deventer, Kampen en
Zwol bedreigde. Insgelijks pleegde zekere gerrit van Hagenhroeh vele baldadig-
heden in Salland (2). Eu alsof dit voor het geteisterde Overijssel niet genoeg ware,
verbrandde de stad Almelo, zoo als twee jaren later Enschede, Ommen en Grams-
bergen (3).
Bisschop FREDERIK, van Baden, afkeerig geworden van een bewind dat hij met
weinig geluk en nog minder rust nu twintig jaren gevoerd had, wilde zich daarvan
onlslaan. Hij trad heimelijk met den Koning van Frankrijk in onderhandeling,
om zyn stift tegen dat van Mets te verruilen, hetgeen door den Hertog van Gelre,
wiens zusterszoon dien zetel bekleedde, zonder twijfel ondersteuml werd. Keiier
maximiliaan en zijn kleinzoon Koning karel hiervan onderdgt, begrepen te wel
hunne belangen, om niet den hoogbejaarden Kerkvoogd deels door bedreigingen,
deels door beloften te noodzaken, het bisdom voor eene jaarlyksche uilkeering af te
slaan en de keuze eens opvolgers aan hen over te laten. Topn deze overeenkomst,
\Yelko insgelijks in het geheim was bewerkt, ruchtbaar werd, beproefden de Staten
van het Sticht, met reden voor het verlies hunner vrijheid en onafhankelijkheid be-
ducht, don Bisschop , onder aanbod van vermeerdering van inkomsten, VKUchtelpos tot
intrekking van zijn woord te bewegen (4). Naar een ander .berigt echter, wenschle
Bisschop FREDERIK, door jaren en ziekten afgemat, voor eene aanzienlijke som gelde
(1) s. bekinga, Chron d. Friess. Landen, bl. 246—277. Overijss. Chron. bl. 462. revhis,
Daventr. Illustr. p. 197.
(2) revits, Daventr. Illustr. p. 197, 198.
(8) MOONEif, Chron. v. Deventer, bl. 74.
(4) deda, p. 318. Zie ook den brief der Staten van het Sticht aan Bisschop fredebik van den
2t)jten yan Wintermaand 1516, ons, nevens andere oorspronkelijke stukken van dien tijd, goed-
{funstig medegedeeld door Jhr. Mr. a. m. c. v. asce v. wijck , van wien wij een uitvoerig verhaal
dezer overdragt te wachten hebben.
328
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
en een jaarlijksch inkomen van vijfduizend Rijnsche guldens uit eenige kloosters, het
bewind aan een ander over te doen, doch vond in Frankrijk en in Engeland nie-
mand , welke het tot dien prijs begeerde , weshalve hij zich eindelijk lot Koning karel
wendde, die er het oor aan leende (1). Hoe dit zij, zeker is, dat maximiuaan en
Slagt- bewOgen of dwongen, het Sticht aan Markgraaf willem van Branden-
maand hurg^ een ijverig aanhanger van het huis van Oostenrijk, tegen een bepaald jaargeld
J. O io
af te staan, waarin de Paus insgelijks had toegestemd (2). Wat de uitvoering van dit
plan verhinderd heeft, is ons niet gebleken. Men weet slechts, dat Bisschop fee-
deuik den Utrechtschen zetel aan filips van Bourgondië inruimde. Deze was
de natuurlijke zoon van Hertog filips den Goede bij de schoone Margaretha van
der post , welke niettemin eene vrouw van onhesproken kuischheid genoemd en
zelfs aan anderen van haar geslacht tot voorbeeld gesteld wordt (3). Hij had te J^rwii-ei
eene wetenschappelijke opleiding genoten en zijne opvoeding aan het Hof van maria
van Bourgondië voltooid. Na haren dood, was hij in de krijgsdienst getreden en
door MAXIMILIAAN, wclke hem met de ridderlijke waardigheid bekleedde , tot bevelhebber
van Grevelingen en daarna van Kortrijk aangesteld. Daar hy zich echter aan de zyde
van FILIPS van Kleef in den opstand der Gentenaars tegen den Roomsch-Koning geschaard
had (4), was hij bij het herstellen der rust in Vlaanderen genoodzaakt geweest, zich
uit vrees voor maximiliaan, lot zijnen broeder david mw JBowr^owiZiè'te wenden, welke
hem met open armen ontving. Na des Bisschops overlijden, had de Aartshertog filips
van Oostenrijk hem minzaam aan zijn Hof ontvangen, tot Ridder van het Gulden
Vlies verheven en het opzigt over zijne huishouding aanbevolen. Later was hy
tot opper-vlootvoogd aangesteld, en hem de bewaring der veroverde Geldersche
steden aanbevolen. Uitstekend kweet hij zich van zijne pligten, doch door ge-
heime kuiperijen en listen in zijne bewegingen lot nut van den staat belemmerd,
had hij zich naar Zeeland begeven, om aldaar op zyne goederen in stilte te leven.
Spoedig echter was hij uit zyne landelyke rust op het staatkundig looneel teruggeroe-
pen , doch derwaarts wedergekeerd nadat hij , op last en tot genoegen des Keizers,
een gezantschap naar Rome bekleed en karels zuster naar den Koning van Bene-
marken, haren bruidegom, vergezeld had. In dien ambteloozen staat leefde filips
van Bourgondië toen hem de bisschopszetel van Utrecht werd opgedragen (5).
(1) gerardüs koviomagds, Philippus Burgundus in jiatthaei Analect. T. I. p. 156, 157.
(2) Correspond. de MARGTJEaiTE d'Autriche. T. II. p. 130—133.
(3) Facmina, adco insiyni ibrmae venustate, et inculpata pudicitia, ut viria admirationi
faeminis exemplo fucrit. gehard, notiomagus , Philip. Burgund, ρ. 14|7.
(4) Verg. hiervoor bl. 258.
(5) gerabd koviomagus , Philip. Burgund, ρ. 147—158. ehasbi Epist, 266. Edit. Lugd. Bat,
-ocr page 329-DES VADERLANDS. 329
Ten einde de vereischte toestemming der Stalen van het Sticht aan beide zgden 1482--
des IJssels tot dien afstand te verwerven, werd na veelvuldige voorafgaande onder-
handelingen, Graaf Hendrik van Nas&au^ Heer van Breda en Stadhouder van Rol-
land met eenige andere leden van 'sKonings Raad naar Utrecht gezonden. Hij 22 v.
trachtte de groote voordeden aan te toonen, welke beide voor Holland en het Sticht ^g^.jjj
zouden ontspruiten, wanneer de tegenwoordige Bisschop, door jaren en ziekten afge-
mat, den zetel inruimde aan een telg uit het magtig huis van Bourgondi'è. Daaren-
boven verzekerde hij de Staten van *s Konings wege, dat de bedoelde nieuwe Kerkvoogd
by zyne komst al hunne voorregten en vryhe^den bevestigen, en de Koning de inge-
zetenen van het Sticht, even als zijne eigene onderdanen, tegen allen overlast en
onderdrukking beschermen zou (1). Maar de Staten van het Neder-Sticht waren
weinig genegen, fiups van Bourgondi'è voor Heer te erkennen, welke het kennelijk
oogmerk van karel van Oostenrijk, de geheele vermeestering van het wereldlijk
gebied over het bisdom, ongetwijfeld zoude bevorderen. Het Boven-Sticht, hoezeer
ook door keizerlyke gezanten aangespoord, waagde het bovendien niet, zich te zyner
gunste te verklaren, uit vrees voor den Hertog van Gelre^ wiens belangen lijnregt in
strgd waren met die van het huis van Oostenrijk, en welke niets verzuimde, om den
afstand des bisdoms aan filips , wien hij persoonlijk haatte, tegen te werken (2). Ka-
kel van Gelre had niet alleen een leger in Friesland ^ hetwelk ieder oogenblik in
het Vollenhoofsche konde dringen, maar hij nam nog zevenduizend knechten, die
geen Heer hadden, in dienst, welke naar den kant van Deventer trokken. Op hun- 1517
nen togt door Twente maakten zg zich verraderlgk meester van Goor ι en Oldenzaal
zou weUigt hetzelfde lot getroffen hebben, indien niet Ώeventer ^ Kampen en Zwol,
door het spoedig afzenden van een hoop krijgsvolk, vereenigd met een goed getal
Twentsche boeren, dit verhinderd hadden. De Hertog betuigde, dat deze vijandelijk-
heden builen zijn weten geschied waren. Ook trokken de vreemde gasten, Drenthe
verwoestende, eerlang naar Friesland terug (3).
T. ΠΙ. p. 262. süffridiis petrus in ^ppendice ad bekam, ρ. 186. Naar deze Schrijvers nam hups
legen zijn zin en alleen ten wille van maximiuaan en karel de hem afgestane Avaardigheid aan.
Doch volgens heda, welke evenzeer legen, als gerardüs koviohagüs voor hem ingenomen is, zou
hy reeds lang naar den IJtrechtschen zetel gewenscht hebben. Hist. Ëpisc. Ultraj, p. 319. Verg.
v. rdijn op van heusdek's Bat. Sacra, D. 11. bl. 551.
(1) ChartuL Major. Eccl. in mattüaei Analect. T. I. p. 158—161.
(2) Zie den brief van Hertog karel aan de Staten van het Sticht van den 18 v. Winterm. 1516.
(3) revms, Daventr. lllustr. p. 198—203. Zie den brief van Hertog karbl van den 16 van
Louwmaand 1517.
Π Deel. 3 Stuk. 42
-ocr page 330-330 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482— Ondertusschen waren de Slaten Tan Utrecht ^ welke niels onbeproefd gelaten had-
den , om frederik Van Baden van zijn besluit af te brengen, door Koning karel
27 v. overgehaald, om zonder medewerking der Overijsselschen, filips van Bourgondië lot
^1517 aan te nemen (1). Zij waren trouwens ook te magteloos, om met eenige
hoop op een gewenschten uitslag, zich tegen den wil van den veelvermogenden be-
heerscher van Holland te verzetten, en moesten zich naar de tijdsomstandigheden
schikken. Zelfs konden zij slechts met moeite, behalve eenige andere weinig belang-
rijke voorwaarden, van hem de bevestiging der voorregten bedingen, welke zijne voor-
gangers, de Graven van Rolland ^ aan de Utrechtschen hadden verleend en de
verzekering erlangen, dat filips υαη Bourgondi'è bij zijne komst alles zou beloven
en bezweren, wat zijne voorgangers beloofd en bezworen hadden; ook geen vrede of
oorlog aangaan buiten toestemming der Staten, noch iets besluiten of verrigten zonder
zyne landzalen te kennen. Het verzoek om tolvrijheid door 'sKonings landen, waar
de stad Utrecht sterk op aandrong, werd niet ingewilligd; maar daartegen nam
KAREL van dien tijd af het NederSticht in zijne bijzondere bescherming (2). 's Pau-
sen bewilliging in de overdragt des Stichts was voor twaalfduizend dukaten verworven;
een bewijs, welk hoog belang de Koning er in stelde, om het Sticht aan zijn gezag
te onderwerpen (3). De nieuwe Kerkvoogd kwam uit Holland over IJsselstein met
een sloot van omtrent duizend ruiters in Utrecht ^ werd met de gewone plegligheid
uloeiin ^^^^ bisschoppelijken zetel geplaatst en nadat hy den eed had afgelegd, in zyne
jqy, hooge waardigheid erkend (4). Daarna bevestigde Keizer maximiliaan hem in het
imumd bewind des bisdoms (5). Doch niet vóór het begin des volgenden jaars
werd filips, welke nimmer tot den geestelijken staat was opgeleid, geordend en tot
Bisschop gewijd (6), Het Boven-Sticht had spoedig het besluit van \\q\. Νeder-Sticht
gevolgd, en elk der drie hoofdsteden eenen geheimschrgver naar Utrecht gezonden,
om den Bisschop bij de inhuldiging te begroeten en hem uit te noodigen, zgne komst
in Overijssel te bespoedigen. Hij verscheen daar in Wynmaand, en werd eerst afzon-
derlijk in Deventer, Kampen en Zwol, welke hem drie vergulde zilveren bekers
(1) bevitjs, Daventr, Illustr. p, 203.
(2) Chartul Major. Ε cel. in ματτπαει Analect. T. I. p. 161—168.
(3) gerardus ktoviohagüs, PMUpp, Burgtmd. ρ."^,168.
(4) Intronizatio Domini philippi, in mattdaei Analect. T. I. p. 174—182. r. skoyüs, Rer.
Batav, Lib. XIII. p. 192.
(5) Diploma maximiliahi, in matthaei Analect. T. I. p. 188—191. ^
(6) Fragm, ger. hoviom. in »attdaei Analect. T. I. p. 188.
-ocr page 331-DES VADERLANDS. 331
vereerden, en vervolgens op den Spoolderberg door de Ridderschap en de kleine ste-
den van Salland gehuldigd (1).
De gewezen Bisschop frederik: van Baden vfas met den schat, die in het kasteel
te Duurstede bewaard werd en welken hij zich had toegeëigend, naar Lier in Bra-
hand vertrokken, alwaar hij weinig maanden na zijnen afstand overleed (2). Geld-
zucht en eene heerschende neiging voor weelde, pracht en overdaad, welke zijne in- maand
komsten niet konden bevredigen, werpen eene schaduwiop do overigens beminnelijke
inborst van dezen Kerkvoogd, welke den vrede zocht, maar slechts krijg en onrust
vindende , niet schroomde, zelfs in de hagchelijksle omstandigheden , moedig hot oor-
logszwaard op te vatlen , hetwelk hij met beleid en dapperheid voerde. De muitelin-
gen behandelde hij met gestrengheid, de overwonnenen met zachtmoedigheid, de·
welgezinden met minzame gastvrijheid (3). Het geestelijk bestuur van het Sticht liet
hij, naar het schijnt, geheel aan zijnen Wijbisschop de ridder over (4). Althans
geene openlijke blijken van zijne herderlyke bemoeijingen bestaan, dan zyne zorg
voor de overblijfselen der Heiligen, welke in vijftienhonderd vijftien in de St. Janskerk
te Utrecht gevonden >verden (5); en de verklaring van eene belangrijke plaats uit
eene pausselijke bulle ten behoeve der Franciscanen (6).
Van geheel anderen aard was zijn opvolger. Bisschop filips van Bourgondië had
eene te onafhankelijke, te wetenschappelijke opvoeding genoten, stond in te vriend-
schappelijke betrekking met erasmus en andere geleerden dier eeuw, en was ook
zelf te verlicht, om niet te trachten de ingeslopen misbruiken tegen te gaan en eene
verbetering in de Kerk zelve te wenschen. Zoodra hij derhalve^het bisschoppelijk
bewind had aanvaard, liet hij zijne gedachten gaan over het nazien der Synodale in-
stellingen , het verminderen der kerkelijke feestdagen, het beteugelen der afpersingen
en geweldenarijen van kerkverzorgers {provisores) en dekens, het aanstellen van ge-
schikte en het verwijderen van onbekwame predikers , zoo als er toen vele waren ,
het beter verzorgen der armen en dergelyke verbeteringen meer. Doch zwakheid en
(1) REviDS, Daventr, Illustr. p. 204.
(2) DEDA, p. 319. Batavia Sacra, D. II. bl. 516.
(3) HEDA, p. 319.
(4) Batavia Sacra, D. II. bl, 528.
(5) HEDA, p. 320—324. Zie over de wonderteekenen, welke volgens dezen schrijver, p. 319,
320, onder Bisschop frederik: van Baden zouden gezien zijn, van rrijii's Aant, op de Batavia
Sacra, D. II. bl. 522.
(6) Batavia Sacra, D. II. bl. 517—520.
11 Deel. 3 Stuk. 45
-ocr page 332-1996 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—menschenTrees verhinderden hem deze heilzame bedoelingen uit te voeren (1). Hij
had als gezant te Rome aan het pausselgk Hof veel gezien, wat zijne hoogste veront-
waardiging opwekte en aarzelde niet, ronduit te verklaren, dat naar zijn oordeel,
de Heidenen beter en onschuldiger geleefd hadden dan zij, die nu der christelyke
wereld wetten van godsdienst voorschreven (2). Hij koesterde uit dien hoofde ook
weinig achting voor de hooge Geestelijken van zijn stift, poogde hunne vrijheden in
te krimpen en het regtsgebied der Aartsdiakenen te beperken of aan zich te trekken,
bewerende, dat alles, naar het gewone regt, den Bisschop toekwam (3). Als wereld-
lijk Vorst, was eene zijner eerste verrigtingen het uitgeven van eenen landbrief ten
behoeve van het Β oven-Sticht, in welken eenige bepalingen omtrent de verdedi-
ging van dat gewest en eenige uitbreiding der landregten gevonden worden (4).
Ernstig beijverde hij zich, om de sloten in het ISeder-Sticht te versterken, bigzonder
dat van Duurstede, zyne verblyfplaats, hetwelk tevens inwendig prachtig en gemak-
1518 kelijk werd ingerigt (5). De vestingwerken van Ootmarmm y Goor y Delden, Ommen
en Hardenberg daarentegen werden geslecht (6). Dit moet te vreemder voorkomen,
dewyl om dien tgd eene onbetaalde bende ruiters, welke onder frederik van Baden
gediend had, Oldenzaal benevens bot slot Lage vermeesterd, Salland en Twente ^
tot voor de poorten van Zwol^ waar de Bisschop zelf zich bevond, te vuur en
te zwaard verwoest en slechts tegen een geldelijken afkoop hare rooftogten gestaakt
had (7). Daarenboven hield de Zwarte Hoop j uit Friesland getrokken, Overijssel
steeds in beweging en stroopte tot in de omstreken van Deventer, Deze woeste gas-
ten werden vervolgens door de Hertogen van Gelre en Kleef ^ in wier gebied zij veel
moedwil pleegden, en door den Graaf van Nassau verdreven, en die zich door de
vlugt niet konden redden, opgehangen (8).
Niettegenstaande Bisschop filips het bezit van den Utrechtschen zetel aan Koning
KAREL was verschuldigd, wees hij echter diens voorslag tot een wederzijdsch verbond
(1) GERARDus NovioMAGus, Philipp. BuTg. p. 183—185.
(2) GERARDUS NovioMAGüs, Philipp. Burg. p. 153. Verg, dfi Aant. van v. kuijh , op de Bal.
Saera, D. II. bl. 552.
(3) DEDA, p. 325.
(4) Tegenw. Staat van Overijssel ^ D. I. St. I. bl. 169.
(5) OERARDDS NovioMAGTis, Philipp. Burgund, ρ. 185—187.
(6) Overijssel Chron, in dubbar's Analect. T. 11. p. 466.
(7) oerabdus hoviomagüs, Philipp. Burg. p. 188—190. !
(8) REVius, Davenir, lllustr, p^ 205.
-ocr page 333-D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 333
tegen hunne vijanden van de hand, dewgl de Staten aan heide zijden des Z/ije/* 1482—
vreesden, daardoor- slechts te meex afhankelyk te worden van het Huis van Oosten·
rijk (1), Het Boveri'Sticht sloot kort daarop met den Hertog van Gelre^ *sKonings 1519
hardnekkigsten vijand, eene overeenkomst, dat men alle misdadigers op elkanders
grondgebied mögt vervolgen (2). De Bisschop zelfs stond, althans schgnbaar, in goede
verstandhouding met den Gelderschen Vorst, welke op zgn verzoek den Graaf van
Isenburgs die op Overijssel eenige aanspraak maakte, den togt derwaarts door zijn
gebied weigerde (3). Spoedig echter bood zich Hertog karel eene gelegenheid aan ,
om zijne eigenlijke gezindheid jegens filips te toonen. Aan de stad Kampen was door
Bisschop FREDERiK van Blankenheim een tol op den IJssel verkocht, om welken te
ontgaan, -de kooplieden, sinds het dieper worden van het Zwarte Water of de Overijs-
selsche f^eoht ^ hunne goederen over Zwol naar en van de Zuiderzee voerden. De
Kampers legden toen een tol aan den mond der Vecht ^ waaraan de Zwolschen vol-
strektelyk weigerden, zich te onderwerpen. Van wederzijdsche vertoogen kwam het
tot daden. Met geweld namen de Kampers een Zwolsch schip, en de Zwollenaars
eenige Kamper burgers gevangen. Door tusschenkomst van de Staten van het Neder- 1520
Sticht, den Raad der stad Deventer en van den Bisschop zeiven, konde men de
slaking der gevangenen en de teruggave des schips, maar niet het staken der vijande-
Igkheden tusschen de beide steden bewerken. Deze duurden voort tot dat Keizer ka-
rel de twistenden bij monde van frans cobel en Hendrik spiering , leden van den
Raad van Holland^ vermaande zich aan de uitspraak van den Bisschop en van do Stalen
van het "Neder- en Boven-Sticht te onderwerpen en inmiddels den vrede te bewaren. 1 v.
Zy namen hierin genoegen en gaven weldra den scheidslieden op eenen landdag te ^ggj^J
Oeventer, hunne bezwaren schriftelijk over. Des Bisschops pogingen tot bevrediging 1521
bleven vruchteloos. Eenigen hebben dit aan zgne hebzucht, anderen aan het wan-
trouwen der Zwollenaars tegen hem en den Keizer toegeschreven. Ëoo dit zij, Kam-
pen was lot vrede genegen en bood om dien te bevorderen , onder zekere voorwaarden ,
de tolvrijheid den Zwolschen aan; maar deze bleven eischen, dat hunne schepen ge-
heel onbezwaard langs het Zioarte Water van en naar de Zuiderzee zouden varen,
tot dat het geschil beslist zou zijn, gelgk hun in naam des Bisschops, door de dekens
van den Dom en van sint pieter te Otrecht beloofd was. Terwijl hieraan verder geen
gevolg gegeven werd, en een misverstand tusschen filips en de Staten zelve de uit-
spraak , op welke Zicol slerk aandrong, slepende hield, trad de regering dier stad,
(1) GERARDus KOVIOMAGDS, Philipp. Burg, p. 180 iii not.
(2) Ocerijss. Chron. LI. 460.
(3) SLICHTEKUORST, Geld. Gesph, B. XI. bl. 350.
-ocr page 334-334 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—door middel van mighiel van bombergen, Drost van Hattem, en jakob ten sterte,
1528
Schout Tan Heerde, met den Hertog van Gelre in geheime onderhandeling. Eerlang
werd dan ook eene overeenkomst tot stand gebragt, van welke de hoofdpunten waren,
dat do stad den Hertog, welke vermoedelijk reeds lang hierop had, gevlamd, tot
haren beschermheer aannam en uit twee Vorsten, door hem voorgesteld, eenen tot
haren Landsvorst zou kiezen in de hoop , dat deze vervolgens Bisschop van het geheele
Sticht mögt worden, hetgeen men met allen ijver zou trachten te bewerken* Daar-
entegen zou Hertog karel de Kampers tuchtigen en hen noodzaken van het invorderen
des tols af te zien. Dienzelfden dag ontsloegen do Zwollenaars zich openlijk van den
8 v. eed aan Bisschop filips gedaan. Den nacht te voren hadden de hoofdbewerkers dezer
152l"' omwenteling vergeefs getracht, zich bij verrassing van Hasselt meester te maken.
Maar twee dagen daarna, overvielen zij eene vergadering van Overijsselsche Edelen,
welke te Ommen, ter zake van den afval van Zwol, werd gehouden, en namen er
verscheiden gevangen. Eenige adellijke huizen in den omtrek werden door hen ver-
nield en allen, welke den Bisschop getrouw bleven, als viganden beschouwd.
Inmiddels had de Hertog van Gelre eene krijgsmagt in Ooerijssel gevoerd en door
19 V. den Drost van Hattem, de stad Zwol van eene bezetting voorzien. Hy sloeg straks
Hooiin. boieg voor Hasselt, maar werd na weinig dagen door de landlieden van J^ollen-
hoven en de Kampers genoodzaakt af te trekken. Wu wierp hy krygsvolk in Gene-
muiden en in Zwartsluis, om aan Hasselt den toevoer af te snyden. Keizer karel
ten hoogste op do Zwollenaars verbolgen , verklaarde hen tegelijk met de Gelderschen
en hunne bondgenooten de Friezen voor oproerlingen; en riep bij eene aanschryving
27 v. de ingezetenen van Ooerijssel ten ernstigste op, om de wapenen aan te gorden, en
llooim. tegen elk, die hen mögt aanranden, tot het uiterste te verdedigen. Bisschop
filips ontving te Kampen manschappen uit Holland, met welke hij den Hertog van
Gelre, die op nieuw het beleg voor Hasselt had geslagen, noodzaakte af te trekken.
Ondertusschen was eene Overijsselsche bende van honderd twintig ruiters en drie vaan-
delen voetknechten, onder aanvoering van jan kruijze , rentmeester van Salland,
en willem van deutiguem , Schout van Deoenter, in de ^eluwe gevallen en roo-
21 V. vende en plunderende tot aan Harderwijk doorgedrongen, een groot-aantal landzaten
IJ Ρ 4
m.naiid' vijfduizend stuks vee gevangen met zich slepende. Doch op den
terugtogt werden zy by Jlperloo onder Elhurg door Hertog karel overvallen en
ten eenemale geslagen. Do geheele buit viel in handen van den overwinnaar. Onder
de gevangenen warén de beide bevelhebbers, welke in eene houten kevie van mans
hoogte en zeven voet lang, wassenaars kooi genaamd, te Hattem bij beurten opge-
sloten en vervolgens te Arnhem gevangen gezet werden (1). Het berigt van eenen
(1) Zie over deze kooi, in -welke vroeger Heer jan van Wassenaar was opgesloten geweest,
V, OASSELT, Stukken v. d, Faderl. Eist, D. I, bl. 210. Geldersch Maandw. bl. 321.
DES VADERLANDS. ' 335
vlugteling uit den slag, dat alles verlaten of verraden was, bragt het gemeen to 1482^
venter in hevige beweging. Het raadhuis werd geplunderd, de stedelijke schatkist
beroofd, menig belangryk geschrift verscheurd en de regering veranderd. De kame-
raar PETER VAW MOTJWUK, die zich legen de aant^ging van verraad op den Brink
mannelyk en overtuigend verdedigde, bragt de menigte tot bedaren en hierdoor een
gedeelte van het geroofde geld in de stedelijke kas terug. De eensgezindheid der
burgers werd echter niet zoo spoedig hersteld. Hertog kahel veroverde inmiddels
verscheidene sloten in den omtrek van Deventer en bragt de stad zelve uit twee blok-
huizen, aan gindschen kant des JIssels opgeworpen, veel schade toe, terwijl een
ander gedeelte zgner krijgsmagt Twente afliep en Drenthe op brandschalling stelde.
Bisschop filips had zich naar den Keizer in Vlaanderen begeven, om met hem
over de Boven-Stichtsche zaken te raadplegen. Doch de kryg met Frankrijk ver-
hinderde KAREL, den Kerkvoogd krachtdadig te ondersteunen; slechts prees hij hom
tot opperbevelhebber dor Stichtsche krygsmagt, den veldoverste Willem van Roggen-
dorp aan, die in Friesland do wapenen legen de Gelderschen en hunne aanhangers
gevoerd had. Door van koggekdorp ondersteund, kwam filips met eene vloot van
veertig schepen, rijkelyk van manschappen en krijgsbehoeften voorzien, te Kampen.
Aanstonds werden onderscheidene gewapende vaartuigen op do Zuiderzee gezonden,
om den Gelderschen en Zwolschen afbreuk te doen, terwijl een ander gedeelte der
bisschoppelijke krijgsmagt andermaal do Velutoe brandschatte cn plunderde. Hasselt
werd van genoegzame bezetting en krijgsbehoeften verzorgd. Om in de betaling der
hulpbenden te voorzien, verpandde filips , die zich vooreerst te Kampen bleef ophou-
den, zijn goud- en zilverAverk en andere kostbaarheden. Van koggekdorp vereenigde ,
na eenen strooplogt in Friesland, zijne benden met die van frederik. tJaw jTw/cÄe^oo,
's Bisschops slotvoogd te Koeverden en Drost van Drenthe, wien hy het bevel over de
gezamenlijke krygsmagt opdroeg, terwijl hij zelf eerlang naar Friesland terugkeerde,
om er als keizerlijk Stadhouder het bevel te voeren. Frederik van Twtckeloo liep
het Gelderschgezinde Groningerland af en wierp zich, door de vereenigde Gelder-
sche en Groningsche magt nagezet, met eene sterke bezetting in Koeverden, Het
overige deel van het bisschoppelyk leger verliep uit Avanbetaling en vele traden in
dienst des Hertogs van Gelre, wiens krijgsoversten van meürs cn van pomïieiien Dren-
the plunderden en verwoestten.
Terwijl Bisschop filips zich in Kampen werkeloos ophield, stroopten de Zwollenaars
ongehinderd in den omtrek, Eenige zgner benden, welke op de Velutoe en in het
land van VoUenhoven roovende rondzwierven, werden geslagen. De stad Vollenho-
ven zelfs verklaarde zich in het geheim voor den Hertog van Gelre ^ aan wiens zgde
zich openlijk vele Overgsselschen schaarden in welke 'sBisschops werkeloosheid, groot
misnoegen en wantrouwen had opgewekt. Steenioyk werd tweemaal door de Gelder-
336 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482_sehen bestormd, die telkens met groot verlies werden afgeslagen en hunne beide aan-
1528 yoerders michiel van Pommeren en warner spiegel verloren. De Bisschop, welke
1522 ondertusschen Ie Brussel bg den Keizer op onderstand had aangedrongen, ontving om
dien tijd van de Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk eene versterking van vigf-
lienhonderd man, onder bevel van joris , of george schenk: van Tautenburg. Nu
werden eerlang de Gelderschen uit twee schansen, de eene bij Zwol, de andere
by Hasselt verdreven, waardoor den Zwollenaars de toevoer werd afgesneden.
Schenk berende hierop Genemuiden en bragt deze sterkte byna tot het uiterste.
In dit hagchelijk tijdstip kwam Hertog karel te goeder ure in ZwoL Met eene
aanzienlijke magt viel hij op de belegeraars van Genemuiden aan, die na een aller-
bloedigst gevecht, de vlugt kozen. Groot was het verlies der bisschoppelgken aan
gesneuvelden en gekwetsten. Vgf en twintighonderd krijgsgevangenen, onder wel-
ke bevelhebbers van aanzien Avaren, negen veroverde vaandels en een groot getal
buitgemaakte paarden werden door do overwinnaars zegepralend naar Zwol ge-
voerd. Geenen tegenstand ontmoetende, dwong Hertog karel door zijn bevel-
hebber JAIT van Selbach weldra de stad en het slot Koeverden tot onderwerping.
De wakkere slotvoogd frederik van Twickeloo, welke alle voorslagen om zich
over te geven, had afgewezen, was door zijne eigene manschappen gevangen ge-
nomen , die daarop met den vijand in onderhandeling getreden en met hunne
12 v wapens en krijgsvoorraad uit het slot getrokken waren. Van twickeloo , als krygs-
llerisl· gevangen naar Gelre gevoerd, konde slechts voor een aanzienlijk losgeld later
' zijne vrijheid verwerven. In zijne plaats werd jan van Selbach tot Drost van
Drenthe en slotvoogd van Koeverden aangesteld, wien het met veel moeite geluk-
te de overheerde Drenthenaars te bewegen , den Hertog van Gelre als Landsheer te
huldigen.
Ondertusschen hadden de Gelderschen insgelyks de sloten Gramshergen en Diepen-
heim in Twente vermeesterd. Zonder gevolg hield Bisschop filips bij den Keizer om
krachtiger onderstand aan. Deventer en Kampen moest hij genoegzaam geheel aan hun
lot overlaten, waardoor zg dan ook eindelijk zich,gedrongen zagen, met den Hertog van
' Gelre ^ die hen steeds meer en meer benaauwde, te Zutphen een verdrag te sluiten.
IQ y Zij beloofden daarin , geenen bgstand meer aan den Bisschop van Utrecht tegen Gelre
Wijn- te verleenen en geen nieuwen Kerkvoogd aan te nemen, welke niet vooraf verklaard
had, met den Hertog in vrede en eendragt te willen leven. Wederkeerig beloofde hun
KAREL zijne bescherming, ook tegen den Bisschop zeiven. De Ridderschap en de
kleine steden of plaatsen van het Β oven-Sticht, welke zich aan de beide steden aan-
sloten , zouden in het verdrag opgenomen worden. Deventer en Kampen verontschul-
digden zich den volgenden dag bij den gewaarschuwden Kerkvoogd over den slap,
tot welken de nood hen geleid had. Doch zij waren van kwaad tot erger gevallen,
en Tonden in den Herlog. van Gelre meer een willekeurig gebieder dan een wakkeren 1482—
beschermer. Terstond stelde hij barend van Hakvoord, Drost ταη Zutphen^ tot
Stadhouder van Overijssel, en jakob ten sterte lot Rentmeester van Salland aan,
die onmiddellijk al wat men te voren den Bisschop opbragt, ten behoeve van zijnen
Heer invorderde. Nieuwe schattingen werden uilgeschreven, en de lasten dagelijks
drukkender voor de uitgeputte ingezetenen. Tegen regt en billijkheid aan dreef men,
dat Deve7iter en Katnpen de steden, Avelke Bisschop filips nog getrouw bleven, zoo
als Hasselt, Steenicijk, Oldemaal en andere, lot het verbond moesten overhalen,
of anders zelve de nadeelen vergoeden, welke den Gelderschen en Zwollenaars uit
die plaatsen werden toegebragt. Hieruit en uit andere bezwaren sproten ontelbare,
altijd even vruchtelooze onderhandelingen voort, welke eindelijk den Hertog derwijze
verbitterden, dat hij alle gemeenschap van Gelre met Overijssel afsneed, do inkom-
sten der Edelen en der twee steden in beslag nam, en hunne goederen in zijn gebied 1523
verbeurd verklaarde.
Niet slechts wenschten nu Deventer en Kampen zich van den vreemden meester te
ontslaan, maar ook in Zwol ^ waar trouwens de bevolking in het algemeen nimmer
Gelderschgezind geweest was, begon men openlyk legen de bewerkers der noodlottige
omwenteling, de oorzaak aller rampen, te morren. En inderdaad, zwaar boelten de
inwoners voor hunnen opstand. Hun handel op de Nederlanden was door het verbod
des Keizers geschorst; alle neringen en handteringen stonden stil, en de toevoer werd
ten uiterste belemmerd. Steenwijk, onlangs door de Gelderschen bij verrassing ge-
nomen, was Aveder in de magt der Bisschopsgezinden geraakt, en de bezetting van
Hasselt stroopte alles in den omtrek weg, wat den Zwollenaars toebehoorde. Nog
hooger steeg het misnoegen, toen Hertog karel onverwachts eene bezetting in Zwol,
waar men die steeds geweigerd had, wilde werpen. De Gelderschgezinde regenten
geraakten allengs uit het bewind en eenige van hen, voor erger beducht, weken J524
uit de stad, alwaar de geheime beraadslagingen met Deventer en Kampen over eene
tegenomwenteling werden voortgezet. De Hertog, die onderwijl Friesland verloren
had, trachtte nu te meer Overijssel Ie behouden, en het gelukte eenige zijner aan-
hangers in Zwol, de burgerij te overreden, dat zijne tegenwoordigheid in de stad de
vervallene zaken zou herstellen. Hij stak derhalve uit Hattem den IJssel over,
maar legen woord en belofte aan, met drie vaandels voetknechten en eenige ruiters,
welke hij hoopte n^et zich in Zwol te voeren. Doch hier was men op zijne hoede. ^^^
Slechts hem Averd de toegang vergund, maar het krggsvolk, hetwelk met geweld wilde Lente-
binnendringen , door het nederlaten der valhekken in de poort buiten gehouden.
Karel in zijne verwachting te leur gesteld, trok gloeijende van spijt en verbittering,
den volgenden dag naar Gelre terug. Beducht voor zijne wraak, sloten eerlang de
Zwollenaars met Deventer en Kampen een verbond, waarbij de drie steden beloofden,
il Deel, 3 Stuk. 43
-ocr page 338-338 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— len eeuwigen dage aan het Sticht van Utrecht en aan elkander getrouw te blijven,
^^^ de wederzgdsche voorreglen te handhaven, en de een de andere naar vermogen,
11 v.
Grasm. bijzonder de stad Zwol tegen den Hertog van Gelre te ondersteunen, die inmid-
i524 deis Yoor haar hel beleg had geslagen. De belegerden ontvingen derhalve spoedig van
hunne bondgenooten eene versterking in manschappen, en boden zulken wakkoren
tegenstand, dat kakel , aan den goeden uitslag zgner pogingen wanhopende, het
eerst aan een vergelgk begon te denken. Door tusschenkomst van Deventer en Kam-
pen werd dan ook te Battem eene overeenkomst bewerkt, naar welke de Hertog en
(l-asm. Zwol zich van alle vijandelijkheden zouden onthouden, hunne geschillen aan
de beslissing van onzijdige scheidslieden overlaten, en den handel voor beider ingeze-
tenen openstellen. Zwol mögt inmiddels niet met het huis van Oostenrijk of diens
aanhangers in eenige onderhandeling treden. Den volgenden dag werd het beleg op-
gebroken , hetwelk meer dan drie weken geduurd had, en daardoor voor eene poos
aan den Overysselsch-Gelderschen krijg een einde gemaakt (1).
Ondertusschen was Bisschop filips van Βourgondië op den zevenden van Grasmaand
te JVijk hij Duurstede, in den ouderdom van zestig jaren overleden (2). Zeer uiteen-
loopend is deze Kerkvoogd door zijne tijdgenooten beoordeeld, en terwijl de eene over
zijne deugden uitweidt, weet do andere naauwelijks iets meer dan gebreken in hem
op te noemen (3). Zeker was hij een man van verlichte denkbeelden, rijk aan onder-
vinding in staats- en krijgszaken, die steeds het goede Avilde, maar wien die standvas-
tigheid van geest en verstandige onverwriktheid van wil ontbraken, welke tot het ver-
wezenlijken zijner heilzame bedoelingen gevorderd werden. Daarenboven verhinderden
hem do tijdsomstandigheden en zijne afhankelijkheid van den Keizer, om met nadruk
do wereldlijke zoowel als de geestelijke belangen van het Sticht te bevorderen (4).
Slechts bewerkte hij , dat Paus leo X den Utrechtenaars het voorregt verleende, of ben
(1) iiEDA, p. 325. GERAHDus KOviOMAGüs, Philipp. Burgutid. p. 204. AwoNTMiis, Bellum inter
Transisalanos et Gelros, in dumbars Analect. T. III. ρ, 593—615. Overijss. Chron, bi.
466—468. KEViDS, Daventr. lllustr. Lib. II. p. 206—224. Tegeniv. St. Overijssel, D. I.
St. I, bl. 170—178. μαονιν, Over de besturen in Drenthe, D. I. St. III. bl. 1—83.
(2) GERAKDDS NOVioHAatjs, Philipp. Burgund, ρ. 206, 207. Zijn dood wordt, naar het schijnt,
door iiEDA, die zeer tegen hem ingenomen is, als het gevolg van dronkenschap beschouwd, p. 326.
GERARDUs woViOMAGüS, des Bisschops lofredenaar, schrijft dien aan de gevolgen eener gevatte koude
toe, p. 205.
(3) Vgl. de getuigenissen van πεοα en gerardüs hoviomagds hem betreffende in de Batavia
Sacra. D. II, bl. 535—541 j en de beide geheel verschillende grafschriften op hem in κοκ,
Vaderl Woordenb. Ό. XV, bl, 146.
(4) Zie GLAsiüs, Gesch. d, Christel. Kerk in Nederl. D. III, bl, 29. j
V
-ocr page 339-DES VADERLANDS. 339
daarin bevestigde, van onder geen voorwendsel of voor welke zaak ook, in de eerste
regtsvordering buiten 'slands gedaagd te mogen worden (1). Geleerden en kunstenaars
vonden in hem eenen gverigen en milddadigen begunstiger (2). Erasmus noemde hem
zelfs zynen Maecenas en stelde hoogen prys op zijn oordeel (3). Inzonderheid was hy
een hartslogtelijk minnaar der schoone kunsten en had zelf in zijne jeugd, zich op de
schilderkunst en het goudsmeden toegelegd (4). De staatszorgen konden hem niet
aan de beoefening der letteren onttrekken. Hij las de Gewijde Schriften en vergeleek
de gewone Latijnsche vertaling (vulgata) met die van erasmus (5). Een groot ge-
deelte van de legenden der Heiligen beschouwde hij als fabelen, en hoogelijk Averd
de ongehuwde staat der Priesters door hem gelaakt, dikwijls den wensch uitende, dal
hij dien met eenparig overleg der Bisschoppen afgeschaft mögt zien (6). Geen won-
der alzoo, dat eenigen hem als niet afkeerig van de leer van luther beschouwd
hebben (7). Hij zal wel geene scheuring, maar even als zijn vriend, de groote Rot-
terdammer , meer eene hervorming van de Kerk in de Kerk zelve gewenscht hebben.
Men heeft hem, doch naar het schijnt ten onregte, van hecrschzucht beschuldigd (8).
Met meer regt wordt hem onmatigheid in wijn te last gelegd, ofschoon hij van dronk-
aards eenen afkeer had. Kuischhoid en ingetogenheid waren geene zijner deugden.
Op zijn sterfbed gevraagd zijnde , hoe het met zijne natuurlijke kinderen zou gaan,
gaf hij tot antwoord: »zij zullen genoeg hebben, indien zij zich wel gedragen (9)." ·
Het Sticht was onder het bewind van filips van Bourgondië meer en meer iu
magt en aanzien gezonken en bgna geheel onder Oostenrijkschen invloed geraakt. Aan
den eenen kant bestookt door de benden van den heerschzuchtigen karel V, en aan
(1) HEDA, p. 327, et BüCHELits ad eundcin. ßatav. Sacra, D.JI, bl. 543.
(2) SDFFRIDÜS PETRUS in Appetidicc, p. 187, 188.
(3) EBASMI Opera, T. ΠΙ, p. 262 , 272. Epist. 266 , 279.
(4) stFFKiDüs PETRUS, in Appendice, p. 188.
(5) GERA.RDÜS K0VI0MAGU8, Philipp. BuTg. p. 196—198.
(6) GERARDus KovioMAGüs, Philipp. Burg. p. 193, 203.
(7) beda, ρ. 327. gerrit getdekbaüeii van Nijmegen (gebardcs koviofflagüs), 'sBisschops biecht-
vader, ging naderhand tot de Protestanten over, volgens Valerius akdreab, Bibl. Belg.Άζη^ώ&Μ
in Bat. Sacr. D. Π, bl. 539.
(8) heda, p. 326; en van rhijn, op Bat. Sacra, D. II, bl. 551. Vgl. daartegen gerardus
KovioiAGus, p. 157, en den brief van erashds door ·αττπαεβ8 aldaar aangehaald. suwbidoe petrus
in Appendice. p. 186.
(9) gerardus noviobaous, Philipp. Burg. p. 206.
43»
-ocr page 340-340 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—den anderen kant geleislerd door den rusteloozen karel van Gelre ^ uitgeput en in-
wendig verdeeld, bevond het zich. in den neteligsten toestand. Zoo ooit, werd thans
een bekwaam raan aan het hoofd van den zinkenden staat gevorderd; en er werden
gebeden opgezonden, om dien van den Hemel af te smeeken (1), In ütrecht nam
men de noodige voorzorgen tegen aanslagen van buiten en verwarring van binnen (2),
Immers werden niet alleen, zoo als vroeger dikwerf geschied was, ook thans door
de naburige Vorsten onderscheidene mannen ter vervulling van den opengevallen
zetel aangeprezen, maar er heerschte een groot verschil van gevoelen onder de Ka-
noniken , van welke vele zich legen eenen Bourgondiër, uit haat op Bisschop nups,
verklaarden, terwgl anderen geenen Duitscher, uit afkeer van frederik van Baden,
begeerden (3). Onder de mededingers kwamen het meest in aanmerking: everhaed
van Arenberg^ Kardinaal-Bisschop van Luik ^ door den Keizer onderschraagd; Hen-
drik mn Beijeren, Kanonik te Keulen, wien de Paltsgraaf aan den Rijn, zijn va-
der, de Aartsbisschop van Keulen en de Hertog van Kleef voorspraken; en frans
van Lunenhurg, welke met den zoon des Hertogs van Lotharingen en een der
Domheeren van Utrecht^ door den Hertog van Gelre, die met eene sterke krygs-
magt naar het Neder-Sticht afzakte, was aanbevolen. De vrees der regering van
Utrecht, dat zich de keus der Kanoniken op eenen gunsteling der gehate Oostenrg-
kers of Gelderschen zou bepalen, deelde zich aan het volk mede. De opgewondene
0 V. menigte geraakte in de wapenen, en het Kapittel zag zich meer door geweld dan
1524'door overreding gedrongen, de bisschoppelijke waardigheid aan Hendrik van Beijeren
op te dragen, een man wien men beweerde, niet minder uit te munten door deugd
en zeden, dan door geboorte en aanzien. De benoeming werd den volgenden dag
openlijk den volko met plegtigheid verkondigd; en kort daarna een gezantschap
naar Keulen gezonden, om den gekozen Kerkvoogd tot eene spoedige overkomst aan
te sporen, welke de drang der omstandigheden noodzakelijk maakte. Er verliepen
echter meer dan vier maanden vóór de nieuwe Bisschop in ütrecht verscheen en
21 V. aldaar gehuldigd werd (4). Hij bekrachtigde naar gewoonte de aloude voorregten der
stad cn beloofde, zich als een Vader des Vaderlands te beloonen, de vijanden van het
Sticht als de zijne te beschouwen, en naar vermogen te trachten, zich in het bezit
(1) UEDA, p. 328.
(2) L. noRTENSius, Rev. Ultraject. Lib. I, p. 6.
(3) UEDA, p. 328, 329.
(4) heda , p. 329. L. liorteiisius, Rer. Ultraject. Lib. I. p. 6—13. De Werkzaamheden van
hef Generaal-Capittel ie Utrecht in 1524, ïa'mm's Archief, D. ^I. St. Π, bl. 1—14. vaä
conTGEEN, Stichtsche Cleyne Chronicke, bl. 59—62.
DES VADERLANDS. ' 341
der verloren sterkten en goederen te herstellen, en de bezittingen der Geestelijkheid 1482—
zoo wel te vermeerderen als te beschermen (1).
Het opdragen der bisschoppelyke waardigheid aan henduik van Betjeren mishaagde
den Hertog van Gelre. Hij gordde terstond weder het krijgszwaard tegen het Boven-
Sticht aan en sneed Zwol allen toevoer af. Beventer en Kampen, Avelke hij to ver-
geefs van het verbond met de Zwollenaars door bedreigingen trachtte af te trekken,
stonden steeds ten doel aan de roof- en plunderzueht zijner benden. Alle wegen
en stroomen waren door de vijanden afgesloten, de meeste kasteelen en sterkten in
hunne handen, en do geldmiddelen len eenenmale uitgeput (2). In dezen nood
drongen de drie sleden, op wie geheel alleen do last des oorlogs drukte, bij den Bis-
schop aan, om eenen vrede met den Gelderschen Vorst te bewerken, terwijl de Staten
van hel Neder-Sticht den Kerkvoogd vyftigduizend Rijnsche goudgulden beloofden,
zoodra hij dien zou tot stand gebragt hebben (3). Hendrik: van Betjeren verzocht
hierop den Keurvorst van Trier, als middelaar tusschen hem en den Hertog op te
treden; maar do bgeenkomslen, welke deswege te Nuts gehouden werden, liepen
vruchteloos af. Nu kwam Bisschop πεκβκικ zelf in Overijssel, ontving de gewone
hulde in do drie sleden en op den Spoolderlerg, en bragt eene krijgsmagt byeen , ^jjJj'
om Zwol tegen de Gelderschen te beschermen. Hij sloeg het beleg voor het slot to maand.
Rechteren, welks bezetting der stad veel overlast aandeed; doch geldgebrek noodzaakte
hem , dit op te breken. Eindelijk gelukte het den Keurvorst van Trier oenen wapen-
stilstand te bewerken. Men trad voorts te Beventer in nadere onderhandeling en sloot jg^,
eerlang een verdrag van vrede (4). De Bisschop zou vijftigduizend Rynsche goudgulden Win-
aan karel van Gelre uilkeeren, welke zoo lang Genemuiden, Enschede, Lage en
Rechteren zou inhouden, tot deze som voldaan was. Drenthe, Koeverden en Die-
penheim zouden in het bezit des Hqrtogs blijven, doch na zijn dood weder aan het
Sticht gehecht worden, ten ware hij kinderen naliet, wien men vijftigduizend Rijnsche
goudgulden voor de inlossing zou voldoen. Zwol moest den Hertog tienduizend gulden
in eens, of vijfhonderd jaarlijks opbrengen. De gevangenen zouden wederzijds zonder
losgeld ontslagen, alle eischen, aanspraken of vorderingen voor nietig verklaard wor-
den, en alle veeten aan beide zijden ophouden (5).
. (1) hortensiüs, Rer. Ultraject. Lib. I, p. 13—15. vak cortgekr, Chron, bl. 62, 63.
(2) hortensiüs, Rer. Ultraject. Lib. L p. 15. reviüs, Daventr, lUustr. Lib. II, p. 225. νλκ
coRTGEEN, Chron. bl. 64, 65.
' (3) Π. VAN ERP, Annales, ρ. 100. noRiEHSiüs, Rer. Ultraject. Lib. I, p. 17.
(4) REvu's, Daventr. lUustr. Lib. Π, p. 225— 227.
(5) DDMBAB, Analect. T. II, p. 468—474. noRXEssres stelt dit verdrag len onregte later, en
{];eeft ook den inhoud onjuist op. Rer. Ultraject. Lib. II, p. 43.
342 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
J482— Ofschoon het bepalen der aanzienlyke som, in dit verdrag aan den Hertog van
^^^^ Gelre toegekend, op do vroegere belofte der Staten van het NederSticht den Bis-
schop gedaan, grootendeels gegrond v^as, opperden zg thans de grootste zwarigheden,
om de benoodigde gelden byeen te brengen. De stad Utrecht weigerde ronduit hiertoe
iets by te dragen, dewgl zij met schulden en lasten reeds te overbezwaard was. De
1525 Creestelijkheid en Ridderschap trachtten niet minder dan de stedelingen en land-
bewoners, de opbrengst van zich te verwyderen. Hieruit ontstonden hevige ge-
schillen , welke ongelukkig de sluimerende oude burgertwisten weder opwekten,
Eindelgk werd over dit gewigtig punt eene algemeene vergadering der drie Staten,
de Geestelijkheid, de Ridderschap of adel, en de steden, te ütrecht gehouden; maar
ook deze liep, even als zoo vele vorige bijeenkomsten, vruchteloos af. Ondertusschen
moest het geld byeen gebragt worden, zoo men het Boven-Sticht niet ten prooi aan
den Hertog van Gelre wilde laten. Bisschop Hendrik drong derhalve ernstig hierop
aan, maar werd door den baatzuchtigen adel en een groot gedeelte der Geestelijkheid
tegengewerkt, welke het gemeen in Otrecht tegen hem opruide. Zoolang echter
EVERT soüTEiTBALGH, een man van groot aanzien, moed en schranderheid, zijn invloed
in de slad behield , bleef de openbare rust althans ongestoord. Maar toen hy ten laatste
voor de listen en lagen der Geestelijkheid en Ridderschap, tegen wier aanmatigingen
hy steeds do burgers verdedigde, moest zwichten en de stad verlaten had, geraakte
alles in opstand. Jakob van Mijnden^ 'sBisschops stedehouder in Utrecht, gespro-
ten uit de geslachten van van amstel en zuylen yan nyevelt, evenzeer bemind bij
het volk ais bij den adel, dreef terstond de oproerige stedelijke regeringsleden, die op
het stadhuis vergaderd waren uiteen, en vormde een voorloopig bestuur aan welks hoofd
hij zich plaatste. Doch reeds den volgenden dag werden de gilden byeengeroepen,
om een nieuwen Raad te vormen, in welken niemand uit de Ridderschap mögt gekozen
worden. 'Allen die onder de vorige besturen gebannen of uitgeweken waren, werden
g y teruggeroepen en hunne tegenstanders tot ballingschap veroordeeld. Dien avond kwam
liloeim. Bisschop uïindrik, welke te Wijk hij Duurstede zijn verblijf hield, met twee vaandels
ruiters in de stad, alwaar hij met toortsen en onder het vreugdejuich des volks werd
ingehaald (1). γ
Maar het gezag van den Kerkvoogd, noch dat van den Raad of de Geestelijkheid
vermogten de in beweging gebragte menigte te beteugelen. Onder de leus van vryheid,
waarmede men haar had opgewonden, pleegde zij de grofste buitensporigheden en
de regeringsleden zelve waren niet veilig voor beleedigingen. Jakob van Mijnden^
had vroeger in eene aanspraak tot het volk te kennen gegeven, dat de Geestelijkheid
in gelijke lasten als de Wereldlijken zouden deelen, totdat de staat uit zijne schulden
(7) π. ν. erp, Annales, ρ, 100, 101. t. horieksiüs, Rer» Ultrajcei. Lib. I, p. 15—29.
-ocr page 343-DES VADERLANDS. ' 343
geraakt was. De gilden drongen thans hierop aan en eischten, dat dit bij gezegelde brie- 1482—
ven door de Geestelijkheid bevestigd wierd, welke zich daartegen met kracht verzette. ^^^
Men vorderde tevens afrekening van de kameraars of rentmeesters, die in geene elf jaren
geschied was, en verligting van de hoog opgevoerde belastingen en opbrengsten. On-
dertusschen stond de Bisschop, dewyl Overijssel door den Hertog van Gelre bedreigd
werd, ernstig op de spoedige voldoening der vgftig duizend goudgulden, van welke
tot nu toe slechts vierduizend byeengebragt waren; doch hg moest onverrigter zake
naar Wijk te Duurstede terugkeeren. Het groole verschil bestond steeds, hoe zich
deze gelden te verschaifen. Eindelijk bepaalden de Stalen van Utrecht eene schatting ,
die evenzeer op Geestelijken als "Wereldlijken zou drukken. De Amersfoorders
verklaarden er zich tegen. Nu "werden er weder vergaderingen op vergaderingen ge-
houden , om andere middelen te beramen. Dit verschafte den volksmenners op nieuw
gelegenheid, de burgerij te ütrecht in beweging te brengen, die nu de schatting
naar haren zin wilde geregeld hebben. De Geestelijkheid, door vrees aangetast, ont-
bood heimelyk den Bisschop in de stad, meenende dat iiyne tegenwoordigheid het go-
meen ontzag zou inboezemen. Zij voorzag hem van eene Igfwacht legen do moge-
lijke aanslagen der misnoegden en bad , dat hij naar belofte zorgen zou, dat zij, aan
wie hy den zetel verschuldigd was, niet door het volk overvallen en verdrongen wierd.
De burgers daarentegen eischten van den Kerkvoogd de schatpligtigheid der Geestelg-
keo en beloofde , indien hij hen hierin bevredigde, hem binnen korten lijd de be-
noodigde som te verschaffen. Hoewel nu de Bisschop geene hoop had, iets van de
Geestelijkheid en Ridderschap in dit opzigt te verwerven, bleef hij evenwel besluiteloos.
Dit verwekte nieuw misnoegen in' de gemeente. Onder groole beweging werd de
Geestelijkheid en Ridderschap bijeengeroepen en voor het laatst afgevraagd, of zij
gelijke imposten en lasten met de overige ingezetenen dragen wilden? Op het ontken-
nend antwoord, kwam het verbitterde volk in den nacht op hot Sl. Janskerkhof bijeen
en zwoer, de wapens niet af te leggen, vóór dat hunne begeerte was ingewilligd. Men
drong inlusschen met geweld in de St. Janskerk, bedreef er veel moedwil, en be-
dreigde het Minderbroederklooster, hetwelk aan de Zuidzijde des kerkhofe giensde.
Den volgenden morgen , Hemelvaartsdag, voegden zich de gilden bij het volk, en
men maakte zich gereed, om de gehate Geestelijkheid in hare kloosters aan te lasten^^py·
en inzonderheid de gestichten der Kanoniken te vernielen. Dit werd den Bisschop be- 1525'
rigt, die in de St. Maartenskerk de dienst verrigtte. De Geestelyken vloden terstond
uit de kerk, om hunne schallen en kostbaarheden te verbergen. Ongetwijfeld zou
ütrecht een tooneel van moord en plundering hebben opgeleverd, indien niet de
Bisschop aan den wil des volks voldaan had (1). Hg beloofde en bekrachtigde met
(1) u noRTEKSiDs, Rer, ültraject. Lib. II, p. 30—37.
-ocr page 344-344 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—zijn zegel, dat de Geestelijken zoo lang den impost van wijnen en bieren, even als
do andere onderdanen zouden dragen, tot de schulden van den staat afgelost waren.
24 V. De vyf Kapittels moesten van de bewuste zes en veertig duizend goudgulden terstond
^152™ viji^l'enduizend, en de kloosters binnen Utrecht, Amersfoort, Rhenen, Wijk en
daar buiten tien duizend den Bisschop ter hand stellen; de overige een en twintig
duizend zouden over do boerenplaatsen omgeslagen worden, van welke de grondbe-
zitters den derden penning moesten opbrengen. Geen Geestelijke wie ook, zou voor-
taan huis, hof, erf of rente binnen of buiten de stad Utrecht mogen aankoopen, op
verbeurte van het gekochte. Benevens eenige andere bepalingen van minder belang,
werd vastgesteld, dat de sinds elf jaren verwaarloosde afrekening, welke eene som
van meer dan een millioen goudgulden beliep , zou afgelegd Λvorden. De vijf Kapit-
tels verklaarden deze punten, voor zoover hen die betroffen , in allen deele te zullen
nakomen en de overige Geestelijken ook daartoe aan te sporen, hetgeen zij met hun
zegel bevestigden (1). De gemeente behaalde alzoo de zegepraal over de Geestelijk-
heid , en hare voorstellen werden ook door de regering van Utrecht goedgekeurd.
Er werd tevens bepaald, dat in de gilden geene vreemdelingen mogten opgenomen
worden, welke niet het burgerregt ontvangen hadden. De burgers zouden jaarlijks
op een bepaalden dag nieuwe voorstanders der gemeente en rentmeesters kiezen. De
Raad zou niemand in ballingschap zenden, de misdadigers naar de wetten straffen , en
de >vet voor allen gelijk zijn. De stad mögt niet met nieuwe schulden bezwaard
>Yorden. Evert soutekbalgh zou met zijne beide vrienden covert van de Κoort
en COVERT van Rodenburg ten eeuwigen dage gebannen blijven en hunne aanhan-
■ gers uit den Raad geweerd worden (2).
De rust was echter hierdoor niet hersteld. Het ontbrak Bisschop hesdrik volstrekt
aan bekwaamheid, om in dit tydperk van gisting en spanning het bewind te voeren.
Hij hechtte te veel geloof aan lieden, die meer hun belang dan dat van den staat
raadpleegden, en was geheel onbekend met de voorregten, gewoonten en vrijheden des
volks. Van daar, dat hij gehoor gaf aan do begeerte der Geestelijken en Edelen, om
in weerwil der gemaakte bepaling, de een en twintig duizend gulden van de landen,
akkers, dorpen en schoutambten te heffen , in slede van de boerenplaatsen, welke groo-
19 V, lendeels in handen der Geestelijkheid en van de Ridderschap waren. En toen hiero-
Hooim. -jj Utrecht eene hevige beweging ontstond, was hij genoodzaakt, om erger te
voorkomen, zich naar den wil des volks te voegen en te verklaren, dat de schatting
(1) Zie den oorspronkelijken briefin dodts, Archief v. d, Gesch. ν, Ufr, D. I, bl. 133, 134.
Vgl. π. ν. erp, Annales. bl. 101. l. hortensiüs, Her. Ultrajecf. Lib. II, p. 37, 38,
(2) HORTENsius, Ref, Vliraject, Lib. II, p, 38.
-ocr page 345-DES VADERLANDS. ' 345
van de boerenplaatsen zou geheven NYorden. Nu werd eerlang ten bestemde dage 1482—
den Bisschop te W'ijk hij Duurstede het geld ter hand gesteld (I), Hij begaf zich
daarop naar het Booen-Sticht, waar men het aandeel Tan Overijssel in de gelden
aan Hertog kakel verschuldigd met moeite bijeenbragt, dewijl ook hier over de wijze
van heffing tusschen de Ridderschap en do steden getwist werd. De vijftig duizend
goudguldens, met zoo vele zorgen bijeengeschraapt, werdenden Hertog van Ge/re uit-
betaald, welko nu de vier plaatsen, door hem in pandschap gehouden, ontruimde (2),
Het weifelend gedrag des Bisscliops had zoo wel het volk als de Geestelijkheid enden
Adel legen hem ingenomen , en hij zag zich dagelijks meer en meer in moeijelijkheden
en beslommeringen gewikkeld. Onvoorzigtig en onstaatkundig trok hy in deze nete-
lige omstandigheden naar Duitschland ^ vertoefde er negen maanden en liet onder-
tusschen den staat ten prooi » aan den wil der winden, gelijk een schip dat van stuur-
man beroofd is." De gildon in Utrecht eischten onstuimig afrekening van de rent-
meesters, onder welke zich eenige Kanoniken bevonden , en dreigden zelfs de regerings-
leden, welke hun hierin naar het schijnt tegenwerkten, met ballingschap, gevangenis
of dood. Gemeente en Raad, welke door een gedeelte der burgerij gesteund werd,
stonden weldra vijandig tegenover elkander. Do wederzijdsche haal wies dagelijks
aan, de wellen waren kraclileloos geworden, en openbaar geweld, roof en moord
werden ongestraft gepleegd. Gerrit knyff , door hel volk tot Ouderman aangesteld,
vervolgde hevig de Geestelijkheid en Ridderschap, boven al diegenen, welko vaü het
vervreemden der stedelijke penningen betigt of overtuigd waren, wier huizen door het
graauw werden geplunderd. ïe midden dezer geweldige spanning, werd de onrusl in
Utrecht vermeerderd op het berigt, dat do benden des Keizers nabij Vreeswijk go-
komen waren. Terstond werden door de Stalen alom manschappen in de wapenen maand
geroepen, om, zoo mogelyk, den Keizerlijken den overtogl der rivier lo beletten, ^^^^
dewijl men voor eene belegering van Utrecht vreesde. Inmiddels zette hel volk de
zaak legen de gewezene rentmeesters met gelijke hevigheid voort. Eerlang echter
Averd de beslissing van dit gewigtig punt, beide door den Raad en do Gemeente
of gilden aan den Bisschop opgedragen, welke uit Duitschland Ie Wijk hij Duur- 18v,
stede was teruggekeerd. Hendrik van Beijeren kwam hierop Ie Utrecht en het ^aa^j
gelukte hem, door den rentmeesters, overeenkomstig den wensch der gemeente, be-
hoorlijke afrekening Ie bevelen, de inwendige rust althans voor eenigo maanden te
herstellen (3).
(1) L. HORTENSIUS, Rer. Ultraject. Lib. II, p. 39—-43.
(2) REViüs, Daventr. lUustr. Lib. II, p. 231, 232. ΜοοκΕΐί, Chron. v. Deventer, hl. 87, 88.
(3) noRTEKSius, Rer. Ultrajecl. Lib, II, p. 43—50.
Π Deel, 3 Stuk. 44
-ocr page 346-346 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482— To spoedig slaagden de onruststokers en \Yoelgeesten, om het misnoegen der naaiiw-
lijks bedaarde Gemeente tegen den Raad en de Geestelijkheid weder op te wekken , die
zij van trouwloosheid omtrent het volk beschuldigden. Van woorden kwam het weldra
tot daden, en Utrecht bood op nieuw een tooneel aan van twist en verwarring. De
bevelen van den Bisschop werden hier even weinig gehoorzaamd , als eene buitenge-
wone belasting op de boerenplaatsen in Eemland gelegd, door de Amersfoorders
werd ingewilligd (1). In Zwol bleef ondanks het gesloten verbond, steeds de
tweespalt heerschen , en zelfs poogden eenige Gelderschgezinde burgers de stad weder
in handen van Hertog karel te spelen (2). Bisschop Hendrik, wiens tegenwoordig-
^ heid bij dezen staat van zaken in het Sticht meer dan ooit gevorderd werd , begaf
Lente- zich weder naar Duitschland, zonder den Staten hiervan eenige kennis te geven,
"llr^ hetgeen door velen hoog werd opgenomen. De gilden speelden nu geheel in Utrecht
den meester en hadden alle vrees voor wetten en straffen afgeworpen. De Geeste-
lijken, om den vrede te bewaren, deden al wat de Gemeente begeerde, wier eischen
steeds grooter werden, naar mate de anderen toegaven (3). De overmoed des volks
ging eindelijk zoo ver, dat zelfs de gilden aan een besluit des Raads hunne toestem-
ming gaven, waarbij het dragen van geweer of wapentuigen aan elk scherpelyk ver-
boden werd, terwijl men tevens middelen bepaalde, om oproer en beweging te voor-
komen (4). Het Boven-Sticht werd intusschen door den Hertog van Gelre gekweld.
Uit vrees willigde men alles in wat hy vorderde, en zijne hebzucht was onbegrensd (5).
Middelerwyl baadde Bisschop heudrik te Heidelberg zich achteloos en onbezorgd
in allerlei wellusten (6). Na een afzijn van zes maanden, gaf hij eindelijk aan
w'yn herhaalde verzoek der Staten gehoor cn keerde terug. Vruchteloos waren zijne
maand, pogingen, om in Utrecht den vrede te herstellen. Door eene gevaarlyke ziekte aan-
^^ gelast, welke eenigen aan vergif, anderen aan eene losbandige levenswijze toeschrij-
Slagt- ven, begaf hij zich naar JVijk hij Duurstede en stelde jakob van Mijnden benevens
maand, ^j^j^grj, Amerongen tot zijne stedehouders in Utrecht aan (7). Ongelukkig ver-
klaarden zich beide tegen het rekening afleggen der rentmeesters, om vele hunner
(1) noRTEKSius, iïer, llltraject Lib. III. ρ. 57—59-
(2) HEViDs, Daventr. llliistr. Lib. II. p. 232.
(3) noKTENSius, Rer. Vltraj. Lib. UI. p. 59. n. v. erp, Annales, p. 102, 103.
(4) DODT, Archief voor Kerkel. en TFereldl. Gesch. ν. Vir. D. I, bl. 134.
(5) Tegeuw. St, v. Overijss. D. I, bl. 181.
(6) REViüs, Daventr. lllustr. Lib. Π. p. 232.
(7) iiorïemsiüs, Rer. llltraject. Lib. III. ρ. 62. reviüs, Daventr. lllustr. Lib. IL ρ. 232.
-ocr page 347-DES VADEKLAJSDS. 347
bloedverwanten en vrienden, welke hierin raogten Ie kort schieten , te sparen. Dit 1482—
verwekte natuurlek nieuw misnoegen en nieuwe Terbittering. De Burgemeester ^^^^
KNYFP, de man des volks, stond aan het hoofd der beweging en wapende in het ge-
o v·
heim de Gemeente tegen de Geestelijkheid en Ridderschap. Er ontstond des nachts Win-
Icriti
een hardnekkig en bloedig gevecht in de straten van Utrecht^ lot eindelijk de aan- -[^26
hang der Geestelijkheid en Ridderschap door jakob van 31ijnden aangevoerd, de
overhand behield. Maar deze strijd kwam den overwinnaars zoowel als den over-
wonnenen , door het verlies van strijders duur te staan. De zegevierenden bedreven
vele baldadigheden tegen de Gemeente; menig burger verliet vrywillig do stad , '
maar een nog grooter getal werd daaruit voor eeuwig verbannen. De steeds zieke-
lijko Bisschop kwam nu op verzoek zijner stedehouders in Utrecht en stelde do Ge-
meente in het ongelyk, ofschoon zy slechts overeenkomstig zijne eigene bepaling, de
afrekening geëischt had en op zijne regtvaardigheid steunde. Hij trok spoedig met de
gevangen genomen burgers weder naar Wijk lij Buurstede ^ behandelde hen met de
uiterste gestrengheid, en dreigde Amersfoort en de overige steden, welke Utrecht-
sehe ballingen hadden ingenomen, met zyne wraak, indien zy niet onmiddellijk de
vlugtelingen verdreven; doch aan deze bedreiging werd door den Bisschop evenmin
gevolg, als door de steden gehoor gegeven (1).
Ondertusschen waren in Utrecht krachtige maatregelen genomen, om do rust te 1527
handhaven. Openbaar was afgekondigd, dat allo ingezetenen, schutters en gilden
den Bisschop op nieuw den eed van getrouwheid moesten afleggen, en op lijfstraüe
en verbeurdverklaring van goederen, zich van alle gesprekken, zamenkomsten of
bewegingen onthouden, die tot oproer konden leiden. Het getal der gilden was
door ineensmelling verminderd, hetgeen hun invloed en magt aanmerkelijk besnoeide.
Zij moesten hunne zegels, brieven en banieren den Bisschop in handen stellen ; en in-
dien zy de gemaakte bepalingen niet opvolgden , zou binnen Utrecht eene sterkte wor-
den opgeworpen, waarin de Geestelijkheid, de Ridderschap en de stedelyke Raad reeds
hadden toegestemd (2). De stedehouders des Bisschops waren nu geheel meesier in
de stad en bepaalden, om hun gezag te bestendigen, dat de gewone jaarlijksche
verandering der regering voor altijd was afgeschaft. Twee leden uit de Ridder-
schap, gtsbert van Zuylen en arend van Wulven^ werden lot Burgemeesters
aangesteld, geheel in strijd met de wetten, naar welke niemand uit do Ridder-
schap tot lid van den Raad mögt gekozen worden, ten ware hij zich voor burger ver-
(1) nonTENSits, jRer. Ultraject. Lib. III. ρ. 63—67.
(2) Zie de Bocuraentcn in dodt's Archief voor Kcrkel. en Wereldl. Gesch. ν. Utrecht. D. I.
St. II. bl. 135-140.
44 ^
-ocr page 348-348 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—klaarde en beloofde, dit steeds Ie zullen blijven. Het volksbesluur (democratie) ineen
■vvoord, was in Utrecht door de adelregeriag (aristocratie) vervangen. »Een voortee-
ken zegt HORTENSIUS , <( dat het wereldlijk gezag in nog magiiger handen zou overgaan."
De verdedigers van de regten des volks, van de vrijheid en onafhankelijkheid waren
verdreven , en een zwak , afgeleefd man , gelijk de Heer van zuylen was, stond aan het
hoofd der stad. De ballingen trachtten eerlang eene tegenomwenteliog Ie bewerken ,
Bloeim daartoe de dag bepaald, toen het plan uitlekte. Op nieuw werden bur-
1527 gers, die men van verraad verdacht hield, uit de stad gebannen, waartegen zich een
groot gedeelte der bevolking verzette, hetgeen den Bisschop noodzaakte , eene afdee-
ling ruiters in de stad te zenden, om de rust te bewaren. Inmiddels was een talrijke
bende voetknechten, welke de dienst verlaten had en zonder Heer rondzworf, over
den IJssel in het NedeV'Sticht getrokken. Zij stond in betrekking met den Hertog
van Gelre en verspreidde alom schrik en vrees. Amersfoort echter was voor haar
minder beducht dan voor do listen en lagen des Bisschops en der Utrechtsche gezag-
voerders. Do burgers weigerden deswege eene bende ruiters uit Utrecht, te hunner
versterking gezonden in Ie nemen; en het bleek duidelijk uit eene tweede poging van
den Bisschop, om hen te verschalken, dat zij zich in zijne bedoelingen niet vergist had-
den. Intusschen verwoestten do bandelooze knechten het land , en vele verarmde en
beroofde huislieden vluglten in do sleden. Vruchteloos deed do Utrechtsche Ridder-
schap dagelijks uitvallen op deze woeste gasten, welke langs de Vecht siroopten en
te Maarsen het slot van steven van Nyevelt, Kommandeur der Duitsche Orde , waar
men veiligheidshalve de goederen van het Duitsche Huis verborgen had, overweldigden
en plunderden. Vak nyevelt zelf was bij de verdediging gesneuveld en do bezetting
werd vermoord. Met den buit trokken do roovers naar het huis Ter Meiden bij Via-
nen , eene bezitting des Heeren van Brederode* Een hoop bisschoppelijke knechten
maakte er zich meester van , heigeen de Utrechtenaar den Kerkvoogd euvel duidden,
dewyl de Heer van Brederode deze daad gewis niet ongewroken zou laten , en zij de
magt der Hollanders vreesden. Door tusschenkomst van den Hertog van Gelre werd
echter deze zwarigheid uit den weg geruimd, en van brederode met Bisschop Hen-
drik verzoend (1).
De Amersfoorders wantrouwden steeds den Kerkvoogd, welke wederkeerig niet in
gebreke bleef, hen door jakob van Nyevelt^ slotvoogd van het huis ter Eem, te
kwellen. Zij geraakten insgelijks in twist met de Utrechlschen over eene schuld van
eenigo duizenden guldens ten behoeve van Utrecht aangegaan, in welke zij weigerden
te deelen. Dit bragt den Bisschop, die als scheidsman werd ingeroepen, in nieuwe
(1) HORTENSius, Rcv. Ultroject. Lib. III. ρ. 67—77.
-ocr page 349-DES VADERLANDS. ' 349
inoeijelij li heden , uit. welke hij Ie vergeefs beproefde, zich Ie redden. In Utrecht —
was sinds eenigen tijd zijn gezag" merkelijk afgenomen en werd met eene geheele
vernietiging bedreigd, welko hij door een dubbelzinnig gedrag verhaastte. Zyno
menigvuldige zamenkomslen met floris van Egmond^ Kapitein-Generaal van
Holland, zijne gunstige stemming voor de ballingen, maar bovenal het aandrin-
gen, om in Utrecht eene sterkte op te werpen, ten einde de stad in bedwang
te houden , verhoogden het misnoegen en den argwaan der ütrechtschen, die zelfs
van buitenaf vermaand werden, op hunne hoede te zijn," dewijl men trachtte hen
onder de heerschappij der Hollanders te brengen. Toen derhalve do Bisschop met
een gewapend gevolg, onder welk zich een vaandel krijgsknechten van floris ij«
Egmond bevond, in Utrecht trad, werd hij reeds den volgenden dag door het gemor
des volks genoodzaakt, do vreemde gasten van zich te verwyderen, om erger te voorko-
men. Do Staten van het Neder-Stieht spoorden hem aan, met den Hertog van Gelre ^
tusschen wien en de Zwollenaars hevige onlusten waren uitgebroken, in vredesonder-
handelingen te treden; maar eene bijeenkomst lot veroffening der geschillen te Apel-
doorn gehouden, liep af zonder dat er iels beslist werd. Vele latere onderhandelingen
hadden denzelfden uilslag; do Bisschop speelde den geveinsde en trachtte slechts lijd
to winnen, heigeen karels schranderheid niet ontsnapte; en van den vredo kwam
niets. De Stalen wezen onderlusschen het stichten van een kasleel in Utrecht geheel
van de hand en omkleedden deze weigering mei krachtige redenen, tevens dreigende
geweld met geweld to zullen keeren en verklarende, dat Utrecht niet gewend was
onder het juk to slaan. Hoogst verbolgen verliet Bisschop Hendrik de stad, waar de
heerschende aanhang besloot , do hulp van karel van Gelre tegen hem, wien men
openlijk van landverraad Ier gunste van het huis van Oostenrijk beschuldigde, in-
teroepen. Zijn wankelend gezag vorderde nu meer dan ooit doortastende maatre-
gelen , en het oproerig Utrecht zou derhalve door kracht van wapenen onderworpen
worden. Met hulp van floris van Egmond bragt hij tot dat doel nabij Wijk hij
Duuntede eene krijgsmagt bijeen (1). Doch de ütrechtschen hiervan verwittigd,
wapenden zich en toen de Bisschop voor do slad kwam, vond hij do poorten geslo-
ten. Hem en zijn gewoon gevolg van ruiters werd wel de toegang aangeboden,
maar dit wees hij met het spijtig antwoord af: »Gij hebt de poorten voor mij gesloten,
welnu, ik zweer, dat ik er niet binnen zal komen, zonder deze gewapende mannen
bij mij. Keert naar do slad terug en zegt, dat men morgen den nieuwen en ouden
Raad vei^adere , want thans zijn de leden niet wel bij zinnen door do grooto drinkbekers,
die zij heden, een heiligen dag, geledigd hebben. Laat hen dan rijpelijk overwegen,
(1) I. Π0ί\τΕΛ·5ΐυ5, Rcr. UIiraject. Lib. IV. p. 78—95.
-ocr page 350-350 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—of zij mij de poorten zullen openen, en boodschapt mij dit te Oo&throek^ waar ik zal
1 ί^ΟΆ
overnachten." Hier verscheen den volgenden dag de Burgemeester gysbert van Nye-
velt, maar men konde het niet eens worden, en dienzelfden avond vertrok de Bis-
schop , onder bedreiging, dat hij zich met de wapenen over den aangedanen hoon
voldoening zou verschaffen, in arren moede naar Wijh hij Duurstede (1).
Reeds des anderendaags maakte hy zich tot dat einde strydvaardig, en ontbood hulp-
benden uit Brahand en Holland, De misnoegden in Utrecht, den storm ziende
opkomen, wendden zich'buiten weten van den Burgemeester van nyeyelt , die nog
steeds met den Bisschop onderhandelde , om bystand tot Hertog karel ; en weldra was
do stad, tot schrik en verbazing der vreedzame burgers, van Geldersche bezetting
voorzien. Het graauw geraakte op de been en plunderde aanstonds de huizen der
voornaamste Geestelijken, welke aan den Bisschop verknocht waren. Er heerschte eene
vreesselijke verwarring, opschudding en verdeeldheid. Van nyevelt moest gedoogen,
15V. dat des nachts mot geweld nieuwe Geldersche bonden werden binnengelaten, wier
maand thans vyftienhonderd beliep. Niemand was zyne bezittingen meer zeker, en de
1527 gegoedste lieden namen de vlugt, hetgeen de Geldersche Opperbevelhebber in Utrecht
MAARTEw VAN BossEM ZOO veol mogelijk poogde te beletten (2). Op eene byeenkomst
Ie Beverweerd, trachtten de Overijsselsche afgevaardigden vruchteloos eene verzoening
tusschen don Bisschop en de ütrechtsche opstandelingen te bewerken, die thans zelve
over het binnenlaten der Gelderschen, onderling verdeeld waren. Om Utrecht den
toevoer af te snijden, liet Hendrik van Beijeren, niet by magie, de stad met geweld
té bedwingen, aan de Vaart een blokhuis opwerpen, welks bezetting het omliggende
land afliep, de kloosters op brandschatting stelde en den buit naar FTijh bij Duur-
stede voerde. De Gelderschen in Utrecht bleven haar in dit opzigt niets schuldig, en
haïNeder-Sticht door degenen, welke het moesten beschermen, een tooneel van
nameloozen jammer en ellende (3).
De Hertog van Gelre, welke geeno gelegenheid verzuimde, om zyn gezag uit te
breiden, had inmiddels de vijandelykheden tegen de Overijsselschen voortgezet. Ten
einde de gemeenschap van Deventer met de Zuiderzee te belemmeren, versterkte
bij het klooster te Wilsem , en bevestigde het door hem overweldigde bolwerk de
Koehurg onder de muren van Kampen , om den Kampers het stroopen op de Veliuce
te beletten (4). Ja» \vissink en matthijs ketel, twee Overijsselschen, die hem in
*
(1) u. van erp, Annales. ρ. 103. hortehsius , Rer. llltraject, Lih. IV. p. 95, 96.
(2) u. van erp, Annales. p. 103. hortehsius, Rer. UUraject. Lih. V. p. 97. pontüs heuteri'S,
Rer. Austritte. Lib. IX. p. 222.
(3) π. van erp, Annales. p. 103, 104. iiortensids , Rer, Uhraject. Lib. V. p. 100—102.
(4) REviüs, Daventr. Jllustr. Lib. III. p. 239.
-ocr page 351-DES VADERLANDS. ' 351
verschillende oorlogen dapper gediend hadden en zijn vertrouwen bezaten, maakten 1482—
zich door middel van een schip met hout en sparren beladen, onder welke krygs-
knechten verborgen lagen, bij verrassing meester van Hasselt (1). Genemuiden en
onderscheidene andere plaatsen of sloten, geraakten insgelijks in handen der Gelder-
schen , welke daaruit de Overijsselsche steden, bovenal Zwol en Zwartsluis, gewel-
dig plaagden (2).
Het geluk bekroonde niet minder des Hertogs pogingen in het ISeder-Sticht dan
zijne wapenen in Overijssel. Hij bewerkte, dat de vijf Kapittelen, de Ridderschap Q^ggj,
en de stad Utrecht hem tot Beschermheer aannamen en zich bij een plegtig ver-
drag tegen den Bisschop verbonden, wien zij besloten aftezetten en voor vijand des
vaderlands te verklaren. De verbolgen Kerkvoogd trok hierop met vijfhonderd knechten
naar Utrecht, en legde uit wraak de drie voorsteden in de asch. Spoedig keerde
hij met eene sterkere magt terug, om de oproerige stad te bedwingen , welke hij in j-jg^j-gj
de engte bragt, doch door eene krijgslist misleid, weder onverrigter zake verliet, maaml.
Hertog kabel namelijk meldde in eenen voorbedachten brief aan maarten van kossem ,
dat hij den volgenden dag by het opgaan der zon met vierduizend voetknechten en
duizend ruiters aan de Bildt zou verschijnen, hem gelastende, op dienzelfden tgd
met zijn volk de stad te verlaten , om den argeloozen vijand onverwacht, zoo van ach-
teren als van voren aan te tasten. Deze brief werd den Bisschop in handen gespeeld
en had de bedoelde uitwerking. De belegeraars, te zwak om zulk een aanval te
weêrstaan, trokken in stille af. Maarten van rossem zond hen eene bende paar-
denvolk achterna, die boven Zeist met hunne ruiterij, welke do achterhoede uit-
maakte , handgemeen werd. Na een scherp gevecht, keerden de Gelderschen bij
het naderen van het vijandelijk voetvolk , naar Utrecht terug. Deze stad, nu geheel
Geldersch, ontving eene versterking van bezetting, en door belofte van nog meer
onderstand zoo in geld als in manschap , werd de bevolking, welke eene tweede
belegering en hongersnood vreesde, gerust gesteld (3).
Bisschop HENDRIK was inmiddels over den Hyn in de Betuwe getrokken , en met
een rijken buit in ^yk lij Buurstede teruggekeerd. Niet verre van die stad,
lokten do Gelderschen eenige zijner gewapenden in eene hinderlaag en voerden hen
gevangen naar Utrecht. Eene onderneming tegen het blokhuis aan de Vaart daar-
entegen mislukte, deels door de dapperheid der bezetting, deels door do muitzucht
der Geldersche knechten, welke weigerden aan te vallen, zoo lang men het achter-'
(1) noRTEssiüs, i?er. VUraject. Lib. V. p, 102.
(2) REViüs, Daventr. Illustr. Lib. 111. p. 238, 239.
(3) t. nortensiüs, Rer. VUraject. Lib. V. p. 103—108. n. vak erp, Jnnales. p. 103, 104.
-ocr page 352-352 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482—slalliffe loon niet betaalde. Maakten van rossem Avas derhalve genoodzaakt af te trek-
1528
ken , en werd onder den spot en het gejouw des volks in Utrecht ontvangen. Om
den ütrechtschen den toevoer van levensmiddelen uit Holland te beletten , voorzag
de Bisschop het slot Vreeland aan de Vecht van eene sterkere bezetting, terwijl die
van het blokhuis aan de F aart ^ hetwelk de Gelderschen andermaal vruchteloos bele-
gerd hadden, do omstreken afstroopte en vernielde.
In dien noodlottigen staat van zaken, beproefde Hertog jan van Kleef de twistenden
met elkander te bevredigen. Hy bewerkte een wapenstilstand voor eenige dagen, en
op zijn aanzoek kwamen te Reussen de afgevaardigden van den Bisschop, der Stalen
26 V. van Ooerijssel, en der sleden Amersfoort ^ JVijk hij Duurstede en Rhenen met
unariiï gevolmagtigden des Herlogs van Gelre en der Slaten van Utrecht, na gegeven
1527 vrggeleide , om over den vrede te onderhandelen bijeen. De Opper-deken van Kleef
leidde de vergadering, welke als eene regtbank konde beschouwd worden, voor welke
partijen hare bezwaren inbragten en hare handelingen verdedigden. Eenige dagen
waren meer met hevig kijven, beschuldigen en verontschuldigen, dan met bedaarde
beraadslagingen en overleggingen doorgebragt, toen de zamenkomst eindigde zon-
der iets bepaald te hebben. De Overijsselaars evenwel achtten het dienstig met de
Golderschen , terwijl het bestand nog duurde , op het Koerhuis by Deventer in nader
besprek te treden. Nevens de afgevaardigden des Herlogs verschenen hier ook de
zaakgelastigden van den Bisschop. De Gelderschen beweerden , dat geen bestendige
vrede lusschen de beide Vorsten mogelijk was, indien niet den Bisschop, zoo als
reeds in de vorige vergadering was voorgesteld , een mederegent of bij-bisschop, naar
keus van den Hertog van Gelre ^ werd toegevoegd. De Overijsselschen verklaarden
zich hiertegen, dewgl men daardoor allengs onder het juk eener Treemde overheer-
sching zou geraken. »Indien gij dit te voren hadt lalen blijken was het bitsche
antwoord van den Gelderschen afgevaardigde , » zou geene nieuwe bijeenkomst noodig
geweest zijn. Bedenkt," voegde hij er bij, »dat zoo gy naderhand, door de wapenen
overwonnen , den vrede begeert, gij dien op zwaarder voorwaarden zult moeten aan-
nemen. Uw Bisschop heeft reeds vele sleden en sterkten verloren en is naauwelijks
in slaat, het slot te Duurstede te bewaren. Onze Herlog heeft uwe duimen in den
mond en kan u drijven werwaarts hij wil." Vertoornd en verontwaardigd vatte de
Burgemeester van Deventer nu het woord op. » Qoeryssel zeide hij onder ande-
ren , » is noch zoo verarmd , noch zoo verachtelijk , dat niemand het de behulpzame
hand zou toereiken. Wij zijn veeleer gezind, de kans des oorlogs mannelijk te wagen,
dan ons gedwee te onderwerpen; en willen liever onze duimen, dan de geheele hand
en alles opofferen," Aan weerszyden verbitterd ging de vergadering uiteen. Men ver-
haalt , dat toen kort daarna het geheele Sticht -onder het gezag des Keizers geraakt
was, Hertog karel , hel hoofd schuddende, zou gezegd hebben, dat de onberadene
DES VADERLANDS. 353
uitdrukking van zijn gezant over het yasthouden der duimen, hem beide het Boven-
en Neder-Sticht uit de handen gewrongen had (1).
Zoodra de wapenstilstand ten einde was gespoed, werd de krgg hervat. De Gelder-
schen, tot wie eene bende bisschoppelijk Yoetvolk uit hoofde van wanbetaling was overge-
loopen, brandschatten of vernielden de dorpen om Wijh Mj Duurstede. Daartegen
vielen de Deventerschen, onder aanvoering der Heeren brunsvelt en gesscher, in
Gelre, maar werden bij Zutphen zorgeloos stroopende en roovende , door de boeren
overvallen, geslagen en met achterlating van al den buit en eenige manschappen , lot
onder de muren hunner stad terug gejaagd. Des Bisschops benden plunderden en
verwoestten middelerwijl de Betuwe, De bezetting van het slot Gellekotn in den Tie-
lerwaard nabij Asperen, viel den vijand bij het aftrekken in den rug, ontnam hem
een gedeelte van den buit en kapte de gesneuvelden aan stukken, die als zegetee-
kenen uit do vensters en op de torens gestoken werden. Do Bisschoppelijken, woe-
dend over dezen barbaarschen hoon, zwoeren eene bloedige wraak. Aanstonds
werd het slot belegerd, meer dan eens hevig bestormd en eindelijk overweldigd. Te
vergeefs smeekten do dappere verdedigers om genade; onbarmhartig werden zij naar
buiten gesleept en op de lijken der gesneuvelden tot den laatsten man vermoord. Na
hel plunderen en verbranden van het slot, trokken de overwinnaars naar ff'ijk hij
Ouurstede terug, en vernielden in het voorbygaan het sterke huis te Renoijen aan
den oever der Linge, Op deze mare geraakte geheel Utrecht in beweging. Dade-
lyk werd een hoop gevvapenden naar de Lek gezonden, om den vijand den overlogt
te beletten, doch spoedig weder teruggeroepen, dewijl men in Utrecht zelf een ge-
heim verraad vermoedde. Toen deze vrees ijdel was bevonden, trok eene bende uit,
om het &\ol Abkoude te overweldigen, maar moest zich krijgsgevangen geven. Maar-
ten van kossem hield door gedurige slrooptoglen de landzaten in onrust, en den-
kelijk om in do betaling zijner benden te voorzien, eischle Hertog karel van de Staten
van Utrecht de aanzienlijke som gelds terug, welke hij hun tot bestrijding der oor-
logskosten had opgeschoten (2).
Bisschop HENDRIK, wiens zaken hoe langer zoo meer verliepen, werd in deze be-
narde omstandigheden door zijn broeder, den Paltsgraaf frederik, een onderstand in
manschappen aangeboden. Dit dienstbewijs werd evenwel op bestel zijner voornaamste
Raadslieden, welke de Keizer door goud en beloften had omgekocht, beleefdelijk
van de hand gewezen en hij vermaand, zich veeleer in de armen van het huis
(1) L. UOUTENSII'S, Ref. uitraject. Lib. V. p. 108—120.
(2) L. UORTENSIUS, Rcr. Uitraject. ]Lib. V. p. 120, 121.
11 Deel. 3 Stuk. 45
-ocr page 354-354 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—Tan Oostenrijk Ie werpen (1). Het schynt echter, dat hendriic zelf reeds voorlang
dit voornemen gekoesterd had; immers sinds den aanvang zijas bestuurs stond hij in
vriendschappelijke betrekking en briefwisseling met FLoms van Egmond^ 's Keizers
Kapitein-Generaal in Holland (2). Hoe dit ook zij , hij ontbood thans in het geheim
VAN EGMOND op het slot te Duurstede, openbaarde of verklaarde hem nader zijn be-
sluit omtrent dit punt en verzocht tevens de benoodigde gelden, om het onbetaalde
krijgsvolk te bevredigen. Van egmond begaf zich met deze belangrijke lijding onmid-
dellijk naar Brussel. Na weinig dagen werd over deze zaak op eene bijeenkomst te
15 V. Sohoonhoven tusschen Bisschop Hendrik nevens zijne Raden, en FLoais van Eg-
mond, ANTONIE van Lalaing ^ Graaf van Hoogstraten en Stadhouder van Holland^
gerard mulart en laürens dublioul, de Oostenrijkscho gevolmagligden, onderhan-
deld. Er werd bepaald, dat de Landvoogdes den Bisschop tot betaling van zyn
krijgsvolk, zestienduizend gulden op den vier en twintigsten der loopende Slagtmaand,
en indien do krijg tegen de Gelderschen voortduurde , voor de vijf volgende maan-
den vijf en twintigduizend gulden lot onderhoud van duizend knechten, voorschieten
zou. Wanneer de Keizer in dien tusschenlijd met den Koning van Frankrijk vrede
sloot, zou hij den Bisschop daarin begrijpen en hem in het bezit van Utrecht^ Has-
selt en andere sleden, welke do Gelderschen in weerwil van hel-bestand overweldigd
hadden , trachten Ie herstellen. Mögt binnen dien lyd geen vrede getroffen worden
en de krijg mot Gelre voortduren, dan zou de Landvoogdes, na de bepaalde vyf maan-
den, den Bisschop do benoodigde hulp verstrekken, terwijl de Keizer de goederen
der Utrechtenaars, in zijn gebied gelegen, als verbeurd verklaard zou houden, tot do
oorlog geëindigd was. Hendriic van Beijeren deed daartegen afstand aan den Keizer
en zyne nakomelingen van al de vaste (temporale) goederen van het bisdom, tot lijd
en wijle de voorgeschoten golden terug gegeven \yaren, en zou hiertoe de inwilliging
van den Paus pogen te verwerven. Wederzijds kwamen do Keizer en de Bisschop
overeen , buiten elkanders medewelen en toestemming geen verdrag met de Utrech-
tenaars of Gelderschen Ie sluiten, en bij eenen vijandelijken aanval van buiten, beider
steden, sloten en sterkten voor elkander open te houden. Eindelijk beloofde nog de
Bisschop, het Sticht zoo wel aan deze als aan gene zijde van den IJssel, noch
geheel, noch bij gedeelten over Ie geven of af te slaan, dan aan dengenen , welken
de Keizer zou aanwijzen (3).
(1) l. noRTEHSiüS, lier, Ultraject. Lib. V. p. 121, 123. va^ cortgeen, Stichtsche cleyne
Chron. bl. 66.
(2) L. iioRTEKSios, Rel'. Ultraject. Lib. VL p. 123.
(3) Het Tractaat van Schoonhoven, in dodt's Archief èoor de Kerk- en TVereldl. Gesch.
V. Utr. D. 1. St. II. bl. 17—23.
DES VADERLANDS. 355
Daags te Toren was de stad Rhenen van de Gelderschen door verraad ingenomen.
10£,0
Het huis Ter Horst geraakte bij verdrag in hun bezit, en weldra volgden ook de
sloten Ter Eem, Amerongen en onderscheidene andere , zoodat genoegzaam al dc
steden en sterkten van het Neder-Sticht zich in 's vijands handen bevonden. Dit
echter ontmoedigde geenszins den Bisschop, eenen aanval tegen Utrecht zelf to be-
proeven , terwijl maarten van rossem zich elders ophield en do Geldersche bezetting
slechts uit een vaandel voetknechten en eenige ruiters bestond. Door verstandhouding
met een deel burgers, was in de slecht bewaakte stad des nachts reeds een gedeelte
van zyn volk langs verborgen wegen binnengeraakt, toen het wapengekletter
der indringenden alles in beweging en in het geweer bragt. Er ontstond een
verwoed gevecht, maar de aanvallers moesten eindelijk onder eenen hevigen i^y
kogelregen uit de torens en van de wallen aftrekken. Wreedaardig werden nu
zoo wel geestelijke als wereldlijke personen, die men van deelneming in het ver- 1527
raad vermoedde, vervolgd en mishandeld. De toestand des Bisschops werd steeds
meer en meer hagchelijk. De stad Amersfoort^ op welke hij zijn laatsten steun
vestigde en die zich nog niet met de Gelderschen en Utrechtschen vereenigd
had, nam eene twijfelachtige houding aan. Het slot to Duurstede, de eenige
plaats, welke hij in de daad had overgehouden, was van alle zijden door vijandelijke
benden ingesloten (1). In het Β oven-Sticht waren intusschen genoegzaam allo sterk-
ten en steden, uitgezonderd Deventer^ Kampen en Zwol, in do inagt der Gelder-
schen geraakt. Vruchteloos hadden dc Staten van Overijssel getracht, met den
Hertog van Gelre in minnelijke schikking te treden. Naar mate zij zich toegeeflijker
hadden betoond, waren zijne eischen grooter en gestrenger geworden, lol zij ten
einde raad en geduld, alle onderhandeling afgebroken en besloten hadden, geweld
met geweld te keeren. Doch te zwak tegenover de Geldersche magt en ongelukkig
in hunne eerste onderneming, een aanslag op het versterkte klooster Ie Windesem ,
was hun geen ander redmiddel overgebleven, om zich van de Geldersche overheer-
sching te ontslaan, dan even als de Bisschop, loevlugt bij den Keizer Ie zoeken. Tot
dat einde waren do geheimschrijvers der drie groote steden naar Schoonhoven ge-
zonden, om de raadplegingen bij te wonen. Hier echter was men slechts over-
eengekomen , in de volgende maand te Kampen nader met elkander te onder-
handelen (2). Op den bepaalden dag verschenen aldaar do afgevaardigden van
Overijssel, en floris van Egmond met den Stadhouder van Friesland, scherfk
(1) noRTENsres, Ker. Ultraject. Lib. V. p. 125—130.
(2) reviüs, Daventr. Illustr, p. 243 , 244. Ovcrijsselsche Chron, hl. 475 in duïibar's ^na-
lect. T. II.
11 Deel. 3 Stuk. 45
-ocr page 356-356 AL GE MEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—-can Tautenhirg ^ aan het hoofd der Keizerlijke gevolmagligden. Maar de\yijl
deze Jaaisle onverwrikt op de aannemilig van hunnen Meesier, als Hertog van Bra-
hand en Graaf van Bolland, lot Erfheer van Overijssel, onder toestemming van
den Bisschop, aandrongen; en de afgevaardigden van dal gewest in last hadden, den
Keizer de verkiezing van hunnen Landsheer en alle voordeelen , de heerschappij uitge-
zonderd, in Ie willigen, zoo scheidde men onverrigler zake vaneen (1). Do onder-
handeling werd in het begin des volgenden jaars door de wederzijdsche afgevaardigden
^ hervat en toen eene overeenkomst gesloten. De Stalen van Overijssel namen daarbij
Louw- Keizer, ingevolge den vorigen eisch, lot Erfheer aan, onder beding, dat hij hier-
"1528^ toe 's Pausen goedkeuring zou verwerven, of hen anders zoowel tegen het Opperhoofd
der Kerk als legen eiken vijand beschermen ; ook zou hij geen vrede met den Hertog
van Gelre aangaan, vóór de landen en plaatsen, welke van Overijssel ysdiV^xx afge-
scheurd, daarmede Aveder vereenigd en de ingezetenen in het ongestoord bezit hunner
goederen, in Gelre gelegen, hersteld waren. Al hunne vrijheden, gewoonten, voor-
regten en bezittingen zouden ongeschonden blijven ; zij zouden alleen voor hun gewo-
nen regier te regt gesteld , en niet boven hun vermogen belast worden. De Ridderschap
en steden zouden, onder goedkeuring des Keizers of diens Stadhouder, do schattingen
naar oud gebruik heffen. Behalve nog eenige andere punten, zouden de sleden,
welke verscheidene voorregten en vrijheden van de Keizers ontvangen hadden, nimmer
genoodzaa'kt worden iets legen den üjdelijken Keizer te ondernemen (2).
Ondertusschen duurden de vijandelijkheden van en legen den Hertog van Gelre,
ondanks het winlerjaargelyde, vernielend voort. Na het stillen van een misnoegen
onder de bezetting van Utrecht uit wanbetaling onlsprolen, beproefden eenige Gel-
derschen een aanslag op Schoonhoven, welke mislukte even als de aanval der De-
venlerschen op Diepenheim (3). De Hollanders versterkten hunne grensvestingen ,
en den Bisschop werd op eene bijeenkomst met do Keizerlijke gevolmagligden Ie Dord-
recht , alwaar zich do afgevaardigden van Overijssel insgelijks bevonden , een gewapende
onderstand door den Keizer toegezegd. Daarentegen bekrachtigde Hendrik van Beije-
rm , ouder in\yachling der Pauselijke goedkeuring, den afstand van het Boven-Sticht
en ontsloeg do Overijsselaars schriftelijk van den eed hem gedaan, slechts hel geestelijk
reglsgebied voor zich en zijne opvolgers behoudende. Hij beloofde levens van het geheele
(I3 PüFEiïDORr, Obs. Jur. Univ. T. IV in ^ppcndice, p. 366, aangehaald in den Tegemooor-
digen Staat van Overijssel, I). 1. St. I. bl, 184, 185.
(2) noYNCK van papesdrecut, Aiiahcta Belg. T. III. ρ. 7—13. Vgl. iiouτe^siüs, Rer. UltraJ.
Lil). VI. ρ. 131, cn te water, yaderl. Eist. D. II. bl. 256. j
(3) uoRTE.NSius, Rer. ÜllraJ, Lib, VI. p. 132—134.
-ocr page 357-DES VADERLANDS. ' 357
bisdom ten behoeve des Keizers binnen het laar af te zien , lesen eene vergoediDg 1482—
1528
van dertigduizend gulden, ternijl hij voor den afstand van het Boven-Sticht een ^gv
jaargeld van drie duizend gulden zou genieten , zoolang hem de Keizer geene meer Sprok-
voordeelige betrekking verschaft had ; hiertegen moest hy den Overijsselschen de tien- 1528
duizend gulden kwijtschelden, uelke hij hun ter bestrijding der oorlogskosten had
voorgeschoten. Onder do overige bepalingen dezer overeenkomst was, dat do Keizer
noch do Bisschop buiten elkanders toestemming met den Hertog van Gelre of de
Utrechtschen vrede zou sluiten (1).
Terstond ontvingen floiiis van Egmond^ den Graaf van Rennenberg en schenk
den last, zestienduizend voetknechten en twaalfhonderd ruiters zoo spoedig mo-
gelyk bijeen te brengen. Ondertusschen werden in Utrecht allen, welke uil vrees
voor den krijg in slilte de stad ontweken waren , openlijk ingedaagd en by gebreke
daarvan, met tienjarige ballingschap en zware geldboete bedreigd. Er werd voor den
tijd van zes maanden , elke Vrijdag tot eoncn bid- en vastdag bepaald , opdat de krijg
gelukkig mögt slagen. Maar het heerschende geldgebrek gaf hiertoe weinig hoop.
De ruiterij eischle op morrenden toon vijf maanden achterstallige soldij, en konde
niet dan met moeite gestild worden; ook keerden de uitgewekenen niet terug.
De Hertog benoemde een nieuw stedelijk bestuur en bezette de dorpen aan de
Lek, om den Bisschop bij de terugreis van Oordrecht op te vangen, die ech-
ter behouden te Wijk hij Duurstede aankwam. Onderrigt van de groote krijgs-
toerustingen der Oostenrijkers, versterkte hij zijne heirmagt door eene nieuwe ligting,
vermaande de sleden en sterkten lot waakzaamheid, en voorzag haar van leeftogt.
Gebiedend werden deze maatregelen gevorderd, sinds schenk , dien do Keizer
tot stadhouder van Overijssel had aangesteld, naar don IJsselkant met eene aanzien-
lijke magt oprukte, waardoor do Gejderschen van allo zijden, ten Westen door do
Hollanders, ten Ooslen door de Overijsselschen , en ten Zuiden door's Bisschops benden,
bedreigd werden. In Utrecht heerschte de grootste verslagenheid. Velen begaven
zich uit vrees voor den opkomenden slorm naar elders, weshalve zij voor overloopers
en vijanden des vaderlands verklaard, en hunne huizen en goederen den krijgsknechten
ten beste gegeven werden. De Hertog van Gelre voorzag de stad van levensmidde-
len, krijgsbehoeften en eene versterking van manschappen (2). Hij liet door den
Graaf van Meurs de omstreken van Amersfoort en do bezittingen der bisschopsge-
(1) Tractaat van Dordrecht, iu dodt's Archief i\ Kcrh. en IFereldl. Gesch. ν. Vir. 1λ I.
St. II. bl. 23-30.
(2) noRTE>siüs, Rer. Vltraj. Lib. VI. p. 135, 136.
-ocr page 358-358 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
zinden verwoesten, helgeea slechts strekte , om den haat der landlieden tegen de
I 1 o^o
Gelderschen en hunne heerschappy heviger te ontvonken (1).
Ten einde de Oostenrijkers te voorkomen en tevens de wraak der Ulrechtsche Gees-
telijkheid en Ridderschap op den Raad van Holland te bevredigen, welke naar de
bewindvoering over het Sticht streefde en de leer van luther , in spijt van de
bevelen des Keizers, zoo in het geheim als in hel openbaar ondersteunde, werd van
ROSSEM, thans tot Veldmaarschalk van Gelre verheven , de uitvoering van een stout
wapenfeit opgedragen. Met twee duizend voetknechten en twee honderd ruiters, naar
anderen met slechts dertienhonderd man in het geheel, verzeld van eenige ütrechtsche
burgers, trok hij onder Keizerlijke banieren om minder achterdocht te verwekken,
in allerijl voorbij Montfoort en Woerden den Rijnkant langs naar den Haag. De
bezetting van Leiden liet hem, togen haren wil, op hooger last ongestoord voor-
bylrekken; hetgeen later bg eenigen het vermoeden opwekte, dat do togt der
Gelderschen met voorkennis der Landvoogdes geschied was, om bij de Staten van
Holland eeno geldleening ter bestrijding der oorlogskosten door te drijven , waarin
raen aarzelde te bewilligen. Ongehinderd rukte maarten van rossem door het dorp
F oorschoten, waar hij een paar boerenwoningen in brand stak, naar Rijswijk en
voor het Haagsche bosch, ontrolde hier de Gelderscho vanen en viel onder het
geschreeuw van Gelre ! Gelre-! te gelijk aan drie kanten den Haag aan. Elk nam
in do grootste versvarring do vlugt, meest naar Delft^ velen zelfs veroorloofden zich
() V.
Lente- den tijd niet, iels met zich te nemen of te bergen. Het Hof van Holland werd
"'"^"Overmeesterd, doch niet geplunderd. Behalve de huizen door Edelen van Geldersche
Ιοώο
afkomst of gezindheid bewoond, bleven weinig woningen hiervan bevryd. Het ver-
branden van den Haag moest voor twintig duizend gulden afgekocht worden. Na het
plegen van de grofste buitensporigheden , keerden de Gelderschen met de gijzelaars
en den buit langs denzelfden weg naar Utrecht terug, de dorpen, welke zy door-
trokken , zware brandschattingen afpersende. Zegepralend toog van rossem Utrecht
binnen. De roof werd onder den Hertog en het krijgsvolk verdeeld; den burgers
daartegen eene nieuwe schatting afgedwongen , hetgeen zoo wel bij den adel als de
gemeente het hoogste misnoegen verwekte (2).
Inmiddels was de Stadhouder schenk in Overijssel gekomen, de schans de Koe-
(1) pontanus, Hist. Gelr. Lib. XL p. 744.
(2) Brief van den Proost van Kuilenburg aan zijn broeder, die zich met van rossem in
dm Haag bevond, te vinden achter a. strick's vertalinjj van horxeksids werk, 's Gravenhage,
1625. pontüs heüterds, lier. Atistriac. Lib. IK. p. 224. hortensiiis, Rer. Ultraj. Lib. VL
p. 136—140. PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 745. Zie hiervoor bl. 307.
DES VADERLANDS. ' 359
hitrg nabij Kampen slormenderhand door hem bemagtigd en dö bezelling over de 1482—
kling gejaagd. Hierop had hij, als vertegenwoordiger van zijnen Meesier, op den
derden van Lentemaand de inhuldiging Ie Kampen^ daarna Ie Deventer en toen
te Zwol ontvangen, waarbij de Staten den Keizer trouw zwoeren en schenk:
van zijne zijde, de onderhouding des verdrags beëedigde. De sterkte te WUsem
over den IJssel, Genemmden en Zwartsluis werden aan do Gelderschen ontno-
men. Hasselt moest zich na eene allerhardnekkigste verdediging bij verdrag aan
sGHEiNK overgeven, 's Keizers onvoorwaardelijke vergiffenis-toezegging om dien tijd
uitgevaardigd aan allen, die zich van de oproerigen afzonderden en zijne genade
zochten, miste niet hare werking. Velen onderwierpen zich, en Hertog karel ,
door de Oostenrijkers en Bisschoppelijken elders bezig gehouden, was genoodzaakt
van het heroveren van Overijssel af te zien. Hij trok zijn volk uit do slerklen
Morgenster, Al te na, Kijk in de pot, Niënheek en Wilpe, welke Deventer
geweldig benaauwd hadden en nu tot den grond vernield werden. Uit de sleeDcn
van de Morgenster, werd eerlang de waag op den Brink Ie Deventer opgetrokken,
en tot schimpende nagedachtenis aan Aveêrzijde der muren een morgenster en een
hoofd, in eenen pot kijkende , gesteld (1).
Het plunderen van den Haag had de Stalen van Holland aangespoord , op
last der Landvoogdes drie duizend voetknechten en vijfhonderd ruiters bijeen te
brengen. De stroomen en zeegalen werden met groote en kleine oorlogschepen
bezet, de landlieden zoo wel als de poorters van wapenen voorzien, en met eenige
Brabandsche steden overeenkomsten ter beveiliging van den handel aangegaan. Bij
de Hollandsche krijgsmagt voegde zich die der Brabanders en zeer waarschijnlijk
ook eene Keizerlijke bende. Het opperbevel over dit vereenigd leger, hetwelk
uit acht- of negenduizend voetknechten en vijftien honderd ruiters zal beslaan heb-
ben, Averd aan floris van Egmond opgedragen (2). De Bisschoppelyken vielen
op het berigt, dat van rossem naar de Zeoenwolden was opgerukt, roovende en
verwoestende in de Betuwe, Do Geldersche veldheer, die zich nog nabij Zutphen
bevond, keerde onmiddellijk terug en behaalde te Haaf ten over hen eene volkomen
overwinning. De Amsterdammers, welke het slot te Mijdrecht, eene voorraadplaats
der Utrechlschen, naauw insloten, door deze mare verschrikt, braken in allerijl hel
beleg op (3). De omstreken van Utrecht werden zoo wel door do Geldersche bezet-
(1) pontos heutekxjs, Rct'. Austi'iac. Lib. IX. p. 224 , 225. horteksibs , Rer, Ultraj. Lib. VI.
p. 142, 145. Lib, VU. p. 151. uevics, Davenir. Jllusir. Lib. 111. p. 244—246.
(2) aert v. d. goes, Rcgisi. d. Dagv. D. L bl. 130—185. Vgl. hiervoor, bi. 307.
(3) uoRTEssiüs, Rer. Ultraject. Lib. VI. ρ. 142, 143.
-ocr page 360-360 Λ LG EME ENE GESCHIEDENIS
1482— ting als door de Hollanders geteisterd, de kloosters, molens en boerenwoningen in de
^^^^ asch gelegd , en de goederen weggeroofd. In do slad zelve heerschte het nijpendste
gebrek, dewijl door het geheele Sticht verboden was, op verbeurte van lijf en goed,
levensmiddelen derwaarts te voeren. Gewapenderhand werd uit Rhenen, door do
Geldersclien bezet, nu en dan in de dringendste behoefte voorzien (1). Overijssel was
bijna geheel in de magt des Keizers, en Oostenrijksche benden bestookten het Neder-
Sticht. Doch naar mate de gevaren stegen, scheen de stoutheid van Hertog karel
17 V. te stijgen, Hij verklaarde ΠΕκηκικ van Beijeren vervallen van den bisschoppelijken
^15^28' ' ^y·^ bevel kozen de Staten , te Utrecht bijeengekomen, frederik ,
Graaf van Bichellingen en Kanonik te Keulen , naar ouder gewoonte en met de ge-
bruikelijke plegtigheden tot Bisschop van Utrecht. Den volgenden dag werden brieven
naar Amersfoort en Deoenter gezonden, hen uitnoodigende, met de Staten van het
Neder-Sticht eene lyn te trekken , den nieuwen Kerkvoogd in zijne waardigheid te
erkennen , en den Hertog van Gelre lot Erf-beschermheer van het Sticht aan te
nemen. Men vond geen gehoor en de Overijsselschen inzonderheid, wezen het voorstel
met verachting af (2). Bisschop Hendrik betuigde in den Raad te jlmersfoort den
burgers zijn dank voor de hem bewezen tromv, verklarende dat de heerschzucht en
de Dvermagt des Hertogs van Gelre alleen hem gedwongen hadden, den Keizer om
bijstand te verzoeken; tevens verzekerende, nimmer to zullen gedoogen , hoe het ook
met den krijg mögt ailoopen, dat hunne vrijheden en voorregten door iemand ge-
schonden of verminderd wierden. De regering van Utrecht daartegen, liet zijne
wapenschilden afwerpen en zijn naam van de rolle Avegwisschen. Beducht voor een
beleg, nam zij do vereischte maatregelen van voorzorg. De wachten werden versterkt,
de geestelijke gestichten en woningen om de slad verbrand , op dat de vijand er zich
niet in zou nestelen, en de boomen gekapt, welke het bespieden van zijne bewegin-
gen belemmerden. Op de wederzijdsche strooptogten geraakte men dikwerf handge-
meen , maar kwam niet tot een beslissend gevecht (3).
Eerst in den voorzomer, na het overgaan van Hasselt , trok floris van Egmond
Jlloeiin. met zijne krijgsmagt van do Lek op, langs Utrecht cn viel na het vermeesteren van
het slot de Eem^ in de FeUiwe^ alwaar de benden van SGIIE^'κ zich met de zijne
13 v. verecnigden. Men sloeg het beleg voor Hattem, welk na een dapperen tegen-
Zomer-
liuiiind.
(1) Π. v, Eitp, Annales, p. 104—107.
(2) iiortensjus, Rcr. Ultrajecf. Lib. YI. p. 143, 144. sliciiteniiorst , Geld. Gesch. ]]. XI.
1)1. 401.
(3) II0RTESS1U8, Uer. hltraject. Lib. Vi. ρ. 146—148,
-Α
-ocr page 361-DES VADERLANDS. ' 2025
stand bij verdrag overging. Elhiirg Yolgde, op raad van Hertqg karel zeiven , en 1482—
' 1
beide plaatsen ontvingen Oostenrijksche bezelliDg, Harderwijk viel insgelijks nog
vóór het einde der maand, na eene geweldige bestorming, in handen van egmosd.
De Bisschop had zich inmiddels van het slot Leeuwendaaly tusschen Rhenen en het
huis Ter Horst ^ meester gemaakt; een verraderlijke aanslag der Gelderschen op
Het berigt dezer tegenspoeden, verhoogde in Vlrecht de steeds heerschende on-'
eenigheid. De Bisschopsgezinden staken het hoofd stouter op, de beΛverkers van den
oorlog werden in volksliedjes beschimpt, en de voornaamste van hen, nevens
eenige- aanzienlijke burgers, verlieten de stad, welke door het onbetaalde krijgsvolk
met plundering bedreigd werd. De stedevdogd van Utrecht ^ de Graaf van Meurs ^
riep de Kanoniken bijeen, wien hij het groot gevaar waarin de stad verkeerde, na-
drukkelijk voorstelde met de vermaning, dat zij in het geldgebrek zouden voorzien.
En toen zij hun onvermogen te kennen gaven, zagen zy , om erger te voorkomen,
zich genoodzaakt, de gouden en zilveren kerksieraden af te slaan, van welke onmid-
dellijk geld gemunt werd. Dit bovenal bragt de Gelderschen in haat bij het volk,
'sBisschops aanhangers werd hierdoor een beter uitzigt geopend, hunnen Heer in het
bezit der stad te herstellen, te meer dewijl ook de moed en waakzaamheid der be-
zetting aanmerkelijk verilaauwd waren, en eene bende Geldersche ruiters, lot verster?
king naar Utrecht afgezonden , door de Amersfoorders was opgeligt. Zij vermaanden
den Bisschop, zijne komst te bespoedigen en bewerkten, dal hem de slecht bewaakte
Wiltevrouwenpoort zou geopend worden. Op den bepaalden dag zond derhalve
iiESDRiK van Beijeren zijn krijgsvolk met vierhonderd vrijwillige burgers uit Amers-
foort 5 welke door eenige Utrechtsche ballingen werden aangevoerd en op een
afgesproken teeken in den vroegen morgen in stilte Utrecht binnentrokken , terwijl
do zorgelooze bezetting in diepen slaap lag. Weldra echter was de geheele stad in χ ν.
beweging. Op de Neude geraakten de Gelderschen met de Bisschoppelijken handge-
meen, welke laatste na een scherp gevecht meester van de plaats bleven. De Graaf
van Meurs, die zich in de nabijzijnde poort versterkt had, werd na dapperen tegen-
stand genoodzaakt te wijken. Ondertusschen vsas willem turk met een vaandel
knechten uit Duurstede ^ insgelijks binnengedrongen. Eenige Gelderschen vlugtien
hierop in het Bisschops Hof, om zich aldaar tegen het geweld en den aanloop te
verschansen; de overigen werden door de Bisschoppelijken en zamengezworenen,
(!) noRTEKsn-s, lier. VHraject. Lib. VI, p. 149, 150. Lil·. VIL p. 152, 153. v. Eur, Atma-
les, p. 107. fostcs uei'teei's, Ucr. Austriac. Lil). IX. p. 225. schbassert, IJeschr. r. flarderw.
D. ILbl. 64. jy
Π Deej.. 3 Stuk. '
-ocr page 362-362 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
die-hen in ruiterij en voetvolk overtroffen, uit de straten verdreven. Van alle zijden
door aandringende vijanden ingesloten en door de burgers verlaten, namen zij het
moedig besluit, nog eene laatste poging' te beproeven. Zij verdeelden zich in drie
hoopen; de eene, vierhonderd man sterk, ging op de Oude Gracht den vijand te
keer; de andere bezette het sterke gebouw, hel Keizerrijk geheeten, welk op de
Neude uitzag, en de derde bleef op het Hof bij het geschut. Maar de Amersfoorders,
hoewel hevig uil het huis Keizerrijk beschoten, dwongen spoedig de verdedigers zich over
te geven; en kort daarna moesten de Gelderschen hun geschut bij de iVewi/e, dewijl het
kruid door den regen onbruikbaar was geworden, verlaten en naar de Ganzeraarkt te-
rugtrekken. Hier rukten de Amersfoorders in twee afdeelingen op hen aan. Een ge-
deelte trok naar de Bakkersbrug, om het Hof Ie bemagtigen, terwijl de overigen op
den vijand instormden. De bisschoppelijke ruiters, die door de Geldersche gelederen
moordende heendrongen, maakten hier een einde aan den bloedigen strijd. Het
gevecht werd op de Vischmarkt met denzelfden uitslag voor de Gelderschen hervat,
die nu naar de Tolsteegpoort aftrokken. Hier boden hun de Bisschoppelijken , welke het
Hof hadden verlaten, op nieuw den slag aan; zij werden andermaal geslagen en velen
onder het vluglen doorstoken. De overste Willem van Gent en de hopman dobbel-
STEEK, die de burgers van W^ijk bij Duurstede in het gevecht in de Betuwe mis-
handeld hadden, werden uit bloedwraak terstond neergesabeld , ofschoon zij hun leven
voor groot geld wilden koopen. De Wittevrouwenpoort, welke de Gelderschen het
langste bezet hielden, werd door het geweld van het geschut tot de overgave ge-
noodzaakt.
Vreesselijk was het lot der overheerde stad. Drie dagen achtereen werd zy den
woedenden ballingen en uitgewekenen prys gegeven. Men had afgekondigd , dat elk
die zich voor overlast wilde hoeden, het wapenschild des Bisschops moest uithangen,
of zijn naam op de deur schrijven. Dit verhinderde echter geenszins, dat niet alleen
de huizen der eerste onruststokers geplunderd werden, maar ook de woningen van
hen, welke naderhand eenig ambt bekleed hadden, en van vele aanzienlijke lieden, die
getracht hadden den vrede te bewerken, maar niet ten gevalle van den Bisschop uil do
stad geweken waren. De rampzalige bewoners zochten hun heil in de vlugl. Hon-
derd Geldersche voetknechten werden uit hunne schuilplaatsen gesleept, en meer dan
veertig van hen in koelen bloede doorstoken. De onmenschelijke wraak bepaalde
zich niet by de levenden, zelfs gesneuvelden werden aan stukken gescheurd. Wie
eenen Gelderschgezinde eene schuilplaats of hulp verleende , werd aan lijf en goed
gestraft, en de aanbrenger rijkelijk beloond. Hierdoor geraakten vele aanzienlijke gees-
lelijke en wereldlgke personen in hechtenis, bovenal degenen , welke den aanhang van
souTENBALGH hadden tegengewerkt, ofschoon zg ook naderhand vän gevoelen waren
Hooira veranderd. Nu kwam Bisschop Hendrik in Utrecht, niet als een Vorst des Vredos,
1528*
DES VADERLANDS. 363
maar om zijne wraakzucht te koelen. Na het houden van een dankdag om het ver-1^2—
overen der stad, werd hem op de Neude door de geheele gemeente hulde, trouw en g
onbepaalde gehoorzaamheid gezworen. Kort daarna werden de schout govert kosing
loiio
en eenige voorname gevangenen op dc Beestenmarkt, zonder aanklagte of verhoor,
alleen op vermoeden, dat zij de voornaamste aanstokers der verledene oproeren
geweest waren, onthalsd. De rompen lagen tot aan den avond openlijk ten loon,
toen na veel smeeken en tegen groot geld, den bloedverwanten vergund werd, hen
ter aarde te bestellen. Weinig dagen later vielen op dezelfde plaats en op dezelfde 15 v.
wijze nieuwe slagtoffers van 's Bisschops wraak. De Opperdeken melis van Nijeoelt,
die eenige dagen vermomd in de omstreken ellendig had rondgezworven, behield op
voorspraak van gerrit van Voorst, door wiens beleid hoofdzakelijk Utrecht in de
magt des Bisschops geraakt was,fhet leven. Twee geringe burgers, maar die in deze
beroerten groot waren geworden, en welke men na lang zoeken in een mesthoop ont-
dekte, werden daarentegen zonder vorm van regtsgeding nedergestooten. De Graaf
van Meurt, die te midden van het gewoel veilig uit do stad geraakt was, werd
door de boeren aan de F echt herkend en teruggebragt, doch na het sluiten
van den vrede met twee in hechtenis genomen Geldersche Raadsheeren ontslagen.
Bisschop HENDRIK nam eenige aanzienlijke gevangenen met zich naar Wijk hij
Duurstede ^ van welke hij er twee in lederen zakken in den Rijnstroom liet
verdrinken. Slechts een keizerlijk bevel, alle verdere wreedheid te staken, daar
men reeds genoeg gemoord had, koude te naauwernood do overigen, die nog ten
getale van twintig in de ijzers zuchtten, voor een gelijk lot behoeden. Wolfgang
verf AFSTEM, een norsch en bloeddorstig mensch , op wiens raad do Bisschop door zoo
vele onmenschelijkheden zijn naam en stand geschandvlekt had , werd stedehouder in
Utrecht, Nevens hem werden aan zekeren Hendrik verburg, teunis bafla.nd en
HENDRIK VAN HEUSDEN do rust eu de veiligheid der burgers tegen het baldadig krijgs-
volk , en de bewaking der stad toevertrouwd, alwaar do Vroedschap en Raad, na het
gevangennemen der Burgemeesters, vrijwillig hunne betrekking hadden nedergelegd (1).
Op de tijding van den val van Utrecht, hadden de Geldersche ^Rhenen in allen
spoed verlaten. Dezelfde schrik beving ook de bezetting van Wageningen, welke
zich op eervolle voorwaarden aan den Bisschop onderwierp. Floris van Egmond
sloeg het beleg voor do stad Ttel, die zich moedig verdedigde. De Gelderschen
stroopten ondertusschen in het gebied van Amersfoort, waardoor do stad in rep en
roer geraakte. Doch toen men uit een gevangen verspieder vernam , dat hun getal
(1) nortersiijs, Rer. Ultraj, Lib. Vlf. p. 153—160. pohtüs beütercs, Rer. Austriac. Lih. iX.
c. X. p. 225, 226. ii. v. erp, Jnnales, p. 107, 108. ι ^ . . Λ
46^
-ocr page 364-ALGEMEENE GESCIIIEÖENIS
3482— gering was, rukten de burgers uit en versloegen hen in eene schermulseling nahij
Hoevelaken; slechts weinigen ontkwamen door de vlugt. Middelerwijl zond de
Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk den stadhouder vaw hoogstraten, den
Heer van Assendelft en joost sasbout, leden van den Raad van Holland^ nevens
den Opperrenlmeester vincent corwelissen naar Utrecht, om de hooge Geestelijk-
heid , of de vijf Kapittels, met de overeenkomsten tusschen den Keizer en den Bis-
schop aangegaan, bekend te maken. Van hoogstraten , na het breed uitmeten der
groote diensten door den Keizer aan het Sticht bewezen , hetwelk hij van de Gel-
derschen verlost en daardoor den Bisschop hersteld had, merkte aan, dat de Ka-
pittels deswege verpligt waren, aan de vorige onderhandelingen tusschen de beide
Vorsten hun zegel te hechten. De Kanoniken erkenden hierop volgaarne 's Keizers
dienstbetooning, maar ontveinsden niet de vrees, dat het hun tot eene eeuwige schande
en verwijt bij het nageslacht zou strekken, indien zij het aloude bisdom in de magt
van een wereldlijk Heer stelden, hetgeen hun bovendien buiten de bepaalde goedkeu-
ring van den Paus, ook niet vergund was. De gezanten der Landvoogdes ruimden deze
zwarigheden uit^-den weg; de nooddwang immers zou do Kapittels bij de nakomeling-
schap genoegzaam regtvaardigen; en do Paus, hiervan waren zij verzekerd, zou zich
do zaak laten welgevallen (1). Daarop verklaarde eenparig de Utrechtsche Geestelijk-
^ heid, dal aangezien de Bisschop niet bij magte was, den slaat legen den Hertog van
V. (^elre te beschermen, en men geen ander middel kende, den Keizer voor de
naand oorlogskosten en geledene nadeelen eenigzins schadeloos te stellen, zij in *s Bisschops
1528 overdragt van het wereldlijk gebied van het Booen-Sticht niet alleen, maar ook van
het Neder-Sticht met al wat er toe behoorde aan kakel V als Hertog van Brahand
en Graaf vixn Holland en zijne opvolgers, in deze beide waardigheden, toestemde. Het
geestelijke bewind bleef aan den Bisschop en degenen, die na hem den zetel van Utrecht
zouden beklèeden; zij zouden het Bisschops Hof (het Hof Episcopaal, dal is: i/irecAi lol ze-
telplaats) behouden; bovendien door den Keizer van een lusthuis (huys van plaisance) voor-
zien worden en nevens de voordeelen, voortspruitende uit het geestelijk reglsgebied, van
hem tweeduizend guldens 'sjaars ontvangen. De keus van een nieuwen Kerkvoogd mögt
alleen vallen op dengenen , welken de Keizer of zijne nakomelingen, de Hertogen van Bra-
hand en Graven van Holland, daartoe geschikt en bekwaam zouden achten. De aloude
voorregten en vrijheden der Geestelijkheid zouden bevestigd en gehandhaafd worden (2).
Nevens den afstand van het wereldlijk beheer des Stichts op de bovengenoemde
(1) nouTEMsiüs, Rer. Ultraj. Lib. VII. p. 161, 102.
(2) v. d. wateu, Utrechtsch Placaalb. D. I. hl. 1—3, 8. c. p. hoysck υαλ papesdrecht, Ana-
heia Belg. Τ. III. Ρ. I. ρ. 17—58.
D Ε S ν Α 1) Ε R L Λ Ν D S. 365
Toorwaarden, verklaarde Bisschop Hendrik den volgenden dag, besloten Ie hebben 1482—
)) lot eeren ende dienst Goids ende ter outlasliughe van zijne conscienlioook dc
Kerk en het bisdom van Utrecht in handen van den Paus te stellen, ter. gunste van 14 v.
dengene, welken de Keizer en de Paus lot Bisschop zouden benoemen. Hij maand
zou lot dekking der kosten door hem aan het versterken der steden en an- ^^^
derzins besteed, van den Keizer vijftienduizend gulden, boven de dertigduizend in het
verdrag van Dordrecht bepaald, ontvangen; ook zou men hem behulpzaam zijn in
het terugbekomen der vier of vijfduizend gulden, welke de Staten van het Neder-
Sticht hem verschuldigd waren. Behalve andere punten van minder belang, beloofde
nog de Keizer , de landzaten bij hunne voorregten , vrijheden en gewoonten, » zoo ver die
redelijck zijn ende zij er een deuehdelick gebruijck van hebbente handhaven, hen
als een goed Vorst te regeren en hunne bezittingen te beschermen (1).
De Amersfoorders namen het euvel op, dat deze belangrijke zaak buiten hunne
voorkennis en toestemming geschied was. Zij beklaagden zich over den Bisschop, die
hun steeds verzekerd had, dat hij aan geen afstand van het bisdom dacht, noch in
eenige onderhandeling met het huis van Oostenrijk getreden was, en daarin ook niet
zonder hun raad en bywezen treden zou. Zij zonden dadelijk afgevaardigden naar
Mechelen, werwaarls zich de keizerlijke gezanten begeven hadden , om bij den vrij-
dom van tollen en andere voorregten, welke zij genoten, nog eenige van den Keizer
te bedingen, wanneer hij het gebied over het Sticht aanvaard zou hebben. Men wees
hen naar Delft, werwaarls het Hof van Holland^ sinds het plunderen van den
Haag, was overgebragt, Zy betuigden hier hunne deelneming in den voorspoed der
keizerlijke wapenen tegen den Hertog van Ge/re en dat de Keizer, aan wien ook hunne
stad zich wilde onderwerpen , als wereldlijk Heer in het Bomn-Sticht was gehuldigd
en dit eerlang in het Neder-Sticht worden zou. Hierop verkregen zij in naam
des Keizers van de Landvoogdes margäretha. de toezegging, dat met alleen hunne
aloude voorregten en vrijheden behouden, maar zelfs vermeerderd zouden worden,
indien zij den Keizer als Hertog van Brahand en Graaf van Holland^ den eed van
getrouwheid aflegden; dat hij hen, even als zijne overige onderdanen zou bescher-
men , en geenen vrede met den Hertog van Gelre aangaan dan onder beding, dat
die Vorst de goederen en erven der Amersfoorders, in zijn gebied gelegen, den eige-
naars teruggeven en deze panden niet zwaarder belasten zou dan die z^ner eigene
onderdanen. De overige bepalingen Ier gunste van Amersfoort genomen, gaan wij
kortheidshalve stilzwijgend voorbij. De Amersfoorders waren echter met deze beschik-
kingen niet geheel tevreden, en wachtten de komst des Graven van Hoogstraten Ie
(1) V. D. WATE«, Utr. Placaatb. D. i. bl. 3-—8.
-ocr page 366-366 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482— Utrecht af, om over heigeen zij van den Keizer verzocht maar niet verworven had-
^ den, nader te onderhandelen (1).
Hel beleg van Tiel was inmiddels opgebroken, en weldra werd over vrede gehan-
deld, waartoe het eerste aanzoek, gelijk eenigen niet zonder grond beweren, van de
zijde des Keizers geschied was (2). Het is bijna ongelooflijk, >vanneer men verhaald
vindt, dat onderlusschen Hertog karel , tot vergoeding zijner geledene schade en on-
gehinderd den wapenstilstand, een strooptogt in Gooiland en Eernland veroorloofd
werd. Met tweeduizend man te voet en driehonderd te paard viel hij er in, legde
5 T. Soest in asch en noodzaakte de overige dorpen, die een gelijk lot vreesden, tot
Heri'st*
maand ^-ware brandschattingen en het leveren van gijzelaars. Vóór dat de Oostenrijksche be-
zetting uit Utrecht zich met de Amersfoorders, die terstond in beweging geraakt wa-
ren, konde vereenigen, keerde hij, zoo als afgesproken was, naar zyn gebied terug,
's Keizers afgezant, laurens dublioul , Heer van Sarte, een man van groote staat-
kundige bekwaamheden en zeer gezien aan hel Hof, zette nu bij den Hertog de on-
3 V. derhandelingen met zulk een gunstig gevolg voort, dat eerlang de vrede te Gorin-
inaaml ^^^^ gesloten werd (3). Kort daarna bekrachtigde Bisschop hekdrik, op het voet-
12V. spoor des Keizers, alles wat te Utrecht betrekkelijk den afstand van het wereld-
maEld gebied des Stichts, verrigt en toegestaan was (4). Negen dagen later had de
piegtige overdragt plaats in het kapittelhuis te Utrecht^ in tegenwoordigheid dei-
keizerlijke gezanten, der Graven van Hoogstraten en van Buren ^ en van een aan-
zienlijk getal ütrechtsche Grooten, zoo geestelijke als wereldlijke. De Bisschop deed
21 V. schriftelijk afstand van het wereldlijk gezag over Utrecht en het Neder-Sticht met
ιηΓ'Ηκϊ ^^^^ behoorde ten behoeve van den Keizer en diens erfgenamen, als Hertogen
of Hertoginnen van Brahand en Graven of Gravinnen van Holland. Hij verklaarde,
dat do veelvuldige en nog onbeloonde diensten hem door den Keizer tegen den Her-
log van Gelre bewezen, wien hij bij magte was noch is te wederstaan, hem na rijp
beraad en overleg met de Hooge Geestelijkheid , zijne Raadsheeren en andere mannen
van aanzien, hiertoe op het voorbeeld van OiJery'ije/hebben aangespoord, ontslaande
derhalve al zijne onderdanen van den eed hem gedaan. Het kerkelyk regtsgebied
echter had hij Toor zich en zijne volgers op den Utrechtschen zetel, onder de be-
paalde voorwaarden behouden. De Graaf van Hoogstraten ^ hiertoe door den Keizer
(1) hortensids, lier. mtraject. Lib. VII. p. 163—167.
(2) PONTAKüs, Rist. Gelr. Lib. XL p. 757.
(3) HORTENsius, ReT. Ultroject. Lib. VII. p. 167—169. potitüs heüterus, Rer. Ausiriac. Lib.
IX. p. 227.
(4) V. d. WATER, lUr, Placaatb. D, L bi. 8, 10. -i
-ocr page 367-DES VADERLANDS. ' 367
geraagtigd , aanvaardde nu het bewind. Terstond zwoeren hem de Ulrechlénaars, dat 1482—
zij den Keizer, als hunnen » Erflandvorst, Heere en natuurleken Prins," ook zijnen ^^^
erven en nakomelingen, Heeren en Vrouwen van Brahand en Holland^ ,ten eeuwigen
dage goed, getrouw en gehoorzaam zouden zijn, zijne schade verhoeden, zijn voor-
deel bevorderen, hem in alles onderdanig zijn, bijstaan en dienen. Hoogstraten
legde hierop, in naam zijns meesters, den ütrechtschen den eed af, belovende, dat
de Keizer hen voortaan tegen alle geweld bewaren, beschermen en verdedigen zou,
hun goed regt laten wedervaren en hen regeren, gelyk een vroom, eerlyk en opregt
Vorst verpligt is (1). Nu werd door de Hooge Geestelykheid in de Domkerk een Te
Deunt laudamus aangeheven, hetgeen door het vieren van de Mis van den H. Geest
door den Wijbisschop de uidder gevolgd werd. *sBisschops Raadsheer von afstem
maakte hierop der gemeente den afstand openlgk bekend, goud- en zilvergeld werd
onder het volk uitgestrooid en de dag in vreugdebedrijven doorgebragt (2), Op last
des Keizers heeft men jaarlyks ter viering van deze gebeurtenis, in Utrecht een
%
plegtigen omgang gehouden (3).
De Graaf van Hoogstraten werd achtereenvolgens Ie Amersfoort y JVijk hij
Duurstede, Rhenen en Montfoort ^ als vertegenwoordiger des Keizers, ingehuldigd
en beëedigd. Met veel plegtigheid en vreugdebetuigingen ontvingen hem de Amere-
foorders, met wier afgevaardigden hij te Utrecht over hunne vroegere eischen was
overeengekomen. Hij bezwoer dan ook hunne voorregten, vrijheden en gewoonten te 4 ^
onderhouden, waarvan in den eed aan de ütrechtschen geen woord gesproken was.
Men onthaalde hem op een prachtig banket en vereerde hem twee bij uitstek schoone 1528
ossen met vergulde horens. Te Utrecht teruggekeerd, legden hem do vyf Kapittels
den huldigingseed af, waartegen hy hun de handhaving hunner voorregten, regten en
gewoonten beloofde. Op zijn bevel werden de staatsgevangenen geslaakt, de uilgeweke-
nen in hunne goederen hersteld en degenen, die zich voor de Avraak des Bisschops nog
verborgen hielden, vergund weder in het openbaar te verschynen, terwyl bij klokken-
slag werd afgekondigd , dat elk zich van alle verwytingen wegens vorige beleedigingen
zou onthouden, op verbeurte van lijf en goed. Hoogstraten stelde, vóór zyn ver-
(1) v. d. wateb, XJtu Placaatb. 1). I. bl. 10—16. Bat. Sacra, D. II. hl. 564—576. hotrck
V. papenonecht, Analcct. Belg. T. III. Ρ. I. ρ. 58—89. dorteksii's , Rer. Ultraject. Lib. VII,
p, 172—175. i'ORTüs HEDTERos, Rer. Austriac. p. 228.
(2) pontds uedterds, Rer. Austriac, Lib. IX. p. 228. Bat. Sacra, D. Ii. bl. 576, 577. uor-
tensiüs, p. 176.
(3) Mr. A. m. c. v, Ascp v. wijck, Plegtige Intrede van Ketzer kabel V in Utrecht, in
1540, bl. 89.
368 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482— trek naar Mechelen, johanhes teneremond tot sledevoogd, Hendrik verbürg en
-j tjno
p1eter meerewburg tot Burgemeesters en johaw van gulenborgh tot schout van Ut-
recht aan (1). Om de stad in toom te houden , werd het St. Katharina'sklooster ge-
deeltelijk afgebroken, en op de plaats het bekende slot Fredenhurg opgetrokken,
welk grootendeels reeds het volgende jaar voltooid was (2). De Keizer betuigde on-
dertusschen aan de Utrechlsche Geestelijken zijne erkentelijkheid voor de hem bewezene
uitstekende dienst, welke hij nimmer vergeten, veel min met ondank vergelden
1528 zou (3). Op verzoek van Bisschop Hendrik en der vijf Kapittels, hechtte Paus
19 V, CLEMENS Vil zijne goedkeuring en bevestiging aan de overdragt zoowel van het Boven-
maand Neder-Sticht ten behoeve van karel V, wiens wil hij trouwens niet gewaagd zou
1529 hebben te wederstreven (4).
Hendrik van Beijeren gevoelde spoedig berouw over het verlies zijner wereldlijke
magt. Ontevreden op zich zeiven en veracht door het volk, hetwelk hem, naar de
kleur der kwartieren m het wapen van Beijeren, schimpend den hlaamven Bisschop
noemde, deed hij eerlang ook afstand van het geestelijk gebied over het Sticht en
vertrok naar Duitschlandy alwaar hij als Bisschop van'/^orwii, naar anderen van
Ments ^ in vijftienhonderd twee en vijftig overleed (5). Met hem nam de staatkundige
invloed der Utrechtsche Kerkvoogden, die zoo vele eeuwen eene groote rol op het
tooneel der Nederlanden vervuld hadden, voor altyd een einde. Het ontbrak hem
geheel aan bekwaamheden, om bij zoo vele beroeringen van binnen en aanvallen van
buiten, zwaard en staf tevens te voeren; maar indien hy deze hoedanigheden ook be-
zeten had , zou hij evenwel bezwaarlijk den val van het Sticht, reeds zoo lang door
de Bourgondische Vorsten voorbereid, verhinderd hebben.
Gelderland. De heerschzucht en het krygsgeweld des Hertogs van Gelre hadden
insgelijks niet weinig toegebragt, dat de Stichtschen zich in de armen des Keizers
Avierpen. Aan het einde van het vorig tijdperk, zagen wij karel van Egmond iq
(1) «ortensids, Rer. llltraj. Lib. Vil. p. 176—180, pontus heuterüs, Rer. Austriac. Lib. IX.
p. 229. v. d. water , 11 tr. Placaatb, D. I. bl. 1Π—24. uoyrck. v. papendrecht , Analect. Belg.
T. III. Ρ. I. ρ. 89.
(2) ii. ν. ERP, Annales, ρ. 108, 109. suffridüs petrus in Appendice, p. 191. Proeve eener
Qeschiedenis van het kasteel Fredenburg, in vah boi.dcis, Verspr. Letterarb. bl. 3.
(3) UOTNCK VAN PAPEKDREcnT, Analcct. Belg. T. III. P. I. p. 98. Bat. Sacra, ü. Ii. bl. 577,
(4) v, d. water, XJtr. Placaatb. D. I. bl. 24—28. hoykck v. papemdrecut, Analect. Belg.
T. III. P. I. p. 94, 100—112. Bat. Sacra, D. II. bl. 578-588.
(5) pontes heiiterds, Ber. Austriac. Lil·, IX. ρ. 229. suffridcs petrus in Appendice, p. 191.
Bataviu Sacra, 1). II. I)', 589 , 598.
2 v.
Win-
ierm.
DES VADERLANDS. 369
handen van maximiliaan , >velke zich van zijn gebfed had meester gemaakt en aldaar 1482—
uls Landsheer was gehuldigd (1). Weldra geraakte deze Vorst in geschil met den Her-
tog van Kleef ^ welke hem in den Gelderschen krijg krachtdadig had ondersteund ,
doch thans voldoening van oorlogskosten eischte , wier berekening echter onjuist be-
vonden werd , terwijl hij daarenboven , tegen regt en billijkheid , verscheidene Geldersche
plaatsen in bezit hield. En toen de Hertog kort daarop overleed, vermeesterde zijn
zoon en opvolger jan II, op grond van de vorderingen zijns vaders, de stad ,
van welke de helft reeds aan den ouden Vorst tot schadeloosstelling was verpand
geworden, de geheele Veluwe met het huis Rozendaal en fVagentngeti, Maximi- 1482
LIAAN , in eenen krijg met Frankrijk gewikkeld , was niet bij magte , hem door de
wapenen te bedwingen en moest in eene overeenkomst treden, waarbij het geschil
aan de beslissing van 's Pausen gezant, den Aartsbisschop van Grau, werd overgela-
ten. Men bepaalde tevens, dat Hertog jan over de plaatsen, welke hij in Gelre be-
zat, voor het Hof van Gelre zou te regt staan; en maximiliaan, wegens zaken, die
het gebied van Kleef betroffen , voor dat van Kleef. Deutichem werd weder met
Gelre vereenigd, en een handelsverdrag tnsschen Zuti)hen en afzonderlijk ge-
sloten. Weinig tijds daarna overleed willem van Egmond^ de ijverige verdediger jqy
van de regten zijns broeders Hertog arnoud , naast wiens zijde hij te Grave werd I^ouw-
bijgezet. Hij was een man van groote krijgsbekwaamheden en paarde bij een goed 1483
hart een helder versland. Men verhaalt, dat hij op zeker gastmaal eenen Godgeleerde,
welke bijna geen neus had en op eene ongerijmde wyze over het geloof sprak , toe-
voegde : »Een geloof, zoo als gij het predikt, gelijkt een schip zonder roer, of een
aangezigt zonder neus; want even als een schip het roer missende , op genade van do
baren ginds en herwaarts wordt geslingerd, en het engelachtigste aangezigt zonder
neus mismaakt is, zoo is ook het geloof zonder de liefde onnut en Gode ongeval-
lig." Zijn zoon en naamgenoot, welke met zyne broeders aan de hoogeschool te jPa-
rijs eene geletterde opvoeding had ontvangen, stond aan het hoofd dier Geldersche
Edelen, Avelke nevens de steden den Aartshertog maximiliaan op nieuw den eed van
hulde en trouw aflegden. Deze naauwere vereeniging met den Vorst, stelde perken 1484
aan de brandstichtingen, moorden en rooverijen van welke Gelre zoo lang een jam-
merlijk tooneel geweest was. Alom heerschte eene gewenschte rust, die slechts
nu en dan gestoord doch spoedig weder hersteld werd (2).
Karel van Egmond, de zoon van Hertog adolf , bevond zich nog steeds aan het
(1) Zie hiervoor, bl. 183, 189.
(2) PORTASÜS, Hist. Gelr. Lib. X. p. .573—578. sucHTBRaonsT, Geld. Gesch. li, X. bl,
285—2S9.
II Deel, 3 Stuk. 47
-ocr page 370-370 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482—Hof van maximiliaan. Men had hem allengs meer vrijheid gelaten en onder de dap-
perste veldheeren van dien lijd, in de krijgskunst geoefend. Hij was legemvoordig bij
1486 de verkiezing "van maximiliaan lot Roomsch-Koning op den ryksdag te Frankfort ,
en by de krooning Ie Aken waar hy tot ridder verheven en by die gelegenheid,
heigeen opmerking verdient, Hertog van Gelre genoemd en onder de Rijksvorsten
geleld werd (1). Nu bijna twintig jaren oud, Irok hij als bevelhebber in het Oos-
lenrijksche leger tegen de Franschen op (2). Doch in den slag bij ^ei/mjie gevangen
genomen, werd hy naar Ahheville gevoerd en bijna vijfjaren in hechtenis gehou-
1487 den (3). Koning karel VIII beloofde echter, hem helzy door minnelijke schikking,
hetzij door geweld van wapenen, in het bezit van Gelre te herstellen, hetwelk maxi-
MiLiAAN, naar zijn gevoelen, tegen alle regt inhield. Do Hertog van Ä'/ee/en eenige
Rgksvorsten daarentegen vermaanden de Gelderschen, den Roomsch-Koning getrouw
te blijven. Dit vond weinig ingang in gemoederen, voor welke de vreemde heer-
schappij , door het heiTen van ongewone schattingen en het verkrachten van 's volks
voorregten en vrijheden , meer en meer ondragelijk werd. Hel bleef geen geheim ,
dat de ridderschap en steden van Gelre, terwijl maxisiiliaan in Brugge gevangen
zat, zich aan zijn gebied trachtten te onttrekken en door middel des Graven van
Meiirs , de slaking van karel van Egmond te bewerken. Derhalve ontving de Her-
1488 log van Saksen ^ welke Ier verlossing van den Roomsch-Koning inde Nederlanden vrns,
gekomen, gestrengen last, een wakend oog op Gelre en bij Erkelens eene afdeeling
van duizend ruiters en drie duizend voetknechten in het veld te houden. Hij was tevens
met keizerlijke brieven voorzien , in welke alle Geldersche sleden en landzaten , die
zich legen maximiliaan oproerig betoonden , in den Rijksban verklaard werden. Dit
bevelschrift zou echter niet afgekondigd worden, dan onder goedkeuring der Herlo-
gen van Gulik en Kleef. Maximiliaan zelf waarschuwde op gebiedenden loon , de
Gelderschen tegen kAvaadwilhge en baatzuchtige volksmenners, die slechts hun eigen
belang, niet dat des lands raadpleegden; en verklaarde, dat lot geen ander oogmerk
de schattingen, over welke zij klaagden, waren uitgeschreven , dan om het krijgsvolk
te voldoen en karel van Egmond uit de Fransche gevangenschap te bevrijden ; niet
om dien Vorsl aan het hoofd van Gelre te plaatsen, gelyk zij meenden, maar om zijne
(!) FRraiEni, German. Rcr. Script. ï. III. ρ. 17, aangehaald in AenTegenio. Staat. ν. Gelderl.
bi. 111 (18). Zie hiervoor LI. 25G. j. a. leydis, de Orig. et Reb. Gest. D. 1). de Bred., p.
739, 740.
(2) KAUEL van Egmond was den tienden van Slagknaand 14G7 in dc stad Grave geboren,
TEScnEKUACiiER , Annahs Cliviae etc. p. 525.
(3) roNTüs iiEüTEUüs, Bel'. Austr. Lib, II. p, 80. postanüs, Uist. Gelr. Lib. X. p. 578, 581.
-ocr page 371-DES VADERLANDS. 371
eigene belofte na te komen; zóo zij iels anders bedoelden, zou hij bij den Koning
Tan Frankrijk bewerken, dat hunne plannen verijdeld wierden. Tevens gelastte hij
hun, afgevaardigden naar Bommel te zenden, om aldaar van zijne zaakgelastigden
zijnen wil te vernemen, hen met de zwaarste straffen bedreigende , indien zij hieraan
niet voldeden (1).
Weinig baatten deze vermaningen en bedreigingen, ofschoon ook de Hertogen van
Gulik en Kleef aan albreght van Saksen tweeduizend voetknechten en twaalfhon-
derd ruiters hadden toegezegd, om de misnoegde Gelderschen in toom te houden. Het
verlangen naar bevrijding van den vreemden heerscher, en de slaking van den wettigen
Landsvorst werden levendiger, sinds maximiliaa.n in Gelre de munlswaarde plotseling had ^^^^
verminderd, hetgeen hier, zoo als elders, groot gemor en ontevredenheid verwekte (2),
Het viel den Stadhouder adolf van Nassau ten uiterste moeijelijk, het gezag van den
Koning en de openbare rust te handhaven. Karel ijrtw-ê'^mowrf bleef niet in gebreke,
uit dezen staat van zaken voordeel te trekken. De Graaf van Meurs had reeds zoo
veel bij het Fransche Hof bewerkt, dat slechts het bepaalde losgeld ontbrak, om hem
in vryheid te stellen. Dringend vermaande hij derhalve den Raad van Zutphen, zyne
verlossing uit de langdurige en ondragelijke gevangenschap , door het zenden der ge-
vorderde gelden en gyzelaars, voor wier schadeloosstelling hij gaarne wilde instaan, te
bespoedigen. Zyne zuster filipe. Hertogin van Lotharingen^ spoorde insgelijks de 1491
Zutphenschen aan, thans met de daad hunne liefde en gver voor den wettigen Vorst
te bewijzen. Niet minder was Katharina van Gelre ^ zijne moei, voor hem werkzaam
bij de sleden van Gelre, dan zijn oom , de Hertog van Bourbon, en zyn zwager, de
Hertog van Lotharingen^ bij den Koning van Frankrijk. En algemeen was de
vreugde op het berigt, dat hij eindelijk uit zijne gevangenis ontslagen en aan het
Fransche Hof ontboden was. Do Staten van Gelre zonden terstond, nevens hunne op-
regte dankbetuiging aan den Koning, een gedeelte van het losgeld, met belofte het
overige, waarvoor de zoon des Graven van Meurs borg moest blijven, te voldoen,
wanneer karel teruggekeerd zou zyn. Maximiliaan , die zich in Duitsehland be-
vond , dreigde te vergeefs de Geldersche ridderschap en steden met zijne hoogste
ongenade , indien zij den eed en trouw jegens hem vergalen. Even vruchteloos waren
de maatregelen van den Stadhouder adolf van Nassau, om do komst van kakel in
Gelre met geweld te verhinderen. De jeugdige Vorst, vergezeld door eenige Fransche
benden onder bevel der Heeren van Aremberg en gboy, kwam over Lotharingen en
(1) PONTANUS, liisi. Gelr. Lib. X. p. 582, 585—587. sucntEHHOUsx, Ge/d. Gesch. Β. Χ, hl.
291, 292.
(2) Zie hiervoor, bl. 266.
11 Deel. 3 Stuk. 45
-ocr page 372-372 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482—Luik 'm zijne erFstaten behouden aan. Hij >Yer(l Ie Roermonde, Fenlo^ Nijmegen,
25^ Arnhem^ Doesburg^ Zutphen, roorts in bijna al de overige sleden met onbesclirij-
Lente-vreugde ontvangen en als Heer gehuldigd, alom·! do voorreglen bevestigende en
1492 vermeerderende. Men gaf den Stadhouder onbewimpeld te kennen , dat men den wet-
tigen Erfheer karei, trouw gezworen had, en den eed aan maximiliaan, alleen uit
dwang afgelegd, als van onwaarde beschouwde (J).
Maximiliaan was hierover ten hoogste gebelgd. In een schrijven aan do Geldersclie
steden verklaarde hij, dal men niet hem, maar den Franschen zeiven, welke door
den Graaf van Meuras opgezet, zijne billijke voorslagen hadden afgewezen, de lang-
durige gevangenschap van kakel moesl wijten, dewijl hij dadelijk zestigduizend goud-
guldens voor de slaking van dien Vorsl had geboden, maar dat men steeds hardnekkig
en in strijd met allo redelijkheid, tweemaalhonderdduizend goudguldens was blijven
vorderen. Ten slotte waarschuwde hij de Stalen van Gelre geene nieuwigheden en
onlusten aan te vangen; en vermaande karel af Ie wachten , wat men hem goedgunstig
zou vergunnen en toeleggen. Zulk een toon strekte slechts, om den lieren jongen
man, die voor zijne regten optrad, lo beleedigen en do Gelderschen, welke besloten
hadden goed en bloed voor hem op te zetten , lo verbilleren. Moedig wendde hij
zich lot den Keizer, bcloogde hel wellige zijner aanspraken op Gelre, Gulik en
Zulphen , en veronlschuldigdo zich, dat hij nog niet voor hem den leeneed had af-
gelegd, met de bede eindigende, dat do Keizer hem niet in den Rijksban en voor
vijand mögt verklaren, wanneer hij ter herkrijging zijner erfslalen , op welke hij zijne
reglen legen eik zou handhaven, genoodzaakt wierd do wapenen tegen maxihiliaan
en filii's op te vatten (2). Dit vond, gelijk men denken kan, geen gehoor; en
nu ontbrandde eerlang do oorlog legen het magtige huis van Ooi'tenrijk, die met
kleine tusschenpoozen van bestand of vrede vijftig jaren geduurd heeft, en in welken
KAREL van Egmond en zijne getrouwe onderdanen zich eenen onverwelkelijken lauwer-
krans gestrengeld hebben. Immers, de belangstelling, welke de worstelkamp van een
klein volk met zijnen Vorst tegen vreemde overheersching opwekt zal niet eindigen
dan mot het menschelijk geslacht zelf (3).
Do oorlog met Frankrijk verhinderde maximiliaan , zijne bedreigingen door de
wapenen lo ondersteunen. Do slrooptogten van fhederik van Egmond^ Heer van
(1) Oude Holl Όίυ. Krön. Div. XXXI. c. 71. i)l. 407. pontus iiedterüs, lier. Ausir. Lib.
IV. c. 4. p. 108. PosTANüs, Hist. Gelr. Lib. X. p. 588—591. Lib. XL p. 595. slicutemioust ,
Geld. Gesc/i. li. X. bl. 292-294. li. XI. bl. 301. Chron. v. Nymegen, bl. 109.
(2) postds ueuterüs, Rev. Auslr. Lib. IV". p. 108. pontaküs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 595—597.
(3) Vcrjï. biervoor, bl. 280, 281.
-ocr page 373-DES VADERLANDS. ' 2037
IJsselstein, in Gelre noodzaalilen echter Herlog kaiiel het zwaard aan Ie gorden. 1482—
.1528
Weldra geraakte hij door verstandhouding met de burgers , na een kort beleg m het
bezit van Wageningen ^ en spoedig daarna gaf het slot Lichtenberg zich zonder
merkelijken tegenstand aan hem over. Maar zijne onderdanen Avaren door de vreemde
Landvoogden te zeer uitgeput, dan dat hij bij magie zou geweest zijn, den krijg aan-
vallend voort te zetten. Hij moest zich bij de bescherming der grenzen legen de on-
ophoudelijke aanvallen des Heeren van JJsselstein , welke door Vlaamsche en Bra-
bandsche benden gesteund werd, bepalen terwijl de Ridder van broekhuizen, om
onderstand naar Frankrijk vertrokken was, ïen einde de Oostenrijkschen zoo veel
mogelijk elders werk te verschaffen , zond Hertog kaiiel eeno krygsbende tot hulp van hel
Kaas- en broodsvolk in Holland, en hield dat gewest steeds in vrees voor een aanval.
Ook bemagtigde hij het stadje Baren en vernielde het slot, toen fi\edei\ik van Eg- 1493
mond, door maximiliaan wegens zijne diensten lot eersten Graaf van Buren verhe-
ven, zich om JJirecht gelegerd had. Het slot te Beest in de Betutve, waaruit hel
volk des Herlogs van Saksen stroople, noodzaakte hij, krachtig door de steden gehol-
pen , na een hevig beleg tol de overgave. Om deze roovers en brandstichters verder
te beteugelen en den handel te beschermen , sloot hij met de stad Amersfoort een
verbond van wederzijdsche hulp en verdediging. Met nadruk zorgde hij voor de vei-
ligheid en rust van den staal; do sleden werden tot de stiptslo waakzaamheid vermaand,
en zij, welke hier en elders in het geheim met den vijand heulden, opgeligl en openlijk
geregt of in ballingschap verwezen. De Stalen ondersteunden den Vorst naar vermo-
gen , en met hunne toestemming werd eeno bede over de Veluwe uitgeschreven (l). Hooim.
Gebiedend werden deze maatregelen van voorzorg gevorderd, niellegenslaande ka-
rel in het verdrag te Senlis onder de bondgenoolen des Konings van Frankrijk,
welke daarin begrepen waren, genoemd wordt (2). Immers viel do Groote Gaarde
van ALBRECiiT van Saksen in Gelre, slak vele dorpen in brand en plunderde
het schoone klooster Mariënweerd. De Hertog verdreef wel door hulp van eenige
Fransche krijgsbenden deze roofzieke gasten en koelde zijne wraak op Brahand, maar
zij keerden eerlang in grooter getale terug, verwoestten alles Ic vuur en Ie zwaard
op hunnen weg en bemagtigden Nieuwstad in het kwartier van Roermonde, Kaiiel,
welke op dien tijd in Lotharingen bij zijn zwager Hertog repé, een hevig vijand van
(1) pontanus, Ilist, Gelr. Lib. XI. p. 597—599. sucnternorsx, Geld. Gesck B. XI. bl. 302
—304. Kron. v. Arnhem, bl. 61—64.
(2) di'mont, Corps Diplom. ï. 111. P. II. p. 303—309. powtüs iieijtercs, Rer. Ausir. Lib. V.
p. 122. Onjuist wordt door postaots , Rist. Gelr. Lib. XL p. 600, de inhoud van dit Yerdrfl{i,
met betrekking tot den Ilcriofj van Gelre, opgcfjcven.
374 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482—het huis Tan Bourgondië, zich bevond, keerde nu onmiddellijk terug. \]ii Roermonde
1528 i^y jg overige steden te wapen, dewgl de Heeren yatt rennenberg en sghouwen-
BüRG, hem in naam van den Roomsch-Koning met krijg en vervolging bedreigden;
luj verklaarde tevens, onverv^rikt besloten te hebben, het onregtvaardig pogen zijner
vijanden met alle magt en middelen tegen te gaan en zich op Holland en Braband
te wreken, waartoe de hulp des Konings van Frankrijk hem niet zou ontbre-
ken. Maximiliaan , die onlangs tot de Keizerlijke waardigheid was verheven en
nu het bewind over de ISederlanden aan den Aartshertog filips zou afstaan,
Irachtle deswege, naar het schijnt, vooreerst eenen krijg met den onverschrokken
Hertog te vermijden. De Keizerlijke Hof-Maarschalk, kornelis van Bergen^ Voogd
1494 van de stad Grave en het Land van Kuiky en frederik van Egmond, sloten
althans met karel een bestand. De Keizer zelf, ongetwijfeld om tijd te winnen,
beloofde hem in een mondgesprek te Graoe, dat hy niet verder zou gemoeid
worden, indien hij zgne regten op Gelre met goede redenen konde staven. En
de Hertog, hetzij uit eerbied voor het Opperhoofd des Rijks, hetzij uit de over-
tuiging van de regtvaardigheid zyner zaak, bewilligde, dat het geschil aan hel
oordeel der Keurvorsten word onderworpen. Deze echter verklaarden, dat karel noch
zelfs zijne voorouders, eenig regt op Gelre en Zutphen konden hebben, alzoo
deze landen bij don dood van reinoüd IV aan hel Rijk vervallen waren; dat zijn
grootvader arwoud en zijn vader adolf, niet door de Keizers beleend geworden
waren en derhalve ongeveer eene halve eeuw do wapenen tegen het Rijk gevoerd
• hadden; en dat hij deswege voortaan niet den naam van Gelre^ maar alleen dien
van Egmond zoude dragen (1).
Deze uitspraak verwekte algemeene verbittering in Gelre; en indien Hertog karel
zelf niet genegen geweest ware , de wapenen op te vatten, zouden ongetwyfeld de veront-
waardigde landzaten, die nu meer dan ooit besloten, goed en bloed te zijnen behoeve
op te zetten, hem daartoe aangespoord hebben. Jan van Chalons, Prins van Oranje
en gezant des Konings van Frankrijk^ had do Staten van Gelre reeds twee maan-
den te voren uit Keulen op dit vonnis voorbereid en hun verwittigd, dat maximi-
LiAAN voor als nog niet gezind was, van zyne aanspraken op hun land af te zien. Er
waren derhalve maatregelen genomen, de Keizerlijke benden van het Geldersch grond-
gebied te houden. Thans dreven de burgers de Oostenryksche bezetting uit de
steden, en alom maakte men zich tot eenen krachtigen tegenstand gereed. De Keizer
rukte eerlang mot eene krggsmagt in Gelre ^ bemagtigde terstond Roermonde bij
verdrag, en sloeg toen het beleg voor Nijmegen, hetwelk hij echter spoedig, met
(1) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXII. c. 3. poktaäüs, ïHsl. Gelr. Lib. Xi. p. 600—603.
»L1CHTRKH0RST, Geld. Gesch, B. XI. bl. 304—306. Verg. hiervoor, bi 139, 141.
D Ε S ν λ D Ε R L Α iN D S. 316
m
achlerlaling van veel zwaar geschut en een aaDmerkelijk getal gesneuvelden, 1482—
in de haast moest opbreken. De wakkere Gelderschen bewerkten eindelyk, dat
de Keizer naar Duitschlmid moest vertrekken, zonder dat hern gelukt was,
zijn zoon filips als Erfheer der Nederlanden^ ook in Gelre te laten huldigen.
Hier waren echter aan verscheidene oorden nog Saksische manschappen blijven
liggen. Hertog karel hield met behulp der gewapende poorters, deze roovers in
toom en maakte zich onder andere stormenderhand meester van Nijkerk op de
Vehiwe, hetwelk door Hertog albregut zeer sterk gemaakt was. Tusschen hem
en FILIPS werd in het begin des volgenden jaars een bestand voor eenige maanden 1495
gesloten , tegen den zin des Keizers, welke den Aartshertog sedert nadrukkelijk ver-
maande , Gelre aan zijne overige stalen to hechten, vvaarloe hem het Rijk be-
hulpzaam zou zijn. Ondertusschen betoonden de Gelderschen hunne liefde voor
karel, toen op den landdag te Tiel over de vrijkooping des jongen Graven van
Meiirs ^ zijn gijzelaar in Frankrijk ^ geraadpleegd werd. Naauwelijks had karel
verklaard, dat hij veel liever zelf in hechtenis zou terugkeeren, dan gedoogen,
dat zijn vriend nog langer in vreemde ketenen zuchtte, of terstond werd eene
nieuwe schatting tot bijeenbrenging van den losprijs ingewilligd en dadelijk uitgeschre-
ven , terwijl men hem tevens uit de algemeene middelen eene inkomst toelegde , om
zynen staat naar eisch op te houden. Dus door het volk gesteund, besloot hij den
krijg aanvallend voort te zetten. Veelligt nog vóór het einde van het bestand , liet hij
het beleg slaan voor het slot Baar, een eigendom des Heeren van IJsselstein bo-
ven Doesburg den Usseln onder bevel van den hopman Hendrik süidewind ,
wien de sleden Zuiphen en Doesburg van de benoodigde krijgsbehoeften zouden
voorzien. Middelerwijl had frederik van Egmond in de Veluwe, en οττο van Bu"
ren aan den kant van Kleef eenig krijgsvolk bijeengebragt, om den Gelderschen het
hoofd to bieden. Karel riep dadelijk te ISijkerk uit de kwartieren van Nijmegen
en Arnhem een aantal gewapende landzaten bijeen, en ontbood uit het graafschap
Zutphen eenig krijgsvolk en oorlogstuig, om de bewegingen'van egmond gade to slaan.
Inlusschen stroopte van buren in het Zutphensche, nam den onder-drost jak mom
met eenige manschappen gevangen, verbrandde zijn huis te Kei en wierp bij verras-
sing eene versterking in het slot Baar, Dit bewerkte slechts, dat deze sterkte nu
heviger dan te voren aangetast, dikwerf bestormd en eindelijk op Hemelvaartsdag
genoodzaakt werd, zich over te geven. Zij werd tot den grond geslecht, en Zut"
phen zoowel als Doesburg , op welke hoofdzakelijk de last des belegs gedrukt had,
schadeloos gesteld (1). —
(1) Oude Holl Div. Kron. Div. XXXII. c. 3. poistus HEiiiEHUs, Rer. Aiisiriac, Lib. V. c. 2»
-ocr page 376-376 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
Rijksdag te Worms, zeer waarschijnlijk om de regten van Hertog karel te verdedigen
en den Keizer te bewegen, zijne benden terug te trekken. Terwijl zij hier vruchte-
loos arbeidden, sloten de Hertogen van Gelre , GuUk en Kleeft door tusschenkomst
des Aartsbisschops van Keiden , een verbond van vrede , waarbij zij bepaalden , hunne
wederzijdsche eischen aan de beslissing van dien Kerkvoogd over te laten. Daarentegen
werd Gelre gestadig aan den kant van Holland door de Oostenrijkschen bestookt,
hetgeen al de waakzaamheid des onvermoeiden Hertogs vorderde en waartoe hij
ook de sleden vermaande, gelastende dat de burgers zich naar vermogen wapenen
en zelve of volwassene plaatsvervangers, maar geene kinderen, zoo als dikwyls het
geval was, de wachten betrekken zouden. Op den landdag te Arnhem werd be-
paald , steeds een zeker getal krijgsknechten ter bescherming des lands in dienst te
nemen. Men kwam tevens met de stad Utrecht overeen, do bezetting der sloten
Beest en Gellichem^ die zich weerbarstig aanstelden, in teugel te houden. Onder-
tusschen was eene bende zeeschuimers uit Holland op de Veliiwe geland en had de
huislieden, die haar tegentrokken , deels gedood, deels gevangengenomen. Roovende
cn brandende trok zij naar Woerden, om den buit te verdeden en te verkwisten.
De Gelderschen vielen, om zich te wreken, in Gooiland^ legden eenige dorpen en
woningen om Naarden in de asch en togen , zonder eenig verlies, met den roof en
de gevangenen terug. De togt van Keizer m\ximiliaan naar Italië en van filips
van Oostenrijk naar Spanje^ staakten voor eene poos den krijg tegen Gelre. Door
den dood van Bisschop david van Bourgondi'é verloor Hertog karel daarentegen een
nabuur, die over het geheel steeds den vrede met de Gelderschen bewaard had; ook
overleed om dien tijd zijn vaders zuster Katharina van Gelre, welke in hagchelijke
oogenblikken met beleid en wakkerheid het roer van staat bestuurd , en zijne belangen
met onverpoosden ijver behartigd had (1).
Vóór de terugkomst van filips in de Ήederlanden en op zijn bevel, viel frederik
1497 van Egmond in den Tieler- en Bomnieler-xcaard en stak drie of vier dorpen in
den brand. De burgers van Tiel en eenige uit Bommel trokken hem tegen , maar
werden geslagen en slechts weinigen redden zich door de vlugt. Men verzocht en
verkreeg krijgsbehoeften van Hertog karel , en gewapende manschappen uit Arnhem ,
p. 123. FONTANXJS, HisL Gelr. Lib. XI. p. 603—605. sLicnTEnnonsx, Geld. Gesch. ß. XI. bi.
306, 307. Äron. ν. Arnhem, bl. 65.
(1) Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXII. c. 7. pontus nEUTEUüs, Rer, Aiistr. Lib. V. c. 5.
pontanus, Hist. Gelr. Lib. Xi. p. 606—608. suchtenhorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 306—308.
Kron. v. Arnhem , bl. 66.
ί482— Te midtlea dezer vijandelijkheden, yerschenen Geldersche afgevaardigden op den
1528
1496
1'
DES VADERLANDS. ' 377
Nijmegen en Wageningen. Nabij Ravenswaai in eene hinderlaag gelokt, ontmoet-1482™
ft 1 1 lö^O
ten deze hetzelfde lol; naar oen ander herigt daarentegen , zou de Tijand op de vlugt
gejaagd en het aantal dooden en gevangenen wederzijds aanmerkelijk geweest zijn.
Hoe dit zij, de Gelderschen vermeesterden kort daarna Leerdam doch Hertog al-maand
BRECHT van Saksen noodzaakte hen eerlang het stadje by verdrag over te geven-
Hertog KAKEL viel in de Meijertj van den Bosch ^ verbrandde Osch nevens een ge-
deelte van het dorp Geffen^ en keerde met rijken buit en vele gevangenen terug.
Albrecht van Saksen liet nu op kosten der stad Hertogenhosch, over de Maas
eene brug leggen, die aan beide oevers met ankers vastgemaakt en zoo breed was, dat
tien ruiters naast elkander er met gemak over konden rijden. Het slot Batenburg
werd door de Oostenrijkschen ingenomen, en het land tusschen Maas en Waal dag
en nacht vreesselijk geteisterd. De Gelderschen zetten hunne rooftogten op Bra-
bandsch grondgebied voort. Zij werden deswege openlijk door den Aartshertog voor
vijanden van het huis van Oostenrijk verklaard, en alom hunne goederen aangesla-
gen. Eerlang echter werd tusschen filips en karel voor onbepaalden tijd een wa- 21 v.
penstilstand gesloten, dien men elkander zes weken te voren zou opzeggen. "Weder- term.
zijds zou de handel onbelemmerd en het verkeer veilig zijn. De voorheen opgelegde
brandschattingen en gemaakte overeenkomsten zouden van waarde blijven, en de beide
Vorsten de gevangenen behouden, maar de uitgewekenen in hunne goederen herstel-
len. Men zou elkanders vijanden niet alleen doortogt noch schuilplaats verlee-
nen, maar hen zelfs op verzoek uitleveren. Opkomende geschillen, die men niet
konde vereffenen, werden aan de beslissing des Bisschops van Utrecht overgelaten,
wien ook levens het slot Oijen Ie bewaren gegeven werd (I).
De Gr 00 te Gaarde van albrecot van Saksen ^ nu afgedankt, trok slroopende door
de yeluwe in Overijssel, waar Hertog karel den Bisschop van Utrecht krachtig in 1498'
het vernielen van dezen woeslen hoop ondersteunde (2). Inmiddels spoorde Keizer
maximiliaan den Aartshertog lot het hervallen van den krijg tegen Gelre dringend
aan. De Herlogen van Gulik en Kleef noodigde hy nadrukkelyk uit, daarin deel te
nemen. Als onderdanen van het Rijk konden zij hem dienst noch heervaart ontzeg-
gen , en slolen met hem en den Aartshertog een verbond. Tot schadeloosstelling
der oorlogskosten en nadeelen, welke zij uit dien krijg Ie wachten hadden, bedongen
en verwierven zij in dit verdrag vooreerst onlheiTing van alle rijkslasten en beden,
(1) Oude üoH. Dir. Kron. Div. XXXIi. c. 11. po.ntaiïüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 608-610.
sLicHTEsuonsT, Geld, Gesch. Β. XI. hl. 308—310. Kron. v, Arnhem ^ bi. 67—70. oüdeshove ,
Beschr. v, 's Uertogenb. hl. 192.
(2) Zift hiervoor, bl. 313. roRTAsüs, Hist. Gelr. Lib. XL p. 610.
-ocr page 378-378 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482—hunnèn landzaten opgelegd, zoo lang de oorlog zou duren. Voorls, dat door een
keizerlijk bevelschrift, allo naburen op zware straf verboden werd, met de Gelder-
schen handel te drijven, of hen van krijgs- en levensmiddelen te voorzien; dat men
ten derde gezamenlijk , elk met eene genoegzame krygsmagt, op denzelfden tijden aan
verscheidene oorden Ge/re zou aanvallen, en het zwaard niet nederleggen , vóórdat de
Gelderschen zich aan den Aartshertog onderworpen hadden, teu ware men eenstemmig
van besluit mögt veranderen. De Keizer zou aan elk der beide Hertogen vijfhonderd
ruiters en duizend voetknechten verschaffen, die zij echter op hunne kosten moesten
onderhouden, doch daarvoor in het bezit zouden blijven van do vestingen, welke zij
veroverden, tot do Aartshertog hen schadeloos gesteld had, hetgeen binnen het jaar
na het staken der vijandelijkheden moest geschieden, ook dan wanneer zij den Gel-
derschen niets ontnomen hadden. De Hertog van Giilik zou daarenboven voor zijn
19 v. leven Wassenburg ^ Born en Hertzogenrade ; de Hertog van Kleeft Wachtendonk y
Zomer- r< , . · · τ i
maand ^och en Lobith bezitten, voor zoo ver de Aartshertog hierin bewilligde. Zonder
hunne voorkennis zou do Keizer met Hertog karel geen vrede aangaan, en in elk
geval hunne landen tegen nadeelen vrijwaren. Deze overeenkomst werd te Freiburg
in Breisgouw geteekend (1).
Hertog K.AREL verzuimde niet, zich in staat van tegenweer te stellen. Getrouwdoor
de Edelen en steden ondersteund, liet hij alom de trom roeren, nam cenige vreemde
benden in dienst, voorzag do vestingen van behoorlijke bezetting, en verbood den
uitvoer van granen. Inmiddels plaatste zich de Keizer zelf te Jken aan het hoofd
van een talrijk heir, en rukte door de Hertogen van Beijeren^ Saksen, GuUk en
Kleef vergezeld, in Wijnmaand op Geldersch grondgebied. Echte, Nieuwstad,
Stralen, Erkelens en, naar eenigen, ook de vesting Batenburg werden deels stor-
menderhand , deels bij verdrag bemagtigd. De Gelderschen vielen ondertusschen roo-
vende en brandende in de landen van Meiirs en Heinsberg, toen onder de voogdij
des Hertogs van Gulik, en herwonnen het slot Echte. Maximiliaan poogde vruchte-
loos Deutichem , waar Hertog karel zich bevond, te vermeesteren. Hij trok daarop naar
Ig^^ Duitschland , waar de rijkszaken zyne tegenwoordigheid vorderden. Het liet zich
lei-in" aanzien, dat de keizerlijke bevelhebbers met nadruk den oorlog zouden voort-
zetten , waartegen de magt der Gelderschen niet bestand was. Velen begonnen der-
halve aan den raad gehoor te leenen, zich den Aartshertog te onderwerpen, welke
aan karel een aanzienlijk jaargeld toeleggen, diens gijzelaar, den Graaf van Meur*,
(1) du mo.xt, Corps Diplom, T. lil. F. II. p. 391. Verg. pontanus, Hist. Gelr. Lih. XL p.
610—612. suchtenhorst, Geld. Gesch. Β, XI. bl. 311. τεβοπεκμαμεκ , jinnal Cliviae etc.
P. II. p. 321.
DES VADERLANDS. 379
vrijkoopen en de Toorregten en vrijheden der Gelderschen handhaven zoude. Maar
do zinkende moed herrees weder, toen nog vóór het einde des jaars, Koning lode-
wijk XII, van moederszijde naauw aan karel vermaagschapt, hun vijfhonderd ruiters
zond. De Hertog van Gulik besloot spoedig, zyne geschillen met Gelre door tus-
schenkomst van den Franschen Koning te vereffenen. De Hertog van Kleeft vergeefs 1499
trachtende de Zutphenschen voor zich te winnen, sloeg het beleg voor Deutichein.
Om hem tot den aflogt te noodzaken, vielen de Nijmegers in zijn gebied, verwoestten 24 v.
hel stift Beedhergen en roofden eene groote menigte vee. Doch in hel terugkeeren
werden zij door de Kleefschen onder bevel des Heeren van IJnselstein naby Mook
overvallen, verstrooid en van den buit beroofd. Men wil, dat zij behalve de dooden ,
vyftienhonderd gevangenen achterlieten. Hertog karel , verbolgen van spijl en rouw,
viel eerlang in het land van Kleef, rigtte eene vreesselyke slagling onder menschen
en beesten aai|, schoot de stad Kranenburg in brand en« sleepte een groot gelal ge-
vangenen aan keienen met zich. Zijne benden, door ongeveer drieduizend Guliksche
en Kleefsche overloopers versterkt, vernielden do dorpen, vlekken en kloosters, welke
zij onlmoetten. Onder de stad Xanten werd alles verbrand en een aantal burgers, ter
verdediging uitgetrokken, gevangen medegevoerd. De omliggende sloten, dorpen en
gehuchten, die zich niet, zoo als het klooster Mari'ènhoom ^ voor eene zware brand-
schatting vrijkochlen, werden omvergehaahl of in de asch gelegd. De stad Kleef
zelve zou gevaar geloopen hebben, indien niet haar Hertog het beleg voor Oeutichem
opgebroken, en met inspanning van krachten, allengs den vijand uil het hart zijns
lands verdreven had. Eindelijk werd door middel des Konings van Frankrijk te Aken 15 v.
tusschen de bondgenooten des Keizers en Hertog karel , een bestand voor den tijd van
een jaar gesloten. Hunne geschillen over Goch ^ Lohilh, JVachtendonk en andere
plaatsen, zoowel als de bijzondere veelen van eenige Heeren tegen icarel van Gelre ,
zouden aan de uitspraak van lodewijk XII worden overgelaten, voor wien deswege
de belanghebbenden legen den vijftienden van Oogstmaand moesten verschijnen. De
handel en het verkeer zouden vrij en onbelemmerd zijn. Wie het bestand schond ,
zou door den Koning en de overige Vorsten tot rede gebragt worden, In dit verdrag
wordt geen woord van den Keizer of van den Aartshertog gesproken. Men meent ech-
ter, dat zij er stilzwijgend in toegestemd, het althans niet tegengewerkt hebben, de-
wyl in een vredesverdrag van maximiliaan met lodewijk Xll het vorige jaar gesloten ,
Hertog karel als een bondgenoot des Konings was opgenomen (1), Weinig maanden
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div· XXXII. c, 16. s. beninga, Chron. d. Vr. Landen, bl. 102.
ponTüs UEÜTERD9, Rer. Austr. Lib. V. p. 130. TEscnERMAcnEn, Annales Cliviae, P. IJ. p. 322,52β.
roNTAHüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 612—614. sucbtenhohst , Geld. Gesch. Β. XL bl. 311—314.
11 Deel. 3 Stuk. 45
-ocr page 380-380 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1432— daarna trad ook de Aartshertog filips in een wederzijdscli hulpverbond met karel ,
21 V. hetwelk tot wederopzeggens toe zou duren (1). Ondertusschen hadden de Ridderschap
r^and steden van Gelre^ om zich te enger aan haren Erf heer te verbinden, besloten,
1499 dat men onderling en met hem eene lijn zou trekken en niet gedoogen, dat de lan-
den, sleden of gemoederen verdeeld werden; men zou elks regten handhaven, de een
den ander beschermen , en buiten elkanders raad en goedkeuring geen vrede of ver-
zoening met wien en op welke wyze ook mogen aangaan. Buiten dit verbond werden
allen gesloten , die in de verledene oorlogen hun verschuldigden pligt en trouw aan
den Vorst niet bewezen hadden, ten ware zij daarover berouw toonden en in dit ver-
bond wenschten opgenomen te worden (2).
Het is waarschijnlyk, dat overeenkomstig het bestand van Zomermaand, Hertog
KAREL en do overige daarin begrepen Vorsten of hunne gevolmagligden, op den be-
paalden tijd naar Frankrijk zijn vertrokken ; maar van de uitspraak |les Konings is
ons niets, op hetwelk men eenigzins staat kan maken, gebleken (3). Evenzeer is aan
bedenking onderworpen, of de Hertog van Gelre y welke door den dood van vincent
van Meurs een zijner getrouwste vrienden verloor, den toeleg zou gehad hebben,
de bezittingen des overleden Graafs, wiens zoon voor hem in Frankrijk borg was
gebleven, met geweld te bemagtigen en zich alzoo aan de zwartste ondankbaarheid
1500 schuldig te maken (4), Zeker is, dat in het volgende jaar, de jonge Graaf van
Meurs, nadat vijf en vijftigduizend goudgulden achterstallige losgelden byeengebragt
waren, uit de gevangenschap ontslagen en met karel uit Frankrijk in Gelre terug-
gekeerd , doch niet lang daarna overleden is. Den Hertog waren lot voldoening van
den losprys, door zijn zwager rené van Lotharingen eenige penningen verstrekt,
voor Welke hij en zijne vier hoofdsteden de domeinen y^u Gelre verpandden. De on-
eenigheden tusschen hem en Graaf oswald van den Berg ^ werden ter beslissing van
goede mannen gesteld. Het blijkt, dat na den afloop des bestands van veertienhonderd
negen en negentig, de vijandelijkheden tusschen Gelre en Ä'/ee/hervat waren, de-
19 V thans weder eene wapenschorsing van ruim zes maanden met den Hertog van Kleef
Lente- gesloten werdj gedurende welke men de geschillen over het bezit van Goch^ Wach-
maand
(1) v. MIERIS, Nederl. Vorsten, Ü. I. bl. 317, medegedeeld uit de Chartres de Brabant.
(2) w. v. loon, Geld. Placaatb. D. 11. Appendix L bl. 194. pontakus, fitst. Gelr. Lib. XI.
p. 616.
(3) SLicnTENHORST, Geld. Gesch, B. XI. bl. 314.
(4) teschenjjacneb, Aiinales Cliviae etc. P. II. p. 322, 526. slichtehiioust , Geld. Gesch.
B. XI. bl. 314.
DES- DERLANDS. 3S1
tendonk en andere plaatsen, loen in Kleefsche handen, door wederzijdsche raadslieden 1482 —
zou trachten te vereffenen. Eenigen lijd te voren had karel van den Koning van
Schotland y jakob IV, wiens vader uit mahia van Gelre^ de dochter van Hertog ar-
HOUD , ontsproten was, de verzekering van toegenegenheid en hulpbetoon ontvangen (1).
Om de gunst der Ridderschap en steden van Gelre te winnen, welke hij door het
verachleren zijner geldmiddelen meer dan ooit behoefde, beloofde Hertog karel, de
voorregten, vrijheden en gewoonten der Gelderschen, en wat hij meer bij zijne in- 1501
huldiging bezworen had, te onderhouden; de geregtigheid en het regt alom te hand-
haven ; buiten voorkennis en toestemming der Ridderschap en vier hoofdsleden geene
stedelijke , landelijke of krijgslasten te heffen, erfelijke opkomsten te vervreemden,
ambten of heerlykheden weg te schenken of te verpanden, geen oorlog aan te vangen,
of eenige nieuwigheden in zijne landen of met betrekking tot de munt in te voeren. Hij
zou boven alles zorgen voor de veiligheid van wegen en slroomen ter bevordering van
den handel en het verkeer, waartoe hij ook de steden dringend aanspoorde. Zooveel
mogelijk zou hij slechts geboren Gelderschen tot ambllieden en slot- of stedevoogden
aanstellen, en aan hen alleen zijn zegel vertrouwen. Eindelijk betuigde hij der Rid- 3 v.
C '
derschap en steden zijnen dank voor de hem toegelegde jaarlijksche achtduizend goud-
guldens, benevens de belasting op hel bier, die hij voor den lijd van zes jaren zoude
genieten, om daarmede zgne schulden te vereffenen, terwijl hy tevens de wijze be-
paalde , op welke zij moest geheven worden (2). Toen men hem echter kort daarna
voor oogen hield, hoe zeer de landzalen in de vorige oorlogen verarmd en in diepe
schulden gedompeld, de muren, poorten, vesten en torens der steden, sterkten en
sloten gehavend en vervallen waren, welke noodzakelyk moesten hersteld worden, en
de onderzaten alzoo geene buitengewone lasten dragen konden, vergunde hij der
Ridderschap en steden, dat zij voor den tijd van zes jaren de bierschalling lot haar
eigen nul mogten aanwenden, om daarmede de loopende schulden af Ie doen en de
sleden weder in behoorlijken staat te brengen (3).
Door lusschenkomst van den Franschen gezant, werd in Herfstmaand de wapenstilstand
met Kleef voor een jaar verlengd , en de Koning van Frankrijk lot scheidsman der
geschillen benoemd. Indien echter de koninklijke bevestiging dezer overeenkomst
binnen drie maanden niet geschied was, zou het bestand met hot aanstaande Nieuwe
Jaar geëindigd zijn. Insgelijks werd de wapenschorsing met den Aartshertog fiups
(1) ro.MAKus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 618—621. slicutekdorst, GeW, Gesch, B. XI. bl. 315.
Kron. v. Arnh. bl. 71. ·
(2) w. V. L005, Geldersch Placaatb. D. II. Appendix I. bl. 196.
(3) POHTAKcs, Hist. Gelr, Lib. Xl. p. 621. slicotehhorst, Geld. Gesch. B. XI. bl. 316.
-ocr page 382-382 ALGE MEE NE GESCHIEDENIS
1482— vernieuwd; en dewijl deze Vorst naar Spanje vertrok en langer dan twee jaar builen-
15w8 ijjjjjg ^ich ophield, zou Gelre eene weldadige verademing genoten hebben, indien
niet de Kleefsche twist de rust verstoord had. Immers daar de Koning van FranÄrt/Ä
in den bepaalden tijd het bestand niet had bevestigd, vatte men de wapenen weder
op. De burgeressen van Nijmegen en Arnhem stonden vrywillig een gedeelte harer
ketels, pannen en ander koperwerk af, om daarvan geschut te gieten. Hertog kaiiel
sloeg het beleg voor Heussen aan den Rijn, doch werd door de Kleefschen, welke
met gewapende vaartuigen dien stroom waren afgezakt, aangetast en derwyze na een
1502 allerhevigst gevecht geslagen, dat hij al zijn geschut en krijgstuig, nevens een groot
aantal gevangenen en dooden moest achterlaten, en zelf ter naauwernood door de
trouw van een Moor, met een bootje over den Rijn ontvlugtte. De Hertog van
Kleef y door den Graaf van Schouwenburg^ Drost van het graafschap Zutphen, en
den Heer van Batenburg met geld en volk gesteund , behaalde nog eenige andere
voordeelen. Do dappere bezetting van Heussen tastte het slot te Keppel aan; en
de Zutphenschen , welke het trachtten te ontzetten , vielen in handen van den Heer
van Voorst en werden naar Emmerik gevoerd. De Kleefschen plunderden Eist,
Randwijk en andere dorpen, en versloegen do burgers van Nijmegen en Arnhem
bij hel dorp Eiden in de Betuwe. Eene Geldersche bende van vijftien honderd man,
welke in de Lijmers gevallen was, trof hetzelfde lot, en met tweehonderd gevan-
ί genen keerden do overwinnaars terug. Eindelijk bewerkte tegen het einde des jaars,
de Fransche gezant ΡΚΑκροτβ de Tiligny weder eene wapenschorsing voor ruim zes
maanden, binnen welken tyd de Hertogen van Kleef en Gelre in persoon voor den
Koning van Frankrijk zouden verschonen; ondertusschen zou elk zijne goederen
in des anderen gebied gelegen, ongestoord genieten (1).
Gelre echter mögt geene rust smaken. Van den kant van filips van Oostenrijk
1503 werd het vredesverdrag van veertienhonderd negen en negentig door het vermees-
teren van het slot Oijen aan de Maas verbroken (2). Hertog kauel op den
Bisschop verbitterd, vvien de bewaring dezer sterkte was toevertrouwd, verraste de
Kuinder. Hij bleef er niet lang meester van; en by eene tweede poging, om haar
te overrompelen, werden zijne manschappen door de Kampers opgevangen en naar last
(les Bisschops onthalsd. Uit weerwraak ligtten de Gelderschen eenige aanzienlijke
Stichtschen, welke den Lekkendam bij Utrecht schouwden, op en voerden hen naar
(1) Oude Holl. Div\ Kron. Div. XXXII. c. 24. TEScnEKMAcnER, Annales Cliviae, P. II.
p. 322, 527. pontanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 622—624. suchtenhorst, Geld. Gesch. Β. XI.
1)1. 316, 317. Kron. ν. Arnhem, bl. 74.
(2) Zie hiervoor, bl. 313, 314, en de aldaar aangehaalde schrijvers. ι
-ocr page 383-DES VADERLANDS. ' 383
het slot te Hattem. Over en weder werden τβΐβ vijandelijkheden gepleegd. De 1482—
Gelderschen verrasten Oldenzaal en Diepenheim en slechtten het slot ter Wolde.
De Bisschoppelyken daarentegen teisterden de Veluwe door roeven en branden, maar
slootten het hoofd voor het slot Helle, tusschen ISijkerk en Putten» Eindelijk werd
door de stad Utrecht, die zich in dezen twist geheel onzijdig hield, de vreda , al-
thans voor eenigen lijd, hersteld (1). Kort te voren had een vreesselijke hrand de
stad Harderwijk, waar vele landzaten uit de F eluwe met hunne goederen gevlugt
waren, binnen drie uren byna geheel in een puin- en aschhoop veranderd. Men ^31 v.
meent, dat vijftienhonderd menschen er het leven bij verloren. Na dit ongeval werd J503
zij ter bewaking door de Arnhemsche burgers bezet (2).
Tegen het einde des jaars kwam filips van Oostenrijk in de Nederlanden terug.
Men beweert, dat hij den Keizer, op diens ernstig aandringen , te Innsbruck beloofd
had, den kryg tegen Gelre met nadruk door te zetten. Hoe dit zij , hij besloot er
toe en verbood op het strengste allen handel en verkeer met de Gelderschen, hetgeen
men te Amsterdam openlijk afkondigde , en in Gelre, hetwelk door en over Holland
van velerlei waren voorzien werd, eene algemeeno verslagenheid verwekte. Tevens 1504
werden to Amsterdam , Hoorn , Enkhuizen en Ε dam oorlogsvaartuigen uitgemst,
om onder bevel van pieter van Leeuwarden de Zuiderzee te bezetten. Er werd ins-
gelijks heirvaart beschreven, en te V Hertogenhosch eene krijgsmagt van drieduizend
man bijeen gebragt. Nu verklaarde filips door een Heraut den oorlog aan karel,
en vermaande in brieven de Geldei^schen tot onderwerping. Moedig betuigde de Her-
tog , dat hij minder voor 's Konings wapenen beschroomd , dan Avel over zijne han-
delwijze omtrent hem verwonderd was; dat hij om den wil zijns vaders adolf, die
voor de zaak van het huis van Bourgondïè was gesneuveld en waarvoor hij zelf in eene
langdurige gevangenis had gesmacht, een geheel ander loon verdiend en verwacht had ,
bovenal van eenen Vorst, die uit een geslacht was gesproten van hetwelk hij ook
afstamde; dat hy daarenboven onlangs nog den Koning zijne dienst en die zyner
onderdanen had aangeboden , indien hij hem slechts ongemoeid in het beheer zijner
erfstaten wilde laten , hetgeen voor den Koning ongetwijfeld eervoller en voordeeliger
zijn zoude , dan een volk te willen breidelen, welks Vorst liever zijn leven zou op-
offeren , dan zijne onderdanen den vreemden lot prooi te laten; en eindelijk , dat de
KoÄng tegen het aangegane verbond zondigde, waarbij bepaald was, dat men de
wapenen niet dan een halfjaar nadat het bestand geëindigd was, weder mögt opvatten.
(1) HEDA, p. 316. PONTASTIS, üist. Gelr. Lib. XI. p. 624. sucnTEsnonsT, Geld. Gesch.
Β. XL bl. 317.
(2) Oude Holl. Div. Kran. Dir. ΧΧΧΠ. c. 25. poktasüs, Hist. Gelr. Lib. XL p. 625.
-ocr page 384-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Hierom zou hij zich op God en zijn goed regt verlaten, en de burgers Arnhem ^
1528 wier trouw en hulpvaardigheid hij niet betwijfelde, vermanen, hunne stad en vrijheid
manhaftig te verdedigen (1). Onder bevel der Heeren van IJsselstein, van Zeven-
hergen en anderen trok in den Herfst het leger van filips , die zelf te 'j Hertogen-
bosch bleef, in Gelre. De sloten Hemerts Terseel ^ en na hevigen tegenstand, ook
Middelaar werden ingenomen. Vóór den winter echter keerden de burgers van den
Bosch naar hunne haardsteden terug. Hertog karel viel in de ilfet/ery, verbrandde het
dorp Lith aan de Maas, en stelde Kessel en Maren op brandschatting. Rudolf , Vorst
van Anhalt y door den Keizer met vyflienhonderd man afgezonden, sloeg middelerwyl
het beleg voor Bommel, brandschatte den Tieler- en Bomtnelerwaard en verwoestte
liet bloeyende dorp Driel. Om denzelfden tijd stroopte robert van Aremberg met
de bezetting van Naarden dagelijks op de Veluwe, waar hij weinig tegenstand ont-
moette. De Hertog van Kleef ^ met wien hot geschil over Wachtendonk vermoe-
delijk nog niet vereffend was, bedreigde het graafschap Zutphen^ en driehon-
derd ruiters met duizend voetknechten worden naar Deutichem gezonden, om hem
iu het oog te houden. De Heer van IJsselstein legde Appeltern ^ Alphen en Maas-
bommel met de kerk in de asch en maakte zich meester van de schans te Oijen^
doch moest het beleg voor het slot Hedel in den Βommelerwaard opbreken. On-
(lertusschen vielen de Geldersclien uit Roermonde op nieuw in de Meijerij, ver-
woestten het dorp Budel, en plunderden of brandschatteden kort daarna het land
van Keusden en den Dordtschen waard. Woudrichem en het land van Altena y
welke aan Margaretha van Croy, Gravin vanZioorwe, eene nicht van Hertog karel,
toebehoorden, ontvingen brieven van vrywaring. De Heer van IJsselstein^ die zich
in V Hertogenbosch bevond, trok den Gelderschen tegen, versloeg hen en nam eene
menigte gevangen, terwyl de overigen op het slot Pouderoijen vlugtten, hetwelk
zy versterkten en van daar uit in Holland stroopten. Belangrijker dan deze scher-
mutselingen en rooftogten, was de scheepstrijd op de Zuiderzee. Hertog karel had
te Harderwijk een aantal oorlogsvaartuigen uitgerust, welke met zevenhonderd man
tegen het najaar in zee staken, om langs de Hollandsche kusten te kruisen en zoo
mogelijk , eenige zeestad, inzonderheid Edam of Monnikendam, te verrassen. Die
toeleg was uitgelekt en werd verijdeld. Eenige Hollandsche oorlogsschepen en eene
groote menigte Waterlandsche koggen geraakten voor Monnikendam met de GeWer-
schen slaags, terwijl het strand met gewapende manschappen bezet was. Na een scherp
gevecht, week de Geldersche vloot onder günstigen wind naar Harderwijk terug,
(1) Oude Holt. Div. Kron. Div. XXXII. c. 27. s. beninga, C/iron. d. Fries. Land. bl. 103.
po.^tajius, Hist. Geh·. Lib. XI. p. 625 , 626. sucdtenhorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 318. 'I
DESVADERLANDS. 385
met achterlatiDg van een schip en honderd dertig gevangenen. De winter veroorzaakte 1482 —
152S
eeüen stilstand van Avapenen (1).
In den voorzomer van het volgende jaar, werd de krijg met vernieuwde woede her- l^Oi»
vat. Terwijl filips , nu Koning van KastiU'è geworden, naar Duitschland s^dA ver-
trokken, om Gelre en Zutphen van den Keizer te verheffen, waren do Gelderschen
in Gooiland gevallen en hadden het verlaten dorp Hilversum verbrand, doch na
een vergeefschen aanslag op ffeesp y bij het naderen der Hollanders het beleg voor
de schans üitermeer opgebroken en eenigen buit met zich gevoerd. Evenzeer
mislukte het karel , do stad Utrecht deels door eene krijgslist, deels door
verraad te overrompelen. Het slot Poederoijen vermogten de Hollanders evenmin
te bedwingen en zij konden niet verhinderen, dat de Gelderschen het land tot
voor de poorten van Dordrecht zelfs afliepen. Eenige vredelievende mannen
hadden ondertusschen getracht, den Koning met den Hertog te verzoenen, doch
zonder gewenscht gevolg. Filips, wiens tegenwoordigheid in Spanje gevorderd
werd, vond raadzaam vooraf Gelre aan zich te onderwerpen, om gerust te kun-
nen vertrekken. Hij zelf toog aan het hoofd van een talrijk leger uit Bra-
hand over de Maas, sloot Bommel in, en belegerde Arnhem alwaar hij met
eenige burgers verstandhouding onderhield. Hevig was de aanval, die tweemaal
dapper werd afgeslagen; maar do derde bestorming kocht men door tusschen-v.
komst des Bisschops van Utrecht^ voor achtduizend goudguldens af, en de sladmannd.
gaf zich over. De burgers moesten op zulke voorwaarden, als men hun zou 6 v.
voorschrijven, vergiffenis voor hunnen weerstand smeeken, filips op nieuw hulde
zweren en hem beloven, voortaan getrouwe onderdanen te zijn. Wageningen,
Harderwijk^ Hattem en Elburg op de Feluwe; Deutichem, Lochern ^ Grol
en Doesburg in het graafschap Zutphen; Tiel in do Betuwe ; en Stralen
nevens Wachtendonk in het Ooer-Kioartier volgden dit voorbeeld. Hel blijkt,
dat dit alles het gevolg eener verraderlijke overeenkomst van eenige Arnhemscho
ingezetenen met filips geweest is, wien zij het bezit van de Feluwe en van
het graafschap Zutphen hadden verzekerd (2). De stad Zutphen ^ ofschoon op-
geëischt, bleef den Hertog getrouw, die over weinig volk beschikken kondo
cn door het schielijk verloopen zijner zaken, schier wanhopend geworden was.
Hij had wel een altijddurend verbond van onderlinge bescherming met lobe-
(Ij güilielmus hermankus, HoU. Gelriaeque Bellum, in siatthaei Analect. T. I. p. 823—327.
Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXII. c. 27—30. postanüs, HisU Gelr. Lib. XI. p. 627. sLicn-
tenhorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 319. ν, uecrw, Beschr. ν. 's üertogenb. D. I. bl, 406— 408.
(2) Kron. v. Arnhem, bl. 76, 77.
II. Deel. 3 Stuk. 41)
-ocr page 386-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— WIJK Xli gesloten, maar 4it konde hem weiniff balen, zoolunff men vruchleloos
1
Op ondersland uil Frankrijk wachtle. Hij en de Slalen van Gelre^ welke al deze
oulieilen aan zyne benijders toeschreven, wendden zich tot bijna alle Duilsche
Rijksvorsten, maar deze konden noch waagden het, zich tegen den Keizer te
verzetten. Aanzienlyke Geldersche Edelen, en onder hen de Heeren van brohk-
horst , wiscn en van zevenbergen , hadden zich voor filips verklaard, die onge-
twijfeld geheel Gelre onder zijne magt zou brengen , indien hij den krygslogt voort-
zetle. Karel haakte derhalve vurig naar een bestand, en gelukkig voor hem , dat
FILIPS, naar Spanje verlangende, er niet afkeerig van was. Door den Bisschop
van Utrecht, den Heer van Montfoort en eenige andere voorname lieden werd
dit bewerkt. De Hertog, vergezeld door jan van Montfoort en filips naturel ,
Domdeken te U Ir echt, Abt van Esney en Kanselier van hel Gulden Flies, begaf
zich op vrijgeleide van den Koning , naar de legerplaats te Rozendaal, viel den Vorst
te voet en smeekte in ootmoedige bewoordingen , om eenen billyken vrede. Filips hief
hem minzaam op , geleidde hem op het huis Rozendaal en plaatste hem aan zyne
zijde. Er werd een bestand voor twee jaren geteckend , binnen Avelken lijd het ge-
schil over het regt op hel hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen, door een
gelijk gelal goede mannen van beide zijden zou beslist worden, aan wier uitspraak de
Slalen van Gelre zich onvoorwaardelijk moesten onderwerpen. Filips zou terstond zijn
leger terugtrekken, maar tot vergoeding der oorlogskosten Arnhem y Tiel, Hattem,
Harderwijk, Elhurg en hel nog belegerde Bommel in bezit houden. Overigens zou
aan elk intusschen blijven wat hij bezat. Karel zou, voor bezoldiging, filips legen
alle vijanden dienen, hem naar Spanje verzeilen en daarvoor drieduizend goud-
guldens ontvangen. De burgerlijke ambtenaren in de sleden zouden in hunne be-
dieningen blijven; degenen, welke verdreven of vrijwillig uitgeweken waren, in
hunne goederen, zoo als zij die vonden, hersteld worden; en handel en verkeer
lusschen de wederzydscho onderdanen onbelemmerd zijn. De Keizer zou deze voor-
waarden mede onderteekenen, en de Hertogen van Kleef en Gulik, do Graaf
van Meiirs, de Bisschoppen van Utrecht en Luik, en robert van der Mark zou-
den, des begeerendc, in dil verdrag begrepen zijn. Bommel ^ dal zich nog steeds
hardnekkig verdedigde was, naar het schijnt, do eenige der in dit verdrag genoemde
sleden, welke zich niet dan met moeite en schoorvoetend aan deze overeenkomst
onderwierp. Filips verliet nu eerlang Gelre, nadat hij er filips van Bourgondi'é,
later Bisschop van Utrecht, tol Stadhouder en Luitenant-Generaal had aangesteld.
Karel volgde hem naar Brahand, ontving, naar men wil, do beloofde som
voor de Spaansche reis, doch ontvluglle heimelijk en vermomd uit Antwerpen
in allerijl naar Gelre. Filips, hoezeer hij ook nieuwe woelingen van den kant des
DES VADERLANDS. 39δ
ondernemender! Hertogs moest duchten, begaf zich evenwel in het begin des volgenden 1482—
jaars naar Spanje (1), 1506
Naanwelijks was hij vertrokken, toen karel de vijandelijkheden hervatte, in
*
weerwil der vermaningen van den Heer van Montfoort en den Domdeken κατπ-
REL. Flij was meesier gebleven in het kwartier van Roermonde en in dat van
Nijmegen, de sleden Tiel en Bommel uitgezonderd. De geheele Veluxoe daar-
entegen en het graafschap Zutphen, behalve de hoofdstad, waren in de raagt der
Oostenrijkschen, Hierdoor heerschle in Gelre groote verdeeldheid; de eene landzaal
slond tegenover den anderen; men ging onder zware lasten gebukt en er was gebrek
aan levensmiddelen. Lodewijk XII, bekommerd over de aanwassende grootheid van
filips, op Aviens hoofd hij ongaarne de kroon van Kastili'è geplaatst zag, trachtte
hem uit Spanje naar de Nederlanden te trekken. Hij zond deswege , ondanks de
plegtigste betuigingen van het tegendeel en niettegenstaande zijn verbond van vriend-
schap met filips, in het geheim onder het bevel des Heeren van Tiligny hulpben-
den naar karel, welke zich reeds van de steden Grol, Lochern en JVageningen
had meester gemaakt. Willem van groy , Heer van Chieores, Algemeen Stadhouder
der Nederlanden, eischte onmiddellijk deze sleden terug, doch de Hertog leende hier-
aan evenmin het oor, als aan de bedreigingen van filips zeiven, »dat hij zich het
schenden des bestands bitter zou beklagen, en dat geen bondgenoot of vriend, hoe
magtig, hem daarvoor zou kunnen vrijwaren." De Heer van Chievres beschreef nu
heirvaart tegen den Hertog en verklaarde hem den oorlog. Filips van Bourgondi'è
sloeg het beleg voor JVageningen, en bezette den Rijn bij die stad met twee gewa- 18t.
pende schepen of kanoneerbooten. Karel nam achthonderd afgedankte Duitschers uit
Friesland in dienst, welke de Oostenrijkschen op de Veluwe bestookten en Holland
en Brahand bedreigden. Filips van Bourgondi'è drong bij den Heer van Chievres
op versterking van manschappen aan, om hun het hoofd Ic kunnen bieden, doch
geldgebrek verhinderde zulks. Intusschen was reinier , bastaard van Gelre, naar het
Fransche Hof gezonden, om onderstand lol hel oniici \aci fVageninge7i te verzoeken (2).
(1) Oi(,de ΠοΙΙ. Div. Kron. Div. XXXII. c. 31, 33. portds üecterüs, lier. Justr. Lib. VI.
c. 5—8. r. sNOi, Rer. Batav. Lib. XII. p. 183. ii. vah erf, Jnnales, p. 95. s. bekirca ,
Chronicltel d. Fr. Land. bl. 109, 110. pontawus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 629—632, sLictr-
TEnnoRST, Geld. Gesgh. IJ. XI. bl. 321—323. gachard , Rapport sur différenies séries de do-
cunients etc. p. 365.
(2) reimier of rené van Gelre was waarschijnlijk een natanrlijkc broeder van Hertog karel,
ofschoon deze hem, zoo ver men weet, steeds zijn bloedverwant (maigh) en raadsheer, nooit zijn
broeder noemt. Hij Avas heer van Aerssen en Grunsfoort, raad en kamerheer van Hertog kabel,
50*
-ocr page 388-388 AL GE MEENE GESCHIEDENIS
1482—Lqpjj^vjjk ΧΠ verklaarde nu openlijk, dat hij zich de belangen des Hertogs aantrok,
dat FiLips geene aanspraak op Gelre had en de bezelle plaatsen aan karel moest af-
staan, als het eenige middel, om den kr^g te eindigen. Hij zond levens eenige hon-
derd speerruiters af, om Wageningen te ontzetten , en de Bisschop van Luik beloofde
er zyne benden bij te voegen. De Heer van Chievres bevond zich in de uiterste ver-
legenheid. De Oostenrijksche bezettingen in de Geldersche sleden en het volk van
Ïihivs vanBoiirgondië ύοοί^αη, wegens achterstallige soldij, aan het muiten. Hoewel
de geheele krijgsmagt slechts uit ruim drieduizend voetknechten en twintig ruiters
bestond, was het gebrek aan geld zoo groot, dat men, om daarin te voorzien, tot
buitengewone maatregelen zijne loevlugt moest nemen. Niet alleen werden alle be-
schikbare gelden gebezigd, maar zelfs de wedden der ambtenaren en bedienden
des Konings en van zijn zoon kakel van Oostenrijk ingehouden; en ondanks dit
alles zouden er wel twintigduizend kroonen te kort komen, om den krijg nog
eenige weken voort te zeiten. De hoop op geldelijken onderstand uil Spanje en hulp
uil Engeland w^as ijdel. De Engelsche Vorst was, ingevolge het verbond met fxlips
in het voorjaar gesloten, verpligt hem Ie ondersteunen (1). Hij bepaalde zich echter
alleen, om als middelaar lusschen den Koning van Kastili'è en don Hertog van Gelre
op Ie treden, en den Koning van Frankrijk te vermanen , dezen laatste geen onder-
stand in geld of manschappen Ie zenden, Filips zelf had reeds getracht met kakel
in een bestand of verdrag te treden , en zijne zaakgelastigden waren tol dal einde met
den kanselier van Gelre en de afgevaardigden der steden Roermonde Fenlo, Nij-
{io^&i- megen en Zutphen Ie Diest bijeengekomen. Men zocht echter van beide zijden
Tsos^ slechts tijd te winnen en elkander te misleiden. De onderhandelingen liepen dan ook
vruchteloos af, nadat de Gelderschen van de Ooslenrijkschen vergeefs do ontruiming der
In 1501 was hij Drost van de Feluioe en bekleedde die waardiglieid no{j in 1519. Getrouw
diende liij zijnen Meester in vele {jcwijjiige omstandijjlieden. IJij de inneminj^ van het slot ßlid-
delaar, Avelk hij dapper had verdedigd, was hij gevangen genomen en naar Braband gevoerd. In
het volgende jaar 1505 had hij//aWewi verdedigd, maar was op nieuw in 's vijands handen gevallen.
De Hertog benoemde hem in 1507 tot gezant hij de onderhandelingen met liet huis van Oostenrijk ,
en later was liij veelvuldig voor 's Hertogs belangen bij het Hof van Frankrijk Averkzaam. Hij
verkreeg in 1513 de verbeurd verklaarde goederen van iiekdrik imn der Stege in het kwartier
van Jloermonde, en drie jaren daarna de heerlijkheid JFieheradt in leen. ßij karels afwezig-
heid in 1515, werd hij stedehouder in Gelre, en overleed in 1523. In 1503 had hij aleid sciienck
Nydeggen, Vrouw van ffalbeek, Aefferdeti enz. gehuwd, cn liet eene dochter na, geeste-
lijke zuster in het klooster van st. quirinüs te Nuis, Zie v. d. bergii in de Correspondance de
MARGUERiTE d'Autricke. T. 1. p. {} (3).
(1) rijmer, Jcla Puhl. Anglic. T. V. P. IV. p. 221—227. i
-ocr page 389-DES VADERLANDS. ' 2053
stad Tiel geëischt en aangeilroDgen hadden, dal de dagvaart verschoven en Ie Me-
chelen zou gehouden worden. Om op de bewegingen der bezettingen van/?0er/M0Mi/e,
Venlo, Er kelens, Gelder en andere plaatsen over de Maas te letten , besloot vais
GROY de helft der krijgsmagt, vóór de verwachte komst Tan Fransche hulpbenden,
welke hij toch in het veld het hoofd niet konde bieden, langs den linker Maasoever
de winterlegeringen te laten betrekken, en de andere helft in de Geldersche steden
en sloten te leggen, welke de Oostenrijksche zijde hielden. De Heer van IJsselstetn
vermeesterde intusschen het slot Ravenswaai in de Betuwe, Eene poging, "Nijmegen
door verraad te bemagtigcn, Avas mislukt en had aan twee burgemeesters, die er in
betrokken waren, het leven gekost; den een door een geweldigen val, toen hij over
den muur wilde ontvlugten; den ander door het zwaard van den scherpregter. Dit
voorval echter is aan eenigen twijfel onderworpen (1). De Koning van Frankrijk,
om eene bedreigde landing der Engelschen ten behoeve van filips, te voorkomen,
zond een bode naar Gelre ten einde een wapenstilstand te bewerken , waarin hij door
den Koning van Engeland en den Bisschop van Luik ondersteund werd. Hij gaf
zelfs tegenbevel aan de benden, die reeds tot hulp van karel waren opgerukt. Do
Hertog weigerde evenwel onverwrikt een bestand te sluiten , maar was genegen tot
een volledig vredesverdrag; ook bood hij aan, zijn geschil over Gelre mcX filips, aan
de uitspraak der Koningen van Frankrijk en Engeland te onderwerpen. Het schor-
sen der wapenen was ook bij lodewijk XH weinig ernst geweest. Althans zoodra hij
bespeurde, dat men van den kant der Engelschen niets 16 vreezen had, trok eene
Fransche krijgsmagt onder bevel van iiobert van der Mark, Heer van Sedan eij
broeder van den Bisschop van Luik , naar Gelre op. Zij zou echter onmiddellijk, Ier
liefde voor den Koning van Engeland, terugkeeren , zoodra hel nog steeds belegenle
Wageningen door den vijand verlaten werd (2).
In de laatste helft van Herfstmaand toog robert van der Mark over de Maas in
de Betuwe^ en versloeg op zijnen weg twee of driehonderd Kleefschen, bondgenoofen
der Ooslenrijkschen (3). Den Oostenrijkschen zeiven bragt hij weinig nadeel loe , uil
hoofde eener geheime overeenkomst met den Heer van Chievres reeds vóór drie
maanden gesloten, waarbij hij zich verbonden had, terstond na den dood van
lodewijk. XII, indien niel vroeger, tegen een bepaald jaargeld in dienst van filips
(1) Zie V. D. bercn in de Correspond. de marguerite d'Atitricke. T. 1. p. 42 (1).
(2) Leitres de LOi'is Xll , T. I, p. 61—95. Correspond. de marguerite d'Autriche^ T, I.
]>. 1—79. Oude Holl. Jhv. Kron. Div. XXXII. c. 35. pontards, Hist. Gelr. Lib. XI. p. G33.
si.icntenhorst, Geld. Gesch. Β. XI. hl. 323, 324. gachard, liapport, p. 360—369.
(3) Correspond. de marguerite d^Juiriche, T. I. p. 79. cachann, Happart, p. 372.
"Π
42G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
over te gaan (1). Hel schijnt zelfs, dat niet hij in persoon, maar engelbreght van
Kleef, weleer Postulaat-Bisschop en beschermheer \&n Utrecht {2), het bevel voor hem
over de Franscho hulpbenden in Ge/re gevoerd heeft. Engelbreght had van zijne moeder
de graafschappen ÄeiÄe/, Neoers, Auxerre Eatarnjjes geërfd, en was meest onder
den naam van Graaf van Rethel buitenlands bekend; hij was zeer gezien aan het
FranscheHof, en de Koning had zich in vele staatkundige onderhandelingen van]piem
bediend (3). Terwijl de krijg in Gelre flaauw werd voortgezet, viel Hertog karel
in de Meijerij vmi den Bosch, legde verscheidene dorpen in de asch en keerde
met veel buit naar Roermonde terug (4). Om dien lijd ontving men het berigt
van het overlijden des Konings van Kastili'é, hetwelk de berekeningen des Ko-
nings van Frankrijk veranderde. Lodewijk. Xïl j die vroeger meer dan eens ver-
klaard had, dat hij zijn onderdrukten bloedverwant, den Hertog van Gelre ^ wien
men wederregtelijk van zijn land berooren wilde, hetgeen hij niet gedoogen koode,
alleen uit een beginsel van medelijden en niet om do vriendschap met filips te bre-
ken , eenige hulp gezonden had , gelastte thans zoowel aan ka.ukl als vaii der maric , de
vijandelijkheden oogenblikkelijk te slaken (5). Uit staalkundige inziglen, werd nu
ook het beleg van tVageningen, welk vier maanden geduurd had, opgebroken, geheel
legen den zin van filips van Bourgondi'é, welke deswege zijn ontslag verzocht
en onlving (6). Acht dagen later geraakten Grol en Lochern, door het verraad
der Duitsche bezettingen, in handen der Oostenrijkschen (7). Sedert werden aan
beide zyden do winterlegeringen betrokken·
(1) Leitres de louis XII, T. I. p. 51—54. van dei\ wakk , Ie Sanglier dea Ardennes bijge-
naamd, verliet werkelijk onder prans I, even als zijn hiOedcr de liisscliop van Luik ^ de zijde
van Frankrijk voor die van karei, V, wien hij echter in 1521, Avegens eene voorgewende in-
breuk op zijne regten, den oorlog verklaarde. Hij overleed in 1536. Zie le glat , in Aa Lettres
de max. et de marg. sa fille, T. I. p. 3 (1). T. H. p. 370 (1).
(2) Zie hiervoor, bl. 121.
(3) wagenaau , D. IV. bl. 347. v. D. bergu, in üe Correspond. de margueritk dAuiHche,
T. I. p. 81 (1).
(4) v. uedrn, Hist. V. 's Ilertogenb, ü. I. bl. 413.
(5) Lettres de Loms XII, T. I. p. 59, 77, 80, 93.
(6) geraudds NOVIOHAGÜS, Philipp. Burgund, ρ. 151, welke zich echter vergist, Avanneer hij
beweert, dat Wageningen eerst na den dood van Koning filips is belegerd geworden. sucuTRi-
noRST, Geld, Gesch, B. XI. bl. 323 C^).
(7) GAciiARD, Rapport, p. 3G9, 370.
2
Wijti-
maand
1506
v.
9 v.
Wiju-
inaand.
17 v.
Wijn-
maand.
DES VADERLANDS. ' 391
Herlog KAREL hield evenwel Holland en Braband gedurig in vrees voor een aan-
val. Hij had hel plan J)eraaind, Dordrecht en Rotterdam Ie overvallen; doch men
was er op zijne hoede en van den loeleg kwam niets (1). Eersl laat in het voorjaar
werd de veldlogl geopend, maar de slrijdkrachlen van beide zyden waren Ie gering,
om iels van belang Ie ondernemen. De geheele Oostenrijksche krijgsmagl bestond 1507
ihans uit zeven- of achthonderd ruiters, vijfduizend voetknechten, onder welko zich
meer dan vijflienhonderd Duilschers bevonden, Iwee kleine stukken geschut en twaalf
üf veertien valkenelten {faucons). De strijdkrachten des Herlogs van Gelre waren
insgelijks zeer beperkt en in drie afdeelingen gesplitst. Een gedeelte rnet den Hertog
zeiven, lag in het graafschap Zatphen en belegerde het slot Wildenhorch nabij
forden^ toen aan den Heer van Wisch behoor.ende, welko het mei vyflig voet-
knechten verdedigde ; het blijkt niet duidelijk of het bemagligd is. Een ander ge-
deelte hield zich op in de Betuwe en bestookte Holland. De derde afdeeling lag in
het kwartier van Roermonde of het Ooerkwartier, waar tevens de Fransche hulp-
benden onder ekgelbrecht van Kleef, toen Landvoogd van Champagne^ gelegerd
waren. De bastaard van Gelre sloeg hier het beleg voor Wachtendonk^ in hetwelk
de Ridder οττο sghenk van Nydeggen, die met zijn broeder arnoud, zyn zoon iiejs-
DRiK, OTTO vati Bijlaitd en eenige andere Edelen de zijde des Hertogs verlaten
had, het bevel voerde. De sterkte werd eng ingesloten, om haar door honger tot
overgave te dwingen. Maar hier en elders begon het krijgsvolk dos Hertogs uithoofde
van wanbetaling te morren, en weigerde eenen voet te verzetten, zoo lang men het
achterstallig loon niet aangezuiverd had. Kauel was echter hiertoe zoo weinig in
staat, dat hij zelfs niet den losprijs voor veertien stukken geschut, welke den Bra-
banders in handen gevallen waren, konde bijeenbrengen. Hij hield te vergeefs op"
onderstand in geld en manschap bij Frankrijk aan, terwijl^de Ooslenrijkschen het
platte land van het Ooerkwartier afliepen en verwoestten (2). '
Wederkeerig verontrustte de Geldersche bezetting van hel slot Poederoijen in den
Bommelerwaard niet ver van do Maas, door herhaalde invallen Holland en Bra-
hand, op welker grenzen het was gelegen, en had reeds Bodegraven in de asch ge-
legd , omdat het de opgelegde brandschatting schoorvoetend opbragt. Jan mn
mondy Stadhouder van Holland^ sloeg met vierhonderd krijgsknechten, behalve een
deel poorters uit Dordrecht, Gouda ^ Gorinchem ^ Heusden en "'s Hertogenhosch ^
het beleg voor het slot en sneed hel door] een blokhuis weldra allo gemeenschap af.
(1) wagekaar , D. IV. hl. 351.
(2) Lettres de louis XII, T. I. p. 96—103. Correspond, de margüerite d'Autriche, T. I.
p. 81—90« GACUAUD, Happart, p. 372, 374.
;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Maar de dappere bevelhebber Hendrik van Ens ^ gezegd Suijdewind, maakle al deze
pogiogen nutteloos. Om den vijand van het beleg af te lokken, trachtte Hertog ka.rel
Oudewater to verrassen, hetgeen door de wakkerheid der burgers mislukte. Nu rukto
hij met al zijne magt tot ontzet van Poederoijen op, en bij zijne aankomst namen
de belegeraars in allerijl, met achterlating van hun krijgstuig, lafhartig de vlugt (1).
De Kleefschen hadden zich inmiddels van het huis te Persingen bij Nijmegen mees-
ter gemaakt, en stroopten in de landen tusschen Maas en Waal (2). Hier rigtten
de handen des Vorsten van Anhalt ^ maximiliaaws Kapitein-Generaal inde Nederlan-
den , insgelijks door rooven en branden groote vervioestingen aan. Zij vermeesterden
daarna de beide blokhuizen der Gelderschen voor Wachtendonk, en slechtten die met
oenige andere sterkten in den omtrek. Voorts bemagligden zij Haren en Dodendael^
en verbrandden het slot Ooy nabij Nijmegen (3). Doesburg daarentegen geraakte
weder in het bezit van den Hertog, welke pleglige oaigangen beval, ten einde den
i)ijstand des Hemels over zijne wapenen in te roepen (4). Hij zelf vereenigde zich on-
dertusschen met de Fransche hulpbenden te Roermonde en viel in Brahand. Turn-
hout , Hal, Dalem , Tienen en andere plaatsen werden meest stormenderhand inge-
nomen en uitgeplunderd; doch de stad Diest bleef door de dapperheid haars Heeren,
Graaf iiendbik van Nassau, verschoond. Do landen van Kempen en lieshay wer-
den afgeloopen , en de buit met do gevangenen naar Roermonde gesleept. De Fran-
schen hulpbenden weken op het berigt van het naderen des Vorsten van Anhalt,
naar St. Huhert, alwaar zij door do bezetting van Namen overvallen en met zwaar
vedies op de vlugt gejaagd worden (5),
De naderende winter maakte een einde aan den veldtogt, welke de geldmiddelen
der Landvoogdes Margaretha had uitgeput. De Oostenrijksche bezettingen in de Gel-
dcrsche sleden , bleven niet alleen onbetaald, maar hadden zelfs gebrek aan hel aller-
(1) Lettres de ioüis XII, T. I. p. 96, 98. Correspondance de margueritk d'Auiriche,
T. 1. p. 90. giiiu,. hermann! Uoll. Gelriaeque Bellum, ρ. 328—331. Oude Holl Ώιν. Krön.
Div. XXXII. c. 38. portanus, Rist. Gelr, Lib. XL p. 636. slichtenhorst, Geld. Gesch. bI, XL
1.1. 325.
(2) TEScuERMAcuER, Atinales Cliviae, P. IL p. 323.
(3) v. heusden , Risl. V, 's Hertogenb. 1). 1. LI. 415. Verg. Correspond. de marguerite d'Au'
triebe, T. L p. 91, 92.
(4) slicuxenuorst, Geld. Gesch. B. XL bl. 325. '
(5) Correspond. de bargoebitk d'Autriche, T. 1. p. 93. Oude Holl. Div. Krön. Dir. XXXH.
c. 37. p0rtaru8, Hist. Gelr, Lib. XL p. 035. sucbtenhorst , Geld, Gesch. B, XL bl. 324,
1482—
1Γ,28ΐ
Oo|j8l-
iiiiiaiul
1507
D Ε S ν Α D Ε R L Λ Ν D S. 393
noodzakelijkste, en dreigden Ie verlrekkea (1). De Gelderschen op het slot Poede- 1482—
royen zetten orrdertusscheii hunne rooflogten in Holland en Brahand voort. Om
hieraan perken te stellen , sloeg de Vorst van Anhalt, door de Hollandsche steden en 1508
inzonderheid door Hertogenhosch ondersteund, in do lento er hel beleg voor.
Zijne krijgsmagt bestond uit twaalf vaandelen voetvolk, duizend ruiters en twaalf
slukken grof geschut, de twaalf Apostelen genoemd, behalve de zoogenaamde Tui-
melaars, uit welke zware steenen of bouten ter verbryzeling der muren go^γorpen
werden. Het slot werd weldra van alle kanten de toevoer volslrektelijk afgesneden
en derwijze door het geschut geleisterd, dat in Aveinig dagen schier het geheele dak
was ingestort. Vier weken had de Avakkere bevelhebber suijdewikd zich met de groots
ste inspanning verdedigd, toen een zware muur omvergeschoten en hy door een balk
verpletterd word. Nu ontzonk der bezetting de moed. Zij gaf zich over en verwierf
vrijen aftogt, uitgezonderd twaalf overloopers, welke met den strop gestraft werden.
Het slot werd geslecht en de gracht met puin gevuld (2).
Terwijl Poederoyen nog belegerd werd, en de Vorst van Anhalt van den kant
der Staten van Brahand en Holland vele moeijelijkheden wegens hel betalen
zijner manschappen ondervond , trachtte Hertog karel , denkelijk om den vijand
van het beleg af te trekken, Harderwijk, Hattern en Ε Iburg te vermeeste-
ren. Doch hierin, naar het schijnt, door den Graaf van Buren verhinderd,
die aan het hoofd eener talrijke bende op het punt was in de Veliiwe te ver-
schijnen , viel hij in Gooiland (3). Zonder gevaar van veel legenstand te ontmoe-
ten , konde karet, deze onderneming beproeven. De Hollanders waren onderling
verdeeld over het bezetten der grenssteden en vreesden do oorlogskosten. Do
Oostenrijkschen en Kleefschen weigerden op te trekken, zoolang zij nog achterslalhg
(1) Correspond. de harg. d'Autnche, T. 1, p. 94—100, waximiliaak van Hoorn, bevelhebber
Yau TYe/, sclil-eef aan de Landvooj^des, dat zijn volk » pour Ia plupart u'a robe, pourpoint ne
cheinise en dos, et ne sceucnt que menjyicr (ne savent que mangcr)."
(2) Oude Hall. Div. Kroti. üiv. XXXII. c. 38. guil. iiermaski Holl. Gelnaeq. Bell, ρ.
333—335. Corresp. de marg. d'Autriche. T. I, p. 99—108, uit Avelkc iiieri ma{; gissen, dat het
beleg van het laatste van Grasmaand lot het laatste van Bloeimaand geduurd heeft, pohtanos ,
Hist. Gelr. Lib. XI. p. 036, G37. sucutesnorst , Geld. GescJi. B. XI. hl. 320. v. iieurw, Hüt.
V. ^s Hertogenbosch, D. I, bl. 416—418. — haraeüs, Annales Duc. Brab. T.II. p. 521 cupoktcs
oeutercs, Rer. Aufttriac. p. 155 vergissen zich in den tijd op welken het slot werd overgege-
ven, en de wijze op Avelke de bevelhebber het leven verloor.
(3) Correspond. de marg. d'Autriche, T. I, p. 102—105. 107, 108. Vgl. postarus , hin.
Gelr, Lib. XI, p. 637.
II Deel. 3 Stuk. 50
-ocr page 394-394 ALGEJVIEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
lOon te eischen haddeü; zelfs was men bèducht, dat de bezetting van Arnhem, indien
zg niet spoedig bevredigd werd , die stad aan den vijand zou overleveren. Men ver-
moedde daarenboven , dat de Grooten het misnoegen aanstookten en een opstand tegen
den Keizer beoogden, (l). Muiden viel terstond den Gelderschen in handen,
werd geplunderd en in brand gestoken; het slot ging bij verdrag over. IVeesp^ welk
geweigerd had bezetting in te nemen, werd insgelyks bemagtigd; doch Waarden,
dat hiervan voorzien was, bleef ongemoeid. De stad Amsterdam stelde zich on-
middellijk zoo te water als te land in staat van tegenweer, en antwoordde toen de
Hertog, die zich in ïf^eesp bevond, haar door eenen Priester opeischte , dat zij zich
nog niet tot de noodzakelijkheid gebragt zag, van heer te veranderen. Na ver-
scheidene vruchtelooze aanvallen, trok karel met eenig verlies aan dooden, naar
fVeesp terug. Een tweede aanslag had geen gelukkiger gevolg. Eenige Gelderschen
geraakten bij nacht binnen het blokhuis der Amsterdammers i^Ypeslooty een gehucht
aan den Muiderdijk tusschen Amsterdam en ffeesp, te wederzijde door het IJ
en den Diemermeer bespeeld, welke met oorlogsvaartuigen bezet waren. Op het ver-
nemen van onraad, werden de Gelderschen uit deze schepen hevig beschoten, en
vlugtten den weg op naar Amsterdam. Hier werden zy door eene bende poor-
ters der stad onderschept en een jaar in hechtenis gehouden. De Hertog vertoef-
de nog eenigen lijd in ff eesp, voorzag het van bezetting en keerde 'toen naar
Gelre terug, Om dien tijd trachtte eene vloot van vierentwintig Geldersche sche-
pen bij mistig weder te verrassen. Doch zij werd ontdekt, verjaagd en tot
by Schokland achtervolgd. De Amsterdammers bragten aanstonds hunne galjoten en
eenige andere vaartuigen in zee, om haar op te sporen, maar zij was reeds naar
de Geldersche havens geweken (2).
Kort na de overgave van het slot Poederoyen , was in Gooiland eene krygsmagt
byecngetrokken, om den Gelderschen fVeesp te ontrukken. De Vorst van Anhalt
sloeg zich neder bij de Geinhrug, eene bende Walen onder zekeren emri of emeri
te Muiderberg, en floris van Egmond te Ν aarden (3). Ongeveer acht maanden
werd Weesp , waar Hendrik, van Erkelens het gezag voerde, onder afwisselende be-
velhebbers ingesloten (4). Gebrek aan genoegzame manschappen en krygsbehoeften,
naar het schijnt, verhinderde het beleg met nadruk door te zetten. Althans de be-
(1) Correspond. de burg. d'Autriche, T. I, p. 105, 106, 107, 113.
(2) gdilt. riermannus, Holl Gehiacque Bell. p. 337—343. 346, 350—354. wagesaar, Beschr.
T. Amsterd. St. 1, D. 11, bl. 20S—210.
(3) GüiLL. nERMANNus, Holl. Qelriaeqwe Bell. p. 347.
(4) In het Rapport van gachard , p. 366, 374, komeu de Ridder louïs roiw en jacqdes quak-
trkibbe als zoodanig voor.
24 V.
Zomer-
maand
1508
l< '
DES VADERLANDS. 39δ
wegingen des Konings ταη Frankrijk eischlen 's Reizers strijdkrachten elder$. Vriich- 1482—
teloos beproefde hekdrik van ^Engeland eenen Trede tusschen de beide Vor-
sten Ie bewerken. Lodewuk XII verklaarde, dal hy liever zyne kroon in de waag- liooim.
schaal ^viide stellen dan k:ab.el van Gelre verlaten, en ging voort hem hulpbenden ^^^^
te zenden, opdat hij de veroverde Hollandsclie plaatsen niet mögt verliezen (1).
Ondertusschen stelde maximiliaan het hoogste belang in de herovering van/^ee^/?, en
\Yas voornemens in eigen persoon de belegering te leiden (2). Hij werd niet alleen
hierin verhinderd, maar zelfs moest de Vorst van Anhalt op zijn bevel met al de Oo^ist-
üuitsche voetknechten naar fVageningen oprukken. Anhalt had twee blokhuizen
voor Pfcesp opgeworpen en elk met vierhonderd man bezet achtergelaten (3). Door
gebrek aan levensmiddelen was de stad schier lot hel uiterste gebragt, en een hop-
man der bezetting poogde haar den Amsterdammers over Ie leveren, doch hei verraad
werd ontdekt (4). ïe goeder uur gelukte het den Gelderschen er mondbehoeften in
te voeren. Zy beproefden insgelijks een aanval op Asyeren, doch werden teruggesla-
gen (5). Dikwijls vielen er schermutselingen voor. Ondex aöderen leed flouis van
Eginond eene gevoelige nederlaag bij Muiderherg, in welke de bevelhebber emri
met een hoop Walen sneuvelde (6).
Om dien tyd werd met den Koning van Frankrijk en den Hertog van Gelre eén
bestand voor zes weken gesloten (7). Intusschen zou men te Kamerijk over eenen
volledigen vrede onderhandelen. De Landvoogdes Margaretha zond een aanzien-
lijk ambtenaar naar Gelre, om met karel te raadplegen, terwijl zij den Keizer ver-
maande , zich in zijne voorwaarden gematigd te loonen, daar men bezwaarlijk de
landen lot het voorlzetten van den kryg, door welken zij zeer gedrukt werden, zpu
kunnen bewegen (8). Holland in het bijzonder had daarbij zoo veel geledeja, dat dit
gewest door maximiliaan een gedeelte der oorlogslasten was kwijt gescholdeii (9). De
(1) Correspond. de max. ct de iuarg. T. I. p. 72. Correspond. de mahg. d'Autriche T. I. p,
116, 123, 127, 140.
(2) Correspond. de biax. et de biarg. T. I. p. 72, 79.
[!\) Correspond. de marg. d^Autriche T. I. p. 138.
(4) GciLL. iiERMAKKus, Moll Gclriacque Bell. p. 343, 34S.
(5) Correspond. de max. et de ma eg , T. I. p. 88.
(6) posTAisrs, Ilisi. Gelr. Lib. XL p. 640, suchtenuoiist, Gield. Gesch. Ii, XL 1)1. 326.
(7) Leitres de Loms XII. Τ. I, ρ. 122.
(8) Correspond. de barg. d'Auiriche. T. 1. p. 153. «
(9) Correspond. de max. et de marg. dAiitr, T. 1. p. 95.
50*
-ocr page 396-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■vrede kvTam tot stand, waarbij bepaald werd, dat » kaubl van Gelre, anders van
Egmondy de stad Weesp en het slot te Muiden binnen veertien dagen moest afstaan.
Hij en het huis Oostenrijk zouden behouden heigeen zij thans in Gelre bezaten,
tot dat de Keizer en de Koningen van Frankrijk, Engeland en Schotland
over het regt op dat hertogdom zouden beslist hebben. De Koning van Frankrijk
zou KAREL vanGelre geen onderstand verleenen, wanneer deze weigerde zich naar dit
verdrag te schikken. De handel tusschen de Gelderschcn en de andere Nederlanders,
zou weder even vrij en onbelemmerd zijn als te voren" (1). Hertog karel nam met
tegenzin den Kamerijkschen vrede aan , en ontruimde alleen op sterken aandrang des
Konings van Frankrijk, in het begin des volgenden jaars de stad eesp en het slot
Ie Muiden (2).
Het kon derhalve geene verwondering baren, dat do vrede spoedig verbroken werd.
Onder voorsvendsel, dat door de Oostenrijkschen, die Arnhem en bijna do geheele
f^eluwe in bezit hadden, wegens het eischen van schatting in den Bonimelerwaard,
op het verdrag inbreuk was gemaakt, hervatte karel do vijandelijkheden. Hij had
reeds Barneveld ingenomen en versterkt, doch op het berigt van 's Keizers aankomst
in de Nederlanden^ weder verlaten (3). Vruchteloos beklaagde zich de Landvoogdes
hierover bij hem zeiven en aan het Fransche Hoi". Koning lodewijk ΧΠ schijnt zelfs
den Ilcrlog tol do vredebreuk aangespoord te hebben , om maximiliaan daardoor in
de Nederlanden en uit Italië te houden, dewijl hij alleen den oorlog tegen de Vene-
tianen wenschle voort te zetten. En toen de Keizer zich lot een togt naar Gelre
aangordde, schrikte hem de Fransche gezant hiervan af, verklarende, dat zijn Meester
den Hertog ondersleunen zou (4). Pogchend genoeg verklaarde maximiliaan , dat deze
gezindheid des Konings het behoud was van »Mijnheer karel, dien hij anders zonder
twijfel uit zijn land gejaagd, of althans het grootste gedeelte er van verdelgd zou heb-
ben." Hij trachtte echler do Landvoogdes te vertroosten mot do belofte, »binnen
één jaar, de muilmakers, verraders en leugenaars zoodanig lot hun pligt Ie bren-
gen, dat zij hunne longen en ooren niet zouden weten te bergen." Bij zijn vertrek
uit de Νederlanden, vergenoegde hij zich , Margaretha tegen do bedoelingen van
karel, die met hem den spot dreef, te waarschuwen, en voorls de zaak maar aan
29 v.
Gruim.
(1) ηοΜΟΛΤ, Corps Diplom. T. IV. P. 1. p. 111. Vgl. hiervoor bl. 287. (7).
(2) Oude Holl. Die. Kron. Div. XXXII. c. 38. pontanus, /Jis(. Gclr. Lib. KI, p. 639. slicu-
teniiorst, Geld. Gesch. ü. XI, hl. 327.
(3) Correspond. de ïiarg. crjlutriche. T. I. p. 155.
(4) ^tlrcs 'de loüis ΧΠ, ï. I, p. 150, 151, 154, 161 , 162, 220. T. II. p. 179. Correspond.
de max. et de makg. T. I. p. 111, 113.
1482-
1528
10 v.
term.
1508
13 v.
Louw-
maand
iööü
DES VADERLANDS. ' 397
God over Ie laten (1). Het aclilerblijven der verpligle hulp uit Engeland^ de on-
• ολο
gezindheid van do Stalen der Nederlanden^ om den krijg lo hervallen, zoowel als
de vrees voor Frankrijk wederhielden do Ooslenrijkschen, iels Ic^en Gelre Ie
ondernemen; en Ilerlog kauel was te veel in de Stichtsche zaken gewikkeld, om
Brahand of Holland Ie veroiilruslen (2). Het blijkt echter, dat hij zich van eenigc
plaatsen in zijn gebied meester gemaakt, maar andere daarentegen verloren heeft (3).
De Herlogen van Kleef en van Gulik, de Kerkvoogden van Keulen^ Munster en
Luik, weinig heil in hun bondgenootschap met het huis van Oostenrijk vindende,
traden met hem in onderhandeling, aiellegenstaande hij in den rijksban verklaard ^ y
was; en maximiliaan liet niet na, ziine verwondering en verontwaardiging over hun ^I-^Ri'"·
] 509
gedrag lo kennen te geven (4). Kort daarna werd lusschcn karel van Oostenrijk
en KAREL van Gelre een afzonderlijk bestand voor een jaar gesloten, om , zoo hel
heette, een einde te maken aan de rampen en ellende , welke uit den krijg voor do
beiderzijdsche onderdanen voortvloeiden. Eik zou, naar luid van het onlAverp, inlus-
schen behouden wat hij thans bezat; en het geschil over beider aanspraak op Gelre,
Ier onderzoeking van vier aanzienlijke goede mannen, wederzijds te kiezen, gesteld
worden, naar wier berigt do Koning {sxm Arragon?) en de Koning van Frankrijk ,
als vrienden en beschermers der beide Vorsten, uitspraak zouden doen. Do Keizer
nam hierin genoegen (5). Hij deed insgelijks eenige voorstellen aan den Koning van
Frankrijk over de zaken van Gelre, welke geen gevolg gehad hebben (6). Hier-
op Irad hij in onderhandeling met den Hertog zeiven. Frederik. van Egmond en
andere Baanderheeren, wien MAxinnLiAAPf beloofd had hiertoe nimmer zonder hunne
voorkennis lo zullen besluiten, namen dit ten hoogste euvel op en verzochten de
Landvoogdes, van hun eed ontslagen en aan zich zelvcn overgelaten te worden, j^jQ
wanneer men do zaak voorlzelle. Margaretha zond evenwel toison ,d'or naar Her-
tog karel, die echter weinig uilriglto (7). Eenige dagen later werd le febre, al-
gemeen schalmeester, naar Utrecht afgevaardigd, om rnet den Kanselier van Gelre
(1) Correspond. de μλχ. et de marg. T. I. p. 130—133· Correspond. do ai arg. d'Autriche ^
T. 1. p. 160. Vgl. liiervoor, hl 288.
(2) Vgl. hiervoor, bl. 288, 318.
(3) Correspond. de marg. d^Autriche, T. I, p. 175, 179.
(4) Correspond. de max. et de marg. T. I, p. 207, 208.
(δ) Correspond. de max. et de marg. T. I. p, 243.
(0) Lettres de Lotis XII, T. I. p. 204. Correspond. de marg. dAutriche, T, I. p. 171—175.
(7) toison d'or was de naam van den Heraut der Orde van het Guldenvlies, welke Avaardig-
heid ihans τπο.τια3 isaac bekleedde.
42G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
over een huwelijk van den Hcrlog rael isabell\ van Oostenryk , eene kleindochter
des Keizers, te onderhandelen; maar ook deze zending beantwoordde niet aan het
doe] (l). Nu werd eene bijeenkomst ter regeling der Geldersche geschillen, legen den
eersten van Lentemaand te Zut'k bepaald, waarbij Fransche zoowel als Keizerlijke
zaakgelastigden zouden tegenwoordig zijn (2).
Onderlusschen zette Hertog karel den krijg tegen den Bisschop van Utrecht in het
Boven-Sticht voorl (3). De Keizer gaf maugaretua volmagt, den Bisschop te onder-
steunen, en de Kerkvoogden van Keulen en Munster nevens de Hertogen van Kleef
en Gtilik te vermanen, den oproerigen Gelderschen geene hulp te zenden. Op den-
zelfden dag verwittigt hij der Landvoogdes, dat hij geene der voorwaarden, op welke
do Hertog van Gelre, wien men niet veel vertrouwen kan , in een verdrag wil treden,
kan aannemen; doch weigert niet op nieuw onderhandelingen met hem aan te knoo-
pen, indien dit tot zijne eer kan geschieden , en deelt haar tot dat einde het plan
mede van een huwelijk tusschen dien Vorst en isabella (4). Hieruit blijkt, dat haar
huwelijksvoorstel, kort te voren den Hertog zeiven gedaan, op eigen gezag geschied
was. De Koning van Frankrijk had , ongetwijfeld ter bereiking zijner bijzondere oog-
merken , deze verbindtenis het eerst voorgeslagen ; en 's Herlogs gezanten weigerden op
de byeenkorast te Luik volstrekt in nadere beraadslaging te treden, zoo lang men van
'sKeizers zijde in dien echt niel bewilligd had (5). Karel was derhalve, hetzij met
of tegen zijn wil, van gevoelen veranderd. Vroeger toch had hij beloofd, maximiliaan
eene groote som gelds uit te keeren en nimmer te zullen huwen, indien men hem le-
venslang in het gerust bezit van Gelre ^ als een achterleen van ßraband ^ wilde
laten , hetwelk na zijn dood aan den Keizer vervallen en behooren zoude (6). Maxi-
miliaan zelf vond geen behagen in dit huwelijk ; en de voorwaarden , door hem ont-
worpen, waren van dien aard, dat men ligt bevroeden konde, dat zij niet zouden aan-
genomen worden. Isabella moest tot haar zestiende jaar onder bescherming blijven
van den Hertog van Lotharingen , in wiens handen tol dien tijd de steden Arnhem , Har-
derwijk en llattem met geheel de Veluwe zouden gesteld worden. *t)e Keizer wilde
(1) Corresjjond. de marg. d'Autriche, T. I. p. 175—183.
(2) Corrcspond. de makg. d'Autriche, T. I. p. 236.
(3) Zie hiervoor, bl. ^IS/ Correspotid. de aiAftc. d'Anir. T. I, p. 184, 104. ioktancs , Hüt.
Gelr. Lil). XI. p. 641.
(4) Correspond. dc max. et de marg. d'Auiriche, T. I. p. 243—248- Corrcspond. de marg.
d'Aitr. T. I, p. 187—191.
(5) Lettres de louis XH. T. 1, p. 264 , 271.
(6) Correspond. de max. et de mahg. T. I. p. 232.
4 y.
Sprok-
tolin.
1510
16 v.
Lente-
maand.
DES VADERLANDS. ' 399
Montfoort, Wachtendonk, Bommel en den Bommelerioaard mcl al wat er loo be- 1482—
hoorde , als aan Braband gehecht, voor zich behouden. Daarenboven zou hij in het
bezit blijven van Tiel, den Tielerwaard en het Land van Kessel lot na de voltrek-
king des huwelijks, wanneer zij aan ka.rel van Gelre zouden afgestaan worden , wien
het alsdan ook vergund zou zyn , de stad en het s\o\.fVachtendonk, voor den prijs door
wylen Koning filips bepaald, terug te koopen (1). Margaretha, zelve klaagde, dat
deze buitensporige eischen eene overeenkomst met den Hertog bijna onmogelyk maak-
ten , tegen wien zij niet bij raagte was iets te ondernemen, dewijl de Staten en
Grooten des Lands ongenegen waren , tegen hem krijg te voeren, daar elk slechts
op eigen voordeel lette. Zij trachtte derhalve den Keizer lot eenen billijken vredo
te bewegen, doch do oorlogzuchtige raad des Heeren van IJsselstein vond bij
hem meer gehoor (2). Hg sloot met karel van Oostenrijk, als Erfvorst der
Νederlanden, en den Bisschop van Utrecht een beschermend en verdedigend verbond
voor den tgd van zes maanden tegen den Hertog van Gelre. Ook werd do Hertog van
Kleef ^ op wiens tollen Ie Lohith de Gelderschen groote inbreuk maakten, vermaand,
hun den oorlog te verklaren (3). Hertog karel bevond zich in den neleligsten toe-
stand; en hem , zoowel als zijn krijgsvolk, ontbrak het zelfs aan het noodigste onder-
houd (4). Maar had men van zijne magt ihans weinig te duchten, er was veel van
zijn moed, door de wanhoop aangevuurd, te vreezen. Dit zal niet zonder invloed
op *s Keizers besluit geweest zyn, do voorwaarden betrekkelijk het huwelijk met
do Oostenryksche Prinses te wijzigen en aannemelijker te maken. Men konde het
echtet na veelvuldige onderhandelingen, niet eens worden, hoezeer maximiliaaït
en inzonderheid de Landvoogdes zulks schenen Ie verlangen (5). Margaretha
speelde hierin de geveinsde. Zij drong slechts op dit huwelijk aan, om hel te
verbreken, zoodra hare omstandigheden een gunstiger aanzien verkregen (6). Ko-
ning FERDINAND van Arragon bragt zwarigheden tegen dit huwelijk in het mid-
(1) Corrcspond. de βαχ. et de marg. , T. I, p. 245, 246. Correspond. dc maiic. d'Autrichc,
T. I, p. 189, 190.
(2) Correspond. dc maug. d'Autriche, T. I. p. 195—199, 203, 204.
(3) Correspond. de max. et de marg., T, 1. p. 268. Correspond. de »arg. d'Auirtche, T. I. p.
192, 199, 204. -
(4) Correspond. de marg, d'Autriche, T. L p. 195.
(5) Correspond. de max. et de mahg. , T. I. p. 279—282 , 313 , 323 , 328 , 342 , 351. Correi-
pond. de MARG. d'Autriche, T. L p. 205—214 , 217—222.
(6) Correspond. de marg. d'Atitriche, T. I. p. 248 , 249.
-ocr page 400-400 ALGEJVIEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
den (i) ; en do Koning vaa Engeland Nvas er insgelijks niet mede ingenomen (2).
Eindelijk werden in Wintermaand alle onderhandelingen met kauél afgebroken, wiens
Lestemde bruid sedert de gemalin des Konings van Denemarken geworden is (3).
De Koning van Frankrijk had den Hertog aangespoord , den Keizer niets in Ie
Avilligen, en hem ongetwijfeld onderstand in geld en manschap gezonden. Marga-
ivETiiA was ten minste voor eenen inval in Holland en Braband beducht. Zij tracht-
te de grenzen te versterken en met do Vorsten van Keulen en Munster , van Gulik
en Kleef ^ die even als zij den Hertog van Gelre vreesden , een verbond te sluiten.
Dit was te noodzakelijker, dewijl karel met vijftienhonderd man zich te Woudrichem
bevond, het krijgs- en landvolk in de omstreken vau Dordrecht verslagen had, en
zelfs den Haag bedreigde. Men vreesde daarenboven, dat de Oostenrijksche ben-
den en bezettingen in do Geldersche steden , uit gebrek aan betaling misnoegd en
muitend, tol hem zouden overgaan (4). Deze zwarigheden moeten spoedig uit den
weg geruimd zijn, dewijl floris van Egmond, kort daarna Holland konde verlaten,
om do Utrechtschen te tuchtigen (5). Er waren ook inderdaad, hoewel vruchteloos,
nieuwe onderhandelingen tusschen Margaretha en K-arei. over een bestand geopend.
De Landvoogdes verwierf echter vrijgeleide voor haren hofmeester hesdin naar Does-
burg^ om met den Hertog de verongelijkingen, hem door floris van Egmond,
wien hij den aanstoker des oorlogs noemde, aangedaan , in der minne te verefle-
nen (6). Maar vóór do gezant nog was aangekomen , maakten de Gelderschen zich
meester van Harderwijk. Vatt egmond, welke van do Nijkerkers op de Veluwe
eenige gelden te vorderen had , maar niet bekomen konde , had den bevelhebber van
Harderwijk bevolen , hen met geweld van wapenen daartoe te dwingen. De be-
velhebber , welke over te weinig volk beschikken konde en alom te zeer door ge-
wapende landlieden omringd was, om alleen die laak met hoop op een gelukkigen
uilslag Ie ondernemen, verzocht schriftelijk drie of vierhonderd Oostenrijkschen uit
het Sticht tot hulp, wier aankomst te Nijkerk hem door het in brand sleken
vau zeker huis, moest onderrigt worden. Deze brief geraakte in het bezit der
Gelderschen, welke dien mot eeno nagemaakte hand toestemmend beantwoordden , en
15 ν.
Louw-
jnaand
1511
27 v.
Louw-
maand
(1) Lettres de louis XH, T. II. ]). 27. V{jl. Correspond. de μλχ. et de marg. T. L p. 401.
(2) Correspond. de huug. d'Autriche, ï. 1. p. 249.
(3) Correspond, de max. et do maug. T. L p. 357. Correspond. de jurg. d'Autr., T. I. p. 224.
(4) Correspond^ de siargüeritë d'Autriche, T. I. p. 223—231.
(5) Zie hiervooi·, hl. 320, pontanus , Hist. Gelr. Lib. XL p. 642.
{β) Correspond. rfe margüerite rf'^m/nc/ie, T. 1. p. 238--240.
DES VADERLANDS. 401
op, den bepaalden lijd eenige manschappen naar Nijkerk zonden, welke terstond 1482—
het beraamde sein gaven. Bijna de geheele bezetting van Harderwijk ivok nu der-
waarts, doch werd door de Gelderschen aangevallen, verslagen en grootendeels af-
gemaakt. De stad, welke niet meer dan derlig krijgsknechten bevatte, gaf zich, ^
hoewel tegen den zin van eenigen, terstond over, onder belofte , dat haar geen na- Sprok-
deel zou geschieden. Eenig volk uit Arnhem y onder den bevelhebber jan vaii
Termonde, tot hulp der Harderwijkers afgezonden, kwam te laat (1).
Hertog KAKEL betuigde, dat deze aanslag buiten zijne voorkennis en tegen zijn wil
geschied was. Ook verklaarde hij geheel onkundig te zijn van het gedrag des Bas-
taards van Gelre in de Meijerij van den Bosch^ welke, naar het schijnt, de bevol-
king trachtte om te koopen en voor de zaak der Geldorschen te winnen (2). Men
mag echter weinig Avaarde aan deze verzekeringen hechten, daar karel zelf do Am-
sterdammers tot zijne belangen poogde over te halen (3). De Koning van Frankrijk
toonde zich uiterlijk zeer gebelgd over het innemen van Harderwijky als eene in-
breuk op den vrede van Kamerijk. Meer dan eens en onder bedreiging hem zijne
hulp te onttrekken, vermaande hij den Hertog schriftelijk, de slad terug te geven en
geene vijandelijkheden te plegen; maar karel konde er niet toe besluiten (4). Men
mag hieruit betwijfelen , of het bij den Koning zeiven wel ernstig gemeend geweest
zij. De Landvoogdes althans hield zich van het tegendeel overtuigd en dat hij zelfs,
ofschoon dit ten sterkste door hem ontkend werd, in het geheim den Hertog met
geld ondersteunde (5), Zeker is, dat karel zich om 's Konings vertoogen niet bekom-
merde. Met voetvolk uit ütreckt kwam hij in Lentemaand voor Arnhem, in de hoop aldaar
onder do inwoners, welke door gebrek en ellende schier lot wanhoop waren gebragt,
eenen opstand te bewerken, hetgeen mislukte. Hy viel nu in het Land van Kuik
en plunderde hot dorp van dien naam, zonder dal van egmokd , bij gemis van volk
en geld, dit verhinderen konde (6). Even lijdelijk moest men gedoogen , dat nabij
(1) Letlres de loüis XII, ï. II. p. 116—120. Correspond. de marc. d'Antriche, T. i.
p. 240—243. schrassert, Beschr. v. Hardeno. ü. II. bl, 58—60.
(2) Lettres de Lotrs XII, T. II. p. 120, 121.
(3) Correspond. dc marg, d'Autriche, T. I, p. 245.
(4) Lettres de loüis XII, T. II. p. 123, 126, 166, 171, 174—180, 185—194 , 203 , 204,
213, 242. Correspond. de hasr. d'Autriche, T. I. p. 251, 261, 265, 267—279, 287. loue-
■wiJK noemt den Hertog van Gelre bij deze gelegenheid » une malvaise et perverse tesfe ct cpic
Ie diable Pcmportit.» T. II, p. 176.
(5) Lettres de loüis Xlf, T. II. p. 133, 158. T. III. ρ. 34, 37.
(6) Correspond. de marg. d'Autriche, T. I. p. 253, 264.
H. Deel. 3 Stuk. . ' 54
-ocr page 402-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Keulen eenige juiters onder den Bastaard van Gelre, meer dan lachliff Vlaamsche
1528
kooplieden op hunne reis naar Frankfort, ondanks een vrijgeleide van den ïlerlog
van Gulik^ overvielen, Iwee of drie doodsloegen, do overigen gevangen naar dè stad
Grasm. Gelder voerden , en op een losgeld van honderdduizend gulden slelden. De Oosten-
rijksche benden, die steeds onbetaald en onverzorgd bleven, zwierven in de omstreken
Tan Antwerpen en 'f Hertogenhosch rond , en teerden op kosten der reeds zoo ver-
armde landzaten. Door bemoeijing des Konings van Frankrijk, des Aartsbisschops
van Keulen en des Hertogs van Gultk, werd om dien tijd ijverig over een huwelijk
lusschen Hertog karel en do dochter des Hertogs van Kleef gehandeld. En ofschoon
ook dit nimmer voltrokken werd , verschafte het thans den Gelderschen Vorst in den Hertog
van Kleef eenen bondgenoot, welke hem niet onverschiUig konde zijn. Lodewijk.XII
drong intusschen met nadruk bij hem op de slaking der gevangen kooplieden aan; en
de Keizer bedreigde karel met den rijksban , indien hij weigerde. Na verloop van
eenige maanden werden zij ontslagen (1). De Hertog, die eerlang tot beschermheer
der stad Utrecht gekozen word, ondersteunde inmiddels de Utrechtschen in den krijg
tegen do Hollanders (2). Bommel geraakte in zijn bezit door dirk: van Haaf ten,
Avien hot gelukte een schip mot rijs beladen, waaronder krijgsvolk verborgen was, in
de stad Ie voeren. Aanstonds vereenigden zich do burgers met deze rappe gasten en
verdreven de Oos ten rijksche bezetting, van welke een groot gedeelte een paar dagen
te voren met den bevelhebber'willem de Jende, lot ontzet van IJsselstein was uit-
28 oi goli'okken (3). Daarentegen leden do Gelderschen op denzelfden dag eene gevoelige
29 v. nederlaag bij eenen aanslag op Tiel. Vierhonderd van hunne voetknechten waren
Utoeim.
gevangen genomen, en een bijna geUjk getal was gesneuveld of in het water omge-
komen (4). De bezettingen van JJeusden en het slot Loeveslein werden dadelijk na
het verlies van het nabijgelegen Bommel versterkt, en de Hollandscho grenzen zoo-
veel mogelijk door krijgsvolk gedekt. Te meer was dit noodzakelyk, daar de burgers
van Bommel uit Kuilenburg levensmiddelen, en van Nijmegen en elders hulp in
manschappen ontvingen, welke in de omstreken plunderden (5). Het sterke slot te
(1) Lettres de louis XII, ï. II. p. 157—159, 185, 210. T. III. ρ. 0. Conespond. de max.
et de marg. T. I. p. 390—392. Correspond. de marg. d'Autriche, ï. I. p. 275—279.
(2) Zie hiervoor, bl. 322—324. Vgl. poktanus, Uist. Gelr. Lib. XL p. 642.
(3) pontanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. ()45. Corresp. de warg. d'Aiitriche, T. 1. p.,291, 307.
(4) Correspond. de marg. d'Autriche, T. I. p, 289. Correspond. de βλχ. et de maug. T. I.
p. 41G.
(5) Correspond. de marg. d'Auiriche, T. I. p. 291, 297, 306.
-ocr page 403-DESVADERLANDS. 403
üattem werd door den bevelhebber filips van Someren, gezegd van den 1482—
Toor achtduizend goudgulden aan Hertog karel overgeleverd, wien de burgers daarop 27 y
als Heer huldigden (1). Floris van Egmond vreesde insgelijks voor het verlies van ^omer-
Arnhem en Tiel, waar het krijgsvolk, uit gebrek aan het noodige, dagelijks ver- ]5ll
liep (2). Eenige voordeelen door de Hollanders, inzonderheid de Enkliuizers, op do
Geldersehen behaald, die langs de Zuiderzee kruisten, konden niet opwegen tegen Hooiui.
de nadeelen, welke de Oostenrijkschen te lande geleden hadden (3). Niet alleen
bleven de herwonnen steden in hel bezit der Geldorschen, terwijl de overige plaatsen
gevaar liepen, weldra daarin te geraken, maar Holland zelfs werd met een nieuwen
inval bedreigd. Door maximiliaan en Margaretha was reeds vroeger bij de Hoven
van Frankrijk, Engeland, Arragon en Rome nadrnkk-elïjk over do Gelderschen ,
als schenders van den Kamerykschen vrede geklaagd; eene beschuldiging, welke Her-
tog KAïvEL op zijne beurt, den Oostenrijkschen had toegeworpen. De Koning van
Arragon beloofde hun onderstand, zoodra de krijg in Italië geëindigd zou zijn; en
Paus julius Π scheen niet ongenegen den ban over den Gelderschen Vorst, indien
zij dit begeerden, uit te spreken (4). Karel daarentegen ontving te Wageningen
van den Koning van Fra7ikrijk eene aanzienlijke som gelds, hefgeen lodewuk ech-
ter bij den keizerlijken gezant bleef ontkennen. De Landvoogdes weigerde daarop den
Franschen gezant de cniLLOis' den doortogt naar Gelre (5). Inmiddels waren vijftien-
honderd Engelsche knechten lot hare hulp te Arnemuiden geland (6). Men sloeg
het beleg voor de stad Venlo, wier bezetting uit achthonderd man bestond , en riglle 28 v.
niet ver van Bommel twee blokhuizen op, om ^s Herlogenbosch aan die zijde I0 in
dekken. De Hertog van Gelre lag te Nijkerk op de Feluwe en had het op Water-
land geraunt, welks sleden deswege te harer bescherming drie gewapende schepen in do
Zuiderzee zonden. Hij maakte zich meester van Tiel, van het slot Wisch in het
Zutphensche, van de slad Woudrichem en bedoelde een aanslag op Niemopoort 13 y.
aan de Lek, welken echter, naar het schijnt, de gepaste maatregelen van hewdrik
van Nassau verijdelden. Inlusschen duurde het beleg van Venlo voort. De slad
(1) Corrcspond. de harg, d*Autriche, T. I, p. 310. portakus, Hist. Gelr. Lil). XL p. 643.
(2) Corrcspond. de maug. d' Autrichc, T. L p. 312.
^ (3) Correspond. de mahg. d'Autricho, T. L p. 315. buakdt , Hist. f, Enkh. bl. 56,
(4) Lettres de louis XII, T. IL p. 131, 132, 167, 299, 303. T. IIL p. 79.
(5) Correspond. de biarg. d'Autriche, T. L p. 328, 334, 338.
(6) beigersbergh, Chron. V. Zeel. D. Π. bl. 378, waar dit voorval rcrkeerdelijk op 1509 ge-
steld wordt.
51 ^
-ocr page 404-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—was deslijds eene der beste en magiigste sleden in den omtrek, en haar val, hiervan
hield men zich verzekerd, zou de onderwerping van het geheole Overkwartier na
zich slepen. De lange duur der belegering wordt deels toegeschreven aan het vijan-
delijk leger, welk aanvankelijk niet talrijk genoeg geoordeeld werd, de stad geheel
in te sluiten; deels aan den Keizer, welke steeds op den aftogt aandrong; deels aan
het verwisselen van bevelhebbers, dewijl eerst Graaf uendrik van Nassau^ later filips
van Bourgondiër Admiraal Holland^ en toen beide door ziekte belet werden, het
beleg te bestieren, het opperbevel aan floris van Egmond was opgedragen. Niet vóór
den zevenden van Slaglmaand, naar het schijnt, werd de stad met ernst aangetast,
toen men zich van het nabijgelegen slot Grehhefurst ^ de vesting Baar Ie, het huis
' te Aerssen en het stadje Stralen had meester gemaakt. Na een hevig kanon-
vuur, drong een deel der belegeraars door de bres tot het eerste wachthuis in de stad
door. Hier tastte de Avakkere bevelhebber swartenburg den vijand aan en sloeg hem
op de vlugt lot bij den heuvel Lichtenberg, waar een groot aantal Oostenrijkschen in eenige
met rijs overdekte kuilen slorlle en zonder genade afgemaakt werd. De overigen,
welke ondertusschen de muren beklommen hadden, moesten iusgelyks met merkelijk
verlies aftrekken. Hoewel swartenburg door een bout het eene oog werd uitgescho-
ten, had hij zich echter niet vóór den geheelen afloop van hel gevecht naar de slad
laten voeren. Eene tweede bestorming slaagde niet gelukkiger, door de wakkerheid
dor burgers, die nacht en dag onverpoosd de wallen bewaakten. De vrouwen voor-
zagen hen daar niet alleen van levensmiddelen, maar namen ook de wapenen, Ier
aflossing der mannen, op. Eene van haar onlrukte bij het bestormen, eenen vijande-
lijken vaandrig het vaandel en bragt het in zegepraal naar hare woning. Er zou nog
één aanval beproefd, en zoo deze mislukte, het beleg opgebroken worden. Eenige
Oostenrijkschgezinde ingezetenen verbonden zich, de slad aan drie of vier plaatsen in
brand te sleken; en in de verwarring, welke dit veroorzaakte , meende men het doei
Ie bereiken. Maar den nacht te voren was de bezetting van nieuwen voorraad, zoo
aan volk als krijgsbehoeften voorzien geworden, en Venlo werd ten derdemale vruch-
j γ teloos bestormd. De Oostenrykschen logen nu af, en weldra volgden hen de Engel-
sehen, die zich wakker van hunnen pligl gekweten en omtrent honderd man verloren
lerni. i b &
li
1511 hadden. Vier hunner hoplieden werden, om hunne betoonde dapperheid, met de
ridderlijke waardigheid bekleed (1).
(1) Lettres de lovis XII, T. III. ρ. 86—89. Correspond. de max. et de marg. T. I. p. 426',
427, 430, 439, 446, 452, 475. T. II. p. 44, 45. Correspond. de marg. d'Autriche, T. 1.
p. 332, 337, 343, 358, 361. Boec der Ghescienissen, in dodt's Archief, D. III. bl. 3.
poNTts iiKüTEBUs, Rer. Austriac. Lib. VII, p. 159. rosxANCS, Hist. Gelr. Lih. XI. p. 644, 645.
DES VADERLANDS. ' 405
' Terstond na het opbreken yan het beleg, vielen de bezettingen van J^enlo en 148^
Roermonde in Noord-Brahand, en legden eenige dorpen in de Meijerij van den
Bosch in de asch. Uit Woudrichem trokken de Gelderschen over het ys naar Her- 1512
diksveld en slaken het met de vlekken Haastrecht en Aartsbergen in brand, hon-
derd tachtig van de rijkste landlieden uit die omstreken gevangen met zich voerende.
Zij bestormden Heukelom, doch lieten er veel volks; en teisterden geweldig hel Xanrf
van jirkel. Uit vreerwraak togen twee- of drieduizend mannen, zoo krijgsknechten
als burgers "en landvolk uit de Meijerij y bij hel dorp Hedel over de Maas in den
Bommelerwaard ^ bedreven er veel moedwils en lieten de dorpen cn Β assem in
de vlammen opgaan. Weldra werden zij door de Gelderschen, die zich by verrassing
van de sterkte Tuil^ aan don regteroever der Waal tegenover Bommel^ meester ge-
maakt hadden, overvallen en ten eenenmale geslagen. Bijna achthonderd krijgsknech-
ten en vijfhonderd burgers en landlieden vielen in handen der overwinnaars, welke
hen onmenschelijk behandelden en velen in koelen bloede vermoordden. De tijding
dezer nederlaag baarde in ^s Hertogenhosch eene algemeene verslagenheid, en men
was, uithoofde van geldgebrek, niet bij magie den vijand krachligen tegenstand Ie
bieden. De Gelderschen vertoonden zich eerlang op nieuw en verbrandden het dorp
Rosmalen; ja, het was hun, blijkbaar door verstandhouding mot voorname ingezete-
nen , bijna gelukt, 'i Hertogenbosch zelf te verrassen, indien niet te goeder* uur
eenige burgers in allerijl de onbewaakte poorten gesloten hadden. Terstond geraakte
alles in beweging, de noodklok werd geklept en de gewapende burgery vloog naar de
wallen. Ondertusschen hadden schrik en vrees velen derwijze bevangen, dat zy, ila
het verbergen hunner kostbaarheden, over de muren door de moerassen poogden te
ontvlugten. De Gelderschen moesten echter aftrekken, en slaken op hunnen lerug-
logt verscheidene dorpen in brand (1).
Ondertusschen was fVoudrichem weder in het bezit der Landvoogdes geraakt (2). 2 v.
Zy had onmiddellijk na het verlies dier stad, floris van Egmond en herdrib: maand
Nassau gelast, er hel beleg voor te slaan. Door d'fen onwil der Hollanders, welke
naar vrede met Gelre haakten, en bovenal der sleden Delft en Jlmsterdam, die
onbeschroomd buitengewone beden weigerden, was dit niet dan drie maanden later
slicnxekuorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 329. reigersberch , Chron. v. Zeel. D. II. bi. 378. Vßl,
Correspond. de hax. et de marg. T. I. p. 502.
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. ΧΧΧΠ. c. 40. ßoec der Ghescienissen, bl. 3. pontamjs,
liist. Gelr. Lib. XI. p. 646. slichtenhorst , Geld. Gesch. Ii. XI. hl. 330. τ. heürr, Beschr.
V. 's Hertogenh. D. I. LI. 421—424.
(2) Boec der Ghesciennissen, bl. 3.
-ocr page 406-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—len uitvoer gebragt, ea der stad volslrektelijk alle toevoer, zoo Ie water als Ie' land
afgesneden geworden^ DU had eindelijk de Gelderschen, twaalfhonderd man sterk,
genoodzaakt in het geheim over de Merwe, met achterlating hunner bagaadje , weg
te trekken (1). Hertog karel , die zich in de orüstreken van ïVoerden ophield,
schijnt toen Bodegraven bemagtigd en verbrand te hebben (2). Floris van Eg-
mond ^ zijn bitterste vyand en die geene wet kende dan die van zijn eigen wil, viel
in het vijandelijk grondgebied. Hij was vernieiel genoeg te verklaren, dat hij den
Keizer toebehoorde voor wien hij Gelre äou bewaren, en de bevelen der Landvoog-
des of van KAttEL van Oostenrijk, welke daarmede in strijd waren, niet wilde opvol-
gen (3). Doch MA,R.GA.RETHA zelvo liäd bevolen, 's Vyands landen te vuur en te
zwaard te verwoesten zonder iets te sparen (4). Vermoedelijk was het om dien tyd ,
dat VAN ÉGMOND de Geldersche sloten , den Rooden Toren, Persingen en Heumen
veroverde (5). Een voorgenomen aanslag ter ontzetting of vermeestering van Anholt,
een steedje bij Emmerik, toen een gedeelte van Gelre, werd denkelijk verijdeld (6).
De burgers van 'i Hertog<inhoseh hernamen middelerwijl de sterkte Tuil cn belet-
ten daardoor de Gelderschen, Bommel van leeftogt te voorzien (7).
Onvermogen aan den kant der Oóstenrijkschen, daar Brahand cn Holland weiger-
den langer de oorlogskosten te dragen, en de schijnbare genegenheid des Konings van
i
Frankrijk, om een verdrag tusschen haruaretha en Hertog kakel te bewerken,
gaven aanleiding tot eene za-ïienkomst der wederzijdsche gelasligden te Vianen. Uit
8 -v. dö voorslagen der Landvoogdes blijkt duidelijk, dat de vrede haar geen ernst was; dat zij
zocht te winnen , en dat de Keizer geenszins bedoelde , zijne aanspraken op
Gelre af te slaan(8). Immers wilde men 1®. dal kakel van Gelre, onder verzekering
van merkelijke voördeelen , in dienst van kakel van Oostenrijk zou treden. 2". dat hij
liet hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen alleen als stedehouder des Keizers
zou regeren. 3°. dat deze gewesten altijd voor eene bepaalde som door den Keizer
(1) Correspond. de mm. d'Aiitriche, T. Π. p. 1—4, 7, 13—16.
(2) Correspond. de haiig. d'Aiitriche, T. Π. p. 14, 15, 17. Oude Holl. Die. Kron. J)iv.
XKXII. c. 40. PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. XL p. 64G.
(3) Correspond. de μα,ιιο. d'Aiitriche, T. ΙΓ. p. 41.
(4) Correspond, de marq. d'Autriche , T. Π, p. 20.
(5) Oude Holl. Div. Kron. Div. ΧΧΧΠ. c. 40. pontanus , Rist. Gelr. Lib. XI. p. 646.
(6) Correspond. de ακχ. ei de harg. T. Π. p. 11.
('ƒ) Correspond. de marg, d'Jutriche, T. Π. p. 29. I
(8) Correspond, de max, et de marg. T. L p. 499, 504,
-ocr page 407-DES VADERLANDS. ' 407
konden gelost wortlcD. 4°. dat de geschillen lusscJien hem en den Keizer aan het 1482—
1528
oordeel van zekeré scheidsregters zouden onderworpen worden , maar dat hij vooraf alle
steden, plaatsen en sterkten, welke hij sinds het sluiten van den Kamerijkichen vrede
hernomen had, moest teruggeven, ■— Teregt beschouvvde ïiertog kauel , wiens zaken
volstrekt niet wanhopig stonden, deze onredelijke eu bespottelijke voorslagen, welke hij
in het juiste daglicht plaatste, als geenszins geschikt, om lot eenen goeden on duur-
zamen vrede te geraken. Hij verklaarde tevens, dat men reeds drie of vier jaren op
dergelijke wijze met hem gehandeld en dan uitgestrooid had , dat hij hoegenaamd
naar rede noch vrede wilde hooren; terwijl hij integendeel b&tuigde, altijd hiertoe
gereed Ie zijn, mits op eerlyko en billyko voorwaarden, krachtens welke hij zijne
wettige erfstaten gerust konde bezitten (1). Wat later werd lo Luik, ten overslaan
van den Franschen gezant aan het Hof van Hertog karel, weder over eenen vrede,
doch insgelijks vruchteloos, gehandeld (2),
In dien tusschentijd hadden de Gelderschen de Brabandsche sLeedjes Megen en O&ch
nevens het dorp Berchem ingenomen en verbrand. Voorts trokken zij bij het dorp
Kessel weder over do Maas, en rigtten geweldige verwoestingen aan in de Meijerij
van den Bosch. Het gehucht Hintham, voor ^s Hertogenhosch gelegen, de dorpen
Schijndel, Lieshout, Stiphout qu Geldrop met de kerk, op wier toren vele ingeze-
tenen gevlugt waren, gingen in de vlammen op. Vandaar keerden zij o\ev Νedericaart,
met buit beladen η·άΆν Boerman de terug (3). Zij maakten zich vervolgens door verraad
meester van Stralen, en heslolen/Fac/itendonklo hG\egctea (4). Het slot^«Wi, door
de Oostenrijkschen hernomen, en waar jan van Selshach bet bevel voerde, ging in-
gevolge een verdrag met Heer jan van Wisch, over in handen van Hertog karel (5),
Maximiliaan , door de Rijksvorsten ondersteund, zond nu Hertog Hendrik van Bruns-
loijk, een der dapperste veldheeren van dien tijd, en zijn broeder erik tegen de Gel-
derschen (G). Zij vielen in haiOoerkwartier, vernielden er alles lo vuur en te zwaard
en hernamen Stralen, hetwelk zij sterk bezetten. Ondertusschen legden do Gelder-
schen Heeswijk en Dinter in de Meijerij en al de dorpen in het Land van Altena
(1) Lellres de lodis XII, T. III. ρ. 224—227.
(2) Lettres de Loms XII, T. III. ρ. 279.
(3) ν. πΕϋβ.χ, Ilist. ν. 's Ilertogcnb. D, I. bl. 424, 425.
(4) Correspond. de marg. d'Autriche, T. II, p. 49.
(5) po.'itanxjs, Ilist. Geh·. Lib. XI. p. 646. vah hasselt, Geld. Ulaandw. bl. 143, alwnar het
verdrag gevonden wordt.
(0) Correspond. de max. et de harq. T. II. p. 24, 66, 382.
-ocr page 408-ALGE Μ EEN Ε GESCiliEDENiS
408
ia de ascii (1). Nu ondernam de immer rustelooze Hertog Tau Gelre weder een aan-
slag op Amsterdam. Elfhonderd man trokken van onder Utrecht derwaarts, doch
kwamen er eerst vier dagen later aan, staken de schepen, welke in de Oude Zijds
Waal lagen om te overwinteren, in brand, en keerden nog denzelfden dag terug (2).
Een gedeelte trok naar de Bildt, en de overigen legerden zich in het Karthuizer-
klooster bij Utrecht, maar werden er nog dien avond door den Heer jan van Was-
senaar, aan het hoofd van vierhonderd, naar anderen achthonderd man, uitgedreven.
Doch den volgenden morgen overvielen zij hem met hunne makkers bij het vrouwen-
klooster te Dalen. Hij werd geslagen, gevangen naar Hattem gevoerd en aldaar in
eene houten kooi opgesloten. Deze kooi, met ijzeren traliën voorzien, was zeven voet
lang en zoo hoog , dat er een man regtop in konde staan. Er was slechts ruimte in
voor een bed en stoel, en door een venstertje werd den gevangene spijs en drank
toegediend. Zij hing in het midden aan het gewelf van een steenen toren en werd
bij het middag- en avondeten neergelaten (3). Na het uitstaan van vele kwellingen
en beleedigingen, werd van wassenaar twee jaren later met moeite voor twintigdui-
zend gulden ontslagen (4). Hij was Raad en Kamerheer van karel van Oostenrijk ,
Ridder van het Gulden Vlies, en ontving ter belooning zijner diensten in vijftien-
honderd zeventien een jaargeld van zestienhonderd gulden (δ). Zes jaren later over-
leed hij aan zijne bekomen wonden bij de belegering van Sloten in Friesland (6).
Graaf HENDRIK van Nassau maakte zich ondertusschen meester van het slot Amelrooi in
{{qu Bommelerwaard, en verbrandde eenige dorpen in den omixcV Roermonde (J).
De Geldorschen handelden op gelijke wijze in den Dordtschen Waard ^ vanwaar zij
met vele gevangenen en rijken buit terugkeerden (8). Doch het ontbrak hun zoo
1482—
1528
24 V.
Win-
term.
1512
(1) v. πεϋκη, Tlist, V. 's Ilertogenb. D. 1. hl. 425.
(2) Lettres de louis XII, T. IV, p. 12. Men vergelijke hierbij wage>aar , JJeschr. v. j4mst.
St. I. bl. 214. Zie voorts Oude Hall. Oiv. Kron. Div. XXXII. c. 4. n. v. erp , Jmiales,
p. 96. PONTASLS, Ilist. Gelr. Lib. XL p. 646.
(3) Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXIL c. 40. n. v. erp, Jnnaks, p. 96. Lettres de
louis XII, T. IV. p. 12. pomahüs , IJist. Gelr. Lib. XL p. 646, 694, 695. Zie hiervoor,
bl. 334 (1).
(4) Correspond. de max. et de marg. T. Π. p, 274.
(5) GACDARD, Rapport, p. 303.
(6) POKTANcs, Ilist. Gelr. Lib. XI p. 712.
(7) v. ueürn , Beschr. v. 's Hertogenb. D. L bl. 426. ''
(8) Boec der Ghesoienissen, bl. 14. Oude Hall. Die. Kron. Dir. XXXIL c. 41.
? 1
y f
Φ i
i;
DES VADERLANDS. 409
wel als den Oostenrijkschen aan geld en manschap, om den krijg met kracht Toort te
zetten. Hertog kauel hield in dien lijd te vergeefs bij den Koning van Frankrijk,
en de Landvoogdes bij den Keizer op onderstand aan. Maximiliaan verklaarde, dat
hij door den Italiaanschen oorlog geheel was uitgeput, doch op begeerte van marga-
κετπα in het sluiten van een verdrag met karel van Gelre bewilligde, mits er niet
in zijn naam over gehandeld wierd, maar door den Koning van Frankrijk, wien hij
als het hoofd en den geheimen bewerker van den Gelderschen krijg beschouwde (1).
De onderhandelingen duurden maanden lang, terwijl intusschen Herlog karel begre-
pen werd in een wapenstilstand tusschen den Keizer en de Koningen van uirragon en
Engeland aan de eene zijde , en de Koningen van Frankrijk en Schotland aan de
andere (2). Eindelijk kwam eene vierjarige wapenschorsing tot stand, welke den
tienden van Oogstmaand zou ingaan en den Oostenrijkschen noch voordeelig, noch
eervol was (3).
De onderhandelingen over een huwelijk tusschen Hertog karel en anita van Kleef,
een paar jaren to voren aangevangen, werden om dozen lijd nog voortgezet. Maar
dewijl men lot bruidschat, deels in pand, deels als geschenk alles begeerde , wat do
Kleefschen in Gelre bezaten, gelijk Goch, Lobith, de Büffel en het Rijkswald,
werd deze verbindtenis, welke de Keizer en de Landvoogdes daarenboven tegenwerk-
teu, verijdeld (4).
Karel van Gelre maakte er geen geweten van, het gesloten verdrag eerlang openlijk
te schenden. Arnhem en een gedeelte van de Veluwe waren nog steeds in 's vijands
bezit en moesten, Avat het ook mögt kosten, door hem weder met Gelre vereenigd
worden. Met behulp van eenige burgers geraakte hij op eenen vroegen morgen on- 21 ν
verwachts in de stad, en kreeg terstond zooveel toeloop, dat de Oostenrijkschen er ^®"'®·
uitgejaagd werden. Men plunderde hierop do huizen hunner aanhangers, van welken 1514
rang of slaat ook, en deelde geldelijke belooning aan degenen uit, welke den aanslag
(1) Lettres de locis XII, T. IV. p. 13, 35—37.
(2) Lettres de loüis XII, T. IV. p. 107, 113. Correspond. de max. et de marg. T. H. p. 146.
Correspond. de marc. d'Autriche, T. II. p. 70.
(3) Correspond. de max. et de maro. T. II. p. 177, 178. Correspond. de burg. d^Autriche,
T. II. p. 84—87. Boec der Ghescienissen, bl, 4. Oude Holl. Div.Kron. Div. XXXIli, c. 41.
poRTAKüs, Eist. Gelr. Lib. XI. p. 647. sucniERnoRST, Geld. Gcsch. IJ. XL M, 332.
(4) Lettres de Lotis XII, T. II. p. 158, 159. T. IV. p. 327, 328. Correspond. de jiix. et
de fiarg. T. II. p. 1^6. tescuehhacuer, Annal. Cliviae, P. H. p. 323. sucdtekuorst , Geld.
Gesch. Β. XI. bl. 332.
H. Deel. 3 Stuk. . ' 54
-ocr page 410-42G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
bevorderd hadden (1). Spoedig boden de Groninger onlusten den Hertog op nieuw
cene gelegenheid aan, zijne oorlogzucht te bevredigen, den Keizer te krenken en zijn
eigen gezag uit te breiden. Hiermede liep het jaar tot zijn voordeel ten einde (2).
Doch met den aanvang van het volgende verloor hij door den dood van lodewijk XII
eenen magtigen beschermer, maar vond eenen anderen in diens opvolger frans I te-
rug, Do nieuwe Koning bewerkte eene wapenschorsing van vier maanden lusschen
kar'el· van Oostenrijk en karel van Gelre, binnen welken tijd hij de geschillen
der beide Vorsten zou vereffenen (3). De Hertog van Gelre volgde hem met zesdui-
zend man naar Italië^ en stelde het bewind over zijne staten in handen van ghristof-
FEL, Graaf ydJxMeiirs. Maar op een valsch gerucht, dat de Oostenrijkschen het bestand
geschonden hadden, verliet hij het Fransche leger en droeg het bevel over zijne ben-
den den Hertog van Guise op. Doch te Lions de overwinning der Franschen bij
Marignan vernemende, trof hem de smart, dat hij hierin niet gedeeld had, zoo
diep, dat hy in eene zware ziekte viel. Zijn oorspronkelijk plan was geweest, den
Italiaanschen krijg geheel bij te wonen, en tot dat einde had hij vóór zijn vertrek
een wapenstilstand van eenige maanden met den Bisschop van Utrecht, den Hertog
van Kleef en den Graaf van Β ent hem gesloten, en zich met Graaf oswald van den
Berg verzoend. Tusschen de Oostenrijkschen en de Gelderschen waren, zelfs na den
uitgang van het bestand, geene vijandelijkheden van aanbelang gepleegd; slechts had
groote pier met do Friezen, welke do Geldersche zijde hielden en Geldersche Friezen
genoemd worden, de Zuiderzee onveilig gehouden (4),
Schijnbaar buiten voorkennis van Hertog karel , pleegden de Gelderschen in het
volgende jaar vyandelykheden tegen Hollandy alwaar maatregelen tot krachtigeu
wederstand genomen werden. Het gelukte hun evenwel Nieuwpoort bij Schoon-
hoven to bemagtigen. Door Graaf Hendrik van Nassau gedrongen, moesten zij het
na eenigè dagen des nachts weder verlaten. Van do zeventien mannen, daarbinnen
gevangen genomen, werden in den Haag tien met den strop en de overige met
het zwaard gestraft, dewijl zij het Geldersche krijgsvolk van levensmiddelen voor-
zien hadden. Ondertusschen was door het Hof van Holland en den Graaf van Nas-
sau , hoezeer Hertog karel verklaarde, dat de verovering van Nieuwpoort niet op
28 V.
Oo[jst·.
maand
1510
8 V.
Hcrlst-
maand.
ï '
(1) Correspond. de marg. d'Autriche, T. II. p. 92. Kron. v. Arnh. bl. 79. sucht,emiorst,
Geld. Gesch. Β. XI. bl. 332.
(2) Zie hierachter dc gcachiedeais van Frteslwnd en Groningen in dit tijdperk. |
(3) s. bekinga, Chron. d. Vr. Land. bl. 278. e. besltca , Hist. v. OostfriesL bl. 551.
(4) POjfXAKCS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 657—661. slichteshorst , Geld. Gesch. ß. Xi.' bl.
338-342.
12 v.
Zomer·
mnand,
1515
I
DES VADERLANDS. 411
zijn bevel geschied was, alom afgekondigd, dat hij het eersl den vrede verbroken J482«~
had; en allen onderdanen des Konings verboden, met hem in eenigen handel Ie
treden of hem eenige schatting te beloven, op verbeurte van Igf en goed. Alle
weerbare mannen, bijzonder ten platten lande, waren opgeroepen, zich op klok-
kenslag strijdvaardig te houden. Bovenal was men voor Oudewater en Woerden
bezorgd, en beval, het geboomte ora deze sleden te kappen, opdat de vijand
er zich niet in zou nestelen (1). Het blijkt echter, dat de Hollanders het eerst' den
wapenstilstand geschonden hadden, want onder bevel van Hendrik van Nassau, flo-
Ris van Egmond en andere voorname Edelen, waren in het begin van Oogstmaand,
naar men giste, duizend paarden en zesduizend voetknechten in de Veluwe getrok-
ken, welke zij tot aan Arnhem te vuur en te zwaard verwoestten (2). Het slot
Hulkestein, ook Al-te-na genoemd, dewyl Hertog karel het op de grenzen van
Rolland aan de Zuiderzee gebouwd had, om den vijand aan dien kant af te hou-
den , werd na menige bestorming door eene bende Oostenrijkschen, die uit Friesland
getrokken was, veroverd en de bevelhebber werker spiegel met do bezetting gevan-
gen genomen. Het slot en de bijliggende schepen liet men in do lucht vliegen; doch 1517
naderhand werd deze sterkte wegens de gunstige ligging, steviger dan voorheen op-
gehaald, en onder het bevel van maürits panhekoek gesteld (3).
Fraks "I, welke bij het bestand van vijftienhonderd vijftien tusschen karel van
Oostenrijk en karel van Gelre, tot middelaar hunner onderlinge geschillen gekozen
was, had zich sedert dien tijd met deze netelige taak bezig gehouden, maar, om
geen der beide Vorsten te mishagen, zijne uitspraak opgeschort (4). Hij bewerkte
echter een nieuwen wapenstilstand voor zes weken, die tot het begin van Bloeimaand
moest duren, maar wederzijds kwalijk gehouden werd (5). In Friesland althans
zette men de vijandelijkheden voort; doch niet vóór den uitgang van het besland ,
zond' Hertog karel den Zwarten Hoop, dien hij in dienst genomen had en acht of
negenduizend man sterk was, derwaarts. Na het bemagtigen van Dokkum^ slaken
deze woeste gasten uit de Kuinder over naar Holland, Hier had men hunne komst
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 46. Boec der Ghescienisscn, bl. 4. postakus ,
Hist. Gelr, Lib. XI. p. 668. slichtenuorst , Geld. Gesch. li. XI. bl, 345. wagenaah , D, iV.
bJ. 398, 399.
(2)-n. V, ERP, Annalcs, p. 98.
(3) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 45. bl. 434. postands, Jiist. Gelr. Lib. XL
p. 670. SLICUTEBHORST, Geld. Gesch. Β, XL bl. 346.
(4) FoaxANXJs, JJist. Gelr, Lib. XL p. 672. sLiciiTENnoRST, Geld. Gesch. Ii. XL bL 347, 348.
(5) s. BEsiisGA , Chron. d. Vr. Land, bl 304, 305.
52 *
-ocr page 412-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
'^froö" "voorzien en zeven vaandels voetvolk in West-Friesland gelegd. Een daarvan lag in
1528
25 v. Medemblik, waar de Gelderschen met ruim drieduizend man onder de oversten sel-
ni^nd GOLTSTEiüT hel eerst landden. Ondanks eenen dapperen tegenstand word de
1517 slad slormenderhand veroverd, geplunderd, uitgemoord en verbrand; doch het slot,
door JAN van Buuren verdedigd, bleef behouden. Vandaar voorttrekkende slaken da
vijanden de dorpen Opperdoes en Twisk in brand , welk onheil Midwoude voor hon-
derd vijftig gulden afkocht. Langs den Zwaagdijk togen zg, Hoorn voorbij, roo-
vende en moordende door Berkhout, Aoenliorn en Ursem, over den Huigendijk
naar Alkmaar ^ werwaarts de ingezertenen der naaste dorpen met hunne kostbaarste
axi v.
Zomer- goederen gevlugt waren. Ook deze slad viel hun in handen en werd acht dagen
" achtereen geplunderd. Zoo aanzienlijk was de roof, dat de inwoners, welke daaren-
boven op eeno zware brandschatting gesteld werden, verklaarden, hel geleden nadeel
in geene dertig jaren te kunnen herstellen. De vermaarde school, welke hier om
dien tijd bloeide, ging door deze ramp geheel Ie gronde. Middelerwijl was flouis
van Egmond uit Hoorn met een deel krijgsvolk de Gelderschen gevolgd, en had,
ora hun den teruglogt te beletten, den Huigendijk, tusschen de meren de Huigen-
toaard en de Schermer ^ doorgestoken en de opening met eene sterke wacht bezet.
De Gelderschen beducht, dat zij door de Hollanders zouden ingesloten Avorden, ver-
lieten, met de voornaamste burgers als gijzelaars, Alhnaar ογ> den negenden dag en
slaken het aan verscheidene plaatsen in brand, welke nog in tijds door het volk des
Hoeren van Egmond gebluscht word. Plunderende en verwoestende trokken zij door
do dorpen Egmond en Beverwijk tot aan Sparendam, Het blokhuis, welk de
Amslerdammers hier opgeworpen doch slechts met vijf en zevenlig man bezet had-
den, bemagligden zij in den eerslen of tweeden aanval, verbrandden geheel
Sparendam, en togen toen voorbij Amsterdam, door de Amstellandsche veenen,
naar hot Sticht. Bij Kuilenburg of Vianen geraakten zij over de Lek^ en ver-
meesterden slormenderhand, doch met verlies van ongeveer duizend man, het
stadje Asperen aan de Linge. Uit wraak werd bijna de geheele bevolking, zonder
genade over de kling gejaagd. Ondertusschen had hkhdrik van Nassau ^ Stadhouder
van Holland, den vierden man uit alle sleden en dorpen ter heirvaart geroepen, en
Aveldra sneed hij den Gelderschen binnen Asperen allen toevoer af. Door den nood
5 v.
Oogst- gedrongen togen zij eerlang met den buil deels naar Amersfoort, deels naar
maand. ^^ /^e/mre (1). Derwaarts volgde hen do Graaf van Nassau met eeno\slerke
krijgsmagl, welke er éeno schrikkelijke verwoesting aanrigtte ; en eindelijk hel beleg
sloeg voor Arnhem , waar zich Herlog karël bevond, die eerlang geheel ingesloten ,
(1) Oude Holt. üiv. Kron. Div. XXXII. c. 45. s. bekikga, Chron. d.Vr. Land. bl. 305—311.
Ά
-ocr page 413-1482-
1528
DES VADERLANDS. 413
in den hagchelijkslen loesland geraakte. Middelerwijl \ielen de hurgers van 's Her-
togenbosch in het overkwartier Tan Gelre en legden er een paar bloeijende dorpen
in de asch. Door tusschenkorasl des Koniogs van Frankrijk, werd eene vredehan-
deling voorgeslagen, en karel van Oostenrijk, welke naar Spanje verlangde,
toonde zich daartoe genegen. Eerst kwam eene wapenschorsing lol stand, en de Οοε-
tenrijkschen braken de belegering van Arnhem op. Daarna werd te Utrecht ten
overstaan der Fransche gezanten, door de Oostenryksche en Geldersche gelastigden
een bestand voor zes maanden gesloten. Karel van Gelre beloofde zijn regt op
Friesland, Groningen uitgezonderd, aan karel van Oostenrijk af te staan en
zyn krijgsvolk binnen een half jaar of vroeger uil Friesland te voeren. Voor dien
afstand zou hij hondderdduizend kroonen genieten, vijf cn twintigduizend in gereed
geld, de overige op bepaalde tijden binnen de vyf eerstvolgende jaren , onder borgtogl
dor steden Dordrecht, Amsterdam , Gorinchem cn s Hertogenhosch (1).
In weerwil dezer overeenkomst, verzekerde Hertog karel spoedig do Friezen, welke
er niet mede ingenomen waren , dat zij op zijne bescherming konden rekenen. En
ofschoon het bestand bij den uitgang, nog voor een geheel jaar verlengd werd, zette
GROOTE PIER Zijne roofloglen op de Zuiderzee tegen de Hollanders voort. Deze on-
versaagde man , te Kinswerd niet ver van Harlingen geboren , stond aan het hoofd
der Friesche scheepsmagt, en had uit haat tegen de Ooslenryksche heerschappij, zich
aan de belangen der Gelderschen gewyd. Door stoutheid, wreedheid en geluk was
hij de schrik der omliggende volken geworden , en noemde zich den verwoester der
Denen, den wreker der Bremers, den aanhouder der Hamburgers, hel kruis der Hol-
landers , en voerde galg en rad in zijn wapen (2). Vóór hel sluiten van hel verdrag,
lö v.
Lente-
maaud
1518
Boec der Ghescicnissen, bl. 4. van tiiabok, Hist. v. Vriesl. St. 11. bl. 224—228, 230—234.
Aant. bl. 140. poistus iiectehus, Eer. Austriac. Lib. "VII. ]). 175. pontanus, Hist. Gelr. Lib.
XI. p. 674 , 675. slicnienuorst, Geld. Gesch. Ii. XI. bl. 348, 349. vewus, Chron. v. Hoorn^
bl. 1Ü3—199. BOOMKAMP, Gesch. ν. Alkmaar, bl. 56—58 , 65—67.
(1) π. v. mv,' Annales, p. 99. v. tuabor, Hist. v. Vriesl. St. II. bl. 234, 235, 236.
PONTOS HEDTERüs, Rev. Austr. Lib. VII. p. 175. s. benikca, Chron, d. Vr. Land. bl. 311—313.
goutdoeven, Chroti. V. Holland, bl. 576 , 577. pontanes, Hist, Gelr. Lib. XL p. 675 , 676.
sucntennorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 350. scuotancs, Fr. Hist. bl. 593. veliüs, Chron. v.
Hoorn, bl. 203.
(2) In het opschrift van zeker kreupel versje, -waarin Lij de Hollanders bespot, noemt hij zich
belagchelijk [jenoeg: Ik croote pier, Koning van Friesland, Hertog van Sneek, Graaf van Slo-
ten, Vrijheer Aan Hindelopen, Kapitein-Generaal van de Zuidersee." winsemids, Chron, υ.
é Vriesl. B. XIV. bl. 451.
17 r.
Herfsl-
inaand
1517
414 ALGEMEEJXE GE3GHIEDEI^1S
1482-
1528
had hij verscheiden Hollandsche koopvaardyschepen in de Zuiderzee genomen, en de
steden of dorpen van fVest-Friesland in gedurige onrust gehouden. Eindelijk was
in Holland vrye kaapvaart op de Friezen afgekondigd, en onder bevel van Antonie
van den Houte, Heer van Fht er en ^ wien men fäars gobel , Raad van Holland,
had toegevoegd, eene oorlogsvloot tegen hen uitgezonden. Zij waren hierdoor weldra
van de Zuiderzee verdreven en eenige hunner schepen te Bunschoten verbrand ge-
worden, terwijl vele andere tot aan het verdrag in de Friesche havens bezet gehouden
werden (1). Maar nu moesten de Hollanders , op hoog bevel, sliplelijk het bestand nakomen
en moglen slechts verdedigenderwijze handelen tegen givoote pier , die hunne schepen
op de Zuiderzee wegnam en de bemanning, zoo ver zij niet uit vreemdelingen be-
stond , Avien voor groot losgeld het leven en de vrijheid geschonken- werd, zonder ge-
nade over boord wierp, hetgeen hij »voeten spoelen" noemde (2). Voor Hoorn
verloren zij, na dapperen tegenstand, elf schepen en vijfhonderd man. Later viel
eene gcheele vloot uit de Oostzee in handen van den gevröesden zeeschuimer. Maar
eene landing des nachts te Hoorn mislukte. Reeds was do vijand in de stad gedron^
gen, toen de in alleryl gewapende burgers hem noodzaakten, zonder veel schade aan-
gerigt te hebben, terug te trekken. Bij den aflogt maakte hjj zich meester van een
Enkhuizer schip. Een nieuwe aanslag op Medemhlik, eene maand daarna, was van
oven weinig gevolg. Do Friezen staken eenige huizen in brand, doch eer de ont-
stelde burgers bijeenkwamen, Λvaren zij weder vertrokken (3).
Ondortusschen had Hertog kakel zich met don Ridder οττο sguejs-k van Niddeg-
gen en eenige andere Oostenrijkschgezinde Edelen verzoend, welke hem trouw zwoe-
ren, en in hunne verbeurdverklaarde goederen hersteld werden (4). Hem wordt, on-
danks zyne tegenbetuiging, te laste gelegd, dat hij om dien tijd de afgedankte benden
of zoogenaamde Zwarten Hoop uit Friesland, welke stroopende en roovende door
bet Boveti-Sticht naaf Gelre waren afgezakt, heimelijk in dienst nam, om bij het
einde van het bestand tegen de Oostenrijkschen gebezigd te worden; maar dat zij,
toen dit bestand voor een jaar was verlengd geworden, op zijn bestel zich, lot groo-
ten overlast der ingezetenen, in de omliggende gewesten verspreidden. De vereenigdo
(1) Oude Holl. Όίν. Krön. Div. ΧΧΧ.Π. c. 4δ. hl. 43G. velius, Chron. v. Hoorn, bl.
199—202.
(2) Zie Iiiervoür, 1j1. 297.
(3) GouTiiOEVEK, Chron. v. Holl. bl. 577, 578. wi!N-SE!«n.'s, Chron. v. Friesl. li. XIV. L·!. 452,
453. ρολτλνϋδ, Hist. Gelr. Lib. XI. p. G80. slicutenhorst , Geld, Gesch. Β. XI. bl. 350, 353.
veliüs, Chron. v. Hoorn , bl. 204—207. , j
(4) romam's, Hi.-it. Gclr. Lib. XI. ρ 077. slicutemiokst , Gt/d. Gesch. Β. XI, hl. 3.>1.
14 V.
Ooi^st-
inaand
1518
28 v.
Herfst-
maand.
DES VADERLANDS. ' 2079
magt der Bisschoppen van Keulen ^ Munster en Yan Utrecht ^ der Hèrtogeil vab
Gulik en Kleef en des Stadhouders van Holland had op Paaschdag deze vernielende
menigte aangetast, er eene groote slagting onder aangerigt en haar lot bij Venlo nage-
jaagd. Hier was zij door het geschut van de wallen beschermd geworden, doch had
spoedig de wapenen van zich geworpen en de vlugt gekozen. De meeslen waren
door de verbitterde landzaten in Brahand^ Zuid-Holland^ Utrecht en Overijssel
van kant gemaakt. Hertog karel had er eenigen, die zich vroeger in Friesland
aan verraad hadden schuldig gemaakt, met den strop gestraft; doch een gedeelte,
onder belofte van in drie maanden geene wapenen legen hem op te vallen, over de
Zuiderzee naar Friesland^ en van hier naar Denemarken, loen in oorlog met Zwe-
den, laten vervoeren. Aldus werd de Zwarte Hoop, zoo lang do schrik der Neder-
landsche en naburige staten, verstrooid en ontbonden (1).
Om dien lijd sloot Hertog karel onder toestemming en door lusschenkomst des
Konings van Frankrijk, met elizabeth , dochter van Hendrik: den Jonge, Hertog
van Β runswij k-Lunenhurg, een huwelijk, Avaarbij deze Vorstin lot bruidsgave der-
tigduizend Rijnsche goudguldens, behalve do kleinooden, zilverwerk en kleederen,
ten bedrage van tienduizend goudgulden, werden toegelegd. Indien hare broeders
geene wettige afstammelingen nalieten, zouden hare kinderen de naaste tot de vader-
lijke landen zijn. Daartegen zou. zij jaarlijks vierduizend vijfhonderd gulden uit's lands
inkomsten genieten, en op alle plaatsen, waar zulks gebruikelijk was, als Hertogin
van Gelre gehuldigd worden. Herlog karel zou bewerken, dat de Koning van
Frankrijk met de Hertogen van Lotharingen en Bourbon binnen het jaar na de
voltrekking des huwelijks verklaarden, haar en hare kinderen in voogdij en bescher-
ming Ie willen nemen. Krachtens dit huwelijk, zouden de Hertog van Brunswijk-
Lunenburg en zijne erfgenamen gehouden zijn , Hertog karel en zijne nakomelingen
hulp Ie verleenen tegen elk , die hen in hunne regten of landen wilde benadeelen,
en zulks /met alle magt te verhinderen. Hierop bezocht karel zijne bruid; doch de
genoegens, welke hij met haar deelde, waren van korten duur. Het berigt van het
overlijden des Keizers maximiliaaw , voerde hem onmiddellijk naar Frankrijk, om
FRANS I, welke den opengevallen rijkszetel voor zich begeerde, met zijnen raad te
ondersteunen. Nog hield hij zich op aan het Franscho Hof, loen de dag tot de hu- 15ly
welijksfeeslviering bepaald, verschenen was, en elïzabeth mei hare moeder en een
(1) van tiiabor, Utsl. V. Friesl. St. 11. bl. 239—242. e. be^inga, Hist. v. Oost-Fries!, hl.
668. GOüTnoEVEjï, Chrou, v. Hall. bl. 579. rosros mEüTEitüs, Rer. Justr. Lib. "Vil. p. 177.
postasus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 678. sucht erhörst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 351. schotakcs,
Fr. Hist. Ii. XVIII. bl. 596. Vgl. hiervoor, bl. 332.
;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
luisterrijk govolg zich te Ziitphen bevond, waar men haar, begeleid door een aanlal
Geldorsche Edelen, deftig ontvangen had. Hertog ka.rel kNvam drie dagen daarna
aan, en de trouwplegtigheid, op welke afgevaardigden uit al de Geldersche steden
genoodigd waren, werd met veel praal gevierd. Inzonderheid muntten de gezanten
der s\.ïx.{\. Groningen boven do overige uit in kleederpracht, grooten staat en in rijkdom
raa geschenken, welke uit vier zware, vergulde, fraai bewerkte zilveren vazen, vier
van do schoonste paarden en even zooveel vetgemeste ossen van ongemeene grootte be-
stonden (1). Do Hertog bevestigde dan ook kort daarna, overeenkomstig hun verzoek,
op den landdag to Arnhem, de stad Groningen in hare oude voorregten, welke hij
met eenige nieuwe vermeerderde. Hem Λverd op denzelfden lijd door de Geldersche
steden zekere schattingen en belastingen ingewilligd, waartegen hij moest beloven,
ieder bij zijne land-, leen-, stad- en dijkregten te handhaven; geene vreemdelingen
met ambten of sloten to begiftigen, noch uitgegeven ambten en renten Λveder in te
trekken; de zoodanige, Avelke voor hooger dan zes ten honderd verpand waren,
moest hij lot gelijkmatigheid brengen; de onderdanen lot geene buitenlandsche heir-
vaarten of krygstogten noodzaken, maar hen ook niet van de binnenlandsciie onl-
heffen (2). Do onlangs ingehuldigde Hertogin ei.izabetii bekrachtigde insgelijks door
een handvest do aloude voorregten van Nijmegen (3). ïot verzekering van hel han-
delsverkeer sloot Hertog kakel met den Bisschop van Utrecht eene overeenkomst.
Een weinig te voren iiad liij den Heer van Keppel, na het opleggen eener gehl-
boele, weder in genade aangenomen (4).
MiddeJerwijl waren in het begin van Lentemaand te Utrecht ten overstaan van den
Fransclien gezant de la guyche , onderhandelingen over eene verlenging van het be-
stand lusschen do Oostenrijksche en Geklersche zaakgelastigden geopend (5). Kort to
voren had de Landvoogdes aan Graaf Hendrik van Nassau bevel gegeven, voor de
veiligheid ikcv Zuiderzee en der Hollandsche kusten te zorgen, dewijl de Gelderschen
23 V.
Sprok-
kclni.
; \
(1) Correspond. do marg, d^ Aiitriche ^ T. II. p. 147. v. thabor , Ilist. v. VriesL St. 11. bi.
243. Kron, v. Artihevi, bl. 79, 80. s. benihga , Chron. d. Vr. Land. bl. 319, 320. pontus
jiedteiius, lier. Justr. Lib. VIII. p. 185, 186. pontanus, Jiist. Gelr. Lib. XI. p. 680, 681.
«ucuxENiionsT, Geld. Gesch. L. XI. bl. 352, 353.
(2) slicotesuorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 354.
(3) Chron. V. Nijmegen, bl. 113.
(4) PONTAHüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 683. sLicnTEnnoRST, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 355.
(5) Correspond. de marg. d'Jutriche, T. II. p. 153—157. Het is opmerkelijk, dat het/ie-
pertoritim der Placaten van Holland, bl. 6, aangehaald bij wagenaar,|D. IV. bl. 420, stellig
zegt, dat het bestand op den 24 van Sprokkelmaand voor een of twee jaar verlengd werd.
li482—
1528
10 v.
Sprok-
kelin.
1519
DES VADERLANDS. 417
hunne zeerooverijen voortzetten, ofschoon groote pier zich daaraan onttrokken had (1). 1482—
Terstond waren de Staten van Holland bijeengeroepen en middelen tot bescherming
beraamd, die echter zeer langzaam uitgevoerd werden (2). Slechts zekere breden-
BAcn , een zeeschuimer in dienst van Oostenrijk, hield de Gelderschen op de Zui-
derzee in toom en beiemmerde hunne scheepvaart. Doch eens op do Geldersche oi'
Friesche kust strandende , werd hij gevat en te Sloten met den strop gestraft. Zijne
medgezellen kwamen er te naauwernood met het leven af (3).
Hertog KAREL weigerde ondertusschen in eene verlenging van het bestand voor zes
maanden te treden, hoezeer de Koning van Frankrijk er, allhans schijnbaar, op
aandrong, zoo lang men hem de grietenycn in Friesland door de Ooslcnrykschen
bezet, niet weder ingeruimd had. Hij dreigde het slot Ameroxjen of Amerzoden
met een beleg en had eene genoegzame krijgsmagt bijeen, om Holland^ hetwelk
er geheel van ontbloot was, schrik in te boezemen. De Landvoogdes ontbood der-
halve do Heeren van Wassenaar en Roggendorp met een gedeelte liunner strijd-
krachten uit Friesland} maar men behoefde aldaar veeleer zelf ondersteuning, dewijl
Geldersche benden-derwaarts in aantogt waren (4). Door den Heer van Wassenaar ^
^vien het Hof van Holland den Raadsheer Mr, frahs cobel had toegevoegd, werd
echter te Amsterdam^ in Waterland en elders bootsvolk geworven, om de schepen,
waaraan men geen gebrek had, te bemannen; doch het blijkt niet, dat er iels van
belaag mede uitgerigt is (5). Van wassenaar zelfs nam zijn ontslag, dewijl de Heer
Tan Roggendorp tegelijk met hem lot bevelhebber was aangesteld (6). Het bestand Grasni
werd om dien tijd voor eene maand verlengd; maar toen deze voorbij was, weigerde
(1) Correspond. de maeg. d'Autrichc, T. II. p. 152. gouthoeven, Chron. r. IloU, iil. 583.
(2) wagenaak, D. IV. bl. 420, 421. Vgl. Corresp. de iiarg. d'Autr. T. II. p. 159.
(3) PONTANüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 683. snonTErinousT, Geld, Gesch. Β, XL bl. 355.
(4) Corresp. de marg. d'Autr. T. II. p. 158—185. 187, 190—197. 200—203. 211.
(5) Corresp. de marg. d'Autr. T. II. p. 172,182, 201, 210, 225. wagekaau . Ώ. iV. bl. 420, 421.
(6) Correspond. de maug. d'Autr. T. II. p. 215. Met echt Hollandsche rondheid verkiaarde
vam wassenaau aan de Landvoogdes, dat hij zich terugtrok: »peur que Monsr, de rocendoup èt
ysy (est ici) quar il me samble que ung fera ossy bycn sette serge (charge) que deus et que s'èt
plus Ie profyt du roy d'y lesser ung que deux , quar Monsr. de rogehdorf et moy ossy se sent
double despans (depenccs), et sous Totre correxsion, Madame, 1'un de noüs exj)lotroyt. byen setie
aöerre et vous supplye, Madame, tros bumblement sy de demen (demain) ou apprèe vous plet
(plait) servyr de moy que il vous plèse me donner serge seul." Even rondborstig schrijven
ook HENDRIK vttu Nassüu, riORis vati Egmoiid tu andere Grooten aan KKWkmTnL· van Oostenrijk.
Zie bijv. Corresp. de maiig. d'Autr. T. I. p. 96 en de aant. aldaar van den uKgcver,
H. Deel. 3 Stuk. . ' 54
-ocr page 418-m ALGEMEEPiE GES Gli I Ε D Ε Pi 1 S
1482— Hertog karel in verdere onderhandeliDgen te treden , zoo lang men zijn wensch
belrekkeJjjk de Friesche grietenijen niet ingewilligd had. Ongetwijfeld door den
Koning van Frankrijk ondersteund, maakte hij zich tot den oorlog gereed en
nam zevenduizend man te voet en vijftien honderd te paard in dienst. Z,elfs
in Holland en Brahand poogde hg in het geheim en onder belofte van eene
maand soldy voeruit, volk to werven. De Oostenrijkschen konden hem geene
geëvenredigde magt tegenstellen en Bolland lag, als het ware, voor hem open.
Hij had echter op dit oogenblik zijne strijdkrachten tot oen ander doel bestemd en
wel, naar men meent, om in vereeniging met de benden des Bisschops van Mun-
ster , des Landgraafs van Eesten en der Hertogen van Mecklenhurg, Saksen en
Brandenburg, naar Frankfort op te rukken, om de verkiezing van karel van
Oostenrijk tot Keizer te verhinderen. Z«eker is, dat de Gelderschen en Lunenburgers
met Hertog erik van Brunswijk, welke zich voor het Huis Oostenrijk verklaard
had, handgemeen geweest zyn en niet tot voordeel van erik , te wiens behoeve de
Bisschop van Utrecht de hulp der Landvoogdes inriep. De Gelderschen trokken eer-
1519 lang weder over den Rijn terug en men geloofde, dat zij het nu op Utrecht gemunt
hadden (1). Zij logen echter Aveldra, na een vergeefschen aanslag op Emmerik (2),
andermaal over den Rijn en legerden zich bij fVezel, waar de Kleefschen hun
wenschten slag te leveren, en do Aartsbisschop van Keulen , de Hertog van Gulik
en do Graaf van der Mark met hunne benden zich begeven hadden (3). Het gevolg
biervan is ons evenmin gebleken, als de uitslag van het vertoog des Hertogs van
Gelre aan de Keurvorsten vóór de Keizerskeuze te Frankfort gezonden, waarin hij
zijn gedrag ten opzigte van den nu overleden maximiliaan verontschuldigde en be-
tuigde , dat hij alleen uit hoogen nood zijne toevlugt lot den Koning van Frankrijk
genomen had en niet om zijne erflanden aan dien Vorst op te dragen, zoo als
MAxiMiLiAAN , om hem bij de Keurvorsten verdacht te maken , dikwerf had uitgestrooid.
Thans daar de Keizer overleden was, bood hij hun op nieuw zyne diensten aan,
hen nederig verzoekende , bij het aanstaande Opperhoofd des Rijks te bewerken, dat
hij onder de Rijksvorsten geteld en met zijne vorstendommen beleend wierde, waar-
voor hij hen en het Rijk altijd ten hoogste verpligt zoude zijn" (4).
Indien het bestand tusschen de Oostenrijkschen en Gelderschen middelerwijl weder i&
verlengd geworden, werd het aan de zijde dezer laalsten op nieuw geschonden. lm-
(1) Carrespondance do marg. d'Autr. T. II. p. 21G, 221, 222, 223, 225—227, 230.
(2) pontanus, Ilist. Gelr. Lib. XI. p. 685. teschenmacuer, Annales Cliviae, P. II. p. 528»
Correspondance de^uki^G. d'Autr, T. II. p. 231.
(4)· poktanbs, Jlisi. Gelr. Lib, XL p. 684. slichtenhorst , Geld. Gesch. Β. XL bl. 355.
3 T.
Jlooim.
DES VADERLAINDS.
419
mers Terrasten , plunderden en Terbrandden zij om dien lijd de stad Nieuwpoort in 1482—
Holland, Men jaagde hen achterna en maakte eenigen, onder T^elke Edelen van ~
^ lo^ü
aanzien waren, gevangen , en strafte hen als verraders (1). Hertog kakel was thans
te zeer in de zaken van het Β oven-Sticht gewikkeld, om zich vooreerst verder
met de Hollanders te moeijen (2). Ook vernieuwde Keizer karel het bestand
met do Gelderschen. De Hertog verzocht hierop vrijgeleide voor zijne gezanten 1521
op den Rijksdag te Worms. Hun hoofdlast wast den Keizer to verzoeken,
)) dat voortaan allo onregt en geweld lot nu toe builen billijkheid en reden zoo
dikwerf tegen hunnen meester gepleegd, een einde mögt nemen, en de Hertog
met zijne erflanden beleend en onder de Rijksvorsten opgenomen worden." Men mag
betwijfelen , of deze wenschen een gunstig gehoor gevonden hebben. Hertog karel
althans ondersteunde in het geheim robert van der Mark, broeder des Bisschops
van Luik f in den kryg legen den Keizer (3). Trouwens hij verzuimde nimmer, om
zoo veel mogelijk uit eiken oorlog in welken de Oostenrijkers waren gewikkeld,
voordeel te trekken. Dit jaar ondernam hij wel niets tegen Holland, maar bespiedde
zelf vermomd do meeste grensvestingen van dat gewest (4). Dit was te meer ge-
waagd , dewijl men daar openlyk had afgekondigd, dat elk op zijne hoede moest zijn
en zich tot tegenweer gereed houden alzoo » Heer karel van Gelre*"^ Zwol inge-
nomen had (δ). Enkhuizen, en ongetwijfeld menig andere West-Friesche stad,
werd van eene talrijke bezelling voorzien (6).
De vrees, welke men toen voor eene landing der Gelderschen in deze streken
koesterde , werd in den volgenden Zomer verwezenlijkt. Terwijl het krijgsvolk uit
Noord-IIolland lot onderstand van Bisschop filips van Bourgondië naar Overijssel
was gezonden (7) , kwamen de Geldersche Friezen met twintig schepen onder bevel 1522 '
van groote weerd , een neef van groote pier , aan Texel en persten het eiland
eene brandschatting van tien duizend Filipsgulden af. Vandaar Iroklücn zij naar
Wleringen^ verbrandden er zestig huizen en vorderden drieduizend vijfhonderd der-
(1) GouxnoEVEN, Chvon. V. Holl bi. 583.
(2) Zie hiervoor, bl. 333—338. gobthoeven, Chron. r. Holl. bl. 584, 585. pomanus,
IlisL Gelr. Lib. XI. p. 686, 680—699, 703—705, 710—715.
(3) PONTAKUS, Jlist. Gelr. Lib. XI. p. 690 ^ 691.
(4) VEMüs, Chron, V. Hoorn. bl. 217.
(5) Rcpert. d. Plak. v. Holl. bl. 8, aangehaald door wagewaak , D. IV. bl. 438.
(6) BRANDT , Hist. V. Enklu bl. 63.
(7) Zie biervoor bl. 336.
53*
-ocr page 420-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— gelijke guldens. Kort daarop lasllen zij eene geheele τΙοοΙ koopvaardijschepen uil de
Oostzee, ofschoon onder geleide van eenige oorlogsvaartuigen, sloulmoedig aan en
hragten na een scherp gevecht tien er van te Makkmn op (1). Welligt door den
goeden uitslag dezer loglen aangespoord, trachtte Hertog karel zijne scheepsniagl
steeds meer en meer uit te breiden. Hy stelde kornelis de veer , een Zeeuw, lol
oppervlootroogd aan en verkreeg van Koning fra.ws de vergunning, dal zijne sche-
pen, zoo dikwerf de nood he^t vorderde, de Fransche havens moglen binnenloopen
en steeds van 's Konings ambtenaren langs de kusten de noodige hulp zouden er-
Jangen. Deze kornelis de veer , welke inzonderheid de Embder schepen bemoeije-
lijkte, werd twee jaren later door Graaf edzard van Oost-Friesland op zee onder-
schept en als zeeschuimer met zeven zijner medgezellen, ofschoon hij een groot losgeld
aanbood, te Enibden geregt. De hoofden werden lot afschrik van anderen, aan
den oever der Eems op hooge slaken ten toon gesteld (2).
Hoewel het geluk de Gelderschen in Friesland^ waar zij met de Ooslenrijkschen
om het oppergezag streden, niet begunstigde en de onlusten met Overijssel voort-
duurden , leden Holland en het Sticht veel van hunne strooperijen , niettegenstaande
Sbtioi ADRiAA-Ti VI den Hertog lot vrede met den Bisschop van Utrecht vermaand
1522 had (3). Zij drongen ruim zevenhonderd man slcrk tot Leiden door. Wassenaar ^
^ Voorsoholen en andere dorpen werden geplunderd of op brandschatting gesteld.
Herfst- Zelfs den Haag bleef niet verschoond. Toen vielen zij in den Dordtschen Waard,
1523 insgelijks alom roovende en brandende, en keerden genoegzaam ongehinderd met
vele gijzelaars in Gelre terug (4). De sleden aan de Zuiderzee hadden de noodige
zorg gedragen , om de vaart en de kusten tegen den vijand te beveiligen. De Gel-
derschen waagden het dan ook niet iels ter zee tegen de Ooslenrykschen te onder-
1524 wemen, ofschoon zij in het begin des volgenden jaars een aanzienlijk getal oorlogs-
vaartuigen lot dat doel op de Eem ter beschikking hadden (5). Hunne strooploglen
le lande konde men echter niet overal beletten. Zij Irokken den vijfden van Bloei-
maand bij Vianen over de Lek en versloegen een hoop krijgsvolk le Ameide. Ver-
(1) vELi«s, Chron. v. Hoorn. bi. 219, 220. pontamus, Hist, Gelr. Lib. XI. p. 701, 702.
si-icHTERnoRST, Geld. Gesch. Β. XI. hl. 366, 367.
(2) pohtanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p, 704, 713, 714.
(3) PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 706.
(4) goutnoeven, Chvon. V. Holl bl. 587. pontanus, Hist. Gelr. Lib, XI. p. 711. Boec der
Ghescienissen, bl. 5.
(5) vEiius, Chron. v. Hoorn, bl. 221 , 222.
-ocr page 421-DES VADERLANDS. ' 421
nielend voorllrekkende , verbrandden zij Nieuicpoort en zouden het geheele Land van 1482—
Arkel verwoest hebben, indien niet de vrees voor floris van Egniond, welke Ie
Gorinchetn van alle kanten volk bijeen riep, hen tol den aflegt genoopt had (1).
Nu vielen zij in Brahand en stelden de geheele Meijerij ouder brandschatting.
Hun aanslag op 'j· Hertogenhosch zelf mislukte; maar het dorp Orten ^ een half uur
van daar, werd in brand gesloken, waarna zij met den buit huiswaarts keerden. De
verbitterde Bosschenaars namen eene geweldige wraak. Niet alleen bezetten zij de
Maas met gewapende schepen, maar rukten eerlang in den Bommelerwaard^ er
alles te vuur en te zwaard verwoestende. Schoorvoetend bewilligden zij in het be-
stand , hetwelk weder lusschen Keizer karel V en kakel , Hertog van Gelre en
Gulik , Graaf van Zutphen en Heer van Groningen ^ zoo als hy in hel verdrag ge- ^ ^
liteld wordt, voor den tijd van een jaar te Heusden gesloten werd , om middelerwijl Zomer-
over eenen vasten vrede te onderhandelen (2). Men kon zich echter niet op do trouw 1524
van eenen Vorst verlaten , welke dikwerf zijn woord had geschonden en wiens
haat legen het huis van Oostenrijk zoo algemeen bekend was, dat de Deticn , toen
zij GHRisTiAAN II, 'sKcizers schoonbroeder, verdreven hadden, hem deswege zoo
wel als om zyne dapperheid , de kroon zouden aangeboden hebben , indien frederik
van Holstein geweigerd had den schepter aan Ie nemen (3). De Hollanders gaven
ook naauwkeurig acht op al de bewegingen der Gelderschen en hielden zich steeds
gereed , hun op den eersten wenk het hoofd te kunnen bieden (4). Te meer
waren deze voorzorgen noodig, daar de benden, welke karel van Gelre by de
verkiezing eens opvolgers van Bisschop filips van Bourgondië in het Neder-Stichi
gezonden had, steeds langs de Hollandsche grenzen rondzwierven (5). En 'sliertogs
vriendschapsverbond met Koning frederik van Denemarken, terwijl de gevlugle
CHRiSTiAAN II zich in do ]Sederlanden ophield , zal in Holland en Zeeland geen
gunstig gevoelen voor den Gelderschen Vorst verwekt hebben (6).
Onderlusschen heerschten onrust en onmin in Gelre zelf. Kasper van Mericijk ,
(1) Boec der Ghescienissen, bi. 6-
(2) GocTiioEVEif, C/irou. V. Holt, bl. 588. rorsTAKCs, Jlist. Geh. JLib. XI. p. 714. slicdten-
noRST, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 375, 376. ν. ueübh , Besch, ν, 's IJeriogenb, D. ί. bl. 437,438.
(3) POKTANCS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 708. sLiciiTENnonsT, Geld. Gesch, B. XI. bl. 371.
(4) vELics, Chron. v. Iloorn. bl. 223.
(5) PONTAKüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 715. sucniEKnoRST, Geld. Gesch. B. XI. bl. 377.
Hiervoor bl. 340.
(6) PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 718. Vgl. hiervoor, bl. 304.
-ocr page 422-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
11482— een Geldersch Edelman en zeer gezien bij den Hertog, had vóór ruim Iwee jaren een
^^^^ schrifteJijk verzoek bij den Raad van Nijmegen tegen de Schepenen Hendrik, vijgh ,
joost van Randwijk ensweder van Salland ingediend. Hierna had vak randwijk
op zijne beurt hem van hoog verraad beschuldigd. Hertog karel , welke geene gelegen-
heid liet voorbijgaan, om zoo mogelijk zijn gezag uit te breiden, verzocht toen de
stedelijke overheid, dat de zaak der beide beschuldigden voor hem mögt bepleit wor-
den , en zond reeds zoo aan van randwijk als aan van herwijk vrijgeleide. De re-
gering van Nijmegen wees zulks als eeno inbreuk op hare regten en vrijheden van de
hand en deed zelfs uitspraak, dat geen van beide elkander in eer en goeden naam
verkort hadden. De Hertog konde dit niet verkroppen. Niet alleen had hij van
randwijk van zijne bediening onder hem ontzet, waarover deze zich op de hertoge-
lijke ambtlieden in den omtrek wreekte , maar thans gelastte hij den Burggraaf van
Nijmegen joaghim vcjgii , op zijn eed , zoo als toen gebruikelijk was, geene Sche-
penen uit naam van don Vorst aan to stellen of te bevestigen. Hy verbood tevens
den Regler der stad bij Schepenen zitting te nemen of hun de behulpzame hand
«
^ te leenefi, dewijl hij nu niet gezind was overheidspersonen aan te stellen, of
Lomv- hun hot gebruik hunner keuren te veroorloven, wegens het plegen van weder-
™525^ regtelijke daden, waardoor hij oordeelde, dat zij hunne voorregten verbeurd hadden.
Dit doelde op een twist, welke tusschen Nijmegen en Fenlo ontstaan was , waarin
men, zonder ontzag voor 's Vorsten achtbaarheid of den ouderlingen band van broe-
derschap, wederzijds elkanders goederen met geweld aanhield en de een den ander
menig nadeel toebragt. Na eenige maanden werd het geschil op last van den Hertog
en zijn raad , aan wie do beide steden do zaak gesteld hadden, door den Graaf van
Meurs en een paar andere scheidsmannen ten nadeele van Fenlo vereffend (1).
Spoedig ontstond op nieuw twist tusschen den Hertog en Nijmegen, naar het schijnt
weder over de verkiezing van Schepenen. Karel trachtte vergeefs de stad aan zich
te onderwerpen; hij sloot den vrede en bevestigde al hare voorregten en oude
herkonisten (2).
Do nederlaag der Franschen bij Pavia en de gevangenneming van frans I hadden
inmiddels karel van Gelre diep getroffen en hem ongetwijfeld genoopt, het bestand
met den Keizer voor nog een jaar te verlengen. Hij hield zich thans bezig met de
1526' regeling der binnenlandsche zaken en de handhaving zijns gezags, zoowel in
zijne erflanden als in het aan hem onderworpenen Groningerland. Nijmegen,
(1) poutanus, Rist. Gelr. Lib. Xi. p. 707, 712, 719, 720. slicuteniioust , Geld. Gesch,
B. XI. bl. 370, 375, 379.
(2) Chron. υ. Nijmegen^ bl. 114, en dc aldaar aanfjcliaalde schrijvers.
-ocr page 423-1482-
1528
DES VADERLANDS. 423
Zutphen, Doesburg en Fenlo smeekten liem vergiffenis voor al hetgeen zij uit
misverstand of onwetendheid legen zijne hoogheid misdaan hadden, en baden om de
slaking van den Burgemeester arend slirdewater, belovende voorlaan getrouwe on-
derdanen en leenmannen te zijn. Weinig werd deze belofte nagekomen, waartoe
voorzeker 's Hertogs willekeurig en gestreng bestuur aanleiding gaf. In Doesburg
verzette men zich eerlang op nieuw openlijk tegen zijn bewind en dreef het krijgsvolk
de poorten uit. Bij verrassing maakte hij zich weder meester van de slad en wierp
er ter beteugeling der inwoners een blokhuis op. Dergelijke sterkten werden ook in
andere steden ter bevestiging van zijn gezag opgerigt (1). Men meent, dat karel
hierdoor tevens langzamerhand den grond wilde leggen, om den Koning van Frank-
rijk bij lijd en wijle heer en erfgenaam zijner landen te maken (2). Zeker is, dat
hij ongaarne zijne stalen in het bezit van het huis van Oostenrijk zag overgaan. Om
dit te voorkomen, trachtte hij eene huwelijksverbindlenis tusschen frans van Lotha-
ringen j den kleinzoon zijner zuster, en awna, dochter des Hertogs van Kleef, beide
nog onmondig, te bewerken. Op hen en hunne kinderen, bepaalde hij, zouden zijne
vorstendommen komen, ingeval hij zonder weltig nakroost overleed. Van dit hu-
welijk echter is niets geworden (3). Ondertusschen keerden de omstandigheden zich
te zijner gunste door het verbond der Koningen van Frankrijk en Engeland tegen
den Keizer, waardoor eene vroegere overeenkomst tusschen frans I en karel V, ten
nadeele van hem gesloten, van zelf verviel (4). Hy vatte nu weder de wapenen op en
mengde zich in do Stichtsche zaken (5), Ook Braband bleef niet verschoond. De
Gelderschen bragten verscheidene geladen schepen, die uit Holland kwamen en te
V Hertogenhosch te huis behoorden, op en namen vele Brabandsche kooplieden,
welke van de Frankforter mis terugkeerden , gevangen. Antwerpen en Hertogen-'
hosch bragten eerlang eene bende volk bijeen, welke in Gelre stroopte en lot aan
Zutphen brandschatting uitschreef. De ^Ιΐίά βommel trachtte met de beide steden een
bestand te sluiten, doch ontving ten antwoord, » dat zij eerst hare vestingwerken en
wallen moest slechten en dan over een bestand onderhandelen," Om voorts de slroo-
perijen der Gelderschen aan dien kant te beteugelen, werd een groot blokhuis te
(1) po?ita>-cs, Hist. Geh-, Lib. XI. p. 722 , 726—730. slichterhoust , Geld. Gcsch. B, XL
p. 381—385, 389. »
(2) SLiCDTENHOßST, Geld. Gesch. Ii. Χί. bl. 390.
(3) postasüs, Hist. Geh·. Lib. XL p. 730. slichterhoest , Geld. Gesch. B. XI. bl. 386.
1527
2 v.
Sprok-
kelm.
23 V.
Grasm.
1528
42G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
Lith op den Kam opgerigt, en eene magt van drieduizend voetknechten en drie-
honderd ruiters onder bevelen des Graven van Buren gesteld. Maar een genoeg-
zaam gelijk getal Gelderschen viel onder hendkik van fVisch uit het Over-Kwar-
tier in de Meijerij van den Bosch. Bij de dorpen Ilesze en Leende geraakten zij
mei den Heer van Batenburg ^ welke bij afwezigheid des Graven van Buren het
opperbevel voerde, handgemeen en werden met verlies van negenhonderd man en
verscheidene kr^gswagens terug geslagen. Door de Brabanders nagejaagd, verdronken
er velen bg het overtrekken van de Maas} men meent, dat in het geheel tweedui-
zend van hen op dezen togt zijn omgekomen (1), Om dien tijd sloot Holland,, niet
zonder veel moeite , een verbond voor drie maanden met Antwerpen en 'j Hertogen-
bosch tegen Gelre, hetwelk naderhand nog met twee maanden verlengd werd (2).
Onderlusschon zette Hertog karel den krijg in het Sticht tegen den Bisschop en
de Oostenrijkschen met nadruk voort. Om den Kerkvoogd, die zich met eene kleine
inagt in Wijk bij Buurstede ophield, te verschalken, vermaande hij hem door eenen
ge waanden keizerlijken bode , » zijn volk bij tweeduizend aanrukkende Ooslenrijkschc
knechten te voegen, om vereenigd in de Opper-Betuwe te vallen; hel teeken hunner
komst zou eene opgaande vlam zijn." Zooclra dit gegeven was, zond do Bisschop zijne
manschappen over den Byn, die op de aangewezen plaats komende, door de Gel-
derschen overrompeld en, slechts weinige uitgezonderd die zich door de vlugt
redden, neergesabeld werden (3). Middelerwyl hadden de Oostenrijkschen onder
floris van Egmond het stadje Battem belegerd, waar herman van hall, een man
van bekende dapperheid, het bevel voerde. Meer dan tien uren achtereen waren de
muren uit vijftig groote vuurmonden beschoten , toen de vyanden er binnendrongen ,
doch herhaalde raaien teruggedreven werden. Eene tweede, veel hevigere bestorming,
in welke ernst schenk, do zoon des Stadhouders van Friesland, bij hel bekhmmen
der muren sneuvelde, dwong de bezetting in onderhandeling te treden. Zij moest
zonder wapenen de stad verlaten , welke den Oostenrijkschen , onverkort het leven en
de goederen der burgers, werd ingeruimd. Het nabijgelegen Elburg, waarop de
vijand het nu gemunt had, wendde zich om hulp en raad tol den Hertog, die geeu
volk kunnende ontberen, de burgerij vermaande op de best mogelijke voorwaarden zich
over te geven, hetgeen geschiedde. Nu spoedde zich floris van Egmond naar Har-
derwijk. Na een vreesselijk kanonvuur van zonsopgang lot des anderendaags morgens
len acht ure, boden de belegerden aan, zich op dezelfde voorwaarden qIs Hatiem te
13 V.
Zomer-
maan fl.
28 V.
Zomer-
maaniJ.
(1) v. irEüRM, ßeschr. ν. 's Hertogenb. D. I. bl. 400—462.
(2) WAGESAAK, D. IV. bl. 489-491. Vgl. hiervoor bl. 307.
29 v.
JJloeim.
1528
(.3) PONTANXJS, Bist. Gelr. Lib, XI. p. 749. siicnTEKHORST, Geld. Gesch. ß. XI. LI. 402.
-ocr page 425-DES VADERLANDS. 425
onderwerpen. Dit word afgewezen en de slorra op nieuw met zulk een geweld 1482—
hervat, dat de geteisterde stad, beroofd van alle hoop op ontzet en door gebrek aan
krijgs- en levensbehoeften tot het uiterste gebragt, zich op genade overgaf. Hel leven 2 v.
en de bezittingen der burgers bleven ongemoeid, de bezetting loog uit als krijgsge- ]528
vangen, en slechts de ridmeester sruiii vaw schüren werd met sommige Edelen
in hechtenis gehouden, om hen tegen eenige Ridders uit Ie wisselen (1). Het
verlies van Utrecht^ Rhenen en Wageningen voor de Gelderschen, gaf inzonderheid
FLORis van Egmond de handen ruim om Tiel te belegeren (2). Hg was hiertoe
door Antwerpen en V Ilertogenhoscli aangespoord, welke teregt begrepen, dal
wanneer Tiel en Bommel in de magt der Oostenrijkschen waren, Brahand beter
tegen de strooploglen der Geldersclien gedekt zou zijn. Van EaMOND, doch naar het
schijnt met tegenzin, en joris schenk trokken met achttien- of twintigduizend, naar
anderen zes en dertigduizend man voor de stad , wier bezetting, over welke gilles 17 v.
van riemsdijk, ambtman van Maas en Waal, joost van s>yeten, ambtman van de ^
Neder-Betuioe^ en govert sghenkbier het bevel voerden, onlangs nog met achlhon-
(ierd man was versterkt geworden. Hevig was de aanval , dapper do verdediging.
Driemaal werd de slorm met hernieuwde woede hervat, doch telkens met onverzwak-
len moed afgeslagen. Veel leden de belegeraars door do uitvallen der belegerden ,
maar nog meer door ziekte en ongemakken; en de geestelijke gestichten in en om
's Hertogenhosch waren opgevuld met zieken en gekwetsten. Tweedragt lusschen de
beide Oostenrijksche opperbevelhebbers en het verloopen der krijgsknechten, die niet
mogende rooven, voor Tiel meer verteerden dan hun loon beliep, veroorzaakten
het opbreken van het beleg. Vijftienhonderd man waren gesneuveld, en bij den j() v.
aftogt kwamen er nog velen door het geschut van de wallen om het leven. De
Gelderschen vielen hierop in de Meijer ij van den Bosch en legden Megen, Osch
en het dorp Nieuwland in de asch, doch werden daar door den Schout van
Hertogenbosch aan het hoofd van honderd ruiters teruggeslagen. Nu drongen de
overwinnaars in den Bommelerwaard en vernielden hel huis Poederoijen, hetwelk
aan- maarten van rossem behoorde, terwijl de benden van schenk de omstreken van
Zutphen verwoestten (3).
(1) poNTAMts, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 750, 751. sLicnxEnnoRST, Geld. Gesch. li. XI. bl.
403, 404. Vgl. de schrijvers aangehaald hiervoor, bl. 361.
(2) Zie hiervoor, bl. 361—363. Vgl. pontanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 751—754. slichten-
HORST, Geld. Gesch. B. XL bl. 404—408.
{Ά) ßoec der Gkescienissen, bl. 7. u. v. erp, Annales, p. 1Ü8. portabcs, Bist. Gelr. *
J.ib. XL p. 754—756. sliciitekhoust , Geld. Gesch. ß. XL bl. 408. wagenaab, D. IV. bl. 497.
v. ueürn, Bist. v. 's Bertogenb. D. 1. bl. 462—464.
H. Deel. 3 Stuk. . ' 54
-ocr page 426-42G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
Heizij liet eerste aanzoek tot vrede van den kant des Keizers, of van dien des Her-
togs van Gelre geschied zij , zeker is, dat men dezen wederzijds wensehte en te Go-
rinchem gesloten heeft (1). De voorwaarden kwamen hierop neder: Hertog kabel
moest allo verbindtenissen, inzonderheid met den Koning yim Frankrijk, tennadeele
des Keizers aangegaan verbreken, terwijl de Keizer zich ten opzigte van den Hertog
lot hetzelfde zou verpligten. De Hertog moest den Keizer met de wapenen te dienste
slaan; do Keizer zou echter den Gelderschen geene schatting opleggen. De Hertog
zou Gelre en Zutphen voor zich en al zijne wettige mannelijke en vrouwelijke nako-
melingen van den Keizer, als Hertog van Brahand en Graaf van Holland, in leen
houden, doch bij ontstentenis van wettige afstammelingen vervielen deze gewesten
aan den Keizer. Op gelijke voorwaarden werden ook Groningen en de Omme-
landen^ Koeverden en Drenthe den Keizer afgestaan , welke beloofde de voorregten,
vrgheden, oude gewoonten en herkomsten der ingezetenen te zullen handhaven. In-
dien de Hertog een opvolger naliet, mögt deze buiten toestemming des Keizers in
geen huwelijk treden; bij minderjarigheid zou de voogdij blijven aan dengenen,
welken de Hertog daartoe benoemd had of door de Staten des Lands werd aangesteld.
Jlattem, Harderwijk en Ε Iburg zouden nevens Montfoort in het Ooerkwartier
van Gelre den Hertog ingeruimd worden. Do Keizer zou den Hertog levenslang
jaarlijks zestienduizend gulden uitkeoren en tweehonderd en vijftig ruiters voor hem
onderhouden, van welke altijd vijftig tot 's Keizers dienst gereed moesten zyn;
ook bedong do Keizer in Gelre vrij te mogen werven. De Hertog zou nog dertig-
duizend gulden van den Keizer ontvangen; wederzyds zouden alle krijgsgevangenen
zonder losgeld ontslagen, allen welke om den krijg uitgeweken of gebannen waren
in hunne goederen hersteld, en alle brandschattingen of dergelijke oorlogslasten van
onwaarde verklaard worden; handel en verkeer der beiderzijdsche onderdanen zouden
vrij en onbelemmerd zijn; en opkomende geschillen lusschen den Keizer en den
Hertog in der minne door scheidslieden beslist worden. Na het beëedigen en beze-
gelen van dit verdrag, in hetwelk ook de verwanten en bondgenooten der beide Vor-
sten en des Bisschops van Utrecht begrepen waren, zou do Keizer, onverminderd
zijno regten en aanspraken, zich onthouden van het voeren der titels en wapenen van
Gelre en Ziitphen (2), De inhoud dezer overeenkomst werd zeer geheim gehouden.
Toen de Ooslenrijksche en Geldersche vredesgevolmagligden het verbond geteekend en
(1) Zie hiervoor, bl. 36(5.
(2) De Peys ie Gorcum in dodt's Archief voor Kerkl. en IFereldl. Gesch. ν. Vir. J). Ι-
St. II. bl. 31—40. Vgl. PONTANUS, Eist, Gelr, Lib. XI. p. 757 , 758. siicnxERBORST,
Gesch. B. XI. bl. 409, en de schrijvers hiervoor, bl. 366 (,3) aangehaald.
3 y.
Wijn-
maand
J528
DES VADERLANDS, ' r 427
de bekrachtigiDg hunner meesters daarvan beloofd hadden, zond Hertog earel zyne 1482—
zaakgelastigden te Gorinchem met maarten van rossem naar Mechelen, waar zg
door de Landvoogdes, welke den Keizer vertegenwoordigde, deftig werden onlvangen
en in naam huns Vorsten het vredesverdrag bezwoeren. De bewuste drie Veluwsche
sleden werden den Hertog in handen gesteld, en 's Keizers afgezant lourens dublioul
kwam te Arnhem^ om hem den eed af te nemen, waardoor de zaak haar volle beslag
ontving (1). De vrede werd nu in de groote sleden van Gelre openlijk afgekondigd
en met plegtige omgangen gevierd (2), Alles scheen zich thans tol rust te schikken.
Hertog KAREL was afgestreden en moest geduldig, hoewel met leede oogen aanschou-
wen, dat eerlang het wereldlijk gezag van het Sticht aan den Keizer overging (3).
In diens bezit was reeds Friesland geraakt, hetwelk in deze lijden meer dan eenig
ander Nederlandsch gewest ter prooi gestrekt had aan inwendige verdeeldheden en
builenlandsche aanvallen.
Friesland. Groningen. Immers de vrede, welken de landen tusschen de Zuiderzee
en den Dollart op het einde van het vorig tijdperk genoten, werd te spoedig
door hernieuwde onlusten en vijandelijkheden verbroken (4). Do Edelen vatten
weder het eerst do wapenen tegen elkander op. Eke en botte heslinga te Ter- 6 τ.
zool in Rauwerderhem veroverden en plunderden hel huis van wopko wïgara en maand
zijn zoon οττο, welke zij op het slot van ids tjallinga te Ferioert voerden en van
hen honderd goudguldens tot losgeld eischlen. Hessel jomgema. Heerschap 'mSneeker
VijfgO", bragt om hen te bevrijden de landlieden uit den omtrek bijeen, overwel- 2 τ.
digde Heshngahuis te Poppingawier en nam botte heslinga gevangen. Do i^g^j
Leeuwarders, welke ip het geheim de heslinga's ondersteunden, wier aanhangers
ook elders het onderspit delfden, bewerkten eene verzoening onder bepaling, dat
de gevangenen tegen elkander uitgewisseld en de toegebragto nadeelen onderling
door goede mannen zouden vereffend worden (5). Ook sloten zy een verbond met 21
de kloosters Klaar kamp, Mari'êngaarde en Haska, belovende deze ^cgen
alle geweld voor den tijd van tien jaren te beschermen (6). Zij zelve evenwel
(1) HORTEifsits, Rer. JJltraj. Lib. VII. p. 172, 180. poutaküs, Hist. Gelr. Lib. XI, p. 760,
761. sLicnTENHORST, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 410.
(2) Kron, V. Arnhem, bl. 90. Chron. v. Nijmegen, bl. 117.
(3) Zie hiervoor, bl. 364, 366.
(5) occo scAULENsis, bl. 239. BBBO EiBMïcs, Rer. Fris. Eist. Lib. XXIX. p. 442. wiureEwiiis,
Chron. v. Vriesl B. X. bl 303. scnoxAsus, Fr. Hist. B. XI. bl, 369.
(6) Charterb. ν. Vriesl. D, I. bl. 717, 718.
54
-ocr page 428-J482-
1528
428 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
geraakten in twist met wilke kisgia , welke eene dienstmaagd, die van kindermoord
beschuldigd ter strafplaats gevoerd werd, hunnen geregtsdienaars had ontweldigd, en
verwoestten zijn huis te Stiens, Ringia vestigde zich toen op de sterke Juwsmastins
te Rinsumageest en voerde van daar uit openbaren krijg tegen de Leeuwarders, die
niet bij magte hem door de wapenen te bedwingen, tot list hunne toevlugt namen.
Door omkooping en verraad van den poortwachter lieuwe rommertsma van Dokkwm,
overrompelden zij ringia en zonden hem gevangen naar Leeuwarden. Men voorzag
de stins van eene bezetting, die veel moedwil pleegde tegen syds botnia , welke
niet ver vandaar op Tjaardahuis woonde, doch eerlang de sterkte vermeesterde en
met den grond gelijk maakte (1).
De Leeuwarders, welke met Sneek, Bolsward en andere plaatsen in goede ver-
standhouding leefden, sloten ook een verbond voor twintig jaren met sicco sjaau-
DEMA en do stad Franekor. Deze verbindtenissen der sleden bragten veel toe tot be-
teugeling der woelzieke Edelen. Zoo gelastten onder anderen Leeuwarden, Sneek en
Bolsward zekeren orck abbezoon, om de stins van ruurd roorda. , Avelke hij had
ingenomen, terug te geven en zich van geweldenarijen te onthouden (2). Zij konden
echter geenszins altijd het plegen van openbare vijandelijkheden voorkomen en niet
verhinderen, dat het huis van douwe hiddema te Pingjum door seerp lteu\ves beyjia
op last van sicco sjaardema, hoofd der Schieringers, belegerd werd. Gedurende dit
beleg verbrandde beyisia de stins van epe aylva , een voornaaam Vetkooper te JVit-
marsum, en roofde in de omstreken. Ondertusschen trokken juw jowgema , ige
galama met zijne broeders en andere Vetkoopers met veel volk uit Bolsicard, om
Hiddemastins te ontzetten. Spoedig werden zij met beyma handgemeen, Avelke den
slag verloor en met achterlating van vele gesneuvelden en gevangenen, zich te naau-
wernood door do vlugt redde (3).
Om dien tijd was agge, abt te Hemelufn en van het klooster te Stavoren, met
(ie gebroeders ige , douwe en nartsiaw galabia in twist geraakt over eenige lande-
rijen en inkomsten, welke ige aan het Schieringergezinde klooster Hemelum ontno-
men en sinds jaren bezeten had. Agge , wien zij te maglig waren, maakte gebruik
v;m zijn geestelijk gezag en deed het geheele geslacht der galama's in den ban. Ige,
(1) occo scABLENsis, bl. 239, 240. UBBO EMiBiüs, Rsr. FHs. Uist. Lib. XXIX. p. 443. wik-
skmiüs, Chron. v. Friesl. B. X, bl. 303, 304. schotanus, Fr. Hist. li. XI. bl. 370. Charterh.
V. Friesl. Ό. l. bl. 720.
(2) Chartorb. ν. Friesl. D. I. bl. 720, 724,
(3) occo scARLENsis, bl. 240. UBBO EMMiüs, Rev. Fris. Eist. Lib. XXIX. p. 443. ΛνικβΚΜίϋ«,
Chron. V. Friesl li. X. bl. 304. scnoxAifUS, Fr. Hist. B. XI. bl. 370.
J484
24 v.
Lente-
maand,
10 v.
Win-
term.
1485
1482-
1528
DES VADERLANDS. 2093
deswege verbitterd, sloeg met jüw jokgema en eenig krijgSTolk , hem door den Stad-
houder van Holland jan van Egmond gezonden, het beleg voor de Spijker, eene
sterkte of slot bij het klooster te Hemelum, vroeger door dè monniken ter verdedi-
ging tegen de galama's en overige Vetkoopers opgerigt. De abt zocht en vond hulp
bij pieter harinxma te Sneek, welke bewerkte, dat sicco sjaakdema en andere
Schieringer Heerschappen in Westergo een grooten hoop gewapenden naar He-
melum optrokken; doch vóór zij er kwamen, had de bevelhebber hetjwe popkes
ROORDA, geen ontzet verwachtende, de Spijker overgegeven, waarop de bondgenoo-
ten, vertoornd over deze voorbarige daad, terugkeerden. Ige caïama nam alles mede
wat hij vond, slechtte de Spijker, betaalde het vreemde krijgsvolk en dankte het af.
Kort daarna bezette hij eene stins te Bakhuizen in Gaastcrland en voerde vandaar
uit oorlog tegen den abt aggb en mikke hilles of hillema , Heerschap te Har ich,
PiETER HARiKXMA en EPE TiETES 3IETTI3SGA mct de Sneekejs en het landvolk van
ffijmbritseradeel beproefden over het ijs een aanslag tegen deze sterkte , hetgeen door
de dapperheid der bezetting mislukte. Een of twee Schieringers verloren hierbij hel
leven , en epe tietes hettikga kwam om te Hommerts in een huis dat door eigen
vuur in brand geraakt was. Na hun aftogl legde ige galama het dorp Wijckel ge-
deeltelijk in de asch , rigtte alom groote verwoestingen aan en maakte het den abt
zoo benaauwd , dat deze niet wist werwaarts zich te keeren of te wenden (1).
Vruchteloos derhalve hadden de sleden Leeuwarden, Sneek, JSolsward, Franeker
en Sloten, w elke middelerwyl in een verbond van onderlinge bescherming gelreden
waren, ige galama tot vrede vermaand en getracht de geschillen lusschen hem, den
abt agge en minse hilles te vereffenen (2). Tol dit zelfde doel vrerd daarna een
landdag te Bolsward gehouden (3), Hier verschenen de abt agge als aanklager en
ige galasia mct zijne broeders als gedaagden. De galama's verklaarden zich pleglig
legen den ban over hen uitgesproken en dreigden, zich daarover op den Bisschop
van Utrecht, den Aartsbisschop van Keulen of den Paus zeiven te beroepen.
Wat het innemen en vernielen van de Spijker betrof, dit zouden zij volgaarne Ier
beslissing van Leeuwarden, Bolsward tVi twee Friescho Geestelyken overlaten. Maar
dewijl deze sleden hen openlijk ondersteunden, en het geschil over de landerijen en
inkomsten onaangeroerd bleef, verliet agge do vergadering en verwisselde het mag-
22 V.
Sprok'
keim..
1487
(1) ν. tiiabor, liist. V. Vriesl. St. 1. bl. 38—41. occo scaüleksis, bl. 241, 242. cbbo ebiiros,
Rer, Fris. Hist. Lib. XXIX. p. 444. wiksemiüs, Chron. v, Vriesl. B. X. bl. 305. schotakids
Fr. Mist. B. XL bl. 370.
(2) Charterb. ν, FriesL D. I. bl. 732—738.
(3) Charterb. ν, Vriesl D. I. bl. 739.
30 v.
Slagtm.
148ß
21 v.
Win-
term.
;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—telooze geestelyk zwaard τοογ het wereldlijke. Met minne hilles ontbood hij drie-
^^^^ honderd knechten uit Gelre, om gewapenderhand te herkrijgen, wat hem geweld-
dadig ontnomen was. Zoodra zy gekomen waren, viel ige galama met de Bolswar-
ders HiLLïs en de zijnen aan en joeg hen op de vlugt, waarbij eenigen sneuvelden
en anderen in de kerk van het Johannilerklooster naby Sneek eene schuilplaats
zochten. Doch zij vielen in handen van ige toen deze de kerk in brand had ge-
stoken , welke met hare heilige overblijfselen in asch verkeerde. Maar bij den aftogt
tastte AGGE met de Geldersche hulpbende, eenige Schieringers en de bijeengebragte
vlugtelingen, galama zoo geweldig aan, dat hij in zyne stins te Bakhuizen moest
wyken. Daar de abt dit huis niet konde vermeesteren, trok hy af en legerde zich
le Balk bij Wijokel ^ schrik en verderf in den omtrek verspreidende (1). '
Om galama te ondersteunen en de vreemde knechten uit Friesland te verdryven,
sloten de Leeuwarders met de Bolswarders een afzonderlijk verbond, nadat het onlangs
gemaakte verdrag tusschen de vier steden ten einde geloopen, of meer waarschijnlijk
door de Leeuwarders zelve, die thans meer hun eigen voordeel dan de handhaving der
inwendige rust beoogden, verbroken was. Hierdoor ontvlamde op nieuw en heviger dan
te voren het oude vuur der tweedragt, want do Schieringergezinde steden, Deelen en
Hoofdlingen van W ester go sloten zich door eene overeenkomst nader aan elkander (2),
28 V Ho Leeuwarders zonden in de laatste helft van Hooimaand een groot aantal gewapen-
Zoiner- ßolswardy welke zich met de burgers aldaar vereenigden en onder bevel van
maand
1487 juw jongema tot hulp van galama optrokken, welke hen met eene weluitgeruste
krijgsmagt te Noordwolde wachtte. De bondgenooten rukten tegen den abt agge
op, die nog te Balk bij Wijckel gelegerd was, maar toen de vijand in hel gezigt
kwam door de Gelderschen werd verlaten, welke in Sloten bij eienk harinxma
de wijk namen. Galama en jongema , die hen op den voet gevolgd Avaren en eenige
van de achtersten deels geveld, deels gevangen hadden, vielen terstond het stedeke
aan, hetwelk zich zoo dapper verweerde, dat zij afhouden en zich tot eene insluiting
buiten het bereik van hel geschut der belegerden moesten bepalen. Daar het echter
der bezettiög aan buskruid begon te ontbreken, zond harisxma zyne echtgenoote,
eene zuster van juw jokgema , met eenige anderen naar het vyandelijk leger, om
eene verzoening tusschen den abt en zgne bestrgders te bewerken, hetgeen na veel
onderhandelens gelukte onder beding, dat de Geldersche knechten terstond het .land
(1) v. THABOB, Eist, T. Vriest. St. I. bl. 41. occo scarlejisis , bl. 242. ubeo emmics, lier.
Fris. Eist, Lib. XXIX. p. 444. "winsemibs, Chron„ v. Friesl, B. X. hl. 305. schotamus, Fr.
Eist. B. XI. bl. 371.
(2) Charlerb. v. Friesl. D. I. bl. 740—742.
-ocr page 431-DES VADERLANDS. ' 431
zouden ontruimen en galama met de zijnen Tan Sloten wegtrekken. Minite hilles 1482—
was, naar het schynt, in dezen zoen niet begrepen, dewijl deSchieringerHoofdlingen
op zijne stins te Harich worp jukkema Tan Boxum orerreedden, het zwaard tegen
IGE GALAMA op te Talten, welke hem niet schuldig bleef en waardoor de huislie-
den in Gaasterland den geheelen zomer en winter door geteisterd werden (1).
Ondertusscben trachtten de Leeuwarders, allengs magtiger maar ook teTens oTer-
moediger en heerschzuchtiger geworden, aan deze zijde der Lauwer* de rol der
Groningers aan gene zijde te verTulIen , en hun gezag OTer de naastliggende landen
uit te strekken. Onder de wetten en bepalingen, welke bet stedelijk bestuur tot
nadeel en bezwaar van velen uitvaardigde, behoorde onder andoren, dat in de
stad en grietenij Leeiiwarderade^l geen ander bier mögt verkocht of gedronken
worden, dan hetwelk in Leeuwarden gebrouwen was. De Edelen en landlieden, over
welke de stad niets te gebieden had, namen dit zeer euTel op, en zelfs eenige bur-
gers Terklaarden er zich legen; niettemin zocht men het op allerlei wijzen door te
drijven. Hierdoor geraakten op zekeren dag eenige boeren, dio in do stad Haar-
lemmer bier gebruikten, met de brouwers , welke dit beletten wilden, handgemeen.
De burgers, welke do brouwers te hulp kwamen, noodzaakten hen in het huis van
piETER GAMMiNGHA, een Schieringer Hoofdling, do wijk te nemen , hetwelk onmid-
dellijk ingesloten werd, nadat de eigenaar had geweigerd de overtreders van het gebod
uit te leTeren. Het gedrag der Leeuwarders bragt de Schieringer Heerschappen door
geheel Oostergo en JVester go in beweging, dio OTeral waar zij invloed hadden het
landvolk bij klokkenslag te wapen riepen en op Barrahuis, niet ver Tan ff^erdum^
zich met de Sneekers en Franekers Tcreenigden, om den volgenden dag Leeu-
warden aan te Tallen. De Leeuwarders, die hun Tolk tot bijstand van calama
naar Bolsward gezonden en alzoo hunne eigene stad ontbloot hadden , besloten op
raad Tan eenige Tredesgezinde mannen, twee edele Trouwen, frouk , weduwe Tan
kempo ukia, en doed , weduwe Tan παυε heringa , die bij de gemeente in groote
achting stonden, des morgens Troeg naar den Tgand af te Taardigen, om hem
Tan zijn Toornemen af te brengen. · Op haar dringend smeeken, dat men,
om alle kwaad en bloedstorting te voorkomen, Leeuwarden niet zou aantasten,
maar veeleer alles wal men tegen elkander had , aan de beslissing van goede mannen
overlaten, zonden eindelijk de Heerschappen den Pastoor van Goutum met deze
voorwaarden naar de stad. » De Leeuwarders zouden voortaan geen inbreuk maken
(1) v. xqaboe, Rist. V. VriesL St. L bl. 42—44 occo scarlersis, LI. 243, 244. obboëiuuus,
Her. Fris. Hi&L lAh, XXL\. p. 445. wirsemics, Chron, v. Vriesl. B. X. bJ. 305 , 306. isr,no.
TÄKus, Fr. Hist. B. XI. bl. 371.
;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—op de regten vaa anderen noch afwyken van het verbond vóór zes jaren met de Snee-
kers en Bolswarders aangegaan; elk vrij laten koopen en verkoopen waar en wat hij
wilde; met allen in vrede leven en verkeeren en ieder, naar ouder gewoonte, in
zijne eer, staat en vrijheden ongestoord laten." Wanneer men tegen den middag
deze bepalingen aannam en bezegeld terugzond, zou de stad ongemoeid blijven;
indien niet, dan zou men haar mei geweld tot billykheid noodzaken. In dezeu
hagchelgken toestand waren vele regeringsleden mei den Ouderman pieter sybiiahds
piNGK geneigd aan dien eisch te voldoen. Maar het gemeen niet duldende, dat de
Westergoëers iets in Oostergo koopen of verkoopen zouden, dreigde den dood aan
allen, die hieraan hunne toestemming gaven. Niets vermögt de raad van de verstan-
digsten uil de burgerij bij de roekelooze menigte , die elkander opwond en zich gereed
maakte, den vijand af te wachten. De Schieringers , welke op den bepaalden tijd geen
antwoord ontvingen, trokken met hunne geheelc slrijdmagt, die op bijna achtduizend
man begroot wordt, naar Leeuwarden en tasten hel omtrenl drie uren dés namid -
O '
dags van do Oostzijde aan. De eerste aanval werd moedig afgeslagen, maar bij den
tweeden of derden slorm drongen do vyanden over de wallen naar binnen en maakten
zich meesler van de stad. Vele huizen werden geplunderd, en de aanzienlijkste bur-
gers deels naar Sneek, deels naar de slinzen der Schicringer Edelen gevangen weg-
gevoerd. Do Ouderman piä^ck , een wijs, schrander en voorziglig man , welke Leeu-
warden vele jaren had bestuurd, was gesneuveld, of naar anderen, door zijne ontaarde
bloedverwanten, zoo niet door epe aylva van/^iiwarjmm, vermoord. Worp jukkema
werd lot sledevoogd over, de deerlijk geteisterde stad aangesleld (1).
Terwijl de vijanden waren binnengedrongen, hadden vele burgers zich door de
vlugt bij IGE GALAMA te Noordwolde gered. Zij zetten hem op .tegen de Sneekers,
die zij als de hoofdbewerkers van hun ongeluk beschouwden, en ondersteunden
hem in het wegrooven hunner schepen en goederen. In de noodlottige binnen-
iandsche twisten hadden Leeuwarden en Bolsward zich doorgaans voor de Vel-
koopers, Sneek en Franeker voor de Schieringers verklaard. Te gewilliger gaven
derhalve thans de Franekers en alle andere Schieringers in Oostergo en fVester go
aan bokke harinxma en de Sneekers gehoor, om galama en de zgnen te helpen be~
slryden. Zij kwamen in groot getal te Sneek byeen en trokken straks te zamen naar
Koudum, waar Galamahuis bemagtigd, tot den grond geslecht en de bezetting ge-
vangen genomen werd. Hierop belegerde men de sterke slins te Noordwolde, Meer
(1) v. τπΑΒοη, Eist. ν. FriesL St. I. bl. 44. occo scaUleksis, bl, 245—247. ubbo emmius,
Her. Fris. Jiist. Lib. XXIX. p. 446-448. winsemiüs , Chron. v. rriesl. B. X. bl. 306, 307.
acHOTAKUS, Fr. Hist. B. XI. bl. 372.
DES VADERLANDS. 433
dan veertien dagen was zij hevig beschoten en aan de eene zijde bijna geheel ver-
iiield , vóór de verdedigers by gemis van alle hoop op ontzet, zich behoudens lyf
en goed overgaven. Het gebouw werd onder den voet gehaald , ige's zoon οττο,
die er het bevel gevoerd had, op de stins van epe tietes hettisga in do Bommerts maand
gebragt en zijn gevangen volk hier en daar verdeeld. Kort hierna vermeesterden en ^^^^
verwoestten de bondgenooten insgelyks de nabijhggende stinzen van jarigiisma en
HANS PERKES, wiens zoon zij gevangen met zich voerden. Op den tcriigtogt ver-
sterkten zij het huis van minne hilies te Rarich en stelden er wijbe jahichs jelkema
tot bevelhebber over aan. Ondertusschen was ige galama mot duizend knechten,
buitenlands door hem geworven, in de Lemmer aangekomen, doch iiad hen op het
berigt van het verhes zijner stinzen en het aanrukken der Schieringers, terstond afge-
dankt en weggezonden (1). Evenwel zette hij den krijg tegen de Schieringers voort,
bragt hun door rooven en brandstichten groot nadeel toe, en legde des nachts hel26-~27
dorp Balk met den molen bijna geheel in de asch (2).
Niettegenstaande dit jaar de Schieringers door den dood van pieteu uarinxma te'
Sneek en sikke sjaardema te Franeker, welke door bokke iianmxma en juw uot-
'i iNGA vervangen werden, twee dappere aanvoerders verloren hadden, bragten zij ech-
ter, naar hel schijnt, de Vetkoopers derwijze in de engle , dat de galama's zich om
hulp])enden naar Holland begaven. De Stadhouder jan van Egmond verschafte
(lezen zevenhonderd man, met welke zij over de Zuiderzee naar Friesland terug-
keerden (3). De Sneekers en de Schieringer huislieden in Oostergo en Westergo
hiervan onderrigt, legerden zich, vierduizend man sterk, langs hel strand tusschen '
TVorkum en Ilindeloopen, om hen het landen te beletten. Galama bleef op eeni-
gen afstand voor anker liggen, overtuigd dat deze menigte niet lang bijeen zou
blijven; en inderdaad, na vier dagen trokken de Schieringers uithoofde van den
oogst- en hooitijd huiswaarts, slechts seerp lieuwes beijma met zijn volk in
ter bewaking achterlatende. Dien zelfden nacht stapten douvve , hartman en οττο
galama, die onlangs uit de gevaagenis geslaakt was, bij Uindeloopen aan wal. Maar
bij het overtrekken van eene sloot of gracht, de Palesloot genoemd, tastte beijma
(1) v. τπΛΒοη vermeldt deze vrij onwaarschijnlijke bijzonderheid niet, Avclke hij occo scauleksh,'
]>l. 248 gevonden -wordt en door emjiids, winsehujs en scnoiARUS opgenomen is,
(2) v. τιιλποβ , Hist. V. Friesl. St. I. bl. 45—47. occo scarleksis, hl, 247, 248. ubbo Esmitjs,
lier. Fris. Hist. Lib. XXIX. p. 447, 448. ΛνιΐίδΕΜίυβ, Chron. v. Friesl, B. X. bl. 307. scno-
TAscs, Fr. üist. B. XI. bl. 373.
(3) e. beninga verhaalt, dat jan van Egmond zelf zich met hen inschee])te, Hist. v. Oosi-
Friesl. B. II. bl. 352. De Hollandsche en Friesche kronijken maken hiervan geen gewag.
H. Deel. 3 Stuk. . ' 54
-ocr page 434-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
met de Workuramers en Hindeloopers hen onyerwachts aan, versloeg tweehonderd en
vijftig man en nam bij de vijftig gevangen, waarop de overigen in de schepen en naar
. Holland vlugtten (1).
Do nederlaag der Velkoopers herstelde in geenen deelo den hinnenlandschen vrede.
Dikwerf geraakten partijen handgemeen, en in een dezer gevechten werd gabbe
jaarlAl door do knechten van syds botnia bij het huis van hessel humalda te £Je
in Bongeradeel doodgeslagen. De Schieringer Hoofdlingen zelfs kwelden hunne
eigen aanhangers. Bokke iiarinxma, Heerschap te Sneeky een man van groot
gezag en aanzien niet slechts in geheel /F"ester go maar ook te Leeuwarden,
gelastte ποιτε boekes fondens op de huislieden van Gaaster land ^ hoewel
Schieringergezind, te rooven, FojNDEiiS liep met eenige ruiters het gewest
uf, nam weg Avat hem voorkwam en sleepte do gegoedste ingezetenen naar
Sneek, waar zij op losgeld gesteld werden en darinxma den buit met hem
deelde. Hierdoor vervreemdden zij aller gemoederen van zich; en toen later het ge-
luk BOKKE tegenliep, werd hij verlaten door allen, die hem te voren ontzagen en on-
derdanignvaren. Inmiddels kwamen op raad van eenige vredelievende mannen, afge-
vaardigden uit do sleden van Oostergo en Westergo te Leeuwarden ^ om zoo
mogelijk, aan do geweldenarijen en ongeregeldheden perken te stellen. Men besloot
eenparig, om in vrede en eendragt met elkander te leven, het regt naar eisch te
handhaven, do vreemde knechlen uit het land te verdrijven, en de vrijheden en
voorreglen te beschermen. De ingekankerde partijwoede echter maakte spoedig dit
verbond krachteloos, en do vlam der tweedragt barstte eerlang met onverminderde
hevigheid weder uit (2).
In Groningen en de Ommelanden daarentegen heerschto eene gewenschte rusl,
bovenal sinds in veerlienlionderd vier en tachtig eene bevrediging tusschen den Rid-
der JOHAN RENGERS^ wclke do belangen der Friezen zoo aan deze als gene zijde der
Laiiwars aan het keizerlijk Hof behandeld had, en do stad Groningen, wier mis-
noegen hij in geene geringe mate daardoor had opgewekt, was tot stand gebragt (3).
(1) ν. TiiABou, Eist. p. FriesL St. I. bl. 47. occo scarlensis , bi. 248. e. bekikga, Hist. v.
Oost-Friesl. bl. 352. tBBo eudiids, Rer. Fris. Eist. Lib. XXIK. p. 449. -wissemius , Chron. v.
Vriesl. B. X. bl. 307. scnoiAHts, Fr. Eist. li. XI. bl. 373. .
(2) v. tiiabor, Eist. V. Vriesl. bl. 48. occa scarlensis , bl, 249. e, benixga, Hist. v. Oost-
Friesl. bl. 352. wiksemiüs, Chron. v. Vriesl B. X. bl. 308. schotanus, Fr. iZ/si.B. XI. bl. 374.
(3) liet Charierb. v, Vriesl, D. I. bl. 720. heeft een brief van rengers opgenomen, in welken
liij den Oostergoörs en Westergoërs een merkwaardig verslag geeft van zijne verriglingen ab ge-
zant bij den Keizer ter bekrachtiging hunner voorregten.
J482-
1528
15 v.
HooiiTi
1488
13 v.
Ooffst-
inaand.
u.
DES VADERLANDS. ' 435
De KerkToogden en Hoofdlingen der Ommelanden kt^'amen met do Groningers
een, om zonder ^vederzijdsclie toestemming, zich met geene andere Heeren, landen
of steden te verbinden, en geen oorlog Ie beginnen of krijgsvolk aan te nemen (1).
In Groningen zelf werden vele bepalingen gemaakt tpt handhaving der rust, veilig-
heid en goede tucht. Der stad werd, zeker tegen voldoening eener aanzienlijke som,
het lang begeerde regt, zoowel gouden als zilveren munt te slaan door Keizer
frederik vcrlecud; en uajo addikga van Westerwolde bewilligde in de verpanding
der geregtigheid in ffesterivolde, haar door den Bisschop van er toegestaan (2).
Niet minder belangrijk was' voor de Groningers het vernieuwen en uilbreiden van het
verbond met Smallingerland in veertienhonderd vier of vijf en veertig aangegaan (3).
Hierdoor verkregen zij nu aldaar de jaarlijksche verkiezing van den Grietman en der
reglers, benevens de aanstelling van eenen Groninger tot voogd of drost over een
versterkt slot, hetwelk zou gebouwd worden zoodra de nood het vorderde. Men
beloofde elkander hulp legen wederspannigen en allo zoo binnen- als buitenlandsche
vijanden (4). Dit verbond was te gewenschler voor de Groningers, dewijl zij om
dezen tijd met de Hoofdlingen van Jeve^'land, Kniphuizen en esens in Jlarlinger-
land, welke inzonderheid op de Hollandsche schepen kaapten, in moeijelijkheden
geraakt waren. Zij hadden namelijk zulk een gewapend roofschip, hetwelk op do
wadden van Groningen een rijk geladen Hollandschen koopvaarder genomen had,
bemagtigd en de bemanning, ondanks allo voorspraak, het hoofd voor do voeten
gelegd. De verbiUerde Hoofdlingen belemmerden nu geweldig do vaart der Gronin-
gers naar do Wezer en Elhe, bragten vele bodems op en spaarden evenmin do sche-
pen van al de naburige zeesleden inzonderheid van do Bremers, tegen welke eseks eene
oude wrok koesterde. Om aan deze rooverijen paal en perk te stellen, slolen do
gevolmagtigden van Bremen^ Hamburg, Luhek ^ Groningen en der omliggende
landschappen te Bremen in veertienhonderd acht en tachtig een tienjarig verdrag
van onderlinge hulp en bescherming tegen de drie Hoofdlingen. De belecdiging een
der bondgenoolen aangedaan, zou als aan allen gepleegd beschouwd worden; en indien
(1) e. bemnga., Hi&t. V. Oost-Ftiesl. bl. 349 , 350. Dewijl gccu andere schrijver hiervan gewög
gemaakt, houdt westendorp deze overeenkomst voor bedenkelijk. Jaarb. v. Gron. D. H. bl. 644.
(2) westendorp, Jaarb. v. Gron. D. Π. hl. 644, 645, 651, 653, 654.
(3) Zie hiervoor, bl. 201.
(4) übbo emmics, lier. Fris. llisl. Lib. XXX.. p. 453. De Agro, p. 39. schotikus, Fr. HUt.
B. XI. bl. 376. Tegemc. Staat v. Stad en Lande, D. I. bl, 188. tvEsïEifDORp, Jaarb. v. Gron.
J). Π. bl. 652.
;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-— minnelijko tusschenspraak niet baatte , zou men zich met do wapenen zoo te land als
te water regt verschaffen. Deze overeenkomst boezemde den Hoofdlingen ontzag en
vrees in. Onmiddellijk trachllen zij in vredesonderhandeling te treden, maar hun af-
gezant te Bremen gelukte het slechts eene wapenschorsing tot Paschen van het vol-
gende jaar te bewerken. Kort na het eindigen van het bestand en het sluiten van
een afzonderlijk eenjarig verbond lusschen de Groningers en de Oost-Friesche Heer-
schappen, kwamen do wederzijds benoemde scheidslieden in het klooster te Ter mimi m
bijeen , alwaar zij omtrent het midden van Herfstmaand eenen vasten vrede tot stand
bragten, door welken do vrije handel in deze streken hersteld werd. Do houwerda's ,
welke in hun oud geschil met Groningen over het regtsgebied van Termunten door
ESENS en den Hoofdling van Jever gesteund geworden waren, moesten nu tegen
eenige vergoeding in geld en landerijen, het bezit daarvan den Groningers overla-
ten (1). Het schijnt alsof om dezen tyd Acht-Ker spelen, Groningen, Langewold,
Vredewold en Humsterland een verbond voor twintig jaren met elkander gesloten
hebben (2).
Inmiddels hadden do gevlugto Velkoopers in Holland besloten, onder bevel van
IGE GALAMA eeno tweede landing in Friesland te beproeven, en M'aren met nieuwe
1489 hulpbenden in zee gestoken. Der Schieringers waakzaamheid belette hen echter bij
Workiim te ontschepen, en onverrigter zake keerden zy terug (3). Do vrees, dat
zij ondanks dozen ongunstigen uitslag, hunne ondernemingen niet zouden staken,
hetgeen dozen of genen vreemden Vorst mögt aansporen, eeno kans op het verdeelde
Friesland to wagon, bewoog do aanzionlijksto Schieringers op eene vergade-
ring der Staten to Leeuwarden voor te stellen, om van den Roomsch-Koning
MAxiMinAAiT do bovostiging hunner vrijheden en voorregten to verzoeken. Het voor-
stel word hier verworpen, maar op eeno nadere bijeenkomst te Sneek, hoewel niet
zonder moeite, doorgedreven. Met algemeeno toestemming zond men benedictus heres,
Prebendaat to Franeker, een welsprekend en in de regten ervaren man, zijn broe-
der joüKE, Pastoor te Goutufn, en Mr. πεττε jongema , Pastoor te Goynga, in ge-
zantschap naar maximiliaan in Tyrol met last, om tevens over de verzuimde op-
brengst der schatting en wat men verder schuldig was te handelen. Onder beding,
dat het achterstallige aangezuiverd en do schatting voorts jaarlijks behoorlijk zou op-
(1) UBBO EHMIUS, Rev. Fris. Eist. Lib. XXX. p.'454—456. De Jgra, p. 33. scnoTAiics, Fr.
Hist. B. XI. bl. 377. Tegemo. Staat v. Stad en Lande, D. I. bl. 188,. 189. weste.noorp,
Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 654—659.
(2) WESTENDORP, Juarl·, V. Gron, I), II. bl. 656.
(3) occo SCARLENSIS, bl. 249. WINSESIIÜS, Chron. v. Vriesl B. X. bl. 308.
-ocr page 437-DES VADERLANDS. ' 437
gebragt worden, werd eindelijk de verzochte bekrachtiging der voorreglen door den 1482-
Koning verleend (1).
Na het vertrek der gezanten genoot Friesland eenige maanden verademing en rust.
Even als in Holland, werd er op eene vergadering te JVjorkuni de onmatig hoog 1490
opgevoerde munt merkelijk afgezet en bepaald, dat voortaan de waarde van hot geld
zou gelijk zijn aan die in de drie hoofdsteden van Overijssel (2). Men trachtte hier
en elders de verwoestingen door den binnenlandschen kryg aangerigt Ic herstellen.
De regering van Sneek eischte lot dat einde den honderdsten penning van do goederen
harer burgers; en in korten tijd waren de versterkte plaatsen voor een groot gedeelte
weder in behoorlijken slaat gebragt (3). Onderlusschen was een pauselijk ge-
lastigde in Groningen gekomen, om van de Bernardijner monniken door geheel
Friesland de tienden der jaarlijksche pachten af te vorderen. Do abten van Ade-
werd en van Klaarkamp slemden er in toe, maar de overige verklaarden er zich
togen, waardoor de zaak is blijven steken (4).
Onbevlekt van burgerbloed zou het jaar niet ten einde spoeden. Juw johgema of
wuwiwGA , een wreed en heerschzuchlig Hoofdling te BoUicard, blies het eerst het
smeulend vuur der tweedragt weder aan. Door een paar bedienden verzeld, vermoordde
hij in het huis van den Burgemeester jan symens te Bolsward den waardigen Vica-
rius (onderpastoor?) dier stad goitze hagendoorn, uit wraak dat deze Geestelijke
door wijts jongema tot voogd over haren zoon goslik was aangesteld en beider be-
langen altijd legen hem, welke als naaste bloedverwant op do voogdij aanspraak
maakte, verdedigd had. Geheel Friesland stond door dit noodlottig voorbeeld spoedig
in volle vlam. Epe tietes hettinga en zyn zoon douwe vermeesterden, plunderden
en staken den brand in de slins van foppb sjaarda , een oud, vredelievend Vetkoo- lö v.
ilcrist-
per, welke binnen Aveinig dagen van hartzeer over dit verlies overleed. Later maand
overrompelden zij insgelijks do slins te Oppenhuizen, welke pier of pieter
sjaarda , zoon van foppe, toebehoorde, en legden haar in do ascb. Daartegen 22 v.
Lcnte-
verraslle hartman haarsma van Heeg met negen knechten lo Indijken de slins van maand
epe hettinga's schoonzoon obbe , welke zich met zijn gezin in de kerk bevond. Ter-
(1) occo scarlensis, bl. 250. e. bekikga, Ilist. V, Oost'Friesl. bl. 355. übbo emmUds, Rer.
Fris. Eist. Lib. XXIX. p. 450. schotakïjs, Fr, Hist. ß. XL bl. 374.
(2) v. tdabor, Eist. V. Friesl. St. L bl. 51. tbbo emmibs. Eer. Fris. Eist. Lib. XXIX.
p. 450. scnoTANüs» Fr. Hist. ΰ. XI. bl. 374. Vgl. hiervoor bl. 265, 266.
(3) occo scARLEKsis, bl. 250. e. BEKiKGA, Eist. V. Oost-Friesl. bl. 357. wiksejiiüs, Chron, v.
Friesl. B. X. bl. 309. übbo emmius en scnoxAiuis op de bovenaangehaalde plaatsen·
(4) tBBO EMÏIU38 cn scnoTAHUS als boven.
-ocr page 438-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— stond sloeg hettinga met al zijne magt het beleg voor de stins, waar haarsma zich
nog ophield, Idzard en jakke douwma rukten onmiddellijk aan, om hunnen vriend
te ontzetten, maar werden door hettinga teruggejaagd. Ongehinderd zelte men de
belegering voort en teisterde het huis geweldig zoo door schielen en hel werpen
van steenen, als door hooirook en vuur. Toen eindelijk een vijandelijke of verrader-
10 V, lyij^e kogel den wakkeren haarsma doodelijk getroffen had, gaf zich de bezetting over.
jj kjl11·»*··
j491 Niet minder opzions baarde kort daarna de euveldaad van jarigh en hero ïïottinga.
Verbillerd op den hoogbejaarden agge donia , die zich in den Doniakrijg zoo door
dapperheid als wreedheid had ondersclieiden en thans op de voorvaderlijke stins te
16 V. Oosterend woonde, zonden zij twee gezellen in geestelijk gewaad vermomd, om
Eloeim. door list van hem meesier te maken. Dit gelukte; de grijsaard werd zwaar ge-
wond naar Hottingahuis te Wommels gevangen gevoerd en zijn slot onder den voet
gehaald (1),
Belangrijk in de gevolgen was de ondersteuning, welke bokke harinxma en andere
Schieringer hoofdlingen om dezen tyd het Hoeksche opperhoofd jatï van Naaldwijk
verleenden (2). Juw jongema beschouwde dit als eene geschikte gelegenheid, om·
de Kabeljaauwschen to gunste der Velkoopors te stemmen en tegen de Schieringers
in do wapenen to brengen. Op zijn raad zocht ige galama , die zich steeds met
zijne medevlugtelingen in Holland ophield, hulp bij den Stadhouder jau van Eg-
mond^ van wien hy drieduizend man onder bevel van floris van Egmond ontving.
De Schieringers in Oostergo en ïVestergo hiervan spoedig verwittigd, kwamen
S V. in grooten getale te Sneek bijeen, en bezeilen den zeekant van Workum tot
inaand" Stavoren. Drie dagen later verschenen do vreemde benden met de vlugtelingen
in negen schepen bij Hinddoopen. Vóór zij echter nog geland waren , vielen hen do
11V. Schieringers door het water badende, met bijlen, steenen, muskellen en ander
maand" wapentuig zoo woedend en geweldig aan, dat zij do zeilen bijzetten en wegste-
venden. Doch naauwelijks in zee gestoken, verstrooide een zware storm de schepen,
die ontredderd hier en daar in Holland aankwamen. De Schieringers, welke nog
acht dagen op hun post gebleven waren, keerden op dit berigt naar hunne haard-
steden terug (3).
(1) v. tiiabor., Hist. v. Vriesl. St. I. bl. 50- occo scarlensis , bl. 250—252. cbbu emjiids ,
fier. Frü. Hist. Lib. XXIX. p. 450, 451. winsemivs, Ckron. v. Friesl. li. X, H. 309.
SCHOTANUS, Fr. Hist. B. XI. bl. 375.
(2) Zie biervoor, bl. 271. Vgl. occo scableksis, bl. 252, j
(3) occo scarlensis, bl. 252, 253. e. besima , Hist. v. Oost-Friesi. bl. 360, welke verhaalt,
dat jan van Egmond zelf zich bij dezen togt Ijevond. wtnsemius , Chron. v. Vriesl. B. X.
DES VADERLANDS. ' 439
inmiddels hadden de Velkoopers in Oostergo waar zij de magligsten waren, uit 1482—
vrees dat de Schieringers in hun gewest met die van fVestergo^ waar dezo het groot-
ste getal uitmaakten, zich tegen hen mogten vereenigen, op eene bijeenkomst te
Dokkmn besloten, een verbond met hel magtige Groningen aan te gaan. De vriend-
schap der Groningers, welke hunne bondgenooten beschermden, rust en vrede onder
hen handhaafden en do woelgeesten breidelden, werd door de bewoners der naburige
gewesten op hoogen prijs gesteld en gezocht. Hoewel zij kennelijk streefden, zich
aan het hoofd der Friescho landschappen tusschen de Eerns en do Zuiderzee te
plaatsen en hun het aanzoek der Velkoopers alzoo niet ongevallig konde zijn, toonde
echter de regering van Groningen daartoe in hel begin weinig genegenheid, hetzij
om langs dien weg betere voorwaarden te bedingen, hetzij uit vrees voor botsingen
met do overige deelen van Friesland, Na een herhaald verzoek sloot zg eindelijk ,
als ware het uit medelijden, met Dokkmn, de kloosters Foswerd, Mariëngaard en
andere, benevens onderscheidene gemeenten en Edelen in Dongera- en Ferwer-
deradeel een verbond voor achttien jaren. Do hoofdbepalingen betroflen, gelijk
in do meeste overeenkomsten van dien tijd, do handhaving der veiligheid van
personen en goederen, van het regt en van het vrije handelsverkeer. Indien een mis-
dadiger niet in regten vervolgd word , mögt de stad Groningen hem opligten en te
regt stellen. Op*haar konde men van allo onregtvaardige vonnissen beroep instellen, 17v-
welke beroepingen aldaar jaarlijks met de gedaagde Grielmans of regters zouden beoor- niaand
deeld worden. Do boeten kwamen moest ten voordeelo der stad. Voormalige eischen ^^^
en verschillen zouden door scheidslieden of door het regt worden vereffend. Men zou
elkander getrouw bystaan tegen allo aanvallen van builen (1). Dit verbond werd door
bezadigde en onbaatzuchtige mannen als pieter οαμμιναπα , doeke martena , fbikb
kamstra, feije heemstra cu andcro ten sterksten afgekeurd. Zij beschouwden hot
als de bron veler raoeijelijkheden, beroeringen en rampen, hetgeen de uitkomst heeft
bevestigd. De oorzaak, dat zij er zich niet terstond met nadruk legen verzeilen,
wordt voornamelijk aan de onlusten, die kort daarop in Westergo ontstonden, toege-
schreven (2).
Terstond stelden de Groningers sybrahd olpharts, een hunner burgers, lot slot-
bl. 310. ubbo emhiüs, Rcv. Fris. Ilist. Lib. XXIX. p. 451, 452. schotakos , Fr. Hist. ΰ. XI.
bl. 375 , 376.
(1) Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 748 cn dc aldaar bl. 750 aangehaalde schrijver«.
(2) s. beisikga , Chron. d. Fr. Land. bl, 14, 15. dbbo emmiïs, Tier. Fris. Hist. Lib. XXXI.
p. 473—476. sciioTAsrs, Fr. Hist. B. XII. bl. 385—387. Tegenw. Staat v. Stad en Lande,
ü. 1. bl. 191—194. WESTESDORP, Jaarb. v. Gron. D. II. bl. 666-669.
;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—voogd in Dokimm aaa (1). Huano heerschzuchtige bedoelingen bleken hieruit te
duidelijk, om niet al de vrees en waakzaamheid der Schieringers op te Avekken;
terwijl daarentegen de overmoed der Vetkoopers zoo in ff estergo als in Oostergo er
^^^ door werd aangewakkerd. Althans ige galama verstoutte zich met slechts negen of
Louav- tien gewapenden van Hoorn over het ijs in Bolsward te komen (2). Van hier, waar
1492^ men onlangs even als to Hmdeloopen en Koudum door een brand veel geleden
had (3), trok hij eerlang met juw jongema , diens broeder tjerk \yalta en drie
honderd man naar Workum, Hel stadje werd in den nacht overrompeld, geplunderd
en een goed deel Schieringers gevangen genomen. Seerp lieuwe beyma en andere
vlugtelingen ontvingen onmiddelhjk hulp van hunne partijgenooten in den omtrek, die
Louw- ten getale van wel achthonderd man onder bevel van bokke harinxma en de gebroe-
inaant. ^^^^^ ^^^ ^^ nERO HOTTINGA zich in de avondschemering nabij fforkiim vereenigden.
Afgemat van den togt over het ijs, besloot men uit te rusten en het stadje in den
vroegen morgenstond met frissche kracht aan te lasten. Maar ige galama en zijne
medebevelhebbers vielen straks met zevenhonderd man den vijand aan. De
Schieringers echter behaalden na een woedend en hardnekkig gevecht de zege.
Vele Vetkoopers werden gevangen genomen, een grooter getal sneuvelde, de
meeste verdronken door de duisternis van den nacht op hunne vlagt over het ijs.
.tongema en avalta kwamen in priestergewaad yermomd met eenige anderen te
Bolsward aan. Ige galama , welke doodelijk gewond den vijand in handen
gevallen was, werd nadat hy gebiecht had, afgemaakt. De Schieringers voorzagen
Workum van eene bezetting onder bevel van .beijma en togen huiswaarts, Onder-
lusschen had douwe galama op het berigt, dat men zijn broeder wilde bestrijden,
ijlings uit Akkrmn, Oldehoorn en do Lage TV ouden vijf of zevenhonderd man
l'lniw Ini^ß'^g^'^'^'^g^· ^^y laten avond met hen door Sneeher Fijfga naar^o/j-
inaaiid. tvard en vond hier, naar afspraak, eene Leeuwarder hulpbende onder den hoofdman
simon reekalp. Doch op het vernemen van ige's dood weigerde hij, ofschoon de
Leeuwarders en Bolswarders dien gaarne wilden wreken, verder voort te trekken. Op
den terugtogt echter werd hij door de boeren van fVommels, O osterend cn andere
omhggende dorpen ontdekt, welke terstond op het gelui der klokken in groot geta!
bijeenkwamen. Do inwoners van Sneek , IJshrechtum en geheel Sneeker Vijfgf^
hierdoor gewekt, schoten onmiddellgk het zwaard aan en reeds om tien uren des
27 v. morgens togen zij met de boeren den vijand te gemoet, Nabij Bozmn viel oen hevi^
(1) OCCO SCARLENSIS , bl. 259.
(2) V. TüABOR, Eist. V. Vriest, St, I. bl. 52. occo scarlensis , bl. 259.
(3) üBDo EjiMiüs, lier. Fris, Ilist, Lib. XXXI, p. 476.
■ \
-ocr page 441-DES VADERLANDS. 441
gevecht voor. Galama werd geslagen en menig dapper bevelhebber gevangen naar 1482—
Sneek gevoerd ; doch van hen alleen smoif reekalf , als hopman der Leeuwarders
op welke de Sneekers ten uiterste verbitterd Λvaren, in ijzers gesloten. Dounye galama
zelf geraakte op zijne vlugt in handen eens Sneeker burgers, van wien hij zich voor
een stuk goud geld en zijn zilveren zwaardgordel vrijkocht. Bokke ηαιιικχμα ver-
toornd, dat hem zulk een voornaam opperhoofd ontsnapt was, dreigde den dood aan den
omkoopbaren burger, welke deswege nimmer in Sneek is teruggekeerd (1).
Om deze nederlaag te wreken, besloten de Vetkoopers van Weslergo op eene
vergadering te Bolsxoard ^ het Schieringergezinde en door voorspoed weelderig ge-
worden Sneek te verrassen. Juw jongema. en tjerk walta sloegen zich met een
goed deel volks des nachts in de nabijheid der stad neder, om er dos morgens bij § y.
het openen der poorten in te dringen. Doch de Sneekers waren op hunne hoede en
de sloutc aanvallers moesten met groot levensgevaar de vlugt kiezen (2). Kort daarna
kwam bokke πακικχμα met eenig krijgsvolk te Bolsward en ontzette met toestem-
ming der Regering en gemeente , juw jongema , wiens aanslag legen Sneek hij niet
verkroppen konde , van het bewind over Bohward ten behoeve van goshk jokgema. 12 v.
Hij liet echler op verzoek der gemeente, aan jüw hel bezit van Jongemaslins binnen
Bolsward^ waardoor veroorzaakt werd, dat goshk later slechts in naam, maar juw
inderdaad hel hoog gezag in do slad uitoefende (3).
Te midden der inwendige onluslen en beroeringen , en welligt door deze aange-
spoord , eischle ïlerlog αιβκεοπτ van Saksen, maximiliaaks Algemeene Sledehouder
in de 'Nederlanden, van de gewesten lusschen de Lauwers en het Vlie in naam
des Graven van Rolland eene schatting af, met de wapenen dreigende, indien'men
haar weigerde. De Friezen antwoordden schriftelijk, »dal zij hora niet schalpligtig
waren; doch zoo hij het anders begreep en aantoonde van wege den Keizer of den
Graaf van Holland er regt op te hebben, zij - naar reden zouden hooren , gelijk
goede onderdanen betaamde." Hierbij bleef het voor dien lijd (4). Eerlang echler
vorderde hij de schatting in naam des Keizers. De Heerschappen en sleden van
fVestergo ^ waar de Schieringers de meerderheid uitmaakten, en die gedeelten van
(1) v. tiubor, Ilisl. V. Vriesl. St. 1. bl. 52, 53. occo scarlensis , bl. 259—262. bbbo emmiirs,
lier. Fris, lltst. Lib. XXXI, p. 476, 477. vissemics, Chron. v. Vriesl. B. X. bl. 311» li. XI.
hl. 313. sciioTARcs. Fr. Jlist. li. XII, bl. 387.
(2) CBBO em5uüs, lier. Fris. Hist. Lib. XXXI, p. 477. wiksemius, Chron, v. Friesl. B. XI,
bl. 314.
(3) occo scARLEwsis, bl. 262 en de bovengenoemde Schrijvers t. a. p.
(4) occo scARLEKsis, bl. 262. E. BEMRGA, Hist. V. Oost-Vriesl. bl, 361,
H. Deel. 3 Stuk. . ' 54
-ocr page 442-;J84 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—OófZeryo, welke niet in het verbond met Groningen getreden waren, beschouwden
^^^ dit als eene geschikte gelegenheid, om dat verbond te vernietigen. Zij kwamen overeen ,
's Keizers eisch te voldoen en gelastten den bondgenooten der Groningers in Oostergo,
hun deel in de bewuste schatting op te brengen; en toen deze Aveigerden hieraan te
gehoorzamen , riepen zij hen ter verantwoording naar Sneek. De Raad van Gronin-
gen trok zich do belangen zijner bondgenooten, de ingezetenen van Dokkum, Fer-
toerderadeel ^ Dongeradeel, Dantumadeel, Tietjerksteradeel en Smallingerland,
ernstig aan en verzocht, dat men hen wegens deze schatting niet zou moeijen of
dagvaarden, vóór dat de Keizer, op wien de zaak in beroep was gesteld, uitspraak ge-
daan had (1). De Schieringers in Oostergo en Westergo en die Vetkoopers, welke
29 V. iiGt verdrag met Groningen afkeurden , sloten daarop te fVorkum een tegenverbond
^^aa^^V ^^ vereenigden zich, om Friesland lot den ouden slaat van vrijheid terug te brengen
J492 en de voorregten, door de Keizers en Roomsch-Koningen voorheen verleend, te hand-
haven (2), In eene aanzienlijke bijeenkomst te Sneek met do Groninger afgevaardig-
den , werd door de zaakgelastigden van Sneek , Workum, Stavoren^ Bolsward, Fra-
neker en Leeuwarden op het voorstel ytm^Groningen schriftelijk geantwoord en hel
ongepaste van hel verzoek des Raads, zoo wel als het ongeoorloofde van het sluiten eens
verbonds met een gedeelte van Oostergo , waar zelfs zeer velen er afkeerig van waren ,
aangeloond; een verhoud dat slechts het werk was van eenigen uit den adel, die regt
deden noch duldden en ongaarne hunne schulden betaalden. Ten slotte werd de stad
Groningen lot vriendschap, regt, billijkheid en vrede aangezocht. Op verzoek der
Groningsche afgevaardigden, om in een mondgesprek te treden ten einde het geschil
in der minne uit den weg te ruimen , werd eene zamenkomst te Bergumer klooster
vastgesteld (3). Maar vóór den daartoe bepaalden dag, ontstak tjaakd mokkema de
fakkel des krygs. Hij was gedwongen geweest den Groningers zyne slins te Dokkum
af te staan en had , ondanks eene plegtige gelofte niets tegen hel verbond met hen Ie
ondernemen, zich bij de Schieringers aangesloten. Uit vrees dat het beraamde gesprek
lot eene verzoening mögt leiden , viel hij onverwachts de Dokkumers en de andere
bondgenooten plunderende en verwoestende aan. Nogmaals trachtten de Groningers
eenen krijg te voorkomen, doch door nieuwe beleedigingen van mokkema getergd,
vallen zij de wapenen op. Willem frederiks , Kerkheer te Groningen, en wolter ,
(1) ubbo emmius, Rev. Fris. Rist. Lib. XXXI. p. 478. schotanus, Fries. Jlist. B. XII. p..389.
(2) v. thabor, Hist. V. Friesl. St. I, bl. 53. occo scarlensis , bl. 262, 2G3, wiksemius , Chron.
luFriesl. B. XI. bl.315. Dit is waarschijnlijk hetzelfde verbond van welk ubbo emmius, Rer. Fris.
Eist. Lib. XXXI. p. 478 spreekt, doch \yaarvan de inhoud naar zijne opgave, eenigzins verschilt.
(3) übbo bmmiüs, Rer. Fris, Eist. Lib. XXXI. p. 478. scdotakus , Fr. Hist. B. XH. bl. 389.
-ocr page 443-DES VADERLANDS. ' 443
Abt Tan Adewerd, bewerkten echter op Terzoek Tan botte holding α , een vrede- 1482—
1528
lievend Hoofdling in W ester go, dat zij een stilstand van wapenen en een nieuw gesprek
Ie Biiweklooster Toorstelden. Intusschen bad tjaard mokkema zich om bijstand naar
Sneeh by kokke iiarinxma begeven , welke hem gewapenderhand in het bezit zijner
slins te Dokkutn herstelde en te zijner verdediging in de stad eonig krijgsvolk achterliet,
hetwelk er evenwel spoedig door de bondgenooten uitgejaagd werd. Middelerwijl wa-
ren zes duizend Groninger burgers, Oramelanders en Oost-Friezen naar.Z>oÄÄMm op-
gerukt. Zonder slag of stoot geraakten zij er binnen en noodzaakten >veldra door hun
grof geschut do bezetting der stins, op voorwaarde van lijfsbehoud lol do overgave.
Deze slins en nog eene andere van mokkema te Aalsum werden' vermeld, do goede-
ren der overige Schieringers en vijanden van Groningen in den omtrek gebrandschat
of geplunderd, en velerlei wreedheden gepleegd. Sikko wolta of bolta , een nabe-
staande van mokkema , w^erd op vermoeden van verraad door beulshanden omgebragt;
eene daad, welke onder de Friezen algemeen haat en afkeer voor de Groningers
opwekte (1). . ι
TerAvijl het Groningsche leger in en om Dokkum lag, zond do Raad dier stad
eenige benden krijgsvolk uit, om wijd en zijd schrik Ie verspreiden, en trachtte le-
vens door boden en brieven aan anderen het bondgenootschap met Groningen
lijk te maken (2), Do gemeente en gilden van Leeuwarden^ reeds lang op den
naburigen adel en het landvolk verbitterd en begeerig, hun handel en gezag uit
ie breiden , haakten naar dit verbond. In weerwil der verlogen van frans miswema ,
pieter cammingua , worp keimpe ukia , doeke martena cn anderen Edelen of
Hoofdlingen, traden zij in onderhandeling raet do Groningscho bovelhebbers lo
Dokkum, verklaarden zich voor het bondgenootschap en onlvingen de Groningers
binnen hunne muren. Het verbond met hen werd voor den lijd van vier en twintig
jaren aangegaan , en was geheel op dezelfde leest geschoeid als het reeds vermelde
met de Vetkoopers van Oostergo. Slechts werd er nog bijgevoegd, dat van de
vonnissen, die in geschillen lusschen de burgers van Leeuwarden onderling geveld waren ,
beroep zou zijn aan den Raad van GröWi/i^m^ maar in zaken lusschen burgers cn vreem-
den , aan de reglbank der Hoofdmannen en de vergadering der bondgenooten aldaar, jy^
De Groningers zouden eenen bevelhebber of drost Ie Leeuwarden aanstellen, die er^^'J"',
maand.
Ouderman en met de magl van den Groninger Raad bekleed zijn zou; de Leeuwar- ]492
(1) V. τπΑΒοκ, liist. V. Vriesl. St. 1, bl. 53—55. occo scAUiEKsis, bi. 2G3, 264. s. bekihga ,
Chron. d, Vr. Land. bl. 17. υοβο emhiüs, Rer, Fris. Hist. Lib. XXXL p. 478 , 479. wirse-
miüs, Chron. v. Friesl. ß. XI, hl. 315, 316. schotakus, Fr.Hist.Km, bl. 389,390.
Tegemc.Staat v. Stad en Lande. D. I, bl. 195, 196.
(2) tiBBO EMMii's , Rer. Fris. Hist. Lib. XXXI, p. 480.
-ocr page 444-14S2-
1528
444 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ ders zouden hem lien jaren lang honderd Rijnsche goudguldens jaarlijks uilkeeren. Op
denzelfden dag sloten door beleid der hottinga's, welke sinds eenigen lijd te Frane-
ker in het hoog bewind gekomen waren , de steden Franeker en JVorkum , Frane-
keradeel benevens de Edelen hessel martewa , juw dekema en doeke hemmema , ouder-
man van Berltkum ^ heimelyk een verdrag Ie Leeuwarden met Groningen, hetwelk
daartoe het eerste voorstel gedaan had , waarbij men beloofde, geen inbreuk te zullen
maken op elkanders regten, maar onderling een vasten vrede te onderhouden (1)
Dit alles was legen den zin van bokke harinxma en de Schieringers van Sneek,
ofschoon zij veinsden tot vrede geneigd te zijn , om te beter de Groningers te ver-
schalken. Spoedig bragten zij len minste twee duizend gewapenden bijéén en
rukten in allerijl naar Barrahms bij Leeuwarden op, aldaar de beloofde hulp der
iiottinga's afwachtende, wier overeenkomst met Groningen hun nog onbekend was.
De Groningers trachtten den vrede te bewaren , doch bokke door onruststokers aan-
gezet, WQes hun voorstel daartoe af en liet zelfs den bode in de gevangenis wer-
pen. Nu tastten zij en hunne bondgenooten, zeven duizend man sterk, de Sneekers
aan, die zonder veel tegenstand te bieden de vlugt kozen. In de eerste hitte der
vervolging werden eenigen zoo in kerken als kraamkamers, welke men anders ont-
zag en spaarde, vermoord, alle dorpen lusschen en ^awMJcri geplunderd, de
stinzen der Schieringer Heerschappen in brand gestoken en vele baldadigheden gepleegd.
Omtrent twee honderd vijftig krijgsgevangenen werden naar Groningen gevoerd en op
zwaar losgeld gesteld , maar zoo wreed mishandeld, dat vyf van hen in den kerker bezvve-
keu. Men wil, dat deze overwinning, welke de Groningers door een plegtigen omgang vier-
den , aan geen van hen helleven of de gevangenschap kostte. Harikxma en de Sneekers ver-
zochten den vrede , welke hun op harde voorwaarden werd toegestaan. Zij moesten beloven,
zich niet meer legen het verbond van Groningen met Oostergo te verzetten, noch eenig in-
gezeten van dat gewest te moeijen of in de uitoefening zijner regten te belemmeren;
den Leeuwarders terug te geven, wat zij hun aan geschut en krijgstuig ontnomen
hadden; de galama's niet lastig te vallen en den doodslag aan ige begaan nevens de
verdere geschillen met dat geslacht aan het oordeel der Groningers te onderwerpen;
niet te verhinderen wanneer ingezetenen van Westergo zich bij het verbond met Gro-
ningen wilden voegen, noch de Groningers in den weg te zijn, wanneer zg de ver-
ongelijkingen, hun in West er go aangedaan , wilden wreken of diegenen straffen,
14 v.
Wijn-
maand,
1492
(1) V. tuabor, Hist. V. Friesl. St. I. bl. 56. occo scarleksis, bi. 265, 266. s. beninga, Chron.
d, Fr, Land. bl. 17. wbo emjiics , Rer. Fris. Hist. lib. XXXI, p. 480- wiksejiiüs , Chron.v.
Friesl. lï. XI. bl. 316. schotahos , Fr. Hist. 13. XII. bl. 390. Charterb. ν. Friesl, D. I.
bl. 754.
OES VADERLANDS. 445
welke op het tegenwoordig verdrag inbreuk maakten. Daarenboven moesten zij voor
lo&o
oorlogskosten binnen negen maanden in drie tijdperken den Groningers zeventien dui-
zend vijfhonderd Rijnsche goudguldens opbrengen; en indien zij of hunne nakomelin-
gen de voorwaarden van dezen vrede niet sliptelijk nakwamen, telkens drie duizend
Fransche schilden boele aan Groningen betalen. De Raad dier stad zou hel regt
hebben, elk die van deze overeenkomst afweek voor meineedig en eerloos te ver-
klaren, en hem en zijne goederen overal in beslag te nemen, tot do breuke geheeld
zou zijn. Eindelijk moesten zij tol waarborg van hun woord stellen al hun regtsge-
bied en tollen. Na het sluilen dezer overeenkomst, welke door willem frederiks ,
van wien hier boven gesproken is, was opgesteld, lieten de Groningers hunnen drost
met eenig volk te Leeuwarden en begaven zich naar Dokkum, waar zij de twee hulp-
benden onder bijleveld en lakgeveld afdankten en de overigen huiswaarts zonden.
Onderlusschen was oeke juwsha met zijne grietenij Jdaarderadeel lol huühom]genoo[.-
ichap overgegaan. Eerlang volgden doeke marteka, barthold starkenborg en tjallikg
ektes. Edelen als worp unia , riesk burmakia en pieter gammikgua, welke in het
eerst sterk tegen het Leeuwarder verbond gcyverd hadden, namen er nu niet alleen
deel in, maar beloofden zelfs in geval van krijg of oproer, hunne stinzen binnen
Leeuwarden aan de bondgenooten in te ruimen (1). Eenige Heerschappen, die
zich in het geheim of openbaar tegen dit verbond uitlieten, werden ter verantwoor-
ding naar Groningen geroepen en in zware geldboeten verwezen (2), Onder schyn
van bondgenootschap, maar inderdaad onder het gebied van Groningen ^ werd nu
Friesland bij het einde des jaars door vrees en schrik in rust gehouden (3).
Hoewel bokke παειττχμα en de Sneekers het verdrag met Groningen plcgtig be-
zworen , geleekend en bezegeld hadden, waren zij niet gezind, welligt niet bij magie, zich
daaraan te houden en kwamen geeue der vredespunten na. Do Groningers daarente-
gen drongen hier ten sterkste op aan en wilden van geene verzachting der voorwaar-
den hooren; zij namen zelfs dit verzoek zeer euvel op en maakten zich strydvaardig
om do Sneekers, welke inmiddels hunne stad versterkt hadden, tot de stiptsto volvoe-
ring van het verdrag door geweld van wapenen te dwingen. Om dien tijd kwam
(1) v. thabor, Eist. v. Vriesl. St. L bl. 56-—59. occo scarlensis, bl. 267—271. s. bekïkca,
Chron. d. Vr. Land. bl. 18. s. j\Ricns, Corte Chron, bl. 450. ubbo emjiiüs , Rer. Fris. Hist.
Lib. XXXI. p. 480—483. wiksemius , Chron. v. FriesL B. XI. bl. 316. schotawüs, Fr. Bist.
li. XII. bl. 391 , 392. Charterh. v. Vriesl. D. I. bl. 755.
(2) Tegemv. Staat v. Stad en Lande, D. I, bl. 198. Vgl. mbo ejijuüs, Rer. Fris, Hist.
Lib. XXXL p. 483.
(3) OEBO EMiiiDS, Rer. Fris. Hist, Lib. XXXI, p. 483.
-ocr page 446-446 ALGEMEENE G Ε S Gill Ε D Ε ΝI S
's Keizers afgezant οττο vaw langen, Domproost te Ment ζ, in Sneek ten gevolge
eener aanklagte der Schieringers, welke in het geheim aan het Keizerlijk Hof de
Groningers van gewelddadige heerschappy over een yry volk en weigering der
Keizerlyke schatting beschuldigd hadden. Toen van langen in Sneek do noodigc
kennis van zaken had ingewonnen, begaf hij zich naar Groningen. Hier toonde hij
het besluit des Keizers, waarbij de Friezen tusschen de Lauwers en de Zuiderzee
in hunne regten en vrijheden werden bevestigdj en gelastte, dat men zich van alh;
geweld onthouden en elk zyn eisch in regten voortzetten zou. Dit werd aan beide
/
zijden beloofd en de gezant vertrok. Juvv hottinga en eenige andere vredesgezinde
mannen trachtten nu eene verzoening tusschen Groningen en Sneek te bewerken,
vooral nadat op eene bijeenkomst te Dokkum nog verscheidene voorname Hoofdlingen
als botte en gerold te Herwey ^ take äeyns , feye heemsta, γεικε kamstra en zelfs
do gebroeders mokkema , deze laatste echter op harde voorwaarden, in het bond-
genootschap waren opgenomen; doch eene vergadering tot dat doel op aanzoek van
Sneek te Adewerd gehouden, bleef door de terugkomst van den Keizerlykcn
gezant, zonder gevolg. \Villem fredekiks, die door zijne kennis in regten en
burgerlijke zaken, langdurige ondervinding, scherpzinnig oordeel en welbespraakt-
heid den Groningers in vele opzigten groote diensten bewees, had dien staats-
man onder schijn van oude vriendschap te Deventer bezocht, maar slechts van
hem de slelÜge verklaring verworven, niels te zullen besluiten dan na weder-
zydsch gehoor. Met genoegzame volmagt voorzien, beschreef derhalve van langen
terstond do Groningers en hunne bondgenooten te Sneek; maar toen geene of weinige
van hen verschenen, vertrok hij toornig naar Zwol en gelaslle, hem aldaar van
beide zijden zaakgelastigden te zenden. Zware beschuldigingen van heersch-, roof- en
moordzucht, van weerspannigheid legen den Keizer, aan wien alleen Friesland ge-
hoorzaamheid en schatting schuldig was, van geweld en knevelarijen werden op
deze bijeenkomst tegen de Groningers ingebragt, wier gemagligden, onder voor-
wendsel van ongelast te zijn , weigerden daarop te antwoorden. De gezant hierover
len hoogste verbolgen, verweet hun op bitsen toon hun gedrag omtrent Friesland
en zou onmiddellijk hel ongunstig bevelschrift des Keizers uitgevaardigd hebben,
indien Willem frederiks hem niet weerhouden had. Hij beval den Groningers, zich
binnen vijf en veertig dagen voor het kamergeregt te verantwoorden , en vertrok met
douwe, Pasloor te Itens, den gevolmagligde der Schieringers, naar den Keizer in
Oostenrijk. Het nader onderzoek der Friesche geschillen werd nu den Aartsbis-
schop van Keulen isn den Bisschop van Munster opgedragen met last-, die te ver-
^ ^ elFénen of daaromtrent hun terigt in te zenden. Tevens ontvingen de Groningers
Honiin, een Keizerlijk bevelschrift waarin zij, na een sterk gekleurd tafereel hunner misdrij-
ven in Friesland gepleegd, onder bedreiging van den Rijksban, verlies hunner
1482—
1528
1493
28 v.
Blociin.
DES VADERLANDS. 447
Yoorregten en verbeurdverklaring hunner goederen gelast werden, binnen een bepaal- 1482-—
den tijd de gevangenen onvoorwaardeHjk te ontslaan, de afgeperste schalling terug
te geven en alle Friezen, als zijnde onderdanen des Rijks, bij hunno regten en vrij-
heden te laten. Voorts werd allen bewindsmannen geboden, op verbeurte van hon-
derd pond zuiver goud, aan deze bepalingen do hand te houden, de overtreders
daarvan in hunne personen en goederen aan te tasten en hen als rijksgebannenen te
behandelen. Dit staatsstuk werd zoowel van het raadhuis te Groningen als in Oos-
ter go en Waster go openlijk afgekondigd (1).
Ondertusschen had zekere Hendrik πακιττα , van Sneek geboortig, Doctor in de
regtsgeleerdheid en Raadsheer van den Keizer, de Groningers van alles onderrigt en
hun levens de hoop gegeven, het dreigende gevaar door kracht van geld. te zullen
afwenden. Aan het Hof was elk omkoopbaar, bovenal de Rijkskanselier waldeker ,
van wien de Sneekers, naar het gerucht ging, het handvest der Friesche vrijheid, door
vAii LANGEN te Zwol vcrtoond, het zoo evengemelde bevelschrift tegen de Groningers,
en het aanstellen der beide Kerkvoogden tot scheiding hunner geschillen gekocht
hadden. De Raad van Groningen besloot derhalve willem fhedeniks en nog twee
andere Geestelijken naar den Keizer te zenden. De gezanten te Keulen vernemende,
dat de Keizerlijke brief ten nadeele der Groningers verzonden was, vermaanden op
raad van eenige deskundigen, hunne lastgevers een beroep op den beter te onder-
riglen Keizer in te stellen. De meerderheid van den Groninger Raad en do Vet-
koopers in Oostergo besloten er toe; waarop de gezanten hun logt voortzetten, 23 v.
doch toen zij in Oostenrijk kwamen, was de Keizer reeds overleden, flliddelorwyl ji^agj^j
had juw HOTTiNGA nog eenmaal, doch weder vergeefs beproefd, de twistenden te ver-
zoenen; do Sneekers wilden het geschil aan den Keizer of de drie Overijsselsche hoofd-
steden ter beslissing overlaten; en de Groningers weigerden een haarbreed van de gemaakte
overeenkomst af te wijken (2). Op het berigt van 's Keizers dood, ontwaakte do naoed
dezer laatsten, die nu met hunno bondgenooten diegenen in Oostergo te vuur en te
zwaard vervolgden, welke weigerden in hun verbond deel te nemen (3).
Hierdoor vond maximiliaan , welke zijn vader in het Rijksbestuur was opgevolgd,
aanleiding, diens besluit ten aanzien der Groningers te bevestigen. Hij gelastte hun
(1) v. tiiabor, Hist. V. Friesl. St. I. bl. 59. occo scarlensis , bl. 271—275. e. ιΤενικοα , Ilist.
v. Oost-FriesL bi. 362—365. bbbo esniirs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXI. p. 483—489. wiksemiüs,
Chron. V. Vriesl. B. XI. bl. 317, 318. schotanus, Fr. Ilist. B. XII. bl. 392—397. Charterb.
τ. Friesl. D. 1. bl. 758—760. Tegenw. Staat v. Stad en Lande, D. I, bl. 198—200.
(2) ÜBEO EMMius, Rer. Fr, Eist. Lib. XXXII. p, 489—493. schotahus, Fr. Hist. ß. XII. bl.
397-399.
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482—binnen zes dagen Oostergo en wat zij verder in Friesland onder zich gebragt had-
den, af te staan en de ingezetenen van alle verbindlenissen met hen, verpligtingen ,
overeenkomsten en eeden te ontslaan , gelyk de Keizer deze daarvan ontsloeg. Binnen
twaalf dagen moesten zij van de uitvoering van dit bevel den Bisschop van Munster
»hunnen Prince" berigten, op straffe van verlies hunner voorregten, eene boete van
ll^^f^t ponden zuiver goud en den rijksban. Eiken Ryksvorst en gezagvoerder werd
maand, verboden hun alsdan hulp te verleenen of met hen gemeenschap te houden, op verbeurte
1493 ^jjjj honderd pond zuiver goud en der voorreglen, welke hij van het Rijk genoot; ieder
onderdaan des Rijks, welke met hen verkeerde of handel dreef, zou de goederen en dui-
zend ponden zuiver goud (dusent ponden puers goldes) daarenboven verbeuren (1). Tevens
besloot do Keizer in Friesland den ouden regeringsvorm onder eenen Potestaat Ie her-
stellen , en otto van langen met drie andere mannen van aanzien werden afgezonden,
om dit plan ten uitvoer te brengen. Inmiddels bewerkte in ^eenen de welsprekendheid
van WILLEM PREDERIKS, ondcrslcund door geschenken aan de hovelingen , zooveel bij
MAxiMiLiAAN, dat de brieven legen Groningen uitgevaardigd ingetrokken en de Kei-
maand, zerlyke gezanten gelast werden, niet verder met de zaak voort Ie varen, maar beide
partijen te hooren en de voor- en tcgenbewyzen naar het Hof op te zenden, waar
men zou handelen naar gelang het regt en de eer des Rijks het vorderden. Vax
lawgisn werd hiervan te Deventer door Willem fredeuiks verwittigd, hetgeen hem
echter niet verhinderde zijne reis naar Westergo voort Ie zeilen. Hij beschreef hier
Shgtm derligslen van Wintermaand eenen algemeenen landdag der Friezen te iS'/Ji'ßA;,
verklarende, dat hy met veel kosten en moeite, van den Keizer groole voorreglen,
onder anderen kwytschelding van de jaarlijksche schalling en de bevesliging aller reg-
ten en vrijheden sinds karel den Groote, voor hen verworven had. Hij verbood hcr>
op verbeurte hunner voorregten, den Groningers eenige schalling op te brengen,
schoon zij dit ook onder eede mogten beloofd hebben. Do Groningers en hunne
bondgenooten maakten nu maximiliaans nadere bevelen aan van langen openlijk
bekend, beschuldigden den gezant Yan ongehoorzaamheid aan het Keizerlijk bevel,
cn beschouwden zijne oproeping als nietig en krachteloos (2). Van langen begaf zich
Win- jjgj^j, Q^gnifigen, om de gemoederen te bedaren, maar te vergeefs (3). De bondge-
noolen bewerkten , dat niet alleen Oostergo, maar ook een gedeelte van fVestergo
op den landdag niet verschenen , en er zelfs op dien tijd eene groote tegenbijeen-
(1) Charterb. ν. Vriesl. Ώ. I, bi. 760—764.
(2) wbbo emmiüs, Rcf. Fris. Eist. Lib. XXXII. p. 493—497. schotancs . Fr. IJist. li. ΧΠ
bl. 399—401.
(3) occo scarlensis , bl. 276. " ,
-ocr page 449-DES VADERLANDS. 449
komst te Leeuwarden gehouden werd. De gezant hierover ten hoogste verbolgen, 1482-—
1528
dagvaardde onder goedkeuring der vergadering te Sneek, in eenen dreigenden brief de ^q y
zamengekomenen te Leeuwarden op nieuw tegen den tweeden van Louwmaand naar
Sneek. Vele Edelen en andere ingezetenen van Westergo en Zevenwolden, ook 1493
eenigen uit Oostergo, meest Schieringers en vijanden van Groningen, voegden zich
den volgenden dag bij degenen, welke reeds opgekomen waren. Van langen ontvouwde
hun zijn last, de bekrachtiging hunner voorregten door den Keizer en den wensch van
MAxmiLiAAN, dat het bewind, zoo als voorheen, in handen van eenen Potestaat gesteld
wierd. Hij liet hun de keus tusschen Hertog albreght van Saksen, filips, Heer van
Raveslein, en uke , broeder van Graaf edzard van Oost-Friesland, wanneer zij over
het benoemen van eenen landgenoot tot die waardigheid, waartoe hij hen ten sterkste
aanspoorde, niet eens konden worden. Na rijp overleg, werd 'sanderen daags ge- 1 v·
Louw-
noegzaam met eenparige stemmen juw dekema , Heerschap te Baard, lot Potestaat maand
gekozen. Hy .was een verstandig, onpartijdig en vredelievend man, door huwelyk aan
de hottikga's vermaagschapt en welke de hem te beurtgevallen onderscheiding, die
hy niet begeerde, overwaardig was. Van langen bevestigde hem terstond uit naam
van maximiliaan in zijne nieuwe betrekking. Hierop benoemde men vier en twintig
regters of bijzitters, twaalf uit PF ester go, zes uit Oostergo en even zooveel uit
Zevenwolden, welke een- of tweemaal 'sjaars met den Potestaat als hoogste Raad de
gewigtigste zaken zouden beregten. Al de aanwezigen ter vergadering legden nu in
handen van den gezant den eed van hulde, trouw en gehoorzaamheid aan den Keizer
als hunnen regten en natuurlijken Heer af, wien zij ook de jaarlijksche schatting be-
loofden op te brengen. De Potestaat en de regters zouden over veertien dagen op den
Landdag den vereischten eed afleggen, en verscheidene thans gemaakte bepalingen
aldaar door een algemeen besluit kracht van wet erlangen. Bolsward werd tot het
houden dezer bijeenkomst gekozen, om den Vetkooper hoofdlingen, als de galama's,
koorda's, hettinga's en anderen, alle reden van wegblijven uit hoofde der onveilig-
heid van plaats te ontnemen, dewgl hun medegenoot juw jongema aldaar het bewind
voerde. Men verkondigde nu den volke, Λvat men beraamd en verrigt had en 2 τ..
voegde cr bij, dat binnen de twee eerste jaren alle geschillen en twisten geschorst
zouden blijven en elk verpligt zou zijn, wanneer hij vernam, dat do Groningers of
hunne bondgenooten iets tegen do vrijheid des lands of lot kwetsing der Keizerlijke
Majesteit ondernamen, aan van langen of den Potestaat daarvan kennis te geven, op
straf van voor trouwloos verklaard en gebannen te worden (1).
(1) v. τπαβοβ, Risi. v. Friesl. D. I. bl. 59—61. occo scableksis, bl, 276—278. e. βεμικοα,
Hist. v. Oost'Vriesl. bl. 365, 366. übbo emmiüs, Rer. Fris. Rist. Lib. XXXIIl. p. 493—500.
^vlί^sEmcs, Chron. v. Friesl. B. XI. bl. 318—321. scnoxAiits, Fr. Hist. B. XII. bl. 399—402.
II. Deel. 3 Stuk. 61
-ocr page 450-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— Middeler\yijl had de Tergadering der bondgenooten te Leeuwarden den zaraengeko-
men te Sneek verwittigd, dat zij al wat door hen verrigt was als krachteloos en van
geener waarde beschouwde, daar van langen , naar luid Tan 's Keizers bevelschrift
den Groningschen afgezanten gegeven, last had de zaken tot nader bevel uit te stellen.
Met overleg van den gezant werd hierop geantwoord, dat dit bevelschrift alleen, de
Groningers, niet hunne Friesche bondgenooten betrof en daarin aan niemand iets strij-
digs met de oude vrijheid vergund werd. Men had, wel is waar, te Sneek den eed
aan maximiliaan afgelegd, maar onder voorwaarde van het behoud der aloude
voorregten. Men zou op, den aanstaanden Landdag te Bolsward nader raadplegen,
en verzocht de vergaderden te Leeuwarden nadrukkelijk en onder bedreiging van
zware straf wanneer zij weigerden, zich aan deze byeenkomst niet te onttrekken, zoo
zy nog prijs stelden op 'sKeizers gunsl, het behoud hunner vryheden en regten, en
de rust van het vaderland. Maar deze vermaningen vermoglen even weinig als het bij-
gevoijgde bevel van den gezant, dat zij op den bepaalden tyd zeiven of door gevolmagtigden
te Bolsward zouden verschijnen, ten einde zich over hun gedrag te verantwoorden ,
door raad en daad de bewindslieden, die aangesteld waren of zulks nog moesten worden,
te ondersteunen en de vorige besluiten goed te keuren. Na verscheidene bijeenliom·'
sten en overwegingen, besloten zij op aandrang van willem frederiks , niet naar
ward te gaan, verklaarden alles wat te Sneek voorgenomen en verrigt was voor
nietig, en dat zij zich met de zaken van Westergo niet wilden bemoeijen (1).
14 V. Op den bestemden dag kwamen do Schieringer Edelen van dat gewest in grooten ge-
ιηΜίκΓ Bolsward met juw jongema en eenige Velkoopers te zamen, Hoe weinig hier
1494 do burgery den gezant genegen was, bleek genoegzaam als bij zijne intrede met
een aanzienlijken stoet Geestelijken en Hoofdhngen de kinderen op straat zongen:
»Heer οττο yan langen , nu gevangen, zal morgen hangen." Van langen
veinsde het niet te hooren en reed door naar het Minderbroeder klooster, waar jon-
gema en do zynen hem opwachtten. Hier ontwikkelde hij uitvoerig voor de talrijke
vergadering alles Avat te Sneek voorgesteld en verrigt was, en drong op hare bekrachti-
ging daarvan ten ernstigste aan. Juw jongema antwoordde hierop in naam van al
ifcijne parlygenooten, dat zij de handelingen te Sneek als tegen hot regt en de goede
gewoonten van een vry volk geschied , afkeurden ; daar immers had eene party naar
eigen goedvinden en bij afwezigheid der tegenpartij, die Avel de helft van het volk
i^itmaakte , besluiten over zaken genomen, >velke het algemeene vaderland betroiTen.
Hij noch do zijnen wilden iets van het kiezen eens Poteslaats hooren, vóór dat geheel
r {\) m^ti mmm, Rer, Fris^ Hist. Lib. ΧΧΧΙΠ, p. 500-503. schotims, Fr. Mist. ^ΛΙ.
-ocr page 451-DES VADERLANDS. .451
Friesland hQwQ&ien de Lauwers tot eensgezindheid was gebragt, want de billijkheid 1482—
eischte , dat het Hoofd van een vrij gemeenebest met algemeene stemmen werd aange-
steld ; bovendien wilden zij niet, dat dekema deze waardigheid zou bekleeden, ver-
mits hy een zwager der hottihga's was. Terstond vatten de hottisga.'s vuur en
verweten jongema, dat hij en zijne aanhangers zich steeds als vijanden van het
vaderland, van eendragt, rust en billijkheid betoond hadden. Jongema en tjerk waï.ta
bleven geen scherp wederantwoord schuldig, en het ware ongetwijfeld tot een gevecht
gekomen , indien niet van langen allen het zwijgen opgelegd en de vergadering geslo-
ten had. Hij vermaande hen de zaak te huis rijpelijk te overwegen en des anderdaags
middags tegen twee ure zich weder in het klooster te laten vinden, op verbeurte van
een kwartje wijn. Jongema , walta, do galama's en hun aanhang,'welke de meer-
derheid uitmaakten, verschenen op den bepaalden tyd; maar de gezant het ergste
duchtende, was vóór zonsopgang in stille met pieter kamstra , de hottinga's en
andere der voornaamste Schieringer Hoofdlingen naar Sneek vertrokken (X). Hier
ontving hij een in beleedigenden toon opgesteld geschrift van do vergadering te Leeu-
warden ^ waarin deze zich op den Keizer beriep van alles wat door hem verrigt was,
van wien zij tevens een schriftelgk bewijs der gedane beroeping (appél) verzocht, het-
welk hij weigerde (2).
Jüw jongema en zijne aanhangers, verslagen over het onverwacht vertrek van den
gezant Aviens groote invloed aan het Hof hun bekend was, en voor zijne verbolgen-
heid beducht, overlegden met elkander, hoe zich in deze netelige omstandigheid te
gedragen. Met veel moeite en beleid overreedden zij eindelyk de Schieringers en de
onzijdigen, die in aanzienlijken getale zich nog te BoUward bevonden, tot een
nieuw besluit en een anderen eedsvorm dan die te Sneek y daarin verklarende en
belovende, »jaarlijks aan maximiliaan en zyne opvolgers in het Rijk van elko haard-
stede of tafel eenen penning, van welke zestien een Rijnschen gulden maken, op te
brengen en hem naar de regten, wellen en gewoonten van het land getrouw en ge-
hoorzaam te blijven. Tot het aanstellen van eenen Potestaat echter konden zij hunne
toestemming niet geven, zoo lang geheel Friesland niet lot rust gebragt zou zyn.".
Men bepaalde voorts, indien van langen hierin uit naam des Keizers genoegen nam,
terstond het geld der schatting te innen en te Deventer tegen overgave van '8 Kei«
zers handvesten, den gezant ter hand te stellen, wien men tevens voor zijne bewezene
(1) v. tüabou, niüt. v. Friesl. li. I. bl. GO. occo scarleksis, hl. 278—obbo emsii's, lier.
Fris. Hist. Lil). XKXIIL p. 503,504. wissemiüs, Chron, v. Vriesl. B. XL bl. 321, 322.
scnoTANBs, Fr. Hist. B. ΧΠ. bl. 403, 404.
(2) übbo emmids, BcT. Frts> IHst. Lib. XXXIIL p. 504. scdotarcs ; Fr. Iliat. B. XH. bl. 404.
57
-ocr page 452-452 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—diensten en onkosten ziBS honderd Rgnsche guldens zou Tereeren, waartoe Oostergo,
Westergo en Zevenwolden elk een derde moesten bijdragen. Van langen ont-
bood hierop legen den vgfden Tan Sprokkelmaand wederzydsche gemagtigden Toor
zich te Deventer, als eene onzijdige plaats legen welke niemand iels konde inbren-
gen (1). De scherpe en norschgebiedende toon der dagvaarding aan de Groningers en
hunne bondgenoolen bragt deze tot het onherroepelyk besluit, beroep in Ie stellen
op den Keizer, hetwelk hunne zaakgelastigden den gezant te Deventer mededeelden.
En toen van langen hier weinig acht op sloeg en voortging partijen over en weder te
hooren, ^erd hem door den Deventer regtsgeleerde jan ostendorp op last van den
Raad van Groningen, plegtig een antwoord afgevorderd. Hij verklaarde daarop, dat
hij dit beroep als van onwaarde niet aannam en met het begonnen onderzoek zou
voortvaren, den Groningers gelastende, hem binnen eenige dagen te verklaren, of zij
vrede dan krijg begeerden en zich in dien tusschenlijd van alle geweldenarijen te
onthouden. Do Bisschop van Munster Aviens medewerking men tegen do Groningers
had ingeroepen, hield zich, door hen overgehaald, onzijdig. Van langen ziende,
dat de zaken Ie Deventer niels vorderden, vertrok met eenige geestelijke en wereld-
lyke gemagtigden der Schieringers naar maxiihiliaan te Kempten in Zwahen. De
Groningers begrepen Ie wel hunne belangen, om niet insgelijks een gezantschap van
vier Geeslelyken, welke stand bij den Keizer in hooge achting was, derwaarts te
zenden. Reeds hadden de Abten van Mariengaarde, Klaarkamp, Dokkum en
Foswert in geschriften bij den Keizer en de Rijksvorsten, het Groninger bondge-
nootschap hemelhoog geprezen en hun verzocht, dit tot behoud en welzijn van Oos-
tergo Ie bevestigen. In eene aanzienlyke vergadering van Ryksgroolen onder voor-
zitting des Keizers, bepleitten hot eerst de Schieringers met overtuigende welsprekend-
heid hunne zaak, schetsten de wanbedrijven der Groningers met de sterkste kleuren af
19 v. en drongen krachtig aan op de vernietiging van het bondgenootschap. Willem fre-
Griism
1494* beriks, het hoofd der Groningsche gezanten, antwoordde hun met niet minder klem
van redenen en kracht van taal, wederlegde van lid tot lid hunne aanspraak, verde-
digde het gedrag der Groningers met betrekking tot Friesland door de wet der nood-
zakelijkheid , en verzocht met nadruk de instandhouding van het verbond , hetwelk
hij als een toom der partijschappen, een pilaar der gehoorzaamheid en als een vast
en eenig middel beschouwde, om zonder verwyl en zwarigheid de keizerlijke schatting
bijeen te brengen. Na het gehoorde Averd aan beide partijen hoop gegeven, en de
beslissing der zaak uitgesteld. Nu werden aan wederzijden kuiperijen noch geschen-
ken gespaard, om de invloedrijkste Grooten van hel Hof, waar alles voor geld veil
(l) occo scAULEJiSis, bl. 280 zegf , dat zij tegen den 3 van Sprokkelmaand gedagvaard werden.
■ (
i
-ocr page 453-DES VADERLANDS. 453
was, te winnen. Eindelyk verkregen de Groningsche gezanten tegen voldoening van 1482—·
vierduizend, naar anderen van achtduizend gulden, van den Keizer eene schriftelgke ^^^^
bekrachtiging van hel verbond met Oost. er go en van al de voorregten van Groningen,
onder voorwaarde, dat zij en hunne bondgenooten het Opperhoofd des Ryks trouw en
gehoorzaamheid zweren, en de verjaagden en gevlugten in het bezit hunner goe-
deren herslellen zouden. De gezanten beloofden al wat men van hen eischte, leg-
den voor zich den gevorderden eed af, en koerden over dezen goeden uitslag verheugd 23 v.
naar hunne meesters terug (Ij.
Terstond na hunne aankomst werd te Leeuwarden een groote Landdag gehouden,
op welken ook de voornaamste GiOningers tegenwoordig waren. Zij gaven verslag van
hunne zending, waarna men over het terugroepen en schadeloos stellen der ballin-
gen en-vlugtelingen handelde, en toen overging tot het bepalen eener heflSng over
Oostergo van een vierde der bezittingen, ter bestrijding van de onkosten des gezant-
schaps zoowel als tot ondersteuning der bondgenooten in Westergo, Velen echter
weigerden hun aandeel op te brengen, en toen men hen daartoe wilde noodzaken,
bewerkten de beide Heeren kamstra , Schieringer Heerschappen in Oostergo» die
veel van de Groningers geleden hadden, take heemstra eniELLE, Pastoor te ÄawMJerci,
bij MAXIMILIAAN in de stad Grave, dat den Groningers bevolen werd, het innen der
schatting te slaken en de komst van 's Keizers zaakgelastigden af te wachten (2).
pieter kamstra is Waarschijnlijk bij die gelegenheid door den Keizer tot Ridder geslagen,
en de Raad van Groningen gelast, zyne verwoeste stinzen te herstellen en de
schade te beteren. Hiervan kwam echter niets; en toen eamstba zich deswege op nieuw
tot den Keizer wendde, overleed hy op de terugreize te Olm (3).
Ondertusschen waren in West er go tusschen juw en goslik jongema, die trouwens
nimmer in de beste overeenstemming met elkander geleefd hadden, nieuwe geschillen
gerezen. Ijverzuchtig op hel gezag, welk zijn neef in Bolsward voerde, had goslik
op raad en met behulp van zyn zwager bokke hariüxma , zijn stiefvader botte
noLDiNGA, en de gebroeders juw en jarich hottinga, in het geheim Friesche knech-
ten op zijne slins aldaar geplaatst en de poort naar Hichtum bezet. Juw had zich op
Jongemaslins, zyn broeder tjerk walta de poort naar Tjerhwert, en doüwe uottiiïga
(1) v. thabor, Ilist. V. Friesl. St. L bl. 61, übbo emmics, Rer. Fris. Jiist, Lib. XXXIIL
p. 504—514. scnoTAKts, Fr. Hist, B. XII. bl. 404—411. Tegenw. Staat v. Stad en Lande.
D. I. hl. 203, 204.
(2) occo scARLENsis, bl. 281—283. CBBO EHnrus, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXIV. p. 515.
schotahus, Fr. Hist. B. XII. bl. 411. wiksemids, Chron. v. Friesl. li. XI. bl. 325.
(3) v. thabor, Hist. v. Friesl. St. I. hl. 61', 62.
-ocr page 454-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482—een anderen uitffanff Tan jPo/iioari/versterkt. Men waagde het niet elkander aan te vallen,
1528 ^ <~' "
daar beider krachten gelijk stonden j maar toen dit evenwigt door de komst van here
hottoga en schelte liauckema met een hoop volks ten behoeve van goslik , ver-
broken werd, week juw jongema naar Leeuwarden, walta naar zijne stins te Tjerkwerd,
en doüwe hottinga naar elders. Goslik vernielde terstond Jongemastins en voerde
van daar al de wapenen en tilbare goederen op zijn eigen slot. Walta roofde op
hem en do Bolswarders niet alleen, maar spaarde onzijdigen noch vreemdelingen. Als
Grietman van fVonseradeel^ hield hij onder anderen eenige Keulsche kooplieden aan,
welke te Franeker geld hadden laten munten en voorbij Tjerkwerd trokken, onder
voorwendsel, dat het valsche munt was, en ontnam hun twaalfhonderd gulden met
welke hij zich naar zijn broeder te Leeuwarden begaf. Verbitterd rukten de Sneekers
en Franekers, door onderscheidene Schieringer Heerschappen en het volk van goslik.
ondersteund, voor do stins te Tjerkwerd over welke doetze donia , de zoon van
agge dojfia j bij de afwezigheid van walta het bevel voerde. Niet vóór de eene zyde
van het gebouw was nedergeschoten, gaf zich do wakkere bevelhebber over en trok
met de bezetting naar Leeuwarden, Do slins werd geslecht (1).
Om dien tijd verzoenden zich bokke harinxma en de Sneekers met douwe en
hartman galama en hunne vrienden. Met toestemming van genen wierpen dezen
twee blokhuizen op, een te Koudum en een te ffarns. Tot bescherming zijner par-
tijgenooten in Gaasterland^ bouwde harinxma er een bij het Klooster Hemelum.
Misleid door de schijnbare vriendschap der galama's, liet hij het gebouw, evenals
in vredestijd , zonder bewaking verder optrekken en keerde met zijn volk naar Sneek.
Maar spoedig kwam hij met eene krijgsmagt terug, dewijl de galama's trouweloos en
in spijt der gemaakte verzoening, het blokhuis vernield hadden, om welk hij nu bleef
liggen tot het geheel voltooid was, en er toen wybe jarichs -jelkema als bevelvoerder
aanstelde. Er konden niet genoeg voorzorgen tegen de stoute aanvallen der Edelen
en Heerschappen in West er go genomen worden. In de steden zelfs was men daar-
voor naauwelijks veilig. Zoo waagde het zekere wieger jelksma Rarlingen, toen
nog onversterkt, bij nacht te verrassen; maar douwe gerbranda , Heerschap al-
daar, er tijdig van onderrigt, verijdelde den toeleg en dreef de aanvallers op de vlugt.
Even weinig slaagde eene poging van juw jongema , om zich in het verloren gebied
van Bolsward te herstellen. Ofschoon van daar verdreven, stond hij in verstandhou-
ding met onderscheidene burgers, wolken hg berigtte , dat tjerk walta heimelijk in
(1) V. τπΑΒΟΒ, Rist. v. Friesl. St. I. bi. 63. occo scAniERsis, bl. 283—285. übbo emhiüs, Rer.
Fris. Rist. Lib. XXXIV. p. 51G. wiksemiüs, Chron, v. Friesl. B. XI. bl. 324, 325. schotanus,
Fr. Rist. B. XII. bl. 411, 412.
DES VADERLANDS. 455
den vroegen morgen van den achtsten van Hooimaand met driehonderd gewapenden 1482—
Toor de si ad zou verschijnen. Vele zijner aanhangers zorgden, dat zij dien nacht
waakten, en overreedden legen het aanbreken van den dag de knechten van goslik,
af te trekken en de v\'acht maar geheel aan hen over tü laten. Hiervan gaven zij een
teeken aan walta, welke terstond aanviel, de vrienden van goslik, die nog
eenigen tegenstand boden, overvleugelde en hen op Jongemastins , hunne schuilplaats ,
belegerde, waar toen juist botte holdinga, ηεκό ηοττιιίαλ en eenige andere Edelen
zich bevonden. Op dit foerigt trokken bokke harevxma van Sneek, juw en jarigh
hottikga, scuelte liauckema, douwe rodmeks en aesge hoxwier öiet de burgers
van Franeker , Sneek en Workum, de Schieringer Hoofdliögen en do huislieden uit
de omstreken benevens de knechten, welke uit Bolsward verjaagd waren, met hun geschut
voor die stad, welke zij geheel insloten. Om tjerk walta uit -dien benarden toe-
stond te redden, bragt juw jongema met hulp van epe tietes hottinga, wions zoon
op Jongemastins te Bolsward gevangen zat, dertien voorname Vetkoopersgezinde Ede-
len , en onder hen do herema's , galama's , rooïida's en dekema's , tot zijn hgstand
in de wapenen. Zij rukten in twee hoofdafdeelingen op. De eerste onder bevel van
hottisga , bestond uit de ingezetenen van Hommerts, Abhinga en de omliggende
dorpen en trok langs den weg van Tjerkwert op Bolsward aan. Do laatste aange-
voerd door de overige Edelen, was zamengesteld uit de bewoners van Tjum, Tjum-
marum, Firdgum, Ruins en Sehraad, van welk dorp afkomende, zij op de
Franekers aanviel. De Franckers begonnen reeds te zwichten, toen zy door de
komst van jarigh hottihga met de Nieuwlanders aangemoedigd , het gevecht hervat-
ten en de zege behaalden. Aanmerkelijk was het verlies der aanvallers aan dooden
en gevangenen, onder welke laatste eenige Edelen van naam geteld worden. Walta,
die nu alle hoop op ontzet verloren had, gelukte het door tusscbenkomst van eenige
Minderbroeders en priesters, eenen wapenstilstand voor zes maanden te sluiten, onder
voorwaarde, dat hij en zijn volk Bolsward zouden ontruimen, bij noch op den aflogt
gewelddadigheden plegen, en op zijne stins te Tjerkwerd blijven; do gevangenen aan
wederzijden zouden deze zes maanden ontslagen zijn, maar onder eede beloven, na dien
tijd, ten ware er vrede gemaakt was, zich weder in te stellen; eindelijk zouden de
burgers van Bolsward, welke het innemen der stad bevorderd hadden, naar het oor-
deel van onpartijdige mannen, het misdrijf geldelijk boeten. Goslik johgema geraakte
alzoo weder in het bezit van ^o/ircarci, versterkte het en hield op Jongemahuis zyn
verblijf (1). '
(1) occo scarlensis, bl. 285—289. tJBBO EM5IID8, Rer. Fris. IHst. Lib. XXXIV. p. 516—518.
nmnsemiüs, Chron, v. rriesl B. XI. bl. 325, 326. scuotakus, Fr. Hist. B. XII. bl. 412, 413.
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— Terwijl dit gedeelte van JVester go nu eenige rust genoot, bragten de woelzieke
1· ■ *
galama's Gaaster land in beweging. Douwe en οττο igeszoow galama sloegen te JVarns
bij Stavoren het beleg voor de slins van jelmer sytzema, welke zich te iS'neeÄ bevond.
Bokke harinxma en de Sneekers, louw bowkiwga, wybe jarichs jelkema en andere
Schieringer Heerschappen waren aanstonds tot zigne hulp gereed. Met eene talrijker magt
dan die der Vetkoopers, tastte sttzema den vyand aan, doch werd geslagen en zelf zwaar
gewond met een groot getal anderen gevangen genomen; zyn schoonvader louw bon-
NiNGAwasraet velen gesneuveld; slechts eenigen hadden zich door de vlugt gered. De
moedige echtgenoote van sytzema bleef niettemin de stins verdedigen, tot men eene
!
overeenkomst bewerkte, waarby de gevangenen wederzyds werden losgelaten, doch de
stins in handen der vijanden geraakte, welke haar terstond slechtten. Bokke ha-
RiiixMA, die geen deel aan den strijd genomen en zich te Hemelum opgehouden had,
was diep getroffen over het verlies van zijn volk naar het huis van minne hillema
te Harich getrokken (I).
Om dezen tijd kwam bokke ennes, een bejaard, schrander, voortvarend man, door
juw JONGEMA, wien het verblijf in Leeuwarden verdroot, naar Gelre gezonden om
krygsvolk te werven, met vijf- of zeshonderd man en hun bevelhebber daam yan tiel
in Friesland, Terstond logen jongema en zyn medeballing enwes met hen in den
nacht naar Bolsward. Ofschoon de stad kort te voren eene versterking aan man-
I y schappen had ontvangen, werd zy den volgenden morgen te vijf uren door verraad
^yti·^^ van eenige burgers stormenderhand ingenomen. De partijgenooten van goslik werden
1494 deels doodgeslagen, deels gevangen genomen, deels verdreven. Hij zelf had met
zijne moeder de wijk naar elders genomen. Hero hottiwga , Heerschap van Wom-
mels, welke in de Minderbroederskerk gevlugt was, moest zich gevangen geven,
lyfsbehoud voor driehonderd gulden koopen en daarenboven Jongemahuis met de
versterkte Tjerkwerder poort overleveren, waarna hij aanstonds ontslagen werd. Juw
joi^gema nu meester van de stad, zond te vergeefs pier ropta uit, om de stins
van wttze heuwes beima in Pingjum te overweldigen; zijne knechten slaken de
omliggende woningen der Schieringers in den brand , plunderden de kerken en keer-
den met een rgken buit aan goederen en vee terug (2). Hij trachlle met de
(1) v. mabor, Rist. v. Friesl. St. I. bl. 62, istelt den slag bij Warns op den 29 van Uerfst-
maand. occo scarlehsis, bl. 290, op den 6; en schotakus, Fr. Mist. B. XII. bl. 413, op den
15 dier maand.
(2) v. tiiabor, Hist. v. Friesl. St. I. bl. 64, 65. occo scarlensis, bl. 290, 291. bbbo emmiüs,
Rer. Fris. Eist. Lib. XXXIV. p. 518. "wiksemius, Chron. v, Friesl. B, XI. bl. 327. sodotascs,
Fr, Hist. B. XII, bl. 413.
DES VADERLANDS. 457
Groningers, wier bondgenoolen hy groote dienslen bewezen had, zich enger Ie verbinden , 1482·—
maar zij wezen zijne voorslagen af van met hem een verbond aan Ie gaan, zgn
kr^'gsvolk over te nemen of hem ter belab'ng daarvan geld voor te schieten; dit laatste
moest hij naar hunne gedachte van zijne vganden afhalen, waarbg hij het tweeledig
voordeel had van deze te verzwakken en zijne vrienden niet te bezwaren (1). Jos-
gema wien geen ander middel overbleef, volgde dezen raad en zond bokke enkes
met het krygsvolk naar Workum, welke do stins van doüwe πακικχμα aldaar in-
nam , do Schieringers verdreef, hunne huizen plunderde , en Stavoren, Hin-
deloopen en do omstreken brandschatte. Sneek, Sneeher VÜf^o,, Slooten en
verscheidene dorpen in Wymhritseradeel besloten weerstand te bieden; en naar
het schynt j waagde men het niet, hen aan te tasten. De Franckers en hunne omlan-
den, welke het nu zou gelden, sloten een verdrag met jongema wiens zoon tjerk 23 v,
de dochter van ju\y hottikga , Heerschap te Frawe^er, ten huwelijk en Hollingahuis te J^l^j
Workmn tot bruidschat hebben zou. Wie inbreuk op dit punt maakte, zou den an- ^^^^
deren jaarlijks vijftig oude schilden uitkeeren ; en wie de overige bepalingen betrekke-
lijk de brandschatting der dorpen , de wcderzijdsche vrijlating der gevangenen en derge-
lijke overtrad, zou in eene boete van duizend Rynsche goudguldens vervallen. Doch
de spoedig daarop gevolgde dood van juw hottinga verlevendigde weder de oude
veete. Zijne beide broeders, partijzuchliger dan hij, weigerden hunne nicht aan den
zoon van den bittersten vijand van hun geslacht af te slaan; en jowgema , die zyne
hulpbenden afbetaald en weggezonden had , was niel bij magie hen te dwingen (2).
Ontzag voor het Opperhoofd des Rijks had de Groningers voornamelgk wederhou-
den, zich met de onlusten in Westergo te moeijen. In de onzekerheid waarop dejïe
woelingen eindelijk zouden uilloopen, zonden zg selmer kantek en den Deventer ] v.
Priester arnoud micdiels naar Brahand ^ om bij μαχϊμπ.ιλαν op do overkomst van
hel beloofde gezantschap aan te dringen. Spoedig kwamen twee Keizerlijke Raadshee-
ren , wolpert van gierst , Domheer te Mentz, en de Ridder koewraad van amprin-
gen te Groningen. Inlusschen waren οττο van langen en klaas ziegler onder den
titel van afgezanten des Keizers weder in Friesland gekomen. Steunende op de gunst
van eenige Grooten aan het Hof, welke den Groningers niet genegen waren, beraam-
den zij met do Schieringers in Oostergo en Westergo niel alleen, maar ook met de
(1) übbo emmxxjs, Ret. Fris. Ilist. Lib. XXXIV. p. 518, 519. schotarüs, Fi\ llist. B. XII.
bl. 413.
(2) v. τπαεοβ, liist. V. Friesl. St. I. bl. 66. occo scarlessis, bl. 291. ubbo ejimiüs, lier.
Fris. Jlist. Lib. XXXIV. p. 519. wmsEairs, Chron. v. Friesl. 13, XI. bl. 327. scuotarüs, Fr.
Π ist. Β. XU. bl. 414.
II. Deel. 3 Stük. 58
-ocr page 458-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
naburige Vorsten, inzonderheid Graaf edzard van Oost-Friesland, het plan, de zen-
ding naar Groningen Ie verijdelen. Hunne pogingen waren vruchteloos. Er verliep
echter geruime lijd, eer do stad Groningen en daarna hare bondgenooten, op eene
groote bijeenkomst te Leeuwarden den eed aan den Keizer naar het Kempter voor-
schrift aflegden. Moeyelyker was het de beloofde gelden te verschaffen, waartoe
vele Edelen in Oostergo, hoezeer aangespoord en bedreigd, hun aandeel weigerden
op te brengen. Terwijl men hierover beraadslaagde, werden van langen en ziegler
mot eenige zaakgelastigden uit de Schieringers aan het Hof ontboden en bun gelast,
alle handeliogen met edzard en anderen af te breken. Niettemin verspreidde zich
het gerucht, dat de Keizer bedoelde, dien Graaf of eenig ander uilheemsch Vorst
over Friesland te stellen; doch een schryven van den Rykskanselier mï Maastricht,
stelde in dit opzigt den Raad van Groningen immers ten deele gerust. De
afgezanten vertrokken daarop met een geschrift, welk het Groninger verbond
bevatte en door willem fkedeiuks was opgesteld, om dit den Keizer ter be-
krachtiging aan te bieden. Hen volgde van langen , welke te vergeefs eenige dagen
te Deventer op de gevolmagtigden der Schieringers, die hem zouden vergezellen,
gewacht had (1).
1482—
1528
18 V.
Sprok'
kelm.^
1495
Inlusschen baarde een ander gerucht ontsteltenis \n Friesland, De Ridder joris van
everstbin , beweerde men, zou op last van Hertog albrecht van Saksen met krygs-
volk ia het land komen, om goslik jongebia en de gevlugte Schieringers in hunne
bezittingen te herstellen. De Groningers hechtten er wel geen dadelijk geloof aan,
maar waren toch niet geheel zonder zorg, dewyl bekend was, dat goslik zich
naar Holland begeven, en οττο van langen reeds vóór een jaar verklaard bad,
dat dit wel gebeuren konde. Meer vrees verwekte deze mare in juw jongema ,
TJERK WALTA en de andere Vetkoopers, welke er trouwens het meeste belang bij
hadden. Zij zonden onmiddellijk do Burgemeesters van JBolsward en Workum,
om met Groningen een wederzgdsch hulpverbond te sluiten. Het voorstel ont-
moette aanvankelijk vele tegenbedenkingen, doch werd door willem frederiks
doorgedreven, welke de voorwaarden opstelde, die in eene vergadering van Vet-
koopers te Bolsward werden goedgekeurd en geteekend. Men verzocht nu den
Groningers, het verdrag door gemagtigden op eene bijeenkomst in Leeuwarden te la-
ten bekrachtigen. Hiervan kwam echter niets; want hoezeer hunne heerschzucht
door dit verbond gestreeld werd, vreesden zij , dat maximiliaaw deze nieuwe verbind-
tenis als eene inbreuk op zijne regten zou beschouwen, dewijl hy zich vroeger over
2Gv.
Lente-
maand.
(l) occo scarlensis, bl. 281—283. s. behirfia, Ckron. d. Vr, Land, bl. 18. übbo esijiics, lier^
Fris, Rist. Lib. XXXiV. p. 519—522. sguotakcs, Fr. Eist. B. XII. bl. 414-416.
DES VADERLANDS. 459
het bondgeDoolschap met Oostergo in dien loon had uitgedrukt. Spoedig bleek, dat ^
dit vermoeden niet ongegrond ^vas, Maximiliaah , aangespoord door den Bisschop van
Ments, welke den Groningers het plegen ταη groot onregt en geweld in Friesland
te last legde, ontbood de Friezen, om op den Rijksdag te fVorms hunne belangen en
bezwaren voor te dragen. Yan lakgen trachtte op zijn bevel hen daartoe over te
halen; maar door den onrustigen en verwarden staat van zaken in Westergo en
Zevenwolden bleven 's mans pogingen vruchteloos; niemand verscheen en evenmin
ontving hij van de Schieringers do benoodigde gelden, om hunne zaak aan het Hof te
ondersteunen. De Groninger gezant arnoud siicniels vulde daarentegen de handen
der Hovelingen, en toen hy ook de beloofde schatting met eene toegift opbragt, was
het geen wonder, dat van langen zyn plan, hetwelk hij zoo rusteloos had voortgezet,
moest opgeven; en het bondgenootschap der zegepralende Groningers met Oostergo
bleef ongemoeid (1).
Goslib: jongema had zich inderdaad, doch vruchteloos eerst tot Hertog αlbueght
Saksen, welke de zaak, naar het schijnt, nog niet rijp genoeg oordeelde, en later
tot Graaf edzard te Emhden, die in eenen krijg met Munster gewikkeld was, om
bijstand gewend. Juw jongema van de pogingen zijns neefs verwittigd, zond bokke
ENNES naar Oost-Friesland, waar inmiddels de geschillen met den Munsterschen Bis-
schop waren bijgelegd, om driehonderd, naar anderen vijfhonderd afgedankte knechten
aan te nemen, welke oy&x Groningen en Leeuwarden Βolsward kwamen. Met hen ^
Herfst-
wachtte hij goslik af, die insgelyks in het land over do Eems eenig krijgsvolk had maand
geworven. Middelerwijl plunderden zijne knechten met do Vetkoopersgezinde burgers ^^^^
het dorp Heeg en legden de geheele buurt, behalve de kerk en do huizen der 29 v.
priesters, in de asch. Daarop veroverden en bezetten zij do stins van sïtzb harinx-
ha, den schoonvader van goslik, te IJ Ist, vernielden het huis van pier bok-
NiNGA in de Morra geheel, en verdeelden onder elkander den rijken buit. Tegen de
overeenkomst met harinxma en de Sneekers aangegaan, vermeesterden doüwe en
hartman galama de Sterkte der Schieringers te Hemelum, welke slechts met zestien
man bezet was, en voerden den bevelhebber wybe jarighs jelkema gevangen naar maand
Bolsward. Om dien tyd zond Hertog albregut van Saksen tot hulp van goslik
eene bende knechten, welke onder bevel van zekeren fox, den grooten Kapitein
bijgenaamd, en daam van tiel, die tien maanden geleden onder jüw jongema ge-
(1) v. thabor, Ilist. v. Friesl. St. I. Hl. 62. mbo emmius, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXIV.
p. 522—526. SCHOTANUS, Fr. Hist. R. XII. bl. 416—418. Tegenw, Staat v. Stad en Lande,
1). I. bl. 206, 207. Vgl. de Groningher Passie van Heer mevkert, in het eerste sluk van liet
Archief voor Vaderl. en Vriesche Gesch. bl. 111—113. Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXI.
e. 84. Div. XXXII. c. 7. pokids uecteros , lier, Austriae, Lib. V. c. 3.
58 *
-ocr page 460-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— streden had, Ie Slooten aankwam (1). Fox Irok met een klein gedeelte er van naar
IJ Ist, waar goslik met eenen hoop Schieringers zich bij hem voegde, en sloeg het
beleg voor de stins van sïtze harinxma welke de Velkoopers vóór eenigen lijd hadden
ingenomen en versterkt. Juw jopfgema. en tjerk walta rukten terstond met een
groot getal knechten, Vetkoopers en burgers van Bolsward tot ontzet van het huis
op. Fox nam de wijk in de stins van doeke tietes hettinga, waar hy zich zoo veel
mogelyk verschanste en dapper verdedigde, maar door het Bolswarder geschut bijna
lot het uiterste gebragt werd. Bokke harinxma en jarich hottinga ontboden in
alle haast het overige krygsvolk uit Slooten naar Sneek, alwaar levens eene groole
menigte Schieringers bijeenkwam. - Juw jongema bewust van de overmagt der vij-
anden, brak in stille des nachts het beleg op en verliet ook de stins van sïtze ha-
20 v, RijixMA, welke hij reeds bezet had. Fox jaagde hem met de boeren wier vee was
iriaand weggeroofd, ijlings achterna, ontnam hem den buil en dreef zijn volk op de vlugt.
1495 Q-osLiK maakte van den schrik der vijanden gebruik en viel met douwe uarinxma ,
FOX en zyne knechten nevens de vluglelingen uit PForkum, in Jutrijp en Hom-
merts in Wijmhritseradeel, verbrandde zeventien huizen van hottikga's parlij-
'U V. genoolen en plunderde do omliggende dorpen of eischle zware brandschaliing. Ou-
i^and ^^G'^steund door iiero iiottijïga en do gebroeders douwe en laas hariiyxma , trok hij
19 V. eerlang met eenige vaartuigen naar PForkum en nam do stad, welke de vijand ont-
Slagtm. jjjjj^ zonder moeite in. Het sterke slot van hottinga echter bood een gerui-
men tijd tegenstand; en terwijl het belegerd werd, versterkte Hertog albrecut υαίΐ
Saksen do hulpbenden wier getal thans meer dan drieduizend man bedroeg. Ein-
delijk moest de wakkere bezetting, nadat het huis van alle kanten doorschoten
was en geen ontzei opdaagde, zich als krijgsgevangen overgeven; de Friezen wer-
den aan hero ποττινοα , en de buitenlanders aan do vreemde hoplieden uitgeleverd.
Laas harinxma was in het beleg doodelijk gewond en overleed kort daarna.
Goslik. stelde geheel f^Fijmhritsei'adeel buitendijks, Stavoren, Hindeloopen , Molk-
warum en alle dorpen in den omtrek op brandschatting ter bevrediging der uil-
heemsche knechten, welke hij niet by magie was in teugel te houden en die veel
ongeregeldheden bedreven, vriend noch vijand, kerk noch kraamkamer ontziende.
21 y Hunne goheelo bende rukte naar Koudum op, waar de Heerschap hartman galama
Sla{rün. verboden had, de schatting op te brengen. Galama niet bestand tegen deze menigte,
stak zyno eigene stins in brand en verliet met de meeste boeren het dorp,
dat nu uitgeplunderd en aan de vlammen prijs gegeven werd. Hierop daagde men
de Gaasterlanders ter voldoening der opgelegde schatting naar fforkiwi. Onder-
(1) van xhabor, Eist. v. FHesl S(. I. bl. 67, begroot hun getal op twaalfhonderd; occo scar-
LEnsis, bl. 293, slechts op driehonderd man.
DES VADERLANDS. 461
ling vereenigd, besloten zij zich gewapenderhand tegen de opbrengst te verzetten
haalden Zevenioolden over, om met hen ééne lijn te trekken. Weldra kwamen
de bondgenoolen te Wiechel bijeen en maakten zich meester van een schip, hetwelk
de goederen, den huislieden ontroofd en afgeperst, nv^^x Slooten voerde. Daarop stopten
zij Takezijl, om het landen van meer vreemd krijgsvolk te voorkomen, hetwelk zij,
door het goed begin overmoedig geworden, voornamen geheel uit het land te jagen
en derhalve op fVorkum en Slooten los te gaan. Fox wierp zich aanstonds in
stilte met een hoop volks in Slooten, en liet onder daam vaiï tiel tweehonderd man
tot dekking van Workilm. Terwijl de Gaasterlanders bezig waren, zich op den
dijk tusschen Slooten en Wijckel tegen eenen onver\vachlen aanval te verzekeren, 24 v.
zond hij eene bende gewapenden op hunne werklieden af, die uiteengejaagd werden 1495'
en in allerijl naar de legerplaats te Wijekei vlugtten. Fox volgde hen met zijne
geheele magt. De bondgenoolen , die nog niet al hunne strijdkrachten bijeengebragt
hadden, waren tegen hem niet bestand; zij stelden zich echter woedend ie weer,
maar moesten na het verlies van honderd man en een groot aantal gevangenen , zich
door de vlugt redden. Wijckel en Sondel werden geplunderd en deels verbrand; de
overige dorpen in Gaasterland en eenige in Zevenwolden gebrandschat, en wie
geen geld had, moest zijn zilverwerk opbrengen , twee lood tegen eenen goudgulden
gerekend (1).
Spoedig noopte eene sterke vorst den Overste fox en goslik jokgema mX Slooten, al- 9 v.
Win-
waar zij tweehonderd man ter verdediging achterlieten, naar Oldeklooster op te term.
trekken, om Bolsward te belegeren. De Bolswarders verbrandden terstond Oe^e-
klooster met de kerk onder hunne vesten gelegen, opdat do vijand er zich niet in
zou nestelen. Doch fox bedoelde geheel iets anders dan het vermeesteren hunner
stad. Hij bad het oog op Sneek, toen de sterkste plaats van Westergo^ gevestigd;
en het beleg van Bolsward moest slechts strekken, om zyn eigenlijk plan to verber-
gen. Er werden dan ook geene vyandelgkheden tegen die stad gepleegd, maar veel-
eer met juw JOÄGEMA, Hoofdling aldaar, onderhandelingen aangeknoopt en van tijd
lot tijd eenigo onderbevelhebbers met een aantal knechten naar Sneek gezonden,
welke er door hulp der geringere burgers ongemerkt des nachts binnenkwamen.
Inmiddels maakte fox eenen invallenden dooi dienstbaar aan zijn doel. Hij ver-
zocht BOKKE HARiKXMA, LOüW DOKiA en den Raad van Sneek zoo lang een verblyf
voor zich en zijne benden in de stad , tol het weder hem vergunnen zou Bolsward
(1) v. tiiabor, Eht. V. Vriesl. St. I. bl. 67—81. occo scaklensis, bi. 292—296. übbo emmius,
Rer. Fris. Ilist. Lib. XXXVI. p. 536—538. wiksemujs, Chron, v. Friesl. B. XI. bl. .331, 332.
scnoTAHus, Fr. Eist B. XII, bl. 425, 426.
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
aan te tasten. Men beloofde onder plegtigen eede den ingezetenen niet tot schade of
last te zijn, alles te betalen wat men rerteerde en te vertrekken wanneer de burgers
zulks verkozen. De gemeente liet zich door deze en andere schoone beloften overha-
Jen; en legen den zin van velen, welke voorzagen, dat dit verkeerd zou afloopen,
rukte het vreemde krijgsvolk in Sneek. Wel verre van de voorwaarden te onderhou-
den , veroorloofden zich deze bandelooze gasten de grofste buitensporigheden en teerden
den geheelen langen winter door ten kosle der burgers, welke zij op alle wijzen
kwelden en beleedigden (1).
Fox stout geworden op het geluk , waardoor hij in korten tijd bijna geheel fVes-
tergo aan zich had onderworpen, besloot Leeuwarden te verrassen. Dadelijk bij zijne
komst te Sneek had hij bruggen en ladders daartoe in gereedheid gebragt, met welke
GOSLiK JONGEMA op Oudejaarsnacht zonder dat iemand het bespeurde voor Leeuwarden
kwam. Een vreesselijk onweder met stortregens vergezeld, de vermoeidheid der man-
schappen en bovenal het ontoereikende der stormtuigen , die te kort bevonden werden,
om de wallen te beklimmen en de grachten te beleggen, verijdelden don aanslag. Bij
het aftrekken stak men eene molenaarswoning in brand, om zich te droegen en te ver-
warmen. Do vlammen wekten de Leeuwarders op, welke terstond de knechten aan-
vielen , en noodzaakten overhaast naar Sneek te vlugten. Tot voorkoming van nieuwe
ondernemingen van dien aard, zond Groningen eene aanzienlijke krygsmagt in Leeu-
tcarden, welke niets uitrigtte en den burgers tot onlydelijken last verstrekte (2).
Grooter nederlaag Irof de benden van fox in Zevenwolden, waar de onderbevel-
hebber VAN BARNEVELDT met do bezetting van Slooten het dorp Sint Niholaasga
plunderde. Op het gelui der klokken, kwamen de boeren in menigte uit al de om-
liggende plaatsen bijeen en vielen in de Lemmer met zooveel geweld op de roovers
aan, dat zij hun den buit weder ontnamen, vijftig man met den bevelhebber dood-
den en de overige op do vlugt joegen, die zich te naauwernood in Slooten redden.
Hoog zwol do moed der Zevenwolders door deze overwinning en zij besloten eenparig,
eerst Slooten, daarna Sneek e bestormen , en voorts het vreemde krijgsvolk uit het land
te jagen. Spoedig kwamen achtduizend, naar anderen slechts vierduizend man in
drie afdeelingen te Tjerkgaast ^ fVijckel en Balk bijeen en belegerden Slooten,
welks grachten terstond met eene groote menigte hooi werden gedempt, om het be-
klimmen der wallen gemakkelyker te maken. Intusschenf zond men boden naar de
(1) v. tiubor, Rist. v. Vriesl. St. I. bl. 71, 72, 79, 82, 87- occo scarleksis, bi. 296, 297.
übuo ehmhjs, Rer. Fris. IJist. Lib. XXXVl. p. 538, 539. winsejiius, Chron. v. Friesl B. XL
bl. 332. sciioTAKiis, Fr. Uist. B. XII. bl. 426.
(2) v. thador, Hist. v. Friesl St. 1. bl. 83, 84. occo scauiensis, bl. 297, cn verder de bo-
vengenoemde schrijvers, t. a. p.
1482-
1528
21 V.
Win-
term.^
1495
6 V.
Louw-
luaaiid
1496
D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 463
Groningers \.q Leeuwarden y die aldaar wel vierduizend man slerk lagen, om-hunnen 1482—
bystand tegen den gemeenschappelyken Tijand en ter hevrijding van Friesland in
tö roepen. Hulp werd beloofd, maar niet gezonden. De Groningers beweerden,
dat niet op hen, maar op de Leeuwarders de verph'gling rustic, de Zerenwolders als
eigen landgenooten te helpen; zij zouden intusschen de slad bewaken. De Leeu-
warders namen hierin geen genoegen en de schoone gelegenheid, zich van do uit-
heemsche benden te ontslaan, ging door dezen twist verloren. Fox en goslik jowgema.
trokken middelerwijl met acht of negenhonderd man over het ys lot ontzet van
Slooten o^. Niet ver van de slad schaarden zij hun volk, meest oude krggslie-v-
den, in slagorde en rigllen hun geschut zoodanig, dat het den vijand in de zijde maand,
moest treffen. De Zevenwolders steunende op hunne overmagt in manschappen,
vielen onverschrokken, ondanks het moorddadig geschutvuur , telkens met vernieuwde
woede aan. Maar de vijanden, hoe ook van allo kanten omsingeld en beslormd,
hielden op bevel van den dapperen fox, die mannelijke woorden bij mannelijke
daden parende, hun moed inboezemde, de gelederen digt geslolen. Het was den
Zevenwolders, 'die in het wilde en elk op zich zelf alleen vochlen, niet mogelijk
hen te scheiden of te verdeelen; en daar weinig aanvallers terugkeerden, ontzonk
dezen eindelijk de moed. Verstrooid namen zij do wijk naar Slooten, doch herstelden
zich weldra en tastten omtrent den mond van het meer op nieuw , doch weder on-
geregeld , den hen vervolgenden vijand zoo hevig aan , dat hij reeds begon te wan-
kelen, toen het ijs, over welk zij in digle drommen aanrukten, brak en een groot
aantal volk in het water omkwam. Fox drong nu Ie geweldiger aan en dreef hen, na
een wanhopig gevecht Λvaarin velen sneuvelden, op de vlugt. Ruim zevenhonderd
Friezen waren zoo door het zwaard omgekomen als verdronken, en onder hen eenige
Heerschappen als tjilke sikkes van lAkkrum, keimpe tjepkes van Ter Räppele,
hoyte bottes van Beetsterzwaag en idts van Tjerkgaast. De overwinnaars telden
slechts negen of tien dooden, maar vele gekwelslen, onder welke fox zelf. Deze
bevelhebber verklaarde, naar men zegt, dat hij nooit tegen onversaagder en dap-
perder mannen gestreden had, welke hem ongetwijfeld zouden verslagen hebben,
indien zij slechts eenige krijgskundige kennis bezeten hadden. Thans meester van
het slagveld, plunderde en verbrandde hij Tjerkgaast, liet zijno gewonden op
sleden vervoeren en kwam nog dienzelfden avond met zijn volk zegevierend in Sneek.
Hier verschenen weder bokke harinxma en louw dohia , die op eene slins te
Woudsend den uitslag van het gevecht hadden afgewacht, met het doel, dadelijk
het land te verlaten, indien de Zevenwolders, welke Sneek den ondergang gezworen
hadden, de overwinning behaalden (1). ^
(1) v. THABOR Hist. v. Vriesl St. I. bl. 84~-87. occo scarle^sis, LI. 297—300, en na hem
-ocr page 464-464 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Goslik joptgema vorderde nu van do Zevenwolders eene zware brandschatting, drei-
gende al hunne dorpen te verwoesten, wanneer zij niet voldaan werd. Men ant-
woordde »liever te willen sterven dan zich daaraan te onderwerpenen zocht weder
hulp bij de Groningers te Leeuwarden^ die straks tien of elfhonderd man naar
de Lemmer zonden (1). Maar in 'stede van te beschermen, bedreef dit volk veel
moedwil, teerde op de huislieden en roofde weg wat hem voorkwam. De bezettingen
in Sneek en Slooten, die door grooten toeloop van allerlei gespuis aanmerkelgk
versterkt waren, plaagden niet alleen de ingezetenen, maar .vernielden ook den
geheelen winter door de omstreken, zoodat het ongelukkige Friesland beide
door vrienden en vijanden onbeschrijfelyk geteisterd en uitgemergeld werd. Do
^a"^ Slooter knechten legden alle woningen tusschen de stad en Wijckel ^ daarna Balk
1496 en het Westelijk gedeelte van Harich in de asch. De Sneekers verontrustten Oos-
tergo ^ en om hunne uitvallen te beletten, versterkten de Groningers en Leeuwarders
Heringahuis to Rauwert met eenige knechten, waartegen de Sneekers de stins van
ΛΥΛΤΖΕ HARINXMA. to Goitiga bezetten, die nu elkander lot oogeluk der beklagens-
waardige landlieden beoorloogden. Inzonderheid kwelde juw jongema te Bohtcard
de omliggende dorpelingen door rooven, branden en moorden, terwyl hij met do bur-
gers en het kr^gsvolk den buit deelde. Inmiddels riglten do Leeuwarder-Groningers te
Takezijl een zeer sterk blokhuis op en bezetten Workum ^ de beste havens destijds
van Friesland, waardoor zij den aanvoer van vreemde knechten konden verhin-
deren en Westergo van twee zijden in bedwang houden (2).
Onderlusschen was goshk jongema te Sneek in groote ongelogenheid geraakt. Hij
had den uitheemschen bevelhebbers eene aanzienlijke som ter betaling hunner ben-
den uitgekeerd, doch zij hadden liet geld grootendeels onder zich gehouden. Toen
derhalve het krijgsvolk op drie maanden achterstalh'g loon , onder bedreiging van de
stad en het geheele gewest te verderven , bij hem aanhield, was hij builen slaat hen
te bevredigen. In dezen nood verzocht de regering van Sneek de sleden en Hoofd-
aviksemics, Chron. v. Vriesl, B. XI. bi. 334, begroeten het getal der omgelioaien Friezen in
dezen slag op vierduizend vijfhonderd man. Oude Hall. Div. Kron. Div. XXXII. c. 7. s. beninga ,
Chron. d. Vr. Land. bl. 19. übbo emhius, Rer. Fris. HisL Lib. XXXVI. p. 539, 540. scüota-
Kos, Fr. HisL li. XII. bl. 427, 428.
(1) v. tflabob, Hist. v. Vriesl. St. I. bl. 88. occo scarlensis, bl. 300, spreelit slechts van
vierhonderd mauj s. benikga, Chron. d. Vr, Land. bl. 19, daarentegen van zeven-of achtduizend
knechten.
(2) v. τπαβοβ, Hist v. Vriesl. St. I. bl. 88—90. occo scarlensis, bl. 300, 301. ubbo ewmids,
Rer, Fris. Hist, Lib. XXXVI. p. 540, 541. winsehius, Chron. v. Vriesl. B. XI. bl, 334, 335.
scnoTAKüs, Fr. Hist. B. XII. bl. 428.
DES VADERLANDS. 465
lÏDgen, eene schalling over Westergo tot voldoening der knechten uit te schrijven. 1482—
Er werd menige bijeenkomst gehouden, maar door de hevige tegenkanting der
Vetkoopers niets uilgerigt. » Goslik. jokgema zeiden zg, »heeft de vreemdelin-
gen in het land gehaald ; laat hij heia tevreden stellen en betalen," Eindelijk be-
sloten de Schieringers uit de vijf deelen van Franeker, Wijmhritseradeel en Snee^
her Vijfga tot hcit heffen van een vuurijzer van eiken gulden en van iedere koe (1),
De Franekers en de hottikga's echter weigerden er in te deelen, zoo lang Bolsward
niet vermeeslerd en goslikl , met wien zij dit overeengekomen waren, in de regering
aldaar hersteld was. Schoorvoetend werd door do anderen do schalling opgebragt en
den bevelhebbers ter hand gesteld. Het kry^svolk met deze gedeeltelijke afbelaling
niet tevreden, en doof voor de slem der rede en billijkheid, zwoer Sneek niet te zul-
len ontruimen, vóór het achterstallig loon geheel was aangezuiverd, en kwelde toen
dit niet gebeurde , derwijze de ingezetenen, dat do rijkste burgers heimelijk de stad
verlieten. Bokke hakinxma en louw donia trachtten insgelijks te ontsnappen, doch
werden verraden en in hechtenis genomen. Na eeno vergeofsche poging, om van hen 21 v.
de vereischle gelden te ontvangen, Averd harinxma door de bevelhebbers gedwongen, ie"m.
zijne stins te Woudsend in hunne handen te leveren, en derwaarts zekere Jonker
FLENS, een Bohemer, met vijf en twintig man gezonden, welke de huislieden in den
omtrek rusteloos plaagde. De overmoed en het geweld der vreemde benden werden
dagelijks ondragelijker. Daar nog geen geld konde verschaft worden, sloten zij ha-
rinxma en donia in ketenen en voerden sytze harinxma van IJlst, den schoonvader
van goslik , gevangen naar Sneek. Goslik zeiven zou een gelijk lot getroffen heb-
ben , indien hy niet door eeno list uit de stad ontkomen ware. Op de pijnbank
werd bokke do belofte eener opbrengst van tweeduizend gulden, en sttze eene van
vierduizend afgedwongen; louw dowia moest zich tot hel betalen van zevenhonderd
gulden verpligten (2).
In weerwil der hooge ingenomenheid legen de Groningers, had inmiddels do rege-
ring van Sneek ^ den moedwil van het krijgsvolk niet langer kunnende dulden, in het
geheim den Deken agge en eenige leden van den Raad naar Leeuwarden om bijstand
gezonden en tevens verzocht, in het bondgenootschap opgenomen te worden. Hoe gaarne
de Groningers van deze gelegenheid lot uitbreiding van hun gezag zouden gebruik
(1) Een vuurijzer is zeven en eene halve. cent. Zie Aant. op v, toabor's Eist. v. Vric$L
St. I. hl. 81.
(2) v. thabor, Uist, V. FriesL St. I. bl. 89—93. occo scablensis , hl. 301—303, übbo euams,
Rer. Fris. Eist. Lib. XXXVI. p. 541. wiksemiüs , Chron, v. Vriesl. B. XI, hl. 335. schotaïsüs ,
Fr. Eist. B. XII. bl. 429.
II. Deel. 3 Stuk. 61
-ocr page 466-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482—gejinaakt hebben, hadden zij echter dit verzoek, naar het schijnt uil vrees voor den
Keizer, afgewezen maar beloofd, met magt van volk te komen, om de vreemde
knechten uit het land te jagen. Fox hiervan verwittigd , had Sneek uit de omlig-
gende kloosters en landhoeven van levensmiddelen voorzien, en zich lot een krachtigen
tegenstand gereed gemaakt. De burgers stonden nu meer dan ooit ten doel aan het
baldadig krijgsvolk^ en daar de Groningers niet opdaagden, dro*gen zij met hunne
omlanders en de stad Slooten eerlang op nieuw ernstig bij hen om hulp aan. De
Groningers inmiddels door den Rijkskanselier van 's Keizers gunst en goedkeuring
verzekerd, namen de Sneekers in het verbond op en kwamen te Leeuwarden met
de uitheemsche bevelhebbers overeen, - dat Gronhigen tot afbetaling der benden te
Sneek, Slooten en in den omtrek, achtduizend Davidsguldens zou voorschieten,
voor welke bokke harinxma , zijn broeder sïtze en louw donia lot aan do terug-
gave, als borgen te Groningen zouden blijven. Het geld werd van de kloosters
in Oostergo opgenomen en den vreemden knechten uitgekeerd, Avelke den vol-
(5 V. genden morgen, overeenkomstig het verdrag, met hunne roofgoederen van Sneek
Moeiin
1496
Bloeiin. door Slooten uit Friesland trokken (1). Des anderen daags kwamen tweehon-
derd man uit Groningen te Sneek en zonden zekeren goerts olghers als bevel-
hebber met eene bezetting op do slins van watse harinxma Ie Slooten, Daarna
werden al do steden, Hoofdlingen en deelen of grietenijen van Westergo op eenen
algemeenen landdag te Sneek bijeengeroepen, om over de middelen ter teruggave
der achtduizend guldens te beraadslagen. Vele Velkooper- en Groningergezinde gees-
telijke en wereldlijke Heeren verschenen ; maar de meeste Schieringers, onder ande-
ren hero en jarich nottinga, HESSEL MARTENA, juw DEKEMA CU de stad Franekcr
met Franekeradeel, welke niet verkozen in het Groninger verbond te treden , bleven
weg. JoHAiT SGHAFFER, Burgemccster van Groningen, stelde voor, dat geheel Wes-
(1) Even voor hun verlrek hadden zij, den Sneekers tot spot en waarschuwing tevens, aan de
poorleu en huizen liet volgende aangeplakt:
Die vander Sneke synt wel voerdacliticli,
Niet meer knechten in te laten, sy en syns machtich.
Wat hen van dat is gliecoinen,
Dat salmen weten van hyr loe Romen,
Want te voeren ghedaeu, ende nae bedacht,
Heeft mennich menschen in lyden ghebracht.
Mer te voeren bedacht, wat nae mach comen,
Heft mennich man seer vaeck doen vromen. /
v. thabok, Jiist. D. Vriesl, St. I. bl. 87.
-ocr page 467-DES VADERLANDS, 46^
ter go eene belastiüg zou uitschreven. Door zijne welbespraaktheid had hij by het ^
opnemen der stemmen vele der vergaderden daartoe overgehaald, toen juw jon-
gema met de Bolswarders, de galama's en anderen zich er tegen verklaarden; zij
toch hadden ook den geheelen winter vreemden in dienst gehad pn zelf voor de be-
taling moeten zorgen; daarenboven was het onbillijk en dwaas van hen te. vorderen,
dat zy de knechten hunner vijanden, die hen reeds genoeg getergd hadden, zouden
helpen bezoldigen. De bgeenkomst liep alzoo vruchteloos af. Tegen Pinkster echter
werd eene andere te Groningen gehouden, op welke de Franekers en do hottinga's
met hunne vrienden ook niet gekomen waren, maar de galama's , de jokgema's , de
roorda's en die van hunnen rade, alsof zij geheel PFestergo vertegenwoordigden,
in de belasting bewilligden. Blen bepaalde , dat Westergo van iedere koe een vuur-
ijzer, even zooveel van eiken gulden huurwaarde en van elke twintig gulden aan roe-
rende goederen, maar van iederen gulden jaarlyksche rente anderhalf vuuryzer zou
opbrengen. Het verbond met de Groningers, waarover zoo dikwerf en vergeefs onder·»
handeld was, kwam nu tot stand en werd voor den lijd van twintig jaren aangegaan.
De inlioud was genoegzaam gelijk aan dien van het verdrag met Oostergo, en
door de stad Groningen, nevens vier steden, zes Abten en een aanzienlijk getal
voorname Heerschappen uit Westergo bezegeld (1).
Maar de Franckers, do hottinga's en de andere sleden, Edelen en Abten, die
Keizers vrij wilden zijn, dat is, onder geene andere heerschappy staan, dan die
onmiddellijk uit den Keizer voortvloeide , weigerden zich aan deze overeenkomsten en
bepalingen te onderwerpen. De Groningers besloten, hen door kracht van wapenen
te dwingen. Tegen het midden van Zomermaand zonden" zij negenhonderd of duizend
gewapenden over Leeuwarden naar Bolsward en van hier, vereenigd met juw jor-
gema, tjeiik walta, de galama's en de roorda's , naar Harlingen. Aan do
Zuidzijde dier plaats, toen nog onbemuurd, stichtten zy op kosten en met hulp
der omliggende landzaten eene sterke stins, om Franeker in bedwang te hou-
den en te benaauwen. Intusschen vermeesterden · en vernielden zij de huizen van
epe aïlva te Witmarsum en van sjoeud lieuwes beijsia te Arum^ welke het
met Franeker hielden; en loen de stins te Harlingen voltooid en van eene bezet-
ling voorzien was, vernielden zij Hessel Martenahuis bij Beetgum en belegerden de v.
slerlte Beijmastins te Pingjum. Door het springen van een stuk geschut, hetgeen maand
men als een kwaad voorteeken beschouwde , werd het beleg opgebroken. Op den te- ^^^
(1) v. thabor, Hist, v. yriesl. St. I. bl. 92—96. occo sca-blewsis, hl. 303—307. s. benisga ,
Chroti. d, Fr. Land. bl. 20. übbo emmiüs, Rer, Fris. Hist. Lib. XXXVI. p. 542, 543. ww-
sEJtius, Chron. v. Vriesl. B. XI. bl. 336, 337. schotanus, Fr. Hist. B, XII. bl. 429—431.
59»
-ocr page 468-4G8 ALGEMEENE GΕSGΗίΕDENIS
-ρ-
1482—
J528
1 ν.
Hooim.
1490
25 ν.
Hoüim.
1 ν.
ÜOJJSt-
iiiaand.
[
o v.
OofTst-
ïiiaand.
rugtogt naar Harlingen vervYoeslten de Groningers eene stins te Kornwerd, en
pleegden voorts in de omstreken de grofste baldadigheden. Maar men was het meest
op 'de stad Franeker y het toevlugtsoord der Schieringers, verbitterd. Eene poging,
zich van haar door Jiist meester te maken mislukte. De Franekers weigerden volstandig
aan het Groninger verbond deel te nemen, zelfs toen geheel Franekeradeel eerlang daarin
bij een verdrag werd opgenomen, en hervatten onmiddellijk na het vertrek der Gro-
ningers de vijandelijkheden. Den Bolswarders , welke den kerktoren te , door
hen bezet, bestormen wilden, bragten zij eene gevoelige nederlaag toe en stroopten lot
voor de poorten van Leeuwarden. Uit weerwraak vernielden de Leeuwarders na een
beleg van twee dagen, do stins Ter Horne, welke zij onlangs verlaten hadden en
die sedert door hessel martbna. weder was opgebouwd. De Franekers daarentegen
verbrandden het huis van gekrold πειιεμα te Tzuni en bezetten do stins van den
overleden tako herema. Kort daarna verrasten zij onder bevel van jarigh hottinga,
hun Hoofdling, en hessel martena in de morgenschemering Harlingen^ doch be-
stormden het sterke slot of blokhuis te vergeefs. Het stadje werd geplunderd en
de buit nog dienzelfden avond naar Franeker gevoerd, dewijl daar weinig volk
gebleven was en men een aanval der Groningers of Leeuwarders vreesde. Bokke
ennes van Bolsward, do vriend van juw jongema , was met eenige Groninger ruiters
omgekomen. Men verhaalt, dat hessel martena hem handen en voeten afkapte uit
wraak, dat hij vreemde knechten in fV ester go gehaald en den Schieringers veel
kwaads berokkend had. Onder de vele gevangenen was ede douwes gerbrawda de
voornaamste, die lang op Sjaardematoren in hechtenis gehouden en slechts tegen
zwaar losgeld ontslagen werd. Om de strooptogten der Franekers te beletten, ver-
sterkten do Groningers do bezetting in het klooster Lidlum met vierhonderd man uit
Leeuwarden. Josge ede had intusschen den toren van Kornwerd versterkt en roofde
van daaruit op de bondgenooten der Groningers. Juw jongema, tjerk walta', do
Bolswarders en Workummers belegerden en tastten hem met geweld aan, doch wer-
den steeds kloekmoedig afgeweerd ; tot eindelijk sjoerd beijma met meer dan honderd
ruiters uit Arum, Pingjum en Witmarsum lot zijn ontzet oprukte. Reeds was
men handgemeen geraakt, toen ook do Franekers te voel en te paard aankwamen en
na oen hevig gevecht de overwinning behaalden, waardoor het beleg terstond werd
opgebroken. Dertig mannen van juw josgema waren gesneuveld en veertig gevangen
genomen (1). ·
(1) V. thabor, Hist. V. VriesL St. L bi. 96—100. Groningher Passie, bl. 114—117. occo
scARLENsis, bl. 309—312. s. BERiNGA, Cfiron. d. Fr, Landen, bl. 21. tjbbo emmics, Rer. Fris.
Eist. Lit). XXXVL p. 543—545. wwsemics, Chron. v. Vriesl. B. XI. bl. 337—339. schotancs,
Fr. HisL B. XII. bl. 431, 432.
DES VADERLANDS. 2133
Om den overmoed der Fraaekers voor altijd te fnuiken en hen door geweld tot 1482--
het bondgenootschap te brengen, zonden de Groningers eene sterke krygsmagt en
geschut naar Leeuwarden, waar op hun ontbod alle Vetkoopersgezinde Heerschappen
uit Ferioerderadeel en Oost- en Westdongeradeel met hunne onderhoorigen wel 15 v.
gewapend verschenen. Onmiddellijk werd do sterke stins van doeke hettes hemmema
te Berlikum belegerd. Er bevonden zich slechts twintig of vijf en twintig uitgelezen
Friesche krijgers op onder bevel van alef, den broeder van doeke, die te Franeker
zich ophield. Na eene allerdapperste verdediging en de uiterste krachtinspanning;
nadat vele der belegeraars gesneuveld of gewond waren en het geschut do vreesselijkste
verwoestingen had aangerigt, werd het huis eindelijk stormenderhand overweldigd, en 3 v.
de bezetting, behalve één man, die door eene list ontsnapte , onbarmhartig over de
kling gejaagd. Alef had zich den vorigen nacht met drie knechten weggemaakt.
De hoogzwangere echtgenoote van doeke πεμμεμα , eene vrouw van edele afkomst en
die de stins tot het laatste too standvastig verdedigd had, werd als een man naar
Groningen gevoerd en in de boeijen geworpen, in welken treurigen toestand zij van
tweelingen beviel. Deze doelloozo daad van wreedheid vervreemdde ten eenenraale
de harten der Friezen van do Groningers, wier afkeer van elkander eeuwen geduurd
heeft. Tegen den zin der Leeuwarders werd Hemmemaslins, welke zij uit verbit-
tering wilden vernielen, door de Groningers lot bedwinging der vijanden bezet (1).
Tijdens het beleg was hero dottinga naar Holland en Brdhand gereisd, om krijgs-
volk te werven (2), Op dit berigt hadden do Groningers uitgestrooid, dat do Frane-
kers niet alleen vreemde knechten in dienst namen, maar zelfs »de Hertogen van
Bourgondië en Saksen trachtten over te halen, om Friesland onder het juk te bren-
gen , dewijl zij uit partijhaat liever hun vaderland aan uitheemscho Heeren wilden ver-
raden en zelve slaven worden, dan met hunne landgenooten in even goeden staat in
vrijheid te leven. Weshalve men bij openbare geschriften allen, die het wel meenden
met de vrijheid en welvaart des vaderlands, bovenal de Sneekers en ede jongema , ver-
maande , dezen verderfelijken lieden tegenstand te bieden." jaricn hottinga , Hoofd-
ling van Franeker ^ de Raad en de gemeente dier stad verspreidden als voorstan-
ders van de vrijheid, daarop in de omstreken, bovenal in Zevenwolden, brieven
met het opschrift: Aan alle ^ die hun vaderland liefhebben^ en van dezen inhoud:
)) Vrienden! niemand uwer is het onbekend, dat wij dikwijls overeenkomsten en ver-
(1) v. THABOR, Rist. t\ Fries/. St. I. bl. 100—102. Groningher Passie, hl. IIS. occo
scarleksis, bl. 312—314. tjbbo e3i31iüs, Her. Fris. Eist. Lib. XXXVI. p. 545, 546. wirsemiüs,
Chron. v. VriesL ΰ. XI. bl. 339, 340. schotaivus, Fr. Rist. B. XII. bl. 432, 433.
(S) V. TDABOR, Rist. v. friesL St. I. bl. 102.
-ocr page 470-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— dragen met de Groningers aangegaan hebben. Maar onze goede wil tot vrede heeft
1528 ^mjji ggjjQ slechte uilkomst gehad , dewijl wat den eenen dag door allen was beslo-
ten , door hen weder den volgenden dag kwalijk uitgelegd en voor ons tot slavernij
gekeerd werd. Zy hebben van ons eene schatting ver boven ons vermogen afgeëischt,
terwijl wij tot eene billyke opbrengst bereid'waren. Zij zijn er op uit, ons van vrye
lieden tot slaven te maken, hetgeen voor ons en voor het geheele volk onverdragelyk
is. Nu strooijen zy uit en pogen u diets te maken, dat hero hottinga en wij arbei-
den , om uitheemsche Vorsten in het land te brengen tot onderdrukking der vrijheid;
dit is geheel onwaar. Alles wat wij legen hen Verrigten, verrigten wij voor de vrij-
heid , en verzekeren u pleglig, dat van onzentwege niemand in Friesland ιύ komen,
welke der vrijheid geweld aandoet. Deze laster is gelijk aan dien, door welken zy u
onlangs misleid hebben en waaruit moorden en andere rampen, die,^wy ons nog met
harteleed herinneren, zijn voortgevloeid, toen die trouwloozen in den tijd, dat gij
hel meeste hulp behoefdet, u schandelijk verlaten hebben. Gij moet derhalve de
zaak Avel overwegen en de dwaling niet op u laden, dat gij ons, die alleen be-
doelen, dat gij zoowel als wij de vrijheid onzer voorouderen moogt genieten, hierin
zoudt verhinderen. God die u en ons waarlijk vry wil maken, is getuige, dat wij
do waarheid zoggen." Geleekend Franeker den acht en twinligslen van Oogstmaand.
Zoo poogde elke aanhang, onder voorwendsel van de vrijheid en onafhankelijkheid
des vaderlands to beschermen, den anderen, wien men onderdrukking Ie last legde,
te verderven; en van hier, dat het gemeen niet wist, aan wien zich te houden (l).
De BoJswarders en Workummers, het oor leenende aan de vermaning der Gronin-
gers , sloegen ten tweedemale het beleg voor Beijmahuis te Pingjwm en beschoten
het geweldig, maar de dappere bezetting maakte hunne aanvallen vruchteloos. Zij
leden zelfs eene gevoelige nederlaag in een gevecht met de Franekers, welke onder
^ bevel van uessel marteïxa en epe aïlva tot ontzet van het huis waren opgerukt. Hon-
Herfst- derd vijftig burgers van Bolswardy waaronder zeventig van de aanzienlijksten, sneu-
"l496 ^clJen, velen werden gevangen genomen, en de overigen met juw josgema en tjebk.
wALTA redden zich to naauwernood door de vlugl. De Franekers trokken zegepra-
lend mot den buit en de krijgsgevangenen huiswaarts, toen zij tusschen Achlum
en Franeker door juw jongema , die zich bij de Groningers en Leeuwarders te
Lidlum om hulp vervoegd had , met eene sterke krijgsmagt werden aangetast. Na
een scherp gevecht namen zij met achterlating van het veroverde geschut en\^eenige
der krijgsgevaügenen, deels naar FraweÄer, deels naar Hottingahuis te Wommels de
vlugl. Hun vaandrig werd met Iwee of drie man uit de kerk to Achlum, waar
(1) IIBBO EMMICS, Eer. Fris. Hist Lib. XXXVI, p. 546. scnoTAHts, Fr. Hisi. B. Xli. bl. 4.33.
-ocr page 471-DES VADERLANDS. 471
hij zich verborgen had, gehaald en doodgeslagen. Juw jongema en zyne bond- 1482—
genoolen slaken loen vele huizen te Pingjum^ Artim, WommeU ^ Kuhaard en
andere dorpen, welke het met de Franekers en de hottinga's hielden, in brand,
roofden hel vee en zonden het naar Groningen. Ludingakerk werd door de
Groningers bezet, om den Franekers den toevoer uit Harlingen af te snijden;
maar dit was vruchteloos, want in VTcerwii van het Groninger verbond en verbod,
voorzag hun Sneek, waar zij allyd konden komen, van mondbehoeften. Nu riepen
de Groningers de ingezetenen van Zevenwolden te wapen, om hen in het bedwingen
van Franeher lo ondersteunen; doch do Zevenwolders, wien het niet vergelen was,
dat do Groningers hen in hef beleg en den slag van Sloot en aan hun lot hadden
overgelaten, en Avelke daarenboven door den brief van jarich hottinga argwaan
legen hen hadden opgevat, kwamen niet op. Middelerwijl verraste feike geerts, een
landman Aviens woning de Groningers verbrand hadden, den slotvoogd van Harlingen
heine wiei, op den weg naar Leeuwarden en bragt hem na een woedend tweegevecht
te Franeker ^ alwaar wiel kort daarna aan zijne wonden overleed (1).
Goslik jongema en hero hottikga , brandende van verlangen om hunne tegenpartij
ten Tal Ic brengen, ofschoon dit ook met den ondergang van 'slands vrijheid en onaf-
hankelijkheid mögt gepaard gaan, hadden zich weder naar //^oZ/awö? begeven, om
van Herlog albreciit hulp te erlangen. De sluwe Vorst zich afkeerig veinzende van
hetgeen hij vurig wenschle, en zorgvuldig zijne bedoelingen en aanslagen verber-
gende, Avees aanvankelijk hun verzoek van de hand; hy toch was vermoeid van den
krijg en haakte naar rust. Toen echter jongema en nottiwga, door dit weigeren nog
driftiger geworden, hem verklaarden, dat Friesland bij den tegenwoordigen staat van
zaken niet langer zonder opperhoofd in stand kon blijven en dat het hun, wanneer
zij in het bezit hunner goederen hersteld waren, niet moeijelijk zou vallen, hem hot
oppergebied in handen te spelen, gaf hij hun eenige hoop. En als hij eindelijk
oordeelde, dat de tijd om zijne wenschen te verwezenlijken genaderd was, werd do
Overste fox , welke het land en volk kende, met achthonderd oude, welgeoefende
krijgers, eenen geheimen last en de beide Friesche Hoofdlingen naar Friesland ge-
zonden. Zij slapten te Zürich in Wonseradeel tusschen Makkum en Harlingen 3 ν.
aan wal, en verbonden zich onder eede noch to eten noch te drinken vóór zij Hols-
ward, den zetel hunner vijanden in Westergo, vermeesterd hadden. Do Groningers
waren uit Lidlum , Ludingakerk en Harlingen getrokken , om hun het landen te
(1) V. tiiabor, Eist. v. Friesl. St. I. bl. 103—106. occo scarleksis, hl. 314, 315. ctbo
EMjiiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXVi. p. 547. wissemics, Chron. v. Friesl. B. XI. bl. 340.
scHoTAiïüs, Fr. Hist. R XII. bl. 434.
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— belellen, maar toen zij de schepelingen moedig op hen zagen aankomen, namen zij,
1
ofschoon tweeduizend man zoo ruiters als voetknechten sterk, overhaast de vlugt, hun
geschut en eene kleine bezetting op het blokhuis te Harlingen achterlatende. De
Franekers en verscheiden boeren uit den omtrek vervolgden hen lot Leeuwarden,
waar men de vluglenden naauwelijks wilde binnenlaten, en sloegen eenigo van de
achteraankomenden dood. Tegen den avond kwamen fox , goslik jongema en hero
hottinga met hun krijgsvolk te Franeker en trokken nog dienzelfden nacht met de
burgers en vele Schieringer Hoofdlingen τάϊχάτ Βolsward. In den morgenstond lusschen
4 V. '^ijf en zes uren tastten zij de stad aan, welke na wakkeren tegenstand vermeesterd
Twaalf burgers waren gesneuveld en velen, onder welke jüw jongema, tjerk
1490 walta en sijbrand roorda gevangen geraakt. Juw jongema bood het krijgsvolk zes-
honderd goudguldens aan, indien men hem weg wilde helpen; maar goslik, zijn neef,
en epe aylva, aan welke hij was verraden, haalden hem uit zijne schuilplaats en
braglen dien dapperen, maar slouten en onverzoenlijken Hoofdling om hel leven, wiens
heerschzucht en hardnekkigheid zoo vele rampen over het vaderland verspreid hadden.
»Hij was do brug geweest, over welke zoowel de Groningers als Hertog albrecht van
Saksen in Friesland gekomen zijn.'* Goslik bleef hem in woede, bloeddorst en
partijzucht niets schuldig. Hij bood het krijgsvolk doch te vergeefs tweehonderd
I goudguldens aan, om ook tjerk walta het leven te benemen. Op zijn bevel ea
dat van hero notxiwga werden do burgers geplunderd. )> Beide uil de steden en
omlanden" zegt een tijdgenoot, »kwamen dagelijks lieden in de stad, welke de ge-
roofde goederen kochten en wegvoerden, even alsof het marktdag geweest was. De
burgers die nog eenig vermogen hadden, moesten hunne onroerende eigendommen
inkoopen, welke anders afgebroken of verbrand worden." Zoodra Bolsward was in-
genomen, verlieten de Groningers Hemmemahuis. te Berlihmn ^ hetwelk onmiddellijk
door d0eke hemmema wedor bezet werd. Inmiddels hadden goslik johgema en hero
HOTTiiiGA met de Franekers en de omliggende dorpelingen van Ariim, Pingjum en
Witmarsum het blokhuis te Harlingen^ na eene vergeefsche poging hel stormen-
derhand te bemagtigen, van alle kanlen ingesloten. Elf gewapende koggen van Gro-
ningen lot onlzet gezonden , werden door de belegeraars afgeweerd en keerden on-
verrigler zake terug. Na een langdurig beleg moest de bezetting zich, behoudens lijf
en goed overgeven. Fox nam met zijn volk bezit van de sterkte en bleef \er tot
overlast van bondgcnooten en vijanden, zoolang hel krijgsloon niet was afbetaald (1).
(1) V. TDABOR, Bist. p. Friesl. St. I. bl. 106—108. Groningher Passie, bl. 119—121.^ occo
SCABLENSIS, bl. 315, 316. s. BESINGA, Chfon. d, Vr. Land. bl. 22. übbü ejijiius, Rer. Fris.
Bist. Lib. XXXVI. p. 547—549. wiksewüs, Chron, v. Friesl. B. XI. bl. 341., 342. scdotakus,
Fr. Hist. B. XII. bl. 435, 436.
DES VADERLANDS. 473
De Sneekers door den Toorspoed <ler Schieringers aangemoedigd, slaken het hoofd 1482—
weder op en gaven den vollen loop aan hun ingekankerden haat tegen de Groningers,
Ondersteund door hunne omlanders , sloegen zij het beleg voor de slins van watse
harikxma. nabij Slooten, waar goert van bremer het bevel voerde, die zich terstond
onder behoud van lijf en goed overgaf. Daarop werd het sterke blokhuis te Takoztjl
hevig uit hun zwaar geschut beschoten, maar niet bemagtigd dan toen de geweldige
golfslag der zee, welke bij eenen storm door de dyken was gebroken, het reeds zeer
beschadigd ^gebouw van boven lot beneden scheurde. De bezetting vlugtle naar de
Kiiinder en liet de gevangenen achter, die terstond in vrijheid werden gesteld.
Het huis werd tot den grond geslecht. Westergo was nu voor altijd van de heer-
schappy en het bondgenootschap der Groningers ontslagen. De Schieringergezinde ste-
den en Heerschappen bewilligden in eene zware schatting, w€lke door goslik jongima.
over dat gewest tot afbetaling der vreemde knechten was uitgeschreven, maar niet
overal met denzelfden goeden wil werd opgebragt. En daar zy niet toereikende was,
Tulde GosLiE het te kort aan met gouden en zilveren vaatwerk liit de kerken van ^ö/f-
ward en van eenige dorpen. Het krijgsvolk vertrok om het midden van Wintermaand
over fVorhum naar Holland^ tjerk walta en sijbrahd roorda gevangen met zich
voerende. Beide werden eerlang tegen een aanzienlijk losgeld geslaakt* walta vestigde
zich vooreerst te Zwol ^ doch roorda keerde dadelijk in Friesland terug. Het blok-
huis Harlingen ^ door de Groningers opgeworpen, werd onder den voet gehaald en
het geschut naar Franeker overgebragt. Geheel Westergo was verheugd over deze
dubbele bevrijding, door do hoop op eene betere toekomst. Maar dit jaar van geweld,
oproer en krijg eindigde niet zonder meer bloedvergieten. Op Oudejaarsdag ver-
moordden de inwoners van Grauw te Imsum acht burgers van 'Leemoarden, uit
wraak, dat de Leeuwarders wijbe jarighs jelkama , Heerschap te Gromo, op het
kerkhof aldaar hadden omgebragt (1),
I
1 Η
I 'ï
li
Tot handhaving der goede tucht, van het regt en der eensgezindheid, sloten de
steden, Geestelijken en Edelen van Westergo te Sneek eene overeenkomst, waarbij 11 v,
men onder anderen bepaalde, dat den vlugtelingen en ballingen geoorloofd werd terug maand
te keeren, om ongemoeid in het bezit hunner goederen te treden. Wie zonder toe- ^^^^
stemming der bondgenoolen vreemd krygsvolk in het land bragt, zou lijf en goed verbeu-
ren. Het sluiten van een verbond met uilheemschen, buiten goedkeuring van geheel
West er go, was verboden en duizend gulden boete >verd vastgesteld op hem , welke
tegen een ander oorlog voerde. Elk zoo wereldlijk als geestelijk persoon had het vrije
(1) v. thabor, mst. v. Friesl. St. l. bl. 108, 109. occo scarlersïs, bl. 316—318. obbo emmiüs,
Rer. Fris. Hist. Lib. XXXVI. p. 549, 550. wissemius Chron, v. Friesl. B. XI. bl. 342. scno-
TAHcs, Fr. Eist. B. ΧΠ. bl. 436.
II. Deel. 3 Stuk. 61
-ocr page 474-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— gebruik zyner goederen, en wie hem hierin wilde verhinderen, werd lot honderd gul-
den boete verwezen. Elk deel van Westergo moest eenen Geestelijke , een Heerschap,
en twee uit de gemeente kiezen , om alle zaken len oorbaar en voordeel van het Land
te beschikken. Verder werden eenige bepalingen gemaakt tot waarborg der algeraeene
vrijheid en veiligheid (1). Uit kracht van dit verbond genoot Friesland bijna dit
geheelo jaar door rust en vrede. De^ vreugde over de bevryding van vreemde heer-
- schappij Averd verhoogd door do terugkomst van bokke iiartwxma. , welke met
behulp van den Sneeker burger jan kanweken uit zijne gevangenis Ie Groningen
ontsnapt was. Met groote eerbewijzingen en onder do harlelykslo blijdschapsbetuigingen
werd hg te Sneek ontvangen. Maar zijne ontvlugtiog verzwaarde het lot der twee
andere gyzelaars, die nu zoo veel te naauwer bewaakt en niet ontslagen werden, dan
nadat louw dojtia tweeduizend goudgulden uitgekeerd, en sytse πλκικχμα eene gelijke
som tol losprijs beloofd had (2).
Oüdertusschen Avaren gezanten van Hertog albrecht van Saksen in Friesland ge-
komen , om de gezindheid des volks jegens hunnen meesier Ie polsen, wiens aanzoek
bij HAXiMiLiAAN, om met het bewind over dat gewest bekleed te worden , gunstig was
opgenomen. Op eeno vergadering der sleden, Heerschappen en gemeene Landen van
Westergo te Franeher hadden zij 's Keizers welbehagen voorgesteld maar bevonden,
dat do Friezen niet genegen waren hunne voorreglen en vrijheden af te slaan en zich
onder vreemde Heeren te stellen. Albregut besloot toen twee duizend man tot
onderwerping van Westergo te zenden; doch op de verklaring van goslik. jokgema en
HERO HOTTiNGA, die in het geheim met hem zamenspanden, dal deze magt thans niet
toereikende zou zijn en de gemoederen Ie opgewonden Avaren, om zijn opzet uit Ie
voeren, zag hij er van af in de hoop door list te verwerven, wat hij met geweld
niet verkrijgen konde, ofschoon Graaf edzard van Oost-Friesland hem zijnen bijstand
had toegezegd. Niet alleen do Friezen, maar ook de Groningers waren bezorgd voor
de plannen van den sluwen en heerschzuchligen Hertog. ïeregl begrepen eenige echt
vaderlandsch gezinde mannen, dat eendragt het eenige bolwerk was legen uilheemsch
geweld, en bewerkten eene bijeenkomst te Dronrijp in Menaldumadeel^ op welke
allo verschillen voor den tijd van vijf maanden werden bijgelegd. Men verbond zich
tevens plegtig, elkander met alle krachten lot afwering van vreemde Heeren en
buitenlandsch krijgsvolk te ondersteunen. De Leeuwarders vernieuwden naderhand te
Deiniim, en daarop nog eens te Rauioerd dit besluit en beloofden onder handlasting,
i \
(1) Charlerh. t\ Friesl. D. I. bi. 776.
(2) v. thabor, Hist. v. Friesl. St. I. bl. lOï?. A^gl. bl. 94. occo scarlensis, bi. 321, 322.
ubbo emmics, Rcv, FHs. Uist, Lib. XXXVI. p. 550. scaoxAsts, Fr, Hist. li. XII. bl. 437, 438.
DES VADERLANDS. 475
zich daaraan onTeEbreikelijk Ie houden. i)e biunenlandsche rust bleef evemvel niet ^
ongestoord. In Gostergo en Westergo hadden vele brandstichtingen en moorden
plaats, Bonder dal men de daders ontdekken kon; en in Zevmwolden drong eene
21 y-
plunderende bende onbekend krijgsTolk , die echter eerlang door de zamengescholen Wia.
boeren uiteengejaagd en gedeeltelijk doodgeslagen word (1).
Hertog ALBMCHT bleef inmiddels niet in gebreke, het t.uur der twcedragt in Fries-
land op nieuw te doen ontvlammen, om langs dien weg zijn doel te bereiken. Op
zijn geheimen last boden vijflienhonderd afgedankte kncchlen, welke te Harderwijk
lagen, tjerk walta en do anderen uitgewekenen van Jf^orkmn QwBolsward^ dio
zich te Zwol ophielden, hunne dienst aan, om hen weder in Friesland to helpen ,
geen ander loon begeerende, dan vryen roof op hunne tegenpartij. Walta , on-
kundig van den valstrik en gestreeld door het vooruitzigt cener wreede wraakoefe-
ning , nam den voorslag bereidwillig -aan en vermaande het krijgsvolk zich to haasten»
dewijl het ijs de geschiktste gelegenheid verschafte, in Frieslamd Ie dringen. Aanstonds
rukte een gedeelte door Twente over Zwol, -en het andere door de Feluwe over
Kampen derwaarts op. Het gerucht hunner.komst toog hen vooruit. Twee Gronin-
ger zaakgelasligden to Deventer verwiltigden hunnen meesters, dat vreemd krygsvolk
in aantogt was, hetwelk vermoedelijk tegen de Groningers «n hunne bondgenooten
iets in den zin had. Dit werd ook door de regering van Kampen bevestigd, cn de
Raad van Groningen tot Avaakzaamheid vermaand. Maar toen men zeker wist, dat
TJERK WALTA de aanvoerder w^as, sloeg men dit berigt in den wind^ daar het nu
alleen do Schieringers zou gelden. Onder dit voorgeven was dan ook reeds dit
volk ongestoord en zonder iemand te moeijen door Zevenwolden tot Slooten 3 γ.
genaderd. Doch hier hadden de voorzigtige burgers het ijs om hunne veste
ken, ea weigerden aan de verdachte gasten den toegang. In de stad was douwe 1498
uARiNXMA., wien de vreemde bevelhebbers overreedden, zich met hen n\xrxx JJIst to
begeven, om overeenige zaken tot nut van Westergo te raadplegen ; en lol waarborg,
dat hem geen leed zou geschieden, zonden zij den Hopman koänelis broekhuizen
als gijzelaar naar Slooten (2).
Op dat oogenblik waren juw dekama^ ede jorgema., epe aylya , sjoerh beuma
en de meesle overige Schieringer Heerschappen te Sneek bijeen , om to overleggen,
(1) occo SCARLEKSI5, bl. 318—321, 322. e. bïkikga, Hist. v. Oost-Friesl, bl. 390. übboimmujs
Rer. Fris. Hist. Lib. XXXVII. p. 550, 551. winsejiios, Chron. v. Vriesl. B. XII. bl.345,340.
scnoTA>'üs, Fr. Hist. B. XII. bl. 438.
(2) occo scarlensis, bl. 322, 323. γββο emmiüs, Rer. Fris, Hist Lib. XXXVII. p. 551, 552.
wiksemiüs, Chroti. v. Vriesl. B. XII. bl. 346 , 347. schotikus, JFV·. Hist. B. XII. bl. 438 , 439.
GO *
-ocr page 476-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— hoe zich legen de uitheemsche knechten te gedragen. In den nachl zonden hun de be-
^^^^ velhebbers doüwe ηα,κινχμα. met verzoek, het krygsvolk den ongehinderden togt
door Westergo tegen de Leeuwarders, Groningers en hunne bondgenoolen te vergun-
nen , en voorts drie of vier burgers naar IJlst te zenden , om hun besluit daaromtrent
te kennen te geven. Bokke marikxma vaardigde hierop met algemeen overleg , Heer
■wol, Pastoor te Roordahuizen, en elink gosliks , Schepen van Sneek, derwaarts af.
Na lange woordenwisseling kwam men overeen, dat den volgenden dag vier of vijf
Hoplieden op eene bepaalde plaats voor Sneek, met bokke üarirxma. in een mondge-
sprek zouden treden. Het verzoek om doortogt werd toen herhaald en tevens be-
tuigd , dat do vreemde krijgsbenden slechts in schijn gekomen waren , om walta te
r. helpen; dat zij van de Westergoërs geenen penning begeerden , maar door Hertog
keim. KAREL van Gelre gezonden waren, om openlijk tegen de Groningers en hunne bondge-
nooten oorlog te voeren, zoo als men uit brieven van dien Vorst konde aanloonen.
Bokke παβιινχμα antwoordde ^ dat hij en de andere Heerschappen te Sneek verga-
derd besloten hadden , zich aan het verbond voor weinige dagen met Oost er go ge-
sloten, onverwrikt te houden en allen builenlandschen Heeren en knechten weerstand
te bieden. Verstoord keerden do Hoplieden naar IJlst terug. Zij waagden het ech-
ter niet Sneek aan te tasten , alwaar drie duizend gewapende landlieden zich bij de
burgers gevoegd hadden , maar trokken nog dienzelfden avond, onder het plegen van
vele geweldenarijen op den weg, in Bolsward (1).
De Sneekers waren ongetwijfeld magtig genoeg geweest, hen in IJlst met hoop op
oenen goeden uitslag, te overvallen en hun den verderen togt te beletten. Maar bokke
HARiNXMA cn de Schieringer Heerschappen gevoelden zich ongenegen , en werden hierin
door goslik jongema en hero hottiisga Versterkt, om zonder hulp ydia Oostergo legen
hen op te trekken. Zoodra de vreemde knechten in heiland gekomen waren, hadden
zij do hulp der Leeuwarders, overeenkomstig het onlangs gesloten verdrag, ingeroe-
pen , maar door den invloed der Groningers, welke in walta's togt slechts de
straf dor Schieringers zagen, een weigerend antwoord ontvangen, hetwelk niet vrien-
delijk m Sneek was opgenomen. Men zond thans weder epe jojsgema af, om de Leeu-
warders en Groningers tot het nakomen hunner belofte ernstig aan te sporen. Hij
kreeg lot bescheid, dat »het krijgsvolk te Bolsward voor geen stuiver schade
in Oostergo zou aanrigten; dat men niet tegen hen wilde optrekken, die alleen
gekomen waren , om do ongelukkige ballingen te herstellen en degenen te tuchtigen ,
(1) v. τπαβοη, ßisi. ν. Friesl St. Π. bl. 125. occo scarlensis, bl. 323, 324. wbbo emhitjs,.
Rer. Fris^ Hist. Lib. XXXVU. p. 552. wiiïsemiüs, Chron. v. Vriesh B.^ Xli. bl. 347. scno-
msi. B. Xn..bn 439..
DES VADERLANDS. 477
welke onlangs jüw josgema en bokke enhes vermoord en nu, onder voorwendsel van 14S2—
1 KOft·^
de vrijheid voor te staan, het vaderland aan een vreemden Yorst verkocht hadden.
Wat de Hoplieden tegen bokke ηακινχμλ gezegd hadden, was slechts eene krijgslist,
om de Schieringers te misleiden. Zy vermaanden levens diegenen van de vergader-
tien te Sneek, welke gcene vijanden der ballingen wilden zijn, weder naar huis
terug te keeren, want zij waren niet gezind, zoo lang de noodzakelijkheid er hen niet
toe dwong, het zwaard tegen deze krijgslieden te treliken, of een voet buiten hunne
huizen te zetten." Vol spijt en droefheid verliet hen jongema met de woorden:
»Ik bespeur het ellendig lot van mijn ongelukkig vaderland; ik voorzie den ondergang
der vrijheid door de woede der partyschap en heerschzucht, maar kan het niet beteren."
Smart, vrees en moedeloosheid vervulden de gemoederen in Sneek op dit berigt, en
allen keerden wanhopend naar hunne haardsteden terug. Sommigen melden, dat de
Groningers in het geheim het vreemde krijgsvolk betaalden, om Wesiergo ie ver-
derven in de hoop, dat dit gewest zich uit radeloosheid in hunne armen zon
werpen (1).
Hoe dit zij , daags nadat het krygsvolk te Bolsward gekomen was, werd de on-
derbevelhebber ADRiAAw VAN DER wiJGK met driehonderd man en de ballingen naar
Workum gezonden, welke er de huizen hunner tegenpartij plunderden en ver-
woestten. De teerling wa nu geworpen , en Westergo weldra een schrikkelijk too-
neel van al de ijsselijkheden des oorlogs en van den partijhaat. Do benden in BoU'
ward^ spaarden vrienden noch vyanden, kerken noch gewijde plaatsen, en waren
de geesel der >veerlooze landlieden, hen gevangen nemende, pijnigende en vermoor-
dende naar het hun goed dacht. Na het plunderen en verbranden van eenige wonin-
gen te Armn en Witmarsum ^ beproefden zij in de morgenschemering Sneek \q ver- jg v..
rassen, maar de burgerij was op hare hoede en do aanvallers trokken af, onderweg
verscheiden boerenhuizen te IJshrechtum en elders verbrandende. To Folsgara 1498
zochten eenige landlieden eene schuilplaats in de kerk, maar het krijgsvolk stak
de deur in brand en vloog er binnen. Een oud man, die voor den priester knie-
lend lag te bidden, werd doodgeslagen; de overigen vlugtten op den toren. Men
dwong den priester het Hoogwaardige uit de kerk te dragen, en sleepte zelf de
beelden naar buiten. Hierop werd het gebouw in brand gestoken; zes mannen ver-
brandden in den toren, vier vielen er boven uit, twee of drie werden op het
kerkhof van kant gemaakt, en twee ontkwamen. De vreemde knechten, trokken 24 v.
kort daarna weder uit Bolsward y en legden roovende en moordende bij de hon- tdm.
(1) occo scARLEHsis, bl. 324, 325, übbo emmiüS, Rer. Fris. Rist. Lib. XXXVH. p. 552—554-
wisse51hjs, Chron. V. Friesl, B. XIL bl.-347, 348. schotarüs,^ Fr. HisU B. XU. bl. 440i
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— dercl woningen en stinzen in den omtrek van Franeker in de asch. De slins van
scflEZTE LIAUCKAMA. wcfd bij Verdrag gewonnen en met vijftig man bezet. Men vero-
Tierde voorls de huizen van kipsperd eelsaia. te Pietersbierum van seerp hottiwga te
Scxbierum en van pijbe ha^erda te Oosterhierum en voerde de eigenaars met hunne
goederen naar Bolsward. Doch een hoop boeren ontnam den roovers een groot ge-
deelte van den buit, en sloeg wel vijftig man van hen dood. Inmiddels zond de Overste
fok Op lasi van albreght van Saksen^ driehonderd gewapenden nii Holland πάόχ
Fmneker tot hulp der Schierir^gers; de Hertog ondersteunde alzoo beide aanhangen
mot Äijn >volk,, om hen wederzijds krachtcIoos te maken en den een door den ander te
verderven. Naderhand kwamen nog zeshonderd man onder bevel van iboudewuw van leijbeiv
ten behoeve der Schieringers t« Sne^k, De Franekers bezetten aanstonds Ludingakerk
mct'de nieuwe/knechten, om de stroojperijen der Bokwarders te beteugelen, Walta's volk
trok op dit berigt in den nachtuil, en tastte met den dageraad het kloo&ter geweldig aan.
Ofschoon do bezetting zich dapper verdedigde, waarbij wederzijds velen sneuvelden,
drongen do belegeraars, dewijl de grachten droog waren, naar binnen en namen bij dc
tweehionderd man gevangen; doch de bevelhebber wist zich te verbergen en kwam
' later behouden i,n/^/'aneAer. Op den Icruglogt naar, bestormden zij de sterke
ïaniaslins bjj Ping juni, waar vele van de rijkste boeren gevlugt waren en die hen zoo
■ gevweklig met slecncn begroetten, dat zij moesten afhouden. Het gelukte hun echter
liet gebouw in ;brand te krggen, en doof voor het smeeken der ongelukkigen om ge-
nade, lieten zij allen met het huis verbranden. Om hen tot ontferming te bewegen.,
hadden do belegerden hunne kinderen met bun goud en zilver om het lijf gebonden,
door middel van touwen laten afzakken; de kleinooden waren door de woestelingen
genomen, doch de kinxleren aan hun lot overgelaten. Ulbet de bevelhebber was dood-
geschoten ; en eenige "anderen, die om zich te redden naar beneden waren gesprongen,
had men in de spiesen opgevangen en van kant gemaakt. Eene bende legde kort
daarna Ie Folsgaruy uit wraak dat zij voor de stins van bokke iges sjaardema het
17 V boofd gqstoolen had, oenige woningen aan kolen en voegde zich toen weder bij den
Lente-grooten hoop te Bolsward, waar ook de bezetting van het huis te Sexbierum,
hetwelk men aan do vlammen had geoiierd, zich vereenigdo (1).
Des anderen daags verlOonde zich eene groote krggsmagt Ie voet en te paard
v^oor iSneek., maar waagde het niet de welversterkte en welbezette stad aan toevallen.
Togen den avond trokken eenigen naar/J/^i, en do overigen vernachtten in het kloos-
(1) v. TDABon, lUst. v. Vriesl St. II. bl. 126, 127. occo scariensis, bl. 325—327. ubbo
EM3UUS, Rer. Fris. Rist. Lib, XXXVII. p. 554. mirsemius, Chron. v. Vriesl B. XII. bl. 349.
senoTAKüS, Fr, Rist. B. XII. bl. 441.
DES VADERLANDS. 479
ΕΕΚΙ
ter Rospitaal ^ een Tierendeel uurs van Sneek, In de stad hield men d^n^ g€h«eleiil4S^
nacht door goede waeht en trok, brandende van verlangen om met, den Tyand hand-
gemeen. te worden, des morgens vroeg legen hem op, doedde en wondde eenige van
ziyn Yolik, en noodzaakte: hem op Ie breken. Na hel verbranden van een aantal hui-
zen Ie Loynga in Goutum, waarbij vijf manschappen door de dorpeliogen werden
doodgeslagen, keerde liij in Bolsward terug. Do Sneekers stroopten zoo te land
als: te water in de omstreken dier stad en van Workum, sloegen dood wie in
hunne handen viel, en namen vijf schepen met krijgsvoorraad, van welke Iwee
ontsnapten. Do vyand bleef hun niets schuldig. Dikwerf viel hij,, maar niet al-
tyd ongestraft en zonder verlies van volk , gelijk onder anderen· te Burgwert, in
de naburige dorpen. Berlikuni werd met de· omliggende buurtschappen uitge-
roofd, grootendeels in de asch gelegd·, en Menaldumadeel drukkend gebrand-
schat. Tjeuk walta plunderde en verwoestte JVommeU ^ teiwyl de bezetting van
Workum in Gaasterland roofde en moordde, en Makkum bijna geheel afbrand-
de. Het geteisterde Westergo was lot wanhoop gedreven, en Hertog albbecut
had zijn doel bereikt. De Schieringers zonder eenig uilzigt op hulp uit Oos-
tergo ^ Zevenwolden en Groningen, konden aan de uilheemsche benden, die
inmiddels tot vierduizend man Avaren vermeerderd, geenen genoegzamen weder-
stand bieden, en zagen huonen onvermijdelijken ondergang te gcmoet. De
steden Sneek, Franeker en Slooten, bokke harinxma , juw derama , edo jon-
geha, epe aylva , sjoeud beima en andere Schieringer Heerschappen steeds in
do mcening, dat het krijgsvolk van walta in geene betrekking stond met don
Hertog van Saksen, besloten na veel wikken en wegen, maar bovenal op aan-
drang van goslik: jokgema en hero iiottikga , om albregut tót Heer te kie-
zen; hij toch was een vermogend, strijdhaflig Vorsl en hun, naar hef scheen, niet
ongenegen. Bokble harinxma , goslik jongema , uero uottikga , benevens besedikt
ueroms, Mr. arekt gijsbert en riehk , Pastoors te Franeker, Tirns en Woimnels,
met eenige aauzienlijko burgers van Sneek en Franeker boden, als afgevaardigden
van JVester go ^ den Hertog te Medemhlik het bewind over dal gewest aan, 21 y
verzoekende , hen van het moedwillig krijgsvolk te verlossen en tegen eiken vijand te Lentc-
inaaiid.
beschermen. Albreght veinsde aanvankelijk zich weder huiverig en wankelend, doch 1498
beloofde eindelijk, dat eenige zijner voornaamste Heeren met de afgevaardigden zouden
vertrekken, om de voorwaarden van heerschappij en gehoorzaamheid te regelen, het
krygsvolk lot den afiogt te noodzaken en alles te verrigten, wat de Schieriogers oor-
deelen zouden, lot hun eigen en zijn best te moeien geschieden. Dbs Herlogs zaak-
gelastigden, do Ridder en Raadsheer avillebrord van schouwenburg, de Ridder
opperbevelhebber van het voetvolk, en berkard
1 v.
METSGH kwamen met de Schieringer afgevaardigden en een hoop krijgsvolk te Sneek, Grasm.
-ocr page 480-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482-- Terstond traden zy met do bevelhebbers der benden Ie Bolsward in onderhandeling
^^^^ en sloten, na schijnbaar veel moeite , om te verwerven wat zij met een oogwenk ver-
kregen konden, een wapenstilstand voor eenige dagen. Verder wilden zij niet gaan,
vóórdat met Westergo een volledig verdrag getroffen was, waartoe den Heerschappen
deze punten van 's Hertogs wege werden voorgesteld: 1°, Verlof om drie sterkten of sloten
in Friesland te slichten, waar en zoo sterk als de Vorst begeerde. 2®. de hon-
derdste penning van alle inkomsten. 3°. van iedere ton bier vier Brabandsche stui-
vers , do twintig in een goudgulden. 4®. van alle runderen en paarden boven de
twee jaren oud, een goede oude Vlaamsche stuiver, van welke de dertig eenen
goudgulden maakten. 5°, van elk stuk Leidsch laken twee Brabandsche stuivers, en
van andere lakens, die slechter waren, een stuiver. 6°. het vergeven van alle pries-
lerleenen. 7". alle zwanenjagten. 8®. eene belasting op zuivel, rogge , zout en derge-
lijke , naar de bovengenoemde Avaren berekend." Do Heerschappen, steden en andere
stemgeregtigden van Westergo konden zich met dit voorstel, bovenal met het
eerste, zesde en zevende punt, niet vereenigen. Op geheimen last van fox ,
brandden ondertusschen do knechten uit Bolsward te Wommels drie en twintig
ι buizen en te Pingjum alles af,' wat uit de vorige verwoestingen nog was overgeble-
ven. Wat men hiermede beoogde, werd volkomen bereikt. De Heerschappen, geen
einde ziende van de rampen, stemden in alles toe, om slechts van deze vernielende
gasten ontslagen te worden. Do burgers en gemeente van Sneek in de St. Marlens-
kerk bijeengeroepen, bewilligden derhalve, dat do Hertog van Saksen, mits door
3 Y MAxiMiLiAAN aangcstcld , als keizerlijk Stadhouder zou regeren, maar de eed, voorheen
^1498 ^^^ lawgett afgelegd, in kracht zou blijven. Op denzelfden voet werd de
Hertog den volgenden dag te Franeker aangenomen. Ongeveer drie weken later
kwam ALBUEGiïT zelf to Sneek. In eenen opdragtsbrief erkenden de hooge en lage
geestelijkheid van Westergo, goslik jongema , bokice iiarinxma , douwe sjaardema ,
uero en jaricn nottinga , hessel martena, Burgemeoslers, Schepenen en Raad der
sleden Sneek, Franeker, Bolsward, Workiim en Slooten hem en zijne erven of
nakomelingen lot hunne wettige Erfheeren. Mögt hij hierin door den Keizer niet
bevestigd worden, en alzoo do opgedragen waardigheid niet aanvaarden ; of indien men
hem noch zijne erven en nakomelingen langer tot -Heer begeerde , zoo verpligtle men
zich, hun de gelden terug te geven, welke zij gedurende hun bewind lot onderhoud
van het krijgsvolk en ter herstelling van steden, sterkten en sloten of anderzins ten
nutte van het land betaald hadden; vóór dit vereffend was, zou men hen niet mogen
afstellen, of eenen anderen Heer kiezen. Alle steden, sterkten, sloten en plekken
zouden voor hen of hunne stadhouders openslaan, om er naar goeddunken mede Ie
handelen, builen schade evenwel van elks eigendom en renten. Het Avas hun tevens
vergund, waar zij verkozen, nieuwe sterkten en sloten op te werpen. Het bewind
DES VADERLANDS. 481
van zaken en de regtsbedeeling naar keizerlijke regten en 's lands gewoonten, het 1482—
handiiaven der openbare veiligheid, het geldmunten en het vergeven van keizerlijke
leenen werden hun opgedragen met belofte, hen naar vermogen te ondersteunen.
Tot onderhoud van htinnen staat, werden hun de inkomsten in het tweede, derde ,
vierde en vijfde punt van het boven medegedeelde ontwerp bepaald, toegekend en
nog drie stuivers van elk huis jaarlijks en een twintigste gedeelte, van do belasting op
de wijnen er bijgevoegd. Hertog albreght nam nu, onder inwachting van 'sKeizers
goedkeuring , het bewind aan en beloofde ïf ester go tegen alle geweld en overlast
zoo binnen- als buitenlands te beschermen; niemand builen het land te dagvaarden 30 v.
G ' t'Dl
dan met zgnen vrijen wil; elk regt te laten wedervaren; 's volks welvaart te beharti-
gen; de voorregten en vrijheden zoo van Geestelijken als Wereldlijken te eerbiedigen;
en geene nieuwe lasten, nieuwe gewoonten of nieuwe vonden in te voeren (1).
Albregut lot Erflandvoogd of Potestaat van JVestergo aangenomen, traohllo nu
Oostergo aan de heerschappij der Groningers te ontrukken en Heer van geheel
Friesland te worden. Zijn krijgsvolk en do vreemde benden uit Bolsward^ die
onmiddellijk het mom hadden afgelegd , vielen in Oostergo, waar alles op hunne
nadering vlugüe ; dechi^ Leeuwarden en de slins van jaarla ie, If^etzens 'm Dongera-
deel, welke zij ongemoeid lieten liggen, boden tegensland. Fox bezette Dokkum en
stelde het land op zware brandschatling, alom roovende , moordende en gevangen nemende.
Tot overmaat van ellende , woedde nog steeds de partijhaat hevig voort. Rieisk sjaarda
of sjAARDEMA , door FOX fot bevelhebber van Kamslraslins te Jelsum aangesteld , verbrandde
een huis digi bij Leeuwarden^ doch werd spoedig door de Leeuwarders naar zijne slins
teruggejaagd en genoodzaakt, zich onder beding van lijfsbehoud over te geven. Hem
en zijn volk voerde men naar de stad, dronk hun dien nacht vrolijk en overvloedig
toe en verzekerde, dat zij niets te vreezen hadden. Maar des anderen daags kwa-
men eenige leden van den Raad, verzeld door een biechtvader en den scherpregler,
hen verwitligen, dat zij zich tot den dood moesten bereiden. Ofschoon do meeste nog
beschonken en daartoe niet in staat waren, werd echter rienk sjaarda met een en
twintig zijner manschappen onthoofd en op het rad gezet. Fox liet dit gruwelstuk
ongestraft voorbijgaan, daar hij eerst den moed der Groningers op de proef wilde
stellen. Met vierduizend man sloeg hij zich op de boogie van Aduicerd en van Sei-
(1) Landboek van ke3!P0 martena , in het Charterb. van Friesland, D. IL bi. 4—6. v. τπΑ'
bor, Bist. ν. Vriest, St. Π. bl. 127—130. occo scariensis, bl. 327—335. po.mcs πεβτεκοκ,
Her. Austriac, Lib. V. c. 6. p. 129. e. besikga, Ilist. v. Oost-Friesl. bl. 401—408. s. be-
kinga, Chron. d. Vr. Land, bl.34—39. ubbo emmhjs, Rer, Fris, Ilist. Lib. XXXVIL ρ. 554—557.
winsemius, Chron. v. Vriesl. B. XII. bl. 349—355. scuotaküs, Fr. Mist. B. XII. bl. 441—444.
Charterb. v. Vriesl, D. 1. bl. 782-784.
II. Deel. 3 Stuk. 61
-ocr page 482-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— wert over het Reitdiep neder, brandschatte van daaruit het omliggende land, nam
Telen gevangen en legde Zuid- en Nordhorn in de asch. Door schrik vermand, na-
men niet alleen vele Ommelander Edelen de vlugt naar Graaf edz\rd , maar
zelfs den Groniagers was derwyze de vrees om het hart geslagen, dat zij met
vrouw en kinderen de stad wilden verlaten , hetgeen eenige bezadigde mannen met
moeite verhinderden. Men zond eenige afgevaardigden naar den Overste fox , om
van hem de reden dezer vgandelijkheden te vernemen. Het trotsche antwoord was:
»dat hij den Hertog van Saksen diende en lot hulp van Westergo was gezon-
den; het moest de Groningers, als gezworen vijanden van Westergo ^ derhalve niet
bevreemden, dat zij op deze wijze behandeld werden. Wat de brandschatting betrof,
die wilde hij zich laten afkoopen." De Groningers moesten van den nood eene deugd
maken en beloven, van alle eischen en reglen op Oostergo en Wester go af te zien,
den inwoners alle eeden en beloften hun gedaan kwijt te schelden, daarenboven binnen
weinige dagen drie en dertigduizend Rijnsche goudguldens aan fox uit te keeren, Gn
tot waarborg daarvan drie gijzelaars te leveren. Hierop trok het krijgsvolk met den
buil, onder welken tweeduizend stuks groot vee, roovcnde en vernielende naar
Doltkum. Om de bepaalde som te vinden, bragten de Groningers niet slechts hun
eigen goud en zilverwerk, de drie lood tegen eCnen gulden berekend, te zamen ,
maar ook dat uit de kloosters en kerken; daar dit echter niet toereikende was,
leende hun Graaf edzard vyfduizend gulden (1).
Fox in Dokkuni teruggekeerd, vorderde terstond onder zware bedreigingen do ach-
terstallige brandschallingen in Oostergo op. De Zevenwolders van welke hij vijftig-
duizend goudguldens eischte, verklaarden liever te willen sterven dan zich daaraan te
onderwerpen; en weldra waren zesduizend weerbare mannen in de wapenen, om
hem af te wachten. Daar fox ondertussclien van Hertog albregiit bevel gekregen
had, zijn volk ten behoeve van den krijg tegen Gelre naar Holland Ie zenden,
moest hel bedwingen der Zevenwolders vooreerst worden uitgesteld. Hij toog uit
14 Y_ Bokkutn met al zijne slrijdmagt naar Ltidingakerk, waar de Groningers de opgelegde
' betaalden, de gijzelaars ontslagen en do gevangenen legen matigen losprijs
in vrijheid gesteld werden. De benden scheepten zich met den buit te Harlingen
.in, uitgezonderd duizend man, welke met fox achterbleven. Vóór zy nog waren
vertrokken had willebrokd yan scnouwENBunG, 's Hertogs Stadhouder in Fries-
(1) v. thabor, Uist. V: Vriesl Sl. IL bi. 130—132. occo scarlensis, bl. 335—337. s, be-
mrga, Chron. d. Fr. Land. bl. 23. s. micns, Corte Chron. bl. 450, 451. e. beninga, Rist.
v. Oost-Friesl. bl. 408—413. ïjebg emmius, Rer. Fris. Eist. Lib. XXXVII. p. 557, 558. wik-
sejuus; Chron, v. Vriesl B, XII. bl. 355, 356. scdotakus, Fr. llist. U. Χ1Π. bl. 454, 455.
DES VADERLANDS. 483
land ^ van de weduwe van doüwe sjaardejia te Sneeh^ door lusschenkomst van
haren kleinzoon hero hottinga en zwager hessel martena , hel lijdelijk bezit van
Sjaardemahuis voor zijnen meester verworven. Geenszins vond hij watse harinxma
genegen, zijne slins te Slooten voor den Hertog in te ruimen. Veeleer verwekte
deze Hoofdling de burgers lot opstand, welke de Saksische ambtenaren verdreven, en
even als de Zevenwolders, vrije Friezen wilden zyn. Van schouweisburg , welke in-
middels door geheel het Schieriogergezinde Westergo den eed van hulde en trouw
voor ALBREGHT had ontvangen , verklaarde hen voor oproerlingen en nieineedigen, die
lijf en goed verbeurd hadden. Op voorspraak van bokke harinxbia werd evenwel den
Aveerspannigen genade geschonken , maar de slins moest worden afgestaan, welke ter-
stond met vreemd krygsvolk bezet werd. Nu zou het de Zevenwolders gelden. Do
Overste fox en Jonker mets trokken met duizend man, en hero ποττινοα , goslik
JONGEMA, HESSEL MARTENA en DOEKE ΠΕΜΜΕΜΑ met vijflionderd Friesche knechten
naar Ahkrum. Daar echter do Zevenwolders verhinderden, dat hier het verwachte
geschut uit Sneeh aankwam, keerden zij des anderen daags terug, verbrandden een
aantal huizen op den weg, en voerden eenige gevangenen mei zich in Sneek. Na
drie dagen loog van schouwenburg met zijne strijdmagt naar Stavoren. De Zevenwol-
ders hadden inlusscben met hunne bondgenoolen in Steil ingwerf, O pst er land y
Smallingerland en Gaasterland vijftienduizend man bijeengebragt; en de Leeu-
Λvarders, die slechts driehonderd burgers lot bewaking hunner slad hadden achtergela-
ten , waren ter hulp in aantogl. Van sghouwekburg trok op raad van fox , de
talryke, maar ongeoefende Zevenwolders te gemoet, die zonder eerst do meer in
den krijg ervarene r Leeuwarders af te wachten, naar Stavoren waren opgerukt.
Den achtsten dag na het Pinksterfeest, des morgens lusschon vier en vijf uren, ont-
moetten de beide legers elkander te Larem. De woeste, ongeregelde menigte, zonder
aanvoerder of bevelhebbers, was evenmin als vroeger bestand tegen den krygshaflig en
Avakker bestuurden vijand, ofschoon zij hem tienmaal in aantal overtrof. Honderd Ze-
venwolders waren by den eersten aanval door het vijandelijk geschut gesneuveld, naar
anderen evenwel, was geen van hen gevallen, toen de overigen, als door eenen plolse»
lingen schrik bevangen, hun heil in de vlugt zochten. Niemand hield stand, nie-
mand waagde hel den achtervolgenden vijand onder de oogen te zien. Bij de zijl of
schutsluis, waar de vluglenden over moesten, werd eene groole slagling onder hen
aangerigt. Door de engte drongen zij elkander aan beide zijden in hel water; velen
werden neergesabeld, meer nog gevangen genomen. Het getal der dooden, waar-
onder verscheidene Edelen, is onzeker. De vijand had slechts drie gesneuvelden en
eenen gewonde (1).
(1) v. thabor, Tiist. v. VriesL St. II. bl. 132—135. occo scakleksis, bl. 337—340. β.βκκικβα,
1482—
1528
25 V.
Bloeiin.
1498
1 v.
Zomer-
maand.
:
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1432— Do aanrukkende Leeuwarders waren op het berigt van de nederlaag der Zeven-
1528
wolders teruggekeerd. fVirdum ntiderende, liet hen aüke kempes rwia, welke met
de gemeenten van cenige andere dorpen geweigerd had hen te volgen en nu
hunne wraak vreesde, door eenen bode afvragen, of zy vreedzaam wilden doortrek-
ken ; van hem of van zijn volk zou hun geen leed geschieden. Het antwoord was,
dat zij niels legen hen zouden ondernemen, indien hij en do zynen den dijk verlieten.
Daar dit van de hand gewezen werd, geraakte men in een hevig gevecht. De Leeu-
warders behaalden de zege, slaken cenige huizen in brand en sleepten een groot
aantal vee met zich. Aüke unia , dio zich te naauwernood op zijne slins gered had,
voerde van daaruit open krijg tegen de Leeuwarders tot verderf der ongelukkige land-
zalen. Middelerwijl had van scnouweivburg een gedeelte van Gaa^ier/awc? gebrandschat,
en op koslen der Friezen, de slins van watse harinxma te Slooten versterkt, om dat
gewest en Zevenwolden in bedwang te houden. Hij beproefde zelfs eerlang op nieuw
do Zovenwolders door kracht van wapenen aan zich te onderwerpen; maar toen zyno
29 v. benden te Aalsum kwamen, was het land onder water gezet. Op den teruglegt
^j^^jv men, dat de Leeuwarders met negenhonderd man waren uitgelrokken ,
1498 pjj^^ 2ich op do Herlogsgezinden te wreken, en de vlammen van het dorp RooV'
dahuizen bevestigden het. Terslond toog men hen te gemoet en geraakte te
Rauwert in den vroegen morgen liundgemeeu. Drie en twintig Leeuwarders sneu-
velden, dertig werden gevangen genomen, de overigen vlugtien. Om hunnen
overmoed geheel te beteugelen, riep vaiv schouwenburg tegen den vierden van
Hooimaand alle weerbare mannen in JVestergo gewapend, op verbeurte van lijf
en goed, to ISieuwklooster ter heirvaart op, Den volgenden dag legerde hij
zich met hen en vier- of vijfhonderd vreemde knechten om Leeuwarden. Kamminga-
burg gaf zich, behoudens lijf en goed , terstond over en werd bezet. Het nonnen-
klooster te JViswert of Fiswert, hoewel er zich do Opperbevelhebber en vele Frie-
scho Edelen gevestigd hadden, de dorpen Lekkum, Mediim y Hielsum en andere
om Leeuwarden Averden beroofd en do goederen, onder welke duizend stuks vee,
naar Sneek gevoerd. De Leeuwarders, geheel ingesloten en zonder uilzigt op ontzet,
7 V. gaven zich den derden dag van het beleg over. Onder voorbehoud van de keizerlijke
tT '
ooim. gQe^ii^euriQg qq bevestiging, namen zij don Hertog van Saksen tot Erllandvoogd
aan op voorwaarde , »dat hij hen tegen allo geweld zou beschermen, hunne oude regten
en voorroglen, zoo geeslelijko als wereldlyke , onverkort laten, geene andere dact
iJhron. ä. Vr. Land. bl. 25. e. beninga, Eist v. Oost-Friesl. bï. 414—419. ubbo emmiüs,
Rer. Fr{&. liist. Lib. XXXVil. p. 558—560. wiksemitjs, Chron. v. Friesl. B. XII. LI. .356, 358'
ïcnoTAHOs, Fr. llist. B. XIII. bl. 455—457.^
DES VADERLANDS.
burgers tot overheidspersonen of reglers aanstellen, do Tcslingwerken, dijken, sluizen 1482—
1528
en vaarten ten behoeve der stad in goeden staat houden, geene lasten opleggen dan
die in dit verdrag Avorden bepaald, niemand ter heirvaart roepen dan ter verdediging
der landpalen of lot beteugeling der kwaadwilligen, en eindelijk, van de Leeuwarders
geene oorlogskosten afvorderen voor het te onderbrengen van Oostergo en Westergo.
Schieringers en Vetkoopers zouden ongestoord met elkander verkeeren. Den Hertog
werd do magt toegekend van wetten te maken, vierscharen te spannen, te gebieden
en verbieden, goud- en zilvergeld te munten en geestelijke leenen naar het voor-
beeld der Rijksvorsten te vergeven." Eenigen verhalen, dat Leeuwarden zich had on-
derworpen , mits terstond het beleg opgebroken en voorloopig niet meer dan een
zeer klein getal manschappen zonder schietgeweer op Uniahuis achtergelaten wierd.
De Leeuwarders verbonden zich daarentegen van hunne zijde, niemand eenig leed
aan te doen. Hoe dit zy, denzelfden dag op welken do overeenkomst gesloten
was, ontving van schobweinburg in zijne legerplaats van den Raad en do gemeente
van Leeuwarden den eed van hulde en trouw, en legde hun wederkeerig den
zijnen af. Des anderen daags vertrok hij met het leger, voorzag Kammiogahuis van
eene genoegzame bezetting, en liet veertien man ongewapend onder zekeren peter
VAN ULMS, naar inhoud van het verdrag, op do üniastins, welke hij voor drieduizend
goudguldens gekocht had. Van ulms moest den Raad onder ecde beloven, dat hij
noch zijne knechten eenig verraad of kwaad togen de stad zouden plegen (1).
485
Van schouwenburg in Sneek teruggekeerd, plunderde en brandschatte op nieuw onder-
scheidene dorpen in Zevenwoldeii, die ongelukkig elkander niet getrouw bijstonden,
en van welke eeuige zich met den vijand verzoenden. Ondertusschen kwamen Hoofd-
lingen, Geestelijken en gevolmagligden uit alle deelen van Oostergo, om hem, of 15 v.
wel den Hertog in zijn persoon, op dezelfde wijze als Westergo te huldigen. Alzoo 149g'
waren de gewesten tusschen de Zuiderzee en de Lauwers onder het gebied eens
vreemden meesters gebragt, en do hooggeroemde, meer denkbeeldige dan wezenlijke
vrijheid en onafhankelijkheid der Friezen vernietigd. Slechts auke kempis, do
zoon van kempo ünia , en zyne vrienden boden met de Zevenwolders nog tegenstand.
Bokke harinxma, hero en jarigh hottinga, iiessel martena, goslik jongema en
vele andere Schieringer Hoofdlingen met tweehonderd paarden, en Jonker plens met 21 τ. ·
honderd uitheemsche ruiters trokken tegen hem op, en namen te Bergum zijnen
broeder botte met een en twintig huislieden gevangen, die deels naar Sneek,
(1) ν.-.τπΑΒοκ, HisL v.^ Vriesl. St. Π. bl. 135, 136. oceo scaulessis, bi. 340—342. übbo
Ejiaiüs, Rer, Fris, HisU Lib. XXXVII. p. 560, 561. wirsejucs, C'hron, v. Friesl. B. XII, hL·
358 , 359. SCHOTANUS, Fr. Eist. li. XIII. bl, 457, 458. Charterb, ν. Vriesl. D. L bl. 784, ,
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
m
1482— deels naar Franeker Averden gevoerd en op zwaar losgeld gesteld. Des anderen daags
viel eene bende yan driehonderd man uit Sneek in Oldega bij bet klooster Smal-
Unger Ee^ doodde en nam eenige huislieden gevangen, verbrandde voorts in Donia
%
en St, Nikolaasga zeven en twintig woningen, en vervolgde de vluglenden tot
in de wouden. Hier stelde men zich te weer en noodzaakte den vyand , met eenig ver-
23 v. lies af te trekken. Onder de gevangenen was de bevelhebber lenard switzer ,
tweeduizend gulden voor zijn leven bood, maar sterven moest, uit wraak voor
het kwaad dat hy den Zevenwolders steeds berokkend had. De wederzydsehe ver-
bittering konde door zulke daden slechts gevoed worden; en do gevangen woud-
lieden werden in Sneek, om meer geld en goed van hen af te persen, wreedaardig
gepynigd en verminkt (1).
Ondertusschen had Hertog albregdt ven Saksen zijne belangen met betrekking
tot Friesland, y verig aan het keizerlyk Hof voortgezet. Door het bedwingen der
woedende burgertwisten in Holland^ had hij maximiliaah en filips belangrijke dien-
sten bewezen, maar hun tevens drie honderd duizend goudguldens , wegens achter-
stallig loon aan zijn krijgsvolk, in rekening gebragt, waarvoor hora eenige sloten
of sterkten in Brahand en Holland tot aan de teruggave dier som, waren ver-
pand geworden. Om deze panden te lossen en zich van den geweldigen Hertog te
ontslaan, was hem, ouder schijn vaa zijne verdiensten jegens het Duitsche Kijk te
beloonen, den Iwinligsten van Hooimaand op den rijksdag te Freiburg in Breisgaii,
do erflandvoogdij over Friesland geschonken. Er zijn twee bijna eensluidende gift-
brieven daarvan uitgevaardigd, welker inhoud hierop nederkomt. De Keizer in over-
eenstemming met de Rijksvorsten verklaart, dat hij, om het uiterste verderf en den
geheelen ondergang ytxn Friesland, uithoofde der inlandsche oorlogen aldaar, te voor-
komen , den Hertog van Saksen, ter belooniug zijner uitstekende diensten aan Duiisch-
land in het algemeen en aan het Huis van Oostenrijk in het bijzonder bewezen ,
tot erfelijken Landvoogd, onder den titel van Potestaat, over Oostergo, Westergo,
Zevenwolden, Groningerland of Groningergehied, Ditmarschen ^ Wirsten en de
beide Stellingwerven heeft aangesteld. In die hoedanigheid zal hy deze gewesten
in bezit nemen, do heerschappij er over aanvaarden en den inwoners den eed afne-
men, bg welken zij zullen zweren, te zamen en elk bijzonder den tijdelijken Keizer,
en uit zijn naam den Hertog s^n Saksen en diens erven, getrouw te zullen zijn, zich
als goede onderilanen te gedragen , de jaarlijksche schatting op te brengen en alles
(1) V. THABOR, Hist. v. VriesL St. 11. bi. 137, 138. occo scarleksis, bl. 342, 343. ubbo
KJiiBixis, Rer, Fris. Eist. Lib. XXXYII. p. 561, 562. winsemius, Chron. v. Vriesl. B. Xil.
1)1. 359, 360. SCHOTANUS Fr, Eist. B. XIU. bl. 458.
DES vaderlands. 487
te Terrigten, wat door de overige onderdanen des H. Rijks verrigl Mordt, en zij 1482--
zelve ook van ouds gewoon waren te Terrigten. Naar dit besluit, zal Hertog al-
BREGHT het geheele land innemen en al de deelen daarvan, eilanden, grietenijen,
sleden , sloten , markten , dorpen ; alle inwoners , regters , Edelen en onedelen ; alle
schatlingen, tollen, renten, breuken en opkomsten; het rauntregt, de kerkelijke en
wereldlijke beneficiën , waterleidingen, stranden , havens , sluizen, molens, bosschen ,
weiden, jagt, visscherijen en alle andere dergelyke regaliën van Vorsten en de regten
der overheid (souvereiniteit) bezitten cn genieten, zelfs nieuwe bepalingen tot zijn
voordeel, doch naar regt en billijkheid, mogen invoeren. Hij zal aller ingezetenen
regt handhaven, *s lands oude gewoonten onderhouden, wellen mogen maken en
afschaffen, in een woord, naar behooren gebieden en verbieden. Zoo eenig inge-
zeten , hetzij inboorhog of vreemdeling, zich hiertegen mögt verzetten of de uitvoering
van dit besluit verhinderen, zal de Hertog hem met geweld of volgens do wet, naar
gelang do zaak het vcreischt, bedwingen en alzoo het volk in gehoorzaamheid hou-
den; ja zelfs wanneer de nood het vordert, hulp bij den Keizer en het Rijk verzoeken
en verwerven, opdat voor beide er geen kwaad uit voortvloeije. Ia veldtoglen zal do
Hertog en zijne erven zich van 'sRijks banier bedienen; voorts alles aanwenden, wat
tot bedwang des lands onder zijue en des Keizers gehoorzaamheid en trouw, of tot
onderhouding der rêglen raadzaam zal geoordeeld worden, en zoo als de Keizer zelf
naar regt en billijkheid zou handelen. Al wat door hem en zyne erven in dit opzigt
gedaan wordt, zal builen alle geschil vast en onverbrekelijk zijn, onverkort nogtans
elks regt van beroep op den Keizer en de keizerlijke kamer in burgerlijke zaken.
Albrecht en zijne erfgenamen zouden wegens Friesland den Keizer en zijno opvol-
gers trouw en gehoorzaamheid bewijzen, de belangen van hen met ijver behartigen
en nadeelen vermijden , de gewoslcn waar zy voor den Keizer cn het Rijk de heer-
schappij voerden, naar vermogen en trouw beschermen, cn den Keizer en het Rijk
als onderzalen zonder arglist dienen. Indien echler Herlog albregut of zijno erfge-
namen, op welken tijd ook, van den Keizer, diens opvolgers, de slenden des Rijks,
of, met loeslemming der Keurvorsten, ook van den Aartshertog filips of zijne nako-
melingen honderdduizend Rijosche guldens ontvangen cn hun do onkosten voldaan
>vorden aan het versterken van sleden, sloten of anderzins ten nutte van het land
besteed, zullen zij verpligt zijn den betaler daarvan hel geheele gewest met alles wat
er toe behoort, zonder ecnige tegenspraak over te dragen en in te ruimen. Mögt
eenig verschil over het berekenen en waarderen der onkosten ontstaan, dan zou dit
aan de uitspraak des Keizers en der Keurvorsten, of do meerderheid van hen onder-
worpen worden. Hertog albreght verklaarde voor zich en zijne nakomelingen en
beloofde bij monde en geschrifte plegtig, deze bepalingen goed te keuren en zich
daarnaar te regelen , hetgeen ook wederkeen'g door den Keizer beloofd werd. Ten
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482—slolte betuigt de Keizer, dat dit alles zal beschouwd worden als geschied onverkort
het regt, hetwelk de Graven Tan Holland op Friesland vermeenen te hebben (1).
Reeds vier dagen vóór het opmaken van dezen giftbrief, welke door de Keurvorsten
bekrachtigd en bezegeld werd, had maximiliaan bij een open staatsstuk allen Friezen
tussciien de Zuiderzee en den Dollart albreghts aanstelling berigt, zoo als
hun later en nader uil het besluit zelf zou blijken, bevelende dat zy, op straffe
van zijne en 's Rijks ongenade , den dienaren en zaakgelastigden van den Hertog,
Aviens tegenwoordigheid elders vereischt werd, in alles gehoorzaam, onderdanig
en gewillig zouden zijn, zich van kryg, oproer en tegenkanten onthouden, wie zich
daaraan mögt schuldig maken bedwingen, en tot dat einde de Saxische Ambte-
naren met goed en bloed ondersteunen, om alle schade en gevaar voor het Rijk
j af te weren (2). Van scnouwENBuiiG ontving dit berigtschrifl te Sneek, en noo-
^^öfi^'^j digde den volgenden dag de Leeuwarders, welke onder voorwaarde der keizerlijke
1498 bekrachtiging, den Hertog van Saksen als Erflandvoogd erkend hadden, dringend
uit, oenige gevolmagtigden te zenden , om zich daarvan te overtuigen. De zaakgelas-
tigden hot niet wagende hun gevoelen over dien briefte openbaren, verzochten er
een afschrift van voor hunne lastgevers, wier besluit den Stadhouder op het spoedigste
zou geworden. In Leeuwarden waren de gevoelens hierover zeer verdeeld, en ter-
wijl eenigen den brief als onvoldoende beschouwden, beweerden anderen, dat men des
Keizers bevel niet moest gering achten. Te midden van deze spanning, trachtte van
schouwenburg do Uuiastins in het geheim van krijgstuig te voorzien ,en zich van
Leeuwarden meester te maken. Doch naauwelijks was dit in de stad gebragt en
^ ^ ontdekt, of het geschreeuw van: verraad I verraad! bragt do menigte in beweging,
Oofisi- welke de stins binnendrong en tegen Avoord en belofte aan, den weerloozen be-
velhebber met drie zijner manschappen vermoordde, de overigen zwaar gewond gevan-
gen nam, en het gebouAv vernielde (3).
Ondertusschen had Graaf edzard van Oost-Friesland de uitbreiding van zijn gezag
niet uit het oog verloren. Zijn eerste slap daartoe was het terugvorderen der gelden,
(1) Cliaricrh. c. Friesl D. I. bi. 786—792. Vgl ubbo emmius, lier. Fris. Eist. Lib. XXXVII.
p. 562—564. e, tiemsga, Jlist. v. Oost-Friesl. 1)1. 419—421. winsemius , Chron. v. Vriesl.
IJ. XII. bl. 362. sciiotakus, Fr. Eist. B. XIII. bl. 458—460. postüs bedterus , Her. Ausir.
Lib. V. c. 6. p. 129.
(2) Charterb. ν. Friesl. l). I. bl. 785. Landboek van martena , bl. 6'. ,
(3) v. thabor, Eist. v. Friesl, St. II, bl. 138, 139. occo scarlensis, bl. 343, 344. e.bemiïga,
Eist. v, Oost-Friesl. bl, 421. wixsemds , Chron, lu Friesl. B. XII. bl. 360.
DES VADERLANDS. 489
door hem aan de Groningers Toorgescholen; en loen de uilkecring niet op den 1482—
bepaalden lijd volgde, had hij, naar luid Tan het verdrag, de voornaamste Om-
melander Geestelijken en Edelen als gijzelaars opgeëischt en hij zich ontvangen.
Onder deze waren velen Groningen ongenegen, en met hen was hij in een
geheim verbond getreden. Daarop had edzard , onder voorwendsel van regt, het
geheele Old-amht met de dorpen Bellingewolde en ßlijham op dreigenden loon
van do stad afgeëischt. De twist hieruit geboren, was door zijne Ommelandsche
bondgenoolen levendig gehouden, welke tevens verklaard hadden, dat zij het
groot verbond, als reeds door Groningen verbroken, insgelijks niet langer voor
verbindend beschouwden. De stad had dit hoog opgenomen, en wederzijds wa-
ren vijandelijkheden gepleegd, toen edzard een bestand voor ééno maand be-
werkte en zich lot scheidsman aanbood. De Groningers, Avelke 's Graven han-
delingen met de Ommelanders en do Saksische bevelhebbers vermoedden, hadden
niet alleen zijne lusschenkomst van de hand gewezen, maar zich bij den Bisschop
van ütreclit beklaagd, dat hij de Ommelanden, hun door den Keizer en do
Rijksvorsten afgestaan, aantastte en kwelde. Niet minder waren hunne klagten
over den aanval op Oostergo door den Stadhouder des Hertogs van Saksen, welke
deswege door den Kerkvoogd tot een mondgesprek te Follenhove was uitge-
noodigd. Denzelfden dag, op welken de aanslag te Leeuwarden mislukte, voldeed
viw SCHOUWENBURG aau *s E-isschops verlangen. De Groninger afgevaardigden vraag-
den hem, met welk regt hij Oostergo, een gewest dat met voorkennis en toestemming
des Keizers in hun verbond was opgenomen, aangevallen en vermeeslerd had? Toen-
VAN sGuouwEisBURG dit met do wedervraag, » naar welk regl en op wiens last zij in
Westergo onrust verwekt en geweld gepleegd hadden ?" beantwoord had, las hij do
keizerlijke brieven voor en toonde aan, dat zij de herstelling der rust en eendrag
bedoelden. » En hebt gij daaraan voldaan ?" voerde hij hun bits Ie gemoet. » Hebt
gij den Keizer eed en woord gehouden ? In plaats der geschillen hebt gij bloedige
oorlogen, twist uit twist, krijg uit krijg verwekt; hebt olie in het vuur der oneenig-
heden gegoten, en het gewest, dat slechts een weinig in beroering was , geheel in
brand en lichtelaaije vlam gebragt. Nu ook verwekt gij oproer legen het jongste
besluit des Keizers en hebt do Leeuwarders opgestookt, om de wapenen weder op Ie
vatten en hun woord te verbreken." De Groningers beproefden vruchteloos zich te
verdedigen; van schouwenburg viel hun sleeds in de rede en wekte zelfs in den
Bisschop en de afgevaardigden van het Sticht een kwaad vermoeden legen hen op.
Er werd evenwel een bestand voor elf dagen gesloten, in hetwelk Graaf edzard
en alle onderdanen des Rijks, de Leeuwarders uitgezonderd, begrepen waren.
Inmiddels zou de Bisschop van Utrecht trachten , de geschillen Ie vereffenen en een
vast verdrag te bewerken. Men vermaande ernstig de Groningers bij hun vertrek,
II Deel. 3 Stuk. 62
400 ALGEMEENEGESCniEDENlS
ΐ1ί82—niet al Ie hardnekkig te zijn, maar Ie bcdeDken , hoe bezwaarlijk het was, zich legen
^^^^ het besluit dos Keizers en der Rijksvorsten te verzetten, en dat zij in dit 'geval, op
geenen onderstand van den Bisschop en zijne stalen moesten hopen (1).
Yan sghoawenburg naar Srieek teruggekeerd, verwittigde terstond den Graaf van
Oost-Friesland^ met wien hij zich enger had vereenigd , wal er te Fo/Ze/i/ioye verrigt was,
üo^rrJt verbond tegen de stad Groningen en de haar genegen Ommelan-
maand dors. Hij had kort te voren 's Keizers brief met een afschrift der keizerlijke bulle aan
i4ü8
den Raad overgelegd en do gemeente lot onderwerping vermaand , maar ten antwoord ont-
vangen, » dat de bulle niet op Groningen zelf, maar alleen op Groningerland οΐ Gronin-
ger gebied doelde (2) ; dat men de bondgenoolen in Oostergo behoudens eer en trouw
niet konde verlaten en hem verzocht, zich met dat gewest niet te moeijen vóór het
geschil door scheidslieden beslist zou zijn." Daar nu een kryg met den Herlog van
Saksen onvermijdelijk scheen, trachtten de Groningers van edzard te vernemen,
wat zij van hem in dat geval te wachten hadden, doch kregen een weifelend ant-
woord. Hierop versterkten zij hunne krijgsmagt en rusilen zich geheel ten slrijde loe ,
zoowel om de Leeuwarders in Oostergo te beschermen, als do Ommelandor Hoofd-
lingen, welke met ebzaivd heulden, to tuchtigen. De Graaf klaagde hen bij den
Bisschop van Utrecht aan, welke eene bijeenkomst te Deventer beschreef; maar de
Groningers vonden het ongeraden, in het tegenwoordig tijdsgewricht derwaarts ge-
magtigden te zenden (3).
Immers was de fakkel des oorlogs op nieuw in Oostergo ontstoken. Na het over-
weldigen der Uniaslins, hadden do Leeuwarders, door Groningen aangespoord en
met driehonderd geoefende krijgers ondersteund, de sloten der Saksischgezinde Edelen
22 v. in den omtrek vernield. Daarop was van schouwekburg , welke onlangs Camminga-
aand. > weerwil der Leeuwarders, versterkt en van krijgsbehoeften voorzien had, ten
Iweedenmale voor Leeuwarden en met bijna achthonderd man in het klooster IVis-'
werd gelrokken. Al de Schieringer Hoofdlingen uit Oostergo en Westergo met
een groot aantal huislieden uit Franeker Fijfdeelen hadden zich bij hem gevoegd
24 Y. en in eene opbrengst van vierduizend vijfhonderd guldens binnen drie weken, ter
maand vreemde krijgsvolk, bewilligd. De Leeuwarders verweerden zich
in
L
(1) e. lieninca, Ilïst. v. Oost-FriesL bl. 422. übbo emhius, Rer. Fr. Ilist. Lib. XXXYII.
p. 564—5G7. sciioTAKus, F,\ Hist. B. ΧΙΠ. bl. 461 -463.
(2) In de stukken bij va?« scnwARTzEsBEUG, Charterb. ν. Friesl, D. I. bl. 786—702, wordi in-
derdaad slechts van het Gruninger geblete, ditio Groningana, gesproken.
(3) udbo emmius, Rer. Fris, Ilist. Lib. XXKVII. p. 567. schotasds, Fr. Tlist. li. X!ii. p. 465.
-ocr page 491-DES VADERLANDS. 491
dapper en deden zoo bij nacht als by dag raet afwisselend geluk menigen bloedigen
uitval. De Groningers zonden hun vijftienhonderd man onder bevel van johan van
ITTERSUM, en verscheidene wagens met krijgs- en mondbehoeften. Een tweede toe-
voer van voorraad echter viel te ßergiim in handen van hessel martesa, aijke unia,
RiENK ICAMSTRA CU DouwE RODMERS, Avelke daarbij achtlien Leeuwarders gevangen
namen. Op dienzelfden dag rukten vierhonderd gewapende Zevenwolders in Leeu-
warden, Avier komst yan ittersum had afgewacht, om den vijand een hoofdslag te
leveren. Doch in slede hiervan, leerden de Groninger knechten op kosten der bur-
gers en trokken na weinig dagen zonder iels verrigt te hebben, in twee afdee-
lingen >Yederom af. De eerste afdeeling, zeshonderd man sterk, werd bij de Swette
door de huislieden van Groiiw en omliggende dorpen aangetast en tot de Aalsumer
Zyl achtervolgd. Hier naderde juist op dal pas do tweede afdeeling van negen-
honderd man, en de huislieden, meenende dat dit volk van scnouwESBURa was,
trokken haar te gemoet. De Groningers maakten van deze dvFaling gebruik en vielen
hunne vijanden in den rug, die van voren door do anderen aangetast, verslagen,
gevangen genomen en verstrooid werden. Zonder verdere botsing' kwamen de over-
winnaars met hunne gevangenen te Groningen (1).
Het vertrek der hulpbenden ontmoedigde geenszins do Leeuwarders, welke, en in-
zonderheid de Zevenwolders, onafgebroken de belegeraars verontrustten. Er waren
ook bij hen eenigo wakkere Groningergezinde ïloofdlingen, die in het vertrouwen
der burgers deelden en bijna dagelijks in Westergo vielen. Z-ij verwoestten alles
te vuur en te zwaard, en legden van Barrahuis tol Huisum toe alle woningen
in de asch. Om aan deze vernielende uitvallen perken Ie stellen, werden duizend
man to Huisum gelegerd, en alle vaarten en wateren om Leeuwarden gedamd.
Schelte tjaarda , tako hebihstra , hessel martewa , rienk kamstra en andere Sak-
sischgezinde Heerschappen in Oostergo, vermeesterden de stinzen van rienk"-en auku
JAARLA, die zich steeds hardnekkig toor Groningen verklaard hadden, en bragten
daardoor geheel Oostergo , behalve Leeuwarden, onder de gehoorzaamheid des Her-
logs van Saksen (2).
29 v.
Herfst-
maand.
(1) v. tuabor, /list. V. Vriesl St. II. bl. 139, 140, 141—143, wiens verhaal in de bijzon-
derheden aanmerliclijk Terschilt met dat van occo scarlensis, hl. 345, 346. s. beringa, Chron.
d. Vr. Land. bl. 26, 27. e. bektnga ; liist. v. Oost-FriesL bl. 422, 423. ubbo emmcs, Rer.
Fris. Hist. Lib. XXXVIH. p. 570, 571. winsemics, Chron. v. Fricsl. B. XH. bl. 360, 361.
sciiotasüs, Fr. Eist. B. Xlll. bl. 464, 465.
(2) occo scakleksis, bl. 346, 347. dbeo emmus, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXVIIl. p. 571, 572.
e. be.mnga , Hist. V. Oost-Friesl, bl. 423, 424.^
1482—
1528
5 v.
Herfst-
maand
1498
10 V.
Herfst-
maand.
■■ii·
li
η
62*
-ocr page 492-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— Terwijl het beleg dier slad met kracht word voortgezet, zond alureght van Sak-
1528
sen, welke zich te Medemhlik ophield, zynen Kanselier siegmund pflug , botte ,
Graaf van Stolberg ^ en den Overste fox naar Friesland, Op eenen algemeenen
landdag te Sneek vertoonden zij des Keizers brief aan hun meester, betrelFende
maand het erfelyk bewind over Friesland ^ en vermaanden elk tot gehoorzaamheid (1).
Doch de Leeuwarders, steunende op de hulp der Groningers, de tusschenkomst des
Bisschops van Utrecht, en op den Aartshertog filips , wien de Staten der Nederla?i-
den, inzonderheid die van Holland, deze begiftiging als eene inbreuk op zijne reg-
ten voorstelden, weigerden hardnekkig, zich te onderwerpen. Zij vaardigden zelfs in
het geheim eenen bode af naar het Bourgondische Hof met de verklaring, dat zij
bereid waren hunne stad den Aartshertog in handen te stellen , indien hij hen ont-
zetten en van de Saksische heerschappij bevrijden wilde. Filips, door de Nederland-
sche Grooten aangespoord, zond den Raadsheer en Ridder Hendrik swaab naar Gro~
ningen, bij wiens monde hij verklaarde, » dat Leeuwarden en geheel Friesland
aan niemand dan hem toebehoorden, zoo als overtuigend bleek uit verschillende
bullen en giftbrieven door Roomsch Keizers en Koningen aan zijne voorzalen do
Graven van Holland verleend, welke ook steeds den titel van Heeren van Friesland
gevoerd en dit gewest lang bezeten hadden; dat Hertog albreght , toen deze onlangs
I Wesiergo aanviel, wel had voorgegeven, dat zulks ten dienste van den Keizer en
van hem geschiedde, maar dat dit bezijden de waarheid was en de Hertog zonder
zijne voorkennis Leeuwarden belegerd had; dat hem het aanbod der Leeuwarders
onlangs gedaan, aangenaam en hij voornemens was daaraan te voldoen , behoudens al
hunne regten en vrijheden, terwijl hij onmiddellijk zaakgelastigden zou zenden, om
met hen te onderhandelen. Indien zy het met elkander eens >vierdcn, zou hij ter-
stond zorgen, dat het beleg opgebroken werd, en wanneer zulks niet goedwillig ge-
schiedde, al do Nederlanders onder zijn bewind oproepen, den toevoer uit zijne
Nederlandsche staten naar het Saksische leger verbieden, en des noods gewapender-
hand de belegeraars verjagen. De Groningers konden hieruit oordeelen, wat hun
te verrigten stond, wanneer zij hem, aan wiens gunst hun zooveel gelegen was,
wilden behagen; dut hij de stad bij hare regten en haren handel bewaren en de
burgers als zijne vrienden en goede naburen beschouwen zoude. .Indien zij hem
deswege eenigo zaakgelastigden zonden, zou hem dit niet onaangenaam en hun niet
nadeelig zijn, daar hij alles volgaarne zou verkenen, wat men met regt en billijk-
heid van hem mögt verzoeken." Hoewel nu dit gezantschap den meesten verdacht
voorkwam, antwoordde men , dat eene zaak van zooveel gewigt rijpelyk en bedaard
(1) occo scAniEïisis, LI, 347. e. be.mk5a , Ilisl, t\ Oost-Friesl. bl. 424.
-ocr page 493-DES VADERLANDS. 493
moest overwogen worden, waarna men den gezant van hel besluit zou Ycrwilli- ^ff^"
loiö
gen (1).
Onderwyl de Groningers hierover beraadslaagden, bewerkte mattheüs kijkamer ,
door den Graaf van Oost-Friesland als vredemaker gezonden, een verdrag lusschen
VAiT SCHOUWENBURG en Leeuwarden , Avaarbij die slad, welke geen ontzet meer te
gemoet zag en haar voorraad bijna verteerd had, zich op deze harde voorwaarden
overgaf: 1®. De burgers zouden voor van schcuwekbueg , als vertegenwoordiger des 23 v.
Hertogs van Saksen, blootshoofds en barrevoets eenen voetval doen tol boete hunner maand,
weerspannigheid, of veerlienduizend Rijnsche goudguldens belalen. 2®. Ten eeuwigen
dage twee missen 's weeks laten verrigten voor den hoofdman en zijne knechten ,
welke zij op Uniastins gedood hadden, en daarenboven aan des hoofdmans weduwe
tweehonderd goudguldens uitkeeren. 3®. De Uniastins weder opbouwen in den slaat
zoo als zij te voren geweest was; en 4°. den Hertog van Saksen veroorloven, op
hunne kosten, binnen de slad een blokhuis op te werpen, waar en zoo sterk als
hem goeddacht." Den volgenden dag trokken de. Zevenwolders en overgebleven Gro-
ningers met hunne bagaadje en in volle wapenrusting uit de slad : do burgers zwoe-
ren den Hertog van S<^tsen trouw en onderdanigheid, en ontvingen eene bezetting
van vijf honderd Duilsche knechten onder bevel van fox en van stolberg. Men wil,
dat in hel beleg meer dan vierhonderd vijanden en slechts dertig man uil Leeuwar-
den , waaronder negen burgers, omgekomen zijn; anderen zelfs krimpen dit gelal in
op negen krijgsknechten en drie burgers (2).
Het overgaan van Leeuwarden Irof de Groningers ten sterkste. Zij zonden Willem
frederiks, den Burgemeester jan schaefer en eenige anderen naar Follenliove^
Avaar de Bisschop van Utrecht , die zijn gebied in Friesland ongaarne zag bekor-
ten , op nieuw eene bijeenkomst lol regeling der zaken van dal gewest, beschreven
had. Daar echter van schouwenburg, pflug, bokke harisxma en de overige Saksi-
sche afgevaardigden volstrekt aandrongen , dat Groningen van allo verbindtenis met
de Ommelanden en van allo gezag aldaar afstand zou doen , werden de gemoederen
Ie verbitterd, om lot een eindbesluit te geraken. Slechts bewerkte do Bisschop een
stilstand van vijandelijkheden tol Sprokkelmaand van hel volgende jaar; in dien tus-
(1) üBBo EMjiirs, Rer. Fris. Ilist. Lib. XXXVUL p. 572, 573. wiksemius, Chron. v, Friesl.
B. XII. bl. 363, 364. scdotanüs, Fr. JlisL B. XIII. bl. 465, 466.
(2) V. τπΑΒΟκ, Hisi. v. Vricsl. S(. II. bl. 141. occo scauleksis , bL 348. e. bekirga, Hist.
v. Oost-Friesl. bl. 424—426. s. bekikga, Chron. d. Vr, Land. bl. 27. γββο emmics, lier. Fris.
Hist. Lib. XXXVIII. p. 573. avlnsemitjs, Chron. v. Friesl. B. XII. bl. 364. scuotarüs , Fr.
Hisi. B. XIII. bl. 466. Charterb. ν. Friesl. D. I. bl. 792.
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
ψmm
schenlyd zou men des Keizers verklaring van den zin zijner handvesten aan den
Hertog van Saksen en aan Groningen verleend, welke met elkander in strijd waren ,
inwachten , om vervolgens met albreght zeiven een verdrag aan te gaan. Inmiddels zond
vas scnouwENBüRG ccn gedeelte van zyn volk onder fox en slenits ter winterlege-
ring naar Oost-Friesland ^ liet hel blokhuis in Leeuwarden aanleggen, en loog door
de Zevenwolden, welke in hem den Hertog van Saksen huldigden; want sinds Leeu-
warden hedwongen was, waagde het niemand zich tegen hem Ie verzeilen (1),
Onder deze bedrijven was het bestand ten einde geloopen , maar niets tot vereii'ening
der geschillen uitgerigt. Door den ijver des Bisschops werd de wapenschorsing tot
den drieëntwiDligslen van Grasmaand verlengd , en inmiddels eene nieuwe bijeenkomst
te Woerden bepaald. Hier verschenen de Groninger afgevaardigden mei willem
FREDERiics aan het hoofd ; maar do gezanten des Herlogs van Saksen lieten zich op
den aangewezen tijd te vergeefs wachten. Do Groningers bezigden dit verwijl, om
over do Friescho zaken den Aartshertog filips in Brahand nader Ie polsen , welke
hen verwittigde, zijne komst in Mechelen of Brussel af te wachten. Intusschcn gaf
hun de Bisschop kennis, dat Hertog albreght zich over het achterblijven zijner ge-
zanten verontschuldigd en voorgeslagen had, de zamenkomst te Woerden acht dagen
na Paschen te hervallen. De Groninger zaakgelastigden oordeelden het raadzaam,
vooraf stellige bevelen van hunne meesiers af te Avachlen, hoe zich in dezen
te gedragen, en ontvingen last, met overleg van den Aartshertog Ie handelen (2).
Hoe schoon zij aan dien Vorst toevertrouwd waren, en op welke wijze men hen
misleidde, bewijzen de brieven door filips in dien tijd uitgevaardigd. Hierin staat
hij als Graaf van Holland voor zich en zijne erfgenamen, alle regten op Friesland
en het Groninger gehied aan den Hertog van Saksen af voor tweehonderd vijftig
duizend zeshonderd acht en veertig goudguldens, onder beding, deze landen
weder tegen dien prijs en nog honderd duizend goudguldens daarboven, be-
nevens de vergoeding der kosten door albreght ten behoeve dier gewesten be-
steed , te mogen lossen. Daarbij verbond hij zich , den Hertog alle hulp en bijstand
te verleenen , om Friesland te onder Ie brengen en in onderwerping te houden,
mits hom wederkeerig gelyke hulp en onderstand bewezen wierden (3). Daarop werden
albreght van Saksen alle brieven en charters, die filips belrelTende het regt der
1499
17 ν.
ι Lente-
maand.
(1) occo scaulensis, bl. 348. s. bekikga, Chvon. d. Fr. Land. bl. 29. e. beninga, Tlist, v.
Oost-Friesl bl. 426, 427. iibbo eumius, Rer. Fris. HisU Lib. XXXVHI. p. 574, 575. wixse-
Biitis, Chron, v. Friesl B. XII. bl. 364, 365. scuotakus, Fr, Hist. B. XIII. bl. 466, 467.
(2) bbbo emmius, Rev. Frts, UisU Lib. XXXVIII. p. 576. scuotakus, i^r. B. XIII. bl. 467.
(3) Charlerb. v. Fricsl. D. I. bl. 778—782. De brieven zijn van den 17 v. Lenlomaaiid
1482-
1528
495
s^BBsapp
DES VADERLANDS.
Graven van Holland op Friesland bezat, ter hand geslekl , maar welke bij de 1482—
inlossing van Friesland moesten terug gegeven worden (1). ^ ^
Tegen den tyd van de bijeenkomst te boerden, keerden de Groninger afgevaar- Grasm.
digden uit Brahand^ iQxxx^. Hertog albreght zelf, zijn zoon Hendrik, Herlog
george van Beijeren, en Graaf edzard met de bloem des Ooslfrieschen adels waren
in de vergadering tegenwoordig. Albreght drong aan op het nakomen der bulle Ie
Freiburg uitgevaardigd , welke onlangs te JSuits tot zijn voordeel vvas uitgelegd ,
toen de Keizer verklaard had, onder den naam van Friesland niel alleen het gewest
tiisschen do Zuiderzee en de Lauwers, maar ook Groningen ^ de Ommelanden ^
Oost-Friesland zelfs bedoeld te hebben. De Groningers daarentegen hielden zich
onvervvrikt aan de brieven to Kempten en Andernach gegeven. Eindelijk stelde do
Hertog als laatste aanbod voor, dat do stad Groningen hem als Erflandvoogd, on-
verminderd het regt van den Utrechtsclien stoel, zou aannemen en zich van al hare
verbonden met de Ommelanden en andere naburige volken ontslaan. Do Groningers
verklaarden, hem als Landvoogd der Ommelanden te zullen erkennen, behoudens do regten
onvrijheden van elk ingezeten; dal voorts de Hoofdmannen-kamer in wezen bleef en door
de stad, welke nog eenige andere voordeelen Toor zich bedong, wierd aangesteld,
ofschoon het regt in naam des Hertogs zou uitgesproken worden; maar zij weigerden,
hem eenig gezag in Groningen zelf toe te slaan, of dat hij er met een gevolg van
meer dan vijftig of zestig man binnen kwam. Daar nu elk bij zijn opzet volhardde,
liep ook deze onderhandeling vruchteloos af; slechts verlengde men het bestand nog ^^
voor twee maanden. Het gedrag der gezanten werd door den Groninger Raad goed- Grasiu.
gekeurd, en hun mondeling verslag verwekte zulk eene algemeene verontwaardiging,
dat men plegtig besloot, volstrekt niels meer toe te geven. Den Bisschop van
Utrecht^ welke nog hoop op eene goede uitkomst koesterde, indien men de
Ommelanden wilde afstaan, werd geantwoord, dat men daartoe niet besluiten zou,
terwijl men hem onder het oog bragt, hoe zijrie poging, om dien afstand lo
bewerken, in strijd was met het verbond van Bisschop frederik van Blankenheim^
Avaarbij beloofd was, zulk eene scheiding te allen tijde tegen te gaan; weshalve mon
hem dringend aanspoorde, om Groningen » als slaande in de bescherming en trouw
van het Sticht,^' in dezen nood niet te verlaten, maar dadelijk hulp te zenden. Ge-
lijklijdig verwittigde men den Hertog, dat do slad Groningen ^ als zijnde onder het
Sticht, hem niet voor Opperheer konde erkennen; dat zijne eischen afweken van
1498, lees 1499 j dewijl men in de jaartcekening aldaar den ijofstijl gevolgd hceff, naar welken
het jaar eerst met Paschen begon.
(1) Charterb, ν. Vriesl. D. I. bi. 792—790. ^
-ocr page 496-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— den eed eerst Ie Kempten door gevolmagtigden aan maximiliaaw , en daarna te
i KOQ
Groningen door hen allen aan 's Keizers gezanten afgelegd; en eindelijk, dat eene
scheiding van de Ommelanden lynregt aanliep tegen al do verbonden (1). Eenigen
rerhalen, dat de Groningers toen zelfs den Bisschop van Utrecht als Heer zouden
gehuldigd hebben; dit is echter geheel onwaarschynlijk, dewijl de Kerkvoogd in dien
l^d den Keizer en den Hertog van Saksen in alles moest believen (2).
Aan beide zyden maakte men zich nu ten stryde vaardig. Te Groningen werden
de Ridder redmer alma , johan schatter , ludolf goerders en kikolaas koning ,
mannen van erkende dapperheid , tot krggsbevelhebbers gekozen; en uit misnoegen
op den Raad, stelde het volk dertien mannen aan, welke tot St. Maarten het
volle bewind over de oorlogszaken zouden voeren. Ulrich van Doornum, een er-
varen krijgsman, werd in dienst genomen en naar den Dam gezonden, op het ge-
rucht , dat Graaf edzard voorhad dien te overrompelen. Insgelijks voorzag men
Fermsum , Oterdum, Reide en andere plaatsen langs de kust van bezetting, om
den Oost-Friezen het landen te beletten. De sloten van hipperda te Fermsmn, van
johan en ditmar rewgers te Post en te Dijke, van ewsum en andere Oost-Friesch-
gezinde Hoofdlingen in de Ommelanden werden bij die gelegenheid verbrand of
onder den voet gehaald. Graaf edzard hierdoor te meer aangespoord, viel eerlang
ί uit Reiderland met acht en twintig honderd gewapenden en de uitgewekene Orame-
lander Edelen in het Oldainht. Hy maakte zich meester van de schans Pekelhorg,
doch keerde toen naar Emhden terug. Het bevel over de medegebragte strijdmagt
was don Ommelander Hoofdlingen opgedragen, welke het Oldamht noodzaakten , den
Graaf van Oost-Friesland te . huldigen en eene brandschatting van twee en tvvinlig
honderd Rijnsche guldens op te brengen, waarna zy langs Slochteren lot het klooster
JVittewierum voortrukten. De Groningers verlieten toen den Dam, Fermsum en
do bijgelegene plaatsen, die nu van zelf den vijand in handen vielen, welke rfen/?am
versterkte, en in Oterdum een nieuw slot bouwde. De Graaf zelf kwam kort
daarna mot nog duizend man , en plunderde of brandschatte degenen , die hem niet
genegen waren. De Groningers Avreekten zich hierover op zijne aanhangers, waar-
door het platteland een schrikkelijk tooneel werd van jammer en ellende (3).
(1) übbo ehhiiis, Rer. Fris. Rist. Lib. XXXVIIL p. 576—578. schotanus, Fr. Rist. B. XIII.
1)1. 468, 4G9.
(2) E. beninga, Rist. v. Oost-Friesl. bl. 429, 430. s. jarichs , Corte Chron. bl. 451. Vgl.
Tegénw. Staat v. Stad en Lande, D. I. bl. 222 (*).
(3) s. benikga, Chron. d. Vr. Land. bl. 30—32. übbo emhiüs , Rcr. Fris. Ilist. Lib. XXXVIII.
p. 579. SCHOTANUS, Fr, Rist. B. XIII. bl. 469.
DES VADERLANDS. 49^
Op Yerzoek van edzard , trok de manhafte Overste fox met twee of driehonderd
loZo
en "vijftig man uit Leemcarden τχΆοχ den Dam. Op de hoogte van Kropswolde in 22 ν
Drenthe, geraakte hij met de Groningers, duizend man sterk, handgemeen. Hoe-
.. 1499
wel zijn Yolk na een hevig gevecht deels gesneuveld, deels gevangen gemaakt of op
de vlugt gedreven was, streed de moedige bevelhebber, zwaar gewond en op de kniën
liggende, zoo lang tot hij bezweek. Uit bewondering voor zulk eene heldhaftigheid,
werd zijn lijk naar Groningen gevoerd en plegtstalig in de kerk der Franciskanen
bijgezet (1). Den Hertog van Saksen trof de mare van deze nederlaag, en bovenal van
den dood des bevelhebbers, op het gevoeligste (2). Hij was drie dagen te voren met
zijn jongsten zoon Hendrik , een aanzienlijk gevolg, en twee honderd gewapenden uit
Holland te Harlingen aangekomen en door den Abt van Κ laar kamp ^ de beide
Pastoors te Oldehoof ^ rienk kammingha , schelte tjaarda en tako obbema uit Oos-
tergo ; den Abt van Oldeklooster, hessel martena van Franeker, schelte liaugkama
van Sneek, en jarigh hottikga van het Nieuwland uit ^estergo statig verwelkomd.
Denzelfden dag had hy zich met hen ώάάϊ Franeker begeven, en 's anderen daags met
zijn zoon de hulde als Erflandvoogd ontvangen en vvederkeerig het volk trouw gezworen.
Benedikt , Pastoor te Franeker, die tot het gezantschap naar Holland had behoord,
om den Hertog tot do heerschappij over Friesland uit te noodigen, bood den Vorst
in naam, maar buiten weten der geestelijkheid en gemeenle, zesduizend goudguldens
aan, hetgeen hem door beide zeer euvel werd afgenomen (3). De inhuldiging ge-
schiedde voorts achtereenvolgend te Bolsward, Sneek en Leeuwarden. Do Leeuwar-
ders togen den Hertog te gemoet, deden eenen voetval en werden in genade aange- ^
nomen. Met grooten praal werd hij ingehaald en in de kerk te O/t/e/iOö/gehuldigd, liooim.
Dien dag stelde albrecht eenen Raad aan, welke met zijnen Kanselier alle zaken,
die voor hot Hof gebragt werden, zou regten. Tot leden daarvan werden nevens den
(1) v. tnabor, Hi&t. v. l'riesl. St. 1.1. bl. 143, 144. occo scableksis, bl. 349, 350. s. βεμνολ,
Chron. d. Fr. Land. bl. 32, 33. s. jarichs, Corte Chron. bl. 451. e. βειυικοα, Eist. v. Oost-
Friesl. bl. 430. wiksemius , Chron. v. Vriesl. ΰ. XII. bl. 366. Vgl. übbo emmiüs , Her. Fris.
Bist. Lib, XXXVin. p. 580, en schotasüs, Fr. Hist. B. XIII, bl. 469 , 470, wier verhaal
Yan dit gevecht m eenige bijzonderheden van deze schrijvers, welke wij gevolgd hebben, verschilt.
Het Latijnsehe grafschrift op rox, hetwelk er zeer zonderling uitziet, vindt men bij occo scablen-
sis, s. jARicns en e. beninga t. a. p.
(2) occo scarlensis, bl. 350.
(3) v. tiiabor -noemt dezen Geestelijke benedictüs deboms. Hij was Doctor cn Xicentiaat in de
beide regten, en behoorde waarschijnlijk tot het adellijk geslacht der πεπεμαβ. Zie visser «n
amersfoordt Op v. τπαβοκ , AttUt, 5t. II. bl. 102, 103, occo scauieiisis, bl. 349., Hiervoor, bl. 479.
Π Deel. 3 Stuk. 63
-ocr page 498-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
- Franokcr Pastoor bewedikt , de mannen gekozen, welke den Herlog te Harlingen
hadden ontvangen, heigeen niet ^γeinig misnoegen onder het volk verwekte. Blen
getuigt van. hen, dat indien zij zicli om het welzijn des Lands meer dan om de
gunst des Hofs bekommerd hadden, zij grootc rampen konden voorkomen hebben (1)-
Zevemoolden voegde zich insgelyks naar den wil des Hertogs, zwoer hem hulde en
trouw, en Averd eene matige schatting opgelegd. Do Stellingwervers daarentegen
weigerden zich te onderwerpen, en ofschoon men hen met de wapenen bedreigde ,
bleven zij op dien tyd ongemoeid (2).
Hertog ALBREGUT had nu voornamelijk zijn oog op de Groningers gevestigd, welke
na de overwinning op fox behaald, in Drenthe waren gevallen en het huis te Roden
vermeesterd hadden (3). Thans hielden zij Graaf edzard in deii Dam belegerd, om
-.vien te ontzetten en daarna Groningen te beleggen, de vierde man in Oostergo en
Westergo te wapen geroepen, en do twaalfde penning van alle goederen en renten
geëischt werd. De Groningers braken nu het beleg op; en do opgeroepen Friezen,
die grootendeels alleen met hooivorken en stokken gewapend waren, werden naar
hunne haardsteden teruggezonden. Graaf edzard ontving echter eene versterking
van driehonderd man uit Harlingen, dewijl men een tweeden aanval op den Dam
vermoedde (4). Sinds honderd jaren waren de Owunc/a^ii/ew nimmer zoo geteisterd , als
thans door de Groningers en den Graaf van Oost-Friesland. Do Hoofdlingen, Avelko
dezen genegen waren, werden door genen, en omgekeerd, verdorven; het vreemde
krijgsvolk spaarde vriend noch vijand, en de eigen landgenooten bleven hun hierin
weinig schuldig (5). Om aan dezen noodlottigen staat van zaken perken te
stellen, beschreef de Bisschop van Utrecht eene zaraenkomst van Hertog al-
bregut en Graaf edzard mot do Stichtsche en Groninger afgevaardigden te Leeu-
warden. Er werd niets anders uilgerigt, dan het bestand voor eenige maanden ver-
lengd , om inmiddels de geschillen, zoo mogelijk, door een verdrag te vereffenen.
Doch in Groningen wilde men van geen bestand hoorcn, en konde zelfs naauwelijks tot
eene tweede zamenkomst te Gerkeshlooster besluiten. Hier werd eene wapenschorsing
2 V.
licrfst-
inaaiid
1499
22 v.
llcrist-
luaand.
(1) Landboeh 'van ϊΐαητενλ, bl. 7. v. thabor, Htsi. v. Vriest. St. II. bl. 144—14G, 147.
occo scarleksis, bl. 349. ubbo e3ihixjs, lier. Fris. Ilist. Lib. XXXVIII. p. 582, 583. winsemius,
Chroii. v. FriesL B. XII. bl. 365. schotanus, Fr. Ilist. B. XIII. bl. 470.
(2) v. tiiabou, Ilist. v. FriesL St. II. bl. 14G.
(3) Landboek van mautena, bl. 8· s. benixga, Chron. d. Fr. Land. bl. 34. xiBBO emmiüS,
Rer. Fris. Ilist. Lib. ΧΧΧΥ1Π. p. 581. sciiotan^js, Fr. Hist. B. ΧΙΠ. bl. 470.
(4) v. tuabor, Hist. v. Fricsl. St. II. bl. 147. occo scarlessis, bl. 349, 350.
(5) s. BEsiNGA, Chroti. d. Fr, Land. ld. 33.
1482-
1528
DES VADERLANDS. 499
tot St. Maarten Toorgesteld, en indien de Groningers daarin genoegen namen, be-
· 7 15^8
paaid : » dat de Oost-Friesche bezetting den Dam zou ontruimen, en edzahd legen
foldocning der voorgeschoten Tijfduizend guldens, den Groningers hel Oterdummer
slot teruggeven; dat de Onimelandeti van den gedanen eed aan edzard en Hertog
ALBREcnT ontslagen wierden ; en de Hoofdliogen, welke Groningen vijandig «aren,
ongestoord op hunne goederen zouden wonen, of de inkomsten daarvan builen 's lamJs
genieten," De Raad vond behagen in den voorslag, maar de gilden en de aange-
stelde dertienmannen, onder voorwendsel van den korten duur des bestands en tier |
kwade trouw van edzard zoowel als der Ommelander Hoofdlingen, dwongen hem i
dien af te \vijzen. Dit verbitterde Hertog albreght , welke thans van do Groningers |
eene volledige hulde eischte, verklarende hen, bij weigering daarvan, als oproer- I
makers te zullen beschouwen en met verbeurdverklaring hunner voorregten en goederen
te straffen. Maar in weerwil zijner bedreigingen , en in spijt van 's Bisschops verraa-
ningcn tot vrede, begeerde het gemeen , dat nu het gezag in handen had, denoorïög,
cn de dertienmannen traden met den Hopman ulrich van dorsum in onderhandeling.
Hij zou » den Dam, Oterdum en de Ommelanden onder het gebied van Groningen
terugbrengen en daarvoor zevenduizend Davidsguldens genieten; do stad verpligtte zich
daarenboven, hem op hare kosten van eenige gewapende vaartuigen te voorzien. Al wat hij
aan deze zijde der Eems veroverde, zou den Groningers, en wat aan gene zijde
genomen werd , dengenen welke het verworven had , loebehooren. Hy zou geen verdrag
met EDZARD mogen aangaan, zonder de Groningers er in te begrijpen, legen wie hy
en zijne manschappen zich moesten verbinden, binnen het jaar niet te zullen dienen."
Van dorsum nam spoedig vierduizend man van den Zioarten Hoop voor twee maanden
iü dienst, en loog vol moed voor den Datn, Maar edzard bad in alles zoo wel voor-
zien en daarbij het land onder water gezet, dat hij , niettegenstaande de Gronin-
gers hem Avakker ondersteunden, genoodzaakt werd eerlang het beleg op te breken.
Terwijl men hiermede bezig was, verliet hem onverwachts zijne bende, dewijl
de Hertog van Lauwenburg haar gehuurd had, ofschoon anderen dit overhaast ver-
trek aan eene geheime omkooping van edzard toeschrijven; zeker is, dat zij ongestoord
haren logt door Oost-Friesland volbragt heeft. Deze omstandigheid en het verge-
vorderde jaargetijde verflaauwden de krijgsbewegingen, die zich lot eenige wederzijd-
sche plunderingen bepaalden; slechts het slot Ie Sauwert en het huis ten Dijke
werden door de Groningers vermeeslerd en van bezetting voprzien (1).
(1) v. tiiaboe, liisi. Ό. Vriesl, St. Π. bl. 149. occo scarleksis, bi, 350, 351. s. besntea,
Chron, d. Fr. Land. hl. 40—44. e. bekikqa, Bist. v. Oost-Friesl. bl. 431, 432. dbbo ejimics,
lier. Fris. Ilist. Lib. XSKVIII. p. 683—586. wrsemics, Chron. v. Vriesl. B. XII. bl, 3Θ0.
scHoTAsi's, Fr. Hist. B. XIII. bl. 471, 472.
58 *
-ocr page 500-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— Uit siaatkunde had Hertog albreght den Qrvaiixi ym Oost-Friesland'm do Groninger
onluslen hulp verleend. Door deze en andere dienstbewijzen, schitterende beloften
en een vloed van redenen trachtte hij edzard te bewegen, hem, overeenkomstig den
giftbrief van Keizer maximiliaan, Oost-Friesland af te staan. Na veel tegenworstelen,
17 v. beloofde eindelijk de Graaf, de zaak met zijne landstenden te overleggen (1). De Hertog
iliaand daarop met hem uit Harlingen te scheep naar Emlden, en liet hendrik als
3499 Stadhouder y^n Friesland ^ op Sjaardemahuis te Franeher, en eene bezetting van vijf-
honderd man te Leeuwarden. Hendrik , jeugdig, onervaren en gehoor gevende aan
kvpade raadslieden, onder welke men zelfs Friezen telde, begon als onbeperkt gebieder
te heerschen. » Willekeurig liet hij verscheidene stinzen onder den voet werpen en uit
de bouwstoffen een slot te Harlingen optrekken, om aan den zeekant eene sterkte
of vast punt te hebben, waardoor hij, in geval van nood, vreemd krijgsvolk in
het land konde brengen. De slotvoogd van Leeuwarden volgde dit voorbeeld met de
omliggende steenen huizon , zoowel die bewoond als onbewoond waren , tot verster-
king en vergrooting van het blokhuis, opgerigt ora de stad in toom te houden. Men
1500 vorderde een Iwintigslen penning van alle zoo geestelijke als wereldlijke renten en lan-
den , en bovendien den twaalfden penning , oulangs door Hertog albreght opgelegd.
En alsof dit niet reeds genoeg ware , om 's volks misnoegen op te wekken, werden
daarenboven allen Deelen, steden en kloosters bijzondere oorlogslasten opgelegd, en de
bejaarde lieden met een hoofdgeld van vijf stuivers, de jongere met de helft daarvan
bezwaard. Men morde dan ook openlijk over deze ongehoorde geldafpersing, die met
gewold moest geïnd worden. Geen der Saksische ambtenaren beloonde zich hierin ge-
strenger dan de Fries hessel martena. Met tweehonderd vijftig of driehonderd man kwam
hi] te Bolsward en gelastte allen dorpen in Wonseradeel, binnen vijf dagen do schat-
tingen op te brengen; wie later kwam moest de dubbele som geven en, bij weige-
ring , voor de gevolgen aansprakelijk zyn. Even vaardig in het uitvoeren, als wreed
25 v, in het bedreigen, nam men haring douwes van Abhega in hechtenis , welke één
(irasin. ^^^^ ^^^^ ^^^ bepaalden lijd de schatting van zijn dorp opbragt, maar zich niet aan de
strafbepaling onderwerpen Avilde, voerde hem voor zijne stins, en toen deze zich niet
overgaf, naar Bolsward terug, 'sAnderendaags zond martena eene sterke bende
krijgsvolk met last, haring douwes in het gezigt van zijn huis, op hetwelk zijne
moeder en broeders zich bevonden , het hoofd af te slaan, indien men de overgave
weigerde, welko nu onmiddellijk geschiedde. Verscheidene plaatsen waren het tooneel
van dergelijke geweldenarijen, die eerlang het getergde volk de wapens deden opvat-
(1) e. beninga, Ilist. V. Oost-Friesl. M. 429. übbo esjiics , Ber. Fris. ilist. Lib. XXXVUL
p. 586. scuoTANi's, Fr. Ilist. B. Xill. bi. 472,
D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 501
ten. De verbitterde landzalen uit Wonseradeel drongen des nachts in >Βolsward y \iitS2—
versloegen honderd man van de Saksische bezetting en dreven de overige do stad uit.
Hierdoor aangemoedigd, hielden zij met de naastgelegene Deelen en dorpen, de Heer-
schappen TJERK WALTA , DOUWE HiDDEMA cn DOYTSE BONGA eene bijeenkomst te Ol~
deklooster , op welke de oorlog tegen de Saksers en hunne aanhangers besloten; en
sjoERD AYLYA tot Opperbevelhebber in dien krijg aangesteld werd. Men zou zich
van Harlingen, Liiinkerken en andere geschikte plaatsen verzekeren, de naaste
dorpen bezeilen en Franeker belegeren. Daarop sloegen zij zich te Tjuin, Uer-
hajum en Luinkerken neder, en riepen Oostergo en Zevenwolden te wapen
tegen den Hertog van Saksen, die slechts den ondergang des lands en der vryheid
bedoelde. Meer dan zestienduizend gewapende mannen uit alle oorden van Fries-
land tusschen Stavoren en Gerkeshrug, kwamen in de legerplaats der verbon- ^^ ^
denen bijeen, behalve de ingezetenen van Slooten, welke door do bezetting op JJloeim.
Harinxmahuis en de Schieringer Heerschappen werden teruggehouden. ïn Sneek be-
proefde SCHELTE LiAUGKAMA, een van 's Hertogs voornaamste Raadsheeren, en de
regering insgelijks den uitlogt der burgers te beletten; maar de verbolgen gemeente
zette den ouden Raad af, koos een nieuw bewind, en trok naar het leger (1).
Ondertusschen hadden de Groningers sinds het begin des jaars de vyandelykheden
voortgezet. Het slot te Wiswèrd en de stinsen op de Meede ^ ten Post ^ Siddehuiren
en Slochteren waren door hen ingenomen en bezet. Den elfden van Lentemaand
sloegen zij met eenig vreemd krijgsvolk weder het beleg voor den Dam en het slot
Dijkhuizen y hetwelk hevig beschoten werd. Doch deels door het water; deels dewijl
EDZARD zich met een goed deel volks in den Dam geworpen had, braken zij na
veertien dagen des nachts vluglende op, en werden bij den aflogt sterk door 's Graven
benden geteisterd. Wiswerd gaf zich zonder slag of sloot aan edzard over, welke
voorts de dorpen Wagenborgen ^ Uithuizen en de Meede plunderde en verbrandde (2).
In deze netelige omstandigheden had albrecht daarenboven den veertienden van
Grasmaand op den Rijksdag te Augshurg bewerkt, dat do Keizer den Groningers
zijn ongenoegen over hun verzet tegen den Hertog te kennen gaf en verklaarde , dat
zij deswege den Rijksban verdiend hadden, welken hij echter, ter bede van eenige
(1) handboek van martena, bl. 8, 9. Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXII. c. 19. v. tuabor,.
Hist. V. V'riesl. St. Π. bl. 148—152. occo scarlensis, bl. 351—354. ubbo ejimius, Rer. Fris,
HisU Lib. XXXVIII. p. 586'. Lib. XXXIX, p. 591—593. winsemius, Chron, v. VrieaLK XII.
bl. 367-370. scuoTAsos, Fr, Eist. B. XIII. bl. 472—474.
(2) s. BEsisGA, Chron, d. Fr. Land, bl. 44, 45, Vgl. tBBo eïibiüs, Rer. Fris^ Hist Lib.
XXXIX. p. 590, 591.
^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482— Vorsten, nog ophield in de hoop, dat zij zich met den Hertog zouden verdragen.
1528 jj^ Groningen werd tevens by open bevel ten Hove gedagvaard, ten ware zij
zich inmiddels met albregdt verzoende , waartoe de Ridder georg vow thör op last
der Rijksstenden werd afgezonden (1).
Dö opstand der Friezen legen hot Saksische bewind , blies den Groningers weder
moed in. Eenige Geestelijken trachtten het leger te Luinkerhen tot het nederleggen
der wapenen te bewegen, maar men wilde hiertoe niet verstaan, zoolang Hertog πεν-
DRiK niet voor altijd Friesland verlaten had. Op *sVorsten bits wederantwoord,
sloeg men terstond het beleg voor Franeker, waar hy zich met vier- of vijfhonderd
man uit Leeuwarden bevond. Do stad werd naaüW ingesloten en het bestuur der
belegering aan negen mannen, drie uit elke Goo, opgedragen. Men zond zeshonderd
man naar Wiswerd, om de bezetting van Leeuwarden in toom te houden, cn eeao
sterke bendo Zevenwolders trok naar Kollum, tot dekking van de grenzen aan do
Lauioers. Geschut en krijgstuig werden uit Groningen ontboden, waartegen het zil-
veren vaatwerk uit de kerken van Oostergo", en West er go in pand moest gegeven
worden. De onderbevelhebber adriaan van uer \yijgk , welke zich verdacht gemaakt
had, werd lo Visvliet in het waler geworpen en verdronk. Des anderen daags viel
de slotvoogd van Slooten in handen van eenige boeren, welke hem naar het leger
lifwim ^^^· ^^®*· eerlang belegerd, tot overgave gedwongen cn gedeellelïjk ver-
1500 uield. Men trad weinig tijds daarna te Dokkmn met de Groningers in een verbond
Zomer ^^®'· S^il^sische bewind ; en vruchteloos bleven do pogingen van den
maand. Aartshertog filips , den Graaf van Egmond en den Heer van Zevenbergen, gelijk ook
van de Overijsselsche steden, om door hunne tusschenkomst eene bevrediging te be-
werken (2).
in het leger voor Franeker heerschte de grootste verwarring. De benden , in vijf
schansen om do stad gelegerd, kenden geene krijgstucht, gehoorzaamden wanneer en
zoolang zij wilden, en gaven zich over aan allerlei buitensporigheden. Er waren ver-
raders onderf welke den Franekers boodschapten alles wal er omging, en hen van
buskruid voorzagen. Zelfs poogden zij Sneek in brand te steken, om lot hel opbreken
van het beleg te noodzaken. De bezetting in de stad beslond uit een betrekkelijk
(1) ÜBBO EÏÏIBICS, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXIX. p. 595.
(2) Landbock van mautena, bl. 9—11, Oude Hall, Div. liron. Div. ΧΧΧΠ. c. 19. v. tiia-
Boii, llist. V. Frtesl. St. II. bl. 152—154. occo scarlerisis, bl. 354, 355. s. eenikga, chvon.
d. Vr. Land. bl. 45. s. jarichs, Corte Chron. bl. 452. ubbo e.mjiiüs, Rer. Fris. Eist. Lib.
XXXIX. p. 593. wiNSEjiros, Chron. r. Vriesl. ΰ. XII. bl. 370, 371. scnoiATsus, Fr. lUet.
B, Xm. bl. 474, 475.
DES VADERLANDS. 503
klein getal oude, ervarene krijgers, die hunnen lijd waarnemende, onder beleid van
HESSEL aixiRTEiXA CU andere Schieringer Hoofdlingen, ge\yoonIijk des namiddags, dewgl
de belegeraars alsdan beschonken waren , menigen uitval deden, velen ter nederveldeii
CU de eene schans na de andere veroverden. Den gevangen Friezen sloeg men een
ijzeren h^ak door de keel en hing hen daaraan op, of stelde hunne hoofden op
staken ten toon; do Duitsche knechten, Avelke den belegeraars in handen vielen,
werden zonder genade aan een galg opgeknoopt. De burgerij weerde zich dapper iü
het afslaan der bestormingen. De Friezen, die onbesuisd en regelloos aanvielen, ver-
loren daarbij veel volks; en hun geschut, meest op Sjaardematorcn gerigt, veroorzaakte
weinig schade. Ondertusschen verspreidde zich onder hen het gerucht, dat Hertog
ALBREGHT ovcrloden en alle hoop op ontzet voor de stad, die hel niet lang meer zou
uithouden, verloren was. Naauwkeurig sloegen zij acht, dal er geene boden van
buiten aan Hertog hekdrik of wien ook in het land kwamen; en do ongelukkige
reiziger, welke niet behoorlijk: nj/'youmcer luit her claer hlyep aeyen opp em
fenne hernne in een nest'''' uitspreken konde , werd verdronken, destijds do gewone
doodstraf in Friesland. Do zeekust tusschen Stavoren en PTorkum werd met gewa-
penden bezet, om elke landing uit Bolland te voorkomen. Hoe gepast deze maat-
regel was, bleek toen frederik en flokis van Egmond met negentien oorlogs-
vaartuigen nabij Worku7n willende landen, door den tegenstand , welke hen wachllo,
afgeschrikt, naar Emhden stevenden (1).
Hertog ALBUEcax verliet bij de mare van den opstand der Friezen, terstond den
Rijksdag Ie Augshurg, om te huis het zenden van krijgsvolk te verhaasten. Spoedig
rukte dan ook onder bevel van Hertog erib: λΐχη ßrunswtjk eene aanzienlijke slrijdmagt
m Oost-Friesland ^ waar zij zich bij do benden der Heeren van Egmond en van Graaf
EDZARD voegde. Het vereenigde leger, meer dan vierduizend man sterk, trok door bet
Oldamht naar den Bani^ ten einde langs dc Marne in Friesland te dringen. Om
dit te verhinderen, hadden de Groningers vele loegangen bezet, Fredewold ^ Lange'
tüold en de Hommers zich gewapend, en de Friezen duizend man naar de grenzen
gezonden. Maar Hertog erik gelukte het na een scherp gevecht bij Warsmner-Zijl ^
de Groningers en hunne Ommelander bondgenooten, met achterlating van vele ge-
sneuvelden en honderd vijftig gevangenen, op do vlugt ie drijven en TVinsum te
bemagligen, van waar uit hij den 'omtrek geweldig teisterde. Do Fredewolders en
Langewolders moesten insgelijks do Aduarder-Zijl opgeven en blootstaan voor do
(1) handhoek van jurtena, bi. 9. v. thabor, Ilist. v. Friesl. St. II. bi. 160—163. ocoo
scaulejisis, bi.354,355. ubbo emmius, Rer. Fris. Eist. Lib. XXXIX. p. 594. wiksebids, Chron.
V. Fviesl li. XII. bl. 371. scuotasüs, Fr. UiaU B. XIII. bl. 474, 475,
504 ALGEMEExNE GESCHIEDE Ν iS
1482— roofzucht tier vreemde benden , welke er zich ophielden tot de overkomst van Hertog al-
brecnx. Be bejaarde Vorst verscheen kort daarop mot zijn oudsten zoon george , een groe-
ten stoot Edelen en meer dan tweeduizend gewapenden te fVinsum^ zoodat het Saksisch
leger thans uit acht- of negenduizend man bestond, waaronder een goed deel ruiterij
en grof geschut. De Friezen lagen bij diQ.Β omster-Zijl met eene magt van volk,
door eenigen op elf- of twaalfduizend man begroot, maar even als voor Franeher,
zonder tucht en regel. Van de Groningers ontvingen zij beloften, maar niet den
verzochten dadelijken onderstand. Daar het in den hooitijd was trokken velen, bo-
venal de Zevenwolders, huiswaarts en kwamen niet altijd in gelijk getal terug, als zij
vertrokken waren. Op die wijze waren zij lot vijftienhonderd man ingekrompen,
toen Hertog albreght met zijn leger, in twee afdeelingen gesplitst, onverwachts tegen
γ hen optrok. Hij liet het eene gedeelte te Adiiard, om de Groningers te beletten, hem
'iTn^'den rug te vallen, en tastte met het andere de Friezen tegen den middag aan.
1 oUÜ
Vijf uren had het woedende gevecht geduurd, toen de zege zich voor de overmag-
tige, krijgservarene en-welgewapende Saksers verklaarde. Driehonderd Friezen waren
op de plaats gesneuveld en omtrent zevenhonderd onder het wijken en vlugten omge-
komen. Anderen spreken slechts van tweehonderd dooden, en dat ook de Saksors
een aantal volk verloren hadden. Dienzelfden nacht nog, zette Hertog albreght den
logt naar W^stergo voort. Het berigt der nederlaag en het oprukken der Saksers,
verspreidden schrik en ontsteltenis onder de belegeraars van Franeher^ Sjoerd aylva
trok des nachts in het geheim met zijn volk weg, en werd door de bende te Dong^
jum gevolgd , welke het duurgepande Groninger geschut achterliet. De afdeelingen
te 31edum en Dronrijp zouden insgelijks zijn afgetrokken, indien zij niet misleid
waren door het berigt, dat sjoerd aylva slechts was vertrokken, om met al de magt
van Westergo terug te keeren. Terwijl zij hierop vertrouwden, tastte Hertog al-
breght van de eene, en zijn zoon Hendrik met de belegerden van de andere zijde
haar onverwachts aan. De Friezen, weldra op de vlugt gedreven, lieten vijfhonderd
gesneuvelden , onder welke verscheiden Hoofdlingen, achter. Men verhaalt, dat de
^· meesten door hunne eigene landgenooten, do Franekers, ter neergesabeld waren,
Hooira.
maar Hertog albreght daarentegen toen de meeste menschelijkheid betoond en hel
moordend achtervolgen van de vluglenden belet had. Den Franekers werd het achter-
gelalen Groninger geschut, ter belooning hunner trouw geschonken; en den Graaf
van Oost-Friesland de lof toegekend, van door zijne diensten Friesland voor den
Hertog van Saksen bewaard Ie hebben (1).
(1) Landboek van martena, bl. 11. v. muon, Hist v,FriesL St.II. bl. 154—157,1G3. occo
scarleinsls, bi, 355—359. Oude Holl. Div. Kron, Div. XXXII. c. 20. s. bemnga Chron. d.
DES VADERLANDS.
φι,ηΐιμι hj j
505
Des daags na den slag trok albreght op naar Leeuwarden. Zyne benden pleegden 1482—
alom den groolsten moedwil, inzonderheid tegen de Geestelijken, ταπ welke Tele in
koelen bloede vermoord werden, welligt uit wraak, dat zy den opstand bevor-
derd hadden, hetgeen men uit het verpanden der zilveren klooster- en kerksieraden
aan de Groningers schijnt te mogen besluiten. Vele Leeuwarders ontweken op'sHer-
logs naderen de stad, die by zyne komst geheel uitgeplunderd en aan de baldadigheid
van het woeste krijgsvolk prijs gegeven werd. De roerende goederen zoo van Geeste-
lijken als wereldlijken werden weggevoerd, de burgersin hechtenis genomen, gepg-
nigd en bespot, de kinderen verminkt, de vrouwen mishandeld. ÏEiet vreesselijk lot
der Leeuwarders wekte echter geen medegevoel op. Veeleer verweet men hun, dat
zij door hun weifelen en dubbelzinnig gedrag het verderf des lands berokkend hadden.
Immers indien zij de Saksers ondersteund hadden, zouden zij een spoedig einde aan
den opstand gemaakt; in het tegenovergestelde geval, ongetwijfeld Franeker onder-
worpen hebben. De jammerlooneelen in Leeiticarden vervulden niettemin het geheele
land met schrik en ontzetting, »Indien de Leeuwarders," dus redeneerde men,
»die onzydig en rustig gebleven zijn, aldus behandeld worden, wat zal het lot
zijn van hen, welke de wapenen opgevat hebben." Edel en onedel, rijk en arm,
priesters, monniken, nonnen, alles vlugtte deels naar Bolland of het Sticht^ deels
naar Groningen, waar men slechts meende, zich het veiligst te bevinden, en do
huislieden verscholen zich in Zevenwolden. Men geluigl, dat Friesland nimmer in
zulk eene ellende verkeerd heeft als toen (1).
Van Leeuwarden trok albreght met achthonderd of duizend man naar Sneek, 19 v.
hetwelk door de inwoners uit angst schier verlaten was. De stad werd legen eene
boete van vier- of vijfduizend goudguldens in genade aangenomen, en der burgerij
op zeker geleide vergund terug te keeren. Om de bedoelde som te vinden, welke
in twee tijdperken moest afgelost worden, werd eene schatting en omslag over de
ingezetenen gemaakt, en ieder naar de grootheid zgner bezittingen belast. Den vol-
genden dag bevond zich de Hertog Aveder in Leeuwarden^ en schonk hier den ge-
vlugten huislieden, welke zich tot hem wendden, door lusschenspraak van Graaf
EDZARD en VAN SCHOUWENBURG Vergiffenis, ofschoon tegen den zin zijner zonen en
•j
-ï 1
Vr. Land. hl. 46—49. s. jarichs, Corte Chron. bl. 452. e. βενικοα, Hist. v. Oost-Friesl,
1)1. 433—430. t'BEo Esraius, Rer. Fris. Hist, Lib. XXXIX. p. 595—598. wissejuüs, Chron. v.
Friesl. li. XII. bl. 372—374. scuotascs, Fr. Hist. B. XIII. bl. 475—477.
(1) Landboek van martexa , bl. 11. v. tuabor , Hist. v. Friesl. St. II. bl. 157, 158. occo
scarle5sis, bl. 359, 360. ubbo Eiiauts, Eer. Fris. Hist. Lib. XXXIX. p. 508 , 599. wirsemius ,
Chron. v. Friesl. li. XII. bl. 374. schotahcs, Fr. Hist. B. XIIL bl. 477.
TI Deel , 3 Stuk. 04
-ocr page 506-^Tfx ALGEMEENE GESGHIEDENIS
1482—van den fHerloff Tan Brunswijk. welko hen als landverraders wilden behandeld heb-
152S
ben^ Maar deze genade werd duur gekocht. Elk der oproerige dorpen moest naar
gelang van vermogen en van overtreding, een, twee, drie of vierhonderd gulden
tot zoen opbrengen, alle wapenen te Leeuwarden op het blokhuis afleveren en
beloven , in langen lijd geen geweer op te vatten. Daarenboven moest ieder huisman
in bet'bijzonder, blootshoofds, ongegord en ongeschoeid den Hertog of zijnen gevolmag-
tigden te voetballend genade smeeken, van alle voorregten afstand doen, en hem
en zijno erven alzoo voor oppermagtige Heeren erkennen. De Edelen en kloosterlingen
ondergingen noch* deze vernedering, noch werden van hunne voorregten beroofd. Zij
verzoenden zich afzonderlijk met albreght, ongetwijfeld tegen geldelijke opoffering.
Ouder 's Hertogs govolmagtigden behoorde iiessel martena , die door verknochtheid
aan de Saksers en wreedo onbarmhartigheid tegen zijne landgenoolen, aller vloek op
zich laadde. Met pieter valk, Abt y^m LidIurn, Mr. berinard buciio ayta , juw
DEKEMA, uEKö uoTTiNGA, EiENK EMiNGA en SCHELTE LiAUGKAMA was hij lid van de
gewestelijke Raden, welke den Stadhouder bij *s Hertogs afwezigheid in het be-
wind zouden ondersteunen (1).
Thans besloot albreght Groningen aan zich te onderwerpen; zoo lang dit niet
geschied was, kondo hij zich toch nimmer van het gerust bezit van Friesland ver-
zekerd houden. Met omtrent negenduizend man trok hy tot dat einde derwaarts,
legde het eene gedeelte zijner strijdmagt te Aduard^ het andere in het klooster SeU
1 v. werd, en belrok zelf met duizend man de stins [tichelwarck) van reinier jarges
maand ^^^^^ Reitdiep ^ hetwelk met vijftig of zestig schepen bezet was. Vijftien dagen
1500 achtereen werd do stad zwaar beschoten, doch zonder veel schade aan te rigten.
Den derden dag van het beleg was de Ridder van thör , door de Rijksstenden afge-
zonden, om eene verzoening te bewerken, met den Bisschop van Utrecht, een aan-
zienlijk getal Slichtsche Edelen en de zaakgelastigden der drie Overijsselsche steden
in de legerplaats te Aduard aangekomen. Op zijn bestel werd een mondgesprek tus-
schen Hertog albreght en de Groninger gevolmagtigden, met den schranderen Wil-
lem frederiks aan het hoofd, op Jargesslins gehouden. Maar het geschil was te
ingewikkeld, men had aan beide kanten te veel schijn van regt en de gemoederen
waren te verbitterd, om partijen te bevredigen. Na veelvuldige onderhandelingen, te
Aduard, Selwerd en bij do Ebhinge Poort hervat, kwam men, ofschoon schoor-
(1) Lmidboek van martena, bl. 11, 12. v. tiiabor, llist. v. Vriest. St. II. bl. 158. occo
scarlensis, bl. 360, 361, Oude Uoll. Vit. Kron, Div. XXXil. c. 20. pontüs iieutehus, Rer.
Austr. Lib. V. c. 8. ubbo emmiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XXXIX. pi 599. wijïsehiüs , Chron.
t>. FricsL B. Xll bl. 375. scuotands, Fr. Hist. ΰ. Xlll. bl. 477.
DES VADERLANDS. 507
voetend, er eindelijk toe, den Bisschop en den Ridder als scheidslieden aan te nemen,
onder uitdrukkelijk beding van de zijdo der Groningers, dat daardoor op de vrij- en
hoogheid hunner stad geen inbreuk gemaakt werd. De uitspraak, welke eerlang te
Aduard geschiedde, was van dezen inhoud: 1®. Terwijl het geschil tusschen den
Hertog en Groningen door het Rijkskaniergerigt onderzocht werd, zou de Ridder
van thöb. uit naam des H. Rijks bewaarsraan {sequester) blijven. 2". Groningen zou
inmiddels de Ommelanden en het Oldamht van het verbindende der vorige verdragen
ontslaan, opdat deze gewesten den Ridder trouw konden zweren en door hem naar
's lands wellen bestuurd worden , onverkort echter den eisch des Hertogs , op grond
der keizerlijke bulle, en onverminderd de regten der stad, welke daarom ook blyven
zou in haar bezit of regt van den stapel, hel bevoorregt vertier van haro bieren in
de Ommelanden, en van de jaarmarkten; maar, om den schijn te vermijden, dat zij
het gebied over het platte land bleef voeren, zou do Hoofdmannenkamer lot weder-
opzeggens toe door den Ridder aangesteld, doch slechts Groninger burgers daarloe
gekozen worden. 3°. Hel Rijkskamergerigt zou beslissen, wie van de twistenden do
gegrondsto aanspraak op schadevergoeding had. En 4®. de Graaf van Oostr-Friesland
zou mede in dit verdrag begrepen zijn.*' Het verlies van negenhonderd man, zoo
door ziekte en gebrek, als door de uitvallen der belegerden, de duurte der levens-
middelen , welke uit Holland en van over de Eems aangevoerd moesten worden^ en
bovenal eene ernstige ongesteldheid van den Hertog zeiven, zullen dien Vorst tol het
aannemen van zulke , voor hem zeker onbevredigende en weinig eertolle voorwaarden
bewogen hebben. De overeenkomst werd wederzgds bezegeld, en het leger scheidde.
Vyftienhonderd, naar anderen drieduizend man, werden met van schouwewburg ge-
zonden , om Zevenwolden lot onderwerping te brengen. De overigen trokken elk
huns weegs; doch den J)am^ Oterdum en Delfzijl bkven bezet. Graaf nugo
van Eisenach, werd tot Stadhouder van Friesland aangesteld. Hertog albeeght
bragt met zyn zoon Hendrik de terugreize slechts lot Embdeny alwaar hy den achtsten
of twaalfden van Herfstmaand overleed (1).
1482—
1528
21 V.
Oogst-
maand
1500
De naam van den Moedige^ den Onversaagde ^ met welken de tijdgenoolen dezen
Vorst vereerden, werd door zijne krijgsmansdeugden en oorlogsfeiten gewettigd (2);
maar zijne gestrenge handelwijze legen de overwonnenen, zijne geweldige geldafper-
(1) Landboek van μαπτενα, bl. 12, 13. v. thabor, Rist. v. Friesl. St. Π. hl. 159, 160.
occo sciRLENsrs, bl. 361. s. berikga, Chron, d. Fr. Land. bl. 49—55. e. beninga, Hist. v.
Oost-FricsL bl. 437—439. ubbo emmids, Rer, Fris. Eist. Lib. XXXIX. p. 600—602. wissesiüs,
Chron. v. Friesl. B. ΧΠ. bl. 375. scdotarüs, Fr, Eist. Β. XIII. bl. 477 , 478.
(2) FosTüs HEtTERüs, Rer. ^ustr. Lib. V. p. 133.
62*
-ocr page 508-50S Α L G Ε Ui Ε Ε Ν Ε G Ε S G Η 1 Ε D Ε S
1482—singen, vernederende boeteopleggingen en geduchte straffen, deden hem bij de nako-
^^^^ mehngschap wel eens dien Tan den Geweldige verwerven. Men bedenke eehler , dat
krachtige, vaak harde middelen noodzakelijk gevorderd werden, om de zoo lang en
zoo hevig geschokte rust in de Nederlanden te herstellen en te bewaren. De onder-
werping van Friesland^ waar al do magt der Graven van Holland sinds eene eeuw
en langer schipbreuk op had geleden, getuigt hoezeer albrkcht schrander beleid met
krygshaftigheid in zich vereenigde (1). Zyne overheersching was eene Aveldaad
voor Friesland, door party woede vaneen gescheurd en door eene menigte kleine
dwingelanden, die zich handhavers der vrijheid noemden, geteisterd. Aan de rege-
ringloosheid werd nu een einde gemaakt, de geest van oproer beteugeld, regel
in het bestuur gebragt, aan elk het ongestoorde genot zgner bezittingen ver-
leend, het geweld der zee door gepaste verordeningen op dijkwerken, sluizen
en zeeweringen bedwongen, en het vruchtbare land door indijkingen vermeer-
derd (2).
Do Ridder van thör had aan de Ommelanders van het verdrag Ie Jdiiard gesloten
kennis gegeven. Met Graaf edzaud hield hij t(|r vereffening der geschillen met Gro-
^ ningen een mondgesprek in deti Dam, maar werd door hem, welke streefde, den
Ommelander adel meer en meer van de slad te vervreemden, op den tuil gehouden.
Slechts bragt hij het daartoe, dat het geschil over de gelden aan edzard verschul-
digd, to zijner beslissing en die des Bisschops van Utrecht gesteld, en tot dat einde
eene bijeenkomst te p^ollenhove gehouden zou worden. Doch terwijl men hier on-
derhandelde , werd van thör door Hertog uendrik, welke zijnen vader in het gebied
over Friesland was opgevolgd", naar Wezel opontboden. Vooraf echter begaf hij zich
naar Groningen en de Ommelanden, vermaande het volk tot vrede in zijne afwe-
zigheid , en eischte van do stad daarenboven nog de belofte af, niets vyandelijks tegen
den Dam to ondernemen, den handel der Ommelanders niet te belemmeren, of hunne
warfsvergaderingen te beletten. De Groningers namen de beide eerste punten aan en
verklaarden, de warf- of regtsvergadering to zullen uitschrijven, zoodra de Ommelan-
ders, naar ouder gewoonte, hun dit verzochten. Zij daarentegen vorderden het slot
Oterdiim, op hun grond en kosten gebouwd, terug overeenkomstig het verdrag,
dat elks regten onverkort zouden blijven, zoolang het Rijkskamergerigt het geschil on-
derzocht. Van tnör wees dit van de hand, om edzard en den adel niet te misha-
gen, maar beloofde, dit verzoek zijnen meester voor te dragen. Een ongunstig besluit
(1) v. kampen, Vaderl. Kamkterk. ü, I. bi. 224, 225.
(2) Zie dit breeder ontwikkeld door j. d. askringa , Het voordeel, hetwelk de Friezen trokken
uit de oücrheersching van albrecut van Saksen, ia de Frtje Fries, D. IV, bl. 379—397.
509
daarop vaa Hendrik noopte de Gromngers weder hel oog op den Aartshertog filips 14S2—
te werpen, wien zij den Deventer Priester arnold mighiels zonden. De oneenigheden
rnet en in de Ommelanden wakkerden inmiddels meer en meer aan, het onderh'ng
wantrouwen werd hoo langer hoe sterker, en men beschuldigde zelfs de Groningers,
dat zij het Toornemen gekoesterd hadden, den Dam te overrompelen (1).
Inmiddels had van schouwenburg de Zevenwolders eii Stellingwervers bedwongen,
welke den Hertog van Saksen huldigden, trouw zwoeren, en tol zoengeld drie goud-
guldens van elke woning moesten opbrengen (2). Verscheidene Edelen en Hoofdlingen,
welke zich niet met dien Vorst verzoend hadden, werden gebannen, of verlieten uit
eigen beweging het land en mochten troost aan het Hof van Bourgondiè Ie Brussel.
Derwaarls begaf zich insgelijks Hertog Hendrik met den Ridder van tuör en den
Kanselier siegmund pflug. Een der Friesche uitgewekenen, sikke sjoeuds sinnema ,
slelde aan dezen laatste voor, » dal wegens de wederzijdscho verbittering der gemoe-
deren, welke hoog geslegen was, het den Hertog voordeelig zou zijn, het kleine
Friesland tegen eene groole geldsom af te staan." Pflug beloofde er den Vorst over
te onderhouden, terwijl sinnema de taak op zich nam, om tjerk walta , tjaard
MOKKEMA en TJALLiNG JELLiNGA, wolke op de grenzen van Gelre een deel krijgsvolk,
bijeen hadden , van eenen inval in Friesland af te brengen, hetgeen hem , naar het
schijnt, gelukte. Immers was tjerk walta met edo jongema , douwe galama, juw
iiooRDA , RiENK kamstra , wa TSE harinxma , agge LiAüGKAMA cu anderen onder de aige-
vaardigden der Friesche ballingen , welke te Antwerpen voor den Heer van Zevenbergen,
van wege den Aartshertog, en voor den Kanseher pflug , van wege Hertog hendrik ,
hunne klagten en bezwaren inbraglen. Zij verklaarden in een uitvoerig vertoog, dat
» de geweldenarijen en geldafpersingen der Saksische bewindslieden derwijze het volk
hadden verbitterd, dat er voor den Hertog geene hoop op verzoening meer overschoot.
Zijn wankelend gezag konde hij alleen door sterke krijgsbezettingen, grooto kosten
en oneindige moeijelijkheden staande houden, hetgeen hem meer schade dan voordeel
zou aanbrengen. Elk was daarenboven den Aartshertog filips meer dan hem gene-
gen , weshalve men voorstelde, dat hij mk dien Vorst, betrekkelijk eene overdragt
vaa Friesland^ in onderhandeling zou treden, ofwel de Friezen legen eene aan-
zienlijke som, aan zich zeiven overlaten." Na overleg met de beide Vorsten, werd
op dit verzoek besloten, dat »de uitgeweken Friezen, zes mannen onder hen naar Win-
Friesland zouden zenden , om Ie onderzoeken , in hoeverre do beluigingen der afge-
(1) UDBO Eaaics, Rer. Fris, liist. Lib. XXXIX. p. 602—604. scnoTA.NUs, Fr. üisl. B. XJV.
hl. 480.
(2) v. thabor, Ilist. V. f'riesl, St. II. bl. 160. occo scarleksis, bi 361, 362. ,
Μ
-ocr page 510-510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ÉÜiiÏtt·
1482— vaardigden met do naarheid overeenkwamen. Men zou den tweeden van Sprok-
1528
kelmaand te Brussel bijeenkomen, om den ^uitslag der bevindingen te vernemen,
en indien de algemeene slem des volks zich meer ter gunste van filips dan van Hen-
drik. verklaard had , over voorwaarden van overdragt onderhandelen, en edo josgema
en sjoerd wybes uit Oostergo ^ agge liaugkama en bouwe haantjes uit JVester go ^
Heer hylgke en ulber iges uit Zevenwolden werden tot het onderzoek naar Fries-
land gezonden. Doch aan de Kuinder ontvingen zij van 's Hertogs Stadhouder zulk
een dubbelzinnigen brief van vrygeleid«, dat zy er zich niet op betrouwden. En
toen deze zwarigheid was uit den weg geruimd , deden zich andere beletselen voor
J5QJ hen op. De Saksische bewindslieden, vooraf onderrigt van hetgeen gebeuren zou,
hadden zich veel rekkel^ker tegen de Friezen getoond, het geheele gewest van
Stavoren tót Gerkesbrug op nieuw den eed van getrouwheid niet alleen aan Hertog
hendrik, maar ook aan zyn broeder george , als naasten erfgenaam, afgenomen en
de belastingen geregeld, wier aanzienlijke opbrengst zij hunnen Meester bij monde
van BERNARDus BüGHO ΑΥΤΑ, HERO HOTTINGA en DOEKE MARTENA onder het oog brag-
teü , om- hem Van zijn voornemen af te brengen. Do inkomsten van Friesland waren
Hertog HENDRIK gansch niet onverschillig, en van daar, dat bij de terugkomst van
EDO JONGEMA cn Zijne medeafgevaardigden in Brussel, onderscheidene zamenspre-
■ kingen over het bewuste vraagstuk vruchteloos afliepen. Eindelijk werden op cene
bijeenkomsl te Gent, waar zich de beide Vorsten bevonden, door den Heer van
Zevenbergen in tegenwoordigheid van pflug en Wittenberg de voorwaarden mede-
gedeeld , op welke de Aarlsherlog Friesland^on\\Qv zijne bescherming wilde nemen.
» Men moest hem binnen de vijf eerstvolgende jaren vijftigduizend Rijnsche guldens
opbrengen, maar zou inmiddels van alle andere lasten vrij zijn; na verloop dier vyf
jaren, zouden niet meer dan de gewone schattingen geheven worden. De Friezen
moesten hem voorts zekeren billijken, met hunne regten en vrijheden niet slrijdigen
eisch, dien hij hun echter eerst later zou openbaren, onvoorwaardelijk toeslaan. Voor
het overige zou elk zijne regten en voorreglen ongekrenkt genielen." Het toestemmen
in den onbekenden eisch, viel den ballingen het zwaarst van deze drukkende voor-
waarden , en PFLUG spoorde hen in het geheim aan, daarlegen op hunne hoede te
zijn, hen levens vermanende, zich veeleer met den Hertog Ie verzoenen, waartoe
hij hun zijne Imlp aanbood. Op dien voet werden do onderhandelingen nog ecnigen
lijd voortgezet, zoodat men bezwaarligk kan zeggen, of de zaak bij de Vorsten meer
ernst dan spel geweest is (1).
(1) occo scarleksis, bl. 364. Landboek van martena, bl. 13. i'bbo emmius, Rer. Fris. Hist.
Lib. XXXIX. p. 604—606. winsemiüs, C/iro/i. r. Vriesl B. XII. bl. 376-^378. schotanus, Fr,
Uist. B. XIII. bl. 482.
DES VADERLANDS. δ19
De Groninger gezant arwold mighiels ' werd te Brussel in gelijke onzekerheid 1482—
gehouden als de zaakgelastigden der balh'ngen. De hoop echter, dat hij door omkoo-
ping der veelvermogenden in het volbrengen van zijn last beter zou slagen, noopte
de Groningers, om zich allengs weder in het bezit der Hoofdmannenkamer te slellen,
de halsstarrigen in de Ommelanden te bedwingen, en Jonker hillebrakd entens met
zijn broeder, wegens betoonden tegenstand,, op Ie ligten. Tot verontschuldiging van
hun gedrag, betuigden zij den Bisschop van ü Ir echt ^ dat de zorg, om de regts- en
zylveslenijzaken, welke na den dood van albrecht en het vertrek des Ridders vas
Tnöa schroomelijk verwaarloosd waren, te herstellen, hunne daden bestuurd had; en 26 v.
S Γ ))c
dat zij zich daarmede niet langer zouden moeijen , zoodra de Hertogen van Saksen
er genoegzaam in voorzien hadden. De Ommclanders hiermede met bevredigd, brag- 1501
len bij den Kerkvoogd hevige klagten in tegen de Groningers, en cischteu herstel
van alles. Terwijl de Bisschop aarzelde , Avien van beide in het gelijk te stellen,
liepen de oneenigheden zoo hoog , dat de dorpen Slochteren , Siddehuiren, Schild-
tvolde en Ilelluni, welke met Groningen ééne lyn trokken, besloten hunne ker-
ken te versterken, doch dit voornemen op de hevige bedreigingen van Graaf ed-
ZARD, welke de Ommelanders ondersteunde, acbterlielen. De Groningers laadden
tevens het vermoeden op zich, dal zij den Frieschen ballingen, van welke vele bij hen
eene loevlugt gevonden hadden , do behulpzame liand boden. Immers zond gerbrajnd
MOKKEMA niet alleen uit Groningen twaalf zijner medeuilgewekenen , ter bezetting naar
do stins zijns broeders popkle mgkkema te Ee in Dongeradeel ^ maar beloofde hun ook
onderstand en ontzet, wanneer zij belegerd wierden. Hij bleef echter hiermede in
gebreke, toen de sterkte kort daarna op bevel van den Stadhouder uugo υαη Eise-
nach werd aangetast. Na eene dappere verdediging moest de bezetting, geene hulp
ziende opdagen, zich op genade ovei-geven. Men maakte hel huis met den grond Q^^g^jj
gelijk, en voerde de gevangenen naar Franeker. Twee van hen, welke zich vroeger
ongunstig over Hertog hekdrik uitgelaten hadden, werd een scherp puntige paal van
onder door het lijf lot boven bij den hals uilgedreven, van welke onmenschelijke
strafuitoefening, die spitzen genoemd werd, men vóór dien tijd hier te lande be-
zwaarlijk één voorbeeld zal vinden. Een dezer rampzaligen, nadat hij zes uren aldus
gespilst geweest was, klaagde over geene grootere smarl, dan dat hem het liart van
dorst en koude dacht te breken. De andere gevangenen werden op het rad ge-
legd (1).
(1) v. tdabor, IJist. V, Vriesl. St. 11. bl. 165. occo scxrleksis, bl. 365. cbbo esimiüs, Rer.
fris. Jlist. Lib. XKXIX. p. 606—608. wiksemics, Chron, v. VriesU XIII. bl. 379. scnoiA-
Kcs, Fr. Ilist. B. XIll. bl. 482—484.
2176 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— Onderlusschen hadden eenige Friesclie ballingen, dowijl de onderhandelingen met
1
filips en hekdrik tot niets leidden, zich met dezen laatste verzoend. De overigen,
inzonderheid zij , wier goederen reeds aan anderen weggeschonken waren en niet dan
tegen groot geld konden ingelost worden, gelijk tjerk walta , tjaard mokkema ,
wilke rikgia, juw juwsma , feye en janke uwema , hartman galama en keimpe
JONGEMA , namen een hoop krijgsvolk aan, welke zonder bezoldiging en zonder op-
perhoofd om Deventer rondzwierf en van rooven en plunderen leefde , met het ken-
nelijk doel, om in Friesland te dringen. Doch in Drenthe gekomen, stonden zy deze
BU^im Groningers af, welke met haar overeenkwamen, dat zij den Dam of
1501 ^ppingadam innemen , en daarvoor het stadje ten buit met nog zevenduizend Rijnsche
guldens bovendien zouden ontvangen; men wilde haar van het benoodigde geschut
en oorlogstuig voorzien. Graaf edzard hiervan onderrigt, versterkte terstond de
bezettingen van Delfzijl, Oterdum en den Dam y maar konde niet beletten, dat
van dit krijgsvolk bezijden Groningen over de Himze trok, den Dam van drie zijden
Bloeim. jj^jgj^Qj. ^ gjj ^^^g nachts Delfzijl overrompelde. Den Dam zelf Averd Aveinig dagen
later allerhevigst, doch vruchteloos bestormd. Om het geleden zwaar verlies aan volk
Ie herstellen en do onderneming met kracht door te zeiten, trok de halve stad Gro-
ningen met de haar genegen Ommelanders uit en legerde zich bij Tjamsweer,
Selwerd en Optcierda. Inlusschen gelukte het Graaf edzard, zeventig man en een
aanzienlijken voorraad krijgsbehoeften in den Dam te brengen, Het gerucht, dat
hij zelf met eene grootere 'magt zou volgen, spoorde de belegeraars aan, zich te
haasten , en na het slot Dijkhuizen, tastten zig de plaats aan twee zijden te gelijk aan.
Zevenmaal werd de slorm met immer stygende woede hervat, en zevenmaal met on-
verzwakten moed afgeslagen. Eindelijk moesten de belegeraars, die vele dooden en
^15v. QQg jjjeej. gewonden tolden, den aanval staken. Edzard was middelerwijl met een
maaïid. leger van vierduizend man te Reide, Oterdum en Termunten geland, en had ter-
stond de schepen weggezonden, om zijn volk geene keus Ie laten dan overwinnen
of sterven. Te Fermsmn hield hij zich twee dagen op, en trok toen naar den Dam,
De Groningers togen bij Selwerd over het Damsterdiep hem te gemoet, en nabij
Tjukwert geraakte men handgemeen. Edzard , die van veldgeschut wel voorzien
was, en zon en wind in zyn voordeel had, rigtte eene grooto nederlaag aan onder
de Groningers en dreef hen op de vlugt. Tot overmaat van ramp, stortte de brug
by Selwerd door do menigte der vliedenden in , waardoor velen verdronken. Zij,
welke nog niet over het Diep getrokken waren, werden door de nazettende Oost-
Friezen deels neergesabeld, deels gevangen genomen. De bezetting in den Dam
viel nu op dat gedeelte van het Groninger leger aan, hetwelk zich onder bevel van
den Burgemeester icoenraad coenders aan den anderen kant der plaats had neerge-
slagen. Edzard , nvelkc onderlusschen in den Dam was teruggekeerd , trok oomid-
I' ^
DES VADERLANDS.
dellijk te harer hulpe uit, en sloeg andermaal den vijand geheel op de vlugt. Koen-1482—
DERS zelf verloor de stadsbanier, die met nog tien andere veroverde vaandels in
zegepraal naar Ernhden gevoerd en aldaar in de grootc kerk opgehangen werd. Het
verlies der Groningers ^vordt door eenigen op drieduizend man geschat, doch door
anderen aanmerkelijk minder gesteld. Vele aanzienlijke burgers uit de ge-
slachten van JARGES, scHAFFER, MEPSGHE en andere v\'aren omgekomen, of met
het grootste deel van het geschut in handen der overwinnaars gevallen. Deze ne-
derlaag ontnam den Groningers derwijze den moed, dat zij den Utrechtschen Bis-
schop om hulp en bescherming smeekten. Edzard maakte zich in dien tusschentijd
meesier van het slot op de Meede, en hield zijne hoofdlegerplaals te Loppersum (1).
De Stadhouder van Friesland, hxjgo van Eisenach , had uit zorg voor een inval
der Groningers , wanneer zij den Dam raogten vermeesteren, vreemd krijgsvolk ont-
boden en elk huis, van Stavoren tot Gerkeshrug, een goudgulden oorlogslasten
opgelegd. Thans besloot hij op het berigt van edzards overwinning, Groningen
tot onderwerping te brengen en gaf dit den gezanten dier stad, Avelke hem de reden
van zijne buitengeΛvonβ krijgstoerustingen afvroegen, trotschelijk te kennen. Hij had
den vijfden hian uit Friesland ter heirvaart beschreven, doch zond de huislieden
terug en sloeg zich te Aduard neder. In overleg met Graaf edzabd , welke zich bij
Winsum gelegerd had, stichtte hij op de Aduar der Zijl een sterk blokhuis, waartoe
de Oramelanders de behulpzame hand moesten leenen. Van do omliggende dorpen
werden zware brandschattingen afgeperst, en Hoog en Leegkerk , welke zulks wei-
gerden , tot den grond afgebrand. Dit lot trof ook de woningen, molens en kapellen om
Groningen ι het vee werd weggeroofd zelfs tot voor de poorten der stad, die hoe langer
zoo meer benaauwd werd. In deze hagchelijke omstandigheden schepte men eenigc ver-
ademing door den vyandelijken inval des Graven van Oldenburg en des Aartsbisschops
van Bremen in Stadland en Butjadingerland, welke die streken ongaarne in de magt
des Graven van Ooii-i^riW/awö? zagen. Edzard trok terstond met de keur zijner benden tot
eigen bescherming op, en liet aan hugo van Eisenach het bestiiur der belegering. De
Groningers maakten van 's Graven, afwezigheid gebruik, om door het Weslerwoldsche
in Oost-Friesland te dringen, doch keerden na bet plunderen en verbranden van 20 ^
het dorp Bonde, uit vrees voor zijne naderende komst, met grooten buil terug (2).
^ maand
1501
(1) occo SCARLENSIS, 1)1. 366—368. s. bewkca, Chron. d, Fr. Land, bl. 55—58. e. benikga,
Bist. V. Oost-Friesl bl. 445—450. cbbo emsiiüs, Rer. Fris, Eist. Lib. XL, p. 609—612. witc-
semüs, Chron. v, Friesl B. XIII. bl. 380. schoxahüs , Fr. llist. Ji. XIV. LI. 484—486.
(2) occo scARLENsis, bl. 368. 8. BEKiNGA, Cliroti. d. Fr, Land. bl. 58—61. obdo emhids, Rer.
Fris. IlisL-LiL· XL. p. 613, 614. scbotanus, Fr. Eist. U. XIV. W. 486, 487.
11. Deel. 3 Stuk. 65
-ocr page 514-514 ALGJEMEENE GESCHIEDENIS
%
1482— Kort Jaarna bewerkte de Bisschop ran Utrecht, op aansporing van Groningen ^ een
^ mondgesprek te Assen. Men kwam hier met moeite Overeen, het verdrag van het vorige
jaar te onderhouden; slechts zou » nu de Bisschop , in slede des Ridders van thör ,
böWaarsman [sequester), en in plaats van het Kamergerigt, Regler des geschils zijn;
de versterkte plaatsen zouden in het bezit der Saksische Vorsten blijven , wier goed-
keuring in dezen uitdrukkelijk bedongen werd, en daartoe een wapenstilstand van
vier en zeventig dagen vastgesteld." Terwijl men het antwoord uit Saksen afwachtte,
werd aan beide zyden een goed deel kr^gsvolk afgedankt, hetwelk zich naar Drenthe
begaf. En hoewel de Saksischö Vorsten verklaarden, dat zy de gesloten overeenkomst
zonder bewilliging van den Keizer niet konden goedkeuren, veroorzaakte dit niet veel
verandering, dewijl zij tevens aanboden, den wapensliisland tot het begin of einde van
Lentemaand te verlengen (1).
Hugo van Eisenach was na het bezetten van het nieuwgebouwde blokhuis, in F/'^'e-y-
land teruggekeerd, Hier bevond zich onder vrijgeleide de balling douwe galama ,
om over eene verzoening te handelen. Daar men echter de zaak niet eens kon wor-
den, en GALAMA boven den vergunden tijd vertoefde, werd hij des nachts te Sneek
van zijn bed geligt en naar Franeker gevoerd. De Stadhouder, om èenige Edelen,
welke voor den gevangene genade wilden verzoeken, door geen weigerend antwoord
Wijn beleedigen, liet galama den volgenden dag in den vroegen morgen heimelijk
maand onthoofden (2). Hij zelf trok in hel begin des volgenden jaars tol herstel zijner
gezondheid naar Holland^ en liet het bewind over Friesland άάώ. willem trtjghses
1502 waiilbürg , den bevelhebber van Franeker, gukther bunauw en kaspar ziegler ,
11 waarschijnlijk alle vreemdelingen, maar mannen van uitstekende bekwaamheden (3).
Bij zyne terugkomst was des Keizers wil omtrent het Groninger vraagstuk nog niet
bekend, ülpert, eertijds Proost te hoppersitm, thans Kerkheer te Kollum, een
Groninger van geboorte , maar hoog aangeschreven by de Saksische Hertogen, be-
ll werkte, dat de wapensliisland aanmerkelijk verlengd en eene nieuwe bijeenkomst tegen
Pinkster te Leipzig gehouden werd. Uit Groningen zond men derwaarts den
Kerkheer willem frederiks , de Burgemeesters jan schaffer/en koenraad koenders,
i benevens den geheimschryver der stad jelmer kanter, een der welsprekendste en
1 geleerdste mannen van zynen tyd en vaderland. Vooraf gaf men den ülrechtschen
ί Bisschop daarvan kennis, welke er in bewilligde onder beding , dat men zich tot
tl ____________________
(1) occo scarlensis., bl. 308. s. bekibga, Ckron, d. Vr, Land. bi. 61. übbo emmics, lier. Fris,
Eist. Lib. XL. p. 615. scnoiAsus, Fr. Eist. B. XIV. bl. 487.
"i (2) otxo scABLENsis, bl. 3Π8. v. THABoa, EisU V. Vriesl. Sfc. II. bU 1-65. |
j (3) iiBB© EMJilüs, Rer^ Fri^, liist. Lib. XL, p, 615. schotakcs, Fr, Eist. B. XÏV. 'bl. 488w
-ocr page 515-DES VADERLANDS. 515
niets ten nadeelo van het Sticht en buiten zijne Toorkennis zou Terpliglen. Üï-f^rt
leidde met veel schranderheid de vergadering, op welke de Groningers voorstelden.,
» dal de Saksische Vorsten alle regt of aanspraak op de Ommelanden zouden afslaan,
tegen ontvangst eener somme gelds in eens, of wel jaarlijks, totdat de heerschappij
over Friesland aan den Aartshertog filips was overgedragen j inmiddels echler
moest men der stad Groningen al de versterkte plaatsen inruimen, en d?n ballingen
veroorloven terug te keeren." Van de Saksische zijde werd daarentegen geeischt,
» dat de Om,melanden op der Vorsten naam, door drie leden uit den Lqpd-adel en
even zooveel burgers uit de stad zouden geregeerd worden; dat allen , zoo Gronipgqrs
als Ommelanders, den Hertogen trouw en gehoorzaamheid moesten zweren; dat op
hen of hunnen Stadhouder in Friesland van alle gewijsden beroep zou vallen, en dat
hun jaarlijks door de aangestelde zesmannen eene som van vijftienduizend Rijnsche
gulden moest overgemaakt worden; bovendien zouden beide Stad en Land hen behulp-
zaam zijn tegen elk, die Aveigerde , hen als Heeren van de Frieslande7i, naar luid der
keizerlijke giftbrieven, te erkennen; de verschillen tusschen den adel en do stad moes-
ten aan hunne beslissing onderworpen Avorden, en alle sterkten in hun bezit blijven.
Voorts zou Groningen aan edzard het verschuldigde betalen en hem, tot lossing
der Ommelanden, vijftigduizend Rijnsche gulden uitkeeren. Eindelijk was men niet
gehouden, alleen Groninger bieren te gebruiken." Do afgevaardigden der stad,
ten uiterste, over deze voorslagen verstoord, maakten zich reeds tot vertrekken
gereed, toen ulfert de Hertogen tot gematigder voorstellen bewoog, Voorloo- 29 v.
pig kwam men overeen, » dat de verbonden tusschen de siad en de Ommelanden 1502
in de vier eerstvolgende jaren van kracht zouden blijven, do Vorsten jaarlijks acht-
duizend Rijnsche gulden genieten , en den Dam, Delfzijl met Aduarder Zijl in
bezit houden, zonder nogtans deze plaatsen verder te mogen versterken, of andere
vestingen aan te leggen. De Vorsten namen aan Stad cn Land legen -elk , dm Aarts-
hertog FILIPS uitgezonderd, te beschermen, gelijk men dit wederkeerig van de Gro-
ningers en Ommelanders verwachtte; ook zouden zij trachten. Graaf jepza».» Ie over-
reden , zich met vijf en twintig duizend Rijnsche gulden te v43rgcnpeg.cn. De twist
tusschen de stad en den Ommelander adel zou ter beslissing aan twee schßidslieden
gelaten worden; eindelijk zou men op den eersten van Herfstmaand weder byeen-
komen, om een volledig verdrag te sluiten," Ofschoon deze schikkingen in Gronin-
gen gansch niet gunstig werden opgenomen, wilde men echter een gesprek niet
afslaan, hetwelk hugo van Eisenach op de Aduarder Zijl voorstelde. Maar ook dit
was op het punt vruchteloos af te loopen , toen ulfert bewerkte, dat do Groningers
hunne uiterste voorwaarden opgaven, met welke hy door hügo naar Saksen ge-
zonden werd en die hierop neêrkwaraen. » De verbonden tussehen de stgid :ßn de
Ommelanden zouden nog twaalf jaren van kracht blijven, en inmiddels alle sterk«
65 *
-ocr page 516-516 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—plaatsen aan do stad overgeleverd worden, welke daarvoor jaarlijks den Horlogen vier
duizend vijfhonderd Rijnscho gulden, bij wijze van schatting uit de Ommelanden Ie
heffen, wilde opbrengen, Wederkeerig zou men elkander tegen buitenlandsch ge-
aycld, behalve tegen den Aartshertog filips , ondersteunen en beschermen. Voorts
nam de stad Groningen op zich , de vyflienduizend Rijnsche gulden , welke edzard ten
laste had van de Saksische Hertogen , binnen tvyaalf jaren af te lossen, en haar eigen
verschil met dien Graaf en den Ommelander adel aan de uitspraak van tweo weder-
zijds gekozene Geestelijken te onderwerpen. Tevens beloofde zy te goeder trouw,
na verloop der bewuste twaalf jaren, al de versterkte plaatsen den Hertogen weder
over te leveren. Mogten deze Vorsten inmiddels hun regt op Friesland aan den
Aartshertog hebben afgestaan, dan was Groningen van de verdere verpligtingen dezes
verdrags ontheven. Eindelijk zouden elks regten onverkort blyven met betrekking tot
het hoofdpunt des geschils (1).'*
Ondanks de ijverige pogingen van ulfert, werden deze voorwaarden door de
Horlogen verworpen, die volstrekt aandrongen, dal men hen als Heer zou er-
kennen. Slechts verwierf bij , dat het bestand tot aan Lentemaand des volgenden
jaars en toen Aveder tol Midzomer verlengd werd, iDlusschen zond de Raad, op hoop
1503 eener minnelijke schikking, liem naar Her[og geouge , Alien iiekduik zijne reglcn
op do Frieslanden had overgedragen. Eeno verlenging van hel bestand tol het laatst
van Herfstmaand en bepaling van plaats tot hel houden eener bijeenkomst, Avaren
hiervan hel gevolg. Ulfert, Aveder gevolmagligd , vond Hertog george te Leipzig,
Avien hij uit naam der slad voorsloeg "j> eenen sledehouder in Groningen aan te stel-
len , welke in zijnen naam op de Landswarven zou voorzitten en zijne belangen be-
hartigen , legen een aanzienlijk jaargeld ten lasle der slad. Daartegen zouden de
verbonden tusschen Slad en Land nog tien jaren van kracht blijven, en inlusschen
aan Graaf edzard do acht en twintigduizend Rijnsche gulden afgelost Avorden, voor
t
Avelko het Oldamht en een gedoelle der Ommelanden verpand Avaren, ten einde
beide Aveder met elkander te vereenigen. Ten slollo zou do Hertog deze tien jaren
door, jaarlijks vierduizend Rijnsche gulden uit de opkomsten des lands genielen,
maar vooraf de sterke plaatsen aan de slad afslaan." George avoos dit trotsche-
lijk van de hand en eischte onvoorwaardelijk onderwerping, met voldoening van de
oorlogskosten. Daar ulfert nog niet alle hoop had opgegeven, Averd hij op nieuAv naar
het Saksische Hof gezonden en rijkelijk met geld voorzien, om de hovebngen te Avin-
!l
(1) s. beninga, Chron. d. Fr. Land. bl. G2, 63. übbo emmitis, Rer. Fris. Bist, Lib. XL.
p. 615—619. scuoTARXJS, Fr. Hist. B. XIV. bl. 488, 489.
4.,
-ocr page 517-DES VADERLANDS. δ19
nen, doch kondo niels dan eene verlenging van liet besland lot den vijf en Iwintigslen 1482—
van Grasmaand van het volgende jaar verwerven (1).
Friesland bewesten do Lauwers was onderlusschen door zware landplagen geteis-
terd. Eene doorbraak der zeedijken op den zestienden van Wijnmaand vijftienhonderd
twee, had aanmerkelijke schade , inzonderheid aan het blokhuis Ie Harlingen, ver-
oorzaakt (2). Deze watervloed was door eenen zachten winter gevolgd, en de boomen
begonnen reeds uit te loopen , toen eene gestrenge vorst opkwam , Avelke de wateren lot
in Lentemaand gesloten hield. Een ongewoon droog voorjaar en heete zomer, waardoor
onderscheidene veenen in brand geraakten, bragten onvruchtbaarheid en ^jiren tijd
voort, terwijl de pestziekte, die in Duiischland, Frankrijk en do aangrenzende
gewesten woedde , ook in Friesland eene menigte ten grave sleepte (3). Veel wal 8 v.
het water gespaard ha,d, werd door het vuur vernield. In Bolsward verbrandde het
minder])roeder klooster, in Hindeloopen do kerk, en te Rauicert en Oronrijp een
aantal huizen (4). Door het verwaarloozen der dijken, niettegenstaande op een Land-
dag te Leeuwarden daartegen bepalingen gemaakt waren (5), zette hel zeewater hel maand,
land, bovenal om Sneek , onder water en dreef het hooi weg (6).
Tegen hel einde des jaars kwam de Aartshertog, thans Koning filips, uit Spanje
terug. Hij scheen nu met ernst op het vereffenen der Friesche geschillen bedacht Ie
zijn, en overreedde althans do twistenden, legen Paschen te Gent bijeen lokomen. 1504
Uit Groningen Averden derwaarts de Burgemeeslers sgiia.ffer , iiozeisken en koenders ,
met den geheimschrijver blanter afgevaardigd. Graaf edzard en de Ommelandor adel
zonden insgelijks gemagligden, maar Hertog gborge kwam zelf, verzeld door een
schitterend en talrijk gevolg. Fiups leidde in persoon do vergadering. De kanselier
PFLUG legde in hevige bewoordingen al do schuld op de Groningers, van welke hij
»volstrekte hulde en onderwerping eischte, benevens viermaal honderdduizend Rijn-
sche gulden lot schadevergoediog, en het oprigten van een gouden standbeeld ter
eere van den overleden Hertog albrecht; bij gebreke daarvan, bedreigde hij hen
met vuur en zwaard." Kakter beantwoordde dezen harlsloglehjken en bespol-
(1) s. beninga, Chroiv. d. Fr. Land. bl. 64. cbbo ehmius, Her. Fris. Bist. Lib. XL. p. 619.
scuotanüs, Fr. JlisU B. XIV. bl. 490.
(2) occo SCARLEKSIS, bl. 369. oüxnoFF, Verh. d, TFatervl. bl, 445.
(3) übbo EMMius, Rcv. Fns. Hist. Lib. XL. p. 618. schotanus, Fr. Eist. li. XIV. bl. 489, 490.
(4) v. thabor, Eist. V. Vriesl. St. iï. hl. 166, 167. occo scaiileksis, bl. 369.
(5) 50ΐιοτΑΛ·υ8, Fr. Eist. B. XIV. bl. 491.
(6) v. τπαβοβ, Eist. V. Vriesl. St. Π. bl. 167. otTnoFF, Ferh. d, TFatervl. bl. 446.
-ocr page 518-518 ALGE Μ EBNE GESCHUD ENIS
1482— telijken eisch met kalmte en waardigheid. Hij toonde )> het regt der stad aan en
1 'Ï9R
bewees, dat niet Groningen, maar Saksen den strijd 'begonnen had. Nu vorderde
men het onmogelijke, het opbrengen namelijk van zulk eene aanzienlijke som geld ;
en höt ongeoorloofde , door eene huldö te begeeren ten nadeele van den Utrechtschen
Stööl, Wilde men niét langer naar billijke voorslagen hooren, van welke de Gronin-
gerä nimmer afkeerig geweöst waren, maar alles afmeten naar den staf van overmagt,
dan zou de stad Groningen hare hoop stellen op den Grooten Bestuurder van alles,
die meer dan eens de trotsche bedoelingen der menschen verijdeld had." Hoewel do
Gróningm's nader verklaarden, dat zij tot eerie geldelijke opbrengst niet ongezind waren,
ook de Ommelanden in leen tan den Hertog wilden ontvangen en hem als Leenheer
huldigen, bleef george hardnekkig weigeren, naar eenige voorslagen te luisteren, in-
dien men niet onvoorwaardelijk zyno heerschappy erkende. De Graaf van Oost-
Friesland stookte behendig het twistvuur aan, overtuigd dat Groningen^ door den
nood gedrongen, hem veeleer dan den Hertog van Saksen tot Heer zou aannemen.
Koning filips beproefde al het mogelijke, om de oneenigheden te vereffenen, en
stelde te Brussel^ werwaarts hij de bijeenkomst verlegd had, eenige punten voor.
Daar deze echter op hulde aan george, het innemen van bezetting in Groningen en
vernietiging van het Ommelander verbond uilliepen, namen de Groninger afgevaardig-
den, na dat zij dio eerst geheel hadden afgöwezen, op 'sKonings verzoek aan, hun-
nen meesters daarvan verslag te geven. Filips bewerkte tot dat einde eene verlenging
van het bestand en bepaalde, dewijl men hiervan vóór dcn afloop van den vorigen
wapenstilstand, in Groningen en Friesland geen berigt konde hebben, dat alle schade,
elkander in dien tusschentyd toegebragt, vergoed zou worden. Aan de Saksische zyde
werd hierop geen acht geslagen, en men weigerde den Groningers teruggave of vergoe-
ding van eenig vee , hun na den afloop des bestands ontroofd. De regering van Gro-
ningen gaf kennis van het verslag der afgevaardigden aan den Bisschop van Utrecht,
en verwittigde, zonder diens antwoord af te wachten, Koning filips , dat zy in de
bewuste drie voorgestelde punten geen genoegen nam (1).
Hertog GEORGE was middelerwijl in Friesland gekomen en te Harlingen plegiig
verwelkomd. Acht dagen later beschreef hij te Franeker eenen Landdag, loonde den
1504 vergaderden het staatsstuk, waarbij zijn broeder hesdrik hem Friesland overdroeg,
en stelde eenige wetten voor, die over het geheel werden aangenomen. Slechts de
bepaling, dat naar Duitsche wijze »de Heerschappen hunne onroerende goederen van
den Hertog en zyne erven in leen zouden ontvangen," vond hevigen tegenstand.
(1) s. beninga, Chvon. d. Fr. Land. bi. 65—67. ubbo emmius, Her. Fris. Bist. Lib. XL.
p. 620, 621. BcaoTA'OTS, Ft\ Bist. ïi. XIT. 'bl. 492,
DES VADERLANDS. δ19
George yerleende den afgevaardigden, op hun verzoek, lijd Yan beraad, en Irok den
volgenden dag naar Leeuwarden, waar hij met hugo van Eisenach raadpleegde en
leen over Franeker naar Harlingen terugkeerde (1). Terwyl de zaak der ieenopdragt
nog hangende was, beproefde filips op nieuw ^ den Hertog en de stad Gro-
ningen tot het weder aanknoopen der onderhandelingen to overreden. Tot dat doel
strekten ook de pogingen des Bisschops van Ütrecht; doch te vergeefs. Aan beide
zijden was men even onwillig en wachtte alleen het einde des bestands af, om de
wapenen op te vallen. Hügo van Eisenach had reeds op ^s Hertogs last, een deel
krijgsvolk en huislieden onder bevel zijns broeders alexaïtder en van eenige Friesche
Edelen naar Aduard en Kolliim gezonden, om lerslond strydvaardig te zijn. Graaf
eüzard Avas te Leeuwarden aangekomen, doch na een mondgesprek met george te
Harlingen, naar zy'ne slalen teruggekeerd. De eerste daad van vijandschap was het
slroopen op helderen dag lol onder de muren van Groningen ^ en het in brand ste-
ken van een ligchelwerk aan het Reitdiep. De Groningers, ofschoon door de bezet-
tingen te Aduardf Aduarder Zijl en den Dam ah ingesloten, deden menigeii uitval
en drongen zelfs tot Stellingwerf in Friesland door. In baldadigheid en wreedheid
bleven zij den Saksers niets schuldig, welke niet alleen hen, maar ook de Gooregters
en Drenlhenaars beroofden, en onder anderen het huis van koejsders te Helpen plun-
derden. Edzards bezetting in den Dam hield zich stil, en zag het verderven der
ongelukkige landlieden door vriend en vgand onverschillig aan. Door do ijverige
pogingen van pilips , en inzonderheid van den ütrechtschen Bisschop , in wiens
gebied zich dikwerf de vonken van deze oorlogsvlam verspreidden, werd eene byeen-
komst te Vollenhove bepaald. Doch hier kwam men niet verder dan een stilstand
van wapenen tot Slaglmaand; alles zou in den tegenwoordigen staat , en de landman
ongemoeid blijven, terwijl men inmiddels over eenen bestendigen vrede arbeidde.
Herlog george zou welligt hierin niet zoo gereedelijk hebben toegestemd, indien niet
de omstandigheden hem naar Buitschland geroepen, en de geschillen met de Frie-
sche Edelen over het punt der beleening, geene bezorgdheid gebaard hadden (2).
Op eene vergadering van Hoofdlingen en Heerschappen te Leeuwarden, was de 24 τ.
Ieenopdragt der vaste bezittingen eenparig verworpen. Men zond afgevaardigden naar ^jgQ^'
Harlingen^ om den Hertog van dien eisch af te brengen; en met groote moeite ge-
S V
lukte het, hem te bewegen, althans vooreerst daar niet verder op aan te dringen. Zomer-
maand.
(1) Landboek van harxera, bl. 30. occo scaiu.ïnsis , bi. 371, 372. uniso ïbmibs, Eer. Fris.
Hist. Lib. XL. p. 622. winsemius, Chron. Friesl. B. XIIL bl. 384, 385.
(2) s. besisga, Chron. d. Fr. Land. bl. 67—72. ubbo Easinjs, Rer. Fris. Hist. Lib. XL.
γ. 622—625. schotaots, Fr, Bist. a XIV. U. 482, 403.
520 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—De Edelen verpliglten zich daartegen, na veel onderhandelens, tot het jaarlijks op-
1528 , j . , .
22 y brengen van den een eii twintigsten penning der landrenten, maar zouden dan
Zomer-ook voor-altgd van alle andere lasten vrij zijn. Drie dagen later werden de Hooge
maand
1504 Geestelijken naar Franeker beschreven, terwijl de Bisschop van Utrecht zich te Sneek
bij den Hertog bevond, en van hen schattingen afgeëischt op grond , dat zij gelyke
bescherming als alle andere onderdanen genoten. Zij weigerden dit aanvankelijk, als
strijdig met de voorregten, hun door Pauzen en Keizers geschonken, bewerende, dat het
hun evenmin geoorloofd was schatting te geven, als den Hertog die te ontvangen. Dit ver-
27 V. hinderde niet, dat george van de Edelen en Gemeenten door geheel tusschen
m^mF^® -^'"'ii^er^^ee en do Lauwers ^ de hulde en eed als Erfheer ontving en wederkeerig
tot beloofde, een goed Heer te zullen zijn. In een bijzonderen brief aan de Heerschappen
Hooini. verklaarde hij, »regt te hebben, hunne goederen in leenen te veranderen, maar dat hij
op hunne bede en om andere oorzaken daarvan had afgezien; zoo echter een adellijk
goed, tweehonderd gulden of daarboven waardig, aan een ander verkocht, verruild
of geschonken Averd, moest deze daarvoor hem of zijn Stedehouder den eedpligt
afleggen. Voor deze weldaad, vertrouwde hij , zouden hem de Edelen door uitste-
' kende trouw' en gehoorzaamheid erkentelijk zijn." De Heerschappen, die zich ge-
lukkig achtten, dat zij zeiven van do bepaalde jaarlyksche opbrengst en de overige
I voorwaarden van den leenpligt ontheven waren, beloofden voor zich en hunne erven,
Μ zich in alles te gedragen alsof zij leenmannen waren , en zoo als getrouwe onder-
danen hunnen Heer schuldig zijn." De Geestelijken besloten nu ook, na veel tegen-
spartelen , den twintigsten penning van hunne landgoederen af te staan. Niemand was
thans in Friesland vrij van belasting, geestelijken noch wereldlijken, armen noch
rijken. In 's Vorsten schatkist vloeide jaarlijks uit dat gewest bijna veertiendehalf-
duizend gulden; eene weinig beteekenende som naar de tegenwoordige Avaarde van
het geld , maar toen zelfs voor eenen Vorst niet te versmaden. Hertog george wijdde
Toorts zijne zorgen aan eene betere wetgeving en regtsbedceling. Dewijl de Friezen
meer genegen waren, naar de keizerlijke dan naar de Saksische wetten bestuurd te
worden, riep hij eenigo mannen, in de keizerlijke wetten zoowel als in 's Lands
gewoonten ervaren bijeen, die een landregt te zamenstelden, hetwelk hij met zijn
zegel bekrachtigde en invoerde , om daarnaar het regt zoo in den Hoogen Raad als
do lage reglbanken te bedienen. De Stadhouder uügo van Eisenach werd door zes
Regenten, drie Duitschers, de Ridders iyilhelm trux , sjurd Lützing, en den Kanselier
pflüg, en drie Friezen, Mr. Bucno ayta , Pastoor te Wirdum ^ hessel martena. en
frans minnema , vcrvaugen. Wilhelm trüx was het hoofd van dit bewind. Er werd
een Hooge Raad ingesteld, van welken een dezer Regenten voorzitter was, wien twee
regtsgeleerden en vier Friesche Heerschappen als bijzitters waren toegevoegd. Deze
Raad hield viermaal io hel jaar, veertien dagen, meer of minder naar gelang van
DES VADERLANDS. 521
...............................................................................
omstandigheden, zitting in Leeuwarden en beregtle in beroep alle burgerlyke zaken —
van de lage regtbanken, gelijk ook lijfstraffelijke en halszaken. Toen dit alles gere-
geld , het blokhuis te Harlingen, de sterkte in Leeuwarden, en Sjaardemastins in
Franeker wel bezet en van al het noodige voorzien waren, begaf zich de Hertog naar
Duitschland. Met een groot en prachtig gevolg trok hij door de Ommelanden in de
laatste helft van Hooimaand derwaarts. Op de hoogte van Dijkhuizen werd hij
plegtig ingehaald, ën ontving de hulde en eed van den OmmelanderAdel, maar ver-
smaadde trotschelijk die van de burgery van den Dam,, Men beweert echter, dat
deze plaats destyds uitstekende voorregten van hem ontvangen heeft, hetgeen door
eenigen evenwel sterk betwijfeld wordt. Hier bezocht hem Graaf edzar» , waarna hij
zijne reis over Duirswolde, Kropswolde en Drenthe voorlzetle (1),
Het Groninger bestand duurde voort, en ofschoon men elkander wantrouwde, werd
nog eenige handel gedreven. Dit hield echter op, toen de Groningers een schip met
koorn, hetwelk sluiksgewijze , tegen het stapelregt, uilgebragt zou worden , aanhielden.
De Ommelander Heerschappen, wien de lading behoorde, trachlten den Hertog van
Saksen tot het hervatten der vijandelijkheden te bewegen, hetgeen door de pogingen
van ulfert, den Kerkheer van Kollum, en everwijtt, Graaf van Benthem^ die
insgelijks de Groningers genegen was, voorkomen Averd. Op cene bijeenkomst te
Gerkesklooster, werd zelfs hot bestand tot Sprokkelmaand van hot volgende jaar Slagt-
verlengd, en bepaald, dal Groningen in hot bezit der Hoofdmannenkamer· en van^^^
het stapelregt zou blyven, maar het aangehaalde schip en de lading teruggeven.
Vóór den afloop van dien tijd, bewerkte do Graaf van Benthem een mondgesprek 1506
tusschen de Saksische, Groninger, Ommelander en Oost-Friesche: afgevaardigden te
Rolde in Drenthe, De Kanselier pflug , die vooraf alles met Graaf ebzard te Emh-
den besproken had, drong hardnekkig aan »op eene volkomene onderwerping en
hulde." Groningen daarentegen »op een veeljarig bestand, onder voorvcaarde,
dat intusschen alles hersteld wierd in den staat, waarin het vóór do komst der Sak-
sers geweest was, en der stad alzoo de blokhuizen op Aduarderzijl en Oterdum
gelijk ook den Dam overgeleverd, of ten minste deze sterkten ontmanteld moesten
worden; middelerwijl wilde men den Hertog jaarlijks eene goede som gelds opbrengen
en hem hulp verleenen indien hij in Friesland verontrust wierd, uitgenomen tegen
FiLips van Oostenrijk.^* Deze onderhandeling, die op niets uitliep , verbitterde slechts
de gemoederen, en wenige vijandelijkheden waren reeds wederzijds gepleegd, toen
(1) Landboek van martera., bl. 31—60. s. bekikga, Chron. d. Fr, Land. W 71—73. occo
scablersis, bl. 372—374. übbo emmiijs, Rer. Fris, Eist. Lib. XL. p. 625—627, wiksemiüs,
Chron, V. Friesl. B. XIII, bl. 385-400. sciiotakus, Fr. Bist. B. XV. bl 494—501.
II Deel. 3 Stuk. 66
-ocr page 522-1482— Graaf isveuwuii en ulfert nogmaals eene bijeenkomst Ie Gerkesklooster bewerkten.
3 y Hier werd niets anders dan het verlengen van het bestand tot het einde van Lente-
^^^ok- maand uitgerigt. Dewijl deze lijd den Graaf van JBenthem te beperkt voorkwam,
. 1505 ontbood hij de voornaamste mannen van beide zijden te Assen en stelde hun voor,
dien lot Sprokkelmaand van het naaste jaar uit te strekken. De Saksische afgevaar-
digden namen dit aan onder goedkeuring van hunnen meester, en Groningen onder
beding, dat edzard en de Ommelander Adel hierin insgelijks toestemden. Hertog
geokge liet de zaak geheel over aan Graaf edzard , met wien zijne bevelhebbers in
den Dam raadpleegden, en toen de Groningers uitnoodigden, te Gerkesklooster
28 v. hen te komen. Hier verklaarden zij, dat edzard eene verlenging van het be-
inaand volstrekt afsloeg, weshalve zij de Groningers ernstig vermaanden, zich door eene
volkomen hulde met den Hertog te verzoenen. Het antwoord was, dat aangezien de
tegenwoordige schorsing van vijandelijkheden binnen drie dagen eindigde, men geen
genoegzamen lijd had, over eene zaak van zooveel gewigt te besluiten. Op verzoek
der Saksische zaakgelastigden, verleende edzard een uitstel van acht dagen, en nu
werd het gesprek te Gerkesklooster hervat. Op overmoedigen loon eischte men
van 's Hertogs zijde, dat de stad al haar regtsgebied in de Ommelanden zou af-
staan , den Dam in het volle regt van markt en koopmanschap herstellen, en den
Hertog binnen Groningen eene plaats aanwijzen, om er een vorstelijk slot op te
stichten; onder die voorwaarden zou men het bestand verlengen, om inmiddels het
hoofdverschil aan eenige Vorsten en Heeren ter beslissing te stellen." Verbolgen over
dit trotsch bescheid, vroeg de Burgemeester koewders , een der Groninger afgevaar-
digden , met drift: »Wat zoudt gij meer kunnen eischen, indien wij overwonnen
waren? Hebben wij daarom zoo lang geoorloogd en goed en bloed opgeofferd?
Neen, zoo lang wij onder ons mannen hebben , die het zwaard kunnen voeren, zullen
wij zulk eene vernedering niet gedoogen." Ülfert en de Friesche Hoofdling frans
MiNNEMA poogden de Groningers, die onmiddellijk wilden vertrekken, Ie stillen of
ten minste over te halen, geene brandschade aan te riglen, indien men dit ook van
do Saksische zijde beloofde. » Laat den Sakser plunderen, branden, moorden zooveel
hij wil of kan," vras het bitse antwoord van koenders; »wij zullen zorgen, dat hel
niet ongewroken blijft." Teruggekeerd, bragt zijne hartslogtelijke laai de geheele
stad in hevige beweging en de wanhopigste, vaak zonderlingste plannen werden be-
raamd , om de Saksers te verdrijven. Hoewel door sikke beninga en andere bezadigde
mannen lot bedaren gebragt, bßsloot men evenwel eenparig voor do vrijheid te leven
of to sterven (1).
(1) 8. BENiisGA, €hron. ά. Vr, Land. LI. 73—81. vmo ebmius, Rer. Fris. Hist. Lib. XLi.
p. 631—634. scuoTAKüs^ Fr, Hist. B. XIV. bl. 501—504.
DES VADERLANDS. 523
Zulk eene opgewondenheid moest zich spoedig in krijg oplossen. Van den kant 1482—
1K9B
der Groningers geschiedde het eerst de aanval door een slrooplogt in Onder den
Dam, waarbij zij eene kleine Saksische bezetting opligtten. Terstond bezetten de 8 v.
Saksers Aduard met vierhonderd man; Graaf ddzard wierp zich met duizend gewa-
penden in den Dam en beraamde met de Saksische bevelhebbers het plan van den
oorlog. Aan beide zijden werd behalve eenige strooperijen, Λveinig uitgerigt, lot dat
de Saksers, om de Groningers naar eene hinderlaag te lokken, ettelijke woningen
onder de muren der stad in brand staken. Doch de burgers, liiervan verwittigd,
kwamen niet buiten, maar trokken dien nacht, vier- of vijfhonderd man sterk, naar 20 v.
het dorp Heveskes, legden het in de asch en keerden met grooten buit aan goederen ^*·^®'"·
en vee, ook uit Ooster- en Westerwirum terug, zonder dat de bezetting van den
Dam, welke op het gezigt van den brand was toegeschoten, hen konde achterhalen«
Edzard besloot nu, Groningen naauwer in te sluiten, en liet tot dat einde eene
nieuwe brug over het Reildiep leggen. Maar terwijl men hiermede bezig was, ver-
nielden de Groningers bij een uitval grootendeels het werk, hetwelk echter des nachts
voltooid werd. Om hunne.strooptogten in Fredewold te verhinderen, werd Benko-
mahuis te Midwolde van bezetting voorzien, pp welk zij een vruchteloozen aanval
beproefden. Daartegen vernielden zij te Roon in Drenthe de brouwerijen en bakke-
rijen , opdat de Saksischen er geen genot van zouden hebben; doch eene poging ,
het slot O ter dum te overrompelen en het voorwerk bij de Roodeschool te ver^
schansen, mislukte. Hertog geoäge had ondertusschen bij den Keizer bewerkt,
dat de stad Groningen en hare bondgenooten in den Ryksban verklaard werden.
Maximiliaan verbood tevens den Kapittels van Utrecht de Groningers te onder^
steunen, en prees in een bijzonderen brief de Ommelanders over hunne gehoorzaam-
heid en trouw. De Koning van Engeland ^ op aansporing des Hertogs van Saksen ^
verklaarde zich insgelijks tegen de stad, die evenwel den moed niet verloor en zich
verder in slaat van tegenvpeer stelde. Graaf edzaks poogde, daar geweld niets baatte,
haar door engere insluiting en hongersnood te dwingen. Derhalve trok hij met vgf-
tienhonderd man uit Aduard over den Dam naar Slochteren ^ om aldaar een blok-
huis aan te leggen. De Groningers trachtten hierop met twaalfhonderd man en veel
geschut, zich van Aduard meester te maken, waar slechts zeshonderd Friezen waren 4 v.
achtergelaten, maar slootten er het hoofd. Dadelijk werd door edzard de bezetting ^^nd"
van dezen belangrijken post met driehonderd Duilsche knechten versterkt (1).
(1) s. benikga, Chron. d. Fr. Land, bi. 81-—87. Landboch van martena, W. 61. v. thabob,
Hist. V. Vriesl. bl. ί67. occo scarleksis , bi. 374. cbbo emjiiüs, Rer. Fris. Ilist. Lib. XLI.
p. 635. winsemiüs, Chron, u. Vriesl. B. Xlll. bl. 400, 401. schotasus, Fr. JlisU ß. XV.
bl. 605—507. Tegemv, Staat v. Stad en Lande, bl. 252 (*).
66*
-ocr page 524-1
524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
t
148^ ' De Groningers wendden zich in dezen hagchelijken toestand lot den Bisschop Tan
Utrecht. Na overleg met do Staten van het Sticht, berigtte de Kerkvoogd, )) dat
men hun geene hulp konde bieden, ten waro zij vooraf plegtig erkenden, leden van
het Sticht en genegen te zijn, zich aan zyne uitspraak en die der Staten te on-
derwerpen." Men was terstond hiertoe bereid, en nu verklaarde Bisschop fre-
derik schriftelijk aan edzakd en de Saksische bevelhebbers, »dat aangezien do
stad Groningen van ouds onder het Sticht behoord had, men niet onverschillig aan-
zag, dat legen haar, die nooit afkeerig van eene minnelijke schikking geweest was,
oorlogsgeweld gebruikt werd, weshalve men eenen wapenstilstand lot Wijnmaand
voorsloeg, om inmiddels de geschillen Ie vereffenen. Werd' dit geweigerd, dan zag
men zich genoodzaakt, dengenen, welken geweld werd aangedaan, te hulp te ko-
men." Edzard betuigde , dat deze zaak niet van hem, maar geheel van den Hertog
van Saksen afhing, tot wien men zich alzoo moest wenden. Om echter de Ut-
rechtsche benden , indien zij mogten oprukken, den toegang naar de slad af te sng-
den, trok hy met zijn leger van Slochteren over Kropswolde en Zuidlaren naar
Ter Punte^ niet ver van Noordlaren op Slichtsch grondgebied, en liet hier eene
sterke verschansing opwerpen, aan welke do omliggende landlieden moesten arbeiden,
terwijl de huizen in den omirek werden afgebroken, om de benoodigde steenen te
vcrichaffen. Ondertusschen lag hij met zijn volk onverschanst in het open veld,
als wilde hij de slad trotseren, waar men wel beraadslaagde, hem vóór de vol-
looijing der sterkte te overvallen, doch tol geen bepaald besluit geraken konde. De
stedelingen, van allen toevoer afgesneden , moesten zich mei geweld ginds en elders
van leeftogl voorzien. Hun toeleg, vier vijandelijke ^schepen met eetwaren geladen
bij Aduarderzijl te verrassen , mislukte , en de uilgezondene bende , vijf en zestig
man sterk, die zich in de kerk van Nieland zocht te redden, werd krijgsgevangen
gemaakt. Edzard zetle inmiddels het werk der verschansing met nadruk voort, en
bleef den Groningers niets schuldig in het berooven en brandschatten der ongeluk-
kige landlieden. Om het Oldamht, Duirswolde en Reiderland te beschermen en
den toevoer uit Emhden en den Dam naar het leger te beveiligen, versterkte op
zyn bevel, οττο van papenburg de kerk en toren van Slochteren ^ alwaar de 'Veen-
achtige grond de aangelegde vesting niet konde dragen. De Groningers waren ins-
gelijks met het aanleggen van nieuwe vestingwerken bij de Boteringe Poort begon-
nen, en de huizen der verdachte Ommelander Heerschappen in de stad, om de
bouwstoffen te leveren, omvergehaald. Bij gebrek aan geld ging het werk tragelijk
voort en werd eersl vele jaren daarna voltrokken (1).
(1) s. βενίνγ,λ, Chron. d. Vr. Land, bi. 87—89. occo scariensis, bl. 375. tibbo emmiüs, Rer.
Fris. Eist. Lib. XLI. p. 636—638. schotahus, Fr. Rist. li. XV. bl. 507 , 508.
DES VADERLANDS. ' · 527
De Bisschop en de Stalen ταη het Sticht trokken zich op nieuw de belangen der 1482—
Groningers aan en bedreigden edzard met oorlog, indien hij de vijandelijkheden
niet staakte. »Laat den Bisschop en zijn Kapittel de kerk regerenantwoordt
de Graaf, »maar den wereldlijken Vorsten én Heeren overlaten, datgeen te ver-
rigten, waartoe zij geregtigd en geroepen zijn." Velen meenden deze stoute taal
daaraan te moeten toeschrijven, dat do Bisschop het heimelijk met den Hertog
van Saksen eens was en slechts zich uiterlijk anders vertoonde, om zijne ware
bedoelingen omtrent eene stad te Terbergen , welke inderdaad allijd zijn gezag
wederstreefde. Het was anders onverklaarbaar, hoe edzard met eene belrekkelyk
zeer geringe krijgsmagt en onbeschermd op het open veld gelegerd, het waagde den
meervermogenden Mytervorst te tergen. Hoe dit zij, hij zetle den krijg voort en
voorzag, om de herhaalde plunderende uitvallen der Groningers te belelten, onder-
scheidene punten van eene sterkere bezetting en liet zoo naauwkeurig wacht houden,
dat niets dan ter sluik en met levensgevaar in de slad konde gevoerd worden. Hij
gelastte voorts allo landlieden , welke binnen den omtrek eener mijl van Gronivgen
woonden, hunne huizen van dak te ontblooten en dan te verlaten ; slechts mogten de
vrouwen en kinderen er in blijven, onder beding, dat het grootste gezin niet meer
dan vier koeyen behield; do uilvoering van dit harde bevel werd chter door velen met
geld afgekocht. Op verschillende plaatsen werden de A- en lleildijken doorsloken,
om hel graan op do velden in de nabijheid der slad te verderven. Daar nu hel land
onder water stond, beproefden de stedelingen eenen uitval in kleine vaartuigen, en
herhaalden Ie Roon de vorige verwoesting. Vervolgens Vernielden zij een goed Tan
AiLKE ONSTA te Sauwevt, en teisterden de Marne door brand en plundering. Moedig
weerden zij een deel volks van edzard af, hetwelk eenige huizen onder do slad aan
de Zuidzijde Irachlle in brand te steken. Uit spijt verwoestte deze bendo op den
terugtogt het huis van koenders te Helpen. Aldus werden steeds do landbewoners
beurtelings door de beide twistenden geplaagd en uitgemergeld; wat de een hun
gelaten had, werd door den anderen weggeroofd (!).
Hertog GEORGE had ondertusschen op den Rijksdag te Keulen bewerkt, dat den
Bisschop en Stalen van Utrecht door den Keizer onder bedreiging van den Ryks-
ban verboden werd, zich langer met de zaken der Groningers te bemoeyen. Om
denzelfden tijd kwam een Priester, als door Koning pilips afgezonden , te Groningen
en slelde voor, dien Vorst lot middelaar aan te nemen, dewijl men dan op eene
goede uilkomst hopen konde. De gevoelens waren verdeeld ; terwijl eenigen oordeel-
(1) s. beringa, Chi'on. d. Fr. Land. bl, 89—97. üdbo E5imius, Rer. Fn Hist. Lib. XLI.
p. 638—639. scnoTAKDs, Fr. Hist. B. XV. bl. 607-509.
526 Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε S C H I Ε D Ε Ν1 S
1482—den, dat men desKonings goede gezindheid niet moesl versmaden, Ie meer naardien
i
op den Bisschop niet meer te rekenen was j hielden anderen dezen handel voor Yer-
dachl, daar zij niet konden begrijpen, dat filips de belangen der slad legen zijn
Tader maximiliaan in bescherming zou nemen, en reden hadden Ie gelooven, dat
de Koning en de Herlog van Saksen het heimelijk eens waren. Na rijp beraad,
verklaarde men den gezant, dat men de zaak aan den Ulrechtschen zetel had
opgedragen, maar niettemin den Koning ernstig verzocht, alles bij den Keizer en
Herlog GEORGE aan te wenden , om lot eenen billijken vrede Ie geraken. Naauwelijks
was hij vertrokken , loen do Keizerlijke heraut met het besluit van den Rijksdag
aankwam. Het vond weinig ingang en er wxrd schier den spot mede gedreven. »Wy ,
die geen wapenen vreezen riepen de stoutsten, » zijn niet beducht voor bedrei-
gingen in woorden." Ook geloofden velen, dat dit bevel meer op aandrang van den
Herlog van Saksen , dan met goedvinden der overige Rijksvorsten was uilgevaardigd,
Men hield evenwel, doch vruchteloos, om den beloofden onderstand bij den Ulrechtschen
Kerkvoogd aan, welke zich echter in persoon bij den Keizer vervoegde en den Raad
van Groningen verwilligde , dat » maximiliaan hem last gegeven had , de Staten van
het Sticht te Deventer bijeen te roepen. Hij zelf zou er met de gezanten des
Keizers en van Koning filips verschenen, weshalve hij de 'stad vermaande , ook hare
afgevaardigden te zenden, voor welke hij reeds van den kant des Herlogs van Saksen
' vrijgeleibrieven verkregen had." Men zond uit Groningen den Kerkheer willem
frederiks, de Burgemeesters πακμεγτ leeuw en koert koenders , de oud-Burge-
meesters siCKiNGHE en klant, bcuevens den geheimschrijver kakter. Hun was uitge-
breide volmagt gegeven, om naar vereisch van zaken en omstandigheden te handelen,
ook geene geschenken te sparen, wanneer men er voordeel mede konde bejagen;
slechts moesten zij alle onderwerping aan den Hertog van Saksen en afstand van het
reglsgebied in de Ommelanden volstrekt weigeren. Maar te Deventer vonden zij noch
29 v. afgevaardigden van maximiliaan , noch van filips , noch zelfs van Hertog george. Men
^1505^" evenwel met den Bisschop en de zaakgelastigden der Staten van het Sticht in
gesprek, welke den Groningers onder het oog bragten , »dat zij', ofschoon do slad
onder den Ryksban lag en elk verboden was haar de behulpzame hand te bieden,
deze zamenkomst echter, en wel onder vrijgeleide, bewerkt hadden. Iels meer van
hen Ie eischen was onredelijk, want do wapenen op te vatten, terwijl de drie Vorsten
met hunne slrijdbenden in de nabijheid waren, was ongeraden. En daar zij ook te
vergeefs beproefd hadden, den Herlog van Saksen te bewegen , zich aan de uitspraak
des Bisschops te onderwerpen, stelden zij deswege voor , de zaak aan de beslissing
van het Rijkskamergerigt, of wel des Keizers en van Koning filips over te laten."
Willem frederiks verklaarde hierop, » dat hij en zijne ambtgenooten zich met iels
anders gevleid hadden en nu in hunne verwachting geheel teleurgesteld waren.
DES VADERLANDS. ' · 527
Zich aan de uilspraak van het Rijkskamcrgerigt of van maximiliaan en zijn zoon Ie 1482—
onderwerpen, ^Tas om do bekende eenzijdigheid dezer scheidslieden, niet aan te
bevelen. Zoe men hen niet anders konde helpen en zij van hunne bondgenoolen,
inzonderheid van hunne beschermheeren , verlaten werden, bleef er niets overig dan
elders naar hulp om te zien, dewijl zij onverwrikt besloten hadden, nimmer den
Hertog van Saksen als Heer te zullen erkennen." De Bisschop over dit mannelijk
antwoord verbaasd en getroffen, verzocht de afgevaardigden, welke onmiddellijk ver-
trekken wilden , tot den volgenden dag te verloeven , en beloofde toen, dat hel5/icAi
hulp en ondesrtand zou verleenen, wanneer binnen veertien dagen gecno verandering
in hun staat van zaken voorviel. Hij vaardigde insgelijks den Drost van Koeverden
naar Graaf edzard en de Saksische bevelhebbers af, om te bewerken, dat do Gro-
ninger meijers in Drenthe en in het Gooregt ongemoeid bleven. Dit werd slechts
voor eene maand en nog onder voorwaarde toegeslaan , van inmiddels niet met Gro·^
ningen te handelen. Do geheimschrijver kakter begaf zich naar by Koning
filips, welke hem op zijn verzoek beloofde, als voorspraak van do stad bij den Keizer
en den Hertog op te treden (1).
Inmiddels voltooide en bezette edzard de sterkte of legerplaats bij Ter Punte^
welke hij, ter bespotting van de Groningers, fVeerdenhras noemde (2). Hij trok
toen naar Aduard en van daar over den Dam naar Embden. Do Groningers hiervan
onderrigt, waagden het, met kleine vaartuigen zich uit Drenthe van koorn te voor-
zien en legden, om dien handel te beschermen, krijgsvolk in de kerk te Haren,
Spoedig trachtten de Saksers deze bezetting te verdrijven, doch geraakten in een
hevig gevecht met de Groningers, welke ter hulp waren toegeschoten. Velen, in-
zonderheid van do Saksers, lieten er het leven, drie voorname burgers vielen in 22r.
's vijands handen, en de kerk werd verlaten. De Saksische Opperbevelhebber vyt maand
VAN DRAGHSDORp , welko uit Friesland eene versterking van duizend man had ont-
vangen, sloeg daarop eene nieuwe brug over de Hunze, ixis^chan Aduard Qn Sei werd ^
en legde in het laatstgenoemde klooster achthonderd knechten, om ook van die zijde
alles tot onder do muren der stad onveilig te maken. Vergeefs beschoten de Gronin-
(1) s. besinga, Chron. d. Vr. Land. bi. 97, 98, 106—109, 111. dbbo emmids, lier. Fris.
nist. Lib. XLI. p. 639-642. schotascs, Fr. /Hst. B. XV. bl. 509,·510.
(2) occo scARLENsis, bl. 375. Terwijl edzard dit blokhuis stichtte, vertoonden zich nu en dan
de Groningers, groot geweld makende, zonder iets uitlerigten. De Saksische knechten hen ziende
aankomen riepen: de Bras komt^ de Bras komt. Waarop de Groningers dan antwoordden:
Weert den Bras. Van daar de naam JFeerdenbras. Bras beteekent, naar kiluan, onder
andere ook confusio, comniixtwn chaos. De Bras komt, zal dan zoo veel geweest zijn als: cHe
geweldmakers, de snoevers komen.
5aO ALGEMEEJNE GESCHIEDENIS
1482—gers het klooster; de manschappen bleven er post houden en; kwelden hen door on^
ophoudelijke slrooptoglen (1).
Middelerwijl had Koning filips op aandrang des Bisschops van Utrecht bewerkt,
dat do Keizer en dc Hertog van Saksen eene bijeenkomst te Doesburg veroorloofden.
Met hel berigt daarvan zond de Bisschop tevens do benoodigde vrijgeleibrieven naar
Groningen. Hier bevolmagtigde men alleen den geheimschryver kanter , welke in
het Sticht ^ ter bevordering van de beloofde hulp, was achtergebleven, terwijl men
hel niet zenden van meer afgevaardigden verontschuldigde, deels om onkosten Ie
sparen , dewijl men aan eenen goeden uitslag wanhoopte , deels wegens een gebrek
of duisterheid in do vrijgeleibrieven. Kawter ontving stipten last, te zorgen, »dat
Stad en Lande verbonden en onder het Sticht bleven; ook mögt hij in geenen wa-
penstilstand bewilligen, ten Avare de Saksers de sterkten verlieten, of in andere handen
overleverden." 's Keizers en 's Konings gezanten namen euvel op , dat men slechts
15V. den geheimschrijver gezonden had, en weigerden in onderhandeling te treden. Doop
tusschenkomst der Utrechlsche gelasligden, stemden zij echter toe in eene nadere
1505 bijeenkomst te Hattem, en zonden door een heraut de vrijgeleibrieven naar Gro-
ningen. Men waagde het thans niet achter te bly ven en benoemde, met uitzonde-
ring van KAJiTEK, dezelfde afgevaardigden, welke op de vergadering te Deventer
geweest waren, als mannen van beproefde trouw, beleid en voorzigtigheid. Van
Keizers wege verschenen de Graaf van zoun , do Hofkanselier en een ander
aanzienlijk hofbeambte. Koning filips zond drie zyner voornaamste Raadsheeren ,
1 v. en Hcrlog george zes, aan wier hoofd de Kanselier pflug zich bevond. Graaf
rrmand kwam zelf, verzeld door de Jonkers roelof van Ewsma y asiwga van Ras-
voert en johan rengers ten post, als zaakgelastigden van den Ommelander Adel.
De Bisschop van Utrecht was er tegenwoordig met een aanzienlijken stoet van gevol-
magtigden uit de Stichtsche Geestelijkheid, Ridderschap en steden. Tot hen rigtle
zich do Graaf van zorn het eerst met do verklaring, » dat reeds vóór zeven jaren
aan Hertog albrecht en zijne erven geheel Friesland, om er de hevige onlusten te
dempen, uil naam des H. Rijks was toegewezen, doch dat Groningen, ofschoon
daarin begrepen, zich het hevigst er legen verzet en alles in rep en roer gebragt
had , en derhalve met regl in don Rijksban verklaard was. En daar men vernomen
had, dal de Bisschop aan Groningen ^ als staande onder het gebied van het Sticht,
hulp beloofd en het alzoo in den opstand gestijfd had, vermaande hij den Kerkvoogd en
zyno Stalen onder bedreiging van den Rijksban en 's Keizers hoogste ongenade, zich
(l) Landboeh van marteka, bl. 61. s. beninga, Chron, d. Fr. Land. bi. 111—113,115, 116.
b. bertnga, llist. V. Oost-FHesl. bl. 455, 457. übbo emmids, Rer. Fris. Hist, Lib. XLI.
p. 642, 643. SCHOTANUS, Fr. Hist. B. XV. bi. 51Ö.
DES VADERLANDS. ' · 527
daarvan te onthouden." Toen wendde hij zich tot de Groninger afgevaardigden,
voegde op bitsen toon hun toe: »liet is des Keizers hoogste wil en bevel, dat gij
dadelijk de stad aan den Hertog van Saksen overlevert, hem hulde en trouw zweert
en eene plaats binnen uwe muren aanwijst, om eeiie sterkte te bouwen ; dat gij hem
de bestelling van den Raad overlaat; de poorten, torens en krijgsvoorraad met al
de stedelijke inkomsten en renten overgeeft, en van alle regtsgebied in do
Ommelanden afslaat; alsdan zullen do bezittingen der bijzondere personen on-
gemoeid blijven. Wilt' gij u hieraan niet onderwerpen, zoo zal men u leeren,
wat het zij des Keizers en der Vorsten besluiten te verachten. Een heir is legen
u strijdvaardig en wacht slechts op 'sKonings bevelen." Verrast door dezo scham-
pere en dreigende taal, verzochten de Stichtsche en Groninger afgevaardigden uit-
stel van antwoord tot den volgenden dag. Toen toonde do Deken van het Utrecht-
sche Kapittel den brief van Keizer πενΒκικ, in welken de slad Groningen aan de
Kerk van iJ/'v-ec/ii geschonken wordt, waaronder zij sedert altijd gerekend was, heigeen
zij nog onlangs zelve aan den tegenwoordigen Bisschop fuederik van Baden openlijk
erkend had. »Het was deswege," voegde hij er bij, »regt noch billijk, dat eeno
gift, door de'gunstbrieven van zoo vele Keizers bekrachtigd, zoo lang onbetwist be-
zeten en door maximiliaan zelven bevestigd , vernietigd wierd en wel zonder dat
men iels misdaan had , helgeen zulk eene handelwijze welfigde ; weshalve men den
Keizer verzocht, de zaak nader te onderzoeken.'' Nu vatte willem frederikls het
Avoord op en betoogde niet alleen het onregtvaardige, maar ook het hardo van den
eiscli des Keizers, »dewijl zulke voorwaarden onder do geslrcngsle maatregelen be-
hoorden , met welke een vertoornde gebieder zijne oproerige en overwonnen stad konde
slraiTcn. Groningen was bovendien nooit gedagvaard of wellig voor hel gcrigt geroe-
pen, veel min veroordeeld, en had den Rijksban niet verdiend. Daarbij waren door
κλΚΈ.-LdenGroote de Friezen, wegens hunne voortreffelijke diensten, voor altijd vrij ver-
klaard en vergund geworden , naar eigen wetten te leven en met de naburen verbonden te
sluiten. Van dat regt hadden do ingezetenen tusschen de Eems en de Lautcers steeds
gebruik gemaakt en waren daarin door maximiliaan zelven, zoo wel als door de vorige
Keizers, bevestigd. Men hoopte derhalve , dat deze van ouds bekrachtigde voorreglen
meer eouden gelden, dan gunst voor den Hertog van Saksen.*^ Do Graaf vaü zokn
bragt lot ontzenuwing dezer redenen in het midden »dat de giftbrief van iiekdrik niet
Eag op het wereldlijk , maar op het kerkelijk bestier, onder hetwelk men ook de
slad Groningen zou laten. Wat voorts de klagte der Groningers belreft, dal zij nie
gehoord waren, dit hadden zij zichzelven te wijten, dewijl zij op hel ontbieden ten
Hove niet verschenen waren. Hun beroep eindelijk op Yoorregten door kaäel den
Groote gegeven, was eeno dwaasheid, dewijl die Vorst daarmede nimmer konde
bedoeld hebben de majesteit des Rijks te verkleinen; en zoo ja, dan was daardoor
li Deel. 3 Stuk. 67
5aO ALGEMEEJNE GESCHIEDENIS
zelfs deze daad kraclileloos en van geene Avaarde." Des anderen daags eisclile Graaf
EDZARD van de slad Groningen de voldoening der aan hem verschuldigde gelden; de
Saksische bevelhebbers klaagden, dat zij het bestand dikwerf geschonden had; en
de Ommelander Heerschappen vorderden van haar vergoeding voor het berooven en
vernielen hunner woningen en sloten. De Groningers loonden hierop aan, » dat de
bewuste gelden niet aan de stad , maar aan de Ommelanden verstrekt waren , en do
schatting·, tot afdoening daarvan opgebragt, met toestemming der Ommelandm, lot
den Frieschen krijg gebezigd was. Wilde men klagen over schending van het bestand,
dan had voorzeker Groningen de meeste reden daartoe; en wal eindelijk de schade
van eenige Ommelander Heeren betrof, dit was natuurlijk, dewijl zij zich als open-
bare vijanden van de stad gedragen hadden." Over en weder werd hierop bits ge-
antwoord , hetgeen ongetwijfeld lol hatelijkheden zou gevoerd hebben, indien men
niet de Groninger afgevaardigden uitgenoodigd had, stellig hun uitersten eisch op te
geven. Willem fiiedeuiks verklaarde daarop rondborstig, »dat de Groningers veeleer
strijdende voor vrijheid en vaderland wilden sterven, dan zulke schandelijke voor-
waarden aannemen, maar dat zij mogelijk zouden te bewegen zijn, Koning riLiPs en
den Bisschop van Utrecht voor scheidsmannen Ie ontvangen." Do Keizerlijke en Her-
togelijke gezanten verlieten icn hoogste verbolgen do vergadering. De Slichtschen
knoopten echter in het geheim do onderhandelingen met hen weder aan, en poog-
den, hoewel te vergeefs, de Groningers tol andere gedachten te brengen, bewerende,
» dat indien do stad van het rcgtsgebied in de Ommelanden afstond, er voor haar
hoop was onder het Sticht te kunnen blijven." Uit ma.xihiliaans naam , word nu
als een uiterste voorgesteld « dat Groningen eene Saksische bezetting van zeshonderd
man innemen, en het geschil ter beslissing van den Keizer en de Rijksstenden stellen
zou." Maar,toen dit insgelijks verworpen werd, gelastte men de stadsgevohnagtigden,
terstond te vertrekken en te zorgen, binnen twee dagen in veiligheid te zijn. »Zoo
gij do openbaar beloofde Irouw wilt schenden," riep willem pjiederiks onbeschroomd
uit, »dan moet gij ons maar onmiddellijk in hechtenis nemen." »Hun, die in den
ban gelegd zijn, behoeft men geen^ woord te houden" is het antwoord; » maar opdat
gij geene reden van klagte zult hebben, worden u drie dagen voor uwe terugreis
toegestaan." De Bisschop zorgde echter, om alle ongelegenheden Ie voorkomen , dal
de afgevaardigden onder behoorlijk geleide vertrokken, en hij vermaande hen ernstig ^
hunne meesters lo bewegen , van het Ommelander verbond af Ie zien, dewijl anders,
naar zijn gevoelen , alle uilzigt op een vergelijk vervlogen was. Maar in Groningen
besloot men algemeen, na vele raadplegingen, er niet van af te stappen, veeleer
cr alles bij op het "spel te zeilen, Z.olfs drong men bij den Bisschop en de sleden
van het Sticht nadrukkelijk op hulp en een stellig antwoord aan, dewijl men anders
genoodzaakt zou zijn, elders naar onderstand uit Ie zien. Hierop werd niets dan dq
DES VADERLANDS. 531
toezegging ontvaDgcn , dal alles in ernstige overweging zou genomen worden ; welke ^
nielsbeduidende belofte de gemoederen slechts Tcrbitterde en hen nog meer van den
Bisschop en het Sticht vervreemdde, die men wel begreep, dat zich in geenen
hagchelijken krijg legen drie magtige Vorsten zouden wikkelen, ten einde de Om-
melanden bij Groningen te houden (1).
In dezen staat Tan zaken, bevrijdde hel onvoorziene wegtrekken van edzard de
Groningers van eenen dapperen tegenstander. Uil een avondgesprek met den Saksi-
schen bevelhebber veit van draghsdorp had do Graaf ontwaard, dal Hertog george
ook op het bezit van Oost-Friesland vlamde , en was deswege reeds den volgenden dag
met zijn volk derwaarts getogen (2). Het is niet onwaarschijnlijk, dal edzard den
langdurigen veldlogt moede was, bij welken hij volk en gold voor vreemde belangen,
zonder hoop op vergoeding opofferde,, en alzoo de eerste geschikte gelegenheid be-
zigde , zich daaraan te onltrekken (3). Van draghsdorp trad nu door tusschenkomsl
van ALYD HuiNGE, de zuster des Abts van Adnard, waar hij gelegerd was, in nieuwe
onderhandelingen met Groningen; maar dewyl steeds dezelfde eischen aan den eenen,
en dezelfde voorslagen aan den anderen kant gedaan werden, liepen zij vruch-
teloos af. Inlusschen werd het gebrek aan levensmiddelen in de stad gevoeliger.
Zich door uilvallen van het noodige te voorzien, ging mei zooveel gevaar verge-
zeld , dat slechts roekelooze gasten zich daaraan waagden. Men stroopte nogtans
zelfs tot diep in Drenthe, en toen de Bisschop daarover klaagde, verontschuldigde
men zich door den dringenden nood. Op een dezer logten werd hel klooster Essen
geplunderd, hetgeen aanleiding gaf, άΆί Hoogkerk in hei fFesterkwartier, cn Zuid-
laren in Drenthe van eene genoegzame bezetting werden voorzien, om aan deze
strooperijen perken te stellen. Middelerwijl gaf Graaf edzard den Groningers in het
geheim te kennen, dat hij uilzigl had, eerlijke voorwaarden voor hen te bedingen,
indien zij hem in den arm namen. Zy bepaalden daarop eene bijeenkomst te Jp-
pingadam, doch beproefden vooraf, met van draghsdorp overeen lo komen,
hetgeen mislukte. Ook de onderhandeling in den Dam leidde lol niets, dewijl ig y.
'sGraven gezanten als eerste voorwaarde stelden, om tot het gewenschlc doel lo
ken, »afstand van het regtsgebied in de Ommelanden, hol innemen van Saksische 1505
(1) s. BENiKGA, Chron, d. Fr. Land. bl. llf? —120. Landboek van mautena, bl. 61. occo
scarlessis, bl. 375. übbo emmics, llcT. Frix. Eist. Lib.. XLI. p. G43—648. schotanus, Fr. Hisl.
B, XV. bl. 510-513.
(2) v. tdabor, Hisi. V. Vriesl. St. II. hl. 168, 160. Vgl. hot Landboek van hartena, bl. 62.
occo scarleksis, bl. 376.
(3) Aant. op v. τπαβορ., Ihsi, Friesl. Sf. II. bl. 113,
07
-ocr page 532-1482—bezeltirig, en het huldigen van den Hertog." Groningen^ hoezeer Tan alle zijden
1528
henaauwd, verloor den moed niet en besloot den krijg voort te zeilen. Om dien Ie
besturen werd een Raad van oorlog aangesteld, van welken vier uil de regering,
vier uil de gezworen gemeente, vier uit de gilden , en vier van de voornaamste bur-
gers leden waren. Deze kwamen dagelijks bijeen, om de krygszaken te regelen, maar
moesten bij gewigtige voorvallen met de regering raadplegen (1).
In dien lijd bevond zich te Groningen zekere Mr, johan vhedewold , weleer
priester te Bedum^ doch welke van daar op last des Bisschops van il/iwi/er gevangen
weggevoerd, en niet dan tegen groot losgeld, op sterk aanhouden der Groningers ge-
slaakt was. Sedert had hij zich in de stad gevestigd en de achling der gemeente
verworven, ofschoon velen hem, uithoofde zijner betrekkingen lol de Saksers en den
Graaf van O os t-Friesland, verdacht hielden. Thans voorgevende, dat hij een goeden
vrede kondo bewerken, zond hem de Raad van oorlog naar Aditard^ hoewel hij
moest voorwonden, aldaar uit eigen beweging te komen. Van dragiisdorp kwam
met hem overeen, »dat, onder goedkeuring der Herlogen van Sdksen^ de stad
in al hare regten en voorreglen zou gelalen worden, en de gilden op den ouden
voet konden blijven. Voor do Ilerlogen zou een geschikt hofverblijf in de stad
gebouwd , en hun schadevergoeding van oorlogskoslen gegeven worden, te bepa-
len door de Rijksslenden of ouderling gekozen scheidslieden. Wat men boven-
dien nog verpligl zou zijn, den Vorsten te bewijzen, zou nader aangewezen worden."
Dit voorstel in den Groolen Raad gebragl, Avekle wanlrouwen in de verständigsten,
die echter, om hel gemeen Ie bevredigen, mede instemden, dal het ontwerp in de
volgende meer duidelijke, minder algemeene bewoordingen gevat wierd. » Groningen
zou op den ouden voet onder het Sticht blijven , en de Hertog van Sahsen zich niet
met hot inwendig besluur der stad bemoeijen. Hem wilde men over de Ommelan-
den als Algemeen Landvoogd der Frieslanden erkennen, onder beding, dat hg
eenige eerbare burgers koos, welke naar de wijze der Hoofdmannenkamer en de
aldaar gebruikelijke regten, in zaken zouden vonnissen, lol hiertoe onder die regl-
bauk behoorende. Voorts zou do stad hare bczillingen en geregligbeden in de Omme-
landen behouden, maar daarentegen den Hertog Ie allen tijde met een bepaald
gevolg van personen den toegang vergunnen. Do schade , als over en weer gelijk ,
zou niet vergoed worden." Aan vuedewold werden , op zijn verzoek , de Abten van
Klaarkamp, Dokkum en Aduard toegevoegd , om de onderhandelingen voort te
zeilen. Middelerwijl kwam het lang verwachte antwoord van den Bisschop van
. ι
(1) s. beninga, Chvon. d. Vr. Land. bl. 126—134. udbo emmics, Rcr, Fris, Ilist. Lib. XLIl.
p. 64S-050. sciioTAKus, Fr. IlisL B. XV. bl. 513, 514.
DES VADERLANDS. ' · 527
Utrecht^ waarin hij den GroniDgers zijne afkeuring over hunne halsstarrigheid, belrek-i482—
kelijk den afstand der Ommelanden, en zijne ongezindheid, ten behoeve daarvan de
wapenen en Λνεΐ tegen het Rijk op te vatten, te kennen gaf. Zoo hij echter hiertoe
mögt besluiten, begeerde hij vooraf bepaald te weten, of men genegen was, hem met
eene genoegzame krijgsmagt in te nemen." Maar in Groningen aclitte men allen
afstand van de Ommelanden onbillijk, en het innemen van Stichtsch krijgsvolk
gevaarlijk, dewijl men do opregtheid Tan den Kerkvoogd wantrouwde. Er werd
evenwel heuschelijk geantwoord; »dat men niet bevroedde, hoe de stad, van de
Ommelanden gescheiden , kon blijven beslaan. Men wilde wel eene malige bezetting
innemen op 's Bisschops Terkiaring, dat de stad daardoor noch benadeeld, noch in
hare voorregten verkort zoude worden. Ten slotte drong men op de reeds meermalen
toegezegde hulp met nadruk aan (!}."
Ondertusschen zetten de Groningers, hierin door de gestrenge vorst begunstigd, de
strooperijen voort, en de omliggende dorpen werden gebrandschat, of bij weigering,
geplunderd. Inzonderheid hield zich hiermede eene bende arme , verloopeno landlie-
den bezig , welke in de stad was opgenomen en do Groene Tent genoemd Averd (2).
Als deze eens in Elderwolde houl kapte , werd zij door de Saksers overvallen, haar
hoofdman, klaas ter noogerbrugge , gevangen genomen en tot straf zijner veelvul- 16 v.
dige rooverijcn, kort daarna te Eduard geradbraakt. De Groningers zouden uil ^^'ccr-
wraak twee gevangen Saksische Edelen opgehangen hebben, indien niet vele hunner 1506
medeburgers zich in *s vijands handen bevonden hadden. In weerwil dezer gewelde-
narijen , trachtle van dracnsdorp , anders een wreed en oorlogzuchtig man, hel ge-
schil rnel Groningen in hel afwezen van edzabd , wien hij den lof en hel voordeel
daarvan misgunde , te vereffenen , en hcrvalle de onderhandelingen met vredewold en
de drie Abten. Vooraf echter beproefde hij door middel van den monnik wolter rese,
in bijzondere brieven aan de bouwmeesters en hoofden der gilden, hel zaad van twisl
en wantrouwen tusschen hel volk en den Raad uit te strooijen ; doch dit wilde geen
wortel schieten. Inmiddels had de Bisschop van Vtrecht, met voorkennis des Ilertogs
van Saksen, bij den Keizer op nieuw eene bijeenkomst te Uattem legen den derden
van Sprokkelmaand bewerkt; en door fredebik van Egmond werden de Groningers
(1) s. liemsga, Chron. d. Fr, Land. bl. 134—140. mbo emmtjs , Rer. Fris. Hist. Lib. KUL
p. 050-653. scnoTAKcs, Fr. Hist. B. XV. bl. 514, 515.
(2) In 1487 liad men te Gent, tijdens de oproerige bewegingen aldaar, insgelijks eene bende
"it de belle des volks zamengesteld, welke tciiie Kaproenen en Groenteniers genoemd werd,
■wier taak bet was, de omliggende dorpen en adellijke buizen Ie plunderen, v. mieris, Hist. d.
Nedcrl. Vorst. D. I. bl. 190.
53i ALGEMEENE G ESGHIED EK I S
1482— lot het zenden van afgevaardigden derwaarts iiilgenoodigd. Doch dit geschiedde zoo
laat, dat de Raad den lijd te kort oordeelde; ook maakte men zwarigheid in de vry-
geleidebrieven en herinnerde zich hot gevaar, in hetwelk de zaakgelastigden der stad
eens het A'orjge jaar verkeerd hadden. Zoodra van drachsdorp hiervan onderrigt
>vas, zond hij een anderen monnik naar Groningen met hetzelfde doel als do
vorige en gelijk deze, onder schijn Yan over eene uitwisseling van gevangenen te
onderhandelen. Maar do monnik werd door den Raad scherpelijk doorgehaald
en met den dood bedreigd, indien hij weder iets van dien aard ondernam, terwijl
het gemeen zich hevig over den Saksischen bevelhebber uitliet. De bouwmeesters
en hoofden der gilden antwoordden op do hun nieuwehngs gezondene brieven, » dat
do Raad het hoofd der stad was, lol wien men zich over vredes- en oorlogszaken
moest rigten, en zij derhalve geene afzonderlijke brieven meer zouden ontvangen;
ook diende men af te wachten , wat do drie Abten zouden uitriglen." Van draghs-
DORP ten hoogste verbolgen, brak terstond alle onderhandeling af, en verbrandde in
dolle woede byna geheel hot groole vlek Helden met het schoone huis van berniiard
KOEïiDERS; Avaartogcn de Groningers Enum, Godlinze en andere dorpen in do Om-
melanden^ welke weigerden schatting op te brengen, plunderden en in de asch leg-
den. De teleurgestelde hoop op vrede, bragt het handwerksvolk in de stad tegen de
bouwmeesters en hoofden der gilden in beweging, wier antwoord aan van drachsdorp
willekeurig als eono weigering van allen vredehandel werd uitgelegd. Men eischte
met woest getier, dat zij, die verraders, zouden afgezet worden ; en een van hen liep
zelfs hierbij gevaar, hel leven te verliezen. Twee woelgeesten, de goudsmid jan braam
en zekere herman van kampen , werden tot bouwmeesters gekozen en hun een raad
van twaalf personen uit de gilden en burgers toegevoegd. Van drachsdorp be-
zette inmiddels de kloosters Ten Bour en Selwert, om do stad te enger in te slui-
ten , waardoor dan ook aldaar eerlang het gebrek tot eene ernstige hoogte steeg. Hol
weinige wat eenige waaghalzen des nachts inbragten, ging met groot gevaar verzeld ;
want van drachsdorp liet de mannen, welke hom in handen vielen , geeselen, brand-
merken en do ooren afsnyden; de vrouwen op de wang een brandteeken zetten , de
kleederen tot aan do heupen korten, en dan naar de stad terugjagen (1).
In dien staat van zaken, ontving men in Groningen van den Bisschop van Utrecht
berigt, dat do keizerlijke gezanten zich reeds in Hattem bevonden, en tevens vrijge-
leibrieven voor de afgevaardigden der stad. De Burgemeesters horenken, koendérs en
siGKiNGHE, do geheimschrijver kanter, de beide bouwmeesters, en Ivvee^uit do bur-
(1) s. bekinga, Chron. d. Vr, Land. bl, 140 — 148. e. besjkga, IJtsi. r. Oost-Friesl. bi. 455,
456, 461, 402. ubbo ejimïüs, lier. Fris, Ilist. Lib. XI.ΙΓ. p. G50—650. sciiota>ts , Fr. IIist.
li. XV. 1.1. 515, 516.
DES VADERLANDS. ' · 527
gerij werden nu derwaarls gezonden en onlmoellen er den Bisschop met de Slalen van 1482—
het Sticht, do Graven Tan Egmond en Meurs van 'sKeizersNvege , vele Saksische
Groeten en den Graaf van Benthem, Egmond en meurs hielden eerst afzonderlijk
den Stichtschen en daarna den Groningers, do ernstige begeerte van maximiliaan voor
oogen, dat Groningen van de Ommelanden gescheiden, aan den Hertog van Saksen
overgeleverd, en tot schadevergoeding der oorlogskosten veroordeeld wierd, onder be-
dreiging anders van 's Keizers ongenade. Na eenig beraad verdedigden de Stichischen
hun regt op Groningen, en de Groningers loonden de onredelijkheid aan ,· dat men
van hen schadeloosstelling eischte, daar niet zij, maar do Saksers, en wel om eene
onbillijke zaak, den krijg ontstoken hadden. Hiertegen werd aangevoerd, dat Gro-
ningen en de Ommelanden onder hel Rijk stonden, zoo als bleek uil den eed Ie
Kempten afgelegd. »Dit is geen gevolg," hernam de Bisschop; »mijn slicht slaat
ook onder het Rijk, maar behoort nieltemin aan de Kerk van Utrecht in eigendom."
De Groningers betuigden daarbij , dat de eed te Kempten niet was afgelegd dan onder
uitdrukkelijk beding, dat do regten van \ïq\. Sticht er niet door verkort zouden worden.
Den volgenden dag werden nog eenige voorstellen van de zijde des Keizers aangebo-
den, welke den Groningers noch den Slalen van het Sticht smaakten; en ook deze
bijeenkomst liep, gelijk al de vorige, vruchteloos af. De Bisschop echler sloot, builen
voorkennis der Groningers, met de Saksers een afzonderlijken wapenstilstand, »in
welken lusschentijd do Stichischen geene levensmiddelen naar Groningen zouden zen-
den, noch de Saksers mol de belegerden in eenige onderhandeling treden; do Hertog
zou middelerwijl aan den Bisschop zijne gedachten over den slaat des geschils me-
dedeelen (1)."
Niets in het verslag der teruggekeerde afgevaardigden, in eene vergadering van den
Raad, do gildennen do burgerij afgelegd, verbitterde en ontstelde levens meer de ge-
moederen dan deze wapenstilsland. Do bouwmeester braam drong op nieuw lol eene
onderhandeling met van dra.ghsdorp aan, als de eenige weg , om eenen eerlijken vrede
Ie verwerven. De regering, hetzij', dewijl zij bespeurde, dat haar gezag onder een ge-
wapend, doch misnoegd gemeen geëindigd was, of dat zij den vruchleloozen afloop voor-
uitziende, de mislukking der zaak niel lo harer laste wilde gelegd hebben, iiam hierin
genoegen. Er werden derhalve twaalf gemagligden, vier uil den Raad, vier uil de
gilden en vier uit de gezworen gemeente gekozen en met uilgoslreklen last voorzien.
Maar de eischen der Saksers waren zoo buitensporig, dat zelfs hel gemeen die terstond
met verontwaardiging verwierp. Door den nood gedrongen , werden de aflaalsgelden ,
(1) s. bemsga, Chron. d. Vr. Land. hl. 149—150. ubbo emmids, lier. fris. liist, Lib. XLIl.
]). Öo6-059, SCHOTANUS, Fr. llist, B. XV. bl. 516—518.
m
536 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482— vijf jaren geleden voor den Turkschen oorlog bijeengebragt, in weerwil yan den
daarop gestelden banvloek en den tegenstand der Geestelijken, tot iiet betalen der
krijgsknechten en het bevredigen der behoeftigen gebezigd. Het oorlogsvolk, hierdoor
aangespoord, beproefde lerslond een uitval, om do brug over het Reitdiep tusschen
Aduard en Selicert te vernielen, maar moest met eenig verlies aan manschappen on-
verrigter zake lerugkeeren. Daar alle toevoer volstrekt was afgesneden , werd het gebrek
aan leeftogt in de stad hoe langer zoo knellender, en zelfs het brood uit haver gebak-
ken , van hetwelk de schamele gemeente lot nu toe geleefd had, begon op te houden.
In deze benaauwdheid wendde men zich, op raad van eenigen , tot Graaf edz\rd. Hij,
ofschoon reeds lang op het bezit van Groningen vlammende , speelde nu den ge-
veinsde , verklarende eerst schriftelyk, en daarna mondeling aan kanter en braam ,
welke in den Dam op zyn verlangen gekomen waren, dat hij alles zou aanwenden,
om de stad met den Hertog te bevredigen. Van dragusdorp , welke iels van deze
onderhandeling vermoedde , stelde hem voor, dat do belegerden het onmogelijk lang
meer konden uithouden, indien slechts do Stichtschen bun na het einde van het be-
stand geen voorraad zonden, en vroeg hem derhalve af, of hij dit zoude beletten. Ed-
zAUD betuigde, dat bij over eene zaak van zoo veel gewigt hel gevoelen zijner Raden
moest hooren, maar beloofde een spoedig antwoord. In stede daarvan gaf hij der rege-
.3 V Groningen te kennen , dat zij hem gelastigden moest zenden , doch de zaak
(iiasii!. voor do Saksers verbergen. Hierop werden de bouwmeesters, de hoofden der gilden ,
en de voornaamste burgers op het stadhuis ontboden en hun, die zich onder eede tot
de sliptste geheimhouding verbonden hadden, de handel opengelegd, welke, na vele
raadplegingen, lot nader onderzoek in handen van achttien mannen gesteld werd.
Maar ook deze waren liet onderling niet eens en elk had zijne redenen; do Graaf
van Oost-Friesland was, naar eenigen, te onvermogend; de Hertog van Saksen^
naar anderen, te wreed; en do Bisschop van Utrecht ^ naar het gevoelen der meesten,
niet te vertrouwen. Terwyl de keus alzoo hoofdzakelijk tusschen edzard en george
zweefde , deed een nieuw bewijs van der Saksen wreedheid, do schaal geheel naar
's Graven zijde overslaan. Zeker man en zijne vrouw namelijk , welke door den hon-
ger gedreven, eenigen leeftogt buiten de stad zochten, waren in 's vijands handen
gevallen. Van dragusdorp liet do vrouw op de wangen brandmerken, den man de
ooren afsnijden en op den hoed vastmaken, do handen op den rug binden, hem
twee haringen met een sluk brood en een zakje zout om den hals hangen, en
in dien toestand met den spottenden last wegjagen: »Breng dat aan uwe Burgemees-
ters." Op dit gezigl wilde het verbitterde volk niets meer van de Saksers hooren.
Er werden vier afgevaardigden naar edzard te Tjamsweer gezonden , welke hem het
reglsgebied over de Ommelanden aanboden , de plegtige hulde als Heer en Bescher-
mer beloofden en verklaarden, eene bezetting van drie honderdman in te nemen;
DES VADERLANDS. 537
alles echter onverkort het regt van den Bisschop van Utrecht. Maar edzabd drong ^
aan op eene sterkere bezetting en een kasteel binnen de slad; bij weigering daarvan,
M'ilde hij zich met de zaak niet langer bemoeijen. Inmiddels ontving inen berigt van
KOEWDERS en noREKKEN, Avclkc ter bevordering der Groningsche belangen in het
Sticht waren achtergebleven, dat de adel, do geestelijkheid en de stad Utrecht bij
den Bisschop ernstig aandrongen en volstrekt begeerden, dat na liet einde des be-
stands , den Groningers hulp gezonden ^γerd , en hiervan insgelijks de Overyssclsche sleden
verwittigd hadden. Maar men was zoo dikwijls in zjjn vertrouwen op het Sticht te
leur gesteld , dat hierop in Groningen weinig acht geslagen werd; ook had men zich
te ver met den Oosl-Frieschen Graaf ingelaten, om terug te kunnen treden. Derhalve
werden de gemagtigden, door hem in het klooster bij Termunien bescheiden," op den
bepaalden tyd derwaarts gezonden. Een hevige storm ,beIetlo eüzard , die onlangs
naar Emhdcn was teruggekeerd, de Eems over te steken; maar door een bode, welke
den overtogt waagde , stelde bij voor, de bijeenkomst lot acht dagen na Paschen Ie
verschuiven (1).
Hoewel nu vóór dien lijd koekders en iioresken kennis gaven, dat de Graaf van
Benthem uit Saksen do bekrachliging der Ilatlemsche overeenkomst had nicde-
gebragl, slolen echter de Groningsche afgevaardigden te Termunien ^ onder goed-
keuring hunner Meesiers, met edzard het volgende merkwaardig verdrag. »De 17ν.
Graaf zou met eene bezetting tusschen de achthonderd en duizend man sterk, door j^qq'
den Piaad en het volk van Groningen in naam van hel II. Roomscho Rijk ont-
vangen, hem hulde en trouw gezworen, en eene der poorten overgeleverd worden,
met vrijheid, die te versterken, te vergroeien en in bezil Ie houden , ten ware men
hem eene andere plaats naar genoegen aanbood; evenwel zonder inbreuk te maken
op hel regt des Bisschops van Utrecht. Voorts zou het gebied over do Omme-
landen den Graaf afgestaan, en het geschil over vergoeding van oorlogsschade aan
de uitspraak van scheidslieden, onderling Ie kiezen , onderworpen worden. Gronin-
gen moest zorgen, dat do bezetting sliptelyk betaald werd , en zou zonder voorkennis
van EDZARD, geen verdrag met eenig uitheemsch Vorst mogen aangaan. Daartegen
zou de Graaf de vrijheden, regten, oude herkomslen en gilden der slad eerbiedigen,
(1) s. BEMSGA, Chron. d. Vr. Land. bl. Wß—165. Landboek van martena, bl. 62. occo
scaulensis, hl. 376, die even als mahtexa, te onregte verhaalt, dat men in Groniniren reeds op
liet punt stond, vak dracusdoup in Ie Iialen, toen de bcwusle daad van wreedheid aller ge-
moed yan liem vervreemdde, ubbo ehmics, lier. Fris, Bist. Lib. XLII. p. 659—663. wirsesihjs,
Chron. V. Friesl. ß. XIII. bl. 404. scuoTAïiTJS, Fr. Ilist. B. XV. bl. 518- 520.
II. Deel. 3 Stuk, 68
-ocr page 538-542 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
, 1482— en uil eenige aanzienlijke burgers een gereglshof over de Ommelanden zamenslellen
op den voet, als lot nu toe do Hoofdmannenkamer geweest was. Verder zou hij haar
en de burgerij laten in het bezit harer goederen en geregligheden in de Ommelan-
den, benevens den slapel, do tolvrijheid en het bevoorregt verlier harer bieren;
Jppingadam echler zou insgelijks eene stapelplaats voor granen worden. Eindelijk
verbond zich do Graaf, Groningen tegen allen overlast en elk geweld te besehermen."
Dit verdrag werd in eene groote vergadering van den Raad, de gezworen gemeente,
bouwmeesters, de hoofden der gildon en van de aanzienlijkste burgers, wier
namen alle opgeleekend werden, aangenomen en door de overige burgerij, in de
Walburgskerk bijeengeroepen, algemeen goedgekeurd. Edzard zond gemagtigden
ter wederzijdsche onderleekening en bezegeling van het verdrag, hetgeen op eene
24 ν P^'^g^'g® geschiedde. Hij zelf kwam eerlang over, verzeld door een groot en
(riasui. schitterend gevolg. Te paard, in volle wapenrusting en aan het hoofd eener zwaar
gewapende keurbende van vijf- of zesduizend man, zoo ruiterij als voetvolk, trok hij
met vliegende vaandelen en onder trompetgeschal op naar Groningen. Aan do
Ilooge Brugge, een weinig builen de stad, toog hem het geheele stedelijk bestuur
slalig te gcmoet en legde hem den eed der hulde af. Bespeurende, dat men
eenige ongerustheid loonde over hel groot aantal zijner manschappen, veronlschul-
digde hij zich, dewijl do overtogt met een klein gevolg niet raadzaam zou geweest
zijn; de Saksers immers hadden genoegzaam alle wegen bezet, en zijn volk had
nu reeds eenig letsel van de bezetting in Garmerioolde geleden. » Doch slechts het
bepaalde getal knechtenvoegde hij er bij , » zal met mij in do stad komen. Zoo
gij ontrouw wordt, heb ik afgedaan. God zal het aanschouwen. Ik zal mijn leven
voor u wagen en mijn woord houden." — »Wij zullen niet in gebreken blijven,"
riepen do Groningers als met eene stem uil; »,en zijn bereid, voor u ons goed en
bloed op te ofleren." » Welaan danhervatte edzard , » in den naam van Chris-
tus Hij zij getuige lusschen mij en u." Toen zond hij οττο yan papenbor&
met honderd man vooruit, om van de Poelpoort bezit te nemen, en volgde zelf
met duizend knechten en vele veldstukken. Aan do poort bood men hem de stads-
sleulcls aan, waarop hij, onder het vreugdegejuich des volks, met groolen praal
^ binnentrok. Den volgenden dag onlving hij van de geheele burgerij, op zijn bevel
Blüoim. in de Walburgskerk vergaderd, den eed van hulde en trouw, Nu slelde hij
bevelen op het houden der wachten en andere zaken en begon, onder den in-
vloed der eerste vreugde over zijne komst en den invoer van een groolen voor-
raad ieeftogt, met hel slichten van bet kasteel. Het was een groot, sterk, vier-
kant gebouw, met breede grachten omgeven, voorzien van slevigo torens, en
lusschen de Ooster- en Steenslilpoorlcn geplaatst, zoodat het de geheele slad
konde bestrijken, De Heeren horekken en koeptders werden lol de gereglszaken
DES VADERLANDS. 539
der Ommelanden benoemd, welke voorheen der Hoofdmannenkanier gehoong
1528
vraren (1).
Van draghsdorp en zijne medebeTelhebbers, over dezen loop van zaken ontzei en
verbaasd, wendden zich om inlichting lot edzard , welke hierop voorgaf, dat hij,
wegens den twist lusschen Saksen en het Sticht over Groningen ^ die stad in naam
des Rijks had in bezit genomen en houden zou, tot het geschil beslist zou zijn; on-
derlusschen was hij bereid, zijn gedrag voor eene Rijksvergadering lo verantwoorden.
De Saksische gezagvoerders namen hierin schijnbaar genoegen, dewyl hunne magt niet
tegen die van edzard kon opwegen, wion zij derhalve ongaarne tot openlijken vyantl
begeerden. Om dezelfde roden verborg Hertog george den toorn, in welken hij ^
bij de eerste lijding was ontstoken, en zond zelfs Graaf nENDRiK. van Stolberg en den
Hofmaarschalk slenitz , om met edieard een verdrag lo sluiten. Te Aduard kwam
men overeen, » dat de Graaf van Oost-Friesland do stad Groningen in naam
des Ryks bewaren, maar do Ommelanden van wege den Hertog van Sahsen be-
sturen en er schattingen in uitschrijven zoude, lot men daarover anders eens
werd." Hierop dankte men wederzijds voor het grootste gedeelte hel krijgsvolk af,
en er bleef slechts eene Saksische bezetting in den Weerdenhras ^ Benkamahuis en
Aduarder Zijl; al de andere schansen om Groningen ^ te Hoogkerk, Beem, Gar-
merioolde en Slochteren werden geslecht. Om dien tijd ontsloeg men op een
grooten Landdag te Leeuwarden, naar 's Hertogs bevel, de zes Regenten uit hunne Q v.
betrekking en stelde den Graaf van Stolberg lot Stadhouder aan. Daarop ontboden ^^jjq^
dö Saksische bevelhebbers de inwoners van Langewold, Vredewold, Htimmerze en
Middachten iQ Aduard, en verklaarden in tegenwoordigheid der Oost-Friesche gezan-
ten, »hoe de Hertog, bewogen door de rampen des volks, den vernielenden krijg
geëindigd, en tot beter bestuur der binnenlandsche zaken, Iwee aanzienlijke mannen
tot Stadhouders aangesteld had; namelijk den Graaf van Stolberg over Friesland be-
westen de Lauwers, en Graaf edzard over de Ommelanden , in welke betrekking
de ingezetenen van het Westerhwartier gelast werden, den laatstgenoemde te erken-
nen.'* Dit geschiedde; doch toen men zulks den volgenden dag te Winsum van de
byeengeroepen Hunsingoërs, en in Appingadam van de Fivelingoërs eischic, weigerde
het volk op beide plaatsen eenparig en volstandig den eed, te voren aan edzard af-
(1) s. benikga, Chron. d. Vr, Land. bi. 1G5—174. Landb. v. uarteha, bl. 62 , 63. v. ιπα-
bor, Htsi. V. Friesl. St. Π. bl. 169, 170. occo scarlensis, bl. 376—378. e. benihga, Hist. v.
Oost-Friesï. bl. 461—468. portcs iiectekcs, Rer, Austriae. Lib. VI. c. 9. »beo eiimitjs, Rer,
Fris. Hist. Lib. XLIL γ, 663—665. wiksemids , Chron. v. Vriesl. B. XIII. bl. 404, 405. scho.
TA5ÜS, Fr. Hist. β. XV. bl. 520, 521. Tegemv. Staat v. Stad en lande, bl. 282—285.
68 *
-ocr page 540-542 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—gelegd, ie verlaten. De Saksische bevelhebbers, om geen schijn te geven, dat zijden
Graaf van dezen tegenstand verdacht hielden, verzochten hem, die inmiddels naar
Emhden ^vas teruggekeerd, om raad. Edzaro , even loos als dapper , sloot te Har-
lingen met hen eene overeenkomst, waarby hij do betrekking van Stadhouder dos
5 V. Hertogs van Saksen in de Ommelanden aannam en beloofde , dit openlijk kenbaar te
maken; voorts »een hoog geregtshof aan te stellen, bestaande uit zijnen plaatsvervan-
J5(X) gcr of vertegenwoordiger, twee regtsgeleerden en even zooveel Edelen, welke drie-
raaal in het jaar te PFinsum zitting zouden houden ter beregting der vonnissen van
welko beroep was ingesteld. Hij zou zorgen, dat alle regters te lande het regt in
naam des Hertogs uitspraken; dat geene wetten of voorregtsbrieven uitgegeven wer-
/ den, dan met 's Vorsten toestemming, én do Groningers den vrijen handel in άα Om-
melanden belemmerden, noch aldaar ambten bekleedden. Do sloten zou hij in stand
en onder do gehoorzaamheid des Hertogs houden, do schattingen door eenen rent-
meester invorderen, welko daarvan den Vorst rekenschap zou geven, en eindelijk
bewerken, dat vóór hot eindo van do volgende maand Ilunsingo en Fivelingo
denzelfden eed als het JVesterkwarlier aflegden." Do Hofmaarschalk slenitz begaf
zicli onmiddellijk met dit verdrag naar Meissen, om 's Hertogs goedkeuring daarop
te verwerven (1),
Edzarb nam nu den schijn van Saksischen Stadhouder aan, maar Ilunsingo en
Fivelingoy heimelijk opgezet, weigerden standvastig, hem in die betrekking te er-
kennen. Zijne eigenlijke bedoelingen bleven ook niet lang raadselachtig, bovenal
loen hij tegen het eindo ,des jaars geld liet munten met het omschrift: Edzardus.
Comes. Conservator. Groning (2). Hertog george verbood het invoeren van deze
munt in Friesland, heigeen echter door het wijs beleid van den algemeen beminden
Stadhouder vaw stolberg, aldaar geene botsingen met den Gd'diixivtm Oost-Friesland,
wien men moest ontzien, veroorzaakte. Doch de Hertog nam de zaak zoo euvel
op, dat hij weigerde het verdrag van Harlingen te bekrachtigen en zelfs bewerkte,
dat EDZARD en Groningen op den Rijksdag te Constanz werden gedaagd, om zich
to verantwoorden. Beider gezanten, met den schranderen kantepu aan het hoofd,
^ verschenen; veel werd voor en tegen gepleit, en eindelijk door do Rijksvorsten, die
Zomer- ongezind waren vonnis to vellen, vruchteloos eene minnelijke schikking voorffeslasren,
maand ® ' J ö ö ö
^ML·
(1) s. benikga, Chron. d. Fr. Land. bl. 174—180. Landb. v. mautena, bl. 03—07. occo
scarlensis, bl. 378, 379. e. besinga , Hist. V. Oost-Fnesl. bl. 408. l'ontus netjterüs, Β er.
Jlustnac. Lib. Vi. c. 10. tibbo emmiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XLlll, p. 000—609. winsemiüs,
Chron. v. VricsL ß. XHI. bl. 405, 400. scnoiAsts, Fr. Hist. B. XV. bl. 521—523.
(2) Graaf edzard, Beschermheer van Groningen,
-ocr page 541-DES VADERLANDS. 543
Hertog GEORGE reisde Terbolgen weg, en bij een keizerlijk besluit werd de zaak lot
een nader geregtelijk onderzoek yerwezen. Onderlusschen was het geschil door den
Bisschop van Utrecht voor Paus julius II gebragt, welke terstond een Abt uit Bra-
hand en twee geeslelyke regtsgeleerden van Leuven tot regters benoemd had. Doch
EDZARD en de Groningers, wier gelastigden voor hen verschenen waren, zich over
het vonnis van deze regtbank bezwaard vindende, stelden daarvan beroep in op
den Paus, bij wien het geding slepende bleef (1).
In Friesland bewesten de Lauwers heerschto thans eene gewenschte rust, die
slechts nu en dan door daden verstoord werd, welke de woestheid dier tyden her-
inneren. Zoo was onder anderen in hel Torige jaar dotjwe sjaardema , een -man van
oven acht en twintig jaren , door 2,ekeren leidekker, en naar het schijnt uit minne-
nijd , omgebragt. Met hem nam het oud-adellijk geslacht van dien naam, hetwelk
aan het hoofd der Schieringers eene aanzienlijke rol gespeeld had , een somber einde (2).
Van stolberg hield met vaste hand de teugels van het bewind, oefende naauwgezet
regt en geregligheid uit, en trachtte steeds 's volks Avel vaart te bevorderen (3). Den
Geestelijken, welke in de grofste ongebondenheid hunne middelen en de kerkelijke
inkomsten verleerden, werd de naauwkeurige aangifte der geestelijke goederen enlee-
nen (jura patronatus) opgelegd en bevolen , den Hertog van Saksen in hunne ge- j^qS
beden te gedenken (4). Door weldadige bepalingen werden de willekeurige handelin-
gen der Grietmannen beteugeld, de dyk- en waterwerken in goeden slaat gehouden,
en vaarten van Leeuwarden naar Franeker, en van Bolsward naar Leeutcarden
gegraven (5). Algemeenen rouw verspreidde derhalve het berigt, dat de wakkere be-
windsman op eene terugreis uit Meissen Ie Keulen was overleden. Overeenkomstig
zijne begeerte, werd het lijk naar Leeuwarden gevoerd en aldaar met treurigen praal J509
bijgezet. Er wordt van hem getuigd, »dat hij een man was, die God boven allo men-
schen ontzag, en het land liefhad (6)." De Graaf van Benthem werd nu met de
stadhouderlijke waardigheid over Friesland bekleed. Weinig weken vóór zijne komst,
was dat gewest door eene allervreesselijkste overstrooming der zee op den rand des 26 v.
llcrfst-
~ maand.
(1) s. bemnga, Chron. d. Fr, Land. bi. 180—184. occo scarlensis, bi. 379.· tontüs heü-
tercs, Rer. Auslriac. Lib. VII. c. 1. p. 154. ubbo emjiiïjs, lier. Fris. Eist. Lib. XLIII. p.669.
schotanus, Fr. Ilist. B. XVI. bl. 529—531.
(2) wixsEJires, Chron. v. Friesl. B. XIII. hl. 400.
(3) sciioTAKUs? Fr. Rist. B. XV. bl. 523.
(4) wiiiSEMius, Chron. v. Friesl. B. XIII. bl. 406.
(5) Landb. v. martena, bl. 67—73. winsemius , Chron. v. Friesl. B. XHI. bl. 408.
(6) occo scarlensis, bl. 379. wiksemius, Chron. v. Friesl. B. XIII. bl. 408.
-ocr page 542-542 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—ondergangs gebragt. Het verlies aan menschen, goederen en vee was zoo groot,
dat nog lang daarna deze watervloed de smartelijkste herinneringen bij den landzaat
opwekte. Het bijgeloof schreef dezen ramp aan de wraak des Hemels toe, dewijl het
Saksische bewind den dag der overstrooming, welke door de Friezen , sinds de schit-
terende overwinning op do Hollanders in dertienhonderd vijfenveertig behaald, ter eere
der H. Maagd gevierd werd, als feestdag had afgeschaft (1).
Inimiddels beproefde Graaf edzakd zich in het bezit van Groningen en de Omme-
landen te handhaven, doch do onderhandelingen daarover met do Saksers te Schut-
trop in Benthem en later te Munster aangeknoopt, waren vruchteloos. Beter slaagde
hij in zijae pogingen, om door welwillendheid, minzaamheid en hulpvaardigheid de
harten der burgers, inzonderheid der gilden > voor zich te winnen. Door het volk ge-
drongen, droeg de Bieedo Raad op hem het beroep der vonnissen over, en de uitleg-
ging der wet, indien er verschil ontstond over den zin. Hiervan Avas het gevolg, dat
men spoedig de bevelen der stedelijke regering niet eerbiedigde , dan wanneer 's Gra-
ven naam aan het hoofd stond, of er in verklaard werd , dat zij met zijne voorkennis
en na het inwinnen van zijn hoogwijzen raad waren uitgevaardigd (2). Maar de Hertog
van Saksen was niet gezind de heerschappij over de Ommelanden te laten varen. Op
zijn bestel, worden door maximiliaak, in naam van het Rijk, do Aartsbisschop van
1511 Keulen, de Hertog van Gulik^ en de Gommandeur der Duitsche Orde Ie Cohlentz ,
de Ridder lodewijk van Sonsheim, benoemd, om do zaak te Nuts te onderzoeken.
Hier verschenen twee afgevaardigden van edzard , en uit Groningen de Kerkheer
willem fiiedeuiks, de Burgemecsters sigkinghe en koenders met den geheimschrijver
4 V. icANTER. Maar ook deze bijeenkomst, op welke byna dezelfde eischen en klagten als
mlfnV Constanz gedaan werden, leidde tot niets. Hertog geokge en Graaf edzard wer-
den' daarna in persoon voor den Keizer op den Rijksdag te Keulen ontboden. Ed-
zard verontschuldigde zich, om het overlijden zijner gemalin; maar zijne gezanten
verdedigden het gedrag van hunnen Meester zoo vrijmoedig en bondig tevens, dal
MAXIMILIAAN, ofschoon ter gunste des Hertogs van Saksen gestemd, nogmaals de zaak
lot aanstaande Louwmaand verschoof (3).
(1) occo SCARLENSIS, bl. 380. E. BENiNGA, IHst. V. Oost-FHesl. hl. 474. WISSEMlüS, Chron. r.
Friesl. B. Xlü. bl. 408. schotanus, Fr. IlisL li. XVI. hl 532. ovmorr, Verh. d. matenl.
l.I. 448.
(2) ÜBBO EMMIUS, Rev. Fi'is. Eist. Lib. XLIII. p. 674. Tegetnc. Staat v. Stad en Lande, hl 291.
(3) s. besinga, Chron. d. Fr. Land. hl 184—187. übbo emjiios, Rer. Fris. liist. Lib. XLIII.
p. 677. Lib. XLIV. p. 682. sciiotahus, Fr. Hist, B. XVI. bl. 533, 535. Tegentc. Staat v.
Stad m Lande,
DES VADERLANDS. 543
Het vermoeden der Saksers, dal edzard insgelijks op het gebied over Friesland
bewesten de Lauwers vlamde , wies dagelyks aan. Er werd ie Kolluni zekere land- ^^^^
looper kempe roei>er gevat, welke, naar men zegt, op de pijnbank eenige Edelen als
medepliglig aan eene zamenzwering ten behoeve van den Graaf van Oost-Friesland
beschuldigde. Gerbrand mokkema. werd deswege te Leeuwarden, en jemme juwsma
in de kerk te Ferwerd opgeligt en naar het blokhuis gevoerd. Zwaar gepijnigd,
bekenden zij alles wat men begeerde, doch trokken, volgens eenigen, hunne woorden
naderhand terug. Hoe dit zij, deze ware of valscho beschuldiging gaf aanleiding, dat
de Saksers tegen een mogelijken inval van edzard onderscheidene plaatsen van bezet-
ting voorzagen, en langs dien weg hunne heerschappij sterker bevestigden. Op bevel
van Hertog george, welke deze zaak ter schuldverzwaring van edzard voor den Kei-
zer had gebragt, leerde men den beiden Heerschappen en kempe roeper het hoofd
® ° ° blaglm.
voor de voelen. De goederen van tjaard mokkema , welke vermomd naar Groningen
ontkomen was, werden verbeurd verklaard. ïe vergeefs had zelfs de Keizer bij de
Groningers op zijne uillevering als landverrader aangedrongen (1).
Meer dan ooil waren thans de Herlog van Saksen en do Graaf van Oost-Friesland
op elkander verbillerd. Beide werden door beslel van den eerslgenoemdo , voor den
Keizer legen het einde van Lentemaand te Augsburg ontboden. Edzards gezanten 1513
behandelden aldaar do zaken op denzelfden toon, maar met minder geluk dan te
Keulen, Maximiliaan , wel is waar, besliste niels, maar verwilligde edzard , » dat
de uitspraak tol zijn nadeel zou uitvallen , weshalve hij hem vermaande, zich met ge-
orge te verdragen." Do Graaf door deze ongunstige wending zijner belangen diep
getroffen, vond sleun in zijn volk, welk beloofde, goed en bloed voor hem op to
offeren. Hij trad echter hoewel vruchteloos, eerst in Munster en later mei eenig
nilzigl op eene minnelijke schikking, to Stathagen met de Saksische gezanten in ón-
derhandeling. Maar toen men in het klooster Aduard nader was bijeengekomen,
vertoonden de Saksers hel keizerlijk besluit, reeds in Herfstmaand van het vorige jaar
genomen, doch lot nog toe geheim gehouden, waarbij edzard bevolen werd, binnen
twee maanden na de ontvangst van dezen lastbrief, en op straffe van den rijksban
Avanneer hij weigerde, de eischen des Herlogs van Saksen in te willigen. Terstond
stelden 's Graven zaakgelastigden van dit bevelschrift, als huilen den gewonen vorm
uitgevaardigd, beroep in op den Keizer zelven en het Rijkskamergeregt. Tevens verlie-
s
ten zij de vergadering, nadat men, op verzoek der middelaars, evenwel was overeen- 1 t.
(i) Landh. v. μαπτεκα, bl. 77. occo scarleksis, bl. 381—383. s. βε.μλτ.α, C/non. d. Vr.
Land. bi. 188—191. ubuo emmius, Rei\ Fris. Jlist. liib. XLIV. p. 681. avissemius, Chron, v.
yricsl. 13. XIII. bl. 411. scuotakcs, Fr. JJist. li. XYI. LI. 534-536.
544 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482-
1528
gekomen, Linnen zes en veertig dagen geen krijgsgeweld tegen elkander te plegen.
Spoedig werd nu openlijk de rijksban over edzard afgekondigd, en den Groningers
aaugesclireven , hem niet langer aan te hangen. Wederzijds maakte men zich lot den
krijg gereed. Hertog george nam van Hendrik: en erik, Hertogen van Brimswijk,
vele hulpbenden over, terwijl do Graaf van Benthem uit afgedankte en omzwervende
knechten eene bende van bijna vijfduizend man , den zoogenaamden Zwarten Hoop,
bijeenbragt, welke naar Aduard werd gezonden en bet platteland op zware brand-
schaUing stelde (1). In Groningen en Appingadam versterkte men de vestingwerken,
Edzarü , welke zich te Aurich bevond, vermaande lot moed en volharding; ook
voorzag hij eerlang beide plaatsen van een aanlal gewapende manschappen (2).
Door de strenge vorst begunstigd , trok nugo van Eisenach met den Zwarten Hoop
in hot begin des volgenden jaars, na het uitmergelen van het Old-Amht, over den
bevrozen Dollart in Oost-Friesland^ om do krijgsbewegingen der Hertogen van
Briinswijh tegen Graaf edzard te ondersteunen en zich met hen te vereenigen.
Doch hierin door de opkomende dooi verhinderd, trok hij, die reeds tot in Lenger-
land was voorlgerukt, naar het Oldenbiirgsche terug. Aduard was inlusschen met
vijftienhonderd gewapenden uit Friesland en driehonderd Duilsche knechten bezet
geworden, welke het land lol aan de Eems brandschallen De Saksische bewind-
voerders in de sterkte PFeerdenhras bcj)roefdcn, hoewel vergeefs, met Groningmi
afzonderlijk een verdrag Ie sluiten. Zij drongen hierop nogmaals en sterker aan , toen
door een heraut de laatsie banbrief over edzard en het keizerlijk bevelschrift, den
Graaf van Oost-Friesland te verlaten, in Groningen was overgebragt. De Raad
en de gemeente, bovenal door >aallem trederiks en koert koeisders aange-
moedigd , antwoordden onverschrokken, » dat hoeveel eerbied men ook voor den
Keizer koesterde , men dat bevel niet als geldig beschouwde, naardien het was
uitgevaardigd, zonder de belanghebbenden gehoord te hebben, weshalve men er
van beroepen zou; daarenboven konden zij in deze zaak volstrekt niets verrigtcn
builen bewilliging van edzard." De Graaf, wien men van dit alles beriglle, gaf
daarover naluurJyk zijne hoogsle tevredenheid te kennen en verwittigde tevens de
Groningers, »dat hij insgelijks een dergelijk Keizerlijk vonnis ontvangen, maar den
18 v.
Louw-
inaand
1514
8"v.
Sprok-
kel m.
14 v.
Sprok-
keim.
(1) Dc naam van Ztvarien Hoop werd waarscliijiilijk aan deze bende gegeven , dewijl zij er
haveloos cn oiiijedaan uitzajj. v. thabor , Jlist. v, Friesl. St. II. bl. 190, 191.
(2) s, lieninga, Chr07i. d. Fr. Land. bl. 19G, 198—203. Landb. t\ juutesa, bl. 80. occo
scAUiEssis, bl. 383, 384. e. ueninga, Hist. v. Oost-FriesL bl. 482—484. ubbo ejuuus, /?er.
Fris. Hist. Lib. XLiy. p. 680-691. wissemius, Chron. v. Friesl. lï. XIÜ. bl. 413. scuotaki's,
Fr. Hist. li. XVI. bl. 530-539.
DES VADERLANDS. 545
bode zonder bescheid teruggezonden had, dewijl hij alles voor een bedrog
van den Herlog van Saksen. Ten slolle vermaande hg hen, hem getrouw te bly-
ven en beloofde wederkeerig, hen met al zijn vermogen bij te slaan." Weldra zond
hij OTTO VAN DiEPHOLT over, een geoefend krijgsman, op wiens raad de vestingwerken
bij Slochteren en Hoogkerk verbelerd en in staat van tegenweer gebragl werden (1).
Herlog GEORGE, die zich thans in Benthem bevond, ziende dat zijne krijgstoerus-
tingen noch de keizerlijke ban op de Groningers de gewenschte uitwerking hadden,
beproefde nogmaals de zaden van twist en Iweedragt onder hen uit te strooijen. Der-
halve drong hij in een brief aan den Raad slechts aan op de nakoming van het kei-
zerlijk bevel, maar gaf in een schryven aan de gezworene gemeente en gilden te
kennen, » dat hij de halsstarrigheid des Raads aan eenigo afhangelingen van edzard
toeschreef, doch de" gemeente en gilden als onkundig hiervan beschouvvde, waarom
het hem smarlen zou, de slad vyandelijk te moeten aantasten, indien de Raad bleef
Aveigeren zich te onderwerpen." De bedoehng was te duidelijk, om miskend te wor-
den. De gezworenen en gilden antwoordden dan ook, » dat alles mei hunne voorkennis en
toestemming geschied was. Wilde evenwel de Herlog geweld gebruiken, dan zouden
zij hun verhouwen op den Goddelijken bijstand stellen, wegens de reglvaardigheid der
zaak." De Bisschop van Munster^ die gaarne den krijg van zijne grenzen ver- 3 y.
wijderd zag, bewerkte eene zaraenkomsl te Meppen^ welke slechts de gemoederen
verbillerde; do Saksers immers bleven volstrekt op het bezit van Groningen en do 1514
Ommelanden aandringen, waarvan de Groningers niets hooren wilden; en edzard
eischle van den Herlog driemaalhonderdduizend Rijnsche guldens lot vergoeding der
oorlogsschade, hern in Oost-Friesland loegebragt, waarin deze niel bewilligde. De
krijg was onvermijdelijk, bovenal sinds een hoop gewapend volk uil Groningen hel
kloosler Selwert met de vestingwerken vernield had, opdal de Saksers er zich niet
in zouden nestelen. Den volgenden dag verscheen in Groningen een Heraut met 14 v.
de oorlogsverklaring, die pleglig werd aangekondigd. Reeds dienzelfden nachl sla-
ken de Saksers eenige huizen buiten de A-poort in brand , en maakten zich voorls
meester van do kerk te Zuidwolde, welke zij verslerklen en vandaar uit lot aan de
Boleringe-poort stroopten en brandstichtten, hetgeen de Groningers niet konden belet-
ten , ofschoon zij de kerk van Garmerwolde bemagtigd hadden. In dien slaat van zaken
vermaande Graaf evert van Koningstein, maximiliaans gezant bij den Herlog van
Saksen, ernstig den Raad en de gemeente van Groningen, zich naar 'sKeizers wel-
(1) s. bemnga, Chron. d. Vr. Land. bl. 203—209. Landb. v. habtesa, bl. 80. e. beniäga,
Hist. V. Oost'Fnesl. bl. 484—489. Iibbo emmibs, Rer. Fris, HisU Lib. XLIV. p. G91—695.
schotanus, Fr. Π ist ß. XVI. bl. 539-542.
II Deel. 3 Stuk. 69
-ocr page 546-1482—behagen te riglen, om alzoo eenen gewissen ondergang Ie voorkomen. Na herhaald
schrijven anhTOordde men hem, dat eene zaak van zooveel gewigt niet bij briefwissel,
maar alleen mondeling kon behandeld worden. De Hertog en yan koningstein kwa-
men daarop beide in JVeerdmhras ^ en bepaalden het klooster Essen tot eene
bijeenkomst. Doch den dag vóór dien tol het mondgesprek bestemd, maakte Hertog
GEORGTï zich meester van dat geslicht en zond eene bende krijgsvolk in Helpen,
^24 v. ·νν6ΐ1ίθ na eenige schermutselingen met de toegeschoten Groningers, terugtrok. Ko-
maand kingstein verontschuldigde zich over deze daad van geweld, plegtig betuigende , dal
zij tegen zijn wil was geschied; doch niet dan met veel moeite, konde hij de Gronin-
gers tot een nader gesprek legen den vijfden der volgende maand in het klooster te^i
Hoorn overhalen (1).
Ondertusschen viel Hertog george, door hulpbenden uit het Oldenburgsche ver-
sterkt , in Ficelitigo en vermeesterde het klooster te ÏVittewievum. De onvoltooide
schans van Delfzijl^ benevens de sloten vaa Fermsum, Oterdmn en do kerk te
Reide geraakten insgelijks in zijne magt. Maar οττο van diepholt , niettegenstaande
do Saksers de Eems met een groot oorlogschip en eenige kleinere vaartuigen bezet
hadden, landde met omtrent drieduizend man te Reide en heroverde alles in korten
tijd, waarbij hij vele krijgsgevangenen en oorlogsbehoeften buit maakte. Op dit
' berigt trok aanstonds een goed deel volks uit Groningen naar Winsum , om de vlug-
tenden te onderscheppen, doch kwam te laat. Op den teruglegt het men het huis
te Sauwert niet ongemoeid, nam te Zuidwolde de kerk in en de Saksische be-
zetting gevangen. Hierdoor verschrikt, trokken do Saksers uit Essen naar Aduard^
het houlen kasteel achterlatende dat bestemd was, om te den mond der rivier te
546
dekken. Graaf edzard , die onmiddellijk zijne benden was gevolgd, liet dit blokhuis
aldaar tegen den vijand opslaan en versterkte Ferinsmn, terwijl de Groningers de
schansen of bolwerken van Zuidwolde en Essen slechlten. Deze vyandelijkheden
verhinderden niet den voortgang van de bepaalde zamenkomst in het klooster ten
4 y Hoorn, welke op den dag van diepholts landing geopend was. Groningen had
<»ra«ni. je^ Kerkheer willem frederiks , de Burgemeesters sigkinghe en koenders , den ge-
heimschrijver KANTER, en de beide Bouwmeesters derwaarts gezonden. Den eersten dag
vorderde men niets, en de tweede dreigde zelfs de geheele onderhandeling af te bre-
ken, toen konir^gstein, om te toonen dat hem de lijding van diepholts zege niet
vervaard had, eischle, »dat de stad, in naam des Keizers, aan hem in bewaring {in
seqiiestro) zou gegeven worden lot dat het rijkskaraergerigt den twist beslist had.
s, bekinga, Chron. d. Fr. Land. bl, 209—21β. ttbbo emmics, Rer. Fris. Ilist, Lib. XLV.
p. G90-()U9. SCHOTANUS, Fr. Hist. B. XVI. bl. 542, 54S.
DES VADERLANDS, 547
Middelerwijl zouden de burgers ran den eed aan edzard afgelegd, ontslagen, en 1482—
Appingadam met het reglsgebied over de Ommelanden en het Oldamht den Sak-
sers overgeleverd worden. Voorts moest edzard zijne eigene landen van Hertog
GEORGE, als aangestelden Potestaat over al de Frieslanden y in leen ontvangen en de
oorlogskosten dragen," Do Oost-Friesche zaakgelastigden, verbitterd over dezen stou-
ten eisch , maakten zich reeds gereed om te vertrekken, toen Willem fbederiks het
woord opvatte en zoo treffend de ware toedragt van zaken sinds twintig jaren uiteen-
zette, dat KONiNGSTEiN·, verlegen wordende, betuigde, den Hertog zelvcn, die zich
toen in Leeuwarden bevond, daarover te moeten hooren, en den weisprekenden
redenaar uitnoodigde , hem derwaarts te verzeilen, onder belofte van vrijgeleide heen
en terug. Met toestemming van den Raad, voldeed willem frederiks aan dit ver-
langen, Zijne vrijmoedige taal echter ontstak den Hertog, wien edzards voorspoed,
reeds hevig geschokt had, in zulk een toorn, dat hij zich verlaagde in scheldwoorden
uit te barsten. Op aandrang van koningstein sloot men evenwel een wapenstilstand
van veertien dagen, binnen w elke george te Adiiard en edzard te Groningen zou-
den komen, om door gemagtigden te Dorkwert met elkander te onderhandelen.
Maar ook deze bijeenkomst en een mondgesprek van edzard met kowikgstein te Sel-
wert vergrootten slechts do verwijdering, dewijl de Hertog bij zijne vorige eischen
nog eenige harde voorwaarden voegde. Koningstein verzocht toen den Graaf van
Oost-Friesland en do Groningers, hun uilerst verlangen op te geven. Aanvankelijk
werd besloten hiervan een ontwerp , doch alleen op naam van de stad, over to zen-
den. Na rijp beraad echter achtte men dit te gevaarlijk, en meldde KOKiNGSTEm
schriftelijk, dat »wat hij verzocht, reeds dikwijls geschied was, en men niet besluiten
kou verder te gaan; derhalve werd hij ernstig gebeden, zijne goede diensten ter
verkrijging van eenen eervollen vrede te willen aanwenden (1)." Maar het uitzigt
daarop was reeds benomen, dewijl maximihaan inmiddels de Groningers zonder dag-
vaarding, zonder verhoor, op nieuw als weêrspannigen in den rijksban verklaard
had (2).
Tegen den iiilgang van het bestand, eischle Hertog george van do Friezen op
eenen Landdag te Leeuwarden manschappen en geld, die beide, onder zekere voor- 20 v.
waarden , werden toegestaan. Janke oekema ontviog aanstonds uit Oostergo, en epe
(1) s. BE.MNGA, Chron, d. Vr. Land. bi. 217—226. occo scinLEssxs, bl. 385. s. JAnir.ns
Corte Chron. bl. 455. e. bekisga , Ilist. v. Oost-Friesl. bl. 501, 502. pontos iieüterüs, lier.
Austriac. Lib. Vil. p. Iö3, 164. vmo ejuiiüs, Her. Fris. Hist. Lib. XLV. p. 700—704. wii?.
se51iüs, Chron. v. Vriesl. li. XIII. bl. 414. .scuotaxus, Fr. Hist, B. XVI. bl. 543-546.
(2) Landb. v. mahtesa , bl. 81, 82. De banbrief is van den vijftienden van Grasmaand.
69 *
-ocr page 548-548 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
ArLVA uit Wfstergo last, elk een vaandel knechten op lo riglen; en (ie\\ijl de uit-
geschreven oorlogsbelasling niet aan de behoefte beantwoordde, werden door den
Stadhouder overal gelden, zooveel men slechts krijgen konde , opgenomen (1). Niet
minder yverig was Graaf edzaud, om zich ten kryg toe lo rusten, en vóór het einde
dor wapenschorsing kwam hij met een goed aantal krijgsvolk uit Oost-Friesland^ Fi-
velingo en het Oldambt te Groningen. Ondersteund door do gewapende burgerij,
beproefde hij zich van Aduard meester te maken, maar ontmoette znlk een wakke-
ren tegenstand, dat hij spoedig het beleg moest opbreken. Het berigt, dat de Hertog
van ßrunsicijk met eene grooto strijdmagt naar Oost-Friesland in aantogt was, en
de Saksers met eene vloot de Eems bezet hadden, noopte hem zich met de keur
zyner benden naar zijne staten te spoeden, slechts eene kleine bezetting, grooten-
deels ongeoefend landvolk, ^ in den Dam achterlatende. De Saksers maakten zich
'sGraven afwezigheid ten nutte, vermeesterden Delfzijl^ plunderden en staken het
in brand, welk lot nog vijf omliggende dorpen ondergingen, en keerden met den buit
naar Aduard terug. Om Groningen door gebrek aan leeflogt te dwingen, beval Her-
tog GEORGE, dat allen, die binnen eene mijl van daar woonden , hunne huizen moesten
afbreken; en dengenen, welke hieraan niet gehoorzaamden, werden huis en have
afgebrand. Maar do Groningers waren genoegzaam van levensmiddelen voorzien, en
gelastten op hunne beurt, dat elk, die verder dan eene mijl van de stad woonde,
moest opbreken; waarop men evenwel geen acht sloeg. Hun toestand werd
echter hagchelijker, toen do Saksers Hoogkerk en Selwert veroverden, hetgeen den
Hertog in slaat stelde, de Ilimze te sluiten en tevens den toegang naar Aduard open
te houden. Hij bezette en versterkte insgelijks Garmerioolde, damde de Fivel af en
baande zich oonen weg naar Weerdenhras. Graaf edzard , Avien het geluk in
Oost-Friesland ook geweldig tegenliep , zocht in dezen nood hulp bij den Hertog
van Gelre. Hij slaagde bij dezen Iieerschzuchligen vijand van het huis yd,n Oostenrijk
zoo verre, dal hem, hoewel op harde voorwaarden, onderstand beloofd werd. Immers
moest hij den Gelderschen Vorst vijf en dertig of veertigduizend Rijnschq guldens op-
brengen en van hom hot bewind over de Ommelanden e^n Friesland bewes-
ten de Lauwers iu leen ontvangen, terwijl Hertogkarel, zulks verkiezende, zijn eigen
hooger gezag weder als leenman aan den Koning van Frankrijk konde opdragen.
Met vijfhonderd man, zoo ruitery als voetvolk, keerde edzard naar te-
rug; en daar de mare zich verspreidde, dat hij met eene aanzienlijke Geldersche strijd-
magt aanrukte, verlieten de Brunswijkers, reeds door het sneuvelen van hunnen Her-
5 v.
Bloeim
1514
7 V.
Bloeim,
V.
Zoincr-
maand.
(1) Landb, r. marteisa , bl. 82—84. udbo emhiüs, Rer. Fris. Hist. Lik XLV, p. 704. wm-
se51ius, Chron. v. Friesl. B. Xlli. bl. 414—416. schotanus, Fr. Hist. B. XVI. bl. 54ö.
DES VADERLANDS. 501
log voor Lieroord onlmoedigd, zijne staten en trokken roovende en brandende door 1482—
Reiderland en het Oldamht naar Weerdenhras. Dit Tcrschafte hem verademing;
weldra verdreef hij de Saksische vloot van de Eems en zond driehonderd man
naar Groningen. Hij zelf volgde kort daarna met zevenhonderd zwaargewapende y.
ruiters en tweehonderd vijftig voetknechten. Terstond trok hy des anderen daags met 1514
eene uitgelezene bende voor Selwert. Men schoot hevig op elkander en schermutselde,
waarbij velen wederzijds sneuvelden, doch kwam lot geen hoofdlreiTen (1).
OndertLisschen had Hertog george nogmaals brieven in Groningen gezonden, om
oneenigheid te verwekken, maar zij w^aren openlijk voorgelezen en bespot geworden.
Geldgebrek verbood hem echter den krijg te rekken, en hij besloot er met
geweld een einde aan te maken. Verzeld door eenige Duilsche Vorsten en Edelen,
trok hij eerlang met het grootste gedeelte zijner krijgsmagt uit Selwert voor jép^in' 21 v.
gadam. De plaats was wel versterkt en behalve een groot aantal landvolk, met ^^®®''"·
achthonderd geoefende knechten bezet, Otto van diepuolt was er Opperbevelhebber,
en onder hem dienden cornelis fungk , eyert ripperda , lewe "vak gobliwse
met meer andere Edelen uit den omtrek. De Hertog liet onverwijld de Fivel, boven
en beneden Jlppingadam, met bruggen beslaan en de slooten in do landen dempen,
om het grof geschut aan te voeren, met welk hij de muren vreesselijk teisterde, Ier
wijl gloeijende kogels in het stadje schroomelijke verwoestingen aanriglten. De bele-
gerden Aveerden zich dapper, zelfs vrouwen en kinderen niet uitgezonderd, die onver-
moeid bezig waren, zoowel om de bressen in don muur te vullen, als de brand in de
huizen te blusschen. Eindelijk na verscheidene vruchtelooze bestormingen, vielen de
Saksers in eenen vroegen morgenstond, na een hevig geschutvuur, op drie plaatsen 4/5 v.
te gelijk met woest geweld aan en drongen, ondanks den hevigsten tegenstand, stor-
menderhand binnen. In de eerste woede werd alles wat hen ontmoette over do
kling gejaagd. Geene gewijde plaatsen werden geëerbiedigd ; en grijze haren noch
onschuldige jeugd, stand noch kunne vonden genade bij het lengellooze krijgsvolk,
welks verbittering door het woest geschreeuw van den jongen Hertog van Brunswißk:
»Slaat dood, slaat dood,tot wraak over mijn vaderl·^ nog werd aangezet. Toen het moor-
den ophield, ging men aan het plunderen. Hierover niet voldaan, >verdcn de overgeble-
vene inwoners, do kinderen zelfs, opdat zij de verborgen gewaande kostbaarheden zouden
(1) s. BERiKGA, Chron. d. Fr. Land. bl. 226—240, 251. occo scableksis, hl. 386, 387.
v. tiiabou, Ilist. v. Vriesl. St. Π. bl. 172. s. JARicns, Corte Chron. hl. 455—457. e. benikga,
Jlist. v. Oost-FnesL bl. 503—521. ubbo emmiüs, Rer. Fris. Ilist. Lib. XI>V. p. 705—714.
scnoTAKüs, Fr. Hist. B. XVI. bl, 546—552. postasds, Eist. Gelr. Lib. XI. p. 650, 651.
siicuTENHORST, Geld. Gesch. Β. XL bl. 333.
568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—aanwijzen, wreedaardig gepijnigd, de Trouwen en maagden daarna aan den moedwil des
soldaalsprijs gegeven en vervolgens, naakl uitgeschud , ter poorten uitgedreven. Het getal
der vermoorden wordt op ruim elfhonderd geschat. Twee honderd knechten en eenige bur-
gers werden gevangen genomen; honderd vijftig hadden zich bij den eersten aanval door do
vlugt gered. Vaw diepiiolt werd, tegen krijgsgebruik, geketend en met den hoofdman fungk
naar Medemhlik gevoerd, doch ontsnapte spoedig. Een ander gevangen bevelhebber, hans
TER BiEULEDf, was daarentegen terstond op vrije voelen gesteld; en dit heeft het gerucht ver-
sterkt, dat hij door verraad den vijand het vermeesteren der plaats gemakkelijk gemaakt
had. Verheugd over dezen bloedigen zegepraal, sloeg Hertog george eerst zichzelven
en toon den Hertog van Brunsioijk met meer dan dertig aanzienlijke Edellieden,
onder welke zelfs Ommelanders tot hunne schande zich bevonden , tot Ridders. Het
leger ging vervolgens uiteen; geokge trok naar Aduard, en erik van Brunsioijk
met vijftienhonderd man naar Oost-Friesland, Delfzijl werd in de haast versterkt
en aan een Boheemsch Edelman, yon garlowitz , toevertrouwd. Appingadam ont-
ving eene bezetting van vijftienhonderd, en Winsum eene van tweeduizend man (1).
Middelerwijl was door den Bisschop van Ütreckt^ uit vrees voor de onderhandelingen
van Graaf edzard en den Hertog van Gelre, een verbond met den Hertog van Saksen
gesloten, in hetwelk Deventer^ Zwol en do ridderschap van Overijssel deel namen,
waarbij men beloofde, elkander in nood met zeshonderd gewapenden te ondersteunen.
Edzard oischte op dit berigt terstond eene brandschatting van Drenthe, als een
vijandelijk gewest; en toen do Bisschop, welke zich hierover in een scherpen brief
aan Groningen beklaagde, den Drenthenaren verbood iels op te brengen, plunderde
hij Roon j terwijl do Saksers Appingadam belegerden, en dwong de verschrikte in-
woners van Beilen y Runen ^ Dieveren, Dwingeloo en Meppel met geweld eene
zware geldsom af. Vergeefs echter poogde hij kort daarna de Saksers uit het klooster
Selwert, welk zij weder in bezit genomen hadden, te verdrijven. Beier slaagde het
overrompelen van Bcnkemahuis te Midwolde in het J-Festerkwartier, en het verjagen
van eeno bende Saksers, welke zich in Slochteren wilde nestelen. Edzard versterkte
toen de kerk aldaar en te Midwolde in hei .Oldamht, om den weg naar Emhden
over den Dollart open te houden, en vruchteloos beproefde diiemaal achtereen de
Saksische bezetting uit Appingadam dit werk te storen. Ondanks dat alles stonden
's Graven zaken, zoowel aan deze als aan gene zijde der Eems, hopeloos. Oost-
Friesland, door den vijand uitgeroofd en verwoest, konde geene lasten opgelegd
1,1
•Ι
!ί
(1) s. be^kgi, Chron. d. Vr. Land. bl. 238, 241—245. s. jariciis, Corte Chron. bi. 457.
v. τπΔΒοη, Ilisi. v. FriesL St. II. bl. 173. occo scaulensis, bl. 387, 388. e. βε.μλτ,α, Ilïst. r.
Oost-Fn'csl. bl. 521—524. poktcs iieüterus, Ber. Austriac. Lib. Vil. p. 165. ubeo esmius ,
lier. Fris, Ilist. Lib. XLV. p. 714—716. scdotanus, Fr. Ilist B. XVI. hl 552, 553.
DES VADERLANDS. 501
worden, en de Herloff van Gelre weigerde onderstand in volk, zoolange liii de vooraf 1482—
1528
bepaalde som niet in handen had. Doch loen edzahd hem veertien- of achttien-
duizend Rijnsche guldens had gezonden, nam hij vijfhonderd afgedankte Engel-
sche ruiters in dienst en liet ook voetknechten werven. Z-ijn Hofmeester, Hendrik
VAN GEKT, gaf in een schrijven aan de gilden te Groningen breed op »van zijns
Meesters hulp en voornemen, nimmer hen of edzard te zullen verlaten; zij moesten
derhalve maar welgemoed en standvastig blijven." Men gist hieruit, dat deze brief
met overleg van edzard en der Groningsche regering geschreven is, om de gemeente
te stillen, welko reeds over de ongemakken van den krijg en het gebrek aan leeftogt
morde. Do sluwe Ilerlog van Gelre draalde echter met den beloofden bijstand, om
door den dringenden nood van den Graaf en der Groningers zijn heerschzuchlig oog-
merk te bevorderen. Hij zond wel ecne bende volks in het land van Bent hem, welke
do inwoners uitmergelde, dewijl hun Graaf, als Stadhouder van Friesland, de Saksers
diende ; maar zoodra Hertog george den Zwarten Hoop uit Oost-Friesland ontbo-
den had en zelf met eene krijgsmagt naar Koeverden oprukte, nam zij de wijk in
Twente, waar een gedeelte zich van Ooiwzai-jwm en De^c/en meester maakte, terwijl do
overigen in Gelre terugkeerden. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze ongunstige
loop van zaken de Groningers heeft aangespoord, om buiten voorkennis van edzard,
met den Hertog van Saksen over de opdragt der heerschappij te onderhandelen.
Willem frederiks met twee Burgemeesters lot dat doel aan hem afgevaardigd,
nam zijn afscheid, nadat men, zoo als gewoonlijk, niet kondo overeenkomen,
met do woorden: »Weet, lieve Heer! dat gij van uw loven geen Heer van
Groningen worden zult." Edzard door het vertrek der Gelderschen van alle vreemde
hulp beroofd, afgesneden van Oost-Friesland en beducht voor opstand onder zijn
krijgsvolk, hetwelk uit wanbetaling dagelijks verliep, moest eindelijk van den nood
eene deugd maken. Bekend met do bedoehngen des Hertogs van Gelre ^ vermaande
hij, geene andere uitkomst ziende, den Raad van Groningen^ dezen Vorst voor op-
persten Landsheer to erkennen, in welk geval hij diens leenman of stedehouder konde
blijven. De Raad nam hierin genoegen, en roelof vaii letthep, een Geldersch be-
velhebber, werd naar Hertog karel gezonden. Eenigen melden, dat edzard van
dezen handel, welke hem trouwens van het opperbewind zou berooven, niets wist;
anderen, dat de zaak tegen zijn zin werd doorgedreven. Hoe dit zij, de Hertog van
Gelre, verheugd over het welgelukken zijns plans, gaf terstond zijnen Hofmaarschalk
WILLEM VAN GEKT van Oijen bevel, met een leger naar Groningen op te rukken (1).
maand
(1) s. bekisga, Chron. d. Vr, Land. bl. 246—254. s. jakichs, Corte Chron, bl. 458 , 450.
y. THABou, Uist. V. Vriesl. St. II, bl. 175. occo scARiEifsis , bl. 388, 389. Landh, v, MARTE»i,
552 AL GE MEENE GESCHIEDENIS
1482— Oaderlusschcn was de Saksische bezetting uit Koeverden naar Anlo getrokken,
^^^^ om den belegerden, wien het nijpend aan leeftogt begon te ontbreken, het stroo-
pen in Drenthe te belemmeren. Graaf edzard trachtte den vijand uit deze steUing
te verdry ven , maar vond hem te magtig, doch slak in den terugtogt Onnen, Haren
en Helpen in brand, opdat hg er zich niet in zou vestigen. De Saksers legerden
zich toen in Zuid- Middel- en Noordlaren. Ter voorkoming van de strooperijen
der Groningers, legden zij een dijk van Blankewier tot over den vveg, en versterkten
de kerk van Oostwolde in het Westerkwartier, maar werden er spoedig door de
stedelingen uit verdreven. Dit verlies zoowel als gebrek aan geld en vrees voor de
naderende magt der Gelderschen, spoorden hen aan te beproeven, of er iets door
onderhandeling konde gewonnen worden. Na een mondgesprek eerst in eene kapel
bij Katerskruis ^ toen in de kerk te Dorkwert bepaalde men, te Essen weder
29 v. bijeen te komen· Maar de Groningers, op de lijding, dat de Gelderschen werkelijk
imand aantogt waren, verschenen niet, onder voorwendsel eener ziekte van willem fäe-
ISÏ'i »ERIKS, hun afgevaardigde. De Saksers namen dit ten hoogste euvel op en dreigden
er eene voorbeeldige wraak over te nemen, waarin zij echter door de komst der
Geldersche hulpbenden te Rolde belet werden, welke hen noodzaakten Zuid- en
Noordlaren te ontruimen. Van oijen liet zijn leger in Rolde en begaf zfeh
mei slechts een klein gevolg naar Groningen. Het baarde veel opziens, dat hij
bij willem frederiks zlju intrek nam, ofsclioon edzard , hem had uilgenoodigd.
Zijn lastbrief hield in, met den Graaf en Groningen een verdrag te sluiten, waarbij
Hertog KAREL als Heer erkend werd, welke beloofde, »elk in zijne voorregten te hand-
haven en tegen vreemd geweld te beschermen." Daarop weidde hij uit over de geva-
ren, aan welke zgn Heer zich door deze verbindtenis tegen zoo vele magtige Vorsten
blootstelde, en eischte derhalve »dat edzard zich van het bewind en de ingezetenen
van den eed ontsloeg, om op nieuw zynen Meester te huldigen, onder oppererkentenis
des Konings van Frankrijk. De stad Groningen zou hare wetgevende magt, het
stapelregt, en bierverlier in de Ommelanden behouden; de Hoofdmannenkamer zou
uit hare burgers beslaan, maar regt spreken in naam des Hertogs en van hem eenen
voorzitter ontvangen. Tot waarborg harer burgerlijke vrijheid, zou het kasteel geslecht
worden, terwijl de Vorst zich met een geschikt gebouw tot zijn verblijf, en een jaar-
lijksch inkomen, door de zaakgelastigden van Stad en Lande te bepalen, wilde
bl. 84. e. 15ekinga, Hlst. v. Oost-Fficsl. bl. 525—532. postds iieuterus ^ Rer. Aastriac. Lib. VII.
p. 166. üiiBo EÏMIÜS, Rer. Fris. Hist. Lib. XLVI. p, 716—720. schotanus, Fr. Hist. B. XVI.
bl. 553—555. Po?iTAsüs, Hist. Gelr'. Lib. XL p. 651, 652. sLiciiTEsnousT, Geld. Gesch.
Β. XI. bl. 335.
DES VADERLANDS. 501
vergenoegen. Vond men hierin behagen, dan zouden eerlang de Saksers uit geheel
Friesland verdreven zijn; zoo niet, dan had hij last, met het leger terug Ie keeren."
Hierop wendde hij zich in het byzonder tot edzard, hem groote voordeelen belo-
vende , wanneer hij Frankrijk genegen wilde zyn. Verschillend werden deze voor-
stellen opgenomen; de meerderheid Was er echter niet tegen. Maar Graaf edzard
konde zijne verstoordheid niet ontveinzen en verklaarde , dat w het mögt gaan , hoe het
wilde , hy nooit den Hertog als Leenheer zou erkennen." De geheele gemeente werd
nu op last van den Raad door de hoofden der gilden omgevraagd en gaf hare
toestemming, mits edzard haar van den afgelegdcn eed ontsloeg. Willem frederikis
en de regerende Burgemeesters werden uilgenoodigd, om den Graaf, die daartoe
ongaarne besluiten zoude, over te halen. Nadat hij hen had aangehoord, liet hij zich
bij monde van zijnen Kanselier sterk uit over hunne ondankbaarheid en hoe zij
vergaten , » dat hij vóór negen jaar de stad had gered en deswege in eenen zwaren
ölai^t·
krijg gewikkeld was geworden, welke zijne schatten verslonden en zijne landen ver- maand
nield had.'* Toen willem frederiks hierop bescheiden, doch met klem van redenen, ^^^^
hem den tegenwoordigen nood en het algemeen verlangen van het uitgemergelde volk
onder het oog bragt, hervatte hij: » Welaan , ik ontsla u van den eed en wensch
dat gij onder den Hertog van Gelre gelukkiger moogt zijn." Edzard werd daarop
voor dezen afstand heuschelijk bedankt. Een ooggetuige dezer plegtigheid , maar hoveling
van den Graaf, ontkent ten sterkste het ontslaan van den eed en beweert, dat men
zulks het volk diets gemaakt heeft (1), Hoe dit zij, den volgenden dag ontving
VAK oiJEN, staande voor het groote altaar in de Walburgskerk, eerst van do rege-
ring , toen van het volk den eed voor Hertog karel en in bewimpelde woorden,
om de gemeente niet te verbijsteren , ook voor den Koning van Frankrijk. »Zoo
hebben de Groningers," zegt een tijdgenoot, »onder de kroon van Frankrijk
en de bescherming des Vorsten van Gelre zich begeven" (2). En eenen anderen
ontsnapt deze bitse aanmerking: »Nu mogen de Groningers met regt den dubbelen
adelaar, van den Keizer en van het Rijk, welken zij boven hun wapen voeren, afleggen
en drie leliën van wege den Koning van Frankrijk daarvoor in plaats stellen (3)."
Terstond werd den Hertog van het gebeurde kennis gegeven en bij hem op krach-
tiger hulp aangedrongen (4).
(1) e. besiixga, Eist. V. Oost-Friesl. bl. 535, 536. Vgl. hierbij tBBo emmius, Rer. Fris. Mist.
Lib. XLVI. p. 724.
(2) s. JARiciis, Corte Chron. bl. 459.
(3) s. BEKiKGA, Chron, d. Fr. Land. bl. 259.
(4) Oude Eoll. Div. Kron. Div. XXXII. c. 41. s. bekwga, Chron. d.Vr. Land, W. 254—259.
Π Deel. 3 Stuk. 70
568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
3482— In dien slaat van zaken moest het kort daarop onverwachts huis waar tskeeren der
1 o28
Geldersche krijgsmagt ie Rolde ^ uit vrees voor de versterkte Saksische bezetting
van fVeerdenbras, in Groningen bevreemding en ontsteltenis verwekken. Met
moeite gelukte het van oijen de gemoederen te bedaren door de plegtige betui-
ging, dat dit buiten zyne kennis geschied was, en de verzekering, dat eerlang Hertog
KAREii zelf met een groot heir zou opdagen. Middelerwijl boden ongunstige berigten
uit Oost-Friesland Graaf edzard eene geschikte gelegenheid aan , om de ware reden
van zijn bepaald vertrek uit Groningen te verbloemen en het vernederende daarvan
voor het gemeen te bedekken. Terstond verwittigde hy hiervan de stedelijke rege-
ring , vermaande haar voor het slot of blokhuis, door hem gesticht en op hetwelk
7 bij eenige manschappen achterliet, zorg te dragen, en vertrok nog dienzelfden nacht
met een klein gevolg naar Emhden. Eerst werd het slot door burgers bezet
en bewaakt, maar op de tijding van edzards nederlaag bij L eng er land, bijna
geheel geslecht, waardoor men zich van eenen breidel verloste , welke , inzonderheid
bij de verwachte komst des Hertogs van Ge^re, voor de vrijheid der ingezetenen gevaar-
lijk zou kunnen worden. Nu geheel van vreemde hulp ontbloot', konde Groningen
slechts vcrwerenderwijs handelen. Het grof geschut van de wallen velde een groot
aantal Saksors op een strooptogt naar hot dorp Helpen , maar vermögt niet te ver-
I hinderen, dat do vijand het klooster Essen bemagtigde en versterkte, hetgeen lot
vele kleine schermutselingen aanleiding gaf. Hertog george, door geldgebrek naau-
welijks in staat zijn volk in toom te houden, trachtte weder langs den weg van
onderhandelingen iets te winnen. Maar de Groningers, bij wie hij de vorige aan-
sfagtm hernieuwde en het huldigen des Hertogs van Gelre als heilloos voorstelde ,
bewust, hoe reddeloos zijne zaken stonden, >yezen hem spottend af. Twee dagen
daarna overrompelden zy de bezetting van Garmerioolde ^ doodden er eenigen van,
onder welke de bevelhebber, en namen de overigen gevangen; ook gelukte het hun
een aanval der Saksers uit Essen af te slaan. Tot verhooging van den ontwaakten
moed berigtte Hertog karel , dat zijn leger naar Friesland was opgerukt en de
slad op al zijne hulp konde rekenen (1),
e. βενίϊίβλ, Rist. v. Oost-Friesl. bi. 533—537. occo scarlensis , bl. 389. v. thabor , Hist. v.
Vriest. St. II. bl. 176. Landb. v. martena, bl. 84. pohtus ueütekds, Rer. Amtriac. Lib. VII.
γ. 166. tbbo emmiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. XLVI. p. 720—725. schotanus, Fr. Bist. B. XVI.
bl. 555—558. pontamis, Hist. Gclr. Lib. XL p. 653—655. sliciiteixdoust , Geld. Gesch. Β. XL
bl. 335 , 336.
(1) s. beninfia, Chron. d. Fr. Land. bl. 259—264. s. jarichs, Corte Chron. bl. 459. e. be-
tiinga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 538—542. occo scarlensis, bl. 389, 390. pontds neutercs,
DES VADERLANDS. 555
Terwijl de Hertog van Saksen door wellige en onwettige middelen in de drin- 1482—
gendste behoeften trachtte te voorzien en , om eene schalling in het uitgeputte Fries-
land Ie heffen, een algemeenen landdag Ie Leeuwarden had bijeengeroepen, maakte
het gerucht van de komst der Gelderscbe benden aan de beraadslagingen plotseling
een einde. Dewijl dit gewest het naast aan Gelre grensde en het geschiktste geoor-
deeld Averd , om van daar lot ontzet van Groningen op Ie trekken, waren karel en
edzard overeengekomen, van hieruit de krygshewegingen te beginnen, Janke
bouwma van Oldehoorn ^ een der voornaamste Friesche Edelen, sikko galama, do
zoon van den in Franeker onthalsden douwe galama, en gabbe sciieltema hiervan
onderrigt, hadden zich bij den Hertog van Gelre vervoegd en hem hunne diensten
lot omverwerping der drukkende Saksische heerschappij aangeboden. Daarop was
terstond met Fransch geld eene grootere bende krijgsvolk geworven en onder bevel
van LEOHARD vAji scnwARTZEKBUßG Ie Harderwijk naar Gaaslerland ingescheept.
Eer men hel vermoedde, landde zij aan bij den Marderhoek, bemagligde zonder 22 v.
tegenstand hel onbezette Slooten en legerde zich Ie IJht , alles onder do kreten van : 1514
Frijheid, vrijheid! Weg met alle lasten en schattingen! JVij zijn door den
Hertog van Gelre gezonden ^ om in naam des Honings van Frankrijk het vrije
volk der Friezen daarvan te verlossen / Douwma en zijne beide deelgenooten
verkondigden alom , » dat do Hertog geene jaarlijksche opbrengst, maar slechts een
geringen geldelijken onderstand begeerde ter betaling van het krijgsvolk lot de
Saksers verdreven zouden zijn , en geen anderen titel dan dien van Poleslaat of Be-
schermheer verlangde. De Friezen moesten thans van de gelegenheid gebruik maken,
indien zij do vrijheid boven de slaverny verkozen." Intusschen hadden de Edelen
Ie Sneek, roelof van juwsma , sikko liaugkama en loüw donia , onverwijld uit
Leeuwarden geschut en andere krijgsbehoeften tot afwering van den naderenden
vijand ontboden. Doch de Saksische bevelhebbers hielden dit aanvankelijk voor eene
ontijdige vrees en zonden niet, dan toen het te laat was, den verzochten on-
derstand af. De Gelderschen waren middelerwijl in Sneek als bevrijders der sla-
vernij binnengelaten. Do gevlugle burgers werden terug geroepen en in hunne
goederen hersteld. Juwsma, liaugkama en dojsia begaven zich naar Leeuwar^
den. Twee dagen later geraakte Bolsxcard in handen der Gelderschen, die door
het looverwoord : Vrijheid! derwijze de harten der menigte tot zich trokken, dat
deze weigerde tegen hen de wapens te voeren. Op die wijze maakten zij zich bijna
Rer. Austriac. Lib. VII. p. 166. ufiBo emmius , Rer. Fris. Eist. Lib. XL Vi. ρ. 725—728.
SCHOTANUS, Fr. Hist. B. XVII. bl. 559, 560. poktasüs, Uist. Gclr. Lib. Xf. p. 655, 656.
SLIC11TE5H0RST, Gc/d. Gcsch. β. XI, bl. 336, 337.
70*
-ocr page 556-568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482— zonder bloedstorting meesier van onderscheidene sloten in den omtrek , van den ge-
heolen zeekant tot aan Makkum met inbegrip van Stavoren^ Hindeloopen ^ If^or-
kum i van G aast er land, Zevemvolden en meer andere grietenijen en plaatsen io
West ergo (Ij.
Op de tijding van dezen loop van zaken in Friesland en dat versehe Gelderschö
benden aldaar verwacht werden, zond Hertog george den Zwarten Hoop onder
groote beloften uit £ssen, hetwelk hij versterkte, derwaarts af. Hij zelf echter
ontbood zyn zoon uit Leeuwarden , en trok met driehonderd ruiters uit Weerdenbras
over Koeverden en Munster, waar hij wegens dit wegvlugten op eene honende wyze
bespot werd , naar zijne stalen, zonder ooit in Friesland terug Ie keeren , waar hij
trouwens ook weinig anders dan schade en schande had ingeoogst. Do Zwarte Hoop
was inmiddels άοοΐ Smalliiigerland en Bergum naar Leeuwarden, Franeker en Har-
lingcn opgetrokken, doch nergens binnengelaten, Andreas pflug en οττο sghergk ,
twee Saksische bevelhebbers; goslik: jongema. , hessel martena , tjalling bottinga ,
gerold iierema , epe aylva , sijbrand roorda , douwe burmania en andere Saksisch-
gezinde Edelen waren bij deze woeste gasten, welke, na alles in Ludingakerk,
Lidlum en de bijliggende plaatsen Ie hebben opgeteerd , zich in Oldeklooster neder-
sloegen. Vruchteloos beproefden zij hen tot een aanval op Bolsward te bewegen,
; De benden eischten vooraf betaling van het achterstallige krijgsloon en trokken , toen
dit niet volgde, verbolgen en alles in den omtrek verwoestende naar Monike-Bayum.
Op do pleglige schriftelijke verzekering der beide Saksische bevelhebbers en Friesche
Edelen, dat binnen drie maanden alles zou worden aangezuiverd,^ verlieten zij groo-
tendeels Friesland, twee vaandelen krijgsvolk in Zeewifai'i/ew , een m Franeker en een
in Ookkum achterlatende. Vóór zij nog vertrokken waren , was de verwachte ver-
sterking uit Gelre aangekomen. Terstond werden door de Gelderschen verscheidene
slinzen van Saksischgezinde Edelen ingenomen en bezet. Hessel martena daaren-
tegen , trok met eene bende uit Franeker en legde Luinkerk in de asch. Kort te
voren waren manschappen uit Holland in Gaasterland aan wal gestapt, om Slooten
te verrassen, doch door de landlieden , op het klokgeklep in allerijl bijeengekomen ,
naar hunne schepen teruggejaagd. Gelijken uitslag had eene tweede landing tusschen
(1) Oude Holl. Div. Kron. Div. XXXII. c. 41. v. τπαβοκ, Hist. v, Vriesl. St. li. bl.
376—183. occo scAiiLETisis, bl, 390—392. Landboek van ^syaimK, bl. 85. s. jaricds , Cort.
Chron. bi. 4G0. ioktus neuteuus, Rcr. Aiistriac. Lib. VII. p. 167. ubbo emius, lier. Fris.
Hist. Lib. XLVII. p. 729, 730. wissesiius, Chron. v. Vriest. B. XIV. 11.418—420. schotakis,
Fr. Hist. B. XVII. bl. 561, 562. pontanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 656 , 657. slichtesiiorst.
Geld, Gcsch. B. XI. bl. 337.
1482—
1528
DES VADERLANDS. 55 7
Workum en Bindeloopen. Beoosten de Lamcers ging het den Saksers even weinig
voorspoedig. Dadelijk na het vertrek van Hertog geoege , hadden zy Garmerwolde
en Solwerd verlaten en zich naar Aduard begeven. De ontruimde posten waren
onmiddellijk door de Groningers bezet geworden , welke hiervan den Graaf van Oost-
Friesland verwittigden. Edzard stak nu wel over met vijftienhonderd man, om
Delfzijl en den Dam aan den vijand te ontwringen, maar moest dit opzet laten
varen, dewijl hij tegenstand ontmoette' en het jaargetijde te ver was verloopen, om
eene belegering te ondernemen. Daartegen geraakte Aduard, welks bezetting uit
wanbetaling verliep, in de magt der Groningers, die terstond de vestingwerken
slechtten en een gedeelte der muren met de torens omverhaalden. Deze ongunstige
wending van zaken voor de Saksers, bewoog verscheidene Ommelander Heerschappen,
welke hen uit haat legen Groningen ondersteund hadden, zich met die stad te
verzoenen. Grootendeels hielden zij zich op in Appingadam en traden, onder
toestemming der bezetting aldaar, met van oijen en de Groninger zaakgelastigden
te Noorddijk in gesprek. Men kwam overeen, dat de krijgsknechten ongemoeid met
hunne bagaadje zouden aftrekken; maar deze weigerden te gaan en bleven wijd en
zijd voortstroopen met eene woede, welke onlangs nog de bewoners van Fermsum
en Wittewierum ondervonden hadden (1).
De Hertog van Saksen had nog steeds een sterken aanhang in Friesland bewesten
de Lauwers. Leeuwarden, Dokkum, Franeker en Harlingen waren in zijne raagt
en van daaruit verwoestten zyne benden, door de burgers deels vrijwillig, deels ge-
dwongen ondersteund, de omliggende grietenyen. Op een dezer rooftogten had pier,
uit hoofde zijner gestalte de Groote genaamd, bij het verbranden van het ύοτ'^ Kins-
s
werd door hessel maivtena en de Franekers, zijne aanzienlijke bezittingen verloren.
Verbitterd zwoer hij nu den Saksers en hunnen Frieschen aanhangers wraak en verderf,
bragt weldra zeshonderd onversaagde gasten bijeen , over welke hij zijn neef groote
WEERD , hem gelijk naar ligchaam en geest, tot onderbevelhebber aanstelde , en hield
met eene vloot roofschepen de oevers der Zuiderzee in vrees en ontzetting (2), De
Friezen, thans in Saksich- en Gelderschgezinden verdeeld, beroofden en verdorven el-
(1) s. benikga, Chron. d. Vr, Land. bl. 264—269. e. benirga , Hist, v. Oost-Friesl. bl, 542,
543. Oude HolL JHv. Kron. Div. XXXII. c. 41. v. thabou , Ilist. v, Vriesl, St. Π. bl. 181,
183. occo scARLEssis, bl. 393, 394. Landboek van martena, bl. 85. s. jaiuciis, Corte Chron·
bl. 460, 461, i'ohtüs iiectercs^ Rer. Austriac. Lib. Vil. p. 107, 168. cbbo emmius, lier. Fris.
Ilist. Lib. XLVll. p. 730—732. vïissemiïis, Chron. v. Vriesl. B. XIV. bl. 420. scuoiards, /V,
Hist. β. XVII. bl. .562, 563.
(2) V{i1. hiervoor, bl. 413. κοκ, Vaderl. Woordenb. D. XXIV. bl. 17-21.
13 v.
Win-
term.
1514
21 v.
Win-
term.
15 r.
Louw-
maand.
1515
568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—kanJer. De Gelderschen sloegen het beleg voor Franeker en maakten zich meester
1 1528
van Hollingaslins te Wommels, terwijl do Leeuwarders in Westergo stroopten en
verscheidene dorpen verwoestten. Tjaard mokkema trok met vierhonderd man uit
Groningen naar Kolluni en bewerkte , dat Kollumerland en Dongeradeel zich voor
de Gelderschen verklaarden. Om zijue krijgsbewegingen te ondersteunen, waren
JANKE DOuwMA en Jüw JuwsMA met vierhonderd huislieden naar Barrahuis opgerukt,
doch spoedig door de Leeuwarders genoodzaakt af te trekken. Een gedeelte nam de
wijk in do Wirduwerbiiurte, het andere op üniaslins, welke de Leeuwarders be-
stormden , die in den kelder drongen en er meer dan vijftig man doodsloegen. Maar
het bovenste gedeelte van het gebouw werd zoo dapper verdedigd , dat de aanvallers
afhielden en, toen de Zevenwolders tot ontzet opdaagden , wegtrokken. Tjaard mok-
KEMA, met een deel dezer benden versterkt, rukte op naar Dokkmn, welk van
Louw- geuoegzamen krijgsvoorraad ontbloot en in onmin met de bezetUng , zich onmiddellijk
overgaf. Door hem aangespoord , huldigden mi de deelen en grietenijen in den om-
trok den Hertog van Gelre als Beschermheer der Friesche vrijheid en aloude voor-
regten. Hierop vermeesterden en verbrandden do Leeuwarders Juwsmastins te Wir-
dum^ de Gelderschen Aylvastins Ie Wilmarsum en Tjaardahuis te Rinsma-·
g^est, welks eigenaar naar Leeuicarden was geweken. Daar niets op het platte land
veilig was, werden do Geestelijken geboden, huune kerksieraden in de steden te
bergen, en de Edelen gelast, hunne stinzen af te breken, opdat de tegenparty er
zich niet in zou nestelen; deswege moesten ook de kloosters in de nabijheid der
steden hunne grachten dempen. Niet ontijdig waren deze maatregelen; immers het
rooven en branden werd, inzonderheid van den kant der Saksers, met vernieuwde
woede voortgezet. De Leeuwarders legden de schoone dorpen Holwerd en Oldega
grootendeels in de asch; en do slotvoogd van Harlingen^ frits grombacu, verwoestte
de kerkbuurt van Almeniim, om de Gelderschen, zoo magtig ter zee , te verhinde-
^^ ^ ren, zich er te vestigen. Op dien zelfden tijd vermeesterde groote pier voor Roorn^
^aii na een scherp gevecht, elf schepen , welke tot onderstand der Saksers uil Amsler-
Lente- ^^^^^ ^^^^^ Friesland bestemd waren fl).
maan α. ^ '
In de landen beoosten do Lauwers hield de bezetting van Appingadam door
hare rooverijen op de Fems, den Graaf van Oost-Frieslatid en de Groningers in be-
weging. Deze laatsten hadden zich tot nog toe alleen in algemeene bewoordingen
(1) Landboek van martena , bl. 85, 86. occo scaulensis, LL 3Ü5, 396. ubüo emmil's, Rer.
Fris. Uist. Lib.'XLVlI. p. 732, 733, winsejiiüs , Chron. v.'Vriesl. U. XIV. bl. 420-423.
schotanus, F)\ Hist. B. XVH. bl. 563, 564. velids, Chron. v. Hoorn. bl. 1H6, 187. postasüs,
Hist. Geh'. Lib. XL p. 657, 659. SLicuiE^aousi, Geld. Gesch, B. XI. bl. 338, 339.
DES VADERLANDS. 501
aan den Herlog van Gelre onderworpen , en begeerdeti thans de voorwaarden, daarvan 1482—
bepaald en schriftelijk te ontvangen. Van oijen sloot derhalve, onder goedkeuring
zijns meesters, met hen do volgende overeenkomst: »de stad zou, onverkort het regt^P^®''^"
van den IJlrechtschen Sloel, dén Hertog getrouw blijven, door hem, als opperheer, ISlo
beschermd en bij hare wetgevende magt, voorregten en oude herkomsten gehandhaafd
worden. Daartegen zou zij hem een onversterkt huis binnen hare muren tot zijn ge-
bruik aanwijzen en hare regten op de Ommelanden^ het Oldambt, Ooster^o en
Westergo overdragen, onder beding echter, dat de Ommelanden nooit van haar
gescheiden, of eenen anderen Heer, dan met hare loeslemming, afgestaan wierden.
Alle vestingen te lande zouden ontmanteld en geene nieuwe, dan met wederzijdsche
bewilliging, opgerigt worden. Eik zou blijven in zijne regten, voorregten en bezit-
tingen, ook niet belast worden boven eene jaarlijksche schatting, met gemeen overleg
te bepalen. De oorlogsschade zou uil de goederen dier Heerschappen , welke het nog
met den vijand hielden, geboet worden. Hq Ommelanden zouden door eenen Stadhouder
des Hertogs en vier Hoofdmannen, uit de Groninger burgers gekozen , op dien voet en met
die magt als voorheen de Hoofdmannenkamer uitoefende, beheerd worden ; daarenboven zou
de Vorst tot het houden der gewone warven met genoemde Hoofdmannen , telkens vier uit de
regters te lande benoemen. Voorts bleven de Omrnelanden onderworpen aan het slapclregt,
het gebruiken van het stadsbier, en het verbod van jaarmarkten te houden; eindelijk
zouden hier en in Gelre voor de vredérzijdsche ingezetenen de betaling der tollen en
weggelden gelijk zijn." Dit verdrag werd voor Graaf edzard geheim gehouden, dewijl
hij geen afstand van de Ommelanden gedaan had en zich hunne belangen nog aantrok.
Juist den volgenden dag stak hij over de Eems, sneed door eene verschansing te
Fermsum alle verkeer tusschen ^ppingadaiu en Delfzijl af, en sloot tevens
de Eems door gewapende uitleggers. Bijna gelijktijdig tastten do Groningers do
schans bij Aduarderzijl aan, doch konden haar slechts na langen en dapperen tegenstand
bij verdrag bemagtigen. De kleine bezelting met den wakkeren bevelhebber vas ülms Lenle-
aan het hoofd genoot eerlyken aftogt en behoud van goed, onder beding, van binnen "^®®"*^·
drie maanden niet tegen de Gelderschen te dienen. De vesting en de brug over do
Hunze werden terstond geslecht. Nu zou hel j^ppingadam en Delfzijl gelden,
welke edzard nog ingesloten hield. Rutger beekbergen werd met honderd vijftig
gewapenden uil Groningen naar Wirdum gezonden en overrompelde vijftig man,
welke zich te ver uil deze schans gewaagd hadden. De Graaf van Oost-Friesland^
inmiddels met eene versterking van volk uil Emhden teruggekeerd, werd door eenige ?
manschappen uit den Dam aangevallen, maar dreef hen vluglende naar Delfzijl^
hetwelk hij tevens stormenderhand veroverde. Appingadani werd nu door de ver-
eenigde magt van edzard en de Groningers enger omsingeld. Hier lag eene bezetting
van zeshonderd man, onder bevel van den Boheemschen Edelman von carlowïtz,
568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482— met een goed deel gewapende huislieden en eenigo Omraelander Heèrschappen. Ge-
levensmiddelen noodzaakle spoedig de belegerden lot de overgave. De
bezelling trok , naar krijgseer, uil met haar grof geschut, wapenen en goederen , onder
belofte, zich van alle vijandelijkheden op den aflogt te onthouden. Op die voorwaarde
logen de Ommelanders, welke zich in den Dam bevonden, ongemoeid huiswaarts,
Edzard en de Groningers waren overeengekomen, dat zij de achtergeblevene goederen
onderling verdeden en het stadje gezamenlijk bezetten zouden; maar zoodra de be-
zetting was uitgetrokken, maakte 's Graven volk er zich geheel meester van. De
verwijdering, welke daaruit tusschen edzard en de Groningers ontsproot, werd vergroot
toen eenige Appingadaramers, Oost-Friezen en huislieden uit de naburige dorpen de
achterhoede der Saksers aangetast en de bagaadje geplunderd hadden. Carlowitz
beklaagde zich hierover by van oijen en den Raad van Groningen , welke daarop
van EDZARD een scherp onderzoek naar de schenders van het verdrag en de straf
der schuldigen vorderden. Het schamper antwoord van den Graaf en zijn weigeren ,
^ppingadanif hetwelk hij steeds in bezit hield, naar luid der overeenkomst te ont-
mantelen , verhoogden den heerschenden onmin, die in openbaren krijg dreigde te
ontaarden , toen van oijen het gedrag van edzard met sterke kleuren den Hertog van
Gelre voorgesteld, en 'sGraven inkomsten uit Drenthe aan zich gelrokken had (1).
De vrees voor den Zwarten Hoop vereenigde echter de gemoederen weder voor
korten tijd. Ruim vijfduizend man van deze uit allerlei volk zamengeraaple bende,
welke na het ontslag uit Saksische dienst zich in ßraband, Utrecht en Holland
had opgehouden , Avaren door Gelre, Overijssel en Drenthe naar de grenzen van
18 V, Friesland opgerukt. Beducht voor den naderenden storm , beproefden de Gelderschen
^^1515 Groningers niet te vergeefs, zich met Graaf edzard te verdragen, wien men den
Oam vooreerst liet behouden en in naam des Hertogs groote dingen beloofde. On-
dertusschen was de Zwarte Hoop in Stellingwerf gevallen. Sghwartzenburg bood
tegenstand, maar moest terugtrekken, dewijl do huislieden weigerden hem te onder-
steunen. Zevenwolden werd hierop door den vijand afgeloopen , die zich te Indijken
nedersloeg. De Gelderschen , van vrees bevangen, verlieten hunne . legerplaatsen te
Lidlum, Tjum en Luinkerken, en namen de wijk in Bolsward en Sneek. By
een uitval der Franekers Averden deze drie dorpen in brand gesloken , en uit de
steenen der abdij van Luinkerken liet grombacii , de slotvoogd van Harlingen ,
(1) s. beimsga, Chron. d. Vr. Land. bi 269—275. e. bekikga , Hist. v. Oost-FriesL bl.
54(3—548. ijbbo EHMius, Rer. Fr. Hist. Lih. XLVJI. p. 733—738. scuotasüs , Fr. Hist. W.
KVIl. bl. 564—506. pontanus, Ilüi'. Gelr. Lih. Xi. p. 659.' sliciitekhorst , Geld. Gcsch.
B. XI. h!. 339. Tegeiw:. Siaat r. Slad en lande, 1)1. 315, 316.
DES VADERLANDS. 501
den toren van de slins aldaar optrekken. Dokkuni en Boïsward^ insgelijks door de Gelder-
sehen verlaten, vielen in handen van den Zwarten Hoop, welke eenige der omliggende ^
stinzen in de asch legde , terwijl de Gelderschen de overige in vlammen lieten opgaan. Grasni.
Inmiddels was Graaf edzard , in wien het krijgsgeluk dezer bende bezorgdheid opwek- '
te, uit Oost-Friesland met eene aanzienlijke oorlogsmagt te Winsum gekomen.
Terstond had hij Dokkum, hetwelk door den vijand weder was verlaten, bezet en
versterkt. De Groningers zonden ook derwaarts een groot deel hunner gewapende
burgers en krijgsknechten, waarvoor Hertog karel hen bedankte en beloofde , niets
onbeproefd te laten , om edzard tot het slechten van jéppingadam te bewegen. Behalve
Ookkum , waren Sneek, Stavoren en ^orkum in do magt der Gelderschen; Leeu-
warden, Franeker, Bolsward en Marlingen in het bezit der Saksers, of van den
Zwarten Hoop. Ten behoeve van dezen laatslen slak te Enkhuizen eene vloot van
kes en dertig schepen , onder bevel van Hieronymus snees in zee. Groote pier trok ^^
haar met achttien bodems te gemoet en behaalde den volgenden dag eene beslissende liio«'""·
overwinning. Acht en twintig schepen met veel geschut en vierhonderd man werden
genomen en te Workum opgebragt. Do opperbevelhebber was met de overige te
naauwernood ontkomen (1).
De Zwarte Hoop , verwoed over eene nederlaag, welke hem van den verwachten
toevoer beroofde , was niet langer te beteugelen. Terstond zetten do soldaten hunne
bevelhebbers vernauwert en ulms , die zij als de oorzaken van hun gebrek aan geld
en levensmiddelen beschouwden, gevangen en stelden anderen in hunne plaats aan, lot
het achterstallige loon aangezuiverd zou zijn. Toen verbrandden zij om Bolsward do
woningen en onderscheidene dorpen met do kerken in ff^onseradeel en ffijmhrit'
seradeel, terwijl de Franekers Winsum en Oosterlittens bijna geheel in de asch
legden. Hierop gaven zij Bolsward zelf aan do vlammen ten prooi en trokken zoo
te water als te land naar Workum, alle dorpen en kloosters op hunnen weg ver-
woestende. De Workummers, die vooraf hunne beste goederen ingescheept hadden,
verlieten met de Gelderschen bij het naderen van den vijand de stad, welke zij zelve
in brand staken. Den dag na het innemen van Workum werden door den Zwarten
Hoop de dorpen Kollum, Molkwerum en Hindeloopen afgebrand. Wat nog in IVorkum
71
(1) Oude IloU. Div. Kron. Div. XXXIL c. 42. s. besikga , Chron. d. Vr. Land. bl. 275—277.
e. besisga, Hist. v. Oosl-Friesl. bl. 549, 550. s, jaricus, Corte Chron. bl. 4G1. v. τπαβοπ,
nist. v. Vriesl. St. Π. bl. 185—190. occo scaitleksis, bl. 397—399. tandh. v. martena,
bl. 86. poktcs iiEUTERüs, Rer. Austriac. Lib, Yli. p. 168, 169. übbo ejimiüs, Rer, Fris. Hist.
Lib.XLVII. p. 738—740. winsemius , Chron. v. Vriesl. B. XIV. bl. 423. schotaküs, Fr. Hist.
J). XYII. bl. 566, 567. poktasxjs , Hist. Gelr. Lib. XI. p. 660. vemus, Chron. v. Hoorn,
bl. 188. '
H. Dkel. a SriiK.
-ocr page 562-548 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1482—
1528
was overgebleven deelde met de kerk en den vuurloren in hetzelfde lot, toen de
alvernielende bende te voet naar Berlihum aftrok en den buit naar Franeker ^ Har-
lingen en Leeuwarden had ingescheept. Maar de huislieden lusschen Bohicard,
Workum en Sneek buitendijks, maakten zich meester van de schepen en jaagden
zonder genade al do Duilsche manschappen, die er op waren, over de kling. Groote
PIER hield onderlusschen do Zuiderzee in do magt der Gelderschen en veroverde een
aantal schepen , te Hoorn door eenige Saksische hoofdlieden uitgerust. De Zwarte Hoop
verwoestte alles om en bij Berlikum, τηίΧΆτ weigerde Sneek ^ de eenige stad» welke do
Gelderschen in dit oord nog bezet hadden, aan te tasten, zoo lang de soldij niet af be-
taald was. Boven alle verbeelding moet in Friesland de ellende des volks geweest
zijn, »De aanhangers der Gelderschen,'' zegt een tijdgenoot, »hadden vastigheid noch
toevlugt in do steden; de aanhangers der Saksers waren voor hunne eigene gasten be-
vreesd ; do zee was onveilig; de sleden wilden noch mogten den landman, die van
honger dreigde om to komen, iets mededeelen; de velden waren afgeloopen en
do molens verbrand (1).'' In dien staat van zaken stelde Graaf edzard den Gelder-
schen Stadhouder over Groningen , Hendrik de groef , Heer van Erkelens , voor, den
ovcrmoedigen hoop op to zoeken en slag lo leveren. Maar dit werd als hagchelijk
van de hand gewezen. Anderen echter mcenen , dat men de ware reden in de ijver-
zucht tegen edzard moet zoeken. ï3ij den afstand van Groningen aan den Hertog
van Gelre, had do Graaf zich zijne regten op dé Ommelanden voorbehouden, en er
deze sedert door het eigenmagtig uitschrijven van schattingen, het aanstellen van
regters en dergelyke uitgeoefend. Dit mishaagde de Gelderschen en nog meer de
Groningers, welko ongaarne de Ommelanden onder een anderen Heer zagen dan
den hunnen. Zij vreesden daarenboven eenen man, die hun nu reeds to gevaarlyk
scheen , in do gelegenheid to stellen , nog meer krijgsroem in te oogsten (2).
Middelerwijl had do Hertog van Saksen, wanhopende Friesland ooit weder onder
zijn gezag terug te brengen, besloten, zijne regten op dat gewest aan karel van
Oostenrijk over to di-agen. Hij zou er dan ten minste met eenige eer, en wat welhgt
nog zwaarder by hem woog, niet geheel geldeloos van afkomen, dewijl Koning filips
bij den afstand aan albreght , uitdrukkelijk bedongen had , Friesland te allen tijde tegen
ecno bepaalde som to kunnen lossen , waarloe de jeugdige karel thans de naaste was.
(1) Landb. v. mautena, hl. 86. Vgl, occo scarlensis, bl. 400.
(2) s. beninga, Chron. d. Vr. Land. bl. 277 , 278. Oude JIoll. Div. Kron. Div. XXXII.
c. 42. v. thabor, Eist. V. Friesl St. II. bl. 187. occo scarlensis, bl. 399, 400. übbo emmiüs,
Rer. Fris. Jlist. Lib. XL VII. p^ 740, 741. scnoTAHüs, Fr. Hist. B. XVII. bl. 567 , 568.
pontakus, Hïst. Gelr, Lib. XI. p. 661. slichieknorstGeld. Gesch. Β. XI. bl. 340.
30 v.
Bloeim
■ 1515
DES VADERLANDS, 547
Door de Ooslenrijksche en Saksische zaakgelasligden -vpas derhalve op den negentienden
Tl · 5ä>
van Bloeimaand iQ Middelburg eene overeenkomst gelroflen, waarbij Fri ei/α wc?, onder
nadere goedkeuring des Keizers en der Rijksvorsten, aan karel van Oostenrijk tegen
honderd duizend Rijnsche guldens werd afgestaan (1). Terstond hadden de gevolmag-
tigden het verdrag bezegeld, hetgeen niet dan eenige maanden later door Hertog
george geschiedde. Dadelijk was door Prins k.aeel den rentmeesteren bevolen, da
bepaalde gelden op de gezette tijden den Hertog uit te keeren , waaraan voldaan werd (2).
Kort daarna kwam des Keizers bekrachtiging van het verdrag (3).
Het schynt, dat Groningen niet in deze overdragt begrepen geweest is. Hertog
george beproefde ten minste, toen hel verdrag reeds gesloten was, die stad voor zich
te winnen; en de voorwaarden, welke hij haar op eene zamenkomst te Essen liet
aanbieden, waren zoodanig, dat men die ongetwyfeld vroeger niet zou verworpen
hebben; »maar het getij was thans verloopenzeide willem frederiks; »men wilde
nu onder den Hertog van Gelre blijven." Met dien Vorst sloot karel van Oostenrijk 12 v.
eerlang te Delft een wapenstilstand van vier maanden , in welken de Hertog van maand
Saksen^ de Graaf van Oost-Friesland,, en de Groningers, indien zij het begeerden, ^^^^
zouden opgenomen worden. Om die reden trachtten de Groningers , vóór dat het be-
stand plegtig bekend gemaakt werd , de vesting fVeerdenbras te overrompelen, doch
moesten onverrigter zake aftrekken. Door vaw oijew aangespoord, begonnen zij nu
zich weder do oude magt over de Ommelanden aan te matigen, en zetten zelfs dc
Heeren horekkeiv en koenders , wegens edzard Hoofdmannen van dat ambt, spoedig
af, in wier plaats zij anderen aanstelden. De Graaf nam dit euvel op, bovenal toen van
SGHWARTZENBURG iiem vorzckerde, dat alles builen weten van den Hertog van Gelre
geschied was. Hij gelastte terstond de afgezette Hoofdmannen, de pligten hunner
betrekking in zijnen naam tot het einde van den wapenstilstand te blijven waarnemen,
en verwittigde hiervan den Raad van Groningen in eenen scherpen brief. Daarby
bleef hel vooreerst, dewijl de omstandigheden weldra edzard noopten, met zijne 21 v.
strijdmagt Friesland te verlaten (4). maand.
(1) Charterh. v. Vricsl. D. Π. bl. 302—308. boxhorn op reijgeusbebg, Οιϋοιι. v. Zeel. D.H.
bl. 386, brengt derhalve te onregfe de som der overdragt op driemaal honderd cn vijitig duizend
gulden, waarin hij door avagexaar , ü. IV. bl. 390, gevolgd wordt.
(2) Charterh. v. Friesl. D. II. bl. 308—3JO, 312—314.
(3) Landb. v. marteka, bl. 103—107. occo scarleksis, bl. 400, 401. pontcs neüierds, Rer.
Amtriac. Lib. YII. p. 1G9, 170. bbbo emmius, Rer. Fris. Eist. Lib. XL VUL p. 742 , 743.
winsem1üs, Chron. v. Friesl. B. XIV. hl. 425—430. schotanus , Fr, Eist. ß. XVIL bl. 568—571.
PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. XL p. 661.
(4) 8. beninoa, Chron. d. Fr. Land. bl. 278—281. Landb. v. martena, bl. 87. occo scar-
71 *
-ocr page 564-564 ALGEi5IEEPiE G Ε S G Ii ί Ε D Ε Ν ί S
1482— Flokis van Egmond, fleer van IJsselstein en Stadhouder van Holland, was
door KAREL van Oostenrijk afgezonden, om voor hem de hulde der Friezen te
Zomer- ontvangen. Nadat de Saksische bezettingen van Harlingen en Leeuwarden den
J5J5 eed hadden afgelegd, ontsloeg de Ranselier pflug in eene groote vergadering der
^ Stalen, de Friezen van den eed zijnes Meesters en vermaande hen, den nieuwen Vorst
Zomer- te huldigen. De Staten gaven hunne verwondering te kennen, dat men het land
' buiten welen en wil der ingezetenen aan eenen anderen Heer had overgedragen, tevens
verklarende, dat het ongeraden was hierin te bewilligen , zoo lang de Gelderschen
niet verdreven waren en het gewest in rust gebragt was. Eindelijk echter kwam men er
toe, om karel van Oostenrijk, doch onder dezelfde voorwaarden als Hertog al-
BREGHT in veertien honderd acht en negentig, voor Heer te erkennen en te huldigen.
Maar floris van Egmond drong aan , dat men dezen tot Erfheer zou aannemen,
onder toekenning van dat gezag, welk de Saksische Vorsten zich na den opstand
van Franeker aangematigd hadden. En daar hij weigerde den Zwarten Hoop te
Berlikmn, wiens moedwil geene grenzen kende , af Ie betalen vóór dit geschied was,
warende Friezen genoodzaakt, zich aan zijnen wil te onderwerpen. In eene algemeene
Statenvergadering te Leeuwarden werd derhalve Prins karel » als Erfheer en Erfland-
voogd [Erßguhernatoer) des H. Roomschen Ryks in Friesland erkend. Hy zou het
land met de wapenen en het regt beschermen; in het beslier het Saksische stelsel
volgen , maar de lasten zoo veel mogelijk verminderen; den Edelen do overeenkomsten
met den Saksischen Vorst aangegaan, houden; en de Friezen niet buiten Friesland
voor het regt dagen. Opkomende geschillen tusschen hem en het volk zouden door
vier regters , twee aan elke zijde te kiezen, beslist worden. Hierop had de inhul-
diging plaats. Floris van Egmond voorafgegaan door een Heraut, behangen met
Huülm Vo^'s^ßö wapenschilden en een zwaard in de hand, begaf zich naar de kerk te
Oldehoof, Na het aanhooren van de mis, trad hij voor hel groole koor en ontving
van de Geestelijken gelofte van onderdanigheid, waarlegen hij hun, in naam zijns
Heeren, de handhaving beloofde van allo voorregten en vrijheden, die zg van Pauzen
en Keizers verkregen hadden. Maar de Edelen , Heerschappen , Regenten en Burgers
eischlen, dat van egmond hun vooraf pleglig verzekerde , dat het land binnen drie
maanden, buiten hunne kosten, van de Gelderschen ontslagen en in rust gebragt zou
zyn. Toen hieraan voldaan was, deden zij Prins karel den eed van hulde , trouw
en gehoorzaamheid. In diens naam bezwoer du van egjiokd «de handhaving van der
lEKSis, bl. 401. e. BEisiNGA, Hüt, t>. Oost-FHesi. hl. 551. hbbo ejihiüs, Rer. Fris. Hist. Lib.
XLVIU, p, 744, 745. scuotamüs, Fr. Uist. 15. XVIL bl. 572, 57-3. poktakl-s, IHst. Geh·. Lib.
XI. p. 602.
1482—
1528
DES VADERLANDS. 55 7
Friezen Toorregten, Trijheden, herkorasteii en gewoonten, op dezelfde wyze als Hertog
GEOKGE die nagekomen en onderhouden had; de bescherming hunner personen en
eigendommen, en dat Prins kabel in alles zou handelen als een goed Erfheer cn
Landvoogd des Ryks Terpligt is en betaamt." Karel bekrachtigde en bezegelde ol
de OTereengekomen τooΓ^γaarden bij een open brief den tienden \an Oogstmaand; ook
schonk hij vierduizend gulden aan de Saksische zaakgelastigden tot belooning voor de
overdragt van Friesland. Na den afloop der inhuldiging, liet fioris van Egmond
gouden en zilveren penningen onder het volk uitstrooijen en verhief πessel marteha ,
k.empo martena, tjaard burmania en tjallikg bottinga tot den Ridderstand, waar-
van men spottend zeide: »dat de vlierboom den koolstruik Ridder geslagen had."
Drie dagen later benoemde hij in 's Vorsten naam tot Regenten van Friesland en
Raadsheeren in het gewestelyke Hof Bucno atta , Priester te Leeuwarden, hessel
marteka , gosliic jokgema , tjaard burmania , tjalling bottiifga , bienk kammikgua ,
RiEBK KAMSTRA en GEROLD UEREMA. De Zwarte Hoop werd nu door hem met vijftig
duizend gulden aan gereed geld en twintig duizend aan lakens afbetaald, en uit
Friesland gevoerd. Ook verlieten omtrent duizend man uit de Geldersche bezettingen
te Sneek en elders, met een overgroot aantal door den oorlog van alles beroofde
landzaten dat gewest. Zoo nam het zeventienjarig bewind der Saksische Vorsten over
de Friezen een einde. Zij waren slechts dienaars van de staatkunde, do heerschzucht
en het geluk van het huis van Oostenrijk ^ en dit niet zonder groote kosten , moeiten
en gevaren geweest. Hertog george konde zich dan ook niet bedwingen klagend uit
te roepen : » Friesland mag tvohl Fressland heissen} es hat beinahe Thüringen
und Meissen abgefressen, und noch ist es nicht sat worden''* (1)
Ondertusschen had Graaf edzard , op aanschrijving van floris van Egmond, om
terstond Friesland te verlaten , indien hij in het bestand van vier maanden wilde be-
grepen zijn , zich naar Emhden begeven. Sghwartzekburg hield evenwel Dokkum
voor karel van Gelre bezet, en de Groningers wezen van egmond op dien Vorst
als hunnen Heer, toen hy hen door een Heraut uitnoodigde, vredesafgevaardigden
naar Leeuwarden te zenden, Eenigen tyd daarna hernieuwde edzarï) het oude ge-
schil met Groningen, toen hij door zijne zaakgelastigden opeen landdag K^Winsum^
10 v.
Oogst-
maand
1515
(1) ßude Holl. Div. Kron. l)iv. XX.XIL c. 43. v. thabo», Ih'sL v. Friesl. St. Π. bl. 188,
Landb. v. μαπτενα, bl. 87—91. occo scarlensis, bl. 402—405. s. bewrca, (Jhron, d. Vr.
Land. bi. 282—285. pontcs heïjtercs, Rer, Ausiriac. Lib. VIL c. 11. bdbo emmics, lier. Fris.
Uist. Lib. XLVIII. p. 745, 746. wiksemiüs, Chron. v. VriesL ß. XIV. bl, 430—435. scdota-
SI'S, Fr. Hist. B. XVIL bl. 573-575. Chartcrb. v. VriesL D, IL bl. 315-318, 320,
322-320.
568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1482—'de betaling van de achlerslalligo schalliDgen in de Ommelanden vorderde. De Gro-
ningers en Geldersche bevelhebbers riepen den raad in van Hertog karel , welke, op
het punt slaande naar Frankrijk te vertrekken (1) , hen vermaande, zich tegen den
Graaf van Oost-Friesland en de Ommelanden zoo te gedragen, dat zij in geene
moeijelijkheden geraakten. Op zijn bestel, naar men gist, zonden kort daarna de
Gelderschgezinde Friesche Heerschappen en Geestelijken , te Sneek bijeen gekomen,
in naam van geheel Friesland een gezantschap naar den Koning van Frankrijk,
welke op zich had genomen, de geschillen tusschen den Oostenrykschen en den Gel-
de rschen Vorst vóór den afloop der wapenschorsing te vereiTenen. De gezanten haddén
in last den Koning te verwittigen, »dat alle Stalen van Friesland^ uitgezonderd
11 V. Leeuwarden, Franeker, Harlingen en eenige Edelen, den Hertog van Gelre tot
il erfst"
maand Beschermer hunner vrijheid hadden gekozen, en den Koning verzochten deze keuze
^^^^ te bevestigen." Daarentegen werd van de Ooslenrijksche zijde Mr. bugho van αύτλ
naar den Franschen Vorst afgevaardigd om hem de regten van karel van Oostenrijk
op Friesland te betoogen. Tot dekking der oorlogskosten, indien de vrede niet mögt
volgen f besloten de vergaderden te Sneek eene buitengewone opbrengst van negen
stuivers van den gulden uit te schrijven. Het bestand echter, hetwelk ten einde
spoedde zonder dat de Koning van Frankrijk uilspraak gedaan had, werd nog voor
drie maanden verlengd, maar niet veel beter dan het vorige , althans van den kant
der Geldorschen, onderhouden. Groote pier stroopte steeds längs de Zuiderzee,
de Franekers bleven hem in dat opzigt niets schuldig, en de Ooslenrykschgezinde
Friezen werden door hunne tegenpartij, welke Sneek en Slooten versterkt had en op
het plalte land een groot gelal aanhangers telde , als ballingen geacht en hunne goe-
deren ten behoeve des Hertogs van Gelre verbeurd verklaard (2).
Graaf edzard , wien men op den landdag te Winsum veel beloofd, maar op den
bepaalden lijd niets opgebragt had ^ dreigde thans door geweld van wapenen de schat-
ting te zullen innen. De Raad van Groningen stelde den Gelderschen bevelhebbers
voor, den Dam te overrompelen, op welks bezit edzard scheen te steunen. Sghwart-
zenburg bragt dit bij nacht ten uitvoer; maar spoedig nam edzard de plaats,
door do Geldersch-Groningsche bezetting verlaten, toen hij met eene krijgsmagt te
Delfzijl gekomen was, weder in bezit en stelde haar in staat van verdediging. Ter-
(1) Zie hieryoor bl. 410.
(2) handhoek van martera, bl. 9J , 92. occo scarlensis, hl. 405, 406. v. tuabor , Hist. v.
Fried. Sl. n. bl. 191. übbo emmiüs, Rer. Fris. HisU Lib. XLVIII. p. 740—749. winsemiüs,
Chron. v. FriesL B. XIV. bl. 435 , 436. scbotancs, Fr, Hist, ΰ. XVIU. bl. 577, 578. pokta-
Nüs, Hist, Gelr. Lib. XI. p. 663. slichtekuorst Geld. Gesch. β. XI. bl. 341 , 342.
1482—
1528
DES VADERLANDS. 55 7
slond begon bij de schalting ten strengste in Ie vorderen, ondanks het verbod der
Groningers. Deze gelastten daarop 's Graven huisgenooten, die ^zich nog op het slot
in do stad bevonden, te vertrekken, en bezetten voorts de kerk van Sloohteren mei
gewapende manschap, zoo dat eene openlijke vredebreuk onvermijdelijk scheen. Er
werd op Ten Post een mondgesprek, doch vruchteloos gehouden, dewijl men
eischte, dat edzard de achterstallige soldij zou aanzuiveren, maar hem belette, zijne
gelden in de Ommelanden te beuren. Het ontbranden van het smeulend vuur werd
door den Hertog van Gelre voorkomen. Gewonnen, naar het schijnt, door de Gronin-
ger gezanten willem frederiks en pieter sikkinghe, welke hem onmiddellijk na
zgne terugkomst uil Italië begroetten (1), beloofde hij, hetgeen van oijew had toege-
zegd te zullen handhaven en Groningen legen edzard te ondersteunen. Tevens gaf hij
zijn gevoelen over het invorderen der bewuste schatting dien Graaf op eenen toon Ie
kennen, dat deze het raadzaamst oordeelde, den Dam Ie verlaten en de Eems y^q^qv
over te trekken (2).
Intusschen had zich onder de Gelderschgezinden bewesten de Lamoers het gerucht
verspreid, dat Hertog karel hen aan hun lot wilde overlaten. Zij zonden eenige
aanzienlijke mannen naar Gelre, om de waarheid er van te vernemen en den Vorst
lot eenen logt naar Friesland uit te noodigen, Karel vermaande hen tot getrouw-
heid , betuigende dat » niets verder uit zijne gedachte geweest was, dan do zaak van
hen te verraden , wier goede beschermheer hij altijd wenschte te blijven." Dit be-
zielde zijne aanhangers met nieuwen moed , en bragt vele weifelenden aan zijne zijde.
Om de gemeente in Leeuwarden^ Franeker Harlingen legen elkander, en inzon-
derheid legen den Oostenrijkschgezinden adel aan Ie vuren, verspreidde men »datvAW
EGMOKD builen welen van zijnen Meester in Friesland was gekomen, en zijn lastbrief
niet toonen konde." De Stadhouder bleef geenszins in gebreken, deze aantijging in
een openbaar geschrift te wederleggen. Eerlang betaalde hij de Saksische bezetting
in de drie sleden geheel af en vertrok naar Mechelen, onder verzekering, van
binnen twee maanden met eene voldoende oorlogsmagt terug te keeren. Vóór hem
had zich erkeless naar Gelre begeven, om zelf den Hertog van den staal der
zaken in Friesland te onderrigten en bij hem welligt tevens het plan der Groningers,
omtrent het vermeesleren van ffeerdenhras te bevorderen, waarover atillem frede-
23 V.
Slaglni.
1516
(1) Zie hiervoor bl. 410.
(2) s. benikga, Chron. d. Fr. Land. bl. 291, 292. e. beringa, Eist. v, Oost-Friesl. bl. 551.
i'bbo emmüs, Rer. Fris. Rist. Lib. XLVIII. p. schotahus, Fr. Bist. B. XVIII. bl.
578—581. PONTAHTJS, Ilisf. Geld. Lib. XI. p. 063—665. sLicnTEsnoKST, Geld. Gesch, B. XL
bl. 342, 343.
20 V.
Wijn-
maand
1515
568 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
bugho αυτλ reeds in het vorige jaar onderhandeld had. Zeker is, dat de
Groningers kort daarna, en ongetwijfeld door omkooping der Oostenrijksche Eaadsle-
den, zich bij verdrag van die sterke vesting meester maakten; de Graaf van Benthem
ontving ten minste daarvoor zevenhonderd Rynsche goudguldens. De schans werd
terstond met den grond gelijk gemaakt. De vestingwerken van Delf zijl m jippinga-
darn ondergingen hetzelfde lot; gene door ripperda van Fermsum, deze door de
Groningers, die daartoe geheel Hunsingo en Fivelingo opgeroepen hadden, nadat
EDZARD uit beide sterkten zyne bezetting had ontboden, om de nederlaag, in eenen
veldslag tegen den Hertog van ßrimswijk geleden, te herstellen. Hiermede nam zgn
gebied over de Ommelanden zoo goed als geheel een einde (1).
Nog minder werd de wapenschorsing in Friesland tusschen de Zuiderzee en de
Lauwers geëerbiedigd, waar zij inderdaad moeyelijk van eenen oorlog was te onder-
scheiden. Groote pier althans vervolgde met ruslelooze woede de Oostenrijkschen,
welke geene genade bij hem vonden. Hij had hun even te voren een oorlogsschip ont-
nomen en de bemanning over boord geworpen, toen do echtgenooten van hessel mar-
TENA en juw BOTTiNGA met eenige Franeker burgers in zijne magt geraakten en naar
Sneek in hechtenis gevoerd werden. Kort daarna veroverde hij met het zwaard in de
hand een Hoornsch schip, hetwelk twee zijner vrienden op een togt van 5/ayoren naar
do Geldersche kust had onderschept, wierp het scheepsvolk in zee en stak den bodem
' in brand. Maar ook de Oostenrijkschen sloegen weinig acht op het bestand en maak-
ten zich onder anderen meester van de stins van janke oenema , een Gelderschgezinde
to Bleije. Niettemin trachtten tjaard burmania , rienk kamstra en andere Friesche
Edelen aan de zijde van Oostenrijk , de voornaamste Heerschappen , als ede jongema ,
tjerk walta en haue doekes , >velke Gelre aankleefden, te bewegen, zich van
allo geweld te onthouden en tot ouderlingen vrede zamen te werken. Maar Hertog
KAREii, niet genegen Friesland af te slaan, stookte het twistvuur aan. Hij ver-
klaarde den Friezen en Groningers bij monde van erkeletts , dat daar het bestand
ten einde liep en het pleit nog niet door den Koning van Frankrijk beslist was,
men aan den oorlog moest denken, welke niet zonder geld kon gevoerd worden. Hij
vermaande hen derhalve , over de middelen te raadplegen om daaraan te geraken , en
indien de vrijheid hun ernst was, niet al te karig te zijn. Groote pier goot olie in
27 T. jlit vuur; hij maakte de Zuiderzee steeds meer en meer onveilig voor de Hollanders,
Gr asm.
1516
(1) s. BEMNGA, Chron. d. Vr. Land, bl. 293—295. occo scarlensis , bl. 407, 408. bbbo
ehmius, Rcr. Fris, Hist. Lih. XLVIII. p. 754—758. scuotakus, Fr. Hist. U. XVllI. bl. 581—583.
voKTANus, Hisi, Gelr. Lib. XI. p. 0G5, 606.
DES VADERLANDS. 5C9
en nam om dezen lijd in het gezigt van Enkhiiizen een koopvaardijschip weg, welks
j. omo
lading hij, naar ge^γoonte , onder zijne manschappen verdeelde (1). 27 v.
Onderlusschen had karel van Oostenrijk, thans Koning van Spanje, do stad ^jjl^jg'
Leeuwarden wegens hare gehechtheid aan zijne zaak met verscheidene voorregten en
vrijheden begiftigd (2). Daartegen verwittigde hij in scherpe bewoordingen de Gel-
dersche Friezen, dat floris van Egniond^ niet zoo als zij uitstrooiden op eigen ge-
zag, maar op zijn bevel naar Friesland gezonden was; dat zij door het verlaten van
den Keizer en het Rijk, den rijksban verdiend hadden, maar dat er nog genade voor
hen overig Avas, indien zij zich in tijds onderwierpen ; zoo niet, dan zou hij hen te
vuur en te zwaard vervolgen (3). Het bleef niet bij bedreigingen. Zoodra hel
bestand was geëindigd, slak egmond uit 'Enkhuizen met eene viool in zee ,
veroverde bij fVorkum een groot schip, en verbrandde vier kleinere bodems van do li"
Gelderschen (4). Naar een ander berigt echter, maakte hij zich meester van twaalf
of dertien schepen (5). Het volk werd deels over boord geworpen, deels gevangen
en later te Hoorn en elders als zeeroovers met do galg gestraft (6). Egmokd trok
weder naar Enkhuizen, maar zond lubbert turk en goslik jokgema. met vijftien-
honderd man naar Rarlingen. Aan wal geslapt, trokken zij terstond voort naar
Bolsicard, vergezeld door iiessel martena , epe aylva , juw bottinga , douwe bur-
MANiA en nog drie vaandelen knechten uit Leeuwarden , Franeker en Harlingen,
Zij namen bezit van het weerlooze stadje , en ontboden straks de naastliggende dorpen 18 v.
ter huldiging des Konings van Spanje. Den volgenden dag maakten zij zich meester
van Holtingastins te Wommels, Daar echter de Gelderschen, ondersteund door de
hun genegen Friezen, in grooten getale oprukten, weken do Oostenrijkschen naar
Harlingen en Franeker, Schwartzenberg bemagtigde Bolsward en liet het ver-
sterken. De oorlog was nu met nieuwe woede ontvlamd. De Oostenrijksche bezettin-
gen in Harlingen en Franeker roofden op vriend en vijand, en zouden ongetwijfeld
(1) Landb. v. martena, bl. 92. v. tiiabou, Hist. v. Friesl. St. II. hl. 192—194. occo scar-
lensis, bl. 408, 409. dbbo emmiüs, lier. Fris. Hist. Lib, XLIX. p. 758 , 759. winsejubs,
Chron. v. Vriesl. li. XIV. bl. 439, 440. schotanus, Fr. Hist. B. XVIII. bl. 583, 584. pon-
tanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 666. slichtenhorst , Geld. Gesch. Ii. XI. bl. 343, 344. veuus,
Chron. v. Hoorn. bl. 189, 190.
(2) Dc giftbrief is van den 6 v. Sprokkelmaand 1516. Charterb. υ. Vriesl D. II. bl. 329.
(3) Landb. v. martena, bl. 93. winsemics, Chron. v. Vriesl. B. XlII. bl. 440.
(4) v. TOABOR, Hist. v. Vriesl, St. II. bl. 194.
(3) occo SCARLENSIS, bl. 409.
(6) veliüs, Chron, v. Hoorn, bl. 190.
U. Deel. 3 Stuk. ' 72
-ocr page 570-570 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
den geheelen omtrek in eene woestenij herschapen hebben, indien egmond er
niet Toor gewaakt had, De Leeuwarders en Franekers plunderden en verbrandden
niellemin Rinsmageesty maar werden op den aftogt door een hoop huislieden, na
een hevig gevecht, geslagen. Kort te voren hadden de Gelderschen Holtingaslins
heroverd en zich toen te Oldeklooster gelegerd , waar zg eene versterking van man-
schappen uit Groningen en Gelre ontvingen. Met deze krijgsmagt trok schwartzen-
BERG, ondersteund door de ingezetenen van Zevenwolden, Stellingwerf, Gaasterland
en PFijmhritseradeel ^ naar Monike Beyum, alwaar hij erkelens met het grof ge-
schut ml Groningen afwachtte, ten einde Leeuwarden te belegeren. De Ommelan-
ders en Westerlanders werden opgeroepen, en nadat Juwsmastins door de Gelderschen
was ingenomen, zag zich de stad eerlang ingesloten. Eene aanzienlijke magt van
ruiters en voetvolk lag nog in Monike Beyum ^ om de bezettingen van Franeker en
Harlingen in het oog te houden. Al de Gelderschgezinde Friezen waren in de wa-
penen , en de Stadhouder des Hertogs van Gelre beurde met geweld de opbrengsten in
der Oostenrijkschen. In dezen slaat van zaken moest de poging der Friesche Edelen
in Franeker, om de Heerschappen te Monike Beyum door schoone beloften tot
gehoorzaamheid aan den Koning van Spanje over te halen, natuurlijk mislukken.
Zij ontvingen dan ook het schamper antwoord, dat zij zich veeleer met hunne overige
landgenooten tegen de Oostenrijkers en bovenal tegen de Hollanders, die erfvijanden
der Friesche vrijheid, moesten verzetten. »Wij willen liever," voegde men er bij,
» in onze deuren opgehangen worden, dan onder de heerschappij van den Spaanschen
Vorst geraken, wiens hooggeroemde magt wij vertrouwen, met hulp der Franschen
en Gelderschen, tegenstand te kunnen bieden," Op dit bescheid, door een groot
aantal Edelen geteekend, werden hessel m.\rtbna en rienk kamstra naar Koning
KAREL gezonden, welke terstond den verzochten onderstand tot ontzet ydjx Leeuwarden
beloofde. Middelerwijl was ook Franeker door de Gelderschen omsingeld. Op en uit
Leeuwarden word dagelijks geschoten, en de bezetting der beide steden beproefde
menigen uitval , in welken wederzijds velen sneuvelden. Intusschen roofden de Gel-
dersche Friezen uit Stavoren ^ Hindeloopen, M^orkum en de geheele westkust van
Friesland op do Hollanders ter zee en staken de schepen in brand, welke zij niet
met zich konden voeren. Te goeder uur voor de Oostenrijkschen liep eene vloot van
meer dan honderd vaartuigen, met eene ontzagwekkende krygsmagt zoo voet- als paar-
devolk, aangevoerd door floris van Egmond als Opperbevelhebber, Graaf felix van
Oostenrijk, Graaf Hendrik, van Nassau, jan van Wassenaar en meer dan drie-
honderd Spaansche, Bourgondische en Nederlandsche Edelen, alle op het prachtigst
uitgedost, uit de havens van Holland en landde te Harlingen (1). De Gelder-
1482-
1528
25 V.
Bloeitn,
1516
3 V.
Zomer-
maand.
^ 24 V.
Zomcr-
iiiaand.
14 v.
Oogst-
maand.
(1) Eenijjeu begroeten deze magt op 12000, andereu op 9000, sommigen op 4 of 5000 man.
II ·
-ocr page 571-m
sehen braken lerslond hei beleg τοογ Leeuwarden en Franeker op, verlielen
Monike Beyiim en wierpen zich in Sneek, Bolsward en Dokkum. Bolsxcard werd
onmiddellijk door egmond ingesloten, doch na korlen tijd weder verlaten, dewijl
het wel versterkt was, en de bezetting van Sneek de belegeraars door gedurige
uitvallen teisterde. Naar een ander berigt, zouden Hendrik van Nassau en eenige
andere Heeren gaarne het stadje bestormd hebben, maar egmond belette dit,
» omdat de bloem van alle do Bourgondische Heeren, daer bij malkander voor de
stad Avaren , en binnen Bolsward niet lag dan een hoop naekte boeven, uitgezon-
derd de Veldheer schwartsetsberg." Hij wilde niet de verantwoordelijkheid op
zich nemen, wanneer eenige dier Edelen bij het bestormen mogtcn omko-
men. Men had levens Sneek hevig doch vruchteloos beschoten, en do omliggende
dorpen, welke door den Zwarten ZToo/j gespaard waren, verbrand, waarbij ech-
ter menig Ridder door het verwoede landvolk was doodgeslagen. Nu werden
zeven vaandelen naar Dokkum gezonden, die er zich, door hel verloopen der be-
zetting, gemakkelijk meester van maakten. De Gelderschen trokken te Kollum ^
hunne legerplaats, veel volks bijeen, om dezen smaad af te wisschen eri de stad te
herwinnen. Erkelens verscheen er met een vaandel knechten uit Groningen ^ maar
toen men meende Dokkum aan te lasten, weigerden de Sneeker- en Bolswarder huur-
lingen op Ie trekken, vóór zij afbetaald waren, Erkelens toog nu alleen met zyne
bende Groningers en een hoop landlieden voor de stad, maar werd spoedig door een
uitval der bezetting met groot verlies op de vlugt gejaagd. Vier dagen daarna kwam
egmond in Dokkum met Graaf edzard , die , verbolgen over het gedrag der Gelder-
schen en Groningers in de Ommelanden en dat zij onlangs zijn slot in Groningen
geheel geslecht hadden, zich met het Huis van Oostenrijk wilde verzoenen. Egmond
beloofde hem zijne voorspraak en den goeden uitslag daarvan bij Koning karel , be-
schonk hem rykelyk en begaf zich toen naar Leeuwarden, terwijl de Graaf naar
zijne staten terugkeerde (1).
Gedurende deze onderhandeling had felix van Oostenrijk de stins van epo douwes
of DOüMA te Imsum na een hevig geschutvuur genoodzaakt, zich op genade en
(1) Oude Holl. üiv. Kron. Div. XXXIl. c. 45. snoi, lier. ßatav. Uh. ΧΙΠ. p. 190, lUl.
s. BEsiNGA, Chron. d. Vr. Land. bl. 296—299. e. benihga, Hist. Oost-FriesL bl. 554, 555.
v. tuabor, Hist. v. Friesl. St, 11. iil. 197—200. Landb. v. martena, bl. 94—90. occo scablen-
sis, bl. 409—415. s. jarichs, Corte Chron. bl. 462. portcs iiEUTEnus, Rer, Austriac. Lib. VU,
c. 12. UBBo e>iMics, Rer. Fris. Hist. Lib. XLIX. p. 758—761. wiksemius, Chron. v. Vriest,
B. XIV. bl. 437—444. sciiotams, i^n/y?«/. ΰ. IL bl. 584-587. pontakus, Hist. Celr.
Lib. XL p. 666—668. sLicnTEKnoRsx, Geld. Gesch. Β. XL bl. i344, 345.
72 *
-ocr page 572-572 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
ongenade over te geven. Verbitterd, dat een zijner jonkers in het beleg was gesneu-
veld , liet hy de bezetting van zeven en twintig man deels ophangen , deels onthoof-
den; en slechts op voorbede van hessel martena en juw bottinga , wier echlgenootcn
nog te Sneek in hechtenis waren , werden douwes en diens neef heringa naar Har-
lingen gevoerd, om tegen haar uitgewisseld te worden. Maar toen men hem dreigde,
dat de vrouwen het leed zouden onigelden , hetwelk den twee Heeren mögt worden
aangedaan, beval hij terstond hen beide met het zwaard te rigten. De slins en het
dorp Irnsum, toen Akkrum en Oldehoorn werden geplunderd en verbrand , waarna
zich do Oosteorijksche krijgsmagt weder te Monike Beyum nedersloeg. Van hier
trok EGMOND met eene sterke legerbende naar Kolliim en dwong de Gelderschen,
die er zich genesteld hadden, naar Groningen te wijken. Daarop versterkte hy
Dokkum met een blokhuis, en toog voorts uit Harlingen met een groot aantal ge-
wapende vaartuigen langs den Westelijken zeeoever van Friesland, welke nog geheel
Geldersch was. Maar de vloot verzeilde door een onweder naar Enkhuizen en Am-
sterdam, zoo dat er tien of twaalf dagen verliepen eer zij voor Stavoren kwam. Die
stad , Hindeloopen en Workum Averden achtereenvolgende iogenomen ; Gaasterland
en Waterland vernield, en do Gelderschen, na vele bloedige schermutselingen, ver-
dreven. Groote pier echter geraakte spoedig met zijn volk en twee vaandelen Gel-
derschen weder in het bezit van fVorkum. Hindeloopen, Molquerum , Koudum en
andere bijliggende dorpen verlieten op zijn ontbod de zijde der Oostenrijkschen. Ijve-
riger dan ooit zelte hij zijne strooperijen ter zee voort, en uit wraak over den moord
aan de bezetting te Irnsum gepleegd, werden al de gevangenen, die hem in handen
vielen, zontler onderscheid, en welken losprijs zij ook mogten aanbieden, over boord
geworpen. Zoo werd do krijg van weerszijden hoo langer zoo woester gevoerd. Eer-
lang rukte egmond in twee afdeelingen op Workum aan en noodzaakte guoote
ïiER, na een hevig gevecht, naar zijne schepen te vlugten, waarbij velen verdronken.
Workum werd ingenomen ; een groote hoop Gelderschen was verslagen en een hon-
derdtal van hen gevangen genomen. De overwinnaar trok kort daarop met drieduizend
man in IJ Ist, en straks die plaats verlatende , naar de Lemmer, om Slooten te
benaauwen. Onder weg verbrandde hij Langicier, Horm waag, Lemster-p^ijfga
en Oldega. In de Lemmer verzoenden zich de Zevenwolders met hem. Geheel het
tegenwoordig Friesland, uitgezonderd Sneek, Bolsioard en Slooten was nu in zijno
magt. Vruchteloos en niet zonder verlies aan volk , beproefden de Gelderschen een
aanval op Staooren. Zij verbrandden vervolgens Ogaklooster met de kerk, opdat do
Oostenrijkschen zich er niet, zoo als in Oldeklooster en Nieklooster, zouden vestigen.
Een ontzaggelijke watervloed, zoo als men in honderd jaren in deze gewesten er
geenen gekend had, verwoestte wat do woede der menschen nog gespaard had. Om
geheel Friesland waren de zeedijken bij oenen allerhevigsten stormwind doorgebro-
1482-
1528
28 V.
Oogst-
maand
1516
1
16 V.
Jlerfst-
maand.
i
I
11 v.
Wijn-
maand.
DES VADERLANDS. 62 t
ken, en het water bedekte de landen een el hooger, dan men zich herinneren konde
dat het ooit geweest was. In Sneek voer men met schuilen in de stralen ; en \ele
menschen, beesten, goederen, geheele huizen zelfs werden, bijzonder in Westergo ^
weggespoeld. In de Lemmer steeg het water zoo hoog, dat egmond en zijn volk
zich drie dagen op zolders en daken moesten bergen. Toen het gevallen was, trok
hij naar Harlingen en voorts naar Leeuwarden, Felix van Oostenrijk bleef er
met helleger, doch een tweede vloed, een maand later, noopte hem insgelijks te
vertrekken. Hij slak hel dorp, behalve de kerk, in brand en legerde zich met zijn
volk in de Kuinder (1).
1482-
1528
24 ν.
Slaßtrn.
151G
31 ν.
Win-
term.
Kort Ie voren had do Hertog van Gelre zeventienhonderd man lot hulp der Gro-
ningers gezonden. Doch deze gaslen van de allerslechlsle soort hielden alles voor
vijandelijk gebied. Eerst sloegen zij zich te Zuid- en IS oordlaren neder en persten van
daaruit door brandschallingen de omliggende gemeenten twaalfduizend gulden af; daarna
leisterden zy in het Westerkwartier en omtrent Kollmn vreesselijk de landzaten,
rang noch stand noch kunne ontziende, de vrouwen en meisjes mishandelende, do
velden verAVoestende en zonder onderscheid de kerken plunderende , tol dal zij einde-
lijk roovende en verdelgende naar Twente trokken en na het plunderen van Goor
verliepen. Zij hadden reeds Kollum verlaten, toen drieduizend Ooslenrijkschen der-
waarts opruklen, welke even als zij, in den omtrek kwalijk huis hielden. Do Gel-
derschen verkeerden in eenen hagchelijken toestand. Zij waren van allo kanten inge-
sloten en hadden gebrek aan alles. tialliifg bottinga lag in Oldekloosler, en
DOuwE iJUivMAwiA in Nieklooster, om Sneek en Bolsward in het oog te houden. In
Bolsward bovenal steeg de nood dagelijks hooger en hooger. liet krijgsvolk, om-
trent negenhonderd man, te vergeefs op belaling aandringende, leverde voor zes-
of achlduizend gulden de stad met al haar geschut aan eghosd. Wie van deze
verraders, welke grootendeels in Oostenrijksche dienst overgingen en door hunne
nieuwe makkers ύ^ Kooplieden van Bolsicard genoemd werden, in handen der Gel-
derschen geraakten , werden zonder vorm van reglsgeding opgeknoopt. Eenigen mee-
nen, dat egmokd door edzahd tot dezen onriddeilijken koop was aangespoord.
Zeker is, dal do Graaf van Oost-Friesland ten hoogste op den Hertog van Gelre
verbitterd was, welke met den Hertog van Lunenhurg en den Graaf van Oldenburg,
3 ν.
Louw-
rnaand
1517
(1) s. bemnga, Chron. d. Vr. Land. bl. 299, 300. v. τπαβοβ , Uist. v. Vriesl St. II.
bl. 200—212. Landb. v. hartena, bl. 96, 97. occo scarlensis, bl. 415—420. tbbo emmiüs,
Rer. Fris. Hist. Lib. XLIX. p. 761. wiksemujs, Chron. v. Friesl. li. XIV. hl. 444—446.
8cii0taküs, Fr. Ilist. B. XVIII. bl. 587, 588. portakus, Hïst. Gelr. Uh. XI. p. 669. οβτπογρ,
Tfatcrvl. bl. 459.
574 Λ L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε S G Η 1Ε D Ε Ν i S
zijne geslagen vijanden , een verdrag gesloten had ; en meer dan ooit trachlte hij thans
zich met het huis van Oostenrijk te verzoenen. Deswege hield hij een tweede mond-
gesprek met EGMOND, vvien hg, om zijn goeden wil te toonen, als vrijwilliger in
het leger voor Sneek vergezelde. Felix van Oostenrijk kwam uit de Kuinder met
vier vaandelen knechten, waarop Sneek door vier sterke krijgsafdeelingen naauw inge-
sloten en het geschut tegen de muren gerigt werd. Grootb pier met zijn volk, vele
ballingen of vluglelingen, en Edelen waren in de stad, waar men, door het voorbeeld
van Bolsward geleerd, geene vreemde knechten had ingenomen. Alle bedenkelijke
middelen tot bescherming en verdediging der plaats werden aangewend. De muur
werd gedurig met water begoten, om van het ijs glibberig te worden, en het
St. Jansklooster buiten de poort in de asch gelegd, opdat de- vgand zich er niet
in zou nestelen. Dagelijks trokken de belegerden uit, waarbij wederzijds velen
sneuvelden. Intusschen bood men van den kant van egmond vredesvoorwaarden
aan, welke den burgers smaakten, maar door groote pier en zijne aanhangers ,
die de stad in hunne magt hadden, van de hand gewezen werden. Eene schielijk
opkomende dooi en onstuimig weder noodzaakten den vijand, juist toen hij zich
tot den storm gereed maakte, het beleg op te breken. Slechts de legerafdeeling,
welke in Nieklooster had post gevat, bleef aldaar nog bijna drie maanden tot
groot nadeel der omwonende huislieden. Felix van Oostenrijk trok naar de Kuin-
der, voorts op Geldersch grondgebied en ver\voeslte hel slot Al-te-na (1). Hierop
begaf hij zich naar Brahand en zond zyne benden in Holland, om soldij te ont-
vangen (2j.
Om dezen tijd kwamen Graaf edzard en egmond te Brussel, waar Keizer maxi-
miltä.äii, Koning karel en de Landvoogdes der l^ederlanden zich bevonden.
Ondanks den invloed en de kuiperijen der Hertogen van Brunswijk en van Saksen
ten Hove, werd edzard door do Vorsten, welken de ondervinding geleerd^had, van
hoeveel belang hij was, in genade aangenomen, do ban, over hem uitgesproken,
ingetrokken en hij zelf tol koninklijk Stadhouder over de Ommelanden met eene jaar-
wedde van vierduizend goudgulden aangesleld. Daartegen moest hy zyn ambtgenoot
in Friesland met krijgsvolk ondersteunen, dewijl Gelre derwaarts aanzienlijke ver-
(1) Zie hiervoor, 1)1. 411. v. tuabor , Hist. v. TriesL Sf. 11. bl. 217.
(2) s. bekinga, Chron. d. Fr. Land. bl. 300—304. Oude Holl. Div. Kron. Div. XX.XIL c. 45.
v. tuabott, IHst. v. Vriesl. St. II. bl. 214—217. Landb. v. martena, bl. 97, 98. occo scarlen-
hs, bl. 420—422. ubbo emsucs, lier. Fris. Uist. Lib. XLIX. p. 762—704. winsemids, Chron.
v. Vriesl. 13. XIV. bl. 44Ö—448. scuotanüs, Fr. Eist. B. XVIII. bl. 588. ροντανι'β, Hist,
Gelr. Lib. Xl, p. 070.
1482—
1528
20 ν.
IjOUW-
iiiaand
1517
28 ν.
Louw-
maand.
14 ν.
Sprok-
kelm.
DES VADERLANDS. 62 t
slerkingen zond, en de stad Groningen haar grof geschut leende (1), Inmiddels was
de wapenschorsing van zes weken tusschen Koning karel en den Hertog van Gelre
verloopen (2). Eer dit bestand in Friesland openlijk was afgekondigd, had grootb
PIER Ilindeloopen overrompeld en de Oostenrijksche bezetting grootendeels over de
kling gejaagd of gevangen genomen, doch de inwoners ongemoeid gelaten. Van hier
was hij naar Texel of ^Vieringen getrokken en met grooten buit teruggekeerd. Hij
had steeds de bewegingen der tegenpartij gadegeslagen en de muren van Nieklooster
omvergeworpen, toen de Oosfenrijkers, kort vóór het einde van het bestand, zich van
daar, naar het schijnt uit vrees voor de Gelderschen , die zich ten krijg toerustten, in
Bolsward en Dokkum geworpen hadden. Eerlang verscheen inderdaad de Zwarte
Hoop, in dienst des Hertogs van Gelre ^ voor Dokkum (3). Bij dezen voegden zich
ERKEiEKS, JAKKE DOUMA cn GROOTE PIER met tweeduizend man en al het geschut
uit Sneek ^ het overige was uit Groningen aangevoerd. Terstond werd eene bestor-
ming beproefd, maar met verlies van tweehonderd man afgeslagen. Nu werd de stad
naauw ingesloten, en het land van Dokkum tot aan de Eems zwaar gebrandschat,
om den muitenden soldaat te bevredigen. Niet hel hevig geschutvuur, maar de hon-
ger noodzaakte eindelijk de belegerden lot do overgave onder behoud van lijf en goed.
De slotvoogd tjaard burmaisia en zijne daj)peren trokken met hunne wapenen en
vliesende vaandelen naar Leemcarden. Vierhonderd Gelderschen werden in Dokkum
gelegd ; de overigen togen naar Groningen en voorts door Drenthe naar de Kuin-
der, van waar zij in de gereedliggende schepen van groote pier naar Holland
overstaken. Na het vernielen van Medemhlik keerde groote pier met rijken
buit naar Friesland terug, terwijl zijne togtgenooten Noord-Holland met schrik en
verwoesting vervulden (4). Egmond had do Oostenrijksche bezetting uit de Friesche
(1) Landb. v. maktena , bl. 98. s. bekinca , Chron. d. Vr. Land. bi. 313. e. dekinca , Hisi.
v. Oost-Fnesl, bl. 560—562. pontus hedtercs, lier, Austriac. Lib, VII. c. 15. ühuo emmics,
Rer. Fris. Hist. Lib. XLIX. p. 764—766. posxArnjs, Hist. Gelr. Lik XI. p. 670 , 671.
(2) Zie hiervoor, bl. 411. Landb. v. mahtera, bl. 98. Volgens v. τηαβοπ , Hist. v. Friesl,
St. II. bl. 219, werd dit bestand den 25 van Lentemaand gesloten.
(3) De naam van Zwarten Hoo}), nu eens in zwang gekomen, werd aan elke bende ongeregeld
krijgsvolk gegeven. De medgezellen van groote pieh , meestendeels uit Kimswerd en Jrum al-
komstig, worden bij vait thador , de Arumer Zwarte Hoop genoemd. Aant. op τ. tiiabor ,
St. II. bl. 13G.
(4) Zie hiervoor, bl. 411—413. Om dien (ijd zal waarschijnlijk het geval met den schout van
Huisduinen hebben plaats gehad, door v. τπαβοβ, llist. v. Friesl. St. II. bl. 218 verhaald. Hij
1482-
1523
23 V.
Grasm.
1517
18 V.
liloeim.
12 v,
Zomer-
maand.
576 Λ L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε S C Η IΕ D Ε Ν 1 S
sleden, behalve Franekei'^ derwaarts tot hulp onlboden , hetgeen tjerk \yalta en
don Geldersehen gelegenheid verschafte Bolsward in te nemen en te versterken.
17tot21 Cri^ooTE PIER zetle zijne rooflogten op de Zuiderzee voort, in Nveerwil eener nieuwe
Herfst tusschen Koning karel en den Vorst van Gelre, welke door geheel
ιχ\ΆΆϊΐά Friesland werd afgekondigd (1). 's Hertogs daarbij bepaalde afstand van al zijn regt
1 17
op do landen lusschen het VUe en de Lauwers ten behoeve des Konings van
Spanje, vond bij velen geen geloof. Eerlang kwam egmond met Graaf vs'il-
24 Y. LEH van lioggendorp in Leeuwarden, alwaar hij een Landdag beschreef, op wel-
maand. roggendorp in zijne plaats tot Stadhouder over Friesland erkend en in het be-
zit der Ooslenrijkschgezinde steden gesteld werd (2). Vergeefs trachtte men hiertoe
ook do overige steden en Edelen te bewegen en zond hun afschriften van de voor-
waarden , op welke Hertog karel Friesland zou ontruimen. Zij werden voor verdicht
gehouden en do boden door do Goldersche bevelhebbers hier en daar wreed mishan-
deld ; een werd te Slooten naar stijl van regten in een zak verdronken; een ander te
Dokkum gedwongen, het medegebragte afschrift, dertig blad groot, zelf op te eten.
Do Landdag ging hierop uiteen; egbiokd trok naar Bolland en roggendorp bleef
met een vaandel knechten te Leeuwarden. Groningen beschouwde insgelijks de mare
van dezen afstand als oen listig uitstrooisel der Oostenrykschen , en werd in dit gevoe-
len door een brief van den Ilertog zei ven bevestigd. Heizelfde verklaarde erkelens ,
20
Sjagim. in naam zijns meesiers, op den Landdag Ie Sneek (3).
was gevangen naar Sneek gevoerd en op vijfhonderd goudgulden losgeld gesteld, docli overleed
in den kerker. Zijne vrienden zonden boden naar Sneek, oin zich van de Avaarheid daarvan te
overtuigen. Het volk van guoote pier dwong, onder bedreiging van den dood, een ander gevan-
gen Huisduiner, de kleederen van den overleden schout aan te trekken en den boden te verkla-
ren, dat hij de schout Avas. I)e list gelukte en men bragt »die lyfhondert goltgulden voer die
dode schol t."
(1) Zie over dat bestand hiervoor, hl. 296, 413, 414 j en occo sca-Hlensis , hl. 426, 427.
(2) willem van Roggendorp, roggnescorcii, rogendorf of roggnendorfr, zoo als die naam het
meest gespeld wordt, was een Oostenrijksch Edelman, door huwelijk met eene Nederlandsche dame
aan het regerend huis vermaagschapt, en llaad des Konings. Landb. v. martena, hl. 100,
v. tiiabor, ilist. V. Vriesl. St. Π. bl. 237.
(3) s. benikga, Chron. d. Fr. Land. bl. 304—316. v. tuabor, Hist. v. Friesl. St. II. bl.
217—239. s, jARicüs, Corte Chron. bl. 463. Landb. v. martena, bl. 98--101. occo scarlensis,
bl. 422—429. dbbo emmics, Rer, Fris. Hist. Lib. XLIX. p. 764—775. winsemius, Chron, v.
Friesl B. XIV. bl. 448—451. schotanus, Fr. Hist. B. XVIII. bl. 589—594. pontai^üs , Hist.
Gelr. Lib. XI. p. 671—677. sucHTEnnoRST, Geld. Gesch. B. XI. bl. 350.
DES VADERLAINDS. 577
Onderlusschen had edzard zijne vervallene zaken in Oost-Friesland hersteld , en 1482—
sloot thans den vrede met den Hertog van Brunswijk. Kort daarna zond hij οττο ^ ^
VAN DiEPHOLT met tweeduizend man in de Ommelanden, welke op het Zand geko- Win-
tci*iii·
men, vorderde, dat men binnen zes dagen de schattingen aan den Graaf, als Stad- jgj-y
houder van Koning karkl ,, zou opbrengen. Doch daar dit krijgsvolk wars was van 5 τ.
alle tucht en slechts op roof vlamde , drong van diepholt niet verder op den eisch
aan, maar trok door Hunsingo en het iVes ter kwartier naar Drenthe^ op welken
togt do landzaten, in weerwil zijner voorzorgen, vreesselijk geteisterd werden. Er
volgden nog wel andere benden, doch te gering in getal, om den Groningschen ||!
schutters weerstand te bieden. Zij voegden zich derhalve bij hare makkers, die na
het uitplunderen van Drenthe, in Twente waren getrokken. Edzard besloot met
dat volk, na het einde des bestands, in Friesland te vallen , om er den Hertog van
Gelre te bestrijden; maar de verlenging daarvan tot in Lentemaand van hel aanstaande
jaar, verijdelde dit voornemen (1). In dien tusschentijd voorzag de Hertog van Gelre
zijne manschappen in Friesland zoo slecht met gold, dat zij dagelijks verliepen. En
toen zijn bevelhebber in Dokkum de stad Groningen telkens om onderstand lastig
viel, baarde dit aldaar zooveel misnoegen onder de gemeente , dat zij onstuimig be-
geerde , het verdrag met van oijen gesloten, door den Hertog zeiven bij brief en
zegel bekrachtigd te zien; hetgeen geschiedde en de rust herstelde (2), Die rust
was bewesten de Lauwers ^ ondanks de bestandsverlenging, nog ver te zoeken. Ge- .
durig ontstonden er hevige botsingen tusschen de Oostenryksche en Geldersche bezet-
tingen. Roggendorp hield op hoog bevel, zijn volk zooveel mogelyk in toom,
maar konde naauwelijks het Bildt^ Leeuwarderadeel^ Franekeradeely Menalduma-
deel en Baraderadeel tegen de Gelderschen beschermen, die Dokkum, Sneek en
Bolsward met de gansche streek naar Staooren in bezit hadden, terwijl groote
PIER alles wegroofde, wat hem op de Zuiderzee ontmoette. Middelerwijl werd
maarten van rossem tot Stadhouder van Friesland benoemd, en door erkelens
op een landdag te Sneek in die hoedanigheid den Staten voorgesteld. Men drong
hier levens van de zijde der Gelderschen ernstig aan, om de Oostenrijkschen Ut.
uil het Bildt, welk het grootste deel der gemeene inkomsten opleverde, Ie J^afnd
verjagen, de tollen, even als in Holland en om den Frieschen handel niet der-
waarts te verplaatsen, af te schaffen, en derhalve andere middelen te beramen.
(1) Zie de Schrijvers, hiervoor bl. 415 (1) aangehaald.
(2) 's Herto{i;s brief wordt gevonden in het Landb. v. martesa , bl. I02(p.), schotaküs, Brieven
en Documenten, bl. Ü6, en is hoofdzakelijk van denzelfden inhoud, als degeslóieneovereenkomst
vóór drie jaren.
11 Deel. 3 Stuk, 7i|
-ocr page 578-578 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482—om in do staatsuitffaven Ie voorzien. Het eerste voorstel werd als strijdig met het
1528 •'O
bestand verworpen, maar het tweede ingewilligd, en den Hertog van Ge/re do
helft der schalling, voorheen den Saksers opgebragt, toegestaan onder voorwaarde,
dat hij de Friezen naar vermogen beschermen, hen niet zonder hun wil buitenlands
dagvaarden of ontbieden, het regt ongekrenkt handhaven en de dijken en waterwer-
ken in behoorlijken slaat houtlen zou. Voorls moest hij een uitstekend man lot alge-
meen Sledehouder over de Friesche landen lusschen de Zuiderzee en den Dollart,
benevens een Kanselier aanstellen, bij wien de landzalen zes mannen, twee uil Oos-
tergo y Iwee uit Westergo en even zooveel uit Zevenwolden, als Raden en Reglers
zouden voegen; hy noch zyn Vertegenwoordiger zouden sleden , sloten of vestingen aan
eenig persoon mogen vertrouwen builen toestemming der zes Raadsleden of der ge-
meente; den krijg om Friesland zou hij op eigen kosten voeren, maar wanneer
Gelre beoorloogd werd, wederkeerig door de Friezen ondersteund worden, wier voor-
reglen en vrijheden hij verminderen noch besnoeijen mögt; geenen Oostenrijkschgezinde
♦
zou hij in genade mogen aannemen, veel min eenig ambt opdragen, zonder
goedkeuring der zes Raadsleden of der gemeente; ook niet de eene of andere Frie-
sche stad voorregten vergunnen in strijd met het algemeene belang, of het land
eigendunkelijk nicuvee laslen opleggen. Eukelens vertrok met deze voorwaarden,
door hem hier en daar veranderd of gewijzigd , naar Gelre. Derwaarts zonden janke
DOuwMA , AUKE JAARLA, juw JuwsMA , siKKE GALAMA cn andere Edelen van hunnen
rade oenen afgevaardigde met onderscheidene bedingen , welke op den landdag wel
voorgesteld , doch niet aangenomen waren. Hierin eischlen zij onder andoren het slech-
ten der versterkingen van Dokkum, Slooten en de Lemmer, alzoo, naar hun zeg-
gen , do Hertog zulks voorlang beloofd had, en verzekerden, dat dit hem noch den
slaat eenig nadeel zou berokkenen. Dit onverwacht en zeker ontijdig verzoek werd
schamper afgewezen, hetgeen hen in hevigen toorn ontvonkte en aanspoorde , zich
allengs aan 's Hertogs gehoorzaamheid te onttrekken (1).
12 v. Voor dezen Vorst opende het overlyden van Keizer maxiaiilraaiv een gunslfg uil-.
Louw- zigt. Immers was hij nu van eenen magtigen tegenstander bevrijd, op wiens zetel
1519 daarenboven welligt de Koning van Frankrijk, zyn beschermer, konde geplaatst
worden. Kort daarna vierde hij zijn huwelijksfeest, op welk de stad Groningen en
de Ommelanden genoodigd waren, wier gezanten, de Kerkheer λυιεγεμ frederiks ,
(1) v. τπλβοκ, Hist. v. Vriest St. 11. bl. 242. occo scarlensis, bl. 429—433. übboemmus,
Rer. Fris. Hist, Lib, L. p. 775—782. winsemius, Chron. v. FriesL B. XIV. bl. 451—453.
sohotanïjs , Fr. Hist. B. XVIH. bl. 594—599. pontanus, Bist. Geh. Lib. XI. p. 677—679.
sLicuTEisnoRST, Geld, Gesch. ß. XI. bl. 351, 352. llicrvoor, bl. 414.
DES VADERLANDS.
ia
de Burgemeesters koenders en schaffer en de ndmeesler van lenkep, bij die gele-
1528
genheid eene pracht ten toon spreidden en zulke rijke geschenken met zich braglen ,
dat men er teregt op smaalde (1)„ Het blijkt niet, dat op dit feest afgevaardigden
uit Friesland gekomen zijn ; veeleer schijnt, dal de goede verstandhouding tusschen
de Geldersche Friezen en Hertog karel verüaauvvd was. Althans weinig dagen na 24 v.
de terugkomst der Groninger afgevaardigden, werd te Sneek een landdag gehouden,
op welken men de Geldersche Raden over do bevestiging der voorwaarden, die erke- 1519
LESS onlangs had medegenomen, aansprak. En toen hierop werd geantwoord, dat de
Hertog daaraan zou voldoen, indien men hem voor Erfheer erkende en tot on-
derhouding van zijnen staat, eene zelfde jaarlijksche som toelegde als do Saksische
Vorsten genoten hadden, verwekte dit bij velen groot misnoegen en verbazing. In-
zonderheid gaven jakke douwma , sikke douwes galama, juw juwsma en jawke
OEWEMA , die hunnen landgenooten het Geldersche bondgenootschap het eerst aange-
prezen hadden, hunne verwondering over dezen eisch te kennen, welken zij als ge-
heel in slrijd met 's Herlogs beloften beschouwden. » Hij immers had op zich geno-
men , Friesland van do Saksische en Oostenrijksche heerschappij te verlossen, do
aloude vrijheid te herstellen en nimmer te vorderen, wal de Saksers afgedwongen
hadden, dewijl het volk anders slechts de eene slavernij voor de andere zou verwis-
selen. Hij was derhalve verpligt zijne belofte na te komen , en alsdan zouden zy hem
Avel niet als Erfheer, maar als Heer en Beschermer erkennen." Het onderling wan-
trouwen echter en het vermoeden, dat de Kanselier zijnen Meester zulke aanstoote-
lijke voorwaarden inblies , veroorzaakte dat de bijeenkomst vruchteloos afliep. Do vier
genoemde Heerschappen , beducht voor do bedoelingen der Gelderschen en de dub-
belzinnige houding van vele Friesche Edelen, begaven zich naar Groningen en van
daar door Overijssel naar Utrecht, ginds en elders als ballingen rondzwervende.
Hunne vrees was niet ongegrond. Schroomelijk werden de belangen des Jands door
de Gelderschen en de Friesche Edelen, die om hunne gunst bedelden, verwaar-
loosd ; beider gierigheid en schraapzucht kenden geene grenzen; zij verrijkten zich
ten koste van regt en., billijkheid en pleegden den onbeschoftsten moedwil, die
echter niet altijd ongestraft bleef. Ondanks den wapenstilstand, beproefden de
Gelderschen een aanslag op Steenwijk die mislukte, waarop zij naar de Lemmer
trokken en toebereidselen maakten , om tusschen Harlingen en Franeker een
blokhuis op te werpen. Het ontbrak den Oostenrgkschen aan geld en volk;
van daar, dat zij zoo vurig wenschten naar eene bepaalde verlenging van hel
-τ—ν-.·-
1
(1) Zie hiervoor', bl. 415, 416 en de aldaar aangehaalde schrijvers.
73 *
-ocr page 580-580 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482— bestand, waartoe de Hertog van Gelre niet besluiten wilde, zoo lang men hera
niet het Bildt en zekere grietenijen in Friesland had afgestaan. Daar hy Holland
bedreigde, werd de Stadhouder roggendorp met een gedeelte der krijgsmagt door
de Landvoogdes derwaarts geroepen, en zgn broeder, den onderbevelhebber wolf-
GAKG VAN ROGGENDORP, ondertusschen het bewind van zaken in Friesland toe-
vertrouwd. Kort daarna werd de Geldersche Stadhouder maarten van rossem ,
wien de Friesche schrijvers als een goed en opregt man afschilderen, van zyne
betrekking ontslagen, ongetwijfeld om zijnen Meester in den krijg aan gene
zijde des Rijns te ondersteunen, en verliet Friesland, toen zijn opvolger ghris-
TOFFEL, Graaf van Meurs, wiens last zich ook over Groningen en de Om-
melanden uitstrekte, te Sneek gekomen was. Groote pier werd om dezelfde
^ISi'q' vloot naar Gelre ontboden, en had deel in den vruchteloozen
aanslag op Emmerik. Van dezen logt teruggekeerd, onttrok hy zich geheel
aan het krijgsgewoel, overtuigd, dat de Gelderschen in Friesland meer hun
eigen voordeel dan 's volks vrijheid of welvaart beoogden, en eindigde zijne dagen
in stille afzondering Ie Sneek op den achttienden van Wijnmaand vijftienhonderd
1520 t'^'^i'^'^ig· Hij w^® ß®'^® rijzige, krachtige gestalte, norsch , en in
toorn ontstoken schrikwekkend van uitzigt, grof van taal en van onbeschaafde zeden.
Wars van vleijerij en rondborstig van aard, verborg hy nimmer zyne ware gevoelens.
Hij kende eigenbaat noch belangzucht, en had alleen uit liefde voor de vrijheid des
lands do wapenen tegen hare verdrukkers opgevat. Moed en onverschrokkenheid,
die aan Vermetelheid grensde, waren deugden, welke hij door onbeperkte wraakzucht,
en eene onverbiddelijke wreedheid tegen de vijanden bezoedelde , hetgeen zijn naam
alom geducht en ontzaggelijk maakte (1). De lust voor zeeroovery door hem op-
gewekt , bleef nog voortduren , en de landzaten stonden steeds ten doel aan de plun-
derzucht der stroopende Geldersche benden. Met de wapenen zelve werd, door gedu-
rige verlenging van het bestand bij weken en dagen, niets uitgerigt (2). Inmiddels
poogde Koning karel door zachtmoedigheid de Geldersche Friezen voor zich Ie win-
(1) Vcrji. hiervoor, bl. 413.
(2) Correspond. de margherite d^Autriche, T. II. p. 143, 147, 175—226. v. τπαβοβ, Hist,
V. Vriesl. St. 11. bl. 239—203. s. beninga , Chron. d. Vi\ Land. bl. 340. occo sciulensis,
bl. 433—436. vbdo eijiius, Rer. Fris. Bist. Lib. L. p. 782—785. winsemius, Chron. v. Friesl.
15. XIV. bl. 453—455. schotanus, Fr. Hist. B. XVIII. bl. 599—602 , 608 , 609. pontahus ,
Ilist. Gelr. Lib. XL p. 681, 682, 685, 688, 697. slichtenhorst , Geld. Gesch. Β. XI. bl. 354,
355, 357, 363. Charterb. ν. Friesl. D. II. bl. 404. Hiervoor, bl. 416—419.
DES VADERLANDS. 62 t
nen en gaf den Heeren van roggendorp volmagt, allen in genade aan Ie nemen, 1482--
welke onder zijne gehoorzaamheid wilden wederkeeren (1).
De Graaf van Meurs voerde met vaste hand de teugels van het bewind. Bijzonder
hield hij een waakzaam oog op de Ooslenrijkschen, wier aanslag op Vokkum met
negenhonderd man uit Leeuwarden, door eene- toevallige omstandigheid was verij-
deld (2). Zijn kapellaan, van verraad tegen Sneek beschuldigd, liet hij in den kerker maand.
werpen, en kort daarna eenen soldaat, om dezelfde reden, vierendeelen. Eenige
lieden , van deelgenootschap hieraan betigt, namende vlugt. Hel volk hield echter allen 23
Wiju-
voor onschuldig (3). De overmoed der Gelderschen werd hoe langer zoo ondragelyker, maand,
terwyl de Ooslenrijksche Friezen van Koning karel , thans tot Keizer gekroond, voor
het oogenblik weinig troost ontvingen. Hy beloofde hun, na den afloop van den aan-
staanden Rijksdag te Worms de Friesche zaken met ernst ter hand te nemen, maar
vermaande hen, inlusschen den tegenwoordigen toestand met geduld te dragen. Op
dien Ryksdag werden Dr. kempo marteka en sijbrakd roorda gezonden met last,
by den Keizer op het verdrijven der Gelderschen uit JFr/eiianc? aan te dringen , daarna ig21
in dat gewest eene goede regtspleging in te voeren, en er niemand eenig voorregt
te verleenen tot nadeel van hel algemeen. De geestelijkheid verzocht tevens do be-
vestiging harer regten en vrijheden, gelijk floris van Egmond bij de inhuldiging
i)eloofd had (4). Maar karel, in groole en veelvuldige zaken gewikkeld, hield de
gezanten op, en verlengde inmiddels het bestand met den Hertog van Gelre, Eeni- j^^^g.
gen tijd later stelde hij, in plaats van willesi van roggehdorp , george sciiEiiK , maand.
Vryheer van Tautenburg ^ tot Stadhouder van Friesland aan (5).
De wakkere Graaf van Meurs liet ondertusschen geene gelegenheid voorbijgaan,
om de belangen zijns Meesters te bevorderen. Eerlang kwam hy te Groningen en
ontbood er de Ommelanders, om den eed aan den Hertog van Gelre af te leggen.
Zy weigerden dit aanvankelijk, doch besloten hiertoe eindelijk, na vele byeenkomslen,
op aandringen van Groningen. De Geestelijken, do Edelen en de Eigenerfden deden
elk afzonderlijk dien eed, welke slechts zoo lang verbindend zou zijn, »als gj^Jjj^
(1) Charterboek ν. Fricsl. D. II. bl. 403. De brief is van den 27 v. Hooimaand 1520. Zie
bl. 427.
(2) v. thabor, Eist. V. Fricsl St. II. bi. 249 , 250.
(3) v. THABOR, Rist. V. Vriest. St. 11.bl.253—255. Verg.scnoTASus, Fr. Uist.M.Xmi.hieQh
(4) Landboek van hartera , bl. 112.
(5) Landboek van mautena, bl. 113. occo scaiileksis, bl. 436 , 437.· übuo esihios, Rer. Fris,
Ilist. Lib, L. p. 785. winsebics, Chron. v. Friesl. ß. XV. bl. 457 458. 8gdotaküs, Fr. Hist.
β. XVIII. bl. 602.
582 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482—Herlog Hoer over Groningen gu in staat was, hen te verdedigen." 's Herlogs inkomen
^ werd op zevenduizend goudguldens bepaald, hetwelk hg echler jaarlijks onder de
Groninger Groolen als willem prederiks , de geslachten van noretfkerr, κoe^ders,
en andere mannen van invloed, om hen te meer aan zich te binden, weder liet uit-
deelen (1). Groot inderdaad was het 'gezag dier Heeren. _ Het vorige jaar, onder
anderen, hadden zij het bestuur over de kerken van Zuidhorn en Wierum aan de
abdij van Aduard ^ tol straf voor een aldaar gepleegd gruwelstuk, ontnomen en aan
het geslacht der gaickinga-'s toegekend (2).
De geschillen in het Bovensticht hadden inmiddels de slad Zwol onder de magt
des Herlogs van Gelre gebragt. Er is reeds korlelijk aangetoond , Avelke rampen de
krijg, daardoor met den Bisschop van Utrecht ontslaan, ook Friesland berok-
kende (3). Schepen uit Friesland ontboden, moesten den Gelderschen in het ver-
sterken van Genemuiden ondersteunen; en Groningen met de Ommelanden driedui-
zend Rijnsche goudguldens aan oorlogslasten opbrengen. De Graaf van Meurs brandde
voor Steenwijk een paar molens af, uit wraak op do bezetting, welke gedurig op
Frieschen bodem stroopte. Willem ύαν roggewdorp , thans opperbevelhebber der
bisschoppelijke krijgsmagt, en nikolaas van wildersdorp , een bekwaam veldoverste,
legerden zich hierop in de Kuinder , om de bewegingen der Gelderschen gade te slaan;
en op lasl van schenk voegde doüwe burmania zich met vier- of vyfhonderd man,
bij hen. Van meürs gelastte straks de weerbare mannen uit Doniawerstal^ Lemster
Vijfga en Schoterland naar de Lemmer op te rukken , om de vyanden te keeren,
doch zij werden met eenig verlies aan volk teruggedreven , de Lemmer geheel en Oos-
terzee gedeeltelijk verbrandende, opdat de Oostenrijkschen zich er niet in zou-
den vestigen. Roggendorp toog hierop naar Holland, maar wildersdorp met het
krygsvolk brandschattende en vernielende door Friesland tot aan Gerkesklooster.
Van meurs met vijfhonderd man belette hem echler de Ee over te trekken. Nadat
beide eenige dagen werkeloos tegenover elkander hadden gestaan , trokken do Gelder-
27 V. sehen af naar Sneek, de Oostenrijkschen naar Bergum en voorts langs T^eeuwarden
^^m" ■> ^^^^ Arum nedersloegen, .het land tot aan Sneek en Bols-
1521 tcardy op welke steden zij het oog gevestigd hadden, brandschattende. Om dien tijd
kwamen de Friesche gezanten op den Rijksdag van Worms ierag met 's Keizers schrifte-
lijke verzekering, dat hij , nu de Fransche oorlog gelukkig was afgeloopen , met ernst
(1) s. beninga, Chran. d. Fr. Land. bi 327—329. ocgo scarlensis, bl. 437.
(2) 8. beninga, Chvon. d. Fr. Land. bl. 321—324. v. tdabor, Ilist. v. Friesl. Si, II. bl.
256-259.
DES VADERLANDS. 62 t
bedacht was, de Gelderschen uit Friesland le verdrijven en aan de overige Aven-1482—-
sehen der landzalen le voldoen (l). -■
Onderlusschen Averd Workum door den Graaf van Meurs bezet uit vrees voor 1522
's Bisschops benden, welke Hennaarderadeel en Baraderadeel gedwongen hadden ,
den Keizer le huldigen en hem de schalling op le brengen , welke de Saksische Vor-
sten genoten hadden en do Gelderschen insgelijks bleven vorderen. De huislieden
in Wonseradeel en tVijmhritseradeel, welke den eed weigerden, zagen zich ge-
noodzaakt met hunne koslbaarsle have in de sleden ^ of kerken le vluglen, in wel-
ke laalsten zij evenwel niet veilig waren. Eindelijk braken de Bisschoppelijken van
Arum op en trokken over Mariëngaarde door Fredewolde en Drenthe naar de maand.
Kuinder y om van roggendorp hel achterstallig krijgsloon le ontvangen. Hierin
teleurgesteld, staken zij de plaats in brand en rukten, alom geldafpersende, door
Drenthe y Gooregt en het Oldamlt naar Appingadam, hQivsoïk zij niet vóór het
einde van Sprokkelmaand verlieten (2). Inmiddels was wildersdorp , door zijne
soldalen beschuldigd, dat hij den Frieschen buit zich toeeigende en hun loon stal,
aan do handen der muiteliagen ontsnapt, welke daarop door beleid van roggehdorp
deels afgedankt werden, deels uit vrees de vlugt kozen. Dit moedigde van meurs
te meer aan, om de Ooslenrijkschgezinde grietenijen in Oostergo en Wester go,
met hoop op een gewenschlen uilslag te verbieden, den Oostenrijkers schalling
op le brengen, of met hen en hunne vrienden do Leeuwarders eenig verkeer 28 v.
h; onderhouden. Hij gelastte hun levens, hem de bewuste schalling uit te kee-
ren, onder bedreiging van vuur en zwaard Avanneer zy weigerden. Hel lecken lot
openbaren krijg was hierdoor gegeven. Sgueisk laslle met de bezelling en burgers
van Leeuwarden en Franeker een vaandel Gelderschen onder douwe burmawia lo
Zuurhuizen aan, helwelk deels verslagen, deels gevangen genomen werd, Burmaisia 5 v.
zwaar gekwetst, was onder de weinigen, welke ontkwamen. Schekk zelfwas door
den arm gescholen en veel van zijn volk gewond. Eenigo dagen daarna zond hij 21 v.
dezelfde benden naar Workum ^ welke de verlaten slad innamen en er eehige sehe-
pen verbrandden, doch op het aanrukken der Gelderschen uit Sneek en Bolsward
terugtrokken. Do wreede gestrengheid des Graven van Meurs en de onverzadelijke
(1)'s. beninga, Chron. d. Vr. Land, bi. 329—335. v. thabor , Hist. v. FriesL St. III. bi
268—275. Landb. v. martena, bl. 113—115. occo scarleksis, bl. 437 , 438. übbo ebjiius,
Rer. Fris. Hist, Lib. LI. p. 793-797. winsejuüs, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 458, 459,
schotaiois, Fr. Hist. B. XVllL bl. 602-604. poktanus, Hist. Gelr, Lib. XI. p. 691—697,
sLicnTEKDORST, Geld. Gesch, B. XI. bl. 362.
(2) Zie hiervoor, bl, 335.
-ocr page 584-584 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482—schraapzucht zijner bevelhebbers, vervreemdden hoe langer zoo meer do gemoederen van
^^^^ do Gelderschen. Door het verbod op lyfstrafiFe van met Franeker, Leeuwarden en
Harlingen handel te drijven, zoowel als door den moedwil der soldalen, en eenen
langen, harden winter heerschte er groot gebrek op het platte land. Do huislieden,
welke hun graan in Sneek ^ Bolsward en Slooten geborgen hadden, mogten het niet
weder uitvoeren, en daar het hun ook niet veroorloofd was, zich uit de Oostenrijksch-
gezinde steden van levensmiddelen te voorzien , zagen zy zich aan den honger prys
gegeven. Wie van hen 's Graven verbod had overtreden , werd opgeligt en te Sneek
in de gevangenis geworpen. Tot wanhoop gedreven, wreekten zg zich niet alleen op
do Gelderschen , maar ook menig Sneeker burger, die zich builen de muren vertoonde ,
werd doodgeslagen. Handel en nering stonden stil, zoodat spoedig armoede en gebrek
zich onder de geringere volksklasse in de stad openbaarde. Hem die klaagde , dreigde
men naar den Hertog van Gelre op te zenden; en om de gemeente in toom te hou-
den, trachtle van meurs, die zich meest te Slooten ophield, in het geheim eenig
krijgsvolk binnen te brengen en er een blokhuis op te werpen, heigeen echter door
de waakzaamheid der burgers mislukte. Evenmin slaagde zijne poging, om ter berei-
king van dat doel, het geschut uit de stad, voor Steemcijk te voeren. De stedelijke
regering vond het ongeraden zich daarvan Ie ontdoen , lerwyl men zelf van alle zyden
door vijanden omringd was. Een derde middel, om door het aanbieden van een goed
handgeld de behoefligste en stoutste burgers in 's Hertogs dienst en daardoor uit de
stad to lokken, ten einde te vrijer over de andere te gebieden, verwekte zelfs een
opstand onder de gemeente, welke de Stadhouder schenk , op aanzoek der Oosten-
rijkschgezinde inwoners, door het toezenden van eenigen geldelijken onderstand groo-
tendeels voor zich gewonnen had. Zij zette den ouden meestal Gelderschgezinden
2 V. Raad af, stelde een nieuwen aan , en verdreef allen, die van Gelre loon trokken of weiger-
"2 der stad trouw to zweren. Van meurs zelf kwam in Sneek ^ om de oorzaak van
den opstand uit te vorsehen en 's volks grieven uit den weg te ruimen. Maar de
oisehen waren zoo bujtensporig, dat hij geen raad ziende , die te bevredigen, en op
eigen veiligheid bedacht, na twee dagen vermomd vlugtte. Te vergeefs zetten hem
do Sneekers achterna; hij geraakte hmnQH ßolsward alwaar hem de Kanselier hübert
en zijne overige dienaars, in het geheim uit Sneek ontsnapt, in korten tijd volgden.
Er heerschte intusschen groote tweedragt onder de burgers, van welke vele Gelre
20 V. Ovaren toegedaan.' Van meurs beproefde derhalve nogmaals do stad aan zich te on-
ßloehn. Verwerpen , en zond een zijner onderbevelhebbers derwaarts, wiens pogingen, om de
schamele gemeente door geldaanbiedingen te winnen, een geweldigen opstand ver-
wekten , in welken hij zelf met zijne gezelleti gevat en in den kerker geworpen
werd , waaruit zij echter den volgenden dag ontkwamen. Hunne deelgenooten onder
de burgers werden gebannen. Daar zij uitgestrooid hadden, dat sikke liaugkema ,
DES VADERLANDS. 62 t
welke met eenige andere Edelen, toen de Gelderschen op Sneek aanrukten, naar 1482—
Leeuwarden was gevlugt, het plan had gevormd, om de stad, waar zynen voorvade-
ren zoo vele jaren het bestuur van zaken was toevertrouwd geweest, te verrassen en
de Gelderschgezinde burgers te vermoorden, kwam deze , na verzocht vrijgeleide, te
Sneek ^ om zich van die blaam te zuiveren. Hii verdedigde zich derwiize, dat hij 27 v.
met eenparige toestemming der burgerij zich weder in de stad vestigde, waartoe ]522
zyne belofte, den burgers alle achterstallige pachten, welke hy in zeven jaren niet
gebeurd had, kwijt te schelden en honderd schamele' ingezetenen te onderhouden, niet
weinig zal hebben bijgedragen. Van meurs spaarde vermaningen noch bedreigingen,
om de burgers tot trouw en gehoorzaamheid terug te brengen, en noodigde hen
op den aanstaanden landdag te ßolsward. Na hevige woordenwisselingen werden ein-
delyk den Sneekers aannemelijke voorwaarden van verdrag en verzoening aangeboden,
maar door hen verworpen, dewyl zij de Gelderschen wantrouwden (1). Deze belang- 2 v.
ryke omkeer van zaken in Sneek had weldra het geheele verlies van Friesland voor maand.
Hertog KAREL ten gevolge.
Om dien tijd leed schenk voor Genemuiden een gevoelig verlies (2). Hy
ontkwam te naauwernood in Hasselt en slak voorts over naar Enkhuizen,
om de bedoelingen der Landvoogdes tegen de Gelderschen te ondersteunen. Zij
had, naar het schijnt, op aansporing van janke douwma en zijne lotgenooten, die
nü door den Keizer in genade waren opgenomen, het plan gevormd. Stavoren in te
nemen en te versterken, om daardoor eene geschikte haven voor het aanvoeren van
krijgsbenden en een meer vasten voet in Friesland te verkrijgen. Onder het bevel
van SCHENK landden de Friesche Edelen met eenig volk uit West-Friesland
by Hindeloopen en verrasten, door verslandhouding met een der Burgemeesters,
do stad Stavoren, welke straks in staal van verdediging gesteld en met nog vijfhon-
derd man, uit Klaarkamp ontboden, bezet Averd. Do Graaf van Meurs bragt ter- 12 v.
stond uit Drenthe, Groningen en de Ommelanden vijftienhonderd man te Dokkum ^^^^
bijeen. Over Klaarkamp, Mari'éngaarde en het Bildt rukten zij , door de lafhar-
tigheid van TJAARD BURMANIA, dio hen met twee vaandelen volks moest tegenhouden
maar ontwöek, tot bij Harlingen en Franeker plunderende en brandschattende voort
ii
ifl
i'·
h'i
'i'
(1) v. thabor, Hisl. v. Vriesl. St. III. bl, 275—318. Landb. v. wartena, bl. 116, 117. occo
scarieksi3, bl. 439—447. cbbo emmius , lier. Fris, JUist. Lib. LI. p. 797—Ö03. wirtsEMiis,
Chron. v. Friesl. B. XV. bl. 460—464. sciiotakos, Fr. llist. B. XVlIl. bl. 604-608. ponta-
nus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 700, 701. suchteniiorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 365, 366.
(2) Zie biervoor, bl. 336.
II Deel. 3 Stuk,
586 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482— en keerden onverlet met den buit in Dokkum terug. Vaiv meürs dwong de ingeze-
1
tenen van Leeuwarderadeel, ßlenaldumadeel, Franekeradeel en Barradeel uit elk
dorp twee afgevaardigden te zenden, om den Hertog van Gelre te huldigen en levens
onmiddellijk vier jaren schalling op te brengen. Toen Irok hij over Bergum door de
ZeoeniJDolden langs Slooten in Gaasterland, maar het niet wagende Stavoren^ waar
SCHENK zich bevond, .aan te lasten, sloeg hij zich vooreerst neder in ^or^wm. Terwijl
7 v. hij hier lag, braglen de Geldersch-Friesche zeeroovers, na een hevig gevecht, tien
welbeladene koornschepen uit de Oostzee binnen Makkum op. De Graaf verdeelde
den buit, maar »alsoe, dat hy seluen dat beste deel creech," trok toen naar c/e
Lemmer en bouwde er met afgedwongen hulp der Gelderschgezinde grietenijen, een
sterk blokhuis legen de invallen uit het Sticht. Daarop zond hij driehonderd zeeroo-
vers naar Wirdum en Goutum, welke den dorpelingen eene achlerslallige brand-
schade van achthonderd gulden afpersten (1),
Schenk had inmiddels na het versterken van Stavoren, eenen landdag Ie
22 V. Harlingen bijeengeroepen. Onder anderen werd hier 's Keizers verzoening of
Hooim. overeenkomst door janke dottwma en do zijnen ter tafel gebragl. Do hoofdpunten
waren 1". Tergiffenis en kwijtschelding van verledeno misdrijven aan allen , die zich
onder de gehoorzaamheid van den Keizer wilden begeven, en dal zij in dezelfde gun-
sten, voorreglen en vrijheden zouden deelen, als diegenen genoten of nog verkrijgen
zouden, welke hem thans reeds als Heer erkenden. 2°. Friesland van Stavoren lot
aan Gerkeshruggc zou, behalve de inkomsten van het Bildt, die 's jaars op zestien-
duizend goudgulden geschat waren, en van eenige andere keizerlijke regten en do-
meinen, den Keizer en zijnen erfgenamen na hem veertienduizend goudgulden jaarlijks
opbrengen, maar daartegen van alle andere lasten, onder welken naam ook, be-
vryd blyven. Groningerland van Gerkeshrugge tot aan de Eems zou 'sjaars
achtduizend goudgulden, zoo als nu de Hertog van Gelre en vroeger do Graaf van
Oost-Friesland genoot, bijdragen. Velen en wel van de voornaamste Heerschappen
smaakten deze voorwaarden niet; eensdeels omdat zij streden tegen die, welke men
vroeger met flouis van Egmond had aangegaan; anderdeels uit nijd en haat op
janke douwma en zijne medgezelkn , die eerst van de Saksers waren afgevallen, toen
de Gelderschen in hel land hadden gebragt, en nu , na de goederen van vele anders-
gezinde Edelen geroofd of vernield te hebben, een weerzin legen de Gelderschen op-
(1) v. tdabor, Ilist. V. FricsL St. UI. bi. 318—323. Landb. v. siartena, bl. 117. s. uekisga,
Chron. d. Vr. Land. bl. 344—349. occo scaulensis , bl. 447—449. dbbo emmiüs , Rer. Fris.
Hist. Llb. LI. p. 804, 805. winsemius, Chron. v. Vriesl. li. XV. bl. 404. schotanus ,/τ. Äisi.
Β. ΧνΠΙ. bl. 610, 611. pontamjs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 701, 702.
DES VADERLAINDS. 587
gevat en zich met den Keizer verzoend hadden. Zulke weifelende lieden waren niet
Ie vertrouwen, en van roggendorp verklaarde met ronde woorden, »dat men de
diensten van verraders niet behoefde, zoo lang er nog eerlyke mannen in den lande
waren." Men besloot wel eenige afgevaardigden naar de Landvoogdes Margaretha te
zenden, maar dewijl men het over de keuze der personen niet eens konde worden,
bleef de zaak steken. Janke douwma en jüw juwsma togen nu op eigen raad en
kosten naar het Hof van Brussel^ waar zy den staat des lands in geschrifte voor oogen
stelden en de middelen aangaven, om geheel Friesland onder het gezag des Keizers
te brengen. Doch de Landvoogdes was in te vele en andere moeijelijkheden gewik-
keld, om terstond hierover een bepaald besluit te nemen; het voorstel ook vond
tegenkanting bij eenige Grooten des Hofs (1).
Om te verhoeden, dat Sneek geheel tot de Oostenrijksche zijde overging, trachtle
VAN MEURS die stad te verrassen, hetgeen door de waakzaamheid der burgers mislukte.
Intusschen roofden de Geldersche knechten uit wanbetaling zoowel op vrienden als
vijanden, en Slooten ^ fVorkum, Dokkum en het blokhuis in de Lemmer waren
de nesten , waar zij hunne prooi bergden. Hun voornemen, douwe walta's huis te
Wiewert te versterken, om het verkeer tussclien Leeuwarden, Franeker ^ Harlingen
en Sneek te stremmen, werd door de Oostenrijkschen verliinderd, welke die stins
stormenderhand innamen en de bezetting over de kling jaagden. Door dit alles leden
bovenal de Groningers, welke in deze streken aanzienlijken handel dreven. Daaren-
boven had de Drost van Koeverden den Drenthenaren allen omgang met hen verboden.
Op hun aanzoek en door hen ondersteund, ^ bemagtigde Hertog karel weldra deze
sterkte, hetgeen aan do bisschoppelyke regering over Drenthe een einde maakte (2).
Minder begunstigde het geluk de Gelderschen in Westergo. Sneek nam keizerlijke
bezetting in, nadat dertig der rijkste Gelderschgezinde burgers, op vermoeden van
verraad, er uit verwijderd waren. Ondertusschen had tjaard burmania driehonderd
Oostenryksche knechten over de Lauwers gezonden, welke in hel Westerkwartier
stroopten en van daar tot Faan toe bijna alles afbrandden. Zij trokken echter schie-
lijk af, toen de Groningers en Ommelanders, door eenige Geldersche soldaten onder-
steund , op hen losgingen en hen tot Dokkum vervolgden. Maar nu begonnen de Gelder-
schen, van over de Lauwers teruggekeerd en met eene bende uit Drenthe versterkt,
in de Ommelanden even slecht huis te houden als kort te voren de Oostenrijkschen.
14 V.
Oogst-
maand
1522
(1) Landb. v. martena , bl. 118—121. occo scarleksis, bi. 449, 450. ubbo ejimiüs, Ker. Fris.
Hist. Lib. LI. p. 805, 806. wiksemics, Chron. v. Vriesl B. XV. bl. 464—46ö. sciiotaitüs,
Fr. HisL B. XVIII. bl. 611, Cl2.
1482-
1528
i3«l
11 Deel. 3 Stuk, 7i|
-ocr page 588-588 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482—Op dreigenden loon eischlen zij van Hunsingo en Fioelingo eene brandschatting,
en trokken, om meer vrees te verwekken, van Kuisemer en Visvliet dieper land-
waarts in naar Aduardy Zuid- en Ïioordhoorn ^ terwijl eene landere aangekomene
bende ruiterij eerst te Essen, daarna in Selwerdf de omstreken plunderde en ver-
nielde. Bij deze ellende kwamen nog de bedreigingen der Oostenrijksche bevelheb-
bers, de Ommelanden te vuur en te zwaard to verwoesten, indien men langer wei-
gerde den Keizer to huldigen en schatting te geven. Eerlang zelfs legerden zij zich
bij Gerkesklooster en staken er eenige woningen in brand, doch werden spoedig
.Jf!/· door do Gelderschen naar Klaarkamp teruggedreven, hoewel tot weinig troost van
Wijn-
maand de ongelukkige landbewoners, dewijl eene nieuwe versterking van volk, uit Gelre
1 'Ï99
herwaarts gezonden en in Adiiard gelegd, zich, even als de vorige, door rooven en
plunderen voor de achterstallige soldij trachtte schadeloos to stellen. Zelfs ver-
stoutten zich deze roovers eene schatting over de Ommelanden uit te schrijven, maar
namen in allerijl de wijk naar Drenthe, toen de getergde opgezetenen eenparig be-
sloten hadden hen gewapenderhand te verdrijven (1).
Ondertusschen was jaske douwma. met juw juwsma wiiBraland teruggekomen, en
na het houden eener algemeene vergadering te Leeuwarden don twinligsten van Herfst-
maand , nevens eenige andere aanzienlijke mannen weder derwaarts gezonden, om
der Landvoogdes, welke in een brief aan de Oostenrijkschgezinde Staten van Friesland
haar misnoegen over den afloop van den landdag te Harlingen niet ontveinsd had,
de volgende voorwaarden aan te bieden: allen, die zich onder den Keizer begaven,
zouden voor allo misdrijven tegen hem of den Hertog van Saksen gepleegd, vergif-
fenis erlangen; de Graven van Holland zouden ten eeuwigen dage Friesland als
Stedehouders uit naam des Keizers en van het Rijk regeren, doch de Staten van dal
gewest eenen uit de Duitsche Rijksvorsten tot Potestaat, en tien of twaalf deftige man-
nen als Raadsleden kiezen, om van wege den Stedehouder 's lands zaken te bedienen;
de Potestaat en Raadsleden zouden lot een betamelyk inkomen voor den Sledehouder
zoowel, als ter bescherming van het land do noodigo schatting opleggen , maar boven deze
dé ingezetenen niet bezwaren; geen Fries mögt buiten Friesland ten krijg geroepen,
of gedaagd worden, om elders teregt te slaan; aan niemand was het vergund, meer dan een
ambt te bekleeden, noch een Priester meer dan één priesterschap , en binnen zijn eigen
kerspel, te bedienen. Hierbij waren nog eenige punten gevoegd betrekkelijk do per-
(1) v. thabor, Hist. V, Vriesl. St. III. bl. 323—341. s. beninga, Chron. d. Vr. Land.
bl. 351—360. occo scarlensis, bl. 450—452. übbo ejimtus, KeniiVu.Zr/ii.Lib. Lil. p. 807—810.
wiNSEMus, Chron. v. Friesl. B. XV. bl. 466, 467. scnoTAsus, Fr. Hist, B.XVIII. bl. 612—614.
poMTAsts, Rist. Gek. Lib. XI. p. 703.
DES VADERLANDS. 62 t
soonlyko vrijheden en regten der Friezen. Indien deze voorwaarden, iéenraaal aange-
nomen, niet onverbrekelijk gehandhaafd werden, zou Friesland van allen eed en be-
lofte ontslagen zijn. De gezanten zouden daarenboven der Landvoogdes mondeling
aantoonen, hoe noodzakelijk het was, dat karel van Gelre in een krijg met den
Bisschop van Utrecht of eenig ander Vorst gewikkeld werd, om hem van Friesland
af te wenden; bovenal werd een verbond met edzard van Oost-Friesland aangepre-
zen, waarbij niet alleen deze Graaf zelf, maar ook zijne landen en onderdanen tot dienst
des Keizers werden verpligt. De Stadhouder schenk had geweigerd de schriftelijke
voorwaarden te onderteekenen öf te bezegelen, maar bij de afgevaardigden, onder
welke liatjckema en Mr. albert uit Sneek zich bevonden, do Raadsheeren Dr.
KEMPO MARTENA , TJAARD BURMAWiA en FRAWcois VAN ALPHEN met een bijzondercn last
gevoegd, en toen martena krank werd, Mr. tjaard elgersma in diens plaats gesteld.
De zaak werd te Brussel in het breede besproken, en legen het einde van Wijnmaand
kwamen de afgevaardigden, behalve jawke douwma, met eenige gevolmagtigden
van de Landvoogdes, onder welke Mr. jasper lieuyusz, Raadsheer, en pilips van
vuytwugk, Geheimschrijver .van het Hof van Bolland^ met Mr. jan hubreghtsz ,
Schout van Amsterdam, bij naam genoemd worden, in Leeuwarden. Uit hun verslag
bleek, dat al do aangebodene punten, sommige slechts een weinig gewijzigd, waren
aangenomen. De afzonderlijke voorwaarden, op welke Sneek het gezag des Keizers
wilde erkennen, waren ingelijks, over hel geheel, toestemmend door de Landvoogdes
beantwoord. Liaugkema en Mr, albert echter waren aanvankelijk huiverig, zich
derwaarts te begeven, dewijl men er, tijdens hun oponthoud te Brussel^ vier vaan-
dels knechten had afgedankt, en de gemeente afkeeriger van de verzoening met de
Oostenrijkschgezinden geworden was. Doch op aansporing der keizerlyke afgevaardig-
den trokken zy er henen, en spoedig gelukte het den welbespraakten Mr. albert
door schoonklinkende beloften, de zaken op zulk een goeden voet te brengen, dat
eerlang de Stadhouder en de gelastigden in Sneek kwamen en, na het uit den weg
ruimen van eenige zwarigheden, den eed der ingezetenen voor den Keizer, als Erf- 4 v.
heer of Erflandvoogd van Friesland in naam des H, Rijks, ontvingen, Wederkeerig ^1522'
beloofden zij den burgers onder eede bescherming, goede regering en handhaving der
stadsvoorregten, vrijheden en oude herkomsten. Liaugkema werd ter belooning
zijner bewezene diensten door den Keizer levenslang een jaargeld yan driehonderd
gulden toegelegd, en als Hoofd van het bestuur te Sneek aangesteld, hetwelk hij lot
zgn dood gebleven is. Na hel wederzgds afleggen van den eed, togen de afgevaardig- 7 v.
den naar den landdag te Leeuwarden^ door hen op last der Landvoogdes uitgeschreven ,
om de gebreken in de regering des lands op te nemen. Hier werden veelvuldige
klagten, vooral tegen het beheer des Stadhouders aangeheven en den gezanten in
schrift ter hand gesteld. Men verzocht zelfs, den gehaten bewindsman met zijn Raad
590 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482—af te zetten; en janke douwma. trachtte in Brussel den Graaf van Oost-Friesland
aan het bestuur over Friesland te helpen (1).
Middelerwijl had de moedwil der Gelderschen in de Ommelanden het gemeen in
Groningen tegen de stedelijke regering, welke zulks werkeloos aanschouwde, in
beweging gebragt. Men dreigde openlijk al de Regenten, die Geldersch jaargeld
trokken, te vermoorden, en lot zinnebeeld daarvan werden op zekeren nacht ver-
scheidene hoenders met afgesneden halzen op het plein voor het raadhuis gelegd.
Hertog KÄ.REL, hiervan onderrigt, kwam Ie Koeverden en ontbood aldaar de beide
Burgemeesters kloenders en scnA-ffer nevens de twee Bouwmeesters der gilden, met
wie hij kort daarna, door een talrijk gevolg verzeld, naar Groningen optrok en
buiten de poort door den Raad statig werd ontvangen. Hij nam zijn intrek bij den
Kerkheer willem frederiks, welke hem plegtig in de St. Maartenskerk had verwel-
komd. Den volgenden dag, den tweeden van Slagtmaand, ontving hy op het raad-
huis de hulde en eed van den Raad en de gezworen Gemeente ; drie dagen daarna
in do Walburgskerk van het geheele ligchaam der burgerij, en 's anderendaags van
de Ommelander Geestelijken, Edelen en Eigenerfden, Avelke hem aanzienlijke ge-
schenken vereerden. Zijn eisch echter, dat Groningen en de Ommelanden hem
jaarlijks, zoo lang de krijg duurde, twaalf duizend goudgulden lot onderhoud van
duizend landsknechten zouden opbrengen, werd afgewezen. Nadat de rust in de stad
9 v. hersteld was, keerde karel naar Gelre terug, en werd onderweg in hel GroZi/er/töwif
de Dfonthenaars gehuldigd. Weinig tijds daarna zond hij als Stadhouder over
Stad efi Lande kasper van marwijk, een woelziek man, welke zoowel zijnen
Meester, als Groningen veel nadeel berokkend heeft (2).
Schenk had om dien tijd kempo martena en eenige andere Raadsleden
1523 verdediging zyns gedrags naar Bi'ussel gezonden. Daar zij echter niet alle
beschuldigingen van jarke douwma en de zijnen konden wegredeneren, ont-
bood men hem en eenige zijner aanklagers uit Sneek en elders, voor het Hof.
Hetzij uit wezenlijke overluiging, hetzij uit genegenheid voor den man, wiens
(1) v. τπλβοβ, Hist. V. Vriesl. St. III. bl. 341—364, 366. Landb. v. mabtena. bi. 121—133.
Charterb, ν. Vriesl. D. Π. bl. 432—446. ubbo emmibs, Rer, Fris. Hist. Lib. LII. p. 810—812.
wijisemius, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 467—472. schotanus, Fr. Hist. B. XVIII. bl. 614-616.
PONTANUS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 705.
(2) s. beninga, Chroii. d. Fr. Land. bl. 360—362. v. thabor, Hist. v. Vriesl. St. III. bl.
364, 365. s. JARiciis, Corte Chron. bl. 465. occo scarlensis, bl.-452. pontos beüterus, Rer.
Austriac. Lib. VIII. p. 198. ubbo emsiiüs , Rer. Fris. Hist. Lib. LIL p. 812, 813. schotanus,
Fr. Hist. B. XVIII. bl. 616, 617. pontanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 705, 706.
DES VADERLANDS. 62 t
eenig doel geweest was den Keizer te believen, werd hij eerlang van alle schuld vrij 1482—
gekend, en den Friezen bevolen, zich aan ziyn bestuur te onderwerpen. Jabke
DOUWMA daarentegen moest zijne stoutheid in den kerker te Vilvoorden boelen, in
wolken hij zeven jaren later het leven eindigde. Zijne deelgenooten keerden na
kortere of langere gevangenschap in Friesland terug. Hij wordt als een man van
groot verstand, onverwrikten moed, schrander beleid, en vurige liefde voor de vrijheid
des vaderlands afgeschilderd, en die , steeds dezelfde in voor- en tegenspoed, een
beter lol verdiend had. Het mislukken zijner pogingen tegen schenk, was dooreenen
slrooptogt der Gelderschen in Westergo verhaast geworden. Immers terwijl men de
zaak des Stadhouders nog voor het Hof bepleitte , versterkte de Graaf van Meurs het
stadje Workum door een blokhuis, verbrandde Molhwerum en tuchtigde Sneeher
Vijf ga en Rauwerderhem, dewijl zij tegen zijn bevel aan, hunne waren in Sneek
te markt gebragt hadden. Op den aftogt naar BoUward werd hij door de Sneekers
in den rug gevallen en tot aan Nieuioland achtervolgd, toen de Bolswarders hen
noodzaakten af te trekken, Avaarna de Gelderschen hunne strooperijen met verdub-
belde woede voortzetten. Dit had zoo veel schrik ten Hovo verwekt, dat εοπΕΚΚ,
als de geschiktste bevelhebber om don krijg te voeren, spoedig geheel vrijgesproken, 9 v.
. Bloeim.
en nevens de Heeren van λυαββεναλκ en castre met negenhonderd man ml Εοί- 1523
land naar Friesland gezonden werd. Weldra maakte hij zich meester van Wor- \2y.
kum, den versterkten toren en het blokhuis, hetwelk bezet, maar do toren, die j^gjjQj^
tot een baken in zee strekte, tot den grond afgebroken werd. Wederregtelijk liet
hij den Burgemeestér van Sneek ^ peter soet, die afgevaardigde naar het Hof te
Brussel geweest was, op vermoeden van deelgenootschap met janke douwma , in
ketenen slaan en voorts naar Harlingen voeren. Hier werd kort daarna een al-
gemeene landdag byeengeroepen, op welken men onder andere bepalingen, die
later kwalijk werden nagekomen, hoofdzakelijk besloot, vijftienhonderd man voor 24v.
drie maanden in dienst te nemen , waarvan de onkosten voor twee derden door de
maand.
grondbezillers of landheeren , het overige derde door de pachters of huurders zouden
gedragen worden. Do Burgemeester soet werd nu ontslagen, en wassenaab , verzeld
door GOSLiK JONGEMA, KEMPO MARTERA en wiJTJE KAMMiKGHA , naar Brussel gezon-
den. De Landvoogdes gaf niet alleen bare goedkeuring aan bet genomen besluit,
maar de gezanten keerden met de verzekering terug, dat zij bij do bepaalde vijftien-
honderd man, een gelijk getal ten laste des Keizers zou voegen, om spoedig aan
den kryg een einde te maken (1).
(1) v. TiiABOR, Rist. v. Friesl. St. III. bl. 366-383. Landb. v. marteka, bl. 134—138.
s. beninga, Chron. d. Fr, Land. bl. 362, 363. occo scariensis, bl. 452—454. mbo mmvs,
592 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
Na het verlies van Workum was de Graaf van Meurs voor de magt, die hij niet
wederstaan konde , naar Gelre geweken, vanwaar hg echter met volk versterkt, eer-
lang in de Zemnwolden terugkeerde. Schenk had inmiddels door een blokhuis te
Makkum het verkeer van Bohward met de zee afgesneden, en het klooster te
Woudsend bezet, om de aanvallen der Gelderschen uit Slooten en de Lemmer te
beteugelen. Daarop ontbood hij in Sneeh de bijliggende grietenyen en deelen, om
den eed aan den Keizer af te leggen, waartoe vele huislieden noode en niet zonder
dwang overgingen. Niet slechts werd hun eene buitengewone schatting opgelegd,
maar ook de kloosters moesten gevoelig in de lasten des oorlogs deelen, alles in stryd
raet de voorwaarde, op welke men onlangs te Harlingen in het aannemen van krygs-
Yolk had bewilligd (1). Nu trokken schenk en wassenaar met omtrent drie duizend
man naar Klaarkamp, om Dokhum aan te tasten, welks bevelhebber jan goltsteis
door zeerooveryen tegen elk, zonder onderscheid, zich verrykte, w aarover sinds
langen tyd menigvuldige en gegronde klagten Λvaren aangeheven (2). Zg verander-
den evenwel van plan, toen de Geldersche hoofdman peter speelvogel met drie of
vier honderd man en eenige Zevenwolders van Steenkerh naar Bolsivard was opge-
rukt, maar door de huislieden van Akkrum en Oldeboorn werd tegengehouden. Om
hem tot den aftogt, en tevens de Zevenwolders tot huldiging des Keizers te nood-
zaken, braken zij van Klaarkamp op en trokken over Β er gum in de Zeven-
wolden. De dorpen, welke den eed weigerden, liet men in de vlammen opgaan;
en die zich onderwierpen werd eene drukkende schatting opgelegd. Schot er land,
Stellingwerf ^ Opsterland en Smal ling er land moesten insgelijks en door dezelfde
middelen des Keizers oppermagt erkennen. De voorspoed der Oostenrijkschen noopte
den Stadhouder marwijk zich met ernst tegen hen te wapenen. Hij had Gronin-
gen zelf reeds versterkt en beschreef thans den derden man uit de Ommelanden
en het Oldambt, Nuis en Marum in het Westerkwartier waren de verzamei-
Rer. Fris. Jlist. Lib. LII. p. 813, 814. winsemiüs, Chron. υ. FriesL B. XV. bl. 472, 473.
scnomus, Fr. Bist. B. XVIII. bl. 617. pontanus, Hist. Geh. Lib. XI. p. 707, 708. slichten-
iiorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 371.
(1) Zie Landb. v. biautena , bl. 137.
(2) v. thador, Hist. v. Vriesl, St. III. bl. 395, 390, welke onder anderen van dezen goltstein
verhaalt, dat hij een jong koopman van Gent opgeligt en achthonderd dukaten tot losprijs van
hem ontvangen had. Maar vernemende, dat hij zeer rijk was, eischte hij nog eens zoo veel en
hield hem derdehalf jaar in een stikdonkeren kerker opgesloten, in Λvelken verscheiden ongeluk-
kigen waren omgekomen. Bremen, Hamburg en andere Oostzee-steden getuigden, dat zij vijf-
honderd kooplieden misten, zonder te weten, waar zij gebleven wären.
1482-
1528
D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 593
plaatsen, en hij begaf zich derwaarts met de Geldersche krijgsbenden, de Groninger
schullers, en een vaandel burgers, die nu Toor het eerst krggsloon eischten en
ontvingen. Onderrigt dat wassenaar door Sigerswolde in Vredewolde wilde ruk-
ken , verzocht hij van Groningen eeoig geschut, om do doorloglen Ie bezeilen.
Doch WASSENAAK Zijn plan, uithoofde van den moerassigen grond opgevende, Irok
langs Bakkeveen naar Roon en Roonwolde. Hierdoor brak van marwijk insgelijks
op, om niet afgesneden te worden; doch vernam tusschen Midioolde en Lettelhert ^
dat de Oostenrijkschen reeds waren doorgedrongen en de Leek poogden te bcmagli-
gen. Terstond zond hij de ruiterij derwaarts, om den vyand op te houden, en Irok
in allerijl, Ie Adaard eenen buitenpost latende, mei het andere volk naar Gronin- ß
Oogst-
een , alwaar hij ongemoeid doch met weinig eer aankwam , dewijl zijne magl die der maand
« kqo
Oostenrijkschen in getal verre overtrof. Brandende en roovende rukten wasseüaar
en SCHENK op naar Ν oordhoorn, alwaar zij zich nedersloegen en do Ommelanders
beschreven, welke er den Keizer hulde en trouw zwoeren, belovende twee en
dertigduizend goudgulden boete en jaarlijks achtduizend goudgulden op te brengen. 10 v.
Om denzelfden lijd legden de herwaarts ontboden ingezetenen van Kollumerland en ,η^,ι^.
Achtkerspelen den Keizer den eed af en smeekten om vergiflenis. Onderlusschen
-hadden zich de Gelderschen uit Adiiard naar Selwerd en toen naar Essen begeven ,
waarbij de huislieden, naar gewoonte, grooten overlast leden. Maar ook wassenaar
loefde niet lang in Noordhoorn. Op het berigt, dal de bevelhebber van Dokkum
velen van do bezetting Ier zeerooverij had uitgezonden, sloeg hij ijlings het beleg
voor die stad , damde hel diep en sneed den belegerden allen toevoer zoo zorgvul-
dig af, dat zij steeds Ie vergeefs poogden volk of levensvoorraad uil Groningen in
te brengen. De Oostenrijksche magt bestond uit drieduizend geoefende knechten en
een aanzienlijk getal huislieden , die zich onder tjaard buhmawia uil Mariëngaarde
bij hen gevoegd hadden. Eene groote menigte geschut van allo zyden, bovenal door
de zeesteden , uit wraak over de zeerooverijen der Dokkumers aangevoerd , teisterde dag
en nacht de muren en wierp er een gedeelte van omver. Daar elke poging fol ontzet
mislukt, en voor do belegerden alle hoop op hulp verloren was, terwijl de vijand
zich lot bestormen gereed maakte, gaf de stad zich eindelijk bij verdrag over. Den 27 v,
bevelhebber goltstein werd met zijn gezin , kostbaarheden, ^vapenen en krijgsvolk,
doch zonder hel geschut en de krijgsbehoeften, vrije aftogl verleend, gelijk ook aan
de burgers, die niet gezind moglen zijn den Keizer Ie huldigen en welke in het
bezit hunner goederen en vrijheid zouden blijven. Goltstein werd met de bezetting
lol aan de grenzen van Groningerland geleid, maar loen hij Ie Groningen kwam
op lasl van den Raad in den kerker geworpen en op zijne goederen beslag gelegd,
dewijl hij, om buit te maken, onbedacht Dokkum van volk ontbloot en het hierdoor,
daar hem anders niets ontbrak, in des Keizers handen gespeeld had. De Oostenrijk»·
II Deel , 3 Stuk. 75
-ocr page 594-594 ALGEMEENE GESCfllEDENIS
sehen hersleiden met groolen ijver de vestingwerken van stad en slot, en voorzagen
die van eene genoegzame bezetting. Wassenaar en schenk , welke in het beleg door
hel schouderblad geschoten was, trokken naar Leeuwarden^ en hunne benden door
de ZeveniDolden naar Slooten (1).
Tijdens de belegering van Bohkiim hadden eenige aanzienlijke burgers uit Bols·
ward, waar vele Friesehe ballingen en Gelderschgezinden zich bevonden, in het ge-
heim met goslik jowgema , hun voormalig Heerschap, en sikke liaugkema te Sneek
onderhandeld , om de stad aan den Keizer te brengen. Door wassenaar met krijgs-
volk onderschraagd , en verzeld van jarigü dekema , jarigh hottinga en de huislie-
den uit Baarderadeel en Ilennaarderadeel had zich jongeivia in Oldeklooster gele-
gerd, waar de krygsknechten en vele burgers uit Sneek zich bij hem voegden. Van
hier uit eischte hij in naam des Keizers de slad op , die na eenige schermutselingen ,
inwendige onlusten en veelvuldige onderhandelmgen zich onderwierp. De hoofdinhoud
der voorwaarden van overgave was: algemeene vergiffenis, behoud van der burgeren
bezittingen, handhaving der aloude voorregten en vrijheden, en het genot dier gun-
sten, welke de Keizer aan Leeuwarden, Franeker, Harlingen cn Sneek \crlccndhüi\.
Met vreugdegejuich werd goslik jongema ingehaald , en den tweeden der volgende
maand in handen van hem en van Mr. bugho van aïta , welke 's Keizers be-
krachtiging der voorwaarden had ovcrgebragt, den eed afgelegd. In naam huns Mees-
Iers beloofden daarentegen de gelastigden onder eede den burgeren bescherming, goede
regering en onderhouding der voorregten. Overeenkomstig hunnen last, poogden zij
de Sneeker ballingen, die zich binnen Bolsward opgehouden hadden, in Sneek terug
te voeren; maar de stedelijke regenten verklaarden er zich ten sterkste tegen , en ook
WASSENAAR zelf konde hen niet tot andere gedachten brengen. Gelukkiger waren deze
Opperbevelhebber en de Stadhouder scue>'K op den landdag aldaar geslaagd in hunne
Yoorstellen, omtrent de betaling der vijftienhonderd knechten voor drie maanden, zoo
als te Harlingen bepaald was, het verder onderhoud dier manschappen , wanneer do
nood zulks vorderde , en het voortzetten van den krijg. De grietenijen namen de
beide eerste punten voor zich , en bij het derde verklaarde men eenparig, zich tot
verdediging legen den vijand bereid (2).
0 v.
Ueifst-
maand
1523
15 V.
Herlst-
niaancl.
(1) v. τπαβοκ, Itist. v. Vricsl. St. lil. bl. 383—39ö. s. bkkinga, Chron. d. Vr. Land.
bl. 364—373. Landb. v. siarte.\a, bl. 138. Chartcrk t\ FriesL D. II. bl. 449—452. occo
scarlensis, bl. 454—458. pohtus iieuteuus, lier. Austriac. Lib. Vill. p. 209. bubo emmiüs, Rer.
Fris. Ilist. Lib. LII. p. 814—816. wikseiiius, Chron. v. Vriest. B. XV. bl. 474—476. scuota-
KDS, Fr, Hist. B. XVIII. bl. 617—619. Brieven ende Documenten, bl. 143—146. toataxus,
Hist. Gelr, Lib. XI. p. 708, 709. sLiciiTEsnonsx, Geld. Gesch. Β. XL bl. 372.
(2) ν. tuabor, Hist. v. Vriesl. St. III. bl. 397—409. Landb. v. jiarte.na, bl. 138, 139.
1482-
Jo28
DES VADERLANDS. 595
*
Slooten en de Lemmer waren inlusschen door de Ooslenrijkschen ingesloten; en ^^^^
om den Gelderschen over de Lauwers een gedreigden inval bij Gerkeshrugge lo be-
lellen, lag een hoop volks Ie Visvliet op de grenzen van Kollumerland, De Om-
melanden hadden zich reeds onder den Keizer begeven, en wassenaah beproefde,
ook Groningen daarloe te bewegen. Zijn brief, welken de regering der stad voor de
gemeente verborgen hield , werd aan den Hertog van Gelre gezonden , doch geraakte
met den bode in handen van wassenaar , welke hem en nog een anderen brief, den
gilden van Groningen toezond. Dit bragt de burgers in beweging, welke, naar hel
schijnt, den krijg moede en den Oostenrijkschen genegen, het gedrag van den Raad
ten hoogste afkeurden. Z.ij noodzaakten met geweld van marwijk den voorgenomen
togt legen de Friezen op te geven, locn hel voetvolk reeds builen de poorl en de
ruiterij gezadeld was, verklarende, dat zij niet wilden dulden, dat hunne slad een
roofnest of schuilplaats van plunderaars zou worden. Wassenaar ontbood op dit berigt
de benden van Visvliet naar Slooten en zette de belegering, lot welke, behalve de
loontrekkende knechten, de derde man uit geheel Westergo was opgeroepen, met
nadiiik voort. Het stadje was wel versterkt, had eene talrijke en dappere bezetting,
en ontbrak krijgs- noch mondbehoeften. De Graaf van Meurs was kort vóór hel be-
leg naar Steenwijk vertrokken en had hel bevel aan den Kanselier hubert van ros-
sem, een man in de wapenen en letteren beide uitmuntende, rienk en kempo jok-
gema, t.terk donia CU weerd van BoUwavd^ den opvolger van groote pier, opge^
dragen. IVassenaar liet terstond de windmolens omverscliieten , eene menigte schansen
en bolwerken opwerpen, en hel stroompje, hetwelk in de plaats vloeit, met vaartui-
gen bezetten , zoodat het onmogelijk was er iets uit- of in te voeren. Dag en nacht
werd de veste van het land en uil do schepen zoo hevig beschoten, dat rnen het
gebulder van het geschut in Amsterdam en Zutphen hoorde. Wakker verweerden
zich do belegerden , en op écnen nacht werd wassenaar in den arm en schenk, in
de dij gewond. Door gebrek aan leeflogl en bovenal aan buskruid, niel langer in
slaat zich lo verdedigen , nam de bezetting het wanhopig besluit zich door den vijand
heen lo slaan, toen van wassenaar de vesting in naam des Keizers opeischle. Men
Irad in onderhandeling en kwam na vier dagen overeen , dat de belegerden, welke 2 v.
niel in Oostenrijkscho dienst wilden overgaan, zich met hunne goederen konden be-
geven werwaarts zij verkozen , mits niel naar de Lemmer en Steenwijk, hetwelk door
de Gelderschen was ingenomen. De beide jongema's en tjerk donia met de geheele
Charterb. ν. Vriest. D. II. bl. 453—458. occo sciuleksis , bl. 458, 459, übbo emhius , Her.
Jbris. Ilist. Lib. LII, p. 816. "wtnsEHius, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 476. scdotahus, Fr,
Hist. β. XVIII. bl. 619. ponTAHüs, Ilist. Gelr. Lib. XI. p. 710.
75*
-ocr page 596-596 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
bezolling trokken nu uit Slooten en wassekaak met sghesk cr binnen. Hubert vaw
ROSSEM en WEERD van Bolsward, welke legen het yerdrag aan naar Steenwijk reis-
•(ien, werden achterhaald. Weerd moest dit in Leeuwarden met zijn hals boeten; de
Kanselier bragt door voorspraak der geestelijkheid, dewijl hij priester was, er het lijf
af, doch werd naar Rupelmonde gevoerd, waar hij in den kerker zijn leven eindigde.
Drio dagen na den val van Slooten gaf de Lemmer zich op dezelfde voorwaarden
over; en hiermede waren de Gelderschen uit Friesland tusschen het Flie en de
Lauwers voor altijd verdreven , waar zij meer dan negen jaren geplunderd , gebrand-
schat en bloed geplengd hadden. Het zegepralende leger Irok terstond op Steenwijk
aan; de Geldersche bezetting vlugtte, en zonder tegenstand geraakte de stad in handen
der Oostenrijkers, welke er een blokhuis slichtten (1).
Op den landdag , welke in dien lusschentijd te Sneek gehouden was, hadden » de
ghemeene Slaeten , Stemmen van Frieslandt, Prelaeten , Gheeslelickeyt, Ridderen,
Eedelen , steeden ende Huysluyden'* niet alleen in de volle betaling der vijftienhonderd
krijgsknechten voor zes maanden bewilligd , en eene heffing of belasting lot dat einde
bepaald , maar ook onder eenige voorwaarden, aan wassenaar en schenk eene gift
van vierduizend gulden toegekend. Beide bevelhebbers begaven zich hierop naar
Leeuwarden, alwaar wassenaar aan de gevolgen zijner wond overleed. Zijn lijk
werd statig naar Holland ingescheept en in het voorouderlijk graf in het kloos-
ter der Predikheeren te 'i Hage bijgezet. Zijne uitvaart werd door geheel Fries-
land plegtig gevierd. Hier zoowel als in Bolland was de rouw algemeen over het
verlies van dezen dapperen, rondborstigen en belangloozen krijgsman, Avelke boven
vermoeden in korten lijd aan den oorlog in Friesland een einde had gemaakt. De
Stadhouder schenk en do zaakgelastigden der Landvoogdes, jasper lieuyüsz en jan
hubreghtsz , namen in alle grietenijen den ingezetenen den eed aan den Keizer af en
deden hun dien wederkeerig van zijnent wege. De krijgsbenden werden afbetaald
en afgedankt. Geheel Friesland van Stavoren lot Gerkeshrugge was lot rust ge-
bragt, welke tot aan den opstand der Nederlanden legen Spanje niet gestoord
werd. Slechts in het volgende jaar bragten de Gelderschen door eenen strooplogt
Stellingwerf in rep en roer, doch trokken spoedig weder af, loen de Friezen, op
ontbod van sghewk , als één man de wapenen hadden opgevat (2).
10 v.
Slafjim
4 v.
Will-
term.
(1) v. tuabob, Hist. v. VriesL St. IIL bl. 409—425. s. beninga, Chron. d. Vr. Land. hl.
37ß, 377. Landh. v. martexa, bl. 139. oer,ο scarlensis, IjI. 459—461. pontüs hebterüs, Ker.
^ustr. Lib. Vin. p. 209. ubbo emmius, Ret\ Fris. IJ ist. Lib. Lll. p. 816—818. avissemujs ,
Chron. v. VriesL ii. XV. bl. 477. scootanüs, Fr. Hist. B. XVIII. bl. 620 , 621. poktanus^,
Hist. Gelr. Lib. XL p. 710—712.
(2) v. thabor, Hist. V. Friesl. St. IIL bl. 418, 421. Landb. v. martena , bl. 139—14K
1482-
1528
7 v.
Slafjim
J523
10 v.
Sla{Ttm.
!
DES VADERLANDS. 597
In Groningen haakte insgelijks de burgerij naar rust. Zij schreef de voortduring
van den krijg inzonderheid aan die regeringsleden toe, welke Geldersch jaargeld
trokken. Hei ongenoegen steeg zoo 'iioog, dat de Raad bewilligen moest, dat dage-
lijks acht burgers, daartoe door de gilden gekozen, bij hem zitting namen en mede-
stemden in de besluiten. De verslapping van handel en nering verhoogde het ver-
langen naar vrede, en dit bewerkte eerst te jiduard, daarna te Gerkesklooster een
mondgesprek met de Oostenrijkschen , in wier hooggaande eischcn men echter niet
konde bewilligen. De wederzijdsche vijandelijkheden en rooverijen werden daarop
hervat. Men trachtte nogtans door den Raadsheer roelof te water aan het Hof van
Brussel^ alwaar hij bekend en gezien was, een bestand te bewerken. Hij verwierf
eene wapenschorsing voor een jaar, mits de Hertog van Gelre er in toestemde;
maar bij zijne terugkomst vond hij de gemoederen geheel veranderd. Van marwijk ,
wiens lust en grootste voordeel in den krijg beslond, riep een hoop allerslechtst volk
in de Walburgskerk bijeen, waar de burgery op last der regering was vereenigd, en
voer in hevige bewoordingen uit tegen den Raad, dat men zulk eene gewigtige zaak
buiten voorkennis des Hertogs ondernomen had, en dreigde hen met 's Vorsten wraak.
De onzinnige menigte, die nog onlangs om vrede had geroepen, konde zich nu
naauwelijks bedwingen, de Raadsleden ongemoeid te laten. Spoedig bleek echter,
hoe ongegrond marwijks bedreigingen geweest waren ; want de Hertog gaf niet alleen
zijne goedkeuring aan het bestand , maar sloot zelf eene dergelijke overeenkomst met
het huis van Oostenrijk (1). Men dankte nu wederzijds veel krijgsvolk af, maar
lot ongeluk der landzaten. Gewoon van roof te leven , vereenigden zich do ontslagen
benden in groote hoopen, moordende, roovende, vermeiende Avat hen ontmoette.
Eene bende van ruim vijfduizend dezer woeste gasten toog, onder aanvoering van
zekeren klein van Haarlem , uit Drenthe in Groningerland, Het Westerkwartier
leed den eersten aanstoot; toen Hunsingo en Fivelingo; daarna het Oldamht en
fVesterwolde. In Munsterland werden zij het eerst gestuit, en trokken daaroj)
door Ooertjssel in het Neder-Sticht (2). ,
Charlerb. v. Vriest. D. II. bl. 458, 459. s. bewkga, Chron. d. Fr. Land. bl. 377, 378. occ«
scARLEifsis, bl. 461, 462. postüs heutercs, Rer. Austr. Lib. Vill. p. 209. ubbo emmiïjs, Rer.
Fris. Ilist. Lib. LIL p. 818. wisseüucs, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 477. schotakus, Fr.
Uist B. Xyill. bl. 621. poktarus , liist. Gelr. Lib. XL p. 712.
(2) s. eenikga, Chron. d. Fr. Land. bl. 378—386. v. thabor, nist. v, Friesl. Si. 111. bl.
433. poktds uedterus, Rer. Austriac. Lib. IX. p. 211. ubbo ehmids, Rer. Fris. Bist. Lib. LHL
p· 819, 820. scnotanüs, Fr. Bist. B, XIX. bi. 624 , 625. portakcs, Mist, Gelr. Lib. XL p. 713.
1482—
1528
4 V.
Zomer-
maand
1524
20 V.
Slagün.
598 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482— In Friesland aan deze zijde der Laittcers had men zich inlusschen beijverd, do
1 ^VÄ
'" schade, uit den langdurigen krijg voortgevloeid, zooveel mogelijk te herstellen en
den inwendigen staat van zaken te verbeteren. Bolsward, Harlingen en Sneek,
welke inzonderheid veel geleden hadden, waren door den Keizer met eenige voor-
regten begunstigd (1). Men had dijkwerken en vaarten verbeterd en het Dokimmer
diep ^ tydens het beleg van Dokkum gedamd, weder geopend. Keizerlijke afgevaar-
digden waren naar Friesland gezonden , om in overeenstemming met den Stadhouder
scHEiTK, den toestand des lands en der ingezetenen te onderzoeken , het noodige te
regelen en met de Staten de voorwaarden te bepalen , op welke de Keizer het ge-
bied zou aanvaarden. Na vele onderhandelingen Averd overeengekomen en wederzijds
bekrachtigd, dat hij Friesland zou mogen verkoopen, noch op eenige andere wijze
vervreemden; niemand mögt meer dan één ambt bekleeden, behalve de Drosten
of Slotvoogden, die levens Grietmannen konden zijn; geen Geestelijke mögt twee
beneficiën bezitten en elk moest op de zyne verblijf houden; het keizerlijke regt
13 v. zou in Friesland gebruikt en geen beroep in burgerlijke zaken builen het land
^1^524 toegestaan worden; do Keizer moest hel gewest in rust en vrede houden en
tegen alle geweld beschermen ; niemand zou voor de misdaad van een ander aan-
sprakelijk of strafbaar zijn, noch wegens lijfslraffelijke zaken builen 's lands ver-
voerd , maar moesl in Friesland teregfgesteld worden; de Friezen zouden geene
hoogere tollen betalen dan do Hollanders ; Friesland zou bij zijne aloude vrijheden
gehandhaafd worden; de landen mogten, naar oude gewoonte , den wind en
stroom gebruiken, niet boven de inkomsten, ten behoeve des Keizers toegestaan,
met nieuwe imposten of andere lasten bezwaard worden, maar zouden hunne ver-
kregene voorregten onverminderd blijven genieten, benevens de uitvoering der
overeenkomst in vyftienhonderd vijftien aangegaan ; eindelijk zou de Stadhouder
verpligl zijn, deze punten te onderhouden en te doen onderhouden. Daartegen
20 V. werd door de Friezen den Keizer, boven de gewone jaarlyksche opbrengst en de
t^mn ' belasting op bier,'wijn en lakens, zoo als weleer aan de Saksische
Vorsten, toegekend. Tot bevordering der rust en verbroedering was twee maanden
te voren in naam des Keizers een bevelschrift uitgevaardigd, waarbij alle ge-
schillen, die tijdens den krijg waren gerezen, voor den lijd van twee jaren ge-
schorst werden (2), Sghewk zorgde met nadruk voor de openbare veiligheid, en
het gestreng straffen der misdaden. Een losbandig jong Priester, welke in dolle
Avoede den Kloostervoogd van Klaarkamp had overhoop gestoken, liet hij opliglen
(1) Charterb. r. Vriesl D. II. bi. 464—467, 482.-
(2) Landb. v. martena , bl. 143—153. wirsemius, Chron. v.FriesL B. XV. bi. 478—483.
-ocr page 599-DES VADERLANDS. 62 t
en den Klaarkampers overleveren, welke den booswicht in een kerkerhol melsel- 14S2—
152S
den, met slechls eene kleine opening, om hem van brood en waler to voor-
zien (1).
De rusl, welke thans Friesland genoot, was in Groningen nog ver te zoeken.
Van marwijk hilsle er bet gemeen legen den Raad op , wien hij bij den Hertog van
Gelre daarenboven op hel hatelijkste afmaalde. De gisting steeg eindelijk zoo hoog, dat
men degenen , welke Geldersch jaargeld trokken , noodzaakte dit, ot hunne betrekking
als leden van den Raad op te offeren. Men dreef ook eene wet door, dat hij, die
voor zich zeiven, zijne vrouw of kinderen, van eenigen Heer een jaarlijksch inkomen
onder welke benaming ook ontving, tot geen stadsambt mögt gekozen worden. De
Burgemeesters koesders en huginge verlieten toen omler anderen hunne posten. Na-
tuurlijk werd deze wet bij den Hertog euvel opgenomen. Aangespoord door van
MARWIJK, welke klaagde, dat de Raad hem in het uitoefenen zijns ambts belem-
merde , eischte hij op scherpen toon, dat men hem wederzijds gemagtigdon zond,
om het geschil te vereffenen. De Raad vaardigde straks den Jakobijner Prioor Mr. 1525
LAURENTIUS af; maar do Hertog wilde dezen verwaanden schoolgeleerde niet eens hoo-
ren , en vorderde gemagtigden uit den grooien Raad en de gilden met onbepaalde
volmagt voorzien. Men maakte zwarigheid, aan het laatste punt van dit voorstel te
Toldoen , maar zond met beperkten last en streng bevel, verder niet te gaan, zeven
aanzienlijke mannen en Mr. Laurentius naar Gelre. Zij troffen den Hertog to Arn-
hem aan, waar van marw^ijk reeds gekomen was en den Vorst tegen hen derwijze
had vooringenomen, dat deze niet alleen een geschenk van twee overschoone paarden
weigerde, maar zelfs de gezanten niet ten gehoor wilde toelaten, hetgeen evenwel
voor geld door den Kanselier nog bewerkt werd. Zoodra hij echter bemerkte, dat
hun last niet zoo uitgebreid was als hij wenschte , brak hij plotseling do onderhande-
lingen af, beval hen in Arnhem te blijven, en zond twee zijner Raadslieden,
ERKELENS cn KSOPPER, naar Groningen ^ om met do regering en het volk zelve te
handelen. De gemeente werd in de St. Walburgs- en 81. Maartenskerken bijeenge-
roepen , en haar door de Gelderschen voorgesteld , ï> of zij de verbonden, met den
Hertog gesloten, wilde onderhouden ? zoo ja, dat dan haren gezanten onbepaalde
magt lot sluiten moest gegeven worden." Ofschoon nu zulks, na rijp beraad met hot
volk, op nieuw geweigerd was, herhaalde evenwel do verbolgen Hertog niet slechts
dien eisch, maar vorderde tevens eene stellige verklaring, dat men hem »als vol-
slrekten Opperheer erkende; dat de Hoofdmannenkamer en al hare hooge cn lage g ^
bedienden in zijnen eed stonden, in zijn naam regt spraken en de boden in zijne
^ maand.
(1) v. TiiABOH, llist, V. Vriesl. St. UI. bl. 437. Aant. bl. 230.
-ocr page 600-600 ALGEMEENEGESGHlËDENiS
gekleed gin ge η ; dat eindelijk de stad alsland deed van haar reglsgebied over
lodiS
het Old-ambtJ' 'sHertogs toorn ontvlamde hevig, toen men aarzelde deze verklaring
af Ie leggen; de gezanten in Ai^nhem geraakten in een hagcholyken toestand en
Iveee van hen ontvlugtten uit vrees naar Groningen. Hier kwamen kort daarna weder
ERKELENS en KNOPPER , met wien negen leden uit den Raad , de gezworen gemeente
en de gilden in onderhandeling traden. De Gelderschen drongen op de onvoorwaar-
delijke aanneming* der voorgestelde punten onverwrikt aan, en na vele Truohtelooze
pogingen, hen tot andere gedachten te brengen, was eindelijk de afgematte Ge-
meente genoodzaakt den raad van avillem ïrederiks en evert jarges te volgen
fj V. en toe te geven. Do Breede Raad moest, hoe ongaarne ook, er mede instemmen
^^525 maakte dit besluit bij een onderdanigen brief den Hertog bekend. De Groninger
zaakgelastigden keerden uit Arnhem terug, maar na hen volgde, tot Teler onge-
noegen, de woelzieke van marwijk, weder als Stadhouder (1).
Spoedig openbaarden zich de noodlottige gevolgen van de staatkunde van dezen
bewindsman, welke door hot zaaijen van tweedragt en wantrouwen tusschen Regenten
en burgers, hel gezag van zijnen Meester te sterker meende te bevestigen. Zijne
handlangers strooiden onder het gemeen uit, dal de Heeren den schuldenlast nutteloos
vermeerderden en zich met de drukkende schattingen verrijkten. Zoo als gewoonlijk,
vond dit gerucht gerecden ingang, en de Bouwmeesters riepen, builen voorkennis van
den Raad, al de gilden bijeen. Vele brouwers, die toen onder do rijkste burgers,
maar niet onder de zoogenaamde gilden behoorden, voegden zich daarbij. Op voor-
stel der Bouwmeesters besloot men eenparig, dat alle imposten, behalve die op wijn
en Hamburger bier, afgeschaft en het bestuur over de stedelijke inkomsten op eenen
anderen voet gebragt moesten worden, elkander onder eede belovende, niet te rusten
voor dit bewerkt was , al moest men er ook goed en bloed bij verliezen. Vier en
twintig der aanzienlijkste gildebroeders werden den Bouwmeesters toegevoegd , om het
besluit bij den Raad te helpen doordrijven. Vooraf echter gingen zij bij de poort-
wachters rond en verboden hen , op straffe des doods, eenige belasting te eischen of
te ontvangen, 's Anderendaags bragten zij op dreigenden toon het voorstel in den
Breeden Raad en drongen, toen deze ten minste uitstel van aotwoord tot den volgen-
den dag verzocht, op eene dadelijke afschaffing onder het gewone klokgelui aan,
uit vrees voor eigen levensgevaar, dewijl het volk reeds op de markt stond en een
bepaald besluit wachlle. De voorzittende Burgemeester rolteman voegde hun daarop
(1) s. benisoa, Chron. d. Fr. Land. bl. 386—390. pontcs uecterus, Rer. Austriac. Lib IX.
|). 214, 215. UEBO EMMiüs, Rer. Fris. Hist. Lib. Llli. p. 826—829. scuotams, Fr. Mist,
J{.^XIX. bl. 627—629. poi^tanus, Hist. Geh'. Lib. XL p. 720 -722.
DES VADERLANDS. 62 t
toe , » dat zij zelve , die naar reden nocii raad luisterden, de afkondiging den Tolke ^ j®^
konden bekend maken." Men bleef dit echter hardnekkig van den Raad vorderen en voor-
spelde 's Tolks ongenoegen , indien langer geloefd Averd. Ondertusschen was de menigte ,
die op en bij de markt in do kroegen hare kannen bier ledigde, ongeduldig geworden.
Doldriftig sloof zij onder het ΛνοεβΙ getier van »slaat dood J slaat dood! werpt de ver-
raders ten venster uit het raadhuis op, en dreigde met geweld in de vergader-
zaal te dringen. In dien nood werd het voorstel onmiddellyk aangenomen , en het
volk daarvan door de Bouwmeesters en do Vierentwintigen kennis gegeven, on-
der wier vrijgeleide do regerende Burgemeester met zijne bijzillers zich naar
het regthuis begaven, en er bij klokkengelui de afschaffing aller belastingen aan-
kondigden. Het gemeen uitte zijne vreugde door allerlei buitensporigheden en
smaadredenen of beleedigingen tegen eenige regenten. Hiermede nog niet tevreden,
noodzaakte men den volgenden dag den Raad op slaanden voet, van allen die ooit
met de ontvangst of het beheer der stedelyke middelen belast geweest waren, reke-
ning af te eischen, den staat der kas dadelijk open te leggen, en tot aflossing van
den schuldenlast der stad vier Regeringsleden te benoemen, wicn de opbrengst van
zekere boeten daartoe werd aangewezen. De Burgemeester sicKiNcnE en de Raads-
heeren sicco beninga , kook: en de sissingh , hiermede belast, bespeurden na gedaan
onderzoek, dat uit die boelen geen vijftigste gedeelte der schuld konde afgelost wor-
den , en wendden zich in deze verlegenheid te vergeefs om inlichting en hulp eerst
bij den Raad , toen bij de Bouwmeesters en de Vierentwintigen. Het toomelooze ge-
meen eischte nu, dat allen, die eénige stadsgelden onder zich gehad hadden, bg
eede zouden verklaren, daarvan nimmer tot eigen voordeel gebruik gemaakt te heb-
ben. Blijkbaar bedoelde men daarmede hoofdzakelijk den Raadsheer jouan jarges te
treffen. Gesproten uit dat aanzienlijk geslacht, hetwelk sinds meer dan eene eeuw
de eerste betrekkingen in de slad bekleedde, was hij zelf vele jaren stadsontvanger
en rentmeester geweest. Ofschoon hij toen den roem van volstrekte eerlijkheid had
verworven, beschuldigde men hem thans, dal hij ten koste der gemeente zijn rijk-
dom had verworven, eischte zijne goederen tot schadevergoeding en dreigde hem met
gevangenis en dood. Jarges onttrok zich door do vlugt aan de woede van het graauvv;
doch op aansporing zijner nabestaanden teruggekeerd, bood hij aan, zich openlijk to
verantwoorden, maar werd niet gehoord en zelfs genoodzaakt, om smaad en lijfsgevaar
te ontgaan, zich weder te verwijderen, Nu dwong men de vier Raadsleden, welken
de schuldcnaflossing was opgedrongen, deze tegen een bepaalden dag te bewerken , 2I v.
of de daartoe benoodigde gelden den Vierentwintigen in handeir te stellen. Bürge-
meester sickikghe verliet hierop do stad, en bragl met jarges zijne klagte over 's volks 1525
onbillijkheid voor den Hertog van Gelre. De gilden , hierover geraakt, begeerden , dat
t
jarges als Raadsheer wierd afgezet; en hel gemeen vorderde acht dagen daarna, dal hij
Π. Deel. 3 Stuk. 7G
Λ ··-
602 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1482— hij regterlijk vonnis voor landsdief zou verklaard worden; doch de Raad weigerde dit
29 V Yolslandig, en hierby bleef de zaak vooreerst rusten. Maar nu eischle men , dat de
Herfst- Jrie overige Regeringsleden, welke zich verbonden hadden de sladsschuld af te lossen,
1525 (-iit uit hunne eigene middelen zouden verrigten. Hoezeer deze mannen de verre-
gaande onredelijkheid daarvan en hun onvermogen aantoonden, werden zij echter ge-
dwongen, eene jaarlyksche rente van tweehonderd Rynsche guldens aan een Deventersch
burger verschuldigd, als eigene schuld over te nemen en te voldoen. De regering
werd genoodzaakt, deze afgeperste belofte, op begeerte des volks, met haar zegel te
bekrachtigen (1).
ïe midden dezer beroeringen was willem frederiks overleden , welke eene reeks
van jaren den beslissendsten invloed op den loop der zaken in Groningen had uitge-
oefend. Hij was Meester der vrije kunsten, Doctor in de geneeskunst, en sinds veer-
tien honderd negen en tachtig Kerkheer van St. Maarten te Groningen. Onmisken-
baar waren zijne begaafdheden als Staatsman en als Redenaar , door welke hij der stad
ontegenstrydig vele diensten heeft bewezen, ofschoon zijne vaderlandsliefde , naar het
schijnt, niet altijd geheel zuiver van eigenbelang geweest is. Do staatszaken verhin-
derden hem niet de beoefening der letteren, en hij stond in vriendschappelijke betrek-
king met de geleerden, bovenal met erasmus , wien hij een vergulden beker vereerde.
Op zijn aanraden was in vijftienhonderd drie en twintig te Groningen een godgeleerd
twistgesprek gehouden tusschen de Predikheeren van het Dominikaner klooster en
eenige Priesters van de St. Maartenskerk aldaar. Zijne boeken vermaakte hy aan het
laalslgenoemde geslicht, en vele daarvan zijn" in de boekerij^ der Hoogeschool van
Groningen ο vergebragt (2).
In Friesland bewesten de Lauicers maakte men zich voortdurend den vrede te
nutte tot inwendige verbetering des uitgemergelden lands. Do dijken, sluizen, zijlen
en wegen worden in behoorlijken slaat gebragt, de vervallene of gehavende vesting-
werken hersteld, en doeltreffende bepalingen gemaakt lot handhaving der openbare rust
en veiligheid (3). Door hel slichten eener school van Hooger onderwijs te Leeuivar-
(1) s. bewinga, Chron. d. Fr. Land. bl. 395—402. pontds iieüterus, Rer. Austrlac. Lib. IX.
p. 214. iibdo emhius, Rer. Fris. Rist. Lib. LUI. p. 830—834. schotanus, Fr. Hist. B; XIX.
bl. 629-631. poktastjs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 723—725. Tegemo. Staat van Stad en
Lande, bl. 340-344.
(2) Verg. de Aant. op e. benisga , Hist. v. Oost-FriesL bl. 527 (a).
(3) Landb, v. martena, bl. 154. Charterb. ν. Friesl. D. II. bl. 485—499, 512. wirsesitvs,
C7iron. v. Friesl. B. XV. bl. 483.
D Ε S ν Α D Ε R L Λ Ν D S. 603
den ^ Irachlte men de opkweekiug van het aankomende geslacht ie bevorderen (^)· ^
De aangenomen betaling der vijftienhonderd knechten en het geschenk aan van was-
senaar en den Stadhouder toegekend, te zaraen over de veertigduizendFih'psguldens,
werden vereffend (2). De geschillen met Deventer en Kampen over het vorderen
van zekeren tol, namen na eenige zamenkomslen , door het niet verder aandringen op 1520
dien eisch, van zelve een einde (3). De komst van drie duizend afgedankte knechten,
onder aanvoering van zekeren hans mn Halberstadt ^ baarde eenige vrees, ofschoon
zg zich niet voor vijanden uitgaven. Op den landdag te Leeuwarden vorderde men van
den Stadhouder en zijn Raad, op grond van het verdrag met den Keizer, deze bende 3 v.
gewapenderhand te verdrijven. Schenk verklaarde, dat hij geen last bad, krijgsvolk
aan te nemen, maar vermaande levens de hierover gebelgde Friezen, zich tot de
Landvooogdes te wenden. Sydts tjaarda en jarich dekebia werden mei dit punt 28 v.
van bezwaar en andere grieven naar Brussel gezonden, en keerden met een bevredi- ,naanfl.
gend bescheid terug. Do vreemde gasten waren echter reeds legen eene somme gelds,
zonder merkelijke schade aan te rigten afgetrokken , en door Hertog karel , ten be-
hoeve des Konings van Frankrijk j in dienst genomen (4).
Onderlusschen hadden siciciNGnE en jarges aan het Geldersche Hof zoo veel bewerkt,
dat de gilden te Groningen gelast werden, door gemagtigden zich Ie komen verant-
woorden. De Bouwmeesters en Vierentwintigen, daaruit voor zich niet veel goeds
spellende, verkregen door lusschenkomst van marwijk , den geheimen drijver van alles,
dat de Hertog op hun verzoek eenige Raden naar Groningen zou zenden. Inmiddels
Irachlte marwijk:, hetzij uit zijn woelzieken aard, hetzij op bevel zijns Meesters,
de gemeente steeds meer en meer van dc regering te vervreemden ; en zich weinig
over de middelen bekommerende, indien hij zijn doel konde bereiken, bragt hij hel
eindelijk door lasteren en aantijgen zoo ver, dat de gilden hem en zijnen Raden het
beroep van alle vonnissen des Raads opdroegen. Dit werd eerlang, op aanzoek des
volks, door den Hertog bij een bevelschrift bekrachtigd; doch meent men, dat er
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. II. bi. 499.
(2) Landb. v. marteka, bi. 155. wiiïsemiüs, Chron. v. Vriesl. H. XV. bl. 483. scootakcs
Fr. Eist, li. XIX. bl. 632.
(3) Landb. v. mautena, bl. 157—161. wiksemics, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 484. scho-
tanus, Fr. Rist. β. XIX. 1)1. 632.
(4) Landb. v. marteka, bl. 162—165. Charterb. ν. Vriesl. D. II. bl.513. cdbo emmids, Rcr.
Fris. Eist. Lib. LIV. p. 835, 836. wirsemius, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 484, 485. scno-
takus, Fr. Eist. B, XIX. bl. 632, 633.
76 *
-ocr page 604-2268 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
nooit gevolg aan gegeven is. Minder vaardig was do Vorst in het zenden der beloofde
gevolmagfigden, waardoor het bestier dor geldmiddelen in Groningen hoe langer
zoo meer in do war liep. Het stedelijk bestuur trachtte derhalve de zaak in der
minne te schikken, en benoemde lot dat einde eenige leden uit den Breeden Raad en
de gilden. Na vele bijeenkomsten, besloot men Ier aflossing der schulden eene
redelijke schalling aan het volk voor te stellen. Maar zoodra de Bouwmeester jaköb
SMIT aanving zulks der menigte, op de markt vergaderd, mede te deelen , werd hij
met een zijdgeweer doodelijk ge\Tond. Hierop sloof het woedende graauw het raad-
huis binnen, om al de Regeringsleden te vermoorden, die echter gelukkig deels in
do kerken onlvluglten, deels door brave burgers gered werden. Do geest van onge-
hoorzaamheid en oproer heerschte voort, bovenal onder de gilden, wier stoutheid
zoo ver ging, dat zij, toen de regering een bevel had uitgevaardigd, naar welk het
gemunt geld in de stad gangbaar zou zijn, een geheel ander afkondigden. Vruch-
teloos bestrafte hen Hertog karel ten scherpste over zulk een gedrag, en verbood
hunne oproerige bijeenkomsten. Schaamteloos eischten zij nu van den Raad eene
verklaring af, dat er geen geweld of oproer geschied was; hetgeen echter gewei-
gerd werd. Vele Regeringsleden verlieten do stad, maar keerden lerug op do be-
dreiging der gilden, dat zij bij langer wegblijven, voor eeuwig verbannen zouden
worden. Nu moest de haat tegen jarges worden bevredigd, en men noodzaakte den
Raad met geweld, een vonnis legen hem, als ontvreemdor der stedelijke gelden, van
het regthuis af te lezen. Hierop ontbood de Hertog gemagtigden uit de gilden, do
vier Heeren, aan welko de schuldaflossing was opgedragen, den Raadsheer jarges , en
don Stadhouder marwijk voor zich. De vier Heeren toonden toen zoo onwederspre-
kelijk de onregtvaardigheid aan met welke men hen behandelde , dat de gemagtigden
der gilden, om zich voor het oogenblik te redden, voorgaven, dat zij alleen ter
zake van het oproer gekomen waren. Er werd niels beslist; slechts beval de Hertog
de zaak to laten rusten tot hij of iemand van zijnentwege in Groningen kwam. Eer-
lang zond hy den regtsgeleerdo jan winsghoter , doch alleen met last, de behan-
deling van de zaak der vier Heeren, van welke drie zich buiten de stad bevonden ,
tot Lichtmis aanstaande te verschuiven; hij zelf zou inmiddels den Deventer schuldei-
scher tevreden stellen. De Raad nam hierin genoegen, maar het volk verklaarde er
zich onstuimig tegen en bepaalde den vier Heeren eenen dag, om te betalen. Vergeefs
beriepen do drie afwezigen zich op den Hertog; men dwong don Raad, hen tot vol-
doening der stadsschulden lo veroordeelen, en , ten gevolge daarvan , hunne goederen
in beslag te nemen. Men vindt niet opgeteekend, wat er verder van deze zaak
geworden is (1).
1482-
1528
1527
1 v.
Wijn-
maand,
15 v.
Win-
term.
(1) 8. beringa, Chron, d. Fr. Land. bl. 403—407. dbbo ehjiics, Rer. fris. Eist. Lib. LIV.
-ocr page 605-DES VADERLANDS. 62 t
In Friesland aan deze zyde der Lauwers werd de inwendige rusl niet gestoord; 1482—
trouwens het land was uitgeput, de ingezetenen waren Terarmd, en allen haakten naar
verademing, 's Keizers bevelschrift ter regeling der geldswaarde was er afgekondigd,
en voorts eene luunt te Leeuwarden opgerigt. Op een landdag aldaar hadden do
Staten onderscheidene grieven en bezwaren voor den Stadhouder gebragt, en dewijl
hij hen niet bevredigde, gezanten daarmede naar de Landvoogdes gezonden, wieranl-
Λvoord alleen ten deele aan hunne verwachting had beantwoord. Slechts eenige punten
waren aangenomen, andere tot nader onderzoek uitgesteld, sommige geheel verwor-
pen, en die het gewigtigste schenen aan den Keizer zei ven ter beslissing overgelaten (1).
p. 836, 837, 841,842. schotanüs, Fr. Eist. 15. XIX. bl. 633, C36, 637. pontakus, Hist.
Gelr. Lib. XI. .p. 727, 728, 736. Tegcmc. Staat v. Stad en Landcj bi. 344—349.
(1) Landb. v. martena, bl. 165—176. Charterb. ν. Vriesl. D. Π. bl. 508, 515—518. wr.\-
semiüs, Chron. v. Vriesl. B. XV. bl. 485. schotards, Fr. Hist. B. XIX. bl. 635.
606
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
van den
AFSTAND VAN HET WERELDLIJK GEBIED DES BISDOMS VAN UTRECHT AAN
KEIZER KAREL V,
tot aait
nis VKREEIViGinfO -VATS Ali ηκ »Ιλ'ΟΈΙΙ
nis:^ vonsv.
1538—1543.
De oostenrijkscn-iioord-iiederlawdscne stateiv. Door de onderwerping van liel
geheele Sticht en ran Friesland y zag Keizer karel V zieh nu Heer van al de
ISoord'Nederlanden y behalve van Gelre cn Groningen (1). Teregt heeft men der
bedenking waardig gekeurd, dat de Keizer aan het hoofd van het verdrag le
^^ Kamerijk gesloten en in andere openbare staatsstukken, den titel voert van : Hertog
maand van Gelre en Graaf van Zutphen, niettegenstaande hij kort te voren , bij de over-,
eenkomst te Gorinchem, daarvan afstand gedaan had (2). De voorwaarden te Ma-
drid, vóór drie jaren geteekend, waren de grondslagen van het Kamerijksche vredes-
verbond (3). Daarenboven werd thans door den Koning van Frankrijk alle opper-
gezag over Vlaanderen en Artols aan den Keizer afgestaan, het regt van Aiihaine
of versterfregt, naar welk in Frankrijk en in een gedeelte der Nederlanden de
fiskaal zich van do nalatenschap, welke een vreemdeling, bij zijn overlijden , aldaar
bezat, met uitsluiting van alle wettige erfgenamen meester maakte, weder-
zijds afgeschaft, en het prinsdom Oranje aan filibert van Chalons teruggege-
ven. De Hertog van Gelre was van de zijde des Keizers in dit verdrag begre-
(1) Zie hiervoor, bi. 308, 366, 426, 596.
(2) WAGERAAR, D. IV. bl. 504. Zie hiervoor, bl. 426.
■ (3) Zie hiervoor, bl. 305.
DES VADERLANDS. 62 t
pen (1). Een verbond van vrede en vriendschap,, op denzelfdtn dag en in dezelfde 1528—
slad lusschen den Keizer en Hendrik. VIII van Engeland gesloten, herstelde den
riederlandschen handel op Brittanje (2). Vruchteloos beproefden de <Staten 'van
Holland, door hunne gevolmagtigden Mr, aert vak der goes, 's Lands Advokaat, en
de Pensionarissen van Dordrecht en Amsterdam ^ op den vredehandel te Kamerijk
eene vergoeding der nadoelen, hunnen kooplieden door de Franschen, tijdens het be-
sland, ter zee toegebragt, te verwerven. Zij wendden zich hierop tot de Landvoog-
des en het schijnt, dat naar hun verzoek, op de Fransche goederen in ZTo/Zawc? beslag
gelegd werd, doch met welk gevolg, is onzeker (3). Niettemin werd de Kamerijksche
vrede terstond in Holland afgekondigd, en ook aldaar in het bijzonder het verbond
met Frankrijk in Sprokkelmaand des volgenden jaars door de drie Staten, do gees-
telijkheid, den adel en do zes groote steden, bevestigd (4). Er werd van 'sKeizers
wege in de Nederlanden een plegtige dankdag uitgeschreven , en daarbij tevens be-
volen te bidden , dat God Almagtig bij zijne goddelijke goederlierenheid, de onder-
zalen en inwoners dezer landen en hen, die er in verkeerden, wilde bewaren voor 11 v.
"Wi*
de Zweetende Ziekte en andere pestilentiën en besmettelijke krankheden (5). Deze maand,
ziekte werd ook de Ingelsche swetighe steckte of Swet (^Morbus Anglicanus) ge-
noemd , dewijl zij, voorheen in de ISederlanden onbekend , reeds in de vijftiende
eeuw aan de Fransche , doch byzonder aan de Engelsche kusten gewoed had. Zij
verspreidde zich in de Oostzeelanden \dJi -Duitschland, in Hamhurg ^ en vertoonde
zich in de Nederlanden het eerst in Overijssel y voorts in Gelre^ Utrecht, Bra-
hand, Antwerpen, geheel Holland en Friesland. Do aard dier ziekte was een
plotseling en geweldig zweet, waarbij de lijder in een diepen slaap viel, welke binnen
vierentwintig uren zijn lot besliste. Kwam hij dien tijd te boven , dan was hij doorgaans
behouden. Alle neringen en hanteringen stonden stil, zoodanig hadden schrik en ont-
steltenis de menigte bevangen, die in do kerken zamecdrong, om, zoo het heette,
den toorn Gods te Verzoenen. In den Haag >verden binnen eeno week vijftien of
(1) uüMONX, Corps Diplomatique, Τ. IV. Ρ. IL ρ. 7—42. poktcs ΠΕΒΤΕκυβ, Rer. Austriac.
Lib. X. p. 233—235. robertson , liist. of cdarles V, B. V. p. 526, 527. le gliy, Notice sur
MARGUERITE , p. 449—454.
(2) dumont, Corps Diplom. T. IV. P. IL p. 42—48.
(3) aert v. d. goes, Register d. Dagvaarten, D. L bl. 217, 228, 253, 254. Reperiorium
d. Plac. bl. 14, aangehaald door wagekaar, D. IV. bl. 506.
(4) aert v. d. goes, Regist. d. Dagv. D. 1. bl. 235. Nalcez, cp de Faderi. Hist, LI. 223.
(5) Charlcrb. r. Vrieel D. II. bl. 562.
-ocr page 608-08
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
i528— zestienhonderd mensclren door de ziekte aangetast, van welke velen bezweken. Ant-
\ 543
werpen werd er het hevigste door aangegrepen, zoodat een groot aantal kooplieden
naar elders vlugtte. In het laatst van Herfstmaand stierven aldaar in drie of vier
dagen tusschen de vier en vijfhonderd lijders. Na vijftien honderd negen en twintig
heeft deze ziekte zich nimmer weder in de Nederlanden vertoond (1).
Tijdens de onderhandelingen te Kamerijk^ had de Landvoogdes op eene algemeene
vergadering van do Staten der Nederlanden te Brussel^ naar het schijnt, hoofd-
zakelijk tot 's Keizers togt naar Italië, eene ZAvare bede geeischt. Holland,
daarin voor honderd duizend kroonen, en tachtig duizend gulden bovendien tot on-
derhoud van het krijgsvolk en het opbouwen van het slot Vredenhurg te Utrecht
aangeslagen, huiverde er in te bewilligen, meenende, dat de Keizer verpligt was
zelf het versterken van Utrecht, en nog veel meer het krijgvoeren in Italië te
bekostigen. Doch ondanks al do vertoogen des Heeren van der goes, dat Holland
door vroegere oorlogen uitgeput, klein en arm was, en minder inkomsten had dan het
kleinste kwartier van Brahand ^ moest men toch eindelijk in eene opbrengst van hon-
derd en dertig duizend kroonen toestemmen (2). Zeeland, hoezeer door een schul-
denlast van bijna zestigduizend gulden gedrukt, bewilligde in eene jaarlijksche bede
4 T. van dertig duizend gulden voor den tijd van zes jaren (3). De Keizer was na het
maand sluiten van den Kamerijkschen vrede, uit Barcelona met eene groole vloot, meest
1529 Hollandschc en Zeeuwsche schepen, naar Italië, waar de oorlog nog voortduurde ,
overgestoken (4). Ook hier maakte hy welhaast vrede met francesgo sforza ,
Hertog van Milaan ^ en de Venetianen. Florence werd echter eerst in het volgende
jaar bedwongen, toen de Keizerlijke Opperbevelhebber, filibert van Chalons,
kort te voren in het beleg was gesneuveld. Zijne goederen kNvamen aan zyne
zuster claude, de echtgenoote van Hendrik, Graaf van Nassau, en zij bragt den titel
van Prinsen van Oranje op hare nakomelingen over, »welke dien door hunne uitste-
kende bekwaamheden en heldenmoed zoo beroemd gemaakt hebben (5)." De Keizer
(1) Bijv. cn Janm. op de Faderl. Hist. St. V. bl. 6. Bijl. Λ. bl. 94—97, alwaar het mid-
del tegen deze ziekte, uit de Memoriaalboeken van dien tijd ontleend, is ojigenomen. Chartcrb.
v. Vricsl, D, II. hl. 194 (o). Boeck d. Ghescienissen, bl. 7. beisinga , Hist, v. Oost-Friesl.
bl. 641. REiJGEnsBEKGir, Chron. v. Zeel. D. Π. bl. 425.
(2) aert v. d. goes, Regïst. d. Dugv. D. 1. bl. 209—218, 223, 230. wagenaab , 1). IV,
bl. 50G, 507.
(3) REïJGERSBEUGn, ChroH. V. Zeel. D. II. bl. 421—425.
(4) REiJGERSBERGH, Chton. v. Zeel. D. II. bl. 420. ι I
{5) ROBEUTsoii, I/isi. of CHARLES V, B. Y. p. 529. Zie hiervoor, bl. 295.
was na de plegligheid der krooning te JBononië, en niet te Rome gelijk t528—
,, 1543
zijn Yoornemen geweest was, door Paus clemehs VII op den -vier en twinligsten
van Sprokkelmaand, naar Duitschland en Toorts naar de Nederlanden Ter-
trokken (1). Hier had intusschen „ ondanks zyne strafbepalingen en de po-
gingen der Landvoogdes, de leer van luther meer en ' meer ingang gevon-
den (2). Geheel Holland, inzonderheid Haarlem ^ Delft en Amsterdam y
was in vijflienhonderd zeven en twintig ten Hove van Lulheranerij beschuldigd
geworden. Zij, die daarvan beligt waren, werden te Leuven en elders buiten Bol-
land in reglen betrokken, waarlegen de stedelijke regeringen, bovenal die van Am-
sterdam^ zich met nadruk verzetlen als een inbreuk op het regt de non evocando ^
bij welk niemand builen zijn landschap [provincia) mogl gedaagd worden. Maar te
Brussel beweerde men, dat al de Nederlanden slechts één landschap uitmaakten,
en de Hollanders derhalve wel in Braband of Vlaanderen Toor het regt mogien ge-
roepen worden (3). Het schijnt, dal de sleden de verdedigiug van dil vèorregl, zoo
onontbeerlijk voor de vrijheid der ingezelenen, mei te meer ijver en hoop op goe-
den uitslag hebben doorgezet, dewijl haar het Hof van Holland onderschraagde,
welks groot gezag in dien tijd, door do reglsplegingen builen dat gewest, merkelijk
ingekrompen werd (4). Maar de Keizer bekreunde zich niet om do handhaving der
Toorregten, wanneer zij hem in den weg slonden ; en steeds worden reglszaken, welke
in Holland behoorden afgedaan te worden, voor den Raad te Mechelen gelrokken,
hoevele moeite de Stalen ook aanwendden, om dit te beletten (5). Eerlang
verscheen een keizerlijk bevelschrift, waarbij do vorige* bepaUngen tegen de Her-
Tormingsgezinden, die »in groote getale waren en dagelyks vermenigvuldigden,"
hernieuwd, en van de hardnekkige ketters, de mannen tot hel zwaard, de vrou-
wen tot de put, dat is, om levende begraven te worden, doch de woderafvalligen
(Relapsen) tot den brandstapel zonder, genade veroordeeld werden. Het drukken,
afschrijven, koopen, lezen, bewaren, verspreiden of verdedigen der werken van
LUTUER en zijne medearbeiders werd met verbeurle van lijf en goed gestraft, en het
(1) roktüs ueutebüs, Rcr. Austriac. Lil). X. c. 4. j). 235—237. kobertsoj»,//jói. o/chaules
.11. V. p. 528, 529.
(2) Zie hiervoor, bl. 301, 302.
(3) AEUT V. D. GOES, Register d, Dagr. D. 1. bl. 69, 95, 170, 202,
(4) Naleez. op de Vaderh Uist. bl. 225, 2,26.
(5) aert v. d. igoes, Rogist. d. Vogt. D. I, bl. 429 , 440 , 515 , 521, 584 , 585 , 008,
648 enz.
U DEEi,. 3 STUK.. 77
600
I
610 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
- verbod herhaald, over hunne leerstellingen op den predikstoel te spreken, Niemand
mögt andersdenkenden in de godsdienst verbergen of voorstaan , maar moest hen bij
hel geregt aangeven; zij die binnen zes weken hunne gevoelens herriepen, werden
van alle straf vrij verklaard (1). Deze beperking der vrijheid van geweien was
inzonderheid voor do Nederlanders, ook uit een stoffelyk oogpunt beschouwd,
allernadeeligst, dewgl daardoor natuurlyk de koophandel belemmerd en in do harl-
ader aangetast werd. Men eischte daarenboven telkens van 's Keizers wege aanzien-
lijke beden, die minder tot nut van het algemeen , dan tot bijzonder voordeel van
den Vorst verstrekten, weshalve zij niet dan schoorvoetend en tegen groole beloften
ingewilligd worden. Trouwens de meeste gewesten en de voornaamste Hollandsche
sleden waren door zware schulden gedrukt. Holland was bovendien reeds met vijf-
maal honderd duizend gulden belasl, welke de Keizer, in weerwil zyner belofte ,
niet loste (2). Hierbij kwam nog, dat een geweldige slorm en hooge watervloed
onberekenbare schade aanriglten. Bijna geheel Zeeland, het land van Koorm
en een groot gedeelte van Holland liepen onder. In Dordrecht stond het water
derdehalve voet hoog. Ook Friesland leed veel aan den zeekant. Ecne nienigle
menschen en vee kwam hierbij om het leven, en vele vermogende lieden werden
tot den bedelstaf gebragt. (3).
Inmiddels had do Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk besloten, zich aan
do openbare zaken te onttrekken en in een klooster, hetwelk zij bij Brugge
geslicht had, hare dagen te eindigen. Het voornaamste, misschien het eenige
doel van haar leven, de ' uitbreiding der magt en grootheid van het Huis van
Oostenrijk, was bereikt, en met vreugde zag zij haren neef karel V, de
vruchten plukken van hare onvermoeide pogingen, onafgebrokene moeijelijkheden
en overgroote opofTeringen. Maar de dood verhinderde haar de uitvoering
van het plan. Eene kleine wonde aan den voet, in het begin weinig geacht,
werd allengs zoo gevaarlijk, dat men tot de afzetting van het lid moest
besluiten , waaraan zij niet aarzelde zich te onderwerpen. Na het ontvangen
I
(1) Report, d. Plakat, ν. Holland, bl. 14. bij wagenaar , D. V. bl. 7. Landb. v, marteka , -
bl. 194—198. Charterb. ν. Vricsl. D, II, bl. 563. Vgl. hiervoor bl. 301.
(2) Vgl. WAGEHAAR, D. V. bl. 8—13.
(3) Extract uit het Register der Leenkamer van Holland, medegedeeld iu de B^ü, en
Aanm. op de Faderl. Hist. St. V. Bijl. Β , bl. 97. Landb. v. marïena , bl. 203. Boec d.
Ghescienissen, bl. 7. retgersbergen , Chron. v. Zeel. D. II, bl. 426—429. occo scarleksis ,
bl. 462. GOÜTIIOEVEN, Chron. v, Holl, bl, 592.
1528-
1543
14 V.
Wijn-
maand
1529
1530
ö v.
SlajTtm
1528—
611
DES VADERLANDS.
(Ier Sakramenten, regelde zij hare zaken, schreef een IreiTonden afscheidsbrief
aan den Keizer, over wien zij steeds met eene moederlijke leederheid gewaakt
had, en gaf zich aan do geneesheeren over, die om der lijderes de smarten
der kunstbewerking Ie sparen, haar eene hoeveelheid opium toedienden, waardoor
zij in slaap viel, doch niet weder ontwaakte (1). Zoo eindigde deze hoogbe*
gaafde en hooggeplaatste vrouw te Mechelen hare loopbaan in den nacht van den
dertigsten van Slagtmaand op den eersten van Wintermaand. Zij was den tienden van
Louwmaand veertien honderd negen en zeventig te Brusi-el geboren, en had drie en
twintig jaren de Nederlanden met versland, beleid en geestkracht bestuurd. Bedreven
in de staatkunde van dien tijd, en ongemeene werkzaamheid met onvermoeibaar geduld
en groote scherpzinnigheid zamenparende , had zij met roem en goeden uitslag deel
genomen aan al de groote staatsaangelegenheden en belangrijke vredesonderhandelingen
dier dagen, van w elke weinige zonder haar tol stand zyn gebragt. Haar gedrag met
betrekking lot de Hervormingsgezinden, was zoo wijs en gematigd geweest, als men in
dit tijdperk van opgewondenheid en onverdraagzaamheid in de godsdienst, en tegen-
over den wil van den magtigen karelV, die later zoo vele slagtoffers eischte, slephts
verwachten konde (2). Nimmer had zij geschuwd, de taal der ongekunstelde waarheid
aan te hooren, en zich naar beleren raad te rigten (3). »Elk is edel onder de
Christenen" roept haar een tijdgenoot loe, »zoodra hij door onschuld, goederlieren-
heid en weldadigheid uitmunt; en deze gaven van Christelijken adeldom zouden in
U helderder uitblinken, indien de valsche, kapdragende , in het wit en het zwart ge-
kleede vleijers uit uw Hof en tevens van uw oor geweerd werden , die om eigen
voordeel, hunne geweldenaryen, en hetgeen schrikkelijk is om te zeggen, niet zonder
bloedstorting, op hel gezag van uw naam uitvoeren. Indien ik hen volgen wilde,
moest ik U op dezen toon schryven: »Ziedaar doorluchle, vergode margaketua
uwe moederlijke afkomst, welke U niet meer roems, dan gij aan haar bijzet;
U, die eens Konings en Keizers dochter, gemalin en zuster eens Konings, moei
van een Koning en Keizer zijt." — Maar mij dunkt, dal ik eenvoudiger, liefderijker
en meer naar waarheid dus spreke: »Gij ontvangt hier, goederlierendste makgaketua,
uw moederlijken oorsprong, welke, zoo gij dien niet, gelijk gij doet, door welda-
digheid , zachtmoedigheid en mildheid versiert, U eeuwig tol schande zal verstrek-
(1) le glay, Notice sur «argi'erite, in (\c Corrcspondance de l^Empereur maximilies 1, et de
wAUGCERiTE sü /Hlc, Tüinc II, p. 455—459.
(2) Zie hiervoor LI. 301. le clay , Notice sur marci erite, p. 448 , 449.
(3) Vijl. hicrvooi-, bl. 417 (G.)
1 v.
Win-
lerm.
1530
-
• Η
■ Γ^Ι
77 *
-ocr page 612-2276 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1528—ken (1)." Even minzaam als geeslig, en niel minder hulpvaardig dan goedhartig was
deze merkwaardige Vorstin, welke in de onderscheidene betrekkingen van haarbyzon-
der leven als dochter, zuster, moei, echtgenoote en weduwe steeds groot en edel zich
vertoonde, wier deugd vlekkeloos bleef te midden der aanlokselen van een weelderig
én schitterend Hof, en wier zedelyke kracht sterker was dan de wederwaardigheden
en tegenspoeden met welke zij gedurig moest kampen , die wel op haren geest een
waas van zwaarmoedigheid wierpen , maar dien niet konden ternederslaan. Zij had
geene kinderen, maar niettemin tot haren dood do pligten eener zorgende moeder
vervuld. Naauwelijks was die schoone laak bij de zonen en dochters van haren broeder
filips voltooid, toen zij de kinderen van de gemalin van den verdreven ghristi-
aan Π, de ongelukkige isabella van Oostenrijk^ welke in vijftienhonderd zes en
twintig nabij Gent van verdriet was gestorven, onder hare hoede nam (2). De opvoe-
ding van het oudste, Kroonprins van Denemarken^ werd aan den beroemden coiv-
NELius AGRippA toevcrtrouwd , een dier geleerden en fraaije geesten, welke zij aan-
moedigde en aan het Hof geroepen had (3). Daar werden de letteren en dichtkunst,
welke zij zelve niet ongelukkig beoefende, in eere gehouden, en het voorbeeld der
Vorstin bleef niet zonder invloed op de Jonkvrouwen, welke haar omgaven. Inzon-
derheid bevorderde zij de schilder- bouw- en toonkunst. Het overheerlijk prachtig
grafieeken in de kerk te Bron, voor haren tweeden echtgenoot, den Hertog van Sa-
voije^ opgerigt, Avaaraan vijf en twintig jaren gewerkt en een schat van meer dan
tien millioen gulden, naar onze munt, te koste gelegd werd, getuigt van haren ver-
heven kunstsmaak en echtelijke liefde (4).
Do dood der Landvoogdes verhaastte 's Keizers komst herwaarts uit Duitschland,
alwaar hij den vermaarden Rijksdag te Augshurg had gehouden, voor welken
hier te lande een bededag was uitgeschreven , opdat er onder anderen »oick de
dwalingen ende opiniën van vele ende diversche vertwijffelde secten, tegens den Hey-
ligen Kersten geloove geextirpeerd ende te nyete gedaen wierden (5)." Onder de
geschillen, welke op dien Ryksdag beslist waren, behoorde mode de vereeniging van
(1) Geuardus noviomagus, in de opdragt van zekere {jcslachtlijst van het huis van Bourgondië
cu van het leven des Bisscliops riLiPs van Bourgondië aan Margaretha, in βαττπαεπβ, Anakct,
T. I. p. 145.
(2) Vgl. hiervoor, bi. 297, 304. · \
(3) Le ülay , Notice sur margxjerite, p. 447, 460.
(4) Le glay, JVotice stir marguerite, p. 426, 430, 461—463. ^
(5) Charterb. ν, Fried. D. II, bl. 571.
-ocr page 613-DES VADERLANDS. 62 t
Maastricht met Brahand, lerwiil den Luikenaars, welke een reel op de helft dier 1528-^
stad beweerden, het stilzwijgen werd opgelegd. Dit regt hebben zij echter tijdens
het gemeenebest ά^ν F er eenigde Nederlanden genoten. Van daar de bekende C/<ö'/n-
hre mi-partie en het beroep daarvan op de half Luiksche, half Hollandsche
Commissie uit den Raad van State (1). Plegtig werd de Keizer te Brussel door de 1531
Staten der Nederlanden verwelkomd, doch de vreugde over zyne tegenwoordigheid
spoedig gematigd door het eischen eener bede van twaalfmaal honderd duizend kroo-
nen ^άώ Brahand, zesmaal honderd duizend gulden van Holland, en van de overige
Nederlanden naar evenredigheid. Holland was ongenegen tot het inwilligen dezer
bede, maar na veelvuldige onderhandelingen moest men aan *s Keizers begeerte
grootendeels voldoen, in afwachting van do opheffing der bezwaren, welke de
Hollanders tegen de nieuwe tollen, het verlofgeld op de granen en andere belemme-
ringen voor zeevaart en handel inbragten, waarvan echter niets gekomen is (2). De
Friezen begrepen voorzigtig, den Keizer veeleer een vrijwillig geschenk in geld aan te
bieden, dan zich aan do zware bede bloot te stellen, dio in de overige Nederlanden
drie millioen gulden, naar de tegenwoordige geldswaarde gelijkstaande met dertig
rnillioen, had opgebragt en voor welke zij vreesden, niettegenstaande men vroeger met
hen was overeengekomen, dat hun geene andere dan do bepaalde of gewone lasten
zouden opgelegd worden (3). In eeno algemeeno vergadering \q Leeuwarden wqxA der-
halve besloten, den Keizer veertien duizend gulden te vereeren on wel voor zijne
Blijde Inkomste, waartoe i^ri'ej/awc? nog niets had bygedragen. Gevolgelijk werden 2 τ.
vier aanzienlijke mannen , tjaard vaw burmakia , jüliüs van botnia , Mr. sijds tjaarda
en Mr. hector van hoxwier , naar Brussel gezonden en hun tevens in last gegeven,
den Vorst eenige punten van bezwaar legen het bestuur des Stadhouders in te leve-
ren , omtrent welke men herstelhng begeerde. Het geschenk werd ongetwijfeld aan-
genomen , maar op de grieven grootendeels ontwijkend of weigerend, dubbelzinnig of
nietsbeteekenend geantwoord (4). ^^
Ondertusschen had de Keizer zijne zuster maria , Koningin-weduwe van Hon-
garije , den zesden van Hooimaand tot Landvoogdes der Nederlanden aangesteld (5),
(1) bilderdijk, D. V, 1)1. 75 , 76.
(2) aert v. d. goes, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 293 -298 , 299 , 300, 302—310 , 316-320,
324, 329. WAGENAAR, D. V, bl. 14—21, 23.
(4) Charterb. ν. FricsU D. Π, LI. 579-584.
(5) aert v. d. goes, RegtsU J* Dagv. D. I, hl, 315.
-ocr page 614-ÏÏ: 614 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■i Μ528—Ook zij was eene schrandere en letlerrainnendo vrouw, bijzonder bedreven in liet
1543 . .
^ ' Lalija, en aan wie iiraSmüs zgn boekje de Christelijke Weduwe opdroeg (1). De
I Raad van State, welko uit de aanzienlijkslen des lands en Ridders van het Gulden
^ VJies bestond, had gewoonlijk geen deel aan de regering genomen, maar was alleeu
I iii gewigtigo omstandigheden en wanneer de Keizer zelf tegenwoordig was, bijeen-
geroepen. Thans bepaalde kabel, niet zonder tegenzin der Landvoogdes, dat
1 de leden van dien Raad insgelyks toegang zouden hebben in den Geheimen Raad ,
die met haar hét Land zou besturen, in welken do Aartsbisschop van Palermo het
voorzitterschap bekleedde, en onder anderen de Graven van Buren en van Hoogstra-
ten zitting hadden (2). Maria werd vervolgens plegtig in hare waardigheid bevestigd.
, 7 V. Op denzelfden dag hernieuwde de Keizer hel bevelschrift togen de Lutheranen, welks
nland gestrenge uitvoering hij den Algemeenen Staten ernstig aanbeval, verklarende , » dat
1531 ijjj egQ vijand zgn zou van zijn eigen vader, moeder, broeder of zuster, indien zij
Luthersch waren (3)." Hij maakte op het stuk der munt, welke hoog gestegen
was en op geen gelijken voet stond, de noodige voorziening (4). Tevens werd een
ander en hoogst merkwaardig staatsstuk uitgegeven , Avaarbij den AVethouders bevolen
werd, do bijzondere plaatselijke gewoonten of Costumen in geschrift te stellen
en binnen zes maanden ten Hove in te leveren, opdat men aldaar niet uit on-
kunde er tegen zou handelen (5). Niemand mögt het Notarisambt bekleeden, tenzij
daartoe door do gewestelijke Raden bevoegd verklaard; alleen- ofopkoopingen werden
verboden, en de stedelijke regeringen gelast, een matigen prijs op de levensmiddelen te
stellen; bedriegelijke bankbreukigen werden voor openbare dieven verklaard, van de
veiligheid der vrijplaatsen verstoken, en wanneer zg gedaagd zgnde niet verschenen, ten
eeuwigen dage gebannen; lediggangers en bedelaars moesten geweerd, eerlijke armen
en zieken daarentegen naar vermogen onderhouden, en behoeftige vreemdelingen
eenen nacht in dè gasthuizen opgenomen worden; de liefdogiflen in do kerken opge-
"zameld en de inkomsten der armengestichten werden in elke plaats onder het beheer
van eerlijke lieden gesteld ^ welke , door de Wethouders gekozen, om Gods wil die
laak op zich moesten nemen en uit deze aalmoezen, zieken, kraamvrouwen en von-
(1) stkada, de Bella Belgico. Dec. I. Lib. I, p. 47. Ed. 1640. avaue.-vaar, D. V, bi 22.
(2) wageraar , D, V, bl, 22.
(3) AERT V, D. GOES, Regist d. Dagv. ü. 1, bl. 327, 328. CharterL v. VricsU D. 11, JjI. 004-(50S.
(4) Charterb. ν. Briest, ü. II, bl. 588—594. VrI. bl. 573-575. aert v. d. gües , Rvgisi. d,
JJagv. D. 1, bl. 263, 269, 285, 317, 322.
(5) Vgl. hierbij v, wijn op avagenaar, St. V, bl. 14—16.
't ·
iifin'r'fillftïliliili
-ocr page 615-DES VADERLANDS. 62 t
(telingen ondersteunen, en arme kinderen ter scholo besleden; Geestelijken, by sterven-1528—
den geroepen, waren gehouden hen tot liefdadige vermakingen te vermanen; be-
deelden of die van aalmoezen leefden, mogten in herbergen gaan noch spelen;
geen feest of kermis zou langer dan één dag duren, en niemand meer daa twintig
personen, en niets dan bloedverwanten, ter bruiloft noodigen; het houden van drink-
gelagen en het bezoeken van herbergen op zon- of feestdagen werd met zestig grooten
Vlaamsch beboet; doodslagers uit dronkenschap moesten én om dronkenschap én om
doodslag beide, gestraft worden ; dronkaards mogten zitting hebben noch in do regt-
banken , noch in do wethouderschap; het dragen van goud-of zilver lakensche kleede-
ren was zelfs den Hertogen, Prinsen en Graven uitdrukkelijk verboden; hun en hoogge-
plaatsten ambtenaren alleen was het vergund, in fluweel, satijn of damast (cramo/tfy) ge-
kleed te gaan; vrouwen en kinderen moesten zich naar den staat der mannen en vaders
schikken; lasteraars van God of de Heiligen werden eene maand lang te water en brood
gezet, maar zoo zij het uit een boos gemoed gedaan hadden, met een priem door
de tong gestoken; eindelijk werden de Nederlanden, als onder éénen Vorst staande,
vermaand, goede vriendschap en nabuurschap met elkander te onderhouden en do
geschillen, die onverhoopt ontstaan mogten, door do' Stadhouders der bijzondere
landschappen, of door de Landvoogdes, in der minne te laten verefl'enen (1). Op
verscheidene dezer bepalingen en maatregelen, inzonderheid do munt en het
armwezen' betrefiende, hadden do Stalen van Holland reeds sinds jaren, en
onlangs ook, doch vruchteloos op een verbod van het dragen van uitheemsche lakens
aangedrongen (2), Eenige zwarigheden legen sommige punten in hel genoemde
bevelschrift door de Hollandsche steden geopperd, werden door den Raad des
Keizers voldoende opgelost, en ook in meer andere opzigten gaf men haar genoe-
gen (3). Daartegen verdedigden zij het bestuur des Stadhouders, den Graaf van
Hoogstraten ^ welke bij de Gemeenio niet gezien was, tegen de klagten van eenigen
daarover ten Hove ingebragt (4), Kort daarna gaf de Keizer uitbreiding aan het be-
rigtschrift {instructie) van filips den Goede voor hel Hof van Bolland ^ Zeeland en
(1) Vir. JHacaatb, D. I, hl. 413—420. Charterb. ν. Vriest. D. Π , bi. 594—604. scuotaküs,
Fr. Hist. B. XIX, bl. C48-656.
(2) AERT V. υ. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 6, 14—17, 22, 36, 42, 51, 63, 78, 87,
109, 112, 202, 203, 207, 318.
(3) AERT V. u. GOES, Regist. d: Vagv. ü. 1, bl. 330, 333, 339, 344, 348. Vgl. wageäaa«,
ü. V, bl. 30.
(4) AERT V. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 321.
-ocr page 616-616 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
1528-* Friesland, waardoor het aanzien en do magt van dal Hof zoo niet vermeerderd, ten
^^^^ minste aanmerkelyk bevestigd werd. Het verkreeg nu onder anderen vryheid, om
niet alleen over de voorregten aan vreemdelingen verleend te oordeelen, maar ook
van die der landzaten zelve kennis te nemen, en hunne gewoonten , keuren en her-
komslen deu'gdelijk of ondeugdelijk te verklaren (1).
Middelerwyl werden de Hollanders door nieuwe verwikkelingen met de Oostzeesle-
den bedreigd. Het bestand voor den tijd van twee jaren in vijftienhonderd vijf en
twintig met haar gesloten, was vruchteloos ten einde gespoed (2). De onderhande-
lingen waren in vijftienhonderd dertig te Bremen met gelijken uitslag hervat, doch
in het volgende jaar voortgezet, toen zij op het onverwachtst afgebroken werden. De
onttroonde curistiaan II had in het begin van vijftienhonderd acht en twintig , om
den verloren zetel te herwinnen , in Zeeland eenige schepen uitgerust; doch Dord-
recht en Amsterdam wisten, uit handelsbelang, bij de Landvoogdes te bewerken,
dat dezen bodems belet werd uit te loopen (3). Hij trok hierop naar Oost-Friesland
bijEHNO,den zoon en opvolger van edzardII, verzoende hem met den Graaf van O/i/cw-
hurg en Jonker Balthasar van Ezens, en nam het afgedankte krijgsvolk in dienst,
om eenen inval in Benemarhen te beproeven (4). Vergeefs wendde hy zich om
schepen tot den Keizer; zelfs werd verboden, hem eenigen onderstahd te verschaffen,
dewyl nu reeds Koning frederik de Sond voor de NederJandsche koopvaarders geslo-
ten hield, en de Oostzee-steden bodems tegen hen hadden uitgerust, weshalve mende
vaart derwaarts vooreerst had verboden. Ciiristiaan II, verbolgen en gloeijende van wraak,
rukte nu met vijfduizend laan door Overijssel ^ Gelre anheX Neder-Sticht in Holland ^
en drong roovende en verwoestende lot aan Delft door. Do ingezetenen, zelfs de
leden des Raads, verlieten uit vrees den Haag. Uit begeerte naar buit hadden zich
thans meer dan twaalf duizend man onder de vanen des Konings geschaard. Aan het
hoofd van drie duizend knechten trok christiaan zelf, zonder tegenstand te ontmoeten,
naar hel onberauujde Alkmaar, plunderde het, en dreigde West-Friesland
( u . i '
5
i
Ém
(1) (jroot Placaatb, ü. II, bl. 703—759, bilderdijk noemt dit berigtschrift, welk den 20
v. Oogstmaand 1531 werd uitgevaardigd, »een meesterstuk ^ an regtsgclcerde juistheid en gezond
\erstand D. V, bl. 79. Zie ook de Bijvoegsels bl. 187—189. Men vergelijke hierbij wagenaab,
D. V, bl. 30—33. v. λυπλ op wagekaar , Sj. V, bl. 16—22. te water , Vaderl. UisU D. II,
L·!. 284. Het berigtschrii't, op naam van filips den Goede uitgegeven, is van den 4 v. llerist-
maand 1462. Groot Placaatb. D. Hl, bl. 631-643.
(2) Zie hiervoor, bl. 304.
(.'3) AERT v. D. GOES, Register d. Dago. D. I, bl. 208.
(4) BEMKGA, Hist. V. Oost-Friesl. bl. 645, 657, 659.
-ocr page 617-DES VADERLANDS. 5C9
een inval. Hoorn en ilfet/emÄ/iÄ liepen groot gevaar. Men was op geeno vyandelijkhe-
den bedacht geweest, en er ontbrak alzoo krijgsvolk, om geweld met geweld te
keeren. De Keizer ontbood derhalve den Frieschen Stadhouder schenk naar Holland,
om met den Koning in onderhandeling te treden. Doch niet dan tegen voldoening van
vijftigduizend gulden, wegens den bruidschat zgner gemalin, en het leveren van twaalf
ten krijg toegeruste schepen, om zyne staten te heroveren, konde men christiaak be-
wegen het land te verlaten. Daar deze last geheel op de Hollanders drukte , vergunde
hun die Vorst, in het bijzonder den Amsterdammers, ter gemoetkoming, bij een open brief
vrijheid, in al zijne Rijken, wanneer hij die herwon, te mogen handel drijven. Hierop
scheepte hij zich in met zeven duizend man te Medemhlik, en landde , na eenen
hevigen storm op de kusten van ISoorwegen^ in do haven van het tegenwoordig
Christiania, waar hij zich weder tot Koning liet uitroepen , doch eerlang streng be-
legerd werd. De Amsterdammers en Waterlanders zonden hem dadelijk schepen,
met last, zich door zijne kapers te laten nemen, om allen schijn van toevoer
te voorkomen. Schenk waarschuwde de Amsterdamsche regering hiertegen op
het ernstigste, welke betuigde er geene kennis van te hebben en beloofde, er
zorgvuldig tegen te waken. Doch deze list kon do vijanden van christiaan niet
misleiden, welke een groot gedeelte dier schepen opbragten. Koning fredebik van
Denemarken hield de Sond voor de Hollanders gesloten, en noodzaakte eerlang zijnen
mededinger zich over te geven, welke gevangen bleef lot aan zijnen dood in vijftien
honderd negen en vijftig (1).
Het stremmen van den handel op de Oostzee, verwekte in Hollarid groot gebrek
aan granen, die weldra tot eene buitengewone hoogte stegen. Vier honderd koopvaar-
dyschepen lagen stil, en tienduizend bootsgezellen vervielen daardoor tot armoede (2).
Amsterdam bood den Staten een ontwerp aan, om aan dezen toestand een einde te
maken, hetwelk echter geenen ingang vond (3). Alleen werd, doch met weinig vrucht,
beslag op de waren uit de Oojizee gelegd , nadat eene bijeenkomst {ï?Hamburg, om de
geschillen te vereffenen, eigendunkelijk door Koning frederik tot midzomer uitgesteld
en naar Koppenhagen was verlegd geworden (4). Om ontzag in te boezemen en de vre-
2 y,
Bioeim
(1) aert v. d. goes, Regist, d. Dagv. D. I, bi. 326, 327, 351. reioensbengen, Cfiron. v.
Zeel. D. 11. bl. 430, 432. veliüs, Ckron. v. Hoorn, bl. 231—234. boomkamp, Öe^cA. v.
Alkmaar, bl. 74. Handv. v. Amsterd. bU 88. ' ,
(2) velius, Chron. v. Hoorn, bl. 238, 239.
(3) AEüT V. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. 1, bi. 344.
(4) aert v. d. goes, RcgtsU d. Dogv. D. I, bl.343. velius, Chron. r. Hoorn. bi. 238, 239.
goctboeven, CllTOn. v. IIoll. bl. 593.
1528—
1543
15 V.
Wijn-
maand.
1531
'1532
U. Deel. 3 Stuk. ' 72
-ocr page 618-m
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1528— tlesonderhandelingen te bevorderen, besloot men ten laatste op voorstel van Jm-
Verdam en de Waterlandsche steden, zestig schepen met achtduizend koppen be-
mand in zee te brengen; en dit werd in weinig dagen ten uitvoer gebragt. Men hield
uitleggers in de zeegaten , en zond kruipers of verspieders naar Noorwegen, Koppen-
hagen , Lubek en elders, om de bewegingen des vijands gade te slaan. De regering
van Amsterdam waarschuwde in de Hoofden de schepen, welke uit het fVesten
kwamen, om tegen de Oostzeevaarders op hunne hoede te zijn (1). Deze krachtige
maatregelen 'stemden den Koning van Denemarken tot vrede, welke in weerwil der
Lubekkers, op do bepaalde zamenkomst te Koppenhagen gesloten werd. Groot was
hierover de vreugde in Holland ^ en de granen daalden meer dan do helft in prijs (2).
Die vreugde werd echter merkelijk gelenigd door het geschil, of de Keizer, dan
wel de Staten van Holland do kosten van de uitrusting der schepen , welke
vyfduizend gulden beliepen, dragen zouden. De Staten wilden alles ten laste
van den Keizer brengen, waaruit men besluit, dat zij op dien voet met hem en
do Landvoogdes waren overeengekomen (3). Hierbij kwamen nog de verwoestingen,
welke een hevige storm en hooge watervloed in den nacht tusschen den eersten en
tweeden van Slagtmaand, in do Noordelijke Nederlanden aanrigtten. De meeste
Zeeuwsche eilanden liepen onder, en in Holland stroomde bet water een voet hoog
over de dijken, welke op vele plaatsen in Friesland aan deze en aan gene zijde der
Zuiderzee doorbraken (4). Vergeefs, naar het schijnt, wendde men zich in Holland
aan het Hof om ondersteuning (5). Slechts den Zeeuwen, die trouwens het meest
geleden hadden , schonk de Landvoogdes, tot herstelling dor dijkwerken, voor den tijd
van vier jaren de jaarlijksche opbrengst van vijf en twintig honderd gulden, in welke
zij bewilligd hadden (6). Tot overmaat van ellende, heerschte in dit gewest en
elders in de Νederlanden eene besmettelijke ziekte , denkelijk de pest zelve , welke
in Zierikzee alleen binnen drie maanden meer dan drie duizend menschen ten gravo
sleepte (7).
(1) aert v. d. goes, liégtst. d. Dagv. D. I, bl.346—347. veliüs, Chron. v. Hoorn^ bl.238.
(2) gouthoeven, Chroti. V. Holl. bl. 593, velitis, Chron. v. Hoorn, bl. 239.
(3) aeivt V. D. goes, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 350, 351, 356. avacertaar, D. V. bl. 46.
Boec d. Ghescienisscn, bl. 7. occo scauleksis, bl. 463. reygersbergen, Chron. v.
Zeel. D. II, bl. 433. goutnoeven, Chron. v. Holl. bl. 594. velids , Chron. v. Hoorn, bl.
239, 240. onnorF's fFalervl. bl, 277—283.
(5) aert v. d. goes, Regtsl. d. Oagv. D. I, bl. 361, 364, 368.
(6) boxnorn op reygersbergen, Chron. v. Zeel. D. II, bl, 435.
(7) ßoec d. Ghescimissen, bl. 8. reygersbergen, Chron. v. Zeel. D, II, bl. 432. Char-
terb. V. Vriesl. D. II, bl. 622. van wijs op wagenaar . St. V, bl. 26.
DES VADERLANDS. 62 t
Te midden dezer rampen had men een nieuwen krijg mei Denemarken en de Oost- 1528—
zee-steden Ie duchten. Koning frederik , hoofdzakelijk door de Lubekkers aangezet,
zocht twist met de Hollanders. Hij eischte van hen drie maal honderd duizend gul-
den Toor de nadeelen , welke hun, hoezeer ook gedwongen onderstand aan ghris-
TiAAïT II verleend, hem berokkend hadden ; en verklaarde levens, dat bij met Bra-
band, p^laanderen en Zeeland den vrede wilde bewaren. Do Landvoogdes maria ,
betuigde den Deenschen gezanten onbewimpeld , dat de Keizer de zaak der Hollanders
als zijne eigene beschouwde, en die met al de magt der Nederlanden en van Spattje
zou onderschragen. Ook verbood zij de drie genoemde geweslen, in eenige afzonderlijke
onderhandeling met de gezanten te treden , welke nu onverrigter zake terugkeerden.
Wederzijds rustte men zich op nieuw ten oorlog uit doch hendrïk 'vvii-lemszoon van 1533
Haarlem werd inmiddels naar Denemarhen gezonden, om den Koning bepaald af te
vragen, of hy den gesloten vrede al dan niet wilde nakomen. De zaakgelastigde kon
te Koppenhagen niets uitwerken , en kwam met een onheuschen en dreigenden brief
van FREDERIK aan de Landvoogdes terug. Luhek had ondertusschen verscheidene sche-
pen in zee gebragt. Men vreesde in Holland voor de koopvaarders, van welke vijf en
vijftig in Dantzig lagen, voor het sluiten van de Sond, en de opschudding, welke
hieruit, zoo als in vroegere jaren, onder het bootsvolk konde voortvloeijen. In wcer>ul
van den drang der omstandigheden , werd veel tijd verspild met vruchlelooze ontwer-
pen en langwijlige beraadslagingen over het uitrusten eener vloot, en de betaling
der onkosten, Holland, inzonderheid Amsterdam en de West-Friesche zeesteden
hadden ongetwijfeld hel grootste belang bij den handel op de Oostzee, maar hel was
evenwel onbillijk, al de oorlogslasten op hen alleen te willen werpen, te meer
dewijl eenige Hollandsche steden merkelijk verarmd waren. Do· Stalen van Holland
besloten eindelijk, bij voorraad derlig groole schepen ten oorlog in gereedheid te bren-
gen, een gedeelte der kosten voor zich Ie nemen, en de Landvoogdes, die reeds te
hunnen gevalle, hel verbod van de vaart op de Oostzee verlengd én op de koopwaren
van daar beslag gelegd had, te verzoeken , een bekwamen opperbevelhebber over de
vloot aan te stellen, alzoo de oorlog 'sKeizers oorlog Mas. Na lang beraad en op
sterk aanhouden der afgevaardigden van Holland, benoemde zij gehard van mehrere
tot vlootvoogd, beloofde derlig duizend gülden en 'sKeizers geschut ten behoeve d«r
vloot, verbood ten strengste den invoer van koopwaren uit Luhek o^ cv Hamburg, en
op nieuw do vaart op de Oostzee. Brugge, Middelburg, Zierikzee qtl f^eere
weigerden, onder verschillende voorwendsels, het geschut te laten volgen. Zij tracht-
ten Holland in den krijg gewikkeld "te houden , om intusschen den handel op het
Noorden geheel aan zich te trekken. De Hanzesteden, niet minder naijverig op de
Hollanders dan zij, begunstigden dit doel, en verscheidene schepen kwamen eerlang,
ondanks het verbod, uit Dantzig ongehinderd in Zeeland aan. Meer dan ooit eischte
78 »
-ocr page 620-ALGE3IEENE G Ε S C II 1Ε D Ε IN ί S
Ihans het belaag van Holland een spoedig einde aan dezen slaat van zaken. Even-
wel niet dan met veel moeite en beleid, gelukte hel den Stadhouder , den Graaf van
Hoogstraten, op eene dagvaart der Staten te Amsterdam , eene buitengewone bede
van vijftig duizend gulden voor don beraamden zeelogt, waartoe do dertig duizend
gulden uit 's Keizers schatkist op verre na niet toereikend waren , door Ie dry ven. In de
akte van toestemming of bewilliging verklaarden do Stalen, dat deze oorlog den Keizer
en derhalve al zijne landen betrof, zoodat er geene reden bestond, Holland meer
dan eenig ander gewest er door bezwaard werd; dat zy echter, om den Keizer te on-
dersteunen en te believen , zoo als hij hun dikwijls vroeger beliefd had, in de genoemde
bede bewilligden , onder voorwaarde , dat verder niets meer van hen dan de gewone
bijdragen gevorderd, noch de krijgs- en bootslieden, bij de terugkomst, te hunnen laste
gebragt zouden worden; voorts, dal men de dertigduizend gulden van den Keizer het
eerst tot de uitrusting zou besteden; werd intusschcn een bestand gesloten, of keer-
de binnen twee maanden de vloot terug , dan zouden de Stalen niet gehouden zijn
iets Ie betalen. In do volgende maand slak nu de vloot in zee en hield eenigen tyd
de Sond voor alle , behalve riederlandsche schepen gesloten, terwijl de Lubeksche zee-
magl zich omtrent do Elhe werkeloos ophield. Eindelijk werd een dertigjarig verbond
van koophandel met Oenemarken en een bestand met Liibek getroiTen (1).
Ondertusschcn was het aantal der Hervormingsgezinden in do Nederlanden, juist
door hel slipl uitvoeren der sleeds hernieuwde bevelschriften legen do ketters (2) ,
merkelijk toegenomen. Immers werd ook thans waar bevonden, dat eene zaak nim-
mer sterker bevorderd wordt, dan door martelaren; en dat met het gevaar, meest al-
lijd de ijver vermeerdert. Ongelukkig strekten do oproerige bewegingen der Herdoo-
pers len voorwendsel der gestrenge vervolging van alle andersdenkenden, en voerden
vele onschuldigen naar den brandslapel. Geen aanhang in het Christendom overtrof
de Herdoopers in geestdrijverij, buitensporigheid, euvelmoed en dwaasheid. Men
meent, doch dit is niet boven allo bedenking verheven, dat zy uit de Hervormden in
Zwitserland zyn voortgekomen. Meer zeker is , dat aldaar gemeenten waren, in welke
men niet alleen zoowel bejaarden als kinderen doopte , maar zelfs den doop niet nood-
zakelijk achtte (3). Door zwikglius Ier dood toe vervolgd, geraakten de aanhangers
(1) aeftt v. d. goes, Regist. d. Dagv. D. 1, bl. 362 , 365 , 373-375 , 377-416 , 425 , 426.
Charterb. ν. Friesl. D. II, bl. 626, 633, 637, 638, 651. reygersbergen , Chron. van Zeel. 1).
II, bl. 443. vELius, Chron. v. Hoorn, bl. 241, 242. wageiïaar , D. V. bi. 46—48, 53—66.
(2) Charterb. ν, Friesl. D. II, bl. 626 , 633 , 639.
(3) ERASMi Epist. p. 911. Ep. 793.
620
1Ó28~
J543
20 v.
Oogst-
maand.
1533
DES VADERLANDS. 62 t
dezer leer in Saksen en in de Nederlanden verspreid (1). In Bolland waren er 1528—
eenigen, ingevolge 's Keizers bloedbeyelen, om het leven gebragt (2). Zij schgnen
tot de gematigden onder hen behoord te hebben, welke in zuiverheid van zeden uit-
muntten , zachtmoedig en vredelievend waren (3). De eerste Herdoopers in Buitsch-
land werden door een geheel anderen geest gedreven. Zij zetten de menigte tot op-
roer aan, gaven veel op van Goddelyke openbaringen , predikten vrijheid en gelykheid
voor allen, do gemeenschap van goederen, doch alleen voor de Geloovigen, de
veelwijverij en dat zij geroepen waren, om het rijk Gods op aarde te vestigen (4). ^
Deze leer maakte ook in Holland eenen schier ongeloofelyken voortgang (5}.
Hier slond jan MAXTnuszoow, een bakker te Haarlem , die zich voor enogh uitgaf,
naar het schgnt, aan hel hoofd dezer dolzinnige en gevaarlyke dweepers, Hy verliet
zyne bejaarde vrouw, en begaf zich met eene jeugdige, schoone brouwersdochter naar
Amsterdam, Van hier zond hij eenigen twee aan twee uit, om zyne leer te
verbreiden. Bartholomeus boekbihder en dirk kuiper doopten op zijn last in Fries-
land , terwgl jan bogkelszoon buytewegh , een kleedermaker te Leiden, gemeenlijk
jan van leiden genoemd, met gerrit boekbinder naar Munster vertrokken (6). Zg
hadden die stad, waar don Hervormingsgezinden zes van do zeven kerken waren af-
gestaan, uitgekozen om eenen vryen staat, een nieuw Jeruzalem te slichten. Ter 1534
bereiking van dat doel, werden by rondgaande brieven allen, welke der nieuwe
gezindheid gunstig waren, opgeroepen om den vier en Iwintigsten van Lentemaand bij
iZafi-e/i Ie vergaderen, ten einde deel te verkrijgen aan al die zegeningen, welke hun in
Munster, die tweede stad davids , verbeidden; niemand moest zich, zelfs niet door de
teederste betrekkingen, laten weêrhouden; men behoefde slechts geld en wapenen
mede te nemen, want voor de Heiligen waren er goederen genoeg (7). Om den-
zelfden tijd werd het huisvesten, of spyzigen en laven van Herdoopersgezinde zonde- 23 v.
lingen met verbeurte van lijf en goed gestraft; en hem, die er eenen aanbragt, vyf en
twintig karolusgulden vereerd (8), Bij een ander openbaar bevelschrift werd den
(1) BRAKDT, Hist. d. Ref. D. I, bl. 101.
(2) brardt, Hist. d. Ref. D. I, bl. 102, 107. waqenaar , Beschr. v. Amat. D. I, bl. 237.
(3) EEASMI Epist. p. 1175, 1186.
(4) HORTEHSIUS, Tumult. Anabapt. p. 8.
(5) Vgl. v. kampen, Faderl. Karakterk, D. l, bl. 258—262. glasids , GescA. d. Christ
kerk in de Nederl. D. III, bl. 85-89.
(6) WAGENAAR, D. V, bl. 71.
(7) poktüs hebterüs, RcT, Austriac, Lib. X. p. 245. godtdoevem, Chron. v. Holl, bl, 594.
WAGEKAAR, Bcschr. V. Amst. D. I, bl. 237, welke het afechrilt van een dezer brieven mcdedeclcn.
(8) Charterh. r. Vriesl D. II, bl. 650.
-ocr page 622-622 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1528—Her Joopten, indien zij binnen eene maand na de afkondiging voor het Hof hunne
dwalingen erkeqdeïi en er berouw over loonden, vergiffenis aangeboden , maar den
hardnekkigen gestrenge straf gedreigd (!}.
Middelerwijl hadden de Herdoopers de stad Munster, waar hun getal, zoo uit de
ingezetenen zelve , als uil de omstreken en bolland, sterk was toegenomen, vermees-
terd en geplunderd, de burgers, die hunne onzinnige dweeperij niet omhelsden, met
vrouwen en kinderen verdreven, hunne goederen verbeurd verklaard, en alle boeken,
behalve de Bijbels,, verbrand. Eerlang werd de stad door haren Bisschop fba.ns, Graaf
van Waldek^ met hulp van eenige Duitsche Vorsten, den Hertog van Gelre, en de
drie Overijsselsche sleden belegerd, aanvankelijk hevig bestormd, en jan matthijs-
zooN van Haarlem^ die er het opperbewind voerde, in een uitval gedood. Daar
echter geen uitzigt was, haar met geweld te bemagtigen, besloot de Bisschop, wiens
bondgenooten waren weggetrokken , de belegerden door uithongering tot overgave te
dwingen, en sneed hun allen toevoer volslrektelijk af (2). Onderlusschen waren meer
21 V. dan dertig schepen, opgepropt met mannen, vrouwen en kinderen , welke naar dat
liCixtc·*
maand, oieuwe heerlijk rijk verlangden, uit de omstreken van Amsterdam , naar Hasselt,
1534 jjß bepaalde verzamelplaats, vertrokken, alwaar tien duizend leden hunner gezindheid,
gelyk zij verklaarden, bijeen zouden komen. Om anderen te bewegen met hen te
trekken naar η het Land ^ hetwelk God hun zou aanwijzen^ liepen den volgenden
dag vijf dier geestdrijvers op den middag naakt en met bloote zwaarden door Amster-
dam , wee en hoßte roepende, en dat de Nieuwe Stad [Munster) den kinde)ren
Gods gegeven was,^'' Zij werden gevat en aan het leven gestraft, waarmede thans de
zaak afliep, In het Zwarte Water , by Geneinuiden en Ens , hield men do schepen der
25 v. Herdoopers aan; de voornaamste gevangenen werden, als verleiders der overigen , te
iiiaa^ ÄTawpm onthalsd, doch de vrouwen en kinderen losgelaten. Hetzelfde lot ondergin-
gen vele anderen van dien aanhang, welke te voet, te paard en met wagens van heinde
en verre bij het klooster St. Agnietenherg omtrent Basselt gekomen waren (3).
ïe regt was men waakzaam legen deze verbijsterde lieden, de Communisten der zes-
(1) Charterb. ν. Vriest. D. II, bl. 652.
(2) anonvmi Chronicon Monasteriense in matxhaei Analect. T. V, p. 149—152. uorïessius,
Tumult. Anabapt. p. 15—17. sleidanbs, Comvient, Lib. X. p. 169—272. viglii ab attta zci-
cHiMi Epist. Select, in hoykck van papendrecht , Atialect. Belg. T. Π, Ρ. I. ρ. 165, 171,
202—205. GOüTHOEVEN, Chron. ν. UqU. bl. .595.
(3) hobtensiüs, Tumuli. Anabapt. p. 18. pontüs hÈdtercs, lier. Au^triac. Lib. X. p. 246.
(vodthoeven, Chvon. V. Hall. bl. 595. revhjs, Daventr. Illustr. p. 252, 253. dij3ibab, Analect.
T. II. p. 480. erakdt, Eist, d. Reform. D.I. bl. 115. wageraab , Beschr. r. Amst. D.I. bl.237.
DES VADERLANDS. 62 t
tiende eeuw, welke eene gelieele oniTerwerping der maalschappij bedoelden, alom 1528--
lt>43
oproer bragten en alles aan gevaar blootstelden. Slechts tijdige en gestrenge maatre-
gelen konden Amsterdam voor eenen aanval van hen behoeden. Er werden éenige 29 v.
Herdoopers betrapt en die, welke halsstarrig bij hunne leer Tolhardden, op last der 1534'
Landvoogdes met den dood gestraft. Hierdoor bleef de rust voor eenigen lijd in de
slad verzekerd (1). Van 'sKeizers wege werd alom in A^Nederlanden verboden, Her-
doopten, welke den bepaalden tijd tot boete verzuimd hadden, te huisvesten, te ver-
bergen of lo verzwijgen; en onder toezegging van geldelijke belooning elk bevolen ,
de zoodanigen, waar hij hen ook aantrof, te vatten, over te leveren en van hunne 1 v.
vergaderingen aan het geregt kennis lo geven , op verbeurte van twintig karolusgul-
den, wanneer hij hierin nalatig was (2). Den Baljmven en Schouten in Holland
ontvingen last, overal de Herdoopers op te sporen en te straflbn; zij, die hunne
dwalingen hadden ingezien, moglen binnen het jaar de plaats hunner inwoning niet
verlaten, uitgezonderd die, welke ten haring voeren of buitenlandschen handel dre-
ven (3). De Landvoogdes stelde op eene algemeene dagvaart to Mechelen den Stalen
voor, om zoowel de Lutherschgezinden als deze dolzinnige, gevaarlijke dweepers uit
te roeijen, en den Bisschop van Munster bijstand te bieden (4). Tot dit laatste wa- 8 v.
ren de Stalen van Holland minder genegen, dan om den voortgang der nieuwe lee-
ringen ,le sluiten. Doch toen de Graaf van Hoogstraten, een ijverig vervolger dor
ketters, hun op dit punt een onlwerp van wet aanbood , werd dit afgewezen en wel
dewijl hel scheen, dat do Stadhouder »den Religiösen ende Geestelijken meerrechts 2Öv.
geven wilde, dan 't behoort, want uyt hen lieden^ alle quaet gecornmen isj zoe maand
dal men geen generale provicio en soude mogen maken." Zij begeerden, dat men
op de predikstoelen zich van alle hatelijkheden , en het voorstellen van vreemde leerin-
gen zou onthouden (5),
Intusschen hield de Bisschöp de slad Munster van allo zijden naauw ingesloten.
Jan HATTiiijszooN van Haarlem had er als onbeperkt gezaghebber met wreedo ge-
itrengheid geheerseht, do goederen gemeen gemaakt, en allen bevolen, in het open-
baar aan tafels die spijzen te nuttigen, welke hij eiken dag voorschreef. Groole voor-
raadhuizen van krijgs- en mondbehoeften waren door hem aangelegd, de vestingwerken
(J) iiaRTEjisiis, Tumult. Amhapu p. 22. wagenaaii , Beschr. v. Amst. D. 1, bl. 238.
(2) Charterb, v. VriesL Ü. II, bl. 656-658.
(3) Rcpert d. Plak. v. Holl, hl. 29j)ij wagekaar, D. V, bl. 77.
(4) aert v. D. GOES, Jicgist. d. Dogv. D. I, bl. 421, 42G.
(.5) AEiiT v. D. GOES, Eegist. d. JJagv. D. I, 431, 432.
G2Ü ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528—■^'ersterkt, en geregelde oorlogsbenden uit al de manbare leden van dit nieuwe ge-
^^^^ meenebesl gevormd, waar elk op zijne wenken vloog en door hem in geestdrift en
opgewondenheid gehouden werd. Munster, welk hij den berg Sion noemde van
waaruit zijne aanhangers al de volken der aarde onder hunne heerschappij zouden bren-
gen, was in eenen geduchlen slaat van verdediging gebragt, toen hy sneuvelde. Nu
werd het bewind aan jan van leiden met algemeene stemmen opgedragen. Hij was vier
en twintig jaren oud, niet ontbloot van geest en welbespraaktheid, welke op het tooneel
der Rhetorijkers te Leiden^ waar hy bij voorkeur de rol eens Konings vervulde, was
aangekweekt. Minder krygshaftig en ondernemend, maar woester, dweepzieker en
heerschzuchtiger dan zijn voorganger, besloot hy , den oorlog slechts verwerenderwijze
te voeren en van de ligtgeloovigheid des volks, hetwelk hem als een bedeelde met
den Heiligen Geest beschouwde, voordeel te trekken. Eens liep hy naakt door de
straten met luider stemme verkondigende , » dat het Koningrijk van Sion gekomen
Avas, en het hoogste op aarde vernederd , het laagste verhoogd zou worden." Om dit
te vervullen , beval hij , dat de kerken, als de hoogste gebouwen in de stad , met den
grond gelijk gemaakt zouden worden , ontzette de regeringsleden, door jan matthijszoon
aangesteld, van hunne waardigheid , en belasüo knipperdolling , die het burgemeester-
schap bekleed had, met het verachte ambt van beul, wien hij byna dagelijks gele-
genheid verschafte , zijn yersohrikkelyk beroep uit te oefenen. Naar het getal der stammen
Israels , stelde hij twaalf regters aan, en behield voor zich dat gezag , hetwelk mozes , als
wetgever van dat volk , oudtyds bezeten had. Niets ontbrak hem dan de titel van Koning ,
naar welken hij haakte. Om dien wensch te verwezenlijken, riep zekere jan dui-
zENDscnoEN, een goudsmid, die zich voor Profeet uitgaf en wien hij voor zich had
gewonnen, de menigte bijeen, verklarende, op bevel van God, » dat jan bogkelszoon
Koning van Sion op den troon van david zijn zou, en do geheele wereld aan zich
onderwerpen." Het misleide volk erkende terstond den nieuwen Koning, Avelke pleg-
tig betuigde , dat ook tot hom eene dergelyke hemelsche roeping geschied was. Hij
zette eene gouden kroon op, kleedde zich in zwart fluweel, rijk met edelgesteenten
versierd, en hing een groote gouden keten om, welke op den regterschouder was vast-
gemaakt en schuins over het lyf langs do linker heup afhing , met een wereldkloot
van twee zwaarden kruisliogs doorboord ; zyn gouden schepter had insgelyks een we-
reldkloot op de punt, en op zijn gordel was geschreven: Gods hracht is mijne magt.
Met gouden sporen aan reed hij op een rijk getooid paard door do stad, gevolgd van
een talryken stoet; vóór hem uit gingen twee bedienden, de een met een Bijbel, de
ander met een ontbloot zwaard in de hand, om onmiddellijk dengenen te dooden ,
Avelke zich niet voor den Koning boog. Hy stelde hooge ambtenaren van de kroon
en van het rijk aan, liet geld met zijne beeldtenis munten, en op zijn prächtigen troon
gezeten, beloonde hij zich in woorden en gebaren alsof hij een geboren Vorst ware.
»Tiiimrr-mr
-ocr page 625-DESVADERLANDS. 625
De eischen der eerzucht Maren bevredigd, maar nu onlwaaklen die der zinnelijkheid,
Avelke, over het algemeen , met geestdrijverij gepaard is.^ De veelwijverij werd inge-
voerd en den volke als het voorregt der uilverkorenen Gods voorgesteld. De Koning
huwde de zwangere weduwe van jan mattiiyszoon , en nog veertien vrouwen nevens
haar, doch zij alleen droeg den titel van Koningin, was op het prachtigst uitgedost en
hield een eigen hofstoet. Op zijn voorbeeld vergenoegde zich niemand meer met ééne
vrouw, en elk gaf zich over aan de schaamtelooste buitensporigheden. De geestelijke
zusters werden met geweld uit de kloosters, en de jonge ongetrouwde vrouwen uit de
huizen gehaald en gehuwd ; geene maagd boven de veertien jaren konde zich aan de
onbeschoftheid dezer onverlaten onttrekken, die zelfs geene kunstgrepen versmaadden,
nog niet huwbare meisjes tot hunnen wil te dwingen. Wellust en wreedheid gaan
gewoonlijk zamengepaard. Beide kenmerkten de daden van jak van leiden en die zyner
geloovigen. Eene zijner vrouwen, welke zich eenigen twijfel over do-goddelijkheid
zijner zending had laten ontvallen, sloeg hij met eigene handen hel hoofd af; en de
andere, wel verre van hierover eenig afgrijzen te betoonen, dansten dolzinnig met hem
om het bloedend lijk van hare medgezellin. Wie eenig blyk van misnoegen open-
baarde, of van verraad verdacht gehouden werd, moest dit onmiddellijk met den dood
boelen. Zyne gestrengheid echter maakte hem bij diegenen gehaat, welke door
geestdrijverij minder bedwelmd waren, of door hel immer stijgende gebrek eenc ver-
andering van zaken wenschten. Een zijner zendelingen, iiendrik van uilversüm ,
was in handen der belegeraars gevallen , doch weder vrijgelaten. In de stad terug-
gekeerd, verklaarde deze, dat hem een Engel uit des Bisschops magt verlost en
1
voorts geopenbaard had, dat God aan Koning jan drie rijke steden, Ie welen: Am-
sterdam, Deventer en Wezel, gegeven had. Men meent, dal van hilvebsum hierin
den last des Bisschops volgde, welke daarmede beoogde , de magt der Herdoopers Ie
verdeelen en vele van hen aan te sporen. Munster te verlaten en zich naar elders
te begeven; een gevoelen, hetwelk Ie meer waarschijnlijk vrordl, dewijl van dilver-
sum eerlang openlijk lol den Bisschop overliep. Hoe dit zy, jan van ι.εγοεν stelde
jakob van kampen, een zijner ijverigste medestanders, lol Bisschop van Amsterdam
aan en zond hem met zekeren jan matthyszoon van Middelburg derwaarts (1),
De Graaf van Hoogstraten was in dien lijd te Amsterdam gekomen, om er Her- i v.
----------------------------------------1534
(1) norteksiüs, Tumult. Anabapt. p. 22—44. ikoktmi Chran. Monaet. p. 152—154. viglii
Epist. Select, p. 105, 321—328. sleidanis , Comment: lAh. X. p. 272—280. portus decterua,
Rer. Aiistriac. Lib. X. p. 246—248. cocinoEVEn, Chron. v, Boll. bl. 596—598 , 600 , 601.
boxhors, Theatrum HoUandiae. p. 205. oblers , Beseht, ν. Leiden , bl. 318—323. bodkrtson ,
Hist. of cnxBtEs V, β. V. ρ. 538, 539.
II Deel, 3 Stuk. 79
-ocr page 626-G2Ü ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
J528~ doopers op to sporen, hetgeen onder de burgers, die zulks als inbreuk op hunne
voorreglen beschouwden, eene opschudding verwekle, welke de Schepen en Burger-
Hopman JOOST BUIK met goede woorden stilde. Maar de Graaf, voor erger beducht,
verliet twee dagen later de stad, in welke van kampen geheime bijeenkomsten hield
en grooten aanhang maakte. Het schijnt, dat deze zendeling, welke zich y> Bisschop
te Amsterdam en Leesmeester te Munster^^ betitelde, zijne kudde vermaand heeft,
zich van oproerige bewegingen te onthouden. Hunne vergaderingen werden niette-
min door de regering verboden, verscheidene van hen gebannen en eenige aan het
leven gestraft. Dit had insgelijks plaats in Leiden, waar men van een beraamden
aanslag der Herdoopers tegen dio stad berigt ontvangen had, in Dordrecht, Deventer
en elders. Amsterdam zelfs werd door een zoogenaamden Profeet, dirk. de snijder ,
in rep en roer gebragt. Hij met nog zes mannen en zes vrouwen trokken geheel
naakt door do stad, roepende: JVeel Wee! de icrake Gods! de wrake Gods! de
Sprok- wrake Gods! Zij werden gevat, en zoo verre ging de waanzinnigheid dezer rampza-
Ilgen, dat zij bij het verhoor kleeding weigerden, dewijl de waarheid naakt moest
zijn; en eenige van hen dansende en zingende den marteldood te gemoet gingen.
Het vermoeden, dat dit woest bedrijf met een aanslag op Amsterdam in verband
stond, werd versterkt, loen er kort daarna duizend Herdoopers van buiten aankwamen,
maar natuurlijk niet werden ingelaten (1). In Friesland lieten deze gevaarlijke
geestdrijvers zich insgelijks gelden, ondanks het naauwkeurig toezigt, welk op hen
j'^Ov. gehouden werd (2). Driehonderd dezer dolzinnigen met vrouwen en kinderen, ver-
maand, meesterden het Oude-Klooster bij Bolsward^ verdreven de Monniken, vernielden
beelden en kerksieraden, en vertrapten het Hoogwaardige. Elkander diets makende, dat
het geschut, hetwelk men tegen hen plantte, zich lot verderf des vijands zou omkeeren,
wezen zij de gematigde voorslagen des Stadhouders sgheisk, die hen terstond bele-
gerde, hardnekkig van de hand. Woedend hadden zij vier stormen afgeslagen, toen het
klooster overweldigd en al wat weerstand bood over de kling gejaagd werd. Hon-
7 v. derd dertig gevangenen ondergingen te Leeuwarden bijna alle de doodstraf. Aan
iidbin. ^^^ zijde van schenk, waren honderd man gesneuveld (3). Om de Herdoopers ia het
(1) uortensil'8, TuHiult. Aiiabapt. p. 42, 43, 53, 56. gouthoevek, Chron. v. Hall. LI. GOl.
meübsius, Athen. Bat. Lib. I, p. 50. brandt, Hist. d. Ref. ü. I, bl. 116—119. vsagekaab ,
Beschr. v, Amst, St. I, bl. 238—242. De Wederdoopers te Deventer, in de Ovenjsselsche
Almanak voor 183D, bl. 149—158.
(2) Charterb. v. Friesl. D. II, bl. 662, 664, 666, 667.
(3) nortehsiüs, Tumult. Anabapt. p. 56 , 57. beninga, Hist. v. Oost-Friesl. bl. 681. occo
soarlexsis, bl. 464. po.tTüs bedterus, Rcr, Austriac, Lib. XI. p. 252. vbbo eiims, Rer. Friu
1535
1528—
DES VADERLANDS. 027
rervolg te beteugelen, VTerd op yoorslel en met raad der Stalen van Friesland^ door
den Stadhouder tegen hen eene gewapende magt van den derden (weerbaren) man uit 24
het geheele gewest op de been gebragt. De inrigting en bepalingen van dezo ligting
■ ■ ...1.1 iJOO
Zijn nog Toorhanden, en met betrekking tot het krijgswezen van dien tijd niet onbe-
langrijk (1),
Onder beleid van jan van gelen of van geel, uit het dorp van dien naam ge-
boortig, een schrander, stout en krijgservaren zendeling des Munslerschen Konings,
was het klooster bij Bolsward ingenomen. Hij had zich bij do herovering door do
vlugt naar Amsterdam gered, en onder een anderen naam voor koopman uitgegeven.
Om het plan met eenige broeders aldaar ter overrompeling van do stad beraarnd, te
verbergen, trok hij naar Brussel^ toonde berouw over zijne dwalingen en verkreeg
van de Landvoogdes brieven van vergiffenis, onder voorwaarde, dat hij Munster iti
handen des Keizers zou leveren. In Amsterdam onder zijn warennaam teruggekeerd ,
vertoonde hij zich, zonder argwaan op te wekken, in het openbaar, doch bragt in het
geheim met zekeren hendhik goedbeleid zijn ontwerp tot rijpheid. De avond, op
welken het kruisgilde gewoon was den regeringsleden en aanzienlijksten burgers een
feestmaal op het stadhuis aan te bieden, was lot de uitvoering bepaald. Reeds waren
veertig zamenzweerders in een huis in de Pijlsteeg op het aangewezen uur bijeenge-
komen, toen de Burgemeesters van den aanslag onderrigt worden, doch (Jen lijd, ώ
welken zij moesten handelen, ongelukkig met raadplegen verspilden. Do gilde-
broeders hadden zich vroeger dan gewoonlijk huiswaarts begeven. Terwijl men het
nog niet met elkander eens was, rukten do vereenigde Herdoopers wel gewapend
met slaande trom en vHegende vaandels op het raadhuis aan; de wachldoende burgers
werden deels afgemaakt, deels gevangen genomen, de Burgemeesters vlugtten en de
oproerlingen waren weldra meester van het stadhuis en den Dam. Maar een beschon-
ken Schoutsdienaar, welke op een bank lag te ronken, door hel vervaari^k geraa·
opgeschrikt, kroop uit angst naar boven en verstak, welligt zonder zelf tp Nvelen,
wat hij deed, het touw van do klok. Hierdoor bleven de bestormers van d« hulp
hunner aanhangers in do slad versloken, welke het gelui der klok, het afgesproken
teeken tot den aanval, niet hoorende, den aanslag, naar het schijnt, mislukt achtten
en verliepen, althans niet opdaagden. Ondertusschen had het berigt van het stout
beslaan hunner makkers algemeen schrik en ontsteltenis verwekt. Elk geraakte op
de been, liep onbesuisd her- en derwaarts, en wie zich op den Dam vertoonde, werd
Rist. Lib. LVn. p. 884. schotakus, Fr. Rist. D. XIX bl. 665. wiksemius, Chron. v. Friesl.
li. XV. bl. 506.
(1) Charierb. r. Vriesi D. II, bl. 671—676.
79 ♦
-ocr page 628-2292 ALGEMEENE GESCfllEDENIS
1528— door de oproerlingen afgemaakt. De regering had echter de burgers in de wapenen
gebragt, welke de toegangen naar den Dam bezeilen. Uil hoofde der duislernis van
den nacht, welke belette vriend van vijand te onderscheiden en de sterkte der Her-
doopers op Ie nemen, besloot men den dag af te wachten. Do Biirgemeesler pietek
KOLYW echter, tastte mot een vaandel burgers den vijand voor de Waag aan, doch
moest zwichten; een gedeelte zijner manschappen sneuvelde en hij zelf werd jam-
merlijk vermoord. Burgemeester reekalf liet nu de ingangen der stralen naar den
Dam met zeilen bespannen en door wolbalen versperren, om zich legen hel vuur der
oproerlingen te dekken. Met het aanbreken van den morgen laslle hij den woeslen
hoop aan, welke den nacht welgemoed en Psalmen zingende had doorgebragt, dreef
l)em spoedig van den Dam in het stadhuis, hetwelk na bloedigen tegenstand bemag-
tigd werd. Twaalf oproermakers werden gevangen genomen en drie dagen daarna, bij
vonnis, het hart uit het lijf gescheurd en in het aangezigt gesmeien; voorts
onthalsd, gevierendeeld en hunne hoofden aan de poorten op staken ten toon ge-
steld, De overige, onder welke Hendrik goedbeleid , waren gesneuveld en werden
bij de beenen aan de galg gehangen. Jan van gelen , welke de misleide bende ver-
zekerd had, dat de slad vóór tien ure in hare magt zijn zou, was op den toren ge-
vlugl. Zonder hoop van te ontsnappen, stelde hij zich, om eene wreede straf te
ontgaan, aan do kogels der burgers bloot, die van de straat op hem schoten, werd
doodelijk getroffen , naar beneden geworpen en afgemaakt. Men zette zijn lijk schry-
lings boven op de lange galg aan welke zijne zevenenlwinlig medgezcllen hingen (1).
Drie honderd boeren uit Benskoop^ door hem ontboden, kwamen te laat en keerden
terug, zoo als ook twee schepen met Herdoopers, die naar Engeland zeilden. Ve-
len , welke van den aanslag geweten en dien niet ontdekt hadden, werden aan het
leven gestraft. Men handelde hierin met zoo veel geslrenglieid, dat in en onmiddel-
lijk na het oproer, honderd zestien mannen en vyfenlwinlig vrouwen zijn geregl ge-
worden (2). Onder hen was de Bisschop jakob van kampen. Hij werd afgrijsselijk
gepijnigd, en ofschoon standvastig alle deelgenootschap aan het oproer ontkennende,
Hooim. dood veroordeeld. Getooid met een tweehoornigen blikken mijter, beschilderd met
1535 het wapen der slad, stond hij een uur te pronk, toen werd hem de long uitgerukt
en voor de honden geworpen, de regterliand, daarna hel hoofd afgehouwen, de romp
op het vuur geworpen, en het gemijterd hoofd met de hand op de Haarlemmerpoort
ten loon gesleld. Op denzelfden dag werd de vrouw, in wier woning hij onder een
hoop turf onldekt was, voor het stadhuis opgehangen. Eene moeder was met haren
(1) De JFederdoopers te Deventer^ in de Overijssel. Alm. voor 1839, bl. 166.
(2) VAN WIJN op WAGEKAAR, St. \, LI. 33.
-ocr page 629-DES VADERLANDS. 62 t
zoon, dewijl zij hem gehuisvest en niet had aangebragt, in hare deur opgeknoopl. 1528—
Jan matthyszoon van Middelburg, zyn raedezendehng, was onlvlugt (1).
De mislukte aanslag op Amsterdam Terwekte groole verslagenheid in Munster,
waar nu de hoop op ontzet geheel vervlogen Λvas, en honger en gebrek zich in hunne
schrikkelijkste gedaante vertoonden. Piiet alleen werden de walgelijkste dingen naar .
binnen geslagen, maar zelfs kinderen verslonden. Te midden der onbeschrijfelijke
ellende hield men nog schouwspelen en luidruchtige feeslen, terwijl de rampzalige
dweepers zich steeds met het uitzigt op eene \'»onderdadige verlossing vleiden en ver-
sterkten. Eindelijk werd onder beleid van een overlooper de muur des nachts be-
klommen , en de wacht mei al wat men slapende vond afgemaakt. De Koning, door ^^
het gerucht opgewekt, brengt in allerijl zoo veel volk als mogelijk bijeen , en biedt inaand
σρ de markt den dappersten weérstand, maar door den steeds binnenstroomenden vij-
and van alle zijden ingesloten, moet hij ten laalsfe zwichten. Acht dagen lang was
de met lijken bezaaide stad een prooi van de woede der soldalen. Jan van leiden,
levend gevangen, werd geketend, als een zeldzaam gedierte onder den spot cn hoon
des volks van slad tol slad gevoerd, cn eindelijk in Munster^ het looneel zijner
grootheid en misdaden, den drie en twinligslen van Louwmaand vijftienhonderd zes cn
dertig met gloeijende langen een uur lang Ier dood gemarteld , toen met een dolk
het hart doorboord, en zijn lijk in eene ijzeren kooi aan een der torens opgehan-
gen (2). Met dezen builengewonen man, welke zulk eene verbazende heerschappij
voerde over den geest zijner volgers, en bewegingen ver>^ekle zoo gevaarlijk vóór de
maatschappij , nam het korlslondig rijk der Herdoopers een einde (3).
Hun aanhang in de Nederlanden werd met onverbiddelijke gestrengheid vervolgd,
waartoe de oproerige bewegingen in Munster ^ Amsterdam, Friesland, welke in
Leiden^ Hoorn, Utrecht, Deventer en elders in hel beginsel gesluit waren, vol-
doende aanleiding gaven. Een bevelschrift, wreeder dan al do vorige, veroordeelde
zonder genade alle halsstarrige Herdoopers lol den brandstapel met verbeurdverklaring
hunner goederen ,· en van degenen, die zich bekeerden , of Herdoopers ondersteunden
(1) noRTEssics, TumiiU, Anabapt. p. 58—70. poktcs debterüs, Rer. Ausiriac. Lib. XLp.253.
GOUxnoEVEN, Cliron, v. Holl. bl. 599. braadt , UisU d. lief. D. 1. bl. 120—123. wagenaab ,
Baschr. v. Amst. St. I. bl. 242—246. van wijn op wageraar , St. V, bl. 30—32.
(2) nortehsius, Tumult. Anabapt. p. 72, 73. anonymi Chron. Monast. p. 154- 156. sleidarue,
Comment. Lib. X. p. 280—283. pontus heuteri's, Her. Austriac. Lib. XL p. 253. coutnoevek,
Chron. v. Holl. bl. 599 , 600 , 602. orlers, Beschr. t. Leiden, bl. 323—325 , 329, wa«.
raar, D. V, bl. 82—87.
(3) nobertsoii, Hist. of charies , V. p. 540.
-ocr page 630-630 ALGEMEENE GESCHIEDEINIS
1528— en huisvesllen, de mannen lot het zwaard, de vrouwen lol de pul; verzoekschriften om
vergiffenis moglen op zware straf niet ingediend worden (1). Nergens veilig, verstrooid,
verjaagd en tot het uiterste gedreven, Averd spoedig het vlugten onder hen algemeen.
De meeste begaven zich naar Zwitserland ^ en werden er met verdraagzaamheid be-
handeld (2). Vele voorzeker waren ook niet besmet met die noodlottige geestdrijverij,
welke zulke gruwelen en buitensporigheden had voorlgebragt. Jakob vaw kampen,
die in Amsterdam was doodgemarteld, betoonde zich onder anderen afkeerig van
alle oproer en geweld; ook wordt hij daarvan in het vonnis over hem uitgespro-
ken, niet beschuldigd. Do zachtmoedige, verstandige, en bovenal voorzigtige menko
siMONsz was insgelyks een kweekeling der Herdoopers en door obbe fïlips , een hun-
ner zendelingen, doch, naar het schijnt, vry van hunne razernij, tot leeraar gewgd.
Maar deze vreedzamen en belergezinden, welke zich in de Nederlanden bleven ophou-
den , werden steeds met gelijke wreedheid als hunne waanzinnige broeders, die men
meer als onderdrukt dan als geheel uitgeroeid beschouwde, vervolgd (3). Zelfs was
eene belooning van honderd Karelsgulden op den persoon van menno simonsz gesteld,
en wie met hem in eenige betrekking stond of zyne boeken bezat, >verd aan lyf en
goed gestraft (4). Met meer regt werd een dergelijk bevelschrift tegen een ander leeraar
der Herdoopers, den beruchten david jorisz , en zijne aanhangers uitgevaardigd. De
even ongeremde als gevaarlijke leerstellingen en begrippen van dezen wellustigen dwee-
per maakten, vooral in Holland, opgang. Zich ten laatste niet langer veilig achtende,
Aveek hij naar Bazel ^ waar hy overleed. Zijn aanhang schijnt echter nog in de eerste
helft der zeventiende eeuw in Ν oord-Holland bestaan te hebben. Van korter duur
was die van zekeren jan vait batenburg , welke nevens hem gerucht maakte en veel
kwaad slichtte (5).
De Slalen der Nederlanden maakten minder zwarigheid in het afkondigen van
's Keizers bloedbevelen, ofschoon men de uitvoering daarvan hier en daar gaarne ge-
matigder gezien had, dan in het bewilligen zijner beden. Althans toen de Keizer,
ingevolge eene pauselijke vergunning, ook de Friesche Geestelijken tot het opbren-
(1) Charterb. ν. Frtesl. Ώ. II, hl. 678.
(2) EUASMi Epist. p. 1509., 1512.
(3) Charterb. ν. Vriesl D. 11, bi. 685, 704-706, 791.
(4) Charterb, ν, Friesl. 1}. II, bl. 871—873.
(5) ubbo em3iiüs, Rer. Fris. Lib. LVIl, p. 893—895. brabdt , Ilist. d. Ref. D.I, bl. 132—138.
WAGENAAR, D. V, bl. 151—157. KOK, FaderU IFoordenb. D. XI, bl. 82—92. glasics , Gesch.
c/. 6'Ami. /fcrA ί'η rfe D. III, bl. 133—138.
DES VADERLANDS. · 631
gen van de helft der inkomslen ran alle beneficiën, kerken en gasthuizen trachtte ofor 1528—
to halen , antwoordden zij, dat zulk eene pauselijke mildheid in deze landen onge- ^^^^
woon was. Zij hadden daarenboven slechts geringe inkomsten, en moesten daarvan
jaarlyks den twintigsten penning benevens hun aandeel lot onderhoud der dijken en
meer andere belastingen opbrengen. Ook beriepen zij zich op hunne aloude vrijheden
en voorregten, welker handhaving de Keizer herhaalde malen, en dat hij hen mei
geene nieuwe lasten zou bezwaren, beloofd had. Hoezeer do Stadhouder en'sKeizers
zaakgelastigden hun ongenoegen over deze weigering op hoogen toon en onder scherpe
bedreigingen te kennen gaven, bleef de Friesche Geestelijkheid bij haar gevoelen en
besloot, indien men haar dwingen wilde, geweld met geweld te keer te gaan (1).
De zaak bleef hierbij. Eerlang bood zich eene gelegenheid aan, welke der Friezen
denkwijze nog duidelyker openbaarde. De Landvoogdes, beducht voor een oorlog 15 v.
met Frankrijk en Engeland^ had den Staten van al de Nederlanden naar Meche»^^^^^^^'
len beschreven, om hen te bewegen, met elkander eene Unie of verbond van onderlinge
verdediging en bescherming te sluiten. Men zou vierduizend voetknechten en duizend
ruiters voor gemeene rekening onderhouden, opdat de Keizer zijne erflanden te beter
tegen een vyandelijken aanval konde beschermen (2). De Staten van Friesland had-
den, na rijp beraad, op eenen algemeenen Landdag verklaard, dat hun gewest sinds
lang, inzonderheid na vijftienhonderd vijftien, met al de overige keizerlijke landschap-
pen voldoende vereenigd was, dewijl men toen den Keizer als Heer aangenomen, hulde
gezworen, en zich onder zijne bescherming gesteld had; dat zij bereid waren, hem
binnen de grenzen van Friesland al den bijstand te bieden, welken men naar rede
en billijkheid van hen vorderen konde; maar daarentegen zich op 'sKeizers beêedigde
belofte beriepen , de Friezen niet buiten hunne palen te voeren, om hem in den krijg
to dienen, Friesland to beschermen, en van de ingezetenen niet meer te begeeren
of hun andere lasten op te leggen dan hem in vijftienhonderd vier en twintig waren
toegestaan; eindelijk, dal de geringe hulp, welke de Friezen aan andere landen be-
toonen konde , toch weinig baten zou. Zij hadden voorts betuigd, dat het hun derhalve
ondoenlijk was, zich in eene nadere Unie te begeven, en zij het onnoodig en vruch-
teloos oordeelden, afgevaardigden naar Mechelen ter dagvaart te zenden, maar
den Stadhouder en 'sKeizers Raad zouden verzoeken, dit besluit op de beste wijze
der Landvoogdes te kennen te geven, hopende, dat men Friesland bij het ver-
bond met den Keizer gesloten zou laten , en de beloften door hem gedaan nako-
(1) Charterb. ν. Friesl. D. 11, bl. 654—650. liet »luk is van den zevcnliciidcn van Zomer-
maand 1534.
(2) aekt v. d. goes, Regist. d, Vagü. D. I, bl. 421, 427, 443 , 449.
-ocr page 632-632 ALGEMEENE GES CHI Ε Β EN IS
f
- ί.
1528—raen (1). De Laodvoogdes evenwcl verklaarde kort daarna, bij monde van den Aarts-
% γ' / o
' bisschop van Palermo, op de algemeene vergadering der Staten te Mechelen^ dal
zij elk gewest afzonderlijk gehoord en niets anders verstaan had, dan dal alle eenparig
2 V, Unie toestemden, waarvoor zij hun dank betuigde en beloofde, den Keizer er
imand'te verwittigen, in zijn naam hen verzoekende, daarbij te blijven volharden,
1ν535 waaraan zy niet. twijfelde (2). Hoe dit zij , zeker is, dat er omtrent de ontworpen
Unie niets bepaalds besloten werd. Men meent, dat inzonderheid de handeldrijvende
gewesten huiverig werden er deel in te nemen, vreezende daardoor te spoediger in
buitenlandsche oorlogen gewikkeld te worden, waarbij de Keizer belang, doch de
handel slechts nadeel te wachten had (3), Daarenboven zou door zulk een, verbond
hel stelsel, welk het Hof sinds eenigen tijd begonnen had op te werpen, dat de Ne-
derlanden slechts één landschap waren, stand gegrepen hebben; en hiervan moesten
de gewesten, die len uiterste behoedzaam waren op hunne voorregten en met de
grootste zorgvuldigheid hunne ondeeligheid (individualiteit) bewaarden, zeer afkeerig
7,ijn (4). -
17 Y Middelerwijl had karel V den Irols van den zeeroover iiaïradin bahbarossa , die
het riik van Tunis had overweldigd, gefnuikt en den verdreven muley hassan op
maand. . , -.
den troon hersteld. Twintig duizend Christen slaven werden door hem verlost; en
met roem overladen keerde hij naar Europa terug (5j. Onder de Nederlanders, welke
hem op dien togt met hunne schepen gevolgd hadden , waren eene menigte Hollan-
ders en Zeeuwen, die zich door moed en dapperheid onderscheidden (6). Zekere dom-
KENS van Enkhuizen had zich bij het veroveren van Tunis derwijze van zijn pligt
gekweten, dat de Keizer hem met een treffelijk wapen vereerde. Van de vier Enk-
Ivuizer schepen vergingen er drie met volk en al op den terugtogt in eencn slorm voor
Genua (7).
In dien tijd hadden de Lubekkers zich met den Graaf van Oldenburg verbonden.
(1) Charterb. ν. VriesL D. 11, bi. 679. Dit besluit is van den zevenden van Hooirnaaud 153/^.
(2) aert v, d. goes, llcgist. d. Dagt\ D. I, bi. 451.
(3) te avateh, Faderl Ilist. D. 11, bl. 297.
(4) Zie hiervoor, bl. 609. Vgl. bilderdijk, D. V. bl. 118.
(5) AKTosii p0.-5ti consentiki noriadanus Barbarossa, in μλττιιαει Analect. T. I. p.il—56.
vontus heüterüs, Jicr. Austt'iac, Lib. XI. p. 249—251. kobertso;?, Ilist. of cuarles V. 15. V,
p. 542—546.
, (6) HARAEiis, Annal. Brah. T. H, p. 599- KEYCERsEERCEif, Chron. v. Zeel. D. II, bi, 448,
(7) BRAUDT, Hisi. v. Enkh, bl. 77, . '(
DES VADERLANDS. 633
om GHRisTiAAN II op den troon Ιβ herstellen. Koppenhagen werd door hen vermees- 1528·—
terd en de Sond voor de Hollanders gesloten (1). De Landvoogdes, voor gebrek aan
koorn vreezende, trachtte den uitvoer daarvan te stremmen, door het afgeschafte ver-
lofgeld op de uitgaande granen weder in te voeren, welks intrekking, ofschoon van
ktfrten duur, de Hollanders na vele beraadslagingen, vertoogen, en geschenken aan
de hooge ambtenaren, met moeite bewerkten (2). Ondertusschen begreep de Keizer,
den Paltsgraaf prederik , gehuwd met dorothea , de oudste dochter zijner overledene
zuster en van christiaan II, de Deensche kroon te verschaffen. Om dit plan te
verwezenlijken en tevens Koppenhagen, nu door christiaan III belegerd, te ont-
zetten , eischte hij , inzonderheid van de Hollanders, die hel meeste belang by den
Oostzee-handel hadden , een aantal schepen, om krijgsbenden van den Paltsgraaf over
te voeren. Uit vrees, dat de Lubekkers, door een op hand zijnde verdrag met gdris-
TiAAN ΠΙ, geheel meesters van do Sotid mogten worden, stemden zg daarin toe,
doch, zoo als gewoonlijk, eerst na het opwerpen van vele bezwaren en tegenbe-
denkingen, bovenal thans, dewijl deze Vorst zich met den Hertog van Gelre had
verbonden, welke hen met eenen inval bedreigde (3). Het geluk was echter den
Gelderschen niet genegen , tegen wie de benden van den Paltsgraaf gebruikt werden,
en de Keizer zag zich eerlang tot Heer van Groningen gehuldigd (4). Onder-
tusschen was eene vloot van dertig of veertig schépen uitgerust, welke reeds in 8 v.
het laatst van Zomermaand te Veere^ onder bevel van adolf van Bourgondtè ^
van Bevei'en, zeilree lag (5). Maar terwijl zij op het krijgsvolk wachtte, hetwelk 1536
Appingadam, waar de Gelderschen zieh versterkt hadden, belegerd hield, maakte
christiaan III zich weder meester van Koppenhagen, en de hoop van den Palts-
graaf op den Deenschen troon verdween. De vierduizend knechten, in dienst van
dezen Vorst, hadden derhalve slechts gestrekt, om het gebied van karel V in de
Nederlanden met één gewest te vermeerderen (6). Het boots- en krygsvolk werd
afgedankt, de vloot onttakeld, en den Hollanders het geschut hunner schepen, door
den Heer van Beveren ten behoeve van den togt genomen, teruggegeven (7). Een
(1) vELiDs, Chron. v. Hoorn, bl. 247.
(2) AEUX v. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 453—466 , 604 , 609.
(3) AERT v. D. GOES, Rcgist. d. Dttgv, D. I, bl. 465—513.
%
(4) E. LENiKGA, Hist. v. Oost-Fttesl. bl, 6S8.
(5) REYGERSBERGEN, Chron, v. Zeel. D. ü, bl. 449.
(6) WAGEHAAR, D. V, bl. 120.
(7) aert v. d. goes, Rcgist. d. Dttgv, D. I, bl, 512, 515. bevgersberges, Chron. v. Zeel.
D. H, bl. 450.
II Deel. 3 Stuk. . 80
-ocr page 634-634 ALGEMEENE G Ε S G fll Ε D Ε NI S
j 1528—driejarig bestand met Denemarken^ ondanks de tegenwerking van den Paltsgraaf,
in het volgende jaar gesloten , opende weder de vrije vaart op het Noorden en de
Oostzee, de zoo lang kwgnende handel herbloeide , en de granen daalden bijna do
helft in prijs (1),
Het verlies van Groningen en Drenthe ontmoedigde den Hertog van Gelre
geenszins, den krijg tegen den Keizer, een gevolg zijner engere verbindtenis in
vijftienhonderd vier en dertig met den Koning van Frankrijk aangegaan, voort te
zetten en de kusten der Zuiderzee door zyne schepen te verontrusten. De Fran-
schen , tegen welke een togt van Graaf Hendrik υαη Nassau in Picardië niets ten
voordeele des Keizers beslist had, bragten elders den zeehandel der Hollanders en
Zeeuwen , doch niet altijd straiFeloos, gevoelige slagen toe. Twee Fransche oorlogs-
vaartuigen , welke voor den mond der Maas kruisten, werden door een klein krygs-
schip van Dordrecht, eene zoogenaamde Heude, vermeesterd. Dit scheepje, uiter-
lijk als een koopvaarder toegerust, had zich laten nemen, maar toen de Franschen
f overgesprongen en met plunderen bezig waren, hadden vijftig gewapende mannen,
in den kuil verborgen, hen overvallen, afgemaakt, en voorts de beide schepen
I te Dordrecht opgebragt (2). De Vlootvoogd van mekeren vermeesterde een Fran-
sclien West-Indiënvaarder, welken men op vijftig duizend gulden waarde schatte (3).
Ook namen de Zeeuwsche ka^rs eenige bodems weg. Zekere frans bemen ver-
I overde met een klein vaartuig en acht en twintig man een Fransch galjoen van
I twee en zeventig koppen, en bragt het in f^eere op. Sedert werden nog wel
vijftien schepen door dien onversaagden kaper genomen, welke eindelijk, zijn
last te buiten gaande, in Bremen als zeeroover met zijn volk werd opgehan-
gen (4). Grooter zouden de nadeelen van dezen zeekryg, inzonderheid voor Hol-
land ^ geweest zijn, indien niet tusschen de Franschen en Nederlanders de haring-
visschery vry verklaard geworden was (5). Ondertusschen waren de adellijke leen-
21 V. mannen, mansmannen en allen, op welke ter zake van hunne leenen, de verpligting
i^af®^ rustte, den Keizer in den oorlog te dienen, te wapen opgeroepen (6). Om in de
(1) goxfinoeven, Chron. v. üoU. bl. 606. velius, Chron. v. Hoorn. bl. 250.
(2) goctiioeven, Chron. v. Holl. bl. 603. beverwijck, Beschr. v, Dordrecht, bl. 338. balek,
Beschr. v. Dordr. bl. 819.
(3) REYGERSBERGEN, Chroti. V. Zeel, D. II, bl. 450.
(4) REYGERSBERGEIT, Chron. v. Zeel. D. II, bl. 461.
(5) ReperL d. Plakaat. bl. 33, bij wigenaar , D. V. bl. 129.
(6) v. wijiï op wagenaar, St. V , bl. 39. ^
-ocr page 635-DESVADERLAINDS. 635
oorlogskosten te voorzien en tevens aan de veelvuldige geschillen, die telkens uitjde 1528—
beden voortvloeiden, een einde te maken , werd door de Landvoogdes het invoeren
van algemeene en vaslbepaalde accijnsen voorgesteld, op gelijke vvyze als de verpon- ^jj^*
dingslaslen of zoogenaamde schild- en morgentalen, tot nu toe de eenige algemeene maand.
1536
belasting in Holland. Doch dit voorstel, genoegzaam alom tegenstand ontmoetende,
werd vooreerst ingetrokken (1). Maar terwijl de Keizer met nadruk den krijg trachtte
voort te zetten, haakten de Staten yan Holland, welke daaruit voor zich geen heil
konden verwachten, vurig naar vrede. De Hertog van Gelre zelf was, na een mis-
lukten aanslag op Amersfoort, daartoe genegen (2). Eindelijk werd een verdrag 10 v.
geteekend , waarvan de hoofdpunten hierop nederkomen: de Hertog staat af van de
verbindtenissen ten nadeele des Keizers aangegaan; de Keizer zal de titels van
Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen niet voeren bij het leven van Hertog
KAREI, maar hem binnen het jaar met deze leenen verlyen; de Hertog zal zich
niet meer noemen Heer van Groningen y de Ommelanden en Drenthe ^ doch
voor den afstand dier gewesten, vijf en dertig duizend gulden eens en vijf en twintig
duizend gulden jaarlijks genieten; de Utrechtenaars zullen hem voor het ongestoorde
gebruik hunner goederen in zyn gebied, twintig duizend en voor de Gelderscho
knechten, vier duizend gulden uilkeeren (3). Floris van Egmond, Graaf van i?a-
ren, die zeer veel tot het trelTen van dien vrede bijgedragen had, ontving van de
Staten van Holland deswege een geschenk van zesduizend Filipsgulden voor zich, en
tweehonderd voor zijne echtgenoote (4J.
Groningen en Drenthe waren van Heer verwisseld, maar behielden hunne voor-
regten en aloude regeringswijze. Geheel anders was het met Utrecht. Toon hewdrikl
van Beijeren het wereldlijk bewind des bisdoms aan den Keizer had afgestaan (5) ,
was willem ekkevoort of van enk.ev00rt , een Brabander van geboorte en door Paus
ADttiAAN VI tot Kardinaal verheven, als geestelyk Opperhoofd der Utrechtsche Kerk
aangesteld. In de zes jaren, welke hy deze waardigheid bekleedde, liet hij hel bestuur
aan zynen Stedehouder (vicaris) jaeob uittenekg over en hield zich meestal in Rome op ,
alwaar hy in vijftienhonderd vierendertig in zeventigjarigen ouderdom overleed. Bij het
veroveren dier stad door de Keizerlyken, was hy gevangen genomen en op een losprij»
(1) AEBT T. d. ftoes, Regist. d, Dagv, D. I, hl. 614—520.
(2) GOBTnoEVKR, Chroti, V. Boll. bl. 604.
(3) Charterb. r. rriesL D. II, bl. 690—093. couthoiver , Chron. τ. Boll. bl. 604—βΟα
(4) AMT τ. D. coEs, Register d. Vagr. D. Lbl. 500,. 524, 528, 635-
80
-ocr page 636-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528—Tan derligcluizend dukaten gesteld geworden (1). Georgiüs van Egmond, een zoon
van Graaf jait van Egmond, op de benoeming des Keizers door de Utrechlsche
Kapittels, welké trouwens, in gerolge eener overeenkomst tusschen karel V en Paus
CLEMENS VII, zich daartegen niet konden Terzetten, tot Bisschop verkoren en door
den Paus bevestigd, bestuurde na hem de geestelijke belangen van het Sticht vijf en
twintig jaren met ongemeenen ijver en in ongestoorde rust (2). De Graaf van Hoog-
straten voerde er het wereldlijk gezag in naam des Keizers , voor wiens Blijde In~
kampte hij in vijftienhonderd dertig van de stad Utrecht tachtig duizend gulden ge-
eischt en ongetwijfeld ontvangen had (3). Sinds jaren was men in Holland op eene
vereeniging of ineensmelting van het Neder-Stieht met dat gewest bedacht geweest,
en de Keizer had daarin reeds vóór het einde van vijftien honderd een en dertig
bewilligd (4), Er verliepen echter nog bijna drie jaren , eer karel V bij een bevel-
schrift berigtte , dat hij met goedvinden der Landvoogdes, der Ridders van het Gulden
Vlies, der leden van den geheimen Raad en dien der geldmiddelen, doch tevens » uit
zijne rechter wetenschap, autoriteyt ende volkomen macht," de stad, steden en lan-
den van het Sticht aan deze zyde des IJssels ^ voor altijd met Holland onder het
bestuur van één en denzelfden Stadhouder vereenigd had. De Staten van Holland
en Utrecht zouden voorlaan gelijkelijk beschreven worden. Men zou beiderzyds uit
elkanders landen mogen bannen; doch de vonnissen des Raads van Holland mogten
niet in Utrecht, noch die des Raads van Utrecht ter uilvoering in Holland, zonder
wederzijdsch verlof, gelegd worden (5). In Holland wenschte men, dat het ge-
heele regtsgebied over het Sticht aan het Hof van Holland onderworpen geworden
ware ; de Utrechlschen daarentegen maakten zwarigheid , om zelfs op den voet, door den
Keizer beraamd, zich met Holland te vereenigen (6). Van daar, of wegens andere opko-
mende moeyelykheden, dat de lastbrief van den Graaf van Hoogstraten als Stadhouder
van Utrecht, eerst omtrent het midden van vijftienhonderd zes en dertig geteekend is (7).
Doch ook hiermede was de zaak niet vereffend (8). Eerst bij 's Keizers plegtige komst
(1) Batavia Sacra, D. II, bl. 599—605.
(2) Batavia Sacra, D. II, bl. 605—650.
(3) Π. V. ERP, Annales, ρ. 110.
(4) AERT ν. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 329, 335, 357.
(5) Groot Placaatb. D. III, bl. 21—23. Utr. Placaatb, D. I, bl. 30—32.
(6) AERT V. D. GOES, Register d. Dagv, D, I, bl. 454, 481.
(7) VAN WIJN op WAGENAAR , St. V , bl. 40.
(8) AERT V. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 615, 621.
-ocr page 637-DES VADERLANDS. · 637
Ιθ Utrecht in vijftien honderd veertig,, bewilligden de Staten van het Neder-Stioht in 1528—
eene rereeniging van hun gewest met Braband en Holland^ van welke het, naar
'sKeizers belofte, nimmer zou gescheiden of vervreemd worden (1). Hel blgkt,
dat de zaak, denkelgk door nieuwe bezwaren, bovenal van den kant der Ulrechtschen,
eerst later het vereischte beslag gekregen heeft (2). Sinds dien tijd begon Overijssel
als een bijzonder gewest, en niet meer onderhoorig aan het Sticht beschouwd te
worden (3).
In dit jaar was overleden reikoud III, Heer van Brederode^ Vtanen en Ameide,
Ridder en Deken van het Gulden Julies, Heer van Haverincourt ^ Burggraaf van
Utrecht^ Opperhoutvester van Holland^ en Raad- en Kamerheer van Keizer kaebl,
die hem zijn beminde Neve noemde en aan wiens zuster, de Landvoogdes maria, hij
door zijn huwelijk met filippine van der Mark vermaagschapt was. Even hooghartig
als onversaagd en dapper, had hij , de afstammeling uit het oudste Hollandsche Gra-
venhuis , zich in vijftien honderd een en dertig den titel van geboren Graaf van
Holland toegekend , den baarnesteel uit zijn wapen weg genomen , en onder do oogen
des Keizers zeiven, zijne schilden met dien titel in Gent op alle hoeken der straten
laten aanslaan. De Keizer, in wiens byzondere gunst hij deelde, over deze stoutheid
verbolgen, had den wapenkoning gelast, zijn grafelijk regt tegen brederode te hand-
haven en dezen aan te klagen. Op die aanklagte was een vonnis gewezen, waarbij
REiNODD verboden werd, den naam en het wapen ^άιχ Holland te voeren, en zich den
titel, welke den Keizer alleen toekwam, aan te matigen. Zijne opgehangen schilden
waren door een wapenheraut afgenomen , maar hem was een jaar uitstel verleend ge-
worden , om zijne aanspraken van verwantschap met de Graven van Holland te be-
wyzen. Hiij had zich met zulk een gunstigen uitslag legen dit vonnis verzet, dat hem
op den elfden van Bloeimaand vijftienhonderd vier en dertig was verleend geworden,
de wapenen zijner voorouderen weder te mogen voeren, zijnde dat van Holland ge-
broken. De wapenkoning en 's Keizers zuster zelve hadden nu de wettigheid zijner
afkomst uit dén Hollandschen Graaf dirk I erkend, welke hij zelf later, door de
uitgave zijner geslachtlijst, nader had aangetoond (4).
(1) Utr. Placaatb, D. 1, bi. 32, 33.
(2) AERT V. D. GOES, RegisU d. Dagv. D. 1, bl. 627 , 628.
(3) WAGENAAR, D. V, bl. 132, 133.
(4) Utrecht Voorheen en Thans, 2de Reeks, .^de Jaarg. bl. 32. enz, alwaar de oorsproukelijke,
zeer belangrijke stukken betrekkelijk die zaak zijn opgenomen, κοκ, Vadert. IFoordenb. D.
Vin, bl. 1005-1008.
G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
Slraks na het sluiten van den vrede met Gelre , eischte de Landvoogdes voor ge-
w^one en buitengewone bede, tweemaal honderd en veertig duizend gulden van Hol-
Iiiaand. Terwijl men hierover raadpleegde, vielen de Franschen in Artoi« en sloegen
1537 }jei beleg voor Hesdin, Er werd terstond besloten , dertig duizend man tegen hen in
de wapenen te brengen en van de algemeene Staten der Nederlanden ^ op eene bij-
eenkomst te Brussel^ twaalfmaal honderd duizend gulden te vorderen. Braband en
24 V.
Lente- votiere gewesten, welke het eerst aan de Fransehe wapenen blootgesteld waren,
maand, hoonden zich terstond bereid, goed en bloed ter algemeene bescherming der Neder-
landen op te offeren , welke, naar hun gevoelen, » maar één ligchaam uitmaakten,
waarvan de Keizer hel hoofd was." Elders echter ging men tot het geheel of gedeeltelijk
inwilligen der bede schoorvoetende over. Holland besloot tachtig, hoogstens honderd
,duizend gulden als eene buitengewoone bede toe te staan, veeleer dan eene belasting
van een Karelsgulden op eiken schoorsteen of haardstede , door de Landvoogdes voor-
geslagen , goed te keuren, uil vrees voor oproerige bewegingen onder de schamele
gemeente, die, reeds door den oorlog en gebrek van handel uitgeput, er bijna even
7_10 veel in zou dragen als de rgken. Later bewilligden de Stalen in plaats van tachtig
(ir^Rin honderd duizend gulden, eene gewone bede van tachtig duizend gulden 's jaars
voor vier jaren, en in eene buitengewone van honderd twintig duizend gulden (1).
Om dien tyd werd een driejarig bestand met Denemarken gesloten, en daardoor
liioehn Oostzee open gesteld (2). De Franschen hadden ondertusschen Jles-
din bemagtigd. De Graaf van Buren wreekte zich door het vermeesteren van St.
Pol en Montreuil. Hel beleg voor Terouanne moest hy eerlang opbreken, in
gevolge van oen wapenstilstand, door tusschenkomst der Koningin van Frankrijk,
30 V. leonore , en de Landvoogdes maria. , voor den lyd van tien maanden gesloten (3),
Hooini. ^^gjj irouweloozen karel van Gelre was eenige weken te voren een verraderlijke
aanslag op Enkhuizen, ten behoeve des Konings van Frankrijk ondernomen, mis-
lukt (4). De Gelderschen bleven het geheele jaar door onder do wapenen; van daar
dut in de steden aan de Hollandsche en Friesche kusten de noodige voorzorgen ge-
IJ':
li' >
(1) a.ert v. d. goes, Regist. d. Dagv, ü. I, bl, 525—559.
(2) aert v. d, goes, Jlegist. d. Dagv. D. I, bl. 556. goüthokvew, Chron. r. Holl. bl. 606.
vELiüS, Chron. v. Hoorn, bl. 250.
(3) dümomt, Corps. Diplom. T. IV. P. II, p. 153. pohtes hedteboi, Rer. Austr. Lib. XI,
j). 258.
(4) aert v. d. goes, Regist. rf. Dagv. D. I, bl. 557 , 558. pomtarüs , Hist. Gelr. Lib. XI,
p. 783. gocthoeveh, Chron. r. Holl. bl. 607. bbakdt, Hist. v. Enhh. bl. 81—85,
ίδ2δ"
1543
Louw-
I ί
μ
DES VADERLANDS. · 639
ΐ
nomen, de vestingwerken versterkt en de wallen van genoegzaam geschut voorzien 1528—
werden (1).
Het bestand met Frankrijk werd, bij den afloop, nog vijfmaanden, en toen, door
tusschenkomst van den Palis, voor den lijd van tien jaren verlengd (2). Dit belette maand
echter niet, dat de kapers wederzyds onderscheidene schepen opbragten (3). Een ^^ ^
mondgesprek der beide Vorsten te Aigueg-mortes bewerkte eerlang eenen zooge- Zomer-
1 . 1 /1 \ maand,
naamuen eeuwigen vrede (4).
Middelerwgl had de dood van den rusteloozen Hertog van Gelre^ den Keizer van
oenen onverzoenlijken vijand verlost. Op grond der verdragen, eischte de Landvoog-^
des terstond de onderwerping van Gelre aan den Keizer, terwijl de Hertog van Lo-
tharingen ^ een zusterszoon van den overleden Hertog, tevens zijne erfregten verde-
digde ; doch de Gelderschen toonden zich ongenegen, één van beide als Heer aan te
nemen (5). De verwikkelingen met Gelre y de bewegingen der Protestanten in
Duitschlandy en de ontwaakte vrijheidszucht der Gentenaren, noodzaakten den Kei-
zer eenen sinds lang beraamden togt tegen de Turken te staken (6), Op zijn bevel,
had JAN VAN HEWNiN , Heer van Bossu , in do Νederlanden beslag op alle schepen
gelegd, alle bootslieden geprest en hun verboden, eenig Vorst dan den Keizer te
dienen. Vier en veertig schepen , uit p^eere naar Malaga gestevend, om zich bij dc
Spaansche vloot te voegen, en zes en vyftig bodems uit Amsterdam vertrok-
ken, doch slechts in Duins aangekomen, werden derhalve terug gezonden (7). 1539
Om dien tijd was 's Keizers gemalin, isabella van Portugal^ te Toledo over- ^ ^^
leden, wier uitvaart in de Nederlanden met veel plegtigheid geschiedde (8)# Bloei-
maand.
(1) Charterb. ν. Vriesl. D. II, bl. 699, 703. veliüs , Chron. v. Hoorn ^ bl. 248, die echter
ten onregte den aanslag op Enkhuizen in 1536 stelt, bbardt, Ilist. v. Enkfu bl. 85. van wïjs
op wagenaar , St. V. hl. 42.
(2) du310nt, Corps Diphm. Ύ, IV. P. Π, p. 159, 169. Charierb.v. rriesl.B.ll, bl.718-721.
(3) telios, Chron. v. Hoorn ^ bl. 251.
(4) aert v. d. goes, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 562. düboit, Corps Diplom. T. IV. P. IL
ρ. 185.
(5) pontos deütercs, Tier. Austriac. Lib. XI. p. 261. pohtahtjs, Jlitt. Gelr, Lib. XI, p. 793.
XII. p. 807—811.
(6) robertson, IJlSt. of charles V, B. VI. p. 555.
(7) gouthoevek, ChroH. V. Holl, bl. 609. retgersbebger, Chron. v. Zeel. D. 11, bJ, 462,
463, 464. VELIÜS, Chron. v. Hoorn, bl. 252, 253. Charterb. ν. Vriesl. D. 11, bJ. 726. vtaoe-
s^AR, D. V, bl. 157—159.
(8) portüs dedterüs, Rer, Austriac. Lib. XI, p. 262. ggütboevei», Chron. t. JlolL bl. 610.
-ocr page 640-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528— De Landvoogdes eischte van de Algemeene Staten, om by monde van een gezant-
^^^^ schap, den Keizer in Spanje den rouw te beklagen. Holland besloot er toe op
sterk aandringen van den Stadhouder, doch wees diens voorslag af, om tevens
9 V. den Keizer tot eene komst herwaarts uit te noodigen; men begreep, dat dit slechts
maand, nieuwe beden zou banen. Het verzoek , om het geschenk van dertig
1539 (luizend gulden , der Landvoogdes voor hare diensten den lande bewezen het vorige
jaar toegekend, met tien duizend gulden te verhoogen, werd aangenomen (1), In
eene nieuwe buitengewone bede van tachtig duizend gulden echter had men toen niet
ten volle bewilligd (2), Om deze en andere beden te verwerven, besloot de Land-
voogdes tot een togt door de Nederlanden. Zij kwam over Bergen op Zoom in
Thülen, waar de Staten van Zeeland waren bijeengeroepen, en begaf zich van hier
naar de vergadering der Staten van Brahand te ^s Hertogenlosch (3). Te Utrecht
23 v. werd zy prachtig ingehaald en vertoefde er eenige dagen (4). Toen trok zy over
Hooim. ^jyigfQ^fifijj^ ^ Haarlem en Leiden naar den Haag. Hare tegenwoordigheid bespoe-
17 V. digde ongetwijfeld de geheele bewilliging der Staten in de bewuste bede van tachtig
inaaiid gulden, ofschoon onder zekere voorwaarden (5). In Friesland had men,
na veelvuldige onderhandelingen en het moedig verdedigen der aangerande voorregten,
den Keizer een geschenk [gracelijhen penning of propyn) van veertig duizend
Rarelsgulden toegestaan, mits hij zich voortaan hield aan de overeenkomst van vijf-
tienhonderd vierentwintig, en de inbreuken , daarop gemaakt, herstelde. Beide werd
beloofd, maar niet altijd naauwgezet opgevolgd (6).
Het losbarsten van een geweldigen opstand in Gent, noodzaakte de Landvoogdes
haar ontworpen togt naar West-Friesland ^ alwaar men zich op hare komst reeds
voorbereidde, te slaken en zich naar Brahand te spoeden (7), De grenzen, welke
wij ons hebben voorgeschreven , verhinderen ons , deze vreesselijke beroerte , zoo nood-
lottig voor die bloeyende handelstad, in haren oorsprong, voortgang en gevolgen uit-
voerig te schetsen. Genoeg is het hier aan te slippen, dat de Gentenaars geweigerd
(1) AERT, V. D. GOES, Rcgist. d. Dugv. D. I, bl. 563, 566, 578—588-
(2) AERT V. ». GOES, Register d. Dagi\ D. I, bl. 565, 567—575.
(3) aert v. d. goes, Register d. Dagv. D. I, hl. 577. van heurk , Hist. v. 's Bertogenb.
D. I, bl. 492, 493.
(4) II. V. ERP, Annales, ρ. III, 112.
(5) AERT V. D. GOES, Rcgist, d. Dagv. D. 1, bl, 585—588.
(6) Charierb. v, Vriesl, D. II, bl. 708—712, 713, 727-740, 753-^755 , 757—764.
(7) vEuus, C/iron. v. Hoorn, bl. 353.
-ocr page 641-DES VADERLANDS. G41
1528-
1543
hadden hun aandeel in de buitengewone bede van twaalfmaal honderd duizend gul-
den , waarin de Staten van Vlaanderen bij overstemming bewilligd hadden, op te
brengen, en zich openlijk verzeilen , toen men hen mei geweldige middelen wilde
dwingen. Te vergeefs waren de pogingen der Landvoogdes en des Stadhouders
van Vlaanderen ^ om hel hevig oproer te stillen. Het graauw behield de overhand,
en gaf zich over aan de gewone buitensporigheden en wreedheden cener hollende
menigte. Doch de stad onderwierp zich zonder eenigen tegenstand, zoodra de Keizer
zelf gekomen was, en Avachtto zijn vonuis af. Meer dan Iwee maanden werden de
Gentenaars lusscben hoop en vrees geslingerd. Eindelijk verklaarde kakel , na hooren
en wederhooren , als Heer en Regler , al hunne voorreglen vervallen en hun ouden rege-
ringsvorm afgeschaft; zij moesten hem op de vernederendste wijze genade smeeken en
eene zware geldboete opbrengen, uil welke een slot, ter breideling der onrustige
slad , gebouwd Averd. Vele aanzienlijke burgers werden gebannen en hunne goederen
verbeurd verklaard; anderen lol eene bedevaart naar Palestina veroordeeld, en zes
en tvvinlig der voornaamste oproermakers het hoofd voor de voeten gelegd (1).
Om dien tijd werd een wapenstilstand voor een jaar tusschen de Landvoogdes, in
naam des Keizers, en den Koning van Denemarken gesloten, waarbij de vrijheid en
veiligheid van den handel, zoo Ie water als te land, wederzijds verzekerd werd (2),
De oorzaak der nieuw ontstane geschillen is ons niet gebleken. Wij weten slechts,
dal reeds in het begin des jaars gezanten uit Holstein ter vereffening tlaarvan in de
'Nederlanden gekomen waren (3).
Na hel afloopen der Genlsche zaken begaf zich de Keizer naar Zeeland en bezochl
de voornaamste sleden. Hij stak loen over naar Dordrecht en kwam over Rotterdam
en Delft in den Haag (4). Hel eischen eener gewone bede van honderd duizend
gulden *s jaars voor den lijd van zes jaren, bragt de Staten van Holland ter dagvaart
24 v.
llooim.
( L) Memoires de jean d'hollander , in c. p. hotkck van ραρενοπεοπτ, Analect. Belg. T. IIL P,
11, 280—486, Sentensie van Jiijser caerei, den V, aldaar hl. 487—518. Uittreksel uit eene
gelijklijdige Kronyk van Vlaanderen in Ji. S., medegedeeld door Jhr. p. blojimaert in de Bengten
van het Historisch Gezelschap te Utrecht voor 1849, bl. 49—66. pohtijs heutehus , lier. Auslriac.
Lib. XI. p. 262—270. iiaraetis, Annales lirabantiae Ί. W, p. 615—618. wagenaak, D. V.
1)1. 164—185. v. wijk op wagenaau , St. V, hl. 49. dewez , Jlist. Gènèr. de la ßelg. Τ. V. ρ,
227—240. bilderdijk, D. V. bl. 109—117. willems, Belg. Museum voor 1844. bl. 379.
(2) Charterb. ν. Friesl. D. II. bl. 789.
(3) Charterb. ν. Friesl. D. II. bl. 787.
(4) goütuoeven, Chron. v. Jloll. bl. 612. retgkiisbkrgkit, Chron. v. Zeel. D. II, bl. 465,
466. beverwijk, Beschr. r. Dordt bl. 345.
14 V.
Sprok-
kclm.
1540
30 v.
Grasm.
li Def.l. 3 Stuk. ' 81
-ocr page 642-1528-
1543
042 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
m Haarlem hijeen. Hier, zoowel als bij het begroeten van den Keizer in den Haag,
bevond zich do Bisschop van Utrecht onder de Hollandsche Edelen. De Edelen en
de sleden Dordrecht, Haarlem en Amsterdam bewilligden in do bede, ofschoon deze
twintig duizend gulden 'sjaars meer. beliep, dan ooit by eetie gewone bede was toe-
gestaan; doch de overige leden konden zich hiermede niet vereenigen. De Landvoog-
des poogde vruchteloos, het besluiten bij meerderheid van stemmen of overstemming,
gelijk in F laanderen, door te drijven, waartegen de Gentenaars zich, tot hun onge-
luk, verzot hadden (1). Do dagvaart werd naar Utrecht verlegd, en hier eenparig
in de volle bede bewilligd (2), Amsterdam en andere groote steden hadden te eer-
der daartoe besloten, dewijl zy des Keizers gunst trachtten te verwerven in het be-
slissen van een geschil met Dordrecht over het stapelregt. Keizers uitspraak, welke
in dit jaar nog geschiedde, kwam genoegzaam overeen met hetgeen Hertog filips
van Bourgondië in veertienhonderd drie en vyftig en zeven en vijftig had uitge-
wezen (3).
De Keizer had zich van Haarlem over Amsterdam, waar hij slechts kort vertoefde ,
naar Vtrecht begeven (4). Op de plegtigsle en onderdanigsle wijze was hy aldaar
ontvangen, knielend waren hem buiten de poort door de regering de sleutels der stad
aangeboden, en knielend hadden hem de Bisschop en geestelykheid daar binnen ver-
welkomd. Er waren geene kosten gespaard, om zijn intogt en verblijf luister.bij te
zetten. Den dag na het inwilligen der bede verliet hij de stad , en kwam na zes
dagen over F^ianen, Gorinche?7i, Heusden, 'f Hertogenbosch en Geertruidenherg
te Breda (5). Rene van chalons , Prins van Oranje, de zoon van Graaf Hendrik
van Nassau voor twee jaren overleden, was thans Heer van Breda (6). De Keizer,
/
j9 v.
Oogst-
maand.
(1) Vgl. bieibij van wijn op wagenaar, St. V, bl. 49, 50. met bilderdijk , D. V, bl. 113.
(2) AEUT V. D. GOES, Rcgist. d. Dagv. D. I, bl. 595—600.
(3) aekt V. D. goes, Regist. d. Dagv. D. I, bl. GOl, 603. wagenaar, D. V, bl. 188-190.
vak wijn op wageniar, St. V, bl. 50, 51.
(4) gotitnoeven, Chron. v. IIoll. bl, 612. wagenaar, Beschr. v. Anist. St. I, bl. 252. Men
had den Keizer afgeraden de dagvaart in Amsterdam te houden, omdat aldaar »die vier Elemen-
ten gecorrumpeert zijn, ende om te behoeden die gesontlieyt van syne Majesieyt ende den geenen
die hem volgen ende water drincken willen, 't Avelek ^Amsterdam nyet en doecht, ende veel
sieck, ja de doodt drincken souden mogen." aert v. d. goes , Rcgist. d. Dagv. D. I, bl. 597.
(5) Π. V. ERP, Annales, ρ. 113, 114. Boec d. Gescicnissen, bl. 10. cocTnoEVEN, Chron. v.
Holl, bl. 612. Plegtige Intrede van Keizer karel V in Utrecht in 1540, door Jbr. Mr.
A. M. c. V, Ascn VAN wiJCK, Ulr. 1838. V. HEüRR, Hist. van ^s Hertogenb. D. I. bl. 494.
(6) v. goor, Beschr. v. Breda, bl. 34.
11 V.
Oogst-
maand
3 540
18 v.
Oogst-
maand,
DES VADERLANDS. ' 643
Wien hij deflig onthaalde , stelde hem eerlang aan tot Stadhouder o^er Rolland en 1528—
Utrecht ^ of zoo als het in den lastbrief heet, » Algemeen Stadhouder over Bolland ^
Zeeland^ Friesland, Utrecht, Voorne en den Briel y''^ in plaats van anthokie vaiv
lalaiifg, Graaf van Hoogstraten, welke achttien jaren deze betrekking getrouw
bekleed had en onlangs overleden was (1), Hij ontving hierbij de magt, om,
»waar het noodig zijn zou, de Burgemeesters, Schepenen en Wethouderschap te
vernieuwen; gelijk van ouds in de steden en sterkten wacht te laten houden, en de
Staten tot 's Lands verdediging en beveiliging te beschrijven." Eerst een jaar na zijne
aanstelling kwam hij in Holland, nam er zijne vaste verblijfplaats en naar gewoonte,
zitting ter pleilrolle van den Hove (2). Om denzelfden tijd als »eise van chaloks,
en met dezelfde magtsbekleeding als hij , was maximiliaan van Egmond, Graaf van
Buren, de zoon van floris van Egmond, die als Kapitein Generaal van al de Ne-
derlanden den twintigsten van Wijnmaand vijftienhonderd negen en dertig overleed ,
lol Stadhouder van Friesland, Overijssel, Groningen en Groningerland benoemd ,
welke betrekking door den dood des dapperen schenk: van Tautenburg, den tweeden
van Sprokkelmaand dezes jaars op het slot te Vollenhoven, was opengevallen (3).
Adolf van Bourgondië, Heer van Beveren en Veere, welke den zevenden van Win-
termaand daarna overleed, werd door zijn zoon, insgelijks maximiliaan genaamd, in
zijne heerlijkheden en in de waardigheid van Admiraal opgevolgd (4).
intusschen was de Keizer over Bergen op Zoom, Antwerpen en Mechelen in
Brussel teruggekeerd (5), Hier werd op eene vergadering van do Algemeene Slaten 31 r.
der Nederlanden een bevelschrift (ordonnantie) afgekondigd, zoo als later ook in do mSil'.
bijzondere gewesten geschiedde, welk genoegzaam van gelijken inhoud was als dal ^^^^
van vijflienhonderd een en dertig (6). In Slaglmaand vertrok karel door Henegou-
wen en Namen naar Duitschland, waar de Rijksdag te Regenslurg werd gehouden, wijn-
welke het volgende jaar, zonder veel belangrijkste hebben uitgerigt, scheidde (7).maaud.
(1) GOUTHOEVEN, Chron. v, Holl. bl. 611.
(2) wagenaar, D. V, bl. 192, 193.
(3) reviüs, Daventr, Illustr. p. 261. goutdoevei», Chron. v. Hall. bl. 611. vak wijk op
WAGEKAAR, St. V, bl. 52. Zijn lastbrief wordt gevonden in het Charterb. v. Friest. Ü. II, bl.
805-810.
(4) REYGERSBERGEN, Chron. V. Zeel. D. II, b!. 466.
(5) GOüTHOEVEN, Chrou. v. Holl. bl. 612.
(6) Groot Placaatb. D. I, bl. 311—322. l)tr. Placaatb. D. I, bl. 421—425. Zie hieiToor
bl. 614.
(7) robertson , Hist. of CHARLES V, B. VI. p. 570.
81 *
-ocr page 644-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528—Hoe onverzetleJyk de Keizer ook was, wanneer het geldzaken, of de Onroomschen
betrof, legen welke weder een nieuw bevelschrift was uitgevaardigd (1), zoo wist bij
evenwel in andere opzigten en wanneer het niet onmiddellyk zijne belangen gold,
toegeeflijk te zyn. Van daar dat hy do beslissing van een geschil, of de Admiraal der
Nederlanden bevoegd was lot het verleenen van vrijgeleibrieven aan Hollandsche on-
derdanen , zoo lang slepende hield als hij vermögt (2), Eindelijk om, naar het schijnt,
den eersle evenmin in het ongelijk te stellen als het misnoegen der Staten van Hol-
land op te wekken, die vast hielden, dat geen Admiraal ooit regtsgebied in Holland
bezeten had, maar de steden altijd in de eersle plaats (ter eerster instantie) over zee-
zaken gevonnisd hadden, onder betering (reformatie) van den Stadhouder (3), her-
nieuwde hij het bevelschrift van maximiliaan en filips van veertienhonderd zeven en
27 tachtig slechts met eenige wijziging (4). En deze bestond voornamelijk, dat nu het
Win- hooier beroep van do vonnissen des Admiraals aan den Groolen Raad te Mechelen
term. " ^
1540 werd toegelaten. Overigens verklaarde- de Keizer, even als vroeger maximiliaan ,
dat ieders regt onverkort zou blijven (5). Op grond dezer verklaring gaf do Prins van
Oranje^ als Stadhouder, beslel- en vrijgeleibrieven uit, terwyl de Admiraal van zijnen
kant steeds beproefde, om het regtsgebied over zeezaken in Holland uil te oefe-
nen (6). Daarover bleef do twist aanliouden lot in vijftienhonderd zes en veertig,
toen do Stadhouder levens Admiraal werd.
Het kostte meer moeite, den Keizer van de wederinvoering van het verlofgeld op
het -uilgaande koorn, waartoe hij uit geldgebrek besloten had, af te brengen. Slechls
na menigvuldige verloogen van de zijde der Slaten Holland ^ en nadat ie Amster-
dam eene volksbeweging bij het innen van hel verlofgeld ontslaan was, konde men in
het volgende jaar de opheffing dezer belasting voor vijf en twinlig duizend gulden ver-
werven, waarin Amsterdam alleen een derde betaalde (7). Hierdoor Averd de belang-
ryke graanhandel voor een vernielenden slag bewaard ; immers waren reeds meer dan
(1) Charterb. v. Friesl. D. II, bl. 791.
(2) wagenaar, D. V, U. 140, 1G3, 195, 196, bildehdijk, D. V, bl. 119—121. de josce,
Gesch. ν. h. Nederl. Zeeioezen, D. I, bl. Gl—78.
(3) Mr. AERT V. D. GOES Rcgist, d. Dagv. D. I, bl. 584, 602.
(4) Zie hiervoor, bl. 256.
(5) Groot Placaath. D. IV. bl. 1215—1219. (Jharierh. v, Vricsl. D. II, bl. 820-825.
(6) AERT V. D. ODES, Rcgist. d. Dagv, D. I, bl. 668, 669, 688.
(7) AERT V. D. goes, RegisU d. Dügv. ü. I, bl.602-655. Vgl. m'agenaar, D. V.bl. 198—208.
BiLDEUDijKs gcsclirijf, D. V, bl. 122, 123, komt in geene aanmerkinjj.'
D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. C45
honderd vyftig Oostzeeschepen Holland roorby en naar elders gezeikl. Mei niet min- 1528—
der ijver dan Toor de belangen des handels, waakten de Staten sinds jaren \'00r de
handhaving van der ingezetenen regten, inzonderheid voor dat de non evocando en
der verbeurdverklaring van goederen, op welke door bet Hof gedurig inbreuk gemaakt
Averd (1). Friesland onderschraagde insgelijks steeds zijne regten met nadruk en
waardigheid. Er is reeds aangetoond, hoezeer de Friesche Geestelijken zich lieten
golden (2). De Staten van dat gewest, uit vrees, dat de Stadhouder, wanneer zij niet
vergaderd waren, met zijne Raden nieuwigheden mögt invoeren, hadden vier aanzien-
lijken mannen de bijzondere zorg opgedragen, om steeds voor do regten des volks to wa-
ken, de beraadslagingen op de landdagen of dagvaarten bijeen te zamelen , te regelen en
te bewaren , en met de keizerlijke ambtenaren naar bevind van zaken to spreken (3).
Het nut daarvan was niet twijfelachtig; want nu en dan benoemde do Keizer zaakge-
lastigden, om hetgeen tegen de voorregten en verbonden met Friesland verrigt was,
te onderzoeken en to herstellen (4).
Onderlusschen had Koning hekdrik VIII van Engeland^ met wien men in eenig
handelsverschil geraakt was, zijnen onderdanen verboden , koopwaren in Hollandsche
schepen te laden , waarover de Landvoogdes zich wreekio, door een gelijk verbod met
betrekking tot Hollandsche goederen in Eogelsche schepen uit te vaardigen. Daarte-
gen werd met den Koning van Schotland, den bondgenoot van Frankrijk ^ welke
getracht had de haringvisscherij der Hollanders te belemmeren,, een handelsverdrag
gesloten (5). Dit verbond konde echter geen nieuwen oorlog tusschen de Franschen en
Oostenrijkers verhinderen. In het doorreizen van Frankrijk het voorgaande jaar, had
KAREL Koning FRANS beloofd , hem het hertogdom 7Ϊ/ϊ7ααη voor zijn tweeden zoon, den
Hertog van Orleans , af te staan , zoodra hij in de Nederlanden zou gekomen zijn , doch
die belofte niet geliouden; en toen door frans een verbond van onderlinge bescherming
met WILLEM van Kleeft thans Hertog van Gelre ^ tegen hem gesloten was, had hij
Milaan aan zijn eigen zoon filips geschonken (6). Niettemin hield de Koning door
een gezant bij den Rijksdag te Regensburg, op den afstand van Milaan bij den
Keizer aan , welke antwoordde , dat de staat van zaken dit thans niet gedoogde zon-
(1) AERT v. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bi. 515, 621, 549, 569, 585, G08, G48.
(2) Zie hiervoor, bi. 630. Charterb, ν. Fricsl. D. II, bl. 610 , 654—656.
(3) Charterb, ν. FriesL D. II, bl. 611—614.
(4) Charterb. ν. FriesL D. II, bl. 780-788 , 811—819.
(5) WAGEKAAR, D. V. bl, 200,-210. VAN WUN op WAGENAAR, Sl. V. bl. 53.
(6) DÜMOKT, Corps Diplom, T. IV. P. II, p. 196, 200—202.
-ocr page 646-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
11528— der Itali'é in gevaar te brengen, maar daartegen voorstelde, zyne dochter maria. met
^^^^ de Nederlanden aan den Hertog van Orleans ten huwelijk te geven, zoodra hij die
gewesten tot één rijk zou gevormd hebben (1). Het is zeer te betwijfelen, of Koning
FRANS aan den ernst van dit aanbod geloofd heeft. Zeker is, dat hij besloten had de
wapenen op te vatten, en hiertoe in den moord, aan twee zyner gezanten door Kei-
zerlijke soldaten tusschen Padua en Venetiè gepleegd, eene geschikte aanleiding
vond (2). De Koning trachtte nu van alle kanten tevens den Keizer vijanden te ver-
schaffen. Hij slaagde hierin bij den Grooten Heer, welke eerlang een gedeelte van
Hongarije vermeesterde. Minder gelukten in dezen zyne pogingen by den Koning
van Engeland en de Protestantsche Vorsten in Duitschland, wier belangen thans
veeleer vorderden, den Keizer genoegen te geven dan te verbitteren (3). De
Paus, de Venetianen en de Zwitsers beloofden hem onzydigheid. Met de Koningen van
Denemarken en Zweden echter trof hij een hulpverbond, in hetwelk de Koning van
Schotland en Hertog willem van Gelre begrepen waren (4). Maar de Pioordsche
Vorsten lagen te ver af, om veel ander voordeel uit hun bondgenootschap te kun-
nen trekken, dan het sluiten van de Sond voor de vyanden van Frankrijk. De
ongelukkige logt legen Algiers, op welken de Hollanders en Zeeuwen den Kei-
zer met een goed aantal schepen verzelden, scheen Koning frans oen gelukkigen uit-
slag te verzekeren (5). Hij en christiaan ΠΙ van Denemarken verklaarden openlijk
1542 en pleglig den oorlog aan karel , tegen wien een talrijk heir, in vijf legers ver-
deeld , was bijeengebragt (6). Een daarvan was bestemd, om onder den Hertog van
Orleans in Luoeemlurg te dringen, terwijl de Hertog van F endome met een ander
Vlaanderen bestoken, en van kossem , aan het hoofd van een derde, een inval in
Brahand beproeven zou; de twee overige moesten naar de grenzen van Spanje en
Italië oprukken. De noodzakelijkheid, zijnen bondgenoot den Hertog van Gelre te
ondersteunen, en de hoop, door diens invloed een groot getal krygsvolk uit Duitsch-
(1) pontüs heüterüs, Rer. Austriac. Lib. XI, p. 270 , 271. garnier, Hist. de France. Τ.
XXV, ρ. 231—237, 296, 297, 350.
(2) garnier, HisU de France, T. XXV. p. 248—251, 291—293. Robertson, Hist. of οπακ-
les V , Β. VI. ρ. 576.
(3) robertson, Hist. of chartes V. B. VII. p. 577.
(4) düiiont, Corps Diplom. T. IV, P. II. p. 216 , 228.
(5) reygersbergen, Chvon. V. Zeel. D. II, bl. 467. brandt, Hist. v. Enkh. bl, 88. V^jl.
over dien logt robertson, Hist, of Charles V. ß. VI, p. 573—576.
(6) PONTÏS UEUTERDS, Rer. Austriac, Lib. XI. p. 272. t
-ocr page 647-DES VADERLANDS. · 647
land te trekken, bewogen frans, om met nadruk in de Nederlanden te han- 1528—
, , '' 1543
delen (1).
De Landvoogdes dezer gewesten had den dreigenden storm voorzien , en reeds vóór
de oorlogsverklaring eene zware bede lot 's Lands verdediging van de Algemeene Sta-
ten , in Louwmaand te Brussel byeengeroepen , geëischt. Van Brahand waren hon-
derd en twintig duizend gulden, van Vlaanderen honderd en veertig duizend, van
Holland vijftig duizend, van Zeeland zestien duizend en van de andere landschappen
geëvenredigde sommen gevorderd. Brahand, Vlaanderen en hunne naburen, welke
het eerst aan den vijandelijken inval blootgesteld waren, kwamen spoediger tot een
bewilligend besluit dan Holland en Zeeland/ »Indien Holland^" zeiden do Stalen
van dat gewest, »in zoo groot gevaar van oorlog was, als men voorgaf, dan moest
men, na hel bewilligen in de voorgaande bede, de grensvestingen versterkt en voor-
zien hebben, en de benden des Prinsen van Oranje thans op de grenzen van Hol-
land en het Sticht leggen, maar niet in Ariois en Henegouioen.'^^ Voorts verklaar-
den zij niet te weten, hoe de gevorderde gelden te vinden, beklaagden zich over den
slechten staat der dijkwerken, en toonden het verkwijnen van handel en visscherij
aan, hetwelk grooter zou worden, wanneer het oorlog werd, in welk geval Hol-
land het ellendigste land van den Keizer zijn zou. Do Landvoogdes bragt toen eenige
verandering in haren eisch, strooide het zaad van verdeeldheid tusschen de Edelen
en groote steden, en wilde nu en voor altijd de kleine sleden van de beraadslagin-
gen over de beden uitgesloten hebben. Zij trad met de Edelen en groote sleden
afzonderlijk in onderhandeling en bewerkte, dat deze in plaats van vijftig duizend
gulden in gereed geld, haar tachtig duizend beloofden, wanneer de oorlog mögt los-
barsten (2). Dit geschiedde spoediger dan men verwacht had. In het midden van
dit jaar rukte de Hertog van Orleans met zesduizend Franschen, twaalf duizend
Duitsche voetknechten , en drie duizend ruiters , onder welke vijfhonderd Denen waren ,
in Luxemburg en maakte zich in korten tijd meesier van het geheele hertogdom,
behalve Diedenhoven {Thionville). Doch een gerucht, dat de Keizer den Franschen
een veldslag zou leveren, om Perpignan te ontzeilen , bewoog hem den loop zijner
overwinningen te slaken, en zich derwaarts Ie spoeden, ofschoon maarten van kossem ,
na het verwoesten van Brahand^ hem nog eene versterking van tienduizend man te
voet en twee duizend te paard, ook in Duitschland geworven, gebragt had, Eenige
zijner benden werden ontslagen, andere verlieten hare vanen, en de overige bleven
(1) garnier, Hist. de France, T. XXV. p. 307—312. Robertson, Htst. o/caARiEs V. 11.
VII. p. 577.
(2) AEBT V. D. GOES, Rcgist. d, Dagv. D. I, bl. 640—655.
-ocr page 648-1528-
1543
042 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
werkeloos in de steden liggen, die nu door den Prins van Oranje, Stadhouder ταη
Holland, even spoedig herwonnen werden als zij verloren geweest waren (1).
Hoewel de Koning van Denemarken de Franschen slechts met weinig volk konde
ondersteunen, bragt hij den Nederlanders echter een gevoeligen slag toe door het sluiten
van de Sond en het opbrengen hunner koopvaarders (2). Hy bragt zelfs eene vloot
in zee , om langs de Hollandsche en Zeeuwsche kusten te kruisen, de dijken te ver-
nielen , en zich van het eiland JValcheren meester to maken. Maar een hevige storm
verijdelde dit plan, en men was genoodzaakt onverrigler zake Koppenhagen weder
binnen te loopen. Een Deensche kaper , welke op de Zeeuwsche stroomen stroopte , werd
\.Q J^eere opgebragt en de manschap ontlioofd (3). De Prins van Oranje liet uitleggers
in de zeegaten van Texel en ''tVUe leggen, de kapen en tonnen in Goedereede vicg-
nemen , en bestelbrieven uitgeven aan eenige kapers, die op de Franschen verscheidene
voordooien behaalden. Hij voorzag Rhenen, den Briel en Goedereede van bezetting,
maar trachtte vruchteloos bij zijne zeshonderd ruiters, nog eenig voet- cn paarden-
volk van de Staten van Holland te verwerven , ofschoon zij voor een inval der Gel-
derschen onder maakten van kossem vreesden, en de Landvoogdes verzochten , Oranje
last te geven, hunne grenzen naar den kant van Ge/re met zijne ruiterij Ie dokken (4),
in West-Friesland ontvingen de huislieden bevel, zich te Hoorn in den wapenhan-
del te oefenen, en die stad, denkelijk ook de naaste steden, te helpen versterken en
bewaken. Niet ontijdig was deze voorzorg; eerlang verschenen Geldersche schepen ,
welke do West-Friescho kusten dien zomer in onrust hielden, en verscheidene Hol-
landsche bodems wegnamen (5),
Ondertusschen drong do Landvoogdes in eene vergadering der Algemeerie Staten te
Brussel, op nieuwen geldelijken onderstand dringend aan. Zij eischte van Zeeland
twintig duizend gulden; de Abt van Middelburg en de Edelen bewilligden terstond
in de helft, maar do toestemming der steden in hel overige gedeelte, konde niet
dan laat in het jaar verworven worden (6). Yan Holland vorderde men , boven de
b v.
llooim.
1542
(1) pontus iieutekus, Rer. Aiistr. Lib. XI, p. 272. garmep. , Ilist. de France, Τ. XXV. ρ.
313. robertson, HlSt. of cuarles V. B. VIl, p. 578.
(2) VEtius, Chron, v. Hoorn. bl. 258.
(3) reygeksbergen, Chron. V. Zccl. D. II, bl. 469, 472. Vgl. cerisier. Tableau de VliisU
Générale d. Prov. Unics, T. II, p. 521.
(4) aert v. d. goes, Register d. Dagv. D. I, hl. 657, 660, 669.
(5) VELiüs, Chron, v. Hoorn, bl. 257, 258.
(6) BoxuoRN op reygersbebgen, Chron. v. Zeel. D. II, bl. 469, 470. f
iSii
-ocr page 649-D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. C45
tachtig duizend gulden der vorige bede , welke ingewilligd maar nog niet opgebragl 1528—
waren, zestig duizend gulden in gereed geld. De vrees, welke maautew van Rossem ^
die zich toen nog nabij Breda ophield , inboezemde, en de bewegingen van drie dui-
zend man in Deensche dienst op de grenzen, slemden de Staten van Holland tot
eene ongewone toegevendheid. Zij betuigden niet alleen de gevraagde gelden en nog
meer, maar zelfs van twee koeijen écne te willen geven, om het land tegen plunderen
en brandschatten te vrijwaren. Maar zoodra de vijand naar Luxemburg opgerukt en
derhalve het onmiddellyk gevaar geweken was, veranderden zy van loon. De reeds
toegestane tachtig duizend gulden werden tot verdediging van Holland ingehouden , 30 v,
en de zestig duizend gulden niet dan na veel onderhandelens, deels gedwongen , ^^els
uit overtuiging bewilligd. De helft dezer gelden stond de Landvoogdes weder af ten 1542
behoeve van Holland, hetwelk de Gclderschen om dien lijd met oenen inval bedreig-
den. Kiiilenhiirg, Fianen, Heusden zelfs waren ree'ds met hen wegens brandschat-
tingen overeengekomen, en men vreesde voor Dordrecht (1). Met omtrent dertig
duizend gulden was echter niet veel uit te riglen; de Stalen van Ilolland χηοο.%\αη
derhalve zelve in de penningen ter verdediging van hun gewest voorzien. Hierbij bleef
het niet. Om de oorlogskosten te dekken, werd den Algemeenen Staten, te Brussel
bijeengeroepen , het ^heffen van eenen honderdsten penning van de uitgaande koop-
waren , en van eenen tienden penning zoo der inkomsten als der winsten voorgesla-
gen. Eigendunkelijk, naar het schijnt, gaf de Landvoogdes bevel tot hel innen van
den honderdsten penning. Immers Holland weigerde alles, (en ware deze belasting
wierd afgeschaft, welke, naar men begreep, »in strijd was met do voorreglen van
tolvrijheid , weleer door den Keizer bezworen, en regtslreeks strekte, om den handel
Ie verdrijven uit een land, hetwelk zonder handel zyne dyken en dammen niet 1543
onderhouden, zijne ingezetenen niet voeden, en 'sKeizers beden niet opbrengen
konde." Hoogst verbolgen verklaarde hierop de Landvoogdes, »dal zij den honderd-
slen penning in eeuwigheid niet zou afschaffen, dewyl zy dien had opgesteld uil
kracht van 's Keizers volstrekt oppergezag, hetwelk zij in geenen deele wilde gekrenkt
hebben." Het gevolg dezer fiere taal was, dat de Stalen, na menige onderhande-
ling, voor één jaar in het betalen van den honderdsten penning bewilligden, en het
heffen van den tienden penning voor honderd en vijftig duizend gulden afkochten.
Eerlang echter moeslen zij, onder zekere bepalingen en uitzonderingen , in de beide
Tienden toestemmen. Men eischic daarenboven van hen de betaling van het krijgs-
Tolk , hetwelk thans 'm Overijssel ^ het Slicht en in Holland lag, en van vijftig dui-
zend gulden, door den Prins van Oranje in Antwerpen opgenomen en ten nuUe
(1) aert v. n, goes, Register d. Dagr. 1). 1, bi. 660—0SO.
-ocr page 650-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
het land besleed. Zoo gereed zij waren aan hel laatsle Ie voldoen, zoo weinig
1 oto
konden zij tot het eerste besluiten. Evenwel wilden zij drie of vier termijnen van de
gewone bede vooruit betalen, indien Holland^ welk nimmer aangenomen had, zich
zelf Ie verdedigen, door do Landvoogdes beschermd wierd (1).
Men raadpleegde nog over deze geldheffingen , toen Koning frans zelf den veldtogt
in de Nederlanden opende. Spoedig maakte hij zich meester van onderscheidene
plaalsen in Henegouwen ^ terwijl de Hertog van Gelre de Keizerlijke benden bezig
hield. Maar een voordeel op de Gelderschen bij Heinsberg behaald , stelde den Prins
van Oranje in staat, Henegouwen met een gedeelte zyns legers te dekken en den
vijand het verder doordringen Ie verhinderen (2). De Franscho kapers hielden de
Hollandsche zeegaten onveilig en roofden weg wat hen voorkwam (3). Daarentegen
bragten do Zeeuwen vele Franscho koopvaarders in Feere op. De Admiraal der Ne-
derlanden , MA.x[MiLiAATi van Bourgondië, zond negen len oorlog uitgeruste bodems
in zee, welke op de Garomze eene Fransche koopvaardijvloot vernielden, en negen met
wijn geladen schepen met zich voerden. Eenige bevelhebbers waren zelfs met hun
volk aan land gestapl en hadden tol bewijs daarvan, de kerkklokken uit de dor-
pen, door hen geplunderd of in brand gcstokeri , mede gebragt. Later werden nog
tien ten krijg gewapende schepen uitgezonden, welke op do Fransche kusten groote
verwoestingen aanrigtten en met eenige prijzen terugkeerden (4). Inmiddels ver-
Avoeslten do Gelderschen het Sticht en Brahand. Om hieraan weerstand te bieden ,
eischte de Landvoogdes eene bede van Holland van negentig duizend gulden , in
drie maanden te voldoen en vóór de Keizer, welke men in de Nederlanden ver-
wachtte, zou gekomen zijn. Zij vergenoegde zich echter met vijf en zeventig dui-
zend, die haar onder zekere voorwaarden, over welke zij zich evenwel niet bekom-
merde , waren aangeboden. Maar toen men moest betalen, zag men verlegen uit naar
■ middelen, om de gelden te vinden , heigeen tot veelvuldige beraadslagingen en ont-
werpen aanleiding gaf. De zwarigheden vermeerderden nog, toen de Stadhouder van
de groote steden eene geldleening vergde , om het achterstallig loon des krygsvolks ,
dat op de grenzen gelegen had, te voldoen. In weérvvil der legenbedenkingen,
moest ook hierin, even als in de bede, bewilligd worden (5).
(1) AERT V. D. GOES, Register d. Dagv. D. I, 680—692.
(2) viGLii Epist. Select, ia iioynck. v., papendrecut , ^nalect, Belg, T. II, P. I, p. 294, 307,
308. PONTCs iiEUTERüs, lier. Anstriac. Lib. XI, p. 277.
(3) AEUT V. D. GOES, Rcgist, d. Dagv. D. I, bl. 692.
(4) REYGEUSBERGEN, Chron. V. Zeel, D. Π, bl. 471, 474, 475.
(,5) AERT V. D. GOES, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 693—705. ^
-ocr page 651-DES VABERLANDS. 651
Ondérliisschen was de Keizer uil Spanje in Duitschland gekomen. Aan hel hoofd
van een lairijk heir viel hij in hel gebied van Herlog willem, die spoedig lot den 7 v.
afstand van Gelre en Zutphen genoodzaakt ^'^erd (1). Om den krijg legen maand
voort Ie zeilen, werden van de Nederlanden nieuwe beden, van //o//a»ic? alleen 1543
honderd en twintig duizend gulden gevorderd , in welke de Stalen van dat gewest
uit ontzag voor den magiigen Vorst terstond hewilligden. De Landvoogdes verleende
hun deswege vrijheid, om nieuwe belastingen op ΛvijΓ]en , bieren, lakens, zijde, vee
en dergelijke te heilen, waartegen de slad Goi'inchetn, en de Heeren van Egmond^
Buren en Altena zich Ie vergeefs verzetteden. Uit de opbrengst bestreed men niet
alleen de beide beden van honderd en Iwinlig duizend en vijf en zeventig duizend
gulden, maar loste er ook zestig duizend gulden mede af, welke in het vorige jaar
waren opgenomen (2), Geld en lakens werden ter voldoening van achterstalligD soldij
aan eenige vaandels krijgsvolk verschaft, welke in het Sticht veel moedwil pleegden,
maar zich nu ontbonden (3). De Keizer was middelerwijl met veerligduizend man in
Henegomcen getrokken. Krachtens een verbond met hésdiiik VIII, io den aanvang
des jaars gesloten , ontving hij eene versterking van zesduizend Engelschen onder Sir
JOHN WALtop, en belegerde Latidrecy (4). Men konde evenwel niet belellen, dat
de slad van krijgs- en lijfsbehocften voorzien werd. Hel beleg moest zelfs opgebroken 3 τ.
worden, ofschoon de Keizer, na eene schermutseling, de Franschen lerug gedreven
en zich van Kamerijk, Chateau Cambresis en Crevecoeur meester gemaakt had.
Met het herwinnen van Arlon en een paar andere plaatsen in Luwemhurg , eindigde
dit jaar de veld logt in de Nederlanden (5).
Gelderlakd. grokikgeti. De rustige toekomst, welke het vredesverdrag van vijf-
tienhonderd acht en twintig aan Gelre voorspelde, was niet verwezenlijkt geworden (G).
De stad Nijmegen^ de oude Rijksstad, had vaak gewenscht, en poogde thans, zich
aan hel juk der Geldersche Vorsten te ontrukken. Hertog karel besloot derhalve
haar gewapenderhand te verrassen, hetgeen mislukte. Om zijn toorn Ie stillen, zon-
(1) rosTus iiEtTERCs, Rer. Jlnsiriac. Lib. XI, c. 20, 21. γοκτακι·» , Ilist. Gelr. Lib, Xil, p.
830-832.
(2) WAÜESAAB, Ό. V, bl. 257.
(3) Π. v. ERP, Annales, ρ. 118, 119.
(4) ROBERTSON, Uist. of CUARLES-, V, Ii. VH, p. 580.
(5) viglii Epist. Select. 135. ρ, 312—315. poktüs πευτεκυβ, Rcr, Ausinac. Lib. XI
p. 22. GARNIER, Mst. de Francc, T. XXV, p. 380—384.
(6) Zie hiervoor, bl. 426, 427.
82
-ocr page 652-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528— den hem tle Raad en Gemeente eenige afgevaardigden, die gevangen gehouden en
1529 don dood gedreigd werden. Eindelijk zag de burgerij zich gedwongen, hem en
al zijn bijliebbend krijgsvolk te ontvangen. Toen eischte hij de sleutels der stad, liet
den Egmondschen toren tegenover het Hof omverwerpen, en Valkhof met eenen
binnenwal versterken. Do Hertog bevestigde het volgende jaar de stedelijke voorregten
en beloofde, verder geene sterkte tot nadeel der stad op te werpen (1). Om dien tijd
vereffende hij te Koeverden het oude geschil mot den Bisschop van Manster over
het kerkelijk reglsgebied in Groningen en de Onunelanden^ Daarop werd de on-
rustige marwijk terug geroepen , en 's Hertogs natuurlijke zoon kauel , welke aan
het Hof dos Bisschops van Trier opgevoed en een en twintig jaar oud was, in zyne
plaats tot Stadhouder aangesteld. Minder behaagden den Groningers 's Vorsten eigen-
rnagtigo bekrachtiging der oude landregten en gewoonten van Selivert , en het aan-
stellen van eenen Drost in het Oldamht, over welke nieuwigheden zy vruchteloos
klaagden. Voorts besliste do Hertog onderscheiden geschillen tusschen eenige zijner
loenniannen, nam de verongelijkten in zijne bescherming, en velde een hard vonnis
over do stad Wachtendonk ^ welke zich tegen zijn gezag met geweld verzet had.
Hij ontnam haar het voorregt van zelve regeringsleden te kiezen ; al de magt berustte
bij den Drost , zonder wiens goedkeuring do Raad niets mögt gebieden of verbieden.
Uithoemscho Vorsten stolden belang in zijno vriendschap. Koning giiristiaan II van
Denemarken stond hem het eiland Helgoland in erfelijk bezit af, om zijne hulp ter
1532 herwinning van den verloren troon te verwerven ; en karel bleef niet in gebreke ,
hom in deze poging te ondersteunen (2). Immer rusteloos, mengde hij zich in den
hernieuwden twist van Graaf ewwo yd^x Oost-Friesland met balthazar mw (3j.
12 v. Goldersche benden onder bevel van barend van Ilakfort verwoestten weldra 's Graven
grondgebied. Een vrede te Farmsum gesloten was van korten duur, Balthazar
1 oóo
van Fjzens, die zich in het geheim geheel onder bescherming van Hertog karel
gesteld en beloofd had, hem als leenheer te erkennen, wanneer hij in zijne goederen
hersteld zou zijn, bragt in Gelre een hoop krijgsvolk bijeen, met welken meinaard
13/i4 ^^^^ Ham, een wakker bevelhebber, plunderende en verwoestende in Reiderland
V. rukte. De Graaf van Oost-Friesland en zijn broeder werden met hunne driemaal
nm^mi sterkere legermagt dan de Gelderschen, in een bloedig gevecht bij Jew^Mm ten eenen-
(1) j. shitii, Oppiduvi Balavorum, p. 82, 90, 103. Chron. v. Nijmegen, bl. 119, 120.
(2) POKTANüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 762—767. slichtenhorst , Geld. Gesch. Η. XI, bi,
412—414.
DES VADERLANDS. · 653
male geslagen. De overwinnaars vervolgden hen over de Eems ^ doch keerden na hel 152&—
plunderen van de slad Lehr, in Gelre terug. Spoedig echter werd eene tal-
rijker krijgsmagt onder het bevel van haahteït van Rossem, meinaard van Ham
en jurriaaks munster va7i Ruinen naar Oost-Friesland gezonden, om baltbazar
in zijne goederen te herstellen. Lehr werd andermaal geplunderd en toen in brand
gesloken; het slot van ulrich van Dornum bij verdrag ingenomen en de omtrek
to vuur en te zwaard verwoest. Men eischIe zelfs Emlden op, doch ontving een 1534
fier bescheid en trok terug. Een aanslag op Aurich mislukte. Het slot te Griet,
hot slamhuis der Oost-Friosche Graven, gaf zich over. Ondertusschen was uil weer-
wraak op den Herlog van Gelre, een hoop Oost-Friezen by Delfzijl en Farm-
sum geland, welke het gewest afliep en mei groolen buit terug keerde. Graaf
ENPio liet bovendien door eenige gew^apendo schepen de vaart der Groningers op
de Eems belommeren, en bewoog verscheidene naburige Vorsten, in Groninger-
land Ie vallen, ten einde de Geldersche magt to verdoelen, indien niet de Hertog tot
een vergelijk wilde komen. Hieraan leondo deze eindelijk het oor,' zoo wel uit
vrees voor den Keizer, als door het weigeren der Groningers, 'smaandelijks zestien
duizend goudgulden op te brengen, welke hij vorderde , zoo lang de krijg met Oost' 14
Friesland duurde. Men kwam eerst te O ter dum ^ toen Ie Farmsmn, eindelijk lo
Loge in Oost-Friesland bijeen, alwaar door een verdrag de vrede hersteld werd (1).
Te Groningen en in de Ommelanden handhaafde Jonker karel van Gelre, ofschoon
vredelievend en minzaam van aard , met nadruk do openbare rust. Hij liet zekeren
schoenmaker nARHEpr, een Herdooper, die zich voor God den Vader uitgaf en op het
Zand, een dorp in Fivelingo, aan do belagchelijkste buitensporigheden schuldig 1535
maakte, opligten en naar Groningen voeren, Avaar deze dolzinnige dweeper in de
gevangenis overleed. Zijne Avaakzaamheid voorkwam insgelijks eenen aanslag der Her-
doopers op het Warsumerklooster. Vruchteloos beproefden zij in het eerst, zich op
het kerkhof aldaar togen bet krijgsvolk te verzotten. Dertig van hen werden gevangen
genomen, onder welke do aanvoerder jagob kremer , die opentlijk onthalsd is (2).
Do achting en genegenheid, welke de Stadhouder zich door zoo vele wakkerheid
(1) e. bekikga, Hist. f;. Oost-Ffiesl. bl. 659—677. s. jabichs, Corte Chron. bl. 466- 468.
atkema, Corte Chron. c. d. Ommelanden, bl. 477, 478. dbbo emmius , Rer. Fris. Hist. Lib.
LVI, p. 871—881. pontakds, Ilist. Gelr, Lib. XL p. 769—774. slicntewnobst, Geld. Gcsch.
H. XL bl. 416-419, 421.
(2) e. bekinga, Hlst. V. Oost-Fricsl. bl. 679, 680. viglii Epist. Select, fi". 61 p. 179.
üBBo EMails, Rer. Fris. Hist. Lib. LVII, p. 884 i 885. scootakds, Fr. Hist. B. XIX, bl. 665,
666. Tegenw. Staat r. Stad en Lande^ bl. 350—352.
G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528"— cn gemaligdlieid tevens verwierf, wekle de ijverzucht en argwaan van zijnen va-
1543
der, wiens wenschcn hij niet in alles bevredigde. De Hertog was niet alleen ora de
geweigerde ondorslandgelden, maar ook uil hoofde der blijkbare overhelling naar de
zijde van Oostenrijk , op Groningen ten hoogste verbitterd , hetgeen hij echter mees-
1536 terlijk bedekte, om zijn slag te gewisser te slaan. Overtuigd, dat zijn zoon zijne
bedoelingen tegen Groningen niet zou ondersteunen, moest deze verwijderd worden,
en hij vond een geschikt voorwendsel·, om zijne wraak aan hem te koelen , in de be-
schuldiging van eenige monniken , dat de Stadhouder in het geheim der ketterij was
toegedaan. Jonker karel , hiervan onderrigt en met den onverzoenlijken aard zijns
vaders bekend, vluglle , om geheel buiten zijn bereik te zijn, vermomd naar Dan-
zig, alwaar hij huwde en zijn leven geëindigd heeft. De Hertog stelde terstond
LUDOLF icOENDEas, ccn inlicemsch Edelman, lot Stadhouder aan, niet zoo zeer om het
volk te behagen, als wel, om zijne aanslagen legen Groningen te verbergen (1).
Uit KARELS ingekankerden haat legen het huis van Oostenrijk was liglelyk Ie be-
vroeden , dat hij aan het Gorinchemsche verdrag van vijftienhonderd acht en twintig
zich niet langer zou houden , dan de nood vorderde (2), Niets had hij sedert onbe-
proefd gelaten , om den Keizer tegen te werken en deswege in vijftienhonderd vier
en dertig , bij eene geheime overeenkomst, zich en zijne landen , waaronder ook Gro-
ningen, aan den Koning van Frankrijk opgedragen, om hen weder van dien Vorst
in leen te ontvangen , nevens vijftig duizend pond Tournois in het jaar en de soldij
voor honderd lansiers (3). Om dezelfde reden, stijfde hij thans ghristiaan III, Ko-
ning I?enet)iai'ken, legen den Paltsgraaf frederik , welke door denjieizer onder-
steund werd (4). Zijn natuurlijke zoon, peter van Gelre, hem in aard gelijk, had
reeds hel vorige jaar in de gelederen van den Deenschen Vorst gestreden , cn was in
een bloedig gevecht op Schoonen gevangen geraakt, doch uit zynen kerker ontsnapt (5).
Sfioedig bleek, dat de Hertog zich van den krijg om den Deenschen troon bediende,
ten einde zijne plannen omtrent Groningen, zoo mogelijk, te verwezenlijken. In
een verdrag te Lingen gesloten, beloofde ghristiaan III hem twee duizend, en na
hel veroveren van Koppenkagen, nog drieduizend man en acht schepen, bemand
(1) ubbo emmius, Rcf, FrisMist. Lib. LVII, p. 885, 886. schotanus , Fr. Uist. B. X, bl· 666,667.
rontakus, Uist, Gelr. Lib. Xl, p. 777, 778. slicdtekhorst , Geld. Gesch. Β. XI, bl. 422, 423.
(2) Zie hiervoor bl. 426.
(3) rosTANus , Uist Gclr. Lib. XI, p. 775. SLicnTEKuoB,sT, Geld. Gesch. Β. XI, bl. 420.
(4) Zie hiervoor, bl. 633. ' -
(5) PONTAMS, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 777. !
-ocr page 655-DES VADERLANDS.
G55
ψί
u
rl
iP
rnet Iwaalf honderd koppen , by Ie zeilen , legen Iwaalf duizend goudgulden, Nvelke 1528--
KAEEL aan hem verstrekt had, om in hel graafschap Oldenburg en in IVestfaUn
volk te werven, onder bevel van den Overste meinaakd 'can JIa?n. Daartegen zou
karel met twaalf lionderd man christiaak ondersteunen, zoo dezen door do aan-
hangers des gevangen Konings eenige vijandelijkheid wierd aangedaan (1). Reeds vóór
het sluiten van dit verdrag, was de werving, van welke er in gewaagd wordt, geschied;
en meinaard va7i Ilcuti, die zich voor een bevelhebber van christiaan III uitgaf, lag
met drie duizend man in het graafschap Bentheim (2). Onverwachts rukte hij eer-
lang in Groningerland, en legerde zich to jippingadam , van waaruit hij lol aan 29 τ.
de poorten van Groningen stroopte en de voorstad in brand stak. Alom ontbood
hij de landzaten met spaden en schoppen , om ^ppingadam te versterken, en gaf
zich zei ven deswege den naam van Schoppen-Koning (3). Hij noemde zich levens
een Geesel Gods, die alles zoude verdelgen, en dreigde inzonderheid de slad jim-
sterdam en hel omliggende land te vuur en Ie zwaard te zullen verwoesten, indien
men in Holland met do beraamde toerusting Ier zee ten behoeve van den Paltsgraaf
voortging (4). Ofschoon van ham het Deensche vaandel voerde, wantrouwden echler
de Groningers, wier omstreken hij naar willekeur brandschatte, den Hertog van Ge/re.
Zij wendden zich om zekerheid tot dien Vorst, welke onbeschaamd alle betrekking
tot hem ontkende en zelfs de Groningers vermaande, op hunne hoede te zijn. Doch
spoedig bleek zijne dubbelhartigheid , toen barekd van ïlahforl, Avelke mei krygs-
volk te Eaens in Oost-Friesland lag, op zijn last zich met hel grof geschut by van
HAM voegde (5). Terwijl nu de Groningers zich legen dit geweld wapenden, IrachUe
Graaf ekno, welke uit den krijg geen heil voor zich spelde, do zaak lusschen hen
en den Hertog te vereffenen. Zoo veel bewerkte hij, dal de sluwe karel , Avolke hem
om den tuin leidde , gezanten naar Groningen zond, en men in hel klooster Ensen
bijeenkwam, waar de Gelderschen eischten, dal de Groningers, om 's Herlogs ver-
beurde gunst te herkrijgen, hel opwerpen van een sterk slot binnen hunne stad en
hel versterken van Appingadam moesten gedoogen, en dal beide plaatsen met Gel-
dersch krijgsvolk bezet bleven, 's Hertogs bedoelingen waren nu niel meer raadsel-
(1) roKTARüs, nist. Gelr. Lib. XI. p. 778. suchtekhorst , Geld. Gcsch, B. XI, bl. 423.
(2) aep.t v. d. goes, Regist, d. Dagv. D. I, hl. 486 , 488.
(3) e. berikga, IHst. V. Oost-Fricsh bl. 686. occo scarlensis, bl, 465. 8. jabichs, Corte
Chron. bl. 468. iykema , Corte Chron. d. Ommeland, bl. 479 , 480.
(4) aert v. d. goes, Regist. d. Dagv. D. I, bl. 492, 493.
(5) e. besikga, Hist. v. Oost-FHesl. bl. 686. atkema , Corte Chron. d. Ommeland, bl. 480.
Ü.
||,5
li: 3
'ii'
iS.
if
i
'^ I ; ,
656 ' ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528—achlig; alle onderhandelingen werden terstond mei hem afgebroken, en men beslool
eenparig met de Ommelanders, welke op meinaaeds komst naar de slad gevlugt wa-
ren, niet zijn dood af te wachten, zoo als in het verdrag van vijflienhonderd acht eu
twintig bepaald was, maar den Keizer onmiddellijk voor Heer te erkennen (1).
Bakthold entens en uidde vanOnsta werden met genoegzame volmagt naar de Land-
voogdes MARIA gezonden, welke zonder lang beraad den voorslag aannam. Op haar
bevel, begaf zich de Stadhouder van Friesland, van Tautenburg , eerlang naar
Groningen en ontving er den eed van hulde en trouw voor zynen Meester, in be-
trekking als Hertog van Brahand, Graaf van Ilolland, en Heer van Friesland en
3 V. Overijssel (2). Stad en Lande verklaarden , den Keizer en zijne erven in de boven-
uiaamf betrekking voor Erfvorst en Heer aan te nemen en te erkennen; zij daarle-
1535 gen zouden gehandhaafd worden in hunne voorreglen, herkomsten, wetten en ge-
woonten; en alzoo in het bijzonder de stad in het regtsgebied over Selwert^ het
Goo-regt en het Oldamht ^ hetwelk karel van Gelre haar in vijftienhonderd vijf en
twintig ontnomen had. Voorts zouden de vestingen te lande geslecht, en geene nieuwe
aangelegd worden, dan met algemeen goedvinden. Eindelijk zou men den Keizer eea
ruim, fraai huis in Groningen schenken, en hem jaarlijks twaalf duizend Kareis-
gulden opbrengen (3).
(1) EESINGA. haalt de Groningers vinnig door over hun gedurig veranderen λ an Heer, wanneer
hij hen aldus sprekende invoert, Hist. v. Oost^FriesL bl. 687.
Wilt jo nicht anders geschehen j
So Avillen wy unse segel noch eenmael uptehen.
VVy hebbent mit den vier Eisschuppen van Utrecht versocht,
Dar muchten wy wol erste anders hebben bedocht.
Grave edsard verlo.sede uns ock van de Sassen,
Do wy in der stad nicht vele hadden tho brassen,
Wy weren Grave edsard und de Bisscliuppen alle mit lofte und eede verplioiit,
De segel und de breffe dar up gemaket legen dat nicht,
De in dussen huedigen dach noch sint vorhanden ,
Unseren kinderen tho groten schänden.
Noch hebben wy carel Her toch gesch waren vor unscn Heeren,
Wy willen nu thom sevenden mael de hueke na den wind keeren
An Heer jurgen sciienck den stridbaren man ,
Willen Avy verhoren laten nat troost he ons geven kan ,
Können Avy em dan beswycken,
So schall he by nachte Avegen des huoses van IJurgwndiën in onze stadt ilycken.
(2) BEMRGA , Jlist v, Oost-Friesland y bl. 687 , 688. occo soARi Ejysis, bl. 405 466,
(.3) scßOTANVS , Brieven en Doctmefiten, bl. 108. 1
DES VADERLANDS. 657
1528-
1543
Nu trachtte men van de zijde des Keizers over eenen vrede met den Hertog van
Gelre te onderhandelen, die echter hiervan niets wilde hoeren, zoolang men hem
Groningen niet teruggegeven had (1). Ondertusschen werd de kryg voortgezet en
oorlogsvaartuigen, te Harderwijk, Elhurg en elders uitgerust, bedekten de Zui-
derzee (2). Middelerwijl was schenk, terstond na de overeenkomst te Groningen j
met de schutters dier slad naar fVittewirum getrokken, waar zijn leger zich reeds
had neêrgeslagen, hetwelk voor een groot gedeelte uit het krijgsvolk bestond, dat
naar Denemarken bestemd Avas en de Landvoogdes, in weerwil van den Paltsgraaf
FREDERIK, hcm gezonden had , om Appingadam te belegeren. Do Gelderschen vie-
len niettemin den volgenden dag in Hunsingo , verbrandden het dorp met de kerk
van Bedum, en op hunnen terugtogt ook Ten Post. Zij waagden hot zelfs, schenk
in zijne legerplaats aan te tasten, maar moesten met een aanzienlijk verlies naar j4p-
pingadam aftrekken. Op eene belegering bedachtbragten zij hier al den leeftogt
uit het omliggende land bijeen; en legden de dorpen Tjamsweer, Selwert en TJuk-
wert in de asch , opdat er de vyand zich niet in zou nestelen. Maar schenk , door
nieuw krijgsvolk ondersteund, rukte nader aan en verschanste zich in Werdum, be-
zette het afgebrandde Tjamsweer, en vermeesterde de sloten Farmsum en Delfzijl.
Te hagchelijker werd nu de toestand der Gelderschen, dewgl bijna op denzelfden lijd
eenige hunner benden in Oost-Friesland door den Graaf van Oldenburg ten eenen-
male verslagen waren , en de overwinnaars het Oostenrijkscho leger kwamen versterken.
Op het berigt, dat tweeduizend Denen of Holsteiners in aan logt waren, om de bele-
gerden te ontzetten, verzocht schesk van do Friesche steden eenige manschappen;
van Leeuwarden onder anderen honderd van de beste poorters, welke hem ook werden
toegezonden (3). Het schynt, dat hij hen met de overige burgers en huislieden uit
Groningen en Aq Ommelanden ^ moot ^ppingadam achterliet, terwijl hij zelf mol het
geoefende krijgsvolk naar Heiligerlee den vijand te gemoet rukte. Onverwachts viel
hij op de Denen aan, die weldra geheel geslagen en wier bevelhebbers, de Ridder
VAN RANTzow en GEORG van Munster y slotvoogd van tVedde^ gevangen genomen
werden. Nu was den belegerden alle hoop op ontzet ontnomen, en gebrek aan leef-
togt noodzaakte hen eindelijk, zich op harde voorwaarden over te geven. Immers de
beide bevelhebbers meinaard van Ham en barend van Hakvoort bleven krijgsgevan-
gen en werden sedert naar Vilvoorden vervoerd, alwaar zij een geruimen tijd in
(1) AERT v. D. GOES, Register d. Dagv. D. I, bl. 500, 507.
(2) vEiius , Chron. v. Hoorn. bl. 248.
(3) Charterb. V. Vriest. D. II, bl. 685 , 687.
II Deel, 3 Stuk.
8 T.
Oogst-
maand.
1536
5,8 oi
12 V.
Uerlk-
maand.
83
-ocr page 658-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528—hcchlenis zaten, Tóór zij ontslagen Averden. De bezelling mögt alleen met het zijd-
geweer uittrekken , moest alle goederen , wapentuig en geschut achterlaten en zich
Terbinden, in drie maanden niet legen den Keizer te dienen. De ingezetenen,
welke vertrekken wilden , moesten insgelijks hunne bezittingen afslaan. Schekk voor-
zag nu ^ppingadam van eene genoegzame bezetting onder hans hesse. Daarop be-
22 v. magligde hij het slot Ie Wedde ^ en sloeg loen het beleg voor Koeverden ^ hetwelk
liGrist"
maand. maanden uit gebrek aan leeftogt moest overgeven. Den dapperen be-
1536 velhebber jan selbagh werd met zijne manschappen en al wat hun toebehoorde vrije
aftogt verleend. Schenk trok nu in alleryl nabij Deventer en verstrooide er eene
krygsmagt, door den Hertog van Gelre aldaar bijeengebragt. Op den teruglogt ver-
29 v. meesterde hij Diepenheim in Twente y en den volgenden dag nam een ander ge-
maaïd. zijner benden Kinkhorst bij Meppel in bezit. Vóór het einde des jaars
waren alzoo de Gelderschen ten eenenmale uit Westerwolde en Drenthe verdreven,
en deze gewesten onder het gebied des Keizers gebragl. De Landvoogdes had mid-
delerwijl gelast, Appingadam te slechten, welks versterking zij , als te nabij aan de
Eemsy gevaarlijk oordeelde; en slechts met moeite verworven de ingezetenen, dal
hunne huizen niet afgebroken werden (1),
Zoo vele tegenspoeden bewogen Hertog karel lot hel sluiten van den nadeeligen
vrede te Grave, bg welken hij Groningen, de Ommelanden en Drenthe aan den
Keizer afstond (2). Schehk: ontving lot loon zijner diensten het stadhouderschap over
deze gewesten, hetwelk hy met dat van Friesland en Overijssel lot aan zijnen dood
bekleedde. De Keizer beleende hem daarenboven met het slot te Wedde en de
heerlijkheid Westerwolde (3),
Hertog KAREL wijdde nu eenigen lijd aan het regelen der binnenlandsche zaken en
J537 het vereffenen van inwendige geschillen (4). Een hevige brand riglte in Nijmegen
groote schade aan, waarop een bevel werd uitgevaardigd, dat »niemand voorlaan
(1) beninga, liist. v. Oost-Friesl. bl. 687—693. occo scariensis, bl. 466—468. s. jarichs,
Corte Chron. 1)1. 468—470. aukema , Carle Chron. bl. 481—483. pontus neuteniis, Kcr.
Austriac. Lib. XI. c, 6. ubbo emmiüs , Ber. Fris. Jlist. Lib. LVll. p. 887, 890. schotancs,
Fr. Hist. B. XIX. bl. 667—669. pontanus, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 778—781. slicutenhorst,
Geld. Gesch. Β. XL bl. 423—426.
(2) Zie hiervoor bl. 635. V{jl. pontus neuteuus, Rer, Austriac. Lib. XI. p. 257. tibbo emïïhis,
Rer. Fris. Hist. Lib. LYII. p. 890. pontanus , Hist. Gelr. Lib. XI. p. 782.
(3) Tegcnw, Staat v. Stad en Lande, bl. 360—364.
(4) POHTAKOS, Hist. Gelr, Lib. XL p. 783. siicttiEiinoRST, Geld. Gesch, ß.XL bl. 426, 427.
-ocr page 659-DES VADERLANDS. 659
ia de stad of voorstad zijne huizen met riet of slrob mögt dekken, maar zich daar-1528--
toe van harden steen, pannen of leijen zou bedienen (1). In vί'eer^γil van dezen
ramp, werden op een landdag aldaar den Hertog dertienduizend goudgulden, ter
bestrijding der oorlogskosten van het verleden jaar, door het Kwartier van Nijmegen
toegelegd, onder beding, dat men eenigen tijd in rust zou leven, opdat do uitgemer-
gelde landzalen een weinig verademing mogten genieten (2). Maar kakels ingekan-
kerde haat legen den Keizer, wachtte slechts een gunstig tijdstip af, om den naauwe-
lijks gesloten vrede weder te verbreken. Hy wierf krygsvolk in JVestfalen^ zoo het
heette , om zijn leenman balthazar van Ezens legen de Bremers te ondersteunen,
maar meer zeker, om een inval in Groningerland of Overijssel te beproeven (3),
Onmiskenbaar bleek zyne vyandige gezindheid , toen vijf schepen , te Ilardericijk be- 22 v.
mand, op de reede van Enkhuizen te anker kwamen. Hier echter vermoedde mcn^jgand.
weldra verraad en liep te wapen, waarop do Gelderschen in alleryl de ankers kapten ^^^^
en zee kozen. De ankers werden sedert opgehaald en aan den Enkhuizer toren te
pronk gehangen (4). Den volgenden dag deed de Hertog in een schrijven aan de re-
gering van Amsterdam het voorkomen, als waren zijne schepen bestemd geweest,
den Kardinaal van Bourbon y zijn neef, welke hem bezoeken wilde, op zekere aan-
gewezene plaats te ontmoeten, doch dat zij hem daar niet gevonden, maar uit een
klein vaartuig vernomen hadden, dat die Geestelijke het niet waagde -do reis naar
Gelre in den tegenwoordigen oorlog met Frankrijk verder voort te zetten, zonder
vooraf genoegzame zekerheid of vrijgeleide van Amsterdam en andere steden , Avelke hij
moest voorbij varen, ontvangen te hebben. Deswege verzocht nu de Hertog van dio
stad vrijgeleide voor den Kardinaal en gevolg in een schip voor den tijd van veertien
V
dagen (5). Do Amslerdamsche regering antwoordde, dal do Hertog, om vrijgeleide
(1) Chron. V. Nijmegen, bl. 119.
(2) popiTAKus, Ilist. Gelr. Lili. XI. p. 784. SLicniENnonsT, Geld. Gesch. Β. XI. bJ. 427.
(3) BBBo EJisiros, Iter. Fris. Lib, LVIII. p. 895—898. τοκτΑκυβ, Hisf. Gelr. Lib, XI, p. 783.
(4) GouxnoEVEN, Chvon. v. Holl, bl. 607. portands , Hist. Gelr, Lib. XI. p. 783. sucnten·
horst, Geld, Gesch. ΰ. XI. bl. 428. brandt, Hist. v. Enkh, bl. 81—84. pontüs hküterüs,
Rer Austriac. Lib. XI. p. 257, cn na hem velios, Chron. v. Hoorn, bl, 248, plaatst dezen
aanslag te onregte in 1536.
(5) van wijn op wagenaar , St. V. bl. 41. ßijlage Ε, bl. 115. Het iè opmerkelijk, dat Hfcrtog
KAREL zich aan het hoofd van dien brief betitelt: lieer van Groningen, de Ommelanden
Koeverden en Drenthegeheel in strijd met het verdrag van den 10'° van Wintermaand de»
Torigen jaars.
83*
-ocr page 660-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528— voor 's Keizers vijanden te verwerven, niet tot haar, maar tot de Landvoogdes maeia
zich wenden moest (1).
Onverdragelijk was den hoogbejaarden karel van Gelre het denkbeeld, dat zijne
staten aan het huis van Oostenrijk versterven zouden. Hij trachtte hen derhalve bij
zijn overlijden aan den Koning van Frankrijk te brengen, cn op eenen land-
dag in Wijnmaand te Arnhem de Edelen en steden te bewegen, dien Vorst tot
Heer aan te nemen. Dit trouweloos ontwerp vond sterke tegenkanting bij de Staten ,
die zich teregt weinig heil voorspelden van eenen Monarch , welke te ver van de hand
was, om hen, die bijna geheel door Keizerlijke erflanden omsloten waren, behoorlijk
te beschermen. En daar de Hertog zijn plan met geweld wilde doordrijven, verkla-
rende , liever zijne landen vaneen gescheurd, of door de zee verzwolgen te zien dan
het op te geven, ontstond er een binnenlandsche oorlog. Reeds vóór eenige maanden
hadden de Nijmegers het Valkhof bemagtigd en de versterkingen, te hunner beteu-
geling in de stad opgeworpen, met den grond gelijk gemaakt (2). Thans haalden zij
met do burgers van Zutphen ^ Roermonde en Venia in de omstreken 's Herlogs
sloten omver en namen, gelijk de andere steden, Oostenrijksche en Kleefsche bezet-
ting tegen hem in. Algemeen was het misnoegen over zijne verbindtenis met Frank-
rijk , waarbij het land aan de Franscho kroon werd gehecht; en veeleer dan hierin
genoegen te nemen, wilde men als Gelderschen leven en sterven. Slechts Arnhem,
de hofplaats, en Gelder bleven den Hertog getrouw, welke terstond vier duizend
man tot handhaving van zijn gezag had bijeen gebragt. Na vruchtelooze pogingen,
om eenige sleden te verrassen , wreekte kauel zich op de landzaten en liep de Felawe
af. Eerlang zag hij zich echter genoodzaakt met de sleden te onderhandelen, welke
op zijne vraag, of zy weigerden hem voor Heer te erkennen ? betuigden, dat »zij
bij zijn leven geen ander Heer en Vorst begeerden dan hem, en na zijn dood den-
gene , welke het naaste tot de opvolging geregligd was; voorts, dat zij de sloten met
geen ander oogmerk hadden geslecht, dan om niet tegen haar dank den Franschen
Koning tot opperheer te hebben." Hierbij bleef de zaak rusten, lot de Hertog de
sleden over zijne inkomsten aansprak en verzocht, hare gevolmagtigden op den landdag
naar Arnhem te zenden. Het antwoord was, »dat men zich niet verder met hem
zou inlaten vóór do geworvene benden afgedankt en weggezonden waren.'* Het blijkt
inlusschen, dat men den Hertog eenige voorwaarden van verzoening gesteld heeft.
Immers verklaarde hij, zoo hot heette op voorbede zijner Raadsleden , te bewilligen :
(1) GODinoEVEN, Chvon. v. Holl LI. 607. rontawus, üist. Gelr. Lib. XI. p. 784. brandt,
llisL V, Enkh. bi. 84.
(2) Chron, v. Nijmegen , bl. 120.
-ocr page 661-DES VADERLANDS. · 661
» dat elke slad en elk oord van zijn gebied bij de oude Trijheden, regten en gewoon- 1528—
ten gehandhaafd, niemand in zijne geregligheid verkort, en elk zijn vorig ambt of
het geld er voor geleend, wanneer het hem buiten regt ontnomen was, teruggegeven
zou worden. Men zou bij minnelijke schikking trachten te bewerken, dat de burg
van N'i^megen gehouden wierd, zoo als ten tijde van 's Hertogs voorzaten, gelijk mede
het nieuw opgeworpen blokhuis te Zutphen. De wegen en handel zoo te land als
te water zouden alom veilig zyn, en voor de huizen der burgers en landzaten, die
vernield of geplunderd waren, schadevergoeding gegeven worden. Do steden en landen
zouden voorlaan met geene schattingen of lasten hoegenaamd ook bezwaard, zelfs
zou de onlangs ingewilligde bede tot verligting der ingezetenen opgeheven worden,
indien men slechts op den naasten landdag een geschikter middel, om geld te erlangen
kon vinden. Het krijgsvolk door den Hertog of door de steden geworven, zou onverwijld
worden afgedankt, uitgezonderd eenige knechten, welke de Vorst op eigen kosten tol
lyfwacht mögt houden. Eindelyk zouden binnen veertien dagen te Nijmegen do Staten
bijeengeroepen worden, om de opvolging inGelreiQ regelen.'* Men eischte daarna nog
meer voorwaarden van karel , onder anderen, » dat elk Kwartier van Gelre hem twee
Ridders tot Raadsheeren zou zenden, om alle zaken te helpen beleggen en uitvoeren."
Of en wat de Hertog op deze nieuwe voorstellen geantwoord heeft, is ons niet ge-
bleken. Genoodzaakt het plan, Gelre na zijn dood aan Frankrijk te brengen,
op te geven, begeerde hij atvtgnie , Hertog van Lotharingen, den zoon zijner
zuster FiLippE, tot opvolger. De Staten echter verlangden willem , den zoon des
Hertogs van ÄT/ee/en 6rw/iÄ, wienzij mol de dochter van Antonie wilden laten huwen,
en dezen band nog door een tweede huwelijk van haren oudsten broeder met do
tweede dochter des Hertogs van Kleef versterken. Zij begrepen, dat Kleeft Gu-
lik, Berg, Ravensberg, Gelre en Zutphen onder één hoofd vereenigd, een staat
zouden vormen , magtig genoeg, om de huizen van Oostenrijk en f^alois weêrstand
te bieden. Hertog karel moest zich naar hunnen wil voegen en werd zelfs, daar 12v.
men hem wantrouwde, gedwongen do verdediging des lands nog bij zijn leven aan ^^^
den Hertog van Kleef en aan willem onder den titel van Schermheer over te 1637
geven, waarvoor hij eene aanzienlijke som gelds zou ontvangen. Onder meer
andere punten , werd levens bepaald, dat voortaan geen Hertog van Gelre oorlog of
vrede mögt maken, steden versterken of van bezetting voorzien, dan met goed-
vinden der Slaten. Hiervan werd te Nijmegen een verdrag gesloten en be- 27 τ.
Louw*
Η
r
zegeld tusschen de beide Hertogen, Jonker willem , ende baanderheeren, ridder-maand
schap en sleden van Gelre en Zutphen (1), Willem kwam kort daarop met
(1) Geld, Placaatb. bl. 3—19. pontaküs, Jlisi. Gelr. Lib. XI. p. 785 -792. slicbte^uobst ,
-ocr page 662-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528— drie honderd paarden te Nijmegen, werd er als toekomstig Landsheer gehuldigd,
^^^^ welke plegligheid later in de overige Geldersche sleden plaats had, en stelde op het
Valkhof Tii^TL· suiGENDOiiK tot zijn Stadhouder aan (1).
Mistroostig en diep vernederd begaf zich Hertog karel , die weleer voor Keizers
DOch Koningen gezwicht had , slechts door twee getrouwe dienaars vergezeld 'naar
de Veluwe. Men wil, dat hij bij de inhuldiging van willem zich liet ontval-
len : »'T is nu wel; Iaat hen zoo maar voortgaan. Zij hebben het spel nog
niet gewonnen; ik hoop, dat wij ook eens eene beurt zullen krijgen." Doch
Zomer-gccne vijf maanden daarna stierf hij van spijt en verdriet te Arnhem in den
^ΰ^^ ^^^ zeventig jaren. Schier zijne laatste woorden waren:
)) GANis, CA3?iis de naam eens Burgemeesters van Nijmegen, die veel invloed op
den loop der zaken gehad had, » gij looze hond, gij hebt mij gebeten." Zijn lijk
werd te Arnhem in de Hoofdkerk plegtig bijgezet , en een praalgraf aldaar voor hem
opgerigt. Zijn hart echter, hetwelk buitengewoon groot was, werd in een zilveren
kistje in de Broederkerk begraven. Hij liet geene weltige kinderen na, maar vier
naluurlijke zonen, welke in zijnen uitersten wil behoorlijk zijn bedacht geworden (2).
Het leven van dezen merkwaardigen Vorst was van de wieg tot aan het graf, slrijd,
moeite en onrust, hetgeen deels voortvloeide uit zijn eigen aard en aanleg, deels uit
de omstandigheden buiten hem. Immers reeds by zijne eerste verschijning op het
I staalkundig tooneel werden zijn aangeboren moed , strijdlust en heerschzucht opge-
roepen, om zyne erflanden met het zwaard aan de Bourgondisch-Oostenrijksche Heer-
schers te ontwringen, terwijl zijne wuftheid van beginselen en meer nog de nood-
dwang, hem dikwerf tot trouwloosheid aan woord en belofte verleidden tegen vijan-
den , die evenmin altijd kiesch waren in de middelen, om hun doel te bereiken.
Geen Geldersch Vorst voerde ooit zulke langdurige en ontzaggelijke oorlogen als
hij, noch met zoo veel onbezweken moed, onverwrikte standvastigheid en afwis-
selend geluk. Hij overtrof dan ook al zijne voorgangers in krygsroem; geen van
hen boezemde ooit den naburen die vrees en schrik voor zich in, met welke
Geld. Gesch. Β. Χί. bl. 428—432. Chron. ν. Nijmegen^ bl. 120. teschenmacher , Annales
Cliviae. P. II. p. 531. Vgl. het geheel anders luidend verhaal bij sarnier , Uist. de France.
Τ. XXV. ρ. 229.
(1) pontakds, Hist. Getr. Lib. XI. p. 792. slicniennorst, Geld. Gesch. Β. XI. bl. 432, 435.
Chron. ν. Nijmegen, bl. 120. '
(2) p0ntand8, HisU GeW. Lib. XI. p. 793—796. siiciitekuorst , Geld. Gesch. ß. XI. Li.
433—435. Krön. v. Arnhem, bl. 92, 93. De Chron. v. Nijmegen, bl. 121, en goctuoeveit ,
Chron^ v. Holl. bl. 609, stellen met pontus hecterds , Rer. Aiistriac. Lib. XI. p. 261, karïls
dood op dcu 2 van Hooimaand.
DES VADERLANDS. · 663
hij bijna eene halve eeuw geheel Nederland vervulde, en geen heeft met zoo ^γeinig 152S—
middelen zoo veel verrigt. Land en volk >Yaren door do vreemde Landvoogden geheel
uitgemergeld loen hij het bewind aanvaardde, en binnen v^einig jaren was hy niette-
min in het bezit van legers , violen, en overheerde gewesten. Onuitputtelijk in hulp-
middelen, trad hij na elke nederlaag weder geducht te voorschyn, en scheen zelfs
jvreesselijker geworden door zyn verlies. Hij was echter meer een stout en bekwaam
partyganger, dan voorzigtig en welberaden veldheer; meej· geschikt om te veroveren,
dan om te bewaren wat hij bezat; meer listig en doortrapt dan staatkundig; meer
een leenman van Frankrijk, dan een zelfstandig, onafhankelijk gebieder. Van
daar, dat zijne woelingen, oorlogen en veroveringen slechts gestrekt hebben, om de
magt van het huis van Oostenrijk , hetwelk hij onverzoenlijk haatte, te vergrootcn.
Zijn willekeurig en geweldig bestuur , zyne trotschheid , wraakzucht, onverzettelykheid
en gemelijkheid vervreemdden eindelijk zelfs de Gelderschen van hem , wien zij in den
moedigen, altijd gedenkwaardigen vijftigjarigen strijd tegen de Oostenrijkscho over-
heersohing met geestdrift ondersteund hadden. Hoog wordt 's Hertogs godsdienstigheid
geroemd (1). Men meent intusschen, dat zyn geloofsyver ontsproot uit do zucht, om
den Paus en den Koning van Frankrijk te believen, en dat hy zelf aan God noch
godsdienst geloofde (2). Zeker is, dat hij zich zeer ingenomen tegen do Lutheranen
betoonde, en bevelen tegen hen uitvaardigde (3). Zijn ware of vermeende godsdienst-
ijver vond weinig weerklank bij de Gelderschen; althans hij zelf verklaarde, dat het
»reformyren swaer te doen was (4).'* Boven de bijgeloovige begrippen zijner eeuw
was hij geenszins verheven; en hetzij wezenlijk, hetzij in schijn hechtte hij hooge
waarde aan de overblijfselen der Heiligen (5). Men schildert hem af als vol ontzag en
achtbaarheid in den omgang, ondoorgrondelijk zelfs voor zijne vertrouwdste vrienden,
en op uiterlijke pracht buitengemeen gesteld. Hij droeg gewoonlijk een hoed met
veelkleurige vederbossen getooid en met edelgesteenten bezet; het hoofd zelf
was door een gouden huif of treknet gedekt, en over een geborduurd onderkleed
hing de hermelijnen mantel. Gelijke pracht spreidde hij in zijne hofhouding ten
(1) VAïi WIJN op WAGENAAR, St. V. 1)1. 2—5, Men vindt aldaar verslag van een zeldzaam "wcrlijc
tegen de Hervonningsgezinden , hetwelk op 's Ilertogs kosten onder het gemeen verspreid werd.
(2) γββο emmids, ReT, FHs. Eist. Lib. LVI. p. 881. scuotahus, Fr. Hist. B. XIX. hl. 663.
roNTAKUS, Ilist. Gelr. Lib. XI. p. 774.
(3) van uasselt, Geld. Maandw. St. I. hl. 6—20. poutahus , Hist. Gelr. Lib. XI. p. 720.
SLICUTENHORST, Geld. Gesch. ΰ. XI. bl. 379.
(4) van wijn op wacenaar, St. V. bl. 5.
(5) Kron. v. Arnhem, bl. 81. slicbtenhobst, Geld, Gesch. Β. XI. bl. 433.
-ocr page 664-664 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1528-
- loon. Zijn huisraad was Yorslelijk, en gouden en zilveren vaatwerk versierden zijnen
diseh (1).
's Herlogs dood werd in Gelre algemeen betreurd. Trouwens met hem nam ook het
onafhankelyk volksbestaan aldaar een einde. Uit kracht der overeenkomst van het
vorige jaar, werd de twintig- of twee en twintigjarige willem van Kleef eenparig
lot Heer aangenomen, welke terstond do voornaamste steden van genoegzame bezet-
ting voorzag. Vruchteloos hadden de afgezanten des Hertogs van Lotharingen op
den landdag te Roermonde getracht, voor hunnen Meester, als naaste bloedverwant
van den overleden Vorst, wien hy in den nood met geld en volk dikwerf onder-
steund had , de heerschappij over Gelre en Zutphen te verwerven. Dit echter schrikte
ANTONIE geenszins af, later openlijk in druk te betoogen , dat hy op de beide gewes-
ten en Gulik meer regt en aanspraak had dan willem (2). In een schrijven herin-
nerden hem de Staten, »hoe zij zich tot hem, als naaste maagschap van Hertog
karel, om hulp gewend hadden, toen deze hen met geweld wilde dwingen, zich na
zijn dood onder Frankrijk te begeven; · maar dat hij toevende, zij zich in de
armen van willem van Kleef geworpen hadden, opdat hun vaderland niet in
vreemde handen vervallen en vaneen gespleten mögt worden." En toen hij zelf
eenigen tijd daarna bij hen te Arnhem schriftelijk zijn doel poogde te berei-
ken , werd zijn verzoek zelfs geheel onbeantwoord gelaten. Men beschouwde
hem als te ver afgelegen, om de Geldersche grenzen tegen den Keizer behoorlijk
te kunnen verdedigen, en te digt aan Frankrijk palende, om niet te vreezen,
dat hij, en met hem Gelre^ eens een prooi van den Franschen Koning zou wor-
den. Ondertusschen had insgelijks de Keizer, zich beroepende op do verdragen
en overeenkomsten, het bezit van Gelre en Zutphen geëischt. De Staten, door
do lange oorlogen afkeerig geworden van Oostenrijk, antwoordden, «dat zij niet
gezind waren hun eed en wettigen Heer te verlaten, welke daarenboven bereid
was, zijne regten voor de Keurvorsten en overige Rijksstenden Ie verdedigen
en aan hunne uitspraak te onderwerpen; dit kon den Keizer geene reden geven,
om met de wapenen degenen aan te vallen, die tot de wetten, en niet tot geweld
toevlugt namen. Zij verklaarden voorts onbewimpeld, dat de Keizer zijn eisch op
verdragen grondde, welke onwettig en krachteloos waren, dewijl men die niet met
hunne voorkennis en toestemming, zoo als de eerste en opperste wet des lands,
door Hertog arnoud zeiven meer dan eens bezworen, dit vorderde, gesloten
(1) poKTAKüs, Hist. Gelr. Lib. XI. p. 795.. sucutekuorst , Geld. Gesch. Β. XI. bl. 434, 435.
(2) POSTASÜS, Hist. Gelr. Lib. XII. p. 817. ,,
1543
DES VADERLANDS.
had. De Keizer zelf, voegden zy er bij, had hiervan een klaar bewijs'gegeven, toen 1528 —
hij bij de overdragl van het slicht Utrecht door Bisschop Hendrik van Beijeren^
ernstig aandrong op de bijzondere en bepaalde toeslemming der Geestelijkheid , Rid-
derschap en sleden, zonder welke hij overtuigd was, dal zy van geene waarde zijn
konde (1)."
Met nadruk handhaafden de Staten van Gelre ook binnenlands hun gezag; zij ver-
hinderden , dat de i)urgers van Wageningen het slot aldaar slechlten , helwelk zoo-
wel lot behoud der slad Ireklo als van het land, vooral sinds het ISeder-Slicht Oos-
tenrijksch was geworden ; en vermaanden tevens de sleden , tegen de lislen en lagen
der vijanden op hare hoede Ie zijn , en eenige verdachte personen naauwkeurig in
het oog te houden (2). Herlog willem werd op nieuw, in persoon, of vertegenwoor- 1539
digd door den Graaf van Meurs ^ den Veldmaarschalk van kossem, en den Proost van
Xanlen , eersl Ie Roernionde, toen te JSijmegen en voorls jn de overige hoofdsteden
pleglslatig gehuldigd (3). Kort daarna verloor hij door den dood zijns vaders, Herlog ^ ^
JAN III, den getrouwslen raadsman, wien hij in het bewind over Kleeft Gulik en Sprok-
ßerg opvolgde (4). Groot inzonderheid was thans dit verlies, dewijl hy met reden
alles van het geweld, en de magt des Keizers te vreezen , en niets van de hulp des
Konings van Franhrijk Ie wachten had. Immers in het vredesverdrag Vq JSizza ^ in
vijftienhonderd achl en dertig lusschen karel V en frans I geslolen, was onder an-
deren bepaald, dat de Keizer na den dood van Herlog karel, in geval vóór dien tijd
het gebied over Gelre in eene andere hand was overgegaan, zyne regten op dat ge-
west met het zwaard mögt handhaven , zonder daarin door den Koning van Frankrijk
reglslreeks of van Ier zijde gehinderd te worden (5). Naar anderen, zou bij dien
vrede zijn vastgesteld , dat de oudste zoon des Herlogs van Lotharingen eene volle
nicht des Keizers, wier hand willem van Kleef had geweigerd , zou huwen en met
haar Gelre en Zutphen in leen ontvangen (6). In deze hagchelijke omslandigheiil
wendde willem zich tot de Rijksvorsten te Frankfort aan den Mein, met eene
schriftelijke verdediging zijner reglen op de beide gewesten, en grondde die op zijoo
(J) pontasus, IlisL Geil'. Lib. XII. p. 807—812. sliciitekiiorst, Geld. Gcsch. ΰ. XU,
hl. 447, 448.
(2) SLicuTEsuonsT, Geld. Gesch. Β. XII, hl. 449.
(.3) roKTAMis, Hist. Gelr. Lib. XII, p. 812.
(4) tescueifhacher, jénnalcs Cliviae, P. II, p. 333. pontamts, liisi. Gelr. Lib. XII, p. 812.
(5) DüMosT, Corps Diplom, T. IV. Γ. II. p. 170.
(fi) foktanüs, Hist. Gelr. Lib. XII, p. 803. slicutkhuorst , Geld. Gcsch. B. XII, bl. 447.
II I)eew.3 Stuk. 84 .
665
1528—- afkomst uil Vorsteo, welke voortijds Gelre en Zutphen wettig bezeten hadden (1).
Tevens verzocht hij hunne voorspraak bij den Keizer, wien hij zelf, door een gezant-
schap, in Spanje met do zaak bekend maakte. Niet onverschillig was hem in dien
tijd het huwelijk zijner zuster anna van Kleef met Koning iiesdriic VIII van Enge-
^ land ^ waardoor hij eenen magtigen bondgenoot dacht te winnen. Doch na zes
maand, maanden werd zij door den wispelturigen Vorst verstooten, om plaats voor eene an-
^^^^ dere te maken ; en deze hoop verdween (2).
Ondertusschen was de Keizer in do Nederlanden gekomen , om de Gentenaars te
tuchtigen. Hertog willem beducht, dat het hem nu eerlang zou gelden, riep eenigc
leden van do Ridderschap en afgevaardigden zoo uit de kleine als groote sleden van
Gelre te Kleef bijeen en verwittigde hen , » hoe hij en eenige Rijksvorsten zijne belan-
gen aan den Keizer voorgedragen , doch dat zijne gezanten, onlangs uit Spanje ge-
komen, geen bepaald bescheid daaromtrent medegebragt hadden. Hij zelf wenschte
niets vuriger dan den vrede, en hoopte dit insgelijks van den Keizer. Doch daar hij
dagelijks van sterke krijgstoerustingen bij de Oostcnrijkschen vernam, zoo dacht het
hem hoog lijd , zich tegen eiken mogelijken aanval te dekken. Voorts verzocht
hij, dewijl do grenzen van Gelre zich ver uitstrekten, dat nog eenige Raden
om hem in het besluur der zaken te ondersteunen, en mannen werden aange-
ƒ wezen, welke voor do betaling van het krijgsvolk zouden zorgen." De vergader-
den verklaarden, »dat zij van het zelfdo gevoelen en bereid waren, voor hem
leven en vermogen op te offeren, en van do overigen ook niets anders verwachtten."
19 V. Daarna werd op eene bijeenkomst van afgevaardigden uit de stad en het Rijk van Nij-
ιηαΓηΙΐ > ambt van Maas en JVaal ^ Aq Opper- cn Neder-Betwve, enden Tieler-
en Βommelerwaard besloten, den Hertog, wanneer hij door den Keizer werd aan-
gerand , met alle krachten te ondersteunen , en hem big voorraad vijf en vijftig duizend
vijfhonderd goudgulden toe to slaan, die , naar evenredigheid zouden worden omge-
slagen , en aan welke schatting niemand , hetzij geestelijke of wereldlijke, zich mögt
onttrekken. Hot innen dezer gelden werd eenigen aanzienlijken mannen opgedragen ,
welke men tevens magtigde om, wanneer de nood het vorderde, ruiters en voetvolk
aan te nemen en, met voorkennis van Hertog willem , op geschikte plaatsen in Ie
legeren. Het kwartier van Nijmegen bewilligde in de opbrengst, mits ook de andere
deelen van Gelre cn Zutphen volgden. Het kwartier van Roermonde toonde zich
(1) TESCUESMACHER, Antiales Cliviae, P. IL ρ. 333.
ι
(2) PONTAROS, Eist. Gelr. Lib. XIl, p. 812, 813, SKI. sucniEJinojisT Geld. Gesch. I), XII,
-ocr page 667-DES VADERLANDS. ' 2331
hiertoe terstond bereid en genegen, bloed en goed voor den Vorst te wagen. Inmid- ^
dels begaf zich Willem onder vrggeleide naar Gent, om zyne regten op Gelre en
Zutphen bij den Keizer te betoogen en dien te verzoeken, hem in het onge-
stoorde genot daarvan te laten. Doch onbevredigd en Ier nedergeslagen keerde hij
terug. Koning fraks verzuimde niet den verbitterden Hertog, welke hem legen den
Keizer van dienst konde zyn, voor zich Ie winnen en bood, uit eigen beweging ,
hem geld, volk en bescherming aan, AVillem, welke teregt begreep, dat men zijn
bondgenootschap slechts zocht, dewijl hij, bij een krijg met den Keizer, de eerste
slagen moest afweren, en zyne stalen aan Frankrijk ten voormuur zouden strekken,
trachtte vooraf door een huwelijk met eene Fransche Prinses van den bloede zich te
verzekeren, dat men hem niet aan zijn lot zou overlaten, wanneer zijne krachten to
kort schoten, en hij in den bruidschat zyner gade eene ruime vergoeding zou vinden,
voor hetgeen hij van zijne staten mögt verliezen. Tol dat einde zond hij den Kanselier
johaw gograf, den Maarschalk πειιμαν van Wachtendonk en den Raadsheer hermak
KRUSER van Kainpen, een man van grooten naam en overtuigende welsprekendheid, -
welke door den overleden Hertog dikwerf belangrijke zaken in Frankrijk had be-
handeld , naar het Fransche Hof. Zoo veel belang stelde frans in een verbond met
willem, dat hij eene echtvereeniging lusschen dezen en jeanwe , zijne nicht, de
elfjarige dochter van πενλι d'albret , Koning van Navarre, de rijkste erfgename
van Europa^ ondanks do tegenkanting der ouders bewerkte (1). Hierbij werd 17 y.
een zoogenaamd eeuwig verbond van vriendschap en bescherming tusschen de beide
Vorsten en hunne erven gesloten (2).
Hertog WILLEM waakte naauwkeurig voor het behoud der rust en veiligheid. Hij
spoorde ernstig de steden aan, bedacht Ie zijn zoo wel op binnenlandsche woel-
geesten , als buitenlandsche vijanden, en nacht en dag de poorten en wallen scherp te
bewaken, dewyl er geruchten liepen van verraderlijke aanslagen. Ook waren.Iwec
fichepen van Enkhuizm met krygsvolk ,te IJsselstein aangekomen , en in het nabu-
rig Utrecht heerschte veel beweging (3). Er werden insgelijks gestrenge maatregelen
aanbevolen en genomen legen de Herdoopers, welke na den val van Munster groo-
tendeels, naar het schijnt, in Gelre geweken waren (4). Middelerwijl ontving willem
(1) pontds ueuteri's, Rev. Austriac. Lib. XI, p. 270. pomani's, Hist. Gelr, Uh. , γ. !
815-817. sliciiteniiorst , Geld. GescA.'B. Xll, bl. 451, 452. garmeb, Hist, de France, Τ. Ι
ί
(2) DD3I0KT, Corps Diplom, Τ. IV, Ρ. II. ρ. 196. ^^ j
(3) poxTAKUs, Hist. Gel. Lib. XII, ρ. 816, 817. sliciitekuorst , Geld. Gesch, Β. XII, bl. 482. ^
(4) v. HASSELT, Geld. Maandiv. St. 8, bl. 93—102. f
81 *
-ocr page 668-668 ALGEMEENE G Ε S C ΠIΕ Ρ Ε IN I S
- van den Keizer een schrijven in de landtaal, waarin hem onbewimpeld vcrwelen werd ,
dat hy op eigen gezag, boven alle regten en bedreigingen en tot 's Keizers groole
schade en minachting, de landen van Gelre en Zutphen g^W^k een roover door en-
1541 kei geweld had ingenomen en nog inhield, ofschoon hij noch iemand dergenen, van
wien hy zijn vermeend regt mögt rekenen, eenige leenverheffing of toestemming van
het Rijk konde aanvoeren; dat do Keizer hem onlangs te Gent vele en ruime aan-
biedingen gedaan , en zoo onwedersprekelijk do nietigheid zijner aanspraken , met op-
zigt tot zijne voorouders had aangewezen, dat hij als geheel verstomd en overtuigd,
zich genoegzaam had bereid getoond, om do genoemde gewesten, zoodra bij met zijne
moeder gesproken zou hebben , af te staan; dit had hij niet alleen niet nagekomen, maar
integendeel door versierd bescheid en uilgeslrooide brieven zijne handelwyze beman-
teld ; bij de Stenden van het Rijk en do Stalen van Gelre de onwedersprekelijke reg-
ten van den Keizer verduisterd, en diens bedoelingen verkeerd uitgelegd, welke
niets anders waren , dan dat Gelre weder aan het Roomsche Rijk en aan den Keizer,
als den eenigen weltigen Erfheer komen , en voorls bij zijne aloude vrijheden onver-
kort blijven zou. Daar hij nu wederspannig bleef, zoo zag zich de Keizer gedwongen,
dit alles den Stenden op den aanstaanden Rijksdag te Regenshurg voor te dragen,
en hom deswege to bevelen, binnen veertig dagen na de ontvangst van dezen brief,
welke hem tevens lot vrijgeleide zou strekken, aldaar te verschijnen." Te zelfden
tijde schreef de Keizer aan de Staten van Gelre ^ als »hun natuurlijke en Erfheer,"
om insgelijks afgevaardigden derwaarts te zenden, en, voor zoo ver hun deze zaak
betrof, alle onderhandelingen bij te wonen; terwijl hij tevens den Hertog gelastte,
)) den brenger van dien brief to ondersteunen in het behoorlijk uiivocren der Keizer-
lijke bevelen, en zich niet tegen de Stalen van Gelre, wegens hel opvolgen daarvan,
gevoelig te betoonen (1)."
Op last van Herlog willem werden bededagen in Gelre gehouden , opdat de be-
sluiten van den aanstaanden Rijksdag, zoo wel tot heil der Christenheid in het alge-
meen, als lot den vrede zgner onderdanen in het bijzonder, bevorderlijk mogten
zyn (2). Hij veinsde, dat hij zelf zich naar Regenshurg zou begeven, doch zond
y ^ slecht zijne gezanten met de Geldersche zaakgelastigden , en vertrok in het geheim naar
Grasm. Frankrijk. Hier werd hij met do Prinses van Navarra pleglig in den echt ver-
j^y ^ eenigd, maar het huwelijk, wegens de jeugdige jaren der bruid, niet geheel voltrok-
Zomer-ken. Na het sluiten van een verbond met Koning fäaks, keerde willem in zijne
maand.
(1) PONTANUS, Hist. Gclr. Lib. XII, p. 817^819. sLicoTENnoRST, Geld. Gesch. Κ ΧΙί, hl.
452, 453.
(2) SLIOHTKRIIORST , Gcld. Gesch. Β. XII, bl. 453. '
-ocr page 669-DES VADERLANDS. CG9
staten lenig. Hier verspreiddo zich het gerucht, dat men hem aan hel Hof van 15^—
Frankrijk zoo lang liad opgehouden, dewijl hij weigerde Gelre en Zut^hen aan den
Koning, welke daarop aanspraak maakle, af te slaan; maar dat men eindelijk ATas
overeengekomen, dat frans I het sterke Ravestein aan de Maas ontvangen, en
WILLEM de beide gewesten, welke hem ingehuldigd hadden, als bruidsgift zijner gade
behouden zou. Zeker is, dat ^villem dc stad Ravestein, den Koning opgedragen ,
en zij dien als Opperheer erkend heeft (1).
Inmiddels werd op den Rijksdag te Regemhurg de zaak van Gelre met ernst cn ^
ijver wederzijds bepleit. Het is opmerkelijk , dat de ilerlog van Lotharingen zijne liooim.
1541
reglen en aanspraken niet insgelijks aldaar Ier tafel bragl. Aan den kant van Herlog
avillem beweerde men, »dat na den dood van reiwoud IV, GeZrc en Zutphen aan
ADOLF, iïcrlog van den Berg cn Guliky wiens grootvader, van de zwaardzijde, een
broeder van Herlog Willem van Gulik, den vader van reikoud IV, geweest was,
vervallen waren , en dat adolf ook door Keizer sigismund met die gewesten verlijd
was geworden, van welke cchler κ-Ά^ονΏ van Egmond , wiens groolmoeder, van de spil-
lezijde , eene zusier van beixNOud IV zeiven geweest was, zich meesier had gemaakt (2) ;
dat ADOLF van den Berg, kinderloos overlijdende, zijne heerlijkheden en tevens
zijne reglen op Gelre en Zutphen aan gekard, zijn broeders zoon, had nagelalen,
welke ook door Keizer frederik III mei de beide landen was verlijd geworden (3);
dat zij van gerard op diens zoon willem waren overgegaan, wiens dochter dc moeder
was van den legenwoordigen Herlog van Kleef en Gulik, aan wien. zy al hare reglen
op Gelre en Zutphen had afgestaan." Van dc zijde des Keizers mcrkle men aan , ^
dat » arnoud van Egmond nader erfgenaam van reisoud IV dan adolf van den ï
Berg geweesl was, en hem derhalve mei regt was opgevolgd ; dat karel van Bour- |
gondi'é het regt op Gelre en Zutphen van arnoud van Egmond in veertienhonderd i
twee cn zeventig afgekocht, en in het volgende jaar aan gerard van Gulik, voor
den afsland van heigeen hij meende op deze gewesten to eischen te hebben, eene
aanzienlijke som uitgekeerd had (4); dat deze afsland door gerards zonen, Willem
(1) po>Tus iiEüTEncs, Rer. Austr. Lib. XI, p. 270. τεβγ.πεκμαοπεπ , Annalcs Clttiae, P. li,
p. 333. pojiTASus, Jlist. Gelr. Lib. XII. p. 819. sliciitenhorst , Geld. Gesch. IJ. XIL bl. 453,
454. garnier, Hist. dc France. Τ. XXV, ρ. 247, 248.
(2) Vgl. hiervoor hl. 136—139, 141, 148. uiLnEßDURs geslachtrctening, D. V, bl. 106, 192,
is Icn ccnenmale onjuist, en derhalve ook de daaruit afgeleide redenering.
(3) Vgl. hiervoor, bl. 149.
(4) Vßl. hiervoor, hl. 178, 180.
-ocr page 670-670 AL GE MEE Ν Ε GESGIilEDEJXIS
1028— en adolf , en door Keizer frederik was bekrachtigd geworden (1); dat maria van
Bourgondiër 's Keizers grootmoeder, en filips ydjx Oostenrijk ^ 's Keizers vader,
sedert met Gelre en Zutphen waren verlijd geworden; dat karel van Egmond^
die er zich in gevestigd had , met den Keizer eerst te Gorinchem, toen te Grave
overeengekomen was, dat deze gewesten, na zijn afsterven zonder wettige na-
komelingen , aan den Keizer komen zouden (2); en eindelyk , dat de grootvader,
de vader en de moeder van den tegenwoordigen Hertog van Giilik en Kleef ^ sedert
meer dan zestig jaren geene aanspraak op Gelre en Zutphen gemaakt en zelfs de
titels dezer landen niet gevoerd hadden, weshalve 's Keizers regt daarop als gegrond
en erkend moest aangenomen worden (3)." Wederzijds maakte men eenige aanmer-
kingen op dit verloog, hetwelk door den beroemden viglius van KXitKvan Zuichem
was opgesteld. Do Rijksvorsten toonden zich over het geheel den Hertog van Kleef
21 v. genegen , Avaarop de Keizer verbolgen met deze woorden , bij monde van johabnes
^1541^ » vergadering verliet, » dat hij zoo vele jaren en zoo dikwerf over de ge-
wigtigste zaken in Duitscïiland bijeenkomsten had gehouden, maar deze nooit dan
thans, nu er tegen hem te handelen was, zoo voltallig geweest waren, en de Rijks-
vorsten nimmer eenige zaak met meer geestdrift gedreven hadden dan die des Hertogs
van Kleeft ofschoon hun bewust was, dat zij tot diens nadeel zou uitvallen." Hierop
werd bij een besluitj den Keizer vrijheid gelaten, zijne aanspraken op Gelre
en Zutphen te achtervolgen (4). Er is aangemerkt, »dat karel V zich een-
voudig aan het verly van karel den Stoute, zijn overgrootvader, door Keizer
frederik III te Trier openlijk en plegtig verleend, had ie houden. Met welk regt
aan het Rijk vervallen, had hij niet te onderzoeken, het leen 'was aan zijn over-
grootvader gegeven en door zijn grootvader maximiliaan, als Keizer, wederom aan
ziin vader filips verleend. Hiertegen viel niets te zeggen, en er behoefde niets
(1) Zie hiervoor, bl. 181. manoFr, Gedenkw. uit de Gesch. ν. Gelderl., bcschomvt de ver-
}>andini', van Gelre en Zutphen door arnoud aan karel den Stoute als onbillijk, onregtvaaidijr
tn krachteloos. D. IV, bl. CXXXIll,
(2) Hiervoor, bl. 42G, 635.
(3) Literae wiluelmi Ducis, in den Codes. Diplom, post tiiscnemiiacneu, Annal. Cliviae , p. 152—
103. poktanus, Hint. Gelr. Lib. Xll, p. 820, Vgl. rosius heutercs , lier. Jimtriac. Lib. XI,
γ. 271. OARAEUs, Amial. Brab. T. II, p. 619.
(4) sLEiDAKiis, Coinment. Lib. XIV, p. 389, 3ü0, τεθοπεκμαοπεη , Annal. Cliviae. P. II, p.
334. sLicUTENHonsT, Geld. Gcsch. B. XII, bl. 453. Ondanks.de getuigenis dezer Schrijvers , be-
weert BILDERDIJK, D. V, bl. 125, dat op den Rijksdag te Regenshnrg, 's Keizers rrgt op Gelre
L'u Zutphen erkend Averd.Ü
DES VADETxLANDS. C7l
meer. Maar in plaats Tan dit wordt het regt van het huis van Egmond beweerd, 1528—
hoezeer dit als onverdedigbaar bij het Duilsche rijk veroordeeld was geworden (1) ;
en daarop, en op den daarop gebouwden afstand, en de als ten gevolge daarvan ge-
dane verlgen, wordt dan kakels regt gegrond (2)."
Na den afloop van den Rijksdag te Regenshurg, vermaande ernstig do Keizer,
vóór zijn vertrek naar Italië y de Keurvorsten, bij monde van den Paltsgraaf fredbrik ,
WILLEM te overreden, Gelre te ontruimen. Hunne gezanten stelden dan ook den
Hertog al do gevaren voor, aan welke hij zich en geheel eene weigering
zou blootstellen; doch hij beriep zich op zijue regten, op de erkentenis en inhuldiging
door het volk, en verzocht do Rijksvorsten, hem tegen alle geweld te beschermen en
den Keizer tot billijkheid te bewegen (3). Kort daarop bragt hem de oorlogsverkla-
ring des Konings van Frankrijk aan den Keizer in de wapenen (4), Onder schijn
van zijn aandeel volk, gelijk op den Rijksdag te Spiers bepaald was, tegen de allengs 14
naderende Turken te leveren , verzamelde hij eene aanzienlijke krijgsmagt. Het opperbevel
daarover was van rossbm opgedragen, wiens algemeen erkende moed en geluk, zoo 1542
wel als do hoop op buit, een groot getal Edelen en dapperen onder zijne vanen ver-
eenigden. Men onderzocht naar de oorzaak van den krijg, noch naar den vijand;
het was genoeg zoo van kossem slechts \vist legen wien en in wiens naam het zwaard
werd aangegord. Do Staten van Gelre stonden , ter voldoening van het krijgsvolk,
den Hertog voor de eerste zes maanden dertig duizend goudgulden toe, met belofte
van meer onderstand, indien do nood het vorderde of de oorlog langer aanhield. Op
de vraag, waartoe deze krygstoerusting moest strekken, ontving de Landvoogdes een
ontwijkend antwoord. Spoedig echter werd het raadsel opgelost, toen do benden naar
de Nederlanden oprukten. Willem verzocht den Luikenaren doortogt voor van ros-
SEM met eenige benden, om, zoo hel heette , zijne gemalin uit Frankrijk af te ha-
len. Men kreeg achterdocht, weigerde en bragt het landvolk in het geweer, ^nt'
werpen, toen do rijkste stad der wereld, hetwelk terstond na hot uitbarsten van don
krijg eenen aanslag der Gelderschen vermoedde, had onmiddellijk op het berigt
hunner bewegingen, volk geworven en dit tol versterking der reeds gewapende Peel-
lander boeren afgezonden. Eenige benden van van kossem, welke over de Maas
waren getrokken, werden onverwachts door deze vereenigde magt aangevallen en naar
(2) BTIDEBDIJK, D. V. bl. 106, 107.
(3) siEiDANüs, Comment. Lih. XIV, p. 392.
(4) Zie hiervoor, bl. 645 , 646.
-ocr page 672-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
den anderen oever teruggejaagd. De regering van Antwerpen versterkte middelerwijl
de slad en, voor verraad beducht, eisclite zij van alle buitenlandsche ingezelenen op
nieuw den eed van getrouwheid, waarop meer dan duizend inwoners do slad ver-
helen (1).
Maartun van Rossem trok toen met twaalf of veertien duizend voetknechten , twee
duizend ruiters en achttien stukken geschut bij Kuik en Kessel over de Maas. Aanvankelijk
hield hg goede krijgstucht en toonde niets kwaads in den zin te hebben. 3Iaar zoodra hi]
in Kempenland was gekomen, wierp hy het masker af en verspreidde schrik en
vreeze onder do huislieden , die have en vee verlieten en in de steden of vaste pun-
ten eene schuilplaats zochten, St. Oedenrode^ Oirschot ^ Hilvarenheek, Baerle en
Boxlel werden geplunderd en in de asch gelegd of gebrandschat. Langs Breda,
waaruit vele ingezetenen verschrikt de Avijk naar Dordrecht genomen hadden, rukte
VAN ROSSEM op naar Hoogstraten , welks slot, werwaarls vele vrouwen en kinderen
gevlugt en eenige kostbaarheden geborgen waren , bij verdrag aan hem overging. Ter-
wijl hij den togt naar Antwerpen voortzet, verzamelt de Prins van Oranje in allerijl
drie duizend man te voel en vijfhonderd te paard, om hem te voorkomen. Beide
trekken langs verschillende wegen derwaarts, maar onlmoetcn elkander te Breeschot,
juisl het punt, waar deze wegen ineen loepen. Vaiv rossem, welke dit terstond
bemerkt, lokt den Prins in eene hinderlaag, en noodzaakt hem spoedig met verlies
van een goed deel ruiters en achlerlaling van twee duizend gevangenen te wijken.
Oranje zelf brengt hel eerst de tijding van zijn ongeluk in Antwerpen, neemt'er de
noodige maatregelen van voorzorg , en vertrekt aanstonds naar Brussel bij de Land-
voogdes , welke reeds bevolen had, de personen en goederen der onderdanen van
Gel re en Kleef in de Nederlanden aan te houden (2). Tusschen de Hollandsclie
benden, vermoedelijk die, welke hem gevolgd waren, en de Waalsche onlslond in
Brussel eene groote beweging. De Hollanders worden beschuldigd, dut zij iels kwaads
bedoelden, doch >vaarin dit Jjeslaan hebhe wordt niet gemeld. Men roerde v;m
>Yederzijde de trom en trok in slagorde legen elkander op <le markt aan. Op be-i
vel der Heeren van molembais en melvik werd hel geschul aangevoerd, doch voor-i
(1) sleinanüs, Comment, Lib. XIV, ]). 307. fontus neiter.ts, Rcr. Au&lrxac. Lih. ΧΓ. p. 273.
haraeüs, Annalcs Jlrah. T. II, p. 022, pomamjs, liisL Gclr. Lil). XII, p. 822—824. si.icn-
TEsnoRST, Geld. Gesch. Β. XII, LI. 45!).
(2) rohtüs hetjteuüs, Her. Justriac. Lib. XI, p. 273. iiaraeus , Annales Brnhanl. T. II, p.
022, 023. ro^TAKüs, Eist. Gclr. Lib. XII, p. 823-825. sucnxENiioRST, Geld. Gescft, Ji XII,
bl, 450, 457. v. ueurif, Ih'st. r. 'sTIcrtogenh. 1). I, bl. 498—502. '
152S—
1543
20 V.
llooim.
1542
1543
DES VADERLANDS. G73
mm
bedachlelijk niet op, maar over de knechten gelost. Eindelyk werden de Hollanders
met geweld uit de stad gejaagd, en Telen Tan hen geraakten om het leven (1).
Van rossem was intusschen voor Antwevpm gekomen, en had terstond de plaats in
naam der Koningen van Frankrijk en Denemarken opgeëischt, maar forsch bescheid
terug ontvangen. Daar hij geen eigenlijk beleg op het oog , en do stad eeno verster-
king van twaalf honderd rappe gasten uit het Land van Waas ontvangen had, trok
hij eerlang bij het aanbreken van den dag, onder eene hagelbui van kogels uit het ge-
schut der wallen, weder af. De omliggende dorpen en heerenhuizon plunderende en
verbrandende Λveek hij naar Zier, doch hier tegenstand ontmoetende, zette hij terstond
zijnen togt voort, Terwoestte Ranst en Düffel^ brandschatte Rozendaal en loog, we-
gens het weghalen der vaartuigen en het afbreken der bruggen, in de kuipen en
tobben der boeren en bleekers de Nethe over, waarby menigeen hel loven ver-
loor, en kwam voor Mechelen, maar waagde het niet de stad aan te lasten. Alles
op zijnen weg vernielende of brandschattende , sloeg hij zich neder nabij Leuven. De
stad , van do hulpbenden , welke de Landvoogdes derwaarts gezonden had , verlaten ,
wordt door hem in naam des Konings van Frankrijk opgeëischt, maar weigert. Nu
belooft hij af te trekken, zoo men hem tachtig duizend gouden leliën, mondbe-
hoeften voor zijn volk, al het geschut en eenige vaten buskruid wil geven. Do
regering biedt vijftig duizend dezer leliën , benevens mondbehoeften en wijn voor hem
en zijne bevelhebbers aan. Hij neemt hierin genoegen, doch, naar 'I schijnt, met
het doel, onder het afleveren van het bedongene in de stad te dringen. Althans de
studenten, achterdocht krygende , snyden do strengen af van do wagens, op welke
de wijnvaten waren geladen, juist in den doorgang der poort, welke daardoor
geheel gestopt wordt, maken eene beweging alsof de wagens geplunderd worden,
en schieten van de wallen op de benden van van rossem , welke voor de poort achter
eene hegge geschaard slonden. Twee stedelijke afgevaardigden, die zich nog in het
Geldersche leger bevonden, worden over dit verbreken Tan het bestand en onder zware
bedreigingen gevangen gezet, doch komen er voor een losprijs van twee duizend gou-^
den leliën behouden af. Middelerwijl heeft zich in het midden der stad het gerucht
verspreid, dat reeds de vijanden moordende naar de markt oprukken; vele bur-
gers nemen hierop do vlugt, doch de studenten, yverig door de vrouwen en meisjes
geholpen, houden moedig stand, Vah eossem , wien waarschijnlijk grof geschut ont-
brak , trekt eindelijk af, en vereenigt zich eerlang mei hel Fransche leger in Luxem-
liirg y alom de sporen van zijnen vernielenden logt achterlatende (2),
27 η
Hooim.
1542
2 V.
00{f8t-
maand
(1) e. d. v. (e. d. veer) HoUantsche en Seelantsche Chron, LI. .54. gopthoevew, (Jhron. v.
HolL bl. 613.
(2) poNTts detiterts, Rcr. Amtriac. Lib. XI, p. 274, 275. haraedi, AnnaUs Brabant. T,
II Deel, 3 Stük. 85
G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1,528— Ter wrake van hét mishandelde ^ra^awr/, viel kort daarna de Prins van Omwje met
do Graven yan Buren en van Bossu^ en een leger van twintig duizend man te voet en
vier duizend te paard in het land van Gulik en in het kwartier van Roermonde. Sit-
tard ^ Gulik y Ileinshergm ^ Susteren en Duren werden vermeeslerd en ten deele
geslecht, do huislieden uitgeplunderd, en vele kerken en kerksieraden vernield of
geschonden. Door tusschenkorast van den Aartsbisschop van Keulen, den Landgraaf
van Hessen en andere Duitscho Grooten, die zich als vredeonderhandelaars hadden
aangeboden, werd een gedreigde inval in het overig gedeelte van Gelre voorkomen.
21 V. Doch Hertog WILLEM, zoodra hem op den Landdag \.q Arnhem mQcx daji honderd veertig
jj^y^j duizend goudgulden tot onderschraging van den krijg waren ingewilligd, brak,
1542 ofschoon van rossebi met den Hertog van Orleans naar Frankrijk was vertrokken ,
alle verdere onderhandelingen af en vatte het zwaard op. Door eenige Duitscho ben-
den gesteund , hernam hij in den Winter de bemagligde plaatsen , versterkte Duren aan-
merkelijk , en liet Limburg niet ongemoeid. Daarop legerde hij zich voor Heinshergen ,
maar door don Prins van Oranje eerlang genoodzaakt met eenig verlies het beleg op
te breken , wierp hij zich in het welbevestigde Gnlik (1).
1543 Ondertusschen was viglius naar den Rijksilag te Neurenberg gezonden, om 's Kei-
zers regten op Gelre tegen Hertog vvillesi op nieuw te bc[)leitcn. Hij gaf toen zijn
vertoog, in vijftien honderd een en veertig op den Rijksdag te Regensburg gehouden, in
' do Hoogduitsche taal, en kort daarna , merkelijk verbeterd , in het Latijn in het licht (2).
Tevens bragt hij hevige klagten in tegen den Hertog, door »wiens aanraden de Koning
van Frankrijk y en op wiens bevel van rossem zoo veel ellende over de Nederlanden
verspreid hadden, begeerendo , dat ΛVILLE3I lot zijn pligt vermaand, van het bezit van
Gelre ontzet en tot schadevergoeding veroordeeld zou worden." Daarbij eischte do
Heer van ghanvelle , een ander van 's Keizers afgezanten, de hulp der Rijksstenden
legen den Koning van Frankrijk en zijn bondgenoot den Hertog, » welke door hunne
woelingen hot voortzetten van den heiligen krijg tegen do Turken verhinderden , en
alzoo hot behoud van Duitschland op het spel zetleden." Wat het Gelderscho vraag-
stuk betrof, verklaarden zich al de Rijksvorsten, de Keurvorst van Saksen alleen uit-
gezonderd, zich ter gunste des Keizers. Na hevige woordewisselingen, kwamen welde
II, p. 624. gotthoeveii, C/iroti. v. HoU, bl, G13. pontaiïus, Ilist. Gelr. Lib. XII, p. 825—827.
sLicnTEKHOusT , Geld. Gesch. Β. XII, bl. 458, 4o9.
(!) B. V. ERP, Annales, ρ. 115. pontos heuterus, Rer, Austriac. Lib. XI, p. 276. haraeus,
Annales Brabant. T. II, p. 626. pohtahüs, Ilist. Gelr. Lib. Xli, p. 827, 829. sLicnTE>hobst,
Geld. Gesch. Β. XII, bl. 459. gouthoeven , Chron. v. Boll, bl. 614.
(2) viGUi Epist. Select, p. 292, 293, 302. 303. . ^
-ocr page 675-DES VADERLANDS, 675
wederzijdsche afgevaardigden, door lusschenspraak van goede mannen, in eenige pun- ^
len van vrede övereen, doch Hertog willem , die over eene aanzienlijke krijgsmagt
beschikken konde, nam daarin geen genoegen. Hierop beproefden de Aartsbisschop
Λ'ΆΏ. Keulen en de gezanten van den Keurvorst van Saksen den Keizer, die zich te
Spiers bevond, tot toegevendheid te stemmen ; maar karel , zich elders heen spoe-
dende , gaf alleen tot bescheid , »dat hij geen vrede >vilde, zoo willem niet voor
altijd van Geh'e afstand deed, en^ den krijg tegen hem zou voortzetten, ofschoon ook
do Turken in het hart van Duitschland moglen dringen." Door beleid des Heeren
vAif GRAKVELLE \verd evenM'el op den Rijksdag Ie ]Seurenherg een korte wapenstil-
stand gesloten, welken de Keizer, zoodra hij op Duitsch grondgebied was teruggekeerd ,
naar goeddunken konde opzeggen ; Sittard qxx Ileinshergen bleven in zijne magt, terwijl
men inmiddels over eenen vasten vrede zou onderhandelen. De Rijksstenden waren
thans', naar het schijnt, weder geheel-van gevoelen veranderd. Immers weigerden zij
het leveren van onderstand in den krijg tegen de Turken, zoo lang de Geldersche zaak
niet geheel beslist, of althans op een goeden voet gebragt was ,· minder, naar men
getuigt, bemoeiden zij zich hiermede uit hefde voor Hertog willem , dan uit afgunst
op de steeds stijgende magt van het Huis van Oostenrijk. De Staten van Gelre, hoe-
zeer ook den vrede met den Keizer wenschende , vonden zijn voorslag te onaannemelijk,
om niet Hertog willem op eenen Landdag in do stad Gelder {.q vermanen, toevlugt tol
de wapenen te nemen, en tot voortzetting van den krijg, in elk kwartier vier zaakge-
lastigden , twee uit do Ridderschap en twee uit do sleden, aan te stellen , om over het
IieiFen van oorlogskoslen te raadplegen , en daarvoor do eigendommen van den slaat
te verpanden (1).
Van rossem had reeds in hel begin des jaars mi Frankrijk eenen inval in Luxemburg
beproefd en eenige dorpen verbrand, doch door zijn krijgsvolk uit gebrek aan betaling
verlaten , weinig meer uitgerigt. Hierop zond in Lentemaand de Landvoogdes der Neder'-
/a^zi/ew den Hertog van j4erschot ^ filips vanCroi, met eeno talryke legermagt af, om
Heinshergen van het noodzakelijke te voorzien. Op den terugtogt werd hij bij Sittard
door eenige Geldersche en Kleefsche benden aangetast en na een scherp gevecht, met
achterlating van drie duizend gesneuvelden, een nog grooter aantal gevangenen, cn van
al het wapentuig op de vïugt gedreven. De overwinnaars voerden buit cn gevangenen naar ^^
Roermonde, van waaruit zij in de landen van Limburgs Dalem en Valkenburg stroopten. Zomcr-
Eerlang hervatten zy het beleg van Ueinsbergen en hadden reeds meer dan eens de vesting '
(1) vigin Epist. Select, p. 293 , 296 , 298 , 305. sieidarus, Comment. Lib. XV. p. 419—422.
pohtcs nedteuüs, RcT, Austriac. Lib. XI, p, 278. poktaots, llist, Geïr. Lib. XII, p. 828, 829^'
sLicnTEKiioRST, Geld. Gesch. Β. XII, bl. 460.
85»
-ocr page 676-1528-
1543
042 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
-bestormd, toon de Prins van Oranje ^ met nieuwe henden aanrukkende, hen verdreef,
en zich voorls van Montjoie met het slot meester maakte. Doch de voortgang der
Frausche wapenen in Henegouwen noodzaakte hem, zich derwaarts te spoeden. Het
ΛvegtΓekken van een groot gedeelte des Nederlandschen legers uit het land ^anGulik^
gaf aan Hertog willem , onder wiens krijgsvolk zich eenig misnoegen openbaarde,
eene gewenschte gelegenheid, om op vijandelijk grondgebied hun moed en rooflust te
bevredigen. Van kossem rukte met vijf en twintig vaandels voetvolk en twaalf
honderd ruiters naar Amersfoort. Lensden^ Soest en andere dorpen werden, of-
schoon zij onder verding zaten, uitgeplunderd. De bezetting van Amersfoort was
eenige dagen te voren uitgetrokken , om Nijkerk te bemagtigen , maar hier zoo ont-
vangen , dal slechts weinigen waren teruggekeerd. Van rossem , hiervan bewust, tast,
hoewel schaars van grof geschut voorzien, de stad aan en ontmoet eenen dap-
peren tegenstand bij de burgers, die echter geene vijfde bestorming afwachten, "maar
zich bij verdrag overgeven. Men wil, dat het plunderen voor tachtig duizend
Karelsgulden werd afgekocht, waartoe de ingezetenen hunne kleinooden , kerksieraden ,
en goud- en zilverwerk moesten afslaan. Van rosseh liet slechts honderd ruiters,
onder bevel van vut van Munster en meinaard van Ham, in bezetting achter, en
toog met zijne overige raagt bij Ravestein over de Maas , in de Meijerij van den
Bosch. De opgezetenen van Ooslericijk, Haren, P^ugt, Boxtel en andere plaatsen
trokken hem tegen, maar werden .geslagen. Nu plunderde hij do heerlijkheid
Boxtel en eischte toen 'f Hertogenhosch op, hetgeen door de inwoners met het
doodschieten van den bode beantwoord werd, Gloeijende van wraak, verbrandde van
ROSSEM het bloeijende dorp Kugt, alwaar van meer dan zes honderd huizen slechts
één ongeschonden bleef. Kloosters noch kerken sparende en alle dorpen op zijnen
weg zwaar brandschattende, trok hij τχ^Άχ Eindhoven ^xi maakte zich na een kort beleg
meester van de stad, welke uitgeplunderd en wier bezetting met een goed deel der
burgerij over do kling gejaagd werd. Nu zou het ongetwijfeld Helmond gegolden
hebKen, indien de plaats minder sterk bezet geweest ware. Thans vergenoegde zich
VAN ROSSEM mcj; het plunderen der omliggende dorpen, waarna hij met overgrooten
buit en een aantal gijzelaars naar Roermonde terugkeerde (1).
3 ν.
] iooiin,
1543
9 ν.
ilooim.
Inmiddels zagen velen in Gelre de toekomst donker te gemoet en achtten hel raad-
(1) viGui Ephi, Select, p. 294, 3a7 , 308 , 309. n. v. erp, Annales, p. 116, IJ7. αεπτ
ν. ό. goes, Regisf. d. Dagvaart, D. 1, hl. G93. poktüs decteiuis , Rer. Austriac. Lib. XI, p.
278, 279. naraeüs, Annales Brah. T. II, p. G20, C27. pontanus, Rist. Gelr. Lib. XII. p. 829.
sLicHTENnoRST, Geld. Gesch. Ii. XII, bl. 400, 461. ggüthoeven, Chro7i. v. Holl. bl. 614.
van deurrf, Hist. v. 's Hertogcnb. D. I, bl. 503—508.
m
DES VADERLANDS. 677
zaam, zich met den Keizer te verdragen, om den dreigenden storm af te weren. 1528—
' lo4o
Ψ'ageningen geraakte wegens deze flaauwmoedigheid in onmin, en zelfs in openbaren
strijd met Tiel. De bevelhebber van Arnhem en Nijmegen stelde zich insgelijks
onder bescherming des Keizers. Jan van Rosse?n, Heor van Broekhuizen, en vele
zijner landzalen daarentegen zwoeren, dat zij zich veeleer in hunne deuren zouden
laten ophangen, dan * zich aan Oostenrijk onderwerpen. Doch de Veluvoe en hel
graafschap Zatphen sloten met do Ridderschap en steden van Ooertjssel een ver-
drag, hetwelk tegen wederzijdsche vijandelijkheden ten Avaarborg strekte (1). Het
jaar te voren was de onzijdigheid dezer gewesten in den krijg over hetbezilvan Gelre
erkend geworden , doch onlangs door den Keizer bij open brieven weder ingetrokken;
en slechts weinig maanden geleden, had men in Deventer alle Gelderschen en Kleef-
schen ter stad uitgewezen , en van de overige vreemdelingen een nieuwen eed van-
getrouwheid gevorderd (2). Deze stemming konde karel V , wien het bemagtigen
van Gelre, meer dan ooit aan het harte lag, niet onverschillig zijn. Ongetwijfeld zou
de meer afmattende dan wel gevaarlijke tegenstand der Gelderschen, ondanks al de be-
kwaamheden van den overleden Ilertog , reeds vóór lang overwonnen geweest zijn , indien
niet steeds veelvuldige oorlogen en staalkundige verwikkelingen de Oostenrijksche
Vorsten verhinderd hadden, hunne geheele raagt tegen hem te ontplooyen, en hy niet
door/^/■aiiÄryVi met geld en volk ondersteund geworden ware. Deze zwarigheden beston- .
den niet meer, en het laatste uur van onafhankelijklieid naderde. De Keizer had
te Bonn een leger van zes en dertig duizend man voetvolk en acht duizend ruiters,
deels Spanjaarden en Italianen, deels Duitschers en Nederlanders , bijeengebragt , om
eerst Hertog willem te bedwingen en zich dan op de Franschen te werpen. Feudi-
HAND GONZAGA, Onderkoning van Sicilië, voerde het opperbevel. Met deze ontzag- ,
wekkende magt sloeg karel zelf het beleg voor Duren ^ de sterkste plaats in GuU-
kerland en die schier voor onwinbaar gehouden werd. De bezetting bestond uit twee
duizend man voetvolk en acht honderd ruiters onder bevel van gerard van Vlatten.
24 V.
een Guliksch Edelman. Ondanks den dappersten tegenstand , werd de stad binnen twee Oogst-
dagen slormenderhand ingenomen, uitgemoord, geplunderd en in de asch gelegd.
Door schrik en vrees bevangen , gaf zich nu alles over, waar de Keizer zich vertoonde.
Roermonde bood hem eerbiedig de sleutels aan, en door den Prins van Oranje en iierfst-
andere Groolen vergezeld , hield hij aldaar een plegiigen inlogt. Toen trok hg voor
Venlo^ welk het beleg eenige dagen doorstond. Hertog willem, van Fransche hulp
verstoken, was niet in slaat hem het hoofd te bieden, en daar niet slechts Gelre en
(1) SLicntEKnonsT, Geld. Gcsch B. XII. bl. 461, 462 , 465. ^
(2) REvits, Daventria Klustr. p. 261—264. . ^ -
-ocr page 678-G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
1528—Zutphen, maar gewis al zyne stalen, bij längeren weerstand, op het spel stonden, be-
sloot hy zich te onderwerpen. Anderen meenen , dat hij hiertoe op sterk aandringen
van eenige zyner staatsdienaars, welke door den Keizer waren omgekocht, is overge-
gaan. Hoe dit zij , door den Prins van Oranje, Hertog hekdrik van Brunswijk en
den Aartsbisschop van Keulen of diens gezanten in het leger voor Fenlo geleid,
viel hij met acht van zijne voornaamste onderdanen den Keizer te voet, bekende
schuld en smeekte om genade, Karel wierp op den vernederden Vorst eenen trot-
schen, versmadenden blik en verwees hem, zonder zich eenig antwoori te verwaar-
digen, lot zijne staatsdienaars. De voorwaarden echter, welke zij voorschreven, waren
7 y. niet zoo hard , als men na zulk eene ontvangst reden had te verwachten (1). Hertog
Herfst-
maand. WILLEM moest zich verbinden »het reglzinnig geloof in zijne landen te handhaven en
^^^^ de opgekomene nieuwe leeringen te weren; alle verbindtenissen met Frankrijk,
Denemarken en Zweden op te geven; den Keizer en den Roomsch-Koning getrouw
en onderdanig te zijn; voor altijd van zijne aanspraken op Gelre en Ziit^hen ten be-
hoeve des Keizers af Ie slaan, en Amersfoort terstond overleveren. Daartegen zou
bij in al zijne vaderlijke erfstalen en in zijne regten als Rijksvorst hersteld worden;
slechts Sittard en Heinshergen bleven in 's Keizers magt, tot waarborg van 's Herlogs
trouw , zoo lang de oorlog met Frankrijk duurde (2)." Eenige dagen daarna ontsloe-
gen Hertog WILLEM en de Staten van Gelre en Ziitphen elkander van den wederzyds
12 v. afgelegden eed, en de laatstgenoemden huldigden den Keizer in zijne tent yoov Fenlo
Herfst-
maand. Heer, hem trouw, gehoorzaamheid en ontzag belovende, gelyk onderdanen be-
taamde. De Keizer van zijnen kant verklaarde , hen zoo als het een deugdzaam en
godvreezend Vorst past, te zullen bestieren, allen vergiffonis te schenken voor het-
geen zij legen hem mogten misdaan hebben, hunne voorregten, vrijheden en keuren
te bevestigen, en geene ambten te geven dan aan bekwame lieden, bij voorkeur
inboorlingen, welke deze in eigen persoon bedienden en de landtaal spreken konden,
weshalve hij reeds den Prins van Oranje, welke die taal maglig was, lot zynen
Stadhouder over hun gewest aangesteld en hem een Raad van kundige mannen had
toegevoegd. Eindelijk zou, onder meer andere punten, het land met geene schatlin-
(1) ir. v. erp, Annalcs, p. 117, 118. sleidands, Comment. Lib. XV, p. 429, 432, 433.
ßoec der Ghescienissen, bl. 11. poktus iiEtTERüs, Rer. Austriac. Lib. XI, p. 279. daraeus,
Annales Brabant. T. II, p. 628—630. poktanïjs, Bist Gelr. Lib. XII, p. 830—832. slicuten-
uorst, Geld. Gcsc/i. B. XII, bl. 462—465., garkier. Bist. de France. Τ. XXV, ρ. 372-375.
robertson, Hist. of cdabies V, B. VII, p. 586.
(2) TESCIIENMACHER, Annalcs Cliviae, Cod. Diplom, p. 165—168. Groot Geld. Placaatb.
D. 1, Praelim. Pwict. bl. 20—26.
DES VADERLANDS. · 679
gen bezwaard ΛνοΓίΙοη , dan in welke Baanderheeren, 'Ridderschap; ën sleden'deugde- 1528—
r· · 1543
lijk en naar oude gewoonte bewilligd hadden (l). Dit verdrag werd door den «Keizer
in het volgende jaar fe Sjjiei's bekracliligd, welke daarbg beloofde, Gélre nimmer lo
zullen vervreemden (2), Hem was eenigen lijd te voren door eeno onbekëndo hand
een plan overgeleverd, hoe hij zich van het voortdurend bezit van Gelrc kondc ver-
zekeren. »Hij moest," zeido men Onder anderen, »in de hoofdsleden eenigo bezet-
ting laten, maar deze allengs inkrimpen, om de uitgaven te verminderen ende oorlog-
zuchtige Gelderschen langzamerhand aan het gezigt der wapenen te ontwennen , zoowel als
hunne neiging voor den krijg Ic dooven. üm hen bezig te houden, lo beschaven en
tot do kunsten des vredes aan te moedigen, moest hij hunnen kooplieden in al de
Ooslenrijksche gewesten vrijen toegang vergunnen; en len .einde hen geheel lo winnen ,
hunne voorstellen minzaam ontvangen en de welgezelcnslo burgers der steden benevens
de voornaamsten van den adel met gunsten overladen. En dewijl do stedelingen en
Edelen steeds onderling verdeeld waren, moest men den schooneh stelregel der dwinge-
landen : verdeel en heersch , volgen, het twistvuur aanstoken en beurtelings dengenen
begunstigen, die zich het gemakkelijkst naar het juk wilde voegen (3).'*
Twee dagen na het sluiten van het verdrag, werd willem met de 'hertog-
dommen Gulik, Kleef en Berg ^ do graafschappen van der Mark en Ravens-
herg en al wat daar bij behoorde verlijd (4). Hij ontving levens, ondir pligt Tan ^'«^rfsl-
maanu.
manschap aan den Keizer als Hertog van Braband ^ het land Ravestem; weder- 1543
zijds werden allo verongelijkingen kwijtgescholden en do gevangenen zonder losgeld
op vrije voeten gesteld. Hierop begroette willem als Rijksvorst den Keizer, aan
wiens tafel hij werd genoodigd. Maarten van Rossem, welke onder volo anderen
het verdrag had geteekend, werd van zijnen eed ontslagen en ging sedert over in
dienst van kabel V (5). De Keizer stelde zoo veel belang in dezen onversaagden
partijganger, dat hij hem een jaargeld van duizend Karelsgulden loelegde. Andere
aanzienlijke mannen, als walraven van ^rkel, Heer van Waardenhurg y seger
van Arnhem y Hendrik vanErkelens, en ghristoffel, Graaf van iï/ewri, Irachllo hij
(1) Groot Geld. Placaatb. D. I, Praelim. Pmct. bl. 27—31-
(2) Groot Geld. Placaatb. D. I, Praelim. Punct. bl. 32—35. De brief is van den 22""
van Grasmaand 1544.
(3) PONTANUS, Hist. Gclr. Lib. XH, p. 835. SLicnTERUonsT, Geld, Gesch. Β. XII, bl. 407.
cEHisiER, Hist. d. Prov. Unies, T. II. p. 535.
(4) Codex Diplomat, apud XEscnENMAcnER, Annales Cliviae, p. 163.
(5) pontakos, Hist. Gelr. Lib. XII. p. 836. suchtekhorst , Geld. Gesch B. XII, bl. 468.
ü
G80 ALGEMEEN Ε GESCHIEDENIS
J528—■ insgelijks door jaargelden van honderd en twee honderd gulden aan zich te verbin-
den (1). Hertog willem huwde in rijflienhonderd zes en veertig met 'sKeizers nicht
maitia van Oostenrijk, nadat Koning fba.ns , over zijne onderwerping aan karel
verbitterd, geweigerd had jeankê »'albret aan hem af te slaan, en zijn echt
met haar door den Paus voor nietig was verklaard. Hy overleed in vijftienhonderd
twee en negentig in,meer dan vyf en zeventigjarigen ouderdom (2).
Terstond na het sluiten der overeenkomst te Venlo ontving de Prins van Oranje in
Nijmegen, Arnhem, Zutphen, en andere Geldersche sleden in 's Keizers naam de
plegtige hulde, en bevestigde hare oude voorregten en keuren (3). Zoo waren dan
eindelijk al de zeventien Nederlandsche gewesten, sinds den tijd van kaiiel e/e^ï Grooie
vaneen gescheiden, weder onder éénen Heer vereenigd. Ziüh uitstrekkende van de
grenzen van Ptcardië tot aan de Eems ^ gelegen in het midden van Europa langs
de Noordzee, doorsneden van rivieren, grachten en zeeboezems, die voor hunnen
binnen- en buitenlandschen handel ten uiterste gunstig waren, bloeijende door eene
talrijke en nijvere bevolking, die steeds gereed was hare voorregten en vrijheden, de
bron harer rykdommen , legen geweld en onderdrukking te handhaven , overtrofl'en de
Nederlanden in vermogen en aanzien de meeste groote rijken yan Europa, en vormden
eene schitlerende parel in de kroon van den magtigen karel den F'ijfde (4).
I
(1) v. HASSELT, Ge/d. Mamidw. St. Xi, bl. 367—370.
» (2) tesciienjucuen, Annales Cliviae, P. Π, p. 336^ 335. pontanus, IlUt. Gelr. Lih. XH, p.
832. SMCHTEKIIORST , Geld. Gesch. 1>. XII. bl. 464.
(3) π. v. erp, Annales, ρ. 118. tontanüs , Jiisf. Gelr. Lib. XII, p. Ö36. Mron, v. Arnhem,
bl. 98.
fA·" %
(4) CERisiEiv, Uist. Gén, d, Prov. Unies. Τ. ίΐ , ρ. 533.
lÓMÉS
-ocr page 681-JAAR 1433-1482.
y t
Keizer sigismund verklaart filips van Bourgondië den oorloge blatlz. 5. — Fjlips ver-
dedigt zich tegen de beschuldigingen daarbij tegen hem aangexsoerd^ alt]. — Verbond
des Keizers met den Koning van Frankrijk tegen hem, bl. 6. — Filips sluit met dezen
laatste den vrede, op voor hem zeer voordeelige voorwaarden, bl. 7. —^ Nadeelen voor
Holland en Zeeland uit de Bourgondische heerschappij ofitsproten, ald. — Verbittering
in Engeland, over de?i door filips gesloten vrede, bl. 8. >— Engeland tracht de Holland-
sehe en Zeeuwsche steden tegen hem op te zetten, ald. — Filips verklaart hierop den
oorlog, ald. — Krijgsbedrijven in Frankrijk, ald. — De Ilollandsche steden willen
alleen verdedigenderwijs tegen de Engelschen handelen, bl. 9. — Handelsverdrag en
vredesonderhandelingen met Engeland begonnen, bl, 10. — Oorlog met de Hanzeste-
den, ald. — Verlof tot vrijbuiten gegeven, bl. 11. ■— Voordeden door de Hollanders
ter zee behaald, ald. — De kaapvaart om gepleegde misbruiken verboden, ald, — De
Νederlaiiders geheel meester ter zee, ald. — Zij zenden eene scheepsmagt naar Dene"
marken, bl. 12. — Oneenigheden met den Markgraaf van Brandenburg hierover^ bl,
12. — Een bestand voor tien jare7i herstelt de vrije vaart op de Oostzee^ ald. — Een
vrede met Denemarken en Holstein wordt door een verdrag met Pruissen en Lijfland ge-
volgd, ald. ■— Dood der Gravin-weduwe van Bourgondiè, bl. 13. — Filips wordt in de
plaatsen, die zij in Holland bezat, gehuldigd en doet den Keizers wegens Holland en
Zeeland leenhulde, ald. — Hij stelt een stadhouder over Holland en Zeeland aan, ald.—
ISiemce onlusten tusschen Hoekschen en Kabeljaauwschen in Holland, bl, 14.·— Ter
stilling daarvan begeeft filips gemalin zich naar Holland, bl. 15. — Hare onbetame-
lijke ontvangst in Haarlem, ald. — Deze stad bekreunt zich, even als Dordrecht,
weinig om hare bevelen, bl. 16. — Lalaing wordt als stadhouder ontslagen, ald. —
Onlusten te Leyden, ald. — Verschillende maatregelen door filips zeioen ter handha-
ving der rust Holland genomen, bl. 17. — Hij bestraft verscheidene Edelen, bl. 18.
Eene nieuwe bede verwekt eetiige onlusten, bl. 19. — Pogingen van filips ter verhete-
ring der geestelijkheid, ald. — Komst van den Kardinaal nikolaas de cüsa hiertoe,
bl. 20. — Filips tracht Gent, dat zich tegen hem verzet, tot onderwerping te bren-
f en, bl. 21. — iVa vele gevechten en verwoestingen onderwerpt zich die stad aan hem,
1. 22. — Filips zendt eene vloot ter ondersteuning der Franschen tegen de EngeU
ic/ten , bl. 23.— Hij zendt vier galeij en naar Italië en rust zichzelven ten kruist οgt uit,
bl. 23, — Bij begeeft zich naar Duitschland en tracht vruchteloos den Keizer tot deel^
neming te bewegen, waardoor het ontwerp verijdeld wordt, bl. 24. — Zijn zooff
karel voerί, tijdens zijn afzijn^ met klem het bewind hier te land,d\A, — Kabels
lijk met isabella van Bourbon, ald, — Filips poging, om zijn natuurlijkm som
|.I deel. 3 stük. ' ^
II INHOUD.
H ij besluit
DAVID op den Ütreohtschen Bisschopszetel te plaatsen, fnislukt, bl. 25.
Tracht de genegenheid des volks te verwerven
onderscheiden voorregten te hergeven, ald. — Dordrechl verzoent zich met hem,
— gijsbrec'iit van Brcderode staat hij verdrag den ütrechtschen zetel aan davi»
van 13oiirgoudië af, bl. 26. — Filips moet zijn voornemien , om de Friezen te onder-
werpen, opgeven, ald. — Bij geraakt in onmin met zijrt zoon κλπει^, ald. — Ontvangt
den Daiiphyn van Frankrijk in Braband , bl. 27. — Hem wordt het regtmatig hezit van
\jn\om\mvg betwist door den KoiiingvaiiYr-Ankrx^k , ald.— Hij stelt deswege den tagt naar
Turkije uit en verzoent zich met Gent, ald. — Jcht zich 'beleedigd door de hehamhling
zijnen gevolmagtigden in Frankrijk aangedaan, bl. 28. — Zijne vertoogen icorden
met wederkeerige bezwaren beantwoord, ald.— Oneenigheden tusschen de beide Forsten
en hunne erfopvolgers ^ bl. 29. — Dood des Honings ι^α/ι Frankrijk, ald. — Troonsver-
awi/eriV/^ «Vi Engeland , en hernieuwd bestand met dat rijk, ald. — Teruggave van eenige
verpande sterkten aan Frankrijk , bl. 30. — Verhoogde onmin tusschen filips en zijn
zoon, ald. — Karels vrijheid en leven bedreigd, bl. 31. — Filips besluit den kruis-
togt legen de Turken te ondernemen, ald. — De Staten van Vlaanderen bewerken eene
verzoening tusschen hem en zijn zoon, ald. — Filips zendt eene vloot naar de Middel-
landschc Z,ec , ald. — De dood des Pausen verijdelt den voortgang van den kruistogt, en
devloot keert terug, bl. 32. — Aanslag, om Graaf vikiwA^ naar Frankrijk op te ligten,
verijdeld, ald. — Koning liODEWiJK van Frankrijk ontkent zijn deelgenootschap daar-
aan, bl. 33. — Door de ziekte van Hertog filips, komt het bewind in handen zijns
dit door
door
aki.
^eweld te volooeren ^ ald.
de ziekte
Ïootis, bl. 34. — Deze rukt in Frankrijk en dringt tot voor Parijs door, ald. — 'Na
een onbeslist en veldslag wordt de vrede met louewijkGonflans f/ejr/oien, ald. ■—Be Luike-
naars, bondgenooten van i.onEWiJivXI, vallen «« Braband , ald. — Zij smeeken om vrede,
die weldra verbroken wordt, bl. 35. — Tuchtiging van Dinanl, ald. — De nudeelige
invloed dezer oorlogen op den handel van Holland en Zeeland, ald. — De invoer van
vele^goederen uit de Nederlanden in Engeland verboden, doch dit verbod twee jaren
Koning van
36. — Ver-
Holland , om
eigen-
Hertog
Zijn gezag
schappen van dien Vorst, ald.
karel in Vlaanderen en Braband
1-8
•l. - ·
i-
later ingetrokken, ald. — Kauel huwt met de zuster van den
Engeland, ald. — Ferbetering der zeeweringen van Wesl-Friesland, bl.
meerdering der vaart op de Oostzee, ald. — Kauel begeeft zich
naar
te bevestigen, ald.
Dood van Hertog filips , bl. 37. — Aard en
- Zijne gunstige nagedachtenis, bl. 39. —
e7i iiraüand gehuldigd, bl. 40. — Een opstand der Luikenaars
wordt door hem bedwongen en best raft , ·Α\ά. — Hij wordt in Holland en Zeeland gehul-
digd, ald. — Lodeu ijiv XI bezoekt hem te Peronne, bl. 41. — Een opstand der Lui-
kenaars doet karel zijn gast als gevahgene behandelen, die vier dagen later wordt
ontslagen, ald. -— Beide Vorsten trekken tegen Luik op dat wanhopigen tegenstand
biedt, ald. — Luik ingenomen , geplunderd en verwoest, bl. 42. — Blijk van kakels
strenge regt vaardigheid ^ ald. — Vruchteloos poogt hij de Friezen te bewegen,
hem als lieer te huldigen, bl. 44. — Ook adolf van Gelre weigert voor hem
te verschijnen, ald. — Hij werpt het oog op de Keizerlijke waardigheid, ald. —
Een opstand in Engeland uitgeharsten tegen den Koning, ald. — De gevlugte op-
standelingen nemen verscheiden Νederlandsche koopvaarders, bl, 45. — Het hevig
beklag van karel deswege vruchteloos blijvende, besluit hij tot icederwraak, en
legt beslag op de eigendommen der Fransche kooplieden, ald. — Eene vloot, uitge-
zonden tegen de opstandelingen, verslaat hen op de Fransche kust, ald. — De vloot
wordt door storm verstrooid, Engelands Koning onttroond en gedwongen naar Holland
te vlug ten, bl, 46. — Na lang iceigeren, stelt karel den onttroonden Vorst in staat,
met eene vloot in zee te steken, bl. 47. Het leger tegen Frankrijk in het veld gehragt
rigt weinig uit, bl. 48. — Eene wapenschorsing wordt door een verdrag met dat rtjk
gevolgd, ald. — De kroon van Engeland door edüari) VI heroverd, ald. — De druk-
kende oorlogskosten veroorzaken nieuwe lasten en hier en daar oproer, ald, — De krijg
met Frankrijk ojj nieuiv uitgeharsten, bl. 49. — De Franschen ter zee verslagen en hun
land door karel zwaar geteisterd, ald. — Hij sluit een bestand met hen dat later
verlengd wordt, ald. — De Hertog stilt een oproer te Zierikzee en bezoekt de Holland-
sche steden, bl. 50. —■ Wordt te Dordrechl gehuldigd, ald. — Neemt bezit van Gelre
inhoud; Iii
m Ziilphen loaar hij gehuldigd wordt ^ ald. — Hij poogt zij7ie staten tol een honing-
rijk te verheJJ'en, bi. 51.— Karels landvoogd te Fcirelle gevangen genomen^ ontfialid,
en de Bonrgondische knechten verjaagd, alid. — Karel rukt den Elzas in en sluit een
verbond met Engeland tegen Frankrijk, bi. i32. — Hij slaat het beleg voor Nuis, ald. —
De Zwitsers verklaren hem den oorlog, C7i verslaan zijne hendeu hij Hericourt, ald. —
Drnkkende belastingen uitgeschreven, hl. 53. — De geestelijkheid, weigert opgave van
hare inkomsten te doen , ald. — Lodewijk XI tracht het bestand met kauel te verlen-
gen , welke dit iceigert, ald — Lolharinjreu, Zwitserland en de Keizer tegen kaüel
in de ivapens, bi. 54. — De Koning van Enfreland in Frankrijk geland, roept de hulp
in van karel, die halsstari'ig weigert het beleg van Nuis op te geven, ald. — ßat
bestand met den Keizer gesloten, ald. — Kaperijen der Franschen ter zee, ald, —
Eene vloot ^ door de Hollandsche steden daartegen uitgezonden , verslagen ^ bl. 55. —
Karel sluit een bestand met Frankrijk en zet dm krijg met Lolharingen voort, ald. —
Weigert, na de verovering daarvan , zich met de Zwitsers te verzoeneti, ald, — Nieuwe
lasten, deswege uitgeschreven, door de onderzaten schoorvoetend opgebragt, bl, 5G. —
Karel neemt Granson in en laat de bezetting ter dood brengen, ald, — De Zwitsers
verslaan //em äy Vaux-Marcus en behalen grooten buit ^ ald. — KareL·, door velen zijner
bondgenooten verlaten, brengt op nieuw een leger te veld, bl. 57. — IJij wordt ten
tweedenmale geslagen , ald. — iHj schrijft nieuwe volksligtingen en heden uit, bl. 58. —
Tegenstand dien deze bij alle standen onttnoeien, ald. — Karel laat zich door zijne
rampen ter nederslaan, ald. — Oe Hertog van Lolharingen poogt zijn gebied te her-
winneti, ald. — Karel tracht vruchteloos hem Nancy weder te ontwringen, ald. — Hij
wordt weder verslagen en vindt daarbij den dood, bl. 59. Zijne hoedanigheden,
ald. — Zijne dochter maria is zijne erfgename, bl. 01. — Freugde door zijn dood
verwekt, ald. — De burgerij tracht alom verloren vrijheden te herkrijgen, ald. — De
Staten worden naar GtcnV ontboden, ald. LoDEW'ijk XI op het bezit van een deel der
bezittingen van het huis van i^ourgondië, bl. 62. — Maiua van Bourgondic verleent op
aandrang der Hollandsche en Zeeuwsche afgevaardigden, hel Groot-Privilegie, ald. —
Inhoud van dit staatsstuk , ald. — Het wordt later herroepen , doch sedert heeft men
meermalen zich er op beroepen, ald. —· maria stelt een stadhouder en raden over Hol-
land en Zeeland aan , ald. — De overige steden des lands rcetcn ook huime voorregten
uitgebreid te krijgen, bl. — De Hertogin door de beperking van haar gezag, tot onder-
handeling met gedwongen, ald. —Twee der gezanten hij hunne terugkomst vans
landverraad beschuldigd en onthoofd, ald.—Ιη\\ο\\·Ληά barst de onde tweedragt op nieuw
uit, bl. C6.— Kene vloot aldaar tegen Fransche kapers in zee gezonden, ald. —Getui-
genis van den moed der Hollanders ter zee, ald. — De Flamingers stellen Ahin.v ynxiGeïïC.
aan het hoofd van een leger /tf^m Frankrijk , ald. —Hij slaat het beleg voor Doornik, doch
sneuvelt en zijn volk icordt verstrooid, bl. 67, — Aanzoeken om de hand van maiua
Tan Dourgondié, ald, — Maximiltaan van Oostenrijk vericerft die, yld. — Hutcel ij ksvoor-
waarden omtrent de erfopvolging , bl. G8. — Maximiliaan sluit een tvapenstiIsland met
Frankrijk, ald. — Maria te Dordrecht als Gravin van Holland en Zeeland gehuldigd,
ald. — Het volgend jaar wordt maximiliaan als Heer, Voogd en Momboir be'èedigd,
ald. — Hij rukt met een leger te veld, om de veroveringen der Franschen te stuiten,
bl. 69. — Sluit een bestand voor een jaar met lodkwuk XI, ald. — De Gelderschen
heticisten hem Gelre enZutphen, ald. — Na een tweejarigen krijg worden zij tot onder-
werping gedwongen , ald. — Nieuwe onlusten en bewegingen in Holland , bl. 70. — De
stadhouder is niet in staat die te stillen en vertrekt naar Zeeland, bl. 71. — Maximi-
liaan wordt hierin door den hervatten krijg met Frankrijk verhinderd^ bl, 72. —
icinning op hen behaald , ald. — Hij komt in Holland en poogt de rnst te herstellen,
ald. — Hernieuict het verbond met Engeland , bl. 73. — Leiden wordt door de Hoek'
sehen verrast, ald. — Op bevel van maximiliaan wordt die stad door den stad-
houder belegerd, bl. 74, — Dordrecht door de Kabeljaauwschen ingenomen, ald. —
Eenige andere steden vallen ook in hufine magt, ald. — Maximiliaan begeeft zich
naar Holland en bevestigt de Kabeljaauwschen in het bewind, bl. 75. — Leiden
door de Hoekschen verlaten, onderwerpt zich aan hem, ald. ·— De Kaheljaauwechen
thans overal in het heimnd, doch de rust niet geheel hersteld, ald. — De Hoekschen
iv
Βξ ΪΙ ■
hw is
η» μ
Kü«
vinden^eene toevlugt in het Stiehl, ald. ■— Misnoegen van maximiliaan hierover,, dat
een tweejarigen krijg tusschen Utrecht en Holland ten gevolge heeft, ald. — Dood van
vrouw maria, bi. 76. — Haar heminnelijk karakter^ ald. — In Utrecht is de rust
door den dood van Bisschop sweder niet hersteld^ ald. — De met hem gebannen Ka-
noniken verkiezen te Dordrecht avalraven van Meurs tot zijn opvolger^ ald. — Deze
verkiezing door de kapittels ^ ridderschap en steden voor onwettig verklaard, gelijk
ook door Paus eügeniüs , bl. 77. — Hoezeer later door Paus feiiix in het hisdorn,
bevestigd,, blijft de magt van walraven toch geringd ald. — Het geestelijk regtsge-
hied over Holland , Zeeland en Friesland door filips van Bourgondië aan Bisschop rudolf
yöw Diepholt Aer^eyßii, ald. — Walravex van Meurs vestigt zich ie Arnhem, ald. —
Bisschop rudolf van Diepholt verklaart den Aartsbisschop van Keulen den oorlog,
bl, 78. — Sluit later een verbond met den Bisschop van Munster, ald. — Tracht de
vervallen zaken van het Slicht te herstellen,, ald. ■— De stad Utrecht in twist met
het huis van Monlfoort, ald. — Bisschop rudolf geraakt met de Utrechtsche rege-'
ring in oneenigheid, bl. 79. — Hij verlaat de stad en verzoent zich met Monlfoort,
ald. — De Utrechtenaars neigen thans tot avaluaven van Meurs, die echter werke-
loos blijft, ald. — Bisschop rudolf iveet de stad Utrecht te bemagtigen, ald. — De
rust wordt daar slechts moeijelijk hersteld, bl. 80. — Walravex van Meurs tot Bis-
schop van Munster gekozen, doet af stand van zijne regten op het Utrechtsche Bisdom,
bl. 81. — Misnoegen der Utrechtenaars over de schikking daarbij getrogen , ald. —
Bisschop rudolf helpt walraa'ex den Munsterschen bisschopszetel veroveren, ald. —
De stad Munster vruchteloos belegerd, bl. 82. — De geestelijkheid van het Sticht verzet
zich tegen het voortzetten van den krijg, ald. ■— De Bisschop, ofschoon door den
Raad van Utrecht ondersteund, wijkt uit do stad, ald.— Hevige onlusten tusschen den
Raad en de geestelijkheid, ald.— De regering moet zwichten, maar de rust blijft ge-
stoord ,h]. S^. ■—■ Dood 'i?a/i rudolf ï^flm Üiepholt, ald.— Zijn karakter en bekwaamheden
als wereldlijk Forst, ald. —F er scheiden P^ orst en tracht e7i invloed op de verkiezing eens
nieuwen Bisschops te hebben, bl. 84. — Glisbrecht van Bredcrode eenparig tot die
waardigheid gekozen, bl. 85. — Redenen die tot zijne verkiezing geleid hebben, ald. —
De Bisschop wordt door den Keizer in het wereldlijk gebied bevestigd, bl. 86. —
'i Pausen bekrachtiging gevraagd, doch door kuiperijen van Beijeren e» Bourgondië tegen-
gehouden, bl. 86. — 1)αλ^ιβ van Bourgondië eindeUjk te Rome als Bisschop van Utrecht
aangesteld, bl. 87. — Bisschop gijsbrkcht heeft inmiddels in Utrecht de partijen
trachten te verzoenen ^ ald. — Ε enige misnoegden nemen echter de icijk naar Amers-
foort , ald. — Hertog filips maakt zich gereed, zijn zoon βαλ^Ι) met geweld op den
zetel te plaatsen, bl. 88. — Utrecht stelt zich in staat van tegenweer^ ald. — Een
oproer te Utrecht gedempt en door strenge maatregelen des Bisschops, de rust hersteld,
ald. — Pogingen tot bemiddeling der heide Bisschoppen blijven vruchteloos, bl. 89. —
Rhenen en Amersfoort kiezen de partij van david van Bourgondië, ald. — Filips rukt
met een leger tegen Utrecht op, bl. 9Ö. — Gusbrecht van J3rcderode doet afstand van
het Bisdom, ald. — Filips en ι)Αλ^} van Bourgondië trekken Utrecht binnen, bl. 91. —
Deventer, Kampen en Zwol weigeren den laatste te erkennen en sluiten een verbond
met Gelre tegen hem , ald. — Filips en david van Bourgondië trekken tegen Deventer
op, ald. —· De stad komt na eene moedige verdediging tot onderwerping, bl. 94. —
Dit voorbeeld wordt door de overige steden en ridderschap gevolgd, ald. — Verschei-
dene stedèn treden in een onderling verbond, bl. 95. — De rust in het Neder-Sticht
geenszins hersteld, ald. — De Bisschop wijkt naar het Hof des Hertogs van Bourgon-
gië, bl. 96. — Aan de langdurige onlusten wordt eindelijk een einde gemaakt^
hl. 97. — De Bisschop komt te Utrecht terug, bl. 98. — Abcoude en Wijk bij Duurstede
vervallen aan het Sticht, ald. — Verzoening ifiiiic/im Utrecht en Amersfoort, bl. 99. —
De stad Utrecht geraakt met haren Bisschop op nieuw in oneenigheid, ald. — Sluit een
verbond met Amersfoort ter bescherming van beider regten, bl. 100. — De steden van
Λβί Boven-Sticht hernieuwen hun verbond met Zutphen, ald. — Stoutheid der Edelen
bl. 101. — De brederode's schijnbaar in hooge gunst bij den Bisschop, bl, 102. —
Oneenigheden in het Nedor-Sticht met Hertog karel, ald. — De Bisschop neemt de
heide bukderodk's gevangen , bl, 103, — Beide wreed behandeld en tot bekentenis ge-
INHOUD. vu
dwongen, bl. 104. — Walraven van ßrederode gelukt het te ontsnappen ^ bl. 105. —
Karel van Bourgondië trekt zich hunner aan, en zij worden door hem voor onschuldig
verklaard^ ald. — Gijsbrecht van Brederode eerst later ontslagen, ald.— Willekeurige
heerschappij van Bisschop jjavid y bl. 106. — Hij stelt eene buitengewone i'egtbank in,
doch het algemeen misnoegen dwingt hem, haar weder af te schaffen, bl. 107. —
De dood van karel den ^Vonie vermindert het gezag des Bisschops, die met de Sta-
ten van het Neder-Slicht een voor hem vernederend verbond sluit, ald. — De Over-
ijsselsche steden en ridderschap volgen dit voorbeeld, bl. 108. —- De voorwaarden
worden door den Bisschop kwalijk nagekomen, ald. — Geschil tusschen den Bis-
schop en de regering van Utrecht, bl. 109. — liet wordt voor de geestelijke regtbank
en daarna voor den Paus gebragt, bl. 110. — De beslissing door den Paus aan drie
scheidslieden opgedragen, ald. — Twee daarvan w^'zen de zaak van zich af, ende derde
doet uitspraak ten voordeele der Utrechtenaars, ald. — Bisschop david bekreunt zich
hieraan niet en weigert den ban op te heffen, bl. 111. — De Utrechtenaars zoeken
hulp te Rome , ald. — Ook 's Pausen vermaningen stuiten af op des Bisschops onbuig-
zaamheid, ald. — De verzoening wordt eindelijk tot stand gebragt, ald. — Diensten
ααίϊ </e iviac? Utrecht door 3 vanMoniioori bewezen , bl. 112. — Diens aandeel in de Hol-
landsche onlusten, bl. 113.— De Bisschop verbiedt zijnen onderdanen vruchteloos, zich
daarin te mengen, ald. — Zij dragen bij tot de verrassing van Leiden, bl. 114.— Dn.
goederen van onderscheidene Edelen en Stichtsche burgers worden door maximiliaan
aangeslagen,ΐλA.^— Een opstand te Utrecht, hierdoor te toeeg gebragt, wordt door va\
montfoort gedempt, bl. 115.— Vergeefsche pogingen van den Bisschop , om zijn gezag
aldaar te herwinnen, bl. 116. — Maxltoliaan rerÄ/aari Utrecht den oorlog, bl. IIG. —
De Amersfoorters verslagen, bl. 117. — Vruchtelooze onderhandeling van Utrecht met
MAxmiLiAAN, bl. 118. — De Hollanders openen den oorlog, waaraan de Zeeuwen
weigeren deel te nemen, ald. — JSederlaag der Hollanders, bl. 119. ■— Verdere loop
van den krijg, bl. 120. ■— Naarden door de ütrechtschen verrast, ald. — Het platte
land verwoest, ald. — Nederlaag der \jtrechtsehen, bl. 121. — Deze zoeken hulp bij
Kleef, ald. — Esgelbrecht van Kleef als Postulaat-Bisschop erkend, ald. ·— De vijan-
delijkheden 7net verniemcde woede voortgezet, bl. 122. — Gebrek aan mondbehoeften en
geld te Utrecht, ald. — De geestelijkheid aldaar wordt gedwongen, Bisschop david te
beschuldigen, bl. 123. — Deze neemt weêrioraak^ ald. — Èene onderjiandeling te
Schoonhoven loopt vruchteloos af, ald. — Stijgend gebrek in Utrecht, bl. 124. — ^s Bis-
schops gevangen genomen Blaarschalk aldaar ter dood gebragt, ald. — Mislukte
aanslag ap Dordrecht, ald. — De rust in Utrecht met geweld gehandhaafd, bl. 124.^—
Alles neigt tot onderhandeling, ald, — Moedwil der stalbroeders, ald. — Zelfopoffe-
ring van JAN VAX scAFFELAAR, bl. 127. — Onderhandelingen te 'sHago, ald, — De
vijandelijkheden worden echter voortgezet, ald. — Paus sixtus IV vermaant de
Utrechtenaars op straffe van den ban, tot onderwerping aan hunnen Bisschop, bl.
128. — Zij bekreunen zich weinig om dit bevelschrift, ald. — De oorlog wordt met
woede voortgezet, bl. 129. —■ Eene bijeenkomst te 's Bosch loopt vruchteloos af, ald. —
De Bisschoppelijken behalen eenige voordeden, bl. 130. — Steeds aangroeijend mis-
noegen te Utrecht, ald. — Verscheiden onderhandelingen mislukken, ald. — Voorstel-
len te Valkenswaard en later te Wageningen van de Kleef sehe zijde gedaan, doch door
den Bisschop verworpen, ald. — De ütrechtschen neigen tot verzoening, bl. 131, —
De burgerij vermeestert de stad en opent de poorten voor den Bisschop, bl. 132. —
Uit wantrouwen jegens hem, spelen zij weldra de stad weder in handen van \'\inmE\El,T,
bl, 133. — Engelbhecht Kleef α/ί/αα/· in het gezag hersteld, en Bisschop david ge-
vangen naar Amersfoort gevoerd, ald, — Gebrek aan lijftogt in Utrecht, ald, — Maxi-
miliaan rf//t/ met een sterk leger tegen die stad op, ald.— É^a eene hardnekkige verdedi-
ging komt men tot een verdrag, bl. 134. — Hoofdpunten daarvan, ald,—Maxl^iltaan
als wereldlijk voogd van Ulrecit erkend, doet zijn intrede in de stad, bl. 135.--~Gelre
uit het Gulik-Geldersche huis in dat van egmond overgegaan, ald, — Arnoud van
Egmond tot Hertog gekozen, bl. 136. — Redenen die tot deze keus aanleiding hebben
gegeven, ald. — Arnoüd bevestigt het verbond der ridderschap en steden, ald. — Som-
mige plaatsen en Edelen kanten zich tegen zijne verheffing, ald, — Men ducht de
Υί I N Η Ο υ D.
aanspraken van den Hertog^ van Gulik, en tracht door ecne verloving van arnoud met
de dochter des Ilertogs van Kleef, zich daartegen te sterken^ 1)1. 138. — Foorwaarden
daarbij gemaakt, aki. — Aiinouü sluit een verbond met den Hertog van Kleef, ald. —
Hel gezag van aknoüd hier en daar met geweld gevestigd ^ ahl. — Nieuwe regten aan
de bewoners der Vchnvc verleend^ bl. 139. — De Keizer weigert arnoud de heleening,
en verklaart met diens gebied den Hertog waw Gulik te beleenen^ ald.-« De Gelderschen
worden in de Stichtsche onlusten betrokken^ bi. 140. — De vrede icordt gesloten,
bl. 141. — De Hertog van Gulik deelt den Gelderschen de keizerlijke brieven mede,
waarbij hij met hun land beleend wordt, ald. — Deze bekreunen zich weinig om deji
Keizer, ald. — De rijksban wordt over hen uitgesproken, ald. — De vijandelijkheden
tusschen Gulik en Geire met afwisselend geluk gevoerd, bl. 142. — Geldgebrek 'in Gc\vq
hierdoor te weeg gebragt, bl. 143.— Schade der steden en den landbouw hierdoor toege-
bragt, ald.— Onwil der steden, om den Hertog te ondersteunen, ald. De steden rnati-
gen zich steeds meer gezag over den Hertog aan, bl. 144. — Zij sluiten daartoe een
verbond met de ridderschaj), bl. 145. — Bijeenkomst der steden en ridderschap te Nij-
rnegeu , en voorwaarden door hen den Hertog gesteld, ald. — Fier antwoord des Hertogs
daarop, bl. 146. — ^s Hertogs onvermogen tegen hen, bl. 147. — Hij is genoodzaakt
een deel zijner bezittingen en inkomsten te verpanden, bl. 148. — Ε enige toenadering
tusschen den Hertog en zijne onderdanen, ald. — De Hertogen van Gelre en van Gulik
maken loederzijds aanspraak op elkanders gebied, ald. — ]Sa den dood van den laatste,
toordt zijn zoon gerard met Berg en Gulik niet alleen, maar ook met Gelre en Zulphen
door den Keizer heleend, bl. 149. — i/er/o^ arnoud rukt zelf tegen hem ten oorlog,xii\(\.·—
De Gelderschen vallen in Gulik, maar lijden de nederlaag, ald. — Bestand door tus-
schenkomst des Hertogs vim Kleef, tusschen beide Forsten gesloten, bl. 150. — JVan-
orde en misnoegen in Gelre , ald. — De Nijmegers misnoegd over eene regeringsdaad
des Hertogs, roepeti hem ter verantwoording, bi. 151. — De Hertog, door zijne voor-
naamste leenmannen verlaten, ziet weldra het geheele land tegen hem opstaan, ald. —
Hij wendt zich om hulp tot F/Lit's van IJourgoiidië, bl. 152. — De Gelderschcn leenen
weinig het oor aan zijne voorstellen, ald. — Een bestand voor eenige maanden geslo-
ten, ald. — Bisschop rudoi.f van Dicpholl en de Hertog van Kleef, treden als midde-
laars ten behoeve des Hertogs op, bl. 153. — Ferdrag des Hertogs met zijne onder-
danen ^ ald. — Arnoud onderneemt eene bedevaart naar het H. Graf en stelt zijne ge-
malin aan het hoofd van een regentschap, bl. 154. ·— Hij keert in zijne staten terug
onder de vreugdebeluigingen des volks, bl. 155 — Geraakt in onmin met zijne gemalin,
bl. 155.— Het huwelijk zijner tweede dochter vermeerdert zijn aanzienlijken schulden-
last, ald. — Deze wordt nog verhoogd door zijne inmenging in de Munstersche ge-
schillen, bl. 156. — Door zijne bemoeijingen met de Utrechtsche bisschopskeuze, ver-
bittert hij filips vit/i Büurgoudië tegen zich, die de vier hoofdsteden tegen hem opruit,
ald. — De Veluwe door Bourgondische knechten veroverd, bl. 157. — Het misnoegen
des volks tegen Hertog arnoud is ten top gestegen, ald. — Zijne gemalin en zijn zoon
trekken met de misnoegden ééne lijn, en trachten pilips ^;α[?^ Bourgondië voor zich te
winnen, alil. — De tegenkanting van eenige steden, verdeelt Gelre weder in twee par-
tijen, bl. 158. — Arnoud geraakt in twist met den Graaf van Meurs, ald. — Frnch-^
telooze pogingen tot bij legging der binnenlandsche geschillen, bl. 159. — Adolf vat
de wapens tegen zijn vader op, ald.— Adolf in het naauw gebragt, sluit een verdrag
met zijn vader, bl. 160. — Foorwaarden daarvan, ald.— Foortduur der binnenland-
sche geschillen in Gelre en der huiselijke oneenigheid van zijn Forst, ald. — Arnoud
iii I daagt zijn zoon voor zich, die deze oproeping in den wind slaat, bl. 162. — Adolf
doet eene bedevaart naar Jeruzalem, bl. 163. — Bij zijne terugkomst wordt hij met
onderscheiding aan het Bourgondische Hof ontvangen ald. — Zijne verloving niet
katharina van Bourbon, ald, — Hij verzoent zich met zijn o«c/er ,'ald. — Adolf doet
zijn vader te nacht opligten en zet hon gevangen, bl. 164. — Hij wordt door Nijme-
gen, Zulphen en Arnhem als Heer erkend en gehuldigd, bl. 165. — Roermond verklaart
zich tegen hem , ondanks den schriftelijken afstand van Hertog arnoud , bl. 166. — Willem
ϊ?αη Egmond trekt met die Had ééne lijn , xcelk voorbeeld door eenige Edelen en den Hertog
van Kleef gevolgd wordt, ald. — De meeste steden en Edelen van Gelre blijven echter
1V
ί
-ocr page 687-INHOUD. vu
op de zijde van adolf, 1)1. 167. — Egmonü vermeestert Arnhem, ald. — Wed er zijd sehe
invallen in Kleef en Gelre , ald. — Een deel van benden op Uollandsch grondgebied
stroopetule, wordt door Hertog fuavs streng gestraft, ald. — Voortdurende stroope-
rijen van wederzijde, bl. 168. — Voor stellen omtrent de slaking van Hertog aunouï)
loopen op niets uit, ald. — Adolp vestigt meer en meer zijn gezag, bl. 169. —Nieuwe
inval der Kleef sehen, ald. — Door hevige gevechten uitgeput, neigen de strijders tot
vrede, bl. 170. — Adolf sluit een verbond met eg.mo.vd en Arnhem, en later een bestand
met Kleef, bl. 171. — Hertog karkl van Bourgondië beschermt egmond, en omhelst
heimelijk de zaak van Hertog Aiisovi), ald. — Redenen, welke dezen Vorst hiertoe bewo-
gen , bi. 172. — De Paus berispt adolf over het gevangen houdpn van zijn vader,
ald.— üe ridderschap en steden weigeren hunne toestemming tot diens vrijlating, ald.—
Hertog karel ro^jïji adolf voor zich te Hesdin, ald. — Hier weet men hem te overre-
den, een bevelschrift tot slaking zijns vaders af te geven, ald.— Hertog karel tracht
vruchteloos eene verzoening tusschen vader en zoon te bewerken, bl. 173.— IHj besluit
het gevoelen der ridderschap en steden in te winnen, ald.— Adolf ontwijkt heimelijk,
maar wordt te Namen gevat en gevankelijk naar Korlrijk gevoerd, bl. 174. — Hertog
karel eischt thans van de Gelderschen de erkenning van arnoud als Hertog, ald. —
Zij houden zich aan adolf, ald. — Hertog karel vermaant de Gelderschen de
zijde van arnoud te kiezen, bl. 175. — De ridderschap en steden sluiten een verbond
ie^ew arnoud , ald. — Hij ontmoet bij zijne komst f/iGehc veel tegenstand, ald. ·— Hij
ziet zich eindelijk gedwongen ^ den Hertog van Bourgondië tot voogd en beschermer van
Gelre te benoemen, bl. 176.— De Paus vaardigt bevelschriften ten voordeele van Hertog
arxoud uit, ald. — Karei, tracht de gunst der bevolking te winnen, ald. ·— Deze
wantrouwt hem, en draagt het hoog bewind des lands aan Vincent Meurs o^; ,
bl. 177. — Hertog arnoud hierdoor geheel van zijn gezag beroofd, verpandt al zijne
landen aan den Hertog van Bourgondië, bl. 178. — Dood van Hertog arnoud, ald.' —
Zijne zwakheid van karakter, 179. — Karel tracht zijn regten op de heerschappij van
Gelre en Zulphen te laten gelden, ald. — Een aantal steden vallen in zijne magt,
ald. —De Hertog van QiwMk verkoopt hem zijne aanspraken op Gelre e« Zulphen, bl. 180. —
Nijmegen moet zich na eene harnekkige verdediging aan Hertog karel overgeven,
bl. 180. — Nijmogens val door de onderwerping van het geheelegeivest gevolgd, bl. 181. —
Hertog karel door den Keizer met Gelre en Zulphen heleend, ald. — Zijne strenge
heerschappij, ald. — Zijn dood wekt in de Gelderschen den icensch op, om hunne onaf-
hankelijkheid te herkrijgen, ald,— Adolf Gelre roept zijne landgenooten te wapen,
die zijne zuster Katharina aan het hoofd van het bewind plaatsen , bl. 182. — De dood
van adolf belet dit, ald. —· Zijn karakter, ald. — Katharina van Gehe tracht ver-
geefs haar broeders kinderen van het Bourgondische Hof te verkrijgen, ald. — Zij
poogt zich door onderscheiden verbonden te sterken, ald. — Woelingen van willej«
van Egmond in Gelre, bl. 183. — Hij matigt zich, onder den titel van voogd over
adolfs kinderen, veel gezag aan, ald.— Arnhem stelt zich onder de magt des Hertogs
vaii Kleef, bl. 184. — Zulphen aan den Bisschop van Munslcr verpand, ald. — Katha-
rina van Gelre verzet zich hiertegen en wapent zich, ald. — IVIaximiliaan sluit een
verbond met den Hertog van Kleef, die zich ten oorlog toerust, bl. 185. — De Gelder-
schen dragen het hevel over hunne krijgsmagt aan frederïK van Brunswijk op, ald. —
Grave valt den Brabanders in handen, ald. — Braband en Kleef geteisterd, ald. — Hu-
welijk tuschen frederik van Brunswijk en Katharina van Gelre ontworpen, ald. —
Vruchtelooze pogingen bij maximiliaan ten gunste van adolf.s zoon en erfgenaam,
bl. 186. — Wederzijdsche vijandelijkheden, ald. — De Hollanders mede in den oorlog
gewikkeld, ald. — Eenige Hollandsche en Geldersche steden sluiten onderling een be-
stand, ald. — Hertog frederik van Biuns\\ijk krankzinnig geworden zijnde, wordt
hendrik van Schwarlsenberg in zijne plaats aangesteld, ald. — Hij sluit een verbond
met Frankrijk tegen maximiliAAn, bl. 187. — De Gelderschen behalen eenige voordeelen,
ald. — Sommige Geldersche steden onderwerpen zich «an maximii.iaan , ald. — Weder-
zijdsche vijandelijkheden, bl. 188. — Wageningen tot de overgave gedwongen, ald. _
De Gelderschtn stellen voor, de aanspraken van 3L\ximiliaan aan ^s Pausen uitspraak
over te laten, ald. — Eene wapenschorsing komt tot stand, bl, 189. —Na het eindigen
yni I Ν Η O ü D.
ïï
daarvan, onderwer-pm zich de Gelderschen aan maximiijaan , ald. — Adolp van Nassau tot
stadhouder door hem aangesteld, ald. — Friesland niet minder dan Gelre in dit tijdperk aan
burgeroorlog ten prooi, ald. — Twist van Groningen met de Ommelanden over het stapelregt,
ald. — Ripperda op harde voorwaarden tot de erkenning daarvan gedwongen^ bl. 190.—
Onmin tusschen Groningen en Hamburg, ald. — Tweejarig bestand tusschen de heide steden,
ald.— Schier al de Ommelanden treden met Groningen in een verhond^ ald.— Heilzame
vruchten en inhoud vaji dit verhond, ald. — Onderhandelingen van Groningen met Hamburg,
ald. — Ε enige vijandelijkheden met Oost-Friesche Ε delen, ύά, — Friesland bewesten de Lau-
wers door overstrooming ^ hongersnood en ziekte geteisterd, 192. — Driejarig bestand
tusschen de Schieringers en Fetkoopers te Sneek gesloten, ald.— Oneenigheden in Oost-
Friesland, ald. — worden door een vrede met Hamburg bijgelegd, ald. — Groningen
in den rijksban verklaard, bl. 193. — Hernieuivde vijandelijkheden met Oost-Friesland,
, ald.— De stadGfiomngenop de zijde mw Holland in den krijg met de steden aan c?eOosl-
ïee,ald. — Zij geraakt hierdoor in geschil met YmhAen , dat echter in der minne bijgelegd
wordt ^ bl. 194. — De Hamburgers staan Embden aan edzard af, ald. — Door diens
bemiddeling verzoent gockinga zich met Groningen, bl. 194. — Geschillen tusschen de
Fetkoopers en Schieringers bij Dokkum aan scheidslieden onderworpen, ald. — Een
tweejarige landsvrede voor Friesland te Leeuwarden tot stand gebragt, ald. — Bedorven
toestand der kloosters, en pogingen tot verbetering daarvan «w Friesland aangeioend^
bl. 196. — Fijandelijkheden van Groningen met de IVorkummers en Hindeloopers ^
bl. 197. ■— Hatïena m Oost-Friesland rooft op de Groningers, doch icordt op hun ver-
zoek ^ door Graaf bestraft, ald. — Be eischen der Hamburgers tot uitvoering
eener gesloten overeenkomst, vinden in Groningen weinig gehoor, bl. 198. — DeGronin"
gers maken </eEems onveilig, ald. — Beducht voor de magt der Hamburgers, neigen zij
tot vrede, ald. — Nieuwe onlusten en geweldenarijen in Westergo, bl. 199. — Eenige
steden en Edelen trachten door een verbond voor een jaar de rust te herstellen, ald. ■—
Ocslergo evenzeer aan burgerkrijg ten prooi ^ ald, — Eenige dorpen begeven zich onder
- de bescherming van Groningen, bl. 200. — Ferdrag door eenige andere Deelen gesloten,
ald.— De magt, daarbij aan Gvomu^^en opgedragen, vindt vele tegenkanting, ald. — Fer~
hond voor vier jaren tusschen Oostergo en de stad Groningen, ald.— Inhoud daarvan,^
bl 201. — Het is ontoereikend om de rust te bewaren, ald. — Groningen matigt zich
het gebied over het Oldambt aan, ald. — Ferbindt zich naauwer met Oost-Friesland,
ald. — Weder opkomende geschillen, die echter bijgelegd worden, bl. 202. — Weslergo
verzet zich tegen het verbond mei Groningen , ald. — Leeuwarden en Leeuwarderadeel ï?oor
Groningen gedaagd, ald. — Schenders van den landvrede bestraft, bi. 203. — Nieuwe
onlusten in Westergo na het eindigen van het bestand, ald. — Zeeroof der Schierin-
gers tot groot nadeel des lands, bl. 204. — Aan de verregaande ongereldheden wordt
door een zesjarigen vrede een eind gemaakt, ald. — Afkeer der Friezen, om aan een
huilenlandschen regter zich te onderwerpen, en besluit van den landdag daartegen^
ald. — Ferbond van onderscheiden Kerspelen met Groningen, bl. 205, — Groningen ont-
houdt zich, een leenman des Munsterschen ßisschops te straffen, bl. 206. ™ Ge-
schillen van Groningen met Hamburg vereffend, ald. — Ferdrag van Groningen met de
Ommelanden, ald. Eene arglistige daad der roorda's doet den burgerkrijg in Friesland
op nieuw ontbranden, bl. 207. — Rustige toestand tusschen den Dollarl en de Eems,
bl. 208. — Groningen legt een dijk, om de vernielingen van den Dollart te stuiten, ald.
Misnoegen over eene bepaling des Raads in Groningen , ald. — Hij wordt tot de intrek-
king daarvan genoodzaakt, bl. 209. — Filips van Bourgondië tracht de West-Lauwer sehe
Friezen te bewegen hem als Heer te huldigen, ald. — Eenige gemagtigden naar hem ge-
zonden, keer en onverrigter zake terug, ald. — Dit ge^t aanleiding tot een nieuw
verbond tusschen Groningen en de Ommelanden, ald, — Frees door de toerustingen van
Hertog filips in Friesland te weeg gebragt, bl. 210. — De West-Friezen trachten met
Groningen en Oost-Friesland een verbond tegen hem aan te gaan, ald. — Op weigering
van deze f sluiten zij een onderling verbond tegen vreemde overheerscMng, ald. — Do
Groningers verklaren zich tegen de verheffing van davii» van Bourgondië, ald, — Na
zijne erkenning door het Slicht, volgen zij echter dit voorbeeld, ald, — Onderscheiden
ferdragfn door Groningen gesloten, bl, 211. — Misnoegen dev gildm over een handels-*
i-l·
y-
verdrag met Oosl-Friesland , aki. — Zij dwingen den raad dit te vernietigen, ald. —
Maatregel ter bewaring van rust en veiligheid in Groningen genomen^ hl. 212. — De
oude veeten herleven in Friesland, ald. — Keizer fbederik III eischt de schatting aan
het Rijk van de Friezen^ welke hiertoe op zekere voorwaarden niet ongenegen zijn^
ald. — Op het ontvangen der geicenschte keizerlijke brieven wordt zij opgebragt,
1)1. 213.— Fan de vrees voor een huitenlandschen aanval bevrijd, hervatten de Friezen
met hrevigheid hunne inwendige geschillen , ald. — Krijg tusschen de donia's en iia-
kinxma's , ald. — Ferbond van eenige gewesten en Groningen, bl. 214. — Voortduur
van den burgerkrijg, ald. — Onderling verbond van Weslergo tot handhaving der
rust, ald. — Gelijk verdrag voor drie jaren tusschen Ooslergo en Weslergo , ald. —
De do.nia^s zetten hunne geweldenarijen voort ^ bl. 214. — In Groningen c/i de Omme-
landen wordt de rust gehandhaafd^ bl. 216. -— Verbond van Groningen met ULnicii van
Embden , ald.·— Eggo van Weslerwolde , door ulrich verongelijkt, huldigt den Bisschop
ijttji Munster, ald. — afstand van Bisschop david van Bourgondië van het geregt van
Selwerd aan Groningen, bl. 217. — Be Opslerlanders verbinden zich met Groningen,
doch de rust, aldaar hierdoor bewerkt^ strekt zich niet tot het overige van Ooslergo.
en Weslergo uit ^ ald. — Burgeroorlog aldaar ^ vooral door de donia's gaande gehou-
den, bl. 218. — Einde daarvan, bl. 219, — Treurige toestand van Friesland, ald. —
Pogingen van Pater brugman tot herstel van den vrede, bl. 220. — Zware dijkbreuk
op ivonderbare wijze gestopt, bl. 221. — Douwe sjaardama tracht een erfelijken titel
en magt in Friesland van den K<iizer te verwerven, welke hem een titel en regtsgebied
over de Zevenwolden verleent, ald.— Nieuwe burgerkrijg «n Weslergo, bl. 222.—
In Ooslergo doet de felle tweedragt tot een verbond met Groningen neigen ^ hetwelk
door deze stad geweigerd, doch op herhaald dringend aanzoek toegestaan wordt y h).
223. — Dit voorbeeld door eenige andere Deelen gevolgd^ bl. 224. — Do Edelen ver- λ
zetten er zich tegen, doch worden door de Groningers bedwongen, ald. ■— De naijver
op Groningen brengt nu eene verzoening tusschen de Schieringers van Ooslergo en
Weslergo te weeg , ald. — Euveldaad van agge donia bestraft, bl. 225. — Bandeloos-
heid der geestelijken, ald. — Karel de Sloute, thans Graaf van Holland, noodigt de
Friezen, gemag'tigden tot hem te zenden , om zijn gezag te erkennen, bl. 22ö. — D^
Friezen beroepen zich op hunne voorregten en vrijheid door den Keizer verleend, maar
deze vertogen vinden hij karel weinig gehoor, ald. — Op gelijken eisch wenden de
Groningers zich tot den Bisschop van Ulreclil, die zich hunne zaak aantrekt ,\Λ,2'}Π
De Friezen benoemen op een landdag vier en twintig gemagtigden, ald. — De Hertog
van Bourgondië verlangt, dat zij afgevaardigden tot hem zenden, en dreigt met de wa-
penen, bl. 228. — Eene bijeenkomst van zeventig aanzienlijken ie Slavoren rigt weinig
uit, ald. — Karel blijft op zijne eischen aandringen, doch men besluit, zich daartegen
te verzetten, ald. — Friesland en, Groningen stellen zich in staat van tegenweer, doch de
afgevaardigden en offo van Dokkum zweren den Hertog hulde, bl. 229. — De vrees
voor karel neemt in Friesland af, en de binnenlandsche geschillen herleven, bl, 230.—
De Gelderschen zoeken hulp bij de Friezen tegen Hertog KMmh, doch vinden dezen, op
het voorbeeld van Groningen, daartoe ongenegen, bl. 231. — Groningen verbindt zich
met Oosl-Friesland, ald. — De Friezen, Groningers en Ommelanders zoeken ondersteu-
ning bij den Keizer, ald. — Diens verklaring hunner onder hoerigheid aan het rijk
verijdelt het oogmerk van Groningen, om Ommelanden met hunne stad te vereenigen,
ald. — Hevige tweedragt in Friesland; waar men zichzelven regt verschaft, bl 232. —·
De Keizer eischt van de Friezen hulpbenden , bl. 233. — Hunne verontschuldigingen
niet aangenomen, ald. — De Groningers zijn gereeder met hunne hulp ^ bl. 234. —
Onderscheiden bijeenkomsten ter handhaving der binnenlandsche rust, ald. Een
verbond tusschen Groningen en Ooslergo en Weslergo gesloten, ald. — Het streven der
stad Groningen, om het hoofd van een Friesch bondgenootschap te worden, ald.— Her-
stel van welvaart met de rust in Friesland, bl. 235. — Aanzien van de stad Gro-
ningen , ivelke Weslervvolde aan zich weet te trekken, ald. — Eerste regtsvergadering
van het Friesche bondgenootschap te Groningen, bl. 236. — Een gezant des Keizers
komt in Friesland, om de schatting te innen, doch moet omerrigter zake het gewest.
verlaten ald. — De stad Groningen tracht door zijne hulp het bewind over geheel
ίΙ
Hl
l>
it·
I i;
I "fï
Friesland van den Keizer te verwerven, bl. 237, — Brief van Groningen aan den Keizer
daarover^ alil. — Bewaarde voorregthrief des Keizers aan de Friezen, bl. 238. —
Krijg tusschen de jongama's en sjaardama's , bl. 239. — Einde daarvan, bl. 241. —
Terugkomst van ^s Keizers gezanten in Groningen, met aanstelling van den raad dier
stad als Potestaat over Friesland, ald. — Zij keeren met deze aanstelling onverrigter
zake terug, bl. 242. — Onlusten in Ooslergo, ald. — Twist van Leeuwarden met de
omliggende steden en grietenijen, ald. — Geweldenarij en daaruit voortgevloeid, bl 243. —
Leeuwarden, door de Schieringers onder aanvoering υαη wijbe jariciis verrast, jaaqt
de vijanden ter stad uit, ald, — p^erzoening der stad met hare vijanden, bl. 244. —
Nieuwe onlusten en daden van geweld, bl. 245. — Verhond daartegen van eenige ste-
den, ald. — Hare strenge handhaving der rust, bl, 246. — Een ver-had van uitvoer
van levensmiddelen uit Friesland gegeven en kort daarna toeder ingetrokken, ald. —
Het verhond van Groningen met de Ommelanden hernieuwd, ald. — Voordeelen voor
dit gewest daaruit ontsproten, ald. — Rust en orde in Braband gehandhaafd, bl.
247. — De stad 's Herlogenbosch in opstand tegen Hertog filips, doch met de wapens
tot onderwerping gehragt, ald, — Braband door hongersnood en pest geteisterd, ald.—
Dood van engelbert van Nassau, Heer van Breda , bl. 248. — Forige bezitters dier
heerlijkheid, ald. — Zware heden, welke Braband aan Hertog filips moet opbrengen,
bl. 249. — De Staten van Braband koopen een onderzoek der regtshedeeling af, ald. —
's Herlogenbosch door brand geteisterd, ald. — Karel de Sloule als Hertog gehuldigd ,
ald.— Hij bedwingt eenige oproerige bewegingen, en tij;Chtigt de Luikenaars ,\A. '—
Hij regelt het inwendig bestuur en eischt telkens nieuive beden, ald. — Bit verwekt
hij zijn dood eenige onlusten^ bl. 251. — Maria van Bourgondië als Hertogin gehuld
digd, ald,·—· De voorregten door haar verleend, doch later door haren zoon vernietigd ,
ald. — Nadeelen dit gewest en bijzonder 's Herlogeubosch door den Gelderschen krijg
toegebragt, ald, — Filïps van Ooslenryk aanvaardt bij den dood zijner moeder, onder
voogdijschap van zijn vader maximiliaax , de regering, bl. 252. — De Vlamingen
verzetten zich tegen maximiliaan, die in Holland en Zeeland gehuldigd wordt, ald. —
Hoorn door de Hoekschen verrast, ald. — De Stadhouder IiMjM^g herovert deze stad met
stortn en laat haar uitplunderen , bl. 253. — Oneenigheden te Haarlem met het krijgs-
volk , bl. 254. — Geheel Holland thans Kabeljaauwsch, ald. — Einde van den oorlog
met Utrecht, ald. — Vrede met Frankr^k en Utrecht, ald. — Dood van Koning lode-
Λνυκ XI, bi. 255. — De Vlamingen worden door eenige Edelen in naam van den
jongen fiijps bestuurd, ald. — Maximiliaan brengt hen door de wapens tot onderwer-
ping en dwingt hen, zijn zoon aan hem uit te leveren, ald. — Hij wordt tot Roomsch
Koning verkozen, bl. 256. — Gewigtige veranderingen in het zeewezen door hem ge-
maakt, ald. — De oorlog met Frankrijk ontvlamt op nieuw, ald. — Nederlaag der
Nederlanders, ald. — Gent en Brugge komen in ojjstand, bl. 257. — De laatstge-
noemde stad neemt maximiliaan gevangen, wiens verlossing, na vele pogingen,
bij een verdrag bewerkt wordt, waarbij maximiliaan van het bewind over Vlaanderen
afziet, ald. — Keizer frederik zendt eene krijgsmagt ter verlossing lAjns zoons en
belegert Gent, bl. 258. — Filii's van Kleef, maximiliaans gijzelaar, stelt zich aan het
hoofd der Gentenaars en dwingt hem tot den aftogt, ald.— Hiervoor in den rijksban
gedaan y brengt hij geheel Braband tegen maximiliaan in beweging, ald. — De Hoek-
schen in Holland verzamelen zich te Sluis onder frans van Brederode , ald. ^— Oezekaapt
van daar uit, en neemt Rollerdam bij verrassing in, bl. 259. — Zij ver ontrust en\ge-
heel Utrecht en Holland , bl. 260. — Pogingen tot onderhandeling met frans van Brederode
mislukken, ald, — Er wordt heirvaart tegen hem beschreven, en Rollerdam te land
en te water belegerd, ald. — Dappere verdediging dier stad, bl. 261. — Mislukte
aanslagen van brederode op Schiedam en Gouda , ald. — Hij maakt de Maas voor zich
vrij en vermeestert Overschie , bl. 262, — Roojtogten der Hoekschen uit Rotterdam,
Woerden en Montfoort, ald. — Geerlruidenberg door hen verrast, doch weder verlaten ,
bl. 263. — Een tweede aanslag op Schiedam mislukt, ald. — Een aanval van egmond
te water door de Rotterdammers afgeslagen, ald. — Deze lijden op de Lek eerie zware
nederlaag, bl. 264, — Zij beproeven Gouda en Leiden te verrassen, ald. — Rollerdam
naauw ingesloten, lijdt nijpend gebrek , bl. 265, — Maximiliaans bevelhebber neigt.
op sterh aandringen der Poorters, tot onderhandeling , ald. — Treurige gevolgen van
waximiliaans afzetting der munt, bl. 266. — Rollerdam geeft zich hij verdrag over
en BiiEDERODE Vertrekt naar Sluis, bl. 267. — Foortdurende strooperijen der Iloek-
scheji, bl. 268. — Fraxs van Brederode tracht Goes te hemagtigen ^ doch wordt afge-
slagen , ald. — Van egmond valt hem met eene vloot aan, verslaat de Hoehschen en
neemt brederode gevangen , bl. 269. — Bredergde overlijdt aan zijne wonden te Dordrecht,
bl. 270. — Uitgeputte toestand van Holland, ald. — Opstand der Kennemers en JVest-
Friezen ^ door het streng invorderen der oorlogslasten te weeg gehragt, ald, — Egmond
tracht de ontevredenen tot bedaren te brengen^ en noodigt hen op eene dagvaart te
's Gravenhage , ald. — Op deze worden echter hunne opbrengsten niet verligt ^ bl. 271. —
Jan van Naaldwijk, thans het hoofd der Jfoekschen, stroopt langs KeDnemerland en
vestigt zich op Texel, bl. 271. — Hij rooft op de Zuiderzee, doch moet eindelijk ver-
momd naar Sluis vlug ten ^ ald. — De West-Friezen en Kennemers komen te Hoorn
bijeen en besluiten , geen 7naandgeld meer op te brengen ^ ald.— Oorsprong van den naam
kuas- en broodvolk, ald. — Zij bedrijven vele buitensporigheden ^ bl. 272. — Dringen
met geweld Haarlem binnen^ en brengen den Schout wreedaardig om het leven ^ ald. —
Zij bestormen Leiden , doch worden afgeslagen en uiteengejaagd, bl. 273. — Er worden
krijgsbenden tegen hen afgezonden ^ die hen in losbandigheid navolgen^ ald. — 2Va
onderscheidene gevechten, worden de opstandelingen verslagen ^ ald.— //^»'io^ albrecht
van Saksen komt te Haarlem, dat zich aan hem onderwerpt ^ bl. 274. — De opgestane
gewesten verzoenen zich met hem op harde voorwaarden y ald. — Deze worden op zeer
ongelijke wijze geëischt, bl. 275. — Treurige gevolgen van dezen opstand, bl. 276. —
Hertog albreciit vernielt Zierikzee , hetwelk voor het begunstigen der Hoekschen hoeten
moet, ald. —- Hij belegert en wint daarna Sluis, ald. — De voornaamste Hoekschen ne-
men de wijk naar Frankrijk , ald. — Einde van den hevigen twist tusschen Hoekschen
en Kabeljaauwschen, ald. — Redenen waarom de Nederlanders zich steeds meer onder
het gezag hunner Vorsten bukken, 277. — De oorlog met Frankrijk ontvlamt op
nieuw, ald. — BIaximiliaan verovert Utrecht, ald. — Frede te Senlis gesloten, ald. —
Μαχιμιτ.ιαλν volgt zijn vader als Keizer op en ontslaat zich van het bewind over de
ISederlanden, ald. — Filips in Zeeland gehuldigd, ald. — Eene nieuwe keur voor dit
geroest bezworen en bezegeld, ald. — Het Groot Privilegie daarbij vernietigd, bl. 278.—
Reden van de bewilliging der Staten van Holland hierin, ald. — Een nieuw verbond
met Engeland strekt tot vermeerdering der icelvaart, ald. — Inhoud van het Groot
Handelsverdrag , bl. 279. — Huwelijk van Hertog Fir.ips met johanna van Arragon, en
van haar broeder met margaretha van Oostenrijk, ald. — Fiijps wordt in Holland ge-
huldigd, bl. 280. — Gelre weigert hem als Heer te erkennen, dewijl karel van Egmond
aldaar den zetel beklommen heeft, ald.— Filips reist Tiaar Spanje, en stelt engelbert
v;m Nassau tot Stadhouder aan, bl. 281. — Onvericachts trekt hij van daar naar
de Nederlanden terug, en joiianna vervalt in diepe zwaarmoedigheid, ald. — Filips
sluit een verbond met lodewijk XII van Frankrijk, bl. 281. — Te ^Qchéien herstelt
hij het Hoog Geregtshof der Nederlanden, en sluit een verbond met kauel van
Egmond, ald. — Ή α Willem van Croi tot Stadhouder te hebben aangesteld, begeeft hij
zich met zijne gemalin en eene talrijke vloot naar Spanje , bl. 283. ■— Door storm in
Engeland geslagen, icordt hij aldaar door den Koning lang opgehouden, welke van hem
middelerwijl onderscheiden gunstige voorwaarden weet te bedingen, ald.— Hij landt in
Spanje, waar hij als Koning van Kastilië erkend wordt, bl. 284. ■— Na drie maanden
geregeerd te hebben sterft hij, en zijn schoonvader febdinand volgt hem als regent in
het bewind van Spanje op, ald. — Zijn karakter, ald. — De voogdijschap over zijn
zoon karel wordt aan maximiliaan opgedragen, ald. — Margaretha 'van Oostenrijk tot
Landvoogdes aangesteld, en te Dordrecht plegtig erkend, bl. 286. — Maxinilaan be-
vestigt de verkregen voorregteii des volks, ald. — Eeltige gewenschte veranderingen
worden slechts gedeeltelijk toegestaan, ald. — Margaretha tracht zich tegen den Her-
tog van Gelre te sterken, door een verbond met Engeland, bl. 287. — Oe vrede te Ka-
merijk spoedig door den Hertog van Gelre verbroken, ald. — Μαχϊμπ.ιααν komt zelf in
de Nederlanden, ald, — Op het niet volkomen toestaan zijner geldelijke eischm, ver-
trekt hij verholgen weder naar Duitscliland , bl. 288. — ^''^ijg der Hollanders met de
XII I Ν U OUD.
llanzeêteden ^ ΰλά. — De nadeelen hierdoor veroorzaakt ^ doen vurig naar vrede met QiqXïq
wenschen, ald. — P^ruchtelooze onderhandelingen deswege, bl. 289. — De Keizer verlangt
den oorlog met kracht door te zetten , ald. — Karel van Gelre valt in Holland , bl. 290. —
Hendrik van Bruns wijk tegen hem door den Keizer afgezonden^ ald. — Geldgebrek aan
weerszijde leidt tot een vierjarig bestand^ ald, — Maximiliaan gaat een geheim ver-
hond met Engeland tegen Frankrijk aan ^ ald. — Misnoegen van den Franschen Vorst
hierover^ bl. 291. — Maximiliaan dringt den Koning van Engeland tot een inval in
Frankrijk, en dient zelf in diens leger ^ ald,— Ondaiiks nieuwe verdragen met ^
gelukt het den Franschen Koning, maximiliaan de zijde der Engelschen te doen ver-
laten , bl. 292. — Misnoegd hierover , sluit Hendrik van Engeland vrede met Frankrijk
en geeft den Koning zijne zuster ten huwelijk, ald. — Karel van Ooslenri^jk ««wyaarc/i
thans het hewinó en wordt alom gehuldigd, bl. 2Q3. — Friesland door den Hertog van
Saksen aan hem afgestaan, ald. — Hij sluit eene wapenschorsing met karel van
Gelre, ald. — Van egmond , karels Stadhouder, begeeft zich naar Friesland, om er
den eed van hulde voor zijn meester te ontvangen, ald. — Karel neemt icerkzaam
deel aan het bewind, ald. — Zijne willekeurige handelingen , bl. 294. — De Land-
voogdes margaretha beklaagt zich over de minachting loaarmede men haar bejegent,
ald. — Karel sluit een nieuw verbond met Frankryk , en een nader verdrag met dat
rijk, bl. 295. —■ Dit wordt gevolgd door een ander, waarin het beoorlogen der
Turken bepaald wordt, ald. — Het handelsverdrag met Engeland en een bestand met
^Gelre hernieuwd, bl. 29G. — Karel vertrekt naar Spanje, en de redenen waarom
dit zoo lang vertraagd icas, ald. — Hij laat het bewind aan een raad over, doch
geeft later aan Margaretha meer magt ^ bl. 297. — Dit laatste is te nuttiger, om
de zeerooverijen der Gelderschen, ald. — Een beslag op de Nederlandsche schepen
in Denemarken spoedig weder opgeheven, en vermoedelijke oorzaak dezer gunstige
wending van zaken, ald. — Het bestand met Gelre verlengd, doch kwalijk onderhou-
den, bl. 298. — Dood van Keizer maximiliaan, ald. — Zijne eigenschappen ald. —
Zijne verdiensten jegens Holland in het vernietigen der burgertwisten, bl. 299.— Zijn
kleinzoo7i karel volgt hem op als Keizer van Duilschland, ald. — Uithreidiiig
der rnagt aan de Landvoogdes verleend, bl. 300. — Verkorting van de magt der Ho-
ven, aUl. — Eene meer evenredige verdeeling der belastingen ingevoerd, ald.— Voort-
gang der leer van ldther , bl. 301. — ^s Keizers bevelschrift daartegen niet streng
ten uitvoer gebragt, ald. — Eerste slagtoßer der godsdienstvervolgingen , bl 302. —
Frans I van Frankrijk brengt zijne st'rijdmagt in de Nederlanden, doch de haring-
visscherij wederzijds is vrij verklaard , ald. — Het geluk is frans I niet gunstig,
die daarop zijne magt naar Italic wendt, ald. — Keizer karel begeeft zich naar
Spanje , doch bezoekt vooraf Engeland , ald. — Hij sluit een verbond met den Koning
en verlooft zich met diens dochter, bl. 303. — Het geluk is den Nederlanders en
Engelschen niet gunstig tegen de Franschen, doch Friesland geraakt geheel in
^s Keizers magt, ald. — Voortduur van den Gelderschen krijg, ald. — Verbod van
verkeer der kloosterlingen met Frankrijk, ald. — Een wapenstilstand met Frankrijk en
Gelre gesloten, ald. — Nieuwe heden tot voortzetting des oorlogs geëischt en toegestaan,
1)1. 304. — Koning christiaan II uit Denemarken verjaagd vlugt herwaarts, ald. —
Gevreesde onlusten met de Oost zeesteden door een bestand verhoed, ald. — Vrede tus~
sehen frans I en den Keizer gesloten, doch door den eerste kwalijk gehouden, bl.
305. — Verbond van Engeland en Frankrijk tegen Keizer karel , ald. — De Gelder-
schen geducht voor Holland door het bezetten van Ulrcchl, ald. — Be Hollandsche sle-
den weigeren tot dekking der grenzen mede te werken, bl. 306. ·— De Bisschoj) van
Utrecht zoekt hulp bij de Landvoogdes, en draagt het wereldlijk gebied den Keizer op,
ald. — Eene buitengewone bede door Holland schoor voetend ingewilligd, ald. — Vijan-
delijkheden van Frankryk en Engeland, bl. 307. — Een inval van de Gelderschen in
Holland bevordert het toestaan eener nieuwe geldleening, ald. — Holland versterkt
zijne wapening, ald. — Spanning tusschen de Stateti en 's Keizers Stadhouder Hol-
land, ald. — Een bestand met Frankrijk en Engeland gesloten, 308. — Overijssel ver-
overd en Utrecht ingenomen, ald. — Het wereldlijk gebied over Utrecht openlijk aan
den Keizer a/gestaan, ald. — Vrede met Gelre gesloten , ald. — Het plan van Hertog pilips
INHOUD. xvit
van Bourgondië nopens het Sticht, thans verwezenlijkt j bl. 309.— Amersfoort werotJerfi?,
ald. — De Ütrechtschen ooer de ondergane mishandelingen verbitterd^ verdrijven de
Hollandsühe bezetting, ald. — Abcoude cn weder in Bisschops handen ge-
steld, ald. — Van eg^ignd tracht vergeefs Utrecht te verrassen, bl. 310. — Hij sluit
de stad in doch laat zich afkoopen, ald. — Onlusten in hel Slicht door de heerenXA's
wisch inet ernst gedempt, ald. — Dood van Bisschop «λλ'ιπ van Bourgondië, ald. —
Zijn karakter, bl. 311. — Gevolgen zijner regering voor het Sticht, ald.— Frederik
van Baden door den invloed des Keizers tot zijn opvolger gekozen , bl. 312. — Zijne
plegtige intrede en huldiging, ald. — Hij bevordert ^de veiligheid in het Sticht ^ bl.
303. — Oorlog met Kleef, ald. — Na eemge vijandelijkheden loordt de vrede gesloten
ald. — Het slot te üijen, tvaarop pilips van Oostenrijk, en de Hertog van Gelre AeiWe aaw-
spraak maken, in handen des Bisschops gesteld tot na de beslechting, ald. — De Bis-
schop laat het zich ontnemen tot groot misnoegen van Hertog KxiKEh van Gelro , bl. 314. —
Oneenigheden des Bisschops met Utrecht en Kampen, ald. — Onderworpenheid van het
Sticht aan den Keizer door een aantal voorbeelden geslaafd, ald.— ISienwe moeijelijh-
heden met Kleef na vele onderhandelingen verejfend, bl. 315. — De Hertog van Gelrc
twist met den ütrechtschen Bisschop , en deze met zijne Staten, ald. — Het ]Seder-Slicht
door KAREL· van Oostenrijk bezet met, eene krijgsmagt^ bl. 316. — Moedwil dezer gas-
ten , doch de klagten hierover vinden bij de Landvoogdes en den Keizer tveinig ge-
hoor, ald. — De Kuinder door den Hertog van Geire bemagtigd, doch weldra herno-
men, bl. 317. — Eene verzoening tiisschen den Bisschop en den Getderschen Hertog
vruchteloos beproefd, bi. 318. — J)e laatste neemt eenige afgedankte benden in zijne
dienst, ald. — De Kampers wreken zich streng op eenige dezer slroopers, ald. —' D»
Hertog van Gelre beproeft vergeefs Deventer te overrompelen, doch verovert eenige
andere Overijsselsche steden, bl. 319. — Het Boven-Sticht verbindt zich meldden Bis-
schop en van Egmond tegen Gelre, maar het Neder-Sticht weigert daartoe bijstand
ald. — De Overijsselschen vallen in Gelre, ald. — Wederzijdsche vijandelijkheden
waaraan een bestand een einde maakt, ald. — F ij ande lijk heden tusschen het Neder-
Slicht en floris van Egmond door den Keizer gestuit, bl. 320. — De Ütrechtschen be-
legeren IJsselstein, doch wordeti genoodzaakt het beleg op te breken, bl. 321. — De
Hertog van Gelre komt in Utrecht en laat er bezetting achter, bl. 322.— Vijandelijkhe-
den tusschen deze laatste en de Hollanders gepleegd, ald. — Na langdurige onderhan-
delingen komt eene verzoening tusschen Utrecht en de Landvoogdes tot stand, 323. —
De stad Utrecht daarover weinig tevreden, 324. ·— Roelof van Munster, slotvoogd van
Koeverden, heult met de vijanden des bisdoms, 324. — Bisschop frederik sluit eene
overeenkomst met hem, ald. — Hij ontruimt volgens deze het slot ^ doch maakt zich
door list kort daarna er weder meester ald.— F erbond van Bisschop ¥]\εώέ.}ΜΚ met
het Boven- en Neder-Slicht, 325. — De Bisschop slaat het beleg voor Koeverden, het-
welk, na eene dappere verdediging, verlaten wordt y ald. — De Graaf van Bentheim ίοί
slotvoogd aangesteld, 326. — Strooplogten van roelof van Munster, ald. — De Gro-
ningers verklaren den Bisschop den oorlog, en nemen den Hertog van Gelre tot Heer
aan, ald. — De Bisschop belet dezen zich van Drenthe meester te niaken, old. ·—
Overijssel door rondzwervende benden en rampen geteisterd, bl. 327. — Bisschop fre-
derik verlangt afstand van het bewind te doen, ald. — De keuze zijns opvolgers door
hem aan Keizer MAXiaiiLiAAX afgestaan^ ald. — Hij staat den Bisschoppelijken zetel
eerst aan Willem van Brandenburg, en daarna aan filips van Bourgondië af, bl. 328. —
Diens afkomst en leven, ald. — Hendrik van Nassau wordt afgezonden, om de toestem-
ming der Staten van hel Sticht tot dien afstand te verwerven ^ welke hiertoe weinig
genegen zijn, bl. 329. — Invloed van karel van Gelro op het Boven-Slicht, ald. —
De Staten van Utrecht moeten zich naar ^s Keizers wil voegen, bl. 330. — Filips van
Bourgondië te Utrecht gehuldigd en door maximiliaan bevestigd ^ ald, — Ook het Boven-
Slicht huldigt hem, ald. — Dood van Bisschop frederik van Baden, bl. 331. — Zijn
karakter, ald. — Dat van zijn opvolger is geheel verschillend, ald. ■— Diens denk-
wijze en geestelijke verrigtingen, bl. 332. — Eenige maatregelen door hem als we-
reldlijk Forst genomen, ald. — Hij weigert met Koning karel een verbond te slui-
ten ^ ald. — Hij staat schijnbaar op een goeden voet met den Gelderschen Hertog,
xviii INHOUD.
1)J. 333. Twist tusschen Kampen en, Zwol, en de ooTzaheti dauvvan^ altl, _ De
Bisschop kan heide partijen niet vereenigen, ald. — Zwol onderwerp zich aan deti
Hertog van Gelre , en ontslaat zich van den eed aan den Bisschop, bl. 334. _ J}e
Hertog van Gelre zendt krijgsvolk derwaarts, doch de Bisschop dwingt hen 'tot den
aftogt, ald. — Strooptogt in de Veluwe, ald. — Opschudding te Deventer, ald. _
Af breuk den Gelderschen op de Zuiderzee toegehragt, bl. 335 — Des Bisschops henden
toijken in Koeverden, of verloopen, ald. — Voortdurende vijandelijkheden «Vï Overijssel,
ald. — Zwol door den Bisschop belegerd, maar door den Hertog van Gelre ontzet,
welke Koeverden en geheel Drenthe tot onderwerping dwingt, bl. 336. — Deventer en
Kampen onderioerpen zich insgelijks aan hem, ald. — Gelre's heerschappij drukkend
voor Overijssel, bl. 337. — Het misnoegen hierdoor tegen de Geldersche heerschappij
ontstaan, doet aldaar tot eene tegenomwenteling neigen, ald. — Zwol, Deventer èn
Kampen verbinden zich tot trouw aan het bisdom, ald. — Zwol Hertc^ kxrfa.
vruchteloos belegerd, bl. 338. — Dood van Bisschop pilips van Bourgondië ; zijn ka-
rakter en verdiensten, ald. — Het Sticht is bijna geheel aan Oostenrijkschen 'invloed
onderworpen, ald. — Verscheidene mededingers naar den bisschopszetel, waartoe
henonik van Beijeren verkozen wordt, bl. 340. — Deze benoeming mishaagt den Hertog
van Gelre, die het zwaard tegen het Boven-Sticht trekt, bl. 341. — jSa verscheiden
onderhandelingen komt de vrede tot stand, ald. — Foorwaarden daarvan, ald. _ De
stad Utrecht geraakt in beweging over de aan Gelre op te brengen som , blV342. _ De
gilden verlangen, dat de geestelijkheid mede in de lasten deelt, wat eindelijk verkre-
gen icordt, ald. — Amersfoort verzet zich hiertegen, bl. 343. — Dit verwekt nieuwe
lievige onlusten in Utrecht, ald.—De Bisschop is gedwongen de schatting , aan de gees-
telijkheid opgelegd, te bekrachtigen, bl. 344. — Weifelend gedrag van den Bisschop,
ald. — Hij vertrekt naar Duitschland en geeft daardoor gelegenheid tot niemve woelin-
gen, bl. 345. — Zijne terugkomst herstelt de rust, ald. — JSieuice tweespalt en on-
luèten in het Slicht gedurende het afzijn des Bisschops , welke die niet uit den loeg kan
ruimen bij zijne terugkomst, bl. 346. — Tijdens zijne ziekte valt de gemeente op de
geestelijkheid en ridderschap ie Utrecht aan, doch moet zwichten, bl. 347. _ Strenge
maatregelen tot bewaring der rust in Utrecht genomen, ald. — Het volkshestuur al-
daar door aristocratie vervangen, bl. 348. — Een ontwerp tot tegenomwenteling ont-
dekt en verijdeld, ald.— Het platteland om Utrecht door rondzwervende krijgsknechten
geteisterd, ald, ■— Oneenigheid tusschen Amersfoort en Utrecht, ald. — De Bisschop
beproeft vruchteloos deze te bemiddelen, doch wekt slechts den argwaan tegen zich op ,
bl. 349. — Hij is genoodzaakt de stad Utrecht te verlaten, waar men de hulp van
kauel van Gelre wil inroepen, ald. — De Bisschop trekt met eene krijifsmagt naar
Utrecht, hetwelk de poorten voor hem sluit, ald. — De misnoegden laten Gelder sehe be—
zetting in, waarbij het graauw in beweging komt, bl. 350. — Het Neder-Slicht door
heide strijdmagten zwaar geteisterd, ald. — De Hertog van Gelre bedwingt een deel
van Overijssel, ald. — Hij ivordt in Utrecht* ίοί beschermheer aangenomen, en des Bis-
schops afzetting besloten, bl. 351. De Bisschop legt uit wraak de voorsteden in de
asch , doch wordt door eene krijgslist tot aftrekken bewogen , ald. — Eene poging tot
bevrediging door den Hertog van Kiecï aangewend, loopt vruchteloos af, bl. 352. —
Eene bijeenkomst tusschen de Overijsselschen en Gelderschen eindigt in verbittering,
ald. — Hervatting van den krijg, bl. 353. — Wederzijdsche vijandelijkheden , ald. —
De Bisschop weigert den onderstand, hem door zijnbroeder aangeboden, en neigt meer
om zich in de armen der Oostenrijkers te werpen, ald. ■— Hij sluit met den Keizer
een verdrag, waai'btj hij hem het wereldlijk gebied des bisd'oms afstaat, bl. 354. —
Eene poging om Utrecht te verrassen mislukt hem, bl. 355, — Zijn hagchelijke toe-
stand, ald. — Het Boven-Siicht moet toevlugt bij den Keizer zoeken, ald. _ Éene bij-
eenkomst te Schoonhoven, deswege gehouden, loopt vruchteloos of, ald. — Op eene
tweede zamenkomst neeint den Keizer als Erf heer aan, bl. 356. _ De Gelder-
schen zetten de vijandelijkheden voort, ald. — De Bisschop bekrachtigt den afstand
van het Boven-Sticht , en onderhandelt over den afstand van het geheels bisdom tnet den
Keizer , ald. — Krijgstoerustingen van den Keizer en den Bisschop tegenGoXvc ende stad
Utrecht, bl. 357, — Maatregelen des Hertogs daartegen, ald. — Stoute strooptogt ra η
maarten van rossesi, bl, 358. Oveiijssel door 's Keizers Stadhouder onderivorpen,
1)1. 359. — Hernieuwde krijgstoerustingen in Holland, ald. — De Bisschoppelijhen val-
len in de Betuwe, doch worden verslagen ^ aki. ■— Eet Neder-Slichl door de wederzijd-
sche krijgsbenden geteisterd, ald. — f^olharding van Hertog karel , bl. 360* —
De Bisschop y door zijn toedoen, te Ulrechl vervallen van den zetel verklaard, en een
ander door de Staten in zijne plaats gekozen, hetgeen elders geen goedkeuring
vindt, ald, — Tegenspoed der Stichtenaren, ald. — Gebrek en misnoegen in
Ulrechl hierdoor veroorzaakt, bl, 361. — Eenige misnoegden spelen die stad den Bis-
schop in handen, ald. — De Gelderschen worden na een hloedigen strijd uit ülreclit
gedreven , bl. 363. — Treurig lot der vermeesterde stad, ald. — Voordeelen op de
Gelderschen behaald, bl. 363. — De Kapittels tot goedkeuring van den afstand des
bisdoms aan den Keizer overgehaald, ald. — De Bisschop verklaart, zijn ambt
neder te leggen, bl. 365. — De Amersfoorders beklagen zich over deze maatregelen ,
maar het behoud en de uitbreiding hunner voorregten wordt hun toegezegd, ald. —-
'Nieuwe vredesonderhandelingen met Gelre , bl. 366. — Hertog kaliel wordt inmiddels
een strooptogt in Gooiland toegestaan, aki. — De vrede mei Gelre en Gorinchem geslo-
ten , aki, — Plegtige afstand van het wereldlijke gebied van het Sticht aan den Keizer
in Ulrechl, ald.— De Keizer wordt ook inde overige steden door zijn plaatsvervanger ge-
huldigd en beëedigd, bl. 367. — Algemeene vergiJJ'enis binnen Ulrechl afgekondigd, ald. —
Het slot Vredenburg aldaar gesticht, bl. 368. — Dood van Bisschop Hendrik, ald* —
Zijne hoedanigheden, ald. ·— Rarel van Egmond in handen van maximiliaan , die in
Gelre als Landsheer gehuldigd is, ald. — Onlusten mei /ierio^ ï^öm Kleef, bl. 369.—
Deze bezet een deel van Gelre, ald. — Overeenkomst met hem gesloten, ald. — Dood
van AViLLEM van Egraond , aki. — Zijne groote bekwaamheden, ald. — Zijn zoon hul-
digt maximiliaan, ald. — Gelre geniet thans rust en vrede, ald.—Κλπει-wow Egmond
tot ridder verheven, voert het Oostenrijksche leger tegen de Franschen aan, bl. 370,—
Hij geraakt in Fransche gevangenschap, ald. — De Koning belooft, hem in zijn erf-
deel te zullen herstellen, ald. — Genegenheid der landzaten tot hem, ald. — Verma-
ningen van maximiliaan deswege aan de Gelderschen, ald, — Zij volharden in hunne
gehechtheid aan karel van Egmond, loelke in zijne erfstaten terugkeert en als
Heer gehuldigd wordt, bl. 371 — Hij betoogt bij den Keizer de wettigheid zijner aan-
spraken, bl. 372. — Begin van den oorlog tegen Ooslenrijk, ald. — Wederzijdsche vij-
andelijkheden, bl. 373. — Bïaximïlaan verlangt den krijg te vermijden, bl. 374. —
Karel belooft hem op eene bijeenkomst, zijn regt aan de beslissing der Keurvorsten
te onderwerpen, maar deze doen uitspraak te zijnen nadeele, ald. — Gelro hier-
over verontwaardigd, maakt zich tot krachtigen tegenstand gereed, ald. — De Keizer
valt in Gelre, doch is gedwongen te wijken, aki, — Zijn zoon filips sluit een bestand
met karel, die echter den oorlog aanvallend voortzet, bl. 375. — Geldersche af-
gevaardigden verschijnen op den rijksdag te Worms, bl. 376. — Verbond tusschen
Gelre, Gulik en ΥΔ^,^ί gesloten, ald. — Weder zijdsche strooptogten, ald. — jfi^e?» wapen-
stilstand voor onbepaalden tijd gesloten, bl. 377. — Maxlmiliaan spoort zijn zoon tol
het hervatten van den kryg aan, en eischt daartoe de deelneming van de Hertogen
van Gulik en Kleef, ald. — Hij valt met een talrijk heir in Gelre en hemagtigt eenige
sterktenf bl. 378. — De Gelderschen neigen tot onderwerping^ ald. — Een onderstand
van den Koning van Frankryk herlevendigt den gezonken moed^ bl. 379. — Kleef door
de Gelderschen hevig geteisterd, ald. — Hertog karel sluit met de hondgenooten des
Keizers een verbond, ald. — Ook de Aartshertog filips gaat daartoe over, bl. 380. —
Onderling verbond tusschen de ridderschap en steden van Gelre, ald. ■—- Hertog karel
naar Frankrijk vertrokken en met den jongen Graaf van Meurs teruggekeerd, ald. — De
hervatte vijandelijkheden met Kleef door eene wapenschorsing geëindigd, ald. — De
Koning van Scholland verzekert karel van zijn bijstand, bl. 381. — Hertog karels
belofte aan zijn volk, aki. — Hy staat eene hem toegekende schatting aan de ridder-
schap af, ald. — De wapenstilstand met Kleef voor een jaar verlengd^ en de Koning van
Frankrgk tot scheidsman gekozen, ald.— Hervatting van den krijg, bl. 382. — Hertog
karel geslagen, ald.— Eene wapenschorsing komt tot stand, aki. — Filips mw Oosten-
rijk verbreekt den vrede door de vermeestering van het slot Oijen, ald. ·— Hertog karel
Λ
ÏVI INHOUD.
neemt weerwraak op den ütrechtschen Bisschop, ald. — Hertog filips verbiedt allen
handel met de Gelderschen , en rust zich ter zee en te land tegen hen uit, bl. 383. —
Zijne oorlogsverklaring en Hertog v^svirn.^ antwoord, ald.— De Oostenrijkschen vallen
in Gelre, bJ. 384. — Scheepsstrijd op de Zuiderzee, ald* — De krijg na den tointer
met vernieuwden moed hervat, bi. 385. — Strooptogten der Gelderschen, ald.— Fiups
valt in Gelre en dwingt verscheiden steden , hem als heer te huldigen, ald. — Hagchelijhe
toestand van karel, ald. — Hij doet een voetval voor filips e/i smeekt om vrede, bl.
386. — Een bestand voor twee jaren gesloten, ald. — Kauel vlugt^ in strijd met het
bestand, naar Gelre terug, ald.— Hij hervat den oorlog, in het geheim door den Fran-
sehen Koning ondersteund, bl. 387» — Deze Forst kiest vervolgens openlijk zijne zijde,
bl. 388.^— Fruchtelooze vredesonderhandelingen, ald.— ff^ederzijdschekrijgbedrijven,
bl. 389. — De dood van filips van Oo^emlik noopt den Koning van Frankrijk , op schorsing
van den krijg aan te dringen , bl. 390. — Holland en Braband steeds door Geldersche benden
bedreigd, bl. 391. — Geldgebrek van Hertog kahel , ald, --- Het slot Poederoijen
den Stadhouder van Holland belegerd, doch door Hertog karel ontzet, bl. 392. — Be
landen tusschen Maas en Waal door de Kleef sehen en Oostenrijkschen geteisterd, ald.—
De winter maakt een einde aan den veldlogt, ald. — Gebrek bij de Oostenrijkschen,
ald. — Het slot Poederoijen door de Hollanders fel belegerd, ingenomen en geslecht,
bl. 393. ■— Hertog karel tracht vergeefs Harderwijk, Haltern en Elburg te vermeesteren
en valt in Gooiland, ald. — Muideu en Weesp door hem ingenomen en Anislerdam op-
geeischt, bl. 394. — Ver geef sehe pogingen, die stad en Enkhuizen te verrassen, ald.—
Weesp vruchteloos acht maanden lang door de Oostenrijkschen belegerd, ald. —/^oori-
durende schermutselingen, en nederlaag der Hollanders bij Muiderberg, bl. 395.— Een
bestand voor zes weken gesloten, en onderhandelingen te Kamerijk beraamd, ald. — Oe
Nederlandsche gewesten ongezind tot voortzetting van den krijg , ald. — De vrede te
Kamerijk gesloten , doch aldra door Hertog karel weder verbroken, bl. 396. — Oostenrijk niet
instaat iets tegen de Gelderschen te ondernemen, bl. 397. — Verscheidene bondgenooten
van Oostenrijk onderhandelen met Hertog karel , ald. — Een bestand voor een jaar
tusschen karel van Oostenrijk en karel van Gelre gesloten, υλά. — Z^e/^er maximiliaan
treedt met dezen laatsten in onderhandeling, ald. — Hertog karel zet den krijg tegen
den Bisschop van Utrecht voort, bl. 398. — Ontwerp tot een huwelijk van Hertog ka-
hel met ^s Keizers dochter , ald. — Dit vindt aan vele zijden tegenkanting, bl. 399. —
De Gelderschen maken zich meester van Harderwijk, bl. 400. — Hertog karel ont-
kent alle deelneming daaraan, bl. 401. — De Koning van Frankrijk vermaant hem ,
geene vijandelijkheden te plegen, maar dit vindt bij hem evenmin ingang als
het bij de Landvoogdes als ernst beschouwd wordt, ald. — Door onderhandelingen
over een huwelijk, verwerft Hertog karel zich den Hertog van Kleef tot bondgenoot,
bl. 402, ■— Verscheidene viadeelen door de Oostenrijkers geleden, ald. — Vruchtelooze
belegering van Venlo, bl. 403. — Krijgsbedrijven der Gelderschen , bl. — Nieuwe
vergeèfsche onderhandelingen te Vianên en te Luik, bl. 406. — Voortzetting van den
krijg, 407. — Na vele onderhandelingen komt eene wapenschorsing voor vier jaren
tot stand, welke aldra door Hertog karel geschonden wordt, bl. 409. — Ee^ie
wapenschorsing voor vier maanden door den Koning van Frankrijk bewerkt, bl. 410.
Karel van Gelre volgt dezen Vorst naar Italië, maar keert aldra terug, ald. —
Schending en hernieuwing van den wapenstilstand, die althans loederzijds kwa-
lijk gehouden loordt, bl. 410. — Hertog karel zendt den Zwarten Hoop naar Fries-
land , bl, 411. — Deze steekt over naar West-Friesland, plundert Medemblik en Alkmaar
en trekt door Holland naar de Veluwe , ald.— De Oostenrijkschen volgen hem derwaarts
en belegeren Arnhem, bl. 412. — Een bestand te Utrecht gesloten, bl. 4(3. — Karel
van Gelre staat daarbij zijn regt op Friesland af, ald. — Rooftogten van groote pier ,
ald. — De Z.warle Hoop ivordt uiteengejaagd, bl. 414. — Huwelijk van karel Gelre
met elizabeth van Brunswyk-Luneburg, bl. 415. — Hij weigert het bestand te verlen-
gen, bl. 417. — jéanhoudende wederzijdsche vijandelijkheden, ald. — Hertog karel
wendt zich tot de Keurvorsten en den rijksdag te Worms, bl. 418. — Hij bespiedt
zelf vermomd de Hollandsche grensvestingen, bl. 419. — De Gelderschen landen op
Texel en Wieringen, ald. — Hunne strooptogten in Holland en Braband, bl. 420,
INHOUD. xvit
Een hestand voor een jaar te Heiisden gesloten^ bl. 421. — Tweespalt in Gelre, ald. —
Het hestand met den Keizer voor een jaar verlengd, bl. 422. — Hervatting der vij-
andelijkheden, bl. 423. — Een vrede te Gorinchem gesloten, bl. 426.— Binnenlandsche
onlusten in Friesland door bemiddeling der Leeuwarders gestuit, bl. 427. — Verbind^
tenissen der steden onderling tot beteugeling der Edelen, bl. 428. — Twisten tusschen
eenige Edelen, ald. — Een hunner roept eene Gelder sehe bende in hetla7id, bl. 430. —
Het vuur der tweedragt ontvlamt op nieuw, ald. — Een verdrag komt tot stand,
waarhij de vreemde huurlingen het land moeten verlaten , ald. — De heerschzucht der
Leeuwarders verbittert de Édelen en landlieden, die zich gereed maken, de stad aan te
vallen, bl. 431, — Het gemeen dwingt de regering, de gestelde voorwaarden te weigeren,
bl. 432. — De stad wordt stormenderhand ingenomen, ald. — Voortdurende oneenighe-
den tusschen de beide partijen, bl. 433. — De Fetkoopers zoeken en erlangen hulp in
Holland, doch worden bij hunne landing verslageii, ald. — De steden trachten de rust
te herstellen, doch zonder vrucht, bl. 434. — In Gi\omn%cn heerscht rust en orde ,υλά,—
Die stad verkrijgt het muntregt, bl. 435. — Door verhonden versterkt dit gewest zich ,
ald. — Eene tweede landing der geolugte Velkoopers in Friesland mislukt, bl. 436.— De
Friezen vragen van maxijiiliaAN de bevestiging hunner vrijheden, ald. — Niemoe hur-
gertwisten na eene kortstondige rust, bl. 437. — De Schieringers ondersteunen de
Hoekschen, bl. 438, — De Vetkoopers zoeken en verwerven hulp bij den stadhouder van
Holland, maar worden aan de Friesche kust afgeslagen, ald. — Verbond der Vetkoo-
pers in Oostergo inet Groningen , bl. 439. — ISieuwe tioisten en vijandelijkheden, bl. 440. —
De stadhouder der Nederlanden eischt van de Friezen, in naam des Graven, eene schat-
ting, en op hunne iceigering, vraagt hij die 'in naam des Keizers, bl. 441. ·— De Schie^
ringers zijn hiertoe geneigd, doch de Groninger bondgenooten ongezind, ald, — Za-
menkomst met de Groninger afgevaardigden hierover, ald. — De oorlog met Groningen
loordt door plundertogten iiitgelokt, die met kracht door de Groningers worden tegen-
gegaan , ald. — Leeuwarden sluit een verbond met Groningen, bl. 443. — Eenige steden
voegen zich daarbij, bl. 444. -— Harinxma en de Sneekers, die zich tegen de Groningers
verzetten, verslagen en tot onderwerping gedwongen , ald.— De Groninger heerschappij
houdt Friesland in rust, bl. 445. — ^s Keizers afgezant kiest de zijde der Sneekers,
bl. 446. — Een keizerlijk bevelschrift veroordeelt de handelwijze der Groningers,
ald. — De Groningers zenden een gezantschap aan den Keizer, bl. 447. — Diens op-
volger MAxiaiiLiAAN bevestigt het besluit tegen de Groningers, dat echter later wordt
ingetrokken, ald. — Oneenigheid tusschen "'s Keizers gezant in Friesland en de Gronin-
gers, bl. 448. — Juw DEKAMA te Sneek tot Potestaat van Friesland verkozen, 449. —
De Leeuwarder bondgenooten verklaren zich tegen het te Sneek beslotene, bl. 450. ■—
Landdag in Bolsward gehouden, ald. — "'s Keizers afgezant wijkt heimelijk uit de stad,
bl. 451. — Men bewilligt in eene schatting aan den Keizer, ald. — De Groningers
beroepen zich op den Keizer, bl. 452. — Beide partijen bepleiten voor hem hunne
zaak, ald. ■— Landdag te Leeuwarden, bl. 453. — Oneenigheden in AVeslorgo , ald. —
Aanslagen der Edelen op verscheidene steden, bl. 454. — Onlusten in Gaaslerland,
bl. 456. — Eene Gelder sehe krijgsbende, in Friesland , weemi Bolsvvard «w, ald. ·—
Einde dier onlusten, bl. 457. — Een keizerlijk gezantschap komt te Groningen , ald. ·—
Groningen legt den eed aan den Keizer af, bl. 458. — De Vetkoopers trachten naar
een verbond met Groningen, dat echter uit vrees, den Keizer te beleedigen, weêrhou-
den wordt, bl. 459. — ISiieuwe onlusten in Friesland , ald. — Hertog ALBREcnr van
Saksen zendt hulpbenden aan goslik jongema , ald. — Verschillende krijgsbedrijven en
plundertogten, bl. 460. — Sneek ingenomen, bl. 461. — Mislukte aanslag Leeuwar-
den , bl. 462. ■— De Zevenwolders willen de vreemdelingen uit het land verdrijven ,
maar lijden de nederlaag, ald. — Het land vreesselijk geteisterd, bl. 464. — Moedwil
van het vreemde krijgsvolk, ald. — Sneek zoekt in het geheim hulp bij Groningen,
bl. 465. — Een verbond na veel onderhandelen tot stand gebragt, bl. 467. — De Fra-
nekers weigeren volstandig daarin te treden, ald. — Men trahit hen daartoe te dwin-
f en, bl. 469. — Zij zoeken hulp in Holland hij Hertog albrecht, welke eene krijgs-
ende naar Friesland zendt, bl. 471. — De Groningers en hunne bondgenooten lijden de
nederlaag, bl. 472. — Westergo van de Groninger heerschappij ontslagen, bl. 473. —
II deel. 3 stuk, ***
xviii INHOUD.
Oen lallingen de terugkeer vergund, ald. — Hertog albrbcht van Saksen zendt genan-
ten naar Friesland, om dit land te zijner gunste te stemmen, bl. 474. — De vrees voor
zijne heersehzuchtige hedoelingen noopt tot eendragt, ald, ■— J)oor zijn overleg komt er
Greemd krijgsvolk in Friesland, bl, 475. — De hinnenlandsche tweespalt heletliet keeren
van dit volk, bl. 476. — Zijne plundertogten , bl. 477. — Het uitgeput en geteisterd
land besluit, albrecht tot Heer te kiezen, bl. 479. — V oor gesteld verdrag, bl. 480. —
Uertog albrecht tot Potestaat van Weslergo verheven, tracht naar de heerschappij over
geheel Friesland, bl. 481, — Trouwloosheid der Leeuwarders, ald. — Groningen ziet af
van al zijne regten op Oostergo en Weslergo , bl. 482. — De Zevenwolders worden ge~
slagen, bl. 483. — Onderlinge vijandelijkheden, bi. 484. — Leeuwarden tot onderwer-
ping gedwongen, ald. — Friesland thans geheel aan Hertog albrecht onderworpen,
bl. 485. — Hem wordt de erf landvoogdij over Friesland door den Keizer geschonken,
bl. 486. — Inhoud van den gif tbrief, ald. — maakt den Friezen
aanstelling hekend, bl. 488. — Een aanslag op Leeuwarden mislukt, ald.— Pogingen
van edzard tan Oost-Friesland, om zijn gezag uit te breiden, ald. — De Groningers
roepen de hulp des Bisschops van Utrecht in, bl, 489. — Be Saksische Stadhouder sluit
met den Graaf van Oost-Friesland een verhond tegen hen, bl, 490. — Nieuwe onlusten door
de Groningers aangestookt, ald. — Geheel Ooslergo, met uitzondering van Leeuwarden,
tot onderwerping gehragt, ald. — Hertog albrecht zendt eenige gemagtigden naar
Friesland, om hen tot gehoorzaamheid te vermanen, bl. 491. — De Leeuwarders zoeken
hulp hij den Aartshertog riLips, bl. 492. — Leeuwarden moet zich op harde voorwaar-
den overgeven, bl. 493. — Een bestand met Groningen door bemiddeling des Bisschops
van Utrecht verlengd— Dubbelzinnige handelwijs van den Aartshertog vimvs ,
ald. — Eene hij eenkomst te Woerden loopt vruchteloos af, bl. 495. — De Groningers
weigeren , den Hertog als Opperheer te erkennen, ald. — f^an tveêrszijden maakt men
zich ten strijd gereed, bl. 496. — Graaf vAYAXnyy van Oost-Friesland valt in de Omme*
landen, ald. ·— De Uertog van Saksen komt in Friesland en loordt daar gehuldigd,
bl. 497. — De Ommelanden vreesselijk door den krijg geteisterd,\A. 498,—//i Groningen
weigert men alle vredesvoorwaarden, ald. — Hertog albrecht tracht naar het gezag
«yer Oost-Friesland, bl. 500. — De strenge handelingen zijns zoons icekken algemeen
misnoegen, dat in een opstand overgaat, ald. — De Groningers hervatten de vijande-
lijkheden, waarover de Keizer hun zijn misnoegen betuigt, lal. 501. — De opstand der
Friezen boezemt hun nieuwen moed in, bl. 502. — Hertog Hendrik van Saksen in
Franeker belegerd, ald. — Hertog albrecht zendt eene sterke krijgsmagt in Oost-Fries-
land , bl. 503. — De Groningers pogen haar den toegang in Friesland te toeren, doch
xaorden geslagen, ald. — Hertog albrecht komt zelf in Friesland en verslaat de op-
standelingen, bl, 504. — Hij trekt naar Leeuwarden, welk geheel uitgeplunderd ivordt,
bl. 505. — Zware boeten de stad Sneek en de oproerige dorpen opgelegd, ald. — Al-
brecht icendt zijne wapenen naar Groningen , bl. 506. — Na veel onderhandelens , wordt
het geschil aan de uitspraak van den Bisschop van Utrecht en den Ridder λ'Αν thob
opgedragen, ald. — Hunne xiitspraak, bl. 507, — Bood van Hertog albrecht, ald, —
Zijn karakter, ald. — Zijne overheersching eene iceldaad voor Friesland, bl. 508. —
Onderhandelingen met Graaf edzard , ald, — Be Groningers wenden zich weder tot
den Aartshertog pilips , bl. 509. — Ferscheidene Friesche uitgewekenen zoeken mede
toevlugt bij dien Forst, ald, — Foorstel om Friesland aan hem af te staan, ald, —
Met overleg van heide Forsten besluit men , eenige mannen naar Friesland te zenden , om
de gezindheid des volks te onderzoeken, ald, — Hervatte onderhandelingen deswege,
bl. 510, — Ook de Groninger gelastigden worden daar op den tuil gehouden, bl, 511.'—
Be uitgewekene Friesche ballingen leven van rooftogten, bl, 512. — Zij staan hunne
benden den Groningers af, die daarmede Delfzijl overrompelen, ald. — Den Dam hevig,
doch vinichteloos bestormd, ald. — Edzard levert den Groningers slag en verslaat hm,
ald. — Be Stadhouder trekt thans tegen Groningen op , hetwelk fel benaauwd wordt, bl. 513.-—
Graaf edzard , op de verdediging zijner eigene steden bedacht, trekt terug, wat de
Groningers eenige verademing geeft, ald. — De Bisschop van Utrecht bewerkt een ver-
drag en wapenstilstand, bl. 514. — Na. den afloop, wordt deze verlengd en eene bijeen^
komst te Leipzig beschreven, ald, — Foorloopige schikkingen aldaar tusschen de stad
I Ν II ο υ I). χιχ
Groningen en de Ommelanden fjetroffen^ bl. 515, — Deze worden door de Hertogen ver-
worpen, bl. 516. — NO' verlenging van het bestand ^ icordt eene tweede bijeenkomst te
Leipzig gehouden, doch Hertog george verwerpt de daar gedane voorstellen, en etscht
onvoorwaardelijke onderwerping ^ ald. — Friesland door zware rampen geteisterd^ bi. 517.—
Koning filips uit Spanje teruggekeerd ^ zoekt te Genl de Friesche geschillen bij te leg-
gen, ald. — Zijne en Hertog gkorge's overdreven eischen, ald. — Eene verlenging van
het bestand bewerkt, bl. 518. — Hertog george komt in Friesland, ald. — /V<z eenige
ver geef sehe pogingen tot onderhandelen, vat men de wapens weder op, bl. 519. —· Na
eenige üij andelij kheden, komt een wapenstilstand tot stand, ald. — V^er zet der Friezen
tegen de door Hertog george geeischte leenopdragt, ald. — Hertog george door adel
en geestelijkheid gehuldigd ^ welke laatste in de gevraagde schatting bewilligt ^
bl. 520. — Landregt voor Friesland zamengesteld, ald. — Hertog george vertrekt
naar Duitschland , bl. 521.— Eene bijeenkomst te Rolde gehouden, die op niets uitloopt,
ald. — p^oortdarende onderhandelingen en eischen tol onderwerping, bl. 522. — JDe
Groningers weigeren dit op fier en toon, ald. — Oe vijandelijkheden worden hervat,
hl. 523. — Groningen in den rijksban gedaan, ald, — De stad tcordt ingesloten ^ ald.—
Zij wendt zich tot het Slicht om bijstand, bl. 524. — De Bisschop trekt zich harer
belangen aan, en de vijandelijkheden worden aan weerszijde voortgezet, ald. — De
Keizer verbiedt den Bisschop en de Staten van Utrecht, zich met de Groninger za~
ken in te laten, bl. 525. — Men wendt zich weder tot Koning FiLirs, ald. — Eene
bijeenkomst met den Bisschop van Utrecht te Deventer gehouden, bl. 526, — Stoute
taal der Groninger afgezanten, ald, — Graaf edzauü zet de otj andelij kheden voort,
bl. 527. — Eene bijeenkomst te Domburg door eene te Hattum gevolgd, bl. 528. ·— On-
derhandelingen op deze laatste, ald. — In Groningen besluit men, bij den tegenstand te
volharden, bl. 530. — ferUgting der stad door het aftrekken van Graaf ¥ΛΥ/Λ\νύ , bl.
^1. — Onderhandelingen door Mr. joiian yredewoli) gevoerd, bl. 532. — Ongenoegen
des Bisschops van Utrecht daarover, bl. 533. — Zijne voorstellen, Ottonm^Gn van krijgs-
volk te voorzien, worden af geslagen, Ά,Ιά. — Stroopt ogten en gepleegde wreedheden, dXA,—
Pogingen tot onderhandeling door Groningen geweigerd, ald. — Dit brengt de ge-
meente in opschudding, bl. 534. — Vruchtelooze onderhandeling ie Hattum, ald. — I)e
Bisschop sluit, buiten weten der Groningers, een bestand met de Saksers, 1)1,535.·— Op-
schudding , welke deze tijding ie Groningen verwekt, ald.«— Benarde toestand der stad, ald. —
Ε enigen zoeken hulj) bij Graaf edzard , bl. 536. — Eene wreede daad der Saksers, doet
het algemeen gevoelen te zijnen voordeele neigen, ald. — Ferdrag der Groningers met
Graaf edzard gesloten, bl. 537. — Deze komt in Groningen en wordt er gehuldigd,
bl. 538. — De Saksische bevelhebbers zijn genoodzaakt, dit goed te vinden, bl. 539. —
Graaf edzard neemt schijnbaar den post van Saksischen Stadhouder aan, bl. 540. —*
Zijne bedoelingen blijven echter geen raadsel, ald. — Door den Hertog van SaliSen
wordt hij voor den rijksdag gedaagd, waar niets beslist wordt, ald. — De Bisschoi)
van Utrecht brengt de zaak voor den Paus, bl. 541. ■— Van het vonnis door diens ge-
magtigden gewezen, wordt hooger beroep op den H. Vader ingesteld, ald, — De rust
eiix voorspoed door van stolberg in Friesland gehandhaafd, ald. — Diens dood, ald.
Hij wordt door den Graaf van Bentheim als Stadhouder opgevolgd, ald. — Zware wa-
tervloeden in Friesland, ald. — Graaf edzard bevestigt zijn gezag in Groningen, bl.
542. — Eene bijeenkomst te Nuis met ''s Keizers gemagtigden leidt tot geen bes luit, en
evenmin eene oproeping op den Rijksdag ie Keulen, ald. — De Saksen versterken zióh
tegen irr««ƒ edzard , bl. 543. — Onderscheiden vruchtelooze bijeenkomsten, ald. — Bij
een keizerlijk besluit wordt edzard gelast ^ de eischen des Hertogs van Saksen in te
willigen, ald. — De rijksban over hem uitgesproken , bl. 544. — fan weerszij de maakt
men zich tot den krijg gereed, ald. — De Saksers beproeven vergeefs, met Groningen
een verdrag te sluiten, ald. — Pogingen, om tweedragt in Groningen tezaaijen, mis-
lukken, bi. 545. — De oorlog verklaard en uitgeborsten, ald. — Verscheidene krijgs'
bedrijven, bl. 546. — Onderhandelingen met maximiliaass ^e^^ani, die vruchteloos blij-
ven, ald. — Verdere loop van den krijg, bl. 547. — Graaf edzard zoekt hij het
keeren van het geluk, hulp bij den Hertog van Gelre, bl. 548, — Barde voorwaarden
waarop deze hem onderstand verleent, ald. — Appingadam door de Sakkers ingenomen,
XX I Ν Η ο υ 1).
uitgemoord en uitgeplunderd, b]. 549. — De Bisschop van Utrecht sluit een ver-
bond met de Saks er s ^ 550. —■ Grao/edzard valt hierop in Drenthe, ald. — De Herloq
van Gelre draalt met zijne hulp, bl. 551, — Groningen heproeft met den Hertog van
Saksen te onderhandelen^ hetgeen mislukt, ahJ. — Gmίτƒ edzard vermaant de Gronin-
gers, den Hertog van Geh'o als heer aan te nemen, ald. — Krijgsbedrijven, bl. 551.—
Van oijex , hevelhehber van Hertog k^vrel van Geh-e, komt hinnen Groningen en eischt,
dat edzard van het hewind afziet, bl. 552. — Deze voldoet hieraan, en vax oijex ont-
vangt den eed voor Hertog karel, bl. 553. — Ongunstig oordeel van tijdgenooten des-
v^ege, ald. ■— Oe Geldersche hulpbenden keeren huiswaarts, bl. 554, — Hertog george
beproeft nieuwe onderhandelingen, doch wordt afgewezen , ald. — Een Geldersch leger
landt in Friesland en poogt ook dit land te wiemen, bl. 555, — Hertog george verlaat
Friesland, om er nimmer terug te keeren, bl. 556. — üithreiding van Gelre's gezag
in Friesland, ald. — Groote tier rooft ter zee, bl. 557. — De Friezen, in twee par-
tijen verdeeld, bevechten elkander onderling, ald. — Krijgshedrijven, bl. 558. — Ofi;?·-
eenkomst van den Hertog van Gelro met de Groningers over de opperheerschappij, bl.
559. — Appingadam belegerd en tot overgaaf gedwongen, ύά.— (rraaf fmzajio stelt zich ,
tegen de overeenkomst aan, in het bezit van de stad, bl. 560. — Uit vrees voor den'^Ly{n\\cu
Hoop, verdragen de Groningers zich weder met (τ;·««/edzard , ald. — Dezebezet^i^iV-
kum, bl. 561. — Eene vloot, die den Zwarlen Hoop toevoer brengt, door G\\.OQTE.vmn ver-
slagen, ald. — Teugelloosheid dezer bende, ald. — Ellende des volks in Friesland,
bl. 562. — Hertog george besluit zijne regten op Friesland aan karel van Oosicnrijk
over te dragen, ald. — Groningen is hieronder niet begrepen, bl. 563, — Graa/edzard
genoodzaakt, Friesland te verlaten, ald. — Rarel van Oostenrijk in Friesland als heer
erkend en gehuldigd, 564. — Einde van het hewind der Saksische P^orsten, bl, 565. —
Handelingen met Groningen en flouis van Egmond, bl. 566.— De bemiddeling des Konings
van Frankrijk brengt een bestand te weeg dat kwalijk gehouden wordt, ald. — Groningen
blijft steeds da zijde van karel van Gcire houden, J)l. 567. — Einde van edzards
bied over Groningen, bi. 568. — Rooftogten van groote pier, 1)1. 568. — Het twist-
vuur van de Oostenrijksche zijde aangestookt, ald. — Karel van Oostenrijk hegiftiqt
de stad Leeuwarden en bedreigt de Geldersche Friezen, bl. 569. — Eene Oostenrijksche
bende landt te Harlingen, ald. — De oorlog ontvlamt nu met nieuwe woede, ald, —
Leeuwarden door de Gelderschen belegerd, bl. 570, — Verdere krijgsbedrijven, ald. —
crraa/edzard , verholgen over het gedrag zijner bondgenooten, neigt tot verzoening
met Oostenrijk, bl. 571. — fVederzijdsche krijgsbedrijven, bl. 572. — Zware water-
vloed, ald. — Friesland hevig door de Geldersche hulpbenden geteisterd, 1)1, 573.— ßols-
ward door zijne bezetting aan vax egmoxd verkocht, ald. — Graaf edzard vergezelt
vax egmond hij het beleg van Sneek , en heide begeven zich naar IJrussel, bl. 574, —
Graaf EWAxmi aldaar tot Stadhouder over de Ommelanden aangesteld, ald. — Verdere
krijgsbedrijven, bl. 575. — roggexdori» tot Stadhouder over Friesland aangesteld in de
plaats van egmoxd, bl. 576. — De Gelderschgezinde Edelen en steden willen van
Oostenrijk h oor en , noch van den af stand dier landen door den Hertog van Gelre, ald.—
De Ommelanden en Drenthe door de henden van Graaf edzard geteisterd, bl. 577. —
Voortdurende onlusten in Friesland , ald, — Maarten van rossuai door den Hertog van
Gelre tot Stadhouder over Friesland aangesteld, ald. — Voorslagen den Hertog van
Gelre gedaan , bl. 578. — Zijn schamper afwijzen van een hunner verzoeken doet de
Friezen allengs zich aan de gehoorzaamheid jegens hem onttrekken, ald. — De goede
verstandhouding tusschen de Gelderschgezinde Friezen en Hertog karel neemt af,
bl. 579. — Him misnoegen ooer zijne eischen, ald. — Maarten van rossem verlaat
Friesland, en groote pier onttrekt zich aan den krijg, bl. 580. — Als Stadhouder toordt
de Gm«/van meurs uit Gelre gezonden, bl. 581. — Karel van Oostenrijk draalt, met
hulp aan de Friezen te zenden, ald. — De Graaf γ as meurs laat de Omnielanders den
eed aan Hertog karel aßeggen, ald. — Verschillende krijgsbedrijven in , \)\.
582. — Dit land neemt deel aan den oorlog van Gelre tegen het Slicht, ald. — Krijgs-
bedrijven der Gelderschen en Oostenrijkschen in Friesland , ald. — Het g^^i'^'^g Gel-
derschen verwekt opstand te Sneek , bl. 584. — De Sneekers weigeren alle voorxcaarden
tot verzoening der Gelderschen, bl. 585. — Deze omkeer heeft het verlies van geheel
^PW^eiPli
I Ν HOU 1). XXI
Friesland voor karel van Gelre ten gevolge, ald. — Verdere krijgsverrigtingen, ak). —
Een landdag te Harlingen Ujeengeroepen, doch het daar van ^s Keizers icege voor-
neitelde wordt niet aangenomen, bi. 586. — Koevorden door Hertog karel lemagtigd,
'helleen een einde maakt aan de Bisschoppelijke regering over , h\. 587.— Sneek
neemt keizerlijke hezetting in, ald. — Ρ hindert οgt en van heide partijen, F oor-
waarden aan 'de Landvoogdes door eenige Friesche Edelen gesteld, bl. 588. — Zij wor-
den over het geheel aangenomen, 589. — Sneek huldigt den Keizer, ald. — De moed-
wil der (j elders chen in de Ommelanden hrengt het gemeen te (^xanm^iin in beweging,
590, _ Hertog karei< begeeft zich derwaarts en loordt er gehuldigd, ald. — Schenk
ie Brussel onlhoden, doch van alle schuld vrijgesproken en een zijner beschuldigers in
den kerker geworpen, ald. — Uij wordt, op de tijding van een strooptogt des Graven
λ^αν SÏEURS, weder naar Friesland gezonden, bl. 'ο'ύΧ. — Zijne vcrrtgtingen aldaar,
al,). __ f^oorspoed der Oostenrijksche tvapenen, bl. 592. ~ Dokkum door hen ingeno-
mên, bi. 593. _ ßolsward gaat aan den Keizer over, bl. 594. — Be ümrnelaudeu heb-
ben 'zich insgelijks daaronder begeven, en in Groningen neigt de burgerij daartoe, bl.
595_ _ Slootcn'ew de Lemmer gaan aan Oostenrijk over, ald. — De Geldcrschen hierdoor
T/ί'Γ Friesland , tusschen het Vlie en de Lauwers , voor goed verdreven, bl. 596.— Dood oan
wassenaar, ald. — Geheel Friesland thans tot rust gebragt, ald. — Groningen e««
bestand voor een jaar met den Keizer, onder goedkeuring des Uertogs van Gelre , bl.
597. _ liet land door afgedankte krijgshendenafgeloopen,d\(\.--FerbeleringvariVv\c%-
lands inwendigen toestand door onderscheiden verordeningen ^ bl. 598. — Onlusten tus-
schen Groningen en den Hertog van Gelre , bl. 599. — Tweedragt tusschen regering en
bur^'ers aldaar, bl. 600. — Dood van Willem frederiks , bl. 602. — Verbeteringen in
Friesland bewesten de Lauwers tot stand gebragt,^ ald. — De gilden te Groningen voor
den Tiert0"" van Gelre geroepen, bl. 603. — De Geldersche Stadhouder stookt de twee-
dragt stetds aan, ald. — Regeling der geldswaarde 4n Friesland, en oprigting emer
immt te Leeuwarden, bl. 605. — Karel V thans lieer van al de Nederlanden behalve
Gelre en Groningen, bl. 606. ■— Vredesverdrag te Kamerijk gesloten met Frankrijk en
Engeland , ald, ™ Ueerschende ziekte in de Nederlanden, bl. 607. — ISieuwe beden van
Holland en Zeeland geëischt, bl. 608. — De Keizer begeeft zich naar Italië m sluit
daar vrede, ald. ~ Voortgang der leer van lütiier, bl. 609. — Strenge strafbepalin-
<^en daartegen, ald.— Belemmeringen van den handel daardoor^ bl. 610. — Schulden-
l.ast van Holland, en zware watervloed aldaar, ald. — Dood der Landvoogdes margaub-
ïHA, ald. — Hare verdiensten, bl. 611. — Maastricht met Braband vereenigd, bl. 613,—
Nieuwe beden des Keizers, ald. — De Friezen ontwijken dit door een vrijwillig ge-
schenk, ald. _ De Keizer stelt zijne zuster maria tot L^andvoogdes der Nederlanden
aan, ald. — Onderscheiden verordeningen des Keizers, bl. 614. — Verwikkelingen
met de Oostzeesteden, bl. 616. — Gurlstiaan U van Denemarken stroopt in Uollaml,
ald. — De Keizer is genoodzaakt, hem met geld en schepen af te koopen, bl. 617. —
Nadeden in Holland door het stremmen van den Oostzeehandel veroorzaakt,-M, — Ε ene
vloot wordt in zee gebragt, hetgeen de Koning van Denemarken tot vrede stemt, W.
(518. — Watervloed en pestziekte in de Nederlanden , ald. — De onlusten met Denemar-
ken en de Oostzeesteden dreigen in openharen oorlog uit te barsten, bl. 619. — Einde-
lijk wordt een vrede met 'Denemarken gesloten, bl. 620. — Vervolging der Hervor-
mingsgezinden, ald. — Opgang van de leer der llerdoopers «i Holland, bl. 621. —
Bevelschriften tegen hen, ald. — Zij vermeesteren Munster, bl. 622. — Uunne woe-
lingen in de Nederlanden , ald. — Maatregelen tegen hen genomen , bl. 623. ~ Hunne
verrigtingen in Munster, ald. — Jaw van Leiden komt daar aan het bewind, bl. 624.—
Zijne buitensporige handelingen , ald. — Opschudding te Amsterdam en elders door
hen verwekt, ald. — Janslag tegen Amsterdam door hen ondernomen ^ doch gestreng ge-
straft ^ bl. 627. — Munster belegerd en ingenoinen; einde van het rijk der Her do o-
pcrs , bl. 629. — Hun aanhang wordt in de Nederlanden streng vervolgd, ald. — De
Staten minder tot het inwilligen van ^s Keizers beden geneigd, bl. 630. — De Friesche
geestelijkheid weigert haar aandeel in de belastingen op te brengen , bl. 631. — De
f^andvoogdes beschrijft al de Staten te Mechelen, ald. — De Friezen weigeren, zich
derioaaris te begeven, ald. — Togl van karel V tegen Tunis, bl. 632. — Nieuwe
jjogingen, om christiaan Π op den troon van Denemarken te plaatsen ^ ald.— Z>e Sond
voor de Hollanders gesloten^ bl. 633. — De Keizer eischt van Holland, eene vloot der-
waarts te zenden^ ald. — Hij wordt tot Heer van Groningen gehuldigd, ald. —. De
vloot wordt afgedankt en de vaart op de Oostzee hersteld ^ ald. — De Hertog van
Gelre, vereenigd met Frankrijk, zet den krijg tegen den Keizer voort ^hX. 634.— Krijgs-
bedrijven ter zee, ald. — Ferdrag met den Hertog van Gelre gesloten, bl. 635. — Be
Keizer voert het wereldlijk gezag over het Sticht, bl. 630. —· Het Sticht met Ilollami
vereenigd, ald. — Dood van reinoud III, Heer van Brederode , bl. 637. — De Land-
voogdes eischt eene nieuwe hede, die schoorvoetend wordt ingewilligd^ bl. 638. ~
Bestand met Denemarken , ald. — Krijgsbedrijven tegen Frankr^k en wapenstilstand
met dat rijk gesloten, ald, — Vrede met Frankrijk gesloten, bl. 639. — Dood v(m
den Hertog van Gelre, bl. 640. — ''s Keizers togt tegen de Turken opgeheven,
ald. — Dood van 'i Keizers gemalin, ald. — Nieuwe beden door de Landvoogdes ge-
tischt ^ ald. — Opstand in Gent, ald. — Wapenstilstand met Denemarken gesloten,
bl. 641. — De Keizer komt «m Holland , ald.— Nieuwe heden hem toegestaan , bl. 642.—
Zijn luisterrijke intogt in Utrecht, ald. —· Stadhouders over de Nederlandsche ge-
imsten aangesteld, bl. 643. — Twist tusschen den Stadhouder en den Admiraal van
Holland , bl. 644. — Het uitvoerregt op het graan afgeschaft, ald. — Oe Friezen be-
waken naijverig hunne oude regten, bl. 645. — Geschil met Engeland, en verdrag met
Schotland , ald. — Oorlog met Frankrijk , ald. — Turkye en Denemarken nennen daaraan
deel tegen den Keizer, bl. 656. — Eene zware bede door de Landvoogdes geeischt, bl.
647. — Inval der Franschen in Luxemburg, ald. — Nadeel den Hollandschen handel
door de Denen toegebragt, bl. 648. Nieuwe oorlogslasten geheven, ald. — Krijgs-
bedrijven tegen de Franschen te land en ter zee, bl. 650. — De Keizer valt in Gelre
en vermeestert dit gewest, bl. 651. — Einde van den veldtogt tegen de Fransehen —
Onlusten in Gelre, ald. — Nijmegen poogt zich van het juk zijns Korsten te ontslaan,
doch wordt bedwongen, Ίύά. — ^s Heriogs natuurlijke zoon karel tot Stadhouder over
Groningen aangesteld, ald. — Hertog kakel mengt zich in de Oost-Friesche zaken, dia
met een verdrag eindigen, bl. 653. — Het verstandig bestuur van Jonkheer kaiiel van
Gelre verwerft de genegenheid der landzaten doch wekt den argwaan zijns vaders , ΛΑ.—
Oni dezen te ontwijken, vlugt hij naar Danzig, bl. 654. — Kaiiel van Gelre ondersteunt
den Koning van Denemarken tegen den Keizer, ald. — F erdrag met cimistiaan Π ge-
jfloten, ald. — Deze valt in Groningerland, bl. 655. ·— De inwoners nemen den Keizer
als heer aan, bl. 657. — ^s Keizers Stadhouder verslaat de Deensche hulpbenden, bl.
657. — Appingadam door hem ingenomen, ald. —· Karel sluit een vrede, tcaarbij hij
Groningen en Drenthe den Keizer afstaat, bl. 658. — Nieuwe aanslagen des Hertogs
van Gelre, bl. 659. — Hij tracht zijne landen aan Frankrijk te brengen, hetgeen
algemeen tegenkanting vindt, bl. 660. — Zijne geschillen met de steden over de erf-
opvolging, bl. 661. — Willem van Kleef tot zijn opvolger benoemd en als zoodanig
gehuldigd^ ald. — Dood van karel van Gelre, bl. 662. — Zijn karakter, ald. — Wil-
lem van Kleef als heer aangenomen, bl. 664. — Vruchteloos maakt de Hertog van
Lotharingen aanspraak op de opvolging, en verdedigt zijn regten bij de Rijksvorsten,
ald. — Willem wendt zich tot de Staten om ondersteuning, waartoe deze bereid zijn,
bl. 666. — De Koning va7iVrAukvï]\i tracht een bondgenootschap met hem., door een huwelijk
met zijne nicht te versterken, bl. 667. — De Keizer verklaart, aanspraak op zijn
gebied te maken, bl. 668. — Deze wordt op den Rijksdag te Regensburg bepleit, bl.
669. — Beider aanspraken, ald. — De Hertog wapent zich en zijne benden rukken
naar de Nederlanden, bl. 671. — Krijgsverrigtingeti van γ as rossÉm, ald. — Op den
Rijksdag te Neurenberg wordt op nieuw 's Keizers zaak bepleit, bl. 674. — Vruchte-
telooze onderhandelingen, bl. 675. — Krijgsbedrijven der Gelderschen, ald.—In Geiro
begint men tot onderwerping aan den Keizer te neigen, bl. 676. — Be Keizer voert em%
groot leger tegen Hertog Willem aan, bl. 677. —- De Hertog onderwerpt zich aan den
Keizer en staat hem Gelre af, bl. 678. — Zijn verdere levensloop, bl. 678. — Al de
Nederlanden thans onder karel V vereenigd. — Aanzien van dit Rijk,
Gevecht lussclien de Hoekschen en Kabeljaauwsclien lo Jlaarlein , door eon
priester verhinderd.................tegenover bl. 14.
Jan vaw domburg geeft zich over ...........................» »18.
Κ α rel de Stoute en lodewijk XI to Peronne..................» »40.
Nederlaag van karel den Stoute bij Granson..................» » 56.
Karel de Stoute......................................» » 60.
Maria van Bourgondiè.....:......................» » 62,
Maria van Bourgondiè valt van haar paard....................» »76.
Vlugt van walraven van Brederode........................» » 104.
Zelfopofiering van jan van sgaffelaar........................» » 126.
Ontvoering van arnoud van Gelre des nachts over het ijs ..... » » 164.
Welsprekendheid van brugman . . . , ...................» » 220,
Filips de Schoone...........................» » 284.
Maximiliaan van Oostenrijk......· . .............» » 298.
Hertog ALBREGDT van Saksen.....................» » 506.
Edz.ard II, Graaf van Oost-Friesland........... . » » 574.
Margaretha van Oostenrijk, Landvoogdes der Nederlanden .... » » 612.
Jan bockelszoon van Leiden..............................» » 629.
Karel van Egmond, Hertog van Gelre......................» » 662.
Maarten van rossem....................................» » 673.
Karel V............................................» » 678.
Kaart van Nederland in het midden der 16^® eeuw..............» » 680.